VADER LAN D S C H E H I S T O R I E. ZEVEN EN VEERTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORI E, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN, Uit de geloofwaardigfte Schryvers, en egte Gedenkftukken, 'zamengefteld. Met Plaaten. behelzende het vervolg van den jaare I789 en 1790. ten onmiddelyken vervolge van wagenaar's vaderlandsche historie. ZEVEN EN VEERTIGSTE DEEL. Te AMSTERDAM, r.v JO HANNES ALLART. m d c c x c i x.   VAbÈRLANDSCHË HISTORIE VYF EN ZESTIGSTE BOEK. INHOUD. 'Overgang iot de Gewestlyke Befchouwing. Vitfchryving van de Honderfie- en Tweehonderfte Penning in Holland. Verzoekfchriften van vyf- en- veertig Dorpen om Schavergoedwg. Antwoord van Gecommitteerde Raaden. De zaak der Land-Officieren, die ziek aan de gehoorzaamheid der Algemeene Staaien onttrekken hadden, afgedaan. De zaak des Advocaat Fiscaals Luyken hangt. Zyu gedrag in deezen. Voorjiel ten zynen opzigte door de Ridderfchap gedaan. Luyken vervoegt zich by de Staaten. Fan zyn Ampt ontzet; doek met eene gunftige fchikking ten opzigte van zyne Jaarwedde. C. BooNzayer Rector te Gorm'ckem, kevert by de Staaten een Ferzoekfchrift in . om in de Amnestie begreepen te worden. Daar in be± greepen. Veele Delffche Burgers tot Ballingjchap verweezen. Welk lot ook Rotterdamfohe en Hoomjche treft. Befchuldigingen teAaIII. Düel. A gen LXVo BOEK,  2 VADERLANDSCHË LXV. BOEK., gen Jan Henri des Vilattes. Vonnis over kern uitgepprooken. Vonnis over Lucas Butot. Laag Gedrag en Vonnis van J. G. Tegelar. Dordrechts yver om Oranje te doen draagen. Aalsvellen met kogels daar verboden. Uudaar , te Rotterdam wegens het niet draagen van Oranje, aangevallen, verweert zich en kwetst een zyner Aanvalleren. Gevangen genomen. Afkondiging te dier gelegenheid. Men bidt in de Kerken voor den Gekwetjlen. Bekentenis Dudaar. afgeperst. Aangemaand om zich by den Stadhouder te vervoegen door hem afgtjlaagen. Vonnis over hem. Zyn lot-, ondanks eenige verzagting op een Smeekfchrift aan den Stadhouder. Nuttige Inrigting yoor de HeeU kunde te Rotterdam. Kokers hof je daar gepiekt. Ziekenhuis of Nofocomium Clinicum te Leyden. Het Kabinet des Hoogleeraars Alleman , aan de Leydfche Hoogefchool gefbhonken. Te dier Stede fterft de Dichteresfe LUCRETIA WlLHELMINA VAN WlNTER, gebooren van Merken. Gedenkteken te Amfterdam haar toegedagt. Inweiding der Gehoorzalen van ïelix Meritis te dier Stede. Maaking des overleden Doopsgezinden Leeraars Pieter Fontein , aan de Kweekfchoole dier Gezindheid te Amjlerdam. Byzonderheden van Harmen, den zogenaam» den Propheet aan den Overtoom. Eenige Boeken te Amfterdam verboden. Woelingen def Pattyfchappe aldaar en Strafoefeningen. — Overgang tot Gelderland. Gedenkpenning op de Omwenteling daar uitgedeeld. Vergunningen aan de fooden aldaar. ——~ De Verbeurt-  HISTORIE. 3 fourtverklaaringen in het Sticht houden /land. Per/bonen in de Stad Utrecht veroordeeld. Klaas Goudrïaans Verantwoording. Veroordeelingen door het Hof. Harde voorwaarden waar onder eenigen bukken. Woelingen der Prinsgezinden ten Plattenlande in het Sticht tegen gegaan. Bepaaling op de Inwooning der Jooden binnen Utrecht. — De eifchen der Gilden te Deventer door den Stadhouder gemaakt. Te Zwolle het Departement der Maatfchappy tot Nut van 't Algemeen verdagt. Verzoekfchrift der Beftuurderen. 't Zelve afgeweezen en de Byeenkomften der Leden verboden. Aanmerking die Maatfchappy betreffende. Voorzorgen in Drenthe gedraagen. Eerpenning aan vyf Krygsofficieren gefchonken. — Overgang tot Stad en Linde. Ver/lag op de Regeering der Provincie uitgébragt en omhelsd. Vastflellingen daar by gemaakt. Voorzorgen daar by gedraagen. Aanmerkingen deswegen. Vrylaating van Oproermaakers. Amnestie daar aangekondigd. Geldboetens daar opgelegd. — Overgang tot Friesland. De Kerkleeraar Bulthius door den Prins bevorderd. Weering van Patriottifche Kerkleeraaren. Affcheidsgroete van Rengers op de Synode te Sneeli. Bepaalingen wegens het Stemregt der Rvomfchen. Verandering ten aanziene van de Militaire Jurisdictie daar gemaakt. — Overgang tot Zeeland. Voorjlel van den Penfio* naris Johannes Louysen, wegens een gedreigd Oproer. Diens voorflag tot eene Afkondiging. Daar op gegronde Afkondiging. De Baljuw Apolonius Jan Cornelis A a Lams- LXV. boek.  1 LXV. ] boek» j < ] 'ï i I789. Overgangtermeer Gewestlykebefchouwing. \ VADERLANDSCHÊ -ampsins kant 'er zich tegen aan. Aafr> ekening van vier Raaden daar tegen. Lamp-» ;ins als Baljuw door den Prins ont/laagen* Vordering van wedergave der Amptgelden ^ hor eenige afgezette Vlisfinger Regeeringslelen. Ongunflig Ver/lag en Be/luit hier op. 5. G. Schorer kant 'er zich tegen aan. Verzoekt de vernietiging van het Be/luit. Dit Gefluit ingetrokken. Lambrechtsens voor* ïragt te zyner verdeediging, by die gelegenheid, lunftige bejegening LambrechTsên aangeiaan. Lampsins verzet zich tegen Schorer. Wederfprooken door eenige Vlisfmgfche Raaden. dmptgelden der Provincie te rug gevraagd door de afgezette Regeeringsleden. Gunftige raadslag deswegen uitgebragt. Raadpleegingen hier over, en afwyzing. Dit wedervoer ook Francois Breekpot te Zierikzee. Iteï. Fredrik Potty Turcq verzoekt wedergave van Recognitie-gelden. Hoe zyne zaak behandeld wordt. Middelburg /preekt ten zynen voordeele. De Eerfte Edele voert een ander woord. Afloop dm zaake. 10 e ffleer bepaalde Gefchiedkundige Befchóuwing der byzondere Gewesten, welker algemeene Bondgenootfchaplyke verrigdngen, ten deezen Jaare, ons, in het voorgaande Boek, bazig hielden, zal min omflagtig weezen, dan in twee jongst afgeloopene en in 't breede door ons befchreevene Jaaren. Alles hadt een meer gezetten en veel al den ouden plooi ge- kree-  HISTORIE. '5 fcreegen. In deeze Gewesten, hielden d< overblyfzels van voorige woelingen meerdai in andere ftand; in geene voegden 'er ziel tiieuwe, doch eenigzins van eenen ande ren aart, by, fchoon veelal uit dezelfde bron opwéllende. De meeste zaaken, hel Algemeen Gewestiyk Beftuur raakende. ftonden in verbintenisfe met die van an dere Gewesten, thans door een naauwei band aan den anderen verbonden; fchoon het Gewestiyk, onderfcheid, in veele opzigten, met kennelyke trekken, uitftak. Holland, met het geen 'er Gewestlyli en Plaatslyk voorviel, zal ons de meeste fchryfftoffe opleveren, en wy met dit Gewest eenen aanvang maaken. By het drukkend bezwaar, der geheeven Vy'f- en- twin tigfte Penning, in Holland, met welker invordering men inmiddels voortvoer, zorg draagende voor een niets agterhoudenden opbreng (*), en ondanks de klagten door de Staaten van dit Gewest, te dier gelegenheid, uitgeboezemd, over den last, waar onder de Ingezetenen , dieper dan die van andere Gewesten, gedrukt en gekromd gingen , verfcheen, van hunnen wege,- met den aanvange des Jaars mdcclxxxix. eene Uit, C*) Zie wat wy des aangemerkt hebben in onze Faderl. Hifi. XX. D. bl 313. enz. Men wil dat de opbrengst van gemelde vyf- en- twintigfte Penning, tusfehen de 50 en 60,000,000 Guldens bedraagen hebbe. Bouwens, aan zyne Committenten, bl. 34. Men vindt daar vervolgens eenigs gisflngen, over het verantwoorden, en gebruik van die Penningen. A 3 ! LXV. I boek. Uit. fchryving van een hon. derfte en tweehon* derae Penning in Hok land.  4 VADERLANDS C H E LXV. boek. I789. Uitfchryving, by welke zy verklaarden te ondervinden , dat, tot onderfchraaging van de groote en buiten ge woone Lasten, waar in de Staat, door de laast geëindigden en voorige Oorlogen, was vervallen, die uit de gewoone Inkomften van den Lande, niet konden worden gevonden, als mede om goed te maaken, de groote onkosten en zwaare lasten, waar mede de Staat, meer dan te vooren was belast, de Geldmiddelen op eene buitengewoon? wyze moesten worden onderfchraagd. • Met niets meer dan deeze algemeene aanduiding van Geldbehoefte, moesten zich de Ingezetenen getroosten, om ten deezen Jaare, in twee tydperken, bepaald op voor half Bloeimaand en den eerften van Hooimaand, op te brengen een honderfte- en- tweehonderfte Penning, van alle Obligatien en Losrenten- brieven, loopende ten laste van het Gemeeneland, of van eenige Publieke Kantooren binnen dit Gewest, van eenige Steden, Collegien, Heemraad- of Waterfchappen, Dorpen, Sociëteiten, of eenige andere Gemeenfchappen. — Van Rentebrieven , gefprooten uit de Loteryen van den Jaaren mdccxi. tot mdccxiii. die flegts twee ten honderd rente gaven, werd een twee honderfte en vierhonderfte Penning gevorderd Van de Lyfren- tebrieven, zou men een tweehonderfle Penning betaalen. Zekere uitzonderingen gingen hier by gepaard, met naame ie Obligatien, ten laste van de Oost- enWm-Indifchs Gompagnien deezer Landen, ors-  HISTORIE. r ©nder vrywaaring van Staaten van Holland of van de Algemeene Staaten opgenomen of die nog opgenomen zouden worden als mede de Obligatien, behoorer.de tot dit Geldligting, tot welker Aflosfing, Staater van Holland* by Befluiten in de Jaarer mdcclxxxv. en mdcclxxxvi. , eene fon van 100,000 Guldens 'sjaarlyks hadder vastgefteld; als mede van die Schuldbrieven, in welke de Recepisfen van Antici patiepenningen, ten laste van de Oost In difche Maatfchappy deezer Lande, ondei 1 der Staaten Vrywaaringe, vervvisfeld waren. Voorts zou van aile Huizen eer honderfte Penning geheeven worden. Een honderfte en tweehonderfle Penning, zou men moeten betaalen van alle Heerlykheden, Tienden, Visfcheryen, met zekere bepaalingen; doch van de Landen alleen een tweehonderfle Penning. Desgelyks zouden de Bezitters van eenige Ampten, op de Quohiren v3ri de tweehonderfle Penning van de Ampten bekend, daar van, onder zekere kortingen, tweehonderfle Penningen betaalen. Maatregels ter ftrikte en flipte Invorderinge, werden by deeze uitfchryving bepaald, en voorgefchreeven. (*) Niet alleen hadden de Holland/de Steden, by de inrukking der Pruüftfche Benden in zo verre zy door dezelve bezogt geworden, of in de nabyheid gelegerd geweest waren, en tot derzelver onderhoud moesik*) Refol. van Heiland, 17. Jan. 1789. A 4 , LXV. , boek. ï 1789. I l l 1 1 Verzcek» fcbrifcen vsn 45 Dorpen om fchaaver»  8 VADERLANDS CHI LXV. B.OEK. 1789. goedinge. Wat daar op geantwoordwordt door GecommitteerdeRaaden. noesten bydraagen, groote uitgiften uit d*. Stads Kasfen gedaan; maar ook de Dorpen. Niet minder dan een vyf- en- veertig tal derzelven, vervoegden zich, van tyd tot tyd, met yerzoekfchriften, by Ge:omrnitteerde Raaden, om betaaling voor de Leevensmiddelen en verdere Behoeften, aan deeze Krygsmagt verftrekt. Zy verzogten teffens vergoeding van de fchaden, doop verfcheide der Opgezetenen, by het inkomen en 't verblyf diens Krygsvolks geleeden.. Gecommitteerde Raaden oordeelden, tusfchen deeze verzoeken onderfcheid te moeten maaken; de uitgiften voor verfchafte Leevensmiddelen, gedaane Wagen en Scheepsvragten , onder aflegging van Ëede, weder te mogen betaalen ; doch de Verzoeken om verdere Schavergoeding, van de hand te moeten v/yzen. (*) Hoe groot deeze ook mogten zyn, en zo wel Oranjegezinde!! als anders denkenden troffen: want de eerstgemelden waren by lange na altoos niet verfchoond gebleeven van overlast en gewelddaadige fchennis, zou egter de vergoeding, hadt men ze ingewilligd, zich tot allen hebben moeten uitftrekken; en maakte het bezwaarlyke, o.m in deezen op eenen zekeren voet te gaan, geen geringen grond uit, om in dit verzoek niet te treeden. D-Sgelyks zou, ondanks het even aangemerkte, wegens de algemeenheid der beroovingen ? die Schaver- goe- (*) Re/bi. van Gecommitteerde Raaden, 9. Aprils  HISTORIE. 9 goeding, meest den Patriotsgezinden, als verre het meest geleden hebbende, in handen gekomen weezen: jets, 't welk met de handelwyze deezer dagen geheel niet ftrookte. De nog hangende zaak der Land-Officieren, in den Jaare mdcclxxxvji. af gedankt, of buiten dienst gelteld, waar over reeds zo veel woorden gewisfeld, zo veele fcherpe aanmerkingen gemaakt waren, die met herhaalde Verzoekfchriften, derzelver gehoorzaamheid, aan de byzon dere Bevelen der Staaten van Holland vet deedigd, en de toegezegde Befcherming, van hun Ed. Groot Mogenden ingeroepen hadden (*_), werd in Louwmaand deezes jaars afgedaan, door een Staatsbefluit hoofdzaaklyk hier op neder komende; dat de Staaten, in aanmerking genomen hebbende, de verfchillende Middelen in 't werk gefield, om deeze Officieren tot die gehoorzaamheid over te haaien, en de ongelukkige omftandigheden, waar in de meesten derzelven, zich daar door gebragt vonden, beflooten hadden, Gecommitteerde Raaden te magtigen, om aan de Officieren, welken uit hoofde van het Belluit der Algemeene Staaten, in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii. genomen, ter zaake van de gehoorzaamheid aan de tpenmaalige Regeering van Holland, waren afgezet ? de Jaargelden toe te leggen , voor zo C*) Zie onze Vaderl. Hist. XX. D. b!. 108—117, A 5 LXV. boek» 1789. De zaak der Land-officieren,die zich aan de gehoorzaamheidder AlgemeeneStaaten onttrokken had,den, af. gedaan.  ïo VADERLANDSCHE LXV. jjoek. zo verre zy ieder deeze Posten daadlyk bekleed hadden; als aan een Collonel negenhonderd, aan een Luitenant Collonel achthonderd\ aan een Major zevenhonderd., aan een Ritme, ster zeshonderd,, aan een Captein vyf'honderd, aan een Captein- Comr mandant vierhonderd, aan een Luitenant driehonderd, aan een Sous Luitenant Cornet of Vaandrig, tweehonderd vyf- en- zeventig Guldens. Niet zonder veelvuldige bepaalingen gefchiedde de gemelde toezegging, In aanmerking genomen zynde, dat zommigen der Verzoekeren alleen waren gefchorst, en niet afgedankt, om reden, dat zy by den Raad van Staaten, niet hadden bekend gedaan, als Officieren van die Corpfen, waar by dezelve door hun Ed. Gr. Mogenden waren aangefteld geworden, en by de Omwending van zaaken dienst deeden, begreep men de zodanigen voor afgedankt te agten; met den elfden van Sprokkelmaand, des Jaars mdcclxxxviii., in zulker voege, dat derzelver Tractementen, tot dien tyd toe, aan hun zouden worden uitgekeerd; doch, van dien dag af, zouden ophouden. De voorgemelde Jaargelden, zouden ge= geeven worden met dien verftande : dat alle de Penfioenen, zo aan de reeds voorheen afgedankte Officieren, als aan de geenen, die uit kragte van het tegenwoordig Staatsbefluit werden, gedimitteerd, zouden gerekend worden, naar de Rangen, ssrêike zy met de daad beklééd hadden, 0$  HISTORIE. öp den achtften van Bloeimaand des Jaars judcclxxxvii. , de tyd wanneer de Befluiten, over de verfchillende begrippen van den Eed, zo by de Algemeene Staaten als by Holland^ eenen aanvang namen. Dat alle de gemelde Jaargelden, zouden gerekend worden ingegaan te zyn, met den dag dat de gewoone Bezoldigingen, in de voorheen bekleedde Rangen hadden opgehouden, en volduuren zo lang zy leefden: ten waare zy eenige andere post bekwamen, zo veel of meerder, dan het toegelegd Jaargeld opbrengende: of ten ware zy zich, door wangedrag, deeze gunst van hun Ed. Gr. Mogenden onwaardig maakten. De Officieren, uit deezen hoofde op Jaargeld gefteld, zouden verpligt zyn hun vast verblyf te houden, op het Grondgebied van een der zeven Provinciën, het Landfchap Drenthe, of de Generaliteits Landen, en daaruit, zonder verlof, niet mogen vertrekken; hier van zouden zy 's Jaarlyks, by de ontvangst der Jaargelden, blyk moeten geeven. Gecommitteerde Raaden kregen Volmagt, om aan deeze Officieren, vier jaaren in eens, by wyzevan uitkoop, te mogen betaalen. Maar alle Officieren, die de uitwerking van het thans genomen Befluit wilden genieten , moesten, ten genoegen van Gecommitteerde Raaden, doen blyken, dat zy, by de Omwenteling van zaaken, door qÏ van wegen hun Ed. Groot Mogenden ge. lxv. roek. I789.  M VADERLANDSCHE LXV, ÏOEK gelast zynde, zich niet te verweeren, te» , gen de Krygsmagt des Konings van Pruis* fen, daar aan daadlyk hadden voldaan, en zich niet op bevel, van wien zulks ook mogt weezen, tegen dit Krygsvolk, naa dat die bevelen van hun Ed, Gr. Mogenden hun waren bekend geworden, hadden laaten gebruiken — wyders, dat zy op en naa dien tyd binnen Holland, of althans binnen het Gebied van den Staat gebleeven waren, of zich daar buiten niet begeeven hadden, zonder daar toe behooselyk verlof, of hunne demisfie, bekomen te hebben. Eindelyk zouden zy. onder Eede, moeten verklaaren, niet getree-^ den te zyn, in den dienst van eenige buitenlandfche Mogenheid, . en ook van de? zeiven geene Penfioenen, Tractementen , Gratificatiën, of eenigen Onderftand rechtftreeks of zydelings, genooten te hebben, of nog te genierem Over ten fiuk zo lang in gefchil gehan« gen hebbende, uit hoofde^van de verdeeld-? fceid der begrippen, de hoofdzaak zelve, of deeze en geene byzonderheden, betreffende , waren de Staatsleden niet eenftemmig. De Ridderfchap, met de Gemagtigden der Steden Delft, Gornichm, Brielle, Enkhuizen en Medemblik^ begeerden niet mede te ftemmen, in de verleening dier Jaargelden; doch verklaarden egter tegen het Befluit zich niet te zullen verzetten. De Afgevaardigden van Amfterdam, behielden voor hunne Magtigers het regt, om 'er SQianige aantekeningen tegen te mogen doen*  HISTORIE. n doen, als deezen, ter eenigen tyde, zouden vermeenen te behoeven. Op welke Aantekeningen, die van Rotterdam, ten zelfden ftonde, zich verklaarden, aan zich het regt van Tegenaantekeningen te behouden. (*) Zo lang, zo veel werks hadt het in, om nog met huiveringen van eenen en anderen aart, en onder veele bepaalingen, een fober Jaargeld toe te ftaan; een Jaar* geld geenzins geevenredigd aan de eifchen, welke zy met regt konden doen, niet alleen gegrond op de gedaane fterke toezeg-» gingen, maar ook op de handelwyze, hier te Lande, in andere gevallen, waar de aanfpraak zelve zo duchtig niet was, gehouden, (f) Ondef de Staatsamptenaaren, wier lot nog onbeflischt hing, bevondt zich Mr. Joannes Gerardus Lüyken , met veel moeite in den Jaare mdcclxxxv. bewoogen , om het Advocaat Fücaalfchap te aanvaarden; en daar toe niet overgegaan, dan op het eenpaarig Staatsbefluit, om, „ uit byzondere Confideratien en Rede„ nen, hun Ed. Gr. Mogenden in faveur ,, van den Advocaat Luyken permovee„ rende, aan denzelven by voorraad, en „ ter tyd en wyle, dat hy van eene con„ venabele Post zou voorzien weezen, „ eene (*) Verzamel, by de Chalmot , XII. D. bl. 63—65. (t) Men flaa des na de Verzamel, van Stukken, raakende de zaak van den Generaal Major vam Ryssel , bl. 47—49. LXVi BOEK. De AdvocaatFiscaal Luykbns zaak hangt; zyn gedrag in deezen.  U VADERLANDS CHE lxv. BOEK. 1780. Voorflel teu zynen op« aigte door de Kidder. fchap. „ eene Jaarwedde van zes duizend Guï„ dens toe te leggen. (_*) " By een Staatsbefluit, één jaar laater genomen, werd zyne Commisfie by Gecommitteerde, Raaden met betrekking tot zaaken, waar in hun Ed. Mog., uit kragtevan hun Lastbrieve, by preventie regt doen, altyd duurende gemaakt. De Post van Advocaat Fiscaal hadt hy waargenomen, tot den tyd der Omwentelinge, wanneer hy zich blöotgeIteld vondt, aan allerleie onaangenaamheden , in zulk eene maate, dat hy zich in 't einde genoodzaakt vondt, om ter beveiliging van zynPerfoon, verlof te verzoeken, om met voorkennis 'sGrannliaagë t voor eenigen tyd, te verlaaten. Een verzoek hem toegedaan, onder voorwaarde * dat hy aan den Secretaris van hun Edel Mogenden. de Plaats van het verblyf, intusfchen door hem genomen, zou doen weeten. Eene voorwaarde ftipt door hefii nageleefd, ook met dat gevolg, dat hy zints zyn vertrek nog eenige nadere hem in zyne kwaliteit toegefchikte Orders hadt kunnen uitvoeren. Doch, reeds op den vyf- en- twintigden van Herfstmaand, des Jaars van dé Omwentelinge, deedt de Ridderfchap, onder andere punten van bezuiniging, telf Staatsvefgaderinge, een Voordel om të onderzoeken, of de Commisfie den Heer Luyken opgedraagen, als nog zou moeten (*) Zie deswegen onze VederL Bijl* X» D4 bl. 66,  HISTORIE. 15 ten Hand grypen. Dit ftuk werd ter onderzoekinge aanbevolen; doch hadt vooi hem het onaangenaam gevolg, dat hangende dit onderzoek naa den dertigften van Herfstmaand, geene Betaaling altoos inkwam, van de hem toegelegde Jaarwedde, en hy zich dus verftooken zag, van het genot des Staatsbefluits, van den Jaare mdcclxxxv. , en dus fteeds wagtend bleef op den uitflag des onderzoeks, wegens het volduuren, of niet volduuren, van zyn post als Advocaat Fiscaal. Met geduld en zonder de Staaten, met eenige aanmaaningen om fpoed, lastig te vallen, wagtte Luyken af, wat 'er van zou worden, tot het uitkomen van het Plakaat van de vyf- en- twintigfte Penning, in den voorleden Jaare, wanneer hy zich verlegen vondt, hoe de hem toegelegde Jaarwedde te berekenen, en genoodzaakt, om zich deswegen by Gecommitteerde Raaden te vervoegen, die hem onder anderen aanfchreeven, dat hy zich deswegen by hun Ed. Groot Mogenden behoorde aan te melden. Hy floeg den aangeweezen weg in. Een Verzoekfchrift, het geheel beloop van zyn gedrag, ten aanziene van de Staatkundige betrekkingen, waar in hy van wegen de Staaten zelve gefield was, ontvouwende. Aan den eenen kant gaf hy, daar in, met vollen nadruk, te kennen, zyne gerustheid en volkomen vertrouwen, op het woord van den Souverain, en het Verdrag door de Staaten met hem, onder de bekende bedingen, aangegaan, by de LXV» BOEK. 1789, Luyken vervoegc zich by de Staaten.  16 V ADERLANDSCHÈ isxv. éoëk. 1789, Van zyn Ampt ontzet; doch met de aanvaarding van een Post, die hy niet gezogt, maar tot welks aanvaarden meri hem, door de ftreelendfte vooruitzigteri en toezeggingen overgehaald hadt. Aan den anderen kant, verzogt hy de oplettenheid van hun Hoog Mogenden op zynen toeftand, daar hy nu reeds langer dan veertien maanden, in het onzekere geweest was, of, en op welk eene wyze^ men zou goedvinden, van zyn Perfoon gebruik te maaken; dat hy zich al dien tyd ten dienstbetoon hadt gereed gehou* den, en zyne Huishouding in 'sGravenhaage laaten blyven, zonder, zints den dertigften van Herfstmaand, des Jaars mdcclxxxvii., eenig Geld van de hem toegezegde Jaarwedde bekomen te hebben. Hy bevondt zich derhalven nu in dien toeftand, over welke hy, vóór de aanvaarding des hem opgedraagen Ampts, zyne bekommernis hadt te kennen gegeevem Weshalven hy verzogt, dat zyne zaak$ zo fpoedig mogelyk, aan zodanig een einde zou gebragt worden, als de Staaten uit hoofde van de aangegaane Verbintenisfe, naar gronden van regt en billykheid,zouden oordeelen te behooren. -— Niet' ongunftig werd dit Verzoekfchrift opgenomen, en in handen gefteld der Staatsleden, voorbeen met die zaak belast. (*) Veel vyanden telde de Heer Luyken * uit hoofde van 't geen hy in zyn Post3 ten dienfte der Patriotten, by aanhouden- heidj (*) Refol. van Holland. 13. Dee. 1788.  HISTORIE. ï7 heid, verrigt hadt. Geen twyfel leedt het, om de hem opgedraagene Commisfie te vernietigen; maar men vondt zich, wegens het duidelyk, en met zo veele omifandigheden bekleedde gegeeven woordf des Souverains, verleegen. Dit te fchen-j den, was de openbaare trouwe in 't aan-1 gezigt vliegen. Niet weinig overweegings t hadt deezen cisch ten gevolge; doch ein-1 digde in Herfstmaand des Ja:-irs mdcclxxxix. 1 in de wel voorziene vernietiging der Ampts-1 bediening, terwyl men op de Jaarwedde eene fchikking maakte, die gunilig was voor den van zyn Ampt ontzetten Luyken, en de goedkeuring wegdroeg van allen, die belang ftelden in deezen bekwaamen en verdienstiyken Vaderlander. Onder weinigen, die van deelgenoot- C fchap aan de Beweegenisfen, ten tyde der \ Vryheidsworftelingen , befchuldigd , en % des wegen in Regten vervolgd, in Holland ü vryfpraake ten deezen Jaare bekwamen,ir moeten wy tellen Cornelis Boonzayer , d' Rector der Latynfche Schoole te Gornkhem. % By een ingediend Verzoekfchrift aan hun fe Ed. Groot Mogenden, komt hy 'er rus- dl tig voor uit, die Party toegedaan geweest te hebben, welke in verfcheide takken van het Landsbeftuur, veele fchadelyke gebreken meende te ontdekken, en teffens oordeelde de gelegenheid daar te zyn, om op derzelver verbetering, met vrugt, te kunnen aanhouden. Een gevoelen, naar zyn inzien, op onderfcheidene, in 't openbaar uitgebragte Voorftellen en Raadflagen van XXIII. Deel. B Sraats- LXV. B OEK. i?80. ene unftlge chik- ing op e hem oege- egde iredde. i.Boon- AYER ienteen erzoekhrift om in ! Amistiebe.eepeii wor:n.  18 VADER LANDSCHE lxv. BOEK. j78q Staatsleden gegrond, ja op veelvuldige Staatsbefluiten van hun Ed. Gr. Mogenden. Hy wilde niet ontveinzen, in het denkbeeld verkeerd te hebben, dat hy, zou hy anderzins een goed Burger, en Liefhebber van zyn Vaderland kunnen genaamd worden, geen ftil en leedig aanfchouwer van alles, wat omtrent hem gebeurde, blyven mogt; maar dat hy, in naavolging van veelen zyner Regenten, en aanzienlyke Medeburgers, zo veel in zyn vermogen was, ter bevordering van het bovengemelde oogmerk, verpligt was mede te werken. Onbewimpeld moest hy erkennen, dat hy, zo voor zich zeiven , als in kwaliteit van Secretaris, van het by Drosfaart, Burgemeesteren en Vroedichappen der Stad Gornkhem, gewettigd Wapenhandelend Genootfchap, tot verfcheide frappen en verrigtingen, welke de omftandigheden dier tyden, binnen Gornkhem hadden opgeleeverd, en toen als geoorlofd en wettig befchouwd werden, medegewerkt, en zich in de toenmalige Burgertwisten ingelaaten hadt. (*) Met dit alles, kon hy hun Ed. Gr. Mog. verzekeren, geen één eenige van die daaden gepleegd te hebben, welke hem van de verleende Amnestie uitflooten. — Hoe zeer hy, op dien grond, vermeend hadt (*) De gefteldheid der Gomichemfcbe Regeering ten dien dage, en het voorgevallene te dier Stede, hebben wy breedfpraakig opgegeeyen in onze Vadert. Hifi. XVII. D. bl. 7—20.  Historie. 29 hadt van alle Regterlyke Vervolgingen bevryd te moeten blyven, hadt egter Francois Cornelis van Aerssen van Sommelsdyk, Heer van Sommehdyk, als Drosfaart der Stad Gornichem en Lande van drkel, kunnen goedvinden hem te dagvaarden, om in perfoon te verfchynen, voor Schepenen der gemelde Stad: zonder in die Dagvaarding eenige daad of daaden door hem verrigt, waar over hy aanfpraaklyk zou weezen, byzonder op te noemen. Ten geftelden dage verfcheen hy, ten einde , door het ondergaan van een verhoor, de Befchuldiging hem ten laste gelegd, als 't ware uit te vorfchen. Hy werd ondervraagd , en vervolgens ontflaagen onder handtasting en belofte, om des gevorderd, nader te zullen verfchynen. Dit verhoor hadt, tot Boonzayers verwondering aan den eenen, maar tot zyn groot genoegen aan den anderen kant, alleen betrekking gehad tot zodanige bedryven, die of als onverfchillig moesten worden befchouwd, of als van dien aart, dat hy in de verleende vergiffenis betrokken was. 't Geen hem ten vollen overtuigde, dat de Drosfaart, geene befchuldigingen tegen hem hadt weten te vinden, Welke hem van de verleende Kwytfchelding uitflooten. De Hoofdbefchuldiging, waar over men in het Verhoor hem onderhouden hadt, beftondt daar in, „ dat hy, uit naam van 4, de gecombineerde Directie, van het ge9, legalifeerd Exercitie Genootfchap, en Ba „ vaia LXV. BOEK. 1789.  flo VADERLANDSCHÊ txv. boek. I789. „ van de Burger-foeieteit, in - e maand „ Juny des Jaars mdcclxxxviï. getekend „ hadt, eene gedrukte Circulaire Misfive, „ geaddresfeerd aan de respective Genoot„ fchappen binnen Holland; in welke Mis* „ five de Staaten van Gelderland worden „ voorgedraagen. als de gedeclareerde Vy„ anden deezer Provincie, en de respec„ tive Genoot fchappen geexhorteerd, om „ zich aan hun Ed, Groot Mogenden „ Gecommitteerden van het Defenfiewee„ zen deezer Provincie, eh de Stad Utrecht „ te Woerden aan te bieden ; ten einde die „ in ftaat gefield mogten worden, de noo„ dige fterkte te kunnen byzetten, om „ de Stad Gornichem tegen alle aanvallen, „ welke door de Geweldenaars mogten „ ondernomen worden, te helpen verdee„ digen." Het bloot tekenen van gemelden Brieve, in de kwalteit toen door hem bekleed, beweerde hy geene Misdaad te zyn, welke hem van 't verleende Genabetoon uitfloot. Het fcheen ook dat deeze zaak, geene verdere gevolgen naa zich zou fleepen, waarom Boonzayer, het ook van zyne zyde liet berusten. Dan, naa omtrent een Jaar verloops naa de eerfte Dagvaarding, volgde een tweede: welke egter geen daadlyk gevolg hadt: dewyl de Regtsdag toen werd uitgefteld, Deeze hervatting, het ven riet, en het'mogelyk nadeel tezyner bevordenngë, bewoog den Rector Boonzayer, om zichby Staaten van Holland te vervoegen met verzoek, om verklaard " te  HISTORIE. 2r £e worden , in de Amnestie begreepen te zyn, dat mitsdien werkloos gefield mogten worden, de Regtsvervolgingen tegen hem ondernomen, en dat inmiddels, hangende de raadpleegingen van hun Ed. Gr. Mog. de Regtsvorderingen mogten opgefchort blyven. Dit laatfle werd toegeflaan, en het fluk gefield in handen van den Voorzitter en Raaden van den Hove; die eenen Raadflag uitbragren, zozeer flrekkende totverontlchuldiging van Boonzayer, als ter befchaaminge van den Drosfaart van Aersen van Sommelsdyk. Ingevolge hier v;n, werd de Schoolvoogd in de Vergifhisverleening begreepen, mits betaalende de kosten van de zyde des Drosfaards, in dit geval gemaakt. Wegens de flappen, door hem ten aanziene der Regeeringe van Gornichem gedaan, was hy in eene Geldboete beflaagen geweest. (*) Men voer ten deezen Jaare voort, met Vonnisfen van Uitbanning, over een en ander der Land- en- Zee- Krygsbevelhebberen (f). Burgers, die ingedaagd en uitïandig, of althans buiten Holland waren. j kreegen vonnis, 't welk hun tot Balling fchap uit het gemeld Gewest Zeeland,: Friesland en Utrecht verwees. Dit lot trof den (*) Alle de (lukken tot dit geval beirekkelyk, zyn voor handen in de Verzamel, by de Chalmqt, 268—282. ff) Wegens deezen hebben wy rec-ds melding gedaan In onze Vaderl. Hifi. XX. D. bl. 117—120. ' B 3 LXV. BOEK. 17$ 9. Daar in begreepen. Veele Delftfcbé Burgers :oy Balin gchap1 er wee ien.  üs VADERLANDSCHE LXV. BOEK. 1789. Welk lot ook Rotter- damfcbe en Hoorn- fche treft. den derden van Grasmaand de Delftfch Burgers, Wybo Fynje en Gerrit Paape ; hier moesten met Hooimaand nog elf hunner Medeburgeren in deelen, als Jan Herman Brunie, Nicolaas van der Velden, Hieronymus Grau, Adam van den goorberg, joost vrydag, Gerardus Verbeek, Anthony van der Linden, Paulus Axmacher, Anthony Wygel, Willem Kahl en Pieter Boer (*). De Apothecar van Haaften te dier Stede, was met eenigen der thans gevonnisten medepligtig, aan het vasthouden der Regenten, en hadt een Verzoekfchrifc ingediend, om in de fchuldvergifnis ontvangen te worden. Dit was by den Hove in zo verre toegedaan, dathy , in de openbaare Gehoorkamer, ten overftaan van Commisfarisfen uit den Hove, en de Regeering der Stad Delft, vergiffenis verzogt hebbende, tot eene Ballingfchap voor drie jaaren'uit die Stad verweezen wierd, den tyd zyner Gevangenisfe daar onder begreepen. (f) Een zelfde Banvonnis, werd ten deezen Jaare geflreken, over Hendrik Ah* nold Kreet, en diens Mede Rotterdammers (§), Gerrit van der Pot van Groeneveld, Mr. Pieter de Monchy, Mr, ("") A7, Nederl. Jasrh. 1789 bl. 477-899, (f) N. Nederl. Jaarb. 1789 bl. 52. (§) Mede-Rotterdammer, fchryven wy, fchoQö hv , ten deezen tvde, 2yn woonplaats enBurgerregt te évfierd. hadt. Z|§ onze Fa-derf. Hifi. XX. p. bi.4/^,'  HISTORIE. 