VADERLANDS CHE HISTORIE. VYF EN VEERTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VERINNIGDE NEDERLANDEN, Uit de geloofwaardigfte Schryvers, en egte Gedenkftukken, zamengefteld. Met Plaaien. behelzende het vervolg van den jaare I787 en 1788. ten onmiddelyken vervolge van wagenaau's vaderlandsche historie. VYFËNVEERTIGSTE DEEL. Te AMSTERDAM, by JOHANNES ALLART. w nccxcviiz.   VADERLANDSCHE HISTORIE. NEGEN EN VYFTIGSTE BOEK. INHOUD, 'tiet voorgevallene te Amflerdam. Daar gefchiedt geene Oproeping der Burgerén om hunne bezwaaren in te brengen. Hoe het zich by de Regeeringsverftelling toedroeg. Afgezette Regeeringsleden. Bezending aan den Prins en Prinfesfe van wegen den herftelden Krygsraad. Aanfpraak des Collonels Jan Danser Nyman te dier gelegenheid. Amfterdam niet z« rust. Onlusten Joor de Soldaaten aangerigt en geflraft. Blyken van misnoegen ' onder de Burgery. L. Hovy's niet draagen van Oranje verweh op de Beurs groote Beweegenisfen. Beklag deswegen door yeele Kooplieden by Burgemeesteren. Sterke Afkondiging tot het draagen van Oranje daar uit gebooren. De Heer Hovy verlaat AmJlerdam. Etnige Heeren gedagvaard. Eens Dienstmaagd over het belachen van Oranjeopfckik geflraft. Moeite en geweld veelen over de wyze van Oranje draagen aangedaan» XXI. Deel. A &traf« LIX. SOEK;.  3 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. Strafoefening deswegen. Een Italiaan, wegens het niet willen draagen van Oranje de Stad ontzegd en geflraft. Derwaards geweeken Patriotten de Inwooning verbooden. De Waterfchout Nobbe gelast de Stad te ruimen. Indaagingen en geregtlyke vervolgingen. Lyst der flraffckuldigst getekenden. L. Hovy ingedaagd. Reynier Leendert Bouwens gebannen. Aanmerking van Botjwens deswegen. Banvonnis over eenige andere Heeren. De Regeering wil den Kerkenraad gezuiverd hebben. Vermaan aan de Patriottische Predikanten. De Ondertekenaars der Acte van Qualificatie uit den Kerkenraad gezet. Een weg, om in hun post te blyven, aangeweezen. Verklaaring ten dio" einde gevorderd. Der Jooden aflegging van den Eed op de Conflitutie. Beteugelingen van de Drukpers. Optochten der Byltjes. Begraafnis van Rannink. Staatlyke ommegang der Byltjes door de Stad. Voorzorg tegen belediging op de Landswerf. Hoe de Jaardag des Stadhouders gevierd. _ Het ongeluk veele Kattenburgers op een Zeïldag der Jagthave» overgekomen. De Kroonprins van Pruisfen met veel vreugds ontvangen. De Jaardag der Prinfesfe vereerd. De Prins met zyn Gezin te Amflerdam. Hoe daar onthaald. Schaarsheid in in de Stadskasfe. De Burger-focieteits Huizen geflooten. Beklag deswegen. Ingekogt door Directeuren van Doctrine & Amicitia. Schepenen weigeren de Overboeking en vervoegen zich by Staaten van Holland. Antwoord der Staaten. Op welk eene wyze de zaak gevonden. Wet des Genootfchaps hier mede over-  HISTORIE. £ 'Wereenkomflig. Herkomst en opgang van F'lix M:ritis. Het nieuw Gebouw ingewyd. ■Aanmerking over dusdanige Inrigtingen. Iets wegens eene oude voor/peiling ten deezen tyds gevonden. Hoe het zich te Schoonhoven toedroeg- Schiedam voorlyk in veranderingen te bewerken. Gedrag van den Heer f 'oom aldaar. Hoe "er Pielat van Bulderen bejegend werd. De Schiedammers deelden weinig in de bedoelde bevoorregtingen. Gefchapenheid te Gornichem. Regeeringsverandering. Slegte bedryven van van DiepenBRUGge en van Lom. Wat den geweezeti penfumarts van Byleveld wedervoer. Uitbundige- vreugdebetooningen der Brielenaaren. Plakaaten tegen Rustverjlooring daar geftreng uitgevoerd. Hoe het in kleindere Steden en ten Plattenlande toeging. Beweegingen in den Lande van Voorne tegen Van Andel. Rustloosheid te Flaardingen. Welke Perfooxen daar als Jlagtoffers van Burgerhaat vielen. Maasjluis zeer oproerig en fel gebeeten op de Patriotten. By sterheid te Tsfelmonde gepleegd. Hoe de Regeeringsverflelkrs te Hoorn ingehaald Regeeringsverfchikking aldaar. H. Carbasius verlaat Hoorn en fchryfi aan de Magiflraat. De Prins en Prmfesfe verwonderd dat Carbasius niet afgezet was. Schryven van dien Secretaris aan zynen Schoonvader den Voorzittenden Burgemeester j. van Hoolwerf. Afzetting van Carbasius.' Memorie door hem ingeleeverd ter zyde gelegd. De Schultery en Kerkenraad van Patriotten gezuiverd. J. van de Poll en C. Breebaar.t de Stad ontzegd. OproermaaA z kers LIX. soek.  4 VADERLANDSCHE LIX, boek, 1787. 1783. Het voorgevallenete Am(lerdam. Daar ge fchiedc kers ontjlaagen en herfleld. Alkmaar Hoornf tegenbeeld. Raadjlag daar genomen omtrent de Inlegering van Krijgsvolk. Verzoek om V zelve te hebben door, de Regeering tegengewerkt. By de komst der Regeeringsveranderaareti ontjiaat ''er onrust. Regeeringsverandering. De Schuttery hervormd. Optocht der Scheepstimmerlieden te Enkhuizen. De Kerkleeraar Muilman daar bedreigd. Geringheid der Regeer ingsveranderinge. Regeer ingsverfckikking te Edam. Wat des te Monnikendam gebeurde. Veranderingen te Medemblik. Veranderingen te Purmerende. Vreugdebedryven aan de Helder, op Texel» en Vlieland. Vervolging van G. Buyskens op Texel. ^^erlieten wy Amfterdam in de magt des Pruisjifchen Krygsvolks (*}; zagen wy die Stad door den Hertog van Brunswyk verlaaten, en het Bewind over de vreemde Krygsmagt aan den Generaal Kalkreuth opgedraagen; als mede hoe eerlang de Pruis/en wegtoogen (f). Die magtige Stad, in en om welke zo veel was voorgevallen, blyft ryk in Gebeurtenisfen, welke, fchoon meest van gelyken aart als die wy elders zagen , niet zelden naar een grooter fchaale zich tekenden. De Burgemeesters Geelvinck en Backer,met de negen nieuw aangeftelde Raa- den, (*') Zie onze Vadert. Hist XVI. D. hl. 275. £t) Zie onze Vaderk Hist. XX. D. bl. 140. en 150»;  HISTORIE. 5 den, hadden hunne posten nedergelegd, en de onlangs afgezette de voorheen be- ] kleedde waardigheden van Burgemeesters en Raaden aanvaard (*). Eene Regeeringsverftelling' van dien aart als elders was hier onnoodig; en fchoon 'er, by de i komst der aangeftelde Regeeringsverande-1 raaren, die de Hertog van Brunswyk' en andere aanzienlyke Perfoonen in Krygs- i en Staatsposten, op een pragtigen maaltyd toefden, eene Afkondiging gefchiedde van wegen den Stadhouder, om de Be- ■ zwaaren der Burgeren te hooren (f), kwam hier van niets. Volksoproepingen, in eene Stad als Amfterdam, ten deezen dage, fpelden zo veel verdeeldheids van begrippen en daar uit vloeijende ftrydigheid van eifchen, dat men best keurde dit werk geenen voortgang te laaten hebben. Zonder toeftemming des Stadhouders kon zulks niet gefchieden: om deeze te vraagen, fchikten zich na zyne Hoogheid de Burgemeester Dedel en de Oud Burgemeester Elias , die gereedlyk diens bewilliging verwierven (§). De Regeeringsbeftelling moest egter door de handen der daar toe gemagtigde Heeren gaan, en eenige Regeeringsperfoonen ontflaagen worden. Ten deezen einde werden, op den negen en twintigllen van Slachtmaand, door een der Hol 1 land- C) Zie onze Vaderl. Hist. XVII. D. bi, 235. (t) N.Nederl. 'faarh. 1787. bi. 5721, (§} N, Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5728, A 3 LVIÏLj IOEK. I787. I788. ;eene Dproe)ing der 3urge« en om ïunne lezwaa•en in te srengen. Hoe hec tich by ie Repeering»/erfteling toeiroeg.  ê VADERLANDSCHE LIX. boek. 1787. 1788. landfche en een derStadsbodens,deHeere«s die als Burgemeesters , Schepenen , en Vroedfchappen zouden aanblyven, of op nieuws aangefteld worden, uit naam der Commisfarisfen van zyne Hoogheid, verzogt den volgenden morgen in de Raadkamer te verfchynen. De Graaf van Bentinck en de Raadsheer Merens, itaatlyk ten Stadhuize opgeleid, namen 'sanderen daags zitting in 't vertrek van Burgemeesteren. Naa een weinig toevens deeden zy de Heeren Mr. Willem Gerrit Dedel Salomonsz., Mr. Jan van de Pul en Mr. Matthys Straalman, in Burgemeesters kamer komen, verzogten, uit kragt der hun verleende volmagt, den Heer Dedel , benevens Mr. P. Clifford , ("wegens voortduurende onpasfelykheid afweezig) als regeerend Burgemeester aan te blyven: terwyl zy de beide andere Heeren hunne aanftelling tot Burgemeesteren van wegen zyne Hoogheid bekend maakten. Op het onverwyld aanneemen, werden de aanblyvende en aankomende Raa» den, vervolgens de Penfi onaris Elias, benevens de aanweezende Secretarisfen, mede in Burgemeesters Kamer verzogt, waar door de op nieuws aangeftelde Heeren de gewoone Eeden en ook die der handhaavinge van de tegenwoordige Conftirutie, door alle de aanweezenden, zq aangebleevene als nieuwe, werden afgelegd. By openbaare afkondiging kreeg het Volk onmiddelyk kennis van de Naamen der aangebleevene en nieuw verkoo-  HISTORIE. 7 zene Burgemeesteren, Schepenen en Raaden. Dit werk met zo weinig ommeflags verrigt zynde, verlieten Commisfarisfen, regeerende Burgemeesters, de Hoofdofficier, en Schepenen het Raadhuis, onder de begroeting met de gewoone Krygseere der daar geplaatfte Krygslieden. Door de gevorderde Satisfactie der Prinfesfe waren reeds van de Regeering ge weerd de Heeren Adrianus Pompejus van Leyden; Mr. Balthazar Elias Abbema; Lodewyk Hovy en Mr. Jan Bernd Bicker. Voorts vonden zich thans ontflaagen Hendrik Hooft Daniehz. Regeerend Burgemeester; Mr. Willem Backer, Oud Schepen en Raad; Mr. Joan Gerlvinck, Heer van Castricumy Oud Schepen; Mr. D. Hooft Willemsz.; Matthys Ooster, Oud Schepen; Mr. Cornelis van der Hoop Gysbregtsz. regeerend Prefident Schepen en Raad; Mr, Cornelis van Lennip , Oud Schepen en Raad; Mr. Matthias Temminck, Raad; Mr. Diderik. Joan van Hogendorp, van Hofwegen, regeerend Vice- pre(Hent Schepen; Hendrik Mauritz van Weede, Raad; Mr. Jacob Anthony de Roth, Oud Schepen en Raad; Mr, Daniël Hooft , Oud Schepen en Raad; Mr. Pieter Constantyn Nobel, Oud Schepen; Mr. Reinier Leendert Bou- wens, Raad (*). Op zyn verzoek was als Oud Schepen en Raad ontflaagen Mr, (*) 2V, Nederh Jaarb, 1787. bl. 5729—5739. A 4 L1X. BOEK. 1787. 1788. Afgezette Regeering» ■ leden»  $ VADERLANDSCHE boek. 1787. 1788. Bezending aan Prins en Prinfesfe van wegen den her fieldenKrygsraad. Mr. Appolonius Lampsins; dat zulks uit anderen hoofde gefchiedde, en geene afzetting mogt heeten, blykt uit diens aanftelling tot Bailjuw van Vlisfingen, waar wy gelegenheid zullen vinden om dien Heer nader te doen kennen (*). Veel hebben wy reeds vermeld van de vrugtlooze poogingen door den Krygsraad in Amflehveste aangewend, welks her? Helling op den ouden voet door de Prinfesfe gevorderd was; als mede van de Erygsraadsverandering ingevolge hier van [hndgrypende (f). Dit werk kreeg zyn yolle beflag in de eerfte maand des Jaars mdcclxxxxviii (§). In de Krygsraads Vergadering, toen gehouden, befloot men net eenpaarige ftemmen, eene Bezending lan zyne Hoogheid en haare Koninglyke Hoogheid af te vaardigen, om eene pligtpleeging, wegens de Herftelling des Krygsraads, naa zo veel arbeids tot ftand ge- bragt9 C*) De herftelde Oud Burgemeesters Mr. J. Rendorp en M. a. Beels verzogten eerlang vergoeding van de Schaden door het plundereu hunner Huizen geleden. N. Nederl. Jaarb. 1738. bl 830. Vergelyk onze Vadert. Hist XVil. D. bl. 117. Laater in Slachtmaand daagden eenige Ingezetenen der Stad op tot vergoeding der fchade, welke 2y, m den verloopen Jaare, door het plunderen hunner Huizen geleden hadden. N. Neder!. Jaarb. 1788. bl. 1628." ' (t) Zie onze Vadert. Hist. XVII. D. bl. 255. en a68—274. (§) Breedvoerig en naainvkeurig Js hier van het verflag in 't Beroerd Nederland XII. D. bl. 284—  HISTORIE. 9 bragt, af te leggen. Aan derzelver hoofd bevondt zich de Collonel Jan Danser Nyman. Voorts beftondt dezelve uit de Capiteins A. van der Waayen Warin , en Hieronymus van Slingelandt ; uit de Luitenants Hendrik. Slebes en Daniël Topander; uit de Vaandrigs Cornelis Twisk Junior en Dirk van Waalwyk , nevens den Secretaris van den Krygsraad W. Thierens. Naa ruim een week verloops hadden deeze Afgevaardigden gehoor by den Stadhouder en de Prinfesfe. Te dier gelegenheid voerde gemelde Collonel het woord; en daar zyne Aanfpraak ons het beleid in deeze geheele zaak gehouden, fchetst, zal de plaatzing van 't zelve, best toonen wat daar in, van de zyde der voorftanderen der toenmaalige veranderinge, gedaan was. De Collonel Nyman liet zich, op deezen trant hooren; „ Doorlugtig Hoogge„ booren Vorst en Heer! Koninglyk ge- „ booren Prinfesfe, Mevrouwe! De groote Krygsraad der Stad Amfterdam, door beginzelen van Hoogagtinge en Dankbaarheid, voor Uwe Doorlugtige „ en Koninglyke Hoogheid gedreeven, 9, heeft, ten onbetwistbaaren blyke daarr „ van, op voorftellinge van Heeren Col„ lonellen, eenpaarig beflooten, eene pleg9, tige Deputatie aan uwe Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden af te zenden, 9, en ons deeze zo aangenaame als hpno?, rable Commisfie op te draagen. 9? Met den gepasten eerbied, derhal ven, Ag „ tot LIX. ïoek, 1787. 17 83, Aan- fpraalc des Gat, lonels Nyman te dier gelegen," heid  io VADERLANDSCHE l!x. boek» 1787. I788. „ tot uwe Doorlugtige en Koninglyke „ Hoogheden naderende, kwyten wy ons, „ met een ongeveinsd genoegen, van den „ last, door onze Principaalen aan ons j, gegeeven, om Hoogstdezelven niet al„ leen geluk te wenfchen met de heuch„ lyke Omwenteling van zaaken, waar door uwe Doorlugtige Hoogheid in de „ daadlyke oeftening van dezelfs Eminen„ te Charges herfteld, en 's Lands wetti„ ge Conftitutie op nieuws gevestigd is; „ maar ook om uwe Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden, zo ernftig als wel^„ meenend, dank te betuigen voor der„ zeiver medewerking, tot herftel van den „ Krygsraad en Schuttery der Stad Amfter„ dam; voor de keuze van de Ed. Mog. Heeren Commisfarisfen, de Heeren van „ der Does en Bodt, die uwe Doorl, „ Hoogheid tot dat Herftel heeft gelie„ ven te benoemen, en wier wyze Con„ duites en Prudentie in deezen gehou„ den en betoond, de Krygsraad altoos „ op eenen zeer hoogen prys fchatten „ zal; voor bet deel dat uwe Koningly„ ke Hoogheid in de Herftelling van de „ Schuttery der Stad Amfterdam, en de „ daar aan onaffcheidelyk verbonden her„ ftelling van den Krygsraad zelve, op „ den ouden wettigen voet, niet alleen „ heeft gelieven te neemen; maar dat „ Herftel zelf tot eene uitdruklyke voor„ waarde van de Satisfactie, door uwe „ Koninglyke lloogheid begeerd, te maa„ ken. Een blyk van Regtvaardigheid en  HISTORIE. Protectie, welke door uwe Koninglyke „ Hoogheid, zonder voorafgaand aanzoek „ gegeeven, de verpligting, die de Le„ den van den Krygsraad in 't gemeen, „ en de herftelde Leden van dien aller„ byzonderst aan uwe Koninglyke Hoog„ heid daar voor hebben, zo veel te groo„ ter doet zyn, als de Protectie onver„ wagter en honorabekr was voor de Le„ den, die, op die wyze, door de ongej, vergde tusfchenkomst van uwe Koning„ lyke Hoogheid zelve, in hunne Posten „ zyn herfteld geworden. Terwyl deeze, „ zo wel als die Leden, die het uwe „ Doorlugtige Hoogheid behaagd heeft 9, van nieuws aan te ftellen en tot Leden „ van den herftelden Krygsraad te benoe9, men, uwe Doorlugtige Hoogheid, door „ ons, zo ernftig als welmeenend bedan„ ken vóór het vertrouwen, dat Hoogst„ dezelve in hun allen heeft gelieven te „ ftellen. Zy verzoeken uwe Doorlug„ tige Hoogheid geperfuadeerd te zyn, „ dat zy niets onbeproefd zullen laaten, „ om zich, overeenkomftig dat vertrou9, wen, te gedraagen. De eensgezindheid „ en eenftemmigheid, waar mede de eer„ fte Vergadering van den Grooten Krygs„ raad gehouden, en deeze onze Com„ misfie gedecerneerd is, kan uwe Door„ lugtige Hoogheid hier van reeds over„ tuigen. „ Intusfchen kunnen wy uwe Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden, boven„ dien, nog ten fterkften verzekeren, v dat LI3CBOEK, 1787. I788,  is VADERLANDSCHE L1X. BOEK. 1787. j738. Hoe door zy- j neHoogheid beatn- ' woord. : 3 „ dat de aankleeving van de op nieuws „ gevestigde Conftutie, gepaard met een „ plichtmaatig Attachement aan het Door„ lugtig Huis van Oranje, de onvermyde„ lyke voorwerpen der bedoelingen en „ handelingen van den Grooten Krygs„ raad zyn zullen, terwyl alle de Leden „ van dien niets vuuriger hoopen en wen„ fchen, dan dat het de Godlyke Voor„ zienigheid goedgunftig behaagen moge-, „ de Eer, Glorie, en Prosperiteit van „ uwe Doorlugtige en Koninglyke Hoog„ heden, en van Hoogstderzelver Vorst„ lyk Huis, met den voorfpoed en bloei „ van de Republiek in 't gemeen, en van „ Amflerdam in 't byzonder, te willen „ vereenigen, en dorzelver Vorstlyke Kin„ deren, die uwe Koninglyke Hoogheid „ als Kinderen des Vaderlands heeft ge„ lieven op te voeden ; ten loon dier „ moederlyke tederheid en waare zugt „ voor Nederland, de agting, de liefde, , en het vertrouwen van Regenten en „ Ingezetenen, beftendig en onafgebroo, ken te doen genieten." Op deeze Aanfpraak, waar in de Prinèsfe een doorfteekend veel grooter aanleel van lof en dankbetuiging kreeg, dan le Stadhouder, gaf laatstgemelde hoofd:aaklyk ten antwoord, „ Dat hy den , Grooten Krygsraad bedankte voor de eer , der Commisfie aan hun gedecerneerd; , dat het hem mede ten uiterften aange, naam was, 'sLands wettige Conftitutie , op nieuws gevestigd, en de Zaaken var} „ dm  HISTORIE. H 5, den Krygsraad en Schuttery der Stad s, Amfterdam, op den ouden voet herfteld te zien; dat het hem een fenfibel ge„ noegen was te verneemen, dat deszelfs „ keuze van de Edele Mogende Heeren „ Comraisfarisfen van Noordwyck en „ Bodt, van zulk eene gelukkige uit„ werking geweest was op de Herftelling „ van den Krygsraad; dat hy hoopte en „ wenschte, dat de Rust en Eendragt, „ van dag tot dag, meer en meer mogt „ toeneemen, en 'sLands welvaard hier 3, door bevorderd worden; dat hy niets meer verlangde, dan dat de gezamen„ lyke Leden van den Krygsraad, met „ vereende poogingen hier toe het hun„ ne zouden toebrengen, in die overtui„ ging, dat dit eertyds zo bloeiend Ge„ meenebest, door de jammerlyke uit„ werkzelen der Tweedragt ontluisterd, „ en op den oever van zynen ondergang „ gebragt, alleen door rust en eendragt weder te herftellen is. Dat hy tot aan,, kweeking van die zo noodige eensge„ zindheid, gaarne, zo veel in zyn ver- mogen was, wilde medewerken, en al„ tyd onder het grootfte genoegen van deszelfs Leeven zou tellen, een middel „ in Gods hand geweest te zyn, om den „ voorfpoed en luister van Amfterdam, „ van welks bloei hy te regt begreep, „ dat de Welvaard van ons Vaderland „ geheel en al afhing, en met dezelve „ ten naauwften verbonden en geaccro„ cheerd was, herfteld en op eenen duur- „ zaa- LIX* BOEK* 1787» I788.  *4 VADERLANDSCHE lik. BOER 1787 ï?8R. Amfterdam niet io rust. Onlusten door de Soldaatenaan ge rigt en «eftraft. t 3 3 < i i 2 2 „ zaamen en beftendigen voet gevestigd „ te hebben Hoe verre, intusfchen, het 'er af ware „ dat rust en eendragt in Amftelsvestê woonden; en hoe veele maatregelen ftrekten om reeds geftrooide zaaden van misnoegen te doen uitbotten, en zelfs nieuwe in den grond te werpen, zal de nadere bTch.mwing van het gebeurde te dier Sted , kort naa de Omwenteling, en in het volgend Jaar, ons in klaaren dag haaien. !)e L-ndsknegten binnen Amflerdam gelegerd (t), toonden, door het aanvangen fan onlusten zo onderling als met den Burger, op de Krygstugt weinig te pasfen ja fcheenen die roede ontgroeid. Dit euvei. om van andere niet te fpreeken, was overgeilaagen zelfs onder de Zwitzers, anderzins wegens geregeldheid beroemd. De Nieuwe en Gasthuis Kerk waar iezelve ingelegerd waren, kunnen geuigen van hunne Oproerigheid. In eerstremelde ftrekte een Onderofficier, ftrikt n 't handhaaven der orde, zo zeer ten loele van hunnen haat, dat zy in den vond, zelfs in tegenwoordigneid der Oficieren, eene bystere beweeging aanvin;en. Men hoorde verfcheide Snaphaanchooten, viel op hem met Bajonetten an, en maakte hem met zeven fteeken noorddaadig af. — In de Gasthuis Kerk hadt men (*) Het Beroerd Nederland XIF. D. bl. 252—207 (t) Zie onze Vadert. Hist. XVjl. ü. bl. 275.  HISTORIE. 15 men een dergelyk misnoegen tegen eenen Onderofficier opgevat, en wilde hem ten lyve. De Officieren omringden dit voorwerp des balddaadigen moedwils. De menigte drong egter op hem aan, en hy ontkwam, door een venftertje kruipende, hunne woede. Om de verder te vreezene onheilen van die bedorven Krygstugt te voorkomen, werden eenige Zwitzers, in de Nieuwe Kerk gevat ,na den Overtoom gebragt en aan de Pruhfen overgegeeven. Buiten de Leydfche Poort zag men eerlang onder de boomen het Zwitzers Standregt houden , één der Oproerigen in de Nieuwe Kerk, tot de koorde verweezen en daadlyk daar mede ftraffen. Twee zyner Medegenooten werden dood gefchooten, en één naa geftreng onder de galg gegeesfeld te zyn, voor fchelm weggejaagd (*). Onder de Burgery zag men de overblyfzels van felle haat en verbittering. In een der veelvuldige Eerepoorten werden drie Beelden van aanzienlyke Perfonadien opgehangen ; elders zag men in een by nagt weggenomen en voor eene andere verwisfelde Eerepoort, het Wapen van Frankryk gefteld (f). De Huizen van bekende Patriotten ftonden van tyd tot tyd, bloot aan fchennisfen (§). "Perfoonlyke veiligheid was alleen (♦) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5730. Voor 1788. bl. 207. (t) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5724. Hj N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 5044. Ut. 8 0ÈS. I788. Blytea van misnoeg ca onder de Burgery. L. Hovy's niet draagen van  ifS VADERLANDSCHE ■lix. boek, I787. .1786'. Oranjsr verwekt op de Beurs groate Bewee- genisfen. leen in het draagen van Oranje te vinden,en leeverde de Koopbeurs een onrustig; vertoon op van een tegenovergeftelden aart des gevals der Heeren Hope, Williams en Pye, kort naa de Omwenteling overgekomen (*). De Oud Schepen en Raad Lodewyk Hovy, dien wy te meermaalen als een yverig Voorftander der Patriottifche Party aantroffen (f), en in de Satisfactie der Prinfesfe was opgegeeven, kon niet beiluiten een Oranjeftrik of Lint te draagen. Onvoorzien van dat meest algemeen teken, verfcheen hy ter Koopbeurze. Dit verwekte opzien, gemor en allengskens daadlyke opfchudding. Met den aanvang van Wintermaand klommen ze tot zulk eene hoogte, dat de Heer Hovy, door een vyftigtal zyner Vrienden befchut, van de Beurs na een Kof- fyhuis gebragt werd. Over dit ftout- moedig beftaan door zommigen zyner Vrienden hoog gepreezen (§), fchoon an- de- 0) Zie onze Faderl. Hist. XVII. D* bl. 246. (t) Zie onder andere diens geval met van der Goes in onze Faderl. Hist. XV. D. bl. 345. (§) Een Franscb Puntdicht hier op, door P. Nieuwland vertaald, luidt: De magtige arm, wiens yzren vuist, Moed, Fryheid, Recht en Wet eens ganfcben Folks vergruist, Tragt met vergeefscb geweld, naar haar gevloekte •wetten, Den fleren geest van Hovy om te zetten. Zie diens Nagelaaten Gedichten, Te Haarlem by A. Loosjes Pz, bl, 115.  I..HOVÏ, -wegens liet niet ctx-aag'en van oranje, «mj de Beurs aangevallen,  Zé  HISTORIE, ïf deren het wraakten, en hem aanraaden den algemeenen Aroom te volgen, liadt i die lof by hem meer ingangs dan de ge~ geeven raad. Hy verfcheen 's volgenden daags, even min opgetooid met het begeerde Teken. Te dwaas bykans om te vermelden is het gerugt, 't welk men ten dien dage liet loopen, dat veele Bediendens en Schuitevoerders van den Heer Hovy, met gelaaden piftoolen waren gewapend om hem tegen de Oranjegezinden op de Beurs, die hem, wegens het niet draagen van Oranje, beledigen mogten, te verdeedigem Op nieuw reezen 'er beWeegenisfen, bovenal betoonden de Jooden deswegen hun hooggaand ongenoegen. Een hunner werd, in de toeneemende verwarring , deerlyk gellaagen. Geheel de Beurs geraakte in verwilderden opftand, de meeste Kooplieden vlooden van die onveilige plaats. De Vrienden van Hovy bragten hem, even als den voörigen dag, in veiligheid weg. Eenige voornaame Kooplieden hadden reeds op den eerften dag dier fchennisfe \ van de rust ter Koopbeurze, eene zamen-' komst gehouden; daags naa deeze tweede 1 ongeftuimigheid gingen eenigen der voor-, naamfte Kooplieden, waar onder de Hee- ] ren van Brienen , Neel , Cramer ,1 Vollenhoven, Halmaal, Cavellier 1 Muller, Lochman, Capellen, Freméatjx , Cotjdercq , Kersjes , Waayenburg, Carli, en andere pylaaren van den Koophandel, by Burgemeesters rond, XXI. Deel. B met LlX. o ek, I787. 17885 Beklag an vee» e Kóopiedenleswe;en by Jurgeaeeste»en.  13 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. I787. I788. Afkondi ging toi het draa gen var Oranje daar uit gebóoren. met regtmaatig beklag over de onveiligheid van den Koophandel ter Beurze, beweerende, dat, daar het Oranjedraagen niet volftrekt geboden was, zulks aan een ieders verkiezing en goeddunken moest worden overgelaaten. Dit beklag, die voordragt, baarde eene kort daar op volgende Afkondiging van deezen voor veelen hoogst haatlyken inhoud ; „ dat myne Hee„ ren van den Geregte, aan den eenen „ kant, met genoegen befpeurd had„ den, dat zeer veele Burgers en In„ woonders zich hadden gedraagen, naar „ de Waarfchuwing van den elfden Octo,, ber MDOCLXxxvii, waar by zy, tot „ voorkoming van alle onaangenaame ont„ moetingen, en bevordering der alge„ meene rust, ieder aangeraaden hadden „ zich van een Oranjeteken te voorzien: „ waar aan in deezen tyd gahegt werd ,, de bekentenis van verlangen naa eensge„ zindheid, Jlilte en rust in het Vaderland; „ maar dat zy, aan den anderen kant, met leedweezen vernomen hadden, dat „ zommige Ingezetenen, in tegen/lelling van „ zo veele anderen, welken, volgens het alou„ de kenmerk der braave Amfterdamfche „ Burgery, medewerken tot behoud der rust „ en eendragt, by aanhoudenheid, konden goedvinden Partyfchap te voeden; en dien goeden Raad door hunne Daaden openlyk „ fcheenen te verfmaaden: waar door nog „ onlangs, de Rust en Veiligheid, op eene „ verregaande wyze ter Beurs deezer Stad „ en  HISTORIE. 'p| \, èn elders was gefioord. Waarom zy nogmaals allen en eenen iegelyk ern„ ftig wilden aangeraaden hebben, om zich uiterlyk van een Oranjeteken, het „ zy Cocarde, Lint of Strik, als een b!yk „ van waare gezindheid, om thans de „ rust in de Stad niet weder geftoord te „ hebben, te voorzien. Zullende de zodanigen, welken, door het nalaaten om aan deeze Aanmaaning te voldoen, „ hunne onrustige, woelzieke en tweedragt „ zoekende Gevoelens zouden hebben ten „ toon gefteld, als Begunftigets deizelver door myne Heeren van den Geregte, „ worden befchouwd en behandeld. -— 9, Verbiedende niet te min, dat aan dé „ zodanigen, om die reden, door iemand „ eenig geweld, het zy ter Beurze, het 5, zy op 's Heeren ftraaten, gefchiedde, „ en vooral dat aan de goede mgezete„ nen, welke zich naar deeze raadgee- ving zouden gedraagen, eenig geweld „ of molest daar omtrent werd aange„ daan (*>" De Heer Hovy , die zich in deeze Publicatie haatlyk afgetekend zag, en voor een Oproermaaker uitgemaakt, verfcheen niet weder ter Beurze, daar men hem zo lang onder de Kooplieden van den eerften rang telde, en verliet korten tyd daar naa Amjlerdam, zyn Koopkantoor na Bourdeaux verplaatzende. Dan moest hy, eer zyne goederen mogten volgen, ten be- O N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5951. B 3 boek. 1787. 1788. De Heer Hovy verlaat dmfter» lam.  go VADÈRLANDSCHE BOEK. 1787. 1788. Eenige Heeren gedag, ▼aard. Eene Dienstmaagdover 't belachen van Oranjeopfchikgeflraft. bedraage van vyftig duizend Guldens borg ftellen, voor 't geen hy mogt blyken der Stad fchuldig te zyn, wegens Penningen van de Thefaurie door hem, ab Lid van het Defeniieweezen, ontvangen en uitgegeeven. De Raaden in de Vroedfchap Mr. Willem Backer, Mr. Jan Bernd Bicker, Mr. Balthasar Elias Aeêema , Adrianus Pompejus van Leyden, Mr. Farret en Rutgers, die nevens hem dit Stads Defenfieweezen hadden uitgemaakt, werden gedagvaard voor Schepenen, om van die Penningen rekening en verantwoording te doen (*). De minfte blyk van Oranje niet toegedaan te zyn beliep mishandeling, of ook wel regterlyke ftraffen. De Voorbeelden van de eerstgemelde foort aanfchouwde men dag aan dag, onder allerlei gedaantens; de anderen waren fchaarfcher; doch één ftak zeer door. De Dienstmaagd eens Boekverkoopers op den Dam, werd beticht van over twee Kaarels, buitengewoon fterk met Oranje vercierd, gelachgen, en in hoonende woorden haar afkeer van die Kleur te kennen gegeeven te hebben. Zaaks genoeg om haar in hegtenis te neemen. Zy ontkende volftrekt de woorden haar ten laste gelegd, gefprooken, en hieldt beftendig ftaande, in het zien voorbygaan van die lieden lachende gezegd te hebben, Dat kan wel toe! £») N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. aptf.  HISTORIE. 21 mi Deeze anders voor braaf bekende Dienstmaagd werd, zonder fchuldbekentenis, ftrydig met de gronden des Hollandfchen Regts, voor twee Jaaren in het Werkhuis gezet, en, voor een aantal Jaaren, uit Amfterdam gebannen. Het toelaaten van openbaare mishandelingen kenmerkt of eene flegte gezindheid en meer dan oogluikende goedkeuring der Overheid, of eene onverantwoordelyke flapheid. Dan deeze mishandelingen kunnen tot eene hoogte loopen, die alle vergoelyking wraakt, zo ftondt het eerlang binnen Amftelsftad gefchaapen. Op Pinxter Maandag en den dag daar aan volgende, veelal der uitfpanninge en vrolykheid te deezer Stede en elders in den Lande gewyd, was het meer dan gewoon onrustig, wegens het draagen van Oranje, Geen vat kunnende vinden op lieden des onvoorzien, viel men op de wyze van 't zelve te draagen. Eén Belhamel inzonderheid, vergezeld van eenige Jongens, tastte een ieder op ftraat aan, die naar zyne zinnelykheid niet met die Kleur was opgetooid: een zwarte lits aan den hoed was een misdryf, dat men met afrukken, flaagen en mishandelingen oordeelde onver- wyld te moeten betaald zetten. Twee deezer moei temaakeren en mishandelaaren werden op Dingsdag gegreepan; nog drie twee dagen laater, die vericheide hunner M^depligtigeh noemden, welke ook in handen des Geregts kwamen, B 3 Eer Lix; BOEK» I787. 1788. Moeite en geweldover de wyze van Oranje» draagen zommigen aangedaan.  B2 VADERLANDSCHE L1X. BOEK I787. 1788. Strafoefeningdeswegen. Een Ita liaan oir het niet willen draagen van Oranje de Srad ontzegd. Eer die week ten einde liep werden zes dier Straatfchenderen op het Schavot geftraft; terwyl twee minder fchuldigen, die ftraffe, op het Schavot gebragt, moesten aanzien. Tegen gewoonte bleef die Strafplaats acht dagen, naa de Strafoefening, ten affchrikkenden fpiegel, ftaan. Dit hadt meer uitwerkings dan alle voorheen gedaane Afkondigingen. De balddaadigheid was in ééns gefluit, de rust en veiligheid terftond herfteld. Zo zeker is „ het, dat de kragt der Wetten in de „ uitvoering is gelegen, en dat flapheid „ in het ftraffen van misdaadigers, in de „ daad wreedheid is, niet alleen omtrent „ de onfchuldige flachtoifers; maar zelfs „ omtrent de fchuldige misdaadigers, wel- ker getal doorgaans door ftrafloosheid ,, vermeerdert; zo dat daar door zelfs de „ noodzaaklykheid van ftrafoefening ein„ delyk vermenigvuldigt (*)." Om dien zelfden tyd waagde het een Italiaan, die zeide eetf Officier te zyn, om zonder Orarjeleus in 't openbaar te verfchynen: welhaast was hy door een hoop Volks omringd, en liep gevaar van mishandeling. Uit de handen des Gepeupels op 't Stadhuis in veiligheid gebragt, werd hy door de Regeering vermaand zich (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bi. 83?. De aangehaalde woorden zyn van dien Schryvcr: de kra^t der waarheid heeft, toen liy dit bock Helde, meer dan gewoon by hem gewerkt.  HISTORIE. 23 zich, naar 's Lands gebruik, in deeren tyd, te fchikken, en in veiligheid ontflaagen. Dan, korzel van aart, wilde hy zich de wet niet iaaten voorfchryven, en hadt de onberaadenheid om, volgenden daags, zich weder onvoorzien van Oranje in 't openbaar te vertoonen, doch met twee gelaaden piftoolen gewapend. De menigte omringde hem, als daags te vooren, hy trok een zyner piftoolen; 't werd hem, eer hy kon losbranden, ontweldigd. Gelukkig ontkwam hy de handen der menigte, en werd gered, weder op 't Stadhuis gebragt. Hier kon hy de ftrengfte berisping, wegens zyn wederhoorig, en aangezien de tydsomftandigheden, rnstverftoorend gedrag, niet ontgaan. Men liet het daar by niet berusten; maar hem werd het verblyf in Amjlerdam ontzegd, en bevolen de Stad, binnen vier en twintig uuren, te ontruimen. Hy hadt de on- of kwalyk beraadenheid, om, in weerwil van die Stadontzegging met de Nagtfchuit andermaal in Amflerdam te komen. Welhaast ontdekt .werd hy door de Geregtsdienaars opgeligt', en in de gevangenis gebragt (*). Van deeze magt der Stadontzegging hadt de Regeering reeds voorheen in Win termaand naa de Omwenteling zich bediend. By de Omwenteling hadden veelen, deeze het langst tegenftand biedende Stad ter wykplaats genomen; en ook ee nigen, die zich niet veilig in hun eiger Stac C) N. Nederl. Jaarb. 1788, W 832, ico8, B 4 UK. BOEK. 1787. 1788. Derwaardsgeweeken Patriottende Inwooningverboo» j den.  A4 VADERLANDSCHE L1X, BOEK. 1787. 1788. Stad of Dorp rekenden, aldaar een fchuilplaats gezogr. De Regeering vatte des eenige bekommering op, en wilde zich van verfcheidene en de meest bekende derwaards geweekenen ontdaan. Burgemeesteren namen een befluit om hun, binnen zekeren kort bepaalden tyd, de Stads inwooning te ontzeggen, en door eenen Klerk ter Secretarie hun deeze zo onaangenaame als onverwagte weete te doen. Een kundfchap, die veelen in de grootfte verlegenheid bragt, en in diepen kommer dompelde (*). Anderen, die elders een groote Patriottilche rol gefpeeld hadden, en (*) Men herinnerde zich te dier gelegenheid aan pene plaats by onzen grooten Vaderlandfchen Gefchiedfchryver Hooft, in zyne Nederl. Hist. XVI). B b!. 794. voorkomende. „ Zo beampte luyden „ en van treffelyken aanzien, als andere daar ver„ moeden van zucht tot de Spaanfche Party op ,, viel, werden, In Slachtmaand (des Jaars 1508^ door de Magirtraaten van Brusfcl, Antwerpen en anderen, ter Stad uytgeweezen, op zekere „ peene, zander gelaat van rechtspleeginge, zon- „ der rede te melden, by enkele Briefkens Een „ manier van doen zeer onbillyk, en iubreuk van ., onbepaald gezagh, dat zo ligtlyk tot misbruyk bekooren en tot dwinglandy veraarten kan. Wel „ hebben de Wethouders van ouds her maght om „ te keuren 't geen hun Stads oirbaar dunkt; doch, mits verplichtende zich zelfs eeven verre als de Onderdaanen; maar, daar't san de geliefte eens „ kleenen getals van perfoonen, of fomwyls aan „ ch-ie of vier Burgemeesters, jaa aan eenen drin,, ger onder hen hanght, ymant te doen opftaan, ?, gn uyt zyn welvaart te werpen, is 't, al leedt ?, men niet meer gevaarsvoorwaar zorghlykwoo- ntn. Deeze bystetheit nogthans verfchoond  HISTORIE. en in dmftelsveste inwooning zogten te bekomen , werden afgeweezen. Dit viel den Utrechtfchen Hoogleeraar Y. van Hamelsveld , den geweezen Leeraar van Diemen Beknardus Bosch, en den Rotterdam- „ door den rrood des tyds, is zedert en vaaken nav gefpeelt.ikzeg niet zonder meer haats dan baats te baaten " Ten opzigte dier Magtsuitoefening vinden wy in 't Engelscb eene hier wel ter fnede komende aanmerking. „ 't Geen de Burgemeesters in Holland, „ in veele opzigten , zeer ontzaglyk maakt bellaar „ in de Magt, welke zy zich aanmaatigen , om, in zommige gevallen, buiten form van Regten, „ te handelen. Ingevolge hier van kunnen zy ee„ nen Burger bevelen de Stad, binnen vier en „ twintig uuren, te ruimen, zonderdes eenige re,? den te geeven, of hem eenige misdaad ten laste „ te leggen. —Een Magiftraatsperfoori te dm ft er„ dam, wel bedreeven in de Wetten zyns Lands, ,, gevraagd of de Burgemeesters met de daad eeu „ Regt hadden om op zodanig eene wyze te han„ delen , bekende openhartig, dat dit zeer twyfelach„ tig , en merkte daar by op , dat zy uit dien „ hooide, zeer omzigtig waren in de uitoefening van die Magr. Dan hy voegde 'er by, dat het ,, voor iemand zeer moeilyk, indien niet onmoge- lyk zou weezen, wanneer hy, op dien voet ge„ bannen ware, herftel te bekomen: naardemaal „ de Staaten, tot welken hy zich zou moeten ver„ voegen, zeer ongenegen zyn om zich te mengen „ in eenig geval, 't welk de Steden betreft" Appendix te the XI. Vol. of tbt Monthly Rcview, enlarged. p. 500. Deeze Magtsoefening vindt in be Groot, het Regt der Steden in een Magt van Bevel, en van wyzen van Vonnis, verdeeld hebbende, een voari'praak. Zie Hoil. Conf. 111. D. 326. Qonf, p. 56, !&c. Men vindt dit ook verdeedigd in de Nieuwe Nederlandfcke Conful. van de Haas N. II. bl, 37 enz. B 5 Hpo BOEK. 1787. 1788,  s6 VADERLANDSCHE LIX. BOEK 1787 1788. NOB3Ü geisst da Stad te ruiinen. ladaagingenen geregterlyke vervolgingen. Tegen D- J van Hogenno&e. damfchen Heer Montauisan van Zwyndrecht ten deele (*). De VVaterfchout Nobbe , die zich in de beweegingen te Amfterdam zeer gemengd, en, ter dempinge van hei Kattenburgfcfa Oproer, eene hoofdrol gefpeeld haat (f) , werd naa Amptontzetting, van wegen Burgemeesteren, aangelegd, om binnen vier en twintig uuren de Stad te ruimen (0, De Indaagingen, Geregtlyke Vervolgingen , en Vonnisfen b^trofen hoofdzaaklyk de zodanigen, die in de Afzetting der Regeering , en de daargeilelde Regeeringsverandering, de hani gehadt, of, in de Verdeediging der Stad togen de Pruisfen, zich byzonder gemengd hadden, De voornaamften leeren wy, met de hun ten laste gelegde misdryven, kennen, uit een Ntamlyst van Perfoonen, omtrent welke de Regeering vryheid van vatten verleende , en tegen welken, uit hoofde van niet verfchyning, lyffirafiyk gehandeld werd, Wy fchryven dezelve woordlyk af. „ Mr. DlEDERIK. johan van HoGEN- „ dorp , ter zaake dat dezelve, op den een „ en twintigften van April mdcclxxxxii, „ is prefent geweest, en mede geadvi., feerd heeft by het inleeveren van ze„ ker Declaratoir, inhoudende de prsten- „ fe Hoe het met die ontzegging der Inwooninge toeging kan men best leeren kennen uit het geen wy des optekenden in het geval van den Heere H. A. Kreet. Zie onze Vadert. Hist. XX. D. bl. 467. (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1005. io:.6. (|) Zie onze Vadert. Hist. XVII. D. bl. 122. (§; N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 72.  HISTORIE. af j9 fe Remotie van negen Heeren uit den „ agtbaaren Raad deezer Stad, naa dat de „ Perfoonen van zommigen derzelven feit„ lyk het afgaan van het Stadhuis belet „ was; en vervolgens mede uit zyn naam, „ op den zeven en twintigften derzelver „ maand door den Notaris Dominicus „ Geniets, in prefentie van Getuigen, „ aan Negen Heeren hadt doen exploic„ teeren zekere lnfinuatie j met inheree,, ring van hetzelve Declaratoir, inhou,, dende verfcheide oproerige expresfien ,, en bedreigingen; en dat hy Mr. Dide- „ e.i1c johan van hogendqrp, alZC daadlyk mede is geweest Autheur er aanvoerder van de Afzetting van ne„ gen wettige Regenten alhier ter Ste„ de op den een en twintigften Apri] „ mdcclxxxvii plaats gehad hebbende; „ mitsgaders nog aan de Afzetting var „ twee wettige Burgemeesters deezei „ Stad, hier ter Stede den twee en twin„ tigften Juny mdcclxxxvii gefchied. ,, Mr. Ernestus Ebeling, Hendrik „ van Blomberg, Jacobus dAmour, „ Pieter Witmond , en Jacob vain „ Staphorst, over en ter zaake, dat de„ zelve zyn prefent geweest, en mede gt„ adfifteerd hebben by het inleveren or „ eene oproerige wyze van zeker Declara„ toir, inhoudende de pretenfe Remotie var „ negen Heeren uit den agtbaaren Raac ,, deezer Stad." — Voorts wordt, ten hun nen opzigte, woordlyk herhaald, 't geer wegens den Heer van Hogendorp gezeg( was LIX. BOEK. I787. I788. E. Ebeling tii anderen. I l  a8 VADERLANDSCHE Lix. boek. I787. I788. C H. van BekensteinRaket. D. Ge- £>:ets. i 1 was, met by voeging, „ datzy mede Au* „ theuren en Aanvoerders geweest waren ., van de Remotie van den wettigen „ Hoofdofficier, voorgevallen den zes en „ twintigften Juny mdcclxxxvii. Mr. Cornelis Henricus van Be^ „ kenstein Raket over en ter zaake „ dat dezelve heeft gefungeerd als Secre„ taris van een Burgerlegertje, 't geen „ onder andere in de maand September „ mdcclxxxvii heeft gefubfifteerd. „ Dominicus Geniets, Notaris, ter „ zaake dezelve van zich heeft kunnen „ verkrygen, als Notaris, den zeven en „ twintigften April mdcclxxxvii, aan ne„ gen Leden van den agtbaaren Raad dee,, zer Stad, uit naam van diverfe Leden „ van den Krygsraad, en eenige Perfoo„ nen, zich noemende Gequalificeerdens „van veele duizend Ingezetenen alhier, „ in prefentie van Mr. Johannes ChriSt „ tianus Hespe en Jacobus Kok, als ., Getuigen, te exploicteeren zekere In* „ finuatie, betreffende de pretenfe Remo„ tie der gedagte Heeren Raaden, en be„ helzende diverfe oproerige expresfien „ en bedreigingen, zonder zelfs ten op, „ zigte van diverfe Infinuatien daar toe „ verzogt te zyn, of eenige order gehad , te hebben (*>" ^ C) Wegens den Notaris Geniets vinden wy aagetekend, dat hy zich, mee een Smeekfchrlft, >m in de Amne.uie begreepen te worden, by Staaen van Holland vervoegd hebbe, Ar. NeJerL faarb. 17Ö8. bl. 633.  HISTORIE. fip „ Mr. Jöhannes Christianus Hespe , 3, over en ter zaake, dat dezelve van zich 9, hadt kunnen verkrygen , op den één en twintigften April mdcclxxxvii, den „ Heer Nicolaas Calkoen, Raad en Vroedfchap deezer Stad, komende, by „ het fcheiden van den Raad uit de Raad„ kamer, wanneer dezelve tot digt aan „ of op de groote trap genaderd was, aan s, te grypen, en dus het afgaan van het „ Stadhuis hem feitlyk te beletten; met „ dat gevolg dat dezelve Heer Mr. Ni- colaas Calkoen , door de aldaar ver- gaderde menigte, weder met geweld de 9, Juftitiekamer is ingedrongen (*)." Op deeze naamlyst vinden wy ook vermeld , zekere . .. Boode , die een Soldaat zodanig mishandeld hadt, dat 'er de dood, dien zelfden dag, op volgde, en Mr. Balthasar Elias Akbema , geweezen Raad in de Vroedfchap en Schepen, befchuldigd van verfcheide oproerige daaden, en wel byzonder van gegeeven bevel om de Zeedyk door te fteeken (f). Laater werd de Oud Schepen Lode wyk Hovy. die de Stad reeds verlaaten en zich in Frankryk nedergezet hadt (§), ingedaagd, om dat hy, op den eerften van Wyn- (*) Men flaa wegens deeze Gebeurtenisfen na onze Vadert. Hist. XVIL D. bl. 87. 99. ic6. 137. en 139 ft) Zie deeze Naamlyst in de Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1006. (§) Zie hier boven, bl. 15. en 19.. LIX. boek. I7S7. 1788. J. c. Hespe. Boode. L. How ingedaagd.  3o VADERLANDSCHE LIX boek. I767. I788. fc. L. Bouv/ens gebannen. Aanmerking van Bou- wens hier over . ; Wynmaand mdcclxxxvii, en dus naa het Befluit der Staaten van Holland om geen wederftKid te bieden aan het Pruisfisd Krygsvolk, hadt durven beftaan zekeren Pieter Witmond of Ordere, te volmagtigen om de Poider tusfchen Amfterdam en Amflekezn onder water te zetten en het noodige Volk tot dat bedryf te presfen (*). Soortgelyk eene Dagvaarding gefchiedde ten aanziane van Reynier Leendert Boüwens: dewyl hy als Vroedfchap der Stad. en voorgeevende Lid te zyn van het Defenfieweezen, op den zelfden eerden dag van Wynmaand, bevolen hadt en doen uitvoeren, dat de Schutdeuren inde Wester-beer aan de Stadsvest, even buiten de Haarlemmer Poort, werden opengezet; ten einde daar door de groote Inuniatie te bewerken, naa dat het Befluit om geen tegenweer aan de Pruisfen te bie3en, te zyner,-Tcennisfe gekomen was. En cverd hy eerlang, voor altoos, uit Holland zn Westfrieüand gebannen (I). De Heer Bouwens heeft, in laateren :yde, ten aanzien van zich zeiven, en den Heer Hovy, zich verkhard en beklaagd ;>ver het wederregtlyke in het vonnis over seiden ui'gefprooken. Hy beroept zich op iet Befluit den twéfi en twintigften van herfstmaand, ten tyde des belegs by de Vroed- (*) N. Neder'. Jaarb. 1788 bl. 1525. (t) Ar. Net'eil. Jaarb. 1788. bl. 1793. V»OT [789. bl. 407.  HISTORIE. Si Vroedfchap; „ waar by zy," om 'sMans eigene woorden te bezigen, „ de Raaden „ Hovy en Bouwens, mitsgaders den „ Luitenant Collonel de Wilde , gelasten „ en qualificeeren, om de Stad, wegens „ de ongelukkige omftandigheden, waar „ in dezelve zich bevondt, in eene be„ hoorelyke ftaat van Defeniie te bren„ gen, en daar toe alles in 't werk te „ ftellen, en om verder voor Ammunitie „ van Oorlog, Wapenen en wat daar toe y, behoort, zorge te draagen en werkftel„ lig te maaken. Door welke Refolutie „ zy dus niet alleen volkomen gedekt. „ maar zelfs geauthorifeerd waren, dooi „ den Agtbaaren Raad, om alles te ver„ rigten en te doen, 't geen zy ter De „ fenfie der Stad meenden dienftig te zyn: „ en zy dus daar door buiten allen aan- „ fpraak waren. Dat de Vroeüfchar, „ Bouwens zich daarenboven nog te „ beklaagen hadt, dat hy geactioneerc „ is op den zestienden van Novembe! „ mdcclxxxviii , en dus met fchendint „ van het Privilegie van Hertog Ael„ brecht aan de Poorteren van Amfter „ dam vergund; waar by de Schout zyn< „ Actie, binnen het jaar en zes weekei ,. naa hetbegaane Delict, moest inftituee ren; en deezen tyd verftreeken was „ doch waar aan de Hoofdofficier ei Schepenen zich niet hadden laaten ge „ legen liggen; maar dus hun oogmerk „ met vertrapping en verzaaking der Reg „ tei LIS. boek. I7?.7. 1 l » t >  3* VADERLANDSCHE tik. BOSK. T7«7. T788. Banvon. •nis over eeniire andere Heeren. De Re- geering wil den Kerkenraad gezuiverdhebben. „ teh van den Burger j hadden zoeken tè „ bereiken (*)." De befchuldigden als handdaadig aan Afzetting der Regenten, Hendrik van Blomberg , Jacobus d'Amour, Pieter Witmond, Jacob van Staphorst, en Dominicus Geniets, kreegen in Herfstmaand ten vonnis, dat zy ten eeuwigen dage uit den Lande van Holland en Westfriesland gebannen werden, onverminderd zodanige andere Straffen als hun Èd; Agtb. indien zy ten eenigen tyde in handen der Juftitie mogten geraaken, zouden oordeelen te behooren (f). Dit zelfde vonnis werd ook over B. E. Abbema laater geftreeken. Zynde diens Memorie fan Suggestie van de hand geweezen Wy laaten veele andere Vonnisfen en Strafoefeningen, ter zaake van het Patriotismus, onvermeld; doch niet alleen liet men het by deeze in Amfterdam berusten; maar gaf ook anderzins betoon van ongenoegen. Allerzigtbaarst gefchiedde zulks, op den eerften en tweeden dag des Jaars mdcclxxxviii. De Kerkenraad vaardigde, volgens jaarlyks gebruik, eene Bezending af, om Burgemeesteren, met het nieuw aangevangen jaar, geluk te wenfchen. Aan 't hoofd dier Bezendinge en (*) Bouwens aan zyne Committenten. Te Amft. by de Erven C. N. Guerin en W. Vermanden bl. 219. Ct) N. Nederl. Jaarb 1783. bl. 1355. (§) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl, jósS. 1793,  HISTORIE, 33 <ÊJl Woordvoerder van dezelve was de Hoogleeraar en Predikant J. van Nuys Klinkenberg. By de dankzegging des Voorzitters, voegde deeze, uit naam van Burgemeesteren, het vermaan, dat men toezigt zou hebben op de Leden van den Kerkenraad, en allen, die de Acte van Qualificatie voor de Geconftitueerden hadden getekend, uit den dienst van den Kerkenraad te ontllaan. Niet weinig aandoenings en beweegenis veroorzaakte die boodfchap in den Kerkenraad. Onder de Leeraars zo der Nederduitfcke als Walfche Hervormde Gemeente,) vondt men 'er verfcheidene, die bekend 1 ftonden de zaak der Patriotten toegedaan j te zyn. Deezen werden , 's volgenden \ daags, voor Burgemeesteren ontbooden,] onderhouden en vermaand, om zich, op den Predikftoel, op geene onbehoorelyke wyze, tot minagting der Regeering, uit te laaten (*). Het aantal der Kerkenraadsleden, in bovengemeld vermaan van Burgemeesteren < betrokken, was groot: immers de Hoog-1 leeraar van Nuys Klinkenberg, die < deeze boodfchap gebragt hadt, een en an- < dermaal met Burgemeesteren gefprooken t hebbende over de Naamlyst door hun Ed. * Gr. Agtb. gevorderd, hadt verftaan, data deezen, daar op een aanmerkelyk getal Perfoonen gevonden hadden, fehuldig aan het tekenen dier Acte. Met verwondering O N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 71. XXI. Deel. C LIX. BOEK. 1787. 1788. Ver- naan aart 'atriot- iscbden* :endo 'redi- :antei» De Ofllertekeaars der LCte van )ualifiacie, alt nwaarigen,fgezet.  34 VADERLANDSCHE LIX. BOEK 1787. 1788. Een wei om in hun pos te blyven aan ge wee zen. ring en leedweezen was dit door hun ont. dekt, als zulks te minder verwagt hebbende van Voorgangers der Gemeente, dat zy de Afzetting hunner wettige Regenten zouden goedgekeurd, en daar in medegewerkt hebben. Zy oordeelden deswegen alle de zodanigen onbekwaam en onwaardig om tot waarneeming van eenige openbaare Posten, en byzonder tot de Eerampten van het Opzigt over de Gemeente des Heeren, of het Beftuur over de Diakoniegoederen, te worden verkooren. Op dien grond fteunde hunne aanbeveeling om geene Perfoonen van gemelden ftempel, tot de post van Ouderlingen of Diakonen in aanmerking te neemen. Zy bleeven nog in 't zelfde begrip, en herinnerden zulks op nieuw aan den Kerkenraad, met overgifte van eene lyst der Perfoonen, welker Naamen onder de Tekenaaren der berugte Acte van Qualificatie gevonden waren. ; Gemelde Hoogleeraar dit fchriftlyk ten Kerkenraade inleeverende, voegde 'er by, : uitnaam van Burgemeesteren, „ hoe deezen , . „ in aanmerking genomen hebbende, dat „ veelen dier Ondertekenaaren, daar toe denkelyk zouden vervoerd geweest zyn, door misleiding van anderen, perfuafie „ van Vrienden en Patroonen, of uit ge„ brek van doorzigt, denkende ter goeder „ trouwe de belangen van het Vaderland daar door te dienen; of wel uit vreeze „ voor Plundering, van in hun beftaan of kostwinning, fortuin en expectance be-  HISTORIE. 85 9, benadeeld te zullen worden, zonder kwaad opzet, of bezef der gevolgen. „ Dat de zodanigen wel verlangen zou„ den, dat hunne Naamen van de Lyst der Ondertekenaaren mogten geroijeerd „ worden, en hun, langs deezen weg, ge5, legenheid gegeeven, hunne opregte ver„ kleefdheid aan de wettige Conftitutie „ en Regeeringsvorm, als mede aan hun,, neBurgerlyke Pligten, te manifesteeren, „ om het ongenoegen der Regeeringe van 9, zich af te wenden, en weder, als nut„ tige Leden;, ten dienfte van Kerklyke en Burgerlyke Maatfchappyen, gebruikt „ te worden. ,, Dat Heeren Burgemeesteren daarom „ zeer genegen zynde om aan deeze lof„ lyke begeerte van hunne Medeburgeren ,, en braave Ingezetenen te beantwoorden, ,, en daar door den Vrede, de Eensgezind„ heid en Ondergefchiktheid in deeze Stad, zo fpoedig mogelyk', te herftellen, gee- ne zwaarigheid zouden maaken om alle „ zodanige Perfoonen, die fchriftlyk ver- ,, klaaren wilden, dat zy van hunne „ Tekening op de Acte van Qualificatie re,, fdieerden, en dezelve begeerden gerekend „ te hébben als niet gefchied; de onwettige 9, Remotie der Regenten af te keuren, zich ,, volgens den Eed op de Conftitutie gedaan, „ of nog te doen, als braave Burgers en ,, Christenen , te zullen gedraagen tn gehoor- zaamheid aan kunne wettige Regenten, ,, te confidereeren i en te houden als of „ zy de gemelde Acte nimmer onderteC a „ kend Lix* SOEK. I787. I788. Verklaa■ing ten 3ien ein« 3e gevorderd.  $6 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1787. J788. Der Joo den aflegging■van den Ked op de Co» ftitutie. „ kend hadden, en ten hunnen aanziene* „ alles wat daar uit was voortgevloeid, „ te ftellen in een eeuwige vergetelheid. „ Dat Heeren Burgemeesters, uit fpe„ ciaal reguard voor den Eerw. Kerken- raad^ het overgeeven van de lyst der „ Perfoonen j die op het Alphabeth fton„ den, en welker Naamen op de Acte „ van Qualificatie gevonden waren, nog „ wel eenige dagen zouden willen uitftel„ len, om hun gelegenheid te geeven, ,, dat zy, door gemelde fchriftlyke Decla„ ratie, hunne Ondertekening konden ver„ nietigen, en voorkomen genoemd te worden onder de zodanigen, welke hun „ Ed. Groot Agtb. de Eerampten van „ Ouderling en Diakenen onwaardig hou* den O" Gelegenheid tot het tekenen van zodanig een terugtred werd ten huize des Voorftellers van Nuys Klinkenberg, van wegen de Magiftraat, gegeeven. Eenigen kwamen tot dien ftap; dan veelen bleeven terugge, ingevolge waar van hunne Naamen door Burgemeesteren werden uitgefchrapt (f). De Eedaflegging op de Conftitutie gefchiedde door den Kerkenraad der Portugtefchs Jooden, met veel omflags. In ftaatiyken trein reedt den hoogbejaarden ■ Opperrabbyn David d'a Cohen d'Azevedo, in zyn Statiekleed met den Raad der (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1790. Ét) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. uo.  HISTORIE. 3? der Synagoge, met vyf koetzen fla 't Stadhuis. Op de vraag des Voorzictenden t Burgemeesters, by het voorleezen des Staatsbefluits, en de vraag of zy genegen waren de Conftitutie met kragt en magt te helpen ftaande houden? gaf de Voorzitter ten antwoord., ,9 Dit met een gerust „ en vergenoegd hart, in naam van den ganfchen Kerkenraad, te willen doen; „ dat zy van den Almagtigen God geen „ grooter gunst konden erlangen, dan tot „ dien tyd gekomen te zyn, van zulks te „ mogen beëedigenl" 't Welk daar op, den Eed voorgeleeezen zynde door aliën met Amen te zeggen werd beantwoord. Staatlyk was de ontvangst geweest; zo ook de uitleiding. De Zaal was als met Jooden, blyde over deeze' gebeurtenis, vervuld. De 'Opper-rabbyn las 's avonds de Amnestie in de Portugeefche taal, vergezelde dezelve met eene Voor- en Naare- den< De Hoogduüfche Joodfche Natie volgde dit eigenfte fpoor by de Eedaflegging (*)• Te midden van al dit Stadsberyf, welks bedoelingen den opmerkzaamen in 't oog liepen, hadt men het onaflaatend misnoegen, dat de zo bezwaarlyk beteugelbaare Drukpers zweette van kleine Blaadjes, door het Patriottisch Gemeen druk geleezen. Deeze werden met naame verbooden. Gefchriften van grooter uit- (*) Men zie dit alles breedfpraakiger in de N, Nederl. Jaarb. 1788. bl. 301, C 3 LIX. o ek. I787. 1788. Beteuga* lingen vsn de Drukpers,  38 VADERLANDSCHE LIX. BOEK, 1787. 1788. Optochten der Byltjej. » l 1 i i i i t j 1 1 0 j u c 1 1 71 I 1 uitgebreidheid, den zelfden geest ademende-, ondergingen 't zelfde lot, en de Uitgeevers en Schryvers werden ten ftrengften behandeld. Een Schuurman, een Nutby, een Tegelaar, een Nomz keveren hier van voorbeelden op. Ook werden Perfoonen, die men fchuldig hieldt aan het rondbrengen en verfpreiden dier Schriften uit hunne huizen opgeligt (*_). Breedfpraakig genoeg hebben wy voorgedragen wat de te ondergebragte Party in Amflerdam te lyden hadt, en welke de ge- (*) Behalven de verboodene kleine Blaadjes en [>agfchriften voor den gemeenen Man , van welke ienige weder loop kreegen, als niets beduidende, rondt men op de lysr. der verbodene Boeken en Sefchriften met naame geplaatst, dit dertiental, ran welke veele Tytels genoegzaam uitwyzen, velken inhoud men daar in te wagten hadt. De ■evonden Brieventas met Patriottifthe Stukken — De uitgeweeke en mishandelde Patriot, tot moed en bedaardheid aangefpoorden het gewis bederf van het rotfche Oranje en van de Heerschzugtige Ariftocraaen voorfpeld — Hoe grooter hoop hoe kwaader koop , 'oor een gevhigte Patriot — Foor de Hollandfche emigranten — De Patriot in Eenzaamheid -— Staatkundige Fabelen en Vertellingen — Praalbeeld 'oor den leader des Vaderlands — Smeekfchrift aan Nederlands Debora — De gelukkige Emigranten, f'de kleine Volkplanting in het Zuiden, door Jufrouw IV. C. L. en uitgegeeven door G. Paape. ian de Batavieren over het Stadhouderfbap, door 'en Graaf d : Mirabeau — Gevonde Brief tusfehen tmerfoort en Utrecht — Onpartydig onderzoek by den het Regt der Opperfle Magt beflaat — Isiaè'1. — Binnen kort voegde rnen daar by het ranCche Werkje Precis Hiftorique de la Revo'.ution, •ii vient de s'operer en Hollande; par une Patriot te Hol-  HISTORIE. 39 gevolgen waren van alles wat daadlyk ter begunftiging daar van ftrekte, of hier op zweemde. Het tegendeel vertoonde zich te dier Stede by de Voorftanders van Oranje, en verdient zulks niet min geboekt te worden. Iets van de Vreugdebetooningen onmiddelyk op de Omwenteling volgende, gaf ons Gefchiedblad te leezen(*); dan mag het niet onvermeld laaten wat des vervolgens voornaamlyk gebeurde. Te meermaalen hebben wy de Byltjes, een naam den Scheepstimmerlieden te Amflerdam by uitftek eigen, als yverige Voorftanders van Oranje aangetroffen. Niet vreemd, dat zy, naa de Omwenteling, op eene byzondere wyze, hun vreugd aan den dag fielden. Naauw was deeze daar, of de Scheepstimmerlieden van 'sLands Timmerwerf, van de Stad, de Oost-Indifche Maatfchappye, benevens die der andere Scheepstimmerwerven, zo van de Eilanden Kattenburg, Wütenburg en Oostenburg als van het Bikkers-eiland, vormden verfcheide Compagnien, onder byzondere Vaandels. In ftede van Snaphaanen droegen zy verzilverde Bylen, of andere Timmermans Gereedfchappen en Werkftukken, alle overvloedig met Oranje vercierd, en gefchikt naar de Ploegen tot wel- Hollandois, temoin oculaire de la dite Revolution & un des principaux Profcrits, pour avolr foutenu fif defendu la Liberté ces Beiges Conféderés. Zie N. Nederl. Jaarb. 1788. b!. 820. 1005. 1132.1518. 1519. 1523. f*) ZieonzaVadert. Hist.XVU. D.b!. 244,248» C 4 LIX. BOEK. I787. i;88.  40 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. I787. I788. Begraaf, nis van Ran- welken zy behoorden. Herhaalde keeren hadden zy, dus uitgedoscht, in dien oord der Stad, flaatlyke Optochten gedaan en Ommegangen gehouden. By uitftel; hadden veelen hunner zich laaten zien, ter gelegenheid, dat de geweeze Timmerman op 'sLands Werf Johannes Rannink, in het Kattenburgfche Oproer gedood en by Vonnis aan de beenen gehangen op verzoek zyner Vrienden, begreepen werd onder de zodanigen, die zich, uit al te grooten yver voor het Huis van Oranje, te buiten gegaan hadden. Op inwilliging van welk verzoek het afneemen des geftraften toegeftaan, en het aandoen eener eerlyke begraafenisfe vergund werd. Eene drievoudige handoplegging van een Stadsboode vereerlykte, zo als men dit noemt, het afgenomen Lyk. Een Boeijer, ryk met Oranje en andere Vlaggen vereierd, voerde den vereerlykten na Kattenburg. Uit het berugte Wynhuishet Onvolmaakte Schip, werd het Lyk na de Ooster Kerk gebragt, voorgegaan door Timmerlieden met Vaandels en Muzyk, gevolgd van een Lykftatie, op omtrent negentien honderd Menfchen begroot. Op het Plein, waar hy zyn leeven gelaaten hadt, nedergezet, zwaaide men het Vaandel over de Kist; dit werd over het graf herhaald, onder het fpeelen van Wilhelmus van Nasfauwen; by den uitgang uit de Kerk maakten de Tim- (*) Zie onze fmlerl. Hist. XVII. D. bl. 157.  HISTORIE. 4* Timmerlieden eenen kring, door welken de Lykltatie heenen trok (*). Openlyker wenschten zy te voorfchyn te-treeden. Zy verzogten de Regeering om gezamenlyk, en als één eenig Lichhaam, door de voornaamfte Wyken der Stad, en over den Dam voorby het Stadhuis , te mogen optrekken. Het toe geitaan verzoek werd op den twintigften van Wintermaand volvoerd. Het Kattenburger-plein ftrekte ter verzamelplaats. Die van het Bikkers-eiland vervoegden zich derwaards. Behalven de laatstgemelden, beftonden de Timmerlieden uit zes en twintig Vaandels Werklieden van 'sLands Werf, vier Vaandels van die der Oost-Indifcht Maatfchappye; en tien Vaandels van zogenaamde Klouwers. Met elkander ruim vyf duizend Man. Voorafgegaan en opgellooten door een Geleide Ruiters uit de Stads Bezetting trok deeze talryke ftoet, op voorgemelde wyze nu op 't fraayfte uitgedoscht, onder herhaald Muzyk, na de Botermarkt, en ontving van de Wagthoudende Bezetting aldaar ter Hoofdwagt, Krygseere; hun ook beweezen door de Stads Soldaaten op de trappen van de Waag, toen zy, onder een onbefchryflyk grooten toevloed van aanfchouweren, de Kaherftraat doorgetrokken en op de Dam gekomen waren. De Regeeringsleden ver- tooni (*) Men vindt dit in 't breede,als mede het zon deiiinge dierBegraafenisfe, in de N. Nedtrkjaarh, 178/. bl. C 5 LIX. BOEK. 1787. I788. Staatlyke Ommegangdoor d« Stad.  4a VADERLANDSCHE LIX. BOEK 1788. Voorzorg tegen beledigingenop *s Lsnds Werf. Hoe den Jaardag des Stad- toonden zich voor de Venfters van 't Stadhuis. Dit voorbytrekkende, hief de Menigte, onder het zwaaijen der Vaandelen en het opheffen der vercierde Ambagtstekenen, by herhaaling een Gezang aan: op den toon van den tyd geftemd, beftaande in Zegenwenfchen over 'sLands hooge Regeering, het Huis van Oranje, de Magiftraat en Burgery der Stad, zonder zyne Pruüfifche Majelleit te vergeeten; Een gezang, hoe luidrugtig, nog overfchreeuwd door het Hoezee! der meenigte, die den Dam opproppend vervulde, en door het zwaaijen der hoeden, voor een oogenblik een zonderling vertoon opleeverde. Onder vrolyk gejuich trok die zeldzaame trein langs de voornaamfte Stads Gragten (*). Schoon wyd en verre de meeste Scheepstimmerlieden in deeze Oranje vreugde deel namen, vondt men 'er onder, eene andere denkwyze toegedaan. Voor hun was het naauwlyks te houden, wegens den hoon, fchimp en balddaadigheden, aan welke zy zich ftaag- blootgefteld vonden. Gecommitteerde Raaden ter Admiraliteit voorzagen daar tegen door eene ftrenge Waarfchuwing omftreeks de Werf en het Admiraliteitshuis aangeplakt (f). Om den Jaardag des Stadhouders luisterryk te vieren,was allen toeftel gemaakt, en alle voorzorge gedraagen tot voorko, .i ■ • mir,g O N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 59^3. (t) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 506.  HISTORIE. 