VADERLAND SC HE HISTORIE. DRIE-EN-VEERTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORIE» VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN, DER VEREENIGDE NED^gjg^^ Uit de geloofwaardigfte mBCHfT1EV5l90CMKOERWUj Gedenkfculizen zaBjfin^fjgld^'J**^,^ tmJ Met Plaat en. behelzende het vervolg van den ja are 1787. ten ONMIDDELYKEN vervolge van wagenaar's vaderlam dsche historie. PR1E-EN VEERTIGSTE DEEL, te AMSTERDAM, bv JOHANKES ALLART. mdccxcvii.   VADERLANDSCHE HISTORIE DRIE EN VYFTIGSTE BOEK. INHOUD» Zamenhang der Gebeur tem sfen in Friesland met de vroegere in dat Gewest. Frieslands Gedrag ter Hooge Staatsvergaderingen Schynbaare tot een koming der Partyen. Verklaaring van D. B. van der. Haer. Verklaaring van dien zelfden Heer ^ Pjstrus Camper. Dip i00pt 0p niets ufc Voor/lag van C. L. van Beyma en het Leeuwaarde? Vrycorps verworpen. De Minderheid der Frkfche Staatsleden vergadert af zonderlyL Adres by dezelve ingeleeverd. Vertoog der Curatoren van de Franeker Academie by de Staaten, Bekendmaaking der vier Franeker Hoogleeraaren daar tegen. Gevolg hier van hunne Afzei* ging. Tegenverklaaring. Hun affcheid van de Studenten, en eeniger Verklaaring. Verflaagenheid hier over tn Franeker. Die Stad wordt^ het middenpunt van de verrigtingen der Patriotten. De Krygsraad te Franeker mis. noegd. Eifchen des Krygsraads ingewilligd, XIX. Deel. A Aan- LÏÏL BOEKo  s VADERLANDSCHE lui. boek. Aanfpraak van Coopmans aan Franekers Schutters. Aanfpraak van van Kooten. Frieslands ftem ter Algemeene Staatsvergadering tegen Holland. Een onderfchept Plan der Friefche Patriotten. Mm legt zich in Friesland toe op de behandeling dis Gefchuts. Verbod daar tegen- Hoe te Franeker ontdooken. Artiïkrüten door Staalen van Friesland verzogt en verkreegen. De denkwyze der Meerderheid in de Staatsverfchillen. De Minderheid fchuldig verklaard. Eenige Leden van dezelve begeeven zich na Holland en Utrecht. Schryven der Minderheid aan Bergsma. Het gedrag van Bergsma in dit geval. De Minderheid zendt Affchriften der Stukken aan hunne Lastgeevers. De Friefche Patriotten leggen een Adres ter tekeninge. Dit Adres werkt niets uit. Eenige Leden der Minderheid, gedagvaard. Weigerend Antwoord. Befluit om eene Staatsvergadering te Franeker te beleggen. Uitfchryving ten dien einde. C. L. van Beyma verdeedigt het beleggen dier Vergadering. Algemeenheid van het Pairiotismus in Friesland. Verklaaring der Officieren en Honoraire Leden der Friefche Vrycorpfen. Brief van het Defenfieweezcn van Franeker aan de Natie. Publicatie der Franeker Staatsleden^ by welke zy de andere Staatsleden vervallen verklaaren. Afkondiging der Staaten te Leeuwaarden tegen den Burgerwapenhandel. Aanfchryving deezer Staaten aan de Ontvangers der Landsgelden. Brieven aan de Bondgenootenen aan den Stadhouder afgevaardigd. Deeze Brieven blyven o?ibeantwoord. De Franeker Staatsleden fiellen het Re-  HISTORIE, 3 Regiment van Plettenberg buiten dienst. Hun aanfchryven aan het Krygsvolk in Friesland. Publicatie te hunner Verdeedigmge. De Staatsleden te Leeuwaarden geeven kennis aan hun Hoog Mogenden van het gedrag der anderen. Franeker van Kruid voorzien. Meer Kruids en Gefchuts daar linnen gevoerd. Franeker in flaat van Verdeediging gefield. Het Defenfieweezen vergroot en de Last verbreed. Deurwaarders en Geregtsdienaars na Franeker gezonden. Eenigen der Franeker Regeering te Leeuwaarden opontboden, gaan derwaards. Vrywilligers begeeven zich na Franeker. Aantalen afwisfeling derzelven. By de Burgers gehuisvest. Nieuwe Krygsposten. Schryven aan de Patriotten in Overysfel en Drenthe. Krygskaftig gelaad van Franeker. Bevreesdheid te Leeuwaarden. Die Stad in flaat van tegenweer gebragt. Gefieldheid ts Harlingen. Twee Partyen aldaar. Bezending uit den Krygsraad aan de Regeering. Verklaaring door densscfoen gedaan. Dit Stuk , den Veertigen voorgedraagen, neemt de Magiftraat tot zich. De Bevelhebbers in de Schutterye vervoegen zich tot Ardesch, Bevelhebber des Krygsvolks. In den Krygsraad draagt het gedaane goedkeuring weg. Antwoord aan den Burger Collonel van wegen de Regeering. De Krygsraad des misnoegd. Nieuwe Bezending aan Gelastigden uit de Regeering. Het Befluit der Magifiraat, fchoon onvoldoende, geeft grond tot verdere werkzaamheid. Zorg voor beveiliging gedraagen. De Schuttery van Patriotten gezuiverd. De wagten verdubbeld. Nadere aandrang op het A 2 ver- UIL HOEK.  4 VADERLANDSCHE lui. BOEK. i i ! J i i i i 1 j 6 / ë 1 1 ü a n n k l vi verflerken der Stad. Werkzaamheden ten dien einde. De Franeker Staatsleden fchryven aan de Regeering te Harlingen. Men krygt 'er Kruid uit Engeland. Sckryven aan hun Hoog Mogenden wegens het openen van 's Lands Tuighuis. Hulp uit Leeuwaarden aan die te Harlingen toegefchikt. Brief van den Franeker Krygsraad aan dien van de Stad HarUngen. Antwoord des Krygsraads van Haringen. Hoe zeer Harlingen ingejlooten en knaauwd wordt. Makkum door die van Fra'teker bezet. Toevoer aan de Franekers toeyfchikt. Brief van het Franeker Defenfiereezen aan Bergsma. Brief van C. L. jan Beyma aan Vegelin van Claeriergen. Publicatie van Staaten van Friesand op den Brief aan Bergsma gevolgd. Yerflaagenheid te Franeker by het verlaaten an Utrecht. Bekendmaaking der Franeker Staatsleden van een vertwyfeldvollen inhoud» Jrief des Franeker Krygsraads aan dien van Larlingen. Hoe beantwoord. Aanmerking ver de bezwaaren den Friefchen Patriotten >n laste gelegd. By dreigen lieten zy het iet berusten. Brand/lichting hun ten laste elegd. Wat zy tot het doorfleeken der Dyen beflonden. Steins de Verzamelplaats der hrgercorpfen. Aanflag daar op. Hervatte anval op Steins. Deeze plaats weder door ie van Franeker bezet. Bedeflond te Fra?ker uitgefchreeven; doch niet volvoerd. Eeigen poogen uit Franeker te ontkomen. Bemdmaaking om Franeker te ontruimen. Htwerking daar van. Hoe bezwaarlyk het sl uit Franeker te geraaken. Op welk eene  HISTORIE. i wyze veelen uit die Stad kwamen. De Auxiliairen en Kanonniers te vrede gefield. Werwaards men de wyk nam. Wederzydfche beledigingen. Valsch gerugt wegens het herneemen van Franeker. De Patriotten verhaten Friesland. Afkondiging ter Amnestie door Staaten van Friesland. Aanmerking over deeze Amnestie. Befiuit omtrent de Franeker Staatsleden. Aanmerkingen daar over. Schryven der Franeker Regeering aan de Staaten. Krygsvolk trekt in Franeker. Befchikking op eene Tusfchenregeering te dier Stede. Eenige Regeeringsleden, onder voorgaarden, her field. Andere geweigerd. Befiuit omtrent de Voortvlugtigen. Vonnis over de Stad Franeker geveld. Hoe beoordeeld. Volvoering van de vernedering Franeker befchooren. Wat 'er elders in Friesland voorviel. Het voorgevallene te Bolswaard met Wopko Knoop. Bolswaard kiest de zyde der Franeker Staatsleden. Burger Geconflitueerden daar aangeftelJ. Sneek is mede de zyde der Franeker Staatsleden toegedaan. Dokkums gedrag wegens het opgedrongen Regeerings Reglement. Onderwerping daar aan op welk een grond. De Burger Krygsraad werkt 'er tegen. Wat deswegen met den Procureur Generaal des Hofs voorvalt. Wat daar gebeurde, wegens de Publicatie tegen de Gewapende Genootfchappen. Het Exercitie Genootfchap gehandhaafd. Hoe het zich daar ter Stede by de Omwenteling toedroeg. A 3 Hoe LUI; boek;  6 VADERLANDS CHE LIlï. Soek. 1787. Zamenhang der Gebeurtenisfeuin Friesland met de vroegere aldaar. Frieslands gedrsg ter Hooge H oe zeer in Friesland eene verwisfeling van Staatsbegrippen, in den voorgaanden Jaare, plaats gegreepen hadt, derwyze, dat de Meerderheid, die voor eene Grondwettige Herftelling yverde, in de Minderheid veranderde, met de daar toe aanleidende oorzaaken, ontvouwde onze Gefchiedenis, en tekende dezelve in 't breede op welke woelingen en tegenkantingen daar uit reezen. Geen vergelyk fcheen 'er mogelyk tusfchen Partyen, die tegen elkander woelende, onder dit tegenbotzen in heftigheid en verbittering moesten toeneemen. Dit fpelde, gelyk wy aanmerkten, in Friesland tooneelen van Tweefpalt, en het verwylde weinig tyds of dezelve werden, met verfchrikking, opengefchooven (*). De Academieftad Franeker, die zich, ten gemelden Jaare, reeds als eene Voorftandfter der Vryheid liet zien (f), zal tot een plaatze ftrekken van de Hoofdbedryven, en in zekeren voege Utrecht vertoonen; daar de Minderheid eene onderfcheidene Staatsvergadering aanvangt, en van waar herhaalde doch mislukkende poogingen gedaan werden om die Party, in het tegenwoordig Staats gefchil, te doen zegepraalen. Frieslands bedryf ter Algemeene Staatsvergaderinge hebben wy gezien toen wy der Staaten gedrag wegens de Bemiddeling ont- (*) Onze Vadert. Hist. XflI. D. bi 104—198. (j) Onze Vadert. Hist. XUi. D. bl. 150.  HISTORIE. 7 ontvouwden (*), ën hunne klagten over de Gewapende Vaartuigen op de Zuiderzee gehoord (f). Wy laazen den dringenden en fchamperen Brief aan Staaten van Holland, ten opzigte van het Krygsvolk van den Staat, en de zaak van Utrecht', en zagen het veranderd gedrag door hun gehouden ten aanziene der Afgevaardigden uit de Stad Utrecht ter Algemeene Staatsvergadering (§), gelyk wy ook hun beklag, wegens het ophouden der Prinfesfe vernamen (**). Alle Staatsverrigtingen, die uitwyzen, welke Party ter Friefche Landfchapsvergaderinge den boventoon floeg, fchoon zulks niet altoos gefchiedde zonder dat de Minderheid zich ook liet hooren. Niets beduidend was dit poogen. De zegepraal der Meerderheid fcheen zo volkomen, dat het zich liet aanzien als of de Minder heid tot zwygen, of dermaate te ondergebragt was, dat men, van dien kant, geënt veel betekenende pooging te wagten hadt. om zich in het thans zweevend Staatsge fchil te mengen, althans niet op eene wy ze, die zo veel gerugts maakte, tot eer daadlyke Tweefpalt en aangevangen Bur gerkryg overMoeg, welks befchryving geer gering gedeelte deezes Boeks zal uinnaa ken. De zelfde zwaarigheden als ons be jegenden in het befchryven van de Burger twee (*) Onze Vader7. Hist. XIV. D. bl. 180" 193. (t) Onze Vadert. Hist. XIV. D. bi. 403. Onze Vadert. Hist, XVH.D. bl. 330.335.357 C*} Onze Vadert. Hist. XV. D. bl. <5o. A 4 ' Liu. BOEK. I787. S taatsverga deringe. 1  8 VADERLANDSCHE LJFI. BOEK. 1787, Scliynbaare tpc« eenkoining der Parfyen. tweefpalt in andere Gewesten omringen ons hier desgelyks. Te ontgaan zyn ze niet; maar zullen wy tragten dezelve te boven te komen; ten dien einde de Staatstukken meest zelve laaten fpreeken en in de byzondere Gebeurtenisfen afgaan op de besta befcheiden, welke wy hebben kunnen magtig worden van een wel kort duur end maar all er woeligst Tydperk, waar in verbaazing, over de wederzydfche flappen, ons menigmaal zal bevangen. Het vuur van Burgertwist borst even als een lang met moeite wederboude ontbranding, met volle en verteerende woede, uit, en dreigde een onderlinge vernieling. . vóör dat deeze zo ontzettende uitbarsting gefchiedde, was 'er nogthans eene korte tusfchgnpooze, die fchynbaare voorkoming van dezelve fcheen te fpeïlen, althans eenige verzagting aan te duiden. Het hoogloopend misnoegen in den voorleeden Jaare gelezen over Afkondigingen de Drukpers, de Dag- en Nieuwspapieren het mleeveren van Verzoeklchriften en de Gewapende Genootfchappen betreffende (*> als mede wegens het Reglement Reformatoir, zogten twee Staatsleden van wenen geringen invloed, eenigzins by te leggen en in zekeren voege aan de hand te komen dier weinige Volmagten, welke ten oogmerk hadden met het Volk veranderingen te maaken in zeer veele deelen van het Landsbeftuur. Men itondt ver¬ teld O Zie pnze Fadcrl. Hist. XIII. D. bl. 144 e»Zf  HISTORIE. 9 fteld over deezen ftap, en fchreef denzelven daar aan toe, dat die beide Heeren, wien het aan geene Heerschzugt mangelde, de heerschzugt van anderen niet konden verdraagen, en daarom de lyn der Tegen.partye mede begonnen te trekken. Wat hier van zyn moge, met verwondering en verbaasdheid hoorde men in loet Kwartier der Steden op den Landdag in Lentemaand, de Volmagten van Workum D. B. van der Haer van Campers Nieuw/and en Petrus Camper, beiden bekend als egte en volyverige Voorftanders van Oranje, de volgende Voorftellen doen. Eerstgemelde Heer verklaarde, naa een toedragt van verfcheide gebeurtenisfen, zich gedrongen te vinden niet langer te mogen ftilzitten; maar, ter handhaaving van 'sLands'gemeene belangen, aan het Kwar^ tier der Steden te moeten mededeelen een Voorftel, om het by de drie Landkwartieren in te leeveren. Het goldt niets minder dan de boven aangeduidde en by veeïen zo gehaate Publicatien ■ van laatstleden Herfstmaand. Ten deezen aanziene wilde de Heer van der Haer , op dat wy zyne eigene woorden bezigen, „ by Publi„ catie vastftellen, dat hun Ed. Mog. een „ ieder hunner Medeburgeren willende i, maintineeren by die Regten, welke de „ geboorte in een Vry Gemeenebest op „ hun heeft overgebragt, zich genegen „ verklaarden om alle zodanige Requesten „ te ontvangen als ieder Burger van Friess, lands Gemeenebest, tot weeringe van inA 5 „ ge- Liir. boek. Verklaaring van D. B. VAN DEI5, Haer.  19 VADERLANDSCHE Lin. boek. I787. Van dien zelfden Heer en P. Camper. „ gefloopene Abuizen in 'sLands Funda„ menteele Conftitutie, noodig zal oordee„ len in te dienen; ten einde, langs dee„ zen weg eens het gewensehte effect mogt ,, gebooren worden, dat het zo noodig „ onderling vertrouwen tusfchen de Re„ geering en hunne Medeburgeren herfteld „ en de onbepaalde Heerschzugt beteugeld „ mogt worden." • Dit flot duidt ee- nigermaate aan, dat de even opgegeeven oorzaak, althans by deezen Volmagt, gewerkt en hem tot het doen van deezen Voorllag aangefpoord hebbe. Het tweede Stuk, door deezen Heer, sn zyne Medevolmagt P. Camper ondertekend, liep op deezen zin. ,, Daar een „ der beproefdfte waarheden, welke in de „ bereids afgewisfelde Volksregeeringen „ haare bevestiging vindt, deeze is, dat „ eene Republiek haare Grondwetten nooit „ lange overleeft, even zeer als de duide„ lyke Letter der Procuratien van Volmag„ ten ten Landsdage, om geene Fundamen„ teele Wetten te renverfeeren, en wel fpe„ ciaal het Reglement Reformatoir van „ één en twintig December mdccxlviii „ onkreukbaar naa te komen en te onderhou„ den, als om llryd van Hun feheenen af ,, te vorderen die middelen welke zouden „ kunnen {trekken om zodanige Afwykin,, gen te remedieeren, zo hadden zy om „ te voldoen aan Eed en Pligt, geoor„ deeld aan hun Ed. Mog. te moeten voor„ draagep, om eene Commisjie te benoemen, „ in dezelve alle de Explicatoiren, welke 't „ Re~    HISTORIE. ii ,» Reglement Reformatoir, naa den dood van „ deszelfs nooit genoeg te roemen Stichter, al hadt moeten ondergaan, en om dezelve ,, alle, geene uitgezonderd, met eene naauw- keurige oplosfinge van de redenen, aan „ welken zy ieder derzelver oorfprong ver- fchuldigd waren, ter tafel van deezen Staat „ in te dienen; ten einde naa een naauw„ keurig onderzoek van de afzonderlyke „ redenen tot ieder Explicatoir betrekke„ lyk, mede ook afzonderlyk dezelve regt en remedie mogten ervaaren." Dit Voorftel hadt reeds, van dien kant gedaan, een vreemd aanzien; dan nog vreemder hoorde men op toen de gemelde Volmagten 'er by voegden, als een drangreden tot dit bedryf, „ dat zy het voor ,, eene onwederfpreeklyke waarheid hiel„ den, dat eene Grondwet, welke met „ oproeping van alle de Leden van een „ Gemeenebest geftigt is, niet zonder dien „ zelfden wil kan of mag veranderd wor„ den, en even daarom, hoe groot de magt „ ook der Heeren Gevolmagtigde Staaten zyn „ mag, die hun jaarlyks wordt toevertrouwd, „ de Stemgeregtigde Ingezetenen der Landen, „ en de Magifiraaten en Vroedfchappen der Steden, die de origineele Souveruinen des ,, Lands zyn, en in welker boezem de Op„ permagt alle jaaren wederkeert, en uit „ dien hoofde aan de bepaalingen, die in de „ Procuratien worden voorgefchreeven, verbon„ den zyn, ja dat dit iets is, het welk zo ze,, ker en vast flaat, dat niemand, die eenige „ kennis heeft van de Gronden onzer Conjli- „ tu- LUI. boek.  12 VADERLANDSCHE LI EI. boek. i I I ] ( 9 t i b J d 4 i „ tutte, onderneemen zal dit te weder/pree- ,, ken (*)." Uit aanmerking van al net bovenftaande verklaarden zy „ alle de „ Afvvykingen van de primitive en duide„ lyke letter van het Reglement Refor„ matoir te houden voor zaaken, die even „ zeer in haar beginzel als voortgang la„ boreerden aan die gebreken, welke vol„ gens die bezwooren Conftitutie van Fries,, land, haar eene plaats betwisten onder „ de wettige Refolutien van dat Gemee„ best, en daarom voor nul en van on„ waarde geconfidereerd en gehouden moes„ ten worden," Hoe veel, hoe zeer veel werks men hier zou gevonden hebben, kan blyken uit de rerbaazende Lyst van Inbreuken en Gebreken, welke 'er, ten opzigte van dit Reglement , plaats hadden, ten aanziene- van le Volmagten ten Landsdage, de Gedeputeerde Staaten, het Hof Provinciaal, den 5rocureur Generaal, de Grietmannen, de ^edergeregten ten Plattenlande, en de Stelelyke Regeeringen, door de Heer C. L. 'an Beyma opgehangen in zyne Verantwording (f), Het (*) Deeze woorden ontleenden de VoorMellers, elyk zy in een tusfchenreden betuigen, van bet lof Provinciaal in eene Misfive van 18 Oer. 1766 etreltkelyk eene Refolutie van 23 Mey van dac lar omtrent een Verfchil tusfehen den Hove e» en Academifchen Senaat. (t) Zie dezelve in C. L. van Beymas Apolostie ■Verantwoording, gedrukc te St. Omer 179c. "bl. —41. met de daar toe behoorende Bylaagen.  HISTORIÉ. ïj Het ontbrak deeze Vborftellen aan geene Toejuichers, aan geene Voorftanders, er Gnderfteunders; doch deezer getal moesi verre wyken voor dat der Verfmaaderen en Tegenwerkeren, die te wege bragten, dat deeze Vborftellen in Friesland verdweenen als of zy nooit gedaan waren. Daar de Staatsleden, die dit flikkerlicht van der Vryheidsgezinde Partye toegedaan te zyn vertoonden, welhaast de oude rolle fpeelden, en in voorftand van Oranje voor hunne Medeleden niet behoefden te wyken. De misnoegde Tegenftanders der gehaate en met de zwartfte kleuren gefchilderde meermaals gemelde Plakaaten lieten niet af Vertoogen ter Affchaffinge in te dienen; doch met zo weinig vrugts als 'er kwam van een door C. L. van Beyma en diens Medevertegenwoordigers van het Leeuwaarder Vrycorps. 't Welk onder andere drangredenen , om die zo veel aanftoots baarende Plakaaten weg te neemen, de oogmerken der Verzoekeren in een gunftig daglicht ftelde, „ op dat geene aanleiding mogt ge„ geeven worden aan het Publiek om de „ welmeenenheid, de betaamelykheid, en „ pligtmaatigheid hunner oogmerken in „ eenigen twyfel te trekken; en zy gezui„ verd mogten worden van de vlek, als „ hadden zy iets beftaan, waar van de ge„ volgen by de twee refpectabele Colle„ gien van Politie en Juftitie van Fries„ land, met opzigt tot de rust van dit vry j, en gezegend Land, niet langer met on- „ ver- ! LUh BOEÏè 1787. Dit loopt op niets uit. Voorflag van CL. van Beyma en het LecuwaarderVrycorps verworpen. ♦  lui. BOEK. I787. I De Minderheidder Friefche Staatsleden vergadertafzonderlyk. 14 VADERLANDSCHE „ verfchillige oogen konden aangezien, of „ als fchadelyk voor de rust en goede or- „ de moesten befchouwd worden." . Op 't zelve ontvingen zy, onder den tytel als zich qualificeerende Gecommitteerden en Reprefentanten van het Vrycorps van Leeuwaarden, ten weigerenden befcheid, „dat „ hun Ed. Mog. by de Befluiten en' Af99 kondigingen genomen en gedaan tot be„ waaring van de rust en de bevordering „ van het heil der Provincie, daar by blee„ ven volharden; verwagtende dat alle In„ gezetenen des Lands zich by aanhou„ denheid met die betaam elykheid en pligt„ maatigheid zouden gedraagen, dat hun „ Ed. Mogenden daar over konden vol„ daan blyven." Het morrend misnoegen nam hand over hand toe. De fteeds of niet gehoorde, of met verfmaading afgeweezene Party, zogt elders heul, niet twyfelende deeze te zullen vinden by de Minderheid der Staatsleden, die wy te meermaalen, in den voorbeden Jaare aantroffen, als zich verzettende tegen de Meerderheid, en met den anderen dezelfde Staatsbegrippen omhelzende, afzonderlyk vergaderde, by de Patriottifche Party in den Lande betyteld, met de onderfcheidende benaaming van de Braave Friefche Minderheid. Uit welke Leden dezelve beftondt hebben wy voorheen gemeld, by de opgave van den nadruklyken Brieve, door dezelve aan Staaten van Holland, by het afloopen des voo- ri-  HISTORIE. rigen Jaars, gefchreeven (*). Op deezen Brieve grondde zich een Adres uit ver-1 fcheide Steden en Grietenyen aan die Minderheid aangeboden, en door eenige duizenden getekend. Dit Adres liep op deezen zin. De j „ Ondergetekenden alle Ingezetenen van de < Provincie van Friesland, uit de publie- 5 „ ke Nieuwspapieren veritaan en geleezen' ,, hebbende eene Mislive door de Minder„ heid, op den zes en twintigften van De» „ cember mdcclxxxvi, aan de Ed. Gr. 5, Mog. Heeren Staaten van Holland en „ Westfriesland gefchreeven, hebben ge„ meend, in deezen niet te moeten ftil„ zitten om die Heeren van hunne Senti- menten te verwittigen, en neemen dus „ de vryheid, aan dezelven, by deezen, „ plegtig te betuigen, dat zy in de Sen„ timenten, in die voorgeroerde Müfive vervat, volkomen genoegen neemen, en ,, dezelve aanzien als de gepaste mi.'delen „ om de Volksvryheid en Regten in Fries„ land, en in de andere Provinciën van ons gefolterd Nederland, op haare waar„ de te Hellen en te bevestigen. „ Dat zy zich vooral door de bezwaar- lykheid tot herftel der ingefloopene „ Abuizen in de Regeering, door de Pu„ blicatien van vyf en twintig September „ mdcclxxxvi toegebragt, ten hoogften „ be- (*) Zie onze Vadert. Hist. XIII. D. bl. i8p enz. Wat des ter Hollandfche Staatsvergaderinge voorviel, boekten wy aldaar bl. 106. LIIL OE IC 1787. Ldres by :e zelve ngeiiend.  16 VADERLANDSCHE lïii. Boek. 1787. l>rief der Schutte- ( ry van Franeker * aan de 3 Minder- ] heid. ( ï ] j ] 5J bezwaard oordeelende, aan dezelve ver„ zoeken om alle gepaste middelen tot in„ trekking derzelver Publicatien aan te „ wenden. En, om bier aan meer" „ kragts by te zetten, verklaaren de On^ „ dergetekenden de Heeren, in het voor„ ftaan en defendeeren van die Sentimen„ ten, in de voorgemelde Misfive vervat, en in derzelver poogingen, van welk „ een aart ook, tot intrekking van de voor„ gemelde Publicatien, en voorts in alle „ zodanige handelingen en daaden, als de„ zelve tot verder herftel der wettige Re„ geeringsvorm deezer Provincie, zullen „ oordeelen en onderneemen, als Mannen „ van Eer, naar al hun vermogen, en, „ des noods, met Goed en Bloed, te zul„ len onderfteunen. Waar af zy deezen „ pasfeeren tot wettig blyk; beloovende „ daar toe te zullen compareeren, daar en „ op zulke plaatzen, binnen deeze Provin„ cie, als deeze Heeren en alle de zulken „ als zich in het vervolg by dezelve mo„ gen vervoegen, ten Landsdage, zullen , gelieven voor te fchryven." Eene vervoeging aan de Minderheid, door le Meerderheid met leede oogen aangezien % :en beftaan, waar tegen de Procureur Geneaal onophoudelyke, maar vrugtlooze woeingen, te werk ftelde. Men voer voort met iusdanige bemoedigingen der Minderheid en anbiedingen van byftand in hun poogen, Itn Brief der Burger Schuttery van de Stad ^raneker kan hier van ten blyke lirekken. 3ezekye fchreef aan deeze Heeren. „ Het „ is  historie; ^ k met de zuiverfte gevoelens van eerbie«, dige hoogagting, dat het Collegie der ., Burger Schuttery der Stad Franeker zich 5, de eere geeft U Hoog Welgeb. en Hoog „ Ed. Geftr. dte^e Letteren te doen toe„ komen; ten einde ook van hunne zyde, „ in deeze kommervolle dagen, iéts toe j, te brengen tot betoon der algemeene „ dankbaarheid, waar mede Frieslands wel„ meenende Burgers vervuld zyn, jegens 9, een aantal van Mannen, Welke zich de „ Liefde en Agting van een Vry Volk „ waardig betoonen., „ Ons Collegie, Hoog Welgéb. Hoog ,, Ed. Heeren! heeft met veele Ingezetej, nen deezes Lands het zuiverst genoegen 5, genomen in de Gevoelens, door Ü H. „ Welgeb. en H. Edele blootgelegd by 9, derzelver Misfive aan de Ed. Gr. Mog. Heeren Staaten van Holland en West„ friesland; welke Gevoelens het egte „ kenmerk draagen van waare Staatkunde „ en ongekreukte Vaderlandsliefde. En „ welke gevoelens ons Collegie verklaart ti ten vollen goed te keuren, en als hun„ ne eigene en waaragtige Sentimenten bet, vattende, aan te neemen. „ Vergunt ons dan, myne Heeren! U, „ by het Heil van ons lief doch gefolterd „ Vaderland te mogen bezweeren, by die „ gevoelens onwrikbaar pal te blyven ftaan „ en in de gunftige inwagting van den 5, legert des Allerhoogften, daar in te 3, volharden, tot troost en opbeuring van p, alle Braaven in den Lande. In die hoo- xix. DéS^ b „ pej LIIL BOEK.  i8 VADERLANDSCHE LUI. BOEK. I787. „ pe, dat uwe poogingen ten beste aan„ gewend, eindelyk eens zullen mogen be„ kroond worden met een gunftigen uit„ flag; en in dat zeker vertrouwen, dat „ de onderfteuning in a^e uwe regtmaati„ ge poogingen en bedoelingen, door het „ Volk van Friesland, indien het eenige „ waarde (lek op deszelfs dierbaar [le Reg^„ ten, Ulieden nooit zal ontbreeken. „ Wy vleyen ons, in onze verpligting „ als Burgers, nooit te kort te zullen fehie„ ten, en daar deeze verpligting, in de „ eerfte plaats, van ons vordert de bevor„ dering van het Heil des algemeenen Bur„ gerflaats, zo maaken wy geene zwaarig„ heid om aan U H. Welgeb. en Hoog » Ed. Geftr. openlyk te declareeren, dat „ wy, in onze betrekking, als Hoofden „ der Schuttery van deeze aloude Stad, „ zo voor het heil van deeze Stad als van „ dit Land in 't algemeen, op het voet„ fpoor onzer dappere Voorouderen, en „ ingevolge van het eeuwig Verbond der „ Unie, Goed en Bloed veil hebben." Tot welk eene hoogte van Vaderlandfchen y ver de Geesten in deeze Academieftad waren opgewonden; welk aandeel eenige Hoogleeraaren en het meerendeel der Letteroefenende Jeugd in de zaaken des Vaderlands, reeds in den voorleden Jaare nam, heeft ons Gefchiedblad ontvouwd (*). Dit hadt, ten deezen Jaare, een geweldige nafleep, en, ingevolge onzer toezegginge, moest (*) Zie onze FaderL Hist. XIII. D. bl. 150.  HISTORIE. i9 moet zulks hier vermeld worden. De zonderlingheid van den geheelen toedragt zal een eenigzins breedvoerig verilag regtvaardigen. Ten grondflage ftrekte het Vertoog door Curatoren van de Franeker Hoogefchoole, op den eerften van Lentemaand, ter Staatsvergaderinge ingediend. Eene verkorte opgave van 't zelve zal ons toonen uit welk een oogpunt die Schoolbezorgers of Schoolvoogden het gedrag eeniger Hoogleeraaren, en dat van veels Academieburgeren befchouwden, en befchouwd wilden hebben door 's Lands Staaten. • Zy vangen aan met op te merken, dat reeds voor lange in Franeker een Vrycorps was opgerigt; doch dat, dewyl de Studenten in den beginne zich daar mede niet moeiden, die zaak buiten hun was; maar hoe, in den voorleeden Jaare, eenigen zich in den Wapenhandel oefenden, en desgelyks Leden van de daar opgerigte Fraterniteit geworden waren. Dit gedrag der Studenten keurden zy ftrydig met het oogmerk van de oprigting der Academie, ftrydig met de Grondwetten daar vastgefteld,,die de Letteroefenende Jeugd, de kleeding der Krygslieden verboden, als mede het draagen van Wapenen, uitgenomen wanneer zy op reis gingen. Desgelyks wraakten zy, dat deeze Academie Jeugd dagelykfche Gezelfchappen hieldt met Leden der Schutterye en van het Vrycorps; Gezelfchappen hoofdzaaklyk ingerigt om Stukken tot de Staatkunde betrekkelyk te leezen en te verhandelen. B 2 Dan LUI. BOEK. 1787. Vertoog der Curatoren van deFraneker Aca» demie aan de Staaten.  ao VADERLANDSCHE LUI. BOEK. "787. s I I 5 i 3 i 3 1 ^ c 1 ? 9 3 9 Dan dit was het mlnfte. Het waren niet alleen de Studenten, die zich in de Burgerfocieteit begaven, maar ook zommige Hoogleeraars haiden zich als Leden van Eer van het Exercitie Genootfchap der Stad laaten infchryven, en waren daar door Leden van de Fraterniteit geworden, in welke zy ook daadlyk verfcheenen. Ja eeni*en hunner ontzagen zich niet „ om in „ die Verzameling van Studenten, Burgers „ en Ingezetenen van Franeker, waar oni, der ook zommigen van de geringde ^ Clasfe, Couranten, en andere Stukken, , waar in niet alleen particuliere Perfoo, nen, maai- zelfs de Souveraia van Fries, land, op eene onvergeeflyke wyze, ge„ hoond werden, aan de vergaderde me, nigte voor te leezen." Een gedrag door hun voorgefteld, als ;eheel vreemd van de Pligten op de Hoogeeraaren rustende, en ftrydig met de be;woorene Academie Wetten, als mede dat, n allen gevalle , de voorgemelde zaaken eer weinig eerbied en hoogagting, welke ïder Ingezeten verpligt is aan de Hooge legeering toe te draagen, aan den dag egden. Wanneer zy dit in overweeging namen, trerden zy met innige droefheid aangeaan: „ want," dus boezemden zy huane Jagten uit, „ welke vorderingen zal de , Jeugd op de Academie maaken, en hoe , zal zy aan de onkosten door de Oude, ren aan hun hefteed voldoen, indien de , Wapenen in plaatze der Boeken, behan- •„ deld  HISTORIE. si ï, deld worden; en dat de tyd, die hun daar van overfchiet, wordt doorgebragt ,, in Gezelfchappen, dewelke aanleiding „ geeven kunnen om hun deel te doen „ neemen en party te doen kiezen in on„ eenigheden, die thans maar al te zeer „ ons ongelukkig Vaderland verdeelen ? „ Hoe durft men zich belooven, dat 'er „ goede Regenten, goede Leeraars, goe,, de Regtsgeleerden, goede Ingezetenen, zullen gevormd worden, uit Jongelui9, gen, die hunne Studiën naalaaten, en „ op welker gemoederen, dewelke in die ,, Jaaren voor alle indrukken zeer vatbaar „ zyn, dagelyks gewerkt wordt om aan „ hun het gedrag der Regeeringe als on* „ deugend of befpotlyk af te maaien; te „ meer indien zulks gefchied door die gee„ nen, die van wegen de Staaten gefield „ worden, om hunne eigene Kinderen, en 9, die hunner Ingezetenen tot de Studiën „ op te leiden, hunnen Geest tot de goede „ Zeden te vormen, en hun hoogagting „ en eerbied voor de wettige Regeering 9, in te boezemen ? En welke Ouders en „ Voogden, voor al uit andere Landen, „ zullen hunne Kinderen of Pupillen dur,, ven zenden na eene Academie, waar „ de Jeugd zich met Politieke zaaken be^ ,, zig houdt, en aangezet wordt om daar „ in deel te neemen? ' Door deeze en andere redenen bewoogen, hadden zy den Profesfor in de Regten, Johannes Valckenaar, thans Rector Magnificus, voor zich doen komen, en B 3 hem. LIH. ÏOKK. I787.  aa VADERLANDSCHE LUI. BOEK, 1787. hem deeze zaaken voorgehouden; met vermelding, dat zy gehoord hadden, dat Hy, benevens de Hoogleeraars Gadso Coopmans en Th. van Kooten, de eerfte Profesfor in de Geneeskunde, endelaatfte in de Fraaije Letteren, -Leden van de Fraterniteit waren, zich ichuldig gemaakt hadden aan de voorgemelde bedryven, welke zy vermeenden ten uiterften nadeelig te weezen voor den luister der Academie. — In welk onderhoud zy Valckenaar, als Profesfor, waarfchuwden zich daar van zorgvuldig te wagten, en als Rector Magnificus gelasteden zorg te draagen, dat zulks door geene andere Academie Burgers gefchiedde; op dat zy niet genoodzaakt mogten worden, tot hun leedweezen, zodanige maatregelen te neemen, als zy ter voldoening aan hunnen pligt en tot bewaaring van de rust der Academie meenden te behooren. Wel verre dat dit vermaan en bevel ingang vondt, verergerden, gelyk zy fpraaken, de zaaken, van dag tot dag. Korten tyd naa dit onderhoud met den Hoogleeraar Valckenaar , werden zy verwittigd dat de Profesfor Manger zich als Lid der Fraterniteit hadt aangegeeven, en die Hoogleeraar in de Godgeleerdheid, „ zodanige Drinkgelagen van allerhande „ foort van Menfchen by woonde." By dit meer algemeene voegden de Curatoren deeze bepaaldere Befchuldigingen tegen de Hoogleeraaren Valckenaar, Coopmans en van Kooten, welke wy net de eigene woorden zullen vermelden.  HISTORIE. *3 tfen. „ De Profesfor Valckenaar, aan den welken wy zo duidelyk onze meeninge hadden voorgedraagen, bleef „ Lid en Directeur van dat Gezel fchap, „ het welk mede door hem opgerigt en „ met eene Redenvoering ingewyd is; en „ die zelfde Perfoon, die als Rector thans „ de eerfte in rang is van de ganfche Aca„ demie, die aldaar' uit naam van den „ Souverain deezer Provincie regt fpreekt, „ die in zyne qualiteit als Profesfor en s, Doctor het regt heeft den Catheter te „ beklimmen, die zelfde Perfoon vergeet „ zich zeiven en zyne qualiteit in zo ver„ re, dat hy in die Fraterniteit, een plaats „ daar Wyn, Bier, en Sterkedrank getapt „ wordt, een ftoel of tafel beklimt, om „ van daar aan de vergaderde Broeders zaa„ ken voor te leezen, die hun niet be„ treffen, en mogelyk niemand, die daar „ tegenwoordig is, aangaan. ,, De Profesforen Coopmans en van „ Kooten waren, vóór onze waarfchuwinge „ aan den Profesfor Valckenaar . Leden „ der Fraterniteit en van het Vrycorps, en bleeven naa dezelve zulks insgelyks. — „ Tegen den tyd der Stemminge van de „ Volmagten ten Landsdage prefenteerde „ de eerfte, benevens anderen in qualiteit „ als Gecommitteerden van het Vrycorps, „ een Request aan de Vroedfchap van „ Franeker, met verzoek, dat de Vroed„ fchap hunne Committenten ten Lands„ dage geliefde te gelasten, om de zaaken „ ter Staats ver gaderinge daar heen te diriB 4 » gee- LIII. SOEK. I787.  «4 VADERLANDSCHE lui. BOEK. I I „ geeren, dat zekere twee Plakaaten, in ?, de maand September des voorleden Jaaw „ geëmaneerd, ingetrokken, of ten min„ Hen gealtereerd wierden j en, of zulks niet genoeg ware, zondt gemelde Pro^ „ fesfor, in die zelfde qualiteit, Copien „ van dat Request aan veele Schutteryen „ en Exercitie Genootfchappen in deeze „ Provincie, met bygevoegde Misfives om „ hun aan te maanen deeze demarches te n volgen. Schoon het nu mogelyk n is, dat de onkunde van denzelven, en „ zyne Medegecommitteerden, in het Staatsn regt deezer Provincie, zo verre gaat, „ dat hun onbekend is, dat de Volmag„ ten ten Landsdage zonder eenige Rug„ gefpraak of Reftrlctie moeten gecommit„ teerd worden, is het egter zeker, dat „ dit gedrag aan den dag legt een geest n om zich met zaaken, waar mede zy „ niets te doen hebben, te bemoeijen. „ Ziet daar, Edel Mogende Heeren!" lit is het flot deezer merkwaardige voorIragt, „ een tafereel van den tegenwoor„ digen toeftand van U.Ed. Mog. Hoo„ gefchoole. U Ed. Mog. kunnen ligt„ lyk oordeelen, hoe hartgrievend het „ voor ons zyn moet, dat aan onze Ver„ maaningen, die wy wegens de verplig„ ting, die op ons ligt, hebben gemeend ,, te moeten doen, zo weinig gehoor ge„ geeven is, en dat de zaaken, zedert dien tyd, eerder verergerd dan verbeterd , zyn. Wy zouden ons egter dit kunnen. , getroosten, indien wy niet voorzagen, » da?  HISTORIE. 25 i, dat de zaaken, die thans daar gebeuren, „ noodzaaklyk het verderf der ganfche i 9, Academie moeten naa zich fleepen. En 9, 't welk nog veel meer te duchten is, ,, dan dit alles, dat der Jeugd, wier geest, ,, daar, waar zy ten goede diende gevormd „ te worden, in den grond bedorven 9, wordt, door haar op valfche voorgee,9 vens, een afkeer en kleinagting voor ,, den Souverain des Lands in te boeze9, men. Want wat kan daar toe meer aan- leidings geeven, dan dat zy, door die ,, geenen, die uit den aart van hunnen 3, post en betrekking, allen invloed op hun s, moeten hebben, hooren leezen, of ver,, zekeren, dat de Bevelen van hun Ed. ,, Mogenden gegeeven, kwaad en verkeerd ?, zyn; en dat zy zien, dat hunne Leer-> ,, meesters zich met allen yver bevlytigen ,, om die te fugilleeren, ja zich*bemoeir jen om die te doen veranderen. „ Te regte heeft men daarom op alle ,, Academiën gewaakt, dat niet alleen de ,, Leden en het Gedrag der Profesforen ,, zuiver en onbevlekt was; maar ook, „ dat door dezelven geene Politieke Sens, timenten aan hunne Leerlingen worden „ ingeboezemd, die tegen'sLands Confti,, tutie en de Befluiten der Heeren Staa- ten aanloopen. En, wanneer zulks ge9, beurde, heeft altyd de Souverain daar „ tegen, ook tegen Hoogleeraaren van de 9, uicneemendfte Geleerdheid en Beroemd?, heid, ten alierernltigften voorzien 2 eefi B 5 be- Ufl. I O E Ki 1787»  26" VADERLANDSCHE LI II. BOEK Bekendmaakingder vier Franeke, Proresfo ren daar tegen. „ bekend voorbeeld van voorgaande tyden • „ ftrekt daar van ten bewyze. „ Dit alles, Ed. Mog. Heeren! heeft „ zodanigen indruk op ons gemaakt, dat „ wy ons eenpaarig verpligt gevonden heb„ ben hetzelve te brengen ter kennisfe van „ U Ed. Mog.; ten einde door Hoogst„ dezelve daar omtrent zodanige middelen „ worden beraamd als tot behoud der Academie, en het daar van afhangend wel„ zyn van Land en Kerk, zal bevonden „ worden te behooren." Naauwlyks was dit ftuk der Bezorgeren van Frieüands Hoogefchoole bekend, of de , vier Hoogleeraaren, daar in met groote Let. teren gefpeld, deeden in de openbaare Dagbladen , eene Bekendmaaking plaatzen, zich beklaagende, dat de Curatoren hadden kunnen goedvinden om hun goeden Naam en Agting, op de ongehoordfte wyze, te beledigen, en zulks op geheel verkeerde befcheiden: waar omtrent Heeren Curatoren vóór af geen onderzoek by de Befchuldigden gedaan hadden; als wanneer de onwaarheid dier Aantygingen, die door geheime, doch zich, fchuilhoudende Faamroovers hun fcheenen aangebragt te zyn, en aldaar geloof gevonden hebben, ten vol- ften zou zyn gebleeken. Grond tot deeze befchuldigingen hadden de Curatoren daar in gelegd, dat zy allen Leden waren van de Burgerfocieteit te Franeker. Een deelgenootfchap 't geen zy gemeen hadden met een acht- of tiental agtenswaar- dige  HISTORIE. 27 dige Predikanten der Hervormde Gemeentens in Friesland, met twaalf Leden hunner Stads Regeeringe, zo Oudburgemeesters, als Leden van de Vroedfchap, met beide Secretarisfen van de Stad en Academie , met verfcheide Volmagten ten Landsdage, met een aantal der vermogendlte Stemgeregtigde Ingezetenen, met alle de Officieren van de Franeker Schutterye en met bykans alle aanmerklyke Burgeren dier Stad. De vier Hoogleeraars, ten vollen begrypende het gevaar, waar in hunne Eer gebragt was door deezen Brief van Curatoren, en verzekerd, dat deeze zaak, in haaren aart en gevolgen, niet zou naalaaten, zo in Friesland, als in andere Gewesten, het fterkst gerugt te maaken, en het grootde opzien te verwekken, verklaarden, dat zy, tot handhaaving van hunne zo zeer gefchondene goeden Naam, alle zodanige middelen zouden aanwenden, als de verpligting van Zelfsverdeediging van hun vorderde, en het Regt hun aan de hand gaf. Weshalven zy alle hunne goede Vrienden, of die eenig belang in deeze zaak mogten Hellen, verzogten, om zich in geenen deele, door eerfoovende gerugten, die ten hunnen nadeele mogten uitgeftrooid worden, te laaten ontrusten of voorinneemenmaar hun oordeel op te fchorten, tot dat zy alle de Stukken, tot deeze zaak betrekkelyk, met de noodige ophelderingen, door den druk, onder hunne eigene Naamtekening, zouden hebben gemeen gemaakt. Ein- lui. boek. I787.  a8 VADERLANDSCHE LUI- boek Ge volgen hier va» de sfzetting ( dier I Hoog- J leeraareu f } I i ^ e r z t l Tegenver klaa- j ring. d d fi v d d h Eindelyk beloofde de Hoogleeraar Valckenaar, zich perfoonlyk aangetast vindende , wegens zyn gehouden gedrag in de Fraterniteit* één duizend Guldens ten behoeve der Neder duitfche Gereformeerde Diazonie te Franeker, byaldien iemand, flegts ioor twee onwraakbaare Getuigen, op eene wyze in Regten voldoende, de waarteid der befchuldiging, zou kunnen bewy:en. Grievend was deeze Bekendmaaking voor Ie Curatoren en heeft men de daar in geftelle fchennis van den Eerbied dier Bezorgeen van de Hoogefchoole aangezien als de wofdoorzaak dat deeze vier Hoogleeraaren 'eroordeeld wierden ; fchoon men zulks ;rondde op hun Lidmaatfchap, zo in het Vapenhandelend Genootfchap, als in de iurgerfocieteit der Stad Franeker. Van ;een der lompe befchuldigingen, welker ■alschheid zy aangetoond hadden, werd en enkel woord gerept. Mondeling hune bezwaaren in te brengen werd hun ontegd. Waar op zy aan Heeren Gedepu;erde Staaten van Friesland eene fchriftjrke Tegenverklaaring inleeverden. Hoofdzaaklyk betuigden zy in dezelve, at zy, in plaatze van eene regtmaatig oor hun verwagte Justificatie van de zye van hun Ed. Mogenden omtrent de :hreeuwende ftukken hun in den Brieve an Heeren Curatoren ten laste gelegd;, ach waar van niets beweezen kon woren, hadden moeten ondervinden, dat un Ed. Mogenden," by een Staatsbefluit hun  HISTORIE. s9 hun voorgeleezen, den yver van Heeren Curatoren, hunne bekende Vyanden in dit geval, voor de Academie gepreezen, hunne gedraagingen afgekeurd en op eene politieke wyze hun beftraft hadden, met verdere lastgeevingen en bevelen, met overleg der Heeren Curatoren vastgefteld, en aan hun in perfoon voorgeleezen; offchoon verfcheide hunner Amptgenooten zich in 't zelfde geval bevonden, met betrekking tot de voornaamfte bezwaaren tegen hun ingebragt. „ Daar zy nu," op dat wy der Hoogleeraaren eigene woorden bezigen, ,, by „ hunne Memorie aan hun Ëd. Mog. had- den aangetoond de onwaarheid der Fei- ten, tegen hun ingebragt, en verklaard, „ dat zy, met dien blaam overlaaden, niet langer in hunne publieke Qualiteit kon„ den blyven leeven, vonden zy zich in „ in de noodzaaklykheid, om dit hun ge„ declareerde geftand te doen; met byvoe„ ging, dat zy, naa deeze onverdiende „ fletrifure, waar tegen hun niet alleen ,, alle redres was afgeiheeden; maar ook fpeciaal aan hun, door hun Ed. Mog., eenige verdere Annonce en dus eene „ Justificatie, voor het oog der Natie, en „ van de Posteriteit was verboden, te veel gevoel van Eer hadden, om hunne Pos-* „ ten, welke thans door deeze behande„ ling zo zeer beklad en ontluisterd wa- ren, te blyven waarneemen, en dat de„ zelve, van dit oogenblik af aan, hielden „ voor gerefigneerd. Uit BOER*  30 VADERLANDSCHE Liri. Boek. 178-7. Affcheid en Verklaaringeeniger Studenten. Verflaagenheidhier over in Franeker, Ingevolge van deeze Verklaaring nam dit viertal Hoogleeraars plegtig affcheid van de Letteroefenende Jeugd. De Heer Valckenaar lag teffens zyn Rectoraat ■ neder. Gruote aandoening verwekte zulks by de Academieburgers in 't algemeen. Een aantal van twee en twintig, zich door het Verbod om langer in eenig Exercitie Genootfehap, of Sociëteit, betrekking hebbende tot de heerfchende Gefchillen in het Vaderland, Lid te .weezen, zich in hunne vryheid ten hoogften bezwaard vindende, verklaarden afitand te doen van het Academie Burgerfchap, met verzoek dat deeze hunne Verklaaring, by de nog overig zynde Leden van den Senaat mogt worden aangemerkt als eene voldoende beantwoording van hunne zyde op het aan hun medegedeelde B 'fluit. Geheel Franeker moest diep déelen in den handel deezen Hoogleeraaren aangedaan. Verflaagenheid by eenigen, woede by anderen, werd daar uit gebooren. De Hoogefchool op ééns beroofd te zien van vier Hoogleeraaren, die dezelve ten cieraad ftrekten, en door hunne bekwaamheden veel Academieburgers lokten, was een doodfteek voor veele Inwoonderen, die goeddeels , uit verfcheiden hoofde, hun beftaan in het aantal der Letteroefenende Jeugd vinden. Met genoegzaame zekerheid kon men berekenen, dat van het tachtigtal Studenten, die 'er zich thans bevonden, geen dertig zouden overblyven. Dubbel was tiet verlies: de Patriottifche Studenten ver- lie-  HISTORIE. 3i Heten deeze Hoogefchool, de Oranjegezinden konden het in het Patriottisch Frane ker niet houden, ten doel {trekkende van bykans algemeene verontwaardiging. De opengevaile Hoogleeraarsplaatzen aan te vullen was wei eene aliereerfte pooging van Curatoren; doch dit werk ging niet vlot. Welhaast ook kreeg Franeker eene gedaante die luttel op eene Academieftad ge leek. De ligging dier Stad, te midden van die gedeeltens in Friesland, waar de Burgerwapening den meesten 'opgang gemaakt hadt, gevoegd by de heerfchende Gezindheid der Burgeren zelve, maakte die Stad eigenaartig het middelpunt der Patriottifche beweegingen van Krygs- en Staatkundigen aart. Het begin hier van vertoonde zich in den aanvang van Bloeimaand, toen 'er te Franeker een gerugt ontftondt, dat de Regeering van Gedeputeerde Staaten last ontvangen hadt om Krygsbezetting in te neemen. De Burger Krygsraad vroeg des opening , en bevondt dat het ingekomene ftuk eene Bepaaling van Gedeputeerde Staaten behelsde, waar by zekere Tol, die de Krygsraad 'snagts van de doortrekkende Schippers van Leeuwaarden op Harlingen vorderde, werd opgeheeven. Dit hadt eenigen tyd in gefchil gehangen. De uitipraak, ten nadeele van de Franeker Krygsraad, was genoeg, om ten deeze dage te doen verklaaren, dat dezelve niet gezind was de Order van Gedeputeerde Staaten, in dit ge- ini B OE KV 1787. Franeker word het middelpunt van iJe verrigiingender Patriotten. De Krygsraad te Fraaeiet aiisaoegdt  g2 VADERLANDSCHE UIL BOEK. Ëiréhen des Krygsraads ingewil*ligd. geval, op te volgen. Wel begreepen zf4 dat zulk eene weigering het zenden vari Krygsvolk om de ongehoorzaamen te dwingen , ten gevolge zou hebben; dat, was het loopende gerugt van last om Krygsvolk ter Stede in te neemen thans niet gegrond, 't zelve egter eerlang grond zou krygen. Öp deeze verwagting fteunde de eisch des Krygsraads, dat de Magiftraat een grooter voorraad van Kruid en Kogels in de Stad zou doen brengeri. Dit algemeen voorftel herhaalde eene Bezending uit den Krygsraad, 's volgenden daags, by de groote Vroedschap, en ftelde deeze drie punten voor. Het ten fpoe- digften aankoopen van drie duizend Ponden Buskruid, nevens een daar aan evenredig getal Kanonkogels. Het niet in* neemen van Krygsvolk in de Stad; maar volmagt aan den Krygsraad om, 't zelve koomende, des noods, geweld met geweld te keeren. En, in gevalle van Doortocht van Krygsvolk, 't zelve niet door de Stad; maar buiten om te laaten trekken. Verzoeken terftond ingewilligd. Het eerfte werd wel bewerkftelligd; doch het overzenden zammelde tot in 't laatst van Zomermaand, toen de aangroeiende onlusten Gedeputeerde Staaten bewoogen om den Invoer van Kruid, Lood en alle verdere Oorlogs Ammunitie te verbieden, 't Welk ten gevolge hadt dat het Kruid voor Franeker beftemd, even voor de openbaare Afkondiging van dit Verbod te Har* tingen binnen kwam, en daar in beilag ge» fio*  HISTORIE. gs bomen werd; om 'er het Admiraliteits en Stads Magazyn, gebrek aan Kruid hebbende, mede te voorzien. ~-— Middelerwyi hadt men te Franeker niet onledig geweest; maar een Defenfieweezen opgerigt, waar aan de Stadsregeering vryheid gaf om dé Wallen zodanig te verfteiken als zy het noodig oordeelde. Niets liet men onbeproefd om daar ter Stede de Krygsdrift aan te vuuren. Ge fchenken der wapenhandelende Burgerye gedaan, werden overgereikt met Aanfpraa ken, die een dubbele kragt moesten baa ren: dewyl ze vloeiden uit den mond der geweezene Hoogleeraaren Coopmans en van Kooten. Eerstgenoemde fprak zyne Gewapende Medeburgers, den vyfcienden van Hooimaand, op volgenden trant aan; „ Indien het immer aan hun, wier hart „ welgeplaatst is, aangenaam heeft kunnen s, zyn, den lofiyken yver tot het behan„ delen der Wapenen, op aanmoediging van den Souverain deezer Provincie, 5, in Ulieden te zien ontbranden, moet het een iegelyk, die met waare Vaderj, landsliefde bezield is, die de Vryheid, 3, op het bloed onzer dappere Voorvadei, ren gegrondvest, hoogfchat, met het zui}, verst genoegen vervullen, wanneer hy „ getuigen mag zyn van de groote vor„ deringen, welke Gylieden, in deeze al- lernuttigHre bezigheid gemaakt hebt, en „ van de onwrikbaare ftandvastigheid, waar „ mede Gylieden, niet tegenftaande de on„ derfcheiderte beletzelen, die Ulieden in XIX. Deel. C „ den LIH. boek. Aan» fpraak van Coopmans aan Frane* kers Schut' ters.  34 VADERLANDSCHE LUI. BOEK. 1787. „ den weg geworpen worden, in dezelve ,, voortgaat. „ Gy hebt gezien, myne waarde Mede„ burgers! met welke blyken van goed„ keuring deeze uwe poogingen, by alle „ Weidenkenden zyn beademd. Gy hebt „ ondervonden met welk eene milddaadig„ heid een iegelyk uwer braave Medebur„ geren, dezelve heeft getragt te onder„ fteunen. „ De Krygsbanier, onder welke Gylie„ den uwe Wapenen aangordt, en veele „ noodwendigheden, zyn de aanmoedigen„ de blyken van de Vaderlandsliefde, en „ van het bezef van de nuttigheid der Wa„ penoefenig, die het hart onzer welden- „ kende Vrouwen bezielt. Deeze „ dag leevert ons nieuwe bewyzen op van „ de zugt onzer Stadgenooten, om niet „ alleen deeze vrywillige Schutterye van „ noodzaaklykheden; maar tevens van het 1, geen dezelve luisterryker kan doen voor- „ komen, te voorzien. Deeze Hoe- „ den Deeze Schouwderftukken „ Draagband, en wat dies meer zy, too„ nen dat de milddaadigheid haare handen „ met blydfchap ontfluit van 't geen Ulie- „ den aangenaam kan zyn. Deeze „ Stok, een Gefchenk van den Heer Jan , Bolts, voorheen Secretaris onzes Ge„ nootfchaps, thans na het Vryheidlievend i Holland vertrokken, bewyst ons, dat zelfs zy, die afweezig zyn_, niet nalaa, ten Ulieder nuttige Oefeningen te 011, derfteunen. „ Ont-  HISTORIE. 35 9J Ontvangt dan, waarde Medeburgers! 3, deeze Vercierzelen als blyken van de j, toegenegenheid uwer Medeïtanderen. Ik 3, zou uwe bekende Vaderlandsliefde té ;, kort doen, indien ik Ulieden dezelve ter aanmoediging, om in de Wapenoe„ fening te blyven volharden, wilde voor„ ftellen. Edeler beginzels bezielen uwen Geest, en Gylieden bezeft met my het nut, 't welk in dezelve, ter handhaa,, ving der algemeene Veiligheid gelee- gen is. „ Deeze heilzaame en vrye Mannen pas,, fende Oefening immers was het, die „ onze Voorvaderen aan het juk hunner ,, Geweldenaaren onttrok; die de Godlyke 3, Vryheid op deezen gezegenden grond ,, haaren zetel deeet vestigen, en tegen de ,, ondermyningen van list en geweld be- „ veiligde. Deeze is het, en deeze „ alleen, waar door de Vryheid van een „ Volk bevestigt of herkreegen wordt, en „ die, ten allen tyde, de fterkfte breidel „ is voor Heerschzugt en Dwinglandye. „ Zonder deeze viel. het den Overheerfcher „ ligt zyne godlooze oogmerken te berei,, ken, uwe vrye halzen onder zynen ge,, vloekten yzeren fcepter te doen bukken, „ en Ulieden, uwe Vrouwen en Kinde„ ren, tot werktuigen zyner boosheid, of 3, tot elendige Slaaven te vernederen. „ Friezen! gevoelt Gylieden niet uwe ,, harten ontbranden ter bewaaringe van ,, die dierbaare weldaad UI. door den moed 3, uwer Vaderen gefchonken ? — Gevoelt C a 9, Gy- IOSKd 1787*  $6 VADERLANDSCHE LUI. boek. j i i 1 1 5 9 j 9 9 9 9 9, Gylieden niet, hoe ondraagelyk het zyn „ zou, in de kluisters van éénen, of het „ geene nog Iiaatlyker is van onderfchei„ dene Dwingelanden, een leeven te blyss, ven voortfieepen, 't welk duizendmaal „ beklaagenswaardiger zyn zou dan een „ roemrugtige dood? Het vuur, dat „ uit uwe oogen fchittert, de aloude Voor„ vaderlyke dapperheid, die zich zo glans„ ryk op uw gelaad vertoont, overtuigt „ my dat Gylieden het gevoelt. „ Welaan dan, dat Gylieden de Slaas, vernye nimmer dan by naam moogt ken„ nen! De Almagtige God, de God der „ Vryheid, die dit Gemeenebest zo zigt„ baar in haare befcherming neemt, zegene „ uwe loflyke poogingen! — Vaart voort „ U in ftaat te ftellen, uwe Vryheid, te„ gen wien hy ook zyn moge, kragtdaa- g dig te verdeedigen. Gehoorzaamt ,, de wyze en heilzaame Wetten van dit , Land, en befchermt ze. Eerbiedigt , uwe Vertegenwoordigers, 'sLands trouf we Vaderen, die, volgens Eed en Pligt, , ter handhaavinge van dezelve verbonden , zynde, deeze Wetten tot heil des Volks , doen werken. — Wederftaat, met alle , uwe magt een iegelyk, die of uit heersch, zugt, of uit belang, derzelver luister , zou tragten te verdooven, of derzelver , vermogen kragtloos te maaken. , Bezeft de verpligting, die op Ulieden , ligt om uwe Kinderen, die U op dee, zen vryen grond gebooren zyn, in dee, ze Vryheid tot mannelyken ouderdom - „ te  HISTORIE. 37 te bewaaren, en draagt de vertroosting. „ van als vreedzaame Burgers; maar te„ vens als Handhaavers van uwe Regten. en van die der Naakomelingfchap ge,, handeld te hebben, met U weg na za„ liger Gewesten." Coopmans geweezene Amptgenoot, van Kooten, voerde, in dichtmaat, de braave ontwaakte Friezen, ten dien zelfden dage, deeze Aanmoediging toe, Gy, braayen! die aan 't Vaderland Ten fchrik van Aardsgeweldenaaren, Uw dienst en leeven hebt verpand, En heerschzugt in den fchild durft vaaren Gy, die de Vryheid, 't edelst goed, Door God den Sterveling gegeeven, Verdeetfgen wilt zelf met uw bloed Of tevens met de Vryheid fneeven. Hoe juicht ons hart, 6 ed'le Schaar! 'Als we u het wraakzwaard aan zien gorden, En, met veragting van 't gevaar, Ter vestiging van Wet en Orde De Wapens grypen in de vuist, Om, daar de nood u roept* te ftreeven En elk, die 't Recht des Volks vergruist, Den langverdienden dood te geeven. 'ó Deugd, ó Heldenmoed! ik zie — 'k Herken in u het kroost dier Braaven* Dier altyd vrye Friefen, die Wel eens getrapt, maar nimmer Slaaven, f Als Leeuwen, niet vernieuwden moed Elk, die de Vryheid aan dorst randen Verdelgden; 'k zie nog 't ftroomend bloed Van hun gefneef de Dwingelanden. C 3 § Lirr. boek. 1787. Aanfpraakvan van Kooten,  38 VADERLANDSCHE LIII. boek 1787. 0 Ja! die zelfde gloed, dat vuur Gloeit nog* 6 Braayen in uw harten; Die drift zal u, in h hachlykst uur , Voor Vryheid ook den dood doen tarten. 6 Ja! ik zie 't; uw heldenblik. Door wraak ontvlamd, fckiet blixemfchigten: — Haast zie 'k uw Haateren, met fchrik Vervuld, voor uw banieren zwigten. 6 God! dat eens die blyde ftond Aan purfren kimmen op moog daagen, Dat Frieslands vrygevogten grond Geene and ren moog dan vryen draagen ! Intusfchen zien we, in 't hart verheugd 6 Braave, 6 ed'le Vryheids Zonnen! Met wellust neder op uw Deugd, En poogen zulks door dadn te toonen Wilde u onlangs het fchoonst Ge/lacht Het fchoonst bewys van Agting geeven; En toonen hoe- het Mannen agt Die Vryheid fchatten boven V Leeven, , Thans ziet ge u Braayen! weer vereerd Met derf els, die een Krygsman voegen Een blyk hoe elk uw moed waardeert En in uw Waap'ning fchept genoegen. Ontvangt, 0 Broeders! uit ons hand Die tekens van der Braaven agting En, roept de nood van t Vaderland, Voldoet uw Pligt* cn ons verwagting. Zo mooge uw vuist der Dwmglandy Den yzren fcepter haast ontwringen — En Frieslands Burgers yry en bly Uw lof en dien der Vryheid zingen (*). On- (*) Post van den Neder-Rbyn XII. D. bl. 1101. en 1107.  HISTORIE. 3S> Onder deeze woelingen viel het aanhouden der Prinfesfe van Oranje voor, 't geen gelegenheid gaf tot de hoogloopende Gefchillen ter Algemeene Staatsvergaderinge, en waar in, door de Stem van Friesland* de meerderheid tegen Holland was ge-' kant (*); gelyk die, ten opzigte der toelaatinge van de Afgevaardigden uit de Stad Utrecht ter Algemeene Staatsvergadering in 't einde zich ook tegen Holland verzet te (f). Deeze Stem aan de andere zyde vallende, zou eene geheel andere gedaante aan het netelig beloop der zaaken geeven, en zogt men dit, zo zommigen willen, door Geweld uit te voeren. Ten bewyze hier van brengt men by een onderfchept Plan, in 't Fransch opgefteld, uit Holland overgezonden, van deezen inhoud. ,, Zo veel men naar waar„ fchynlykheid kan opmaaken, zal Pruisfen „ volhouden, het geen de Franfche Party „ in de Republiek zou kunnen vernieti„ gen: om dat Frankryk, by gebrek aan „ Geld, haare Party door middel van WaM penen niet lang ftaande kan houden. „ En de wending , die de Koning van Pruisfen aan zyne oogmerken geeft, „ doet duchten, dat de Gewesten geen ge„ meene zaak zullen maaken. 't Geen de „ inval aan den Gelderfchen kant gemaklyk „ zou doen worden. Daarenboven ftaat „ het te vreezen, dat de Scadhoudersge- ' » zin- (*) Zie onze Vadert. Hist. XV. D. bl. 6l. (J) Zie onze Vadert. Hist. XVII. D. bl. 330.355, C 4 LUI. SOEK. T787. Fries'andstem ter fugemeeneStaatsvergaderinge tepen Holland. Een onderfcheptPlan der Friefche Patriotten.  40 VADERLANDSCHE UIL BOEK. „ zinde Ariftocraaten, zich zullen veree„ nigen met eene vreemde en geduchte ,, Mogenheid, om dezelve het hoofd te „ doen bieden aan de beloofde en betoon9, de befcherming van Frankryk. „ Om dit oogfchynlyk gevaar te voor„ komen, moet men werken om de IVLer„ derheid te bekomen ter Algemeene Staats„ vergadering, om te meer magts te heb„ ben, en dus de andere Gewesten te kun„ nen dwingen om zich tegen allen aan- „ val te verzetten. Het éénig middel „ om dit te bereiken, is in Friesland te werken en daar in te flaagen, door het geweld der wapenen, ondanks de geno,, mene voorzorge. „ De Ridder de Ternant, die agter , het geheim der zaaken is, moet met drie , of ■ vier Hoofden van onze Party ia , Friesland fpreeken, en beproeven of men , niet op éénmaal eene Omwenteling be, werken kan, welke ons de Meerderheid , ter Algemeene Staatsvergadering zal doen , hebben. Deeze daar zynde, konden wy , de Staatsleden van Amersfoort ter Ver, gaderinge van hun Hoog Mogenden uit , zetten. Dan zouden wy de Meerderheid , hebben van Vyf Piwincien; eene 'duur, zaame Meerderheid, offchoon ook Fries, land naderhand veranderen mogt; 't geen , de Stadhouderlyke Party voor altoos zoa , vernietigen, en de Franfche Party en Invloed vestigen: dewyl Pruisfen als dan daadlyk weerftand zou krygen, daar ze i thans fteun vinden zal. ,, De  HISTORIE. 41 De middelen om in Friesland te wer„ ken, zyn niet in grooten getale. Ik 9, ken 'er flegts twee. Het eene is zich ,, daar met geweld in te dringen, en ge„ lyktydig met geweld op verfchillende „ plaarzen te werken. De Gewapende 9, Burgers konden zich dan, in weerwil 8, van het Verbod der Staaten, vereenigen. 9, En, zo door dit middel de Omwenteling 33 gelukte, moet men hun, die onze Party 9, verlaaten hebben, niet ontzien. „ Om het Volk genoegen te geeven, 9, moet men ieder perfoonlyk doen ftem„ men, waar door men de magt der Ari,, ftocraaten en Familien zal vernietigen. „ Die van onze Party, welke verliezen „ zouden, moeten beloond worden, en 9, twee Millioenen van Frankryk zullen ,, daar toe meer dan toereikend zyn. De ,, Heer Ternant kan daarvan, aan hun, „ op welken men ftaat kan maaken, ver- zekering geeven. ,, Indien de Omwenteling thans niet kan „ bewerkt worden, zal men trachten de Vyandlykheden der Pruisfen op de lange baan te fchuiven. Holland heeft daar ,, toe duizend wegen, en als dan moet 39 men wagten tot den dag, op welken „ men de nieuwe Leden van den Staat ,, ftemt, 't geen gewoonlyk in de Dorps„ kerken gèfchiedt. De Gewapende Bur,3 gers moeten dan op alle Plaatzen de Ker„ ken omcingelen, tot Gecommitteerden 93 ten Landsdage benoemen, die zy willen, C 5 en LI F. boek. 1787.  42 VADERLANDSCHE tffl, boek. I787. Men legt zich in Friesland toe op de behandeling des Gefchuts.Verbod daar tegen. „ en deeze Benoeming door middel der „ Wapenen doorzetten. „ De Heer Ternant moet op dit plan „ werken. Hy zai ook fteun vinden in „ het Landfchap Drenthe, ingevalle men Auxiliaire Burgers noodig hadt, om het „ voorbeeld te geeven in 't Zuiden der Provincie. „ Het noodige Geld wordt reeds in de „ Provincie van Friesland gevonden, en „ de rest te Amfierdam. op het gewoon „ Comptoir. „ De arbeid moet ten uiterften voort- „ vaarende zyn; de tyd dringt. Een „ uitvoeriger Plan zal morgen vertrekken, „ met den vertrouwden De Heer „ Ternant moet vooral niet lpreeken in „ vertrouwen, dan met hun, welke E. „ M. B hem raaden zal (*)." Wat 'er van dit ontwerp moge weezen, laaten wy aan zyne plaatze, voortrvaarende met bedryven te melden, die meer dan woorden betekenen. Het ontwerp der Studenten _ te Franeker om een Genootfchap Artilleristen op te rigten, was te niet geloopen; dan het daarftellen van Burgers, die met Gefchut konden omgaan, geenzins uit den zin gezet. Een gedeelte van het Wapenhandelend Genootfchap van Barradeel werd tot het Gefchut beftemd, en in de behandeling daar van onderweezen, zo dat zy, in 't laatst van Zomermaand, in (*} N. NederL Jaarè. 1787. bl, 4948.  HISTORIE. '13 in 't Dorp Minnertsga, voor de eerfte reize, hunne bedreevenheid in 't afvuuren in 't openbaar toonden. Die van Menal- dumadeel, zich desgelyks twee ligte Stukjes aangefchaft hebbende, wilden in dit bedryf te Beetgum, de Barradeelers volgen; doch een Verbod der Staaten, tegen dit behandelen des Gefchuts onder de Vrycorporisten, deedt zulks ftaaken (*). Dit Verbod wist men te Franeker te ontduiken, met te beweeren, dat het alleen zag op Exercitie Genootfchappen, maar niet op Schutteryen: waarom allen, die onderwys in de behandeling des Gefchuts begeerden, en geen Schutters waren, zich als Leden van Eer der Schuttery lieten opfchryven, en in de behandeling des Gefchuts lesfen namen van te dier Stede ontbodene Overysfelfche en Utrechtfche Kanonniers. Met grooten weerzin zagen veelen deeze behandeling des Gefchuts; en lieten niet na den Staaten onder 't oog te brengen de onvermydlyke noodzaaklykheid om Friesland van een Compagnie bekwaame Artilleristen te voorzien. De Gewapende Burgers ftonden hier door eene overmagt op het Krygsvolk te krygen, en de kans zeer hachlyk te doen worden, wanneer men, zonder Gefchnt, meer of min verfchanftc en daar van voorziene Genootfchappers zou moeten aantasten. Men herinnerde zich met fchrik den Graave van Efferen , door (*} Verzam. by ds Chalmot'XXXV. D. bl. 148, LUI. BOEK. 1787. Hoe te Franeker ontdooken. Aniücristendoor Staaten var, Friesland ver zogt en verkreegen. i  44 VADERLANDSCHE LUI. boek. 1787. De denkwyze der R1 eerderheid in de S'airsgefchilJen. 1 door de Utrechtfche, met Gefchut voorziene Burgers uit het veld verdreeven. Staaten van Friesland verzogten des om Artilleristen, en hun verzoek werd gehoord. Schoon deeze Party zich naderhand beklaagde, dat de Artilleristen niet eenige Hauwitzers, met de daar toe behoorende Ammunitie hadden kunnen medevoeren, zich verbeeldende, dat men daar door de naderhand ontdaans beweegenisfen mogelyk zou hebben kunnen voorkomen; voor reden geevende, dat men van den anderen kant niet weinig deunde op 't gebrek aan dusdanig een voorraad in 'sLandfchaps Ammunitie Huis, en teffens wist dat dit gebrek zeer bezwaarlyk zou zyn aan te vullen: dewyl de gewapende Vaartuigen op de Zuiderzee, door hun met den naam van Zeefchuimers bedempeld (*), in ftaat waren allen toevoer van Gefchut en de overige Krygsbehoeften, uit andere Gewesten, ten onderftand der Friefche Meerderheid, te beletten. Terwyl Holland en Overysfel, aan de Minderheid allen mogelyken bydand in Volk, Geld en Krygsgereedfchap beloofden, en deels toefchikten. Thans kwamen ter Algemeene Staatsvergadering in overweeging de voorgeflaagene Bemiddeling van Frankryk, en andere Nabuurmogenheden, als mede de Satisfactie door den Koning van Pruisfen gevorderd, we- (*) W?t zy des wilden in 't werk gefield netten, is door ons reeds geboekt in onze Vadnl. LJiu. AlV, D. hl, 410,.  HISTORIE. wegens het aanhouden der Prinfesfe, waar van wy 's Lands algemeene zaaken behande- j lende, in 't brecde gefprooken en de ftrydigheid van 't begrip der Friefche Meerderheid met dat van Holland vermeld hebben, Van de Tegenverklaaring der Minderheid hebben wy desgelyks hoofdzaaklyk verflag gedaan (*). Sterk trof deeze fcherpe Tegenverklaa-1 ring der Meerderheid. Weinig Leden der ' Minderheid , te dier Vergaderinge tegen-, woordig, deedt men uitgaan, en omhelsde 1 daar op het voorftel van Zevenwouden by de vier Kwartieren. Dit voorftel hieldt woordlyk in. „ Naardien eenige Leden „ der Staaten Vergadering deezer Provin?, cie, met naame de Heeren Horatius 5, Allard Hiddema van Knyff en 9, Coert Lambertus van Beyma, re„ fpective Vohnagten wegens Ferwerdera- deel en Westdongradeel; Arend Julia, nus Carel de Bere, Ernst Frans 5, van Aylva en Jan Roorda, refpec, tive Vohnagten van Hemelumer Olde„ phart, Noordwolk en het Bildt; Ayso Boelens, Volmagt wegens Oud Stel„ lingwerf, benevens Pieter Br.euge„ man, Reinier van Kleffens, Br.oer „ Feenstra, Hermanus Zacheus At„ tema en Willem Hoogenburg, re„ fpective Volmagten wegens de Steden „ Sneek en Dokkum, in de Refolutieboe,, ken der vier Kwartieren van Staat heb- „ ben (*) Zie onze Vadfrl. üiitx XIV. D. bl. ï8p en»K LUI. IOEK. 1787. )e Min- lerheid chuldig erlaard.  46 VADERLANDSCHE LUI. boek Eenige Leden daar van begee ven zich na Holland en Utrecht. „ ben geinfereerd en vertekend zeker ge„ lykluidend Protest en Aantekening op „ twee Punten van den tegenwoordigen „ Landdag, welke Protesten en Aante„ keningen aan het Kwartier der Zeven„ wouden voorkomen, vervat te weezen in „ termen, die hoogst tarief zyn voor de „ Regeering in 't algemeen, en voor de „ Leden van dezelve in 't particulier, en „ direct gefchikt om de goede menigte te „ misleiden, en tegen de Regeering op te „ zetten; zo kan het Kwartier niet af„ zyn van 't zelve Crimineel te befchou„ wen, en aan de andere Kwartieren in „ bedenking te geeven of van deeze Pro„ testen en Aantekeningen geen authenti„ que Copien behoorden gefield te wor„ den in handen van den Procureur Ge„ neraal deezer Landfchappe, met last om „ dien te nevens het Regt der Heerlyk„ heid waar te neemen." Naa het doen der Tegenverklaaringe, waar op een Staatsbefluit van dien geweldigen aart volgde, begaven zich eenige Leden der Minderheid naa Holland, om. daar met de Patriotten te overleggen wat in den thans hachlyken ftand der zaaken te doen ftondt. Allerwegen werden zy met blyken van hoogagting, vertrouwen en vriendfchap ontvangen; boven al te Amfterdam, te Utrecht en te Woerden: te laatstgemelde Stede hadden zy een onderhoud met den Rhyngraave van Salm en met de Heeren van het Defenfieweezen. Zy verfcheenen desgelyks ter Algemeene Staatsvergadering en  HISTORIE. 47 en werden zonder eenige ftoorenis toegelaaten (*_). Kortftondig was deeze Reis, en baarde dezelve niet weinig opziens en gefpreks, niet weinig goedkeurings en veroordeelings. Deeze Heeren kwamen' tegen den twintigfteu van Oogstmaand weder te rugge. Franeker was hunne Vergaderplaats, en zonden de Elf Volmagten van daar aan den Heere J. K. Bergsma, als Voorzittend Lid van het Mindertal, het volgend Stuk, 't geen hunne gevoeligheid over het gebeurde kenfchetst, en teffens aan den dag legt, hoe zy op de gedaane reize, geftyfd en gefterkt waren, om zich aan den dwang hunner Medeftaatsleden te onttrekken. Naa vermelding van het voorgevallene ten hunnen opzigte ten jongften Landsdage, en betoon van gevoeligheid, wegens de Belediging hun aangedaan in het opgemelde Staatsbefluit, betuigden zy, op dat wy hunne eigene woorden bezigen; „• Zy meenden aan zich zei ven, „ aan hunne Committenten, en aan het „ Volk ' an Friesland verfchnldigd te zyn, „ om, door dit hun Declaratoir en Infi„ nuatie aan hunne Medevolmagten, en „ vervolgens aan de Natie te doen zien, „ eensdeels, dat zy verre af waren om zich „ door Bedreigingen en Polietieke Dispo„ fitien, van hunne Medeleden van Staat „ te laaten intimideeren, of van het voor„ ftaan der waare belangens af te trek* „ ken £*) Refil. Gtn* o en xo Aug. 1787. LUI. boek. t787. Schryven. der Minderheidaan Bergsma  4# VADERLANDSCHE LUI. Boek. 1787. 5 3 1 s 3 5 3 3 5 9 3 j 3 j 3 » j 3 3 3! 3: „ ken — ander deels dat zy door deeze» „ ftap van hunne Medevolmagten, zich, „ op eene nooit gehoorde wyze, in hun„ ne vrye deliberatie en onbelemmerd ad„ vifeeren verhinderd ziende, ja misfchien ,, door verdere attentaaten hunne petfo, neele veiligheid in gevaar gebragt, daar , door die reguards vermeenden aan hun, ne zyde te moeten cesfeeren, welke an, derzins integreerende Leden van Staat , aan elkander verfchuldigd zyn, ja z lfs , als waren die banden verbrooken, waar , de Volmagten van Grietenyen en Ste, den als in een gemeenfchaplyk Verbond , met elkander ftaande, tot dus verre gej rekend zyn, onderling vereenigd te , weezem „ Verder oordeelden zy, dat daar nim, mer aan eene Meerderheid van Staatsle> den vryltaat om een enkel Lid, wegens , zyn Advys, op eenigerhande wyze te , ontrusten of te vervolgen, het zo veel , te minder aan hunne Medevolmagten te, gen een notabel aantal Medeleden ge, oorloof! te zyn: daar juist die Minder, heid van Staatsleden zich door de item , der Natie ziet toegejuichd, en hunne , gevoelens voor die der Natie aangemerkt, , gelyk door onderfcheidene Adresfen aan , haar gebleeken was. Hoedanige Adres, fen zeer menigvuldig en talryk waren , geweest, niet tegenftaande men, op ee, ne geheel exorbitaine wyze, door Cri, mineele Informatien en Vervolgingen, , gegrond op zeker pretens Plakaat van j, vyf  HISTORIE; 49 „ vyf en twintig September mdcclxxvi de Stem der Natie hadt onaeritaan te „ fmooren, even gelyk men thans hun „ Stem door middel der Crimineele Acten „ tragtte te doen cesfeeren; „ Om deeze redenen, en andere ten zy„ nen tyde nader te detailleeren, verklaar„ den zy de Refolutie van elf Augustus laatsdeden, niet alleen te houden voor „ informeel, nul en van onwaarde, zon„ der eenige hoegenaamde verbindende 9, kragt, fpeciaal niet voor den Procureur „ Generaal, of voor de Hêeren van het „ Hof Provinciaal; maar ook renverfeeren„ de alle form van Regeering en destrue„ tie voor de vryheid van Deliberatien, „ voor Leden van Staat; gelyk zy mede als zodanig voor nul en informeel zou„ den houden alle zodanige Refolutien, „ welke by hunne Medevolmagten mog- ten worden genomen: alzo zy zich bui- ten ftaat oordeelden, om vry en onbe„ lemmerd te blyven advifeeren, en dus „ aan hunne Procuratien te voldoen. ,, Dat zy verder aan hunne Committen„ ten zouden kennis geeven van 't geen „ aan hun, als Volmagten, was wedervaa„ ren, met inroeping van die Guarantié „ en Indemniteit, welke aan hun by der,, zeiver Procuratien was toegezegd* en 5, waar voor de Publieke trouw der re„ fpective Grietenyen, wegens welke zy „ ter Staatsvergaderinge waren afgevaar- digd, was verbonden. ,, Voorts referveerden Zy aan zicti tot XIX. Deel. D „ ré- LHIi BOEK»  5© VADERLANDSCHE liil boek. I787. Het gedrag van Bergsma in dit geval. De Minderheidzendt Affchriftender Stukken aan „ reparatie van de hun aangedaane onge» „ hoorde Belediging het gebruik van alle „ zodanige middelen als hun tot betering van deezen hoon mogten overig zyn. „ Eindelyk, dat zy, deeze Infinuatie „ doende, aan den Voorzittenden Heer „ Gecommitteerde in het Mindertal, in „ zyne Kwaliteit, daar door wilden verftaan „ worden dezelve aan hunne Medevolmag„ ten gedaan te hebben (*)." Bergsma, verlegen wat te antwoorden, verfchoonde zich met te zeggen, dat dis Stuk nitt aan Hem; maar op het Landshuis9 behoorde geëxploicteerd te worden. Men herinnerde zich, dat die Heer, in den Jaare mdcclxxvi, by de fchreeuwende invoering, door Militair geweld, van een Nieuw Reglement te Leeuwaarden, zich geheel anders gedraagen, en de Tegenverklaring der Burgerye, aan hem, als eerften Heer van het Mindertal ten zynen Huize door Gelastigden uit de Burgery overgeleeverd, niet alleen, als die post bekleedende aangenomen , maar ook ter tafel by het Mindertal gebragt en geëischt hadt, dat dezelve in de Stukken van het Mindertal zou geplaatst worden. Ingevolge de overgeleeverde Verklaaring onthielden zich de Overleeveraars van het Landshuis. Van die Verklaaring, als mede van andere Stukken welke aanleiding tot dit voorgevallene gegeeven en daar in gediend had- O Verzamel, by de Chalmot XXXV. D. bt 141—153.  