23 Mr. Nicolaas Martinus Bogaart van Alblasserdam , Daniël de Jong, Thomas Theodore Cremer; Abraham van Rykevorsel en Nicolaas Montauban van Zwyndrecht. — De Stad Hoorn in 't Noorderkwartier, keverde de Bannelingen op, Mr. Bernard Blok , (*) Willem Ris, Pieter Houttuyn, Dr. Frederik Guillemet Welman en Volkert Brouwer, (f) Mr. Jan Henri des Villattes, Secretaris der Defolaate Boedelkamer in Amfterdam , in den voorleden Jaare, door den Drost van het Hof van Holland te Hillegom gevat, na 'sGravenhaage overgebragt, en aldaar eerst in de Kastelenye, en vervolgens op de Gevangenpoort in hegtenis gezet, viel onder zwaare verdenking, van het bewerken eener Tegenomwentelinge, beraamd met den Waard uit de Herberg de Dorftige Kuil, niet verre van Haarlem, die desgeiyks in hegtenis geraakte. Ten huize des laatstgemelden, werd des Vilattes gezegd, met zekeren Hermanus van Harten , bezig geweest te zyn, in het oprigten van een Huzaaren Corps . tot het bovengemelde einde. Deeze van Harten , ontkwam de handen zyner vervolgeren ; doch de Papieren van des Villattes, en de Antwoorden, door hem gegeeven, gaven ftoffe, om hem ten laste O Wegens deezen, hebben wy breed/cerig Behandeld in onze Vadcrl. Hifi. XX. D. bl. 96. enz. (t) N. Nederl. Jaarb. 178c. bl. 899—-1054. B 4 LXV. boek. 1780. Befchulligingen:egen 3es Vil.ATTES.  ?4 VADERLANDSGHE LXV. BOEK. te te leggen, „ eene aaneenfchakeling yar| „ verfcheide zaaken, waar in hy zich ge,, mengd, of waar aan hy mede gearbeid „ hadt, ftrydig met de vyaare en oude ,, Lands Conftitutie, door hem, naar het j, bekende Formulier, bezwooren; onder j, andere, het houden van Briefwisfeling „ met de Uitgeweekenen, die zich thans „ in Brabant onthielden; voornaamlyk met het oprigten van een Corps Paarden- en 5, Voetvolk, 't Welk dienen zou ter on„ derfteuning van vreemd Krygsvolk, om „ met derzelver behulp, hier te Land „ eene Revolutie te bewerken , voornaam- lyk in de Steden Amfterdam, Rotter% „ dam en Haarlem, als mede in 'sGra- venhaage; het aanneemen van Manfchap; het koopen van wapenen en andere be„ hoef ten voor dat Corps, het negociee- ren van Gelden, op naam van Gecom„ mitteerden of Gedeputeerden, en voor s, rekening van de Hoog Mogende Hee- ren Staaten Generaal, reüdeerende te „ Brusfel; voorts waren, onder zyne Pa„ pieren , opmerkelyke ftukken gevonden, „ zo met betrekking tot de fterkte van de „ Krygsbezetting, en Schuttery in UGrq» s, venhaage, als omtrent de Posten en Wagj, ten in dezelve. (*) (*) In deeze Befchuidigingen moet veel waar* heids tleeken; airhans zy worden niet gelochend (Joor R. L. Bouwatvs, wanneer deeze, vandieGe= jangenneprning, en dit Vonnis gewangende, ies niets ontkenti maar hem, als een Martelaar voor de Vry,  HISTORIE. Het Vonnis over deezen, den negenden van Wynmaand deezes Jaars uitgeïprooken, hieldt in, „ dat hy vervalp len verklaard werd van zyn Ampt, als „ Secretaris van de Kamer der Defolate „ Boedels te Amfterdam-, voorts mein5, eedig, infaam, en inhabil, om ooit „ eenige publieke Post of Ampt in de » Provincie van Holland en JVestfriesland „ te bedienen; terftond aan ftukken té „ fcheuren, de Recepisfen by de Sentens, tie vermeld, naa dat by den Heer Se„ cretaris het origineel derzelve, waar op „ het Exhibitum was gefield, vooraf ge„ fcheurd zou zyn; vervolgens den tyd „ van vyf- en- twintig jaaren te blyven „ geconfineerd op zyn eigen kosten, in „ eene verzekerde plaats binnen deeze j, Provincie, en daar naa ten eeuwigen „ dage uit de Provincie van Holland en p, Westfriesland gebannen, zonder daar we„ der in te mogen komen, op pcene van „ zwaarder Itraffen; zullende hy daaren„ boven de Regtgkosten betaalen (?). Met deezen des Villattes , werd zekere Lukas Butot , die wel eer te Utrecht en naderhand omftreeks Bodegraaye gewoond hadt, gezegd zich ingelaaten, en foortgelyke.daaden bedreeven te hebben. Eenigen tyd zat hy op de Voorpootte Van den Hove in gevangenis, en leedt het tot in Yryheid afmaalt. Bouwens aan zyne Comitenten bl. 207. (*; N. Nederl. Jaarb. 1789. bl, 1121. enz. B 5 LXV. BOEK. I789. Vonni» over hem uitgefprooken. Vqnnte )ver L. Butot.  a6 VADERLANDSCHE LXV. BOEK. 3780. La«g ge- 6 rag en vonnis van J. G. Tege- laar. in Bloeimaand des volgenden Jaars, eer hy zyn Vonnis kreeg. By 't zelve werd hy, door Gecommitteerde Raaden, verweezen, om, geduurende zes jaaren ineen e verzekerde plaats binnen dit Gewest gevangen te blyven, en vervolgens voor altoos gebannen, uit den Lande van Holland en IVestfrieüand. (*) Niet min aan de eens omhelsde zaak, dan aan elkander getrouw, vondt men doorgaans de Patriotten, en het is, te deezer oorzaake, dat een enkel ongetrouwe, in deezen te fterker en te leelyker affteekt, deeze was Jan Gabriel Tegelaar. In Perfoon te Amfterdam gedagvaard , om dat hy het beleid gehadt hadt, van een der veelvuldige Nieuwspapieren, in de dagen der Beroeringe, onder den Tytel van den Opregten Nederlandfchen Courant, daar ter Stede , by den Boekverkooper Dirk Schuurman, uitgegeeven, zogt hy zich uit die ongelegenheid te redden , met uit Parys aan den Hoofdofficier Backer te fchryven, „ dat hy wel niet „ kon ontkennen, dat deDrukkery, waar „ op die Courant gedrukt was, aan hem „ toebehoorde, als mede, dat hy de penningen daar toe gefchooten, en eenis, ge Proeven gecorrigeerd hadt." Maar teffens gaf hy te verftaan, dat W. van Irhoven van Dam, het eerfte Blad dier Nieuwsmaare gefchreeven, en het beheer daas C9 N'. Nederl. Jaarb. 1790 bl. 470,  HISTORIE. &7 daar van op zich genomen hadt; dat dit daar op was overgegaan, in handen van Mr. J. C. Hespe ; en laatst in die van J. Nomsz, den laatstgemelden betuigde hy voorheen niet gekend, veel min opgezogt te hebben; maar dit gefchied was op aanraden van J. H. Zwildens, (*_) die hem deezen Man, als zeer kundig, en als een waaren Vaderlander voorgedraagen en aanbevolen hadt. — Verder bragt hy ter verontfchuldiging in, meermaalen eenen wanfmaak gevonden te hebben, in 't geen Nomsz, zomtyds in dat Nieuwspapier plaatfle, waarom hy dien Schryver tdeswegen meermaalen onderhouden, en deeze hem ook herhaalde keeren beterfchap in dit ftuk beloofd, maar ook wel eens ten antwoord gegeeven hadt, „ dat hy (Nomsz), als Schryver en Dis, recteur der Courant, weeten moest wat „ te doen, en dezelve zodanig zou fchryven, ais hy oordeelde te behooren " — Verder verfchoonde Tegelaar met zyne afweezigheid, dat hy, op de Dagvaarding, niet kon verfchynen; herhaalde deeze verfchooning by eenen anderen Brieve aan Schepenen, en deedt daarenboven zyne Vrouw nog een Verzoekfchrift indienen, om uitftel der verfchyninge; doch nimmer daagde hy op, ter verantwoordinge van 't geen hy ten laste van anderen gefchreven hadt. De (*) Ten dien dage Schryver en Directeur van fen Hoêgduitfche Courant, die in 't eerst veel opZiens baarde. LXV. boek. I789.  a8 VADERLAND SC HE LXV. boek. 1^80. ; ! j Dordrechtsyver om Oranje te doen draagen. Aalsvel!sn met Tegelaar, verraadde dus het verTouwen tusfchen hem, en verfcheide andere Perfoonen berustende, en bragt reffens ten minsten drie zyner voorige Mede - arbeideren in gevaar van dergeyke geregtlyke vervolgingen, over die rélfde zaak, van weike hy zich, ten hunïen laste, op eene laage wyze, zogt te ontdoen. Dan alle deeze fpartelingen, conden hem niets baaten. By vonnis, op Jen twintigften van Louwmaand deezes faars gellaagen, werd hy ten eeuwigen lagen uit Holland en Westfriesla?id gebanlen. Schoon hy het bewys van de daad ïiem ten laste gelegd, in zyne Brieven ? ïeels bevestigde, zal niemand hem rangfchikken onder die ftandvastigen, die den laam van Vaderlanders verdienen, en eigen veiligheid, in gevallen van meer aangelegenheids , niet hebben willen koopen, ten koste van laagheden, of het pleegen van ontrouw, fchoon veelen hunner zulks hadden kunnen doen, zonder anderen in hun ongeluk te betrekken. (*_) De woelingen, over het draagen en niet draagen, of het op deeze en geene wyze aandoen van Oranje, hielden ftand, en gaven aanleiding, tot het herhaalen van de bevelen deswegen, en het verzwaaren der Boetens op de nalaatigen. Dit was onder andere het geyal te Dordrecht. De nieuwe (*) Alle ftukken, betrekkeiyk tot deeze zaak^ zyn byeen verzameld, voorhanden in de Verzamel, by de Cualmct, XU. D. bl. 4—13.  HISTORIE; £i We Afkondiging, in Oogstmaand deswege: gegeeven, hieldt eene byzonderheid i: van vreemden aart. By dezelve verbood men het draagen , en gebruiken van Aak vellen met Kogels gevuld: vermids de Man die aanleiding tot de jongst ontftaane be Weegenisfen hadt gegeeven, van zulk eei werktuig gezegd wordt, voorzien gewees en 't zelve gebezigd te hebben. (*) — Dusdanig een afweerend of beledigend wa pentuig, was in deeze ftreeken toen nie zeldzaam; maar veel algemeener dat, ori deezen tyd, door de Patriotten van ze: ker llag, korte, meest knobbelige, frofc ken gedraagen werden, en de Draager's'. zich onderling Leden van het Knuppelgenootjchap noemden. Wy vermelden deeze kleinigheden: dewyl zy, zo zeer als grootere zaaken, tyden van aanhoudende en woelende Partyfchap, op verdeedigen zo niet op beledigen bedagt, kenfchetzen. Hooger dan in Dordrecht, liepen in Rotterdam de onlusten, wegens het niet draagen van Oranje. Gelegenheid hier toe, gaf, dat een Wynkooper, Dudaar geheeten, zich des onvoorzien, in die Stad vertoonde. Met anderen hadt deeze Heer gemeen, om geene Oranjeleuze te zullen draagen, ondanks hem des aanrandingen beliepen. Naa een derzelven, hadt hy zich by den Hoofdofficier van Staveren beklaagd, en geen onderzoek daar (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 590—992, t l LXV; 1 boek» - f789. Kogels ' aldaar ' verbo1 den. 6 i Dudaar te Rotterdamaangevallen verweerdzich, en kwetst een zyner Aanranderen.  go VADËRLANDSCHE LXV. i boek. i ! Ï789. , 1 ] I 1 l 1 1 j 1 1 1 Gevattgan genomen. Jaar op kunnende verwerven, betuigdt lat hy, uithoofde van weigering van Regt, n volgende gevallen, zichzelven zou ver> ieedigen. Gelegenheid hier toe kon niet nisfen. In Oogstmaand deezes Jaars, werd hy onverhoeds overvallen, door een loop gemeen volk, deeze wiesch aan, :n het oogmerk om hem te mishandelen eedt geen twyfel. Hy haalt te zyner verleediging voor den dag, het evengemelie te Dordrecht verbooden verweermiddel, :en Aalsvel met Kogels gevuld. De Geregtsdienaars toegefchooten, verzekerden lem, dat hy geene zwaarigheid hadt, in* lien hy flegrs dit Aalsvel overgaf; doch iit hem ontnomen zynde, verdubbelden le tot viermaal herhaalde mishandelingen, iermaate, dat hy in arrenmoede zyn mes sekt, en de aanvallers, fnydende en fteekende, tragt af te weeren. Onder dit beIryf fteekt hy een zyner beledigeren in le borst. De woedende menigte hier over jntzet, deinst voor een oogenblik, en hy bedient zich van 't zelve, met de vlugt te neemen in zyn wynkelder. Dan de Heer van der Hoeven , Vroedfchap van Rotterdam, en thans Baljuw en Dykgraafvan Sckieland, doet hem met zyne Dienaars van daar haaien, en, ten naauwer noode aan de felfte woede des Ge! meens ontrukt, op het Stadhuis gevangen zetten. Een bedryf, zonder toeftemming der Regeering, die in andere tyden en omftandigheden, over de fchennis van Grondgebied zeker zou geklaagd hebben» Was9  HISTORIE. Was, deeze opbrenging gefchied, om hem der klauwen des gepeupels te ontrukken, het hadt, in zo verre, lof verdient. Maar de Heer van Staveren, Hoofdofficier der Stad, en de Scheepensbank begreepen het anders. In Mede van eenig onderzoek te doen, na de voornaamfte belhaamels van den aanval» die dit bloedig gevolg naa zich fleepte, en den aangeranden, die zich van het regt van zelfverdeediging bediend hadt, voor eenigen tyd ter Stad uit te helpen, liet men den gewonden fchouwen; diens wonde werd doodlyk verklaard. Dit voorval hadt ten gevolge eene Afkondiging , hier op neder komende, „ dat „ Schout, Burgemeesters en Schepenen „ vernomen hadden, dat 'er den voori„ gen ochtend, reeds eene merklyke be„ weeging inde gemoederen was befpeurd, „ ter oorzaake van de gevaarlyke kwetzing „ van een Burger; dat 'er vervolgens eeni„ ge Attroepementen op ftraat, met be„ tooning van ongenoegen, hadden plaats „ gehad; dat tegen den avond fommige „ Perfoonen mishandeld. waren; dat by „ de toeneemende donkerheid, aan ver„ fcheide Huizen de glazen ingeflaagen, „ en verdere ongeregeldheden gepleegd „ waren. Dat, alzo zy wyders in agt „ genomen hadden, dat de geen die fchul„ dig gehouden werd, aan de voorzeide „ Kwetzing, ten eerften aan de Juftitie „ in handen gevallen, in verzekeringge» bragt, en de Juftitie reeds werklyk be- lxv. boek. 1789. Afkonüging te Jier gelegenheid.  ga VA DER LANDS CHÊ ixv. BOEK,. „ zig was, om tegen denzelven, naar do „ geftrengheid der Wetten, teprocedeeren9 „ daarom alle byzondere Wraakoefening 4, gansch ongepast, en ten hoogften ftraf», baar was: — Dat zy, aangezien deeze ver„ regaande ongeregeldheden oorzaak fcheè- nen genomen te hebben, uit de hoofdig„ heid en ongezindheid , die by enkele per „ foonen befpeurd werd, tegen het draagen „ van'een Oranje vercierzel, (het geen men, „ niet tegenftaande des verzogt, gewei„ gerd hadt aan te neemen,) elk vermaan- den , om zich daaromtrent tefchikken, „ naar de algemeene genegenheid, zo van 5, de Regeering, als van de goede Bur„ gery ; en dat zy, die zich daar volgens „ niet zouden gedraagén, des'wegen by „ de Juftitie konden worden aangeklaagd, en alzo gecorrigeerd, als, overeenkom„ ftig hunne onverzettelykheid, geoof„ deeld zou worden te behooren — Voorts lieten zy elk vryheid, om zich op zulk eene wyze, als' hem geviel, met eeri Oranjeteken te dekken; loofden eene Belooning uit, voor den aanbrenger vari fchennis gepleegd hebbende Perfoonen,," De Burgery waarfchuwende, van zich voor alle rustftoorende balddaadigheden en zamenrottingen te wagten, „ zullende een „ ieder het zich zeiven te wyten hebben, „ indien hy by of in dergelyke balddadig„ heden gekwetst wierd, of in grooter' ongeluk verviel." (*) Open-: i9) Ferzam, by de Chalmot XV. D. bl. 308—3 io>  HISTORIE. 33 Openbaare Gebeden voor den Gekwetften Hortten de Predikanten uit, en ontbrak het onder deezen niet aan yveraars, die niet fchroomden eenen Onverlaat, die van de hand eens Zelfsverdeedigers, het loon zyns moedwils ontvangen hadt, by den gebede voor te draagen, als een Ongelukkigen, die, door de hand van eén Boosdoener gekwetst, voor den throon van Goosgenade, werdnedergelegd. Onze Gefchiedpen moet zich wederhouden de aanmerkingen, welke 'er gereed uit zouden vloeijen, het papier aan te bevelen. Dudaar werd in een onderaardsch gat gezec, waar de vogtigheid en bedorve lugt, hem eene ziekte op den hals joegen; die hem, naar het zeggen van den Arts, zo hy 'er langer bleef, op 't leeven zou te ftaan komen. Van tyd tot tyd, werd hy verhoord. Hy erkende de daad; doch hieldt fteeds ftaande, dat hy niets ongeoorlofds verrigt hadt, en dus niet ftrafbaar was; maar in een gewoon Regtsgeding moest ontvangen worden. Elf weeken hieldt hy dit uit. Der gevangenisfe moede, verklaarde hy, dathy, door allerlei mishandelingen gedwongen, alles bekennen wilde wat men goedvondt, en daarom maar erkennen zou, dat hy fchuldig was, aan het geen men goed vondt hem voor te leggen. Naa deeze afgeperfte bekentenis, ver- ' haalt men, dat hy, 'snagts vóór het be-^ komen van het Vonnis, uit zyn gevange- d nis in een andere kamer gebragt, en ge- h XXIII. Deel. C field LXV. BuE K. I789. Men bidt inde Kei ken voor de Gekweo Hen. Bekentenis Dü- DAAR af. geperst. lanmaa- ingom cli toe ;n Stad» >uder  LXV. BOCK 1789 te vervoegendoor Kem afgeflagen. Vonnis over hem. Wat zyn lot was ondanks eenige verzagtin<* op een Smeekfchrïttaan 4en Stidhou één 54 VADER LANDSCHE leid wérd voor den Procureur des Hoofi Dfficiers, die hem te verftaan gaf, dat zyn Vonnis gereed lag, dat het niet zagt zou weezen; met bygevoegden raad, dat hy best zou doen, met aan den Stadhouder, een Verzoekfchrift om vergiffenisfe, aan te bieden ; en dat, indien hy teffens kon befluiten, om aan den Hoofdofficier twee duizend Guldens, en aan den Gekwetsten zekere fora' voor pyn, fmert, meestertoon» en verzuim, te betaalen, 'er een gunftig antwoord op zyn Verzoekfchrift zou te wagten weezen. Dudaar floeg deezen raad vol verontwaardigings af. Het Vonnis beantwoordde aan de yoorloopige bekendmaaking; het verwees hem, 'sanderen! daags,acht jaaren lang, in het Stadstugthuis* tot een uitbanning voor zyn geheele leeven, en de kosten des Ge- regts, Het akelig vooruitzigt eener achtjaarige gevangenisfe, gepaard met de aanzoeken zyner Egtgenoote en Vrienden, deeden hem, naa verloop van eenige maanden , befluiten tot het doen van den voor heen geweigerden ftap by den Stadhouder* Dee" ze gaf ontflag van de voortduuring zyner Gevangenisfe; doch de Uitbanning liet hy blyven. Met dit alles, moest Dudaar den Hoofdofficier twee duizend Guldens betaalen; waar van hy egter naderhand, als uit edelmoedigheid, zeshonderd Guldens te rug kreeg. Eene gelyke fomme, hadt hy moeten uitreiken aan den gekwetften, die, wel verre van doodlyk gewond tg zyn, herftelde, en eene Stadsbediening kreeg*  Historie. kreeg. De Banneling, zogt te vergeefsch inwooning in 'sHertogenbosch, als mede in Zwolle. Kampen, de zo algemeene wykplaats der elders verjaagden, nam hem op in haare herbergzaame muuren. (*) Rotterdam is niet alleen opmerkelyk in fterke woelingen. Die Stad fteekt tevens tót in roemwaarde Stichtingen. Om van andere daar, van tyd tot tyd, ingevoerde Inrigtingen, ter bevordering van Kunsten en Weetenfchappen niet te fpreeken, en niet te reppen van de Bataaffche Maatfchappy, zints jaaren, bloeiende en de Hollandfche te Haarlem, na de kroon dingende, kunnen wy niet voorby hier met onderfcheiding te gewaagen, van de te dier Stede aangewende en voortgezette poogingen, om alzins bekwaame Heelkundigen te vormen, door eene Stichting, met den naam van Collegium Chirurgico Clinicum, befiempeld. Een Gefticht ter daadlyke beoefening der Heelkunde beftemd, te dier Stede, gefchikter en nuttiger dan tot die der Geneeskunde; eensdeels om dat het Gasthuis aldaar, over 't algemeen, met een genoegzaam getal Lyderen, met heelkundige gebreken worftelende, was voorzien, en ten anderen, om dat meest alle Geneeskundige Leerlingen, zich, te hunner beoefening na de Academie Steden begaven. Volgens den last aan den Ge- nees- (*) Zie dit alles, met veele by zonderheden, la feet Vadert. Huisboek, V. D. bl. 144—140. c 3 LXV. BOEK. I78o. Nuttige inrigting voor de Heelkunde te Rotter, dam.  Sf5 VADERLANDS C HE LXV. boek i;8q. nees- en- Heelkundigen G. ten Haaf, in den voorleden Jaare opgedraagen, moest hy, in het. Gasthuis der Stad, de daar in, van tyd tot tyd, voorkomende Heelkundige gebreken, voor het Bed der Lyderen, aan den jongen Heelkundigen verkjaaren; hun den aart der uitwendige ziekten leeren kennen, alsmede hoe dezelve van andere Gebreken, die 'er veel overeenkomst mede hebben, te onderfcheiden zyn; de oorzaaken, die dezelve voortbragten, nafpeuren; de gevolgen, die ze kunnen naa zich fleepen, voorhouden; welke voorzeggingen , omtrent dezelve kunnen gemaakt worden , en wyders den zekerften en kortften weg ter geneezing dier Gebreken aanwyzen; de allergepaste en beproefde middelen , ter geneezing opgeêven, en eindelyk de noodige en kunftige verbanden, doen zien en leeren aanleggen. Aanvaarde gemelde Genees- en- Heelmeester, by het afloopen des voorlede» Jaars, deeze veel behelzende post, mee eene Redenvoering, over het onderling verband der Genees- en- Heelkunde, zyne voorleezingen in den Winter gehouden, beantwoordden zo wel aan het oogmerk, als aan de verwagting, die men met veel gronds hadt opgevat van een voorheen in 'sLands dienst beproefden Heelmeester, door een veeljaarige, zeer uitgebreide beoefening onderweezen, en die zyn roem, doqr veele Schriften in dit vak verworven, thans een nieuwen luister byzette. Z© greep  HISTORIE. 37 greep eene Inrigting ftand, die alle rechtfchaape Nederlanders wenschren, dat in alle groote Steden van ons Gemeenebest, waar Gasthuizen of Hospitaalen gevonden worden. mogt plaats vinden: dewyl men dan, na geene andere Gewesten behoefde uit te zien, ter volmaaking eener Weetenfchap, die wy veel gefchikter binnen onze eigene grenzen kunnen leeren kennen; ook zou Nederland, hier door meer rechtfehaape Heelmeesters, over welker gebrek zo algemeen geklaagd werd, voortbrengen. (*) Een toevoegzei van cieraad en nut, ontving Rotterdam, ten deezen tyde, door de voltrekking eens Liefdegeftichts, onder den naam van Kokers Hofje bekend. Onderfcheiden was dit Gebouw van verre, de meeste inrigtingen van deezen aart, anders in 't weldaadig Nederland, niet zeldzaam, dat, naamlyk de Stichter en Uitdeeler, van de daar beftemde Liefdegaaven, Gerrit de Koker , zulks by zyn leeven verrigtte, en het beftuur van het Hofje, het welk tachtig Vrouwen, op eene zeer voegelyke wyze, huisvest en bezorgt, op zich nam. Een beftuur 't geen de beftendige bezigheid, zyner hooge jaaien uitmaakte, en de plaats bekleedde van zyn voorheen in Koopdrukte befteedde Leeven. (f) Ge- (*> N. Nederl. Jaarh. 1789. bi. 776, Men vindc eene vry nauwkeurige Befcbry- C 3 w$ LXV. BOEK. I78O. Kokers» hofje daar gebouwd.  3S VADERLANDSCHE LXV. SOEK, 2789. Ziekenhuis No- focomitm Clinicum te Leydtn. Gelykaartig aan de even gemelde Heelkundige Inrigting te Rotterdam, was een Ziekenhuis ter Leydfcke Hoqgefchoole, ten deezen tyde, opgerigt en aan den gang, onder den naam van Nofocomium Clinicum, in het Cicilia Gasthuis, 't welk wy, te deezer gelegenheid, niet onvermeld mogen laaten. Lang reeds hadt men gewenscht, op het voorbeeld van gelykfoortige Inrigtingen, buiten 'sLands, pok te Leyden, een Gefticht te zien, waar in de jeugd zich in de Geneeskunde oefenende, de gelegenheid gegeeven werd, om de Lesfen der Hoogleeraaren, door daadlyke waarneemingen te verfterken , en zich met het Ziekbeddè allengs bekend te maaken. Aan deezen wensch werd, in den Jaare mdcclxxxvi. voldaan, door een Staatsbefluit van hun Ed. Gr. Mogenden,* de Bezorgers der Leydfche Hoogefchoole vo}magtigende, om, ten kosten van den Lande, te dier Stede, te doen aanleggen, een Gastof- Ziekenhuis van twintig Bedden, en *t zelve te voorzien van twee Hoogleeraaren i in de Geneeskunde als Oppérbeftuurders * van twee Doctoren en één Heelmeester, nevens de noodige Bedienden ter oppasfing. In 't volgend jaar, greep deeze inrigting Hand, en kwam thans in volle) werking. ' Tot het gemelde getal, worden 'er deels Mannen, deels Vrouwen, iriopgenomen, by ving vsn het Gebouw en de Inrigting, in de Al. gem. Kunst en Letterbode; 111, D. bl, 166. enz,, '  HISTORIE. 39 !>y voorkeus Lyders en Lyderesfen, aan heete Ziekten, als wier kwaaien, volgens den gewoonen aart, haaren loop, meestal in een bepaald tydsbeftek eindigen, en eene leerzaame verscheidenheid van gevallen opleeveren. De Lyders worden, onder het genot eener zorgvuldige oppasfinge, dagelyks één of meermaalen, naar gelange der ziekte, bezogt door een der gewoone Artzen, onder het medewerkend toevoorzigt der Hoogleeraaren. Het byzonder vereischte is, dat de Hoogleeraar in zyne bezoeken, doorgaans vergezeld worde, door het meest gevorderde gedeelte zyner Leerlingen, dezelve by het Ziekbedde hunne gedagten en waarneemingen, wegens der Lyderen toeftand, afvraage, hun zyne eigene opmerkingen mededeele, en by gemeenfchaplyke raadpleeging, de noodige yoorfchriften, of door hun zeiven laate opmaaken, of althans in het vervaardigen derzelven, gemeenfchaplyk met hun handele. Dit laatfte, was het Hoofdoel deezer nieuwe inrigtinge, welke den Kweekeling in de Geneeskunde, die om, hoe kundig anderszins, niet onbedreeven voor het Ziekbedde te komen, daar toe voorheen , buiten 's lands gelegenheid moest zoeken. Geen ongunftig uitzigt leverde die op , voor den vernieuwden bloei van Leydens Hoogefchool, in het vak der Geneeskunde, eertyds buitens Lands, daar in meer dan eenige andere beroemd. (*) De £*) By de oprigthag, werd het opzigt toever C 4 trouwde LXV. BOEK. I789.  LXV. boek. I789. Het Kabinet van Alleman der Leydfcbe Hoogefchoolgefchon- ken. Te dier Stede fterft L. W. van Merken. rrouwd aan de Hoogleeraaren N. G. Oosterdyk én ff. Paraoys, tot gewoore Geneesheeren benoemden Curatoren Dr. R.deKruyff en Jacobus Thiensius van de Wynpersse en tot Heelmeeiter F. B. Haver, N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 215. . (*) Algemeene Kunst e» Letterbode L D. bl. 13, 40 VADERLANDS CHE Da zeer verdienstlyke Hoogleeraar in de Wysbegeerte, Johannes Niklaas Sebastiaan Alleman, hadt een Kabinet van Natuurlyke Zeldzaamheden, voor zich zeiven afzonderlyk verzameld; doch 't zelve reeds, zedert een gemimen tyd, in eene zaal agter het Gebouw der Academie, en daar aan behoorende, ten gemeenen nutte geplaatst. Een fchat van zeldzaamheden, naa 'sMans overlyden, door diens Weduwe, Magdalena Crommelin, ten deezen Jaare, geheel in eigendom aan de Hoogefchool afgeftaan. De Bezorgers derzelve bewaarden de dankbaare'naagedagtenisfe eener voor dit vak, zo aanzienlyke gif te, voorde Naakomelingfchap, door een gepast opfchrift, met vergulde letteren in deeze Kabinet-Kamer. (*) Vereeuwigde deeze Egtgenoote haaren Naam, met dien haar 'sMans, door die, met zo veel erkentenis, aangenomene gifte , wy mogen hier niet onvermeld laaten , den Naam eener Dichteresfe, den negentienden van Wynmaand deezes Jaars, te Leyden, in het acht- en- zestigfte jaar haars ouderdoms overleden, daar zy zich eener Dichtroem verwierf, hooger klinkende, dan  HISTORIE. 4: dan die van eenige Dichteresfe hier te Lande, Lucretia Wilhelmina van Wintür gebooren van Merken , eene Afftammelinge van den Gefchiedfchryver Gerard Brand, en den geleerden Hoogleeraar Casparus Barleus, te Amfterdam gebooren; doch, zints eenige jaaren, te Leyden woonagtig, den zomer flytende, op het lustig Leyderdorp, ter door haar zo fraay bezongene Buitenplaatze Bydorp (*), in het kunstkweekend zamenwoonen, met haaren op Neerlands zangberg, met regt vereerden Egtgenoot Nicolaas Simon van Winter. Troostvol is haar Nut der Tegenfpoeden, leerzanm en ftigtend ?,yn haare Brieven, grootsch zyn haare Treurfpelen, onder de Heldendichten, zal haar David altoos uitmunten , en de Germanicus haaren naam, met breeder lof, doen vermelden: daar dit Heldendicht, de zonderlinge eer genoot, van in 't Fransch vertaald te worden. Hoe bezwaarlyk het valle, een ftuk van dien aart over te zetten, hoe zeldzaam een Fransch Geleerde, het Nederlandsen genoegzaam yerftaa, om de kragt der uitdrukkinge, voor al in een zo verheeven Heldendicht, volkomen te bevatten, en in zyne taal over te brengen, gaven nogthans de in dit ft uk, voor zo verre bevoegde Kunstregters Marmontel en Formey, hunne verwondering, over- C*) Geluhhedeeling, Brieven en naagelaatene Gedichten &c. bl. 169. Te Amfl. by P. J. üylen- BIlOfcK , 1702. C 5 LXV. BOEK» 1789.  LXV. BOEK, *&9- 4a ¥ADERLANDSCHE over dit fchoone ftuk in nadruklyke Brieven, aan de Dichteresfe te verftaan. Haar Zedelyk Character, beantwoordde aan haare Schriften, die ongeveinsde, verlichte en manlyke Godsvrugt ademen. (*) Het (*) Hier op doelende bezong de Dichter Ad. Logsies Pz., haar afflerven met deeze weinige» maar kragtige, regelen: De bleeke hand des doods, die Koning der verfchrikking Voor 't dooiende vernuft, voor 't Godverfmaadend hart, Schenkt voor Lucretia, een rustdrank vol verkwikking ; Zy drinkt — (lort in zyn arm — gevoelt het ejrid der fmart, — Beveelt de vlotte ziel, haar' eeuwigen Behoeder — Omhelst met dankbaarheid Gods afgezant den Dood. pie braave fterfr, en de Aarde onze algemeen^ Moeder Ontvangt haar overfchot, weldaadig, in heur fchoöt —' Haar geest, die edle geest, van *t groove Hof ontflaagen, Met fyner ftof bekleed, verbeidt nu 't hachlyk ' uur', Wanneer in 't dal des doods Gods heilzon op zal daagen; Terwyl de nevel fcheurt der eindige Natuur. —• Pan, eeuwig zullen dan de Vroomen zamen woonen. Ach! dat ik ook haar vinde in dien volmaak* ten (laat! Lucuetia! Zing daar, op nog verheev'ner toonen Wen Hemelzaligheid den maatllag voor u flaat! — W>ar Edens koeltje ruischt, waar nimmer ftor'men woeden; Waar 't al in 't middenpunt der Godsmin zaaienloopt, He?»-    HISTORIE. 43 Het Taal- en- Dichtlievend Genootfchap ie Leyden, onder de Spreuk Kunst wordt door arbeid verkreegen, vergenoegde zich niet, met in het Pan Poeticon (*), de Afbeelding deezer Dichteresfe te plaatzen, grooter en openbaarder Eerbetooning, dagt het deezer Dichteresfe toe: eene Eerbeiooning, die, naar gelange van de fchaars-' heid der Gedenktekenen, voor Geleerden Kunftenaars en Dichters, hier te Lande , te meer doorfteekt. Een voorftel van den Heer Loncq, om, op kosten der Leden des gemelden Genootfchaps, een Gedenkteken in de Oude Kerk te Amfterdam, waar haar overfchot begraaven was, Op te richten, werd met genoegen ontvangen: de nog ïeevende Egtgenoot der Dichteresfe, des gevraagd, gaf zyne toeftemming; tot het oprichten des Gedenktekens werdbeflooten. De Amjierdamfche Regeering, naar eisch hier Herhaalen wy uw zang, het Nut der Tegenfpoeden ^ Wyl 't raadzelagtig lot des Proef-ftaats zich ontknoopt. Als dan een Hemelling, behouden door uw zangen, Toen hem de twyflaary na wanhoops afgrond toog, U dankend nader treedt, u aan de borst blyft hangen Met hemeltraanen van erkentenis in 't oog .... Zo Iraamlen wy verrukt, van 't diepst gevoel doordrongen, „ Gy hebt voor de Eeuwigheid gezongen 1" (*) Men zie een zeer leezenswaardig berigt van den aanleg deezer Verzamelinge der Af beeldzeien van Nederlandscb Dichters en Dichteresfen, in de Algetit. Kunst en Letterbode IV. D. bl 202. LXV. boek. 1789. Gedenktekente AmVerdamaan haar toegedagt»  44 VADERLAND. SCHE LXV. boes 2789 Iswvding der Gehoorzralenwan Felix Meritis te Am fier dam. hierin gekend, gaf wilvaardige toeftemffiing, met aanwyzing van de plaats in gemelde Kerk. De hand van den kunstgraaveerder Vinkeles , vervaardigde eene Tekening, vaneen zo eenvoudig alsichoon Gedenkteken, 't welk de kunstryke hand des Beeldhouwers Ziezenjs, ftondt te vervaardigen. Naa berekening der kosten, gefchiedde de infchryving, (*) Dan de daadlyke oprichting is, door den dood van zommigen dier Dichtminnaaren, en andere om Handigheden, tot nog, agtergebleeven. Ongevoelig vinden wy ons te Amfterdam gebragt, en gelykaartïgheid van ltoffe, doet ons hier, met een kqrt woord, gewaagen, van de Inwydingen der byzondere Gehoorzaalen van de grootfche Stichting Felix Meritis. (f) Die voor de Letterkunde, werd met veel ftaatlykheids, op den achtften van Louwmaand ingewyd, door den Hoogleeraar in de Regten, aan 'sStads Doorlugtige School, H. C. Cras. Op den volgenden avond, gefchiedde de Inwyding der Gehoorzaale, gefchikt voor den Koophandel, Zeevaar d% Landbouw, Fabrieken en Trafieken. De Heer Willem Wagtendorp Eekman, voerde hier 't woord. Het Ieedt tot in Slachtmaand dee= zes Jaars, dat de Gehoorzaal voor de Tekenkunde beftemd, eene dergelyke plegtige opening genoot, als mede die voor de Na- (*) Algem. Kunst en Letterbode. V. D. b!. 90. (f) Men zie te rugge, op't geen wy de?wogen boekten in onzer Vaderl, Hifi. XXI. i). bl. 56.  Inwijding" van TEL1X MEB.ITI S .   HISTORIE. 