01 1887 6166 UB AMSTERDAM   BIOGRAFHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN. VIJFDE DEEL.   BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK NEDERLANDEN, Bevattende de Levensbefchrijvingen vmi voorname STAATSMANNEN, KRTGSHELDEN, GELEERDEN in allerleije vakken van Wetenfchappen, DIGTERS, SCHILDERS m anders Zodanige Perfonen, die door de ene of andere daad, zig beroemd, of aan den Vaderlands vsrdienftelijk hebben gemaakt; veelal verseld van hunne Karakterfchetzen, zeldzame Anekdoten die men elders te vergeefs zal nafporen , onpartijdige beoirdeling hunner Daden, optelling hunner Schriften, en aanwijzing der Schrijvers welke van hun gehandeld hebben. Uit Handfchriften, een groot aantal van de beste Schrijvers in verfcheidene Talen over die onderwerpen handelende, en medegedeelde Berigten. VAN DE OUDSTE TIJDEN AF TOT HEDEN TOE, der KONSTENAREN: EN VERDER, Opgemaakt, DOOR J. A. de CHALMOT. Met Pourtraitten en Plasten. V IJ F D E DEEL. te A M S TER DA U£^i JOHANNES A L L h R ■%[ MDCCXCTIIH tifi} ^ïStó «   BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK •DER NED ERLANDEN, V T F D E DEEL. 13. B.IOUWER (ADRIAAN), KonstfchÜ'der j zeer waarfcbijnIjjk te Haarlem in het jaar 1608 geboren,, uit eerlijke doch door de fortuin fchraal. bedeelde ouders, was van der jeugd af aan een geestige knaap. Zijn vader vroeg verliezende, lee>-Ie hij door eigen vernuft haar modellen, allerleij rankwerk , bloemen , en vogeltjes op lapjes linnen zeer aardig met een losfe vlugge hand tekenen, die zijn moeder dan met de naald overftikte, en daar uit borstlappen en mutzen naaide, welke zij aan de boerinnen verkogt. Het gebeurde eens toevallig, dat de Schilder Frans Hals, het huis daar Adriaan woonde voorbijgaande, hem voor het venfter zag zitten tekenen, en zulks zijne aandagt vestigde; hij loerde door het glasraam, en wierdt zodanig bekoord door deez', jongeling zijn onbedwongene en bevallige behandeling, dat hij, door konst•arift vervoerd, binnen trad, Adriaan enige ogenblikken zag tekenen, en zodanig verrukt wierdt, dat hij hem vroeg: „ of „ hij wel zin zou hebben om een Schilder te worden, en. •„ die konst bij hem te leren?" De jonge beried zig niet V. Deer, A lang,  2 BROUWER. (ADRIAAN) en antwoordde-hem r „ dat hij daar toe zeer geneigd „ was, doch zulks niet konde doen, zonder dat alvorens zij„ ne moeder zu]ks hadt goedgekeurd." Frans vervoegde zig toen bij die vrouw, die daar geredelijk in toeflemde, onder i'^tfe voorwaarden; namelijk, dat Adriaan zou vervolgen o;v, voor haar patronen op iinnen te tekenen, en dat Frans verpligt zoude zijn, haar zoon van kost, klederen en verdere benodigdheden te voorzien.- De Schilder beloofde dit met ruimen monde, doch voldeed daar aan fobertjes, zo als wij dadelijk zullen zien. Onze jonge maat nam zo verwonderlijk in de korst toe, cnder het bellier van Frans PIals , dat het nauwelijks te geloven is; zfilks hadt tot gevolg, dat zijn meester hem alleen op een zoldertje plaatfte, afgefcheiden van de andere leerlingen. Doch zijne makkers, door nieuwsgierigheid bekropen, om de reden van die afzondering te weten, klommen nu en dan fluipswijze naar boven, daar zij met de uiterfte verwondering zagen, dat die onge3gte jongen een aardig Schilder was geworden, die de onderwerpen zo geestrijk en grappig op liet paneel bragt-, dat zij ter nauwer nood hunne ogen durfden betrouwen. Een van hun befleedde hem ter fluik de vijf zinnen voor een dubbeltje het ftuk, 't welk hij zo klugtig ordonneerde en uitvoerde, dat een tweede makker hem de twaalf maanden , voor den zelvden prijs, aanbefteedde; en deze vielen ook zo gelukkig uit, en waren zo geestig en lustig opgefmeerd, dat zij hem aanfpoorden om 'er wat langer over te zitten, met belofte om het loon te verbeteren. Doch dc arme Brouwer wierdt zo onvermoeid door Frans Hals nagefpoord en aan 't werk gekluisterd, dat hij weinig fnipperuren over hadt om voor zijn makkers het penfeel te kunnen behandelen; daar bij was de keuken van Frans door de vuige gierigheid van zijn potig wijf zo ongemeen ïchraal, dat de jongeling zo mager gevoed wierdt, dat men Uijne ribben kon tellen dwars door het greinen rokje heen, 't welk zijn verkleumd lighaam en hongerigen buik bedekte; des onopho idelyk moetende werken en weinig te eten krijgen-  BROUWER. (ADRIAAN) § gende, raakte hem de kop op hol, en bij befloot, op aanraden van zijn mede discipels, waar van Adriaan van" Ostade wel de vurigfte aanhitzer was, om zijn paspoort onder de hielen te nemen, en elders zijn fortuin te gaan zoeken. Ingevolge hier van, fioop hij llille'jes ter deur uit, maar niet wetende, naar dat hij de Had doorkruist hadt, waar te zullen belanden, want zijn moeder was reeds geilorven, en hij hadt vriend noch kennis, liep hij met het vallen van den avond naar de kerk, en zette zig onder 't orgel, daar men des winters avonds tot veïma;ik der burgers gewoon is op te fpelen, bedroefd en radeloos neer; doch het duurde niet lang, of iemand die hem meermalen aan 't huis van Frans gezien hadt , en hem heitende, kreeg hem in 't oog', en vermeikende, dat hij bedrukt was, doordien hem de tranen langs de konen biggelden, fprak deze hem aan, en vroeg wat hem deerde. Brouwer biegtte aan hem openhartig den benarden toefland, waar in hij zig bevond, hem teffens tonende, hoe weinig hij om en aan hadt, en betuigende , dat het van binnen nog fchraalder met hem gefield was, zijnde zulks de reden, dat hij zijn meester was ontlopen. dat hij nu niet wist waar na toe te gaan, en egter niet weder dorst thuis te komen, uit vrees voor een pak fiagen. De goede man, met den jongen verlegen, bood zig ten middelaar aan, en bewoog hem onder zijn geleide weder naar 't huis van zijn meester te gaan, die reeds aan alle hoeken van de Had naar hem hadt deen zoeken, om hem wederom tot zig te lokken; doordien hij reeds groot voordeel van hem trok; want de liefhebbers waren gretig om een linkje fchilderij van dien vreemden meester te hebben, zo als Frans den maker doopte. Brouwer dan met hangende pootjes weder in huis komende, wierdt door Frans met een nagebootst fluurs gelaat ontvangen, verzeld van een rekel fcheer u mar Uren, en ene bedreiging om hem dit en dat te zullen leien, indien hij immer weer hakken op fpeeide. Na dat Adriaan's leidsman Frans hadt laten uitbulderen, bragt hij hem onder 't oog, dat de behandeling die hij ten aanzien van den jongeling hield, allerwreedaartigst «n ongeoirloofd was; waar op Frans belocfA 2 de,  I MD.UWER. (ADRIAAN) cfe» dat hij het in 't vervojg. beter zou, mak-en, en de jonge1» »o. goed ais, een prins zou gekleed en gefpijsd worderv Oo!c Q-^ueeej;4& bi} *s a-cderendaag," met. Brouwer naar de, vcdde. pjiïUt.o en kqgt hem een. pak kleren zo nieuwerwets, of het tot .kleding voor een pagie van Haiian hadt vcrftrekt; en hem, f'is üajri van ftatmir w^.,. paste het zo wel als David het harnas van Goljatii; met dit al, zweer-Frans-Hals, dat het hem z.o wel,Rond als of het aan zijn lijf was gefchilderd; en, Apsiaan bekreunde 'er zig weinig over. Hij door dese plunje wat te vrede gefield, en ook enigzfrs heter van lijftogt voorzien wordende, begon weer naarftig te fchïlderen, en Frans vulde rijkelijk zijn beurs mot de winften dia h$ van des jongeh'ngs penfyeiwerk bekwam, want hij fchil. derde aardig, en de ftukken die hij vervaardigde, .waren bij. erappig en ongemeen wel gekleurd, zo dat, gelijk wij reeds hebben aangemerkt, vele liefhebbers ongemeen gretig waren, om van dien nieuwen meesier, daar Frans allee* de bezitter van ivas, fchildeiftukken te hekomen. Doch dit was van geen langen duur, doordien fommige zij. .ner medeleerlingen, den geheimen handel ontdekt hebbende, dien. Frans met Brquwer's ftukken dreef, en den prijs 4''en hij 'er voor trok, hem dagelijks de oren vol bliezen, zeggepde: „ dat hij een grote zot zou zijn, indien hij zig dus I» l9!1ëör d<"?r Fpans liet ringeloren en om den tuin leiden; „ dat hij te grote meester in de konst was, en te rijkelijk „ voordeel aanbragt, om zo liegt behandeld te worden;"" aij rieden hem in een wcord, om-op nieuw zijne flavernij te ontvlieden, en zig naar Anfialdam te begeven, alwaar zij v •-■en dat zijne fchildeiftukken tot een hogen prijs verkogt wisrden. Brouwer reeds aan 't wankelen, wierdt door de ^elïadige aanporringen van zijn medgezeüen overgehaald, om ï$j W«Wer ZQndsr vaarwel te zeggen, te verlaten; hij nam hier toe zijn ..(lag waar, dat deze volgers gewoonte, in de een • andere kroeg zat te drinken, en voer met de trekfebuit fiaar Amjleldam, Hier gekomen zijnde, zonder enig addres .*:>n den oca'.of ander fconstroinnaar je:hebbenj vernam hij  ïilÖUWER» <;AD£2AAK> D 1^ t:m kf0!t\ of deze hem niet enig berigt van aea fcGHK< fcoper, of iemand die in fchilderijen handel dreef,, zou te.nr^n ■gavent zulks was van dien uitllag, dat deze hem bij «ei*a van Zomeren biagt, toen ter tijd kastelein in het StJMym Frankrijk, die in zijn jeugd de konst hadt beoeffendv -en «éft zoon hadt, Hendrik van Zomeren genaamd, die fraaijeHg» tien, landfchappen eii bloemen fchüderde. Deze nam Mb in huis-, en zette hem aan 't werk-. Hier kreeg onze Bïlöï> wer een vetter keuken dan hij bij Frans Hals gewoon W«t 't welk hem wonder wel geleek £ ook duurde het niet Jarig, of zijn ogen wierdsn verligt, om de -regts waard* vari a§a penfeelkenst te kunnen fchatten. >i offl Meestal Schilderde Brouwer kleine linkjes, en zulks tasc groten, lust en ijver-; zijn huiswaard ziende» dat dit m .gémakkelijk ging, maakte daar uit het beïluitop, dat hij tot (Nb ter -ondernemingen bekwaam was. Des ried hij hem, iets Vaa meerder beflag Op een koperen plaat te fchiideren» orh da» mede te doen blijken, wat hij in de konst vermogt. )öj volgde dezen raad-, en fchüderde een -gevegt tusfen boegen ■en -foldaten, -ontftaan-, zo h fcheen-, door 't. fpeaen met-de kaart, waar van de bladen veelvuldig over den grand-vèt* -flrooid lagen. Op den voorgrond Haat -de 'eeii éen ancer*» ■met een -bierkan op den kop, en daar nevens ligt '-er es* v$ den grond gefiagen-, die de 'doodverf -reeds gezet hÈbbèflse,, egter fchijnt zig te willen Wreken door-zijn-degen-, welken til onder- *t worftelen trag-t uit de fchede te trekken-; ginter feMMt 'er een in voile gramfchap, -met het mes in de vuist vm ayfe ftoel oprijzen, als wilde hij tusfen de kampioenen imkfögen^ en hein den bek opvegen; in '-c verfch'iet ziet men 'ér füg 'in allen haast met een tang in de hand de trap j^HMH enz-. -Alles was 20 natuurlijk 'naar den aart der 'ha-rtstcgtea-, in de wezenstrekken verbeeld, en zo Verwonderlijk V4st «> tekend, en met een lesfen zwier gefchiltterd, dat het HÜ een proefftu-k van zijn konst kost ver-ftrekken» ïntusfen hadt zig het gerugt reeds verbreid-, dat Jfeoww-t& die nieuwe meester was> welkers koaftigea «ifeeid ï'iid*  5 J5RCUWER. (ADRIAAN) Jang door Frans Hals was uitgevent, en dat die van hem weggelopen jongeling zig te Anfteldam onthield, daar ftraks de liefhebbers van de fchilderkonst jagt op maakten, om op te fporen, in wat hoek van deze grote (lal hij zig mogt onthouden; ook ontdekte 't zig wel ras, dat hij bij van Zomeren t'hiiis lag. De Heer Vermandois, een keurig liefhebber, die fterke begeerte hadt om een fhik van hem te hebben, kwam hem aldaar opzoeken, en het gemelde konstfluk ziende, beviel hem, zulks" ongemeen, en hij vroeg terllond naar den prijs. Brouwer's huiswaard hadt hem reeds berigt, dat 'er zo een Heer, die ook al verfcheidene malen was komen vragen om iets van hem te mogen zien, komen zoude, en dat hij ioo dukatons voor 't gemelde ftuk moest eisfchen, 't welk hij nogthans fchoorvoetende'deed, niet kunnende geloven, dat iemand hem zo veel geld voor een fchilderij zou geven; waar.om hij ook wanneer gemelde Heer hem naar den prijs vroeg, een lange wijl als bedremmeld Hond, zijn knevels opfïreek, en bij herhaling zeide; ik heb 'er veel moeite en werk aan te koste gelegd, en het kwam 'er niet als ftotterendeu.it, dat hij 'er xoo dukatons voor moest hebben, welken eisch de Heer m Vermandois hem terftond inwilligde, en hem veraogt mede naar zijn huis te gaan, om den gevraagden prijs in dukatons te ontvangen. Adriaan ftondt te kijken of hij mal was, denkende dat dis Heer hem voor 't lapje hieldt; doch van Zomeren knikte hem toe, waar op hij het fchilderftuk onder den arm nemende, dien Heer naar zijn huis verzelde, die hem het geld, ongemeen vergenoegd over zijn koop, terllond telde. Dit ftuk is naderhand geraakt in het vermaarde kabinet vaa den konstminnenden Keurvorst van den Paltz te Busfeldorp. Dat ook nog in onzen tijd het penfeelwerk van Brouwer bi] de liefhebbers hoog gefchat wordt, blijkt, doordien op de verkoping der fchilderijen van Cerrit Braamkamp, gehouden te Amfteldam ten jare 1771, een ftukje van dezen meester, verbeeldende een Boeren gezelfchap, dat gants met van zijn besten tijd is, voor 500 guldens is verkogt. Adriaan niet gewoon zo veel geld te handelen, wist van blijd-  8K.QUWER. (ADSIAANj) bïijdfchap niet, hoe hij fpoedig genoeg met den feuït songaau ftrijken, fnelde naar huis, Hortte het geld .wit ,op xïjn. bed, en ging. zig in dien poen wentelen. Ten laatfien verzaasdd* hij de zilveren fchijven weder bijeen, en ging daar mede $er deur uit, .zonder dat men in huis wist, waar hij geftovea of gevlogen was. Na verloop van negen dagen, kwam b§ xingende en fluitende weer in zijn logement flappen, en door üijn hospes gevraagd zijnde, hoe hij zo vrolijk was, en of hij ïijn geld nog hadt? gaf hij tot antwoord: men, van dien hallaa Jieb ik mij ontflagen. Op deze wijze leefde hij doorgaans, -es was nietmagtig, wanneer hij geld hadt, om zig van 'dr inken, xwelgen en boertige fnakerijen te onthouden. Na dat Brouwer enige jaren tot Amfteldam hadt gewoond, en zijn penfeelkonst met^eel roem uitgeoeffend, bekroop hem de lust, om zijne konstgenoten te Antwerpen te gaan bezoeken; niet bedenkende dat de Staat met de Spaan/en in «orte was, begaf hij zig op reis zonder van een paspoort te aijfl voorzien. Dit maakte, dat hij zo dra niet te Antwerpen kwam, ■of hij wierdt aangehouden, van de Spaanfe foldaten vooreen fpion aangezien , en op 't kasteel gevangen gezet. Dit gevlei Adriaan in 't geheel niet, hij beklaagde zig wet aijn noodlot, en verwenste de uur dat hij uit Amfteldam was gegaan, doch ze.-.er toeval maakte, dat men met regt de fpreuk op bèta konde toepasten.: daar is geen -ongeluk zo groot, of daar is-ten ■geluk bij. Want wat gebeurt 'er? de Hertog van Aaaaseto -zat ter zei/ei tijd ook op't kasteel gevangen, doch egter .met die vij'heil, dat hij binren de vestingwerken blijvende, van. ïwee fok,aten verze'd, mogte gaan waar *t hem geluste. De» r : na d u ürduwsr. geplakt was, voorbij de traliën van het.vei .iek wandelende, daar deze opgefloten was, wierdt van hem, m den waan .zijnde , dat het de Gouverneur van "t la was, aangefproken, en om zijne verloszing gefineekt; bei aende, dat bij daar onfch.idig gezet was. De Hertog vroeg hem hier op, wie en van waar hij was, en wat hij in Braband kwam doen. Adriaan antwoordde, dat hij een Scha der was, en var. Anijleldam was gekomen, om zijn fcsasi tcï & 4. s -a(at- 7'  3 BROUWER. (ADRIAAN) A:twrpe>i te oeftenen: „ 't ceille, antwoordde de Hertcg/ „ moet ik geloven, maar van het laatfte de proef nemen j en „ ten dien einde zal ik u verweir, en al 't geen daar meer toe „ nodig is bezorgen." Met 'deze belofte was Brouwer grotelijks in zijn fchik, een ftraal van hoop daar in befchouwen: de, dat zulks tot een middel voor zijne verlosfing zou kunnerr verdekken, en hij bedroog zig niet in zijne verwagting. i De Hertog die dagelijks door de aanzienlijklte lieden wierd* bezogt, telde ook onder zijne vrienden den groten Petr. Paul. Rubaens , en het geval wilde, dat deze hem nog dien zelvden nademiddag kwam zien; en hem gaarne zijn verzoek inwiiligde, om hem door een zijner leerlingen fchildergereedfchap te bezorgen, ten einde onzen gevangenen Schilder, aan 't werk te Hellen, en tot vermaak van den Hertog, 't een of ander te laten vervaardigen. 's Anderendaags morgens vroeg, bezorgde Rubbens den nodigen toeftel die 'er tot fchilderen vereischt wierdt; toen draalde Brouwer ook niet lang om zig aan 't werk te zetten; en 't geval was hem gunftig in het bezorgen van voorwerpen , die hij tot modellen kost bezigen ; want enige Spanjaarts zetten zig in een hoek neer, om met de kaartte troeven, en plaatHen ■ zig juist zodanig, dat zij volkomen in Brouwer's oog vielen, 'twelk hij te bate nam, en 'er op fhahde voet een fchets naar tekende; voorts zette hij zig aan 't fchilderen, en wist door zijn penfeej zo naïf den winzugtigen ijver van die geh deloze fpeelders en hunne ver.fchillende hartstogten af te malen , dat het verwonderlijk fchoon was, en de natuur genoegzaam evenaarde. Onder anderen hadt hij op dat linkje, enen ouden fchralen Spanjaart gecontrefeit, die op zijn hurken gezeten agter die fpeelders zijn gevoeg zat te doen, waar in het drukken, als wilde het zig niet gemakkelijk ontlasten, zo natuurlijk en potzig vertoond was, dat men 'i niet zonder lachgen konde aanfehouwen. Dit konili'g tafereel hadt hij • in weinig dagen voltooid, en het beviel den Hertog uitnemend, die zig niet kost verzadigen, met die zo natuurlijk getroffene magere getaande Spaanfe tronie» te bezigtigen. Rua-  'EEÖÜWER. (ADRIAAN) 9 Rubbens kwam kort hier op den Hertog een bezoek geven, en was nieuwsgierig om te zien, wat die arme drommel van een Schilder hadt uitgevoerd; de Hertog toonde hem hier öphet ftukj'er, door welk gezigt Rubbens als in een foort van vervoering geraakt, uitriep: op mijn ziel 't is van Brouwer! en bood den Hertog ftraks 600 guldens daar voor; doch deze wilde het niet misfen, maar ter gedagtenis van deze zonderlinge gebeurtenis bewaren, zijnde ook nog voor korte Jaren in het konstkabinet van die Vorllelijke familie te zien geweest. Rubbens vervoegde zig hier op terllond naar het vertrek van Brouwer, dien hij door de traliën fprak en troostte, hem belovende om zo dra mogelijk zijne vrijheid te bewerken; ten dien einde ging hij op ftaande voet naar den Gouverneur, en verhaalde hem, dat 'er een bekwaam Konstfchilder, ükHoU land, enkel op vermoeden dat het een fpion was, door de foldaten was aangehouden en in de -gevangenis opgeiloten; dat dit vermoeden zeer te onregt tegens hem was opgevat; dat hij alleen te Antwerpen was gekomen, om zijn konst te osfFenen, en dus verzogt dat de onfchuldige man mogt ontflagen worden, 't welk de Gouverneur op 'z crediet Van Rubbens terllond inwilligde, en last gaf om den armen drom» mei te Haken. Men kan. begrijpen, dat deze boodichap die Ruseens hem zelv bragt, blijde voor hem was, ook nam deze hem mede naar zijn huis, gaf hém huisvestingen tafel, liet hem fatzoenlijk kleden, en bezorgde- hem in een woord alles waar aan hij gafcuek hadt, betoonde hem alle mooglijke achting, en bragt tem in de aanzienlijk/Ie gezelichappen. Doch zulk een ordentelijke en: regelmatige levenswijze verllrekte Adriaan tot een drukkepdcn last,.en kwam hem voor een vee! erger gevangenis te-wezen dan waar wt hij verlost was. Des ontweek hij Rubbens, flest zijn tijd meeren.ieels ia kroegen en kitten», en volgde in alle opzigten het oude ïpoor van zijn ongebonden levenswijze. 't Leed niet lang, of hij verliefde op de vrouw van een broodbakker, Joost van Graasbeek genaamd, die zig uitBrm. A 5 fel  lo BROUWER. (ADRIAAN) fel naar Antwerpen met 'er woon hadt begeven. Met dezen man dat een Konstminnaar was en ook handel in fcbilJciijerj dreef, trof hij een akkoord, dat deze hem viij huisvestingen tafel zou geven, mids dat Brouwer hem in de penfeelkonst onderwees, 't welk ook zo wei gelukte, dat de Bakker die veel genie en ijver bezat, binnen kort door zijn behulp een vrij goed Schilder wierdt. Doordien nu deze beide finten vogels van enerleije veren waren, voerden zij te zamen menige klugten uit, waar onder van dien aart waren, dat Brouwer vreesde hier over in contest met den Hoofd-Officïer te zullen geraken, Antwerpen verliet, en voorts naar Frankrijk reisde; alwaar hij, na enigen tijd te Parijs en elders omgezworven, en in geftadige ligtmisferijen van allerleijen aart geileten te hebben, met een berooijde beurs en ziek ligbaam, naar Antwerpen te rug keerde, daar hij geen ander verblijf wetende, het gasthuis tot een logement nam, alwaar hij na verloop van twee dagen overleed, en voorts bij de lijken iu den pestput wierdt geworpen en met ilro en kalk gedekt. Dit viel voor in 1640, wanneer hij nauwelijks den ouderdom van 32 jaren hadt. bereikt. Een leerling van Russens, die bij toeval het ■overlijden van Brouwer hoorde verhalen, maakte zulks terllond aan zijn meester bekend, die zijn jonglle lot niet zonder ontroering en traren te Horten kost aanhoren.. Zijn edelmoedige inborst tot medelijden bewogen, fchoon het onderwerp daar van zig des onwaardig hadt gemaakt, gaf dlraks last dat op zijn kosten bet dode ligbaam wierdt opgegraven, in een kist gefloten en in de kerk der Kaïmeliten begraven. Ook verzekert men, dat Rubbens ter gedagtenis van dezen groten Konilenaar, voornemens is geweest, om voor hem een aanzienlijk grafteken te doen oprigten, maar dat die beroemde Man kort daar na zelv' komende te llerven, zulks is agter gebleven. Adriaan was van der jeugd aan tot boerterijen gêneigd, en belust om allerhande potzerijen uit te voeren, 't Gebeurde onder anderen, dat hij voorbij een wolfpinders winkel ko. mende, hcedanige winkels gewoon zijn des zomers met oper. veng-  BROUWER. (ADRIAAN) vengfters, en des winters met geoliede papieren ramen gefloten te worden, zijn kop door zodanigen raam Hak, cm te vragen hoe laat het was, doch zig zonder antwoord af te wagten voortpakte. Deze grappige aart groeide met de jaren aan; ook was hij gants niet misdeeld van verftand, en heeft niet zeldzaam zijn vernuft in geestige poetfen doen blijken. Men kan niet zeggen, dat de fortuin hem ongunltig is geweest, maar wel dat zijn wufte en wispelturige aart, die altoos naar verandering haakte, gevoegd bij zijne flordige levenswijs, hem heeft doen omzwerven en in armoede vervallen. Koenelis de Bie verhaalt, dat hij eens dcor rovers op zee tot het hemd toe uitgeplunderd zijnde, genoegzaam naakt te Amfteldam was aangeland, doch dat hij zig fchielijk weer door middel van het penfeel in de plunjes hielp; waar iia hij voornam een grap uit te vceren, waar door hij lang in aandenking zou blijven; ten dien einde liet hij een ruw linnen kleed en mantel maken , befchilderde die met allerleije fchone bloemen en ranken, zo dat toen hij die met een glanzigen vernis hadt overftreken, het natuurlijk een fraaije zijden ftofgeleek. Deze plunje aangetrokken hebbende, wandelde hij 'er mede door de ftad, en ging vervolgens naar het fchouwfaurgzig in een logie plaatzen, waar hij door zijn kleed alle ogen tot zig trok. Doch het voldeed hem niet de wereld dus ftilzwijgende bedrogen te hebben, de klugt moest ten vollen uitgefpeeld worden; ten dien einde maakte hij bij het eindigen van het toneellluk op 't theater te wezen, en ging met een ftstigen tred in dat gewaad met een natte fpons in de hand naar voren, waar na hij de aanfehouwers, die met verlangen haakten om te vernemen waar dit bedrijf op zou uitkomen, dus aanfprak : „ Dames en Heren, gij Haat met verwondering te „ kijken naar dit vreemde kleed, ja vele Juffers hebben reeds „ in de whkels doen vernemen of diergelijke ftof ook er5, gens te bekomen is; maar gij moet weten dat ik 'er zelvs „ de maker van ben, en niets meer daar van is als gij ziet. „ *t En is zulks niet, als gij waant dat het is; want als gij „ wist wat het was, gij zoudt het niet begeren;" dit gezegd heb-  ia BROUWER, (ADRIAAN) hebbende, nam hij de bevogtigde fpons, en'veegde alle d* niet waterverf gefchilderde bloemen en ranken daar van af, en vervolgde dus zijne aanfpraak; „ Gij alle meendet dat het „ een kostelijke gefigureerde ftof was, maar ziet nu-dat het is' „ een ruw linnen kleed. Dus is het ook met 's werelds fchoon„ Beid, daar ieder zo begerig naar is, gelegen. Haar glans is „ maar blanketzel van bedrog en ijdelheid, en die afgsvaagd, ;, is zij niet anders dan Ét ilegte kleed, dat niemand van u s) zou begeren. „ M.indus exterkra mum ostendit, mteriora tegït. „ Des waerelds fchoonheid is maar fchijn, „ Van binnen, vals en vol fenijn." Vele diergelijke fnakerijen de ene geestiger dan d*anderek zouden wij nog van onzen koddigen Schilder kunnen bijbren» gen, doch het gemelde zal voldoen om zijnen aart aan onze lezers te doen kennen. Wij befluiten dan zijne ievensrol met te melden, dat hij voor het kortftondig tijdvak waar in hij hsefc geleefd, veel ja zeer veel.fchüderftukken heeft vervaardigd; dat zijn fchildemaht verrukkend ,is, dat hij het Jicht en bruin in zijne ftukken op ene verwonderlijke wijee wist te plaatzen; voorts de hartstogten van gramlcb.3p, woede, fpotternij, dronkenfchap, enz. met alle derzïlver verfchillen* de gebaarden en bewegingen, zo natuurlijk, zo u-effende, in zijne beeldjes wist af te malen, dat men zig niet kon verzadigen om 'er op te gluren. Hij ifchilderde ook geen andere ftukken, dan die met zijn boertigen en fnaakfen aart oveiëe» kwamen, in een woord .Zijn fchilderkonst beftond in fnakerij en poetfen, Die hij zoo geestig wist met zijn penfeel te toetfen, Dat niemant zijn's gelijk, in deze tijden is. Dies 't werk komt overeen met zijn gelfeltenïs. Hier ftaat een lompe boer van dronkenfchap te fpouwen, En 't wijf met eenen ftok gereed zijn huid te touwen Daar  BROUWER. (ADRIAAN) Daar zietm* een bootsgezel met 't pintje in zijr.e vuist, En hier een fielenrct dat met de kaarten tuist: Daar zuipt een gulzigaart den pot uit onder 't pijpen, Of wil de huiswaardin kwanzuis na 't voorfchoot grijpen. Daar vegt men om 't golag roet bezem, banken ftoel, Daar ziet men boers gevrij, en diergelijk gewoel. Voor een' der beste (tukken van Adriaan Brouwer word* gehouden, het gene ten jare 1692 uit het kabinet van den Advokaat Jöhan van Tongeren, bij publieke vendutie in 's Grabenhagè voor gco guldens werdt verkogt, en bij de liefheb, bers bekend ftaat onder de benaming van lair om hair, In dié zelvde verkoping, een Gezelfchap, 422 guld. Een Fioolfpeaï'er, 240 guld. Een Monnik, 147 guld. Een Varkens Leven, Völ guld, In die van Fiurs de Funes, te Amfteldam 20 april 17QO, een permisje niet vegtende Boeren, 60 guld. Jan Agges, Ifi aug.. 1702, te Amft., een Barbiertje, 100 guld. Jan van M.arseus, te Amfteldam, 2 feptember 1704, Jpelende Beertjest éi guld. ' Jan Wale, te Amft. 12 meij 1706, Vegters, 395 guld. Een magere- en vette Keuken, 80 guld. Een Tabaksroker, 50 guldens. Petronei.i.a de la Court, te Amft. 19 oclober Ï797, een vrolijk Bosrengezelfchap, 660 guld. Adriaan Paats., tQ Rotterdam, 1G april 1713, een Chirurgijn, 200 guld. Te Amft. 17 meij 1715, een zingende Boer, 120 guld. Jan van Eeun.ingen, 13 meij 1716, een Gezefchap yqn Jagers en Boeren, 570 guld. Een Jager en Snolletje', 76 guld. Quiryn van Dieflm , te Rotterdam 18 oclober I7r9> een Gezelfchap der Liefde, go guld. De Zangers, 115 guld. Jakor Meyers te fijtterdam, 9 feptember 1722, een Italiaanfe Boer, fpe'ende cp "gttiiam', en ene zingende Boerin, 202 guld. Adr. Bont te Amfteldam 11 augustus 1733, twee Geze'fchapjes van rokende MonQes, 195 guld. Een Fiooljpeelder, 81 guld. Graav van rTENBEHO, 2 april 1738, Ve-rkeer-Spee'ders, 90 guldens. Graven van Wassenaar Oedam, 19 augustus 1750, vegtende frieten in een Keuken, 378 guld. Te Rotterdam den 27 april 1713, drinkende Boeren, 101 guld. | 1 J. de Bie, Gtdde Ka-  14 BROUWER. (BROERITJS) (HENDRIK) Kabinet der Schildek. A. Hoübrakkw, Schouwburg, h D. bi. 318-333- J. .C. Weyerman, Leven der Schild. 11. D. bi. 62-78. Gek. Hoet, Naomi, van Schilderijen, I. D. bl. 13. 56. 67. 70. 93, 94- 105. 15.8. 203, 204. 281. IJ. D. bl. 295. 365. G. Braamkamp, Kab. van Schüd. bl. 7. Levens van Ned. Mannen tfc. I, D. bl. 185-190. BROUWER (BROi'JRIUS), geboren te Leeuwarden, den 30 november 1701, ftudeerde, eerst, te Franeker; verdedigde, daar, onder den jongen VitrWa, ene eigene Verhandeling; daar na, te Leijden: werdty in 1723, Predikant te Dronrijp; m 1725, te Hinlopen; in 1734 ( te Harlingen; en, in 1734, te Amfteldam; alwaar hij den 23 meij 1757 eeiTorvcn is. Hij trouwde, den 15 meij 1730, met Wilhelm™ Booms, die den n februari) 1742 kwam te fterven, en hem twee zonen, en twee dogteren naliet. De oudfte zoon , Petrus Brouwer , is emeritus Predikant en Profesfor teDordt; de éne dogrer is getrouwd geweest met den Heer Petrus Broes, welke den 26 oücbn 1797, oud, ruim, 71 jaar, als Predikant te Amfteldam overleden is. De andere is getrouwd geweest met den Profesfor Dryehout, te Harderwijk. Beide zijn nog in leven. Onze E. Brouwer gaf, in 1753 , te Amfteldam, in quarto, ene Verklaring uit over den 68ften Pfalm , getijtcld: &é gangen ban ben ©c:?:t Jfëcpfias in fa hdltrröom/ waar van een Üittrekfeï is in de Boekzaal 1753, feptember; bl. 264-289, en welke geprezen wordt in Gerdes Scrin. Antiq.Tcm. III. P. II. p. 37g. den dood van dezen Kerkleraar, is nog van hem in druk uitgegeven : 1. ©cr&rarmg ober Öcn ttoeben 23jicf ban Petrus, ütt. i76o.4to. 2.©crMaringDbtr ben 23:icf ban Paulus aan DcCa* latercn. 9ffi. 1762. 4to. g;» GWtfrt (Europa / X. 2?. f. 414-416./ m XII. 2$. f. 1062. BROUWER (HENDRIK), de sgtfte Gouverneur Generaal van Neerlands Indien. Zijn oirfprong en afkomst zijn onbekend, fchoon men gist dat hij in Amfteldam geboren zij. Nog zeer jong zijnde, moet hij al op Oostindiên gevaren hebben, doordien hij in 1613 reeds over ene vloot van verfchei- de-  BROUWER. (HENDRIK) dcne fcbepen het bevel voerde. Ten minlten leest men in 't oirfprongelijk relaas van vak den Bröek: „ dat de Gene„ raai Reynst in november van dat jaar onderweg onder „ Ilha de Brtna, een van de Zoute Eilanden, 't anker wierp, „ om te vernemen of de Kommandeur Hendrik Brouwer daar „ ook brieven hadt agtergelaten." Jt Volgende jaar werdt hij opontboden in 't begin van feptember; en men vindt van hem zedert dien tijd geen melding hoe genaamd voor het jaar it6i.Tr, in welk tijdvak men hem, in de hoedanigheid van Bewindhebber der Maatfchappije ter kamere van Amfteldam ontmoet, welke post hij nog 15 jaren lang daar na heeft bekleed; want in 1632, werdt hij van wegens de Maatfchappij naar Londen gezonden, om over hare verfchillen met de Engelfen betrekkelijk het eiland Pulo-Rhun, in onderhandeling te treden die hem van kwade trouw befchuldigden, en dringende klagten ten zijnen laste aan Bewindhebbers overzonden. Hoe weinig gehoor men aan deze klagten verleende, blijkt, doordien hij onmiddelijk na zijne te rugkomst uit Engeland, tot Gouverneur Generaal van Neerlandwlndie wierdt aargefteld; welke hoogwigtige post hij aannam onder de zelvde voorwaarden , die zijn voorzaat, Jan Pieterz. Koen, hadt bedongen; met deze bijvoeging egter, dat hij niet langer dan voor drie jaren zou verbonden blijven, en daar bij behouden den tijtel van Bewindhebber ter kamere Amfteldam; in> diervoege, éét wanneer in het vaderland te rug kerende, het getal daar van mogte volledig zijn, hem dan als overtallig lid, zitting zoude gegund worden, zonder egter in enige voordelen te delen, »er tijd toe, dat door het overlijden van een der in dienst zijnde Eewindhebberen, ene plaats open viel, waar in hij terllond zoude moeten opvolgen. Deze voorwaarden gefloten zijnde, en wederzijds belaagtigd, lei Brouwer den ééd af, in handen der Algemene Staten , en wierdt hem een lastbrief ter hand gefield, beide onder 't zegel van Maurits, Prins van Oranje, en de vergadering van Zeventienen; en'tgeen opmerking verdient, is, dat hij de laatfle Gouverneur Generaal k geweest, die in een tijdvak iS  *- b!- SS5-3öi- BROUWER (JOHAN), MICHIELSZONE ., -.vJndt n» :ten Jare 1456, bij M. Balen op .de lijst der Schepenen .geplaatst, en is een van de-vier-Gecommitteerden dcr.Dwcwr/tfJe .Regering geweest,-die op een aangeboden vei zoekfchriït aaa Hertog -Karei van Bourgondien, waar bij verzoeken s -om yan 't .onderhoud van vestingwerken en wegen ,' ter oirzake yan Jiunne onmagt, ontflagen te worden, .het volgende appoinctement van dien Vorst bekwamen, in-dato den-24 december .1468 , namelijk.: „ dat die vmDjyrdrecht gelast worden, „ -om voor .hun .zeiven en die van Zuidhlland te betalen-ene „ .jaarlijkfe rente van 50C0 klinkerts; daar- xcgenj yrjjbsid ord'. t, .vangende,-om, voor den tijd van twaalf jaren, een tfiètfjuf .„ van twee groten vlaams van elk vat biprs, in Zuidlwlland 3,-gebruikt wordende.; van gelijke twee groten ^ elk Ja-sf „ zwane turven, en nog van één groet qp teder last witte.tatf^ .j, in 's Graven naam, en -ten hunnen voordeel., te mogen ,» heffen." -M. Balen, Befchr. van Dordrecht, Bl. 35^ i. H. v. d, Wall, Handv. van Dordr.1. D. bl. 62.8-6350 -BROUWER (KRISTOFFEL) , is een -geleerd Jefuitgenveest, van Arnhem in Gelderland geboortig, -en omtrent *c jaar 2560 ter weiéid gékomen. Zijn Vader was -Gerard BaoowaE -en zijné moeder Jacqüeline "N. De lage föholen 'te Nijmegen ■doorlopen "zijnde, ging hij in het Kollegie der drie -Kronen te 'Keulen de wijsbegeerte ■ beoeffenen, en wierdt iidaar 4zr ..3 '•maart 1580 tot Meester in de vrije konften bevorderd. ,ï£egen dager 'later, juist -20 jaatn -oud, toog hij het JfTiilWj 'kleed aan. Zijn proeftijd afgelopen'zijnde, onderwees hg gedurende enige jaren de -talen en -wijsbegeerte te Trier.. Vaa daar zond men hem naar Fulda, alwaar hij met de ;post -van Hektor belast-, alle zijne -fnippertiren bezigde mes het wat Ui 2 vim.  £2 vaardigen der Jaarboeken van Fulda en van Trier. Zijn ongemene ervarenheid in de kerkelijke en burgerlijke Oudheden, bezorgde hem de achting van verfcheidene Geleerden, en in 't bijzonder die van den Kardinaal Baronius, weike in het X. Deel zijner Jaarboekefi met lof van hem gewaagt. Zijne Opperden hem in 1612 naar Trier te rug geroepen hebbende, nam hij aldaar ook de post van Rektor waar, en voltooide 'er zijn grote werk, te midden onder de fnerpende fmerten van de jigt en deen; welke ongemakken, hij aan zijn zittend' leven en aanhoudenden duurzainen arbeid moest toefchrijven. Hij leedt die egter met een 'voorbeeldig geduld en ncdrige onderwerping, tot dat ene zieltogende flaapziekte, welke twee dagen duurde, hem den 2 junij 1617, in den ouderdom van 57 jaren uit het leven rukte. Reeds voor lang hadt hij door de aanvaarding der vier geloften zig op het nauwst aan zijne Orden verbonden. Twee dagen voor zijn dood gevraagd zijnde , of niets hem moeijelijkheid veroirzaakte, riep hij met een zoort van vervoering : Aanbiddelijke Voorzienigheid! vat valt het genoeglijk als lid van de Broederfchap te Jlerven. Vader Brouwer heeft door den druk gemeen gemaakt : I. Venantii Honorii Clementiani Fortunati, Italici Praslyteri, Episcopi PiBavienJis, Opera, feu Carmina, Epistolce Expoftiones; additi, prater fupplementa, libri IV de vita S. MarTiNi. Omnia ad veteram exemplarium fidem castigata , £? notk illuftrata, ftudio £P labore Chr. Broweri. Mogunt. 1603. qto. Item met de n. 4. ide druk. It. onder den tijtel: Venantii II. .C. Fortunati Opera, ex editione Christoph. Broweri, 'alt. ed. Mogunt. 1630. 4to. It. in de Bibliotheken der Vaders in het VI. Deel namelijk van die van Keulen, en in die van Lijons X. Deel. 2. Fuldenfum Antiquitatum, libri IV. Antv. 1612. 4to. 3. Sidera illuftrium ö3 fanüorum Virorum, qui Cermaniam, prafertim magnam, olim rebus gestis omarmt, é Msf. in lucem eruta. Mogunt. 1616. n,to. 4. Venantii H. C. Fortunati, Opera Poëtica auEla. Accesfere Hrabani Mauri Fuldenf.s Archiepifcopi Magontini, Poëmata facra, nunquam edita. Omnia recent iwtis variis illufirata, fiadio Chpjst. Broweri. Mogunt. 1617. 4fo. De- / BROUWER. (KRISTOFFEL)  iDeze gedigten van Raean M aur , zijn herdrukt tender den t|t(S van: Hrabani .Mauri, ex Magistro Q3 Fuldenfi .Abbate. Aichiepifcopi Mogwitini, Poëmata .de direrfis, .nunc p-irnim vuigaia fchliis üluftrata., ftudio R. P. Christ. Broweri. €qL 1626c in folk. 5, Antiquitates Annalium Trmrenfiwn ■& iEpifcaperata 'Trevhenfis Eeclefia fuffraganeorum, vt Metenfium, Tulknfiutu •Ê? Verdunenfium. 'Colonice 1626. in folio. Herdrukt onder .dezer, ;tijte!: Antiquitatum & Annalium Trevirenfium*, libri.XXV, 'mts* toribus RR. PP. -Christ. Broüwero , Gueldro-Jirnlieimenfi,, ;.&r Jacobo Masenio, Juliaco-Dalenfi. Leod. 1670. IT. Vol. in foL cum fig. 6. ■Disfermio-Christ. Broweri, -de veteris Populi Trcvirorum lingua, defumta ex ejusdem Annalium Trevirenjiim Frotavafceues , cap. X. Dit .is gevoegd bij een kleine verzameling,, getijteld: Miscella antiqua; -leclionis, cujus IV monmnenta . An pitblicam lucem reduxit . Simon Paulli, Bibliohola. -Argent. 1664. in izjno. F. Sweertii, Atken. Belg. ,p, .276. Val. Andr., Bibl. Belg. 135. Aleg. 73. Reifeenbersi:!., fflijl. foc. Jefu, ad Riten, infer. Tom. .1. p. •534-535. j. & ïoppens, Bibl. Belg. ,p. .174. Freheri, Directorium, 5,1. iP. Fp.eheri, Theatrum, Part. I. Sect. III. p. 390. 'Tob.Mach.. Xponymolog. in voce. -Gottl. Krantzius ad Conkingïum, Sxz. XVII. c. V. p. 218. Dan. Gerdes, ■Tkrilegiitm. p. 50. -Fseï.tag, Adparatus literarius, Tom. I. p* 466-468. C. Saxï, qr mm. liter. Pars IV- p. 154- 58o. Baillet, Jugem. des Scavans., Tom. II. p. 216. Dav. Clement, Bibl. curieufe., Tem p. 264-269. Paquct, Mem. litter. Tom. VII. p. 56-^64.. i BROUWERSHAVEN (PETRUS), dus genaamd naar zijne geboorteplaats., is geweest een voornaam 'Rooms Godgeleerde,, •die gefchreven heeft en door den druk gemeen .gemaakt: 2>r Santtisfimo Misfce facrificie : De meritorum Cmsti '&? Saniïorvsn ■toncurfu. De Célibatu Saccrdotum. Qucestiones Pastorales. Lovan 3572. Guicciard. , Defc. Belg. p. 218. Val. Anot,.. Bibl. Belg. P. de la Rue., 'Gelett. Zeel. bl. 205. BRUCfëUS (HENDRIK) -, zoon van Gerars Bsjigihk, Scheden van Aalst, wierdt in 't j«ar 1531 'in die Uzi gekasen. §4 Ja  a* BRUEL. (JOACHIM) Na de gewone lettcroefFeningen leide hij zig op de Geneeskunde toe; waar na hij zig een geruimen tijd te Rome onthield, en enig geld verdiende met aan jongelingen de mathefis te onderwijzen; vervolgens reisde hij naar het Hogefcbool van Boulogne en verkreeg aldaar de waardigheid van Doktor in de .medicijnen; hier na reisde hij naar Parijs, alwaar hij kennis maakte met Adriaan Turnebus en Pieter Ramüs. Te Aalst te rug gekeerd zijnde, wierdt hij tot ftads Doktor bevorderd, en vervolgens tot Schepen van die plaats aangedelc* De leer der reformatie min of meer toegedaan, nam hij de aanbieding aan, welke hem van wegens Jan Aleert , Herto» van Meckelenburg, gedaan wierdt, om een Profesforalen leerltoel in. de mathefis te Rostok te vervullen; bij de uitoeffening van dezen post, voegde hij de praktijk der medicijnen. Den ouderdom van 61 jaren bereikt hebbende, kreeg hij een aan» val van beroerte, welke door een aanhoudende koorts gevolgd wierdt, die hem op den 4 januarij 1593 jn het graf rukte. Men heeft van hem de volgende werken in druk: 1. De primo Motu, lib. HL RostocJi. 1580. 121110. It.'ab Erasmo Stockmanno, Philofophia natwalis Prof es/ore, repurgati. Ib. 1604. limo. 2. Inflitutiones Sphcerce. Rost. 1584. nmo. 3. De Scorbuto Propofitiones, Rostochii disputatce. Met Severini Eugaleni, de Scorbuto liber. Rostoch. 1589. izmo. It. Jence, 1624. i2wze. It. Haga Cmnit., 1658. urno. 4. Epistola, over geneeskundige onderwerpen, met de antwoorden van Hendrik Smetius, Geneesheer, vriend en tijdgenoot van Bructeus. In de Mifcellanea Medica van genoemden Smetius. Francof. 161 r. ï2,m. F. Sweertii, Athen. Belg. p. 324., Val. Andr., Bibl. Belg.p. 343. Foppens, Bibl. Belg. p. 435. Vossius, de Scientiis Mathem. ed. 1660. p. 160. 193. Mercklini, Lindemus renov. p. 392. Paouot, Mem. litterair. Tom. XIV. p, 309-371. BRUEL (JOACHIM), geboortig van Vorst, of Woorst, Cen dorp in Braband, alwaar hij omtrent den aanvang van de XVIIde eeuw ter wereld kwam. Toen hij de jaren bereikt hadt '  BRUEL. (JOACHIM) hadt om latijn te kunnen Ieren, zond men hem naar Diest-, twee uren van zijn geboorteplaats gelegen, om bij de Paters Augustijnen onderwezen te worden. Bruei. toog hun kleed aan en wierdt Monnik in het klooster van genoemde ftad. Vervolgens wierdt hem de zorg aanbevolen om aan jonge Geestelijken de wijsbegeerte en godgeleerdheid te onderwijzen. Zijn Opperften hem vervolgens naar Frankrijk gezonden heb. bende, verkreeg hij aldaar in 1634 aan het Hogefchool van Bourges de Doktorale muts in de godgeleerdheid. Den 5 februarij van het volgende jaar wierdt hij naar- Rousfelaar in Vlaanderen gezonden, om aldaar bezit te nemen van een oud hospitaal, en het tot een klooster voor zijne Orden te vervaardigen. Men benoemde hem den 12 april van 't zelvde jaar tot Opperfte daar van. Enigen tijd daar na weidt hij tot prior van het klooster te Keulen aangefleld, alwaar hij deze waardigheid in junij 1638 uitoeffende. Het Kapittel te Brusfel •vergaderd, verkoor hem den 26 april 1640 tot de bediening van Provintiaal, 't welk hem op nieuw wierdt toevertrouwd in het Kapittel, den 26 april 1649 te Gent gehouden. Hij leefde niet lang hier na, want hij ftierf te Brusfel in geen hoog gevorderden ouderdom den 29 junij 1653. Daar is van hem in druk: 1. Breves refolutiones cajuum apud Regulares rejervatontm. Col. 1640- i2wo. 2. Les confesfons du bienheureux Pere Auhonse d'Orosio, trad. de l'efpagnol en francais. Col. 1640. I2«w. 3. Vita B. Joannis Chisii, Ordinis Eremiiarum S. P. Augustini. Antv. 1277,9. 4, Hijloria Peruav.% Ordinis Eremitwrum S. P. Augustini, lib. XVIII. Antv. 1-651. folio. 5. De Sequestratione Religioforum. Antv. 1653. 127710. 6. Rerum morumque in Regno Chinenfi maxime notabilium Hijloria, ex ipfis ChinenJium libris, & Religiofirum, qui in Ulo primi fuerunt, litieris ac relaiione concinnata. Item Patrum Augustinianorum Franciscatiorum in illud ingresfus; per R. P. M. Joannem Gokzalez de Mendosa, Ordinis Eremitamn S. Patris Augustini Ex Hifpanice lingua in Latinam transtulit Joachimus Brulius &c. Antv. 1655. »« 4to. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 443. Foppens, Bibl. Belg. p. 555. 12.19. Elsii, Encomiasticm AuB 5 gus- 25  26 BRUELE. (GTJALTH.) BRUGES. (EUGENIUS de) gustin. p. 318. 378. Paquot, Mem. litterair. Tom. XI.'p. 164-167. . BRUELE (GUALTHERUS), leefde omtrent 't einde va» de XVIde eeuw. Men vindt nergens enig berigt van hehr aïleen wordt men door den tijtel van zijn door oen druk gemeen gemaakt werk ontwaar, dat hij Doktor in de medicijnen is geweest, en zig in de mathematife wetenfehappen «effende. De Schrijver zelv onderrigt ons, in zijn voorrede, dat hij uitmuntende Meesters heeft gehaat (optimos Prseceptores), Hij voegt 'er bij, dat hem in zijn jeugd ene kwijning hebbende aangegrepen, die hein geen lang leven voorfpelde, hem' zulks hadt aangefpoord de medicijnen te beoeffenen, waar door hij ook zijne gezondheid herfteld hadt. De opdragt die hij van zijn werk doet aan den Graav van Huntington, ftrekt ten bewijze, dat hij betrekkingen in Engeland hadt. Zijn werk voert tot tijtel: Praxis Medicina; 'theorica £f èmpkica fa* mliarisfima Gualtheri Broele'-; in qua, pulcherrima diluddkfi. maque ratione, morborum internorum cognitio, eontmque curatio irsiitur. Antv. ijffr. m folk. It. Lugdbpt. 1589 & 1599 Q» I6i2 ö> 1628 in 12111a. Paquot, Mem. litterair. Tom, XI. p. 162-164. BRUGES (EUGENIUS de), Priester en Geestelijke vaa de Orden der Kapucijnen, woonde enigen .tijd in liet klooster te Leuven; waar in hij zig ten jare 1679 bevondt. Hij maakte gerugt in die ftad door -zijne prediking, en inzonderheid door ene leerrede, waar in hij, voor een aanzienlijke menigte toehooi deren uitgefproken, -onder anderen .zeide: dat een doorlugtig Bisfchop, voorgenomen hebbende om den trotfen vijand der zegepralende genade ter neder te fnakken, -zig van de jeugd af aan ten Jlrijde bereid hadt; da hij ten einde zijn ftij.l te fcherpen zig naar Frankrijk hadt begeven, en dat vervolgens deze nieuwe David in de werken van den H. Augustinus , als in een beek van zuiver water, vijf wel gepolijste ft enen hadt uitgekozen, om dezen ineu* ven Goliath te treffen en om verre te werpen. Deze kenifpieukige voordragt, waar van de betekenis niet bezwaarlijk  BRUGES. (EUGENIUS de) n Valt te raden, wierdt door een groot aantal van zijne toehoorders toegejuigt. Weinig tijd daar aan, wierdt Pater Eugeen naar Gent gezonden, alwaar hij een Beweegmiddel van Regtcn in 't licht gaf, welk ftuk nog meerder gerugt maakte, dan de gezegde leeirede. Zie hier de oirzaak, welke gelegenheid tot dat gefchrift gaf. Zeker jongman, Joseph van der Walle genaamd, wierdt door de Jefuiten gelokt om bij hun te komen Tronen, en in feptember 1684 namen zij hem tot lid aan in hun genootfchap. Zijn moeder, die te Gent woonde, beweerde dat zij haar zoon van baar ontroofd hadden, en raadpleegde daar' over Pater Eugeen, die voor haar dit Beweegmiddel van Regten vervaardigde, in quo, zegt hij, isti Patres Jatis acriter vapulabant. Het ftuk heeft tot tijtel: 1. Joseph verleid en geroofd. Daar is bijna geen foort van fcheldnaam, welke die Schrijver niet aan de Jefuiten toevoegt, Hij beweert dat zij de zedeleer verbasterd hebben, de goede trouw verbannen, het bedrog en de onregtvaardigheid ingevoerd , en van hunne listige konstgrepen gebruik gemaakt hebben, om te bederven; of door hunne gewelddadigheden alle die genen te onderdrukken, welke hun tragten het mas. ker af te ligten. De Kapucijnder beweert, aan hun bewezen te hebben, dat zij Filips den IV. verraden, en zijn rijk in een foort van onmagt en vernietiging gedompeld hebben. Hij befchuldigt hen, Karel de 'II, zoon van dien Koning, ene opvoeding te hebben gegeven, die ten enemalen ftiijdig was aan de verpligtingen waar toe hij was beftemd. Hij betijtelt hen als trouwlozen ten aanzien van Keizer Leopold, dien zij, zegt hij, geheel ontijdig overgehaald hebben, om de Protestanten te vervolgen. Zij zijn het, vervolgt Eugeen op den zelvden toon, die Innocentius den XI, met Frankrijk onenig gemaakt hebben, met den twist over de regalia te verwekken, en dien met hand en tand te onderfteunen, tegens de belangen des H. Stoels aan. En, mag men aan den Kapucijner Monnik geloof Haan, zo hebben de Jefuiten het zo verre gebragt, om de Kerk onz'gtbaar te maken, en daarbij een menigte andere rampen veroirzaakt. Dit ftuk wierdt doe* de zorg van den üchrij-  sS BRUGES. (EUGENIUS de) Schrijver heimelijk gedrukt; doch toen men aan 't laatfte blad bezig was, kwamen de Geregtsdienaars alle exemplaren weghalen. De Schrijver, zonder daarom moed te verliezen, gaf in *t licht: 2. Een klein Gefchrift, ten einde rekenfchap van zijne ondernëming te geven, zig teffens aanbiedende, om die voor een geregelde regtbank te verdedigen. Zijn Opperften die niet dagten zo ais hij, verzonden hem naar het klooster van Mazeik in Laikerland, alwaar hij als een gevangen wierdt bewaard, ook fchortten zij hem bij voorraad in de bediening van de Priesterlijke waardigheden op, ingevolge decreet van den 27 april 1686. De Provinciaal Michiel d'Oudèneosch , fchreef hem in de hoedanigheid van Kommisfaris den 5 meij ten einde hem te bewegen om 'herroeping te doen. Maar Eugeen antwoordde hem den volgenden dag op ene wijze die ten klaarden deedt blijken, dat hij in *t geheel daar toe niet geneigd was. Den 18 junij daar op volgende wlérdt AocusTiNus Frederik van de Walle, die genoegzaam alle da kosten van de oplaag zijner vei handeling van Joseph verleid en geroofd gedragen hadt, 'verwezen in ene boete van 1500 guldens; en den 3 feptember bande men den Boekverkoper die het gedrukt hadt, voor den tijd van drie jaren uit de Spaanfe Nederlanden. Het boek werdt ten zelvden tijd verboden en bet haperde ilegts aan ene Item, of het zou door beuls handen zijn'verbrand geworden. Eugeen wierdt intusfen gewaar, dat zijne fchriften naar Rome waren gezonden, aan de Inquifttïe overgeleverd, en ten einde van berigt in handen van Michiel van Hecke van de orden der Augustijnen gefteld. Hij fchreef den 24 november 1687 aan dien Monnik, die gants nietten voordele van de Jefuiten ingenomen was; maar die egter in zijn antwoord aan onzen Kapucijn, -hem deedt gevoelen, dat bet Janfenismus in zijne fchriften verfpreid, 'hein zoude doen veroirdelen. Arsenius de Fontibus intusfen bekleed met de waardigheid van Onderzoeker en van Kommisfaris Generaal der Kapucijnen, in de Nederlanden overgekomen zijnde, bev.a! Eugeen nauwer op te fluiten; "t welk den 4 juli) ïö'87  BRUGES. (EUGENIUS de) «9 gefehieddej maar in den nagt van den 4 tot dert 5 dier maant?, ontfhapte bij uit zijne gevangenis, en begaf zig binnen Mazeik in een buis daar hij veilig was. Uit zijne fchuilplaass, fchreef hij 's anderen daags aan zijnen Provinciaal; en zondt hem enen tweden brief den 8 julij gedagtekend uit 's Hertogenlosch; ten zelvden tijd fchreef hij aan Arseniüs, die hem den 14 van de zelvde maand uit Britsfel antwoordde, en hem met veel zagtheid vermaande, om tot zijn pligt weder te keuren. Dit maakte indruk op hem, en hij kwam den 24 julij in het klooster te Ma-zeik te rug, en wierdt korten tijd daar na naar dat van Hasfelt gezonden, alwaar de nieuwe Provinciaal Serein de St. Trqud, hem den 18 november een zeer gematigd reglement deedt ter hand ftellen, 't welk door Arseniüs den 25 feptember uit de Nederlanden vertrekkende, was getekend. Eugeen zeer te onvreden over dien Kommisfaris, protesteerde den 19 november tegens zijn reglement, en eischte met vurigen aandrang om zig te regtveerdigen; de Provinciaal hier over gebelgd, deedt hem den 23 december in zijne cel opfluiten. Deze ftraf wel verre V3n enigen indruk op Eugeen te maken , vergramde hem zo veel te vinniger, en hij ondertekende den 24 april 1688 een gefchrift, waar in bij zijnen Provinciaal verwittigde, dat hij zig tot den Paus zoude vervoegen, en herftelling tegens de hem aangedane yerongeiijkingen door Arsexius verzoeken, welken Geestelijken hij betitelde, met de namen van Regter zonder geweten, en Onderzoeker van Godsdienst ontbloot. Hij hadt hem reeds ten toon gefield, in een gefchrift door hem gedurende zijn verblijf in 's Hertogenbosch ontworpen, en 't welk tot tijtel hadt: 3.' Molinomachia inter Capucinos Provincim Flandro-Belgicc?, per Jcjuitas Jefuiticos excitata. In dit ftuk, dat niet afget werkt is, vlegt onze Kapucijn een verhaal van al *t geen Arsentos verrigt heeft, gedurende den loop van zijn onderzoek ; en hij vaart "er met hevigheid in uit tegens dien Geestelijken , verleid, zegt hij, door de Jefuiten, om alle die genen welke zig onder de Nederlandfe Kapucijnen tot verdedigers der •Kaarheid in de bresfe Helden, met de uiterfte woede te vervolgen.  3o BRUGES. (EUGENIUS de) gen. De Schrijver hadt in het zelvde verblijf, een fmeekfchrift aan den Paus ontworpen, 't welk hij te Hasfelt voltooide , en onder den volgenden tijtel gedrukt is : 4. Ultima vox zelatrkis ïrmocenfice indigna patientis, five Lu tellus Jufplex F. Eugenii Brugensis, Sacerdoiis Capucini., ai Innocentium Xh jmmtm Pontificem. Colonice (in Holland) 'i6S o. *• I2m°- De Schrijver doet in dit gefchrift ene herhaling van alle de misdaden, waar mede hij in zijn voorgaande fchriften de Jejuiten hetigt heeft, en voegt 'er nieuwe, nog wraakbaarder feiten bij. Na zijn ontwerp open gelegd te hebben, maakt hij ene korte uitweiding om den Paus te waarfchomyen, dat hij even zo zijne vleijers heeft, als de Koning van Frankrijk, die zijn gezag verre te hoog zoeken, en hem tot een God* heid oP de aarde verheffen. Hij fmeekt nedrig zijne Heilig, heid, om zig met met de Canonisten van Rome te verbeelden, dat de onfeilbaarheid in zijn perfoon plaats vinde, en dat dé Conciliën beneden hem moeten gerangfehikt worden. En hij betuigt op e<-e ernftige wijze, overreed te zijn, dat het natuurregt hem aandrift zodanig te fpieken, als hij doét, tegens het Jejuiten Genootjchap, en om al het vergif van haren flinkfen handel openbaar temaken. Hij zegt onbewimpeld, dat de Jejuiten de onregtvaardigften van alle menfehen zijn. Hij befchuldfgt hen van een verbond met de Turken te hebben gefloten ; van de handen des groten Sobietzki , Koning van Polen, te hebben gebonden, ten einde dezen Vorst te beletten,* om tegens de Ongelovigen op te trekken. Hij verzekert, dat de Jejuiten Lodewyk den XIV overgehaald hebben, om zig even als Karel den Groten, meester van Italië te wanen, en misfehien, voegt hij 'er bij, zal deze heerszugtigë Koning binnen kort ene proef nemen, om zulk een fchone landfbeek te overmeesteren. Eugeen befluit zijn fmeekfehrift, met aan den Paus te zeggen, dat doordien'er geen regfvaardigheid langer op den aardbodem is, ja zelvs niet te Rome, het nodig zoude zijn, om ten minften ene fchijnbare vrede aan het menschdom te bezorgen, en dat hij ten dien einde ene vastHelling moest doen afkondigen, waar bij hij aan „ de leden- „ va» .  BRUGES. (JAKOB NIKLAAS van) n van het verhevene Genootfcbap een onbepaald verlof ver„ leende, om te prediken, te onderwijzen,. te fchrijven, err „ aan a'le plaatzen, en op alle wijzen, tegens het menfchej, lijk geflagt te handelen naar eigen willekeur, zonder uit» y, zondering, ten aanzien van godsdienftige Geftigten, ge* ,', kroonde Hoofden, ja den Paus zeiven; met verbod aan ie„ der fterveling, zo wel Geestelijken als Burgers, onder be„ paling van de zwaarfte ftraffen, van een enkel woord ta ,, uiten, 't welk zoude kunnen ftrekken om aan te tonen ,. M hoe ondeugend en wederregtelijk het gedrag der Jefuiten is: en ten dien einde alle en een iegelijk der Geloofsgenoten, „ van alle verpligting te ontheffen, waar door zij aan godde„ lijke-, natuurlijke- en burgerwetten verbonden waren, wel„ ke zouden kunnen fchijnen te ftrijden met het gegeven ver„ lof of gedane verboden." De tijd wanneer Eugeen de Bruges is,geftorven , of welk een uiteinde deze man gehadt heeft, is mij nergens gebleken , waarfchijnlijk zal het rampfpoedig geweest zijn , doordien zijn gedrag aan de gedugte Vierfchaar der Inquifitie wierdt overgegeven om te vonnisten. . Didaci de Oropega , Secunda pars Difjkuhatum ffc*. p. 58 & feqq. Lettres d'un Inconnu. Colog. chez PiéRRE Mortier. 1691. pag. 37--40. Paquot, Mem. litter. Tom. XVIIL pag. 116-123. BRUGES (JAKOB NIKLAAS .van), Graav van St. Amour, is ten jare 1C54 en vervolgens geweest Landvoogd en Veldmarfchaik van *t graavfchap Kamen. Hij is gefproten uit een oud en zeer edel geflagt; want Lodewyk van Eruges, Ridder van 't Gulden Vlies, was Raadsheer en Kamerling van Fil:ps den Goeden, Hertog van Bourgondien; en zijnde Stedevocgd geweest van Brugge, wierdt hij zedert Opperlandvoogd van Holland, Zeeland en Friesland, en vervolgens Voogd, uit den naam der Staten van Fiaandre, over Filifs den Schonen. Zijne vrouw was Maria van Borssei.s , wiens kleinzoon Reinier van Groothuyzen , gehuwd met Beatrix van la Chambre , ene dogter Katrina teelde, welke getrouwd met Lodewyk van  >jz. BRUGES. (RAOUL van) BRUGGE- (ROGIER van) Van la Baume, Graav van St. Amour, de moeder was van Filieert Emankel van la Baume, die tot vrouwe nam Heï-ene Perrenot van Granvelle, welke de oudere van den zo gemelden Namenfchen Landvoogd geweest zijn. . Le. Blafon de la Tof. dor. fol. 65- G. v. Loon, Ned. Hifloriep. ii. D. bl. 390. BRUGES (RAOUL van), beeft geleefd in de Xllde eeuw,' en kreeg lust tot de beoeffening der fterrefcuhde, voor welke wetenfcbap de Arabieren in Europa fmaak hadden verwekt.Raoul hadt daar in tot leermeester Thierri den Platoniaan, of Theodoricus Platontcus, welke waarfchijnlijk die wetenfchap in LahgueM leraarde; want Raoul was in 1144 te Touloufe, toen hij aan zijn meester opdroeg: Claudii PTOLOMiEi, Planisphccrium , in latinum Sermonem iranslatum, Bafiüai, J. Valderus, 1536. fol., met het Planisphtzrium van Jordaan NemorariUs, de Spheér van Proclus, en de Phsncmenen van Aratus , met bijvoeging der Scholien van Tiiecn. Wij bezitten niet langer het oirfpronkelijke van het Planisphériwn van Ptolomjeus; en fchoon Simler, gevolgd van Valertus Andreas, en meer anderen, zeggen, dat Raoul zijne overzetting uit het grieks heeft gedaan, denkt Vossics egter met meer grond, dat hij die naar de Arabife overzetting vervaardigd heeft, doordien hij in zijne vooraffpraak zegt: His habitis, ne diu diff'eramus; ab ipfis Ptolomei Traiïatu initium fiatuamus, non alia transferendi lege, quam qua anten ipfum in Ardbicam Moslem tranfiulit. Waar na Raoul 'er bijvoegt :. FaQa est translatio hax Tolofce , Mendis junii, anno Domini cio.c.XLiv. Simleri, Epitome Gesneri, edit. 1555. folio. 160. verfo. Vossius, de Scient. Mathem. ed, 1660. pag. 109. 178. 296. 313. 333. 354. 36l) 362. j. f. Foppens, Bibl. Belg. pag. 1080. Paquot, Mem. litter. Tom. XI. pag. 424, 425- BRUGGE (ROGIER van), Konstfchilder, heeft in 't laatst van de XVde en een gedeelte der XVIde eeuw geleefd, en is geboren in de-ftad van zijnen naam. Hij was een leerling vaa  BRUGGEN. (HENDRIK ter) 33 van Johannes van Eyk, die vrij algemeen gehouden wordt voor den uitvinder van 't fchilderen met olieverf, en toen al redelijk bejaard moet geweest zijn; vermids hij zijne uitvinding, tot in zijn ouderdom verborgen gehouden, en niemand vergund hadt, wanneer hij fchüderde, bij hem of in zijn fchildervertrek te komen; doch eindelijk deze konst den gemelden Rogier geleerd heeft, van wien men te Brugge in de kerken en bijzondere huizen voormaals vele dingen heeft konnen zien. Rogier tekende kloek, en fchüderde bevallig, zo in lijm-, eij- als olieverf. Ten dien tijde was de gewoonte, in eij- of lijmverf cp grote doeken grote beelden te fchilderen, welke naar dien tijd wonderlijk en prijzenswaardig waren; want tot grote werken tekening en verftand vereisent worden, doordien gebreken daarin ligter, dan in kleiner werken, te ontdekken zijn. —— K. v. Mander, Leven der Schilders, li D. bl. 30, 31, BRUGGEN (HENDRIK ter), Konstfchïlder, is geboren in het voormalig gewest Överijsfel, zonder dat mij de eigentlijke plaats, die hem tot wieg en bakermat verftrekte, gebleken zij, doch waarfchijnlijk is het Deventer geweest, in welke ftad ten minllen zijn vader ten jare 1587, heeft gewoond, toen de Engelfe Kiijgsoverfte Willem Stanley, die ftad op ene verraderlijke wijze in handen van de Spanjaarden' overleverde. Doordien nu de oude ter Bruggen ijverig Protestants was, moest hij Deventer ruimen, en trok naar Utrecht, alwaar hij zig met 'er woon vestigde, Hendrik als toen nog zeer jong zijnde. Wanneer deze nu zo ver gevorderd was, ene keuze te kunnen doen van het een of ander handwerk, om met 'er tijd de kost te winnen, toonde de jongeling zijne genegenheid voor de fchilderkonst; ten dien einde wierdt hij om het nodig onderwijs te erlangen, bij AbbJ Bloemaart geplaatst. Na dat hij de vaste gronden der konst aldaar geleerd hadt, bekroop hem de reislust, en begeerte om grote meesters op het loffelijk fpoor te volgen. Behalven nu dat hij.tien jaren te Rome heeft gewoond, heeft hij behalven dat, in zijne jeugd vele landen doorgereisd en bezogt, daar h% V. Deel. C proef-  BRUGMAN. (JAN) proefftufcken vas zijn uitnemende konst, in hiftorifcfie taferelen beftaande, nagelaten heeft, inzonderheid' te Napels een groot ftuk, geplaatst boven het hcge altaar in de voornaamfte io*i Bij dit ftuk heeft hij geen naammerk gefield, als mede niet bij vele van zijne andere konstwerken, doordien zijne vloeiende en welaangelegde penfeel-tinten, in dien tijd genoegzaam, bij een ieder bekend waren. Ook is een uitmuntend kcmstftuk van hem in bezit geweest van wijlen den Ontvanger Generaal van dek Stkeïïo te Middelburg, verbeeldende een vrolijke maaitijd, met levensgrootte beelden. Toen de grote Rubbens te Utrecht kwam, om aan de Konstfchilders een bezoek te geven, roemde hij bij uitnemendheid zijne konst, in tegens woord igheid van hun allen. . Hij ftierf den i november 1629, in den ouderdom van,42 jaren, en ter zijner gedagtenis wierdt het volgend graffchrift vervaardigd: Hier legt ter Beuggen, door de dood Verrast, en overrompelt: Van 't dierbaar Jevensligt ontbloot, In 't duister graf gedom.pelt : Daar 't vleesch vergaat tot ftof. Doch egter blijft de lof. Van 't geen hij heeft bedreven, Ten fpijt der afgunst leven. Een zijner nakomelingen Richard ter Betogen genaamd, nam in 1707 het befluit, om in navolging van den Athenienjer Konstfchilder Nicïas, enige van zijn'vaders konstftukken, aan die van deszelvs geboorteftad Deventer ten gefchenk te geven; dat zulks volvoerd is, blijkt uit het Boek derRefolutien van de ftad Deventer, van den 5 augustus 1707. A. Houbka- ken, Schomvhtrg. I. D. bl. 133-135. BRUGMAN (JAN), een Franciskaner Monnik, tot die foort van Minderbroederen behorende, welke Obfervanten of nauwgezetten genaamd worden, leefde in de XVde eeuw* en is geboren, ingevolge Foppens, te Kempen3 in het aartsbisdom  BRUGMAN. (JAN) .15 dom van Keulen. Hij onderwees de godgeleerdheid in het klooster van St. Omer, alwaar hij zig in 't jaar 1456 bevondt; Vervolgens wierdt hij Provintiaal, en bragt een aanzienlijk gedeelte van zijn leven in de Nederlandfe Provintien door, alwaar men zegt dat hij veel toebragt om de Hoekfe en Kabbel jauwfe verdeeldheden te doen minderen. In het Staatsrecht van den Raadsheer S. H. van Idsinga , vindt men opgetekend, dat deze Monnik een geruimen tijd te Groningen gewoond heeft, en dat genoemde Heer aldaar Pre^ dikatien van hem heeft gezien, die over 't geheel ter betragtinge.van een algemene liefde onder de menfchen, en liefdadigheid neffens behoeftigen uitliepen; verder dat deze berugte Prediker, zig veelmalen beklaagde, dat hij nimmer een oud wijf hadt kunnen bekeeren, en daarom de Predikers raadde, zig op de hervorming der jeugd toe te leggen; vooits kantte hij zig tegens den ftroom der verdorvenheden, weke in dien tij-1 inzonderheid onder de Geestelijken plaats vondt, zonder iemand ter wereld te fchromen, openliik aan. 'I'en jare 1462 omtrent pinxteren, kwam een partij KIóö> terlingen van Brugman's aanhang, en hem aan 't hoofd hebbende, te Amfteldam, en namen hunnen intrek in zeker huis, welk zij zeiden, hun gegeven , of befproken te zijn, waarom zij 'ar blijven wilden tot 'er dood toe. De ftad hadt in 1411 een handvest verkregen' van Hertoge Willem, waar bij alle Kloosterlingen het aankopen of erven van nieuwe vastigheden uitdrukkelijk verboden was. De aankomst dezer nieuwe Kloosterbroederen, die, dit wist men, door uiterlijke ingetogenheid, zeer veel op 't gemeen vermogten, ftondt derhalve , der Wethouderfchap zeer tegen de borst; dan Jan Brugman hing de tong zo wel, dat hij 't volk daar mede wist te leiden, waar hij het hebben wilde, en de Wethouderfchap in dezen voorzigtig rekenden, een weinig toe te geven. Ter gelegenheid dat men te Amfteldam een Oclave of biëenkomst hieldt van de Franciskaner Orden, predikte Brugman dagelijks, • zonder verlof van den Parochie-Priester, doch met enen geweldigen toeloop, in het huis, welk hij en de zijnen betrokG 2 ken  BRUGMAN. (JAN) %m hadden. Zijne wijze van prediken was zeer gefchïkt om '£ gemeen gaande te maken,, en aanhang te winnen. Somtijds, trok hij een briefje uit den zak, waar uit hij, zo 't heette, zig zehen enige vragen deedt,. die hij terftond beantwoordde, zfg onder anderen van deze woorden bedienende: <*Mj Brugman, Brugman, \mt erger qnaebt menfefte jtïagfïu te toefen! bti plagde te gaan met lange nieren / fojtreeïen te %mtt fwttöe»; fegg mij/ Brugman, uracrom biffu se&omeiTï om bie woef» te Ifjoubca * tromnen/ neen. 'toiljre bie mi iKtjaesc»/ foo öaer anberg/ <ö0bt betert/ niemant en i£/ Die &s benut te berjaegen. Brugman bifêu gehornen om fcfjoirt* smiöaebtert cnbe bereken te pachten* 4Öcen/ bn en roilflc ita> , met smt fttttenty boen/ maar tmnptlp in een arme hermenen lapte fsaphen. Brugman, toiïffu i3arer/ eerftc Moester/ atfe aiibere fcfoo#rren cnbe coh bic $od#efer&en berberbcnï tron* «km/ neen. Brugman, toiïfut bieeïjt Doren om geit* troutoen/ «ccn. Brugman mi£ öc febapen öaer todlc laten / cnbe ö«efltt ccn jesrfieft fgn biecht boren om ®>cöj- mille / fonber 0it. Brugman, tuirfïit ooca ban Den lusben foopen öie pefti* ktlti fjebben/ afé fommige toeï boen» Crcmtocn/ neen: bti tetffie altöof? öaer bij Wijnen / jijn jij rijn off arm: bijnen fttónt op ftcurea leggen/ cnbe ter boet toc'baer bij Wijben. Met dit al verzuimde hij intusfen niet, te kennen te geven, waar 't hem om te doen ware. Wanneer hij de aandagt van 't gemeen, dóór zijne zonderlinge wijze van prediken, genoegzaam meende te hebben opgewekt en tot zig gelokt, trok hij een kruisbeeld uit de mouw; de gemeente, terwijl .hij 't om hoog hietdt, aanfprekende, in dezer voege: j gfieijê tulbeu / eij &ebt teel gefioojt/ roaerotn ifc met mijn arme fcfiantelÊ ujócöcrbens; bier gaerne nrit u tononcn / cnbe een arm fnoobe Kloojfterfon hebben ffeuöc/ om h allen ben tocg öe<* •wWjg i&fc i*. toijfai/ cnbe bacr in te ijclpen. maet Ojmwt$_ battcr ccnige fijn/ bie 't gaerne behinberen fonben/ inoefen (ij/ öie.}* nochtans* geen magt fiebben en fullen; toilt toé! boet? enbe bibbert bcboteïijh booj bie luiben/ cp bat ;ij ban ïi^tm quoten opfcr in bgc faefce affecten. Cnbe liebe tyfen< beti  tstn in Cüristo, taant mij fjirr boet) ÖLjben imüai/ «uïse Sog teel bi)(iant enöe ftalpe behontocn fuüen / om ia ïffje faefee as* onfe meeninge te fiomen / foo begeer kh om iien jgefauij&e» <&obt/ öaerna bit ^Tnictfij; geraaeat if / bat aue toegme/ fjicr nu tegcnojocjöig rocefenbe/ bie bij on£ blgbea brilfea m$ «iet off te gaen / tat bie beur bi»c.er£ opiMien fojiilea. Op zulke woorden, flaken velen de vingers op; en enigen, diê djgt bij den predikiloel zaten, riepen; ïfeetc/ bij teiflen iftg U bïijiben ter boob toe; waar op Brugman hernam: bat §5 $jnen oneen bals öaer boo? laetea toiiöe. Onder de toebsco ders bevondt zig ook Mi: Jelk Erabelyn , Raad van Hertoge Filips, en van deszei va zoon, den Grave va» Charolois, die, ten dezen tijde, in Holland was, en de regering vaa ',s Hei'togs wege waarnam. Men vindt als ene zekere waarheid gemeld, dat Brugman en de zijnen Kraüelyn tot hm ihoer hadden weten te trekken, en dat zij hein veraogc bedden, R&ugman's fermoen te komen horen, op dat hij, m tijd en wijlen, getuigenis zou konnen geven van de gunst, die de gemeente hem toedroeg. De Wethouderfchap deedf, zedert, door den Provifcoi en Deken vamlmjleliand, Waterland en Ztevank, een getuigschrift wegens 't gebeurde opfieilen, 't welk, door twee Priesters, Bartmolomeus Pa» zoon en Hilbramo Willemszoon, door hunne tekening bevestigd wierdt den 22 oftoher 1462; in zijn geheel te tónden bij den Gefchiedfchrijver Ger. Brandt., waax uit wij bet bs» venftaande ten groten dele ontleend hebben, Kort voor dien tijd, was Mr. Jelis Keabelyn ïn de Sad gekomen, met brieven van voorlpraak voor de Mwdsrbm* ders, gefchreven door Grave Karel van Charolois., en dosr den Stadhouder van Holland, Jan van Lannoi, aan $ckou% t Burgemeesteren, Schepenen en Raaden en Vroedjchap der jlsdemm Jhnftelredamme. Met deze brieven vervoegde hij zig„ 'sstBQigens bij djds, ten huize van den voorzittenden Basgemeesta: Gerrit Mattheuszoon , die aanboodt de brieven te «arvangen en dezelven, met drie of vier der Raden te lezen, ÏBoc2ï Kraeelyh weigerde de brieven over te geven, •aadeis daa C 3 saa 57  58 aan de volle Vroedfchap en Rijkdom der flede, die hij daar op vergaderd wilde hebben. De Burgemeester hieldt hem voor, dat zulks met de aloude gewoonte ftreedt; en deedt. nog dien zelvden nademiddag, de vier Burgemeesteren en zes Schepenen, alzo de zevende van -huis was, bijeen komen. Men ontboodt Mr. Jelis, en zeide hem aan, dat het Geregt veigaderd, en bereid was om zijne brieven te ontvangen« zijnde hetzelve, daar toe niet alleen, maar zelvs tot veel gewigtiger zaken, volkomenlijk, bevoegd en gemagtigd; daa hij antwoordde hier op: „ dat hij geen bode was, maar Raai „ van den Hertoge Filips, en van Grave Karel, dat hij Ie„ zen en fchrijven kon, dat alle boden niet konden; dat het „ opfchrift zijner brieven hieldt aan Schout, Burgemeesteren, „ Schepenen en Raad en alle Vroedschappen en Rijkdom van der „Jïede, dien hij allen zien en bij name optekenen wilde, „ eer hij zijne brieven wilde overleveren;" vorderende andermaal, dat men dezelven, zonder uitftel, bijeen riepe. Doch het Geiegt, van zulk een talrijke bijeenkomst niet dan verwarring en tweedragt te gemoet ziende, hieldt op nieuw aan om de brieven; die Kra:;elyn volftandig weigerde over te geven, ten ware de vergaderde perfonen verklaren wilden, dat zij niet alleen Burgemeesteren en Schepenen, maar ook de gantfe Vroedfchap en Rijkdom waren; dit beteuterde hen, en zij maakten zwarigheid in het doen van zodanige verklaring. Zij hielden Mr. Jelis nog voor, dat de Schout, die ook in 't opfchrift zijner brieven vermeld ftondt, tegenwoordig in 's Hage was, hem tragtende te bewegen, om tot deszelvs te rugkomst te vertoeven, wanneer men zijn voorflag, op nieuws, in beraad wilde leggen. Doch Krabelyn hier gene oren naar hebbende, vertrok met de brieven, en hieldt zig nog wel vier of vijf dagen op in de ftad, dagelijks raad houdende met de Minderbroeders, en derzelver fermoenen vlijtig bijwonende. De Wethouderfchap gaf, middelerwijl, berigt van 't gebeurde aan den Deken en 't Kapittel der Hofkapelle in 's Hage, onder welke de kerken en kloosters der ftad Honden; doch met zulk een ongunftig gevolg, dat de Minder- brot- BRUGMAN. (JAN)  BRUGMAN. (JAN) 39 fraters zïg, tegen wil en -dank dei Regeringe, in *t betrekken klooster wisten -te handhaven; t welk, in de «mde gefchreven en gedrukte lijsten der Regeringe, rnet deze woorden, ftaat aangetekend: Den 22 november 1462, is Brtssmah, ïvefende van de Orden der Minnebroederen, in deze ftad §dkh men, en tegen wille der Heeren Magifiraten in de ftad gebleven deer zijn tvelfprekentheijd aan de devote Gemeente; waar vsn mg een fpreekwoord is gebleven; al kost gy praten als Beet-man. in later tijd, hebben de Minderbroeders nogthans de gunst der Regeringe weten te winnen, in zo verre, dat .zij roet hst ineten dei- olie begi'tigd zijn geworden, en den Bierdragerea, bij derzelver ordonnantie, gelast is, hen voor niet te bedienen. Wat nu Brugman verder betreft, hij fchijnt niet vel* jaren in Amfteldam gebleven te zijn; want men vindt van hem berigt, dat bij ten jare 1473, te Nijmegen is overleden. Van dezen berugten Prediker, is in druk uitgegeven: Vit» Saniï. Lidwins Virginis. Schiedami, 1498. in qttk Ook gedrukt in de Verzameling van Surtus, onder den ï4 spriL Nog onder de werken dei- Bollandisten, april, Tom. IL &. i:70-360. Deze Heilige Liduina, die men ook Lidwige Lydtwydt vindt genoemd, was van Schiedam geboortig 4 alwaar zij in 1380 ter wereld kwam; en zij ftierf in 1433, xm. gedurende een tijdvak van 38 jaren bijna ongelooflijke ziekten, met een voorbeeldig geduld, doorgeworfteld ïe ïljn. Het geen 'er van haar Hoffelijk overblijfzel voorhanden was, wierdt in 1615, fteelswijze, van Schiedam naar Brusfel overgevoerd, en den Aartshertogen Albertus en Isabella aangeboden; die 'cr de ene helft van fchonken aan de kerk var St. Gudida j en de andere heift aan de ohgefchoeide Kaïmeliten van genoemde ftad. ——— Locrii, Chron. Belgi&m* p. 688. F. Sweertii, Athen. Belg. p. 400. Val, Andr», Bibl. Belr. p.'469. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 592. U> Em«" mii, Hifi. Frf. p. 374. Pontanus, Hift. 'Gelrite. p. 523. 534. Fabricii, Bibl. med. i§ infin. Latin. Torn. I. p. 7&J. C Saxi, Onm. liter. Part. II. p. 591. Paquot, Mem. Otter, Tom. X. p. 328-324. G. Beaktdt , Hifi- der FLtfmn. t D. C 4 b\.  4° * W. 43 enz. J. le Long, Hift. der Reformatie vdn Amft. hl. 356-360. Wag., Gefck van Amft. I. D. bl. 83. II. D. bl. 252-256. Idsinga, Staatsrecht. II. D. bl. 387. BRUGMANS (ANTHONY), Hoogleraar in de wiskunde en wijsbegeerte te Groningen, is gegoten uit een aanzienlijk geflagt uit den Paltz. Hij telde onder zijne voorvaderen een Generaal-Majoor, wiens kleinkinderen, door den oorlog, van hunne ouders en voornaamile bezittingen beroofd, omftreeks het jaar 1673, de wijk namen naar ons vaderland. De jongfte van dezen, de grootvader van onzen Hoogleraar, zette zig te Harlingen neder. Deszeivs zoon, vader van den overledenen, was Prao Brugmans, Predikant te Hantum en Hantumcrhuizen in Friesland, waar onze Anthony het eerlte licht zag den 22 oftober 1732; zijne moeder was Petronella Wiersema , dogter van den Kommandant der Friesfe Guardes. Na de lage klasfen met ongemenen vlijt doorgelopen te zijn, en een ruimen voorraad van de eerde beginzelen der wetenfchappen opgedaan te hebben, begaf hij zig veertien jaren oud zijnde, naar het Hogefchool te Franeker, waar hij de lesfe.n bijwoonde, zo van andere Hoogleraren in fraaije wetenfchappen, als in 't bijzonder van den beroemden Sam. Kobnig, Hoogleraar der wijsbegeerte. Hij maakte aldaar, in twee jaren tijds, zulke aanzienlijke vorderingen, dat hij op den 25 meij 1748, openlijk ene Verhandeling verdedigde: De Esfentiarum idearumque abfoluta necesfitate earumqne origine ex intelleüu divino. Een jaar daar na en dus in het 18de zijn's ouderdoms, verkreeg hij de waardigheid van Meester der vrije konften en Doktor der wijsbegeerte, en tevens den prijs, door de Staten van het toenmalig gewest Friesland, toegezeid aan die genen, welken, op die .jaren, de doktorale waardigheid verdiend hebben; verdedigende, bij die gelegenheid, openlijk een Verhandeling de Phaenomeno, welke naderhand, in het frans vertaald, en met aantekeningen van den geleerden Elias Luzac, teLeijden, verrijkt, herdrukt is. I,n *t jaar 1750, volgde Bwgman* zijnen leermeester en vriend Kofi- BRUGMANS. (ANTHONY)  BRUGMANS. (ANTHONY) 4i JCoeNig naar 's Hage, die derwaarts geroepen was om in de wijsbegeerte en het natuurregt onderwijs te geven. Daar zijnde, gaf' hij, bij gelegenheid van den vermaarden twist tusfen Maupertuis en Koenig, ene Verhandeling in het nederduits uit, t&Leijden in groot 8vo. gedrukt, onder den tijtel van: Pzoebc Ober De mare gronölrjctten Der SSetocging en Bugrc. Nier lang daar na wierdt hij door de Befluurders der Friesfe Hogefchool tot Hoogleraar in de wijsbegeerte te Franeker beroepen, in plaats van den beroemden Petrus Camper , die toen een post, welke meer naar zijn genoegen was, aan het Athenceum teAmjleldam hadt verkregen. Hij aanvaardde deze waardigheid in feptember 1752, en hieldt den 10 maart daar aan volgende zijne Inwijdings-redevoering: de fenfu Communi, Mathefos Philifophioe matre. Gedurende 14 jaren bekleedde hij die post met veel roem, en Helde gedurende dat tijdvak zijne uiterfte pogingen te werk, om de fruderende jeugd.inde wijsgerige wetenfchappen voor te lichten en te doen vorderen, en maakte in dien tusfentijd ook verfcheidene Hakjes door den druk gemeen, gelijk het Schediasma, quo demonjiratur, corpora PerfeUe dura cum principio continuitatis non conjiftere, en zijne Tentamina phüofophha de materia Magnetica, ejusque aiïime in ferrum magnetem, waar in hij eerst zijne nieuwe theorie van den Magneet ontvouwd heeft. Op zijn verzoek lieten ook de Eettuurders der Friesfe Hogefchool, een nieuw Theatrimi Phyjicum vervaardigen, welk hij den 16 maart 1756 met ene plegtige voorlezing inwijdde, In 1766 wierdt hij tot Hoogleraar in de wijsbegeerte en wiskunde, in plaats van den Keer Engelhard, te Groningen beroepen. Hij aanvaardde deze post, en deedt bij die gelegenheid ene plegtige redevoering: de Proferend's Phyfices pomeriis, welke te gelijk met zijne openlijke in» wijdings voorlezing: de ineognitis Dei perfetlionibus is uitgegeven. Hier ging hij voort met zijne waarnemingen omtrent den Magneet, en vondt langs dien weg ene nauwkeurige en gemakkelijke wijze uit, om de betrekkingen van allerlei lighamen met den Magneet te beproeven; waaromtrent hij eerst verfcheidene linkjes in de Vcderlandfe Letteroeffeningen uitgaf, C 5 doch  42' BRUGMANS. (ANTHONY) doch naderhand een breedvoeriger werk fchreef, welk te Legden in 't jaar 1777 is uitgekomen, en dat te gelijk met zijn vorig werk over de Magneetjioffe, in het-hoogduits vertaald, en door den Leipziger Hoogleraar Eschenbach in 't licht gegeven is. In het VII. Deel van de Commentaiknes van het Koninglijk Gottings Genootfchap van wetenfchappen , vindt men van hem een Specimen: mechanica veterum per mechankam recenzlorem plenius expojïta; gelijk hij ook ene door vele proefnemingen belangrijke, verhandeling : de Theoria Newtoniana circa refraüknem radiorum Solarium, aan de Akademie van Lijons heeft toegezonden. Hij hadt nog een groot aantal gefchrevene waarnemingen in gereedheid, die hij bet licht zoude hebben doen zien, zo niet een ontijdige dood hem der geleerde wereld ontrukt hadt. Ook hieldt hij biïefwisfeling met de bsroemdfte Natuurkundigen van Europa. Kort na zijne komst te Groningen, wierdt hij lid van het aldaar opgerigte Genootfchap Pro excolendo jure Patrio, waar bij hij ene lofrede uitfprak over den geleerden Engelhard, zijnen voorganger, welke ook in het I. Deel der Verhandelingen ter nafporing val de wetten en gefteldheid onzes Vaderlands, van gemelde Genootfchap, gedrukt is; gelijk hij al mede daar in heeft uitgegeven, ene redevoering: de Mommer.tis variarum mutationum quas Belgii foederati folum aliquando pas/urn fuit; en naderhand nog verfcheidene verhandelingen bij hef zelvde Genootfchap heefc' ingeleverd, als over den eerfien aanleg der Djken, en 's Lands gefteldheid voor dezelve, en over de Maten en Gewigten; welke verhandelingen reeds bij zijn overlijden op dé pers zijnde, thans het licht zien. Door de Staten van Stad en Lande geraadpleegd over de beste wijze van Brandewijn en andere geestige Dranken, van elders ingevoerd, te beproeven, heeft hij enen zeer nauwkeurigen Vogtmeter (Hydrometrtm) opgegeven, welke zedert dien tijd volfiandig in die provintie voor de Tolbedienden ten wegwijzer in hun te nemene proeven heeft verftrekt. Na altijd gezond, en bijna zonder aanmerkelijke ziekte, geleefd te hebben, kreeg l)jj vooj enige jaren, onder aan den  BRUIIEZEN. (JOHANNES vak) tien hals bij den rug, een gezwel, welk, zig langzamerhand vergrotende en buiten de huid uitpuilende, een zeer groot Vleeschgezwel (Sarcoma) uitmaakte, 't welk, meer en meer verergerende en fteeds groter wordende, de kragten van het lighaam uitputte, ene langzame uitterende koorts veroirzaakte, en op den 27 april 1789, een zagt uiteinde aan zijn nuttig en werkzaam leven maakte. In de Disfertatio Academica, de tnutata humorum m regno organico indole a vi vitali vaforum derivanda. Lugdb. 1789, p. 54- feqq-, van den geleerden Vitringa Coulon, vindt men een uitvoerig verflag der ziekte van onzen Hoogleraar. Brugmans was begaafd met een regt wijsgerigen geest, een fcherp oirdeel, vurig vernuft, en grote geleerdheid in alles wat tot de wiskunde en wijsbegeerte betrekking hadt. Hij helde meer tot het deftige dan tot het vrolijke over, was egter zeer gemeenzaam en vriendelijk, gelijk ook opregt en godvrugtig. Hij was getrouwd met Johanna Frederika Manger, dogter van den door zijne gemeente zo zeer geliefden Leraar SG. Manger, Predikant te Delft, en zuster van mijnen veelgeëeiden vriend S. H. Manger, in leven Hoogleraar, eerst in de Oosterfe talen en vervolgens in de godgeleerdheid te Franeker, die om zijre geleerdheid, en uitmuntend gezellige hoedanigheden, van een ieder die gemeenzame verkering met hem heeft onderhouden , hartig betreurd wordt. Bij deze vrouwe heeft Brugmans vijf kinderen verwekt, die alle bij deszelvs overlijden, benevens hunne moeder, in leven waren , en waar van de oudfte, thans Hoogleraar in de Geneeskunde enz. te Leijden, die belangrijke post met zeer veel roem en tot nut van zijne natuurgenoten uitoefFent. «. E. L. Vriemoet, Ath. Frif. p. 875, «76. L. C. Schroeder, Programma funea. Algem. Konst- en Letter-Bode, III. D. b!. 43, 44- BRUHEZEN (JOHANNES van) , afkomftig uit een vermaard Brabands geflagt, is te Breda geboren den 3 meij 1527. Hij -<3  44 BRUHEZEN. (PIETER van) Hij was Leraar in beide de regten, en bekleedde te UtrecJit vele aanzielijke ambten, als onder anderen dat van Pauslijken Pronotarius. Ten jare 1549 werdt Bruheze Domheer, en was Voorzitter van het Sijnode aldaar in 1565 gehouden. In 1567,. flelde men hem aan tot Thefaurier, en in 1573 tot Deken van het kapittel ten Dom. Hij wordt befchreven, als een man, die de kerkelijke regten met vurigen ijver voorftond en verdedigde. Na dode van J. Knyf, Bisfchop van Groningen, werdt Bruheze in zijne plaats benoemd; doch alvorens hij hier van de Pausfelijke bevestiging bekwam, koos men hem tot Aartsbisfchop van Utrecht. Zo wel in zijn fpreken als fchrijven, gaf hij doorflaande bewijzen een vinnig vijand van Oranje en alle de Hervormden te zijn; het welk ook van 'die uitwerking was, dat, toen de zaken te Utrecht een anderen keer genomen hadden, Bruheze genoodzaakt wierdt Utrecht te verlaten; hij begaf zig toen naar Emmerik, en vervolgens naar Keulen, alwaar zijn aanzien ten top fteeg, en hij ook tot zijn dood ïoe verbleef, welke voorviel, den 10 feptember 1620. j Batavia Sacra, Tom. HL' BRUHEZEN (PIETER van), geboren te Rijthoven, een Brabands dorp in Kernpenland , in het begin van de XVIde eeuw, gaf zig aan de beoefFening der geneeskunde over, en maakte zulk een groten naam in dat, vak van wetenfchappen, dat Koningin Eleonora, zuster van Karel den V, hem voor haren Lijfartz aannam. Na die Vorstin gedurende enigen tijd in gemelde hoedanigheid ten diende geftaan te hebben, wierdt hij aangefteld tot ftads Doktor te Brugge. Men vindt den tijd van zijn fterven niet gemeld, maar het is zeker, dat die opzijn langst in 1571 voorviel , doordien de Digter Nicolaius, welke in dat jaar is geftorven, het volgende graffchrift op hem heeft gemaakt: Fatorum fnerat cui promptum invertere leges, Quo fedit vacua vindice nave Charon: . Invitis pateras qui ducere fiamina Parcis, Arteque prxcipites Justimisfe celos: Et  BRUIN. (FLORENTIUS de) Et firn cui Lycius tranfcripfit munera Phtebus: Et cui Phyllirides cesfsrat lEmonius: Msgnus in exigua, Bruhezi conderis uma ; Oiiceque aliis, artes non valuere tibi. Van dezen Geneesheer is in druk uitgegeven: r. De Thertisarum Aqnisgranenjïum viribus, caufa, ac legiümo ufu, Epifolce duce, fcriptce anno 1550, in quibus etiam acidarwn ap.arum, u'.tr'a Leodium exifientium, facultas fjf fwnendi ratio erplicantur. Antv, 1555. i2mo. 2. De ratione medendi mcrhi Articidaris, Fpifto'.ce ' duee. In de Gmfilia variorum de Arthritïde van Hendrik Garet. Francof. 1592. 8 va. 3. De ufu £ƒ ratione Cauteriorum, in Arthritïde, in de zelvde verzameling F. Svveertii, Athen. Belg. p. 604. Val. Andr. , Bibl. Belg. p. 726. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 958. Eloy, D:i}. de Mede. Tom. II. p. 11, 12. Paquot, Mem. litter. Tom. IV. p. 253-255. BRUIN (FLORENTIUS de), geboren te Gorkum in hei jaar 1650, is gefproten uit een oud Brabands geflagt, dat zig in 's Hertogenbosch onthieldt , en waar uit zijn grootvader Flokis Francózoon, met zijne huisvrouwe Jannetje Adriaanze, de wijk naar Gorkum nam, ten einde de wrede vervolgingen , die de geloofsgenoten van de Spanjaarden moesten ondergaan, te ontwijken; hij leefde .aldaar als Berger en Koopman vele jaren, en overleed den 17 april 1639, na dat zijn vrouwe 15 jaren te voren was geftorven. Zijn zoon Franco db Bruin is Schepen te Gorkum geweest, en verwekte onder andere kindei en bij zijne vrouwe Maria Verbeek van een Leidfe familie, onzen Flörens; die vroegtijdig in de eerfte gronden der letteroefteningen aan de latijnfe fenolen van zijne geboorteftad onderwezen zijnde, met zijn 14de jaar aan het Hogefchool te Le'jden kwam , en van daar , na gedurende enige jaren het onderwijs in de geleerde talen en godgeleerdheid genoten te hebben, naar Utrecht vertrok, van waar hij met uitmuntend loffelijke getuigfehriften van de Hoogleraren Burman en Essenius naar huis keerde, en den 27 augustus 1675, door de Klasfis van Gorkum tot den predikdienst werdt toe-  ' 4<5 BRUIN. (JOHANNES de) toegelaten. Gedurende tien maanden van het jaar 1678 dien. de hij als Veldprediker bij het regiment van den Grave van Hoorn; wierdt den 21 februarij 1680 te Sehellumen beroepen, en in 1590 te Gorkum, alwaar hij gedurende het tijdvak van ruim 35 jaren, de gemeente met de vuriglte liefde en god. vrugt heeft beftierd, tot aan, zijn dood toe, welke voorviel in julij 1724, in den ouderdom van 74 jaien. Men vindt van dezen Kerkleraar getuigd, dat hij ongemeen zedig was en afkerig van alle wereldfe grootheid en praal, zeer eenvoudig leverde en genoegzaam geene gezelfcbapper» bijwonende dan die de p igt zijner ambtsbediening van hera vorderde: zulks fproot ook ten dele voort, uit zijne leesgierigheid en zugt om alles te onderzoeken. Ook was hij een diep geleerd man , want behalven zijne grote kunde in de Hebreuwfe fpraak, was hij buitengemeen ervaren inde Joodje, Griekje en Rmieinje oudheden; vo>rts, in de kerkelijke gefchiedenisren, tijdrekenkunde enz.; de werken doorhem nagelaten dragen daar van een volledig getuigenis. Deze zijn: 1. De emendandi tempönm Hebraa linguce anomalis enallagisve, Disjertatio epistolaris. 410. 2. 3tebcn cn booö ban Willem den III. ütr. 1702. 4to. 3- .«©berceniicmmmg bcr IV levitate; de Cognitione Dei naturali; de Lucis causfis £? origine fcrV., verftrekken tot fprekende bewijzen van zijne geleerdheid. Zijne Verhandeling de Lucis causfis £f origine, gaf gelegenheid tot een twistgeding tusfen hem en Izaak Vossius, aan wien hij een brief fchreef, van 68 bladzijden in Ato., die ten jare 1663 te Amfteldam wierdt gedrukt, en waar in hij het weik van Vossius, de natura £ƒ proprietate Lucis wederlegt, en  4S BRUIN. (KLAAS) en de fteüing van Cartesius over dat onderwerp, van welken Wijsgeer hij een aanhanger was, ten vurigften verdedigt; ook heeft hij ene Apologie van de Cartejïaqnfe Philofophie ge. fchreven, gerigt tegens den Godgeleerden Vogelzang, die hem het jaar te voren was aangevallen. De Bruin huwde in 1652, met een koopmans dogter va» Uirecht, zijnde' de zuster der vrouwe van den beroemden Boekverkoper Daniël Elzevier te Amfteldam; hier bij verwekt© hij twee kinderen,, die flegts weinige dagen leefden. Hij' zelv' ftierfideu 21 oclober 1675, ongemeen betreurd, na het profesforaat 'gedurende een tijdvak van 23 jaren met ijver en arbeidzamen vlijt te hebben waargenomen. . Gilevids, Oratio fun. in obit. 6?c. Witte, Diar. Biograph. ad an. 1675. Casp. Buemanki, Traj. erudit. p. 36, 37. P, Bayle, Diaion. ed. de 1730. Tom. L p. 67*5, 677. BRUIN (KLAAS), zag het eerrte levenslicht te Amfteldam, op den 20 februanj 1671. Zijne ouders zeer brave doch eenvoudige luidjes, behoorden tot de kleine gemeente der Friesfe Doopsgezinden, ook Jan ffakobsz. Volk genaamd, welke toen ter tijd hare godsdienftige vergaderingen hieldt in de 'Bkèêr ftraat, doch na den do^d van derzelver oudften Leraar Jasper Douwes, ten jare 1725, tot de gemeente bij 't Lam en den Toren overging. Van deze gemeente nu was onze Klaas zijn vader, Kornelis Klaasz. Bruin genaamd, Lei aar; van dezen man ziet ook een bondel van Predikatiën 't licht, ten jare 1692, te Leeuwarden bij Hendrik Rintjes in 410. gedrukt; ook wil men zelvs, dat onze Digter meer dan eens in 's vaders plaatze den predikiloel beklommen heeft; 't zij .dat men hem ook tot Leraar verzogt hadt, 't zij dat hu zijne bekwaamheid tot. het predikambt, van welks gewint hij diep doordrongen was, eens heeft willen beproeven; doch hij is nimmer vast Leraar geweest, en was van beroep Boekhouder op een komptoir, waai- in hij ook volhardt heeft, tot aan zijn dood toe, welke voorviel op den 28 december 1732, toen hij den onderdorn van 61 jaren hadt bereikt. Onder zijn  BRUIN. (KLAAS) 2ijn afbecldzel, dat door den konstrijken J. Houbrakem is in 't koper gebragt, leest men deze regels, door den Digter Sïbrand Feitama vervaardigd r Dit's Bruin, de Cebes van het Y, Het Licht der Zedepoëzij. Klaas toonde al vroeg fmaak te hebben in zedelijke poëzijeJ Een zijner eerfteGedigten hadt tot ondei werp, de aardbeving, hier-te lande op den 18 feptember 1692 voorgevallen, en kwam in oclober daar aan in 't licht. Enige jaren later, gaf hij'een ftukje uit, Aandagtige Befpiegelingen genaamd, en, zedert, zo wel als zijn Gedigt op de aardbeving, in het I. Deel zijner Zededigten, herdrukt. Hier op volgde een treurfpel, de Grondlegging der Roomfche Vrijheid, geheten; welk, nevens zes andere, die 'er zedert zijn bijgekomen, jaarlijks, op den Amjleldamfen Schouwburg, pleeg, en misfehien heden ten dage nog, vertoond wordt. In de jaren 1713 en 1714, deedt hij, in *t gezelfchap van Andries Schoemaker en anderen zijner goede vrienden, twee fpeelreisjes, naar Kleefsland en door Zuidholland, die hij, zedert, in digtmaat befchreef en uitgaf, onder den naam van Klteffche en Zuidhollandfche Arkadia, welk werkje Ludolph Smids met enige oudheidkundige aantekeningen verrijkt heeft. Een derde Noordhollands reisje, niet lang hier na ondernomen, gaf enige jaren later gelegenheid tot de geboorte van zijne Noordhollandfche. Arkadia, die met aantekeningen van Geerit Schoemaker, zoon van Andries, zijn in 't licht gekomen. Onder Bruins overgebleven Poè'zij, is ook nog ene Speelreis langs de Vechtflroom; en hij heeft de Lustplaats Zoelen, aan de Haarlemmer trekvaart, in digmaat befchreven, waar op de eigenaar, Kristoffel Beudeker, zedelijke en hiftorifche aantekeningen gemaakt heeft. Wijders vervatten de XI Boekdelen zijner Gedigten, die, bij zijn leven, en na zijn' dood uitgekomen zijn, behalven een goed getal van Bijbelfche Toncelfpelen, velerlei flag van Zedelijke Taferelen, Zinnebeelden, Samenfpraken, Alleenfprethen, Spreuken, Bijfchriftm en Mengelwerk, waar van fommi- V. Deel. D ge» 49  §5$ sseÉfrsaije plaatjes zijn verfierd. Was.» 2tyH5r$W wfc dmft* XL St. bl, 353-30.5. Aekoude ea ARftENBSEOj Mz&nx. 1773. hl. 7/5. BRULN (KORNELIS bb), Konsncbilder en beroemd Relt%t, is. geboren in 's Hage ten jare 1652, en heeft tot leermeester in de konst gehadt den beroemde Theoboor va» «er Schuur. De Bruin hadt van der jeugd af aan, een onverzsdelijke begeerte om vreemde landen te bezoeken*, en verftandig bezeilende, dat de teken- en fchilderkonst niet te ontberen is voor Reizigers, die uit hunne togten, en voor zigzdvs en voor hunne medemenfchen, nut en onderrigting zoeken terapen, met hun de afbeeldzels van fteden, gedierten, ■gewasfen en wat de natuur verder oplevert, naar de oirfpron• lelijke voorwerpen zei ven afgemaald, te bezorgen; flelde hij, ouder de verftandige lesfen zijn's kundigen meesters, alles te werk, om dat oogmerk te bereiken, en bragt het in korte jaren zo ver, dat hij bekwaam was om zijn voorgenomen reiden te ondernemen. Ten dien einde vertrok hij uit 'sHage, den 1 oclober 16-74, en nam zijne reizen over Duitsland naar Rome, 3Iwaar hij den 22 december aankwam, juist op den dag dat de H. Poort werdt geopend. Na de bijgelovige nlegtigheden, die dit altoos verzeilen, te hebben bijgewoond, ontmoette hij Robbert m Val, die hem dien zelvden avond nog bij de Bentbroeders bragt. In den beginne was het gezelfchap klein; maar zo dra hoorden de Bentvogels niet, dat 'er een groentje was, of zij kwamen van alle kanten , als gieren op enen vette roof, toefchieten; want daar kost geen inwijing plaats vinden, of daar moest ten minlten een getal van zeven broeders tegenswoordig zijn. Na dat dan het gezelfchap genoeg was aangegroeid , gefchiedde de inhuldiging met de gewone plegtighe. den, en de Bruin werdt Aecnis gebentnaamd. Na zig derdehalf jaar in Rome te hebben opgehouden, en al het merkwaardigste van deze grote wereldftad en derzei ver environs te hebben afgetekend, reisde hij naar Napels. Daar alles be« BRUIN. (KORNELIS m)  BRUIN. (KORNELIS de) Si zigtigd en op het papier gebragt hebbende, dat hem van enïgen dienst koste zijn, keerde hij naar Rome te rug, ten einde zig tot zijn volkomen vertrek gereed te maken. Het kost niet misfen, of hij moest van de Bent'oroeders door een vriendelijk foupé afi'cheid nemen, daar een gulle teug de vrolijkheid gaande maakte; en hij werdt door de Broeders des anderendaags op een trelFeiijken maaltijd buiten de ftad onthaald, en, na het ledigen van enige bokalen, goede reis gewenst. Hij vertrok dan den 16 junij van Rome naar Livo'rno, hier vei bleef hij een jaar, en begaf zig toen naar Smirna, en van daar vervolgens door Klein Aziën en Egijpten, naar de eilanden van den Archipel. Wat ongehoorde zeldzaamheden der oudheid, fraaije aftekeningen van fteden, dieren en gewasfen, nevens een ontelbare menigte wonderen der natuur, die anders mooglijk nimmer tot onze kennis zouden gekomen zijn, hij ons daar van daan heeft medegebragt, weten de genen die zijne voortreffelijke Reizen gelezen hebben, gedrukt in 't jaar 1C0R : een werk dat op zig zelv' in ftaat is, om 's. mans naam te vereeuwigen; en waar van hij ons aan het Hot zijner voorrede betuigt: „ dat het grootfte doel, 't welk hij met „ zijn werk op 't oog gehadt heeft, is geweest, het geven „ van nauwkeurige aftekeningen van de Heden, plaatzen en „ gebouwen, die hij ontmoet heeft, in welke, zegt hij, ik „ zonder vermetenheid mag zeggen, iets gedaan te hebben, „ dat van niemand ondernomen is. Wat de getrouwheid van „ mijne tekeningen belangt, dewijl ze alle op de plaatzen „ zelvs, dikwils met groot gevaar van ihijn leven, ontwor„ pen zijn, en met alle vereischte nauwkeurigheid gemaakt, „ durf ik mij verzekeren, datze van niemand tegensgefproken konnen werden : daar integendeel de afbeeldingen in de „ meeste Reisboeken, wanneer ik dezelve met de gedaante „ en hoedanigheden der zaken wilde overeen brengen, dik„ wils zo verre daar af verfcheelden, als of men Rome voor „ Konflantinopolen wilde verheelden. Jt Welk daar van daan „ komt, dat de verbeeldingen der plaatzen meestentijds opge■„ maakt worden "uit de befchrijvingen, die de Autheuren daar Da „ van  %% van geven »a hare wederkomst; wanneer de Tekenaars e» „ ftefnijders, "t verhaat naast getroffen hebbende, de Scbrij* « ve/s, die niet anders als een ruw denkbeeld van de plaat» * zen kennen hebben, zig eindelijk verbeelden dezelve we. in deroffl te zien, of, zo ze hier of daar aï een gebrek gewaar ^ WOtden, 't zelve zodanig niet konnen beduiden aan den u Schilde?» dat die magtig werdt om het te herftellen. *i Zal dan ten miaften hier in zijn, dat ik den letterceffenaren en ï» beminnaars van mtheerofche zaken, meer genoegen zal „ gegeven hebben, in dit mijn werk, als enige andere, en M waar uit ik een toejuiching verwagt, die mij mag aanmoe2, digen om t zelve te doen in een andere grote rei-ze , dis „ ik ender 't geheugen en de befcherming van den Allerhoogj, Hen boop te ondernemen." Het mangelde ook aan geea lofvaarzen van de beste latijnfe en nederduitfe Digters dies tijds, welke zijn werk met wierook bezwaaiden. Onder velen aan derzei ver hoofd geplaatst, zullen wij tot ene proeve, dat van den geleerden P. Frakcius , ene plaats geven, Pyramidum quisquis duEtas ad fidera maks, Et Pelufiaci radera prisca foli, n jftque urbes Afim varias, Cyprumque Rodumque, Et Cmftantini mama, nosfe cupis; Adfpice quod doel» populis oflendit in are, L,uflravitque acidis Erunius ipje Juis. Mira viatres alii, fed falfa, nee unquam Vifa, mald referant exhibeantque fide : Cun&a hic ctmfpexit prafens, dextraque fideli Reddit, é? artifici, vidit ut ante, mami. Et mores hominum fpeftavit, &f oppida, Ulysfen Ouem merito fscii dixeris esfe Jui. Duin nobiliar, quin ipfo major Ulysfe est. Jlle duo erravit lujlra, bis ijle duo. Na de te rugkomst van zijnen togt, begaf de Bruin zig naar Veneticn, en heeft aldaar agt jaren gewoond, in welk tijdvak hij zig met voorbeeldigen ijver op de fchilderkonst heeft toege. legd, 8RÜIN* (KORNELIS de)  .53 ïcgd, en de lesfen daar in van den vermaarden Cam» Lctb genoten. Hij verreisde van hier ten jare I6p3 -, en kwani ■op den 19 maart van dat jaar in zijne geboorteplaats V öra* WnAsge, alwaar hem, met het fchrijven van zijn boek vijf jar>sn gefleten hebbende, op nieuw dc lust beving, om egn tweeden togt te ondernemen, die niet minder belangrijk is geweest, dan de eerfte; ook tot rijpst jaren gekomen zijisde, en door ondervinding geleerd hebbende> welke behoeften op zodanige verre reize 't meest benodigd waren, Voorzag hij zig van al 't geen hem tot bereiking van zijn veruitziend voor» nemen van enig nut koste zijn. Hij vertrok uit 's Hage, den 58 julij ïyot, mm zjjnèn weg door het Rusffche rijk en Perfiën, naar lndiën\ bezoeken, de voorts de Malabaarfche kust, het eiland Ceihm, Ba$a\ia en Bantam; het welk alles een fraaije befchrijving beeft opgeleverd, met uitmuntende platen verrijkt; waar in de beroemdftf ïandfebappen, Heden en andere zeldzaamheden , verbeeld ■worden; als onder velen bet pourtrait van den Koning Bo£> jen, nevens die van zijne groten en hovelingen; ene IMW* keurige afbeelding en befchrijving der dieren, planten en gewesten, benevens een omffandig verhaal van de zeden> ge» woonten , godsdienstplegtigheden, levenswijzen en dragt^ der Oosterfe volkeren; inzonderheid heeft hij ons een uirvog» rige befchrijving medegedeeld van het vermaarde Hof vals Perfepolis* Op de^èn togt wierdt hij uitnemend wel ontvangen, docff den Muskovifcn Czaa'r Pieter den I, die hem groïs eer aandeedt en met weldaden overlaadde; hij fchilderde dien we» jreldberoemden Vorst, benevens zijne drie kinderen, rot twee» malen toe levensgrootte, en wierdt gedurende al den tijd dat hij m Rusland vertoefde, wel onthaald en rijkelijk befchen» hen. Op Batavia, heeft hij ook de beide 'Gouverneurs Öenê> raai, Willem van Outskoorn en JqhaSt Van Hoor'Sj gfipóurtraiteerd; en een groot aantal vreemde gewasfea gefefciU derd, die hij in enige ftukken bijeen fchikte, en mede nas* bet vaderland heeft gebragt. Van dez« tweed» ïf.i# ÏWtfy P1 V4  54 BRUIN. (KORNELIS ijz) hij in 's Hage te rug, den 24 october 1708; hieldt zig vervolgens aan verfcheidene plaatzen in Holland op, doch wel 't meest te Amfteldam, ten einde het drukken en graveren van zijn boek en plaatwerk te bellieren; ook begaf hij zig van tijd tot tijd naar 's Hage, als behorende tot het konstgenootfchap der Haagje Schilders. Den avondltond zijnes levens heeft hij geileten ten huize van den Heer van Mollem te Utrecht, alwaar hij in of omtrent 't jaar 1719 is overleden; zijnde den juistén tijd van zijn verfcheiden ons niet gebleken; maar wel dat hij in het laatfle tijdvak van zijn leven zodanig eigenzinnig en knorrig was, dat voor lieden van verltand zijn bijwezen lastig en onaangenaam wierdt. Een fraaij pourtrait van hem is door den Ridder' Goder. Kneller gefchilderd, en door den Konlfenaar G. Valk in *t koper gebragt; ook ontmoet men een afbeeldzel in 't klein van hem bij van Gool , door A. Houbraken gefneden. Onder het eerstgemelde, leest men, onder fommige exemplaren, dit vierregelig latijns vaars, van den zinrijken Digter Johan van Broekhuizen , dien wij in een voorgaand Artikel van deze Biographie hebben leren kennen; terwijl onder het zelvde pourtrait, voor het Ifte Deel van zijne Reizen pronkende, de daar op volgende regels in het nederduits, zijn geplaatst. Ofte Idumai clarus, tepidique Canopi Hospes, Apellea; non levis artis honos, Brunius hk Uk est: quem quo fua fcecala norint, Ingenio melius pi£tus ab ipfe fuo est. Wat zwier fpeelt in de Bruins opmerkende gelaat, Een halve werelt doet zich voor in deeze plaat, Laat andre reizigers bekladden hun papieren. De wijshe.it kranst dit hooft met zee- en lant.lauwrieren I Uit beter oogen ziet ons Neer/twd als het plag. Deez' tekende, deez' fchreef, niet anders dan hij zag. De werken door de Bruin in 't licht gegeven, en welke heerlijk gedrukt zijn, en in alle opzigten op een uitnemende uitvoering kunnen roemen; hebben tottijtels: 1. ïïdjen Dooi De  WXtïS. te termaarMe teelten ban föfcto Sfïa/ te «fóftttfli ïHjcbu£/ €rjp?fi^ / 'Metïltim/ £tancf>io/ & SMj^ftlt^ te botmiaainlfe ffebctt ban ^gijpten'/ Jnjtien 'en $NA$0Hfc ©c&-ijKt nut meer. afé aoo bopci-e ïionétplaten/ lifMKWfltëil te bcrccmöfïê 3£anöfch;a»perï/ ^tebets $8$ Iwre tes 2tKt&ciir feïf^ na tjet lebcn afgetcïunb. (Ce / igeaiunjt Hemd*, vak KrosnevWd, 1698. m folio.' 2. jBeijra öiJSR jfèa?fcobic/ öooj JBctfie en Sfnbie: be|t-ijbt aut 300 %sm$&> plamn bectoonenbe te teroeaib)Ie Itabfcbappen ntf $^mg ook te bifcmijere Aagten/ beesten / getoassfen m Jfiamea/ % baat gebonbcn trjo?öcn . boofal/ Delete oaööeten/ m 'W& botcnamelijK heel uitbocrig öie ban bet ïreeï-fijte fn ban ofö^ teio? be gefteele tocnelt boo? befaanibe 3£of ban '^ctfepoifë/ bij ben #eifiancn Thiljsina* getiaamt. 3tÖ."cg öoo? ten tbcnr $clf tact g?oote naaiitohcutigtjcib na »t bten afgetc&«m:/ en nooit boo2 Dc;en in "t ligt gcfcagt. t/itefMbam / bij 50lph en Gekard Wétstein, Joan'Ses 'GostexwYk, «uBshïjkik van de Graete. 1714- in folio. 3- ^anmerfeingcn obsjc te D.nntucibcclDmnen ban De obcrblijftclcn ban tet cate pas feyoli^/ lütgegccbcn D002 De %rcn 'Chabdih cu 'K^mt-f^, 2üni|Ê. 1714. in 8bo. Allo deze werken zijn ook in de frank ïale overgezet bijeen gedrukt, in V Delen in -gr. 410, Hier :mede mi, zouden wij gevoeglijk de levensfcbets ¥8fl Onzen beroemden Reiziger kunnen eindigen, ware bet 'dat 'er zig in het tijdvak zijner- jeugd ene gebeurtenis cpdeedï> die zijnen goeden naam heeft getaand-, en hem zeïvs in d# ver afgelegene landen, die hij heeft doorkruist-, niet zeldzaaffi onaangename ogenblikken doen doorbrengen. Ik bedoele biet het voorval van den 21 junij 16.72 , toen .vier knapen dèa Raadpenfionaris Johan de Wïtt op ene moerddsdige wijze zogten van kant te maken; een nu van deze tócorders was Kornelis de Bruin genaamd, en zulks gaf gelegenheid, in 't vervolg, onze Schilder niet weinig in verdenking geraakte van een dier eerloze fcbelmen te zijn» Zoniet ons tg vermeten om deze zaak te willen beoirdelen, tullen ty§ énkfl v«' waarfchijnl^kheden voer en tegen aanvoeren, m Ig $Mt 5*  5<5 BRUIN. (KORNELIS de) opzigt gebruik maken van de oirdeelkundige aantekening door den geleerden Mr. H. van Wyn, in zijne Aanmerk, op het XIV. Deel van Wagen. Vad. Hift. bl. 53-55 medegedeeld. „ Koenelis de Bruin (zegt die Heer), wordt Koopman „ en Officier der Haagfe Schutterij genoemd. Wicquefort, „ Hift. Livr. L. p. 10. Basnage, Annal. Tom. II. p. 292. „ In enige gefchreven Hukken, is hij mij, eenvoudelijk, voor„ gekomen, zonder gewag van zijn beroep, als een lang man, „ gehuwd met zekere Susanna Hendriksz. , en woonagtig 'in „ 't Koppel paerden in den Hage; alwaar de Schepenen de regts„ pleging over hem en Borrebach eischten, fchoon de gant„ fche zaak, om haren zamenhang, door de Staten aan den „ Hove van Holland gewezen wierdt." „ Ik zou niets meer van Kornelis de Bruin te zeggen heb„ ben, indien niet de bekende Reisbefchrijver door Afle en „ het Noorden, mede Kornelis de Bruin genoemd, een bij. „ zonder hoofdftuk in zijne werken gevoegd hadt, om zig, „ bij de nakomelingfchap, vrij te pleiten van den blaam, als „ of hij de zelvde perfoon met den aanrander van de Witt „ geweest ware, voor wien hij verhaalt, dat men hem, op „ zijne reizen, bijzonder in de Levant en Italië, bij de meeste „ en voornaamfle lieden, zelvs bij 's Lands Gezant te Kon„ ftantinopolen, Coljer, en den Conful van Dam, te Smijrna, „ hadt aangezien, zo om de gelijkheid van voor- en toenaam, „ als om dat zij beide in den Hage geboren waren, en om dat „ hij, wanneer 'er over dit werk nu en dan was gefproken, „ de zijde des Prinfen van Oranje , naar 't begrip van fom„ migen, wat te driftig hadt voorgeftaan. Hij zegt verder,. „ hoe hij zig, hier tegen niet alleen, op de ernftigfte wijze, „ te Smijrna, hadt verzet door te verklaaren, dat hij allen, „ die dit ftaande hielden, voor oneerlijke lieden zou houden, s, en zig aan hun, zonder iemand te ontzien, gevoelig too„ nen, maar ook, door aan te wijzen, dat hij ten jare 1672, „ een jongman van omtrent 20 jaren, de aanrander van de „ Witt, daarentegen, ongelijk ouder was geweest; dat hij „ ook een pas hadt van den Keizerlijken Agent, getekend uit ,, den  BRUIN. (KORNELIS de) 5? '„ den Haag, op den dag van zijn vertrek, ten jare 1674, en „ dat men niet zou kunnen zeggen, dat dit veïwijt hem ooit „ gedaan waf, door Hagenaars, die zig egter nu en dan, op „ zijne reize, met hem, in dezelvde plaats, gevonden en j, hem, van jongs af aan, gekend hadden. Eindelijk voegt hij „ hier bij, dat nadien, ondanks alles, het vermoeden tegen „ hem nog niet verdween, en hem daar van, bij zijne komst „ te Venetië, de iterkfte blijken voorkwamen, hij, als toen, „ te rade was geworden, een getuigfchrift, uit zijne geboor- teplaats te doen overkomen, om het tegendeel te bewijy zen, 't geen ten Iaatften, van gewenscht gevolg was ge„ weest." Korn. de Bruin's, Reizen, li D. bl. 388--390. „ Als ik overweeg, hoe het de grootte ftout- en onvöor„ zigtigheid zijn zoude , niet flegts bij monde en in een vreemd „ Land, maar, in een openbaar, bij elk gelezen wordende „ Boek, in zijn vaderland en in de landtaal, zijn' eigen" „ perfoon te durven verloochenen; als ik overwege, dat nie„ mand ooit, voor zo ver ik wete, dit fchrijven heeft weler„ legd; als ik 'er bijvoege, dat zelvs de gelijktijdige en fcher„ pe Wicquefort, die geen vriend van die aanvallers was, „ Kornelis de Bruin niet anders opgeeft als een Koopman in „ graanen en Luitenant der Haagje Schutterij; als ik denk, „ dat dus die man reeds gevestigd en, zo als ik boven zeide, „ gehuwd was, is het verre van mij, om den Reiziger de „ Bruin , voor dien Booswigt, te willen verdagt maken. „ Maar ik ben het evenwel, zeer eens, met 't geen een zeer „ kundig man,' voor mij, te rcgt, heeft aangemerkt: dat, „ namelijk , gezegde Reiziger beter zou gedaan hebben, zo hij het ,, onderjcheid, tujchen zijn Gejlagt, en dat van den Aanvaller „ van de Witt, hadt aangewezen, en dat hij ook de aangewre„ venevlek, terjiond, hadt kunnen wegnemen, met te tomen, dat' ,, hem, in de regte hand, alwaar de Aanvaller gekwetst was gewor„ den, geen wondteken - overbleef; zo als het ook dienjlig zou ge„ weest zijn 4 indien hij het Haagsch Getuigjchrijt, lij zijne ver* „ dediging hadt doen drukken." Petr. Burmanni Secundi DicMa ad Hij}. Patr. MS. D 5 Tot  58 BRUIN. (NIKLAAS de) BRUINE. (JOHANNES m) Tot dus verre de Heer van Wyn, daar wij niets anders hebben, bij te voegen, dan dat het uit de opdragt van onzen Reiziger aan het hoofd van het cerjle Deel zijner werken geplaatst en tot Koning Willem den III. gerigt, ten vollen blijkt, dat hij een ijverig aanhanger en nederig dienaar van het Oranjehuis was. Gronov. ad Herodot. p. 912. (p. 119. edit. Wesseling.) C. Saxi, Onom. liter. Pars V. p. 505. Nouvelles litter. 1719. p. 58-61. Journal des Scavans, 1719. p. 363.' Nouv. Dicl. Hift. Tom. I. p. 579. Deschamps, Vie des Peintres Flam. Tom. HL p. 297-29.9. Paquot, Mem. litter. Tom. V. p. 213-218. Wagen., Vod. Hift. XIV. D. bl, 68. Bijvoegz. op dit Deel van Wagen., bl. 53-55. j. v. Gool, Nieuwe Schouwb. h D. bl. 112-116. Jocher, (gorten Sericon, BRUIN (NIKLAAS de), is geweest een Plaatfnijder, die in 't laatst van de XVIde eeuw is geboren, hij heeft verfcheide;:e landfchappen met beeldjes in de toenmalige dragt en andere voorwerpen door den Konstfcbilder David Vinckeboons getekend, zeer aardig in 't koper gebragt, en welke van de liefhebbers geacht, nog getuigenis kunnen dragen van zijn vernuft in de konst. K. v. Mander, Leven der Schilders, II. D.'bl. 207. BRUINE (JOHANNES de), is geboren te Balk in Friesland den 7 augustus 1657. Na enen genoegzamcn voorraad van taalkunde opgedaan te hebben, ftudeerde hij vijfjaren te Franeker onder de beroemde Hoogleraren Camp. Vitringa , den Ouden, Marck, Witsius , j. v. d. WaeYen enz., in de fraije letteren, wijsbegeerte, oudheden en theologie; waarn» hij tot den kerkendienst wierdt toegelaten, en den 12 maart 1682 te Nieuw Brongersga beroepen, van daar in 't jaar 1686. naar Stavoren, voorts in 't jaar 1688 naar Westsouburg in Zeeland, en in 1691 te Bommel, voor welke twee laatlle beroepen hij om bijzondere redenen bedankte. Beter Haagden die van Wizel, alzo hij der roepftemme van daar op den 9 februarij 1604. gehoor gaf, waar na hij in 1701 van die van Dort, en laatftelijk in 1705 van de Haagje kerk beroepen is; in welke beide gemeenten, zo wel als alle de vorige, hij met veel  BRUININGS. (NIKLAAS) BRUININK. (ALBERT) veel vrugt en ftigting zijne bediening heeft uitgeoefFend, en de achting en liefde van velen tot zig getrokken; niet alleen om zijne uitmuntende predikgaven, maar ook om zijnen weimenenden ijver en godsvrugt, die tot aan zijnen dood toe, welke in feptember 1722 voorviel, vurig werkzaam gebleven is. Deez' Kerkleraar heeft door den druk gemeen gemaakt: 1. gfns treeöreöcn in ï^agc tot 1 Corinth. IX. b£. 16. en 3£ffcfjeiDs= tebc ban ©cwbrccht tüt Handel. XX. b£. 32. 2. <£*crftc 23c* ginjcltn ber rooo2bcn |Tq&. en «£rn£t; en Igomau.j, STrnff- 1644. 4to, 1681. 8bo. * ERUNE (JOIIAN be), Regtsgeleerde, geboren te MidMmg; in 158», alwaar hij van trap tot trap, tot den aanzien, lijbften rang opklom, en ten jaie 1649 op den 16 augustus van Secretaris zijaer vaderftad tot Raadpenfionaris van hst V9tta»?2g gOW«t Bftlmi WBidt «angefteld. Eghalven zijne ïegts-  iegtsgè!ee?de en ïtaatkündige taak > feeoeffêhdé hij Ook ÈcS vlijt de godgeleerdheid en digtkunde> én dat bij ift bet Va* 'der gefchiedenisfen mede niet onbedreven was> blijkt art izj{= re latijnfe opdragt aan de Zeeeawf: Staten, geplaatst voor J» Eynpius, Chronkon Ze'andia-, DeBrune is tweemalen gehuwd -geweest; zijne eferfievrouw was Maria de Vröe, waar bij hij twee zonen beeft Vfcr* wekt, die in den boei van hunne jeugd zijn overleden-, T€A jare 1655, hertrouwde hij met Maria le Sage-, en ffier'f Wt9 jaren later, in den ouderdom van 69 jaren. Zijn afbeeïdzti in 't koper gemeden-, met zijn gewone aimpreuk .fyè & -mé» tot onderfchi ift, vindt men voor het I-. -Deel van iijn Bïmkkwerk in 8vo. geplaatst. Zie hier-de optelling der werken , door dezen fcundïgen êti ongemeen arbeidzamen Staatsman in 't licht gegéVeh ï 1. 150 pfdlnicn ©sbibé/ att be £rbj$utofcfe in De sfefc&fc fcfjc taie ban torwb tot tooojb obergcset in gcméetèn onrijm $r. Jfëibbclö i/5a1-. 8»-o-. verbeterde d'rtïk, te 3Cmfr. tf$h 2. tbrlegginc! b$a Den IctterLjlnn «a ban Sm-omoks j^tfitfeSftttóxft. 1627. i2h10. 3- Pre-verMa-, of De £>p?tnftcn tiïn Salomon, 111 al!e Diyiicre plactfcn uijtrdccïjt en berfcfaert-/ fi* u.jt tart fyWmtom bertaaïb. mm. 1610. 8bo> 4> f&ÉH» bc ^curfp.'ctmcn 'bart Salomón, bcefclaarö in 't $aub8öcfe 'banj. de Met. 1650. 5. üöanhctfcerrt ban gocbè «èebagrtij f' ÏI ©celen, löibbelb. 1660. èbo. % Öicrgncrfcbteti f M^fi inacebt niet fcme'fcfje specerijen/ gehaèlt bijt öe 'feorfteficbê toinchcl D.r ^r-Dbeiijcfee Jicbiifïen / bcrmcerbcr't mét Itjcb ^ancherroeris. MM, 1643. 8bo. "7. %è ^Gnbjtóihi ban ten baste Begcringc gelerjht en upgejieft 'tot bericht en M» ïig&eijt baa aiïe gbebe apacrióft'eh eb ^abctfanoerp-. hüimr^ 1061. i2h1ö* 8. OuDc Wiya in nieuroe leberjahten/ trt Mme toe Wip. in oitbe lcbcr$afcfcen/ betorjjenbe in jttf ^^ccfttöce-lï ben 't ©emnfs Der menfrfjen / enbe 't «Much ban onjê latltfcfe ('Caeie. Jltfböelbi i<53é\ izmoi 9. ^ffltfjSjfc** toftó «zpobbJUfhtice Retwrigeai inc&eballcn bij gh^iegentiH'ijfc baft tsè betraclitinshe ban Ghristi bepgbè «acftijbt. mm, At*. ï 3 .'.t-  BRUNESIUS. BRUNINGIUS, «10. Emblemata of Smnctoercft / bpojgfjcfleït in SSeelöen/ bicbtm en bmüet «ntiesginsen/ tot unttytitfminse en bcrbé* teringfje ban berffftetjben feilen onjer eeume/ bol plaaten. Slmff. bij J. Evertsen Kloppeksurch. 1624. 4t0. Deze druk, die zeldzaam voorkomt, wordt voor de beste en fraaijfte gehouden; die bij J. Tac. Schippers ten jare 1661, mede in 4». is uitgegeven, heeft men ene vermeerdering bijgevoegd van 351 berijmde Zedefpreuken. Behalven de opgetelde werken, vindt men van dit arbeidzaam vernuft nog ettelijke Gedigten in den Zeeuwfchen Nackcgael, voor boeken van anderen, en elders verfpreid. Ookheeft hij het ontwerp gemaakt van den Gedenkpenning, weiken de Staten van Zeeland, na het eindigen van de grote Staatsvergadering ten jare 1651 in 's Hage gehouden, ter ge. dagtenisfe lieten flaan. G. Voetiï, Exercit. fj? Bibliotli. Stud. Theol. pag. 529. H. A. Schultens, Orat. de ftudio Belgar. in Liter. Arab. excol. p. 27. Paquot, Mem- litterair. Tom. V. p. 227-230. M. Smalleoange, Chrm. van Zeeland, I. D. bl. 327. 427. G. v. Loon, Nederl. Hifioriep. II. D. bl. 362. P. de la Rue, Gelett. Zeeland, bl. 20-23. 34i- BRUNESIUS (GERARD), is in 't jaar 1570 geboren te Deventer, uit een deftig burger geflagt, en is geweest Kanunnik in zijn vaderftad. Hij wordt geroemd een man' te zijn geweest, van een fchrander vernuft, grote belezenheid en bijzonder nedrigen imborst. Hij ftierf in het jaar 1631, omtrend den ouderdom van 70 jaren bereikt hebbende. Hij heeft in het latijn vertaald, uitgegeven: Praxis vitce Jpiritualis, jusfn Nicol. Sfondrati éPc. Colon. 1586. : J. Revii, Hift. Daventr. Lib. VI. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 347. BRUNINGIUS (KRISTIAAN) of BRUNONIUS, zo als hij zig noemt in een brief aan Lipsius , in Tom. II. Syll. Epist. Burm. Ep. 737., was van Utrecht geboortig, en heeft te Leuven geftudeerd, alwaar hij in ene gemeenzame verkering met Lipsius heeft geleefd. Hij was zeer ervaren in de hebreeuwfe en griekfe talen, daarbij een liefhebber van de poëzij, en heeft  B8.UNING5. EIlüNC. BRUSSEL. fteeft verfcheidene Pontdigten vervaardigd, waar over men fcgt Eien zijnen boven vermelden Brief aan Lipsius, en den BiM van dezen, den CXIden in de Verzameling van Godius, alwaar hij hem noemt: geleerd en verftandig hoven zijne jaren. S3| heeft gefchreven: Breviarium Philofophite Barbarica;, camine. Typis Raphelengii. iooo. iimo. <—— Valer. Andr.., BM. Belg. pag, 133. J. F. Foppens, BïbL Belg. pag. 160. Cast. Burmanni, Traj. erud. p. 34. BRUN INGS (DAVID), Hoogduits Predikant in de Ge»formeerde gemeente te Amfteldam, is geboren te Bremen, dras 8 decembei 1704. Hij vol bragt zijne fchoohb letteroeflènin.geri en een gedeelxe zijner akademife ftudien in die ;ftad, -en vei volgens te Neurenberg, la 1729, wierdt hij tot Predikant 'beroepen te Fioszheim, in T732 te Neckeraw; en, na sedert voor verfcheidene andere beroepen bedankt te 'hebben, aartVaardde hij in .1740 dat van Amfteldam^ alwaar bij den 3§ junij 179 ftierf. in het laatfte gedeelte van zijn levensloc» geraakte bij in verdenking, dat hij de leerfteïzelen der Mm* Inaters niet onguuftig was. Hij heeft in 't licht gegeven; i, tSetragtmpn oto cm jebeuöcn ^onöag ban öcn €atecWw%$ in UI ^jcöihatien. 2tm*1. 4to. 2. ©inbflerfloffcn. Sb. rito- i. J. C. Strodtmann , STrat (gelekte (Europa / IV. f. $34' (*)• Abkoudeen Arrenberg, Naamr. druk van -177 3. bi. 76. BRUNQ (HENDRIK), gaf enige latijnfe en nederdaitiè Puntdichten, uit, onder den tijtel van-: Mengelmoes. =Ei Uier Vit* mine Jecund'i fecunda, at meritis facile primus nusquam citra mor» tes haèénus impresfus, gemino indice illujlratw > aken araique Ulo Brtkulatim materias dijlinguente, altera alphabetko time pr'u mum adje3o, & a R. A.P., £f dolore optime merito, F. Petro Bruxelleksi accuratisfime cajï'ig'alus, at de novo rerifus. P&ris, Claud. C'hevaixon, 1515. 410. De Jongbe, Belg, Dornin. p. 344. Paquot, Bijl. litter. Tom. VI. p. 204--20ÖT. BRUSSEL (JAN van) , dus na zijne geboorteplaats, en ook Mumburnus of Mamburnus genoemd, wierdt in zijn je gd naar Utrecht gezonden, en aldaar in dë kathedrale kerk opgevoed, alwaar hij in de falen en Grégoriaanfè zangkonsfc wierdt onderwezen. Zijn eerfte letteroefeningen ten einde gebragt hebbende, toog hij het geestelijk kleed aan, en wierdt regulieiê Kanunnik in het beroemde kloo-ter St. Agnetenberg, nabij Zwolle geleden, waar van Thomas a KeMpis , de Gefchiedenis heeft gefchrevén; hij wierdt vervolgens met verfcheidene bedieningen belast bij de Broederfchap té Windesheim, alwaar de kerkelijke tugt Zig ten dien tijde in een bloeijenden toeftand en goede orde bevondt; vervolgens Wierdt hij in 1497 naar Frankrijk gelokt, ten einde de reguliere Kanunnikken in dat rijk, die meestal een ongebonden leven leidden, en in alle ligtmisferijen als 't ware verzopen lagen, door zijne ftrenge tugt te verbeteren, waar in hij ook ongemeen wel Haagde; vervolgens wierdt hij tot Abt van LivH aahgetield; en ftierf te Parijs in 't begin van 1503, betreurd door een ieder die een minnaar van godvrugt en deugd was. Zijn lijk werdt naar de abtdij van Livri gevoerd, en in derzelver kerk begraven. Hij heeft in druk uitgegeven: Rofetum exercitiorum Jpiritualium £? facrarum meditatimiüm: in quo etiam habetur materia predicabüis per totum ami circulum. Bafil. 1491, naderhand zijn hier verfcheidene andere drukken van gemaakt. F. Sweertii, Athen. Belg. pag. 447. Maste- lini , Necrel. Virid, Vallis. Galiia Christiana. Tom. VIL pag. fi36-B39- in welk werk, VII. D. in Probat. Col. 281, 282, men BRUSSEL. (JAN van)  BRUSSEL. (PfETER van) BRUYN, (GUALTH. de) men twee blieven ontmoet door den geleerden Erasmus aan hem gochreven, die het licht nog niet gez;en hadden, en uij Parijs gedagtekend z:,n. -■ w Paquot, Mem. litterair, Tom. III pag. 36I-368. BRUSSEL (PIETER van), geboren in 's Hertogenbosch; ten jare 1612, begaf zig in de orden der Jejuiten in 1635, en verbond zig zedert aan dat Genootfchap door de vier geloften. Zijn proeftijd geëindigd zijnde, nam hij. gedurende enige' jaren het- Regentfchap over de latijnfe fcholen waar; vervolgens ging hij naar Keulen, en is pok in die ftad Hoogleraar in de godgeleerdheid geweest. Pieter was een ijverig wederftic^er der Protestanten, en wederleide hunne zogenaamde dwalingen, met mond en pen. Hij ftierf in het kollegie van Hüdesheim, den 7 meij 1664, flegts 52 jaren oud zijnde; en heeft uitgegeven: <£e secgtelrjhe <®p,ïanbin2/ of ©erbcöiijinj ban cm jEeoieijhe ©ohtcr nktimcitnct^ tot be fcboct bcr ftethc te rug gcfeccrb/ regens* be la§Steüngen ban ben ïlcthrnraab te ©uisbitrgV rjebnmt te Heulen in 1664. izmo. in *t hoogduits. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 958. Paquot, Mem. litter. Tom. XI. p. 215. BRUYN (GUALTHERUS de) , geboren te Amersfoort, den 1 meij 1618, wierdt in 1635 naar Utrecht ter Hogefchool gezonden; alwaar hij eerst eeuige jaren in de wijsbegeerte heelt geftudeerd, en dien tijd zo wel befteed, dat hij in 1640 ten einde van deze loopbaan met de lauweren der doktorale waardigheid wierdt verfierd, gevende bij die gelegenheid ene. verhandeling uit: de Malo, £f eo quod invitum, quodque Spontantum efl, fcf : Galle coles: Jlupuit, vidit ut, Italia Galli, Itali, Belgce porro hcec mirantur £? ora Qucc noftra hic etiam funt animata manu. F. Bouttate fecit A°. 1648. Onder het ander Pourtrait, leest men: W. Stollar fecit aqua forti A. 1648. An. 1648. Antverpiu,. Voorts vindt men 'er vermeld, dat Anna Franciska de Bruyns ene nigt was, en  EUAT (HENRI deFLEURY de COUCAN, Heer van) en opgevoed door den beroemden Jakob Francqemrt, Schilder en eerden Archirekt der Aartshertogen Als rtus en IsaBella, en dat zij het Pouitrait van haar Meerei in 1622, toen hij in zijn 451b jaar was, heeft ge'childe.d. Pa. q_uot, Mem. litter. Tom. XVIII. p. 366. Not. (2?) BRUZEN de la MARTINIERE, zie MARTINIERE. BUAT (HENRI de FLEURY de COUCAN, Heer van), is geweest- een zeer dapper en moedig Edelman, waar van hij in verfcheidene gelegenheden de fpiekendfte bewijzen heeft gegeven; als onder andeien, ten jare 1659, in den flag der Nederlanders tegens- de Zweden, op het eiland Funen, in Denemarken. Behalven dit, heeft Buat, zo wel als zijn vader, die in zijnen tijd mede Kollonel, in dienst der Staten was, grote dienden aan deze landen bewezen. Deze ongelukkige Edelman, was de geachtite Page, reeds bij 't leven van Prins Frederik Hendrik, bij deszelvs zoon, Prins Willem den II, die hem ook tot Ritmeester bevorderd hadt, en na wiens dood, en tot voor de jongfte verandering in de hofhouding van Willem den III, hij nog, als een der huisgenoten van den laatstgezegJen Vorst, gerekend wierdt. Hij was gehuwd aan ene kleindogter van den Raadpenfionaris Jakob Cats. Natuurlijk deelde hij zeer bijzonder in de vriendfchap van Willem den III, voor dat deze nog in enig bewind was; dan het bevorderen van zijne belangen llrekte hem ten val. Want omtrent twee weken na den ongelukkigen zeeflag met de Engel/en voorgevallen op den 4 augustus 1666, raakte de Ritmeester Buat in den Hage in hegtenis. De oirzaak van zijn ongeluk verdient wel nauwkeurig nagefpoord te worden , om da 'er uit blijken zal, zegt de kundige Wagenaar, hoe ongene;gd men thans in Holland ware, om den Prins van Oranje te bevorderen, tot de waardigheden docr zijne voorouders, hier te lande, b kleed. Buat hieldt, federt enigen tijd, met kennis van den Raadpenfionaris pe Witt, geheim verftand met zekeren Gabriel Silvius, die in dienst der Koninglijke Prinfesfe geweest was, en 77  2d en zig thans in Engeland onthielde. Doch onder fchijn dezer handelinge, wisfelde hij ook brieven met den Grave d'Arlington, te dezen tijd Geheimfchrijver van Staat; die hem hadt aangemoedigd, om iet, ter bevordering van den Prinfe va» Oranje, te ondernemen. Sommigen fchrijven zelvs, dat hij kennis hadt van de landing der Engelfen, onder Holmes, op het eiland ter Schelling, die kort hier na, ondernomen werdt, en ftrekken zou, om beweging te verwekken onder 't gemeen ,. onder begunftiging van welke, men den Prins va» Oranje zogt te doen bevordeien. Wat hier ook van mag zijn, zeker is het, dat Holmes onder beleid van Laurens Heemskerk, wei eer Kapitein ter zee onder 't Kollegie van de Maas, of van den gewezen Stuurman van Kortenaar, die om pügtverzuim gebannen was ten 20 augustus, een groot getal van koopvaardij fchepen, in 't Vlie in brand geileken, en daar na, het westeinde van ter Schelling aan kolen gelegd heeft, dcch of hier meer agter gefcholen, en of Buat 'er de hand in gehad hebbe, meidt niemand met zekerheid. Wijders hadt Buat de gewoonte, om enige brieven, welke hij uit Engeland ontving , mede te delen aan den Raadperfionaiis. In april hadt hij 'er nog enigen vertoond, uit welken bleek, dat Karel de II. niet ongenegen tot vrede was, mids men 'er in Londen, en zonder tusfenkomst van Frankrijk, over handelde. Doch op den 18 augustus wederom-enige brieven, zo van Arlington als van Silvius, gebragt hebbende aan den Raadpenfionaris, hadt hij daar, uit onachtzaamheid, bij gelaten een' brief van Silvius , aan 't hoofd van welken in 't frans ftondt: voor u zeiven, In dezen brief werdt gewaagd van Vrienden in Holland, die arbeidden om ene bezending naar Engeland te bevorderen. Ook vermaande de Schrijver, Buat; „ dat het goed zijn zou, dat de Steden, welke hij wist ge„ neigd te zijn tot enen goeden vrede, zig onderling verbonden, „ en een moedig beflüit namen, om denzelven te bevorderen. „ Zo dra dit gefchied ware, zou men zig, in Engeland, dui» „ delijker openen, en, middelen aan de hand geven, waar „ door de toeleg, hem bekend, zon konnen verijdeld worden, „ Oofe BUAT. (HENRI de FLEURYde COUCAN,\Heer van)  BUAT. (HENRI de FLEURT de COUCAN, Heer rjto) „ Ook zou 't gene hij hier in deedt geheim blijven; twijffe„ lende den Schrijver niet, of men zou, langs dezen weg, „ de zaken brengen, daar menze hebben wilde; waar toe, „ dagt hij, de voordelen, laatftelijk, door de Engelfen, ter „ zee behaald, niet weinig- zouden toebrengen. Eindelijk, „ verzogt hij Buat, hem te willen melden, hoe vele fchepen „ de Staten waarlijk verloren hadden; alzo hij niet twijffelde, „ of men zou hun verlies, in Holland, tegen de waarheid, „ zoeken te verkleinen." De Raadpenflonaris hadt zo dra dezen brief niet gelezen , of hij vertoonde dien den Staten van Holland, die den inhoud zo1 bedenkelijk vonden, dat zij Buat, terllond, ontboden, en eerst in de Kastelnije, en kort daar na op de Voorpootte van den Hove, in verzekering deden hengen. Midlerwijl halt men ten zijnen huize, ook zijne papieren heilagen, en onder dezelven, gevonden de kladde van enen brief, in maart laatstleden, wanneer in den Hage fterk gewerkt werdt, om den Prins van Oeanje tot KapiteinGeneraal, of ten minften tot Generaal der ruiterije te doen verkiezen, door hem, aan den Grave van Arlington gefchreven; waar in hij zig onder anderen, bediende van deze woorden: „ Wij hebben reeds ene grote partij gemaakt, die „ voor de vredè is, en gevolgelijk voot mijnen kleinen Meester. „ Zij overtreft ver de andere partij, die, tot hier toe de Re„ gering in handen gehad heeft; weshalven de Koning niet „ twijfelen moet, of mijn Meester zal boven drijven. Dc „ verklaringen, die Silvius en ik hier gedaan hebben, wegens „ des Konings opregte gezindheid tot de vrede, hebben de „ harten van alle eerlijke luiden gewonnen. Ik geef u te be„ denken, in welk een'goeden Haat, zijne Majeileit en mijn ,, kleine Meester hier zijn zullen, wanneer de vrede gemaakt „ zal zijn. Maar, zo die eerlijke luiden vinden, dat men „ koeler wordt om vrede te maken, zullenze hun vaderland, „ eenpariglijk, en uit al hun vermogen, verdedigen, en, in „ den uiterften nood, mijnen kleinen Meester, gewisfelijk weg„ jagen, en zig werpen in de armen van Frankrijk. Ik ben » zeer verzekerd, dat het geluk van mijnen Meester afhangt V. Deel. F „ van it  Él BUAT* (HENRI de FLEURT de COUCAN, Hat va»> 'té Mrt het goed verftand, tusfen den Koning en de eerlijke & luiden alhier,, die voor de vrede, zijn;, 't welk ttréj gedrongen heeft mijne laatfte brieven in *t vuur te. werpen; want» w zo ik. ze den weimenenden vertoond hadt/zoudenze allen ,;, veranderd zijn. Ik bezweer u dan, dat gij den Koning ver** zekert, dat mijn Meester t'enemaal bedorven is, zo hij,» geene vrede maakt."" Het vinden van dezen brief vermeerderde, de agterdogt tegen Buat. Men befpeurde, klaarlijk,, dat hij ia heimelijke onderhandeling was, om. den Prins vajï Oranje. Je doen bevorderen, door middel van den Koning,, Seszélvs oom-. Hij betuigde, nogthans, geene andere oogmer-, ten gehadt te hebben dan het fluiten der vrede. Ter vergads» libg van hun Hoog Mogenden werdt door fommigen, met name door Zeeland,, geoirdeeld, dat Buat niet voor Holland alleen behoorde te regt te ftaan; doch de Staten van Holland verftonden t dat hij gevonnisd moest worden, daar bij gevat was» Ook weidt zijne, zaak, eerlang, den Hove in handen geÜeldï En hier bekende hij, onder anderen, niets gedaan te hebben, dan met kennis van Joan Kievit en Ewoud van der Horst, den eerften wegens. Rotterdam, zitting hebbende in ds; Gecommitteerde Raden; waar in de andere, wegens de zelvdej ftad, ook eertijds gezeten hadt; doch nu was. hij lid van den Raad van State. Beide gingen' zij op de vlugt, en begaven zig naar Brdband, van waar Kievit naar Engeland overftak. Ondertusfen maanden de Staten van Holland het Hof bij herhalinge aan, om over Buat regt te doen, volgens de plakaten van den Lande, terwijl zij weigerden, ter Genera-' liteit, opening te geven van den ftaat der regtspteginge; waar op vërfeheiden' gewesten, met name Zeeland, fterk bleven dringen. Het Hof veröirdeelde hem, derhalve, ten dood, op den vijfden oktober; doch men gaf 'er hem geene kennis van, voor den tienden. De Keur-Brander.burgfe Minister, CqpeSj leverde hier op, zonder uitftel enen brief over van den Keurvorst aan de Staten van Holland, waar bij genade of ver* zagtirg van ftrafFe voor Buat verzogt werdt. Doch zulks baatte hen niet, de Staten fioegcn dit verzoek heusfeiijk af. I'u at  BUCERUS. (GERSON) Buat werdt, op den elfden, openlijk onthalsd, In-zijn vonnis , welk terllond met den druk gemeen werdt gemaakt, werdt hem te laste gelegd: „ dat hij ongeoirloofde briefwisfe. ling met den vijand gehouden hadt, waarom hij geoirdeeld „ werdt, den dood verdiend te hebben." Hij beweerde egter, tot zijn uiterlle ogenblik, dat hij onfchuldig ftierf, en nimmer iets anders dan 's Lands welvaart gezogt hadt. Doch dat hij dit gedaan hadt, door middelen, die men voor verkeerd of ontijdig hieldt, en op ene wijze die met de orde der Regeringe ftreedt, hadt hem in 't lijden gebragt. Na zijne onthoofding, werdt het lijk, door zijne dienaren in een kist gelegd, eerst op de Voorpoorte, des avonds naar zijn woning, en ten volgenden dage in de kloosterkerk, in 't graf van gemelden zijnen aangehuwden grootvader Jakob Cats gebragt. ——— Lettres d'Estkades, Tom. IV. p. 420. 430. Ludlows, Memoirs, Vol. III. p. 158. Rahn Thoiras, Hift. d'Anglet. Tom. IX. p. 245. Brandt, Leven van de Ruiter, bi. 534. L. v. Aitzema, Zaken van St. en Oorl. V. D. bl. 839, 840. 843, 844. 846. De Witt, Brieven, II. D. bl. 236. 251. 305. 325. Wagen., Vad, Hft. XIII. D. bl. 214--222. Bijv. en Aamn. op dit Dcc, van Wag. , bl. 100. BUCERUS (GERSON), een beroemd Gereformeerd Godgeleerde, te Vere geboren, daar hij in 1588 Predikant werdt. Te vergeefs zogten hem de Vlisftngers ten jare 1619 tot medearbeider in hunne gemeente te verkrijgen, hij wees dit beroep beleefdelijk van de hand. Hij was een der drie benoemden door de Algemene Staten tot het vertolken van het Oude Testament uit het oirfpronklijke hebreeuws in het nederduits. Zijne mede-arbeiders tot deze gewigtige taak waren , de ^beroemde Joh. Bogerman, Prefident van het Nationaal Sijnode te Dordrecht, en Willem Baudart, Predikant te Zutphen. Van den eerstgenoemden vindt men getuigd, dat hij 't vlugst in oirdeel; den tweeden, in 't maken van vergelijkingen, de fnedigfte; en, Bucerus, in 't hebreeuvvsch, de kundigfte was. Tot volvoering van dezen zijnen opgelegden F 2 last,  Wit, vertrok Bucerus aaat Leijden in het jaar 1627, en ftierf *eï- éék t augustus. $631, alvorens deze overzetting nog ten «inde Wis, gebragt, d\s merendeels door Baudart voltooid Wierdt. MeerMalen, is Hij naar de provintiale Sijnoden van Zee%&$ gedeputéerd geweest; als ten jare 1602, na dat van TerTJiottii; fa rflio, na ter Vere, alwaar hij de post van Scrrbi Waarnam; in I6i8, naar- Zierikzee; emeindelijk in 1620, na dat van Göes, van welke Kerkvergadering hij Voorzitter is geweest. Daar is vah hetn ï'n druk i Disfertatio de Citbernatione Ecclcjicc [ t.ixfmeqtie de Presbyteria £f Epixopatu, p> -.fïpuas hujus argtty\$iU cordroverfas placide pertrallans y amicd collatione mJHtutd, (hm D.oBisffmi ClarMmiqtie Vïri D. Georgii DoWnami , S. 'Ityil, Pelttftt Concione quondam, de hoe eodem filbjefta, Angllct èiï'ia, nünc veto in Latinum Sermonem verfd, non cdntentfonis ftth ét&i'j&tjujtk defenfionis eaüfa, ad veritatis illuflrationem fuscepta, 'MtideW, Zei. aptid'S. Moulert, 1618. Dit Werk met het beste oogmerk gefchreven, en door de Klasfis van TValcheren goedgekeurd, was egter misdadig in de ogen van Jakob een li, Koning van Engeland, een Vorst, die men Weet; dat ifg meer met godgeleerde gefchilftukken bezig hieldt, dan om zijn Rijk naar behoren te beftieren; hij was 'er zo knorrig over, 'dat hij aan zijnen Gezant Caeleton in 's Hage hst gaf, om "de Volgende aanklagte bij de Algemene Staten te doen : „ ter zei ver tijd dat zijne Majefteit zijne pogingen aanwend, „ om uwen Staat en derzei ver Kerken in rust te brengen, „ tragten Uw Hoog Mog. onderdanen met hunne fchriften, 3, de orde in zijne Rijken •vastgefteld, ten onderst te bo\ en te „ werpen, en diensvolgens verwarring en een hoofdeloos be„ ftier te ftigten." Doch Bucerus ontmoette befcherming 'bij het Zeeuws Si;node ten jare 1618 te Zierikzee gehouden, dio '%o wel den Schrijver als zijn boek onder deszelvs befcherming r.atnen. Intusfen ware het te wenfehen geweest, dat de twistzieke Koning Jakob zig nimmer met de gefchillen van fye&imds Kerk hadt bemoeid; dan waren zeer waarfchijnlijk, 'vele brave Mannen niet zo deerlijk vervolgd geworden, en hadt BUCERUS. (GERSON)  *yCHE«Ü& .%1. 5, SUCHÉLIUS (ARNÓLD)-, afkomftig uit een aanzie»}^ geflagt, wierdt geboren te Utrecht, den 17 maart 1555. •Zijngrootvader ' Arnold Buchelius, 'heeft zijn fchorïè %óèW§ aan de ftad 'Utrecht gefchonke'n, zo als blijkt uit dè ftads ::c tulen van den 4 maart 1605, aangehaald door Grïevius fel©» rat. in Qumquag. -Jcad. Traj. natal,, 't welk door F. Hal&a niét wel moet zijn begrepen, die 'in zijn Toneel der Persnigè'i ■Nederlanden , dat legaat verkeerdelijk ftelt op rekening van 'tifc zen Buchelius ■, en wiens dwaling ook 'gevolgd is door J> ï* Foppens» in Bibl. Belg. De eerfte gronden der iet'téroe'r%* Dingen wierden hem in zijne ge'bocrtedad onderwezen'; Vffr volgens ging hij naar het Hogefchool 'te Leijden, én 'gënrioï 'aldaar het onderwijs in de fraije letteren onder 'het heftig? Van Justus Lipsius, en in de regtsgeleerdhêid onder dat v'aft Hugo Donell.us. Hier zijn tijd ten nuttigden bedeed h'èö< bende, reisde hij door Duitsland, Italië en Frankrijk, heiig! aldaar de voomaamfte Akademien, eh maakte kennis £ft Vripndfchap met vele geleerde Mannen , lis onder 'anderen ?d Parijs niet Lodewyk Carhion On Paulus Melesiur. Tot 0p%' tor in de regten bevorderd zijnde , keerde hij h33r .fcfe#$ te rug , en oeffendè 'er gedurende het tijdvak van 2ö ja'fé'ri jof , praktijk als Advok'aat. Intusfen huwde bij mét N. 'van VóöESf > die ene zustér was van Geertruid van Voorst dè huisvrciu We van JElius Everhard Vorst'ivs , die 'Hoogleraar in x5èf medicijnen te Leijden is geweest; bij deze vrouw hééft hij Snen zoon verbekt, die 16" jaiien bereikt hebbendé» Wèft* F 3 BycfiiB»  BUCHELIUS. (ARNOLD) Buchelius trof dit verlies zo fmertelijk, dat hij de pleitzaal vaarwel zeide, en zig geheel en al aan de beoefFening der fraije Ietteren en der gefchiedenis overgaf, inzonderheid Ieide hij zig toe, om de duistere gebeurtenisfen van ons land gedurende de midden-eeuwen, na te fporen en op te helderen; ten dien einde hieldt hij briefwisfeling met verfcheidene Geleer ■ den, die hem hunne ontdekkingen in dat vak gaarne mededeelden; en hij was gereed om de Utreckfe Gefchiedfchrijvers in 't licht te geven, toen de dood hem in gemelde ftad verraste op dén 15 julij 1641, in den ouderdom van 76 jaren. Hij ligt begraven in de St. Geertruids kerk, en men leest op den fteen die zijn graf bedekt: Qui jacct hic cunüos Tltemidi devoverat amits, £f Patrice arcanum noverat mme fuae. Buchelius verftond het grieks en fchreef vloeijend Iatijn, zo wel in digt als profa; ook was hij een goed Regtsgeleerde; en zelvs zedert dat hij de praktijk als Advokaat verlaten hadt, werdt hij veelvuldig geraadpleegd, en is dikwils Revifeur geweest; maar inzonderheid muntte hij uit in de oudheidkunde, wapenkunde, en in de Nederlandse gefchiedenis; ook noemt Kasper Barleus hem , Vir antiqnitatis peritisfimus, in Epijl. LXXV. Vir gravisfimis, in Epijl. CXXIX. Antiquitatum cjp Se~ cretorum Batavia fcrutator ftudiofisjïmus, in Epift. CLIV. en in verfcheidene andere Brieven welke van Barleus aan onzen Buchelius gefchreven, in wezen zijn. Do&isjïmum Sibique amicisjimum Virum, tijtelt hem Vossius, lib. III. de Pliftor. lat. cap. 7. Ant. Matth^us, dejure Gladii, cap. XV. p. 427, zegt dat hij is, Vir antiquitatum peritisjïmus £? fublimis judicii; welk getuigenis door Gouthoeven in zijne Kronijk, bl. 226, volkomen wordt geftaafd, die hem fchetst, als geïcert in öe griehfe en latnnfe talen en be poeftje/ een ;cer seïccrö 2ïntimia< rins» / en erbarai in öe 4Seöerïanöfc outheöen en bi(ïoricn. Gysb. Voetius noemt hem: Antiquitatum omnium callentisjïmus. Disp. Theol. T. III. p. 451. en pag. 668. Eximiui Jurisconfallus cjf in arte Heraldica verfatisfimus. In Prognojl. Ccmctcr. cap.  ■ m cap. V. Iaat deze •'Schrv<«r «ig «fes .over 'hem haren-; ': confultum exercitatisfim-.im, in hifioriis atque antiquittttibus, ift quisqnam, verfatisfimum & vers religionis ftudio-, nee non ;pru4etitia, candore, mcrum gravitate integritate in hoe urbe fpeHiütts* .fimwn, cujus familiaritate favore, cum viveret, quod mild 'alt' quot annos frtd datum fit, in magna parte felicitaiis 'pono. Een ■iierlijken lauwerkrans heeft ook Conringius voor hem gevïogten, in zijn werk, de Finib, Imperii, Tom. II. p. 740, noemende hem aldaar : Virum ingenuum £? antiquitatum perithfimumi waar bij men ten flotte kan voegen, de loftuitingen die tj. vxg Rhtn hem toezwaait in zijne aantekeningen op de Kerkelijks Gefchi?.denisfen van 'VA» Heussen. Onbegrijpelijk -en teffen? belachgetijk is de misvatting van Gundling, die in zijne -Bis'tor. hip. 'pag. 287, onzen Buchelius verwart met den Jelui? iEoiDrus Bucherius, in deze woorden : Wilhelm Heda, m Episcopis -Ultrajeïtinis, tOO u6« Bucherius, eis SïfttÖ/ fc$SS KOtcn gcttwcljct l)o.i. Van dezen geleerden Man, is door den druk algemeen go 'Jnaakt: '1. Defcriptio Urbis TrajeUince. 'Op ene Kaart vandi* ftad, welke hij ten jare 1605 in 't licht gaf. 2. M^fohifc^t <0ransiebootn. «tr. 1615- 8bo. '3- Een kleine Verhandeliwj over het oude regeeringsbeftier van het 'Utrechtfe Bisdom, in de Belgii confoederati Respublica van Jan be LAet. Lugdb. r63'Ob i2mo. p. 168--174. 4- Een Aanhangzel op den Atlas van IvJe&'catös, in den druk van Amfteldam, 1630. '5. Epiftole ad Petr» Scriveriüm; in de Infignium Viroriim 'Epistolee., van Meelijs^, 'p. 12S. 6. Defcriptio Florum-, -Ffutitum, Herbanm, &c. a C;, 'R. Rossoto F. ceri inciforum. X614. 7. Epiftole dua ad GeïJoh. Vossium. Onder de Brieven van Vossius, de 'yiRe -e'ïï ïoode. -Zij bevatten fchone aanmerkingen over de griekïèefi latijnfe gefchiedfehrijvers van dezen Geleerden. 8. 'Vurkrum Copiarum Libri. G. Lap yAN Wafëre'n, haalt dit 'wérk aaft in zijne aantekeningen over het leven van La'mbert. B'5Ji* tensïüs, pag. 5. Het fchijnt dat het-uit ene 'verzameling van Charters enz. beftond. 9. Traiïdtus fingularis de DurdtecJm>, Bwkeltos fpreekt 'er van in zijne aantekeningen over Heb?*. ' £..4 10»  S5 BUCHERIUS. (4SGIDIUS) jo. Daar zijn vijf Brieven van hem fodcSylloge Epijlol. van Anti» Matthaïus, drie aan Jan van Eeverwyk; een aan Jan Izaak Pontanus, hem ftukken zendende voor zijn Gelderje Gefchiedenis; en nog een andere, waar in hij toont, dat Muijden, Wefep en de rivier de Vegt, eertijds onder het Bisdom van Utrecht behoorden, n. Heeft hij nagezien de HeroohgiaAnglica van Hendrik Hollander, daar hij enige vaarfen heeft bijgevoegd. 12. Joh. de Beka, Canon. Ultra}, et Wilh. Beda, Prcep. Amh. de Episcopis UltrajeÜinis. Recogniti £? Notis Hijioricis illufirati ab Arnoldo Buchelio, Batavo. J. C. Lamberti Hortensii Montfortü, Succesfionum Ultrajeclinarum libri; Suferidi Petri, Frifii Appendix ad Hifloriam Uïtrajeüinam. Ultraj. 1642. in folio. Zijnde dit werk na den dood van Buchelius in 't licht gegeven. Tob. Magiri, Epo- nymolog. voce. Val". Andr., Bibl. Belg. p. 78, 79. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 94, 95. Gasp. Burmanni, Traj. erud. p. 38-42. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 167. Paquot, Mem, litter. Tom. I. p. 173-176. A. Pars, Naamrol der Bat. en Holi Schrijvers, bl, 41--43. BUCHERIUS (iEGIDIUS), geboren te. Atrecht in 1576, is een geleerde Jefuit geweest, teffens Godgeleerde en Hiftoriefchrijver, en die ongemeen bedreven was in de berekening der tijden. Hij ftieurf te Doornik den 8 maart 1665, in den hogen ouderdom van 89 jaren. Men heeft van hem in druk : 1. Disputationem Hifloricam de primis Tungrorum feu Leodienfium Episcopis; una cum Chronologia Hijloria Leodienfis , ad annum 1243. Leodii. Extant cum fcriptoribus Leodienfibus a ChapeavilLio editis. 2. Annotatie de Chronologia Regum Francorum Mero. ytsorum, apud eundem Chapeavillium, Tom. I. 3. De dottrina Temporum Commentarium in Victorem Aquitanum, aliosque Canonum Pafchalium Scriptores; typis, Plantin. 1634. in folio. 