HISTORIÉ, 51 hadden, zonden zy Affchriften aan de Stemgeregtigde Ingezetenen der Diilricten uit welke zy gevolmagtigd, en aan de Vroedfchappen der Steden Smek en Dokkum uit welke zy gezonden waren, en vorderden van dezelve de Guarantie en Schadeloosftelling, hun als Volniagten beloofd. Een rugileun oordeelden de Friefche Patriotten in deeze Minderheid te zullen vinden. Althans zy betoonden moeds genoeg te vatten om een Adres ter tekeninge te leggen, 't -welk te breed voor eene geheele overneeming, in de hoofdzaaken op deezen zin liep. „ Hoe zy zich beklaagen „ dat men zich, uit kragte van dit Plakaat, „ geregtigd oordeelde om tegen een aan„ tal Ingezetenen, wplken zich meer of „ min manmoedig mogten hebben laaten „ zien, Crimineele Informatien in te win5, nen, ert dezelve door aanklagten te ont> „ rusten, waar door alle toegang tot hun „ Ed. Mog. by wyze van Requeste, ge„ noegzaam onmogelyk gemaakt was; want „ dat, fchoon wel aan iederen Ingezeten „ op zich zeiven, en aan erkende Lich„ haamen, by dat Plakaat vryheid van re„ questreeren gelaaten was, het van zelve „ fprak, dat het, in het ftuk van Natio„ naale Bezwaaren enKlagten, voor iedej, ren Ingezeten op zich zeiven zeer ge„ vaarlyk , zo niet ondoenlyk was , om „ zich deswegen aan hun Ed. Mog. te „ vervoegen, vooral wanneer dat Bezwaar „ rechtftreeks tegen een Befiuit derzelve f, mogt zyn ingerigt, en dat ook zodanig D? „ eene LUI. BOEK. 1787. haare Lastgee- vers. De Ftii* \che Patriottenleggen een Adres tet tekenin» ge.  5a VADERLANDSCHE LI fit BOEK» „ eene Klagt, als nooit voor de Stem der „ Natie kunnende gelden, natuurlyk van „ zeer weinig invloeds blyven zoude. Terwyl verder de bepaaling van Erkends 3, Lichaamen zo duister en dubbelzinnig „ voorkwam, dat ten minden daar onder „ het groote Lichaam der Natie niet kon „ begreepen worden. Ook hadt de On„ der vinding reeds bevestigd, dat zommige „ Ingezetenen van Friesland zich hadden „ zien aanklaagen om geene andere reden, „ dan omdat zy, by hunne onmiddelyke „ Reprefentanten in de Steden van Fries„ land, eerbiedige Requesten hadden inge„ leeverd; ten einde de Volmagten, die „ voor het volgend Jaar moesten geftemd „ worden, mogten worden gevolmagtigd „ tot het verzagten of intrekken van dit „ zo zeer bezwaarend en belemmerend Pla„ kaat. Dat zy ook niet twyfelden of dit „ Adres zou ten minden voor zommigen „ van hun wederom een voorwendzel op„ leveren, om hun, op grond dier Publi„ catie, door Dagvaardingen, Informatien „ en Aanklagten by het Hof op nieuw „ bevreesd te maaken, en, was het mo„ gelyk, van het voorftaan der belangen „ van het Volk af te fchrikken. Dat het „ in de bewustheid van de aanftaande In„ quifitien van den Procureur Generaal te„ gen hun; of zommigen hunner was, dat „ de nood van het Vaderland alleen hun „ aanvuurde om, met een rein geweeten, „ deeze Klagten en Bezwaaren, als eene „ uiterfte pooging tot redding en herftel „ van  Historie. 53 'yt van het zo zeer verbrooken vertrouwen, „ aan hun Ed. Mog. in te keveren. Dat, „ zo die verworpen wierden, zy onfchul„ dig zouden blyven aan de gevolgèn van „ het misnoegen, het welk zich meer en „ meer verfpreidde. Dat zy op 't ernftigst „ verzogten de Intrekking van het voor- noemde Plakaat, zo dat aan het Volk van Friesland even als voorheen, werd „ vrygelaaten den onbelemmerden toegang „ tot hun Ed. Mog. welk Regt van iede- ren Burger onaftcheidelyk was." Voorts boezemden deeze Friefche Burgers hunne klagten uit over de tooneelen van Roof, Moord, Plundering en Verwoesting, op menigvuldige Plaatzen, in andere Gewesten aangerigt „ waar toe men „ de Militairen, en ook in 't byzonder Frie,, fche Militairen, hadt weeten op te hit„ zen, waar tegen de Politie en Juftitie „ onvoldoende was, en de voornaamfte „ waarborg aan den Gewapenden Burger„ arm alleen, in die akelige oogenblikken ,, moest worden toegekend, Zy herinner„ den zich, door de overweeging hier ,, van, en dat ook reeds eenige vonken „ van Oproer na Leeuwaarden, van eene „ talryke Krygsbezetting voorzien, waren „ overgewaaid, hoe hun Ed. Mog. den. „ yver tot den Wapenhandel, in een voo: rig tydftip, op allerlei wyzen, hadden „ aangemoedigd, waar door zy zich thans „ in ltaat bevonden om in hunne Diftric,, ten de rust en goede orde te bewaaren, „ en aan de Collegien van Politie en JuD 3 >* ft*- LI1I. BOEK. X787.  54- VADERLANDSCHE LUI. BOEK. 1787. „ ftitie, en byzonder aan het Hof, die „ onderfteuning tot handhaaving der goe„ de Orde en Rust aan te bieden, waar „ door Friesland van die yslyke tooneelen éi kon bevryd blyven." Met naame beklaagden deeze Burgers zich wegens „ het Verbod van invoer van „ Krygsvoorraad en Geweeren, als ge„ fchikt om het beftaau der Corpfen te „ ondermynen, of dezelve, by gebrek aan „ Geweeren, Kruid en Lood, ten prooye „ te doen worden aan het woedend Ge„ peupel, of aan Militairen, die, de Sub„ ordinatie ontwasfen, de banier van Ge-. „ weid en Roof, zelf in weerwil hunner „ Officieren, in deeze Provincie mogten „ onderftaan te planten." Inzonderheid vielen zy klagtig over de jongfte Aanfchryving, op last van hun Ed, Mog. aan deGeregten gedaan, „ inhouden„ de een Verbod aan alle Corpfen om met „ geen Kanon te mogen exerceeren,fchoon „ een klein getal van Manfchappen, met j, een Stukje ligt Kanon voorzien, best „ gefthikt was om het Graauw in zynen „ dollen loop te fluiten." Eindelyk beklaagden zy zich „ over dat „ gewigtig Stuk, het welk hun, zo mo„ gelyk, nog meer ter harte ging, de on„ gelukkige Verdeeldheid, die 'er tusfchen „ zommige Leden van Staat en hun Ed, „ Mog. gereezen en zo verre geloopen „ was, dat hun Ed. Mog. ter zaake van „ eenige Uitdrukkingen , in een Protest „ door die Staatsleden gebezigd, en by » hun  HISTORIE. >i i, hun Ed. Mog. als Crimineel befchouwd, hadden beflooten om die Medeleden,: „ door den Procureur Generaal te doen actioneeren. Zy wisten niet, welke „ Uitdrukkingen hun Ed. Mog. mishaagd „ hadden; maar droegen volledig kennis van het Protest, en de aankleeve van 9, dien, en maakten geene zwaarigheid om «j, te bekennen, dat zy hetzelve woordlyk „ voor hunne rekening namen, en als hun3., ne weezenlyke gevoelens behelzende, „ befchouwen moesten. Zy duchten „ zeer ernftig de gevolgen, die een foort9, gelyk Voorbeeld zou kunnen hebben, „ wanneer eenig Staatslid door de Meer59 derheid wierd ontrust om eenige uitdruk,, kingen, door hem op zyn ftoel als Vol„ magt advifeerende, gebezigd, en zy 99 drongen, by alles wat dierbaar was, om „ der gevolgen wille, en uit den grond hun„ ner harten aan, om dit Befiuit in te trek3, ken,en daar door deeze vreedzaame Natie 9, niet tot Wanhoop te brengen, wanneer 3, zy zouden moeten zien, dat hun Ed. Mog. uit eene perfoonlyke gevoeligheid ,, eenigen van derzelver Medeleden, by „ hun geagt en geëerbiedigd, en als de „ yverigfte Voorftanders hunner Regten „ en Vryheden geliefd en bemind, zouden „ willen befchroomd maaken, en hun, was ,3 het mogelyk, af te fchrikken van het „ voorftaan en behartigen der belangen van „ het goede, vredelievende, en niet, dan in den hoogften nood, tot Wanhoop „ overflaande Volk." D 4 Naa Lm. S O E K.  P VADERLANDSCHE lui. BOEK. s: S' t! »i i' r, Naa deeze Verklaaring betuigden zy zich :e durven vleijen, „ dat hun Ed. Mog. „ (even gelyk de Staaten van Overysfel, in „ een dergelyk geval, met den Ridder van 9 DER CAPELLEN TOT DEN PoLL,) van „ hunne gevoeligheid zouden afzien, en „ dat Befiuit, dat hun zo zeer ter harte ging en bedroefde, buiten werking ftellen. „ Zy hadden," voeren zy voort, „ (ge, lyk alle Staatsleden van hunne Lastgee, vers by de Procuratien belofte van fcha, deloosftelling gekreegen hadden, zo hun , iets mogt overkomen, hun Last niet te , buiten gaande,) even zo reeds voor lan, ge tyd alle hulp en onderfteuning toe, gezegd aan die Staatsleden, indien zy, , in het gebruik van regtmaatige middelen , voor de belangen deezer Provincie mog, ten ontrust worden. Welke hulp en , onderfteuning zy, op gelyken voet aan , dezelve Heeren en aan alle braave Re, genten, by herhaaling, toezeiden en aan- , boden. Zich verzekerd houdende, , dat hun Ed. Mog. even zeer als zy over, tuigd waren van de noodzaaklykheid om , de Abuifen, welke in Friesland niet min, der dan elders waren ingelloopen, op , eene redelyke en den Voïke aangenaame , wyze te herftellen. „ Het was, in dit vertrouwen, en in , het aangenaam vooruitzigt, dat, met intrekking der twee bewuste Plakaaten van den vyf en twinrigften der voorleede Herfstmaand, als mede des Verbods van ; Invoer van Krygsvoorraad en het behan-  HISTORIE. 57 delen van het Kanon, en de goede Har„ monie onder hun Ed. Mog. en de thans „ met een Crimineele Actie gedreigd wor„ dende Staatsleden, fpoedig zal worden „ herfteld en alle oorzaak van misnoegen „ alomme zou worden weggenomen, dat „ zy dit Stuk aan de ernftige overweeging „ van hun Ed. Mog. overlieten (*)." Deeze vervoeging aan Staaten van Friesland, waar van Party zelve erkend heeft, dat dezelve zagter dan naar gev/oonte was (f); doch, ten welken opzigte onbevooroordeeldheid mag zeggen, dat Beicheidenheid met Ernst daar in om den voorrang dong, wrogt niets uit. De Meerderheid maakte geene verandering in de reeds genomene of nog te neemene maatregelen. Ten bewyze hier van ftrekt eene genomene Proeve om te zien of eene daadlyke te werkftelling der bedreigde Crimineele Procedures , tegen de Hoofden der Minderheid, de dus lang te vergeefsch gezogte fchrik kon aanjaagen. Tegen den laatften van Oogstmaand werden de Heeren C. L. van Beyna, Mr. Jan Roorda, Mr. H. Tuinhout, en Dr. J. de Vicq van Tholen door een Hofsboie gedagvaard, om voor het (*) Verzamel, by de Chalmot XXXV. D. bl, 152—159. (f) Uit zegt 'er de Schryver van de Beroerten in Nederland van X. d. bl. 86- Wy noemen dit de taal van Party, want, dit Deel deezes Werks, 't geen anders zyne verdienden heeft, ontcierd hetzelve. Men zie de Nieuwe Algem. Vadert. Letter, oefeningen IV, D. bl. 338, D 5 LUI. boek. 1787, DitAdres werkt niets uit, Eenige Leden der Minderheidgedagvaard.  5§ VADERLANDSCHE LUI. boek. Weïge^ woord» BeHult cm eene Sraawvergade*ïiiTg te Franeker ie beleggen. het Hof Provinciaal op de Casteleny te Leeuwaarden te verfchynen. Op de Dagvaarding luidde het rond en weigerend antwoord dier gedaagde Heeren ; „ dat zy ten allen tyde gereed waren om w te gehoorzaamen aan de Orders van den „ Hove; dan, daar Gedeputeerde Staaten hadden kunnen goedvinden, op den ze- ven en twintigften deezer loopende „ Maand, door twee Staaten Deurwaarders „ ook aan hun te doen verklaaren, tegen hun Geweld te zullen gebruiken, konden „ zy zich niet veilig toevertrouwen in eene „ Plaats, opgepropt met Militie, ftaande „ onder de Orders van hunne verklaarde „ Vyanden, die het Geweld gedreigd heb„ ben, en dus de Juftitie wilden doen flaaperi; daarom waren zy niet in de „ mogelykheid, om ten bepaalden tyde te „ compareeren; ten zy zodanig door hun„ ne braave Medeburgeren geëscorteerd, „ dat zy in ftaat waren om allen Geweld, „ dat tegen hun zou worden ondernomen, s» te keer te gaan, waar toe zy 's Hofs na„ dere Orders en Patent zouden afwagten." In deezen toeftand hadt de Minderheid der Friefche Staatsleden, aan de eene zyde, een affchrikkenden fpiegel in de behandeling, den Gelderfchen met hun éénsdenkende Staatsmannen aangedaan, die toen reeds niet alleen de Staatsvergadering hadden moeten verhaten, maar zelfs hunne Provincie, Huizen en Goederen ten prooye geevende aan openbaar Krygsgeweld. ■ Aan den anderen kant vonden zy een trekkend  HISTORIE. 59 kend voorbeeld in het gedrag der Utrechtfche Staatsleden, die zich van de Amen- \ foortfche gefcheiden, en eene afzonderlyke Staatsvergadering aangelegd- hadden. • Althans zy beflooten een afzonderlyke Staatsvergadering tegen den zevenden van Herfstmaand, te beleggen; ten welken einde, op den derden dier Maand, de Volmagten A. H. van Knyff, A. J. C. de Bere, J. Roorda, A. Z. Attema, P. Breugeman, C L. van Bevma, E. F. V. Aylva, B. Feenstra, W. Hoogenburgh en R. van Kleffens , deeze Aanfchryving uitvaardigden. „ De ondergetekende Volmagten ten1 „ Landsdage overweegende, hoe dat de 1 „ Meerderheid der Volmagten van Griete- \ 9, nyen en Steden, by herhaaling, het' „ Reglement op de Regeering heeft over5, treeden, alzo de Conftitutie des Lands 9, verbrooken, en de Regten des Volks ge5, fchonden, en daar door ontwyfelbaar, 5, volgens het LIX Artykel van hst Re?, glement Reformatoir van den Jaare 5, mdccxlvih, vervallen is van hunne „ Commisfien, en 'er dus geene wettige „ Staatsvergadering kan gehouden worden, „ dan door zodanige Volmagten, dewelke „ zich aan het bovenftaande niet hebben fchuldig gemaakt, of althans , zonder eenige agterhoudenheid, genegen hebben s, getoond, of nog betoon en, om de be„ gaane Overtreedingen en ingefloopene „ Misbruiken, daadlyk te herftellen, en „ daar door de regtmaatig verbitterde Na ie w te voldoen, „ Zo LIIT. lOEK. I787. Jitfchry. ring ten lieu eu> Ie.  do VADERLANDSCHE LUI. BOEK. „ Zo is het, dat de Ondergetekenden, „ de Meerderheid der tegenwoordige wet„ tige Volmagten uitmaakende, door eene „ pretenfe Refolutie van den elfden Au„ gustus MDCcLxxxvii, zich in de vry„ heid van advyfeeren belemmerd, en om,, trent hunne perfoneele veiligheid, (zo „ wanneer zy zich binnen de muuren van „ Leeuwaarden begaven,) in gevaar ge„ bragt ziende, gezamenlyk zyn te raade „ geworden, en hebben beflooten, om by „ provifie de Vergadering van Volmagten „ en Gecommitteerde Staaten van Leeti-* ,, waarden te verleggen na Franeker, ge„ lyk zy doen by deezen, fommeerende „ diensvolgens alle hunne wettige Medevol„ magten, om zich op of vóór Donderdag „ den zesden September mdcclxxxvii, des 's morgens in het Huis der Acade„ mie, te vergaderen, ter beraaming van ,, zodanige middelen, als ter Herftellinge „ van de Conftitutie, van de gefchondene „ Volksregten, en dus tot best van Land „ en Kerk, dienftig zullen worden bevon,, den, met Declaratoir, dat aan alle die „ geenen, welken zich op voorfchreeven „ Tyd en Plaats zullen vervoegen, alle ,, hulp, veiligheid en adfiftentie zal wor„ den beweezen, het welk de Ondergete„ kenden, op hun woord van eer, beloq,, ven, terwyl tegen de abfent blyvende „ zal worden gedisponeerd en geageerd, zo „ als zal worden verftaan te behooren (*)." Geen (*) Verzat», by. de Chalmot I, D. bl. 6—8,  HISTORIE. tfi Geen twyfel valt 'er in 't minfte, of deeze te Franeker belegde Vergadering, werd door Party in een ongunftig, baatlyk en misdaadig daglicht gefteld, en, naa den ongelukkigen afloop voor de Patriottifche Party, fmaadlyk befchimpt (*). Dan vondt dezelve een bekwaamen en moedigen Verdeediger in één haarer Leden, C. L. van Beyma, die onder andere, op dit ftuk, zich in deezer voege laat hooren. „ De „ Volmagten, die getfagt hadden, de Mis„ bruiken te herftellen , het Reglement Reformatoir van mdccxlviii weder in „ trein te brengen, en dus aan hunnen „ Eed getrouw te zyn, werden te Leeu„ waarden met crimineele Vervolgingen ge„ dreigd. Het Regt van vry en onbelem„ merd op de doelen van hunne Commit„ tenten te fpreeken, het heiligde dat in eene Vergadering van Regenten behoort „ te zyn, werd geweldig, quafi onder „ fchyn van Juftitie, gefchonden. De „ Meerderheid, van welke zommigen mis„ fchien van het heilloos voorneemen, om „ de geheele Republiek te vernielen, en „ te verwoesten, niet geheel onkundig en „ afkeerig waren; de Meerderheid, zo „ yverig in het vertreeden der bezwoorene „ Conftitutie, en 's Lands Grondwetten, „ als hardnekkig in het weeren en onmo- „ geCO Men vindt deeze in het hier boven bl. 57. aangehaalde Werk, als mede doorgaans in de /VI Nederl. Jaarboeken, wanneer de Schryver, op die onderwerp komt. Liir. ' hoek. 1787. C.L.vAüt Beyma verdeedigt hen beleggen dier Vergaderin*ge-  62 VADERLANDSCHE Liir. boek. i i 5 ( c t Algemeen- ] heid van het Pa- 5 triotis- 5 1 „ gelyk maaken van alle Conftitutioneele 93 Middelen van Herftel, deeze Meerder» h-.d, door weinigen van het flegtfte 99 foort beftuurd, toonde in alles een op„ zet, om alle Volmagten, die nog voor „ de Conftitutie van mdccxlviii, durf„ den uitkomen, te vervolgen. Zy was, „ van dag tot dag, een ftap verder gegaan, „ en men hadt reden om van Lieden, die „ zich aan niets verbonden hielden, alles te „ wagten, wat Kwaadaartigheid en breidel„ looze Heerschzugt konden uitvinden. — „ Van hier de Verlegging der Vergade„ ring na Franeker, eene Vergadering, die „ door het geheele Volk byna werd erkend, „ de alleen wettige Staatsvergadering te , weezen, en tegen welken men zich van , de zyde der wetlooze Volmagten, niet , dan met geweld heeft zoeken te verzet, ten; een geweld, dat niets tegen de ver, eenigde magt van het Volk zou hebben , kunnen baaten, indien men niet, door , buitenlandfche Magt, de geheele Repu, bliek, ter liefde van één Perfoon, had , doen ruineeren." Voorts verdee- ligt de Heer van Beyma de Verklaaring, lat de overige Volmagten van hunne posen vervallen waren. Sterk is de uitdrukking des Heeren van Jeyma, „ dat het geheele Friefche Volk , byna de te Franeker belegde Vergade, ring erkende;" doch wordt dezelve eeni- ger- (*) Men zie dit alles in 't breeds in de Fertnt. wrding van C. L. van Beyma bl. 63—67.  HISTORIE. germaate gewettigd, door de moedige Vereeniging van bykans alle Gewapende Burgers in dit Gewest. Uitzonderingen maaken hier de Steden Leeuwaarden en Harlingen; doch ten aanziene van de eerstgemelde Hoofd- en Hofftad, valt aan te merken, dat de Patriottisch denkenden aldaar zich alömme door Krygsvolk omzet, en met het oog des naauwlten toevoorzigts bewaakt. vonden, buiten ftaat om eenige Vryheidszugt gevaarloos aan den dag te leggen. Harlingen was fchaars van Patriotten voorzien, en waren, deezen uitgezonderd, de Inwoonders dier Stad, gelyk dit Boek nader zal uitwyzen, over 't algemeen , fchoon eenigen moeds genoeg betoonden om het te willen affchudden, geneegen tot het draagen van het oude juk. Behalven deezen voerden de Friezen de taal der Verklaaringe van Officieren en Honoraire Leden der Vrycorpfen in dat Gewest ter Franeker Staatsvergadering ingeleeverd, die een hooger toon iloeg dan wy hoorden in het Adres der Patriotten (*> Zy fpreeken in deezer voege die Heeren aan. „ Offchoon wy, geduurende veele „ Jaaren, gezugt hebben onder de only„ delyke Overheerfching van eene Staats„ regeering, welke tot niets anders fcheen „ ingerigt te zyn, dan om de Vryheid, „ ons natuurlyk eigen, te verdrukken, „ geblykende uit eene reeks van Plakaaten, Re- {*) Zie hier boven, bl. 51. LHfc BOEK. I/87. mus ia Friesland, VetblaaJ rin$ der Officieren en Honoraire Leden der Friefche Vrycorpfen.  $4 VADERLANDSCHE lui. BOEK. I/S/- 1 1 3 3 3 3 3 s 9 5' I) "* 31 5! 3 3 3' 9! 31 3! 3! 9! „ Refolutien, Publicatien en wat dies meer is, die, in geftrengheid voor de Orders „ der willekeurigfte Heerschzugt niet be„ hoeven te wyken, en zelfs daar door „ aan het gevoel van een Vry Volk te „ ondraaglyker zyn, doordien zy altyd op„ gevuld waren met de fchoonfchynendfte „ woorden, en als of ze ftrekten tot nut „ en beveiliging der goede Ingezetenen, (, bleeven wy egter met het taaist geduld * uitzien na het gezegend oogenblik waar , op U Ed. Mog. door kragt van reden, , ftëunende op de Regtvaardigheid, en , onderileund door onze fmeekingen, die , Pligt en Eed verbreekende Regenten zou, den hebben overtuigd om tot hunnen , pligt weder te keeren, en om eene vre, delievende Natie by de billyke en be, zwoorene Wetten des Lands te bewaa, ren. En alhoewel de allerloflyklie poo, gingen van U Ed. Mog. ten dien einde , op de trotsheid dier Ontaarten niet van , dien gelukkigen uitflag geweest zyn, , mogen wy ons egter met U Ed. Mog. , verheugen en met blydfchap erkennen, , in de denkbeelden, welke wy van U , Ed. Mog. waare Vaderlandsliefde hebben , opgevat, niet bedroogen te zyn. 9, Wy zien de bereidvaardigheid van U , Ed. Mog., om, ondanks alle overmagt en hinderpaalen, ter onzer reddinge, zo, danige middelen in 't werk te Hellen, welke kragtig genoeg zyn, om,, onder Gods Zegen, onze Vyanden te doen buigen en ons te doen herkrygen die „ Voor-  HISTORIE. °5 Voorregten,welke ons, als een vry Volk, „ wettig toebehooren. „ Wy hebben ons, ten allen tyde, als „ ftille Ingezetenen gedraagen, niets liever wenfchende dan naar goede Orde te lee„ ven. Wy hebben onze wettige en bil„ lyke Regenten met liefde in alles ge„ tragt te onderfteunen, zo verre onze „ vermogens zulks toelieten, en daar wy „ nog met die zelfde gevoelens bezield „ zyn, zullen wy ons leeven nimmer ont„ zien, om U Ed. Mog. Burger- en Vry„ heidlievende poogingen, zo veel in ons is, te begunftigen. „ Wy verklaaren alle onze vóorige Be* „ loften te herinneren en door deezen te „ vernieuwen, en terwyl nu het tydftip „ daar is, dat wy moeten doen geblyken „ de getrouwheid aan onze wettige Over- heden. ,, Zo zweeren wy geene andere Over„ heden te erkennen dan U Ed. Mog., ,, die zich zo manmoedig, voor de belan„ gen van een getrapt en getergd Volk, in „ de bresfe hebben durven ftellen. „ Wy zweeren U Ed. Mog. Orders „ heilig te zullen opvolgen en makomen, die ons gegeeven worden tot Herftel „ onzer Regten en Vryheden* „ Wy zweeren elkander Trouw en nim9, mer uit elkander te zullen gaan voor en „ aleer wy de goede zaak hebben doen triampheeren, en deeze onze wettige „ Overheid in vrede en rust zullen zien „ regeeren. « XIX. Deel. E „ Wy Liir. boek; 1787.  66 VADERLANDSCHE LUI. boek. Brief van het Defenfieweezenvan Franekerma. ■ ■de Natie. i ) a 1 c I ï „ Wy zweeren U Ed. Mog. Perfoone» „ en Goederen in onze Protectie te nee« men, en al het ongemak, hun door het bevorderea van onze zaak overko„ mende, met hun te zullen deelen^ met ,, beloften en aanneeminge om niet te zul„ len rusten vóór dat alles vier dubbeld >, op de Bewerkers van het kwaad zal zyn „ herhaald en gewrooken (*)." Op dien zelfden of nog fterker toon wassen Brief geftemd van het Defenfieweezen der Stad Franeker aan de Natie ingerigt. Dezelve doorloopt het kortlings in Friesland /oorgevallene, zints de uitvaardiging der Placaaten van vyf en twintig September les voorleeden Jaars, die zy Bloedplacaaten ïoemen, waar door zich de Vrygebooren friezen, gelyk zy zich uitdrukten, „ tot , een vernederend ftilzwygen in hunne ei, gene zaak gedwongen zagen; en door , eene ergere dan Fenetiaanfcke Refolutie, , eene Refolutie waar van men vrugtloos i in die van eenen gevloekten Hertog van , Alea , en in die van een Godonteeren, den Bloedraad, een weergaa zoekt, tot , de volftrekte Slaaverny gedoemd." Zy beklaagen zich over de vrugdoos angewende poogingen, ter Herroepinge dier 'lacaaten, in 't werk gefield; hoe deeze & regterlyke Vervolging der aanzienlykfte iurgeren, die zich voor het herftel der /ryheid in de bresfe fielden, ten gevolge ladden; als mede over de behandeling deivier (*) Ferzam. i3 de Chalmot U bU 14  HISTORIE, ó> Vier Hoogleeraaren. Eén gepleegd geweld, ,, 't welk de Ingezetenen van Friesland, en „ de braave Burgery van Franeker, ten vol„ ften overtuigde van de noodzaaklykheid ,, om het Geweld manmoedig te keer te „ gaan, en de banden van Eensgezindheid „ onder eikanderen, nog naauwer, zo mo- gelyk, toe te haaien." Voorts preezen zy de Volksvertegenwoordigers, die zich 's Volks zaak aangetrokken, én de Staaten Vergadering na Franeker, als de zitplaats der Vryheid en Magt, te verleggen — na Franeker, „ bin„ nen zeer korten tyd, van een zo talryk „ Garnifoen voorzien, meer dan toereikend „ om de geheele Militaire Magt hunner 5> geweld dreigende Vyanden af te kee- ,, ren. Franeker," dus vaaren zy ten flotte voort, „ dat zich thans in een ge„ duchten ftaat van tegenweer bevondt, waar de Staatsvergadering dien morgen „ voor \ eerst in 't Huis der Academie gehouden was, en de Leden op het „ plegtigst waren heen geleid, beloofde „ zich van die Staatsvergadering de Her„ {telling der gefchondeiie Vryheid, eri het was 'er zo verre af dat eenige vree„ ze die Staatsleden of hun zou bekrui„ pen, dat al wat Wapens droeg en dé goede zaak was toegedaan, zich op de plegtigfte wyze verbonden en gezwoo„ ren hadt, niet uit elkander te zullen gaan, vóór zy deeze wettige Overheid) s, in rust en vrede zagen regeeren, en tot j, den laatften Man het leeven te zullen Es „ waa- LHL boek; 1787^  <*8 VADERLANDSCHE Lirr. BOEK. 1707. Publica. tie der Franeker Staatsleden , by < welke zy , de ande-' re S aats-: leden ; vervallen ■ verklaa- . ren.' „ waagen voor de bevordering en herfteï« liug van dat geene, waar voor hunne „ dappere Voorouders goed en bloed had„ den opgezet (*)," Van deeze Staatsvergadering en dit hun voorneemen gaven zy by eenen byzonderen Brieve kennis aan den Burger Krygsraad der Stad Harlingen, met verzoek dat deeze alles zouden aanwenden, ten einde de Regeering dier Stad Volmagten ter Franeker Staatsvergadering afvaardigde (f). De te Franeker vergaderde Staatsleden vaardigden onmiddelyk eene Publicatie uit van deezen veel beduidenden inhoud. , Alzo wy door veele Gecommitteerden , tot Volmagten van Landen en Steden, , die door overtreeding van door hun be, zwoorene Wetten en Reglementen, thans , van hunne Commisfien zyn vervallen, , in zo verre in onze Perfoonen zyn ver, volgd, dat wyonze Vergadering hebben , moeten verleggen na Franeker, zo ge, lasten en bevelen wy diensvolgens de , Raaden m den Hove Provinciaal en der, zeiver Ministers, alle hooge en Jaage , Magiftraatsperfoonen, den Procureur Ge, neraal, de Grietslieden en Gerechten ten , Plattenlande en Steden, 'sLands Fiscaal, , de Commifen en Opzienders van 's Lands , Middelen, alle Landfchaps en particu, here Ontvangers, de Collecteurs van de , Gemeene Middelen, de Leeraaren van „ de (*) Verzam. by de Chalmot I. D. bl. 16. (7.) Verzam. by m Chalmot I. D. bl. 19.  HISTORIE. 69 „ de Hervormde Kerk en andere in deeze 3, Provincie toegelaaten, gelyk mede de 3, Commandanten der Troepes, met hunne ,, onderhebbende Officieren, ter repartitie ,, van deeze Provincie itaande, en gene,, raallyk allen, die eenige Commisfien, ,, Ampten of Beneficiën bekleeden, nie33 mand uitgezonderd, geene andere Staats,, vergadering te erkennen en te refpectee,, ren, dan die welke te Franeker gehou3) den wordt, en de Orders van geene an,, dere te gehoorzaamen, by pcene, dat ,, tegen de Onwilligen van deeze onze welmeening zal worden gedisponeerd zo 3, als in goede Juftitie zal bevonden wor,, den te behooren (*)." Daar de Staatsleden te Franeker vergaderd, een zo zigtbaaren fteun vonden in de Wapenhandelende Genootfchappen, die der andere Partye zints lange tegen de borst waren, vondt deeze laatstgemelde goed, by eene breede Afkondiging, waar in het beloop des Burgerwapenhandels in Friesland, zints den Jaare ndcclxxxiii, opgehaald, en het daar omtrent toegeftaane, ingetrokken wordt. „ Dewyl zy," om de eigene woorden te bezigen, „ tot hun in,, nig leedweezen zedért eenigen tyd, reeds ,, hadden vernomen, dat, hoe zeer zy geen „ wantrouwen hadden op die Ingezetenen, ,, welke, fchoon de Gefchillen met de Kei,, zer waren vereffend, in de Exercitiën ,, volhardden, volkomen overtuigd zynde, dat C) Ferzam, by de Chalmoi i, d, bl. 21, E ó : lui. BOEK. Afkondiging der Staaten te Leeif zvacirden tegen de Burgerwapenhandel.  VADERLANDSCHE LUI. BOEK. 1787, 9 „ dat verre het grootfte gedeelte, uit zich „ zeiven, een volkomen vertrouwen op, en eerbied voor hunne wettige Regen„ ten hadden, eenige Perfoonen tot de „ Exercitie Genootfchappen behoorende, „ op allerhande wyzen hadden gezogt, „ hunne Medeleden van de eerfte oogmer„ ken en inrigtingen af te leiden, zich „ aan de voorwaarden der Exercitie ver„ gunning te onttrekken, en tegen hunne „ Overheden, en derzelver Bevelen en Or„ ders, in meerder of minder graad, te ver„ zetten, met» dat gevolg, dat eindelyk „ eenige Ingezetenen, door ondeifcheidene middelen zyn bewoogen om daaden te „ doen, geenzins oyereenkomftig hunnen „ Pligt, 't' geen nu zo verre gekomen „ was, dat zommige Hoofden van zulke „ Genootfchappen, en andere Perfoonen, » veele Leden hebben weeten te overree„ den en te vervoeren, om de bevelen „ van het Collegie onzer Gedeputeerden, „ in de uitvoeringe van 's Lands Wetten „ niet alleen te dwarsboomen; maar ook, ), 't geen ■ men in Friesland nimmer zou „ hebben kunnen verwagten, die uitvoe„ ringe gewapender hand tegen te gaan „ en te verhinderen, zoekende nu, naa „ die misdaad begaan te hebben, overal „ byftand van de Leden der Exercitie Ge„ noolfchappen, met dien uitflag, dat „ zommigen derzelven, met een kwaad op„ zet, en andere het gewigt der zaake , niet genoegzaam inziende, zich door , hoop op voordeel of wel uit vreeze van „ in  HISTORIE. 7< "„ in ongenade te vervallen van die gee„ nen, van welken zy hun beftaan heb-1 „ ben, laaten gebruiken om zich gewa„ pender hand op de publieke wegen te vertoonen, de Pasfage aldaar te belems, meren en onveilig te maaken (*). „ Zo is 't, dat Wy, hoe zeer wy zul- ke verregaande Excesfen, niet willen „ wyten aan de refpective Genootfchappen in 't algemeen, en veel minder aan het „ grootfte deel van derzelver byzondere j, Leden, en het by ons egter genoegzaam „ vast ftaat, dat de kwalykgezinden het „ allermeest daar op toeleggen, om hun,, ne oogmerken, door dezelve uit te voe99 ren, en zulks doende de Conftitutie „ deezer Provincie omverre te werpen, ,, en aan de goede Ingezetenen te benee„ men hunne Vryheid en Veiligheid, wel„ ke zy anderzins onder de Regeering van ,, hunne Hooge Overheid en Befcherming der Wetten, gewoon zyn ftil en gerust „ te genieten, goedgevonden en verftaan „ hebben, alle Reïblutien en Befluiten „ door Ons genomen, waar in eenige Le„ galifatie en Wettiging der Exercitie Ge„ nootfchappen en Vrycorpfen, of wat van dien aart en onder welke Benaamin„ gen ook, als van Vrywillige Schutteryen „ als anderzins, in deeze Provincie gevon„ den wordt, in te trekken en te vernïe- » ti- (*■) Hier haaien zy alleen het geval aan van a j, O. de Beeue met de Ammunitiemeester van Fries.' land, waar over wy vervolgens zullen lpreeken. E 4 lui. OEK» I787.  /2 VADERLANDSCHE Uil. BOEK 17%7> TegenpvergefteldePublicatie der Franeker Staatsieden. „ tigen met Ontbindinge van die Genoot. „ fchappen en Corpfen, en verbod aan „ dezelve, en de byzondere Leden daar „ van, om zich gewapend op de publieke „ wegen of ftraaten te vertoonen, veel „ minder om iemand daar eenig leed aan „ te doen, of zyne Vryheid te verhinde„ ren, onder bedreiging van als Overtree„ ders der Landswetten, geftraft te wor„ den," Ten ilot voegden zy 'er nevens, dat de Schutteryen, die van ouds in de Steden beftaan hadden, zouden blyven, en, by voorraad, op het oude getal gelaaten worden. Ook werd den Genootfchapsleden voor hun Geweer en Wapenen, die zy op s Lands Ammunitie Huis bragten, een Stuk Gelds ter vergoedinge aangeboden, Deeze Publicatie werd, binnen weinig dagen, tegengegaan door eene andere van de Staatsleden te Franeker, die in den aanvange de Uitvaardigers der evengemelde befchryft als „ zommige Lieden te Leew „ waarden byeenkomende, en zich den „ naam van Staaten van Friesland aanmaa„ tigende;" en verder de goede Ingezetenen waarfchuwende, „ om zich met alles „ wat op naam van gemelde Lieden prje„ tenfelyk geboden of verboden wordt, op „ geenerlei wyze te bemoeijen; ten einde „ niet in ongelegenheid te geraaken. . „ Voorts wilden zy, by deezen, de goede „ Ingezetenen gewaarfchuwd hebben, dat „ het genoemde Stuk was opgevuld met „ eene menigte verdichtzelen, onwsarhe- „ den  HISTORIE. 73 ,, den en laster zo ten aanzien van de ret, denen, die men voorwendde, dat de „ Staaten tot het aanmoedigen van den „ Wapenhandel zouden hebben bewoogen, „ als ook omtrent de redenen, die 'er zous, den weezen tot het ontbinden en ver„ nietigen van gemelde Genootfchappen. „ Weshalven zy, in tegenoverftelling alle Ingezetenen deezer Provincie, wil„ den aangemoedigd hebben, om in den den loflyken Wapenhandel, -zich met „ yver by aanvang bekwaam te maak-en, „ of by voortgang te volharden, als zyn„ de de eenigfte en zekerfte waarborg te„ gen alle buiten- en binnenlandfche Over„ heerfching, en tevens het voornaamfte ;, middel, waar door in het toekomende 33. voor de goéde Ingezetenen eene vermin„ dering kon worden te wege gebragt in ,, de zo drukkende Belasting van Hoofd„ en Schoorfteengeld, en andere Middelen ,, tot de vyf ffecien behoorende, zonder „ vermindering in de Quota naauwlyks toe,, reikende, om de Militie te betaalen, of„ fchoon zy ook weinig minder dan Twaalf Tonnen Gouds, en dus byna twee vyfde ,, gedeelte van alle de Inkomften den Lan„ de opbrengen." Zy namen diensvolgens alle Gewapende Genootfchappen in Friesland thans beftaande, en die, vervolgens opgerigt wordende, zich aan hun vervoegden, in hunne byzondere Befcherming, Eiet . belofte van dezelve tegen allen geweld fchadeloos te zullen houden. E 5 Uit- LIII. BOEK. 1787.  74 VADERLANDSCHE LUI. Boe k. Aanf teyving deezer Staa ten aan de Ontvangersvan Lands (Jelderu Vaardigen Drieven af aan de BondgePQoten. Uitblyven kon het niet, dat zy, in gemelder voege, zich als 'sLands ëénige Staa-= ten aanmerkende, de Ontvangers en Collecteurs der Lands Lasten en Middelen, zo, algemeene als byzondere, aanfehreeven om geene Penningen te vervoeren na Leeuwaarden; maar die onder zich te houden, tot dat zy daar in nader zouden hebben voorzien; of, indien zy 'sLands Geld onder zich niet veilig oordeelden, 't zelve, ter gen behoorelyk Blyk, te bezorgen aan het Stads Comptoir te Franeker, of aan zodanig ander Perfoon en Ontvanger, als zy, by mangel van Gehoorzaamheid der Provinciale Ontvangeren, daar toe zouden hebben aangefteld. —*— Onder bedreiging, dat de zodanigen, die, ondanks deeze Aanfchryving, 's Lands Penningen na Leeur waarden zouden gezonden of gebragt hebben , die zouden moeten betaalen by parate Executie. De Friefche Staatsleden te Franeker deeden van hunne Vergadering de weete by Brieven aan de Hooge Bondgenooten, welks inhoud wy moeten mededeelen; dewyl zy zich op denzelven beroepen in den Brieve jan hun Hoog Mogenden. ,, Is het," dus fchreeven zy, ,, is het eene zekere en onbetwistbaars waarheid, dat de Re„ genten, vooral in eene Republiek, de „ Vertegenwoordigers zyn van een Vry „ Volk, dat zy alles doen in naam van 't „ zelve, en dat zy deszelfs onvervreemd„ baare Regten op alle mogelyke wyzen, moeten bewaaren — verwonderlyk, oti- he.  HISTORIE. 75 s, begrypelyk moeten dan zeker aan U Ed. Mog. zyn voorgekomen, de gedraagin„ gen van de Meerderheid der toeii fun„ geerende Staatsleden in deeze Provincie. „ Om toch U Ed. Mog. met geene lange reeks van voorbeelden, als dezelve overbekend, bezig te houden, gelie„ ven U Ed. Mog. zich alleen te herin* „ neren, hoe men op den vyf en twintig9, ften September van het afgeloopen Jaar, heeft ondernomen, op eene nooit gehoorde wyze, de deur voor de billyke „ Reprefentatien van 's Lands klaagende „ Ingezetenen toe te muuren, en de wet„ tige en eerbiedige Volksitem te fmoo„ ren; terwyl men tot hier toe geen het „ minlte gehoor heeft wiilen geeven aan „ de ernftigite en nadruklykfte Vertoo,, gen, door veelen onzer, ten zelfden „ tyde, gedaan, om, op eene Conftitutio,, neele wyze, de menigvuldige misbrui„ ken in de Conftitutie en overtreedingen „ der fundamenteele Wetten, te herftellen, ?, en alzo het Volk de redenen tot klaa„ gen te beneemen. ,, In tegendeel, Ed. Mog. Heeren! wel verre dat deeze en andere onzer wel„ meenende poogingen hebben kunnen baaten; wel verre dat Rede, dat Billyk„ heid, dat Natuur- of Burgerregt, de zugt „ om wet- en bandeloos te heerfchen, hebv ben kunnen bepaalen of beteugelen; heeft het ganfche1 Volk, hebben Wy 3, moeten zien, dat de gewapende Militaire » aim, LUI. BOEK»' 1787.  ?6 VADERLANDSCHE LUI. BOEK. 1787. ,, arm, om welke te ondei houden de goe„ de Ingezetenen, en vooral de Landman, „ ten kosten van zyn zweet en bloed, de „ zwaarfte Belastingen moeten opbrengen, „ gebruikt wierd om onze Nabuuren en ,, Bondgenooten van Hattem en Elburg, „ die geregeld en pligtmaatig voor .hunne „ onvervreemdbaare Regten waakten, on„ der het geweld te doen bukken, en naa ,, zulks hunne goederen firafloos te plun„ deren en te ontrooven. „ Onder dit alles Ed. Mog. Heeren! „ wie kan het zich verbeelden, hieldt zich „ de Natie, hoe zeer overkropt van.aan„ doeningen, het menfchelyk hart eigen, „ gelaaten en ftiL Zy hieldt al evenwel „ het oog gevestigd op zommigen hunner „ Regenten, welke zy volkomen vertrouw„ de; zy hoopte, zy vleide zich; wy hoop„ ten en vleiden ons met haar, dat eens „ eindelyk de Heerschzugt voor de billyke „ Vertoogen, voor de infpraak van het onfeilbaar Geweeten zwigten zoude. „ Maar, neen, Ed. Mog. Heeren! te veri, geefsch waren alle die ftreelende voor„ uitzigten, het eene gewelddaadig en Volk ,, tergend befiuit volgde het andere al fpoe, dig op, tot dat men eindelyk zich zo , verre vergeeten heeft, om ook de mees, ten dier Regenten, die het volkomen , vertrouwen van de Natie verworven had,., den, de vryheid om hunne Gevoelens „ ten Landsdage te zeggen, te beneemen, „ en door gezogte Crimineele Vervolgin-  HISTORIE. 77 5, gen, hunne perfoneele Veiligheid bin„ nen de muuren van Leeuwaarden in ge„ vaar te brengen. En hun en het Volk „ was dus het regt van fpreeken zelfs ont„ weidigd; men belette haar, om aldaar „ aan den Last van ha-are Committenten, „ en aan hunnen Eed te voldoen. „ Ter zaake dan van het by herhaaling „ overtreeden van het Reglement op de Regeering, 't verbreeken gevolglyk van 'sLands Conftitutie, en 't fchenden van de Regten„ des Volks, de toenmaalige Meerderheid by ons, zonder eenige „ twyfel, volgens het LXIX Art. van s, het Reglement Reformatoir van den Jaare mdccxlviii , ipfofacto, van haa„ re Commisfien vervallen befchouwd „ wordende, en wy tevens van oordeel „ zynde, dat 'er geene wettige Staatsver„ gadering kan gehouden worden, dan door „ zodanige Volmagten, dewelke zich aan het bovenftaande niet hebben fchuldig „ gemaakt, of althans zonder eenige ag„ terhoudenheid genegen getoond hebben, 9, of nog betoonen, om de begaane Over„ treedingen en ingefioopene Misbruiken „ daadlyk te herltellen en daar door de ,, regtmaatig verbitterde Natie te voldoen; 5, zo zyn wy uit .hoofde van de perfonee„ le veiligheid bewoogen en te raade ge9V worden om de Staatsvergadering van „ Leeuwaarden na Franeker te, verleggen, „ en wy verwagten dat U Ed. Mog. gee„. ne zwaarigheid zullen maaken om gee„ ne andere dan deeze onze Vergadering „ te lui. boek.  f8 VADERLANDSCHE* tui. Boek, 1787. Aan hui Hoog Mogenden. Aan der Stadhouder» „ te houden voor de wettige Stratsverga„ dering van Friesland (*)." Een Brief van gelyken inhoud vaardigden deeze -Staatsleden aan de Algemeene 1 Staaten af, met de betuigde verwagting dat hun Hoog Mogenden, in 't vervolg, Brieven en andere Boodfehappen aan de Staaten van Friesland behoorende, aan hun te Franeker zouden doen toekomen, en in geen opzigt eenige andere Staatsvergade-, ring in Friesland erkennen-. In hun fchryven aan den Stadhouder weezen de Friefche Staatsleden te Franeker vergaderd, op een daar in gefiooten Affchrift der Uitfchryvinge die Verplaatzing betreffende (f) : dan voegden 'er by ; „ Wy verwagten dat U Hoogheid zich „ voortaan ftipüyk zal gedraagen naar de „ Orders door ons gegeeven wordende, „ en geene andere als door de Staaten „ van Friesland gegeeven refpecteeren, by „ poene van onze nadere dispolitie. Ter„ wyl wy U Hoogheid by deezen belas„ ten om aan de Troepes, ter repartitie „ van onze Provincie ftaande, geene Or„ ders te geeven om zich te bemoeijen met „ Gefchillen tusfchen Burgers en Burgers, „ of Regenten en Burgers, en, -zo die „ gegeeven mogten zyn, dan daadlyk in „ te trekken, gelyk wy ook aan de Cora„ mandanten der Regimenten, te onzer „ Betaalinge ftaande, hebben aangefchree- „ venjj (*) Verzam. by de Chalmot I. D. bl. 124. (t) Zie hier boven bl. 74.  HISTORIE. 7? v, ven, om zulke reeds gegeeven Orders niet te gehoorzaamen, by pcene van on„ ze hoogfte verontwaardiging en directe afneeming hunner Soldyem „ Wy willen, fchoon ongehouden, U „ Hoogh. wel betuigen, dat wy voor al „ tot deeze Orders zyn overgehaald door eene volkomcne bewustheid, dat de Reg„ ten en Vryheden des Volks, alhier in „ veele opzigten zyn gefchonden en over„ treeden, als dat hetzelve, als de waare „ Oppermagt hebbende, alleen geregtigd „ is, om zulke begaane misdaaden teitraf,, fen, of te vergeeven, en tegen het toe„ komende voorziening te doen." Geenzins was het te wagten, dat de hoop der Staatsleden te Franeker vergaderd, ten Hotte 'er by gevoegd, „ dat zy„ ne Hoogheid met hunne denkbeelden zou „ infiemmen," vervuld zou worden. Wy vinden geene beantwoording van de afgezondene Brieven; deels althans toe te fchryven aan de weinige dagen, die 'er"naa den achtften van Herfstmaand, den dag der af> zendinge, verliepen, toen in Friesland, gelyk ook elders, alles omwentelde. De Staats* befluiten te deezer weinig dagen duurende Staatsvergadering genomen, waren geheel in den vorm der gewoone Friefche Staatsvergaderinge gegooten (*) i de voornaamfte hebben (*) Men vindt dezelve geheel en al zodanig «pgegeeven in het meergemelde X. Deel van het Beroerd Nederland van bl. i'id—199. De vei» Aaaste Verlaating der Vergaderplaats was oorzaak van il O E K« 178/* De Brieven blyven onbeantwoord»  Sa VADERLANDSCHE LI II. BOEK, 17^. Deeze Staatsleden ttel len het Regiment vat Plet- tenberg buiten dienst. ben wy geboekt, en andere zullen wy welhaast in volle werking zien by het vermelden van derzelver in 't werkltelling. Dan kunnen wy niet voorby hier nog byzonder te gewaagen van een en ander .Befiuit deezer Vergaderinge, anders niet in den loop der Verrigtingen vallende, eene Publicatie, het Krygsvolk onder Plet1 tenberg betreffende, waar omtrent die Staatsleden zich in deezer voege laaten hooren; „ Te onzer kennisfe gekomen zyn„ de, dat ons Regiment Infanterie, geleid „ wordende door den Collonel D. A. van „ Plettenberg zich by herhaaling heeft „ fchuldig gemaakt aan de gruwelykfte „ Plunderingen en Gewelddaadigheden op „ de goede Ingezetenen van Gelderland, „ waar door veele Menfchen tot den be„ delzak gebragt en veelen door de ont„ menschte behandeling in hunne Perfoo„ nen ongelukkig geworden zyn, zonder ,, dat by den Territoriaalen Souverain daar „ tegen eenige Straffe is uitgeoefend. Zo „ is het dat wy, daar omtrent niet onver„ fchillig kunnende zyn, en vreezende dat „ dit Regiment, dat alle Militaire Disci„ pline verzaakt, ten eenigen tyde zich „ na deeze Provincie, buiten onze kennis „ begeeve, om hier, hoe zeer onder den „ fchyn van Vriendfchap inkomende, de„ zelve Gruwelen en Plunderingen op on- „ ze van de agterlaating deezer Papieren, van welke de Vervaardiger van dit Deel diens Werks zich , ntag allen fchyn, bediend heeft.  HISTORIE. 81 ze meer dan de Gelderfche begoedigde „ Ingezetenen te pleegen, en zich alzo met derzelver goederen te verryken, noodig geoordeeld hebben daar in te „ voorzien, en dienvolgens bekend te maa- ken : Dat wy, om voorgemelde re- denen, het Regiment Infanterie van den „ Collonel van Plettenberg, by dee- zen casfeereh, uit onzen Dienst ontflaan „ en buiten Soldy ftellen, houdende het„ zelve, naa Publicatie deezes, niet meer „ voor een Regiment in Dienst van den Staat deezer Provincie; verbiedende het „ zelve Volk, om zich verder als Mili„ tairen te doen of te laaten gebruiken; „ en gelastende voorts zo Gewapende als „ Ongewapende Ingezetenen van deeze „ Provincie, om, ingevalle't zelve Volk, „ als een Regiment, of Bataillon, of Com„ pagnie, of Detachement, zich binnen „ deeze Provincie mogt begeeven, het9, zelve als Vyand te befchouwen, aan te „ vallen en te ontwapenen, en de Gevan- genen alhier na Franeker op te brengen; belooveude by deezen, in zulken geval- le, voor ieder derzelven, die alhier wordt „ opgebragt een premie van dertig Caroli „ Guldens, aanftonds by ons te Franeker „ te ontvangen." Van dit Staatsbe» fluit zonden zy een Affchrift aan den Capitein Generaal; ten einde zyne Hoogheid zich daar volgens kon gedraagen, en voortaan dit Regiment niet meer als Militairen gebruiken, of laaten gebruiken (*). Ze- (*) Verzam. by de Chalmot UI, D. 30. XIX. Deel. F LHL boek. 1787.  82 VADERLANDSCHE LUI. doek, 1787 Hun aan fchryven aan de Militairen in Friesland Publicatie te hunner Verdeediginge. Zekerheid begeerende te hebben van het Krygsvolk in Friesland gelegerd, ichreeven de Staatsleden te Franeker aan de Hoofdofficieren om terftond Officieren, Onderofficieren en gemeene Militairen, hoofd voor hoofd te doen afvraagen, of zy gezind en genegen waren, zich te gedraagen naar de Orders, hun van wegen de Staaten te Franeker, of door hun Gevolmagtigden, toegezonden, met uitfluiting van alle Vergaderingen, die zich den Naam van Staaten van Friesland mogten aanmaati- gen? Hier op fchreeven zy uiterlyk op morgen, (den vyftienden van Herfstmaand,) in hunne Vergadering te Franeker, Antwoord te moeten ontvangen, ten fiot betuigende, „ dat zy, indien zy 't niet, of „ onvoldoenend;, ontvingen,'genoodzaakt „ zouden weezen Hun en hunne onderheb„ bende Manfchap, als Vyanden van het „ Vaderland, te moeten befchouwen en be„ handelen (*_)." Ten zelfden dage vaardigden zy nog eene Publicatie te hunner Verdeediging uit, waar in zy zich in deezer voege laaten hooren; „ Dat in hunne Vergadering voor., gedraagen was, hoe zommige kwaadwil„ lige menfchen zich niet ontzagen om by „ min doorzigtigen het Patrioiismus, dat „ niets anders is dan waare Liefde voor „ Vryheid en Vaderland, te doen voorko„ men, als gefchikt om onlusten te ver„ wekken, den Godsdienst, zo als dezelve » in de Publieke Kerken deezer Landen » geCO Krzam. by de Chalmot III. D< bl. 29.  HiSTORIË. 83 9) geleeraard wordt,te ondermynen,en alzo dit gezegend Land ongelukkig te maa- ken. Ter wegneeming en verdere voorkoming van deeze en foortgelyke eerlooze en gezogte verdenkingen, alleen gefchikt om dat geen te bewerken, „ waar van men anderen zogt verdagt te maaken, en daar door zyne eigene groot„ heid, ten kosten van de Regten en Pri„ vilegien der algemeene Ingezetenen, en „ dus van Vryheid en Vaderland, te vesti„ gen, hadden zy goedgevonden bekend te „ maaken, ten, einde elk, zo veel moge„ lyk, voor alle misleiding te hoeden, en „ hunne waare denkbeelden aan den dag „ te leggen; ,, Dat zy het Patriotismus, of de waare „ Liefde voor de Vryheid en het Vaderland fteeds blyvende aankleeven, dienshalven, zo veel in hun was, zouden „ zorgen, dat noch de Republiek, noch j, de Provincie, noch eenig Lid derzelve , „ noch eenig Ingezeten, eenige de minfte „ bekorting of nadeel aan zyn Perfoon, t, Lichaam, Regten, of Goed wierd toe„ gebragt. „ Terwyl zy verklaarden, dat aan het „ voorfchreevene thans zeer veel haaperde, „ en teffcns hadden goedgevonden, om, „ zonder in eenige, byzonderheden te treeden, alleen het volgende tot bewys daar „ van by te brengen. Dat, van tyd „ tot tyd, door de Meerderheid van Vol„ magten ten Landsdage, die de Staaten „ des Lands, en alzo de hoogfte VergaFa „ le- LIIL BOEK. 1787,  04 VADERLANDSCHE fciü. BOEK. 17S7. „ dering uitmaakten, ftrydig gehandeld „ was met den Last, dien zy van hun„ ne Lastgeevers en Principaalen orrtvan„ gen, en met de Wetten, welke zy by „ Eede beloofd hadden, itiptlyk na te ko„ men. „ Deeze Overtreedingen van de Grond„ wetten des Lands, door de hoogde Wet,, geevende en Uitvoerende Magt beide be, gaan, waren het, die noodwendig alles , op losfe fchroeven moesten ftellen, en , dus de Regten des Volks doen wanke, len, en welke te herftellen, en voor , het vervolg voor te komen, fteeds hun, ne bedoeling, nevens die van alle waa, re Vaderlanders zou zyn. „ Uit deezen hoofde billykten zy al, zins en agten rcgtmaatig de Klagten en , Bezwaaren,' by zo veele Ingezetenen, , over 't algemeen Beftuur van zaaken, , in Friesland opgekomen, dat zy nie, mand, dan het Wettig opgeroepen Volk , geregtigd oordeelden om begaane Mis- , daaden te vergeeven. Dat ook dat , Volk geregtigd was om te bcpaalen, , naar welke Voorfchriften en Wetten het , ten Algemeene Landsdage vertegenwoor- , digd en geregeerd wilde worden. . , Dat insgelyks de Ingezetenen van ieder , byzonder Diftrict van de Provincie al, leen bevoegd waren om hun Huishou- delyk Beftuur te regelen. Dat, , derhalven, aan de Burgeryen in de Steden, ieder in den haaren, alleen het Regt toekwam om Regeerings Regle- „ men-  HISTORIE. 85 ^, menten te maaken, waar volgens zy ge„ regeerd wilden worden, en dus mede „ om over de Electie van Magiftraats Per£ foonen te befchikken naar welgevallen; ,, fchoon ook op deeze Regten der Bur„ geren zeer veele Inbreuken waren ge„ maakt, en men het welligt aan foortge„ lyke Misbruiken hadt toe te fchryven, „ dat de Ampten veelal, ten nadeele der „ eigene Burgeren, aan Vreemden en Bui- tenlanderen gegeeven wierden, of wel „ aan Naastbe (taanden der Regeeringsle„ den, die zomtyds dan een gedeelte der lnkomften, op eene onverantwoordelyke „ wyze, na zich namen. „ Dat zy alzins zouden tragten te han„ delen naar die Bepaalingen, tot welke „ zy, als Regenten, verpligt waren; doch „ 'tevens gereed waren om mede te wer„ ken, dat de geheele Regeeringsvorm van „ Friesland door de daar toe geregtigden „ werd naagezien, en op eene geregel„ de wyze veranderd, verbeterd en be„ paald. Dat dus de byzondere Diftricten van „ deeze Provincie, zo Grietenyen als Ste„ den, by derzelver. Regten en Privile- „ gien werden herfteld en bewaard. • „ Dat ook ieder Ingezeten afzonderlyk by „ zyn verkreegen Regt en Eigendom wor„ de bewaard en gehandhaafd; op dat dus „ doende, de Rust, ({leunende op de „ overtuiging dat een ieder by het zyne „ befchermd en alzo het belang van het „ lieve Vaderland en der goede IngezetsF 3 „ nen, lui. BOEK. I787.  86 VADERLANDSCHE LUI. BOEK. I7Z7. De Staatsleden te Leeuwaardengeeven kennis aan hun Hoog Mog. van het gedrag der andere. „ nen van dien bevorderd worde,) zich „ alhier vestigen mogt. „ Voorts wilden zy allen Ingezetenen „ vermaand hebben, om met hun mede te „ werken, dat dit Land fpoedig door de „ Militie ontruimd wierd, en dat alle Lands „ Ingezetenen werd gegeeven de volkome„ ne vryheid, om, zonder vrees voor Ge„ weid, Plundering en Verwoesting, die „ helaas! door de Militie op andere Plaat„ zen gedaan, hun ten baak verftrekten, „ vryelyk niet alleen aan hun hunne be„ zwaaren in te brengen; maar ook voor- al, dat op die wyze, het Volk wierd „ opgeroepen, om de Regeering des Lands op zulk een vasten en géregelden voet „ te bepaalen, dat alle vrees voor over„ treeding en verkorting van de Regten „ des Volks eens voor al ophielde." _ Geheel was die Franeker Staatsvergadering in bedryven het evenbeeld van die wy binnen Utrecht tegen de Staatsleden te Amersfoort zamenkomende, ten deezen Jaare , zagen houden. Een geweldigen fchok moest die belegde en dus door de Volksparty gerugfteunde, en alle deelen der Oppermagt uitoefenende Vergadering geeven aan de Staatsleden van Friesland te Leeuwaarden , die, in den aanvange van Herfstmaand, eene Waarfchuwing tot GerustftelHng der Ingezetenen uitgegeeven, en tegen de bedryven hunner Partye op 't fterkst uitgevaaren hadden (*). Onverwyld gaven (*) Verzam. by rre Chalmot I. D. bl. u  HISTORIE. 87 ven zy deswegen, by eenen Brieve, hun Hoog Mog. kennis, opnaaiende wat 'er 1 jongstleden in dat Gewest hier toe betrekkelyk, gebeurd was; in 't byzonder vermeldende, hoe zy, ten behoud der Stad Harlingen en de daar liggende Krygsbezetting, zich bediend hadden van de Magazynen, het Gefchut en Ammunitie van Oorlog, by het Collegie ter Admiraliteit in gemelde Stad, en zich daar van in beheering te1 ftellen; „ten einde," gelyk zy fchryven, „ de Stad en derzelver braave „ Burgery, het Collegie ter Admiraliteit en „ het aldaar liggend Garnifoen, niet wierd „ overgelaaten aan de willekeurige Bedry- „ ven eener opgeruide menigte." Op welk bedryf zy de goedkeuring van hun Hoog Mog. en verdere volmagt ten zelfden einde verzogten. In deezen zelfden Brieve gaven zy berigt van de te Franeker aangelegde Staatsvergadering , met bylaage van de Stukken daar ingeleeverd, als mede van de Afkondiging daar uitgevaardigd, Stukken door ons op de voorgaande Bladzyden geboekt. Ten flot fchryvende; „ Wy behoeven U „ Hoog Mog. de buitenfpoorigheid dier „ daad en de nulliteit daar van niet onder „ 't oog te brengen: dewyl dezelve het „ wederregtlyke en inconftitutioneele van „ zelve medebrengt; en derhalven de Ju„ ftitie ook reeds daar omtrent niet onle- „ dig is." Al het verzogte werd tot de gewoone Staatscommisfien verweezen, en, wat de Staatsvergadering te Franeket F 4 be liii« JOEKi I787.  83 VADERLANDSCHE LUI. BOEK. T787. Franeker van Kruid voorZien, 1 ( \ 2 ^ l \ \ fc x h s ii z ff V Meer Kruidsen q Gefchuts daar bin- fc 11 en ge- V voerd. V V B n betrof, geen byzonder befiuit, maar enkel fis eene Bekendmaaking, hoedanig het ook inkwam, aangenomen (*). Middelerwyl hadt men in Franeker het geen ter Verdeediging kon dienen, bezorgd. Was, in een voorgaand geval, hun het toegezondene Kruid niet ter hand gekomen; naar te Harlingen aangehouden, thans flaagle zulks beter, ondanks het Verbod van Gedeputeerde Staaten. Op den twintigften an Oogstmaand wist men omtrent tien duiend Ponden Buskruid en verderen Krygsoorraad van de Zeedyk ter plaatze Dyksoek genaamd, uit Holland gezonden, in den roegen morgen, onder dekking van gerapende Boeren, af te.' haaien, en veilig ;r Stede in te brengen. Men wil, en 't indt geloof, dat men, deeze fchat binnen ebbende, met de voorzorg der Friefche taaten den fpot dreef, zeggende dat 'er 1 dien nagt Kruid geregend was, en wel 3 diep onder den grond, dat alle Commi:n en Opzigters met elkander niet in ftaat 'aren om het te vinden. Nog meer werd 'er verwagt en daagde ok, drie dagen laater, op. Tyding kryende dat by Dykshoek een Schip met Krygsoorraad, uit Holland gezonden, voor de ral lag, vaardigde men eenige gewapende rrywilligers af om het veilig binnen te □eren. Voor verraad of tegenftand des .rygsvolks bedugt, liet men het hier op iet aankomen; maar verzogt van de na- buu- (*) Refol. Gen. 11 Sept. 178/.  HISTORIE. 8m, ten opzigte van de Stad Harlingen egen alle verrasfmg, de uiterfte omzigtigleid te werk te ftellen. Gecommitteerden net den Heere Ardesch en den Collonel Vyma, hier op geraadpleegd hebbende, efloot men de Wagten te verdubbelen, en e Ronden fterk te laaten gaan. Het traage.en gedeeltlyke treeden der Legeering in het plan des Krygsraads, de door-.  HISTORIE. 109 doorgezette Ontfchuttering van die Burgers, welke niet in 's Krygsraads maatregelen wilden deelen, gevolgd van het aanneemen van nieuwe Schatters, in plaats der uitgevallenen, wekte vrees voor tegenwerking, en deedt het vermoeden, dat in d^n Raad een vootfiag zou kunnen gedaan worden om eenige Bevelhebbers, en bovenal die van de Commisfie waren, uit den Schutterlyken dienst te ontflaan, gereeden ingang vinden, ja, als iets daadlyk beftaande:, aan te neemen. Om voor te komen dat niets zodanigs een daadlyk beftaan kreeg, gelastte de Krygsraad die vier Heeren Gecommitteerden, benevens nog drie daar by benoemde Bevelhebbers, naamlyk Toussaint, van der. Sluis en Wassenaar , om zich met den Krygscommandant Ardesch, die 'er zich wilvaardig toe aanboodt, na de Vergadering der Magiftraat te begeeven, onmiddelyk naa dat dezelve zou vergaderd weezen. Zy hadden in last den nood der Stad met de leevendigfte verwen te maaien, en te verzoeken, dat de Bevelhebbers gevolmagtigd mogten worden om dien eigen avond en voortaan 's avonds ten acht uuren de Poorten te doen fiuiten, naa dat zulks vóóraf door trommelflag zou weezen bekend gemaakt; als mede om de Bruggen 'snagts te doen opneemen. Aan de Batteryen op het Bolwerk hadt men intusfchen met zo veel yvers gearbeid , dat men dien avond nog eenige Stukken daar dagt geplaatst en in gereedheid te hebben. Een ontzettend berigt, dat men ee- LIII. boek.' I787. op het verfterken der Siad. Werkzaamheden ten dien einde.  iro VADERLANDSCHE lui. BOEK. i?27. De FranekerStaatsleden fchryven aan de Regeering te Jaarlingen. eenige Stukken vernageld hadt, en onde? die de twee ligtfte, in deezen voor de Stad van het meeste belang. Hoe, wanneer, door wie dit gefchied ware is geheel duister; dan zaaks genoeg om de Vervaardigers der Verdeediginge te ontrusten, dit breed uit te meeten, en 'er uit op te maaken dat men, zo wel voor Verraad van binnen als voor Geweld van buiten, te duchten, en alle mogelyke voorzorgen te neemen hadt. Deeze werd gedraagen door de nu gezuiverde Schuttery, en het gedienftig Krygsvolk, dat de noodige Batteryen aangelegd en het Stadsgefchut op de Wallen gebragt hadt. Onbekend bleef te Franeker geenzins wat 'er te Harlingen omging, en gaven de Staatsleden daar vergaderd, hun misnoegen te kennen by het fchryven van den volgenden Brieve aan de Regeering te dier Stede. „ Het was tot onze verwonderinge „ en fmert, dat wy, in onze Vergadering „ wierden geïnformeerd, dat de Militie, „ ftaande te onzer Repartitie, en in U Ed, „ Stad zich bevindende, vereenigd met „ eenige onrustige Burgers, zich zo verre „ emancipeerde, dat de Authoriteit van „ U Ed. merklyk fcheen te worden ge„ dreigd, en dat ook de Magazynen van ,; het Collegie ter Admiraliteit, in uwe „ Stad refideerende, reeds waren gevifi„ teerd en de Sleutels aan derzelver Be- ,, waarders afgeperst. Wy kunnen „ niet anders dan ten hoogften gevoelig * zyn aan dit gebeurde, en hetzelve als „ daa-  HISTORIE. ui ,, daaden van Geweld en Kleinagting voor U Ed. Regeering befchouwen. En daar „ 'er ons ten hoogden aan gelegen ligt, „ de Juftitie en de Regeering te mainti„ neeren, zo gelasten wy U Ed. om den „ Commandant der Troepes voor zich te „ ontbieden, denzelven ernftig voor te „ houden zyne Belofte onder Eede gedaan, ,, en van hem te eifchen, dat hy zich ver„ klaare , of hy genegen is U Ed. in derzelver wettige Regeering te maintineeren, en geene Orders te executee„ ren, dan die van U Ed. of met U Ed. „ communicatie gegeeven zyn; en hem te „ ordonneeren om oogenbliklyk alles het „ geen uit de Magazynen der Generaliteit „ is ontvreemd, in den besten ftaat, in de- zelve te rug te brengen. En zo U „ Ed. daar op geene voldoende Verklaa„ ring erlangt, of anderzins voor de main5, tenu van derzelver Authoriteit, zich „ meerder vrees opdoet, zullen Ü Ed. „ ons daar van informeeren, op dat wy „ zodanige middelen kunnen employeeren, ,, als tot bewaaring der wettige Regeering „ noodig zullen weezen." Wat over deezen Brieve by de Harlinger Regeering voorviel, is ons onbekend. Wel mogen wy gisfen, dat de Patriottisch onder hun denkenden, in den toenmaaligen ftand der dingen, zonder eenigen fteun van de met hun eens gevoelende Burgers, overmand door de Krygsraad met de Bezetting zamenfpannende, de moed geheel ontzonk. Grootfpraak egter was het in dee- LIII. BOEK. 1787. Men krygc 'et Kruid uic Engeland  tis VADERLANDSCHE Lm. BOEK. 1787. i ( < 1 ( i 1 I Schryven aan hun t H. Mog. wegens ' hec ope- < nen van ^ 's Lands , Tuighuis j ] deezen Brieve niet, dat men uit 'sLandö Magazyn zich meester gemaakt hadt van zes en dertig, vier en twintig en twaalf' Ponders met de daar toe behoorende Krygsbehoeften van Kogels en Druiven: dewyl het Stads Gefchut, en in menigte, en in zwaarte te kort fchoot om de Wallen naar behooren te verdeedigen. — Eéne groote behoefte zou den Harlingeren, met al dien toeftel ontbrooken hebben. Schoon van senig Kruid voorzien, was die voorraad te gering om iets van belang, of op den iuur, uit te voeren, en de gelegenheid Dm, over de Zuiderzee, uit Holland, Kruid :e bekomen, geheel belet door de Gewapende Vaartuigen daar liggende en kruis'ende, zo zeer gehaat en gevloekt by de Friefche Tegenftanders der Patriotschgezinlen. Men hadt egter tot het bekomen van lie behoefte raad weeten te fchaffen, en beroemden zich de Friefche Wederftreevers Ier Grondwettige Herftelling naderhand, lat zy middel hadden weeten te vinden om n 't geheim Kruid uit Engeland te doen tomen; daar de Hollanders, hier op niet lenkende, den Vlieflroom dus lang onbe:et gelaaten hadden. Het inflaan van deezen weg om Kruid e bekomen, mogt ten hoogften opfpraak mderheevig zyn. Zo was 't niet met het >penen van 's Lands Tuighuis te Harlingen, en het gebruiken van den daar uit ;enomen voorraad, zonder voorkennis of oeftemming van hun Hoog Mog. en den laad van Staaten. Om dit vergryp te ver- fchoo-  HISTORIE. "3 fchoonen, of dien handel te verdeedigen, ftrekte een Brief by de Algemeene Staaten ingezonden, welker hoofdinhoud wy reeds opgaven (*). Deezerwyze vondt men binnen Harlin-: gen zich genoegzaam van alles ter Verdeediginge voorzien. Schoon het aan geene' gemeene Kanonniers ontbrak,'mangelde het nogthans aan de zodanigen, die zich op het nette der kunst verfionden, en het Gefchut wel wisten te richten. In dit gebrek werd voorzien uit Leeuwaarden. Eén Bombardier, en vier Artilleristen, van daar gezonden , onder het geleide van vyf en twintig man Ruitery, aangevoerd door den Ritmeester P. Gasinjet, verheugde de Harlingers dubbel. Welafgerigte behandelaars van 't Gefchut konden den aanval van buiten afweeren, de Ruitery in de Stad alle tegenkanting van binnen, zo dezelve ontftaan mogt, kragtdaadig dempen. Men verheugde zich daarenboven niet weinig dat geen der veelvuldige uitgezette wagten, geen der hindernisfen op den weg door die van Franeker gemaakt, den tocht deezer zo zeer verlangde hulpe verhinderd hadden. Misnoegen vervulde die te Franeker, wegens dit onverhinderd doorkomen. Verwagtende dat de Ruiters alleen zouden gediend hebben tot geleide der Artilleristen, zondt men Posten met Gefchut na Berlikum en Dykshek om ze den hertocht te beletten; doch, naa eenigen tyd (*) Zie hier boven bl. 86. XIX. Deel. H LUI. BOEK. 1787. Hulp uit Leeuwaarde»lan die /an Har* tingen, :oegefchikc  lui. boek. T787. Brief van de FranekerKrygsraad aan die van Harlingen. I 114 VADERLANDSCHE tyd vergeefsch wagtens, trokken deeze wev der af. Vóór dat in Harlingen de Partykiezing befiist, en de gemelde aanftalte ter Verdeediging gemaakt was, hadt de Krygsraad te Franeker aan die te Harlingen, deezen Brief, op den zevenden van Herfstmaand, toegefchikt. „ Wy hebben de eeï „ U Ed. Manh. by deezen kennis te gee„ ven, dat by onze Regeering is geno„ men eene Refolutie, waar by zy aan- neemen, alhier te Franeker haare Vol„ magten op morgen in de wettige Staats„ vergadering te zullen zenden. Wy heb, ben een Declaratoir geformeerd en gete-* , kend, gelyk hier nevens gedrukt gaat(*)„ , Wy hebben reeds van alle Genootfchap, pen toezegging om deezen te zullen be, zorgen, en binnen te geeven ter bevor, dering van de goede zaak. Wy hebben , beflooten eerder den Dood te kiezen, , dan de Slaaverny, om de Medewerkers , tot dienst van onze gedeclareerde Vyan„ den, te doen buigen, het kost wat het , kost. Wy hoopen, dat U Ed. Manh. „ in onze regtmaatige poogingen zullen , medewerken, als onze Broeders, die , één Lugt inademen, en één Land be- , woonen. Wy kunnen geen denk- , beeld maaken, dat 'er zulke ontaarte Friefen gevonden worden, die zich fchul„ dig zullen maaken om de Godvergee- „ tend- C*) Hiér boven bl< 63. hebben wy dit Stuk ojj»? jegeeven.  HISTORIE. 115 y, tendfle oogmerken onzer Vyanden te hel•pen bevorderen. „ Wy verzoeken, dat U. W. E. Manh. alle Devoir gelieven aan te wenden, dat \, de Regeering van U. W. E. Manh. Stad ,, haare Volmagten ten Landsdage hier ter „ Vergadering zende, met order om alle „ Overheeifching te doen ophouden, de verbrooken Wetten te herftellen, en on„ ze Vryheid te doen herleeven, en ver„ der te bezorgen dat de onwiïligen, naa „ oproeping van de Burgery worden ge„ removeerd. Wy verzoeken, dat U W. E. Manh. dit Declaratoir ter ken„ nisfe brenge van alle dienstdoende Le,, den uwer Schuttery, en dat hetzelve vertekend door U E. Manh. Collegie, en mede uit naam der Leden, hier ter ,5 Staatsvergaderinge werde bezorgd. 5, Voor het overige verzoeken wy met „ ons de concert te willen ageeren, ter „ bevordering van de Algemeene Rust, op dat U. W. E. Manh. zich naderhand 5, niet beklaagen de Machines geweest te „ zyn van eene vervloekte Heerschzugt * van eene Party, die zich opgeworpen heeft als magthebbende om ons, en alle 9, Ingezetenen, naar willekeur te overheer„ fchen, en de ketens der Slaaverny te „ doen gevoelen* „ Wy neemen de vryheid U W. Ed. ,-, Manh. onder het oog te brengen, dat- by de Tyrannen de daaden van Machi,, nes altyd worden gepreezen, en de Per?, fponen, naar verdienften, veragt. -—H s s, Wy LUI. 3 O EK* 1787» 4  Ii6 VADERLANDSCHE LIIÏ. BOEK. 1787. Antwoorddes Krygsraad. ts Harlingen. „ Wy bieden ons aan om onze Vermo„ gens te befteeden tot herftel van onze „ vertrapte Vryheid, en onze Medebroe„ ders daar toe de behulpzaame hand te ,, bieden." De Krygsraad te Harlingen, aan welken die van Franeker, ten flotte „ hunne en al„ Ier goede zaak ten ernftigften aanbevo„ len hadt," verwylde niet met antwoorden, en fchreef, 'svolgenden daags, eenen Brief, die reeds tekent, welke daar de heerfehende neiging was, en juist aanduidde de werkzaamheden, daar begonnen en onverwyld voortgezet, op dien voet als ons Gefchiedblad vermeldde. Het wederfchry ven liep op deezen voor die van Franeker in geenen deele bemoedigenden, maar in alle deele wederflreevenden, zin. „ Wy hebben de maatregelen, by Ul. „ Collegie genomen, overwoogen; wy „ hebben den toefland van ons lieve Va„ derland in 't algemeen ernftig bedagt; „ vooral hebben wy, in deeze gewigtige, „ ja akelige tyden, ons oog gevestigd op „ den bykans algemeenen, ten minften „ buiten alle tegenfpraak, gedecideerden „ wensch en ftemme onzer Burgery. „ Om deeze laatfte reden, derhal ven, „ hebben wy, voor als nog, niet kunnen „ befluitert de Staaten van Friesland te „ Leeuwaarden vergaderd niet langer te re„ fpecteeren als de wettige Staaten deezer „ Provincie; hoewel wy tevens declaree„ ren, dat ons niet aangenaamer zou zyn, „ dan dat de Gebreken, die in onze Con- „ fti-  HISTORIE. 117 ,, ftitutie, van tyd tot tyd, zyn ingefloo„ pen, op eene reguliere en bezadigde wyze, wierden geredresfeerd, waar toe „ wy het onze ook gaarne zouden con- tribueeren. ,, Wy vertrouwen, dat onze Krygsraad, „ ja de ganfche Schuttery, nimmer heeft gediend als eene Machine of Speelbal van „ eene willekeurige Heerschzugt; nimmer „ ook heeft dezelve den Lof geambieerd „ van de zodanigen, die, ten nadeele van de Provincie in 't algemeen, en van dee„ ze Stad in 't byzonder, poogen te wer- ken. Overeenkomftig haare waare be- ginzelen, ftrookende met de Conftitutie, „ te werk gaande, en voor het overige op „ een goed geweeten fteunende, bekom„ mert zich dezelve even weinig over de „ zulken, die kleinhartig genoeg zyn om „ anderen ten kwaade te duiden, dat men „ van hun in gevoelen verfchilt. „ Wy hebben beflooten onze Stad, zo „ lang mogelyk, by derzelver rust te be,, waaren, en durven geene Remotien be„ gunftigen, die tegen den wensch onzer Burgerye zouden aanloopen (*}. Wy „ verwagten ook om die zelfde reden, dat „ gee- (*) Dit flaat op de weinig dagen vroeger gedaane Afzetting van Jr. Lamoraal Joachim Joiian Rencers, Broeder van den bekenden voor Oranje zeer yverenden Rengers, Grietman van Wymbritferadeel. Deeze Jonkheer Rengers , Raad in de Vroedfchap te Franeker hadt zich, by het opfteeken der binnenlandfche onlusten, met veelen even als hy denkende Regenten, na Leeuwaarde*i,al« de veilig- H 3 fte LUI. BOEK. 1787.  