45 Natuurkunde gefticht. Te dier beide gelegenheden voerde A. Bonn, Hoogleeraar in de Ontleed- en- Heelkunde, het zeer gepaste woord , voor de aanzienlyke fchaare, van (leeds vermeerderende Leden, en verder verzogte Toehoorders, Alles gefchiedde, by die gelegenheden, met een toelüel aan de grootscheid des Gebouws, en het belang der zaake beantwoordende. O De (*) Een omflandig berigt van deeze Verrigdngen, gepaard met eene nadere befcbry ving dier hyzonde» re Gehoorzaalen , flna de Leezer na, in de Algem. Kunsten Letterbode II. ü. bl. ip, zo. lil. d. bi. 194. 202. De beide Redenvoeringen van den Hoogleeraar Bonn , Over de voordeelige zamenwooning en onderlinge betrekking der Tekenkunst, met andere Kunsten en Weetenfchappen; en de ander, bet voor* treffelyk nut eener beoefening der Prcefondervindeljke Natuurkunde, zien het licht, te Amft. by ƒ. C. Sepp en A. Fokke Simonsz. — Hieronymus de Bosch, fpande by de Befchouwing van dit Nieuw Gebouw, tot zo veel grootsch en goeds gefchikt, de Latynfche Dichtfnaaren, op deezen toon: Minervae Musis en Mercurio. Qjii Felix Meritis veneratur Palladis aras, Mufarumque domum Mercuriique foces, Laetus in augufto ponat vestigia templo, Inger.uisque fuas artibus addat opes, Dumqtie Canwenarum refunant haec atria cantu, Majugenae exhilaret lingua vigorque lares; Sic Dea, quae doctos quondam celebravit Atbenas, Hic flabilem Amftelia figet in urbe pedem. Door P. Nieuwland, dus in ondicht verduitscht. ,, Wie door Verdienften Gelukkig, deAltaaren van „ Pallas, de Woonplaats der Zanggodinnen, het „ veiblyf van den God des Koophandels eerbie- » digt. LXV. BOEK. 1789.  LXV. boek I789. Maaking des Overleden DoopsgezindenLeeraars P. FoN- Byzon- derhe«£en van Harhen „ digt, zette verheugd zyne fchreeden in den luis„ terryken Tempel,.en deele zyne fchatten aan dè edele Kunsten roede; zo moet, terwyl deeze ge„ welven van de Klanken der Zanggodinnen weer,, galmen, de welfpreekenheiden yvervan Merch„ Rius, het Gebouw vercieren; zo vestige de Go- din, die wel eer de roem van het geleerd Athe„ nen was, in de Amftelftad haaren beftendigen „ Zetel, Algem. Kunst en Letterbode. II. D. bl. 27. (*) Byzonderder naarigten deswegen, en ook dien Geleerden Grysaart betreffende, vindt men in de Algem Künsten Letterbode, 1. D. bl. 53. en 60» Zy affterven. viel voor op den 8; Aug. 1788. 4$ V AD ËRLANDSCHÊ' De Kwèekfchool der Doopsgezinden, b'y de Kerk hel Lam, en de Tooren te Amftèrdam gevestigd, welke, Van tyd tot tyd, Mannen opleeverde der Vaderlandfche Letterkunde tot eere ftrekkende, hadt in den Geleerden Pieter Fontein, rustend Leeraar onder die Gezindheid, te deezer Stede, een {terken fteunpylaar. Schoon het Hoogleeraarampt niet bekleedende, was hy een Vraagbaak der Letteroefenende Jeugd, en ftondt zyn rykvöorziene Boekery, ten haaren dienfte open. Naa zyn affterven, in hoogen ouderdom \ wilde hy deeze Jongelingfchap nuttig weézen; niét alleen befprak hy verre, het gröotfte gedeelte, zyner rykvoomene Boekerye aan dit Kwèekfchool; doch tenens vierduizend Guldens, om, binnen den tyd van drie of vier jaaren, hefteed te worden aan geleerde nog ontbreekende Werken. (*) Met zo veel genoegen als wy, door de laatst opgehaalde byzonderheden, adem fcheptên, den Vaderlande ter eere, Perfoonéh en  HISTORIE. 47 én Gebeurtenisfen vermeldende, zo zeer imert het ons, te deezer Stede, of in den omtrek, weder eene dwaasheid te ontwaaren, niet ongelykaartig aan eene daar onlangs opgemerkt (*). Waren het toen oude verfieetene Letters, of liever was het een louter bedrog van dezelve gevonden te hebben , die den geest des Bygeloofs in beweeging bragt, thans vertoonde zich die geest op eene andere wyze, en verdient, zo tot kennis der tyden, als ter befchaaminge * van die 'er zich door lieten beleezen, eene korte aantekening; terwylwy'er, zoons anders des voorbeelden ontbraaken, uit kunnen leeren, hoe luttel 'er noodig is, om, door een uitgeftrooid gerugt, algerneene nieuwsgierigheid, veeier verwondering, en ook dikwyls geloof, aan de byfterzinnigheden der dwaasheid, te verwekken. — Veelvuldig fprak men van Harmen , den Propheet van den Overtoom geheeten; en vermeldde het gerugt, dat hy veele dingen zag en wist, voor anderer gezigt en kennisfe verborgen; dat hy het dekkleed, over toekomende gebeurtenisfen en lotgevallen, byzonder den Vaderlande betreffende , opligtte. Genoeg, om eene fehaare van ligtgeloovigen, een tyd lang, derwaards heen te lokken. Te voet en met rydtuig, kwamen lieden van allerlei ftand, om 'sMans zo genaamde Voorzeggingen te hooren. Ëenigen wel is waar, lachten 'er hartlyk mede; doch veelen ging het gelyk den zo- O Zie onze Vetert, Mist, XXI. D. M. 58» LXV; BOEK* I789-1 de Propheet aan del Overtoom,  48 VADERLANDSCHE LXV. boek X78Q. zodanigen, die eene foort van Artzen . raadpleegen, in welker wondergeneezingen zy betuigen, niet te gelooven, zeggende het enkel uit nieuwsgierigheid te doen, terwyl op den bodem van 't hart, een vertrouwen in den met den monde gewraakten Arts rust. Niet gering was het aantal der onnozel geloovigen, die hem, van tyd tot tyd, hoorende, nieuw voedzel van verwondering, of ftoffe tot hoope of vreeze kreegen, naar gelange de voorfpellingen, of liever de praateryen , liepen van deezen Harmen. Volgens geloofwaardige berigten, was hy een Duitfcher, die op een Katoendrukkery, aan de Slooterweg werkte, een Man van een onnozel uitzigt; onder zyne Medeknegts, veelal van denzelfden (tempel, ftak hy uit in bemoeijingen met 's Landszaaken, althans, om deswegen , op zyne wyze, ruim te praaten, en gistingen te waagen, van 't geen te gebeuren ftondt. Gelukte gisfingen deeden het denkbeeld zyner Voorweetenfchap, by zyne Medearbeiders gebooren worden: dit won veld, breidde zich langs hoe verder uit, tot hem in 't einde, den naam van den Overtootnfchen Propheet naaging. Zo verre wy weeten, liet men hem ongemoeid, ook liepen de meeste zyner onnozele voorzeggingen dien weg op, welke met de begrippen der Regeeringen ftrookte. Men kon hem, ware het anders geweest, zonder Propheet te zyn, een ander lot fpeelen. e Althans de waakzaamheid, der Regêe- rin-  HISTORIE. 49 yin ge van Amfterdam bleef onverlet toe> zien, op alles, wat tegen de ftandhebbende orde van zaaken inliep, of geoordeeld werd, dezelve, fchoon zydelings, tegen te werken. — Van hier het verbod eeniger ge drukte Schriften, onder andere van een veel opziensbaarend Fransch Werk, in Brieven (*), naar luid des voorberigts, een groot aantal gebeurtenisfen vermeldende, geduurende delaatfle maanden des Leevens van Fb.edr.ik den Grooten , en de eerfte tyden der Regeeringe zyns Opvolgers voorgevallen: met eene Schildery der voornaamfle Perfoonen, thans ten Hove van Berlyn van grooten invloed. De Gefchiedenis der Omwenteling, werd 'er, op eenen de thans heerfchende Party, gansch aan- ftootelyken trant, in voorgedraagen. Het Rapport van den geweezen Commandant wn Gornichem. Alex. Ph. van der Cajpellen ; ais mede de Bedaarde en VrymoedigiNederlander, werden ftreng verboden (*). Het algemeen en bekende gevolg hier van Was een drukker vertier, en fterker lee- zing (*) De Tytel was, Hiftoire Secrete de la Cour de Berlin, ou Correspondetice d'ttn Voyageur Francais, 'depuis 5. Juilet. 178Ö. jusque au 19. Janvier 1787. Ouvragepostume. Deux 7'oms a Bafele en Suisfe. Chez, G. Tomassen, 1789. (t) Schoon het eerfte voorkwam, als te Parys, by Francois Marchant., enhetlaatftealste Rysjel, by Louis Francois , ten deezen Jaare gedrukt, leedt het geen twyfel, of zy hadden een nade| by üggeude Persfe tot moeder. XXÜL Deel. D LXV. BOEK.' <7&9Boekente Amfterdamverboden.  §P VADERLANDSCHE LXV. boek i?8g. Woelin gen der Partyfchappetre Amfterdam. Strafoe fen Ingen. zing ! vanj die en dergelyke Schriften, , welke de verbittering der Patriotten, in den Lande leevendig hielden, en opwakkerde. De voornaatnfte Hoofden deezer Partye hadden Amfterdam verlaaten, veelen waren, gelyk wy vermeld hebben, gebannen. Volkoome rust was hier uit niet gebooren. Woelingen, van een meer en min ernftigen aart, openbaarden zich voornaamlyk des Zondags, wanneer ledigheid en drank, gelegenheid gaven, tot twistende gefprekken, en daar op volgende handdaadigheden. Bovenal deeden zy zich op aan de twee druk bezogte plaatzen, de Nieuwe Stads Herberg, en buiten de Wetering en Utrechtfche Poorten. Het Krygsvolk der Bezettinge moest tusfchen beide komen, om der Burgeren onderlinge woelingen, en vyandfchappen te fluiten. Voorbeeldelyke Strafoefeningen des Geregts dienden ten affchrik van allen beftaan, 't welk eenige onvoorzigtigen zich onderwonden, om, op deeze of geene wyze, aan hun haat tegen Oranje, en yver voor het Patriottismus lugt te geeven. Een Jongeling, befchuldigd van een Liedje, ter eere van Vader Hooft, op ftraat gezongen te hebben, werd tot het zitten in het Stads Werkhuis, voor een aantal jaaren, veroordeeld. — De Knegt van een geweezen Wapengenootfchap, hadt een Vers, getyteld 'sLands Debora, Waar in de  HISTORIE. 5i de Prinfesfe heftig werd doorgeftreeken, rondgebragt of uitgedeeld, ter ftraffe ftondt hy op het Schavot, met een bord voor de borst, waar op men Rustverftoorder las, te pronk; een aantal der door hem verfpreideBoekjes werd verbrand, en hy, ten flotbedryf, ftreng gegeesfeld. — Veele voorbeelden van dergelyken en ook van eenen anderen aart, wegens aangedaane Strafoefeningen, zouden wy kunnen bybrengen. Voorbeelden, waar in de Partydigheid, tusfchen Plunderaaren, die, van den Oranje-, of den Patriottifchen Stempel waren, kennelyk doorftraalde, doch wie kent den aart en werking der Partyfchappe, in het hevigst van derzelver woelinge, zo min, dat hy iets anders zou verwagten. Zodanige verfchynzels zyn gewoon in tyden van Omwenteling; fchoon dit wel verre is, van tot verfchooning eens aangedaanen ongelyk te kunnen dienen. De overige Steden en Plaatzen deezes Gewests, leeveren ten deezen Jaare, geene verdere gebeurtenisfen op, dan die zeer, plaatslyk zyn, en geen verband altoos hebben met 's Lands algemeene Gefchiedenis. Schaars is hier in Gelderland. Tot in 't afloopen deezes Jaars bleef het pleit eeniger Gelderfche Edelen, die zich in de zaak der Patriotten zeer hadden laaten zien, hangen; doch wy hebben, door de gelykaartigheid huns gevals, met dat van den Ridder Capellen tot deMarsch, zully D 2 reeds lxv. boek. I789. Overig. iot leider'and.  & VADERLANDSGHE LXV. boek, Gedenkpenningop de Omwentelingdaar uitgedeeld. Vergunningender Jooden al-! daar. reeds in onze Gefchiedenis te boek gefiaagen. (*) Vonden deeze Heeren zich verweezen, werd hun eene zwaare Geldboete opgelegd; thans mogt de over hun zegepraalende Par,ty, zich verlustigen met het aanfchouwen en verheugen over het ontvangen, eens zilveren Gedenkpennings. tot welks vervaardiging in den voorleeden Jaare befloóten was, voor alle de ftem hebbende Leden van het Provinciaal Hof, de Rekenkamer, en alle derzelver eerfte Dienaars. Volgens Jast der Staaten, deelden de Raads-Secretarisfen, op den Landsdag in Oogstmaand gehouden, die Penningen uit. Zeven waren 'er in Goud vervaardigd , en beftemd voor den Prins, de Prinfesfé, de Vorstlyke Kinderen, den Koning van Pruissen , en den Hertog van Brunswyk. (f) Strenge Plakaaten tegen het inwoonen en vernagten der Jooden in dit Gewest, ten Platten lande, voorheen, en wel be^ paaldlyk in'den Jaare mdccxxvi. uitgé• ' • . ■■ "' vaar- (*) Zie onze Vadert. Flifl. XXI. D. bl. 209. (ï) Op deeze Gedenkpenning, welks (tempel verbrooken werd,: vertoonden zich drie Vrouwenbeelden, houdende de Wapens der drie Kwartieren Nymegen, 't Graaffchap Zuipt/en en ' Vehwe. Op het Voetftuk, zag men het Wapen van Gelderland, met hét Omfchrift ut rupes immota manet, Aan de Keetzydé leest men , binnen een Lauwerkrans, Repübk ab. Interitu Servata Ord. D. G. et C. Z. C. J. 1788.  HISTORIE. S3 vaardigd, hadden, in de uitvoering, van tyd tot tyd, veel verfiappings geleden; in zo verre zelfs, dat verfcheide Jooden, met derzelver Huisgezinnen en Familien, aldaar Woonden, even of 'er geen Verbod tegen was. De Staaten oordeelden eene nadere Voorzieninge hier in noodzaaklyk, en tevens aan eenige Artykelen, in voorgaande Publikatien des aangaande, eene andere wyzigihg të geeven, die op vergunningen, met zeer veele bepaalingen omheind, nederkwamen. (*) Op het fpoor, ih den voorleden Jaare, in het Sticht gebaand, (f) ging men Voort; inzonderheid met het uitbannen en de Verbeurtverklaaring der Goederen van Lieden aan Hoog Verraad fchüldig verklaard. Of dit overblyfzel van woeste tyden, in andere Gewesten des Lands vernietigd, ook in 'i Slicht als buitenwerking gefield moest befchoüwd worden, trok men in twyfel (§). De Staaten gaven het ter beflisfinge over aan den Stadhouder, die, des den Raad des Hofs van Hoi/and en West-Friesland ingenomen hebbende, by eenen Brieve befliste, „ dat de Verbeurt3, verklaaring, in die Provincie, nog niet „ was afgefchaft." Waar op men ter Staats- (*) Het Plakaat is voor handen In de IV. Nedefh Jaarb. 1789. bl. 54R. &c. (t; Zie onze Vaderl. Hifi. XXI. D b. 127. wy bebben des reeds iets opgetekend, in onze Vaderl Hift. ter laatst aangetoogene plaatze, werwaards wy den Leezer te rug wyzen. D 3 LXV. BOEK. De verï>eurtverilaarin?en houden in \6t Sticht tand.  m VADERLANDSCHE LXV. 80 BK. 1789. Perfoonen in d< Stad Utrecht veroordeeld. (•) N. Nederl. Jaarb. 178?. bl. 133* Staatsvergadering vast field e, den Procureur Generaal aan te fchryven; dat de Raadpleegingen, wegens de affchaffing der Confiscatie van Goederen, tot een bekwaamer tyd uitgefteld zynde, hy zich intusfchen overeenkomftig de kragthebbende wetten kon gedraagen. (*) Naa dat die wensch van de Meerderheid der Staatsleden vervuld was: want eenigen, en inzonderheid de Edelen, gaat de lof naa, van dit doordryven der Verbeurtverklaaring tegen gewerkt te hebben, vingen de Verbanningen, met de Verbeurtverklaaringen gepaard, aan. De eerfte Slachtoffers velde de Regeering van Utrecht, met Mr. Pieter Philip Juriaan Ondaatje, Bogislaus Fredericus von LlEBEHERR, Mr. JoAN van LlDT DE Jeude , op den acht- en- twintigften van Sprokkelmaand, wegens hun aandeel in de voorledene Onlusten, by vonnis te verklaaren, „ dat zy hadden begaan, het „ Crimen Leeps Majefiatis, en mitsdien te „ zyn infaam, en inhabil tot eenig Ampt of Officie; voorts gebannen uit de Stad „ Utrecht en derzelver Vryheid, mitsga„ ders uit de Hooge Heerlykheid Vrees„ wyk, anders genaamd de Vaart, hun „ leeven lang geduurende; zynde boven „ dien, ten behoeve van den Lande, ver„ beurd en vervallen verklaard, alle hun„ ne Goederen, welke zullen bevonden »> wor-  HISTORIE. 55 „ Worden over te fchieten, boven de kos„ ten en mifen van Juftitie, alles onverminderd, zodanige verdere lyfftraffe, „ indien zy in handen der Juftitie geraa„ ken, als ter oorzaake van het voorz. „ Crimen zal bevonden worden te behoo9, ren." — Eerlang vonden zich in't zelfde lot ingewikkeld, de geweezeneBevelhebber van Utrechts Wapengenootfchap, O. D. Gordon , de Procureur A. Hoevenaar en Hermanus Kruis ; als mede de nieuw aangeftelde Vroedfchaps Leden A. C. de Normandie, F. C. de Ivoy, Joh. Vos van Zyl, Ph. Kuvel, A de Bucquoi, P. Maret en Izaak Goudoever. Zwaare befchuldigingen werden ingebragt tegen Klaas Goudriaan , Geweeze Dykmeester van den Lekkendyk boven Dams aan de Vaart, thans voortvlugtig.' De Drosfaart der Hooge Heerlykheid Vreeswyk, lag hem niet alleen ten laste, het bezigen van zeer fterke en onbetaamelyke Uitdrukkingen, omtrent zyn wettigen Souverain, ten tyde der nu geftilde onlusten ; maar wel byzonder Daaden, in 't begin van Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii. gepleegd. Hy zou naamlyk, ten dien tyde, alle de deuren van de Sluis aan de Vaart opengezet, en zich niet ontzien hebben, om eene afmeeting en afpasfing te doen, op den Haageftynfchen Schoordyk, en de plaats af te tekenen, waar die Dyk moest worden doorgegraaven. Eene Doorgraaving ook daadlyk gefchied, waar door niet alleen een gedeelte van het Sticht; D 4 maar LXV. BOEK. I789. k. Gow- DRIAANS reroorleeliifg.  56 VADERLANDSCHÈ LXV. boek. Veroordeelingen door Siet Hof. maar een aanzienlyk gedeelte van Holland, 't Land van Vianen, alsmede de GraafPchappen van Culenburg en Leerdam, by eene eenigzins wasfende Rivier, zouden overftroomd geworden zyn. Een onheil, illeen door de zeldzaame en ongemeene laagte der Rivieren, in die dagen, voorgekomen. — Wyders hieldt zyne befchuU diging in, dat hy, zonder eenige voorziening, omtrent de Sluizen te doen, by de Omwenteling, toen de Vaart door het aldaar liggende Lands en Burger Krygsvolk verlaaten werd, zich onmiddelyk van daar begeeven hadt. -— Onbekwaam $ werd hy, by vonnis, verklaard, tot hetbekleeden van eenige Post, in het Sticht; buiten Utrecht en de Heeilykheid Vreeswyk gebannen, onverminderd zodanige ftraffe, wanneer hy, ten eenigen tyde, in handen des Geregts mogt geraaken, als, naar den aart der door hem gepleegde Misdryven, eene goede Juftitie over hem zou uitfpreeken. Terwyl zy hem, tot de be* taaling der gemaakte kosten verwees. (_*) Welhaast volgde het Hof van Juftitie in het Sticht dit voetfpoor, met over eenige geweezene, thans uitgeweekene Leden der Regeering, op den elfden van Grasmaand, dit vonnis uit te brengen, ,, dat „ J. van Amerongen , GeëligeerdeRaad; „ Benj. G. van Boetzelaar van Lan„ gerack, befchreeven in de Edelen en „ Ri& O N. Nederl^aarb. 1789. bh (Sstt  HISTORIE. 6? Ridderfchap; de zogenaamde regeerende Burgemeesteren der Stad Utrecht, „ Adriaan Hendrik Eyck en Pieter ,j de Ridder; (*) benevens de Raaden i, in de Onwettige Vroedfchap, der ge„ melde Stad, Joh. Fred. van Senden, „ Jan Carel Smissaert en Jacob van >, Haeften, als hebbende de Inkomften „ van den Staat vervreemd, zich tot Sou„^verainen van de Provincie opgeworpen, „ en gewapend Volk in dezelve gebragt, a, ten eeuwigen dage uit de Provincie van >j Utrecht, Hollanden Friesland gebannen, „ en hunne Goederen, ten voordeele van „ den Staat, verbeurd verklaard worden, 3, behoudens verdere Straf aan Lyf en Lee„ ven, indien zy, ten eenigen tyde, in „ handen des Geregts geraaken mogten." Dit eigende Hof velde, den negentienden van Wintermaand, een zelfde Vonnis, over de in de jongfte Onlusten betrokkene Heeren J. H. Voorda, voorheen Hoogleeraar in het Romeinfche Regt, ter (*) In het Vonnis over Burgemeester de RïdbtR, wordt hem byzonder ten laste gelegd, ,, dat „ hy hadt medegewerkt, tot het doen uittrekken „ van gewapende Manfchappen, tegen de Militie „ van den Staat, byzonder op den 9 Mey 1787.'* Verzamel, by de Chalmot, XXII. D. 273—276.' ï)e valschheid deezer befchuldiging, was hyinfraat aan te toonen, door het yoldingenst bewys, van zyn verblyf in 'sGravenbaage, op dien zelfden dag: alwaar hy, uit een Brief hem van Utrecht gezonden, het voorgevallene aan de Vaart veelea voorlas. D 5 LXVi boek»  5§ VADERLANDSCHE LXV. boek. Ï789. Harde voorwaardeonder welke 'er eenige bukken. ter Stichtfche Hoogefchoole, vervolgens, door de Gecommitteerden uit den Krygsraad en Burgery, tot Raad in de Vroedfchap verkooren, over de Heeren Abeleven en Mulrooy, op dezelfde wyze tot Raaden aanrteld, en zedert Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii, ter Stad uitgeweeken; als mede over Hendrik Schilge, voorheen Bode der Stad Wyk by Duurftede, in gemelde dagen, tot Raad dier Stad gekoozen. (*) Voor eenigen nogthans ftondt de deur der genade, by de Staaten des Lands van Utrecht, open. Dan zommigen moesten, vóór zy dezelve ingingen, door eene vernederende Verklaaring en belofte, wegens hun gedrag in het toekomende, te tekenen, zich wel diep buigen, en teffens den intred duur betaalen. Dit deeden in den voorleden Jaare eenigen. (-f) Thans hadden zy, in dit ftuk, tot Naavolgers: de Heeren Willem van Dam, Heer van Isfelt; en P. C. Burman de la Bassecour , geweezen Raaden in Utrechts Vroedfchap. Overeenkomftig met het uitgebragt verflag der in die zaak benoemde Heeren, vondt men goed, de Geldboete te ftellen, op duizend Zilveren Dukatons en dui- (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 318. 331—629. 1428. 2064. Wy wyzen onze Leezers te rugge, tot onze Vaderl. Hifi. van de Jaaren mdcclxxxv. lot mdcclxxxvii: waar wy de bedryven deezer Heeren vermeld hebben, om de thans over hun geftreeke Vonnisfen daar mede te vergelyken. Ct) Zie onze Vadert:Hifi. XXL D. bl. 13?.  HISTORIE. 59 duizend Ducaaten. Men wil dat de Stad Utrecht, voor haaren raadllag zou uitgebragt hebben, dat de Boete ten minften, op veertien duizend Guldens, hadt behooren gefteld te worden, boven het Amptgeld, aan de Provincie en de Stad aangebragt. De Heer J. de Visscher Iz., was eenigen tyd te Utrecht in Gyzeling gehouden ; dewyl hy een der tegenftreevers geweest was, in de zaak der Geldboetens, voor zommige Burgers dier Stad, by derzelver opneeming in de Amnestie vastgefteld, en waaromtrent hy zelfs , een Regtsgeding voor den Geregte van Utrecht, hadt doen aanvangen. Dan, op het inleeveren eens Verzoekfchrifts van Onderwerping ter Staatsvergaderinge, kreeg het Geregt volmagt, om zyne Onderwerping te mogen aanneemen; mits hy, by het tekenen der Verklaaring, voor zyn toekomend goed gedrag, vier duizend Guldens betaalde, (f) -— Anderen kwamen 'er zonder Geldgifte af, als J. F. Gobius, E. Noteboom en J. Story, van Montfoort; dan de laatstgemelde, moest alle posten door hem bekleed, derven. (§) — Met dit alles waren alle fchuldig gehoudene in het Sticht niet gevonnist; dan der O N- Nederl. Jaarb. 1789. M. 782. (t) N. Nederl. Jaarb. 1789. W. 415. (5) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 104*. LXV. boek. I789.  6ö V ADËR.LANDSCHË LXV. BOEK. X?99. Woelingen der Prinsgezindenten Plattenlandetegengegaan. der anderen lot, loopt buiten óns tégerrwö'ordig Tydvak. (*_) Strafoefeningen tegeri de Patriotten, Zo aanhoudend voortgezet, kondén den geest der Oranjegezinden niet voldoen.. Zy maakten zich fchuldig aan eigen Wraakneeming. Hier van trof men nu en dan blykeö'i aan teri Plattenlande. Inzonderheid, deeden deeze zich op, ten Verjaardage des Stadhouders, aan den Uithoorn, Thamenf, Mydrecht en elders, in de Proostdye St. Johans, waar, gelyk Gedeputeerde Staaten van de Staaten 'sLands van Utrecht, in eené Afkondiging fpraaken; „ doofde „ groote ongeregeldheden, de Ingezeté„ nen genoodzaakt werden, zich te fchik- ken, naar den wil eener zamenfchooj, lende menigte, die, tegen den wil en 't verbod van den Geregte, de klokketi 3, luidden; en zich toegaven, tot het „ pleegen van ongeregeldheden, ftrekken- de, om de goede en ftille Ingezetenen „ te ontrusten, vreeze aan te jaagen, té ,, mishandelen, en alzo alle goede Orde en Onderdaanigheid, welke Ifigezete,, nen aan den Geregte, of Hooge Over», heid fchuldig zyn, weg te neemen." (f) De gewoone Strafbedreigingen werden herhaald; (*) By vervroeging, hebben wy reeds voorheen opgetekend, wat den Graave van Boetzelaar en B. W Visscher overkwam. Zie onze Vadert. M XXl. Ü. b'l i ,o. " (t) AT» Nederl. Jaarb. 1789. bh óaS,  HISTORIE. kaald; doch ons is niet gebleeken, dat ze volvoerd zyn aan de reeds fchuldigen. Zagen wy de Stad Utrecht, op de eerfte Verjaaring van den Dag, dien zy met den naam, van den Dag der jVerlosfinge Leftempelden, in vervoering, druk in yreugdebetooningen, afgewisfelddoor Kerk dankzeggingen. (*) De Vroedfchap wilde dien Dag, ten deezen Jaare, niet ongedagt haten; maar be (temde het Uur der gewoone Avondpreeke, op Woensdag avond ten Dankftonde, met verbod van allen bedryf, ftaande dat uur van Afzonderinge. Drie keeren, verwittigde het gebalder van één- en- twintig losbrandingen des Gefchuts, en het ftaag herhaald Klokkenfpel, de Burgery aan dien dag der onderfcheidinge. (f) Ten opzigte van der Jooden inwooning, binnen de Stad Utrecht, betoonden zich de Regeering gereed, pm dezelve aan de Verzoekers te verleenen, ónder zekere voorwaarden en bepaalingen. Het ontbrak 1 niet aan Jooden, die, nevens hunne Huis-1 gezinnen, gebruik maakten van deeze vergunning der Vroedfchap, teffens ontheffing verzoekende, en verwervende van twee Artykelen, iri de Vergunning begreepen. Dezelve waren met de daad van eenen zeer bezwaarenden inhoud. Het een hieldt in, „ dat de ganfche Gemeente, voor ie- „ der (*) Zie onze Vadert. Hifi. XXI. D. bl. asS. 245—272. Cf) N. Nederl. Jaarb. 1780. bl. i4a6. LXV. BOEK. 1789. Dankftondeop den Dag det Verlosfinge, Bepas- ling op de inwooningder Jog. ten binten 'Jtrecht*  6a VADERLANDSCHE LXV. BOEK. I78p. Overysftl. De Elfchender. Gelid en te Deventer door de Stadhouderge- wraakt. „ der Requestrant, of regtverkrygenden „ Joodsch lnwoonder, ten opzigte van diens „ goeds gedrag inftondt, en zich ver„ bondt." — Het ander, „ dat de Hoof„ den, of Parnasfyns der Joodfche Gemeen„ te, zich zouden moeten verbinden, tot „ betaalinge en vergoedinge, van alle zo„ danige ichaden en nadeelen, als eenige „ Ingezetenen der Stad, door Diefftallen, ,, of anderzins onverhoopt, by één of „ meerder Leden hunner Gemeente ge„ pleegd, zouden lyden." (*) Hoe het in Overysfel, naa de Omwentelinge in 't algemeen gefield was, hoe het in de byzondere Steden toeging, ontvouwde ons Gefchiedblad. (f) Het volduurde in dit Gewest op dien voet. Weinig byzonders ftaat ons, ten deezen Jaare, op te tekenen. Geen Stad in Overysfel, waar de woelingen hooger liepen, en de eifchen verder gingen dan te Deventer. (§) Deeze holden dermaate buiten 't fpoor, dat de Oranjeparty, naa veel toegeefiykheids betoond te hebben, zich genoodzaakt vondt, dit ongebreideld paard, een teugel in den bek te wringen. Immers, de fteeds lastig gevallene Gecommitteerden des Stadhouders, tot de zaaken van Deventer, oordeelden het, ten deezen Jaare, noodig, om de meeste Vorderingen, op naam der Achttien Gildens gedaan, van de hand te wy- zen9 (*) A7. Neder!. Jaarb. 1789. bl. 416—426'. Ct) Zie onze Vadert. Hifi. LX1. Boek. H) Zie onze Vadert. Hifi. XXI. D. bl, s/2,  HISTORIE. €3 zen, en ftraffe taal te doen hooren. Althans, op dat wy dit, ten fpreekenden bewyze, uit eene Verklaaring, overneemen, zeggen zy daar in, „ dat het Re„ quest gefteld was, in bewoordingen en „ aangedrongen met uitdrukkingen, die „ niet wel overeen te brengen waren, met „ die ondergefchiktheid van Gilden, aan „ hunne wettige Overheid, in eene wel„ gefchikte Maatfchappy onontbeerelyk s, noodig, en die als bedenkelyk, omi» trent de openbaare rust der Stad, zouj, den kunnen worden opgevat, en tevens „ geen ongegronde vermoedens uitleever„ den, als of aan de meerderheid der ,, Achttien Gildens, zaaken waren bekend „ gemaakt, van zodanig een aart, dat „ dezelve buiten de Magiftraats Vergaden ring, niet hadden behooren geëlimineerd „ te worden. Naa het bybrengen van eenige byzondere gevallen hier toe betrekkelyk gaan zy, meer algemeen fpreekende, voort. „ Dat „ het Voorftel tot intrekking van het Cou„ cordaat van Oclober mdcclxxxvii. was „ gedaan uit volle overtuiging, dat het „ verleenen van zodanig eene magt aan „ Gilden, over hunne Medeleden eene „ gevaarlyke bron kon worden van vexa„ tie, partyfchap, en voortduurende ver„ wydering der gemoederen. Dat zou de „ jaarlykfche keuze van Schepenen en „ Raaden, aan haare eerfte en heilzaams „ inftélling beantwoorden, daar by geene „ in Functie zynde Regenten, anders, „ dan LXV. BOEK. I789.  <$4 VADERLANDSCHi LXV. BOEK. „ dan om wettige en dringende redenen, behoorden te worden verlaaten, maar „ dus ook, wanneer zy ééns gedaan was, „ en door Aprobatie van zyne Hoog„ heid, haar vol beilag gekreegen hadts 9, zy dan ook geene tegenkanting of uitj, ftel, verder onderhevig behoorde te „ zyn. —— En dat alzo de ganfche handelwyze, der Meerderheid van de Acht„ tien Gilden, zou kunnen geoordeeld 5, worden, niet alleen geheel inconftituti„ oneel, maar ook beleedigende voor het eerfte Lid der Regeeringe, en omkee„ rende een, op hun voor ftel, wettig „ gemaakt Concordaat, door Schepenen, „ Raad en gezwoorene Gemeente; alsme„ de de Aronestie» die °P gelyke wyze, „ verleend was. ' „ Zyne Hoogheid", voeren zy voort* „ badt al het voorzegde, met onaange-i „ naamheid moeten verneemen; doch was ?, meer genegen, om zulks te houden, ,, voor een uitwerkzel van nog ongenoeg„ zaame bedaardheid van de gemoederen „ in Deventer, en van het gebruik maaken, t, van deeze gefteldheid, door meer woelzieke geesten, dan wel van een opzet„ telyk voorneemen, om zyne Gecom„ mitteerden zydelings te taxeeren, en het „ eerfte Lid der Regeeringe groovelyk te, „ ma^queeren. „ Het zou, over zulks, zyne Hoogheid niet onaangenaam zyn, zo Sche„ penen en Raad den voorfchreeven ftap, „, voor deeze reige, wel met hetzelfde » 00f  HISTORIE. 65 ,i, oogpunt zouden willen befchouwen; en „ het Adres der Meerderheid van Acht„ tien Gilden, houden als niet gedaan: naardemaal hy meende zich te mogen „ vleyen, dat de Gezwooren Gemeente „ van die Verzoeken, wel zou willen af- en inzien, tot welke fchroomlyke ge„ volgen zy den voet zouden leggen, in „ gevalle de Beëediging der gekoozene, „ en geapprobeerde Leden der Magiftraar. „ door dezelve wierd gefchorst, of opge„ houden." Voorts betuigden zy, „ dat zyne Hoog„ heid niet twyfelde, of het onderwerp „ van de begeeving der Stads Ampten, „ zou.gelaaten worden op den voet, waar „ op het, zedert de jongfte herftelling van „ het Erfftadhouderfchap , was geweest, „ en alzo aan hem zou worden voorbe„ houden, die Invloed op de begeeving, „ die aan zynen Vader en Moeder nooit „ betwist was." Eindelyk zou de Regeering, met toezending van een Affchrifc deezer Verklaaring, de Achttien Gilden aanmaanen, om zich, voor het vervolg, te onthouden van zodanige Adresfen. (*) Zorgvuldig was, in het voorheen Patriottisch Zwolle, de Regeering geweest, waar eene Afkondiging, fterker dan elders (*) Het geheele lezenswaardige Stuk/det) 20. Apnl 1789. gedagtekend, waar uit wy dit hebben overgenomen, is voorhanden in de Verzamel^ be Chalmot, XM. Jj. bl. 282-200. XXIü. L>EEL. E LXV. BOEK. I789. Te Zwoït; het Départs ■  6& V A D Ë li L A N D S C H E LXV. BOEL I7«9ment vai de Maat fchappy tot Nut van 't Algemeenverdagt. Verzoek fchrift der Be Huurderen. dets gefchiedde (*), om de-Stad, zo vee! mogelyk, zuiver te houden van Patriotten , uit andere oorden des Lands , daar wooning zoekende (f); ten deezen Jaare ' betoonde zy een verregaande fchroomval'ligheid, ten aanziene der Ingezetenen zelve, en wel van de zodanfgen, die in kunde en lettermin, onder hunne Medeburgers uitrtaaksn. Immers deezen waren het, die deel genomen hadden, in de allengskens door alle Gewesten heen zich uitbreidende Maatfchappy, Tot nut van 't Algemeen. Zy koesterden de verdenking, dat de Leden van het Departement, te dier Stede opgerigt, onder den fchyn van tot dit einde werkzaam te zyn, zich met zaaken van Staat bemoeiden, over.die van Land en Stad fpraaken j befluiten namen, en de thans vastgeftelde Orde tegen welkten. Deeze verdenking was kenbaar, uit de handelwyze, ten aanziene van dit Genootfchap gehouden, de opeifching der Papieren en Aantekeningen, tot het zelve behoorende. . Beftuurders van dit Departement, Lam- bertus NoLST- B. J. VAN HATTUM, C. J. Zibinder, Jacobus Revius en H. J van Cleeff, trokken zich deeze verdenking , en bedoelde ftoorenis ten zeerften~aan. Zy keverden by de Magiftraat een Verzoekfchrift in, waar in zy, naa 't afweeren van de aantyging dier den Staat ont- (*) Zie onze Vadert. Hist. XXI. D. bl. 293* (t) Zie oaxe-Vaderl.HiJl. XXI. D. bl. 294.  