43 ming van ongelukken. Amflerdam Hak uit in prachtvertoon. De verlichting van het Stadhuis hadt het grootsch eenvoudige. Boven de zeven Ingangen waren zo veele Pyramides met Glazen verlicht, en van boven pronkende met een Zon. Alle de openingen des doorlugtigen toorens waren met Lantaarnen behangen. > By de Portugeefche en Hoogduitfche Jooden hadt men, volgens het gebruik op Hooge Feesten , alle de Kerkkroonen ontftooken; ook werden de Boeken van Mofes, pragtig vercierd, ten toon gefield. De Scheepstimmerlieden hadden lang gewenscht, naa de Omwenteling, den nieuwen Krygsraad der Stad, op hun Eiland te mogen begroeten; en zogten zy aan dien wensch, op deezen Vierdag te voldoen. Een verzoek daartoe ingerigt, vondt gereeden ingang. De aanftalte daar kreeg eene fpoedige volvoering. Op het Kattenburger Plein was een Tent opgëflaagen met Lampions, Oranjevlaggedoek en van boven met twee Oranjevlaggen vercierd. Ingevolge van het gedaan verzoek verfcheenen 'er de afgevaardigde Collonellen der Schutterye van Marselis en Warin ; ook kwamen 'er, volgens uitrtoodiging, de Hollandfche Generaal van Dopff en de Pruisfifche Generaal van Kalkreuth. . Eenigen tyd bragren zy daar door, werden begroet door de Timmerlieden van de Admiraliteit, van de Oost-Indifche Compagnie, van de Stads- en byzondere Werven; wier aantal men op vier en twintig honderd be- LIX. soek. I7B7. 1783. ïouders gevierd.  LVin. SOEK 2737. 1738; Het Dn geluk veele Katten, turgers op i eu«  HISTORIE. 45 ftondt 'gr 'smiddags een wervelwind, tot een volilaagen Orkaan uitbarilende, waar door in en om de Stad daken van pannen ontbloot, boomen uit den grond gerukt, en eenige menfchen gekwetst werden , waar door eene groote menigte der. Vaartuigen op het Y, Admiraalfchap zeilende, in de uiterfte verlegenheid kwamen, andere met de daad omvergeworpen en op den wal gefmeeten werden. — In dien zeer geweldigen Stormvlaag, die maar weinig tyds duurde, vonden omtrent zestig Perfoonen een deerlyk einde aan hun leeven. Acht weiden 'er gered door den moed en menschlievende pocgingen des Luitenants van Hamel, die op 'sLands Schip van Oorlog de Admiraal Piet Hein, het bevel voerde, en voor de Boom op 't Y lag. Zyn betoonde hulpvaardigheid, onderfteund door den tweeden Luitenant Schmidt, den Kwartiermeester Kamp, en j, euveldaaden ba^unftlgt, de raadflagen der Boos„ doenderen verydeld." — Overlieden der Kattenburger Jagtbaten lieten eene Bekendmaaking in de Nieuwspapieren plaatzen, by welken zy zes honderd Guldens beloofden, aan die hun, of iemand der Leden van de Jagthaven, kon overtuigen var zodanig een toeleg. N. Nederl. Jaarb. 1788. bl, 1259. Doch dit neemt niet weg, dat'er op dier Zeildag lieden, met een boos opzet bezwangerd. Zich onder de zeilende hoop vervoegd hebben: bekend is het, dat een aantal Vaartuigen, tot de jagthaven niet behoorende, als dan de vierden van den Zeildag vergezellen. Zie breeder over d< redding toen toegebragt de N. Nederl. Jaarb. 1788 bl. 1149— 1154. boe lid 1787. I788.  46 VADERLANDSCHE LIX. B O li K. I7?,J. T — < > '< > i /uo. De Kroonprins van Pruisfin vol vreugd ontvangen. i ( De Jaardag 'der j Prinfesfe ( gevierd. en de Manfchap, die zich ter redding der ongelukkigen waagden , ontving van de Stadsregeering eene erkentenis van honderd zilveren Ducatons. Stoffe tot nieuwe vreugde verfchafte in Zomermaand de komst des Kroonprinfen van Pruisfen, onder den naam van Heer van Lingen. Hy vondt zich vergezeld van den Graaf van Bjujhl, den Pruisjifchen Envoyé van Albensleben, en Jonkheer van Rheede , der Staaten Gezant ten Berlynfchen Hove, benevens den Generaal Dopff. Van Utrecht op den Amflel de Stad naderende, krielde deeze Stroom reeds van Vaartuigen; de boorden waren opgepropt met derwaards gefnelde Aanfchouweren; op het water, en van 't [and, kaatfte men elkander bet geroep toe Oranje boven! Vivat de Koning van Prutsten! Men deedt hem alle eere aan, die ïen Vorstlyk Perfoon, vermomd reizende , kan verlangen, by het laaten bezigtigen ivat in en om Amfterdam voor een Vreemieling meest bezienswaardig gerekend wordt. Op 'sLands Werf zag hy het te tvater loopen van twee Schepen; men ïadt, te dier gelegenheid, goedgevonden Dm die Schepen, in ftede van de gebruiklyke Landsvlagge, met een Pruisfifche Geus te /ercieren. Kleinigheden; doch Ipreekenle blyken van de geestneiging dier dagen! Met de Jaardag der Prinfesfe van Oranje n Oogstmaand, brak een nieuwe Feest [ag aan voor Amftels Burgerye, en bleef lezelve niet in gebreke om den last tot het  HISTORIE. 4? het vieren van dien dag en het aandenken op denzelven aan de jongfte Staatsgevallen, te volvoeren: „ hier toe kon," gelyk die van den Geregte, in de Uitfchryving, zich uitdrukten, „ geen gefchikter Tyd„ flip gevonden worden dan de Geboor„ tedag van haare Koninglyke Hoogheid, „ aan welke de Republiek, (naast God) „ de gelukkige Omwenteling van zaaken „ grootlyks te danken hadt (*)." Wat wy dus verre van Oranjevreugd in Amfterdam te boek fielden, is flegts een fchaduw te agten by 't geen die Partye daar ter Stede genoot, toen, in Herfstmaand des Jaars mdcclxxxviii , de Stadhouder en diens Gezin deeze Stad en Ommeftreeken een Bezoek van eenige dagen gaf. Naa Zaandam, dat in de jongfte onlusten zo ruim deel genomen hadt (f), doch waar thans Oranje heerschte, en Broek in Waterland, 't welk gezegd wordt van alle Onlusten, in de jongst verloopen Jaaren, vry gebleeven en altoos Prinsgezind geweest te zyn, bezogt, en op die beide Dorpen allen Eerbetoon ontvangen te hebben, ontving Amftelsveste dit hooge Ge zelfchap. Aan 't boord der Jachten, waai 't zelve zyn verblyf hieldt, bragt men het de welkomst groeten. Elke dag gaf ftoffe tot nieuw onthaal, by het bezigtigen der Stads merkwaardigheden. Gelegenheid by gelegenheid deedt zich op tot Ge- luk- (*) Verzam. by de Chalmot VII. D. bl. 235. Zie onze Vadert. Hist. XVI. D. b\.Z7jenz LIX. boek. 1787. 1788. De Prins met zyn Gezin ie Amfterdam. Hoe da?,r onthaald.  LIX. ÏOEK, 1787. 1738. 48 VADERLANDSCHE lukwenfchingen van de Regeering, vari den Krygsraad, en veele andere byzondere Lichaamen, in welke allé men den toon van den tyd lloeg, terwyl de beantwoordingen niets anders ademden dan dankerkentenis en gunltige toezeggingen: onder andere beloofde de Prins aan den Krygsraad, „ dat hy deeze Stad, van tyd tot ,, tyd, met zyn bezoek vereeren zou." — De Jooden bejegende de Stadhouder, in hunne Synagogen, met onderfcheiding. Deeze viel ook aan de Byltjes op Kattenx burg ten deele. Op hun verzoek bezogt zyne Hoogheid, met zyn Gezin, dien oord, toefde meer dan een uur onder een Eerepoort, terwyl zy den Oranje vereerenden Optocht herhaalden. Staande het verblyf te dier Stede, ging het hooge Gezelfchap in open Rydtuigen na Ouderkerk en Amfteheen, ter bezigtiging van het overfchot der Batteryen, door de Patriotten, by het beleg van Amfterdam, aangelegd, en van de plaatzen, waar, naa de Omwenteling het Pruisfifche Krygsvolk gelegerd geweest was. Voorwerpen, befchouwd met een oog, waar in genoegen en voldoening kennelyk doorftraalden. Met gelyke eerbetooningen als dit Vorstlyk Gezin ontvangen was, verliet het, naa een vyfdaags verblyf, Amftelsveste (*). Zo (*) Een Verhaal der ontmoetingen op de gemelde Dorpen, en byzonder te dier Stede vindt men in de N- Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1331. 1324. 1365. en 1367.  HISTORIÉ. Zo veel en zo prachtig onthaals greep plaats in Amflerdam; fchoon' de Stadskasfe, die in den Jaare mdcclxxxi, aan de Hollandfche Schatkist in ééns de aanzienlyke fom van 2,400,000 kon opfchieten (*), zich niet alleen genoodzaakt vondt om eene Geldleening van twee Millioenen te openen; maar ook de belasting van het Lantaaren- Emmer- en Straat-geld, voor vyf en twintig Jaaren, te verhoogen tot de helft der gewoone Verponding op de Huizen. Eene Geldbehoefte, door de Regeering voornaamlyk aan de onkosten in de laatfte onlusten toegefchreeven (f). 't Geen in Amflerdam de Burgerfocieteitshuizen wedervoer onmiddelyk naa de Omwenteling, hadt ten opzigte van één derzei ven, een zo zonderlingen toedragt. dat wy deeze byzonderheid niet onvermeld kunnen laaten. Wanneer door Staaten van Holland, alle Burgerfoeieteiten en Genootfchappen vernietigd waren, maakte men in Amflerdam onmiddelyk een begir met die Huizen te fluiten, en de gewoone Vergaderingen in dezelve te beletten. Hel volle Geregt, vergezeld van eenige Rui ters. heg-1? zich na de Huizen zo dei Vaderlandfche als der Burger-focieteit, ir de Kaherflraat en in de Nes. Eeniger tyd waren ze geflooten geweest. Dooi een Smit opengeftooken zynde, nam met de Boeken en Papieren daar voor handet ir (•) N. Nederl. Jaarb. 1781.M. 109. Ct) N. Nederl Jaarb. 1788. bl. 85a. XXI. Deel. D lik. BOEK. I787. 1788. Schaarsheid In de Stads* kasfe. DeBut» gerfocieteitshuizen ge» flooten» I [ I l I  go VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1787. 1788. Beklag des wegen. Ingekog door Di recceuren van Doctriti) & Ami titia. in verzekering, en hing 's Stads flot aan de Buitendeuren. Veele Leden der Vaderlandfche Sociëteit namen dit zeer euvel, beklaagden zich daar over by den Hoofdofficier Backer, en den Burgemeester Dedel, beweerende, dat zy flegts eene gewoone Sociëteit uitmaakten, en zich met zaaken 'sLands of Stads Beftuur betreffende, nooit bemoeid hadden. Hun beklag vondt by de Regeering der Stad geenen ingang, en ook naderhand by 'sLands Staaten geen gehoor. By eene openbaare Bekendmaaking betuigden Commisfarisfen, dat men, geheel ten onregte, de Vaderlandfche Sociëteit op de Naamlyst der Verfcheenenen ter Algemeene Provinciaale Vergadering gefteld hadt (*). t Commisfarisfen deezer Genootfchappen ■ door Schepenen aangemaand, om, tegen zekeren bepaalden tyd, de Societeitshui?zen te verkoopen: onder aanzegging, dat - het anders door den Hoofdofficier zou gefchieden, gehoorzaamden aan dit bevel. Ter openbaare verkoopinge werden de Huizen aangeflaagen; doch, op het oogenblik der verkoopinge, kwam 'er berigt, dat die Huizingen uit de hand verkogt waren. Als Koopers maakten zich bekend „ Directeuren van het Fonds van „ het Kunstlievend Genootfchap, onder „ de Zinfpreuk Doctrma & dmkitia, voor „ en £*) N.'Nederl. Jaarb. 1788. bl. 3°3'.  HISTORIE; $i „ en ten behoeve van de Geintresfeerdens in 't zelve Fonds." Schepenen weigerden de Overboeking op die Naamen; gaven van die weigering aan Staaten van Holland voor reden op, dat door de overboeking aan dergelyke Sociëteiten of Genootfchappen, de betaaling van het Regt van Collateraale Succesfie, en van den Veertigften Penning, in vervolg van tyd, werd te kort gedaan. —— Als eene anderen grond van huivering in deezen weezen zy aan, dat door zulk een Overdragt van geene beduidenis zou gemaakt worden het oogmerk van hun Ed. Groot Mog. om het weder oprigten van dergelyke Sociëteiten, onder welk eene benaaming ook , te beletten. Zy meenden verfcheide gegronde redenen te hebben om te veronderftellen, dat dit zo genaamd Kunstlievend Genootfchap beftaan zou uit dezelfde Leden, waar uit de nu vernietigde Vaderlandfche Sociëteit beftaan hadt; dat althans de Perfoonen» die zich voor Directeurs van dat Fonds uitgaven, alle Leden van gemelde Sociëteit geweest waren; dat zommigen hunner , zo niet allen, te wel als ongeletterden bekend Honden, dan dat men zou kunnen veronderftellen, dat zy Leden, veel minder Beftuurders, zouden willen zyn van dit Genootfchap, zo de bevordering van Kunften en Weetenfchappen het waare oogmerk der Oprigteren was. — Vreemd moest het daarenboven, voorkomen, de oprigting van dit Genootfchap juist op D a het LIX; BOEK. I787. I788. Schepe»" nen weigeren de overboeking , ea vervoegen zich des wegen by de taaien.  Si VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1787. I788. Antwoordder Staaten. Op welli eene wy ze de zaak ge vonden. het oogenblik der vernietiging van de Va-» derlancifche Sociëteit, dat men daar toe het zelfde Huis verkoos, en dat de Commisfarisfen van 't zelve Leden van die Sociëteit en Tekenaars der Acte van Qualificatie geweest waren. Burgemeesters en Raaden ftaafden, in eenen naderen Brieve, aan hun Ed. Gr. Mog. het gemelde van Schepenen, en lieten zich byzonder uit over het Geldlyk Nadeel, 't welk het gemeene Land, by zulk eene Overboeking, ftondt te lyden. Waar omtrent zy een middel van voorkoming voorfloegen. — Der Staaten befluit hier op hieldt in, dat zy de bedenking omtrent het heffen van den Veertigften Penning en het Collateraal over de Huizen aan Publieke Sociëteiten toebehoorende, in nader overweeging zouden neemen. Wat het verder verrigtte der Schepenen, uit kragte des Staatsbefluits, omtrent de Societeitshuizen aanbelangde, werd, daar dit zo klaar fprak, aan de Regeering van Amflerdam gelaaten, om alles, wat ftrydig daar tegen zou gefchieden, te beletten. Een by Schepenen door de Koopers ingediend Verzoekfchrift, op de overboeking aandringende, kreeg ten antwoord, dat de overboeking zou gefchieden aan de Koopers, mits men in de Opdragtsbrief het volgende te leezen gaf; „ Dat in dee„ ze Perceelen nimmer een beflooten Col„ legie, Sociëteit of Gezelfchap zal mo„ gen gehouden worden, dan alleen het „ Kunst»  HISTORIE. SS „ Kunstlievend Genootfchap Doctrina & „ Amicitia, 't geen altoos, ingevolge van „ deszelfs Inrigting, alleen zal moeten „ ftrekken tot bevordering van Kunften „ en Weetenfchappen , zonder dat 'er „ immer of ooit eenige zaaken van Staat „ verhandeld zullen mogen worden; of „ dat dit Gezelfchap zich met zaaken raa„ kende het Publiek Beftuur, zal mogen „ bemoeijen. Dat, ten einde van de exacte naakoming van deeze Conditie „ verzekerd te zyn, myne Heeren van „ den Geregte niet alleen voor ieder hun„ ner, ten allen tyde, een vryen toegang „ zullen hebben, tot gemelde Sociëteit „ en alle andere Gezelfcharpen, welke in „ deeze Huizen worden gehouden, geene „ uitgezonderd; maar ook het regt zul„ len hebben om een of meer Perfoonen „ van hunnen wege, daar te zenden, die „ ook den vryen toegang zullen hebben. „ Dat voorts alle tegenwoordige Eige„ naars van deeze Perceelen, binnen den „ tyd van zes weeken, ter Stads Secre,, tarye zullen moeten worden opgegee„ ven; ten einde by Verkoop of Ver- fterf, het Regt van den Veert igften en ,, Tachtigften Penning in het middel van „ het Collateraal niet illufoir worde ge- „ maakt. Tot naakoming van alle „ welke Conditiën , de tegenwoordige „ Koopers, ziqh by deezen verbinden, „ zo voor hun zelfs als voor hunne Me- degeintresfeerdens en hunne Succesfeu„ ren, onder overgifce, dat, in cas van D 3 „ Con- LIX; BOEK, 1787. I788.  j LIX. BOEK. I787. 1788. Wet des Genootfchapshier mede overeenkomöig. j4 VADERLANDSCHE „ Contraventien, deeze Perceelen, zon„ der eenige form van Proces, direct door „ den Heer Hoofdofficier, in den tyd, by „ executie verkogt zullen kunnen wor„ den (*)•" Overeenkomftig met dit Beding by de Overdragt, houdt de Wet des Genootfchaps in, dat de Onderwerpen der Verhandelingen, Redenvoeringen, en Voorleezingen, geheel flaan aan de keuze der Spreekeren, met deeze bepaaling, dat, volgens het Reglement, dezelve niet Politiek mogen zyn; „ en dat voorts alle „ Leden des Genootfchaps gehouden zul„ len weezen zich te conformeeren met „ en te gedraagen naar het Staatsbefluit, „ verbiedende alle Sociëteiten of Corpo„ ratien, te handelen of te correspondee„ ren over Lands of Regeeringszaaken, „ om zich daar in te immifceeren, en „ zich derhalven buiten alle Politieke be- moeijingen te houden." Dit is de opkomst van een Genootfchap, 't welk by den aanvange, met zulk een fcheel oog door de Stadsregeering werd aangezien; doch naderhand, die laagzetting b. fchaamende, aan den Tytel beantwoord en gelegenheid verfchaft heeft om den Koophandel, door gezellig onderhoud, en befchaavende Letteroefeningen af te wis- (*) TV. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 303. 1009. 1132.' 1357. Men vindt van het Gebouw en de lnrigting een breed verflag in het Vervolg op J. Wagenaars Jmfterdam XX. St. bl. 168.  HISTORIE. 55 wisfelef). Van tyd tot tyd werkt®, dit Genootfchap volgens een uitgebreider plan. Redenvoeringen daar gehouden, nu en dan in 't licht gegeeven, ftrekken deezen Genootfchappe tot loflyken getuigenisfen. Van eenen vroegeren aanleg en langzaamer herkomst is een ander Genootfchap te deezer Stede; doch het kreeg in den Jaare mdcclxxxviii , een meer open baar en fchitterender vertoon. Reeds in mdcclxxvii , nam, volgens een Ontwerp van den beroemden Werktuigkundigen Willem Writs , eene Maatfchappy ter bevordering van zulke Kunflen en Weetenfchappen, als der Burgerlyke Zamenleeving den meesten dienst kunnen doen, eenen aanvang. Grootendeels beftondt het uit lieden van den deftigen Burgerftand. Hoe weinig opgangs men 't zelve ook fpelde, overtrof de uitilag die fchraale verwagting. Slegts veertig Leden maakten een Genootfchap uit, onder de Zinfpreuk Felix Meriïis, Gelukkig door Verdienflen. In aantal van Leden en in uitgebreidheid van Werkzaamheden, nam dit Genootfchap, zints den aanleg, dermaate toe, dat men van tyd tot tyd, een ruimer oefenplaats noodighadt, en betrok, tot men eindelyk te raade werd een gansch nieuw Gebouw te {lichten, evenredig aan 't getal en de aanzienlykheid der Leden, zo wel als aan de bezigheden en verrigtingen, die reeds daadlyk plaats greepen, of nog in 't plan lagen om ter hand genomen te worden. Men wilde daarenboven een Gefticht verD 4 vaar- LIX. BOEK. 1787. 1788. Herkomstenopgang des GenootfchapsFelix Meritis»  $6 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1787. I788. Het nieuw Gebouw ingewyd * vaardigen, 't welk, van wegen de fraayheid en luister, niet alleen der Maatfchappye tot eere, maar ook aan Amflerdam, reeds uitmuntende door eene menigte van Praalgeftichten, tot een bykomend cieraad zou dienen, en op de Keizersgragt, onder zo veel fchoons, uitfteeken. Dit Gebouw, naar 't plan en onder opzigt des Amflerdamfchen Bouwkunftenaars Jacob ütten Husly gemaakt, ' kwam in den Jaare mdcclxxxviii tot ftand, en werd in Wynmaand ftaatlyk ingewyd, door den Hoogleeraar J. H. van Swinden. Het Gebouw heeft van buiten een grootsch aanzien, en mag ten deezen opzigte onder alle foortgelyke Geftichten, zelfs in de grootfte en vermogendfte Steden van Europa, éénig in zyn foort genaamd worden (*). In vyf Departementen of onderl'cheiden Genootfchappen, tot welke alle Leden egter toegang hebben, is de algemeene Maatfchappy verdeeld, te weeten, dat van den Koophandel, de Natuurkunde, de Tekenkunde, de Muzyk- en Letterkunde. Hoofdverdeelingen, die mindere influiten. In alle dezelve vindt men 't geen tot elk behoort, op het uitneemendst. Het getal der Leden wordt op omtrent vier honderd opgegeeven. Grooter zou het zeker zyn, indien niet veelen, door de kostbaarheid der (*) De Afbeeldingen des Gebouws van buiten en deels van binnen , in plaat uitgaande, kunnen daar van ten bewyze ftrekken.  HISTORIE. 57 der Stichtinge, en door de Geldfomme, welke zy by hunne Intrede moeten toebrengen, werden te rug gehouden. Van de werkzaamheden der Leden in een en ander vak, kunnen getuigenis draagen eene menigte van Redenvoeringen, eerst in de Maatfchappy uitgefprooken, en vervolgens , indien het den Spreeker behaage fchoon niet in een bundel, in 't licht gegeeven (*). Behalven de vermeldenswaardigheid deezer beide Genootfchappen binnen Amflerdam, op zich zelve befchouwd, hebben wy 'er te opzettelyker van gewaagd, om daar door niet alleen nieuwe blyken op te leeveren, dat de Hollander, de Amfterdammer inzonderheid, niet louter Koopman is; voor de Kunften en Weetenichappen niets over heeft; doch wel inzonderheid om den blaam tegen te gaan, die men op deeze Dagen heeft willen doen kleeven, als of de Staatsonlusten alle zugt tot Kunst en Weetenfchap uitgedoofd hadden. Zeker ftrekten zy niet tot bevordering, en gaven foms ftoffe tot regtmaatige klagten (f); doch wanneer, in weerwil der- zel- (*) Men vindt wat tot dit Genootfchap, het Gebouw, de Inrigting en Werkzaamheden betreft een uitvoerig berigt in 't Vervolg op J. Wagenaars Jmfterdam XX. Deel bl. 147—161. De Inwyding betreffende, verdient nagezien te worden De Algemeene Konst- en Letterboode, by A. Loosjes Pz. I. Deel bl. 147 en 148. " (j) Deeze, om van geene lasterende grootfpraa' ken te gewaagen, vindt m2ii ten aanziene van eer D 5 » LIX. doek; 1787. 1788. Aanmerkingoverdusdanige lnrigtingen.  LIX. BOEK. 1787. I788. Iets wegens een oude Voorfpellingten deezen tyde gevonden. 58 VADERLANDSCHE zelve, zulke verfchynzels , als wy vermeld hebben, ftand grypen, werpt men een onverdiende lak op deeze dagen, wen men ze befchryft als van alle Letter- en Kunstliefde ontbloot, en tot bastaardig hellende, 't Was in deeze en dergelyke Genootfchappen hier te Lande, 't was in onderfcheide Departementen van het door de meeste Gewesten verfpreidde en in Amflerdam de Hoofd verg adering houdende Maatfchappy tot Nut van 't Algemeen , dat men, te midden van de woelingen der Parryfchappen , Kunstliefde kweekte, Verlichting bevorderde, en op 't altaar der Vryheid, in ftilte, rookte. Niet zonder heimlyke en foms vry fterk in 't oog loopende belaagingen eener Partye, die Volksonkunde voor het gefchikfie middel aanzag om het Volk het juk der Dwangregeering gereedst en gewilligst te doen draagen. In deezen tyd van Verlichting wilde ma.n nog het Bygeloof ftoffe verfchaffen, door het te voorfchyn brengen van zekere Latynfche Dichtregelen, als gevonden in een der befchilderde Kerkglaazen van de Nieuwe Kerk te Amflerdam; doch, 'er nu uit- ge- ander beroemd Genootfchap te deezer Stede, opzigtelyk deeze dagen, vermeld in de Lofreden op Hermanus Gerardus Oosterdyk , door Jeronimo de Bosch, te Amft. by P. den Hengst 1795. Dit Genootfchap , ten Zinfpreuk voerende Concordia & Lihertate, vindt men befchreeven in het bovengemelde Vervolg op J. Wagenaars Amflerdam bl. 162. enz.  HISTORIE. 59 nomen, (gelyk men 'er voorzigtig byvoegde.) Deeze fpeldenhet Jaar mdcclxxxviii als een allerongelukkigst Jaar. De Dichtregels kwamen op deezen zin neder; Wanneer duizend Jaar en, naa Jesus Geboorte en nog zeven honderd s zullen verhopen zyn, zal het acht en tachtigfte als een wonderbaarlyk Jaar verfchynen, en met veele treurige Gebeurtenis]'en vergezeld gaan. Zo dan niet de Aardbewooners. door krankheden worden weggerukt; Zo dan niet het Land en Water in niets terug keeren. Dan zullen nogthans alle Ryken der Wereld open ondergaan, en het gejammer zal allerwegen groot zyn (*). Het zwakhoofdig Bygeloof las zulke Voorfpellingen met fchrik, terwyl en de waarheid der ontdekkinge, te gemelder plaatze, met regt in twyfeï getrokken werd, en de inhoud, kloekei verftanden ftoiTe tot lachen gaf. Als (*) De oorfpronglyke Verzen luiden: Post mille expletos a partu Virgims annos, Et feptingetos, rurfus abinde datos Octuagefimus octavus, mirabilis annus Ingruet, & fecum trhtia fata feret. Si non hoe anno totus morbo occidit orbis , Si non in nibilum terra & fretumque ruent Cuncta tarnen mv.ndi furfum ibuntque deorjum Imperia, ac tuctus undique grandtis erit. Deeze Regels heeft men ontdekt, dat reeds vroe ger bekend waren, en gevonden te Lizka in Hun garyen. In een handfehrift by de Cupucyner Mon tiiken te Antwerpen, kwamen zy voor, en wordet toegefchreeven aan zekeren Caraffa; doch, vol gens anderen, hadden zy tot Maaker Johan Mul ler , bygenaamd Regiomontanus , eeu beroem: Star LIX. bokk; 1787. 1788. I I  6o VADERLANDSCHE LIX. BOEK. I787. 1/88. Hoe het zich te Schoon■ boven toedroeg Als een blad was Schoonhoven, by der Pruisfen komst, omgeflaagen; doch hadt welhaast reden om zich over die Inlegeringe bitter te beklaagen (*). Dit egter verzwakte de Oranjeliefde in geenen deele. Wy zagen haar de eerfte in de Regeeringsverandering voor te flaan. De Regeeringsleden als fchuldig om afgezet te worden, opgenoemd (f), werden met de daad afgezet, en vervangen door Perfoonen, in den fmaak van eenen Jan Braak, Willem van Solingen, Anthony Carnier, de Gebroeders Gerardus Jacobus en Cornelis van den Bosch, en Dirk Hoola van Nooten. Een Starrekundige (van wien men een Verfiag vindt in de Astronomie van de la Lande 1. D, bl. 180— 182.) 't Is bekend hoe Starrewichelaary en Voorzeggingen daar uit opgemaakt zich, in die dagen , met de Starrekunde vereenigde, en ook, anders voor dien tyd groote Mannen, in dat vak, tot de beuzelaary van Voorlpellingen vervielen. VVy bepaalen hier niets, den Maaker of de Egtheid betreffende, maar meenden dit te moeten aanftippen. Zie ook de N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 80. (*) Zie onze Vaderl. Hist, XVII. D. bl 334enz. Men voege hier by, dat die Stad, door de groote menigte Pruisfisch Kr^gsvolk, waar by een aantal van acht honderd Krygsgevangenen kwam, geheel ontbloot was van Mondbehoeften voor Menfchen en Voeder voor Paarden; weshalven de Regeering een onderftand verzogt van ten minften 20,000 Guldens. Onder zekere voorwaarden, moest die Stad aan de Pruisfen twee honderd Osfen, behalven een voorraad van Leeven«middelen voor Menfchen en Paarden leeveren. Bouwens aan zyne Committe». 'en bl. 237. (^t) Zie onze Vaderl, Hist. XX. D. bl. 215.  HISTORIE. 61 Een nieuwe Krygsraad, van denzelfden ftempel, werd daargefteld (*). ln deeze dagen ging den Schoonhovenaaren naa het voordel ter Staatsvergadering gedaan te hebben, om de Stadhouder tot Graaf van Holland te verheffen; en dat dit reeds door twaalf Steden zou omhelsd weezen; doch wy hebben niets dit gerugt bevestigende gevonden. — Zekerder gaat het, dat de Regeering te dier Stede, veel eer dan de fmalle Gemeente, geduurende het verblyf der Pruisfen, en naa derzelver vertrek, onrust berokkende, en van hunne verregaande Dwinglandy een blyk gaven, door den Bailjuw te gelasten een waakend oog te houden op de zulken. die zich, by het nieuw Formulier Gebed, niet eerbiedig gedraagen, of vóór het Naagebed de Kerk verlaaten zouden; terwy! allerlei ongeregeld- en balddaadigheden. door Oranjegezinden gepleegd, een vryer loop hadden. Gedraagingen, in ds daad, wonder voegende aan eene Regee ring , welke, by de eerfte vreugd der Om wentelinge, niet wilde gedoogen, dat d< Vrienden van Oranje hunne Huizen ver derden en groen maakten; dewyl mei vernomen hadt, „ dat ook by zommigen „ welke het hunne hadden toegebragt om „ onder het fchandelyk misbruik van dei „ naam van Patriotten het Land te beroe „ ren, mede toebereidzelen werden gemaali om hun gehouden gedrag, orader zodani » ë . £*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5983. LIX. BOES.' 1787. 1788. I 1 » 1 t I  62 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. I787. 1788. Wegens deSchuctery aldaar. „ ge vercieringen te verbergen. — Uitftel „ werden deOran/egezinden verzogt te nee„ men; en aan de zogenaamde niemver„ wet/de Patriotten, wel uitdruklyk verbo„ den om in deeze trouble en turbulente „ tyden, met de voorgenomene vercierze„ len voort te gaan, en de rust, die zich „ langzaam herftelde, te ftooren (*)." Des Stadhouders Commisfarisfen verklaarden te Schoonhoven bevonden te hebben, „ dat de omftandigheden niet toe„ lieten, dat de voorige Schuttery weder „ in werking wierd gebragt, en daarom „ met overleg van de Regenten der Stad, „ en met Gecommitteerden van een aan„ tal Burgers, overeengekomen waren om „ eene nieuwe Schuttery op te richten, „ en een Reglement voor dezelve te doen „ maaken (f)." Bekend was het, dat genoegzaam degeheele Schuttery dier Stad zich voorbeeldlyk Vaderlandschgezind gedraagen hadt; het afdanken was derhal ven een fmaad die braaven aangedaan; en ftrekte het der nieuwe Schutterye geenzins tot eere, dat, naar luid van het eerfre Artykel huns Reglements, de Schutters niet mogten waaken als 'er Krygsbezetting in de Stad was: derzelver fobere gefteldheid gaf onder andere aanleiding tot zulk eene fchikking. De Vroedfchap oordeelde aan den Zeecapitein W. P. van Neuwirth, hun ge- voe- (*) Verz. by de Ciialmot XXII7. D. bl. 261. (t) Verzam. by de Cualmot XXIV. D. bl. 37.  HISTORIE. 63 voeligen dank te moeten betoonen, door hem te verzekeren van de loflyke melding zyner dienften, geduurende het verblyf der Pruisfifche Krygslieden, en zyne medewerking tot het bevorderen der Omwenteling in de gemoederen der Burgeren (*). Schiedam, voortyds in Patriottifche bedryven uitfteekend (f), was in verandering het evenbeeld van Schoonhoven. De Poorten voor 't Pruufisch KrygsVolk volgens aanfchryving der Staaten van Holland geopend zynde, werd het Genootfchap ontwapend, de Burgerfocieteiten vernietigd, de Geconftitueerden buiten dienst gefield, en alles op den ouden voet gebragt. Dit ging niet zonder eenige beweegingen toe, dan Ruiters, uit Delft derwaards gezonden, ftilden dezelve (§). Het verzoek der Regeeringsverftelling dooi zyne Hoogheid, met gelyke voortvaarenheid als te Schoonhoven gedaan, kreeg gehoor en vervulling. Te welker gelegenheid allen, die voorheen de Meerderheid der Regeeringe uitgemaakt en geene geringe rol gefpeeld hadden, het kusfen moesten verlaaten en hunne posten, dooi andersgezinden zien bekleeden (**). Da Regeeringsverftellers begaven zich andermaal derwaards, om de bezwaaren dei Bur (*) Verzam. by de Chalmot VI. D. 258. (f) Zie onze Vaderl. Hist.XVL D. bl. 318.^, N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 4806.5482.5484 (**) Men vindt de Naamlyst der nieuwe Regen ten ia de N. Nederl. Jaarb. 17*7. bl. 5486, LIX. BOEK. 1787. I788. Schiedamvoorlyk in veran« deringen, te bewerken:  64 VADERLANDSCHE LIX. boek. 1737. 1783. Burgeren te hooren en weg te neemen, Veelvuldig waren dezelve, en onderfcheiden de inwilligingen. Inzonderheid magtigden zy, gelyk ook te Schoonhoven gefchied was, de Burgemeesters dier Stad, ter afdanking van zodanige Stads Amptenaaren, Bediendens en Deekens en Hoofdlieden der Gilden en Leden van de Kerkenraaden der Proteftantfche Gemeente, die zich in hun oog, door hun gedrag en handelingen , het vertrouwen der goede Burgery hadden onwaardig gemaakt (*). Met één woord, 't geen hier gefchiedde was het voorfpel van 't geen vervolgens aan de Hemmende Steden van Holland algemeen gebeurde. Alleen met die uitzondering, dat, in de herroeping van het voorige gedrag, met naame genoemd wordt, een zeer fterk Dank-Adres door eenige Burgers van Schiedam, en der Ingezetenen der Dorpe van Kethel, in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvi , by Staaten van Holland ingediend (t). Rustig bleef het te deezer Stede niet, blykens eene Afkondiging in Slachtmaand tegen het infmyten der Glazen, en andere balddaadigheden (§). Zeer (*) TV. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5490. (f) 't Zelve geeft ons de Schryver der TV. Nederl. Jaarb, te leezen 1787. bl. 5497. Zy noemden daar in Willem den V. een onberaaden Forst, een verdwaalden Stadhouder, die met zyn kruipende Afhangelingen eigen grootheid, ten koste van 's Linde, welvaart, zogt. (§) Ferzam. by de Cualmot II. D. W. 224.  HISTORIE. 03 Zeer liep in 't ooge, op de nieuwe Regeeringslyst weder den Vroedfchap Doom aan te treffen, dien wy meermaalen in Patriottifcht bedryven gemengd vonden, wiens naam wy lazen onder de eerfte Vastftellers der Acte van Verbintenis tusfchen Vaderlandlievende Regenten (*), en eertyds Collonel van het Wapenhandelend Genootfchap. Ten tyde der Omwenteling floeg hy geheel om, en gaf daar van een allerdoorfteekendst vertoon. By de vernietiging van het Genootfchap, verfcheen hy op de puye van het Stadhuis, en betuigde aan de vergaderde Menigte, „ dat hy gedwaald, maar nu be,, roüw hadt, en, om zulks te toönen, „ dat zelfde Vaandel, 't geen hy weleer „ met eigen handen aan het Genootfchap „ hadt overgegeeven, thans overhandigde „ in handen der Dienaaren van de Ju„ ftitie om openlyk verbrand te worden!" Haatlyk was in aller braaven oogen dus eene omwending, en nog haatlyker werd dezelve, wanneer Doom zynen voorigen ■ Mederegent, Medeofficier van het Ontwa-j pend Genootfchap, Medetekenaar van ge- melde Acte, om diens hem befchaamende ftand vastigheid, zo niet aan de wraakzugt des gepeupels opofferde, althans buiten de befcherming der wet hielp ftellen. Naamlyk de Heer Pielat van Bulderen, eertyds Secretaris en naderhand Vroedfchap van Schiedam; dien wy eens té (*) Zie onze Vaderl. Hist. XI. D. bli 301, XXI. Deel. E lix, boek. I787. 1788. Gedrag' van den Heet Doom aldaar.. Hoe 'eé ?IELAT rAN bijlEREN lejegendf verd.  LIX. BOEK. 1737. 1788. : 1 ] i I t c f t 1 1 l f i ti z 't li d fa e 3 66 VADERLANDSCHE te dier Stede, en ter Staatsvergaderinge eene zo doorfteekende Patriottifche rol zagen fpeelen (*). Naa eene korte afweezigheid buiten 'sLands, om de eerfte barling naa de Omwenteling te ontwyken, e Schiedam wedergekeerd, vondt hy zich lermaate blootgefteld aan de mishandelingen des tegen hem opgeruiden gemeenen ifolks, dat hy zich, ten naauwen noode, ;an 't gevaar zyns leevens, in een nabuuig huis, onttrok. Daar kreeg hy van de iegeering terftond de weete, dat hy de itad onverwyld moest verlaaten; in welk ;eval zy hem een volkomen veilig verrekken zou bezorgen, zyn Huis, Vrouw n Kinderen voor overlast beveiligen. 7rugtloos riep hy de befcherming der Vetten in, met aanbod om de voornaam:e Belhamels op te geeven; vrugtloos jonde hy, dat men met die zelfde magt, em toegezegd om zyn vertrek te beveigen, de zynen nevens zyne goederen te efchermen, ook in ftaat was hem perjonlyke veiligheid te verfchanen, en zeerheid om zyne zaaken in zyn hu;'s waar ; neemen. Anderwerf liet men hem aaneggen, dat hy vertrekken moest. Onder geleide eener Ruiterbende werdt hy veig ter Stad uit en na het Hoofd gebragt; Dch men weigerde volftrekt na de Belimels om deezen Heer moeite aan te doen, ;nig onderzoek in 't werk te ftellen. Even C) Zie onze Vaderl. Hist XVI. D. bl. 83. e» 8-332.  HISTORIE. 67 Even vrugtloos riep deeze van huis en have dus ver wy derde Burger, naa zyne afzetting, by eenen Brieve, de befcher• ming in, welke de Stadhouder by de volmagt ter Regeeringsveranderinge door de Staaten gelast was aan de afgezette Regenten te verleenen. Zonder met eenig antwoord verwaardigd te worden, of des iets te verneemen, mosst hy het lot ondergaan, om nog twee volle Jaaren, uit zyne Geboortéftad en van zyne zaaken verwyderd te blyven. Op verre na egter veikreegen de Schiedammers in alles bunnen zin niet. De nieuw aangeftelde Regeering werd vernederd, en de klaagende Oranjevrienden vonden zich genoegzaam afgeweezen, in eene befchikking ten opzigte van het verzoek om de magt van de Regenten en van den Hoofdofficier te beperken; ten einde behoorelyk befcheid te geeven op alle Adresfen der Verzoekfchrifren inleeverende Ingezetenen, en akyd open te laaten den weg, om, in geval van onderdrukking , den Stadhouder te naderen. Zyne Hoogheid ,,. beval de Regenten en „ den Hoofdofficier aan om behoorelyk „ agt te geeyen op alle befcheide Adres„ fen en Requesten der Ingezetenen; bly„ vende aan een ieg-lyk onverlet, om, in geval van onderdrukking, zich by ,1 Hem, of den Stadhouder, of de Gou vernante in den tyd, te vei voege .51 Immers werd hier. door, aan den eenen kant, die Party, welke over het afwyzen E 2 des LIX. BOEK. 1787. I788. Hoe weinig de Schiedam?neriin debe> doelde bevoorregtingefTdeelden.  LIX. BOEK 1787. I7ü8. *Z VADERLANDSCHE der Verzoekfchrifcen klagtig viel, en te vooren geweigerd hadt haare beste Medeburgers daar in te onderfteunen, thans met eene nietsbeduidende aanbeveeling aan de Regeering afgezet, en, aan den anderen kant, de Regeering bedreigd met een Stadhouderlyk toevoorzigt. Een toe- voorzigt, 't welk, volgens zynen Lastbrief, en zelfs tot dus verre uitgeoefende Magt, nooit hadt plaats gegreepen. Naardemaal de Staaten, tot hier toe , akyd en afzonderlyk het Regt der Opperfte Magt, in die gevallen, hadden waargenomen. Trouwens geen een der bezwaaren of verzoeken, werd aan de Oranje vrienden toegeftaan , of zy moesten medewerken tot het bevestigen of vermeerderen van het Stadhouderlyk aanzien. Wat der Burgeren begeerte betreft, „ dat de Stad jaarlyks „ Rekening zou doen aan de Gilden, als „ mede om, buiten toeftemming, der Burs» gerv' geene Lasten op te leggen," zulks werd afgeflaagen; alles kwam neder op eene aanbeveeling aan de Magiftraat, „ om „ in het opleggen van Stadslasten, zoda„ nig eene gemaatigdheid te gebruiken „ als de Finantien der Stad zouden toelaa„ ten." — Gereedlyk, daarentegen, werd het verzoek ingewilligd om de Conventie in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxiv tusfchen de meeste Stadsregenten geflooten, als te eenemaal, en voor altyd, vernietigd te houden (*). Deeze Conventie was, (*) Verz. by r* Ciialmot XXIII, D. bl. 278—.293,  HISTORIE. 69 was, gelyk die in andere Steden, ingerigt om den invloed des stadhouders op i de Regenten te verminderen, en hun, zo veel doenlyk, van hem onafhangelyk, te maaken. Afhanglyk van hem, die, ten betoon van ydelen roem, begeerde, „ dat door de Regeering van Schiedam, „ ten behoeve der Schutterye, zouden ge„ maakt en aan dezelve ter hand gefteld „ worden een Oranje, een Wit \ een „ Blaauw, en eer. Oranje, Wit en Blaam „ Vaandel, alle vercierd met zyn Wapen „ aan de eene, en met dat van Schiedam „ aan de andere zyde (*)." In het ongelukkig Gornichem, waren door den Hertog van Brunswyk de afgezette Regeeringsleden in hunne posten herfteld Dit was ilegts by voorraad. Ook te deezer Stede verfcheenen de Gelastigden ter Regeeringsveranderinge, en dit werk verrigtende, ontiloegen zy van hunne Regeeringsposten de Heeren Mr. Lodewyic van Toulon, Heer van Wulven, Mr. Abraham van Thye Hannes, Engelbert de Gyzelaar en Anïhony Jan van Doorn (§). Men las op de Regeeringslyst de van Party verwisfelden van Hoey , M. Snoek, Verboom, Borgharen; en onder de nieuw aangeftelde liep meest in 't ooge Mr. Gerard van Lom, C*) Ven. by de Ciialmot XXIII. D. bl. 288. (t) Zie onze Vaderl. Hist. XI. D. bl. 3°i(§) Men zie de Naamlyst in de N. Neder'. Jaarb. 1788. bl. 665. en 7$\. E 3 LIX. 10 ek. I787.' I788. Gefchapenheidte Gornichem.De Regeeringsverandering aldaar.  ?o VADERLANDSCHE LIX. BOEK. I787. 1788. Slegte bedryven van Dispen- . brugge en VAN I Lom. 1 < I ( Lom, van wien zes braave Gornkhemfckc Vroedfchappen, in Zomermaand ues Jaars mdcclxxxvii, ter Staatsvergadering, dit getuigenis gaven: „ dat hy en Cornelis ,, van Diepenbrugge, Stedehouder van „ den Drost, openlyk uitkwamen voor „ Hoofden der Party, welke ailes aan„ wendden om der Staaten Befluiten, tot „ welzyn van het Vaderland genomen, „ te verydelen; dat zy de lieden, zo in „ de Stad, als in den omtrek ten Plat„ tenlande, aanzetten, ja drongen tot het „ tekenen van Adresfen, ftrydig tegen „ het uitgedrukte oogmerk van hun Ed, „ Gr. Mog., den haat tusfchen de Bur„ gers elk oogenbhk vermeerderden, en „ oorzaaken zouden zyn van de akeligfte „ en rampzaligfte gevolgen (*)." Van Diepenbrugge als- Stedehouder ïn van Lom als Advocaat van den Drost /an Gornichem, en des Lands van Arkel, ladden, zo wel vóór als naa de Omwending, geen der menigvuldige Plunderaaren en Oproermaakeren, in de Stad of ip de Dorpen daar omftreeks, doen te regtftellen; maar veel eer befchermd en iet doen tekenen der Oranje Verzoekschriften bevorderd, en veele Braaven in «gelegenheid gedompeld. Hunne party regepmlende, durfden zy zo verre gaan, lat zy de Vroedfchapsleden, die zich over lun, op evengemelde wyze, beklaagd nadien, een Proces van Injurie aandeeden. Hoe (*) Verz. by de Chalmot XX il. D. bl. 82.  HISTORIE. ?i Hoe zeer de Acte van Indemniteit van den Jaare mdclxiii hun daar tegen hadt behooren te beveiligen; hoe zeer de Staaten zich hunner hadden moeten aantrekken, werd dit Verzoekfchrift, zonder daar op befchikking .te maaken, weder uitgegeeven: zo dat zy zich gedrongen vonden om zich, op de best mogelyke wyze, van den hun aangedaanen overlast te ontdoen (*). De Penfionaris van Byleveld, dien wy ter Snaatsvergaderinge in zo groote verlegenheid zagen, by den aanval der Pruis [en op Gornickem, en by het vermeeste ren dier Stad, zich van de Staatsvergadering onthieldt, 7s Gravenkaage verlaatende (f), vondt zich van zyne Bediening ontllaagen. Hy verdeedigde in een breedfpraakig Verzoekfchrift by de Magiftraat ingediend, zyn gehouden gedrag, en verzette zich tegen de befchuldiging, dat hy, in meer dan in één opzigt, niet zou voldaan hebben aan den last hem als Penfionaris gegeeven. Met beklag van niet alleen onverhoord, zonder eenige gelegenheid gehad te hebben, om zich te verdeedigen; maar zelfs zonder behoorelyk onderzoek van zaaken, veroordeeld te zyn. Alles vrugtloos, zyn Lastbrief als Penfionaris werd ingetrokken (§). Tot overmaat van leed moest (*~) Verz. by de Chalmot XV. D. bl. 283—290. (+) Zie onze Vaderl. Hist. XV. D. b!. 185—190, (§) Deeze Stukken, veel lichts verfpreiiiendeop het gebeurde te Gornichem ten zynen opzigte niet E 4 si' LIX. BOEK. I787. I788. Wat den geweezen Penfionarisvan Byleveldwedervoer.  72 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1787. 1788. Uitbundige vreugdebetoon in gen der Brickr.aaren hy zyne plaats zien vervullen , door eenen flegt berugten la Faille. . Van het geen in den Brielk omtrent en in de Omwenteling voorviel, hebben wy genoeg vermeld, om die Stad, als opgetoogen in vrolykheid, ons voor den geest te ftellen (*). Vreugdemaaltyden onthaalden de bovendryvende Party, by afwisfeling eener fraaye Verlichting 'in Wynmaand des Jaars mdcclxxxvii (f), op 't verlangen der Burgery, die roem droeg van getrouw gebleeven te zyn aan de van oiids gevestigde Conftitutie 'deezer Republiek. Andermaal mogt zy zich in zulk eene Verlichting op 'sPrinfen Jaardag verheugen. Voor geen Stad behoefde de Brielk te wyken in het ftaatlyk ontvangen der Gelastigden ter Regeeringsbeftellinge; en by derzelver vertrek kwamen de vrolyke Brielenaars tot de uitbundigheid, om de Paarden van de koets der Commisfarisfen af te fpannen, die van het Stadhuis na het Jacht te trekken, terwyl de voorgangers in die vreugd voor en achter op de koets klommen en geduurig een Oranjevlag zwaaiden Veel veranderings vonden deeze Heeren niet te maaken, blykens de Lyst der Re- alleen; maar by de Omwenteling in 't algemeen gebeurde, vindt men by een in de Ferzam. by de Chalmot VIII. D. bl. 28/—3215. (*J Zie onzë Vaderl. Hist. XVL D. bl. 248—2 In <(*) tV. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1265. 1378.  HISTORIE. 77 In Vlaardingen, waar Oranjegezinden en Patriotten lang tegen elkander kampten , en de laatstgemelden eene kortftondige Zegepraal genooten (*), liepen de rustverltooringen en balddaadigheden aan Lieden van de nu te ondergebragte Partye gepleegd, tot eene fchroomlyke hoogte, vorderden en verkreegen eene byzondere voorziening, by eene Afkondiging, die blyk draagt tot welke toomloosheden, Haat en Partyzugt de Inwoonders vervoerden (t). Slachtoffers van Burgerhaat moesten 'er vallen in eene Stede, waar de Patriottifche Party, met zo veel moeite, eenen korten tyd, gezegepraald en eene Regeeringsverandering daargefteld hadt. Dit lot overkwam Joannes Baden Juniot, die in de thans vernietigde Vaderlandfche Sociëteit de post van Secretaris bekleed hadt; dit wedervoer de Heeren Abraham van der Linden van den Heuvel, Dr. Cornelis Wilhelmus van den Heuvel , Arent van den Berg , Dirk Speeleveld, en Lambertus Vriends, welke vyf hoofdbeleiders geweest waren ïn de afzetting van zes Raadsleden, onder befcherming van het daar binnen getrokken Zuidhollandsch Burger-leger. Het ftrafvonnis over alle deezen was eene voor hun leeven lange verbanning uit Hollana en Westfriesland (§). Maas- C*) Zie onze Vaderl. Hist. XVI. D. bl. 242—247. (t) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5506. {§) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1012.1377. 1799, LIS. boek* I787, 1788. Rustloosheidte Vlaardingen. Welke1 Perfoonen als flachtoffers van. Burgerhaat vielen.  7'8 VADERLANDSCHE LIX. BOE II. I787. T788. Maas/luis zeer oproerig en fel gebeetenop de Patriotten. Maas/luis, 't welk den bynaam van Oproerig met regt mag draagen, en als zodanig voor lang in onze Vaderlandfche Gefchiedenis gebrandmerkt ftaat, verdiende op nieuw dien fchandlyken bynaam. Tot twee keeren moest in Wynmaand naa de Omwenteling, dien geest van onrust, door byzonder fcherpe Afkondigingen, van hooger hand, beteugeld worden (*). By de Omwenteling van 'sLands zaaken was 'er wel eenige verandering in de R#geeringsleden gemaakt; dan noch deeze, noch de Kerkenraad, was, naar den zin dér blaakendfte Prinsgezinden, genoeg gezuiverd van Perfoonen by hun in haat. Om ontflaagen te worden van veelen der tegenwoordige Regenten en Kerkenraadsperfoonen, door hun befchreeven als Lieden, „ die nog by voortduuringe deeden „ zien de verderflyke Party van het zo„ genaamde Patriotismus toegedaan te „ zyn, en die de goede Ingezetenen, „ bekend voor opregte Vaderlanders, by „ alle voorkomende gelegenheden, vexeer., den en onderdrukten," hadden zy zich by den Stadhouder met een Verzoekfchrift vervoegd. Hier op geen antwoord altoos bekomen hebbende, beklaagden zy zich by een tweede daar over, en drongen 'er fterk op aan, dewyl de gewoone tyd der Regeeringsveranderinge naderde (f). Of zy daar mede iets vorderden is ons niet gebleeken. ^ De (*) Af. Nederl. Jaarb. 1788. bi. f509. 5510, Ni Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1165.  HISTORIE. 79 De wrokkende verbitterdheid richtte ten Plattenlande menig een fchandtooneel aan; doch geen 't welk haalde by dat 't welk te Tsfclmor.de vertoond werd; by eenen Scheepstimmerman van der Es, die onder de ftiUen in den Lande behoord, maar een Zoon hadt, van zo eene heete Patriottifche gefteltenisfe, dat hy, in de eerfte hitte der Omwentelinge, het genaden vondt, ï'sfelmonde te verhaten. Met het Voorjaar wedergekeerd, beving hem' "de zo dwaaze als ontydige lust om de Dorpelingen, meest Oranjegezind, met behulp van nog een twaalftal Jongelingen, anders te leeren denken. — 't Gerugt hiel van ging uit en kreeg geloofwaardigheid door eene en andere reeds gevoelige les. De verbittering werd hcogstgaande. Een Oranjegezinde hoop fchoolt zamen, fpoedi zich na dc Werf en Wooning des ScfaeépS timmermans; te groot was de menigte oir 'er tegenftand aan te bieden. Het Huif werd geheel leeg geplunderd, alle de goe> deren vernield, en in de Maas gefmeeten: Goud en Zilver, een Lesfenaar met Gele en Papieren werd niet verfchoond; mer hakte de Schepen aan ft'ukken. Van At Wooning bleef" geen fteen op den ande ren, een en ander Huis, 't welk deezer Man toekwam, droeg kenmerken van di< woede. De Man en Vrouw namen d< wyk na Rotterdam: de Zoon ontkwan het. naa heftig geflaagen te zyn, met eet Schuitje na Dordrecht, werwaards mei ee^ LIX. aox K.' Bysterheid te Tsfcliumde gepleegd. i i \ ■ { I I  So VADERLANDSCHE LIX. Boek. 1787. 1788. Hoe de Regeeringsverltelierste Hoorn ingehaald. eenige zyner Medeftanderen geboeid heenen bragt (*). Hollands Noorderdeel intreedende, doet zich eerst aan 't oog der Gefchiedkunde op de Stad Hoorn, waar zo veel gebeurd was om de Patriottifche Party, voor eene wyl, te doen zegevieren (f); welke zich , naa de Omwenteling ter Maatsvergaderinge, by uitftek, déedt kennen, in het doen van Voorflagen, ftrekkende om de Stadhouderlyke Regeering ten hoogden top te voeren en de Tegenparty te verdrukken (§). Hoogst welkom was te deezer Stede de komst der Regeeringsverftelleren, wier hand het zegel zou drukken op 't geen reeds by voorraad deswegen gefchied was, ook richting en vastheid geeven aan alles wat men wyders van dien aart verlangde. Men verwondere zich derhalven niet hier opgetekend te vinden, dat, wanneer deeze Heeren naauwlyks ter Stede waren ingekomen, de yver des Gemeens fterk genoeg woelde, om de Paarden af te fpannen, en zelfs het trekwerk te verrigten, onder "het geroep van C*) N. NederL Jaarb. 1788. bl. 333. Ct) Zie onze Vaderl. Hist XVI. D. hl. 355—370. (§) Wy mogen in 't algemeen den Leezer terugge wyzen tot het LV11. Boek onzer Historie, waar wy Hoorn aantreffen als een der monden tot het doen van de fterklte Voordellen, en het doordryven der geweldigfte Maatregelen^ Wat Gecommitteerde Raaden betreft, de Vergadering te dier Stede houdende, is, in dat zelfde Boek, in '6 breede ontvouwd.  HISTORIE. li ^an den dag; dat zy by de wederkomst dier Heeren zulks herhaalden, wanneer tot voltooijinge van dit fpel, een rappe knaap, met vlag en wimpel, zich op den bok plaatfte (*). By de volvoering van het hun opgedraagen werk zag men de plaats der Patriottifche Regenten, met lieden van eene andere kleur aangevuld (f); doch telde daar onder de zodanigen, die van party vewisfeld, op eene wyze in 't oog liepen, welke hun met uitzondering deedt kennen voor onvastem Van deezen Itempel was Mr. Joan van Breedenhof, Vryheer van Oosthuizen, die voor de Burgerwapening fterk geyverd, te dier Stede allereerst eene Commisfie, buiten Stadhouderlyke aanbeveeling, bekomen, en te dier gelegenheid gezegd hadt, „ dat 'er „ nog veel meer dan dat gebeuren zou!" Als mede Mr. Meinard Merens, die door de bewerking der Patriotten, om zyne toenmaalïge fchyhbaare Vaderlandsliefde, de post van Penfionaris bekomen hadt, en daar in nu, van 'sPrinfen wege, bevestigd wierd. Mannen die thans zo zeer, indien niet fterker, dan de van ouds bekende en nü herftelde Prinsgezinden, aan het voorftaan van Oranje de hand leenden; en ten deezen einde zich veel al, zo gemeld wordt, bedienden van de fcherpe pen van den Raadsheer Merens, niet <•) N. Nederl. Jaatb. 1788. bl. 675. en 867* Ct) 2V. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 860. XXI. De^e. F LIX. boek. I787. I788. Regeeringsver*fchikking aU daar.  82 VADERLANDSCHE LIX. SOEK. 1787. 1788. H. Car- basius verlaat Hoorn eu fchryft aan de Magiftraat, De Prins en Prinfesfe verwonderddat Carbasiusnog niet afgezet .was. niet min dan zyn Broeder van party verwisfeld (*). Hoe zeer frak by deezen af, hoe fterk een tegenbeeld dier Wyfelaaren leeverde in Hoorn op de Secretaris Mr. Hendrik Carbasius ; meermaalen als een yverig Voorftander van de zaak der Vryheid ontmoet, en in ons Gefchiedblad vermeld. Op ontvangen raad van eene by hem geagten hand, kort naa de Omwenteling,, om, voor eenigen tyd, Hoorn te ruimen, hadt hy daar aan gehoor gegeeven; ten einde zyne Vrouw en twee Kinderen niet ongelukkig te maaken. Hier van gaf hy, uit het nabuurig Purmerende in 't begin van Wynmaand, der Stadsregeeringe kennis. Met geen wederfchryven vondt hy zich verwaardigd; waar op hy in 't laatst van gemelde maand, der Regeeringe andermaal fchreef om antwoord te mogen ontvangen, en tevens befcheid of hy zich thans niet weder gerust na Hoorn kon begeeven, om zyne Amptsbedieninge aldaar waar te neemen. 't Leedt tot den elfden van Wintermaand eer die Brieven ter Vergadering in overweeging gebragt werden, gelyk de Burgemeester Jager zich uitdrukte „ om „ deeze en geene redenen." Dan gemelde Burgemeester intusfchen in 's Gravenhaagt geweest zynde, hadt van den Stadhouder, als mede uit den mond der Prinfesfe. vernomen, hoe die beiden verwagt had- £*) Zie onze Vaderl Hist. XX. D. bl. 234.  HISTORIE, 3.3 hadden, dat Carbasius reeds zyn ontflag, als Secretaris, zou hebben bekomen, en een ander, in diens plaats aangefteld weezen. Hier op bragt hy den laatften Brief in overweeging. De Voorzittende Burgemeester J. van Hoglwerf, Schoon^ vader van Carbasius, onttrok zich aan de beraadflaagingen op dit onderwerp. • Ongetwyfeld onderrigt van 't geen 'er in Hoorn omtrent hem gaande was, en op welken grond die beweegenisfen fteunden, richtte Carbasius eenen Brief aan zyneu Schoonvader, welks inhoud hem zo zeei tot eere ftrekt, als dezelve de party tegen- hem megr en meer moest verbitteren. Immers las men daar in deeze taal eens volftandigen Vaderlanders. „ In de naare „ fituatie, waar in ik, met Vrouw en Kin deren, zal moeten leeven, kunnen C „ Wel Ed., verdere Familie en goede ^, Vrienden , dewelke ik nog onder de „ Vroedfchap te Hoorn heb (*), vooi „ my, dewelke alleen om myne opregte Liefde, en daar uit voortvloeiend ge: trouw gedrag, ter bevordering van de „ dierbaare belangens van het Vaderland, zal ongelukkig moeten worden, nog „ één en mogelyk den laatften dienst en 9, het plaifier doen om het daar heen „ te dirigeeren, dat my in bewoordingen; ,, mutatis mutandis, en daar naa aan my ,, tot (*) Onder deezen telde hy, by uitltek, den re geereniien Burgemeester P. Schagen, olykens eer treffenden Brief in de Verzam. by v% Chalmqt X t>- bl. 15. voor handen. F a LIX. HOEK. 1787. 1788. Schryven van dien Secretarisaan zy11 en Schoonvader. 1  84 VADERLANDSCHE LIX. boek. Ï787. J73S. toe te zenden Extract Refolutie der zelf dé Remotie mag gefchieden als de Heeren van' „ het geweezene Defenfieweezen deezer Pro„ vincie en de Stad Utrecht, en anderen „ onder de Satisfactie van de Prinfesfe be* ,, greepen, erlangd hébben.'''' Met bygevoegd verzoek, dat aan hem, als die zyn Ampt zyn leeven lang geduutende , of tot vry willigen afiland, hadt verkreegen , de Afleg aan de Stad en Kerk, by den aanvang zyner Bediening betaald, mogt worden terug gegeeven; als mede dat het door medewerking der Stadsregeetinge zo verre mogt gebragt worden, dat hy de toen opgefchootene Ambagtsgelden aan den Lande, mogt weder bekomen. „ Dit," laat hy 'er op volgen, „ i& het eenige goed, het welk men nog „ voor my zal kunnen doen: want vol„ hardt men by het idéé om zich van „ Familiewegen in de deliberatien over „ myne Remotie niet te willen immifcee- ren, is dit eenig nog overfchietend mid„ del, om met Vrouw en Kinderen voor „ verder vervolg bevryd te blyven, en „ de op bovengemelden voet uitgefchoo„ tene Gelden te kunnen recupereeren, „ vrugdoos." In 't flot verzoekt hy zynen Vader daar over ten fpoedigften te fpreeken met zyn Oom van de Blocquery, van Foreest , en zyne verdere Vrienden in de Vroedfchap; hun deezen Brief mede te deden: want voegt hy 'er by, „ aan de „ Regeering kan ik my niet adresfeeren; „ om  HISTORIE. 85 „ om dat ik geene legaale tyding van myne aannaderende Remotie heb; en „ my daar in, als dezelve voor my even „ onwettig houdende, gelyk men nog on„ langs heeft willen fustineeren, met hun „ Ed. Groot Agtb. dit verzoek doende, niet kan compromitteeren." Deeze Brief werd door Burgemeester Jager, in den Raad gebragt, vergaderd om over de z?.ak van Carbasius te zit ten. Hier vondt men goed het volgend Vonnis te vellen. „ Vermids Mr. Hen- drir Carbasius , zo door zyne gehoudens „ Conduites, betrekkelyk de zo ongelukkige „ gefubfifteerd hebbende Disorders in deeze „ Republiek* als door aan te gaan tegen de ge5, manifesteerde intentie van deeze Regeering, „ het vertrouwen van de Regeering en Bur», gery deezer Stad heeft verkoren, is goed„ gevonden en verftaan denzelve Carba„ sius te verleenen zyne Dembfie van „ het Ampt van Secretaris deezer Stad „ en Weeskamer, en te ontflaan van den „ Eed in voorfchreeve Qualiteit en „ is wyders verftaan dat meergemelde „ Heer, in handen van Heeren Burgemees/, teren deezer Stad, zal moeten of doen „ bezorgen alle de Papieren, het zy het Gemeene Land, deeze Stad of Secre„ tarye betreffende, welke nog onder hem „ mogten berusten. Verder is gere- „ folveerd aan Carbasius over te laaten „ om zodanige verzoeken tot rellitutie zyner Amptgelden te doen, als hy zal „ vermeenen te hehooien; als mede het F 3 m< LIX. BOEK. 1787. 1788. Afzetting vin dien Heer,  85 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1787. 1788. Memorie door Carba sius ingeleverd. „ verzoek tot rembourfement der Afleg „ aan de Stad en groote Kerk, by den ,, aanvang zyner Bediening gedaan, te „ houden in Advys." De veroordeelde Carbasius diende hier op eene Memorie in, ter regtvaardiging van zyn gehouden gedrag; gispt daar in het misbruik van den Brief aan zynen Vader gemaakt, als waar in hy niet om zyn Ontflag verzogt hadt. Dan het meeste griefde hem, de uitdrukkingen in het Vonnis, hier boven met eene onderfcheidende Letter gedrukt; „ doch waarom„ trent hy Ongelukkige, wilde hy zich „ niet aan verdere ongelukken, in deeze „ hachlyke tyden, wilde hy zich aan geen verdere onheilen blootiïellen, moest zwygen, en alleen met Horatius zeggen « Jujium & Tenacem öPc." Hy beroept zich op den Alweetenden en zyne eigene bewustheid van niet te weeten immer gelegenheid gegeeven te hebben „ om het vertrouwen derRegeeringe, veel min dat der braave Burgery, te verlie- zen."" Op deeze gronden verzoekt hy het over hem geftreeken Vonnis, in zo verre te veranderen, dat daar uit ten klaarften bleek, „ hoe remmer, op eenig verzoek, of 't geen daar eenigen fchyn „ van hadt, zvne Demislie als Secretaris „ der Stad Hoorn was verleend gawor3? den;-maar per verba direcia om redefj hen hun Wel Ed. Gr. Agtb. daar toe „ ma-  HISTORIE. 87 « moveeerende , van 't gezegde Ampt „ was gedemitteerd geworden." Aan het verzoek van Carbasius, dat deeze Memorie, in het Stads Refolutieboek mogt geplaatst worden, werd geenzins voldaan; maar, temidden van Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxviii, toen men dezelve eerst in overweeging nam, beflooten dezelve niet alleen ter zyde te leggen; maar uit de Notulen te fluiten en dit laatfte den Secretaris ten fterkften te gelasten. De zo zeer verongelykte Carbasius deedt vervolgens nogmaals aanzoek om de negen honderd Guldens by 't aanvaarden van zyn Ampt, ten behoeve van de Stad en Groote Kerk ge geeven (*). Met welk een uitflag is ons niet gebleeken. Reeds in Slachtmaand van het Jaai mdcclxxxvii was de Krygsraad en Schut terye gezuiverd van zodanige Officieren ei Schutters als tot het Genootfchap vat Wapenhandel, of tot eenig Burgerlegertje behoord hadden. In Bloeimaand des vol genden Jaars erlangde een nieuw ontworpi Reglement voor de Schutterye, de voll< goedkeuring van zyne Hoogheid (f). Uit den Kerkenraad der Hoornfche Gemeen te werden allen ontflaagen, die zich, i de voorige onlusten, gemengd hadder Kerk- en Stadsregeeiing waren dus z zu (*) Men vindt de Stukken hier toe behoorenc V/ een in de Verz.by deChalmotX. D.bl. 13—2; (t) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl, 873-89*¥ 4 LIX. BOEK. 1787. 1788. Deeze ter zyde gelegd. 1 De Schutte- ry en Kerken1 raad van p Patriot. ten ge, zuiverd. 1 ) e  LIX. lOEK. J7&71788. Van de Pol en B reebaart de Stad ontzegd. 38 VADERLANDSCHE zuiver van den zuurdeefem der Patriotsgezindheid als de Schuttery. Door het vertrek der meeste Geconftitueerden, en het verjaagen van anderen door regterlyke vervolgingen, en de vernederende ftappen van eenige anderen, rekenden de Regeering de Stad nog niet ontlast van deeze diep gehaatten. De Hoornfch Regeering kon niet dulden , dat twee der Geconftitueerden zich m Hoorn bleeven ophouden. Het ftreng befluit was, „ dat, uit over wee„ ging van het halftarrig en onbuig„ zaam gedrag, door J. van de Poll ,; en C. Breebaart met opzigt tot de „ door hun beledigde Regenten der Stad 9, by continuatie gehouden, aan hun de „ Inwooning in de Stad ontzegd en be~ „ volen wierd, om, binnen veertien da„ gen naa het open water, de Stad en „ Stads Regtsgebied te Afruimen, en „ derzelver Huishoudingen na elders te ,, verplaatzen (*)." Met de uitzetting dier Burgeren hadt de wraaklust nog haar zat niet; deeze woedde ook tegen den Wooten Naam des eerstgemelden de Stad ontzegden Burgers. Diens Medegenoot in den Handel kreeg, wanneer van de Poll vertrokken was, een verbod om diens naam boven de deur te laaten ftaan: iewyl men niet dulden kon, dat zodanig een naam openlyk in de Stad zou geleesen worden; om thans niet te reppen vaB (*) Verzam. by de Chalmot L. D. U. 139.,  HISTORIE. 8p s?an het gebeurde ten zynen opzigte met een Kerklyk Getuigfchrift (*). De Kerkleeraars Engelberts en Schad, werden, op het voorleezen eener fchriftlyke Verklaaring, van den Predikftoel, in hunnen dienst herfteld (f). Zy werden voor Overtreeders gehouden, voor welke men de deur der genade, door dit redmiddel, opende. Dan bleef dezelve, op dat.wy dit in 't voorbygaan aanftippen, geflooten voor den Leeraar van Loenen op het nabuurig Dorp Twisk, die als Burger, de wapens hadt opgevat, en het banvonnis moest ondergaan; doch , onaangezien dit vonnis, het allerloflykst getuigenis van zyne Dorpsregeering, van zyne Kerkenraad, en van genoegzaam zyne geheele Gemeente bekwam (§). Zo zeer men zich te Hoorn beyverde om wat Patriottisch was de Stad te doen ruimen, zo zeer was men in de weere, om, die ter oorzaake van het geweldig Oproer daar aangerigt, onder befchuldiging lagen, en één ter Stad uitgebannenen, des te ontheffen en den gebannenen te herroepen. Hier toe diende een Voerflag door de Afgevaardigden dier Stad zeer kort naa de Omwenteling ter Staatsvergaderinge gedaan. Zy ftelden voor, s, van gedagten te weezen, dat, by dee- „ ze (*) Vcrzam. by de Chalmot L. D. W. 130. (t) Verzam.by de Ciialmot L. D bl. m—130(§) Men vergelyke hier mede wat wy hier boven bl. 416. des voorigen Deels omtrent dusdanig een Vcnnis opmerkten F 5 SOEK» 1787, I788. Oproermaakersontflaagen en herfteld»  LIX. BOEK. 1787. I788. 90 VADERLANDSCHE „ ze gunftige Omwending van zaaken, „ alle de flettrifures aan ter goeder naam „ en faam ftaande Burgeren hunner Stad „ gedaan, promptlyk behoorden te wor„ den gerepareerd; te meer, daar dezelve „ van geen eigenlyk gezegde Misdaaden konden worden befchuldigd, en alles „ wat ten hunnen laste was bygebragt, „ zeer bezwaarlyk alleen hadt kunnen „ worden geëlicieerd uit Plakaaten, waar „ by zaaken, uit haare natuur onver„ fchillig, willekeurig ftrafbaar gemaakt „ waren, en welke ook bereids, door „ hun Ed. Groot Mog. waren vernietigd „ en buiten werking gefield." Hier om wilden zy Schout en Schepenen der Stad Hoorn ten fpoedigften aangefchreeven en gelast hebben om acht onwettig gevatte Perfoonen van alle Regtsvervoigingen, ter zaake van de hun aangetygde Oproerigheden , op den veertienden en vyftienden van Lentemaand aangerigt, kost- en fchadeloos te ontheffen, dezelve ten vollen in hunne Eer als braave Burgers te herftellen; en tot dat einde ook den gebannen Andries Galet te rug te roepen en als voorheen de vrye inwooning. neering en handteering binnen Hoorn toe te ftaan. Een Voorftel 't welk byval aantrof (*). Met één woord, te Hoorn werd (*) Ferzam. by de Chalmot I. D. bl. 200. Men vergelyke met deeze verfchoonende voordragr.her door ons befchreeven Oproer te dier Stede m hec XVI. Deel onzer Vaderl. Hist. bl. 256. 