ïj3 vaderlandsche lui. BOEK. 1787. ? J 5 1 i i I I l l „ geene nabuurige Stad of Diftrict ons 'm „ deeze voorneeraens zal verhinderen, doch „ hebben evenwel dienftig geoordeeld, de », Stad in zodanigen ftaat te brengen, waai? „ mede wy die geenen kunnen weereu, „ die aan ons met Geweld zouden willen „ betwisten, die Vryheid, welke zy vom 1, zich .zelven begeeren. „ Wy weeten niet of wy, door deeze 1, onze rondborstige Verklaaring, by U E. „ Manh. zullen worden aangezien vooï 1, Medewerkers tot dienst van U E. Manh. 1, gedeclareerde Vyanden, welke U E. „ Manh. hebben beflooten om te doen bui-. , gen, het kostte wat het kostte. Wy „ hoopsn dit en om Onzen en om Uwen , wille niet, doch, indien evenwel dit on, verhoopt mogt plaats hebben, verwag, ten wy althans van U Ei. Manh. eene , rondborstige Verklaaring, die ons dan , ook kan wettigen 0111 meer dan defen, lief te ageeren. „ Wy ftellen vast, dat het geheel buiten , kennis'van U Ed. Manh. is, dat wy , door Gewapend Volk genoegzaam onder , onze Wallen, en door Gewapende Vaar, tuigjes voor onze Haven, min of meer , zyn ontrust geworden. Wy hoopen , zelfs, dat U E. Manh. alles zullen aan- „ wen- £ fchuüplaats begeeven. — Burgergeconditueeren te Franeker nangefteld, vorderden dat de Heer Lengers , binnen zekeren bepaalden tyd, in Franeer zou komen. Gelyk wel te wagten was daagde y niet op, en hadt dit zyn Afzetting ten gevolge. »r. li. Tuinhout werd Vroedfchap in zyne plaats»  Historie. ïi9 wenden, wat mogelyk is om voor zo„ danige ontrustingen ons te bewaaren; „ daar ons niets onaangenaamer zou wee- zen, dan tegen onze Nabuuren, Mede„ ingezetenen en Broeders, die magt te „ moeten gebruiken, die wy in handen ,, hebben. God bewaare U E. Manh, „ en ons voor onderlinge Bloedftorting!" Een Brief van dien inhoud was fpreekend genoeg om 'er uit op te maaken, hoe het in Harlingen gefield was, en onder{leunde alle vervolgens te Franeker inkoo mende naarigten. Alles werkte gevolglyl< zaamen om Harlingen niet min vyandif. dan Leeuwaarden te befchouwen, en aar die Stad alle mogelyke belemmeringen, te] benaauwinge, toe te brengen. Hier ir flaagden zy zo verre, dat, op den elfder van Herfstmaand, ter Wbensdagfche Week markt, niemand met binnenlandfche Vaar tuigen, waar in Leevensmiddelen waren, kon komen: dewyl men, behalven de doorvaard door Franeker zelve, ook die var Sneek en Bolswaard, te Arum en elders verhinderde. Van den Zeekant was de toevoer allerbezwaarlykst, niet alleen mogter de Harlinger Beurtliedcn niets van Eetwaa ren, mede voeren; maar ook het inkomer van Vaartuigen uit het Vlie en van de Wad den werd langs hoe bezwaarlyker, door dt fteeds op de hoogte van Harlingen kruis fende Gewapende Vaartuigen. Toen dii benaauwen fteeds meer en meer gebrek dreigde beflooten de Harlingers de Admiraliteit-hulk met zestien achttien Ponder; H 4 « nu. BOEK. Hoe zeer Harlingen ingelloorenen be- ; naauwd . werd. i 1 ; t  !2o VADERLANDSCHE Lllli BOE Ei Makkum door die van Franeker bezet. te wapenen, en Volk voor dit zwaar gewapend Vaartuig^ en nog eenige ligtere Scheepen, te werven. • Wanneer de Admiraliteit van Amfterdam, by eenen Brieve, den vier en twintigften van Herfstmaand , het invallen van de Kotter de Mercuurvzn eenen kruistocht,ter Staatsvergadering kundfchap gaf, en het in dienst houden van dezelve, tot het einde van dit loopende Jaar, of het afdanken, in overweeging bragt, ftelden de Afgevaardigden van Friesland voor, den Admiraal Generaal te verzoeken , om deezen Kotter na de kust van Friesland te zenden, tot zekerheid van dat Gewest (*> Uit Franeker zelve trok, doorgaans laat in den avond, eenige gewapende Manfchap na dén kant van Harlingen, en bleef den ganfchen nagt uit, naar allen fchyn, om toe te zien of de Krygsbezetting dier Stad, welker verknogtheid aan de Tegenparty zich zo volkomen geopenbaard hadt, iets euvels mogt in den zin hebben. Niet genoeg rekende het Franeker Defenfieweezen, Harlingen te benaauwen, en op die Stad een alzins waakend oog te houden, het zogt een Zeehaven, om 'er de uit Holland verwagtte byftand in Manfchap en verdere Krygsbehoeften, veilig te ontfchepen. Makkum oordeelde men daar toe allergelegenst. Twee honderd Gewapenden, van twee ftukken Gefchut voorzien, floegen derwaards op weg, en trokken 'er, zon- (*) Refol. Gen. 24 Sept, 1787.  HISTORIE. 121 2onder eenigen tegenftand, binnen, onder geleide van Klaas Riemers, Collonel van Barradeel. Het noodige werd aan deeze Manfchap kort daar op toegevoerd, onder geleide van nog zestien Gewapende Vaderlanders, die de Bezetting in deeze Zeehaven verfterkten. Niet gering was de toevoer, welken de Franeker Staatsleden, langs dien weg, binnen kreegen. Onder meer ander Krygsen Veldtuig ontving men van Gecommitteerde Raaden in Noordholland» die zich der Patriottifche zaak zo zeer aantrokker als wy gezien hebben (*_), zes fraaye op. de Affuiten geheel gemonteerde zes Pon ders, en vyftien honderd Schietgeweeren Tusfchen de veertig en vyftig welafgerigti Kanonniers kwamen uit Holland over. Mee: dan zestig Man, uit de Friefche Genoot fchappen, die zich met pasfen na Utrech begeeven hadden, keerden, thans opontbo den, weder ten Krygsdienst in hun eigei Gewest. Van deezen mogt men zich mee belooven dan van eenige Huzaaren vai Salm en Scherpfchutters, die zich nie aan behoorelyke Krygstugt willende onder werpen, eerlang langs den zelfden weg dien zy gekomen waren, vertrokken. — Het Defenfieweezen te Franeker oordeeldi dat de Stad aan den Oostkant te zeer opei lag, en aldaar gemaklyk van een Terp koi befchooten worden. Twee Redouten deed het op die hoogte aanleggen. By de aan kóms (*) Zie onze Vader!. Hist. XV. D. bl; dl. H 5 LUI. boek. I787. Toevoer aan die van Fra. neker toegefchikc. t  ïfisVADERLANDSCHE LMI. ■ boe k. Brief van 't Franeker Defenfie • weezen aan ÖERGSSIA 1 I komst der Holïandfche Artilleristen kreegeir die Redouten, door bygemaakte Werken, meerder fterkte, en werd de Leeuwaarder Tïekweg met eene zwaare Barrière voorzien. Wat de Franeker Staatsleden ook in 't tverk gefteld mogten hebben, omtrent het Krygsvolk, zy hadden alle reden om te lachten, dat de Stem der te Leeuwaarden vergaderende, meer ingangs by hun Hoog Vlog. en bovenal by den Capitein General , zou gevonden hebben, en grond om rast te ftellen, dat 'er reeds Krygsvolk in tantocht was. Die verwagting zette_ het Defenfieweezen te Franeker in vuur en /lam, en deedt de Leden een Brief fchryrëfn aan den eerften Heer in 't Mindertal |. C. Bergsma, welke blyk draagt van Redenden toorn en heete wraakzugt. Imners dezelve was in deeze daar van gloeien1c woorden begreepen. „ Wy zien uit „ zommige pretenfe Publicatien, dat Gy , als nog U blyft aanmaatigen den Tytel , en Rang van Eerften Heer van 't Min, dergetal, hoe. wederregtlyk zulks ook zy. „ Wy hooren zelfs, dat Gy, met uwe , vervloekte Aanhangers, die reeds, zedert , langen tyd, dit zo gelukkig Land heb, ben verraaden, en wel fpeciaal door be, werking van Martinus van Schel, tinga, van 't Heerenveen, de zaaken zo, danig zoekt te beftuuren, dat 'er meer, der Militie in de Provincie kome, al „ waren het ook de eerlooze Plettenberg,, fche Roovers. „ En  HISTORIE. 123 „ En het is daarom, dat Wy U waar,9 fchuwen en verwittigen, dat alle gewa„ pende en weldenkende Burgers en Inge„ zetenen in deeze Provincie vastlyk be„ flooten hebben, wanneer aannadering „ van Militairen plaats heeft, om het op „ Uwe en Uwe Medeaanhangers Perfoo„ nen en Goederen te vernaaien, derzel55 ver Bezittingen te verwoesten, en alles , wat van hun is in vuur en vlam te zet' ten, en zich tot den laatflen adem, die ?, in hun is, te zullen verdeedigen, en ', het geheele Land te zullen inundeeren. Maak vast ftaat, dat Gy, met uwen ge, doemden Aanhang de thans herleevende Vrye Friezen niet zult ketenen, vóór en ' aleer gy den laatften van hun zult heb' ben te onder gebragt, en dus, wanneer alles voor uwen verdoemden Aanhang „ moet fterven, zo zullen allen gerust op „ het Slagveld nederliggen, wanneer zy „ verzekerd zyn U een verwoest Land en „ een knaagend Geweeten naa te laaten, „ en dat Gy niet éénen Vryen Fries meer „ zult behouden in dit Land, maar alleen „ de zulken, die met uwe vervloekte „ Heerschzugt en Overheerfching zamen„ fpannen, en heersch dan .... maar in eene Woesteny. „ Wy verzekeren U, dat dit met Eede door ons allen is bezwooren. Dat dit „ de laatfte Waarfchuwing is die Wy U „ doen. Maak hier van het noodige gebruik. 3, Wy zenden eenige Copyen aan uwe „ Mi- nrr. BOEK 1787.  lui. BOEK. 1787. Brief vat Beyma aan Ve- gelin van Claer- bergen. 124 VADERLANDSCHE „ Mededwingelanden, en verwagten van „ U, dat gy van deezen aan uwe Mede„ ftanders zult kennis geeven, en dat Wy, „ binnen vier en twintig uuren, verwittigd „ zullen worden, dat gy te zamen hier „ omtrent befiuit, en dat Gy ons twee „ Gyzelaars zult zenden: want op de eer„ fte tyding van in- of aanmarsch van Troe„ pes is alles gereed tot de uitvoering, „ en, indien Gylieden niet antwoordt, dan „ zullen Wy het daar voor houden, dat ,, Gy fchuldig zyt aan het inroepen van „ Troepen." De eerfte Ondertekenaar van deezen Brieve C. L. van Beyma vaardigde, 'svolgenden daags, den zestienden van Herfstmaand , eenen Brief af aan den Heer Aha- suerus vegelin van claerbergen, Raad in den Hove Provinciaal van Friesland, een Man van zeer groote bedaarden regtmaatigheid, welke, op verzoek van het Defenfieweezen der Stad Franeker, 't geen met éénpaarige Hemmen zich aan den inhoud van dien Brief gedroeg, dooiden Druk werd gemeen gemaakt. Wy voegen denzelven hier nevens als ter opklaaring dienende van het even geplaatfte vuur en vlam blaakend fchryven. „ Ik hoor van den Koopman Cornelis „ Zytses, dat zeker Declaratoir, gister „ door de Commisfie van Defenfie aan „ J. c. Bergsma gedaan, aanzommige, „ als niet ftrookende met myne Principes „ voorkwam te weezen. „ Het is daarom, dat ik, die niet gaarne  HISTORIE, 125 „ my van Contradictien verdagt zie, my „ verpligt gevonden heb U H. W. Geb. 1 „ wiens denkwyze ik meen te kennen, en „ wiens oordeel ik op zyn waaren prys „ ftelle, daar omtrent nader te elucidee„ ren. Ik heb geen ander oogmerk in „ myne handelingen, dan 't geen ik de „ eer heb U H. W. Geb. hier plegtig te verzekeren. „ lk heb, zedert lange, overtuigd ge„ weest, dat onze Conftitutie, hoe zeer „ in zich zelve zeer veel goeds behelzen„ de, egter door Misbruiken en Inbreu„ ken, zodanig aan het wankelen gebragt „ wierd, dat het geheele Gebouw eerlang „ onder de magt van den eerften heersch„ zugtigen en onderneemenden Stadhouder „ zou inftorten. „ Ik zag Volmagten ten Landsdage by Eede verbonden om de Fundamenteele 5, Wetten, fpeciaal het Reglement Refor„ matoir, te obferveeren, en te doen ob- „ ferveercn Ik zag egter, dat veele „ Ingezetenen, dat de Stadhouder, deeze „ Fundamenteele Wetten fchondt en over„ tradt, ja zelfs dat men Publicatien deedt „ tot verandering der bezwoorene Grond„ wet. Ik was dus overtuigd, dat, in„ dien het Regt van verandering der Grond„ wet van den Staat aan een Particulier „ of eenige Menfchen wierd toegekend, „ alles fluctueerde, en geen een Ingeze„ ten , in de ongunst van den Stadhouder „ vervallen zynde, zeker van het zyne 9, was. Ik zag daar by Gedeputeerde Staa- „ ten, LUI. SOEK. I787.  126 VADERLANDSCHE tl». BOEK. 1787. „ ten, zonder eenige bepaalde Inftructie $ „ blindeling volgende den Wil van éénen „ of zeer weinigen. — En, ik fchaam het „ my byna te moeten zeggen, ik zag een „ refpectabel Hof van Juftitie, dat zonder „ Appel over aller Leeven en Bezittingen „ vonnist, zonder Inftructie. Ik zag 5, Grietslieden zonder Inftructie, en nu n onlangs de Steden of derzelver Regeerins, gen gebragt onder de Despotique Regee„ ring van alle zulke Perfoonen, die zelve >, bandeloos regeeren konden en Wilden. „ Ik zag dit alles. Myn hart bloedde s, over myn Vaderland, over het Volk dat » ik misfchien, (zo het mogelyk is,) te „ veel beminne. Ik voorzag uit menig» vuldige Publicatien, dat het oogmerk , was der toenmaalige Meerderheid ten > Landsdage om het Volk het regt van , klaagen te beneemen, het zelve te ont, wapenen, door belet van Kruid en Am, munitie, en dus gemaklyk te overheer, fchen. „ Ik hadt reeds zedert lange gezogt, , langs Conftitutioneele wegen, de zaa» ken te redresfeeren. Ik beroep my op > eene menigte Propofitien, Protesten enz. , door my in de Kwartieren van Zeven$ wouden en Oostergo gedaan; op myne , Misfive aan den Stadhouder, om, vol-, , gens Refolutie van elf Juny mdccxlviii, , de Conftitutie te maintineeren; maar al, les was vrugtloos. In tegendeel, men , kon goedvinden om my en anderen, over , ons vasthouden aan onzen Eed en aan „ dé  HISTORIE. ia? de Conftitutie, door Crimineele Acten te 5, agtervolgen. „ In dit oogenblik was 'er dus geen ander middel my bekend, dan dat het Volk zich deployeerde, en de tanden liet „ zien. ■— Dit geichiedt thans, en met het beste fucces, zo ik wenfche. Ondertusichen is 'er by ons geen ander „ oogmerk dan aan dat Volk wederom te ,, bezorgen zodanig eene gevestigde Con„ ftitutie van Regeering, dat hetzelve voor alle Overheerfching beveiligd is, en dat de Stadhouder met eenige van het Volk independente Regenten, niet naar welbehaagen over hun befchikke. „ Wy willen daar toe het geheele Volk ,5 oproepen, of opgeroepen hebben, om „ over zich zeiven te befchikken, en dat wel vry van allen vrees voor Militair „ Geweld. Het zal ons altyd wel zyn „ hoe het Volk de zaak beftuure, al vak „ ze, 't geen zeer wel mogelyk is, tegen „ onze denkbeelden uit ; maar 'er moet Zekerheid weezen.-- Dit zoeken wy, en ,, zullen wy blyven zoeken, zo lang wy „ allen niet verlooren zyn, waar toe, in „ aanmerking onzer Magt en Resfources, „ in vergelyking onzer Vyanden, geen „ vreeze is. „ Ondertusfchen vernamen wy eergister „ avond, dat M. van Scheltinga bui„ ten 'sLands was om Vruisfifcht Troepen, „ tot hulp in te roepen, of ten minften „ van onze.Müitairen nog een gedeelte'tot $g OaderdrukJÓng des Vojfes, Wy voor- ' tl za" s o e kV 1787.  128 VADERLANDSCHE lui. Boek. 1787. „ zagen, dat als de Heerschzugt van zom„ migen het Land aan de Verwoesting van „ Vreemde Militairen wilde overgeeven, „ wy allen verlooren waren, en het beter „ was dan liever zelve alles te vernielen „ en het Land te verlaaten, als te gedoo„ gen, dat onze Bezittingen, door het toe» doen van weinigen, ten behoeve van n de Heerschzugt, verwoest wierden. „ Hier van daan het Declaratoir, dat, „ by Inmarsch van Troepes even zeker „ gehouden en volbragt zal worden, als „ het zeker niet volbragt zal worden, in„ dien wy verzekering van Cautie daar te, gen krygen. „ Zie daar H. W. Geb. Heer! myne „ waare Gevoelens aan U H. W. Geb. , opengelegd in korte en weinige oogen, blikken. Geloof vry, dat ik 'er geen , tittel of jota by of af doe; maar geloof , ook dat ik ze zo wel bedagt heb, dat , ik ze nooit verlaate, en my niet laat , verfchrikken. Maak 'er zodanig gebruik , van als U H. W. Geb. ten nutte van , ons zo zeer gefolterd Vaderland, meent , te kunnen ftrekken, al was het publiek. , Ik fchaam 'er my niet over. Wil U , H. W. Geb. op het een of ander Punt , nadere elucidatie hebben, ik ben gereed , ze te geeven, want misfchien is dit niet , al te duidelyk uitgedrukt, als zynde, in. , weinige oogenblikken onder andere be, zigheden, in prefentie van verfcheiden , Menfchen op 't papier gebragt (*)." De O jv*. Nederh Jaarb. 1787. bl. ±997.  HISTORIE. 129 De Brief aan den Heer Bergsma, met den naam van Brandbrief betyteld, baarde by de Staatsleden te Leeuwaarden geene geringe aandoening, en bragt eene Publicatie te wege, waar in zy, naa de Leden te Franeker vergaderende, en het Defenfieweezen te dier Stede gevormd, met zeer zwarte kleuren getekend te hebben, verklaarden , ,, het van hunnen onvermydelyken pligt geagt te hebben, tot voorkominge van de uitvoering dier Bedreigin,, gen, en ter beveiliging van Land en Volk, om aan alle Inwoonderen van Friesland bekend te maaken, dat de Schaden, welke door het uitvoeren der ,, gedaane hoogstftrafbaare Bedreigingen, aan de goede Ingezetenen mogten overkomen , naa behoorlyke bewyzen van „ dezelve, zouden worden vergoed, uit „ de Goederen van zodanige Delinquan„ ten, voor zo verre zy daar uit eenig„ zins te bekomen waren; of anderzins 3, uit die van de zulken, die daadlyk deel gehad hadden aan de tegenwoordige oproerige Beweegingem Ook zouden der3, zeiver Bezittingen en Effecten daar voor 9, aanfpraaklyk zyn, met preferentie boven alle Schulden en Hypotheeken; naa „ het uitvaardigen deezer Publicatie daar » op gelegd (*)." In het hevigst deezer onderlinge woelingen, die den felften Burgéroorlog dreigden, kwam in Franeker, op den achttienden O N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 443^. . XIX. Deel. ï lui. boek. 1787. Publicatie van Staaten vznFriesland op den Brief aan Bergsma gevolgd; VérHaagen h.Md te Franeker by  13° VADERLANDSCHE lui. BOEK. T787. het verhatenvan Utrecht. Bekendmaak in g der FranekerStaatsle¬ den van Herfstmaand, de voor de Staatsleden en hunne Aanhangeren te dier Stede fchrikbaarende tyding, dat, op de aankomst der Pruisfifche Krygsbenden, de Stad Utrecht, door het Krygsvolk verlaaten was. Men zogt de verflaagenheid, welke dit nieuws baarde, te verzetten door 'er geen geloof aan te flaan, en een aantal bedenkingen aan te voeren over de onwaarfchynlykheid, zo niet de onmogelykheid, deezer gebeurtenisfe. Dan één der 's nagts uit Utrecht gevlugten te Franeker komende, verbande 's avonds allen twyfel, en toonde de ydelheid van alle gemaakte veronderftellingen, om dit ontzettend nieuws als een leugen, ter moedbeneeming verzonnen , uit te kryten. Groot was de verlegenheid , kommerlyk het vooruitzigt. De toegezegde onderfteuning in Geld en Manfchap kon men ligt berekenen, zou thans ophouden; van de hulp uit Overysfcl, onder den Ridder de Teilnant, niets komen; dat Gewest vernam men, zou binnen kort door Pruisftsck Krygsvolk bezet worden, zo het niet reeds, onder de vernedering eener vreemde Krygsmagt gebukt lag. Het eenig fteunzel hunner waggelende zaak zogten zy, even als de Patriotten elders, in de zo zeer verzekerde berigten, wegens het Franfche Hulpleger te Givet verzameld. Aan welke Perfoonen de Franeker Staatsleden dagten dit middel ter Omwentelinge, in Utrecht reeds geflaagd, en in Overysfel waarfchynlyk bewerkftelligd, als in Friesland  HISTORIE. 131 land beoogd, te moeten toefchryven, geeven zy ten zelfden dage, te verftaan by eene Bekendmaaking van deezen vertwy- feldheidvollen inhoud, „ Alzo te on- „ zer kennisfe gekomen is, dat Jan Cas„ pee. BEPvGSMA, Hector Livius van „ Haersma, SipcoBasseletjr, en Wilco „ Holdinga , Camstra thoe Schwart„ zenberg en hohenlandsberg , mar„ tinus van scheltinga, lamoraal „ Albertus Emilius Rengers, Carel, „ Bigot en Aldert Faykes , mitsgaders „ Jan Lodewyk Doys van Burmania, en Regnerus Livius de Kempenaar , „ gefterkt met Jan de Kempenaar en „ Jan Lodewyk Doys van Haersma, „ zich wederregtlyk gedraagende als eene „ Staatscommissie, en te zamen overtuigd, „ eens deels van de Onwettigheid hunner „ Regeeringe, en ander deels van de regt„ maatigheid van het Ongenoegen, dat „ 's Lands Ingezetenen tegen hun hebben •4, opgevat, hebben kunnen goedvinden by „ den Koning van' Pruisfen te verzoeken, „ dat eenige zyner Majefteits Troepes dee„ ze Provincie zouden inrukken, en hef „ dus duidelyk is, dat bovengenoemde Per„ foonen liever het Land met vreemde „ Troepes zien opgevuld, en de Ingezete„ nen aan derzelver genade of ongenade „ blootgefteld, dan aan de regtmaatige be„ zwaaren van 's Lands Ingezetenen geboot „ te geeven. ,, Zo is het, dat Wy van deezen flap „ aan alle Lands Ingezetenen, by deezen I 2 „ ken- Liu. BOEK* 1787. ten van :en verïwyfeld/oileniahond.  132 VADERLANDSCHE Lin. BOEK. I787. „ kennis geeven, eri dezelve waarfchuwen, „ dat zy door het toedoen van voomoem„ de Perfoonen, binnen kort, dit Vry Land j, zullen zien ingenomen , en misfchien aan de ysfelykfte Verwoestingen blootgefteld, gelyk het zeker is, dat door den Ini, marsch van Pruisfifche Troepen reeds alle „ Ingezetenen het ongelukkig Utrecht heb- ben moeten verlaaten, om de Provincie „ van Holland, met te meerder vereenig„ de magt te befchermen, tegen welk al„ les wy misfchien geen genoegzaatne magt s, bezitten om 's Lands braave Ingezetenen „ te beveiligen, fchoon wy gerefolveeri „ zyn, om alle onze Vermogens, ja ons „ Leeven, voor de Vryheid des Volks, des ,, noods, op te offeren. „ Daar dan het tegenwoordig Tydftip' „ daar is, dat alle Lands Ingezetenen, met „ aflegging van alle Partydigheid, behoo„ ren zamen te komen, om zich gezamen, lyk tegen het gefmeed Ontwerp te ver,, weeren, zo verzoeken en vermaanen Wy ,, alle zo Geivapenden als Ongewapenden, wien de Vryheid en Onafhanglykheid , des Lands ter harte gaat, om zich allen , te zamen te vervoegen in of by Frane, her, zo fpoedig als mogelyk is, om ge- zamender hand alle gewelddaadige aan„ vallen, of alle inrukking van vreemde Soldaaten te keeren, daar de nood het , vereifchen zal, en de Booswigten, dis , daar toe aanleiding zullen hebben gegee„ ven, te ftrafFen: wordende egter van deeze , Verzameling uitgezonderd de Detachq- men-  HJ STORIE. ' 133 5, menten door ons gezonden tot Befcher„ ming van Makkum, Workum, Hindeh„ pen, Lemmer, Sneek, Bolswaard en Dok9, kum, met de Gewapende Burgers, zich aldaar bevindende. „ Voorts verzoeken wy alle ïngezete.., nen op hunne hoede te weezen, om dat ,a wy vastlyk beflooten hebben, om, inj, dien de Pruisfifche Troepen deeze onze ,., Provincie naderen of inrukken, en, in„ dien de verzamelde Burgermagt by Fra„ neker als dan niet fterk genoeg mogt weezen 0111 dezelve tegen te ftaan, het „ Land als dan, in zo hooploos een ge,, val, in naavolging van het geene, door „ onze Voorouders in den Jaare mdclxxii in een gelyk geval is gefchicd, onder „ water te zetten; doch dat zulks niet zal „ gebeuren, indien de magt fterk genoeg is om het Geweld te keeren, „ En geeven wy, in dat geval, aan alle ., I^ands Ingezetenen de vryheid en het.9 regt om de lchaade die zy lyden, dan op de Bewerkers van het kwaad te ver., haaien." Harlingen, ten deezen tyde, te kunnen B beweegen om de zyde der Franeker Staats ^ leden te kiezen, deedt zich te uitlokkend ra op, om 'er geen kans, hoe ongezien, updi te waagen. Voorraad van Krygstuig .voor -B raad van Krygsbehoeften/wjs in 'sLands^ Magazyn. Wat 'er van de Aannadering dei- Pruisfen most weezen, en van de Overgave der Stad Utrecht, het vertrouwen op Hollands Verdeediging, en boven al van I 3 Am- LIH. DOEK? rief des 'aneker :ygs- ads aan e te arlin- n.  134 VADERLANDSCHE LUI. . BOEK. < 1787. ; 1 1 3 imflerdam, liet eenige fpranken van hoop >ver, en Harlingen, in Friesland voor die 3arty gewonnen, was veel gewonnen. Een 3rief aan den Krygsraad te dier Stede, den chttienden van Herfstmaand afgevaardigd, iep op deezen met evengemelde Bekendnaaking zamenftemmenden zin. — „ Wy , zyn geinformeerd, dat zommige Heeren , hebben kunnen goedvinden Pruüftfche , Troepen in deeze Provincie te ontbie- , den. Wy voorzien hier uit een aan- , merkelyk bezwaar, ja misfchien de to, tale ruine van dit ons wel eer zo zeer , gezegend Vaderland, dat aan de woede , en heerschzugt van weinigen ftaat opge, offerd te worden. U Ed. Manhaften! zyn met ons eens, „ dat de Gebreken in ons Staatsbeftuur 1, moeten herfteld worden, het welk onmo„ gelyk door den Inmarsch van Buitenland„ fche Militairen zal kunnen gefchieden. „ Daar wy eensgezind met Gecommit„ teerden der Ed. Mog. Heeren Staaten „ zyn gerefolveerd, dien Inmarsch met alle „ middelen te keeren, en liever het Land, „ hoe ongaarn ook, onder water te zetten, „ dan te verdraagen, dat wy en onze Me„ deingezetenen ten prooy worden van „ vreemd Militair geweld. „ Wy kunnen niet begrypen, noch ons „ verbeelden, dat U Wel Ed. Manh. uit „ Partyfchap zich zo verre zullen laaten „ vervoeren om eenigen Buitenlandfchen of „ Binnenlandfchen algemeenen Vyand, in „ de hand te werken, en zich daar door *, ver-  HISTORIE. 135 „ verantwoordelyk te maaken en te ftellen „ voor de Verwoestinge, Moord en Plun„ dering, (eenig en alleen om verfchil over „ het Binnenlandsch Beftuur,) die de na„ tuurlyke gevolgen van vreemde Troepen zullen weezen. „ Wy zyn van gedagten en houden ons „ des verzekerd dat indien U Ed. Manh. „ Stad zich tot weering van allen Geweld en Inrukking van vreemde Troepen, van „ welke zyde ook, met onze Stad veree,, nigde, wy ons in ftaat zouden vinden „ om, in deeze oogenblikken, het Vader„ land tegen deszelfs Vyanden van merk„ lyken dienst te konnen weezen. „ Hier op verwagten wy U Ed. Manh. „ antwoord, ten allerfpoedigften. En, in „ gevalle U Ed. Manh. genegen zyn met ons hier over nader te confereeren, dat „ U Ed. Manh. eene Commisfie, voor„ zien van eene ampele Procuratie, bin- „ nen onze Stad gelieven te zenden. „ En, indien deeze onze laatfte welmee59 nende pooging, tot behoud van het lie„ ve Vaderland en de eensgezindheid van „ twee nabuurige Steden, niet mogt ge■ „ lukken, dan zullen wy gebruik maaken „ van onze en onzer Vrienden Magt om ,, het Land te verdeedigen tegen allen, wie „ eenig Geweld attenteert. Wanneer wy ons het kortlings gebeurde te Harlingen herinneren (*), kunnen wy ons (*) Zie hier boven, bl. 119. 1 4 LIIÏ. BOEK. 1787. Hoe beantwoord  i3« VADERLANDSCHE LI II. BOEK. ï787. j I t 9 9 9 i 3 9 3 3 3 9 9 s 9' 9 9: ons het Antwoord op dit fchryven, zee* ligt verbeelden, niet alleen dat het weigerend , maar op een fcherpen toon, zou weezen. In de daad dit beide ontmoeten wy, en meer, inj het wederfchry ven van den Har lingfchen Krygsraad, 't geen wy ook ten rollen zullen opgeeven, om de fterke te^engekantheid der Partyen in Friesland op iet fterkfte fchetzen. De Brief was van leezen opmerkenswaaraigen inhoud. , Het meer of minder gewigt van U Ed. , Manh. Informatien, die aan ons geheel , onbekend zyn, kunnen wy niet beoorr , deelen. Wy penetreeren evenwel , ten klaarden den akeligen toeftand van , óns lief en weleer zo gezegend Vader, land. Wy bezeffen niet minder duide, iyk den hachlyken toeftand, dien hetzel, ve door eene Aannadering of Inmarsch , van meerder Troepen ligtlyk zou kun, neu ondergaan. Wy perfilteeren einde, lyk Jby onze eenmaal aangenomene Prin. , cipes, om alles, wat mogelyk is, ten , dienfte van ons Vaderland in 't algemeen , en van deeze Stad in 't byzonder, in 't , werk te ftellen, de ingefioopene Abui, fen te redresfeeren, en onze wettige j Conftitutie te doen herleeven. „ Wy verschillen egter van U Ed. Manh, , in de wyze hoe deeze misbruiken moe, ten worden herfteld, en kunnen ons , om aeeze reden, in geene Alliantien of , Conferentien met U \Ed. Manh. in dee, zen inlazten. „ Wy  HISTORIE. 13? „ Wy hebben U Ed. Manh. voormaals j, al gemeld (*) geene andere Staaten, dan ,s hun Ed. Mog. de Heeren Staaten van „ Friesland,x.t Leeuwaarden, vergaderd voor „ als nog te erkennen. Deeze confideree„ ren wy op eene conftitutioneele en le,, gale wyze door de Stemme des Volks „ te dier Vergaderinge te zyn gecommit„ teerd, en in gevolge dies met de ver„ eischte Procuratien in forma gemunieerd; aan Deezen moeten wy ons gedraagen; „ Deezen, ja Deezen alleen, refpecteeren „ wy. „ Het zou ons leed zyn, dat onze Ingezetenen ten prooy van vreemd of in„ landsch Geweld wierden overgelaaten, „ Ter afweering daar van hebben wy reeds de noodige maatregelen genomen, en bcfiooten alles op te offeren, het kostte wat het kostte. 55 Wy yzen evenwel niet minder van de geweldige maatregelen by U Ed. Manh. in veele opzigten genomen, en „ kunnen niet ontveinzen aan die zelfde „ maatregelen den Inmarsch van meerder s, Troepen in deeze Provincie, indien U „ Ed. Manh. Informatien gefundeerd zyn, „ toe te fchryven. ,, Wy hebben ons, van den beginne der „ inwendige Troubles voorgefteld niemand te offenfeeren. Wy hebben alleen be„ doeld onze Stad, Burgers en Ingezete„ nen tegen allen geweld, zo van binnen 5, als Zie hier boven bl. 116.. 1 5 UIL boek; 1787,  lui. BOEK. 1787. 13$ VADERLANDSCHE „ als van buiten te beveiligen, en ons Col„ legie by de vrye Deliberatien te bewaa- ren, die wy anderen vergunnen. Wy hebben aan U Ed. Manh. Bur„ gers en Ingezetenen eenen vryen in- en „ uitgang na deeze Stad gelaaten, dit zelve hadden wy van U Ed. Manh. en van „ Uw Ed. Manh. Stad, waar mede wy „ met betrekking tot de tegenwoordige „ Troubles of Verfchillen geene Alliantien ,, hebben geflooten, met allen regt en re„ den, verwagt. „ In tegendeel egter hebben wy onder„ vonden, dat veele braave Burgers en In,, gezetenen van onze Stad in U Ed. Manh. „ Stad, op eene eerroovende wyze, zyn ,, aangerand, in detentie gehouden, en, „ het geen nog verder gaat,- en de fchaam,, te anderzins zou verbieden alhier te ver„ melden, op de publieke ftraat, bykans „ naakt uitgekleed, en ten mauwen noo„ de U Ed. Mog. Stad hebben kunnen „ ontkomen. Nog eens, wy zien „ U Ed. Manh. in die zelfde beginzelen „ voortgaan, en ondervinden dat U Ed, „ Manh. zo veel mogelyk, ons den toe„ voer belet, de Scheepvaard ftremt, en „ alles in 't werk fielt om ons te dwingen „ U Ed. Manh. Sentimenten te ampleo „ teeren. De Schippers van hier op Leeu- waarden vaarende, hebben ons zelfs, uit 9i naam van een uwer Hoofd-ofricieren be„ rigt, dat men ons, zo wy niet onze ,, Sentimenten veranderen, zou laaten uit- hongeren. „ Wy  HISTORIE. 13? „ Wy niet alleen, maar alle onze wel„ denkende Burgers en Ingezetenen van „ deeze Stad, ja de zodanigen, die voor„ maals U Ed. Manh. Party waren toege- daan, yzen van U Ed. Manh. maatre„ gelen. „ Het is dus geenzms uit Partyfchap, ,, dat wy een Sentiment van het uwe ver- fchillende omhelzen; maar zodanige be,, ginzelen, die met de Conftitutie over- eenftemmen, en ons voor een knaagend „ Geweeten bewaaren, regelen alleen onze daaden. „ Om deeze redenen, derhalven, flaan wy alle Conferentien af, en hebben niet kunnen befluiten eene Commisfie cutn „ pkna uit het midden van ons na U Ed. „ Manh. Stad te decerneeren. Wy moe„ ten ten minften voor af van eene ande„ re denkenswyze by U Ed. Manh. ons verzekerd houden, en overtuigd zyn dat „ men ons en onze Ingezetenen, als Vrye „ Lieden, als Uw Ed. Manh. Medebroe„ ders en Vrienden, zal behandelen, den „ vryen toegang na U Ed. Manh. Stad „ vergunnen, en een onbelemmerde Vaard „ bezorgen, en dan nog moeten wy in „ onze Deliberatien op eene vrye wyze „ mogen ageeren. „ Wy hebben ,nu onze gedagten ander„ maal aan U Ed. Manh. zo wy vcrtrou,, wen, op eene klaare en ernftige wyze, „ opengelegd, en hoopen dat U Ed. „ Manh. daar mede zullen voldaan zyn, „ zonder dat wy in eene verdere Briefwisfe- „ bng LIIÏ. BOEK.  £40 VADERLANDSCHE Lïii. boek. 1787. Aanmerking over de bezwaarenden Friefcben Patriottent.en laste gelegd. , 1 1 K I ( ] t s c ï k t I r i 1 ii „ L'ng over deeze Materie worden inaW „ wikkeld 6 Veel van 't geen de Harlinger Krygsraad als bezwaaren tegen de Franeker Staatsgezinden aanvoert fteunde op daadzaaken, reeds door ons geboekt. De byzonderheden, van het aanhouden en mishandelen der doortrekkenden kunnen niet gelochend worden, Geen gering aantal der Friefche Ingezetenen, in Franeker gelegerd, beftondt uit ieugdig Landvolk, dat meest bedryfloos dag ran dag Heet, en onder geen geftrenge irygstugt, bezwaarlyk by Burgercorpfen, in :ulk een tydsgewrichte, in te voeren, zich tan niet weinig ongeregeldheden fchuldig naakte. Vergrypen waar over ook Patriot> en, naderhand geklaagd hebben, terwyï :y ook de losheid en ongeregeldheid van len Burger Bevelhebber de "Bere, met :ene zwarte koole tekenden. Verbloemen :n vergoelyken deezer met de daad wraa:enswaardige handelingen, was de waarheid e kort doen. Eene goede zaak wordt niet koos door gepaste Middelen, en even min oor gefehikte Perfoonen verdeedigd. Een ;ebrek 't geen zich boven al, en in volle ;rootte, voordoet op het zo bedroevend joneel van Burgeronlusten, tot zulk een oogte gedreeven, dat ze tot aller rampen imp, tot Burgeroorlog uitloopen, waar in e verbittering, geen paaien kent, en tot iterftens overllaat, die wy, in deezen kortuhdigen Fri&fchen Burgerkryg, dus verre met (?) N. NeclcrL Jaarb 1787. bl. 5004—500.6'.  HISTORIE. 14I ïtiet weedom befchouwden, en welke ons Gefchiedblad nog verder zal moeten vermelden, eer het gordyn voor dit Burgertreurfpel valt. Zeldzaam volgt 'er veel op bedreigingen van dien overfellen aart als wy een en andermaal hoorden, dat van wegen de Fra neker Staatsgezinden den geenen gedaan werden, die de zyde der te Leeuwaarden gezetenen aankleefden; dan, in het tegenwoordige geval, bleef het niet by woorden, daaden verzegelden de uitgeboezemde bedreigingen in vry groote maate. Kort was de tyd, welken zy, ter volvoeringe hier van konden belteeden; doch werd deeze, volvlytig, tot fchrik hunner tegenpartydcren aangewend. Deeze daaden laaten ons niet toe te twyfelen aan eene geheele volbrenginge, indien geene elders reeds bewerkte Omwenteling, ook in Fries/and, eene Beflisfing van het lot der ftrydende Partyen daargefteld hadt, en de verderfademende bewerkstelliging der bedreigingen niet verhinderd was door Ingezetenen, wier Eigendommen veeg en op den rand der verdelging ftonden , door Vuur of door Water. Van Brandftichting wordt door Schryvers, die zich toeleggen om de bedryven der Aanhangeren van de Franeker Staatsleden, in den zwartften dag te Hellen, flegts dit ééne voorbeeld aangevoerd, dat men, omtrent middernagt van den één en twintigHen van Herfstmaand, een gloeiende Turfkool 20U gevonden hebben in het dak van ee-' LTIfc BOEK» I787. By dreigen li»:en ey net niet jerusten* Brandtichtingmn ten asce geëgd»  14a VADERLANDSCHE LUI. boek. 1787. Wat zy tot het doorfteeken der Dyken beltonden. eene Boerenplaats by Bidaard, den Grïet> man Idema toebehoorende (*). Met meer zekerheids gewaagt men van de daadlyke pooging om het Water te hulp te neemen, tot verfchrikking of daadlyke verdelging van een gedeelte des Gewests. [mmers vinden wy opgetekend, dat, op 3en achttienden van deeze in Friesland en elders zo veel ramps berokkenden Herfstmaand , aan de Lemmer een menigte Graavers, op bevel der Hoofden van het Vry:orps, druk bezig was met een groot gat in de Zeedyk te delven, om door het in-* Hortend Zeewater het naderen van vreemd Krygsvolk, aan dien kant, onmogelyk te maaken. Zo ras de Woudboeren, gelyk men in Friesland de Landbewooners dier (Ireeke noemt, van dit beftaan kennis kreegen, kwamen zy in zulk eene menigte te voorfchyn, met allerlei foorten van geweer zodanig gewapend, dat de Delvers den begonnen arbeid ftaakten, en de vlugt koozen. Het gemaakte gat werd daar op onmidde- lyk door die Boeren weder gevuld. Ook wil men dat de Genootfchappers een plan gehad hebben om na Engvtirum in Oostdongradeel te gaan, en zich daar meester te maaken van de groote Dokkumer* zylen, door welken men zegt, dat, zo ooit door eenige, geheel Friesland, indien vloeden daar toe hoog genoeg ryzen, kan onder water gezet worden, doch zouden zy van deeze Onderneeming hebben afgezien £ de- (*) Het Beroerd Nederland X. D. bl. 241.  HISTORIE. 143 dewyl zy vreesden met geen grooter magt voorttrekkende, door de tusfchenkomstder Bezettinge uit Leeuwaarden, van hunne Franeker Medegenooten afgefcheiden te zullen worden. Wat van dit bepaald doel zyn moge, Oogmerken laaten zich gisfen, daaden befchryven. Het Dorp Steens, waar zich de Vrycorporisten in vry grooten getale verzameld hadden, was hun wyk- en verblyfplaats. Honderd Voetknegten en veertuig Ruiters uit Leeuwaarden tot het doen van_ verkenning gezonden, naderden wel tot dit Dorp, doch vertrokken, eer men tot eenig gevegt kwam; mangel aan gefchut, en de onzekerheid van het getal der gewapende Burgeren, deedt dit Krygsvolk te rug keerén. — Steens, van vroeg af een plaats door Burgerwapenhandel bekend, bleef de verblyfplaats der Vrycorporisten. Gelyk men de meeste Rydwegen na Franeker onbruikbaar gemaakt hadt, zo maakte men ook drie doorfnydingen in den rydweg na dit Dorp, en voor ieder doorfnede eene Borstweering, om aldaar hun Stuk Gefchut te kunnen gebruiken. De Commisfie van Defenfie te Leeuwaarden hervatte den aanflag op Steens, den twintigften van Herfstmaand. Prins Lodewyk. van Waldek geleidde derwaards drie honderd Voetknegten, één Esquadron Paardenvolk, en vier Stukken Gefchut, met Artilleristen en Pionniers. Welhaast bragten zy het Stuk der uit Franeker getoo§ene tot zwygen, de Pionniers dekten de door. lui. 5 0 ek, i-S/. Steens de Verzamelplaatsder Vrycorporisten. Aanflag daar op. Hervatte aanval op Steens»  144 VADERLANDSCHE LUI. B O Elf. 1787. 'Steens weder door die van Franeker be- m» Bêdeilond te Franeker uitgefchreeven 5 doch niet volbragt. doorfnydingen met bruggen, waar over de' G ruadiers aanrukten. Uit een hinderlaage, waar in zich eenige Vrycorporisten verborgen hadden, werd gefchooten. Dan op het aanrukken der Grenadiers, namen de by Steens zich onthoudende Burgerbenden, te zwak om wederftand te bieden, met agterlaating van het Stuk Gefchut, de vlugt. Naa deeze zegepraal trok een gedeelte des Krygsvolks met de meeste Officieren het Dorp in, deeden het Geweer uit eenige huizen haaien, en keerden, in de Fraterniteit zich verfrist hebbende, 's naamiddags weder na Leeuwaarden. Naauwlyks was deeze Krygsbende drie uuren binnen Leeuwaarden te rug, of de Bere , de vlugcende weder verzameld hebbende, keerde met meer Gefchuts na het door Tuinhout verlaaten Steens te rugge, en hieldt 'er omtrent drie dagen post. Zonder eenige verdere ontmoeting trok hy weder na Franeker. In deeze Stad hadt men ondertusfchen eene Bedeftonds Uitfchryving vervaardigd 5 dan beide Leeraaren der Hervormde Kerke ^ N. Houwinck en W. Verwey met de Staatsbegrippen daar in voorgefteld niet inftemmende, en althans zwaarigheid maakende in den voordragt, „ de Heerschzugt „ toch, die in andere met ons Vereenigde „ Provinciën reeds zo veel fchrik en ver„ woesting verfpreid heeft, en nu, door ,, het inroepen der vreemde Troepen haa,, re uiterfte pooging aanwendt om den „ voet op den nek van onderdrukte Bur~. „ geiV  HISTORIE. 145 ,i gers te zetten, hunne billykfte klagten voor altoos te fmooren, en eene wille„ keurige Regeering in te voeren: dezelf„ de Heerschzugt heeft ook tegen dit ons „ Friesland haaren geduchten arm opge„ heven, vervolgt de Befchermers van 'sVolks Regten, en ftelt ons in gevaar „ om met deezen, (zo God het niet ver„ hoede,) alles uit ons het dierbaarfte, te eenemaale te zullen verliezen" als mede om te bidden, „ dat God de „ werktuigen van Geweld wilde beteuge„ len, de raadflagen der Godloozen ver- ydelen, en in tegendeel met eenen ge„ wenschten uitflag bekroonen die hunne* „ Regenten, wien het alleen te doen was ,, om de dierbaare panden van den gehei9, ligden Godsdienst en Burgerlyke Vry„ heid, op de Grondwetten van den Staat s, gevestigd, te beveiligen, en daar door ,, de liefde en het vertrouwen van een „ dankbaar Volk te verdienen. Desgelyks „ ook om de Wapenen, welke de Vryheid„ lievende Friezen genoodzaakt werden -% „ ter Zelfverdeediging te voeren, zo te „ zegenen dat de Overheerfching mogten „ afgeweerd, dat rust en welvaard mogten 9, herfteld worden, dat Liefde, Eendragt „ en alle Christlyke Deugden mogten we„ derkeeren, en beftendig onder hun woo„ nen (*)." Die Leeraars wisten uitftel te (*) Deeze geheele Bedetlonds Ukfchryvingkomt Voor in het meermaals aangehaalde Berger4 Ntdtf*. Hand X. D. bl. 246. enz. XIX. Deel. K lui. boek, 1787.  146 VADERLANDSCHE LUI. boek. ' Eeni/en poogen Fianeker te ontkomsn. te verwerven, eerst door de Proefpredikatie tot het te vieren Avondmaal, op dien tyd, in 't midden te brengen, en dit niet gelukkende, het houden des Avondmaals, in deezen verwilderden tyd op te fchorten, tot dit laatfte, als mede tot het uitftellen der Bedeftonde voor weinig dagen, wisten zy het te brengen, en bedienden zy zich van dien tusfchentyd, om een Pas, tot het wandelen buiten de Stad verzogt en verkreegen hebbende, een befteld Rydtuig op eenigen afiland vindende, te beklimmen en na Leeuwaarden de wyk te neemen. Men liet het inmiddels niet ontbreeken aan gunftige en de gemoederen opbeurende tydingen, wegens de aankomst der Franfchen aan den Moerdyk, een gerugt dat in nader by gelegene Gewesten ingang vondt, als mede van Auxiliairen in groote menigte reeds digter by de hand. Hoe zeer zommigen zich daar mede lieten ophullen, hielden de meesten zulks verdagt. Eene verdenking die fterkte kreeg, toen drie Leden van het Defenfieweezen, de geweezen Hoogleeraar Coopmans, Mr. N. Scheltema en Mr. E. P. van der Zwaag, aanftalte maakten om hunne Goederen ter vervoeringe in een Beurtfchip te pakken. Dit bedryf der Hoofden, niet duister een toeleg fpellende om Franeker te verlaaten, nam de menigte zeer euvel op. Het gevorderde ontfchepen volgde, en het weder beftaan van zulk eene wegmaaking der Goederen werd met plundering der Huizen gedreigd.  HISTORIE. 147 dreigd. -— Geftrooide en op alle mogelyke wyzen gezag gegeevene gerugten, dat de zaaken beter ftonden dan ooit, vonden langs hoe minder ingangs. By trommelflag van wegen het Defenfieweezen des kundfchap gedaan zynde, zeide een Franeker Burger, „ ja, de zaaken ftaan zo fchoou, „ dat onze Grooten alle rnogelyke moeite „ doen om het te ontvlugten: en, om dit „ gemaklyker te maaken, worden alle deeze en dergelyke leugenen uitgeftrooid."— In de daad veelen der Grooten waren op de vlugt bedagt, één hunner gelukte het, onder voorwendzel dat hy na Texel ging om de daar gelande Franfchen af te haaien, terwyl hy zyn weg na Amflerdam nam. Een ander meerder toeftels met zyn geheele Huisgezin maakende, mislukte het ter poorte uit te komen. De moed te Sneek aan 't zinken, werd weder opgebeurd, doch voor een enkelen dag: want toen kwam de tyding van het' verlaaten der Stad, die ten middelpunt en '< hegtften fteun der Patriotten ftrekte. Wanneer, op Zondag, den drie en twintigften van Herfstmaand, een Dorpleeraar een Predikbeurt voor de verlaaters van hunnen dienst waargenomen hadt, deeden de Staaten te Franeker vergaderd, en het Defenfieweezen , de Gewapende Manfchap in de Kerk komen, en deelden aan dezelve de ontzettende tyding mede, dat de Franfchen te kort gefchooten waren in de vervulling der toezeggingen aan de Hollanders gedaan, en de Hollanders, van wegen den nood, K a waar lui. BOEK. Bekendnaaking3m Frateker te uimen.  148 VADERLANDSCHE lui. BOEK, 1787. Uitwerking daar jan, Hoe bezwaarlykhei viel uit Franeker te geraaken- waar in zy zelve gekomen waren, zich niet in ftaat bevonden de door hun beloofde, en in Friesland Iteeds verwagte, byftand toe te fchikken. Dat 'er nu, wegens gebrek aan Geld, en het aannaderen des Staatfchen Krygsvolks, voor hun niets overfchoot, dan hun heil in de vlugt te zoeken. Waarom zy alle waare Voorftandersder Vryheid verzogten met hun na Stavoren te gaan, welke Stad men nog eenigen tyd zou kunnen houden, en uit welke de wyk na Amfterdam, in de uiterfte nood, open bleef; den zodanigen, die geen lusts of moeds genoeg hadren om dit uiterfte met hun te beftaan, aanraadende om op de best mogelyke wyze zich te verdraagen met hun, die de overhand bekomen mogten. Eene ontdekking, die, fchoon by zommigen wel eenigzins te gemoete gezien, den meesten, als een donderflag, in de ooren klonk. Hunne hoogopgewondene verwagting daalde plotsling ter diepfle laagte van vertwyfelheid. Hoon- en fcheldnaamen, Verwyten van Misleiding en Trouwloosheid, geen gebrek. Donkere vooruitzigten wegens wanbetaaling werkten tot vermeerdering des misnoegens, by veelen der Auxiliairen en Burgeren. De Staatsleden, de Heeren van het Defenfieweezen, en allen die in de bedryven deezer kortftondige Franeker Staatsvergadering de behulpzaame en werkende hand gebooden hadden, zich de gedaane Bedreigingen, en daar op gevolgde Tegenaan- kon-  . HISTORIE. 149 kondigingen der Leeuwaarder Sf avtsleden herinnerende, greep eene geweldige onrust aan. Franeker te verlaaten was de eerfte en noodwendige flap, die aan veelen gelukce; doch zy werden door de woedende Hollandfche Kannonniers naagefchooten, 't geen egter niemand trof. Erger lot was den zodanigen befchooren, die dit ontkomen , by de eerfte verbystering en verwarring ,. mislukte. Bidden en fmeeken, om ter poorte uitgelaaten te worden, werd met fchampere taal, en bits, verwyt beantwoord. Uit deeze verlegenheid vonden zy zich gered, door de Bere en van Wydenburg, met hunne Manfchap van Steens binnen getrokken. Een tachtig tal hunner vertrouwdlte en wakkerde Knegten begaf zich na de Herberg de Valk. De Rydtuigen, daar in ftilte gereed gemaakt, en beklommen, reeden na de Oostpoort, onder het geleide deezer wakkere Manfchap. Die Poort was geflooten en bewaakt; doch de zwakke wagt werd ras overweldigd, als mede het fiot van de Valbrug en het Hek gebrooken, zo dat zy een uitkomst vonden, en in hun vlugt geen nadeel leeden van het losbranden des Gefchuts van de wallen, of van de op hun geloste fchietgeweeren der hoogst misnoegde Auxiliairen. Deeze Auxiliairen dreigden, zo verhaald wordt, als zy geene betaaling kreegen, de Stad met plundering. Een Chais, met vier duizend Guldens aan gereed Geld, aan een der gevinkte Hoofden toebehoo K 3 ren- Ll'l. ; oek. 1787. Hoe veelen ter Stad uitkwamen. De Auxïiaireo en Kanonïiers te iredegC" [teld.  i5o VADERLANDSCHE lui. BOK K. 1787. Werwaardsmen de wyknaui. Wederzydfchebeledi gingen. rende,werd by de Noorderpoort aangehouden, en befteede men deeze Penningen, als eene wettige buit aangemerkt, en na het Stadhuis gebragt, om 'er de Auxiliairen mede te betaalen. De Hollandfche Kanonniers, die men de bedreiging naageeft van, zo zy geene betaaling kreegen, het Gefchut te zullen omkeeren om de Stad plat te fchieten, waren reeds te vrede gefteld door de Bloedverwanten van den geenen, die dezelve tot zyne verantwoording hadt genomen. De nog misnoegde Auxihairen waren niet magtig genoeg om zich te verzetten tegen de Stads Schuttery, en 't Genootfchap, 't welk fteeds in de wapenen bleef, en vondt Franeker, met het aanbreeken van den dag, naa een angstvollen nagt, zich ontruimd van genoegzaam alle Auxiliairen. Behalven een gedeelte der Franeker Staatsleden , die den weg over Groningen na Breemen opfloegen, trok verre het grootfte getal der Gevlugten, met den Bevelhebber de Bere over Bolswaard en IVorkum na Stavoren. Deeze menigte groeide onder den weg aan door de zodanigen, die uit verkleefdheid aan de eens omhelsde zaak, of door vrees gedreeven, zich daar by vervoegden. . Te groot was de vreugde der Oranjegezinden over deezen aftocht, om des geen blyk te geeven, door eenigen der na ^Stavoren vlugtende Patriotten, te fchelden en te mishandelen. Een woest vreugdebetoon, 't geen eenigen zuur bekwam: dewyl deeze  HISTORIE. 151 ze gefcholdene en mishandelde Vlugtelingen, 'savonds, op den vier en twintigften van Herfstmaand, aan die van Hindeloopen en Workum, nog een bezoek gaven, des wraake namen, aan eenige lieden in die Steden; zo men verhaaldt, de Gelden uit de openbaare Kantooren medenamen, en omtrent twaalf duizend Guldens uit Burgerhuizen wegroofden, onder het meer fchriks dan befchadigings verwekkend fchieten uit de Amflerdamfche Kanonneerbooten op die beide Steden. By de uit Franeker gevlugten, thans voor 't grootfte gedeelte binnen Stavoren, werd een gerugt verfpreid, dat Klaas Riemers, Collonel van Barradeel, met de Genootfchappen ten Plattenlande, onder zyn Bevelhebberfchap geplaatst, die Stad, daags naa hunnen uittocht, weder bezet hadt. Onverwyld vaardigden zy aan deezen eenen Brief af; waar in zy hun vol genoegen, over die herwinning, niet alleen betuigden; maar hem ook aanmoedigden, 'er by voegende, dat de zaak, ten dien dage, zeer ten hunnen voordeele veranderd was; zich wegens de niet byzonderder opgave waar in deeze gunftige keer van zaaken beftondt, verfchoonende, door te vermelden, dat de Brieven, aan den Heer van Beyma te Franeker gerigt en gezonden, hun niet ter hand gekomen waren. Om deeze, als mede tyding van al het voorgevallene verzogten zy. Ten flot fchryvende, dat zy ten oogmerke hadden, zich te Stavoren vast te zette r; tot welk einde zy K 4 de LIIT. SOEK. I787. Valsch getugc wegens het herneemenvan Franeker.  lui. BOEK. I767. De Pa, triotten verlaaten Frieslana Afkondiging der Amnestie door Staaten van Friesland 15a VADERLANDSCHE de toezending van Krygsbehoeftens ovei Bolswaard verzogten. Het gerugt der herneeminge van Franeker hadt geen grond altoos, en de verfterking van Stavoren niets te beduidden: waar om de wykende en het ohderfpit delvende Party, verkoos Friesland te verlaaten, eer het aanrukkend Krygsvolk hun zulks mogt beletten, of zy gevaar loopen om door de Landshulk, of andere gewapende Vaartuigen, te Harlingen in gereedheid gebragt, in het wyken ter Zee belemmerd te worden. Te fcheep verlieten zy Stavoren, en de Burger Bezetting aan de Lemmer ging, omtrent den zelfden tyd, te icheep. Van beide die plaatzen kwamen de vlugtende te Amflerdam binnen, waar wy hun aangetroffen hebben in de Verdeediging van eene en andere Voorpost dier toen do:>r de Pruisfen belegerde Stad. Niet alleen van deeze twee Zeeplaatzen, maar van veele andere, namen eene menigte Friefche Ingezetenen de vlugt, om niet in handen des Geregts te vallen, gelyk het lot was van een aantal Burgeren, die het blyven gewaagd, of' tot ontkomen geene gelegenheid gevonden hadden. Eenigen deezer opgevangenenen en gekerkerden werden op vrye voeten geiïeld, toen Staaten van Friesland, op den zestienden van Wynmaand, eene Afkondiging deeden, wegens het onlangs gebeurde, en de Perfoonen daar in betrokken. Eene Afkondiging waar in zy, naa eene opgavevan het voorgevallene, op de gunfligite wy-  HISTORIE. 153 wyze voor hunnen kant, en de ongunftigfte voor den kant hunner nu geweekene 1 Partye, zich dus laaten hooren. „ Doch „ wy hebben, tot ons innigst leedweezen, „ moeten ondervinden, dat alle onze Va„ derlyke Voorzorgen op de gemoederen „ der revoheerende Ingezetenen van het ge„ wenscht effect niet geweest zyn: dewyl „ men, niet tegenftaande zulks, in zyn „ ftaatkundig gedrag is blyven voortgaan, „ en zich allerlei oproerige beweegingen „ en onderneemingen heeft veroorloofd. ,, Dan dat Wy, al het voorgevallene „ met bedaardheid nagaande, confideree„ ren, dat veelen onzer Ingezetenen, meer „ uit onbezonnenheid en uit eene verkeer„ de drift, dan wel uit eene weezenlyke „ Malitie of boosaartig opzet, in deezen „ hebben gehandeld; veelen ook door de „ groote belooningen, die beloofd en ge„ geeven werden, uitgelokt,en veelen zelfs door dwang en vrees genoodzaakt, daar „ toe gekomen zyn, en het alzo eene har„ digheid zou kunnen gerekend worden, ,, alle die Straffchuldigen, naar ftrengheid „ der Wetten te handelen en loon naar „ werken te doen erlangen. Zo is 't, „ dat Wy, uit eene vaderlyke genegen„ heid en voorzorge, en op dat door de „ zo affchuwelyke Oogmerken en landver„ dervende Onderneemingen van zommigen, „ niet veele onnozele en verdwaalden on„ gelukkig mogen worden, uit onze regte „ Weetenfchap en Souveraine Magt, alle j, die oproerige Beweegingen en gevvapenK 5 „ den Liir. IOEK.  154 VADERLANDSCHE lui. BOEK. I787. 1 „ den Tegenitand van Ons wettig Gezag, „ mitsgaders alle Ongeregeldheden, te dier „ gelegenheid, en tot heden voorgevallen, „ by deezen aboleeren, te niete doen en „ vergeeven; met Interdictie aan onze Raa„ den in den Hove, en aan alle Nederge„ regten in deeze Provincie, daar op nu „ of naamaals tegen iemand eenig Onder„ zoek, of Vervolg te doen: onverkort „ het Regt der Meerlykheid deezer Land„ fchappe, het Regt van Steden, Griete„ nyen, Dorpen en particuliere Ingezete„ nen, tot het inftitueeren van zodanige „ Acten, als dezelve, tot reftitutie van „ geledene Schaden, of tot bekominge van „ civile Boetens, wegens Injurien gefcha„ pen zouden mogen zyn. „ Doch, op dat evenwel Onze verleen„ de Gratie niet getrokken worde buiten „ Ons oogmerk, en door dit misverltand, „ geagt zou kunnen worden te werken , ten aanziene van de zodanigen, wier , Misdaaden by Ons befchouwd worden , van die atrociteit en dat aanbelang, dat , Wy, zonder openlyk tegen 's Lands Wel, zyn, de Veiligheid onzer goede Ingezete, nen,en het belang derNaakomelingfchap, , te handelen, dezelve aan onze Abolitie , niet kunnen of mogen doen participee, ren; zo willen Wy, (naa hier over vóór, af te hebben ingenomen het Advys en , de Confideratie van den Hove Provin, daal;) wel uitdruklyk, dat, behahen da , zulken, welke zich als Leden van de Prc, tenfc Staaten, binnen Franeker vergaderd, „ hel-  HISTORIE. 155 „ hebben opgeworpen, en gedraagen, of daar „ by in Kwaliteit ah Secretaris of Comtnis „ geadfifteerd, (op welke allen deeze Pu„ blicatie geheel geene betrekking heeft,) „ van Onze Gratie en Abolitie zyn ge„ ëximeerd. „ I. Allen die Leden van het zogenaam„ de Defenfieweezen van Staat en de Stad „ Franeker, of van eenig zogenaamd De„ fenfieweezen van eene andere Stad of „ Dorp geweest zyn; of daar by als Se„ cretarislen geadfilleerd hebben; mitsgaders „ zodanige Perfoonen, welker Onderteke„ ningen gevonden worden onder de alom „ bekende Aanfchryving aan den Heere „ J. C. Bergsma van den vyftienden „ September jongstleden (*), waar in voor„ komen de ongehoordfte bedreigingen, „ om het op denzelven en zyne Mede„ aanhangers, Perfoonen en Goederen te ?, verfraaien, derzelver bezittingen te verl, woesten, en alles wat van dezelve was ,1 in vuur en vlam te zetten, zich daar „ tegen tot den laatften adem, die in hun „ was, te zullen verdeedigen, en het gan\, fehe Land te zullen inundeeren. „ II. Allen, die eenig Generaal Com„ mando over de Gewapende Manfchap„ pen binnen Franeker gehad hebben. „ UI. Allen, die zich hebben laaten ge„ bruiken, om als Commandanten of Of„ ficiers van Gewapende Manfchappen, „ eene Stad, Vlek of Dorp in Bezitting Zie hier boven bl. 47, LIII4 5 0EK. 1787.  i5 78. 70. Van He!Mskekk Batav. Arcadia bl. 221. Aan:.  Het wegnemen der Stadspoorten van Franeker.   HISTORIE. 171 zienlykfte Burgeren, met den beroerden ftaat der Hoogefchoole, veelen in Franeker in de behoeftigfte omftanftigheden dompelden , waren dubbele en hoogere dagloonen, voor dit werk aangeboden, niet in ftaat één Franeker behoeftig Burger tot het volvoeren van die by hun verfoeiden arbeid aan te zetten. Drie Smidsbaazen, zonder van elkander te wceten, weigerden hunne gereedfehappen tot denzelven te leenen , of te verhuuren. Soldaaten der Bezetting, onder het opzigt van 's Landsbaas, volvoerden dit gehaate werk met moeite. De Deuren der Poorten en de Hekken werden in de Kerk gebragt, met zwaare ketenen, aan elkander gekoppeld, en met lompe flooten vastgemaakt. Herinneringstekenen voor de Kerkgangers van de diepe laagte waar toe de Stad verweezen was, en de Burgery in 't algemeen met een ftilzwygend afgryzen vervulden. Ook was deeze niet te beweegen geweest tot het pleegen van eenige ongeregeldheden, fchoon daar toe aangemoedigd door Oranjegezinde Studenten en Ingezetenen van nabuurige Piaatzen, die zich Oranje Vrienden noemden, en elkander poogden voorby te ftreeven om den vernederden Franeker Burger te tergen; waar tegen geen heul by de Pjegenten te vinden was. Zelfs wordt verhaald dat eenigen der fmalle Gemeente, als men aan hun fterken drank en bier op Vreugdedagen van dien tyd zondt, in ftede van daar door opgewekt te worden om Oranje boven! te roepen, de terugkomst hunner Liir. 50 EK, M7t  172 VADERLANDSCHE Lm. BOEK. I/S?. ! j Wat 'er eWers in Friedamd ' voorviel.' ( 1 I 2 2 1 e L \ 1 1 £ e Het Voorge- ( gévlugte en gevangene Medeburgeren dronken. Der Gevlugren getal, waar onder aanzienlyke Burgers, was zestien; achttien waren 'er gevangen genomen, en onder deezen een gryze Vader, aan zyn Zoon vastgebonden, weggevoerd; om niet te reppen van het fcheiden der Mannen van hunne Vrouwen, welker zommigen zich in eenen ftaat bevonden, die der Huisvaderen tegenwoordigheid dubbel wenschlyk sn dierbaar maakt; doch niets fcheen te Itraf om het deh Franekeren te laaten weiervaaren. Het harde lot van veelen dier Gevlugten en Gevangenen te befchryven, schoort tot een volgend Tydperk, en mag iet gemelde llegts een beginzel der fmerten /an de geftrafte Franeker Burgers heeten. Wat in Friesland, buiten de drie Steden Franeker, Leeuwaarden en Harlingen ten leezen Jaare, en bovenal in het korte be[ryfvolle tydperk omging, was, in vergeyking met het daar gebeurde, van geen neldenswaardig aanbelang; fchoon het op ich zeiven befchouwd, de aandagt anderins Zou getrokken hebben. Ten Piattenmde was alles, het geheele Gewest door, n byzonder omftreeks de gemelde in dit edryf zo werkzame Steden, in een ftaat an Opjland, door deezen wettig en heig genoemd, door anderen voor Oproer itgekreeten. De korte vermelding van 't een in eene en andere Stad omging, zal gter hier plaats ver-dienen. Eene Commisfie uit het Collegie van ïedeputesrde Staaten, beftaande uit de Hee-  HISTORIE. 173 Heeren J. Li Dois van Burmania, Sjuck Rengers van Wymbritferadeel, Lynden, Grietman van Opjierland en Rengers Burgemeester van Franeker, doorreisde Friesland om de Stedelyke Regeerings Regie menten aan zeven Steden door de meer derheid der Staatsleden opgedrongen, in te voeren, vervoegde zich in 't midden van Zomermaand na Bolswaard, om 't zelve daar ftand te doen grypen. Te dier Stede hadt de Heer Wopko Cnoop , Secretaris van den Burger Krygsraad, aan de vergaderde Burgers op Straat een gefchrift aan de Stedelyke Regeering voorgeleezen, genoegzaam van denzelfden inhoud, als -een Verzoekfchrift in Bloeimaand aan de Magiftraat van Bolswaard overgeleeverd, en zo als 'er in zyne Veroordeeling wordt bygevoegd, „ zonder last van iemand daar „ toe gehad te hebben," en gezegd dat het in zekere Herberg ter tekeninge zou leggen. Ingevolge van het berugte Plakaat in Herfstmaand des voorgaanden Jaars zou zulk een bedryf hem aan Uitbanning blootgefteld hebben; dan werd hy, op aar> klagte van den Procureur Generaal, naa op Artykelen gehoord te zyn, by den Hove van Friesland vervveezen in een boete van vyftig Goudguldens, boven de kosten in deezen gevallen, met last om zich in 't vervolg voor dergelyke Buitenfpoorigheden te wagten. De woorden, in het Vonnis, van dit gedaan te hebben zonder eeni„ gen last," het hoofdpunt des bezwaars: was in zo verre waarheid, dat deeze Heer zyn LUL HOEK, ^87. vallene te Bolswaardmet W, Cnoop,  174 VADERLANDSCHE Llri. Boek. 1787. Kiest de zyde der Franeke Staatsleden. zyn last niet hadt aangetoond: geenzins om dat hy buiten ftaat was zulks te doen; maar dewyl hem des geene vraage gedaan en hy daarenboven van begrip was, dat zyne Kwaliteit als Secretaris van den Burger Krygsraad, aan 't hoofd der Verklaaringe geplaatst (doch in het Vonnis niet gefield,) en de bekende behandeling der zaake, hem van de verdenking, als of hy dit op eigen gezag gedaan hadt, geheel moest bevryden. —• In Bolswaard, welke Stad vervolgens de Party der Franeker Staatsleden fterk trok, gaf in Oogstmaand de voorzittende Burgemeester aan de Burgerwagt tot Parool De Tyrannen yan Amersfoort. Dit bekend geworden zynde, gaven Gedeputeerde Staaten des kennis aan den Procureur Generaal met last om, wegens deeze fchand- en fehendnaam een der Bondgenooten gegeeven, het Regt van de Heerlykheid van Friesland waar te neemen; doch de Procureur Generaal hadt geen lust in zulk een regtsgeding. Langs hoe fterker liet Bolswaard zich zien als onvergenoegd in de Leeuwaar der-, en genegen tot de Franeker Staatsleden. Voor die Party kwam deeze Stad ten vollen uit in t midden van Herfstmaand. De Krygsraad, de Schutters opontboden hebbende , benoemde uit zyn midden drie Gecommitteerden, om hunne belangen voor de Vroedfchap uit te brengen. Vervolgens werd de Burgery, in de Kerk opgeroepen , en aan dezelve een Adres voorgéleezen, wegens het erkennen der Staatsledes  HISTORIÉ. *75 den te Franeker". Het blyven in de Kerk zou ten teken van goedkeuring, en het links af daar uitgaan ten blyke van afkeuring ftrekkeh. Eén eenig der opgekomenen maakte gebruik van die verleende vryheid; de gebleevene beflooten eenpaarig, „ om de Staaten van Friesland, hun wetti„ gen Souverain, te erkennen in de braave „ Volksvrienden thans in Franeker verga„ derd." Onmddelyk hier op betradt men te Bolswaard het toen gebruiklyk fpoor der Steden , waar de Patriottifche Party zegepraalde , ging voort tot het benoemen van Burgergeconftitueerden. De by meerderheid van Stemmen daar toe verkoorenen waren de Heeren P. Heineman, P. Hesseling en D- van der Velden, 's Anderen daags en vervolgens werd de Acte van Qualificatie ter tekening aangeboden aan het klein getal ftemgeregtigde Burgeren en Ingezetenen, den eerften dag weggebleeven. Voorts kreeg dit werk zyn beflag door het Adres van Gecommitteerden en Geconftitueerden, benevens de Acte van Qualificatie by de Vroedfchap ftaatlyk in te leeveren. In Sneek, eene Stad meermaalen in den loop deezes Boeks vermeld, als de zyde der Franeker Staaten fterk toegedaan, werd dit bedryf der Bolswaarderen gevolgd, zonder dat 'er iets by voorviel, 't geen eene byzondere melding van het daar ten deezen opzigte verrigtte noodig maakt. De liil BOEK. I787. Burgergeconftitueerdendaar aangeiteld. Sneek te mede de Franeker Staatsleden toegedaan.  t?6 VADERLANDSCHË LTII. BOEK. T787. Dokkums gedrag wegens het Re geerings Regiement die Stad voor?efchreeven. Onderwerpingdaar aan, op welk een grond. Da Stad Dokkum, die door den geheelen tydkring der woelige Jaaren, welke ons Gefchiedblad tot dus verre befchreef, blyk gaf van de zyde der Patriotten niet alleen toegedaan te weezen; maar zo veel mogelyk te bevorderen, ontving met grooten tegenzin de Commisfie ter Invoeringe van het Friefche Stcdelyk Regeerings Reglement, naa zo veel op- en naafpraaks ter Staatsvergaderinge doorgedrongen. Te deezer Patriottifche Stede ftondt het gefehaapen, dat een groot aantal der Vroedfchaptleden het zich tot eene eere zoude gerekend hebben, om door de omreizende Invoerders van het gehaate Reglement, by hun als Dwingelanden befchouwd, niet overheerscht te worden, en zich liever hebben laaten afzetten, dan een Reglement bezweeren buiten kennis, veel min met toeftemming, der by hun geliefde Burgery vastgefteld. Zodanig een bedanken zou de Stad van der Burgerye aangenaame Regenten ontzet, het Beftuur in de magt van Oranjegezinden gefteld, en deezen in de hand gewerkt hebben. Om dit fpel Party niet gewonnen te geeven, en door die trek niet verkloekt te worden, verzogt het Patriottisch en meerendeel der Burgerye, by een Adres, de Vroedfchap, om, in deeze dagen van Overheerfching en Geweld, liever ien Eed te doen, dan zich, tot droefheid gn nadeel der Burgerye van hun Ampt te laaten ontzetten.- Deeze verklaarde begeerte der  HISTORIE. 177 der Burgerye volgden de twee en dertig Raadsleden op. Terwyl de Regeering, op verzoek der Burgerye, zich naar dien dwang fchikte, verzogt de Burger Krygsraad binnen te ftaan. De Commisfie, die zich geliet wel voldaan te zyn over dit toegeeven der Dokhumfche Regeeringe, toonde zich zeer misnoegd wegens dit verzoek, en dagt door een ftraffe houding aan te neemen, met eene volftrekte weigering, zich van dit aanzoek af te maaken. Dit mislukte. In weerwil van dit afilaan huns verzoeks traden de Burgerofiicieren binnen, en laazen eene Tegenverklaaring wegens deeze daaden van Geweld en Overheerfching voor. Hoe ongaarne men deeze hoorde, en zich geliet dit tegenwryten niet te tellen, oordeelde de Commisfie zich niet veilig in eene Stad, zo volyverig voor haare regten, en verliet dezelve fpoedig. De Staatscommisfie was van Dokkum naauwlyks te rug gekomen, of de Procureur Generaal tradt met' een dier Heeren in gefprek, en deedt het voorftel, of men den Burgerofficier, die de koenheid betoond hadt om de Tegenverklaaring der Burgerye voor te leezen, niet als fchuldig aan de Misdaad van Gekwetfte Majefteit, zou kunnen vervolgen. De Geheimhouding by het Hof van Friesland belette ter onzer kennisfe te doen komen wat daar betrekkelyk dit onderwerp gebeurde; doch 's Mans werkzaamen aart in dergelyke gevallen, laat niet toe te twyfelen, of XIX. Deel. M hy lui. li OE K. I787. De Burgerkrygsraad werkt 'cr tegen. Wat deswegenmet den Procureur Generaalvoorviel.  173 VADERLANDSCHE LUI. BOEK. 1787. Wat daar gebeurde over de Publicatie tegen deGe wapendeGenootfchappen hy heeft des een voorftel in den Raad gedaan. En dewyl 'er niets op gevolgd is, zal men niet bezyden de waarheid gisfen, met het hoogwaarfchynlyk te houden, dat het Hof de daad van den Burger Krygsraad, als derde Lid van de Stadsregeering en uit dien hoofde geregtigd om voor de Burgery te fpreeken, heeft aangemerkt als niet gefchikt om ftoffe tot regterlyke vervolging op te leeveren. Door al het voorgaande te dier Stede; en wel inzonderheid door het laacstgemelde geval, was de Dokkumer Burgery, zo zeer als eenige andere in Friesland, voorbereid om deel te neemen in de Landsonlusten, die welhaast féller begonnen op te blaaken, gelyk ons Gefchiedblad befchreeven heeft. Inzonderheid kon de meergemelde Publicatie der Staaten van Friesland tegen de Gewapende Genootfchappen niet naalaaten daar ter Stede groot misnoegen en tegenftand te verwekken. Hoe men dit betoonde en dien boodt, kan ons ten vollen blyken uit het egt berigt deswegen gegeeven, 't geen wy, te midden eener menigte van ftrydige en vergrootte verhaalen, zullen volgen. Gedagte Publicatie hadt de Magiftraat op de gewoone wyze ter kennisfe van het Volk gebragt; uit voorzorg, gelyk zy fchreeven, „ om, in deeze hach„ lyke omftandigheden, niet als Contraven„• teurs van hunner Ed. Mog. bevelen aan„ gemerkt te worden." Dan zeer kort naa het afleezen deezer gehaate Publicatie leeverden Gecommitteerden  HISTORIE. 179 den van den Krygsraad, van de Schuttery en 't Exercitie Genootfchap , benevens de Burgerfocieteit, een Verzoekfchrift by de Stadsregeering in, om in hunne Regten en Privilegiën gehandhaafd te worden, en dat niet gedoogd zou worden het ontbinden van het Exercitie Genootfchap; maar dat het mogt in ftand blyven, en de Burgerwagten ter Stads beveiliging betrekken; ten einde niet onvoorziens en onverhoopt door Geweld overvallen te worden. Twee Burgemeesters de Heeren W. de Roos en Dr. G. Breugemans , de Vroedfchapsleden J. D. Siersma , Mr. J. van Vliet , J. Visscher, L. R. Synga en O. Goslings, kreegen last om met meergemelde Gecommitteerden in onderhandeling te treeden. Het befiuit deezer onderhandelinge kwam hier op neder, „ dat het Genootfchap Pro „ Ariset Focis, in den Jaare mdcclxxxiii, „ te dier Stede door de Magiftraat en 5, Vroedfchap op eene wettige wyze was „ vastgefteld en gewettigd — dat hun Ed. ,, Mog. de Heeren Staaten van Friesland „ den yver van het Genootfchap gepree„ zen , het Reglement goedgekeurd, en „ voorts die zaak als louter Huishoudelyk „ befchouwd hadden." In welk licht zy beweerden, uit oude en laatere befcheiden, hier aangevoerd, dat men de Toelaating en Volduuring van een Exercitie Genootfchap moest blyven befchouwen. Op welke gronden Gecommitteerden met alle vrymoedigheid en openhartigheid meenden te mogen en te moeten verklaaren, dat M 2 de lui* BOE at: 1787.  LUI. boek. I787. ï8o vaderlandsche de Magiftraat én Vroedfchap van Dokkum, ingevolge van haaren plegtig gedaanen Eed, verpligt waren het Exercitie Genootfchap eerst door de Regeering zelve, en naderhand door de Staaten der Provincie, goedgekeurd, in allen deelendoor de kragtdaadigfte middelen te moeten in ftand houden en befchermen. Hier by gaven Gecommitteerden in overweeging, of de Magiftraat en Vroedfchap, ten einde by de Staaten van Friesland alle verkeerde denkbeelden wegens hunne handel wyze af te fnyden, en stils fchadelyke gevolgen door eene al te groote verhaasting te voorkomen, niet zou kunnen goedvinden om de Burgerbevelhebbers te volmagtigen tot het vermeerderen en verfterken van hunne Wagten, tot zo lange deeze zaak het Exercitie Genootfchap betreffende, door de Magiftraat en Vroedfchap geheel zou zyn afgedaan. By dit voorftel liet deeze Commisfie het niet berusten; maar oordeelde, dat men, in deeze hachlyke tydsomHandigheden, op middelen van eigen verdeediging behoorde bedagt te zyn: dewyl uit verfcheide oorden tydingen gehoord werden wegens het aanrukken van Gewapende Manfchappen. Dat dit geen ongegronde gerugten waren bleek uit het aanfehryven der Staaten, op den acht en twintigften van Oogstmaand, aan zommige Ofiicieren van Grietenyen en Magiftraaten van Steden, gelastende tegen het landen van Schepen met Gewapende manfchappen voorzieninge te doen en de kosten daar op vallende aan den Lande in re- ke-  HISTORIE. 181 kening te brengen. Uit deezen hoofde deeden zy den voorflag om een Defenfieweezen der Stad Dokkum aan te ftellen; met nadere bepaalingen hoedanig 't zelve zou ingerigt en gevolmagtigd weezen. Teffèns gaven zy over een voorloopig Reglement, door de Schuttery en het Genootfchap voor de Wagt ontworpen. Alle die voorilagen ontmoetten by de Magiftraat en Vroedfchap een gunftig gehoor; deeze beflooten het Exercitie Genootfchap der Stad, ter bewaaring van de Rust, te'doen volduuren, verklaarende het zelve nog voor zodanig te houden en te erkennen als in den Jaare mdcclxxxiii. Tot het Stads Defenfieweezen fielden zy aan de Heeren J. Fockema uit de Magiftraat, en Mr. J. van.Vuet uit de Vroedfchap, nevens de Heeren G. Riemersma, uit de Burgerbevelhebbers, J. K. Feitsma, uit het Genootfchap en Mr. A. M. van Poutsma uit de Burgerfocieteit. Deezen zouden een Collegie ter Defenfie van Dokkum uitmaaken, met een breede magt en gezag om te handelen zodanig als de nood en omftandigheid der Stad vorderden, des dat dit Collegie geen Gewapend Volk, zonder voorkennis en toeftemming van de Magiftraat en Vroedfchap, zou mogen binnen laaten, en dat het Gewapend Volk niet binnen gelaaten zou worden, dan naa dat vooraf in banden van den Voorzittenden-Burgemeester, ten overftaan van het Collegie ter Defenfie of eene Commisfie uit het zelve, den Eed van geM 3 trouw- LTII. BOEK. i787. Her Exercitie Genootfchap ge» handhaafd.  