HISTORIE. 6'i ontrustende bedoelingen, bekenden, mei de oprigting niets anders beoogd te hebben, dan door jaarlyksch, en boven al geduurende het Winterfaifoen, eenige Byeenkomften te houden, deels om hunne eigene Kundigheden, door het doen voorleezen, van een cf ander leerzaam ftuk, over den Godsdienst, Zedekunde, of andere nuttige Weetenfchappen, te vermeerderen ; deels, om door eene kleine jaarlykfche toelage, de poogingen van zo veele braaven in den Lande te onderfteunen; ten einde lieden van den Burgerkring in 't zelve, van tyd tot tyd, meer befchaafd en kundiger zouden worden, in zaaken tot hun tydlyk en eeuwig heil (trekkende. Zy voegden 'er by, hunne Perfoonen en Goederen plegtig te willen verbinden, om, by aldien 'er ooit in deeze hunne byeenkomften, een voorftel mogt gedaan worden, 't welk rechtftreeks of zydelings, tot eenig nadeel van de tegenwoordige Conftitutie zou kunnen ftrekken, zulks daadlyk door de Hipte naakoming, van de ftrikfte Wetten, met al hunne magt, te zullen tegengaan. —— Op deeze gronden van de zuiverheid, opregtheid, en onfchuld, hunner bedoelingen, om met hunne Medeburgers, van welken Staat, Rang, of welke Christengezindheid en politieke Sentimenten ook toegedaan, te willen werkzaam zyn, om waar het mogelyk, door de onderfteuning van zo veele belanglooze Menfchenvrienden, Befchaafdheid, Godsdienst, en Deugd onE z dei LXV. BOEK. I789.  68 VADERLANDSCHE LXV. BOEK. 1780. 't Zelve afgeweezen en de Byeenkomftenverboden. der onze Landgenooten, en wel inzonderheid, onder die van laager rangen te helpen verfpreiden, vertrouwden zy, dat hun Ed. Hoog Agtb. hun in deeze edelaartige poogingen, in naavolginge van zo veele aanzienlyke Steden en Plaatzen in ons Vaderland, waar reeds, zints vier of vyf jaaren, dergelyke Inrigtingen waren gevestigd geweest, wel zouden willen onderfteunen, en hun den onbelemmerden toegang, tot hunne Byeenkomften toe ftaan. Op dit Verzoekfchrift, ter helft van Wynmaand ingediend, ontvingen de Inleeveraars, ééne maand laater, geen gunftig befcheid. Want, de Stadsregeering gaf, naa gedaan onderzoek, op de Perfoonen, de Papieren en Aantekeningen van dat Genootfchap, te verftaan, dat, fchoon zy op de fterke betuigingen der Verzoekeren, immers op die van Dr. Nolst , en den Predikant Revius welvertrouwden', dat zy, met het oprigten van dit Departement, niet zouden bedoeld hebben, om zich in zaaken van Staatkunde te mengen, of iets te willen beftaan, ftrydig met de thans plaats hebbende Conftitutie, of iets te onderneemen, wat tot omkeeringe daar van zou ftrekken, de ondervindingnogthansgeleerd hadt, „ dat, gelyk zy zich woordlyk uitdrukten, „ uit „ verfcheide Genootfchappen en Byeen„ komften, insgelyks onder geheel andere „ voorgeevens, en met geheel andere oog„ merken opgerigt, waren voortgefproo- „ ten,  HISTORIE. 6$ „ ten, zodanige handelwyzen, door welke „ de Troubles in het Vaderland, en ook in Zwol/e, waren veroorzaakt en aange„ zet; dat ook de in de voorige onlujten, opgehitfte gemoederen, nog niet 9, genoegzaam tot bedaaren, en van hun„ ne dwaalinge, zodanig terug fcheenen „ gekomen te zyn, dat foortgelyke By„ eenkomften, zouden kunnen worden „ veroorlofd vooral wanneer dezelve, „ zo als het onderhoorige, zyn zamen. 9t gefield uit Leden, van welken zommi„ gen zich, in de voorige onlusten en „ oproerige beweegingen, als Voorgan,, gers en Beftuurders, of Raadslieden van „ de misleide menigte hadden opgewor„ pen, en zich zodanige handelingen ver„ oorlofd, waar over een geregtlyk on„ derzoek hadt moeten gefchieden, op 't „ welk nog geene beflisfing gevallen was."— Wairom de Regeering zwaarigheii vondt, in dit verzoek toe te ftemmen, en de Inleeveraars gelasten, het oprigten van dit Genootfchap te ftaaken, en geene Vergaderingen , van de daar toe ingetekend hebbende Leden, meer te houden. (*) Schoon men ook elders in den Lande, dit Genootfchap, 't welk onveranderd bleef, by de eerfte inftelling, om , met zorg-' vulüge vermyding van Godsdienftige of ] Staats verfchillen, het welzyn van het Al- ( gemeen, en boven al de verbetering van het f (*) Verzam, by de Chalmct XVI. DP bl. 244--^ 248, E 3 LXV. BOEK. I789. A*nnerkingJieMaacchappy>etreffeale.  7o VADERLANDSCHE LXV. BOEK. 1789. het Schoolweezen in ons Gemeenebest, te behartigen, met een fcheel oog aanzag, en geen duistere blyken zich opdeeden, dat de vernietiging van 't zelve, een wellust zou hebben doen fmaaken, aan de thans heerfchende Partye, wist de Maatfchappye zich ftaande te houden, en voor zo verre wy weeten, is de vermelde ftoorenis, en *t verbod te Zwalk, het éénigst van die foort in den geheelen Lande. Men bewaarde ook allerwegen, waar zich Departementen bevonden, eene dubbele omzigtigheid, om gemelden hoofdregel der Maatfchappye vast te houden, en geene gelegenheid te geeven, tot ftoorenis, welke op veele plaatzen, ligt zou hebben kunnen gebooren worden, de gefteltenis der Leden, by den Staatswisfel, in aanmerking genomen zynde; want, fchoon de meeste Departementen beftonden uit de zodanigen, die der Verlichtinge, en het daar mede gepaarde Patriottismas, waren toegedaan , vondt men 'er Leden van eene ftrydige Staatkundige denkwyze, hier en daar in verfpreid, in welker tegen woordigheid het hoogst onveilig zou geweest hebben, van den hoofdregel der Maatfchappye af te wyken, en zich tot Staatkundige bemoeijenisfen, eenigzins openlyk te verledigen. Met den tyd droopen dusdanige Leden af, en werd derzei ver gemis, ruim vergoed, door Perfoonen van eene andere denkwyze, in zo verre, dat Lid van de Maatfchappy tot Nut van 't Algemeen te zyn, bykans tot een vast kenmerk flrek-* te,  HISTORIE. 7i te, van in het Staalkundige der heerfchende Partye niet toegedaan te weezen. Te deezer oorzaake, hebben wy elders deeze Maatfchappye gerangfchikt, onder die plaatzen in den Vaderlande, waar men der Vryheid in ftilte Offers bragr. (*) Aanmerkingen, op dit Zwolfche geval, en andere foortgelyke, ten deezen tyde plaats grypende, niet ontoepasfelyk, vloeiden, in ouden tyde. uit de pennen van Aristoteles en Euripides, als zy fchreeven; „ De Dwinglandy kan ftaande bly- ven, zo lang de Dwingland, zorgvul„ dig alle Burgers verplettert, die zich „ te zeer boven de overigen verheffen j „ zo lang hy den voortgang der Weeten„ fchappen, welke zyne Onderdaanen kun„ nen verlichten, en de algemeene Maal„ tyden en zamenkomften, die hun zouden „ vereenigen, weet te keer te gaan, zo „ lang hy hun, op het voorbeeld der „ Syracufifcke Vorsten, door veifpieders „ weet in te fluiten, die hun eiken oogen„ blik in ongerustheid en fchroom hou„ den. (f)" Het nabuurig Landfchap Drenthe, waar men zeer in de zuivering van Patriotten, bezig geweest was (§), week Overysfel niet in voorzorgen, tegen alles wat dejongfte geftilue beweegenisfen, weder zou kunnen doen (*) Zie onze Vadert, Hifi. XXI. D. bl. 58. (J- ARlsTOTELes de Repulil. L. V. C. i;. p.407.Euripidrs, V. L 445. (f; Zie onze Viukri. Hifi. XXI. D. bl.352. . £ 4 LXV. boek, I789. Voorzorge in Drenthe gedraagen,  ;a VADERLANDSCHE LXV. BOEK I789. doen gebooren worden. De Landfchaps Regeering, door nieuwe onlusten, uit het niet draagen van Oranje vercierfelen, gelyk zy betuigden, gebooren, gaven daar toe een ftreng bevel. (*) Ook oordeelde men noodig, by eene Afkondiging op den Landdag deezes Jaars, vast te ftellen, dat alle Vreemdelingen en nieuwe Inwoonders, zints de Omwenteling in dit Landfchap hun verblyf genomen hebbende , of die zulks. in 't vervolg, zouden willen doen, verpligt zouden weezen , een wettig bewys, van hun voorgaand ftil gedrag , van de voorige plaats hunner wooninge, in te brengen, terwyl zy , die om dugtige redenen, hier toe buiten ftaat mogten weezen, zouden kunnen volftaans met de aflegging van eenen plegtigen belovenden Eed van hun rustlievend en gehoorzaam gedrag in het toekomende, en van hunaankleeven des tegenwoordig ftandgrypenden Regeeringsvorms. (f) — Desgelykskwam, ten voorzorge, in den Landfchappe, eene Afkondiging uit, bepaalende, dat zodanige Eigenerfdens, welke Lecbn der vernietigde Wapenhandelende Genootfchappen, of Beftuurders van het gehaate Vaderlandfche Fonds geweest waren, en zich aan de ondertekening, van de jongst vastgeitelde Verklaaring onttrokken hadden, niet als Keurnooten, by eenige (*) Ar. Nederl. Jaarb. 1789 bl. 433- {t> l'enamel by de Chalmqt, Xil. D. bl soj?  HISTORIE. 73 eenige Geregtlyke Handelingen, zouder. kunnen gebruikt worden. (*) Aan de medewerking des Krygsvolks, hadt de thans bovendryvende Partye, de demping van de aldaar veelvuldige Patriotten , die met de Overysfelfche en Groningei Nabuuren , zo veel gemeenfchaps nog onlangs hielden, te danken. Een dienstbetoon, 't welk de toenmaalige Regeering van Oranjemin, zo zeer blaakende, ak van haat tegen de Patriotten gloeiende, niet onerkend liet. Vyf Gouden Gedenkpenningen, voor even zo veel Krygsofficieren beftemd, liet het Landfchaps beftuur vervaardigen. De Capitein Commandant R. S. van Kruissen, ontving 'er een van dubbele waarde. Hangende aan een Oranjelind, werden ze allen, uit naam der Landfchaps Regeeringe, overgereikt, met bygevoegde verklaaring, dat het zyne Hoogheid aangenaam zou weezen, indien dezelve door de Officieren, voor welken ze beftemd waren, werden gedraagen. ( f) — Dit Landfchap, fpeelde volmaakt de rol der Bondgenootfchaplyk vereenigde Gewesten, en poogde dezelve, ware het mogelyk, in yver voor het Huis van Oranje, op Cf) Verzem. by de Chalmot, XII. D.bl. 305. (t) Deeze Penning, droeg het Borstbeeld des Stadhouders, en hadt ten opfchrift l'igilantia Pxatnium mdcclxxxvii en mdcclxxxviii. Op de Keeri&yde, las men Munificentia Ordin. Drent. 1780= N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 801. E 5 LXV. HOEK, I789. Eerpenning aan vyf Krygsof, ficieren gefchoa» ken.  74 VADERLAND SCHE LXV. < BOEK. 1 1789. . Overgang tot Stad en Lande. \ Verflag op de Regeering d«r Provincie uitgebragt,en omhelsd, ip alle mogelyke vvyzen, op zyde te blyren, zo niet vooruit te ftreeven. „De Geest der verdrukking, die wy , aanvanglyk zagen woelen en woeden, „ in Stad en Lande hadt niét ras gedaan; doch met de verdere befchryving hier „ van, zouden wy te verre buiten ons ,, Tydsbeftek treeden" (*); met deeze be:uiging, namen wy affcheid van Stad en Lande, de Gebeurtenisfe naa de Omwending, in het daar op volgend Jaar geboekt hebbende. Schoon ten Jaare, welks tooneel wy thans opfchuiven, dit bedryf aanhieldt, nam het geen einde, en zullen wy het voornaamfte in dit Tydvak vallende, optekenen. De Staats Commisfie, van welker aanftelling en eerfte verrigtingen wy verflag gaven, hieldt zich, behalven de andere werkzaamheden, welke dezelve, met onvermoeiden vlyt uitoefende (f),, onledig met eene groote zaak, die ten grondflage der tegenwoordige Staatsgefteltenisfe moest dienen, en een Staatswet, voor het vervolg opleeverde. Zy bragt eerlang een Verflag uit, van 't geen zy met den Stadhouder overlegd hadt. (§) Een Verflag, 't welk omhelsd in een Plakaat veranderd, en, den eerften van Wynmaand deezes Jaars, alomme afgekondigd werd. 't Zelve Zis onze Vader Hift. XXII. D. W. 115. XX) Zie onze Vadert. Hift. XXI1. D. bl. 59* 1%) Verzamel. i>y de Chalmot, XXXVUL D. bl. 250. en$.  HISTORIE. 75 ve bevat zo veel zonderlings, dat het der moeite waardig is, den voornaamen inhoud aan te flippen, en eenige byzonderheden, woordlyk te vermelden. Met den aanvange haaien zy op, wat, zints den Jaare mdccxlviii., in Stad en Lande, met den Huize van Oranje, ten aanziene van het Stadhouderfchap over dit Gewest, gebeurd en vastgefteld was. „ Hier door hadden zy vermeend," op dat wy de eigen woorden ontleenen, „ dat „ de Conftitutie en Regeeringsvorm van „ Stad en Lande, tegen alle onderneemin„ gen, en inbreuk beveiligd was. Dan, ,, daar de ondervinding, in de Iaatfte Ber j, roerten, wederom hadt geleerd, datzom„ mige woelzieke, en na verandering zoe„ kende Perfoonen, zich niet ontzagen, „ om, onder den fchoonen naam van Vry„ heid en Verbetering, eene Verandering „ in de Conftitutie en Regeeringsvorm, „ van den Lande te bewerken, en in die „ Provincie, eene nieuwe Regeeringsvorm, „ naar hunne politieke begrippen inge„ rigt, in te voeren, en alzo dezelve, „ met een na Convenientje beftuurd ge„ zag, te beheerfchen, zo als in de dagen „ van verwarring , maar al te dikwyls was „ gefchied," waren zy, naa dat de Bondgenooten, het Erfftadhouderfchap, als een Grondwet van Staat, onderling aan elkander geguarandeerd hadden, te raade geworden, met betrekking, tot de inwendige gefteldheid van Stad en Lande, en tot weering van allen inbreuk, tegen die ge- LXV. boek. I789. Vastftelling daar by gemaakt.  76 VAD^.RLANDSCHE LXV. soek. I789. gevestigde Conftitutie, eenige ftukken vast te ftellen. De eerfte vastftellingen betroffen de Inwendige gefteldheid der Provincie, en kwamen hoofdzaaklyk hier op neder. Dat niemand van den Eed op het Reglement van Regeering, des Jaars mdccxlviii. zou mogen ontflaagen worden: maar 't zelve voor altoos als een Verdrag en Verbintenis, tusfchen de Staaten als de wettige Souverain en den Stadhouder, en diens wettige Naakomelingen, zou ftand houden. Wyders ftelden zy vast, „ dat alle Amptenaars, waar onder Profesforen en Predikanten van den heerfchenden Godsdienst, en andere getole- 8, reerde Gezindheden, als mede de Ad- 9, vocaaten, mede begreepen, reeds in func„ tie zynde, of nieuwlings hun Ampt of „ bediening aanvaardende, verpligt zouden „ weezen, den Eed tot handhaaving der s, Conftitutie te doen, en wel zodanig, „ dat, ingevalle zy zich mogten onder9, ftaan, om door hunne Advifen, of het „ ftellen en tekenen van Memorien, Adres- fen, of Requesten, in de Regeerings „ Conftitutie, en daar omtrent meer ge„ dagt Reglement, eenige Explicatie, Interpretatie, of Verandering te verzoe,, ken, zy terftond, niet alleen van hun- ne Ampten en Bedieningen zouden wee„ zen vervallen; maar ook, boven dien, „ als fchuldig aan Hoog Verraad, worden ,, geftraft." Van het Eedformulier, dit bezweerende, gaven de Staaten een Vooïfehrift, Nie|  HISTORIE. 77 Niet genoeg was deeze Eed. By het afleggen moesten alle Amptenaars eene Verklaaring tekenen, hoofdzaaklyk behelzende, dat zy geen deel gehad hadden, aan de Acte van Verbintenisfe, in Oogstmaand des Jaars mdcclxxxvi. te Amfterdam opgerigt; dat, ingevalle zy die getekend mogten hebben, zy door het afleggen van den gedaanen Eed, zich ontflaagen zouden houden, van alle verpligting daar door op hun gelegd; dat zy ook nimmer weder dergelyke Verbintenisfen zouden aangaan; of dat zy anderzins, terftond van hunne Ampten en Bedieningen zouden zyn vervallen, en boven dien, als Beroerders van den Staat, anderen ten voorbeelde, worden geftrafr. Hier by werd vastgefteld, dat het nieuwe Eedformulier, door alle Regenten, Hooge en laage Magiftraatsperfoonen, en Amptenaaren, op nieuw zou worden gedaan, en alle jaaren, vóór het doen des Eeds op het Ampt, ftaande worden afgelegd; zonder zulks zou tot den Eed op het Ampt niemand worden toegelaaten. Voorts zouden, die weigerden den Eed op de Conftitutie te doen; of de voorgemelde Verklaaring te ondertekenen, terftond van hunne Ampten worden vervallen verklaard. By deeze voorzorgen, lieten de Staaten het niet berusten; maar gaven, in de twee-J de plaats, eenige Artykelen op, die ten ' bovenfchrift droegen: Tot weeringe van In- g fractie, tegen de gevestigde ConfiituHe. Zy wa- LXV, boek; 1789. Voororgenaar by edraten.  7% V ADER LANDS CHE LXV. S OE IC. I789. waren negen in getal, en de zonderlingheid der meesten, zal het geheel affchry- ven wettigen. ,? I Dat nimmer, „ binnen deeze Provincie, confent zal „ mogen worden gegeven, tot het op„ richten en in ftand brengen, van ge„ wapende Exercitie Genootichappen, on„ der wat naam het zou mogen zyn. — », li. Dat nimmer zal mogen worden toe* „ gelaaten, het oprichten van Sociëteiten of beflooten Gezelfchappen, waar in 9, opzettelyk over zaaken, raakende de „ gevestigde Conftitutie, Stads- of Lands „ regeeringe gehandeld wordt. HL „ Dat nimmer zullen mogen worden ont„ vangen, veel min gedisponeerd op eeni„ ge Memorien, Adresfen, Requesten, betreffende Regeerings-zaaken, onder „ wat naam ook. IV. Dat, alzo de „ Majefteit en Souverainiteit in deeze Pro3, vincie, by de Heeren Staaten van de n Stad Groningen en Ommelanden, als uit9, maakende de Wettige Souverain derzei» „ ven, refideert; over zulks de Confti- tutie eene Staats Regeering en geene Volksregeering is, nimmer eene Oproe„ ping van het Volk, om over zaaken, j, raakende de Regeerings-Conftitutie te „ raadpleegen, zal mogen gefchieden : maar „ de Verzoekers van dergelyke Nieuwig„ heden, als Verftoorders van de alge„ meene rust, zullen worden geftraft; „ gelyk mede de Regenten, die daar in „ mogten toeftemmen, of mede werken. — „ V. Dat de Deliberatien by de Stad over „ 'sLand»  HISTORIE. 79 „ *sLanddags befoignes, alleen door de „ vier Regeerende Burgemeesters en twaall ii regeerende Raadsheeren, met overroe„ ping van den Oud-raad, zullen worden » gehouden, benevens den Stads Syndicus „ en Secretaris; en by de Ommelanden, door Jonkheren, Hovelingen, Eigev nerfdens en Volmagten, met den Syn- ,» dicus en Secretaris. VI. Dat de Landsdagen van de Stads zyde, gelyk „ van oudsher, alleen zullen worden be„ kleed en waargenomen, door de vier „ Regeerende Burgemeesters, en twaalf „ Raadsheeren, benevens den Syndicus „ en Secretaris; en van de zyde der Om„ melanden, door de Heeren Gecommitteerde Raaden, Jonkheren en Hovelin„ gen, Eigenerfden en Volmagten, de„ welke geen Generaliteits of Provinciaale „ Commisfie waarneemen, benevens den „ Syndicus en Secretaris. VII. Dat „ nimmer door iemand eenig Voorftel zal „ mogen worden gedaan, tot het benoe„ men van Commisfien, of het neemea „ van Refolutien, waar door de Regee„ ring de Klem, en wettige Authoriteit „ wordt uit de hand gewrongen, of dat „ dezelve terfiond van zyn Ambt en Be„ diening vervallen zal zyn, en in de „ Vergadering niet langer worden ge- „ duld. VIII. Dat het Hof van Ju- „ ftitie, noch eenig Gerichte in deeze „ Provincie, eenige oogluiking of clemen„ tie, omtrent de overtreeding deezer Punten, zal mogen gebruikeni maardeUit- » vin- LXV. BOEK. 1789,  LXV. 2)0 BK. J789. È» VADERLANDSCHE „ vinders Aanleiders, Dry vers, Doorzet* „ ters, naar de Wetten van den Lande, „ zullen moeten agtervolgen, en overeen„ komftigde Gemanifesteerde Welmeening „ van den Souverain ftraffen, of dat zy anders, daadlyk in hunne Functien zulj „ len worden gefchorst, en, als hunne „ Ampten eri Bedieningen onwaardig, daar1 „ van zullen worden ontzet en verlaa- ten. IX. Dat de Heeren Profesfo- „ ren, zonder onderfcheid, tot welk eené „ Faculteit zy behooren, en de Predikan- ten, in deeze Provincie, zorgvuldig „ zich zullen hebben te wagten, van hun9, ne byzondere denkwyze, over en om- trent 's Lands en Regeer in gs zaaken, en „ diens Beftuur, 't zy publieke, 't zy privative Collegien, of op den Predik - ftoel te brengen, of hunne Discipelen, „ Toehoorders en Gemeentens in byzon„ dere gefprekken, fiinkfche inboezemin5, gen daar omtrent in te prenten; maar „ veel eer dezelve' Eerbied, voor en On- derwerping aan hunne Wettige Regee„ ring voor te houden, en als de pligt „ van braave Burgers en getrouwe Inge„ zetenen in te boezemen, en langs dien „ weg, met de Hooge Regeering, mede ,, te werken, om Vrede, Eendragt en „ Voorfpoed, onder den Godlyken Zegen, in deeze Provincie te doen bloeijen; of ,, dat zy anders, als hunner Bedieningen „ onwaardig, van hunne Ampten zullen „ worden verlaaten, en als Opftookers, „ onbekwaam verklaard, de door hun be- ,5 kleed-  HISTORIÉ. Éi M kleedde Posten, in deeze Provincie 5, waar te neemen. (*}" Inrigtingen en Voorzorgen, van eenen fchj ikbaarenden aart, daar zy zo veel ruimte lieten, door de onbepaaldheid der bewoordingen, om de zoodanigen, wier val men befchooren hadt, in den ftrik te doen komen — Inrigtingen en Voorzorgen, die kenmerken, welke middelen de Dwinglandy fchroomde, dat Vryheidsmin, ten eenigen tyde, zou mogen te baat neemen, ge1\ k zy, in pas voorleden dagen, gedaan hadt. Men kan ze niet nadenken, zonder verontwaardiging te voelen, als men overweegt, de aangeboorene geaartheid der Groningerlanderen, wier Vryheidsmin, zo vaak uitblonk. De Stellers en Omhelzers dier beteugel- en dwangmiddelen, toonden zich ontaart van den voorvadeilyken ftam. De aaiikondiging van de vastftelling zodaniger maatregelen, aan welker handhaaving niet te twyfelen viel, moet geweldig hard gevallen hebben, voor dat aantal Ingezetent n in Stad en Lande, 't welk met zo veel moeds en geluks, in den beginne als ongelukkigen uitilags, in het einde, aan eene Grondwettige Herftellirg gearbeid hadt. Qfj Zy vonden zich omringd van voor- (*> Nederl. Jaarb. 1789. til. 1439—1445. (•f) Men flaa te rugge, tot het Xlll. Deel on» Ier Vadert. Hift. bl. 199—214. en XIX. D. bl» ipii enz XXIII. Deel. F LXV. boek I789. AanmeN hint; des. Wegen*  8s VADERLANDSCHE LXV. soek, i"«p. Vrylaa ting van Oproerrwakers f*) Wy hebben eenige vermeld in onze FaderU Hift. XX. D. bl. 6>. (t) Verzamel, by de Chalmot , XXI. D. bl. 301— 302. (§) Men leeze de vreemde Gefchiedenis deezes Mans, in onze Faderl. Hift. XIX. D. bl. 23a— aai. voorbeelden der uitvoering van de ftrenge maatregelen, door de heerfchende Party genomen. (*) Tot vermeerdering van fchroom moest (trekken, de Vrylaating en Strafkwytfchelding, aan de vuigfte Oproermaakers, op gunftige voordragt der Staaten, door 'zyne Hoogheid verleend, aan een twaalftal by Vonnis verweezenen, zo dat zy met buiten vervolgftelling deezer vonnisfen, herfteld werden in hun eer en regt, met uitdruklyk verbod, van hun, immer of ooit, des eenig verwyt te mogen doen. (f) Onder dit Twaalftal, leezen wy den naam van Hendrick Overbek Hecket , den berugten Prinsgezinden Osnabrugfchen Landlooper, die gegeasfeld, in het Tugthuis gevangen gezet, en vervolgens voor altoos gebannen was. (§) Zyn fnorken, ten dien dage, „ dat hy voor „ de Geregten niet bevreesd was: want „ dat 'er wel zouden opdaagen, om hem ,, te verlosfen", werd thans bewaarheid, fchoon in eenen anderen zin, dan dien thans vrygeftelden Onverlaat toen bedoelde. Men mag vry, uit dit voorbeeld, een gevolg  HISTORIE. 8 a Volg trekken, tot zyne elf mede vrygeftelden. Bykans gelyktydig met de bevryding dier om Chanje-voorffand geregdyk geftraften, verfcheen 'er in Stad en Lande eene Amnestie. De aanhef behelsde eene afzigtige fchildery van de Lieden, die gezegd werden, ,, alle hunne kragten aan„ gewend te hebben, om de gevestigde „ en duurbezwoorene Conftitutie, geheel omver te werpen, en onder den fchoon,, fchynenden naam van Vryheid en » Vaderlandsliefde, 'sLands waare Vry„ heid te vertreeden, en, in dier plaats, „ eene onverdraaglyke Overheerfching in „ te voeren; die, ter bereiking van die „ heillooze oogmerken, Gewapende Genoot„ /doppen in ftand gehouden en gebruikt, Sociëteiten en andere Byeenkomften op,, gerigt, Memorien, Requesten, Adres/en en Declaratoiren ingediend, op een zo „ genaamd Vaderlandsch Fonds ingetekend, „ en eene Commisfie van buitenlandfche „ Correspondentie van private Perfoonen, „ voorzien met een Prefident en Secreta„ ris, aangefteld hadden. Terwyl zy die „ Volk- en Landbedervende hoofdwoelin„ gen, en euveldaaden vergezelden, met „ de vuilfte fmaadredenen, hoon en las„ ter, omtrent de Stadhouderlyke Regee,., ring, den dierbaaren Perfoon van zyne „ Doorlugtige Hoogheid, en het Door„ lugtig Huis van Oranje en Nas/au, om „ dezelve tot eene algemeene veragting Fa „en LXV. BOEK. 1789 Amnestie aangekondigd.  84 VADERLANDSCHE LXV. BOEK. „ en haat te ftellen; als ook met die ge«„ nen, welke blyken van hunne verknogt„ heid en aankleeving van Hoogstdeszelfs „ Perfoon of belangen gaven, te vloeken „ en te fchelden, dezelve, zonder onder„ fcheid van rang of ftaat, in hunne eer, „ goeden naam en faam aan te tasten, „ als Verraaders van het Vaderland te doen „ voorkomen, en in hunne Perfoonen en $, Goederen te beledigen; ten einde alzo „ de grootfte verwarringen te veroorzaa- ken, en het zaad van verderflyke Twee» dragt en Oproerigheid. ten onherftelbaar „ verderf van Stad en Landt te ftrooijen." Te doorfteekend waren de euveldaaden, in dit Gewest, door die van de Oranje partye gepleegd, om dezelve met ftilzwygen voor by te gaan, of als ftrafioozen te befchouwen. (*) Doch men hieldt het daar voor, dat zy „ naa ondergaane ter„ gingen, door eene verkeerde drift en „ onberaaden yver, voor de behoudenis „ der waare Conftitutie, en belangens „ van het Vaderland, vervoerd waren ge„ worden, om de Goederen hunner Me„ de-ingezetenen te vernielen, en hun „ gewelddaadige behandelingen aan te „ doen." (f) Terwyl zy, ten op- zig- (*) Men denke hier te rugge, op den evengemelden vereerlykten van die Partye, korten tyd vóór het gecen deezer Amnestie, gefchied: de Amnestie z?lve, was gedagtekend 19. Mey 1789. (f) Zo legt men een zagte kleur op de haatlyk-  HISTORIE. 85 zigte van veelen der Schuldigen van de andere Party, zich overtuigd hielden, dat zy zich in de Beroeringen gemengd hadden, ,, aangefpoord, verleid, bedroogen, „ of gedwongen door Perfoonen, die, uit „ hoofde van hun aanzien of veronderftel„ de kundigheden, van meerder invloeds ,, op 't gemeen waren, die den fchoonen „ naam van Vryheid en Verbetering mis,, bruikten, om eene Verandering in de Conftitutie, en Regeeringsvorm van den ,, Lande te bewerken." Allen deezen befchouwden zy, ais voorwerpen van hunne goedertierenheid, en kundigden, naa ingenomen Advys des Stadhouders, en diens volkomene goedkeuring , eene Algemeene Amnestie, of Vergiffenis aan alle die geenen, welke aan de „ voorgemelde oproerige beweegingen , en „ ongeregeldheden, deel gehad hadden; „ zonder onderfcheid of tegen dezelven, „ wegens voorgewende overtreedinge rechts „ wegen was geprocedeerd, dan niet: zo „ dat de zulken, welken zich, naa dat 'er „ Regterlyke Recherche tegen hun werd „ gedaan, te zoek hebben gemaakt, in„ gedaagd, of wegens het niet comparee„ ren, op de gefielde Termynen, buiten „ de Provincie gebannen waren, mede on- •„ der fta wanbedryven, en overflrykt ze met het vernis der leugen: wy verzenden onze Leezers, tot de Groninger- en Ommchnder {Gèfcbiedenisfen , in onze Vaderl. Hifi.iea tyde der woelingein het X;A. Deel. bl. 186. enï. F 3 LXV. BOEK. 1789.  S6 VADERLANDS CHE LXV. boek. Ï789. „ der de algemeene Amnestie, of Ver„ giffenis zouden begreepen weezen." Uitzonderingen, en geene «geringe, bepaalden deeze Kwytfchelding. ,, Men wil- de 'er van uitgezonderd hebben," dus luiden de eigene woorden, „ de Hoofden „ des Landverdervenden, Kabaals, welke „ als de voornaamfte oorzaaken, en be„ werkers der Onheilen deeze Provincie ,, overgekomen, moesten worden aange- „ merkt. Ten tweeden, die in publie- „ ke Functien gefteld geweest waren ■ „ En laastlyk, alle die geenen, welke in het Rapport van de Heeren Gecommit„ teerden van de Hooge Juftitie Kamer 3, van Stad en Lande, den vyfrienden van „ January mdcclxxxviii., als aan de „ Gewelddaadigheden, in de Maand Sep„ tember, in mdcclxxxvix. in Appinga„ dam gepleegd, fchuldig worden gehou„ den. (*) Naardien 's Lands welzyn, en „ de rust, en veiligheid van onze goede Ingezetenen, voorfchreevende uitgezon- derde Perfoonen van onze Gratie uit te „ fluiten, en aan de Juftitie over te laa^ „ ten; ten einde daar tegen, naar rigeur van Regten worde geprocedeerd." Aan Perfoonen in Publieke Functien gefteld , hier boven van de Algemeene Kwytfchelding uitgeflooten, werd nogthans deeze Gunstaanbieding mede gedaan en hun vergeeving gefchonken, „ zo zy zich aan geene an- 5, de- (*) Zie onze Vadert, Hift. XX il. D. bi, £5,  HISTORIE. Z7 „ dere Excesfen hadden fchuldig gemaakt, „ 't geen zy door het vertekenen van Me„ morien, Requesten, Adresfen, Decla- ratoiren en het contribueeren in het Va„ derlandfche Fonds, tegen de Hooge Over„ heid des Lands, misdreeven hadden." Naar gewoonte, by dergelyke Vergiffenisverleeningen, werd elk gewaarfchuwd, zich, in 't vervolg, voor dusdanige misdryven te wagten, onder verzekering, dat, wie ook zulks zou mogen beftaan, geen de minste oogluiking, of genade, te wagten zou hebben, maar de voorbeeldlykfte ftraf, den verftoorderen der openbaare ruste gedreigd, moest duchten. (*) In dit Gewest, was men zo ylings voortgeflaagen, met de Patriotten te vervolgen en te veroordeelen, dat 'er, naa het af kondigen deezer lang verwylde Amnestie, flegts eene geringe naaleezing overfchoot. Met deeze op te zamelen, vertoefde men tot het volgend Jaar, wanneer, in Lentemaand, een breuke van tweemaal tachtig Daalders, ten voordeele van de Provincie, ter betaaling der geregtskosten, en vyf honderd Guldens , tot goedmaaking der fchaden en verdere kosten, by het overweldigen van Appingadam, verweezen werden, Dr. A. Tibbens en B. Krypinga , Bouwmeester van Appingadam; als medepligtigen aan de overwelciigiging dier Stede, in den Jaare mdcclxxxvii. Tot eene (*) N. Nederl. Jaarb. 1789 bl. 795—792. F 4 LXV. boek. i?S> Geldboetensdaar opgelegd.  88 VADERLANDSCHS LXV. Boek. Ï7Ö9. Overgang tot Friesland. eene gelyke Boete, en eene Schadever* goeding van die zelfde, of eene mindere fomme, werden kort daar op veroordeeld , Jacob Thomas, Olderman van het Stapelregt, H. W. van Sysen , Remge Jans de Wedman, Hero Meinardi, Geert Reinders. Hermanus Mulder kwam 'er van af, met dertig Daalders Breuke, en de kosten des Regtsgedings, welke zy allen moesten betaalen. Geldboetens en Vergoedingen, naar luid van het Vonnis, hun opgelegd, wegens het gewapend trekken in verfchillende Grondgebieden in de Ommelanden, zonder toeftemming der Terrkoriaale Geregten; het op- en gevangen houden van Perfoonen op openbaare wegen, het geweldig inrukken in Jppingadam, het bezet houden dier Plaatze, het zich bemoeijen met Regeetingszaaken, geduurende dien tyd, als mede het tekenen van Adresfen, in de dagen der Beroeringe. (*) Het verband der voorvallen in Friesland, heeft ons reeds eene en andere gebeurtenis, byzonder de Vervolgingen en Strafoefeningen, ingevolge der Bedryven in den Jaare mdcclxxxvii. , doen vermelden; fchoon zy in deezen Jaare, de tyd orde alleen in 't ooge gehouden zynde, zouden behooren plaats te vinden; wy moeten derhalven, ten deezen aanziene, thans derwaards te rug wyzen. (f) 0% (*) N. Nederh Jaarb. 1789 bl. 344. f*) Zie onze ïaderl. Hift. XXU. D. bl. 32»  HISTORIE. 