358.  HISTORIE. 91 werd aan het Gemeen den ruimften teugel gevierd, om de fchade te verhaalen over het ftuiten van deszelfs wraakzugt en Plundering ten dage van het zo zeer verzagte Oproer. Ja openlyk begunftigde men te dier Stede boven andere Burgers de Oproermaakers, nu ontflaagen en herfteld. Was Alkmaar het tegenbeeld van Hoorn geweest, geduurende de jongfte onlusten, die Stad bleef het by de Omwenteling: zo zeer de laatstgemelde voortfioeg om veranderingen op veranderingen, naar 't wisfelend Staatsgety gefchikt, te hoopen, zo agterlyk was de eerstgenoemde om in dat voetfpoor te treeden. Alkmaar hadt de koenheid, om de twee Stadsregeeringsleden, in de Satisfactie van haare Koninglyke Hoogheid begreepen de Kempenaar, en van Foreest, by die Vorstinne tot voorfpraaken te ftrekken, en wanneer deeze voorfpraak niet baaten mogt, hun, op eene hun zeer vereerende wyze te betuigen, 't geen de Regeering gevoelde, wegens het gemis van twee waardige Leden (*). Alkmaar verzette zich het langst en heftigst tegen hef volmagtigen van zyne Hoogheid ter Regeeringsverauderin- Wanneer, kort naa de Omwenteling, de Regeering met veel moeite, de Inlegering (*") Zie onze Vaderl. Hist. XVII. D. bl. 260. (t) Wy hebben van die pooging edryven, wegens 's Stadhouders Herftelinge, en om de Schuttery tot haarea roorigen ftaat weder te brengen. In te- (*) Zie onze Vaderl. Hist. als boven bl. 22 u (f) Verz. by d.e Chalmot XLVIl. D. hl. 52.  HISTORIÉ. g& tegenwerking hier van hadt de Regeering moeds genoeg om de Afgezondenen ter Dagvaard te gelasten, „ om, door alle ,, bekwaame middelen, zo veel mogelyk, ,, te wege te brengen, dat na Alkmaar „ geen Krygsvolk gezonden wierd, en „ Burgemeesters te verzoeken om over ,, den inhoud van dat Verzoekfchrift, een ,, brief in voeglyke bewoordingen aan den „ Stadhouder af te vaardigen (*)." De Gevolmagtigden ter Regeeringsverfchikkinge kwamen te Alkmaar. Geene uitbundigheid, als te Hoorn, vertoonde Zich by derzelver verfchyning; alles bepaalde zieh tot het oprigten van twee Eerepoorten; één voor het Logement waar die Heeren hun intrek namen, welke men alle avonden verlichtte, en ééne voor het Amfterdamfche Veerhuis, waar de Oprechte Vaderlandfche Sociëteit vergaderde, Van wier beftellkge ook de eerstgemelde Eerepoort was (f). Dan naauwlyks waren die Heeren daar ter Stede, of, in weerwil, van alle de vroegere voorzorgen der Stadsregeeringe, en derzelver betuiging aan die Gelastigden, by de verwelkoming, „ van hunne hoope, dat de „ voorbeeldige rust, die, tot dien tyd, ,, aldaar plaats gevonden hadt, door hun„ ne komst niet verftoord mogt worden,' vertoonde zich de geest van onrust. Eet kleine hoop Volks, fchoolde zamen vooi & (*) Verzam. by de Chalmot XLVIL D. bl. 51 (t) N.Nedtrl, Jaarb. 1788. bl. 675. lix." BOEK. I787. I788. By da komst der Regeeringsverr.ndaraarer»ontitaat 'er ottrusu l  24 VADERLANDSCHE pK. BOS SC. 1787. ,1788. Uegeerii)>jsverladeiing- de Herberg des verblyfs dier Heeren. In het voorhuis zette zich een Karei met een Lier, en fpeelde Oranjebehaagende Deuntjes; op 't geleide van welk fpeeltuig het Gemeen begon te dansfen; tot dit bedryf opgewekt door een Staatenbode dier Commifie, laag genoeg om met een omgekeerde paruik hun voor te gaan. De geesten in dier voege tot onzinnige uitgelaatenheid opgewekt, floegen tot andere balddaadigheden over. Het Huis van een Patriot, van elders daar ter Stede gekomen, om een rustige wyk te vinden, liep groot gevaar van de eerft.ling des moedwils te worden. Gelukkig werd dit beginzei des onheils geftuit, en was Alkmaar, nevens Haarlem, misfchien de eenige Stad van geheel de RepubÜek , waar de rust voorbeeldlyk bewaard bleef, zo lang de oude Regeering op 't kusfen zat. Doch kon die Stad op dit geiuk niet lang boogen,naa deezer verandering, en het daar op volgend toelaaten dat de Stad met de inlegering van Krygsvolk bezwaard wierd. Veel viel 'er te Alkmaar re veranderen. Behalven de Heeren de Kempenaar en van Foreest, in de Satisfncde der Prinresfe begreepen, hadden de R naden G. M. du Tour , C. de Dieu en Mr. P. Pat udanus , vóór de komsc der Rege ringsverftelleren, ontilag verzogt en bekomen. Der uitvallende menigte was zo groot, , dat men Perfoonen van buiten mo st inroepen om de Vroedfchapsplaatzen aan te vullen, en, met dit behulp, bleeven 'er  HISTORIE. 9t sog plaatzen ledig; die egter, van tyd tot tyd, door den Alkmaarderen van zyne i Hoogheid toegefchikte Heeren bekleed werden (*> Onder de Vreemden telde men Izaak van Homrigh, die eerlang tot Hoofdfchout aangefteld, zich den Patriotten vyandig betoonde; Willem Arnold Velingius , die der aanftellinge geene eere altoos deedt, door het maaken eener fchandelyke bankbreuke. Alkmaan moedige Schuttery werd afgedankt, en eene andere, naar 't voorfchrift van den Stadhouder, gevcrmd. In welk voorfchrift het eerfte Artykel het oprigten van eenig Burgercorps buiten dezelve, ten ftrengften verboden werd: de Verzoekers daar toe, en veel meerde Inftellers of Deelgenooten van eenig ander gewapend Corps, zouden als verftoorders der algemeene rust aangemerkt en als de zodanigen geflraft worden (f)- Enkhuizen volgde, op den luistérryk gevierden Jaardag van zyne Hoogheid 4 het voorbeeld der Amfierdammeren in zo verre, dat de Scheepstimmerlieden zich vertoonden met Bylen, Zaagen en andere Gereedfchappen, van hout gemaakt, en met Oranjelinten voorzien, in vier fmaldeelen verdeeld optrekkende, onder zeven befchilderde Oranjevaandels, op welker eerfte aan de eene zyde de Hollandfche Tuin en op de andere zyde zy- (*) N. Nederl. Jaarb. i?38. bl. 860. \f)yerz. èy de Chalmot IX. D. bl. 255« LIS. l OE k. I787. 1788. De Schuttery hervormd. Optocht der Scheeps' timmerlieden te Enkhui' zen.  $é VADERLANDSCHÈ LIX. Boek 1787. 1788. De PredikantMuilman bedreigd. zyne Hoogheid te paard; en op weikef , tweede een S.chip op iiapel en een Schip in 't water, met de masten daar in, verbeeld werden, na het Gildenhuis bren. gende, om daar, ter eeuwiger gedagtenisfe, bewaard te worden (*). In den eer- ften optocht ging men de Huizen der Bewindhebberen van de Oost-Indifche Compagnie, die der Burgemeesteren en van genoegzaam alle Raaden niet voorby zon-i der ftil te houden, door de Muzykanten öranjeliederen te laaten aanheffen, afge-i wisfeld met het geroep Vivat de Staaten! Vivat zyne Hoogheid! beflooten met eert driewerf herhaald Hoezee! Dit gefchieddê desgelyks voor de Huizen van de Leden van den Grooten Krygsraad, de Opperbedienden van de Oost-Indifche Compagnie j en van twee der Stads Predikanten. —1 Van de Iaatstgemelden ftonden deezen alleen in goeden reuke (f_). Byzonder was men gebeeten op den Leeraar Muilman , die wel verre van dus vereerd te Worden te dier Stede, dermaate het voorwerp was van de onzinnigheid des Graauws, dat hy de bedreiging van opgehangen te zullen worden ten naauwen noode ontkwam. Men wil dat de eigenfte onverlaat, die deeze bedreiging hadt uitgeflaagen, niet lang daar naa, om een gedreigden manflag, in de gevangenis gezet, daar zich zeiven verhing, endoor dca? O N. Nederl. Jaarb. 178S. bl. 541—543 Ct) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 54I. enz.-  HISTORIE. 97 den Regter veroordeeld werd om met een been aan de galg gehangen te worden; zo dat de vloek op 's vloekers kop wederkeerde. Muilman hadt zo veel daadlyken moedwil van het onbeteugeld Graauw te lyden, dat hy den dienst te dier Stede moest nederleggen, en die Standplaats voor Wieringen verwisfelen. De Oranje Party hadt onder de Regeering in Enkhuizen de andere fteeds ryklyk opgewoogen (*_). Dewyl de Vroedfchappen Verschuer. en Ebbenhout , de moedigfte Voorftanders der Patriottischgezinden, by de Omwenteling de Stad verhaten , en afftand van hunne Regeeringsposten gedaan hadden, vonden de Regeeïingsverftellers daar weinig werks, de meesten bleeven in hunne bedieningen aan, en werden daar in bevestigd (f). In Edam mogt de Regeering, by het tütfchryven van de Verlichting op 'sPrinfen Verjaardag, met regt fpreeken „ van >i het klein getal der zulken, die zich „ min of meer in de laatfte Beroertens „ hadden ingelaaten (§)." Weinig veranderings viel 'er, by de Regeeringsverfchikking, door de Gelastigden van zyne Hoogheid voor. Van hunne posten werden (*) Zie onze Padtri. Hist. XII. D. bl. 120. en XVI. D. bl. 371. ff") N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1170. (J) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 335. Men zie wegens deeze Stad, ten dien opzigte, terugge in onze Vaderl. Hist. XII. D. bl. 121. en XVI. D. bl, 372. enz. XXI. Deel. G LIX. BOEK. 1787. 1788. Geringheid det Regeeringsveranderinge. RegearingsveNanderlng itEdam,  VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1787. 1788. Wat de sa Man nikendam ge beurde. den ontflaagen de Raaden Jan van Wallendal, Jan Reyntjes en Cornelis Hottentot; voor deeze, en nog eene door eene andere oorzaak opengevallene Vroedfchapsplaatzen,kon men, op den tyd der verfchikkinge, geene anderen vinden , en hadt men ter zendinge 'er geene in gereedheid (*). > Meer werks vonden deeze Heeren in ' het nabyliggend Monnikendam. Onwaar. dig om de Raadsplaatzen aldaar te blyven bekleeden, keurde men Dirk Claus, pleter houting, klaas kous bos, Jan Oossaan , Jan Kloek , Jaco» Teengs, Jan Minne Boon, Nicolaas Costerus en Cornelis Boterkoper; Klaas Molenaar was overleden. Om deeze plaatzen, in eene zo kleine Stad, aangevuld te krygen hadt veel werks in: ook bleeven 'er vyf open (f), niet tegenftaande een Dirk de Leeuw, zedert lang, door een losbandig leeven een fchandvlek der Miatfchappy geworden, en eenigen tyd vóór de Omwenteling, voor zes Jaaren in een Verbeterhuis geplaatst, (naa dat, op die uitdruklyke voorwaarde, een crimineel Proces tegen hem over een mislukten manflag, met geluk, uit de wereld geholpen was,} thans van die opfluiting ontheeven, tot Raad van Monnikendam, zyne Geboorteftad, benoemd, tot Gecommitteerden Raad in Westfriesland eu O N. Nederl. Jaarb. 17-88. bl. 1171. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 117».  HISTORIE. H en het Noorder Kwartier, en Bewindhebber der West-lndifche Compagnie aangegefteld werd. —- Onder de nieuwelingen telde men eenen Anthony van Mourik , Vryheer van Hensbroek en Heer van Rhynzaterwoude, die eertyds Schoolmeester en vervolgens Boeren-procureur, door een Huwelyk aan geld geraakt, deeze Heerlykheden kogt, in welke hy met willekeurig gezag omiprong (*). Van weinig beduidenis was de verandering ter Stede Medemblik, by de komst der Heeren, die dit zo menigmaal vermeldde werk in de Hemmende Steden van Holland volvoerden. In da voorige onlusten maakte deeze Stad geen vertoon van eenige beduidenis, dan alleen in de laatfte dagen vóór de Omwenteling, toer men 'er Geconftitueerden aanftelde, die. op den raad van 't Noordhollandsch Bureerleger, eenige Regeeringsleden van hunne posten ontfloegen, en anderen aanftel den Pt)» ^t getal der Vroedfchapper Verminderden, fchikkingen op het Penfio narisfchap, en verandering in den Krygs raad maakten. — Stappen van welke zy tf rug kwamen onmiddelyk naa de Omwen teling, alles wat door hun gedaan wa herroepende. Hier van leeverden zy de Regeeringe een fchriftlyk getuigenis over (*) Men zie over deezen Mans Character d XX. Bylage van den Vost van den Neder-Rbyn b Ö3hTzie onze Vaderl. Hist. XVI. D. M.37<» v J G a LÏX. boek; 1787. 1788. Veranderingen te Medemblik. i l e l«  too VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1737. I788. Veranderingen te Purmercnde. en verzogten, by Staaten van Holland, in de Amnestie begreepen te worden; 't welk zy verwierven: mits het betaalen der kosten hier op gevallen, en het afleggen van den Eed op de Conftitutie, om daar door zekerheid te geeven van hunne Staatsbegrippen voor het vervolg (*). Uit deezen hoofde vonden de Regeeringsbefchikkers hier weinig werks (f). Ook kreeg 'er de Schuttery eene nieuwe inrigting (§). Werkzaamer in het Patriottifche dan Medemblik hadt zich Purmerende betoond (**_). Als Vroedfchapsleden, werden door de Gevolmagtigden van zyne Hoogheid ontflaagen Simon Appel, Jan van der Vboren, Dr. A. J. Menger, Adam Lugting , Aldert Louwe , B. Sudema , Sybr. van der Burg en Klaas Schoorn; van de Vroedfchap was overleden de Heer Koel (ff). By de aanftelling eeniger nieuwe Regenten 'oleeven nog drie plaatzen onvervuld. In ftede van den Penfionaris ter Dagvaart van Laar, diê zich zeer als Patriot hadt doen kennen, werd Mr. Martinus Copius Peereboom daar toe benoemd (§§). Gelyk in Medemblik ontving ook de Purmerendfche Schuttery, uit han- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 112. (f) Men- vindt de Naamlyst in de N. Neder/. Jaarb. 1788- bl. u/6". (§") N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1267. (.**) Zie oma Vaderl. Hist.XVl. D. bl- 375- (tt) zie wegens deeze Heer onze Vaderl. Hist. XX. D. bl. 208. (§§) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl, 800. en 1015.  HISTORIE. handen van zyne Hoogheid eene nieuwe Inrigting (*). In vreugdebetoon, wegens de Herftelling des Stadhouders, fraaken de Helder, Vlieland en Texel uit, door overal Vlaggen en Wimpels te laaten waaijen, en te eerstgemelder plaatze, op diens Jaardag, het gefchut van de Batterye, drie keeren te losfen. Op het Eiland Texel, voor Prinsgezind bekend, fpeelde men het fpel des Oproers naa de Omwenteling. Dit moeten wy, ten ilotte van dit boek, nog optekenen. ?t Zal, aan den eenen kant, toonen, hoe zeer men der Oproerigheid botvierde, en aan den anderen kant, hoe men een rechtfchaapen Vaderlander verdrukte. Mr. Gerr.it Buyskes, door Gecommitteerde Raaden van het Noor der Kwartier, in Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvi , tot Schout en Dykgraaf van Texel en Baljuw van het Ekrland aangefteld, hadt die post met lof bekleed, was, ondanks zyne Patriottifche denkwyze, in die bedieningen gebleeven, en in'tlaatst van Wintermaand mdcclxxxvii, pp last van Gecommitteerde Raaden, derwaards weder vertrokken. Burgemeesters der Dorpen Oosterend en de Waal weigerden hem als zodanig te erkennen. Het Gemeen van Oosterend, ten getale van omtrent vier honderd gewapenden, begeleid door eenen Lammert Dyke, en van, het Oude Schil, onder aanvoering des Schippers C?) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1020. G 3 LIX. boek. 1787. 1788. Vreugdebedryvenaan de Helder. Vervolging van G. Buyskes op Texel.  ioa VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1787. 1788. GedwongenTexel te yerlaatea. pers van 'sLands Schuit, met eenige Roeijers, kwamen in het Hoofddorp den Burg; de Regenten van welk Dorp Buyskes op het Raadhuis deedt zamenroepen, om, naar tydsomftandigheden, een beiluit te be-f raamen. 1 De zamengefchoolde en niets dan oproerig geweld in den zin hebbende Volksr menigte vernam zulks niet of zy bezetten het Dorp den Burg en het Huis des Schouts in dier voege, dat'er niet, dan met gevaar, uit te komen was. Het raazen, fchelden, vloeken en dreigen, werd gevolgd van houwen met den fabel,geldafpersfen enbeflooten met het oploopen der huisdeure: waar op Buyskes befloot de byeenge^ roepene vergadering van Regenten weder te laaten afzeggen. Dit geweld duurde tot 's avonds ten zes uuren; wanneer vier Perfoonen ten zynen huize kwamen, zich Gecommitteerden noemende van gemelde Volkshoop. Zy drongen 'er op, dat hy zich met hun na hunne Principaalen zou begeeven; betuigende, in geval van weigering, niet voor 't behoud van hem, zy'ne Vrouw en Huis te willen inftaan. Niets was 'er op dan gehoorzaamen. In de Herberg de Vergulde Kikkert gekomen, werd hy gebragt voor eene menigte van omtrent vyf en twintig man. Gemelde Dyke voerde het woord; en vroeg, „ Op wiens „ orde hy heden op Texel kwam 3" Het antwoord, ., Dat hy begreep desaangaande „ aan geen Mensch, dan aan hun Ed. Mog. ?, verantwoording verfchuldigd te zyn," deedt  HISTORIE. ros deedt niets af. Weldra zag hy zich genoodzaakt het Befluit van Gecommitteerde Raaden te voorfchyn te brengen. Wederhoorigheid ftaat voor geen overtuiging bloot: wederfpannigheid heeft uitvlugten gereed. Men durfde hem, op het zien des Lastbriefs, te gemoete voeren; „ Ja, „ ja, dit Collegie is ook nog niet gezui„ verd. Wy hebben u maar te vraagen „ of gy wel, binnen driemaal vier en twin„ tig uuren, vertrekken wilt; dewyl wy „ wel zien, dat het Volk niet eerder zal „ bedaaren; dat hy zyne Demisfie als „ Schout moest verzoeken. In geval van „ weigering willen wy niet inftaan voor „ eene geheele Plundering, £0 van u als „ van de overige Patriotten; ja dat 'er „ zelfs geen fteen van uw huis op den „ anderen zal blyven!" Op 't verzoek van uitftel volgde eene volftrekte weigering. Hy zag zich genoodzaakt zyn vertrek te belooven, wilde hy zich zeiven en het braaffte gedeelte der Burgery aan den Burg, niet ongelukkig zien. Hier op trok de menigte af, naa dat dezelve, ten betoon dat zy de gedaane bedreiging, in gevalle de Schout niet vertrok, zouden geftand doen, meeï dan zestig huizen de glazen infloegen, en meer balddaadgheden van dien aart pleegden. 's Volgenden morgens ont ving de Heer Buyskes een mondeling aanzeggen, uit naam der menigte var Gasterend, „ dat hy moest verklaaren ho« „ hy gezind was; dat zy, in gevalle hj G 4 ««e LIX.' BOEK. 1787. I788.  io4* VADERLANDSCHE LIX. BOEK. 1787. 1788. Eene Bezendingvan GecommitteerdeRaaden na Texel, Buyskes bedankt en wordt aan zyn lot over gelaaten, „ niet voldeedt en vertrok, gereed waren „ om weder aan den Burg te komen, als „ den voorigen dag." Al dit gebeurde en gedreigde deedt hem het befluit neemen om Texel te veria iten en na Amflerdam te vertrekken. Van waar hy, eenen Brieve, het bovengemelde bevattende, aan Gecommitteerde Raaden van het Noorder- Kwartier toefchikte. Kort hier op vaardigden Gecommitteerde Raaden een Berigtgeeving af aan de Ingezetenen van Texel, waar in zy hun verftendigden, dat 'er eerstdaags eene Bezending uit hun midden op dat Eiland zou komen, met wydftrekkende volmagt, om onderzoek te doen na de oorzaaken van alle de voorgevallene Partyfchappen, en daaruit ontftaane kwaade beweegingen, en voor al na te fpeuren de Perfoonen, die, op eenigerhande wyze, tot het een of ander medegewerkt, of hunne invloed misbruikt hadden, ook de klagten en befchuldigingen der Inwoonderen wederzyds aan te hooren. Deeze Bezending hadt ten opzigte van den Heer Buyskens geen ander gevo;g, dan dat hy, door eenen Brieve van den Secretaris H. van Straalen, uit naam van Gecommitteerde Raaden , van eene aanftaande Amptontzetting gewaarfchuwd, zich by een treffend wederfchryven, wegens zyn gehouden gedrag, verantwoord hebbende, te kennen gaf, „dat hy door „ die Remotie, ontzet zullende worden „ van zyn byna eenigst middel van be„ ftaan, zich gedrongen zag, om zyn „ Ampt  HISTORIE. 105 „ Ampt in handen van hun Ed. Mog. te „ refigneeren, in de hoop, dat de zwaa„ righeid omtrent zyn beftaan, op deeze „ of geene wyze, door hun Ed. Mog. „ eenigermaate verzagt zou worden." — Maar Gecommitteerde Raaden naa het verfiag der na den Eilande Afgevaardigden gehoord te hebben, verleenden hem zyn ontflag: „ uit overweeging van de vol„ ftrekt© onmogelykheid om hem in zyn post te doen voortgaan; zonder het „ Eiland, zo wel als zyn Perfooa, aan „ verregaande gevolgen bloot te ftellen, en om dat hy, uit overtuiging daar van, zyn Ampt gerefigneerd hadt." 'sMans hoogst billyk verzoek om een ander middel van beftaan werd van de hand geweezen met de koele taal; ,, dewyl daar „ toe by hun geene gelegenheid was (*)." De Onfchuldige ftrekte hier ten Slachtoffer, ten éénigen Slachtoffer; want wy hebben geen blyk gevonden van welverdiende ftraffe der zodanigen, die gelyk Gecommitteerde Raaden in hunne Berigtgeeving aan die Eilanderen zich uitdrukten, „ beftuurd door eenen kwalyk ge,, plaatften yver, zich fchuldig gemaakt „ hadden aan ongeregeldheden, welke al„ zins waren af te keuren." Deeze afkeuring , uit den mond der derwaards gezondene Heeren, Cornelis van der Straaten en Francois Binkhorst , te hooren, was naastdenklyk 't éénige, 't welk (*) Perzam, by de Ciialmot IX. D. bi. 21—31. G 5 LIX. BOEK.1 I787. I788.  ior5 VADERLANDSCHE HISTORIE, LIX. SOEK, J787. 1788. VA- welk hun, wegens dien euvelmoed, weerfpannigheid en fchennis overkwam. Zo hebben wy, uit het hart deezes Ge\rests,'sGravenfiaage, beginnende, en aan een der uiterfte leden van 't zelve, Texel, eindigende, en ons op veele tusfenftanden ophoudende, het beloop der zaaken, onmiddelyk naa de Omwenteling, en in het eerst daar op volgend Jaar, befchouwd. Een te rugzigt daar op vervult onzen geest met een reeks onaangenaame denkbeelden; en kunnen wy ons niet belooven die, door behaagelyker, te zullen afgewisfeld zien, wanneer wy de andere Gewesten, in dat zelfde Tyd vak, intreeden*  VADEPvL ANDS CHE HISTORIE. ZESTIGSTE BOEK. INHOUD, Overgang tot dit Boek; wat daar in te behandelen. Eerst het Sticht en Utrecht te befchouwen. De Volkftem dringt aan op de bevestiging der Oude Conftitutie. Hoe de Edelen op dit ftuk dagten. Eene Afkondiging ten dien einde ftrekkende. Geene verandering in den Provinciaalen Eed. Eed voor de Schutters. Door de Stadsregeering van Utrecht niet aangenomen. Plakaat tegen de Berooving ten Plattenlande. Vergunning aan de Burgeren ten Plattenlande, om hunne goederen in veiligheid te brengen. Voorkoming van het tweemaal betaalen der Lasten. Het gebeurde met de Landspenningen door den Graave van Boetzelaar. Handclwyze omtrent de Obügatien, ten naame van B. W. Visscher gehouden. Hoe die Heer zich verantwoordt. Visscher zeer in haat. Aankondiging van Schaverhaaling op de Patriotten. De Ingezetenen opgeroepen tot bekend- LX. boek.  io3 VADERLANDSCHE LX„ BOEit. i l I i i J I l j ♦ I I * kendmaaking der geledene Schade. Wat grond gaf tot deeze flrenge maatregelen. Schoon deeze onuitgevoerd bieeven deedt men de Verbeurtverklaaring werken. De Staaten verkenen eene Amnestie. Veelvuldige Bepaalingen in dezelve. Tydsverlenging om in de Amnestie te kunnen begreepen worden. Verzoekfchriften ten dien einde, en Geldboctens een ■zantal afgevorderd. Zwaare Geldboete H. J. van Hengst opgelegd. Y. van Hamelsveld en A. J. Blank den Predikdienst verboden. Blank de Stad Utrecht mtzegd. Vernietiging der Genootfchappen. lan Wapenhandel. Gefchil met Holland over lekend Gefchut en Krygsbehoeften. Bnef Ier Staaien aan die van Holland deswegen. Hoe door die van Holland beantwoord. Vreugïedagen in hel Sticht. Eerepenningen aait le Soestdykfche Verdeedigers gefchonken. Gelenkteken voor een daar by gefneuvelden Huwar. Het te Utrecht nieuw ingevoerd Stads legeerings Reglement vernietigd. Het geïrag van veele Utrechtfche Regeeringskden. \efchetst. Dat van den Heer W. E. Per'oncer de Seldnitskey in t byzonder. Vie van de Regeering waren uitgejlooten. Ie Aanbevelingen des Stadhouders weder inevoerd. Intrekking der Stadsbefluiten door 'e afgezette Regeering genomen. Afkondiing tegen het vervreemden en vervoeren van roederen. Het Wapenhandelend Genootfchap '.rr.ietigd Die der Gelderfche Brigade de 'tad ontzegd. Afkondiging tegen heimlyke 'amenkom/len. Verbod van eenige Gefchrif n. Moeite om 'er het Oranjedraagen door te  HISTORIE. 109 te krvgen. Twee Vrouwen, die andere Vercierzehn maakten gevat. De Kerkenraad van Patriotten gezuiverd, Veele Amptenaaren uit hunne posten gezet. Oproerig geweld des Krygsvolks. Waarom die bedoelde Plundering gem voortgang hadt. De Jaardag der Omwentclinge gevierd. Het Vorstlyk Gezin daar by tegenwoordig. Bekendmaaking de Hoogefckool betreffende. Hoe het zich met eenige daar beroepene Hoogleeraaren toedroeg. De Amtrsfoorlfche Minderheid kevert een V',rzoekfehrift in. Gunftig aangenomen. Mondelinge verzekering en wederaanneeming dier Regttiten. Hoe onderfcheiden dit gedrag beoordeeld. Hoe het zich by verdere aanzettingen met die wedergekeerde toedroeg. Ds Schuttery herfteld. Zonderlinge Eed den Burgeren te Wyk by Duurftede afgevnrdsrd. Hot de Staaten zich omtrent- Montfoort gedroegen. Rkeenen en Veenendaal betoenen groote vreugde. Overgang tot Gelderland. Wat des te melden ftaat. Wydgaapend verfchil tusfchen Gelderland en Overysfel. Voorftel van Overysfel om de Gefchillen met Gelderland te vereffenen. Voorflag etner wederzydfche Commisfte. Wie daar toe benoemd. Infchiklyke last der Overysj'elfchen. Antwoord van Gelderland. Hoe de zaak gevonden. Voorftel van Gelderland ter Algemeene Staatsvergaderinge tot Herhyging van eene plaats in den Raad van Staaten. Dit door zyne Hoogheid onder ft eund. Wat men in Gelderland over de Eedvordering bepaalt. Gelderlands Verklaaring aan die van Holland^ wegens de gronden der Conftitutie. Op) welk eene wyze zy die, als een Grond- LX. DOEK.  iio VADERLANDSCHE LX. boek De Grondwet van Staat aanneemen. Vervolgingen in Gelderland, wegens een Brief van daar aan Holland gefchreeven. Byzonder Bezwaar van Capellem tot de Marsch uit eenige Brieven ontleend. Wat die Ridder daar op aanmerkt. Befehuldigd van ongeoorloofde Briefwisfeling, door hem wederfprooken. Vonnis over dien Ridder. Zyne Betuigingen. Vonnis over G. W. ZuyLen van Nieveldt. Een en ander der Gelderfchë Edelen keveren een Gefchrift ih. Vier lieten zich op eenen vernederenden toon hoor en. Uit/lag dier zaake. Eenige Elburgers verzoeken vergeefsch genabetoon. Vonnisfen over hun uitgefprooken. Vonnisfen over eenige Hattemers. H. van Westervelds aanmerking op dit Vonnis. Oproer te Tiel, waar in het Krygsvolk medepligtig is. Dankzegging aan den Generaal Major van Wilgke. Vreugdebedryven op ,sPrinfen Jaardag^ Hoe dezelve te Nymegen gevierd. Hoe het Vorstlyk Gezin te Zutphen ontvangen werd. Hoe te Arnhem onthaald. Komst des Konings van Pruisfen hier te Lande. Te Weezei door eene Bezending uit hun Hoog Mogenden verwelkomd. Aanfpraak des Barons van Torck. 's Konings Antwoord. Te Kleef dm het Stadhouderlyk Gezin opgewagt. Komst en ontmoeting aldaar. Aankomst op '/ Loo. Begroeting door - de Staaten van Gelderland. Hoe ten dien Lusthuize getoefd. Staatsverrigtingen aldaar. s Konings vertrek. Brief des Konings aan hun Hoog Mogenden.  HISTORIE. in De gegrondheid der aanmerkinge, waar mede wy ons laatst voorgaande Boek beflooten, „ dat wy ons niet konden be„ looven de reeks van onaangenaame denk„ beelden, welke hetzelve ons voor den „ geest bragt, door aangenaamer te zul» len afgewisfeld zien, wanneer wy an„ dere Gewesten, in dat zelfde Tydvak, „ intraden," vinden wy ten vollen bewaarheid , als wy Hollands naaste Nabuur, en naauwfte Lotgenoot in de Gebeurtenisfen, die de Omwenteling voorgingen en onmiddelyk volgden,met een Gefchiedkundig oog befpiegelen, en daar toe het Sticht"ten. onderwerp van dit Boek neemen. Waar by een overzigt van het geen, ten dien tyde, in Gelderland gebeurde, zich eigenaartig zal paaren. Met algemeene trekken hebben wy gefchetst de verandering, welke, in het eerstgemelde Gewest, en boven al in de Stad Utrecht, ftand greep by de Omwenteling (*) '■> ook leerden wy de gedraagingen van het Sticht kennen in de zaaken des Algemeenen Bondgenootfchaps (f). Van het eerfte ftaat ons thans eenig nader verllag te geeven; wegens het laatfte hebben wy niets meer te doen dan onze Leezers, tot dat gedeelte onzer Vaderland fche Historie, te rug te wyzen. * Df (*) Zie onze Vaderl. Hist, XVII. D. bl. 40^ £t) Zie onze Vaderl. Hist. XX. D. bl. 59. enz. LX. BOEK. 1787. 1788. Overgang toe ditBoek, en wat daar in te behandelen. Eerst hei Sticht en Utrecht te befch ouwen.  imVADERLANDSCHE LX. boek. 1787. 1788. De Volk. Item dringt aan op de bevestigingder oude ConftitU' tie. Hoe de Edelen op dit ftuk dag ten. De Omwenteling was naauwlyks daaf5 of de Volksftem liet zich uit eenen anderen hoek hooren, dan voor eer.ige maanden, en verzogt de Staaten om geene verandering te maaken, of te gedoogen, dat dezelve gemaakt wierd, in het oude Regeerings Reglement der Provincie; maar hetzelve te laaten in zyn geheel, zo als „ het in den Jaare mdclxxiv was vast' „ gefteld en in mdccxlvii weder inge-< „ voerd, by hun Ed. Mog. bezwooren in „ den Jaare mdcclxvi, door hun, aan „ den tegenwoordigen Erfftadhouder, met „ eene aïgemeene toeftemming des Volks, „ opgedraagen." Zodanig een Verzoek vondt ingang by de Regeering der Stad Utrecht, die ter Staatsvergadering een Ontwerp van eene Afkondiging, ter bevestiging van de oude Conftitutie en het Regeerings Reglement ter tafel bragt. De Heeren Edelen en Ridderfchap gaven daar op te verftaan, wy bezigen hunne eigene woorden, „ dat zy „ eene vrye Staatsregeering, met een Stad„ houder, hielden, voorde é énige waare „ Republikainfche Conftitutie deezer Lan„ den, zo als dezelve, naa afwerping ,, van het Spaanfche Juk, met het goed en bloed der Voorouderen, verkreegen „ en bevestigd was. Dat zy deeze Staats„ Stadhouderlyke Conftitutie als de ééni„ ge wettige Conftitutie deezer Landen, „ waar by deeze Republiek tot eenen „ hooien top van geluk en voorfpoed „ geklommen was, ten allen tyde, met  HISTORIE, fis al hun vermogen zouden blyven voor„ ftaan en handhaaven, en zo veel in „ hun was nimmer gedoogen, dat daar „ op, doof iemandi, hy zy, wie hy zy, „ eenigen inbreuk wierd gemaakt." In overeenkomst met die Staatsbegrippen hadden zy hunne gezindheid om die oude Gonfiitutie na te leeven ten allen tyde betoond, en daar door aan den dag gelegd , dat zy nimmer in dezelve eenige verandering zouden gedoögen, dan op eene wettige enconftitutioneelewyze ,,'tWas," vervolgen zy, „ alleen aan deeze Begin„ zelen van de Ridderfchap j onderfteund 5, door de Gecommitteerdens der Steden „ Amersfoort en Rheenen; toe te fchryven, „ dat deeze alleen wettige Conftitutie, „ in alle de troubles, die de Republiek en deeze Provincie tot op den oever van een onherftelbaar bederf en onder5? gang gebragt hadden, inzonderheid ook „ in een tyd, Wanneer door het niet ver- fchynen der Gecommitteerdens van de 9J Steden Utrecht, Wyk en Montfoort, en „ door andere omftandigheden, op het is punt ftondt van omgekeerd te worden, „ was bewaard gebleeven. >— Dit brag- ten zy alleen by ten bewyze, dat alle „ aandrang tot eene openlyke Verklaaring „ dien aangaande, immers ten opzigte van s, het Lid der Ridderfchappe, voor ge5, heel onnoodig en overtollig hadt be„ hooren gehouden te worden. Dan dat, „ hoe zeer zy Edelen begreepen, dat eene 9, Publikatie ter bevestiging van het Re- XXI. Deel. H „ gle2 LXi eoe& 1787. 1788^  114 VADERLANDSCHE IX boek. I787. 1788. „ glement van den Jaare mdclxxiv iö „ een tyd, waar in de gemoederen der „ Ingezetenen met fchrik en vreeze ver- vuld zyn, veel eer tot verzwakking „ dan to: verfterking van 't zelve ftrek„ ken moest, en zy daarom liever ver„ koozen zouden hebben, de raadplee„ ging daar over tot bedaarder en rusti- ger tyden uit te ftellen; zy nogthans niet ongenegen waren, aan den aan„ drang hunner Medeleden, ten deezen „ opzigte, te voldoen, en diensvolgens in „ het doen eener Publikatie toe te ftem„ men onder de volgende Aanmerkingen. „ Voor eerst, dat zodanig eene Publi„ katie niet gegrond wierde op het Adres, „ door een groot aantal Burgers en In- woonders, óp den negentienden van Sep„ tember laatstleden, ter Staatsvergaderin- ge ingediend; 't geen zy gemeend had„ den te moeten ter zyde leggen, geen„ zins uit eene kleinagting voor Utrechts goede Burgery: waar van zy nimmer ee9, nig bewys gegeeven hadden of wensch- ten te geeven; maar alleen om de ge,, volgen, die daar uit, inzonderheid wan„ neer men de Lysten der Ondertekenaa- ren, en de omftandigheden van tyd in „ aanfehouw nam, zeer ligtlyk zouden „ kunnen ontftaan; en ten aanzien van ,s welke de ondervinding der voorige da- gen te veel geleerd hadt hoe noodzaak„ lyk het was, alles te vermyden, wat „ daar toe eenige aanleiding zou kunnen „ geeven. }J Ten  HISTORIE. "5 ,, Ten tweeden, dat daar by de weg „ tot Verbetering en Redresfen in de Re„ geerings Conftitutie deezer Provincie, „ (mits dezelve waare Verbeteringen en „ Redresfen zyn, en op eene wettige en „ conftitutioneele wyze, met overleg en „ concurrentie van den Heer Erfftadhou„ der konden ingevoerd worden.) niet „ toegemuürd wierd. Naardemaal, hoe zeer Heeren Edelen met ter zydeftel„ ling van de byzondere belangens van „ hun Lid, op het fterk aanhouden van „ de Vroedfchap der Stad Utrecht, on„ derfchraagd door een groot aantal Bur„ gers en Ingezetenen, zich meermaalen genegen verklaard hebben, mede te „ ftemmen tot zodanige fchikkingen, als „ ten voordeele van hunne Medeleden „ van Staat, op eene wettige wyze, kon„ den worden daargefteld, en waar van „ zy Heeren Edelen als nu, op het ver„ zoek, ten tegendeele van dezelve „ Vroedfchap, ook gaarne afzien, 'ef „ nogthans andere verbeteringen en be„ paalingen zouden te maaken zyn, waar „ door voor 't vervolg, zo wel de Bur„ gerlyke Vryheid, door de feparatien „ van de Judicieele en Politieke Magt in de Steden bevorderd als de Provin„ ciaale Finantien verbeterd zouden kun- nen worden." Op deeze gronden konden de Edelen in de ontworpen Publicatie niet treeden, maar verzogten naaziening en verandering. Deeze gefchiedde en werd daar uit eene H s Af- LX. SOEK. I787. I788. Eene AA iondiimg ten Jien einde ftrek» kende.  n6VADERLANDSCHE LX. boek. 1787. I788. Geene verandering in den Provinciaalen Eed. Eed voor de Afkondiging dit ftuk betreffende geboo* ren (*). — Eene Afkondiging, die, ondanks dit aangemerkte van het Lichaam der Edelen, in vry fterke bewoordingen begreepen was, en daadlyk ingerigt om voortaan den weg tot Verandering, op dat wy hunne uitdrukking herhaalen, toe te muuren: en tevens opgevuld met de haatlykfte uitdrukkingen wegens de gedraagingen der Burgeren, die na verandering geftaan hadden. Buiten deeze openlyke toezegging en verklaaring van der Staaten gezindheid, ten, opzigte van de oude Regeeringsgefteltenisfe, hielden zy zich aan den gewoonen Eed, vóór derzelver toelaating ter Vergaderinge, ten aanziene van dit ftuk, begreepen in deeze bewoordingen, „ dat ik mede punctueelyk zal in agt nee- men en nakomen het Reglement, no- pens het beleid en beftel der Provin„ ciaale Regeering, in mdclxxiv ter Ver„ gaderinge vastgefteld; dat ik ook zaï „ helpen maintineeren hun Ed. Mog. Be„ fluit van tien January mdccxlviii, „ waar by het Stadhouder- Capitein- en „ Admiraalfchap Generaal verklaard is „ erflyk, zo in de manlyke als vrouwly„ ke Defcendenten van Willem Carel „ Hendrik Friso (f)." Vervolgens ftelden Staaten van Utrecht een foortgetyken Eed op de Conftitutie vast (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5550. 5561.5567,Ct) Ferz. by dk Chauuot VI. U. bl. 280—382,'  HISTORIE. 117 vast voor alle Gewapende Burgers en Schutters in het Sticht als men in Holland hadt ingevoerd (*). Doch de Stadsregeering van Utrecht, nog verkleefd aan de gevoelens van het Stadsregt, en die ingevolge hier van zich tegen dat befluit verklaard hadt, voor zo verre haare Stad betrof, als zynde een louter huishoudelyke zaak, befloot afzonderlyk tot eenen Eed van na genoeg gelyken inhoud voor alle Stadsministers, Amptenaars en Stadsbedienden (f). Hoe veel en hoe fterk de eerfte Staatsftukken naa de Omwenteling, in 't algemeen, van het wederkeeren der Rust en Burgerlyke Eensgezindheid fpraaken, vonden Gedeputeerde Staaten, weinig dagen naa die Gebeurtenis (§), reden om bekend te maaken, ,, tot hun innig leed- weezen vernomen te hebben, dat 'er „ lieden gevonden wierden, die, in plaats „ van alles toe te brengen wat tot her„ ftel der goede Orde, Vrede en Eens„ gezindheid dienen kon, zich niet ont„ zagen, om de Huizen en Goederen van 9, hunne Medeingezetenen, als van kwa„ lyk Geintentioneerden, aan anderen aan s, te wyzen, en daar door aanleiding te ,, geeven, dat deeze hunne Medeingeze- „ te- (*) Verzam. by de Chalmot XII. D.bU44—46". (t) Verzam. by de Chalmot XII. D. bl. 33.e«z, (§) Deeze Afkondiging gefchiedde den 29. Sept. 1787. en is geheel te vinden in de Verzam. by de Chalmot 1. D. bl. 264—266. H 3 LX. tO£K. I787. Ï788, >chut:ers. Door de Regeering van Utrecht niet aangenomen.Plakaar. tegenBeroovinge ten Plattenlande.  nS VADERLANDSCHE LX. boek. I787. 1788. Vergunning aan de Bewoonders van hec Platteland , ■ om hunne Goe- ■ deren in 1 veiligheid te brengen. 1 1 j ] 1 I S „ tenen, in hunne Perfoonen en Goede„ ren befchadigd, beroofden geplunderd „ en zulks om aan hunne ongeoorloofde „ wraaklust te voldoen; of zich met den „ inkoop van de aldaar geroofde en ge,, plunderde Goederen te verryken." Tegen dit misdryf fielden zy de noodige maatregelen en voorzorgen te werk. Teffens verbiedende alle beledigende gefprekken, verwytingen of benaamingen van Partyfchappen. Zy Honden, ten zelfden tyde, aan iege[yk Opgezeten der Provincie, welken hun1e Goederen;ten Plattenlande, in de tegenwoordige omftandigheden van tyden, niet zeilig oordeelden, toe, hunne kostbaarffe Bezittingen, zo van Goud als Zilverwerk, Juweelen, Kleinodiën, Effecten, gereed jeld, behoorelyk afgepakt en verzegeld, linnen Utrecht over te brengen, by den jrifHer van den Hove Provinciaal Mr. Cornelis de Wys, die hun een verzejerde plaats zou aanwyzen waar die Goaieren, buiten eenige kosten, bewaard souden worden, tot zo lange de omlhnJigheden van tyden veranderden, en ioor hun andere fchikkingen, ter beveiliging van de Opgezetenen, konden gemaakt ■vorden. Hét blykt aizins, uit deeze 3efchikkingen, hoe de Oranjegezinden in iet Sticht, zo zeer als elders, naa den /oor hurt gelukkig gewisfelden kans, wat :y voorheen van de Patriotten hadden noeten lyden, want wie ontkent dat dee;en aan verongelykingen foms maar al te zeer  HISTORIE. 119 ?eer zich fchuldig maakten? op hun zogten te herhaalen; en daar toe niet fchroom-1 den zich van de flegtfte wegen en ongeoorloofdfte middelen te bedienen. Rampzalige gevolgen van hooggaande Burgerveifchillen, tot een Burgerkryg aangegroeid ! Ten tyde der twee Staatsvergaderingen in dit Gewest greepen 'er natuurlyk ftrydige en tegen elkander aanhortende Inrig tingen plaats (*). By de Omwenteling moesten eigenaartig die der ondergeraakte Partye vernietigd, en de andere gehandhaafd worden. Betaalingen waren 'er gedaan van Ongelden en Lasten aan zodanige Uitmaanders en Collecteurs als nu werden afgezet, om het tweemaal betaa-r len dier Penningen te voorkomen, fchoon de Staaten te Amersfoort vergaderd, die betaalingen verboden en verklaard hadden, dat dezelve niet zouden gelden ter volr doeninge, fielden Gedeputeerde Staaten, een tyd vast, binnen welken de Burgers van Utrecht, de Kwytbrieven daar voor ontvangen, met anderen, die geldig gerekend zouden worden, konden verwisfelen (f). Meer gerugtsmaakend en van grooter nafleep was het geval met 's Landspenningen, door den Graave van Boetselaar, Lid der Ridderfchap van den Linde van Utrecht, by de ontruiming van Utrecht na Am- «) Zie onze Vaderl. Hist. XVI.D.bl.34°—343» (|j Verzam. by de Chalmot I. D. bl. 208. H 4 LIX. IOEK. 1787. 1788. Voorkoming van bet twee maal be« raaien der Lasten. Het ge» beurde met de Landspenningen door Boetse-  ï20 VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. 1783. laar na Amflerdam medegenomen. i i ff) Zie onze Vaderl. Hist. XVII. D. bl. 322. Amflerdam gevoerd. Gemelde Graaf, diesi wy byzonder hebben leeren kennen uit zynen Brieve, de opgave der redenen behelzende waarom hy zich niet by de Staatsleden te Amersfoort vergaderende, maar by die in de Stad Utrecht, gevoegd hadt (*_), bekleedde te dier Stede de post van Ontvanger der Provincie, toen de akelige nagt der verlaatinge aanbrak. Eene fomme van omtrent drie Tonnen Gouds nam hy mede na Amflerdam, zyne wykplaatze, en gaf die Geldfomme af regen Ontvangbrieven ter Thefaurie dier Stad, waar die penningen in de fchraale Stadskas wel te ftade kwamen. Boetse:aar, naa het voltrekken der Omwenteinge, uit Amflerdam na Fransck Vlaanderen gevlugt, nam deeze Ontvangbrieven /an de Thefaurie dier Stede mede, fchreef tan de Staaten van Utrecht, dat hy die Penningen niet geroofd of ontvreemd; naar alleen, uit hoofde van het dringend gevaar, behouden hadt. Dan eenige deecer Ontvangbrieven aan de Commisfaris /an deezen Staat de Vinck, te Duinkerken woonagtig, verkogt hebbende, kwamen dezelve aan het welbekend. Kantoor Ier Heeren R. en T. de Smeth te AmJerdam. Dit gaf gelegenheid aan de Hoo£e Regeering van Utrecht om zich, over ieeze zaak ter Algemeene Staatsvergaderinge te vervoegen, en voorzieninge te vraa-  HISTORIE. 121 vraagen, welke zy onmiddelyk verwierven (*). Deeze zaak hadt ten gevolge, dat eerlang de Gedeputeerden van de Staaten 'sLands van Utrecht, met voorkennisfe van Burgemeesteren en Thefaurieren der Stad Amflerdam , in de Nieuwspapieren deeden plaatzen, „ door authentique be„ wyzen, ja zelfs door de eigenhandige „ Advertentie van Benjamin Graave van „ Boetselaar geïnformeerd te zyn, dat „ de Reciven, gedagtekend op den twee „ en twintigften, vier en vyf en twintig„ ften September des Jaars mdcclxxxvii , „ en gedeeltlyk onder den gemelden Gra„ ve, als geweezen Ontvanger van den „ twintigften en veertigften Penning als ,, nog berustende, te Amflerdam waren „ uitgegeven voor Gelden de Provincie „ van Utrecht toebehoorende; dat, uit „ dien hoofde een ieder gewaarfchuwd „ werd, gemelde Reciven niet te koopen, „ of op eenlgerlei wyze in betaalinge aan ,, te neemen; alzo de Recepisfen, die „ voor dezelve moesten uitgegeeven wor„ den, wr Thefaurie Ordinaris der Stad 3, Amflerdam gearresteerd waren, en dat , zelve Arrest ook aldaar door de The1^ faurieren was aangenomen (f)." Gedeputeerden van de Staaten 'sLands van Utrecht lieten eene Waarfchuwing uitgaan om geene Obligatien of Lyfrenten ten (*) Re fel. Gen. 18. Dec. 1787. N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 404. en 418, H 5 LX. JOEX. I787. I788. Hantfelwyzeomtrent de Ob.|-  122 VADERLANDSCHE LX. boek.. 1787. 1788. gatien ten naame van B. W. ViSSCHER gehouden. Hoe die Heer zich verantwoordt. ten lasten dier Provincie, ftaaride ten naame van Mr. Bartholomeus Willem Visscher , het zy alleen, het zy in naam van denzelven en van zyne Huisvrouwe Anna Elizabeth van Hengst , té koopen of te beleenen: dewyl zy daaromtrent zodanige befchikkingen gemaakt hadden als dienen konden, om, des noods, daar aan de fchade, aan de Provincie door dien Heer toegebragt, door deszelfs pretenfe adminiltratie van het ander deel der generaale middelen, te kunnen vernaaien. Hier by lieten zy het niet berusten , maar gelastten hunne Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge, lan te dringen, dat deeze Waarfchuvving in de Generaliteits Landen, en zelfs daar buiten, mogt openbaar gemaakt worden» Perwyl dit Stuk in nadere overweeging gebragt werd, zonden die Afgevaardigden na eenige Generaliteits Landen aanfchryving om geene verdere Renten op die Schuldbrieven te doen betaalen (*). De Heer Visscher, dien wy zo diep hebben zien deelen in de onheilen Utrech wedervaaren, bleef niet in gebreke, om, by het gemis van zyn Goed, ook het ongeluk niet te hebben van, door zodanig eene Bekendmaaking, in zyn Eer of goeden Naam benadeeld of verdagt gehouden te worden, als hadt hy zich aan ontrouw en verkorting van 's Lands Penningen fchuldig gemaakt,in de Dagpapierenberigt te (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 1189.  HISTORIE. 123 te geeven, dat hy, zedert eenige Jaaren Ontvanger geweest zynde van het eene deel der Generaale Middelen 's Lands van Utrecht, daar van behoorelykeRekening en voldoende Verantwoording gegeeven hadt. Wyders verklaarende, dat hy van het ander deel der voorfchreevene Middelen nimmer Ontvanger geweest was, nimmer des eenig beftuur gehad, nooit deswegen eenigen Eed afgelegd, of eenig voordeel genooten hadt; maar dat, in Hooimaand des Jaars mdcclxxxvii, zekere fomme Gelds, uit dat Kantoor, op Hooge Orde, en door GewapendeManfchapbyhem gebragt was, welke hy genoodzaakt werd in bewaaringe te neemen, en waar van hy naderhand, van tyd tot tyd, weder een gedeelte hadt laaten volgen, op fchriftlyke Ordonnantiën van die zelfde Heeren, die hem het Geld hadden doen ter hand ftellen; en wier Gezag of Magt, ten dien tyde, binnen Utrecht, door niemand, met eenigen uitflag, kon worden betwist, en dat de Origineele Ordonnantiën, met alle de niet in dier voege afgegeevene Gelden, tot den laatften Penning, in Grasmaand des Jaars mdcclxxxviii aan de Ed. Mog. Heerer» Staaten of derzelver Gedeputeerden waren afgegeeven (*)• Men wilde die Ordonnantiën, ten bedraage van 400000 Gulden, niet laaten gelden. Visscher. werd gedagvaard en verloor zyn Geding tot twee keeren, eens voor (*) N. Nederl Jaarb. 1788. bl. izpfi LX. iOEK. 1788, Visscher verliest zyn geding.  i&4 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. I787. 1788. Visscher eeer in haat. 1 1 Aankondiging j yanSchayerhaa- ' ling op 1 de Pa- i triotten. ( s voor de Ordinaris Gedeputeerden van hun Ed. Mogenden, en eens voor de Vergadering van hun Ed. Mogenden, waar op hy zich beroepen hadt: onaangezien zyne Regters van de billykheid zyner verdeediging niet konden nalaaten overtuigd te weezen, daar de Amfterdamfche Advocaat Schimmelpenninck voor hem het nadruklyk woord voerde. —r— Men verkogt alles wat men van zyn Goed, in de Provincie, kon magtig worden. Op den Heer Visscher en diens Ge. dacht, was de herftelde Regeering fel gebeeten; men hieldt in leevendig aanienken, dat drie Zoonen, uit dit zelfde Huisgezin, den moedigen aanval op het Krygsvolk aan de Vaard hadden bygestroond, en één derzelven in dien Burgertamp tegen Krygsgeweld gefneuveld was. Men wil dat het flegts aan weinige ftem-r men haaperde, of men hadt het Lyk deezqs gefneuvelden Burgers, voorheen met iCrygseere begraaven, weder opgedolven, )m 't zelve, op 't fchandlykst, met .een jeen aan de galg te hangen. Kort naa de Omwenteling gaven de staaten van den Lande van Utrecht eene \fkondiging, welker aanvang fchor en hard donk, en die groote belemmering veroor:aakte aan de Patriotten. „ Naardien ,M lus fpraaken zy, „ het onwettig Gezag, , het welk door eenige Perfoonen, zich „ aanmaatigende den Naam van Staaten, , of wel Gedeputeerden van de Staaten , 'sLands van Utrecht, tot nu onlangs is „uit.  HISTORIE. 125 uitgeoefend, en geduurende al dien tyd de daaden van onregt en geweld zeer vermenigvuldigd zyn, waar door de In„ en Opgezetenen, in veelerlei opzigten „ benadeeld, en aan dezelve fchade en „ hinder, als in hunne Perfoonen en Goe„ deren is toegebragt, gelyk ook de Pro„ vincie in 't gemeen hier door is bedor„ ven en geruineerd: en alzo het ^niet „ dan ten hoogften billyk is\ dat de Ufur„ pateurs van zodanig eene onwettige „ Magt, mitsgaders de Uitvoerders daar „ van, en die geenen, welken oorzaak daar toe gegeeven hebben, tot Resti„ tutie der fchadens en naadeelen, zo „ wel aan de Provincie in 't algemeen, „ als aan de individueele Leden derzelve, „ verbonden zyn en blyven, zo als wy „ dan ook reeds voorlange aan de goede „ Ingezetenen belofte van fchadeloosftel„ ling hebben gedaan, met Declaratoir, „ dat het nadeel, 't welk de Provincie „ door deeze fchadeloosftelling, zou ko„ men te lyden, wederom uit de Goede„ ren van al zulke Perfoonen, welke ge„ houden moeten worden voor de Oor„ zaaken en Uitvoerders van zodanige „ onregtmaatige en illegale bevelen of ge„ weid, waar uit deeze fchade haareri „ ooifprong nam, zou worden goedge- „ daan." Alzo hun was voorgeko men, dat zodanige Perfoonen, deeze maatregelen zouden tragten te ontduiken, door zich van hunne Vaste Goederen te .ontdoen, en die aan andere Perfooner t< IX BOEK, 1787. 1788. I  tsè VADERLANDSCHE LX. soek I787. I788. De Inge zetenen opgeroe' pen ter bekendmaakingder geleedeneSchade. Wat grond gaf tot deeze flrenge maatregelen. te verkoopen en te vervreemden, verboden zy zulks op alle mogelyke wvze eri ten ftrenglten (*). Overeenkomftig met de toegezegde Schadeloosftelling werden, den negentienden van Wynmaand, door de Staaten, de In- en Opgezetenen, zo binnen de Stad als ten Plattenlande, berigt en' gewaarfchuwd, om, binnen den°tyd van twee Maanden, eene naauwkeurige opgave te doen van de fchade en nadeelen, ftaande „ de Ufurpatie van het wettig Gezag," zo binnen de Provincie als in de Stad geleden, ter Secretarye van hun Ed. Mog. 5 met behoorelyke Bewyzen op te geeven? met by voeging, dat zy, die binnen den geftelden tyd zulks niet deeden, geoordeeld zouden worden geen fchade geleden of des geene vergoeding begeerd te hebben: blyvende de zodanigen verftooken van alle verdere aanfpraak ten laste des Gewests (f > De grond tot deeze ftrenge maatregelen hebbe men, behalven in de hette der wraake, te zoeken in de frappen door de Utrechtfche Staatsleden en Regeering, tegen de Amersfoortfcke Staatsleden in de dagen van Tweefpalt genomen. Immers zy verboden, in Oogstmaand van den Jaare mdcclxxxvii, „ alle Donatien, Cesfien, „ Bezwaaringen en Tranfporten van Goe„ deren en Effecten, toebehoorende aan de individueele Staatsleden van Amers- „ foOTft C) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5554. (t) Verz. by de Ciialmot Mi D. bl. 117.  HISTORIE. 127 ,, foort, en aan eenige door de Utrechtfche ,, Burgery geremoveerde Raaden, die zich ,, égter als Raaden befchouwden, en de Stad enVryheid ontweeken waren." Een voorbeeld, kort daar naa gevolgd door de Amersfoorifche Staatsleden en de Regeering van Wyk by Duurfiede door hun in derzelver Posten herfteld. Terwyl , naa de Omwenteling, de Stadsregeering, met het zelfde oogmerk, het vervoeren en bergen van Goederen der zodanigen, die eenig Beftuur in Utrecht gehad hadden > verboodt (*). Dan deeze ftrenge maatregelen werden geenzins, in, volle kragt, uitgevoerd,Ja men zag 'er naderhand, om ftaatkundige redenen, van af. Nogthans liet men de Verbeurtverklaaring der Goederen , reeds in de voorlederie Eeuwe afgefchaft, een terugwerkende kragt krygen, en tegen de veroordeelden, om Hoog Verraad weder gelden; en wel op den vergezogten grond, dat het Plakaat dier AffchafTinge by het Hof niet geregistreerd was (f). De Riddeifchap, die de eer naagaat van het minsi tot de Vervolging in het Sticht medegewerkt te hebben, mogt zich tegen die Verbeurtverklaaring verzetten, de overige Staats- (*) Verz. by ris Chalmot XXXIV. D. bl. 139— 441. 149 — 154. en 188. (t) De ongegrondheid van dit voorgeeven betoogde de Heer Hoevekaar , in zyne Verdeedigivg eene menigte van Voorbeelden bybrengende var Plakaaten, die, fchoon niet geregistreerd, tot heden , de ktagt van Weiten hadden. LX. 5 O EK. 17873 1788. Schooa deeze onuitgevoerdbleevenj deedt men de Verbeurtverklaaringwerken.  is8 VADERLANDSCHE LIX. boek, 2787. J788. Da S:aa ten varleeneneene Amnestie. Veelvuldige Bepaalingen in dezelve. Staatsleden verbleeven dit gefchil aan den Stadhouder, en hy koos de ftrengfte zyde , zo dat de Goederen der verweezenen verbeurd verklaard werden. Vroegtydig waren Staaten van Utrecht • met eene Amnestie in de weere. Omtrent het midden van Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii werd dezelve aangekondigd. De Inleiding haalde in 't breede op alle de Voorvallen, geduurende de jongst verloopen tyd der Staatsbeweegenisfen, gezet in den zwartst mogelyken nagt. In dier voege, dat zy, uit hoofde van al het gepleegde, „ zo de verleidde „ en aangevoerde Op- en Ingezetenen des „ Gewests , als alle die geenen , welke „ voor Verleiders en Aanvoerders van het „ Volk zouden moeten aangemerkt wor„ den, met het grootfte Regt aan de wel„ verdiende ftrafte van Misdaad van Ge„ kwetfte Hoogheid, Rebellie, Seditie en „ andere Misdaaden , tegen de Hooge „ Overheid, en Regeeringen der refpec„ tive Steden, zouden kunnen overlaa„ ten." Verfcheide redenen nogthans hadden hun, op voordragt van den Hove Provinciaal , bewoogen om eene Amnestie uit te vaardigen. Doch hoe zeer beheind en omperkt blykt uit een aantal uitzonderingen, welke hoofdzaaklyk hier op neder kwamen. — I. Alle Perfoonen, welke hadden kunnen goedvinden de binnen Utrecht plaats gehad hebbende Staatsvergadering, mitsgaders de pretenfe Vergadering der zo-  HISTORIE; 12$ zogenaamde Gedeputeerden, zedert den elfden July tot den vyftienden September deèzes Jaars byte woonen, en te helpen uitmaaken. II. De Perfoonen, die in en by gemelde Vergaderingen de plaats van Secretarisfen vervuld en in die hoedanigheid gearbeid hadden; als mede alle die de onwettige en gewelddaadige bevelen van de pretenfe Staaten, of derzelver Gedeputeerden, hadden ten uitvoer gebragt. Alle Perfoonen, welke, zo uit de aangebleevene, en zogenaamde niet geremoveerde Raaden, als uit de Burgerye op het met geweld onwettig ingevoerd Nieuw Regeerings Reglement, zich tot Raaden in de Vroedfchap binnen de Stad Utrecht hadden laaten aanftellen, en voorts te raade geworden waren, onder aflegging van den Eed, ter handhaavinge van dat Nieuwe Regeerings Reglement, de Regee- ringsposten daadlyk te aanvaarden. IV. Alle Perfoonen, die als de voornaamfte Autheurs, Begunftigers of Ontwerpers van de plaats gehad hebbende Rebellie en Ongehoorzaamheid te houden waren, en als Voorgangers by uitfteekendheid, in de voornaamfte daaden, zich gedraagen hadden. Onder deeze afdeeling worden begreepen die zich by uitftek hadden doen kennen van Lentemaand mdcclxxxv tol in Oogstmaand mdcclxxxvii , in alle die Staats- en Stadsgebeurtenisfen, welke on; Gefchiedblad, in dit Tydperk ontvouwde. V. Alle de Leden van het bin neft Utrecht plaats gehad hebbend Defen XXI. Deel. I »e LX. B O E IC» 1787. 1788. I  130 VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1788. ; ; 'fydsverleening , om in de \ Amnestie be- 1 greepen < te wor- , den. ' t : 1 1 fieweezen, en die als Ministers daar by de hand geleend hadden. — En VI. nog alle zodanige Op- en Ingezetenen van he; Sticht, welke, als Commandanten, eenig deel gehad hadden in het daadlyk aanvallen des Erygsvolks van den Staat, tot verdeediging en handhaaving van de Hooge Souverainiteit binnen dit Gewest gebruikt 5 of tegen dezelve gewelddaadige wederfhnd geboden hadden; inzonderheid by gelegenheid van het Gevegt aan de Vaart en der Krygstocht na' Soestdyk, de kanonnade op de gelegde Batterye aan de Bild; als me^ de zodanigen, welke als Commandanten van zogenaamde Exercitie Genootfchappen of Vrycorpfen, met hunne onderhoorige Manfchapperï, zich na Utrecht begeevén ladden, om aldaar, als Auxiliairen, mili-< :aire dienften te doen tegen derzelver Souverain, als ware het ook, dat de zoianigen, in hunne qualiteiten, geen deel nogten gehad hebben in de gemelde daadyke aanvallen op het Krygsvolk van den Staat. Aan allé deeze Perfoonen, en hos rroot was derzelver menigte, in zulk een voelrg tydsverloop, in zo veele gevallen ran önderfcheiden aart, werd de weg openrelaaten om te verzoeken, dat zy in dee:e Amnestie mogten begreepen worden; Joch ook, aan de andere zyde, onver* ninderd al zulke bevelen tot ontflag /an Ampten en Beneficiën, of ontneening van Burgerregt, als reeds genomen varen, of nog mogten genomen Wórden; mes  HISTORIE. rgt met byvóeging, dat elk, die langer dan twee Maanden, naa deeze Afkondiging, van zyne wooning zich onthieJdt, het gevolg van deeze Amnestie niet zou kunnen genieten (*). Het leedt niet lang of een aantal leeverde Verzoekfchriften in, om in de Amnestie begreepen te worden (f). De zodanigen, die in de voorige Staats- en Stadsonlusten geyverd, en byzonder aan het afzetten van Leden der "Regeering de hand geleend hadden, werden tot goedniaaking der Schadens daar uit voor Land en Stad gefproöten, in zekere Geldfommen, verschillende naar de maate van derzelver ómftandigheden, verweezen, met voorbehouding van de Crimineele Actie, welke bevonden zou worden te moeten plaats hebben. Eene ganfche lyst der zodanigen is voorhanden. De kleinfte Geldboete was drie honderd en vyftien Guldens; doch van deezen zou flegts de helft moeten betaald worden: veele liepen tot drie, zeven en acht duizend, twee tot veertien duizend Guldens; deezen waren Mr. .]. de Ridder van Almkerk en G. van Bentinck, welke laatstgemelde voorheen Amanuenfis der nieuw aangeftelde Stadsregeering geweest was, en op het betaalen dier fomme met de kosten uit zyne Gevangenis uit den huize Hazenberg ontflaagen werd. Deeze Geldfommen moesten C) N- Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5767. CD N. Ntderl. Jaarb. 1787. bl. 5996. 600& I £ LIX. boek. 1787. I788. Verzoekfchriften.ren dien einde, en Geldboetenseen aantal afgevorderd-  132 VADERLANDSCHE LX. boek. 1787. I788. Zwaare Geldboete H. J. van Hengst opgelegd. HAMELS' veld ei Blank <]en Pre dikdiens verbo- oeu.. ten betaald worden ter Finantie Kamer der Provincie, waar tegen ieder der Verzoekeren eene Acte van Remisfie verkreeg; mits zy eene Verklaaring ondertekenden, waar by zy het Reglement van de Regeeringsvorm der Provincie van mdclxxiv, zo als het in mdcclxvi bevestigd was, aannamen (*). Onder de Verzoekers om kwytfchelding te erlangen van 't geen door hem in de laatfte onlusten, mogt zyn misdaan bevondt zich Mr. H. J. van Hengst, een der geweezen Raaden in de Vroedfchap der Stad Utrecht, met aanbod van vyf en twintig duizend Guldens in Utrechtfche Obligatien. Dit Verzoek, in handen des Hofs gefield, bekwam een toeflemmend antwoord; mits hy die fom tot dertigduizend vermeerderde (t)- Tegen andere Hoofden der Patriotten, die geene Verzoekfchrifcen ter Onderwerping en Kwytfchelding inleeverden, begon de Hoofdofficier der Stad Utrecht, van ftonde aan, het regt der Hooge Overheid waar te neemen, met Indaagingen en daar op volgende Vonnisfen; doch die buiten het bellek deezes Jaars vallen. Een onmiddelyker gevolg der Omwentelinge trof den Hoogleeraar Yserand van Hamelsveld , tevens den Predikdienst te Utrecht waarneemende, en den c Kerk. (*) De geheele Naamlyst is voorhanden in de N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1389. (t) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1646. en 1810,    HISTORIE. 133 Kerkleeraar Joannes Abraham Blank. Gedeputeerde Staaten naamlyk vonden i goed, op het ingediende by Burgemeesteren der Stad Utrecht, den Afgevaardigden van het Synode kennis te geeven, van hun befluit om deeze Heeren, „ wegens 9, hun oproerig en liegt gedrag, niet meer „ toe te laaten den Predikftoel;, binnen de „ Provincie van Utrecht te beklimmen, „ of eenigermaate eenig gedeelte van het „ Predikampt waar te neemen (*)." Hamels veld hadt zich reeds by de Omwenteling uit Utrecht verwyderd, en van daar gehouden. Blank kwam 'er wedér vóór het einde des Jaars mdcclxxxvii, doch „ dewyl „ van tyd tot tyd," zo als de Vroedfchap van Utrecht fpreekt, „ verdagte bezoeken „ by hem werden afgelegd," ontzeide deezen hem, binnen den tyd van veertien dagen, de Inwooning in de Stad: dewyl zy, uit aanmerking van zyne Handelwys in deeze tydsomftandigheden, zyne Inwooning voor gevaarlyk hielden (f). Hadt het den Lande van Utrecht, werwaards zo veele Leden van Vrycorpfen uit andere Gewesten, vóór de Omwenteling, toevloeiden, zo in de eigen Steden als ten Plattenlande, aan deezen niet ontbrooken, derzelver vernietiging was met de Omwenteling daar. Gedeputeerde Staaten befchreeven ze met de Genootfchappen van (*) Verz. by de Chalmot I. D. b!. 303. (j-) Verz. by de Chalmot lil. D. bl. 154. i 3 LX. soek. I788. Blank 3e Stad ontzegd. Vernietiging der Genootfchappeniran Wa> penhan- lël.  134 VADERLANDSCHE LX BOEK. 1787. 1788. Gefchil met Hollandovethet Gefchut en Krygsbehoeften.Krief dei Staaten aan die van Hol land. van Wapenhandel, als tot niets anders ftrekkende, „dan om den geest van Par„ tyfchap en ongehoorzaamheid aan de „ bevelen der Wettige Overheid te ver- wekken, en aan te kweeken." Waarom zy dezelve ten Plattenlande vernietigden, de Ingezetenen verbiedende zich langer als Leden van dezelve te gedraagen, of eenige Wapenen, Leuzen of Veldtekenen te voeren, hun gelastende zich van dezelve , voor zo verre zy hun byzonder eigendom waren, binnen den tyd van veertien dagen, te ontdoen; en voor zo verre dezelve Wapenen aan de Ingezetenen van hunnen wege, of uit 'sLands Ammunitiehuis, mogten zyn ter hand gefteld, dezelve, te brengen in het Geregthuis van de Plaatze hunner wooning; ten einde zy vervolgens in het Ammunitiehuis te Utrecht door Schout en Geregte zouden worden overgebragt. De nalaatigen hier in werden aangemerkt als Verftoorders van de Algemene Rust, en met ftraffe, naar bevinding van zaaken gedreigd (*). Ten dage dat de Provincie en de Stad Utrecht zich in de weere fielden tegen overheerfching en daar in kragtdaadig door Holland geftyfd en gefterkt werden, hadden de eerstgemelden van de laatstgenoemden Gefchut, Buspoeder en ander Oorlogstuig , in geene geringe maate, ontvangen. Staaten van Holland deeden wedervraage van dit geleende, onmiddelyk naa de (*) Perz. by de Chalmot II. D. bl. 132.  HISTORIE. 