i3i VADERLANDSCHE HISTORIE. LIH. BOEK. I?87. Hoe het zich daar by de Omwentelingtoedroeg VA- trouwheü, door de bevelvoerende en verdere Officieren zou zyn afgelegd. Met eenige weinige byvoegzelen werd het Reglement by de Schuttery en het Genootfchap ontworpen, goedgekeurd. Van dit alles gaf de Dokummer Regeering, by eenen Brieve, verflag aan Gedeputeerde Staaten, met verdeediging van hunne gehouden e handel wyze. De Dokkummers deelden, gelyk wy gezien hebr ben, in het voorftaan van de zaak der Franeker Staatsleden, en de daar uit hoog ge- reezene binnenlandfche onlusten. Het wisfelen van het Staatsgety, of liever de overmagt, die de Lcemvaarder Staatsleden op hun Party kreegen, deedt de Commisr fie ter Verdeediging der Stad verzoeken, om des ontflaagen te worden. Met dankzegging voor hunne aangewende moeite, werd dit ontllag verleend, en het bovengemelde Stadsbelluit, met de aankleeve van 't zelve, buiten kragt gefield: en gefchiedde de ontwapening der Burgeren te dier Stede , gelyk elders in het onderworpen Friesland (*> De lotgevallen van welk Gewest, ten deezen Jaare, en byzonder in de weinige dagen vóór de Staatsomwenteling, wy eene zo breede ontvouwing waardio- oordeelden. (*) Uit het Refolutie boek der Stad Dokkum. G erieel is dit Stuk voor handen in de N. Nederl. Jaarboeken 1787. bl. 5015—5027.  VADERLANDSCHE HISTORIE. VIER EN VYFTIGSTE BOEK. INHOUD. Algemeene fchets van Stad en Lande. W'Ik een firyd tusfchen de Stad en Ommelanden thans dreigt. Vertoon van het gedrag van Stad en Lande in de Staatsonlusten. Veeltyds achterlyk in het uitbrengen der Staatsbefluiten ter Algemeene Staatsvergaderinge. Doorgaande oorzaak hier van. Het voorgevallene met Scato Trip geeft Groningen aanleiding tot een bepaalder Lastgeeving aan de Afgevaardigden van den lireeden Raad der Stad. PVelk eene uitwerking zulks baarde. Schets van de Regeeringsgefleltenis in dt Ommelanden. Prinsgezindheid in dezelve opgewakkerd en onderfchraagd. Welke Vryhetdspoogingen, in den voorheden Jaare, te Groningen gedaan en gejlaagd waren. Virzoekfchrift van zeven honderd en zeven en vyft-i\ Burgeren. De Regeer ingsveran der ing, vtoi dit Jaar, te Groningen opgefchort, en z\n Hogheid des ve>jlendigd. Te Afpingudan M 4 ht L1V. ROEK.  184 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. befiuit de Meerderheid, wegens de Magiflraatsbeftelling, niets ter goed- of afkeuring aan den Prins te zenden. Een Verzoekfchrift ten tegen deele. Gefchil deswegen met het Hof. Het Hof zendt eene Commisfie na Appingadam. Hoe de Stad dit gedrag des Hops inziet en beoordeelt. Het Hof flaat in deeze zaak voort. Verdeedigt zyn gehouden gedrag, fchoon met eenige verzagting. Voorloopig verflag van het Defenfieweezen der Provincie op 'süofs Brief. Hoe men dit I^erflag beoordeelde. Poortgang deezes Gefchils. Het Hof vondt fteun by de Heeren der Ommelanden. De zaak blvft tot den tyd der Omwentelinge fieeken. Onderfcheide Oordeel der Stad en Ommelanden over de heerfchende Staatsgefchillen. Raadfiag der Ommelanderen. Ander oordeel der Stad. Verklaaring der. Ommelanderen op dien Raadfiag, Belachlyk poogen om de Oranjeparty ten Plattenlande meerderen opgang te doen neemen, gefluit. Vrugtlooze pooging om de Wapen handelen de Genootfchappen in de Ommelanden te verbieden. De Gewapende Genootfchappen in een haatlyken dag voorgefleld. Deeze verdeed/gen zich tegen die opfpraak. Zy worden, fchoon vóór de Omwentelii/g niet afgefchaft, geenzins ongemoeid gelaaten Het Hof werkt 'er tegen. Aanfchryvens van het zelve, tot bepaaling der Wapengenootfchapperen. Aanmerking daar over. De Wapengenootfchappers ommaskeren 's Hofs bedryf in een Adres aan de Staaten. Het Wapengenootfchap te Appingadam vuurt af, en wordt beledigd. Oproer by het Societzitshuis aldaar. Stryd tusfchen de Oranjegezinden en Genootfchap-  HISTORIE. 185 /dappers. Herhaaling van dit Gevegt. He, Hof wil eene Commisfie met Krygsvolk der waards zenden; dit flaagt niet. Verzoek de Hofs by Gedeputeerde Staaten om Attaché Uitftel hier van, als mede van een verzoek on Vrywilligers uit de Stad daar heen te fchik ken. De Regter van Appingadam Wierin ga gefchorst, en Hoving in diens plaat gefield. Tegenwerking des Hofs. Het Ho, weigert Hoving in den Eed te neemen. D Stad oordeelt zich hier toe geregtigd. Neem Hoving in den Eed. Rede van de infchik lykheid des Hofs, en van Wier in ga. Ver andering by de Omwenteling. Verklaaring de Stadsregeering, wegens het door dezelve gedaa ne in den laatften tyd. Verdere bedryven de, Ommelander Heeren. Hun fchryven aan hui Hoog Mogenden by het aannaderen der Om wentelinge; als mede aan den Stadhouder Raadflag van hun Hoog Mogenden hier op De Ommelander Heeren dringen hun verzoet by hun Hoog Mog. nog nader aan. Dri Befiuiten door de Ommelander Heeren gcno men. Hoe de Ommelander Heeren hun eigei gedrag fchetzen. Aanmerkingen op hetzelve De Stad Groningen meer byzonder befchouwa Slegte gefteldheid van de Schuttery daar te, Stede. Voorftel tot een beter plan voor d Burgermagt. Beraadfiagingen over V zelve Tegenwerkingen van verfcheidenerleien aart Prinsgezinde/2 yveren daartegen; ook de Ari flocraaten. Anderen uit nog andere inzigten Tegenbedenkingen ontworpen. De Godsdiens in 't /pel gebragt. Ontwerpen van fterke Burgerwapening. Gedrag der Krygsbezettin M 5 ge ! L1V. boek.' I $■ c f. t l t >  186 VADERLANDSCHE Liv. boek. Alge- meene Schets van de Gefieldh^i i in Stad en Lande. Stryd rustenen de Stad ge, eerst lofwaardig, v:rvolgens minder pryslyk. Jonkheer van üldenneel. Collonel dei Genootfchaps draagt het BevelhebberJchap aan S. Trip over. Hoe het te dier Stede by de Omwenteling toeging. Het éénig nog overfchietend Gewest, 't geen wy, te bepaalder befchouwinge, moeten intreeden, en. waar voor wy dit Boek beftemmen, is Stad en Lande. Een Gewest, 't welk, gelyk wy voorheen grond vonden om op te merken, en wel byzonder de Stad Groningen, minder dan de overige deelde in de hoog en hol gaande Staatsbeweegenisfen van deezen tyd, dan eenig ander der Bondgenootfchaplyke Gewesten; doch des niet geheel vry was, en eerlang met bysterder Onlusten gedreigd werd, die ook met de daad daar aanvanglyk plaats greepen, en geichaapen Honden zich algemeen te zullen verfpreiden, zodanig dat dit Gewest, niet minder dan de overige, Tooneelen ftondt op te leeveren van binnenlandfchen Tweefpalt en Burgerkryg. Hoe in de Stad de Patriottifche Party zegevierde , terwyl deeze in de Ommelanden het der andere moest gewonnen geeven, is gebleeken uit het verhaal der Gebeurtenisien, in den voorleeden Jaare (*). De ftryd tusfehen de Stad en de Ommelanden hieldt aan, nam toe, groeide op tot de hoogte van Burgerkryg, dreigde eene Scheu- O Zie onze ladert. Hist. XIII. D. bl. 198-231.  HISTORIE. 187 Scheuring tusfchen de Staatsleden, niet on gelyk aan die wy zo in 't Sticht als in Friesland befchouwden, fchoon dezelve niet liep tot die hoogte als in 't Sticht, en niet vergezeld ging van zo fchroomlyke uiterftens als wy in Friesland in 't laatst voorgaande Boek zagen. Geen Gewest betoonde zich, mag men, zonder eenige benadeeling van den lof der vvelwillenheid van een en ander Gewest, zeggen, geneegener, vol vaardiger om, ware het mogelyk, de hoog gereezene Staatsen Burgerveifchillen, langs den weg van minnelyke fehikking by te leggen, en geen der twistende Partyen brusk voor 't hoofd te ftooten. Immers, zy waren van alle Bondgenooten, de éénige, die, wanneer een aantal Gelderfche Heeren, in den voorleden Jaare, by eenen wydloopigen Brieve, de Staatshandelingen, in dat Gewest, openlagen , hun met een Antwoord verwaardigde (*). Zy waren volyverig om eene Commisfie ter Bemiddeling te benoemen (f); en ftrekten alle hunne Raadflagen ter hooge Staatsvergadering om den weg van zagtheid, zo veel met regtmaatigheid beftaan kon, in te flaan, gelyk de algemeene Staatsonderhandelingen, ten deezen Jaare, in veelvuldige noodloos byzonder aan te haaien gevallen, uitwyzen. Maar (*) Zie onze Vadert. Hist. XR D. bl. 231, vergeleelten met het Xlll. D. bl. 232. ' (f) Zie onze Vadert. Hist. XIÏJ. D. bl. 235. vergeleeken met het XVU. D. bl. 285 cm. L1V. li O E K, 178*. en Ommelan ■ den. Alge- meen Verflag van het Gedrag van Stad en Lande in de Staatsonlusxn.  LIV. ï5 0ek. 1787. Stad en Lande veekyds agterlyk in tie Be. fluiten. Algemeeneoorzaaken Kier van. Het voorgevallenemet S. Trip (reeft Groningen gelegenheid tot een meer bepaalde Lastgeevihg aan de Aftrevairdigden. 188 VADERLANDSCHE Maar even zeer als men dit ontdekt zal men ook ontWaarendat Stad en Lande ongereed was om op eenige hangende Stukken beflLsfend te antwoorden; uitltellend overneemen was, hoe algemeen ook, meer dan by eenig ander Staatslid, by de Afgevaardigden van Stad en Lande gewoon; en de aanmaaningen tot inbrengen van een bepaald Belluit waren ten opzigte van geen. der Gewesten veelvuldiger. Een der oorzaaken van dit marren moet zeker gezogt en geiteld worden in de verichillende inzigten van de Stad en de Ommelanden, op veele voornaame toen betwiste Staatsftukken, de een naa de ander ter hooge Staatsvergaderinge behandeld. Schoon dit veelal aanleidinge daar toe gave, vonden die van Groningen niet altoos genoegen in 't geen een hunner Afgevaardigden, meer voortflaande, op eigen gezag, ten befluite hielp brengen. Treffend en gedenkwaardig is het des voorgevallene met den Stads Afgevaardigden Heere Scato Trip, en het Befiuit van den Breeden Raad der Stad Groningen, te dier gelegenheid, genomen, wegens de Afgevaardigden ter Vergadering van hun Hoog Mogenden. „ Alzo," dus luidt het, ,, ter Vergadering der Heeren Burgemees„ teren en Raad oud en nieuw, fampt Taal„ mannen en Gezwooren Gemeente dee„ zer Stad, bedenkingen zyn gemaakt, en „ misnoegdheid betoond, over het gedrag „ van den «tegenwoordig in 'sHaage pre„ fent zynde Gedeputeerde Scato Trip, S:ais-  HISTORIE. 189 y, Sradswyze genomineerd tot de Vergade„ ring van hun Hoog Mogenden, als dat „ dezelve, in deeze allercritiekfte tydsom„ Handigheden, waar in niet alleen Provin,, cien en Provinciën verdeeld zyn, maar ,, waar zelfs Generaliteits Collegien, hoe„ wel beftaande uit Leden van alle Pro„ vincien gecommitteerd, zulke ftrydige „ maatregelen neemen, tegen het geen by „ zommige Provinciën beflooten is ^ dat „ daar uit niet dan de fchriklykfte verwar„ ring moet gebooren worden, inwendig „ door de verlegenheid van zommige Be„ ampten, aan wie te gehoorzaamen, en ,, de een thans opvolgt 't geen hem naar „ tydsomftandigheden best fchynt, en de „ ander iets anders, waar door dus uitwen„ dig de Republiek buiten 's Lands van ,, aanzien en credit wordt beroofd. ,, Dat egter gemelde Stads Gedeputeer„ de, in die critieke tydsomftandigheden , „ heeft kunnen goedvinden te concurree„ ren tot onderfcheide Refolutien, zedert „ eenigen tyd by hun Hoog Mogenden „ genomen, opzigtlyk de zweevende Ver„ fchillen tusfchen Gelderland, Holland en ,, Utrecht, het gebruik der Militaire Magt „ in de laatstgemelde Provincie, het em„ ployeeren der Troepen ter repartitie van „ Holland ftaande, en het ongenoegen, „ dat Heeren Staaten van Holland hebben ,, opgevat tegen verfcheide hunner Dis„ obediente Officieren. Zaaken, welke uit „ haaren aart zo intricaat zyn, dat het te „ verwonderen is hoe een Gedeputeerde ?, het LIV. BOEK. I787.  ïoo VADERLANDS CHÈ l;V. b o f, k. 1787, „ het op zich heeft durven neemen, dté „ te heipen concludeeren, en niet over te „ neemen, ten einde eerst af te wagten „ den last zyner Principaalen. Waar door ,, hy dus de Provincie die hy de eer heeft „ in die Vergadering van hun Hoog Mo„ genden te reprefenteeren, in de nood„ zaaklykheid brengt, om, indien zy daar „ over anders denkt, zyn gedrag te dis„ avoueeren, of maatregelen te neemen, 3, ftrydig met de geene, daar in hy, we,, gens zyne Provincie, ter Generaliteit hadt „ toegeftemd. Dat dit in aanmerking ge„ nomen zynde, hun Ed. Mogenden niet „ onverfchillig zyn, over het gedrag van „ hun Gedeputeerden, die zulke gewigti„ ge zaaken mede helpende concludeeren, ,, zonder die ter Kennisfe en Deliberatie „ te brengen van zyne Principaalen, en daar „ door eerder heeft opgevolgd zyn eigen „ Politieke Begrippen dan die geene, wel„ ke hy mogelyk heeft kunnen vermoeden „ alhier te refideeren. „ Dat dus, om zulke overhaaste en van „ het uiterfte belang zynde pasfen voor „ te komen, en te beletten dat een Gede„ puteerde ter Vergaderinge van hun Hoog „ Mogenden concurreere tot het neemen ,, van Refolutien, die prejudiciabel en on„ aangenaam kunnen zyn, den tegenwoor„ digen Stads Gedeputeerden S. Trip , als ,, mede den andere Heere Stads Gedepu„ teerden, wegens deezen Breeden Raad zal „ worden aangefchreeven en gelast „ Foor eerst, om hoe genaamd geene toe- „ ftern-  HISTORIE. 191 „ {temming te geeven, dat 'er gebruik ge„ maakt worde van Militie en Krygsbe„ hoeftens in de thans zweevende Burger„ gefchillen, 't zy dezelve tusfchen Staats„ leden of Regenten onderling, of in die „ tusfchen Regenten en Burgers mogten ,, plaats hebben. Ten tweeden; ook „ niet te laudeeren of te approbeeren De „ marches door een of ander Staatslid gc„ daan; veel min in zulk een geval Offi„ eieren en Beampten, naamens hun Hoog „ Mogenden , in Protectie te neemen. „ Ten derden; om niet te concurreeren tol 9, eenige maatregels, waar door men thanj „ zoekt allen behoorlyken Invloed van hel „ Volk op hunne Regenten te onderdruk „ ken, of zelfs weg te neemen: terwyl hur „ Ed. Mogenden verklaaren, in dit fenti„ ment te verfeeren, dat een behoorelykt „ Invloed van het Volk op hunne Regen „ ten, als deszelfs Reprefentanten, de Ba„ fis der waare Burgerlyke Vryheid moei „ maaken, en dus niet onverfchillig zuller „ opneemen, indien een Gecommitteerd* „ ter Generaliteit Stadswyze, zyn Provin „ ciaal Character te baat neemende, ziet „ durfde verftouten, tegen den gemanifes„ teerden wille van de Breede Raadsver gadering zich te verzetten. . „ Dat dieshalven hier van, uit naame. „ van deezen Breeden Raad, de refpective „ Gedeputeerden ter Vergadering van hur „ Hoog Mogenden Stadszyde, zullen wor„ den geadverteerd; en.uit naam van hun „ Ed. Mog. ernftig geordonneerd, om ir L1V, IJ O E K.' 1787.  192 VADERLANDSCHE LlV. boek I787. Welk eene uitwerkingzulks hadt. „ geene zaaken daar tegen aan te gaan? „ maar alle zulke en foortgelyke zaaken „ over te neemen, om ze dus te brengen „ ter Befoigne voor den Landsdag, en in„ dien onvermoedelyk de andere Provinciën „ met de Conclufie wilden voortvaaren het „ zelve op. het kragtigfte te contradicee„ ren, en daar tegen te protesteeren, en „ dus in zulke en diergelyke zaaken niet „ Propria Auctoritate te concludeeren, of „ dat zy anders zullen ondervinden de „ hoogfte Indignatie van deeze Vergade„ ring (*)." Onverwyld ging dit Befiuit van Stadswege na 'sGraven/iaage; en, dewyl de Heer Tjassens, een der Afgevaardigden, zich met een Staatslast in Vlaanderen bevondt, werdt de Raadsheer en Gedeputeerde Wichers , thans binnen Groningen, verzogt ten fpoedigften zich na de Vergadering van hun Hoog Mog. te begeeven, die zich ook, op den negen en twintigflen van Bloeimaand daar bevondt (f). Naa welken tyd Stad en Lande ter Vergadering van hun Hoog Mogenden zich in de netelige voorwerpen, toen behandeld, met veel omzigtigheids gedroeg, en die van Stadswegen waren afgevaardigd , overeenkomftig te werk gingen met C) Cepie eener Refolutie van den Breeden Raai der Stad Groningen 15 Mey 1787. Men zie te rogge pp het voorgevallene ter Algemeene Staatsvergadering in dat Tydsgewrichte in onze FaderL Hist. XIV. D. bl. 288 enz. (t) Refol. Gen. 29 Mey 1787.  HISTORIE. 193 met de gegeevene Voorfchriften (*). Hun gehouden handelwyze droeg de goedkeuring hunner Zenderen weg. In gevolge hier van werden zy ook van Stadswegen gemagtigd niet te bewilligen in de Befcherming aan de gefchortfte Officieren door den Raad van Staaten toegezegd, veel min in de betaaling van de bepaalde fom aan deeze Officieren. Het Lid der Ommelanden bragt een tegenovergeftelden raadflag uit, en zullen wy welhaast, in den loop der Gefchiedenisfen van dit Gewest, die twee deelen tegen den anderen zien horten en ftooten. Schreef men de wisfeling van het bovendryven der Party in Friesland voor geen gering gedeelte toe aan den invloed des Stadhouders, geduurende zyn kortftondig verblyf in dat Gewest, op de Friefche Ariftocraaten verkreegen fjf), het mangelt niet aan de zodanigen, die de Gezindheid der Ommelanderen voor den Stadhouder, althans gedeeltlyk, aan die zelfde oorzaak toekennen. Hebben wy elders, om het voorgevallene, ten aanziene van de aanvanglyke invoering van eene Grondwettige Herftelling in de Stad Groningen, toe te lichten, eene fchets van de Regeeringsgefteltenis dier Stad gegeeven (§), het zal niet ondienftig zyn hier j mee een kort woord, te (*) Men zie ten blyke hier van Refol. Gen. 1. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Juny 1787. (t) Zie onze Vadert. Hist. XU1. D. bl. 106. (§j Zie onze Vadert. Hist. XUX. D. bl. 108. XIX. Deel. N ■ LiV. 13 o ek. 1787. Schets van de Regeering in de Ommelanden.  194 VADERLANDSCHE Liv. BOEK. I787. gewaagen van de gefchaapenheid der Regeeringe in de Ommelanden, als ter opheldering dienende van het gebeurde, ten deezen Jaare (*). De Regeering der Ommelanden wordt vertegenwoordigd door Gemagtigden ten Landsdage. Deeze beftaan uit Eigenerfden , die een zeker bepaald gedeelte Lands, en verder daar toe vereischte hoedanigheden bezitten. Voor het grootfte gedeelte zyn het Edelluiden of Boeren. Is 'er in eenig Kerfpel geen zulk een Eigenerfde, dan wordt daar in een Volmagt verkooren. Die Eigenerfden en Volmagten hebben alle gelyke ftem ten Landsdage. Zy voeren den tytel van Edel Mogende Heeren, als een werklyk Lid van Staat uitmaakende. Zy vergaderen in zaaken het geheel Gewest betreffende, of op uitfchryving der Heeren Gedeputeerde Staaten by gelegenheid eens nieuw bepaald wordende Landdags, wanneer de Staatenbooden hun daar toe hoofd voor hoofd daagen, en wel, naar een oud gebruik, 's avonds te vooren in de Herberg; of komen van zich zeiven, volgens affpraak, by een, wanneer de Landsdag (*) Ten volkomen verftande van deeze Regeeringsgefteltenisfe, en het verband met die der Stad Groningen, moeten wy onze Leezers verwyzen tot de» 1 egenwoordigen Staat -van Stad en Lande H. D. bl. 237.en men vergelyke daar mede AeFerklaaring van het Tractaat van Reductie der Stad Groningen aan de Unie van Utrecht, door Mr. Henr. Lud. Wichers te Gr «. by J. Djkema en J. van Groenenbero 1794. en 1796. II. Stuk bl. 411.  HISTORIE. 195 dag gefcheiden is, om op zekeren tyd weder gehouden te worden. In afzonderlyke Ommelander Vergaderingen komen zy by een op aanfchryving der Gecommitteerde Raaden van de Ommelanden. Ten befternden dage vergaderen zy in het Provinciekuis te Groningen omtrent Provinciaale, maar in 't Ommelanderhuis ten aanzieue van eigene afzonderlyke zaaken. Als dan opent de voorzittenden Heer der Gecommitteerde Raaden de Vergadering met opgave van de reden der Zamenkomst, en doet den Secretaris de onderwerpen van Overweeging voorleezen. Dit wordt gevolgd van het opneemen der Stemmen. By welke opneeming, zints veele Jaaren, gebruiklyk is, dat de Voorzitter der Heeren van het Hunzingo Kwartier hun gevoelen afvraagt, waar op dan een of ander der Jonkeren, zyn gevoelen openlegt, met dat gevolg, dat indien andere Leden des Kwartiers daar niet .tegen opkomen, en eifchen, dat men zich begeeve in een afzonderlyk vertrek, het geuitte gevoelen gehouden wordt voor het gevoelen van het geheele Hunzingo Kwartier. Maar, in geval van tegenfpraak, begeeven allen die van Hunzingo met den Syndicus en Secretaris na 't gemelde fpreekvertrek, waar zy door den oudften Heer hoofd voor hoofd gevraagd worden: die met hun te rug keert, en het nu openbaar geworden gevoelen der meerderheid, op de''Ommelander Vergadering, als de Stem van Hunzingo uitbrengt. Even zo draagt het zich toe met het in rang N 2 vol- LIV. BOEK. I787.  196 VADERLANDSCHE LI BOEK. 1787. volgend Fiviligo en het laatlïe of derde het Wener Kwartier. Eene wyze van ftemmen, die zeker een vreemd voorkomen heeft, en, fchoon gefchikt tot fpoedige afdoening van zaaken: dewyl over ieder onderwerp llegts drie gevoelens worden ingenomen, even blykbaar een grooten invloed verleent aan op gezag voering gefielde Regeeringsleden, door bekwaamheid, jaaren, of langs eenen anderen weg, gefchikt om eene Kwartiersitem te dwingen. Jongere of op Ampten vlammende Edellieden leenen ligt het oor, wan.neer de Stem ter begunitiging van die inzigten fpreekt, of worden door fchroom wederhouden om iets ftrydigs met het gevoelen der ouden en aanzienlyken voort te brengen. Verre het grootfte gedeelte uit den Boerenftand tot deeze gewigtige Post beftemd, hebben zich nimmer toegelegd om in 's Lands zaaken de vereischie kundigheden op te doen, mangel aan doorzigt doet hun de leidingen des eerften Spreekers volgen. Groot ook is onder hun het getal der geenen die van den eenen of anderen Heer afhangen, zy volgen dien blindeling, niet opmerkende, dat onbegrensde grootheid hun doel, en 's Volks wettige Regten en Vryheden, lynrecht tegen elkander inloopen. De gevoelens der drie Kwartieren, 't zy op de eene of de andere der gemelde wyzen ingenomen zynde, overftemmen twee Kwartieren het derde, en de Voorzitter is gehouden met de Meerderheid het befiuit te neemen. Dit Ommelander gevoelen, of by  HISTORIE. 197 by eenparigheid, of by meerderheid, opgemaakt, wordt vervolgens, door de Ommelander Syndicus ter Staatsvergadering geopend , en maakt, in geval van eenftemmigheid met het Stadsgevoelen, daadlyk een Staatsbefluit. Verfchilt het daar van, dan worden beide de gevoelens geboekt, om, op eenen volgenden Landdag, by herziening van het te vooren verhandelde, weder op nieuw, in overweeging genomen te worden, of inmiddels eene mededeeling der beweeggronden het verfchillende kan vereffenen. In het tegenwoordig tydsgewrigte trok de Ommelander Meerderheid met den Stadhouder ééne lyn; en hadt dit, fchoon de Ommelanden over 't algemeen gezegd mogten worden tot de Prinsgezinde Party eene fterke neiging te hebben, waar van wy de vrees voor lang en veel beproefde Ariftccratifchen dwang, by eene voorige gelegenheid, als een der oorzaaken opgaven (*) thans eene meerdere fterkte gekreegen, naa dat hun veel invloeds hebbenden Spreeker zints het verblyf der Stadhouderlyke Familie in dit Gewest, van Party gewisfeld en van een voormaals veelbewerkenden Patriot in een fterk voorftander van het Stadhouderlyk Gezag veranderd was (f), en deeze Party de overhand bekwam, op die in de Ommelanden op Staatshervorming bedagt wa- (*) Zie onze Fatterl. Uist. X. D. bi. 323. • (f) Post van den Neder-Rbyn Xi. ü. .bl. 794 en 797. N 3 L1V, BOEK. I787. Prinsge» zinriheid in dezelve op.eewakkerdan ondei= (leund.  *o8 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. 1787. Welke Vryheids poogingen, in den voorleden jaare, in Groningen gedaan en gedaagd waren. ware (*). 't Geen, naar alten fchyn, de Stad Groningen tot een fterker tegenwerking aanzette. Dit algemeene hebben wy vooraf willen zenden om ter opheldering te dienen van den ftryd, dien wy vervolgens, in dit Boek, tusfchen de Stad en de Ommelanden zuilen zien voeren. In Groningen hadt de ftem der Vryheid, om ontheffing van ongeregelden Stadbouderlyken Invloed in de Regeeringsbeftelling, zich op het nadruklykst en met vrugt doen hooren; wegens den Invloed der Taalmannen en Gezwooren Gemeente (f). Even zeer was men daar geflaagd om eene Herziening te bewerken over alle deelen van de Regeerings Conftitutie der Stad, en deszelfs onderfcheidene wyzen van Reprefentatien, op eene \vettige wyze, te bewerken. Om het plan der Volksoproepingen ten dien tyde te ontwerpen , werden, in Wintermaand des verftreeken Jaars, op toegeftaan verzoek des Breeden Raads, eenige Regeeringsperfoonen, en eenigen uit de Ondertekenaars des ingedienden en gunftig aangenomen Verzoekfchrifts benoemd (§). Het groot voorwerp deezer Benoeminge was om met elkander te raadpleegen ter wegneeming van alle ingefioopen Misbruiken, byzonder ten opzigte van het Stadhouoerfchap, en het herftel der Bezwaaren. Het (*) Zie onze Vadert. fïi(t. XIII. D.bl. 219—231. (|J Zie onze Vadert. Hist. XIII. D. bl. 199—210! (§) Zie onze Vadert, hist. Xlli. D. bl. 209—214,  HISTORIE. 199 Het Patriottisch denkend en voor zyne gevoelens onbewimpeld uitkomend gedeelte der Groninger Burgery, door deeze welgeflaagde {tappen bemoedigd, waagde , met den aanvange deezes Jaars, eene ver-' dere fchreede. Een aantal van zeven honderd en zeven en vyftig Burgers diende, den vyfden van Louwmaand, aan den Breeden Raad der Stad Groningen, zodanig hervormd, als wy, in den voorleden Jaare, zagen, het volgend zeer merkwaardig Vryheid ademend en Voorzigtigheid in 't oog houdend Verzoekfchrift in. „ Daar „ het U Ed. Mog. behaagd heeft, met de denkbeelden van negen honderd vier „ en dertig Burgers en Ingezetenen deezer „ Stad, noopens de noodzaaklykheid eener „ Herzieninge over alle de deelen der Re„ geerings Conftitutie deezer Stad, en des„ zelfs onderfcheidene wyze van Reprefen„ tatien, zo Vaderlandlievende in te ftem9, men, eene daar toe wettige Oproeping „ van het Volk ter aanftellinge van hunne 5, Geconftitueerden enz toe te ftaan, en, by die zelfde gunftige Refolutie van den „ vyftienden van December mdcclxxxvï, „ eene Commisfie uit O Ed. Mog. en de „ negen honderd vier en dertig Remon„ ftranten te benoemen, ter overlegging ,. en opmaaking van het Plan ter Oproe„ pinge van het Volk, in voege in het 9, gezegde Request vermeld; zo heeft dil „ alles niet alleen de Ondergetekenden, ■„ maar, zo men veilig mag verzekeren, hei geheele Volk, met zulk eene blyde aan N 4 „ doe LIV. soek. I787. i'erzoekchiiftran een lantal rer Burgeren.  200 VADERLANDSCHE BOEK. I787. „ doening vervuld, dat zy, in het zekere „ vooruitzigt, dat door deeze eensgezind„ heid der Vertegenwoordigers en het „ Volk, de waare Bufgerlyke Vryheid eens „ eindelyk op hegte grondvesten zal wor„ den gefield, U Ed. Mog. by deezen „ hunne hartlyke dankerkentenis ten pleg„ tigften moeten betuigen. „ Dan, dewyl het zeker is, dat de aan„ gefielde Commisfie deeze voor de Natie „ zo belangryke zaak, vóór de aanftaan„ de Keuren, niet zal kunnen afdoen, en „ de Remonfiranten, by hun Adres reeds „ hunne gegronde vrees hebben te kennen „ gegeeven, dat de aannaderende Keuren, „ van Raad en Gezwooren Meente, zo „ dezelve, op den gewoonen tyd, ftand „ greepen, zekerlyk het heilzaam Plan van „ U Ed. Mog. en het Volk met diens zo „ gunftige gevolgen, voor het algemeen „ Welzyn, zo niet buiten hun geheel zou„ den kunnen brengen, ten minften, hoe „ ongefundeerd ook, eene naadeelige ver„ traaging daar in veroorzaaken. „ Een vooruitzigt, Ed. Mog. Heeren! „ in wiens gevolgen de Ondergetekenden „ zich niet verder zullen uitlaaten, als ten „ vollen overtuigd, dat het gewigt dee„ zer zaake, en de gevreesde gevolgen, „ geen minder indruk, by U Ed. Mog. „ dan by hun, zal te wege brengen. „ Hierom vinden zy zich onvermydelyk „ verpligt U Ed. Mog, door deezen eer„ biedig te verzoeken, om de aanftaande „ Raads en Gezvvoorens Keuren, alsmede si de  HISTORIE. 201 de Beftelling der jaarlykfche Stads Com„ misfien, zo Provinciaal als Generaliteits „ op te fchorten, en in haare onderfchei„ dene Reprefentatien te doen voortgaan, „ tot den tyd, dat de Oproeping des Volks, „ de aanftelling hunner Geconftitueerdens, „ het inkomen der Bezwaaren, de Herzie„ ning der Conftitutie, en 't geen daar uit „ zou mogen volgen, zullen zyn afgeloo„ pen." Op dit Verzoekfchrift vondt de Oude en Nieuwe Raad, nevens Taalmannen en Gezwooren Gemeente, goed de Verandering der Regeeringe, voor dit Jaar, om aangevoerde redenen, op te fchorten, en van deeze opfchorting den Stadhouder te verftendigen (*). Zyne Hoogheid betoonde zich des onvoldaan, als tegen het Reglement van Regeering en de Keurordonnantien inloopende, en leeverde aan den Breeden Raad eene tegenverklaaring in. Men liet zulks onbeantwoord (*). Ter Stede Appingadam, waar de Stadhouder het zelfde Regt van Goedkeuring der verkooren Magiftraatsperfoonen uitoefende, hadt diens te Groningen gehouden gedrag een gevolg van nog fterker aart. Immers de Regeering beiloot, op verzoek van verfcheide Burgers, ,, om, van nu „ voortaan, niets aangaande de Magiftraats„ beftelling aan zyne Hoogheid ter goed„ of afkeuring te zenden." De Minderheid (*) N. Neder!. Jaarb. voor 178/. bl. 362 en 603. (t) Verzam. by dü Ciialmot XI. D. bl. 139. N 5 L1V. BOEK.' 1787* De Re* geeri rasverandering voor dit Jaar te Cioningeliopsefchort,en den Prins des verftendigd. Te Jp. pingadam befiuit de Meerderheid , wegens de Maeiilraatsbe(lellingniets aan den Prins te zenden.  lui. BOEK. I787. Ken Ver- zoekfchriftten tegendeele. 202 VADERLANDSCHE heid der Regeeringe en eenige zeer weinige voornaatne Burgers, misbruik maakende van de onkunde van verfcheidenen, hadden een Verzoekfchrifc ontworpen, ten tegendeele, door negen en vyftig Ingezetenen getekend. Niets kan beter dienen om het beloop deezer zaake, en hunne ftrydige denkwyze in het Staatkundige, ten vollen aan den dag te leggen, dan het ftuk zelve. Dit Verzoekfchrift, aan hun Ed. Mog. Heeren Luitenant en Hoofdmannen van de Hooge Juftitiekamer van Stad en Lande ge- rigt, luidde woordlyk. ■ „De onder- „ getekende Burgers en Ingezetenen van „ Appingadam, vinden zich in de onver,, mydelyke noodzaaklykheid gebragt, U „ Ed. Mog. eerbiedigst te remonftreeren, „ hoe dat, zedert eenen geruimen tyd, ee„ nige weinige en na verandering haaken„ de Perfoonen niet kunnen dulden, dat „ de aangenaame Rust, Vrede en Een„ dragt, by aanhoudenheid te deezer plaat» „ ze bewaard bleeven; maar dezelve graag „ verwisfelen zouden tegen zo veele on,, gelukkige woelingen en verwarringen, „ als, zedert een geruimen tyd, de Grond„ vesten deezer Republiek bewoogen heb- ben, van zich hebben kunnen verkry„ gen, om, ter gelegenheid der gedaane „ jaarlykfche keuze der Heeren Leden van „ de Regeering aldaar, in de jongstverloo„ pe maand gedaan, van Burgemeesteren „ en verdere Eedgenooten te verzoeken, „ ten einde verftaan mogt worden, dat, van nu voortaan niets deezen aangaande, „ Wc-  HISTORIE. 203 wederom ter Approbatie aan zyne Doorl. „ Hoogheid, werde gezonden. Het welk de Remonftranten, avers van alle Nieu9, wigheden en Veranderingen, zo nadee„ lig voor het Algemeene Welzyn, nog tydig ter ooren komende, hebben zy gemeend niet ftille te moeten zitten; „ maar voor zich en hunne Naakomelin„ gen verpligt te zyn deeze alleszins ge„ vaarlyke Molimens, kragtdaadig; doch „ tevens met behoorelyke moderatie, te„ gen te gaan, hunne waare Denkingswy„ ze te manifesteeren, en daar door een 9, openbaar blyk te geeven, dat dit zo „, onbefcheiden en wederregüyk Verzoek „ gansch niet ftrookte met de begeerte des 9> Volks; maar in tegendeel wel drie vier- de gedeelte van de voornaamfte en ge„ goedfte Ingezetenen, die by de Confer9, vatie der Ruste het hoogde belang heb9, ben, niet meer verlangden dan dat, in„ gevolge wettig door het Corpus van Ap,, pingadam gedaane Delatie, zo aan den „ tegenwoordigen Heer Erfltadhouder, als bevoorens aan Hoogstdeszelfs Heer Va„ der en Vrouw Moeder Gl. Ged. voor„ fchreeve jaarlykfche Keuze, by conti- nuatie, aan den Heer Erfltadhouder ter „ Approbatie gezonden worde. „ Waarom zy zulks aan Burgemeesteren „ en Eedgenooten by Requeste nadruklyk 9, te kennen gaven, met verzoek, dat de „ getrouwe Burgers en Ingezetenen by hunne Keg'en gemaintimerd', en de gedaane keu8, z$, als yan ouds her aan zyne Doorlugage „ Hqo$- IJ Ui'- K. 1787.  Lrv. I O EK. 1 5 I 1 ( 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9: 9! 9! 204 VADERLANDSCHE „ Hoogheid ter Approbatie gezonden mogt „ worden, óte gofófe ifotf /« „ iSVö^ geftoord en de goede Ingezetenen „ ee/7ö willekeurige handelwyze van eenige weinigen niet blootgefteld worden. ' „ Dan," vervolgen zy, „ hoe billyk en „ regtmaatig dit Verzoek ook mogt zyn, „ heeft het nogthans den Remonttjanten , niet mogen gelukken, daar op eenige „ de minfte Dispofitie te bekomen; ter(, wyl, in tegendeel, de Meerderheiddee9 zer Vergadering goeddunkt, om, con, form het verzoek van ilegts vyf en dertig Perfoonen, te verftaan, dat nu en fchier, komftig geene Verzending van de Ver, kiezing der Regeeringsleden aan den Heer , Erfltadhouder plaats hebbe, en daar van , per Misfive aan zyne Doorl. Hoogheid , kennis zal worden gegeeven." Dit Befiuit, oordeelden zy zo Willekenig als Wederregtlyk en Onbetaamlyk; drie loedanigheden, welke zy, op deezen trant, laar aan toefchryven. „ Willekeurig: , daar het uit de Vertekening van beide , de Requesten manifest is, dat ten min, flen ruim drie vierde gedeelte der Bur, geren en Inwoonderen van Appingadam , zich voor de Confervatie der Regten , den Heer Erfltadhouder competeerende , verklaaren, en dus ontegenzeggelyk al, daar door de Volksftem gevorderd wordt. , Een ftem, wier fchending, indien zy , tegen de Belangens van zyne Hoogheid , klinkt, hedendaags voor de Misdaad van gekwetlte Majefleit gehouden, doch in ,9 cas  HISTORIE. 205 fubject, om dat zy zich voor de Be„ waaring van de Rust en Handhaaving „ van wettig opgedraagene Voorregten, „ laat hooren, over zulks niet naar den „ fmaak van de Meerderheid der Heeren „ Eedgenooten is, met een veragtlyk ftil- zwygen verworpen wordt. „ Weden egtlyk, daar dit Regt van Ap„ probatie, door het geheele Corpus van Appingadam, door alle de Kluften, en „ dus de ganfche Stad, vrywillig en uit „ eigene beweeging, aan zyne Hoogheid is opgedraagen, en over zulks het Eedge„ nootfchap, fchoon Unanim, veel minder „ die geringe Meerderheid, geen de min„ fte bevoegdheid heeft, om, op verzoek ,, van eenige weinigen, een Decreet van „ het geheele Corpus te vernietigen, en „ door een ftrydig Befiuit, buiten effect ,, te ftellen cum quo modo quid colligatum 9, fit, eodem modo disfioki debeat. „ Onbetaamlyk, daar 'er geen de minfte „ reden wordt of kan worden bygebragt, „ waarom zyne Hoogheid nu niet, gelyk „ voor deezen meerder gemelde Regten „ zal mogen uitoefenen, en men niet eens „ durft zeggen, dat van dit Regt ooit ee„ nig misbruik gemaakt, of daar door iets „ tegen de verlangens van het geheele ,, Corpus uitgevoerd is. Gevolglyk kan deeze ongehoorde Demarche niet anders „ dan als een werk van Ongeregtigheid „ worden aangemerkt, om van de In/u„ Ha Temporum gebruik te maaken, en j, gelegenheid te vinden, om verdere Be- „ wee- Liv. BOEK. 1787.  LIV. boek I787. üo5' VADERLANDSCHE „ weegingen, die men voorheeft, aan ders" „ gang te helpen. „ Het bezef van zulks alles en der yfe„ lykfte gevolgen, die daar uit te wagten „ ftonden, noodperste de Ondergetekenden „ bedaardlyk in overweeging te neemen, „ welke gefchikte middelen geadhibeerd ,, konden worden om de onbepaalde en „ willekeurige Overheerfching, welke de „ Meerderheid van het Eedgenootfchap ,, zogt in te voeren, en door te dryven, „ te beletten en tegen te gaan. Zy „ confidereeren, dat de Stad Appingadam ,, aan U Ed. Mog. Collegie het Ampliatie „ Reglement van mdclxiv te danken had„ de. Dat aan U Ed. Mog. reeds van „ vroegere tyden, en vóór dat Hoogstder„ zeiver Collegie tot een Provinciaal Hof „ van Juftitie opgerigt en met die luister is „ bekleed geworden, welke het thans zo „ refpectabel maakt, de Deciïie en Be„ middeling competeerde over Gefchil- len tusfchen de Leden van Regeering „ onderling, of met de Burgery of tus„ fchen de Burgers onderling over de Be„ ftelling van Regeering of de Huishou„ delyke Beftuuring hunner Stad betreffen„ de. Dat aan U Ed. Mog. daarenboven, ,, als thans het hoogfte Geregtshof uit„ maakende, by het Reglement Reforma,, toir van mdccxlix fpeciaal is aanbevo„ len om over deeze geheele Provincie „ naauwkeurig agt te geeven, dat niemand „ onregt of overlast lyde. „ Dit deedt hun befluiten de Kooplie „ den  HISTORIE. 207 „ den J. G. Kool en J. Ogiers te com„ mitteeren, om, uit hun naam, Adres • „ aan U Ed. Mog. te doen; het voorge- vallene naar waarheid te deduceeren; „ over de gedenegeerde Juftitie te klaa„ gen, gehoor en decifie op hun Request „ te verzoeken. „ U Ed. Mog., niet gewoon de deur „ voor klaagende Ingezetenen geflooten te „ houden, of die geenen, waar tegen de „ klagte wordt ingediend, onverhoord te „ veroordeelen, requireeren, by Apostille „ van den vyfden deezer, berigt van Bur„ gemeesteren en verdere Eedgenooten van „ Appingadam, binnen acht dagen, naa „ Infinuatie, mits alles inmiddels blyve in „ ftatu quo. Breeder uit het annex Re„ quest te zien. „ Deeze Dispofitie doen U Ed. Mog. aan Burgemeesteren en Eedgenooten op „ de decentfte wyze geworden. Zy deli,, bereerden daar over, op den zevenden „ deezer. De Meerderheid is van gevoe„ len, dat onder de geordonneerde Staate van Surcheance, de Beëediging, die daags „ daar aan ftondt te gefchieden, niet be- greepen moest worden. Men vraagt de welmeening van U Ed. Mog. daar om„ trent. U Ed. Mog. hebben de over„ groote goedheid om het Eedgenoota, fchap, by nadere Misfive, aan te fchry„ ven, dat wel degelyk de gedecerneerde „ Status betrekking heeft op de Eedftaa„ ving, met eene ferieufe opwekking ,, om aan dat Decreet, als van Hooger „ Over- Liv. joek. 1787.  2o3 VADERLANDSCHE Liv. SOEK. -787. „ Overheid voortkomende, te obtemporeeren. „ Zy ontvangen de Misfive, terwyl nog alles in zyn geheel is, maar de Meer„ derheid, reeds allen ontzag voor de ge„ heiligde Wetten en Bevelen der Hooge „ Overheid verbannen hebbende, conclu„ deert, dat aan U Ed. Mog. geene Dis„ pofitie competeert over het Stedelyk „ Regt, en over zulks met de Eedftaa„ ving moest worden voortgegaan, en bren„ gen zulks daadlyk in facie, en tegen „ den gedeclareerden wille van verre het „ meerergedeelte der Burgeren en Ingeze„ tenen, ten uitvoer. „ Zulk eene daad van openbaar Geweld, „ tot verguizing en verfmaading van het „ Regt der Hooge Overheid gepleegd, „ moest 'er gebeuren, Ed. Mog. Heeren! ,, in hoope dat de zo zeer getergde en „ getrapte goede Gemeente, woedende „ gemaakt, tot deeze of geene Buiten- ipoorigheden zou overflaan. „ Zulk eene gepremediteerde ondernee„ ming tegen, en directe aanval op het „ Hoog Gezag van U Ed. Mog. moest „ natuurlyker wyze de gemoederen der „ weldenkende Burgers, met aandoening, „ fchrik en indignatie vervuilen, als voor „ wie het gansch geene geringe zaak is, „ te moeten zien, dat hunne wettige Over„. heid gefmaad en alle banden van veilig' ,} heid losgerukt worden. „ De Ondergetekenden herdenken met „ fghrik, welk eene zwaare verzoeking zy „ den  HISTORIE. 209 den Acktfien deezer hebben doorgedaan, „ en kunnen de albeftuurende Voorzienig- heid niet genoeg looven en danken voor „ de aan hun verleende Gemaatigdheid, „ waar door nog gelukkig is verhoed, dat die Dag van Algemeene Vreugde by hun „ niet geworden is een dag van Bloedftor- ,, ting en Rouwe. ■ Zy hoopen en „ vertrouwen, dies wegen dat U Ed. Mog. „ zodanige efficacieufe maatregelen zullen neemen, waar door zy van loortgeiyke „ drangereufe Verzoekingen bevryd, en de „ openbaare veiligheid, door het eerbie„ digen van de Wetten der Hooge Over„ heid beftendig worde. „ Intusfchen is door deeze daad van ,, Geweld, waar van men te vergeefsch „ een voorbeeld in de Gefchiedenisfen ,, zoeken zal, de zaak reeds zo vers, re buiten haar geheel gebragt, dat of„ fchoon zy Remonftranten, óp" hun be„ voorens ingediend Request, eene gun„ ftige Dispofirie van U Ed. Mog. mog„ ten erlangen, zy egter daar van geen „ effect kunnen hebben, vóór en al eer ,, de gepleegde Attentaaten gerepareerd, „ en de gedaane Beëediging, met alle de ^ gevolgen van dezelve, vernietigd zyn. — „ En het is om die reden, dat de Remon„ ftranten zich andermaal tot U Ed. Mog. „ wenden, met fubmis verzoek — Dat U ,, Ed. Mog. zodanige Maatregelen gelieven „ te neemen, waar door het Regt van de Hooge Overheid deezer Provincie tot „ veiligheid der goede Ingezetenen en beXIX. Deel. O „ waa« LIV. B OE K. 1787.  sio VADERLANDSCHE L1V. boek. waaring der Ruste beter geëerbiedigd en voorfchreeve Attentaaten, met genoeg„ zaame Satisfactie voor de Remonitranten „ worden gerepareerd; op dat hun getergd ,, Geduld niet weder op de proeve ge„ field en zy aan het pleegen van Exces3, fen geëxponeerd worden (*)." Het bygevoegd Verzoekfchrift, waar van in dit aangetoogene gefprooken wordt (f), behelsde by het zonderling Verzoek, et 11 daar in gedaan beklag, „ dat één hun„ ner, op den veertienden van Februaiy ,, mdcclxxxvii, dit Request hebbende zoc„ ken in te dienen, hy, fchoon daar toe „ van twee tot bykans vier uuren gewagt, „ ook een en andermaal den Dienaar aan„ gezogt hebbende, om hem by de Ver- gadering aan te melden, niet ter gehoor 5, hadt kunnen komen; doch dat dit hem ,, eindelyk gelukt zynde, hun Request „ met geen het minfte Appointement ver3, waardigd was; daar, in tegendeel, op ,, het ingediend Request van yyf en twintig Perfoonen derzelver verzoek vol vaardig ,, door de Meerderheid toegeftaan was; dat zy dus te vergeefsch gewagt had,, den, dat daar het gehoor alleszins in 3, regten gunftig was, op hun Verzoek, „ door (*) iV. Neder/. Jaarb. 17S7. bl. 603. enz, Het g«tal der Ondertekens aren was 107 Burgers. By dit Adres hadden de AMngadammer Jooden* die daar een gedeelte van de heffe des Volks uitraasken, eene Verklaaring , hunne toeltemminf behelzende, gevoegd. (t) Zie hier boven bl. 20$.  HISTORIE. 211 door een verre weg grooter getal van 3, recht groote Burgers gedaan, in tegen3, Helling van een Request, door een ge- ringer getal van meerendeels mindere 5, Burgers getekend, eenige agt zou ge- „ flaagen zyn." Op deezen grond dee- den zy het verzoek rusten, „ dat hun Ed. Mog. het daar heen geliefden te fchik- ken, dat aan deeze Meerderheid van 3, Tekenaars, even zo wel als aan die van „ het mindere getal, op hun Request ge- hoor en uitfpraak verleend mogt wor- den, en inmiddels alles in iraare blyven." Zo maakte men in Groningerland, waar het indienen van Verzoek fchnften niet, gelyk in het nabuurig Friesland en Gelderland, verboden was, gebruik van dit middel om (de Oranjeparty te ftyveni Het Hof naamlyk, op dat wy door het ophaalen der Gebeurtenisfen, de bovengemelde zonderlinge Verzoekfchriften toelichten, maatigde zich aan, om, op den vyfden van Lentemaand, van Burgemeesteren en verdere Eedgenooten van Appingadam een berigt te vorderen op het Adres van negen en vyftig Ingezetenen, en hun te gelasten dat alles inmiddels in ftaate bleef, om dus deeze Regeering eene verpligting op te leggen om gehoor te moeten verkenen aan een gedaan Adres, en dezelve daar over voor zyne regtbank te roepen, Dewyl nu by de Meerderheid der Regeeringe twyfeï gereezen was, of onder de by 's Hofs AanIchryving gevoegde Stateering begreepen moest worden de Eedftaav.ing der nieuvr O a aan- BOEK. Gefchil deswegen met het Hof*  Gi2 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. I787. Hei Hof zendt eene Commisfie na jippingadam. Hoe de Stad dit aangeftelde Regenten, welker Verkiezing . men niet aan den Stadhouder gezonden hadt; en dewyl de Minderheid der Regeering van die twyfeling aan het Hof kennis hadt gegeeven, fchreef dit laatstgemelde, op den zevenden van Lentemaand, der Regeering aan „ dat die Stateering wel dege„ lyk haare betrekking hadt op de Eedftaa„ ving der Regeeiïnge." Ten zelfden tyde liet het Hof niet na, om, op voorgeeven van zeer algemeene gerngten van meer dan eene zyde, wegens te vreezene onlusten, eene Commisfie na Appingadam te zenden, die onder andere verrigtingen, de fcherpe patroonen van het Vaderlandsch Genootfchap verzegeld hebbende, dezelve aan den Commandant liet toetellen, en naauwkeurig onderzoek deedt op de ongeregeldheden, welke men enkel op rekening der Patriotten poogde te ftellen. Ongeregeldheden, waar op in het even vermelde nadere Verzoekfchrift geoogd wordt, als het gewaagt van een Dag van Algemeene Vreugde, bykans in een Dag van Bloedftorting en Rouwe verkeerd. Verrigtingen waar van het Hof op den twaalfden van Lentemaand een breedvoerig verflag deedt aan de Staaten. Dit alles diende ten voorllag van 't geen men tegen de Gewapende Genootfchappen in den fchild voerde, en zal ons Gefchiedblad van deeze tegenwerkingen vervolgens breeder moeten gewaagen. Omtrent het ingediende Verzoekfchrift van de meerderheid der Burgeren zou de Re-  HISTORIE. ai3 Regeering van Appingadam misfchien voorzigtiger gedaan hebben met het onverwyld aan te neemen, indien het ophouden der Inlevering aan de zyde der Regeeringe lag. Misfchien hadt dezelve voorzigtiger gehan• deld met het te beantwoorden, dan wy verneemen uit het Antwoord der Regeeringe aan het Hof op deszelfs aanfchryving en ftateering „ dat de Regten haarer Stad, „ en wel byzonder dat der Magiftraatsbe„ ftellinge, by de oprigting der Hooge „ Juftitiekamer, nimmer aan het oordeel „ van dezelve, als Regtbank, onderworpen „ was; dat hetzelve, volgens het XXI Ar„ tykelvan het Reglement Reformatoir, nim„ mer door de Burgers en Ingezetenen, „ zo van Stad als Ommelanden, uit alle „ Leden en'Deelen der Provincie was be- geerd; ja, dat by het XL Artykel van „ deszelfs Inftructie aan het Hof uitdruklyk „ verboden was cm zich met eenige zaaken „ van Politie, of Fiuantie, en 't geen men „ onder den naam van het Politieke zou kun- nen betrekken, te bemoei/en." Was uit deezen hoofde het Hof alleszins onbevoegd» om zich in de zaak der Magiftraatsbeftelling te fteeken, de Regeering behoefde dan ook geene zwaarigheid te maaken om aan 't zelve te melden, ,, dat zy hierom de Aan,, fchryving van het Hof, als in haar geval „ niet kunnende of mogende gelden, niet ,, konden eerbiedigen; maar de haar aanbe„ trouwde en bezwoorene Regeeringspos„ ten,in gevolgede Conftitutie, uitgevoerd „ en de Eedftaaving hadt doen voortgaan." O 3 Het LIV» BOEK", 1787gedragdes Hofs inziet en beoordeelt.  LiV. BOEK. 1787. Het Hof fjsat in deeze zaak VQQrt. Verdeedigt zyn gehuil, den gedrag. 9H VADERLANDSCHE Het Hof, gebelgd over deeze fiere taal 4 hadt het doen vervaardigen en tekenen van het nadere breedfpraakige hier boven opgegeevene Verzoekfchrift (*) met genoegen gezien. Een Verzoekfchrift op welks aan* leiding onder andere het Hof bedreigingen van Lyfftraffelyke Regtsvervolgingen deedt tegen de Leden der Appingadamfche Regeering, die zich aan deszelfs Aanfchryving niet bekreund hadden; terwyl het geheel ftil zat tegen de Tekenaars van het laatfte Adres, zo zeer opgevuld met beledigende uitdrukkingen. Eene eenzydig- en partydigheid, waar uit men mag opmaaken, met welk een ernst, ter bewaaringe van de Rust, dit Hof eene Commisfie na Appingadam zondt, eene Publikatie ter handliaaving der Goede Order aldaar liet doen, tegen het het gebruik der fcherpe Patroonen waakte, en de Genootfchappen in de Ommelanden verboodt, over eens anders Grondgebied ter hulpe te trekken, met vermaan aan de wederzydfche Partyen tot vrede en eendragt. Doch het moedig gedrag van de Meerderheid der Appingadamfche Regeering, en misfchien ook de verregaande ftoutheld der opgeruide menigte, deedt het Hof aarzelen om de Regtsvorderingen tegen die Magïrtraatsleden voort te zetten, zonder deswegen vóóraf de Staaten des Gewests te kennen. Van hier dat dit Hof, by een naderen Brieve, den vier en twintigften van Lejj- (*) Zis hier boven, bl. 203.  HISTORIE. 015 Lentemaand gedagtekend, nadere kundfchap gaf van het intusfchen voorgevallene 1 t; Appingadam. By dit fchryven verdeedigde het Hof, niet door Wetten aan te haaien, maar door Voorbeelden, als of deeze ter wettiging van iets onwettigs konden ftrekken, by te brengen, het gedrag in het tegenwoordige geval gehouden. Het Hof, 't geen zo veel genoegen gevonden, zo geen meer aandeels hadt in het nader dringend Verzoekfchrift, noemde thans zelfs de uitdrukkingen daar in gebezigd, zeer fterk en bedenkelyk. Het kwam tot de erkentenis, „ dat het doorzag de nadeelige gevolgen , die voor de gemeene Rust „ zouden gebooren worden uit de voort„ zetting dier Procedures; doordien het „ als dan te duchten ftondt, dat de nog „ fmeulende zaaden van Tweedragt in volle „ vlam zouden uitbarften, welke niet dan „ door middelen van eclat zouden kunnen „ gedempt worden." — Op deezen grond gaf het Hof de Staaten in bedenking, „ of ,° hetzelve, volgens het Regt en de Praks, tyk zou voortvaaren, om het gepleegde „ door de Meerderheid der Eedgenooten „ tegen 'sHofs Befiuit, voor zo verredaar „ by het Regt der Remonftranten bena„ deeld was, te doen herftellen; dan wel, „ of het hun Ed. Mog. behaagen zou, „ om deeze zaak tot een onderwerp haa„ rer Raadpleegingen te maaken, en door „ de tusfehenkomst van derzelver Souve„ rain Gezag, ten meeste nutte van die 9, van Appingadam, te eindigen." O 4 - 'sHofs LIV.' SOEK.  ai6 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. I787. Voorloopig Verllag van het Defenfieweezender Provincie op 's Hofs Brief. 'sHofs Brief, van deezen eenigzins bykomenden inhoud, werd door Staaten gefield in handen van de Commisfie tot Defenfie der Provincie. Deeze bragt eerlang eenvoorloopigverflag uit,by hetzelve vóórhellende, om, uit naam der Staaten, een Antwoord aan het Hof toe te fchikken, behelzende de gevoeligfte veivvytingen, over deszelfs gehouden gedrag. Onder andere wilden zy het Hof voorgehouden hebben, en dit fchetst teffens welke maatregelen 't zelve genomen en gevolgd hadt, „dat de „ Staaten voor't Hof niet verbergen wilden, „ met leedweezen en verontwaardiging ver, nomen te hebben de verregaande verag, ting van hunne bevelen, verbiedende , het draagen van Onderfcheids-Tekenen of , Partyfchapüeuzen, welke men zich hier „ en daar, verftoutte, tegen hun uitdruk„ lyk Verbod, te vertoonen, ja zelfs om „ Zamenrottingen, tegen de goede Orde „ ftrydendc, te maaken; dat, fchoon het „ getal der Geregtsbedienden niet toerei„ kend was, en de Regters zich te zwak „ bevonden om zulks te beletten, wanneer „ het door groote Partyen gefchieddc, die „ zwakheid door de fterke hand van het „ Hof konde worden gedyfd, en men het „ dus als eene onwilligheid om 's Lands „ Plakaaten uit te voeren, zou moeten aan„ merken, indien eenig Geregt, zich daar „ toe te zwak bevindende, naiaatig 'bleef „ om 's Hofs behulpzaame hand te verzoe„ ken, en zich naderhand met een voor- wendzel van Onmagt behelpen wilde. — „ Dat  HISTORIE. 217 Dat het daarom aan hun Ed. Mog. aan„ genaam zou zyn, dat zo wel de Pro„ cureur Generaal als de Geregten ten „ Piattenlande, by alle bekwaame gelegen„ heden, aangemaand wierden om goede „ toevoorzigt te neemen, dat niemand on„ geftraft 's Lands Wetten veragtede, zy„ nen Naasten met woorden of daaden over„ last deedt, of de algemeene Rust ftoor,, de; en dat inzonderheid geene uitvlugt „ van te grooten Aanhang, en dat men „ zich te zwak bevondt, toegelaaten ; „ maar, integendeel, als een Pligtverzuim ,, befchouwd en geftraft zou worden; en „ dat het Hof de Staaten, ten allen tyde, bereid zou vinden, om alle gepaste mid„ delen tot handhaaving van het Regt der ,, Hooge Overheid, uitvoering der Wet,,, ten, en ftraffing der Overtreederen, „ kragtdaadig te onderfteunen." Dat de ernftige aanmaaning aan het Hof by dit ontwerp eens Briefs omtrent het .bewaaren der Rust op eene andere wyze dan te Appingadam gefchied was, met de' billykheid en het belang des Staats ftrookte, bleek ten vollen uit de daadlyke toetreeding van het Lid der Ommelanden om deezen Brief goed te keuren. Schoon de Stad min vaardigheids hier in betoonde, en den Brief weder in handen van die zelfde Commisfie wilde gefield hebben, om 'er hier en daar eenige veranderingen in te maaken, was zulks niet toe te fchryven aan het begrip, dat de aanmerkingen op 'het Gedrag des Hofs ongegrond waO 5 ren; LIV. 3 0EK.1 I787. Eloemea iit Verlag belordtelie.  2i3 VADERLANDSCHE LIV. ÊÓEK, Ï787. Voortjan gdeezes gefchils. ren, doch om dat daar by aan het zelve te veel Gezags over de Regteren, de byzondere Jurisdictiën, en het verleenen van de fterke hand, welk alles buiten 'sHofs vermogen was, gegeeven werd. De aart der aanmerkingen door de Stad over dien Brieve der Commisfie ter hand gefield, om daar op, by het veranderen van denzelven, agt te Haan, wettigen deeze bedenking. By een dier aanmerkingen werd, met zo veele woorden, gezegd, „ dat het ,, Hof niets te doen hadt met de Politie, „ en niet vermogt zich daar mede te be,, moeijen:" ten voldingenden bewyze hoe Onwettig 't zelve zich in de zaak van Appingadam, haars oordeels, geftooken hadt. — Zie daar het begin der Oneenigheden en Scheuring tusfchen de twee Leden van Staat in dit Gewest, welke wy nog zullen zien verwyden. Op den tweeledigen Voorfiag des Hofs, wegens het voorgevallene te Appingadam hadden de Staaten nog geen beiluit genomen. De Procureur Generaal, heet op dit ftuk, verzogt om tegen de Eedgenooten dier Stede, by Dagvaarding, in perfoon de zaak voort te zetten, wegens het niet voldoen aan de Stateering hun voorgefchreeven, en kreeg daar toe 'sHofs toeftemming. De Eedgenooten dit, met regt, aanziende als een uitwerkzel van verregaande Partydigheid en onaflaatende vervolgzugt, beklaagden zich deswegen by de Staaten. De Heeren der Ommelanden wilden daar op „ die zaak aan den gewoonen loop der » Ju-  HISTORIE. 219 9, Juftitie overgelaaten hebben;" maar de Stad begeerde, „ dat dit beklag in handen van de Gecommitteerden tot de Finantie „ zou gefteld worden; als mede dat het „ Hof, geduurende de raadpleegingen, de „ Procedures behoorde op te fchorten." Door deezen t'weefpalt kon 'er geen Befiuit op het beklag der Eedgenooten vallen. Wel was het, uit 's Hofs neiging en gedrag, te voorzien, dat het met die Regtsvorderingen zou voortgaan. Hierom vervoegden zich de met vervolging gedreigden by de Regeering der Stad Groningen, als het eerfte Lid van Staat, „ tot verwer„, ving eener Aanfchryving aan het Hof ,, van wegen de Stad, om, geduurende „ de Staatsraadpleegingen, met die Regts8, vorderingen niet voort te gaan; ten einde „ zy, vermids de dag der Perfooneele Dag„ vaarding vóór de eerstkomende Staats„ vergadering inviel, niet verftooken zou,, den worden van het Effect van het „ gunftig Advys der Stad, aldaar uitge- „ bragt," ■ Dit verzoek vondt eenen gunftigen ingang: immers de Stad Groningen fchreef, den acht en twintigfteh Van Grasmaand, eenen Brief aan het Hof, kennis geevende van het aan haar gedaane beklag, en van 't geen zy ter Staatsvergadering als haar gevoelen in deezen uitgebragt hadt, met byvoeginge van haare verwagting „ dat het Hof de Procedures zo lang „ zou ophouden als de zaak by de Staa„ ten nog niet tot een Befiuit gebragt was; J? en dat intusfchen geen nadeel toegebragt „ wierd LIV. BOEK.  22o VADERLANDSCHE LIV. BOEK I787. Het Hof vondt fteun in de Heeren der Ommelanden. „ wierd aan haar uitgebragt Advys, en de „ zaak in gefchil, by de volgende Staats„ vergadering , wederom een onderwerp „ van raadpleeging uitmaakende, nog in „ haar vol geheel mogt zyn*" Schoon niets billyker was, fchoon niets meer ftrookte met den aart der zaake, door het Hof zelve voor de Staaten gebiagt, om dier welmeening daar op in te neemen, vondt het Hof goed om noch aan deeze zyne verpligting, noch aan de aaufchryving der Stad te voldoen; maar gaf, twee dagen laater, ten antwoord, „ dat het „ Hof, in Eed ftaande van de Staaten van ,, Stad en Lande, en dus van beide de Le„ den van Staat gezamenlyk, aan de ver„ wagting van het eene Staatslid niet kon„ de voldoen, zonder het ander daar door „ te beledigen, ftrydig tegen het Regle„ ment Reformatoir, en de oude Inftructie „ van Luitenant en Hoofdmannen." Op den zelfden zin liep het fchryven van het Hof, ten zelfden dage, waar by 't zelve van de aanfchryving der Stad en het gegeeven antwoord kennis gaf aan de Heeren der Ommelanden. By deezen vondt het Hof een fterke fteun. Althans de Heeren der Ommelanden voeren met veel heftigheids uit, in het beantwoorden deezes Briefs tegen de aanfchryving van de Stad, met zo veele woorden betuigende, „ dat het Hof, uit hoofde van „ het Reglement Reformatoir, de befli<„ fingen van hun Hoog Mogenden, en de „ oude Staatswyze vastgeftelde Inftructie, „ on-  HISTORIE. 221 „ onbevoegd was om aan dergelyke aan„ fchryvingen toe te geeven." Zy voegden 'er nevens, „te hoopen, dat zy zich, „ by vervolg van tyd, 'er zich gerust op „ zouden kunnen verlaaten, dat dit ge„ wigtig ftuk by het Hof, naar behooren „ zou betragt worden, op dat hetzelve „ niet ten eenemaale onnut gemaakt, en „ 'er aan de losbandigheid geen meerder „ voedzel gegeeven wierd." Op den/elfden fcherpen toon was de Raadflag geftemd over deeze aanfchryving der Stad aan het Hof, uitgebragt door de Gecommitteerde Raaden der Ommelanden, in gevolge waar van laatstgemelden Brief aan het Hof verzonden was. Men merkte ten deezen aanziene en niet ten onregte op , dat de Onkunde of Partyzugt en de Heeren der Ommelanden, en Gecommitteerde Raaden, en het Hof deeden voorbyzien, dat de Stads aanfchryving aan de Juftitiekamer geen beul altoos inhieldt; maar flegts eene verwagtlng te kennen gaf, die uit den ftaat der Raadpleegingen ter Staatsvergaderinge van zelfs voortvloeide, en dat de Regeering der Stad, te deezer oorzaake, die geheele aanfchryving, waar over men elkander het hoofd zo warm maakte, niet hadt behoeven te doen, indien zy geoordeeld hadt zich op de befcheidenheid en onpartydigheid van het Hof te mogen verlaaten. Ten tyde deezer onderhandelingen, in 't laatst van Zomermaand, was de kans geheel onzeker welk eene keer de Staatsge- „ fchil- l/v. BOEK» 1787. Afloop deezes gefchils.  222 VADERLANDSCHE LIV. Boek. 1787. i i Oordeel der Stad . en Ommelanden ' wegens 1 de zwee-! vende ] Staatsge- , fchillen. ' 1 fchillen in den Lande zoude neemen, DB ■deedt het Hof ten flotte verklaaren, „ dat „ hetzelve, in vertrouwen dat een behoo„ relyk uitftel de verfchillende gevoelens „ der beide Leden van Staat fpoedig zou „ vereenigen, en om de onpasfelykheid van „ den Procureur Generaal, eene Provifio„ neele Opfchorting der Procedures hadt „ verleend (*)." Een flot waar uit elk eenigzins doorzigtige kon opmaaken, dat het Hof, of met deeze zaak benard, ïn duchtende voor het mogelyk bovendryven der Patriottifche Party, een uitkomst ^ezogt hadt, om, met eere, gelyk men zegt, die Regtsvorderingen te ftaaken; of lat het, door hoop op een voor den Pr inseinden gunftigen kans, de aanblik daar /an wilde afwagten. Wat hier van zyn noge, zeker gaat het, dat door het Hof n deeze zaak niets verder gedaan werd /óór de Omwenteling: dan dit ftaat ons /ervolgens, met een kort woord, in dit Soek, te melden. Geen min wydgaapend verfchil van ge^ /oelen, over de waare belangen van den staat, deedt zich tusfchen deeze beide Staatsleden op, in andere opzigten, de neer algemeene belangen van den Staat jetreffende. Allerdoorlleekendst vertoonde ach 't zelve, toen te midden van Zomermaand (*) Pit Verflag hebben wy opgemaakt uit eene aenigte van Staatsftukken tot die Gefchilvoeringea letrekkelyk, in de Verzameling ij de Chalmoï LXXYH. D. bi. 25—06.  HISTORIE. 223 maand ter Algemeene Staatsvergaderinge de gefchillen tot de meermaals gemelde en befchreevene hoogte liepen. Een Brief der Afgevaardigden in den Haage van den dertienden dier maand, vergezeld van eenige geheime Stukken, de toen heerfchende Staatsgefchillen betreffende, ter Vergadering van Stad en Lande ingekomen, en het voorwerp der raadpleegingen geworden zynde, toonden zich de Heeren der Ommelanden terftond gereed, om, als hun Raadfiag, uit te brengen, dat men de Afgevaardigden ter Hooge Staatsvergadering zou aanfchryven, „ dat het aan „ de Staaten van Stad en Lande aangenaam „ zou zyn, indien 'er een middel, tot be„ daaringder driften, door daadlykheden, „ zedert korten tyd, tusfchen zommige „ Gewesten aangewakkerd, gevonden kon „ worden; en dat derhalven de Gedepu- teerden gelast wierden, om, ingeval die 5, Gewesten, welke de voorgemelde Voor., flagen betroffen , dezelve aannaamen , „ daar toe mede te werken, zonder nog„ thans, buiten byzonderen last der Staa„ ten, zich tot eenige Guarantie te ver- „ binden (*>" Een raadfiag in dien «in, waar in dezelve werd uitgebragt, ge» maatigder dan alle welke van dien kant, omtrent de hoQgloopende Staatsgefchillen, werden in 't midden gebragt. De (*) Wy moeten onze Leezers weder te rug wyzen op het Xiy. De,el on^r fajeri. Historie bl. 3H *hz> LIV./ BOEK. I?87Raad ag der Ommelandenren.  224 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. I787. Ander oordeel der Stad. De Regeering van Groningen befchouwde thans de zweevende Gefchilien uit een ander oogpunt, wilde meer bepaalds en iets anders, als het gevoelen van Stad en Lande, uitgebragt hebben. Tot drie keeren' bragt men dit onderwerp ter baane, telkens ftaaken de ftemmen, en kon 'er ter Staatsvergadering geen befiuit vallen. Wyd verfchilde tog het gevoelen der Stad over de zaaken des Bondgenootfchaps ten dien dage by de Algemeene Staaten verhandeld, van dat der Ommelanden; een gevoelen, 't welk der moeite waardig is te hooren. Zy bragten het in 't laatst van Zomermaand met deeze woorden uit, welke het ons niet verveelt af te fchryven, te meer daar het tot toelichting kan dienen van de opmerklyke Gebeurtenisfen, in die dagen van bysteren tweefpalt tusfchen de Leden der Bondgenootfchaplyke Gewesten ter meermaals aangetoogene plaatze in onze Vaderlandfche Historie befchreeven. Immers zy lieten zich op deezen zin hooren ,, Dat 'er, by alle Hooge Col- „ legien ter Generaliteit een Grondbegin„ zei aangenomen was, het geen de Bond„ genooten, ten allen tyde, als het gevaar„ lykfte voor hunne Vryheid befchouwd „ hadden, dat by hun Hoog Mogenden, „ met meerderheid van ftemmen, het be„ wind over alle de Gewesten kon gevoerd „ worden, door aan de Militie, van af„ zonderlyke Provinciën betaald wordende, „ en op derzelver Souverain Grondgebied „ liggende, orders te geeven rechtftreeks „ aan-  HISTORIE. aas 9, aanloopende tegen die van den Territo- j, riaalen Souverain. • Dat uit dit ge- „ liefkoosd Grondbeginzel hun Hoog Mo- genden de Militie hadden aangezet om „ de Staaten der Provincie, waar van zy betaald werd, op welker Grondgebied 3) zy lag, en aan wie alleen zy trouwe, uit„ genomen tegen eenen algemeenen Vyand,' „ gezwooren hadt, te verlaaten, en zich ,, te begeeven na Gewesten, alwaar zy 3, ftondt gebruikt te worden tegen dezelf3, de Provincie, die hunne wettige Sou33 verain was, zo ftrydig met het geen in s, vroegere dagen by Friesland, Overysfel, 9, en deeze Provincie in 't byzonder, be- 3, greepen was. Dat deeze Be fluiten ,* dikwyls nog genomen werden by Meer3, derheid, zomwylen met drie en een halve', 39 ja met Mee Stemmen, en daar onder de 39 zulken, die zich, zedert een geruimen 5, tyd, eigendunklyk aan een goed deel ,, der Lasten onttrokken hadden, of, op j, voorgeeven van armoede, te gemoet ge,, komen waren. Dat, door zulke onregt9, maatigheden, alle banden verbrooken wier,, uen, en de Militie ten eenemaal on* ,9 bruikbaar gemaakt en bedorven wierd, j, zonder ondergefchiktheid, dat voornaa,, me punt in het Militaire, waar toe niet 9, weinig toegebragt hadt de Order van hun Hoog Mog. de eenigfte in haare ,, foort om hunne genomene Bed uiten aan „ alle Gemeenen voor te leezen. „ Dat de Raad van Staaten zich eene 9, vryheid aanmaatigde , niet beftaanbaar XIX. Deel. P met LIV. ioek: 1787.  226 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. I787. J 5 J 9 9 9 5 9 S 5 5 5 5 5 9 9 met een afhangelyk Collegie, en dasf ,9 eens verkoos met alle vaardigheid uit te voeren Befluiten tegen het Protest van i9 de Meerderheid der Provinciën doorge1, drongen, en op andere tyden weigerde 19 uit te voeren die, welke met vier Pro19 vinden genomen waren; aan deeze Pro19 vincie 's Lands Ammunitie uitlangende, en aan eenen anderen Bondgenoot het 19 noodzaaklyke onthieldt; en dat dit al19 les ingerigt wierd tegen de Provincie van Holland, op welker ondergang het , fcheen gerigt te zyn, doch welke Pro, vincie de Heeren van de Stad befchouw, den en altyd befchouwen zouden, van ■, dat gewigt te zyn, dat derzelver val de , ruine van het geheel Bondgenootfchap , ten gevolge moest hebben: daar het te , vreezen was, dat die eerfte en magtig, fte Bondgenoot, die nog in, en zedert , den laatften Engelfchen Oorlog, meer dan , drie vierden tot behoud van het Vader, land opgebragt hadt, zulk een band eens , moede worden, en zich van het Bond, genootfchap affcheiden zoude, het welk , het gansch Gebouw der Unie zou doen , inftorten.' ■ Zaaken en uitkomften, , die op zich zeiven zo veele akelige ge, volgen voor het Vaderland , en ieder , deel van 't zelve, als ook voor het Scad, houderlyk Huis vertoonden, dat elk on, bevooroordeeld en gevoelig Mensch, en , veel meer dan elk cordaat en vaderland, lievend Regent, daar voor fchrikken , moest: in welker bewerking en deelnee- M ming  HISTORIE. m „ ming de Heeren van de Stad rooit ee- nig deel neemen, maar derzelver ramp„ zalige verantwoording voor God en h'et „ Volk overlaaten zouden voor hun, die „ dezelve mogten veroorzaakt hebben. ,, Dat zy hier om oordeelden, dat aan „ de Gedeputeerden ter Generaliteit behoor„ de te worden aangefchreeven, om de „ hier voorgemelde Maatregelen ten fterk„ ften tegen te gaan, tegen diergelyke on„ wettige Befluiten te protefteeren, en ge„ volglyk in zaaken het gebruik van Mi„ litie en Ammunitie van Oorlog betref- fende, zich by de Provincie van Hol„ land te voegen; byzonder opzigtlyk dè „ Provincie van Utrecht, welke de Heeren „ van de Stad niet konden befchouwen, als ,, een wettige Stem te kunnen uitbrengen ; „ maar als Party te moeten worden gé* ,, houden: te meer daar de Gecommitteer„ den vah de Staaten derzelve Provincie, „ te Utrecht vergaderd, op derzelver ver„ toonden Lastbrief ter Algemeene Staats,, vergaderinge, als wettig, toegelaaten, en door de Gedeputeerden van drie Gewes„ ten aldaar plegtig geinftalleerd Waren; ,, en alzo de wederzydfche Partyen van „ de Provincie eikanderen ten minften dee„ den zwygen, zou niet de hoogfte Ver„, gadering van het Bondgenootfchap by „ alle Wcldenkenden, binnen en buiten ,, slands, allen zweem van agtbaarheid on,, herftelbaar verliezen." By deezen bondigen en manlyken Raadjlag der Stad Groningen, welke de toenP 2 „ maa- LIV. BOE Ks Verklaring der  LIV. BOEK. •787. Omtnelanderetiop dien Raadfiag i r d d L o: hi £228 VADERLANDSCHE maalige gefteldheid der Vergaderinge van hun Hoog Mogenden, de handelwyze van den Raad van Staaten, met egte kleuren lchetfte, en het aanbelang van Holland onwederfpreeklyk deedt zien, frak zeer af het weinig beduidende door de Heeren van de Ommelanden daar op ingebragt. Immers, naa een toen ten tyde zeer algemeene vatvlugt om het oplosfen van zwarigheden te ontwyken, het niet willen treeden in ^zonderheden, tot bewaaring der hoogïoodige Eensgezindheid, eene bloote klank n die dagen van Oneenigheid, vergenoeglen zy zich met deeze fchraale, doch hun trydig doel genoeg aanduidende, Verklaaïng dat zy, afkeerig van alle Overheer, fching, de Souverainiteit en Onafhange, lykheid der Provincie, ten allen tyde , met al hun vermogen, zouden tragten , voor te ftaan, en dus geene vryheid i vonden, om zodanige Orders aan de , Gedeputeerden ter Generaliteit te geeven , waar door aan de Onafhangelykheid der , Provincie zo baarblyklyk afbreuk gedaan, , en haare vrye Stem aan eenen der Bond, genooten onbepaald afgeftaan en aan des, zelfs willekeurige fehikking onderworpen wierd (*)." Schoon (*) In de Verzamel, by m Chalmot XXXVFI 'r w- r^Tu6' £efÜ inen de egce Staatsllukken, xVerfchil betreffende ««h, en zal men zich ove? ! bedryfloosheid der Afgevaardigden van Stad e» mde ter Vergaderinge van hun Hoog Mogenden ntrent deezen tyd niet verwonderen. Vereelvk er mede het vermelde deswegen bl. 188. hierboven,  HISTORIE. 