89 Onder de in Friesland thans vervolgden m veroordeelden, troffen wy ook Kerkleeraaren aan. (*) Voorheen, hadt het Hof van Friesland reden gevonden, om den Sneekfchen Leeraar der Hervormden, Joannes Bulthuis, wegens de fterke uitdrukkingen van zyne gevoelens, de verkleefdheid aan den Huize van Oranje te kennen geevende, in eene Geldboete te beflaan. (f) Of hy, door volgende bedryven van dien aart, zich aan zwaarder en bedreigde ftraffe onderhevig gemaakt, en, in gevolge daar van, Friesland geruimd hebbe , is ons onbekend; wy treffen hem zedert aan, als Predikant te Rysfum in Oostfriesland; doch, ten deezen 'Jaare, werd hy, als 't ware verlost uit de ballingfchap, fchoon in Friesland niet ter wooning wederkeerende. De Stadhouder, zyns gedagtig, gaf hem de Collatie van de Klundert. (§) Geen Hofs of Staatsbefluit, zou Bult huis, thans uit Friesland geweerd, maar veel eer hem den weg ter wederkomfte gebaand hebben, als waar, ten deezen ty de, op voordragt van den Procureur Generaal, een Be/luit van gansch anderen aart, by de Staaten genomen werd. Baducht, dat Leeraars, elders in nabuurige Gewesten, wegens hun gehouden gedrag in (*") Zie onze Vadert. Hist. alsbov. bl. 19. (t") Zie deswegen eenig ; by zonderheden in onze Vadert. Hift. XII!. D. 133—135. (§) N. Nederl Jaarb. i7tfo. bl. 1795. F 5 LXV, aOEK. 1789. De Kerk leeraar13 ulthtjis door den Prins bevorderd. Weering van Pa.triotiiCcheLe eraaren.  oo VADERLANDSCHE LXV. BOEK. I789. Affcheidsftroete van Ren- GERS Op de Synode te Speek. in de beweegenisfen, afgezet, of by Politieke Refolutie, van hun post ontflaagen, in Friesland zouden kunnen beroepen worden, dagt hy zich verpligt, zulks den Gedeputeerden Staaten onder 't oog te moeten brengen, „ oordeelende het? wegens „ den bekenden invloed der Predikanten op hunne Gemeenten, ten hoogden gevaarlyk, zodanige Leeraars . die voor 9, deezen, hunnen pligt vergeetende, op eene ftrafwaardige wyze, tegen de Hoo„ ge Overheid hadden geyverd, en ande„ ren tot Oproerigheden aangefpoord, „ wederom in deeze Provincie te beroe„ pen, waar door de rust der goede Ge„ meente, op nieuw zou kunnen worden „ geftoord." Uit deezen hoofde, nam hy de vryheid de Gedeputeerde Staaten te verzoeken, om aan de Cksfen aan te fchryven, om geen Beroepen van zodanige Leeraars, met hunne goedkeuring te vereeren; of anders, ten dien opzigte, zodanig een befluit te neemen, als zy tot behoud der ruste en welzyn, van Stad, Land en Kerk, dienftig zouden oordee- Ien. Een Befluit, daar mede overeen- komftig, werd onverwyld genomen. (*) Langs deezen' weg mogten zy zich belooven, de Kerk in Friesland behoed te zien, voor het weder ontftaan van Gebeurtenisfen, welke een der Commisfarisfen Politiek, op het ten deezen Jaare te Sneek gehouden Synode, Jr. E. S. G. J. van; (*,) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 63$.  HISTORIE. 5?i j. van Burmannia Rengers , in deezer voege befchreef; „ Wy herinneren „ ons, dat onlangs, in deezen zelfden Tem,, pel, eene verdwaalde, en door vreemde Zendelingen , en buitenlandfche For„ tuinzoekers misleide menigte, haaren „ wettigen Souverain verlochenende, aan „ Oproermaakers trouwe zwoer, en zich „ dus tegen den grooten God, die een „ God van Orde en geenzins van verwar,, ringe is, grootlyks misgreep; ja zelfs, „ dat onder de geheiligde Priesterfchaar, „ in deeze Provincie, eenige ontaarten ge5, vonden zyn geworden, die niet alleen „ leugen op leugen, tegen der Staaten „ Beftuur en Oranjes handel (*), in de „ ooren der fmalle Gemeente blaasden; „ maar ook het Priestergewaad, met den „ Maliën kolder verwisfelden, en met den Ver- (*) „ Veelen", fchryft de Chalmot dit Stuk, aanroerende in zyn Tydreker.kundig Register, V.St. bl. 288. „ verwonderden zich zodanige uitdrukking van dien Commisfaris Politiek te hooren, doordien het overbekend was, dat zyn Ed. een der grootfte Antagonisten van Willem den V. is geweest, en altoos zeer werkzaam, om deszelfs gezag paal en perk te ftellen; doch het is waar, dat zulks niet langer heeft geduurd, dan ten tyd toe, dat hy, vreezende door eene GrondwettigeHerllel. ling, zelve in zyne Heerschzugt beteugeld te worden , benevens andere Friefcbe Ariftocraten, Oranje in den arm nam, om dus gezamender hand, hun aan 't waggelen geraakt gezag te onderfleunen, en zo veel te zekerder, die geenen, welken hun daar in te keer wilden gaan, naamlyk de Patriotten, te onder te brengen," LXV. boek. I780.  92 VADERLANDSCHE LXV. boek. „ Verderver optrokken. Dan daar het „ Nederlands God, genadiglyk heeft be„ haagd, toen het kwaad ten toppunte was ,, geklommen , uitkomst te geeven, der „ Achitophellen raadflagen te verydelen, „ hun te doen vlugten, fchoon 'er in „ die, voor hun bange oogenblikken, „ geen Vervolger was, en hunne gewa„ pende Bende te verftrooijen, als het „ zand in de woeftynen. Daar, verr „ volgens, door degunftige befchikkinge, „ van dien zelfden Goedertierenen God, „ het gezag van den Souverain, benevens >, de wettige en noodzaaklyke invloed van „ zyne Hoogheid, den Heere Prins Erf„ ftadhouder, en het Beftuur der alge„ meene zaaken van de Republiek her„ fteld, en de oude gezegende ConftitUr „ tie, door een nieuw Verbond gevestigd „ is geworden; zo verkiezen wy, het „ gordyn voor het akelig tafereel, van „ gebeurde zaaken te laaten vallen, en „ liever aan het grootfèe en beste gedeelte „ van Frieslands Euangeliedienaaren, den „ welverdienden lof toe te zwaaijen, dat 95 zv» geduurende de jongde-Beroertens, „ naar het voorbeeld hunner waardige „ Amptgenooten in Frieslands Hoofdftad, „ en in het door Muitelingen overheerscht „ Franeker, fteeds hebben betoond, ag„ tervolgens, de les van onzen geheilig„ den Zaligmaaker, den Keizer te geeven , wat des Keizers en Gode dat Godes is: r. en gelyk wy aan den eenen kant niet „ twyfelen, of zy zullen altoos in het  HISTORIE. 93 betragten hunner pligten volharden, zo „ kunnen wy hun ook, aan den anderen „ kant verzekeren, dat zy, zulks doen„ de, op de efficacieufe befcherminge van „ den Souverain, ten allen tyde, kunnen „ ftaat maaken. (*)" By het herhaalen van het uitfluiten der Roomsckgezinde Burgeren, in het ftemmen ten Landsdage, in den voorleden Jaare . op den voet van voorige eeuwe gedaan (f) werden, in de uitfchryving voor den Landsdag deezes Jaars, van het ftemmen, of. het verleenen van ftemmen uitgeflooten, allen die van den Paapfc/ien Godsdienst waren, of van zodanig eene andere „ Religie, waar van de vrye oefening „ in Friesland, niet was toegelaaten. „ Desgelyks zouden tot ftemmen niet ge„ regtigd weezen, de Voogden van Pu„ pillen, van den Roomfchen Godsdienst, „ wegens de Goederen hunner Pupillen, „ fchoon de Voogden van den Gerefor„ meerden, of gepermitteerden Godsdienst „ mogten weezen; noch Paapfche Voog„ den mogen ftemmen, wegens de Goe- deren hunner Pupillen, van den Gere„ formeerden, of toegelaaten Godsdienst. — „ Men zou niet lyden, dat zo wel in de „ algemeene als byzondere ftemminge, „ zouden mogen ftemmen, rechtftreeks „ of zydelings, middelyk of onmiddelyk, „ eenige Papisten'' Thans bepaalde men, (*} Verzamel, by de Chalmot, XV. D. bl. 275. (f) Zie onze Vadert. Hift, XXII. D. bl. 0. LXV. BOEK. I789. Bepaaling wegens hec Stemregc der RoemCcbtn.  94 VADERLANDSCHE LX?. boek. I789. Veranderingten aanziene der Militaire Jurisdictie «kar gemaakt. men, ten aanziene der byzondere ftemminge, „ dat iemand Paapfche ftemmen „ hebbende gebruikt, daar door niet ver„ vallen zou, van de meerderheid der „ ftemminge; maar zo hy bevonden werd, j, buiten die de meerderheid te hebben, zou hy ook tot het Volmagtfchap geadmit„ teerd worden; doch voor ieder Paap' „ fche Stem, waar voor op deszelfs order geftemd was, zou hy verbeuren hon„ derd Caroli Guldens, ten voordeele van de Diakonie Armen, ter plaatze waar „ de Stemminge gefchied zou weezen; „ welke Penningen, by parate Executie „ zouden worden geint. (*)" Veel, zeer veel, was 'er in Friesland, tot geen gering misnoegen des Stadhouders, ten opzigte van de Militaire Jurisdictie voorgevallen en vastgefteld, in den Jaare mdcclxxxiii. , wanneer dit ftuk, een hoofdonderwerp der Staatshandelingen, zo van dit, als van andere Gewesten uitmaakte, (f) Eene herroeping hier van was, derhalven te wagten. Deeze bleef niet agter. Eene Afkondiging der Staaten van Friesland, dit ftuk betreffende, in Bloeien*) Dit maakt een gedeelte uit, van de Uitfchryving des Landdags deezes Jaars, die ook in andere opzigten aanmerkelyk is, en te vinden in de N. Nederl. Jaarb. 17 89. bl. 138—145. Ct) Wy hebben onze Leezers wegens die Staatsgebeurtenis, een breedfpraakig Verflag gegeeven, in onze Vaderl. 'Hift. VU. D. bl 1. &c. Wat 'er ten opzigte van Friesland bepaaldlyk gebeurde, daar vermeld van bl. 15—21.  HISTORIE. 95 Bloeimaand deezes Jaars, deedt het geen des in den Jaare mdccxxxxiv. vastgefteld was, te niet. Men kwam goeddeels weder te rugge, tot het gewraakte, wegens den Militairen Regter, in den Jaare mdccliii. (*) Het nu gemaakte Reglement (f) zou ftand houden, tot zo lange, met gemeene bewilliginge, van alle de Hooge Bondgenooten, de Militaire Jurisdictie, in alle de zeven Gewesten, op een gelyken voet zou zyn gebragt. Aan zo veel wisfellots vondt zich een ftuk van dat aanbelang en dien invloed, op de Burgerlyke Vryheid blootgefteld; zo keerde en draayde het naar gelange van het boven dryven der eene of andere Party in den Lande. Wenden wy het oog, na het door Oproeren deerlyk gefchokte Zeeland, wy vin- • den het nog onrustig. In dit deerlyk lot' deelde Vlisfingen, 't geen onder zo veele mishandelde Zeemfche Steden, in geteisterdheid uitftak, bovenal ten deezen Jaare. Wy zullen, dit vermeldende, eene fchoone gelegenheid aantreffen, om de waarheid te bekragtigen, van eene aanmerking, door ons voorheen gemaakt, „ dat eeni„ gen, der in de Regeering wed» her- „ ftel- (f) Het dewsegen voorgevallene, met de Vrouwe Gouvernante, verdient naageflaagen te worden , in onze Vadert. Hifi. ten onmiddelyken vervolge van Wagenaar, XXll. D. bl. 71—84. (t) Dit is voor handen in de iV, Nedtrl. Jaarb. 1789. bl. 641—644, LXV. BOE& 1789, Over* tang col Zeeland,  LX 7. 33 O e Ka 1789. Voordel van den , Penfionaris J Louvssen te riitfm gen wegens gedreigdOpreer. 1 ?6 VADERLANDSCHË ftelde Patriotten, te dier Stede, in hun „ volgend gedrag, betoonden, dat zy ,» hunner voorige Burger- en Geregtigheid lievende gevoelens indagtig waren, en „ behouden hadden (*)." Een en ander zal ons, op de onbedrieglyk1e wyze, kennelyk worden, uit een Voortel, door den Heer Joannes Louyssen, ?enfionaris Honorair van Vlisfingen, op den legen- en twintigften van Herfstmaand, jy de Regeering gedaan, en de gevolgen , welke dit voorftel hadt. „ Met een hart „ vol aandoening," dus ving hy aan, „ ben ik te deezer Vergadering verfcheei, nen, befchouwende de jammerlyke ge„ fteldheid, van deeze eertyds vermaarde „ Stad, tegen welker naauw herftelde rust, „ een nieuwe aanflag, heden veertien da„ gen geleden, fcheen te zullen uitbars„ ten. Daarenboven vind ik my belast „ met iets, dat my ten deezen opzigte, „ geheel ontmoedigt!" Hier op verhaalde de Penfionaris, dat 3e Heer J. C. Bert, thans te Leyden ïvoonagtig. voorneemens geweest was, sich te Vlisfingen neder te zetten, waar ly reeds een aanzienlyk Huis gekogt hadt, sn ter betrekkinge liet gereed maaken; met bygevoegde vermelding, van hoe veel beiangs, uit verfcheiden hoofde, zulk een [nwooner voor de Stad zou weezen. -—Doch deeze in 't vooruitzigt der Stede zo nut- (*) Zie ocze Vadert. Hift. XX1Ï. D. bl. 14a,  HISTORIÉ. 97 nuttige Burger, hadt hem gelast, den arbeid aan het gekogte Huis te doen ftaa ken. en 't zelve te fluiten, verklaarende na Vlisfingen niet te zullen komen , zonder ftellige verzekering ontvangen hebben, dat hy volkomen, op de zekere en veilige Inwooning, onder de befcherming der Wetten , en der Juftitie, konde ftaat maa- ken. Te meer verlangde die Heer, Zodanig eene verzekering te erlangen; daar hy wenschte, zich van eene gelegenheid te bedienen, dat 'er een Schip na Demerary zeilree lag, om der waards tyding, van de ómftandigheden der Stad Vlisfingen te zenden: ten einde allen, waar op hy betrekking hadt, te waarfchuwen van zich te wagten, met öp die Stad één enkele Baal of Vat af te fchepen: naardien men niet zeker zou kunnen weezen, dat meh zyn Goed, het eene half uur aangekomen, het andere half uur nog zou bezitten. . Naa voordragt van dit ter zaak aanleidend geval, waar op hy betuigde, zich buiten ftaat gevonden te hebben, om aart 't gedaane verzoek te voldoen, en dus oordeelde , het ter kennis te moeten brengen van de Regeering, vervolgt hy woordlyk; „ Maar Ed. Agtb. Heeren! is het „ niet hoonende, niet vernederende voor „ elk, die eenig gevoel van Eer heeft, „ 't zy Regent, 't zy Burger, dat Vreem„ delingen, die geneigd zyn, om zich „ met 'er woon hier te plaatzen, in de „ noodzaak gebragt worden, om voor af „ zekerheid te vraagen, tot eene veilige XXIII. Deel. G „ &. lxv. BOEK.  98 VADERLANDS CHE LXV. boek. 1789. „ Inwooning? — Hoe vernederend voor „ een Lid van Staat, het publiek credit „ zo verre te misfen, dat het zich, aan „ dergelyke buitengewoone, maar nood- zaaklyke vraagen, ziet blootgefteld. = „ Hoe beledigend voor den Souverain, „ de Heeren Staaten van Zeeland, die by „ Hoogstderzelver nadruklyke waarfchu„ wing van één July mdcclxxxvii., en „ opgevolgd Plakaat van dertien Augustus „ deszelfden Jaars, zo ernftig allen Op„ roer en Geweld verboden hebben, met „ aant fpreide Gerugten, Eifchen, en Bedrei„ gingen, wel aan de eene zyde met ver,, agting befchouwd hebben, hebben wy ,, egter, aan de andere zyde, tot ons „ leedweezen, befpeurd, hoe door dit ?, middel de rust, ten naauwer noode „ herfteld, weder beroerd is, endeherin,, nering van yoorige Gebeurtenisfen we,, der vêrleevendigd: terwyl wy vertrou.„ wen, dat een ieder reeds uit zich zel5, ven zal hebben opgemaakt de gevolgen, die uit eene dergelyke gisting der ge- moederen, ten nadeële van den Koop- handel, Handwerken en Neeringen, „ noodzaaklykmoeten voortfpruiten; daar, s, niemand op eene fecure Inwooning kun- nende ftaat rnaaken, de gegoede ,Inge„ zetehen deeze Stad zullen moeten ver„ laaten, en Vreemdelingen afgefchrikt, öm zich daar in neder te zetten." Naa de Burgery , tot aflegging van alle partyfcaap, wantrouwen, nyd en kwaadfpreekeriheid, en het betragten van daar tegenóverftaandé Burgerdeugden aangemaand te hebben, verzekeren zy, ,, dat, „ daar zy de bewuste rustftporende Ge?, rugten, aljeen toëfchreéven aan de finis,- tre ooginetken, van eenige weinige „ woel-  HISTORIE. 105 woelzieke of kwaalyk onderrigte men3, fchen, wilden zy alle -hunne overige 5, Burgers vermaand hebben, om zich des„ wegen voortaan niet te bekommeren: „ terwyleenieder, overeenkomftigde Wet„ ten zich gedraagende, ftaat kon maa„ ken, .op hunne kragtdaadige befcher„ ming." Ten deezen einde hadden zy de Krygsbezetting, en den Burgerkrygsraad op nieuw bevel gegeeven, om tegen alle zamenrottingen , geweld en plundering te waaken, met volmagt om geweld met geweld te keeren: en ook den Baljuw verzogt, naauwkeurig onderzoek te dpen, na de aanleggers en beftuurders der jongfte Eeweegingen, doende dezelve , en die, welke naderhand zich tot dergelyke Bedryven mogten verftouten, ftraffen, naar de geftrengheid der Wetten. Zy herinneren de Burgery aan de llrafdreigende Plakaaten, des Jaars mdcclxxxvh. aan de waarfchouwing des Stadhouders, in den Jaare MDccj.xxxvni. gegeeven. Daarenboven, beloofden zy eene Belooning, van honderd Zeeuwfche Ryksdaalers uit 's Stads kas, aan den geenen, die den Verfpreider, of Uitvinder van dusdanige fchrikbaarende gerugten, zou bekend maaken, met belofte van Strafloosheid, zo hy daaraan zelve medepligtig mogt weezen. (*) De zegepraal van Lotjyssen, in het verwerven van het doen deezer Afkondiginge, was een fcherpe doorn in den voet van (*) IV, Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1410-1413. G 5 LXV. boek. I780; iantzicb egen L.OUYS- ien aan.  io6 VAD ER LA NDS C HE LXV. boek, van den Baljuw Appollonius Jan Coüneus Lampsins. (*) Hy vioeg een Affchrifc van het Vertoog, 't geen Louyssen verzogt hadt, dat in de Stadss Papieren mogt geplaatst worden, met voorneemen, gelyk hy betuigde, „ om zyn „ Ampt, 't geen hy de eer hadt uit „ naam van zyne Doorlugtige Hoogheid, „ uit te oefenen, viy te fpreeken van de 9, aantygingen, daar in ter neder gefield." Naar zyne Verklaaring was zyne aan„ doening over de droevige gefteldheid „van Vlisfingen, niet minder, dan die „ van den Penfionaris Louyssen; dezel- ve vermeerderde dagelyks, wanneer hy „ zag, welke rmchinatien 'er in "t werk „ gefteld werden, om Tweedragt te ver„ wekken, en het vertrouwen te vermin- „ deren. • Machinatien beiokkend, by „ wien het ook zyn m >ge, waren in zyn „ oog verfjeylyk!'' Voorts vroeg de Heer Lampsins, of de gedreigde, en in het Voordel van Louyssen, opgegeevene Beroertens in Vlisfingen, daadlyk plaats gehad hadden, dan niet? met bygevoegde betuiging, „ dat de bewustheid en kennis, van de s, Leden der Regeering genoeg was, tot „ ant- By de Regeeringsverandeting te Amflerdam^ op zyn verzoek ontflaagen. Zie onze Vadert. Hifi. XXï. D. bl. 7 ; in Wynmaanti des Jaars 1787. door zyne Hoogheid, tot B Ijmv van Vlis/ingett aangofteld. Verzamel» èy de Chalmot , XXAVi. D. bl» 2*5?  HISTORIE. lof antwoord op die vraage." Dan, laaten wy zyne eigene woorden hem in den mond leggen, hy zegt. „ Neen Ed. Agtb. Hee„ ren! al wat men van een pluriderziek Gemeen heeft willen uitftrooijen; alle „ Opruijingen, waar mede men de goede Ingezetenen deezer Stad heeft willen be- tichten, zyn in rook verdweenen: en ,» zo 'er al eens werklyk kwalyk gezin„ den genoeg gevonden waren, die be- zield met laage en verfoeylyke oogmer„ ken, hunne losbandigheden den tenge! „ wilden vieren, zyn dezelve niet door „ de wyze voorzorg, van de twee Hee„ ren regeerende Burgemeesteren, door de Refolutien van deezen Raad gefterkt, „ te leur gefield?" Dit gordyn voor de beweegenisfen des Oproers gefchooven hebbende, is de Baljuw Lampsins, 'er op uit, om anderen zwart te maaken. „ 'Er zyn, „ vervolgt „ hy", ,, geen andere Oproerkraayers dan „ de zulken, die geen vertrouwen in de „ tegenwoordige Regeeringsvorm hebben„ de, de Wetten, de Juftitie, en de gee„ nen, die dezelve moeten uitvoeren, in verdenking zoeken te brengen, als of „ zy hunnen pligt vergeten, en dus als ,, onwaardige Regenten te doen voorko- ,, men. Zulke Oproerkraaijers, zyn „ te zoeken, onder die geenen, die geftuit in hun boos voorneemen, het her„ ftel der wettige Regeering benyden, en ?, hunne wraak oefenen, door dezelve gehaat of haatlyk te maaken. Eene lxv» boek. I789?  LXV. £ O E K. f.789. ï©8 vaderlandsche ,, Eene onpartydige Juftitie kan a'^en ,, dezelve in behoorelyke paaien houden' ,, maar wat kan de Regter doen zonder befcheiden? Die geeneh, die zulke gru„ welen brouwen, wagten zich z,rgvuls, dig, op dat men hunne euveldaaden s, niet bewyzen zou. — Het vertrouwen alleen, is thans genoeg, om die wel- denkenden in rust en vrede te houden, „ als men waakt voor hunne regten, als 9, men zorg draagt voor hun welzyn, dan ,, wordt liefde en agting voor Regenten „ aangekweekt. „ Geheel anders Èd. Agtb. Heeren l was het vóór de gelukkige Omwenteling ,, gefteld. Een verfoeylyke Kabaal ftrem„ de de Juftitie, vervolgde de Yveraars van de Conftitutie, en plundérde, als „ 't ware, den Stadhouder van zyne Voor„ regten. Regenten, Burgers, Ingezete„ nen, 't Gemeen zelfs, was befchimpt ,, èn onderdrukt, dus getergd, verfchaf- ,, ten zy zich Regt. En heeft men s, niet gezien, dat indien tyd, alle wyze „ voorzorgen, ja zelfs buitengewoone ,, Precautien, van geen vrugt geweest „ zyn, en een dol onbezonnen, en mis„ leid Gemeen, hunne wraaklust, aan de „ Goederen van hunne Medeburgers zog? ten te koelen. „ Thans Ed. Agtb. Heeren! zyn ordi3, naire en welberaamde middelen genoegd zaam. Twee keeren hebben wy 'er de fpreekendfte bewyzen van in deze Stad; ik bedoel het gebeurde den zevenen? 5, twin-  HISTORIÉ. 109 j', twintigften van October mdcclxxxvii. „ en op den vyftienden Augustus laastj, leden. „ Zien de Burgers niet met zo veel „ gedulds, als bedaardheids aan, hoe wei„ nig men de voorkeur geeft aan de wel,, denkenden? Zyn 'er niet reeds naa de „ Omwenteling Bedieningen gegeeven, zo in het Kerklyke, als in het Burger„ lyke, aan Perfoonen, die wel tegen; maar niet voor de Conftitutie, en het Gezag der Stadhouderen geyverd heb„ ben ? Zyn 'er U Ed. Agtb. eenige klag„ ten over gedaan ? Hebben U Ed. Agtb. eenige, anderzins zo billyke Verzoek„ fchriften daaromtrent gezien ? Staat men „ niet openlyk voor die geenen, die men „ Martelaars van het Patriotisme noemt, „ en die in de daad niet anders zyn ge„ weest, dan Uitvoerders van de fnood„ fte raadflagen? „ Dit is genoeg gezegd Ed. Agtb. Hee„ ren! om voor U Ed. Agtb., en voor „ de Posteriteit aan te toonen, dat Flis„ fings Burgery, wiens welvaard wy niet „ minder, dan een van U Ed. Agtb. ter „ harte neemen, vreedzaam en welden„ kend is; dat het Officie waakt voor die „ booze aanflagen, dat Heeren Burge„ meesteren hun pligt gedaan, en dat U „ Ed. Agtb. die voorzorge gebillykt en onderfteund hebben. „ Wat vreest men dan voor geweld, „ als alles in Rust is? Wat vreest men „ voor brand, als de Brandftichters ge- „ weerd LXV. Boek. 1789,  ito VADERLANDS CHE LXV. Boek. 17-89. Aantekening van vier Raaden daai tegen. „ weerd worden? —- Ik vertrouw Ed. „ Agtb. Heeren, dat gy dit, tot myne „ perfooneele decharge, en dat van het „ Ambt, 't geen ik de eer heb te bekleen „ den, wel in de Notulen zullen willen „ plaatzen. (*) " Dit Hot verzoek, gehegt aan een Voordragt, zo vol onwaarheden, als door zuid met bitterheid, (f) wenschten vier Raaden der Stad Vlisfingen, P. G- Schorer, A. van Doorn , A. Sandra en A Louyssen, uit de Stads aantekeningen gehouden, of gezuiverd te hebben van zodanige uitdrukkingen, die, wilde de Raad niet gevoelloos zyn, geenzins onbeantwoord konden gelaaten worden. Sterken en herhaalden aandrang > hadden zy hier toe vrugtloos gedaan: -en oordeelden zy zich verpligt, het doen eener Tegenaantekening aan zich te houden. In de daad, de Gefchiedkundige Waarheid, mag gezegd worden verpligting te hebben, aan deeze ongeneigdheid des Baljuws, om na dit verzoek te luisteren. Gemelde Raaden kwamen hier door in de noodzaaklykheid, om zaaken te ontdekken, en der penne aan te bevelen, die veelligt anders verhooien zouden gebleeven zyn, en van aanbelang (*) Verzamel, by dê ChaLmot, XXV. D.bl. 268. enz. en N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1410—1427. (t) Wy verzoeken onze Leezers met deze Voordragt te vergelyken, watwy, wegens het Oproer in Vlisfingen, aantekenden in onze Vaderh Hifi» XV11I. D. bl. 376. en byzonder 382. enz.  historie. in lang moeten gerekend worden, om veele Gevallen op te helderen, en eenige Perfoonen te ontmaskeren. Het zal ons over zulks niet verdrieten het voornaamfte, uit deeze Tegenaantekening. mede te deelen. Naa opgemerkt te hebben, dat de Heer Lampsins, ten tyde der bedoelde baweegingen, zich in 'sGravenhaage bpHièidtj en voorby flappende, het redeiisbeleid van hem gehouden, daar is niet geplunderd ; derhalven was 'er geen oogmerk om te plunderen, en dus waren ook alle buitengewoone voorzorgen noodloos, oordeelden zy, dat, in het door hem overgeleverde Stuk, zulke veel gewaagde Hellingen voorkwamen, dat zy meenden ze niet onbeantwoord te moeten laaten, bovenal daar zy voortvloeyden uit de pen van iemand, die een Voorflander behoorde te zyn, eener onpavtydige Juftitie, een Kenner en Handhaaver der plaats hebben* de Wetten. „ Te vergeefsch", dus vervolden zy woordlyk, „ tragt de Heer Baljuw de „ Bedreigingen van Geweld en Plunde„ ring, op rekening te ftellen van die „ geenen, die^ hy befchryft als de zuls, ken, die niet vergenoegd met de tegenin woordige Regeeringsvorm. en gefluit in hun „ booze voorneemen, het herfiel der Wettige „ Regeering benyden, en hunne wraak oefe„ nen, door dezelve gehaat of haatlyk te maaken." Te vergeefsch, tragt hy de Aanleggers en Verfpreiders der Beweegingen, die hy de eer aan doet van Tve- raars LXV, JiOEKj ï?8o.  LXV. boek. ïis VADERLANDSCHÈ raars voor de Confiüutie te noemen, te exculpeeren. „ De aart der gédaane Èifchen en Be„ dreigingen, de woelingen der bekende „ Roervinken, bewyzen genoegzaam, on,, der welke Clasfis van Lieden men het kwaad zoeken moet. — 't Zyn dézelf9, den, die wy onder den dekmantel van ,, te yveren voor de oude Conftitutie, ten „ Jaare mdccxxxxvii. , de Huizen en „ Goederen hunner weerlóoze Medebur„ geren hebben zien verwoesten, plunde3, ren en berooven; die wy hunne Wet„ tige Regeering, hebben zien van 't 9, kusfen jaagen! — 't Zyn dezelfde , die ,, wy meermaalen den naam van de Goede ,, Burgery, Van weldenkende Burgeren hoor,, den geeven, wanneer men, door de ,, verdeediging, of verfchooning van der„ zeiver gedrag, zyne oogmerken meen- de te kunnen bevorderen! — Maar, „ zo lang 'er onderfcheid zal zyn tusfchen „ lieht en duisternis, zal de onbevoor9,, oordeelde Naakomelingfchap, de bete- kenis deezer Klanken onderfcheiden! „ En alien, die aankleevers van Deugd ,, en Godsdienst, zo wel als van de Con„ ftitutie zyn, zullen zieh bedroeven over ,, de Huichelaars, die hun op zy ftree,, ven?" By dit algemeene laaten die Heeren het niet berusten. Met den vinger wyzeri zy aan, de gelegenheid by welke, door wien en hoe de ter zyde gefchoovene Onlusten veroorzaakt waren. „ Om klaarder te  HïSTORIË. 1I3 « te fpreeken", gaan die Heeren voort, 33 wanneer men te rug denkt, op de ver i ,i vulling der opengevallene Raadsplaatze, j, in ftede van den Heer J. A. Schorer, 99 en de directie, door den Heer Baljuw 93 daar in gehouden, kan men dan in 9j twyfel ftaan, omtrent de fource der be- i, doelde Beweegingen? De Vroed- ,, fchap formeert, by meerderheid van ,9 ftemmen, (zo als altoos) eene Nomi- natie van twee Perfoonen, agtervolgens 3, de Privilegiën deezer Stad, en het Regt ,, haar toekomende,», zonder dat daar te39 gen, door den Heer Baljuw, eenige be„ denkingen worden geopperd. (*) De j, Nominatie wordt, agtervolgens het Be„ fluit van den Raad, met concurrentie ,, der Baljuw genomen, door een Stads 9, bode aan zyne Hoogheid gezonden; ten ,, einde, één perfoon daar uit, tot Raads„ man te kiezen. „ De Baljuw, fchoon verpligt zich te '„ laaten welgevallen, het befluit der Meer„ derheid; doch misnoegd, over het mis„ lukken van zyn oogmerk (f), begeeft ,, zich H Op den vierden July 1789., werden genomineerd de Heeren Daniël Jacobus Matthyssen en JohanCorneus Kroeff, en is eerstgemelde Heer in 't laatst van Oftober daar aan volgende ceëligeerd door zyne Hoogheid. 6 riL^^T' -b,ï den '* APril V%9. den Griiner ter Thefaune Hermanus Pruist, uitnaam van zyne Hoogheid gerecommandeerd. — Deeze en de laast voorgaande Aantekening zyn van dc Stellers der Tegenverklaaring. * XXIII. Deel. H LXV. 10 ek.  U4 VADERLAND SCHE lxv. boek. ,, zich na 'sHaage, verzoekt zyne Hoog-» „ heid de Verkiezing op te houden, for,, meert zwaarigheden tegen de Nomina„ tie, dreigt Heeren Burgemeesteren, by „ eenen Brieve, in 's Raads Notulen nog ,, voor handen, met een verzoek, 't geen ,, hy aan zyne Hoogheid zou doen, om cafu uo de Nominatie te feponeeren, en „ op dezelve geen reguard te Haan; be„ fchuldigt den Raad, van tegen de Pu- blicatie van zyne Hoogheid aangegaan „ te hebben; ja zendt, boven dien, den Stadsbode te rug. „ Zodanig eene willekeurige handel- wyze, zo hoonend voor de agtbaarheid „ der Regeeringe, en die niet onbekend „ kon blyven, moest natuurlyker wyze „ opfpraak maaken, een Object worden „ der beoordeeling van 't Publiek, en naar maate der verfchillende denkwyze en „ neigingen, worden uitgelegd. Hier 5, by kwamen Murmuratien, over voorige „ mislukte bedoelingen; en daar men voor„ maals de gelukkige uitwerking van Ge„ weid, en Bedreigingen, ondervonden hadt, was het niet vreemd het zelfde „ middel te baat te neemen; misfchien al- leen om vrees aan te jaagen, en dus ,, het voorgenomen oogmerk te bereiken." In deezer voegen de aanleidende oorzaaken der jongst in Vlisfingen gereezene onlusten klaarder ontdekt hebbende dan Lampsins, en diens Aanhang wenschten, paaren zy 'er nevens. „ Gedankt zy de ,, Hemel! dat die Troubles gefluit zyn, ,, het  HISTORIE. "5 s, het zy dan door de wyze maatregelen „ der Regeering; het zy door de ge„ dreigde Oppofitie der meeste Burgeren, „ die afkeerig van geweld, en den in„ vloed daar van, op hun beftaan gevoe„ lende, geen bloote aanfchouwers van ,, zulke fnoode ontwerpen verklaarden te », willen zyn! Mogt zulks verhoeden, dat „ men niet wederom dien geesfel ophieve, „ en de vermaaningen by U Ed Agtb. » jongfte Publicatie, van gewenschte vrugt „ waren 1" Hoe veel die Heeren dus gezegd hadden, konden zy niet na laaten, op het uitboezemen van dien wensch te laaten volgen; „ Maar zal men dit verwagten, „ dan moet men geen haatlyk onderfcheü „ maaken, tusfchen Burgers en Burgers. „ Dan moet men niet verheffen, het Geduld „ en de Bedaardheid, van zogenaamde „ Weidenkenden, daar zy zonder beklag heb„ ben aangezien, het geeven van Bedienin- gen, zo in V Kerklyke als Burgerlyke, „ aan Perfoonen, die (volgens het zeggen „ van de Heer Baljuw) tegen de Conjiitu„ tie, en het Gezag der Stadhouder en zou- „ den geyverd hebben. Dan moet men „ deugdzaame Burgers niet befchryven, „ met dezelfde ademhaaling, als Marte,, laars van het Patriottisme, Uitvoerders „ van de fnoodfie raad/lagen Dan moet „ men niet raazen, met toepasfing op ?i deeze Stad, (want anders kan men in 5, 't bewys, geen goeden zin vinden.) op eene verfoeilyke Kabaal, die de Juftitie Ha „ ftrem LXV. BOEK. I789.  n6 VADERLANDSCHE LXV. B 0B K I7Ö9. „ ftremde, de Tm aars van de Conftitutie „ vervolgde, en den Stadhouder, als het ,, ware, plunderde van zyne Voorregten. — „ Het zyn geleende klanken, enkele groot„ fpraak, van alle mogelykheid van bewys „ ontbloot. Wanneer heeft men ooit in „ deeze Stad eenig Regt, hoe genaamd, „ den Heer Erfitadhouder ontnoriïen ? , Wanneer heeft men her ooit, in dien ,] tyd. de Juftitie geftremd? Wie zynde „ Yveraars der Conftitutie, die men kef „ vervolgd heeft? Waar in beftaan de be„ fchimpingen en onderdrukkingen, die „ eenige Regenten, Burgers en Ingezete„ nen, hier hebben moeten lyden ? „ Indien 'er immer alhier eenige Re„ genten tot zulk een verfoeilyke Ka„ baal behoorden, (des geenzins) zyn zy „ uit het Beftuur geremoveerd, of zy zyn „ 'er in gebleeven. Maar, waarom „ heeft, in het eerfte geval, de Juftitie ,, dezelve niet vervolgd? en waarom doet „ Zy het nog niet ? En hoe zou zodanige „ gehazardeerde Aantyging aanloopen, te„ gen de Publikatie van zyn Doorlugtige „ Hoogheid, van den twintigften Maart „ mdcclxxxviii., by welke, (naa een voorafgaand onderzoek, door eene pleg„ tige Commisfie, daar toe uitdruklyk „ beftemd, en die aan een iegelyk gele, genheid hadt gegeeven, hunne bezwaa'„ ren in te brengen,) alle en een iegelyk „ wel ftrikt wordt verboden, de ontflaa„ gene Regenten, Raaden en Ministers „ te betichten, van zich in de Regeering „ van  HISTORIE. 9, van Land of Stad, niet naar behooien ,, gedraagen te hebben. En, indien 'er nog Regenten, tot die verfoeilyke ,, Kabaal, door den Heer Baljuw be9, fchreeven, behooren, dan gelieve zyn 9, Wel Edele, (zo hy durfr,) dezelven 59 op te noemen, en het is zynpligt, de „ daar tegen vastgeflelde Wetten te hand- haaven." Gingen deeze Heeren dus, van ftap tot flap, tegen wat Lampsins , in algemeene bewoordingen, hadt aangeduid, nog fchoot hun, die niets voorbygingen: dewyl alles Zo veel vats voor tegenfpraak en wederlegging opleeverde, eene daadzaak over, in het befchuldigend Vertoog, vermeld. „ Wie, vraagen de Tegenaantekenaars," „ wie bedoelt zyn Wel Ed. Geftrenge, door de Tveraars tegen de Conftitutie, aan men men Kerklyke, of Burgerlyke , Ampten gegeeven heeft, naa de Omwenteling, ,, anders dan den Boekverkoper Thomas 9, Corbelyn en den Wynkooper Gillis „ Baart? — De eerfte is, op zyne beurt, ,, Ouderling der Nederduitfche Gerefor., meerde Gemeente geworden, met con„ currentie van de Heeren Gedeputeerden, ,, (een enkele Lastpost), en de ander „ kreeg het geringe Amptje van Ontvan,, ger, van de Nederduitfche Armen, by „ Befluit van deeze Vroeufchap. — Waar ,, mede hebben deeze Burgers zulks ver„ beurd? Is het dan genoeg geplunderd te zyn, om verftooken te weezen, van „ de voorregten der Maatfchappy? Of H 3 ,, geeft LXV. soek. 1789.  