135 ge Omwenteling; doch ontvingen daar op, naa een geruim tydsverloop, wederfchryyen van eenen zeer zonderlingen inhoud. Die van Utrecht verklaarden, „ dat dit „ verzoek hun hadt gefupreneerd, en tef„ fens eene innige aandoening veroor„ zaakt; dewyl noch zy, noch ook de „ Regeerders der Stad 'Utrecht, iets wis„ ten van een verzoek tot leening van „ Gefchut, Buspoeder of verdere Ammu„ nitie aan de Staaten van Holland ge„ daan, of dat ook iets dergelyks van „ Hoogstdezelven was ontvangen. Het was wel zo, dat naa de Evacuatie „ der Stad Utrecht eenig Kanon was geavonden, doch geen ander Kanon, dan 9, de Ufurpateurs van 's Lands Souverain „ Gezag hadden geëmploieerd, om zich „ tegen den wettigen Souverain, mitsga„ ders de wettige Regenten te verzetten; „ en waar van, naa het doen ophouden „ van 's Lands Souveraine Vergadering „ binnen Utrecht, benevens de Afzetting „ van 'sStads wettige Regenten, zy zich ,, ook daadlyk hadden bediend, om de „ toegangen na de Stad Utrecht te belet„ ten , ook zich van een gedeelte der Provincie meester te maaken, de In9, gezetenen te mishandelen,'s Lands Troe- pen aan te tasten, vyandlyk te beje«,, genen, en met renverfement der wettig ,, bezwoorene Conftitutie en verjaaging „ en oppresfie van alle de Leden der Re„ geering en Ingezetenen, welke zich „ daar aan yerbonden erkenden, de ProI \ „ virir LX. JOEK, 1788.  136 VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. 1788. „ vincie van Utrecht op den oever van „ deszelfs ondergang bragten. „ Het is," vervolgen zy, „ alleenlyk „ dit Kanon en die Ammunitie, welke „ alhier is agtergelaaten, en geenzins Ge„ fchut, het welk by de Provincie van „ Holland Bondgenootfchaplyk aan Ons, „ of de wettige Magiftraat der Stad Utrecht, „ zouden zyn ter leen gegeeven. In te„ gendeel zyn wy, naa dat wy genood„ zaakt waren door de verregaande drei- gementen en daaden van geweld, onze „ Vergadering en Perfoonen na de Stad 5, Amersfoort te verleggen, zeer in verle„ genheid geweest, hoe ter beveiliginge „ van deeze onze Vergadering, Perfoo9, nen en goede Ingezetenen tegen de ,, Ufurpateurs, welke zich van de Stad j, Utrecht en een gedeelte onzer Provincie 9, geëmpareerd hadden, en ryklyk van Kanon voorzien waren, het noodige ,, Gefchut te bekomen; hebbende dit zelf, „ naa behoorelyk adres aan den Raad van 3, Staaten, niet anders kunnen verkrygen dan door de trouwe adfiftentie van de „ Heeren Staaten van Gelderland. Zulks ,, U Ed. Groot Mog. in een verkeerd 5, denkbeeld moeten verfeeren, wegens 9, Gefchut en Ammunitie aan Ons of de ,, Wettige Magiftraat der Stad Utrecht ter „ leen verftrekt, het welk nog niet tot 9, de Provinciaale Magazynen zou zyn ge5, reverteerd: alzo ons deswegen niet ten 5, minften bewust is, en ook, volgens de sj uitdruklyke verklaaring ter onzer Ver- » ga-  HISTORIE. 137 „ gaderinge gedaan, aan de Magiftraat „ van Utrecht niets daar van bekend i „ is." „ U Ed. Groot Mogenden zullen, uit „ hoofde van het voorfchreevene , dan „ ook ligt begrypen, hoe byzonder aan„ genaam het ons is, door het agterlaaten „ van eenig Gefchut en Ammunitie, door „ de Geweldenaars binnen onze Provin„ cie, ons in ftaat te zien gefteld om het„ zelve voortaan tot betere en voor het „ Bondgenootfchap nuttige eindens te kun„ nen employeeren. Gelyk wy dan ook , U Ed. Gr. Mog. kunnen verzekeren, geen ander gebruik daar van vervolgens „ te zullen maaken, dan welke het be, houd van het lieve Vaderland, de confervatie van deszelfs Eer en Indepen]\ dentie in 't algemeen, en de noodzaak„ lyke verdeediging onzer Provincie en „ het wettig gezag en Conftitutie binnen „ dezelve;, in het byzonder van ons zullen „ vorderen. En vertrouwen wy, dat dee„ ze Declaratie aan U Ed. Groot Mog. , mede zeer aangenaam zyn zal, naardien Hoogstdezelve, ter gelegenheid van een 9, gevreesden aanval by zekere op dier s, tyd geprojecteerde fchikkingen, bereids „ hebben begreepen , dat wy, om met „ eenig effect deeze Provincie, en byge„ volg ook die van U Ed. Gr. Mogen„ den te beveiligen, Gefchut en Ammu„ nitie noodig hadden, en waar toe C „ Ed. Groot Mog. zich mede tot onzei I 5 » hul LX. 1 o e k; 1787. 1788.  ï3S VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. 1788. Hoe door die van Holland beantwoord. „ hulpe en adfiftentie ten deezen opZigtQ „ bereid hebben getoond (*)." Dit fchryven, 't welk meer dan de be7 naaming van zonderling mogt draagen, en de toon waar op 't zelve was ingerigt? kon niet misfen ook de tegenwoordige Staaten van Holland hoogst te mishaagen, Hun antwoord draagt des blyk: immers 't zelve luidt niet min nadruklyk dan dé Brief waar op hetzelve dient, vreemd tusfchen Bondgenooten klinkt. Zy fchreeven, „ Wy hadden waarlyk wel gewenscht, 9, dat U Ed. Mog. ons wat vroeger (f) „ van derzelver öarprife en innige Aan„ doening hadden gelieven te informee„ ren; wanneer wy in ftaat zouden ge„ weest zyn U Ed. Mog. daar van te ont„ heften, door eene eenvoudige herinne„ ring van den toedragt deezer zaake. „ Wy oordeelden zulks nogthans, naa zo „ veel tydverloops, van minder noodzaak„ lykheid; dewyl wy redenen hebben om „ te vertrouwen, dat het aan U Ed. Mog. „ en aan de Regeering der Stad Utrecht ,, thans zo onbekend niet meer is, dat, „ geduurende de laatfte ongelukkige Trou„ bles, eene aanzienlyke Kwantiteit Ge„ fchut, Buskruit en andere Ammunitie van Oorlog, uit de Magazynen deezer » Pro- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bi. 692. (f3 De Brief d?r Staaten van Utrecht was gedagtekend 2. April 1788. Het hier medegedeelde is van den 16. Mey diens Jaars.  HISTORIE. i3j „ Provincie aan de Stad Utrecht ter leen „ is verftrekt. ! „ Wy mogen ons niet voorfteilen, dat „ U Ed. Mog. onder voorwendzel van „ het fchandelyk gebruik, dat van deeze „ Ammunitien gemaakt is, zich zouden „ willen apropieeren het geen niet aan ,, de Ufurpateurs; maar aan de Provincie „ van Holland en Westfrieüand, in wettigen „ eigendom toekomt: want hoe zeer dee- ze geleende Ammunitien door de gee„ nen, die de Regeering in de Stad „ Utrecht hadden geufurpeerd, tot een „ verkeerd einde mogen gebruikt zyn, „ het is en blyft toch eene waarheid, „ dat deeze Goederen waren geleend uit „ Magazynen van Holland, en dat wy, „ die, naa de herftelling der desorders, „ de wettige Regeering deezer Provincie „ uitmaaken, derzelver restitutie van U „ Ed. Mog. als uitmaakende de wettige „ Regeering der Provincie van Utrecht, mogen vorderen en verwagten. „ Het is maar al te veel bekend, dat, „ in de laatfte turbulente tyden, daar de „ zugt tot nieuwigheden genoegzaam in ,, alle Staatsvergaderingen was ingedron„ gen, en waar van U Ed. Mog. Verga,, dering zo weinig als de onze onheftner. „ gebleeven is, veele zaaken zyn voorge„ vallen, die veel beter aan de vergetel„ heid waren opgeofferd, dan dat iemand, „ naa de gelukkige Herftelling, nog van „ die omftandigheden zou willen prjevan leeren; en wy vertrouwen, dat U Ed. „ Mog. LX. ïoekJ 1787^ 1788^  140 VADERLANDSCHE LX. BOEK. I787. I788. „ Mog. de uitwerkzels van Factie en Over^ „ heerfching, welke in deeze Provincie „ zigtbaar geweest zyn, zo weinig aan de „ tegenwoordige wettige Regeering zou5, den willen imputeeren, als dat dezelve „ gaarn zouden zien, dat alle Refolutien „ en Verrigtingen, van den beginne der „ Onlusten of op naam der Heeren Staa„ ten van Utrecht, of door zommigen van „ derzelver Leden genomen en gepleegd, „ (waar uit de Troubles veel al aanlei„ ding hebben genomen,) op rekening „ van U Ed. Mog. wierden gefield." „ Wy herhaalen derhalven, ons verzoek „ van restitutie der gemelde Goederen op „ het ernftigfte. En hoe zeer CJ Ed. „ Mog. ons gelieven te verzekeren, dat „ Hoogstdezelve een nuttig gebruik daar „ van verhoopen te maaken, zullen U „ Ed. Mog. 't niet vreemd gelieven te „ vinden, dat dit nuttig gebruik worde „ gereguleerd door den wettigen Eige„ naar, aan welken wy vertrouwen, dat „ deeze Goederen niet langer zullen wor„ den onthouden, daar het ons leed zou „ doen dat verdere Discusiien over deeze „ zaak zomwylen aanleiding kwamen te „ geeven tot verwydering tusfchen Na„ buuren, en Bondgenooten, welke altoos „ maar vooral naa de pas herftelde Een„ dragt, zorgvuldig behooren te worden „ vermyd (*)." Had- (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 693. en 810.  HISTORIE. 141 Hadden Gedeputeerde Staaten des Lands van Utrecht de bedoeling der Ingezetenen om met openbaar Vreugdebedryf de Omwenteling- te vereeren, by eene afkondiging van den zeven en twintigften van Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii , wederhouden wegens de toenmaalige omftandigheden, en geboden dezelve zo lange op te fchorten, tot dat daar toe by hun of by de Staaten een vasten tyd of dag zou zyn bepaald. Deeze dag oordeelden zy aan te lichten met de Verjaaring van den. Geboortedag des Stadhouders, op den achtften van Lentemaand des volgenden Jaars; weshalven zy tegen dien dag, eene Verlichting der Huizen aanfchreeven en vryheid tot Vreugdebedryven gaven (*), die in de Stad Utrecht by uitftek plaats greepen. Amersfoort vierde dien Feesdag met luister. Te deezer Stede, als ook te Maarfen, gaven de Jooden inzonderheid blyk van hunne zugt tot het Oranjehuis (f). By hernieuwing mogten de Ingezetener van het Sticht die zugt aan den dag leggen , wanneer den zeventienden van Oogstmaand de Verjaardag van haare Koninglyke Hoogheid, door alle de Gewesten met vreugd gedagt werd (§). Op de uitgetoogene Krygsvolks- en Bur fchaare hadt de' Soldaat' by het Prinslyk Lusthuis te Soestdyk gezegevierd (**). Aan de (*) Verz. by de Chalmot VII. D. bl. 264. (t) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 544. (§) Verzam. by de Chalmot Vil. D. bl. 234. I**) Zte onze Vaderl. Hist. XVII. D. bl. 372. LX. BOEK. I787. 1788. Vreugdebedryven in *t Sticht. i Eerepenningenaan de Soestdyk*  H2 VADERLANDSCHË LX. BOEK. 1787. T788. fcbe verdeedigers. i I 9 < * 1 * de twee Stafofficieren des eerften Bataillóró van het Regiment Hesfen-Darmfiad, den Collonel Commandant Erpel en de Majoor Seyfardt, oordeelden Staaten van Utrecht, wegens dien betoonden heldenmoed, eene hun vereerende Gouden Gedenkpenning (*) te moeten toeleggen» Hiex (*) Deeze Gedenkpenning vertoonde aan ds :ene zyde het Beeld der Overwinninge, houdende n de Regterhand een Palmtak, in de flinke een /aandel, met het Wapen van Hesfen-Darmfiad. Die Seeld ftaat op een verflaagen Krygsmsn, liggende >p een voetfluk, met het opfchrifc V Geweld beteu:eld, omringd van gebrooken Krygstuig, als Pieten, Trommen, gefcheurde Vaandels, kenflelyk an de Wapens van de Stad Utrecht en de Provincie Volland, In \ verfchiet doet zich het Lusthof \oestdyk op en het Randfchrift houdt ia Soestdyk manhaftig verdeedigd, door een Detachement van t Regiment Hesfen-Darmfiad. De Keerzyde vertoont het Utrechtfche Proviniaale Wapen, omringd met een Krans van Oranje n Laurieren, en de gewoone Zinfpreuk Concordia esparvx crescunt, rustende op een kapiteel, waar an een kleed afhangt, 't welk het volgende te ïezen geeft Erkentenis er Ed. Mog. Heeren Staaten 'sLands van Utrecht aan den Ed. Geftr. Manh. Heeren T. W. Erpel Colt Comrn. en J. L. Seyfardt Major, wegens hunne goede directie en betoonden moed. 26—27 July 1787.  HISTORIE. 143 Hiér toe was het befluit den laatften van Oogstmaand des Jaars mdcclxxxvii ge-1 nomen, en werd dit Gedenkteken, op den tweeden van Louwmaand des volgenden Jaars, terwyl de Krygsbezetting op de Neude in de wapenen kwam, die Krygsofficieren overhandigd door eene Commisfie uit de Staaten, beftaande wegens het eerfte Lid uit den Heer Pesters , wegens het tweede Lid uit den Graave van Athlone ^ wegens het derde Lid uit de Burgemeester van Bronkhorsï, en de Secretaris van Staat Laan. In flaatlyken trein na de Neude gereeden en ter koetze uitgeftapt, werden zy door den Generaal van der Hoop , Gouverneur van de Stad en de Provincie, onder het bewys van Krygseere, langs het Front van het Bataillon van Hesfen-Darmfiad geleid, wanneer de Heer Pesters aan gemelde Hooge Krygsoverften ieder de hun toegefchiktti Gouden Medaille, met eene aanfpraak overhandigde, of liever omhing, meteen Oranjelint, waar aan dezelve vastgefnoerd wa£. In het gevegt, 't welk deezên twee Aanvoerderen des Krygsvolks tegen dt vermengde Burger- en Krygsfchaare deeze Eerepenning deedt wegdraagen, wai een Grenadier, op een voorpost aange greepen, en by het weigeren van de over .gave zyns geweers gefneuveld. Dien tel eere, werd in Herfstmaand des volgendei Jaars, te Soestdyk een Grafnaald opgerigt by welke oprigüng de Stadhouder zich te gen LX. SOEK, 1787. I78». Gedenk1 leken voor een daar by ' gefn euvelden. Huzaar, t 1  144 VADERLANDSCHE LX. BOEK. I787. 1738. Het te Utrecht nieuw ingevoerdStads Reglement vernietigd. genwoordig bevondt. De Grafnaald beftondt uit een vierzydigen zwart marmeren fpitstoeloopénden kantzuil, waar op zich een doodshoofd op twee kruislings liggende beenderen van wit marmer vertoonde (*). Met een enkel woord hebben wy aangeftipt, hoe in de Stad Utrecht, de oude Regeering, onverwyld naa de ontruiming, bezit der verlaatene plaatzen nam, terwyl de Staatsvergadering, aldaar, volgens gewoonte , en in tegenwoordigheid des Stadhouders, gehouden werd (f), Eene der eerfte werkzaamheden van de Stadsregeering was de vernietiging van het nieuwe daar ingevoerde Stads Regeerings Reglement (§). Burgemeesters en Vroedfchap befchreeven dit bedryf als de daad „ van verfcheidene, door kwalyk geintentio„ neerde Perfoonen, misleide vervoerde „ Burgers en Ingezetenen, die zich ver„ ftout hadden, met voorbyziening en „ verwaarloozinge van hunnen plegtigen „ Eedvanverbintenisfe en gehoorzaamheid „ als Burgers aan hunne wettige Over„ heid, op eene willekeurige en gansch „ on- (*) Het Opfchrift luidde, Christoffel Pullman , Grenadier van de Lyfcompagnie, in het Regiment Infanterie van den Prins van Hesfen-Darmft ad, oud 28 Jaar en, verkiezende liever V leven te verliezen, dan zyne Wapens over te geeven, in den nagt van den 27. July 1787. N. Nederl. Jaarb, 1788. bl. 1406. (ï) Zie onze Vaderl. Hist. XVII. D. bl. 404. (§) Men flaa naa, wat by de invoering voorviel onze Vaderl. Hist XII. D. hl. 319. enz.  HISTORIE. 145 a onwettige wyze een nieuw Stads Re„ geerings Reglement te ontwerpen, met „ dwang en geweld te doen vastftellen, 5, invoeren en beëedigen." — Voorts die zelfde Perfoonen afmaaiende als Lieden, „ die op eene te eenemaale inconftitutio„ neele en ongeoorloofde wyze, naa eene „ geweldige Remotie van dertig wettig aan„ geftelde Raaden in de Vroedfchap, al5, leen voor den wettigen Raad der Stad „ erkend hadden, de overgebleevene ouj, de Raaden, benevens die, welke verj, volgens door hun, op deeze wederregt„ lyke wyze verkooren, en , op het on„ wettig Stads Regeerings Reglement, iq s, den Eed genomen waren." Ten betoon van hunne hoogfte afkeuringe van al zulke ongehoorde en misdaadige bedryven verklaarden hun Ed. Gr* Agtb. ,, dit Regeerings Reglement, als te ^ eenemaale onwettig, en, tegen de wel„ geftelde Orde der Stadsregeeringe, ge„ welddaadig ingevoerd, te verwerpen en te vernietigen; mitsgaders alle Burgers, „ welke op 't zelve den Eed hadden af„ gelegd, van dien onwettigen Eed te „ ontdaan, en vry te verklaaren van alle „ gehoorzaamheid en onderwerping aan „ allen, welke zich den naam en autho„ riteit van Burgemeesteren en Raaden „ in de Vroedfchap, door overmagt en „ geweld, hadden aangemaatigd." Wyders gelaste de Vroedfchap alle Burgers van Utrecht en der Stads Vryheid, XXI. Deel. K „ gee- LX. boek. 1787* I788.  uyó VADERLANDSCHE IX ROEK 1787. ï?88. ,, geene andere Perfoonen voor de wet-, • „ tige Regeerders der Stad te erkennen, „ dan welke thans, op eene legaale en „ conftitutioneele wyze, volgens de Orde, op de Stadsregeeringe, door zyne Doorl. Hoogh. den Heere Prinfe van Oranje „ en Nas/au , als Erfftadhouder deezer Provincie, in de Regeering der Stad herfteld, op sieuws verkooren waren, „ of vervolgens verkooren zouden wor„ den" Deeze Bekendmaaking werd geftaafd met de bedreiging, dat wie zich aan deeze weder ingevoerde befchikking op de Stadsregeering onttrok , onmiddelyk van het Burgerfchap der Stad Utrecht zou vervallen zyn, en naar bevind van zaaken, geflraft worden (*). Dit ftuk mag eene herhaaling of bekragtiging heetenvan een vroeger, immers, op het oogenblik der Ontruiminge van Utrecht, verklaarden de Amersfoortfcke Staatsleden, met de Utrechtfche Rtact. 1, die zich onder deezer Standaard gefchaard hadden, alle Raaden, door de Burgery aangefteld, en dus ook de oude Regenten, welke het nieuwe Stads Regeerings Reglement nevens de Burgery beëedigd hadden, van hunne Posten vervallen, met bevel aan de Burgery om geene anderen voor hunne wettige Raaden te erkennen, dan de zes en twintig oude Raaden, die het £*) Verzamel, by de Chalmot II. D. bl. 49 enz,  HISTORIE. het met de Staaten te Amersfoort vergaderd, gehouden hadden (*). Thans werd ten vollen openbaar, hoe zommige Voorftanders der eerfte beweegenisfen in Utrecht, de bron waar uit alle andere voortvloeiden, meer uit zugt voor eigen Grootheid, dan waare Vryheidsliefde of Burgermin werkzaam waren geweest, en geene vermindering huns onwettigen gezags, van de zyde derBurgerye, dulden konden, fchoon zy, in vroegeren tyde, de hulp dier eigenfte Burgerye tegen den Stadhouder ingeroepen, en zich daarvan, meer dan ééns, greetig bediend hadden, om eene meerdere onafhangelykheid van deezen te bekomen. Want die eigenfte Staatsleden, waar van zommigen het Verfiag der negen Heeren over de onwettigheid van het Regeerings Reglement hadden helpen uitbrengen, waar van anderen, wel verre van hetzelve te verwerpen , dat veelbeduidend Verfiag in overweeging genomen hadden; die, om het misbruik van dat Reglement aan den Stadhouder te beletten , nog in den Jaare mdcclxxxiv, hetzelve met betrekking tot de jaarlykfche verandering der Stedelyke Regeeringe opgefchort hadden (f), die nog, in dat zelfde Jaar, beflooren, dat geene Generaliteits Ampten, zonder der Staaten voorweeten en toeftemming, zouden be- (*) Verzamel, by de Chalmot XXXIV. D. bl 177—181. Ct) Verz. by de Chalmot XXVII. D. bl. 196. , K a LX, BOEK. I787. 1788. 'tGedrag veeier Utrecht' fche Regeeringslcden ge. fchetst.  14$ VADERLANDSCHE tx. boek. I787. 1783. Dat van den Heer de Perpoincuerin 't bygoiider. begeeven worden (*), trokken, zedert dien tyd, openlyk de Party des Stadhouders tegen de Burgery van Utrecht, en deeden den Burgeroorlog, door ons voorheen befchreeven, in het hart van het Gemeenebest ontftaan. Zeer liep onder deeze van Partyverwisfelde Heeren in 't ooge de Keer Willem Emmery de Perponcher Seldnitskey, dien wy ontmoet hebben als uitgekoozen Staatslid om het Onderzoek van den mislukten Tocht na Brest by te woonen (f), die de Burgerwapening voorgeftaan hadt, en op de wagten de Burgers hunne regten leerde kennen. De onvastheid deezes bekwaamen Mans in Staatsbegrippen , en daar uit vloeiende ftrydige handelingen kon niet misfen opmerking te baaren. Wel is waar, hy gaf, in den Jaare mdcclxxxvi op het uitgebragt Verfiag der negen Heeren, wel voor, „ dat „ hy, by het inbrengen der Bezwaaren terftond beducht hadt geweest, dat het ontftaan geroep om Verandering tot „ verwarring aanleiding zou geeven, in„ dien 'er van den kant der Hooge Re„ geering, geene behoedmiddelen tegen „ de gevolgen, die altyd uit een algemeen ,, heerfchend misnoegen te wagten waren, „ aangewend wierden;" maar hy vergat, dat hy flegts een groot jaar geleden een der yverigften geweest was om de Burgeer N. Nederl. Jaarb. 17S4. bl. 'r>75. (f) Zie onze Vaderl. Hist. VI. D. bi. 174,  HISTORIE. 149 gery van Utrecht aan te raaden, om ten aanziene der keuze van den Heer Sich terman tot Vroedfchap, aan de Regeering niets toe te geeven (*). Ingevolge van de gevoelens, die hem toen aankleefden, vondt de Heer de Perponcher zich gedrongen, "om nog by dienRaadflag „ gaar„ ne te willen bekennen, dat de Bezwaa„ ren, door zo veele Ingezetenen tegen „ het Reglement van den Jaare MDCLxxiy „ ingebragt, hem veelzins gegrond waren „ voorgekomen, ja dat hy het altyd, tot „ welzyn der Provincie wenschlyk hadt gedagt te zyn, dat in hetzelve eenige ver„ andering, mogt te wege gebragt worden, „ fchoon hy meende dat de Eed op het Reglement die verandering,buiten medewerking van den Stadhouder, onmogelyk „ maakte." Hy deedt meer, en noemde eenige gebreken; met naame, en wel voor eerst, „ dat, in dit Reglement, de Magt daar by „ aan den Stadhouder, in zo algemeene „ termen, en zo onbepaald gegeeven, dat „ zy, uitgeoefend wordende in alle de uit„ geftrektheid, welke men naar den min,, ften uitleg aan de woorden geeven kon„ de, in het einde alle Vryheid van ftemmen ,, by de Regenten zou wegneemen, even daar door alkn vertrouwen der Ingezetenen op de Regeering uitdooven, en dus alle gronden. „ eener vrye Regeering omver re werpen. „ En hier van zou weder het gevolg zyn, „ dat alle agting en ontzag der Ingeze- „ te- (*) Men zie wegens het voorgevallene omtrent SiCHTEKMAN onze Vaderl. Hist. X. ü. bl. 331. K 3 LX. 30EK.' 1787. 1788.  t5o VADERLANDSCHE LX. SOEK. 1787. 1788. „ tenen voor de Regenten verdwynen, „ en de haat wegens alles wat kwaalyk „ uitvallen, of den Ingezetenen mishaa- „ gen mogt, op den Stadhouder zou te „ rugge keeren , van mens willekeur het „ geheel politiek aanweezen der Regenten af- „ hing" — Een tweede door dien Heere toen aangeduid gebrek vondt hy daar in; „ dat het Volk, zedert de oprichting der „ Republiek geenen anderen Invloed op „ de zaaken der Regeering of de beftel- „ ling der Regenten gehad hadt, dan dien „ het zich, in trouble tyden, via facti, „ hadt bezorgd; en hy vreesde, dat de „ geduurige omwentelingen, daar uitvoort- „ gevloeid, met alle derzelver gevolgen, „ zo lange zouden voortduuren, tot dat „ het Volk, zo niet over het onmiddelyk „ Beftuur van zaaken, ten minften over de aanftelling der geenen, die dat be- ,, ftuur in handen hadden, eenen Con- „ ftitutioneelen invloed zouden verkree- „ gen hebben, die, aan den eenen kant, „ deszelfs zugt voor het Gemeen Belang, „ en gevoel van Vryheid leevendig hieldt, „ en hetzelve, aan den anderen kant, ge- 9, rustftelde, dat het zich Regenten zou „ kunnen bezorgen, op welken het, als „ op zyn eigen werk vertrouwde, en die „ 'er ook waarlyk belang by hadden om „ deszelfs genegenheid te winnen en te ,, behouden (*)." ~- - J Twee O Wy konden nietnalaaten deeze weinige Stukken asn te haaien uit een Advys, waardig om geheel geleezen te worden. Het is voor handen in de Verzam. by de Chalmot XXIJ. D. bl. 242—260.  HISTORIE, 151 Twee maanden naa het uitbrengen van dus eenen Raadflag vervoegde zich de Heer de Perponcher na Amersfoort, en leende daar de hand tot het neemen van raadilagen, om, met de ftem des Krygsgewelds, alle die Burgerbezwaaren te overfchreeuwen, en het Volk van allen invloed op de Regeering. te ontzetten; daar hy een yverig voortilaand lid werd der Commisfie tot verdésdiging van Gelderland en Utrecht. Geen wonder dat hy, naa het doen deezer rugwaardfche flappen, kon beiluiten, om.een Reglement, door hem als zo gebrekkig en fchadelyk ingezien, op nieuw te beé'edigen, en 't zelve door de andere Bondgenoótfch3plyke Gewesten , als mede door buitenlandlche Mogenheden, te zien guarandeeren. Schoon op den voorgrond ftaande in de fchildery der veranderden in Utrechts wallen, was Perponcher de éénige niet, die zich zo wisfelziek aanftelde. In de Utrechtfche Regeering werden veele weder op 't kusfen gebragt, die met hem voorheen hunnen afkeer van het Regeerings Reglement betoond; doch zich naderhand met de Staatsleden te Amersfoort vereenigd hadden, en naa de daargeftelde Omwenteling , zich wederom vastfnoerden aan het door hun eertyds gewraakte Regeerings Reglement. Geen twyfel vale 'er aan of men hadt met den Stadhouder beraamd om van de Regeering uit te fluiten de Heeren van den Boogaard, de Leeuw, Abeema K 4 en IX BO EK.' I787. I788. IVie van 3e Rederingwaren iiitgeflo» ien.  152 VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. 1788. en Daunis. De eerften deezer kennen wy uit hunne volflaagene weigering om met de Staatsleden te Amersfoort vergaderd, mede te werken. De twee laatften hadden, by Brieven, naa hunne afzetting door de Burgery, aan den Heer P. 't Hoen verklaard, dat zy de volduuring in hunne Posten naa den twaalfden van Wynmaand des Jaars mdcclxxxvi, hun door de Amersfoortfche Staatsleden toen reeds aangeboden, niet wilden aanvaarden (*). De Heer de Leeuw geene ziel omdraagende om den Stadhouder hulde te doen, wees naderhand met verfmaading de Vroedfchapsplaats, hem op nieuw aangeboden, van de hand: terwyl de Heer Abbema in des Stadhouders ooge te onverzettelyk en daarom te haatlyk was om herfteld te worden. De Heer Daunis aanvaardde de Regeering weder, zich min edelmoedig aanftellende dan de Heer de Jonckheere, die, hoe zeer aan de Oranjeparty toegedaan, niet lang naa zyne herftelling, weigerde in de Vroedfchap van Utrecht te zitten met lieden, die zich zo tegenftrydig gedraagen hadden. Eene daad van rondborstigheid, ter befchaaminge ftrekkende van den Stadhouder en diens Raadslieden. Het zal niemand bevreemden hier aan te treffen, dat de nieuw gezagvoerende Stadsregeering eerlang goedvondt, met byzon- de- (*) Verz. by de Chalmot XXXII. D. bl. 23.  HISTORIE. 153 deren nadruk af te fchaffen een Befluit in Oogstmaand mdcclxxxiii genomen , 't i welk het vraagen van Aanbevelingen aan zyne Hoogheid te eenemaal afichafte, en teffens te befluiten om, van wegen de Vroedfchap, de raad en het goedvinden des Stadhouders te vraagen omtrent de openvallende Commisfie met Bloeimaand des Jaars mdcclxxxviii (*). In de Stad Utrecht fpeelde men voorts dezelfde of foortgelyke rolle, in verfcheide opzigten. als wy reeds, ten aanziene van het Sticht in 't algemeen , hebben zien uitvoeren. Eene der eerfte verrigtingen van de nieuwe Stadsregeering was, het vernietigen van alle Refofutien, Ordon nantien en Publikatien op naam der Stads Magiftraat, zints den tweeden van Oogstmaand des voorleeden tot op den zestienden van Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii bepaald en afgekondigd. Ten zelfden •tyde verklaarde zy alle Ampten, Beneficiën en Eereposten, door die zelfde Magiftraat, fteeds met den bynaam van pretenfe beftempeld, begeeven, voor vervallen, met verbod van derzelver uitoefeninge. Doch zonderde de Vroedfchap daar van uit alle zodanige Vergunningen, die tot de perfoneele Beneficiën, Ampten of Bedieningen niet konden gerekend worden te behooren: deeze ftonden zy, „ uit finguliere redenen en corfideratien, „ by deezen, op nieuw toe, voorbehou- „ dens (*; .¥ Nederl. Jaarb. 1788. bl. 545. LX. soek.' I787. I788. Intrekking der StadsbeQuitendoor de afgezette Regeering genomen.  154 VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1737. 1788. Afkondi ping tegen het vervreemden van goederen. Het V/a. peh'h'aridelendGenootfchapvernietigd. Leden der GelderfebeBrilde d; Stad onuegd. „ dens' nogthans alle zodanige uitzon„ deringen., als de Vroedfchap in 't ver* „ volg noodig zou oordeelen ook in dee„ zen te moeten maaken (*)." Streng was eene Stads Publikatie, tegen het verbergen, vervoeren en vervreemden van Meubilaire Goederen, toebehoorende aan of agtergelaaten door Burgers , die op eenigerlei wyze deel genomen hadden aan de jongfte gebeurtenisfen iri de Stad voorgevallen, „ waar door zy," naar luid deezer Aankundiginge, „ veele „ Perfoonen aanmerkeiyk hadden bena„ deeld, die met het hoogfte regt aan,, fpraak-op fchadeloosftelling hadden (f)." Het Wapenhandelend Genootfchap Pro Patria & Libertate, 't welk zich in de zaak der^Burgervryheid voor te ftaan en te verdeedigen, zo onderfcheiden hadt doen kennen , werd vernietigd , en alle vergunningen daar aan, wanneer, hoe en van wienook verleend, ingetrokken, met bevel .aan de Leden tot opbrenging der Geweeren binnen eenen kort bepaalden tyd (§> Was Utrecht eene verzamelplaats geweest van Voorftanders en Verdeedigers der Vryheid, die wy, uit alle oorden van geheel het Gemeenebest, derwaards zagen heenen trekken; hadden deezen veel toegebragt tot de jongfte gebeurtenisfen, geen (*) Verzam. by de 'Chalmot I. D. bl. 178. ' (t) N. Neder/. Jaarb. 1787. bl. 5567. (§) Verzam. by m Chalmot 1. D. bl. 2/6.  HISTORIE. 155 geen wonder, dat de Regeering, op den ouden voet herfteld, onverwyld'haar werk maakte, om een iegelyk, niet binnen de Stad of derzelver Vryheid t'huis behoorende, die onder eenige zogenaamde Waardgelders of Auxiiiairen, en wel inzonderheid mede die geenen, welke onder dc zogenaamde Gelderfche Brigade , of Gvsrysfel/cAe Jaagers of Scherplchutters, zich in Ltrtlh, of elders in ons Vaderland, in hooger of laager rang hadden laaten gebruiken, ten fcherpften te ver* bicden zich binnen de Stad of Stads vryheid tc komen ophouden, en zich aldaar neder te zetten. Teffens bovengemelde Perfoonen, welke zich daar mogten bevinden, ten ernftigften te gelasten, om, binnen den tyd van driemaal vier en twintig uuren, de Stad en Vryheid te verhaten, mitsgaders daar uit te blyven, tot dat 'er nader fchikking op zou zyn gemaakt; alles onder bedreiging, om, in gevalle van ftrydige handel, by den kop gevat, en naar bevind van zaaken, aan den lyve geftrafc te worden (*). Vrees voor, of liever het daadlyk beftaan van heimlyke avond- en nagtzamenkornften, gefchikt om elkander tégen de nu- herftelde Regeering, door hunne gefprekken, op te ftooken, en tot het tekenen van oproerige Requesten en Adresfen aan te hitzen, bewoog de Regeering om daar tegen eene allericherpfte Afkon- di- (*) A7. Nederl. Jaarb. J787. bl. 5579. . . LX. SOEK, I7o3. Afkondiging tegen heimlyke Za menkomlten.  156 VADERLANDSCHE LX. BOEK 1787. I7<38. Verbod van eeni ge Gefchriften Moeite om 'er hetOranjedrnagen door te krygen, en twee Vrou wen, die andere Vi.rcierzeis maakten gevat. diging te doen; als mede tegen het veyhuuren van Huizen of Kamers ten dien einde. De Overtreeders zouden, als Verftoorders der openbaare rust aangemerkt, en als Schenders van het gezag der wettige Overheid zonder aanzien van Perfoonen, ftraffe, ook doodftraffe, te lyden hebben (*). Geiyk in Holland verboodt de Regeering van Utrecht, een aantal Nieuwspapieren en Weekbladen, door hun befchreeven, als ingerigt om de Hooge Regeering deezer Landen, den Stadhouder en haare Koninglyke Hoogheid te befchimpen en ten toon te ftellen als openbaare Vyanden van den Lande, en partyfchap, twist en oproer te ftooken (f). Eeniger ongezindheid binnen Utrechts wallen om zich met Oranje op te eieren, maakte herhaalde en fteeds dringender Afkondigingen daar toe noodzaaklyk (§). In tegenftreeving van die dragt hielden twee Vrouwen te dier Stede zich onledig met het vervaardigen van Witte Cocarden, eenige met, andere zonder Leliën. Onvoorzigtig dit handwerk ontdekkende aan iemand dien zy meenden tot hunne Party te behooren, doch der andere was toegedaan, verklaarden zy die opfchik, in voorraad gereed te maaken, om ze (*) Verzam. by of. Chalmot I. D bl. 311. (f) Verzam. by db Chalmot II. D. b]. 274. " (§) Verzam. by de Ciialmot If I. O. bl. 153. VI. D. bl. 274.  HISTORIE. 157 se by zekere gelegenheid te gebruiken. Het Garegt des verwittigd deedt die Vervaardigfters van dit onmodisch cieraad, vatten, en na het Stadhuis geleiden; terwyl een haarer in drie doozen dit handwerk onder den arm droeg. Welhaast werden zy ieder met een plankje, waar op Rustverftoorfter te leezen ftondt, voor de borst, na het Tugthuis overgebragt, om aldaar, zes jaaren lang, met hunner handen arbeid de kost te winnen, en verder voor altoos uit de Stad en derzelver Regtsgebied gebannen (*). Hadt men, ten opzigte van den Hoogleeraar en Predikant van Hamelsveld en diens Amptgenoot Blank, de reeds gemelde Lands- en Stadsbefluiten genomen (f). De Vroedfchap deedt, in den grooten Kerkenraad van Predikanten, Ouderlingen en Diakenen, een Befluit voorleezen het verzoek behelzende, om, by de aanftaande Kerkenraadsverandering tot geene Ouderlingen of Diakenen te verkiezen zodanige Perfoonen, „die," gelyli zy zich uitdrukten, „ in de dagen dei „ verleedene onlusten, tot ondermynin§ „ van de Wettige Conftitutie hadden me„ degewerkt (§)." Hier voor yverden. zo men wil, Kerkleeraars, die, in vroegeren tyde, op andere Standplaatzen, mei de Patriotten eene lyn trokken. Vol (*) N. Nederl. Jaarb. 178IL bl. 1027. Zie hier boven, bl. i?3 ɧ) N. Nederl Jaarb. 1788. bl. 897. LX. boe K. 1787. 1786. De Kerkenraadvan Pa> triotien gezuiverd*  153 VADERLANDSCHE LX boek. 17*3. Veele Atnpte. naaren uit hunre Posten gezet. Oproerig geweld des Krygsvolks. Volftrekt van onwaarde verklaarde dö Stadsregeering alle aanftellingen van Burgerofficieren, Adjudanten, Onderofficierenen alle anderen, die, in eenige dergelyke Posten, door de nu weder afgezette Regeering, waren aangefteld; en ook voor ontflaagen allen, die, fchoon zy hunne aanftelling van de vroegere Regeering ontvingen, dienst gedaan hadden onder de jongst van hunne posten verwyderden; met ontzegging van alle daar toe behoorende Voorregten. Teffens werd eene Naamlyst opgegeeven der Raaden ,die de Burgers alleen voor Hoofdmannen te erkennen hadden; fchoon zy van hunne Schutterlyke Dienften ontflaagen gefteld werden: tot zo lang de Vroedfchap des nadere fchikking zou hebben gemaakt (*). Ontmeesterde Burgers, deels onder Krygsbewind gefteld , herinnerden zich, by diefchikkingen defchriklyke drie opeen volgende avonden, in 't laatst van Wynmaand des Jaars mdcclxxxvii, toen de Krygsknegten daar, gelyk wy reeds elders gezien hebben, meer dan tachtig huizen de glazen infmeeten, en verder aan eenige de plunderzieke hand floegen, de Ingezetenen met een fchrik vervulden, die zommigen op hunne gezondheid, andere in de gevolgen, op hun Ieeven te ftaan kwam. Een bedryf zo weinig voor vergoelyking vatbaar, dat een Schryver, anderzins hier van niet afkeerig, des de vol- (.*) Verzam. by de Ciialmot III. D. bl. 1.  H I S T O R I E' 159 volgende woorden gebruikt; „ Deeze en „ geene eenzydige Verhaalen. in de Dag„ bladen, laaten wy in hunne waarde. „ Veel minder zouden wy de redenen „ van verfchooning of verbloeming dier „ booze gewelddaadigheden, uit zommige 59 Dagpapieren, voor onze rekening wil- len overneemen. Wanorde, moedwil, „ geweld en oproer moeten alle waare ,, Vaderlanders verfoeijen, van welk eenen „ kant die euveldaaden ook mogen ge- pleegd worden (*)." Geen wonder dat de Patriotten, by het ontftaan dier Geweldenaaryen eene groote vrees beving: naardemaal geen onaanneemelyk, fchoon vreeslyk gerugt, zich verfpreid en ingang gevonden hadt, dat men het Volk in het Kamp by Zeist, vóór de Omwenteling, paaide met het vooruitzigt op eene geheele Plundering van de Huizen der Patriotten in Utrecht. Schoon dee/;e geweerd bleef, liet men egter de Huizen van verfcheide Leden, die de Staatsvergadering te Utrechi hadden bygewoond, en van de Regenten, die door de Burgery waren aangefteld geweest, door Officieren des Krygsvolks bewoonen, op eene voor de Eigenaarer hoogstfchadeïyke wyze. Indien de Regeering dit uit wederwraak toeliet, om dat de Huizen der Ammfoortfche Staatsleden, er afgezette Regenten door het Hollandse) Krygsvolk waren betrokkén geweest, ginj mei (*■) N. Nederl. Jaarb. 178$. bl. 5766, LX. boek; 1787. 1788. Waarom die Plunderinggeen voort* gang hadt. r 1  i6b VADERLANDSCHE LX. feOEK. I787. 1783. De jaar dag dér Omwen relinge gevierd. men hier de maat te buiten; anders hadï men die zelfde zorg behooren te draagen voor de beste vertrekken en goederen dier geweezene Regenten, als deeze voor die der Amersfoortfche Staatsleden betoond hadden. Dat 'er voorts geen verdere fchennis door de plunderzieke hand gepleegd is, aan de goederen zo der uitgeweekene Regenten, als voornaamfte Burgers , heeft men deels toe te fchryven aan de rustlievende gezindheid der meeste Burgeren; zo niet nog meer aan het doel der geregtiyke ontzetting van Goederen, onder den tytel van Schavergoeding of Verbeurtverklaaring, waar van wy geiprooken hebben. . De Stad Utrecht nam deel in de gewoone Vreugdebedryven op de Vierdagen het Vorstlyk Huis gewyd, en betoonde zich daar in een Voorgangfter van andere; dan liet dezelve haare vreugd by uitftek blyken, wanneer de dag der Ontruiminge, op den zestienden van Herfstmaand des Jaars mdcclxxxviii , voor de eerfte keer verjaarde. Een dag deels aan de openbaare Godsdienstoefening, deels aan Vreug* debetoon gewyd. Het gebalder van een en twintig Vreugdefchooten uit het kanon op Stads wallen, by het aanbreeken van dien dag, kondigde mee het Klokkenfpel aan, hoe dezelve der blydfchappe geheiligd was. Tot vergrooting en voltooijing derzelve ftrekte de komst van den Prins, diens Gemaünne, de Prinfes Louisa en Prins Frederik met een aanzienlyk gevolg,  HISTORIE. 161 Volg, reeds voor negen uuren. Eene intreede door herhaald losbranden van 't: gefchut begroet. Tot Godsdienstoefening was de voormiddag deels beftemd, en de Domkerk tot ontvangst des Vorstlyken Gezins gereed gemaakt. Men zag in het Geftoelte der Ed. Mog. Heeren Staaten de gewoone Zitplaatfen voor hunne Doorl. en Koninglyke Hoogheden met een behangzel van groen Fluweel met goude franjes vercierd. De Predikftoel was bekleed met een Verhemelzel van groen Laken, boven denzelven vertoonde zich de Faam, en voor het dekzel zag men een zwart fchild, waar vergulde letters, de woorden, God zy alleen de eere 1 te leezen gaven. Een fterk Orchest van Muzykanten was by het Orgel geplaatst. Na deeze dus met alle onderfcheiding toegerichte Kerk begaf zich het Vorstlyk Gezin om de Dankreden van den Kerkleeraar Weyland by te woonen. Vroeg reeds hadt de Muzyk in de Hoofdkerk een aanvang genomen. By de komst der Vorstlyke Perfoonen werd een volftemmig Muzyk, als een Te Deum, aanjreheeven; deeze paarde zich by eenige deelen van het Kerkgezang; en naa het uitfpreeken van den Zegen hoorde men eene groote Ouverture met Keteltrom en Trompetgefchal. Naa het voleindigen van dit bedryf vervoegde zich de Stadhouder op de Neude, ter bywooning der Parade. Het Vorstlyk XXI. Deel. L Ge LX. 50EKi I787. 1788. Het Vorstlyk Gezin daar by tegenwoordig,-  ïöc VADERLANDSCHE lx. boek. 1787. I7ö8. 1 1 1 ! Gezin verbeidde , ten huize des Hoofdofficiers Grave van Athlone, Heer van Amerongm. de wederkomst des Stadhouders tot het neemen des ontbyts. Gehoor/erleeningen aan Staats- en Stads-collecten, aan den Academifchen Senaat, aan Kerkenraaden, zo van de Stad als het Platteland, die oordeelden hier hunne opiwagting te moeten maaken, als mede tan Dames van rang, fleeten den voormiddag. Vervolgens begaf zich het Vorstlyk Geselfchap na het huis onlangs aan de Ridierfchap van het Sticht door den Baron /an Hardenbroek tot Lockhorst, by uiterlen wille, gemaakt, waar het de begroeiing ontving, behalven van de daar toe /erzogte Dames, van de Heeren uit de gedeputeerde Staaten van Sterrenburg, /an Natewisch en Musschenbroek , welke laatstgemelde de plaats bekleedde van ien door ongefteidheid beletten Voorzittenlen Burgemeester van Bronckhorst. Uit dit -Huis ging het Vorstlyk Gezin jinnen door na de Vergaderkamer der Staaten, waar "t zelve fpysde aan een taiel voor zes en dertig Perfoonen gedekt; /ercierd met een prachtigen Tempel vol Beelden en de vlei jen dfte vertooningen op ie thans gedagte gebeurtenis flaande. Naa lit alles vertrok het hooge gezelfchap, s avonds omtrent zeven uuren over Woerlen na 'sGravenhaage, wanneer voor de /yfdemaal het gefchut van de Wallen losbrandde. Een  HISTORIE. 163 Een dag vol gewoels, en zeldzaam in de fpoedige afwisfeling van doodfche ftilte en bystere drukte. Op den Kerktyd werden alle Huizen geflooten; naa deezen borften ze, als 't ware, open en ftaaken eene menigte van vlaggen uit. De vreugde woelde op de ftraaten, en dagt niet om de Medeburgers, die daar in geen deel namen, welker aantal egter niet gering was (*). Het Geregt der Stad hadt alle Decoratien en Illuminatien op dien dag verboden (f). Groote en vergroote klagten hadt men, ten tyde der Burgerbeweegenisfen, laaten verluiden, wegens het verloop der Utrechtfchè Hoogefchoole (§). Dat dezelve in bloei en tal zou zyn toegenomen, is bykans ftrydig met den aart der zaake. Zeker werden 'er Ouders en Voogden in nabuurige Steden en Gewesten gevonden, die door de omftandigheden waar in Utrecht vroegtydig,en meer dan eenige andere Academieftad, verkeerde, te raade wierden om hunne Kinderen of die hunner zorge toevertrouwd waren, van daar op te ontbieden; of niet derwaasds te fchikken. Op deezen grond (*) Men vindt van deezen Vreugdedag eene breedvoerige Befchryving in de N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1394—1404. (t) Verzam. by de Chalmot VII. D. bl. 310. (§) Men vergelyke om het woofd vergroote hier gebezigd te billyken, wat wy des hebben opgemerkt in onze Befchryving van den honderd envyftigften Verjaardag der Utrecbtfebe Uooeefebsak in het XII. D. bl. 404. L 3 LX. BOEK. 1787. 1788. Bekendmaakingde Hoogefchoolbetreffende.  16*4 VADERLANDSCHE LX. boek. 1787. I788. Hoe hei zich mei eenige daar beroepeneHoogleeraaretitoedroeg grond lieten Burgemeesters en Vroedfchap der Stad Utrecht, kort naa de Omwenteling, bekend maaken, „ dat zy thans wederom in de uitoefening van hun wettige Ma„ giftrature, als Regeerders der Stadiën „ Curatoren der Academie herfteld zynde, „ Ouders en Voogden uitnoodigden om zich door de voorheen plaats grypende „ redenen, niet te laaten wederhouden om van het Onderwys op deeze Hooge„ fchoole voor de Kweekelingen, welke „ zy mogten hebben, gebruik te maaken 3 „ aan de Letteroefenende Jeugd hunne by- zondere befcherming beloovende (*)." By alle veranderingen jongstleden binnen Utrecht voorgevallen, was de ftaat der Hoogefchoole niet onaangeraakt gebleeven, nieuwe Hoogleeraars waren 'er in dien tyd beroepen. De Hoogleeraar Roskam, van de Gelderfche Univerfiteit derwaards beroepen, hadt reeds zyn Ampt met eene Redenvoering aanvaard. Hy zou deeze nieuw bekomene ftandplaats hebben kunnen behouden, indien hy tot zekere vernederende frappen hadt kunnen befluiten; maar des afkeerig, werd hy door de oude herftelde Regeering gehouden geen Hoogleeraar aan de Utrechtfche Hooge fchool te zyn. Doch de zaak nam voor deezen braaven Vaderlander eene gelukkige keer. De Vroedfchap herriep den Hoogleeraar Tydeman, Roskams Opvolger te Hardenvyk; en de Bezorgers deezer Urn- Vtrzam. by de Chalmot I. D. bl. 278.  HISTORIE. 165 Univerfiteit, altoos ten hoogften voldaan geweest over de leerwyze en yver deezes Hoogleeraars riepen hem om tot zyne oude ftandplaats weder te keeren. De Heer Valkenaar, die zyne post als Hoogleeraar te Franeker nedergelegd, zyne Goederen reeds na Utrecht gezonden en alle aanftalte om zich daar te vestigen gemaakt hadt, fchreef aan de Vroedfchap, dat hy voor het Hoogleeraarsampt in de Regten nu bedankte, wel voorziende, dat zyne gevoelens, belreffende het Landsbeftuur aan de Vroedfchap niet zouden behaagen; doch verzogt terugbetaaling van de door hem gemaakte kosten; of hem deeze verleend is, twyfelen wy zeer. Desgelyks wraakte men de beroeping van Saxe en die van Pieter Nieuwland. Deezen laatften naam fchryvende, kunnen wy niet nalaaten dien vroeg hoogstverdienstlyken Jongeling, dat wonder van vroegtydige Kunde en Geleerdheid, in 't voorbygaan, te gedenken. Dit omverwerpen van zyn uitzigt om zulk een loon van zynen vlyt te wagten, bedroefde,fchryft een zyner Lykredenaaren, „ Nieuwland. „ en wel te meer, daar hy zich nooit „ in Staatsgefchillen hadt ingelaaten, gee„ ne betrekkingen in de Provincie Utrecht. „ en geene beweegingen gemaakt hadt „ om dat Ampt te bekomen (*)." De Hoog (*) Zie de Lykreden op P. Nieuwland den 24, van Wintermaand 1794 uitgefprooken te Amflerdam in de Maatfchappy Felix Meritis, door J. H. vai> L 3 SWIN LX; soek. 1787. 1788.  i66 VADERLANDSCHE LX. BOEK. I787. I788. Hoogleeraar Hennert hadt, by het klimmen der Staats- en Stadsonlusten, de Hoogefchool verhaten, en was na Hanau in Buitschland vertrokken: de Herroeping door de Regeering met hem in Staatkundige begrippen eenftemmig, nam hy met veel genoegen aan, en keerde tot zyn voorigen ftandplaats weder. Aan den Leeraar der Engelfck Kerke L. W. Brown D. D. Swinden te Amfl. by P. den Hengst. Deeze Nieuwland ontviel der Geleerde Wereld, in den vaag zyner Jaaren, te Leyden 14. Nov. 1794. op •welke Hoogefchoole hy den dubbelverdiende post bekleedde van Hoogleeraar in de Wysgeerte, Wisen Starrekunde. Om hem naar waarde te kennen, leeze men de gemelde Redenvoering, waar in van Swinden den Lykpligt aflegt aan zynen Leerling, aan zyn Vriend, aan zyn Amptgenoot. — Schoon, zo als van Swinden aanmerkt, „ Nieuwland zich „ nooit in Staacsgefchillen hadt ingelaaten," waj egterzyue denkwyze, ten deezen aanziene, genoeg bekend om hem voor geen Man te houden der thans heerfchende Staatsgefteltenisfe toegedaan. Men wist hoe hy,volvuurs, dënZeeflag op Doggersbank bezongen, en de Studeerende Jongelingfchap te Leyden, by gelegenheid haarer betoonde dapperheid en Vaderlandsliefde in het te keer gaan van het Oproer aldaar, met een bemoedigend Vers, vol Pattiottifche trekken, vereerd hadt. Deeze Verzen waren wel niet gedrukt •, maar 'c geen van Nieuw lands hand kwam, werd vlytig afgefchreeveu en algemeen geteezen. Gedrukt Ivindt men thans de Verzen, waar op ik ooge in de Nagelaaten Gedichten van P. Nieuwland te Haarlem by A. LoosjesPz. 1797. — En een reeds door ons opgegeeven Puntdicht op den Heer Hovy in 't Jaar 1787. gemaakt, duidt genoegzaam aan hoe een Patrtottlfche denkvyze Nieuwland bybleef. Zie hier boves bl. 16.  HISTORIE. ié> D. D. wiens ftaatkundige begrippen zamenftemden met die der tegenwoordige Beftuurderen van Utrechts Hoogefchool, werd thans het Hoogïeeraarfchap in de Zedelyke Wysbegeerte en Kerklyke Gefchiedenis opgedraagen. Meermaalen gewaagde ons Gefchiedblad van de Minderheid der Regeeringe in Amersfoort; meermaalen noemden wy, in onderlcheidene gevallen, de naamen op van eene Mr. Erasmus Methorst , W. Pannekoek Aïlardz., M. C. Pannekoek . ' Dr. G. Trouillart, Mr. J. Both Hendrïkfen , P. J. Visschers, en H. ter Horst. Dit zevental boodt eene Verklaaring aan, met verzoek om 't zelve in de Stadspapieren te plaat zen. De aanhef luidde. „ Edeie Agtb. Heeren! Ter ge„ legenheid van het algemeen misnoegen, „ dat onder de Inwoonders van dit Land „ en Provincie in het gemeen, en van dee„ ze Stad in 't byzonder, over het pul, bliek beftuur ontftondt, hebben wy „ met andere en mogelyk ook met de „ meeste Leden deezer Vergaderinge, en „ genoegzaam alle Regeerings - collegien „ in ons Vaderland gemeend, daar in zo„ danige gebreken te ontdekken, welke j wy oordeelden dat gerepareerd moesten „ worden. „ Wy erkennen, dat wy niet doorza? „ gen het gevaar dat het in heeft, en 'c „ beleid dat 'er van nooden is om aan M de verbetering van den Staat en ReS5 geering te arbeiden, om niet in plaatze L 4 „ var LX. boek; 1787. 1788. De AmerS' foortjcte Minderheid leevert een Verzoekfchrift is.  LX. boek. 17872 1738. 168 VADERLANDSCHE „ van mindere gebreken, die toch in alle „ Regeeringen plaats hebben, weg te nee„ men, grovere in te voeren. Hier haaien zy op het verrigtte in Oogstmaand des Jaars mdcclxxxv (*), en verklaaren, de Vergadering toen gehouden, voor onwettig, en hunne overtuiging van het onbelhanbaare hunner veriïgtingen. Waar op zy voortvaaren, om weder hum?e eigene woorden te bezigen. De middelen by de Heeren „ Staaten, op requifitie van U Ed. Agtb. „in 't werk geiteld, om de Orde en „ rust te bewaaren, door deeze Stad van Garnifoen te voorzien , befchouwden „ wy uit een gansch ander oogpunt, dan „ zulks by U Ed. Agtb. is gefchied. Wy „ zagen die aan als fchadelyk voor de „ Stad en Burgery; en dwaalden, dit ont„ veinzen wy thans niet, in de middelen „ tot afkeering daar van. Wy addresfeer„ den ons by de Hooge Bondgenooten, „ om door dezelven van het Garnifoen „ te worden bevryd, en konden dus, ge„ lyk wy nu begrypen, geagt worden, „ door vreemde hulpe en invloed, ons te hebben willen verzetten tegen de fchik„ kingen van onzen eigen Souverain en „ Stadsregeering. „ Dan Ëd. Agtb. Heeren! vergunt ons „ U Ed. Agtb. te verzekeren, dat wy „ toen niet begreepen, iets, met de Con- „ fti- (*) Zie onze Vaderl. Hist. IX. D. bl. 31. en bovenal het XI. D. bl. 60-08.  HISTORIE. 169 „ ftitutie der Regeeringe ftrydende, te 9, hebben verrigt, maar als zo iets, als waar toe wy ons uit hoofde van het „ Verbond der Unie bevoegd agten; hier „ in ons te zeer op de voorlichting van „ anderen vertrouwende. „ Niets minder was ons oogmerk dan „ de Souverainiteit deezer Provincie in „ twyfel trekken, en dezelve, of de Ver„ gadering des Raads, tot eenige afhan9, gelykheid aan andere Provinciën te wil„ len onderwerpen. Wy zyn van de ber „ taamelykheid en gegrondheid van het „, tegengeftelde volkomen overtuigd, en „ begrypen thans, dat wy, billyke klag„ ten meenende te hebben, ons by U 9, Ed. Agtb. zelve, of by den Souverain deezer Provincie, of by vastgeftelde „ Regtbanken binnen dit Gewest, hadden „ moeten adresfeeren: daar wy nu een „ treurig oog vestigen op alle de ram„ pen, die ons Vaderland, als gevolgen „ van zo veele woelingen en oneenighe„ den, zedert eenigen tyd, hebben ge„ troffen; daar wy overtuigd zyn, dat „ die rampen, door niets anders dan eensr „ gezindheid onder alle de Ingezetenen, „ en vooral onder de Regenten geleenigd „ en verminderd kunnen worden, hebben „ wy vermeend, in deeze Vergadering daar „ toe den eerften ftap te moeten doen, „ uit hartgrondige overtuiginge dat Avy „ in de bovengemelde ftukken gedwaald „ hebben. 5, Wy erkennen hier in onze dwaalinL S » gen, LX. BOEK. 1787. I788.  VADERL A N DSC HE LX. Boek. 1787. 178B. „ gen, en erkennen die met leedweezen, „ Waren die pasfen te herdoen, geen oov „ genblik zouden wy aarfelen om dezelve „ te redresfeeren; en wy draagen hier by geen minder leedweezen over zodanige „ driftige en onbezonne uitdrukkingen, als dikwerf, by monde of gefchnfte. zo „ ten opzigte der van ons disfentieerende Leden deezer Vergaderinge en Secreta„ ris, als den Souverain deezer Provincie ,', zelve, door ons zyn gebruikt. ,, Wy verzoeken U Ed. Agtb. het ke„ five daar in opgeflooten, niet aan een kwalyk geplaatst hart, of beledigende in,, tentie; maar aan eene vervoering van „ drift te willen toefchryven, even als die ,, geenen van ons , welke mogten fchy- nen de wettigheid der Vergadering van de Staaten in deeze Stad gehouden, te 9, hebben willen tegenfpreeken, of dezel- ve daadlyk tegengefprooken hebben, als „ nu van die tegenfpraak niet alleen af „ te zien; maar de wettigheid van'alle „ de hier gehoudene Vergaderingen der Heeren Staaten ten vollen te erkennen; „ verzoekende dat dit mede als eene „ Dwaaling in ons mag worden gepas„ feerd. „ In één woord, Ed. Agtb. Heeren! ö wy draagen hartlyk leed over al dat „ geene, waar in wy ons, ten opzigte van „ het beleid der Regeeringe, in deeze „ laatfte dagen, misgreepen, en aanleiding „ tot fchadelyke disfenfien mogten gegee-. „ ven hebben. » Wy  HISTORIE. 171 „ Wy zien van agteren een verkeerd „ plan gevolgd te hebben, wy verzoeken, „ op nieuws, in U Ed. Agtb. Vriendfchap „ aangenomen te worden; wy bieden U „ Ed. Agtbaaren daar toe ernftig de „ hand. „ En, op dat U Ed. Mog, te min be„ zwaard zouden zyn om met ons, in de „ voorige Harmonie, te leeven, en het ge- pasfeerde te vergeeten, doen wy U Ed. „ Agtb. de plegtigfte verzekeringen, dat „ wy ons hier naa nooit met eenige zo„ genaamde Novateurs of Partyfchappen „in de Regeering, of met die Party, ,, welke onlangs,by den naam van Patriot ,, ten, pleeg te worden onderfcheiden, „ zullen inlaaten, om dezelve met raad en „ daad te onderfteunen, of op te zetten, „ om het wettig gezag van U Ed. Agtb. „ of dat van den Souverain der Provincie „ te ondermynen, en tegen te werken, „ direct of indirect; op dien voet U Ed, „ Agtb. verzekerende, dat wy, van dit „ oogenblik ons van alle overeenkomflen, ,, waar mede wy, of zommigen onzer, „ aan dezelve mogten werden verbonden, „ houden voor ontflaagen, ons daar aan ,, niet te zullen houden, of ons immer „ met dezelve verbinden zullen, „ Wy hebben niet gefchroomd hier van „ dit Declaratoir, in deeze Vergadering, „ fchrifrlyk getekend over te geeven: zo „ om U Ed. Agtb. van onze finceriteit „ in deezen te overtuigen, als om dat wy „ het van onzen pligt hielden van onze „ dwaa- LX. BOEK, I787. 1788.  i7a VADERLANDSCHE LX. BOEK. I787. 1783. Gunftig aangenomen. „ dwaaling of verkeerdheid overtuigd zyn„ de, daar van te rugge te komen, ver„ hoopende, in het vervolg, met volkome„ ne eensgezindheid onze poogingen met „ die van U Ed. Agtb. ten nutte van „ Stad en Burgery, te mogen vereeni- »sen-" De zeven Ondertekenaars van dit berouwvol Smeekfchrift, hadden zich, by het indienen uit de Vergadering begeeven, nevens den Hoofdofficier. Alles was reeds tot eene gunftige aanneeming beraamd. Men verheugde zich, dat die Mede Regeeringsleden van hunne dwaalingen waren te rug gekomen, en toonde zich genegen, metvoorbyzien van alle perfooneele beledigingen en ondervondene onaangenaamheden, door deeze Verklaaring gerust gefteld te zyn ten opzigte van de Stad en Burgery, van allen aandrang op geregtlyk onderzoek wegens het gebeurde af te zien, „ in die hoop en verwagtinge," gelyk zy zich uitdrukten, „dat de andere ,, Leden van den Raad voortaan wel zou„ den gelieven mede, te werken tot be„ vordering van het weezenlyk belang der „ Burgery, en met dezelve begrypen, „ dat niets gevaarlyker zyn kan dan het „ morrend ongenoegen van eenige weinige „ Broeders der Gemeente, de ftemme des „ Volks pretendeerende, gelegenheid tot „ aanmoediging te geeven: alzo daar uit „ niet anders dan de pernicieuste gevol„ gen te wagten waren: welke, fchoon „ in Amersfoort door 'sHemels Zegen, „ ZQ  HISTORIE. in „ zo merkelyk gefluit, echter door de „ ganfche Republiek te jammerlyk wer„ den ondervonden, fchoon de tegen„ woordig zynde Leden des Raads meen„ den, benevens den Heer Hoofdofficier, „ by de algemeene rampen zich met dier „ troost te mogen opbeuren, dat zy daai „ toe geene gelegenheid gegeeven of to „ ondermyning van de Stad of Regeerin*. „ medegewerkt te hebben." Acht dagen naa het indienen en gun ftig ontvangen diens Verzoekfchrift lie de eerfte Ondertekenaar E. Methorst nevens zyne Medeverzoekers, zich wede ten Stadshuize bevinden, uit aller naar eene mondelinge verzekering geevende vai de opregtheid der verklaaringe; met vei zoek, dat het gebeurde, door de overig Leden der Vergaderinge, en met naam ook door den Heer Hoofdofficier, in vei getelnis gefteld en zy weder by dezelv in Vriendfchap aangenomen mogten woi den, beloovende alles te zullen toebrer gen, wat eene goede Harmonie zou km nen aankweeken. Waar op de Hoofdofficier en de ander Leden der Vergaderinge betuigden, „ ht „ aan te zien als een pligt om geleden „ ongelyken te vergeeven, en te vergee „ ten, en allen genegen te zyn om dien „ onder byftand van 's Hemels Zegen, mi „ allenyver te betragten,hoopende en ve: „ trouwende, dat de andere Heeren doe „ het uitvoeren van het gedeclareerde, di ,j zelve mogten in ftaat ftellen om m< „ hu LIX. B O E K. 1787. 1788. ■ Monde- [ linge verzeke\ ring en " weder1 aannee1 ming dier Re« ' genten. e e :t e it >r :t n  174 VADERLANDSCHE LX. lOSKi 1787. 1788. Hoa onderfcheiden dit gedrag beoordeeld. ] 1 t 1 j i 1 < 1 1 < „ hun Wel Ed. Geftr. in goede Harmonte „ te leeven (*)." Dit eenpaarig gedrag der voorheen eenpaarig anders denkende en handelende Amersfoort/de Minderheid, werd zeer onderfcheiden beoordeeld. Eenigen verhieven het ten hoogfteh, als een uitfteekend voorbeeld van grootmoedigheid en edelmoedigheid ; anderen beitempelden het met Jen naam van kruipende laagheid en fchandlyke zwakheid; en kon zo eenpaarig eene verandering in denk- en handelivyze niet nalaaten by den onpartydigften befchouwer een vreemd voorkomen te hebben, 't welk de beste en gunftigfte oplosfing vindt in den fcbroom, die hun dien beving voor de geregtlyke vervolging, die'wy in het Stick zagen woeien, om de beste Volksvrienden uit de 3rie Staatsleden weg te ruimen. Ter mtkoming van dit lot hadt die Minderheid , welke voorheen zo eenftemmig voor le Volkszaak pal ftondt, de gelykwerkenle zwakheid om door die allervernederendfte Verklaaring haaren zoen te trefèn met eene Meerderheid, wier onderIrukkerfd geweld zy voorheen beproefd ïadt, en die, by mangel eener volflaagene inderwerping, niet zou nagelaaten heb>en deeze Medeburgers, de voorgaande ledryven, ten duurften betaald te zetten, loor Geldboetens, Verbanningen, en wat het (*) Ver*, by de Chalmot II. D. bl. 254—259.  HISTORIE, t$é het geweld meer in haare magt hadt, om der wraaklust ten dienfte te liaan. Wy moeten, in 't voorbygaan , hier nog optekenen, dat veele Leden dier dus berouwtoonende Minderheid, ten tyde dat de Staatsleden te Amersfoort hunne Vergaderingen hielden, na Amflerdam geweeken waren; doch, met de omwenteling, na hun Huis en Have wedergekeerd. Naa de verzoening op het ingediende Ver zoekfchrift, verfcheenen, althans veele hunner, weder werkiyk in den Raad. Doch dewyl, op den laatften dag des Jaars de gewoone Regeeringsverandering voor handen was, verkoos één hunner, Dr. Trouillart zyne aanblyving of ontflag niét af te wagten; maar lag zyn post als Raad neder (*_). Allen werden zy in de eerst volgende verkiezing door zyne Hoogheid niet voorbygegaan; doch men vindt geen hunner in de benoeming der Magiftraatsleden op het einde des Jaars MDCCLXXXVIII (f). Het leedt tot in Slachtmaand des laatstgemelden Jaars, eer naa de Omwenteling een Wapenfcbouw over de Amersfoortfcke Schuttery gefchiedde: te welker gelegenheid door de Stadsregeering aan eene Burgercompagnie een Oranjevaandel gefchonken werd, 't welk dezelve, geduurende de voorledene onlusten, hadt moeten misfen (§). In (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 6005. (t) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 156. en 1945. <&) N. Nederl. Jaarb.'i?M.bl 1648. LX, boek. 1787. I788. Hoe *c zich by de verdere aan-* Hellingen met die we« dergekeerdeatoedroeg. De Schuttery herfteld.  176 VADERLANDSCHE LIX. BOEK. I787, 1788. ZonderlingeEedin Wykby Duur (Iede den Burgeren afgevorderd. (*) Het geheel beloop dier zaake, met de byzondere voorvallen, hebben wy geboekt in onze Vaderl. Hist. XVII. D. bl. 365. 4c 8-415. (t) Verzamel, hy de Chalmot XXXIV. D. bl. 14—18. In Wyk by Duurftede, 't geen eene zo korte, maar fterke rol, op het tooneel der Staatsbeweegenisfen gefpeeld hadt, was naa de vermeestering, door ons vermeld, de Regeering veranderd (*), en hadt het daar zo min ontbroken als in Amersfoort aan lieden, die toen reeds vernederende Verzoekfchriften den Jmersfoortfcke Staatsleden, hunne overmeesteraars, aanboden (f). Zonderlings leevert deeze Stad, naa die verandering, niet op, of men zou als zodanig moeten aanmerken, den nieuwen Eed door de Regeering van elk Burger, hoofd voor hoofd, gevorderd, en door allen, flegts drie Perfoonen uitgezonderd, afgelegd. Waar omtrent, by openbaare afkondiging, door de Magiftraat geboden werd, dat voortaan niemand tot het Burgerfchap van IVyk by Duurftede zou worden toegelaaten, dan naa dat hy dien Burgereed zou hebben afgelegd; mitsgaders dat geboorene Burgerkinderen, den ouderdom van zestien of meer Jaaren bereikt hebbende, dien Eed zouden moeten doen, vóór dat zy eenige Stads Burgerregten of Privilegiën zouden kunnen genieten. Wy hebben meer Eeden in dit Tydvak, waar in men met dezelve, tot kleinagting dier plegtige ftaavinge zo onbedagtzaam han-  HISTORIE. t?f handelende, vermeld. De Wyk hy Duur- ftedenfche Eed liep op deezen zin „ Ik beloove en zweere, dat ik myne Hee„ ren de Staaten van den Lande van Utrecht, Erfftadhouder, en de Heeren „ Burgemeesteren en Raadenin.de Vroed„ fchap, uitmaakende de alleen wettige „ Magiftraat deezer Stad, zo als dezelve „ door zyne Doorl. Hoosheid den Heere „ Prinfe van Oranje en Nasfau, in hoogst„ deszelfs Qualiteit als Erfftadhouder, thans „ zyn verkoozen (*), of by vervolg zul„ len gekooren worden, als myne wet„ tige O/erheid, gehouw en getrouw „ weezen zal; dat ik my niet zal begeeven, in raad of daad, daar iets tegen „ de Heeren Staaten, Erfftadhouder, of „ tegen de Magiftraat voorfchreeven, in „ 't gemeen, of tegen éé.i of meer Leden van dezelve in 't byzonder, of tot nadeel, verkleininge of verfmaadinge ', van derzelver wettige Regeering of te, gen de Eminente Charges van den Stad', houder, Capitein, Admiraal Generaal • door de Heeren Staaten deezer Provin-1 cie by hoogstderzelver Refolutie, der !', tienden January mdccxlvih Erfiyk verklaard, zo in de Manlyke als Vrouw" lyke Defcendenten van wylen zyne Doorlugtige Hoogheid Willem Carei " Hendrik Friso, Prins van Oranje er „ Nasfau enz. hoogstloflyker Memorie, ,, oi (*) Deeze Verkiezing was den 20. Oct. 178 gefchied. N- Nederl. Jaarb. 1787. bl. S5«5» XXI. Deel. M BOEK» 1787^ I78& 1 1 l  ï?3 VADERLANDSCHE boek, 1787. 1788. J i t i 1 j ; 1 5 ; I t ^5 „ of tot vermindering of verkleininge der„ zeiven, zal worden beraadllaagd, ver„ handeld of voorgenomen; maar dat ik, ,, in tegendeel, zodanige beraadflaagïn„ gen, handelingen en voorneemens, wan„ neer die tot myne kennis mogten ko„ men, terftond aan een der Heeren re„ geerende Burgemeesteren deezer Stad „ zal te kennen geeven en openbaaren, „ en dezelve beraadslagingen, handelingen „ en voorneemens, naar myn vermogen, , zal keeren en weeren. Dat ik, ■j, insgelyks niets zal doen of ondernee, men, direct of indirect, 't welk zou , kunnen fèrekken of aanleidinge geeven , tot eenige de minfte veranderinge in , het Reglement in den Jaare mdclxxiv , op de Hooge Regeering deezer Provin, cie Staatswyze gearresteerd, en nader , door de Heeren Staaten, by derzelver , Publicatie van twaalf Oct. moccxlvii , voor de alleen wettige Regeerings Con- , ftïtutie deezer Provincie verklaard. , Voorts dat ik ben een Vry Man, nie, mands eigen, of onder eenigen anderen , Eed of verpligtinge (deezen Eed ter con- , trarie) ftaande. Dat ik de Stad , Wyk hy Duurfiede en de Heeren Re, geerders van die, het kwaadfte zal wee, ren en het beste doen, en Medebur, gers in het onregt helpen ftrafl'en naar , myne magt. — Dat ik ook geen Goed, , op deezer Stads Vryheid van Tollen, , zal voeren of doen voeren, dan van myn , zel& of rnyne Medeburgers, indien zy „ me-  HISTORIE. 