4. Belgium Romanum, Ecclefiasticum £? Civile, commentariorum Cafaris ad mortem Clodowei I. anno 511, in qua Francici in Gallis Regni fuccesfio continetur. Leodii 1655. '« folio. 5. Ejusdem Belgium Gallicum usque ad Carqlum Calvum. 1665. in folio. Fr.  BUCHLER. (JAN) 89 > 1 ■" Fr. Sweertii, Athen. Belg. p. 105. Konigii, Bibl. Vet, £fc Nov. voc. Jo. Georg. Gr/evius, in Proef at. ad Tom. VIII. Tbef. Ait. Bom. p. 387. Prcefat. £f Epiftol. Fabricii. J. F. Foppens, Bibl. Belg. pag. 27. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 405, 406. BUCHLER (JAN), geboren omtrent bet jaar 1570, te Munchen-Gladbach, een dorp van het hertogdom Gulik, 't welk men denkt 't Galbiacum van Tacitus te zijn. Zig ongemeen vlijtig op de latijnfe letterkunde toegelegt hebbende, maakte hij zig bekwaam om die met voordeel aan anderen te onderwijzen, zo als hij ook een lange reeks van jaren gedaan heeft in de fchool van Wickradt, een dorp omtient in 't midden van "t hertogdom Gulik, nabij Ereketens gelegen. Buchler trok 'er veel jonge lieden van aanzien, en fchoon hij Roomsgezind was en de aanzienlijkfte inwoners van die plaats den Protestantfen godsdienst beleden, won hij egter de achting en liefde van een ieder, zo wel door zijne vriendelijkheid en befchaafdheid van zeden , als de grote kundigheden , waarmede bij in zijn vak begaafd was. In den avondftond van zijn leven, wierdt hij, zeer waarfchijnlijk door de gunst van het canzienlijk huis van Quadt, tot Bailjuw van zijne woonplaats aangefteld. De ware tijd van zijn overlijden wordt niet gemeld, waarfchijnlijk is het omtrent het jaar 1640 geweest. De werken die hij heeft uitgegeven, ten gebruike der beneden-klasfen, zijn: 1. Thefaurus Phrafimn Poëticarum &c. Colon. 1603. in \%mo. , voorts menigmalen herdrukt. 2. Thefaurus Synonymorum -r%fdyhaxTIjee|Micl»cn .JlïSacgöcfancfi bet CfcisMicbc ^elc. Waghenare, de Scriptorib. Ord. Prcemonftratenf. P- 279, 280. Paquot, JUk litter. Tom. XVIII. p. 129. BUDDE (BERNARD WINOLD FILIP), zoon van Hendr. Budde, voornaam Koopman te Deventer, en ten jare 1798 lid van het intermediair Beftuur van het voormalig gewest van Overijsfel; is geboren in februarij r78i in zijn vaderftad Deventer, en heeft gediend als Kadet op 's lands oorlogfchip den Cerberus. Hij fneuvelde op den n oclober 1797, in den noodlottigen zeeflag tegens de Engelfen, aan de zijde van zijnen vriend, den Kapitein Jacobson, bij wien hij moedig den post van Adjudant waarnam; en offerde dus zijn jeugdig leven voor  9% voor zijn vaderland op, nog flegts den ouderdom van ie ja» ren en 8 maanden bereikt hebbende. Veel was van zulk een jongen Held te verwagten geweest, indien zijn levensdraad niet ontijdig was afgefneden. BUDDE (HARMEN), is geweest Secretaris ener kommis» <ïe van 18 notabele Staatsleden van Friesland, die op den landsdag, gehouden binnen Leeuwarden, den 15 april 1532, gemagtigd wieiden : „ om alle de iands zaken te behandelen, en onder anderen, Art. 3. Dat zij zullen mogen de La-ad* „ boeken van Heer Kemfo van Martena invorderen, en alle „ Akten en Appoinctementen der gemene zaken van Friesland, „ Waar dezelve ook berusten mógen, na zig te nemen, en dis „ te bewaren en doen bewaren in enen gemenen kiste, op „ alzulke wijze en plaats, als zij ingevolge heuren goeden „ raad zullen bepalen." Ingevolge dit befiuit, vondt die kommisfie goed, dat genoemde kist te Francker zoude bewaard Worden, zijnde een itandert, konnende niet ex loco gefegregeert worden, met ijZCre banden, en drie floten, van weike bij Oost- en Westergo en de Wolden, elks een ^fleutel) zoude bewaard worden. Ordonnerende daar te boven ene kist van kleiner maakzel, welke' ih de grote kist zoude liaan, mede van drie floten. Hier in zoude het Landboek, op parkement in groot formaat gefchreven, ten allerbesten befloten Worden , zullende alleen op de landdagen voor de Heren Staten openliggen. Bij Art. 6. was bepaald: „ Dat de 18 Gedepti* „ teerden een Notaris of Secretaris zullen mogen verkiezen , „ om van alles behoorlijke Akten te maken, en die te laten „ regiltreren in 't voorfchreven Landboek, en denzelven be„ hoorlijk te falariëren." Ingevolge van dien, hebben deze 'Gecommitteerden, tot hunnen Secretaris benoemd, onzen Meester Harmen Budde, op een jaarlijks tra&ement van 20 fiorenen. Het is die Harmen Budde, welke ten jare 1534, waarfchijnlijk uit dien hoofde en volgens den last van die 18 Gecommitteerden, een affchrift van het Landboek heeft BUDDE. (HARMEN)  BUDELIÜS. (MEINIER) BUDT. (ADRIAAN de) vervaardigd, gelijk uit zijne ondertekening geblijkt, en *t welk ook nog voorhanden is. » Schwartzenbekg, Chartert. van Friesl. II. D- bl. 203, 204» BUDELIÜS (REINIER), geboren te RuttrmonS, omtrent' *t midden der XVIde eeuw; Ieide zig na zijnen loop van eerfte letteroefteningen doorgefneld te zijn, op de regtsgeleerdheid toe, en verkreeg den graad van Licentiaat In die wetenfchap. Budelius maakte ook ene bijzondere fttidie van al het geen de fabrijk, het gewigt, de esfaij, het gehalte enz. van 't gemunte geld betreft; hij was ongemeen ervaren in dat vak, 't v.etk hem ook bekend maakte aan Ernst van Beteren, die in 1583 aan het Aartsbisdom van Keulen geraakte; die Vorst vertrouwde hem de beftiering der muntzaken, zo wel in Westplialen als in zijne ftatcn aan den Rhijnkant gelegen. Budelius drceg in 1591 aan hem het werk op, bevattende de Schrijvers welke over dit onderwerp gehandelt hebben. Men heeft van hem: 1. Ene Elegie van zes bladzijden, aan het hoofd van Martinus Eisengreins werk, de certitudine Gratiie, vertaald door Tilman Bredensach, Colon. 1569. i2ïmö. 2. De Monetis £? de renummaria, libri II. qiw rum primus artem cudendce monetce: Secundus vero quseftionum Momariarum decifiones continet. Bis accesferunt Traclatus vavii atque utiles, nee non Confilia, fmgularesqw additimes, tam vetensm , qumn novorum Authorum , qui de Monetis, ea'-umque valore, liga, pandere, potefiate, mutatione', variatione, falfitate ac fimilibus fcripferunt, cum fummariis indice copiofo. Colon. «pud Joan. Gymnicus. 1591, in 4to. ,— Paquot, Mem. Utter, Tom. III. p. 346-348, BUDT (ADRIAAN' de), geboortig van Hulst in Baanderen, is geweest Abt van het Cistercienfer klooster te Brugge. Hij was voor het tijdvak waar in hij leefde een geleerd man, en gants niet onervaren in de Gefchiedenisfen; de tijd waar in hij inzonderheid bloeide, wordt bepaald op 1468, zijnde overleden In 1488, en zijne levensbefchrijving ten jare 1655, " dpor Karel de Visch, Monnik in dat zelvde klooster in 't licht 93  BUIK.- (HENDRIK) licht gegeven, en in 8 ra. te Brugge, gedrukt, waar in men Ook het volgende graffchrift op hem, vindt: Longam quisquis amas vitam, ne temne doem, Quot vitte humanoe mors paret infidias. En tantis titulis Adrianus Budt redimitus, Non potuit meritis vincere jura necis. Orator magrms, Vates, Artifta, meatus Aflrorum pollens, Flandrigenum aüa notans. Carmineis Seriptis declarant Genitricem Virgineam intaiïam crimine origeneo. Omnia quicl memorem? potuit quiecumque, minuta (Prater virtutem) marmore teEta jacent. Van de gefchiedkundige werken dezes mans, heeft Jakobus Meyerus, fommigerr in zijne Annales Flandrice geplaatst, r. Supplementum Chronki Magifiri jEgidii de Roya , Religiofi dunenfis, ab anno 1463 usque ad annum 1478, editum Franco/. 1620, cumChronko JEgidii. 2. Hijioriam Monafterii Dunenjïs, adfua usque tempora. 3. Gesta Comitum Flandrice, ab anno 1465, ad annum 1478. 4. Traclatum pro immaculata conceptione B. M. F. • J. F. Foitens, Bibl. Belg. p. 11. BUIK (HENDRIK), gefproten uit een van de aanzienlijkfte geflagten der Amfteldamje Kooplieden, die ten jare 1595 de eerfte Oostindifche Maatschappij in die ftad uitmaakten, en yier fchepen uitrustten , waar over zij enen Kornelis Houtman het opperbevel gaven, die 'er in april van genoemde jaar mede in zee ftak. Dan deze eerfte togt flaagde zeer ongelukkig. Houtman deedt verfcheiden kusten en eilanden aan, daar Portugeefche volkplantingen waren; onder anderen Bantam op het eiland Java; doch hij geraakte, door beleid der Portugezen, hier en op andere plaatzen in openbaren oorlog met de ingezetenen, en kwam, eindelijk, na 't uitftaan van vele gevaren, in augustus des jaars 1597, met drie fchepen, in Texel te rug. —— Wagen.., Befchrijv. van Amft. IV. St. bl. 95. BUIK  BUIK. (JOOST) BUIK (JOOST), geboren te Amfteldam, in het jaar 1506, van zeer aanzienlijke ouders, zijnde zijn vader Sybraniv Buik, vele jaren agterëen Regent van 't gasthuis geweest; deze heeft ook, benevens zijn broeder Klaas Buik, als tot het h'gbaam der Poorteren behorende, op den' 22 december 1498, de refolutien van 't Geregt, tot handhaving der'vrije vaart door 't Marsdiep en 't Vlie, ondertekend. Joost Buik hadt nog een broeder, Kornelis, en ene zusier, ëtgen, ge* naamd, die gehuwd is geweest aan Pjeter de Witt. Of Mr. Jakob Buik die ten jare 1578 Pastoor van de Oude Zijds Kapel binnen Amfteldam is geweest, en in dat jaar, onder de uitgeleide Geestelijken geteld werdt, een zoon, broeder of neef van dezen Joost Buik ware, kan ik met geen zekerheid bepalen; wel heb ik aangetekend gevonden, dat hij een zoon, Sybrand genaamd, gehad heeft, die mede ten zelvden tijde legerend Schepen der gemelde ftad was, en zig zo wel ais zijn vader dat lot moest getroosten. Kornelis Sybrand Buik, _ werdt in het jaar 1525 Schepen en Raad, en in 1536 Burgemeester; Klaas Klaasz. Buik, zoon van Klaas, werdt, ia 1532 Schepen, en in 1549 Burgemeester, welke waardigheid hij, zo wel als zijn broeder, tot in 1588, verfcheidene malen bekleed heeft. In 1561 werdt hij Raad; ook bekleedde hij in 1572 voor enigen tijd het Schoutambt. Nog vindt men op de Regeringslijsten , gemeld , Sybrand Ja-koesz. Buik, als Schepen in het jaar 1538; Sybrand Joosten Buik, in 1571 Schepen, en in 1575 Burgemeester; en op de naamlijst deiuitgezette Regenten van 1578, wordt, behalven de gemelde Joost Buik en Sybrand Buik, nog genoemd Popias Buik» Joost Buik, heeft 16 malen de Burgemeesterlijke waardigheid bekleed, en zig zo daar door als door den invloed, dien hij in ftads-en landszaken hadt, zeer beroemd gemaakt. Dat hij, nog Schepen zijnde, reeds groot gezag onder de burgers hadt, bleek bij den opftand, ten jare 1534 ontftaan, wegens het vatten van twee Herdopers, op last van den ProkureurGeneraal, en het gerugt, dat zig daar bij verfpreidde, alsof 'er dien nagt, nog wel 200 van hunne belijdenis zouden geligt wor-  95 BUIK. (JOOST) worden. De burgers reeds hier over den derden nagt in beweging zijnde, werden door Buik gevraagd : „ wat zij op „ den Dam in zulk een menigte te doen hadden, daar hun „ de wagt niet bevolen was ? " het antwoord der burgers was : „ dat zij geen kwaad in den zin hadden, maar dat zij van „ oirdeel waren, dat het hun ais goede burgers vrij Rondt, „ om, benevens anderen te waken voor de welvaart der fte„ de; met bijvoegiuge, van het .verfpreide gerugt, het geen „ zij, als ftrijdende met de yoorregten der Poorteren, niet „ gedogen zouden." Dcch Schepen Buik verzekerde hen, op zijn woord van eer, dat zulks niet gebeuren zou, of dat hij het met de andere fchutters, onder zijn bevel ftaande, zou beletten; door deze belofte,-en andere gerustftellende woorden, bragt hij te wege, dat de zameijgevloeide menigte in ftiite naar huis keerde. Ten jare 1549 nam hij Filips de II, in de hoedanigheid van jongfte Burgemeester, den ééd af, als Grave van Holland. Tot aan het jaar 1567 , febijnt Buik bij de burgerij zeer wel gezien, ten minften geacht geweest te zijn; doch, toen 'er in dat jaar enig vermoeden ontftondt, dat de Regering, behalven de in foldij zijnde burgers, nog 300 foldaten wilde aannemen, hadt de gemeente het ergfte vermoeden op burger Buik. Sommige burgers begaven zig naar zijn huis, hem beleefdelijk vragende: „ waar toe doch dit „ werven tegens 's Prinfen last diende ? waar toe het trekken „ der foldaten op de wage, lang voor den gewonen tijd? waar „ toe het ontbieden der nagtwagt bij dage, en het befcheidea „ der nieuwe knegten gewapend op 't ftadshuis?" Buik zwoer, bij zijne zaligheid, dat 'er geen nieuw volk aangeworven , noch enige zwarigheid was: zij mogten wel gerust naar huis gaan. Maar Klaas Boeleszoon , in den Hamburg, befpeurende, dat de Burgemeester, onder zijnen nagttabbaard, met een maliënkolder, gewapend was, rukte den rok open, verweet hem zijne dubbelhartigheid, en dat hij iets args broedde tegens de burgers, ja dat 'er reeds enige van de nieuwe foldaten voor zijne deur ftonden. De burger Buik , zo fterk overftreden, de kragt der waarheid niet kunnende weder-  BUIK. (JOOST) 9J derftaan, beleed de waarheid, en, „ dat het door last der „ Hertoginne gefchiedde, doordien de Wethouderfchap niet „ van zins was, zig, om een 100 of twee oproerige burgers, „ uit haar gezag en goed te laten zetten." Twee of 300 burgers , midlerwijl, voor de deure vergaderd, togen toen aan 't roepen: „ dat het niet hun alleen , maar de gantfe gemeente „ betrof, van welke zig aldaar drie of 400 bevonden." Burger Buik hernam: „ dat hij daar 600 anderen tegen zette. Zij „ mogten hun best doen, gelijk de Regeerders ook doen zou» „ den." Hier op, raakt het volk aan 'troepen van, vive vive, vive les Geux! dat is, leve, leve, leve de Geuzen. Elk loopt te wapen; en, men trekt bij hopen, den gantfen nagt, langs ftraten en muren , om 't zamenrotten der wederpartije te voorkomen. De Regulierspoort wordt bezet; en de Nieuwe Brug, aan vier oorden. Hier wordt, met den dageraad van den 25 februarij X567, bij uitroeping, bekendgemaakt: „ dat „ het met deze vergadeiing, niet gemunt was op plondering „ van kerken, kloosters, of burgers huizen; maar alleen op „ het handhaven van de ordening des Prinfen vak Oranje, „ en van de ruste der ftad. Hadt iemand iets anders voor „ die zou aftrekken, of op ftaande voet dooiftoten worden." Allen ftakenze op deze hartelijke betuiging de hand om hoog, verklarende zulks hunne mening te zijn. Nu hadden Burgemeesteren, met de nagtwagt en anderen, in alles omtrent 200 man fterk, het ftadshuis, en Bouwen Reyerszoon, een ijverig aanhanger van de Roomsgezinden, de waag in. Doch met den dag, verliet hij deze post, en zijn volk, op den Dam, in orde gefchaard hebbende, fpoorde hij Burgemeesteren aan, om aan te vallen, hun voorhoudende; „ dat het nu de reg'e tijd, en de burgerij meest uit de „ wapenen was." Doch de Wethoudeifchap, zig nog niet fterk gen .eg oirdelende, om dezen Aciiitofels raad te volgen, vondt goed, vooraf alle de Roomsgezinde Burgers, door boden, op den Dam te doen dagvaarden. Hoe het verder met deze zaak afliep, wijzen wij onze lezers, naar de Artikelen BREDERODE (HENDRIK van) en BROEK (JAN). En V. Deel, G hoe  ia JKJX&. (PAULüS) 603: de zaken zedert dien tijd' verkeerden, met dè kcinst vanden wreden Hertog van Alva-, zo dat bloedvergieten en ban10 de dagelijkfe bezigheden der , Regters waren, kan men uit de hier beneden aangetogens Schrijvers- vernemen. Zelvs Pistek bs. Wrr, zwager' van den Burger Buk, weidt,, om dat hij in de preek der Gereformeerden was tegenswoordig geweest, ten zwaaide verwezenzonder dat men ergens vindt aangetekend, dat Buk enige pogingen heeft aangewend, om fesiiï vars deze onregtvaardige ftraf te bevrijden.. Eea ieder, die geen vreemdeling in's lands Gefchiedenisfes is, weet, hoe groot de omwenteling was, die 'ér op den 26 meij 1578» In Amfteldam voorviel, en op welk ene wijzeöe Regering en Roomfe' Geestelijkheid ter ftad wei-den uitgeleid Het zal dus voldoen, hier ter plaatze te melden; dat diï Burger' Joost Buk, benevens zijn zoon Sybrand Buk, zig in dezen benarden toeftand, over Haarlem naar Leijdea fcegavCrf, en tón* woning bij het Haagfe Schouw namen; Kijvend© fteeds, zo wel als hunne nakomelingen, aan de tete der Roomfe kerke verknogt Men wil,. dat hij in 't jaar 1588 , fa den hoog gevorderden ouderdom van 82 jaren, is overleden. De fpreufe van Burgemeester Joost Buk, xviens afbeelding C{s föeer dan ene wijze door den Plaatfnijder Muller in prent uitgaat, en in onzen tijd door. Houbraken in het koper is gebragt f was i een goed geweien, en een goed oogmerk , is een ge* wisje troost Dan, hoe weinig regt hij tot het voeren van deZe lpreuk gehadt hebbe, bewijzen de hatelijke karaktertrekken, dié deze levenfehets van hem oplevert. , Opkomst dér Nedcrl. Beroert, gedrukt te Keulen. 1673. i2mo. bl. 132 enz. Hoort, Nederl. Hift. IV. B. bl. 134-230. G. v. Loon', NedetU Hiftoriep. I. D. bl. 98. Wag. , Vaderl. Hift. VI. D. bh ais-222. VIÏ. D. bl. 203-209. Wagen., Befclmp. van Amft. IIL St. bl, 220-244. BüIS (PAÜLÜS), Heemn PlietenKapelie , wierdt ten jare *S3< BfbOMM te Amersfoort, uit een zeer aanzienlijk geflagt, it  BUIS. (PAULUS) 99 is geweest een groot Regtsgeleerde en geflepen Staatsman, die zijn vaderland met mond en pen grotelijks heeft ten dienst geftaan. Na dat hij Parijs en meer andere beroemde Hogefcholen hadt bezogt, en zig aldaar met ijver in de regten hadt geoelFend, ook de waardigheid van Meester in die wetenfchap verkregen, keerde hij naar zijn vaderland te rug; verfcneen gedurende enige jaren als Advokaat in de pleitzaal, en wierde vervolgens in het jaar 1566, Penfionaris der ftad Leijden, ea wegens zijne grote kunde en bekwaamheid, tot de gewigtigfte ftaatszaken gebruikt; zo in het doen van bezendingen, als ia de handelingen met Prins Willem den I, van wien hij een der getrouwfte en gemeenzaamlte vrienden is geweest. Ten jare 1569, toen de onlusten met Engeland op 't hoogst, en zulks zo wel als 't vorderen des Xden pennings, de gemeente gaande maakten; werdt 't klagen over Alva's ftrenge regering algemeen, en hij zelv' bleef 'er niet onkundig van, dcordien hij een menigte verfpieders aanhieldt, bij 't gemeen, zeven ftulvers Luiden, genoemd, om datze zo veel daags verdienden, welken hem gedurig berigt gaven, van 't gene 'er ojider 't voik gefproken werdt. Oranje, die zig thans in Duitsland bevondt, kreeg ook, in 't heimelijk, kennis van den toeftand der zaken hier te lande, uit Mr. Paulus Buis die, van de dagvaart te Brusfel te rug kerende, zijne mede* gemagtigden vooruit liet reizen, voorwendende, nog iets in Braband te doen te hebben; en over nagt en dag naar Dillenburg toog, daar hij zig, flegts een etmaal, bij den Prinfe, ophieldt, en niet boven drie dagen, na de andere Gemagtigden, wederom in Holland kwam. Hij was nog ten dezen tijde Penfionaris van Leijden, en hadt, gedurende de gevangei is van 's lands Advokaat, en bij afwezendheid van den Penfionaris van Dordrecht, fomtijds de dagvaart waargenomen. Na den dood van van den Einde, in maart dezes jaars voor» gevallen, beiloten de Staten, voor eerst, genen Advokaat aan te nemen, fchoon 'er verfcheiden waren , die hunnen dienst hadden aangeboden; van welk befluit geen andere reden fchijnt te zijn geweest, dan, dat zij Mr. Dirk van den G 2 Nïjen-  Jjft» iï%BWnm+ dïe> hun, door'Alva, aangeprezen was, aosK 5-'r>v:ij»cfi durfden, noch aansemen wilden. Doch toen men M 't uirbarften van den oorlog in Holland, Alva niet meer ^.hoefde ee ontzien, werdt Mr, Paulus Buis tot 's fand-s Advokaat aangefteld; op ene dagvaart den 15 julij- 1572- te ■Soifdresht- gehouden, die zeer merkwaardig was, doordien in fee. vergadering, het eerfte en ruwftc ontwerp gemaakt werdt van t gemenebest der Verenigde Nederlanden.. Hij hieldt van den tijd zijner reize naar Dillenburg af, met kennis, der Heren van Swieten en Kalslagen, gedurig heimelijk veiv ftand mes. Oranje; waar toe men , fomt-ijds, in ftilte, te AU bijeen kwam, op een huis van den Here van KalslagenA ]akq^ Koppjer, nk wieM mond dc Gcfchiedfehrijver Bor deze- bijzonderheid heeft te boek gefteld. Toen ten. jare 1573, Prins Wïllem db j} enen Raad nevens zig aanftelde, uit Regen Leden en twee Secretarisfen beftaande, om de zaken van ftaat en oorlog, zo wel te water als te lande, te helpen fceftierep, was Buis daar een lid van. In 1575 wierdt hij, bene-yens. St. Aldegonde en Francois Maalzoon, als Genanten qaajp Engeland gezonden, mot last, om aan Koninginno •Elizabeth te vertonen: „ wat Jer te Breda gehandeld was w en hoe Prins Willem en de Staten, wanhopende aan enen » veiligen vrede, zig te haarwaard keerden, als tot ene regt-. „ ffhapen' befcharmfter des geloofs, en ene Voiftinne gefpro41 ten uit Holland/en bloede," naamlijk, uit Filippa , dogterY3U Willem den goeden, Grave van Henegouwen, Holland en Zeeland, die met Eeuard den III, Koning van Engeland, Was gehuwd geweest. „ En zo hare Majefte-it zig mogt laten „ bejegen, om de Staten kragtdadelijk te onderiteunen, boden zij haar de oppeimagt over Holland en Zeeland aan, »< Qilder zekere voorwaardon , nader te beramen." Welk Pen uitflag deza aanbieding ten gevolge hadt, ais niet tot 0T3?,e taak bghorendp, kan men in de Nederlandse Gefchiedfchrjjvers nsfporen, Ten jarg 1579, wierdt 'er te Utrecht sne vergadaring opgerigt, die magt kreeg, om op voorval, fend? gaKen ls bgflclfcn, en, ov^r gewtgtige, de Bondge- eo- S.urs. (paulus)  Ï3UÏS '(Ï'AÜLUS) 'floten tJefehrïjven móest-, ingevolge het XIX. Art der 'ge'iïo* tene vereniging. Graav Jan van Nassau-, wis het hóófd de» zer veieniging, 'zo lang zijn broeder afwezig was. Mï=Iï ■hadt hem enen 'Raad toegevoegd-, van welken Onze Buis M was. «ost na het 'noodlottig fneven van Willem een ï, en wijl 't zig in Holland fchikte tot den handel met Frankrijk, M 'de Advokaat Buis, dien de2e handel zeer tegenffondt, zijKén dienst nedsr. -Sommigen menen dat bijzon voldaan was «Over zijne wedde of berigtfchrift. • Anderen, -dat hem het hóórt hing naar den dienst dés Konings van Denemarken. Doch't ÏS Waarfchijnelijker, dat-zijn ongenoegen uit den handeifrtót ft-^ rijk ontiïaan zij. Ten -jare 1586, fteidè de toemftaiigè Landvoogd Letcester hem aan -tot 'lid van den Raad Van 'Sta» te* Ook wilde bij bem Kominis maken van de door hém fnj» «erigte Kamer van geldmiddelen , waar van zekere REa*. goud, een vreemdeling, Thefauriér was gemaakt. Doch ïftft weigerde fierüjk-, Kommis 'onder hem té zijn-, ïm&m & 't aangezigt zeggende: „ dat hij ReiNgoud 'niét tot zijn Kóm* ,-, mis zen begeren, zo "hij zig al bekWaS» kennén ïüógt, $t * tet waarnemen van het Thefaurieifchap; zo ver 'Was 't 'èf ■*> van *f» dat h>i> als Kommis, onder ReTngoud zou wfiies » dienen-." Woorden, die den Grave en ReïNgöud ift Sèn krop bleven Reken-, en Buis, eerlang, zirar genöég cpbr'akè-n> Want , na dat Leicester den 19 julij van dit zelvdè jm naar V Hage was vertrokken-, verzeld van dèn Raad van 'State en van dien van de geldmiddelen-, was hij nog WaW* lijks ter poort uit, of Jaques de Potter, een Fiamng, toeft Beliepen te Utrecht, en zekere Kommis van Leicester-, TZq*. mas Webbes genoemd-, vervoegen zfg bij den Burgerhopinafi Kornelis Gysbregtszoon van Ktjilëmbükg-, n fcegerèft van hem, het bijeenroepen der Burgerhoplieden, Welken zij iets> «it iast van Leicestèr hadden voor te dïagen* De HöpHèdèri bijeen gekomen, verzoeken Potter en Wegsè* hünne hulp» tot h it atten van Mr. Paulus Bbis> t weKc Mn-, Selcteo'iê» tfoor den Landvoogd gelast was. Dé Höpiiéde», zonder tfflt *oï  Ï02 .fchrifteiijk bevel te vorderen,- begeven zig op ftaande voet, naar de woning eens Oud-Burgemeesters, alwaar Buis t'huis was; dringen, met veel rumoer, in zijne flaapkamer, daar hij nog te bedde lag, doen hem opiiaan, verzegelen zijne papieren in een koffer, en brengen het op hunne kamer; daar na op 't Hof, in bewaring van den Grave van Kieuwenaar , die in de ftad het bevel voerde. Buis werdt ook eerst naar de gemelde kamer; doch, drie of vier uren later, naar de ftads wijnkelder gebragt. Hier werdt hij, tot op den 15 augustus, door Burgers, bewaard. Toen bragt men hem op Hazenberg , de ftads gevangenis, daar hij zat tot op den 8 november; wanneer hem vergund werdt, ten huize van den Onderfchout, op den plompen toren, gevangenis te houden, onder borgtogt van 25000 guldens, te verbeuren, zo hij ontvlugtte. Tot hier toe, hadt hij geene aanfpraak mogen hebben dan in *t bijzijn van Potter of iemand anders uit de Wethouderfchap, en ook geen vrijheid om pen of inkt te gebruiken. Met dit al, wist men zo weinig tot zijne bezwaarnis in te brengen, dat men zig behelpen moest met een gefprek, bij hem, in de gevangenis gehouden, zo een enkel Prokureur verhaalde, en hier op uit komende: „ dat Koninginne Eeizabetii de op„ perheerfchappij der Nederlanden nimmer aanvaarden zou, en „ dat Utrecht haar die alleen niet opdragen mogt, alzo zulkg ,r ftreedt met de Utrechtfe Vereniging ; dat ook Leicester „ zelv', met het ontwerp der opdragt der onbepaalde heer„ fcbappije_aan hare Majefteit, gegekt hadt." Maar zo hem zulk.zeggen tot misdaad toegerekend werdt, moest men; in Engeland, zo vreemd niet zijn, als men voorgaf, van het aanvaarden der hoge Overheid. Het gewelddadig vatten van Buis werdt, middelerwijl, in Holland zo euvel opgenomen, dat Leicester niet bekennen durfde, ja zelvs ronduit lochende» dat hij 'er last toe gegeven hadt. Zijne bloedverwanten drongen dan bij den Landvoogd om ontilag, doch hij hieldt hen op den tuil. De Staten van Hollandzelven zogten hem te bewegen, om Buis te regt te doen Hellen, maar 't baatte even reinig. Want fchoon Buis, naar .veler oirdeel, Leicester, in BUIS. (PAULUS)  M? PAULUS BUIS, te UTRECHT, in zgu SLAAPKAMER, GEVANGEN GENOMEN.   BUIS. .{PAULUS) 305 in 'i eerst, veel te veel -hadt ingewilligd, en ftem-natebani4 ïlegts fcheen tegen gevallen te zijn, om dat Mj, in alles, geen doen en laten bij hem was; 'hij hadt egter, meende men, te veel aan de Landen, en zelvs aan den Landvoogd verdiend, cm, zonder reden, dus mishandeld te worden. Doch de haat van Reingoud., die Leicester de oren vol :argwaan blies, deedt'hem, dagt men, deze onbehoorlijke handeling •ondergaan. Hij zat tot jn 't begin des volgenden jaars, wanneer de Onderfchout, op aanfchrijvens van hun Hoog Mogenden, bij welken zijne famüie voor 25000 guldensnorg geitel! laadt, dat hij, des vermaand, altoos in regte verfchijnenzaa3 liem ter fluik ontfloeg. Hoe verregaande Leicester op 3urs gebeten was., blijkt, door zijn hevig uitvaren tegens denzeives aan onze Gezanten, die zig in 'Engeland bevonden, om de tieerfchappije dezer landen aan de Koninginne qp te dragen; want Mj ontzag zig niet te zeggen: dat huis, die de -galg verdiep hadt, egter door ds Staten geflaakt, en wederom in .den JiarJ smi State getrokken tiras. Men antwoordde: „ dat zijne Doorluch„ tigheid. Ruis nimmer hadt doen te regt :ReIlen.:" Doch de •Graav hernam, 'dat zulks onwaar was, .'hebbmde hij Buis Reedt, lieren m Regters gegeven. 'Ook 'biijkt 'het, in de daad, dat Xeicester, pas voor dat Buis entfnapte, 'het' Hof van TJtrseiS *n enigen uit den Raad van State gemagtigd hadt, om over iiem te zitten. •Buis hadt voorheen-, gelijk wij gezien hebben., de hoegfte' ambten 'in Holland bekleed. Als Advokaat van dat gewest, was hij Groot-Zegelbewaarder, Pre'fident 'in de vergadering van Holland en Zeeland, -in naam des -Prinfen van 'Oraiïjè, Raad van Grave Jan van Nassau en Curator van het Hegeïchool te Leijden. Hij overleed op zijn huis te Vliet, dat hij, in het 'jaar 1592 gekogt hadt, zijnde gelegen tuffen Ysfeljkir, en Vianen, in het jaar 1594. Zijn efbeeldzel deor Hcusp.a- ken in 't koper gefneden, gaat in plaat uit. Ghotii, jirmal. II. p. 40, 41. AUa Publ Angl. Tom. VL p. a8z, 583. C. Burkah, TrajeBum erudit. p. 56-58. P. Bdrman, Sylhge Epïstol. Tom. I. p. 124. Aubery, Mm. p. 45. 5$! G 4 Boa,  i04 BUISERO. (DIDERIK) Bok, Md. Oorl. V. B. bl. 289- YL B. bl. 384, 385. 450, IX. B. bl. 720. XIII. B. bl. 34. 37. XV. B. bl. 188. XX. B. bl. 63. XXI. B. bl. 685. 690. 722. XXII. B. bl. 892. 926. 951- XXXI. B. bl. 806. Hooft, Md. Hift. XXIII. B. bl. 1045. Remonftr. van Oldenbarnevelt, in de Waar. Hift. bl. 176. Wag., Vad. Hift. VI. D. bl. 202. 306, 307. 376. 399. VII. D. bl. 29. 83. 109. 268. 512. 518. VIII. D. bl. 50. 90. 97. 115. 157--163. 203. 215. • BUIS (PAULUS), zie BUSIUS. BUISERO .(DIDERIK), Heer van Heeraertheiningen, uit een zeer aanzienlijk geflagt gefproten, is geboren te Vlisfingen, omtrent 't jaar 1640, en in een hogen ouderdom geftorven in 1721. Hij was Deken der kollegiale» kerk van St. Katrijn te Eindltoven in de Meijerij van 's Bosch, voorts Raad en Secretaris van zijne geboorteftad, en vervolgens, wegens Zeeland, Raad ter Admiraliteit op de Maze, te Rotterdam. Men ontmoet in onze Vaderlandfe Gefchiedenis, enen Laurens van BuiseRo, Heer van Dus/en Muilkerk, die ten jare 1668, benevens Konstantïn Huigens, Heer van Zuilichepi, Gemagtigde van den Prins van Oranje , als Markgraav van Vere was, om de gefchillen in die ftad ontftaan, te helpen beflegten. Niet onwaarfchijnlijk was deze een broeder of neef van onzen Bui- sero. DiDERnc was een ijverig begunftiger' der Digters, en daar. bij ook zelv' een beoeffenaar der edele poëzie. Joost van Vondel wijdde aan hem toe, zijn vertaalde Herfcheppingen van Ovidiüs; waar voor hij hem uit erkentenis meteen fraije zilver-vergulde drinkkop befchonk. Een warme vriendfchap verbond hem aan den uitmuntenden Digter J. Antonides waar van hij tevens de Mecenas was. Behalven een goed aantal Gedigten op boeken, lijk-, trouwen geboorte-digten, fchijnt zijne liefhebberij zig inzonderheid gevestigd te hebben, op het vervaardigen van Toneelftukken, en in dat vak, bepaalde hij zig 't meest tot vrolijke Bbjlpel* le»  BUISKES. (PIETER LUITJESZOON) len en klugten. Zie hier de lijst der (tukken van dien aart, welke hij door den druk heeft gemeen gemaakt: i. Amphitrio, SSlijfpel. 3£m|r.1679. 8bo. 2. Arete, of flryö tusfcfjen öe §Mgt en Min. (^curfurt. 2tm|ï. 1692. sbo. 3- Arlekyn, berfieröe Erfgenaam, lülugtfpet. 3£c:jb. 1719. 8bo. 4. Astra. be, Neming ban fCirug. (C^eurfpel. 2Cm(t. 1093- 8bo. 5. 23c* önegergen ban Scapyn. ïtiitgtfpei. 8bo. 6. 0e3u$et$ of bc= toooge ïfubjeïrjïtpöaatilcr^. 25ltjfpcl. IJage 1716. 8ho. 7, Heautontimorumems, of Cigenjcïfliiöcllcr. 3tmft. 1662. Ato. 8. Mm- en 3©ijnjïrijü. ï|aröcrfpel. 'jfc J?ane 1719. 8bo. 9. ^choontïc/ of &et ont;ct ban „êthebeningen. 23hjfpe!. ©age ' 1717. 8bo. 10. iCjiurnpïjeerenüs M:n. ©.'reöcfpel/ met falies* inerben/ «15. 2Cm|t. 1680. 4to. 11. ©erbefbe DoÉtt. ©a£* tcnabonbfpel. 1721. 8bo. Onder de latijnfe Gedigten van den beroemden Jan Broekhuizen, ontmoet men ook een fraaije Elegie, aan Buisero toegewijdt. ; Jani Brouckiiush, Poëmata, pag. 52. Paquot, Mem. litter. Tom. V. p. 308-10. Leven van]. Vondel, bl. 86. Naamrol der Nederl. Toneelfpeldicltteren, bl. 16. P. de la Rue, Gelett. Zeeland, bl. 115 ji6. Wag., Vad. Hifi. XIÜ. D. bl. 336. BUISKES (PIETER LUITJESZOON), gefproten uit een der voornaamfte burgergeflagten van Noordholland, daar ook ten huidigen dage nog telgen van worden gevonden, bevondt zig, benevens zijn behuwdbroeder, Simon Semeyns, onder het getal van die bewoners van Enkhuizen, met welke Dirk van Sonoy, op naam van Prins Willem den I, ten jare 1570, in onderhandeling trad, om de ftad uit de magt van den vervolgzieken Alva te wringen, en Oranje's zijde to doen kiezen. Dan dit wilde in dit tijdftip nog niet lukken. De Regering, genoegzaam alle Spaansgezind, was te waakzaam, en de magt van den Prinfe te klein, om voor als nog, met enige fchijnbare hoop van goeden uitflag, iets van belang tot afwerping van het drukkend juk, dat hun zo prangend knelde, te kunnen ondernemen. Alvorens men iets van belang ten dien einde koncie werkftellig maken, verliepen 'er G 5 ge- 105  XoS BUISKES. (PIETER LUITJESZOON) genoegzaam nog twee jaren, want het was niet voor 1572, dat Buiskes van oen lastbrief des Printen werd voorzien, gedagtekend den 20 april, om Enkhuizen te doen omflaan', en de vijandelijke fchepen die voor de ftad lagen te bemagtigen. Deez' en Kornelis Janszoon Brouwer enige dagen later, verhinderden , dat Paulus van Loo, Drosfaard van Mailden, ^ met een karveeifchip vol krijgsvolk, in de ftad gelaten werdt! " Ook bewerkte Buiskes een verdrag met de Wethouderfchap, waar bij, onder anderen, bedongen werdt, geene bezetting van de ene noch de andere zijde, in te nemen. Aan van Loo vroeg hij: wat hier te doen, en waar heen met die knegten? De Drost ftondt op deze vragen als 't ware bedremmeld, en wist niet te antwoorden; waai- op Buiskes hem beval, terftoni zijne biezen te pakken, of dat hij hem beenen zou maken: deze wagtte niet na de uitvoering der bedreiging, maar- maakte zeil, ten einde een goed heen komen te zoeken. Hoe het verder met deze gebeurtenis afliep, en de vrijheidszon kwam opdagen ; zie men op 't Artijkel BROUWER (DIRK JANSZOON). Men moet tot lof van Buiskes zeggen, dat onder alle de beroerten, die van tijd tot tijd binnen Enkhuizen voorvielen, vermids de Regenten zo fterk voor, als de ingezetenen tegens. deSpaansgezhiden waren, hij zig altoos zeer gematigd gedroeg, en meer dan eens de burgerij, door wie hij zeer geliefd was, tot bedaren bragt, wanneer het fmeulend vuur van onvergenoegdheid gereed ftondt, in Iigter laije vlam uit te barsten. Op raad van zekeren Hans Kolterman, nam Buiskes 350 man in foldij, en gaf ieder van hun zeven ftuivers op hand, en zulks uit zijn eigen beurs, doordien 'er geen voorraad van geld op 't ftadshuis werdt gevonden, ook betaalde hij de Busschieters en anderen. Doch deze waren naauwlijks agt dagen in dienst geweest, of zij kwamen op 't ftadshuis, roepende: Wij moeten geld hebben, of willen de fiad weer papist"maken. Na dat zij een en andermaal die bedreiging gedaan hadden, en zonder geld niet te fusten waren, ftondt Buiskes op, en zeide: ik zal het gaan halen; dit deedt bij ook, en kwam met zo  BUISKES. (PIETER LUITJESZOON) 20 veel geld te rug, als nodig was, om aan de kfcegten voor een week de bedongene foldij te betalen, het welk ook van die uitwerking was, dat menze tot zo lange bij hunnen pligt hieldt, dat de Watergeuzen in de ftad kwamen. Met de verandering der Wethouderfchap, die hier op volgde, werdt Buiskes mede ais Burgemeester aangefteld; en kort hier na, verfcheen 'er Sonoy, die het gouvernement over Enkhuizen en andere Noordholiandje fteden aanvaardde. Dat Buiskes een getrouw en vurig aanklever was van de zaak der vrijheid, en dat hij onwrikbaar als een rots ftondt voor de partij die hij was toegedaan, blijkt niet alleen door het reeds aangevoerde; maar werdt ten jare 1587, verder bekragtigd, door de dappere dalen die hij uitvoerde tot in ftandbrenging en ftaving der dierbare vrijheid en wering van gewetensdwang, toen hij tot Admiraal van 's lands fchepen van oorlog in *$ VHe, werdt aangefteld; de lastbrief daar toe, was door Prins. Maurits vervaardigd, en gedagtekend den 26 maart 1587. Buiskes is getrouwd geweest met ene dogter van Symen Semeins , een wel gegoed burger van de eerfte klasfe binnen Enkhuizen; deze om den hervormden godsdienst, waar van hij een warm aanklever was, het land hebbende moeten ruimen, betrouwde het beftier van alle zijne aanzienlijke goederen, werven, zoutketen, rederijen en uitgeftrekten koophandel, aan zijnen fchoonzoon Buiskes, die zulks met de beste trouw waarnam. Ook was de eerfte kommisfie-brief van Prins Willem den I, eigentlijk aan Symen Semeins gerigt, fchoon op naam van Buiskes gefteld en door hem uitgevoerd; voor welke waarnemingen Buiskes, na dode zijnes fchoon vaders, voor moeite, gevaar en verzuim , zo nopens de kommisfien, door toedoen van Semeins , ten dienfte van Prins Willem en den lande, als wegens de adminiftratie der voorfchrevene goederen, aan zijne mede-erfgenamen, in rekening bragt 28000 guldens. Over weiken eisch, zij gants te onvreden, met Buiskes in onmin geraakten, dat egter door tusfenkomst van vrienden werdt bijgelegd , en aan de uitfpraak van wederzijds verkorene Goedemannen overgelaten, die Buiskes in het  BUISSERET. (FRANS) gelijk fielden, en dus aan hem de geëischte fom doör zijne jnede-eifgenamen weidt góedgedaan. Brandt en Cen« ten, Hift. van Enklniizen, L D. bh iu, 121. Bor> Ntd. Hift. VI. B. bl. 413, 414. E. v. Meteren, Nederl. Oerl, IV. B. bl. 74. Wagen., Vadeii. Hift. VI. D. bh 357-360. 296. BUISSERET (FRANS), is geboren -uit een fatzoenlijk gé* llagt te Mons in Henegouwen, in feptember 1549. Zi'm vader was Georg Buisseret genaamd, en zijne moeder Katryna la Barre. Hij volvoerde zijne eerfte letteroefTeningen in het kollegie van Houdain in zijne geboorteftad, en kwam vervol* gens in het kollegie van de Lelij te Leuven ftuderen in de wijs* begeerte, vervolgens leide hij zig op de regtsgeleerdheid toe, en wierdt Licentiaat in beide de takken van die wetenfchap. Het zelvde jaar wierdt hij voorzien van een Kanunniksplaars in de hoofdkerk van Kamerik. Als toen verlof bekomen hebbende om zig van Leuven te verwijderen, reisde hij naar Rome, om het jubilé van het heilige jaar bij te wonen. Vervolgens zig aan den geestelijken ftaat toegewijd hebbende , en tot Priester gefchoren zijnde, en na vele kerkelijke ambten bekleed te hebben , geraakte hij van trap tot trap tot de waardigheid van Aartsbisfchop van Kamerik; dit viel voor in 1614^ en den 25 maart 1615 deedt hij zijn opentlijke intrede in dié ftad; maar den 2 meij van dat zelvde jaar, wierdt hij dooi' een maagpijn aangetast, vergezeld van hartkloppingen die hem in het graf rukten. Hij wierdt te Kamerik in de hoofdkerk begraven, aan de zijde van het groot autaar; ftaande het volgende graffchrift op de zerk die zijn lijk bedekt, gebeiteld.' P. M. Ill, £f Rev. Franci.ci Buisseret, qui metropolitance hujus Ecclefice muniis funttus pracipuis ab anno M.D.LXXIV. Canorticits, Officialis, Archidiaconus major, Decanus £? Sedis Vkarius gene* ralis, inde annis quindecim Episcopus Namorcenfis, tandem Archie* piscopus et Dux Cameracenfts etc. asfumptus, primo Poiüificatus anno obiit, cetatis LXVL falutis humanee M.DCXV. maji die jè« cunda. Anima, LeSlor, bene apprecare. But;.  EUISSON. ('JAN do) tö£ Buisseret, is voor een geleerd man geho :den, doch was i 1 te ligtgelovig ten aanzien van geestveifchijningen, fpo en en bezweringen; hij hadt een zeer gelukkig geheugen en was cara Welfprekend Prediker. Men heeft van hem de volgende werken in druk: f. Discour; admirable £? veritable- des chofes a-e nes Bi la rille de Mons en Hainaut a l'endroit dune Religieuf'. pr >sfe du convent des Soeurs noires, posfedée & depuis Helmie &c. Dowy 1586. I2MM. 2. Oraijon fmébre fur le trefpas et inhum:ition de tres iiluflre et exellent Seigneur Mesjire Emanuel de Lalaing, Marquis de Renty, Baron de Montigny &c. Mons 1591. i2m*C S- Decreta Synodi Dioecefana Namurcenjis anno Dmnini 1604. in Ecclefia Cathedrali celebratte &c. Namur. 1639. qto. Niklaas Gazet, gaf in 1S16 ene levensbefchrij\ing van Frans Buisseret in rt licht, van wien hij Secretaris was geweest. Hij befchrijfc 'er vele potzen in, die de Duivel aan zijnen meester fpeelde, inzonderheid fchepte Satan groot behagen, om hem zijn crucifix te ontroven, en op de kloktoien der Begijnen te plaatzen; doch als het Buisseret regt ernst wierdt, dan dwong hij den kwaden Engel door zijne bezweringen, om het crucifix te rug te halen enz., en meer fprookjes van dien zelvden fiempel. De Raisse, Belg. Christ. p. 203-206. G. Colvenerii, Brcefat. ad Balderici Chran. Camerac- Du Mokin, Sicrar. Comitatus Namun. pag. 10. 30-34. Gallia Christiana* Tom. III. p. 57, 58. 546. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 225. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 288. Boussut, Hifi. de Mans. PaS- 237, 338. 254, 255. Paquot, Mem. litter, Tom. VL p. 276-283, BUISSON (JAN du), geboren te Villers in de kastellanije van siath in Henegouwen, beoeffende de wijsbegeerte te Leuven, alwaar hij den derden rang bekleedde in de algemene promotie ten jare 1544. Enigen tijd daar na, wierdt hem de post opgedragen om die wetenfchap in het kollegie van 't Varken te onderwïj/en. In 1563, beriep men hem van daar naar Douai, tot het waarnemen van de zelvde bediening, in het kollegie van den Koning, waar van hij de eerfte Regent of  xro BUKENTOP. (HENDRIK van) of Opperfte was. In die zelvde ftad wierdt hij den rff julij 1571 tot Doktor in de godgeleerdheid bevorderd. Omtrent het jaar 1574, wierdt hij Provoost van St. Pieter gemaakt, en in die hoedanigheid Vice-Karfelier van het Hogefchool. Na die waardigheid gedurende het tijdvak van 21 jaren te hebben waargenomen, ftierf hij te Douai den n april 1595, in den ouderdom van bijna 70 jaren. Hij vermaakte alle zijne goederen tot onderhoud van enige arme Studenten. Doktor Buissou was een braaf en deugdzaam mensch, bijzonder nedrig, wandelende in alle opregtheid, in de hoop van een toekomend zalig lot. Men heeft van hem in druk : 1. Abjstotelis Organum, post BoëTiUM, aliosque, denuo Latine redditwn. Cel. 1572. 4to. 2. Hi/loria & Harmonia Euangelica, Jive vita D. JM. Jesu Christi ex IV Euangelistis in unum Hijïorice corpus congesta, adjecla ftris locis ordinis et confmfus ratune. Colon. 1573. }2mo. H er van zijn zedert nog verfcheidene drukken in 't licht gegeven; ook is hét in 't latijn en frans beide, gelijfd in den Bijbel van Sacy Tom. III. Paris. 1715. m folio. Mi- RSEï, Elogia Belgica. p. 133. Buzelini , Gallo Fland. p. 1S5. F- Sweertit, Athen, Belg. pag 402. Val. Andr., Biblioth. Belg. p. 655. J. F. Fr.rPEi\s, Bibl. Belg. p. 720. Boussut, Hifi. de Mos. p. 345, 347. Paquot, Mem. litter. Tom. II. p. 411-413- BUKENTOP (HENDRIK van), geboren te Antwerpen, omtrent het jaar 1654, hegaf zig na de gewone letteroeffeningen doorgelopen te zijn, in de orden dei Rekolletten. Hij was toen 20 jaren, en beoeffende zig van die tijd af aan met alle vlijt in de godgeleerdheid, de hebreeuwfe en griekfe talen, en het onderzoeken der H. Schriften. Vervolgens wierdt hij tot Priester gewijdt, en in 1688 tot Lezer aange» fteld in het grote klooster te Leuven; en heeft nog verfcheidene andere kerkelijke bedieningen waargenomen, die hem egter niet beletteden om zijn arbeid over de gewijde Boeken voort te zetten, waar van de beoeffening al zijn wellust uitmaakte. Na 42 jaren in den geestelijken ftaat doorge- bragt,  EÜLGARUS. (ROBRECHT) lït bragt, en bij alle gelegd.heden tot een voorbeeld van godsvrugt en ftigtende nedrigheid verilrekt te hebben, ftierf hij te Leuven den 27 meij 1716, in het 63fte jaar zijnes ouderdoms. Van hein zijn de volgende werken in druk: 1. Bot* dagagus ad fmcla fanüorum, Jive Dux fidelis ingredi cupientièus penetralia S. S ripturee gf< Lovan. 1696. i2mo. 2. Dittionarium, in qao voces omnes difficilioris figwf.cationis, quce in Vulgata nestra S. Scriptwee Latina translat'one occurrunt ,-dilucide explicantur. Ju. 1696. isme. 3. Car.ones, feu Regulee, pro 'mtelligentia S. Scriptwee utüiftmee ex SS. Patribus collectes. Lov. 1696. i2tno. Jb. ed. auüior. Francof. 1706. Ximo. 4. Thefes in Euangelium Matthaei. Lov. 1697. i2mo. 5. Examen Translationis Flandricce Novi Testamenti, Embricee nuper impresfee , quo demonftratur Translationis illius multiplex defecius, & a Vulgata latina, editione difformitas, ac cum damnata Gdlica verfione conformitas. Lovan. 1698. i2jm0. 6. Notcc in Pfalterii Daridici, item Libri AEiuum Apostctorum translationem Flandricam, ut prcefertur, Embricee impresfam. Lovan. 1699. izmo. 7. Diatrihe, pro Pfalterii Verfmie Embrkenfi faFlee, Refiitatio. Lovan. 1700. 12^0, 8. MedvJila Tritici, Jive fubfiantia tetius S. Scriptwee verfibus coiw . prehenfa. Lovan. 1703. i27h0-. 9. Traüatus de fenfibus S. Scripturce, et Cabala judeeorum. Lovan. 1704. i2jho. 10. Alphabetum Greccwn et Hebraicum, quo fingularis litterarum utriusqus lingnee figura proponitur, genuinus fonus adftridtur, le^endi methodus traditur. Lovan. 1704. nmo. 11. Lux de Ltice, libri lil, in quorum primo ambigv.ee leUior.es, in fecundo Variee ac dubiee leiliones. qv.ee in Vulgata latina S. Scriptum editione occur. runt, ex originalium linguarum textibus illufirantur Colon. 1710. 4S0. Behalven deze in het licht gegeven werken van Bukentop, zijn 'er na zijn dood nog verfcheidene anderen gevonden, die in 't net gefchreven, en ter persfe gereed lagen. Sanderi, Chorog. Brabant, uit. ed. III. pag. 159. 163. 165. Paquot, Mm. litter. Tom. VI. p. 419-427, BULGARUS (ROBRECHT), een Waldenfer van geboorte, verzaakte zijn geloof, en wierdt Dominikaner Monnik; voorts van  Ml BULIUS. (NIKLAAS) van Paus Gregorius den IX, ten jare 1.235, tot Inquifiteur in Fiaanaeren aangefteld, naar welke landftreek zig vele Walden, jen hadden begeven, ten einde de woede der vervolging in hunne valeijen te ontwijken. Doch deerlijk wierden zij in - hunne verwagring bedrogen, doordien de wrede Bulgarus, welke eertijds hun geloofsgenoot was geweest, als een fellé tijger tegens hen woedde; want al die weigerden zig naar zijnen zin, te bekeren, deedt hij, van den wereldlijken arm geftijfd zijnde, verbranden; zo dat 'er, in twee of drie maanden tijds omtrent 50, zo mannen als vrouwen, verbrand of levend begraven werden. Het bleef daar niet bij; want ten • laatften misbruikte hij tor zulk een verregaand uiterfte de aan hem verleende magt, dat het den Paus zei ven mishaagde, die hem de verdere uitoeffening van 2ijn ambt als Inquifiteur verbood, en daar na door het aan 't licht komen van verfcheidene verregaande misdrijven, tot een eeuwige gevangenisfe verwees. TJsser. , de Eccl. Occid. Succes/. Cap. VIII. J. 20. Cap. X. 5. 18. 62. Matth. Paris, Hift. ann. 1235' 1238. ViGNiEk, Bibl. Hift. p. 408. 450. G. Brandt, Hift. der Reform. I. D. bl. 21. BULIUS (NIKLAAS), een bedreven Geneesheer. en goed Digter; zag het eerfte levenslicht te Hoorn, op den 17 jam u • 1550. Na zijn eerfte ietteroefFeningen, ten dele in genoemde ftad, en ten dele te Haarlem voltrokken te hebben gin? hij naar Leijden, ftudeerde aldaar in de wijsbegeerte, waar na hij Leuven bezogt, en zig aldaar in de medicijnen oeffende • vervolgens ging hij naar de Hogefcholen van Douai, Parijs en Tours, om zig verder in die wetenfchap te volmaken; hier enigen tijd mede gefleten hebbende, deedt hij een te rugtogt naar zijn vaderland, waar na hij Duitsland doortrok om zig naar Padua te begeven, alwaar hij de waardigheid van Doktor in de medicijnen verkreeg. Voorts ileet hij een tijdvak van drie jaren, om gants Italië te doorreizen en 'er al het merkwaardige te zien, wrar na hij met een fch it van kundigheden verrijkt»- zijn vaduftad weder opzogt, en aldaar dè ge; •  BULIUS. (NIKLAAS) geneeskundigs praktijk uitoefende, wordende kórt na zijne te rugkomst tot ftads Doktor te Hoorn aangefteld. Gedurende den tijd, dat de Graav vanBossu in die ftad gevamen zat bediende Buuos hem als Medicus. In 1577 wierdt hij wegens Noordholland naar 'j Hage gezonden, om als lid in den Raad van State zitting te nemen. Driejaren later, wierdt hij tot Hoofd-Oilicier van Hoorn aangefteld, en behield deze waardigheid tot aan zijn dood, zo wel als die van Advokaat-Fiskaal der Admiraliteit in het Noorderkwartier, die hem in 1508 was opgedragen. Den ouderdom van 65 jaren bereikt hebbende, ftierf hij te Hoorn den 26 februarij 1615; en wierdt begraven in de voornaamfte kerk van die ftad, alwaar men het volgende graffchrift van hem ontmoet: D. O. M. NICOLAO BULIO, Alarm fil., Medico et Poetx eximio, in Hollandice We.-tfrificeque Ordinum Collegio olim Asftffori, R. Pub. Hornance, per annos XXXIV. et quod excurrit, Prcetori, rerum maritimarum in IVestfriJia Confiliario et Fisci Advocato, jingulari in rebus agendis prudentia, Jlrenuitate, fide, Groscm, Latinx, alianc.nque linguarum peritia, turn et memoria fiupenda prcsdito, fummo Patrice omamento, deque ea et Je optime mei ito, S. P. (X H. gratitudinis et pietatis ergo, fumptu public» P. J. Natus Horna. A°. MD.L. januarii die xvir. Denatus ibidem A°. M.DC.XV. febr. die xxvi., qwtm vixisfet annos LXV. menf. I. Hier nu volgt een grieks vierregelig vaars, 't welk dus in 't latijn is overgebragt: Unus prudentem Medicum, divumque Poètam, Et Legwn invictum robur habet tumulus; Unum quifpe virum, tumulus cui fufftcit unus; Sed vitas phtres viv'ere dignus erat. joannes forestus. Et Medica felix, £P Carminis inciytus arte, Et patria illuflris Pretor honore fitce , Buliüs hic recubat, Tumulum venerare, Fiator; Non alias tanti ftabis ad osfa vin. V. Deel. 0 "3 Bu-  >I4 BULLART. (IZAAK) Bonos w3s met een ftslen geheugen begaafd, hij hadt heft grisks. en latijn in. Holland geleerd, en gedurende zijne reizen de. meeste levende talen, ak het hoogduits, fpaans, frans. ea Italiaans.. Hij. was. vlug en welfprekend, bezat verhevene gave» tot uitoefféning der digtkonst, waar van hij fporen .heeft nagelaten in zijne latijnfe Ptmtdigten, die Sweertius. .verzekert, dat geestig, boertig en uitmuntend zijn.."—, . i'. SwEERTir, Athen. Belg. p. 574,. Philel.. Timaretis, Col■ kcL Monument, p. 252, 253. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p, fo*« Paquot„ Mem. litter. Tom. IV. p. 155-158. BULLART (IZAAK) , geboren te Rotterdam den 5 januari) 3599, uit Akthony Bullart, en Maria Wilekens. Zijn "-vader behoorde tot een der voornaamfte geflagten. van genoemde, ftad, en zijne moeder was. vermaagfchapt aan denKardinaal Enckevoort, die geweest is, eerst Bisfchop van. .Tomza* en vervolgens van Utrecht, geftorven te Rome in 1534; en welke vrouw afdamde van een aanzienlijk gefiagt te Keulen. Haren man omtrent het jaar 1610 verloren hebbende, en den jóngen Izaak van de Hervormden willende verwijderen, als. mede van. zodanige gezelfchappen, die zijne zeden hadden kunnen bederven, zondt zij hem tot het volvoeren van zijns eerstbeginnende letteroeffeningen baar Bsmdeaux, hij de Jefuiten» In de Nederlanden te rug gekeerd, woonde hij te Brusfel, en, r,a verloop van enige jaren, trouwde hij in die ftad, met Anna Francisica de Bruyns, oufpronkeiijk uit hst land van Gulik. In 1629, nam hij zijn verblijf te Arras. alwaar hij. door de voorfpraak van Vencislas Cojserger, tot Beftierder van den Berg van barmhartigheid (Bank van lening), wierdt aangcfteld. Deze Coberger, bevriend aan Bullart, was Sttgter van dit huis en meer gelijkfoortigen, onder de bevelen en befcherming van de Aartshertogen Albert en IsaBEU* In deze post gevestigd, verwierf Bullart de genegenheid en gunst van Maximiliaan van Bourgonje , Abt van St. Faast, die hem met het ambt van Groot-Bailjuw zijnes kloosters befchonfc, wegens dg graavfchap Artois. Deze proH <#in«  BULLART, (IZAAK) vintie door Frankrijk overheerd zijnde, vereerde de Koningin Anna ■ Van Oostenryic , onzen Bullart met de waardigheid der ridderorden van St. Michiel, den 3 april 1647. Wel verre van door dit luisterrijk eerbewijs verwaand te worden, bleef hij als naar gewoonte, een zeer eenvoudig, matig en arbeidzaam leven leiden, tot aan zijn dood toe, dis hem verwekt wierdt door ene bloedvloeijing, gevolgd van een felle koorts, waar onder hij bezweek, en den geest gaf op den 17 april 1672, in het 7311e jaar zijnes levens. Men begroef hem bij zijne vrouw, in de Parochie kerk van Sainte Croix, en men beitelde op den ffeen die hem bedekt, het volgende graffchrift. D. O. M. S. Hic jacet vir nobilis D. Isaacus Bullart, Reterodamus, qui ab aliquot Patriciis Colanienfibus, aliisque primariis in Hollandia viris, genus fuum du* eens, ifti face glories, Majorumque Jiemmatibus, vitce integritatem femper prcitidit, cum qua'per fecunda Pacis, £f per adverfa Belli tempora, Montis pietatis in Arebatibus PrafeUuram, primum fuh Rege CatJ/olico, postmodwn fub Rege Christiani.fimo, per annos XLIII, dignè £? fidelüer gesfit, folatio populi magis quam fu» fruclu, pulcherrimam fibi esfe mercedem virtutem ipfam judicans. Nimia demwn fanguinis emifione debilitatus ac febre correptus, laboribusque fruElus, è vitê excesfit ipfo dUPafchce, menfis april, die XVII, an. M.DC.LXXII. ita ut non tam obiisfe dici posfit, quam nfurrexisfe cum Christo, in ceternum cum Ulo viüurus. Vixit an. LXXIL menf. III. d. XII. R. J. P. Amen. Bullart hadt veel fmaak voor de fraaije konflen en lettergefchiedenis. Hij bragt een fchone boekerij bijeen, en verzamelde omtrent 30 jaren voor zijn dood verfcheidene gedenkfchriften over de Levens van Mannen, die door geleerdheid en fchranderheid in de ftaatkunde, in de fchilderkonst, architectuur, muzijk enz., uitgemunt hebben. Ook bragt hij vele portraitten bijeen, en onderhieldt gedurende een goed aantal jaren twee Plaatfnijders op zijn eigen kosten. Maar zijne bezigheden en geftadig krukken hinderden hem grotelijks in de voortgangen van zijnen arbeid, zo dat hij het genoegen niet heeft gehadt, om zijn werk afgedaan te zien. Hij H 1 gaf 115  Ut BULTEEL, (GISLENUS) BULTHUIS. (JOïL> faf het aan- zij» 3oon over, in hoep dat deze 'er de laatfte baai aan zoude leggen , zulks volvoerde dezelve ook » t?ha plufteurs- Inftrticms funibres , exaüimsnt rsceusittiss ck tettrs Tombemtx, por Baac Bullart, Gtewliet de VOvdn St. MUM. Amft. chez les Héritiers de DaItaffi Elzsviïr. 2 Prol. 1682. in folio-. , Hetzelve is door den Uitgever opgedragen, aan Jaicou. Dirk van Bsias, Aartsbisfchop van Kamerik. Bullart onderhield briefwisfeling met vele Geleerden en Korenaars, en van do laatfte klasfe, inzonderheid•. met den Schilder Andries Felieien , aan wien hij veel voorraad heeft vevfehaft, tot deszelvs Entretkns fur la Vie £f les Ouvrages dis plas excellent Peintres anciens et modemes, gedrukt te Parijs In In *t algemeen kan men van 't werk van Buelakt getuigen , dat het tamelijk nauwkeurig is, doch in een flegteïï fiijl gefchïeven. De Portraitten die hij 'er bijgevoegd heeft gijn in 4to» foïmaat; fommigen daar van zijn bijster grof, en de anderen van ene" middelbare fchoonheid. J. F. Fopkens, Bibl. Belg. p. 776, 777. Paquot, Mem. Uttcr. Tom. XVIH. p. 366-373. ■ BULTEEL (GISLENUS), van Tperen geboortig, Is Burgemeester geweest van die ftad, een man van veel gezag en opregtheid. Hij was een verheven Digter; ftierf omtrent 't jaar 1607 : agtei latende: Carmina ad Amkos, varii argumerji, welke gedmkt zijn, in de Colktlio Poëtarum Belgicorum. Francoj', 1614. 8vo. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 369. BULTHUIS (JOHANNES), geboren te Groningen in 't Jttf 1733 uir brave burger ouders, Stephanus Bulthuis en Jant*  BULTHUIS. (JOHAKKES) 5fA»TjBS Alirg. Hij maakte gebruik van de middelen die ten overvloede in zijne geboorteftad gevonden werden,, er» in die wetenfchappen 'onderwezen te worden, welke hem m ds uitoeffening van den predikdienst kosten opleiden. Hier *oe de bekwaamheid verkregen hebbende, Wierdt hij in 1755 b>et sallen lof tot -Proponent aangenomen, en ruim twee jaren la* ter, als Predikant beves'.igd -te Holwierda in Groningerland, alwaar hij zig kort daar na in den egt begaf, -met Debora Mulder, dogter van Willem Muller, Predikant te Ulrum -medt in Groningerland, en Alegokda Ekgelsma. Na een -tijdvak" van ruim 14 jaren hier het Euangelie te hebben verkondigd» beklom hij op -den 23 meij 1773, voor de eerftemaal den predikftoel te Wirdwn in Friesland, -als de wettig -beroepen Leraar van die gemeente, alwaar hij verbleef -tot in «Jtf*, wanneer hij den predikdienst in de ftad Sneek .aanvaardde, daar hij door zig -met -zaken-te bemoeijen die hem ak Euangeliedienaar, in ,genen dele betroffen, -zig -zelv' veel v«r* 'djiet en onaangenaamheden heeft verwekt, en daar bij v»e% onlusten gebrouwd., zoals wij ftraks neder-zullen zien, ffï verliet Sneek-, zonder -affcheid te nemen, en begaf zig sor.&r aanzien van perfonen, zie zidks uit Stephanüs, „ Haka BULTHUIS. (JOHANNES)  SSÜLrEüïS. (JOHANNES) HaBd. VII. Die voorbeelden wensch ik van verre na te hïdter>$ -„ God , wensch ih, zal hier toe alle nodige wijsheid -en gmade „ Jchenken , en met zijnen vrijmedigen Geest mij mderfteunejh „ Bij herhaling, fmeekte hij: Sterk, den Prins Erf-Stadhmtder, „ onder al dien hoon of fmaad van een gedeelte ener 'endsnkbave „ of ontaarte Natie." Het Hof van Frièsland, Verwees Ds. Bulthuis-, over -die uitdrukkingen, en het veragten der tevelen zijner wettige Overheid, in de boete van 500 goudgul» dens-, binnen 14 dagen te betalen, als mede in de festen van &en procesfe; met bevel, om zig voortaan van dergelijke bui» tenfporïgheden te onthouden , onder bedreiging van zwaarder ftrafte-; ten welken einde, de Magillraat van Sneek gelast werdt , om daar op een wakend oog te houden, en te doen houden. Enige dagen na het ontvangen van dit vonnis, verfcheer; Ï3s. Bulthuis in den gewonen Kerkenraad, en verzogt, dat uit ^hoofde der omflandigheden, ogenblikkelijk aan hem zijne di*. misfie als Predikant van Sneek mogt gegeven worden. . -Ms^ de Kerkenraad, zig niet bevoegd achtende, om zulks zo;: der voorkennis van den -Klasiis te doen, weigerde het; waar pa -Ds. Bulthuis zeide: dat zo men hem 'zijne dirnisfie nies m!dv geven, hij ze dan nam, en ging na een korten 002 De C-IijEcfcfie ©elöen/ ten jare 1753 in druk uitgegeven, is een werkje, dat hij openen koddigen, doch tenens vrij hekelagtigen trant, aan de vier Elementen toewijdt; zijnde het boekje voor 't overige ene aanëenfchakeling van zonderlinge gebreken, onder 't menschdom in zwang gaande, die hij niet zagtjes teistert. Nog een werk van hem, getijteld: 23ocre ^5mU loft/ 123  i;4 SÜMA. (JOHANNES) ïoft / of ïjct Fjttrorlgh ban Moddeworst en Griet BeertP berg, met pefchiebhtmijuje aannicttimgen/ is eerst Jaren na zijn dood in 1767 door den druk gemeen gemaakt. De reden dat de Autheur zelv dit werk liet licht niet heeft doen zien, zal eensdeels geweest zijn, om dat het vrij wat befchaving behoefde; en ten anderen, dat hij ontzien heeft, om veie lieden, wier zeden en gedragingen over een Juvenaalfe kam -gefchoren worden, bij hunnen leeftijd openlijk ten toon ts feilen. Hoe het 'er ook mede gelegen mag zijn, het werkje is fpot, hekeling, en geestige boerterij van voren tot agteren; jammer is het maar, dat men 'er vele wulpfe en onbefchaafde uitdrukkingen in ontmoet, die het voor kiesfche lezers genoegzaam onbruikbaar , maken. Een groot aarital andere digtlïukjes, op alferieije voorval* len, heeft onze Buma , ten einde zijn' altoos werkzamen geest voedzei te verfchaffen, van tijd tot tijd gemaakt, en aan zijn goede vrienden medegedeeld, befiaande die.in ernftige, zedige, fatijrique en koddige; doch ieder in zijn eigen foor:, vermits hij een affchuwen hadt om ftigtelijke zaken met boerteïijen .te vermengen; alle deze laatstgemelde fuikjes, heeft hij enigen tijd voor zijn dood ten vure gedoemd en verbrand. Buma was een goed Christen, meewaardig, liefderijk, mededeelzaam; in zijne verkering opregt en leerzaam; en, wan. neer hij van misvattingen wierdt overtuigd, met dankbaarheid zulks erkennende, zonder egter zijne achtbaarheid te verliezen. Hij was gul in het onthalen van zijne vrienden, en ontving liever bezoek dan bij anderen te gaan. In welke gezelfqhappen hij zig ook mogt bevinden, ontbrak het nimmer aan ftof om te kouten, doordien hij, in vele zaken bedreven, en met een uitnemend fijn en fche:p oirdeel begaafd zijnde, ten einde het aan anderen mede te delen, zig zeer vaardig wist uit te drukken; en dat verzeld met zo veel gezouten koddigheden ,(dat een fhenge C.vro zig niet van lachgen zou hebben kunnen onthouden. Ook hieldt hij veel van geestige grappen : zie 'er hier ene die hij uitvoerde, welke zeer boertigwas, en waar door hij'egter zijn bedoelde opmerk bereikte. Eij  BUMA. (JOHANNES) Hij onderhield een weeklijks kransje"met zes a zeven vrienden, alle liefhebbers van wetenfchappen; op het te laat komen, weg blijven enz. waren boeten gefield, die men een jaar lang bewaarde, om die als dan op zekeren daar toe bepaalden dag door het houden van een vriendelijker maaitijd te verteren, alwaar de Vrouwen bij genodigd werden; men hadt de gewoonte ingevoerd om na het eindigen der maaltijd, toupeer een gulle beker ged onken was en men vrolijk wierdt, met het gantfe gezelfchap ene wandeling buitenom de cingels te doen; dit lluitte Buma geweldig, maar daar viel niet op, hij -moest wel mee doen, het was de gewoonte en hij een nieuweling in-het gezelfchap; doch hij nam wel degelijk voor, om door een geestige grap hier een einde aan te maken. Het volgend jaar, op den bepaalden dag weder bijëen zijnde, ging men de gewone wandeling doen, doch nauwelijks was men de poort uit, of zes jongens uit het ftads weeshuis, van welk gefcigt Buma toen ter tijd Mede-regent was, elk van een tinnen bord en lepel voorzien, gingen met een ftatigen tred het gezelfchap vooruit, een ieder van hun het zeerst op zijn bord flaande, en bij tusfenpozen in chorus uitroepende : wij teeren! wij teer en l wij teer en! Daar was niemand van het gezelfchap, of die bemerkte ras, aan wien zij deze poets verfchuldigJ waren; men maakte fpoedig een einde aan dit zonderlinge concert, met aan de weeskinderen een goede fooij te geven; voorts fpoedde men zig naar huis, alwaar men hartelijk lachte over den geestigen vond, en met eenparige ftemmen wierdt de jaarlijkfe wandeling afgefchafr. Buma heeft den ouderdom van 62 jaren bereikt, en genoegzaam atle zijne natuurlijke geestige eigenfehappen behouden, ten tijd toe dat zij hem door een flepende ziekte, welke hem tri 't graf rukte, benomen zijn. Gedurende zijne bedlegering heeft big iig met geene wereldfe zaken, hoe genaamd, willen bemoeijon, alleenlijk werkzaam zijnde, met het gene hein voor eeuwig konde gelukkig maken, zijnde fteeds vol van warm verlangen, om het tijdelijke tegens het eeuwige te verwisfelen. lij overleed den 28 junij 1756, en ligt begraven in  BÜNDERIUS. (JAN) in het dorp Huifum, een klein half uur van Leeuwarden, in 't zelvde graf waarin de beenderen van zijn egtgenote rusten die zeven jaren voor hem geftorven is. Zijne goederen die aanzienlijk waren, heeft hij alle, uitgezonderd enige weinige legaten, gemaakt aan de nederduitfe Gereformeerde Diakonie binnen Leeuwarden. Zijn Afbeeldzel, gefchilderd doi r den Konftenaar R. Keyert, is in zwarte konstplaat gebragt door Rienk Jelc-erhuis, welke 'er de volgende digtregels heeft onder geplaatst: Hij die in Véld-gezicht een geestig Schilder was; Die.met een vlug verftand, beklom den berg Pamas; Die ons in iir.arftigheid, een voorbeeld heeft gegeven; Die Rijm en Onrijm, heeft tot ftichting voorgefchreven; En in zijn boertig fchrift, niet één gebrek verfchoont Is Buma, wiens gelaat zich in dees' Prent vertoont. Deze Rienk Jelgerhuis , thans nog in leven, een man van een voorbeeldig zedelijk gedrag, bezit een bijzonder yernuftigen en vindingrijken geest. Van d» jeugd af aan beoeffende hij de fchilderkonst, en heeft jaren lang te Leeuwarden gewoond, zig met fchilderen en verlakken generende; doch zijn vlugge geest liet hem niet toe om zig tot ene zaak te bepalen ; hij boogde fteeds op nieuwe uitvindingen; en verzuimde daar door wel eens de hoofdzaak. Ten jare 1796, of misfchien eerder, ging hij met zijne huisvrouw een reizend leven aanvaarden, trekkende van ftad tot ftad, en een zoeten ftuïver winnende met het vervaardigen van portraitten in crajon, dat hij ongemeen handig, fraaij en zeer gelijkende'weet te doen. In 1797 was hij hier te Kampen, alwaar hij een groot aantal portraitten niet alleen, maar zelvs gantfe fchiiderftukken in crajon heeft vervaardigd, waar op gehele huisgezinnen in verfchillende houdingen zijn afgebeeld, zeer fraaij behandeld, en al die ik gezien heb, treffende gelijkend. —— Voorr. aan 't hoofd der Boere Bruiloft, enz. BÜNDERIUS (JAN), Predikheer, of Dominikaner Mon- nik  BÜNDERIUS. (JAN) Ï27 nik te Gent, alwaar hij in 1481 uit een eerlijk geflagt is geboren.. Hij begaf zig tot den geestelijken ftaat voor het jaar 350?, en hij beoefende de theologie in het klooster te Leu» ven, alwaar hij zig in 1517 nog bevondt. Zijr.e ftudien volbragt hebbende, beval men hem de zorg om de godgeleerdheid te Gent te onderwijzen, waai in hij genoegzaam tot aan zijn dood toe heeft voortgevaren. Men koos hem driemalen tot Prior van dat klooster. In het kapittel van zijne provintie in 1540 te Valenciennes gehouden, wierdt hij tot Prediker geEeraal en Inquifiteur van het bisdom van Doornik benoemd; en Paus Paulus de Hl. bevestigde hem ten jare 1542 in die laatfte waardigheid. In 1550 wierdt hij verkoren tot Vikaris van ds kloosters St. Wijnoksbergen en St. Omer. Behalven deze verfchillende bedieningen , h»u» hij ook waar die vanBiegt. valer van het groot Begijnen-Hof te Gent. Hij ftierf in deza ftad den 8 junij 1557, in het 7ófte jaar van zijnen ouderdom. Bunderius was een goed Godgeleerde en welfprekend Prediker; en bijmaakte van zijne geleerdheid en gaven met een vurigen ijver gebruik tegens ds hervorming, welke in zijn tijd In het grootfte gedeelte der Nederlanden begost door te breken, ook kan men hem niet van vervolgzugt vrij pleiten. Hij heeft in druk uitgegeven: 1. Compendium Disjidii quorundam Hceretitorum atqiie Theologopm, editum per R. P. F. Joankem Bukderium a Gandaxo ordhis Prcedicatorii Profesforem. In hoe opusculo ventHatut quod hts diebus in queestionem apud nonnullos verti%ur: dècerniturque quod orthodoxum efi, ex Jaerce Scriptam fonte, ex inconvulfa Conciliorum, vetustlsfimorumque Patrum fanclitats &c fcientia injignium, videlicet Dionysii Areopagits;, Ignatii, Polycarpi, IfiENiEi, Tertulliani, Cypriani , aliorunique multorum, rif eorum antiquisjimorum Dociorum ; ut deincepx legenda manifestum fiet. Parif, 1540. Svo. Dit werkje is zedert dien tijd, op onderfcheidene plaatzen, en tijtels herdrukt. 2. Deleüio nugarum Lutheri, cum Declaratione vef.tatis Catho* iicce, confutatlone dogmatum Lutheranorum. Lovan. 1551. i2»w. Dit boekje kenfehetst ten duidelijkfte des Schrijvers bitteren vervolgzieken aart: hij ftelt geene mindere middelen voor,  128 BUNEL. (JAKOB) EUNNIK. (JAN vak) voor, om het geen hij ketterij noemt, te weren, «Jan fiet zwaard en alverilindend vuur. 3- Ds vero Chrifti Bapüsmo, contra Mennonts Simonem,' Anabaptistarum principem; fnccin&a qtioqie errorsm elifto. lovan. 1553. i2mo. 4. Scutum fidei Orthodoxe adverfus venenofa tela Jóhasnis Anastasii , Veluani, fidem, Jacramenta, ritwnque Ecclefiasticum explodsre contendentis. Gand. 1555. i2ws. Sander., de Gandav. erud. claris-, pag. 67, 68. F. Sweertii, Athon. Belg. p. 403. Val. Andh., Bibl. Belg. p. 470. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 595. Quetif, Scriptor. Ord. Pmd. Tom. II. p. 160, ioi. BUNEL (JAKOB), Konstfchilder, wel geen Nederlander, maar hij heeft zig aldaar, ingevolge getuigenis van Felibien, enigen tijd opgehouden; is geboren te Blois, en 's Konings Schilder geweest. Hij heeft zijn vader, Francois Eunel , tot leermeester in de konst gehadt. Hij deedt een reis door de Nederlanden, vertrok van daar naar Spanje, alwaar hij verfcheidene ftukken van Titiaan kopieerde, vervolgens bezogt hij Rome , volgende aldaar de manier van Taddeo Zucchero. Na zijne terugkomst in Frankrijk, fchüderde hij met enen m# Breüil in de kleine gallerij van de Louvre. In ene der kapellen van de Augustijnen vervaardigde hij een fchoon ftuk, verbeeldende de nederdaling van den H. Geest, en ene Hem?