n8 VADERLANDSCHE LXV. boek. 1789 „ geeft het veel eer aanfpraak, op het „ Christlyk mededoogen zyner Medemen,, fchen, helaas J tegenwoordig te weinig „ gekend! wanneer, en in welke gevallen, ,, (want het is ons onbekend,) hebben „ meer gemelde Burgers, geyverd tegen „ de Conftitutie ? Van welke fnoode aan- flagen zyn zy de Uitvoerders geweest? „ Het zou den Heer Baljuw, (des hou,. d:n wy ons verzekerd,) moeilyk val3, Ten, om, des geroepen, iets deezer „ Befchuldigingen te bewyzen. Zy zyn, „ thet veelen hunner Medeburgeren, door s, een dol, onbezonnen en misleid Gemeen, „ (te regt door den Heer Baljuw dus 5, befchreeven,) met veragting van'sLands Wetten, en der ferieufe Straffen, by het „ Plakaat van Amnestie , van den dertien„ den Augustus mdcclxxxvii, zo kort „ te vooren bedreigd, geplunderd, bè„ roofd van hunne Goederen, 't is waar, 9, ondanks de wyze voorzorgen der Re- geering, maar op wien daalt de fchan' „ de en verantwoording hier van neer? „ Wie verydelde deeze wyze voorzorgen ? „ Hier was Ed. Agtb. Heeren! een 9, ruim veld om uit te weiden, maar ,, fchuiven wy liefst een gordyn, voor „ dit tooneel van Ongeregtigheid, (!) „ terwyl wy zo wel de Inftrumenten, als de Slachtoffers der wraak beklaagen. En » wy (*) Wy hebben het opengefcho ven, inliet XV1IL £>jel uiuef Fader!. Hifi. bi. 31*2, enz.  HISTORIE. iiq u WY zouden dergelyke gevoelens, in den Heere Lampsins , hebben durven wagten, indien hy vóór de Omwenteling, „ in deeze Stad verkeerd hadt, en ge„ tuige der zaak geweest ware. „ Maar," en met deeze veel beduidende aanmerkingen, befluiten zy hunne Voordragt, „ indien alle Regenten, Burgers en Ingezetenen deezer Stad, ingevolge „ der ernftige aanmaaning van zyne Doorlugtige Hoogheid, alle tot hier toe plaats gehad hebbende Partyfchappen, „ en Animofiteiten, moeten laaten vaaren, „ het voorgevallene wederzyds yergeeven „ en vergeeten, en, gelyk het goede Bur„ gers en Ingezetenen betaamt, voortaan „ in goede harmonie zamen leeven; in„ dien het betragten of naalaaten van dien Pligt, van de zyde der geenen, die ,, Profesfie maaken Aankleevers te zyn van „ de belangen van het Huis van Oranje s moet worden aangemerkt, als de toetfteen, van de Opregtheid van derzel„ ver gevoelens en bedoelingen, waar toe „ opgehaald niet alleen; maar geëtablisfeerd zelf, het haatlyk onderfcheid, tus„ fchen Burgers en Burgers? Waar toe uitgevaaren tegen eene Kabaale, wier „ voorgaande beftaan, binnen deeze Stad, ,? zelf onbewysbaar is ? Waar toe Burgers tegen Burgers aangehitst, ter zaake van gepretendeerde voorkeur, in de uifdee„ ling van zekere Ampten, hier vooren gemeld ? Waar toe de ÈSegunüigden geH 4 „ haat lxv. hoek, ir8^  ïao' VADERLANDSCHE lxv. boek. 1789. Lampsins als Baljuw door dei Prins ont flaagen. Vorde ring v9 weder- „ haat gemaakt, in de oogen hunner Me„ deburgeren? (*) Op dit Stuk, zo vol ontdekkings, met zo veel Zeeuwfde rondheid gefteld, en ingerigt, om den aanvaller tot fchaamte en zwygen te brengen , vinden wy niet dat hy geantwoord heeft. Tusfchen de Stadsregeering, waar onder zich Mannen bevonden, die dagten en fchreeven, gelyk wy vonmiddelyk gezien hebben, en den Baljuw Lampsins , moest een wortel van onaangenaamheid fchieten, die wrange vrugten droeg. Deeze, waar van wy terftond eene proeve zullen zien, fchynen den Heer Lampsins zo weinig gefmaakt te hebben, dat hy, in 't volgende Jaar, van zyne Hoogheid ontflag verzogt, van eene post, hem door dien Prins, in Wynmaand des Jaars der Omwentelinge, met zo veel vertrouwen opgedraagen, om de plaats te vervangen, van Antony Pieter, Lambrechtsen, die des vrywillig afftand deedt. (f) Op gedaanen aanzoek, verleende zyne Hoogheid Lampsins ontflag, met behoud van den Rang, Vborregten en Vrydommen, aan voorige Oudbaljuwen verleend. (§) . De byzonderheid, na welke wy zo even ieen wenk gaven, was van eene zeer ern- fti- (*) Verzamel, by de Chalmot , XXV. D. bl, 26a—271. (t) Zie onze Vader/. Hift XXII. D. b. 141. (§) Verzamel, by de Chalmot, XXXVI. O. bls *»?7?  HISTORIE. i2i ftigen aart, en verdient ter rechte kernisfe van het beloop der dingen, ten deezen dage, gekend te worden. De in Vlisfingen van hunne Posten ontzette Regeeringsieden, L. C. van Sonsbeek , N. C. Lambrechtsen, C. Versluis, F A. van Rosevelt Cateau en J. W.Bouwkns, drongen, by eenen Brieve, in Bloeimaand aan, op de Vergoeding der Recognitiën, in hunne onderfcheidene Stedelyke Posten betaald, op den grond, dat zy hun Ontflag, by die Regeeringsverandering, verkreegen hadden, ,, met behoud van zoda„ nige voorregten, als oude Regenten en „ Ministers gewoon waren te genieten"; en dat zyne Hoogheid, hun door dit bedryf, niet in hun goeden Naam gekwetst, of in hun Perfoonen of Goederen benadeeld wilde hebben; maar hun in zyne byzondere befcherming nam. Zy fpraaken telfens, over de billykheid van hun verzoek, en de onregtmaatigheid, welke 'er in zou gelegen zyn, indien de Geldmiddelen van eenige openbaare Corpora bevoordeeld werden, ten nadeele van hun, „ die", gelyk zy openlyk met zo veele woorden verklaarden, „ voor het meerendeel, „ althans eene zo aanmerkelyke fchade was „ toegebragt, door de plundering en roof „ hunner goederen." Te meer oordeelden zy, die wedergave te mogen eifchen, daar door hunne Opvolgers, de gewoone Recognitiën , aan de Stads Kas, en de arme Zeemans- en Visfchers-béurs betaald, waren. Gelden, die niet ingekomen zouden H 5 we> LXV. boek. i78p; gave der Amptg el den door eenige AfgezetteVlisftnge Regeeringsladen.  m V ADERLANDSCHE LXV. boek. I789. Ongun|üg Verflag en Befluit pier op. P G. Schorer kant 'er zich ie gen aan. iveezen, indien zy in hunne posten gegeeven waren. Dit ging vergezeld, met de opgave der fommen, die elk hunner, op dien grond meende te vorderen te hebben. (*) Wel hadt de Regeering van Vlisfingen* gelyk zy zich uitdrukte, „ gewenscht een „ gunftiger verflag op dit verzoek te kunnen „ uitbrengen, dan dezelve deedt, met te „ verklaaren, dat in dit Verzoek niet kon „ getreeden worden; ten zy die Heeren „ afftand deeden, van alle Prerogativen, „ Honeurs, Emolumenten en Ampten, „ waar van zy thans genot hadden." Verfêheide redenen, die zy onvermeld lieten, waren hun hinderlyk geweest, in het uitbrengen van een gunftiger Befluit; als geen der minste bragten zy in 't midden, de deswegen gemanifesteerde Intentie „ van zyne Doorlugtige Hoogheid." Met betrekking tot den Heer N. C, Lambrechtsen , als geweezen Penfionaris aan? gemerkt, maakte men geene zwaarigheid, om hem, in dié hoedanigheid, de bepaalde Recognitie weder te geeven; doch onder de voorgemelde bepaalingen, (f) Ten tyde van het neemen deezes Stadsbefluits, was de Heer P. G. Schorer, Raad en Secretaris van Vlisfingen, uit hoofde van ongefteldheid, buiten ftaat geweest, om zyne gedagten te uiten, by de herleezing behieldt hy aan zich zyne Aan- C) Verzamel, hy de Chalmot, XXV. D. bl. 190. (f) Verzamel, by l>e Chalmot , XXV. D. bl. 193.  HISTORIE. Ï23 Aantekening tegen dit Befluit, door hen met bynaamen van onbülyk en onbeftaanbau beftempeld. Andere oogpunten, uit welken, dit ftul zou kunnen befchouwd worden, als d< onwettigheid der Remotien zelve, en d< gelleldheid der Staatsvergaderinge, by wel ke dit Stuk tot een Befluit kwam, maa: even aan flippende, bepaalt de Heer Scho ree. zich,'om alleen zodanige gronder aan te voeren, „ waar op elk Regent, er „ dus ook mede de ontflaagen Regenter „ en Ministers, hun volmaakt regt, tol „ het behoud hunner Amptsbedieningen „ konden gronden; om vervolgens daai „ uit te doen blyken, met hoe weinig „ fchyn van regt, aan de ontflaagene Re„ genten, de door hun betaale Recogni„ tien, konden geweigerd worden, of de „ teruggaave daar van verbonden aan nieuwe Opofferingen." Dit doet hy breedfpraakig, en met klem van bewyzen, uit den aart der zaake, uit vroegere gevallen van deeze foort, en zelfs uit laatere, uit tegenwoordige gevallen , die met het onderwerp, door hem verhandeld, in een onmiddelyk verband ftonden, ontleend, niet zonder overwyzingen en aanduidingen, van veel gewigts. Op de gelegde gronden oordeelde die Voorftander der Burgerlyke Vryheid en; Regten, bevoegd te weezen, om nader' zich te verklaaren, tegen het genomene j Stads befluit; maar verkoos liever, zyne f gevoelens aan den dag te leggen, door dit twee- ' LXV. ' tOEK, ; i i Ver:oekt de 'ernieti;ing deees Beiuit».  124 VADERLANDSCHE LXV. BOEK. X7&> :weevoudig voorftel. Dat hun Ed. A.gtb. by nadere raadpleeging, geliefden :e veranderen, of in te trekken, het door iiem betwiste Befluit, en aan de ontflaagene Regenten en Ministers, zonder onderfcheid, te doen wedergeeven, de Penningen door hun, tot het verkrygen der hun ontnomene Bedieningen, bepaald. — Ten anderen, dat hun Ed. Agtb. de Afgevaardigden der Stad Vlisfingen, ter Staatsvergaderinge geliefden te volmagtigen, om de Verzoeken reeds gedaan, ter wedergave van Provinciaale Recognitiën, alzins te onderfteunen. Schorer befloot zyn Voordragt, met de daar op zeer toepasfelyke woorden, van den beroemden Schryver der Satisfactie van Goes, de Heer P. L. van der Spiegel. „ In ons gezegend Land, is de minfta „ Arbeider zo volftrekt Heer van het „ zyne, als de doorlugtigfte Edelman; de „ Wetten van het Land zyn bekend, en „ in ieders handen; en zo lang hy geen „ daad begaat, door die Wetten veroor„ deeld, kan niemand hem deezen, of „ iets beneemen. De nieuwe Wetten , „ die gemaakt moeten worden, verbinden „ hem voor het toekomende ; maar be„ oordeelen zyne voorleden verrigtingen niet. De belastingen, die hy be- „ taalt, draagt hy in evenredigheid met „ andere ingezetenen, niemand is 'er vry „ van. Maar wanneer de Burgerlyke „ Overheden zich en hunne Geilachten beginnen aan te zien, als een byzondera  HISTORIÉ. i25 öasfe van Menfchen, afgefcheiden van „ het gemeen Lichaam der Ingezetenen, „ als Zelf-eigenaars de r Wetgeevende Magt, 9, wanneer zy uit inzigten van eigenbe,, lang, uit angst of traagheid, zich laa„ ten overhaalen in de begrippen van an„ deren, die het welzyn van den Staat „ niet nuttig zyn; dan heeft men te vree,, zen, voor den aanltaanden ondergang „ der openbaare Vryheid, en der byzon„ dere Vryheid, welke daar in gevestigd „is!" O Zo veel ingangs vondt het gezegde, en het voorftel van den Raad Schorer, dat de P7iifi/igfcie Magiftraat, het voorheen genomen Beiluit introk, en de Stads Thefauricrs gelastte, ten minsten bezwaar voor 's Stads Kasle, daar toe een middel te beraarnen. Zy gaven hier toe een middel aan de hand, 't welk de goedkeuring van den Raad weg droeg, (f) In kking, namen die Heeren genotfCLii en was het te dier gelegenheid, dat de Ueur Lambrechtsen, aan de Regeering van Vlisfingen de Papieren overreikte, betrekking hebbende tot zyne Commisfie, aangaande de verfchillen tusfehen die Stad, en den Domeinraad van zyne Hoogheid, welke hy deels het geluk gehad (*) Het geheele zeer leezenswaardige ftuk is voor handen, in de Verzamel, by de Chalmot , XXV. D. bl. 194. enz. (t) Versamei. by de Chalmot, XXV.D. bl.208, S09. LXV. BOEK, I789. 't Zelve ingetrokken. Lambrechtsen'sVoordragt te zyner verdeediging te dier gelegenheid.  126* VADERLANDSCHE LXV. BuKK.. had hadt, Uit de Vernieling zyner Goederen, by het Plundergeweld, te redden. By het vermelden hier van, voert hy in zynén Brieve dit vrymoedig woord (*); ,4 Ik zou thans Ed. Agtb. Heeren! geene ongepaste gelegenheid hebben, om te ,, treeden, in eene Ontvouwing def fa„ taaie omftandigheden van den Jaare „ mdcclxxxvii. , en fpeciaal, de vrees„ lyke Revolutie binnen Vlisfingen, met zo veel woede als ftoutheid aangerigt; om de mishandeling ons aangedaan, te „ vergelyken met het geen, geduurendé den geheelen loop der binnenlandfché „ Troubles, alhier gebeurd is, en 't geen „ wy billykérwyze, agtervolgens de Wet„ ten en de Conftitutie van ons Vader„ land, zo dikwerf bezwoofen, haddert 3, mogen verwagten. Ik zou, nopens het 9, gedrag van den Burger Krygsraad, en „ van het Guarnifoen , beiden by fpeci- aaien Ëede, aan dé ftipte naakoming „ der Orders van den Raad deezer Stad „ verbonden; nopens de buitengewoone „ Regeeringsverandering, en de daar toe ,9 ingerichte Staatsrefolutie, op den twee- 5, den (*) Het is uit deezèn Brieve, dac wy reeds hét een en ander hebben aangeltipt, de Plunderhjg té Vlisfingen in 1787. betreffende. Zie onze Vaderl. Hifi. XVIH. d. bl. 383—385- Dan wy konden ons niet wederhouden, de volgende gedeeltens ook over te neemen, als niet alleen gefchikt, om ons dien waardigen Vaderlander van nader by te doeii kennen-, maar ook een bykomend lich: ts verfpreiden, over vroeger verhaalde gebeurtenisfsn.  HISTORIÉ. 1&? s, den van Wynmaand des gemelden Jaars, « mitsgaders menigvuldige andere zaaken „ daar toe betrekkelyk, my kunnen uit- 9, laaten. Maar, wanneer ik alles ge- ,9 zegd hadt, 't geen ik zeker weet erj ,, bewyzen kan, zou ik nog altoos te 9, weinig gezegd hebben, tot myn oog,, merk, en welligt te veel naar het oog,, merk van anderen. De Waarheid ook, 9> hoe zeer miskenden ontveinsd, heerscht 99 altyd onzigtbaar; en de Ondeugd doet a haar niet minder hulde dan de Deugd. „ Rampzalig Vlisfingen! Gy die de eer9, fte der Nederlandfche Steden uwe poor,, ten voor de Dwinglandy geflooten, en der Vryheid hebt opengedaan! Gy, die ,, zo veel toegebragt hebt, tot opbouw „ en luister van het Vaderland! liet dan », de nyd op uwe rust en welvaart niet „ toe, dat/gy gefpaard bleefc, van het „ lot uwer Nabuuren! Moest een deel „ uwer eigene Burgeren verblind genoeg „ zyn, om zich, of daar toe te laaten „ aanvoeren, of zich aan uwe verdeedi,, ging te onttrekken! Gelukkig zy, die ,, zeggen kunnen. Ik althans heb er geen ,, deel aan! Dit is myn voorregt!" Naa vermeld te hebben, hoe die Plundergeest hadt kunnen gefruit worden vaart de Heer Lambrechtsen voort! Hoe 't zy, Ed. Agtb. Heeren! myn ,, taak is alhier afgedaan! Gaarn had ik „ de- r£\P« a* teb,0,"en"n8eh»aldeplaatze, in onze rederl. Ihfl. te vinden. LXV. BOEK. I789.  ta8 VADERLANDSCHË txv. Boek. 1789. „ dezelve op eene voegzaams wyze ge» ëindigd. En niemand kon minder dan ik verlangen daar in te volharden, zon* ,, der de goedkeuring van U Ed. Agtb» „ en het vertrouwen der goede Burgery. „ Deeze trouwens, waren myne grootfte aanmoediging, en verhinderden my meer„ maaien, eene post neder te leggen, „ welke te zwaar was, voor myne lic„ haams kragten, en welke ik tegen vooi„ deeliger, en aanzienlyker Eerampten hadt kunnen verwisfelen. Ik heb zo „ veele blyken genooten, van de Vriend„ fchap en het Vertrouwen van U Ed. „ Agtb., dat ik daar aan niet, dan met „ dehartiykfteerkentenisfe,gedenke. Nim3, mer ook, (zo veel my voorftaat,) heb ik met iemand van U Ed. Agtb. zedert myne eerfte toelaating, tot derzelver „ Raadpleegingen, eenig perfoneel ver„ fchil gehad, of van U Ed. Agtb. eenig „ verwyt geleden, wegens het waarneemen myner Functien. En wat de goede Burgery van Vlh„ ftngen aangaat, ik heb voor allen, zonder onderfcheid van rang of denkwyze, my toegelegd, met de hartlykfte belang„ neeming, met opoffering van myne jeugd, „ en ten kosten dikwerf van myne gezondheid. Niemand heb ik immer opzette„ lyk beledigd, en nog vleije ik my met „ de erkentenis, agting en vriendfchap, „ der meeste en notabelfle Burgeren, zelf „ van veelen, die van my en in het be„ grip, nopens de publieke zaaken, ge- „ oor-  HISTORIE. ia9 l, oordeeld worden te verfchillen. -- Ook j, erken ik openlyk de hardykheid, waar „ mede zommigen hunner, by de Heeren 5, Gecommitteerden van zyne Doorlugtige ,, Hoogheid, op de her Helling van my, ,, in myne Functien, hebben aangédron„ gen. (*) De toegenegenheid deezer „ braave Burgeren, zou alleen in ftaat „zyn, om my de ondankbaarheid, van ,, anderen te doen vergeeten. „ Geenzins, egter, ontveins ik, zo „ wel als eenigen myner Mederegenten, „ gedeeld te hebben, in den haat van 3, zommigen anders gefchikte Burgers. ,, Dit kon ook niet anders zyn; het is de gewoone belooning van zinken, aan „ wien de zorg van het algemeen belang is aanbevolen, en die getrouw aan hun,, nen pligt, de geheime of openlyke ma,, chinatien van onkunde, dwaaling, of eigenbaat durven tegengaan. „ De woede van het Gemeen heb ik ,, aan myn Huis, en Goederen, mede oh,, dervonden. Maar deeze onkundige en misleide Lieden, handelden als werk„ tuigen, ingevolge van hun voorfcbrift, „ 't Voöruitzigt op roof, verdoofde alle „ andere gewaarwordingen. Men weet ,, ook, hoe ligt het gemeen te verleiden 3, is, en ieder Menfchenvriend, zal de M ügt- (*) Wy hebben des een fpreekend voorbeeld by«èbragt, in onze Vaderl. Hift. XVIU D. bl. 391, ftTen vergelyke hier mede ook ons gezegde, in hes XXI. D. bl. 139. XXIII. Deel. I /.XV. ii O E K. 178^  i3o VADERLANDSCHE LXV. tOKKi I789. „ ligtzinnigheid en verhyftering, nu „ zelve by veelen reeds, fchoon te laat, „ befpeurd, en in de gevolgen ondervon„ den, beklaagen." Lambrechtsen , befchryft voorts zyn Afzetten, met aanduiding van zyne regtsbehouding, om zich, voor de fchending van zyn Eer, daar en wanneer hy zulks te raade zou vinden, behoorelyke voldoening te verfchaffen. Hy wenscht de herflelde Raaden geluk, met die uitkomst, en dat de verdubbelde liefde der Burgery, deeze waardige Mannen, het ongelyk hun aangedaan vergoede, en den last op hunne fchouderen thans weder gelegd, verligtte. Zich zeiven geluk gewenscht hebbende, met de rust hem thans vergund, vaart hy voort; „ Ondertusfchen „ wil ik niet nalaaten, myne vuurigfte ,, wenfchen, voor het welzyn van myne „ Geboorte - Stad, hoe zeer ik daar in, „ by zommigen miskend en mishandeld „ ben, uit te ftorten; terwyl ik, wegens „ menschlyke feilen en zwakheden, zo „ wel als iemand anders, aanfpraak meen te „ mogen maaken, op de toegeevenheid „ mynér Medemenfchen. In Burger- „ gefchillen van die hoedanigheid van „ dien aart, als wy beleefd hebben, al„ tóos het juiste midden te houden, nim„ mer door overyling van driften, door „ misvatting of verkeerde berigcen, van het „ fpoor af te wyken, is voor Menfchen, „ die de onvolmaaktheid hunner natuur, „ niet afleggen kunnen, onmogelyk. Het J; kan  HISTORIÉ; 131 5, kan ook niet anders zyn, of een Minisj, ter, die by het vertrouwen zyner Com,, mittenten, moed heeft, om voor de ,, Regten van zyn Vaderland of Stad, », volgens zyn last, of naar zyn inzien, „ met gepasten yvcr, te waaken, moet „ zich vyanden op den hals haaien. Maar, „ hoe veel meer is een Minister, aan heimlyke of openbaare vyanden bloot„ gefteld, wanneer hy, behalven zyn Mi,, nifterie, nog verfcheide Commisften „ heeft waar te neemen; hoe vermenig- vuldigen hier door zyne zorgen; maar ,, ook de gelegenheden, om zyne daaden te bedillen of af te keuren. Hier van ,, meen ik in eigen perfoon, een leeven„ dig voorbeeld te weezen. Dit toont de Heer Lambrechtsen, door den loop, zyner omtrent dertien jaarigen Stads- en Staats- diemt af te fchetzen, zich op de Registers, van Stad en Staat, en op de bewustheid zyner Mederegenten te beroepen, met by voeging, „ ook 5, zou ik niet verlegen zyn, om van myn „ gedrag rekenichap te geeven; en ik vlei my, dat ik in ftaat zyn zou, alle „ onzydige beoordeelaars te overtuigen, „ dat ik eene betere behandeling verdiend 4, had. Indien ik mynogthans, door eigen„ liefde hier in vergrypen mogt, indien „ U Ed. Agtbaaren, of de Burger Krygs„ raad, of iemand anders, eenige befchul„ diging ter zaake myner Officieh, mogt 3, oordeelen te kunnen fustineeren, wei, I 2 „ gete LXV\ boek. 178^ 1  T32 VADERLANDSCHE LXV. BOEK. „ gere ik geenzins, voor myne competefi„ te Regters, my te verantwoorden, Ongevergd komt de Heer Lambrechtsen nader uit, als hy 'er by voegt. „ Tot bevrediging der Burgergefchillen, „ byzonder ook zo ver de Regten van „ den Heer Erfftadhouder, of het Huis „ van Oranje daar in betrokken waren, „ heb ik, in een tyd, toen veelen daar „ toe de moed ontbrak, openlyk meer „ gedaan dan veele anderen, die zich kwanswys daar van Vrienden noemden , „ waar van het overfchot myner Papie„ ren , zo wel als voornaame Mannen, nog „ in 't beftuur, getuigenis zouden kun- nen geeven. ,, Dit zeg ik niet Edele Agtb. Heeren! „ om myn Patriottisme te ontveinzen. „ Het zy verre! Van myne eerfte jeugd ,, af floeg myn hart voor myn Vader„ land. Myn geheele leeven, heb ik be„ fteed, aan het onderzoek van deszelfs „ Regten en Belangens. Maar ik meen, „ dat myn Patriottisme beftaanbaar was, en nog is, met de Conftitutie, zo wel „ aïs de Regeeringsvorm van ons Gemee- nebest, en ik ben bereid het afteleg„ gen, of te veranderen, zo dra men „ my beter onderrigt. Niemand heb ik „ myne begrippen opgedrongen, of ge„ haat, om dat de myne mishaagden. „ Maar ik heb genoeg gezegd Ed. Agtb. „ Heeren! Mogten fiegts zo veele Slagt„ offers, welke de voorgewende yver, „ voor  HISTORIE. 133 9, voor de oude Conftitutie, en de goede 9, zaak, in deeze Stad heeft aangeiigt, 9, niet vrugtloos verfpild zyn! Mogr Vlü9, fingen eenmaal, het lang beloofde heil zien daagen! en gunilig verfchoond ,, blyven, van de rampzalige gevolgen, „ welke uit dergelyke onderneemingen, ,9 volgens de orde der dingen, pleegen voort te komen!" Naa zo veel van zich zeiven, en te zyner verontfchuldiging, gezegd te hebben, voegt hy 'er eindelyk nevens, ,, Gelieft dit niet te houden, voor eene uitwer,, king van misnoegdheid, wegens de my „ aangedaane verongelyking. of voor eene ,, pooging, om myn eigen daaden te roe„ men; maar fchryf het alleen toe aan „ den yver voor myne Eer, die ik gaar„ ne buiten verdenking hieldt, en aan de „ fmart, die ik gevoel over de mishande,, lingen myner Medeburgeren en Geboor„ te Stad. Ik heb niet zonder aandoe,, ning, (dit kan ik niet ontveinzen,) ge„ zien, hoe ik, benevens negen myner „ Mederegenten, in de Brieven, door de „ overgebleeven en prefente Leden, van „ U Ed. Agtb. Vergadering van den der„ tigften September en den derden Ocfo,, ber des Jaars mdcclxxxvii. , aan zy- ne Doorlugtige Hoogheid gefchreeven, „ en naderhand met den druk gemeen ge„ maakt, ben afgetekend als iemand, die „ eene Verandering in de Conftitutie be„ doeld hadt, en het vertrouwen der Bur„ gery veilooren; en van ter zyde, heb i 3 s. ik LXV, boek. I70>  ÏS4 VADERLANDSCHE LXV. BOEK. I789. Gunftige bejegeningLambrechtsen aangedaan. „ ik met geen minder leedweezen vernq? „ men, dat men, van tyd tot tyd5 die „ denkbeelden leevendig houdt, ja zelfs „ releveert in ftukken, die, fchoon zy „ minder notoriteit hebben, nogthans by „ zommigen, eenen nadeeligen indruk zou? „ den kunnen maaken, ftrydig met het „ openlyk verklaarde oogmerk, van den „ Heer Erfftadhouder." De Schryver der Nieuwe Ned&rlandfcht Jaarboeken, deezen Brief plaatzenae, noemt denzelven Schoon, met hy voeging, „ dat „ 'er de Leezer, met de grootfte aandoer „ ning, zal ontwaaren, welke godlooze ,, Plunderingen en Geweld, aan eeilyke Regenten en Staatsdkmaaren zyn aange? „ daan," Hoe veel 'er ook, in deezen langen geheel dubbel leezenswaardigen Brieve mogt voorkomen, 't welk een gedeelte der tqenmaalige Vlisfingfche Regeering niet kon fmaaken, en zelfs by hun de onaangenaamfte aandoeningen moest verwekken, befloot dezelve terftond, den Qud-Penfionaris Lambrechtsen, te bedanken voor zyne genomene moeite, omtrent het fluiten van eene Overeenkomst, met den Heer Ae= X>esh, over de nog- openftaande Dinerenten, tusfchen Vlisfingen , en. de Domeinraad van zyne Hoogheid; zyn gedrag in deezen gehouden goedkeurende, waar vaq hy terftpnd de weete kreeg. ' -Avis een blyk, dat" de toenmaalige Stausregeering, niet ongunftig over dien Oud-Penfionaris dagt, ftrekt dat flezelye, in 't laatst van Wintermaand, des  HISTORIE. 135 des Jaars mdcclxxxviii. , het gebruik der Stads Bibliotheek aan hem vergunde Dit i erkent hy met dank, in 't Hot des Briefs. Der Regeeringe teffens een Boekenlyst overleeverende, van die aanzienlyke Boekverzameling — eene lyst door hem, met behulp van eenige andere Heeren vervaardigd; met bygevoegden wensch, vloeijende, uit zyn kundigheidlievend harte. „ Mogt het U Ed. Agtb. behaagen, om eenmaal, „ volgens de uitdruk lyke begeerte van my- nen overledenen Bloedverwant, den Bur„ gemeester VV. B. Lambrechtsen, zy„ ne aan de Stad gefchonken Bibliotheek, „ ten algemeenen nutte te doen die„ nen (*)!" Inmiddels hadt de Baljuw Lampsins, niet ftil gezeten , maar een Tegenverklaa-; ring, op het Stuk van den Heer Scho-J rer ingediend, en verzogt, dat deeze, j zo wel als die van laatstgemelden, in de' Stadspapieren,mogt ingelyfd worden , „ daar ,, hy zich durfde vleijen, dat de Naako„ melingfchap, onzydiger en regtmaatiger „ over dit ftuk zou oordeelen, dan dat „ gedeelte der Vlisfingfche Regeering, 't „ welk, ten dien opzigte, in het zelfde „ gevoelen, met de Geremoveerde Raa- „ den ftondt." Wel fcherp 'er by voegende. „ Altoos gewoon my zeiven » ge- (*) N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 142—159. Dit Stuk is ooit voor handen, in de Verzamel, by be Chalmot, XXV. D. bl. 330. 1 4 LXV. ! o e k. I78Q. Iampins ver:et zich egen Icuo- ler.  ï3«5 vaderlands GHE LXV. BOEK. 1/80. Wederfprookendoor eenige Ylhflnger tlaaeen. „ gelyk te zyn, en myn fysthema, niefc „ van omftandigheden te laaten afhangen, „ roep ik uit, met de aangehaalde woor„ den, van de Raadpenfionaris van Hol„ land (*), zo moet ik die alleszins bil lyke, regtaardige en wettig genomene „ Refolutie reclameeren; laatende het groot „ nadeel, dat de Stads Financien, daar „ by zullen komen te lyden, voor reke„ ning en verantwoording van die Leden, ,, die tot het intrekken dier heilzaams „ Refolutie, zullen hebben medegewerkt; en zo onverhoopt, de meerderheid van ,, U Ed, Agtb. daar toe mogt overgaan, „ wel expresfelyk protefteerende van Irre- gulariteit, als ftrydig, en onbeftaanbaar „ tegen de Orde van Regeering, en wel „ herbragte Ufantien, hier ter Stede vigee- rende, my, ten allen tyde referveeren„ de, zodanige middelen van Redres, „ waar en ter plaatze ik, tot het vernie„ tigen van voornoemde Refolutie, za| „ vermeenen te behooren. (f)" Dit breedfpraakig Stuk ging niet onwederfprooken door. De Flisfingfche Raaden A. van Doorn , N. J. van Hoorn van der BüRCH , A sandra , B CaTTOU Junior, met welken P. G. Schorer irHemde, leverden een niet min uitvoerig ftuk, ter wederlegging in, van den Baljuw. — „ Indien wy", dus vangen zyaan, „ de £*) Hier herhaalt hy de woorden van van de ïP.eGFL, doqr Schoeii-.» boven door ons bygebragc. 0 Verzamel, by-az Chalmot, XXV. D;. bl. 21*,  HISTORIE. jsf de breede Schriftuur en Aanteke 3, ning, van den Baljuw Lampsins, me 3, ftilzwygen hadden voorby gegaan, zou den wy zeker dien Heer niet hebber „ geftoord, in de vleijende verwagting ,, waarmede zyn Wel Ed. Geftr. de goed „ keuring van de Posteriteit, op zyn af „ geweeven taak vooruitziet. De verge ,, lyking der Propofitie, van den Heer P. ?i G. Schorer, met het daar aan geop,, pofeerd Advys van den Heer Lamp-: „ sins, indien de eenvoudige gronden, „ der gezonde Redeneerkunde, by vol„ gende Omwentelingen, gelukkiggefpaard ,, blyven, zou zeker voor de Posteriteit „ genoeg zyn, om een onzydig en recht? „ maatig oordeel te vellen, en wy zouden „ met een enkel Perfijlit, het vonnis eer?, biedig kunnen afwagten. Dan, daar wy ,, mede geenzins onverfchillig zyn, aan?, gaande het Oordeel der Pofteriteit, en „ ook gaarne, het tegenwoordig Gedacht ?, willen overtuigen, dat wy onderfcheid ,, kennen, tusfchen Magtfpreuken en Be,, wyzen, zullen wy , met welneemen van ,3 den Heer Baljuw, de voornaamfte gron,, den en asfertien, van zyn Ed. Advys 3, tragten te refuteeren. Indien wy „ ons hier in modelleerden, naar het voor9, beeld van den Heer Lampsins, die in „ den aanvang van zyn Advys, de Refu,3 tatie, belooft van het, (zo zyn Ed. zegt) „ erroneus begrip van den Heer Scho„ rer , en ondertusfchen geen een enke?, len grond daar van heeft beftreeden >' I 5 „ zou- LXV. B O E Eo I789.  133 VADERLANDSCHE LXV. boek. 17Ö9. „ zouden wy zeer kort kunnen zyn; wy „ zouden de Aandagt van U Ed. Agtb. weinig vergen; maar ook weinig over- „ tuigen. Dan daar refuteeren bete- „ kent, een ander van dwaaling overtui„ gen, de gronden van zyn Party weder„ leggen, door de onbeftaanbaarheid, en „ ongerymdheid daar van aan te toonen, „ met goede bewyzen en redenen, zul„ len-, wy genoodzaakt zyn, onzes on„ danks, meer in detail te treeden." Zy doen zulks, van ftap tot ftap, het aangevoerde door Lampsins, wederleggend naagaande; en daar hy, gelyk zy fpreeken, ,, goed gevonden hadt, in weer„ wil /yner belofte, en den grooten voor,, raad van bewyzen, uit de voornaamfte „ Regtsgeleerden, het Voorftel van den Heer Schurer, niet te wederleggen, „ maar zich enkel bezig hadt gehouden, „ met de wettigheid, en beftaanbaarheid „ des Befluits van vier Juny mdcclxxxviii. „ op zyne wyze te adftrueeren, zullen wy 5, ae gronden deezer adftructie ter toets „ moeten brengen; en, wanneer deeze „ te ligt gevonden worden, zullen wy vermeenen, dat de Schriftuur van zyn „ Wel Ed. Geftr. niets afdoet, en dat daar en tegen, die van den Heer Scho„ rer, voor voldingend moet gehouden „ worden." De toon, welke in deezen aanhef heerscht, duidt genoegzaam aan, in welk een ligt zy hun Party befchouwden. En fchoon, éaar zy voet by 't ftuk zetten, een meer  HISTORIE. 139 «rnftige gehoord wordt, wyst de geheele lange Aantekening uit, dat zy oordeelden met eenen Man te doen te hebben, dien zy, hoe zeer de Gunfteling des Stadhouders, met een oog van minagting befchouwden. Wy kunnen ons tot eene opgaave van dit uitvoerig Stuk geenzins in- doch niet nalaaten, uit veele byzonderheden, het voorgevallene te Vlisfingen, in de dagen der Regeeringsafzetting, en by de Plundering betreffende, eene byzonderheid over te neemen, welke, fchoon door eenigen op de lyst der vergrootingen, van de Patriottifche zyde aangefchreeven hier voorgedraagen, en met de ondertekening deezer Regenten, geftaafd wordt. Wederfpraak heeft, ook in dit geval gediend, om, als een vuuiflag, de vonken der gefchiedkundige waarheid, te doen te voorfchyn komen. Een der gronden, op welken Lampsins bouwde, was, dat de afgezette Heeren, het vertrouwen der goede Burgery verboren hadden; de Burger Krygsraad heeft het zelf gezegd. „ Wy kunnen," merken de Aantekenaars omtrent dit ftuk op; „ dit bewys gaarne aan den Heer Lamp„ sins toe geeven: daar zyn Ed. Geftr. 3, geen oog getuige geweest is, van de maneuvre der Goede Burgery e van Vlis„ fingen (fi Diis placet f), en van de con„ dnke van die van den Burger Krygs- raad, die als getuigen ftonden. en wor- den ingeroepen. — Zyn Wel Ed. Geftr. ?, het ongeluk gehad hebbende, in eigen „ P^r- LXV. boek. 1789.  