9, medegeeven hun Schippers Tolbrief. „ Alles op poene wanneer ik in deezen, „ voor het geheel of ten deele contrarie „ mogt doen, niet alleen met de daad „ vervallen te zullen zyn van het verkree9, gen Regt van Burgerfchap, en van alle „ Privilegiën daar toe behoorende; maar „ ook inhabiel, om, ooit of ooit, daar in weder te kunnen worden geadmit„ teerd, en daar en boven als Mêineedig „ te zullen worden geflraft (*)." In het voorig gebeurde te Wyk by DuurJlede hadt zich by uitftek doen kennen en gelden Hendrik. Schilge (f). Op diens naam las men, in de Dagbladen, eene Bekendmaaking tegen het verkoopen van alle zyne Goederen, in de Stad en onder derzelver Vryheid liggende. Dan de Stadsregeering liet daar tegen, by openlyk fchryven in de Nieuwsmaaren, weeten, dat deeze een valsch en onecht ftuk was; naardemaal die Schilge, zedert de Bezetting der Stad door 's Lands Krygsvolk, in July mdcclxxxvii, zich van daar begeeven hadt, en nog in Brabant ophieldt, zonder immer, in dien tusfchentyd, binnen de Stad geweest te hebben: en dat het Geregt, wat de verkoop zyner Goederen betrof, wel zorge zou draagen, dat het niet door eenige Lieden , dan op eene wettige wyze, of by Decreet van Executie, gefchieden kon (§). Het (*) Verz. by ra Ciialmot IV. D. bl. 87. (f) Zie onze Vaderl. Hist. XI. D. bl. 9a. enz. (§) N. Nederl, Jaarb. 1788. bl. 1538. M 2 LX. SOEK. 1787. I788. Byzon- derheid wegens SCHILGE.  i8o VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. I788. Hoe de Staaten zich omtrentMontfoort gedroegen. Het kleine Montfoort hadt zich, op eene aanmerkelyke wyze, in den Staatstwist gemengd. De Party der Patriotten zegepraalde 'er in 't einde; doch was zulks van korten duur (*). By het veileenen der Amnestie aan de Stkhtenaaren (t)* hadden Staaten van den Lande van Utrecht verklaard, omtrent het geene binnen de Stad Montfoort was voorgevallen, aan zich de nadere befchikking te houden, tot zo lang het onderzoek van den Hove Provinciaal , op der Staaten byzonderen last, zou zyn afgeloopen, en daar op by hun geraadpleegd. Het befluit was, dat zy, onverminderd het geen in de Algemeene Publicatie van Amnestie was vastgefteld, „ in zo verre Regenten of an- dere Ingezetenen van Montfoort moes„ ten begreepen worden daar onder te „ behooren, met betrekking tot het geen in de Stad Montfoort zelve was gebeurd, „ verklaarden van hunne Amnestie uit te „ zonderen, alle Tekenaars en Inleeve„ raars van zeker Request, den zeven en „ twintigften van Augustus mdcclxxxvii „ aan de Magiftraat te Montfoort, inge„ diend, met en benevens die Regenten „ van Montfoort welke medegewerkt had„ den tot de verandering in de toenmaa- „ lige Magiftraat." By dit Montfoort byzonder toegediend berigt kwam de ge- woo- C) Zie onze Vaderl. Hist. XII. D. bl. 362. e» XVil. D. bl. 421—423. (t) Zie hier boven >I. 128.  HISTORIE. t8r woone openftelling des wege van vervoeging by de Staaten. Waar van onmiddelyk een geheel aantal zich bediende (*). Van het Prinsgezind Rheenen, en het onder het Regtsgebied deezer" Stad liggend groot en bloeijend Dorp Veenendaal, zo na aan Gelderland grenzende, valt niets anders te vermelden, dan dat in de Stad, en naa goedkeuring van Burgemeesteren, op dat Dorp, de Vreugdebetooningen, wegens de Herftelling van zyne Hoogheid, by de Omwenteling, zeer groot waren. Zo lang de Patriotten in 't Sticht, en bovenal in de Hoofdftad, blykbaar de boventoon zongen; zo lang deezen met de Patriotten in Holland ééne zaak maakten; zo lang deeze beide Gewesten elkander onderfteunden in het uitdenken, beraamen, en volvoeren, van maatregelen de Volks, vryheden begunftigende, zo lang hebben wy, in onze Vaderlandfche Historie, die beide Gewesten onmiddelyk op elkander laaten volgen. Eene gelykaartigheid van denk- en handelwyze billykte die zamenhegting. Men zal het, uit dien zelfden hoofde, niet vreemd, noch onvoeglyk, oordeelen, wanneer wy , naa de Omwenteling, op de befchouwing van dat Gewest Gelderland laaten volgen. Gelderland, waar mede de Staatsleden te Amersfoort vergaderd, reeds voor lange, ééne zaak maakten, en vereenigd arbeiden om den Stadhouder te herftellen, en diens Gezag in top (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. b). (foor—6:03» M 3 LX. BOE»' 1787. 1788. Rheenen\ en Vee- nendaat j bedry- ven groote vreugde. Overgang tot Gelderland.  idz VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. T788. Wat de te melden Haar Wydvei fchil tui fchen Gelderland en Overysfel. top te voeren. Het overige van dit Boek zy derhal ven aan dit Gewest gewyd. Een zeer vlugtig oog hebben wy voorheen op Gelderland geilaagen, en gezien, hoe men 'er meest alles op den ouden voet 1 het (*). Schoon 'er des minder van dit Gewest, wat de gevolgen der Omwentelinge betreft, te zeggen valle, als welke in zeker voege daar geen ftand greep, zullen wy egter, in dit Gewest, zo wat hetzelve in 't byzonder betreft, als 't geen tot eenige Steden en Plaatzen behoort, nog het een en ander te vermelden vinden, 't geen ons Gefchiedblad niet onaangeftipt mag laaten, zo in het Jaar der Omwentelinge zelve, naa die Gebeurtenisfe, als in het eerst daar op volgend Jaar, welker bedryven derwyze met elkander vereenigd zyn, dat ze geene tydsaffcheiding voegelyk gedoogen. Wydverfchillend ja rechtftreeks tegen " elkander overge field waren de Staatsbegrippen, die, zints den aanvange der ukbarftinge van de binnenlandfche Oneenicheden, in Gelderland en het nabuurig Overysfel, ftand gegreepen; en tot de Omwenteling toe, geheerscht hadden. Zy dagtekenden zich van den aanval op Hattem en Elburg, woelen door alle volgende tydperken heen, en waren, niet lange vóór de Omwenteling, tot eene bystere hoogte opklommen. Wy herinneren alleen, als iets uitfteekends, aan het voorgevallene te (*) Zie onze Vaderl. Eist, XVIII. D. bl. 146 «Mf.  HISTORIE. 183 te Devénier met het daaromftreeks gelegerd Geldersen Krygsvolk; hoe 't zelve de klagten der Staaten van Overysfel gewekt, en gelegenheid gegeeven hadt tot het fchryven eens zeer nadruklyken Briefs dier Stad aan de Staaten van Gelderland (*). Naauwryks was de Omwenteling daar, of Heiden Hompesch, Drost van Zalland, deedt ter Vergaderinge van Ridderfchap en Steden, by de Staaten van Overysfel deezen voorflag, „ De omftandigheden, „ waar in deeze Provincie, door de Trou ■ „ bles, welke het Land hebben beroerd, „ is gebragt geworden, met betrekking „ tot de Provincie Gelderland, vordert on„ getwyfeld, dat men, tot welzyn van „ beide de Provinciën, en inzonderheid „ van de onze, zodanige eHkacieufe er „ best gefchikte middelen ten eerften ir „ 't werk ftelle , waar door de ve^re gaande oneenigheden, en klagten teger „ onze Ingezetenen op de best convena- belfte wyze zouden kunnen worden ver „ effend en uit den weg geruimd: ter einde de zo zeer gewensehte vriendna„ buurlyke Harmonie en Verftandhouding 9, mogt v/orden herfteld en bevestigd (f).' By de overweeging van deezen Voor dragt, welke niets dan eensgezindheic fcheen te ademen, vondt men die zaal van dien omflag en dat gevolg, dat der- zei CO Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D, bi. 31. |r 3o— 88. (t) Vtrz. by de Chalmot I. D. bl. 261. M 4 LX. boek. 1787. I788. Voötftel van Overysfel om de verfc Vullen met Gelderlandte v ere ff fenen. 1 Voorfiag een er wedrravdfcheCo m mi ir» fle, !  f84 VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. : 1788. Wiedaar toe beaoerad, - selver voortzetting en afdoening niet wel/oeglyk , door Briefwisfeling, zou kunnen *efchieden, en het gewenscht oogmerk :erder en beter zou kunnen bereikt wor-« ien door eene Commisfie uit beide de bewesten te benoemen. Een daar toe jntworpen Brief vondt onverwylde goedkeuring (*). Deeze aan Staaten van Overysfel gezonden, kreeg een toeftemmend mtwoord (f). De by den Voorflagsbrief van Overysfel benoemde Heeren, Derk Bentinck ',ot Diepenheim, Landdrost van Twente; Arend van Raesveld tot Elfen, Landdrost van Vollenkoven; Derk Frederik van Voerst tot Alerdink; Weyer Anïhony van Eekhout , Burgemeester van Deventer; Joan Lemker van Breda, Burgemeester der Stad Kampen; Lucas Gysbert Rouse, Burgemeester der Stad Zwolle, nevens den Secretaris van Such- telen vervoegden zich na Arnhem. Hier ontmoeten zy, op den negenden van Grasmaand mdcclxxxviii, van wegen Gelderland Jan Elias van Lynden, Ex raordinaris Raad in den Hove van Gelderland; Otto de Verrieu, Burgemeester der Stad Sahbommel; Johan Adolph Henbrik SlGTSMUND van DoRTH, tot 't Velde en Holthuizen, icholtus binnen en buiten Lochem; Evert Ludolf van Heeckeïien tot Wallen en Kemnade, Burgemeester C*) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 135. CD Ferzam. hy de Chalmot III. D. bl. 40,  HISTORIE. 185 ter der Stad Zutphen; Willem van Haarsolte tot Trst, Landdrost van Ve-1 luwen; Joan Gordon, Burgemeester der Stad Wageningen; nevens den Secretaris Hoff. Eerstgemelde Gelderfche Gelastigde van 1 Lynden opende de Vergadering met een | voordragt van 't geen aanleiding gegeeven \ hadt tot deeze zamenkomst, gepaard met; eene verwelkoming en wensch, dat het heilzaam oogmerk van dezelve zou worden bereikt. De Overysfelfche ontdekten, naa wedergroete, hunnen algemeenen last, in deeze woorden begreepen. „ om de „ Heeren Staaten van Gelderland in het „ generaal, betuiginge te doen van de „ waare hoogagtinge, welke zy op der zei „ ver Vriendfchap fielden, en de opregte „ begeerte, om de verzwakte banden van „ vriendnabuurlyke verftandhouding te „ herftellen, en op de foliedfte gronden „ duurzaam en onverbreekbaar te maa„ ken, ja, was het mogelyk, nog naau„ wer en vertrouwender, dan ooit te voo- „ ren, toe te haaien. Terwyl zy tef- „ fens, omtrent het Punt in Questie, ge„ la?t waren te declareeren, dat Ridder„ fchap en Steden, alle de ongeregeld„ heden, welke zo ongelukkig in dit ons „ Gemeenebest hadden plaats gegreepen, „ nagegaan hebbende, tot hun leedwee„ zen, daar onder hadden moeten tellen „ die Demarches en Mefures, waar over „ zich de Heeren Staaten van Gelderland, „ met opzigt tot het gebeurde, omtrent M 5 » Hat- LX, i o £ Kï 1787. 1788. nfchikyke last \erOver- ,sfel rchen.  186 VADERLANDSCHE LX BOEK. 1787. 1788. Antwoordvan Gelderland. „ Hattem en Elburg, hadden komen te be„ klaagen; en dus van harten wenschten, „ zulks nooit te zyn gebeurd; en waa? „ van de oorfprong en uitwerking alleen „ moest gezogt worden, en ook te vinden „ was, in de destyds in Overysfel zo onge„ lukkig geheerscht hebbende Regeering- loosheid: en dat derhal ven, terwyl ge„ daane zaaken geen keer hadden, 'er „ voor de Heeren Staaten van Overysfel „ niets anders overbleef, dan om met een „ generaal Difaveu van al het gepasfeerde „ hunne bereidwilligheid te betuigen, om „ gezamenlyk met de Heeren Staaten van „ Gelderland zodanige efficacieufe maatre„ gelen te helpen neemen, als waar door „ alle gevaarlyke onderneemingen, hoe „ genaamd , voor het vervolg zouden „ kunnen worden voorgekomen, ja daad„ lyk belet worden." Het antwoord van die van Gelderland, zo als wel te verwachten was, kwam hoofdzaakiyk hier op neder. Staaten van Gelderland given hun befluit te kennen, om het Hof te magtigen, ten einde onderzoek te doen na Perfoonen, die, buiten de Provincie woonende, zich aan het ftooken der Onlusten, of aan Buitenfpooriqheden, te Hattem en Elburg, hadden fchuldig gemaakt. Wyders keverden zy de drie Punten van hunne Bezwaaren over, beftaande in bet fchenden van het Geldersen Grondgebied, door het trekken van Gewapende Manfchappen uit de Provincie van Overys-  HISTORIE. fel na de evengemelde Gelderfche Steden, liet derwaards voeren van Gefchut en Krygsvoorraad, ftrekkende, gelyk zy zich in de opgave uitdrukten, „ om de refrac„ taire Ingezetenen van dezelve in hunne „ opvattingen te verfterken, en verder „ behulpzaam te zyn, om zich tegen de „ bevelen, maatregelen, en dispoiitien „ van derzelver Souverain te opponeeren; „ als door het fchieten met kanon van eene „ Batterye, op Overysfels Grondgebied aan„ gelegd, eerst op het Krygsvolk tot Be„ zetting van Hattem en Elburg gefchikt, ,, en de Ingezetenen van Gelderland tot „ vervoering der goederen gebruikt, en ,, vervolgens op de Stad Hattem zelve." — In de Brieven door de Overysfclfche Hoofdlieden , inzonderheid de Stad Kampen, aan de Staaten van Gelderland, over derzelver Maatregelen, in Oogst- en Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvi, gefchreeven (*). Als mede in de Befcherming, welke de ongehoorzaame en uitgeweekene Ingezetenen van Gelderland, in de Steden Kampen en Zwolle, gevonden hadden. Hier by voegden zy een Verzoek van behoorelyk herftel wegens het voorledene, en gerust Helling voor het toekomende. — Tot eene overmaate van onbefehaamdheid durfden de Gelderfche Heeren, die van het gebeurde omftreeks Deventer, hier boven gedagt, een (*) Het zal genoeg weezen, ten aanziene van de hier opgemelde Byzonderheden, onze Leezers te wyzen tot onze Vaderl. Hist. in't gemelde Tykvak. LX. joek. I787. I788.  ï88 VADERLANDSCHE LX. BOEK. I787. I788. Hoe de zaak gevonden. Voordel van Gelderlandter Algemeen e Staatsvergadering, tot htrlfryging van een diep ftilzwygen bewaarden, 'er byvoegen, dat niemand der Overysfelfche Ingezetenen, door die van Gelderland eenige belediging ontvangen hadt. Op alle deeze bezwaaren gaven de Overysfelfche Heeren een antwoord, zamenftemmende met de algemeene reeds vermelde fchuldbekentenis. Zy billykten het gehouden gedrag en den eisch der Gelderfche Afgevaardigden; verfchoonden het gebeurde met de tydsgefteltenis aan te voeren, en de fchuld te geeven aan de overmagt der Partye in hun Gewest, en in de Steden van 't zelve, toen ten tyde. Zy zuiverden zich, naa eenige over- en wederfpraake, in zo verre, omtrent het gebeurde, dat die van Gelderland genoegen namen in het wraaken van al het voorgevallene door de Overysfelaaren, en in een zeer ingewikkeld befluit om de Schuldigen in regten te vervolgen: welk laatfte van zelve op niets van eenige betekenis uitliep (*> Staaten van Gelderland, die zulk een overheerenden invloed lieten blyken op de Beftuurders van het nabuurig Overysfel, zich in de zaak der Omwentelinge eene groote verdienfte toefchryvende, lieten ook niet naa deeze te doen gelden ter Algemeene Staatsvergaderinge, met een Voorftel, ingerigt ter herkryging van een hun (f) Men zie het Verbaal van het verhandelde in ieeze vyfdaagfche Conferentie in de Verzamel, by de Ciialmot Vl. D. bl. 180 enz.  HISTORIE. 189 hun lang onthouden voorregt. Immers de Afgevaardigden van dit Gewest ftelden, ter Vergadering der Algemeene Staaten, in Slachtmaand naa de Omwenteling, voor, hoe het hun Hoog Mog. bekend was, dat de Provincie van Gelderland van ouds het regt genooten hadt, om in den Raad van Staaten twee Leden te hebben: tot dat zy in het heilloos Jaar mdclxxii , nevens Utrecht, Overysfel en een gedeelte van de andere Provinciën, voor het geweld der Vyandlyke Wapenen hadt moeten bukken, wanneer men vermeende geene Gecommitteerdens deezes Gewests in de Generaliteits Collegien meer te moeten toelaaten. — Dat zy, in den Jaare mdclxxv, haa van onder 'sVyands magt ontflaagen te zyn, zo door de veelvermogende voorfpraak van Willem den III, als uit kragte van het eerfte Artykel der Unie, wel wederom Gelastigden na de Generaliteits Collegien gezonden hadt, die ook daar ontvangen waren; doch dat aan dit Gewest, tot deszelfs overgroot nadeel, onthouden was de tweede plaats in den Raad van Staaten; tot nog toe, ondanks Gelderlands herhaalde verzoeken, door Stad en Lande bezeten. Naa vermeld te hebben hoe zy dit Regt zouden kunnen gronden op den aart der wederkeering tot het Bondgenootfchap, en aandringen op de ligging van het Gewest, dat, als voormuur der anderen, het eerst aan vyandlyken aanval bloot ftondt, als mede op de betoonde bereidvaardigheid dee- LX. boek. I787. 1788. eene plaats in denRaad van Staaten.  LX. BOEK. 1787. 1788. 190 VADERLANDSCHE deezer Provincie tot het voorftaan der algemeene belangen des Bondgenootfchaps; komen zy met eene nieuwe drangreden ter baane, omkleed met deeze bewoordingen ; „ Het zy ons vergund, Hoog Mog. Heeren! met een woord aan te roeren, 9, hoe, in deeze laatfte dagen, wanneer het „ verderfiyk plan gefmeed en de executie „ daar van al vry verre gevorderd was, a, om onze gezegende Conftitutie om te „ keeren, het geen niets minder dan den „ ondergang van de geheele Republiek ten gevolge zou gehad hebben, hoe „ deeze Provincie, door haare onwrik„ baare ftandvastigheid en aankleeven aan „ dezelve, met al haar vermogen en krag„ ten, getragt heeft, die Conftitutie te „ handhaaven; en hier door, (/f zy zon„ der grootfpreeken gezegd) (*), niet 9, weinig gecontribueerd heeft tot die ge„ lukkige Omwenteling van zaaken, waar „ door de Unie is bewaard gebleeven, „ de waare Conftitutie bevestigd, en de „ hoop herleeft, dat deeze zo laag ge„ zonken Staat, het hoofd nog eens wedder zal kunnen opbeuren. Zouden „ wy dan, by deeze zo gelukkige tyds„ omftandigheden, als nu niet van onze „ Medebondgenooten mogen wagten, dat „ zy, van de billykheid onzer voormaals « ge- CO Niemand ia de Vergadering hielde dit voof grootfpraak, en niemand der Gefchiedenisfe kundig zal de Heeren van Gelderland in dit geval onder de grootfpreekers rangfchikken.  HISTORIE. 191 1, gedaane Inftantien overtuigd, niet lan„ ger draalen zullen aan dezelve een ge„ past gehoor te geeven, en de Provincie „ van Gelderland te herftellen in het be„ zit van haar aloud Regt, waar van zy „ nimmer verftooken hadt behooren ge„ weest te zyn." Staaten van Gelderland begeerden egter niet, gelyk zy wyders te verftaan gaven, dat dit gefchiedde met Stad en Lande daar van te ontzetten, waar door aan dit Gewest eenig nadeel zou kunnen fchynen toegebragc te worden, daar dit Gewest zo langen tyd in dit genot geweest was. Hier van waren zy afkeerig, liever zouden zy zien, dat de Hooge Bondgenootec mogten goedvinden het Collegie van der Raad van Staaten, 't geen, naar gelange van derzelver menigvuldige bezigheden, geen te groot aantal van Leden hadt, no| met één Lid te vermeerderen. Op deeze gronden waren zy gelast hut Hoog Mog. te verzoeken, om hun nieu Wen aandrang by de Hooge Bondgenoo ten, op de meestgefchiktfte en kragtigfte wyze, te onderfchraagen; ten einde dt Provincie van Gelderland in haar alouc Regt van twee Leden in den Raad var Staaten, te hebben, herfteld wïerde; hei zy door dat Collegie met één Lid te vermeerderen , of op zodanig eene wyze, ali de Bondgenooten zulks meest gefchik oordeelden. De Stadhouder, toen ten tyde, in d< Vergadering van hun Hoog Mogenden te gen LX* BOEK. I787. 1788. 1 i ! Dit door . zyne . Hoog-  LX. i BOEK. i 1787. ; 1788. . beid on-, der- fteund. : j j 3 3 3 3 ] i 1 1 Wat men in Gelderlandover de ' Eedvorderingbepaalt. tp2 VADERLANDSCHE renwoordig, onderfteunde dit Voorftel te» ierkfte, met te zeggen, „ dat, daar zs, dert de oprigting van den R^ad van , Staaten, de Provincie van Gelderland in , het ongeftoorde bezit geweest was van , twee Gecommitteerden in dien Raai te , hebben, tot op het noodlottig Jaar , mdclxxii, het hem voorkwam, dat , het gedaan verzoek in redelykheid en , billykheid beftondt en werkftelling zou , kunnen gemaakt worden, zonder in het , minst iets te onttrekken aan he<- voor, regt door de Provincie van Stad en , Lande, in gemelden Jaare verkteegen. 't Befluit was, dit Voorftl, met de rerklaarirg des Stadhouders, by eenen ïrieve, aan de Staaten der zes overige Gevesten te zenden, met verzoek om ten poedigften daar op te raadpleegen, en :odanig een befluit te neemen, als zy öorleelden meest tot 's Lands heil, en de bevordering der goede Harmonie, te behoo- en COWegens de nieuwe Eedvordering in Hol'and vastgefteld en ingevoerd (f), fchree/en hun Hoog Mogenden in 't breede aan Staaten van Gelderland, en de overige Gewesten , hun uitnoodigende, om mede te werken ter vastnVllinge eens punts van zo yeel aanbelangs gerekend, dat het ft»an of vallen der RepuMiek 'er van afhing. By die van Gelderland, op dat wy des iets bree» (*) Refil. Gen. ai. Nov. 1787. (t) Zie onze Vaderl. Hist. XX. D. bl. 263.  HISTORIE. 193 breeder vermelden, dan wy in 't voorbygaan gedaan hebben (*),werd opgemerkt, dat de om Handigheden, waar in Staaten van Holland verkeerd hadden, ceheel verfchilden van die, waar in Gelderland zich bevondt: en dat mitsdien, uit het geen in dit Gewest tegenwoordig allernoodzaaklykst werd geoordeeld, geen gevolg kon getrokken worden tot eene gelyke noodzaaklykheid in Gelderland: hoewel het waar was, ven, 'en volkomen genegen en bereid te; zyn, dezelve als zodanig niet alleen Bondgenoötfchapiyk te guarandeeren, en die Guarantie wederkeerig aan te neemen; „ maar ook dezelve fusfchen de Provin„ cien onderling te offereereta en te ac„ cepteeren, en niet te zullen gedoogen, „ dat, in eene der Provinciën van het „ Bondgenootfchap, van deeze heilzaame „ en voor de rust en veiligheid van den „ Staat onontbeerelyke Grondwet, ooit „ of ooit werde afgeweeken. N 2 „ Al- LJf. ÖOEK. 1727. 1788. Dp welft :enewyte zy die ils een 3rondvet van itaat lannee* nen.  LX. BOEK. 1787. 1788. Van de Vervolgingenin Gelderland, 196 VADERLANDSCHE „ Alles egter," zo als zy 'er woordlyk by voegden, „ met dien verftande, dat, „ gelyk hun Ed. Mogenden altyd betoond „ hadden zeer aliëeh te zyn van zich te „ willen inmengen in de inwendige be„ fchikldng of beftuuring van zaaken in „ de byzondere Provinciën, zo als ook „ de Heeren Staaten van Holland en West„friesland thans verklaarden te weezen, „ hun Ed. Mogenden deeze zo Bondge„ nootfchaplyke als onderlinge Guarantie „ in geenen anderen zin opnamen en „ verftonden, dan dat dezelve tot niets „ anders betrekkelyk zou kunnen gemaakt „ worden, in voege voorfchreeven, zon„ der dat daar door eenig het minfte Regt „ zou gegeeven worden aan de Bondge,, nooten, of eenige der Provinciën, om „ zich met de overige gedeeltens van de „ Conftitutie en Regeeringsvorm, binnen „ hun Ed. Mog. Provincie te bemoeijen, „ of zich daar in, uit welken hoofde het „ ook zou mogen zyn, te immifceeren, „ gelyk hun Ed. Mog. zulk ook weder„ keerig beloofden (*)." Reeds hebben wy wenk by wenk gegeeven van de Vervolgingen der Patriotten in Gelderland (t> Vervolgingen vóór de Omwenteling gefmeed en deels uitgevoerd ; (*) Men vindt dit geheele opmerkenswaardige Staatsftuk in de Verzamel, by de Chalmot VIL D. bl. 27—38. Cf) Zie onze Vaderl. Hist. XII. D. bl. Jtfüi XVlll. D. bl. 80. 173. 102.  HISTORIE. i97 voerd; doch die nu tegen den Heer van der Capellen tot de Marsch , en noch acht andere Ridders met meer nadruks begonnen te woelen, over. den Klaagbrief, in Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvi aan de Bondgenooten, en wel byzonder aan Staaten van Holland, gefchreeven, den akeligen toeftand van Gelderland in 't breede ontvouwende , met verzoek om de Tusfchenkomst der Bondgenooten (*). Deeze Brief, en die gevraagde Tusfchenkomst, werd door de Gelderfche Meerderheid, eene Inroeping der hulp van eene Vreemde Mogenheid geheeten. Een haatlyke naam, noodig om dit bedryf als niets minder dan Hoog Verraad te doen voorkomen, en ten grondflage te leggen van de ftrengfte Vonnisfen (f). Hoe zeer foortgelyke klagten, op de Unie gegrond, meer dan ééns, en zelfs nog zeer onlangs in den loop der jongfte Staatsverfchillen, wegens het regt van Overftemming gedaan waren, zonder eenigen fchyn van vervolging te baaren (§). By- (*) Zie onze Vaderl. Hist XIII. D. bl. 231. en Verzam. by de Chalmot XVIII. D. bl. 21. (t) Behalven 't geen de Heer Capellen tot de Marsch deswegen aanmerkt in zyne Memorie, welker leezing wy hier aanpryzen, wordt dit ftuk breedfpraakig en fchoon behandeld in de Voorrede, geplaatst voor de Verzameling van Stukken, raakende de Procedures voor den Hove van Gelderland, geventileerd op en tegen Jonkheer G. W. van Zuilen van Nieveld. Te Amft. by J. Allart 1790. (§) Zie onze Vaderl. Hist. IX. D. bl. 45. enz. Een betoog dér wettigheid van het inroepen def JS! 3 * Bond- lx: boek. 1787. 1788. wegens den Brief aan Hol' land.  i98 VADERLANDSCHE LX. BOEK. I 1787 J788. ; Byzonder be- * zwaar van CAr 1 pellen 3 tot de Marsch uit eenige Brieven ontbeend.Wat die Ridder des aanmerkt. Byzonder lag men den Ridder van de Kapellen tot de Marsch , boven ande■e Gelderfche Edelen, Majefteitfchennis te ast, gegrond op den inhoud van drie Brieven, aan den Heer Smissaert te Utrecht gefchreeven, onder de Papieren /an ai en Utrechtfchen Regent gevonden, ;n door de Regeering den Hove van GelIerland toegefchikt (*). Over het misbruik door dat Hof van lie Brieven, laat zich die Ridder keurlyk ait. Naa aangemerkt te hebben, of het Hof wel alle zekerheid hadt van derzelver egtheid, om ze als voldoende bewyzen, tot het vellen van zulk een ftreng Vonnis, te doen dienen, erkent hy, dat ze eigenhandig van hem gefchreeven waren : en laat hy 'er op volgen 1 „ Ik ver„ heug my niet weinig over het bezit „ deezer Affchriften: alzo uit den zamen- hang van den inhoud deezer Brieven, „ myne waare wyze van denken, over 's Lands toeftand in dat Tydftip, en over de toenmaalige overfchietende middelen „ van redding, in een helder daglicht re- „ field Bondgenooten tusfchenfpraak vindt men in de Byvoegzelen op H. van Westerveld , een uit den Raad 'van Hattem gevonnisd bl. 114—120. De Hardertvykfcbe Reueering hadt zich, zonder dat zulks dezelve tot een misdaad toegekend werd, den4. Sept, 1786. tot Siaaten van Holland vervoegd. Verzam. by de Chalmot XVHi. D. bl. 43. (*) Deeze Briefen zyn voorhanden in de By'agen agter de Memor. des Heeren Capellen tot ls Marsch No. 42. 43. en 44,  HISTORIE. 199 j, fteld wordt; en wel zodanig dat ik het 3, my fteeds tot eere rekene, deeze ge- voelens gekoesterd en medegedeeld te „ hebben, dezelve zullen, gelyk ik ver- trouwe, door myne kundige en wel„ meenende Landgenooten, altyd aange„ zien worden als den toets te kunnen„ doorftaan aan de eenige en weezenlyke „ mogelykheid tot het verkrygen van ees, ne redding voor een na deszelfs onder- gang hellend Genieenebest. ,, Het gewigt der zaake vordert niet „ te min, alhier aan te merken, dat het „ aan een onzydig en verlicht Publiek vreemd, ja bykans ongelooflyk, moet „ voorkomen, dat een aanzienlyk Ge„ regtshof, in de Achttiende Eeuw, in „ een Land, dat fteeds den naam draagt „ van eene Vrye Republiek, iemand, by „ contumacie, op fundament van vertrouw„ lyke Brieven, over den toeftand des „ Lands , aan eenen Mede - regent ge,, fchreeven, fchuldig aan Rebellie ver„ klaart? Zal een ieder, zal de Naa„ zaat, zonder vooringenomen te zyn, „ dit leezende, niet uitroepen, zulk eene „ Veroordeeling, gelykt naar die, door „ een Tiberius geveld, die by zyne „ wreede Wetten, toeliet alle Getuige„ nisfen, hoe onvoldoende ook naar Reg„ ten, ten bewyze van Majefteitsfchennis „ aan te voeren? Zullen myne Regters „ zich gerust kunnen ftellen wel geóor- deeld te hebben, wanneer zy zich te 35 binnen brengen - op deeze gronden, N 4 s, eeiï LX. b o e K. 1787. 1788.  fioo VADERLANDSCHE LX. IGEK. 1787. 1788. „ een Bloedvonnis te hebben uitgefpror> „ ken?" Inzonderheid dringt de veroordeelde Ridder op Regtsgronden aan, welk een voorzigtigheid in den Regter gevorderd wordt in de beoordeeling van een gefchrift, 't welk door den Openbaaren Befchuldiger als crimineel wordt voorgedraagen, met by voeging, „ en hoe veel te „ meer kwam deeze Voorzigtigheid niet „ te pasfe, ten aanzien van vertrouwlyke „ Brieven, die nimmer gefchikt waren om „ publiek te worden, en niets anders be„ heisden, dan myne gedagten over den „ toeftand van een, door Verdeeldheden, ,, zo fel gefchokt Vaderland: zo dat, „ wanneer het Systhema van myne Reg„ ters doorgaat, al ras de gedagten zel„ ve, als Misdaaden van Majefteitfchen„ nis geftrafc zullen worden, even als in „ de dagen van Tiberius." Mat de woorden van Montesquieu het haatlyk gedrag diens vervolgenden Keizers afgemaald, en het getuigenis van den beroemden Uitlegger der Engelfche Wetten Blackstone , over dit M sdryf en de moeilykheid om 't zelve te bepaa. len, bygebragt en getoond te hebben, hoe dit, naar het zeggen diens Regtsgeleerden, „ aan heerschzugtige Overheden, en „ derzelver Dicnaaren, gelegenheid verfchaft, „ om, met den naam van Majejleüfchennis, Maaken te beflempelen, die 'er geen fchyn „ van hebben; als mede dat, onder het Be„ wind van eene geweldige Overheerfching, by- „ zon-  HISTORIE. floi „ zonden Gefchriften (die niet publiek ge,, maakt waren) gediend hebben, om de Schry-1 „ vers van wege de misdaad van Majefteit„ fchennis te befchuldigen," wyst de veroordeelde Ridder zyne Regters ,, na het „ verzoek van Oldendarneveld , en der „ andere in dien tyd gevangene Staatsle„ den, den Regteren gedaan, van te wil„ len letten op het zeggen van Plinius , „ in zyne Lofreden aan Trajanus , Majeftatis crimen esfe plerumque ftngulare, ,, & pene unicum crimen eorum qui crimine „ vacant (*). Inmiddels wil ik tevens „ myne tegenparty in het voorbygaan ge„ legenheid geeven, van eens door te „ denken, over 't geen ik zou kunnen „ bybrengen, ten aanzien van vertrouw„ lyke Brieven, en omtrent de gevolgen, „ die zy zouden te wagten hebben, by „ aldien het gebeurde, dat zy, op haare „ beurt, deswegen van Majefteitfchennis „ befchuldigd wierden (f;." Als een byzonder misdryf diens Ridders Werd, in zyn Vonnis aangevoerd, „ dat „ hy zich hadt fchuldig gemaakt aan het houden van verboodene en vyandlyke „ Correspondentie, over zaaken den in „ wendigen ftaat van dit Gemeenebest be „ treffende, en getoond hadt een toeleg „ te (*) „ Dat het misdryf van Majefteitfchennis, „ meestal een zonderlinge misdaad, en bykans de éénige misdaad is der zodanigen, die geen mis„ dryf begaan hebben." (t) Memorie van Capellen tot de Marsch bl, 61-6.7. N 5 LX. o e k. 1787. 1788. Befchuldigd van DngeoorloofdeBriefwisfeling,doorhem wederfprooken.  sol VADERLANDSCHE LX. »oe k. I787. 1788. 1 \ „ te voeden, om, tot bevordering van „ zyne pernicieufe desfeinen, de hulp en „ adfiftentie van eene vreemde Mogen- „ heid in te roepen." Eene befchul- diging, welke hy van zich weert met tegen zyn gehouden gedrag in vergelyking te brengen, dat zyner Veroordeelaaren in het inroepen en onderfteunen der Pruisfifcke Krygsknegten, en toont hy de verregaande onbefchaamdheid, „ dat zy, die „ dit alles hadden helpen bewerken, en „ zo kennelyk bevorderd, hem als een „ doodftraflyke Misdaad toerekenden, dat ., hy, als Lid van Staat, over 'sLands „ bekommerlyken toeftand, eene verftand? ,, houding gehouden hadt met den Ko„ ning van Frankryk, den erkenden natuuriyken Bondgenoot van zyn Vader„ land, die, by het jongfte Tractaat van „ Alliantie mer da Republiek, de Bezit„ tingen, Regten en Vborregten der re„ fpective Provinciën, Steden en Leden „ van dezelve plegtig hadt geguaran- » deerd." ., Waar uit," vraagt hy, naa deeze voordragt, „ is aan myne Reg„ ters, of aan myne wederparty, dé min„ fte fchyn van myne vyandigè oogmer„ ken, in het onderhouden deezer ver„ ftandhouding'gebleekenV" — Termeerder befchaaminge zyner Veroordeelaaren s [egt hy zyne verrigtingen open, door het nededeelen eens Bi iefs van hem, aan wy!en den Graave de Vergennes gezonien, met het antwoord; voorts een Brief /an zyne hand, kort vóór de Omwenteling s  HISTORIE. 203 ïing, aan den Graave de Montmorin gefchreeven (*). Zo verdeedigde zich Capelien tot de Marsch , tegen een Vonnis 't geen hem niet alleen van alle Waardigheden ontzette, maar ook veroordeelde, om, „ wanneer hy in handen van de Juftitie „ mogt komen te geraaken, gebragt te worden ter plaatze waar men gewoon „ is crimineele Executie te doen, en al„ daar, anderen ten affchrik en exempel, „ door de Scherpregter met het Zwaard „ geftraft te worden, dat 'er de dood naa „ volge (f)-" Voorlange was die Ridder de hand zyner Vervolgeren ontweeken, en hadt in Frankryk, niet verre van Parys, te Seve, zich nedergezet. Wel waren 'sMans aanzienlyke vaste Goederen in befiag genomen, als of men ze naderhand wilde verbeurtverk^aaren, fchoon deeze Straf, geheel Gelderland door, en omtrent alle Misdaaden, afgefchafc was; doch by hst Doodvonnis in de kosten des Gedings verweezen , werden, naa dier betaaling, zyne Goederen weder ontflaagen. Met rede mogt die gevonniste Ridder. onder andere zeggen. „ Ik wil, dat gansch „ Nederland, ja geheel Europa, befhsfe. „ of myne verwerping van zulk een Von„ nis, geweezen door eenen Regter, die „ my- (*) Memorie van Capellen tot de Marsch bl. loo—109 Bylagen No. 46. 47. en 48. fjfj Memorie als boven b.. 134. LX. boek. 1787. 1788. Vonnis» Capellen s bituigiagen.  204 VADERLANDSCHE LX BOEK. 1787. I788. ] ] | „ myne Party zelfs te vooren verklaard „ hadt, myne notoire Party te zyn, niet „ van dien aart is dat hetzelve per fe als „ nietig kragtloos en van onwaarde moet „ gehouden worden (*)!" En kunnen wy ons niet wederhouden een gedeelte des Slots van het te meermaalen aangehaalde Gefchrift des Ridders hier te plaatzen. „ Schoon het der Voorzienig„ heid niet behaagd heeft, dat myne Te„ genparty, tot heden (f), haare wreede „ Wraakzugt door het Zwaard, in het „ ftorten van myn bloed, heeft kunnen „ lesfchen, wil ik niet ontkennen, dat ,, het voor my en de mynen bitter en in „ veele opzigten zeer drukkende valt, een „ door my . geliefd Vaderland, waar aan „ ik zo naauw gehegt was, en tot welks „ opbouw myne Voorvaders roemrugtig „ hebben medegewerkt, te moeten der„ ven; een Vaderland, dat my altyd na „ aan het hart zal leggen, en voor welks „ redding ik fteeds alles, ja het leeven, „ veil hebbe. „ Te vergeefsch vleijen zich myne Ver„ volgers, dat zy in ftaat zyn, door hunne „ woe- (*) Mem. als boven bl. 6. enz. Dit ftaat op het yoorftel, om het Gefchil in den Jaare 1786, vernids het Hof van Gelderland 'er mede in betrokken vas, te brengen ter Decifie van het een of ander ixira Provinciaal en volkomen onzydig Geregislof, het zy van Holland, friesland of eenig ander, 'iè onze Vaderl. Hist. XII. D. bl. 295. (f) HetVoorberigt der Memorie, waar uit wy dit inc!eiiiïn,is getekend Seve by Parysz$. Feb. 1791.  HISTORIE. 205 „ woede, aan my te kunnen beneem?n „ die alles overtreffende gerustheid van : „ myn geweeten, waar door ik tevens „ meer en meer overtuigd worde, wan,, neer ik de rampzalige gevolgen der „ heerschzugt overdenke, van, naar Eed „ en Pligt, het myiie, fchoon tot heden „ vergeefsch, te hebben aangewend tot „ bevordering van het welzyn ffiyner „ Landgenooten , en ter afweering van „ eene hun thans zo geweldig knellende „ Slaaverny. Heeft het my niet mo- „ mogen gebeuren' myne poogingen te „ zien gelukken, ik zal daarom mynen pligt nimmer vergeeten, en fteeds bly„ ven gedenken aan myne gezegden, by „ gelegenheid, dat ik de laatfte reize, „ (den 13. May 1787) ter Staatsvergade„ ringe, aan de Meerderheid myner on„ gevoelige Medeleden den jammerlyken „ toeftand des Vaderlands affchilderde; ,, de Republiek kan te gronde gaan; maar „ de vertroosting van een goed Burger, al 3, moet hy zich onder haare puinhopen be- graaven, beflaat in alles, wat tot redding „ van 't Gemeenebest kon firekken, beproefd „ te hebben! „ Dat myne Vyanden zich verheugen, „ van over my te hebben gezegepraald, „ door my, als een Verraader te hebben „ veroordeeld tot eene, in hunne oogen „ fchandelyke ftraffe des doods! dan, zy „ houden zich verzekerd, dat deeze Ver„ oordeeling op my eenen geheel tegen„ ftrydigen /ndruk maakt; ja, ik befchouwe „ het LX. iOEK. I787. 1788.  LX. •BOEK. I787. I788. 206 VADERLANDSCHE „ het door hun tegen my gevelde Vonnis „ des doods, als een gedenkteken, door „ dezelven, huns ondanks, my ter eere „ opgericht, waar door het altyd aan my„ ne Landgenooten, en aan de Naakome„ lingfchap, zal kunnen blyken , dat ik „ den duuren Eed, waar mede ik my aan „ derzelver belangen had verbonden, nim„ mer hebbe verbrooken! „ Myne ernftige bede is intusfchen, „ dat myne Medeburgers, by het over„ denken hunner en myner poogingen „ den moed behouden! Hy, die de lot„ gevallen der Ryken en Staaten beftuurt, „ daar de onderdrukking by hem een gru„ wel is, zal wel eens den blyden dage,, raad der Vryheid voor de Inwoonde„ ren van Nederland doen opdaagen! Zy „ vestigen dan fteeds hunne aandagt op „ denzelven! Zy fmeeken, met my, den Almagtigen, dat Hy eens die Vryheid, „ in het midden van een Gemeenebest, „ dat zonder haar aanzyn gewis ten gron„ de gaat, doe herleeven; dat die Vry„ heid in haar midden, de zo wreed ge„ fmeedde kluisters verbreeke; de Dwing„ landy, dii de gefchenken, door de „ wonderen des Allerhoogften hun ge„ guad, nutteloos doet worden, verplet-. „ te; dat die geest eener waare Vryheid, „ doe ontbinden het vuur, waar mede „ hy voorheen, onze. Voorvaders beziel„ de; dat die, in hun midden, Mannen. „ vorme, die hun gelyk worden, ja over„ treilen; dat de kruipende Ikaf zich ein- „ de-  HIST O R I E. 207 delyk zyner ketenen fchaame; dat by den Ingezetenen een nieuwe moed ge„ booren worde, om hunne gefchondene „ Regten të rug te eifchen; dat zy, die ,, gehouden zyn dezelve te beveiligen, „ grootmoedig en belangloos tot inkeer „ komen; dat eindelyk de Rede de ichan„ delyke vooroordeelen der Overheden, „ die hun vervolgen , geneezende , de „ willekeurige gewèldenaaren moge over„ tuigen, dat zonder Vryheid geen ge„ luk, geen welvaard, en geen luister, „ voor eenen Staat beftendig zyn kun„ nen (*>" . Schoon het Vonnis over den Geldcrfchn Ridder Gerr.it Willem Zuylen ,,van Xnieveld laater werd uitgefprooken (f), dan eigenlyk in den Jaarkring onzer tegenwoordige Befchryving valt, vordert de gelykheid der ftolïe, dat wy 'er hier van fpreeken. Hy werd by vonnis verklaard, zich fchuldig gemaakt te hebben — Aan een ongeoorloofd en lirafbaar Beklag aan eenen anderen Souverain, wegens het Beftuur van de Regeering in de Provincie Gelderland, dit flaat op den bovengemel- den Brieve (§) Aan eene handelwy- ze (*) Memor. van Capellen tot de Marsch bl. 123—126. (t) Te weeten op den 10. van Wintermaand 1789 ,• en dat des Heeren van de Capellen tot de Marsch de Jaar- en Dagtekening draagt vaa J78R. 8. Aug. (§) Zie hier boven, bl. 197. LX, 30ek. 1787. I788. Vonnis over G. W. ZüYLEN VAN NlEVELDT.  2o3 VADERLANDSCHE LX. BOEK. I787. I788. ze ftrydig met zynen gedaanen Eed Aan eene friatlyke misduidinge van 's Landfchaps Refolutien eri Maatregelen (*) — en eene atroce Injurie van den Souverain. Te deezer oorzaake werd die Ridder, naa zich tegen de befchuldigingen vrugtloos verdeedigd te hebben, voorgefteld, als „ Inhabil om als Lid van de Ridderfchap, „ in 's Lands- Quartiers- of eenige andere „ Vergadering te compareeren, en van „ zyn regt daar toe, als mede van alle „ verdere Publieke Functien, die hy in „ Gelderland zou mogen bekleeden, ver„ vallen: denzelven daar en boven con- demneerende in eene boete twee duizend „ Zilveren Ducatons, ten behoeve van de „ Domeinen deezer Provincie, binnen ,, drie maanden, naa de Pronunciatie van „ deeze Sententie, te betaalen, met ver- dere Condemnatie van den Gedaagden , en Beklaagden in de kosten deezer Pro\, cedure, tot Taxatie en Moderatie van „ den Hove." Deeze rekening bedroeg, zeventien honderd en tien Guldens, dertien Stuivers: weshalven het geheele beloop deezer drukkende betaaling niet minder was dan acht duizend zeven honderd tien Guldens en dertien Stuivers. Eene zwaare Gildboete door dien Ridder opgebragt, die daar (*) In den geheelen loop der Celderfche Gebeurtenisfen komt hy voor als een eerst Voorftander der Yolkswyheid; wy beroepen ons op onze Historie door het geheele Tydvak der onlusten keen.  HISTORIE. (2©5 daar by berustende, onder de Stillen in den Lande verbleef (*). Welhaast naa de Omwenteling verklaarden twee der Ondertekenaaren van dien gehaaten Brief, met naame J. H. Zuylen van Nieveldt , en J. C. van Eck „ in 3, alle opregtheid en waarheid, geene an dere inzigten bedoeld te hebben, door 3, zich by Misfive aan de Bondgenooten te s, vervoegen; dan het daar ftellen van een 5, voordragt der zaaken, zo als zy den 5, toedragt van dezelve, ten dien tyde, meenden te moeten befchouwen, en 3, verder om de gegrondheid hunner fuste ■ „ nue, en de oorzaaken der verfchillen en „ oneenigheden aan den dag te leggen; „ zonder daar door de minfte atteinte aan de Souverainiteit der Provincie te heb„ ben willen toebrengen, veel minder de „ Staaten van dit Landfchap, in 't alge„ meen, of de Leden van dezelve in *t „ byzonder, in hunne contrarie begrippen, „ of fustenues te hebben willen taxeeren, „ verklaarende te protefteeren en zonder „ waarde te befchurwen alle daar tegen „ aanloopende en ftrydige explicatie (f)*" Dee- (*) Men zie de Verzameling van Stukken, raa* kende de Procedures voor den Bove van Gelderland, geventileerd op en tegen Jonkheer G. W. van Zuylen van Nieveldt ; en bovenal in de Voorrede* danr voor geplaatst, zeer leezenswaardig, en een ftuk waar op Cap llen tot de Marsch bl. i io. van zyne Memorie wyst. Deeze Verzameling zag het licht te Amjl. by J. Allart 1790 Ct) Verzam. van Stukken als boven bl. 35. XXI. Deel. O LX BOES.' 1787. 1788. Een en ander der GelderfcheEdslen lee«ert een GefchrifJ in.  LX boek. I787. I788. Vier lieten zich op eene vernederendentoon hooren. 210 VADERLANDSCHE Deeze beide Heeren, nevens E. J. vak Nieuwkerk, genaamd Nyvenheim van Wiel; M. van Bronkhorst; B. van Nieuwkerken, genaamd Nyvenheim van dorth en C. J. van NlEUWKJbR- ken, genaamd Nyvenheim en G. W. van Zuylen van Nieveldt, dienden laater een breedfpraakig Verzoekfchrift in, ftrekkende tot verdeediging, althans ter verfchooning van hun gehouden gedrag, om daar door ontheeven te worden van alle tegen hun ondernomene Regtsvervolgingen. Zy erkenden daar by, „ dat zy „ in hunne begrippen zouden kunnen ge„ dwaald, maar zonder opzet gedwaald „ en altyd met eene goede Intentie ge„ handeld te hebben (*)." Geen fpoed nam deeze zaak, geene opheffing der Regtsvorderingen volgde: waar op vier der Gelderfche Edelen, in dezelve begreepen, met naame E. J. van Niéuwkerken, H. W. J. van Lynden, J. H. van Zuylen van Nieveld en J. C. van Eck, zich nader by de Staaten vervoegden, en op een zich zeer vernederenden toon lieten hooren. Immers zy gaven hier by te kennen, hunne vrees, dat de tot nog aangewende poogingen vrugtloos geweest waren; uit hoofde dat zy zich in een verfiag van zaaken hadden ingelaaten, en daar door mogelyk aanleiding gegeeven, om te denken als of zy ten (*) 't Zelve is geheel voorhanden in de bovengemelde Verzameling bi. 37—43,  HISTORIE. 2ii ten oograerke gehad hadden, hun gehouden gedrag, in alle opzigten, te verdeedigen, en dus het onderzoek der Juftitie te ontwyken. Thans wilden zy iene nadere proeve neemen, om de Staaten van Gelderland van hunne waare bedoelingen te overtuigen, en alle nadeelige denkbeelden , ten deezen opzigte, uit den weg te ruimen. Hier toe bragten zy in 't midden, zich in de ongelukkige omftandigheden bevonden te hebben, van met de Meerderheid der Staatsleden te verfchillen in hunne gevoelens over 't algemeen Beftuur van zaaken, en over de middelen ter bevordering van 't belang des Vaderlands. Dat zy als een gepast middel om die verwyderingen tegen te gaan, aangezien hadden , het fchry ven van den Brief aan Holland, en de overige Bondgenooten, die grond gaf tot de befchuldigingen tegen hun. Zy verfchoonden zich van allen doleufen toeleg, en van alle feditieufe voorneemensj zy beweerden het gedaan te hebben op grond van twee Artykelen der Unie van Utrecht het Eerfte en Zestiende, „ zonder „ des tyds, dit zyn hunne eigene woorden, „ gelyk zy openhartig betuigden, „ te hebben gepenetreerd, al het beden„ kelyke, 't welk zy van achteren ont„ dekt hadden dat daar in kwam te refi- deeren. Dat zy met die edelmoe- „ digheid, welke aan cordaate Regenten 9, betaamt, wel wilden erkennen, dat zy „ zich, by eene nadere overweeging van O 2 „de LX. Boek. 178a.  ttiftVADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. I788. „ de zaak, overtuigd hebben moeten houden, dat zy omtrent deeze hunne bevoegd„ heid gedwaald hadden, en dat, fchoon „ deeze dwaaling alleen uit een verkeerd „ begrip of misvatting dier Artykelen ont„ ftondt, zy wel wenschten tot deezen „ flap niet te zyn overgegaan. Te „ meer nog, dewyl zy daar door, tot hun „ leedweezen, gelegenheid gegeeven had„ den om in verdenking te geraaken, om„ trent hunne gevoelens van eerbied en „ hoogagting voor de Vergadering van hun „ Ed. Mog." Deswegen beroepen zy zich op de tydsomftandigheden, die hun onvoorzigtig, en by overhaasting, verfcheide uitdrukkingen hadden doen ontglippen, die zeker, by bedaarder gemoedsgefteldheid, en wanneer zy zich meer tyds hadden kunnen geeven tot overweegen, door hun niet zouden gebruikt geweest hebben. Wat ook deswegen , en omtrent den bewusten Brieve, mogt weezen, zy verzogten „ het daar 9, voor te houden, als of het niet gebeurt „ ware." Om niet weder eenigen fchyn te geeven tot het vermoeden als of zy de aandagt der Staaten met een Verdeediging van hun gedrag bezig hielden, lieten zy de verdere Befchuldigingen, tegen hun in 'c midden gebragt, onaangeroerd, hoe hard het hun moest vallen, befehuldigd te worden van Seditie en Overtreeding van hunnen Eed, „ Al het geen waar door „ zy zich in eenige verdenking omtrent „ dit  HISTORIE. ai3 „ dit een en ander hadden gebragt, was ,, door hun ter goeder trouwe en met de ,, beste oogmerken gefchied, fchoon zy „ in hunne begrippen en maximes ge„ dwaald, en op abufive gronden kwalyk „ gehandeld konden hebben." Hoe veel dit reeds ware, deeden zy nog eene verdere fchreede; een ftap, dien zy oordeelden, dat alles te hunner genabekoming moest afdoen, doch teffens, hun gedrag by veelen deedt wraaken. „ Niets meer wenfchende," 't zyn de eigen woorlen deezer Ridderen, „ dat „ zich van alle verdenkingen omtrent ,, hunne waare gevoelens te kunnen zui ,, veren, fchroomden zy niet te verklaa „ ren, dat hun niets aangenaamer zou „ weezen, dan dat hun Ed. Mogender „ aan hun gelegenheid geliefden te gee' „ ven, om hun te overtuigen, dat zy. „ getrouw aan hunnen gedaanen Eed. 5, niet zouden naalaaten altyd te helper „ maintineeren en handhaaven, de tegen „ woordige vorm van Regeeringe, zc „ als dezelve, ten aanziene van de Stad 5, houderlyke Waardigheden en deszelf „, Succesfien, zo wel in de vrouwlyke aL ,, manlyke Linie, by 'sLandfchaps Refo „ lutie van twaalf January mdccxlvii „ was vastgefteld; en ook altyd, zo vee ,, hun aanging, allerdings te obferveeret „ en na te leeven het Reglement op di „ Regeering, binnen deezen Furftendon „ en Graaffchap by 's Lands Refolutii „ den zeventienden October mdccl geai O 3 „ res LX. BOEK.' I787. 1788. Uitflag der zaake. I t t  »I4 VADERLANDSCHE LX BOEK. I787. J?88, Eenige Elburgers verzoekente verjeefschgenabeioon. „ resteerd, en om vervolgens welmee„ nende, en met onderlinge vereeniging ,, en vertrouwen, met hun Ed. Mog. te ,, helpen medewerken tot bevordering van „ het waare belang en welweezen van „ den Lande." Hoofdzaaklyk het zelfde Vonnis als wy hier boven, wegens G. W. Zuylen van Nieveld geleezen hebben, werd over hun geftreeken; nogthans met dat onderfcheid, dat, indien van Bronkhorst , Nyvenheim van Dorth en Nyvenheim van Bommel, de boete van twee duizend Zilveren Dukatons, binnen den tyd van drie maanden, niet voldeeden, en zo lang zy hier ïn nalaatig bleeven, Gelderland hun ontzegd bleef. Weinig tyds naa de OmWentelinge kwamen veelen in Gelderland met Smeekfchriften aan de Staaten te voorfchyn, meer en min fchulds bekennende en vergifnis fmeekende, als J. H. Rauwknhoff Voorzittend Burgemeester (*), Mr. Herman Hendrik Vitringa, Secretaris van Elburg (f); de beide Kerkleeraars dier Stad Jo- (*) Deeze Burgemeester Rauwenhoff vindt men op een overgeevene Naamlyst der Éïburgfcbe Ingezetenen, dié zich te Utrecht gewapend onthouden hebben. Een lyst, ten zynen opzigte gebrekkig? dewyl hy nimmer te Utrecht eenigen dienst heeft gedaan. Zie de Verzam, by de Chalmot XVI. D. bl. 201. (f) Verzamel, als boven bl. 144, en X. D. bh I—p. N, Nederl. Jaarb. l?8o. bl. 1963.  HISTORIE. Bi5 Johannes Hendrik van Diermen en Georg Hendrik Heyn (*). Dan zonder vrugt: immers werden J. H. Rauwenhoff en H. H. Vitringa, door het Provinciaal Hof van Juftitie, ver-, vallen verklaard van hun Burgerregt en Van hunne Bedieningen: de eerstgemelde daarenboven om met het zwaard geftraft te worden dat 'er de dood naa volgde, en de laatstgenoemde zyn leeven lang gebannen, op ftraffe van den dood; de Kerkleeraars van Diermen en Heyn van hun Predikampt vervallen, en ten doode met den zwaarde verweezen. Geen hunner bevondt zich binnen het bereik der Regteren, Staaten van Gelderland hadden aan zich het regt behouden, om 's Hofs geflaagene Vonnisfen te verzagten; dit bragt te wege, dat de Burgemeester en de twee Kerkleeraaren, tot het zwaard veroordeeld tot eene al hun leeven lange Ballingfchap, op bedreiging des Doods, verweezen wierden; terwyl de ballingfchap van den Secretaris Vitringa zich tot zes Jaaren bepaalde, onder bedreiging van Lyf- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 172. Verzameling by de Chalmot lil. D. bl. 87—93. Laatstgemelde zoekt in 't byzonder verfchooning, wegens het wegvoeren der Papieren en Gelden van Feitenhof een Liefdaadig Gefticht te Elburg, welke weder ter behoorelyker plaats bezorgd waren. In deeze zaak vondt zich mede betrokken Egbert Willem Brink'Predikant te O^sterwolde, die mede een Smeekfchrift inleeverde. Verzamel, by de Chalmot XVI. D. bl. 190. Men flaa terug tot in onze Vaderl. Hist. het XII. D. bl. 272. O 4 LX. SOEK. 1787. 1788. Vonnis"en over iun uit^efprooiten.  siS VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. I788. Vonnisfen ovei eenige Hattemers. Lyfftraffe, zo hy binnen dien tyd in Gelderland kwam. Mindere Straffen en Geldboeten werden anderen opgelegd (*). Niet minder dan acht en tachtig uitgeweeken Elburger Ingezetenen vervoegden zich met berouwbetoon en belofte van een tegenovergefteld gedrag in 't vervolg, by Staaten van Gelderland (f). De Hoofdbeleiders der verdeediging van de Stad Hattem, Elburgs lotgenoot (§) , de Burgemeester Herbert van Westerveld en J. H. van Dyk, Lid der Gezwoorne Gemeente, en H. W. Daandels, die zich de voorften betoond hadden zo in het handhaaven van het Regt hunner Medeburgeren, als in het verdeedigen der Stad tegen Krygsgeweld, werden door het Hof van Gelderland gevonnisd, om, als fchuldig aan de misdaad van Gekwetfte Majefteit en Oproer, ter gewoone Strafplaatze, door de Scherpregter met het zwaard over 't hoofd te worden geftraft, en voorts, op ltraffe des doods, uit Gelderland gebannen. Een Vonnis, door de Staaten in zo verre verzagt, dat het in eene uitbanning voor eenige Jaaren, of voor altoos, veranderd werd (**). Met (*) AT. Neder!, Jaarb. 1788. bl. 775. Verzam. ty de Chalmot IV D. bl. 162—268. (7) Veizam. by de Chalmot Ifl. d. bl. 94. (§; Me. zie terugge in onze Vaderl, Hist, XII. P. bl. 178. enz- (**) Verzam. by pe Chalmot VI. D. bl. 244. en N* Nederl. Jaarb. 1788. bl. 775. en 776.  HISTORIE. 217 Met regt mogt de Heer van Westerveld , wegens dit Vonnis, en de Verzagting van 't zelve, fchryven; „ Het kan, „ het mag my niet onverfchillig zyn, dat, „ fchoon my de Momber met zyn Sub„ ftituut aanklaage als fchuldig aan Op„ roer, Wederfpannigheid, en het kwet„ zen der Hooge Regeering van dit Land- fchap — en een regterlyk Vonnis my, ,, fchier op dezelfde gronden, den Stoel „ van Eer en Vaderlandfchen Bodem ont„ zeggen, en op een fpanne breed ten „ prooi aan 't Wraakzwaard ftellen r „ men my nu en eerlang kenne, hoe „ zeer een Slachtoffer der wisfelvallige Staatkunde, en myner onbezweeken Vaderlandsliefde, nogthans geheel on„ bevlekt in Eer, Deugd en Goeden „ Naam. Hoe hard en wrang ook den „ vrygebooren Man, die fteeds op Eed „ en Pligt, geen gunst of voordeel, im„ mers niet ten koste van eerlykheid en „ regt, in het behartigen van zyn post, ,, altoos, maar voor al in die hachlyke ty,, den bedagt was, zulk een Strafoefe- ning valle; dezelve nogthans kan geen „ inbreuk doen op myne huislyke Geluk„ zaligheid, Perfoon en Agting. — Niets „ ontê'erends, niets fchandelyks bewust „ te zyn is een bron van genoegen, die „ een Balling, in de ballingfchap, het „ leed doet vergeeten. 't Kan zyn, „ dat ik in myne Patriottifche Grondbe„ ginzelen gedwaald heb, ik durf egter „ ronduit verklaaren, dat ik dan ter goe0 5 „ der LX. boek. 1787. 1788. h. VAN We«ter- VKLDJ Aanmerking op dit Vonnis.  si8 VADERLANDSCHE LX. 30ek. 1787. I788. Oproer te Tbiel, waar in het Krygs- „ der trouw, zonder arg, list of boos op- „ zet gedwaald hebbe. Ik voldoe aan „ het Vonnis, betaalende de kosten tot „ den laatften Quadrantpennig, leef ik in „ Ballingfchap, voor als nog op Stick„ fchen Boodem, en onthoude myn voet „ van het Gelderfck Grondgebied, waar my„ ne wandeling roerlings langs ftrekt. — „ Van deezen grond hoop en wensch ik „ my te onthouden tot Mey mdccxcviii, „ zo ftipt en getroost, als ik dus verre „ deedt. Is 'er iets 't welk my in „ myne Ballingfchap fmertlyk valt, 't is „ dit, en dit zal my ieder, wiens bart „ welgeplaatst is, ten goede houden, dat „ ik een tederminnende en geliefde Moe„ der, in haaren gryzen hoog — hoog „ bejaarden Ouderdom, moet onbezogt „ laaten, en my, naar den gewoonen loop ,, der Natuur, hoogst waarfchynlyk zal „ genoodzaakt vinden, my van èene Lief„ depligt niet te mogen kwyten, welks „ bezef myn hart diep treft, en fmertlyk „ grieft (*)." In Gelderland, waar men de Patriotten, zints lange, onder bedwang, en door zo veele plunderingen als ons Gefchiedblad, in vroegeren tyde, vermeldde (f), beroofd (*) Aan deeze tachtigjaarige Moeder draagt hy liet zeer leezenswaardig Werkje op, waar uit wy dit ontleenden, getyteld, Herbert van Westervelt , een uit den Raad van Hattem gevonnisd. Te H .rderzvyk by Joh. van Kastbel 1791. (t) Zie in 't byzonder het XVilI.- Deel onzer Vaderl. Hist. zo verre het Gelderland betreft daoï< gaans.  HISTORIE. 2 IQ roofd hadt, viel naa de Omwenteling niets van deezen aart, 't geen veel betekende, voor, wanneer men de Stad Thiet uitzondert, waar het Gepeupel, door eenigen des ingelegerden Krygsvolks geholpen , plundering aanrichtte. Eenigen deezer komen, in eenen Brieve des Stadhouders, in Wintermaand des Jaars mdcclxxxvii aan den Generaal Majoi van Wilcke gefchreeven, voor, „ ah „ aanleiders der Ongeregeldheden, welke „ te dier Stede hadden plaats gegreepen." Zy waren aan het Stadsgeregt overgegeeven om dezelve te regt te ftellen, en hunne Naamen uit het Regimentsboek van der Generaal Graave d'Envie uitgefchrapt: verwagtende zyne Hoogheid , „ dat de „ overige Manfchappen dier Compagoier „ zich in 't vervolg, als ordentlyke Lie „ den zouden gedraagen, zonder zich ooil „ of immer te laaten verleiden om eenige „ desorders te pleegen, of overlast aan „ de goede Ingezetenen te doen." De Generaal Major van Wilcke, die oordeelde, naa deeze aanfchryving des Capitein Generaals, het Gebied over de dus gezuiverde Krygsbezetting te kunnen nederleggen, gaf des der Regeeringe ken nis: die eene Bezending aan hem afvaardigde, met dankzegging voor de moeite, welke hy wel op zich genomen hadt, mei het Bevel over de Stadsbezetting te aanvaarden , in de moeilykffe omftandigheden, en zich daar van met de uiterfte wakkerheid en voorzigtigheid te kwyten. Teffens ver- LX» BOEK* 1787. 1788. volk me. depligtïg is. D»nkzeggingaan den Generaal Major WiLCBÏ.  22o VADERLANDSCHE LX. boek. I787. I788. Arnhem er. andere Plaaczen toe iietOranjedraagtn opgewekt. verklaarende, dat zy, benevens alle welmeenende Burgers en Ingezetenen, hem aanmerkten als een voornaam middel tot herftelling van de rust, en dus van het behoud en de voorkoming des ondergangs van de Stad Thiel (*). Schoon wy de byzonderheden van dit Plunderbedryf nergens gemeld vinden; valt uit het fchryven des Capitein Generaals, en de dankbetuiging der Regeeringe, genoeg op te maaken, dat het in deeze Stad fchuw moet toegegaan hebben; alleen vinden wy opgetekend, dat, ten dien tyde, aan het Huis en den kostbraaren inboedel van den Burgemeester Paques de Chavonnes eene zeer groote fchade werd toegebragt. — Uitwyzens bovengemelde Dankzegging der Regeeringe, heeft de Bevelhebber des Krygsvolks, in dit jongfte Oproer, zich beter gekweeten, dan in het Oproer en de Plundering niet lange vóór den Ommekeer der zaaken (f). Onder de Gelderfche Steden ftaken Harderwyk en Arnhem uit in het voorftaan der Burgervryheid. Te laatstgemelde Stede betoonden zich een groot gedeelte der Ingezetenen zeer traag om de Oranjevercierzelen te draagen, weshalven deStadsregeering zich genoodzaakt vondt, om, by herhaaling, door openbaare afkondigingen , de Burgers daar toe ten fterkften aan te maanen, 't geen ook op veele andere (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 5875—5879. CD Zieonze/'a^r/. Hist. XVIII. D.bl. 179— J83,  HISTORIE. 221 dere plaatzen, fin dit Gewest, met de Omwenteling te onvrede, gefchiedde (*> De Regeering der Steden Arnhem, 2Vymegen en Zutphen eene fterke neiging onder de Inwoonderen befpeurende, om, gelyk zy zich uitdrukten, „ ten betoon „ van Vaderlandsliefde, als mede van hun „ genoegen en deelneeming in het herftel „ en de bevestiging van 'sLands wettige „ Conftitutie, des blyk te geeven, door „ openbaare Vreugdebedryven," vonden het egter geraaden, dit op den Verjaardag des Stadhouders in 't Jaar mdcclxxxviii uit te ftellen, „ op dat niet," 't zyn de eigene woorden der Afkondiginge, die duidelyk te verftaan geeven hoe zeer zy fchroomden, dat deeze Vreugdebetooningen aanleiding zouden geeven tot het vernieuwen der in een en ander dier Steden zo dikwyls ondervondene hoogstgaande oproerige beweegenisfen, „ uit diergelyke ,, openbaare demonftratien van Vreugde, „ tegen de waare intentie, by deeze en „ geene losbandigen, aanleidinge zou kun„ nen genomen worden tot onbetaamelyke „ Conduiten, en het pleegen van buiten„ fpoorigheden, waar door de Burgers en „ Ingezetenen als dan veelligt zouden „ worden geinquietteerd, derzelver tran „ quiliteit verminderd, en eene ftooring it „ de publieke rust veroorzaakt, daar zj „ thans eene behoorelyke gerustheid vooi „ hun Perfoonen en Goederen, door d« „ ge (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5»7P« LX. BOEKj 1787. 1788Vreugdebedryven op 's Prin Ten Jaardag te Ambem. Nymegcn en Zut phen verboden.  1.x. BOEK. I787. 1788. Hoe te Nymegen gevierd. I < ] | Hoe het Vorstlyk { Gezin te , Zutpben * ontvan- '1 gen j werd. , ï t c I d 1 222 VADERLANDSCHE ,, genomene maatregelen en toezigt def „ Juftitie mogten genieten, gelykerwys „ ook hun Wel Ed. Groot Agtb. in de „ onvermydelyke noodzaaklykheid gebragt „ zouden kunnen worden, tot nieuwe „ Strafoefening, tot handhaaving van de„ zelve (*)" In Nymegen bepaalde zieh de Feestviering tot een pragtig Middagmaal, aangerigt door de Leden eener te dier Stede nieuwlings aangelegde Sociëteit, uit Krygslieden en Burgers beftaande, onder de Zinfpreuk, dat buigt breekt zelden, :>p welken maahyd veele Regeeringsleden ïenoodigd en aanweezig waren. De Muiyk vermeerderde de vreugd, en de Rector Ier Latynfck Schoole E. J. B. Schonk ;oerde op dien maahyd de Romeinfche -ier, de Gasten onthaalende op een LaynscA Dichtftuk (f). Vergoeding voor dit uitftel van Vreugdetoon ontvingen die Steden, wanneer, in lerfstmaand, de Stadhouder met zyn Gein dit Gewest een bezoek gaf. Naa dat lieren zich in het ontvangen deezes hooien Gezelfchaps verlustigd, en allen beoon van vreugde gegeeven hadt; naa dat e Erfprins van daar, met den Collonel tamfort, den jongen Graaf van Byandt, en den Hoogleeraar Tollius, e reis na Berlyn aangenomen hadt, kwam et Vorstlyk Gezin, door veertig Boeren te O N Nederl. Jaarb. 1788. bl. 175. CD N. Nederl. Jaarb, 1788. bl. 308*  HISTORIE. 223 te paard, met ontbloote Sabels voorzien, begeleid , onder het gedonder van drie en zestig kanonfchooten, te Zutphen, en werd door de Regeering buiten de poort ontvangen. Door eene Eerepoort van de oude Sociëteit opgerigt, waar onder twee reyen Muzykanten geplaatst ftonden, en langs het eerebetoonende Krygsvolk gereeden, fteeg het Reisgezelfchap af ten huize van den Heer van Heekeren tot Roderlo, waar een ontbyt vervaardigd! ftondt. Naa voor dit Huis de te dier Stede gelegerde Krygsbezetting befchouwd te hebben, ontving zyne Hoogheid en Gemalinne de Begroetingen van de Magiftraat dier Stad, van de Regenten der Kleine Steden, van het Collegie der Gemeenslieden, van de Nederdmtfche, Franfche en Lutkrfche Kerkenraaden. Op het Stadhuis was een kostbaar middagmaal vervaardigd, vervrolykt door beurtwisfelend Veld- en Kamer-muzyk. 's Avonds hadt 'er eene Verlichting plaats, in welke de een den ander in fraayheid zogt te overtreffen. Die van 's Stadswegen aan de openbaare Gebouwen, ftaaken boven allen uit. Dan niets trof meer dan het gezigt der Plantadie binnen de Stad, of zogenaamde Boompjes- wal, waar de Wandelaanen, welke door het plaatzen van eene menigte verlichte kraamen, een Kermis verbeeldden, fraay verlicht waren, terwyl in het midden van de Wandelplaats een kunftig verlichte cirkel gemaakt was, dienende tot een Vauxhal, waar LX. 8 o EK» 1787. 1788.  224 VADERLANDSCHE LX. boek. I787. 