- vaart, bij de Feuillanten. Hij ftierf onder de regering van Koning Hendrik den IV. K. v. Mander, Leven der Schilders, II. D. tl. 181. Aant. (*). BUNNIK (JAN van), Konstfchilder, is geboren te Utrecht in het jaar 1654. Zijne ouders van de jeugd af ene grote geneigdheid tot de fchilderkonst in hem befpeurende, werdt hij ten jare 1668 ,< als leerling befteld bij den beroemden Herman Zagtleven., bij wien hij zig zo vlijtig oeffende, dat hij na verloop van drie jaren zo ver in de konst was gevorderd, dat hij eigen werk dorst ondernemen, 't welk hij ook met roem ten einde bragt. Hier op ondernam hij enen togt naar Kleefsland, die wel (laagie, en hem ruimden kost verfchafte. Voor dat hij een verdere vlugtnam, begreep hij nog  JBUNNIK. (JAN van') nog enig onderrigt te behoeven, leisde daarom naar huis, en begaf zig onder het bellier van den Konstfchilder Gerard Hoet. Doch maar korten tijd was hij hier geweest, toen hem de reislust bekroop en hij naar Rees toog, alwaar zig voor hem de gelegenheid opdeed om voor den Overften Salis te fchilderen. Van daar trok hij naar Duitsland, en hieldt zig met zijn konstgenoöt Merian enigen tijd te Frankfort op; het hier moede zijnde, reisde hij naar Heidelberg, en voorts ■naar Spiers, daar hij voor Karel Lodewyk, Keurvorst van de Pahz en zijnen Raad Jonkmans , verfcheidene ftukken fchüderde. Hier na reisde hij over Straatsburg door Zwitzerland naar Zurig, van waar hij, na enigen tijd toevens, over het Alpifche gebergte naar Miliaan trok, en verder raar Genua, daar hij in kennis geraakte met den braven Konstfchilder P. Moulyn, anders Tempeest, lij wien hij enigen üjd toefde, en gedurende dat tijdvak verfcheidene ftukken fchüderde. Van hier reisde hij naar Livorno, daar hij voor den Hollandfen Konful enige taferelen vervaardigde; waar na hij zijn reis voortzette tot Rome, daar hij gekomen zijnde, wel dra kennis maakte met Karel Marat, Abraham Genoels, Piemont , Ferdinand Voet, Adriaan Honig, gebijnaamd Losfenbruier, en den vernuftigen Plaatfnijder Kornelis Bloemaart; doch hij bleef hier niet lang, maar toog naar Napels, daar hij vele konstftukken vervaardigd hebbende, naar Rom: te rug keerde. Van daar reisde hij in het volgende jaar naar Boultgne, Ferrareen Venetië, alwaar hij den beroemden Konstfchilder Karel Loti bezogt. Ook hier toefde hij niet lang, maar bertaf zig verder naar Milaan en Modena, daarbij gelegenheid kreeg voor den Hertog Franciscus II, te fchilderen, die over zijn penfeel zodan'g voldaan was, dat hij hem op een aanzienlijke jaarwedde in dienst nam. Aan dit Hof verbleef hij agt jaren, en fchüderde 'er zo in 't palets van dien Vorst in de ftad als op zijn buitenplaatzen, verfcheidene fchone ftukken, welke waarfchijnelijk nog heden in wezen zijn. De Hertog deedt in dien tijd een bedevaart naar Loretto, op welke togt van Bunnik hem verzelde , insgelijks ook naar V. De ei. I Ro- Jt9  23» IÜNS, (JOHANNES) ËMite, daa? hij nu voor ds derdemaal gekomen, zig in d£ Scbildsrbent liet huldigen r an voor een fmuimaal den bentnaam van Keteltrsm verkreeg. Kort- hier op met den Hertog naar Modeïïiï te rug gekeerd zijnde',- wierdt hij het reizen moe» Ó6f zo dat hij- op zijn verzoek ontflag van den Hertog bckoflïSrï hebbende', over Frankrijk naar zijn vaderland te rug reisiev Öoeff te Turin' den Konstfchilder Ferdinand' Voet op IJieW aantreffende, toefde' hij enigen tijd aldaar, zig: onledig fioudende' met het fchilderen van enige treffelijke frukken? waar fia zij te zarnë» naar Frankrijk togert', en te Lijons, van Cé'p; Kabel , P. vak Blommen ert Gillis Wenix , ontmoetten. Hieï öi'alkanderen met een gullen beker vaarwel gedronken h&&eh$(S, vertrok onze van Bunnik met' FeedïNand Voet êfri zijn bróe'der Jakob Bunnik t die hem doorgaans' op reis verzeïd'-hadt^ On een goed Batailjefchilder was, naar Parijs, SS van daar door Eraband tot zijn geböorteftad Utrecht- Hij Was niet lang te huis geweest-, of wierdt aangezogt, om op'£ Koninglijk lusthof 't Loo, verfcheidene Iandfchappen te fchildefefi^ dat hij Volvoerde , gelijk ook naderhand op het huis van den' Heer ^Arï Odyk te Zeist, als mede op het huis te Fmtst, 3Ö3 ware tijd van het overlijden dezes Konstfchilders is mij fitet geblêkeh. A. Houbraken, Schouwburg t UI. D, bh 339' J- G. Weyeebian,- Leven der Schild, III. D. bl. 179. BÜNS (JOHANNES), Konsffchildê'r, wordt in de mengelrijmen van P. Kixtel genaamd,, de doorlugtige Pourtrait. Jchildéfé Hoór.KAKEN getuigt, dat hem nimmer iets van zijne fcofiftigê penfeelwerken is voorgekomen; het fchijnf, zegt die Éellrijver, dat hij ook ê'e'n Beeldfchiider is geweest, doordien J. ËLASiüè vSarzen op twee veffeheiden* Venus-beelden, door hê'ifi gëfchüdsrd, gemaakt heeft* In 't eerfte doet hij de Godin der liefde dus {preken s Wie zelt, «tijfi naaktë lijf, door BüKs gemaakt, te fehoon is? Düs' wi3 k, toen \\i Ha bij PAkiS en Adonis. *!» in 'f imtiê fp'r.ek£ hij ten mént ém mi Hoe  BURCH. (ADRIAAN van der) Hoe Buks! alweer aan 't Venus fcbild'ren? Laat Venus niet uw hoofd verwild'ren. Schoon Mars heeft Venus nooit bezint Het fchijnt dat gij vrouw Venus mint. Ook ontmoet men Klinkdigten, op zijnen tijd- en ïtanstgBnoot N. Sanders gemaakt, waar uit blijkt, dat hij een Por- traitfchilder is geweest. Houbraken, Schouwt. III. D. bl. 63, 64. , BURCH (ADRIAAN van der), is geboren te Brugg: in Financieren. Zijn vader was insgelijks Adriaan van der Burch genaamd, zijnde ten jare 1547 den 19 april, doch ingevolge Suffrid. Petri , op den 2 7 feptember van gemelde jaar, tot Prefident 's Hofs van Utrecht aangedeld, in de plaats van Hektor van Hoxwier; deze ambtsbediening heeft hij uitgeoeffend tot in den jare 1556, als wanneer hij tot Prefident in den Raad van .Flaanderen, te Mechelen refiderende, tot Zegelbewaarder wierdt aangefleld; zijne moeder Barbara van Schore, was uit een edel en luisterrijk geflagt gefproten , waar over men kan raadplegen Carpentier , Hifi. Geneal. des Bals-Bas. Tom. L p, 421.. en Sanderi, Flandria illuftr. Tom. L p. 22. Bij deze vrouwe , verwekte de oude Adriaan drie zoons; Jan, Lambert en Adriaan. Jan is geweest, Prefident van den Raad te Mechelen en van den Geheimen Raad; van Lambert, Deken van het Kapittel van St. Marie te Utrecht, ftraks nader. Onze Adriaan, de jongde zoon, wierdt omtrent het jaar 1572 tot Griffier 's Hofs van Utrecht aangedeld, doch ten jare 15S6, benevens zijnen broeder Lambert, en nog een aanzienlijk getal van peifonen zo Geestelijken als Wereldlijken, door toedoen van den Landvoogd Leicester, uit de dad verbannen; want op den 31 julij dezes jaars, werdt aan ieder derzelven door een BoJe een biljet gezonden, door den dads Secretaris Goosen van der Voort getekend; waar in zij gelast werden om binnen zonnefchijn uit de ftad Utrecht te vertrekken, en zig voor een tijd te begeven in neutrale I a plast- J3r  plaatzen, Irrtusfen werdt Filipï Rataller Irr' Adrïaab'* plïatze tot Griffier aangeftefd, dief egter dit ambt op den i cctober 1588 refïgneerde, en den- 10 van de zelvde maand door onzen van dek Burcjï weder wierdt opgevolgd. Hij is ten jare 1570- gehuwd met Kornelia Graphaeus, en geftorveu in 1606. Van der Bbrcii was een doorgeleerd Man, en uitmuntend Digter; het een en ander getuigen zijne veelvuldige werken, welke zijn r r. Epigrammatum Sacrorum, Centur. duce. ËeïïR, ï*8g. 8vó. Hier heeft de Schrijver een derde hondrhal tën jare 1590 bijgevoegd. 2. Hortulam precum, ad Magifiraium Tiajeclinum. 3. Farraginem piarum fmilitudinem, waar sgte-r is gevoegd, Hymmis Pafchalis, bevattende een' kort verhaal van hef leven, den dood en de opftandinge van den Zaligrtiaksr. 4. Charites Jive fylvas piorum amcrum. Leii'ee 159J. 8va, 5". FiJem ac Spsm, Jive de duabus Mis vtrttttibuf fent'entias & exem~ flé. Ib. Ï571. 8w. 6. Pia DicaJlicha , Jeu fententiartm £?' etCïnfrlcrtmt Centufice tres. Antverp. 1599. 8w. 7. P'.orum Hexas. tichen centttrias IV. Item de modo orandi Deiim centuriam Antv. ÏÖ03. 8#i 8. Pios lujus, in qtiibus Ofcula Óculi. ac post iWs Trijlia £? Funera. Ttaj. 1600. 4to. 9. Sólatia. Ibid. irjoz. io. Verfcheidene vaarzen van v. d. Bürch worden gevonden in Tom. I. Delk. Poëtar. Belg. p. 861 & Jeqq. en A. Mir. Hen. An-i. 1620. i6ma. ———— Paouot,, Men. Mtttr* Tam. XVI p. '621-623. BURETIDS (PIETER MONTANUS), zoon van Pima du Mont de -Buret en van Katrina Neix, is afkomfiig vu $ervez„ -.een oud ,en beroemd vlek in Wals Bruband, afwast hij geboren moet zijn, .omtrent 't einde van de 'X'Vde «euWf doordien zijn vader in -1-501 .geftorven, .nog drie kinderen sii J;ein gehadt heeft. .Zijn overbestevader was Jan >bu MöffiT, Schildknaap, Heer -van Buret en'Otrenge, .zoon van Wixxss au Mont, .Schildknaap., Kastelein van judoigne., :gefieï»ea in r437- 'Onze Pieter, verrigtte waar&hijnelijk zijne voos* naamfte letteroefreningen te Leuven., -alwaar hij den graad «sa -Licentiaat in de godgeleerdheid verkreeg, in 1535 volgde iiij Kristoffel Haneseeck ^op, in "het Regentfchap van b& i&ollegie ds Valk, en op'i laatst van augustus s$&k* -wierds •hij verkoren tot Rektor van het Hogefchool., genoegasM. ■voort na 't opbreken wan 'ttoeleg van Leuven, ondernoBJfii rdoor Marten van Rossem. :Buretius., met deze ■waardjghëiÜ toekleed, befloot om zig in de orden der Franciskanen te fee•geven. iZijn voornemen hier toe .bekend gemaakt hebbende, «wierdt bij naar 't grote klooster der 'Rekoiletten van Lemm geleid „ uitgedost ua lijn rektorale kleding ea door 'twee SBedellen voorgegaan ; "aan de deur van het klooster ge'ko» anen., Relde hij hun de rektorale muts ter hand t en ,aan hun op dat huis wijzende; Hcec reqüies mea in Jzcvbm Jcecuii. in het jaar 1545., werdt'hem de sorg san be vetes» «cm de godgeleerdheid in :jiet .zelvde klooster -te leraren* W3*r med* .bij aaiihleld ten jninften een iydvak «waa ei , Acad. Lovan. pag. 133. Sandeei, Chorogr. Sacra Brabant, ed. III. p. 147 & 157. Val. And*., Bibl, Büg. p„ 748,  BURG. (ADRIAAN van der) 74S, 749. fif Fast. 42. &f 204. J. F. Foppens, Bibl. Belg, P- 993- Paquot, Mem. litter. Tom. V. p. 325-328. BURG (ADRIAAN van der), Konstfchilder, is geboren te Dordrecht ten jare 1093. Hij heeft de konst geleerd bij Arnold Houbraken, wiens onderwijs hij enigen tijd genoten hebbende, hem naar Amfteldam verzelde, om voorts door zijne vriendelijke en verftandige lesfen zijne konstftudie te voltrekken. Dit naar wensch volbragt hebbende, keerde hij naar zijne geboorteftad te rug, ten einde zig wijders naar 't leven te oeffenen; waar in hij ock zo uitnemend is geflaagd, dat hij een voortreffelijk Meester is geworden, en een groot aantal fatzoenlijke lieden heeft geportraitteerd. Door deze konftige af beeldzeis verwierf hij zo veel roem, dat hem de jonge Hertog van Aremberg, ten jare 1728, naar Brusfel nodigde, om zijn afbeeldzel te fchilderen, Waar in hij bewilligde, en zulks met wederzijds genoegen ten uitvoer biagt. Te Dordrecht zijn twee Hukken van hem te zien, een in het ftads Kinderhuis, verbeeldende de Regenten van dat huis; het andere op de.Munt, vertonende wel 17 portraitten van Heren die tot de Munt behoorden, alle levensgroot, en is hetzelve geen van de minfte, daar die vergaderzaal mede pronkt. Hij hadt een vloeijende en vaardige fchilderwijze, behandelde het penfeel zonder moeite. Wanneer hij geen bezigheid met portraitten hadt, fchüderde hij aardige moderne kabinetftukjes, en voerde dezelve, naar 't leven zo net en konftig uit, in de manier van zijnen meester Houbraken, dat 'er de liefhebbers veel achting voor hebben. Tot bewijs hier van, zijn 'er twee ftukjes : het een verbeeldt een man die garnaat verkoopt, en te Dordrecht bekend is met den naam van Aeï Buurman, benevens een jonge meid die hij op een vriende. iijke wijze wil omarmen; de weerga vertoont een dronken vrouwsperfoon , wonderlijk natuurlijk getroffen ; deze ftukjes fchüderde hij voor Kornelis van der Lill, een groot liefhebber te dier ftede,. die hem zeer genegen was, en op een I 5 edel- -37  138 edelmoedige wijze daar voor betaalde, ten einde zijnen ijver *n fchilderlust ware 't mooglijk aan te wakkeren; want onze Adriaan was de naarftigfte niet, nog bedagt om een ft ui verfje voor den dag van morgen te iparen; en, dermate verfiingerd aan *t gezelfchap, dat hij daar veel van zijnen kostelijken tijd bij verfpilde; want als hij *s morgens van zijne kroeggasten wierdt uitgelokt, en zig met een ftro trekken liet, was de rest van den dag verloren. Toen heide deze ftukjes, na dode van Kornelis van der Lux ten jare 1743, den 18 junij te Dordreclit veikogt wierden, geraakten die in 't bezit van de Heren Bisschop te Rotterdam, voor h50 guldens. Het ging met onzen van der Burg., zo als het .gemeenlijk met dergelijke kwanten gaat, namelijk, van fiimmer tot erger, want het fchilderen werdt hem op 't laatst een last; hoe zeer bij den winst, die daar van kwam, grotelijks behoefde tot onderhoud van zijne vrouw en kinderen. Hadt hij zijn meester zo wel in levenswijze als in fchildertrant gevolgd, zou h$. waarfchijnlijk meer jaren bereikt hebben, want de dood rukte hem weg in de kragt van zijnen tijd, na dat hij pas 40 jaren geleefd hadt, op den 30 meij 1733, nalatende een berooide vrouw en arme kinderen. Jon. van Gool, M Schowvburg, II. D. bl. 212-215. Ger. Koet, Maml'. vtm Schild. II. D. bl. 92. BURG (ALBERT vin der), Konstfchilder, fa geboren te Delft op den 16 april 1672, uit het aanzienlijk geflagt van Adam van der Burg; zijn vader was Kristiaan van der Burg, en zijne moeder Margriet Schoonhaven, een zusters dogter van den beroemden Schilder David Becic, wiens leven wij in een voorgaand Deel van dit Werk gefchetst hebben. Dit meisje elf jaren oud zijnde, werden haar door den voornoemden Beck, negen gouden ketenen met medailjen daar aan, om den hals gehangen, die hij om zijn uitmuntend fchilderen, van de voornaamfle Vorften van Europa, een gefchenkö hadt ontvangen, welke ketenen en penningen zo zwaar van goud waren, dat de jeugdige Margriet haar hals daar onder ffiCtc* BURG. (ALBERT san osr)  BURG. (ALBERT van der) 139 roest krommen. Doch van dezen uitflap tot onzen Albert ie nig gekeerd; melden wij, dat hij ten jare i68<5, in zijn geboortedad door zijn vader, bij den Konstfchilder Joh. Verkoije , ter lering van de gronden der teken- en fchilderkonst wierdt bedeld; hier zeven jaren doorgebragt hebbende, en door zijne vlijt en aangeborene naardigheid ongemene vorderingen gemaakt hebbende, ging hij naar Rotterdam, om zig verder onder het geleide van den beroemden Ridder Adriaan van der Werf, in de edele konst te oeffenen. Na dat hij drie jaren bij dezen Fenix der fchilderkonst hadt doorgebragt, en dien tijd allernuttigst bedeed, door het natekenen van het leven en de beste oudheden , zo boetzeerzels als pleisterbeelden, en fchone fchilderdukken, die hem door zijn meester bezorgd wierden. Na verloop van genoemde drie jaren, bekroop hem de reislust; hij begost zijnen togt door Braband, verders kruiste hij Duitsland door. Te Dasfeldorp gekomen om het wereldberoemde kabinet van fciilderijen aldaar te bezig' tigen, wierdt hij buitengemeen vriendelijk door den Keurvorst ontvangen, aan wien hij als mede aan de Keurvordin, ieder een dukje van zijn eigen maakzel aanbood, welke met dankbaarheid wierden ontvangen en edelmoedig beloond; en hij genoot zo veelvuldige beleefdheden aan dit Hof, dat hij 'er naderhand niet genoeg op heeft weten te roemen. Zijn reislust verzadigd zijnde, keerde hij naar zijne geboortedad Delft te rug, daar hij zig vestigde, en vlijtig be2ig hieldt met hiftorien, oudheden, aartige boerterijen, en ook landfchappen te fchilderen, die gretig aan den man wilden en ook plaatze in de voomaamde Nederlandfe kabinetten beflaan. Het ■eerde dukje dat hij te Delft verkogt, verbeeldde een vogelnestje dat door jongens wierdt uitgehaald, hier voor gaf hem de Heer Reyer Evertsz. van Bleyswyk, ongeëischt 25 gouden dukaten. Wonderlijk los en ongedwongen heeft hij het penfeel weten te bedieren, en zijn koloriet was fchoon. Of hij gehuwd of ongehuwd is geftorven, zo min als het jaar *an zijn overlijden, is ons niet gebleken. A. Houbraken,  ï4o Ken, Schouwt. III. D. bl. 286. Befchrijving van Delft, druk in folio. 1729. bl. 791, 792. BURG (ALBERT KOENRAAD van der), is geweest Burgemeester, Schepen en Raad der ftad Amfteldou. Te» jare 1624. zat hij in de Schepensbank, toen Joost van Vondel te regt gefteld wierdt, over het fchrijven en uitgeven van zijnen Palamedes. Van der Burg wassen der genen , die den Digter hier toe hadt aangemoedigd; hadt hij ook dezen en meer anderen niet tot Regters gehadt, het zoude niet gunftig met hem afgelopen zijn,, daar hij 'er nu met ene geldboete van 300 gulden af kwam. Bij de plegtige inhaling van Matja de Medicis, Koninginne van Frankrijk, en ftaande het luisterrijk verblijf dier Vorftinne te Amfteldam,. was hij een van de regerende Burgemeesteren, en wordt in die waardigheid op de fraaije konstprent van Suidereoef vertoond. Doch "r gene van der Burg 't meest beroemd gemaakt heeft,, is zijn Gezantfchap naar Muskovie , werwaard hij j ten jare J630, benevens Joan Veldriel, Oud-Burgemeester van Dokhum, wegens de Batavife Republijk wierdt gezonden. Men hadt deze Gezanten voorzien van rijke .gefchenken voor den Grootvorst, voor zijnen zoon, en voor de voornaamfte Hovelingen. Ook werdt hun gunftig gehoor verleend; doch zij wierden fpoedig ontwaar, dat zulks aan enen toeleg van den Grootvorst Michaöl F oederowits , om Potenden oorlog aan te doen, en zig, daar toe, van de hulp der Staten te bedienen, wac toe te fchrijven; ook iloten zij in 't volgend jaar een foort van overeenkomst, wegens den kolenhandel, waar na zij te rug keerden. In het jaar 1647 wierdt Burgemeester Euro andermaal als Gezant naar Muskovie gezonden, doch kort na zijne aankomst overleed hij te Novognd. Z n zoon Koenraad v. d. Burg, die hem op reis verzeld hadt,.volgde hem op, in zijne waardigheid; doch zag. zig eerlang genoodzaakt, on- verrigter zake herwaard te keren. L. v. Aitzema, Zaken van St. en Osrl. III. E», bh 218-224.. 227-4.34. Waq , Fai. 1 BURG. (ALBERT KOENRAAD van der)  BURG. (GERARfJ ter) ï*l Vad. Hift. XI. D. bl. 165. XÏI. D. bl. ig. Wac , Sefchr. van Amft. IV. St. bl. 366. V. St. bl. 21. BURG (GERARD ter) , Konstfchilder , is geboren te Zwolle in 't jaar 1608. Hij is herkomflig uit een oud, geacht ge'agt, ga-oot een zeer goede opvoeding, en hadt veel verftand; ook lachte hem de Konstgodes van jongs af,' toe. Zijn vader, die een vernuftig Schilder was, en vele jaren te Rome de konst hadt uitgeoeffend, was de eerfte leermeester van onzen Gerard; vervolgens is hij nog enigen &ji te Haarlem geweest, en zig toen in Haat bevindende om opeigen wiekefi te drijven, bekroop hem de reislust, en hij bezogt opvolgelijk Duitsland, Italië, Frankrijk, Spanje en dl NeJerlandJc Provintiër., alwaar hij overal blijken van zijn penfe.lkonst heeft agtergelaïefi. Ten jare 1648 toog hij naar Munfter, terwijl de vredehandeling daar wierdt gehouden. Hier maakte hij terllond ke, nis met den Schilder van den Graav Pio: orando; deze, aan wien de faam reeds hadt verkondigd, dat hij een groot Meester was, bewees hem vriêndfchap, en zulks zo veel te hartelijker,' doordien hij een fchilderftuk onder handen hadt voor zijn meester, verbeeldende de kndsjiging van den Zaligmaker, daar hij naar zijn zin niet best mede koste Hagen, des hij aan ter Burg verzogt, hem daar aan de behulpzame hand te bie.'en, 't welk deze geredelijk deed. Het fluk voltooid zijnde, liet hij het den Graav zien, die'er groot behagen in fchepte; doch een Kenner zijnde, terllond vermerkte, dat dit geen werk was alleen door zijnen Schilder vervaardigd; hij hield hem zulks voor, en, na vele omwegen, moest het hoge woord 'er ten laatflen uit, en hij boleed dat een vreemd IVIecsier hem hadt geholpen. De Graav.belastte hem, dien ftraks bij hem te brengen, en hoe ongaarne ook, moest hrj wel gehoorzamen; ter Burg kwam, en de Graav verzogt hem zijn por tra it te willen fchilderen; dat hij ogenblikkelijk inwilligde, voorziende, dat zulks tot een trap voor zijn fortuin zou kunnen verilrekken. Ter Burg hadt voor ene gewoonte, dat wanneer hij aan 't werk zat en zulks wel wilde vlot-  Ï42 BURG. (GEHARD vlotten, dat hij met zijn mond 't een of ander deuntje flm'tte, dit deedt hij ook toen de Graav de eeiftemaal voor hem zat om gethilderd te worden; de Graav, die ftatig was, nam dit euvel op, merkte zulks aan als ene kleinachting, wierdt boos. ftond van zijn doel op en wilde heen gaan. Ter Burg bedremmeld, vermerkte zijn misflag, bad om vergeving, en bragt tot zijne verontfchuldiging bij: „ dat hij gewoon was „ zulks te dogn zonder-dat hij 't zelv* wist,' wanneer 't werk „ wilde vlotten, en naar zijn zin voortging." Hier op bedaarde de Graav, ging weer zitten, en zeide al lachgende tegens hem : fluit dan maar voort. Dit portrait, dat hij met een warmen ijver hadt gefchilderd, viel keurlijk uit» en maakte, dat hij niet alleen nog verfeheidere anderen voor den Graav fchüderde , maar ook van alie de Gezanten , die op -den vredehandel aanwezig waren. Deze portraitten verwierven veel roem, en behaagden een teder ongemeen; de Graav inzonderheid hadt 'er zo veel genoegen in, dat hij onzen Schilder door beloften van grote voordelen bewoog, om met hem naar Spanje over te fteken. Te Madrid gekomen, fchüderde hij den Koning en vele Grandes van het Hof, ook vele Hofdames en andere lieden van het eerfte aanzien; ja, bij bekoorde door zijn penfeel zodanig den Koning, dat hij hem tot Ridder verhief, e» een-gouden keten en medailje, waar op deszelvs beelutenis benevens een fraaije degen en een paar zilveren fporen, ten gefchenke gaf. Men wierdt zodanig op zijn vleijend penferf verflingerd, dat hij hier voor altoos zijne gelukszon zou hebben gevonden , ware het niet, dat hij, in de ogen der Spanjaarts, die van aart minijverig zijn, zig al te diep in de gunst der fchone fexe hadt weten te dringen; hij wierdt dan onder de hand gewaarfchouwd, dat, indien hij zijn leven lief hadt, hij wel zou doen zijne biezen te pakken; hij, die geen lust hadt om door een dolk of vergif naar de andere wereld te reizen, vei trok in allerijl naar Engeland, daar hij met zijn penfeelkonst buitengemeen flaagde, gunst trok en veel geld Won: zo dat hij naar Frankrijk willende overfteken, en weten.  BURG. (GERARD ter) *43 lende", dat, volgens de regten van Engeland, de Kommifen op den uitvoer van t geld loeren, 't zijne in de iaarzen flopte, welkë hij met voordagt beflikt cn ongezien hadt, op dat het oog 'er niet op vallen zou; en dus bragt hij zijn geld veilig ever. Gedurende zijn verblijf in Frankrijk, fchüderde hij vele portraitten van aanzienlijke lieden, ook enige kabinetftukjes. Bus met reizen enige jaren doorgebragt hebbende, keerde hij naar Overijsfsl te rug, en zette z"g ia Deventer ter neer, alwaar hij aan ene nigt van hem huwde, daar hij egter geen kinderen bij heeft verwekt. Door zijn aanminmg karakter en zedig gedrag, gevoegd bij zijne overheerlijke penfeelkonst, trok hij de achting van groot en klein tot zig; ook is hij vele jaren lid van de Gezworen Meente of Vroedfchap re Deventer geweest, en zulks tot zijn einde toe, zijrde geftorven in het jaar 1681, toen hij 73 jaren bereikt hadt. Zijn lijk werdt naar Zwolle gevoerd, en aldaar met een luisterrijke Italië begraven. Ter Burg is een groot Konflenaar geweest. Hij wist door zijn penfeel, niet alieen de vaste wezenstrekken overheerlijk gelijkende te treffen, en den gantfen zwier en houding van 2ijn origineel levendig na te bootfen, maar was ook inzonderheid konftig om de kledingen en bijzondere ftoffen naar dei zei ver aart, en bovenal witfatijn zo natuurlijk, zo dun, en zo konftig te fchilderen, dat het waarlijk fatijn geleek, en dikwils het oog bedroog; ook maakte hij veelvuldig gebruik van deze begaafdheid, en men ontmoet weinige portraitten van hem, of het wit fatijn maakt een gedeelte der kleding daar van uit. Onder het groot aantal der uitvoerige portraitten door hem gefchilderd, munt inzonderheid uit, dat van Kornelia BikI-er , een zeer fchone Juffer in hare jeugd, en die met een uitmuntend verftand was begaafd. De Digter Jan Vos maakte dit vierregelig vaars op haar afbeeldzel door ter Bur« gefchildert.' Dus  144 BURG. (GERARD ter) Dus toont Terburg de fchets van 't puikftaal der Kornelieü, Har.r aanzicht is geciert met bloetkraal, rooz' en leliën. Zoo blinkt zij in haar jeugt, door zijn bezielde flreeken. Wie dat baar oud wil zien, die moet haar hooren fpreeken. Doch onder alle de berugte penfeelwerken, die deze grote Meester heeft voortgebragt, biinkt gene luisterrijker uit, dan zijn gewrogt tafereel van de Mmfterfe Vredehandeling; hier in zijn alle de beeldtenisfen der aanwezigen, die bij het fluiten en beëdigen van dien vrede tegenswoordig waren , naar *t leven afgebeeld. Hij heeft zig zeiven daar in onder de toekijkers afgemaald, 't geen hem ook' treffend gelijkt. Voor dit konstftuk eischte hij 6000 guldens; en, doordien hij 'er dezen prijs niet voor koste bedingen, heeft hij het voor zig zei ven gehouden, en het is, na zijnen dood, in eigendom overgegaan, aan den Rentemeester ter Burgh te Deventer. Van dit ftuk gaat een konftige prent in 't koper gefneden , uit, die bij de beminnaars in waarde wordt gehouden, even als zijne uitmuntende fchilderftukken, die men in de beroemdfte kabinetten vanift^ land aantreft. Dat Gerard ter Burg ongemeen vele fchone kabinetftukjes heeft gefchilderd, behalven een gantfe menigte van portraitten, is bekend; en dat zijne penfeelkonst bij de liefhebbers altoos in grote achting is gebleven, blijkt uit de volgende prijzen, die enigen derzelven op publijke verkopingen ge-. golden hebben. 1. Op de verkoping van Jan P'ranc. d'Orville, te Amfteldam, den 15 junij 1705. Een Honde. vloijertje. 140 guld. 2. Burgemeester Joh. v. d. Hulk, te Dordrecht, 23 april 1720. Een verliefde Officier uit 't Leger komende, 245 guld. 3. Joh. van Schuvlenburg, in 's Hage, 20 feptember 1735. Een Gezelfchap van Heren en Juffrouwen op een Co'.lation. 375 guld. 4. Robbert de Neufville, te Leijden, rs maart 1736. Een Corps de Guarde, bekend voor het Trompettertje. 100 guld. 5. Verk. te Amfteldam, 1 octoher 1738. Een Officier met ten Juf er muficerende, benevens ie wederga, zijnde een dito Gezelfchap. 340 guld. 6. Mr. Niklaas Kornelis Hasselaar, te Amfteldam, 26 april 1742. Het  BURGERSDYK. (FRANK) 1*5 Het zeer bekende Jlukje met drie Beelden. 670 guld. 7. Floris Drabbe, te Leijden 1 april 1743. Een Juffertje en t-xee Mansperfonen muficerende. 305 guld. 8. Hendk. van der Vugt, te .Amfteldam, 27 april 1745. Een Officier bij een Juffer, die haar een groot ftuk goud aanbiedt, daar zij zedig na kijkt; en tot een weerga, een Dame aan wie een brief wordt gebragt, met een Heer agter haar. 695 guld'. 9. David Jets waart te Amfteldam, 22 april 1749. Een binnenkamer, daar gemufceerd wordt met Heren en Dames. 405 guld. ic. Gerret Braamkamp, te Amfteldam, 31 julij 1771. Vier Hukken. Een Dame met een Muzijhneester. 800 guld. Een Officier die een brief fchrijft. iöoo guld. Een Dame voor een tafel zittende. 1800 guid. Twee Dames en een Heer welke op de kaart fpelen. 305 guld. Arn. Houbra¬ ken, Schouwburg, III. D. bl. 34-40. G. Hoet, Naaml. van Schilder. I. D. bl. 83. 249. 451. 459. 556. II. D. bl. 50. 75. 157. 240. Notitie der Schilderijen van G. Braamkamp, bl. 8. EURGERSDYK (FRANK), Hoogleraar te Leijden, is geboren te Lier, een dorp twee uren ten zuidoosten van Delft gelegen, alwaar hij den 3 meij 1590 het eerfte levenslicht zag. Zijn vader was Pieter Burgersdyk, en zijne moeder Katryna N., ene moederlijke nigt van Hugo Bloot, eertijds Bibliothekaris van Keizer Rudolf den II. Zijn vader, die gebrekkig het latijn verftond , volgde den raad van zijnen neef Ar.\old Kornelii , Predikant te Delft, en zondt den jongen Burgersdyk naar het fchool van Amersfoort, toen hij 14 jaren oud was, om aldaar in de eerfte beginzelen der litteratuur onder opzigt van Jan Gesselius onderwezen te worden, daar hij in het tijdvak van twee jaren goede vorderingen in het latijn en grieks maakte; en, gedurende een verblijf van vier jaren te Delft, 't welk hier op volgde, breidde hij verder zijne kundigheden uit, opder het opzigt van JakobLassqn en Daniël Plancius. Van daar begaf hij zig naar Leijden, alwaar hij, gedurende een zelvde getal van jaren, de lesfen over de wijsbegeerte hoorde van Gilbert Jacchatus, over het grieks van Daniël Heinsius , over de Romeinfe oudheden ■ V. De§l, K en  i*C BÜ'RGERSDYK. (FRANK) en gefchiedenis Van Domiwkbs Baudius en Piéter eèsxak en van Johanses Polyajmder over de godgeleerdheid. Van Z$éü ging hij naar Frankrijk, met voornemen, om over Duits* tovJ, naaï huis. te keren; maar zig als Akademie-burger te S*mm hebbende doen infchrijven „ en een half jaar in die ftad:-gewoond hebbende, wierdt hij door Filips de Mornai, Heer van Plesfis-Merli, en de beflierders van het Hogefchool aldaar overhaald om in die ftad te blijven, met hem tot Hoogleraar; in de wijsbegeerte te bevorderen. Gedurende vijf jaren tm hij deze ambtsbediening waar, zonder egter de beoeffening der godgeleerdheid,'dat zijn voorname doel was, te verwaarlozen; hij hadt zig zelvs verbonden om nog een jaar aldaar te blijven, toen zijne Hollandje vrienden hem wisten te bewegen, om naar Leijden te rug te keren. Men liet hem van Stemt vertrekken, met vrijheid om na verloop van een jaarzijn post weder te hervatten; maar de Curateuien van het Hogefchool te Leijden bepaalden hem tot blijven, met hem éérst tot Hoogleraar in de redeneerkunde en vervolgens in de zedekttüde aan te Rellen, welke post. hij met de eerstgenoemde ' behield tot op den dood van Gilbert Jacchjeus; als toen bedankte hij- zijne profeslie over de zedeleer, die hem weibib toehoorders verfchafte, en aanvaardde die over de natuurkunde, die hij benevens de redeneerkunde leraarde tot in 1629 wanneer de dood hem daar van afloste in het 3Qfte jaar zijnes ouderdoms. Stervende liet hij twee kinderen na, uit gijn huwelijk verwekt met de dogter van Jakob Verboom, dia verftheidenmalen Burgemeester te Leijden is geweest. Al H geen door hem in 't licht is gegeven, heeft betrekking tot is wijsbegeerte: hij kende ingevolge de gewoonte van dien tijd, geene andere dan die van Aristotelbs, en zogt die voor zijne, hoorders verfteanbaar te maken, met ze van die vreemde uitdrukkingen te zuiveren, waar mede de meeste Uitleggers, die éérder in verwarring gebragt, dan opgebel- iVii-d hebben. De werken door hem in druk uitgegeven, die ■ Si voor lange niet meer gelezen worden, zijn: f. Idea PM-. 'kfyte* «#*r«f& fiftg ïfctj. It. 1..553, jcjjse. 8, Idea PM*  BURGGRAAF. (DAN.) BURGIUS. (MATTHEUS) 147 fophia moralis. Lngd. 1626. Ib. 1629. i6mo. 3. Inftitutiones Logica. Lugd. 1626. Ib. 1635. !2mo. 4. Collegium Phyjicum Disputaüonibus XXXII abfohitum. Lugd. 1637. !2mo. 5. Inflitutionum Metaphjicarum, libri II. Opus posthumum. Lugd. 1640. Ib. 1653. i6mo. 6. Idea Oeconomica & Politica doiïrine. Opus posthumum. Lugd. 1654. 24^0. Het XXfte hoofdfhik handelt over den godsdienst; de Schrijver, zonder Prins Maurits te noemen, hekelt vrij vinnig zijne handelwijze met de Remonftranten gehouden. Het afbeeldzel van Burgersdyk vindt men in de -Athena Batava van Meursius, p. 339. ■ P. Cunjei, Oratioms Edit. I. p. 227-239. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 318. Paquot, Mem. litt. Tom. II. p. 240-244. Bleiswyk, Befchrijv. van Delft, bl. 809, 810. BURGGRAAF (DANIËL), een Flaming van geboorte, hadt zig in de XVIde eeuw te Utrecht nedergezet. Ten jare 1586-, maakte hij met Jakob Reingoud, een doorliepen huichelaar, en Geraed van Prounink, een driemanfchap uit, die in "genoemde ftad een aanharg maakten van vleijers van Leicester en misnoegden op de Staten, welken men, federt, Reingoudisten genoemd heeft. Burggraaf hadt zig, door zijn laag kruipen en het bevorderen van zijne belangen door allerleije wegen en middelen, zo diep in de gunst van den Landvoogd weten te dringen, dat hij hem eerst tot Auditeur der geldmiddelen aanftelde, en vervolgens tot buitengewoon Geheimfchrijver van den Raad van State bevorderde, zeer tegen zin en genoegen der Staten, die met reden dezen knaap grotelijks verdagt hielden. Reyd, Ned. Gefch. V. B. bl. 75, 76. Hooft, Ned. Gefch. V. B. bl. 1049, roso. BURGIUS (MATTHEUS) , Predikant van Zevenhulfen, werdt ten jare 1619, voor ene Regtbank uit de Zuidhollandfs Sijnode famengefteld, befchuldigd: „ dat hij hadt gelasterd, „ noemende den Catechismus een vleesfelijken arm; en zeg„ gence, dat men daar door den Predikanten de tong zegt „ uit te fnijden, om te zien, of daar gort op lag; dat de Pre» „ dikanten van Amfteldam, niet waardig waren om Christenen K 2 „ ge-  14$ Ss genaamd te worden, dat hij zig tegens de Nederland]} Con„ fesfie eerder zou hebben gefteld, hadt hij ze eer regt ver. i» (taan; dat hij een lasterlijk boeksken tegens Calvinus hadt Sl helpen inftellen enz." Ter zake nu van deze befchuldigingen wierck hij afgezet, en 't gebruik van 't Avondmaal aan hem verboden; voorts aan hem bevolen van wegen de hoge Overheid, om na 't overleveren van 't Kerkenboek, het dorp Zevenhui/en en het begrip van 't gantfe Klasfis binnen tweemaal 24 uren to verlaten; en daar zonder verlof van den Hove, niet weder te komen, op pcene van arbitrale correftie. Voor het Sijnode gedaagd zijnde, weigerde hij te verfchijnen; en zulks toen als ene wederfpannigheid aangemerkt wordende, vérklaarden deze befchrevene Vaders: „ dat hij niet alleen „ zou gehouden worden voor een afgezet. Kerkendienaar, „ maar dat men, zo hij hardnekkig bleef, aan hem de Her, „ kelijke cenfure zoude oeffenen, en komen tot de excommu- „ nicatie." G, Brandt, Hifi. der Reform. III. D. bl, 343-'387- 736. 737- 887. BURGUNDUS (NIKLAAS), zie BOURGONDIEN (NIKLAAS van). BURIDAN (JAN), geboren in Artois voor het einde van de XlIIde eeuw, volvoerde zijne letteroeffeningen te Parijs, al waar men denkt dat hij den beroemden Minderbroeder Wil' lem Ocham tot leermeester heeft gehadt. Hij lei zig inzonderheid op de verfchillende delen der wijsbegeerte van dien tijd uit, en wel voornamentüjk op de logica, en maakte 3er zig buitengemeen ervaren in. In 't vervolg wierdt hij Hoogleraar in de wijsbegeerte van de Natie van Picardien aan die zelvde Hogefchool; en hij werdt verfcheidene malen • met de Waardigheid vanRektor bekleed, inzonderheid in 1320 en 1327. Buridan wierdt ook verfcheiden malen tot Prokureur en Ontvanger van zijne Natie verkoren. Ten laatiten wierdt hij vereerd met de hoedanigheid van Gedeputeerden van het Hogefchool, aan het Hof van Rome; en, het fehijnt dat hij dat gez.-.ntfchqp tot vol genoegen van zijne zenders volvoerde. Hij BURIDAN. (JAN)  BURMAN. (FRANS) »49 "Hij beoeffende nog de wijsbegeerte in den tijd 'toen de veldflag van Cresfij in 1346 voorviei, en men denkt, dat hij in de bediening daar van voortgegaan is tot aan 2jjn dood toe. Den 5 augustus -1348, verzogten de Beftierders van het Hoger fchool voor hem, aan Foulques, -Bisfchop van -Parijs, de be» diening van Pastoor der kapelle van St. André des Arcs, does Jan van Thelu geftigt. De tijd .wanneer Buridam is geftorven, 'blijkt nergens; maar zeker is bet, dat hij in 143.8 $e Parijs woonde, en toen ten minften 70 jaren oud was. Wij hebben van dien Wijsgeer: 1. Commentarius m Logicam Arijlo. telis. Met de beide volgenden; Parif. Jodoc. -Badhjs Ascensius, 1518. fol: uitgegeven, en met oen voorreden aan'1* koord, van Jan Dullaart. 2. Qitcestiones in libros Ethicorum Ariftotelis. Herdrukt te Oxfort in 1637. Dit werk wordt grotelijks door -Gaguinus geroemd. 3. Qiktstior.es Métapkyficales? Aventinus zegt, dat -men" te Wenen ene verklaring bewaart dooi- de hand van, Buridan gefchreven in P-roLeMffli Afirww mam. -■■ ■ - Bob. Gaguinus; edit. 1528. lib. VII. fol. 120. verf. SimlérI', Epitome Gesneri, edit. 1555. fö!. 02. verf. Val. Andr. , Bibl. Belg., ex J. Dellardi Pnefatione ,jt %\ $ een  X5o een oud Flaams geflagt herkomftig, waren ten tijde dat hef ' oorl og in Duitsland op het hevigfte aan 't woeden was, naar Frankenthal in AePaltz geweken, daar zij ene veilige wijkplaats tegens de vervolgingen der wrede Spanjaans dagten te zullen vinden. In de volkplanting welke docr uitgewekene Neder. Ianders aldaar gevestigd was, oeffende Pieter het predikambt; doch hier van daan, wierden zij door de komst der Spanjaans ook genoodzaakt te vlugten en naar Holland de wijk te nemen, wordende Pietsr vanhier beroepen tot Predikant te Emmerik', in welke bediening hij ook is geftorven; waar na zijne weduwe 2ig met haren zoon, weder naar Leijden begaf, om denzelvea onder bet opzigf van Festus Hommius te doen opkweken, die hem ook van zijn twaalfde jaar af aan beftierd heeft en ene plaats in het Staten-kollegie bezorgd, alwaar hij zig zo ijverig in de godgeleerdheid heeft geoeffend, dat hij nauwlijks 23 jaren oud zijnde, tot Predikant in de nieuwe gemeente van Hanau wierdt beroepen. Doch hier verbleef hij maar kort, wordende aangefteld tot Onder-Regent van het Statenkollegie te Leijden. Dan deze bediening nauwelijks een jaar waargenomen hebbende, wierdt hij tot Hoogleraar aan het Hogefchool en tot Predikant' der ftad Utrecht beroepen; hier verbleef hij tot aan zijn einde toe, zijnde geftorven den 12 november 1679. Hij is getrouwd geweest met Maria, dogter van den vermaarden Abraham Heidanus, weduwe var. Dionys Crucius , Predikant te Nijmegen. Vier kinderen heeft hij bij haar verwekt, als. ene dogter en drie zoons, waar van de ene, Abraham genaamd, benevens Maria de dogter, vroegtijdig zijn overleden, en alleen Pieter en Frams, hem hebben overleefd, w#ar van hier beneden nader. Onze Hoogleraar was van een best karakter, godvrugtig, vredelievend, doch ftijf op zijn ftuk ftaande, 't welk hens meermalen in dispuitfchriften, tegens zijn-zin, heeft gewikkeld; hij was daarbij buitengemeen werkzaam, en heeft door den druk gemeen gemaakt de volgende ftukken, welke genoegzaam alle oirfpronkelijk in het latijn zijn-gefchreven, en naderhand vertaald: 1. ©êrhiarill3 ober öc &tfyift hm BURMAN. (FRANS)  BÜÜMAN. (FRANS) %im &mtfi$ tot «Ê^tfjet / 5 m * ï*W8Èta% fjeiö/ 2 3Men. 2Srnfh 1740. 4-0- 3- Keöeboering 'nber -5»; (Cfjcoïogifcïie Cottcgien. 4». 4- <£>bec be Cfefêtelijfe Sünir, 4to. 5- <^b*t &et b£tb?ufete «föebertanb. 4to. ö. 2£ïte. jps? ©taöen. 4tc «. <©bec fjet lijöen ban €fjji#msS. 4-0. 7. $1 her Den ^abbatb. rsnio. Königii, Bibliotheca Vet. £? iVöv. voc. Gasp. BukmAN, Traj. -erudit. pag. 50-54. C&tdL Bibl. Bunav. Tom. I. Vol. 11. p. fcïSï, C. Saxi, ■QrmuUttf.p. V. p. 71, 72. 595. Vollenhove, Boè'zij, bl, 236» BtTRMAN (FRANS) , "Hoogleraar te Utrecht , zoon vJtt den vorigen, is geboren te Utrecht den 15 meij 1671, ea wierdt nauwelijks agtjaren zijnde, van het opzigt zijnes vaders beroofd. Zo haast hij de jaren hadt bereikt om met vrugt d* •eerfte jeugdige letteroefFeningen te kunnen beginnen, wierdt bij aan het opzigt van N. Surendonk-, toen ten tijd Rektor der ■Hieronijmiaanfe fchole te Utrecht overgegeven. Wanneer dezï naar Amfteldam vertrok, wierdt Bukman 'naar het fchool van Alkmaar gezonden, onder de vleugelen van VesaIius Mo»» chius , welke 'er in dien tijd Rektor 'was. Hier zig ongemeen vlijtig in de latijnfe en griekfe 'talen geoeffend hebbende, keerde hij naar Utrecht te rug, ten einde zig 'Onder den wijdvermaarden J. G. Grbvius :in de 'letterkunde en -oudheden verder'te oeffenen-, en 'bij wien hij zo'grotelijks gever* •derd is in het fchrijven van fterlijk latijn, dat hij de beroemdste Godgeleerden, welke 'm zijn tijdvak 'leefden, daar in hceit ïe 'boven geftreefd. Hier 'op ging hij naar '■Leijden, ten einde de wijsgerige en wiskundige lesfen van Profesfor de Votn-sfe >fö horen. Deze taak xvederom afgedaan zijnde, begaf b§ &ig op nieuw naar Utrecht, alwaar hij zig nu in de theologie-, zijn eigenlijk doel, bijzonderlijk oeffende, en te dien einde tle lesfen van de voorname Mannen Her'm. 'Wïtsïus en Hemh. van 'Halen hoorde; zijnde laatstgemelde Hoogleraar , door «en nauwen band van vrieadfchap ulet Burmans vader'verton•den geweest:; deze ïied 'hem-, toen bij in zijn vaderftad -*ea juimon voorraad van godgeleerde -kundigheden hadt -opgedaan-,  *S2 BÜRMAN. (FRANS) om ook de beroemde Mannen in die wetenfchap 'aan de ande-' re Nederland/s fchol'en, te gaan horen. Hij deed zulks, en bezogt 't eerst Franeker, alwaar toen Kampeg. Vitringa, deOude, Joh.v. d. Waeyen en Herm.i Alexand. RoëL, op. 't tierigfte bloeiden; deze allen hoorde hij en genoot derzelver Vriendfcbap. De gronden der hebreemvje taal hadt hij zig door eigen vlijt in zijn ledige uren eigen gemaakt: dit kwam hem hier wel te.ftade, bij het verder beoeffenen dier tale, als mede het fijrisch, chaldeeuws en rabbijns, onder derg geleerden Jakob Rhenferd. Van hier ging hij naar Groningen, om den wijdvermaarden Braunius te horen; en verders,'ten zelvden einde, naar Dordrecht, om zijn voordeel met de lesfen van Salom. van Til te doen, die te dien tijde nog Hoog-leraar aan die fchool was. Hier enigen tijd getoefd hebbende, ging hij den beroemden Redenaar Petrus Francjus een bezoek te Amfteldam geven. Kort hier op, wierdt hij nog Student zijnde, tot Predikant te Koudum in Friesland beroepen. In den dienst aldaar bevestigd zijnde, voldeedt hij met ijver aan alle de pligten van een getrouw Leraar; en ten einde zijne kundigheden al verder uit te breiden, ontbood hij een geleerden Rabbi van Amfteldam, dien hij enigen tijd op zijne kosten onderhield, ten einde door zijn middel in het binnenfte merg der heilige talen te dringen, om uit de Joodfe Schrijvers zeiven te veriTaan, wat zij omtrent de meeste plegtigheden en kerkzeden van hunnen godsdienst gevoelden; lerende voorts door eigen oeffening de arabije fpraak. Omtrent drie jaren te Koudum geftaan hebbende, wierdt hij in den Briel beroepen, en deedt aldaar den 12 oftober 1698 zijne intrede. Nog in den Briel ftaande, verzelde hij ten jare 1702 als Hofprediker de Staatje Gezanten naar Engeland, ten einde Ko. ningin Anna te begroeten over hare komst tot den troon, en vertrok den. 25 meij der waard. Na het overlijden van" den Heer van Dykveld, een der Gezanten, bezogt hij vele Geleerden, voorname Bibliotheken en de Hogefcholen te Cam* .bridge en Oxfort, vervolgens wederom naar den Briel te ra» ierenda. Nauwelijks,was hij te buis gekomen, of.hem wier" «*> - - db*  BÜRMAN. (FRANS) ïS3 «en op den zelvden tijd de beroepen van Nijmegen en Enk-, huizen opgedragen; zijne keuze bepaalde zig tot laatstgemelde plaatze, alwaar hij den 6 julij 1703 werdt bevestigd. Ter nauwer nood twee jaren hier verbeid hebbende, wierdt hij als Leraar in de voorname gemeente van Amfteldam begeerd, alwaar hij den 10 meij 1705 zijne intrede predikte. Omtrent tien jaren alhier het Euangelium verkondigd hebbende, bood men hem het Hoogleraars-ambt in de godgeleerdheid te Utrecht aan, 't welk hij op den 26 februari) 1715, met ene plegtige redevoering aanvaardde. Zijnen dienst aldaar. met ongemene naarftigheid, het korte tijdvak van ilegts vier jaren en omtrent zeven maanden waargenomen hebbende , is hij na ene korte ziekte, den 22 feptember 1710, in den ouderdom van 48 jaren, door den dood van zijnen post afgelost. Men vindt van onzen Hoogleraar getuigd, dat hij voorbeeldig naarftig was, en in aanhoudende werkzaamheid, ook •de voetftappen van zijnen vader drukte; ja zeldzaam verraste hem de zon op zijn legerftede. Voorts was hij fchrander,' vrolijk, en levendig van geest, vriendelijk in zijnen omgang; en dagelijkfe verkering, daarbij aangenaam in- gezelfchap, maar teffens ook ernsthaftig, waar zulks vereischt wierdt; een getrouw vriend, en een waar liefhebber van geleerdheid en deugd. Te Enkhuizen als Predikant ftaande, huwde hij met Eliza. eeth Thierens , uit een oud geflagt te Delft geboren, en verwekte bij haar vier zoons, wordende van den ouditen, Johannes genaamd, beneden gefproken; insgelijks van Frans, den tweeden zoon; Abraham , de derde zoon, heeft koophandel te Amfteldam gedreven, en de vierde, Pieter, volgt op zijn plaats. Zijn broeder, de Leijdfe Profesfor Pieter Burman, heeft op een' zilveren Penning, ter gedagtenis van hem, dit diftichon of tweeregelig vaars doen fnijden. Doürinis aequandus avo, pietaii parenti, Nee meritis, aevi fed hrevitate, minor. Onze Burman heeft door den druk gemeen gemaakt: K S 1.  BURMAN. (FRANS) it Burmanntrum pietas gratkfvmee beati parentis memories tmmunfr nomine- exhibita, adjiciuntur mutuce Phiuppi Limbürgi &? Fkan» cïsci Burmanni Epistolce. Trap. 1701. 8vo. 1. l&tx ^XvaSjp ten ïjrjogile gxbf bergrieften met Den ïjemet op aaröe ban F» van Leenhof. dEnfct», 1704. «bo. 3. ©flenöeljfce nijemotótgc üooj troec 23,'ïtbcn aan Fred. van Leenhof geöaan / om %iq te gflgtettn ban $hnc J>pinoflsïtcrijc / of/ cm öaar ban ober* tuist/ ban öejclfae opreoteïnft af te (taan/ en ban Ijem niet een brief bcanttooojö/ en ban öe ïjanb gebeefcu. Sb. 1705. 8bo» 4. ©e ïfarmonic ofte oberecnfïemminge öer biet I?, «Êbangc* Ijkten,- 3ïRl(ï. 1713. 4tO. 5. Theelogus,. fve de iis, quee ad verum £f confummatum Theologum tequirunfur, Oratio hiaugura-. lis. Traj. 1715. 4*0. 6. Ortó rfe peifeciitione Diocletiani, cjus- que exitu gloriofisjimo. Traj. 1719. 4to. Series. Profesfirum Academie Trajeüinte, aan het flot van Drakenborchs Oratie in natalem Scecid. Academies, n. LIX. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. Vol. II. p. 1122. Bibl. Bremenf. Clasf. 1U. Fas-c. L p. i(5i. II. p. 378. 380. G. Bürmanni, Traj. erudk. p„ 54--' 56. C. Saxi, Onom. liter. Pars VI. p. 12. BURMAN (FRANS), de oudfte zoon van Pieter , den eerften van dien naam, en van Eva Clotterboore , begaf zig, na in de gronden der fraaïje letteren onderwezen te zijn, tos den krijgsdienst, alwaar Ijij door zijn goed gedrag ten laatften tot Luitenant-Kollonel wierdt bevorderd» Hij was een geleerd man, die een vast geheugen en veel kundigheid bezat, en Zijnen laüjnfen Horatius van buiten kende. In zijn klimmende jaren gepenfioneerd zijnde, en te Utrecht wonende, waar hij, zo ik meen, ook geftorven is, had hij veel liefhebberij voor het oud Frans, en heeft, daar uit, vele Nedetduitfe woorden en oudheden opgehelderd, en dezelve in 't licht gegeven onder den tijtel van: benige lanRierliingcti He «£)tber« öuitfefte (Caaï aangaanöe; en enige Bicvtex Süamncrftmgrn / be ^cfjerbuitfebe Caal en berfcfjeibeit «©ubfjeDcn aangaanbc/ Ö002 F. B. L. C. (Frans Burman , Luitenant Collonél) II ©es lm/ ötrecfjt 1757-1701. in £b0. Ook beeft hij deen drukke»?, ' «si  BURMAN. (JOHANNES) (KASFEK) ten, doch niet in 't licht gegeven : *©nöer?'ïc& aangaante Ahasueros , bic Esther ter ©joume beeft gcfjaöt. 8bo. Maandeiijkfe Bijdragen tot opbouw van Taal- en Dichtk. I. D. bl. 3. ir. II. D. bl. 221. BURMAN (JOHANNES), een broeder van den laatstgenoemden Frans, Medicijne Doktor, wierdt ten jare 1728 Hoogleraar in de kruidkunde te Amfteldam. Na het uitgeftrekte tijdvak van ruim 51 jaren, onderwijs in deze wetenfchap gegeven te hebben, en meteen gadelozen ijver, dekragt, hoedanigheden en eigenfchappen , van een ontelbaar aantal Kruiden en Planten, zo uit- als inheemfe, onderzogt te hebben, is hij op den 20 januarij 1779 te Amfteldam overleden. Het is door zijne bezorging, dat de kostbare Hortus Malabavicus van Rumphius , het pragtig Kruidkundig werk van Weyman, en dat van Plumier, alle in folio, het licht zien; ook is men aan hem vcrfchuldigd den Thefaurus Zcylanicus, bevattende 125 Planten naar 't leven afgebeeld, die bij de andere Schrijvers of niet duidelijk, of in 't geheel bij niemand ooit uitgebeeld of befchreven zijn gewoi-den, gedrukt te Amfteldam 1737. gr. Ato. Johannes is gehuwd geweest aan Aeriana van BuuREN, uit een aanzienlijk geflagt gefproten, en heeft bij haar een zoon verwekt, Niklaas Laurens Bukman genaamd, waar van hier onder nader. BURMAN (KASPER), een zoon van Pieter Eurmajj, den Ouden, en Eva Clotterbooke, is van zijne jeugd af aan onder het verftandig bellier van zijnen geleerden vader, tot de letteroeffeningen opgeleid, waar in hij ook uitmuntende vorderingen heeft gemaakt, en zig inzonderheid op het vak der gefchiedenisfen toegelegd , en wel bepaaldelijk tot dien tak, welke de oudheden en gebeurtenisfen van zijn vaderland ten onderwerpe heeft. Doordien hij nu door gunst en genegenheid van zijn vaders goede vrienden, gevoegd bij zijne verdienlien en bekwaamheid, tot Raad in de Vroedfchap der ftad Utreclit wierdt aangefteld, verkreeg hij daar door gelegen, heid, om afte de hoeken van het ftadshuis te Utrecht, en alle de 355  I5eïen. Utr. 1750-1754/ in gr. 8bo. 4. Heeft hij aan't hoofd van den nieuwen, druk van den Petronius zijnes vaders, Amft. 1743. in #0, ene Voorreden geplaatst. Nova Atla Erud. 1742. Aug. p. 451-453. 1746. Novemb. pag. 625-627. C. Saxi, Onom. liter. Pars VI. p. 731. . EURMAN (NIKLAAS LAURENS), die geweest is Medicijne Doktor en Hoogleraar in de kruidkunde aan het Athenum Illuftre te Amfleldam, was de zoon van Johannes BuriiAN, hier boven befchreven en AdriaNA van Buuren, is geboren in genoemde Rad ten jare 1734. Hij lei de eerfte gronden zijner letteroefeningen in de openbare latijnfe fcholen zijner vaderftad, onder den geleerden Rektor Otto Arntzenius, en die der plantkunde, onder zijnen voorbeeldigen vader, terwijl da rijke kruidtuin van Amfteldam, hem daar toe het fchoonfte oeffenperk aanboodt; verlatende hij de voorgemelde lage fcholen, met het doen ener, voor den toekomenden Geneesheer niet ongepaste Oratie in Agyrtas, Medi- *- 15?  158 EURMAN. (NIKLAAS LAURENS) eorum Simias. Dus wel toegerust, begaf bij zig, - in 175! naar het Hogefchool te Leijden, oeffende zig aldaar in de natuurkunde ouder den groten Mussciieneroek, en in de onderfcheidene takken der geneeskunde onder de uitmuntende Hoogleraren, Ber. en B. S. Albikus, H. D. Gausius F. Winter, A. en D. van Royen, bij welke beide laatften hij in bijzondere gunst opgenomen, en zedert dien tijd, tot aan «ijuen dood, een boezemvriend werdt van den Heer A. van Gerwen. Gedurende zijn verblijf te Leijden, won hij elks achting, door ene bedaarde leefwijze en vlijtige boekoefièningen, afgewisfeld door kruidkundige wandelingen, ter vordering en volmaking zijner kennis en verzameling der Nederbmdje gewasfen. Bij het verlaten der Hogefchool, in 1759, gaf de jonge kruidkundige Geneesheer ene proef zijnei bekwaamheid en onderzoekende plantkennis, dienstbaar gemaakt aan de geneeskonst, door ene akademife Verhandeling, over het door de groorile Kruidkundigen nog duister gerekend, en nog niet uitgewerkt, bloemrijk geflagt der Gerania. De nodiging van den oniterfelijken Linmeus, die, gedurende zijn verblijf in Holland zo lang de vriend en disgenoot zijn's vaders geweest was, fpoorde hem aan, ten jare 1760 na den dood zijner moeder, ene reize over Denemarken naar Sweden te ondernemen, wanneer hij overal door de geleerde vrienden van zijn huis, met veel genoegen ontvangen wierdt, en, zig gedurende enige maanden te Upj'al ophoudende, door ene gemeenzame en leerzame verkering, met den Hervormerder natuurkennis, zig deszelvên nieuw Kruidkundig leerjlelzel geheel eigen maakte. Hadt te voren zijn arbeidzame vader zig een onverwelkbaren lof verworven, door de uitgaven van verfcheiden fchone werken, en door zijne befchrijvingen en afbeeldingen van Afr.ikaanfe en Ceilonfe planten, door Haller met zo veel erkentenis en hoogachting opgeteld; onze Niklaas, door zulk een voorbeeld aangevuurd, gaf na zijne terugreize, in 1761, een doorflaand blijk zijner werkzaamheid, döor het bearbeiden "* zij-  BURMAN. (NIKLAAS LAURENS) Zijner Flora Jndiea, naar het door hem aangenomen leerftel'zel van Linneus gerangfehikt. Na zulk een bewijs van manlijke kruidkunde, en zig vervolgens aan de oeffening der geneeskonst hebbende overgegeven, werdt hij, in 1769, door Burgemeesteren en Bezorgers der doorlugtige fchoole van Am* Jieldam, zijnen vader toegevoegd, en tot Profesfor in deKruid-* kunde aangeffeld. Zedert zijne egtverbintenis met Anna Maria Verkolje, ten jare 1770, en vader geworden van een talrijk kroost, offerde hij voor de welvaart der zijnen, ene van tijd tot tijd wankelende gezondheid; tot hij na herhaalde aanvallen van jigt- en kolijkpijnen, zodanig verzwakte, dat zijne konstvrien» den voor zijn behoud begonden te vrezen. Het jaar 1793, was ook het laatfte zijn's nuttig doorgebragten levens, want zig aan den dringenden raad zijner familie en vrienden overgevende, om enige uitfpanning en de verkwikking der buitenlucht, tot herftelling zijner gezondheid te genieten; werdt tiij met dén fchijn van beterfchap te huis gekeerd zijnde, des anderendaags van ene beroerte overvallen, en gaf nog aan zijnen fpoedig ter hulpe geroepen en toegefchoten vriend, den Geneesheer Oösterdyk , met tegenwoordigheid en bedaardheid van geest, te kennen : dat hij zijnen toeftand voor het begin ener ftaapziekte hieldt; waar op hij het fpraakvermogen en de kennis verloor; en, na alle vrugteloze aangewende hulpmiddelen tot zijne redding, op den.n feptember 1793, inden ouderdom van ruim 59 jaren, overleed. Zijn lijk wierdt den I7den daar aan volgende, naar Leijden gevoerd, en aldaar, in het graf zijner voorouderen, in de Hogelandte kerk bijgezet. Van den beginne zijner praktijk af aan, bewandelde hij het geneeskundig voetfpoor zijnes waardigen vaders; ook waren de inlandfe kruiden en gewasfen, zijne meest gewaardeerde geneesmiddelen; terwijl hij, bij de aan zijne zorgen toebetrouwde lijderen, in het gast- en verbandhuis, en andere liefde-geftigten binnen Amfteldam, de dagelijkfe gelegenheid vondt, om zig een' eenvoudige geneeswijze te bevlijtigen en uit te oef- ÏS9  i6o BURMAN. (NIKLAAS LAURENS) oeffenen. Van den jare r78i af, in het opzigt van het gene de medicijnen en phanmeie in Amfteldam betrof, ais Infpeiïot .Collegii Medici delende, werkte hij niet weinig mele, tqt het voltoijen der- ze lert enige jaren uitgegevene Pharmacopoea Amftelodamenfis nova; waar van de lijst der natuurlijke voortbrengzelen, die tot genees- en heelmiddelen dienen, met de bijgevoegde nieuwere geflagt- en foortbenamingen van Linnbus vermeerderd wierdt; en die, ware zijn wensch vervuld, voorlang van ene gehele verfchikking van den geneeskundigen KruLtuin ter dier ftede, zoude zijn voorafgegaan, of eerlang gevolgd geworden. Hoe zeer om de bovengenoemde redenen ener overhoopte geneesko; si-oeffening , de Hoogleraar bij enige zijner land-" en konstge-.oten miskend werdt, was zijne achting des te meerder gevestigd bij de eerfte en aanzienlijkfte buitenlandfe Kruidkenneren. Getuigen daar van, de voor handen zijnde briefwisfelingen met het puik der Kruidkundigen Linn;eus; met den beroemden Pallas en Euler, te Petersburg; Thum' berg, te Upfal; Rothsoll, Muller en Vafil , te Koptenh*. gen; Jacquin, te Weeyen.; Gledith, te Berlijn; Schreber, te Erlangen; Gmelin, te Tubingen; Schinz', te Zurich; es niet minder met Allioni, te Turin; Hïll, Banks en Mn> ler, te Londen; l'Hehitier, te Parijs; degeleerde reizigers de Rohr, MAssé, en anderen. Zo vele vriendfehap, achting en verpligting, gevoegd bij het loffelijk getuigenis van den geleerden Thumberg, waar mede dezelve, in de voorrede zijner Flora Japonica, onzen Burman, als zijnen minzamen en gastvrijen begunftiger en bevorderaar zijner oogmerken en reizen roemde, drukken het zegel op 's mans kruidkundige waarde; waar van de beroemde Schmiedel, bij ds hartelijkfte gelukwenfching tot-zijne bevordering als Artz, de blijde hope voedde, en daar van de uitkomst voorfpelde. De lof zijner verdienften drong niet minder door tot de aanzienlijkfte Maatschappijen van geleerde Mannen, die het zig ene ere rekenden, hem onder hare leden te mogen tellen. De Keizerlijke Akademie der Natuuronderzoekeren in  BURMAN. (PIETER) 1G1 Duitsland, benoemde hem, in 1768, tot Ud; waar na hl} aan dezelve, in 1770, ene vermeerderde Flcra Ccrfica, tot ge* meenmakioge toezond. In 1770 boodt de Geneeskundige Sociëteit te Londen; gelijk in 1779, het Gezelfchap der Natmironderzoekeren te Berlijn, hem de zelvde eer aan ; die hem naderhand ook door de Koninglijke Maatfchappij van wetenfchappen te Madrid; en, in 1791, door het Geneeskundig Genootfchap te Philadelphla werdt bewezen. In 1769 wierdt hij eveneens lid van het Zeeuws Genootfchap te Flisjtn* gen; in 1773 van de Hollandje Maatfchappij der xvetenfchappen te Haarlem; in 1784. Lid Confuient van het Bataafs Genootfchap der proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam; en in 17S6, lid van het provintiaal Genootfchap van konften en wetenfchappen te Utrecht. Dan , aan het oogmerk dier vereerende aanfteliingen te beantwoorden, werdt voor onzen, ianderzints wei daar toe gezinden Hoogleraar des te onmooglijker, daar zijne geneeskundige praktijk hem geene ogenblikken overliet, om daaromtrent zijnen wensen erkende verpligting te vervuilen. De karakterfchets van onzen Burman, fchildert een allerbevalligst tafereel van zedelijke en gezellige deugden. Hg was zeer matig in zijne levenswijze; een tederlievend egtgenoot, en zorgvuldig vader voor zijn kroost; meewaardig bij zijne lijders, die hij met de grootfte genegenheid en ijver bediende. Hij fcheen wel enigzins ftroef in zijn voorkomen, bij onbekenden, doch bij die genen, waar mede hij ene gemeenzame verkering onderhield, en zijnekonsthulpeofvriendfchap, genoten, was hij allerminzaamst. ■ Thlmberg., Flora Japonica, tri Prcefat. Medeged. Berigten. Alg. Konst- t& Letterbode, XI. D. bl. 98--100. BURMAN (PIETER) , Hoogleraar in de gefchiedkunde.,, fraije letteren en digtkonst te Leijden, is een der uitmuntendile Geleerden geweest, welke in zijn vak de XVIIde eeuw heeft voortgebragt. Hij is geboren te Utrecht, den 6 julij 1668. Zijn vader, dien bij, nog maar elf jaren oud zijnde, ver- V. Deel. L loor,  S6a BURMAN. (PIETER) foor, was Frans Burman, de eerfte van dien naam', en zijne moeder, Maria Heidanus. Zijn eerfte letterperk doorliep hij aan de Iatijnfe fcholen van zijne geboorteftad, daar toen ter tijd de bekwame Surendonk Rektor van was; op zijn dertiende jaar ten einde dezer loopbane geltreeft zijnde, fcbudde hij het ftof der triviale fcholen af, en wierdt met zeer veel lof naar de Akademie bevorderd, alwaar hij onder het opzigt Van den vermaarden Hoogleraar Johan Georg Grjevius, wiens lesfen hij verfcheidene jaren met de ijverïgfte leerzaamheid aanhoorde, zo verre vorderde, dat hij zijne jongelingfchap nauwlijks ten einde gefneld zijnde, met ene ïïerüjkheid het latijn fchreef en fprak, dat niet alleen de verhevene welfprekendheid \'an zijnen leermeester Grs> Vius, maar van Cicero zeiven in alle zijne fchriften en gezegden ten klaarften doorftraalde. Vervolgens begaf hij zig tot het beoeffenen der regtsgeleerdheid, en genoot het onderwijs in die wetenfchap, van de Hoogleraren Lukas van de 'Poll, Gerard Noodt, Johan van Muyden, en Hendrik Coccejus. Hij maakte hier in binnen kort zulke aanzienlijke vorderingen, dat bij wel dra onder voorzitting van J. van Muyden, een zijner leermeesteren, opentlijk verdedigde, ene Disputatie- Juridica, ad L'egem Juliam de vicefima Hareditafitm, gedrukt te Utrecht 1687. >n 4to. Ten dezen tijde deed hij een overftap naar Leijden, en vertoefde aldaar een jaar, in welk tijdvak hij zijn nut deed met de wijsgerige lesfen van den kundigen Burch. de Volder, tefièns om zig verder te bekwamen in de fpraak der Grieken en Latijnen benevens derzelver gefchiedenisfen en oudheden, vlijtig de kollegien van den vermaalden Tiieod. Ryckius bijwoonde, die toen ter tijd bezig was met Korn. Tacitus te verklaren, en uit wiens onderwijs onze toenmalige Student, zedert menigmalen betuigd heeft, ongemeen veel nut te hebben getrokken. Insgelijks uit de lesfen van den beroemden Jac. Gronovius , daar hij dingen hoorde, welke hij ■verzekert bij anderen te vergeefs fe zullen hebben gezogt. Dus wel tozgenist en een rijken fchat van geleerdheid opgedaan  BURMAN. (HETER) i.'l daan hebbende, verliet hij het Leijdfe Hogefchool, en kwam tot Utrecht te rug, om zig op nieuw aan het onderwijs van den hem zo zeer geliefden GrjEvius toe te wijden. Ten jare 1688, het twintigfte zijnes ouderdoms, maakte hij een einde aan zijnen akademifchen loop, en erlangde in maart de tijtels en eertekenen van Leraar in beide de regten, na alvorens een Disputatie juridica inaug. de WfansaUionibus gefchreven en in 't openbaar verdedigd te hebben. Zijne kundigheden al verder zoekende uit te breiden, bekroop hem de reislust, ten einde ook in andere landen met de beroemdfte Geleerden in zijn vak kennis te maken; hij doorliep tot begunftiging van dit oogmerk, verfcheidene delen van Duits* land en Zwitserland, en genoot zo vele genoegens op dezen togt| dat hij zig dien altoos met vervoering van blijdfehap heeft herinnerd. In zijn vaderftad te rug gekeerd, begaf hij zig tot de beoeffening van de regtsgeleerde praktijk, bezogt vlijtig de pleitzaal, en verdedigde verfcheidene zaken, met ene kragt van wélfprekendheid en regtkunde, dat groot en klein zijne voortreffelijke gaven roemden en bewonderden. Den 1 december 1691 wierdt onze Burman door de Staten van Utrecht tot Ontvanger der Bisfchoppelijke of Geestelijke tienden aangefteld, latende hem de bezigheden aan dit ambt verknogt, ruimen tijd over, om zijne aangeborene leerlust, in, het beoeffenen der o.de en latere Schrijvers, digtkonst, en verdere wetenfchappen den ruimen teugel te vieren; diehem ook in ftaat fielden om na verloop van tijd zulke fchone vrugten daar van aan de geleerde wereld mede .te delen, als wij ftraks zullen melden. Het was omtrent dezen tijd, dat hij zig in 't huwelijk begaf, met Eva Clottereooke , dogter van Kasper Clotterbooke , Raad in de Vroedfchap en Oud-Burgemeester der ftad Briel;, en van Eva van Kouwenhoven, wiens vader Willem van Kouwenhoven, Burgemeester te Rotterdam is geweest. Bij deze vrouwe heeft hij tien kinderen verwekt, van welke *er agt vroegtijdig zijn geftorven, en alleen twee zoons, Frans en Kasper, he:n overleefd hebben; zijnde de oudfte, na L 2 de  BURMAN; (PIETER) eerfte- loopbaan der letteroefeningen ten einde gefneit té a'tjn tof den krijgsdienst overge aan, en heeft daar trapswijze aanzienlijke vorderingen in gemaakt. Hier boven is van hera gefpretón. Van Kasper , den tweeden zoon, zie ook cp desnaam. Ten jare icToff, wierdt Burman door Burgemeesteren en VerzoigeM der Hogefchool te Utrecht, tot Profesfor der welsprekendheid en digtkonst aangefteld, daar na ook der griekfe tasie, en vervolgens der gefchiedenis en ftaatkunde. Eerstgemelde post aanvaardde hij met het doen ener redevoering: De Ekqtientia & Poè'tice. De vaeantie van hes jaar 1714 nam ir:} fe baat, om ene reis naar Parijs te doen, alwaar hij den t'Sjjrvsnzös weken, dien hij 'er doorbragt, mei endeels hefteedde met het doorfnuffelen van de beroemdfte boekerijen, en zo wol gedrukte als ongedrukte boeken en fchriften onderzogt, en 'er ten zijnen nutte aantekeningen uit maakte , met dio nauwkeurigheid en fijn olrdeel, welke hem zo eigenaartig was; jn hij verzamelde zig aldaar niet alleen een rijken fchat van veel geleerdheid, maar maakte ook kennis met de aanzienliikfta Geleerden, en drong zig in de gunst van den oudheid, kundigen Benediktijner B. de Montfaucon , wiens vriend» fchap zedert, altoos op een hogen peil bij hem heeft geftaan. Tt? Utrecht te rug gekeerd, hadt hij het genoegen ene talrijke frhare jongelingen aan te treffen, uit velerleije oorden famengevloeit om zijne lesfen te horen, en zig kundig te maken in de verfcheidene takken van wetenfchappen, die hij leraarde. De geleerde Jakob Pjcrjzonius in het jaar 1715 overleden zijnde, wierdt tot herftelling dier breuk* aan Leijdens Hogefchool, door de Bezorgeren daar van, aan onzen Burman het Pofesforaat in de gefchiedenisfen , welsprekendheid en griekfe talen opgedragen; welke waardigheid hij den 2 julij van gemelden jare aanvaardde, met het doen ener redevoering: de pullici humanioris üisciplince Prafesjoris pnprio Officia & Munert. Vervolgens wierdt nog bij zijne taak gevoegd, het onderwijs Jn de Vaderlardfe gefchiedenisfen cn dat der digtkonst. Na den dood van den beroemden Wolferdus Sen- ouerd,  BURMAN. (PIETER) CUEkd, 'Verkreeg hij het opzigt over de Akaaetoïe-bihlietheeif. welke post hem bijzonder aangenaam was, :en die hij tCh jwfe 1725 met het doen van ene plegtige redevoering aanvaardde*. de Bibliotheek publiek, eammque Prcefeüis. Tweemalen h !>uakan met de aanzienlijke waardigheid van het Opper se rl'-c-r der Leijdfe Hogefchool vereerd geweest, leggende het ïehe voor de eerftemaal neder ten jare 1720, met ene gelesrde., •fierlijke en fcherpzinnige -redevoering: in Humdnitaiis Stodt&i en ten twedenmale in 1735 : pn Litteratoribus -fif Grmmetkss. Behalven dat is hij driemalen Geheimfchrijver van den Akade» jnifchen Raad geweest. Burman was vast, fterk en zeer vlug van ligba'arfi, van een middelmatige ftatuur, doorgaans zeer gezond, welken -gür.•fiigen toeftand hij lange door ene goede levenswijze tmgefcboTsden bewaard heeft. Zijn wezen wes vrolijk, aangenaam, qÉj -ene gulle blijheid gepaart met deftigheid, >was het karakter:-■tijke van zijne trekken. Bij-zijne vrienden was hij bosrtens■gezind, openhartig, nimmer veinzende, altoos de waaiixrfd fprekende, hebbende een innigen -affchrik voor alie leugen ü;i vleijerije; deze openhartigheid-, verzekert men, was wei eens oirzaak, dat hij de daden van fommigen in een al te «Êgm* ftig daglicht befchouwde, en in bet beoirdelen daar van co -met pen als monde niet bedagt was zclv een mensch te zijn, -dat is aan feilen en gebreken onderhevig. Dus leefdr d; 'vermaarde Man tot weinige jaren voor zijn dood,:tot als blijkt uit de tres Dialogi inter Sfudaeum 6° Gorallum, .zonder melding van plaats noch jaar in 4to. gedrukt; alsmede Prcefatio ad Emendatimes in Menandrï & Philekonis reli dici, Cataletca Petrulïiana Jive Poëmata Jdeiïa , Lectu jucundisfima.  (.BURMAN. (PIETER) «7ï Integer vitae, fcelerisque purus, Non eget Mauri jaculis, necarcu, Nee venenatis gravida fagittis, Fufce, Fharetra. Horat. Amfteiaedamï ex Officina Menandri. Anno 1710. &vo. 2. getoasnbe JBeöutoenaar met het fcebjoren ïi^nuéfcmb/ SttSg? fpel/ in III 3Men/ beflaande te zaxen 198 bladz. in 4to. 3. Catalogus ban enige raare 23oe&eit en HBanuferipten/ nc* bené berfcbeijfce ftnaije ïïaritcijten ban Petrus Burmannus. 4to. 4. ©:oniaarbs5 ernfrige aannaait tot ;ijn buurman Bitp'aarb. 4to. 5. Sieïtecbfecr of ^etU;,bcnff.ooj faop| Petrus Burmannus ober bcs"$etb£ ntiebaf. 4to. 6. deen berjagtcnb Cslfit dö be fniarKÏi)fiC toonbe ban Pieter Burman. Zie over alie deze zeldzaam voorkomende en tefFens zo verregaande beledigende boekjes voor onzen Hoogleraar: M. Aug. Beyeri, Memorits Hijïorico-Criticce Librornm rariorum. Dresde ty Lipjics 1734. 8w. p. 52 en 53. Veelvuldig is de letterarbeid van dezen geleerden en beroemden Hoogleraar , dien hij door den druk heeft gemeen gemaakt; want behalven de reeds vermelde Oratien, heeft hij 'er nog een aantal, waar onder de Lijk-Oratien 'op de Heren EVERARD de weede , HERMAN van HALEN , joh. GeORG. GRiEvius en Joh. van Broekhuizen, over verfchillende onderwerpen vervaardigd en uitgefproken, die alle verzameld zijn, en met een bijgevoegde Voorreden in 't licht gegeven door den fchranderen Regtsgeleerden Niklaas Bondt, welke collectie hij nog met een aanhangzel van losfe vaarzen van onzen Burman heeft verrijkt, en in 's Hage ten jare 1759 in 4to. doen drukken. De uitgave van des Hoogleraars overige digtitukken, heeft men aan zijn broederszoon te danken, die dezelve ter persfe heeft overgegeven , onder den tijtel van: Petri Burmanni , Poëmatim Libri IV. Nunc primtm in lucem editi. Curante Petro Burmanno Juniore. Amft. 17454to. De voornaamfte zijner overige werken zijn.: 1. Gudii cj? Sarravii Epiftolce. ültr. 1697. 4*«- H>- Lugdb. 1711. 4*».  j}S , 35URMAN. (PIETER) £f Ragde Comitm. 1714-. 4to. ■ 2. Ph-ïdri Fabularam JEfopiaï rum Libri V. om integris Comment. M. Gudii £f aliorum, it. P. Burmanni. Amft. 1698. andermaal in 1718. en ten derdenmale Lugdbat. 1745. 8vo. 3. Q. FJoratius Flaccus, cum Jani Rutcersii Leüimibus Venujinis, Trajecli Batav. jimo. 4. Ztis xctTxtpaTiu, ft.ve Jupiter Fulgurator, Traj, Rhen. It. Leidte 1734. 4to. 5. Suerini a Clamoribus Epiftola ad Amiatm de vita, ftudiis moribus TnoMffi Crenh , Excellentisfimi viri .Polyhiftoris, Amft, 1706. 4fo. 6". Preefatio ad Jani Gru» teri Infcriptiones, iterum' editas 1707. folio. 7. Petronii Satyricon, cum integris doüorum virorum Commentariis, Traj. Rhen. 1709. 4». £? Amftelced. '1743. 4*0. 8. Antiquitatum Romanamin brevis defcriptio. Traj. Rhen. 1711. meermalen herdrukt. va-  174 BURMAN. (PIETER) vader geweest Frans Burman, de tweede van dien naam, et* zijne moeder Elizabeth Thierens. Zijne jeugdige letteroeffeningen vervulde hij, aan de latijnfe fcholen van zijn ge* boorteftad, bezogt vervolgens beurtelings de Hogefcholen van Utrecht en Leijden, alwaar hij op het voetfpoor van zijn oom en naamgenoot, inzonderheid de fraaije letteren en regtsgeJeerdheld beoefTende. In deze loopbaan hee t hij vooral geen minder roem verworven dan gemelde zijn oom. Hij wierdt ten jare 1734 tot Doktor in de regten bevorderd, verdedigende ter dier gelegenheid in 't openbaar, ene letterkundige regtsgelèerde verhandeling, de Jure aureorum annulorum. In 1735, in de maard junij, wierdt hij door Curateuren van Frieslands Hogefchool, in plaats van den geleerden Petrus Wesseling, wiens leerftoel naar Utrecht was verplaatst, tot Hoogleraar in de wèlfprekeDdheid en gefchiedenisfen te Franeker aangefteld, doe ide ter dier gelegei heid in maart van het volgende jaar, ene redevoering, pro Criticis. In 1741, wierdt onze Hoogleraar mee den tijtel van Profesfor in de digtkunde vereerd; en in 1742 was hij deopv.-lger van Jakob Filip d'Orville, die zijn post hadt nsderge'egd,- als Hoogleraar in de welfprekendheid en talen te Amfteldam, doende bij deze gelegenheid ene ïedevoering , de Enthufiasmo Poëtica. In 1744 voegden Burgemeesteren en Verzorgds van het doorlugtig fchool den tijtel van digtkunde bij zijn vorige profesiie, Helden hem in 1752 aan tot Beftierder^ van de ftads Boekerij, en in 1753 tot Opziender van het Gijmnafwm, Na deze zijne onderfcheiden posten met veel ijvei en nut voor de ftuderende jeugd, het tijdvak van 34 jaren te hebban waargenomen, overleed hij in het 65de jaar zijnes ouderdoms, den 24 junij 1778, op zijn buitenplaats Zandhorst, bij Wasfer.aar, na dat hij een jaar te voren zijn profesforaaf hadt neergelegd; en wierdt, om zijne uitmuntende geleerdheid, door alle voorftanders van letterkunde betreurd. Uit enen bundel van lijkvaarfen blijkt het mij, dat onze Hoogleraar Burman is gehuwd geweest aan Maria Elizabeth van der Streng, uit ene aanzienlijke burgerfamilie te Am/ieL- dam  BURMAN. (PIETER) t7S dam gefproten; welke jeugdige egtvriendin hij in het bloeijendfte van hare jaren op den 8 maart 1745, in den ouderdom van flegts 22 jaren en ruim drie maanden in het kraambedde verloor; en op welk allerfmertendst fterfgcval, Frans de Haas het volgend gfaffchrift heeft vervaardigd: Hier rust het flerffijk deel van Burmans tweede ziel', Makte, alom geëert door hare deugd en gaven, Wie 't fterflot in haar jeugd en kraembed overviel, Bejammert door haer Gaè, en andre letterbraven. Zij trachtte in ftervensuur, nog bogende op haer kind, (Onkundig van zijn dood) haer Weerhelft' troost te geven, Die fprak: 't is reeds bij God. Zij zuchtte, en vloog gezwind Haer lieve zoontje na in 't nimmer eindend leven. Eij mangel van voldoende en onpartijdige ber'gten, zullen wij de lettertwisten , die onze Burman met fommige Geleerden , en inzonderheid met den verdienftelijken Utreclrfen Hoogleraar Christ. Saxe, gevoerd heeft, onaangeroerd laten'; bij deze gelegenheid egter aan dien braven Grijsaart hartgrondig toewenfchetide, dat hij tot nut der geleerdheid, den uiterften grenspaal van 's menfchen levensperk mag bereiken Nu*blijft nog ter vervulling van onze taak over, een berigt te geven van de werken, die de geleerde Burman heeft uitgegeven ,• of door zijne vlijt ter drukpersfe bezorgd. Het zijn de volgenden: 1. Adr. PIen. Valesii, Emetidationum et de Critica libros, quos edidit, cumPrcefat. et Notis. Amft. 1740. tpto. 2. Preefatio et Commentarius de vita Nic. Heinsh, hijus Adyerfariis prcefixa. Harlingce 1742. s^to. 3. Specimen novce editionis Anthologice Latince, et Animadverjionum ad Epigrammata et Catalecla Vet. Poètarum latinorum Prodrmus. A;rft. 1747. 4^. 4. Prefatie et Notce ad Petri Lotichii fecundi Poëmata, aliaque II Vol. Amft. 1754. 4£a. 5. Prcefatio ad editionem, quam frocuravit, operum Virgilii, cum Scholiis et varmum Notis, ac freecipue ineditis Nic. Heinsii ,' Patruique fui P. Burmanni. IV Val. Amft. 1746. 