Ho VADERLANDS CHE LXV. BOEK, J789. „ Perfoon te Amfterdam te ondervinden, „ wat het te zeggen zy, het vertrouwen „ der goede Burgery verboren te hebben 9 „ en door de voornaam fte, bezadigfte, „ beredeneerdfte, met één woord, door „ de Bloem der Burgery van Hollands „ magtigfte Koopftad, langs zagte en be„ daarde wegen, als Raad, geremoveerd te worden, (wy laaten daar jure an in„ juria,) met authoriteit van den Burger „ Krygsraad, heeft waarfchynlyk deeze „ denkbeelden onder een verward; maar „ wy, die in zo verre wy de zaaken by„ gewoond hebben, durven zyn Wel Edf „ Geftr. verzekeren, dat de Goede Burge„ ry, die in Vlisfingen het werk der Re., motie verrigt, en gederigeerd heeft, „ beftaan hebbe, uit een hoop plunderen„ de Scheepstimmerlieden, (fpeciaal Kat- tenburgers, eenigen tyd bevoorens hier „ aangekomen, en, naa het voltooide „ werk, wederom afgezakt,) Sjouwers, „ Vischwyven, Straatjongens, Boeren, „ Verlofgangers en dergelyke elendelin„ gen, door den drank verhit, door leur „ gensen beloften opgehitst, endoor roof„ zugt aangefpoord; fchoon wy niet ont„ veinzen, dat zich onder hun, hier en „ daar een wel gekleed Burger, die al „ het uiterlyke, van een eerlyk Man hadt? „ tot beftüuring van de zaak, vertoond „ hebbe: hier van, zouden wy nog he„ den voldingende getuigenisfen kunnen by brengen. „ Maar de Burger Krygsraad, evenwel „ heef*s  HISTORIE. i4i »3 heeft 9 uit naam der Goede Burgery ge„ fprooken; de overblyvende Raaden, hebben zich, in Brieven aan zyne Hoog» j, heid, daar op beroepen. Wat die Brie„ ven aangaat, men weet dat dezelve ge„ fteld zyn, door den overleden Advocaat „ J. Brasser, die zyn eigen voordeel „ zogt in de Omwenteling, en fpeciaal „ zyn oog hadt op de Secretary, gelyk „ met bewyzen van zyne eigene hand kan „ geftaafd worden. —<— De Vroedfchap „ beftondt uit zeven of acht Raaden, wel„ ke de verwarring naauwlyks toeliet de „ extenlle der Brieven aan te hooren, veel „ min te overweegen, om van het gewigt „ dier Brieven niet meer te zeggen. Maar „ wat den Burger Krygsraad aangaat, in- dien wy de waardy van hun getuigenis „ onderzoeken wilden, waar zouden wy „ beginnen, waar eindigen ? Vooral wan„ neer wy de fraaije Oproeping der Bur„ gery, op den derden van Slachtmaand, „ des Jaars mdcclxxxvii., om de gé„ daane Remotie te wettigen, buiten ken„ nis der Regeering, doch met voorweé„ ten van den Baljuw Lampsins, (zo „ wy ons niet bedriegen) aangelegd, en „ de daar by gehoudene Directie, in aan„ merking neemen! (*) " Hét (*) Het hier vermelde kan ter ophelderinge en Haaving dienen van't geen wy, wegens de Vlh* fingfche Plundering, en Regeeringsverandering gezegd, en ten aanziene van J. Brasser, aangemerkt hebben. Zie onze Fadtrl. Hift. XVUI. D" bl, 386"— 392. LXV. b o e Ki 178*  S4& VADÈRLANDSCHÈ LXV. ïüek. Ï789. Het gedrag des Burger Krygsraads van' Vlisfingen, door deeze Heeren, „ het ge„ lief koosd en onfeilbaar Orakel van den Heer Lampsins", genoemd, dus ten toone gefteld en vermeld hebbende, het voorgevallene omtrent die Afzetting, door de Afgevaardigden ter Regeeringsverandering (*), komen zy tot de door de Burgery afgezette, en naderhand door zyn Hoogheid ontflaagene Regenten. „ In dé beweegredenen des Stadhouders, kon,, den en mogten zy niet treeden", gelyk zy zich uitdrukten, „ 'met eerbiedig „ ftilzwygen, wenschten zy dat Hoogst9, deszelfs oogmerk, voor de rust en dienst van Vlisfingen, mogt bereikt worden i ** maar, voegen zy 'er fcherp by; „ Wy „ voor ons zeiven begeeren, even wei„ nig als de geremoveerde Heeren te dee„ len, in het vertrouwen van dat foort „ van Menfchen, waar aan de Heer Lamp- sins , zo ydelyk, den waardigen naam van Goede Burgery, en Bloem der Bura> ê&y' toezwaaic; maar dit verzekeren wy „ met alle fiducie, dat wy, immers van „ den Heere Lampsins, meer yver voor „ de goede zaak, zo als die Heer het „ noemt, verwagt hadden, dat zyn Wel „ Ed. Geftr. zich zou herinnerd hebben, „ het uitdruklyk verbod van zyne Hoog„ heid, aan een ieder, en dus ook aart „ zyn Wel Ed. Geftr. wel ftriktlyk ge- „ daan, Q») Zi2 onze Yaitrl Bijl. XXF. D» W. 139*  historie. ï43 „ daan, van de ontflaagene Regenten of „ Ministers te verdenken, veel min te „ betichten, van zich in de Regeering van Land of Stad, niet naar behoor en „ gedraagen te hebben; woorden, welke „ althans ons, en een ieder Burger vry„ heid geeven, om de oogen voor de waarheid te openen, en dezelve hulde „ te doen, waar het te pas komt. (*) In Middelburg en Zierikzee, waren voor lange reeds, zonder eenige bedenking of tegenfpraak de Recognitiën, welker wedergave te Vlisfingen zo veel voeten in de aarde hadden, en aanleiding tot de opgemelde Hukken gaaven, den afgezette Raaden ter hand gefteld (f). Behalven van de Stedelyke Amptgelden, hadden de af gezette Regeerings Perfoonen in Zeeland, ook wedergaave verzogt, van de Gelden aan de Provincie, by hunne Amptsaanvaarding, opgefchooten. Dit was het geval van Mr, David van Visvliet, Oud Raad en Burgemeester van Middelburg, Mr. Bonifacius Matthias Pous, Oud Raad dier zelfde Stad; Mr. Leonard constantyn van sonsbeek, Mr, CoR- nelis Versluis, Oudraaden van Vlisfingen; Mr. Nicolaas Lambrechtsen, Oud Raad en Penfionaris dier Stad; als mede van de Oud Raaden, Francois Adri- (*) Men vindt dit geheeJe leezenswaardige Stuk, la de Verzamel, by de Chalmot, XXV. D. bl.317. (t) N. Nederl. Jaarb. 1780, bl. sojo. LXV. boek Provli- ciaale Amptgelien te mg gevraagddoor de Afgezette Re;eeringseden.  LXV. boek. J789. Gunftige ] 1"$Q. Stoffe : van üt Boik. ] ] < Voorgefteldevermin, dering aan de Admiraliteiten.Wat daar op in gebrastwordt. :54 VADERLANDSCHE 9ge Rivier en in den Zomer. A11icre iïataj'chadens. ][~foe veel wy ook van 'sLands algeneene gebeurtenisfen, en die der byzoniere Gewesten, in de twee laatft voorbande Boeken, vermeld hebben, fchiet ms egter nog eene herziening over, welce zich bepaalt tot de Zeezaaken, den Coophandei, de buitenlandfche Werkzaamheden ten dien opzigte, den S?aat Ier Oost- en West-Indifche Maatfchappy en. rerwyl ook dit >ar zich kenmerkte, dooi een trengen Winter; door Watervloeden; door Duurte aan de noodwendigfte Leevensbeïoeftens. Onderwerpen, welke wy, in dit Boek, voor hebben te verhandelen, om de Gefchiedkundige fchets van dit Jaarvak te voltooijen. Het ontbrak in den Lande, hoe zeer ook als eene Zeemogenheid, om welbekende en door ons voorheen aangeftipte oorzaaken, agterwaards gaande (*), niet aan voorftellen tot in ftandhouding, ot verbetering, van het Zeeweezen. De Bezuiniging van 'sLands Penningen, elders, naar veeier oordeel, op verre na niet te raade gehouden, gelyk het behoort, wilde men, in dit vak zoeken: deels door de vermindering van de kosten der Uit- (*) Zie onze Vadert. Hist. XXII. D. bl. 214,  HISTORIE. 15; Uitrusting, van veertig tot zevenen dertij Guldens, naar de Manfchap 'sMaand gerekend, te brengen; deels door tel aanziene van zommige Petitiën, tot dei Aanbouw der Schepen, twintig ten hon derd te korten. De Admiraliteit o] de Maaze, beantwoordde deezen vooiflaj met eene voordragt van de onmogelyk heid, om die tweevoudige bezuinigmg in ' werk te ftellen. (*) De Zeeraad aan der dmftel, bleef niet in gebreke, om me de ftukken te toonen, dat dusdanig eent vermindering, een ouaanneemelyk voorftel was. (f) By eene Berekening, vóór het einde deezes Jaars ingediend, wegens de Jaarlykfche kosten, tot het in ftand brengen van het Zeeweezen op eenen vasten voet, bleek dat de Inkomften der Admiraliteits Collegien, ter goedmaaking dier kosten, 'sjaarlyks te kort kwamen n 59654 Gul dens. (§) Eene te kortkoming, welke op den (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 375—372, (t) N. Nederl. Jaarb. 1789 bl. 740—7-58. (§) De terekening, worde in deezer voege o». gegeeven: Voor den Aanbouw. ... ƒ 54554a Reparatie van Schepen. . ƒ 319000 Jsarlykfche Equipage*. . ƒ 1200000 Vaste Tractementen. . ƒ 1000000 Huishouding. . . ƒ 500009 ƒ 3564242 Tegei deeze Kosten, Honden aan Jaar- . lykfche Inkomften over, By r, LXVf. > BOEK. • i~89~. I 1 Bereke» ning der kosten van het Ze weezen , en Voorftel nopens 's Lands Zeeuiagti  ï56 VADERLANDSCHE J_XVÏ. ïüEK i7%9- den ftaat van Oorlog, voor de zaaken ter . Zee moest gebragt, en door de gezamenlyke Bondgenooten gedraagen worden; doch waar van even weinig kwam, als van de beantwoording aan de voordellen, der Vice-Admiraalen Reynst en Zoutman, die, onder andere, ten zelfden dage, als hun gevoelen inleverden, dat 'sLands Zeemagt, in tyd van Vrede, zou behooren te beftian , uit één- en vyftig Linie Schepen van 74, 64, en 54 Stukken; doch welke laatfte gebouwd zouden moeten worden, ter lengte van honderd en zestig voeten, om 60 Stukken te kunnen voeren; uit twee- en veertig Fregatten, twaalf van 40, vyftien van 36, en vyfr tien van 24 Stukken, mitsgaders eenige Advies Jachten. (*) Bleef By het Collegie van de Maaze. f 448321 ■ ■ Jlmflerdam. f 1425613 *-= : Zeeland f 165364, . Westfriesland en 't Noorder Quartier. . f 84Ü11 ■~. • Friesland f 71479 ƒ2195588 Verbetering van het Admiraliteits Zegel, f ^ 10000 Verbetering op de heffing van de Middelen te water. . f 200000 ƒ 2405588 en dus 'sjaarlyks te kort. . . ƒ 1159654 (*) BoywEN3 aan zyne Committenten, bl, 35.3-^ 354-  HISTORIE. ig? Bleef iets in ftand, tot de Zee en 't Zeeweezen betrekking hebbende, 't was de Kwèekfchool te Amfterdam, van welke wy 't genoegen hebben, fteeds met lof te fpreeken. Hadt Amfterdam den kundi gen Pybo Steenstra, door den dood verboren, het vondt die fchade geboet, in den verdienstlyken Pieter Nieuw-' land , dien wy reeds in het vak der Zeevaard bezig vonden (*), aan te ftellen, tot Leeraar in de Wis-Sterre en Zeevaardkunde. Een Post, die ter belooning ftrek- ] te, van zyne reeds betoonde kunde en 1 werkzaamheid; een Post door hem aan- < vaard, met eene Redenvoering, welke hem en der Stofte, door hem behandeld eere aandeedt (f). Terwylhy, door zyne openbaare Lesfen, zodanig ingericht, dat zy een volledig en aaneengefchakeld onderwys uitmaakten, 't welk met de eerfte beginzelen der Reken- en Meetkunst aanving,, de voornaamfte Stukken der Zee- vaard- (*) Zie onze Vadert. Hift. XXII. D. b'. 21? ('sJongelings uitfteekende bekwaamheden moeten" t geen men van zyne Staatkundige gevoelens dage of" vist, hebben kunnen opweegen, Hoe hy te dieroorzaake, tot het Hoógleeraarfchap te Utrècht niet werd toegelaaten te bekleeden, is door ons vermeld in onze Vaderl. Hift. XXI. D. bl. 166. (t) De Stofte doorhem behandeld liep, over het Nut, dat dj Uitbreiding der Zeevaart aan de Menscblyke Maatfchappy, in het algemeen , heeft toegebragt, en in V. vervolg nog doet verwasten. Deeze Re invoering, ?ag, nevens de Aanfprank by het aanvaarden zyner Lesfen, het licht. Te Amt by v. H. Dronsberg. LXVh boek. I7«Q. P. MlEUW- .and te Amfler- iam tot Lteaar n de See- ;aard- tunde levor- lerd.  i58 VADERLANDS CHE LXVÏ. boek. T'8o. Oorlogfchepenin Zee; waarfchouwing,ten aanzien van eenise Rusft* in de MiddelandfcbeZee. By zorr mige g< vreesde gevolge -aardkunde bevatte, en inzonderheid de wyze voordroeg om door de Maansafftanden de Lengte op Zee te bepaalen. (*) Weinig tyds, naa het bezoek door den Admiraal Generaal, aan de Oorlogfchepen in Texel (f), zeilde er een Vlootdeel uit drie Schepen beftaande, van die reede. E.mige Oorlogfchepen, bevonden 'er zich nog in de Middellandfche Zee. — Directeuren van den Levantfchen Handel, en de Scheepvaart op gemelde Zee, maakten bekend, dat honderd vyftig man, van twee Rusftfche Schepen weggeloopen, met twee groote Visfchers-barken, en eenige kleindere Vaartuigen, daar omzwierven, die veelligt, door vertooning van de Rasfifche Vlag, de Scheepvaart zouden ontrusten. By deeze waarfchuwing, gaven zy de verzekering, dat door den Zee-capitein Blois van Treslong , over 's Lands Schepen in den Archipel bevelvoerende, reeds de noodige maatregels waren genomen, ter beveiliginge onzer Vaart: met toezegging van verdere thans genomene maatregelen, der Admiraliteit aan den Amflel, om de befchermende hand te leenen, aan onzen Handel in deeze Zee. Schitterend was de ongelooflyke ftout' moedigheid, waarmede, in Wintermaand des verftreeken Jaars, de Rus/en, onder a het (*) Algem. Kunst en Letterbode, II. D. 163. III. D. 58. en 179. r+) Wy hebben des een verQag gedaan, in onze Vadert, tiift. XXII. D. bl. 357-  HISTORIE. 159 het Opperbevel van Prins Greg^ry Alexandrowits Potemkin Tawritscheskoy, de Turkfche Vesting Okzakow, ftormenderhand hadden ingenomen. (*) Eene overwinning, hoogst gewigtig voor het Rusfifche Ryk; doch hoogst bedenkelyk, voor de meeste Europifche Z^emogenheden: naardemaal het overwonnen Ok-, zakow, aangemerkt mogt worden, als de Sleutel van het Turk/de Gebied aan de Zwarte Zee; en het bezit daar van, aan ds overmeesterende Rusfen, veelligt aanleiding zou kunnen geeven, om eene opening te verlangen voor de Scheepvaart, door de Zwarte Zee, en den Archipel na de Middelandfche Zee; waar door de gevestigde Vaart en Handel van Engeland, Zrankryk, Holland en andere Mogenheden, op Smirna, zeer veranderd en benadeeld zou kunnen worden. Doch dit bleef by duchten voor een fchrikbeeld, 't geen zich, in een zeerverwykendverfchiet, voor het ligt bevreesde oog vertoonde. Van nader by was de onrust, welke 's Lands Scheepvaard in 't Noorden dreig- a' de. Hoe zeer onze Staat mede werkte, $ om Deenemarken het deelneemen in den rCi Kryg, * tusfchen Zweeden en Rusland te ge ontraaden, en welk eene bemoedigende^ ver- (*) Deeze Overwinning der Rusfen werd met eene grootfche Gedenkpenning, door den Heer Holtzhey vervaardigd, in aandenken gehouden. Men vindt die befchreeven in de N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. J374. LXVI. RO K. 1789. ra de □verwinningIer Ru*. en. Gerutt- ïllingen r iord>e M$* nben.  ï6o VADERLANDSCHE tiXVL boek* 1789. *tG'val y&n een en ander in Zweetten opgebragtKoopvaardy.fehip. verzekering, de Staaten deswegen var! het Deenfcèe Hof ontvingen j hebben wy vermeld, en tevens opgetekend, de ge rustftellingen door de Rmfifche Keiferin, en den Koning van Zweeden, aan de onzydige Mogenheden gegeeven (*) De geruststellingen dier beide Oorlog voerende Mogenheden, (leunden, gelyk het Staat en Volken regt mede brengt, op het niet voeren van. verboodene Waren en Goederen, in de gemaakte Verdragen uitgezonderd. Een en ander Hollandsck Schip, werd door een Zweedfcke K.per genomen, en te Karelskroon opgebragt, eerst verdagt, en vervolgens befchuldigd van de Wet, ten aanziene van vrye en verbodene Goederen gefc.honden te hebben. De Agent zyner Zweedfcke Majefteit, te Amfterdam, C. A Hasselgreen, maakte daar dit geval veel opziens en onrusts baarde, eerlang bekend, dat het den Koning van Zweden behaagd hadt kragtdaadige orders te geeven, tot ontflag dier Vaartuigen, als mede dat de kosten en fchaden, door dit ophouden veroorzaakt, aan de Schippers en Eigenaars, zouden moeten vergoed worden. Eene bekendmaaking, welke ftrekre, tot het verwy* deren van alle onvoordeeh'ge indrukken, welke de oogerbliklyke ophouding, gevoegd by verkeerde en voorloopige berigten, zouden hebben kunnen inboezemen,. De " CO Zie onze Vadert Ëhu XXII. D, bl. '290.  HISTORIE. if5i De toedragt deezer zaake was dusdanig: de Algemeene Staaten hadden. wegens het opbrengen dier Schepen, zich door hunnen Afgezant, den Baron vanderBorch, by zyne Zweedfcke Majefteit vervoegd. De Koning hadt, op de eerfte ontvangst der tyding van het neemen dier Vaartuigen, last gegeeven, om dezelve, naardemaal de Laadingen, hem als onfchuldig waren opgegeeven, te ontfiaan. Dan de afftand, op welken zich de Koning van Kareiskroon bevondt, was oorzaak geweest, dat het Admiraliteits Hof aldaar reeds, uit kragt van eenen algemeenen last, met het onderzoek dier Scheepsladingen een begin gemaakt, en dit onderzoek ontdekt hadt, dat de benaaming van kwaade Pryzen, op alle niet even toepaslyk was; en, te deezer oorzaake hadt, het Gerechtshof der Admiraliteit reden gevonden, om ze voor Contrabande Goederen te verklaaren, en deswegen nieuwe bevelen van den Koning te vraagen. Zyne Majefteit, zag, aan de eene zyde, dat de Vonnisfen door het Admiraliteits Geregtshof geftreeken, op de daar by aangehaalde Artykels der Tractaaten gegrond waren; doch werd, aan de andere zyde, door zyne billyke denkwyze wcderhouden, van de volvoering dier Vonnisfen; dewyl dezelve de .verwagting, welke de Eigenaars dier Schepen3 door het eerfte bevel, dés Konings verkregen hadden , te eenemaal den bodem zouden inflaan. Uit kragt hier van beval de Koning 5 dat niet alleen de Zwa» XXIII. Deel. L vel * Lxvr. 15 o ek. Toedragt deezer zaake»  i6a- VADERLANDSCHË LXVL BOEK. i7%9. Edelmoedigheid des Kcniugs van Zweeden. vel, maar ook de twaalfduizend Ryksdaalers, aangegeeven als al het Geld aan boord gevonden, zou worden ontfiaagen, gelyk ook de Zeemunitien, en het onfchuldige gedeelte der Laadingen. Het Geld, aan boord gevonden, naar den inhoud eens Tractaats, tot de Contrabande Goederen behoorende, zou daar uit hebben moeten volgen, dat de Eigenaars der Schepen , aan welker boord het gevonden was, van alle vergoeding, hoe genaamd, verftooken zouden geweest hebben, als welke, naar luid der overeenkomfte, alleen toekwam aan die fchad» leeden buiten hunne fchuld, en dus regt hadden, om zodanig eene vergoeding te vorderen; dan de billyke en edelmoedige gevoelens des Konings, fpoorden hem aan om het Geld, waar over hier gefchil viel, alleen te befchouwen, als den byzonderen eigendom der Schippers, gefchikt ter betaalinge van de inkomende Regten, in de haavens hunner beftemminge. Zo werd niet alleen, ten voordeele van de Ingezetenen der Vtreenigde Nederlanden, de ftrengheid van het Regt verzagt; maar ook wilde zyne Majefteit, dat de fchavergoeding zich niet bepaalde tot den tyd alleen, dat die twee Schepen in de Haven van Karelskroon waren opgehouden geweest! doch zich uitftrekte, tot dien van het neemen. Eene fchavergoeding, welke de Koning ook vergunde aan een derde opgebragt Schip, fchoon de Schipper, door eigen verkeerd gedrag, zich die  HISTORIE. 163 die onaangenaamheden te wyten hadt. — Hier by liet de Koning het niet berusten. De Officier, die twee deezer, op zulk eene edelmoedige wyze vrygegeeven Schepen genomen hadt, werd befchuldigd van fchandlyke wreedheden tegen de Schippers en het Scheepsvolk gepleegd ta hebben; de bewyzen daar voor by gebragt waren duchtig. Hy werd van zyne post atgezet, en overgeleeverd, in handen des Geregts, om, volgens de ftrengheid der Wetten, veroordeeld te worden. (*_) De krygsmoed, die het üagveld te land, en den fcheepftryd ter zee doet opzoeken, hadt den dapperen van Winter, Zeecapitein in dienst van onzen Staat,'opgewekt, om deel te neemen in dan Noordfchen Zeekryg, en hy zich, met verlof, m dienst der Keizerinne van Rusland begeeven. Hy deelde deezen zomer in een hardnekkigen en Moedigen Zeeflag, tusfchen de Rusfifche en Zweedfcke Vlooten, voor Frederihham. Zeer dapper kweet hy zich, veel roems ging hem des naa, de Keizerin gaf hem een gefchenk, van twee duizend Roebels, en eene buitengewoone Jaarwedde van zeshonderd Roebels, dien Held tevens tot Brigadier benoemende. Dan, noch de Geld- noch de Eerbelooning. baatte den dapperen van Winter. By het betoon zyner dapperheid was, door een Kanonskogel, zyne flin- (*) IV. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1010. h 2 lxvl ROEK. 1739. De Zee- capiteiu VAN Winter fueuvelc in Rus/iCchendienst.  164 VADERLANDSCHE LXVI. boek. 1789. 't Verzoek om eenen Conful te Londen vondt geen ingang.Van Na GEL tOt Opperconfulaangeileld. {linkerhand afgefchooten, en hy overleedt wel haast aan die bekomene wonde. Veelvuldige en fterke Handel op Londen bewoog een aantal Kooplieden en Scheepsreeders , tot het inleeveren eens Verzoekfchrifts by de Algemeene Staaten, om, ook te dier Stede, eenen Conful aan te ftellen. Dat verzoek vondt geenen ingang; doch baarde een Staatsbefluit , 't welk den Heer van Nagel , der Staaten Afgezant en Minister Plenipotentiaris, ten Hove van Londen, tot Opperconful verhief. Immers werden alle Confuls, Commisfarisfen en Agenten, in het Ryk van Groot Brittanje, aangefchreeven en gelast, om van alles, 't geen van eenige aangelegenheid, in of by de Plaatzen, waar zy zich onthielden, voorviel, eenigzins betrekking hebbende op den Koophandel, of Zeevaard van den Staat, dien Staatsdienaar kennis te geeven; als mede, om in zaaken van gewigt, die uitftel konde lyden, niets te verrigten, zonder den raadfiag diens Heeren te hebben ingenomen. Van dit Staatsbefluit, kreeg de Heer Nagel kennis, met een bygevoegde lyst van alle de Confuls, Commisfarisfen en Agenten van den Staat, in het Ryk van Groot Brittanje, met nevensgaanden last, om op derzelver gedrag een waakend oog te houden, en, wanneer deswegen redenen van klagten mogten voorkomen , dezelve aan hun Hoog Mogenden op te geeven. Ten zelfden tyde be- flooten hun Hoog Mog., om dien Staats- die-  HISTORIE. 165 dienaar kundfchap te doen toekomen, van de Orders aan die Confuls, Commisfarisfen en Agenten te geeven; met aanfchryving van Hoogstderzelver verwagting, dat de Heer Nagel, niet zou nalaaten, de belangens der Ingezetenen van de Republiek, zo veel in hem was, met alle bereidvaardigheid te behartigen, en ten dien einde aan deeze, dus onder hem gefielde Zaakbezorgers, zodanige bedenkingen te doen toekomen, als hy voor den Handel en Zeevaard in 't algemeen, of in byzonder voorvallende omftandigheden, noodig zou oordeelen, als mede om ten Hove van zyne Groot Brittannifche Majefteit, zodanige Vertoogen te doen, als de omftandigheden der voorvallende zaaken zouden vorderen. (*) Een Superintendentfchap, 't welk zeer ftrekte, om het Inkomen van deezen Gezant te vemeerderen. (f) Om het beftel op de Regeeringen, in de IVest-Indifche Volkplantingen, van den 1 Staat aan zyne Hoogheid, by eenen zeer' wyd-' f*) N. Nederl, Jaarb. 1789. bl. 719. Cf) Wy vinden aangetekend, dat hun Ed. Gr. Mog. op den 2 Sept. 1789, toegedaan hebben, om aan den Envoye Nagel , in Engeland f 3000 'sjaarlyks toe te leggen, boven den extra Byflag van ƒ 5000 'sjaarlyks, om denzelven uit de Kas per Üefroyementen te betaalen, voor zyne moeite van het Superintendentfchap over alle de Gom* unsfarisfen en Agenten in bet Ryk v.-n Groot Brittanje R. L. Bovwens , aan zyne Committenten, bL 254. L3 LXVI. boek. 1789* Bezen- ling tot le West 'ndifebe  i66 VADERLANDSCHE Lxvr. boek. 1789. Volk-' plantingen benoemd. wydftrekkenden Lastbrieve, in Oogstmaand des voorleeden Jaars, opgedraagen (*), te doen ftand grypen, gaf de Stadhouder, als Opperbewindhebber en Gouverneur Generaal der PFest-Indifche Compagnie, met den aanvange deezes Jaars, kennis, dat hy tot Commisfarisfen, na de WestIndifche Eilanden, en de Volkplantingen Esfequebo en Demerary , benoemd hadt Jr. Willem August Sixtema Thoe Grovesteins, Afgevaardigden wegens Friesland, ter Vergadering van hun Hoog Mogenden , Willem Cornelis Boey , Schepen en Raad der Stad Haarlem, en tot Secretaris Rochus van Sucht^len , Auditeur Militair der Krygsbezetdnge in'iG/tfyenhaage, met by voeging, dat de goedkeuring deezer Gelastigden, en der verdere gemaakte fchikkingen deswegen, hem aangenaam zou weezen. Onverwyld volgde de goedkeuring, en het befluit, om de Gouverneurs en Raaden in de Volkplantingen Esfequebo en Demerary, Curucao, St. Euflatius en onderhoorige Eilanden, aan te fchryven en te gelasten, om deeze Heeren in die hoedanigheid te erkennen, den inhoud van den Lastbrief hun gegeeven, op te volgen, en in alles behulpzaam te zyn. (f) By (?) Zie qnze Vadert. Hifi. XXII. D. bl. 337. (f) Deeze Commisfie van 13. Aug. 1789. tot 5. Mey 1790. werkzaam koste den Lande f 25280. De heide Heeren Commisfarisfen Groverstins eh Boe?, trokken ieder eea Daggeld van veertig Guldens,  HISTORIE. 167 By gelegenheid van het aanftellen deezer Bezendinge, vervoegden zich de Parnasfyns der Portugeefche Jooden, zo te Amfterdam als in 'söravenAaage, by 'sLands Staaten, met verzoek, om aan zyne Hoogheid voor te ftellen, dat de Heeren na de West Indien benoemd mogten gevolmag tigd, en met den noodigen last voorzien worden, om in de West-Indien onderzoek te doen, over de al of niet Admisfibiliteit. van die der Joodfche Natie, op de Rivieren Esfequebo en Demerary, en deswegen zyne Hoogheid verflag te geeven; op dat, ingevalle die toelaating zou kunnen gefchieden, door hun Hoog Mogenden zodanige orders zouden kunnen gefield en fchikkingen beraamd worden, als tot het aan die van hunne Gemeente, in die Volkplantingen te accordeeren, Genot des Staatsbefluits, van den Jaare mdclvii. zouden bevonden worden te behooren. (*_) Hoe noodig, hun Hoog Mogenden den SlaavenhandeL ten dienste der Volkplantingen , keurden, bleef, in den voorleeden Jaare, uit hoofde van Gewestlyke gefchillen een volftrekt befluit, op dat ftuk, fteeken. (f) Eer het tegenwoordige ten einde liep, vaardigden zy een Plakaat uit, ter aanmoediging van den Negerhandel. Met dens, en de Amanuenfis van Suchtelen, vyfuen GuMens daags, R. L. Bouwens, aan zyne Comfsiitten'en, bl. 362. (* ) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 86-21c. Ctj Zie onze Vadert. Hifi. XXII. O. bi. 239. L + Lxvr. BOEK. 1789. Verzoek der Joo' den by deeze gelegenheid. Plakaat ter aanmoediging van den Neeerbandel.  i<58 VADERLANDSCHE lxvi. BOEK. J789. Mat denaanvange betuigende, „ dat, daar „ de Handel op de West-Indien, een dei „ aanzienlykfte takken uitleverde van „ het beftaan der Ingezetenen deezer „ Landen, en het zeker was, dat zo lang 'er geen nieuwe middelen waren uitge„ dagt, om de Volkplantingen in de West„ Indien, van de noodige handen te voor„ zien, tot het verrigten van den arbeid, „ de Negerhandel behoorde aangemerkt te „ worden, als onaffcheidelyk van den „ bloei en voorfpoed der Volkplantingen, „ en van den geheelen Handel. (*)" De O ReM Gen. 24. Nov. 11789. N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1418. Lang voor deezen; doch ten, deezen tyde meer byzonder, werd over den Slaavenhandel en het gebruik der Slaaven, in de Volkplantingen getwist, en veele Gefchriften tot voor- en wederfpraak in 't licht gegeeven Wy zullen ze noch optellen, noch beoordeelen; dan kunnen niet nalaaten, daar dit werk ouder hè? fchryven van dit blad, ons in handen viel, aan te pryzen, Brïtvn Edwards', Burgerlyke en bandeïn kundige Gefchiedenisvan deEngclfcheVolkplantingen in de West Indien; waar in dit Stuk breedvoerig behandeld worde, door dien Mensch-handel en Volkplanting kundigen Schryver; en wiens fchryven , te meer de opmerkzaatne aandagt der onderzoekeren , van dit belangryk onderwerp verdient: daar hy betuigt, op dat wy dit weinige affchryven. Ik beken, dat ik, de middelen in overweging neemende, waar door zeer gewqonlyk, de Slaaven in Afiica verkreegen worden, en de verwoesting, die voortyds de wyze van overvoering na de West Indien versezelc'e, eenmaal van gevoelen was, dat het deeze groote en vermaarde Natie (de Engelfc '1) voegde, in plaats van haar fezsg, duör andere Volken te laaten regelen, hun een lofwaardig  HISTORIE. i69 De Planters in Esfequelo en Demerary, hadden, door het verbod van vreemde Slaavenfchepen, alle de uitwerkzels eener weezenlyke Affchaffing des Slaavenhandels ondervonden, en deswegen aan de Algemeene Staaten in deezen zin gefchreeven. „ Het is onmogelyk u Hoog Mogenden, „ de jaarlykfche vermindering onzer Slaa ?, ven te berigten; maar zy wordt gemeen„ lyk berekend op vyf ten honderd, of „ een twintigfte gedeelte. Dit wordt het „ eerfte jaar weinig gevoeld, de negentien „ overgebleeven Negers, bemerken naauw„ lyks, dat zy het werk doen, 't geen, „ in hét voorgaande jaar, door twintig verrigt werd. Maar het tweede jaar, „ komt het zelfde werk voor achttien op, „ en zo 'er nog een jaar, zonder ver- „ meer- dig voorbeeld te geeven, door eene onmiddelyke en bepaalde affchaffing van deezen fchandlyken Handel ; en ik zou nog dezelfde gevoelens ftaande houden en voeden, was ik niet, by volkomener onderzoek, en be'ere onderrigting, opgeleid, om te vermoeden , dat de voorgejielde middelen 'er niet aan voldoen zouden. Ik vrees dat eene onmiddelyke en plotslyke affchaffing, door ééne Natie alleen, niec aan de oogmerken der menschlykbeid, in Africa zal beantwoorden, en ik ben volkomen overtuigd, dat zodanig een maatregel (bekken zou, om, in eene groote maate de elende van verre de meerderheid der Negers, die reeds in de West Indien zyn , te verzwaaren-, welker afneeming in ;>etal onvermyrielyk is; en die daarom, niet verfterkt uit Africa, hunnen arbeid zodanig, vermeerderd zouden vinden, als bun getal afnam." /Ae het vyfde Detl deezes Werks, in <;c;8. by A. LoofjES p*. ta Haai km uitgegeeven. L 5 Lxvr. BOEK, 1789. Klagten der Planters over gebrek aan Slaaven,  ï?o VADERLANDSCHE LXVI. soek, 1789 f Hoe men in Frankryk op het ftuk des Slaa venhandelsdagt. Gedreigde Op ftand der Slaaven in Demerary. (*) Zy droeg den naam van La Societe des Amis des Noires. Algem. Konst en Letterbode, II. D. bl. 142. (t) Men heeft eene Nederduitfche -zeer leezenswaardige Vertaaling van Brissots Rei ie, derwaards te Amft. by M. de Bruyjn, in Ui. Declen, ?, meerdering door aankoop by komt, moe„ ten zeventien het werk doen, waar toe 9, eerst twintig beftemd waren. Dit moet „ ongenoegen, verloop en opftand ten ge„ volge hebben; of, zo de Negers deeze „ overlaading van werk, al geduldig op ,, zich neemen, dan is ziekte, en een „ vroegtydiger dood, voor hun het ge,, volg. Of eindelyk, zo de Planters alle deeze nadeeiige gevolgen zoeken te ver„ myden, moeten zy trapswyze hunne „ Plantadien inkorten, en ook by gevolge „ verminderen hunne voortbrengzels." Anders over dit ftuk dagt men in Frankryk , waar, ten deezen Jaare, in Parys de Menschlievende Maatfchappy tot affchaffinge van den Slaavenhandel (*), tot ltand kwam: de beroemde Condorcet, was 'er Voorzitter, en de Heer Brissot de Warvelle , een der eerfte Oprichteren, ftak na America over, om den toeftand der Negeren, aldaar van nader by te leeren kennen, (t) Wat 'er ook zyn mogte van de behandeling, door onze Volkplanters, den Slaaven aangedaan, waar over zeer verfchillend gefprooken wordt, en wier lot zeker zeer onderfcheiden zal weezen, naar de Hee-  HISTORIE. 17* Heeren zyn, welke zy als lyfeigenen dienen, van tyd tot tyd, gewaagen de berigten herwaards overgebragt, van Opftanden door hun aangerigt. Zo vernam men, dat ten deezen Jaare, op drie Plantadien in Demerary, de Negers zamenfchoolden. Niets minder ging hun na, dan de toeleg, om alle de Blanken aan de Westkust dood te Haan; doch een klein aantal Soldaaten, met eenige gewapende Manfchap van een Oorlogfchip, daar ter reede liggende, befchutte eene der Plantadien, op welke het voornaamlyk gemunt fcheen. Door de Indiaanen van de Rivier Esfequebo, binnen weinig dagen, onderfteund, geraakten de meeste Muitelingen gevangen, en werden te regt gefteld; terwyl men de in de bosfchen omzwervende opzogt, om ze den Regter, nevens de anderen, over te leeveren, of af te maaken; waar mede de vrees voor dien Opftand verdween. (*) In Suriname, waar men fteeds op de hoede is, en kryg voert tegen de weggeloopene Negers, en eene Linie van verdeediging heeft, met welke het meest be woonde gedeelte dier Volkplantinge tegen de aanvallen van die geduchte en zwervende hoop gedekt wordt, hadt dezelve, in een ftreek, zeer hoog de Rivier op, en verre boven de gezegde Linie gelegen, drie Houtgronden afgeloopen, eenige Blanken vr moord. en Slaaven van daar mede gevoerd. Een gedeelte der Krygsbe- zet- (*) N Nederl. Jaarb. 