1/88. waar heen zich het Vorstlyk Gezelfchap naa door de voornaamfte ftraaten in een open rydtuig gezeten de verlichtingen be- zigtigd te hebben, begaf. Up de ver- fchyning van 't zelve werd een Veldmuzyk, in 't midden van dien cirkel geplaatst, gehoord; terwyl van verfcheide hoeken, in eene geregelde orde, ruim honderd in 't wit gemaskerde Perfoonen verfcheenen, in de regterhand een Palmtak en in de linkerhand een Ring draagende, tot zinnebeelden van Vrede en Eendragt, by drie herhaalingen een boerfchen dans dansten. Een vreugd beflooten met een geroep van Hoezee! Vivat Oranje! Ten huize van de Heer van Hüeckeren tot Zuideras, zo van binnen ais van buiten, met zinryke cieraaden opgepronkt, werd daar op het Vorstlyk Gezin, onder een Kamer-muzyk onthaald. Middernagt was het geworden eer het na Dieren vertrok; doch deeze als in een dag herfchaapen, daar de weg, tot de Kanonsdyk toe, met Eereboogen, Flambouwen en Pekkransfen verlicht was: honderd en vyftig Fakkels op de laan van den Gelderfchen tooren leeverden een fraay vertoon op. Alles liep zonder ftoorenis af, of men moest daar toe betrekken, dat een Boer goedvondt om, op eene plaats, waar de andere aanweezenden, de gezondheid der Vorstlyke Perfoonen dronken, een glas in de hand te neemen, en Capellen boven! te drinken. Door de duisterheid des  HISTORIE. 925 des nagts begunftigd, onttrok hy zich de handen der gebelgde menigte, fchoon hy , zo vermeld wordt; doch zonder byvoeging wat hem wedervoer, niet geheel vrykwam. Te midden van die zelfde maand vonden eene menigte der Inwoonderen van Arnhem gelegenheid om aan de zo lang bedwongene vreugde den toom te geeven, daar het Stadhouderlyk .Gezelfcbap, die Stad bezogt, ten Huize van Jonkheer van Haersolte tot Oyen, Landdrost van de Velum, aftradt, het ontbyt nam, en welkomstgroeten van de Provinciaalé, Stads - collegien en Kerkenraad ontving. De Buitenplaats de Hartjes-berg genaamd, aan den Heer Belaart van Wieldrecht toebehoorende, werd ter uitfpanning bezogt vóór den prachtigen maaltyd in een der vertrekken van het Stadhuis gereed gemaakt, 's Avonds was de Stad verlicht, en fchonken de Stads gebouwen inzonderheid een prachtig gezigt. Op evengemelde Buitenplaats werd een fraay Vuurwerk afgeftooken, 't welk van dié hoogte eene fraaye vertooning maakte, onder andere zag men een brandenden Berg verbeeld. Nymegen genoot het zelfde bezoek, en gaf een onthaal van Stads wege. Men zogt de twee gemelde Steden hier in, als mede in pragt van Verlichtinge te evenaaren, zo niet te overtreffen (*). Eer (*) Breeder befchryving van dit alles is voorhanden in de N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1282—1284. XXI. Deel. P LX. SOEK. I787. I788. Hoe te Arnhem onthaald. Alsmede te Nyme; gen.  226 VADERLANDSCHE LX. BOEK. i?87. 1788. Komst des Konings van Pruisfen hier te Lande. Te Weezel door eene Bezendinguit hun H. Mog. verwelkomd. Eer wy dit Boek befluiten moeten wy nog verfiag geeven van een Koninglyk Bezoek aan deeze Gewesten, waar van de Lustplaats het Loo, door Staaten van Gelderland voorheen met eene Krygsbezetting beveiligd tegen de bedreigingen, die de Patriotten gedaan hadden, of althans op hunne rekening gefteld werden (*), ten tooneele ftrekte. Reeds vroeg in het Voorjaar maakte men ten dien Lusthuize groote toebereidzelen om den Koning van Pruisfen met den Kroonprins, wiens komst men in den Zomer wagtte, te ontvangen. Begeerte om zo naby mogelyk ooggetuigen te weezen van alles wat te dier zonderlinge gelegenheid voorviel, deedt groote fommen gelds aan huur betaalen voor eenig verblyf daar omftreeks. Aan hoogstftaatlyke verwelkoming van een Vorst, die, door 't geen hy gedaan hadt tot het daarftellen der Omwentelinge, en het geflooten Verbond met dit Gemeenebest, tot bevestiging van dezelve, mogt het niet ontbreeken. Men wagtte diens komst op 't Grondgebied van den Staat niet af; maar benoemde by de Algemeene Staaten een Gezantfchap , om dien Vorst in de nabuurfchap van Weezei te begroeten, 't Zelve beftondt uit de Bsron Torck, Heer van Roozendaal, wegens Gelderland, de Raadpenlionaris van de Spiegel, wegens Holland, de Heer Pesters, wegens Utrecht, en de Baron VAN (*) Zie onze Vaderl. Eist. XVIII. D. bl. 141.  HISTORIE. 22? van Aylva , wegens Friesland ter Vergaderinge van hun Hoog Mogenden zitting hebbende. Weezei, vol eerepoorten en vreugdebedryven op de komst van den Koning, ontving dit Gezantfchap, en werd het den negenden van Zomermaand by den daar ontvangen Vorst ten gehoor toegelaaten. Eerstgemelde Lid dier Bezendinge, de Baron van Torcic, voerde het woord en fprak den Koning met deeze woorden aan. „ Sire! De Hoog Mogende Heeren Siaa„ ten der Vereenigde Nederlanden, die, ten „ allen tyde, zich beyverd hebben aan de roemrugtige Voorzaten van Uwe Ko„ ninglyke Majefteit hunne hoogagting te ,, betuigen, hebben ons gelast, uwe Ma„ jefteit, by derzelver aankomst aan de „ grenzen der Republiek, van hun eerbie„ dig Attachement te komen verzekeren. „ De Credentiaalen, met welke hun Hoog Mog. ons hebben gelieven te voorzien, „ en die wy de eer hebben aan uwe Ma„ jefteit te prefenteeren, doen ons ten leevendigften gevoelen, het luisterryke „ voor ons van de keuze van hun Hoog „ Mogenden op onze Perfoonen geval„ len, om uwe Majefteit van de gevoe„ lens onzer Meesters te mogen komen „ verzekeren. „ Nimmer, Sire! hebben hun Hoog „ Mog. billyker en fterker redenen ge,, had om zich van deezen pligt te kwy„ ten, dan in de tegenwoordige tydsom, „ ftandigheden. Pa „ De LX. boek» Ï787. 1788. Aanfpraalcdes Barons VAN Touck.  a23 VADERLANDSCHE LX. B OEK. I787. I788. „ De Eer van in onze Republiek te ,, bezitten eene Prinfes, welker talenten, „ deugden, ftand vastigheid en grootheid ,, van ziel, de kenmerken draagen van het „ Bloed van uwe Koninglyke Majefteit. — „ De Hulp, die het uwe Koninglyke Ma„ jefteit behaagd heeft, zo glorieryk toe „ te brengen aan de verdrukte zaak van „ het Huis van Oranje, die teffens die „ van de Republiek was, en van derzel„ ver byna geheel omver geworpen Con- „ ftitutie. Het Voordeel van eene Al- „ liantie die hun Hoog Mog. met uwe „ Koninglyke Majefteit het geluk gehad „ hebben aan te gaan, en door welk het „ dezelve behaagd heeft te hernieuwen „ de oude Verbintenisfen, welke uwe Ko„ ninglyke Majefteits Doorlugtige Prede„ cesfeuren met deezen Staat gemaakt „ hebben. „ Dit alles, Sire! leevert zo veel be„ weegredenen op, welke de gevoelens „ van hun Hoog Mogenden, en derzel- ver opregte wenfchen verleevendigen „ voor den bloei van uw Ryk, en der,, zeiver wenfchen voor eene Regeering, onder zodanige glorieryke beginzelen „ eenen aanvang genomen hebbende, en „ bekroond door de gelukkigfte gevol„ gen — gevolgen waardig aan den Naa- volger en Mededinger van een groot „ Monarch, die Europa beeven deedt, en „ wiens verheeven geest, roemrugtige hel,, dendaaden, wysheid en weldaadigheid „ het voorbeeld gegeeven hebben aan de „ vol-  HISTORIE' as? „, volgende Eeuwen, gelyk dezelve uit„ fteekende hoedanigheden de verwonde„ ring en eerbiediging van de Onze mededraagen. „ Mogt het de Godlyke Voorzienigheid „ behaagen hoe langer hoe meerder die „ banden vast te knoopen, die beide Na„ tien verbinden; dat dezelve waakzaam „ zy voor de behoudenis van uwe Ko„ ninglyke Majefteits dierbaar Leeven, en de langduurigheid van haare Regeering bekroone met het welvaaren van een gelukkig en dankbaar Volk. „ Deeze zyn de wenfchen Sire! die „ hun Hoog Mog. voor uwe Majefteit „ uitftorten, en waar by wy de eer heb„ ben de onze. te voegen; deeze zyn de „ opregte verzekeringen van Hoogagting „ en Eerbied, welke wy, in hunnen naam, ,, uwe Majefteit fmeeken wel te willen 9, ontvangen. „ Het zy ons geoorloofd, Sire! naa „ ons van deezen aangenaamen pligt, uit „ naam van onze hooge Committenten „ gekweeten te hebben, in ons particu„ lier de verzekering van onzen diepen eerbied aan derzelver voeten neder te „ leggen." Kort was 's Konings Antwoord op eene zo vleijende aanfpraak, het liep op deezen zin. „ Ik bedank de Staaten Generaal „ voor hunne oplettenheid Mywaards. Ik „ ben verheugd, dat het geval, waar in ik my gevonden heb om de Eer van v myn Bloed te h^ndhaaven, tellens jets P 3 » toe- LX. BOEK. 1787. I788. 's KoningsAntwourcL  230 VADERLANDSCHE lx. soek. I787. Ï788. Te Kleef door het StadhouderlykGe:in opgewagt. Komst en out moering aldaar. „ toegedraagen heeft om de Rust van de „ Republiek te herftelien. Ik zal alle „ gelegenheden waarneemen om de Hee< „ ren Staaten Generaal het deel en in„ trest, dat ik in het geluk der Repu„ bliek en het maintien van derzelver ,, Conftitutie Helle, te betoonen. Ik wensch, dat dezelve, van tyd tot tyd, „ meerder mag bevestigd worden. ■ „ En in het byzonder is het my aange,, naam kennis met u, myne Heeren! ge„ maakt te hebben, die ten allen tyde zo „ veel yvers voor de goede zaak betoond, „ en te dier gelegenheid veel onbillyke „ wederwaardigheden geleden hebt. De Stadhouder met diens Gezin, reisden den Vorst, ter verwelkoming, te gemoete, en namen tot opwagtinge'den intrek op het Landgoed der Baronnesfe van Spaan, buiten Kleef, waar alles toebereid en wonder vrel gelchikt was tot de ontmoeting dier hooge Perfoonadien, en derzelver onthaal, als mede om het oog der aanfchouweren dier gebeurtenisfe voldoening te geeven (*}. Op den bepaalden dag der komfte was alles vroeg in de weere om niet voorgekomen of verrast te worden door de komst des Konings, gewoon den weg met allen mo- (*;. Deeze gelegenheid, als mede wat 'er by die ommoeting voorviel, wordt fchoon en geestig befchreeven door T. Cogan in een Werk, getyteld De Rhyn of Reis van Utrecht na Frankfort. Uit het Etgelscb vertaald en uitgegee/en by A. Loosjes Pz. 1795- Eerfte Stuk bl. 84-90.  HISTORIE. 2-31 mogelyken fpoed af te leggen. Met ongeduld werd 's Vorften komst verbeid. Op de aannadering der koetze tradt haare Koninglyke Hoogheid uit, en dezelve, met verhaaste fchreeden, te gemoete. De Koning flapte, zo ras hy zyne Zuster zag, ter koetze uit. De ontmoeting was teder. De Prinfesfe, eenigzins bukkende om de hand zyner Majefteit te kusfen, werd daar in wederhouden, doordien de Koning haare hand vatte, haar omhelsde en kuschte, onder wederzydsch betoon van aandoening en vreugde. Zyne Hoogheid en de Prinfesfe Louisa werden mede omhelsd; de beide Prinfen met eene handgeeving begroet. De Koning ging voorts tusfchen de Prinfesfe en de Baronnesfe van Spaan na een cierlyk Paveljoen, met natuurlyke'en kunftige bloemen vercierd, voor deeze gelegenheid opgerigt, waar in een openbaar ontbyt gegeeven werd aan de twee Hoven en derzelver gevolg. Onder dit ontbyt kwam de Erfprins van Pruisjen aan, die door de beide jonge Prinfen van Oranje ontvangen, en by het overige gezelfchap ingeleid werd. Eene wandeling in de laanen dier Lust' plaatze gaf nog nadere gelegenheid om den Koning te zien. „ Zyn Perfoon was,' naar de befchryving van den ooggetuigen Cogan, in de boven aangehaalde Reize. „ van eene voordeelige grootte voor de „ aanfchouweren. Hy is lang en ede] „ van geftalte. Het tydftip was zeer gun P4 „Bi LX. boek. I787. I788.  LX. BOEK. I787. I788. 232 VADERLANDSCHE „ ftig voor zyn gelaad. De glimlach op ., zyn aangezigt fproot baarblyklyk uit „ inwendig genoegen en blydfchap, en ,, was geene van die gemaakte glimlachen, „ met welke groote Perfoonaadien ge„ meenlyk het Hoezee van het Gemeen „ beantwoorden." In de Stad Kleef woelde en weemelde alles ondereen, van den Hoveling tot den geringfteh Burger op het beste uitgedoscht. Alle Krygslieden en Burgers waren onder de wapenen. De Koning, diens Zoon, en het Prinslyk Gezin, vervoegden zich Stadwaards, en hielden 'er het Middagmaal op 't Prinfen-hof: naa de begroetingen en aanfpraaken ontvangen en gehoord te hebben. „ De dag werd,1' op dat wy hier de woorden des meergemelden Reizigers bezigen , .»„ beilooten „ met Bals en Concerten onder de Groo„ ten, Eereboogen en lllurriinatien onder „ den Miidelftand , en Hoezeeën onder „ de Geringen, die menigvuldige bekers „ op de Koninglyke Gezondheden dron„ ken tot zy zich zeiven zo gelukkig als „ Koningen maakten." 'Er liep een gerugt dat de Koning, met zynen Hofftoet, tegen den avond, de Diergaarde zou bezoeken. Dit deedt eene groote menigte van allerlei rang in dien oord by een komen. Dan gedeeltlyk werden zy te leur gefteld; naardien de Kroonprins met zyn gevolg alleen te vooifchyn tradt. De Koning gaf, wanneer de Stadhouderlyke Perfoonadien, terftond naa den  HISTORIE. 233 den maaltyd, na 't Loo vertrokken waren, gehoor aan de Landftenden, en hieldt zich vervolgens op in het gezelfchap by Mevrouw van Spaan. „ Verbeeldu,"dus befchryft Cogan het tooneel in de Diergaarde, „ een groot getal „ van de fatfoenlykfte lieden van beiden de „ Sexen, uit de Stad Kleef en de omlig„ gende Steden, die aldaar toegelaaten en „ ter wederzyden op de fchuinte van den berg vergaderd waren, van den kruin tot den voet, terwyl het gemeene Volk „ op eenen afftand geplaatst was, en, „ als het ware, eenen achtergrond vorm„ de, in zulk eene ichikking dat duizen„ den elkander niet in den weg waren. — „ De Prins en zyne Edellieden, langs „ het pad treedende, dat na het Amphij, theater loopt, bleeven liaan aan de 3, middeldeur van den achthoekigen Koe„ pel, om de uitgeftrekte ftreek lands en de romaneske tooneelen, die zich voor „ hun oog vertoonden, te befchouwen. 3, Alle de watervallen en waterfprongen „ fpooten hunne zuiverfte {traalen. De „ Muzyk fpeelde de beste Marfchen, en „ het Volk deedt de bergen wedergal,, men van Vhe le Roti Vhe le Prince de „ Prusfe! — Hy is een lang welgemaakt ,, Jongeling. Hy ftondt in eene cierlyke „ ongedwongen houding eenige minuuten ,, leunende tegen de posten van den Koers pel. Zyn gevolg ftondt te wederzyde met eene foort van ongedwonge kunst gefchaard. De menigten hingen acn de P 5 »> om- LX. boek. 1787. 17'óB,  234 VADERLANDSCHE LX. BOEK. I787. 1788. Aankomst op 't Loo, Begroeting dooi Staaten van Gelderland, „ omliggende bergen, in groepen van ver„ fchillende grootte. — Het tooneel was „ waarlyk fchilderagtig, een wel overdagt ,, plan van tooneelvertooning waardig." Staatlyk werd de ' Koning en Kroonprins, den elfden van Zomermaand, op het Loo ontvangen. Met het Stadhouderlyk Hof het middagmaal genomen hebbende, vertoonde de Koning zich aan de menigte van Aanfchouwers, die de lugt deeden weergalmen van Oranje boven! Lang leen de Koning! Staaten van Gelderland verwelkomden den Koning op hun Grondgebied, by monde des Graaven van Randwyk die zich, op den toon van dien tyd, in deezer voege liet hooren. „ Sire! De Staaten van Gelderland,on„ ze Souverain, hebben ons benoemd, 5, om de Eer te hebben aan uwe Maje,9 fteit te komen betuigen hoe gevoelig „ zy zyn aan het. geluk van dezelve op „ hun Grondgebied te mogen zien; niets „ zal hun aangenaamer zyn dan iets te „ mogen toebrengen tot het genoegen van „ uwe Majefteit, geduurende derzelver „ verblyf alhier. „ Het zy ons vergund, Sire! van dee„ ze heuchlyke oraftandigheid gebruik te „ maaken om uwe Majefteit te verzeke„ ren, hoe zeer wy ons geluk wenfchen „ met de Alliantie, onlangs tusfchen U „ en de Republiek geflooten; eene Al,, liantie die zekerlyk alles toebrengen „ moet voor het welzyn en geluk der „ beide vereenigde Mogenheden. De „ naau-  HISTORIE. 235 ,, naauwe Verbintenisfen tusfchen deeze ,, twee Mogenheden gefiooten, en de ge„ lukkige Harmonie, die altoos tusfchen „ dezelve plaats gehad heeft, {trekken ons tot zekere onderpanden van derzelver onfchendbaare duurzaamheid. ,, Onze Pvepubliek,Sire! heeft dücwyls, in de critiekfie omftandigheden, onder„ vonden , hoe zeer de hulp en appui „ van het Vorstlyk Huis van Branden„ burg voor haar nuttig en noodzaakiyk „ is geweest, en het is vooral in die laatfte tyden, dot wy daar van de heil„ zaamfte ondervinding hebben mogen eï„ langen. Eene verfoeilyke Kabaale, voor wel„ ke niets geheiligd was, hadt het doem„ waardig oogmerk de vastgeftelde Con„ ftirutie omver te werpen, en het Huis „ van Oranje, waaraan de Republiek haar „ aanweezen en grootheid verfchuldigd „ is, van haare wettige Regten en Privi- „ legien te verfteeken. De Staaten „ deezer Provincie, altoos getrouw aan „ hunne E?den, hebben, by aanhoudendheid, hunnen yver voor de bewaaring „ van de Regten en Prerogativen van ,, dit Doorlugtig Huis gemanifesteerd: „ maar, ondanks, alle hunne poogingen. „ zouden zy waarfchynlyk hebben moe „ ten bezwyken, zo uwe Majefteit, met „ reden gebelgd over den hoon aan hoogst„ derzei vér Vrouwe Zuster, eene Prin„ fes, niet minder door haare uitmunten „ de Deugden, die boven allen lof ver „ hee- LX. boek. 1787. 1788.  336" VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. Ï788. 5 > s 5 s i 5 5: 5: 5; s: SS 5J 5» 59 '? „ heeven zyn, dan door haare hooge Ge„ boorte verheeven, zo, zegge ik, uwe „ Majefteit niet eene zo billyke als ecla„ tante Satisfactie gevorderd hadde, van „ de onderneeming tegen haare geheiligde ,, Perfoon gedaan. „ De hardnekkige weigering om deezen „ hoon te herftellen, deedt U befluiten, „ Sire! om herwaards te zenden Oorlogs„ benden , gewoon te overwinnen , ge„ commandeerd door eenen Held, wiens „ Naam alleen de plaats van de roemryk„ fte Loffpraak vervangt, ten einde op „ die wyze eene Voldoeninge te erlan- , gen, die men weigerde te geeven. , Dit was, Sire! het tydftip onzer Vert losfïnge. Ja, groote Koning! het zal ons , altoos een groot genoegen zyn te erken, nen, dat het aan uwe Majefteit alleen , is, dat wy het behoud van de Confti, tutie verfchuldigd zyn en eene Regee, ringsvorm, die thans op de alleron, wrikbaarfte grondzuilen gevestigd, en , door de vermogendfte Bondgenooten , geallieerd is. „ Wy durven uwe Majefteit verzoeken , dat dezelve, uit hoofde van de nabuurlyke Vriendfchap en Verbintenisfen, tusfchen beide Staaten plaats hebbende, altoos diezelfde gevoelens van Vriendfchap en Welmeenenheid voor de Republiek in 't algemeen, en voor onze Provincie in 't byzonder, gelieve te continueeren. Wy zullen ons bevlytigen om die te verdienen, en nioa- „ mer  HISTORIE. 03? ^, mer ophouden, om.de vuurigfte wen„ fchen uit te ftorten, voor het welzyn 1 „ van uwe Majefteit, en den bloei van „ een Ryk, welker eerfte beginzelen voor „ uwe Majefteit zo glorieryk, en voor „ de Republiek zo heuchlyk zyn ge„ weest (*)/' 's Konings Antwoord op deeze Aanfpraake, vinden wy niet vermeld. Geen twyfel of het was, in de hoofdzaak eenftemmig met het geen die Vorst te Wezel den Afgevaardigden van hun Hoog Mogenden toevoegde (f). 'Er valt geen twyfel aan, of het Vorst-1 lyk Loo verfchafte den welkomen Koning 1 allen mogelyk aan te brengen genoegen, gepaard met eer- en vreugdbetooningen, die nooit by zulke gelegenheden ontbreeken, en' welker byzonder vermelden, buiten ons vak ligt, in zo verre 'er niets by uitftek merkwaardigs of zeldzaams in voorkomt. Als iets van laatstgemelden aart flippen wy met een enkel woord aan, dat eenigen der Amjlerdamjche Scheepstimmerlieden , van welker vreugdebetoon over de Omwentelinge, wy zo menigmaal gewaagd hebben, zich na het Loo vervoegd had- (*) Wy zullen op deeze Aanfpraak geene Aanmerkingen'maaken. De geheele Gefchiedenis van het inrukken des Pruisjifcben Krygsvolks hier te Lande, breedfpraakig in voorige Deelen onzer Vaderlandfche Historie ontvouwd, zo in 'c algemeen, als in byzondere Gewesten, Steden en Plaatzen, verzoeken wy alleen daar mede te vergelyken. Cf) Zie hier boven bl. 229. LX. O EK, 1787. I788. loe daar ;etoefd. /  LX. e o EK, 17X7. 1738. Staars- verrig'dogesalciaar. *sKoriings\ ertrek. 238 VADERLANDSCHE hadden, om aldaar hun bekende Deun voor de Vorstlyke Perfbonadien op te zingen. Het Loo was, ten deezen dage, de verzamelplaats van allen, die in de koesteringe der Hofzonne wellust fmaakten. en, met den tegenwoordigen ftand der zaaken in hun fchik , den Hoofdbewerker daar van hunne hulde wilden bewyzen. Dit deeden de Afgevaardigden uit de nabuunge Steden, dit inzonderheid een aantal Generaals en andere Officieren van rang, die eene heufche gehoorverleening by zyne Majefteit genooten. Onder al dit Eerbetoon en Vreugdebedry liet de Staatkunde haar taak niet ftiile ftaan. De Perfoonaadien, hier in de hoofdrollen fpeelende, vonden zich thans by een. Veelvullig en druk waren de Gefprekken tusfchen den Koning, den Prins en Prinfesfe van Oranje; de onderhandelingen van den Gezant des Engelfchen Hofs, Ridder Harris , den Pruisfifchen Envoyé van Albensleben en den Raad- penfionaris van de Spiegel. Het by voorraad gemaakte Verueedigingsverbond tusfchen de Koningen van GrootBrittanje en Pruisfen werd , ten deezen tyde, door de daar toe Gevolmagtigden, Harris en van Albensleben getekend. De avond van den derden dag des verblyfs van den Koning op het Loo was tot zyn vertrek bepaald. By den avondmaal:yd nam hy affcheid van den Stadhouder, ;n het Vorstlyk Gezin. Een halfuurig tr-eiblyf in 't vertrek van haare* Koninglyke  HISTORIE. 239 lyke Hoogheid, fcheen hy befiemd te hebben om het laatfte te weezen, 't welk hy in haar byzyn doorbragt, om zich voorts te verwyderen, en aan de gemoedsbeweegingen eens naderen affcheids te onttrekken : dan hier in werd hy door den Stadhouder voorgekomen, en nam onder veel betoons van wederzydfche aandoening, in de groote Zaal, voor de tweedemaal, affcheid van zyne Zuster, haare Zoonen en Dogter. Omtrent middernagt ontrukte hy zich aan de affcheidsomhelzingen, en flapte in het rydtuig, alleen vergezeld door den Heer Geusan zynen Adjudant. De koets werd door eenige Gardes du Corps begeleid. De Kroonprins van Pruisjën bleef op' 't Loo, voorneemens om, te deezer gelegenheid, Amflerdam te gaan bezigtigen, waar wy hem reeds aantroffen (*_). De Begroeting te Weezei van wegen hun Hoog Mogenden, werd, naa de wederkomst van zyne Majefteit te Berlyn, met deezen Brief beantwoord, die ten Hot ftrekt van dit Koninglyk bezoek en tevens van dit Boek, „ Hoog Mogende Hee5, ren! byzondere lieve Vrienden en Na„ buuren! De Heeren Gedeputeerden, „ welke Uw Hoog Mog. aan my na Wee„ zei hebben afgevaardigd, om my van 5, derzelver vriendfchaplyke gevoelens te „ verzekeren, hebben zich van dien last, „ tot myne grootfte tevredenheid, ge5, kweeten. Ik Zie hier boven bl. 46, LX. 10el *- 1787. 1788. Brief des Konings aan hun H.Mog.  C40 VADERLANDS CHE HISTORIE, LX Boek, I7«7. 1788. VA- „ Ik erken de attentie my daar dooï „ beweezen met de verpligtendfte dank„ baarheid, en even gelyk ik aan de Hee„ ren Gedeputeerden, by hun vertrek, „ myne vriendfchaplyke gevoelens voor ,, uw Hoog Mog. en derzelver Republiek „ reeds heb te kennen gegeeven, zo ftrekt „ het my thans nog tot een vergenoe„ gen, Uw Hoog Mog. zeiven te verze„ kéren, dat ik, als een getrouw Bond„ genoot, aan U Hoog Mog. en de ge„ heele Republiek, by ieder gelegenheid, „ kragtdaadige blyken zal geeven, en al„ les zal toebrengen om de naauwe Ver„ ftandhouding, en goede Nabuurfchap, „ tusfchen de beide Staaten ftandgrypen„ de, niet alleen te onderhouden; maar „ ook altoos meer en meer te bevestigen, „ en in 't algemeen te betuigen, dat ik „ met waare Vriendfchap en toegenegen„ heid ben uwer Hoog Mog. Goedwillige „ Vriend en Nabuur Fr. Wilhelm.' (*)." (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 926—039.  VADERLANDSCHE HISTORIE. EEN EN ZESTIGSTE BOEK. INHOUD. Sloffe van dit Boek, Overysfel en Drenthe. Algemeen voorftel der Overysfelfche Ridderfchap omtrent het jongst voorheen gebeurde. Herroeping van eenige voorige bejluiten en fchikkingen. Amptsverwisfelingen daar uit ontflaande. Het Krygsvolk weder betaald. Wat men omtrent de Tekenaars der Acte van Verbintenis beraamt. Eenige Ridders aangefchreeven om den ouden Eed des Jaars mdccl af te leggen. Drie deezer Ridderen gehaorzaamen. Anderen daar toe opgeroepen. Hun wederfchryven. Verdere weigering ook van anderen. Palland aangefchreeven. Diens antwoord. Verfiag op de Verklaaring dier Ridderen uïtgebragt. Vonnis over hun uitgefprooken. Be • denking hier over. Voorflag om die Ridders eer: .oo)fel door hun in vroeger en tyde gedaan, te doen intrekken. De Stad Kampen huiverig om den nieuwen Eed in te voeren. Die Stad treedt toe. Welke verandeXXÏ. Deel. Q rm- LXI. boek.  242 VADERLANDSCHE LXI. boek. ringen ,er in het Provinciaal Reglement worden ingevoerd. Aanmerking daar over. Afgevorderde Eed. 's Prinfen Wapens op de Busfen der Boodens her field. Uitdruklyk bevel tot het draagen van Oranjetekenen. Voorzorgen tegen rustverfioorenisfen. Opheffing der Gewapende Genootfchappen. Befluit tot de regterlyke vervolging der Ondertekenaaren van een Adres. Vergeeffche opfpooring der oorfpronglyke flukken. Eenigen regterlyk vervolgd door den Fiscaal Klopman. Verzoek diens Fiscaals, en het Antwoord daar op. Onderfcheiden gevolg deezer zaake. De gewapend uitgetoogene na Hattem ver geefsch vervolgd. Aanzoek by zyne Hoogheid om in Deventer eenigen te vereeren en te begunfligen. Antwoord van zyne Hoogheid. Aanmerking hier over. Heeren door den Stadhouder benoemd om de zaaken in Deventer af te doen. Hunne handelwyze. Wydflrekkende magt. Hoe men zich omtrent A. Persoon gedroeg. Jan Rosyn bevoorregt. Belooningen aan den Capitein Commandant Schutter toegedagt. Men wil den Kerkleeraar Schriever bovenal begunfligd hebben. Veelal overeenkomJlige handel met de verzoeken. Afzetting van Hoogleeraars en Kerkleer aar en. Wat der Doopsgezinde Leeraar J. Kuiper wedervoer. De Kerkenraad veranderd. Pooging om de Roomsch- en Doopsgezinden van het Burgerregt te verfteeken, in hoe verre gelukt. Poogingen der Gilden niet altoos geflaagd. Woede, waar mede men de Patriotten aldaar vervolgt. Afkondiging eener Amnestie. Eene Schildery Willem den III. verbeeldende, ver;  HISTORIE. 243 vernield, en een andere in ftede vereerd. Het gebeurde te Zwolle. De Zwolfche Burgers befchuldigd van fchennis aan de Oranjetekens, en mishandeling der Krygslieden. Schryven der Officieren deswegen aan den Commandant. Nadere bepaaling in het draagen van Oranje en voorzorg tegen Zamenrottingen. Zilveren Keeshondjes verboden. De luwooning voor Pattriotten van elders bezwaarlyk in Zwolle gemaakt. Het gevoelen van den Leeraar Chevallier over dien Eed. Verfiag daar op uitgebragt. Chevallier afgezet. Vergeeffche pooging des Kerkenraads om hem te behouden. Blyk van verregaande haat tegen de Patriotten te dier Stede. Een ftuk de Magiftraatsbefielling te Kampen betreffende, door den Prins tot de Omwenteling onbeantwoord gebleeven. Hoe door hem beantwoord. Zwaarigheden door de Gezwoorene Gemeente gemaakt. Kampen een Wykplaats der Patrimen. Drenthe treedt gereed toe tot de Guarantie van het Stadhouderfckap 1 doch dringt tevens aan op het herftel der Bondgenootfchaplyke Regten. Vrugtloosheid hier van. De Commisfie tot onderzoek daar aangefteld. Derzelver gedrag. Uitgemonfterde Perfoonen. C, de Vus van SteenWYhS lot in 't byzonder. Als mede dat van j. C. van Rossen, en D. van der Wyk op de Klenke. Algemeene maatregelen. Vonnis over D. van der Wyk op de Klenke. Vrugtlooze tegenkantingen der Veroordeelden. Wat de Vos van Steenwyk te ver geefsch beftaat. Lot van verfcheide Kerkleeraars in Drenthe. Amnestie en Eedq a yor- Lxr. soek.  244 VADERLANDSCHE LXI. BOEK 1787. 1788. Stoffe van dit Boek. Overysfel cn Dren* tbe. vordering. Gefchil tusfchen de Staatsleden van Drenthe. Daar aanhoudende woelingen. Middelen 'er tegen aangewend. Veelvuldigheid der zich niet fchikkenden. Verbeteringen in het Landfchap. Wegens Overysfel, zo lange het tegenbeeld van Gelderland, hebben wy, de Inrukking der Pruisfen vermeldende, reeds veel , in 't algemeen, gezegd, en de hoofdtrekken der daar onmiddelyk voorgevallene veranderingen, zo ten aanziene van dat Landfchap, in 't algemeen, als van de byzondere Steden en Plaaczen, opgegeeven (*). Jongst fielden wy te boek den zoen getroffen rusicben dit Gewest, en het nabuurig Gelderland (f). — War wy vermeld hebben van tie Veranderingen in Overysfel, ttn voorfchreeven tyde, moet egter flegts voor een gedoodverfd Tafereel gehouden worden, waar aan hoogzels en diepzels ontbreek en: terwyl 'er boven dien, in dat Gewest, vervólgens veel voorviel, 't w?lk in een onmiddelyk verband ftaat met de reeds befchreevene Omwenteling : of 'er airhans het gevolg van was. Dat wy, derhalven, om die Staats- en Landsfchildery verder op te maaken, en 'er aan toe te voegen, wat, het Jaar dat der Omwentelinge volden - (*) 7?e onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl. 47 enzt (13 Zie onze Vaderl. Hist. hierboven bl. 182 en*.  HISTORIE. 245 gende, voor de aandagt der Gefchiedkunde opleevert, en verder her oog liaan op het nabuurig Landfchap Drenthe, Geduurende den tyd dat de Vryheidszaak in Overysfel zegepraalde, waren 'er veele Staatsbefluiten genomen en doorgezet, welker afichaffing thans plaats greep, en die men voor de oude, daar geheerscht hebbende, verwisfelde. Het Befluit tot Herftelling van zyne Hoogheid, daar weleer door de Staaten ingedaagd en als Capitein Generaal gefchorst (*), was de bron van veele daar op volgende veranderingen , door ons reeds te gemelder plaatze, in onze Vaderlandfche Historie aangeftipt, hier breedfpraakiger, volgens onze belofte, te vermelden (f). Niet vreemd, in de daad, dat eene nu zegepraalende Meerderheid der Ridderfchappe het van de uiterfte noodzaaklykheid keurde, om, by een algemeen Staats- \ befluit, vast te ftellen, dat uit al het voor-, gevallene en verhandelde ter Staatsverga- ] deringe, geduurende de laatst gereezene i en gewoeld hebbende Onlusten, geen ge- ] volg zou kunnen getrokken worden tot 1 nadeel van een der Staatsleden als anderzins , en wel inzonderheid met betrekking tot (*) Zie onze Vadert. Hist. XVIII. D. bl. 12. 28. en 53. (t) Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl. 54.55. Te welker plaatze uien onze algemeene hier ook geldende Aanmerkingen vindt over de Omwenteling in dit Gewest. Q3 LXI. BOEK. 1783. AlgeneenVoorftel Ier Ridlerfchap>mtreut iet ongst oorleen geleurde.  246" VADERLANDSCHE LXI. boek. I787. J7b8. Herroeping eenigervoorige befluiten en fchikï Jagen. tot de ten dien tyde opgemaakte Befluiten* met de Meerderheid, waar toe eene voiftrekte Eenpaarigheid vereischt werd; als mede dat behoorde ingetrokken te worden, de Befluiten, naar welke, geduurende dien tyd, de Buitengewoone Landsdagen, op zulk eene onwettige en ongeregelde wyze, (gdyk zy fpraken,) waren uitgefchreeven geworden Een zo veel bevattende Voorflag, die den byl lag aan den wortel der ingevoerde Veranderingen, deedt de oude niet ontwortelde Hammen van overheerfching, weder uitfpruiten. Men hoorde eene volftrekte herroeping van den last den Afgevaardigden tot hun Hoog Mogenden, in Bloeimaand deezes Jaars gegeeven (f). — Ook werd een Staatsbefluit, in Lentemaand des Jaars mdcclxxxv genomen, by welke de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge was aangefchreeven, om, indien eenige Ampten van aangelegenheid ter befchikking van hun Hoog Mogenden ftaande, mogten voorkomen , daar over niet te helpen befchikken, zonder zulks alvoorens ter kennisfe van Ridderfchap en Steden gebragt te hebben, ingetrokken, en de Afgevaardigden toegelaaten, om, als voorheen, naar de gelegenheid voorkwam, te handelen (§). De (*) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 164. Cf) Zie onze Vaderl. Hist. XVlIL D. bl. Verzam. by de Chalmot I. O. bl. 266. (§) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 134.  HISTORIE. 24? De Commisfien by Ridderfchap en Steden, in den Jaare mdcclxxxvi, overeenkomftig met het Regeerings Reglement , op Actens van zyne Hoogheid gegeeven, werden voor wettig erkend, die intusfchen verleend waren, en naar de nieuwe inrigting dit zegel ontbraaken, voor van geener waarde verklaard: of, om de eigene woorden deezes Staatsbefluits te bezigen, „ men vondt goed, dat alle die „ Leden van Regeering, zo uit de Rid„ derfchap als Steden, welke met behoo„ relyke en wettige Commisfien op Ac„tens van zyne Hoogheid reeds waren „ voorzien, derzelver Commisfien zou„ den hervatten, even als of zy daar in „ niet waren geinterumpeerd geworden, „ zonder daar toe noodig te hebben eenig „ nieuw Creditif of Commisfie, vernieti„ gende Ridderfchap en Steden alle zo„ danige andere Commisfien, welke tegen „ den inhoud van het Reglement, en „ buiten Voorkennis, Electie en Aggrea„ tie van zyne Hoogheid begeeven wa„ ren of waargenomen (*)." De verwisfeling van Perfoonen daar uit ontftaande, gaf gelegenheid tot zeer onaangenaame gefchillen, wegens de Tractementen en Daggelden dier voor een tyd gezeten hebbende, en nu weder in hun oude plaats geftelde Heeren. Men kwam 'er (*) Verz. hy de Ciialmot II. D. bl. 149. waar men met naamen de daar by voorgevallene verwi» deringen vermeld vindt. Q4 lxi. boek; 1787. 1788. Ampts- verwisfelingendaar uit ontftaan» de.  lxi. BOEK 1787. I788. 848 VADERLANDSCHE 'er eindelyk toe, ,, om," gelyk het wordt uitgedrukt, „ eene afkomst te maaken van „ deeze tedieufe zaak, uit eene byzondere ,, confideratie, zonder eenige de minfte verpligting, hoe ook genaamd, aan de ,, Heeren, welke Commisfien tot den acht „ en twintigften September mdcclxxxvii hadden waargenomen en werklyk be„ kleed, zou worden toegelegd zo veel ,, als de Tractementen, en Wagenvrag„ ten, naa aftrek van het Officie -geld, „ zouden bedraagen, tot zo lang zy ge- „ fungeerd hadden. Terwyl tevens ,, de origineele en wederkerftelde Leden, zo ,, verre de Tractementen aanging, niet anders konden worden aangemerkt, dan s, hunne Commisfien te hebben gecon,, tinueerd, en dat aan dezelve behoor„ de te worden toegelegd, de ordinaris „ Tractamenten hunner Commisfien (*)." De Ridder de Vos van Steen wyk tot Nyerwal, in de Commisfie tot revifie der Quotas en het Onderzoek der Generaliteits Kas aangefteld, verzogt, naa de Omwenteling by eenen Brieve, des ontfiag. Gereed werd dit dien Voorftander van de Volkszaak door de Ridderfchap verleend, en die post opgedraagen aan Marius Anthony Carel van Voorst tot den (*) Verzam. hy de Chalmot IX. D. bl. 32. Die deedt een onaangenaam gefchii ontftaan tusfchen van Marle, Burgemeester te Zwolle, en de Burzempesrer di-r Stad Rouse, zie de Verzam. by vs, Chalmot XII, D, bl. ioq—202,  HISTORIE. 249 den Borgel (*). Ten zelfden tyde wend door de Afgevaardigden der Steden Deventer , Kampen en Zwolle, in plaats van den Heer G. D. Jordens, tot de Commisfie van het Deferfkweezen benoemd, en vervolgens door de Staaten aangefteld, de Burgemeester Adraham Hendrik van SüCHTELEN (f). Onverwyld naa de Omwenteling viel het Staatsbefluit om het Krygsvolk, ter betaaling van Overysfel ftaande, voor zo verre die betaaling was geftaakt geweest, door het voorige Beftuur, voortaan weder te betaalen, deeze ophouding in te trekken, de noodige Ordonnantiën ten dien einde te doen flaan, en de bevelvoerende Oflïcieren van dat Krygsvolk des kennis te geeven (§). Op aanfpooring van Holland was men hier yverig in de weere tegen allen, die deel hadden aan de Acte van Verbintenis, in den Jaare mdcclxxvi te Amflerdam door eenige Regenten aangegaan, onder welker eerfte Vastftellers zich eenigen uit Overys fel bevonden (**), op welken onderzoek zou (*) Verz. by de Chalmot Hl. D. bl. 48. 108. 't Was deeze Ridder, die zich naa de Omwente. ling genoodzaakt vondt om, weeens Militair geweld aan zyne Havezaate gepleegd, Overysfel te ruimen, en zich met de zynen na Drenthe te begeeven. Wy hebben dit reeds vermeld in onze Vaderl Hist XV1 i. D. bl. 52. ff) V'-rzam by de Ciialmot als boven. Verzam by de Chalm'T '. D bl. 249. (**J Zie onze Vaderl Hist. XI. D. bl. 303. Q 5 LXI. soek. 1737. 1783. Het Krygsvolk weder betaald. Wat men omtrent de Opftellersen Teltenaars der Acte van Verbntenisfeberaamt.  LXI. boek. i737. I788. Eenige Ridders aan gefchreeven, om den ouden Eed des Janrs 175° af te leggen. Drie dee» zer Ridderen irehoorzaainen. 650 VADERLANDSCHE zou gedaan worden om 'er regtens tegen te handelen, als mede tegen veele Tekenaars. Ieder Lid van de Provinciaale of Stedelyke Regeering, zo wel als derzelver Ministers, moesten thans verklaaren, daar aan geen deel gehad te hebben, of, zo dit hun geval ware, betuigen daar van af te zien, en zich ontflaagen te houden van alle uit dien hoofde ontftaane verpligting (*>. Een voorflag van de Overysfelfche Ridderfchap tot vernietiging van het Staatsbefluit, waar by zommige Leden van de Ridderfchap en Steden zich ontflaagen hielden van den Eed ter toelaatinge tot de Staatsvergadering, in den Jaare mdccl vastgefteld (f), en dat zodanige Leden, welken tot dit ontflag hadden medegewerkt, zich weder op nieuw tot het in agt neemen van dien Eed zouden verbinden, hadt ten gevolge, dat de tien Ridders, die met de drie Hoofdlieden, daar in de hand gehad hadden, in Wynmaand naa de Omwenteling, werden aangefchreeven, om op dat Reglement den Eed weder te moeten doen, alvoorens zy ter Staatsvergadering zouden kunnen toegelaaten worden (§). Drie Ridders A. B. van Echten tot Arendshorst, R. W. Sloet tot Merxveld en J. C. W. U. van Munckshausen tot (*) Verz. by de Chalmot III. D. bl. 50. en 106, li) Zie onze Vaderl. Hist. Xlll. D. bl. 22. £§) Ferz. by de Chalmot II. D. bl. 74.  HISTORIE. 251 lot Oldemole, vleiden zich, de eerfte aanvangiyk meer ingewikkeld, doch naderhand, nevens de anderen, volkomen naar het thar.s bovendryvend Staatsftelzel; de laatstgemelde met uitdruklyke verm?lding van v-rzoek om de Commisfie in de West Indifche Compagnie, als vooren, te mogen waarneemen, en de gelden te ontvangen in die betrekking hem reeds voor eenigen tyd toekomende (*). De andere Ridders, in dit geval betrokken, met naamen J. E. Mulerï tot de Leemkuil R H. de Vos van Steenwyk tot den Hoogenhof, A. C. W. van Haersolte tot den Doorn. J. A. de Vos van Steenwyk tot Nyerwal, R. H. van Ys- SELMUIDEN van ZwOLLINGERKAMP en J. A. Z. van Ysselmuiden tot Paaslo, ontvingen in Lentemaand des Jaars mdcclxxxviii, aanfchry vens, ,, dat die „ Leden van de Ridderfchap, welke zich „ zo wederregtlyk van den Eed van Ad,, misfie ontflaagen en zich niet weder aan gezeiden Eed verbonden hadden , tot ,, de Vergaderingen van de Ridderlchap ,, niet zouden kunnen worden toegelaa„ ten, zo min als inmiddels van de voor- deelen daar aan verknogt eenig genot „ trekken." Gemelde dus van hunne Waardigheid en Inkomften ontzette Ridders fchreeven een zeer nadruklyken Brief aan hunne Me de (*) Verzam. by de Chalmot III. D. bl. ?6. en 78. XIV. D. bl. 246—24S. LXI. BOEK. I787. 1788. Andere daar toe opgeroepen. Hun we- derfchryven.  252 VADERLANDSCHE LXI. BOEK. i737. I788. 5 5 s 5 5 1 * deleden, betuigende dat zy, was dit Befluit niet vergezeld geweest van eenen Brieve des Griffiers Putman, z'ch niet zouden herkend hebben aan de befchryving van de Perfoonen, de Voorwerpen van dit Staatsbefluit uitmaakende. Ongezind om voor de tweede keer een onwettig Reglement te bezweeren, weigerden zy dien Eed af te leggen, en hielden zy de onbevoegdheid der overigen, om hun uit te fluiten, in deezer voege voor 00gen, „ dat het onderling Ontilag van een „ gedeelte van het Reglement, geenzins „ kon geagt worden een Ontilag van den „ Admisfie-Eed te weezen; maar flegts „ van een minder gedeelte daar van; al„ zo zy zich nimmer ontflaagen hadden „ van de Verpligting orn de Souveraini„ teit der Provincie niet op te draagen, , of te gedoogen dat ze opgedraagen ,, wierd, en van de verdere belofte des , Admisfie-Eeds. Dat zy dan nog , dat Ontilag niet gedaan hadden weder, regtlyk; maar met eene wettige, en, , naar hun inzien , daar toe bevoegde , Meerderheid van Staatsleden. ■ Dat , zy hun onder 't oog moesten brengen, , dat daar het eene zekere waarheid , was, quod par in parein non habeat im • , perium X*), zy hun, die met het Lich, haam der Ridderfchappe allen gezamen, lyk deelden in alle de voordeden en op- (*) 't Wil zeggen, Dat gelyèen over gelyken geen rzag hebben.  HISTORIE. £53 „ opkomften der goederen en effecten „ van de Ridderfchap, onbevoegd agte„ den, om hun daar van te ontzetten, „ by wege van eene Politieke Refolutie: „ daar zy 'er een verkreegen Regt op „ hebbende van dezelve niet, dan by ge„ woone Juffitie, konden ontzet wor- „ den. Dat zy hun, eindelyk, ver- „ zogten, dit ftuk in nadere overweeging „ te neemen, en in te denken het gevaar„ lyke, 't welk 'er opgeflooten lag in de „ opdragt der magt aan de Meerderheid, „ om de Minderheid via facti van de voor„ deeien van het Corps te berooven en „ uit het zelve te zetten, daar zulke han„ delingen zelden misten van voorbeelden voor het vervolg op te keveren (*)•" Die zelftle Ridders, nevens den Graave van Rechteren tot Westerveld, Schoon zoon van den Ridder Capellen tot de Pol, lieten zich over dit ftuk nog breedfpraakiger hooren, by eene nadere aanfchryving tot het afleggen van dien Eed; en luidde daar mede, wat de groote zaak betrof, eenpaarig een Gefchrift, door de Heeren de Vos van Steenwyk tot den Oldenhof en Sloet tot Merxveld (f), ingediend. Orbezweeken by zyne gevoelens bleef de Heer A. W. van Palland tot Zui them, die zich buiten 'sLands bevindende, de O Veris, by de Chalmot V. D. bl. 270—283. (f"1 Men vindt de Hukken in de Verzam. by dr CJhamcot VU. D. bl. 1—14. lxi; boek» 1787. I788. Verdere weigering ook van anderen. Pallan» aangefchreeven.  254 VADERLANDSCHE LXI. boek. 1787. 1788. Diens au woord. de eerfte aanfchryving onbeantwoord gelaaten hebbende, opgeroepen werd om z'^ch, binnen den tyd van zes weeken, te verklaaren. Hy deed zulks op eene wyze zyns waardig. Immers by zynen Brieve tot antwoord , uit Parys van twaalfden van Bloeimaand des Jaars mddclxxxvhi gedagtekend , betoogde deeze uitlandige Edelman , „ dat hy, met zyne Mederidders, ,, de Stadhouderlyke Conftitutie niet ver„ nietigd hadt, gelyk hun was aangewree,, ven; vermids aan elk onpartydig en „ der Conftitutie kundig Mensch in het oog moest loopen, dat by het Regle„ ment van veertien May mdcclxxxvii „ op de begeeving der Ampten en Com„ misfien, aan Willem den V. meer „ Magts was opgedraagen, dan aan Mau„ rIts, Fredrik Hendrik en Willem „ den II." Wyders verklaarde Palland , „ dat. zo liy opgeroepen was, „ om. onder Eede, tè belooven, de Stad„ houderlyke Conftitutie, gelchoeid op „ den voet, dat de al te groote afhan„ gelykheid der Regeeringsleden van den „ Stadhouder ophiekït, te zullen helpen „ handhaaven, en tegen alle zamenfpan„ ningen en*ondermyningen daar van te „ waaken, hy daar toe gezind zou „ zyn." — Maar hy toonde tevens aan, wa*r in zyne gemoedlyke zwaarigheden beftonden. om den Eed niet te kunnen doen op dien voet als dezelve tegenwoordig gevorderd werd. Een der voornaamfte  HISTORIE. 255 fte was, „ dat hy zou moeten belooven, „ de Stadhouderlyke Conftitutie, zo als „ ze by het Reglement van mdclxxv en „ mdccxlviii bepaald was, niet alleen „ te handhaaven maar ook te bewaaren. „ Hy begreep, dat deeze belofte van Be„ waaring veel verder ging dan die van „ Handhaaving, zo als dezelve, in den „ Eed van mdccl uitgedrukt was: de„ wyl de laatfte geen verder gevolg hadt „ dan zo lang het Reglement ftand greep, „ zo dat de Eedzweerders onder geene „ andere verpligting gebragt wierden, dan „ onder die van het Reglement in agt te „ neemen, zo lang het in weezen bleef; „ doch dat dit geenzins uitfloot, dat zuik „ een Reglement, fchadelyk bevonden ,', wordende, naar tyds gelegenheid, ver„ anderd kon worden, door die 'er magt „ toe hadden, gelyk omtrent alle andere „ Wetten en Reglementen plaats hadt; „ maar dat de belofte van Bewaaring eene „ voortduuring infloot, daar de echte be„ tekenis van dit woord was, iets te be- houden, te bewaar en en onveranderlyk te „ doen blyven. — Daar hy nu de zaak, uit „ dit eigenaartig oogpunt dus befchouw„ de, en eenen afkeer hadt van alle ver„ draaijingen , en mentaale refervatien, ', die thans , by het vermeenigvuldigen „ der Eeden, veel in zwang gingen, kon „ hy deezen Eed , voorbehoudens zyn goed Geweeten, en de Pligten, die h> „ zich als Regent voorftelde, niet afleg„ gen: dewyl hy als nog in het begrip „ ftondt. LXI. o ek. 1787. I788.  z$6 VADERLANDSCHE LXI. BOEK. I787. 1788. Verflag op de Verklaaring der Ridders uitgebragt. d C ftondt, dat het algemeen Welzyn, de ,, hoogheid der Staaten, en het onzydig „ Beftuur der Juftitie, en dat het geluk „ der Ingezetenen, volftrekt vorderden, „ dat de groove Abuizen in het voor„ fchreeve Reglement wierden weggeno„ men (*>" Deeze Brief, gevoegd by de Verklaaring der andere gemelde OverysJelfde Ridderen , klonk zo vreemd en haatiyk in de joren hunner Mederidderen, dat zy eerang, wegens hun, een Verflag uitbragten /an deezen inhoud; „ dat, aangezien de „ redenen en gronden by de door hun , ingediende Stukken vervat, niet alleen „ niet afweeken van 't zelfde Systhema, , Principes en Demarches, welke de bron , der onrust en verwarringen, de geluk, kige herftelde Confticutie voorgegaan, , veroorzaakt hadden; maar dat, integen, deel, die daar by ten kragtigften wer, den geinhereerd en aangedrongen, met , compleete Verwygering van den gere, quireerden Eed, op de herftelde en be, vestigde Conftitutie af te leggen, en , zich dus daar van daadlyk te feparee, ren, en alle overeenkomst en- zamen, ftemming met het ganfche Lichaam van , den Staat af te fcheiden en onmogelyk , te maaken, derhalven, alle verdere bei weegredenen, om die Heeren van hun- „ ne C) De manlyke Brief, waar uit wy dit ontleen;n, is geheel voorhanden in de Verzamel, by de halmot X. D. bl. 97—107.  HISTORIÉ» S57 „ foe opvattingen en erroneufe begrippen, welke men anders in 't breede zou kun • 3, nen detailleeren, te rugge te brengen, „ daarom ook te meer in convenabel en vrugtloos moesten zyn, om dat dezel„ ven hunne weigering verbinden aan „ hunne Overtuiging en Gewisfe. —— „ Daar het, aan den anderen kant, van Ridderfchap en Steden niet mogt ver„ wagt worden, om de Conftitutie of het j, Reglement,op eenige andere wyze, van 9, Abuizen te zuiveren, of daarin veran„ dering te admitteeren, dan die met de „ gronden der Conftitutie overeenkomen, met eene eenpaarige goedkeuring van alle Leden Van Staat, en die het regt hebben daar in en over te erkennen, „ naa voorgaande rype deliberatie en con„ eurrentie van den Heere Erfftadhou„ der; vooral ook nog naa dat over de Confervatie van dien de Bondgenöot,, fehaplyke Guarantie was ingeroepen, ,, en by de jongst geflooten Tractaaten „ dezelve door de Kroonen van Engeland en Pruisfen was Verzekerd geworden." Dit alles hadt de Heeren Gelastigden j vaaren zy voort, moeten brengen tot het Advys , „ dat Ridderfchap en Steden 5 „ met leedweezen, uit de gedecideerdeJ „ Verklaaring dier Heeren ondervinden | „ en derzelver difficulteit en perfeveran„ tie, om zich aan de opgevatte Princi„ pes en Systema onveranderlyk vast te „ houden, en alle toetreeding tot de hancU „ haaving der Conftitutie, zo als die by XXI. Deel. k „ Rid« LXt. BOEK. 1787. 1788. Vohaié laar In >ver hurl litgaproo*[en.  a58 VADERLANDSCHE LXI. BOB Kt 1787. X788. Bedenking hier over. ,, Ridderfchap en Steden, op nieuw aan„ genomen en verzekerd is, zo wel als ,, den gerequireerden Eed van de hand „ te wyzen, en zich dus met de daad „ van het Lichaam van den Staat hebben „ gefepareerd, geene andere keuze over- blyft, dan in die Separatie te berusten, „ hun, dus ook van 't zelve, met den ,, aankleeve van dien, afgefcheiden hou,, dende, of tyd en nadere overweeging de vooroordeelen mogten kunnen op„ klaaren en doen verdwynen, en dus ge„ legenheid gegeeven worden, om te „ rugge te keeren, en zich op nieuw aan ,, den Staat der Landfchap, op eene wet„ tige wyze te verbinden." Met dit Verflag ftemden Ridderfchap en Steden onverwyld in, en was dus het Vonnis der Uitzettinge van dit aantal Ridderen geveld (*). Zo offerden zy, ondanks de aanzoeken ten tegendeele, die men wil dat in 't werk gefteld zyn, hunne Ridderlyke Voordeelen op. Zo vernam de gryze Palland, in zyne uitlandigheid , dat hy , die voorheen , eenen tyd lang, met den Heer van der Capellen tot den Pol , alleen uit het toenmaalige geheele Lichaam der Ridderfchappe, tegen den Stadhouderlyken Invloed zich verzet en pal geftaan, en met de drie Hoofdlieden de overftemming ter Staatsvergadering bewerkt hadt, nu, naa het overlyden diens Boezemvriends en Mede- ftan- (*) Vtrzam. by de Chalmot VII. D. bl. 15,  HISTORIE. ±S9 voorftanders der Burger Vryheid, ondanks het witfelen des Staatsgetys, meerder Medegenooten hadt in het betoon van eene Standvastigheid, welke hem grootfcher vereerde dan het aanzienlyk Geflacht, waar uit hy gefprooten was. Het bedryf dier Ridderen mogt regt rid- derlyk heeten. Niet zonder grond mag men beweeren , dat, fchoon de Stadhouder tot ontzetting dier Heeren uit hunne Waardigheid niet rechtftreeks medewerkte , gelyk in vroegere jaaren, tot die des Heeren van der Capellen tot de Pol, hy egter, zo hy 'er niet zydelings de hand in hadt, dit bedryf zyner Voorftanderen, ten opzigte van hun, die hy als zyne Tegenftreevers aanmerkte, met zyne goedkeuring vereerde, als ingerigt om zyn gezag en invloed te vestigen. Met deeze uitzetting dier Ridderen was de wrok tegen hun opgevat niet verzadigd , en zogt men het Meerderdeel dier Heeren, een Voorftel te doen intrekken, wegens het gedrag van zyne Hoogheid, en om nadere bepaalingen te maaken over het gebruik des Krygsvolks (*). Een Voorftel, 't welk ten dien tyde groot opzien baarde, en onder de rondborttigfte van die dagen mag gerangfchikt worden; doch daarom te haatlyker in het ooge van de Party dier Ridderen. Immers de tegenwoordige Meerderheid diens Lichaams, die den vyf en twintigften van Wynmaand naa ' O Zie onze Vaderl. Bist. XIII, D. bl. 5°-5»"« R a LXL 'i o ek. 1787. I788. Voorflag om die Riddert een Voordel, ioor nun in vroegeren tyde jedaan» e doen ntrekten.  b6o VADERLANDSCHE LXI. boek 1787. 1788, Dit blyf fteeken. naa de Omwenteling, hadt voorgedraagen, . „ dat by een algemeen Befluit wierdver„ klaart, dat uit al het voorgevallene en „ verhandelde ter Staatsvergadering, ge„ duurende de laatfte Troubles geen ge„ volg zou kunnen getrokken worden, „ ten nadeele van eenen der Staatsleden, „ als anderzins (*)»" deedt twee dagen laater een reehtftreeks daar tegen inloopend Voorftel, begeerende, „ dat, in eena ,, Commisfie, zou onderzogt worden, op „ wat wyze de Belediging aan den Stad„ houder gedaan, in het Voorftel van „ zeven Ridderen van acht September ,, mdcclxxxvi , op de best gefchikfte wy,, ze, zou kunnen worden herfteld (f)." 1 Ingevolge van een uitgebragt Voorftel, 't geen niet voor Lentemaand des Jaars mdcclxxxix opdaagde, zouden die Heeren 't zelve moeten intrekken: dan, het Befluit der Steden draalde, zo dat de Ridderfchap in Slachtmaand des gemelden Jaars hun misnoegen deswegen te kennen , en te verftaan gaven, ,, dat zy, in „ gevalle van tergiverfatie, zich verpligt „ zouden rekenen om, te haarer ontlastin»> ge, zyne Hoogheid daar van kennis te -» gee- (*) Verzam. by de Chalmot II. D. bf. 164. (t) Ter laatst aangehaalde plaatze in ome Vaderl. Hist. komt dit Voorftel in als van vyf Ridders, daar genoemd; wy fchreeven waarheid, vyf waren de de oorfprongiyke Voorftellers; dan twee dagen laater , voegden 'er zich aan toe de Heeren Mullert tot de Leemkuile, en Graave van Rechteren/ö/^jtervtld. Verz. by de Chalmot II. D, bl, i/q, 171,  HISTORIE. a6i g, geeven (*)." Dan de ftandvastigheid dier Heeren, om volftrekte waarheden niet in te trekken, maakte deeze pooging der Meerderheid een geheel vrugtloos werk, en ftaat het alleen geboekt ten gedenke hunner in dit geval te leur geftelde Vervolgzugt. Zo veel naafleeps hadt voor een gedeelte der Overysfelfcht Ridderfchappe, de Eed der Toelaatinge, ten deezen dage ingevoerd. In den beginne icheen het als of ook de Stad Kampen, die zich in Vaderlandschgezindheid zo uitfteekend hadt doen kennen , huiverde toe te treeden tot den Eed dien men in Overysfel, op den raad en het voetfpoor van Holland, wilde invoeren, betreffende het Erfftadhouder- Capitein- en Admiraalfchap Generaalfchap, op den ouden voet, dezelve met de Bondgenooten te bewilligen,hetzelve,als een Grondwet van den Staat, onderling aan elkander te guarandeeren, en niet te gedoogen dat daar van als zynde een onontbeerelyke Grondwet van Staat ooit werd afgeweeken (f). Althans in Lentemaand van mdcclxxxviii, luidde haare betuiging; „ Dat zy, in het „ bewilligen van dien Eed, en de daar by voorgeflaagene Guarantie, zwaarig„ beid hadden moeten maaken, tot zo lang „ als niet, op eene conftitutioneele wyze, ,, de Gebreken, welke volgens kennelyke „ Toe- (*) Verzam. by de Chalmot XVI, D. bl. 248. (f) Verzam. by de Chalmot 111. D.bl. 50.104; X. D, bl. 76. XIV. ü. bl, 24I—244. R 3 lxi. boek. I787. 1788. De Stad Kampen blyft huiverig om den Eed in te voeren.  sffe VADERLANDSCHE LXI. BOEK. 1787 X788. Die Stad eeedt toe. ,, Toeftemming van alle de Staatsleden i» „ het Provinciaal Reglement op de Regee- ringe van den Jaare mdclxxv en her,, drukt in mdccxlviii . ten genoege van ,, alle de Staatsleden zouden veranderd en „ verbeterd zyn." Met byvoeginge, dat zo dra die Verbeteringen gemaakt waren, zy bereidvaardig zouden bevonden worden, om tot de bevestiging van dien Eed, en voorgeftelde Guarantie, mede te ftemmen (*). Deeze Stad, door de overige Staatsleden, by eenen breeden Brieve, aangemaand tot het afzien van haare gemaakte zwaarigheden (f), liet zich met het gety der Staatsverwisfelinge, medefleepen, en Hemde zo in den Eed als in de Guarantie toe, „ voor zo verre betrof de Leden der Pro„ vinciaale Regeering en de Provinciaale ,, Amptenaaren; zonder egter daar door „ het Onderzoek over de punten van Be„ zwaar te doen ophouden, of hetzelve „ afgeloopen zynde, met concurrentie van „ alle de Staatsleden, en den Heer Erf„ ftadhouder, tot de noodige verbeterin„ gen van hetzelve Reglement, op eene ,, conftitutioneele wyze, te befluiten." — Kampens bewilliging voldeedt aan het voornaam oogmerk der overige Staatsleden, en wel bez?ffende, dat van dit laatfte niets van aanbelang komen zou, namen zy daar in genoegen (§). Aaj| (*) Verzam. by de Chalmot X. D. bl 78. (f) Deeze Brief is voorhanden in de Verzam. by »e Chalmot XIV. D. bl. 250—257. " Q) Verzam. by de Chalmot X. D.bl. 87. en 88.  HISTORIE. 263 Aan dit voornitzigt eener Jooze Staatkunde beantwoordde de uitflag eerlang op de volkomenfte wyze. Immers, by een breedfpraakig Verflag, in Bloeimaand des Jaars mdcclxxxviii , ter överysfelfcie Staatsvergaderinge uitgebragt over de Gebreken van het Regeerings Reglement, werden flegts drie punten van bykans geer belang voorgefteld. Welks eerfte door d<. Ridderfchap werd afgeflaagen; de twee ai dere erlangden toeftemming en de goedkeuring des Stadhouders. -— Het afgeweezen punt betrof de uitfluiting der Subalterne Ontvangeren van allen aandeel aan de Regeering. De eerfte dei twee goedgekeurde Veranderingen hadt haare betrekking op het heffen der Gemeenelands Middelen. Een ftuk geheel onafhangelyk van de Regeeringsbeftelling; doch van dien aart, dat de ongelyke heffing dier middelen, ten voordeele ftrekte van de Leden der Ridderfchappe, als meest ten Plattenlande zich onthoudende. Het tweede betrof de Langduurigheid det Staatscommisfien, en bepaalde, ,, dat de „ Commrfie van Staaten Generaal, Raad „ van Staaten, en Oost- en West- Indi„ fche Compagnie, niet minder dan voor „ twee en niet meer dan voor zes Jaa- ren , die in de Generaliteits Rekenka„ mer niet minder dan voor één, en niet „ meerder dan voor vier Jaaren, en die „ van de Admiraliteiten niet minder dan „ voor één en niet meer dan voor drie Jaa„, ren zouden mogen gegeeven worden." R 4 fo- LXL BOEK. I787. I788. Wdke veranderingen'er in het ProvinciaaleReglementworden ingevoerd.  s64 VADERLANDSCHE LXI. BOEK. ï787. 1788. Aanmerking daai over. AfgevorderdeEed. ïnrigtingen by welke men de voorige afwykingen, door den Stadhouder van het Reglement plooide,als volgens den wensch der meeste Regenten gefchied, om aan het verlangen van een ieder te voldoen, „ ten einde de Harmonie onder de Re„ genten te bewaaren, alle jaloufie voor „ te komen, en ten grondflage te dienen „ van eene zo na mogelyke evenredig„ heid en billykheid in het genot der wei„ nige Agrementen van Regeering, die an- derzins meestal vermengd was met moei- lykheden en onaangenaamheden." Gebreken werden door deeze Schikking niet verholpen; de magt des Stadhouders om de Commisfien te verlangen of te verr korten, bleef ftand houden, en het algemeen Nut te bevorderen, hadt'er zo weinig deels in, dat men het vermelden hier van zelfs onaangeroerd liet (*). Ingevolge van dit alles werd een Eed van den voorgeilaagen aart, even als in Holland, afgelegd, door de Ridderfchap, de Stadsregeeringen , de Gemeenten der Steden, en derzelver Ministers, door alle Provinciaale Amptenaaren, door alle Predikanten en Kerklyke Perfoonen van alle Ge- (*) Dit weinig beduidend werk werd, met grooten omflag, met fchryven en wederfchryven, aan en door den Stadhouder, voltrokken, en daar mede was alle Hervorming afgeloopen, zonder dat de Stadhouder iets van zyn Magtbetoon verloor. Alle ide Stukken hier toe behoorende, zyn byeen te vinden in de Verzam. by de Chalmot XII. D. bH. 265—281.  HISTORIE. 265 Gezindheden, tot Kosters, Voorzangers en Schoolmeesters toe. Hieldt het daar by in Overysfel op, gelyk wy grond hebben om vast te ftellen, dan ging men hier zo verre niet met de Eedvorderingen als wy in Holland, tot befchaaming van onzen tyd, gezien hebben (*). Hadt men voorheen op het voetfpoor van Holland, in Overysfel, het onvoegelyk gevonden, dat de Busfen der Bodens langer pronkten met de Wapenen van zyne Hoogheid (f); naa de Omwenteling oordeelden de Staaten van dit Gewest, even als in Holland (§), dat de onheufche wyze, op welke die wegneeming was gefchied, de herftelling daar van noodzaaklyk maakte; ten einde aan de Ingezetenen en de Naakomelingfchap mogt blyken, dat de tegenwoordige Staatsleden zodanig eene laage handelwyze te eenemaal afkeurden (**). In een Gewest, waar de Patriotten zo veelvuldig en fterk geweest waren, vondt men, van tyd tot tyd, wederftreevers van de anders algemeene dragt der Oranjever cierzelen, of de zodanigen, die deeze tooy,' in de eerfte hette der Omwentelinge, gedraa 1 gen hebbende^ ophielden 'er langer mede te voorfchyn'te treeden; meer dan aan- raa- (*) Zie onze Vadtrl. Hist. XX. D. bl. 263. waar wy onze Aanmerkingen , die algemeene Eedvordering betreffende. mededeelden. Ct) Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl. 12. (§") Zie onze Vaderl. Hist. XX. D. bl. 357. Verzamel, by de Cimlmot II. d. bl. ioq, R 5 lxi. BOEK. I787. I788. 's Prinfen Wapens op de Busfen der Bodens herftelde Uitdruklyk berel tot iet dragen van Dranjeekenen. V  a66 VADERLANDSCHE LXI. B ÜEK. I787. I788. Voorzor gen tegen rust verftcorenitien. raaden, gelyk voorheen gefchied was, oordeelden de Staaten noodig en ordonneerden zy, in 't Voorjaar des Jaars mdcclxxxviii, „ het draagen van zigtbaare Oranjereke„ nen tot den tyd, dat die in 't algemeen „ in de Republiek zouden worden afge- Het ontbrak in Overysfel, naa de Omwenteling, in geenen deele, aan de zodanigen , die aangedaan en vermeend leed van vroegere dagen op de Patriotten wenschten te wreeken, noch ook aan die zulks met wedervergelding beantwoordden, 't welk rustlloorenislen en geweldenaaryen van veelerlei aart, ten gevolge hadt. Bedryven , waar tegen men zogt te voorzien door herhaalde ftrafdreigende Aankondigingen (f). Zoms waren Krygslieden in die rustverftoorenisfen en geweldenaaryen betrokken (§). Hadt men zich kort vóór en op het tydftip der Omwenteiinge gevleid met het opdaagen van Franfche Hulpe, het ontbrak niet aan Lieden, die de hoope daar op leevendig hielden, en eene Tegenomwenteling daar door te wege te brengen, zich vast voorftelden. Des ipraa- C*) Verz. by de Chalmot V. D. bl. 284. 285. (f) Verzam. by de Chalmot III. D. bl. 79. en VUL D. bl. 25. (§) Dit hadt byzonder plaats in het reeds aangeroerde geval des Ridders de Vos van Steenwyk tot Nyerv.al. Zie hier boven bl. 248. Men vindt zyn voo dragt deswegen, en hoe men 't zogt te vergoeJyben in de Verzameling by de Ciialmot IX. D. bL -97—301.  HISTORIE. s6? fpraaken zy niet alleen in hunne byzondere gezelfchapskringen; maar in 't openbaar. Gefprekken , natuurlyk ftrekkende om den ouden geestdrift der Overysftlfche Patriotten voor uitdooven te bewaaren; doch teffens om de andere Party of te beangftigen, of tot fterke maatregels aan te zetten. Genoeg zaaks oordeelden Staaten van Overysfel zulks, om, by openbaare Afkondiging, zodanige Lhtftrooizels van een aanmarsch der Pranfche Krygsbenden te verbieden (*). Overysfel hadt gewis uitgeftooken in het neemen en daadlyk volvoeren van Patriottifche Maatregelen (f). De opgang die in dit Gewest, de Wapenhandel maakte, was verbaazend geweest, en onder hooge Befcherming voortgezet. Eene befcher ming daar aan nu niet alleen , volgens Staatsbefiuit, onttrokken; maar, even als in andere Gewesten, moest derzelver vernietiging volgen; welke ook zeer onmiddelyk naa de Omwenteling Hand greep (§). Om het by die vernietiging te laaten berusten, en hun, die zich in deeze zaak gemengd, en 'er bovenal Aanvoerders in geweest hadden, geene verdere moeite aan te doen, ftak der bovendryvende Partye te zeer in den krop, behalven veele andere, inzonderheid een der laatfte be- dry- (*") Verzam. by de Chai.mot V. D. bl. 30a. (f} Zie onze Vader/. Hist. XV11I. D. bl. 13 enz. (§; Verz. by de Chalmot I. D. bl. 213. en it. E. bl. 15$. LXI. BOE K. 1787. I788. Opheffing der GewapendeGenootfchappen. Befluit toe de RegierlykeVervplgingder Ondertekenaarenvan eea Adres»  a68 VADERLANDSCHE LX. BOEK. 1787. I788. Vergeeffche op- dryven van deeze gewapende Burgeren» de fterke Verklaaring by de Staaten ingediend, op het tydftip, dat de Pruisfen den voet op Overysfelfchen bodem dreigden te zetten; onderfchraagd door een vertoog der Burgergecommitteerden te Zwolle , met het overgeleeverd ftuk ten vollen inftemmende (f). Allerfterkst was de taal geweest daar in gebezigd. In de hitte huns Patriottifchen yvers, voeren zy heftig uit tegen die zy betytelden, Belaagers van 's Volks Vryheid, en Voorjlanders van den Erf dwingeland. Deeze Benaamingen, zo wel als de Voorftellen, ten dien tyde gedaan, gaven aanleiding, dat het gedeelte der Ridderfchappe, nevens den Stadhouder , byzonder in dit Vertoog betrokken, reeds op den negen^ tienden van Wynmaand , een voorflag deedt, tot het aanftellen vaneen Fiscaal, om tegen de Tekenaars en Medepligtigen van dit Adres, als mede die uit de Burgery te Zwolle, dit met hunne goedkeuring beftempeld hadden, regterlyke vervolgingen aan te vangen. De Regeering dier Stad voegde 'er, op den vier en twintigften der gemelde Maand, een nader Voorftel by, „ om Onderzoek te doen „ hoedanig die Adresfen geprefenteerd wa„ ren, wat daar in en daar by verhandeld „ was." Dit alles hadt de ernftigfte gevolgen. Groot was der Vervolgzieken verlegenheid, (•) Zie onze Vaderl. Hist XVIII. D. bl. 40-44,  HISTORIE. 