4fa. 6. Antholojgia veterum Latinorum Epi- gram-  BURMAN. (PIETER) grammatum et Poëmatum, five CataleSa Poëtarum Latinorum, etc. II Vol. Amjt. 1759--1773. 4t. 1761. Part. L p. 161-167. Ib. 1765- Part. II. p. 388-393- et 1766. Part. I. p. 36-40. Bibliotheca Critica, Vol. I. Part. III. p. 139, 140. et Vol. II. Part. L p. 133. C. Saxi, Onom. liter. Pars VI. p. . 533--5S7- C- A. Klotz , ASa Liter. Vol. I. p. 62. Joh. Christ. Strodtman, 9ïcu (Sclefjtt (Butcya/ V. <£j>. f. 55-64. BURMANIA, is de naam van een zeer oud en adelijk geflagt in Friesland, waar van de aframmelingen tot op de revolutie, ten jare 1795 voorgevallen, de luisterrijklte itaats- en kriigsambten namens dat gewest bekleed hebben. Reeds in de Xlde eeuw worden Upko en Rienk van Burmania gemeld, bij Winsemius Chron. IV. Boek, bl. 124. In deXIIde eeuwe komt voor, Douwe van Burmania , door Koning Balpuinus te Jerufalem tot Ridder van den H. Geest geflagen, V. Debl. M bü  m BURMANIA. bij EMiirug, Rerum Frific. pag. 114. verg. M. Hamccnius o\, Vmi rebusque, Friftce ïlhmHbus, pag. 114. Men vindt de. 'ihmlijst van dit geflagt, gedeeltelijk bij Vriemoet , Athen, 7'V.: pag. 55, 56. 94, 95. 98. 111. en vollediger in 't JTar ■ftvbnek van Ferwerda. Ridders uit dit geflagt waren, behalven Tjaard vat? Burmania , van \vien in Hoynck van PapenBsecht, And. Belg. Part. I. pag. 62, 63; Rienic van Bürii.'iNiA, volgens Hamconius l. c. pag. 102; Tjaard en Doufe van Burmania, door Keizer Karel den V, te Keulen in "%'jaar 1521, tot den Ridderftand verheven, waar van het. 'Diploma nog voor handen is. Zij waren oom en oudoom, vader en grootvader van Gemme en Upko. Genoemde Tjaard komt meermalen in 't Landboek van Kemfo van Martena "yoor, als lid van den Fiuften-Raad van Keizer Kaïel, en als Pijkgraav van de Leppe, -Sijdweijrdt; en den Hem; ook was hij een der Zegelaars van den Confirmatie-Brief der overdragt tusfen Karel- den V. en de Landen van Friesland, den 20 december 1524 gedagtekend. De grootvader van Gemme was R.ienk van Burmania, geftorven in 1494, en vermeld door. Emm'üs, Hift. Frif. pag. 439, en Schotanus, Gefchied. van Fricd., bl. 366. 392. 'Hij: liet vijf zonen na; van welken twee Raden der Hertogen vak Saxen waren, en naderhand van Keizer Karel; een Keizerlijke Raad; een Grietman van Leemvardcrcdeel, voorkomende bij Emmius , l. c. pag. 94-6-953» en andere Friesfe Gefcbiedfchrijvers. Douwe , Rienks tweede zöon / Grietman van Leeuwarderadeel, was de vader van onzen. Gehmc; sis ook van Hero, die den Koning en den Roorfen godsdienst bleef aanhangen, doch te gelijk ijverde tegens gewetensdwang, én voor 's Lands vrijheden. Men zie P. W;wPFMius, Hift! Lib. Ü p. 35:/*?. II. p. 129. TI. p. 173. IV. p. '276; Gabbema' Verhad van Leeuwarden, bh 477. Gemiie t.-n BuB'.t'.ma was eerst getrouwd met Jouke Haarda, zuster ' Van-PiBo; naderhand met Jel, Gellia of Juliana van Aylva. Ónder "/vv.e kinders waren, Dominikus en Riemk, gemel'j in F^a'Ncbilis. phg. 28, 29; waar ook pag; 153, 154- onze ' £emmë hoog'geroemd wórdt, door Gellius Snecanus, die . jji. « SMrS -V". - ■ hem.  BURMANIA. (DOUWE BOTIINIA van) 170 hem optelt onder de handhavers van 's Lands vrijheid en van den zuiveien godsdienst; hij ftierf op Jnwesma-Stats te Fev weit, den 28 nove-aj-er 1602; e* ligt, aldaar, begraven. Belangende Ui'Ko van, Burmania , dient hier nog aangemerkt, dat hij vader was van negen kinderen, waar toe ook behoor, den, die in de Genealogie van Ferwerda, verkeerdelijk worden toegekend aan Georg , kinderloos geftorven te St. Ouentin. Zijn zoon Sybrand, was niet Kommandeur van V Hartogenbosch, maar Houtvester van Friesland. In 't latijnfe handfchrift van TJpfco (laat: Proefectus fylvar. duc. uxerem, waar voor men, kwalijk, gelezen heeft: Pr^fetlusfylvce ducis. Schwart- zenbeeg, Cliarterb. van Friesland, II. D. bl. 77. 90. 117. 152. 155. 176". 182. 184. J. W. te Water, Verb. der Edelen, II. D. bl. 310. aant. (*). BURMANIA (DOUWE BOTHNIA van) , oirfpronkelijk vit het bovenftaande geflagt, is een zoon geweest van Gemme vaN Bubm isiA, eerst Dijkgraav over IVijmvrüzeradeel met ds lieden Sneek en TLt, daar na Holtphester en Pluimgraav van Friesland; en Foeck Eysinga. Hij leefde in het laatfte ge. deelte van de XVIlde en eerfte gedeelte van de XVIIIde eeuw; en was een Man, ervaren in vele wetenfchappen, die zig inzonderheid op de veifchijnzelen der Natuur, toeleide; en wel bepaaldelijk wat de luchtgefteldheid betreft. Men kan van hem getuigen, dat hij door ene ondervinding van vele jaren zo verre in deze wetenfehap is gevordert, dat hij alle luehtsveranderingen, en het weer, dat zij veroirzaken, op enen vasten grond koste voorzeggen, gelijk hij door ontelbare proeven aangetoond heeft. Ontwijffelbaar heeft hij enen onfterfelijken roem verdient door het nitoeffenen van zulk eene nut. tigs wetenfehap; en het algemeen kan dien groten Man ook geene dank baai heid bewijzen, welke de tieiFelijke beipiege. lingen, welke hij het edelmoedig heeft medegedeeld, evenaart. Hij is nimmer gehuwd geweest, en ftierf in 1720". Het werk, dat de vrugten behelst, welke deze arbeid heeft opgeleverd, beftaat uit twee Platen op groot mediaan fchrijfpapier M 2 ge-  ;»-. BURMANIA. (GEMME vah). gedrukt-, met ene befchrijving die tot tijtel heeft: JMeutos manie? en onötr|ïeIIinge- ober SBeer / met een fc«tc aantoijjmri» en uitïeggtuge ter jahe öienenbe. 3tcctttBauDcn bij Franc. Halma, 1715, m plano.. Reeds twee jaren te voren hadt hij ■uitgegeven: Epijlola ad Cl. Ruardcm' Andala; de methode ratkcinandi de more eoeli duUo: quidem maxime pro ftu ac. climate Frifite, qua Aëris motus annuus, prcecipuse mutationum caufa ac prognostica, breviter indicantur., Jecundum quam, & pre omnibus aliis Regionibus , locis ac climatibus, judicium ferri poteft :■ ad explkanda. prcedifcenda Cccli phenomena; ui ad notitiam ac vftmi diüi Barometri, ut plurimam conducens : occafione Capfula Taaacifiernutatorii,. cujus Operculum prcecipuam Hypothefis portent txhibebat, misfcs. ac donata, confcripta. Leoy. 1713. Afo. Aan het hoofd van welken Brief de volgende zeven regels zijn ge* plaatst: Quonram, Rura tmhi £? rigui placent in vallibus amnes Et natura? Author, os hominum fublime dedit Ctelumque tueri Hinc prius ignotum ferro quam fcindimus cequor ; Ventos ac. varium Crnli pr.cedifcere Morem, Cura fuit. Et quia Non f rustra Jignorum obitus. fpeculamur, & ortus $ Neque defeSus Solis varios, Lunccque labores. BURMANIA (GEMME van) ; daar reeds hier boven, van is gefproken; was, wegens den Friesfen Adei, tegenwoordig bij den eed en hulde van Koning Filifs, te Brusfel, in 't jaar 1555; wanneer de Friefen ftaande deden, 't gene door anderen knielende gefchiedde. Schoon zijn broeder, Hero, het Spaanfe gebied b'eef aankleven , heeft hij egter fteeds," met bezadigdheid , zijn afkeer van dwingelandije deen blijken; verfcheiden Staatsvergaderingen bijwonende., waar in, met vrijmoedigheid en ernst, geklaagd werdt over de inbreuk yan 's lands voorregten, de vertrappinge van de vrijheid, en over den, gewetensdwang. Hij toonde zig onafbangelijk van ^ Hofs gunst en haat, die hem, minder ter harte gingen, dan de ruste van zijn geweten, en 's lands welvaart. Zijne denk- wij-  BURMANIA. (GEMME ONUPHRIUS van) wijze gaf aan Alva aanleidinge, b'm hem in *t jaar fjjtëS), naar Antwerpen ter verantwoordinge te dagen-, 'en kort i&t&fr.k. zijn vaderland tedoen ruimen. Hij fchijpt zig met zijne vrouwe', Jel of Gellia van Aylva , welk ook een vrijheidlievend, hart bezat, te Keulen te hebben opgehouden; in welke 'ftad 'hij, met Albada en andere Friesfe ballingen■■, buiten het" be. 'reik der fsfederlandfe blcedplakaten was-, en 'over *s lands beste nut kon raadplegen. Hij zal, egter-, kort daarna-, in ajn vaderland wedergekeerd zijn; waar hij, in hogen ouderdom* geftorven is; veifcheiden kinderen nalatende, van welken bij zijn zoon 'Sjuk, uit wien alle de nog overblijvende Burma- nia's afftammen, overleefde. p, Winsem. , -Hifi. Lik I. p. 7 , 8. Lib. II. p. 72, 73. n4. Lib. V. p. 39G." J-. W. TE Water, Verb. der Edelen, II. D. bi. 309--312. EURMA-NIA (GEMME ONUPHRIUS van), eèn zoef; Van Idzard van Burmania-, eerst Grietman van Rauwerderafisrn; vervolgens van Ferwerderadeel; en-, van Anna Doepjc van Schwartzenbero; is geweekt, 'Generaal van de fn&Kté>ije in dienst der Verenigde Nede-ianden. Ten jare 1732-, 'wierdt 'Gemme door Pri m Willem -den IV-, toen ter rijd Stadhouder 'van Friesland 'enz/, waar van hij 'Oppei'ftaim'eestei was «fcar Zeeland gpzonden-, ten einde uit 's Voiften naam, met dc S taten diens ge wests-, over'hét Mmkgraavfchap Van Vere én 'Vlsf.ngen te handelen. Burmania -toefde énigen 'tijd 'in 'Zeeland. Hij vorderde-: dat men -zijne Hoogheid -hèrftelde •>, in her. bezit" van het -Markgraavfchap, zullende hij egter; £ in enige opzigten, tegen behoorlijke fchadeloosftelling. alia «-, verantwoof el-ijke toegeeflijkheid voor de Staten 'gébruiken'} •„ en zelvs, van nu af, het Markgraavfchap aan de Staten af y, ftaan, i-n geval hij zonder kinderen overleedt, zonder 'è.m>j ge vergoeding Voor zijne eifgenamen te voixlefen-, 'of-,.-x& y, -hj alleenlijk ene of meer dogters naliet, tegen behoorlijke •>, vergoedirg in geld, ten behoeve de/:er dogterèn.'' De GÊmagtigien cer Staten merkten op dezen voorflag-, 'aan;: 7, dat % tut te rug geven van het Markgraavfchap vierkant ■aanliep ï'S?  »g2 „ tegen het bed uit van den jare 1732, waar van zij niet gei' „ last waren af te gaan;" voorts vragende, in Welke opzigten,' de Prins den Staten zou willen genoegen geven? Burmania verklaarde: ,, dat zulks zöu beftaan, in bet afftaan van enigtf „ hcc;Jijkc regten , de M^ikgraven toebehoord hebbende." Doch alzo hij niet afgaan kon van de te rugvördering des; Markgraavfch:ips, bleven de onderhandelingen opgefchort. Da Staten van Holland vermaanden, middelerwijl, die van Zesland, bij verfcheiden' brieven, dat zij zig flipt moesten houden aan het befi.iit van den jare 1732; en men verklaarde? hun, eerlang, dat men geene gezindheid altoos hadt, om hier van in 't minfte af te wijken. Burmania , ondertusfen, den Piinfe gefproken hebbende, kwam, in 't begin des jaars 1739, wederom te Middelburg; dochGoes en Tkolen veiftonden toen, dat men de handeling niet behoorde te hervatten: „ 'dan Vcör zo ver zij de fchadeloosftelling, van alle de He„ ren regièn zou afftaan, mids men hen de voordelige behe„ ring van 't leen (Dominiwn utile) alleenlijk behouden liete.': Doch deze voorflag, die nog al aanliep tegen het befluit van den jare-1732,' behaagde niet aan de meesten. En alzo rnen^ wederzijds , betuigd hadt , niet verder te kunnen komen; werdt de handeling, door de meeste leden, in julij, verklaard voor afgebroken, flisfingen hadt alleenlijk gezeid, hier op ongelast te zijn, en Vere, 't advijs van Vlisfingen te zullen afwagten. Middelerwijl bleven de Staten van Zeeland, of ei* gentlijk de twee lieden Vlisfingen en Vere in 't bezit van alle jegten des Markgraavs, ingevolge van een oktroij der Staten, van den 20 augustus'1733, tot op de merkwaardige omwenteling des jaars 1747; wanneer Willem de IV, in 't vol genot van zijn erfgoed gefteld werdt. Gemme is den 12 augustus 1759 overleden,, en zijne wapenfchilden zijn in de kerk te Anjum opgehangen, welke aldaar rustig verbleven zijn tot op de revolutie van 1795, wanneer zowel in Friesland als elders, een algemene wapenafneming heeft plaats gevonden. Een bijzondere eigenfchap hadt 'ten aanzien van onzen Burmania plaats: men verhaalt nameé - ' 'lijk BURMANIA. (GEMME ONUPHRIUS van)  BURMANIA. (üFaO van) |&l lijk van hem, dat hij fomtijds zo afgetrokken van gtda^Kr. koste zijn, dat hij genoegzaam niets hoorde, niets zag; & 'een dezer luimen zou hij ten hove op de antichambre gèkcfacn. zijn , met een hoed op zijn hoofd en een onder djn Waarlijk ene, JioeJanigheid ten aanzien 'van 'een Legerhoofd , die hem', ware hij in de gelegenheid geweest, wel eens flaters hadt kunnen doen begaan. Bynkersi;. , Quteft. -juf. Tubl. Libr. II. cap. XV. p. 294. Wag., Vod. Hift. XIX. Dt hl. 133--135. Medeg. Berigten. BURMANIA (UPKO van), zoon van Hero en Ekkit Glenz, zig in 't Verbond der Edelen begeven hebbende, v.c.d:. door Alva, in 't jaar 1568, naar Antwsrp?n gedaagd, en met verfchijnende , gebannen. In Friesland wedergekeerd , veifcheen hij, van tijd tot tijd, in de vergadering der Staten; cr: Was, wegens de Volmagten van Oostergo, benoemd ter beflisfing van een* zwaren 'twist, in dat gewest ontitaan. - J'Ios'wel zijn vader, 'en andere bloedverwanten, den Reomfez30-..$. dier.st aanhingen, fchijnt hij egter daar van afgeweken te z,jn Men gaf hem in 't begin der Neierlandfe beroerten, volgen^ 'ene oveileveringè', in 'zjn'geflagt den naam van Lltze, dat p kleine, üeus\en; 't zij dat hij niet groot was; 't zij", 'uit tiööClde van zijne jonge jaren. Hij overleedt in^t jaar 1615, en 'ligt met zijre huisviouwe, Rinsk Rcorda', te Stiens begröVcn; ft'aandê op de grafzerk die hun Bedekt te lezen: Hlc cub.n ad festas Vpco Burmania luces Et fociata fuo Rinskia Roorda vin. Upko wordt, nevens zijn' broeder Sybrand, geroemd, als reen verdediger van 't zuivere Euangelium en 's lands vrijheid en ook wegens zijne, geleerdheid. Hij was niet alleen nuttig voor zulken, die 's lands gefchiedenisfen poogden 'op te iiejderen, mair floèg 'ook zélv handen aan 't werk. Getuigen hier van zijn deszelven nog ongedrukte weiken: r. téujUmi Minz ober ben 2tbef. 2. Ocfïathtltjfiteit bet ïfeeieen 'en té* tótgen ban ifri^Sïanb/ niet ïjtranc gefèhtebèni«ifen tot op jfë 'M I " *&  BURNET. (GILBERT) bel den grooten. 3. ©erbanbeling ober be grootte en bec* - beding ban jfrie.é[anb. 4. («Scflac&trcgisStere" Der obeïpe frain* men in ifrie^ïanb. —'— Suffrid. Petri, de Scriptoribus Frifice, Dec. IX. cap. 8. &c. Fvifia Nobiüs, pag. 55. 60. Winsemius, Chronique van Friesl. bl. 858, 859- L W. tb Water, Verbond der Edel. II. D. bi. 312-314. BURNET (GILBERT), Bisfchop van Sèlisburij, fchoon een Schot van geboorte, heeft zo veel deel gehadt in de omwenteling, die Willem den III. op den troon van de drie Britfe rijken plaatfte, dat wij niet voorbij kunnen, om hier een levensfehets van hem mede te delen. Hij is den 18 feptember 1643, in Edenburg de hoofdftad van Schotland geboren, afdammende uit een zeer oud geflagt, afkomilig van het graavfchap Aberdeen. Zijn vader, de jongde zoon van het ftamhuis Leijes, was een ervaren Regtsgeleerde, en wierdt na de herflelling van Karel den II. ten trone van Engeland, Lord de la Sesfion, onder de benaming van Lord Cromont, welke waardigheid veel overeenkomst heeft met een Rigtersambt in Engeland. Zijne huisvrouw, de moeder van onzen Gilbert , was de zuster van Archibald Johnston , ook Lord de la Sesfion, bekend onder den naam van Lord Warriston, mede een hoofd der Presbijterlanen. Doordien nu zijn vader een tegenftrever der partij van Kromwel was, en dus ambteloos, hadt hij tijd om zijnen zoon tot leermeester te verftrekken, en zulks met zodanig een gewensten uitflag, dat de jongeling in zijn tiende jaar reeds in ftaat was om naar het Hogefchool van Aberdeen te worden gezonden, alwaar 14 jaren bereikt hebbende, hij reeds tot Meester in de wijsbegeerte • wierdt a-angefteld. Schoon zijn vader hem gaarne den geestelijken ftand hadt zien omhelzen, viel egter zijne keuze op 'de regtsgeleerdheid; doch gedurende een jaar zig in deze wetenfehap geoeffend hebbende, bekroop hem uit eigen beweging de lust om in de theologie te ftuderen; en hij vorderde zo ongemeen in dien tak van geleerdheid, dat hij reeds in zijn 18de jaar den predikstoel beklom, en zo veel genoegen gaf,  BÜRNET. (GILBERT) rs.: dat hem het beroep van Edenbufg werdt opgedragen , waar voor hij egter bedankte. Zijn vadèr inmiddels overleden zijnde, ging hij aan 't reizen, trok eerst Éaar Engeland, alwaar hij met de vermaardfte Mannen van dien tijd in kennis geraakte; vervolgens ftak hij naar Holland over, en leerde tè Amfteldam het hebreeuws van enen Jootlfen Rabbi ; voorts maakte hij kennis met veie 'Geleerden van allcrleije gezindheid, doordien hij voor een regel hield, dat men met alle brave lieden , van welke godsdicniïige gevoelens ook , in vriendfehap moest leven. Hier een geruimen tijd doorgebragt hebbende, trok hij naar Frankrijk en van daar naar Londen, alwaar hij tot lid van het Konings kollegie wierdt aangenomen. In Schotland te rug gekeetd, liet hij zig in 1665 ordenen, en nam bezit van het predikambt te Taulton, dat hem reeds voor zijn vertrek was opgedragen. Deze bediening nam hij met ene nauwgezette zorgvuldigheid waar, en vermerkende dat vele Schotfe Bisfchoppen hunne aanbevolene kudden verwaarloosden, gaf hij een gefchrift in 't licht, waar bij hij dezelven met allen ernst tot hun pligt vermaande. Omtrent dezen tijd tastte hem een luim van afzondering aan, hij ontweek alle gezelfchappen en leefde eenzaam als een kluizenaar; tenens niet dan dweepzugtige boeken lezende; deze levenswijs knakte zijne gezondheid, ook bemerkte hij 'er 't Schadelijke van , wierp de 'mijstieke boeken aan een kant, ontwaar wordende dat de Hellingen die zij behelsden, mejt de gezonde reden ftrijdig waren, en zeer gefchikt om haat tegens zijne natuurgenoten in te boezemen. In 1669 werdt Busnet tot •Hoogleraar te Glascow aangefteld, in welken post hij ruim vier jaren met zeer veel ijver volhardde. Ten jare 1672 trouwde hij met de dogter des Graven van Cassilis, en weigerde een bisdom dat hem opgedragen wierdt; intusfen vernomen hebbende dat het Hof geneigd was om den Roonfen godsdienst in te voeren; liet hij gene gelegenheid voorbijgaan om zijn afkeurend gevoelen hier- over te uiten, waar door hij in ongenade van den Koning verviel; ook bedankte hij voor zijnen post als Hoogleraar te Glascow, Welke plaats hij verliet, doorM 5 dien  225 dien gewaarfchouwt wierdt-, dat men hem in verzekering wtl~ de nemen. Hij vertrok naar Londen, huisvestte aldaar bij een goed vriend, en niet lang hier na wierdt hij tot den predikdienst in 'the Rolls-Kapelle beroepen, in weerwil des Konings. Hier., geraakte hij in boezemvriendfchap met den Ridder Littleton, die een ongemeen vernuft en diepdenkend oirdeel in hem ontwaar wordende, hem dikwils raadpleegde, waar doorhij grote kundigheid in ftaatszaken verkreeg. Ook mengde bij zig ten dezen tijde in theologife gefchillen-en redetwisten , benevens Dr. Stillingfleet tegens den berugfen Coleman. Niet lang hier na wierdt hem opgedragen om de gefchiedenis der Reformatie in Engeland te befchrijven, tot vervulling yan welke taak Dr. Lloyd, Bisfchop van Worchefter en Dr. TilXOtscn hem de behulpzame hand bojen. Tot een beloning hier voor, wierdt hem door den Koning het bisdom van Chichefier aangeboden, waar voor hij bedankte. Toen de Lords Essex en Russel als Staatsgevangenen naar den Tom wierden gezonden, dagt een ieder dat het Burnet ook zoude gelden, en dat hij een deelgenoot van hun lot ftondt te worden, doordien hij hun gemeenzame vriend was; doch zijne herhaalde betuigingen, dat het niet geoirlooft was iets tegen zijnen wettigen Vorst te ondernemen, hadt die Heren tot zijn geluk wederhouden, om hem iets van hunne geheime aanflageh te vertrouwen. Terwij! hij bezig was, met lust en getrouwheid zijne ambtsbezigheden in the Rolls-Kapelle waar te nemen, wierdt hem ten jare 1685 naméns het Hof het verder beklimmen van den predikftoel verboden; doordien men hem verdagt hieldt van de hand geleend te hebben in het zogenaamd Protestants verraad, en in de ondernemingen van Monmouth en Argyle, kort te voren uit Engeland geweken. Hij verliet hier op het Britfe rijk na dat Koning Karel de II; overleden was, en begaf zig het zelvde jaar aan 't reizen; teog naar Frankrijk , van daar naar Italië , vervolgens over Zwitzerland en zo den rhijnftroom af door Duitsland na'ar Holland, van zins om zig ih Friesland of te Groningen .neder te zetten. Doch te Utrecht vondt hij brieven uit 's Hage: vrawS BURNET. (GILBERT)  iJU3.NET. (GILBERT) l8? bi) men hem riedt, vooraf, een' keer derwaarts te doen, en den Prins en Prinfe3 van Oranje te begroeten. Hij deedt zulks, en hunne Hoogheden traden teiftond met hem in een openhartig gefprek, over den toeirand der zaken in Engeland; w.:ai van wij hier, meest met zijne eigene woerden, uit den Hiftoriefchrijver Wagenaar door ons 01.tlcend , verflaf zullen doen. De Prins," 'fchrijft hij, „ fchoon uit der aart koe! en s, agterhou.iend, ontdeedt zig, ten mijnen cpzigte van ee:i „ groot gedeelte dezer hoedanigheden. Hij . fcheen- zeer on„ voldaan over 's Konings handelwijze. Hij was bedtigt, „ dat zijne Majefteit zulk een argwaan tegen- zig zeiven ver„ wekken zou , en zo veel agterdogt opvatten tegen zijn „ volk, dat hij, de Fraife maatregels volgende, wanhopige „ befluiten zou uitvoeren, waar Van de gevolgen, niet dan „ door geweldige middelen, zouden konnen gefluit worden." Burnet was zeer getroffen, door de deftigheid van 's Frinfen Voorkomen. Hij fcheen naar 't verhaal van den Doktor, weinig zoig te dragen voor zig zei ven, en geen vermoeden altoos te hebben , dat men 't op zijn perfoon gemunt hadt. Doch Burnet was onderrigt van den aanflag van zekeren Savojaard, die, een moord in zijn vadeiland gedaan hebbende, naar 't land van Geneve gevlugt was; van waar hij dqg Heer Louvois te Parijs gefchreven hadt: ., hoe hij kans zag, -„ om den Prins van Oranje van 't fcrand van Schereningen,, „ te ügten, en naar Frankrijk te voeren, zo men hem alleen„ lijk, een klein vaartuig, voorzien van 20 ftukken gefchuts, „ bezorgen wilde." En fcheen deze toeleg zo vreemd niet bedagt, om dat zijne Hoogheid gewoon was, zig, dikwiis, met een' koets, naar Sclieveningen te laten rijden, om zig te verlustigen; zonder van meer dan een' Fleer in 't rijtuig, en een of twee Paadjes agterop verzeld te zijn. De Savojaard Was voornemens, een ftuk wegs van 't ftrand, op 's Prinfen komst te blijven wagten; en, wanneer hij hem vernam, in ene boot, met zeven perfonen jverzeld, naar .land te loeijen, den Prins te overvallen, aan boord te voeren, en terftond fiief hem onder zeil te gaan, naar Frankrijk. Louvois fcheen gin  Ï88 -BURNET. (GILEERT) zin te h'ebbbü in de "onderneming. -Immers •, hij ontbbódC'déri Savojaard naar Parijs, en fchikte hem reisgeld toe. Doch de. ze, verkuischt met zulk een eer, Vertoonde Louvois brief en een affchrift van den zijnen aan verfcheiden' iieden, en onder anderen aan den beroemden Wiskonftenaar Patio, in wiens vaders huis hij zijn verblijf gehadt hadt. Fatio hadt 'er Burnet kennis van gegeven, en bevestigde het verbaalde, in den Hage, daar hij zig ter dier tijd ontbieldr. Burnet verzuimde niet hunne Hoogheden hier van te onderrigten; doch de Prins fcheen zig 't verhaal luttel aan te trekken; de Prinfes toonde meer vreze. Op haar verzoek, fprak 'er Burnet van met den Raadpenflonaris Fagel en met enigen der Staten, aan welken de aahllag niet onuitvoerlijk voorkwam; Men verzogt aan den Prinfe, dat bij nimmer zonder lijfwagt wilde uitrijden; waar toe hij, niet zonder enige moeite , werdt overgehaald. Burnet dagt, dat zijn geloof aan de Goddelijke ■ Voorbefchikking hém onbezorgder maakte, dan noodzakelijk was. Maar als men hem zulks voorhieldt: antwoordde hij t dat hij Vastelijk geloofde in ene Voorzienigheid, en dat hij ■ •„ zijnen gantfen godsdienst haast kwijt zijn zon , zo hij dit „ geloof varen liet; ook kon hij niet zien, hoe de Voorzie„ nigheid zeker zijn kon, zo alles niet gebeurde , Volgens een •„ volftrekt befluit van Gods wil." Doch Burnet oirdeeldei „ dat zij, wien de zorg voor *s Prinfen opvoeding aanbevo„ len geweest was, hun werk meer gemaakt hadden , om hem „ de Kalvinistifche bevattingen van Gods volftrekte beflurten •„ in te drukken, dan om hem te Wapenen, tegen de verkêer,„ de uitwerkzels, die deze gevoelens op het gedrag konden „ hebben. Want," voegt bij 'er bij, „ in Holland drukken „ de Predikanten den leden hunner gemeenten niets flerker „ in, dan enen diepen afkeer van de Arminiaanfe leïe, dié „ aldaar zo veel veld wint, dat de agteidogt, welke zij 'er over opvatten , hen meer doet zorgen voor het fluiten dezer „ lere, dan Voor het voortplanten der gewigtigfte waarhe„ den-." Burnet geeft, éef hij het verder gehandelde met den Prinfe  BURNET. (GILBERT) fe en de Prinfesfe te boek fte-lt, ene korte befchiijving van den aart hunner Hoogheden: ,, 's Prinfen opvoeding was," fchrijft hij: „ zeer verwaarloosd. Zijn gantfe leven door, „ hadt hij den hoogften weerzin in bedwang. Hij fprak wei„ nig. Hij geliet zig, fomtijds, als of hij zig eigens op toe„ leide; doch hij haatte allerlei bezighekl, zonder uitzonde„ ring, Van kouten hadt hii een' Herken afkeer; nog groter „1 van 't fpel; dit deedt hem zig gedurig ophouden met de „ jagt, waar aan hij meer overgegeven was, dan iemant dien „ ik immer kende;- do;h ik merkte zijn Jagen altcos aan, als „ een ontvlieden van gezelfchap en van bezigheid-. Frankrijk „ kleiner te maken was de heerfchende zugt van zijn gantfe ,, leven. Hij hadt maar een ondeugd, welke hij egter, zeer „ zorgvuldig, zogt te verbergen. Zijne houding kwam den „ H.llanderen bevallig en verpligtend voor; doch hij kon zig ,, niet voegen naar den aart der Engeljen, met welken zijne ,, koele en lome geestgefteltenis niet overeenkwam." Wat de Pr.infesfe betreft; Burnet prijst hare uit- en inwendige hoedanigheden zeer hoog. „ Zij hadt,"- zegt hij: ,, ene Vorfte,, lijke houding, ene grote kennis, een gezond vcrftand, ene ,, deftige bevalligheid van fpraak. Zij befteedde veel gelds in „ liefdadige giften, fchoon de Koning, haar vader, haar geen „ inkomen toeleide, waar van zij, naar haren ftaat, leven „ kon; gelijk hij, meent Burnet, behoorde gedaan te heb„ ben, zo hij zijn belang wel begrepen hadt. Want," vervolgt de Doktor, „ het toeleggen van een aanzienlijk inko„ men, aan haar en aan den Prinfe, zou de Engel/en hebben „ doen vermoeden, dat 'er goed veiftand en geheim vertroti,, wen was, tusfen den Koning en Prins en Prinfesfe, en het ,, volk zou zig zo ligt niet op hunne Hoogheden verlaten „ hebken , ais het naderhand deedt." Voorts fchrijft hij: „ dat hare Koninglijke Hoogheid zeer belezen was in de histonen en in godgeleerde fchriften ; doch dat zij zig ook, „ met veel lust, aan enig handwerk bezig hieldt, als zeker „ ongemak aan 't gezigt haar 't lezen belettede." Doch van den ftaat der Engelfe zaken en van de ftreken van 't Hof wist zij ï8o.  J90 BURNET. (GILEERT) zij weinig, voor dat Burnet verlof kreeg, om haar daar over te onderhouden. Zij vraagde hem, onder anderen, bij zekere ■ gelegenheid, waarom de Koning, haar vader, zo gebeten was op Jurieu, een bekend Frans Schrijver van dien tijd ? Hij ant, woordde: „ dat zulks voornamelijk aan Jurieus fcherpen „ fenrijfitij! te wijten ware, hebbende hij, onder anderen, „ zeer pn betaam lijk gefproken van Maria, Koninginne van „ Schotland; waar door hij een blaam gebragt hadt orer allen, „ die uit deze Voiftinne gefproten waren." Doch de Prinfes hervatte: „ dat Jurieu niet te befchuldigen was, indien, „ 't geen hij van Koningin Maria gefchreven hadt, overeen„ kwam met de waarheid." Zo," vervolgde zij: „ de Vors„ ten kwaad willen doen, moeten zij verwagten, dat de we„ reld zig wreken zal op hunne nagedagtenis, wanneer hun,, ne perfonen buiten haar bei eik zijn, en dit is maar ere „ geiinge fmert, in vergelijking van het leed, welk zij ande„ ren hebben doen verdragen." De Prins, voorhebbende zig / van Burnet te bedienen, begeerde, dat hij in 's H->ge bleve, alwaar zig thans, fchrijft de Doktor, geene Engelfe ballingen onthielden. Hij riecit hem ook, vertrouwelijk om te gaan met den Raadpenfionaris Fagel , den Here van Dykveld en den Raadsheer Trerestein van Halewyn, met welken zijne Hoogheid, voornaamlijk, raadpleegde. Doch Burnet vondt niet geraden, zig in te wikkelen met den Ptinfe, voor hij deszei vs begrippen, omtrent fommige punten, wat nader getoetst hadt. Hij was bedugt, dat 's Prinfen verfchil met die van den Loevefteinjen aanhang, gelijk menze noemde, hem enen argwaan van de Vrijheid en van ene vrije Regeringe mogt ingeboezemd hebb*en. Doch zijne Hoogheid verzekerde hem van het regte tegendeel: „ ene vrije Regering alleen was," zeide hij, „ in ftaat, „ om enen magtigen vijand tegen te ftaan, en zo Veel gelds „ op te brengen, als vereist wordt om enen langdurigen oor- „ log te voeren." Voorts, verklaarde de Prins: „ dat hem „ de diensten gebruiken der Engelfe Kerke wel aanftonden,. „ doch dat hij 't veroirdelen van andere Kerken afkeurde; „ 't welk  BURNET. (GILBERT) v 't we'k Burnet insgelijks deedt." De Prins was, zo hij verklaarde, ook niet van zin om de Ka'.v'.n'fc begrippen van de Goddelijke befluiten in Engdand te deen va.tfteüen; alleenlijk wenste hij, dat zij 'er ,mogen verdragen worden; ook zou hij gaarne zien, dat men enige uiterlijke plegtighcden van klein gewigt aan ene zijde ftelde in de Engelfe Kerke. Wijders;, herinnerde Burnet hem, dat het nodig was, tót bevordering van zijnen dienst, dat de vloot der Staten in gereedheid gebragt werdt. Ook werdt hier eerlang toe befloten. ter algemene Staatsvergaderinge. 't Gefpiek, waar in alle deze dingen verhandeld weiden, duurde verfcheiden uren. Bij ene andere gelegenheid, vraagde Burnet de Prinfes alleen , wat zij dagt, dat de Prins zijn zou, wanneer zij eens Koningin van Engeland werdt? en hij bragt haar ligtelijk tot het beiluit; „ dat zij zig vergenoegen zou met den naam van „ Kcninginne; dat zij den Prinfe den naam en 't gezag van „ er.en Koning zou doen opdragen, en dat zij, volgens de „ Ijsfen der Schrifture, hem, als haren man, in alles ge„ hoorzaam zou zijn, zo hij haar, als zijne vrouw, bemin„ nen wilde." De Prins was zeer in. zijn fchik met dit befluit, welk de Prinfes hem, in Burnet's tegenwoordigheid, verklaarde: ,, Hij was ," zeide hij, naderhand, regens iemand: „ nu negen jaren getrouwd geweest, zonder dat hij' „ 't hart gehad hadt, om de Prinfes te brengen op een ftuk, „ welk Burnet, in enen dag, hadt weten af te handelen." Koning Jakob de II, midierwijl, onderligt van Burnet's gemeenzaamheid bij den Prins en Prinfes van Oranje, fchep. ' te, hier uit, zo veel argwaan, dat hij in 't najaar van dit zelvde jaar 1686, den Kwaker William Penn naar 's Hage zondt, ten einde zijn Hoogheid te bewegen, dat hij 's Kofrifigs maatregelen goedkeurde, en zig openlijk verklaarde, voor het verdragen van allerlei-gezindheden. De Prins hadt -zig hier over meermalen verklaard, en men verfpreidde reeds in Engeland, dat hij 't eens was met den Koning; ook herhaalde hij deze verklaring van zijn gevoelen, nogmaals tegens Penn, betuigende, zelvs van verftand te zijn, dat men de Rooms-  BURNET. (GILBERT) Roomsgezinden behoorde te dulden, zo. 't Parlement 'er toe bewilligen kon. D ?ch, onaangezien zulke verklaringen, bleef 'er groot verfchil tusfen den Koning en den Prinfe. De Koning zogt, namelijk, onder voorwendze! van de ver* fchiliende gezindheden te verdragen, de Test-Akte te doen vernietigen, en, daar door, de Roomsgezinden, tot het bekleden van allerlei ambten y bekwaam te maken. De Prins verftondt, daarentegen, dat het vernietigen dezer Akte Yle ondergang zijn zou van den Protestant/en Godsdienst. Penn deedt zijne Hoogheid, uit 's Konings naam, allerlei beloften, om hem van begrip te doen veranderen; dan het mogt niet baten; de Prins bleef bellendig bij zijne mening, eh Penn keerde onverrigter zake, naar Engeland,' alwaar bij zedert, zijn best deedt, om 't vertrouwen tusfen den Koning en den Prinfe te herftellen. Intusfen begreep Koning Jakob, dat het van zijn belang was, om, ten minften vooreerst en uiterlijk, goed verftand te houden met de Staten en den Prins zijnen fchoonzoon: ten einde dit te bevorderen, ontboodt hij Skelton, die hem in Holland luttel dienst deedt, en zig de ongunst van zijne Hoogheid op den hals geladen hadt, in 't najaar uit 's Hage te rug, en floeg, zedert, het oog op zekeren White, een Iersman, die, fchrijft onze Burnet, lang een verfpieder der Spaanfen in Engeland geweest zijnde, bij mangel der voldoeninge zijner wedde, den tijtel van Markgraav van Albyville, in de plaats van geld, van hun verkregen hadt. Deez' kwam, in januarij 1687, in Holland, met de waardigheid bekleed, van buitengewonen Gezant des Konings van Groot-Britanje, en verzekerde de Staten, in zijn eerfte gehoor, dat de Koning, zijn meester, de gefloten verdragen heiiiglijk dagt te houden, hebbende zijne uitrustingen ter zee geen ander oogmerk, dan het laten bewaren van den vrede, en klaagde teffens, dat de Regering van Amfteldam, de wederfpannelingen, die door Engeland opgeëischtwaren, gedurig ontfnappen liet. Zij verdedigde zig zo goed als zij kon; doch het klagen hieldt aan, in Engeland, en werdt meermalen vernieuwd door d'Albeville , die»  BURNET. (GILBERT) 193 die, zelvs met den Prins en Prinfesfe van Oranje, niet in onderhandeling begeerde te treden, voor dat hunne Hoogheden beloofd hadden, Burnet niet meer te zuilen zien. Kort hier na werdt den Doktor, openlijk, ingedaagd, door den Koning, om zig wegens ene befchuldiging van hoogverraad te verantwoorden. Doch hij verwierf, zedert, het burgerfchap van Amfteldam, fchoon hij zig meest in 's Hage bleef ophouden. Albeville viel den algemene Staten, eerlang, klagtig, over ene verdediging tegen de indaging, welke Burnet hier hadt doen drukken, en waar in hij beweerde, dat men hem om den Godsdienst vervolgde; 't welk de Gezant ontkende. Burnet was zodanig gehaat van 't Engelfe Hof, dat de Koning hem befchreef als fnoder dm Ferguson, en als den groot/ten venader, dien Engeland immer hadt voort gebragt; te gelijk verklarende, niet te zullen rusten, voor dat hij hem Holland hadt doen ruimen. Ook deedt hij, in 't begin des jaars 1688', nog ernftelijk aanhouden bij de Staten van Holland, dat men Burnet ftrafte, of 't land deedt ruimen; doch zijn verzoek vondt geen ingang. De Prins van Oranje hadt kort na den dood van Fredrik Willem , Keurvorst van Brandenburg, den Heer Bentink naar 't Hof van Berlijn gezonden, om den nieuwen Keurvorst, Fredrik den III, in vertrouwen, kennis te geven van zijn oogmerk op Engeland, en deszelvs bijfbnd te verzoeken. Ten zelvden einde, handelde hij ook met de Hertogen van Lunen-' burg-Zelle en Wurtewdjerg, en met den Landgrave Van Hesfen. Deze drie Mogendheden, en de Keurvorst.van Brandmburg beloofden den Prinfe onderftand, in geval deRepublijk, gedurende zijnen togt naar Engeland, of ter oirzake van den zeiven, inogten beoorloogd worden. Ernst August, Hertog van Hanover, hadt, ten dezen tijde, nog enige verbindte> isfen met het Franfe Hof; doch alzo hij in 't jaar 1658, . gehuwd was met de Prinfesfe Josia , dogter van den Paltzgrave Frederik den V, en van ene dogter van Jakob den I, Koning van Groot'Brittanje; nam Burnet, altoos ijverig in het behartigen der belangen van den Oranje Vorst, de vrijheid, V. Dïel, N cm  fURNET. (GIiBERï'> om a&u gemelden Paltzgraav, door middel zijner gemalinnen d.ie na 't affierven der Prinfesfen van Oranje en van Denemar* k^,t het naaste regt hadt tot de kroon van Groot-Brittanje, enige kennis van de onderneming op Engeland te laten toekomen. De. Hertogin hadt groot behagen in den toeleg, doch de Hertog hadt 'er kleine venvagting van; hoewel hij, naderhand^ van gedagten veranderde. Burnet zeide den Prinfe % enige dagen daar na, wat hij gedaan hadt. Zijne Hoogheid nam; 't hem niet kwaiijk, om dat hij, uit zijnen eigen, en niet uit 's Prinfen naam, hadt gefproken: „ 't Mogt ons,"1 voegde hij 'er bij, „ kwaad doen in Engeland; en fommigen „ doen denken, dat ik mij reeds zo verre meester dagt te $ zijn van 't Rijk, dat ik al ontwerpen maakte, omtrent de y opvolging tot de kroon." Toen Willem de III, den 11 november 1688, met des vloot ten tweedemalen in zee ftak, om naar Engeland te Hevenen, die den 15 aldaar gelukkig landde, hadt bij Doktor Blt.net als Kapellaan medegenomen. Alles voorfpoedig af-_ gelopen, en Koning Jakob uit het Rijk gevlugt zijnde, wierdt Burnet ten jare 1689 door Willem den III, tot Bisfchop van Salhburij aangelteld; in welke bediening hij zig loffelijk van zijnen, pligt kweet, zo in het prediken, kerken be-. zoeken enz.; rigtende daarenboven te Salisbury een fchool op, in het welke op zijne kosten 50 kinderen gekleed, en in het lezen, fchrijven, rekenen en de gronden van den christengodsdienst onderwezen werden. Doordien hij met hartzeer, de, veelvuldige gebreken gadefloeg die onder de Geestelijken plaats, vonden, iyas hij (leeds op middelen bedagt, om die 20, veel moogiijk ten miniton in zijn. bisdom te verbeteren; {en clien einde was zijn voornemen, om een theologife kweekfchpot pf Seminarium op te rigten, waar toe hij tien jonge Studenten uitkoos, fchenkende een ieder daar van jaarlijks uit zijne eigene middelen, 30 pond fterlings, en herr fageliik^ een uur. in, de godgeleerdheid onderwijzende; doch tfë l^iverfltert ^& Qjefoit naijverig, bier. over, kantte zig. tPgen§ deze fluttjge infteUing,, onder voorgeven dat zulks met hun-  BURNET. (GILBERT; 195 hunne voorregten ftrijdig was; hij wierdt dus genoodzaakt^, hier van af te zien. Ten jare 1698, wierdt hij tot Leermees. ter des Hertogs van Glocester benoemd, dat hij fchoorvoetende aannam, voor reden inbrengende, de onmooglijkheid om de pligten die zijn bisdom van hem vorderden, naar behoren te kunnen uitoefenen; doch dit hielp niets, en men vergunde hem flegts, om twee maanden van het jaar in zijn bisdom te mogen doorbrengen. Zo lang Koning Willem be III. leefde, behield hij dezes Vorftens gunst en vertrouwen , en hij was benevens den Aartsbisfchop van Kanterburij, die hem in zijnen laatften nagt het avondmaal naar de wijze der Engelfe Kerk hadt toegedient, bij zijn overlijden, het welk voorviel den 19 maart 1702. Gedurende zijn verblijf in 'sHage, maakte Burnet kennis met een fchone en deugdzame Hollandfe Juffer, Maria Schott genaamd, die vele middelen bezat en van een aanzienlijke geboorte was. Hij huwde haar in 1687, en verwekte 'er zeven kinderen bij, vijf zoons en twee dogters. Zij ftierf in 1698 aan de kinderziekte in Holland, daar zij naar toe was gereisd, tot het waarnemen van enige zaken. Ten jare 1700 huwde hij voor de derdemaal, met Juffer Berkeley, een zeer verftandig, deugdzaam en godvrugtig meisje; hier teelde Burnet twee kinderen bij, die in hun eerfte jeugd zijn overleden; zij ftieif in 1709, en hij zelv den 17 maart 1714, aan een pleuriskoorts, in het72fte jaar zijnes levens, en hij wierdt in de kerk van St. Jakob-Clerkenwell, begraven, alwaar een tombe voor hem is opgerigt, met een graffchrift voorzien. Bij het openen van zijn testament, wierdt bevonden, dat hij 2200 pond fterlings gelegateerd hadt, tot onderhoud van twee kollegien, het ene te Nieuw-Aberdeen, ene ftad ia Schotland, waar uit zijne familie oirfpronkelijk was , en het andere té Taulton, daar hij zijn eerften predikdienst hadt verrigt. Om iets van het karakter dezes waardigen Bisfchops te fchetzen, vindt men gemeld: dat hij teder godvrugtig was, en met dat al zeer verdraagzaam, ten aanzien van andere geaardheden, liefdadig jegens den armen; vrolijk, aangenaam N 2 ejJ  #a. onderrigtend in gezelfchap;- voorts een teder egtgenoot» toegevend vadpr, ftandvastig vriend en goed mees-er. Dat hij buitengemeen werkzaam is geweest, dragen zijne menigvuldig door den druk uitgegevene lettervrugten getuigenis ya,n, die men alle opgeteld vindt bij Niceron; en waar van V'ij maar alleen zullen opgeven, dat gene, welke mede betrekking tot de gefchiedenis van ons land heeft, en 't werk fchoon oirfpronkelijk in het engels gefchreven, egter naderhand ook- in het friss en nederduits vertaald, is gedrukt. De 4'tjtel daar van is; Gilb. Burnet , <©efehtcöcni$3fetl ban ;sjnen tpij* jcotgSjittannic/ oneer be regering ban Karel den II, en Jakobus den II: mei ene Sfnlciöing / febert fjet begin bcr regering bnn Jakobus den I, tot op öe fjcrjteuïng bcr ïioninghjbc familie. U SBelen.. Hehö. i735r 4to. Ook in VIII 3Mcn in 8bo. AB, Erudit. 1687. pag. 65. 551. Crenii, Anhmdv. Pbihlog, Part. VIII. p. 140-144. Heumanni, Via ad Hijlor. J^iteuQ.Vl. 5,XLIH. p.3P8. Moshemii, Injtitut. Hijlor. Ecclef, gaif, XVIL Sect. I. §. 22. Catal. Biblioth. Bunav. Tom. I. 1122, 1123- C. Saxi, Otiom. liter. Pars V. p. 275, 276. ^ichdlson, English Hijlor. Library. p. 98. Vie de Eurnet-, {(fó, in ivo. Le Clerc, Bibl. Anc. £f Mad. Tom. III. part. 45, pag- 390. 391- &c- Niceron, Mem. pour Jervir a VHiJl. des, flom. illujlr-. Tom. VI. p. 12. & Juiv. Journal Literaire. §jMfe.|fft P-JS- 204. 410. 4I9- J. G. DE CHADFEPlé, Nouv. Din, Hifi-. Tom. II. let. B. p. 475-483- Wag., Vod. HijiXV. g, bh .139-3,54- 4°3- 434- 479- XVII. D. bl. 107, J3URRUS (PIETER), afkomftig van Noirjon in Pikardijen, \% geboien te Bvrek in het hertogdom van Gelderland, ten jare J430, ?q als GuicpiARDiN fchrijft; of misfehien teBrvgge gehrk gANDERUS, en Val. Akdreas hebben vermeld. Daar is grote Wa&fekSfliSy^id,, dat hij zijne letteroeifeningen te Parijs tb.6ëft YelYG?l'd, gn pok in die ftad den trap van Licentiaat in •bêt gê§si^ljjk regt heeft beklemmen; pn het is denkelijk, dat . hij y|| feragt dezer waardigheid fer; Kannnniksplaats van <*fe hoofd- BURRUS, (PIETER)  8ÜRRUS. ('PIETER) hoofdkerk te Amiens verkreeg. Wat Mef ook van mag zijfh zeker is het, dat hij met deze bediening voorzien was-, toef) Robeest Gagui:; hem, in 1495, zijne Jaarboeken van FranKrifk toewijdde. Botrus fleet genoegzaam zijn gantfe leven tè Pirijs, en verwierf'er, door zijne bedrevenheid in dè goddeïij'kè en menfchelijke fchriften, zuik een gróten roem, dat aïié lieden van hoog aanzien, en onder anderen die Van het huis van GoNDicoukT'; hem de opvoeding van hunne kihdefóri toevertrouwden. Hij bragt zijne jongfte levensdagen re Amienï door, alwaar hij in 1507 ftierf, na den ouderdom van 75 jaren bereikt te hebben. De Schrijver der vemeeïderiïïgerï VanTsiTHEMius-, roemt grotelijks zijne 'letterkunde ■, inZóndefheid zijne poè'fie, en verleent hem den prijs boven HórAtiuSj in opz'gt dat hij nimmer 'zijne vaarfen met onzedige uitdrukkingen heeft bezoedeld. Gok verheft deze Schrijver Zijrtè welfprekendheid, en prijst hemelhoog dé zorgV^iaAij droeg, om het veiftand van zijne jeugdige kwekelingen tg vormen» en derzelver zeden te regelen. Zie hier de loffpraak waar mede hij Tiem vérder bekranst: Nec.phné mirandum-, icpvts ■qui wius inter paucos ha'c nostra. aiate-, - Eloquemiam, Poéffn-p -externs qne Artes bonas cum.fapientia jungcre doe er et: nee artes fini moribus, mores vero fine L ter is prodesfe. Quod quiiem ejus Opera 'indicant, in quibus quid potisf.mum admireris vefcias-, feritoitiaïumque gravisfimarum pondera-, an fiy'li pulnat'.sque varietdtem^ en rerum verborumque decorem, an eallidas juntturas, nn :lepidum 'vocularum contextun, an carminis fubinde jluorem £f -ccncentumi denique an fexcenta alia omamenta; ut omnes gratigs, cliaritês-, lepores, ac dicendi veneres huc cumulatbfime -congestas 'tnerito ■iixerls, cum tarnen out turgidum aut infio.tum conjpicetur nihil. Men heeft van dezen geleerden Man in-druk: -i. M. Fr■tri Eurri, Canonici Ambiani-, Moralium Cannmum libri IX} turn argumentis, £öci 8'JSïsïï AsfcENsïi, 6? s.tftwis Vko. Parif , typis. Afgétifiar.is* ï$a& 4», Appendix ï. ad Trithbmium* • de ScHptSr&üs  «9* BUR3. (JEGIDIUSL) eis. edit. Fabmcii. pag. 225. 236. Sanderus, le Bmgenfib.i p. 65, 66. F. Sweertii, Athen. Belg. p. 585. Val. Andr. , BUI Belg. p. 726, 727. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 959. Paquot, Mem litter. Tom. XIV. pag. 256-259. BURS (jEGIDIUS), de vader van Tarot en Melchior, waar van hier beneden, is te Vlisfingen geboren, ten jare 1566, en werdt den 28 januarij 1589 te Middelburg voor zesden Predikant beroepen, daar hij, ook Rektor van 't latijnfe fchool is geweest, en in 't jaar 1634 geftorven is; zijnde gehuwd geweest met Geertruio Moels. Hij fchijnt in zijnen z. ïió$ enbe btenfticfj SSerecfjt ober be aenrocpitmfte her tytylkjïiïti} ïiehrjtü'en / 2£ccïöcn enbe ban fjet ïtnty^. .'35en tit Smtoóojöen / tot ^itWfiim'm %tmq «e'pafc $3 4  isoo terjittoiHen begeben tot fjet wbmytk ban öeé ï|eeren 31* bontmael/ meerberenbeel.s* getrocften uit ben ijeberlanbfcijen £Ö#tclrjcfelt Catechismo $r. JKibbelö. 164(5. 8uo. Naderhand meermalen met privilegie der Staten van Zeeland herdrukt. Dit werkje wierdt door Buas gefchreven op verzoek der Klasfis van Walcheren, en is naderhand in het mnlelts vertaald, door Frans Valentyn, Predikant in Oost-hidiën. - Paquot, Mem. litter. Tom. VI. p. 271, 272. P. de la Rue, Gelett. Zeeland, bl. 24. 341. BURY (WILLEM de), geboren te Brusfel, in december 1618, uit N. Büry en N. van der Motten, dogter van Willem van der Motten , die geweest is Raadsheer te Brusfel, en omtrent 't jaar 1646 is overleden. Na het volbrengen zijner letteroefeningen, begaf Willem zig in 1639 in de orden der Predikheren; deedt een reisje naar Rome, en verkreeg 'er van den Paus een aanzienlijke bediening in de hoofdkerk van Mechekn. In de Nederlanden te rug gekeerd, vestigde hij zijne woonplaats te Mechelen, alwaar hij het genoegen fmaakte, dat zijn prebende in een kanunnikaat werdt verheven. Hij ftierf den laatften april 1700, in het 8afte jaar zijnes ouderdoms. Zijne werken ftrekken tot getuigenis, dat hij veel fmaak voor, de letterkunde hadt, ervaren was in de kerkelijke oudheden, en een vrolijk humeur bezat. Hij heeft in druk uitgegeven: 1. Strena Poëtica. 1647. i2mo. 2Jubilmm quartum collegii Canonicorum Zellarenfium fitndati anno 1260. Mechl. 1660. 4to. 3. Charta-bella mitro-hythmica &c. Mechl. 1668. !2mo. 4. Bruxeüenfium Jubilus, SS. Sacramento, trecentis annis miracülofo Mechl. 1670. i2mo. 5. Laudetur SS. Sacramentnm, tribus in Hostiis &c. 1b. 1670. 8ro. 6. Brevis Ronunorum Pontificum notitia, fcfc Subdhür unicuique Pontifici Metrica Eiconographia. Mechl. 1675. 8vo. 7. Onomasticon etymologicum &c. Ib. 1678. üvo. 8. Summorum urbis £P orbis Pontificum Eiconographia &c. LovaniL, 1684. i2mo. 9. Patientisfimis in album Arthriticorum conferiptis Fratribus èfc Lovan. 1684. izmó. " P. de Sweert, Chronicon Oratorii. p. 93. Paquot, Mem. litter. Tom. XI. p, 16-24. 1 ' ' BI> BURY. (WILLEM de)  BUS^SUS. (GEKARD) (JAN) ETJSiEUS (GERARD), broeder van Jan en Pieter Busmüs , die volgen, wierdt te Nijmegen geboren, omtrent het jaar 1538. Na zijne eerfte letteroefeningen volbragt te hebben,, deedt hij zijn loop van wijsbegeerte in het kollegie vart 't Varken te Leuven, en behaalde den eerften prijs in de algemene promotie van het jaar 1556. Vervolgens wierdt hij aangenomen in het kollegie door Paus Adriaan, den VI. geftigt, en lei zig op ds godgeleerdheid toe, onder opzigt van Michiel Eaius, die 'er toen ten tijd Voorzitter van was. Na verloop van enige jaren, verkreeg hij aan die zelvde Hogefchool de waardigheid van Licentiaat, en wierdt met een Kanunnikaat begiftigd in de hoofdkerk te Xanten, op voorfpraak van Jan Willem , Hertog van Kleef en Bergen, waar van hij Leermeester was geweest. Busjeus nam in die zelvde kerk den predikdienst waar, daar hij uitmuntende gaven toe bezat; hij hadt die te voren te Nijmegen uitgeoefend, eft door de kragt zijner redenen en lieftaligheid het beeldll örmen verhinderd. Den dag van zijn overlijden vindt men niet vermeld; zeker is het, dat hij nog in 1581 leefde. Hij heeft nagelaten een Catechismus in het hoogduits, Keulen 1572. \mw. Hij fchreef dien op verzoek van Willem Lindanus, Bisfchop van Ruunnonde, en droeg dien op aan de Regering van Nijmegen. F. Sweertii, Jthen. Eelg. pag. 278. Val. Andr. , Bibl. Belg. p. 270, 271. Foppens, Bibl. Belg. pag. 347. Paquot, Mem. litter. Tom. I. p. 82, 83- BÜSiEUS (JAN), een broeder van den vorigen, is insgelijks te Nijmegen geboren in 1547. Na de lage k'asfen te zijn doorgelopen, begaf hij zig, nog geen 15 jaren oud zijnde*, tot het genootfchap der Jefuiten, op den 1 julij 1563. Zijne proefjaren ten ' einde gelopen , leraarde hij de talen en de wijsbegeerte aan de jeugd; waar na zijne Opperften hem naar het Romeinfe kollegie zonden, om in de verfchiilende delen der godgeleerdheid onderwezen te worden. Hij was ten zeiven tijd Meester der Prcevelingen, en Beftierder der Congregatiën van de H. Maagd; die verfchiilende bezigheN 5 den 201  2o4 BUSJEUS. (PIETER) den met éven veel bekwaamheid als ijver mtceffenehde. tri zijn klimmende jaren door werken afgellcofd, en aangedaan door geftadige hoofdpijn, hielde hij zig egter nog a! gedwi$ bezig met het zamenftellen, vertalen en uitgeven van devote werkjes. Hij ftierf te Merxz, den 30 meij iöTï , wegens zijne loffelijke hoedanigheden zeer betreurd. Een menigte van werken, meestal tot de wederleggende godgeleerdheid en verdediging der geloofstukken van den Roomfen Godsdienst, zijn door hem in 1 lichtgegevên, waar van men dè optelling vindt bij Paquot. F. Sweertii> Jthen. .Belg. p. 403-40S. Val. Andr., Bibl. Belg. pag. 471-473.. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. S96. pAC,ÜOX) Menu ^ Tom. I. pag. 72-80. BÜSiEUS (PIETER), mede een broeder van de twee Voorgaanden, wierdt geboren te Nijmegen, omtrent 't jaar ■3540. Zijn eerfte letteroeffeniDgen verrigt hebbende, wierdt hij naar 't kollegie van 't Varken te Leuven gezonden, om in de wijsbegeerte onderwijs te erlangen. Twintig jaren bereikt hebbende, wierdt hij te Keulen in de broederfchap der Jefuiten aangenomen. Hij woonde een geruimen tijd in die Had* en omhelsde 'er in 1568 de vier geloften. Zijne Opperften zonden hem vervolgens naar Wenen in Oostenrijk, alwaar hij de doktorale muts in de godgeleerdheid verkreeg. Men leï hem ter taak op, om aan het Hogefchool van die ftad de IISchrift te verklaren; ook onderwees hij ten zei ven tijd het «.««.u», „ l van zijn genoot'chap, en deze dub- hele ambtswaarnemingen verhinderden hem niet om nog verfcheidene andere bezigheden ten nutte van ziine natuurgénoten waar te nemen. Hij ftierf, ongemeen betreurd, wegens zijne Iiefddadigheid en ijver, den 12 april ^87. Men heeft van hem in druk: Opus Cathechifthwr., fivt de Jumma DoEtrina Christiance D. Petri CaMsii, Theologi Societails jeju, predarh Divme Scriptwee testimoniis, SanSorumque Patmm Seritentiis fcdulo illuftratum, opera D. Petri Bbssi Novimnagi, tjusdem (tietdtis tfeju Theologi. IV. Vol. Colon. 1569. tfo. BÜSO&  8USCHMAN. BÜSENNIÜS. BUSCHMAN (JAKOB), waarfchijnlijk de kleinzoon of agterkleinzoon van Pieter Busc-jman , die gedurende ;een tijdvak van ö2 jaren Predikant te Raxeftëjn is geweest, en vervolgens vijf jaren Emeritus. Deze man heeft nog in 't pofte jïar zijnes ouderdoms den predikifoel beklommen, en ftierf den 4 februarij 1733, ruim 91 j'aren oud zijnde. Zijn grootvader, mede Pieter genaamd, was onder zware vervolgingen en verdrukkingen een der eerfte Predikanten in het land van Gulik, in het begin van de XVIIde eeuw, op wiens leven menigmaal is toegelegd, en van welken nog verfcheidene getuigenisfen te vinden zijn, in de gedenkboeken der Gulikfe kerken en Kleefje gravamina. Onze Jakob is geweest Predikant te Eiburg, heeft, na dat hij Emeritus wierdt, zig met 'er woon naar Kampen begeven, alwaar hij den 2 december 1773, in het 7oftejaar zijnes ouderdoms overleden is; den roem nalatende een fchrander en geleerd man te zijn geweest. Ook {hekken hier van tot getuigenis de volgende werken, die hij door den druk heeft gemeen gemaakt: ï. ©pheiberingcn ober bcrfcheibene fluhfitii Der (ÖoDöeltjrie 35oehcn. ïiampen 1750. 8btu 2. ^ofterfcije «Öefchtebenisfcn toegaf öe onbofging öer ïioningen in het «Thatbeefcfjc Hp. ïüampen 1766. 8btt 3- Sfooöfcïje «Ê>efefjie« bcnijSfcn in en na be jebentig ©agmefen. Dan. IX. b£ 24-27. 2 3Men. ïianipen 1770. 8rc. Boekz., 1733- »• bl. 355. 1774. a. bl. 103. Abkoude en Arrenberg, Naamr. druk van 1773. bl. 81. BUSENNIUS (ANTHONY), is te Breda geboren in het begin van de XVIde eeuw, dl waar hij zijnen eerften Ietterloop Volvoerde, en zig inzonderheid zeer bekwaam maakte in de griekfe en' latijnfe talen; vervolgens beoeffende hij de geneeskunde, in welke wetenfehap hij zeer waarfchijnlijk tot Licentiaat te Leuven is bevorderd, ten minften leraarde hij openlijk de medicijnen in die ftad ten jare 1548. In 1550 trok Busennius naar Antwerpen, om aldaar de post van ftads Doktor waar te nemen. Hij onthield zig daar nog in 1553, en •men 203  20# Bïfcnffi! (NIKLAAS) (PAULUS) men west niéts van hem zedert dien tijd.' Hij kan de vader of oom geweest zijn van Korneus 'BusennJmus van Breda, van wien men vaarfen ontmoet aan 't hoofd van de Medicina Aflr* logica van Kornelis Schylander, gedrukt te Antwerpen in 156O en 1577. Van Busennius beeft men in druk: In öft. Galeni Pergameni lifo-um de incequali Temperis Cemir.entarii AnTo.nti Busennii, Eredani, Medici- Antverpienfis. Antv. 155.3.. umo, - Paquot, Mem. litter. Tom. IX. p. 180, iSu BÜSIÜS (NIKLAAS), geboren te Geertruidenberg, is omtrent het jaar 15Ö0 Deken geweest van hêt kollegie der Kanunnikken te HÏlvarensbeek in Brabands Kempeland gelegen. Ingevolge het getuigenis van Joannes La:.gecrucius en Simon Veremus, was hij eeft doorgeleerd Man, en inzonderheid gefchikt, om een edele opvoeding aan de jeugd te geven, gij heeft gefchreven: Sekttiores Jermmis Latini Phrajes; typfs Plaminianis, 1597. ivo, edent'e 'Christophoro Vladeracco. 1 J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 903. BUSIUS (PAULUS), Of BUIS, vin ZMft geboortig; was 'de zoon van Johan Busrus, een man buitengemeen ervaren in de regtsgeleerdheid. Paulus begaf zig van dè vroegfte jeugd af aan, tot de beoefening der fraaije letteren, waar in •hij ongemeen Haagde; tot de Hogefchool gevorderd zijndéj lei hij zig inzonderheid op de regten toe, en wierdt wel dra Licentiaat in die wetenfehap, Waar na hij to Zwolle de praktijk enigen tijd heeft geoefend. Den 7 feptember i<5io, wierdt hij door de Gedeputeerde Staten van Friesland beroepen tot Hoogleraar in de regten te Franeker, in plaats van Markus LYklama a Nyeholt, welke tot Grietman van Oost-Stellingverf was aangefteld. Busius heeft met alle vlijt en ij Ver deze post gedurende het tijdvak van zeven jaren, waargenomen, ten tijd toe, dat hij op den 23 feptember ,' fubiet is overleden,-hebbende daags te voren nog dé Akademife lesfen bijgewoond, en met zijnen ambtgenoot SixTUs Amama, breed* voerig over dén ongelukkigen OldenbArNeveld gefpiökeh. Zijne gedagtenia is met ene lijk-oratiö gevierd,' door JoAci-iAt As»  BUSSCHE. BUSSCHIUS. Andreje te Frar.éker, en te Zwol door zijnen ftadgenoot W. Hel. Maccovius, toen ten tijd Rektor van het Hogefchool, die hem noemt in Programmate: Vir dottisftmus, integerri:m.s'-et pientisfimus. Van hem- zien de volgende fchriften het liéht-i i. TraStatus de Annuis reditibus. Colon. 1601. ivo. 2. De Offieïó Judicis. Amft. 1603. 4w. Lugdbat. 1610 ivo. 3. Comment. in univ&rfas Pandetèas, cum differentiis Juris Canonici et Confiietudinam, Zwolle 1610. Franeq. 1615. 4*0. Davent. 1647 et 1656; j^to. 4. SubtiKum Juris, S. Ditfrrtntionum Academicarum de Jure 'Fheorico fubtiliors, Libri VIL Colon. ' 1004. edit. altera auctior et emendatior. Franeq. 1612. ivo. Heidelb. item 16Ö5. 4-to. 5. De Republica, Libri III. Franeq. I6r3. dfio. 6. Bluftr'ts Qucestiones contnverfa ai libros IV. Irftitutionwn, Disputat'.onibus XIIX. in Acad. Franeq. propofttce. Franeq 1615. iflo. J. p. Foppens, Bibl. Belg. p. 940. E. L. Vriemoet, Athen. Frif, pag. 141-144. BUSSCHE (ALEXANDER van den), is geboren te Oudenaarden in Flaanderen, en was Officier van Karel den IX Koning van Franknjk in 1574, en van Hendrik den III, in 1584. Men heeft van hem de volgende weiken: 1. l'Arithmetique militaire. Paris 1572 of 1579. 4to. 2. Defcription du jour & du Jugement dernier. Paris 1575. i2:;;o. 3. Receuil des Dames illuftres en vertu, font D.ialogues d'Amour honeae & discours poetiquss des mijéres de ce monde. Paris 1575. i6mo. 4. Les Procez tragiques, contenant cinquante (inq hift oir es, avec les accufations , démandes fcf defences dicelles ; enJemble quelques PoSftes morales. Anvers 1579. i2mo. 5. PoSmes £? Anagramnes. Paris 1579. 4to. 6. Abregé de cent hftoires tragiques. Paris 1581. i37h»-, 7. Cinquante JEnigmes Franpifes, avec leurt expofttivis. Paris 1581. i2mo. Sander. , Striptares Flandr. p. 24. F. Sweertii, Athen. Belg. p. ng. Val. Andr., MM. Belg. p. 42. Paquot, Mem. litter. Tom. JU. p. <5i ? 62. BUSSCHIUS (MICHIEL), geboortig van Zanau of Zarn, een klein Radje in Pommeren bij Cuslin gelegen, kwam ter we- 205  ao5 wereld in 1625, uit zeer fatzoenlijke ouders. Na zijne eerfte letterojffemngen volvoerd te hebben, fpoorde hem de begeerte om van het ai te ftreng bellier zijnes vaders bevrijd te worden ..gevoegd bij het verlangen .om in de loopbaan der geleerdheid vorderingen te maken, aan, zijn ouders huis te verlaten, en opvolgelijk verfcheidene Hogefeholen van Duitsland en de Nederlanden te bezoeken. Hij begost met die van Koningsberg, vervolgens gii g hij naar Franeker, Leijden en Heidelberg, en vondt 'er bekwame meesters om hem in de griekfe, latijnfe, hebreeuwfe en arabife talen te onderwijzen; ook le.de hij zig ten zeiven tijd toe op de gefchiedenisfen, de wijsbegeerte, mathefis, regten en godgeleerdheid. Zig den 25 augustus 1651 als Akademieburger te Franeker hebbende aangegeven, nam hem de Baron GeurgFrederik vanSckwartzenberg en Hohelandsberg tot Preceptor bij zijn zoons Jam Georg, en Georg Wolfgang, en be'astte hem met verfcheidene commisfien, naar Frankfort, Spiers, Wir:sburg en Wenen. Busschtus bragt verfcheidene jaren in Duitsland met zijne kwekelingen door. Hij was met hun in 1657 te Heidelberg, toen hij aan den bercemden Ulr. Huber de tijding bragt, dat die tot Hoogleraar in de welfprekendheid en gefchiedenisfen te Franeker was bevorderd. Men ontmoet Busscmus in 1659 te Presburg, vervolgens kwam hij te rug te Heidelberg, en bevond 'er zig nog bij de te rugkomst van een klein reisje, 't welk hij in 1665 e, heeft ene latijnfe lijkreden over hem ge-, houden. Hij is de Schrijver van een klein werkje, dat getij-, teld is: i. De naiura ac Jure Boiiomm Ecclefiasticomm, Acroama, auüore M. B. De twist, ontftaan tusfen den Magiftraat en de Predikanten te Utrecht over het gebruik der geestelijke goederen, gaf aanleiding tot het fchrijven van dit werkje, 't welk egter zonder medewerking van den autheur in 't licht verfchecn. Busschius heeft ook nog enige Lijkoratien en andere Redevoeringen vervaardigd, waar van de twee volgenden alleen in druk zijn uitgegeven. 2. Oratio, qua post Be'.'d Anglo-Belgici recitatas canfas ac fpecies, Pacem e cxlo reducem Celftsf. Faderati Belgii Proceribus gratulatur. Franeq. 1667. folio. 3. Oratio hobita prtsfente, £p in Athenceo Frijico ingenii cultum capesfente Celfisf. cjf Illuftrisf. Henrico Casimiro , Nasfavia Principe, &c. Franeq. 1672. folio. E. L. Vrtemoet, Athsn. Frif. p. 492-494. Paquct, Mem. litterair. Tom. X. pag. 232-234. EUSSCHOF (BERNARD), ten jare 7615 Predikant tot O jen in Gelderland en daar na tot Utrecht, gaf zekeren lofzang over 't onderwerp van Gods Verkiezing in 't licht, welke veel gerugt maakte. Hij begost met deze woorden : Gelooft Jij Godt die mij heeft uitverkoren, en, welks vijfde vaars dus luidde: Wie fal de uitverkooren Godts verleijden? Wie fal mij, van de liefde Christi Jcheijden ? Wie fal mij trekken uit fijn fterïe handt ? Duivel noch doodt, noch doodelijke fonden, Sal ooit foo fierk, cf magtig fijn. bevonden Dat fe mij riemen fal dit feker pand. Dit Iiedt, 't welk den meesten Co-.traremonftranien ten hoog. ften behaagde, wierdt federt menigmalen herdrukt, en van duizenden gezongen. Maar de Remonflranten misprezen het; en wel inzonderheid, om reden van dat vijfde vaars, dat ze hun meermalen in openbaren druk tegenwierpen, bewerende: „ dat 107  2p! „ dat men met te zeggen, dat zelvs geen dodelijke zonden „: een uitverkorene uit Chrtstus hand kan trekken, gelegent„ heid gaf, om te ligter tot-zodanige zonden te vervallen,: „ en zig zeiven daarin zorgeloos te koesteren." Dan Bus* schof , tragtte zedert zijn fchrijven met deze uitlegging te Verfchonen: „ De dodelijke zonden," zeide hij, „ fcheiden ,", een uitierkorsn regt gelovig kind Gods, niet t'enemalen „ van zijnen God, om dat de dodelijke zonde in de gelovige „ kinderen Gods geen plaats] heeft." Ook zeide hij: „ dat „ de Gereformeerde Theologant de zonden onderfcheidt in „-dodelijke en vergeeflijke; en dat dodelijke zonden, zodani„ ge zonden zijn die van de ongelovigen; en vergeeflijke, de „ zonden die van de gelovigen worden bedreven. Voorts dat „ men in dit onderfcheid der zonden meer moest letten op do „ perzonen die zondigen, dan op de zonden zelvs; doordien „ alle zonde, zelvs de minfte begeerlijkheid tegens Gods wet, „ zijns oirdeels, dodelijk was. Doch de reden dat de zondes „ in de gelovigen de dood na haren aart niet werkte, zulks „ door Gods barmhartigheid gefchiedde; waar door hij de ge- „ Iovigen verfchoont." Uitenbogaart, Bericht óp fcz nader Advijs. 1615. bl. 33. Het Antidotum. 1615. bl. 23. Aanm. op Busschofs Lofzang. 1620. G. Brandt, Hifi. der Reform. II. D. bl. 321, 322. BUTKENS (KRISTOFFEL), is geboren te Antwerpen uit een zeer aanzienlijk gefiagt, en geweest' Cistercienfer Geestelijke in het klooster van St. Sahator, gemeenlijk Petrus PotZ' kóment genaamd, na deszelvs ftigter. Hier van is hij beurtelings Opperde, Beftierder der proevelingen geweest, en in 1631 Prelaat of Prioor. Hij was een man van een fcherp vernuft, fijn oirdeel, voorbeeldig in zeden, en met ene verwonderlijke welfprekendheid begaafd , in het fpaans , Italiaans, trans, latijn en hoogduits, benevens alle derzelver bijzondere tongvallen buitengemeen ervaren; doorleerd in de gefchiedejsisfen en oudheden, met name die der Nederlanden. Zijn's gelijken heeft hij genoegzaam niet in de kennis van geflagtre. gis. EUTKENS. (KRISTQFFEL)  BUTKENS, (KRISTQFFEL) ^ gisters en wapenkunde gebade. Enige vorderingen, die zij» klooster tot last van het Batavife gemenebest meende te hebben, deden hem naar 's Hoge trekken, alwaar, te midden der 1 bezigheid om de regtmatigheid zijns verzoeks bij hun Hoog Mogenden aan te dringen, hij op den 30 feptember 1650 zeer ontijdig ftierf. Zijn lighaam wierdt naar Antwerpen gevoerd, en in de St. Salvator's kerk begraven, zijnde op den fieen die hem bedekte, het volgend graffchrift gebeiteld: Siste Viator, Lege, lauda, luge.. Jacet in tenebrofo hoe Sarcoplago Mortuus è nobilisf. Familia de ButkenS. Chr jstophorus Qui millenas £f mille millenas Famüicu De RepuUica bene meritas, Nee non JanUitate infignes, E mortis tenebris tulit, ad lucemi Prcelatus S. Salvatoris; Non habens per Europam In fcientia Nobilitatis facilé fibi parttn, In Bclgio primus. Eheu.' Carne exutus, Sed Anima falvus, Sed fcriptis immortalis; In aternum cum S. Salvators Regnet in ccelis, Qui in terris per annos xx Prafuit laudabiliter Momfierit S. Salvatoris. Obiit 30 feptembris, JEtatis jus anno lx Jubilceo fcecidi mdcl, Ad fupremum Jubilum migrant. Piis Fratris nianibus hulens £f lugens Frater fofm'f. V. Dsel. O 8e-  BUTR'INTO. (NIKLAAS) BUURT. (ADRIAAN) Bebalven vele Genealogien van bijzondere Geflagten als die ifan Lynden, Pots enz.^ munt bovenal uit zijn werk, getijtelt:. Tnphtza qua facra qua prophana Ducatus Brabantice, librisIX. Jntverpis 164.1. in folio. Dit werk behelst den oirfprong en opvolging der Hertogen en Vorften van Brabant!; en die, 'nï. doorlugcige. geflagten, waar uit zij zijn gefproten. Het .{/ peel, 't welk door het overlijden van den Schrijver, onpdj'üfct is blijven liggen, maakt het onderwérp van 't X. Boeken, be^at;, de befchrijviv.g der Steden, Regtsgebieden, en BaTonrjenx aj.s mede een naamlijst van de Kerken, Abten en Kloosters in Brqband._ In 1724 kwam in 's Hage van het gantfche werk h een nieuwe druk in. het frans vertaald te vcorfchijn, in \l Delen, ik folio; waarbij nog gevoegd is: een Naamlijst der Regeringsleden van de vier Brabandfe hoofdfteden. Waar op ten jlhej 172$ volgde: Supplement aux Trephêes lant fucrés que prophaiics du Duchè de Êrabara de Mr. Eutkens , traduit £? receulli des wMfcm Hiftqriens, & thé des Archives de Brabant II. Vol. Ha- $e, ckz Chret. van Lom. • J. F. Foppens, Bibl Belg. \\ VS,. 176. Fabricii, Biblx lat. Tom. I. p. 885. C. Saxi,, Cnmn. P. IV. p. 328. D. Clement, Bibl. cm. T. V. p. 464-469. BUTRINTQ (NIKLAAS), een Geestelijke van de orden der Piedikheien, waarfchijnlijk in de ftad Luxemburg geboren; i'g in de gunst van den Rooms-Koning PIendrik van Lvxembüsg hebbende weten te dringen, wierdt hij door dien Vorst ' tot verffheidene onderhandelingen te werk gefield; ook volg(Je hij hem in Italië, en verdedigde deszelvs goeden naam na zijnen dood. Zijn toenaam van Botrontinenfis, verkreeg hij van de ftad Butrinto, gelegen aan den oever der Venetiamfe Golf, waar van hij Bisfchop was, zeer waarfchijnlijk zonder 'er te wonen. Men heeft van hem: Nicolai, Episcopi Botrontinenfis, Relatio. de Itinere Italico Henrici VII. Imperat,, ad Clementem V, Fapwtn. In de Vitee Paparum Avenionenfïfym van Steph. Ba- ixziys, Tom. IJ. Col. 1146--1230, Paqjjot, Mem. litt. fe Ui P, 234-236, SUURT (APJLLAAtQ^ Qeldersnum, geboren te Zalu, kmmti «egt & geer gi-osca^ den 2} mei} 1711, doch Traai^  BUURT. (ADRIAAN; 211 waarfch''n!ijker te Wadentijen, een dorp nabij die ftad geltjgeaj, alwaar zijn vader Allard Adriaan Buurt, den 28 melj :73a a!s Predikant is geftorven. Van zijn vroegKe jeugd af aan, gaf onze Buurt reeds blijken van zijne zugt tot de wetenfchappen. Hij doorliep de triviale fcholen zeer fpoedig en met veel roem; volbragt zijnen akademifen loop te Utrecht, inzonderheid onder de Hoogleraars Hierom. Sjmons van Alphf.n , en Johan van den PIonert. Nog Student zijnde, hadt hij reeds zulk een naam verworven, dat hij door de gecombineerde gemeenten van Beek- en Ubbergen tot Predikant wierJt begeerd, daar hij, na een allerloffelijkst examen ondergaan te hebben en tot Kandidaat zijnde aangefteld, in liet Lcraarsambt wierdt bevestigd den 4 julij 1734. Hier verbleef' hij tot in 1741, toen hij het beroep van Ooitjesplaat aanvaardde; 't welk hij in augustus 1744 venvisfelde voor dat van gewoon Leraar in de nederduitfe gereformeerde gemeente te Hanau; daar hij, fchoon algemeen bemind, en men alle mooglijke middelen te werk ftelde om hem te houden, egter zig verpligt rekende om na een driejarig verblijf met alle geneugten aldaar doorgebiagt te hebben, aan de roepftem van de aanzienlijke gemeente van Amftèldam gehoor te geven, daar hij met eenparig verlangen en goedkeuring van de Repering, den 25 februarij 1748 zijn opentlijke intrede als Predikant deedt, en aldaar zijnen aanbetrouwden post met' de grootfte waakzaamheid, ijver en liefde trouwhartig heeft waargenomen, tot op zijn dood toe, welke'voorviel den 25 december 1781 }• wor» :: r de algemeen betreurd, door de zulken die ware en ongeveinsde deugd, braafheid en vriendelijke gezelligheid in de z'amenleving, op christelijk onderwijs rustende, lief hadden. - Ds. Buurt is gehuwd geweekt aan ene Geiderfe Freule, Jasina Carolina van Lynden, ene geleerde, godmigtige, beminlijke vrouw, bij welke hij geene kinderen heeft verwekt. Zit was in algemene hoogachting bij allen, die deugd en godvrugt beminden. Zij ondei wees jonge juffrouwen in As logica •en in de godgeleerdheid, en heeft ene Log ca of Redeneerkunde van haar eigen opftel in 8vo. uitgegeven; ook een hrt begrip O 2 der  der Godgeleerdheid, in 8vo.-, getrokken uit het groter werk van haren man; en na deszeivs dood zijne Praktikale Godgeleerdheid in verfcheidene delen in 8vo." Als ene bijzondere edelmoedige karaktertrek kan men 'het volgend geval, ons van dezen waardigen Leraar medegedeeld, aanmerken r hij vond- nrnnefijk . in zijn vrouws boedel, de opkomften van ene prebende van de Ridderfch'ap van Overijsfel , maar oirdeelde dezelve ■met geen goed geweten te kunnen behouden; en gaf die aan tie Ridderfchap te rug. Zijne eerfte lettervrugten bettonden, in "éne nieuwe uitgave van Jo. Franc. Buddei, TJieJes Theologie* deAtheismo & fuperjïüione', waarbij hij. veelvuldige waarnemingen en aanmerkingen voegde, gedrukt ten jare 1737 i» 8vo. Hij bezat ook- ene fraije verzanieiing van natuurlijke zeldzaam- lyecïer/, voornaamiijk van zeldzame Vogelen. Afta erud. Lipfönp 1740- p. 'iög. Stkodtmann, 9fru Qfafa (Bmcpa/ XII- f.'937, 938.' Björnstahls, Reize, V. D. bl. 44r. j.50. Èn verders, Medeged. Berigten. BUYENS (JAKOB), Dominikaner Monnik in het klooster van die orden te Antwerpen, is geboortig van Molle, een vlek in B alands Kempeland gelegen. Tot Priester gefchoren zijnSe, vervirfde hij in zijn klooster de beroepen van Lezer in <.fe theologie, Prefect, van de broederfchap van het H. Roorenkranskeri en van Prediker. Hij flierf in het zelvde huis '.2 junij 1604, en wierdt in het klooster begraven. Van hem ziet het licht: 1. <5ïjccfMi}ct5c €*frcnmgl> om ecnirtfjerjot 'mt om P. Jacobus Buvens van Mol, p.'efcct ban f?f?t ïicofip.-i:ranjihcn tot t^nttorrpen. 3£mto. iöoo. i2irsn. iöoj. 8b0. 5f&. 16Ï4. Sbcr. 3. Zte Reformatione Religioforum, Tn&tus b Jóanne Ndijeb , On/. Pr«rf. 'contpofitus, a mendis verë. a ]ac. Butens purgatus; additis locorum Scriptwee ac SS. Pütrumjindicatus.'Ant. 1611.'%v». De dood P. Buyens- belet •.ebbende om dit werk bij. zijn leven uit te geven, is zulks ; : ; -meiden jare gefchied door' P. Boücqüet.' Echare-, Toe. BUYENS. (JAKOB)  BUrs. (NIKLAAS) (WILLEM) „3 Tom. II. p. ., -c-p 't aanhouden van die van Holland, befloten, in 't volgende jaar, aanvallender wijze te oorlogen, aan verfcheidcn'-oordéïK, ■en zig, hier toe, uit al hun'vermogen, in (laat te 'ftëllen» waar van de buitengewone Gezant aan de Koningin ook de pleg • Htigfte verzekeringen geven moest. Büys keerde in april 'ï7c-<5 V3.n zijn gezantfehap te rug-, 'na tamelijk Wel 'bij'de -Kcsing ïnrle gedaagd te zijn. 