229 Schoon men ten Plattenlande door Klokkengelui , op den achtften van Lentemaand, het Verjaarfeest des daar geliefden Stadhouders op veele Dorpen gevierd; doch zich van gevreesde Oproerigheden onthouden hadt was men 'er vervolgens bedagt om diens Party te ftyven. Ónder de middelen daar toe gebezigd was 'er een van zulk een vreemden en belachlyken aart, dat de waardigheid der Gefchiedenisfe zulks bykans verbiedt te melden; doch wy hebben te meermaalen, om 's Volks denk- en handelwyze te fchetzen, voorval len van dien ftempel geboekt. Een Karei, als een Heiduk gekleed,- met een langen zabel op zyde, doorzwierf het geheele Oldatnpt en Westermlde, gaf zich zoms uit voor een Afgezant des Konings van Pruisfen; doch meest voor eenen van den Prins van Oranje. Zyn last, zo hy zeide, beftondt om Groninger/and te doorzoeken, en te verneemen, wie Staats- of Prinsgezind waren, de Exercitie Genootfchappen en de Patriotten op te fchryven. Verder maakte hy bekend, dat het geen veertien dagen zou lyden of men zou, in dit Landfchap, groote veranderingen zien; eenige duizend man, Voet- en Paardenvolk Honden gereed om in te rukken, om by de Huisluiden gelegerd, te bewerken dat alles zich voor den Prins verklaarde: ten dien tyde zouden de Patriotten ongelukkig, de Stad Groningen opgeëischt, en, ingevalle van tegenweer , (*) Pent van den Neder-Rhyn XI. D. bl. 708. P3 LIV. BOEK. 1787. Belaehlykepooging om de Oranjepartyten Plattenlandemeer opgangs te doen neemen , ge[tuit.  23P VAD ERLANDSCHE LIV. BOEK. 1787. weer, met geweld aangetast en ingenomen worden, tot welk beleg en vermeestering, des noods, alle de Ingezetenen de behulp zaame hand zouden moeten bieden. Op kosten van zyne Hoogheid gaf hy voor te reizen, en van dien den grooten fabel, welke hem op zyde wapperde, ontvangen te hebben. Met deezen moest hy geweld met geweld keeren. Voor de gerigten was hy met bevreesd: want 'er zouden wel opdagen om hem te verlosfen. Hoe tastbaar dit enkel gefnork was in de ooren van allen, die een grein oordeels bezaten, vondt het egter, gehoor en ingang by het Landvolk aan de Oranjeparty veel al gemoerd. Deeze lieden beyverden zich, als om ftryd, om dien Man, een Boodfchapper van goede tyding, deftig te onthaalen, en alle blyken van hoogagting te fchenken. Zommige Boeren, by welken hy 's nagts den intrek nam, behielpen zich gaarne met een knegts legerftede, en ruimden den gewaanden 4fgezant het eigen bedde in. By zyn doortrekken vergezelden hem geheele hoopen Volks, van plaats tot plaats, en aan zommige oorden verfcheelde het luttel of ■s Mans tegenwoordigheid en gehoudene gefprekken, gaven aanleiding tot het ontftaan van daadlyk Oproer onder het Landvolk. Dit fpel in 't eerst belacht, begon zo ernItigte worden, dat het Geregt zich deeze zaak aantrok, en de gewaande Afgezant te Westerke gevat wierd. Niet weinig moeite vondt men in 't eerst om dien zich veel aanmaatigenden, ter verdeediging tpegerus- teu  lïen oproermaker in de Ommelanden gevat.  -  HISTORIE. 231 ten en vaardigen Karei in verzekering te brengen. Hy rukte zich los uit de handen der Geregtsdienaaren, en ftelde zich, by hunne hervatte poogingen om hem te boeijen, met zyn fabel te weere. Mjn oordeelde het noodig eenigen van het Winfchotenfche Wapengenootfchap tot byftand te roepen ; te meer daar men beducht was voor eene pooging der hem aankkevende menigte om hem te ontzetten. Niet traag betoonden zich deeze Genootfehappers in het verkenen der verzogte hulpe. Twaalf Schutters, door een Corporaal en Sergeant geleid, verfcheenen. Zyne eigen verdeediging was nu onbeftand, en niemand durfde , te zyner redding, de hand uitflrekken. De gewaande Koninglyke of Prinslyke Afgezant werd na Winfchoten geleid onder bedekking deezer gewapende Manfchap. Zes Schutters bewaakten hem aldaar tot 'er van den Drosfaart uit Groningen bevel kwam om hem in de Tooren (het Gevangenhuii van Zuidbroek') in verzekering te brengen. ln Bloeimaand werd deeze Land- looper Hendrich Overbek Hecket genaamd, een Osnabrugger van geboorte, te Zuidbroek gegeesfeld, voorts in het Tugt huis voor vyf Jaaren gevangen gezet, er vervolgens, voor altoos, gebannen. Blykbaaren dienst deeden de Genoot fchappers om het Platteland dus te verlos fen van een muitery aanftookenden rond zwervenden Bedrieger. In den voorledei Jaare waren dezelve, op veek plaatzen, ge P 4 wet LIV. BOEK I787. [ • Vrugtloozepooging om de l Wapen- • genoot-  «3» VADERLANDSCHE LIV. BOEK. T7R7. fchappsn in He OmVtetattdente ver. bieden. De Wa- pengenootfchappenin eenen < haatly ; ken dag ] gezet. 1 t ] 1 i c wettigd (*). Zy groeiden in aantal en in menigte van Leden aan, fchoon in eenige ftreeken de Boeren van den Wapenhandel vreemd en aan de Oude Staatsgefteltenis, gelyk zy fpraaken, gehegt bleeven (f). — Een Heer uit Ommelanden deedt, in Grasmaand ten Landsdage., een Voorftel, om alle Gewapende Genootfchappen en Sociëteiten te vernietigen; fchoon het genoeg ingangs vondt om ten naderen onderzoek aanbevolen, en andermaal in overweeginoe genomen te worden, fprong voor dien tyd de myn verkeerd. Ook vleide de Patriottifche Party zich, dat de wyze, waar op die Voorfhg van de hand geweezen werd ie lust, om denzei ven te vernieuwen, zou aoen vergaan. Gehaat, zeer gehaat, nogthans, was en jleet deeze gewapende Burgermagt in de )ogen der Prmsgezinden, en zogt die Party, )ok 111 Stad en Lande, waar, gelyk wv wgen, de Hooge Jullitiekamer het zigt)aarst misbruik van het inleeveren van /erzoekfehriften hadt beginnen te maaien (§) onder foortgelyke gedaante als aders, dat misbruik verder door te zetten, «en beyverde zich in dit Gewest, doch •oven al in Fhetingo Kwartier, om een klres te doen tekenen by 't welk de Leen der Gewapende Genootfchappen met de (*) Zie onze Vadert. Hist. XIFI. D.bl. 21? (t) VerKdyk onze Vadert. Hist. XI. D. bï? 223. C§) Zie hier boven, bl. 220.  HISTORIE. 233 de haatlykfte kleuren werden afgefchilderd. Immers de kenfchets daar in opgehangen, maalde hun af. „ als Perfoonen, die ftrydig 9, tegen 'sLands Plakaaten, gewapend van „ het eene Kerfpel na het ai»der liepen, „ die zich van allerlei haatlyke uitdruk„ kingen bedienden om de Ingezetenen te „ ontrusten, en bevreesd te maaken; ja 9, zelfs met gelaaden Geweer, hier en daar ,, rondliepen, door al het welk men de „ Ommelanden zogt in de war te brengen „ en de aangenaame Rust en Veiligheid „ te ftooren." Weshalven de Onder¬ tekenaars verzogten, „ om de Exercitie 9, Genootfchappen, als thans onnut, ja ,, zelfs nadeelig, te fcheiden, op dat daar 9, door de rust herfteld wierd, en de Ondertekenaars vry en onverhinderd, die 9, voorregten mogten blyven genieten, welke zy dus verre genooten hadden." De Genootfchapsleden, in verfcheide oorden van Groningerland, zich door zulk een haatlyke afbeelding hoogst beledigd vindende, zaten daar op niet llil; maar dienden by 's Lands Staaten een Vertoog in, ten bewyze van hunne Vaderlandlievende gevoelens, en ter wederlegginge van de aantygingen door de pen der Partydigheid te neder gefchreeven. Zy lieten zich op deezen volernftigen toon hooren. „ Dat 3, het gefchreeuw ter vernietiging der Exercitie Genootfchappen, thans een volflaa3, ge Oproerkreet geworden was. Dat de fmaadheden hun overal aangedaan, sj de fpreekendite bewyzen opleeverden, P 5 „ dat LIV. BOEK. Zy verdeedigerjzich te« gen die opfpraak  234 VADERLANDSCHE LIV. boek. „ dat de Muitzugt alleen na de Ontwape„ ning der Genootfchappen wagtte, om de „ verfchriklykfte monlters van Burgerkryg, „ Oproer, Moord en Roof, eensklaps los „ te laaten, en het Vaderland aan de ys„ felykfte der aardfche rampen over te „ geeven. Dat het de weg niet was om „ de hoognoodige Eendragt te bewaaren, , indien men die Getrouwen in den Lande, „ die het Verbod in hun Ed. Mog. Pu, blikatie van één en en dertig December , mdcclxxxiv, ten naauwkeurigften in a» te Regtftoelen , en byzonder van die uit en door welke de Detachementen na „ Zandeweer getrokken waren, buiten de„ zei ven, het zy te Lande, het zy meest„ al in de Stad, woonagtig waren, en men », dus drie of vier uuren ver, Expresfen „ om toeftemming hadt moeten zenden, „ en by een avondvoorval nog na het ont„ fluiten der Poorten wagten, indien men, „ op den voet by het Hof voorgefchree- ven, hadt moeten handelen. Dat „ men ook gevaar liep, dat de Regters, „ veelal gewoon meer dan éénen Regter„ ftoel waar te neemen, de een hier, de ander daar zich bevonden, dat 'er dan „ wederom zo veele booden na de verfchillende plaatzen gezonden moesten „ worden, dat veelligt deeze of geene Rigter, dan ook nog, zonder voorafgaand Onderzoek en nader ingekomen Berigt, „ of byzondere Lastgeevingen van het ,, Hof, geene toeftemming verleend zou „ hebben; en dat 'er dus meestal meer „ dan een etmaal tyds zou moeten ver„ loopen, eer de noodige Geregtstoeftem„ mingen ingekomen zouden zyn. Zo ,, dat, in dien tusfchentyd, zonder dat ee3, nig Geregt voor het tegendeel, in zulk „ een geval van Tumult, eenige zekerheid „ zou kunnen ftellen, al vry wat Dor„ pen, aanzienlyke Huizen, en Boeren„ plaatzen, in de Ommelanden, geheel ver„ woest en ledig geplunderd konden wee„ zen, waar toe eene oproerige en roofzieke fchaar de handen zo lang ruim zou xix. Deel. Q „ heb- LIV. BOEK. I787.  242 VADERLANDSCHE LIV. BOEK, I737. „ hebben; en dat alle volgende Informa„ tien, Formaliteiten, Arresten, ja zelfs „ billyke Strafoefeningen, het gedaane leed „( niet ongedaan, of de berooving van lee,,'ven, frisfche leden, of gezondheid, niet „ konden doen worden als niet gefcbied." Vervolgens vraagden zy, „ of, zo een „ Rigter, in nood en oproer, het verlof „ tot Byftand weigerde, dan teffens het „ onvervreemdbaar Natunrlyk Regt, uit ,, aangebooren menschlyke verpligting, en „ der Staaten aanbeveeling vloeijende, zou moeten zwygen ? en, zo neen, wat dan „ de weigering baaten konde; of, zo hy „ het noodzaaklyke wel zou moeten toe„ ftaan, waar toe dan de zo gevaarlyke „ ophouding dienen zou ? daar 'het in de „ zaak tog weinig verfcheelde of men „ door Husfaaren of Roervinken geplunderd „ ftondt te worden, en of men gevaar „ liep om den fteek met het Bajonet van „ een Croaat, of met het gefcherpte brood„ mes van eenen onfluimigen Boerenknegt, „ te ontvangen?" Gloeiende van verontwaardiging voegen zy 'er nevens, „ dat het hun hard viel, „ om, in plaats van een billyk verwagte „ goedkeuring hunner trouwe in het be„ houden der gemeene Rust, zich aan een „ onverdienden blaam in de Befluiten van „ een Provinciaal Gerigtshof blootgefteld „ te zien, als of zy, die de plaats gehad „ hebbende, en gedreigde gevaaren gefluit, s, en wier gedrag in alle gevallen het fpree„ kendst getuigenis hunner rustlievende „ poo-  HISTORIE. 243 » poogingen gegeeven hadt, Onrust ver3, wekt, de goede Orde verkragt en de 9, Juftitie fmaadheid aangedaan hadden." Op deeze beginzelen lieten zy het befiuit rusten, „ dat 'sHofs bevel geenzins „ overeen te brengen was met den wil der Staaten, en dat zy alle gewelddaa„ dige handhaaving van dat Bevel, op last en door Geregtsdienaaren van het Hof, 9) niet als uit naam der Hooge Overheid „ gefchied; maar als privaat en perfoonlyk „ geweld der byzondere Leden van het 9, Hof befchouwen zouden. Vertrouwen9, de dat, indien zy hier in dwaalen mog* „ ten, zy 'er de noodige onderrigting 9, van bekomen zouden, of welke voor„ ziening de Staaten als meest gevoeglyk 9, en heilzaam, doen mogten, om hier in 9, weder dien zelfden eerbied en gehoor9, zaamheid te betoonen, waar in zy, met" 9, alle braave en getrouwe Ingezetenen, voor „ zich geene geringe Eer ftelden." De Inleeveraars van dit Adres, geeven by 't zelve een Verhaal van de Gewelddaadigheden, die te Zandmeer en Oosterm'e* land daadlyk gepleegd of hoogst te duchten geweest waren; tegen welke de Ondertekenaars hunne Nabuuren ter hulpe toefchooten, zo dat door hun toedoen alleen, de fchriklykfte ongeregeldheden waren voorgekomen: weshalven hun gedrag, voor al van de zyde der Hooge Juftitie, in ftede van blaam, lof verdiend hadt. Zy merkten inzonderheid op, dat, onder de Aanklaagers op welker aanbrengen het Hof Q e deels LIV, BOEKi I?87,  244 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. I787. Het Wapengenootfchap te Appingadam vuurt af, en wordt beledigd. deels het Befiuit gegrond hadt, hier metr zo veel klems wederfprooken , de voornaamfte Ingezetenen van Oldenzyl en Oosternieland geteld wierden, terwyl 'er onder alle die Verzoekinleeveraaren ,, geen één, te „ Oldenzyl woonagtig, te vinden was; dat „ zeer veelen, op onderfcheidene wyzen, „ in hun beftaan afhanglyke Perfoonen, „ deeze Voornaamflen hielpen uitmaaken; „ ja dat 'er onder waren, die betuigd had- den, dat zy alleen uit Jchroom het teke,, nen niet hadden durven nalaaten." Tot volle ftaaving van de gefchetfte te vreezene toedragt der zaaken moeten wy weder na Appingadam keeren. Die Stede tog was het hoofdtooneel, waar op het fpel van verdrukking en van daar aangebooden wederftand, zints Lentemaand, tot de Omwenteling toe, gefpeeld werd (*). Het daar gevestigd en bloeiend Genootfchap van Wapenhandel vuurde af by het voleindigen der Zomer wapenoefeningen. Eene gelegenheid by welke de Genootfchapsleden zich in volle grootsheid, en op het krygshaftigst uitgedoscht, vertoonden. Een gezigt altoos haatlyk in 't oog der tegenpartye. Het Gepeupel, thans niet te vrede met op de Genootfchappers te fmaalen en de hoonendfte benaamingen hun na 't hoofd te fmyten, fioeg tot andere daadlykheden van kleinagting en belediging over; klei, en ander aan den weg voorkomend ontuig, wierpen zy op deeze Ge- wa- (*) Men zie te rugge bl. 201.  HISTORIE. 245 wapenden, zo dat een Bevelhebber van een der nabuurige Genootfchappen aan 't been gekwetst wierd. Naa in het op- en aftrekken van de plaats des Wapenhandels dien hoon en fmaadlyke behandeling verduurd te hebben, begaven zich de Genootfchappers na het Societeitshuis, om, naar gewoonte, den avond van dien dag vrolyk door te brengen. Aan Vaderlandfche Dronken, met een Hoezee! vergezeld, ontbrak het niet. Veel Volks fchoolde om het Huis zamen, en, naar gelange de vrolykheid daar binnen klom, vermeerderde het morrend misnoegen der buitenftanderen. Onkundig van 't geen 'er binnen omging, vielen daar over veel gisfmgen, deeze ongunftiger dan geene; in 't einde maakten misnoegen en nyd zich het erg (te diets, en verfpreidde men onder den hoop, dat de vrolyke Genootfchappers, de Verdoemenis van Oranje en de Oranje-party hadt gedronken. Dusdanige verdenkingen en daar op gegronde betuigingen, vonden gereeden ingang, en de verbittering groeide aan tot zulk eene maate, dat ze tot handdaadigheid overfloeg, en fteenen door de glaazen en blinden fmeet. Men verweerde zich met fteenen na buiten te werpen; zondt om Geweeren en fcherpe Patroonen. De fteeds aangroeiende en in ftoutheid toeneemende van buiten vergaderde menigte drong, verwoed het Societeitshuis in, en zou het met de Genootfchapsleden liegt zyn afgeloopen, indien zy zich niet met de vlugt gered Q 3 had' LIV. OOEK, f787. Oproer by het Socieicitshuis.  S46 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. Stryd tusfchen de Oranjegezinden en de Genootfchap.pers, Herhaaiing van dit gevegt. 1 3 i 1 i 1 hadden uit de handen van een Gepeupel, welks overmoed fteeds toenam. Het Societeitshuis niet alleen moest het boeten met het inflaan der glaazen, maar die fchennis, met plundering vergezeld, floeg tot andere huizen over, welker Patriottifche Bewoonders het leeven ten naauwen noode, met de vlugt redden. Naa die zegepraal trok 's volgenden daags de Oranjeparty, gewapend, met vier Vaandelen, Appingadam door, en hieldt de verwekte fchrik en ontfteltenis leevendig. Ongeholpen bleeven de Genootfchappers niet: want dien eigen dag toogen hunne Wapenbroeders van Middelftum, Lopperfum en Ondet-dendam, ten getale van ruim drie honderd , aan. Het binnen trekken wilde men weeren; en dit weigeren werd van wederzyds fchieten gevolgd. De Genootfchappers kreegen de overhand, dwongen de anderen te wyken, trokken binnen, tot groote vreugd hunner mishandelde Medebroederen, die thans het geleden leed op party verhaalden. 's Anderen daags wilde men den kans leezes Burgerkrygs doen keeren. Omtrent :wee honderd Fierdorpfter Boeren, zogoed ?y konden gewapend, kwamen hunne Dranjevrienden binnen Appingadam te hul?e. Tegen deeze bende trokken de Gelootfchappers uit, en behaalden op dezelve een volkomen zegen. Om dezelve te >evestigen diende eene Bezending van Grounger Genootfchappers ruim honderd en wmtig Man fterk, met Veldftukken voorzien ,  HISTORIE. 247 zien, onder bevel van den Capitein van ïdsinga, die op Donderdag den dertienden onder Veldmuzyk binnen trok, en de Oranjeparty ontwapende, en zommige der eerfte Belhamels gevangen namen. Het zal, naa dit kort verflag deezes Oproers, zo weinig tyds vóór de Omwenteling gedempt, der moeite waardig weezen, om de gedraagingen des Hofs daar omtrent, en wat des in Groningen voorviel, na te gaan. De Rigter van Appingadam H. J. Wieringa, binnen Groningen woonende , door de Regeering dier Stad met dit Ampt bekleed, vondt goed dit oproerig Geweld den gang te laaten gaan, en, naa dat het uitgewoed hadt, gaf hy deswegen zelfs geen kennis aan de Regeering van Groningen; maar aan het Hof. Dit benoemde daar op eene Bezending van twee Hoofdmannen of Raaden, en van éénen Secretaris, met toevoeging van den Rigter Wieringa, om zich na Appingadam te begeeven, de rust te her ftellen, en kundfchappen in te winnen, wegens de aanleidende oorzaaken der gepleegde feitlykheden, en dier wandaaden zelve. Daarenboven liet het Hof van den Bevelhebber der Krygsbezetting in Groningen, een toereikend aantal Krygsvolks, tot dekking deezer Bezending, vorderen. Dusdanig een geregtlyke Bezending, met den gewapenden arm gefterkt, was, in de toenmaaiige gefteltenis van Stad en Lande, niet vry van de bedoeling eeniger zeer te verdenkene inzigten. Het Hof zou in dezelve geflaagd Q 4 wee- LIV. BOEK. 1787. Het Hof wil Krygsvolk derwaardsfchikken met eene Commisfie ; doch lhagt niet.  248 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. T787. Verzoek des Hofs by GedeputeerdeStaaten om Attaché. ; 5 1 s 1 5 5 s 5 » 5 Uitftel j hiervan, , als mede , van een 1 Verzoek { om Vry-1 willigers , uit de Stad daar heen te ' jenden, j weezen, indien de Bevelhebber Kempk geene zwaarigheid gemaakt hadt om, zonder Patent der Gedeputeerde Staaten, aan dit bevel te voldoen. Hier op deedt het Hof aan Gedeputeerde Staaten een verzoek „ om Attaché te „ verkenen aan het Detachement, zo als „ het ter vordering van het Hof, derwaards „ afgezonden zou worden." Doch Gecomnitteerde Raaden hier op betuigende, „ dat ,, het Hof onbevoegd was om dusdanig , eene Vordering van Militie by de Com, mandant te doen, hoe zeer zy ook an, ders genegen waren, om met het Hof , tot herftel der openbaare Rust mede te , werken," vondt het Hof goed te verdaaren, „ dat, offchoon het zich tot zo, danig eene vordering geregtigd oordeel, de, het egter niet aarzelde, om het ver, zoek om een Detachement Militie, over, eenkomftig de denkbeelden der Gedepu, teerde^ Staaten , direct by dezelven te , doen," met by voeging „ van de Rust, , de Veiligheid en het Leeven der Ingeze, tenen aan geen Etiquettes te willen opoffe, ren,daar 'er gevaar in het uitftellen was." De Gedeputeerde Staaten meerderdeel vel begrypende, wat agter die woorden chool, aarzelden om aan 's Hofs regelregt jedaan verzoek onmiddelyk te voldoen, en rerkoozen liever, om, twee dagen laa'ter iit verzoek in den ichoot der Staaten, toen vergaderd, neder te leggen. Even eens ïandelden zy omtrent een Verzoek der Redering van Groningen, om eenig Krygsvolk,  HISTORIE. 249 volk, 't welk met een aantal Vrywilligers uit het Genootfchap der Stad, tot geleide zou ftrekken van eene Commisfie, door de Regeering, uit het Defenfieweezen der Stad benoemd, om tot herftel der deerlyk gefchondene rust na Appingadam te trekken , als behoorende onder het Regtsgebied der Stad, en als eene eigene Heerlykheid, onder de Defenfie der Stad begreepen. Doch, gelyk het Hof zich over dit uitftel van Gedeputeerde Staaten, ten dien zelfden dage, op eenen hoogen toon, beklaagde, zo liet het ook niet agterwege, om, op aanbrengen van den Heer Engelhard, Syndicus der Ommelanden, de Regeering van Groningen terftond af te maanen van het zenden eener zodanige Commisfie, op voorgeeven, dat het Hof 'er reeds eene toe benoemd hadt. De Stad hadt, by het benoemen deezer Commisfie, teffens beflooten om den Regter Wieringa in zyne post op te fchorten: „ dewyl hy zich," dus luidde het Raadsbefluit, „ geduurende het Oproer te ,, Appingadam, ftil in Groningen opgehou„ den, aan de Regeering dier Stad 'er zelfs „ geen kennis van gegeeven, en zyn Wed?, man niet alleen geene ftuiting gedaan, ,-, maar, volgens zekere Informatien, het „ Oproer aangemoedigd en zich federt „ lange, tot een Hoofd van Ge wapenden „ gefield hadt (*)." In diens plaats ftelde de (*) Om dit wel te verftaan, en ter opheldering yan het voorgevallene hier boven befchreeven, Q 5 dkn:', LIV. boek. I787. DeRig- ter van Appingadam Wieringa in zyne post gefchort,enHoving in diens plaats gelteld.  250 VADERLANDSCHE LIV. boek. I787. Tegenwerkingdes Hofs. 1 I t 1 i i 1 t de Stad den Heer W. H. Hoving aan, dien de Stadhouder, in den voorleden Jaare als Gezwooren van Groningen hadt zoeken te weeren (*_), met magt om intusfchen eenen Wedman te benoemen. Eene voorziening van deezen aart ging het Hof te keer, de Regeering van Groningen in dien zelfden Afmaanbrieve aanfehryvende, „ dat dezelve geen vermogen hadt „ om eenen Rigter in de Ommelanden daad„ lyk te doen fungeeren, noch eenige daad „ van Regtspleeging te verrigten, zonder „ vóóraf by het Hof beëedigd te zyn; „ en dat by het Reglement Reformatoir, „ het toevoorzigt over het Gedrag der Rig„ teren in de Ommelanden alleen aan het „ Hof toebetrouwd, en hetzelve alleen be„ voegd was, om, als de Rigters zich te „ zwak bevonden tot het naar behooren ,, waarneemen van hun Ampt aan hun, ,,' van wegen de Provincie, de behulpzaame „ hand te bieden;" terwyl het Hof reeds /an verre deedt zien, „ dat de Maatregels „ der Regeering volftrekt inliepen tegen „ de lient, dat 'er te Appingadam , buiten het Patriotisch Genootfchap, nog twee andere Corpfen betonden', waar van het eene ééns 'sjaars, en wel op len'achtflen Maart om den Verjaardag des Stadlouders en de Eerillaaving der Regeering, in de vapenen kwam; en waar van het ander, onder den mam van het Frygezelten Corps , en zonder Regie» neut of Wagtorder, onder Officieren (rondt die tot le Minderheid der Regeering behoorden. Verzam, , welke wyze de Juftitie gehandhaafd was; „ waar toe zy te meer redenen hadt; om „ dat haar Rigter, geduurende die wan[, orde, in Groningen bleef, en de goede „ Ingezetenen van Appingadam aan hun „ noodlot fcheen over te geeven, in plaats „ van het kwaad in zyne Jurisdictie te ;, beletten." De Regeering deedt nog :enen ftap, en met deezen voorkwam het üle verdere voorwendzels van weigering >m den door hun aangeftelden Rigter Howng in den Eed te neemen. Op een Verlag van het Stads Defenfieweezen trok het ie Aanftellingsbrief van den Heer Wielunga in, om deeze te verkenen aan den n diens plaats benoemden en beëedigden Heer Hoving. Verrigtingen, waar van iet den Hove kundfchap deedt toekomen. — riet merkwaardig Verflag van het Stads Defenfieweezen, hieldt onder anderen in, „ dat by de Inftructie voor alk Grietman„ nen, Rigters of Landrigters van den „ negenden April des Jaars mdccxxxh, „ door de Stad gemaakt, bepaald was, dat „ der-  HISTORIE. 253 ,, derzelver Bedüning zou flaan tot Herroe,, ping van den Raad, ook binnen 's tyds,\ „ en, fine ullo ftrepitu Judicii, om eenen ,, Perfoon daar mede te voorzien; en dat ,, dus het meerdere aan de Stad toekomen „ de, ook de Opfchorting als minder zyn„ de, zonder eenige reden van dezelve te „ geeven, niet geweigerd konde worden; waarom de Commisfie in bedenking gaf, of het, in deeze omftandigheden niet ,, verkieslyker was, dat de Stad van dit „ Regt gebruik maakte, dan dat zy ver„ der onderhevig was aan aanmerkingen, ,, die door het Hof over deeze Opfchor„ ting, en derzelver gevolgen, zouden mo„ gen gemaakt worden." Onmiddelyk naa deeze laatfte befchikking der Stadsregeering, op dit Verflag ge- j grond, nam het Hof den Heer Hoving] in den Eed; doch niet zonder te doen zien, hoe ongaarne het tot dit bedryf kwam. Althans het fchreef, op den zeventienden van Herfstmaand, ,, dat het den Heer Wie- iiinga haar verzoek door Gecommit,, teerden hadt doen verftaan, dat hy „ verklaard hadt, by zyne aanftelling gee- ne Inftructie ontvangen, noch ooit ge„ weeten te hebben dat 'er eene was; doch „ dat hy niet te min zeer genegen was om „ zich aan dit Befiuit der Regeeringe te „ onderwerpenden dat het Hof, op zynen „ vrywilligen afftand, den Heer Hoving in den Eed genomen hadt." Alle deeze fchielyk eikander opvolgen- \ de Onderhandelingen, op den elfden van d Herfst-f LIV. IOEK, I787. Neemt Ioving n den led. -ede vaa e in:hiklyk.  254 VADERLANDSCHE LIV. boek. heid des Hofs en van Wieringa. 1 ( Verandering by ] de CU- ] wenteling. 1 t 0 6 Herfstmaand begonnen, en op den zeven* tienden van die Maand geëindigd, herinneren ons het tydftip der reeds befchreevene groote en nu rype Staatsomwenteling. Die herinnering doet ons tevens begrypen, waar om de Heer Wieringa zich met zulk een vertoon van bereidvaardigheid aan het Raadsbefhüt der Stad Groningen onderwierp; als mede waarom het Hof zo gereed aan het verzoek der Stadsregeering volde edt. En die Heer en het Hof, van de gefchaapenheid der Staatszaaken kundig, konden ligt raamen, hoe de Regeering van Groningen wel ras, naa de groote gebeurtenis, thans op handen, alle daaden, nu met zo veel kragts en klems voortgezet, zou moeten intrekken; en deeze kortftoniige zegepraal over het Hof eerlang met :ene volflaagene nederlaage verwisfelen; ;ene nederlaage daar door te meer treffenler en des te gevoeliger. De Stadscommisfie met het Genootfchap :eerde op den achttienden der gemelde Slaand van Appingadam te rug. Op het jerzoek dier Stede flegts twee ftukken Gechut, met de daar tóe benoodigde Manchap, agter laatende. Dit overïchot werd p den vier en twintigften ook ingetrok:en (*). Terwyl de Regeering van Groingen, reeds op den één en twintigften daar (*) OpgemeldeByzonderheden hebben wy meest ntleend uit de oorfprongelyke Stukken, tot deeze iheurtenisfen behoorende, in &zVerz. Z>v de Chai,ot X.XXVH. D. bl. 180-207.  HISTORIE. 255 daar van aan het Hof kennis gaf, en van haare , anderzins zo wettige en pryzenswaardige daad op eene wyze verfchooning zogt, die den Groninger en hard moet gevallen hebben; en moeten wy, volgens onze gedaane toezegging (*), des iets kortlyk melden. Immers werd niet alleen alles, wat te Appingadam door de braave en lang pal ftaande Meerderheid, de Regeeringsbeftelling betreffende, verrigt was, onmiddelyk naa de Omwenteling, door het Hof ver nietigd , en wat men des in de Regeerings Aantekeningen dier Stede geplaatst vondt, buiten kragt gefteld, en zulks op den kant aangetekend. Ook werden de eertyds gedaagde Eedgenooten, op een Verzoekfchrift van Onderwerping, in eene kleine Geldboete en tot betaaling der kosten van het Geding vervveezen; tevens vondt de Regeering der Stad Groningen, toen verftooken van de hulp der onmiddelyke Vertegenwoordigeren der Burgerye, zich gedrongen te verklaaren, dit zyn de eigene woorden „ dat zy de Expeditie na Appin„ gadam hadt beflooten, gedaan en onder„ nomen, geheel ten onregte en zonder „ bevoegdheid. Dat zy daarom alle Be„ fluiten, op dat onderwerp by de Stad „ genomen, zouden doorfchrappen, zon„ der daar uit, in 't gevolg, eene confe„ quentie te trekken. Dat zy, zo aan zyy> ne Hoogheid als Erfltadhouder, als aan * de (*) Zie hier boven bl. saa. LIV. BOEK.' 1787. VerWaa* ring der Stadsre» geering ten opzigte van het door hun gedaane in vroegeren tyde^  s56 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. i787. Verder bedryven der „ de Heeren der Ommelanden, de Iterkfte „ verzekering gaf van nimmer zodanige „ Expeditien te zullen of te mogen doen, „ hetzy te Appingadam, of andere He erlyk„ heden, of Geregtigheden in de Ommelan,, den. Dat zy daar beneffens aannam om „ te betaalen alle de fchaden en nadeelen, „ welke de Tocht na Appingadam aan ee,, nige Perfoonen of Goederen aldaar ver„ oorzaakt of toegebragt hadt: en dat de „ hoeveelheid daar van, op gronden van „ gedaan onderzoek, by het Hof Provin„ ciaal zoude worden bepaald: op dat het „ Hof daar van uitdeeling deedt aan die „ Perfoonen, die hetzelve uit zyne geno„ mene Informatien, of andere gronden, „ wist, dat fchade of nadeel geleden had- ^ den." Staaten van Stad en Lande fchreeven ingevolge hier van, het Hof aan om zich daar volgens te gedraagen (*). Eene nieuwe zegepraal voor het Hof, en niet minder voor die in het ongelukkig Appingadam het hooggaand Oproer geftookt, en hunne Medeburgers, op hunne beurt, geplunderd hadden; maar nu wegens 't geen zy fchade geleeden mogten hebben, door de Stad Groningen fchadeloos gefield moesten worden. » Met deeze vernedering en boete waren noch de Heeren der Ommelanden, noch het Hof voldaan, die, nu gerugfteund, om (*) Zie de Staatstukken hier toe behoorende, in de ferzam. by de Chalmot XXXVü. d. bl. 25—95. en L. D. bl. 344—249.  HISTORIE, as? bril ftryd zamenfpanden om zich op de Stad, en allen, die haar de behulpzaame hand in het dempen van Oproer gebooden hadden, te wreekcn. Hoewel 's Hofs verrigtingeu, naa de Omwenteling voornaamlyk in een volgend Tydvak onzer Gefchiedenisfe vallen, zullen die der Ommelander Heeren, fchoon ook naa de Staatsomwenteling plaats grypende, hier het eigenaartigst plaats vinden: dewyl zy zo foortgelyk zyn aan 't geen vóór dit ontzettend Tydperk, in de andere reeds door ons befchreevene Gewesten voorviel. De onzekerheid welk een keer dikwyls de zo twyfelende Staatskarts zou neemen, hadt de Heeren der Ommelanden, voor eenigen tyd, binnen de paaien van welvoegelykheid en gemaatigdheid gehouden, fchoon zy blyk by blyk gaven, met welk een wederzin zy over 't algemeen de Staatsbeweegenisfen, tot eene Grondwettige Herftelling {trekkende, aanzagen. De Omwenteling naderende, en deeze vast in 't kort wykend verfchiet hebbende, fchreeven de Ommelander Heeren aan hun Hoog Mogenden, den veertienden van Herfstmaand op deezen zin; „ Vervuld met waa- re Vaderlandsliefde, en bezield met een ,, welgepasten yver voor het Algemeene ,, Welzyn hebben wy reeds zedert lange, 9, met innige fmerte, befchouwd de Re„ geeringloosheid, het Geweld en de Over5, heerfching, waar onder eenige onzer Medebondgenooten zugten, en die niet XIX. Deel. R „ min- LIV. BOEK 1787. OmmelanderHeeren* Hun fchryven aan hun Hoog Mog. by het aannaderender Orüwenteling.  253 VADERLANDSCHE LIV. boek.. 1787. i !, minder dan den geheelén ondergang van „ het dierbaar Vaderland voorfpellen. „ Dit trof ons te meer, en beroerde onii ze Zielen, naardien wy, door de ver„ fchiüende denkenswyze van ons Medelid, „ buiten ftaat waren, door het toebrengen „ van de noodige hulp en adfiftentie, ons >, te kwyten van de verpligting tot welke „ wy door den Band der Unie werden op„ geleid: terwyl wy ons al gelukkig ge„ noeg moesten agten, de zaaken ter Staats„ vergadering zodanig te kunnen dirigee», ren, dat deeze Provincie niet al mede „ het hoofd opftak, om als een Werktuig „ van Ongeregtigheid tot Onderdrukking „ van onze ongelukkige Medebondgenoo„ ten te dienen. „ Wy zagen wel, van tyd tot tyd, door „ ons Medelid, de Heeren van de Stad, „ zodanige flappen doen, wier notoire „ wederregtlykheid ons beklag aan U Hoog „ Mog. als Guarandeurs van het Tractaat „ van Reductie, van den drie en twintigften „ July mdxciv , met de daar op gevolg„ de Decifien, als mede aan den Heer „ Erflladhouder deezer Provincie alleszins „ zoudert billyken. „ Dan afkeerigvan alles wat e enigzins tot „ verwydering en vernietiging van de zo „ hoognoodige Eendragt tusfchen de beide „ Leden van den Staat aanleiding zou kun„ nen geeven, hebben wy altoos de zag9 te middelen van perfuafie boven iiienge „ maatregelen, waar toe wy buiten twyfel  HISTORIE. 259 geregtigd waren, geprefereerd; en ons „ met de ydele hoope gevleid, dat de Hee„ ren van de Stad eindelyk eens van hun ,, voor 't heil des Volks zo nadeelig Sy„ ftema zouden afzien, en met ons medewerken tot herftel der algemeen geftoorde ruste. —— Immers hadden wy nooit kunnen of mogen denken, dat dezelve zich zouden durven onderwinden, om, „ door Geweld van Wapenen, hunne vues „ door te dryven, het Ommelander Terri„ toir, met Gewapende Manfchappen, te „ invadeeren, onze goede en ftille Inge„ zetenen, die allen, eenige weinige Exer„ citie-corpfen uitgezonderd, hunne wet„ tige Overheid eerbiedigen en de vastge„ ftelde Conftitutie hardyk met lyf en ziel „ zyn toegedaan, en in wier behoud dee„ ze Provincie voornaamlyk haar beftaan „ moet vinden, een kille ïchrik aan te jaa„ gen, en alzo eene algemeene Verwoes„ ting in de Ommelanden te veroorzaa„ ken. — Dit is egter, Hoog Mog. Hee* ren! deezer dagen gebeurd." Naa hier een verhaal van de Beweegenisfen te Appingadam, met eene volftrekte verzwyging der aanleidende "oorzaaken door ons hier boven vermeld gegeeven en de zending van Gewapende Manfchap en Gefchut uit de Stad Groningen, met geene agterlaating altoos befchreeven te hebben (*j, vaaren zy voort; ,, Wy ftaan verbaasd, wy zinken weg van aandoening en droe- „ fe« (*) Zie hier boven bl. 244. e»a. R 2 LIV. BOEK» I787.  aóo VADERLANDSCHE LIV. , BOEK, , 1787.; 9 9 9 9 9 9 » 9 9 > 9 e r k h ti v 11 h C d v v L , fenis over zulk eene daad van openbaar , geweld, waar toe naauwlyks woorden , genoeg te vinden zyn om diens afichuw, lykheid naar eisch af te maaien, en voor , de geheele 'Natie ten toon te fpreiden, , Onze harten bloeden over de rampen en , onheilen, die zo veele duizenden onzer , braave en weldenkende Ingezetenen reeds , drukken, en nog verder boven 't hoofd , hangen. Hun beklaaglyk lot moet ons , niet onverfchillig zyn. Wy zouden on, trouw aan onzen Eed en duure Verplig, ting zyn, indien wy één oogenblik ver, zuimden iets onbeproefd te laaten om , hun uit deeze Verdrukking en Slaaverny > te verlosfen, en zullen dus ook alle mid, delen aanwenden , welke God en de , Natuur ons aan de hand geeven om het , geweld efficacieuslyk te keer te gaan." Op deezen veel waarheids bedekkenden n veel fchyns van verongelyking vertooenden grond, verzoeken zy de tusfchenomst en kragtdaadige medewerking van un Hoog Mog. om, door fpoedige en ^reikende Befluiten, daadlyk zodanige oorziening te doen, en middelen daar te ellen, waar door zy, wegens die ongeoorde en geweldige fchennis van hun Grondgebied genoegzaame Satisfactie zousn bekomen, en by vervolg van tyd, oor zodanige Onderneemingen beveiligd rorden. Zy eischten de Regten hun, volgens het 'trechts Verbond, toebehoorende, met woor:lyke byvoeging „ U Hoog Mog. zyn „ 'er  HISTORIE. 261 „ 'er toe verpligt; de Unie, het Tractaat „ van Reductie, de menigvuldige Deciiien „ door U Hoog Mog. uit kragt van dit 59 Tractaat afgegeeven, roepen 'er U Hoog „ Mog. toe, en laaten U Hoog Mog. geene vryheid over om ons tën prooye van „ Geweld en Overheerfching over te laa- ten. Zo lang deeze vreemde Ge- ,, wapende Manfchappen in de Ommelanden „ nestelen, de Wegen bezetten, de Trekje fchuiten vifiteeren, gelyk mede reeds gefchied is, zal het Acces en Reces voor 3, de Landdags Comparanten bezwaarlyk, ,, moeilyk en gevaarlyk zyn, en wy kun„ nen als dan ook niet vrylyk onze Staats Deliberatien vervorderen. ,, Waarom," laaten zy'er volgen, als geheel onkundig van 't geen 'er in den Lande omging, en niets weetende van eene voor hun op handen zynde waarfchynlyke verloslïng „ terwyl wy nu nog te zamen wettig„ lyk vergaderd zyn, en zeer gegronde vree» „ ze hebben, dat zulks niet van lange duur„ zaamheid zyn zal, wy U Hoog Mog. by s, deezen legaal kennis geeven , dat wy „ provifioneel,zo lange wy geen voldoende „ Satisfactie en genoegzaame veiligheid s, voor onze goede Ingezetenen bekomen, „ wegens het geheele Corpus der Omme,, landen of het Tweede Lid van Staat, „ de Commisfien aan de Heeren Gedepu„ teerden ter Vergaderinge van U Hoog Mog. wegens deeze Provincie verleend, zullen houden in furcheance, en niet „ kunnen gedoogen, dat 'er door dezelR 3 „ ven LIV. SOEK.  B62 VADERLANDSCHE LIV. , BOEK. , 1787. ! ! ! 1 ] I I Als mede aan den , Stadhou- | der. 1 Raadfiag van hun , Hoog Mog. ' hier op. j < ] I t, ven een Stem ter Vergaderinge van U ,, Hoog Mog. worde uitgebragt, zonder , fpeciaale Refolutie mede door ons Staats, wyze en wettig genomen, en dat wan, neer onverhoopt, dien ten contrarie, ge„ handeld mogt worden, de daar door ge, formeerde Conclufien, ten allen tyde by , ons zo veele nieuwe daaden van geweld, , voor nul en nietig gehouden en nimmer , geratihabeert zullen worden." Hier >y was een Verzoek tot het beletten van Crygsvolk, 't geen uit Westphalen na Holand ftondt af te zakken, en, op aanmaaling van de Commisfie te Woerden, te kroningen de loopplaats zou hebben. De Ommelander Heeren, fchreeven om hen tyd, mede aan den Stadhouder, met )ede, „ om, zo door het onderfteunen „ van hun Verzoek by hun Hoog Mog. ,, als anderzins, alle mogelyke middelen in • 't werk te ftellen, waar door zy voor „ verdere Onderdrukking beveiligd mog,, ten worden, en ten vollen het effect , genieten van eene Conftitutie, op be„ zwoorene Tractaaten, Wetten en Regle, menten gegrond (*)." Te doorfteekend was de gedeeltlyke en )artydige opgave der Ommelander Heeren mn het voorgevallene, om, zelfs in die dajen, ten vollen ingang en gehoor te vinlen by hun Hoog Mogenden. Immers de rfeeren, in wier handen dit ftuk gefteld was, (*) Vtrzam, />y de Chalmot VII. D. bl. 70— I4, en XXAVil. D. bl. 2/8.  HISTORIE. 263 was, bragten voor hunnen Raad (lag uit, en werd dezelve gevolgd, dat aan de Regeering der Stad Groningen zou gefchreeven worden, „ hoe zy met veel aandoe„ nings en leedweezen de Oneenighe„ den hadden verftaan, tusfchen de beide „ Leden van Staat, by gelegenheid van het „ voorgevallene te Appingadam als ander„ zins, waar over de Heeren van de Om~ „ melanden zich zo hooglyk beklaagden. „ Dat hun Hoog Mog. vermeenden hun ,, oordeel deswegen te moeten opfchorten „ tot dat Hoogstdezelven gelegenheid zou„ den gehad hebben, daar omtrent te zien „ de Informatien en belang van Heeren „ Burgemeesteren en den Raad, welke hun „ Hoog Mog. verzogten ten fpoedigften „ te mogen erlangen. Dat egter hur „ Hoog Mog. zich niet mogten ontflaagen „ agten, om intusfchen de Heeren var „ de Stad ten kragtigften aan te maaner „ van zich toch te willen onthouden, var „ al het geene aanleiding zou kunnen gee „ ven tot verdere verdeeldheden, welke d< ,, Ondervinding deezer dagen_ leerde, da „ in ftaat waren eene Provincie en de Re „ publiek op den oever van haaren onder „ gang te brengen, en veel eer bedagt t „ zyn om nog zelve, en by tyds, de ge „ vreesde verfchillen in der minne te vei „ effenen." Van dit fchryven aan de Stad zou 00 den Heeren der Ommelanden een affehri: gegeeven en zy ttffens onderrigt worde R 4 vï LIV. b o k k. I787. I i % X n n  LIV. BOEK. De OmmelanderHeeren dringen hun ver-1 zoek by: hun j Hoog , Mog. na-J der aan.1 t t t 2 r fc c 9; 3: Si 9! »! 9) 95 95 ?5 95 55 95 S64 VADERLANDSCHE van de Aanfchryving, op den achtienden van Herfstmaand beflooten, aan de Bevelhebbers der Forten, tot weering van het intrekken van Gewapende Manfchappen in de Provincie van Stad en Lande te laaten afgaan (*). Weinig of liever geheel geen genoegen icnonk het Staatsbefluit, overeenkomltig net het gegeeven Verflag opgemaakt, aan ie Ommelander Heeren. Immers zy gaven, ïaa herhaaling van hun verzoek, lugt aan mn misnoegen, daar zy, wier Ingezetenen iet meest tot de Provinciaale Schattingen, vaar uit de Militie, ter Repartitie van Stad n Lande ftaande, betaald wordt,opbragten, allyk verwagt hadden, dat hun Hoog Mog. ;rltond en zonder eenig verwyl een genoegaam aantal Krygsvolks, te hunner en huner Ingezetenen beveiliging hun zouden heben doen geworden. „ Dit was," laaten zy 'er P™ genrs " het natul»rlyk middel, Hoog , Mog. Heeren! dat wy ons, in de eerfte , plaats, moesten voorilellen; dit was het voornaam oogmerk in die Misfive bedoeld; dit was het allernoodzaaklykfte van wegen het prefente gevaar, en het vagebondeeren met Gewapende Manfchappen op ons Territoir, die aldaar veel erger Vexatien en Geweldenaaryen onder het oog, ja op order van de Stadscommisfie hebben aangerigt, dan een buitenlandfche Vyaud zich zou onderwinden. Wy vinden ons egter in die regtmaa- 59 tige  HISTORIE. 265 „ tige verwagting te leur gefield. Wy „ befpeuren uit uw Hoog Mog. Misfive 9, van den twee en twintigften deezer, dat s, U Hoog Mog. ons eenige hulpe zoe„ ken te betoonen, met Aanfchryvingen, 9, Vermaaningen en Vertoogen aan den ,, Breeden Raad deezer Stad, wiens den,, kingswyze deezer dagen genoegzaam is „ bekend geworden, en die zo veele preu„ ves gegeeven heeft, dat het Regt van s, Convenientie de voornaamlte rigtfnoer haarer handelingen is. „ Wy zouden, op dien voet, wederom in die kostbaare Procedures kunnen wor„ den ingeleid, waar door onze Finantien, „ thans door eene voorbeeldlooze fpaar„ zaamheid weder herfteld, in vroegere ,, tyden geruineerd zyn geworden. ,, Dit is geenzins onze Intentie, Hoog „ Mog. Heeren! het Geweld, de Hoon, „ de Smaad, die wy hebben ondergaan is „ openbaar gefchied; de band, die beide „ Leden van Staat dus verre vereenigd hield, is daar door voor het oog van ,, een ieder, van Stads zyde, feitlyk ver- „ brooken. Wy zyn dus mede ont- „ flaagen van alle die verpligtingen, waar „ toe wy door het Tractaat van Reductie „ en de Decifien van U Hoog Mogenden gehouden waren, en zullen, van nu af aan, onze Souverainiteit en Onafhange„ lykheid, niet minder dan de Heeren van „ de Stad, doen gelden en handhaaven. Kunnen wy van de Hooge Bondgenoo?? ten, die hulpe en adfiftentie niet bekoR- § » men, lui* BOE E. i787?  LIV. Boek. 1787. Drie Be fluiten door de OmmelanderHeeren genomen. e66 VADERLANDSCHE „ men, waar op wy de regtvaardigfte aan„ fpraak hebben, dan zullen wy, by pro„ vifie ons zulks moeten getroosten; en „ vervolgens gedrongen worden om op „ andere middelen en wegen, ter befcher„ ming en beveiliging van de Hoogheid „ en Souverainiteit cler Stad, bedagt te ,, moeten zyn (*)." Welke middelen Zy, toen de zo vuurig door hun geivenschte Omwenteling daar was, te werk ftelden, die t ffens uitweezen hoe diepgaande veete zy in bunnen boezem koesterden, bleek uit drie Befluiten, op één en denzelfden dag genomen. Befluiten, die zy in evengemelden Brieve aan hun Hoog Mogenden overfchreeven. By het eerfte verklaarden zy, „dat, „ vermids de Heeren van de Stad hun, „ zedert eenen geruimen tyd, zo veele „ bewyzen gegeeven hadden, dat zy zich „ niet dagten te houden aan de plegtige „ Verbintenisfen, die zo lang tusfchen de ,, Stad en hun badden plaats gegreepen, ,, en zich niet ontzien hadden, van, door „ het fchenden van hun Grondgebied, hun „ met Gewapende Minfchippen en Oor,, logstuig vyandlyk aan te vallen, en daar „ door de band van Vereeniging tusfchen „ de beide Leden van Staat feitlyk ver„ brooken was, zy hun kennis gaven, dat, „ zo lang zy niet op vaste en billyke gron„ den herenigd waren, zy met haar geene „ Staatsbefluiten neemen, of eenige Gene- „ ra- (*) Verzam. by de Cüalmot VI. D. bl. 86—91.  HISTORIE. 267 raliteits- of Provinciaale Commisfien hou„ den konden. Dat die Hereeniging nim,, mer zou kunnen gefchieden vóór dat „ aan hun, en hunne goede Ingezetenen, „ wegens het gepleegd Geweld, genoeg- zaame en toereikende Satisfactie gegee- ven zou zyn; en dat zy, van toen af, „ al het geen uit kragt van die Commis„ fien mogt worden verrigt, houden zou„ den voor zo veele nieuwe Attentaaten, ,, tegen de Hoogheid, Souverainiteit, en „ Onafhangelykheid der Ommelanden, met „ uitzondering nogthans van de Gedepu„ teerde Staaten en de Provinciaale Re„ kenkamer." Een tweede Befiuit hieldt in, „dat zy, „ om die zelfde redenen," met byvoeging nogthans ,, dat de Stad hunne goede In„ gezetenen uit hunne Bezittingen verdree„ ven en op eene wreede wyze, ja erger „ dan men van eenen buitenlandfchen „ Vyand zou te wagten hebben, mishan- „ deld hadt (*} aan de Ingezetenen „ der Ommelanden veroorloofden om vry„ lyk te handelen, zonder verpligt te zyn, „ om eenige Goederen of Waaren, in de „ Ommelanden vallende of zynde, vooraf „ binnen Groningen ter Stapel te brengen. „ Dat (*) Zonder te willen beweeren, dat 'er geene ongeregeldheden van de zyde der Patriotten in de Appingadamfche hoog en holgaande beweegenisfen gepleegd zouden weezen, wyzen wy onze Leezers te rugge op het vérhaal van het daar gebeurde hier boven bl. 244. enz. LIV. BOEK. I787.  268 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. 17*7- 1 5 I 9 ■3 9 9 9 tl 9 9 9 9 5' Hoe r'e Om me- h „ Dat hun deswegen eenige moeilykheid ,, aangedaan, of zy, wegens overtreeding „ van het Stapelregt, gedagvaard worden„ de, zy niet zouden hebben te compa„ reeren, maar van dat Attentaat tegen de „ Hoogheid en Souverainiteit der Omm$», landen teriiond aan hunnen Prefident kennis te geeven, en, by nalaatigheid i, daar van, zich zeiven de nadeelige gevoli, gen te wyten hebben." In het derde niet min opmerkelyk Beluit', van dien eigen dag, betuigden zy, „ met intrekking der Plakaaten van een „ en dertig December mdccxxxxiv en , vier en twintig January mdcclxxxv ,, zo verre zy de Ommelanden betroffen, , tot voorkoming van alle onheilen en , desorders, de Gewapende Genootfchap, pen te vernietigen, en teffens te vol, doen aan de vuurige begeerte der Ingé, zetenen, om, door het draagen van , Oranje Linten, en. andere vercierzelen , van die Kleur, hunne opregte liefde , en genegenheid voor zyne Hoogheid en , deszelfs Huis, openlyk aan den dag , te leggen, en hunne vreugde te ken, nen te geeven over het blyde vooruit, zigt, dat Hy,van alle verongelykingen , en wederwaardigheden bevryd, binnen , korten tyd, overal in alle zyne Erflyke , Regten en Waardigheden herfteld zou i zyn." Hoe deeze verwydering geheeld werd, ehoort, behalven 't geen wy daar van, in  HISTORIE. a6o in 't voorbygaan, aanftipten (*), tot een volgend Tydperk onzer Gefchiedenisfe. Dan tot toelichting van dit Tydvak en om de Ommelander Heeren nader te leeren kennen , mogen wy niet voorby hier te melden, wat zy zints lange bedoeld en in den fchild gevoerd hadden. Immers, zich des beroemende, fchreeven zy aan de Algemeene Staaten, by het geeven eens verhaals van het voorgevallene ftaande de Oneenigheden tusfchen de Hooge Staatsleden van de Stad Groningen en Ommelanden, met zo veele woorden. ,, Wy behoeven U Hoog „ Mogenden niet te herinneren den akeli„ gen toeftand, waar in het Vaderland ,, was gebragt, wanneer, zo hier als elders, „ het Dictatorfchap aan zogenaamde Com- misiien van Defenfie was opgedraagen, „ wanneer de Belluiten der wettige Souve„ rainen, door Vliegende Legertjes, uit „ het gemeenfte en flegtfte foort van Volk „ beftaande, werden beftuurd, die wonde „ is te versch dan dat de fmerten daar van reeds vergeeten zouden zyn. —— Wy „ behoeven even weinig U Hoog Mog. „ te herinneren den toeftand, waar in de ,, Vergadering van U Hoog Mog. zich „ bevondt, wanneer door het verfchynen „ van onwettige Gedeputeerden van zekere .„ pretenfe Staaten te Utrecht vergaderd, „ het droevig tydftip fcheen gebooren te „ zyn, dat een heilloos Syfthema, tot ver„ derf van Land en Volk zou doordrin- jj gen» C*) Zie hier boven, bl. 255. liv. BOEK. T787. '■ander Heeren bun eigen ge. rlrag [chetzen»  2?o VADERLANDSCHE Liv. BOEK. I787. Aanmerking op t het ge- 1 drag der Ommtf ' lander < Heeren. \ \ 1 j „ gen, en zekerlyk de overhand zon ge* „ kreegen hebben, hadden Wy eenftemmig „ met ons Medelid willen werkzaam zyn „ en in derzelver maatregelen treeden. „ Dan daar Onze Advyfen ter Staatsver„ gadering telkens tegen die van de Heeren , van de Stad diametraal waren overgefteld, 1, konden 'er by deeze Provincie geene , zodanige Belluiten worden genomen, , waar door de Ondermyners en Belaagers , der gevestigde Conftitutie, eenige onder, fr.euni.ng ontvingen: waar uit de geza, menlyke Hooge Bondgenooten dit voor, deel hebben getrokken, dat de Balans , niet na de verkeerde zyde overgefiaa, gen, en het Gezag over de Armée van , den Staat zodanig geconferveerd is ge, bleeven, dat zy tot behoud van het ge, folterd Vaderland werkzaam kon bly, ven (*)." Met zulk fchryven toonden de Ommeander Heeren, nu onbefchroomd het dus ang hun ten halve dekkend masker afligende, aan al de wereld, dat zy zich, geluurende de hoogklimmende Staatstwisten, n andere Bondgenootfchaplyke Gewesten, ;aarne gevoegd zouden hebben by de overïeerfchende Party; ten einde ook, op hunïe beurt, tegen de Patriotten, de Wapen;enootfchappen, en hun eigen Medeltaats- id, te kunnen woeden. Zy hadden )ok reeds het doorfteekendst bewys gegee/en, hoe het hun verdriet baarde, dat hun Hoog (*) Verz. by de Ciialmot VI. D. bl. 117. nj.  HISTORIE. 271 Hoog Mog. vooraf, volgent- den aait en gefteltenis der Unie, eenige zagte wegen hadden willen beproeven, eer zy met geweld van wapenen eene Satisfactie kreegen, zo zeer hunnen trots ftreelende, als ten bederve van de braave Ingezetenen {trekkende. Met één woord, zy lagen ten vollen aan den dag, dat zy, die wilden gerangfchikt worden onder de handhaavers van de Rust en goede Orde, aan hunnen zugt tot onlusten en wanorde, om daai door hunne Party te ityven, die zy vóór de Omwenteling niet hadden kunnen voldoen, naa dezelve den vollen teugel wilden vieren. Meer zouden wy hier var kunnen zeggen, meer blyken daar van kunnen bybrengen, dan wy zouden te verre overftappen in een Tydvak van 's Land; Gefchiedenisfen, waar in wy deeze Heerer werkzaam zullen zien in Vervolging en Verdrukking der by hun met zo zwarte kleuren afgefchilderde Patriotten, die, fchoor ook in de Ommelanden verfpreid, voornaam lyk in de Stad Groningen gevonden werden Hoe veel wy, in dit Boek, door der zamenhang der zaaken en verknogtheid der gebeurtenisfen, van de Stad Groninger, gefprooken, en derzelver werkzaamheden, in de Staats- en Gewestlyke Gefchillen, ontvouwd hebben, blyft ons nog overig hei een en ander die Stad meer byzonder betref fende, ten deezen Jaare voorgevallen, tt vermelden. Wat 'er by den aanvange ge beurde omtrent het aanblyven der toenmaa lige Stadsregeeringe, hebben wy reeds ge boek LIV, JJ O B K. 1707. | [ De Stad Groningen mier byzonder befchouwd.  272 VADERLANDSCHE LIV, boek I787. Slegte gefïeldheid der Schutterye daa! terStede. boekt (*> — Vroegere tyden van 's Lands Gefehiedenisfen hebben ons een niet gering gedeelte der Inwoonderen dier Stad vod liefhebbers van den Wapenhandel doen kennen, en wy daar in met lof gefprooken van het Wapenhandelend Genootfchap, tot zinfpreuk voerende, voor onze dierste panden (f). De opgang, welke vervolgens de Burgerwapening daar maakte, en hoe het lot der Steden Hattem en Elburg aan alles wat ter verdeediging der Stad kon ftrekken, kragt en leeven byzette, is door ons befchreeven (§)• Hoe veel bereidvaardigheids tot den Wapenhandel de Genootfchappen ook betoonden, bleef het egter onder de achttien Burger-compagnien met de Wagtorde gebrekkig, en ontbrak het by dezelve aan eene genoegzaam e fehikking, zo tegen Beroertens van binnen als een geweldigen aanval van buiten. Veele Officieren der Burgerfchutterye, de Oranjeparty omhelzende, betoonden zich ongeneegen om den Wapenhandel onder de Burgers te bevorderen ; anderen, aan het oude, zints jaaren, gehegt, waren tegen alle verandering in deezen. Uit dien hoofde ftondt het met de Burgerfchuttery zo flegt, dat dezelve, in geval van nood, blyken zou geheel nutloos te weezen tot het einde waar toe dezelve oorfpronglyk beftemd was. De (*") Zie hier boven bl. 199. (t) Zie onze Faderl. Hist. X. D. bl. 322. (§; Zie onze Faderl. Hist. XIII. D. bl. 216,  HISTORIE, 273 De overweeging hier van deedt de Patriotten bezeffen, dat 'er over het geheel een Plan van Verdeediging noodig was, volgens 't welk zich alles moest fchikken: op d»t de Gewapende Burgery, by nood, als één Lichaam, gezamenlyk kon weiken, en met vrugt de wapenen aangorden, tot befcherming en verdeediging hunner waardfte panden* Hier uit werd een Verzoekfchrift gebooren, opgefteld door Gelastigden uit den Burgerkrygsraad, Wagtdoende Schutters en het Wapenhandelend Genootfchap, en aan den Breeden Raad der Stad ingediend, 't Zelve itrekte om de noodzaaklykheid te toonen van een plan van Verdeediging, als mede om het onvoldoende en gebrekkige van de tegenwoordige Wagten, ten dien opzigte, in klaaren dag te zetten. Men verzogt Gecommitteerden uit den Raad, om met Gecommitteerden uit de Ondertekenaaren een Plan van Verdeediging te vormen, zo voor de Stads Wagtdoende Burgers, als het Genootfchap, met alles wat tot deeze belangryke zaak voor de Burgery betrekking hadt. Een guniïig onthaal ontmoette dit Verzoekfchrift by den Breeden Raad. Onverwyld werden drie Heeren uit den Raad, en drie uit de Gezwoorenen gekoozen, die met twee uit de Burger officieren, twee uit het Genootfchap, en zes uit de Burger Schutters, een Plan zouden vormen. De keus viel op Mannen, die uit hoofde van kunde in dit vak, en Vaderlandsgezinde oogmerken, daar toe de gefchiktfte geagt XIX. Deiïl. S wer- LIV. 8 o ek, t.787. Voorftel tot een beter Plan der Burgermagt. Beraadflagingenover 't zelve.  274 VADERLANDSCHE LIV. BOEK. I787. Tegenwerkingen van verfcheidenerieien aarc. Prinsgezindeny veren hier te« gen. werden. Yver floeg de handen aan het werk, en bragt het in gereedheid. Het ontwerp wierd aan de Burger-compagnien, als mede aan de Officieren van het Wapenhandelend Genootfchap ter hand gefteld, om te onderzoeken wat 'er in te veranderen of te verbeteren viel. Deeze arbeid, onder zulk een veel beloovend vooruitzigt begonnen en voortgezet, ontmoette terftond geene geringe tegenwerking van verfcheidenerleieu aart. De vöornaamfte punten, in dit ontworpen Plan, waar aan zeker flag van Lieden zich {lieten, beftonden hier in, dat de Posten der Burgerofficieren min voordeelig waren, min naar loontrekkende geleeken, fchoon vereerender voor den Bekleeder, alsmede dat by 't zelve op het fterkfte gezorgd wierd voor het inftandhouden en doorzetten der Wapenoefeningen. • Twee zaaken juist gefchikt om de Burgery van bekwaame Aanvoerders te voorzien, en dezelve, ter Verdeediging, de hoofdzaak hier bedoeld , in ftaat te ftellen; doch teffens twee zaaken, die nooit de goedkeuring der Oranjegezinden, of met hun heulende Ariftocraaten, konden wegdraagen; maar wel hun tegenwryten gaande maaken. Veelen onder de Burgerofficieren, met een dier beide euvels befmet, zetten op de wagten het Volk daar tegen aan. 't Zelve inboezemende dat, als zy zich aan zulk een Orde moesten binden, zy Slaaven zouden worden vooral van die Ariftocraaten, (want dit veelal onbepaalde woord wordt  HISTORIE. ü7S wordt van de eene Party de andere vaak toegekaatst,) die het Plan vervaardigd hadden. Deezen fchilderden zy af als Lieden , die hun, ging dit Plan door, zouden dwingen om voor Soldaat te fpeelen, noodzaaken om den Wapenhandel te leeren, onder alle die bepaalingen, boeten en ftraffen, wanneer zy van de vastgeftelde orde afweeken. Welk alles zy in een licht voorftelden als geheel ftrydig met de Vryheid, waar van men zo veel ophefs maakte. — Men fpaarde niets om de Gemeente op te zetten, tegen de Heeren Gecommitteerden tot dat Plan, hun met de haatlykfte benaamingen te betytelen, en verdagt te maaken van oogmerken geheel ftrydig met hunne beginzelen, die geene verdenking leeden, daar zy van hunne Burgcrliefde en Trouwe zo langen tyd en zo veelvuldige blyken gegeeven hadden. Deeze vry openbaare tegenwerkingen van zommigen werden kragtdaadig onderfteund en geftyfd, door de Mannen, die den naam van Arijlocraaten in eenen kwaaden zin, met regt aankleefde. , Dit flag van Lieden, waar aan het in Groningen, zo min als elders, in den Lande, ontbrak, liet niet af, onder de hand, de Burgers een mistrouwen omtrent hunne yverigfte Voorftanders in te boezemen, en heimlyk tegen het ontworpen Plan op te zetten. De bedoeling der Prinsgezinden en AHflocraaten was hier één: want bleef dit Pian, met zo veel yvers en onder begunftiging van de Meerderheid der Regeerin. S a ge9 LIV. BOEK. Ook de Ariltocraatens  &7Ó" VADERLANDSCHE LIV. B O EK. 1787. Anderen uit nog ge, in de wereld gebragt, onaangenomen, en werd 'er, gelyk te wagten was, geen ander en beter opgegeeven, dan bleef de Stad in denzelfden weerloozen ftaat. Daarenboven kon het verhinderen van het doorgaan deezes Plans de verbreeking bewerken van het vertrouwen tusfchen de Patriottifche Burgers en Regenten. Laatstgemelden, die Iteeds de Volksparty gekoozen,en tot dus lange, met al hun vermogen onderfteund hadden, ziende dat men hunne beste voorneemens mistrouwde en haatlyk afmaalde, zouden moede worden 'om zich openlyk voor het Patriottisch denkend gedeelte hunner Medeburgeren in de bresfe te ftellen: wanneer de Burgery, die tot dus lange, als zy voor haare Regten fprak in den Breeden Raad, welks groote meerderheid Vaderlandlievend dagt, altoos gehoor verwierf en gelukkig Haagde, niet meer zou zegepraalen op de onderdrukking. In welk ongelukkig geval de Prinsgezinde en Ariftocratiiche Aanhang, ten laatften hunne poogingen, tot het verwekken van verwydering en tweefpalt tusfchen de Patriottifche Regenten en Burgeren, hebbende zien gelukken, het groote werk der Grondwettige Herftelling, waar aan men zo lang en zo veel hadt gearbeid, te Groningen op niets ftondt uit te loopen, tot fmert aller weidenkenden, en blydfchap hunner openlyke en heimlyke tegenftanderen. Dit alles hadt ten gevolge, dat eenige Burgerofficieren, uit eigen Stadhoudersgezind-  HISTORIE. 2?7 zindheid, en andere min doorzienden, door den Ariftocratifchen geest van zommige Regenten, die in een ten wapenhandel wel afgerigte Burgery alcoos den fterkften tegenftand regen hun heerschzugtige bedoe lingen vonden, aangezet, dit Plan zogtcn het onderst boven te keeren. By deezen voegden zich ongelukkig ook de zulken uit de Patriottifche Party, die oordeelden, dat aan hunne bekwaamheden of verdienften geen regt gefchied was: dewyl men hun niet geroepen hadt tot het een of ander Beftunr in Burgerlyke zaaken of daargeftelde Commisfien. Wangunst roeide 'er by deezen onder, zette hun aan om dit Plan te doen vervallen, en zaaden van mistrouwen tegen de Opftellers te zaaijen. Onder zommige Burgers was men yverig bezig met het opftellen van Bedenkingen en Bezwaaren tegen dit Plan. Deezer bedoelingen, met den fchyn van lofwaarde welmeenenheid omhangen, bleeken voor het oog van doorzigtigen, daar heenen te ftrekken, dat zy 'er alleen op uit waren om zwaarigheden te vinden, zonder dezelve weg te neemen, en het daargeftelde geheel over hoop te werpen. Het ontbrak onder de Prinsgezinden en Ariftocraaten, te Groningen, "één belang hebbende, en een zelfde lyn trekkende, geenzins aan fchrandere en listige Mannen, die berekenden, dat het in verdenking brengen der voornaamiien onder de Patriotten, hun gewonnen fpel zou geeven. Hoe zeer deezen hunnen tegenftandhie*S 3 den" LIV. BOEK. '7,87. mdere in zi geen. Tegenbedenkingenontworpen.  2?3 VADERLANDS CHE LIV. SOEK. I787. denden invloed lieten werken, bleek uit twee ingediende Verzoekfchriften, het een tot bekoming van eenig uitftel, tot het inbrengen der Bedenkingen tegen het Plan van Verdeediging, door eenigen uit de wagt- doende Schuttery aangeboden. Het ander meest getekend door lieden, die door den kring hunner beroepsbezigheden, in geene gelegenheid altoos gefield waren, om eenige der vereischte kundigheden in dit flag van zaaken te bekomen, of door hunne leevensomflandigheden weinig belangs by het welvaaren der Stad hadden, of blykbaar geheel afhangelyk waren van Ariftocratifche Regenten. Dit Verzoekfchrift ftrekte daar heen, dat het Plan van Verdeediging mogt blyven liggen tot dat de Volksoproeping (*; te dier Stede, toen in bewerking, zou hebben plaats gehad. Ter gelegenheid deezer Verzoekfchriften heten de zulken onder de Regenten die Zich beflendig tegen de Verzoeken' der Burgeren hadden aangekant, zich, onder den fchyn van gunflig voor de Burgery te denken, tegen het Plan hooren, en zy, die fteeds alles wat in hun was hadden' aangewend om de Volksftem te doen zwygen veranderden eensflags van toon, en wilden dit Plan van Verdeediging, de een meer de ander mm duidelyk, doen voorkomen, als een ontwerp, 't geen men ter verdrukking van de Burgery zogt in te voeren, en O Zie van dezelve hierboven bl. 190.  HISTORIE. 279 en vertoonden deezen zich thans als Verdeedigers des Volks. i Onder de tegenwerkers van dit Plan bevonden 'er zich mede Perfoonen, die een byzondere zugt voor den Godsdienst of de Kerk betoonden, die hun Gezindheidsyver,, meermaalen, op het klaarst, ten deezen tyde, in Groningen gebleeken, en door ons Gefchiedblad opgetekend,, wilden doen gelden. Dan dit middel van tegenwryting hadt luttel te beduiden , dewyl die Gezindheid Yveraars en Roepers dat de Kerk in gevaar was, geen onderfteuning altoos vonden by Verftandigen, noch by de Leeraaren der Hervormde Kerkgemeenfchap, die alle tot de Patriotten behoorden, fchoon de een rondborstiger dan de ander voor de zaak des Vaderlands uitkwame: de Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid waren gelukkig allen van den Patriottifchen ftempel. Dit zonderling verfchynzel was een zegen voor de zaak der Patriotten daar ter Stede in 't algemeen, en ook in dit byzondere geval (*). Geen wonder dat te deezer Stede, door de bekende Prinsgezindheid van een groot gedeelte der Ommelander Ingezetenen, en wat 'er openlyk te werk gefteld werd om die te ftyven, gepaard met een welgegrond vermoeden van heimlyker nog fterker poogingen ten dien einde, kommer rees, dat men, ten eenigen tyde, eene Omwending van zaaken zou zoeken te doen ftand gry- pen, (») Post van den Neder-Rloyn XI. D. bl. 791, enz. S 4 LIV. iOEK. 1787. DeGodsHenst in t fpel jebragt. Ontwerpen van Burgerwapening.  28o VADERLANDSCHE LIV. boek. Ï787. Gedrag der Krygsbezettingeerst lofwaardig. pen, niet ongelyk aan die men in Gelderland en bovenal in Zeeland, hadt bewerkt. Waakzaamheid, in zulk een tydsgewrichte, een onvermydelyke Burgerpligt, deedt een groot getal Leden des Wapengenootfchaps tekenen, tot het houden van een Piquet- wagt, nevens de Burgerwagt. Men fprak van het vermeerderen des Genootfchaps tot duizend Man, en het oprigten van eene Burger Ruiterbende van honderd Man, als mede dat de Staaten het geheele Regiment van Sommerlatte , tot derzelver betaaling ftaande, wilden afdanken, uit hoofde van het gedrag deezes Krygsvolks, onlangs by de Plunderingen te Arnhem gehouden (*), en die Soldy befteeden tot de gemelde vermeerdering des Genootfchaps", en betaaling der gedagte Ruiterbende. Hoe veel meer dan enkele voordellen van eenige bloote daar op gegronde gerugten dit waren, kunnen wy niet bepaalen, wel verzekeren, dat die voorneemens, toen ten tyde tegenfpraak leeden. Misfchien werd zulks uitgeftrooid om de Krygsbezetting te Groningen van de Patriotten meer en meer wendig te maaken. Deeze Bezetting hadt zich, tot nu toe, wel gedraagen en de Stadsregeering, naa de aanftelling van eene Commisfie tot Verdeediging der Stad, de voornaamfte Officieren, voor dezelve doen komen, en van hun gevorderd eene rondborstige Verklaaring of zy by den Eed van Trouwe aan de (*) Zie onze Faderl. Hist, XVIIL D. bl. 157. '  HISTORIE. 281 de Stad Groningen gedaan, dagten te volharden ? Hier op, als mede op eenige andere Punten, hun te deezer gelegenheid voorgehouden, was veelal tot genoegen geantwoord (*). Doch de woelingen elders in den Lande, meer en meer toeneemende, waar onder het Krygsvolk zich, ten voordeele van Oranje, veelal mengde, baarde dit ook duchten voor de Bezetting in Groningen. Het Defenfieweezen ontboodt de Generaal H. van Sommerlatte , nevens eenige andere Officieren voor zich. De Generaal verfchoonde zich wegens onpasfelykheid om aan dat opontbod te voldoen, en zou, van de Officieren, volgens berigten van den Ritmeester Baron van der Capellen , alleen verfcheenen weezen, en zich by Eede verbonden 'hebben, om de Stad, tot den laatften druppel bloeds, getrouw te zullen blyven. Hier uit rees een welgegrond mistrouwen op het Krygsvolk, te meer daar de Soldaaten op ftraat zich niet onthielden van oproerig gefchreeuw, en deezer zamenfpanning met het Oranjegezind Gepeupel bragt te wege, dat de Burgers alleen, zon- (*) Ferzam. by de Chalmot III. D. bl. 268. De Officieren van het toen daar gelegerd tweede Bataillon vnn zyne Doorlugtige Hoogheids Lyfsregiment Oranje Stad en Lande en Oranje Drenthe toonden zich naderhand gebelgd, over een gunftig getuigenis hier van de zyde der Patriotten gegeeven. zie die zeilde Verzameling VI. D, bl. 63. i> 5 LIV. boek. 1787. Vervolgens min pryslyk.  282 VADERLANDSCHE LIV. boek. I787. Hoe het te dier Stede by de Om wenteling toeging, zonder Soldaaten de Poorten bezet hielden, en men nagt en dag op zyn hoede was tegen Oproerig Geweld. Jonkheer van Oldenneel, Collonel van het Genootfchap, door Staaten van Holland tot Luitenant Collonel en Capitein benoemd van eene Compagnie by een Regiment, ten dienfte deezer Provincie opgerigt, lag ten tyde der Appwgadamfche Oproerigheden, met eene aanfpraak by het Genootfchap zyn Collonelfchap neder, het Opperbevel over 't zelve opdraagende aan den Heer S. Trip, Majoor des Genootfchaps. Deeze uittocht na Appingadam, van een zegepraal op de Oproermaakers gevolgd, was een der laatfte bedryven van de Patriotten in Groningen. Onder alle deeze woelingen naderde de Dag der Omwentelinge. Hoe zeer zich de Stad, naa die gebeurtenisfe, voor het Hof en de Heeren van de Ommelanden moest vernederen, hebben wy vermeld (*_). Aan welke Verdrukkingen de Stadsregeering met'de zodanigen, die in de Ommelanden met hun dezelfde lyn getrokken hadden, zich vervolgens vonden blootgefteld, behoort tot een ander Tydvak onzer Historie. Hier alleen ftaat ons nog, met een kort woord, te vermelden, wat 'er te dier Stede onmiddelyk naa die voor dezelve harde en treurige Gebeurtenisfe voorviel. Eene Af- kon- (*) Zie hier boven bl. 56.  HISTORIE. 283 kondiging, die verlof gaf tot het draagen van Oranje, was een eerfte wrange vrugt van die Gebeurtenisfe. Welhaast gevolgd van de Vernietiging des zo veel moeds betoond hebbenden Genootfchaps, met last aan de Leden om tegen een bepaalden prys hunne wapenen op het Stadhuis te brengen, en den Artillery mees ter ter hand te ftellen. De aanftelling van den Heer Hoving, die zyn ontflag gevraagd hadt, werd ingetrokken, en de Heer Wieringa weder in het Rigterampt van Appingadam herfteld. By dit alles vondt de Stadsregeering zich in de harde noodzaaklykheid, om alle Belluiten omtrent de Oproeping van het Volk; alle Belluiten, wegen de Schorting van des Raads en der Gezwoorenen Keure en derzelver Aanblyvinge op de gedaane Eeden; alle Belluiten omtrent de Verklaaring van het Reglement van Regeeringe, ten aanzien e van het Regt van Goedkeuring den Prins Erfltadhouder toekomende, en voorts alles, wat tot die zaaken betrekkelyk, in de Stads Aantekeningen voorkwam, weder in te trekken en te vernietigen, op zulk eene wyze als of het nooit beilooten was, of beftaan hadt. De Secretaris werd bevolen die Intrekking en Vernietiging op den kant aan te tekenen, en van dit alles, den Stadhouder onmiddelyk, by een Brieve, kennis te geeven. —- Ingevolge van dit veelbevattenden en met een enkele penneftreek zo veel vernietigenden Belluits, gefchiedde op den liv. boek. 1,-87.  284 VADERLANDSCHE HISTORIE. l.IV. BOEK. 1787. VA- den drie en twintigften van Wynmaand, van wegen Raad en Bivrgemeesteren der Stad Groningen eene Afkondiging wegens de Herftelling van zyne Hoogheid in alle diens wettige en erflyke Regten, vergezeld van eene aanmaaning tot inwendige Rust, aflegging van Partyfchap en het draagen van Oranjetekenen.  VADERLANDSCHE HISTORIE. VYF EN VYFTIGSTE BOEK. INHOUD. Sloffe van dit Boek. Algemeene geftildheid in de Generaliteits Landen. Schets van de Patriottifche gedraagingen van 's Hertogenbosch en de Meyerye. Prysvraag wegens de onbebouwde Gemeene Gronden. Herhaalde verzoeken , betreffende het gedrag des Krygsvolks en de Militaire Jurisdictie. Tegenwerking tot het daar/lellen van een Burgerwagt op den achtften van Maart. Hoe de Stadsregeering der Burgeren Regten handhaaft. De Regeering tragt een Brabander tot Hoog- en Laagfchout te verkrygen. De keuze verwylt en valt ftrydig met het verzoek op Charles Bigot. Hendrik Albert van Adrichem wordt diens Stedehouder. Waarfchuwing aan de Ingezetenen in de Generaliteits Landen in de Nieuwspapieren geplaatst. Wat daar mede overeenkom/lig voorviel. De Advocaat Fiscaal Witte Tulling geeft zyn gevoelen op om de woelingen in de Generaliteit LV. HOEK.  286 VADERLANDSCHE LV. boek. i 1 teit te fluiten. Publicatie, (trekkende tot ver* nietiging der Wcpenhandelende Genootfchap' pen, ontworpen. Hier by werden ook de Kerkleeraars en Priesters verbooden zich met Staatszaaken te bemoeijen. Zyne Hoogheid verzogt om den Soldaaten het draagen van eenige andere dan de gcwoone Tekens te verbieden. Onlusten in 's Hertogenbosch, tegen eenige Oranjedraagende Officieren. Het voorgevallene te Vugt met het verkopen Krygsvolk. Men gehoorzaamt in *i Hertogenbosch niet aan het Verbod des Wapenhandelenden Genootfchaps. Op de Ontwapening daar en elders aangedrongen. Klagten over de wederfpannigheid der 's Hertogenboschenaaren. Aandrang op de Ontwapening. Verwyl in de Uitvoering door het Oproer en de Plundering des Krygsvolks veroorzaakt. Verflag van het Oproer in 's Hertogenbosch. Opgegeeven oorzaaken van 't zelve. De fchuld daar van meer onmiddelyk te wyten aan den Generaal Major Doug-las. De Gouverneur hem het Bevelhebberschap over gekeverd hebbende, vertrekt en het Oproer vangt aan. Verlegenheid en angst inder de Plundering. Schennisfen ten huize ;an den Penfionaris Martini gepleegd. Roofzugt gepaart met de Plundering. Vrouwentennis by het plunderen en roovcn gevoegd, dantal der befchadigde en geplunderde Huizen. Berigt door de Magiftraat aan hun Hoog Mog. gezonden. De ontwapening der Schutterye in 's Hertogenbosch gevorderd en iclbragt. Een Boode van den Stadhouder geeft hope, dat er een einde aan het geweld zou veezen. De Plundering en het Gweld gefluit.  HISTORIE. 