269 heid, wanneer daags daar op een Verflag werd uitgebragt, 't geen inhieldt, dat, vermids die Adresfen, naa ter Vergaderinge voorgeleezen te zyn, niet weder ter Griffie ingekomen waren , men de Gecommitteerden tot het Defenfieweezen, in welker handen men dezelve gefteld hadt, moest aanfchryven, om op te geeven, on • der wie de Stukken als nog berustend, of anders waar dezelve gebleeven waren. — Volgens het daar op uitgebragt Verflag was niemand der Leden van het Defenfieweezen gereed geweest om die Papieren, tot zulk een laakbaar oogmerk, over te leeveren, en het fcheen dat de Heer van Palland tot Zuitbem, daar in byzonder als de Man voorkwam onder wien zy moesten berusten. Weinig hoops voedde de Commisfie, in deeze zaak aangefteld, om, naa veelvuldig aangewende moeite, de oorfpronglyke Stukken, als de volftrekte bewyzen van het gezogte misdryf, in handen te krygen. Zy floeg derhalven voor, om4 ter opfpooringe van derzelver inhoud, gebruik te maaken van de Papieren der Genootfchappen, hier en daar gevonden, of door den Procureur S. van Deventer, te zyner verfchooninge van de gedreigde regterlyke Vervolgingen, overgegeeven; en op derzelver aanleiding, de voornaamfte Bewerkers in deeze zaak in regten te betrekken. Zulk een Voorftel vondt onmiddelyken ingang by de Staaten en ftelden deezen tot Fiscaal aan W. Klop- MAKf LXL boek. 1787. T788. fpeuring, der oorfpronglyke Stukken.1 Eenigen in regteii vervolgd door den Fiscaal Klop- MA£i.  a/o VADERLANDSCHE LXI. BOEK. 1787. I788. Verzoek diens Fiscaals en het antwoorddaar op. man , die welhaast dit werk begon, tegen de Ridders J. E. Mullert tot de Leemkuil; G. J. Pyman, Vosding van Be- verforde, W. de LlLLE, J. bannier en H. J. Colmschate. De Fiscaal Kxopman verzogt, vddr den aanvang deezer Regtsvorderingen, te mogen weeten, „ of hy crimineel, dan „ wel civiel, zou moeten handelen tegen „ hun, die eenige Actie te?en de Hoog- „ heid geincurreerd hadden?" Hier op ontving hy geen ander befcheid, dan „ om zodanig te procedeeren , als hy, „ naar orde , bevinden zou te behoo- „ ren." In den loop deezer Regts- vorderingen beklaagde zich de Fiscaal over eenige tusfchenbeiden vallende verzoeken, door zommigen der Gedaagden gedaan; en Helde ze voor in zulk eenen dag als ingerigt om de zaak op de lange baan te fchuiven, met verzoek, dat hun Ld. Mog. hun geliefden te gelasten, „ om, met ag„ terlaating van alle Exceptien en Inci„ denten, op de tegen hun ingediende „ crimineele aanfpraaken, ten principaale „ voort te procedeeren." Het onverwyld befluit der Staaten luidde, „ dat zy aan de Beklaagden wel bekwaame gelegen„ heid hadden willen geeven, om hunne „ onfchuld te doen blyken; maar tevens „ uitdruklyk gewild, dat de Procedures „ daar over niet op de lange baan ge„ bragt, of eenige uitftellen 'er in zou„ den toegedaan worden; dat, derhal ven „ het verzoek toegeftaan en aan Partyen „ ern-    HISTORIE. 271 „ ernftig aanbevolen werd, om, met ag,, terlaating van alle Exceptien en Inci„ denten, de Procedures, tegen hun be„ gonnen, ten principaale te vervolgen, „ en daar by, naar hunnen raade, en zo „ veel mogelyk, hunne onfchuld voor te „ draagen, en daar van te doen bly„ ken." De meesten der gemelde Beklaagden, (over welken M. Tydeman en Gobius een allerongunftigst Advys uitbragten (*). terwyl de zaak dier Heeren door Engel hard, Raad en Syndicus der Ommelanden, Schroeder en Cannegieter, Hoogleeraars in het Regt te Groningen, uit een billyker oogpunt befchouwd werd (f),) in deezer voege in hunne verdeediging bepaald, vonden raadzaam, om zich, ter verzagting der uitdrukkingen, in dat hooggenomene Gefchrift gebruikt, by de Staaten te vervoegen , en, in meerdere of mindere maate , des berouw te toonen. Alleen de Heer Pyman liet zich nergens op in, 't geen hem in zeer hooge ongenade dompelde, en de vernederendfte eifchen aan hem deedt voorflaan, van welke niets kwam. De Heer Colmschate werd, op 't Advys der Friefche Raadsheeren F. J. J. van Scheltinga en H. U. Huüer van den eisch des Fiscaals vryge- fproo- (*) Verzam. by de Chalmot IX. D. bl. 68—92. (f) Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl. 45. em Verzam. by de Chalmot XXVI. D. bl. 243. lxl 8 oek< 1787. I788. Onder- fcheiden gevolg deezer zaake.  a7a VA DE RLANDSGMË LXL BOEK. I787. 1788. De uit getogene na Hattem vervolgd. Aanzoek by zyne Hóogkeid om In Deventer eenigen te vereeren en te begünftugen. fprooken; maar in de betaaling der kosteti veroordeeld (*). Het geregtlyk vervolgen der Ingezetenen , die • gewapend na Hattem en Elburg getoogen waren, en op het Gelderfche Krygsvolk gefchooten hadden , toen het Hattem wilde bemagtigen, gelukte niet; fchoon Gelderland geene poogingen onaangewend liet, om deezen onder den naam van Satisfactie in onheil te dompelen (f). Met welk een onbezuisdheid en plunderdwang men in Deventer te werk ging, onmiddelyk naa dat de Omwenteling ftand greep, boekte ons Gefchiedblad in 't breede. Wy moeten, daar toe overwyzende (§), hier aantekenen, dat de Stadhouder, wel verre van mishaagen te vinden in alle deeze zo verregaande en burgeronderdrukkende flappen, dezelve als 't ware met zyne goedkeuring beftempelde* Immers wanneer de thans aangeftelde Gecommmitteerden uit de Burgery en Gildens der Stad Deventer een zeer zonder- lin- (*) De aanleiding en het beloop deezer Procedures , door ons kortlyk vermeld, is volledig met de daartoe behoorende, zoms zeer breede ftukken, te vinden in de Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 116. 153. 160—162. III. D. bl 9 —104. IX. D. bl. 95—102. 237—253. X. D. bl. 72—76. 91—93. 108—110. 115. en volg. XII. D. bl. 161—264. XIV. D.bl. 275-282. XVI D.bl. 265—267. XXII. D. bl. 294—304. (f) Vergelyk hier mede wat wy wegens Gelder. ,laud op;ekenden hier hoven bl. 215. £§) Zie onze Vaderl. Hist.XVM, D.bl.89—95^  HISTORIE. 27; ïirige Memorie aan de Magiftraat overleeVerden, behelzende eene Lyst van Bedieningen , Beneficiën, Eer- en Gedenktekens, en Kostgeevingen in het groote Gasthuis der Stad , van Jaarlykfche Uitkeeringen of die voor ééns gefchonken zouden worden ; en eindelyk van Perfoonen * die men Eertekens toekende, om dat zy zich in en voor de zaak der Oude Conftitutie zonderling beyverd hadden, gaven zy teffens over deeze zonderlinge Verklaaring des Stadhouders. „ Zyne Hoogheid heeft niet kunnen ,, befluiten, om, zonder eene rype over„ weeging, en behoorelyk onderzoek ter Plaatze, zich te verklaaren en te beflui„ ten op zulk eene menigte van Objec„ ten en Voorftellingen van dien aart, „ van dat gewigt, en van zo veel om- „ flags. • Hy houdt zich gaarne ver- „ zekerd, van de welmeenenheid der poo„ gingen en van de zuiverheid der oog„ merken van de Burgery, en derzelver „ Gecommitteerden; en wil niet worden 3, verftaan, dat hy, door de opfchorting „ van zyne Verklaaring en Befluit, eene „ afkeuring zou doen, of atteinte toe„ brengen aan het geen doot Geeommit„ teerden ,uit naam van Gilden en Burgery, s, is verrigt en voorgedraagen. Maar zy„ ne intentie bepaalt zich, om doot het „ afzenden van Gecommitteerden na De„ venter, de noodige informatien te doen „ neemert, Zich van al het gebeurde be„ hoorelyk te doen onderregten, en voorts XXI. Deel. S „ d@ LXL boek, I787. I788. Antwoordvan zyne Hoogheid.  C74 VADERLANDSCHE LXL SOEK, 1787. I788. Aanmerking hier over. „ de gevoeglykfte middelen te doen be* „ raamen, om, op de beste en wettigfte „ wyze, de gedespicieerde Amptenaars ,, in Eed en Functie te ftellen, of, in „ geval van zwaarigheid, onbevoegdheid, „ of eenigerlei opkomende ongelegenhe„ den, zodanige fchikkingen te maaken, en onder zyne goedkeuring na te gaan „ als tot handhaaving der herftelde Re„ geeringsvorm binnen Deventer, mitsga„ ders tot herftelling van de Rust, Har„ monie en het Vertrouwen tusfchen Re„ geering en Burgery , en tusfchen Bur„ gers en Ingezetenen onderling, het nut„ tigst zal geoordeeld worden (*)." Wanneer wy in bedenking neemen, welk ilag van Gecommitteerden deezen voordragt deeden, en dit antwoord wegdroegen (f), zal het een blyk opleeveren hoe zeer eenigen der flegtften uit de Bur. gery te Deventer, in hun doldriftig voortflaan wel verre van gefluit en afgeweezen te worden, een gunftig onthaal bejegende , en zy van deeze zending na 's Grayenhaage welgemoed en getroost te rug keerden, den tyd afwagtende, dat aan hunne begeerte, als mede aan die hunner eensdenkende Regenten, zo niet geheel, althans grootendeels, zou voldaan worden. Re- (*) Verzam. by de Chalmot VIH. D. bl. 216-— 426. waar men de Naamlyst in 't breede vindt met eene en andere aanduidingen van byzondere verdienden. Ct) Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl. pi.  HISTORIE. a75 Regenten en Gecommitteerden hadden, in de tegenwoordige drifts en partyfchaps; verblinding, geen vermogen om te zien, dat de Stadhouder door zich zeiven tot Scheidsman op te werpen in eene Stad, en in een Gewest, waar men de Stedelyke Regten altoos zo hooggefchat en zo zorgvuldig bewaakt hadt, onder voorwendzel van het Volk genoegen te geeven, zyne banden dubbel vastmaakte, en hy ,'t geen hem elders door 'sLands Staaten verleend was, hier zich zelfs aanfch-.fte, door eene enkele Verklaaring , op een Voordragt, die de Partyfchap ten ooge uitfl-ak. Tot nader onderzoek en afdoening deezer zaake benoemde de Stadhouder eerlang J. E. van lvnden, A. R. van Heeckeren tot Zuideras , en A. O. F. Bombt-e Vatebender , die in het nabuurig Gelderland, ten deezen dage zich, als Voorltanders van Oranje, op meer dan eene wyze, onderfcheiden hadden. Behalven de afwyzing van één punt, de Eere- en Gedenkpenningen en Tekens betreffende, waar omtrent zy verklaarden, ,; dat deezen, zo uit hoofde der kosten, ,, als de gevolgen, niet zouden vervaar„ digd en uitgedeeld worden (*)," gaven zy, naa gedaan onderzoek, gelyk zy het noem- CO Een Lyst der Perfoonen, aan welken men die Eertekens, wegens betoonde dienften in de Omwenteling toekende, is voorhanden in de opJïve der Gecommitteerdens. Verzam. by de Ghal. S B mot lxï. ÏOEK. 1787. 1788. Heeren door zyie Hoog* beid benoemdDm die taak in Deventet, if te locn. riunne ïandelvyze.  176 VADERLANDSCHE LXI. BOEK Ï787. 1788. Wydftrekkentle magt. noemden, genoegen in de meeste ftuk-* ken aan de Gecommitteerden; ftelden bykans alle de Perfoonen, door hun tot het bekleeden van Burgerampten gedoodverfd, daar toe aan; bezwaarden zommige Amptenaars, die zy niet ontzetten wilden, met Uitkeeringen ten behoeve van zodanigen, die de hand aan het oproerig Omkeeringswerk geleend hadden, en die zy van geene Bedieningen voorzien konden. Eenige dier uitkeeringen evenaarden bykans het Inkomen dier Bedieningen, of gingen ze te boven; zy rigtten een opzettelyk Fonds op van Uitkeeringen, ten laste van de aangeftelde Perfoonen. en deeden eene Geldleening op dat Fonds vastftellen, met benoeming der Perfoonen, die des dé uitvoering zou in handen gegeeven worden (*>. Alle byzonderheden daar in voorkomende, die eenige aanmerking zouden verdienen aan te flippen, zou een door gelykaartigheid, verveelend werk weezen, als mede het naaguan van volgende verfchikkingen, door deeze Heeren gemaakt, uit kragt van een voorbehouding en befchikking over alle zodanige Ampten, als door deezen en geenen op den voet, op welken zy do'or hun begeeven 'waren, niet mog- mot VIII. D. bl. 224. 225. Op dezelve bekleedt de Baron van Heeckeren tot ^uideras de eerfte plaats, en waren, behalven het aantal van twee en veertig hier met naamen genoemden, de vier eö twintig Gecommitteerdens niet vergeeten. (*) Verzam, by ds Chalmot VI. D. bl. 37—51.  HISTORIE- 37? mogten worden aangenomen; gelyk zy ook aan zich behielden de nadere fchikking, uitlegging en verklaaring omtrent alle donkerheden, bedenkingen en zwaarigheden, welke uit hoofde van die Acte mogten voorkomen of geoordeeld worden daar ia te leggen opgeilooten; dan kunnen wy niet voorby eene en- andere zeer in 't oog loopende te vermelden. De Heer A. Persoon, als Rentmeester van zeker Capittel hem voor zyn leeven opgedraagen, ontzet, gaf te verftaan, dat hy, om zonderlinge en hem daar toe overhaalende beweegredenen, zich daar tegen niet zou verzetten; maar zich naar de tydsomftandigheden fchikkende; in de anderzins nietswaardige en wederregtlyke afzetting berusten, onder verklaaring van zich hier door, in geenen deele, te hebben verftooken en van zyn goed regt te hebben bewaard, om dan, daar en wanneer hy zulks zou goedvinden, van 't zelve gebruik te maaken. —- Het Schouten Ontvangers Ampt van Colmfchate, 't geen hy, zints den Jaare mdccliv, vry en onbezwaard bekleedde, liet men hem behouden; doch bezwaard met twee ondeifcheidene uitkeeringen te zamen duizend Guldens bedraagende; fchoon hy zich tegen deeze Uitkeeringen niet verzette, en die Ampten, onder zekere bedingen, zou blyven waarneemen, toonde hy, met de opgave van eene berekening, dat de opbrengften dier Ampten, geen duizend Guldens konden haaien. Dit inS 3 ge- lxi. hoek. I787. I788. Eloeman zich omtrent A. Persoon gedroeg.  278 VADERLANDSCHE ixr. boek. 1787. 1788. Jan Ro. svn bevoorregu gediende ftuk werd de Regeering verzogt weder te doen uitgeeven, met betuiging van der Commisfarisfen Bevreemding daar over (*). De Zutphenfche Koopman Jan Rosyn, dien wy reeds kennen als den Aanbrenger van Deventers gefteldheid aan den Pruisjifchen Luitenant Krofft , en den Bewerker van diens fpoedig vertrek derwaards, om de Prinsgezinder van den dwang der Patriotten te ontheffen (f), werd door Gecommitteerden voorgedraagen, als een Man, die, „ wegens zonderlinge en groote dienften, vóór, by, en naa de gelukkige Omwenteling van Deventer, tot „ het Vendumeesterfchap alleraanpryzens„ waardigst was, mits zulks met goede „ correspondentie van de Heeren Secre„ tarisfen gefchieden konde, die zich ten „ deezen aanziene zeer gunftig verklaard „ hadden voor den Heer Rosyn, zo uit „ hoofde van gemelde dienften, als uit „ aanmerking van de aanbeveling van den „ Heer van Zuideras." Hy kreeg dit Ampt niet, doch L. Brune daar toe aangefteld, moest 's jaarlyks aan deezen Rosyn twee honderd en vyftig Guldens betaalen, tot zo lang deeze een Ampt, meer dan die fomme opbrengende, zou hebben bekomen. Zo werd met vyftig Guldens verhoogd de Uitkeering welke men den eerst (*) Verzam. by de Chalmot IX. D. bl. 208. au - 213. vergeleeken met het X. D. bl. 309, (ft Zie onze Vaderl.Hist. XVIII. D. b!. oo.  HISTORIE. 279 eerst in zyn Post aangebleeven van Doorninck, hadt opgelegd (*). Deezen Rosyn vinden wy op de boven aangetogen Lyst dergeenen dien Gecommitteerden een Eerpenning hadden toegekeurd. Hoogstverdienstlyk in 't oog der Deventer/de Gecommitteerden moet zich by de Omwenteling gedraagen hebben, de Capitein Commandant C. A. Schutter onder het Regiment van den Generaal d'Envie : dewyl zy hem aan Staaten des Lands voordroegen, als een Man, die door zyn beleid en vrywilligen yver veel tot dezelve hadt toegebragt. Zy oordeelden, tot diens bevordering, door eenen Brieve aanzoek te moeten doen by zyne Hoogheid; en hadden beflooten uit de Stads kas, zo verre dezelve zou toelaaten, deezen hun behulpzaamen Krygsman met geld te beloonen; doch daar de ftaat van die Kas niet zou gedoogen eene Belooning naar verdienften uit te reiken, twyfelden Schepenen en Raad, naar hun voordragt, niet, of ook de Ridderfchap en Steden zouden wel geneegen zyn om te befluiten, aan denzelven, op de eene of de andere wyze, daadlyke blyken van derzelver goedkeuring wegens diens gedrag en betoonden yver te geeven (f). Op meergemelde Lyst van by die Party verdienstlyken en Eergedenktekenswaardige Mannen ontmoeten wy, benevens den Lu- C*) Verzam. by de Chalmot VIII. D. bl. 224. Ct) Verzam, by de Ch ilmot U. D. bl. 114. S 4 LXL boek. 1787. 1788. Belooningenaan den Capiteiii Com> mandanc Schutter toegedagt. Men wil den Kerklee-  s8e VADERLANDSCHE boek, I788. raar Schrievpa bovenal be«unftigdhebben. Veelal overeenkom fti ge Lutherfchen Predikant Zwenke, den oud^ ften Kerkieeraar P. S. Schriever. Een genoegzaam blyk, in de daad, van zyne Oranjegezindheid, waar aan ook niet te twyfelen valt: dewyl de Deventerfcht. Gecommitteerden uit de Burgery hem den Tytel van Profesfor en het Emeritusfchap , met behoudenis van zyn volle Tractement en alle Emolumenten, waar in hy deelde , ter • hand fielden , om daar van, by afneemende kragten, naar zyn welgevallen, gebruik te maaken, „ met oprechtfte en hartlykfte betuiging," gelyk zy 'er by voegden, „ van de alge„ meene genoegens, om zyn getrouwe „ Euangeliedienst, waar van men zich „ ongaarne zou verftooken vinden;" als mede het bewerken by de Magiftraat van een Weduwe Tractement, naa 'sMansaflyvigheid, voor zyne Egtgenoot ten min- ilen van zes honderd Guldens ('*). Niets byzonders of bepaalds vinden wy hier op, inde befchikkingen der Gecommitteerden van zyne Hoogheid; wel verklaaren zy den Hoogleeraar van der Marck als volkomen vervallen van die waardigheid; doch laaten voorts de befchikking op de Profesforaaten over aan de Stads Magiftraat (f). Veel lieten die Heeren, fchoon zy de Opftellers der Voordragt in eene menigte b.yzonderheden ten wille waren, ja zelfs tot (*) Verzam. by de Chalmot Vfll D. bl. 218. CD Verzam. by de Chalmot Vi. D. bl. 5e. '  HISTORIE. 281 tot de aanftelling van Schoenlappers in het Wees- en Kinderenhuis toe de Regeering van Deventer befchikken, wel verzekerd , dat deezer verkiezing zou vallen, op in dit vak, even verdienstlyke Perfoonen, als zy door hunne bepaaling bevorderd hadden ; en de verwerping der zodanige treffen, als zy tot Slachtoffers in deezen zouden gedoemd hebben (f). De Hoogleeraar van der Marck,wiens naam wy hier boven cp.de lyst der ge wraakten door de Gelastigden van zyne Hoogheid vermeld vonden, was de éénige niet die door de Magiftraat uit zyn post geweerd werd (§); dit kwam ook den Hoog- (*) Verzam. by de Chalmot VJ. D. bl. 45. (t) Dit ging rogthans altoos niet in dier voege toe als volkomen ftrookte met het inzigt dier Heeren: waar om zy, wegens uitzonderingen door de Regeering gemaakt, het hunne inbragten, en de verdeediging van eenen Bankbreukigen Oproermaaker,dien zy met een Ampt van vetrouwen befchon» ken hadden, op zich namen. Verzamel, by de Ciialmot X. D. bl, 300, en de Regeering doorftreeken, wegens het traaglyk inne*men van de Perfoonen in het groote Gasthuis, Aid. bl. 308. vergeleeken met het IX. D. bl. 209. Te aangehaalder plaatze in die Verzameling, ontmoeten wy veele trekken van misnoegen, beflooten met eene beroeping op het Magtsbetoon ter veranderinge door de Stadhouder hun verleend. C§) Van diers Hoogleeraars Afzetting op deHoogefchool van Stad en Lande hebben wy gewaagd in onze Vaderl. Hist. ten onmiddelykcn Vervolge op W.igenaak XXIV. D. bl. 337—351. Als mede hoe hy het Hoogleeraarfchap te Lingen voor dat van Deventer verwisfelde. Vaderl. Hist. VJ. D. bl. göó» enz. De Hoogleeraar van der Marck, hadt; s 5 m LXL BOEK. i787. 1788. handel met het Verzoekfchrift. Afzetting van Hoogleeraars en Kerkleeraaren.  232 VADERLANDSCHE LXL BOEK 1787. 1788. - - leeraar Ruckersfelder over. Vier der Nederduitfcke Kerkleeraaren , Johannes hogewal , antonius VAN EykEN , Wynand suermond etl jacobus VAN BoS- veld, en das alle, behalven den evengemelde by het Oranjevolk zo beminden Schriever , werden nevens den Walfchen Predikant Francois NoëL de Villepoix, naa eene korte opfchorting van hunne Ampten, op herhaalden aandrang en begeerte van de Gecommitteerden, uit de Gildens en Burgery, „ behoudens hun ,, Eer en Goeden Naam," van hunnen dienst vervallen verklaard, en geboden zich van de Bediening des Doops in de Stad te onthouden (*_). Zy allen hadden zich Vryheids Voorftanders betoond, en de naa het geweldig inllaan zyner glazen en het plunderen van zyn Huis door het Gepeupel te Deventer op den 20. Sept. 1787 gepleegd, Huis en Stad verlaaten, zich, om de woede te ontwyken ,na Bur". fteinfurt begeeven; waar hy door den Koning van Groot-Brittanje van wegens het Graaffchap Bent* beim, met overeenftemming der Hooggraaflyke riuizen, Bentheim Teklenburg en Bentbeim Steinfurt, tot gewoon Hoogleeraar in het Illuftre Atheneum te Burg - fteinfurt werd aangefteld, waar hy den 30. Juny 1788 zynHoogleeraarichap aanvaardde met eene Redenvoering De port ent 0fa Hobbeftiani civis itnagine, dat is, Over de ysfelyke Stelling, dat de groot/Ie Magt het beste Regt zou geeven. Verz. hy de Chalmot VI. D. bl. 270—273. (*) Verzam. by de Chalmot VHI. D. bl. 204— 210. De Franfcbe Predikant verwierf een hem zeer vereerend getuigenis van de Deventerfche Kerkenraad dier Gemeente. Verzam. by de Chalmot IX. D. bl, 102.  HISTORIE. 283 de zyde der voorige Regeeringe gehouden (*). Vergeefsch vervoegden zich deeze afgezette Kerkleeraars by des Stadhouders Commisfarisfen met een voordragt en beklag over de handelwyze ten hunnen opzigte, en fchilderden zy, zo veel zy durfden, het gedrag des Voorzitters Putman af Cf). Der Doopsgezinde Leeraar J. Kuiper, die met de gemelde Patriottifche Leeraaren, in zaaken van Staat, eenftemmig dagt, hadt veel reden van angst; te meer daar hy het Leeraarampt bekleedde by eene Gezindheid zo zeer by de Oranjegezinden in haat. Deeze dreef hem om de Stad te verlaaten; doch keerde hy, zo ons verzekerd is, door van Zuideras gerustgefteld, weder na Deventer, en voer met de waarneeming zyns Ampts voort. De Gecommitteerden uit de Burgery thans de hoofdrol op het Deventersch Tooneel der Omwenteling fpeelende, gaven kennis aan de Regeering, dat 'er veele Perfoonen in den Kerkenraad zaten , die, huns oordeels, omtrent de Conftitutie van Regeering en de Omwenteling van zaaken , anders dagten dan behoorde, en zommigen hunner die denkwyze met daaden aan den dag gelegd hadden, zy verzogten de aanftelling van eenen nieuwen Kerkenraad, met afzetting van verfcheide Ouderlingen en Diakenen. Ten vollen werd hier in (*) Zie onze Vadert. Hist. XVIII. D. bl. 69. Cf) Verz. by de ChalmotVIII. D.bl. 211 -215. LXI. BOEK. 1787. 1783. Wat de Doopsge • zinde Leeraar wedervoer. De Ker- kenraad veranderd.  284 VADERLANDSCHE LX BOEK 1787. 1788. Pooging om de Boops- el) Rpmnschgezindenvan het 1 Burgerregt te \ verfteeken, in hoeverre 1 gelukt, E in bewilligd. Ten zelfden dage be- floot de Regeering, dat naa deezen het verkiezen van Ouderlingen en Diakenen, het beroepen van Predikanten, en het geheele Kerklyke Beftuur van de Gereformeerde Nederduüjche en Walfche Gemeente op den ouden voet zou worden behandeld en ingerigt, met vernietiging van alle zodanige Befluiten als daar tegen ftrydig mogten bevonden worden (*). Meermaalen gewaagde ons Gefchiedblad van den haat des Gereformeerden Kerksenootfchaps tegen de Roomschgezinden en Mennoniten of Doopsgezinden binnen jLV center (f). Fel tegen deezen gebeeten be^:oonden zich de Hoofden der Oranje Pary vóór de Omwenteling (§); 't geen hun oen ontftaan was, dagten zy nu, met verlubbeld betoon van haat, betaald te zetten, /an hier een wydftrekkend Verzoek tegen bieden van gemelde Gezindheden ingerigt, vaar op de Regeering betuigde, „ wel te , mogen lyden, dat geen Roomschgezinden, , noch ook geen Mennoniten, buiten die , geenen , welke zulks reeds bezaten, , noch tot het Burgerregt, noch tot de , Gilden, zouden mogen toegelaaten wor, den; dat zy egter niet konden verftaan , den Kinderen der Mennoniten uit te fiui, ten,'of te berooveq van het Regt by ,, hun- (*) Verzam. hy de Chalmot VUT. D. bl. 202. CD Zie onder andere onze Vaderl. Hist. XtlL . bl. 71. ■ (§) Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl,  HISTORIE. 285 5, hunne Ouderen tot de Gildens en het „ Burgerfchnp bereids verkreegen. Dat „ ook Schepersn en Raad mogten lyden, dat de Lutheraanen, daar toe, als mede „ tot de Bmgeivoorregten zouden worden „ toegelaaten; met uitzondering nogtbans „ tot het Regt van Regeering, en het „ bekleeden van Ampten, waar toe het „ Lidmaatfchap van de Gereformeerde Ge„ meente vereischt wordt (*)." De Gildens, aan welken het gemist was, Vóór de Omwenteling, hunne oogmerken ter verdrukkinge van byzondere Perfoonen, meest van andere Gezindheden dan de heerfchende Kerke, te bereiken, meenden thans dit plan met meer fpoeds voort te zetten. Byzonder ftak hier in het Zydekraamers Gilde uit. Zy riepen de by hun gehaatten voor hunne opgeworpen Regtbanken, veroordeelden anderen om maar met éénen of twee Knegts te mogen werken, ja flooten nog anderen geheel van hunne verkreegene Gilderegten uit (f). Dit gaf aanleiding tot veele Verzoekfchriften en Tegenverklaaringen. Deeze bragten de Regeering in verlegenheid: zodanig dat zy, in dit byzondere geval, zonder gevolg of nadeel voor de Hoogheid der Stad, en ten gevalle van het Concordaat van Raad en Gemeente van den zeven en twintigften van Lentemaand des Jaars O Verzam. by de Chalmot VIII. D. bl. 207. (t) Verzam. hy de Chalmot Vl. D.bl. 260.275 a7°. 285. 310. IX. D. bl. 196. X. D. 293. LXï. BOEK* 1787. 1788. Poo gingen der Gilden niet altoos ge-; flaagd.  £36 VADERLANDSCHE LXL boek. 1787. 1783. Woede waar mede men de Patriottenaldaar vervol gi Jaars mdcclxxxviii, den raad en het befluit innamen van twee Provinciaale en onpartydige Regtsgeleerden, door Commisfarisfen van zyne Hoogheid daar toe benoemd, en overeenkomftig met dier uitfpraake, eindelyk ten beflisfenden antwoord gaven, dat zy de Klaagers en Verzoekers , in hunne gedaane eifchen en genomene befluiten, niet ontvangelyk verklaarden , en de Beklaagden vryfpraaken (*). In Deventer, waar men meestal met losgelaaten teugel tegen de Patriotten woedde, was niemand veilig, zelfs de zodanigen niet, die op last der Provinciaale Commisfie ter Verdeediging, of der voorige Stadsregeering, iets verrigt hadden. Veelen deezer waren ook ter onveilige Stede uitgeweeken (f). Met hoe veel reden kan blyken uit een Verzoekfchrift, vol van de onverduldigheid der wraake. door de Leden der Oranje Sociëteit te Deventer, en eenige anderen, in Lentemaand des Jaars mdcclxxxviii, aan de Leden derGezwoorene Gemeente overgeleeverd, ten aanziene der in Deventer gebleevenen, „ Zy had„ den," dus luidde de aanhef, „ tot hun„ ne zielgrievende fmerte als nog moeten „ zien en ondervinden, dat door eene al „ te groote en ongehoorde toegeevenheid „ van O De onderfcheiden gevallen worden, met de frakken , opgegeeven in de Verzam. by de Chalmot IX. D. bl. 167 200. (t) Zie onze Vaderl, Hist. XVIII. D. bl. 91.  HISTORIE. 287 „ van het eerfte Lid van Regeering, tot „ nog toe, niets rechterlyks tegen de „ Hoofdaanvoerders, Beleiders, Dryvers „ en Uitwerkers, van de zecert eenige „ Jaaren te dier Stede eerst allengskens „ naderhand openbaar ondernomen ver„ derflyke ondermyning van de nu her„ ftelde Conftitutie was ondernomen." Eene optelling in de haatlykfte bewoordingen van de voornaamfte bedryven der Patriotten,fluit met de woorden der onverduldigheid; „ dat men deeze Lieden, met 9, opgefteeken hoofde langs de Straaten ,, en overal in veiligheid zag wandelen, tot „ groote ergernis, fmerte en verdriet der „ goede en getrouwe Burgery, tegen wel„ ken zy, in een moorddaadig Eed- en Vloekgefpan, zich hebben verbonden „ en werkïyk getoond in ftaat te zyn, „ om dit hun fnood opzet met daaden te M toonen." Zy verzogten deswegen, „ dat hun Wel „ Ed. Agtb. door hunnen invloed by het eer„ fte Lichaam der Regeeringe het daarheen „ mogten ftuuren, dat tegen allen deezen, op de kragtdaadigfte wyze, mogt wor„ den geinquireerd en geprocedeerd, en al „ toos aan geenen deezer Hoofdberoerden VergifFenis of Amnestie verleend." — Wydprs, „ dat van ftonde aan, aan alle „ doezen, voor zo verre zy Advocaater „ w?ren, de Bank van Juftitie der Stac „ Deventer mogt worden ontzegd, en hur „ Wel Ed. Hoog Agtb. verzogt, dit tei „ aanzien van het Platteland en de Kleim ' ,,Ste LXI. 101. K. 1787. I788. I 1 1  &88 VADERLANDSCHE LXi. & OEK. I787. 1788. Afkondiging eefier Amnestie. „ Steden van Overysfel, op den Landdag' „ mede tegen dezeiven uit te werken. — „ En eindelyk, dat 'er een onverbreekly„ ke Stadswet en Concordaat mogt ge„ maakt worden, dat die geenen, welke, „ in den voorleden Jaare, en nu, uit eene „ of uit beide de Lichaamen van Regee„ ringe of uit gróote en kleine Ampterj „ verlaaten zyn of verhaten worden, nooit „ voor hunne Perfoonen in eenig Lid van „ Regeeringe, of in eenig Ampt binnen „ Deventer, zouden kunnen verkoozen of „ aangefteld worden, als zich zulks door „ hun onverfchoonlyk gedrag, ten vollen „ onwaardig gemaakt hebbende." Een welverwagt gunftig Antwoord bejegende dit wraakademend Verzoekfchrift. Immers de Gezwoore Gemeente ftemde in allen deele in met het verzoek deezer Lieden, door hun met den naam van goede Burgery vereerd, met betuiging „ van „ te hoopen en te verwagten, dat hun Wel Ed. Hoog Agtb, geen oogenblik „ zouden aarzelen om de braave, getrou,j we, verdrukte en nogthans ftandvastig „ gebleeven Burgery, in allen deele, te „ gelieven en genoegen te geeven (*). Slegts drie dagen naa het indienen van dit fchreeuwend ftuk, op den dertigften van Lentemaand, kondigde de Regeering van Deventer, als daar toe aangefpoord door meergemelde Commisfarisfen des Stadhouders, eene Amnestie af, die zeker in al- (t) Vernam, ky de. Cöalmot VI. D, bl. 25~ttr*  HISTORIE, a89 aïlen deele niet beantwoordde, aan de fchreeuwende wraakftem der Leden van i de Oranje Sociëteit, dan egter naa eenige veel vrede en vriendfchaps in 't algemeen ademende uitdrukkingen, goeddeels aan deezer wensch beantwoordde. Immers dezelve was gerigt aan de zodanigen, „ die, „ binnen den tyd van drie maanden tot hunne Huizen, Handteeringen en „ Beroep wederkeerden , en betoonden „ het welberaaden voorneemen gevormd „ te hebben, om zich voortaan als getrou- we Burgers en gehoorzaame Ingezetenen „ te gedraagen." — Dan deeze gunst- en genaaanbiedende Kwytfchelding ging gepaard met zo veele bepaalingen en uitzonderingen als wy in andere Gewesten aantroffen. Bovenal werden van deeze Vergiffenis uitgeflooten; „ alle Raaders of Daaders, die fchuldig of medepligtig „ mogten zyn aan het voorgevallene in of voor het Huis van de Burger So„ cieteit der Prinsgezinden (*)." — Van den anderen kant waren in deeze Amnestie alle Plunderaars begreepen, „ onverkort „ en in zyn geheel laatende de Remotien, „ Verlaatingen of andere Schikkingen van „ Ampten en Bedieningen, invoege als geoordeeld is, of nog zal geoordeeld 9Ï worden plaats te moeten hebben (f)." Van (*) Het aldaar, ter ftuiting van een geweldig Oproer voorgevallene, hebben wy te boek geflaagen in het XVIII. Deel onzer Vaderl. Hist. bi 75. (t) Deeze geheele Amnestie is voor handen in MVerzam. by de Chalmot Vi. D. bl. 53—57. XXi. Deel. T LXt. 1 O E Kt' I787. 1788»  floo VADERLANDSCHE LXL boek. 1787. 1788. Een Beeldtenis van Willem den III. vernield en eene andere in ftede vereerd. Van Deventer kunnen wy niet fcheiden, zonder nog eene byzonderheid te vermelden , die de zugt der Regeeringe voor het Stadhouderlyk Huis, op eene zonderlinge wyze, aan den dag lag. In de hitte van een onbeteugelde Patriottifchen yver, hadden, op den avond der Keur-approbatie, in den Jaare mdcclxxxv, eenige Leden van het toenmaalig tweede lid der Stadsregeering, de Beeldtenis van Willem den III. voor de Schoorfèeen in de Raadzaal geplaatst, door den Kunstfchilder ter. Burg vervaardigd, „ op eene vuilaartige „ en verwaaten wyze," gelyk de Regeering vermeldt, „ met verzaaking van den ,, verfchuldigden eerbied voor gekroonde „ Vorften, dit Stuk uit den Schoorfteen „ gerukt, ginds en herwaards in de ver„ trekken van het Raadhuis rondgefleurd, „ en eindelyk , naa affnyding van het „ hoofd, dit meesterftuk van alle Kunst- „ minnaaren geagt, verbryzeld." In Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxviii, werd dit leed geboet, en die fchennis herfteld. De Raad Bosc de la Calmette hadt, uit handen van een ongenoemd Geldersch Heer, een ander Af beeldzel van dien zelfden Vorst ontvangen, 't welk onder de hartlykfte dankzeggingen aan den Geever ,, van die zeer gewaardeerde gifte ,, aan de Stad gedaan," en aan den gemelde Raadsvriend voor zyne aangewende moeite, te dier plaatze gefteld wierd (*). Buk- (*) Verz. by de Chalmot IV. D. bl. 301. 30a.  HISTORIE. 29 Bukte dus Deventer onder het geen hiei gebeurde, haare moedige Zusterftad Zwel le, moest, naar maate van de hoogte, waar toe zy zich in het handhaaven van de zaak der Patriotten verheeven hadt, te dfeper nedergedrukt worden. Eene vernedering, welke zy voelde by de Inrukking der Pruisfifche Krygsbenden, en de daar mede onmiddelyk zich paarende grievende bezwaaren door ons reeds breedipraakig vermeld (*). Met veel behoedzaamheids hadt de Regeering, den afkeer van een groot aantal Burgeren van het Oranje draagen kennende, het zich uitdosfehen met die leuze aanbevolen (f), en werd zulks, in den aanvange, door de vrees voor het Pruisfisch Krygsvolk vry algemeen gehoorzaamd. Doch, wanneer dit voor Staaten Krygsvolk verwisfeld was, nam het vertoon dier kleure niet alleen van dag tot dag af; maar droeg men zelfs wiite lisfen aan de hoeden, en veroorloofde zich, volgens de klagten, door de Officieren der Bezettinge aan den Commandant gedaan, *de Patrouilles, met Steenen, Sabels en Brandhouten aan te vallen; met bloote Sabeltjes onder den rok en met mesfen van over de anderhalf voet lang in den zak te loopen, en fcholdt de Soldaaten, die (*) Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl. 107— ico. (f) Verzam. by de Chalmot I. D. bl. 169. T 2 : LXI. SOEK* 1787. 1788. 't Gebeurdete Zwolle. De Zwolfche Burgers befchuldigd van fchennis aan Oranjetekensen mishandeling der Krygslieden.  202 VADERLANDSCHE LXI. BOEK. 1787. 1788. Schryven der Officieren deswegenaan de Commandant. die zy wisten dat uit Holland hunne Officieren na Utrecht gevolgd waren, voor. Schelmen. De benaamingen van Oranje Vee en dergelyke lieten eenige Burgers, te zamen een Krygsman ontmoetende, ten fchimp hooren, 't welk aanleiding gaf tot rustftoorende voorvallen tusfchen Burgers en Krygsvolk. In 't byzonder beriepen zy zich op het verfcheuren en onder den voet trappen van een Oranje Cocarde in het Huis van een Soldaat door twee Burgers; en dat zy, op ftraat een Officier ontmoetende de onbefchoftheid hadden om op hun agterfte flaande, te zeggen, Al evenwel vivat de Francoifen! Schoon wy wel willen gelooven, dat deeze ftukken niet verkleind zyn opgegeeven, kennen wy de Zwollenaars genoeg in (laat, tot het lpeelen van eene zo tergende rolle, die de Krygsofficieren aan den Commandant deedt fchryven, „ dit al- les geeft zulk een misnoegen onder dit „ Garnifoen, welks refpective Corpfen zo „ veel van eene landverdervende Cabaale „ geleeden hebben, en allen eenpaarig „ gerefolveerd zyn de oude thans herftel„ de Conftitutie met goed en bloed te „ helpen foutineeren, en zyne Doorlug„ tige Hoogheid in alle zyne wettige „ Voorregten te maintineeren, dat zy zich „ verpligt rekenen, tot voorkoming van alle onheilen, en om de rust en goede „ orde in Zwolle te bewaaren, hem te „ verzoeken, by de Magiftraat te willen „ bewerken, dat, door Hoogstdezelve „ eene  HISTORIE. 293 eene Publicatie worde gedaan, waar by „ aan alle Ingezetenen, zonder onder„ fcheid, geordonneerd wordt het draagen „ van een Oranjeteken, ten bewyze dat „ zy de verfoeilyke Cabaale, (waar door „ wy al zo veel geleeden hebben,) niet „ meer zyn toegedaan, of 'er ten min„ ftena niet openlyk voor durven uitko„ men, op dat hier door de Harmonie j, tusfchen Burgers en Militairen herfteld, f, en alle reden van billyk misnoegen uit s, den weg geruimd worde, en de Stad „ voor alle onheilen bewaard blyve." Zulk een fchryven bewoog den Commandant , hetzelve te zenden aan de Stads Magiftraat, het daar in geftelde met zyn getuigenis te bekragtigen, en op het verzogte aan te dringen. Dit hadt ten gevolge eene Aankondiging, by welke de Magiftraat, in 't algemeen de rustftoorende gedraagingen erkent, „ van weinige „ losbandige lieden." Eene uitdrukking, welke genoegzaam aanduidt, dat de opgemelde gevallen zeer zeldzaam waren, en voorts de evengemelde algemeene Aankondiging, wegens het draagen van Oranje, met deeze byzonderheden vermeerderden, „ Dat 's avonds naa zonne ondergang gee„ ne lieden zouden mogen zamenfchoo„ len, of in een meerder getal dan vier „ op ftraat blyven ftaan, of langs de ftraa- „ ten loopen. Dat naa zonne onder- „ gang niemand met een ronden Hoed op „ ftraat zal mogen verfchynen. Dat niemand zich zou hebben te verftouT 3 » ten, boek. 1787. 1788. Nadere bepaaling va» het draagen van Oranje, en voor* zorg te. gen Zamenrottingenv  LXI. BOEK, 1787. 1788. Zilvere Keeshond] es verbo« den. De inwoon in % voor Patriottenvan elders bezwaarlyk gemaakt S04 VADERLANDSCHE „ ten, anderen, 't zy Burgers of Militaï„ ren, Officieren of Gerneenen uit te „ fchelden, te befchimpen, te befpotten, „ naa te fpuwen, naa te wyzen of op „ eenige andere wyze te tergen, 't zy „ door daaden, of woorden. Einde- « lyk gelasten zy, dat naa verloop van ,, vier en twintig uuren, naa het doen „ deezer Afkondiginge niemand op ftraat „ zou mogen verfchynen, dan voorzien „ met een zigtbaar Vercierzel van Oran„ kleur, 't zy op de Borst, of op den 99 Hoed (*).» F Uit Holland kwamen eerlang na Overysfel over ae vervaardigde zilveren of tinnen Keeshondjes. In Zwolle beftondt een en ander dezelve onder de man te brengen of naa te maaken. Een bedryf met Geldboeten geftraft (f_). Verhuizingen van het eene Gewest na het andere waren veelvuldig, in den eer ften tyd naa de Omwenteling. Overysfel kreeg een ruim aandeel van deeze woonplaats verwisfelende Burgers, ook de Stad Zwolle. Dit baarde duchten voor een te grooten toevloed Patriotten in eene Stad, waar reeds zo veele Patriotten woonden; en die door derzelver aangenaamheid en meeste overeenkomst aller Overysfelfche Steden met de Holland/de,. uit die Gewest veel toeloops fcheen te zullen krygen. Men maakte dit bezwaarlyk, door het vor- de- O Verz. hy de Ciialmot III. D. bl. 142—147. (D l'erzam. by de Chalmot VU. D. bl. 139.  HISTORIE. 295 deren van bewj^s eens goeden en onbefprooken gedrags, en dat zy als ftille Burgers aldaar verkeerd hadden. Wie dit niet konden doen, en in Zwolle wilden komen of blyven woonen, moesten met Eede belooven, dat zy zich, geduurende hun verblyf te dier Stede, als ftille ,rustlievende en aan de bevelen van Schepenen en Raaden gehoorzaame Ingezetenen zouden houden en gedraagen niet aileen, maar ook den Eed op de tegenwoordige Conftitutie afleggen (*). Wegens dien Eed, in Overysfel gevorderd, waar van wy reeds fpraaken (f), viel te Zwolle met den Leeraar der Walfche Gemeente, Pier.re Chevallier, eene byzonderheid voor, gewigtig genoeg om hier plaats te vinden, als behelzende 's Leeraars gedagten over dien Eed, en het oogpunt waar uit de Regeering denzelven wilde befchouwd hebben. ,, Ik zou," dus fchreef die Leeraar, „ uit het oog verlie„ zen 't geen ik aan my zei ven, en aan „ myne Gemeente verfchuldigd ben, in„ dien ik in gebreke bleef de redenen, „ welke my bewoogen hebben, om in „ den door U- Wef Ed. Hoog Agtb. ge„ -órderden Eed tot bevestiging der Con„ ftitutie, te difflculteeren*, voor U Wel „ Ed. Agtb. open te leggen. „ Ik gevoel my ten fterkften hier toe „ aangemoedigd door het gunftig uitftel, „ 't welk C") Venam- by de Ciialmot VI!. D. bl. 03 (_f) Zie. hier boven bl. 264. T 4 LXL boek. I787. I788. Gevoelen van den LeeraarCHE- VALL1ER over den Eed.  sprS VADERLANDSCHE LXL BOEK. 1787. 1788* „ 't welk U Wel Ed. Hoog Agtb. my ,, tot myne Justificatie gelieven te verlee„ nen; voor welk blyk van toegenegen,, heid ik U Wel Ed. Hoog Agtb. myne „ gevoeligfte erkentenis betuig. ■ Ik „ heb hier door gelegenheid ontvangen „ om op nieuws myne demarches na te „ gaan, en niets onbeproefd gelaaten, 't „ geen my in deeze zaak eenig licbt, „ eenigen raad, konde verfchaffen. „ Naa al het onderzoek heb ik bevonden, „ niet anders, volgens myn Geweeten te „ hebben kunnen handelen. „ Ik neem dus de vryheid, Wel Ed. „ Hoog Agtb. Heeren! het volgende, tot „ myne Decharge en Justificatie van myn „ gehouden gedrag aan U Wel Ed. Hoog „ Agtb. voor te draagen, niet twyfelende „ of U Wel Ed. Hoog Agtb. zult in dee„ ze myne redenen, volgens uwe billyk„ heid, genoegen neemen, en overtuigd „ zyn van de billykheid myner oogmer„ ken. „ Ik heb altyd gelooft, Wel Ed. Hoog „ Agtb. Heeren! dat de gevorderde Eed „ geen gezag ter Wereld hadt, indien „ deszelfs Interpretatie aan de loutere wil„ lekeur van een ieder werd overgelaa- „ ten. Ik vertrouwde dat dezelve „ een bepaalden zin hadt, overeenkom„ ftig het oogmerk van de Souverain, en „ dat dezelve geen bloot Formulier was „ zonder vaste betekenis. „ Ik hefchouwde de woorden van den „ Eed als klaar, als duidelyk, alsondub- SJ bel-  HISTORIE. a97 „ belzinnig, en nam ze dus in den na„ tuurlykften zin, welken de kragt der „ woorden fcheen op te leeveren. ,, Ik heb dus aan de plegtige belofte van 3, eene gehouwe en getrouwe Aankleeving der j, Conftitutie, geene andere betekenis kun- nen hegten, dan dat ik, door den Eed „ my onder verpligting bragt, om alles „ in mynen kring, naar myn beste ver„ mogen, toe te brengen tot bevestiging ., dier Conftitutie. Deeze Eed fchreef my, naar myn inzien, niet alleen voor 3, negative Pligten van enkel ftilzwygen, Pligten, die zich niet verder uitftrekten „ dan de belofte om geene poogingen te „ doen tot omkeering der Couftitie, maar „ vorderde van my, dat ik belang zou ,, ftellen in de bevestiging van dezelve. ,5 Het geen ik beloofde wilde ik met „ oplettenheid en nadenken vervullen, ,, en hier toe gevoelde ik te veel opregt- „ heid, te weinig vrymoedigheid. „ Ik zou dus te kwaader trouw den Eed „ hebben afgelegd. Ik was overtuigd, „ Wel Ed. Hoog Agtb. Heeren! dat ik „ my als een eerlyk Burger konde ge„ draagen en met een Nederlandsen hart „ myn Vaderland liefhebben, en hetzelve tragten van nut te zyn, zonder die vol„ ftrekte aankleeving aan de Conftitutie — „ maar ik gevoelde my alle agting on,, waardig, ik zou my fchuldig gemaakt „ hebben aan ontrouw, en een Heiligen „ pligt overtreeden, indien ik met deeH ze Interpretatie den Eed gedaan hadt, T $ „ dien Lxr. BOEK.1 1787. 1788.  2&8 VADERLANDSCHE LXL BOLK. .1787. 17Ö8. „ dien ik niet zorgvuldig konde naako,,.men. „ Hier kwam by, dat ik my zeiven „ niet wel kon overtuigen, noch het met de Wysheid van den Souverain over„ eenbrengen, dat dezelve door den Eed, „ my niets anders zou willen voorfchry,, ven dan de onthouding in zulke daa,, den, die onmiddelyk ingericht zouden „ zyn tot omkeering der Conftitutie, wel„ ke eerder door de Wetten zouden kun„ nen verhinderd worden, dan door het afleggen van eenen Eed, „ Daarenboven Wel Ed. Hoog Agtb. „ Heeren 1 verloor ik geenzins uit het oog „ den tyd, waar in deeze Eed gevorderd „ wordt; en ik begreep dat de voorfchree„ vene Eed in de omftandigheden, waar „ in Wy leeven, en in de tegenwoordige „ gefteldheid van ons Vaderland, iets meer 5, was dan een gewoone Burgereed, of „ een Eed gedaan aan eene vreemde Mo„ genheid. ,^ Deeze Eed, afgelegd in eenen tyd, ., waar in de Partyfchappen woelen; in een tyd van onrust en onzekerheid; in ft een tyd waar in de denkbeelden der „ wysfte, der verftandigfte, der braaffte „ Ingezetenen over 't geen men Conftitutie van ons Land noemt, zo zeer uit el,, kanderen loopen; in een tyd, waar in „ men een zeer uitmuntend Burger kan „ zyn, en egter zeer verfchillend denki_n „ over den byzonderen Regeeringsvorm, „ en deszelfs invloed op het heil des Va- „ der-  HISTORIE. 299 „ derlands; in een tyd, waar in zelfs de „ beste Mensch ieder oogenblik ongetrouw „ zou kunnen worden aan deezen Eed, „ opgevat in dien poiidven zin, welke „ my de waare en natuurlykfte voorkomt „ te zyn. Deeze Eed, zeg ik, afge- „ legd in zodanig een tyd, fchryft meer „ verpligting voor, dan in een tyd van „ rust en eensgezindheid. „ Volgens deezen Eed zou men in een ,, geduurig gevaar zyn om tegen zyne „ Principes te zondigen, of ongetrouw te „ zyn aan zyne beloften. —— Deeze Eed „ wel doordagt, wel ingezien, zou die „ natuurlyke vryheid belemmeren, die ie„ der Burger in eene Republiek toekomt, „ welke, zyne betrekkingen vervullende, „ in geene zyner gefprekken, zyner han„ delingen en gevoelens, welke niet in„ loopen tegen zynen Pligt, mag gehin„ derd worden. ,, Het zy my vergund Wel Ed. Hoog ,-, Agtb. Heeren! hier nog by te voegen, „ dat ik,als Amptenaar, den Eed doende, „ ook in dien kring als'Amptenaar den „ Eed met ernst en opregtheid vervul„ len moet. . ,, Het was dus. volgens myn inzien, „ riet meer genoeg algemeen Heil voor s, den Lande af te fmeeken, beginzels van „ Vaderlandsliefde te prediken, die onaf„ hangelyk zyn van eenigen Regeerinps„ vorm; het was niet genoeg, aan Gods „ Barmhartigheid een arm, een ongelukkig „ en verward Vaderland op te draagen; „ maar LXI. bokkj 1787. 1788.  3oo VADERLANDSCHE LXL LOEK. . 1787. ! 1788. , 5 „ maar ik geloofde, dat ik door den Eed , my onder een meer byzondere verplig. , ting bragt,om, in deeze dagen, voor die , Conftitutie te bidden, en dezelve aan , te pryzen. Ik gevoel dat ik my „ nimmer onttrekken mag aan de gehoor, zaamheid , die men aan de Overheid , verfchuldigd is; maar 'er is, myns be, dunkens, een groot onderfcheid tus, fchen het aanpryzen van eene redelyke , Gehoorzaamheid aan den Souverain, , welke het Christendom ten fterkften , gebiedt, en de aankleeving van zekere , Conftitutie, die zo wankelend is, waar , over men zo verfchillend denkt, welke , de Souverain zelve voor zeer gebrek , kig houdt, en die zo veele veranderin, gen ondergaan heeft. „ Eindelyk, Wel Ed. Hoog Agtbaare 1 Heeren! ben ik ten vollen overtuigd, , dat de beste gefteldheid van geest, waar , na een Burger, en een Christen, in , deeze dagen, moet ftreeven, de Onzy- , digheid is niet die Onzydigheid, , welke op Onverfchilligheid uitloopt; , maar die geene, welke zich voor geen Party verklaart. Ik heb voorgenomen , my voor niets in de bresfe te ftellen , dan voor Godsdienst, voor Deugd en Regtvaardigheid. Ik wensch, in 't midden der woelingen der hartstogten, in het midden van zo veele tegenftrydige werkingen, myne gerustheid te bewaaren, een hart om te draagen, dat het heil van het Vaderland zoekt in de „ ver-  HISTORIE. 301 \, verbetering der Zeden, en alleen die „ beginzels aan te kleeven, die eerwaar,, dig moeten zyn in ieder Land, waar „ in eene redelyke Vryheid, openbaare „ Veiligheid, huishoudelyke, burgerlyke „ en Christlyke Deugden, den grondflag „ van het welzyn der Maatfchappye moe„ ten uitmaaken. Dit zyn myne waaragtige Gevoelens, '„ Wel Ed. Hoog Agtb. Heeren! welke „ my belet hebben den Eed met vrymoe,j digheid te hebben kunnen afleggen. „ Met deeze Interpretatie, met deeze 5, myne Gevoelens, met deeze myne voor„ neemens, zou ik tegen my zeiven ge„ zondigd hebben, en veragtlyk in myne eigene oogen geworden zyn, indien ik „ den Eed, zonder omzien, gedaan had. „ Ik zou in myn hart gelochend heb- ben het geen ik met myne lippen be„ loofde, en ik zou reden gehad hebben „ om te vreezen, dat ik door deezen Eed „ iets zou toevoegen tot die Zonden, „ waar om God zyn flaande hand over „ ons Vaderland uitgeftrekt houdt, en medewerken tot die rampen, welke zo veel ligtvaardige Eeden over 't zelve „ brengen zullen — en hoe veel nadeels „ zou ik daar door niet doen aan de be„ trekking, waar in ik ftaa, aan het Ampt „ dat ik bekleed, en aan den Godsdienst u, dien ik predik. „ Misfchien, Wel Ed. Hoog Agtb. „ Heeren, doe ik een ftap, die beflisfen- de voor myn ganfche leeven zal zyn. — „ Myn LXL; 3 O E IC. I787. 1788.  302 VADERLANDSCHE LXI. BOEK. I787. I788. 1 1 ! i 5 t 3 •J » Verflag daar op { uitge ] biagt. ( „ Myn Huisgezin, en myne Gemeente, „ zyn my, zonder ophouden, voor het „ oog — eene Gemeente, in welker be„ ftuuring ik zo veel aanmoedigings, zo „ veel zegens vondt eene Gemeente „ welke ik zo lief hadt, en aan welks bloei „ ik alle myne kragten wenschte te be- „ fteeden. ■ Niet tegenftaande dit al- „ les ben ik gerust, dat ik, noch als Va„ der, noch als Egtgenoot, noch ais Lee„ raar, tegen myne verpligting heb aan,, gegaan door het weigeren van den gai, vorderden Eed, en ik ben bereid liever „ bitterheid te fmaaken, dan iets te doen 1, tegen myn hart; dan beginzelen te laa, ten vaaren, waar in ik myne eer ftel, , en welke ik geloof verbonden te zyn , mei Godsdienst en met Liefde voor het , Vaderland. „ Ik heb niets te vraagen, niets te ver, zoeken, Wel Ed. Hoog Agtb. Heeren! , alleen wensch ik, dat U Wel Ed. Hoog , Agtb. deeze myne Justificatie in gun, ftige overweeging gelieft te neemen, , en dat dezelve aan iemand, die niet ge, heel onnuttig voor deeze Stad geweest , is, het genoegen niet weigeren zal van , zyn gedrag goed te keuren, en te geloo, ven, dat hy gehandeld heeft volgens , zyn Plïgt." 6 Op dit ftuk werd een Verflag uitgeiragt, 't geen de denkbeelden der andere 'aftye, deezen Eed betreffende, in klaarieren dag haait, dan het ons voorfbat zulks lders ontmoet te hebben, en waarom wy „ het  HISTORIE. 303 het meest met de woorden der Berigteren zullen opgeeven. „ 't Was hun voor„ gekomen, dat de Heer Chevallier, te „ zeer gehegt aan dwaalende grondbegin„ zeis, welke door het ongluk van den tyd, maar al te diep wortelen gefchoo„ ten hadden, zich verkeerde denkbeel„ den vormde van de Pligten, welke een „ goed Burger, en vooral een Predikant', „ te betragten heeft, en zich verbeeldde „ als of hy de door onze Voorvaderen „ vastgefteide, en, zo God het niet ver„ hoed hadde, tot ongeluk van het Land en de Ingezetenen omvergeworpen, „ doch thans weder herftelde Conftitutie, „ niet gehouw en getrouw zou kunnen „ aankleeven, zonder dezelve, in byzon„ dere gefprekken, en op den Predikftoel, „ aan te pryzen, en dus het tegenoverge„ ftelde te verrigten van het geen te voo„ ren tot het omkeeren van 'sLands al„ oude Regeeringsvorm gefchied is; daar „ het, in tegendeel, een ieder Burger be„ taamt, de zaaken van de Regeering en „ de handhaaving der vastgeftelde Regee- ringsvorm, over te laaten aan de zorge „ van de wettige Regenten, en het voor- al niet tot den kring, waar in een Pre„ dikant gefteld is, behoort, zich met „ zodanige zaaken, in de gefprekken met „ de Leden van zyne Gemeente , veel „ min op den Predikftoel in zyne Leer„ redenen bezig te houden, als dewelke „ behooren ingerigt te zyn om de Ge- meente te onderwyzen in den Gods- „ dienst LXL boek. I737. I788.  LXI. boek. 1787. I788. Cheyallier af. gezet. 304 VADERLANDSCHE „ dienst, en aan dezelve in te fcherpen die ,, Pligten, welke, naar het voorfchrift van „ het Heilig Euangelie en de Leer in de „ Heidelbergfche Catechismus begreepen, elk „ Christen ter bevordering van zyn tyd„ lyk en eeuwig geluk, te kennen en te „ betragten noodig heeft: ender welke „ wel uitdruklyk mede behooren de Plig„ ten van behoorelyke gehoorzaamheid en ,, het bewyzen van alle liefde en trouwe „ aan die geenen door welker hand het „ God belieft te regeeren j maar geenzins „ begreepen is in het beoordeelen, aan„ pryzen of afraaden van die Wetten en „ Regeeringsvorm, onder welke men „ leeft. -— Waarom ook een openbaar „ Leeraar, fchoon ook geen Eed op Stads „ en Lands Conftitutie hebbende afge„ legd, van zelfs verpligt is den Zegen „ van God voor het Land en de vastge„ ftelde Regeering af te fmeeken, en „ zich nimmer daar van mag onttrekken, „ of zich veroorlooven, om, in zyn pu„ bliek Character en Bediening, daar hy „ de mond der Gemeente tot God moet „ zyn in het openbaar Gebed, naar zyne „ particuliere begrippen den Zegen van „ het Opperweezen over de vastgefteide „ Regeering al of niet af te bidden." Op deeze grenden waren zy van oordeel , dat de Leeraar Chevallier , door liet weigeren van den voorgeftelden Eed, zich zeiven buiten ftaat ftelde om in de bediening als Predikant te volharden, en tiy dus voor ontflaagen moest worden ge- hou-  HISTORIE. 305 houden. Dit verflag werd goedgekeurd en in een Befluit van Schepenen en Raaden veranderd (*). . De Kerkenraad der Walfche Gemeente, volmaakt over het dienstwerk des Heeren Chevallier te vrede , het bezwaarlyk oordeelende, het gemis van zulk een Leeraar te zullen kunnen boeren, en daaren boven zich overtuigd houdende van 's Mans gevoelens en oogmerken; te meer daar hy nimmer nagelaaten hadt, noch ooit zou nalaaten, in zyne Gebeden den Zegen van den Almagtigen God af te fmeeken, over de geenen, die in Hoogheid en Regeeringe gefteld waren; en-het weigeren van den van hem gevorderden Eed niet was voortgevloeid uit flinkfche bedoelingen, maar uit een naauwgezet Geweeten, 't geen zich de gevolgen en verpligtingen van den Eed te uitgeftrekt voorftelde om aan dezelve ftipt, en in gemoede, te kunnen voldoen * was de Stadsregeering aan, met een ootmoedig verzoek om dien Leeraar in zyn Ampt te herftellen, „ op zodanig eene Verklaaring," gelyk zy 'er by voegen, van Onder werpir ge aan de tegenwoor„ dige Conftitutie, als de Regeering tot „ haare gerustheid, en tot verzekering van die Conftirutie, noodig zou oordëelen, „ en die overeenkomftig zou weezen met „ zyne gevoelens, om zich als een ftil „ Burger te gedra2gen, zich aan de ftand- » gry- (*) Ver%. by de Chalmot VI. D. bl. 287—205 AX1. Deel- V lxl boek, 1787. 1788. Vergeeffchepooging des Kerkenraadsom hem te behouden.  3o6 VADERLANDSCHE LXL boek. 1788. Blyk van verregaandeHaat te> gen de Patriotten. (*) Ferz. by de Chalmot VIL D. bl. 283—285. „ grypende Conftitutie te onderwerpen, en geene poogingen te doen om dezel„ ve omver te werpen." Om van Chevalliers oogmerken in dier voege te fpreeken, hadt de Kerkenraad grond; dewyl hy, in eenen Brieve aan denzelven gerigt, nevens dit Verzoekfchrift der Regeeringe overgegeeven, zich derwyze hadt uitgedrukt. Dan, noch de ernftige betuigingen des Kerkenraads, gegrond op de aan den dag gelegde oogmerken des Leeraars, noch die daar by fchriftlyk overgeleeverde Stukken, konden iets te zyner HerftelÜnge uitwerken. De Regeering bleef by de gedaane Afzetting volharden (*). Veelvuldig zeker waren de werkzaamheden der Burgerfocieteit te Zwolle geweest, en niet minder die der Burgercommisfie daar ter Stede. De eersrgemelde werd onmiddelyk naa de Omwenteling ontboden. Schoon dit waarheid was, en 'er geen openbaare blyken voorhanden waren, dat de Burgercommisfie zich de voorgaande hoedanigheid zou willen aanmaatigen, of hunne voorige raadpleegingen, op den ouden of ëenen; anderen voet, voortzetten, of ftille Byeenkomften hieldt, waren nogthans der Regeeringe , gelyk zy één jaar naa de Omwenteling in eene Afkondiging fpraaken, geene onduistere blyken voorgekomen , dat 'er mogelyk nog in deezen, door een  HISTORIE. 307 een of ander, misbruik gemaakt wierd, en beweegingen in 't werk gefteld, die niet alleen van de geadopteerde, doch ook gecondemneerde grondbeginzelen waren. Dit ontrustend denkbeeld deedt eenefterke Afkondiging , tot weeringe daar van, gebooren worden (*_). Eene Afkondiging van welke wy te meer melding maaken: dewyl dezelve het gebeurde te Zwolle, ftaande den tyd der Staatkundige en Burgerlyke Beweegenisfen, in een licht zet voor de Patriotten zo afzigtig als wy het ergens in eenig Staats- of Regeeringsftuk aantroffen; alleszins met verzwyging van veele, en verdraaijing van andere gevallen, zodanig ingerigt, dat de Burger, die zich eenigzins met Regeeringszaaken bemoeit, voorkomt als een fchadelyk gedrocht. Zo verre ging de haat der oude herftelde en op nieuw benoemde Regeeringsleden te Zwolle, zo zeer waren zy gefteld op den uitfluitenden naam van Regenten, dat zy omtrent de Heeren, die by de keuze op Pauli mdlclxxxvii waren aangefteld en nu geweerd, de Advocaaten en Procureurs aanfchreeven, om ten hunnen opzigte den tytel van Oudburgemeesteren in hunne Stukken niet te gebruiken: dit te doen hielden zy genoeg om zodanige Stukken niet aan te neemen (f). Moe- C*) Verzam. by de Chalmot VIII. D. bl 16—25. (f) Verzam. by de Chalmot IX, D. bl. 329. V 2 LXI. BOEK. 1787. I788.  3o8 VADERLANDSCHE LXI. boek. 1787. 1788. Een ftuk de Magiftraatsbeftellingte Kampen betreffende, door denPrins tot de Omwentelingonbeantwoordjjelaaten. Hoe door hem be antwoordt. Moedig hadt zich de Stad Kampen in de zaak der Patriotten gedraagen, niet dan fchoorvoetende, en vol van de kommerlykfte vooruitzigten, was de Gezwoorene Gemeente te dier Stede toegetreeden tot het aanneemen der verbaazende veranderingen by de Omwenteling, door de Magiftraat voorgefteld (*). En, in de daad , deeze mogt zich niet veel goeds fpellen uit de vernieuwde Magtsopdraaging aan den Stadhouder. Nog onafgedaan tusfchen dit gedeelte der Regeeringe van Kampen en den Prins hing een ftuk de Regeeringsverkiezing betreffende. In het Voorjaar des Jaars mdcclxxxvii hadt men nog ter goed- of afkeuring de Verkiezing aan den Stadhouder gezonden op den ouden voet; maar, by eenen zeer ernftigen doch zeer beleefden Brieve, hadt de Gezwoorene Gemeente den Prins onder 't ooge gebragt, de ongepastheid der door hem gemaakte veranderingen, in de wettig gedaane keuze, geftaafd door 't geen Willem de III. ten deezen opzigte, bepaald hadt. Onbeantwoord bleef dit der Stadsregten verdeedigend ftuk tot het Voorjaar naa de Omwenteling, wanneer niet de Gezwoorene Gemeente, maar de Magiftraat der Stad, aanfchryvens van den Stadhouder kreeg: waar by de twee door de Gezwoorene Gemeente aangeftelde Gemeens- lie- (*) Zie onze Vaderl. Hist.XVlU. D. bl. uo— 124,  HISTORIE. 309 lieden afgekeurd, en twee anderen, van wegen zyne Hoogheid, in plaats gefteld wierden. Te deezer gelegenheid onderhieldt de Prins de Regeering der Stad Kampen over dien hem mishaagenden Brieve, op een toon vol misnoegen; thans kwam hy, door de Omwenteling in gezag herfteld, 'er volmondig voor uit; ,, Het heeft ons vreemd moeten voorkomen dat de Gezwoorene Gemeente de „ aan ons onbepaald opgedraagene Appro„ batie en het maaken van Verandering „ in de aan ons toegezondene Raad- en „ Meentekeuren , thans wil bepaalen tot „ de weinige by haar aangehaalde geval„ len, en zulks alleen op het verhaal van „ de woorden door Willem den III. in „ een bepaald geval, de Stad Deventer ,, betreffende gebruikt, zonder dat hy daar „ mede heeft kunnen of willen te ken„ nen geeven, dat 'er buiten de daar op„ genoemde gevallen, geene andere recht„ maatige redenen voor de tydlyken Stad„ houder zouden kunnen plaats hebben, „ waarom de Keuren niet zouden kun„ nen en behooren te worden geappro„ beerd." By dit algemeene liet de Stadhouder het niet berusten. De tydsomftandigheden dreeven hem om die Patriottifche en zich noode fchikkende Stad toe te voegen; „ Dan nog zou de Gezwoorene Gemeen„ te van uwe Stad minder redenen kun„ nen voorwenden, van zich over deeze door ons gemaakte Veranderingen in V 3 „ der- lxl 50ek. I787. I788.  3io VADERLANDSCHE LXL boek.. 1787. I788. j 1 i ( t „ derzelver Keuren te mogen beklaagen; „ daar de zedert eenigen tyd in deeze „ Gewesten ontftaane Troubles en Desor„ ders, zich mede in uwe Stad hebben „ vertoond, én gelegenheid gegeeven tot „ heftige Partyfchappen en driften onder „ allerlei foort van Lieden, die den naam „ van Vaderlandlievende hebben willen aan„ neemen, en onder dien dekmantel mid„ delen by de hand neemen, die de Con* „ ftitutie en vastgefteide Regeeringsvorm „ ftonden om te keeren. „ En daar, naa de gelukkige Omweni, teling, in het voorleden Jaar, het Re„ glement van Regeering van den Jaare „ mdccxlviii, in de Provincie van Oyerys„ fel, weder is geconfirmeerd, hebben wy , het niet anders dan aan het aanhouden , en koesteren van deeze zo verderft yke ,, Partyfchappen en Driften in uwe Stad , mogen toefchry ven , dat men in de , keuze, aan ons ter Approbatie gezon,, den,-heeft kunnen benoemen een Per, foon, die zich openlykin een Dienst en , onder eenen Eed heeft begeeven, om , tegen den Staat zelve , en derzelver , Troepes, waar van het Capiteinfchap , Generaal aan ons is toevertrouwd, de , wapenen te draagen, en te worden ge, bruikt, en dus al bet openbaar Gezag , en de wettige Regeering omverre te , helpen werpen." Nog meer bezwaars vondt de Stadhouler tegen deeze Gezwoorene Gemeente in ê brengen;wanneer hy vervolgt;hoewaar- fchyn-  HISTORIE. 