'Onder anderen hadt hij 'flsrk gedrongen op het voltallig maken der Engelfe en 'Schotje troepen, -die in de Nederlanden en elders dienen zouden, 'waar toe men'té:Sftond aan 't Engelfc Hof beiloot. Ook was door hem en Ma"SÜNus vak Vrybergen, die als gewoonlijk Gezant der Staten , in Engeland bleef, het vertrek der manfehap naar Kciaï'jn:?, bevorderd. Ih feptember 1705 hadt'Buvs -enige 'punten ontworpen 'ter bevrediging van Frankrijk en 'ons 'Geménèbes*» O 4  21$ BUYS. (WILLEM) welke, na dat verfcheidene Regenten die goedgekeurd hadden, den Engelfen Staatsdienaren toegezonden werden. Bij dit ontwerp, werdt Spanje aan Filips, en Napels en Sicilië, Milaan en verfcheiden deden in Italië, benevens alle de Spaanje Nederlanden, aan den Aartshertog Kakel toegelegd; doch het geviel den Engelfen niet. Voorts Haagde hij niet zeer gelukkig, in de hem aanbetrouwde geheime onderhandelingen, over den vrede te Geertruidenberg; en, daar de Franfen meer vorderden, dan men hun wilde toeflaan , bijzonderlijk in Engeland, liep ook de vredehandel te Geertruidenberg, waar toe de Heren Buys en van der Dussen, van wege de Staten gemagtigd waren, in het jaar 1710 vrugteloos af; waar over men naderhand, wegens Engeland, ftoffe van'klagten genoeg vondt, doordien men aldaar meer hadt kunnen verkrijgen, dan naderhand te Utrecht» Toen de Engelfe Gezant Stafford, in 1711, in 's Hage handelde, en de Staten bedugt waren, wegens de geheime on» derhandeling, tusfen de Hoven van Londen en Verfaüles, werdt op voorflag van Amfieldam, in de vergadering der Staten van Holland befloten, den Penfionaris Buys op nieuw naar Engeland te zenden, om een wakend oog te houden, en de Koningin af te trekken van het maken van een bijzonder verdrag; als mede om het goed verftand, tusfen dat Hof en den Staat, meer en meer te bevestigen. Burs kon egter, aldaar niets meer verrigten, dan ene vernieuwing van de traktaten, voorheen tusfen den Koning van Groot-Brittannie en de Staten gefloten; waar van de ondertekening eerst in de maand december gefchiedde, en dus na dat de Staten in betaanvangen der vredehandelingen reeds bewilligd hadden; waar van aan het Hof Van Londen, door onzen Buys , op bevel van de Staten wierdt kennis gegeven. In het jaar 1712 werdt hij. uit Engeland te rug ontboden, vermits hij als Gevolmagtigde tot de Utrechtfe vredehandeling benoemd was. Sommigen hadden gaarne gezien, dat hij in Engeland gebleven ware; doch zijne vrienden oirdeelden, dat men hem, te Utrecht, «et ontberen konde, ook was hij reeds op den 11 januarij in  BUYS. (WILLEM) il % Hage. Kort voor zijn vertrek uit Engeland, kwam Prins Eugenius te Londen, in name van Keizer Karel, met last om, aan 't Engelfe Hof, fterker onderfteuning aan 't bondgenootfchap aan te bieden, dan Keizer Josephus verfchaft hadt, indien men den oorlog ernftig wilde voortzetten. Doch b'j werdt koel bejegend van de Koninginne, en genoot nauwelijks enige beleefdheid dan van hun, die thans buiten bewind waren. Ook onderftelde hij, in 't weinige, dat hij, met de Koninginne, en met de Engelfe Staatsdienaars, handelde, altoos, dat de Keizer, volgens de verdragen, in 't bezit van Spanje gefield moest worden, 't welk, aan 't Engelfe Hof, zeer onredelijk fcheen; en 't welk verfcheiden' Bondgenoten nimmer ge !oogd zouden hebben. De Engelfen hielden dezen Prins, benevens Boys, verdagt, dat zij gedurende hun verblijf in Engeland, gearbeid hadden, om de V/higs wederom in aanzien te helpen, zig, hier toe bedienende van middelen, die bij 't Hof zeer fchandelijk geoirdeeld, en den Penfionaris Buts, door den Grave van Qxfort, fcherp genoeg, in 't aangezigt verweten werden. Doch wat hij tot zijne verdediging inbragt, en welke bijzonderheden hem al te last gelegd werden, blijkt niet; alleenlijk vindt men, dat hij befchuldigd werdt, als hadt hij zig gemoeid met de raadplegingen in 't Hogerhuis, en het befluit van Jt zelve doen vallen naar den zin der Whigs. Sommigen menen, dat hij, hier in, zijnen last gevolgd hadt, tegen zijnen zin. Wat hier van ook mag zijn, is met gene zekerheid te bepalen; alleen weet men* dat de Heer Buys, volgens zijnen last, hadt weten te ontdekken , v/elke bijzondere punten Engeland bij den vrede poogde te bedingen, of reeds bedongen hadt, deze beftonden in egt artikelen: „ i. Dat de Koning van Frankrijk-, de Konin„ ginne Anna, in de vastgeftelde opvolging zoude erkennen. „ 2. Een nieuw en oillijk verdrag van koophandel met ,, Groot-Brittanje te zullen opregtcn. 3. Duinkerken te zullen „ fiegten, mids f rankrijk daar tegen voldoening gefchiedde. „ 4. Gibraltar en Fort Malton te laten aan de tegenwoordige „ bezitters. 5, De Engelfen het verdrag van A.fiento, of van O 5 den 2*Z  feïl „ den Slavenhandel van Guinea ndar de West-Indien, te zul» „ lén doen toeftaan,, op gelijken voet, als het tegenwoordig „ door de Franfen bezeten werdt. 6. De voordelen in den „ koophandel dooi- Spanje, aan 'Frankrijk of aan enig ander „ volk toegeftaan, ook aan dê Engelfen te zullen doen ver„ lenen. 7. Het verdrag van Asfiento op 30 jaar, na het „ fluiten van den vrede, te zuilen doen bepalen, ene bèkwa., me plaats op de rivier de la Plata, tot ververfjng der Haven-, „ aan de Engelfen te zullen doen afftaan, hen te verzekeren 3, in het "bezit van *t eiland St. Kristoffel, en hen een tot„■ vrijheid van 15 ten 100 te zullen doen trekken van dé „ vrugten en voortbrengzelen van G root-Bi ittanje, wélke zij „ in Spanje zouden brengen. 8. Tot de algemene vrédeban„ deling te verfchuiven den eisch van Groot-Brittanje op Tem■„ Neuve, Hudfons-Baai, en het gene de Engelfen meer be„ zaten in Noord-Amerika, mids'de Franfen het regt berrie!» „ den, om op de kust van Terre-Neuve te visfen en vis té „ vangen." Deze ontdekking die niet alleen de ontrouw der Engelfen, ten aanzien van ons in een helder daglicht Helde-, maar ook tot een klaar en duidelijk bewijs verfirekté, dat zij met de Franfen alleen de meesters van den vredehandel wilden zijn, geeft téffehs de reden aan de hand, waarom men Buys in Engeland met geen goed oog befchouwde, en waarom de Staten hem alletnoodzaakfxjkst tot hunnen Gevolmagtigden dienftig oirdeelden, om hunne eisfen te ontwerpen, zo als ook door hem gedaan werdt. Dezen waren: „ Dat Frankrijk > „ voor zig zeiven en voo- den Vorst en Vorften , zijne Bond„ genoten, afftondt van alle regt op de Spaanje Nederlanden, ,, zo als dezelven, dóór Karel den II, bezeten waren, of „ moesten bezeten geweest zijn, ingevolge van den Rijswijkfen Vrede, dat hij hun ten dien einde, Luxemo'nrg en Namen „ en dé fteden Charleroi en Nieupoort deed in handen ftelien, „ omze Keizer Karel over te geven ■, zo dra zij met hem, „ wegens hunne Barrière, en wegens den afftand van 't Over,, kwartier van Gelder , ingevolge vsn dën Munfterfen Frede, zou» den overeengekomen zijn. 2. Dat de Staten Menen, Riisfel* BUYS. (WILLEM)  BUYS. (WILLEM) J, Demi, en't fort Scharpe, Orckies, Doorrik, Acre, Tero: a:> „ ne, Lilcrs, St. Venant, Bethune en Bouchain , met al'e der„ zeiver onderhorigheden, zonden blijven bevitten, op ge„ lijke wijze, als de Koning van Frankrijk dit alles beze:e:-. „ hadt. 3. Dat de Koning hun-, behalven cleze plaatzen, ock „ zou afftaan en overgeven Veurne en Ve-mier-Ambrgt, 't fbr« „ deKnokke, Lot, Dikmuiden, Tpere", Belle, Merville, Waaf„ ten, Commines, Warwik, Poperingcn , Karfel , Valer.cnijv , „ Condé en Maubeuge, met al wat 'er onder behoorde, mids „ bet hun vrij ftondt, over alle de plaatzen, in dit en in het „ vorige punt vermeld, te handelen en overeen te komen met den Keizer, zonder dat ooit enigen dezer plaatzen, of enig gedeelte der Spaanje Ned-rlunden, zou mogen komen aan de „ Franje Kroon, of aan enigen Prins of Prinlès uit den huize „ van Frankrijk. 4. Dat zijne Majefteit niet zoh beletten, „ dat de Staten bezet ing hielden in Hnij, Luik en Bon, tot „dat zij, dcsaangaande, met den Keizer en 't Keizerrijk „ zouden overeengekomen zijn. 5. Dat de Tarif of lijst der „ regten van 't jaar 1664, zonder enige uitzonderingen aan „ de Staten zou worden toegeftaan, en dat zij, ingevolge „ van het Rijswijkje verdrag van 't betalen van de 50 ftui„ vers van 't vat zouden ontheven worden. <5. Dat den „ vrienden der Franfe vlugtelingen in Frankrijk inogt toegela» j, ten worden, met hunne goederen herwaards te Komen, en „ dat deze vlug'elingen, als eigenlijke onderzaten van den „ Staat, mogten worden aangemerkt." Hier was bijgevoegd een verzoek, om vrijheid van Godsdienst, voor de Gereformeerden in Frankrijk. „ 7. Dat de Koning de Staten, als „ Executeurs der testamenten, van wijlen den Koning van „ Groot-Brttanje en van wijlen Prinfe Fredrik Hendrik, ter„ Hond na den vrede, in 't bezit fte'de van 't Prinsdom Oran„ je, en van de goederen van dit huis. 8. Dat de fterkten „ krebhoofden en haven van Duinkerken geflegt en gedempt 3, werden , zonder dat, daar voor, enige vergoeding zou be„ hoeven gegeven te worden. 9. Dat het vierde art. van den „ Rijswijk/en Vrede, tusfen het Keizerrijk en Frankrijk, behel- "„ zen- ï.l'0  i'2© B'UYS. ("WILLEM) „ zende , dat de Roems-Katholijke Godsdienst ftand houtfen. -„ zou in de plaatzen, die aan 't Rijk te rug gegeven werden,1 „ als vierkant ftrijdig met,den Westphaalfen Vrede, zou vernie„ tigd worden. Eindelijk-, begeerdenze, met algemene woor„ den, voldoening voor hunne Bondgenoten, in overeenkomst „ met de verbonden, aan zig behoudende het regt, om hun„ nen eisch te verklaren en te vermeerderen, om de eisfchen „ hunner Bondgenoten, die nog niet op de vredehandeling „ hadden kunnen verfchijnen, in 't vervolg, over te leve„ ren, en om de eisfchen hunner Bondgenoten in 't gemeen, ,-, verder te onderfteunen." Zo dra de vrede te Utrecht gefloten was, moest men bedagt zijn, op 't bezenden van buitengewone Gezanten naar Frankrijk. De keus hier toe viel op den Penfionaris Buys en den Heer Sicco van Goslinoa; doch 't was niet voor januari] des jaars 17I4, dat zij derwaard vertrokken, en 't hieidfc aan tot zondag den 27 meij, voor dat zij te Verfailles hunne openlijke intrede deden, 't welk met een ongemene flaatfiè en onder enen groten toevloed van aanfehouweren gefchiedde; ook kosten zij niet anders dan aangenaam aan het Franje Hof zijn, doordien zij beide fterk geijverd hadden tot bevordering van den vrede, waar op ook Frankrijk gezet was geweest. De Heer Gosi.inga vertrok nog voor 't einde van deze maand weer hcrwaards; doch de Heer Buys bleef nog tot op 't einde des volgenden jaars, in Frankrijk-; krijgende eindelijk op zijn ernftig en herhaald verzoek, verlof om weder t'huiswaards te keren, en fïendt nu op zijn vertrek, toen heni verfcheidene, wigtige voorflagen gedaan werden, onder verbindtenis van de uiterfte geheimhouding; waar door zijne herwaards reize nog enige weken vertraagd werdt. De Graav van Stairs hadt den Hertoge van Orleans , Regent van Frankrijk, op den 3 october 1715, een verdrag voorgefteldj waar bij men zig zou verbinden, tot handhaving der Piotestantiè opvolging in Groot-Brittanje, en te gelijk, tot handhavinge tot de opvolginge van de Franje krone, volgens de jongï!e akten van afftand. De Hertog van Orleans vondt egter geen''  BUYS. (WILLEM) geen'- fmaak in dezen voorfiag, blotelijk opgevat, gelijk dezelve lag; doch flöég den Engelfen Gezant een verbond voor, tusfen Franhjk, Groot-Brittanje en de Staten, tot handhaving van derzelvcr regten en bezittingen in Europa, volgens de jongde verdragen van vrede; waar toe Stairs zeer neigde. Van dezen voorfiag werdt Buys ondeiregt, door den Hertoge, die hem vraagde, ,wat hij van zulk een verbond dcgt ? Hij ver» ontfchuldigde zig heusfelijk, „ niet juist, zo hij verklaarde, „ o.n dat hij bedugt was, dat de akten, waar bij de opvolging „ in Groot-Brittanje en de afiiand van de Krone van Frankrijk „ vastgefteld waren, niet zouden naargékomen worden; maar „ vooral, om dat de vrede hem noch niet genoeg begroeid „ fchecn, om reeds een verdedigend verbond aan te gaan; „ ook, om dat hem niet bleek, wat men al zou hebben te „ houden voor een geval, waar in 't verbond zou moeten „ naargékomen worden, en eindelijk, om dat een min mag„ tige zeer voorzigtig zijn moest, in 't aangaan van verbind„ tenisfen met magtiger; die ligtelijk voor aanval hielden, 3, 't gene geen aanval was, cn daar door den min magtigen in grote engte konde brengen." De Hertog hernam : „ dat ,, 'deze bedenkingen vervielen, als men aanmerkte, dat zijn „ voorfiag toevallig gefchied was, xbij gelegenheid van dien „ des Graven van Stairs, en dat hij onderftelde, dat Groot* „ Brittanje mede in 't verbond treden zou." Hij voegde 'er bij, ,, dat hij, zo dra men maar begon te handelen, tonen zou, dat hij zig den Pretendent niet alleen niet aantrok; „ maar, dat hij deszelvs oogmerken zou zoeken te dwars,, bomen, zoveel hij kon. Over de voorwaarden, en over „ den tijd van 't verbond, zou men nader konncn handelen. „ Voorts, wist hij niet, dat iemand oorlog in den zin hadt, ,; of "t moest de Keizer zijn, die, zo hij verdaan hadt, om „ dén Turk aan te tasten, vijftig duizend man, en onderhoud „ voor dezelvén voor den tijd van tien jaren, van 't Rijk i, geëischt hadt; welke eisch hem bedenkelijk was voorge„ komen, konnende den krijg tegen den Turk niet boven de ,', twee jaren duren; waarom, hij vermoedde, of men te „ We-  222 BUYS. (WILLEM) „ Wenen, het oog ook naar elders, *t zij naar 't noorden, of 3, liever naar /fa/ze of Spanje, hebben rnogt; zijnde zijne Kei» zerlijke Majefteit nog niet bevredigd met den Koning van « sPmei in welk laatfte geval, zijne Katholijke Majefteit „ veeiligt zou'voorwenden, aan de akten van afftand niet „ gehouden te zijn." Lier op antwoordde de Ambasfadenr; .„ dat \ Keizers eisch, zo dezelve gefchied mogt zijn, moge„ lijk, alleen gedaan was, om de Porte, te eerder, tot rede „ te bre gen; da: hem, ten minde niet waarfchijnlijk voor. „ kv.-am, aat de Keizer den Koning van Zweden, die binnen „ twee j ren afgeooi ioogd zou zijn, nu verder in 't lage zou. „ willen helpen ; pok niet, dat ij 't gemunt zou hebben op „ balde, daar hij de onzijdigheid beloofd hadt te zullen on„ .ei houden; veel min, op Spanje, zonder van fchepen of „ goederen voorzien te zijn." Hij befloot: „ dat zulke bij. „ komende zaken, als hij te voren genoemd hadt, dikwils. .„ het meeste overleg geven, bij 't aangaan van verdedigende verbindtenisfen.' De Hertog erkende dit, doch beweerde tevens: „ dat men ter goeder,trouwe handelende, gelijk zijne „ inzigten, inderdaad, ppregt waren, alles zo klaar omfchrij„ ven kon, dat men alle zwan'ghe. en voorkwame." 't Geleek eindigde hier mede. De Ambasfadeur Buys verftondt, daar na, it den Grave van Stairs, dat de zaak zig, tusfen den Hertoge en hem, zo hadt toegedragen, als de Hertog . veihaald hadt. Hij hieldt. den Grave hiér op voor, dat, wanneer de Koning, deszelvs Meester, in zulk een verbond tradt; het zig zelv' wees, dat hij zulks niet deedt, als Keur-, vorst van Hnnover, maar alleenlijk, als Koning van GrootBrittanje; 't welk Statrs erkende. De Heer Buys van al 't voorgevallene berigt gegeven hebbende aan den Griffier Facel, ontving, eerlang, een geheim befluit der algemene Staten,, welk den 3 oftober op zijn eerde fchrijvens genomen was. Het behelsde: ,, dat de voorfiag van een verdedigend „ verbond tusfen Frankrijk, Groot-Brittanje en den Staat, hun, „ gelijk hem, zo gewigtig was voorgekomen, dat dezelve „ wel een rijp overleg verdiende, vooral, omdat zulk een » ver-  BUYS. (WILLEM) M3 9, verbond, tegenwoordig, veelligt, argwaan verwekken zon, „ bij den Keizer, of bij andere Mogendheden, en om dat „ men het verdrag van Barrière, nog niet voltrokken hadt. „ Ook kwam het voorftel zeer rauw voor, wetende zij niet, ., wat Grozi-Brittanje, daar mede, eigenlijk, zou mogen bq* „ doelen. Nogthans wilde zij 't niet van de hand gewezen „ hebben; maar waren gezind, om 'er ernftiglijk op te raad„ plegen." Wijders belastten zij den Here Buys: „ dat hij „ den Hertoge van Orleans, op dezen voet, antwoorden „ zou, we! zorg dragende, dat hij den Staat hieldt buiten „ alle verbindtenis." De Ambasfadenr hier op, in nader gefprek gekomen zijnde, met den Hertoge van Orleans , die zig den Marfcbalk d'Huxelles in de conferentien over deze zaak toegevoegd hadt; vernam uit zijne Koningrijke Hoogheid: „ dat het juiste voor„ werp der voorgeflagen' verbindtenisfe, naar hunne gedag„ ten , behoorde te zijn de verdediging van Frankrijk, Groet. „ Briuanje en den Staat, in de regten en bezittingen in Eu. p ropa, hun volgens de jongftc verdragen, toekomende; waas „ onder dan mede zoude begrepen zijn, de opvolging in de „ twee Rijken, en de Barrière'der Staten, doch niét de z#„ ken van Spanje, van Italië, van Sicilië, noch van 't Noor. „ den.'' Hier bij voegde de Hertog: „ dat de Keizer geene „ reden tot argwaan fcheppen kon, uit een verbond, dat „ flegts diende tot befcherming der hoge Bondgenoten, bui„ ten iemands benadeling; dat de Staten ook niet agfëflijk „ behoorden te zijn, ter oirzake van de onvoltrokken' han» „ deling over de Barrière, zijnde hem, uit den Hage, be„ rigt, dat het verdrag des wegens zo goed'als getekend was, „ maar den Franfen Ambasfadeur Ckateauneuf, hadt hem „ ook gefchreven, dat in het verdrag, ene onderlinge ver„ bindtenis tot handhavinge van eikanders bezittingen zou komen; 't welk hem hadt doen denken, dat de Staten, „ hier door, zouden konnen ingewikkeld worden in enen „ oorlog, hoe zeer zij, zo wel als Frankrijk, gezind waren w om den vrede te bewaren. Want, zo de Keizer Sicilië ., eens  224 BUYS. (WILLEM) „ eens aantastte, gelijk hij meermalen, gedreigd hadt, ets „ Frankrijk gevergd werdt, den Koning van Sicilië bij te ftaan, „ volgens hètUirechts verdrag, zou zulks de Staten, uit hoof„ de van de voorgeflagen' verdedigende verbindtenisfe, nog „ niet verpligten tot't opvatten der wapenen, maar't geval » 2011 veranderen, zo, bij wege van afwending, of verdedi„ ging, of reden van oorloge, de Keizer Frankrijk, of Framk„ rijk den Keizer aantastte, in de Nederlanden. Immers, zou „ de Keizer dan den Staat vermanen, tot het nakomen der „ beloofde handhavinge zijner bezittingen." De Hertog verklaarde, wijders: „ dat hij, hier, door bewogen geworden „ was, om Chateauneuf aan te fchrijven, dat hij den Staten, „ op de gevoegüjkfte wijze, in bedenking zou geven, hoe „ voorzigtig zij behoorden te zijn in 't beloven van de hand„ havinge der Spaanfe Nederlanden of der Barrière; of, dat hij „ 't liever zulks zou zoeken te beleiden, dat de Spaanje Ne„ derlanden, met betrekking tot den Keizer, Frankrijk en de „ Staten, in alle gevallen, gehouden werden voor onzijdig,; „ zo dat menze geen van drieën zou mogen aantasten, noch „ ook geen van drieën, uit dezelven, aangetast worden; „ waarom men ene overeenkomst maken zou, die geen ge„ meenfehap zou hebben met de voorgeflagene verbindta„ nisfe." Ten befluite, betuigde de Hertog van Oeleans: „ dat hij dezen voorflag al mede deedt, tot beter behoudenisfe „ der gemene ruste, den Ambasfadeur vragende: wat hem, „ veor zijn perfqon, daar van dagt? " Maar de Heer Boys vondt ongeraden, zig, op deze vrage, te verklaren, alleenlijk aannemende, van alles omftandiglijk berigt te geven aan hunne Hoog Mogenden, gelijk hij deedt. Toen ten jare 1722, door enigen der, vrienden van den jongen Erf-Stadhouder van Friesland, Willem Karel Hendrik Friso, wierdt gearbeid, om hem van 't Stadhouderfchap van Gelderland te verzekeren, en dat ftuk met zulk een voorzigtig beleid onder de hand wierdt beffuurd, dat men 't zo goed als in zijne magt hadt, eer de andere gewesten vernamen, dat men 'er over op cje aanftaande Landfchaps-verga- d»j  BUYS. (WILLEM) 22$ derhige, die in oclober dondt gehouden te worden, over. 2ou raadplegen, befioten de Staten van Holland, die, nevens die van Zeeland, Utrecht en Overijsfel, welke reeds in 't Jaar 1702 en later nog in 1707, hadden dienftig geoirdeeld, den tegen» woordigen vorm der Regeringe te blijven bandhaven, zo dra zij kennis kregen, van 't geen 'er in Gelderland gaande was, hun best te doen, om de uitvoering van zulk een voornemen te duiten. Ten dien einde wierdt 'er terdond tot ene bezending naar Zeeland, Utrecht en Overijsfel, befioten; de Penfionaris Buys was een der Gecommitteerden, die naar de beide laatstgenoemde provintien wierdt gezonden. Doch welke middelep men ook te werk ftelde, om deze bevordering hinderlijk te zijn, het liep alles vrugteloos af; de maatregelen waren al te wel genomen, om het te doen mislukken; en de jeugdige Vorst, wierdt op den tweeden november tot Stadhouder en Kapitein-Generaal van Gelderland aangefteld. Vrugteloos vielen ook zijne handelingen in het volgende jaar uit, aan he: Hof van Denemarken, alwaar hij zo min als de Heer Robbert Goes , iets kon uitwerken om de reeds ten jare 1717 ontdane gefchilien, zo wegens foldije der Deenfs manfchap, als wegens onderdandgelden, door den Staat die Kione beloofd, op ene vriendelijke wijze uit den weg te rniue-. Hij keerde dus eerlang te rug; en de Staten vaa Holland de gewigtige dienden, door hem, in zo velé gelegenheden, den Lande gedaan, willende vergelden, delden hem, in 't jaar 1726, aan, tot eerden Secretaris hunner vergaderinge. De Raadpenfionaris Mr. Anthony van der Heim, zedert enigen tijd aan 't zukkelen zijnde geraakt, hadt Buys zedert 1745 het Raadpenfionarisfchap voor hem waargenomen, tot in het volgende jaar, wanneer de Raadpenfionaris den 15 juiij kwam te derven. Na zijn overlijden werdt deze zwaarwigtige post, bij voorraad, door Adam Adriaan van der Duin, Heer van 's Gravemoer, uit het fid der Edelen, bekleed; terwijl Buys voor den Raadpanfionaris, de vergadering der Algemene Staten bleef bijwonen, tot dat Mr. Jakob Gillis, op den 9 feptember tot Raadpenfionaris. verken V. Deel, P  pa reo, was beëdigd; ais wanneer Buys wederom de bediening van Secretaris der Staten aanvaardde; waar in hij volhard fcsgft ras op den 10 februarij 1749, toen, hij in het SSfte jaar z«oes, ouderdoras. is overleden; latende den roe-m. na, dat hijs een groot Staatsman is geweest, die met achting in 's Landsdienst fe grijs geworden, , Lamberti , Mem. Tom. IL. fk 85, Tom. III. p. 47.-51. Tom. V. p. 265-268. Tom. VIL f, 57, Tom. VIII, p, 544-550. Tom. XIII. p. 7r 8. Du Mont, Corps Diplom. Tom. VIII, P. I. pag. 195. Boung* srokes, L,et(ers.. Vol. II. p. 127, 128. Groot Piakaatb., Vt D, bL 425, Wag,, Vad. Hifi. XVII, D, bl. 127. 209. 240, 2?S' 2f!9- 314- 3'26-334- 355- 353. 415-. 424. 437, 45r-. XVIII. D. bl. 5, 23-25. 67. 107-no. 112. 115. 244./ 28,1, XX. D. bl,^52. 257, Wag, , Befihrijv. van 4mft. VI.. D, bl. 252, 257, WXm (ANTHONY), geboortig van Breda, beoeffendegèj-st de praktijk der geneeskur.de te Antwerpen, en wierdt vervolgens tot Hoogleraar in die wetenfchap te Leuven aange, 'Md: Hij heeft onder de geleerde Mannen van zijnen tijd; groten lof verworven, wegens zijne doorgronde kundigheid in de oosterfe, en andere geleerde talen. Was voorts een groot voorftander der griekfe Geneeskundigen, met name Hippck ckates» Galenus. enz. doch daarentegen een hevig tegendin-. ge_r- van de Arabieren, welke over deze wetenfchap. gefchreV-er> hebben. Men heeft van hem in druk: Commentarius in Gale^um de- Inaiqual. tempore. A. van Goor, Befchrfh. van Bjreda, bl- 304, tüYS.SQN (GUIDQ de).. Ik vindt bij niemand van dezen ?ïkëVt¥ gewaagd, dan alleen bij Paquot; die 'er van zegt,, d?t de dagtekening van zijn uitgegeven boek hem leert, dat Kg omtrent 't midden van de XVIde eeuw heeft geleefd, en, $8 WQ. ftijjl ten bewijze verfa-ekt, dat hij uit bei graavfchap, ' thÊHÊÊ» affeoiTAfii^ ^as.j hij voegt 'er bij ^ dat het zelvs, W»ïftt$$jfc. fe» dit Ui, QeMx «p ia, den onitrek v$a. dfe> fed. fee? Qstfa dssHcht heeft gezien h en aldaar een werelds; Gees> BUYSEN, BUTSSON..  BUYTENDYK. BUZELIN. Z27 Geestelijke is geweest. Zie hier den tijtel van zijn boek: Apologius, ofte öcfchecmijntjhc bt$ «ChjiétcIitKcn öfjclobe tcoljen^ Die ïjerctiften enöe ©ianben 43obé/ De SMckc openbacrlicït ïooeftcnen ij mij Guido de Buysson. (Ce 4?ent/ bij Jan Cauweel, 1553. I2U10. ■ Paquot, Mem. litter. Tom. XI. p. 183, 184- BUYTENDYK (GODEWYN), geboren in 't laatst der XVIde eeuwe, in een der Hollandje plaatzen, niet onwaarfchijnlijk te Goerée, alwaar hij ten minften zijne eerfte letter» oefFeningen volvoerde; beoefFende vervolgens de theologie; werdt, Proponent geworden zijnde, in 1620 tot Predikant te Dordrecht beroepen; alwaar hij in 't uitoefFenen van die post, met alle getrouwheid verbleef, tot op zijn dood toe, welke voorviel den 4 julij 1661. Hij heeft door den druk gemeen gemaakt: i, forèn der theologie, ten 'overftaen van dè GedeputÈevdfo ■„ der Sijnode, zou mogen 'worden geëxamineert, :eh «nzuïvèï v, in de lére bevonden wordende,'van den kerkdienst 'afgezèl; dat men hem dan ook de akte van ftilftand zon laten feke3, nén; én 'van alles aan dè Gereformeerde kerke tot Parijs do WêSe dódn; op dat hij met hun bewilliging geen tè&ütèröt rfiogt waarnemen." -Hoe het hier verder mede afliep, Is mij niet gebleken. » » « G. -Brandt-, 'IIIJI. dér Reform. ï). bl. oor. BYLER (HENDRIK CAROLINUS van) , 'is voortgefpr» Eén ■uit'éb'n"'oud adelijk gèilagt, wiens afYlarr.melingèh dè bn-•zienlijkfte eerambten, onder de Ridderorden van Mdiiïia, In in de Regeringen 'van Geïderhnd "en Utrecïït bekleed fi-CTrotfrx ;Hij is geboren op 't 'Hogezand, een dorp nabij GroHirsgen geit» -gen, den ï november 1ÖC2. Hij genoot van ïijnëft'Vadeï, Predikant ter gémelder plaatze, 'het oerftè onderwijs Ie beginselen der 'wétênTch'aprjfen én geleerde talen'; wierdt 'veV* volgens te Lihgen - ter -ichole befteld, -alwaar hij dè lage %I8> fen 'mét ce'h'vlugtigen tred doorlópen zijnde, enigen Cjêflet onderwijs 'aan 'Sie ;Hogefcböö! genóót;-en van daar naar-de Akademie van Groningen vertrok, alwaar hij -ïïa 'Onder Otè Hoogleraren Wilhelmiüs.VerbrüoÖen, van Leeuwen, Ufcssal en -Isink , een goeden voorraad v'ah geleerdheid ópgsdö'Sn -te hebben, door aandrift géfpoórd om bog meerdere knndt>'heden op te doen, -feig nater 'het 'vermaarde Hogefcfiooï 'vin Leijden begaf, en aldaar de onderwijzingen fcenoót 'van -fïe beroemde Mannen Mark, Weïsslius, Tabrttios en Pil.rNonius, Na dat hij tot Kandidaat was'bevorderd, koesterde hij bet voornemen cm Engeland "te bezoeken, ten einde dé geléérde 'Mannen 'te Oxfoft en Ctto&ridgc te léren -kennén-, :èn 'Vök Vn'grtï tijd gebruik ven -hunne lesfen te 'maken-'; do-lh ï$*e-f •P $ "WiOïdt  83» ■wierdt hij in verhinderd door het overlijden van zijnen vader. Zijn eerfte flard als Predikant was te Scherpenzcel in Friesland, welk beroep hij den 6 augustus 1719 aanvaardde, en hier verbleef tot in 1723, vertrekkende naar Niekerk, bij Grtningen; alwaar hij ftond tot in 1735, wanneer hij verplaatst wierdt naar Oosterhe.'felte in 't landfchap Drenthe; en hier vier jaren verbeid hebbende, kwam hij ten jare 1739, op zijn laatfle ftandplaats, namelijk, te Gieten, mede in Drenthe, in de jklasfis van Rolde gelegen; alwaar hij den 23 julij 1756 is overleden, en in het koor der kerke aldaar begraven, met dit graffchrift op zijn zark gebeiteld. Nobilis ingenio, nulli piitate fecundus, Conditur hoe tumulo: molliter os/a cübent. Den 20 oftober 1720, begaf Byler zig in 't huwelijk met Weina Voorwal dogter van M. Voorwal, Ontvanger van 's lands middelen in Friesland. Hij verloor deze egtvriendin die hem door hare zuivere godvrugt, deftige vriendelijkheid, en onverbreekbare liefde zeer dierbaar was geworden, den I maart 1733, na bij haar zeven kinderen verwekt te hebben , waar van alleen drie zoons den vader hebben overleeft; zijnde de oudfte geweest Predikant te Yperen, die als Emeritus den 15 meij 1792 is overleden; de tweede zig tot den krijgsdienst heeft begeven, en de jongffe Med. Doktor te Groningen is geweest. De lettervrugten, die onze kundige Leraar door den druk heeft algemeen gemaakt, zijn: 1. Somnium. Gron. 1718. 4*0. 2. Fafciculus libronm rariorum, ace. Cato paftoralis. Gron. 1730. Svo. 3. naêtigetfieffcn. «Djoij. 1730. 8bo. 4. ©bcr It £>o-fcornie. -Sfb. 1731. 8bo. 5. i©crcfcfjaal ö$ gefloten*. 1731. 8bo. Boekz., 1756. b. bl. 767-770. Stosch, Sfou ©cleürt <£üto$al XI. 2$. f. 758, 759. BYLERT (JAN), Konstfchilder, te Utrech geboren, was een tijdgenoot van Joan Cossiers en Simon de Vos., ook twee brave Meesters, die beide in het jaar 1603 cp-het werelds- to- BYLERT. (JAN)  &YLING-. (ALBEKT) 'tönéèl verfchenèn. Jan zijn vader was ten 'Gla'Zem'aTter^ die 'teffens ook de kons't oefrènde> en wij weten verders niet veeï meer van hem te zeggen, dan dat hij -in zijn jeugd van èe'fi flordig levensgedrag is geweest, doch tot jaren van Onderscheid gekomen zijnde, ;niet :a1ieen bedaarde, -maar zelvs ten voorbedde van -naarftigheid verftrekte; fchilderende meestal kleine ftukjes, doorgaans met een of twee beeldjes, verders met velerlei bijwerk geftoffecrd, en van een liefFelijk 'ke-loriet. Ingevolge bet getuigenis van K. dè Bïe, waren «ijrre ■werken bij de Konstmiiïnaars in achting en begeerd. Ten jare 1724, den 16 maart-, wierdt 'er van dezen Meester* 'o> de verkoping van George Brc'yn, te Amfteldain-, een 'klem ftukje verkogt , waar op een Prcmrenbeeldje * verbeeldende at kortheid des :tijds en de ijdélheid van dien -, voor %ï guld. ——— A. Houbraxen, Schouwb.l. E). bl. 235, J. C. WeYermö*, teven der Konst/. II. d. bl. 24. G. 8©et, Naaml. van Schil ■ï. D. bl. 301. BYLING (AÏ.BERT), df BEÏLtNG, zodanig TM» 'hém -ook genoemd vindt; is een man geweest, die zig in de a*derland/e Gefchiedenisfen, 'ongemeen 'beroemd heeft gemaakt! 'door het naarkomen van ene belofte, die hij 'wist, dat hem •een onvermijdelijken dood moest veroirzaken, zonder &A rr. ïiier enig nut mede uitwerkte, die'ten drijfvere van kool van zijn vaderland, hét bevrijden zijder «ledefeurgefèft 'van -ovèrheerfching, hët 'vóórkomen om zijne vrouwe en kis-ï» 'te Wrfafeaïfcen,, niet Pi *  23» BYLING. (ALBERT) in mans gewaad verteken hebbende, te paarde naar Attrnk pen te ontvlieden, was zij verzeld van Dirk van der Mfi wede; fchoon anderen verhalen, dat Arkoud Sfierikg e» Arnoud van Aalburg, haar hebben helpen ontvlugten. Wat hier ook van mag zijn, zeker is het, dat zij te Afwerpen we. derom vrouwen klederen aangedaan hebbende, het op den derden dag te Woudrichem bragt; van waar Jan van Vianh haar naar Oudewater, Schoonhoven en Gouda voerde In deze Heden, van welken de laatfte tot de lijftogt der Gravinne, weduwe van Holland, behoorde, hadt zij den meesten aanhang, en werdt 'er terftond voor Gravinne erkend, 't Slot te Schoonhoven bleef egter nog enigen tijd in handen der Kabbeljm&n; 't werdt door Willem van den Koulster, gedurende een tijdvak van zes weken, met onverfchrokten moed verdedigd, doch door hongersnood geprangd, wierdt de bezetting; uit 50 man beftaande, ten laatften genoodzaakt zig bi} verdrag over te geven, onder beding van levensbehoud, alleen Albert Byling, uitgezonderd, daar Elorts van Kïf«oek, die het beleg beftierde, om welke reden blijkt niet, zeer verbitterd op fcheen te zijn. De overeenkomst was dat deze man, ter goedkeuring van Vrouwe Jakoba gevangen moest blijven; doch zijn vonnis volgde wel ras, 't welk over hem de Wrede doodftraf bepaalde, om levende in de aarde gedolven te worden. Byling verzegt een maand uitftel en ilaking zijner gevangenis, ten einde orde op zijne zaken te ftellen en affcheid van zijne vrienden en magen te nemen belovende op zijn woord van eer, na verloop van dien tijd zig weer in handen te zullen begeven. Kyehoek vergunde 't hem en tot een ieders verwondering, hieldt Albert woord, hep den dood te gemoet, en werdt nog dien zelvden aagt, ingevolge bevel van dezen wreden .Krijgsoverfte op de molenwerf, levende begraven. Men vindt aangetekend, dat Kyfhoee het niet dorste wagen, dit vonnis bij dag en in 't openbaar te doen uitvoeren, doordien Byling wegens zijne minzame verkering en deugdzame hoedanigheden, algemeen te Schoonhoven in achting Rondt. M. Vosaus. van deze wre- 4e  BYLING. (ALBERT) Ê3S de daad, in zijné Jaarboeken, bl. 646". ge^a-ende, zegt 'ei Tan: „ Had: Kyfhoex de geheugenis van dit fnode ftuk ten „ zeiven dage met een konnen begraven , dan zoude zijn „ deugd bij de nakomelingen niet bezwalkt zijn; maar nu hij zijne getrouwheid aan Jakoba betoond en zijne overwin„ ningen, met die vuile daad befmet heeft, zal Byling eeuwig met ere leven, en hij daarentegen in vervloekingen „ bij de nakomelingen zijn." Die, welke deze daad van Byling onder de klasfe van die opofferingen uit vaderlandsliefde voortgefproten willen gerangfchikt ■ hebben, en met dien edelen geest der Ouden vergelijken, die enen Jtheenjen Codkus, Thebaanfen MenaïCeus, Romein/en Curtius . en meer anderen, hun leven deedt veil geven ter redding van den Staat, van hunne onderdanen of medeburgers; hebben niet overwogen, 't geen wij reeds hier voor hebben aangemerkt, dat namelijk Byling's daad geene van deze edele onderwerpen ten doele konde hebben, maar enkel.de drijfveer die hem bewoog beftondt, om zijn gegeven woord van eer geftand te doen. Schoon is de aanmerking van den Schrijver van Rom. Convers. Tom. I. pag. 126-129, daar hij ter gelegenheid van levensopofferingen der Ouden, uit gemelde zuivere bronnen voortvloeiende, zegt': jj Men beklage nu de onkunde dier tijden vrijelijk, welke „ aan vertoornde Goden en aan de noodzaaklijkheid van zul„ ke-bloedige bevredigingen deedt geloven, doch men fmale „ nimmer op dergelijke Heidenfe deugden, welke luisterrijk en „ vaak befchamend zouden uitgeblonken hebben, onder enen „ zuiveren Godsdienst, die ene redenlijke zelvsverlochening „ tot de edelfte deugd verheft." Meer overéénkomst, fchijnt in den eerften opflag de daad Van Byling , met die van Anthony Hambroek te hebben, welke het leraarambt onder de Hervormden, in dienst der Ned. Oostind. Maatfchappije, op het eiland Formofa bekleedde, ten tijde als hetzelve ten jare 1661, door den Chinefen Zeerover Coxinga, onverhoeds overvallen en gedeeltelijk bemagtigd wierdt. Zo onverhoeds gebeurde deze aanval, dat Hambroek, met zijne P 5 vrouw,  E3* vrouw, zoon en dogter, nevens nog verfcheidene Christeneft van goeden huize, geene gelegenheid vindende, om zig binnen .het fort Zeeland te bergen-, in des overweldigers handeri viel, Intusfen deden de Hollanders, uit die fterkte, enen uitval op de ChineJ'en, doch met zo een rampfpoedig gevolg > datze, in allerijl, derwaarts met bebloede koppen genoodzaakt wierden te rug te keren, Coxinga, voor als nog, ter ver. overing van de vesting, geen verlies van volk willende in de waagfchaal flellen, wierdt thans te rade, Hambroek derwaarts te zenden, om de bezetting aan te manen, van zig aan hem over- te geven; gaande zijn last verzeld, met de rjsfelijkfte bedreigingen, ingevalle de Leraar met de boodfchap te rug keerde, dat de Bevelhebber voornemens was, het fort te verdedigen, zullende zijn eerfte wraakoefening zijn, den bode daar van het leven te benemen; of ingevalle hij niet in het Chincfe leger binnen zekeren bepaalden tijd te rug keerde, zijne egtgenöte en kinderen zijn wegblijven met een wréden dood zouden boeten. In hachiijker toeftand kon bezwaarlijk iemand zig bevinden, dan waar in de opeisfching van de vesting dien Krijgsbevelhebber bragt. Deze was Fxederïk Catet, ■een boezemvriend van Hambroek, en dus tot deszeivs behoud gezind; doch aan den anderen kant, door een ééd aan de belangens der Oostindife Maatfchappij verbonden , en van aï het nodige voorzien, -om het nog een wijle tijds tegerrs den geweldenaar te kunnen uithouden. Bij 't pleiten in zijn eigen hart voor de behoudenis van Hamekoex's leven, voegde zig nog dat van twee van 's Leraars kinderen, die zig op dit pas .tinnen de vesting bevonden. Bijkans hadt ook dit verenigd pleit, de fchaal aan de zijde der vriendfchap doen overflaan, en zijnen ééd en trouwe doen fchipbreuk lijden, indien niet de grootmoedige én godvrugtige Hameroek , als een tweede Regulus, dit aandoenlijk pleit in zijn gemoed beflist hadt. In ftede dan van het oor te lenen aan de voorflagea van Cajet tot de overgave, of zig te laten bewegen doof de tranen en fmekingen ïdjner kinderen, vermaande hij den Bevelhebber en de bezetting tot het doen van enen dapperen te- BYLING. (ALBERT)  T.YNM.VS. (ANTHONY) ^35 tegenweer, en het fort zo lang doenlijk te behouden. Na een allertederst affcbeid van zijne kinderen en vrienden genomen en zig uit hunne liefdearmen losgerukt te hebben, fnelde hij naar het vijandelijke leger te rug, alwaar hem, in tegenswoordigheid van zijne egtgenote en kinderen, tot loon zijner braafheid en vaderlandstrouwe, op bevel van Coxinga, het hoofd wierdt afgeflagen. Op het enkel lezen van dit treurgeval, zal men ontwaar worden, dat de drijfveren zeer verfchiilende waren, die Bvling en Hamsroek in werking bragten om enen gewisfen dood te gemoet te lopen. Meyerï, Annal. Flandr. ad annum 1425. Divei , Rer. Brabant. Lib. XVIII. p. 238. Veldenaae, Kronijk, bl. 124. Wagen., Vad. Hift. III. D. bl. 463, 464. M. Stuart, Romein/. Ge/chied. IV. D. bl. 208. aant. (r.) F. Valentyn, Be/chr. van Oostind, IV. D. 2. St. 3. B. bl. 90. BYKffiUS (ANTHONY), wierdt te Utrecht geboren den 6 augustus 1654. Doordien hij van zijn vroegfte jeugd af aan veel geneigdheid voor de wetenfchappen liet blijken, fehikten zijne ouders hem tot de ftudie. Na de lage fcholen doorgelopen te zijn en goede vorderingen in de latijnfe en griekfe talen gemaakt te hebben, beoeffende hij de gefchiedenisfcn ■en oudheden onder opzigt van Jan Georg Gr^vius , die door des jorrgelings vlugheid en weetlust ingenomen, ene warme genegenheid voor hein opvatte, en zig buitengemeen aan zijne vordering liet gelegen liggen; ook bezorgde deez' geleerde man, dat hij reeds vroegtijdig in kennis geraakte met Dan. Heinsius en andere lieden van kunde. Byneus zig tot de godgeleerdheid bepaald hebbende, beoeffende onder toezigt van den ervaren Hoogleraar Johan Leusden , de bebreeuwfe, fijrifche, chaldeeuwfe en andere Ooster/e talen, als mede de Joodfe oudheden ,• ook lei hij zig toe op de wijsbegeerte, fchoon hij 'er minder werk van maakte dan van andere wetenfchappen. In de theologie, zijn eigenlijke hoofdtaak, genoot hij het onderwijs van Profesfor Frans Burman. Zijn akadeinifen loop voleind hebbende, verliet hij Utrecht en wierdt na bet  Ï35 het ondergaan 'van een loffelijk 'examen Proponent. Ten jarï i<58ö kreeg hij zijn eerfte beroep te Piershül nabij Dordrecht^ vervolgens in 1683 te Naarden en laatflelijk in 1691 te Dè. venter, in welke ftad hij drie jaren later tot Hoogleraar in ciè godgeleerdheid en Oosterfe talen bevorderd wierdt. Het Her. gefchoo! van Harderwijk deedt hem den trap van Doktor in de theologie beklimmen, ichoon afwezig zijnde , en zondt 'erhem de Bulie van te huis den 29 augustus 1694. Daags daar Ka boden hem die van Utrecht de zelvde eerepost aan ; waar voor hij als te laat komende, moest bedanken, BynAus ftierf ongemeen betreurd, te Deventer den 8 november 1698, flegts 44 jaren bereikt hebbende. Zijn nagedagtenis wierdt ook ver. eeuwigd, door den uitmuntenden lijkzang van zijnen ambtgé. jnoot Moonen, welk dus aanvangt; Bynetjs, d'eere en vreugt van uwe 'kruisgezanten 4 O Goè'1, Vorst en Hooft Der Kerke, is mij ontrooft ïn eenen oogenblik, en wordt van Kerkverwantefi Naar 't duister graf getorst. Hoe treft dees ilag mijn borst. Gedurende zijn verblijf te Piershül begaf hij zig in \ huwelijk, en verwekte twee zoons en vier dogiers. Niklaas, de oudfte, is Predikant geweest in de nederduitfe 'gemeente te Hanau, alwaar hij is geflorven. Byn&us hadt, door zijn aangename verkering, onopfptakelijke zeden en zagtheid van karakter,, de liefde van groot en klein tot zig getrokken. Dat hij onvermoeid was i-n den arbeid, getuigen de geleerde fchrt'ften die hij heeft nagelaten, en waar van flegts een gering gedeelte door den druk zijn gemeen gemaakt; als: ï. Ant. Bywei Somnium, de laudibus Critices. Ttaj. ad Rhéi. I675-'- Met bet volgende herdrukt in 1682 en 1695. Deze zogenaamde droom is ene redevoering, die Byn^us te Utrecht met grote toejuiching, den ïï december 1570 uitfprak. Hij voert Merkuur ten tonde, die onderzoek doet naar de vcrfchill.cn, welke 'er tusfchen de Geleerden ptaats v^ndenj en »" J*' de. BYN^ÜS. (ANTHÖNY)  BYNiEUS. (ANTHONY) 53? deze veronderftelt, dat die gefchillen ontftaan zijn , door do voorkeur die Apol aan de Critici gaf, met aan hun den Spiegel der wetenfehappen toe te vertrouwen; want nauwiijks was zulks gebeurd, of de Godgeleerden, Regtsgelcerden, Geneeskunde gen en Wijsgeeren, kantteden zig hier tegens. De drie eerfkt klasfen verzoenden zig van tijd tot tijd met da Critici, en ve. len daar van verwierven een onfterfelijken roem, met de kria-. tijk bij hunne wetenfehappen te voegen. De Wijsgeren alleen hieven die hardnekkig verwerpen. Apollo dagvaardde hen voor de vierfchaar der Wijsheid, hier wierdt het geding van Weerskanten bepleit, en na dat een ieder zijn fchoonst hadt bijgebragt, wierdt het vonnis ten voordele van de Critici geveld. 2, De Calceis Hebrceorum. Lib. II. Cum tabulis aneis eltgantis/imis, indicibus uberrimis. Acc-ediS /omnium de laudibuï Critices. Dordr. 1682. lamo. Veel vermeerderde druk. Ibid.. 1695. Ato. Niemand hadt voor hem dit onderwerp in den grond behandeld. Na dat Bvnjeos aangemerkt heeft, dat de nooddruft die men altoos van fchoeizel behoefd heeft, de menfehen niet heeft toegelaten om 'er lang zonder te zijn, zulks aantoond dat het gebruik der fchoenen reeds fterfc in zwang ging ten tijde van Abraham; dat de Ilebreërs altoos gefchoeid gingen, dat hunne fchoenen uit leder of beestevellen beftond, en dat de fchriftuur-text, Djjuter. XXXIII. w. 25. Tzer endt koper zalm» /hoe zijn', geenzints ten bewijze verftrekt, dat zij ijzeren fchoenen gedragen hebben. De gewone kleur van hun fchoeizel was wit; zwart, was niet in gebruik dan onder de mannen; de meest geachtfie was de rode kleur. De fchoei nen waren niet anders dan zolen met riemen vastgemaakt, jiie in dèn beginne flegts den enkel en het bovenfte des voets bereikten; maar vervolgens wierden zij min ef meer hoger om het beon geflingerd. De Schrijver eindigt zijn verhandeling, met de verklaring van vejicheiden* gebruiken der oude Joden, betrekkelijk de fchoeijing; zo als die, om met ontblote voeten den tempel in te gaan; de plegtigheid van den ontfehoeiden, die geweigerd hadt om de weduwe van zijnen broeder te trouwen, enz. Verders merkt hij aan, dat het een  238 BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) een gevoelige hoon bij de Hebreen was, om iemand met den fchoe te flaan of 'er hem mede te werpen ; in plaats, dat zulks bij de Arabieren, voor een teken en betuiging van onfchendbare trouw werdt gehouden. 3. De Natali Jesu ChrisTi, «6» II. Accedit Disfertatio de Jesu Christi Circumcifione. Amft. 1689. 4to. In 't nederduits vertaald. Amft. 1729. tfo. I». 's Hage 1737. 4jo, Dit werk behelst ene keurige verza. meling , van al het merkwaardigfte dat door de geleerdfte Schriftverklaarders, over de omftandigheden welke de geboorte en befnijdents van den Heiland verzelden, is opgetekerid. 4. ©en CX. JSfami betfdaarö / en ou Jesus Christus tocge^ pa.ét. ^eb. 1692. i2mo. Herdrukt met het volgende. 3£mfï. 1716. i2mc. 5. Sih, of berMaring obci- bc boosegging ban Jakob, <Öenef. XLIX. vs. 10.- ^ebcnt. 1694. izmo. 6. 45a ftruféte €!#0tujS/ ofte bcrMaritirjc ober De gcfchietictttëfe ban fjet Inben / frerfaen / enöe begraben onfe£ H&teem cnbe ^aHg* maker? Sfefu «fijtstó/ uit Soobfchc/ ïïnmeijnfcfie enöe anöcre Oubhcben. ©ode 1683- 4to. Herdrukt 1685. 4to. Nog eens in 1688. 4to. Dit werk waar in een uitnemende geleerdheid . doorftraalt, is door den Schrijver in 't latijn vertaald, en zodanig vermeerderd , dat drie behoorlijke boekdelen in 4to. beflaat,-gedrukt te Amft. 1691-1698. Bymïus hadt nog een groot aantal andere werken vervaardigd, die ten jare 1740-in fchrift gevonden wierden, bij N. van de Wall, Predikant te Amfteldam. Catal. Bibl. Eunav. Tom. I. p. 1125. C. Saxi, Onom. liter. Pars V. p. 229, 230. Niceron, Mem, pour ferAr d Wijl. des Hommes til. Tom. VII. p. 122-124. PaQuot, Mem. litier. Tom. IV. p. 145-150. A. Moonen, Foë2'J» bl. 367. BYNKERSHOEK (KORNELIS van), Preiïdent van den Hogen Raad in Holland, is een van die glansrijke lichten en grote Mannen in het vak der ftaatkundc en regtsgeleerdheid geweest, waar van men 'er flegts weinige in ieder eeuw ziet te voorfchijn komen. Hij is geboren te Middelburg op het eiland Walcheren, Zcelands hoofdftad, den 29 meij 1673, zijnde zijn  BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) zijn vader geweest, Kornelis Stevensen van Bynkershoeic, zo fommigèfl willen, afkomftig van Bodegraven, doch wij houden het met anderen veel waarfchijnelijker, dat hij het eerfte daglicht insgelijks te Middelburg heeft gezien. Hoe het,'er ook mede gelegen mag zijn , zeker is het, dat hij in zijn vmege jeugd reeds in die ftad heeft gewoond, aldaar ook is getrouwd, koophandel in verfcheidene takken heeft gedreven, en daarbij eire uitgefhekte zeilmakerij hadt, Waar inele hij inzonderheid ten jare 1672 zeer veel geld heeft gewonnen; ook was hij Kapitein van Middelburgs fcautterij. Onze Kornelis zijn moeder, Sara Remeus, genaamd, insgelijks een Middelburgs kind, was voor dat zij aan z;jnen vader fiuVde, de huisvrouw geweest van Kornelts Oole, insgelijks een deftig Burger en Zeilemaker aldaar, die vier kinderen bij haar hadt verwekt, twee dogters , Johanna en Sara, en twee zoons, Niklaas en Remkus, die zig beide van der jeugd af aan tot de zeevaart hebben begeven , en zeer gelukkig op Qest'mdiên hebben gevaren; ook heeft de Heer van Bynkershoei: altijd zeer veel werk van deze halfbroeders gemaakt, en zelvs de geboorte van zijn eerst uirgegevene werk aan hun toegewijd. Op de vloot van den zo beroemden Piet Heyn , diende ten jare 1629. Kornelis Kornei.isz. Oole, als ViceAdmiraal, een dapper zeeheld, ingevolge berigt van L. van Aitzema, Zaken van St. en Oorl. druk in fol. I. D. bl. 554. Onze Jongeling 10 jaren bereikt hebbende, wierdt aan het leerbeitier der eerfte jeugd onttrokken, om hem op de latijnfe fcholen te plaatzen; hier maakte hij binnen een korten tijdkring zulke aanmerkelijke vordeiingen, dat hij genoegzaam alle zijDe mede-leerlingen voorbij ftreefde, en met de eerfte prijzen aan de naarftigheid toegekend, met lof bekroond wierdt. Dezen kring doorlopen zijnde, w'erdt hij door zijne ouders naar het Hogefchool van Franeker gezonden, met inzigt om hem tot Predikant te doen ftuderen, daar zijne moeder inzonderheid op gefteld was; ten dien einde leerde hij de hebreeuwfe taal bij den Hoogleraar Rhenferd, woonde ook het griekfe kollegie van Nikl. Blankaard bij, en oeffende zig tot uitfpanning in  340 in de matheus én regten. Het tweede jaar woonde hij ook de theologifche lesfen bij van de Heren Kampeg. Vitringa den Ouden, en Heem. Alexand.Roe'll; doch verwisfelde die voorgenomene hoofdftudie weldra in die van de regtsgeleerdheid, door een foortge'ijk voorval daar toe genoopt, als den doorlugtigen Boerhave hadt bewogen , om zijn voornemen, van Predikant te worden te laten varen, die zo gelukkig voor het menschdom, de beoeffenir.g van de medicijnen aanvaardde. Bynkershoek namelijk in zeker gezelfchap zijnde, daar men op den Hoogleiaar Roè'll fmaalde, en fommige zijner gevoelens , met de groottie liefdeloosneid voor ketters en als godloos uitma«kte, nam de partij van zijnen Meester op, en verdedigde die met al de vurigheid aan een vlug jongeling eigen; dit was genoeg om hem zelv' van onregtzinnigheid verdagt te makeu, en alle bevordering in die loopbane, die hij was ingetreden , te doen ftremmen. Het was dan op raad van den Hoo..leraar K~rnel. van Ecir, die hem in bijzondere vriendfchap had genomen, dat hij van ftudie verwisfelde, deze fchreef ook op zijn verzoek aan deszelvs vader over dit onderwerp, en verkreeg zijne goedkeuring, hoe grotelijks de jonge Bynkershoek hier mede in zijn fchik was, heeft in het vervolg nog gebleken, toen hij zijne verhandeling, de Legt Rhod'a de Jattu in 't licht gaf, naderhand in zijne Opera Minera ingelijfd, in welker opdragt bij Profesfor Eck, nog hartelijk dankt voor den aan hem gegeven raad, aan de Akademie, om de loopbaan der godgeleerdheid te verladen en die, oer regtsgeleerdheid in te tieden. Hier toe eens bepaald zijnde, lei hij zig met allen ijver op Je ftudie der regten toe, teffens de middelen tot.de verkrijging van andere letterkundige wetenfchappen 'niet verwaarlozende. Ook gaf hij wel haast blijken van .^line vorderingen, door het uitgeven en openbaar verdedigen van zijne verhandeling, de Fwidamentis Juris Feudalis, onder voorzitting van den Hoogleraar Sebast. Schelkens. Onder den beroemden Ulrik Huber heeft hij menigmaal als Defendens een akademisch dispuit verdedigd, en kwam wederom als auéteur- te VOOTi BYNKERSHOEK. (KORNELIS van)  BïNKLRSHOEK. (KORNELIS va») 24i voorfcbijn met een drieledige disfertatie, die hij fchreef over de Lex le&a, necdum intellecla, wordende met de Iaatfte van deze drie tot de Doktorale waardigheid gepromoveerd ten jare 1694, wanneer den ouderdom van 21 jaren hadt vervuld. Dus zijnen akademifchen loop voleind hebbende, deedt hij een keer naar Zeeland om zijn ouders te bezoeken, en begaf zig voorts met 'er woon naar 's Hage, ten einde aldaar de praktijk als Advokaat uit te oeffenen , en luisterrijker rol op 's werelds toneel te gaan fpelen. Ook heeft hij een ongemeneu roem, door zijne kunde, gegrondheid in het advijferen en onkreukbare eerlijkheid in het waarnemen van deze bediening verworven, tot dat hij ten jare 1702, wegens de Zeeuwfe ftad Tholcn , tot Raadsheer in den Hogen Raad; en eindelijk in het jaar 1724. tot Prefiient van die toen fungerende hoogde Regtbank over Holland en Zeeland wierdt aar gefield. Hij was de eerfte Zeeuw, welke dien aanzienlijken en zeer gewigtigen post heeft bekleed, en ook de eer van zijnen landaart niet alleen zeer wel {taande heeft gehouden, maar zelvs ten top verheven; want hij was binnen en buiten lands beroemd, en zijne advijfen wierden als orakels gehoord en gevolgd. Tweemalen is de Heer Bynkershoek getrouwd geweest; voor de eerftemaal tradt hij voor 't egfaltaar, kort na zijne aanftelling tot Raadsheer in den Hogen Raad, met Esther van Buytenhem, in Oostindiën geboren, die benevens nog ene zuster en haarlieder broeder Johan van Buytenhem, in hunne jeugd van Batavia naar het vaderland, wezen zijnde, wierden gezonden, en te Middelburg opgevoed. Zijnde Johan van Buytenhem, na gefiudeerd te hebben en tot Doktor in de regten te< zijn gepromoveerd, eerst Bailjuw en vervolgens Burgemeester te Vlisjingen geweest, en heeft ook wegens Zeeland, als lid in den Raad van State gefungeerd, reffens de waardigheid hebbende van Bewindhebber der Oostindifs Kompagnie ter kamere van Zeeland; hij is gehuwd geweest met Katryna Barbara Dispontyn , dogter van Mevrouw Valckenier , die van zig zelve ene Hochepjed was, en vier V. Deel. Q msa.  na BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) mannen gehad heeft; de eerfte was, de Heer Verbonk, de tweede Disfontyn, de derde Bushof, bij welke zij een enige dogter gehadt heeft, die getrouwd is geweest, met den Eerw. Bobbaan, eerst Predikant te Middelburg, en naderhand te Jjnfieldam; de vierde man was Valckenier, die bij haar mede een enige dogter heeft geteeld, welke aan den Amjhldamjen Predikant Visser is gehuwd geweest. Bij deze vrouw heeft Bynkershoek 13 kinderen verwekt, 11 dogters en 2 zoons, waar van hem alleen 6 dogters 'overleefd hebben. Ene hier van is getrouwd geweest met den Heer Adrianus Bergsma, Burgemeester te Sneek, en doorgaans lid van hun Hoog Mogenden, ook meestal het regering* beftier in Friesland naar zijn eigen zinnelijkheid in name eerst van de Gouvernante de Prinfes Anna, en vervolgens onder het Stadhouderfchap van Prins Willem den V, regelende. Deze Heer Bergsma is ten jare 1780, in 's Hage overleden, na dat zijn vrouw reeds lange voor hem was geltor ven. Ene tweede dezer dogters heeft ten manne gehadt, Mr. Willem Paauw, Raadsheer in den Hogen Raad, en zijn ook reeds . beide overleden. Ene derde dogter huwde met Mr. Kornelis Joan van Beaumont, wiens aanfielling tot Kommis-Geneiaal van de Convoijen en Licenten te Amfleldam, door hun Hoog Mogenden, zulk een verregaanden twist tusfen dat eerfte Generaliteits Kollegie, en de Staten van Holland heeft te wege gebragt; zie Nederl. Jaarboeken 1763. Febr. Jimij. bl. 96-172. Ene vierde dogter heeft ten manne gehadt, Mr. P. Kloot, Advokaat in 's Hage. De beide andere dogters zijn ongehuwd ten grave gedaald. Voor de tweedemaal trouwde de Heer Bynkershoek in het jaar 1728, met Gerakdïna Kloot, weduwe van den Heer Pieter van Hoorn, die te Middelburg Kiesheer en Bewindhebber, eerst van de Westindife en naderhand van de Oostindife Kompagnie is geweest; doch hier heeft hij geene kinderen bij verwekt. Doorgaans genoot de Heer van Bynkershoek ene duurzame gegondheld, dat hem in ftaat ftelde om in zijn rusteloos arbeidzame levenswijs te volharden 5 doch in de voorreden van zij-  BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) 243 sdjne Qiiastiones Jtsrisprivati, na zijnen dood in 't licht gekomen; klaagt hij: „ dat van zijn 66fte jaar, heeft begonnen „ te zukkelen met zijn gezigt, dat van dien tijd af gedurig al „ meer en meer hadt afgenomen,- zo dat hij des avonds bij „ de keersfe, niet veel meer zien kon. Waarbij, op zijn ,, öofte jaar, gekomen was, benaauwdheid in de borst, ver„ oirzaakt door zijn zittend leven en blokken, en dat hij ze„ dert dien tijd zo benaauwd adem haalde, dat hij nauwlijks „ zijn post langer kon waarnemen." Verder zegt hij: „ toen „ ondervonden te hebben, hoe gegrond Aeet^us de Morb. „ lib. III. c. 2. onder de tekenen van die ziekte, welke men „asthma of benaamvde borst noemt, ook gebragt heeft, dat „ men traag tot zijn gewone werk wierdt, ja om iets te doen." Den 15 april 1743 in den nanagt, wierdt deze beroemde Man door een beroerte aangetast, die hem op 't ogenblik van dc fpraak, ja zelvs zo als het uiterlijk fcheen, van alle kennis heeft beroofd, en is den volgenden nagt in den zelvden toeftand overleden, zonder een woord te hebben kunnen uitten, in het 7ofte zijnes ouderdoms, van een ieder die braaf was betreurd, zo dat men te regt bij gelegenheid van zijn fterven mogt zeggen: CwtSis iüè bonis flebilis -occidit. Hij is in de kerk in 's Hage begraven, met dit graffchrift op zijn zark gebeiteld : Staat wandelaar begroet de fchim van Bynkershoek : Zijn waardig graf vereischt elk eens befpiegelingen. Hier rust de Oppertolk van Themis heilig boek; 't Orakel van het Hof in duistre pleitgedingen: Hier ligt het fchrander brein verdooft, In 't groote eerambt afgeflooft. Hij leeft in fpijt des doods, door menig deftig werk; Hier taant en daalt de zon, van 't richtfnoer van de wetten, 's Lands paerel, 's Waerelds liefde is onder deze zerk. Helaas Justiniaan, wie zal 't verlies verzetten Van Bato in al zulk een Man, Wiens wedergae nooit komen kan? Q 2 Brs-  2+4^ BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) Bynkershoek. was een welgemaakt Man, zijn Matuur was rijzend en gezet, zijn gezigt tekende vriendelijkheid met ernstfcafugheid getemperd, zijn -oog was levendig, vol vuur en kondigde een fcherp vernuft aan;- zijn neus die min of meer roe* een bpgt liep, en groot was, zette bevalligheid aan zijn ganife wezen bij. Men ontmoet een keurig, afbeeldzel van hem, ten jare 1733 door P. van Dyk gefchilderd-, naderhand in. 't. koper gebragt door Jv Hoübraken, en 't welk aan 't hoofd van zijne Quxstknes J-uris privatl is geplaatst. . Van geest was hij ernftig, verfhndig en fehrander, en be» zat een ongemeen fijn oirdeel, fprak en fehreef- vaardig en feïlijk het latijn, en ongemeen bedreven in het grieks. Dat hij ook van gezou'tene. boerterij hield, en fmaak vondt in de hekeldigtcn van Juvenaat., Horatius en anderen, ten minften hi zijn eerften tijd, blijkt door zijn jÉicatoe oprechte ïfaarjfe Jf&ereuut/ een ongemeen vernuftig doch fatirijk werkje, vrij ïuchtig. en geestig, opgefteld, het welk hij ten jare 1698 in 4X0. heeft uitgegeven, toen hij als Advokaat in V Hage praktifeerde. 't Schijnt egter, dat hij hier naderhand berouw van hadt., doordien men getuigd vindt, dat hij het overal liet opkopen, en fomtijds wel een dukaat voor het ftuk befteedde, waar door het buitengemeen zeldzaam geworden zijnde, de Boekverkoper Arn. Lobedanius te Utrecht in 't jaar 1745, rja dode van den Prasfident, ten prikkel verftrekte, om het in 8vo. te herdrukken. De klasfe der Geestelijken van de toen ter tijd publieke kerk , ergerde zig inzonderheid aan dit yoortbrengzel van het fehrander brein onzes groten mans, kunnende niet dulden, dat de misbruiken van hunne orden die. zij egter niet zullen ontkennen, dat bij hun zo wel als in andere, levens/tanden aanwezig zijn, het is waar, vrij. fnerppnd geleegd wierden; men wil ten minften, dat het door bun toedoen was, dat het voort-drukken van dit werkje op bevel van de hoge Overigheid wierdt verboden; welk verbod, blijkt uit de. voorreden van den Schrijver, waar in bij bij der. zelver. aanvang., zig dus uitdrukt:. „ Wagt geen lang berigt £ 9>;er den inhoud van de Mercitres._ Mijn oogmerk was geen. _ an-  fiYNKEEU&OSE. ('KORNELIS vak) '» ander' aIs van Söïtk Juvenalis, 'daar hij 'zegh ■Qmdqvii 'n agmt hómines, &c. Meer wil ik u niet zeggen', om dat „ gij ze lezen zoud, zo je d'er tot nog toe geen tijd toe'ge „ had hebt. De dertig makea het werkje compleet;- compléét derf ik het noemen, niet jegenftaande alle boeken«n boèk'„ jes, die ftuks-wijze uitkomen, en in andere landen door „ d'Inquifitie pendente opere verboden werden', dien naam '"niet konnen voeren. Dat is eniglijk het voorregt van de Merj, cures, die aan geen doorgaande ftof geattacheert zijnde', „ zonder letzel eindigen, als het de Hooge Overigheid of den „ Schrijver behaegt. En hier heeft het de Hooge Overigheid ,•, behaegt, zonder toedoen van mij, Lezer, en, zo ik ge„ loof, vafi U ook. Maer is 't door mijn toedoen niet, 't zal mooglijk 'door mijn fchult zijn, van een zogenaamde „ 'libertimge: 't gunt na de lecture wel-zal gezien werden vart „ luijden, die fcherper van gezigt zijn als ik. Niemand oor•„ deele, voor dat N°. 18. gelezen heeft: excesfit medicina moditm; zegt men van diegene, welke te violente middef, len 'gebniijken, gelijk ook de meeste van de Dominikdn/r„ Orden dat appliceren op d''Apohgeticte dojes van gemelte W>. rS. Och! dat Calvinus leefde! Ondertusfchen vol§ ik -}, het voorbeeld van den Aardsbisfchop van 'Kamerifb, (den beroemden Fenelon, Schrijver van de Televiaque), mi} ;, niet minder aan mijn Overigheid fubmittei'ende over 't verf> bieden van mijn Mercuriüs, in rebus ludicris, als hij aan SV den Heijligen Vader over Zijn bertigt boek, in zaken van i, ernst-; en méene ook daerom nïet minder te volharden, ,, in mijn loffelijk voorneemen, van niet alleen niet te laken i, de rondnites der Magtem, die boven mij zijn , rnaer zelfs f, van ze niet te prijzen, en dat alleen uit een regtveerdige .-, vrees van baar Hoogheid en weerdigheijd te kort te zuilen, >, doen, indien ik haer minder prees, als rij het verdienden'", i, want men kan zig daeïin ook te buij'ren gnan. Een vobri, oordeel tegen Mercures van gepasfeerds tijden moet ïk uijit „ de i weg ruijmen; dat namen'tlijk dezelve, sis relatif tor dè % tijden, in welke ze gefchrevén Worden, nadeïhand io ^eii ^ 3 -„ m 24.5  245 BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) „ nig te pas komen a!s de Emeriti of Immeriti bij de Geesie,", lijken enz." Dat deze grote Man geleerd is geweest, en ervaren niet alleen in al het geen een door fchranderen Regtskundigen uitmaakt , maar daar te boven ook een doorliepen Staatsman, die inzonderheid de ftaatsregeling van de Batavife Republijk in alJe derzelver delen grondig verftond, bewijzen zijne ultgegevere werken, die alle zo binnen als buiten deze Landen met de grootfte graagte en achting ontvangen zijn; doch waar vai ftraks nader. Hij was een groot voorftander van de godsdienftige en burgerlijke vrijheid, en hoe hij dagt over het lot en de wijze van regtspleging van Oldenbarneveld , de Groot en Hogerbeets , zullen wij uit den Hiftoriefchrijver Wagenaar opgeven, ontleend uit onzen Bynkershoek zijne Quaest. Juris publ. Lib. II. Cap. II. p. 201. Cap. XVIII. p. 316, 317. en Cap. XXIII. p. 363- „ Een beroemd Regtsgeleerde," zegt Wagenaar, „ heeft zig verwonderd, met welk een aangezigt de Regters „ den Advokaat en anderen tot ene hoofdmisdaad hebben dur„ ven toerekenen het begrip, dat elk Gewest het regt heeft, „ om over kerkelijke zaken te befchikken; daar men in de „ nader verklaring op het Xlllde Art. der Utreclitfe Vereni» ging, met ronde woorden, las: de meening niet te zijn, dat „ de eene Provincie of Stad item 't fait van de andere, in 't point „ van de Religie, zou onderwinden. Voorts fielt hij vast, dat „ Hogerbeets en de Groot , ja Oldenbarneveld zelf, naauw„ lijks om éénige andere reden, veroordeeld zijn, dan om „ den raad, dien zij den Staaten, of den bijzonde;en Magi„ ftraaten gegeven hadden, of om de uitvoering van 't gene „ hun, door de Staaten en Magiftraaten, gelast was, alles „ zonder eenigc kwaade trouwe: 't welk ook oorzaak geweest „ is, dat mèn, na meer dan 40 jaaren verloops, de Wet„ houderfchap van Leijdsn en Rotterdam, door den Hoogea „ Raade, heeft zien veroordeelen, om den erfgenaamen van „ Hogerbeets en de Groot betaaling te doen der wedden, „ die men deezen Penfionarisfen nog fchuldig was. Ook zou „ den  BYNKERSHOEK. (KORNELIS va») rt den erfgenaamen des Advdkaats eenige vergoeding fgeüaatt „ zijn. Handelende van het eerfte lid der Utrechtfe Vmeni» ê'inS> waaïin gezel'd werdt: dat in gefchi'.len tusfchen bijzon,„ den Gevesten, Steden of Leden, de andere Gewesten, Steden nf „ Leden zig niet Zullen fieeken , dan tot bemiddeling; zo lang pm„ tijen zig 't'regt onderwerpen; heeft hij zelfs duidelijk te vet» „ ftaan gegeven, dat men zijns oordeels, in den jare ïciq, „ tegen dit punt is aangegaan, alzo de gevangenen niet alleea „ niet weigerden, maar zelfs ernftelijk begeerden, dat me» „ hen, voor hunnen gewoonlijken Regter, te regt fielde* ■„ waarop hij deze woorden volgen laat : zo gij weeten wilt, „ mét wat regt dan de gemagtigde Regters der aigemeene Staaten, „ over deeze zaak, geoordeeld hebben, moet :gij ervarener luiden „ raadpleegen: ik ben niet in flaat, om 'ï u te zeggen. Verders ,, zegt hij: dat al wat', in de jaaren ï6i8 en ióio, tegens „ Barnevelb , Hogerbeets en de Groot gedaan on geween „ is, op geen ander regt fteunt, dan op t gene de Regter „ (Prcetor) gezeid wordt te wijzen ook dan, wanneer hij on„ regtvaardiglijk vonnist." Vod. Hifi. X. D. bl. S77-379- Onkreukbaar was Bynkershoek in het uitoefFenen van hst legt, volgende in zijne advijfen de wetten waar die duidel§& fpraken, zijne grote kimde en ervarenheid in duistere Eakea te baat nemende-; en wee den genen, die vermetel genoeg was om te durven onderftaan, hem door beloften en gefchenfcen te tragten ten zijnen voordele in de behandeling van een ;j>roces op zijne zijde te lokken. Een merkwaardig voorbeeïd vindt ik hier van opgetekend, in ene gefchrevene levensfebets Van hem, ontworpen door wijlen den Vlisfingfen Predikaat. G. Vrolyichert ; mij door de vriendelijkheid van den geteerden Heer Lambrechtsen, -Oud-Penfionaris van Wüsfmgen «jedegedeeld. In de gemelde levensfchets, waar van ik in het&eilea van dit artijkel .ten aanzien van fommige bijzonderheden, veel dienst gehad heb, verhaalt de Heer Vrolyichert het vol» gend geval, 't welk hij betuigt uit den mond van «en ooggetuige verftaan te hebben, die in *$ Hage in des Preïldenïs kuurt woonde: 0 Een zeer -aanzienlijk Heer, rijkelijk ultge, dat is Overft'en der. Duivelen, te fchelden. Onder anderen befchuldigt men hem ook, dat hij de ftukken der oude Schrijvers, niet behoorlijk en naar waarheid heeft opgegeven, maar , inzonderheid om het Nieuwe Regt in achting te brengen, 'er heeft 'bijgevoegd, afgenomen en veranderd, en daar door derzelver ware gedaante uit het oog doen verliezen. Het tegendeel getuigt Pomponius de Orig. Jut: van Papirius en Corn. Flavius, welke beiden ook het zogenaamde Jus Civile Papirianum en Flavianum, maar zonder de minfte verandering of bijvoeging, hebben opgefteld. Het is nu deze doling en laster, waar mede Trieoniaan te onregte van Geleerden en half Geleerden befchuldigd wordt, dien de Heer van Bynkershoek, met bondige bewijsredenen, te keer gaat, en aantoont, dat men hem cp een fchandelijke wijze en tegens de waarheid aan, heeft ten toon gefteld; onder anderen hier omtrent bijbrengende, het geen de vermaarde Hoogleraar J. G. Heineccius ten dezen aanziene zegt, uit zijne redevoering van de halfgeleerde Regtsoeffenaars, in deze be- Q 5 Voor-  woordingen: „ Zij, die tegen Triboniaan woeden, merke* „ niet op, dat het niet zijne, maar hun eigen fchuld is, dat zij „ hem niet te regt verdaan, en dat de meeste zogenaamde „ Tribonianismi, dieze zig zeiven verzieren, welligt als rook verdwijnen, als iemand wat beter in de letterkunde bedre„ ven zijnde, zig tot de regtsgeleerdheid begeeft." Met dit al wil de Heer van Bynkershoek niet beweren, dat 'er in de Pandekten en in het Codex, geene wetten zouden gevonden worden, van welke men rede heeft te vermoeden, dat ze ten dele uit de pen van Trieoniaan gevloeid zijn. Verre van daar, die zulks beweren, zegt hij, zou Justiniaan openlijk tegenfpreken, welke Keizer in zijne Conjiitutiën, waar door hij en de Pandekten en het Codex heeft bekragtigd, betuigt, dat 'er fommige dingen zijn bijgevoegd, afgetrokken, en veranderd, maar Bynkershoek's doel is, om ten klaarden te doen zien, dat niet het tiende, of zeer mogelijk het twintigde deel voor inlasfingen van Trieoniaan, die door fommige meest half Geleerden op deszeivs rekening geplaatst zijn, moet gehouden worden. Voorts zegt Hij, dat ene inlasfing kenbaar is, of uit den inhoud van de wet die daar bij wordt bepaald, of wel uit de bewoordingen. Bij voorbeeld, wanneer een nieuwe wet wordt opgegeven, welke ten tijde van den Regtsgeleerden of Keizer, wiens naam aan derzelver hoofd daat, in dien tijd nog niet is bekend geweest; of zo het latijn, waar van een zodanig Regtsgeleerde of Keizer gebruik maakt, tot een later tijdvak behoort, en daar door ten blijke verdrekt, dat die niet van een zodanigen Regtsgeleerden of Vorst kan voortgekomen zijn. Doch deze laatde reden, welke meestal aangevoerd wordt, om een wet van vervalfching verdagt te maken, kan egter geen nauwkeurigen toets doordaan; want die maar enigzins kundig is, weet immers, dat de meeste Regtsgeleerden, uit wier overgeblevene dukkerï de Pandekten zijn famengedeld, in een tijd geleefd hebben, waar in de zuiverheid der latijnfe taal niet meer voorhanden was. Hoe kan men derhalven van die Regtsgeleerden verwagten, dat zij zuiver latijn fpreken en fchrijven, doordien 'er itn- BYNKERSHOEK. (KORNELIS van)  BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) 251 immers onder zijn, die te Rome zeiven vreemdelingen waren. Heeft iemand evenwel lust, het latijn dezer Regtsgeieerden met dat van andere Schrijvers, die ten zei - den tijd geleefd hebben, te vergelijken, bij voorbeeld met Julius Obseojjens, Aülus Gellius , deri jongen Plinius , en meer anderen, zo zal hij bevinden, dat de Regtsgeleerden nog zuiverder gefchreven hebben, dan dezen; immers veel zuiverder dan de Afrikanen, Apulejus, Tertulliaan en dergelijken. Voeg hier nu nog bij, dat fommigen, die fomwijlen zo meesterlijk van de latijnfe taal en derzelver zuiverheid fpreken, waarlijk niet in Haat zijn om 'er naar behoren over te' kunnen oirdelen. Tot ene onwederfprekelijke bewijsreden van ene vervalfing of inlasfing verftrekt, wanneer het middagklaar blijkt, dat een gedeelte van een nieuwe wet bij een oude, en weeikerig van een cude bij een nieuwe geflanst is. En men kan niet ontkennen, vervolgt de Heer Bynkershoek , dat 'er op beide deze wijzen meer dan eens, zodanige inlasfing of onderëenfmelting der Wetten is gebeurd. Van het eerfte foort, ontmoet men een voorbeeld in /. 6. ff. de Divort. £f Repud. Want het gene Juliaan aldaar zegt, kan op geene andere Regtsgeleerden toegepast worden; en het gene Ulpiaan in l. 45. ff. de R. AT. van Juliaan zegt, komt niet overeen met de Novell. XXII. Cap. 7. Verders beweert en toont de Heer van Bynkershoek, dat Triboniaan toen hij de Pandekten bijëen verzamelde, niets, uit de Novellen in het oude Regt heeft kunnen lasfen. Het is derhalven door iemand andeis gefchied, of zo het Tri3oKiaan gedaan heeft, zo heeft hij het uit 't oude Regt overgenomen , het welk in de Novellen herhaald is. Doch omtrent den Code» heeft Triboniaan zig meerder vrijheid gegund. Voorts zijn wij verzekerd, dat een ieder Regtsgeleerde of Letterminnaar, die dit werk berJeffent, 'er menigvuldige ftoiTe in zal vinden, die hem niet alleen tot vermaak, maar zelvs tot onderrigting zal verftrekken, en volmondig moeten toeftemmen, dat het met meer diergelijke wetenswaardige onderwer. pen opgevuld is, die men te vergeefs bij anderen zal zoeten. Hier  '252 BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) Hier rru zouden wij onze aanhaling uit de Obfervat. jiè ris Romani, kunnen befluiten, ware het niet dat ons een werkje van een Italiaans Regtsgeleerden is ter hand gekomen, 't welk wij oirdelen aan onze lezers te moeten doen kennen; het heeft tot tijtel: Ksrmenegildi Personaei Patricii Lycien. In priores IV libros Obfervationum Juris Romani Córn. van Bynkershoek animadverjionum Liber unicus. Neapoli 1745. 