287 fluit. Hoe het met de geroofde Goederen ging. Perfpreid gerugt door de Magiftraat van 's Hertogenbosch te keer gegaan. Last tot Onderzoek aan den Advocaat Fiscaal gegeeven. Gefchil hier uit met den Hoogfchout en de Re ■ geering gercezen. Bezending uit den Raad van Staaten. Eenige Strafoefeningen. Ontwapening der Regimenten, die zich aan het Oproer in "s Hertogenbosch fchuldig gemaakt hadden. Vreugde daar over, als mede Eer- en Geldbelooningen. Lot der uit 's Hertogenbosch ge toogene Krygsknegten. Hoe het Polk van Grenier te Bergen op den Zoom ontwapend wordt. Schrik te Maaftricht op de komst des Polks van Monster. Last om dit Polk te ontwapenen. Hoe die ontwapening volvoerd werd. Peel geftoolens by hun gevonden, en de Schuldigen in verzekering gebragt. Belooning door de Regeering van Maaftricht deswegen gefchonken. Strafoefening aan de Schuldigflen. Hoe men de overigen zagt behandeld. Nieuwe vrees in 's Hertogenbosch voor Plundering. Gerustftellende Aankondiging. Geldbelooning uitgeloofd aan den ontdekker eens Plakfchrifts. Hoe het te Tilburg met het Patriotismus en den Wapenhandel gefchaapen flondt. Poorftel van de Maaftrichtfche Regeering _aan hun Hoog Mog. om daar ter Slede het Onderwys in de Godgeleerdheid der Roomfche Kerke te doen ftand grypen. De Picaris Generaal van het Bisdom 'sHertogenbosch pryst daar en tegen die Stad, ten deezen einde, by de Algemeene Staaten aan. Befchuldiging tegen den Drukker van den Courier de la Meuze. Zyne Perdeediging. Preug- de- LV. BOEK.  288 VADER. LANDSCHE LV. BOEK. debetoon te Maaftricht by de Omwenteling* Vreugdeblyken te Breda op V Prinfen Jaardag. In Breda alle poogingen tot Burgerwyheidsherftel vrugtloos. Oproerigheden daar aangevangen en geftuit. Aanmerkingen over het gedrag der Regeeringe in dat geval over het toelaaien van Oranjeleuzen. De Jaardag der Prinfesfe daar gevierd. De Willemftad zeer Prinsgezind. Voorzorgen tegen balddaadigheden. Oproer aldaar door het Krygsvolk beteugeld. Slapheid der Regeeringe. Die van de Willemftad noodzaaken een Staaten Uitlegger van -plaats te veranderen. Hoe het zich in den Lande van Cayk met het Patriotismus toedroeg. Overgang tot de Zeezaa* ken. Voordeelige gefteldheid van de Admiraliteit aan de Maas Gefteltenis van de Admiraliteit te Amfterdam. Van Zeeland en het Noorder Kwartier. Deerlyke flaat der Admiraliteit in Friesland. Blyft onder opzigt. Ontwerp eener Bergplaats voor 's Lands Schepen in het Nieuwe Diep. Voorflag ter infandhouding van 's Lands Floot. Wegens eene Scheeps-Bergplaats, Medemblik enh Nieuwe Diep in overweeging genomen. De zaak blyft hangen. De Zeemagt neigt ten val. Het gefchil met de Kamer Zeeland over het Nieuwe Plan van Beftuur der Oost - Indifche Maatfchappye nadert tot bylegginge. Hoe gevonden. Toeneemende Geldbehoefte der Oost-Indifche Maatjchappye. Aandrang op de terug gaaie en Intrest aan de Generaliteits Kas. Wat Bewindhebbers hier op inbragten. Verlegenheid der Kamer Zeeland om Penningen. Onderhandeling over de kosten van eenige Krygs-  HISTORIE. 289 Krygs'fficieren, die na Oost-Indien zonden getonden worden. Gefchil in Ierland wegens den aangetygden Sluikhandel eens Oost-Indifchen Schips. Belooningen aan den Capitein van Braam en diens Tochtgenooten. Ongegronde vrees van nadeel voor de Oost-Indifche Maatfchappy uit Rusland te wagten. Frees voor Mededinging van Noord-America. Oud gefchil met de Spanjaarden wegens het vaaren over de Kaap de Goede Hoop na de Indien. Beraamingen om den Sluikhandel in de West-Indien te beletten. Voorflag door den Luitenant T. Smeer gedaan om den Sluikhandel te Demerary te voorkomen. De Regeering in de Volkplantingen verdagt van deel in den Smokkelhandel te hebben. Geldbehoefte der West-Indifche Maatfchappye. Voorgeflaagen redmiddel. Uiterfte behoefte. Op welk een voet Staaten van Holland hetgefchil met Zeeland, wegens Demerary en Esfcquebo wilden afgedaan hebben. Over den Sluikhandel op Suriname. Voorflag tot herflel des West-Indifchen Handels. Verfchil wegens de betaaling der Tol te Villa Franca. Voorflel daar tegen. Hoe men het wil uit den weg ruimen. Het gefchil met den Keizer van Marocco over St. Croix nog leevendig- Die Keizer dreigt den Oorlog. Voorzieningen deswegen. Oogmerk des Maroccaanfchen Keizers. Staatsbefluit om hem in geld voldoening te geeven. De zaak gevonden en afgedaan. Gefchenken aan de Algerynen. Onaangenaamheden met de Dey van Tunis. Onderhandelingen met Tripoli. Befiuit. XIX. Deel. X Hos lv. boek.  LV. BOEK. 1787. Stoffe van die Boek. 1 Algemeene Gefteldheid 1 inde Generali- i teitsLan- j den. < i ( t { 290 VADERLANDSCHE t~Ïoe breed ook ons Gefchiedveihaal van het voorgevallene, ten deezen Jaare, tot het Tydperk der Omwentelinge toe , is uitgeloopen, in zo verre het de Bondgenootfchaplyke Gewesten betreft, zouden wy een zeer gebrekkig ftuk werks leeveren, indien wy onvermeld lieten, wat 'er, in dit Tydvak, voorviel in de aanhoorige Landfchappen, Steden en Plaatzen; indien wy geen gewag maakten van onze Zeemagt, van de Volkplantingen van den Staat in de Oost- en Wen-Indien, en wat wy verder elders beter geplaatst oordeelden, dan te midden van de reeds gemelde Gebeurtenisfen, fchoon zy daar mede in verband ftaan, en daar toe eene meer of nin rechtftreekfche betrekking hebben. Tot leezer vermelding hebben wy dit Boek geschikt , en zal het ten flotte van dit Tyd/ak ftrekken. Een zelfde of foortgelyk verfchil in staatsbegrippen , als zich in de Bondgelootfchaplyke Gewesten, geopenbaard, en n deeze zo byster hooggaande onlusten en chreeuwende geweldenaaryen van allerleien tart, aan Burgertwisten tot Burgerkryg >verflaande onaffcheidelyk eigen, veroorzaakt hadt, deedt zich ook op in de Landchappen thans het voorwerp onzer beoaalIer befchouwinge. Wat 'er, ten deezen faare gebeurde, was op veele plaatzen, ene voortzetting van het reeds aangevan;ene, zo waar de Patriottifche Party als /aar de andere, de overhand en het meest te  HISTORIE. epï te zeggen hadt. Schoon in de Generaliteits Landen, over 't algemeen, de Prinsgezinden verre weg de anderen in aantal overtroffen, en men 'er alles te werk ftelde om die meerderheid te handhaaven, onderfcheidde zich 'sHertogenbosch, op eene uitfteekende wyze, voor de belangen der Vryheid, en bleef daar in zich zei ven gelyk. Te deezer oorzaake ftrekte ook die Stad, onder alle Steden in de aanhoorige Landen, ten fchouwfpiegel van mishandeling en balddaadigen overmoed des Krygsvolks van den Staat. Met volle regt plaatzen wy, derhalven, die Stad op den voorgrond des tafereels, 't welk wy te maaien hebben van de Gebeurtenisfen in deeze Landfchappen en Steden. Met hoe veel aandrangs die van 'i Hertogenbosch geyverd hadden om eenen Gebooren Brabander Donker Curtitjs, tot Advocaat Fiscaal te hebben, en by de Algemeene Staaten, ondanks de tegenkanting van Holland en Friesland, die nimmer in de verkiezing van Hendrik Justus Witte Tulling ftemden, vermelde onze Gefchiedenis in 't breede (*). Ook bleeven die twee Gewesten deeze verkiezing wraaken: uit welken hoofde zy op de Befcheiden en Verzoeken door dien Advocaat Fiscaal vervolgens ingediend, geene ftem uitbragten. Hoe zeer men, te dier Stede, op de Grondwettige Herftelling, in het afgeloopen Jaar, yverde, verdient (*) Zie onze Vadert. Hist. XI. D. bl. 144—-157* T 2 LV. SOEK* 1787. Schets van de voorige Patxiottifche Gedraagingen van 'sHertotenioschen de Mejeryet  292 VADERLANDSCHE LV. boek. i?87. Prysvraagover de onbebouwdegemeene Gronden dient hier naageflaagen te worden (*). De Wapenhandel in de Hoofdftad, werd ondanks het tegenwryten des Gouverneurs van der. Dussen voortgezet, en kreeg opgang in veele Dorpen in de Meyerye (f), 't welk het uittrekken van daar na Utrecht en Woerden ten gevolge hadt, Deezer Brahanderen neiging om, in dienst van Holland te treeden, toen dit Gewest, door het verloop des Cordons, in die ftreek verfterking van Manfchap zogt, bragt wederhoudende bevelen, op dit ftuk, by hun Hoog Mogenden te wege (§). Niet alleen was de Wapenhandel een voornaam dóel van de weldenkendilen der Ingezetenen van 'sHertogenbosch; maar zogten zy ook, in andere opzigten, het beste des Lands. Ten blyke hier van ftrekke, eene Prysvraag met de toezegging van dertig Gouden Dukaaten, of een ftuk Zilvers ter zelfder waarde, uitgefchreeven, door hun die zich Vrienden der Meyerye tytelden. Het betrof de Nuttigheid van het uitgeeven der onbebouwde gemeene Gronden in de Meyerye van 'jHertogenbosch tot nieuwe Erven. Een ftuk, waar over men verfchillend dagt en fprak, doch van zo veel belangs. gerekend, dat het eeri Voorwerp van ernftig onderzoek by den Raad van Staaten opleeverde Wat hier van ge- (*) Zie onze Vadert. Hist. XIV D. bl. 10—35. (f) Zie onze Vadert. Hist. XiV. D, bl. 26. Zie onze Vadert. Hist. XIV. D. bl. 332. (**) N. NederI, Jaarb. 1787. bl. 365.  HISTORIE. 293 geworden is, hebben wy nergens aangetroffen. Misfchien beletten de ftaag aanhoudende en fteeds opwakkerende Staatsen Burgergefchillen de beantwoording of beoordeeling. Op eene Stad, die zo voorbeeldlyk zich ter bevorderinge van de Volkszaak beyverde, hieldt de Tegenparty niet alleen een naauwlettend oog gevestigd; maar elke pooging, daar aangewend om der Burgeren en Opgezetenen voorregten te handhaaven, werd met een nydig oog begluurd, en bleef men niet in gebreke om ieder bedryf, daar toe ftrekkende, te dwarsboomen. — Naauwlyks was het Jaar, 't welk wy tegenwoordig befchryven, aangevangen, of ter tafel van hun Hoog Mog. kwamen klagten van Schepenen, Gezwoorenen en Raaden der Stad 'sHei-togenbosch, over het Krygsvolk, 't welk zich niet zelden onderneemingen veroorloofde, waar toe het zelve niet alleen onbevoegd was; maar die zelfs niet weinig krenkings aan het Burgerlyk Gezag toebragten. Tot het herhaalen deezer klagten (*_) vonden zy zich aangefpoord door een geval, 't welk eenen Burger en Koopman Daniël Antonie van Ligtenvelo, van het daar in Bezetting liggend Krygsvolk was wedervaaren. Deeze mishandeling, en meer andere nog verfche Gebeurtenisfen van dien aart, fpoorden hun aan om de toevlugt te neemen tot (*) Klagten van dien aart hebben wy 'geboekt in ons XIV. Deel bl. \u t 3 LV. boek. 1787. Herhaalde Verzoekenbetreffende het gedrag des Krygsvoiks, en de Militaire J tinsdictie.  *94 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. Tegenwerkingtot het daarftellen van een..Burgerwagtop den 8, Maart. tot hun Hoog Mogenden: ten einde dezelve, ten minften in 't vervolg mogten worden voorgekomen, en dat eenmaal het te dier Stede in Bezetting liggend Krygsvolk daar toe mogt worden gehouden, dat zy der Burgeren Regten niet fchonden, noch met geweld hun eigen Regters wierden; maar, ingevalle zy vermeenden door eenig Burger of Ingezeten beledigd te zyn, hunne klagten voor den alleen in deezen bevoegden Burgerlyken Regter bragten; ter bereiking van welke regtmaatige doeleinden zy voorziening verzogten. Te deezer gelegenheid herhaalden zy het Verzoek in Grasmaand des Jaars mdcclxxxvi gedaan, dat de Militaire Jurisdictie aldaar eenmaal tot haare juiste paaien mogt gebragt worden (*). Op 't een en ander verzogten zy eene fpoedige en volkomene afdoening; op dat zeer veele onaangenaamheden en onvoegelykheden mogten voorkomen worden (f). Dan Verzoeken van dien aart bleeven aan den fpyker hangen. Vaardiger oor leende de Raad van Staaten aan Verzoeken van eenen anderen aart, die den Burger vernederden en den Krygsman ftyfden. Immers de weldenkende 'sHertogenhosfche Burgery voor onaangenaame en rustveritoorende vrolykheden op 's Prinfen aanftaanden Verjaardag beducht, hadt beraamd, om door eenige Burgers 'snagtsde wagt op het Stadhuis te doen houden. Eene O Zie onze Vadert. Hkt. XIV. D. bl. 13. Cf) Rcfol, Gen. 3 Jan. 1787.  HISTORIE. «295 Eene voorziening, die den Gouverneur van der Dussen en den Commandeur Douglas even min fmaakte. Zy wisten by den Raad van Staaten te bewerken, dat twee dagen vóór dien by eenigen zo gewenschten als by anderen gevreesden dag, de Magiftraat van dien den Krygsman vierenden en Burger bedwingenden Raad eene Aanfchryving kwam, „ om geene Wag„ ten door de Burgers te doen betrekken, „ of eenige andere verdere Nieuwigheden „ te doen werkftellig maaken, zonder „ Voorkennis en Toeftemming van den ,, Gouverneur of Commandeerenden Offi„ cier der Stad; als zynde de zorg voor „ dezelve aanbevolen aan den Gouverneur, „ en dezelve daar voor aanfpraakelyk." Dusdanig eene Tegenwerking der Krygsbevelhebberen, gevoegd by de geduurige onaangenaamheden de Magiftraat van die zyde aangedaan, perfte haar eene Bekendmaaking, af waar in zy betuigde, „ zeei „ gevoelig getroffen te zyn voor de gan„ fche Burgery over dusdanig eene Aan„ fchryving, niet enkel om de reeds be„ raamde fchikkingen, op zodanig eer „ Burgerwagt in den nagt van den Acht „ ften Maart, als vastgefteld was, en to „ geen andere einden ingerigt, dan waar toi het Gouvernement Militair in 't Jga „ mdcclxxxv zodanig eene Wagt had „ aan de hand gegeeven; maar ook ou „ dat de Magiftraat en Schutteryen, doo zulk eene Aanfchryving. niet weinig i „ hun Regt verkort werden, en, in d; T 4 „oi LV. boek. Ï-/Ó7. Hoe d* Stsdsregeeringder UurgerenRegten handhaaft. t r t 1 r 1 i  296 VADERLANDSCHE LV. BOEK, 1787. „ opzigt, afhangelyk gemaakt van het Gou> „ vernement Militair." Wyders verklaarde de Regeering, in die Afkondiging, op middelen bedagt te zyn, om haar en der Schutteryen Regt te handhaaven; dan waar toe de tyd thans te kort was, en dat ook de Commandant, mede kennis van die Aanfchryving hebbende, de Magiftraat berigt hadt als nu in geen der voorgefielde punten te kunnen treeden. Waarom zy oordeelde, uit eerbied voor hun Ed, Mog. van gemelde Burgerwagt te moeten afzien: dewyl anders, ingevalle van wederftanddes Krygsvolks, de goede Burgers veelligt aan ongelukken zouden kunnen worden blootgefteld. — Ten ilotte worden de 'j Hertogenbosfcke Burgers, die zich buiten twyfel dit wederftreeven hunner rust en veiligheid bedoelende oogmerken, zeer aantrokken, vermaand voor het tegenwoordige, daar in te berusten, en de behandeling dier zaake, mitsgaders de handhaaving van Stads en der Schutteryen Regt, aan haar over te laaten, met verzekering dat zy daar op volkomen ftaat konden maaken (*_). —■ Geen ydele woorden; geen toezeggingen zonder gevolg: immers leeverde de 'sHertogenhsfcfo Regeering, te midden van Hooimaand deezes Jiars, by den Raad van Staaten een voortreffelyke Tegenverklaaring in; doch welke, even als alle voordellen van dien kant, by deezen Raad, geenen ingang iltoos vondt, of eenige uitwerking ten goede o N.NedcrL 'Jaarb. 1787. bl 61/„  HISTORIE. 297 de der Burgery baarde; maar veel eer ten dryfveer ftrekte om den Burger nog meer b verdrukkende maatregelen te neemen en te volvoeren, gelyk wy eerlang zien zullen. De Regeering vondt zich gefterkt in dit handhaaven van der Burgeren Regt door den Voorzitter Willem van Laar, in den Raad van Brabant, en de drie Raaden Nicolaas Willem Hartman, Daniël Jan Stein Parve en Lambert van Eck, die een afzonderlyk Berigt aan hun Hoog Mog. inleeverden (*). Hadt de Regeering van 'j Hertogenbosch zich voorheen meesterlyk doen kennen in i het voorftaan van de Regten des Lands en p der Stad om een Gebooren Brabander tot b\ Advocaat Fiscaal te zien aanftellen, was t( hun dit mislukt (f), die mislukking fchrik- e te dezelve niet af, om, by eene voorko- s mende gelegenheid, ten deezen Jaare, eene £ pooging van dergelyk eenen aart, in een geval de Stad meer byzonder betreffende, te waagen. Zy beriepen zich op de voorheen (*) Dit treffend en bondig Berigt is voorhanden in XV). Bylaagen tot den Post van den Neder-Rbyn bl. 12—39. (t) Zie onze Vadert. Hist. XI. D. bl. 142. en XIV. D. bl. 10. en bovenal de Verzameling van Stukken, raakende de Adresfin, door de Magifiraat der Hoofdflad 'j Hertogenbosch aan de Hooge Coilegien van de Generaliteit, en de re fpective Bondgepooten gedaan, tot Inroeping der Brabuntfche Landwetten en Privilegiën omtrent de Begeeving der Ampten aan Gebooren Brabanders, met goedvinden van de Magifiraat uitgegeeven door A. Martini Penftonaris dier Stad. IJy A. van Beusekom i?86. T 5 LV. 0 ek. [787, De Re;eringaopt >n BramderitHoog » l aag :hout 1 verygen.  2o8 VADERLANDSCHE LV BOEK. heen door hun aangewende poogingen, om éénmaal, op grondflag der onwederfpreekelyke en erkende Privilegiën, welker behoud zo aan de Stad , s Hertogenbosch als aan andere Steden van Staats Brabant zo plegtig en zo menigmaal was toegezegd, dat voor het toekomende geene Perfoonen zouden worden aangefleld tot Raadsheeren in den Raade van Brabant, of andere Beampten van dezelve, dan die niet alleen in Brabant gebooren; maar ook daar woonag- tig en gegoed waren. Meer byzonder wilden zy doen gelden de Blyde Inkomften, byzonder die van den vyfden July des Jaars mdxlix en het Edict van Koning Philips van den zes en twintigften Maart mdlxxvi, welk eerstgemelde ftuk een Inbooreling eischte, en welk tweede, de waarneeming dier Ampten in Perfoon van den aangeftelden vorderde. Gelegenheid tot deezen nieuwen aandrang op de Stads Voorregten gaf het overlyden van Willem Baron van Lynden Hoog- en Laagfchout van Hertogenbosch en de Meyerye. Zy verzogten bepaald, dat hun Hoog Mog. in de aanftelling eens nieuwen Amptenaars tot die post, de ingeroepen Privilegiën en Landwetten van Brabant, en redenen van billykheid, in agt te neemen, en gevolglyk geen ander Perfoon met die Bediening begunftigden, „ dan die niet alleen in Brabant gebooren, „ gegoed, en woonagtig ware; maar ook „ zyne Bediening in Perfoon zou waarnee„ men, ten minften in 'sHertogenbosch zy- „ ne  HISTORIE. 299 „ ne vaste woonplaats houden. Hier „ door," voegden zy 'er nevens, „ zou,, den hun Hoog Mog. voor het oog van „ Staats Brabant, ja voor de geheele Natie, „ een openbaar bewys geeven hoe zeer het behoud der Privilegiën hun ter harte „ ging. Langs deezen weg zouden „ ook van zelfs weggenomen worden die Inconvenientien,welke zy meermaalen in „ de adminiitratie van de Crimineele Ju„ ltitie ondervonden hadden, wanneer die „ Bediening, gelyk doorgaans aan een Lid „ van hun Hoog Mogenden werd opge„ draagen (*)." Een twaalftal deedt aanzoek om in de opengevallene post geplaatst te worden. Onder deezen vier Gebooren Brabanders, of die althans langen tyd daar gewoond en 's Hertogenbosch ten verblyfplaats hadden. Een ongetwyfeld bezitter van alle de ver eischten, naar de begeerte der Regeeringe van ,s Hertogenbosch, was Danker de Kempenaar, te dier Stede gebooren, woonagtig en gegoed. Op dien Man viel de keuze van Holland, als mede van Oyerysfel in Hooimaand. Eene keuze der Meerderheid van hun Hoog Mog. niet welgevallig, althans de overige Gewesten marden, en dit marren leedt tot in Wynmaand deezes Jaars, en die maand te noemen, is by voorraad herinneren, dat 'er van het verzoek der Regeeringe, in dit geval, even min kwame als van het voorheen gedaane ten (*) Rcfol. Gctf. 19 Juny 1787. LV. soek. i737. Dekeuze verwylt en valt, llrydig met het verzoek, op C. Bigot.  3oo VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. H A. van | Adki- chem wordt j zyn Stedehou- j der. < * ( i i 1 Waar- fehu . ( wing aan f de Ingezetenen % 1 ten opzigte van Donker Curtius. Op den eerften der gemelde Maand beftemde men den vierden tot die Verkiezing. Men nam geene billykheid, geene herhaalde aanzoeken daar op fteunende, in agt, en werd tot die Bediening, als mede tot Opperdykgraaf over.de Steden en Plaatzen langs de Maaze, een Ampt door den dood van van Lynden desgelyks opengevallen, aangeleid Charles Bigot, die het meermaals /oldoende gekeurde, doch door de Regee•ing van 'j Hertogenbosch met zo veel regrs gewraakte éénig vereischte bezat, van Gedeputeerde ter Vergadering van hun Hoog Mogenden te weezen. Onder de Verzoekers om met die Posen bekleed te worden, hadt zich ook betonden Hendrik Albert van Adri:hem, Oud Schepen en Raad der Stad jHertogenbosch, die als Stadhouder des Heeen van Lynden, die beide Posten, zelert acht en twintig Jaaren bekleed, en geluurende het openltaan dier plaatze waargenomen hadt. Hy verwierf de gunfte >m in die zelfde hoedanigheid by den deuw aangeftelden Bigot voort te vaaen (*). Zo bleef alles in den ouden )looi. Geen waakzaamer en arbeidzaamer Man im de Patriottifche poogingen, zo te'sHerogenbosch als in de Meyerye op te fpeuren, 11 tegen te werken, dan meergemelde Ad- vo- (*) Refol. Gen. 19. 2i< 26. 27. 28. 29. Juny 6". 3. 19. July 1. 4. en 11. Octob. 1787,  HISTORIE. 301 vocaat Witte Tulling. Wat hy gedaan hadt, ten opzigte van de Werving in deeze ftreeken, en het ftremmen van alle verfterking, welke Holland uit dien oord, of over het Grondgebied der Generaliteits Landen, kon ontvangen (*), was niet toereikende tot zyn oogmerk om Bataafsck Braband geheel nutloos voor de zaak der Vryheid te maaken. —— Dit plan nogthans was in bewerking, en bleeven de Ingezetenen des niet onkundig; immers de Nieuwspapieren gaven, met den aanvang van Oogstmaand, aan de Inwoonderen der Generaliteits Landen eene waarfchuwing, op deezen zin loopende. „ In de aanftaande „ Week zal men, naar alle gedagten, by „ hun Hoog Mogenden met List of Ge„ weid weeten door te krygen iets dat „ reeds te vergeefsch twee of drie maaien „ beproefd is, te weeten een allerviolentst „ Befiuit tegen het Wapenen, of de Wa„ penoeffeningen der braave Vryheidmin„ nende Ingezetenen van de Generaliteit, „ eene naauwere beperking van de Gods„ dienftige Vryheid, en een ftrikte Order „ aan den Fiscaal om tegen de Weder„ ftreevers ten ftrenglle te handelen. — Ik „ waarfchuw u, myne waarde Landgenoo„ ten, wegens 't geen u boven 't hoofd „ hangt, ten einde gy op uwe hoede zoudt „ zyn, en in tyds gepaste maatregelen nee„ men, om dit onheil af te keeren. Immers wanneer men u van het Regt van Zelf- „ ver- / Zie onze Fadtrl. Bist. XIV. D. bl. 33a. LV. boe k. 1787. der Generaliteits Landen.  302 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I737. Wat daar mede overeen- komftig voorviel. „ verdeediging berooft, en u op den voeê „ van het elendig Gelderland en Zeeland „ brengt, waar is dan uwe Nederlandfche „ Vryheid, waar de zekerheid voor uwe „ overige Regten, uwe Goederen, uw „ Leeven, in een tydftip daar alles in ver„ warring is, en de wetten kragtloos zyn? » ^o gy ontwapent zyt, kan men u ook, „ braaf en moedig Volk! berooven, plun„ deren, mishandelen, met u en de uwen „ als met Slaaven, ja nog erger, omfprin„ gen. Nog ééns dus, myne waarde „ Landgenooten! zyt op uwe hoede, nog „ eenige weinige oogenblikken hebt gy „ het in uwe magt om Vrye Nederlanders „ te blyven 1" Gezwets in de Nieuwspapieren van die dagen van geen beduidenis of gevolg, was men van de eene en andere zyde gewoon ; doch ook niet zelden hing de ondervinding haar zegel aan in deezen trant vooruitgezondene waarfchuwingen. De woelingen in de Generaliteits Landen tegen de Patriotten, waren toen reeds bekend, en bovenal dat de Advocaat Fiscaal van Braband onvermoeid bezig was om de Patriottifche Stoutigheden, zo noemde men niet zelden de poogingen door de Vryheidlievenden in 't vverk gefield, te keer te gaan. Eene Memorie door den Oranjegedienftigen Advocaat Fiscaal in Zomermaand ingediend, wegens den opgang, die de Exercitie Genootfchappen op de Dorpen in de Meyerye als mede te Waahyk, te Loon op 't Zand en Tilburg maakten, vondt by de Meer-  HISTORIE. 303 Meerderheid van hun Hoog Mogenden; want Holland en Friesland moeiden zich des niet, dewyl zy den Inleeveraar niet voor Advocaat Fiscaal erkenden, zo veel en zo gunftigen ingang, dat den Aanklaager der Patriotten gelast werd ten fpoedigften op te geeven wat, naar zyne gedagten, aangaande deeze zaak by hun Hoog Mog. zou dienen vastgefteld te worden (*_). Van traagheid in het volvoeren van deezen last was hy niet te befchuldigen: want 'er verliepen ilegts weinige dagen of de Advocaat Fiscaal leeverde ter tafel van hun Hoog Mog. een breeder Verfiag in, dienende tot ftaaving van het beftaan en de werkzaamheden der Gewapende Genootfchappen in de Generaliteits Landen. Het aangeweezen hulpmiddel was geen ander dan het elders gebruikte en overal aangepreezene, het verbieden van de Wapengenootfchappen, als de bronnen van Twee- dragt in den Lande. Ook verklaarde hy, te deezer gelegenheid, onder de hand befcheiden bekomen te hebben, dat zommige Roomfche Pastoors in de Meyerye van 's Bosch, by derzelver openlyke Leerredenen hunne Toehoorders over Staatkundige zaaken onderhielden, en aan dezelve zeer onrustige denkbeelden inboezemden, en dat 'er in 't algemeen eene beangstheid by de Gereformeerde Ingezetenen aldaar plaats vondt, wegens de gevolgen, welke zomtyds, door dergelyke voordellen, by zommige (*) Reftl. Gen. 12 July 1787. LV. 3 O EK. I787. De Ad- irocaat Fiscaal jeeft zyn gevoelen op om Ue woelingen In de Seneraitek ta tuiten.  304 VADERLANDSCHE LV. BOEK. 1737. Publikatie, [trekkende ter vernietiging der WapenhandelendeGenootfchappenontworpen. ge min doorzigtige In- en Opgezetenen, zouden kunnen worden uitgewerkt (*). Deeze onderrigtingen hadden ten gevolge het ontwerpen en vastftellen eener Publicatie van deezen aan 's Advocaat Fiscaals oogmerken beantwoordenden inhoud, met betrekking tot de twee gemelde hoofdbyzonderheden. ,, Dat de Staaten Generaal „ der Vereenigde Nederlanden, het noodig „ geoordeeld hadden voorziening te doen „ zo tegen het uittrekken van Genoot„ fchappen en Gezelfchappen van Wa„ penhandel, als tegen het verder oprich„ ten van dezelve, en zulks onverminderd „ hunne nadere befchikkingen, ten aan„ zien van de geenen, die bereids hier of „ daar zouden mogen beftaan, als welke „ zy, hangende hunne raadpleegingen daar „ over niet wilden hebben aangezien als „ gewettigd, of erkend. „ Voorts verbooden zy het oprigten van ,. eenige Genootfchappen, Gezelfchappen, , of Byeenkomften van Wapenoefening , binnen de Stad, en Heerlykkeden van de , Meyerye van 's Hertogenbosch in het by, zonder, en verder in het algemeen bin, nen alle Steden, Dorpen, Heerlykheden , en Piaatzender Generaliteit, afzonderlyk „ van zodanige Schutteryen, als daar zou, den mogen plaats hebben; het zy dat , die afzonderlyke Genootfchappen, Ge, zelfchappen, of Byeenkomften van Wa- penhandel zouden mogen zyn, getrok- „ ken (*; Refol. Gen. 16 Jnly 1787.  HISTORIE. 305 j, ken uit de Schutteryen zelve, of wel „ zyn te zamengefteld uit andere Perfoo- nen tot dezelve niet behoorende. Wyders werd aan alle Burgers, ln- en Opgezetenen der gemelde Steden en aanhoorige Plaatzen, het zy dezelve tot eenige reeds opgerigte en werklyk beftaande Lichaamen van Burgerwapenhandel zouden mogen behooren, dan niet, verboden, «,, 't zy dan Corpsgewyze te zamen, het „ zy afzonderlyk, en een ieder op zich zeiven, met of zonder Wapenen, te „ trekken of te gaan buiten het Territoir ,, van de Generaliteit na eenige Stad, Dorp* „ Vlek of Plaats binnen eene der zeven ,, geünieerde Provinciën deezer Landen, of „ elders buiten deeze Republiek, metdaad„ lyk inzigt om aldaar in Bezettinge te wor^ „ den gelegd, of in dezelve eenigen Schut ,, terlyken of Militairen dienst te doen^ „ of uit te oefenen; op poene dat de zo- danigen, welke, hy zy alleen, of Corps- gewyze, het zy gewapend, het zy on-^ „ gewapend, met zodanig oogmerk en in„ zigt, uit het Territoir van de Generali„ teit, na eenige der Geünieerde Provin„ cien, of elders buiten deeze Republiek, „ zullen zyn uitgemarcheerd of getrokken, „ en werklyk aldaar eenige Wagten of Be„ zettingen, of andere Schutterlyke en Mi„ litaire Dienften hebben gedaan en ge„ presteerd , indien zylieden binnen den „ tyd van veertien dagen, naa dat deeze „ Publicatie zal zyn gepubliceerd en geaf„ figeerd, niet wederom derwaards zullen : XIX. Deel. V „ zyn LV; boe& 1787.  LV. BOEK. 1787. Welke ook den Leeraars en Priesters verbied zich mee Staatszaaken te moeijen. 306 VADERLANDSCHE „ zyn gekeerd, of wel de zodanigen, wel„ ke naa deeze Publicatie, met voorzeide „ oogmerk en inzigt, buiten het Territoir „ van de Generaliteit zullen uittrekken, „ met de daad van hun Burger- of Poor„ terregt zullen zyn verftooken, en boven „ dien tot geene verdere Inwooning bin„ nen hunlieder Woonplaatzen zullen wor„ den geadmitteerd. By deeze zelfde Publicatie worden alle Predikanten, en Leeraars van welke Gezindheden dezelve zouden mogen zyn, als mede alle Pastoors van de Roomfche Kerken, in meergemelde Steden en Heerlykheden /an de Generaliteit, wel ernftig vermaand „ zich zorgvuldig te wagten van hunne „ Gemeentens, Ledemaaten of Leeken, ter „ gelegenheid van de openbaare Godsdie'nst„ oefeningen en Meditatiën, of wel by „ gelegenheid van byzondere Huisbezoe„ kingen, over eenige Politieke zaaken, „ het Beftuur der Staaten, of de Regee„ ring van den Lande te onderhouden, of „ eenige Partyfchappen of Verdeeldheden „ voor te ftaan, of wel zich dien aangaan„ de in eenige factie ufe en aanftootelyke „ Bewoordingen uit te laaten; neen maar „ integendeel, om hunne Gemeentens, Le„ demaaten en Leeken tot vredelievende „ Gevoelens en gehoorzaamheid aan de „ Staaten, als hun wettigen Souverain, aan „ te fpooren, op poene, dat zodanige Pre„ dikanten, Leeraars of Pastoors, welke „ hunne Gemeentens, Ledemaaten of Lee, ken met eenige partyzugtige en onrus- » tig*  HISTORIÉ. 307 „ tige Voorftellen, by de gewoone Gods„ dienstoefeningen, of ter gelegenheid van „ hunne byzondere Huisbezoekingen , zul„ len hebben onderhouden, naar vereisch „ van zaaken, zullen worden beftraft, en „ des noods van hunne Predikampten en „ Pastoryen afgezet." Aangezien het draagen van Oranjetekenen door het Krygsvolk van den Staat, volgens berigt des Advocaat Fiscaals, op eene en andere plaats, aanleiding gegeeven hadt tot Volksbeweegenisfen, befiooten hun Hoog Mog. zyne Hoogheid, als Capitein Generaal van de Unie, te verzoeken om aan al het Krygsvolk van den Staat by aanfchryving te verbieden het draagen van eenige andere dan hunne gewoone en by hunne Regimenten en Compagnien aangenomené Veldtekenen en Vercierzelen. Dit laatfte was gegrond op een voorval in Hertogenbosch , in den aanvang van Hooimaand, door den Advocaat Fiscaal in' deezer voege opgegeeven: dat te dier Ste- \ de eenige oproerige Beweegingen hadden , plaats gegreepen; door dien twee Officie-» ren en één Cadet van het Regiment Ma-' riniers van den Generaal Major Douglas ,' behoorende tot de Bezetting der Stad Nymegen, waar alle Officieren en Gemeenen Oranje Cocardes droegen, met deeze voorzien, binnen 's Hertogenbosch waren binnen gekomen, 't Welk ten gevolge hadt, dat eene groote menigte zich agter dezelve vervoegde, en vervolgens met fteenen hadt beginnen te werpen: zodanig dat deeze OfV 2, fleie- LV. SOEK. I787. Verzoek aan zyne Hoogheid wegens het draagen van Oranje rekenen Jer Soldaaten. Oniusen in s Bosch egen ee« dge Oranje Iraagenle Qflï:ieren.  3o3 VADERLANDSCHE LV. boek. Het voorgevallenete Piigt met het verloopenKrygsvolk. ficieren, met groote moeite, binnen het Gouvernement gekomen waren. In 't welk men hun, tot laat in den avond, bezet •hieldt door eene hoop Volks voorzien met eenige Mandjes met Steenen (*). Dit byvoegzel kon teffens dienen om eene verzagtende kleur te leggen op het harde bevel den Burgeren, wegens den Wapenhandel gegeeven. Hoe zeer luttel of niets dit betekende, en hoe men met het andere doorging, ftaat ons nu breeder te ontvouwen. Tusfchen beiden moeten wy vermelden een voorval zeer ten bezwaare en nadeele van de 's Hertogenboschenaaren door veelen opgegeeven. Wanneer, in Zomermaand, by het verloopen des Krygsvolks uit het Cordon door Holland getrokken Cf), het Regiment van Suljard zich na de Meyery begeeven hadt, naakte de Gouverneur van der Dussen zwaarigheid om dit Volk ter Stad in te laaten, en kreeg, met veel moeite , gelegenheid, om het te Vugt, een groot half uur van die Stad gelegen, in te legeren (§). De Soldaaten vervulden alles wat Herberg te dier plaatze mogt heeten. De Zondag viel in. Dit Dorp is de gewoone plaats der Zondagsverlustiginge voor de Stedelingen. Naar gewoonte en talryker dan anders begaven zich de 's Hertogenbosckenaars uit nieuwsgierigheid daar heenen. On- (*) Refol. Gen. 25. July en 13. Aug. 1787. (t) Zie onze Vaderi, Hist. XIV. D. bl. 298. (§) Refol. Gen. 19. Juny 1787.  HISTORIE. 309 Onder deezen veelen met zwarte Cocardes op de hoeden, cieraaden die hun, fchoon ongewapend, voor lieden van den Burgerwapenhandel deeden kennen. Genoeg om hun blrot te ftellen aan fchelden, dreigen, en verdere fmaadheden, als het onder de neus houden van Oranje, het afrukken van de zwarte Cocardes, die men onder het gezang van Oranje Liedjes en het gefchreeuw van Oranje boven! met voeten trapte. Sabelflagen waren de dwangmiddelen om hun, die zich tegen dit geweld verzetten, te doen zwygen en af te laaten. In 't einde vonden zy zich genoodzaakt de vlugt te kiezen, -i—- Dit was alles wat 'er gebeurde, en het is 'er dus verre af dat eenige Burgers, veel min een Detachement, ter Stad uittrok om dit Krygsvolk te verjaagen, geJyk het gerugt liep. Aanleiding tot dit gerugt gaf een Brief door den Bevelhebber deezer overloop ende Bende Crause aan den Generaal van der Dussen , inhoudende, „ dat hy wel zou willen afwagten ,, de Orders, werwaards hy trekken moest; „ doch dat hy onderrigt was, dat Maan„ dag eene Party gewapende Burgers zou „ komen, om zyn Regiment te verjaagen; „ dat hy zulks niet willende afwagten, „ (als wel weetende welke Poltrons hy „ commandeerde,) liever verkoos op 't on,, zekere te vertrekken." De Gouverneur van der Dussen zondt dien Brief, vergezeld van eenen eigenen, die aan het voorgevallene eene geheel andere gedaante gaf, dan het door ons is opgcgeeven, en het V 3 voor- LV boek.  3io VADERLANDSCHE LV. BOEK. ï787. Men gehoorzaamt ia *s Boseh niet aan het verbod des Burgerwapeniandels. i voorgevallene toefchreef, „ aan een hoop „ gemeene Lieden, uit 'sHertogenbosch naa „ het Dorp Vugt getrokken (*)." Deeze Brieven veroorzaakten zo veel valsch gerugts. Men wil dat de Stads Regeering aan den Gouverneur voorgefteld heeft, om eene bekendmaaking ten tegendeele te laaten doen; doch dat van der Dussen, wel weetende wat hy gefchreeven hadt, zulks van de hand wees. De Regeering van 'sHertogenbosch bleef niet in gebreke om de hier boven opgegeevene Publikatie af te kondigen. Maar op den eigen dag hadt het Genootfchap te dier Stede onder het roeren der Trom en het blaazen van Muzyk, den Wapenhandel verrigt. Twee Officieren van 't zelve vervoegden zich 's volgenden daags by den Gouverneur van der Dussen, met kennisgeeving van het oogmerk des Genootfchaps om in den Wapenhandel en met het ifvuuren voort te gaan. Eene boodfchap loor dien Heer beantwoord met te zegden , dat zulk een bedryf rechtftreeks iniep tegen het oogmerk en de bevelen van mn Hoog Mogenden: met bygevoegd verïoek, dat de Genootfchapsleden van dit /oorneemen zouden afzien: dewyl hy anlerzins zich genoodzaakt zou vinden des /erflag te doen en nadere Ord&rs der Algemeene Staaten te verneemen. Des- ïiettegenftaande voeren zy voort met de jpenlyke Afvuuring, vergezeld van den ge- woo- (*) Refel. Gen. ?ok, buiten twyfel, verwagtende waren, lat de Algemeene Staaten het Tydsbeftek ran acht dagen, wel zouden gelieven te /erlangen, immers en ten minften te verlaan, dat hetzelve niet zou beginnen te oopen dan van dien dag af aan, dat door iet uittrekken van de aan 't muiten gellaa;ene Krygsbezetting, en het inkomen van ndere, de openbaare Rust en Veiligheid •innen 's Hertogenbosch , in zo verre zou terfteld zyn, dat zy, zonder de veel gewgtiger belangens hunner Burgerye te veruimen, zich met de volvoering van de evelen hunner Hoog Mogenden, onledig ouden kunnen houden, waar van zy dan ok geen oogenblik in gebreke zouden bly- en. Het Staatsbelluit gaf wel eenig, och een kort, uitftel. De Magiftraat moest m den gedaanen eisch zo fpoedig mogedc, en wel uiterlyk binnen veertien dagen, aa het ontvangen van dit aanfchryven voloen (*_). Zodanig was het beloop der zaaken in Hertogenbosch tot den tyd, dat de gruwel an Verwoestinge, waar van de laatstaanehaalde Brief gewaagt, aldaar het fchrik- lyk C) Refol. Gen. 19. Nov. 1787.  HiSTORIÉ. 319 lyk hoofd opftak. Hoe zeer dezelve ifi verband flondt met de voorgaande Gebeurtenisfen te dier Stede, kan, uit deeze opgave , eenigzins blyken, dan, hoe veel Oproers, Plunderings en Gewelds ons Gefchiedblad, in dit Jaar voorgevallen, optekende, 't geen in ''sHertogenbosck voor viel, mag gezegd worden het ergfte te eve naaren, ja te overtreffen. Onaangenaam, in de daad, is het, zo by herhaaling, tol dit oude en fchrikbaarende voorwerp weder te keeren, en fchandtooneel by fchandtooneel open te fchuiven; doch wy verzuimden den pligt eens getrouwen Ge fchiedboekers, indien wy dit leed, het Vaderland- en Vryheidminnend'f/fer/ogfl?&wd overgekomen, onvermeld lieten; indien wj 'er niet byzonder by fïil ftonden, als ir aart grootlyks van andere, in eenige op zigten verfchillende, fchoon tot het zelfde einde ftrekkende. Het fchynt dat men aan de wakkere en braave Regenten en vryheidlievende Burgery van 'sHertogenbosch eene gevoelige en allergeduchtfte ftraffe hadt toegedagt, en door die ftraffe een toonbeeld heeft willen geeven ten affchrik der In- en Opgezetenen der Generaliteits Landen, wegens het ftandvastig voorftaan en by herhaaling inroepen der wettige Voorregten, door die Stad, by haaren overgang van de Party dei Spanjaarden tot die der Staaten, in vroegeren tyde bedongen; als mede wegens haaren yver voor den Burgerwapenhandel zo leed in 't oog der Dwinglandye, en waar LV. BOEK. Opgegeeveneoorzaakenvan'czelve.  32o VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. waar tegen de Raad van Staaten, zich by herhaalde haar als afgeperste, doch met de daad hoogstwelgevallige, Befluiten, verzet hadt. Hoe vreemd dit klinke, hoe hard het luidde, zal men geene andere voldoende reden kunnen vinden voor dit verfchriklyk onheil, 't welk die Stad trof, op eenen tyd dat de Oranjeparty geheel meester was, of men zou het oor moeten leenen aan een te meermaalen vermelden oorfprong van nog haatlyker aart; dat de Plundering deezen Krygsknegten toegeftaan zou weezen als eene Vergoedinge voor het gemis van Plunderbuit in andere Gewesten, ftaande den tyd dat men door die fchriklyke Bedryven de Omwenteling voorbereidde, of met de daad daarftelde. — Een Schryver, anderzins 'er op uit om de oorzaak der Oproerigheden den Patriotten op te dichten, heeft die vergoelyking, voor ie Schennis te 'sHertogenbosch gepleegd, niet durven bybrengen, en een draaglyk goed verhaal, doch met veele agterlaatingen van het te dier Stede voorgevallene, gegeeven; en laat zich wat de aanleidende Dorzaak betreft, in deeze woorden uit; „ Of het bits en tergend gedrag van ee„ nige Ingezetenen tot deeze misnoegd„ heid, en daar uit voortgevloeid Geweld „ en Plundering van het Krygsvolk, oor„ zaak heeft gegeeven, zo als zommige „ Berigten en Dagpapieren vermelden, is „ ons niet gebleeken (*)." Wat (*) N. NederL Jaarb. 1787. bl. 5845.  HISTORIE. 321 Wat des ook zyn moge, geene bedenking altoos lydt het, of het rampzalig lot dier Stad befchooren, heeft men onmiddelyk te wyten aan den Commandeur den Generaal Major Doüglas , wiens Regiment de fchande aankleeft van elders eene menigte ongeregeld- en balddaadigheden gepleegd te hebben. Schoon deeze Krygsbevelhebber, benevens den Gouverneur van 's Hertogenbosch van dek. Dussen, korten tyd vóór het toelaaten, zo geen berokkenen, van dit Burgerleed, een aanzienlyk gefchenk in geld van de Stadsregeering ontvangen hadt, voor het tot zo lange bewaaren der rust. Want, het was, lyder! met het deerlyk gefolterd Vaderland zo verre gekomen, dat de Burger het voor eene byzondere gunst moest houden, wanneer het Krygsvolk, door hunnen Eed aan den Lande onder andere verbonden, om de Ingezetenen tegen geweld te befchermen,'llegts dat gedeelte van hunnen Eed geftand deedt. Niet lang naa dat de Gouverneur van der. Dussen 's Hertogenbosch verlaaten en het Bevelhebberfchap dier Stad, en der daar liggende Krygsbezetting, voor eenigen tyd, aan Douglas overgeleeverd hadt (*), nam men, in den morgen vóór het begonnen Op- (*) Deeze Luitenant Generaal berigtte, by eenen Brieve van 1. Nov. de Algemeene Scaaten zyn vertrek, op den tweeden dier Maand, en de overgave van het Bevelhebberfchap, geduurende zyo afwegen, aan Douglas. Refol. Gen. 5. Nov. 1787. XIX. Deel. X LV. boek. 1787. De fchuld meer onmiddelyk te wyten aan den Generaal Major Douglas Vertrek van den Gouverneur van der Dussen en begin des Oproers.  32a VADERLANDSCHE LV. boek. I787. ■i Oproer, den achtften van Slachtmaand* ten huize van den Kerkleeraar ten Oever, die voorheen te Woerden den Patriot fpeelde, eene zamenkomst van een aantal hevige Voorftanders van Oranje; waar onder zich ook bevondt den Commandeur Douglas. Het gelaad en de houding deezer lieden by het fcheiden en uitgaan baarde by zommigen kommer. Die eigen avond getuigde dat dezelve niet ongegrond opgevat was. Dat het Plundergeweld voor een beftooken werk moet gehouden worden, blykt uit de waarfchuwing gedaan aan zommige Ingezetenen, om dien avond zorg te draagen , dat 'er licht in hunne voorhuizen brandde. Allen, die zulks, ingevolge van dien waarfchuwenden wenk, of toevallig, gedaan hadden, zyn eerst bevryd gebleeven; maar die het naalieten, moesten, fchoon Oranjegezind, in dien ramp deelen. Eene Dame, die zich ten huize van Douglas op een Asfemblee by Mevrouw bevondt, verzogt, het geweld hoorende, dat de Generaal, die gezegd werd op zyn kamer te zyn, afkwam, en verkreeg met veel moeite eene koets. Men verftondt by die gelegenheid, dat Mevrouw Douglas binnens monds, doch vry ver[laanbaar, zeide, als zy nu maar by de regten gaan! Douglas zelve, beneden gekonen, vernam de bezorgdheid der gemelde Dame en van andere des Gezelfchaps; doch voegde haar toe, dat het flegts eene Vrolykheid was; dat 'er maar eenige glazen zouden vorden ingefiaagen. Was dit de geheele zaak  HISTORIE. 323 ïaik geweest, het voorweeten en niet fluiten daar van ftrekte hem fchands genoeg; maar een Plundergeweld van drie dagen en nagten was het gevolg deezer eerfte beginzelen van een Oproer, gepaard met veelvuldige fchennis. Welk alles ons nu breeder ftaat te ontvouwen. Op de in den avond van den achtften van Slachtmaand aangevangene geweldenaaryen volgde een ysfelyke nagt. Onophoudelyk werd de Alarmtrom geflaagen, tusfchenbeiden hoorde men voor den Burger niet minder ontzettende Snaphaanfchooten. Het Krygsvolk zwierf in menigte ginds en herwaards door de ftraaten, kraste met de uitgetoogen Sabels op de fteenen, joeg den Burger fchrik by fchrik op 't lyf. In deeze ontfteltenisfe was elk, zo veel de verbystering toeliet, bedagt op het inpakken, wegfteeken, verbergen en begraaven van het dierbaarfte der tilbaare have, niet weetende wie het zou gelden, of waar de Plunderwoede, die reeds gaande was, de vernielende en roofzieke hand zou uitfleeken. Veel kostlyks en waardigs, niet te Verbergen, zag men aan met een betraand oog, vol angflige onzekerheid of men het niet voor de laatfte keer aanfchouwde. Op het verfteeken van Vrouwen en Kinderen waren veele Huisvaders bedagt, en bezorgden zy die dierbaare Panden in ongefchikte verblyfplaatzen, waar angst en kommer de ongelegenheid, in zich zelve groot, op eene ontzettende wyze, vermeerderde, en de langduurigheid deezes Oproers bykans X a on- LV. BOEK. I787. Verlegenheiden angst onder de Plunde» ring.  324 VADERLANDSCHE LV. boek. Schen- nisfen ten Huize van ' den Pen-: ilonans Martini . gepleegd , 1 ■l 1 ( I 2 2 onduldbaar maakte. Wy hebben een Heer van aanzien gefprooken, die zyne Egtgenoote en talryk Gezin van Kinderen al dien tyd verborgen hieldt in eene zeer bekrompene en onvoeglyke fchuilplaatze, en bezwaarlyk aan 't zelve het noodige bezorgde; terwyl hy by het begraaven van het kostbaarfte in zyne tuin, den verveelenden tyd kortte met den opgefpitten en weder digtgeworpen grond plat te trappen, en zodanig te betreeden, dat 'er geen fpoor van het nieuwlings roeren der aarde in 't oog der alle oogenblikken verwagtte plunderaaren viel. Eene voorzorge die gelukkig niet te ftade kwam : dewyl zyn Huis onder de groote menigte viel, welke geen verder fchennis dan het inflaan der glazen leedt; by veelen de [chriklyke voorbode van het fchendziekst geweld, waar voor hy alle oogenblikken iuchte. Ligt valt te denken, dat de Huizen vaa /eelen, van de meesten der Regeeringsleien, by het Krygsvolk en het door hun tangevuurd gepeupel in haat, grooten overast leden. Kwam de Heer Donker Curnus, want deeze is de Man, wiens lot vy zo even boekten, met dien angst enkomner voor zich zeiven en zyn verfchoolen 3ezin 'er af, de Penfionaris Martini hadt neer te lyden. Byzonderheden heeft hy >ns mondeling veele vermeld, en ook niet lagelaaten eenige van de voornaamfte derelven in gefchnfte te ftellen, by 't veroeken zyns ontüags van het Penlionaris- fchap,  HISTORIE. 325 fchap, „ door hem, geduurende bykans ,, een derde van eene Eeuw, met veel be„ kwaamheids, waakzaamheids, yvers en „ getrouwheids bekleed (*):" wy verkiezen zyne eigene woorden te bezigen; ,, dat ,, hy niet kon verbergen de moedwillige „ wyze op welke de toomlooze Plunde„ raars uit het Garnifoen, welke, met me„ dehulp van verfcheïde Ingezetenen, dee„ zer dagen, zulke ongehoorde gewelde„ naaryen en verwoestingen in de Stad „ hadden gepleegd, in grooten getale, op ,, en in zyne Wooning waren aangevallen „ en ingebrooken, byzonder op zyn Boek„ vertrek meest alle zyne losfe Papieren, „ raakende de Stad en Meyerye, met veel „ moeite en kosten verzameld, gelyk ook „ Bundels van Stads Commisforialen en „ andere Stukken, naa openhakking der ,, gefloote Tafels, Laaden en Lesfenaars, „ uit den anderen gehaald, op den grond „ geworpen, verftrooit, vertrapt, en veele, ,, zo veel hy kon nagaan, in het ongeree„ de gebragt en van onbruik gemaakt had„ den; om met betrekking tot zyn Huis„ comptoir, thans niet te gewaagen van „ de geroofde Gouden Penning voor den Hoogfchout gefchikt (f) en andere Zil- „ ve- (*) Dit zyn de eigen woorden by Martini's ontflagverleening door de Magiftraat van 's Hertogen* boscb gebezigd. Verzam. by de Chalmot IX. D, bl. 13. (t) Deeze Penning is daar naa onder de verIrrooide Papieren gevonden, lerzam. by de Chal Mot iX. D. bl. 14. X 3 LV. BOEK. 1787.  326 VADERLANDSCHE LV. boek. 17*7- Roofzugt gepaardmet de Plundering. „ veren Penningen zo van de Stad als „ van hem zelfs, Hem verder het befiuit „ hadt doen opmaaken, dat daar mede zyn „ werk alhier, fchoon niets gemeens heb„ bende met de Publieke zaaken, maar al„ leen ten doel hebbende Stads Welvaa„ ren en Voorregten, als nu was afge- daan. Te meer, daar eenigen tyd 5, vóór de Plundering, en by den aanvang der geweldenaaryen aan zyn Huis be- dreigingen gedaan waren, dat het om n zyn Perfoon te doen was; en het dus niet „ van hem gevergd kon worden voort te vaa„ ren in eene Bediening, waar by hy zyn „ leeven, naa de kwaadaartige begrippen „ van Geweldenaars of derzelver Aanvoer„ deren zou moeten waagen: gelyk hy ook „ niet kon zien, dat hy in zyne kwaliteit „ der Regeeringe of zyne braave Medebur„ geren meer van dienst kon zyn (*)." Meer dan in ontelbaare andere Oproeren van dit daar in helaas! zo befchreienswaardigvol Jaar, was het hier gemunt op rooven en buit maaken. De lyst der geplunderde Huizen wyst uit hoe de zodanigen, waar 't meest te fteelen was, het hevigst werden aangevallen. Onder deezen ftak uit de kostbaare Goud- en Zilverwinkel van van Beugen, onder de Gevangenpoort in 't gezigt van de Hoofdwagt. , Alles werd 'er uitgehaald; dit deerlyk lot moest een ander van dat zelfde bedryf fmaaken. Het getal der Burgeren van alles ontzet, bedroeg (?) Ferz. by de Chalmot IX. D? bl. 9—16,  HISTORIE. 327 droeg geen honderden maar duizenden, en in hollende woede was de onderfcheiding en het fpaaren van Prinsgezinden vergeeten, en de langduurigheid maakte de boven aangeftipte verkenning geheel van geene betekenis. In deezen eerften plundernagt fpaarden de balddaadige Krygslieden bykans geene bekende foort van misdaad te pleegen. Een der voornaamfte Geneesmeesters dier Stad heeft naderhand verklaard, dat meer dan veertig Vrouwen of jonge Dogters door fchoffeering onteerd waren. Geen ontwyken was 'er uit een 'snagts welgeflooten Grensftad; hoe veelen anders der meest benarden zouden heil in de vlugt gezogt hebben, om het Leeven aan de hier en daar vliegende kogels, of hunner Vrouwen en Dogteren Eer aan den moedwil en de verkragting der Soldaaten te onttrekken. Van hier des anderen daags 's morgens hel veelvuldig vlugten. In haast, verwarring en verlegenheid, gepakte goederen werden op karren gelaaden, die by menigte eene Stad verlieten, welke, by den aanbreekenden dag, een deerlyk gezigt opleeverde. en een tooneel van verwoesting open fchoof. Geen Huis bykans werd geopend De fchendzieke hand bleef zich reppen it plunderen en rooven, en hieldt daar med< aan tot 's middags den tienden van Slacht maand. In dien tyd waren van de vie duizend Huizen in het deerlyk gehaavem 's Hertogenbosch alleen de glazen ingeflaage zes honderd vier en twintig alleen uil X 4 g€ LV. HOEK. I?87. Vrouwen Schennis by de Plunderen Roofzugt gevoegd. Aantal der befchadigde en geplunderde Huizen. t C 1 1  328 VADERLANDSCHE LV. boek 1787. Berigt door de Magiftraat aar hun Hoog Mog. ge «onden. geplunderd elf de glazen ingefiaagen en geplunderd twee honderd en veertien r de glazen ingefmeeten en geheel uitgeplunderd dertig het geheele getal der mishandelde Huizen bedroeg derhalven acht honderd negen en zeventig (*). By dit verllag moeten wy voegen wat Scheepenen, Gezwoorens en Raaden, op den tienden van Slachtmaand, en dus vóór het eindigen der vernieling, aan hun Hoog Mogenden ichreeven. De Inhoud van dien Klaagbrief was, „ dat, in den avond en „ nagt tusfchen Donderdag en Vrydag, „ den achtften en negenden', de Bezetting^ „ met flaande Trom, aanhoudend fchieten„ de, en met een bel aanhoudend bellen„ de, begonnen hadt te muiten, en eene „ menigte van Huizen de glazen ingeflaa„ gen, en in andere tot by de Ontvan,, gers Lomier , Kien en van Gqens in „ Huis waren gebrooken; mitsgaders dat „ dit zelfde Garnifoen, geen perk of paal „ kennende, derzelver woede zo hoog in „ top was gefteegen, dat het zelfs eene „ jonge Dogter, van misfchien zeventien „ jaaren, welke door een vengfter van „ haars Moeders Huis keek, doodgefchoo„ ten hadt: terwyl anderen de allergrie„ vendfte verong-dykingen en berooving i, van hunne bezitting hadden moeten 011- „ dergaan. « Dat de geheele Stad in „ zulk (*) Men vindt hier van eene egte en naauwkeii'jge naamlyst in de Verzam. by de Chalmot IX. 0„ W. 184—28ó.  HISTORIE. 329 „ zulk eene verflaagenheid was, dat daar „ van niet alleen geen denkbeeld was te 1 „ geeven; maar dat ook veele Inwoonders „ van alles beroofd, tot de uiterfte armoe„ de gebragt waren; dat een aantal liever „ verkoozen hadt zich na elders te begee„ ven, dan zich aan de woede van een ,, muitende Krygsbezetting, welke niets „ ontzag, verder bloot te geeven. Wes„ hal ven zy verzogten, met dien aandrang, „ welke deeze dringende nood vorderde, „ allerfpoedigfte hulp; op dat de Stad niet „ geheel en al vernield en derzelver In„ woonders niet verder verdorven zouden worden. Ten welken einde zy ook van het noodlot van 'sHertogenbosch aan ,, zyne Doorlugtige Hoogheid kennis had„ den gegeeven; met een daar by gevoegd „ verzoek om aan het Garnifoen een vaardig Patent te doen toekomen, en dat een ander gedisciplineerd Garnifoen voor „ hunne Stad mogt worden gezonden (?)." In het midden deezes akeligen door ons befchreeven en door de Magiftraat van1 's Hertogenbosch dus gedeeltlyk gefchetften '£ Oproe'rs, eischte het plunderend Rot de J Ontwapening der Schutterye. Een eigen- ' aartig gevolg van den wrok, op het voor- 2 beeld van hooger hand, tegen den Burger-c wapenhandel opgevat. „ Toen," (dit verklaarde naderhand het Vaderlandlievend denkend gedeelte der Regeering van 'j Hertogenbosch, in eene Memorie aan hun Hoog Mo- (*) RefoL Gen, 11 Nov. i;8/. V X 5 LV. JOER, 1787, De ont/apeing der chutteye in ■ Bosch evoterd.  33© VADERLANDSCHE LV. Boek i;87. Derelve volbragt. Mogenden,) „ de Krygsbezetting op den „ achtften van Slachtmaand mdcclxxxvii, ,, aan het muiten iioeg, en op de Ontwa„ pening aandrong, was 'er niets anders „ op, dan hun, het koste wat het wilde, „ te bevredigen. De revolteerende Mili,, tie fpeelde zodanig den meester, dat zy „ naauwlyks iets konde vorderen, het welk „ men zou hebben durven weigeren; ge„ lyk de Magiftraat dan ook, op den ne„ genden daar aan volgende, befloot twee „ Commisfarisfen te benoemen om met „ den Commandeur Douglas te overleg„ gen, en alles aan te wenden tot weder„ keering der Rust en Veiligheid ; in ge„ volge van welk befiuit de Geweeren van „ de geëxerceerd hebbende Burgers wa„ ren afgevorderd." Dit was het werk, waarin zy zich bezig en geftoord vonden door het aangevangene en voortgezette Oproer (*). Deeze gedwonge daad der braave 'j Hertogenbosfche Regeeringe, uit een Mensch- en Godvergeetend oproerig geweld gebooren, droeg den lof en goedkeuring weg van hun Hoog Mogenden „ als „ eene goede Voorzorg, tot herftel der Rust ,, en goede Orde binnen de Stad (f)." De bedoelde doch vertraagde Ontwapening der Patriottifche 'sHertogenbosckenaaren was dus, te midden van de woelingen des Oproers, tot ftand gebragt, gelukkig zonder eenige tegenkanting of weder- ftand (*) Zie hier boven, bl. 323. (f) Verzam. by de Chalmot XLVI. D. bl. 159.  HISTORIE. 33* ftand van hunne zyde, in die tergende oogenblikken , wanneer eenig bedryf van zelfsverdeediging de roekloosheid en dwaasheid zelve zou geweest hebben. Nu ook was het tydftip daar om de geftrafte Bosfchenaaren, by welken het losgelaaten en op geenerlei wyze gefluit geweld, misfchien wyder gehold, meer en algemeener verwoesting aangerigt hadt, dan de Commandeur Douglas, by het gerustftellen der ontzette Mevrouwe, in den aanvange, bedoelde. De Vrolykheid van eenige glazen in te ftaan was in de daad een Treurfpel geworden, waar op het oog met fchrik te rugzieten het welgeplaatst hart een kloppenden weedom vol verontwaardiging gevoelt. Op den derden dag diens alles overftelpenden leeds in den naamiddag vernam het van angst zidderend 's Hertogenbosch, dat 'er een Boode van den Erfftadhouder was aangekomen , met last dat men niets mogelyks moest verzuimen, om den Burger , (die men gewis genoeg geftraft rekende,) te behouden. Hier toe waren, op het gemelde ontzettend fchryven der Stadsregeeringe, de noodig gekeurde maatregelen genomen, en hadt de Gouverneur van der Dussen, zich toen ten tyde in 's Gravenhaage bevindende, last gekreegen om, zo fpoedig mogelyk, na de Stad zyns Gouvernements te trekken, en tot het in rustbrengen der deerlyk gefolterde Stede het noodige te beraamen en in 't werk te ftellen (*), On- (?) Kefol. Gen. i1 Nov. 1787. LV, boek. I787, Een Ho* de van den StadhouderReeft hoopd dat 'er een einde aan 't geweld zou komen.  332 VADERLANDSCHE LV. BOEK. 1787. De Plun deringen het Geweld ge> fluit. Hoe het met de geroofde Goederen ging. Onmiddelyk naa de aankomst van dien rust aankondigenden Bode kreeg alles in de Stad eene andere gedaante. Terftond reeden eenige Piquetten Ruitery 'sHerto* genbosch door, met bevel om niemand, die eenige balddaadigheden aanrigtte, te ontzien. De woelingen waren nog niet geheel en al bedaard. De rondrydende Ruiters ontdekten in de Kerkftraat twee Soldaaten, die, met ontbloot zydgeweer, in een Burgerhuis wilden indringen, 's Officiers waarfchuwing, om van dit geweld af te laaten, floegen die der tugt ontwende Onverlaaten in den wind. Het daar op uitgevaardigde en volvoerde bevel om vuur te geeven hadt voor beiden een doodlyk gevolg. Zy bleeven dood op den ftoep van het huis door hun met geweld bedreigd. Drie andere Geweldenaars trof dien eigenften naamiddag 't zelfde welverdiende lot ter ftuitinge huns moedwils, en burgerplaagerye. Dit doortasten baarde fchrik onder het duslang onbeteugeld gelaaten Krygsvolk, en het met hun in Burgerleed aanrigten zamenfpannend Gepeupel. Deeze ftilte, naa zulk een hevig onweer, gaf gelegenheid om 's Zondags naamiddags met karren de geroofde Goederen, uit de Gemeene Buurten en agter Straaten, zo veel mogelyk, op te haaien. In verfcheide Huizen vondt men niet fiegts ééne karrelaading geftoolene en daar weggepakte Goederen; maar, zoo groot was die zamengebragte hoop geroofden Burgerbuits, dat men werks genoeg vondt, cm die  HISTORIE. 333 die op vier, vyf, ja zes karren, uit één enkel roofnest te kunnen bergen. De Kerk op Orden Eind was eerlang zo vol gevonden Goederen, dat 'er niets meer kon geborgen worden; zodanig waren ook eenige Kamers op het Stadhuis daar mede vervuld. De Lieden by welken men deezen roof vondt, werden gevat, en de Gevangen poort zat eerlang vol van dat Gefpuis. Ten zelfden tyde en vervolgens zag men, van overal ontdekte Goederen opbrengen. Uit de Tuinen en Wallen, graaf de men fchatten van Juweelen, Goud en Zilver, daar verborgen, om 'er den Eigenaaren vergoeding uit te doen geworden (*). Met dit alles was het lot der Beroofden zeer ongelyk. De Zilverfmit van Beugen hadt het geluk om veel te herkrygen; van den anderen geweldig beroofden Zilverfmit kwam niets noemenswaardigs te regt. Een onderfcheid, in dit en andere gevallen, goeddeels toe te fchryven , aan de handen in welke het geroofde gevallen was. 't Geen in de huizen der me- (*) Slegt kwam het met deeze Vergoeding uit j want, ter vergrooting van het ongeluk der geplunderde Ingezetenen kwam, dat tot het ontdekken en ten gelde maaken der geroofde Goederen de Regeering naderhand zo weinig zuinigheid gebruikte, dat men niet zonder verbaazing in een uittrekzei van de Politierekening der Stad ziet, hoe de Onkosten,geloopen op de waardy van ƒ8578-6 -13 van zulke Goederen, nog /yi- 5-3 meer bedroegen , dan het geen daar van ontvangen was. Ftrz, ij Di Chalmot L. D. bl. 256—261. LV. BOEK,' I787. )  334 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. Verfpreii gerugt door de Magi. llraat van 's Bosch te keer gegaan. medegeplunderde Ingezetenen was opgezameld werd, althans voor een gedeelte, opgehaald; maar de Barakken der Kry'gslieden bleeven ondoorzogt. l Zulks gaf gelegenheid tot het verfpreiden van een gerugt, 't welk de Regeering oordeelde te moeten te keer gaan, door in de Nieuwspapieren deeze bekendmaaking te plaatzen. ,, Naardien, zedert „ eenige dagen, zo binnen als buiten dee„ ze Stad, in 't publiek wordt verfpreid, „ dat van wegen de Magiftraat deezer Stad, „ aan de Militairen van het geweezen Gar„ nifoen, welke zich aan de bekende Roof „ en Plundering binnen deeze Stad aange„ rigt en gepleegd, mede hebben fchul„ dig gemaakt, eene belooning was gegeeven, en aan hun toezegging was ge„ daan, van die Goederen, welke zy ge„ roofd en geplunderd hadden, en dat, „ op dien grond in de Vifitatie van de „ Militaire Barakken was gedifficulteerd; „ ja zelfs dat de Magiftraat die Vifitatie „ daarom werklyk hadt tegengehouden „ en zodanige voorgeevens van alle waar„ heid en grond zyn ontbloot, en tot niets „ anders kunnen ftrekken, dan tot nadeel „ van den goeden naam van de Magiftraat, „ en om het Publiek verkeerde en haat„ lyke denkbeelden over derzelver gedrag „ in te boezemen, zo wordt een ieder ver„ zogt aan die, en foortgelyke gerugten, „ geen geloof te geeven en zyn oordeel „ daar over op te fchorten, tot tyd en wy„ len van het voorgevallene binnen deezs tt Stad,  HISTORIÉ. 335 4, Stad, een omftandig Relaas zal worden «,, in het licht gegeeven (*)." Middelerwyl kreeg de Advocaat Fiscaal van Brabant Witte Tulling, dien wy uit verfcheide bedryven reeds hebben leeren kennen als geen Burger- of Vryheidsvriend, van hun Hoog Mog. last, „ om „ zich na 'sHertogenbosch te begeeven, en „ aldaar, ten overftaan van Commisfaris- fen van Schepenen, Informatien te nee- men, en byzonder onderzoek te doen „ na den waaren oorfprong en aanleidende „ oorzaaken des Oproers (f). Welhaast naa zyne komst rees 'er een verfchil tusfchen de Regeering, den Hoogfchout en den Advocaat Fiscaal, wegens 'slaatften magt om zich met Regtzaaken binnen de Stad 's Hertogenbosch te bemoeijen. Schoon dit welhaast tusfchen hem en den Heer Bigot gevonden werd, bleef het hangen tusfchen den Advocaat Fiscaal en de Regeering van 's Hertogenbosch, tot vertraaging der groote zaak (§), die in het donker bleef, fchoon zeer wel te vinden; althans indien men agt hadt willen geeven op de zydelingfche wenken van een der moedigde Regenten; doch welke men zich geliet niet te verdaan. Om dit onderzoek te vervorderen hadt de Raad van Staaten eene Commisfie, be- ftaan- (♦) TV. Nederl Jaarb. 1787. bl. 5848. Ct J Refol. Gen. 20 Nov 1787-. (§) Refol Gen. 27. en 30. Nov. 4. XIX. Deel. Y LV. BOEK. I787. OntwapeningderRegi* menten, die zich aan hec Oproer in's Bosch fchuldig gemaakt hadden»  33?> VADERLANDSCHE LV. boek. i787. ! 1 t 1 ] ( ] j ( ( ( i < ] 1 minfte zwaarigheid in het volvoeren van dien voorflag, mits het nog dien zelfden nagt gefchiedde, en eer het gerugt der Ontwapeninge van het Regiment van Monster te Maaflricht door deeze Stad verfpreid was. Ingevolge van dien Voorflag gaven hun Ed. Mog. fchriftlyken last om het oude Garnifoen dien zelfden nagt te ontwapenen , en, des noods, geweld daar toe te gearuiken. Van dit ontwerp kreeg de Gou/erneur en Commandeur der Stad berigt, sjort vóór de volvoeringe. 's Avonds )mftreeks elf uuren kwamen de Officieren /an ieder Corps by hunne Commandanten :n kreegen de noodige onderrigtingen. Te niddernagt begaven zy zich na hunne Ca'ernen, maakten hun Volk wakker, 't geen :ich gereed en vaardig toonde tot het ontrekt bedryf. De Geweeren werden in de vamers gelaaden, en ten één uur kwam eder Bataillon voor deszelfs Cafernen in t geweer. Naa dat het Bataillon Gardes, volgens >rder, afgedeeld was, werd ten eerften :én Capitein, twee Officieren en twee en reertig Man na de Kamers van de Ruitery ran Thuyl , (die by de Gardes in dezelfle Blok-Cafernen lagen,) gezonden; in eder kamer gingen eenige Manfchappen, velke hun de Wapenen ontnamen, terwyl le Bevelhebber van die Esquadrons, de ^uitenant V. M. van Thuyl hun verjaarde, „ dat deeze Ontwapening op last , van den Souverain gefchiedde." Dit  HISTORIE. 339 Dit volvoerd zynde bleef de Capitein met één Officier en vier en twintig Man voor die Cafernen, om te beletten dat 'er iemand uitkwame; hy zondt één Officier en achttien Grenadiers na de Ruiterwagt voor het Gouvernement, die, naa de Schildwagten overrompeld en ontwapend te hebben , zulks mede deeden aan de Manfchappen van de Wagt, en in hunne Cafernen gevangen bragten. Intusfchen was het Bataillon Gardes in de uiterfte ftilte de geheele Stad doorgetrokken na de Cafernen waar twee Bataillons van Hardenbroek, en de twee Compagnien Artilleristen lagen. Twee Detachementen werden eenige fchreeden voor uit gezonden, die de Artillery-wagt van Hardenbroek. overrompelden en ontwapenden. In alle Kamers werden Manfchappen gezonden, in dezelve met ontbloote fabel intreedende, namen zy alle Geweeren en Wapenen weg. Op 't zelfde oogenblik, en op dezelfde wyze ontwapende het Bataillon Oranje Nasjfau een Detachement Zmtzers honderd man fterk, 't geen met hun in een zelfde Blokcafernen lag; en begaf zich toen na de Cafernen van Houston, waar zy de Soldaaten desgelyks ontwapenden. Voor alle deeze Cafernen ftelde men terftond fterke Detachementen, ieder met een Stuk Kanon: dan dewyl de geheele Artillery ontwapend was, werden eenige Soldaaten van de Gardes, kundig in 't behandelen des Gefchuts, daar by geplaatst. — Y a Dit LV. BOEK, 1787.  340 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. Vreugde daarover als mede Eer- en Geldbe- loonin- gen. Dit bezwaarlykst werk dus gelukkig verrigt zynde, vaardigde men Manfchap af om alle Poorten en andere Wagten, nog door de oude Bezetting betrokken, te overrompelen en te ontwapenen: dit werd met even gelukkigen uitilag volvoerd, en men hieldt zich verzekerd, dat geen enkel Man van de Oude Bezetting deeze Ontwapening en Vastzetting, welke in een groot uur haar beflag kreeg, ontkomen was. De Officieren hadden Huisarrest. Verwondering en blydfchap vervulden 's morgens de Inwoonders van het deerlyk gehavend 'sHertogenboscü; zy rekenden het ;en dubbel geluk: dewyl het Gepeupel, in sn zints de Plundering, zich by de Oude Bezetting gevoegd hadt, en gevolglyk tegen de Ontwapening hunner Medegenooten was (*). De Regeering van 'sHertogenbosch verklaarde deswegen haar genoegen en dank aan de Commandanten, Officieren en hunne onderhebbende Manfchappen (f). Dit deeden ook de Gecommitteerden van den Raad van Staaten (§). En werd vervolgens het Krygsvolk, 't geen die ontwapening volvoerd hadt, met eene halve maand Soldy beloond (**). — By deeze onmiddelyke geldbelooning liet de Magiftraat het niet berusten. Toen deeze Krygslieden, in den aanvange des volgenden (*) Verzam. by de Chalmot 111. D. bl. 44. (t) Verzam. by de Chalmot UI. D. bl. 53. (§) Verzam. by de Chalmot III. D. bl. 113. (**) Refol. Gen. 7. Dec. 1787. „  HISTORIE. 34i den Jaars, weder na j Gravenhaage vertrokken, vereerden de Stads Regeering: aan Collonels Gouden, aan de verdere Officieren dubbele Zilveren, en aan de Onderofficieren en Gemeenen enkele Zilveren Gedenkpenningen (*). Negen en vyftig van de in hegtenis gezete Krygslieden werden in Grasmaand des volgenden Jaars de Hintemer Poort uitgebragt, om verder, als wel niet overtuigde, maar hoogstverdagte Perfoonen weggejaagd te worden (f). Dusdanig was het lot der Krygslieden, die men hieldt het minfte aandeel aan de Burger fchennis in 's Hertogenbosch gehad te hebben. De meer fchuldigen waren, op de aankomst der nieuwe Bezettelingen, ter Stad uitgetrokken ; te weten het eerfte Bataillon Wallom van den Generaal Major Grenier, na Bergen op den Zoom; en het eerfte Bataillon van den Generaal Major van Monster naa Maaftricht. Ons ftaat kortlyk te vernielden wat dit Krygsvolk wedervoer. Eerstgemelde Volk van Grenier was na Bergen op den Zoom gezonden. De Be- vel- (*) TV. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 147. Deeze Gedenkpenningen waren eg: er niet op deeze Gebeurtenis vervaardigd; doen reeds van den Jaare 1776. ter gelegenheid dat die Stad toen in meer dan honderd jaaren niet belegerd geweest was; doch bovenal om te gedenken aan het toen vyf en twintig jaarig Gouvemementfchap des Hertogs van Brunswyk, gelyk de Beelden en Opfchriften uitweezen. Men vindt de befchryving ter aangetoogener plaats in de N. Nederl. Jaarboeken. (t) TV, Nederl. Jaarb. 1788. bU 375. Y 3 LV. UOEK. Lot der uit den Bosch setoogeneKrygskr.egten. Hoe het Volk van jRENIER  34* VADERLANDSCHE LV. BOEK. 1787- te Berger op den Zoom ontwapendWordt. velhebber dier Stad, de Generaal van Harden broek , volbragt de Ontwapening op de minst gerugt wekkende wyze. Acht tot 'sLandsdienst gepreste Schepen kwamen, met den aanvang van Wintermaand, te dier Stede. Niemand wist of kon derzelver beftemming raaden. Twee dagen duurde dit raadzel, en meende men de ontknooping te hebben toen de Gouverneur van Hardeneroek verklaarde Patent voor het Volk van Grenier ontvangen te hebben, om te Sluis in Vlaanderen bezetting te houden. Bevel om de goederen fcheèp te brengen werd den volgenden dag gegeeven; dit bevel werd, zonder eenigen argwaan volbragt en alle Goederen waren vóór den avond aan boord, en het voorgeeven was, dat de Manfchappen zich den volgenden morgen zouden infcheepen om met hoog water de reis na Sluis aan te neemen. 's Avonds ontdekte de Generaal zyn oogmerk aan de Hoofdofficieren, en gaf hun, naa alles wel overlegd en beraamd te hebben, de noodige bevelen tot de Ontwapening, welke in den vroegen morgen, op den zesden van Wintermaand, in deezer voege volbragt werd. De Artilleristen, meest door de Stad verdeeld , werden 's middernagts te wapen geroepen. Zy vertoonden zich welhaast op de Groote Markt. Een goed deel derzelven na het Tuighuis afgezonden, bezette die Geweerverzamelplaats. Het Voetvolk, ten twee uuren gewekt, kreeg last van hunne Offirieren om in hunne Kwartieren met fcherp te  HISTORIE. 343 te laaden. De Zwitzerfche Officieren met hun Volk, hadden zich een half uur laater op de Groote Markt vervoegd. Hier bevondt zich de Gouverneur, en gaf aan acht Detachementen last om de Manfchap, in even zo veel Kwartieren te ontwapenen en vervolgens na de Provoost te brengen. —— Een Grenadier Compagnie was voor de Provoost geplaatst; de Bataillons van Onderwater en Pabst bezetten alle de ftraaten en toegangen der Stad, en was derzelver fehikking zodanig ingerigt, dat zy elkander te hulp konden fchieten. Geen tegenweer altoos. Dit geheele werk hadt 's morgens ten vyf uuren reeds den bedoelden uitflag; meer dan twee honderd ontwapende Krygslieden zaten in de Provoost opgeflooten, naa ter loops onderzogt te zyn. Van de bevinding by dit onderzoek is ons niets gebleeken. Het Volk van Monster, bekend voor de fchuldigften aan het leed den 'sHerto genboschenaaren aangedaan, en de grootfte Burgerberoovers, was na Maaftricht getrokken. De aankomst deezer by uitftek voor plunderziek bekende Bende, verwekte geene geringe ontfteltenis en kommer te dier Stede. Vrees dat dit tugt ontwasfe Volk de plunderrolle mogt hervatten, en alle voorzorgen, zo van de Stads- als Krygsregeering, te leurftellen, bewoog veelen om hunne beste en waardigfte tilbaare have na elders te vervoeren, waar zy die eigendommen veiliger rekenden dan eene Stad, Y 4 die LV. BOEK. I787. Schrik t8 Maaftricht 0$ de komst desVolks van MÖNSTER.  