3" fchynlyk aan die zelfde oorzaak zou moeten worden toegefchreeven, „ dat, niet i „ tegenftaande de gelukkige Herftelling ^ der Conflitutie en Regeeringsvorm, en „ het eenpaarig Advys van alle de Leden „ van Staat, Kampen tot nog werd te rug „ gehouden, om ook binnen de haaren „ te concurreeren tot het arresteeren en „ afleggen van den Eed op de Conftitu„ tie,°naar het Formulier ten dien einde „ vastgefteld." Dan wy vertrouwen, „ dat de Gezwoorene Gemeente van uwe „ Stad, in overweeging hebbende geno„ men, dat deeze Eed'bereids niet alleen „ door alle de Staatsleden, maar ook door „ de Gemeenten en andere Amptenaaren, „ in de beide andere Hoofdfteden, is afge„ legd, geen minder blyken zal willen „ geeven van derzelver onveranderlyke „ aankleeving aan de tegenwoordige Con„ ftitutie en Regeeringsvorm, dan de ove„ rige Leden van Staat, en wy willen „ daarom niet twyfelen of dezelve Ge„ zwoorene Gemeente zal, op uwe nadere ., Voorftelling, zich als nu daar toe me„ de genegen en gereed verklaaren, en alzo dien Eed mede afleggen." Ten flor voegde de Stadhouder 'er ne„ vens: „ daar wy uit het voorgedagte ., Adres der Gezwoorene Gemeente, be„ trekkelyk het publiceeren der Keur en „ in den Eed neemen van den genoem„ den Gemeensman, met bevreemding „ meenen te hebben gepenetreerd, gevoe„ lens, welke gerealifeerd wordende, niet V 4 ,, an- LXI. 10££. I787. I788.  3is VADERLANDSCHE LXL BOEK. 1787. 1788. Zwaarighedendoor de Gezwo • rene Gemeentete dier Stede gemaakt. „ anders zouden kuflnen ftrekken dan tot „ krenking van onze Authoriteit, en ftry„ dig met het voorfchrift van het Regle„ ment, hebben wy, tot voorkoming van „ alle Inconvenientien, daar uit zullende „ kunnen ontftaan, noodiggeagt, TJ Ed. „ zulks voor te houden; ten einde U Ed. „ by het weder inkomen van de Raads„ en Meentekeuren, wanneer by de Keur„ nooten onverhoopt zwaarigheid mogt „ worden gemoveerd om de Raadskeur „ te pubiiceeren, of ook de oudfte der „ Espelen tegenwoordig te doen zyn, „ zonder bybrenging van wettige rede„ nen, als dan zorg zullen draagen, dat „ dezelve Raadskeur daadlyk, naar ouder „ gewoonte, worde gepubliceerd, en de „ benoemde Gemeenslieden in den Eed „ genomen (*). De Gezwoorene Gemeente deezen Stad* houderlyken Brief uit handen der Magiftraat ontvangen hebbende, befloot zich over den inhoud niet uit te laaten; doch, om in bet tegenwoordig tydsgewrichte, in de gemaakte Verandering, ter vervullinge van het Lichaam der Gezwoorene Gemeente, te berusten. Dan lieten zy vervolgens, in de veelvuldige onderhandelingen met de Magiftraat, over den nieuw in te voeren Eed en hunne zwaarigheden des aangaande, niet onopgemerkt , dat hunne zwaarigheden, wel verre van verminderd, veel eer vermeerderd waren: q*) Ver*, hy ra Chalmot IV, D. bh 152—164;  HISTORIE. 313 ren: dewyl de Stadhouder in dien Brieve fchreef, dat aan de pydlyke Heeren Erffladhouderen was opgedraagen eene onbepaalde Approbatie, en het maaken van verandering in de aan Hoogstdezelve toegezondene Raadsen Gemeentekeuren: ook dan, wanneer voornoemde Keuren, zonder partialiteit, drift, en kuiperyen, gefchied waren. Wat de nadruklyke aandrang des Stadhouders betrof, verklaarde de Gezwoorene Gemeente, „ dat, behoudens de belangens van „ haare goede Burgery, haar niets aange„ naamer zou zyn, dan, om in haaren „ kring mede te werken om de verlan„ gens en genoegens van zyne Doorlug„ tige Hoogheid, op alle mogelyke wy„ zen, te bevorderen; dat het haar der„ hal ven gevoelig fmartte, dat de Heer ;, Erfftadhouder de handelingen der Ge„ zwoorene Gemeente aan zulke verderf„ lyke Grondbeginzels toeeigende. Zy kon „ dit aan niets anders dan aan verkeerde „ Informatien toefchryven; ja hieldt zich ,, verzekerd, dat wanneer hunne gedaane „ jongstleden Verklaaringen aan den Stad„ houder bekend waren; deeze omtrent „ hun gunftiger denkbeelden zou voeden." De Verklaaringen waar op die Gemeente zich beriep, behelsden hoofdzaaklyk, dat by haar nooit een oogmerk of plan geweest was ter omkeeringe of verzwakking van de Regeering met de daar aan verbondene Waardigheden des Stadhouders. „ Ja, zy betuigden in deezen," op dat wy de eigenfte woorden affchryven, ,, op V 5 «de LXT. BOEK. I7K7. I788.  3*4 VADERLANDSCHE LXÏ BOEK- 1787. „ de ernftigfte en meest kragtigfte wyze, „ dat zy het Erfftadhouder- Capitein Ad., miraalfchap Generaal, in het Doorlug„ tig Huis van Oranje en Nasfau, thans >, hieldt voor noodzaaklyk en onontbee„ relyk in het Bondgenootfch3p in 't ge,, meen; en dat zy met welmeenerheid „ alles wilde aanwenden, dat ter inftand„ houding van 't zelve kon ftrekken." Naa deeze algemeene betuiging gaf de Gezwoorene Gemeente de redenen op waar >m zy in gemoede zich bezwaard vondt, Mn den Eed en Guarantie vast te ftel- en. Zy hielden den Eed voor eene üeuwigheid, en in 't weezen der zaake liets verfchillende van den Eed des Jaars «inccL. Noodloos hadt men de Eeden liet te vermenigvuldigen. Door de 'oorgeftelde Guarantie, werd, huns oorleels, te kort gedaan aan de Hoogheid ■an de Stad en het Gewest; en dat daar ioor de handen gebonden wierden der ïraatsleden, om, zelfs met toeftemming rm den Erfftadhouder, vast te ftellen, te verbeteren en te veranderen zodanige Punen, welke de gezamenlyke Staatsleden, en nutte en dienfte der Provincie noodaakïyk keurden: terwyl zulks aan de an!ere Gewesten gelegenheid verfchafte om ich met Overysfels inwendige en huislvke aaken te kunnen bemoeijen, zonder daar oe aangezogt te zyn, ftrydig met den ied van Admisfie. — Einde]yk hielden zy et daar voor, dat dit den weg floot ora e erkende noodige Veranderingen van het  HISTORIE. 3i5 het Reglement, op eene Conftitutioneele wyze, te maaken. Dit alles hadden zy met veele redenen omkleed, voorgedraagen. Vervolgens vondt de Gezwoorene Gemeente reden om zich te beklaagen, dat de Gecommitteerden ten Landsdage, ter Vergadering van Ridderfchap en Steden, dit alles niet woordlyk medegedeeld, en teffens alle gronden van zwaarigheid, door haar vermeld, niet opgegeeven hadden. Dit wenschte zy dat mogt gefchieden; ten einde aan deeze Stad geene gevoelens of oogmerken mogten worden aangetygd, nimmer door haar gevoed of gekoesterd, en die van onaangenaame gevolgen zouden kunnen weezen voor de Stad en goede Burgery. Dit alles mogt by de Magiftraat niets baaten: deeze befchouwde het verder oponthoud in deezen, „ als een bron van wantrou,, wen, en andere nadeelige gevolgen voor „ het welzyn van Kampen." Zich. by htrhaalinge beroepen hebbende op haare heitzaame oogmerken, en beste bedoelingen, verklaarde, in 't einde, de Gezwoorene Gemeente; „ Dat, hoe zeer zy van het „ pügtmaatige haarer handelingen in dee„ zen overreed was, haar egter niets meer „ zou fnaaiten dan dat haare Stad en goe„ de Burgery onaangenaame en nadeelige „ gevolgen, om haaren wil, zou overko„ men: en dewyl, volgens de ftellige „ Verklaaring van de Magiftraat, zulks „ niet anders kon worden geweerd, dan „ door LXl. SOEK. I787. I788. floe zy bukte.  316* VADERLANDSCHE LX. BOE K. 1787. 1788. Kampen een wyk- der Patriotten. door haare medeftemming te verleenen „ tot den voorgeflaagen Eed, zy, die niets „ anders dan Stads welzyn bedoelde, en „ voor de welvaard en veiligheid haare* „ goede Burgery alles over hadt, wan„ neer zulks van hun geëischt werd, daar „ toe kwamen, onder expres beding, dat ,, de Gebreken, welke, volgens erkente„ nis van alle de Staatsleden, in het Re„ glement van Regeering plaats hadden, „ eerlang,en binnen eenen bepaalden tyd, „ zouden weggeruimd en verbeterd wor„ den (*)." In zulk een Staatsgety is verzetten, tegen een wegrukkenden ftroom te willen oproeijen. Daar bevonden zich te Kampen nog genoeg in leeven, wier geheugen Kennis droeg, zo zy des door de Gefchiedenisfe niet onderrigt waren, van de middelen ter Afkondiging door des Stadhouders Moeder ééns daar ter Stede te werk gefteld (f); en die ten deezen dage althans haaren Zoon niet zouden ontbrooken hebben. Dan, ondanks den dwang, waar aan de Stad Kampen nevens de andere Hoofdfteden van Overysfel, zich moest onderwerpen , en waar toe dezelve zo noode kwam, ging de Stadsregeering van die dagen O In 't breede zyn deeze leezenswaardige Stukken te vinden in de Verzam. by de Chalmot VII. D. bl. 65—90. Wat hier van het gevolg was, hebben wy boven bl. 262. opgegeeven. (f) Dit geval heboen wy in 't breede geboekt in onze Vaderl. Hist. ten onmiddelyken vervolge op Wagenaar XJfllI. D. bl. 27. 122—135.  HISTORIE. 3T7 gen de eere naa van eene meerdere-zagten toegeeflykheid dan men elders in Overysfel, of ook in eenige Stad van naam in de Bondgenootfchaplyke Gewesten, aantrof. Hier door werd Kampen, de ftrenge maatregelen van Zwolle (*) niet volgende, een wyk- en fchullplaats veeier Patriotten uit andere Gewesten, byzonder uit Holland, 't Welk die Stad een- haar ongewoone volkrykheid en bloei byzette, tot fpyt der nabuurfteden, waar de heftig blaakende Oranjegezindheid, of ftrenge bepaalingswetten, dien toevloed van Landgénooten uit andere Gewesten, in.die dagen, weerde. Nog lang zal Kampen by den Patriot van die dagen in gezegende naagedagtenisfe en in de Gefchiedenis een voorbeeld blyven, dat Staatkundige, zo wel als Godsdienftige Verdraagzaamheid, onder de middelen ten bloei eener Stad behoore. By de Veranderingen, die in de Kleine Steden deezes Gewests plaats greepen onmiddelyk naa de Omwenteling, door ons reeds verhaald, hebben wy niets te voegen (t)- en alleen aan £e flippen, dat men 'er voortging op den ouden voet. Gaf het naauw verband tusfchen de Pa' triotten in Overysfel en het Landfchap Drenthe ons aanleiding om ten flotte var het gebeurde by de Omwenteling in dii Ge- (*) Zie hier boven bl. 294. (t) Zie onae Vaderl. Hist. XVUI. D. bl. 124- vta6. LXL SOEK. 1787 I788. ; v-.: Over- gang ti Drcnthi  3i8 VADERLANDSCHE LXI. BOEK, 1787. 1788. Drenthe treedt gereed toe tot de Guarantievan het ■ Stadhou-. der- fchap; ' doch 1 dringt te- j vens aan op her- ' ftel van ? de Bond-. genoot- [ fchaply- ' ke Reg-' ten. ■ j ) 9 ? 5 s Gewest desgelyks iets in 't algemeen van Drenthe op te tekenen; en flooten wy dit verflag met de woorden, „ dit alles dien„ de ten Voorfpel van Verdrukkingen, „ die voorts in dit Landfchap plaats gree,, pen; doch tot een volgend Tydvak „ behooren (*)," zo zal het eieenaartig weezen het weder vaaren deezes Landfchaps ook in dit Boek, breeder te fchetzen. Wilvaardig was Drenthe om de ftem te geeven tot de onderlinge Guarantie van het Stadhouderfchap by de Bondgenoot(chaplyke Gewesten voorgefteld, en 't zeize voor een Grondwet van den Staat te /erklaaren, en dit wel op de fterkfte vyze. Staaten diens Gewests zogten 'er rfch eene Staatkundige verdienfte van te naaken. Immers zy gaven den Bondgenoten te verftaan; £ Wy vertrouwen, , dat deeze rondborftige uitboezeming , van onze opregte gevoelens U Hoog , Mogenden, en alle onze Bondgenooten, , omtrent dit zo gewigtig en belangryk , als hoogstnoodzaaklyk punt, volkomen i zal kunnen gerustfteilen, en houden , ons verzekerd, dat Hoogstdezelve hier , in eene vernieuwde Preuve zullen ont, dekken, beide van onze beftendige aan, gekleefdheid aan de tegenwoordige heil, zaame Regeeringsconftitutie, en van onj ze volvaardige bereidwilligheid ter vol, brenging van alle die pligten, weike door (*) Zie onze Vaderl. Eist. XVIII. D. bl. 127. isS.  HISTORIE. 319 „ door onze toetreeding tot het Verbond ,, der Unie op ons ■zyn gebragt. ,s En dit verfchaft ons, by deeze ge- paste gelegenheid , te gelyk de vry„ moedigheid, om wederom, by vernieu- wing, onder het verlicht oog van U „ Hoog Mog. te brengen, onze weder„ keerige bevoegdheid, om, met de ove„ rige Bondgenooten aquo jure te deele» „ in de Prerogativen en Voonegten aan „ het Bondgenootfchap verknogt, waar „ omtrent wy geene de minfte bewust„ heidJiebben, dat wy,-noch onze Pre- decesfeuren, immer verdiend hebben „ daar van uitgeflooten te worden (*). „ U Hoog Mogenden zullen, dérhal„ ven, gelyk wy vermeenen te mogen „ vertrouwen, in ons niet gelieven te wraaken, maar veel meer billyken, dat, „ naa een lydzaam en Iangduurig wag„ tend ftilzwygen, 'tgeen wy, geduuren„ de de gepasfeerde Troubles, niet heb„ ben willen afbreeken; deels om de al„ lergewigtifffte en dringendfte Delibera„ tien van IJ Hoog Mog. in de allerhach„ lykfte tydftippen, nier te interfumpee„ ren, en ook daar van zelfs den fchyn „ te ontwyken, even als of wy zogtea „ om de ongelukkig heerfchende in wen„ dige verdeeldheden voedzel te geeven, „ of (*) Da herhaalde vroegere vergeefTche poogingen van dit Landfchap, om als een Staatslid erkend te worden, vindt men vermeld in Wagenaars Vaderl. Hist. XII. D. bl. 101. 102. LXL SOEK» 1787. 1738.  32o VADERLANDSCHE LXI. boek. J7ÏJ&. „ of eeriigzins in troubel water te vis„ fchen, wy thans, naa eene zo algemee„ ne als gelukkige Herftellinge van onze „ Bondgenootfchaplyke Regten, op eene „ alleszins befcheiden en vrymoedige wy„ ze ernftig aandringen, en, zo wel op „ gronden in onze wydloopige en wel uit„ gewerkte en gedrukte Deductien van de „ Jaaren mdcxviii en mdcxliii vervat, tot welkers gedetailleerden inhoud, met „ inhxfie van de aldaar aangevoerde argu„ menten, wy ons refereeren , als uit „ hoofde van de toenmaalige Refolutie „ en Betuigingen van onderfcheidene Hee„ ren Staaten der refpective Provinciën, ,, hier mede volkomen bevoegd agten, „ het alhoewel onbetwiste, nogthans niet „ finaal toegekende Regt deezer Souve„ raine Landfchap tot de Readmisfie ter „ Algemeene Staatsvergaderinge, op .het „ allerkragtigfte, reclameeren. Met zeer „ vriendlyk en inftantlyk verzoek, dat U Hoog Mogenden, dien aangaande, by de „ Hooge Bondgenooten, Hoogstderzelver „ veel vermogenden invloed en goede „ officien gelieven te verieenen; ten ein„ de, op vooren geallegeerde gronden, te s, eftectueeren, dat door eene fpoedige, „ favorabele en vrugtbaare Refolutie, aan pi deeze Landfchap, naar billykheid genoe- gen worde gegeeven, en dezelve oogingen van veelen deezer Heeren te;en den Burger Wapenhandel met derzelver (*) Eenigen deezer Heeren hadden reeds, in den aare 1785, hunne poogingen aangewend om de ïewapende Genootschappen te vernietigen; doch e vergeefsch. Zie onze Vaderl. Hist. X. D. bl. tai. Men hadt 'er, in 't volgend Jaar, eene beaaming op gemaakt, die dezelve, als 't ware, ont>ondt, en was daar door der bedoelde, doch misukte, vernietiging, zo naby gekomen, als, zonder :ene volflaagene Afichaffing, kon gefchieden. Zie inze Vaderl. Hist. XIV. D. bl. 8—10. Dan hoe reinig dit doel trof leerde onze Historie, den aan» rasch dier Genootfchappen en derzelver in bechermingneemin? door Staaten van Gelderland vet? aeldende, XVI11. D. bl. 34. enzt  HISTORIE. 3*3 ver gevolgen, en wat 'er zich ten dien tyde by paarde, als Burgerfocieteiten en andere Gezelfchappen, die Patriottifche bedoelingen hadden, zyn bekend. Het Verflag droeg de zo zjgtbaare als verbaazende kenmerken van het ailerhaadykst onderzoek na alles wat [immer voor een Spaanfckn Inquifitie Raad ten voorwerpe van naavorfchinge (hekken kon. Noch Staatsleden, noch Predikanten, noch Staatsbefluiten van andere Gewesten, of Collegien, noch Papieren van Gewapende of Burger Genootfc mappen, noch vertrouwlyke Brieven, noch Gefprekken in eenen Vriendenkring gehouden, bleeven buiten het bereik van het onderzoek deezer Schuldbejaageren (*). Het Befluit op dit Verflag genomen, beantwoordde ten vollen aan de vervolgzugtige woede der Staatsleden, die deeze Commisfie hadden uitge maakt, en bykans de geheele Vergade ring van het Landfchap eenpaarig bezielde (t> Hoofdzaaklyk kwamen de toen genomene Befluiten hier op neder. De Wapens van de vernietigde, voorheen gewettigde Exercitie Genootfchappen, na Asfea overgebragt, als mede de verdere Ge- noot- C) Die wydltfopig en in haatlykheld alle verbeelding te boven ftygend Verflag is voorhanden in de Verzam. hy oe Chalmot UI. D. bl. 167—243. Qf) / erz. 'hy oe Chalmot lil. D. bl. 244—250. De Bylaagen daar toe (trekkende loopen van bl. 251 tot 314. X 2 lxï. BOEK. 1788. Verrigtingens  324 VADERLANDSCHE LXL SOEK. 1787. 1783. UitgemonfterfterdePerfoonen. nootfchaplyke Eigendommen, werden, tea voordeele van den Lande, verbeurd verklaard; ten einde daar uit, zo veel mogelyk, de kosten te vinden, tot herftel der goede Orde als anderzins, door het opgemelde wangedrag, gelyk zy fpraaken, veroorzaakt; ten zelfden einde zou men bekeeren 't geen van de Wapenen der niet gewettigde Genootfchappen kwam; en de Penningen van het Vaderlandsch Fonds: wie eenige Wapens van gemelden aart, Papieren of Eigendommen, die vernietigde Lichaamen toekomende, bezat, moest, binnen een kort bepaalden tyd, des opgave doen, op verbeurte van vyftig Goud Guldens. Burgerfocieteiten warden op 't fterkst en ftrengst verboden. Voorts, zo wat door de Wapengenootfchappen, als door de andere Sociëteiten beraamd, beflooten , en ter volvoeringe bewerkftelligd was, door binnen- en buitenlandfche Briëfwisfeling, voor vernietigd verklaard. Meer bepaalde Perfoonen werden uitgemonfterd, met de haatlykfte kleuren getekend, en ter byzondere ftraffe verweezen. In de eerfte plaats betuigden zy, met verontwaardiging befchouwd te hebben het gedrag van Mr. W. Tonckens, W. de Jonge, W. Manting, N. ten Woede , O. Blom en A. Meursing , in de Wyk, het Hoogeveen en Meppel woonagtig : alle Leden der Drenthfche Souveraine Vergaderina;; en de twee eerstgemelden van den lofjyken Etftod. Deeze allen be- fchrees  HISTORIE. 325 fchreeveti als Perfoonen, die zich op eene byzondere wyze, gemengd hadden in de verre uitziende onderneemingen en gevaarïyke beweegingen, waar door dit Landfchap en veele der beste Ingezetenen, aan eene volkomene ruine zeker zouden zyn blootgefteld geweest, indien door de zo volkomene als gelukkige Omwending van zaaken, de geheime aanflagen nog niet by tyds verydeld waren, verklaarden zy voor altoos vervallen van hun Regt om ten Landsdage te verfchynen, en in den Etftoel, of eenig ander Collegie van Policie of Juftitie, voor het toekomende, zitting te neemen. Geen werd in haatlyker dag gezet dan Jonker C. de Vos van Steenwyk tot de Havixhorst. Die Edelman , en aanblyvend Lid der Drentfche Staatsvergadering, komt hier voor, als de voornaamfte Hoofdbeleider van zo veele inconftitutioneele handelingen; van het gewapend uittrekken na Gelderland, om aldaar de oproerige Ingezetenen tegen hunnen wettigen Souverain te ftyven, als Opfteller van het Verzoekfchrift by Staaten van Overysfel ingediend. Deeze Ridder hadt zich, naar luid dier befchuldiginge, op eene verregaande wyze tegen de Hoogheid van den Lande vergreepen, zich het vertrouwen van de Regeeringe geheel onwaardig en voor altoos onbekwaam gemaakt, om ter Staatsvergaderinge te verfchynen , of eenige Ampten, hoe genaamd, binnen het Landfchap te bekleeden. X 3 De LXI. boek. I787. .I788. c. Dit VOS VAN Steenwyk'slot in 't byzonder.  326 VADERLANDSCHE LXL boek. I787. 1788. Als mede if. C.van J.OSSEN. Zo ook D. v. d. Wyk op de Klenke. Algemeenemaatregelen. De Scholtus en Geregtsfchryver van het Echten Hogeveen, J. C. van Rossen, vondt zich, als een yveraar, om door de laagfte en verfoeilykfte middelen het zaad van tweedragt alom te verfpreiden, en de Ingezetenen tegen de wettige Overheid op te zetten, geheel onwaardig verklaard om eenig openbaar Ampt in het Gewest te bekleeden, of zelfs als Advocaat iets te verrigten. Zyne post werd een ander toegefchikt. Zo werd ook D. van der Wyk op de Kknke met den naam van openbaar voiksberoerder beftempeld, voor altoos verftooken verklaard van alle bevoegdheid om zitting te neemen in de Landfchaps Vergadering, of eenige Ampten in hetzelve; met byzondere aanfchryving aan de Schol tusfen in Ztiiderveld om op het verdere gedrag van deezen onrustigen en gevaarlyken Perfoon een waakend oog te houden. De overige Leden van alle Wapenhandelende Genootfchappen, van Burgerfocieteiren, en Beftuurders van het Nationaal Fonds, moesten een zeer vernederende Verklaaring tekenen, herroepende en afkeurende wat zy voorheen, ten opzigte van de Staatsbeweegenisfen , gedaan hadden, met belofte van het handhaaven en verdeedigen der thans vastgefteide Regeering, zonder inmengzel van eenige fchadelyke Nieuwigheden, zouden zy anderzins tot de Staatsvergadering, of tot eenige andere Ampten, of openbaare Posten, v/orden toegelaaten. In  HISTORIE. 327 In geenen deele werden de Hoofdbeleiders daar door ontbeeven van de Regtsvervolgingen, die de Drosfaart, als Hoofdofficier, mogt vermeenen tegen hun te moeten te werk ftellen; in tegendeel werd hy verzogt om het Regt, hoe eer hoe beter, tegen de meest fchuldigen werkzaam te doen zyn: en ten deezen tyde reeds gelast om tegen den Heer van der Wyk op de Klenke, naar geftrengheid der Wet te handelen (*). Ingevolge van dit Staatsbefluit werd hy crimineel gedagvaard en veroordeeld om zyn leeven lang zich buiten het Grondgebied des Landfchaps en der Stad Koeverden te moeten onthouden, onder bedreiging van zwaarder ftraffe, en verweezen in de kosten (f). Onder de by naame veroordeelden waren Mr. W. Tonckens, W. de Jonge en Jr. C. de Vos van Steenwyk tot de Havixkorst, de Staaten des Landfchaps aan met een verzoek tot intrekking des tegen hun genomen Befluits; doch zonder vrugt; men wees het van de hand, en volhardde by het uitgeweezene vonnis (§). Even min Haagde de Ridder de Vos van Steenwyk tot de Havixkorst, zo by de Staaten als by den Stadhouder, tot herftel in zyn regt om ter Staatsvergadering zitting te bekomen, en om zyn Ampt, als Rentmeester der Domeinen te behou den, (*) Verz. by de Chalmot III. D. bl. 244-—5S» (t") Verzam. by de Chalmot III. D. bl. 315. Verzam. by de' Chalmot IV. D. bl. 75X 4 LXÏ. boek. 1787. 1788. Vonnis over D. van der. Wyk op de Kleti' ke. Vrugt. looze tegenkantingender Veroordeelden. Wat bb Vos van Steenwykvrugt loos beiraat.  3*3 VADERLANDSCHE LXI. ?0ÏL 1787. 1738, den. Eerst vervoegde hy zich tot den Stadhouder, en vervolgens tot de Staaten, met verzoek dat zyn Ampt nog niet aan een ander mogt gegeeven worden. Onbeantwoord liet zyne Hoogheid 's Edelmans Verzoekfchrift. Dan der Staaten Antwoord luidde op deezen fchorren en afwyzenden toon; „ dat zyn Request, „ wel verre van te kunnen ftrekken tot „ zyne Regtvaardiging, veel eergefchikt „ was om de billyke verontwaardiging „ over den voorigen hoon te vernieuwen: „ om dat hy de Vergadering, waar in ,, dat Befluit genomen was, voor incom,, petent hadt verklaard; waarom zy het „ zelve, onder betuiging of blyk van ge„ past ongenoegen, afweezen, en den „ Landfchryver gelasteden, om voortaan „ alle Requesten om verandering te maa„ ken in dit Befluit, terftond van de hand „ te wyzen, als niet gefchikt om ter raad- „ pleeginge te worden gebragt." Vrugtloos was desgelyks een nader omftandig en beredeneerd Verzoekfchrift door dien Edelman den Stadhouder aangeboden, waar in hy zich beklaagde, „ dat „ hy, by wege van feiten, niet alleen van die Regten , welke bem, uit hoofde „ zyner toelaatinge ter Staatsvergadering „ en als Amptenaar des Landfchaps toe„kwamen, ontzet was,; maar ook te „ deerlyk gekwetst in zynen goeden „ Naam pn Eer." Te. vergeefsch verklaarde hy, in 't zelfde Stuk, te vertrouwen , „ dat 'zyne Hoogheid zich niet zou  HISTORIE. 3^ ,, onttrekken om een gunftig oog te flaan „ op dit Adres en Verzoek, daar het tot „ eene zyner luisterryke Waardigheden „ behoorde om voor te komen, dat geene „ Ingezetenen, en dus ook geene Leden „ van Staat, van hunnen gewoonenReg„ ter afgetrokken; maar integendeel be- waard wierden in hunne Vryheid, Ge„ regtigheden, Privilegiën, wel herbragte „ Costumen en Ufantien (*)." Een en ander Kerkleeraar in Drenthe hadt zich, in deeze dagen, als Patriot laaten zien. Befchuldigingen by befchuldigingen ontbraken geenzins. Allen deelden zy niet in een het zelfde lot. Hemmes, Leeraar te Emmen, werd van zyn Standplaats afgezet, en het prediken in Drenthe verboden (f). — Dit was ook het lot van den Leeraar Hein, Predikant op het Hoogeveen, onder andere werd die Grysaart afgezet, om dat hy eene bende Oproermaakers befchuldigd hadt, dat zy eenen Geneesheer op den weg opgehouden, en genoodzaakt hadden te rug te keeren, waar door een ongelukkig Lyder zonder hulp geftorven was (§). — ïwee anderen, die zich onderwerplyk aanftelderi, met (*") Verzam. by de Chalmot IV. D. bl. 70—76. en 82 91. (f) Verzam. by de Chalmot III. D. bl. 289— 351. IV. D. bl. 80. (§) Hein Egte Opgaaf en Verhaal der redenen om -welke by van zyn Dienst ontzet en de Inwoning fntzegd is, bl. 6—36. en 107—139. X 5 LXI. BOEK. 1787. 1788. Lot van verfcheide Kerkleeraarsin Drenthe.  330 VADERLANDSCHE Boek. ir8r. 1788. ] I < i i ( 1 met naame G. Albrinck te Odoren (*), en Schacht te Borger, kreegen vergiffenis en opheffing van de fchorsfing in hun Ampt; doch op harde voorwaarden. De eerstgemelde moest, in zyne Gemeente, ten overftaan van den Scholtus en twee Vifitatoren van het- Synode, eene Boetpredicatie doen, en voorts tegenwoordig zyn by eene dergelyke, die zyn Amprgenoot Schacht, op den eerstkomenden Landdag, te Asfen moest houden. Hemmo Wilhelmus Hemmes, in zyn dienst te dnh gefchort, verzogt mede, en bekwam genade op harde bedingen, en het doen eener Boetpreeke voor zyne Gemeente, ten, overftaan van Commisfarisfen (f). — Men ftelde voorts vast, om , door de tneestgepaste middelen voorzieninge te loen, en naauwkeurig te letten, dat geen Leeraars of Proponenten , die elders in in het Gemeenebest, zich weezenlyk in de C*) Een Brief diens Leeraars aan den Heer J. A* )e Chalmot gefchreeven, en in diens Verzameling £XV. D. bl. 581—302. voorkomende, verdient op iit ftuk nageleezen te worden. (f) Uitgezogr en blyk van verMttering draageaie waren de Texten deezen Leeraaren by die geegenheden vorgefchreeven. Den eerften werd op;elegd te handelen over Spreuken XXIV. 21. 22; len tweede ower Esra IX. 13. 14; en den,derden >ver 1 Thimoth. II. 1. 2. Kleinigheden zyn die rextvermeldingen; doch draagen te zeer het merk» eken van dè bitterheid dier dagen, om ze onopgeekend te laaten. Waar toe wordt het Openbaar )nderwys by de Godsdienstverrigtingen niet al misiruikt! Zie Verzam.. by de Ciialmot III. D. bL. 115. enz. N. Nederl. Jaarb. 1788, b!. 3 64.  HISTORIE. 331 de nu gedempte Onlusten gemengd mogten hebben, binnen het Landfchap tot den Predikdienst, of eenige andere deeien van het Leeraarampt, zouden worden toegelaaten (*). Ook in deezen Landfchappe kwam eene Amnestie te voorfchyn. Behalven de uitfluitingen der reeds gemelde Befchuidigden, en eenige anderen, is die Amnestie met zeer veele uitzonderingen, naar den heerfchenden geest , der Amnestien van die dagen, qmheind (f). Men voerde 'er eene Landfchaps Eed in. By denzelven werd byzonder bepaald, dat men den nu herftelden Regeeringsvorm „ zou helpen „ conferveeren en maintineeren, zonder „ zich bevoegd te houden immer elkan„ deren, by meerderheid van deezen Eed „ te kunnen oniflaan, en dat zy, wan„ neer hun iets mogt voorkomen , dat „ daar tegen opzettelyk zou worden on- dernomen, daar van aan de Staaten, „ den Heer Erfftadhouder, of Vrouwe „ Gouvernante in den tyd, of aan den „ tydigen Drosfaart, ten eerften kennis „■ zullen geeven (§)." 's Landfchaps Regeering betoonde zich waakzaam tegen het zaad van nieuwe Staatsonlusten, haars oordeels, ryklyk geftrooid in Gefchriften. Alles van dien . aart (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 365. (■f) -Dezelve is voorhanden in dé Verzam. by db Chalmot IV. D. bl. 76—80. (j) Verzam. hyoz. Chalmot IV. D. bl. 81. LXI. SOEK", 1787, 1-88. Amnesie en Eedvo»lering. Behoedzaamheden.  332 VADERLANDSCHE LXI. BOEK. Ï788. Gefchil tusfchen deStaatsleden. » 1 1 < ï ï c f c I d i 4 I e h aart werd verboden, en met naame de Post van den Neder -Rhyn, met den naam van Schandfchrift getyteld; en eene belooning van Honderd Dukaaten uitgeloofd aan den ontdekker van den Schryver of Drukker van een Stukje, uitgekomen onder den Naam De Tegenwoordige Staat van Drenthe ontmaskerd (*). In Drenthe zag men tusfchen de Ridderfchap en eenige andere Staatsleden een foortgelyk verfehil als in de andere Gewesten. De Dingfpillen van Bei/en, Diever, Noordenveld en Oostermoer hadden, op den Landdag in Lentemaand des Jaars mdcclxxxvi , de dus verre gevolgde wyze /an Overftemming bedenkelyk gemaakt; :n in 't volgend Jaar ten Landsdage een >reedfpraakig Vertoog ingediend, tegen iet gevoelen van de Meerderheid der Ridlerfchappe, en de Dingfpillen van Zuideneld en Rolde (f). Geenzins bleef men 1 gebreke om op den eerften Landdag es Jaars mdcclxxxviii, dit onafgedaans tuk onder handen te neemen. De Riderfchap, . nevens de twee laatstgemelde )ingfpillen, eene lyn trekkende, verklaare thans gereed en bereid te weezen, tot et beraamen der noodige fchikkingen om at hangend Gefchil, ingevolge van het ,andfchaps Befluit des Jaars mdccxliv n het Diploma van den Jaare mdcclxvi .. „ aan Verzam. by de Chalmot IV. D. bl. 22. (t) Oeeze Deductie is voorhanden in &ëferz< > de Chalmot .Vlil. D. bl. 97—ia/.  HISTORIE. 333 aan den Erfftadhouder ter Beflisfinge over te geeven. Egter niet zonder uitdruklyke Verklaaring van de zyde der Ridderfchappe, om onverlet te blyven in het geen zy vermeenden tegen de Ondertekenaaten (*) regtens te zeggen te hebben, wegens de beledigende uitdrukkingen en haatlyke aantygingen in dit Stuk voorkomende, t Voorts verftondt men, dat de Ridderfchap, nevens de twee met dezelve inftemmende Dingfpillen, een Antwoord op het ingediende, en in eenige opzigten zo haatlyk befchouwde, Stuk zou inleeveren, 't geen zo ras mogelyk gedrukt en waar van aan ieder der vier tegenftreevende Dingfpillen een Afdruk zou gezonden worden; ten einde om naa de leezing van 't zelve te kunnen bepaalen, of de Eigenerfdens verkoozen het ftuk in gefchil verder ftaande te houden, dan daar van af ftand doende, in de verdeediging en aangetoogene bewyzen van Party, voor altoos, te berusten. Dit Stuk zag eerlang het licht (f), en behoeven wy naauwlyks te (*) Dé Ondertekenaars waren A. H. Nysingh, Wegens het Dingfpil van Bei/en; Willem Coob's van de Hught, wegeL's het Dingfpil van Diever; J. H. Baving, wegens het Dingfpil Noordenveld, en A. Meursing wegens het Ding/pil Oostermoer. (t) Het voerde ten tytel, Tegenbetoog over de Staats/lemming in Drenthe, naamens het Lichaam van de Ridderfchap met de Deductie door de Dingfpillen Zuidenveld en Rolde, tegen de zogenaamde, Dingfpillen Beilen, Diever, Noordenveld en Oostermoer , nopens het Regt van Overftemminge ter Staatsftrgadering van het Landfchap Drenthe, opgefteld doir LXI. SOEK. 1787. I788. \  334 VADERLANDSCHE LXI. BOEK. 1788. Daar aan aanhoudendewo^lin. gen. j i i i te melden, dat de zaak overeenkomftig daar mede beflist werd. Da Beftuurders deezes Landfchaps, zich beroemende ,, op eene zagte en gemaa„ tigde wyze , door het verleenen van ., Gratie en Amnestie," (hoedanig eene hebben wy gezien en kunnen over de hier geroemde wyze uit het voorgaande oordeelen,) „ de Ingezetenen tot hun„ nen pligt als gehoorzaame en getrouwe „ Onderdaanen, weder te rug te bren„ gen," zagen hier mede geen einde aan de woelingen althans zy vermelden, „ dat „ zy nog by aanhoudenheid, door hal„ ftarrige en wreevelmoedige Twistftoo„ kers en onvergenoegde Volksberoerders, „ van tyd tot tyd, werden gedwarsboomd. „ Menfchen, die, onder andere, door „ het verfpreiden van fchrikverwekkende , „ doch van allen grond van waarheid ont!j bloote Gerugten, inzonderheid van het , aannaderen van een Fransch Leger, niet „ alleen de goede doch onkundige en ligt„ geloovige Ingezetenen geduurige vreeze , zogten aan te jaagen; maar ook ande, ren,gelyk ui: de omftandigheden hoogst , waarfchynlyk mogt worden opgemaakt, , door Inductien, onderlinge affpraaken , en verbintenisfen van de door hun vast, geftelde Verklaaring zogten af te trek- ,, ken '■oor J. W. Knoop R. G. op last hunner Ed. Mog. 'e Heeren deezes Landfchaps gedrukt, naar inhoud an de Kefolutievan li. li/aart I7~i$. N. Nederl. 'aarh. ïföü. bl. 72a. en 1444.  HISTORIE. 335 „ ken, en te ragge te houden; wasr door „ het vuur van tweedragt en verdeeldheid „ weder werd aangeblaazen, tot veryde„ ling van hunne Welmeenende poogin„ gen en het berokkenen van voor den „ Lande verderflyke gevolgen." Om hier in te voorzien namen zy die Ondertekenaars in hunne byzondere Be-] fcherming; en verboden, op het allernadruklykst, het roekloos veripreiden van ongegronde fchrikverwekkende Gerugten, onder zwaare bedreiging dier Rustverftoorderen en Oproermaakeren. Zy gelasten en volmagtigden den Drosfaart tot naauwkeurige nafpeuringe, om die oproerige Twistzoekers en Verleiders te ontdekken, en in regten te vervolgen. Als mede om een byzonder en waakzaam oog te doen houden op de zodanigen, die zich, als Aanvoerders en Hoofdbeleiders der jongfte Onlusten , ftraffchuldig hadden gemaakt; doch tegen welken de Drost, met hun goedvinden, voor als nog de Juftitie niet hadt doen werkzaam zyn; ten einde inmiddels te beproeven, of hunne voorige Politieke Dispofitien zo veel invloeds op hun gedrag zouden hebben gemaakt, dat dezelven zich voorts als gehoorzaame en ftille Ingezetenen zouden gedraagen; met verzoek, om. by de geringfte daad van wedeiftreevigheid of onbetaamelykheid dier Perfoonen , de voor eerst ter zyde gelegde Regtsvorderinge te doen voortgang hebben (*). Eene O Vcrzgm. by »e Chalmot V. D. bl. 319. enz. LXL JOJsK. 1787. . Ï788. Middeen daar es en aangewend.  33Q- VADERLANDSCHE HISTORIE. lxi. BOEK. I787. 1788. Veelvuldigheidder zich niet fchikkenden. Verbeteringen in het Landfchap. BLAD- Eene Naamlyst van zes honderd acht en zestig Perfoonen, die in verfcheidene Patriottifche Betrekkingen geftaan hadden, en nalaatig waren gebleeven om de bovengemelde Verklaaring, in tyds, te tekenen, en die ingevolge van een Staatsbefiuit, onbekwaam verklaard werden tot het waarneemen van Politieke of Kerklyke Bedieningen, binnen het Landfchap, wyst uit hoe veelen nog openlyk weigerden zich naar het thans veranderd beloop van zaaken te fchikken (*_). Zints eenige Jaaren hadt men zich op de bevordering van den meerderen bloei deezes Landfchaps toegelegd, en ten dien einde Vaarten gegraaven. Met dit werk hieldt men zich fteeds onledig. Van den gunftigen uitflag dier poogingen ftrekte een nieuw aangelegd en fteeds toeneemend Dorp, op den geweezen eigendom der Kloosteren aangelegd, en van daar Kloosterveen geheeten, ten overtuigenden blyke. Van den oorfprong deezes Dorps hebben wy gewaagd, en van de aanftalte tot het ftichten eens fraayen Kerkgebouws gefprooken (f). Dit was, in den Jaare mdcclxxxviii voltrokken , wanneer de Inwying gefchiedde en de eerfte Leeraar aan dit Dorp werd toegevoegd (§). (*) Verzam. by de Chalmot IX. D. bl. 154 enz: (f) Zie onze Vaderl. Hist. 11. D. bl. 482. C§) Tegenwoordige Staat van bet Landfchap Drenthe 1. Stuk bl. 106.  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. AA. bbema (B. E,) waar mede befchuldigd, 29. Gebannen , 32. ■ te Utrecht niet we¬ der in de Regeering herfteld, 152, Albrinck, Leeraar teOdoren, doet eeneBoeipreeke, 330. Alkmaar het tegenbeeld van Hoorn, 91. Raadflag daar genomen omtrent de Inlegering van Krygsvolk , 92. Verzoek der Oranjegezinden om het zelve te mogen hebben, tegengewerkt, AU. By de komst der Regeeringsveranderaaren omftaat 'er onrust, 93. Regeeringsverandering, 94. Vreemden daar ingevoerd, en onder deezen J. van Homrigh en W. A. Velingius, $5. De Schuttery hervormd Aid- Amersfoort, de minderheid der Regeeringe leeverteen Verzoekfchrift in , 167. Gunftig aangenomen, 172. Mondelinge verzekering en wederaanneeming dier Regenten, 173. Hoe onderfcheiden dit gedrag beXXI. Deel. oordfield, 174. Hoe'tzich by de verdere aanftellingen met die wedergekeerden toedroeg , 175. D© Schuttery herfteld, Aid. Amour (J. d') in regten vervolgd, 27. Gebannen, 32. Andel, (Van) Beweegingen tegen hem in den Lande van Voorne, 75. Amflerdam, 'er gefchiedt geene Oproeping der Burgeren om hunne bezwaaren in te brengen , 5. Hoe bet zich by de Regeerin^sverftelling toedroeg, Aid. Afgezette Regeeringsieden, 7. Bezending aan den Prins en Prinfesfe, wegens den herftelden Krygsraad, 8. Aanfpraak des Colionels Nyman te dier gelegenheid, 9. Hoe door zyne ■ Hoogheid beantwoord, 12. De Siad niet in rust, 14. Oniusten, door de Soldaaten aangerigt , geflraft , Aid. Blyken van misnoegen onder de Burgery, 15. L.Hovy's niet draagen van Oranje wekt op de Beur» groote beweegenisfen, 16. Btklag van veele üooplie- Y dca  BLADWYZER. sï-zn Jeswegen by Burgemeesteren, 17. Afkondiging tot het draagen van Oranje daar uit gebooren, 18. De Heer Hovy verlaat de Stad cn't Land, 19. Eenige Heeren gedagvaar j, 20'. EefiS Dienstmaagd óver bet belachen van Oranjeopfchik geflraft, 2 . Moeite en geweld over het draagen van Oranje zommigen aangedaan, 2t. Strafoefening deswegen, 22. Een Italiaan-om het niet willen draagen de Stad ontzegden geflraft, Aid. Derwaards gewetken Patriotten de Inwooning verboden, 23. Nobbe gelast de Stad te ruimen, 26. Indaagingen en geregtlyke vervolgingen, Aki. Tegen D. J. vANHooGENDORpen anderen, Aid. De Regeering Wil den Kerkenraad gezuiverd hebben , 52. Vermaant de Patriottisch denkende Predikanten, 33. De Ondertekenaars der Acte van Qualificatie, als.onwaardigen afgezet , Aid. Een weg, om in hun post te blyven, aangeweezcn, 34. Verklaanng ten dien einde gevorderd, 35, Der ' Jooden aflegging van den Eed op de Conftitutie, 36. Beteugeling der Drukpers, 37. Optochten der Byltjes, 38. Begraafnis van H.A"nïnck, 40. -Staatlylic Ommegang der Byltjes door de Stad, 41. Voorzorg tegen beledigingen op 's Lands Werf, 42. Hoe de Jaardag des Stadhouders gevierd, Aid. Het ongeluk veele Kattenburgers op den Zeildag overgekomen, 44. De Krooiaprins van Pruisfen nfet vreugde "ontvangen, 46. De Prins met zyn Gezin te Amflerdam, 47. Hoe daar onthaald, Aid. Schaarsheid in de Stadskasfe, 49. De Bur- • gerfocieteitsbuizen geflooten, Aid. Hek-rag deswegen , 50. Ingekogt door Directeuren van Doctrina & Amicitia, Aid. Schepenen weigerende Overboeking en vervoegen zich deswegen by de Staaten , 5r. Antwoord der Staaten, 52. Op welfe eene wyze • de zaak gevonden , 53. Wet des Genootfcbaps hiermede overeenkomtlig , 54. Herkomst en opgang van het Genootfchap Felix Meritis, 55. Het nieuw Gebouw ingewyd, 56. Aanmerking over dusdanige inrigtingen, 57. Iets wegeus eene oude Voorfpelling ten deezen tyde gevonden , 58. Arnhem tot het Oranjedraagen opgewekt, 220. Vreugdebedryven op 's Prinfen Jaardag daar verboden , 221. Hoe het Vorstlyk Gezin daar onthaald, 225. D B- Deels (M. A.) verzoekt fchaavergoeding wegens de geledene Plundering, 8. Bijt-  BLADWYZER. BeKTtnck (G. van) in eene zwaare Geldboete verweezen , 131. Berteling , Leeraar te Hcorn in zyn dienst herfteld, 89. Blank (j. A.) Leeraar te Utrecht den Predikdienst verboden, 132. De Stad ontzegd, 133. Blomberg (H.) in regten vervolgd, 27. Gebannen, 32- Boetselaar (Het gebeurde met de Landspenningen door den Graave van) na Amflerdam medegenomen, 119- Bosch (B.) de Inwooning in Amflerdam ontzegd , 25. Over den toeleg der Kattenburgeren op zyn Perfoon , 44. Bouwens (R. L.) gebannen, 30. Zyne aanmerking op dit Vonnis, Aid. Bosveld (J. van) Leeraar te Deventer, van zyn dienst afgezet, 282. Bredenhof (J. van) te Hoorn verwisfeit van party, 81. Breebaart (C) de Stad Hoorn ontzegd, 88. Btielle , uitbundige vreugd aldaar by de komst derRegeeringsverftelleren, 72. Plakaat tegen rustverftooringen aldaar ftreng uitgevoerd, 73. Broek in Waterland beftendig Prinsgezind, 47. Brown (L. W.) tot Hoogleeraar te Utrecht aangefteld, 166. Buiskes (G.) op Texel ver¬ volgd, 101. Gedwongen dat Eiland te verlaaten, 102. Bedankt en aan zyn lot overgelaaten , 104. Byleveld , Penfionaris van Gomichem, verdeedigt zyn gedrag, doch wordt afgezet, 7r. Byltjes (Optochten der) door Amflerdam, 38. Staatlyke Ommegang door die Stad, 41. De Prins met zyn Gezin geeft hun een bezoek, 48. Caaellen tut de Marsch (Byzonder bezwaar tegen) uit eenige Brieven ontleend, 198. Wat die Ridder des aanmerkt, Aid. Befchuldigdvan ongeoorloofde Briefwisfeling, door hem wederTprooken, 201. Vonnis, 203. Zyne Betuigingen , Aid. Carbasius (H.) verlaat Hoorn en fchryft de Magiftraat, 82. De Prins en Prinfesfe verwonderd dat hy nog niet afgezet was , Aid. Schryven van dien Secretaris aan zynen Schoonvader, 83. Afzetting van dien Heer, 85- Memorie door hem ingeleverd, 86. Deeze ter zyde gelegd, 87- Chevallier (P.) Leeraar der Franfche Gemeente te Zwolle, diens gevoelen over den daar afgevorderden Eed, 295. Verflag daarop uitgebragt, 302. Zyne Afzetting, 304. Vergeeffche Y 2 pco-  B L A D W Y Z E R. pooging des Kerkenraads om hem te behouden , 305. ' Colmschate vrygefprooken, doch in de kosten veroordeeld,.272. Concordia £f Libertate, vermelding van dit Genootfchap, ss. r» D- ■L'aandels (H. W.) gevonnisd, 216. Daunis aanvaardt op nieuw eene Regeeringspost te Utrecht, 152. Deventer (Aanzoek by zyne Ho >gheid om in) eenigen te vereeren en te begunftigen, 272. Aanmerking hit-ï op, 274. Heeren door zyne Hoogheid benoemd om de zaak in Deventer af te doen, en hunne handelwyze, 275. Wydfhekkende magt, 276. Hoe men zich omtrent A. Persoon gedroeg, 277. Jan Rosyn bevoorregt, 278. Belooningen aan den Capitein Commandant toegedagt, 279. Men wil den Kerkleeraar Schriever bovenal begunftigd hebben, AU. Veel al overeenkomftige handel met het Verzoekfchrift, 280. Afzetting van Hoogleeiaars en Kerkleeraars, 281. De Kerkenraad veranderd, 233. Pooging om de Roomsch- en Doopsgezinden van het Burgerregt te verfteeken, in hoe verre gelukt , 284. Pobgingen der Gilden niet altoos gedaagd , 285. Woéde , waar mede men de Patriotten aldaar vervolgt, 216. Afkondiging eener Amnestie, 288. Eene beeldtenis van Wïli.em de III. vernield en eene andere in ftede vereerd, 290. Dichtregels (Voorfpellende oude Latynfche) zo men zegt te Amfterdam gevonden , 58. Iets wegens den Maaker, 59. Diei'enbrucge te Gomichcnt diens (legt Cbaracter, 70. Diermen (j. H. van) Leerair te Elburg, leevert een Verzoekfchrift in, 215. Zyn Vonnis, Aid. Doctrina fcf Amicitia, een Genootfchap te Amjierdam 1 opgerigt, en wat by die oprigting voorviel, 50. Doom , diens gedrag gefchetst, 65. Drenthe treedt gereed toe tot de Guarantie van be: Stadhoudsrfchap; doch dringt tevens aan op 't herftel in Bondgenootfchaplyke Regton,3i8. Vrugtlooze afloop hier van, 321. Eene Commisfie tot onderzoek daar aangefteld, 322. Verrigtingen, 323, Uitgemonfterde Perfoonen, 324. Algemeene Maatregelen, 326. Vrugtlooze tegenkantingen der Veroordeelden, 327. Lot van verfcheide Kerkleeraars in den Landfcb.-'ppe, 329. Amnestie cn Eedvordering, 331. Behoedzaamheden, Aid. Gefchil  ELADWYZER. fchil tusfchen de Staatsleden , 332. Daar aanhoudende woelingen , 334. Middelen daar tegen aangewend, 335. Veelvuldigheid der zich niet fchikkenden, 336. Verbeteringen in het Landfchap, Aid. Drukpers, hoe te Amfterdam beteugeld, 37. Dyke (L.) fpeelt in Texel eene oproerige rol, 101 en 102. Dyk (J. H.) Lid van deGezwooren Gemeente te Hattem gevonnisd, 216. E. Ebeling (E.) in regten vervolgd, 27. Echten (A. B. van) tot Arendshorst gehoorzaamt aan de aanfchryving tot het afleggen van den oude Eed in Overysfel, 250. Eck (J. C. van) leevert een Verzoekfchrift in, 209. Laat zich op eene vernederende toon hooren, 210. Uitflag zyner zaake, 214. Edam Regeeringsverandering aldaar, 97. Engelberts te Hoorn in zyn dienst als Leeraar herfteld, 98. Enkhui ten , optocht der Scheepstimmerlieden aldaar, 95. De Leeraar Muilman bedreigd, 56, . Geringheid der Regeeringsveranderinge, 97. Erpel (De Collonel Commandant F. VV.) met een Gedenkpenning door de Staaten van Utrecht ver» eerd, 141. Es (Van der) te Tsfelmonie deerlyk geplunderd , 79. Eyken (A. van) Leeraar te Deventer afgezet, 282. relix Meritis, herkomst en opgang van dit Genootfchap te Amfterdam, 55. Het nieuw Gebouw ingewyd, 56. Gelderland (Wyd verfchil tusfchen)en Overysfel, 182. Voorftel van Overysfel orn de Gefcbillen met Gelderland te vereffenen, 183. Voorflag eener wederzydfebe Commisfie, Aid. Wie daar toe benoemd, 184. Infchiklyke last der Overysfelfchen , 185. Antwoord van Gelderland, 186. Hoe de zaak gevonden, i88r Voordel van Gelderland, tot herkryging van eene plaats in den Raad van Staaten, 188. Dit door zyne Hoogheid onderfteund, 191. Wat men in dit Gewest wegens de Eedvordering bepaalt , 192. Gelderlands verklaaring aan Holland, wegens de gronden der Conllitutie, 194. Op welk eene wyze zy die als een Grondwet van Staat aanneemen, 195. Van deVervolgingen in Gelderland wegens den frief aan Holland, 197. Het daar voorgevallene met Capcllen tot de Marsch, 198' Zia Y 3 re:-  BLADWYZER. verder Capellen tot de Marsch. Vonnis over G. W. Zuylen vanNieveld, 207. Een en ander der Gelderfche Edelen leevert een Gefchrift in, 209. Uitflag riiar zaake, 231. Eenige Elburgers verzoeken vergeefsch genabetoon, 214. Vonnis over hun uitgefprooken, 215. Vonnis over een/ge Hattemers, 210. H. v. Wester.'elds aanmerking op dat Vennis, 216, Staaten van Gelderland verwelkomen den Koning van Pruisfen op het Loo, 234 Geniets (D.) te Amflerdam in regte/ï vervolgd, 28. Vervoegt zich met een Smeekfchrift by S'aaten van Holland, 28. Gebannen , 32. Gornichem ( Gefchapenheid der zaaken in) naa de Omwenteling , 69. Regeeringsverandering, Aid. Van Lom en Diepeniirugge gefchetst. 70. Afzetting van den Penfionaris van L'yleveld , 71. Hamel (DeLuitenant van) xedt eenige ongelukkigen, 45- Met de zynen daar voor beloond, 46, Hamelsveld de Inwooning in Amflerdam ontzegd. 25. Over den toeleg der Kattenburgeten op zyn Perfoon, 44. Te Utrecht den Predikdienst verboden, 132. Hattem (De na) uitgetoogeno Overysfelfchen vergeefsch vervolgd, 272. Hein (G. H.) Leeraar te Elburg , leevert een Verzoekfchrift in, 214. Vonnis, 215. Hein Predikant op 't Hoogeveen in Drenthe afgezet, 329- Hemmes, Leeraar te Emmen, afgezet en het prediken in Drenthe verboden, 329, ■ (H. W.) Leeraar te Anlo, in zyn dienst gefchort, doet vervolgens eene Bnetpreeke, 330. Hennert te Utrecht als Hoogleeraar weder beroepen, 166. Hespe (J. C.) in regten vervolgd , 29. Hogewal (J.) Leeraar te Deventer afgezet, 282. Holland (Siaaten van) Schepenen van Amfterdam vervoegen zich by dezelven, wegens de koop van huizen door het Genootfchap Doctrina Amicitia, 51. Der Siaaien antwoord, 52. Brief der Staaten van Utrecht aan Holland wegens her Gefchut en Kry^behoeften , 134. Hoe beantwoord, 138. HoOGENDORl' (D. J. van) In regten vervolgd, 26, Hoorn, de Regeeringsverftellets te dier Srede ingehaald, 80. Regeeringsverandering aldaar $1. Het voorgevallene met Carbasius. Zie Carbasius. De Schut-  ULADWYZEK.. Schuttery en Kerkenraad van Patriotten gezuiverd, 87. J. van de Poll en Breebaart de Stad ontzegd, 88. Oproermaakers ontflaagen en herfteld, 89. Hovr (L.) diens niet draagen van Oranje verwekt op de Beurs groote Beweegeriisfen, 15. Puntdicht op diens gedrag, 16. Verlaat Amfterdam, 19. Ingedaagd, 29. Aanmerking te zyner verfchooning, 30. T ■ ïf Jonge (W. de) in Drenthe vervolgd, 324. Kant 'er zich vrugtloos tegen aan, 327. Jongkheere weigert langer in de Vroedfchap van Utrecht te zitten, 152. Jooden te Amfterdam leggen de Eed op de Conftitutie af, 36. Jordens (G. D.) wordt door van Suchtelen in het Överysfelsch Defenfieweezen opgevolgd, 249. j£ Kampen blyft eenigen tyd huiverig om den Eed op de Conftitutie in te voeren , 261. Op welk i eene wyze, waar in men genoegen neemt, die Stad toetreedt, 262. Een ftuk de Magiftrsatsbeftellingaldsar betreffende, tot naa de Omventeling onbeantwoord gelaaten, 308. Hoe door den Prins bean twoord, Al.l. Zwaarigheden door de Ge zwoorene Gemeente te dier Stede gemaakt, 312. Hoe zy bukt, 315. De Stad ftrekt ter wykplaats der Patriotten en bloeit, 317. Kattenburgers (Wegens het ongeluk veele) op dei, Zei!, dag overgekomen, 44. Kleef, het Stadhouderlyk Gezin wagt 'er den Koning van Pruisfen op, 230. Zyne komst en vertoeven aldaar, 231. Tooneel in de Diergaarde by de Verfchy» ning van den Kroonprins, 233' Klinkenberg (J. v. Nuys) ontvangt een Boodfqhjm van Burgemeesteren va-ra Amfterdam aan den Kerkenraad , 33. Wat hy den Kerkenraad berigt, 34. - Kloosterveen (De Kerk óp het nieuwe Dorp) ingewyd 336. Klopman (W.) tot Fiscaal in Overysfel aangefteld, 269. Verzoek diens Fiscaals ten opzigte der Regterlyke Vervolgingen, en het antwoord daar op, 270. Kuiper (J.) Doopsgezind Leeraar te Deventer, wsE hem wedervoer, 283. t l' JLampsins als Oudfchepenen Raad van Amfterdam ont? flaagen, 7. Leeuw (D. de) te Monniken? dam met aanziehlyke Amp, ten befchonken. 98. (De) te U r ckt wyst da hem op nieuw aang'> Y 4 boq.  ÜLADWYZER. boodene Vroedfchapsplaats van de band, 152. LoeNen (Vak) Leeraar te Twisk afgezet, 89. Loflykegetuigenisfen hem gegeeven , Aid. Lom te Gornichem, flegte trekken diens Mans, 70. Loo (De Lustplaats bet) gereed gemaakt om 'er den Koning van Pruitfen te ontvangen , 226. Hoe daar getoefd, 237- Staatsverrigtingen aldaar, 208. Lynden (]. E.) door den Stadhouder in eene Commisfie na Deventer benoemd 275- IVlaasfluis zeer oproerig en fel gebeeten op de Patriotten, 78. Marck (Van der) van zyn Hoogleeraarfchap te Deventer geweerd, 281. Ver laat die Stad, en begeeft zich na Burgfteinfurt, waar hy Hoogleeraar wordt, 282. Medemblik , Veranderingen daar voorgevallen kort vóór en onmiddelyk naa de Omwenteling, 99. Meerens (M.) verwisfeit te Hoorn van parly, 81. Meerkerk, woelingen aldaar, 74- Monnikendam welk eene Regeeringsverandering 'er voorviel. 98. Montfoort (Hoe de Staaten van Utrecht zich omtrent) gedraagen, 180. Muilman Leeraar te Enkhuizen bedreigd, 06. Munchhausen (J, C. W. U. van) tot Oldemole gehoorzaamt aan de uitfchryving om den ouden Eed in Overysfel af te leggen, 250. tvt niNieveldt (G. W. Zuylen van) Vonnis over htm,207. Nieveldt (J. H. Zuylen van) leevert eeia Gefcbrift in, 209. Laat zich op een vernederenden toon hooren, 210. Afloop deezer zaake, 214. NlEUWKAND (P.) tOt Hoog. leeraar te Utrecht beroepen en gewraakt , 16J. Aanmerking wegens diens Patriottifche denkwyze, Aid. Nobbe gelast Amflerdam te ruimen, 26. Noordwaddinxveen, hoe men daar woelt, 74. Nyman (J. D) diens Aanfpraak by den Prins en Prinfesfe als Collonel van den Krygsraad te Amfterdam , 9. Nymegen, Vreugdebedryven op 's Prinfen Jaardag daar verboden, 221. Hoe gevierd, 222. Ontvangt en onthaalt het Vorstlyk Gezin , 22 j. n °- Uveryfel (Gefchil tusfchen) en Gelderland, 128.- VoorItel van wegen Overysfel om dit te vereffenen, 183. Zie de verdere afloop deezer zaake op Gelderland. Al-  BLADWYZER. Algemeen voordel der Ridderfchappe omtrent het jongst voorheen gebeurde, 245. Herroeping eeniger voorige liefluiten en fchikkingcn, 246. AmptsverwisfeUngen daar uit ontftaande, 247. Het Krygsvolk weder betaald, 249. Wat men omtrent de Opfteliers en Tekenaars der Acte van Verbintenisfe beraamt, Aid. Eenige Ridders aangefchreeven om den ouden Eed des Jaars 1750 af te leggen, 250. Drie deezer Ridderen geboorzaamen, Aid. Andere daar toe opgeroepen, 2$r. Hun wederfchryven, Aid. Verdere weigering ook van anderen. 253. Pallakt aangefchreeven, Aid. Diens antwoord, 254. Verflag op die Verklaaring der Ridderen uitgebragt, 256". Vonnis daar in over hun uitgefprooken, 257. Bedenking daar over, 258. Voorflag om die Ridderen een Voorftel, in vroegeren tyde door hun gedaan, te doen intrekken, 259. Dit blyfc deeken, 2'6o. Kampen eerst huiverig om den Eed in te voeren, treedt toe, 2r3r. Welke veranderingen 'er in het Provinciaale Reglement worden ingevoerd, 263. Aanmerking daar over, 264. Afgevorderde Eed, Aid. Voorzorgen tegen mstverftoorenisfen, 266. Opheffing der Gewapend* Genootfchappen, 267. Befluit tot de Regterlyke Vervolgingen der Ondcrtekenaaren van een Adres, 267. Vergeeffche opfpooring der oorfpronglyke Stukken, 268. Eenigen in regten vervolgd door den Fiscaal Klopman, 269. Verzoek diens Fiscaals en antwoord daar op, 270. Onderfcheiden gevolg deezer zaake, 271. De gewapend uitgetoogencn na Hattem vergeefsch ver, volgd, 272. P. Pallakt (A. W. van) tot Zuithem aangefchreeven, wegens den Eed, 253. Diens weigerend antwoord, 254. Hoe hy onder de Overysfelfche Ridderfchap, ondanks den Staatswisfel, zyne Party zag aangegroeid, 258. Perponcher Seldnitsket (W.E.) diens verander lyk gedrag gefchetst, 148. Persoon (A.) hoe men zich te Deventer tenopzigfe van diens Ampten gedroeg, e* zyne handelwyze, 277. Pilat van Bulderen hoe te Schiedam naa de Omwenteling bejegend, 65. Pol (J. van de) de Stad Hoorn ontzegd, 88. Me» kan 'er zyn naam aan eei» deur niet dulden, Aid. Pruisfen (De Kroonprins van) te Amflerdam ontvangen, Y 5 4<5-  BLADWYZER. 46. Diens komst te Kleef, 231. Tooneel in de Diergaarde by zyne verfchyning,233.. Pruisfen (Komst des Konings van) hier te Lande. Te Weezei door eene Bezending uit hun Hoog Mogenden verwelkomd, 226Aanfpraak des Barons van Torck, 227. 's Konings . antwoord, 220. Te Kleef door het Stadhouderlyk Gezin opgewagt , 230. Komst en ontmoeting al- • daar, Aid. Aankomst op 'tLoo, 234. Begroet door Staaten van Gelderland, Aid. Hoe daar getoefd, 237. Verrigtingen aldaar, 238. 's Konings Vertrek, Aid. Brief aan hun Hoog Mogenden, 239. Pollman (Ch.) een Huzaar met een Grafteken vereerd, 143. Purmerende, Regeerinngsverandering te dier Stede, ico. Pyman (G. W.) laat zich tot geene vernederingen in, 271. xvaket (H. van beken- styn) in regten vervolgd, 28. Randwyic (De Graaf van) verwelkomt den Koning van Pruisfen op 't Loo, 234. Rauwenhoff (T. H.) Burgemeester te Elburg leevert een Verzoekfchrift in, 214. Vonnis over hem, 215. Rewdori1 (J.) verzoekt ver¬ goeding van fchade door de Plundering geleden, 8, Rheenen vol vreugdebedryven naa de Omwenteling, 181. Ridder (J. de) van Almkerk, in een zwaare Geleboete verweezen ,131. Roskam, hoe het zich, met diens Hoogleeraars beroep te te Utrecht toedroeg, 164. Rossen (J. C. van) in Drenthe afgezet, 326. Rosyn (Jan) hoe en waarom te Deventer bevoorregf,278. Rückersfeller (De Hoogleeraar) te Deventer afgezet, 281. o S. °chacht, Predikant te Borger in Drenthe, doet een Boetpreeke, 330. Schad , Leeraar te Hoorn in zyn dienst herfteld, 89. Schilge (H.) wat te Wyk by Duurftcde bepaald werd wegens het verkoopen zyner goederen, 179. Seyfardt (J. L; met een Gedenkpenning door Staaten van Utrecht vereerd, 142. Schiedam voorlyk in veranderingen te bewerken, 63. Gedrag van den Heer Doom aldaar, 65. Hoe 'er Pielat van Bulderen bejegend werd, 65. Hoe weinig de Schiedammers in de bedoelde bevoorregtingen deelden , 67. Schoonhoven, Regeeringsverandering aldaar, 60. Of men 'er den Prins tot Gtaaf - ■ . te  BLADWYZER. heeft willen verheffen , ói. Verregaande Par.ydigheid, Aid Wegens de Schuttery aldaar, 62. Scht.iever (P. S.) Leeraar te Deventer hoe rnen deezen wil begunftigd hebben. 280. Schutter (C. A.) Belooningen aan den Capitein Commandant te Deventer, toegedagt, 279. Sleewyk , hoe men daar woelde, 74. Sloet (K. W.) tot Merxveli gehoorzaamt aan de aanfchryving tot het afleggen van den ouden Eed, 250. Stai'HOHst (J. v.) in regten vervolgd, 27. Gebannen, 32. Suchtelen (A. H van) volgt G. D. Jordens in het Defenfievveezen van Overysfel op. 249 Süermond (W.) als Leeraar te Deventer afgezet, 282. T. Texel (Vreugdebedryven op) op 'sPrinfen Jaardag, 101. Wat 'er G. Buyskes wedervoer, Aid. Zie verder Buyskes. Bezending van Gecommitteerde Raaden derwaards, 104. Thiel (Oproer in) waar in het Krygsvolk medcpligtig was, 218. Tonckens (W.) wat hem in Drenthe, wegens zyn gehouden gedrag in de Staatszaaken overkwam, 324 en 327- Torck (Baron) Heer van Roosendaal verwelkomt den Koning van Pruisfen aan 't hoofd eener Bezending uit hun Hoog Mogenden, 226. Utrecht, de Volksftem dringt aan op de bevestiging der oude Conftitutie, 112. Hoe de Edelen op dit ftuk dagten, Aid. Eene Afkondiging ten dien einde (Trekkende, 115 Geene Verandering in den ProvinciaalenEed, 116 Eed voor de Schutters, Aid. Dooide Regeering der Stad Utrecht niet aangenomen, 117. Plakaat tegen de Beroovingen ten Plattenlande, Aid. Vergunning aan de Bewoonders van het Platteland om hunne Goederen in veiligheid te brengen, 118. Voorkoming van het tweemaal betaalen der Lasten, 119. Het gebeurde met de Landspenningen door den Graave van Boetselaar na Amflerdam medegenomen, Aid. Harjdelwyze omtrent de Obiigatien ten naame van B. W. Visscher gehouden, 121. Hoe zich die Heer verantwoordt, 122. Visscher zeer in haat, 123. Aankondiging van de fchaverhaaling op de Patriotten, 124. De Ingezetenen opgeroepen ter bekendmaakinge van de geledene fchade, 126 Wat grond gaf tot deeze ftrenge Maat-  BLADWYZER.' Maatregelen , 126- Schoon deeze onuitgevoerd bieeven, deedt men de Ver. beurtverklaaring werken, 127. De Staaten verleenen eene Amnestie, 12-8. Veelvuldige Bepaalingen in~ dezelve, Aid. TydsverIenging om in de Amnestie begreepen te worden, 130. Verzoekfchriften ten dien einde, en Geldboeteneen aantal afgevorderd, 131. Zwaare J. H. den Hengst opgelegd , 132. Hamelsveld en Blank den Predikdienst verboden, Aid. Blank de Stad ontzegd, 133. Vernietiging der Genootfchappen van Wapenhandel , Aid. Gefchil met Holland over het Gefchut en de Krygsbehoeftens, 133. Brief aan die van Holland , 134. Hoe door die van Holland beantwoordt, 138 Vreugde'oedryven in *t Sticht, 141. Eerpenning aan da Soestdykfche Verdeedigers gefchonken, Aid. Gedenkteken voor een daar bygefneuvelde Hufaar , 143. Hoe de Staaten zich omtrent Montfoort gedroegen, 180. Utrecht (Het te) nieuw ingevoerd Stads Regeerings Reglement vernietigd, 144. Het gedrag veeier Utrechtfche Regeeringsleden gefchetst, 147. Dat van den He^r de Perponcher in't byzonder, 148. Wie van de Regeering waren uitgeflooten, 151. Aanbevelingen weder in zwang, 152. Intrekking der Stadsbefiuiten door de afgezette Re. geering genomen, 153Afkondiging tegen het vervreemden van Goederen, 154. Het Wapenhandelend Genootfcbep vernietigd , AH. Leden der Gelderfche Brigade de Stad ontzegd, 154. Afkondiging tegen heimlyke Zamenkomften, 155. Verbod van eenige Gefchriften, 156. Moeite om 'er het Oranjedraagen door tekrygen, en twee Vrouwen, die andere Vercierzels maakten, gevat, Ad. De Kerkenraad van Patriotten gezuiverd , 157. Veele Amptenaaren uit hunne Posten gezet, 158. Oproerig geweld des Krygsvolks Aid. Waarom die Plundering geen voortgang hadt 159. De Jaardag der Omwenteling gevierd , 1C0. Het Vorstlyk Gezin daar by tegenwoordig, 161. Bekendmaaking de Hoogefchool betreffende, 163. Hoe het zich met eenige daar beroepene Hoogleeraaren toedroeg, 164. Valki-naar, hoe 't zich met diens Hoogleeraars betoep te Utrecht toedroeg, I65. Vategender (A. O. F. Homble).  BLADWIJZER. ' feEE) in eene Commisfie door den Stadhouder na Deventer benoemd, 275. Veenendaal, men bedryf't 'er naa de Omwenteling groote vreugde, 18 r. Villepoix (F. Noël de) Fransch Predikant te Deventer afgezet, gur.ftig getuigenis zyns Kerkenraads, 282. Visscher (B. W.) handelwyze te Utrecht omtrent de Obligatien ten diens naame gehouden, 121. Verliest zyn geding, 124. Zeer met zyne Familie in haat, Aid. 't Verfchilt weinig of zyn gefneuvelde Zoon werd opgegraaven, Aid. Vitringa (H. H.) leevert een Smeekfchrift in, I14. Vonnis, 215. Vlam-dingen, welke Perfoonen daar als Slachtoffers van Burgerhaat vielen , 77> . • , Voome (Beweegsigen in den Lande van) tegen van An- del, 75- Voorst (M. A. van) tot den Borgel bekleedt de plaats van de Vos van Steenwyk tot Nyerwal, 248. Vos (De) van. Steenwyk tot Nyerwal verzoekt en verkrygt ontflag van hen, opgedraagene Commisfiem 248. Vos (De) van Steenwyk tot Havixhorst, wat hem ir. Drenthe wedervaart, 325. Wat hy vrugtloos by de Staaten en den Stadhouiaf beftaat, 327. W. We sterveld (H. van) g8* vonnisd, 216. Diens aanmerking op dat vonnis, 1I?' „ . Wezel, de Koning vanrrwr- Jen aldaar door eene Bezending uit hun Hoog Mog. verwelkomt, 227. WILLEM! de v- bewilligt dat 'er in Amfterdam geene Oproeping des Volks tot het opgeeven der Bezwaaren gêfchiedde, 5. Hoe hyde aanfpraak der Bezending uit Amfteh Krygsaaad beantwoordt, „12. Zyn Jaardag te Amfterdam gevierd, 42. Met zyn Gezin te dier Stede onthaald, 47. Stemt voor de Verbeurtverklaariug van de Goederen der ver weezenen in het Sticht, 128. Met zyn Gezin te Zutphen ontvangen, 222. Hoe te Arnhem en Nymegen onthaald, 225. Ontmoet, nevens zyn Gezin, den Koning van PruisJen te Kleef, 231. Diens verklaaring op een hem ingediend ftuk uit Deventer, 273. Aanmerking daarop, 274. Benoemt eene Commisfie om de zaaken te dier Stede af te doen, 275. Beantwoordt een ftuk de Magiftraatsbeftelling te Kampen betreffende, door hem tot de Omwenteling onbeantwoordt gelaaten, 308. Laat  BLADWYZER. Laat het Verzoekfchrift van de Vos van Steenwvk tot Havixhorst onbeantwoord, 328. Witmomd (P.) in regten ver- ' volgd, 27. Gebannen, 32. Wyk by Duurftede zonderlinge Eed den Burgeren afgevorderd, 176. Byzonderheid ■wegens H. Schilge, 179. Wyk (D. van der) op de Klenke, afgezet in Drenthe, 326. Jsfelmonde bysterheid daar gepleegd, 79. Z. Zuideras (A. R. vanHeeceeren tot) door den Stadhouder in eeneCommisfie na Deventer benoemd, 275. Zutphsn, Vreugdebedryven op s Prinfen Jaardag daar verboden , 221. Hoe het Vorstlyk Gezin daar ont¬ vangen en getoefd werd„ 222. Zwolle, het gebeurde aldaar, 291. De Zwoijche Burgers befchuldigd vau fchennis aan de Oranjetekens en mishandeling der Krygslieden , 291. Schryven deswegen door de Officieren aan den Commandant, 292. Nadere bepaaling wegens het draagen van Oranjetekenen, en voorzorg tegen Zamenrottingen, 293 Zilvere Keeshondjes verboden, 294. De inwooning der Patriotten van elders daar bezwaarlyk gemaakt, Aid. Eed daar afgevorderd, en het gevoelen van den Leeraar Chevallier over dien Eed, 295. Zie verder Chevallier. Blyken var verregaande haat tegen de Patriotten, 306. BERICHT voor den BINDER. De Plaaten moeten tegen over de volgende Bladzyden Ingevoegd worden. L. Hovy, wegens het niet draagen van Oranje op de Beurs aangevallen, tegen over bl. 16. 't Portrait van Y. van Hamels veld over bi. 132. 't Portrait van G. J. Pyman over bl. 270.