4(0, Dit werkje, met alle befcheidentheid gefchreven, bevat ene wederlegging van fommige zaken door den Heer van Bynkershoek behandeld, en hij wil enige door hem verklaarde Weten, op een andere wijze uitgelegd en begrepen hebben, als bij voorbeeld .- de 2. 15. g. Uit. fc? /. ,& D. de UfufruB. k 4. C. de ILiretic. Manich. 7. Titio 36". pr. D. ad Mumtip. &c. Met dit al onthoudt hij den welverdienden lof aan onzen Schrijver niet, maar betuigt in den aanvang van zijne voorrede: Si quis es, cui tèmere foftasfe ego, mdaBer facere videar, qui Cl. Viri Cornelii van Bynkershoek luculentisfimas Romani Juris Obfervationes cenforia virgula notaverim: Te obfecro, obtestorque, ne de me indiBa causfa fenténtiam feras. Magmis mihi certe vir eft Bynkershoekios , atque is, quem adpellare, laudasfe fat eft: Aciitisftmo ingenio, acerrimoque praditum ju. dicio; eruditione, doürinaque multisfimum; in publici, prïvatiquè juris fcientia apprime verfatum libens ultroque pradieo. Quid turn? Homo eft; nihil ab eo humani alienum puto. Tanti profeÏÏo mihi non eft imius hominis, quantumvis doBisfimi, auBoritas, ui; qua; hic vel ofcitanter, vel etiam temere fcriptitavit, probem, cif, quajï Pythagoricis facris inMatus, excipiam tacitus. Sümmus Juriscotffiiltus Labeo/w'f, gravisftmus juris auBor Julianus, aciitisfimi Vir ingenii Tribonianus : ideone, fiquce ab his Jurisprudentie hcminibus ineonfiderate fcripta funt, ceteri exofculati fuete-, ac quafi Numinum eracula venerati? Minime gentium: fed aperte', atque afperius fortasje, quam tantorvm virorum digtiitas postrdare videbatur, notati, quid ita? Turn ne cujusquè auBoritas rtttion) pmftaret, &f vulgo imperitorum imponeret; compertum enim eft; quanto Reip. damno, quam malo exemplo fummi, gravesque peetent Viri: Turn etiam, ne doBisJima ö5 pcrfeBa ceteroqui aperd  BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) parvis foedarentur maculis. Hoe ipfum mihi propofitum eft: qüunt enim lias, quantivis pretii obfsrvationes Bynkershoekii perlegisfirn', queedam poiitisjimo acutisfimoque AuBoris ingenio non Jatis digna offsndi, qua; in Adverfariis notare coepi, m>;que tantum ufui destinaveram: Mox ea, qua; in Cornelio mihi displieuerant, rationibus confmnare, turn aliorum fententias fcriptsrum ad eam rem facientes, quwn forte occurrerent, fubneBere &e. Dit (luk hebben v/ij des te liever hier ene plaats gegeven, doordien de lezer 'er voikomen door onderrigt wordt, welk het loffelijk doel van den Heer Personaeus is geweest, met het fchrijven van zijne verhandeling. In het jaar 1719 gaf de Heer Bynkershoek zijne Opuscula yarü argUmenii in 't licht, te Leijden in ito. gedrukt. Zes verhandelingen zijn hier in vervat; waar van de eerfte, uit keurige aanmerkingen beftaat, over het werkje van den bekenden Regtsgeleerden Pomponjus, handelende van den oz>fpr.ong van het Roomfe Regt; onderzoekende, hoe het daar mede toeging ten tijde van Romulus en de volgende Koningen tot op Tarquin den Hovaardigen, dat die 'Hukken bijeen vergaderd wierden door zekeren Papip.ius, waarvan ze den naam ontleenden van Papirius Burgerrecht. Hoe, na de uitdrijving der Koningen , de burgerij, 20 (60) jaren genoegzaam zonder vaste wetten hebbende geleefd , Tienmannen aanftelde, door welke eindelijk de wet der Twaalf Tafelen wierdt opgefteld enz. Dit werkje van Pomponjus , heeft de Heer Bynkershoek nauwkeurig met oude handfehriften vergeleken, uit dezelven verbeterd , en met bondige aanmerkingen opgehelderd. De tweede verhandeling gaat over zodanige zaken, die, onderde eigenaartige fpreekwijze der Romeinen, gezegd wierden te zijn, mancipi of nee mancipi-. De Ouden noemden die dingen manc'pi, waar varf de verkoop of vervreemding, door tusfenkomst van zekere plegtigheid gefchiedde alleen aan Roomfe' burgeren eigen. Na die plegtigheid befchreven te hebben, onderzoekt de Heer van Bynkershoek in tien bijzondere hoofddelen, welke goederen aan zodanigen verkoop onderhevig waren, zo wel ten aanzien van roerlijke als onroerlijke, flaven, beesten enz. De 253  £5+ BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) De derde verhandeling gaat over het Regt der oude Romeinen em hunne Kinderen te doden en te vondeling te leggen. Het ge! bruik en daar door het regt om zijne kinderen te doden, met de woeste zeden en gebruiken onder dat volk ingefiopen, heeft lange ftand gehouden, fchoon fommige Regtsgeleerden; van gedagten zijn, dat deze ontrnenste gewoonte, reeds voor het uitdrijven der Koningen, of ten tijde van Sulla in onbruik is geraakt. Anderen fchrijven 'er ene al te uitgerekte duurzaamheid aan toe, en wel tot de tijden vanDiokletiaan, daar anderen nog verder gaan, en niet wilien dat het opgehouden zij voor het rijksbeftier van Valentiniaan , Valens en Gratiaan. Doch dat de uitoefFening van dit regt niet onder de Kom; gen heeft opgehouden, daar van vindt men een •bewijs in Fabius, die Eburnus zijnen zoon, dat een deugniet was, aan zijn eigen huis te regt liet ftellen en doden; op welk ene wijze Cassius ook zijn zoon, om reden dat hii de ftad in rep en roer ftelde, deedt handelen. Ook vindt men in de gefchiedenis, dat na den tijdt van Sulla, A. Fulvius. zijn eigen zoon ter doodftraffe vei wees, om dat hij naar KAtalina zogt over te lopen; dit nu was in den leeftijd van Cicero. Toen Augustus het rijksbeftier in handen hadt, viel het voor, dat T. Arius met zijn vrienden, zijn zoons zaak, die in voorgenomen vadermoord betrapt was Mende be^ regten, den Keizer zelv' ten zijnen huize heeft geroepen die tegenswoordig was, bij het uiffpreken van t vonnis, des' vaders tegen zijnen zoon, dien hij ter :ballingfchap verwees Deze harde en waarlijk wrede wetten, namen een einde, ten tijde van Trajaan, Adeiaan en de volgende Keizers; want toen wierdt insgelijks de magt, die de meesters over hunne lijfeigene flaven uitoeffenden, beteugeld. De blijken zijn uit Papiniaan voor handen, dat Trajaan een vader, die zijn zoon bovenmate hard hadt behandeld, noodzaakte, denzelven uit zijne magt vrij te laten. Keizer Hadriaan bande zelvs een vader op een eiland, om reden, dat hij zijn zoon in euvelen moede gedood hadt, om dat hij overfpel met zijne ftiefmoeder hadt bedreven. Ten " - " tij?  BYNKERSHOEK. (KORNELIS vak) 25? tijde van Alexander Severus, vennogt een vader zijn zoon niet alleen niet ten dood te doemen, maar was zelvs door de wet verpligt, indien hij rede van klagte tegens hem hadt, hem bij den Landvoogd aan te klagen. De bewijzen die men heeft willen aanvoeren, om te betogen, dat ditftrenge vaderregt nog heeft plaats gevonden ten tijde van Papiniaan, Ulpiaan en Paulus , worden volkomen door den Heer Bynkershoek wederlegd, en verders door hem het onderzoek ten toets gebragt, tot welk een tijdperk het vaderregt heeft ftand gehouden, dat hun de vrijheid liet, om hun kroost tot flaven te verkopen,- al waren zelvs die kinderen volwasfen, wordende van dit juk niet ontheven dan door het huwelijk. Dit afgehandeld zijnde, gaat hij over tot het onderwerp wegens het doden van jonggeboren kinderen; het afdrijven van de vvgt, en het verkopen van jonge kinderen; ten flotte onderzoekende, wat onderfcheid daaromtrent bij de oude en nieuwe wetten plaats vindt; en of volgens bepaalde wetten bij de ' Pandekten, het geoirloofd geweest is, de kinderen te vondeling te leggen. De Hoogleraar Ger. Noodt , is onder anderen tegen dit gevoelen van den Here Bynkershoek opgekomen, in zijne verhandeling, getijteld: Julius Paulus, f.vs de partus expojitione nece apud veteres &c., die van gedagten is, dat het bedoelde vaderlijke regt in een wettig gebruik is gebleven, ook'na de, tijden van Antonyn, en zelvs tot onder de eerfte Christen Keizers tot op Gratiaan, Valens en Valentiaan. Dit gevqelen wordt door Bynkershoek wederlegd, en zijn eigen door ons opgegeven, verdedigd, in zijne Ctira Jecundm de Jure occidendi £? expenendi liberos apud Vet. Romanos. Leijd. 1723; hebbende de Heer Noodt intusfen nog ene Amica refponfio, betrekkelijk de verfchillende gevoelens van beide deze geleerde Mannen over genoemde onderwerp het licht doen zien. Van beide kan men getuigen, dat zij dit twistgeding met ene kiefehe befcheidenheid behandeld hebben. De vierde verhandeling van deze Opufcula, verftrekt tot opkeldering van twee fraaije Rukken der oudheid, van welke het  256 BYNKERSHOEK. (KORNELIS van) het ene genoemd wordt:- liet Marciaans Raadsbeflidt ter -wering en wegneming van de Bacchusf eesten; en het ander: een Edikt van Diokletiaan en Maximiaan tegens de Manichéen. Het eerfte, dat de vernietiging van den grijzen tijd is ontworfteld, en op een koperen plaat of tafel tot heden toe nog in wezen is, bevat een verbod der Bacchusf eesten, uitgekomen ten jare 567, na de ftfgting van Rome, toen Q. Marcius Philippus en Spurius Pos-plmius Albikus , Confules of Burgemeesters waren , ter gelegenheid dat onder den dekmantel van godsdienftige verrigtingen, veelvuldige gruwelen en euveldaden wier, den bedreven; waar van men een omftandige befchrijving vindt, in het uitmuntend werk van M. Stuart, Rmeinfcha GefcJdedenifen, IX. D. bl. 428-441. Al wat ter viering der Bacchanalien geftigt was, weidt voorts door de Confuls in Rome en in geheel Italië gefioopt, zo dat 'er beeld noch altaar ten gedenkteken dier godloosheid over bleef; om egter alle ge. moedsbezwaar der bijzondere burgers vrij te laten, nam de Raad het befluit: „ dat 'er wel geene algemene Bacchusf eesten „ in Rome of ir. Mie mogten gevierd worden, doch dat elk, „ die z;g hier toe gemoedelijk verpligt vondt, da-r van den „ Stadpntor zou kennis geven, om danr toe verlof van den „ Raad te verzoeken, in wiens vergadering over zulk een „ voorde! ten minften honderd leden zouden moeten tegen„ woordig zijn , en welk verlof niet verder zou mogen gaan „ dan dat hij zulk ene plegtigheid met niet meer dan vijf ,, perfonen, zonder enige toelage van geld en zonder pries„ ters of aitaar-knegten, zou mogen vieren." Dus fneed men te Rome den verfchrikkelijkften kanker der maatfehappije uit, wiens gevaarlijke verfpreiding reeds getuigde van het vergelopen zedebederf des volks, doch wiens kloekhandige wegneming tevens nog een beflisfend blijk was van de algemene zorg voor de goede zeden. Dit gedenkteken of kopepen plaat, in zeer oud .latijn en uitgediende fpelling gefchreven zijnde, is het eerst door den Hoogleraar Gronovius bij zijne uitgave der werken van Cicero gevoegd, en naderhand daar in gevolgd, door. Fabrexti en. Clericus, agter het V. Deel  BYNKERSHOEK. (KORNELIS vak) Deel van zijnen Livius in8vo. Doch doordien alle dezen, zonder enige uitlegging, het flegts blotelijk opgeven, zo was de Heer Bynkershoek van begrip, dat het wel degelijk de moeite waard was, om deze taak op zig te nemen, en den zin der woorden te verklaren; 't welk hij dan ook op ene voldoende wijze in deze verhandeling volbragt heeft. Hej zelvde rigtfnoer houdt hij ten aanzien van het Edi'x va Suprème apud Hollandos Praefiil, ■ ICtUs.PUklogusg? CriticusHeganus, unowe laudatusvél abt.omm:ius artiistn intelligeniihis ,'vel ab llis, qui ejtes gratiam amlierarX, 'Bij deze gelegenheid merken Wij-aan, dat 'er opbl. i}$6. Pars V. van des Hoogleraars werk-, een drukveil is-ingeflepen, waarbij des Prafidents dood ten jare *7 45 wordt-getiteld,'t welk ■moet zijn 1743. Ten Botte voegen wij hier nog bij, 'Tt geea van ■ dezen beroemden Man getuigd wordt in de opSragt veer -het IV. Deel van den Tegensttoordigen Slaat'der Véreenigde Nu.:, 'landen, ten dele Ontleend uit de 'BibHxk. rmjimnée, Toon. XIX. Part. 'I. p. 115-139. „ -Sedert dat de naam van Bynkërs- hoek In 's Lands 'Hoog-Geregtshof 'vermaard geweest 'is,' -„ federt dat die naam dén-onderzoekeren der'Rcomfche-Reg-. 9, ten niet alleen; maar zelvs ook den liefhebberen -onzer „ Vaderlandfche -Gebeurtenisfen, «bb den onöeizoekeren on5, zer gemene Volker-Regten 'bekend 'geworden is^ ièdert dat zijne overdeftige Otuesimes .Juris :publki+ -binnen &o.-ïea * 2 * tijd,, 561  BYNS. (ANNA) „ tijd, in elks handen gefieeten, metfmaak geleezen, beblokt} „ herkaauwd, verteerd geworden zijn; federt dien tijd, be» „ hoeft men, onder onze landsluiden, dien doorlugten naam „ flegts te noemen; en elk verftaat 'er door, de gelnkkige 5, vereeniging van een fehrander oordeel, eene diepe geleerdheid, ,, eene uitgebreide kennisje, een dooroef end vermogen mi duistere „ vraag/lukken naaitwkeuriglijk te onPivarren, m met zekerheid te „ heflisfen, en bovenal eene uitmuntende liefde tot regt en waar„ heid; zo dat elk het land gelukkig rekent, daar zulke Reg„ ters, en zulke Voorzitters onder de Regters de hooge Regt* „ banken bekleeden." . G. Stolle, ad Heumanni con- fpeStum, p. 495. Strüvii, Biblioth. Jur. C. VI. §. 20. AÜ<* Eruditor. Lipfcvfiwn. Nov. 1723 fc? Junii 1724. C. Saxi, Onom. liter. Pars V. p. 495, 496. Jo. Frid. Juglers, 35q)trag{ JU£ 3ttïi«tifdje« %iw«$itl È f. 25-37. Medeged. Berigten. BYNS (ANNA), jonge Dogter en Schoolmeesteresfe teAniwerpen, ook in die ftad geboren, is beroemd geweest door hare godsvrugt, en de uitmuntendheid van haar vernuft. Zij leefde omtrent het jaar 1527; in den tijd dat Luther's leer veel veld won en aanhangers te Antwerpen begost te winnen; zij was ene warme voorftandfter van het Roomfe Gel°Pf}..en Zll!i-S vuurde hare ijverzugt aan om de leerlingen van dezen Kerkhervormer door hare pen te beftrijden, ma. kende hier toe gebruik, van hare, digterlijkc gaven, welke in dien tijd den uitbundigften lof verwierven. De werkjes van haar tot dezen einde, ingerigt, zijn: 1. &cefe fefjooöc henftisc ücfereijiten/ hot fehnfture en boerrinen fubtiftc en retorincüe/ tegfjen be bermelebijbe aCujjrerfcJje fectc. 5tntro..is53. i2mo. 2. <£en jeer frftoon eti furjber SSocch/ bertfarenbe bic ntog&enthijbt <8>aotèj cnbc <£lj2i€tu$ nhenaebe ober öfe .fonöfS&e menfeften: baec cn öoben. bic toaerachtigfje oojfaecne ban bier ulaghcn / bie mij boo? out. oogïjen firn: met becl fcfjoone bmnanmgljcn/ toeter ©ctmht/ bic in Chipte }#} ben rechten tocgfe om/Dobeë to:n ban m$ te ketren/ en jjier-nainaehj fect 'xë'i . * ;.- ecu*  EYNSDOKtV 'Mtofcïj feben/ cri$. Sweertius heeft harfe gedagten'is fcöt 'dit tweeregelig vaars vereert: Ane pares Lesbis Sappho, me'a Bynsia , 'dijtüsk Hoe foio: vltia hcec dedocet, Ma docet. Jeronimus Clichtove, getuigd 'van haar: Mtifas Diiïitb ■famulari ac infemre cultui; et quod Anna Bïns., Firgo pudkisjïma ac Poé'tria nofiras-, Antverpia egit in Lutherum et iltiws .feclcis, 'vernacula lingua; fmviterque fcnantibus ïhytljmis-, id Cru-' 'tium uberius, 'et vndto q'uidem efficacius, 'carmir.e temasfe Latino. 'Aüb. MiiUEus, fpreekt '-er met geen minder lof van, 26ggen'de : „ dat zij XVI Boeken tegcns de ontlokene dwalingen NU „ Luther in 't licht gaf-, waar door zij niét alleen een groot aantal van hare ftadgènoten in het Roomfe Geloof bevestigdc, maar Zelvs verfcheideric Van hét dwaalpad te rug „ voerde, die zig hadden laten verleiden." 1 m Hier-, Clichthovkus , Ep'ft. ad Loevinum Ckücium 'pfcefixa hujvs •rcenefi ad Potentatus Ckistianos. F. Sweertii, Athen. 'Belg-, pag. 129. Aub. Mir^ei , Scriptóres See'c. XVI. Cap. 5. ed. Fa-bric. p. 144. Val. Andr.> Bibl. Belg. pag. 59. J. F. Foppens, Bibl. Belg. pag. 63. Hilarion de Coste , Moge des .Dames iüuftres, pag. 41, 42. Paquot, Mem. Htter. Tom. V. pag. 406-410. BYNSDORP, % dè naam dès Stigtërs van zeker Hofje 'tè Amjleldam , ftaande op de Heren-graft, tusfen de hei- en'duobelde-worst-flegen, zijnde reeds vroeg in de voorgaande "èèuw geftigt, en den 'naam van het Hamers-hofje dragende, naar dè ^eepziederij van den Stigtèr, de Hamer, op betweter ftaandè. Toen het gebouwd werdt, lag hier de llads wal'; doch ïède'rt 'is de grond voor het Hofje zo zeer aangehoogd, dat de huisjes van" hetzelve Bijna kelders gelijken. Zij zijn agt in getal $ vier aan.de Hraat en viër aan de plaats, zijnde 'er 'in *t geheel zestien kamers of woningen, gefchikt 'voor behce'fügè 'oude Roomsgezinde vrouwsperfonen; en wordende door 'èên Regent beftierd. ■ . Wa-g.-, Sjchrijw vkn A-"fi. VÏÏÏ. Bt»  it64 } BYRSJEUS (FRANS), geboren te Limburg; is geweest Rektor der latijnfe fcholen te Nijmegen. Hij heeft gefchreven; DialeÜicarum Prceceptionum, libros II. cum Tabulis in easdem. Colon. 1565. 4ik —— J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 289. BYSTERUS (SIMON LUKAS), gewezen Predikant te Ingen in de Betuwe, wierdt .ten jare 1610 als Remonftrant*gezind, voor eeuwig uit zijn vaderland gebannen; hij waagde het egter in 1621 daar weder binnen te komen, en op een geheime wijze hier en daar te prediken; 't welk onder anderen op den 22 augustus van genoemde jaar te Krooswijk buiten Rotterdam, door hem gefchiedde, dat hem egter euvel bekwam; want met enige van de'zijnen door de oostpoort binnen de ftad willende treden, wierdt hij gevat en naar de foldaten wagt ter bewaring gebragt. Intusfen fchoolden een menigte Remonftrantsgezinden bijeen, met voornemen om Bysterüs te verlosfen; doch dit hadt tot deerlijk gevolg, dat de foldaten op bevel van den Dijkgraav Duin op deze burgers vurende, 'er verfcheidene van gekwetst en enigen dood gefchoten werden. Bystejrus wierdt intusfen op een onbefchofte wijze behandeld, en door de foldaten gefchopt en gefloten; waar na hij des nagts naar 's Hage wierdt gevoerd, en op den 6 o&ober door het Hof van Holland tot ene eeuwige .gevangenis op het flot van Louveftein verwezen. Zijne huisvrouw wendde in den beginne te vergeefs alle moeite aan om vrijheid te hebben van hem te bezoeken: „ doch zij volgde," zegt de Gefchiedfchrijver Brandt, „ het fpoor der Euange„ lifche weduwe, die 't den Regter met haar aanhouden zo ,, moede maakte, dat hij ze regt deedt. Zij liep de Heren „ zo lang aan met bidden en fmeken, zonder ophouden, „ dat zij voor den tijd van zes maanden, eens 's weeks toe„ gang tot haren man mogt hebben; doch daar na verwierf .„ ze, datze met hare kinderen bij hem mogt opgefloten wor„ den; en ziin lot en banden bij hem deelagtig te zijn, „ was haar meer waard dan bare vrijheid." Na tien jaren hier doorgebrajt te hebben, wierdt Buterus eindelijk op vrije BYRSjEUS. BYSTERUS.  BYSTERVELDT. CABELLIAUW. vrije voeten gefield, 'mi G. Brandt, Hijl. der Reform. IV. D. bh 543-558. Wagen., Vad. Hift. X. D. bl. 413. BYSTERVELDT (JOHANNES), is geweest Hofprediker te Nasfau-Ziegen, en was benevens Johannes Alstedius , Hoogleraar in de godgeleerdheid te Herborn, Afgezant wegens de Wettemu en de Nasfauv/fe Landen op het beroemd Sijnode van Dordreck. Hij overleed t in genoemde ftad den 18 januari; 1619, en wierdt den vierden dag daaraan, met het gevolg der gantfe Sijnode ter aarde gebragt. G. Brandt, Hifi. der Reform. W. D. bl. 400, C CABELLIAUW (BOUDEWYN), is geboren te Iperen, In het jaar 1568, en in 1592 begaf hij zig onder het genootfchap der Jefuiten, waar toe hij zig in 't vervolg, door het afleggen der geloften plegtig verbond. Hij nam gedurende het tijdvak van vijf jaren het beroep van Rektor waar, om de jeugd in de grondbeginzelen der letterkunde te Onderwijzen; vervolgens Heet hij vijf andere jaren, in gevorderder lesfen. De 43 overige jaren van zijn levensloop, bragt hij als Zendeling op het platte land door. Bij deze bezigheden, die een ruim veld voor zijnen ijver opleverden, voegden zijtje Opperden nog de bediening van Rektor in het kollegie van Kas/el, waar van men de oprigting ten dele aan hem was verfchuldigd. Niettegenfiaande zijne ruime ambtsoeffeningen, verwaarloosde hij egter de ftudien niet; maar beoeffende met warmen ijver verfcheiJene wetenfehappen. Onder anderen maakte hij uitR 5 ge- 2ös  266 . geftrekte Verzamelingen voor het vak der Gefchiedenisfen-J doch bepaalde-zig inzonderheid tot de digtkonst, waar toe b§ veel begaafdheid hadt. Ene tedere godsvrugt bezielde alle zijne daden, en hij dreef de nedrigheid tot Zulk een verregaand uiterfte, dat hij in den ouderdom van So jaren, behagen Vondt, om de vuigfte keukenbezigheden waar te r.emerr. Cabelliauw ftierf te Antwerpen, den 13 november 1652, fft het -Ssfte jaar zijnes ouderdoms, na verfcheidene ongemakken , als onder anderen de kinderziekte, en pijnlijke aanvallen vari jigt, met een grootmoedige bedaardheid doorgeworfteld té zijn; Hij heeft de volgende digtfbkke'n in 't 'licht gegeven,- welkè genoegzaam alle godvïügtige onderwerpen bevatten: i. Lemmata hovo-antiqv.a pancarpia, ex Natura , Hiftória, Moribus , illigata tetrafiichis. Ipris, 1614. i6mo. 2. Epigrammata Jeleüa. Antv. 1620. i6;no. 3. Magdalena. ïb. i'6z^. ï6mo. 4. Epistel ce Heroum £j? Heroidum, carmine elegiaco. Antv. 1636. i6mt>. 5. Phosphorus, Jive Joankïs Baptiste , nativftas-, mors, Lyrica , Synbolica, Epigrammata, Elcgke.'Lov. 1642. iimö. . 6. Venatib facra Jive Puer amisjus. Ib. 1642. i2«io. 7. Agar Jeatndo exuh Ib. 1642. iimo. Paquot getuigt, dat 'er in alle de digtftukken van' dezen Jefuit, veel zout, vinding, verrukkend naïfs en verhevenheid plaats vindt. F. Sweertii, Athen. Belg. p. 151. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 116: PAQuOTi Mem. Utter. Tom. VI. p. 226-229. •CABELLIAUW" (GEORG), te Oudenaarden in Flaandereh geboren, is geweest Benedikiijner Monnik in het klooster te Alèenbuvg onder het bisdom van Brugge. Hij heeft gefchreven: Hiftória Urbis Abbatum Aldenburgenjium, orditur atitem a prima chitatis illius cedificatione, ac deftntUione ejusdem ab ArTila &? Nortmannis, deducitque ad annum 1570. ——— J. E. Foppens , Bibl. Belg. pag. 332. CAELEN (HENDRIK vak) of'CALENÜS, geboren te Beringen, een kléin ftedeke in het prinsdom van Luik, kwam aldaar ter wereld omtrent 't jaar 1582 Na de triviale fcholen meteen (nellen loop ten einds geftreefd te zijn,' ftr.deerde hij m CA8ELLJAUW. (GEORG) CAELEN. (HENDR. van)  CAELEN. (HENDRIK va») in de wijsbegeerte te Lemen; begaf zig vervolgens tot den geestelijken ftaat, en beoeffende gedurende het tijdvak van zeven jaren de theologie, waar na hij Pastoor wierdt te Asfche tusfen Brusfel en Aalst gelegen, vervolgens wierdt bij in 1626 in die hoedanigheid naar Brusfel verplaatst, en in den tusfenïijd van 13 jaren, dat hij deze bediening in de Katriine-kcrk aldaar uitoeffende, wierdt hij tot Aartspriester van het Dekenfchap in die ftad benoemd, vervolgens tot Kanunnik van de hoofdkerk te Mechelen, en Aartsbisfchoppelijken Cenjor of beoirdeler der boeken, in welke hoedanigheid, hij den 7 maart r638 een uitftekende goedkeuring verleende, aan het zo berugte'werk van Jansekius, die op zijn fterfbedde, den 6 meij daaraanvolgende, het handfchrift aan zijn Kapellaan vereerde, onder voorwaarde, van hetzelve aan Fromond en van Caelen mede te delen, ten einde het ter drukpersfe over te geven. Dezen namen die zorg op zig, en gaven den Adgustinüs in 1640 in 't licht, met een opdragt aan den Kar» dinaal Ferdinand, Infant van Spanje en Gouverneur der Nederlanden. ' Zij waren vervolgens de beide voornaamfte raadslieden van den Aartsbisfchop Boonen, ten aanzien van de verregaande gefchillen welke dit boek veroirzaakte. Het aartsdiakenfchap te Mechelen intusfen open gevallen zijnde, door den dood van Pieter van der Wisle, welke den r7 januarij I6n, voorviel, wierdt het door Boonen aan van Caelen opgedragen, die veel van hem hieldt, en zo kragtdadig werkzaam voor hem was, dat Filips den IV, hem in 't volgende jaar tot Bisfchop van Ruurmonde benoemde. Maar Calenüs geweldig onder verdenking liggende de leerftellingen van Jansenius te zijn toegedaan ; wierdt door den Internuntius té Brusfel aangezogt om een formulier van afzwering te tekenen, waarbij betuigd werdt, dat fchoon hij tot dien tijd toe den Augustinus, als bevattende de zuivere leer van den H. Augüstyn befchouwd hadt, hij voortaan zig onherroepelijk aan de dekreten van den H. Stoel zoude onderwerpen, die dat boek veroirdeeld hadt, en dat hij voor dwalingen alle de voorfteK iingen en gevoelens* zoude houden, welke verboden waren of 26"?  2Ö8 of bij tijd en wijle verboden Tnogten worden, van welk ee8 fchrij^er het ook mogte zijn, en wel in 1 bijzonder ten aan% zien van 't boek van jAHSEsnis» Calenus voldeedt aan het verlangen van den Internuntius, en'tekende dit formulier; maar den S janu-arij 1646, ging hij hem opzoeken, en be» tuigde hem, dat mettegenftaande hij getekend hadt, hij het genoemde werk in geen -ander licht konde befchouwen, dan dat het behelsde een Kértbegrip der leerftellingen van den EL Augustyn; dat hij het egter uit eerbied voor den B. Vader niet meer zoude lezen, en zig voortaan zoude vergenoegen Jansenius in Augustyn te lezen, daar hij tot dien tijd toe Augustyn in Jansenius hadt beoeffend. Men vroeg hem den 24 maart daaraanvolgende, of hij op nieuw en zonder de minfte uitzondering, het gemelde formulier wilde tekenen; doch hij bleef zulks volftandig weigeren, en moest dus vaü hët bisdom afftand doen. Na dat hij gedurende enigen tijd» benevens zijne bediening van Aartsdiaken, die van Vikaiisgeneraal van den Aartsbisfchop Boonen, hadt uitgeoeffend , fticrf bij te Brusfel den 1 februarij 1653, in het 7ofte jaar zijnes ouderdoms, eb wierdt in de Sr. Katrijne-kerk begraven. Calenus heeft gefchreven en in druk nagelaten : 1. Hifleirs de la decow.-erte, &f des miraeles de ia Sainte Cmix, honorêé dans VEglife paroisfiale d'Afchcn. Brux. 1615. in I2ma. z. fieclaration veritable de M. Calenus , nornmé a l'Eveché de Rmemende. Brux. 1646. 4ft>. De -Baisse, Auüuarium ad Molani Natales SS. Belgii fol. 118. J. Mantelli, Hasfele■turn. 117, II-8. KniprENEESG, Hifi. Ecclef. Gelriee, p. 237. Van Gestel, Hifi. Mechl. L 42, 43, P. Sweertii, Necrol, p. 21. Gerberon, Hifi. Gener. du J-anfenisme, l. 144. 146. 173, 174. Disfcrt. jur les Bulles contre Baius, pag. 164, 165» Paquot, Mem. litier. Tom. XIL p. 370-374. CAESAR (MARTINUS), heeft geleefd in de XVilde eenwe, en was praktiferend Advokaat te Zierikzee, zijne geboor-teftad. Hij hoeft gefchreven.: Jus Jwdiernmn, ofte I^oertt?* &ierdj-5 Kcrht / aerbattcnöe öc boojriaain)ic matóricr: crrüc far= CAESAR. (MARTINUS)  CAESARIUS. (HENDRIK) ïamcntw ban tic Rcebtgcïcerbfjdjbt met befe cnbe bijfcm&cre Coscumen/ ïïfanticn cnbe ©bfetbantien ban Öeeïjtcn/ leghen* totwwbtg in gefomjeft ;ijnbc. 3ümjï. 1656. 4to./ 't welk eerst na zijnen dood is uitgegeven en opgedragen aan des Schrijvers zoon, Kornelis Czesar, toen Raad van Neerlands-Indie, benevens Gouverneur en Directeur van t eiland Formofa, door Albert Hooghlandt, gewezen Landdrost op dat zelvde eiland. « Paquot, Mem. litter. Tom. VIII. p. 54 > 55- P- de LaRue, Gelett. Zeel. bl. 236. CAESARIUS (HENDRIK), was ten jare ï<5io Remonftrantsgezind Leraar te Utrecht, en wierdt benevens vier van zijne kollega's, op den 8 februarij voor de Vioelfchap ontboden, en door monde van den Penfionaris Salmius aangev. zegt: „ dat zij om zekere gewigtige redenen van hunnen' „ dienst wierden ontflagen; maar dat zij hunne gagie en wo„ ning zouden blijven genieten tor yervaartijd vap paasfehen „ toe enz." Caesarius, die de gemeente vele jaren hadt bediend, en omtrent drie weken gele-en , wegens zijn hogen ouderdom en grote zwakheid , op zijn verzoek, was ontflagen, ken niet begrijpen, hoe men hem toen alleen hadt ontflagen, en nu weer ontboodt, om met zijn andere medebroeders afgazet te worden; waar over hij met grote bekommering uitborst: ,. Ik hoop immers dat mij de Heren in mijn hogen ott... oerdom van geen armoede zullen laten vergaan;" daar zijn kollega Jon. Speenhoven naast hem zittende, en zijn verflagenheid merkende, op zeide: ,, Mijn medebroeder, God „ leeft;'" Karel Rykvoort, een ander kollega van hem, voegde daar nog bij: „ De Heer zal 't voorzien," Op den 11 jiil'rj daaraanvolgende, wierdt hij voor de Staten van £7. tiecht ontboden, ten einde de Akte van Stilftand te tekenen, 't welk hij gewillig' deedt, In augustus van dit zelvde jaar, wierdt hij door de Dordfe Vaderen, om zijne Remonftrantfe gevoelens afgezet. Wat verder? van dezen Grijsaard geworden zij, is mij niet gebleken, . G. Brandt, Hijt. det Reform. Hl, D, bl. 390. 003, ?7.i:or Faiier wierdt opgezet. Vervol-, gens ging hij te Keulen wonen;.doch wierdt genoodzaakt, om zijne godsJienfrige gevoelens, die ftad te verlaten; nemende Zijnen toevlugt tot Willem Nièuwenaar, Grave van Meurs, die hem belcherming verleende. Naderhand is hij egter tot Keulen te rug gekeerd, en aldaar ingevolge het getuigenis van Pteter Messa-us, in di»e ftad geftorven ten jare 1551, in den hoog gevorderden ouderdom van 90 jaren; hij wierdt begraven in de kerk der Hieronijmiten, alwaar men het volgende graffchrift op den zark die zijn rif bedekt, gebeiteld vindt; A puero colui Mi/Jas Jiudiojus Iioncfias, Cura quibus viice quxlibet hitjus abit. Kon mihi divitias contraxi turbidus altas, Cor.tentus tnodico parcior usque foco.' Ad Jenium veni ccelebs, mea tempora cani Ornarum crines j barbaqu? cana fuit. Sed breve momentum videor vixisfe, quid in fe Portie temporis hcec quantula, quajb, capipT Esje Dei Verbum Christo Doïïore colendum Duxi, quod Juperat cetera cunEla potens. Hoe manet ceternum florens 'dumtaxat, ad Muit Perpetuts redit huc grande jalutis opus. Cesarius b eft de volgende werken uitgegeven : 1. DiomeDes Grammaticus, emendatus, Scholiisc-ue Hlnflraius. Col. 1536. 2. Rhetorica. PariJ. 1541. 3. Diitethca Colon. 1632, cum Scholiis Rayani tj? Henrici Glareani. 4. Commentaria in Jodoci Clichthovii introduSionem cognUionis Terminor m. Parif. 5. Epito.ne Introdutïorii Geometrici Caroli BovÓli. Bafü. 6. C. Plinii fecundi, opus Hijlorice Naturads, cum Argumentis ad libros Jingulos, brevibus ad marginem Scholiis. Colon. 1524. 7- C. Plinti , libri II. de Medicina Pifcium, caf'gati, et Jcholiis explanati. Argent. 1534. Cum aliis ejusce.r, argumenti. 8. Boe- uü"S; CAESARIUS. (JOHANNES)  GAESIUS a ZEZEN. (FILIP) CAIJONKELE. Tius de Conjolatione Philofophice, recognitus. Colon. 153Cum Murmellii et Rud. AGRicoLiE Commentariis. ■ Prcefat. Joan. Sturjiii ad Hermannum, Archiepiscopum Colornenjem] in Tomum H. Oratiomm Ciceronis. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p- 59<5, 597- CAESIUS a ZEZEN (FILIP), een Hollander van geboor* te, leefde in de XVIIde eeuw, is geweest Gefchiedfchrijver, Mathematicus en Digter en heeft in 't licht gegeven: 1. Ca>. kim Aftnnomlco Poè'tiaim, Jive Mythologicum ï.tcllarum fixarum. Amft. 1662. Svo. 2. Stellarum err.antium Jive Planetartan Ccelmn. ivo. 3. Scqlam Heliconis Teutonici. Amft. 1643. 8vo. 4. Leonm.Belgküm , hoe rft, Re'publicie Belgarum fcederatee exordium, progresjus £*f formant ac flatus dejeriptionem. Amji. 1660. l2mo. 5. J. Arends, Parc.d'ishfken. —:— J-F. ForPENS, Bibl. Belg. p. ioafi. P., Paulus, Iv'eidag tot de Verklaring der Unie, I. D. bl..6ö. CAIJONKELE (JAKOB), een inwoonder van Dordreck, ten .tijde dat aldaar in.1618 en 1619 het nationale Sijnode wierdt gehouden, hadt bij hem geherbergd de geciteerde Remonftranten. Het gebeurde nu, dat 'er in januari] 1619, „ een doosken, wel toegepakc met alle de tekens der pa^fie, „ fpijkers, nijptang, dobbelfienen, kaaribladcren, aan den M Prefident, of acn de Sijnode gezonden wierdt; als om te „ kernen te geven, al?,of men weer doende was, om Chris- • „ tus in zijne waarheU te kiuisfen. Deze dingen waren met „ de pen bp troeffpel bladeren gemaakt, met het wapen van ., Encklmizen, en daar bij aflaatbrieven, fmekingen om ver„ giffenisfe voor de Remon (tenten, ordonnantie van bede„ vaarten en penitentie, met uitlegging, zo men zeide, op ,, alles', en zeer fchamper." Doordien nu de Dordfe Vaderen in het begrip vielen, dat dit ftekeüg gefchenk, door de Remonftranten gezonden was; wierdt de huisvrouw van Caijonkele voor ene kommisfie uit het Sijnode geroepen, en, zeer fcherpelijk onderzogt, ten einde ware het mooglijk uit haar te vernemenx of zij ook vermoedde, dat dat doosken van de Remonflrantcn, 't harent t'hm's liggende , was gezonden, Docb 271"  2?a CALABER. (FRANS) Doch de huiswaardinne wist nergens af, en de Remonftranten betuigden opentlijk, en in hunne geheime brieven, aan vertrouwde vrienden gefchreven, dat het hun nooit in den zin was gekomen, en datze die wijze van handelen ten hoog- ften afkeurden. G. Brandt, Hifi. der Reform. III. D, bl. 419, 430' CALABER (FRANS), is in de XVde eeuw te Leuven getoren, en verbond zig zeer waarfchijnlijk omtrent het jaar 1420 in de orden der Cistercienfen, volbragt zijne belofte als lid hier van in de abtdije van Villers. Hij ftudeerde vervolgens in de theologie, eerst te Leuven en daarna te Parijs, alwaar hij de waardigheid van Baccalaurus in die wetenfchap verkreeg; 't welk hem in de verpligting bragt om den Bijbel te moeten lezen , en lesfen in 't openbaar over de H. Schrift te geven. Vervolgens wierdt hij in 1460 tot de waardigheid van Abt van Villers vei heven; doch hij vondt zijne abtdije door de zorgeloosheid van zijne twee voorgangers met een menigte fchulden beladen, en hadt daar te boven het verdriet, om de mecsten van derze'ver boerderijen, door den ontftanen oorlog tusfen de Luikenaars en Bourgondiërs vernield te vinden. Zulks belette hem niet, om misfchien met al te groten ijver, te herftellen 't geen befchadigd was, maar hij liet zelvs nieuwe gebouweh binnen en buiten zijne Aotdije ftigten. Ook wierdt 'er een pragtig verblijf voor hem te Villers vervaa;d:gt en hij bouwde een aanzienlijk huis voor hem te Leuven. Na zijn klooster gedurende het tijdvak van omtrent 27 Jaren •: alle moed beftierd te hebben, doch een weinig min •■ dan zijne Geestelijken het wel zouden verlangt hebbe . ' f hij te Leuven den 26 november 1485 aan de graVeelfnieften; en 's anderendaags weidt zijn lijk naar Villers gevoerd en aldaar ter aarden befteld met het volgende graffchrift: Hoe fub farcophago jacet Abbas Calabre Franco, Quem Bacca dignum praclara Lutetia donat: Magnum, fubtilem, nitidum, doUumque, facundum, Moribus, ingenio, vita queque, degmate, vtrbo. Bit  CALCAR. (HENDRIK van) t73 ïïic feptem, viginti Jimul feré, prof uit annisMille quadrir.ger.tis cumque oUoginta da quinque, Sxcula dum liqvJ.t, decembris fexta kalendus. Calaber is de rchrijver van het derde gedeelte der gefchie^ denis van Villers, behelzende het tijdvak van 1333 tot 1459. Zulks vindt men in zijne levensbefchrijving aangetekend, jvelke aan het ilot van het eerfte boek dezes werks is geplaatst. De beide volgenden waar van de Schrijver niet bekend is; handelen over perfonen welke zig in dit klooster door hunne godsvrugt hebben beroemd gemaakt. Deze (lukken zijn" gedrukt in het III. Deel van den Thefaurus van Mar- tene en Durand. J. F, Foppens , Bibl. Belg. p. 315, Paqcot, Mem. litter. Tom. XVI. p. 58-62, CALCAR (HENDRIK van), dus geraamd naar de ftad zijner geboorte in het hertogdom van Kleef, alwaar hij in 1328 ter wereld kwam. Een gedeelte van zijne ftudien volvoerde hij te Parijs, en verkreeg aldaar de waardigheid van Baccalaureus in de theologie. Kort hier op wierdt hij met e'eiï Kanunnikaat te Keulen begiftigd, en vervolgens met een tweede te Keiferswiert. Dan na verloop van enigen tijd, hem de lust bevangen hebbende om een afgetrokkener leven te leiden , verliet hij zijne kerkelijke beneficiën, ten einde Karthuizer Monnik te worden. Hij voibragt hier toe zijne belofte in het klooster van St. Barbe te Keulen, in den ouderdom van 38 jaren. Omtrent 20 maanden hier na, verkoor men hem tot Abt van het Karthuizer klooster te Monnickhdjfen nabij . Arnhem; en het was aldaar, dat hij de beftiering van Aleert i.e Grand, die daar zijn wijkplaats hadt gekozen, .op zig nam. Het was deze le Grand, die vervolgens de Stigter is geweest van de Geestelijke orden der Kleri:en van het gemene leven. Na nog in verfcheidene andere kloosters van Karthuizers , de waardigheid van Prior of Abt te hebben waargenomen, wierdt Kj ten laatften in dat van Straatsburg geplaatst; alwaar hij in ene werkzame uitoeffening van zijne ambtsbezigheid verbleef, tot omtrent 't jaar 1397, dat hij 'er zig van ontfloég, en naar V. Deel, S Keu-  474 GALIGATOR. (JOHAN) Keulen begaf, tei einde zig in die flad eniglijk met werke» van, godsvrugt en nedrigheid bezig te hpudeij. In den beginne van het jaar. 14CS, wierdt hij door ene beroert.: aangevallen , die> hem den 20 december daar op volgende, in het g-;pr rukte, 50 jaren oud zijnde. Deez' Geestelijke was, voor den tijd waar in bij leefde, zeer ervaren in de gewijde! er* ongewijde fchriften , ongemeen, gefchikt in het beftiercn <}er. gewetefis. en andere,zaken; daarbij maakte hem een aangerame Jiefialigheid die hem eigen was, bij een. ieder bemind, die. iets met hem hadt te verrigten;. in een woord, hij werdt hartgrondig betreurd en ftierf in een geur van heiligheid. Van Calcar heeft uitgegeven: 1. Epifiola de rebus dtverps trawant. Ir. ftlio. Dat deze brief gedrukt is, blijkt uit Ta ^D%n, Seriptorts BibUot'enr. areams retetlis. Av.g. Fïndellc. 7. $68- %*:, a. F falierum: B. Firgims, 150 diülones cor.tinens. Fj-tk-ji;- ^eeft dit ftuk gehjfi in zijne Bibl. Cart. p. 133, 134. Nog vele. andere, werkjes heeft bij gefchreven, die ongedrukt in het klooster der Karthuizers bewaard worden. ■ Don- rr, Ciron. Cartuf. L. V. c. 10. p. 125. Fstreii, Biblioth. Cefjf. p. 131-134. Sweerttus, Athcn. Belg. p. 3.31. Val. And*,, Bibl Belg. p. 356. FABRicirr^/W. Med. et Inf. Latin. J-.III. p. 665. Paql-ot, Mc:n. litter. Tom, IV. p. 8S~or. CALÏGA70R (JOBAN), is ten jare 1.320 tc Léven getwen, van geringe, ouders, en, wierdt ter ojrzake van zi'.n vlug. vernuft, en de gutjftige g.cncigdl eden voor de veten, fci .'ppen die men in hem ontdekte, op ftads toten opgevoed. ï>e. Regering, zond hem zeer waarfchijnlijk naar het Ilogefchool•iran,Farij;som,te fttideren, en men vindt inde. ftads ar.chi.vcn. •ije. Leuven, aangetekend, dat hij in 1347.de trap van Baccalaurei^ in, de. theologie beklom, en dc Regering hem bij die gemeenheid een c?fchenk deedt. van 60 rijksdaalder. Calicator.bepaalde, zig niet enkel, bij de theologie, maar hij fireefde. $pk- naar. aer- en landgczigten, op \ papier te brengen. Zijne voorgenomen taak om alles op deze wijze >të vérza* meien, wat hij waardig keurde-, afgewerkt hebbende, nati hij 'van dezen rijken buit voorzien, de terugreizé naar -Hoilasé raan, door een arder gedeelte van Duitsland, en zette-zig in het toen vorftelijk 's Gravenliage ter 'neder. Boor zijne onvermoeide naarftigheid, hadt hij een groot aantal tekeningera bijëen verza-relt-, alle op het fcmftigfre behandelt, waar v& hij door zijn etsnaalde ene menigte in 't koper bragt; zijnde deze papierkonst bij de liefhebbers grotelijks gewilt,^n san hem üjkelijk betaald. In 's Hage zijnde-, tekende hij veel der 'aanzienlijkile gebo.iwen en gezigten-, 'in en buiten die plaats ^e'eyen : als Jt buiten-en binnenhof, de vijverberg, benevens .-enige lustpaleizen des Prinfen van. Oranje. Van deze *'?>*• :nii gen heeft de konsïminnende Hendrik van StiNGCiANn-, .•Burge-neester van V Hage een gi-oot aantal bezeten ; -took '-ven Jezelven bij de liefhebbers in du-urzame achting. Doch •onte vaard;ge Tekenaar, wierdt eensklaps en -op 't er.wvwagtst ten jare 1703 in 'zijnen konstloop door.'den dood ge-•fluit, nauw'ijk- den ouderdom van -4-8 jaren bereikt hebbende^ «n ene bedroefde weduwe met drie-a vier-kinderen nalatende. Twee zonen Pieter en ,Jan, waar van hier beneden .rader ^ hebbende voetftappen van-bunnen vaderTgeJrukt-, en zijn cote ;beide Miniatuurfchilders geweest. J. v. Gooi,, Nku.ft -Schouwb. I. D. bl. 117--121. CALL (JAN van), Konstfchi'der., Was de iongfce 'zoon vn*. -den bovenftaanden, en is geboren in 's Gravenhage tcn-jarè 'ï68 fchrijven hem verfcheidene wonderwerken toe, die zo bij zijn leven als na zijnen dood zouden zijn gewrogt. Men heeft van hem : Epiftola de fex quibusdem, quce faciuvz "hominem immobiliter in Dirina unimv. perfatere. Onder de Brieven van Jan Tauleres-, die een gedeelte van zijne wei ken uitmaken, in 't latijn vertaald, en door Surius uigegeven te Keulen 1548, in folio. Ib. 1533. folio. Ib. 1613. Atu.; wordt de 2pfte Bi ief aan van Cai.steren toegefchieven. . Andries a Turri , Doktor te Leuven, heeft die afzonderlijk doen her» drukken, onder dezen tijtel: Epiftola aurea B. M. Henrici de Calstrii, Lovanienfis, Ordinis FF. Prcedicatorum, omnem vitcz fpirittislis doUrinam continens. l.ovan. 1647. I2ma. Djk Jonghe, Hifi. Dcmin., p. 142-144, Petr. DiviEi, Rer. Lo. van. Lib. II. p. 142-144. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 437, Paouct, Mem. litter. Tem. IX. p, 227-230. CALVYN (JOHANNES), fchoon geen Nederlander van gé. boorte, verdient egter om meer dan ene rede, ene plaats in onze Biografie te vullen; en wel inzonderheid,. doordien zijne gevoelens als Hervormer, grotendeels in ons vaderland zijn aangenomen, en aan zijne navolgers ten rigtfnoeie veriïrekt hebben, tot het leggen van de gronden tot den kerkihmt der Gereformeerden, die, gelijk men weet, enen Godsdienst belijden, welke in ons Gemenebest zedert de afzwering van den Koning van Spanje tot op de revolutie ten jare 17o.S door de Franfen te wege gebragt, de heerfchende bij ons is geweest. Calvyn , wiens naam eigentlijk Cauvin was, wierdt te Nijon in Pikardië geboren, den 10 julij 1509. Zijne ouders konden niet roemen op ene luisterrijke reije van doorlugtige Voorouders, maar behoorden tot de kjasfe van den gemenen , bui"» CALVYN. (JOHANNES)    CALVYN. (JOHANNES) 18;$ burgerftand. De vader van hein Gerard Cauvtn geraimd, was ee.st Komrnis der pagterijen, vei volgens Fiskae Vorstin hadt ook den geleerden Faeer van Etcples uit de handen' der Inquifiteurs gered, met hem naar Nerac te zenden, alwaar Calvtn hem ging begroeten, en ten jare iS34 naat Parijs te rug keerde. De berugte Servetus bevondt zig mede toen ter tijd in deze frad; en verfcheen niet op de bijeenkomst die er tusfen hem en Qayot» was bepaald. Dit jaar was in Frankrijk zeer noodlottig voor die genen, die naar verbetering in den godsdienst verlangden, want de vervolgingen tegens hen woedden ter dier tijd allefvreesleijkst in gemelde rijk, en velen wierden met klein vuur verbrand; dit bewoog Calvyn, die inzonderheid in 'toog liep, Frankrijk te, verlaten, na. alvorens te Orleans- zijn boek Pfychopannyclda getij. teld.  CALVYN. (JOHANNES) 2! 7 te'd, of FerJmdclhg tegens het fiapcn der Zielen., ia 'tliclit gegeven te hebben. Hij koes Bazel tot zijne verblijfplaats, en beoefFende aldaar de hebreeuwfe tak, ook verkreeg hu hier de warrnöi viiendfchap van Grynkus en Cafito; en. fchoon hij op geen roem gefield was, kwam hij egter in de noodzaak om een werk; in 't licht te geven, dubbel in ftaat, om den lof van zijnen naam wijd en zijd te verbreiden. Ik beaoele hier zijne InJUf tutlo Chrjstiana, opgedragen aan Francois dfn I, Koning van Fra-krijk; welke Opdragtsbrief voor een konstfr.uk van geleerdheid en vernuft wordt gehovden; en een der drie of vier. voorredens is, welke het meest bewonderd worden; name'ijk de opdragtsbrief van den Piefident nu Thou, voor de Ififtoria lui temporis, en de voorrede van Casaueomus, aw 't hoofd zijner uitgave van Poi.rnius gep'aatst. 2:e Alt.x. Morus, Pa~cgyique de Culv'.n , pag. 22. &C. Tanaqun.. Faser , Notis in I Scaligerar.a, pag. 40. Men dient nog bij deze voorredens te. voegen f die van Pelli,sson voor de werken van Sarazin. Na de. uitgave van dit zijn werk, bezogt hij de Hertogin van Ferrvre, wier godsvrugt ten hoogden geroemd, en die bekend ftond voor een begunftigfter van Geleerden; ook wierdt Cat.vtn zeer minlijk door haar ontvangen. Vervolgens keer. de hij naar Frankrijk te rug, en maakte fch'kking om zig te Straatsburg cf Bazel met 'er woon te vestigen. Op zijne reize eerwaards, werdt hij vergezeld door Anthony Calvyn, den enigften broeder tan hem die nog in leven was; maar doordien hem de uitgeborftene oorlog geen keuze van weg liet, moest hij Savoijen doortrekken; en het kan als ene bijzondere febikking var de Voorzienigheid opgemerkt worden, dat hij Geneve bezogt, zonder egter het minfte oogmerk te hebben om aldaar te vertoeven; ook zeu hij zijnen weg onmiddelijk vervolgd hebben, zo niet Willem 1'arel, „ hem in naam van „ den almagtigen God, den vloek des Heren hadt aangekor.„ digd, zo hij onder voorgeven van te ftuderen, zig zclven ,. meer als Christus beogende, niet nevens hem aan het „ werk des Heren, hadt blijven .a/beiden."- Calvyn moest dus.  CALVYN. (JOIIANXES) dus wel het beroep aannemen 't welk de Kerkenraad en de Regering van Geneve, met goedkeuring van het volk, als Predikant en Hoogleraar in de godgeleerdheid op hem uitbragten. Hij hadt zig bepaald tot het waarnemen van die laatftë post, en weigerde de eerstgenoemde, maar eindelijk wierdt hem in augustus i536 genoegzaam opgedrongen, om die beiden te aanvaarden. Calvvn ontwierp, ten volgenden jare, een Geioofsformuher, 't welk door alle de inwoners van Geneve moest aangenomen, en met enen eed bevestigd worden; en doordien de verbetering der leerftukken het bederf der zeden 't welk te Genew plaats vondt, niet hadt weggenomen, en dé aanzieulijkften. van die ftad, ja de meeste Regeringsleden,. W partijfcbappen verdeeld, in geftadigen twist leefden; verklaarde Calvvn, bijgeftaan door zijne ambtgenoten, dat ia acht genomen de vrugteloosheid van hunne vermaningen, men het H. Avondmaal niet koste uitdelen, zo lange die ongeregeldheden zouden plaats vinden Ook verklaarde hij, dat men zig niet kost onderwerpen aan de befluiten van het Sijnode te Bern over dit onderwerp genomen, en dat men "in 't Sijnode 't welk men te Zurich ftondt te houden, wilde gehoord worden. De burgerij hierop door bevel van de Regenng bijeengeroepen, wier. t aan Calvvn, Farel en nog een ander Predikant, ter oirzake dat zij het Nagtmaal niet wilden uitdelen, aangezegd, om binnen twee dagen de ftad te ruimendit gebeurde in het jaar 1538. Calvyn begaf zig naar StraatV burg, alwaar hij met de grootfte achting en liefde, door Bucerus en Capito, wierdt ontvangen. Ook- ftigtte'hij een Franfe gemeente binnen die ftad, daar hij de eerfte Predikant van was, en daar te boven wierdt hij tot Hoogleraar in de godgeleerdheid aangefteld. Hij hield egter niet op, om van tijd tot tijd blijken van toegenegenheid aan de kerk van Geneve te betonen ; onder anderen vondt dit plaats dcor het antwoord dat hij ten jare 1539 ontwierp op den fraai geftelden doch listige» brief, door den Kardinaal Sadolet, Bisfchop van Carpentras, *n den Senaat, Raad ea aan het Volk van Geneve gefchre. vea*  CALVYN. (JOHANNES) ven, ten einde hen te vermanen, om in den fchoot der moe. derkerke te rug te keren. Twee jaren Jater, namelijk in 154.T, begeerden de Theologanten te Straatsburg van hem, dat hij op enen rijksdag zou verfchijnen, dien de Keizer te Worms en te Regensburg hadt zamengeroepen, ten einde te beproeven of 'er mooglijkheid zoude .kunnen plaats vinden, om de ontftane gefchillen over den godsdienst in der minne te bevredigen. Hier bevondt hij zig dan met Bucerüs, en hielde verfcheidene gefprekken met Melanchthon. Gedurende dezen tijd fchijnt de aanhang die te Geneve tegens hem gewoeld hadt, ten enemale zijn gezag verloren te hebben; want de gemeente van die flad begeerde hem andermaal met aandrang tot hunnen Leraar; 't geen hij, hoewel flegts voor een bepaald getal van jaren, aanvaardde. Calvyn kwam den 13 feptember 1551, als 't ware in zegepraal en onder een ongelooflijke toejuiching van groot en klein te Geneve te rug. Het eerfte werk dat hij bij zijne komst uitvoerde, beftondt in het opftellen enes formuliers van kerkelijke tugt en konfistOrriaal gebied, waarbij aan den Kerkenraad de uitvoering der cenfuren en kerkelijke fhaffen, tot de excommunicatie ingefloten, wierdt verleend. Dit bedrijf van den Kerkhervormer mishaagde aan vele lieden, die beweerden, dat men daar door de Roomfe tijrannij weder invoerde; met dit al wierdt het ftuk ten uitvoer gebragt, en deze nieuwe kerkregeling, in ene volksvergadering den 20 november 1541 doorgedreven, en tot ene wet gemaakt. De onverbiddelijke geftiengheid, waar mede Calvyn, in alle gevallen, en zonder iemand te ontzien, de regten van zijn Kerkenraad handhaafde, verwekte hem niet alleen veelvuldige vijanden , maar gaf ook gelegenheid tot verfcheidene beroerten ; dan hij ftoorde zig aan niets, en men zou 'net bezwaarlijk kunnen geloven, indiende onwraakbaarfte bewijzen daar van niet voor handen waren, hoe dat een enig man, te midden van alle die gistingen en beroerten .van binnen, zig met zulk een ijverige zorg heeft kunnen bezig houden, met zaken, die van buiten, onder de Franje, Duitje, Poolje en Engelje gemeenten voorvielen, en daarenbpV. Deel, T ' ve* 289  lF§h n0§ zo, vele boeken en, brieven heeft kunnen fchrijven; $e. niet minder dan XII Delen in folio bevatten, waar uit de.' druk van. zijne werken te Geneve uitgegeven, befta.at; daar d, na een klein werkje in het licht te hebben gegeven, met dezen zonderlingen tijtck l'Arr.oureux de la facrée vierge Marie- Tourn. 1634. istta Paquot, Mem. ïitter. Tom. IX; pag- 34, 35- CAMBRY (JOHANNA de), een dweepzieke Non, die het egter wel meende en voor zeer godvrugtig wierdt gehouden, is te Doornik geboren den 15 november 1581, zijnde haar vader Michiel Cambry, Raadsheer geweest te Doornik, en hare moeder Ludovica de Gayon, uit een aanzienlijk ge'fiagt gefproten. Zij deed: hare geloften bij de Eenediktijners in hare geboorteftad; wierdt vervolgens Prlorésfe van hare orden in het klooster te Meenen; leefde zeer eenzaam en afgetrokken; en ftierf den 19 julij 1639, fn den ouderdom van bijna 59 jaren; nalatende een geur van heiligheid, en hebbende dé volgende werken door den druk gemeen gemaakt: 1. feite exercice, ponr pouvoir acquerir l'amour de Dieu. Tournay, 162a. .2. Traité de la mine de l'amour propre, g? bastiment de l'amour ■divin, en IVlivres. Tourn. 1627. PariJ. 1045. 3. Le Flambeaii myftique, ou adresje des Ames pieujes ès Jecrets £? cacliés Jentiers de la yie interieure. Tourn. 1631. 4. Traité de la rejorme dit Mariage. Ib. 1655. , 5. Traité de F excellente de lajolitude. 1656. '6. Lamentation de l'ame captive dans Jon corps mortel. Ib. X656: 7. Traité du triomphe de la Ctoix &c. Alle deze werkjes zijn ten jare 1665, te Doornik, in een deel in 410. bijeen gedrukt. ■ J. F. Foptens, Bibl. Belg. p. 559. CAMERLING (DANIËL JAN), is geweest Raad in de Vroedfchap en Burgemeester van Haarlem, benevens Directeur Van de Hollandfe Maatfchappije der Wetenfchappen te Haarlem , van welker belangen hij een ijverig bevorderaar is geweest. Hij ftierf den 9 december 1767. ——■—< Verh. yan de Hall. MaetJ. X. D. h St. Voorr. bl. yi, 'CAM-  C AM MEN. CAMMINGA. 2öp CAMMEN (JAN van der), geboren te Brusfel in 1636, wierdt Dominikarier Monnik ten jare 1652 in genoemde ftad* Zijne ftudien voleind hebbende, wijdde hij zig toe tot den predikdienst, welk beroep hij met veel ijver en ftigting waarnam, ten tijd toe, dat een vroegtijdige dood zijn levensdraad ■den 5 augustus 1671 affneed, nog ilegts den ouderdom van 35 jaren bereikt hebbende. Hij heeft in druk uitgegeven: <£>e [cbenbige ujon ban fte cerëteiyne tn tijt>clrjfie genaoe $c. SSiUsfd 1668. i2tno. 1 De Jonghe, Belgium Dominic. P- 347» 348- Paquot, Mem. litter. Tom. XII. p. 224, 225. CAMMINGA, is de naam van een adelijk Friesch geflagt, *t welk op een grijzen ouderdom kan roemen, en bij fommi. ge Schrijvers tot ene hoogte wordt gebragt, die meer verwonderinge, dan berustinge in de geloofwaardigheid, aan den lezer veroirzaakt. Men klimt zelvs op tot het vijftigfte jaar na 's Heilands geboorte, en, fchoon dit met regt wordt voorbijgegaan, zo in de MS. Genealogie, door Upco van BukMania opgefteld, als in het gedrukt Wapenboek bij Ferwerda; fchijnt het egter zeker genoeg, dat Recnerus Ca%iminga,r.egende Potestaat van Friesland, geftorven tusfen de jaren 130Ö en 1309, daar toe ook behoord hebbe. Ook blijkt; dat de Camminga's, reeds lang voor 'tj'aar 1180, in't bezit van Ameland geweest zijn. Bij onze Gefchiedfchrijvers, vindt men dit geflagt nu eens Cam, dan eens Catnming genoemd. Buiten tegenfpraak is deze familie dus geheten, na deszelvs 'adelijke wapenen, die, fchoon, door den tijd, door huwelijhen verbonden, en luisterrijke daden naderhand veranderd en vermeerderd, egter de oudfte en egtfte zijn, wanneer 'er op een goud fchild met hoornen pronkende gevonden wordt een Hert met opgerigten halze zittende, boven hetzelve twee, en'onder ene Kam; waar van dan deze familie eigenlijk Cammenkert is genoemd geweest; doch het gebruik heeft Fn verfcheidene tijden, om de welluidendheid, een andere uitfpraak van dezen 'naam ingevoerd. Gevoeglijk kan men dit geflagt in twee branches verdelen, waar  306 CAMMINGA. waar van de eerfte reeds ten jare 1607 uitgeftorven i>. Eneri Ernst Camminga, hadt een zoon Bennert Camminga, en een kleinzoon Kempo Camminga; deze zijn zoon w*s Sids Camminga, alle oirfpronkeiijk van het flot nog hedendaags Camningaburg of bij verkorting Cambuur genoemd > gelegen onder Leeuwarden, De laatstgemclde Syds of Sids, liet ene dogter na met name Hac, gehuwd aan enen Gerratjt of Gerrit van Camminga , die gewoond heeft aan den noordkant van de kerk van Ferwert, alwaar fchoon 'er geen fteen meer van wordt gevonden, egter een flot geftaan heeft Camminga-. Jlot genaamd, hebbende nog tot op dezen huldigen dag die plaats de naam van Camminga behouden. Het is nu deze Gerraut, die men gevoeglijk als denftamva.'er der eerfte bran* che van dit geflagt kan aanmerken. Hij was een dapper en ftoutmcedig man; daarbij van een zeer groot gezag en aanzien, niet alleen bij het gemeen, maar zelvs ook bij Albert, Hertog van Beiieren, Grave van Holland, en toen ter tijd Herc van Friesland; ja bij dezen ftondt hij in zulk een blakende gunst, dat hij hem Leeuwarden, de hoo&lftad van Friesland, beneven» de drie voortreffelijke dorpen Wirdum, Stiens en Ferwert, niet verre van dezelve afgelegen, als "een leengoed fchonk; onder voorwaarde: dat hij ten dienst van den Hertog, op zijn' eigene kosten, altijd gereed zoude hebben, en voeden 20 paarden, ter verdediging van het vaderland; doch indien men buiten het land oorloogde, en ook wanneer het anders de zaak vereischte, op kosten van den Hertog; gelijk breder te zien is in het diploma, hem van den Vorst gegeven, in 's Hage den 18 junij 1399, onder het zegel vanHer«tog Albert, en zijne- zonen Willem van Beyeren, Grave van Oostervant, en Jan van Beyeren, Bisfchop van Luik. Zie Schwartzenb. , Charterb. van Frissl. I. D. bl. 297. Gelijk wij reeds gezegd hebben, is Gerrout gehuwd geweest met Hac Camminga , daar hij twee zonen en twee dog» ters bij heeft verwekt. Deze vrouwe, hem door den dood ontvallen zijnde, tradt hij voor de tweedemaal in 't huwelijkïnetTiEMcs, bij wie hij een zoon heeft geteeld, gelijk blijkt Uit  CAMMINGA, 3öï ttit zijn testament ten jare 1445 gemaakt. Naderhand worden vele anderen van dit geflagt gemeld in genoemd Charterboek, als: 1. O. bl. 510. van enen Pieter Camminga, die den 21 januarij 1431, tusfen hem, de ftad Leeuwarden, met alle de hofftelen te Cammingabuur, en met die in de Hoek en Oasterterp, een overeenkomst floot, waarbij bepaald wierdt: cat irj alle stilten tocjen onDet cm ftaö.s reet/ na intjouij Der flnbsf MïcRürcn / en öat bccu eutoiir. In het II. D. bl. 121. ontmoet men enen Pieter Camminga, die ten jare 1522, benevens Foppo Campstra en Lyeuwe Aebingua, uit naam van de meeste ftemmen van den Lande een verzoek bij gefchrifte doen aan den Stadhouder Georg Schenk. Nog enen Pietek van Camminga, geboren in 1531 en geftorven 1578, hadt in huwelijk FransKe Minnema, dogter van Frans en Witz Jongema, en kleindogter van Frans Minnema, Raad des Hertogen van Saxen , gemeld bij Gabbema , Verh, van Leeuw. bl. 266. De tweede branche wordt afgeleid van Ritske Jelmera, Here van Ameland, zijnde geboren ten jare 1385, en na het affterven zijner ouderen gevolgd in het erfregt der baronije van het eiland Ameland, dat voor de revolutie van 1795, geen hoger gezag pleeg te kennen en onafhankelijk te zijn. Het behoorde aan Prins Willem den V, Stadhouder van de B-atavife Republijk, tot op dat tijdvak toe. Ritske heeft op dit eiland een flot gehadt, dat den naam van Jelmera droeg, en fterk genoeg was tot zijne verdediging tegens de ftroperijen der zeerovers, waar van hij dan ook den naam van Jelmera ontleend heeft, daar hij alvorens den naam droeg van Ritske Gnga, naar een landgoed in het dorp Wierum in Dongeradeel gelegen. Hij ftierf in 't jaar 3450, na dat hij een weinig te voren, bij testament aan zijne dogters zekere porticn uit zijne nalatenis hadt toegekend, en tot erfgenamen zijner overige goederen, waar onder de heerlijkheid Ameland, aangefteld hadt Kempo en Romke Donia , dus genoemd naar een landgoed Donniga-State, in het dorp Hallum gelegen, en Hajo Heringa , die dezen toenaam naar het voorbeeld ziju's va-  302. CAMMINGA. vaders ook heeft behouden. Dus is de heerlijkheid van Amtland van Ritske Jelmera, eerst bij voorregt vervallen op Romke Doni.a, Ritskes oudften kleinzoon, uit Sasker, reeds re voren geftorven; Romke twee dogters en geen mannelijk kroost nalatende, kwam Ameland aan Kempo zijnen broeder;' deze ook zonder kinderen na te laten, overlijdende, is dit eiland gekomen aan Hajo Heringa , den jongden broeder, waar in hij ook door Karel, Hertog van Bourgqndië, bevestigd is,gelijk blijkt uit het getuigenis van den Hertog in dato 1469; fchoon hij daar in Haijo Camminga genoemd wordt; dan de reden hier van is, om dat hij gehuwd zijnde aan Dodoxjea Dekema, weduwe van Sicco Camminga, en zijn vrouw en 2ig zeiven heeft laten noemen Heringa van Camminga, ter gelegenheid, dat het flot Cammingaburg en Cammingahuis oppe Hueck, aan deze Dodon2ea., bij den dood van Gratiana, dieze bij Sicco Camminga hadt, vervallen waren. Twee kinderen zijn 'er bij deze H'ajo en DoED.of Dodon^a Camminga, voortgefproten , namelijk,, Petrus en Sjouck; aan Petrus is na den. dood zijn's vaders bij voorregt het eiland Ameland te beurt gevallen, bij wien en zijne nakomelingen, altijd den naam van Camminga behoudende, het een zeer langen tijd gebleven is. Doed ftervende in 't jaar 1500, liet aan haren zoon Petrus Cammingahuis oppe Huxk, en aan iiaie dogter Sjouck, die reeds gehuwd was aan Rienck Eminga, Can.mingabwg, buiten Leeuwarden, waar van ook deze den naam van Camminga heeft aangenomen , en te gelijk met Cammingaburg aan zijne nakomelingen nagelaten. De familie van Camminga, waar van nog ten huidigen dage afftammeiingen gevonden worden is volllandig den Roomfen Godsdienst blijven aankleven, heeft ook verfcheidene aanzienlijke Mannen voortgebragt, inzonderheid die in den krijgsdienst hebben uitgemunt; en zijn mede door huwelijken, aan de aanzienlijkfte familien van Friesland vermaag- fchapt geworden. Ferwerda, Wapenboek en Geflagtr. druk van 1785. IK D. j. W. te Water, Hifi. van 't Verb. der Edelen; II. D. bl. 314 enz. CAM?  CAMMINGA. (HIDDE van) 303 CAMMINGA (HIDDE vak), is geweest eerst Farochiaan te Dokkum, en naderhand te Anjum, en leefde in de XVde eeuw, zo als blijkt uit een handfchrifc van Botto van Hol? Dixga , gemeld in de Voorrede van het II Deel van het Friesfe Charterboek door den Here Schwartzenburg; in welke Kronijk van Holdikga, men in het I. Boek op t jaar 1477 leest: Heer Hiddo van Camminga, eerst tot Dokkum, en naderhand tot Arjum Perzinna, heeft omtrent die tijd, dat Boek, daar wij deze afdeling (van Friesland) ontleend hebben , op zij;, eijgen Perszen gedrukt, en aan 't licht gegeven, zonder zijne of des Druk' kers naam daar bij te voegen, gelijk neg vele voorhanden zijn. Een Boek hebbe ik van de zelvde Jloffe, met. de ha"d van Syds Unia in den jare 1475 gefchreven , dat van het voorvtrhaalde niet verfch'lt. De Heer Sciwartzenburg, tekent hier op aan: ,, Dit ter ,. neergefteHe van den Heere Botto van Hoi.dinga, wordt „ nader bevestigd door, ja ftrookt volftiekt met het hoofd„ fchrift op het tCegtboek van denzelvden inhoude: dat ons ,, bij een (onderling toeval voor geld geworden, en het welk „ verrijkt is met fraije aanmerkingen, en vergeleken met j, veele oude en onbekende Handfchrivten, door Symon Ab„ bes Gabbema. De Tijtel hier van luid als volgt: fjt „ KjuecfjfeajK fen aire frjja freejena tfttcfha SlanbWKdjt „ tt» aabc ticöm 25efrhj)'a:a;hjn fo a$ öat ïïaaü. 3Pe litizt „ ïïnad Jf&apug to ïtcom/ cm it 800 jeer nei <£f«tëti$ „ tier ncj Koöolf üe ïttijcr/ om it 1273 jeer (Mocht fen 't „ ïiïceaetcr 53ij Sft. ïfiDbc fen <£ahfflifrtja J?arcct)jjaan cerpt ,, to «DoKHum/ Da to ?[ anjum. APceltjes om it 1460 jter: ten 't eec£t oaKcmmcn fen Be ©jorfeftcrijjen. Doorftoken „ met fchoon papier, en vergeleken met verfcheidene Hand„ fchrivten door Simon Abbes Gabeema , gelastigde Gefchied„ fchrijver van Friesland. „ Dat 'er verfcheidene Afdrukken van dezen aart nog voor„ handen zijn, is geen tegenfpraak onderhevig; de onftervy „ lijke Meerman bezat voormaals een dergelijk ftuk, doel ,-, zonder aantekeningen. Wij dragen ook nog kennis aan twee „ an-  3°4 „ anderen, dewelke aan twee bijzondere liefhebberen der „ wetenfcbappen alhier in eigendom behoren. Den hoogge„ klommen ouderdom van dit onfchatbaar Boek, zal niemand „ die hetzelve kent kunnen betwisten, noch de waardij, van „ deszelvs inhoud in twijffel durven Hellen. Hier uit kan „ men zig de regte denkbeelden vormen van den vorigen aart „ van 't geilagte der Oude Vriezen, van de Oudvaderlijke „ Zeden, en aangenomene Gebruiken hunnes Lands, roids„ gaders van hum e ingellel.de Regten, Godsdienftige inzet» „ tingen, heerfchende Gebreken , bepaalde Boeten, vereijsch„ te Straffen , en eindelijk van de waarde der gangbare Mun„ ten van die tijden. Dan het valt ons fmertelijk, den ge„ duldige Lezer te moeten openbaaren, dat wij ons thans „ buiten ftaat bevinden, om, volgens de toezegging, in de „ Voorrede op het I. Deel gedaan, dit pronkftuk der grijze Aal„ oudheid, in dit II. veiraald te geven. De overzetting was „ fchier op de helfte gekomen, of een ontijdige dood heeft „ den levensdraad van den genen, die dit zwaarwigtig werk „ mede op zig genomen had, onverhoeds afgefneden. Wij ,, bedoelen den welgeoeffenden en geleerden Eeere Nic. y, Tholen , Advocaat voor het Hoog Geregtshof van Fries„ land, wiens- betreurde gedagtenis bij ons in beftendige ag„ ting blijven zal. Sints de ongelukkige geboorte van dit' „ onverwagt flervgeval, heeft deze gewenschte onderneming „ geenen voortgang gehad, en 't heeft ons, deels aan de be„ nodigde wetenfchap, deels aan den veieischten tijd ontbro,, ken, om 'er zelvs de handen aan te .flaan." Dit gemis is naderhand voor een gedeelte, namelijk ten jare 1782 herfteld, door den arbeidzamen ijver van den zeer geleerden en in de oude regten en wetten van ons Land zo grondig bedrevener] Heer Petrus Wierd P. de la Rue , Gelett. Zeel. bl. 321, 312. • CAMPER (PETRUS), is een buitengemeen Man geween, en heeft tol die klasfe van Geleerden behoord, v aar.van ieder eeuw flegts weinigen oplevert. Hij wierdt te Legden, in 't jaar 1722 geboren. Zijn vader, Florkntiüs Camper, voorbeen Predikant te5flt«via, hadt zig zedért het jaar 1713 aldaar ter inwoning' nedergezet, en verdeelde daar zijnen tijd ïn den omgang met Geleerden, het gezelfchap en de onderfteuning vin Konftenaars, en de opvoeding zijner, kinderen. Zijne moeder Sara Ceertrüida Ketting, was van Hollandje ouders uit Neer'lands-Inëën afkomftig. . .Reeds in zijne tedeie jeugd, gaf Camper blijken van buitengewone werkzaamheid, handigheid, weetlusr en vlugheid van begripi Zijn vader, geholpen door den raad van den uitmuntenden Boerh.ive, verzuimde niets om deze eigenfehappen verder te ontwikl.e'en en op te wakkeren. Hij liet hem de voornaamfte talen, bijzonder de latijnfe, Ieren, en deed hem .de tusfen-uien hefteden met rekenen, het leren der bouwkonst en doorzig-kunds, het dra.iijen, timmeren, en loortgelijke handwerken, welke hem naderhand van zoveel dienst geweest zijn in het uitoefenen der ontleed- en heelkonst. Tei zelvder tijd gaf hem de Heer Labordes onderrigt in de.eerfte beginzelen der wiskunde. In de tekenkonst wierdt hij onderwezen door den Ridder de Moor en zoon, en hier in maakte hij weldra zulke vordeiingen, dat hij, 16 jaren oud zijnde, reeds in olieveif begon te fchilderen. j Aan het Hogefchool gekomen zijnde, oeiFende hij. zig eerst in de natuurkunde, onder Musschenbroek en 's Gravesande, en verkoos vervolgens de geneeskunde tot zijne hoofdftudie. Hier in genoot hij het onderwijs van Gaubius, van Rooyen en den oudften Albinus, terwijl hij zig in de verloskunde oeffende onder het opzigt van den ervai enen Trioen. In 't jaar 1746 wierdt hij op denzeivden dag tot Doktor in de wijsbegeerte en in de geneeskunde bevorderd, na openlijk twee V s Ver.  3i* ' CAMPER. (PETRUS) Verhandelingen verdedigd te hebben, de ene dePïfu, cn j* andere de quibusdam Oculi partibus. Hij bleef "nog twee jaren bij zijne ouders te Leijden, 'en deedt toen, na derzelve'r overlijden, 'ene reis naar Engeland, Frankrijk, Zmtzcrland en Duitsland. Op deze reis zijnde', wierdt hij beroepen 'tot Hoogleraar in de wijsbegeerte, genees- en heelkunde,'te Franehr. Hij ontving de tijding hier van te Geneve, en het befluit om dit beroep aan te nemen, deed hem meer fpoed met zijne te rugkomst in het vaderland maken. In de lente van 1750, aanvaardde hij den gemelden post, houdende 'ene 'openlijke Redenvoering: de Mundo optime. Ter zelvder tijd 'wierdt hrj Lid van de Koninglijke Akademie te Londen. ïn 't jaar 1752, nam hij den vacantie-tijd waar, om op nieuws ene reis naar Engeland te doen, waar hij zig verder in de heel- 'en vroedkonst oeffende, onder Sharp, Kelly en Smellie, voor welken laatften hij zelv verfcheidene Platen tekende van zijn behend groot werk. Na nog enigen tijd met toejuiching te Franéker geweest tfe 2ijn, wierdt Camper in 1753 beroepen en aangefteld tot Hoogleraar 'in de heel- en ontleedkunde aan het Aihermün te Am- fieldam. Bii het aanvaarden van Hie waardigheid hield hij ene -'Redenvoering: de Anatomes in ohnibus Scientiis uju. Drie ja. ren daar na gaf men hem ook den titel van Hoogleraar in dè geneeskunde, en toen handelde hij in éne openbare Redenvoering: de certo in Medicina. In het 'jaar 1759 gaf hij het eeröe deel zijner Demonftrationes Anatomico-Pathologice in 't licht , én fchreef riog in 't zelvde jaar ene Verhandeling': Over den oorfpnng der Breuken in 'eerstgeborene kinderen: bq bood deze Verhandeling aan de Hollandje Maatfcbappij te Haarlem aan , welke hem kort daar na tot haar Medeud verkoor. Bijzondere redenen deden Camper het befluit nemen, om in '1761 voor het Hoogleraarfchap te bedanken, cn zig op een buitengoed bij Franeker, Klein Lankum genaamd, te begeven. Hij behield nogthans den titel van Frofesfor Honorarius 'te Anifteidam, Voor het oVerige zijns Tevens. Nu hadt bij overvloedig tijd , om zig geheel aan-de beoeffèning zijner gè- ï:dr.  PETRUS CAMPER   'CAMPER. (PETRUS) liefkoosde wetenfchappen toe te wijden. Hij gaf dan ook i'n 1762 uit, het vervolg zijner Demonftrationes Anatomico-Pathologicce, en van zijne gemelde Verhandeling, over de Breuken der eerstgeborene Kinderen; voorts nog ene Ontleedkundige Befchrijving van het Gehoor der gekieuwde Visfchen, welker werktuigen hij het eerst in 1761 ontdekt hadt; ene Verhandeling over de opvoeding der kinderen, door de Hollandfe Maatfchappïj te Haarlem, met den zilveren 'penning bekroond, en enige Rukken over den Landbouw. De Staatsvergaderingen van Friesland, welke bij, als volmagt uit Idaarderadeel, bijwoonde, gaven hem ook tusfen beide enige bezigheid. Slegts twee jareü intusfen duurde dit afgezonderd landleven. Hij wierdt in het jaar 1763 beroepen tot Hoogleraar in de genees-, heel-, ontleed- en kruidkunde, aan de Groningfe Hogefchole. Hij nam dit beroep aan, wierdt kort daar na tot ftads Phijficus benoemd, en hield in 1764 zijne plegtige Inwijdings-Redenvoering: de admirabili Analogia inter Stirpes £jf Animalia, en ene openlijke voorlezing: de Claudicatione. Niet lang daar na deedt hij, bij het afleggen van het Rectoraat der Akademie, ene Redenvoering: de pulchro Pl.yfico. Ene Verhandeling: de Callo Osfium, aan de Koninglijke Akademie van Edinburg gezonden, verwierf hem in 1765 den tijtel van Lid dier Maatfchapprj. Hij rigtte te Groningen een Genootfchap op, tot het doen van Proeven ter bevordering en verbetering van den Landbouw, van welk Genootfchap hij Secretaris was. In 1767 maakte hij zijne ontdekking van het Gehoortuig der Visfchen, aan de Koninglijke Akademie der wetenfchappen, te Parijs, bekend, welke dezelve in de Memoires de Mathematupae et de Phyjique, pefentés a l'Academie, in 1774 heeft uitgegeven. In 't volgend jaar wierdt hij Lid van de Koninglijke Akademie der ; heelkunde te Parijs, en honorair Lid der Teken-Akademie té Amfteldam. De Fee-pest, die in 1768 woedde, deed hem op alle middelen bedagt zijn , om dezelve te genezen of ten minften te verzagten en minder gevaarlijk te maken. Door zijn toedoen, wterden weldra, in Grimingen en Friesland, Maatschappijen op-  opgerigf, Welke op gemere kos en der leden de inenting €ff vele genee-mudelen, met eren gewenschten uitflag., deden • beproeven Hij hielde intusfen openlijke Lesjen «ver de Veeziekte, welke in 1770 uitgegeven wierden, en leeds in % voigend ja-ar in 't hoogduits, te Koppenhagen, uitkwamen. ' Ter gelijker tijd gaf het heerfchen der Kinderpokjis aanlei-' ding tot vele proeven met de inenting, van welke hij den gelukkigen, uitflag. bjkend maakte in zijne Aanmerkingen over de inenting der Kinderziekte, met waarnemingen bevestigd, weike in 1772 te Leipzig in 't hoogduits vertaald'wierden. Uq wierdt omtrent dezen tijd ook yeiè'erd met de tij te Is van Korrespon Jent der -Koningrijke- Akademie te Parijs, en van Madeli I der geleerde Genootfchappen te Rotterdam en Viisfmgen. Intvisfen vestigde hij ook Itee.is zijne aa dacht op de. JVatuurlijke-Hiftorie , deedt enige'aanmerkelijke ontdekkingen in de■zelvc en zngt al.e gelegenheden om zeldzame voorwerpen in openbare lesfen 'te vertonen. De ontleding van enen Orang-Outang, van een Rendier; van Bruinvisjchen, yan enen Walviskop, en van het bekkeneel van enen Rhinoceros, garen hier toe zeer gefchikte aanleiding. Door zijne bijzondere oplettendheid en doorzigt bij het ontleden en waarnemen van verfchillende menschüjke en dierlijke lighamen, en door enen •hem eigenen geest van vergelijking, wierdt hij opgeleid tot de befchouwing der verwonderlijke overeenkomst van een .