344 VADERLANDSCHE LV. BOEK 1787- Last otr dit Voll teontwa penen. Hoe die ontwape ning vol bragt. die tot inlegeritig ftrekte van bekende Burgerplaagers en Beroovers. Eene voorzorg, die, fchoon geenzins te wraaken, egter welhaast bleek noodloos te weezen: want naauwlyks was dit Volk, onder den gehaaten naam van Monjl er mannen vermaard, in de Stad, of 'er verfcheen een Staatenbode. De Papieren door deezen medegebragt hadden ten onmiddelyken gevolge eene nagtvergadering van de Regeering en de Stafofficieren. Deeze hielden den last in aan den Generaal Major, Grave van Welderen, Commandeur der Stad, om dit Krygsvolk te ontwapenen, in verzekerde plaatzen op te fluiten, en alles wat zy by en aan zich hadden te onderzoeken (*). De flegt berugtheid deezes Krygsvolks hadt reeds de voorzorge doen aanwenden, om het deels in Maaftricht, en deels in fflyk te doen intrekken. Dit maakte de Ontwapening te gemaklyker. Men plantte Gefchut op de groote Brug, die Maaftricht en Wyk ter gemeenfehappe ftrekt, als mede op de Wapenplaats het Vrythof geheeten; voorts in de ftraaten van hunne Cafernen en op derzelver hoeken. Dit befchikt zynde kwamen, met het aanbreeken van den dag, de daar gelegerde Krygsbenden te voorfchyn, en noodzaakten de nieuw gekomenen hunne Wapens af te leggen, die terftond in het Tuighuis gïbragt werden. Voorts nam men alle hunne goederen (*) Re pil. Gen- 18. Nov. 1787.  HISTORIE. 345 len in beflag, en doorzogt eindelyk man voor man, met alle naauwkeurigheid. Dit onderzoek leeverde de onlochenbaarfte blyken op van fchuld aan Burgerberocving. Ongelooflyk veel Juweelen, Goud en Zilver werden by die Roverbende gevon den. Gouden Ryders en Dukaaten waren in hunne kleederen genaaid, en op andere plaatzen, waar men ze niet zou verwagt hebben, verftooken; gouden Ketenen hadden zy op het bloote lyf geborgen; gouden Horlogien in den dikken hairknots weggemoffeld , rrfet één woord, als Aartsdieven hadden zy den roof aan het oog zoeken te onttrekken. Naa deeze hun geheel onaangenaame onderzoeking, en onwraakbaare ontdekking des gepleegden Burgerroofs, werden de fchuldigften, zeven aan zeven, ten getale van honderd en vyf en zeventig, op de St. Pieterspoort in gevangenis gebragt, en de overigen in de Cafernen op- geQooten. • De Stadspoorten waren, geduurende dit bedryf, geflooten gehouden , om alle gelegenheid tot ontfnappen te beneemen. En men hieldt tot gerustftellinge der Burgerye geftadig ftipte wagt. Zo zeer voldaan was de Regeering van Maaftricht over dit weluitgevoerd bedryf der Kiygsbezettinge, dat zy, ten blyke hier van, aan de Onderofficieren en Gemeenen, eene belooning toeleide van twee duizend vyf honderd Guldens, om onder die Manfchap verdeeld te worden. Vervolgeus fchonken zy aan ieder der twee dienst gedaan hebbende Onder Majors een Y 5 Scuk LV. BOEK. 1787. Veel geftoolensby hun gevonden , en de fchuldigen in verzekering gebragt. Belooningdoor de Regeert dj; van Maaftrichthier vonr gefchonken.  346 VADERLANDSCHE LV. BOEK 1787. Scrafoeningender Schuldigften. Hoe men de overigen zagt behandelt. Stuk Zilvers ter waarde van vyf honderd Guldens Luiks (*). In Louwmaand 'des volgenden Jaars werd, volgens vonnis van den Krygsraad der Krygsbezettinge, de ftrafoefening te werk gelteld aan vyf Misdaadigers van deezen hoop Straffchuldigen. Drie werden 'er met de Koorde geftraft, één met den ftrop om den hals ftrenglyk gegeesfeld en gebrandmerkt, één onderging de geesfeling alleen, beiden werden ze gebannen. Men hervatte in de volgende maand de ftrafoefening aan nog vyf anderen. Drie werden gehangen; twee gegeesfeld en uitgebannen. De overigen aldaar gevangen werden, in Grasmaand, na Venlo geleid, en buiten het Grondgebied van den Staat gebragt (f). Naderhand kreegen van der Dussen , als Gouverneur van 'j Hertogenbosch, en van Welderen, als Commandeur van Maaftricht, aanfchryvens van zyne Hoogheid om de zodanigen, die door de Krygsraaden te gemelder Steden, onfchuldig verklaard waren aan de Ongeregeldheden en Plunderingen in V Hertogenbosch gepleegd, voor te houden om zich te gedraagen als braave Krygslieden, zonder zich te laaten verleiden om ongeregeldheden te pleegen, of overlast te doen aan de Ingezetenen. In de verwagting hier van kreegen zy de wapenen weder. Met byvoeging dat hun geen verwytingen zouden mogen ge- O ReM' Gen. 12. Dec. 1787. (t) N. Nedtrl. Jaarb. 1787. bl. 149 379- 736\  Een tier oproerige Soldaaten in's Boseli geftraft.   HISTORIE. 347 gedaan worden wegens het voorgevallene in 'sHertogenbosch: dewyl zy gehouden werden voor gezuiverd van alle blaam, door de ftraffe aan de fchuldigbevondenen uitgeoefend, en het ontflag uit 's Lands dienst en het verzenden der vérdagt gehoudene buiten het Grondgebied van den Staat (*). — Veel aanmerkens viel 'er op de zagte afloop deezer fnood en boos gepleegde Burgerfchennis; doch het was de tyd niet om des veel te zeggen, veel min te fchryven; fchoon het algemeen bekend was, dat veele dier buiten 't Grondgebied van den Staat gebragten, welhaast wederkeerden. Onheilfpellende gerugten, op dat wy na V Hertogenbosch wederkeereh, van nieuwe Roof en Plundering ontrustte, met den aanvang van Wintermaand, de naauw van fchrik "bedaarde Gemoederen der 's Hertogenboschenaaren. De Regeering deedt des onderzoek, en maakte, by eene Waarfchuwing bekend, geen de minfte reden voor zulke ontrustende en hoogstfchadelyke uitftrooizelen gevonden te hebben. By deeze .Waarfchuwing beloofden zy eene belooning van één honderd zilveren Ducatons aan hem die den eerften Uitvinder of Uitftrooijer van zodanige ongegronde en haatlyke gerugten, met behoorelyk bewys, kon aangeeven. Verder alle Burgers en Ingezetenen verzekerende van reeds genomene Voorzorgen (f)„ Hoog- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 734. (t) Verzam, by de Chalmot UI. ü. bl. 120, Ut. BOEK. 17*7- Nieuwe vrees in denBoscb voor plundering. GerustftellendeAankondiging.  343 VADERLANDSCHE LV. boek 17Ü7 Geidbelooninguitgeloofd aan den Ont dekker van den Vervaardigereens Plakfchrifts-. i i i < 3 Hoogfchout en Scheepenen vonden eerlang oorzaake om deeze toegezegde Belooning te verdubbelen en uit te looven aan de Ontdekker van den Daader of Daaders eens Piakfchrifts op het Huis van Mevrouw Doom den achttienden van Wintermaand gevonden. In 't zelve worden de Heeren Gedeputeerde Staaten aangemaand, om zekere Perfoonen, met de haatlykfte fchekinaamen betyteld, ftreng te itraffen. De Schepen van Teylingen en Bowier, die de Oranjeparty heftig voorftonden, en veel toegebragt hadden om den braaven Penfionaris Martini tot den afitand van zyn Penfionarisfchap te noodzaaken (*_), ;n welke laarstgemelde hem in die waardigheid was opgevolgd, werden 'er zeer in doorgeftreeken; de Heer Akkersdyk ;en fchriklyke doodftraf waardig gekeurd; an bovenal den Bevelhebber Douglas Defchreeven als een Man, die verdiende liet gehangen, maar geradbraakt te wor- len (f). Geen der beloofde Beloo- lingen kon uitgereikt worden: en ftrekte iet laatfte bedryf, waar over men zich lo zeer geërgerd voelde, ten bewyze van' iet hevig misnoegen tegen hun, die thans iet roer in handen hadden. Wy hebben 'dit Oproer in 's Hertogenhsch, met het geen daar aan onmiddelyk /erknogt was , hier moeten vernaaien, choon laater voorgevallen dan het Tyd- vak, (*j Zie hier boven bl. 32,4. (}) N. Nederl.. Jaarb, 1787. bl. 6046.  HISTORIE. 349 vak, binnen 't welk wy de Gefchiedenis, ter oorzaake van de groote Staatsomwenteling, doorgaans beperkten: dewyl het met de vroegere Gebeurtenisfen in een onvermydelyk verband ftondt, en fchoon 'er, in die Hoofdftad en Meyerye ten befchreeven dage, meer optekenenswaardigs voorviel , zullen wy dit moeten verfchuiven tot wy aan de Befchryving van de voorvallen, naa die geduchte Staatsverwisfeling gekomen zyn. Alleen kunnen wy niet voorby, hier met een kort woord, te vermelden, hoe onder de plaatzen in de Meyery, de Heerlykheid Tilburg, een der grootfte Dorpen in de Republiek, het Patriotismus zich met onderfcheiding vertoonde. Aanleidelyk hier toe was zeker, dat de Heer van Hogendorp, regeerend Schepen der Stad Amfterdam , bekend voor eenen yveraar ter Grondwettige Herftelling, Heer was van dit aanzienlyk en bloeijend Dorp. Het trok ook, boven andere, in de veelvuldig herhaalde klagten des Advocaat Fiscaals, wegens den Wapenhandel der Burgeren, meer dan eenig ander diens aandagt. Men bleef 'er voortvaaren met den Wapenhandel te midden van de reeds gemelde bewerkingen om dezelve af te fchaffen. Op den laatften van Oogstmaand was een Bekendmaaking gedagtekend, die wel verre van een uiteengaan des Genootfchaps van Wapenhandel te dier plaatse, onder de Spreuk voor het algemeen belang, aan te duiden, alle Vaderlandfche Exercitie Ge- Li v. B o f, K» I787. Gefield» hfcid te Tilburg,  LV. B0£ K. I737. Voorftel van Maaftrichtom 'er het Oni'e-wysin de Godgeleerdheidvoor de Roomscbgezin den te doen Hand grypcn. 350 VADERLANDSCHE Genootfchappen en Sociëteiten, welke van haar beftaan geen kennis mogten draagen, des verwittigde en ter Briefwisfeling uitnoodigde (*). En daar en op andere mindere plaatzen der Meyerye was, ondanks de tegenwerking de drift ten Wapenhandel zo fterk, dat meergenoemde Tegenwerker van derzelver beftaan, onder anderen, ten aandrange op het volvoeren zyner Maatregelen, fchreef berigt ontvangen te hebben; „ De Party,, fchappen in de Meyerye worden, van dag „ tot dag, grooter; zo dat ik vreeze dat „ de Rust daar niet lang zal bewaard bly» ven (ft" Van Maaftricht hebben wy, ter ontwikkelinge van het gebeurde binnen '1 Hertogenbosch moeren fpreeken, 't geen daar wyders opmerkenswaardigs, ten deezen tyde, voorviel, zal gevoeglyk hier eene plaats in ons Gefchied vei haal bekleeden. Eene en andere Verandering, door zyne Keizerlyke Majefteit, byzonder met betrekking tot het Onderwys in de Godgeleerdheid, in zyne Nederlanden ingevoerd, hadt ten gevolge, dat, met den aanvange deezes jaars, de Indivife Raad der Stad Maaftricht by hun Hoog Mog. den voorflag deedt om desgelyks eene Algemeene Studie der Roomfche Theologie, binnen deeze Republiek op te richten, en vast te ftellen, dat niemand bekwaam zou gehouden worden om binnen (*) N. Nederl. Jaarb. 1787 bl. 506/. (tj Refol. Gen. 27. July 1787.  HISTORIE. 35t nen de Generaliteit, cf in de Provinciën of Steden en Plaatzen derzelve, waar de Roomfck Geestelykheid by oogluiking of anderzins geduld was, eenige Roomfche Kerklyke Bediening te bezitten, of te oefenen, of hy moest alvoorens zich in dusdanig eene binnenlandfche Generaale Studie in de Theologie, ten minften drie jaaren hebben geoefend, en voorzien weezen van bewyzen van Bekwaamheid, als mede van een goed deugdlyk en Christlyk Gedrag. Daarenboven dat alle Beurfen, Fundatiën, Pennoenen en andere Hulpmiddelen tot de Studie van de Roomfche Theologie, waar van de Fondfen niet buiten 's Lands gelegen waren, voor het toekomende, zouden gehouden worden, als of ze geftigt en opgerigt waren ten behoeve der zodanigen, die van deeze Generaale Studie zouden gebruik maaken, fchoon de Fundatiën, die Studie bepaalden, in deeze of geene andere Plaats of Coliegie. Zy verzogten dat, indien hun Hoog Mog. tot zuiks verftonden, de Stad Maaftricht daar toe mogt worden beftemd. Een verzoek aangedrongen, door in overweeging te geeven; voor eerst, dat in geene Plaats der Republiek de Godgeleerdheid der Roomfche Kerke geleerd wierd dan alleen binnen Maaftricht. Ten anderen^ dat om het vertrouwen van Ouders en Voogden te verwerven omtrent het ftuk der Leeringe het de Indivife Magiftraat der Stad niet ontbrak aan Perfoonen, waar op het gerust zou kunnen gefteld worden, en aan LIV BOEK. I787.  352 VADERLANDSCHE LV. boek I787. De Vicaris Gene' raai A. Aerts pryst den Bosd aan. aan welken men het beftuur en toezigt , zou kunnen toevertrouwen* zo als de Dekens en Scholasters van de beide Capittelen te dier Stede, onder het opzigt en beheer van de Indivife Magiftraat, zamengefteld zo wel uit Room/bh als Gereformeerde Leden. — Voorn dat ook de Oefening van den Roomfchen Godsdienst aldaar openbaar was toegelaaten; en dat zy voor de bekostiging van de Hoogleeraaren en Schooien niet zouden moeten zorgen: dewyl in de Pkilofophie en Theologie thans binnen Maaftricht onderwys gegeeven wierd, in twee onderfcheide Kloosters der Predikheeren en Minderbroederen (*). Niet ongeneegen betoonden zich hun Hoog Mogenden om dit Voorftel en Verzoek in nadere overweeging te neemen; doch verlangden, van de Magiftraat vóóraf een uitgewerkt Plan, volgens welke die Stichting best zou kunnen worden opgerigt, te mogen ontvangen (f). Aan dit verzoek werd ras voldaan, en dit Plan, met den aanvang van Grasmaand, ter tafel van hun Hoog Mogenden voorgelegd Q). Terwyl dit Stuk in nadere overweeginge hing, kwam Andreas Aerts, Vicaris Generaal van het Bisdom van 'sBosch, ter baane. By deezen baarde de veranderingen door den Keizer op de Hoogefchool te Leuven, inzonderheid met betrekking tot de (*) Refol. Gen. 12. Jan. 1787. Ct) Refol. Gen. 12 Jan. 1787. (§; Refol. Gen. 4. April 1787.  HISTORIE. 353 de Godgeleerdheid ingevoerd, een duchten, dat 'er mogelyk, zelfs binnen korte jaaren, zich een algemeen gebrek aan bekwaame Geestlyken , hier te Lande zou opdoen. Dit gebrek meende hy, dat te voorkomen zou weezen, indien het hun Hoog Mog. behaagen mogt binnen de Stad 's Hertogenbosch het oprigten van een Collegie toe te laaten, en het aanftellen van zo veele Hoogleeraaren in 't zelve, als men noodig zou vinden om alleen in de Godgeleerdheid, naar de Leere der Roomfche Kerke, te onderwyzen. Een uitgewerkt Plan ten dien einde hadt die Vicaris onder handen; maar nog niet in gereedheid. Dan het verzoek der Maaftrichtenaaren omtrent dit zelfde Ontwerp hem ter Oore gekomen zynde, haastte hy zich om een Verzoekfchrift in te leeveren, met aanduiding van zyn voorneemen, om, ten eenigen tyde, aan den dag te leggen, dat de Stad 's Hertogenbosch tot den aanleg van dusdanig een Kweekfchool voor Roomfche Geestlyken oneindig beter gefchikt zou weezen, dan Maaftricht; en dat hun Hoog Mog., ter oorzaake van dit zyn Verzoekfchrift, geene befchikkingen mogten maaken op dat door* de Regeering van Maaftricht ingediend , vóór dat hy zyn onder handen hebbend Plan, 's Hertogenbosch ten dien einde pryzende, aan hun Hoog Mog. hadt over- geleeverd. Dit Verzoekfchrift werd als Antidotaal ter Griffie van hun Hoog Mog. overgelegd, om ten zynen tyde te dienen, en den Raad van Staaten des een XIX. Deel. Z Af- LV. boek. 1787.  354 VADERLANDSCHE LV. BOEK Befchuldiging tegen den Courier de la Meuste. Affchrift gezonden (*). Dit was een fpaak in 't wiel geftooken, en belemmerde den voortgang eener zaake, welke men liefst niet wilde door- of voortzetten. Zaaken van eenen anderen aart wisfelden deeze hangenblyvende af. Zints den Jaare mdcclxxxii hadt de Stads Drukker te Maaftricht J. T. van Gulpen, Octroy van hun Hoog Mogenden en den Prins van Luik verworven tot het drukken en uitgeeven eener Franfche Courant, onder den tytel van Courier de la Meuze, ongefioord was dat genot tot dat de Staatsgefchillen hooger en hooger liepen, en zyne fchryfwyze den Vice-Hoogfchout van hun Hoog Mog. te Maaftricht J. H. van Slype, reeds vroeg in onze Gefchiedenisfe bekend (f_), hoogst mishaagde. Althans die getrouwe wagter voor de belangen van het Oranje Huis, ging hun Hoog Mogenden aan met klagten, dat die Drukker, niettegen[taande herhaalde Waarfchuwingen, zich niet ontzien hadt in zyn Nieuwsblad fmaadaeden te plaatzen „ zo tegen de Vorstly„ ke Perfoon van zyne Doorlugtige Hoog- heid, als tegen de Staaten van dusdani„ ge Provinciën, welke de belangen van dat Huis op eene Vaderlandlievende wy, ze waren toegedaan, zodanig zelfs, dat „ hy, in.plaats van op gedaane aanmaanin,, gen,.zich te beteren, denklyk om dathy ij van Luïkjche Nativiteit was, en dus voor ■ < . ,,. „' hem (*") Refol. Gen. 24 April 1787. (t) Zie onze Vaderl. Hist. IX, D. bl. 218,  HISTORIE. 355 „ hem Vice - Hoogfchout van wegens hun „ Hoog Mog. niet befchroomd fcheen te „ zyn, in tegendeel in zyn infamen fchryf„ trant van erger tot erger was voortge„ gaan, en dat hy eindelyk, in zyn Cou„ rant van den veertienden July, de Sou„ verainiteit van hun Hoog Mogenden „ kwam te befpotten, zich van uitdruk„ kingen bedienende, de hoogfte Misdaad „ uitleeverende." Van Slype hadt daar op van Gulpen gelast het uitgeeven van dit Nieuwspapier te ftaaken, tot dat deswegeu door hem aan hun Hoog Mogenden kennis zou gegeeven zyn, en hem bevelen waren toegefchikt, hoe deezen Man te ftraffen, verzoekende te mogen weeten op welk eene wyze te handelen met een Perfoon, die, fchoon van Luikfche Nativiteü zynde, de Hoogheid van hun Hoog Mogenden, van wien hy voorheen Octroy ontving, gefchonden hadt, en dus fchuldig ftondt aan een Crimen Lcefa Majeftatis, het welk de Souverainen, uit kragt der Stads Recesfen, aan zich behouden hadden. In verwagting, dat het intusfchen gehandelde, voor zo veel het voorloopig Verbod betrof, ;door hun Hoog Mog. zou worden goedgekeurd. 's Vicen-Hoogfchouts Party zat niet ftil; maar diende weinig dagen laat er te Vergaderinge van hun Hoog Mog. een Verzoekfchrift in, waar in hy de vryheid nam, om het geval, zo als het zich hadt toegedraagen, in het waare licht te ftellen; niet Z a zon- LV. s o ek. Zyne Verdeediging.  LV. BOEK Vreugdebetoonaldaar by de Omwenteling. (*) Refol. Gen. 17. en 20. July 1787. Ct) IV. Nederl. Jaarb. 17S7. bl. 5851 356 VADERLANDSCHE zonder vreeze vooruitziende, dat de zaak, met verduistering van derzelver waare toedragt voorgefMd, zomtyds, door een min gunftig Befiuit, voor hem van de nadeeligfte en onaangenaamfte gevolgen zou kunnen weezen (*). Deeze zaak bleef, naar gewoonte, aan den fpyker hangen. Welhaast daagde de dag, die den ViceHoogfehout een zegepraal beloofde. De Omwenteling baarde te Maaftricht groote blyd fchap. By het uitfteeken der Oranjevlaggen en de daar by betoonde vreugde, was 'savonds, den drie en twintigften van Herfstmaand,het Kantoor der Commifen ter Admiraliteit op de Maaze verlicht. Eene Eereboog voor 't zelve geplaatst, voerde Opfchriften die de vleiery der penne ingaf, 's Lands Vaartuig lag ter wedergade op de Maas aan mast en touwen tot het water toe met meer dan drie honderd Lampions fchitterende. De Officieren van de Convoyen, alle Oranjegezinde Amptenaaren, ontvingen onder Trompetten- en Paukengefchal, met een Oranje Bocaal de gelukwenfchingen van den Generaal Major van Welderen , van den Bevelhebber Major Baron van Wilken, den Vice-Hoofdfchout van Slype en den Burgemeester J. C. de Jacoei, gevolgd door een ftoet Prinsgezinde Ingezetenen (f). — Laater hieven de Capucyner Monniken, in hunne Kerk, een plegtig te  HISTORIE. 35? te Deum aan, om deeze Gebeurtenis, ook van hunnen kant, te vereeren (*). Breda liet reeds, op den Jaardag van zyne Hoogheid, de genegen- en gehegtheid aan hun Heer en Baron, by uitftek, blyken. By het drievoudig losbranden des Gefchuts, het luiden en fpeelen der klokken, en het verlichten van de Stadstooren, gaf de Dvosfaart der Vryheid Roofendaal en Rentmeester van de Domeinen des Prinfen te Breda, Motman een plegtig Middagmaal, waar op veele aanzienlyke Staats- en Krygslieden genoodigd waren. In 's Prinfen Kaatsbaan werd 's avonds een pragtig Bal gehouden, door verre over de honderd Perfoonen van den eerften rang met hunne tegenwoordigheid vereerd. De Castelein van de Tuinen des Prinfen 't Valkenberg ftak een Vuurwerk af (f). Gering was 'er het aantal der Patriotten. ] Hunne poogingen om herftel tot vroegere ' Stadsvoorregten, en ontheffing van bezwaa- t ren, van tyd tot tyd, den Burger, ten f nadeele des Handels opgelegd, hadden, met J hoe veel klems voorgefteld, weinig of lie-' ver geen vrugtgevolg (§). 's Prinfen Aan-1 hang, aangevoerd door diens Rentmeester Mot- O N. Nederl. Jaarb 1787. bl. 6051. (t) N. Nederl Jaarb. 1787. bl. 845. (§) Men vindt een Adres aan de Heeren Drosfaart, Prefident Burgemees:er en Schepenen van Breda, hier toe ft.ekkende, in Bloeimaand ter tekeninge gelegd, in de- Utrechtfcbe Courant van 16. Mey 17 b/. Z 3 LV. ROEK, •787. Vreugdeblyken te Breda op 's Prinfen Jaardag. n Breda He poo- ingen ot Bur- ervry- leidsher- tel TUgt30S.  353 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. Oproerighedenaldaar gefluit. Motman en den Griffier Reigersman, werkte, wat van eenen Burgerlievenden aart was, en uit de Patriottifchen hoek kwam, met allen yver tegen. De Burgerwapening was en bleef gebrekkig in eene Stad door Voorftanderen van het Oranjehuis beheerscht, en kon de verdrukte Patriot van dien kant geene befcherming wagten, wanneer overmoed en balddaadigheid hem aanrandde. Van zulk eene fchennis hadt ook Breda in Zomermaand eene proeve. Geld en drank bragt het Krygsvolk, daar gelegerd, op de been; zette het aan om aan verfcheide Huizen de glazen in te flaan, en erger dreigende fchennisfen te pleegen aan de Huizen van voor Patriotten bekende Burgeren, welker eenigen, deeze Stad verlieten om voor verder leed en overlast bevryd te weezen van Krygsvolk, door Geld en Drank in beweeging gebragt, welke één Burger op het leeven, en één op eene gevaarlyke wonde te ftaan kwam. Het einde, waar toe die beweeging moest ftrekken, kan genoegzaam blyken uit eene ten dien dage gedaane Afkondiging, welke de Burgers tot rust, ftilte en eendragt vermaande; en eene, te dier gelegenheid in de wapenen geroepene, tot het vooritaan van Vryheid onbekwaame; doch tot het betoon van laagheden gereede Schuttery, verzogt Oranje ftrikken te draagen. In het dempen deezes Oproers kweeten zich de Krygsofficieren, en voorkwamen, den ver- ' de-  HISTORIE. 359 deren loop deezer aangevangene ongeftuimigheid (*). Een toedragt van zaaken, welke een Schryver van dien tyd deeze vraagen ter penne deedt uitbrengen. „ Wanneer ik „ nagaa de Oproerigheden, welke onlangs „ in de Baronnie, en vooral in de Stad „ Breda, hebben plaats gehad, weet ik niet waar over ik my meer moet bevreem„ den, of over de onbefchaamdheid der „ Regeeringe, wanneer zy als 't ware, om de rust te herftellen het Oranje draagen ,, beval, of over de lafhartigheid der goe„ de Ingezetenen, dat zy, reeds lang zul„ ke uiterften hebbende kunnen voorzien, „ zich niet by tyds in den zo noodiger ,, Wapenhandel hebben geoefend. Let ili „ op het gedrag der Regeering, hoe on „ verantwoordelyk wordt niet haar ver ,, zuim, daar verfcheide braave Officierer „ onder de Militairen zich gereed betoon 9, den om het geweld der opgeruide Sol daaten kragtdaadig te beteugelen; daa j, verfcheide Genootfchappen, uit den om s, trek van Geertruidenberg zich edelmoedig „ hebben aangeboden, om de Oproerighe den te dempen? Kan het beftaanbaa zyn met de verpligting deezer Baronni „ aan Holland, de vermogendfte der Pro „ vincien, die dus in het Collegie der Staa 9, ten Generaal het meest behoorde te gel „ den, eene Provincie door welker Koop „ har (*) N. Nederl. Jaarb. bl. 4220. Reft Gen. 1787. bl, 766. Z4 LV. BOEK. t787. Aanmerkingenover het gedrag der Regeeringe,in dit ge» val. 1 r l f  $60 VADERLANDSCHE LV. BOEK (*) Past van den Nedtr-Rkyn XII. D. bJ, ïorr. „ Koophandel en Vertier deeze Baronnie ■ t, zo veele voordeelen geniet, dat de Re„ geering egter, ten nadeele der Ingezete„ nen, openlyk een ftrydig Systhema aan„ kleeft? Kan het eene vaderlyke zorg „ der Regeering genoemd worden, dat zy, „ in eene Baronnie, die zo na aan het „ Hollandfche grenst, alwaar de Oranjeleu„ zen, op ftraffe des doods, verboden „ zyn, het draagen derzelven openlyk aan„ dringt, en daar door menfchen, die niet „ genoeg op hunne hoede zyn, en ligtlyk „ met zulke Oranjeleuzen op Hollandfchen „ bodem zouden kunnen verfchynen, in gevaar brengt van, als vuige Oproermaa„ kers, ten affchrik van anderen te wor», den opgehangen? Kun haar gedrag ver„ antwoordelyk zyn, dat zy, die zeer wel „ weet welk een gevloekte rol des Prinfen „ Rentmeester Motman, en by Holland „ gedimitteerden Luitenant Collonel Teng„ nagel, en de Griffier Reigersman, in 9, deeze zaak gefpeeld hebben; en welke „ de Perfoonen zyn, die in de Herbergen ,» Geld, Drank, en Oranjeftrikken hebben „ uitgedeeld, egter zich nergens over be„ kreunt, en deezen ongeftraft heeft laa„ ten woelen, en zich nog over dezelven „ niet beklaagt? Kan de Regéering zich », verbeelden, dat het afgeperst draagen „ van Oranje de liefde voor den Baron zal vermeerderen (*)?" Was  HISTORIE. 361 Was de Jaardag des Stadhouders in Breda met bovengemelde uitbundigheid gevierd , die der Prinfesfe oordeelde men niet min luisterryk te moeten vereeren. Dit gefchiedde met de meergemelde Vreugdebetooningen en Maaltyden. In de daad men moet zich verwonderen, de berigten van den Stadhouder aankleevende Partye kezende, dat zy dusdanige Vierdagen befchryvende, als het eenigzints door den beugel kon, 'er byvoegen, „ 'er zyn gee,, ne Ongeregeldheden by deeze gelegen„ heid , gepleegd." Zodanig was men aan Ongeregeldheden op die Feestdagen gewoon, dat het zonder moeienis en geweldpleeging afloopen, als iets byzonders, verdiende vermeld te worden. De Regeering van Breda liet vóór deezen grooten Verjaardag, gelyk zy den Verjaardag der Prinfesfe betytelen, eene Afkondiging doen tegen alle ongeregeldheden (*). Eene Afkondiging, die, daar zy paaien ftelde en ruimte gaf, met die bepaalingen weinig ftrookende, eene fterk berispende pen van die dagen niet ontgaan kon (f). Geen ftilzitten was te wagten van de Oranjegezinden in de Willemftad, door aanleg, overdragt, en fchikkingen zodanig aan dat Huis verknogt, dat de Prinfen van Oranje, zo niet geheel, ten minften een groot (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 4315. (4) Post van den Neder-Rb\n XU. D. bl. 1138 enz. 1151, Z 5 LV, BOEK. 1787. De Jaardag der Prinfesfe daar geviel d. De mi- lemjlad zeer Prinsgezind.Voor-  LV. boek. I787. zorgen tegen Eaiddaadigheden Oproer in de milemftad,door het KrygsvoTlr beteugeld. 362 VADERLANDSCHE groot gedeelte bezaten der Regten, aan het Oppergezag toegekend; waarom ook de Afgevaardigden der Domeinen van zyne Hoogheid, wanneer zy in de Willemftad komen, met dezelfde Eerbetooningen ontvangen en begroet worden, als die van den Raad van Staaten. Schoon verre het meerdergedeelte der Regeeringe en der Burgeren den Stadhouder zeer toegedaan waren, en des openlyke blyken lieten zien, door het gewoon betoon van luidrugtige Vreugdebryven op den dag, gevolgd van de verlichting der Huizen op den avond zyner Verjaaringe, ging dit egter niet toe zonder duchten voor ongeregeldheden, die men de weinige Patriotten te dier Stede mogelyk, uit verhitteringe, zou aandoen. De Bevelhebber des Krygsvolks droeg alle mogelyke zorge tegen gevreesde moeienisfen; en de Regeering was, tegen allen onverhoopt voorval van dien aart, 's avonds by den anderen. Geene rustveritooring ten dien dage. Van dezelve bleef die Stad egter niet bevryd. Burgerrust verdryvende beweegenisfen, die vyf dagen duurden, vingen den elfden van Hooimaand aan. Eene Afkondiging der Regeeringe was magtloos om de gistende gemoederen tot bedaaren te brengen. De Collonel Commandant des Krygsvolks van Meulieb wist den voortgang des gewelds te fluiten. Drie der voornaamfte Oproermaakeren werden gevat en gevangen gezet. De groote Meerderheid der Iuwoonderen leeden met ongeduld dit  HISTORIE. 36*3 dit bedwang. Zy gaven der Regeeringe, by eene ondertekende Verklaaring, de reden huns misnoegens te kennen, beftaande in de Staatsbegripgen van eenigen hunner Medeingezetenen, bovenal hadden zy het gelaaden op den Schoolmeester, dien zy als een heftig Patriot befchreeven, voor de oorzaak des misnoegens, en der gereezene verbittering hielden. Deezen hun zo haatlyken Man wilden zy afgezet hebben, en drongen aan op de loslaating der drie Gevangenen. " De Schoolmeester, voor de woede der partyfchappe beducht, verliet eene Stad, waar hy het hoofdvoorwerp was van 's Volks haat. Van de verzogte afzetting vondt zich de Regeering hier door bevryd. Zy voldeedt aan den eisch van de in vryheidftelling der drie gevangene Medeburgeren,• die zich de voorften in oproering geweld betoond hebbende, in handen des rustbezorgenden Krygsvolks gevallen waren. Dit werd welhaast gevolgd van eene algemeene Oranjedragt, tot welk openlyk draagen beflooten werd, met de tydsbepaaling van den Jaardag der Prinfesfe, op den zevenden van Oogstmaand. Godsdienstbetoon vermengde zich met deeze Burgerbeweegenisfen, de Kerkleeraar hieldt eene openlyke dankzegging voor de herftelde Rust, en kreeg last om, op den Verjaardag der Prinfesfe, twee maal ten kanfel te treeden, en zou als dan de Stad, te haarer eere, 'savonds verlicht worden. Hadt de Krygsbezetting, door rustgezin- de LV. BOEK. I787. Slapheid der Regeeringe*  LV. BOEK 1787. Dia var de TVillem/IadnoüJzaa ken een Uitlegger van plaats te veranderen. i 364 VADERLANDSCHE de Hoofden befruurd, zich hier wel gekweeten en het Oproer gedempt, deeze floeg zelfs, in 't laatst van gemelde Maand, deerlyk aan 't muiten, en kon het fchandlykst en ftrafbaarst verloop, door de braave Bevelhebbers niet geftuit worden (*). De Inwoonders van de Willemftad, die zeker hunnen wellust vonden in dit oproerig bedryf hunner voorige Beteugelaaren, wilden desgelyks een blyk geeven van hunnen yver in het tegenwerken van 't geen ten voorftande van de Patriottifche Party werd in 't werk gefield. Onder de middelen hier toe aangewend dienden Gewapende Vaartuigen , op de Zuiderzee en in de Rivieren ter pkatze van veel Scheepvaard (f). Voor de Willemftad lag een dier Gewapende Vaartuigen , 't welk alle voorbyvaarende Schepen, noodzaakte, ten onderzoek, by te draaijen. Grootlyks mishaagde zulks aan de Zeeuwfche Schippers. Niet te vergeefsch boezemden zy hunne klagten vol misnoegens uit by de Willem/ladders, die met leede oogen, dit Vaartuig, van dag tot dag, aanfchouw3en. In 't einde dreigden zy dien Uitlegger, met het gefchut, aan de Haven geplaatst, in den grond te fchieten, indien nen niet gewillig van legplaats veranderde. Het zeilen na de Buitenhuis aan de over:yde voorkwam het betoon van dien Oranelievenden yver, waar in deeze Stad dus vol- (*) Hier van hebben wy een omüandig verhaal jegeeveu in onze Vadert. Hist. XIV D. bl. 306enz. (f) Zie onze Vadert. His>. als boven, bl. 300.  H I S T O R 1 E. 365 volhardde blyk by blyk te geeven (*> Weik een heuchlyke dag by dien der Staatsomwentelinge aanlichtte voor dit verblyf der Prinsgezinden behoeft geen woord ontvouwens. In den Lande van Cuyk begon zich het Patriotismus, met den aanvange deezes Jaars, meer openlyk dan voorheen, te vertoonen. Een van Dorp tot Dorp rondgaand Gefchrifc werd ter tekening aangeboden, behelzende, gelyk L. J. Brouwer gefubftitueerde Amptsman des Heeren L. Baron van Hekeren tot den Wiersen fchryft, „ eenige rustverftoorende Ont„ werpen, onder voorgeeven dat zulks ten ,, algemeenen nut en voordeel {trekken „ zou." Hier by liet men het niet berusten ; doch vondt goed in Sprokkelmaand veele Regenten en Ingezetenen van onderfcheide Dorpen in den Lande van Cuyk, te Haps, ten Huize van Henricus Mulder te zamen te roepen, om dit plan voort -te zetten. Hier tegen droeg gemelde Onder Amptman zorge door eene Waarfchuwinge te vervaardigen, te Haps den eigen morgen der uitnoodiging af te kondigen, en ten huize van den gemelden Mulder aan te plakken (f). Breed genoeg heeft ons Gefchïedblad den toedragt der zaaken, in alle de Eondgenootfchaplyke Gewesten en in de Landen dezelve aanhoorende ontvouwd; dan hier me- (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 4316—4318. (tj N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 615. LV. boek. 1787. Hoe het zich in den Lastde i-nn Cuyk mot het Patriotismus toedroeg. Overgang tot de Zeszaaken.  366 VADERLANDSCHE LV. B u ü 8, 1787. Gefteldhdd van de Admiraliteitaan de M..c.s. mede zien wy het einde onzer Schryfftoffe niet, om 't geen, ten deezen Jaare, tot den tyd der Onwentelinge voorviel, op te geeven. ^ Van 't geen ,nog overfchiet zal het geen 'sLands Zeeweezen betreft, niet ongepast, in de eerfte plaats, onze aandagt bezig houden. Een vry gunftig berigt van 'sLands Zeemagt mogten wy te nederfchryven, den toeHand van dezelve met den afloop des Jaars mdcclxxxvi opgeevende (*). Het ontbrak by eenige Zeeraaden niet aan voortgezette werkzaamheden, tot verdere inftandhouding en uitbreiding van 't geen deezen Staat den rang onder de Zeemogenheden kon doen behouden, en 't welk dezelve daar in ten agteren was, weder herwinnen. Geene der Admiraliteits Collegien maakte hier in fterker vorderingen dan dat op de Maaze. 't Geen de Raad Advocaat Fiscaal van 't zelve, Mr. Pieter Paulus, deswegen by zyne Amptsontzetting (f) verklaart, kan ons deswegen eenig denkbeeld opleeveren. Zints den Jaare mbcclxxxv die post by dit Zeeweezen bekleedende, hadt hy, van den aanvange deezes gewigtigen Ampts, een Plan voorgefteld om dit Departement ten meesten nutte te doen werken. Een groot gedeelte van 't zelve was uitgevoerd; en flegts nog drie jaaren zouden 'er, zyns oordeels, noodig geweest zyn (♦) Zie onze Vaderl. Hist. XIV. D. bl. 68. (t) Van.deeze, in 't volgend Jaar voorgevallen, zullen wy dan moeten fpreeken.  HISTORIE. 367 zyn om 't zelve geheel te voltooijen, zodanig, dat dit Departement, naa de volvoering daar van, buiten twyfel, in de meeste opzigten, zou geëvenaard hebben het fraayite Departement ter Zee van geheel Europa. Hy vleide zich, dat het alzo een voorbeeldlyk bewys zou hebben kunnen opleeveren hoe gemaklyk het zou vallen 's Lands Zeeweezen wederom tot deszelfs voorigen luister te brengen; de Vlag van den Staat haar voorig aanzien op alle Zeeën van de wereld te doen herneemen; de tyden van Tromp en de Ruiter te doen wederkeeren, en met dezelven de roemrykfte dagen van de Republiek; en alzo aan den Koophandel en Zeevaard deezer Landen, de eenige zuilen waar op de welvaard van de Republiek nog berust, die kragtdaadige Befcherming te bezorgen, welker tegenwoordigheid den Koopman alleen gerustheid geeven kan voor zyne onderneemingen, en hem onbekommerd kan doen voortgaan, met zyne uitzigten aan alle kanten uit te ftrekken, en by gebrek van welke de Ondervinding van alle tyden hadt doen zien, dat de Koophandel niet dan met angst en vreeze gedreeven wordt. Vooral mogt men zich zulke heuchlyke 'uitzigten belooven, wanneer het hun Hoog Mog. eenmaal behaagde gebruik te maaken en te doen maaken, vooral van het Plan van Heritel en Verbetering van 's Lands Zeeweezen, in het jongst verftreeken Jaar, van wegen de Haagfch Admiraliteits Befoignes aan de tweede Perfoneele Commisfie LV. boek. 1787.  368 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. 1 i < c i 1 i c \ t a fie van hun Hoog Mog. tot de zaaken van het Defenfieweezen, zo te water als te lande, opgeleeverd. Het ftrekte deezen van zyn Ampt ontzetten Advocaat Fiscaal tot een byzonder genoegen, dat de Geldmiddelen van dit Departement zich, by zyn aftreeden, in geen minderen ftaat bevonden, dan hy dezelve by het aanvaarden van zyn post hadt aangetroffen ; dat het Credit van 't zelve zich Dnafgebrooken hadt ftaande gehouden, zo ils men daar van, in den aankoop van goederen, zelfs ten opzigte van het Collegie te Amfterdam, de blykbaarfte ondervinding hadt, dat alle betaalingen, regelnaatig waren gefchied, en zulks, niette;en ftaande de gebrekkige Betaalingen van /eele Provinciën, en de langzaame zelfs /an de Provincie van Holland, ja nietterenftaande de verbaazende kosten, zo te Rotterdam als te Hellevoet/luis, tot verbete■ing van den ftaat van het Departement, :o in Schepen als in Gebouwen, in de drie aatst verloopen Jaaren gedaan, en befteed .an den aanbouw van drie geheel nieuwe >chepen en één Brik. Zodanig zelfs, dat ie Commis van Vianen betuigde , dat ndien door de Provinciën, op de gedaane 'etitien, over verfcheide Jaaren flegts eeni-' ;e Betaalingen, en die van Holland maar vat beter waren ingekomen, men zich, in len Jaare mdcclxxxvi, in ftaat zou geronden hebben om een voorftel te doen er aflosfinge van 100000 Guldens op de chttien Tonnen Gouds, in den laarften Oor-  HISTORIE. 3*9 Oorlog met Engeland opgenomen. Ja dat, indien Holland alles betaalde wat die Provincie fchuldig was, voor gedaane dlenjlen, de hifi van de zelfde hoofdfom, en indien de verdere Provinciën voldeeden 't geen zy aan dit Collegie, zints den Jaare mdcclxxxvi fchuldig waren, de geheele Hoofdfom niet alleen zou kunnen worden afgelost; maar zelfs eene vry aanmerklyke fomme tot een goed flat, worden overgehouden. — Eindelyk, dat, indien men verder voortvoer met de punten van bezuiniging, in den Jaare mdcclxxxvi opgegeeven en vastgeiteld, het eene onbetwistbaare waarheid was, dat de ftaat der Geldmiddelen van het Collegie aan de Maaze zich derinaate zou kunnen verbeteren, dat het gewoon Inkomen, de gewoone Uitgaven, zelfs het onderhoud van Schepen en Gebouwen _ daar onder gerekend, verre zou overtreffen (*). Waren gebrekkige betaalingen oorzaak, ( dat men by het Admiraliteits Collegie van 1 de Maaze zo veel vorderings niet gemaakt1 hadt als men gaarne verlangde, en ander- [ zins z> »u hebben kunnen maaken, die zelf- 6 de oorzaak deedt de Admiraliteit te Amfier dam , by de in dienstftelling eeniger Schepen , ten deezen Voorjaare, en de bekendmaaking daar van by hun Hoog Mog. in dien (*) Verzameling van Stukken betrekkelyk de Demi sfie van den Heer en Mr. Pi ter PauIus , Raad en Advocaat Fiscaal van het Ed. &}og-, Coélegie ter Admiraliteit op de Maaze bl. 3^—40.- XIX. Deel. Aa LV. 3 0ek. I787. ïelrelteis van e Admialïteït te imfler* am.  37o VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. t iien zelfden Brieve, fchryven. „ Die Or„ ders zyn gegeeven, niet tegenftaande „ zedert eenige Jaaren de Petitiën van „ Equipagien ter Zee niet alleen by U „ Hoog Mog. niet worden geconcludeerd; , maar zelfs dat die Provinciën, die in , dezelve Confent hebben gedraagen, uit, genomen nogthans die van Holland, ze, dert een geruimen tyd, weigeren op de, zelve, zo als van ouds, eenige Betaalin, gen te doen, vóór dat dezelve gecon, cludeerd zyn (*), alles, en wel inzon, der heid dit laatfte, zeer tot veragtering , van onze Privative Finantie: dewyl de , Quote van die Provincie, en 't geen , wy daar op ontvangen, op verre na niet , voldoende is voor de kosten die de Equi, pagien vereifchen. „ Die Orders," verklaaren zy wyders, , zyn gegeeven in de aangenaame hoop, , dat by de Bondgenooten eene fehikking , zou worden gemaakt ter Betaalinge van , de Ordonnantiën, die wy van den Raad , van Staaten hebben gekreegen op Pe, titien, in welke dezelve hebben gecon, fenteerd, althans op de zulken, welke , by U Hoog Mog. zyn geconcludeerd, , en dat 'er ook Deliberatien zouden wor, den aangelegd ter realifeering dier Or, donnantien, welke door den Raad van , Staaten aan ons zyn gegeeven; maar » by (*) Men flaa hier over onze Vaderl. Hist. n* :. Deel bl. 16. enz. vergeleeken mee hec geen wy oekten in het XiV. D. bl. 159.  HISTORIE. 37i by de Provinciën niet worden gerefpec,, teerd. „ Zo dra het ys uit het water en de „ werving vry aanzienlyk gevorderd was, „ hebben wy eèn Fregat van twintig Stuk„ ken in dienst gelïeld; maar de verdere „ aanwerving en in dienstftelling geftaakt; „ om dat de Som der voorfchreeven Or„ donnantien, die wy van den Raad van „ Staaten hebben gekreegen, en de preten„ iien op het Last- en Veilgeld tot de aan„ merkelyke hoogte geklommen is van „ ƒ2,996.785-5-4 (*), onder welke fom„ me niet begreepen is 't geen wy nog te „ pretendeeren hebben van de Provincie „ Holland, welke pretenfie, door de daad„ lyke betaalingen, geduurende het voo- rige Jaar, merklyk verminderd is, en » wy (*) Lyst der Pretenfien by het Collegie te Amfierdam 20 Maart 1787. op de volgende Provincienen 't Last- en Veilgeld. ^.Nymegen ƒ27479.3- 9- £ Gelder!. 355 -8-4 Zeeland .... - 93539. 8-8 Utrecht -486725- 7 4 Friesland . . . . - 44059- 8-1 Overysfel . . . .. -3415 9- 8- + Stad en Lande . . . -590720 14-8 ƒ2116819.15 5 Verhoogde Last-en Veilgeld - 879965-19-1 Tezamen ƒ2996785. 5-4 Op dit laatfte is genegocieerd ƒ104000-0-0 Aa 2 LV. BOEK. I787.  372 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. „ wy hoop hebben, dat nog dagelyks ver„ minderen zal;doch niet genoegzaam om, „ zonder de pecunieele hulp der overige „ Bondgenooten, tot eenige nieuwe Equi„ pagie over te gaan, en de oude fchul„ den onbetaald te laaten. „ Deeze redenen hebben ons vervolgens „ weêrhouden, het voorbeeld van het Col„ legie ter Admiraliteit op de Maaze, die „ onmiddelyk naa het formeeren van de „ Memorie van Equipagie, de nieuwe „ Schepen in dienst heeft gefteld, te vol„ gen: want wy willen U Hoog Mogen„ den. niet verbergen, dat wy door die „ importante fom van onbetaalde Ordon„ nantien in fchulden gedompeld zyn, en „ dat wy, door verderen voortgang in het „ maaken van kosten, de Ingezetenen, die „ ter goeder trouwe Leverantien hebben „ gedaan, en de Officieren die onze beve„ len tot het victualieeren hunner Schepen „ agtervolgd hebben, ongelukkig zouden „ maaken. Wy zyn te meer huive- „ tig geweest dit voorbeeld van het Col„ legie ter Admiraliteit op de Maaze te „ volgen: om dat de betaalingen der kost„ penningen, by ons tot op heden gere,, geld, op de twee maanden is gefchied, „ die van omtrent de helft der Maandgel„ den ook geduurende den dienst der Sche„ pen plaats heeft, en om dat wy nu met „ de affchaffing van de veertig ten hon„ derd voor de Schryvers, eene nieuwe ,, en geregelde wyze van Maandgelden en „ Kostpenningen by de drie maandlykfche „ Mon*  HISTORIE. 373 „ Monfterrollen beproeven, welke wyze „ aan de Officieren, het Zeevolk, der zei - ver Vrouwen, en allen, die 'er belang „ by hebben, zeer aangenaam en opbeu„ rend zal zyn; doch vereischt, dat 'er „ genoegzaame penningen in kas zyn. ,, Door dit ons gedrag zullen onze Sche- pen niet vroegtydig in gereedheid zyn: ,, te meer daar wy met onnagaanbaare lo„ caale zwaarigheden te worstelen hebben; „ 't geen ons bewoogen heeft aan U Hoog Mog. eerbiedig deeze onze verlegenheid voor te draagen; met opregte betuiging, „ dat, zo dra 'er eenige fchikkingen ge„ maakt zullen worden in de betaaling van „ onze wettige hier te vooren opgenoem,, de Pretenfien — zo dra wy zeker zyn, „ dat voornoemde geprojecteerde kosten, „ ten minden voor dit Jaar, nog by de „ Provincie van Holland zyn geaggreëerd, en wy op eene geregelde wyze in onze „ Finantien worden gefubfidieerd, wy met „ yver zullen medewerken ter beveiliging 9) van de Zeevaart deezer Landen, en de „ geprojecteerde Schepen (*) in dienst „ brengen (f). De Admiraliteit in Zeeland hadt reden, om in haare behoeften, wegens de gedaane Uitrustingen, en de kostbaare herftellingen van 's Lands Dok te VBfmgen, aan te (*) Te weeten de Medea van 40, de Amazone en de Sephir beide van 36, de Valk van 20 en de Havik van 14 Stukken. (t) Refol, Ccn. a. April 1787. Aa 3 LV. B OEK. I787. Wegens de Admiraliteit in Zeeland.  374 VADERLANDSCHE LIV. boek. Ï737Van die in het No order Kwartier. Deerlvke gefieldheid der Admiraliteic in Friesland. i 1 ] j 1 1 ' I 1 .... t I . te dringen op de Betaalingen der niet ter Zee uitrustende Landfchappen (*). Schoon de Zeeraad van het Noorder Kwartier geene byzondere klagten ten aanzien van Geldbehoeften inleeverde, wortelde dezelve niet min met fchaarsheid dan 3e andere Admiraliteits Collegien. Reeds zints den Jaare mdcclxxxiv was ie Admiraliteit in Friesland in den deerlykften ftaat (f). Veel viel 'er over de Wanbetaaling deezer Admiraliteit en het daar gehouden gedrag te doen (§), en hadt zulks een langen en verdrietigen naafleep. Zy vondt zich onder Opzieners gefteld, lie van tyd tot tyd, ter Algemeene Staats/ergadering verftag deeden van hunnen lasigen en verdrietigen arbeid; naamlyk de Heeren H. van Wyn, P. J. van Brakel , D. G. Rengers en H. van Straalen Jansz., die by het onderzoek van den vei> «varden en veragterden ftaat der Financie van le Admiraliteit in Friesland, fteeds ftoffe :ot misnoegen vonden. Die Heeren hadden, >m van deeze en geene byzonderheden hun )y dit onderzoek voorkomende, het rechte jefcheid te krygen, daar toe gefchikte en >ekwaame Perfoonen te hulpe genomen, :n vonden reden om zich alzins te beklaa^en, over eene alleronbegryplykfte handelvyze by het Collegie ter Admiraliteit in Friesland gehouden, byzonder in het bouwen (*) Refol. Gen. 26. Nov. 1787. Ct) Zie onze Faderl. Hsf.'X. D. bl. 15. (§) Refol. van Hall. 29. Juny 1785.  HISTORIE. 375 wen der twee Schepen van vier en zeventig Stukken, die, afgebouwd zynde, niet uit de Haven konden komen; van het vervaardigen van Kameelen voor die Schepen ontoereikende; van geen zorg gedraagen te hebben, dat, in een tyd, waar in de Provincie van Friesland, tot het uitdiepen der Havens, en verwyden der Bruggen, niet minder te koste leggende dan ruim twee en een halve Ton Gouds (*), die wydte en diepte naar eisch gemaakt wierd: als mede over het zonderling antwoord fchriftlyk door de Admiraliteit, op deeze onderwerpen gegeeven, „ dat men altoos „ daar op gefteund hadt, dat, wanneer de „ nood aan den man kwam, en de Viei „ en zeventigers in Equipagie moesten ,, worden gebragt, men dan nog veel eei „ vereischte Kameelen zou kunnen aan „ bouwen, dan de Manfchappen aanwer„ ven, en 'er derhalven nog tyds genoeg ,, zou zyn als men maar van de benoodigde „ penningen werd voorzien (f)." Wegens deeze twee Schepen en derzelver tusfchen beiden opgekomene beftemming, die agterwege bleef, zodanig dat die kostbaare Zeegevaartens ter plaatze waar ze gemaakt waren, bleeven liggen, verrotten, tot men ze in 't einde ter floopinge verkogt, hebben wy reeds verflag gedaan N (*) Wegens de Slatten der Haven te Harlingen heeft men een breed berigt in den Tegenivoordigen Staat van Friesland 111. D. J. St. van bl. 00—132. (10 Hejol. Gen. 2. Aug. 1786. Aa 4 LV. BOEK. I787.  S?6 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. Blyft onder op- daan (*). Zy maakten, ondanks den ophef, wegens de verbetering aan de Admiraliteit in Friesland deeze laatfte Jaaren toegebragt (f), een aller jn 't oogloopendst blyk uit van een verkeerd beftuur en fchandelyke verkwisting van 's Lands penningen. Dit fchandelyk gedrag werd aan den dag gelegd in een breedvoerig verflag dier Commisfie (§), en verwekte by de Bondgenooten het hoogstgaandst misnoegen (*'*). Stad en Lande liet zich hier omtrent met veel nadruks hooren. Ovetysfel betuigde, „ met de uiterfte verbaazinge vernomen te „ hebben, de fchreeuwende en ongehoorde „ handelwys, geduurende de laatfte Jaaren a by het Collegie ter Admiraliteit in Fries„ land gehouden, omtrent het beftuur der „ zaaken in 't algemeen, en byzonder om„ trent de aankoop van Houtwaaren en „ andere Scheepsbouwftoffen, de ontzet„ tende fchulden daar uitontftaan, en nog ,> on- (*) Zie onze Vadert, Hist, XIV. D. bl. 73—75. (t) Zie den Tegenwoordige» Staat van triestand [11. D. ï. Stuk bl. 16. In de daad de Schryver rleezes Wetks, in den Jaare 1786. uitgekomen, hadt geen grond voor de fnorltende taal, wegens hec verrigtte te dier Admiraliteits Wetve; „ De moge„ lykheid van zulk eenen zwanren en verh-.asten „ aanbouw, by dit Collegie, waar aan nog vóór weinige jaaren een ieder fterk getwyfeld zou „ hebben, is dus in de daad beweezen: en het „ vertier der ongemeene groote Geldfommen, als „ een noodwendig gevolg van dit wetk, fchynt zo wel den bloei van dit Collegie als de welvaaid „ der Stad Haringen aan te duiden." (§") Refol. Gen. 2 Nov. 1786. j*f) Refol. Gtn. 5. Feb, en 37. Maart 1787»  HISTORIE. 377 «,, onbetaald." Staaten van Friesland vonden zich met deeze zaak grootlyks verlegen , en hoe veel zy ook bybragten, te hunner ontfchuldiginge, en ten bezwaar van de Land-gewesten, werd die Admiraliteit dit Jaar onder opzigt der bovengemelde Heeren gehouden, niettegenftaande zy verzogt hadden van die post te worden ontllaagen (*_). Reeds in den Jaare mdcclxxxiii waren 'er Gelastigden aangefteld om, in Zeeland en Texel, bekwaame Lcgplaatzen voor 's Lands Schepen van Oorlog op te fpeuren. Voordeelig was de uitgebragte Raadfiag voor Vlisfingen en het Nieuwe Diep (f). Dan een gunftïg verfiag was meestal verre van werkzaamheid, inzonderheid als het 's Lands Zeeweezen betrof. Het leedt tot in Sprokkelmaand deezes Jaars, dat, naa het tusfchenbeiden leevend houden deezes den Lande zo hoogstheilzaamen Onderwerps, de Zeeraad te Amfterdam, op een Befiuit in Oogstmaand des voorleeden Jaars genomen, aan hun Hoog Mogenden eens raaming opgaf van de kosten tot het aanleggen van eene Kielplaats en Lootzen tot berging der ontfcheepte Goederen in 't Nieuwe Diep, de éénige Haven in het Gemeenebest, waar bekaden en gewapende Schepen, tegen Storm en Ysgang konden vlugten, en evenwel altoos in Zee Ioopen. Aan gemelden Zeeraad was het voorgekomen, (*) Refol. Gen. 30. Maart en 6. April 17^7. CD Zje onze Faderl. Hist. VI. D. bl. 151. enz. Aa 5 LV. hoek. Wh Ontwerp eener Bergplaatsvoor 's Land» Schepen in het Nieuwe Diep,  373 VADERLANDSCHE LV. BOB K. 1787. Voorflag ter inftand- men, dat zo hoog in dezelve als met de dieptens eenigzins mogelyk was, een ftuk onbewoond en onbewerkt land diende in eigendom vei kreegen en beflooten te worden in vier Dyken, ieder door elkander lang honderd en vier Rhynlandfche roeden, en ter hoogte van negen voeten boven het gewoone hoogwater peil. Welk ftuk lands zou dienen doorfneeden te worden met gragten; voor eerst om met die ftoffe den grond te verhoogen, vooral ter plaatze waar men de lootzen zou bouwen; ten anderen om den toegang tot de lootzen, die ildaar zouden dienen opgeilaagen te worden , te gemaklyker te maaken; van vooren gellooten met een Sluis om de hooge bloeden te kunnen weeren. Op deezen dus afgeperkten grond moesten lootzen worden aangelegd voor Masten, Hout, voor ïen Smits-, Blikflaagers-, Scheepsbefchie:ers- en Schilders - winkel, als mede voor Blokken- en Gereedfchapmaakers; voorts tot berging van allerlei Scheepsbouwftoffen en Goederen, als mede van de Victualie uit en voor de Schepen; en eindelyk eene Verblyfplaats voor de Werklieden, als mede voor het Volk der Schepen; daar ter herftellinge onder handen. De kosten tot het een en ander noodig, berekenden zy op 3°53°0 Guldens. Weinig tyds naa het indienen deezes voorflags kwam ter tafel van hun Hoog Mogenden een voorflag van de Perfoon eele Com- (*) Refol. Gen. 12 Feb. 178/.  HISTORIE. 379 Commisfie tot het Defenfieweezen, te verftaan geevende, hoe het aan dezelve uit de berigten der Zeeraaden gebleeken was, dat veele Schepen, en wel voornaamlyk van de Admiraliteit in Westfriesland, en het Noor der Kwartier en in Friesland, eene fpoedige voorziening vereischten, zonder welke dezelve onderheevig zouden worden aan een volftrekt bederf, en het ganfche Zeeweezen van den Staat, met rasfe fchreeden, tot de voorige laagte vervallen. Teffens waren zy onderrigt, dat eenige Zeeraaden thans meer Schepen hebbende, dan voorheen, daar door buiten ftaat waren, uit eigene inkomften, de kosten tot de hoognoodige herftellingen te vinden. Uit deezen hoofde werd aangedrongen op de reeds in den Jaare mdcclxxxiii gedaane aanzoek, om een vaste post 'sjaarlyks op den Staat van Oorlog te brengen tot herftel der Schepen, verzoekende inmiddels met eene Geldfomme onderfteund te worden, om de Schepen; die buiten de verbeterende hand, aan een volftrekt bederf blootftonden, te kunnen herftellen. Hier by berustte deeze Voorflag niet. By het onderzoeken en nagaan of de zwaare Oorlogfchepen, wel zodanig gehavend waren, dat de Staat, in geval van nood, zich een fpoedig gebruik van dezelve zou mogen belooven; hadden zy het tegendeel bevonden; en meenden daarom hun Hoog Mogenden in bedenking te moeten geeven, dat, daar het voor het Gemeenebest niet genoeg was een aantal Schepen LV. boek. 1787. houding van 's Lands Vloot. Wegens eene Bergplaats.  380 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. Mctïem ■ Hik en't Nieuwe Diep in overwee gini! genomen. pen in de Havens en Dokken te hebben; maar het 'er voornaamlyk op aankwam, deeze Schepen zodanig te plaatzen en gereed te houden, dat men, op den eerften eisch, rekening kon maaken van een fpoedig gebruik. Hier om keurden zy het dienftig en noodig, dat de zwaare Schepen van de Admiraliteits Collegien aan de Zuider Zee gelegen, zo veel mogelyk in de nabyheid van het Gat van Texel zouden worden geplaatst; mits niet blootgefteld aan vyandlyken aanval. By deeze Heeren was, tot dit einde, in aanmerking gekomen de Haven van Medtmblik, en het Nieuwe Diep. Om de voorkeuze aan gemelde Stad te geeven, deeden zich, huns agtens, verfcheide redenen op, als de ruime Havens, de zekere ligging, geen vrees voor vyandlyke fpoedige overrompeling, het reeds daar zyn van verfcheide Gebouwen en verdere vereischtens. Wel was het niet te ontkennen, dat de ondiepte het vervoeren van zwaare Schepen op Kameelen, zou vereifchen. Het Nieuwe Diep verdiende zeker ook alle opmerking, uit hoofde van de meerdere nabyheid aan Zee, en, in tyd van Vrede, eene ruime en veilige legplaats voor de Schepen opleeverende ; doch dat te dier plaatze, tot oprigting der noodige Gebouwen en Werken, als mede van genoeg* zaame Verfterkingen, om ten tyde van Oorlog 't zelve voor eenen vyandlyken ïianval te beveüigen, verbaazende fommen gelds zouden moeten worden aangewend. Over  HISTORIE. 381 Overzulks gaven zy hun Hoog Mogenden in bedenking, of zy ook zouden kunnen goedvinden, de Heeren, in den Jaare mdcclxxxiii tot het bezien en onderzoeken der Zeegaten gelast, en die eerstdaags dien last zouden gaan voltrekken, te bevelen, om, in aanfchouw neemende de aangeftipte voor- en nadeelen, Medemblik en het Nieuwe Diep te gaan bezigtigen, en met allen fpoed, alle Gewestlyke en Stedelyke belangen ter zyde liellende, naa een ryp onderzoek, aan de Commisfie van het Defenfieweezen op te geeven, werwaards zy zouden vermeenen, dat de zwaare Schepen van de onderfcheidene Collegien aan de Zuider Zee gelegen, best zouden kunnen worden gebragt, onder behoorelyk opzigt, minst kostbaar onderhouden, en teffens allerveiligst bewaard, om altoos, zo fpoedig mogelyk, wanneer 's Landsdienst zulks zou vereifchen, te kunnen worden gebruikt (*). Zigtbaar en allen in 't oog loopende is hier de tegenwerking van het jongst ingediende verflag ten opzigte van het Nieuwe Diep. Verwyl in deeze reeds jaaren fleepende zaak moest 'er, ten nadeele van het algemeen belang, het noodwendig gevolg van weezen. Ook kwam 'er, ten deezen Jaare, niets van: waar toe zeker de binnenlandfche onlusten, in welke zich de Zeeraaden, de een min de ander meer, of rechtftreeks, of zydelings, ingewikkeld von- C) Refil. Gtn. 19 Maart 178/. LV. boek. 1787* De zaak blyft hangen.  382 VADERLANDSCHE LV. BOEK. 1787. De Zeemagtneigt ten vaL Het gefchil mee de Kamer Zee* land over het nieuwe Plan ■van Beftuur der O. 1. Maatfchappyenadert tot byiegging. vonden, het haare toebragten. Ons Gefchiedblad heeft zulks reeds geboekt (*). Schaarsheid by den gelde, waar mede alle Zeeraaden worstelden, maakte elk derzelven gereed om, by het invallen van Oorlogfchepen, voorflagen te doen tot het buiten dienst ftellen en opleggen. Dit vondt fteeds gehoor (f), en 'sLands Zeemagt, die naauwlyks met eenige meerdere en naar den ouden tyd zweemenden glans zich begon te vertoonen, neigde tot de voorige tiietsbeduidenheid. Eene breede ontvouwing van den ftaat der Oost-Indifche Maatfchappye, in den voorleden Jaare, met de voordragt van een Nieuw Plan tot derzelver Beftuur, en de tegenwerkingen van Zeeland, maakte het jongst verflag uit, 't geen wy des opleeverden, beflooten met de vermelding hoe dit wederftreevende Gewest, de zaak, met liet afloopen van dat Jaar, in overweeging nam (§). Dit deeden die van Zeeland vry Dnverwyld, en het onderzoek der Heeren met die zaak belast, bepaalde zich tot de drie volgende punten. Voor eerst, of Zeeland zich gevoeglyk in eenige fchikring, betreffende het zogenaamde Plan van Hedres, zou kunnen inlaaten. Ten 'weeden, op welk eene wyze die fchikkin- gen (*) Men zie onder andere onze Vaderl. Hist. C1V. D. bl. 401—416. en XVIi. D. bl. 167—171. (f) Zie by voorbeeld Refol. Gen. 21. Ftb. 2. en [4. IVlaari 22. Aug. 1787. (§) Zie onze Vadert. Hist. XIV. D, bl. 76—113.  HISTORIE. 383 gen zonden behooren ingerigt te zyn. En eindelyk de wyze waar op dezelve zouden behooren aangelegd en ingevoerd te worden. Wat het eerde punt aanbelangd, hadt Zeeland om geene andere reden zich verzet tegen het Plan van Redres, dan om dat het, gelyk zy zich uitdrukten „ op zich „ zelve genomen ongenoegzaam was om de „ Oost-Indifche Compagnie uit haar tegen„ woordig verval te herltellen — om dat het „ zodanig was ingerigt, dat het evenwigt in „ de Directie van de Compagnie werd ver„ brooken, en dezelve grootendeels overge„ bragt in handen van de Kamer Amfler„ dam — en eindelyk om dat het op eene „ informeele wyze ter Generaliteit was „ vastgefteld." Voor 't overige hadden die van Zeeland, reeds in den voorleden Jaare, laaten blyken, niet ongenegen te zyn om de Vermeerdering toe te Haan, indien flegts aan de bovengemelde redenen van bezwaar werd te gemoet gekomen. Op deezen grond waren zy van oordeel, dat Staaten van Zeeland zich tot eene gefchikte Bemiddeling, behoudens de Eer en Waardigheid des Gewests, zouden kunnen inlaaten: te meer, dewyl de Brief der Staaten van Holland, in Wintermaand des verftreeken Jaars, op eene zeer vriendlyke wyze, daar toe aanleiding gaf (*). Niet onopgemerkt lieten zy een Befiuit door (*) Men zie den voornaamen inhoud van deezen Brieve in onze FaJerl. Hist, XIV. D> bl. 109—113. LV. BOEK. 1787.  384 VADERLANDSCHE LV. boek. 1787. i 1 ] 3 i door Staaten van Holland ten zelfden dage' genomen, by 't welk de Hollandfche Kameren werd.aangefchreeven, „ om, zonder „ concurrentie van de Kamer Zeeland tot „ het gearrefteerde Plan van Redres, de„ zelve Kamer met geene Penningen hoe„ genaamd by te ftaan."-— Ten deezen spzigte fchreeven zy; „ Wy mogen ons „ niet voorftellen, dat U Ed. Mog. dee„ ze Refolutie zouden hebben aangezien „ als een middel van nadruk om Ons te , eerder tot het aanneemen van dit Plan , te perfuadeeren; of liever, door de on„ gelegenheid van de Kamer Zeeland, daar ,, toe als te noodzaaken: immers, zo wy „ ons zeiven niet geheel ongelyk worden, , zullen wy altoos volharden in die prin,, cipes, dat in de verdeediging van de , Hoogheid en Regten der Provincie, , geenerhande dwangmiddelen invloed zul, len hebben op onze Deliberatien; maar , dat ook, wanneer de Eendragt, behou, dens de Hoogheid en Regten, kan be, vorderd worden, geene Dwangmidde, len noodig zyn om ons daar toe te be, paaien." Betreffende het tweede punt, hadden zy, eeds in den verftreeken Jaare, laaten bly:en, dat zy niet vreemd waren van te wilen toegeeven eene vermeerdering van het retal der Bewindhebberen in de Kamer dmfterdam; mits dat derzelver werkzaamïeid zich binnen die Kamer bepaalde; doch lat zy nooit zouden kunnen overftappen, lat door die vermeerdering een byzonder weik  HISTORIE. 385 werk van nieuwe Bewindhebberen in de Beioignes, de beheering van de zaaken der ; Compagnie in Indie genoegzaam aan het goedvinden der Kamer Amjlerdam wierd gelaaten. — Dit ftuk, waar op het meest aankwam, betrof het VIII. IX. en X. Artykel van meergemelde Plan, waar omtrent zy eenige veranderingen ontwierpen. De wyze waar op men dit ftuk zou aanleggen, was het beantwoorden des laatften Briefs van Staaten van Holland, te kennen geevende Zeelands genegenheid om ter Algemeene Staatsvergaderinge mede te werken tot eene voeglyke fehikking over het verfchil tusfchen de twee Gewesten, in verwagting dat 'er ook bepaald zou worden eene aanfchryving aan de Voorzittende Kamer, tot het zamenroepen eener buitengewoone Vergadering van XVII. Van dit alles zou men opening geeven aan de Afgevaardigden van Gelderland en Friesland, Gewesten, die ten aanziene van dit ftuk, met Zeeland eenftemmig geweest waren, om met dezelve ter Algemeene Staatsvergaderinge de zaak daar heen te ftuuren, dat zy, op nieuw , in overweeginge werd genomen. Met last aan de Afgevaardigden van Zeeland, om, wanneer de voorgeflaagene veranderingen door het Generaliteits Befoigne aan hun Hoog Mog. werden voorgedraagen, als dan, met medeftemming van Holland, wegens Zeeland, daar mede in te ftemmen (*). Ter (*) Not. van Zeel. 1787. bl. 10, en 55. XIX. Deel. Bb LV. JOEKj 1787.  386 VADERLANDSCHE LV boek. fioe gevonden. i i * < 1 Ter Algemeene Staatsvergadering werd eerlang een nader Plan tot verbetering van de Directie by de Oost-Indifche Compagnie, om te veryangen het Plan by het Staatsbefiuit van hun Ed. Groot Mogenden van den dertigften van Wintermaand des Jaars mdcclxxxiv, ingediend. Hier in vonden die van Zeeland hunne Bezwaaren, voornaamlyk de gemelde Artykels betreffende, zodanig verzagt, of weggenomen, dat de Afgevaardigden verklaarden het te kunnen omhelzen, onder voorwaarden van voorafgaande verzekering, dat 'er eene Vergadering van XVII. ten fpoedigflen zou befchreeven worden, en daar in zich te bekwaamen, om aan eene Commisfie uit hun Hoog Mogenden daar toe te benoemen, ïene naauwkeurige en uitgewerkte opening te geeven van den daadlyken ftaat der Maatfchappye, zo in haar Financieel als Mercantiel Zeeweezen en Militair beftaan, net de waarfchynlyke gronden voor haare jeftendigheid (*> Hier mede nam lit lang hangend en zo veel heftigen gebhils baarende Onderwerp een einde, en creeg deeze zaak eerlang haar volle beteg (t) '■> terwyl Staaten van Zeeland een verbod aan Bewindhebberen ter Kamer Zetand, om te verfchynen in eenige Vergalering niet op den ouden voet ingerigt, buien kragt fielden (§). Qdd_ (*) Refol. Gen. 12. April 1787. Not. van Zeek 787. bl. 184. (t) Refol. Gen. 9 Mey 1787. (§) Not. van Zeel 1707. bl. 201,  HISTORIE. 387 Geldgebrek was, zints een geruimen tyd ten euvel waar aan de Oost-Indifche Maat fchappye kwynde; een euvel, 't geen, var Jaar rot Jaar, op eene ontzettende wyze toenam (_*): groot overzulks dé verlegen heid, wanneer, met den aanvange deeze: Jaars, de Raad van Staaten aanvraag deed om de nog onhergeevene drie Millioener Guldens van de vier Millioenen, uit de Ge neraliteits Kas in den Jaare mdcclxxxiii . aan dezelve opgefchooten (f). De afbetaaling deezer fchuld hadden de Bewind- hebbers by herhaald fchryven verwyld. zich beroepende op volftrekt onvermogen\ fpruitende uit het niet genoegzaam inko nien van Penningen op eene daar toe uitgefchreevene Geldleening en andere onheilen de Miatfchappye overgekomen. We! hadt de Raad van Staaten die verlegenheid niet willen vermeerderen, door te blyven aandringen op de wedergave dei Hoofd (*) Ontzettend noemen wy dit euvel i immers vinden wy eene opgave van die agteruitvaard, aan welker egtheid geen twyfel valt. In 1782 was de ftaat der Comp. ten agteren 20 Mill —1783 26 —1784 37 — 1785 — 40 — 1786 49 — 1787 ■ 59 Deeze Opgave ontleenen wy uit het Rapport van de Gecommitteerden tot de zaaken van de Oost-Indifche Compagni aan de Provifioneele Reprefentante» van bet Volk van Holland, ingeleeverd 15 Juny 1795. (D Zie onze Vadert. Hist. Vil. D. bl. 139. Bb 2 , LV. BOEK. ! '787. Toenee- , mende Geldbe- • hoefte der O. L Maatfchappye.Aandrang op teruggaave en intrest aan de GeneraliteitsKas.  388 VADERLANDSCHE LV. 1 BOEK. : 1787. 1 -loofdfomme, op éénmaal; maar gemeend :ich te vrede te mogen houden, met aan e dringen op eene afbetaaling, by voegyke gedeeltens, onder voorwaarde der rigige betaaling van drie ten honderd van de /erfchootene fomme. Eene verging, welïe, hoe zeer ook, wanneer de Hoofdfom, >vereenkomftig de veronderftelling en het )Ogmerk waar mede dezelve ter leen vertrekt was, binnen een korten tyd, was weler gegeeven, als dan geene Intresfen mogen zyn gevorderd geweest, egter, nu le Hoofdfom eenen zo geruimen tyd genist werd, alleszins redelyk, billyk, en roor de Kas der Generaliteit onontbeerelyk vas. Te meer onontbeerelyk: dewyl, zelert de gedaane Leening, het Gemeene>est in omftandigheden geraakt was, dat lit de Generaliteits Kas zwaare buitengevoone Uitgaven hadden moeten gedaan morden; zodanig dat 'er ook, uit hoofde 'an het gemis eener zo aanzienlyke fomme, [oor hun, ten laste van de Unie, eene Geldtegociatie hadt moeten gedaan worden. De betaaling der Intresfen zo wel als die Ier Hoofdfomme was agtergebleeven, en »p aandrang hadt de Raad van Staaten een •nvoldoend antwoord bekomen. Wegens iet een en ander oordeelde die Raad hun foog Mog. te moeten onderrigten, met erzoek, dat, van hunnen wege, Be wind lebbers mogten aangemaand worden, om, 10e eerder hoe beter, de drie Millioenen, net de daar op verloopene Intresfen, weer te geeven, of althans met het laatfte, tot  HISTORIE. 389 tot de wederopbrenging der Hoofdfomme. voort te vaaren. Een verzoek 't welk zy aanbonden met de aanmerking, dat daar in voor de Maatfchappye geen nadeel altoos ftak: dewyl zy, op die wyze, aan de Generaliteits Kas, geen hooger Intrest betaalden, dan zy aan byzondere Geldfchieters zou hebben moeten doen, wanneer 'er genoegzaame Penningen, op de ontworpen Geldnegociatie tot het inkrygen van die verftrekte Hoofdfom gefchikt, waren ingekomen. Overeenkomftig met dit verzoek was de aanfchryving van hunne Hoog Mogenden aan Bewindhebberen (*). Het antwoord door Bewindhebberen hier op aan hun Hoog Mog. gegeeven, hieldt in, dat zy voor hun niet konden verbergen, dat de gedaane aanfchryving, hun in geene geringe verlegenheid zou brengen, als volkomen bewust van het onvermogen der Compagnie om daar aan te voldoen, indien zy teffens zich niet mogten vleijen met de hoope, dat, gelyk hun Hoog Mogenden wel zouden willen toelaaten eene korte opening der redenen, welke hun daar toe buiten ftaat ftelden, zb ook de redenen by Hoogstdezelven alleszins eenen gunftigen ingang zouden vinden. Deeze bygebragt hebbende, gaven zy verflag van het gedaane aanbod aan den Raad van Staaten , „ om naamlyk aan de Kas van de Ge„ neraliteit de Intrest te betaalen van zo „ veele Gelden, als gemelde Raad reeds » ge- (*) Refol. Gen. 25. Jan. 1787. Bb 3 LV. BOEK, I787. Wat Bewindhebbers hier op inbragten.  390 VADERLANDSCHE LV4 BOEK I787. Verlegenheidder Kamer Zee{and. „ genoodzaakt mogt zyn geweest op te „ neemen, uit hoofde van 't gemis der „ drie Millioenen: immers en in allen ge„ valle, dat Bewindhebberen tot geene ver„ dere betaalige zouden gedrongen wur„ den, zo lang de Compagnie niet zou „ hebben gehad het volle genot van de ten haaren behoeve gedaane Petitiën van „ 229400, en xaoocoo Guldens, waarvan „ de geheele en prompte voldoening by „ hun Hoog Mog. zelve " was geoordeeld „ voor de Compagnie allernoodzaaklykst „ te weezen (*)." Geen gunftigen ingang vondt dit fchryven, en volhardden hun lioog Mogenden met het jongst genomen der MaaUchappye aangeichreevene Befiuit (f). Bewindhebbers ter Kamer Zeeland gingen Staaten diens Gewests, in Grasmaand, aan met een breedvoerigen voorflag van de verlegenheid om gereede Penningen, waar in de Oost - Indifcie Maatfchappy zich eerstdaags zou bevinden, en de onmogeIykheid om dezelve, op de vóór deezen gewoone wyze, te bekomen, verzoekende, door middel van het Provinciaal Credit, in flaat gefield te worden om de zaaken te blyven gaande houden, en aan haare verpligtingen in het draagen der algemeene Lasten voor haar aandeel nevens de Hollandfche Kameren, te kunnen voldoen, zonder 't welke zy, by aanhoudenheid, geene bu> (*) Re/hl. Gen- 19. Feb. 1787. (■}) Refol. Gen. 2. ftjaart 1787.  HISTORIE. 39r billyke aanfpraak op de ontvangst van geè'venredigde Retouren zoude kunnen maaken, aan de gevolgen van welker gemis niet dan met fchrik kon gedagt worden. Zy namen derhalven de vryheid om het ontwerp eener Geldleening, groot drie Millioenen, by wyze van Lotery, ter goedkeuringe aan te bieden. Dit greep eerlang ftand, ondanks eenige tegenbedenkingen en zwaarigheden (*). Geene buitengewoone bykomende kostbaare uitrusdngen voegden aan eene Maatfchappy zo fchaars by den gelde, en zo diep in fchulden gedompeld. Een voorflag in Lentemaand liep egter dien weg op. Immers een Brief van zyne»Hoogheid hieldt in, dat hy, in Wintermaand des jongst verftreeken Jaars, een Befiuit van hun Hoog Mog. ontvangen hadt, hem verzoekende om, als Capitein Generaal, eenige weinige bekwaame Ingenieurs, en andere kundige Krygsofficieren te benoemen, om die na de Oost-Indien te zenden; ten einde, zo veel mogelyk des gemeenfchaplyk handelende met de Gouverneurs en Commandanten der onderfcheidene Diftricten en Plaatzen, den daadlyken ftaat zo van Verdeediging als Krygsvolk op te neemen; de noodige Plans tot verbetering op te maaken, en van hunne bevinding verflag te doen. Daar benevens was hy verzogt éér of twee Fregatten tot het overvoeren dee zer Bezendinge na het Oosten te befchik ken (*) Not. van Ziel. 1787. bl, 171. 199. Bb 4 LV. BOEK. 1787. Onderhandeling over de kosten, van eenige Krygsofficierendie na O. 1. zouden gezondenworden. 