-groot'aantal fchepfelen, en tot.het uitdenken van ene zekere manier, om de kentekenen der meest verfchillende .natiën en de gedaantewisfelingen des ouderdoms op ene onfeilbare wijze voor te Hellen. . Hij deelde zijn denkbeeld in 1770 in ene openlijke, algemeen toegejuichte, Redenvoering mede aan de Teken-Akademie te Amfleldam. Hij ontwikkelde naderhand verder zijn denkbeeld, en bevestigde hetzelve in drie andere openbare lesfen over bet zelvde onderwerp, welke hij in 1778 en 1782 in de Teken-Akademie te Amfleldam hield*. -Deze fch ne jen belangrijke lesfen zijn na den dood van onzen Hoogleraar ten ijare 1791 te Utrecfo bd. Wild en Altheer uitgegeven. In CAMPER. (PETRUS)  CAMPER. (PETRUS) 3iJ 't jaar 1771 deelt Campe» , bijVe o. tlcdir- van Vogelen, do ontdekking', welke zij» i ader hand de beroe de Hoi te* toe» eigende, van den iWgatfg er lucnt tot i de ho'e beenderen der vleugelen en dijen. en z'lvs tot, in de hals wervelen en het gehele geraamte der Rooft o elen, en van dezulken, die zig hoog in de lucht VdAeflËffr Ene befchrijving hier van wierdt door hem, met e .e omleeJUunJbe bei'chüjving van den Pecari, en van Jen Kaaofen Mieren-eter. te gelijk met ene Verhandeling: Over het gehookvig en den neus der. blazende Visfchen, aan de Koninglijke Aka om ene reis naar Maastricht, Luik, Spa, Aken en Dujeidrp, om de merkwaardige voortbrengfelen der Natuur t.i hui.it op die plaatzen te bezigtigen. In het volgend jaar gaf hij zijn antwoord uit op de vraag, door het B. taafsch Genootfchap te Rotterdam opgeven: over de redenen waarom de Mensch meer dan enig ander Dier aan ziekten en gebreken onderhevig is. In CAMPER. (PETRUS)  CAMPER. (PETRUS) 321 In 1785 wierdt Camper benoemd tot lid van de Koninglijka Akademie der wetenfchappen te Parijs, ene ere, welke flegts aan agt buitenlandfe Geleerden aangedaan wordt. In het zelvde jaar deedt hij ene derde reize naar 'Engeland, waar hij met de voornaamfte Geleerden perfoonlijke kennis maakte. In 1786 fchreef hij ene Verhandeling: over de Beenderen der onbekende Visfchen, welke. in de St. Pietersberg bij Maastricht gevonden worden, welke hij aan de Koninglijke Maatfchappij der wetenfchappen te Londen opdroeg, en in het LXXV1 deel der PhilofcpMcal Trafatlions gedrukt is. Ter zeiver tijd gaf hij, in de Vaderlandfe LetteroefFeningen, ene korte Beschrijving van den Dugon, en van den Hagedis met drie poten; voorts zondt hij aan het Natuuronderzoekend Genootfchap te Berlijn enige oordeelkundige aanmerkingen over de wijze van rangfehikken der Visfchen, naar de wijze van Linnteus , en enen Brief over de ongerijmdheid ces gewaanden Eenhoorns. In 1787 zondt hij aan de Akademie van Petersburg enige Verhandelingen over de gedolvene beenderen van onbekende of zeldzame Dieren. In het zelvde jaar deedt hij nog ene korte reize naar Parijs. In het volgend jaar vervaardigde hij ene tweede uitgave zijner Verhandeling over de breuken van de Kniefchijf en van den top des Elleboogs, welke zijn zoon na zijn dood heeft in het licht gegeven. Behalven de hier opgenoemde werken, heeft onze geleerde Man , rog uitgegeven, een latijnfen Brief gerigt tot den Hoogleraar Bern. Sigefr. Albinus, betrekkelijk enen twist tusfen deze Hoogleraren over elkanders ontleedkundige werken, en inzondeiheid over de uitmuntend fchone Anatomifche Platen van den laatstgemelden. Nog een Brief van Camper, ■geplaatst in de Cemment. Societ. Reg. Gottingenfis, aan den Hr. Blumenbach , óver de jongen van de Rana Pipa. Ook heeft hij de laatfle nederduitfe uitgave van Mauriceau, over de Ziektens en Gebreken van zwangere Vnuwen, ten jare 1759 te Amfleldam,gedrukt, met keurige aanmerkingen verrijkt. Voorts heeft onze Hoogleraar genoegzaam alle de Geneeskundige en andere Artikelen, welke tot die wetenfchap betrekking heb» V. Deel. £ ben,  CAMPER. (PETRUS) toe»*? bezorgd? voor den nieuwen Druk van den nedWdvrtfè» Cnotm. Woordenboek, zo aanzienlijk door mij vermeerderd, en m jare. 1778 enz, in VII Delen in gr, 410. gedrukt, waarbij naderhand nog een Vervolg is gevoegd uit IX gelijkfoorrige Boekdelen, als het werk zelve, beftaande. En, ten laatften, vele aanmerkelijke Bijvoegzelen en Aanhangzels bijgedragen % ïot de hoogduitfe uitgave van Mokeo, vergelijkende O tleedkunde der Visfchen. Te wer.fchen ware het, dat een bekwame hand, aiie>de kleine werken van dezen uitmuntenden Man,.waar van verfcheidene zeer zeldzaam zijn geworden, bijeen zamelde, en tot nut der gantfe Maatfchappij op nieuw in druk uitgaf. In 1798 is ook reeds te Lingen, bij Jülicher, iu8vo., uitgegeven: Petrj Camperi Difertationes decem, quibus ab illuftribus Europee Jtademiis palma adjudicata, Vol. L Wmnmt'iitcïatüt. $ttiw»& 1799. fanaat, f. 166. Zedert het nederleggen van het Hoogleraar-ambt kreeg Camper zitting in der Staten-Vergadering van Friesland, en bekleedde als lid van Staat cp verfchiilende tijden, vei fcheidene eerambten en commisfien. In de iaatfte jaren zijp's levens hadt hij wegens die provintie zitting in den Raad van State, en hieldt dus ook zijne woning in *jr Gravenhagen alwaar hij, den 7 april 1789 aan ene heftige borstpleuris', ia den ouderdom van 67 jaren overleed. Hij was in 1756 getrouwd met Johakna Bourboom, ene '' zee :cho::e vrouwe, en allerbraaffie huismoeder, weduwe van J. Vosma, Burgemeester van Hadingen; en dogter van Jakob. Boüreoom, Burgemeester van Leeuwarden: welke in deugden uitmuntende egrgenote, wier aandenken ook altoos bij hem in hoogachting is gebleven, en waarbij hij drie nog levende, zonen heeft verwekt, hem, in het jaar 1776 dooiden dood ontrukt werdt. Camper was rijzig van geftalte en' wel gefpierd: dit, gepaard bij ene evenredige gezetheid , vormde een geheel, 't welk men een fchoon mansperfoon noemt. De opflag ziiner ogen wa? deftig en doordringend, en een blik van zijn gezigt- was ia ftaat om iemand die fchroomagtig van aart was, van zija  CAMPER. (PETRUS) 323 É aijn ft uk te 'brengen; ook hadt hij in zijn gantfe houding iets dat trotsheid aankondigde , waar van hij bij fommige gelegenheden wel eens gebruik maakte, om de verwaandheid van anderen te vernederen. Voor het overige was hij doorgaans geer minzaam tegens een ieder, en wel inzonderheid tegens die genen die in zijne vriendfchap deelden, of dien hij achting toedroeg. Gezeilig van aart, maakte hij door zijne vrolijkheid, fijne oirdeetkunde, en ervarenheid in genoegzaam alle de takken van wetenfchappen den wellust der gezelfduppen uit; ook fprak hij ongemeen wel, verftond behalven dg geleerde, de meeste levende talen van Europa, was vioeijend in zijne verhalen, en wist zijne redenen daar het te pas kwam, met boertig en Juvenalisch zout te verfijnen. In zijne lesfen was Camper ongemeen deftig en erhftig, en bij het ontleden van Menfehen en Dieren, dat hij éven vaardig als met ene onbegrijpelijke zindelijkheid verrigte, liet hij nimmer ene gelegenheid flippen, om zijne hoorderen tot eerbied voor het Opperwezen op te wekken, en aan te tonen, met welk ene uitnemende konst, juistheid en wijsheid, al het gefchapene door den liefderijken God is gewrogt. Meewaardig bij de zieken, wist Camper door gepaste troostredenen ellendigen op te beuren. Onvergelijkelijk was hij bij de Vrouwen in barensnood, en zijne bekwaamheid in de Vroedkunde, is boven allen roem; ook weigerde hij nimmer in dat, vak een voorwerp, hoe behoeftig ook, zijne hulpe niet alleen, maar kwam hare armoede door ruime gefchenken te hulp, en lenigde hare fmerten niet zeldzaam door geneesmiddelen en bekwaam voedzel, dat hij haar voor-niet bezorgde; ja zijne liefdadige edelmoedigheid kende hier omtrent geene palen; ook was deze deugd een der fiikkerendften waar mede de verheven ziel van dien uitmuntenden Man begaafd was. In Heelkundige bewerkingen., daar handigheid en fpoed vereist wordt, en dikwils een minuit alles beflist, was Camper onvergelijkelijk; in plaats dok van veel toeftel te maken was alles zeer eenvoudig bij hem, en hij wist in veele gevallen zijne werktuigen , waar van het gezigt bij de meeste lijders angst en X 2 fchrik  S-a^ . CAMPER. (PETRUS) Schrik- inboezemt,. behendig aan- hunne ogen té' onttrekken. Een. beminnelijke- karaktertrek van dezen Wijsgeer nog, beftond : hier, in, dat hij nimmer beter te vrede, vrolijker en opge- ■ ruimder was, dan in zulke gevallen, waar in bij met goeden sirJtag, een moeijelijke operatie- hadt verrigt; ja ik heb hem '■■ ten. jare 1759. te Groningra tranen van blijdfchap zien ftorten, na, een gemeen vrouwsperfoon verlost te hebben , aan wiens > behoud, hij-, genoegzaam gewanhoopt hadt, en die hij doorxijr.c, hulp niet alleen redde, maar zelvs tot ene blijde moe- I der van een welgefchapen kind maakte. Met foortgclijke aan- ' doeningen was bij. ook vervuld, wanneer hij dagt enige ontdekking gedaan te hebben , die tot nut van zijne natuurge-, ! noten kost verftrekken. Wat eigenaartige trek van een aan- ! doenlijke ziel, van een edel hart! Als- mechanijk Konftenaar befchouwd , vertoonde Camper 1 Bjjj| in geen- min- gunftig licht dan als Geneesheer , Chirurgp, Vroedmeester en Natuurkundigs. Hij fchilderde beval- 1 Kg- in olieverf, was een groot meester in het tekenen, er> 1 hadt inzonderheid een ongemeen vaste hand in het trekken, ] met de pen, zo als de Platen van zijne Demonftrationes Ana- 1 tpmico-Pathologicce , daar van getuigenis dragen. Timmeren deed hij bijzonder fraij,. konstdraijen was hij een meester in m ijvoor werkte hij ongemeen net; ja ik heb hem van Walrus menfehen. tanden zien nabootzen, die in gelijkheid voor de. natuurlijken niet behoefden onder te doen, en als 't waie met bet tanden glafnur bezet waren. Proeven van zijn boetzeren, ffeen- en beeldhouwen , zijn 'er nog voor handen; ook fmeed- • de hij koper en ijzer, en wist bet laatfte beter te vertinnen dan. doorgaans gefchiedt; om kort te gaan, daar was genoegzaam geen handwerk dat enige betrekking tot zijne profesfie. hadt-, of bij v/as 'er meer of min in bedreven; ja 't fcheen of zijne- vingers gevormd waren Om iets evenredigs en konffigs: voort- te brengen; want meer dan eens heb ik van hem gezien^ dat- bij een papier in handen, hebbende, daar mede a.fe zonde? aandagt- tjjpelende, en teffens. deel nemende in de. ge^rekken ojver- onderwerpen, die ingefpannenheid vorderden,.  'CAMPER. (PETRUS) 'dat papier na enigen tijd door zijne vingers geknoeid en ge 'plooid te zijn, iets aardigs'opleverde, daar geest en vernuft in döorffraaide. Wij hebben hier boven gezien-,-dat deze in vele epzigtên boven alle lof verheven Man ook enen loop in de Staatkundige renbaan van ons Gemenebest heeft afgelegd; en dat dus onze taak zou 'fchijnen te 'vorderen, dat wij ten aanzien van zijne werkzaamheden in dat vak, ook iets aan onze Lezers mededeelden; doch wij zijn hier niet nauwkeurig genoeg van onderligt om 'er iets met zekerheid van te kunnen zéggen , en zullen 'er dus niets anders van melden-, -dan dat hrj gedurende een gedeelte der jaren , waar in ons Vaderland door partijfchappen zo deerlijk is geteisterd en als 'i -ware van een gereten, en waar van de wrange vrugten 'nog gefmaakt worden, tot op zijn dood toe, wegens Friesland als lid in den Raad van State heeft gezeten; dat bij Prefident in die vefga» dering was, toen de Prins ErfftadhouJer benevens désze-lv* Gemalinne, in feptember 1787 in 's Hage te rug keerden; en dat hij in die hoedanigheid , beide die Vorftelijke perfbHeh .rnet aanfpraken heeft begroet,, welke gevondeij worden in mijne Verzameling van Staatsftukken over den jare 1787 en ïer'yolgens, I. D. bl. 183. 191 enz. Om alles, tè zeggen, voege ik hier nog-bij, dat'ér-van de-zen uitmunte-den Man-, getuigd wordt, dat hij zeer.gevoelig was wanneer hij dagt beledigd te zijn, en dat hij in zodenig geval niet gemak-lijk tot vergeving helde, inzonderheid -wanneer men door den druk zijne werken aanviel, -en daar in iets berispte. Een gebrek dat hij met vele andere Geleerden 'gemeen heeft; en waar vindt men Goud dat geen fchuim heeft? -Het Afbeeldzel van 'Camper naar 'i leven getekend én ia 't koper gefneden door Rein. Vink-et.es, is -bijzonder wel getroffen, en vertoont dien Hoogleraar in de zelvde trotfe h.iu•ding, die hij bij fommige luimen wel eens vertoonde. 'Onder ■dit Afbeeldzel leest men het volgende laüjnfe 'vaars 'van dea ■ïvnljen Hoogleiaar en -Rektor der iatijnfe 'fenolen-* JaaOS. ■Tuii.ip de Medeksach Wakker:  326 CAMPESTER. CAMPHUIS. ' mortalés. alios. a. së. qui. liouit. dt. um3ras Artlbus. ingenio. moribus. unus. Hic. est. Adspice. Posteritas CAMPERUM. maxima, cui. nos Hactenus. haud. similem. vidimus. ipsa. vide. *- E. L. Vriemoet, Athen.' Frif. pag. 866, 867. Hal- leri, Bibl. Anatom. Tom. II. ff. 1068. pag. 395. C. Saxi, Ouom. liter. Pars VII. p. 109, 110. Levenfchets door zfh Zoon A. G. Camper, gedrukt te Leeuwarden 1791. in Svo. enz. CAMPESTER (LOURENS), geboren te Biest in Braband, beoeffende de griekfe en latijnfe talen te Leuven omtrent het jaar 1530, onder opzigt van zijn medgezel Niklaas Clenardus; zedert keerde hij naar Diest te rug,- zette 'er ené'fchool op, waar in hij de beginzelen der'latijnfe letterkunde onderwees, en begaf zig in het huwelijk. Zijn vrouw vervolgens geftorven zijnde, keerde hij naar Leuven te rug, en onderwees 'er de geleerde talen in de abtdije van Si. Geertruid. Het blijkt door een opdragt van een zijner werken, dat hij nog in 1570 leefde. Men heeft van hem in druk: 1. Or~tio laudatoria pro Francisco Valesio. Lugd. 1538'. iimo. 2. Dialogi Ethici Jive Mora'.es, ex quibus adolefcentia non folum literas dijcat^ fed et morum vitaque foimandce ralionem. Lovan. 1^50. 125120. 3. Syntaxeos Propcedeumata, exemplis èthicis inftructa. Lov. 1555. ï2mo. 4. Sophronismus, quo feduclu's ab errore revocatur et'Vitte tempera::tioris dantur monita. Lov. 1555. nmo. — Sweertii Athen. Belg. p. 511. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 620. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 805. Paquot, Mem. Otter. Tom. IV. p. 222-224. CAMPHUIS (JOHANNES), de XVde in rang der Gouverneurs Generaal van Neerlands Indien, is geboren te Haarlem den 18 julij 1634 van burgerlijke ouders, welke aan hem ene meer dan gemene opvoeding gegeven hebben, voor zo veel men uit verfcheidene omftandigheden van zijn leven kan befluiten, en die hem vervolgens op een Zilverfmids winkel te Amftcidam bedelden. Maar  CAMPHUIS. (JOHANNES) Maar die Jongman zijn hart boven deze-kostwinning voelende, wist middel om een Adfistent- of Onderkoopmanspiaats te verkrijgen, in dienst van de Nederlondje OostindifeKompagnie, Aldus met het fch p de Draak naar de Indien vertrokken zijnde , landde hij te Batavia in 't jaar 1654, nog -nauwelijks 20 jaren oud zijnde. Kort na zijne komst aldaar, wierd hij in 't werk gefield in de geheime üecretaiij, door den Generaal -Maatsuiker. Dertien jaren daar na bevorderde deze hem ;tot eerften Klerk, na hem reeds met de tijtels van Opper-en Onderkoopman vereerd te hebben. Van den jare 1671 tot 1075, werd hij driemaal gezonden naar Japan, met den rang van Opperhoofd op het komptoir aldaar; ook bekleedde hij, in dien tusfen tijd , het ambt van Raad van Juftitie. In -1677 werd hij Secretaris van de hoge Indje Regering; 'welken ,gewigtigen post hij met alle naarftigheid waarnam, -en was, 'm. hij zig ongemeen bevlijtigde, om, in de archiven van de Kz:.r pag ;e, de nodige gedenkfchriften te vinden, 'welke dienen moesten tot de befchrijvfeg der ftigtinge van Batavia. 'Op Sea 4 april des volgenden jaars, kort na den dood van èen--/i> even.emeLien Hee. Maatsuiker, en bij gelegenheid van het ontflag van vijf, iO gewone als buitengewone Raden, weid hij tot den rang van buitengewonen Raad verheven. Op den 25 november 1681, op den dag van het vertrek van den Keer van - ;o ns, werd hij gewone Raad , -en bleef het tot den 'li iai ^arij :6.-:a; dag-, waar op de Heer Speelman als Goavernettr, en de Heer I5ort als Directeur van den Handel, ;geft >rven z:jn. Ten zelvden dage vergaderde de Raad, 'volgens ene Order Van de Heren van de Kamer van Zeventienen. Na het doen van 't gebed, en den gewonen eed , ging dezelve over -tot de Verkiezing van enen "nieuwen Gouverneur, 'bij wijze van item-ming, door middel van briefjes. Het baarde geene geringe •verwondering, toen men bevond, dat de meeste ftemmen ten Voordele van-den Heer Campbüis waren, daar hij de jongde van de Gewone Raden, en daarenboven-, 'bij a;Ie zijne ambtsgenoten, gehaat was, om'reden, vindt men -verzekerd., dat -X 4 NI 32?  3*3 hij zig naar hunne levenswijze, niet konde of wilde fchikkeh " maar den weinigen tijd, dien de vervulling van zijne ambtsbezigheid hem overliet, vlijtig befteedde in het beoeffenen deiburgerlijke gefchiedenisfen van de Indien, of in 't nafpoien van alles wat de Natuurlijke hiftorie van die landfchappen betrof; zijne Mederaden hier in geen fmaak vindende, hield hq geen verdere verkering buiten de Raatzaal met hen, als voor zo ver -zulks volftrekt noodzaaklijk was. ^t Geen dus zonderling voorkoomt,- is, dat bij 't openen der briefjes bevonden wierdt dat Campiiuts de meeste ftemmen hadt; doch zulks pas veroirzaakt, -doordien de meeste Raden van gedagten waren , dat zij hem gerust -hunne Item kosten geven, als verzekerd van den haat der anderen voor hem. Zij ftonden wel bedremmeld, doch de keuze was gedaan;' en, de nieuwe Gouverneur-Generaal den eed afgelegd hebbende, ontving hij dien van alle Leden weerkerig. Naderhand wierdt hij in Holland goedgekeurd en bevestigd. Weinig of niets van aanbelang viel "er voor, gedurende de twee eerfte jaren der regeringe van Cami>huis beftier; behalven dat hij in de laatfte maanden van het eerfte jaar, het genoegen hadt, van door zijne zorgen ten einde gebragt te zien een handeling, waar toe drie van zijne Voorzaten, onnutte moeite hadden aangewend; ik bedoele de verlosfing van de nog overig zijnde Nederlanders, bij 't verlies van Formofa door de Chinezen gevangen en in flavernij gehouden. In het jaar 1686 vertrok de Heer Tak-, fchoonbroeder van van Hoorn, als Afgezant, naar den Sovfouhounan, ten einde hem te verzoeken (zo men voorgaf) om het hoofd van Soürapatti, of dat-hij zijne vergiffenis zoude hebben te verwerven, 'tzjj bij de Kompagnie, of bij den Keizer. Men voegt 'er bij, dat de Vorst hem die niet alleen verleend, maar zelvs zijne dogter ten huwelijk gegeven , en zig op het allernaauwst met dien fchoonzoon verbonden hadt. Op den Heer Tak was hij zeer gebeten , om dat hij gehouden werd voor den genen , die voormaals, den groeten fteen uit de kroon van Madjapahet ■ligtte; het welk van dat gevolg was, dat hij dien Heer, met al- •CAMniülS. (JOHANNES)  CAMPIIGIS. (jOHANNES) y>9 alle de zijnen, deedt ombrengen.. 0;k bleek het naderhand, dat Amang Kourat deelgenoot van dien moord was geweest, welke begaan werdt op den 8 februarij. De Soujouhounan, gefterkt door Soürapatti, liet riet na, de Kompagnie veelvuldige zwarigheden te veroirzakcn, waar door de Gouverneur en Raden zig verpligt vonden, de zaken van Makasser uit te ftellen tot dien tijd, dat Java in een veiliger ftaat zou gebragt zijn. Deerlijk werd de Keizer van Soürapatti bedrogen. Want hij ging, met zijne beste paarden, wapenen en al wat hem aan ftond, door, en vlugtte daar mede tot binten Pasjarou•wan; ftellende zig in het bezit van alle de omliggende landen, tot aan het prinsdom van Madion en Panaragon: in zo verre, dat de Keizer van eenentwintig uitmuntende landftreken, in. langen tijd, geen de minfte ïinkomften trok. En fchoon deze Soürapatti, gedurende den tijd van zeven of agt jaien, het wél met honderd duizend Javanen bezet hield, moesten zij egter in het jaar 1697, zonder iets vcrrigt te hebben, opbreken. Dit was de erkentenis, die Soürapatti den Keizer bewees. En even zo was de dankbaarheid, welke de Keizer aan de Kompagnie betoonde, zijnde de onkosten, voor hem gedaan, federt het jaar 1682, nog met enige tonnen gouds vermeerderd; hij hieldt zig in genen dele aan zijne gemaakte verbonden, maar fchond zijne beloften, en benadeelde,de Kompagnie grotelijks in hare voorrechten. De jonge Koning van Bantam, ten jare 1687, geftorven zijnde, werd opgevolgd door zijnen zoon Anou il Falaal ■Mohamed Jachin, welke in oorlog geraakte met zekeren Koning van "t eijland Borneo, die ene Negerij, agttien of twintig mijlen van de rivier gelegen, bezittende, zig niet alleen van Succadana en twee dorpen, .aan het rijk van Bantam behorende, meester maakte, maar, bij vervolg, ook .zestien of zeventien Pantsjalangs bemagtigde, voerende de bewoners gevangen voor flaven weg. Aboü il Falaal verzogt aan de •Kompagnie om bijftand; en hem werden toegeftaan vier fchepen, met volk en krijgsbehoeften, onder bevel van den Heer X .5 van  333 CAMPHUIS. (JOHANNES) van Goens. De Koning van Borneo week terftond naar hét gebeigte, wordende enige dagen tiaar na, van zijnen vertrouweling , zijnde een Engels Koopman , gevolgd. Schoon deplaats, daar zij de Wijk genomen hadden, onwinbaar was, moest de Engelman, die bij de vlugtelingen in haal Was', hoe zeer ook van den Koning bemind, met de zijnen, van daar trekken, naar een dorp, digt bij Succadana ge'egen , en zig 1 aan de Nederlanderen overgeven; waar na den Koning, door het bezetten der rivieren, ook alle verdere terugtogt benomen werdt. De Heer van Goens, door onvoorzigtigheid, naamlijk door het losbranden van een vuurroer, zijnen duim, en daar na zijne gezondheid vetleren hebbende, kwam het bevel ■over het krijgsvolk aan den Heer Klaaszoon, die den ïover •overwon, den Koning van Bantam in het bezit zijner Negerijen herftelde, en zig weder aan boord begaf. De Heer van Goens omdeed, toen de fchepen tot op drie mijlen afihnds Bataria genaderd waren. De Koning van Bantam zond, tot erkentenis, aan de Regering van Indië, twee- vaartuigen , geladen met peper, en een weinig aarde, in een zilveren bekken , ten bewijze dat hij zijne drie Negerijen te rug gekregen hadt. Ook fielden hij dezelven, in vervolg van tijd, fchadeloos voor de gemaakte kosten. Omtrent dezen zelvden tijd bragten de Engelfen van Bancola en Batang Kapas, op het eijland Sumatra, grote k lag ten tegen de Nederlanders, in Europa over. De jonge Koning van Bantam, hen uit Sitlébar, ere plaats hem onderhorig, verjaagd hebbende, hadden zij de wijk naar de twee genoemde plaatfen, Bancola en Batang, genomen, en, tegen alle regten billijkheid, op de eerstgemelde plaats, een Fort aangelegd. Wij zeg-en, tegen regt en billijkheid: om reden dat de Nederlanife Maatfchappij aldaar hare bezittingen hadt, het zij door veroveringen, of vrij willigen afftand der inboorlingen, voor dat 'eï de Engelfen zig hadden ter neder gezet. En wat aangaat de vijandigheden, die hun, door de eijlanders, aangedaan werden, daar aan hadden de Nederlanders ook rijklijk hun deel; want zij leden, doorgaans, den eerften aanfloot, en gaven  CAMPHUIS. (JOHANNES) 3Ji Zelvs de Engelfen berigt van het voorne'r.en der inianderen. In het j;:ar 1688 was de oude Koningin van Acbin overleden; het jaar te voren hadt de befaamde Raja JIïnga , Keizer van Kandia, mede den tol der natuur betaald. Deze was, egter, in de laatfte jaren zijner langdurige regeringe, veel gematigder en vreedzamer geweest dan vooi heen; ook hadt hij, niettegenstaande het groot nadeel, dat hij der Maatfchappije veroirzaakt hadt, zijnen zoon en opvolger vermaand, altoos in goed verftand met de Nederlanderen te leven; welke les deze ook getrouw gevolgd heeft, niettegenftaande hij, uit hoofde zijner bijgelovigheid, een volflagen afhangeling vaa zijnen Priester was. In het eerfte jaar der regeringe van den Heer Camphuis, had de Koning van Golccnda zig verpligt gevonden, op de aannadering van het leger van den Groten Mogol, de vlugt te nemen; zijnde hij, federt enige jaren, nalatig geweest in het betalen der fchattingen. Het volk, de fchuld daar van aan de beftierderen Madona en Akkuna gevende, vermoordde deze broeders, die, weinig tijds te voren, zekeren Br.njaan, met name Cohenda, een bediende van de Kompagnie, gedwongen hadden, ene grote menigte koperen munt te leveren , zonder hem ooit de waarde daar van voldaan te hebben i waar door hij buiten ftaat gefteld werdt, om de fomme van écn millioen guldens te voldoen, welke hij aan de Maatfchappij fchuldig was, en die de bedienden, van jaar tot jaar, hadden laten oplopen. De Regering van Batavia zond, om die reden, in. het jaar 1686, den Heer Laurens Pit, den Jongen, der waards, om door hem, die opperhoofd van het Komptoir te Mafvlipatnatn was, vertogen daar over, aan den Koning van Golconda te doen. De Koning ontving hem gunftig, en benoemde zelvs Kommisfarisfen, om de zaak te onderzoeken. Maar deze verfchoonden zig met den dood van Madona en Akkuna, zeg. gende, men kon hen nu ten laste leggen wat men wilde, doch zij geloofden zulks niet. De Koning bood, egter, aan, de fchuld van Cohenda te voldoen, mids die met ééde bevestigde, dat ge-  '332 gemelde fchuld wettig was. Cohenda weigerde dit , uit hoofde van zijnen godsdienst, die hem verbood te zweren. Dus kwam 'er van de betalinge van deze fchuld niets, dan dat hét gezantfchap van den Here Pit , der Maatfchappije, daarenboven , nog wel dertig duizend guldens koste. Intusfen hadt men het opperhoofd van het komptoir van Golconda in hegtenis genomen, en naar Pulicatta gezonden; als ook den-tweeden perfoon in rang aldaar, wiens gedrag niet minder vermoeden gaf, 'van mede-ohzaak van dit groot verlies te zijn. De Heer Pit, te Mafulipatnam te rug gekomen zijnde, ontbood tot z;g de Opperhoofden der vier Buiten-Komptoiren; deedt ook volk van Ceiion derwaards komen, en, na op alles goede orde gefield'te hebben, maakte hij zig van de twee ftadspoorten meester, en joeg allé de Meuren en Heidenen ter veste uit. Vervolgens eischte hij, dat 's Konings tol hem in handen moest gefield worden. Na enige zwarigheden uit den "weg geruimd te hebben, floten de Moeren, die wel zagen, dat het errst wierdt, een verdrag om vrij te -mogen vertrekken. Daar na werden 'er lijsten gemaakt-, van al wat in de ftad gevonden werdt, en den Moorenen Heidenen vrijheid gegeven, om, met hunne goederen, te blijven of te vertrekken. Dit verrigt zijnde, werdt de plaats, onmiddelijk, met twaalf bolwerken en één gragt veriterkt, zonder andere ver-hinde•ling-, dan dat de Moeren 't water- aan de bezetting hadden afgefneden. Doch deze verhindering werdt-, welhaast, door :een wakkeren uitval, weggenomen. Want dertig of veertig, van de Moeren gefneuveld zijnde, weigerden de overigen niets meer aan de Nederlanders; integendeel deden zij verfcheidene voordelige aanbiedingen, waar door zij den Koning hielpen noodzaken, den vrede aan te nemen, op ene hem 'voorfchrevene voorwaarde; waarbij bepaald was, dat hij, in den tijd van vijf jaren, betalen zou de fomme van honderd en twintig duizend dukaten, tot fchavergoeding van be Maatfchappij.: -waar -na, hem de ftad weder werdt overgegeven. In het volgende, jaar viel dpze ongelukkige Vorst in ca CAMPHUIS. (JOHANNES)  CAMPHUIS. (JOHANNES) 33Ï magt van Aurangzeb , die zijre landen bemagtigde, en hem, met de uiterfte onwaardigheid, behandelde; tot zo erre, dat hij zelvs het ftof, van 'onder de voeten van Aurangzsb, moest lekken. Zijn laatfte lot was, dat hij gevankelijk naar' ene vesting gebragt werdt, waar in zijn vijard hemj onge* twijfFeld door vergif, heeft doen om ;omer.. Ligtlijk vermoedtmen het nadeel, dat de Maatfc anpij daar bij leed. De foldaten van den Groten Mogol plunderden het Kompag iee komptoir van Nagelwanzon,' en mishandelden de bedienden op ene wrede wijze. Te midden dezer gebeurtenisfen, die den Gouverneur-Generaal niet weinig zorge en arbeids verfchaften, zag men te Co* romandel, een nieuwen Commisfaris-Gèreraal aankomen, die, door de Heren Bewindhebberen der Kamer van Zeventienen, gelast was, om de zaken aldaar, naar zijn vei mogen, te herftellen. Deze was, Hendrik Adriaan van Riiede, Heer van Mijdrecht, en zijn Adjunct, Jan Baccherus, wiens Gezantfehappen, aan den Groten Mogol en andere Vorften, van goede uitwerking waren, zo voor den handel op Golcond als elders'. De Grote Mogol oefiende genoegzaam een onbepaald gezag op de kust van CoromarJ.el. De twee bedienden, Janszoon en Carstenszoon , die over de zaak van den bovengemeiden Cohenda , in hêgteriisfe zaten werden, op zijnen last, naar Batavia gezonden, alwaar men zig vernoegde met hen te laten zitten, zonder-hun proces op te maken; de Regering van Batavia wilde niets me: dezen Koramisfaris te doen hebben. De Heer van Rhede was het, die, op eigen gezag, in 1-690, het Komptoir-Generaal, van de kust van Paliacatte,, naar Negapatnam. overbragt, alwaar hij, met verbazende kosten , die wel op twaalf tonnen gouds begroot werden, die fraije vesting deed bouwen, welke voor de beste van gants Indië wordt gehouden: fchoon men nauwlijks weet te zeggen, wat nut dezelve doet; zijnde die, naar verzekerd wordt, zelvs niet eens bekwaam om de fchepen op de rivier te beveiligen. Ten jare 1684 was de Kompagnie in oorlog geraakt met de Per-  334 CAMPHUIS. (JOHANNES). Perfianen, die hun weigerden, de Zijden, tegen den gemaakten prijs, te leveren; daar zij ze egter voor minder prijs, aan de Engelfen verkogten. Te Batavia had men drie fchepen van oorlog toegerust, onder bevel van den Heer Cazembrood, die, bij zij re aankomst in de Golf van Perfie, vijf anderen vondt. Met dit fmaldeel, van agt fchepen, maakte hij zig 0p den 4 augustus van het gemelde jaar, meester van het eijland Kismus en deszelvs vesting, na voor Gamrom, dertig Meerje vaartuigen genomen te hebben. Intusfen hadden de Directeur van den Heuvel en de Heer Heebert de Jager zig naar Ispahan begeven, om te beproeven, of men de zaak niet in der minne konde herflellen. . Maar de Sophi, naar niets willende luisteren, vóór dat het gemelde eijland wederom in zijne magt gefield, en alle aangehoudene vaartuigen ontflagen waren,, ging men, den 25 julij van het volgende jaar, daar toe, over; waar na de zaken, doch flegts voor een bepaalden tijd, op een beteren voet gebragt werden. Ter gelegenheid van het uitbreken van enige nieuwe gefchillen, zond de Maatfchappij, in 1689, aan den Sophi, Schach Solyman, deu Heer-van Leenen, Buuengewonen Raad, in den rang van Amhasfadeur, verzeld van den Heer Jan Keito,.Directeur in Perjïg, die onderweg overleed, en voorzien met een gevolg van veertig peifonen, wier getal, door ziekten en ongemakken, op deze verdrietige reize, niet weinig verminderde. De Gezant deed een koninglijke intrede te Ispahan ,, en ontving de grootfre eerbewijzen. Deszelvs gefohenk werdt, vóór die van de Gezanten van agt of tien vreemde Natiën, die 'er gelijktijdig waren, aangenomen. Op den 13 october 1691 , ftelde men hem den /brief, van den Sophi aan den Gouverneur-Generaal Camphuis, ter hand, benevens enige gefchenken; die, egter, in waarde, tegen die van de Kompagnie niet kosten ophalen. Het best, dat de Afgezant verkregen hadt, was, ene vermindering van veertien duizend en vier honderd Tomaas, op de regten van de vorige jaren, en vernieuwing der oude verdragen. Doch het duurde niet lang; of men zag, hoe weinig ftaat 'er, op de fcho-  CAMPHUIS. (JOHANNES) 335 ne beloften der fchalkagtige I Perfianen , te maken was. Tot hier toe. gedurende het bettuur van den Heer CampBüis, niet dan buitenlandfe zaken verhaald hebbe dé, ftaat ons nu iets te mei leo, wat op de plaats zijns verblijfs gebeurde ; het behelst een zeer vreemd geval, da; zo wel den Raad van Indien, als deszelvs Hoofdlieden verdeelde, en voorviel in de ja,en 1676 en 1680, bij ge'e-ei heid van de crkiezinge van een Bailjuw van Batavia. De Heer Camp uis verklaarde zig, bijrdie verkiezing, voor der. Heer Dispdnty.v; doch alle de andere Heien gaven hunne ftem aan den Heer de BollAtitï en trokken de 'aak verder, dan welvoegeujk was, tegen den Gouverneur-Generaal; die, in akesevallen, de magt heeft, om, voor zijne rekening te nemer:, het geen hij oir. baar vindt, mits 1 kenfchap van zijn doen gevende. Het gedrag der Raden mishaagde den Gouverneur, die wel zag, dat (zo hij het in dit geval gewonnen gaf, zijn gez.ig, in het vervólg, niets te beduiden zou hebben. Om heizeive dan, ftaande te houden , wilde hij, dat de door hem benoemde den voorrang zoude behouden. Doch die van den Raad zetteden 'er zig, met zo veel gewelds, tegen, dat één van hen, in drift, den Gouverneur toebeet: „ dat zij, die hem Gouver„ neur-Generaal gemaakt hadden , hem öp*k wederom konden „ afzetten, en zijn ambt ontnemen." Camphuis, zulk een honende taal, in ene vergaderinge, waar in hij Prefident was, niet gewoon, en nu, minder dan te voren, genegen om zig wetten te laten voorfchiijven, antwoordde, met zijne gewone bedaardheid: ,, dat, zo mijne Heren de Raden magts genoeg „ hadden hem af te zetten, hij dan niets meer te doen hadt, „ en dat hij hun goeden dag wenschte." Ten zelvden tijde vertrok hij, en kwam,. in geene twee jaren, wederom in de vergadering. De andere lieten, egter, niet na, 'er alle dagen te verfchijnen ,. als gefield zijnde om over de zaken te raadplegen. Maar, zo zij enig befiuit namen, dat niet naar den fmaak van den Gouverneur was, vernietigde hij hetzelve, zonder zig met iets te moeijen, Ook begaf hij alle ambten en bedieningen , naar zijnen wil , zonder dat hem iemand durfde tegenfpreken. De  CAMPHUIS. (JOHANNES) De Raden bragten hier wel hunne klagten tegen in; doen. de gematigdheid en bedaardheid van den Gouverneur-Generaal verijdelde die allen. Dit gedrag werd in Holland door de Kamervan Zeventienen goedgekeurd, tot fpijt van zijne tegenftan-: ders, die hem nu niet meer in zijne vorige waarde, maar als enen Vorst zagen heerfchen, waar van nog nimmer, voorbeeld geveest was. Wat het ambt van Bailjuw betrof, hetzelve werdt, tot nader order, waargenomen door den Heer van, Mook, Drosfaard van het platte Land, die, bij zijn overlijden, in 1679, deze beide ambten openliet Camfhuis gaf het eerfte daar van aan den Heer Dispontyn, en het tweede wilde hij opdragen aan den Heei Bollan , voor wien hij medeveel achting hadt. Niettegenltaande zijnen natuurlijken zagt.en aart, deed Camphuis , egter, zien, dat hij geledene verongehjkingen niet ligt vergat. Want, op zijn aanftoken, zegt Valentyn, was het, dat de Ed. Heren Bewindhebberen van de Kamer van Zeventienen, in het laatstgemelde jaar, den Heer Antfony Hurdt , Directeur-Generaal, bedankten, met aan hem de keuze te laten, om als vrijman in de Indien te blij ven,, of naar Nederland te keren. Hurdt koos het laatfte, en ftierf in het zelvde jaar, gelijk ook de Heer Ait, waar mede de zaken veel veranderden; zijnde die beide Heren altoos de grootfte tegenftanders van den Gouverneur-Generaal geweest. In 1690, werd Camphuis , door den zwakken ftaat zijner gezondheid, genoodzaakt, andermaal zijn ontflag te. verzoeken, 't geen hij ook verkreeg, en op ene wijze, die hem totveel eer verftrekte. Bij dit zijn ontflag gaf de Kamer van Zeventienen hem de vrijheid, om naar Europa te keren, of in Indien te blijven, met behoud van rang naast den Gouverneur-Generaal, en ook van zijne wedde, benevens ene lijf-, wagt van een' Faandrig, Sergeant en' Corporaal, met twaalf man, ten koste van de Kompagnie. 't Laatfte aanbod nam hij aan, en gaf zijn ambt, op den 24 feptember 1691, op de volgende wijze, over in handen van den Heer Willem van OmsHpORN, eerften Raad en Directeur-Generaal, die, door de 336  CAMPHUIS. (JOHANNES) 337 de bovengemelde Kamer, tot zijnen opvolger benoemd "was. De twee Heien waren aan bet boveneinde van de tafel gezeten, en de Raden van Indien volgden, ieder naar zijnen rang. Ter regtcband van de twee Generaals zaten de Leden van den Raad van Juftitie, benevens de twee Ëiskalen, en ter flinkerzijde de Schepens van Batavia. Het overig gedeelte van de zaal was vervuld met een groot aantal lieden van aanzien, bijeengekomen, om deze plegtigheid te aanfehouwen. Alle de fleutels, zo van de ftad als van het kasteel, lagen op tafel. Camphuis deedt een gepaste aanfpraak, betrekkelijk de plig:en van het ambt, waar mede hij de eer had genoten bekleed te zijn, en dat hij nu met blij ifchap nederleide, om van al den aibeid te rusten, die daar aan verknogt was. Daarna nam hij de fleutels op, en ftelde die aan zijnen opvolger ter hand, hem tevens te. kennen gevende, dat zij vrij gewigtig waren. Toen begaf bij zig naar zijne woning, en nog dien zelvden dag naar zijne lustplaats, buiten de Nieuwe poort, aan de rivier en weg naar Jakatra. Hij oveileed op dit zijn lusthuis in 't jaar 1695,.het vierde jaar na dat hij de landvoogdij hadt afgelegd, in den ouderdom van juist 61 jaren; want zijn iterfdag, den 18 julij, was ook zijne geboortedag geweest. Men bragt hem met een ongemene pragt ten grave, overè'enkomftig zijnen hogen rang, en ieder, welke zijn lijk gedragen hadt, werdt met enen gouden gedenkpenning, zesenzestig guldens waardig, ter gedagtenis befchonken. Op derzelver voorzijde, houdt, onder den Ci el vliegenden Tijd, het Minnewigt, 't gene op twee ftukken kanon en even 20 vele lijktoortszen zit, enen uitgefpreiden wimpel, waar op deze vier digtregels gefield zijn: De Tijt valt d'eene kort, en d'andre weder langh En onderwijlen gaet de Tijt altijd haer gangh: Wel hem, die defen Tijt op aarden foo beleeft, Dat hij niet voor het eind van zijnen Tijt. en beeft. Boven zijn aangenomen wapènfïfeiW , 't gene, mids hij een zilverfmids knegt eertijds geweest was, uit enen gehaï-' V. Deel. Y nas-  gg KAMPHUIS. (JOHANNES) casten arm, vasthoudend enen hamer, beftaat, leest men dit OPfchrift in enen wimpel, die op de tegenzijde gezien wordt i JOHANNES CAMPHUIS, Gebooren tot Haarlem den 18 Julij 1634, Sijnde federt den 11 Januarij 1684 Tot den 24 September 1691 Geweest, Gouverneur Generaal Van Nederlandsch India. Obiit Batavia den 18 Julij 1695. Op een verheven graf, 't gene tusfen twee kindertjens eendoodshoofd en twee doodsbeenderen draagt, leest men diC agtvoudig kluppeldigt: Mijn aertfche Camphuis was vergaen, Mijn tabernakel kon nau ftaen, Doch ik fagh op een vast gebouw, Dat eeuwigh fijn en duuren fouw, Een plaets door Jesus toegefeijt En in Cjns Vaders huijs bereijt: Wel zaligh » die mensch zijn lodt, Die heeft een timmeringh bij Godt. Camphuis is nimmer gehuwd geweest; heeft ook nimmer, voor zc veel men weet, kinderen bij flavinnen geteeld, dat anderzints.wel de Oostindife mode is. Hij was, zeggen zijne tijdgenoten, eerder groot dan klein van ftatuur, met fchone grote. 99Sen>, en een blozend vrolijk wezen; matig in levenswijze, kds in zeden ; eerlijk cn opregt, maar tefTens omzigtig in. ^e zamenlevinge; vlug van begrip, weinig over zaken fpre, fcende, maar met oirdeel en welgepastheid daar 't nodig was ; cr> viiendlijk tegen Groten en Gemeren ; en hoewel |Ofidaartig en mededogend van aart, egter ftreng als de omfendigbeid zulks vorderde; gelijk bleek in het geval van ene Wmi Wende, dat hare geboorte en hare vrienden, |*P \?y& « Doopsgezinden. Agt jaren hadt Dirk nanwlijks 'bereikt, 'teek beide zijne ouders hem ontvielen, en hij gefteid wierdt 'onder het opzigt eens ouder broeders, die hem bij den Kanttfch& •djr DiDERiK Govertze beftceddp. Op den ouderdom Van agttien jaren hadt hij zo grote vorderingen gemaakt, dat bij^ volgens het getuigenis van Houbraken, zijn meester in de 'konst te boven ftreefde, beflaande zijne gefchilderde taferelen 'doorgaans in boere-üalletjes, en landfchappen met 'beeldjes-,, koeitjes, paarden -enz., ook verbeeldingen van manefdiija. Sommige van zijn pentekeningen waar in bij zonderling uitflak, berusten nog bij zijne vrienden'; zeldzaam komen Auk> 'ken van dezen meester op verkopingen voor; op ene'van den Baron Scnoxc orn, te Amfleldam den 'yS april 1738 gehciden, goid een klein ftukje van hem een Pleisterplaats verbeeldende, 36 giii'd. 10 ftuiv. Op aanzoek nu van den -Gorhm* fin Rektor, die Camphuizen's bekwaamheid kende en hcog waardeerde, zag hij thans af van het fchilderen,'en-lcide «ig £oc op het leren van 't latijn; en hij maakte -20 grote 'en fpoedige vorderingen in deze oeffenii g-, dat hij, na een tijdverloop van driejaren, bekwaam wierdt geoiideeld-voor het •Akademisch onderwijs. Als toen vertrok hij naar Leijden, zijnde van fterks aantevelineen voorzien bij den vermaarden Arminius, wiens >gêMatigde leerbegrippen hem ook inzonderheid bevielen. Spoedig kwam hem de gunst te Rade, in welke bij bij den Hoogleraar Ihmdt; want als deze, door den Heer van Langëhak^ om een bekwaam leermeester voor zijne kinderen, wierdtafcrjv.gezogt, prees Arminius als zodanig zijnen leerling Camphto2en aan. De ijver, met welken hij zig van zijnen post kweet, '.gaf gelegenheid, dat ook die van Geheimfchi ijver, van dipn Heer, eerlang, aan hem wierdt opgedragen, 't Geviel, terwijl Gamphuizen hier inwoonde, dat de plaats van -Gouvernante over het huisheftuur van den-gemelden 'Heer open viel •Gedurende zijn verblijf te Leijden, wasCamphuizen in kennie 'geraakt met en verliefd geworden op Anna of Annéke AurmoK^, «zuster van zijnen Mede-Student -Joiian Alempokp^, 'zoon rü ¥ -3 'rdta  34z den Direhechifen Leraar Govert Alendorp. Zijn huwelijksaanzoek was te leur gelopen, door de ongezindheid der moeder, om hare dogter ten egt te geven aan iemand, de gevoelens van Arminius toegedaan. De gunst, in welke Camphuizen bij den Here van Langerak ftondt, nam hij te bate om zijne beminde Anneke in de gemelde hoedanigheid aan te prijzen; ook Haagde hij hier in naar wensch, en fmaakte dus 't genoegen om het voorwerp zijner liefde dagelijks te zien en te fpreken. Doch de onderlinge gemeenzaamheid liep wel haast in 't oog, en wierdt gevolgd van het befluit der gelieven om hunnen dienst te verlaten. Zij vertrokken naar Gouda, en begaven zig, na enige tegenkanting eer moeder van Anneke , ia 't huwelijk, op tusfenfpraak eens Dordrechtfeü Leraars. De Heer van Langerak vereerde hun, uit oude genegenheid, icoo guldens tot aankoop van huisgeraden. Na de huwelijksvoltrekking begaf zig Camphuizen met des woon naar Gorhim. Uit het taalonderwijs aan de jeugd, ten zijnen huize, vondt bij hier zijn beftaan. Zijne fnipperuren befteedde hij vooral aan het lezen eer Schriftuure. Dit verwekte ih zijn gemoed bekommering over het dus lang uitgeftelde ontvangen van den Doop, en hij deedt zig die gewijde plegtigheid toedienen door enen Leraar te Arkcï. Intusfen deedt 's mans vlijtige Schriftuuroeffening, de bevoegdheid tct het predikambt, uitbotten. Na enige malen, in Waterhui, dat werk verrigt te hebben, verplaatfte hij zijne woning naar Utrecht, op de uitlokkende nodiging van enige vrienden, dat men 'er hem zoude voorthelpen. De oude gedegenheid van den Here van Langerak kwam hem hier op nieuw te ftade, in het bekomen van den post van Preceptor in het vierde klasfe der latijnfe School, Gemeenzame kennis hieldt hier Camphuizen met zékeren Predikant'TAURiNUS. Het geftadig aanhouden van dezen was oirzaak, dat hij een vast befluit nam om zig op het prediken toe te leggen, en, om dit gewigtigwerk te onbelemmerder te kunnen waarnemen, den fchooldienst te verlaten. Verftoken van zijn gewoon en eenig middel van beftaan, verviel hij, eerlang, in bekrompene omftan- dig- CAMPHUIZEN. (DIRK RAFAELSZd)  CAMPHUIZEN. (DIRK RAFAELSZ.) 34" «hghelen; uit welke hij,'op zekeren tijd, :toën 'hem de 'bchoefte begost te knellen, gered wierdt, door de komst 'van een ichippersknègt ten zijnen huize, brengende, op eén mol», gen, een pakje met 75 guldens, onder het'opfchrift: Aan Dirk Rafaelsz. Camphuizen. Op de vraag, 'van wieh het kwam, ontving hij onzeker befcheid; den gever heeft'hij hiitf» •m'er geweten. Ten nutte "zijner huisvrouwe, welke met'min. der gelatenheid dan hij de behoeften droeg, 'trok Camphuizen, «it deze gebeurtehisfe-, dit gevolg: Zie toch, hoe God 4e zijnen cl flapefiie verzorgt. Onder dit alles nam Camphuizen, var) tijd tot tijd, dein dienst waar, voor zijnen vriend Taurinus, in de Domkerk-, ouder een 'grooten toeloop. De Heren Ledenberg en Langerak bezorgden hem, kort hier op, een beroep in het Stigtfs dorp Vleuten, ruim een uur van Utrecht gelegen. Twee jaren hadt hij hier, tot algemeen genoegen van alle Gezinten, zetv van Roomsgezinden, zijn ambt 'waargenomen'toen hem 'en 'zijns geUjken, bij openbare afkondiging, het prediken, op ïijfftraffe, vei boden werdt. Op verzoek van enige Amfleldam. miers, verreisde hij toen naar hunne ftad, doch onderweg * 'Vervielen hem enige foldaten, 'die hem naar Heusden voer"den, alwaar hij veertien'dagen gevangen zat. Deerlijk fukdkelde hij zints dien tijd; zwervende van plaats 'tot plaats; zo dat zijne huisvrouw dikmaats van zijn verblijf onkundig wam Den meesten tijd Qeet hij te Amfleldam, alwaar hij zijn vast "Verblijf nam,'en zig met de zijnen geneerde met het fehrïle inkomen, voorspruitende uit het vertalen van latijnfe ^boeken. Een gunftiger aanblik fcheen thans het lot van Camphuize» vie zullen aannemen. In gemeenfchap geraakt zijnde met zeteren Pieter Arentsz. , Drukker en Boekverkoper , verhuisde hij naar Norden, in'Oostfriesland, en Haagde 'er 20 g's'lukkif, in die nering, dat hij met de zijnen ene ongewone -ruimte van beftaan genoot. Te-'Norden woonde toen ter tijd *de bekende verdreven Remonftrantfe Leraar Joaünës Geestë%anus. Mét dezen fpande Camphuizen samen, in het betc-  344 nen van liefderijke hulpe, fomtijds met gevaar van hun leven' aan de zulken,.- welke van de pest wierden aangetast, die thans in Oostfriesland woedde, en duizenden ten grave fleept*. Geesteranus wierdt zelv een prooi dier wrede plage , van ■welke Camphuizen met de zijnen verfcboond bleef. No-thans hadt hij niet lang genot van den tegenwoordigen voorfpoed. In 't zekere onderl igt wegens de nadering van enige Mansfelife troepen, met oogmerk om alles te verwoesten, ging hij fcheep met viouw en kinderen, en kwam, na veel fukkeiens, te Harlingen. Zijne Stigtelijke Rijmen, ten grootften dele hieg .gefchreven, waren de vrugt van zijne ledige naren. De hebzugt, of misfckien de armoede ener gewezene dienstmaagd, deedt .hem, na een jaar rustgenot, ook dit verblijf verlaten. Met een Soldaat getrouwd, en dus een fober beftaan hebbende, luisterde zij haaien man in 't oor, voorheen wel gehoord te hebben, dat met het. aanbrengen van Camphuizen vijf honderd guldens te verdienen was, en fpoorde hem vervolgens .aan om dien prijs te trekken. Tot geluk voor onzen zwerver, was de Soldaat geen zwijger; bij tijds het boos opzet vernemende, ontweek hij den ftrik, hem gefpannen, door zijne vlugt naar het eiland Ameland. Hier vertoefde hij negen maanden; den tijd flijtende, en enig beftaan vindende uit het vertalen van etlijke franfe boeken; ook was het hier, dat hrj zijne verhandeling over 't onbedrieglijk Oirdeel vervaardigde. Negen maanden hadt Camphuizen op dit eiland doorgebragt, toen zijn zwak geitel, aan de zeelucht ongewoon, hem noodzaakte, van woonplaatze, op nieuw te veranderen. Hij verkoos dezelve te Dokkum, in Friesland, hoewel hij 'er, niet dan met moeite, om dat hij een Arminiaans Leraar was, van de Overheid vrijheid van inwoning konde verwerven. Deze bekomen hebbende, begon hij, met overleg zijner vrienden, den vlashandel, die hem een eerlijk beftaan verfchafte. Onder dien handel leide hij de laatfte hand aan de twee eerfte Delen zijner Stigtelijke Rijmen, en liet ze te Hoorn drukken. Zedert onthieldt hij zig enigen tijd te Delft, op verzoek van zijnen vriend, den vermaarden Schilder Miereveld, welke hem -CAMPHUIZEN.' (DIRK RAFAELSZ.)  CAMPO. (HEïlviETUK 'vto) 345 hem derwaarts had ontboden , om zekeren jongeling, des Schilders bloedverwant, die in 't gemoed wierdt bellieden, door zijne troostredenen in zielsgezondheid te herftellen. Gelukkig Haagde Camphuizen in die moeilijke taak. Na zijne tJrugkomst°van Delft, maakte hij enen aanvang van de Uitbreiding over Davits Pfalmen ; hij fchreef en voltooide dezelve in zijne morgen- en avond-uren: want zo druk liep thans zijne winkelnering , dat dezelve liem over dag weinig ledÈ pen tijd overliet. Zijn laatfte letterwerk was deze nutte en ftKelijke Pfalmberijming. Kort na de voltrekking daar van, ftome hij in ene zware ziekte; deze maakte een einde aan zijn werkzaam leven, op den 9 m des jaars 1626, m den ouderdom van bijkans 48 jaren, 's Mans Huis en Graf plagten, nog lang daar na, aan nieuwsgierige vreemdelingen, te Dokkum vertoond te worden. Sakdii, Biblioth. An- titrimtar. p. 112, 113. Paquot, Mem. Utt. Tom. XIV. p. 259-263. Leven van Camphuizen voor zijne uitgev. Werken. G. Brandt, Hifi. der Reform. III. D. bl. 394- 793- 795, 79  CAMSTRA. CANDA. CAND1DUS. CANISIUS. CAMSTRA (RIENK van) , in Jeljum, een zoon van Fei-co van Camstra, in Wirdum, en Syts Sjaarda, is geweest Raad van den Hertog van Saxen, en naderhand van Keizer Karel ken V. Hij is gehuwd geweest aan Gerlanda Hoxwier, bij wie hij twee kinderen heeft .yerwekt. Ten jare 151Ö. werdt Rienk benevens Hessel Martena, aan den Koning van Spanje gezonden, ten einde dien te bewegen, om. Leeuwarden te ontzetten, welke Had door de Gelderfen belegerd was. In het zelvde jaar door den Koning van Spanje tot Grietman van Leeuwardera'eel aangedeld zijnde, protesteerde hij den 29 october voorde Ra'en des Konings, dat de Raad en Burgemeesteren van Leeuwarden hem verhinderden in zijne jurisdictie, aannemende om zijn regt te vervolgen, aangeven en verdedigen. Ferwerda, Gelagt- en IVapenb. II. D. druk 'van 1785. Schwartzenberg, Charterboek, II. D. bl. 90. 95. 340. CANDA (KAREL du), omtrent het jaar 15155 te St, Omer geboren , is Monnik en vervolgens Prior geweest van de Premonftratenfer orden in het klooster van Dammanen bij Amiens. Hij heeft uitgegeven: 1. La vie, faincleté, miracles £? acles de la Lanonization de St. Charles Koreomóe rjfc St. Omer 1614.jimo. 2. La vie de St. Thomas. Ib. 1615. cpto. Paquot, Mem, litter. Tom. XIII. p. 140. CANDIDUS (GERHARD), geboren te Anpwerpen, leefde omtrent 't einde der XlIIde eeuw. Men heeft van hem, een Journaal van het aanmerkelijkfie dat 'er in de Nederlanden is, voorgevallen zedert de maand april 1566, tot aan de maand augustus 1579. Met dit ftuk, 't welk in 't latijn is gefchreven, wordt het II. Deel befioten van de Anndles, five Hiftorice rérum Be'gicarum diverjis Auüoribus defcriptx. Francof. 1580. infolij,, F. Sweertii, Athen. Belg. p. 278. Paquot, Mem. litter. Tom. Lp. 71- CANISIUS (HENDRIK) of CANIS, uit een allerdeftigst „ geflagt gefproten, is geboren te Nijmegen den 24, metj 1531. Zijn 54-9  350 CANISIUS. (HENDRIK) Zijn vader was Di'rkCanisius en zijne moeder Anna de Walmen wü, dat hij een volle neef is geweest van den beroemden Pieter Canisius, waar van ftraks nader; ook was hij vermaan fchapt aan Quiryn van Leeuwen of Leoninus, Aartsdiaken en Vikaris van het bisdom van Regensburg. Men vindt niet gemeld, waar Hendrik zijn eerfte lettcroeffeningen heeft verligt; maar wel, dat bij te Leuven in het burgerlijk en kerkelijk regt heeft geftudeerd, onder Pieter Peckius, Jan Wamesius en Filip Zuerius. Van daar ging hij naar Italië, alwaar hij weldaaden ontving van Kristoffel Fugger, Baron van Kirchperg en van Weisjenhor.n. Denkelijk was het hier ook, dat hij de waardigheid van Doktor in beide de regten verkreeg. Uit Italië terug kerende, zette hij zig te Ingolftad neder, alwaarmen hem in 15.89 cieneerften Leerdoel in het kerkelijk regt toe* vertrouwde; welke waardigheid hij tot zijn dood toe heeft bekleed , zijrde ongehuwd geftorven volgens fomtrngen , daar anderen willen dat hij niet alleen getrouwd is geweest, maar zelvs een z^ner zonen, Dirk genaamd, Burgemeester te Nijmegen is geweest. Hij leefde met vele Geleerden in vriendfchap, en onderhield briefwis eling met hun; ook dragen zijne werken getuigenis dat hij een zeer fehrander Canonist was, in den grondde kennis van het burgerlijk regt bezat, en daar benevens door en door ervaren jn de litteratuur, in de kritijk, in de kerkelijke oudheden, en in de gefchiedenis van de middeneeuwen. Hij heeft het gemenebest der Letteren dierbaar aan zig verpligt, door het uitgeven van zijne Lebliones Antiquce, Wat zijn gedrag betreft, wordt hij ons gefchetst als een manvan voorbeeldige zeden, die een zeer geregeld en ftigtelijk leven leidde; ook ontmoet men niets in zijne fchriften, 't welk .• iet dienstbaar zoude zijn om dat denkbeeld te bevestigen; zij bevatten vele blijken van zedigheid, opregtheid en godsvrugt. Hij heeft in druk uitgegeven: 1. The/es Juridica de PosjesJiene Éfc. Ingoljt. 1592. Ato. 2. Thejes Jurid. de Prajumptionibus & jurejurando. Ib. 1594. /ito. 3. Summa Juris Camnici, >nIV. Injiitutionum libros ceiitratca. Ib. 1604. Svo. 4. Comment.  CANISIUS. (HENDRIK) sb Ruime. Lilr. VI. Decretalium. Ingolji. 1600. 4S0. 5. Victorts, Episcopi Tunnunenfis, Chronicon. Johannes Biclarensis, Episcopi Gerundends, Chronicon. Luitpranm , Episcopi Cremomnjïs, Legatio ad Nicephorum Phocam, et Jyncdos Bavarkas tempore Caroli Magmi. Omnia mme primum edita fiudio £? opera Hekr. CaWSB: Ingolji. 1600. 4fo. 6. Refutatio tr'mm tractatuwn editorum a quodan Jwisconfulto Heidelbergenji, Jnb Marsilii de Padua, ci? Gülielmi Occami nomhie tj'c Ib. 1600. 4to. 7. Hijiaria mifcella Pauli Diaconi, d Landulpho Sagaci ad Imperium Leonis quarti prodidla, & notis üluftrata. Ing. 1603. ïimo. 8- Prceleüiones Acai. in duos titulos fmgulares Juris Canonici: L de Decimis, Primitiis, & Oblationibus. II. deUJuris, in quo & de Antkhrefi, & Cenflbus^ Jive Reditibus onnuts, Ingolji. 1609. izmo. 9. Posthuma de Sponjalibus Matrimoniis $$c. Ib. 1613. Vimo, 10. Commentarius in Librum III. Decretalium &c. Ingolji. 1643. 121110. 11. Opera quee de Jure Canonico rel'quit- Lovan. 1649. 4». 12. Antiqua Leüiones, flve antiqua Monumenta ad Hiftoriam media aiatis üluflrandam nunquam fllita. Omnia mme primum è MJs. edita Notis üluftrata. VI Tom. Ingolji. 1601--1617. tfo- Een nieuwe druk van dit werk, ■ve fcheen in 't licht door de bezorging van den geleerden Jakobus Basnage, Predikant in de walfe gemeente te Rotterdam, onder dezen tijtel: Tliefaurus Monumentorum Ecclefiasticorum & Hiftoricerum, Jeu Henric» Canisii Leüiones Antiqua, ad JecuIprum erdinem digeftce , rarisque Opuscidis autta. VII Volum. Antverfa 1720. in folio. Deze uitgave, op kosten van de gebroeders Wetstein, Boekhandelaars tè Amfleldam vervaardigd, is niet alleen met een groot aantal nieuwe belangrijke ftukken vermeerderd, maar tefiens ook door de Heer Basnage verrijkt met algemene Voorredens betrekkelijk de Kerkelijke Oudheden; en bijzondere Berigten voor ieder ftuk geplaatst, die 'er de eigenlijke Schrijvers van opgeven; voorts met een menigte korte aantekeningen, die aan de duistere plaatzen het behoorlijk licht bijzetten. Possevini, Apparatus, ■ edit. 1608. Tom. I. p. 724. F. Sweertii, Athen. Belg. p. 324. Val. Akdr., Bibl. Belg. p. 344-346. J. F. Foppens, Bibl. Belg.  35* CANISIUS. (HENDRIK) Belg. p. 435-437. Tob. Magiri, Eponymohg. voet Joh Alb Fabhicii, Biblioth. Gr. L, VI. C. X. XXXV p. 7.0-780 F G Freyta.g, Analecl. litterat. p. 200, 201. C. Saxi, 0TOBfc ifcr' Fars IV. p. 54. Baillet, Tom. II. p. 206. Dav C™, Bibl. Cu, Tom. VI. p. I97..20S. p M£;; letter. Tom. XIV. p. r26-l65. j. F. DE CnAUFEEléj ^ «!/'• lom. 1. p. no. Ato. (4). CANISIUS (HENDRIK), geboren in 's Hertogenbosch omtrent -tjaar 1624; vierde, 16 jaren oud zijnde, Augustijner. Monmfc in bet klooster van die broederfchap te Am-enen; sedert beklom bij den eretrap van Licentiaat inde godgeleerdheid te Leuren. Ten jaie !66o, wierdt hij verkoren tot Prior van het klooster te Dendemonde, en enigen .tijd daar na verkreeg hij aan het Hogefchool te Douai de waardigheid van Doktor. Vervolgens was hij drie jaren Prior te Ttrlemont, en zes jaren te Mastricht. Zig naai Rome begeven hebbende, om enige zaken betrekkelijk zijne klooster-orden te ve.rigten, wierdt hij zeer gunftig door de Prelaten van dat Hof ontvangen, en verkreeg tot driemalen toe gehoor bij Paus Innocentius 'den XI. In de Nederlanden terug gekeerd, wierdt hij ten tweedenmale Prior te Mastricht. Men maakte hem vervolgens Provinciaal en Vikaris van het klooster te Leuven. Te'midden van het waarnemen der bezigheden aan deze ambten, verknogt, voelde hij dat zijne kragten verminderden, bedankte voor zijne* bedieningen, en begaf zig naar Antwerpen, ten einde zig tot den groten flap naar de eeuwigheid voor te bereiden. Op het einde van 't jaar 1688, wierdt hij door een derdendaagfe koorts, aangetast, waar van hij genas, maar nieuwe aanvallen daarvan geleidden hem naar het graf den 4 maart 1689, in het 656e jaar zijnes levens. Deez' Geestelijke was ongemeen ijverig in het voortplanten van zijne geloofsbelijdenis, en daarbij van de. nodige gaven voorzien om den kanzei op te treden. Men heeft;van hem in druk: 1. Car'minum Fasciculus. Lov. 1660. iimo. 2.-Manipuhis Sacrarum Orationum £fr. Ib. 166U. J2tm. 3. Fax (?.«;» Charitas, per easjtie chara Unita:, a pa, •a?->S' et*  CANISIUS. (JAKOB) 3$3 cifico Principe D. Ar. Jesu Christo Apoftolis fins feepe- dicta, d»t», commendata, dein a S. Paulo variis prceclürisque fententiis prse. dicata &c. Antv. 1685. in folio. le Tombeur, p. 50., 378. Paquot, Mem. litter.. Tom. XIV. p. 163--165, CANISIUS (JAKOB), is geboren te Nijmegen, van Drss Canisius en Wendel Visser, 's Mans overgrootvader was voortgekomen uit een adelijk geflagt van Doornik, en had den bijnaam, op den Hond, naar een zekere ftreek lands, niet verre van Doornik, waar op hij woonagtig was , aangenomen. De grootvader en vader van Canisius waren, te Nijmegent mannen van aanzien, en leden der regeringe; getrouwe voorftanders van de regten en privilegiën der ftad; altoos waakzaam tegen de fteeds toediende magt der Hertogen, en, uit, dien hoofde, geacht bij de Burgers. Canisius, zijne ftudien volbragt hebbende, werd, te Orleans, Doktor in de regten , alwaar hij.zig zo groot een naam maakte, dat hij tot Gouverneur van den jongen Hertog van Lotharingen aangefteld wierdt; welke post hij, gedurende vijf jaren, met eer , bekleedde. In zijne geboorteftad te rug gekeerd zijnde, wierdt hij Deken van 't St. N'.klaas-Gilde, en kort daar na Burgemeester. Zeer fterk ijverde hij tegen Hertog Karel van Gelder ; en t werd , grootlijks aan zijn toedoen, gelijk ook aan dat van zijnen broeder Otto, Meester van,. ■ t St-Niklaas-Gilds, ger trouwd aan' de weduwe van Egrert Biesman, benevens den Sch pen Jan Schenk, toegefchieven, dat de fteden weigerden, zig te houden aan het verbond, dat de Hertog met Frank, rijk gemaakt hadt; voorts zig verfterkten, en ronduit aan den Hertog fchreven, dat zij, zo wel als eertijds hunne Voorouderen , niet zouden weigeren, zelvs hun leven en goederen voor hem op te zetten; waarbij nog kwam, de verbintenis met enen uitheemfen Koning, bij welke het Vorflendom, en deszelvs gevelg , aan de Franfe Kroon eigen gemaakt was; 't geen hun zeer tegen ftond, cn deedt zeggen, dat zij liever als Gelderfen wilden leven en fterven, dan dat verbond onderfchrijven; bereid zijnde, de reden van deze weigering, enhet V. Deel. Z ne-  nederwerpsn der bolwerken , door den Vorst in de fteden gelegd, bij alle Vorften en Volken, goed tt maken en te verdedigen.. Ook' werd Canisius voor de voornaamfte oirzaak gehouden, dat het verdrag, gemaakt met Hertog Willem van Cleee, doorgedrongen en hij daar na gehuldigd wierdt: om welke reden ook de woorden van den fterverden Hertog Kasel van Gelder waren: Canis, Cmiis, du kaf er hond, du hebst mi; gehvfen. Wegens de ftad Nijmegen, ftond hij bij de overgifte van het Hertogdom aan Karel den V; bij wellen Vorst hij zeer in gnnfte was, en door wien hij, tot zijnen dood, die voorviel in het jaar 1553, in de voornaamfte zaken gebruikt werd. Hij is tweemaal gehuwd geweest; eerst met Gelleee van Fwjwegen, wier moeder was Hilleke Roukens; en voor de tweede reize, met Wendel van Berg, wier moeder was Grietje Zeller, .Uit het eerfte huwelijk werden geboren, Peter Cakisius, waar van hierbeneden, en vier dochters, <éne van welken het geestljjke gewaad aannam, en de andele"; san de Raadsvrïenden van Triest, Uwens en Ryswtk, uitgetrouwd zijn, Uit het tweede huwelijk had hij drie zoqïies, waar van 'er twee in de orden der Tefuiten zijn gegaan, en één in Duitsland getrouwd is, en ééne dogter, die gehuwd is geweest aan Niklaas van Valkenburg, te Haarlem. *=*?r- êlichtenhqrst, Geld. Gefchied. XI. B. bl. 418. *EGIS- CANISIUS. (JAKOB)  REGIST32& Van dé PERSONEN WAAR VAN IN DIT DEÊfc GEHANDELD WORDT. Bladz. Brouwer (Adriaar.), Konstfchilder. . . j. Brouwer (Broüërius), P» ë«Jz'faïfjJ £e Amfleldam. 14. 'Brouwer (Hendrik), G<«verneut--Generaal vanNeerlands Indien. . 14. brouwer ('akob) , Prior van het Dominkiner Klooster te Afwerpen. . 17. Brouwer (Jakob Dirkz.), Vrijheidlievend Burger te Enkhuizen. -. . ig. Brouwer (Johan) Michielszone, Schepen te Dord. reek. . . 2T. Brouwer (Kristoffel), geleerde Jcjuit en Rektor te Tricr. . . 21,, Brouwershaven (Petrus) , voornaam Rooms Godgeleerde. . 23. ■Brucaeus (Hendrik), Schepen te Aalst. . 23. Bruel (Joachim), Prior van . het Augustiner Klooster te Keulen. . . 24, Sruele (Gualtherus), Med. . Doktor cn Bcoeffeitaar dér Maihem. Weienji happen. 26. Blank. Bruges (Eugenius de) , Priester en Geestelijke van de Orden der Kapucijnen. 2 Bruges (Jakob Niklaas), Graav van St. Amour, Landvoogd en FeldmdrJchalk van 't Graavfchap Namen. . , - Bruges (Raoul van)-, Siéfrekundige. , .32-. Brugge (Rogier van)-s Konsljchilder. •„ >, ^ Eruggen_ (Hendrik van), Konstjchilder. > " jju' Bn;gman (jan), Fran eiskaner Monnik te Amfleldam. v. , ^ Brugmaris (Anthoay), Hoogleraar in de Wiskunde en Wijsbegeerte'ie "Groningen. . »^ Bruhezen (Johatines van), Deken van het Kapittel ten Dom te Utreehu -ijk Bruhezen (Piètér van) , • -Stads Med. Doktor ie Brugge. , 'zie -Buïlus. •Euifero (Diderik)-, Waaden Secretaris te VtisJinten. -. -. ., -Buiskes (Pieter Luitjeszoon) , Burgemeester & ■■Enkhuizen. -. •. >i£ffa Buisferet (Frans)-, -Aartshisfchop van Kamerik. ïtfb& Euisfon (Jan de), Vicekancelier van het -Hogefchool te Douaij. -. id&, Bukentop (Hendrik 'van), Lezer in het Klooster 'der ■Rekolletten te 'Leuven. jHffe. Bulgarus (Robiecht), £>o■minikaner Monnik en >ïn'quijïteur in Flaandereii. "iiï-„ Bulius (Niklaas), 'Stads Med. Doktor en -Hoofdofficier te 'Hoorn. . 'ii 'i. Bullart (izaak), Groót-Bail- .jmv van 'St. Vaast. tEi^, Bulteel (Gislenus), Latijns Digter. . . >ufa -Bulthuis (Johannes)', 'Predikant te Sneek. Buma (Hotze), 'Bevelhebber in Friesland. , \ 7Jb. Buma (Johannes), Hoogleraar in de Godgeleerdheid te Utreclit. . . 149. Blada.' Burman (Frans), Junior, Hoogleraar in de Godgeleerdheid te Utrecht. 151; Burman (Frans), Lt. Kollonel. . . 154, Burman (Johannes), Med. Doktor en Hoogleraar in de Knddkunde te Amfleldam. . . 155. Burman (Kasper), Vroedfchap en Schepen te Utreclit. 155. Burman (Niklaas Laurens), Med. Doktor en Hoogleraar in de Knddkunde te Amfleldam. . . 157. Burman (Pieter), Hoogleraar in de Gefchiedenisjen, Litteratuur en Digtkonst te Leijden. . . 161, Burman (Pieter), Hoogleraar in de Welfprekend. held, Gefchiedenisfen, en Digtkunde te Amfleldam. 173. Burmania, oud en aanzienlijk Geflagt in Friesland. 177. Euimania (DoutveBofhnia vw),HoltphesterenPluimgraav van Friesland. ïjg, Burmania (Gemme van), ijverig Veorflander der vrijheid in Friesland. . 180, Burmania (Gemme Onuphrius van) , Generaal van de Infanterie. . 181» Burmania (Upko van) , Tekenaar van 't Verbond der Edelen. . . 183. Burnet (Gilbert), Bisfchop van Salisbury. . 184» Burrus (Pieter), Kanunnik van de Hoofdkerk te Amiens. . . 195.  II E G I S T E Ré Bladz. J5ars (^Egidius), Predikant en Rektor der Latijnfe fcho■ . (en te Middelburg. 198. Burs (Jakob), Predikant te Tholen. . • *99- Bury (Willemde), Raadsheer te Brusfel. . 200. Bufams (Gerard) , Kanunnik en Prediker te Kanten. 201. Bufaeus (Jan) , Jefuit, en Meester der Proevelingen. 201. Bufieus (Pieter), Jefuit en Godgeleerde. . . 202. Buschman (Jakob), Predikant te Elburg. . .203. Bufennius ( Anthony), flads Med. Doktor te Antwerpen. ... 203. Bufius (Niklaas) , Deken van het Kollegie der Kanunniken te Hilvarensleek. . . 204. Bufius (Paulus) , Hoogleraar in de Regten te Franeker. . . 204. Busfcbe (Alexander van den), Officier van Hendrik den III. Koning van Frankrijk. . . 205. Eusfchius (Michiel), Hoogleraar in de Regten te Franeker. . . 205. Busfchof (Bernard) , Predikant te Utrecht. . 207. Butkens (Kristoffel), Cistercienfer Geestelijke in het klooster van St. Salvator - te Antwerpen. . . 208. Butrinto (Niklaas), Geestelijke van de orden der Predikheren. . . 210. Bladz. Buurt (Adriaan), Predikant te Amfleldam. . ■ 210. Buyens (Jakob) , Dominir kaner Monnik in het klooster van die orden te Antwerpen. • • 212, Buys (Niklaas) , Konstfchilder. . . 213. Buvs (Willem), Secretaris der Staten van Holland. 213. Buyfen (Anthony), Hoogleraar in de Geneeskunde te Antwerpen. . . 22& Buysfon (Guido de), Werelds Geestelijke. . . 226. Buytendyk (Godetvyn), Predikant te Dordrecht. 227. Buzelin (Jan), Jefuit en Geeste.ijke Coadjutor. 227. Eyl (Eduard) , zie Bilius. Bylandt (Jafon van), Predikant van den Ambasjadeur Langerak aan 'f Hof var. Frankrijk. -. . 228. Byler (Hendrik Carolinus van) , Predikant te Gieten in het landfcliap Drenthe. . . . 229. Bylert (Jan) , Konstfchilder. . . . 230. By'ing (Albert) , Dapper Krijgsman. . . 23Zi Bynaeus (Anthony), Hoogleraar in de Godgeleerdheid en Predikant te Deventer. 235; Bynkershoek (Kornelis v.), Prifident van den Hogen Raad in Holland. . 238. Bras (Anna), jonge Dogter en Schoolmeesteresfc teAr.twerpen. . . 262. Z 4 Eyns- 3?9  REGISTER. Bladz, Bynsdorp, 'Stigter van een ■Hofje te Amfleldam. . 263. Byrfeus (Frans) -, Rektor der Latijnfe Scholen te Nijmegen. . . 264. Bysteriis (Simon Lukas), Predikant te Jngen in de Betuwe. , . 264. Bysterveldt (Johannes), ■HpJprediker teNasjau-Ziegen, en Lid van liet Bordje Sijnode in 1613 en c, Cabelliauw (Boudewyn), Jefuit en Rektor in het Kollegie te Kasfel. 265. Cebelliauw (Georg), Benediktijner Monnik in het Klooster te Aldenburg. 266. Caelen (Hendrik van), ■Kanunnik van de' Hoofdkerk te Mechelen. . . 267, Caefar (Martinus), Praktijerend Advokaat te Zie■rikzee. . . 268. ■Caefarius (Hendrik), Remonflrantsgezind Leraar te Utrecht. . . 269. 'Caefarius (Johannes), beroemd Wijsgeer en Medicus. . . 270. Caefius a Zezen (Filip), Gejchiedjchrijver, Mathematicus en Digter. 27i. 'Blad^ Calafaer (Frans) , Gêeste- ' lijke van der Cisterfienjen orden en Abt van Villers. 27^ Calcar (Hendrik van), Abt van hel Karthiiizer Klooster ie Straatsburg. 273^ Caligator (johan)-, Godgeleerde en Bigter. . 274» Call (Jan van), Konstjcldl- der- ■ . 275-. Ce.11 (Jan van) Jiïn., Konst- Jchüder. . .. 277-. Call (Pieter van), Konst- Jchilder. ,x . 278* Cfillidiiis (Kornelis), Vikaris in de Parochie van N. D. de la Chapelle te Brusfel. . . 28o. Calfteren (Hendrik van), LeBor in de Godgeleerdheid te Vijmpen. . . 283. Calvyn (Johan), voornaam Kerkhervormer , benevens Hoogleraar en Predikant ■te Geneve. . . 284; Cambier (Pieter Kornelis), Dapper Jongeling. 297. Cambrai (Robbert), Kapucijner Monnik, Priester en Prediker te Rijsje!. 297» Cambre (Alexander de la), -Dominikaner Monnik in het Klooster te Rijsjel. 297, Cambry (Johanna), een dweepzieke Non. . . 298» Caraerling (Daniël Jan), Raad in de Vroedjchap en 'Bwgemeesterte Haarlem. 298» Cammen (Jan van der), Dominikaner Monnik en ■Prediker te Brusjil. . 299. Ca;»*  REGISTER. Bladz. Camminga, ten oui tdelijk Geflagt in Friesland. 299. Camminga (Hidde van), Parochiaan eerst te Dokhum , naderhand te Anjuin. . . • 303- Camminga (Pieter van), Heer van Ameland. 306. Camminga (Rienk van), een Friesch Edelman. 307. Campe (Jakob), Gecommitteerde Raad van Zeeland, en wegens die Provintie Kommisjdris op het Sijnode Nationaal te Dordrecht in 1618. . • 308. Campen (Jan van) , Konstfchildër en Bouwmeester. 309. Campen (Jan van), Hoogleraar in de Hebreeuwse taat te Leuven. ■ 310. 'Campen (Kristoffel van), Med. Doktor te Breda. 312. Campen (Sylvescer van), Penjionaris van Goes. 312. Camper (Petrus), Hoogleraar in de Geneeskunde, Chirurgie , Vroedkunde enz. . . .313' Campester (Lourens), Latijns Preceptor. . .326. Bladz. Camphuis (Johannes), Gouverneur Generaal van Neerla' ds Indün. . .326. Camphuizen : Dirk Rafaeis/:.), KonstjchlUer en Zededigter. . .340. Campo (Heimerik van), Hoogleraar in de Godgeleerdbeid te Keiden. 345. Campos (Di-minikus), Dominikaner Monnik. . . 346". Camftra, aanzienlijk Geflagt m Friesland. . . 347. Camftra (Foppe van), Tekenaar van 't Verbond der Edelen. . . 348. Camftra (Rienk van), Raad van Keizer Karei den V. 349. Canda (Karei du), Prior van het Cisterciënzer Klooster van Dommarten. 349. Candidus (Gerhard), Gejchiedfchrijver. . ■. .349. Canffii.s (Hendrik), Hoogleraar in de Regten te h> , golftad. . . 349, Canifius (Hendrik), Prior van het Augustiner Klooster te Mastricht. . . 352. Canifius (jakob), Burgemeester en Deken van St. Niklaas-Gilde te NijmeE"1' : - ; 3'SS- 3ÖÏ  BERiGT voor ï>én Binder, De PLAATEN te plaatzen in het V. Deel. ï. Pourtrait van JAKOB DIRKZ. JBROtT- WER Bladz. m ö. Mr. PAULUS BUIS te Utreck in zijn flaap. kamer gevangen genomen. . . . , 1Qti ÏH. pourtrait van JOHANNES CALVYN. 284» tV. Pourtrait van PETRUS CAMPER,. . . - 3,4v