1 1  392 VADERLANDSCHE LV. Boek J787. • Gefchil mlerland wegens J de befchuldiging van Sluik- . , handel. ( ken. Twee Fregatten hadt hy daar toe by de Admiraliteit beftemd. Doch, dewyl uit de kosten tot de uitrusting dier Schepen, op eene daar toe ingediende Memorie gebragt, de kosten niet konden gevonden worden, noodig voor de Officieren , uit de Infanterie, Genie en Artillerie, tot die Bezending, verzogt zyne Hoogheid hun Hoog Mogenden, de Fondfen te willen aanwyzpn, uit welke die kosten zouden kunnen worden gevonden, om aan die Officieren te geeven het daadlyk genot van de hun benoodigde vergoeding; ten einde zy in ftaat gefteld werden om zich tot die reize toe te rusten. Men was by hun Hoog Mogenden van oordeel, dat de kosten tot het gebruik dier Officieren noodig, door de Oost-Indifche Compagnie moesten gedraagen, en dat de noodige fchikkin?en, wegens den voet op welken men die Dfficieren zou behandelen, met overleg Ier Bewindhebberen gevoeglykst konden geraamd worden. Vaardig ftemde hier n toe Gelderland; Holland en Zeeland beloonden zich agterlyker (*), en bleef deeze saak voor eene wyl onafgedaan hangen. In den uitgeputten ftaat der Oost-Indirche Maatfchappye werd dezelve nog met èhade bedreigd, en door kosten beloopen, n het nydig Engeland. Het Schip de dfricaan van China komende, gevoerd ioor den Capitein P. Modderman, door len zwakken ftaat van zyn Scheepsvolk te Crack- CO Refol. Gen. 30. Maart 17 April x6 Mey 17U7.  HISTORIE. 393 Crockhaaen in Ierland binnen geloopen, werd door de Bedienden van het Costumhuis aldaar in beflag genomen, en door Soldaaten bezet; onder voorgeeven, dat aan Scheepsboord Sluikhandel zou gedreeven zyn in verfcheide Oost-Indifche Waaren. Een bedryf door den Capitein ten fterk ften ontkend. Bewindhebbers verzogten hun Hoog Mogenden om de opheffing van dit beflag ten fpoedigften te bewerken; ten einde die Bodem, de reis onbelemmerd na Texel zou kunnen voortzetten; met aanbod, om, zo 'er, ten dien einde, een Borgtogt mogt noodig zyn, daar toe bereid te weezen. Men befloot deswegen te fchryven aan den Heer van Lynden der Staaten Gezant te Londen. Een ingekomen tyding van het flaaken deezes Schips, deedt het afzenden van deezen Brief ftaaken; dan welhaast werdt men verftendigd, dat, offchoon tot het ontflag werklyk orders gegeeven waren , 't zelve niet gevolgd was: dewyl de Tolbedienden, onder deeze en geene voorwendzels, geweigerd hadden aan dit bevel te voldoen. Een dreigender gedaante nam eerlang deeze zaak aan. Het Bureau der Douane te Dublin, ftaande houdende dat 'er Sluikhandel gedreeven was, wilde hier over een Regtsgeding aanvangen, 't geen, ondanks de verbaazende kosten, welke 'er op loopen zouden, in de verbeurtverklaaring van Schip en Laading, naar allen fchyn, zou eindigen. Om dit te voorkomen kreeg boBb 5 ven- LV. boek. I787.  394 VADERLANDSCHE LV. BOEK. 1/87. vengemelde Afgezant, die reeds werkzaam geweest was in deeze zaak, last uit naam van hun Hoog Mog, een nader Vertoog by het Ministerie in te dienen, inhoudende, dat hun Hoog Mogenden zeer verre waren van eenigen Sluikhandel, door wien hunner Onderdaanen ook gepleegd, te willen begunlligen; dat zy, zo het mogt blyken, dat eenige Schepelingen van het aangehoudene Schip zich daar; aan hadden lchuidig gemaakt, deezen geenzins zouden befchermen; maar overlaaten aan de Geregtsoefening van den Regter, wien het in Ierland toekwam daar over te oordeelen. Dan moesten zy het eene groote hardigheid keuren, dat Bewindhebbers van de Oost-Indifche Compagnie aanfpraaklyk zouden worden gefield over eenen Sluikhandel door eenigen van haare bedienden gepleegd, ftrydig met de daar tegen vastgeitelde verordeningen. Dat hun Hoog Mog. zich vleiden, van de bülykheii zyner Groot-Brittannifche Majefteit te mogen verwagten, dat 'er last zou gegeeven worden, om, onverminderd de teregtftelling der Perfoonen , die fchuldig mogten weezen, ter plaatze waar het misdryf was begaan, het Schip ten fpoedigften ontfiag te verkenen,. of, byaldien daar omtrent nog eenige twyfel mogt overblyven, 't zelve, ten minflen onder behoorelyke borgtocht te ontflaan, en na 't Vaderland te laaten vertrekken. Het niet aanvangen der Regtshandelingen, op den voorheen bepaalden tyd, gaf hoope van derzelver geheele ftaakin g ook liet  HISTORIE. 395 üet men niets onbeproefd om dit te bewerken en aan te binden, door tusfcbenkomst van 'sKonings gezagbetoon. Vergeefsch. De Douane van Ierland, fterke Party in deezen, deedt den voorflag, dat, naar een dergelyk voorbeeld van Smokkelarye door het Volk van een Engelsck OostIndisch Schip bedreeven, de Compagnie, of derzelver Gevolmagtigden, fchriftlyk inSubmislie zoude komen; het Schip en Laading vervolgens verbeurd verklaard; doch door de Gemagtigden der Compagnie voor vyf Schellingen Sterling wederom ingekogt worden; en men wyders twee duizend Ponden Sterling zou betaalen, voor de Smökkelary door het Scheepsvolk bedreeven. Hoe hard deeze eisch was kwam men 'er toe om liever de twee duizend Ponden Sterling te betaalen, dan zich bloot te ftellen aan den uitflag van langwylige en veel gewaagde Regtsgedingen , welker nadeelige afloop men genoegzaam berekenen kon. Hoop fchepte men nogthans, dat de helft dier fomme aan de Maatfchappye zou wedergegeeven worden, als aan de Kroon toebehoorende; doch het bleek dat men zich ftreelde met een ydele verwagting: dewyl die fom betaald moest worden aan den Officier van de Douane, die de oorzaak van het aanhouden des nu ontflaagen Schips geweest was (*). De (*) Refol. Gen. 23. en 27, Maart, 20. April, 7. 0. en 23. Mey, 13. Juny, 17. July, 3. Sepi„6. Njv. 1787. LV. BOEK. I787.  396 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. Beloonini.'c-naanCapi. tein van Braam, en diens Tochtgenooten. Ongegrondevrees voor nadeel uit Rusland voor de O. I. te wagten. Vrees voor Me- De Capitein Commandant van Braam, die, op een langen tocht in de Oost-Indien, veel ftryds gellreeden en eene menigte van overwinningen behaald hadt (*), gaf een verhaal zyner Verrigtingen van den Jaare mdcclxxxiii tot mdcclxxxiv aan hun Hoog Mogenden over. Zyne belooning was de verheffing tot Schout by nagt van Holland en Westfriesland. Eenige zyner Officieren, die zich by uitftek gekweeten hadden, kreegen eene byzondere, en andere eene mindere Geldbelooning. Met aanpryzing aan de Bewindhebberen der Maatfchappye om hun niet onbedagt te laaten (f). Meer fchitterend dan daadlyk voordeel aanbrengend oordeelden veelen, die bloedige overwinningen. Eenig duchten voor nadeel aan de Maatfchappy baarde het uitrusten van drie Gewapende Vaartuigen in Rusland om na de Oost - Indien te fteevenen; zo lang men van het oogmerk deezes tochts in 't onzekere was; doch de onzekerheid werd welhaast weggenomen, door her berigt dat deeze Schepen beftemd waren om beter kennis van de Kusten van Japan en China te verkrygen, en ontdekkingen te doen op die van Kamtfchatka (§). _ Van meer beduidenis en zorglyker vooruitzigt was een verfchynzel uit de Nieuwe We- (*) Zie onze Vadert. Hist. IX. D. bl. 181. (t) Refol. Gen. 18. Mey en 6. Aug. 1787. en fV» Nederl Jaarb. 1787. bl. 607. (§; Refol. Gen. 7. Mey en 15. Juny 1787.  HISTORIE. 397 Wereld opdaagende. De voordeelen, die men zich hier te Lande van den Handel op Noord-America beloofde, hadden op verre na aan de verwagting niet beantwoord. De oorzaaken hier van deeden zich aan het handelkundig oog op (*), en ftondt het.te voorzien, dat die Vrye Staaten , het belang des Koophandels bezeilende, eene Mededinging, in veele opzigten, zouden daarftellen. Gerugten, dat men van daar Schepen na de Oost-Indien zou zenden, hadden zich verfpreid; thans fchreef de Minister Plenipotentiaris van Bek.ckel , die reeds , in den voorleeden Jaare een waakzaam oog op deeze Handeluitbreiding geflaagen, en des de Staaten onderrigt hadt (f), in Hooimaand verzekerd te .zyn dat een Schip uit America befternd was na Batavia, en gelast om alle, zo wel Engelfche als Hollandfche Kantooren, waar het toegang zou kunnen verkrygen, te bezoeken (§). 's Afgezants verdere berig- ten hielden in, dat te Nieuw-Tork een Schip was aangekomen, in den voorleeden Jaare na de Indien gezeild, .met oogmerk om Batavia aan te doen, daar Speceryen in te koopen, en na America te voeren. Schoon dit laatfte niet gelukt was, bragt het egter van China eenige honderd Kisten Thee, eene groote menigte Nankens en Zyde Stof- (*) Wy hebben de voornaam fte opgegeeven ia onze Vadert. Hist. IX. D. bl. 187. enz. (ï) Zie onze Vaderl. Hist. XiV. ü. bl. 28. • (§) Refol. Gen. 13. Aug. 1787. LV. B OEK. ledin>ing van dmericM.  LV. BOEK I787. Oud Ge fchü wegens de Vaar der Span jaarden over de Kaap de Co'de hoop. 308 VADERLANDSCHE Stoffen uit China over. Op de reis hadf het de Kaap de Goede Hoop en Batavia aangedaan , en ter eerstgemeide piaats de laading, meest beftaande uit Teer, Pek en Terpentyn, ten hoogen pryze, verkogt. Voorts hadt dit Schip op Batavia Goederen , op vragt, na China overgenomen, en in het geheel eene buitengewoon voordee- lige reis gemaakt. Uitlokkend voor den Americaan; maar ontmoedigend voor den Nederlander, die van gemelden Gezant teffens berigt ontving, dat vroeg in den voortyd deezes Jaars uit America een Brikfchip vertrokken was na de Noordwestkust van America, om aldaar Vellen en Pelteryen in te koopen, en deeze in Japan of China te verhandelen voor de in America benoodigde Goederen (*). • Terwyl uit de Nieuwe Wereld onze Vaart op de Oost-Indien last en nadeel ftondt t te lyden, behandelde men een oud gefchil . deeze Vaard betreffende. De vraag „ Of „ het den Spanjaarden geoorloofd ware „ over de Kaap de Goede Hoop na de In„ dien te vaaren?" was ter baane gebragt by gelegenheid eener in Spanje opgerigte Compagnie der Philippynjche Eilanden. Ten deezen opzigte gaven Bewindhebbers der Oost-Indifche Compagnie ter Voorzittende Ka- (*) Refol. Gen. 9. Nov. 1787. Wegens deezen Pekery-handel vinden wy zeer leezenswaardige bgrigten in de Reis na de Noordkust van America, gedaan in de Jaaren 1785—1788. door de Capiteim N. Potxock en G. Dixon. Te Amft. by M. Scha- leka.-up I795. '  HISTORIE. 399 Kamer Amjlerdam, een den Spanjaarden dit Regt outzeggenden Vertoog over. Dit Vertoog werd, van de zyde der Spanjaarden , wederfprooken, en zy verdeedigden hun Regt tot het omvaareh dier Kaap na de Indien. ■ Bewindhebbers beantwoorden deeze aanmerkingen in een breedvoerig Stuk (*). De Vrye Vaard op Esfequebo en Demerary, over welke een zo hoogloopend gefchil gereezen was tusfchen Holland en Zeeland, 't welk, in den voorleeden Jaare, bleef hangen (f),' kwam op nieuw ter! baane; doch, fchoon in Zeeland een en ander Staatslid zich gereed betoonde om in minzaame fchikkingen, ten genoegen van Holland, te treeden, waren andere-n ongereed (§). Van deeze fehikking zullen wy vervolgens nader fpreeken. Reeds in Wynmaand des verllreeken Jaars hadden hun Hoog Mog. zyne Hoogheid] verzogt, om eenige Fregatten en ligte Vaar- \ tuigen, en voor al de laatfte, als tot het \ weeren van den Sluikhandel, in alle opzig-1 ten, het meest gefchikt, te willen beftem-1 men, en te doen gereed houden, om by de ( eer- j (*) Het eerfto Stuk werd den 23. Oct. 17S6. ter Algemeene Staatsvergadering ingediend. — Her tweede was van 31. Oct. deszelven Jaars. — En het derde gedagtekend 16. Juny 1787. Deeze belaDgryke Stukken vindt men byeen als een Byvoegzel op de N. Nederl. Jaarboeken voor den Jaare 1787. bl. 1826—1921. (D Zie onze Vadert. Hist. XIV. D. bl. 131. enz. (§3 Not. van Zeel. 1787. bl. 219. en 632. BOEK. 1787. Gefchi! jver de faart op Esfequten De. «erarj. Schik- tingen eeds genaaktim den iluiklandel in le West* 'ndieti te (eletten.  4öo VADERLANDSCHE LV. boek. I787- eerfte bekwaame gelegenheid, na Suriname, Esfequebo en Demerary te ftevenen, met last aan de Scheepsbevelhebbers om met de Gouverneurs of Commandanten dier Plaatzen, de noodige maatregels te beraamen, en in 't werk te ftellen ; ten einde ,met een gelukkigen uitflag, dien ongeoorloofden handel te voorkomen. Hier op antwoordde in Lentemaand deezes Jaars de Admiraal Generaal, dat, tot in den afgeloopen Zomer, die Volkplantingen byna nooit onbezet van een of* ander Fregat of Vaartuig van Oorlog geweest waren, en dus in genoegzaame gelegenheid om den Sluikhandel te beletten # indien de Officieren, het bevel over die Schepen voerende, des door de Regeeringen der Volkplantingen waren verzogt. — Capitein Dekker hadt last gehad om alle mogelyke hulp aan de Volkplantingen toe te brengen, die hem door derzelver Be- ftuurders zou worden gevraagd. De Luitenant Smeer na Demerary vertrokken , was byzonder bevolen, met de Regeering aldaar de noodige overleggingen te beraamen, om den Sluikhandel van daar op America, of elders, kragtdaadig tegen te gaan en te beletten. Een Fregat na Suriname beftemd hadt dergelyke bevelen mede. Ten aanziene van laatstgemelde Volkplanting kon hy geen meer voorzieninge doen, en ten opzigte van Esfequebo en de Berbice in 't geheel geene:' dewyl 'er geene meerdere kleine Fregatten, of andere ligte Vaartuigen, welke daar zou-  HISTORIE. 40I 2öuden kunnen dienen, tot den dienst vaardig waren: deels veroorzaakt door de ongereedheid waar in de Friefche Admiraliteit was vervallen: deels door dien de Admiraliteit in Zeeland desgelyks niet uitrust, by gebrek van het confent der Staaten van dat Gewest; "t welk daarenboven flegts één Vaartuig hadt tot deeze beftemming gefchikt, en onlangs eerst binnen gevallen. 4* Van dit fchryven wilden hun Hoog Mog. dat Staaten van Zeeland en Friesland zouden onderrigt worden, met ernftige aanmaaninge van het hunne toe te brengen om aan de menigvuldige belangen des Handels en der Volkplantingen te voldoen (*). Eerlange, gelyk wy nader zullen zien, waren 'er vier Schepen in gereedheid om na Demerary en Esfequebo te ftevenen. De Directeur Generaal en Raaden van Demerary vielen in eenen Brieve by Bewindhebberen der West-Indifche Compagnie ter Kamer Zeeland klagtig, over de handelingen van den Luitenant Frans Smeer , in die Volkplanting het bewind voerende over een 's Lands Brigantyn, met wien zy reeds, zints diens aankomst, in gefchil geraakt waren , wegens de Honeurs in 't groeten (f). Uit de fiukken hier toe betrekkelyk ingediend bleek, dat dit den Smokkelhandel in die Volkplanting voornaamlyk betrof, welke in deezer voege gefchiedde, dat de Voortbrengzels en Goederen dier Volk- (*) Refol. Gen. 5. 14. en 15. Maart 1787. (f) Refol. Gen. 29. Mey 1787. XiX. Deel. Cc LV. BOEK. I787. Voorflag van den LuitenantSmeer. om den Sluik iar.de! op Demerary:e belet" ;en.  402 VADERLANDSCHE LV. BOEK I787. De Re. geering in de Volkplantingen ver. Volkplantinge met Inlandfche, en dus Nationaale Schepen, werden uitgevoerd, en vervolgens in vreemde Schepen gelaaden en gefmokkeld. Tegen deezen Sluikhandel hadt zich gemelde Luitenant aangekant, en tot weeringe van denzelven, eenen voorflag gedaan, welke hem gewis in haat moest brengen by allen, die zich, door den Sluikhandel op gemelde wyze te dry ven, bevoordeelden. Hy wilde naamlyk alle Schippers der Inlandfche Vaartuigen, of Vragthaalers, onder verpligtinggebragt hebben , om, wanneer zy eenige Voortbrengzels van Demerary na Esfequebo overvoerden , vóór af hunne Laadir.gen aan te geeven en een pas te vraagen, waar in de foort en hoeveelheid der ingelaadene Voortbrengzelen werden uitgedrukt, met vermelding van de plaats werwaards, en de perfoonen aan welken ze gebragt werden; en by hun wederkomst te toonen dat die Goederen daar mede overeenkomftig gelost waren (*_). Het voorftel van zulk een bedwang kon onmogelyk fmaaken aan de voornaamfte Planters, in de Volplantingen Leden der G;regtshoven, en by den Sluikhandel het meest belang hebbende, ter voldoeninge van hun eigenbaat. Dit is geene gevolgtrekking; maar fteunt op genoegzaame gronden van daadlyke gebeurtenisfen. Ter ftaavinge hier van mogen wy aanvoeren eeH Brief door de Admiraliteit van Zeeland aan hun Hoog Mo- gen- (*) Refol. Gen. 14. Dec. 1787.  HISTORIÉ. 403 genden, wanneer vier Lands Schepen beftemd en gereed lagen om in Demerary en Esfequebo, den zo verregaanden Sluikhandel op en uit dezelve, kragtdaadig tegen te gaan. „ Deeze Heeren vonden zich," gelyk zy fchreeven, „ eenigzins bezwaard, „ wegens de Judicature over de door „ 'sLands Officieren agterhaald .wordende „ Smokkelaars, en derzelver Goederen. Zy vreesden, dat deswegen met de Regeering der Colonie eenige Conteftatie zou „ kunnen gebooren worden, indien dezelve mogt fustineeren, dat aan hun de „ Cognitie cerzelve competeerd; dat dit „ Admiraliteits Collegie van oordeel was, „ dat zodanige Goederen en Perfoonen „ onder geene termen van eenig Octroy „ konden begreepen, maar alleen als Fraudateurs aangezien worden in de Judicature „ over de Goederen, vallende onder het „ Plakaat van één en dertig JulyMDcexxv. „ Te meer: dewyl die Smokkelhandel ftond „ bedwongen te worden door's Lands Sche„ pen en Officieren, welke boven dien „ het door hun verrigtte niet wel aan een „ ander Regter, dan aan de Collegien van „ de Admiraliteit, zouden kunnen fubmittee„ ren. Waarom zy vermeenden, dat 's Lands „ Officieren zouden behooren te worden „ gelast, een Smokkelaar agterhaalende, „ denzelven op te zenden ter Judicature „ van het Collegie ter Admiraliteit, onder „ welker Resfort hy behoorde. Het kwam „ hun voor, dat daar het voornaame doelwit dier Expeditie was, om te beletten, C c 2 „ dat LV. BOEK. dagt van deel in den Sraok- kelhan» del te hebbers  LV. BOEK. I787. Befiuit des wegen. 404 VADERLANDSCHE „ dat de Producten niet veralieneerd; maar „ na deeze Landen zouden verzonden wor„ den, en meest alle de Leden der Ge„ regtshoven in de Colonie Planters wa,, ren, en dus mogelyk geintresfeerd in den „ Sluikhandel, dezelve nutloos zou wor„ den, en dus de commercieerende Inge„ zetenen deezer Landen weinig voordeels „ daar van erlangen, indien hun Hoog „ Mogenden de Judicature anders mogten „ begrypen (*)." Op dit voorftel, de Eigenaars der Plantadien in geen gunftigen dag zettende, viel het befiuit, „dat, gelyk van alle de Ge„ wysdens in de Colonien, de Revifien ,, direct by hun Hoog Mog. zullen wor,, den gebragt, zo ook aan den geenen, „ door wien eenige Aanhaaling van Goe„ deren of Perfoonen mogt gefchieden, „ en fpeciaal ook aan 's Lands Officieren zal „ worden vergund en vrygelaaten, om, ,, zich by Vonnis of Uitfpraak van den ,, Raad der Colonie gegraveerd vindende , „ de zaak direct aan hun Hoog Mog. zel,, ve te mogen brengen; met dat gevolg, ,, dat niet alleen de Aanhaaler; maar ook „ de Raad van de Colonie zelve, mitsga- ders de Eifcher by dezelve alle Befchei,, den en Informatien, tot die zaak betrek„ kelyk, aan hun Hoog Mog. zullen moe„ ten overzenden, om door hun Hoog „ Mogenden verzonden te kunnen worden ,, aan de Collegien van de Admiraliteit, „ of (*) Refol. Gen. 17. Oct. 1787.  HISTORIE. 405 „ of eenige andere Regtbank door hun „ Hoog Mog. te verkiezen, om naa ge„ houdene Procedures en behoorelyk Exa„ men, Rapport te doen wat regtens is, „ ten einde door hun Hoog Mog. in de „ zaak bepaalde uitfpraak zou gefchie- „ den. Dat, ter voorkoming, dat de „ Eigenaar van het aangehaalde niet zou „ behoeven te worden verpligt om de aan„ gehaalde Goederen na het Vaderland „ over te zenden, en aan het gevaar van s, de Zee bloot te Hellen, dezelve, in zo„ danig een geval, zal kunnen volftaan met „ het ftellen van eene behoorelyke en fuf„ fifante Cautie, ten beloope van de dub„ bele waarde van het agterhaalde, ten „ einde daar uit de kosten der Procedu„ res, zo wel als de waarde der Goederen „ zelve te kunnen agterhaalen (*)," Aan de zints lange fchreeuwende Geldbehoefte der West-Indifche- Maatfckappye, herhaalde keeren, en byzonder in den laatst verftreeken Jaare, met zo veel nadruks voorgefteld (f), was nog niet voldaan. De Heeren van Wyn , Lambrechtsen en Wichers, (welke laatstgemelde de plaats van Trip vervulde) door hun Hoog Mog. benoemd om met gelastigde Bewindhebberen uit de Vergadering van Tienen in onderhandeling te treeden, deeden in Lentemaand CO Refol. Gen. 9. Nov. en 14. Dec. 1787. (f) zie onze Vadert. Hist. XiV. D. bl. 132. waar wy onj over dit Stuk in 't breede hebben uiige, laaten. Cc 3 LV. BOEK. i787. Geldbehoeftederl-VestIndifcbeMaatfchappy.  4P6 VADERLANDSCHE LV. BOEK. I787. maand mondeling en fchrifdyk verflag ter Algemeene Staatsvergadering van 't geen zy verrigt hadden, en gaven hunne bedenkingen op, met bygevoegden raad wegens de middelen, welke, huns inziens, tot herftel van de West-Indifche Compagnie, ten fpoedigften, behoorden werkftellig gemaakt te worden, indien de Volkplantingen van den Staat aldaar niet te eenemaal zouden verlooren gaan (*). Dit Stuk werd ernftig aangedrongen in eenen Brieve door de Gecommitteerden van Bewindhebberen der West-Indifche Compagnie uit de Vergadering van Tienen, ter Algemeene Staatsvergaderinge ingediend. Zy fchreeven daar in, „ dat zy niet dan met fchrik „ denken konden aan het oogenblik, waar „ in zy, by de ontfientenis van de aan„ wending der voorgeflaagene middelen, „ zich genoodzaakt zouden vinden, om „ andermaal vrugtloos van den anderen te „ moeten fcheiden, en de Volkplantingen „ aan derzelver eigen lot over te laaten." De Gewesten wierden hier op ten fterkiten. aangemaand, dit ftuk ter harte te neemen, en in 't byzonder Staaten van Holland en Zeeland verzogt, om zich onderling te willen verftaan, ten opzigte van het oudé Verfchil over de Vaart en Handel op Esfequebo en Demerary, eender grootfte hinderpaalen in deezen (f)- Dit CO R'fo'. Oen. 19. Maart 1787. CD Refil' Gen. ai. Maart 1787.  HISTORIE. 407 Dit alles vondt zo veel ingangs, dat 'er een voorflag uit gebooren wierd, om de West-Indifche Maatfchappy te volmagtigen tot een Negociatie van 500,000 Guldens onder Guarantie van hun Hoog. Mogenden. Holland ftemde bier in toe, met aandrang op een fpoedig befiuit. Stad en Lande hadt zich daar toe reeds vaardig betoond. Zeeland nam aan zich ten fpoedigften te zullen verklaaren. De overige Gewesten betoonden zich minder volvaardig (*). Schoorvoetende was de Raadfiag van Overysfel; vaardiger die van Gelderland (f ). Terwyl deeze zaak hing, bleef de WestIndifche Maatfchappy ongered. Dien druv genden nood gaven Bewindhebbers, by eenen Brieve, den Algemeenen Staaten te kennen in deeze bewoordingen: „dat zy gee„ ne uitdrukkingen konden vinden kragtig genoeg om de dringende noodzaaklyk„ heid te doen gevoelen, van eene aller„ fpoedigfte voorziening, welke niet alleen „ fpoed kwam te vereifchen; maar reeds „ te lang uitgefteld was, hebbende de zaa„ ken reeds in de Colonien eenen nadee„ ligen keer genomen, en konden dezelve „ geen langer uitftel dulden. Indien „ de noodige fchikkingen niet in alleryl „ vastgefteld en verzonden wierden, zou „ alles voor de Republiek verloeren, ja, „ onherftelbaar verboren zyn." Met de reeds zeer bekrompene en ge- brek- (*) Refol. Gen. 13. en 17. April 1737. (f) Refol. Gen, 24. April en 10. Mey 1787. Cc 4 LV. BOEK. T787. Vo orgelkazenRedmiddel. Uiterfte behoeften.  4o3 VADERLANDSCHE LV. boek. 1787. Op welk een voet Staaten van Holland het gefchil met Zeeland wilden afgedaanhebben. brekkige verzorging der Benoodigdbeden voor de Volkplantingen, was hun kas dermaate uitgeput, „ dat dezelve naauwlyks „ in ftaat was tot het einde der naastvol„ gende maand Juny, de dagelyks voor„ komende uitgaven te. draagen; en zou„ den zy derhalven, op dat tydftip, naar „ alle waarfchynlykheid, met alle Betaalin„ gen hoe genaamd, op eenmaal, moeten „ uitfcheiden; terwyl zy reeds, op dit 00„ genblik, de Volkplantingen in zo verre „ moesten laaten dry ven, dat zy noch Lee„ vensmiddelen , noch Benoodigdheden, „ derwaards konden zenden, en de Maga„ zynen en Kantooren Jedig moesten laar „ ten (*}." Staaten van Holland alles ryplyk overwoogen, en een middel van fehikking omtrent het bekende gefchil met Zeelana? voor? gedraagen hebbende (f), kwamen in Zomermaand tot dit befiuit, „ dat onder be„ neficie van zodanig Accommodement, „ en verder of anders niet, de Gelastigden ter Generaliteit zouden worden gevol„ magtigd om toe te ftemmen in eene „ Sub- (*) Refol. Oen. 18 Mey 1787. (D Zo veel maaien hebben wy van deeze zaak moeien genaagen, dat wy niet wel voorby kunn-en biet te vermelden, wat Holland ten deezen opziete, by wyze van Schikking, wenschte vastgefteld te hebben, (vergelyk hier boven bl. 406.) nsamlyk, „ dat Zeeland zou afzien van alle „ prreferentie, het zy geheel of ten deele, van de „ Vaard en Handel op Esfequebo en Demerary, en „ dat zy dus confenteeren, dat voortaan alle Inge- zetenen van deezen Staat, het geheele Jaar door, „ uit  HISTORIE. 409 Subfidie van vyfinaal honderd duizend 9, Guldens in gelde, uit de Generaliteits 1 Kas, of wel tot een Volmagt op den „ Raad van Staaten, om die Som onder „ Gua- „ uit alle Havenen van de Republiek, en rnet Ac,, tens van Permisfie, of Paspoorten van Inlanting, var» een der Kamereu van de IVest-ludiJlhc Ccm„ pagnie zonder onderfcheid, voorzien, zullen „ mogen vaaren na Esfequebo en Demerary, en „ van daar, ten allen tyde, met even veel regt als „ de Schepen, welke uit de Provincie Zeeland zyn s, uitgeklaard, Retourvragten zullen mogen innee„ men. „ Dat hier door, en door de verde-e huishoude,, lyke fchikkingen by de IVest - Indifche Compag,, nie te maaken, en by het plan vau Accommoda„ ment opgegeeven, het Reglement van den Jaare „ 1772 zal worden vernietigd, en in de vergoeding „ daar van door de Ingezetenen van den Staat, die ,, van Zeeland alleen uitgezonderd, welke, in de „ zes eerfte Maanden van 't Jaar, Schepen na de „ Colonien uitzenden, zal worden betaald een tx„ tra Lastgeld van zes Guldens per Las'. „ Dat dezelve by de IVest-Indifche Compagnie , „ ter Kamer alwaar dezelve Paspoorten bekomen, „ zullen worden ontvangen, en aan de Kamer Zee„ land uitgekeerd , welke dezelve ponds pond ge„ lyke zal verdeelen onder de Schepen, in dat ,, zelfde Jaar na de voorz. Rivieren vertrokken. — „ Dat van deeze betaaling alleen bevryd zullen zyn „ zodanige Schepen, welke ten behoorelyken tyd, „ zullen in gereedheid geweest zyn om vóór den „ eerften January in Zee te gaan, en waar van de „ laatfte Ligter voor Kerstyd na Texel, of de andere „ Zeegaten, zal weezen vertrokken; doch welke „ Schepen door Weer of Wind, of andere onvoors, ziene toevallen, van hooger hand, zullen wors, den verhinderd uit te zeilen, en dat van zoda„ nige hindernisfen ten klaarften zal moeten con,, fteeren, zelfs, des noods, onder prtestatie van „ Eede." Refol. van Holl. 22. Juny 1787. Cc 5 LV. IOIK, I7fl7.  4io VADERLA N D S C M E LV. BOEK, I787. Wegen: den Sluikhan del op Suriname. „ Guaraiitié van hun Hoog Mog. te ne„ gotieeren, mitsgaders tot betaalinge der „ Intresfen en vervulling van het jaarlyks „ kort van 's Compagnies Kasfe, aan de„ zelve toe te liaan een jaariykfchen On„ derftand van twee honderd vyfeig dui„ zend Guldens, tot den tyd dat het te„ genwooruig Octrooi zou verftreeken „ zyn, en dat'deezen Onderftand op den „ Staat van Oorlog zou worden gereparti- tieerd (*)." Deeze nieuwe voorflag gaf aanleiding tot verwyl; zo dat 'er, ten deezen Jaare, niets vrugtbaars van voortkwam, 1 Suriname ftondt met andere Volkplantingen bloot voor den Sluikhandel (f), en " werd deeze voortgezet, gelyk wy in 't voorbygaan gezien hebben. Directeuren van Suriname gaven, by eenen Brieve, in Bloeimaand deezes Jaars berigt, dat zy niet in gebreke gebleeven waren om alle misbruiken, en ongeoorloofden Handel met de Noord- Americaanfche Vaartuigen te weeren, en aldus deezen onontbeerelyken Han-. del binnen wettige paaien te houden. « Het berigt hier. omtrent den Gouverneur en Raaden gevraagd, lieten zy hun Hoog Blog. toekomen, „ zo zeer, om dat zy ver„ meenden derzelver confideratien op verre „ na niet gegrond te zyn, als om hun „ Hoog Mog.. onder het oog te brengen de billyke en waare aanmerkingen, by „ Gouverneur en Raaden gemaakt, omtrent : de (*) Refol Gen, 28. Juny 1787. (f) Zie onze Vadcrl. Hist. XiV. D. b), 23.  HISTORIE.. 411 „ de nadeelen, die door moeilyke bepaa„ lingen van deezen Handel, eerst aan de „ Golonie van Suriname en daar naa, by ,, te rugkaatzing, aan het Gemeenebest zou- „ den toegebragt worden." Met te meer vertrouwen durfden zy zulks aan het welverlicht oordeel van hun Hoog Mog. aanbeveelen : dewyl 'er uit zou blyken, met welk een yver aan hun last in Suriname was voldaan. Twee Noord-Americaanfche Barken, welker eene met eenige Zuiker, en welker andere met eene geringe hoeveelheid Cacao, uit Suriname wilde verzeilen, waren 'er aangehouden en de Schippers, volgens de ftrengheid der Wetten, geftraft (*). Het verloop des West - Indifchen Handels hadt middelerwyl een groot aantal Handelaars en Reeders in Schepen op de Eilanden van den Staat in de West-Indien vaarende, aangefpoord tot het indienen eens Verzoekfchrifts; waar in zy betuigden uitgezien te hebben na de weezenlykfte middelen tot wederopbouw, aanmoediging en fteun van den kwynenden West- Indifchen Handel en de Welvaard der Volkplantingen van den Staat. Ten dien einde floegen zy, in de eerfte plaats, voor dat met alle zorgvuldigheid en waakzaamheid den invoer van Europeefche Goederen, door vreemde Natiën zou worden verhinderd, en met behoorelyke geftrengheid tegen de Overtreeders gehandeld, ten einde daar door een- (*) Rrfol. Gai. 23. Mey 1787. LV. BOEK. 1787. Voorflag tot herftel des West-Iri' difchen Handels.  4i2 VADERLANDSCHE LV. boek eenmaal gehoor gegeeven mogt worden aan de zo dikwerf gedaane klagten der hand eldry vende Ingezetenen aldaar, die meer dan ééns hadden moeten ondervinden, dat door den aanvoer van Lywaaten uit de Franfche IVest- Indien, van Fngelfche Europeaanfche Goederen uit de Engelfclie Eilanden, en van Hollandfche Goederen uit NoordAmerica, de Vaderlandfche Goederen, welke zy voor eigen rekening, of voor die hunner Correspondenten, in hunne Maga^ zynen hadden, zodanig in prys daalden, dat 'er geene mogelykheid was om dezelve anders, da.n met groot verlies, te verhandelen. Ten anderen, dat men daar en tegen gemaklyk behoorde te zyn omtrent den Invoer van IVest-Indifche Producten van de vreemde Natiën, en aldus dezelve niet te belasten, uitgezonderd alleen de Provifien; wanneer dezelve, byzonder de Franfchen, Spanjaarden en Americaanen, uitgelokt zouaen worden om hunne Voortbrengzels in de Volkplantingen van den Staat ter markt te brengen; en alzo de voorkeus te geeven aan onze Eilanden. Het geen daar door by de IVest-Indifche rUaatfchappy fchynbaar werd verlooren, vondt men door de ontvangst van meerder Voortbrengzelen, (volgende uit het verlof voor vreemde Natiën, om alle Voortbrengzels van hun Land, vrylyk, uitgezonderd Leevensmiddelen , waar onder de Ryst niet zou worden begreepen, te mogen invoeren,) en alhier meer luisterryken en bloeijenden Handel, dubbel vergoed, —- Dat  HISTORIE. 4i3 Dat, ten derden, de uitvoer en het vertier van de Europeaanfche Goederen in de WcsiIndien, zo veel doenlyk, gemaklyk moest gemaakt worden, en aan de vreemde Natiën daar toe alle gelegenheid vergund, byzonder den Noord- Americaanen; door aan dezelve toe te ftaan, de Ryst, en alle Voortbrengzelen van hun Land, vrylyk in te voeren, en niet te betrekken onder het Artykei van Leevensmiddelen, en daar en tegen Rum en Malasfy, als ook het Zout op Curacao insgelyks zonder eenige belasting, uit te voeren. Eindelyk dat de Voorraad van Leevensmiddelen, door vreemde Bodems aangebragt, belast wierd met acht ten honderd; en daarentegen die de Hollandfche Schepen invoerden, flegts eene belasting van twee en een half ten honderd betaalden (*). — Naar gewoonte werden deeze Handelbedenkingen by de Gewesten overgenomen, en bleef het daar by berusten. In de Middellandfche Zee ging de door Oorlogfchepen van den Staat befchermde Koophandel vry voorfpoedig; doch werd aanhoudend met een bezwaar gedrukt, waar over, in den voorleeden Jaare, reeds klagten waren uitgeftort; het vorderen der Tol van Villa Franca naamlyk, door het Hof van Turin (f). De klagten deswegen toen gedaan, vonden weinig of geen ingangs. By herhaaling over dit ftuk, in Sprok- (*) Refol. Gen. 27. April 1787. (.t) Zie onze Vader/. Hist. XIV. D. bl. 6t. LV. BOB, K> 1787. Verfl-hii ovf r de betaaling der Tol van Villa Franca.  LV. BOEK. I787. Voordel daar tegen. 1 i ] 3 i j < ■i 414 VADERLANDS C H É Sprokkelmaand deezes Jaars, raadpleegende, viel het befiuit, om Directeuren van den Levantfchen Handel en Scheepvaard in de Middellandfche Zee, die des wegen tot nog geene klagten van de Kooplieden vernomen hadden, aan te fchryven, om, zo ras de handeldryvende Ingezetenen van deeze Landen, over af/orderingen van Tollen -en dergelyke Moeienisfen in de Midiellandfche Zee. mogten klaagen, deswegen :en fpoedigften hun Hoog Mog. kundfchap :e laaten toekomen; ten einde daar tegen ie noodige Vertoogen te kunnen doen, :n deeze met zulke kragtdaadige middelen te onderfteunen, als zy te raade zouden worden (*). Op deezen grond fchreeven gemelde Directeuren, in Oogstmaand, aan hun Hoog Mogenden, dat, volgens berigt des Confuls SteuPvEnberg te Genua, door de Opzienlers der Viüa Francafche Tol, een Schip /an Amfierdam op Genua bevragt, gedwongen was te Nisja binnen te loopen, en lie Tol te betaalen. Zy toonden de ongegrondheid van het Regt om die Tol te ïeffen, reeds in het afgeloopen Jaar, door mn Hoog Mog. erkend. Zy voegden 'er levens, dat daar deeze Tol over de Goedeen werd geflaagen, de Franfche en Spaan"che Kooplieden zich daar door verpligt vonten ter inlaadinge de voorkeus te geeven tan Schepen van zodanige andere vreemde Slatien, welke deeze Tol afgekogt hadden, (*) Refol. Gen. 7. Feb. 178/.  HISTORIÉ. 41S den, 't welk zeer ten nadeele van de bevragting in Hollandfche Bodems ftrekte, zo danig dat. wanneer die Tol in weezen bleef, alle de opofferingen door de Nederlandfche Scbeepsreederyen, zints den jongiten Oorlog gedaan, om den Vragthandel weder op te beuren, de Vlag van den Staat de oude voorkeus weder te bezorgen, vrugtloos zouden blyven (*). Wegens deeze klagten viel een overgenomen raadfiag, by hun Hoog Mog. om eene naauwkeurige Opgave van het bezwaar voor de handeldryvende Ingezetenen deezer Landen , uit het heffen van die Tol fpruitende; als mede of Directeuren nog iets te voegen hadden by de gronden daar tegen aangevoerd, uit een Staatsbefiuit van hun Hoog Mog. van den Jaare mdccxli , om zich des te kunnen bedienen, in gevalle men over deeze zaak met den Koning van Sardinien in onder- handelinge tradt. Dien onverminderd oordeelden zy, dat Capitein Melvill , bevel voerende over 's Lands Vloot in de Middellandfche Zee, behoorde aangefchreeven en gelast te worden om zelf, wanneer zulks voeglyk kon' gtfohieden, Schepen derwaards te zenden, en by het Gouvernement zodanige vriendlyke, doch teffens ernflige Vertoogen, te doen, als konden dienen om te bewerken, dat voortaan de Schepen der Ingezetenen van deeze Landen van alle moeienisfen tot betaaling dier Tol bevryd bleeven, en den Schipper, die zich (*) Refol. Gen. 27. Aug. 1787. LV. roek. 1787. Hoe men 't wil uit den weg ruimen.  4i6 VADERLANDSCHE LV. boek. 1787. Het gefc'nüoverSr. Croix met den Keizer van Marocco nog leevendig. 1 i 1 zich thans in het geval der afvorderinge bevondt, de afgevergde Tol werd wedergegeeven. Dat, zo onverhoopt dee¬ ze Vertoogen de gewenschte uitwerking niet mogten baaren, Capitein Melvill daar van, en van zyne bevinding, hun Hoog Mog. zou kennis geeven; ten einde vervolgens te beraamen op welk eene wyze het gefchil over de Villa Francafde Tol, zou kunnen worden uit den weg geruimd (*). Nog onafgedaan hing de twist tusfchen zyne Maroccaanfde Majefteit en hun Hoog Mogenden, wegens den uitfluitenden ;n Vryen Handel op de Haven van 5/. Croix (f). De hoop, om des hun eisch voliaan te krygen, reeds klein, verminderde, ay herhaalde vergeeffche aanzoeken ;n viel bykans geheel weg toen de ViceConful van Nieuwerkerke in 't einde fchreef, volkomen zeker te weeten, dat de Keizer van Marocco, nooit ten oogmerke ion gehad hebben de Vaard op S(. Croix :e openen, veel min een uitfluitenden Hanlel op die Haven toe te ftaan, zedert dat ïy Mogador ter Stapelplaats van Handel Deftemd hadt, in het zuider gedeelte van iet Ryk; dat wanneer hy by een voegde ie menigvuldige omftandigheden, die genelden afftand van wegen dat Hof byna on- (*) Refol. Gen. 31. Aug. 1787. (f) Zie deswegen onze Vaderl. Hist. XIV. D. bl. 58- (§) RefJ. Gen. 24. Jan. en 14. Maart 1787.  HISTORIE. 417 onmogelyk moesten maaken, hy waarlyk moest gelooven, dat de Maroccaanfche Gezant zyn last was te buiten gegaan, met het een of ander byzonder inzigt, of dat hy onbedagtlyk St Croix begreepen hadt in de keuze der Havenen, die hy order kon gehad hebben hun Hoog Mogenden aan te bieden. Hun Hoog Mog. betuigden geen genoegen te kunnen neemen in deeze opgegeevene redenen, maar bleeven volharden in hun Befiuit deswegen nog deezen Jaare genomen , om 'er by aanhouden op aan te dringen: en op dien grond zich van het doen van meerder Ge- fchenken te ontllaan (*). Intusfehen hadt gemelde Vice - Conful overgefchreeven de bezitneeming van het Huis 't welk de Keizer te langer afgeftaan hadt, van 't welk men welhaast 's Lands Vlagge zou laaten waaijen. Welk Huis egter, ter verbeteringe, den Staat op omtrent 2000 Piasters zou te ffaan komen (f). Ontrustend luidde een Brief door den Heer van Nieuwerkerke, in Sprokkelmaand , uit Tanger gefchreeven, een Affchrift in fluitende van een Stuk, op last des Keizers van Marocco, aan alle zich te Tanger bevindende Confuls gezonden; doch by 't welke de HoUandfche, Zwecdfche, Deenjfche en Venetiaanfche Natiën het meeste belang hadden. By dit fchryven geboodt zyn Moor- fche (*) Refol. Gen. 6. 13. July 10. en 22. Oct. 1787. (t) Refol. Gen. 24. Jan. 1787. XIX. Deel. Dd LV. boek.' I787. Oorlog* bedreigingdiens Keizers;  4i8 VADERLANDSCHE LV. BOEK, 1787. Voorzie ningen deswegen. fche Majefteit diens Secretaris om, in aartftaande Bloeimaand, voor zich te ontbieden de Schippers, die te Darbeyda de Graanen gelaaden hadden, welke aan hun boord gezonden waren, door den Ambasfadeur van Tripoli; en dat de Natie, welke hier aan niet zou voldoen, zou worden aangezien als niet in Vrede met zyn Majefteit, en op nieuw Tractaaten van Vrede zou moeten maaken (*). Onmiddelyk hier op hadt de Vice -Conful Capitein Melvill , over s Lands Vloot in de Middellandfche Zee bevel voerende, des verwittigd, ten einde deeze, voor de veiligheid des Handels en Zeevaard op de Moorfche Kusten, de noodige voorziening zou kunnen doen. Dit droeg de goedkeuring van hun Hoog Mog. weg. Ook ontving die Vlootvoogd aanfchryving om, zo veel mogelyk, zorg te draagen, dat 'sLands Handel en Zeevaard, door eenige onderneeming van de Maroccaanen geen aanftoot leedt. De Vice-Conful kreeg last om by den Maroccaanfchen Keizer, tegen die Verklaaring alle gepaste en nadruklyke verklaaringen te doen, en hem byzonder onder 't oog te brengen, dat hun Hoog Mogenden in geenen deele verantwoordelyk konden worden gehouden voor het gedrag eens Schippers, die, daarenboven tot eene byzondere bevragting gebruikt, de orders hadt moeten gehoorzaamen van den Tripolitaan } O Refol. Gen, vj Maart 1787.  HISTORIE. 4*$ taan, op wiens last deeze bevragting was ondernomen (*). Capitein MelvIll , fchoon niet van gedagten dat dit geval een Vredebreuk tusfchen den Staat en den Reizer van Marocco zou veroorzaaken, zondt ten fpoedigften twee fnel zeilende Fregatten en één Kotter na Mallaga en Tanger, met last aan den Capitein van Woensel, die het bevel over dit Smaldeel zou voeren, om met de Confuls van hun Hoog Mog. aldaar in gefprek te tréeden, en een waakend oog te houden op 't geen te dier plaatzen mogt voorvallen (f). Welhaast bleek dat het den Keizer van Marocco om geld te doen was; immers hy ftelde voor, „dat, byaldien de Zweed/de Deenfche, Venetiaanfche en Hollandfche „ Natiën, ieder naar evenredigheid van „ hunne fchuld, hem niet bezorgden,de zes ', en zestig duizend Piasters aan Regten „ door den Trïpotitaan, uit d'Arbeyda uit „ gevoerd in twee Zweedfc&e en twee Deen \, fche Schepen, één Venetiaansch en één „ Hollandsch Schip, hy bevel zou geeven „ aan zyne Kruisfers om zo lang te kruis„ fen, tot dat zy van ieder der gemelde „ Natiën tien Schippers uit hunne Schepen „ zouden geligt hebben;" aan welke Schip„ pers de Huizen van hunne byzondere Confuls voor gevangenis zouden gegeeven „ worden, tot dat hy betaald zou zyn, „ zul- (*) Refol. Gen. 27. Maart 1787. (t) Refol. Gen. a. Ap 1787. Dd 2 LV. BOEK. I787. Oogmerk des Ma. roccaanfcbenKeizers, enStaats* befluic om hem in geld voldoening te geeveno  LV. 10ek. 1787. De zaak gevonden en afgedaan 420 VADERLANDSCHE „ zullende de Schepen en Laadingen van „ die Schepen alleen genomen en voor goe., den Prys verklaard worden in geval van „ verdeediging of wederftand." Toerustingen om dien Kruistocht aan te vangen deeden zich op (*). ^ Het aandeel 't geen, van wegen deezen Staat, in de geëischte fom zou moeten betaald worden beliep omtrent zeven duizend Piasters. Nogmaals wilden hun Hoog Mogenden alle poogingen aangewend hebben om te betoogen, dat de Hollandfche Schipper onfchuldig was; doch indien dit vrugtloos mogt afloopen, dan oordeelden zy, dat de uitoefening van 's Keizers onredelyke voorneemens, tot veel grooter nadeel zou ftrekken voor den Handel en Zeevaard op de Mocrfche Kusten, dan de opoffering der gemelde fom Piasters: en kreeg diensvolgens Capitein Melvill last, om als dan, die fom in Gelde te voldoen (f). Gelukkig namen de zaaken zulk een keer, dar dit Staatsbefiuit niet werd afgevaardigd. Vóór zulks gebeurde kreegen de Algemeene Staaten berigt van den ViceConful, dat de Keizer aan alle de Confuls , op het Kasteel ten dien einde vergaderd, den zestienden van Zomermaand, hadt doen verklaaren, dat hy in Vrede was met alle Christen Mogenkeden! Capitein van Woensel fchreef uit de Baai van Tanger, een Brief tot bevestiging van dit aangenaam nieuws, (*) Refol. Gen. 10. July 1787. CO Mol' Gen. 13. July 1787.  HISTORIE. 421 nieuws. Teffens vermeldende het voorftel van den Vice-Conful, dat het, tot onderhoud der goede eensgezindheid, voeglyk was, zo als andere Natiën ook zouden doen, een Gefchenk te geeven aan den Basfa, een ander aan den Effendi, een minder aan den Vriend van den Brenger der Brieven, en aan de twee Secretarisfen van het Gouvernement te dier Stede. De trouwe des Vice-Confuls en de tegenwoordigheid der Hollandfche Oorlogfchepen, welke anderen by den Keizer in een haatlyk daglicht hadden zoeken te zetten, kreeg van hun Hoog Mogenden den welverdienden lof, daar zy door hun beleid alle de onaangenaamheden, waar in de Handel en Zeevaard deezer Landen op de Kusten van het Ryk van Marocco, ter zaake van den onregtmaatigen eisch des Keizers zouden kunnen worden ingewikkeld, waren voorgekomen, en deeze netelige zaak vervolgens tot volkomen genoegen van hun Hoog Mog. buiten eenig bezwaar voor den Lande, was afgedaan. • Tot het zich aanfchaffen der Gefchenken voor de gemelde Perfoonen, indien zulks volftrekt noodig geoordeeld werd, kreeg de Vice-Conful last; en om deeze vaardiger en min omflagtig te doen, hadt hy dezelve in Geld, in ftede van in Goederen, gedaan (*_). Schoon de tegenwoordigheid der Sche- G pen van den Staat in de Middellandfche k( Zte CO &eM Gen. 6. Aug. en 20. Nov. 1787. Dd 3 LV. B OEK. I787, erchen- :n aan  422 VADERLANDSCHE LV. SOEK. 1787. de Alge- Zee veel toebragt om de Scheepvaard van den Lande daar te beveiligen, en de Magten der Africaanfche Zeehavens in Vrede te houden, kwam dit egter den Staat, tei| deezen tyde, op niet weinig fchats te ftaan. Bezwaarlyk waren zy te voldoen. De Vrede met den Koning van Spanje bragt daar aan niet weinig toe. Alle de Mogenheden verbeterden de Gefchenken, om den Vrede te onderhouden. Voor den Dey en Regeering van Algiers beliepen de toegefchikte Gefchenken, buiten de nog zwaare Onkosten der Overvoeringe, 45764 Guldens. De ontftaane Pest vertraagde de overzending, 't geen reeds misnoegen wekte. Die fchat aan gefchenken voldeedt niet. Capitein Melvill had egter middel gevonden om het grootfte gedeelte te doen aanvaarden; doch geenzins zonder zyne toevlugt te neemen tot het gewoone middel , het doen van buitengewoone uitgiften, waar aan hy 2759 Piasters de la Rofa, en 32 Grafies befteed hadt. — Aan de Pestziekte was de Vrouw van den Raja of Opperbevelhebber der Ruiters overleden, deeze eene andere trouwende, hadt de Conful F. Fraissenet, gelyk andere Confuls, hem Gefchenken moeten doen, die hem op 742 Guldens te ftaan, en op de Rekening van buitengewoone Onkosten kwamen. Naauw waren de Gefchenken door den Dey ontvangen, of de Conful kreeg eene Opgave der Gefchenken, welke de Dey, in 't aanftaande Jaar, verwagtte; waar onder veeIe Scheepsbehoeften en Scheepsbouwftof- fen;  HISTORIE. 423 fen; en voegde hy 'er eene opgave by van de Kostbaarheden, die, zyns agtens, den Dey alleraangenaamst zouden weezen (*). Voor het planten der Vlagge van den Staat te Tunis betaalde de Conful Nyssen 25000 Guldens,. en hadt hy aan de Capi tein van de Kaapers, Koks, Admiraal en Oud-Admiraal, nog ruim 700 Guldens moeten uitgeeven (f). De Dey betoonde ten deezen Jaare zyn misnoegen over vier paar Piftoolen, drie Jaaren geleden ontvangen, die hy, ontdekkende dat ze met Koper in ftede van met Goud beflaagen waren, aan den Conful te rug zondt, nevens een ander paar, bezet met Diamanten en Robynen. Grootlyks vondt zich de Conful over die geftoordheid verlegen. Men zogt op verfcheidenerlei wyzen de ftoorenis deezes Deys te flillen; vertoogen en aanbiedingen doende om het gebrekkige te vergoeden. De Zee-Capitein Virieu, door den Capitein Melvill na Tunis gezonden, deedt deeze kleine, doch onaangenaam e zaak al voor tien duizend Ponden Buskruid. Ook nam de Dey het paar Piftoolen met Diamanten en Robynen omzet weder aan; doch van de anderen wilde hy niet meei hooren fpreeken. De eerfte Staatsdienaai raadde daar op Virieu, dezelve aan mindere Officieren ten gefchenke te geeven. dit hadt hy gedaan, één paar mede m Hol (*) Refol. Gen. 24. en 25. Mey 1. 8. en 15. Oct 1787. Cf) Refol, Gen. 29, Maart 1787, Dd 4 lv. boek. I787. Onaanfïena.'tnhedenmet den Dey van Tunis.  424 VADERLANDSCHE LV. boek. i?8?, Onderhandeling met Tripoli. Holland neemende, om dezelve aan hun Hoog Mog, te vertoonen (*)■ Blykbaar was dit eene gezogte gelegenheid om den Staaten op nieuw iets af te persfen; gelyk hem gelukte. Een en anderwerf hadt de Basfa en Regeering van Tripoli eenen Afgezant aan deezen Staat gezonden (f). Zulks hadden zy weder in den zin, en wel dat des Basfa's Zoon dit Gezantfchap zou bekleeden; doch de Staaten hadden geen genegenheid om zulk een Afgevaardigden te ontvangen. Aanhoudend was dit verzoek, en niet min gefladig het weigeren. — Over de gefchenken deeze Regeering toe te fchikken viel veel beraadflaagens, vergezeld met gefchilten deswegen tusfchen de Lands - capiteins ;n den Conful Warnsman. Het flot van alles was het aanbodt eens Gefchenks van 5ooo Guldens in Geld, vergezeld van eene yolernftige verklaaring, dat hun Hoog Molenden vast voorneemens waren, noch nu, loch in 't vervolg, eenen Afgezant te ontvangen: van welk voorneemen de Basfa ;gter betuigde niet te kunnen afzien (§). Onder alle deeze verrigtingen, waar in le Zee-Capitein Melvill , als Vlootvoogd der Schepen van den Staat in de Middellandfche Zee, veel aandeels hadt, bleef de Vre- (*) Refol. Gen. 8. Nov. 1787. (t) Zie onze Vadert. Hist. ten onmiddelykea Vervolge van Wagenaar XH.ll. D. bl. en SXtV. D, W. 158. (*) Refol. Gen. 3. Jan. 14. Maart 17. 31. Aug. :n 27, Dec. 1787.  HISTORIE. 425 Vrede met de Barbaryfche Mogenheden bewaard, de Koophandel en Zeevaard befchermd. Het geen wy ons in dit Boek, hadden voorgefteld, naar ons plan, breed genoeg behandeld hebbende, maaken wy een einde aan dit Tydperk van 's Lands Gefchiedenisfen, om vervolgens de draad weder op te vatten, waar wy dezelve lieten leggen, by de Omwenteling deezes Jaars, 't welk eene zo overvloedige Schryflïoffe van veelerlei aart aanboodt. Einde des Negentienden Deels. Dd 5 BLAD- LV. BOEK. I787. Befiuit.  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. Admiraliteit op de Maas, gefteldheid yan dezelve, 36$. Hoe het met die van Amfierdam gefchaapen Mondt, 369. Verflag wegens die in Zeeland, 373. In het Noorder Kwartier , 374. Deerlyke gefteldheid van de Admiraliteit in Friesland, 374. Adrichem (H. A. vait) wordt Stedehouder van Ch. Bigot, 3QO. Aerts (A.) Vicaris Generaal van het Bisdom'sBosck, pryst de Stad 's Hertogenboscham tot een Kweekfcbool der Roornschgezinden, 352. Algiers (Schat van Gefchenl;en aan den Dey van) dit jaar gefchonken, 422. America (Onderneemingen in) om Handel op de OostIndien te dry ven, 397. Aedescfi, Bevelhebber des Krygsvolks te Harlingen, \ erflaat zich met de BevelhebHers der Schutterye, ïca Waarfchuv/t de Harlingcrs om tegen verrasfing op de hoede te zyn, 108- Appingadam Bejliüt der Meer¬ derheid aldaar om niets wegens de Magiflraatsoeftelling aan den Prins te zenden , 201. Een hreed Verzoekfchrift ten tegendec, le aan den Luitenant en Hoofdmannen van de Hooge Juftitiekamer van Stad en Lande, 202. Gefchil deswegen met bet Hof, 211. Het Hof zendt eene Commisfie na Appingadam, 212. Hoe de Stad dit gedrag des Hofs inziet en beoordeelt, 213. Het Hof flaat in deeze zaak voort, 214. Verdeedigt zyn gehouden gedrag, 2 T4. Voorloopig verflag van het Defenfieweezen der Provincie op 'sHofs Brief, 216. Hoe men dit verflag beoordeelde, 217. Voortgang deezes Gefchils, 218. Het Hof vondt fteuu in dc Heeren der Ommelanden, 220. Afloop deezes gefchils, 22r. Het Wapengenootfehap aldaar vuurt af en wordt beledigd, 244. Oproer by het Societeitsbuis, 245. Stryd tusfchen deOranjegezinden en deGe- noot:  BLADWYZER. nootfchappers, 246. Herhaaiing van dit Gevegt, AU. Het Hof wil Krygsvolk derwaards fchikken; met eene Commisfie; doch flaagt niet, 247. Verzoek des Hofs om Attaché by Gedeputeerde Staaten, 248. Uitftel hier van als mede van een Verzoek om Vrywiliigers uit de Stad na Appingadam te zenden, Aid. De Regter van Appingadam Wieringa in zyne post gefchorst, en Hoving in diens plaats gefield, 249. Onderfcheide Wapengenootfchappen te Appingadam, Aid. De Staaiscommisfie trekt met de Wapenen van daar te nigge, 254. Vernederende Verklaaring der Stad Groningen omtrent het te Appingadam gebeurde, 255. B. Jjerckel (Van) diens Berigten wegens den Har del der Americaanen, op de Oost Indim, 397. Bere (De) Burgerbevelhebber, in geen goeden naam , 140 Trekt na Stiens, 144. Ontkomt ui" Franeker, 149. Viugt na Stavoren, 150. Bergen op den Zoom (Hoe het Volk van Grenier te) ontwapend, 341. Bergsma (J. K.) fchryven van de Friefche Minderheid aan deezen Heere, 47. Zyn gehouden gedrag in dit geval met een voorig verge- geieeken , 50. Brief van het Franeker Detenfiewiger zen aan dien Heerp, 122. Publicatie der Staaten van Friesland op dien Brief gevolgd, 129. Beyma (C. L. van) diers Voorflag en die van het Leeuwaarder Vrycorps verworpen, 13. Verdeedigt het beleggen der Friefche Staatsvergadering na Franeker, 61. Diens Brief aan Vegelin van Claerber- gen, I24. Bigot (Charles) tot Hoogen Laagfchout van 's Hertogenboch en de Meyerye aangefteld, 299. Bolswaard, het voorgevallene aldaar met W. Cnoop, 173. Kiest de zyde der Franeker Staatsleden, 174. Burgergeconftitueerden daar aangefteld, 175. Braam (Van) wegens zyne bedryven in de Oost Indien tot Schout by nagtverheeven, 396. Breda (Vreugdebedryven te) op 's Prinfen Jaardag, 357. Alle poogingen tot Burgervryheidsherftel aldaar vrugtloos, Aid. Oproerigneden aldaar gefluit, 358. Aanmerkingen over het gedrag der Regeeringe in dit geval, 359. Jaardag der Prinfesfe daar gevierd, 361- n C. Camper (P.) diens Verklaring ten Landsdage, 10Loopt op niets uit, 13. Claer-  BLADWYZER. Cl aehbeüoen (Vegelin van). Brief aan deezen, van C. L. van Beyma, 124. Cnoot (W ) waarom en hoe te Bolswaard in boete verweezen , r73, Coor-mans (G.) Hoogleeraar te Franeker door Curatoren befchuldigd, 22. 23. Aanfpraak aan Franekers Schutters, 33. Croix (Het gefchil over St.) met den Keizer van Marocco nog leevendig, 416. Cuik (Hoe 'tzich in den Lande van) met het Patriotismus toedroeg, 365. Curtius (Donker) hoe het by hein gefield was ten tyde der Plunderinge in tien Bosch, 324. n D- ' Uemerary. Zie Esfcquebo. Diep (Nieuwe) Ontwerp eener Bergplaats voor 's Lands Schepen aldaar, 377. Met Medemblik daar toe in overweeging genomen, 380. Üe zaak blyft hangen , 381. Dokkum Gedrag te dier Stede ten opzigte van het daar aan voorgefchreeve Stedelyk Regeerings Reglement, 176. Op welk een grond de Regeering zich daar aan onderwerpt, Aid. De Burger Krygsraad werkt'er tegen, 177. Wat deswegen voorviei, Aid. Wat daar gebeurde over de Publicatie tegen de Gewapende 4 Genootfchappen, 278. Het Exercitiegenootschap gehandhaaft, 181. Hoe het zich daar by de Omwenteling toedroeg, 182. Dussen (Van der) Gouverneur van 's Hertogenbosch, poogt den Burgerwapenhandel te (luiten, 293. Bewerkt een inbreuk op der Burgeren regten, 295. Brief van den Bevelhebber Crause aan hem, wegens het voorgevallene te Vugt, en . welk een gebruik hy daar van maakte, 309. Gaat kort voor het Oproer uit den Bosch, 32r. Krygt last om na 's Bosch te keeren, 33i. F E- ■LtNgelhard Syndicus der Ommelanden, maant de Regeering té Groningen af eene Commisfie na Appingadam te zenden, 249. Esfcquebo en Demerary (Gefchil met Zeeland wegens de Vrye Vaart op) 399. Voorflag van den Luitenant Smeer om den Sluikhandel op Esfequebo en Demeraryte beletten, 401. De Regeering in die Volkplan. tingen verdaagt van aandeel in den Sluikhandel te hebben, 403. Op welk een voet Staaten van Holland het verfchil met Zeeland wilden afgedaan hebben, 408. "ranekcr (Brief der Schuttery van) aan de Minderheid der  BLAD WYZE R. der Staatsleden, 16. Het voorgevallene met vkr Hoogleeraaren in die Academieftad. Zie. Friesland. Verflagenheid hier over te dier Stede, 30. Deeze Stad wordt het middelpunt van de verrigtingen der Patriotten , 31. De Krygsraad misnoegd op Gedeputeerde Staaten , Aid. Eifchen door denzei ven aan de Magiftraat gedaan, ingewilligd, 32. Aanfpraak van CoorMANs aan de Franeker Schutters, 33. Aanfpraak van C. van Kooten in dichtmaat, 37. Hoe men te dier Stede het verbod van het behandelen des Gefchuts ontduikt, 43. Befluit om daar eene Staatsvergadering te beleggen, 58. Zie verder Friesland. Het Franeker Defenfieweeren fchryft een Brief aan de Natie, 66. PuMicatie der Franeker S;aatsleden, by welke zy de andere vervallen verklaaren, 68. Geeven een tegenovergeftelde Publicatie den Burgerwapenhandel betreffende, 72. Neemen dc Gewapende Genootfchappen in befcherming, 73. Doen een aanfchryving aan de Ontvangers van 's Lands Gelden, 74. Vaardigen Brieven af aan de Bondgenooten, Aid. Aan hun Hoog Mogenden , 78. Aan den Stadhouder, De Brieven blyven onbeantwoord, 79. Stellen het Regiment van Plettèneerg buiten dienst, 80. Schryven de Militairen in Friesland aan, 82. Publicatie te hunner Verdeediging , Aid. Van Kruid enz. voorzien ,-88. Meer Krui.Is en Gefchuts daar ingevoerd, Aid. In ftaat van. verdeediging gefield, 89. Het Defenfieweezen vergroot en de last verbreed, 90. Deurwaarders en Onregtsdienaars na Franehr gezonden; welk lot hun bejegende, AU. Eenigen der Franeker Regeericg na Leeuwaarden opontboden , gaan derwaards , 9r. Vrywilligers begeeven zich na Franeker, 92. By de Burgers gehuisvest , 93. Nieuwe Krygsposten, Aid. Schryven aan de Patriotten in Overysfel en Drenthe, 94. Krygshaftig gelaad van Franeker , 9^. De Staatsleden fchrvven aan de Regeering te Harlingen, no. Brief van den Franeker Krygsraad aan dien van Harlingen, r 14. Antwoord daar op, 116. L. J. J Rengers als Raad afgezet ,117. Makkum door die van Franeker bezer, 120. Toevoer aandieStad toegefchilu, i2r. Brief van het Franeker Defenfieweezen aan J. C. Be-igsma, 122. Verflaagenheid aldaar by het verlaatt-n v;,n Utrecht, 130. Bekendmaaking desFraoeferKrygsraads aan dien van Harlingen,!^. Hoe  BLADWYZER. tioe beantwoord, 133. By dreigen lieten de Franeker Staatsleden het niet berusten, iat. Brandftichting hun ten laste gelegd, Aid. Wat zy tot het doorfteeken der Dyken beflonden , 142. Bedeftond te Franeker uitgefchreeven, 144. Eenigen te Franeker ontkomen, anderen mislukt dit, 146. Bekendmaaking om de Stad te ruimen, 147. Uitwerking daar van, 148. Hoe bezwaarlyk het viel uit Franeker te geraaken, 148. Op wat wyze veelen de Stad ontkwamen , 149. De Auxiliairen en Kanonniers te vrede gefield, Aid. Werwaards men de wyk nam, 150. Wederzydfche beledigingen-der Partyen, Aid. Vaisch gerugt wegens het herneemen van van Franeker door de Patriotten, 151. Befiuit omtrent de Franeker Staatsleden, 159. De Regeering fchryft aan de Staaten, 163 Krygsvolk treKt ter Stad in, 164. Krygsbewind aldaar met de gevolgen, Aid. Befchikking op eene ïusfchenregeering te dier Stede, 165. Eenige Regeeringsleden onder voorwaarden herfteld, Aid. Anderen dit geweigerd, JÓ7. Befiuit omtrent de Voortvlugtigen, 168- Vonnis over de Stad Franeker geveld, Aid. Hoe beoordeeld, 169. Volvoering van de vernedering die Stad befchooren, 170. Friesland (Zamenhang der Gebeurtenisfen in) met de vroegere aldaar, 6- Schynbaare tot eenkoming der Partyen, 8- Verklaaring van D. B. van der Haer , 9. Van denzelfden Heer met P. Camper, 10. Dit loopt op niets uit, 13. Voorflag van C. L. vait Beyma en het Leeuwaarder Vrycorps verworpen, AidDe Minderheid der Friefche Staatsleden vergadert afzonderlyk, 15 Brief der Schuttery van Franeker aan de Minderheid, 16. Vertoog der Curatoren van de Franeker Academie aan de Staaten, 19. Bekendmaaking der vier Franeker Profesforen daar tegen, 26. Gevolgen hier van de afzetting dier Hoogleeraaren, 28. Hunne Tegenverklaaring, Aid. Zy leggen hun post neder, 29. Affcheid en Verklaaring eeniger Studenten, Aid. Verflaagenheid hier over te Franeker, Aid. Stem deezer Provincie ter Algemeene Staatsvergadering tegeu Holland gekant, 39. , Onderfchept Plan der Friefche Patriot, ten , Aid. Men legt zich toe op de behandeling des Gefchuts , en Verbod daar tegen , 42. Hoe te Fransker ontdooken . 43. Artilleristen door Staaten van Friesland verzogt en verkree-  B L A D W Y Z E R. kreegen, 43. De denkwyze der Meerderheid in de heerfchende Staatsgefchillen, 44. De Minderheid fchuldig verklaard , 45. Eenige Leden der Minderheid begeeven zich na Holland, hoe daar ontvangen, 46. Schryven deiMinderheid aan Bergsma, 47. Diens gedrag in dit geval, 50. De Minderheid zendt affchriften der Stukken aan haare Lastgeevers, Aid. De Friefche Patriotten zenden een Adres ter tekeniBge, 51. Dit Adres werkt niets uit, 57. Eenige Leden der Minderheid gedagvaard, Aid. Weigerend Antwoord , 58. Beiluit om eene Staatsvergadering te Franeker ie beleggen , Aid. Uitfchryving ten dien einde, 59. C L. van Beyma verdeedigt het beleggen dier Vergaderinge, 6r. Algemeenheid van het Patiiotismus in Friesland, 62. Verklaaring der Officieren en Honoraire Leden der Friefche Vrycorpfen , 62. Brief van het Franeker Defenfieweezen aan de Natie, 66- De Staatsleden te Leeuwaarden vergaderende voor vervallen verklaard door die te Franeker, 68- Afkondiging der Staaten te Leeuwaarden tegen de üurgerwapenhandel, 69. De Staatsleden te Leeuwaarden feeven kennis aan hun Hoog Mog. van het gedrag der anderen, 86. Publicatie van Staaten van Friesland op den Brief aan Bergsma gevolgd, 129. Aanmerking op de Bezwaaren der Ftiefche Patriotten ten laste gelegd, 140. De Patriotten verlaaten dat Gewest, 152. Afkondiging der Amnestie door de Staaten ,Ald. Aanmerking over deeze Amnestie, 158- Befiuit omtrent de Franeker Staatsieden, 159. Aanmerking hier over, ró2. Schryven der Franeker Regeering aan de Staaten, 163. Deerlyka gefteldheid van de Admiraliteit in Friesland, 374. Dezelve blyft onder opzigt, 376. Generaliteits Landen (Algemeene gefteldheid in de) 290. Waarfchuwing der Patriotten aan de Inwoonders van dezelve, 301. Wat daar mede overeenkomflig voorviel, 302. De Advocaat Fiscaal geeft zyn gevoelen op om de woelin* gen in de Generaliteit te ftuiten, 303. Publikatie, ftrekkende ter vernietiging van de Wapenhandelende Genootfchappen, 304. DeLeeraars enPriesters daarby verboden zich met Staatszaaken te bemoeijen, 306Verzoek aan zyne Hoogheid, wegens het draagen van Oranjetekenen dopr de Soldaaten, 307. Grü w-  BLADWYZER. Grenier, hoe diens Volk te Bergen op den Zoom ontwapend , 341. Groningen ftrydige denkwyze tusfchen de Stad Groningen en de Ommelanden, 186. Geeft een meer bepaalden last aan de Stads Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering , 188Welk eene uitwerking zulks hadt, 192. Welke Vryheidspoogingen in den voorleeden jaare, aldaar gedaan en geflaagd waren, 198. Verzoekfchrift van een aantal Groninger Burgeren, om opfchorting der Regeerings verandering , . 199. Dezelve voor dit j3ar aldaar opgefchort, en den Prins des verftendigd, 2or. Wat Groningen deedt in het Gefchil des Hofs met Appingadam. Zie Appingadam. Oordeel der Stad en Ommelanden, wegens de zweevende Staatsverfcbillen, 222. Raadfiag der Ommelanderen, 223. Ander oordeel der Stad , 224. Verklaaring der Ommelanderen op dien Raadfiag, 227. Belachlyke pooging om de Oranjeparty ten Plattenlande meer opgangs te doen neemen , 229. Genootfchappers vertrekken van'daar na Appingadam, 246.- Uitftel van een verzoek om Vrywilligers na Appingadam te zenden , 248. Engelhard , Syndicus der Ommelanden, maant de Re¬ geering van Groningen af eene Commisfie na Appingadam te zenden , 249. l',efluit der Stad om Wieringa , Regter van Appingadam, in zyn dienst te fchorsfen, en Hoving in diens plaats te ftellen, Aid. Zie verder Hoving en Wieringa. Vernederende Verklaaring dier Stad omtrent het te Appingadam gebeurde , 255. Woelingen der Ommelander Heeren tegen die der Stad, 257. Zie verder Ommelanden. Drie Belluiten door hun tegen de Stad genomen, 226. Groningen (De Stad) meer byzonder befchouwd, 271. Slegte gefteldheid der Schutterye, 272. Voorftel tot een beter Plan derBurgermagt, 273. Beraadflaagingen over hetzelve, Aid. Tegenwerkingen van verfcheidenerlei aart, 274, Prinsgezinden yveren daar tegen, Aid. Ook de Ariftocraaten, 275. Anderen uit nog andere inzigten, 276- Tegenbedenkingen ontworpen , 277. De Godsdienst te vergeefsch in 't fpel gebragt, 279. Hoogleeraars in de Godgeleerdheid en de Leeraars de Patriottifchezyde toegedaan, Aid. Ontwerpen eener Burgerwapening, 279. 't Gedrag der Krygsbezetting, eerst lofwaardig, 280. Vervolgens min pryslyk, 281. Hoe het te dier Stede by ds  BLADWYZEÏL de Omwenteling toeging, 285. Guerin (W.) trekt te Franeker binnen, en voert 'er een Krygsbewind, 164. Gulpen (j. T. vak) befchuldigd als üitgeever van den Courier de la Meuje, 354, Zyn zaak blyft fleepen, 358. tt H. naer(D. R. van df_r) diens Verklaaringen ten Landsdage, 9 Van geen gevolg, 13. Harlingen, boe het daar ter Stede met het Patriotismits gefchaapen ftondt, 63. Gefteldheid aldaar toen Franeker zich wapende, 96. Twee Partyen te dier Stede, 97. Bezending uit den Krygsraad aan de Regeering, 98. Verklaaring door dezelven gedaan, Aid. Dit ftuk den Veertigen voorgedraagen , neemt de Magiftraat tot zich, ior. De Bevelhebbers der Schutters vervoegen zich tot den Bevelhebber des Krygsvolks Ardesch, 102. In den Krygsraad draagt het gedaane de goedkeuring weg, Aid. Antwoord aan den Burger Collonel van wegen . de Regeering, 103. De Krygsraad des misnoegd, Aid. Nieuwe Bezending aan de Gelastigden uit de Regeering, Aid. Regeeringsbefluit, 104. Schoon onvoldoende geeft het grond tot verdere werkXIX. DcfiL. zaamheid, 106. Zorg voor Stadsbeveiliging gedraagen, Aid. De Schuttery van Patriotten gezuiverd, 107. De Wagten verdubbeld, 108. Nadere aandrang op het verfterksn der Stad, AU. Werkzaamheden ten dien eirde,ic9De Franeker Staatsleden fchryven aan de Regeering te Harlingen, 110. toen krygt 'er Kruid uit Engeland, 111. Schryven aan hun Hoog Mo«. wegens heropenen van het Landstuipbms, 112. Hulp uit Leeuwaarden aan Harlingen toegefchikt, 113. Brie? van den Franeker Krygsraad aan dien van Harlingen, 114. Antwoord des Krygsraads van Harlingen, 116. Hoe zeer Harlingen bigeflooten cn benaauwd werd, 119. Aangewende rednrddelen, AU. Brief van den Franeker Krygsraad aan dien van Harlingen , 133,' Hoe beantwoord, 135 Wegers de Admiraliteit aldaar en de gemaakte kosten, 376. Hecket (H. O.) een Osna* bntgger, fpeelt in Groningerland eene zonderlinge rol, 229. Gevangen en gevonnisd, 231. 's Hertogenbosch (Schets van de voorige Patriottifeha gedraagingen van) en da Meyerye, 291 Prysvraag over de 01 bebouwde en gemeene Gronden daar uit, gefchreeven y 202. HerEg taal.  BLADWYZER. haalde Verzoeken, betreffende het gedrag des Krygsvolks en de Militaire Jurisdictie, 293. Tegenwerking tot het daarftellen van een Burgerwagt op den 8. van Maart, 294. Hoe de Stadsregeering der Burgeren Regten handhaaft, 295. Door drie Raaden van Brabant onderfteund, 297. De Regeering poogt een Brabander tot Hoog- en Laagfchout te verkrygen , 297. De keuze verwylt en valt ftrydig met her verzoek op Charles Bigot, 299. H. H. van Adrichem wordt zyn Stedehouder, 300. Onlusten tegen eenige Oranjedraagende Officieren , 307 Het voorgevallene te Vugt met eenige Bosfchenaaren en Soldaat en , 309. Men gehoorzaamt 'er niet aan het verbod des Burgerwapenhandels, 310. Op de Ontwapening daar en elders aangedrongen, 311. Klagten over de wederfpannigheid der Bosfchenaaren in dit ftuk, 313. Aandrang op de Ontwapening, 314. Verwyl in de uitvoering door het Oproer en de Plundering des Krygsvolks veroorzaakt, 317. Verflag van dit Oproer, 318. Opgegeevene oor. zaaken van hetzelve, 319. De fchuld meer onmiddelyk te wyten aan den Generaal Major Douglas, 321. Vertrek van den Gou¬ verneur van der dusseït en begin des Oproers, Aid. Verlegenheid en angst onder de Plundering, 323. Schennisfen ten huize van den Penfionaris Martini gepleegd, 324. Roofzugt gepaard met de Plundering, 326. Vrouwenfchennis by de Plunderingen Roof/ugt gevoegd, 327. Aantal der befchadigde en geplunderde Huizen, Aid. Berigt van de Magiftraat aan hun Hoog Mog. gezonden, 328- De ontwapening der Schutteryegevorderd , 329. Dezelve volbragt, 330. Een Boode van zyne Hoogheid geeft hoope dat 'er een einde aan 't geweld zou komen , 331, De Plundering en het geweld gefluit, 332. Hoe het met de geroofde Goederen ging, Aid. Verfpreid gerugt door de Magiftraat te keer gegaan , 334. Last tot onderzoek aan den Advocaat Fiscaal gegeeven, en gefchil daar uit gereezen, 335. Bezending uit den Staaten, Strafvolvoeringen , 336. Ontwapening der Regimenten , die zich aan het Oproer fchuldig gemaakt hadden, 337. Vreugde daar over en Eer- en Geldbelooningen, 340. Lot der uitgetoogene Krygsknegten, 342. Nieuwe vrees voor Plundering, en gerustftellende Aankondiging 347. Geldbelooning uitgc-  BLADWYZER. geloofd aan den Ontdekker van den Vervaardiger eens Plakfchrifts. 348Die Stad door den Vicaris Aerts tot een Leerfchool voorde Roomschgezinden aangepreezen, 352. Hogendorp (Van) Heer van Tilburg, diens invloed aldaar, 349. Holland, hoe eenige Leden van de Friefche Minderheid daar ontvangen worden, 46. Hoving (W. H) door de Stad Groningen in plaats van Wieringa, tot Regter van Appingadam aangefteld, 249 Tegenwerking des Hofs, 250 Het Hof weigert Hoving in den Eed te neemen, 251. De Stad oordeelt zich hier toe geregtigt, Aid. Neemt Hoving in den Eed, 253 Rede van de infchiklykheid des Hofs en van Wieringa, Aid. Vraagt en bekomt zyn ontflag, 283. IdsinG'\ trekt als Capitein der Genootfchappcren uit Groningen na Appingadam, 246. Ierland (Gefchil in) wegens Sluikhandel eens O. I. Compagnies Schip, 392. K. Jiaap de Goede Hoop (Gefchil met de Spanjaarden, wegens de Vaart om de) verleevendigd , 396. Kempe Krygsbevelhebber te Groningen, maakt zwaar igbeid, om aan het bevel Hofs, zonder Patent van Gedeputeerde Staaten te voldoen, 248. Kooten (Van) Hoogleeraar te Franeker afgezet, 26. Diens Aanfpiaak aan de Franeker Schutterye, 37. Leeuwaarden , hoe- het daar met het Patriotismus gefchaapen ftondt, 63. Bevreesdheid te dier Slede voor 't geen 'er te Franeker omging, 95 De Stad in ftaat van tegenweer gebragt, 96. Schikt aan die te Harlingen hulpe toe, 113. M. Maatfchappy (O. I) hei verfchil met de Kamer Zeeland over het nieuwe Plan van 1'eftuur nadert tot bylegginge, 382. Hoe gevonden , 386. Toeneemende Geldbehoefte, 387, Agteruitvaart van 1782 tot 1787,388. Aandrang op de te ruggave aan de Generaliteits Kas, Aid. Wat Bewindhebbers hier op inbragten, 389- Verlegenheid der Kamer Zeeland, 390. Onderhandeling over de kosten van eenige Krygsofficiercn , die na de Oost Indien zouden gezonden worden , 392. Gefchil in Ierland wegens de befchuldiging van Sluikhandel , 392. Ongegronde Ee 2 vrees  BLADWYZER. vrees voor nadeel uit Rusland voor de Compagnie ie wagten , 396. Vrees voor Mededinging van America, 297 Oud gefchil wegens de Vaarc der Spanjaarden over de Kaap de Goede Hoop , 393. Maatjehappy ( West Indifche ) Geldbehoefte van dezelve, 405. Voorgeflaagen Redmiddel, 407. Uiterfte behoefte, Aid. Op welkeen voet Staaten van Holland het Gefchil met Zeeland, wegens de Vaart op Esfequebo en Demerary willen afgedaan , en de Maatfchappy onderfteund hebben, 4or Voorflag tot herftel des West-Indifchen Handels, Maallrkht (Schrik te) op' de komst van het Krygsvolk van Monster, 343. Last om dit Volk te ontwapenen, 344. Hoe volbragt, Aid. Veel geftoolens by hun gevonden, en de Schul- 1 digen in verzekering pcbragt,345. Belooningdotir de Regeering hier over gefchonken, Aid. Strafoefening der Schuldigften, 346. Hoe men de overige zagt behandeld, Aid. Voorftel van wegen die Stad om 'er hetonderwys in de Godgeleerdheid voordeRoomschgezinden te doen ftandgrypen, 346. Tegenwerking van den Vicaris Aerts, die den j9