1790. W, 3!. LXVI. BO EK. I789, De weggeloopeNegers te Suri» name beteugeld.  i?2 VADERLANDSCHE lxvl : b o e k. i Letter en Landbouw bevorderende Inrigting in Suriname, N. Neder!. Jaarb. 1700. b!. 39—5069 setting, fchikte zich onverwyld derwaards , jm die Ontrusters, in de bosfchen, hunne ivykplaatzen, te vervolgen. Dit voorkwam allen verderen aanval, en een Krygs3ost aangelegd over de plaats, waar die Bende zich meest onthieldt, om dezelve in teugel te houden, verdeedigde dit gedeelte der Volkplantinge dermaate, dat zy, by eenen vrugtloozen aanval, met veel verlies moesten aftrekken. (*) Uit gemelde oorden berigten van dusdanige opftanden aan te treffen is in geenen deele vreemd , vreemder van daar te verneemen, en uit dien hoofde in onze Gefchiedenis meldenswaardig, dat 'er de hand geflaagen wordt aan Weetenfchappen en het ftichten van nuttige Inrichtingen. Dit greep thans in Suriname plaats. Eén enkel Mensch kan veel toebrengen om het licht van kennis te doen opgaan. De Arts J. voegen van Engelen , die zich hier te lande door de vrugten van zijne pen bekend en beroemd gemaakt hadt, na Suriname vertrokken en daar gevestigd, zette zyn Geneeskundig fchryven voort, ten dienste zyner nieuwe Landgenooten. Aan 't hoofd eener Letterkundige Maatfchappy te Paramaribo gefteld, deelde hij een plan mede om een nieuw Departement aan dezelve toe te voegen, onder den naam van Surinaamfche Maatfchappy van' den Landbouw, ingerigt om in dit vak ten meeste nutte van de  HISTORIE. m de Volkplanting werkzaam te weezen (f). Om in den veel gelds behoevenden ftaat der Oost-Indifche Maatfchappye te voorzien hadt men by Holland, in den voorleeden Jaare, kragtige maatregelen genomen (f). Zeeland fpande ook thans de kragten in om die behoefte aan te vullen. Eerst fchreeven de Staaten van dat Gewest eene Geldleening uit van negen Millioenen Guldens, tegen de rente van drie ten honderd, vrydom van Belasting van het Collateraal voor den tyd van dertig jaaren. Deeze Gelden zouden, ten minften voor de helft, moeten opgebragt worden in gereed Geld, gewerkt Goud en Zilver; voor de andere helft zou men Schuldbrieven ten laste van Zeeland aanneemen. By het uitfchryven deezer? Geldligtinge vreesden de Staaten reeds, dat dezelve geenen genoegzaamen opgang zou neemen in een Gewest, zo zeer behoeftig en zo zeer bezwaard: weshalven zy der» Ingezetenen,tevens bekend maakten, dat, wanneer in deeze Geldopneminge geen genoegzaame fom mogt ingetekend worden, zy befluiten zouden tot eene andere Geldligtinge , waar toe ieder Ingezeten van Zeeland vier ten honderd van alle zyne Bezittingen , tegen de rente van drie ten honderd, zou moeten opbrengen. De eerst voorgeftelde Geldopneeming, in den aanvange van Oogstmaand, hadt „ ondanks veelen der Ingezetenen," ge- „ lyk (*) Men vindt het in de Algemeent Kunst en Letterbode, It. D. bl. 59. (I) Zie onzeVaderl. Hift. XXII. D. W. 333. LXVl. BOEK. I789. Geldhef- finpen in Zeeland ter on- der- fchraa- ginge van de O. /. Maat- fchappj.  t74- VAÖERLANDSCHE Lxvi. boek, 1789. Algeïneenefchaars» heid aan Geld. *» ïyk de Staaten fpreeken'' , ryklyk het hunne toegebragt hadden , te „ weinig bygedraagen, om het oog„ merk te bevorderen." Weshalven zy, in flachtmaand, van de vrywillige Geldheffing tot de andere overgingen, en 't geen de Staaten , zo weinig tyds te vooren „ ten gevalle hunner ingezetenen uitftelden" nu werkftellig maakten; en dus goedvonden „ overeenkomftig met het hoog wys Advys van zyne Hoogheid," te bewilligen in de Geldheffingby de eerst voorgeftelde van verre aangeduid; maar thans onder het gezigt gebragt der Ingezetenen, die nu genoodzaakt werden , dat geen doen, 't welk de meesten wel voorzien hadden, dat by de eerst voorgeftelde Geldleening, het gewis gevolg zou weezen. (*) Geldgebrek uit het vergelegen Oost hadt, zints lange, de klaagftem tot hier te lande toe, doen klinken, met een hollen wedergalm; men geraakte 'er aan gewoon, men bragt ter vervullinge aan, en vry en op een meer gedwongen voet; doch daar niet alleen hadt geldgebrek plaats. Schoon des te klaagen een vry algemeene klagt is, was ten deezen Jaare dezelve fterker dan gewoonlyk. Het ryzen der Descontes tot de ongemeene hoogte van meer dan vyf ten honderd, duidde, op dien Thermometer van overvloed of fchaarsheid van Geld, dit laatfte, op eene ontzettende wyze , aan. Men O Vet"zamel, by de Chalmot, XV. D. bh 297—308. XVI. D. bl. 288—307.  HISTORIE. 175 Men bleef niet in gebreke om verfcbeide oorzaaken van deeze kwaaie r met regt een gebrek aan bloed, of omloop van 't zelve, in het lichaam van Staat geheeten, op te geeven. Zonder ons in de beoordeeling in te laaten, wegens de gegrond- of ongegrondheid, het meerder of minder daadlyk aanweezen, dier tot gebrek aanleidende of reeds werkende oorfprongen , willen wy de opgave der voornaamfte, naar aanwyzing van Handel kundigen, met een enkel woord, hier plaats geeven. Zy fpraaken van den minderen Invoer van Goud en Zilver, zints eenigen tyd, uit de Mynen van America na Europa. By deezen minderen Invoer kwam, ter verdubbelinge, eene grootere Verzending dier koostbaare Metaalen uit Europa na Afia. De Oorlog des Duitfchen Keizers en van de Keizerin ?akïkRusfen tegen de Porie bragt men mede by: dewyl het eene door de ondervinding geftaafde waarheid is, dat veel Gelds getrokken wordt na oorden, daar men Kryg voert, magtige Legers teveld houdt, en in veelvuldige (Behoeften van allerleien en zeer wydftrekkenden aart; door middel van gereed Geld, grootendeels moet voorzien worden. — Tusfchen Rusland en Groot Brittanje was het verdrag van Koophandel ten einde geloopen en niet vernieuwd: ingevolge hiervan moesten de Engelfche Kooplieden, op dat Ryk fterken handel dryvende , even als die van andere Volken, de Tollen, en andere daar gevorderde Regten, in Ryksdaalders voldoen: 't welk gelegenheid gaf dat de Lxvr, BOEK. I789. Oorza*« ken hier van opgueid.  if6 VADERLANDSCHË LXVL BOEK. «7 80. Schaars heid aat Graanen de Engelfche Kooplieden, die Munte uit Holland ontböoden. —— Veel meer egter dan de laatstgemelde oorzaak bragt eene andere, naar veeier begrip, toe om ons Land van gereede Penningen te ontblooten , de menigvuldige Geldligtingeh , met aanbod van hooge Renten, die de buitenlandfche en boven al de Oorlogvoerende Mogenheden, by herhaalinge, hier te Lande deeden, met eenen uitflag, welke zeer afftak by de traagheid, in het doen van Infchryvingen by Geldheffingen ten behoeve van het Vaderland gedaan. Men voerde eindelyk, als eene rede aan, den hoogert Wisfel van Engeland op Holland, waar door veele Ingezetenen hier te Lande, byzonder de Jooden zich lieten verlokken om Geld, en bovenal Goud, van hier na Engeland te zenden °, ten einde daar voor Wisfels te bekomen, en het voordeel van den hoogen Wisfel te trekken. De geftaadige Vervoering van veel Gouds na Engeland leedt geen twyfel, daar het openlyk, langs den gewoonen weg, menigvuldig gefchiedde , en men alle rede hadt om grooté overmaakingen, langs andere wegen, bykans even zeker te ftellen. Schatten werden 'er op die wyze verhandeld , en fchoon byzondere Perfoonen hier door veel gelds wonnen, diende dit ten middel om by' zeer veele anderen den voorraad en omloop des gereden Gelds te verminderen, en te doen vertraagen. Schaarsheid van Geld in den Omloop 1 mogt veelen drukken, terwyl eenigen hief. in  HISTORIE i?7 in het middel vonden om fchatten te verzaamelen : eene andere fchaarsheid deedt1 zich dreigend en drukkend op, ten aanzien van eene der Levensnoodwendigheden, welke ons Land, by lange na niet, in eene genoegzaame hoeveelheid, voortbrengt tot voedzel der Ingezetenen noodig; terwyl het egter. zints lange, de Koornfchuur van Europa genaamd en geweest is, door den Herken Handel daar in Graanen gedrëeven : een Handel, die te meermaalen den afgunst wekte, en den nyd met een fcheel oog op ons Land deedt nederziem Verbaazend was, ten deezen jaare, de fteigering van den Prys der Graanen, in by 1 kans alle Landen van Europa, zo waar de- ' zelve in den grootften overvloed vallen, en van waar zy verzonden worden, als waar men de Stapelplaatzen en groote Markten van dezelve aantreft. De toevoer van Graanen uit America, in welk Werelddeel een nieuwe Koornfchuur, als 't waare werd opengezet, droeg wel iets by ; doch kon de ongelegenheid op verre na niet weeren. De lysten van de Pryzen der Graanen getuigen van deezeMarktfteigeringen (*). Ten voorin*) In de Maand July deezes Jaars werd, uit Franhyk gemeld, dat de Onderftand, in de thans plaats hebbende fchaarsheid van Graanen in Frankryk,op orde des Konings, buiten 's Lands, opgekogt, en ten grooten deele reeds in dat llyk ingevoerd, b'ykens eene egte opgave van den Heer Necker aan de Nationaale Vergadering gedaan, niet minder bedroeg dan 404 duizend 463 QuinXXÜI. Deel. M talen, LXVI. i OEh, 1780. Hooge nysder ïraanen.  173 VADERLANDSCHE LXVI. BOEK. I789. Waar aan dezelve wordt toege- fchreven. 1 1 ] < < !] < IloeStaaten van ) Holland o ver deeze Duurte fpraa.1 ken. i 1 1 voorbedde ftrekte, dat de Tarwe, die in 't laatst des voorgaanden jaars, Honderd en Tagtig Goud - Guldens goldt, thans voor Driehonderd en Zeventig verkogt werd: een ongehoord verfchil in zo kort een tyds bellek. Het klimmen der Pryzen maakte de Voorraad fchuuren, waar men de Graanen uit de eerfte hand heeft, ledig en hieldt men dezelve elders op , in de verwagting dat die pryzen, hoe hoog, nog hooger zouden loopen. Geen algemeen misgewas in de Lan3en , waar voor Europa deeze Leevenssoodwendigheden doorgaans in de grootfte ruimte vallen, was hier van de oorzaak; naar wordt zulks, voor geen gering geleelte, toegefchreeven, aan een plan om Frankryk in de deerlykfte verlegenheid te lorten, door gebrek aan die behoefte des „eevens, 't welk zich in dat Ryk reeds, mder eene fchrikbaarende gedaante veeier vegen deedt zien. — Lieden kundig in ien Graanhandel hebben ons, te meermaaen verzekerd , dat geen daadlyk gebrek >orzaak gaf tot die ontzettende Marktpry:en. In de Aankondigingen van wegen deStaaen in een en ander Gewest onzes Lands ge- aalen, zo van Tarwe en Rogge als van Gerst en tyst, die de Kor.anglyke Schatkist meer dan 05 MUI. Livres Honden te kosten. Door deeze maategelen, en de meer en meer aangroeienden toeoer van buiten, byzonder in de Havens van Norïandyen, begon men hoop te fcheppen op eene moedige genoegzaams vervulling van dit gebrek. Ugem. Komt en Letter Bode lil. D. b!. 31.  HISTORIE. i79 gedaan , ontmoeten wy geene andere dan algemeene en duistere aanduidingen, wegens de Duurte van het Graan , en zonderlinge fchikkingen op den prys van 't Brood. Immers Staaten van Holland lieten zich, in Hooimaand, op dit Stuk, in deezer voegen hooren; Alzo wy in er. vaaringe gekomen zyn , dat, door tent „ zamenloop van omftandigheden, eene al„ gemeene fchaarsheid van de hoogstnood„ zaaklyke Graanen van Tarw en Rogge, ge- noegzaam door geheel Europ#,plaats heeft, „ dat mitsdien deeze Staat, den toevoer, „ welke zo ryklyk over Zee en langs de „ Rivieren, in gewoone tyden, wordt aan- gebragt, met andere Landen moetende deelen , daar uit gebooren is zodanige „ fteigering der Pryzen , dat daar van, in veele jaaren , geen voorbeeld is ge„ weest, hebben wy deeze omftandighe„ den in ernftige overweeginge genomen, „ en daar by aangemerkt; dat indien de „ Zetting van het Brood moest geregeld worden in evenredigheid van de voor„ gemelde hooge Pryzen van Tarwe en „ Rogge , en , by aanhoudenheid, naar ,, maate van derzelver verdere fteigeringe, „ verhoogd, zulks tot een zeer groot Be„ zwaar voor het algemeen, en tot een „ ondraaglyken last voor de mingegoeden „ en arme Ingezetenen zou worden , en „ wy, zo veel in ons vermogen is, tegen ,, de gevolgen van deeze onmaatige Duur„ te , tegen de vreeze van Gebrek , "va „ deeze Provincie , willende voorzien , M a „ heb- LXVL BOEK. I780.  t8q VADERLANDSCHË Lxvi. BOEK. 1780. „ hebben wy, onverminderd de maatregelen, ,, welke de Regeeringen der ftemmendeSte- den . goedgevonden beben , ten aanzien „ van hunne Burgers en Ingezetenen te nee„ men, of nog zouden mogen neemen, goed„ gevonden vast te ftellen : dat van nu „ af aan, tot den eerften October aanftaan„ de, tegen welken tyd men hoop heeft s, op de vervulling van den nieuwen Oogst, de Zetting van het Brood, ten „ Plattenlande alom binnen deeze Pro- j, vincie, niet zal worden verhoogd. j, Dat, ten einde de Bakkers mogen in„ ftaat gefteld worden om het Koorn te j, bekomen, dat zy het naar de voorge„ melde Zetting kunnen verbakken 5 en „ om dezelve eenigzins te gemoet te ko„ men, in de reeds geledene Duurte, wy „ by deezen vryheid geeven aan alle Baks, kers ten Plattenlande, welke onder Eede j, zullen kunnen verklaaren , geen Voor„ raad van Tarwe of Rogge te hebben j, gehad, en dezelve niet te hebben kun„ nen bekomen tot een Prys, die naby „ geëvenredigd is, of geweest is aan de „ Zettingsprys van het Brood, dat zy „ zich, tot den eerften October aanftaan„ de, kunnen vervoegen aan de Schout, ten en Geregten , waar onder zy be„ hooren, en aldaar onder Eede als voo„ ren, opgeeven de kwantiteit van Tarw „ en Rogge, welke zy ieder Maand, te rekenen van den achtften July tot den „ achtften Augustus, voorts van den acht„ ften Augustus tot den achtften Septem-  HISTORIE. 181 ber, en geduurende de laatfie drie wee„ ken van den achtften September tot den „ eerften October deezes Jaars , in hunne „ Bakkeryen zullen hebben verbakken , „ mitsgaders tot welke Pryzen zy dezelve „ Graanen zullen hebben ingekogt, en dat deeze te doene opgaven, door de- zelve SchGUten en Geregten, aan onze „ Gecommitteerde Raaden, by het einde „ der gefielde Termynen, zullen worden „ toegezonden; ten einde door dezelven, „ uit 's Lands Kas , aan gemelde Bak- kers worde goedgedaan , het geen zy, „ tot het bekomen van voorichreeven „ Graanen , genoodzaakt zyn geweest „ te moeten befteeden boven den Prys , „ naar welke de Zetting van het Brood „ gereguleerd is, tot de gemiddelde Prys, zen der Markten van Amfterdam , Rot„ ter dam en Dordrecht op de tyden, „ wanneer de voorzegde Graanen door de „ Bakkers zyn ingekogt." De Staaten voegden, tot voorkoming van bedrog, hier nevens ; „ vermids deeze on„ ze voorzorg , door welke het Koorn, „ op eene zo voordeelige wyze, verkryg,, baar gemaakt word, alleenlyk ten oog- merk heeft het gerief en de verligting „ der Ingezetenen , bevelen wy en ftel„ len by deezen vast, dat, wanneer een „ Bakker van het alzo door hem opge„ geeven Koorn eenig ander gebruik „ maakte, dan om hetzelve in zyn Bak„ kery te verbakken, hy eene boete zal M 3 „ mqe- Lxvr. BOEK. 1789.  182 VADERL ANDSCHE lxvi. BOEK. I789. Byzotidere fchikkingen te Amfterdam. Die Stad deswegen gepreezen. ,i moeren betaalen van twee duizend Gul„ dens." O Ten aanzien der fchikkingen in byzondere Steden van welke, in deeze Afkondiging » gewaagd wordt, frak Amfterdam boven anderen uit. Om de duurte op die ilgemeene Benoodigdheid, voor de fmalle gemeente, tot geen ondraaglyk bezwaar te maaken, bepaalden Burgemeesters de Zetting van het Brood tegen twee honderd en veertig Goudguldens de Last Tarwe, en vonden goed alles, wat de Tarwe meer goldt dan twee honderd en zestig Goudguldens, aan de Bakkers in de Stad goed te doen. Terwyl zy op het Roggenbrood eenefchikking maakten,die den Prys van dit allerbenoodigst voedzel voor geringe Lieden, draaglyk deedt worden; met fchadeloos ftelling voor de Bakkers. De invloed deezer Koopftad hadt alle Voorftellen, wegens een verbod van Uitvoer uit Holland, met de duchtigfte redenen, van Handel en Algemeen belang ontleend, weeten te keeren, en verdienden de Afgevaardigden des wegen allen lof. Burgemeesteren worden by zommigen ook gepreezen , dat zy , by tyds, eenen grooten voorraad van Koorn opkogten. Een opkoop, die den prys tot [de gemelde ongewoone hoogte deedt klimmen. Door deezen voorraad , zeggen eenigen, was de Regeering inftaat, de Baatzugt van (*) Refol. van Holland. 28. July 1789.  HISTORIE. 183 van zommige byzondere Kooplieden voortekomen, en den Prys te dwingen; rees dezelve te hoog , dan verkogt de Stad, en deedt daar door den Prys oogenbliklyk daalen: was de Prys hier door weder laag, dan kogt de Stad wederom in. Zy willen dat de Stadsregeering , door dit Handelbedryf, den al te hoogen en drukkenden Prys deezer allernoodigfte behoefte heeft voorgekomen, en een overgroot nut aan het algemeen toegebragt; zy voegen 'er by, dat men door dit beleid eene aanzienlyke fomme gelds voor de Stad gewonnen en overgehouden heeft. (*) Dan, om ^eene aanmerking te maaken over de bevoegd of onbevoegdheid eener Stadsregeeringe, om dus de rol van Koopman te fpeelen , waar voor en tegen niet weinig zou te zeggen vallen, en de omftandigheden voor of tegen kunnen beflisfen, vinden wy, wegens den opkoop daar ter Stede , ten aanzien van zommige Staatsleden opgetekend „ dat zy", wy fchryven, niets beflisfende , de eigen woorden af, „ om in Frankryk een Hon„ gersnood te helpen favorifeeren , de „ noodige orders gegeeven hebben aan „ het huis van Roquette en van de „ Poe te Amfterdam , om eene zekere „ kwantiteit Graanen op te koopen, en we] „ ten beloope van 2 800000 Guldens , „ welke men naderhand weder, uit be„ noodigdheid van Penningen, heeft moe- „ ten O N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 764. M 4 LXVI. li O E K. I789. F De Graanhandelvan zommigeStaatsleden gewraakt  IÜ4 VADERLANDSCHE LXVI. BOEK I7'J9Schikkingen t( Rotterdam. Bepaalingen in IJtrecht op den praanhanjeh „ ten verkoopen, en waar uit eene aan? • „ merkelyke fchade voor den Lande voort„ gevloeid is: dewyl 'er niet minder dan „ 1350000 verlies op viel." (*) In Rotterdam nam de Regéering , even 1 als te Amfterdam , dergelyke voorzorgen om aan de 'bakkers eene vergoeding te geeven, 't welk den armen te ftaade kwam; want, daar volgens de Marktprys der Graanen in Hooimaand, het Tarwenbrood van drie Pond door de Ingezetenen zou moeten worden betaald tegen zeven en een Aalven ftuiver, werd het, volgens de laatfte Zetting, verkogt voor zes ftuivers en een half: terwyl het Róggerih/öód van vier Pond bleef op vier ftuivers en zes duiten, 't geen anaerzius, naar den toenmaaligeri Marktprys, tegen vyf ftuivers en vier duiten zou gekomen zyn. (f) Elk Gewest 'droeg ten aanzien van dit belangryk ftuk, zyne byzondere voorzorgen. De Staaten van den Lande van Utr (*) Bovweks aan zyne Committenten bl. 355, vergeleeken met bl. 598. ny voegt 'er nevens^ „ hier van byna met zekerheid te kunnen zeg- gen, dat de Ridder Bentinck daar mede de di„ rectie ih gehad heeft,zo als blyken ka'i uit ver? „ fcheide Brieven by hem ten dien opzigie ge» „ vonden , door David Wendorp en deszelfY „ Broeder gefchreevenwaar uit men tevens zien kan welke lieden men daar toe gebruikt heeft "„ buiten 's Lands; zynde de Brief van P. §, Wendorp, welke over 4e Graanen handelt, s, den i July 1789 uit Amfterdam aan Rnoosf p gefchreeven. (.f) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. oa8.  HISTORIE. iB$ Utrecht, vernomen hebbende, dat, niettegenftaande het Verbod by verfcheide Publikatien en Waarfchouwingen daar tegen, veele Perfoonen ten Plattenlande zich vervoegden om allerlei foorten van Graan vóór of op te koopen, waar door asn de openbaare Mirkten, in de beflootene Steden , niet alleen groot nadeel werd toegebragt ; maar ook de goede Opgezetenen en Huisluiden konden worden misleid en benadeeld in den Prys derzelven, en 01 rzaak gegeeven tot eene verregaande fteigeringe van den Prys, wanneer dezelve als uit de banden van de Vóór of Opr koopers zou moeten gebrooken worden, tot bezwaar van alle In- en Opgezetenen des Gewests, byzonder in de tegenwoordige Duurte der Graanen — vonden goed een algemeen verbod te laaten uitgaan. By 't zelve werd een iegelyk verboden eenige Graanen, of ook Meel van dezelve, ten Plattenlande gevonden wordende in Huizen, Bergen, Schuuren, Schuiten, Wagens, of waar ook, het zy gedorscht of ongedorscht, te gaan vóór- of opkoopen, om daar mede Handel te dryven, óf ook aan zodanige Vóór- of Opkoopers te verkoopen , of ook wel dezelve by Monfteren te veilen , om naderhand te leeveren, of ook op tyd te verkoopen. — £y bevelen dat alle Opgezetenen zouden gehouden weezen hunne Graanen te brengen in de beflootene Steden van het Sticht om aldaar te verkoopen, of te markten. .— Het bleef nogthans aan de OpM 5 gmtrent len Uit. 'oer van tardaplelcn.  192 VADERLAND'SCHË fcxvi. SOEK. 1789^ Belas • ting in Friesland op den uitvoer gefield. zien was dat binnen korten tyd zou kunnen worden weggenomen, den uitvoer van' Aardappelelen , tot den eerden van Zomermaand des volgenden Jaars, te verbieden ; ten einde dit nuttig voedzel voor een gemaatigden Prys verkrygbaar te doen blyven. De ftrafFe op dén Uitvoer gefield was de verbeurte der Aardappelen, die men zou hebben tragten uit te voeren, als mede van de Schepen , Schuiten j Wagens , of Karren, ten dien einde gebruikt; boven en behalven de dubbelde waarde der Aardappelen, welke men zou hebben tragten uit te voeren. Alleen met uitzonderinge van de kleine hoeveelheid, ten dienfte van het Scheepsvolk op reis(*). Friesland, onder alle de Gewesten geenzins het minfte in het uirleeveren van dien Leevensvoorraad, hadt des wel veel; doch de Staaten lettende op den (leeds toeneemenden Uitvoer, niet alleen buiten die Provincie, maar zelfs buiten de Republiek, vonden in Slachtmaand goed, eene belasting van twaalf ftuivers te leggen, op ieder Ton Aardappelen , ter voorkominge, dat de prys dier vrugt tot eene buitengewoone hoogte loopende, de minvermoogende Ingezetenen geen gebrek aan dit voedzel zouden lyden (f). Zo veel nafleeps hadt eene Duurte die fommigen vermoedden den oorfprong genomen te hebben uit Staatkundige be- doe- (*) Relbl. Gen. 30. Nov. 1789. (t) N, Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1788.  HISTORIE. io; 'doelingen , zo ftrekt het lydend Mensch dom ten voorwerp van veelvuldige folte ringen, die op eenen giooten afftanc werken. Niet alleen kenmerkte dit Jaar zich, by onderfcheiding, door de Duurte dei Graanen, waarom wy 'er het voornaamfte van optekenden, maar ook door de ftrengheid des Winters , welke verfchynzelen opleverde, in 's Lands gefchiedeniale meldenswaardig, en edelmoedige bedryver deedt gebooren worden , wier ophaalen eenigzins kan dienen tot vergoeding van 'den weedom, welke het edel hart gevoelt, by het bedenken van het leed 't geen den Inwoonder treft. De koude van deezen aanmerkelyken Winter, en de vorst daar aan geëvenredigd , mogen gezegd worden. in 't laatst van Slachtmaand des voorigen Jaars, eenen aanvang genomen , met het begin van Wintermaand herhaald, te midden van dezelve zich met meer heftigheid betoond, en tot den veertienden van Louwmaand, by tusfchenpoozen, fterk gekneld, en dus vyftig dagen aangehouden te hebben (*). — Een en ander welgeftaafd voorval, . uit dee- (*) In de Algem. Komt en Letterbode vindt men de Waarneemingen deswegen gedaan, inzonderheid te Harder wyk, Haarlem en Rotterdam: werwaards wy den des weetgierigen Leezer wyzen, om den Thermometer ftand, en de diltte van het gemaakse Ys te verneemen; met veele daar by gepaarde Waar- XXIII. Deel. N i LXVL • boek I789. Streng, heid des Winters. Loop deezes Winters, met eenige by. zonder*heden.  194 V ADERLANDSCHE LXVI. SOEK. 1789. Waarneemingen. I D. bl. 202. IT Deel. bl. 6"—24. en 34 en 37. De Thermometer daalde, blykens dezelve, een en andermaal tot 2 4.en volgenseeni. ge tot 7° onder o. Uit de daar by gebragte waarHeemraden blykt, dat de koude, die van alle voorige hardewinters, zo niet overtroffen, gelyk zulks op veele plaatfen het geval was, ten minfte geëvenaard hebbe-, terwyl haar het begin en de larigduurige geftrengheid deezen Winter, in 'talgemeen van alle bekende ftren^e onderfcheidt. In den jaare 1740 is de Thermometer hier te Lande niet laager dan 20 onder o, en in 1776 niet laager dan 40 onder o waargenomen In het eerstgemelde Jaar was de vorst wel langduurig; doch flegts, geduurende weinige dagen tot eenen aanmerkelyken trap van ftrengheid geklommen ; die van het laatstgemelde Jaar hieldt vier en twintig dagen aan — naamlyk van 9 Jan. tot 2 Feb. daar de vorst van den tegeuwoordigen Winter reeds den 24 Nov. begon , en onder eenige korte verpoozingen, van flegts weinig dagen, rot den 14 Jan. heeft aangehouden. De zwaarte van den Dampkring was deezen Winter zeer opmerkelyk. De Barometer klom tot eene byna onvoorbeeldlyke hoogte, en bleef '•■rop ftaan. Immers ftondt hy niet alleen van den 21 D?c tot den 8 Jan., alleen Nieuwjaarsdag uitgezonderd, beftendig boven 30 Eng. Duimen, maar ook mpesttyds veele lynen daar boven, voor al de drie Itoudfte dagen, ja den 5 Jan. op een halve ivn na , op 31 Duimen , tiet uuerfte der Baromeeter fchaale. — Opmerkelyk diedt deeza Winter zich ook elders, opBreedtens, waar men dezelve niet gewoon was, gevoelen. Wi» lust heeft dit na te gaan, raadpleege de Algem. Komt en Letterbode. 11 D. bh s.8. en 35. en 43. deeze vorst gebooren, zal eene korte vermelding verdienen. Een Stalhouders knegt te Rotterdam reedt, op den achtften van Louwmaand, met een ileede met twee Paarden en vyf Mannen over het Ys van het  HISTORIE. 195 het Hollandsen Diep, van de Hooge Zwaiuwe tot aan Drimmelen. Veele Menfchen gingen te voet de Rivier de Schelde over van Vianen tot Stavenisfe, als mede van Zype tot St. Anneland. Het eerfte gebeurde zelfs niet in de hier te lande by uitftek bekende Winters van mdccix. en mdccxl. terwyl ftokouden verhaalen, dat het laatfte ook in mdccxvi plaats gehad hebbe. De Zuiderzee was zo vast bevrooren, dat men van Medemblik en Enkhuizen, over deeze binnen Zee, na Staveren ging. De Noordzee aan onze Srandenlag, tot eene aanmerkelyke uitgeftrektheid, te eenemaal digt, zulks men van Zandvoort, tot op drie uuren verre over Ys kon gaan (*). De dikte van het Ys haalde op veele plaatzen by de zeventien duimen. Getuigden voorige ftrenge Winters van de hulpryke Milddaadigheid den Nederlanderen aangebooren, en altoos uitgeoefend als de' ftem der behoefte en des noods zich liet hooien, deeze fprak niet of hulp- vaar- (*) De Vaart van Calais-op Douvres was geheel geftremd. Het Kanaal lag, tot op eene tusfebenwydte van twee uuren na, geheel digt. inhet Noorden was de vorst zo fie k, dai men zints den 2 Dec* de Groote Beid kor be-yden; den 18 ging men van Calmar tot Oeland over 'c ys , als mede over den Zeeboezem tusfehen Zweeden en Finland. — Vreemder noj was het, dat alle Franfcbe Haven* ook die der meest '.uidelyke deelen 'an het Ryk» geiyk die vnn Marfeille, als mede de Rivier Rhoiic fterk bevrooren geweest zyn. Algem. Kq*>U- tti ittterl/s II D. 3Ö. N ft LXVf. boek» Mitddaadige Gifte te Haarlem  i96 VADERLANDSCHE LXVI. BOEK. I780. vaardige handen tastten allerwegen wel diep in de beurze om de fchreiende armoede te hulp te komen. Een en "ander voorbeeld moeten wy, ter eere van den Landaart , vermelden. Haarlem ging hier andere Steden voor, en toonde, by het bekendmaken van het inzamelen deezer buitengewoone Liefdegift, in derzelver uitdeeling, meerder de ftem der Menschtykheid, dan die van Gezindheidsyver, te willen hooren: immers gaven Burgemeesters te kennen, dat alle de Penningen, welke, op de door hun op voorgefchrevene wyze, zouden worden ingezameld , onder de Behoeftigen van allerlei Gezindheden zouden worden verdeeld, gerekend naar het getal der Perfonen en Huisgezinnen , by ieder hunner bedeeld of die buitengewoone hulp en voorzorg verzogten ; met bepaaling, dat de Liefdegaven , te deezer gelegenheid uitgereikt, by geene der Armbezorgeren, tot eenige andere eindens mogten worden befteed, dan om de noodlydende Ingezetenen, geduurende deeze ftrenge koude en felle Wintertyd , geëvenredigt aan den nood, waar in zy zich bevonden, te gemoet te komen, en hun van eenig dekzel, voedzel, brandftoffe, als anderzins, te voorzien. De Inzameling bragt 4157. Guldens op -(Ü^. Noch de Doopsgezinden, noch de Remonftranten daar ter Stede verkoozen in de verdeeling dier ingezamelde Penningen iets ten baate hunner behoeftige Le» (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 26 en 27.  HISTORIE, i97 Leden te ontvangen: deezen uit eigen Fonds, ryklyk van het noodige verzorgende. In Amfterdam betradt men 't eigenfle liefdefpoor als te Haarlem, met dezelfde uitgeftrektheid tot alle Christengezindheden en werd 'er de aanzienlyke fom van 36385. Guldens ingezameld. — Vonden de Jooden zich hier van uitgeflooten de Parnasfyns der Portugeefche Jooden daar ter Scede, de armoede en bedroefde omHandigheden in welke zich hunne Armen , door den feilen Winter, bevonden, kondigden in hunne Synagoge aan , dat zy eenige dagen, op gezette uuren, in de Vergaderkamer zouden zitten, tot het ontvangen van Liefdegiften ; waar eene beflooten bosfe geplaatst was, in dewelke de gegoeden onder de Gemeente, naar ieders vermogen en wil, konden bydraagen, 't geen hy zou goedvinden, zonder gehouden te zyn des rekenfchap aan de Parnasfyns te geeven , doch ftondt het elk vry zyne gifte, des begeerende, te laaten optekenen (*). Aan het lofiyk oogmerk der Parnasfyns werd beantwoord: en weeten wy van goeder hand , dat Christenen daar ter Steede ook in deezen gaven toebragten om de fchreiende armoede onder de talryke Joodfche Natie, door handen der Parnasfyns te vertroosten. V Gravenhaage ftak mede in Milddaadigheid uit, fchoon op eenen anderen voet in- (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 109, N 3 Lxvr, BOEK» Te dm* (Ier dam. Hoe men 'm'sHaage der Ar-  198 VADERLANDS CHE LXVI, BOEK. I789snoedetehuip kwam,- Weldaadlgheid te ytrecbt. ingerigt. Men ontwierp een Plan van Toelaagen tot menschlievende giften, waar in Lieden van aanzienlyken, en ook uit den Burgerftand deel namen: de uitreikingen beftonden in Brood, Kaas en Bier aan Armen en Behoeftigen. Voorts werden 'er verfcheide aanzienlyke Liefdegiften geofferd tot den aankoop van Kleederen en andere Eetwaaren. Hoe men in die uitdeelingen, ten aanziene van de verfchillende Gezindheden, te werk ging is ons niet gebleeken : wel dat Armbeftuurders van de Roomfche Armen in deeze Hofplaatze , op bekomen verlof van den Hove van Holland en de Magiftraat van V Gravenkaage , verlof kreegen om eene algemeene Inzameling voor hunne Armen te doen, die de aanzienlyke fora van 3225 Guldens in handen der Arrn- bezorgeren ftelde. Men vermeldt ook dat de Stadhouder, een en ander Koetshuis liet opruimen, met genoegzaame Ka» chels voorzien, en dagelyks ftooken, wer^ waards zich veele Armen vervoegden, die teffms een overvloed van verwarmende Spyze ontvingen (*), Utrecht mogt op de ruime weldaadigheid der Ingezetenen roemen. De aanzienlyke fom van 8968 Guldens, welke de grootfte van voorige tyden, in dergelyke omftandigheden gedaan , meer dart een vyfde gedeelte te boven ging, wordt met lof in gedagtenisfe gehouden 2 terwyl de (*) N% Nederl. Jaarb, 1789. bl. 82.  HISTORIE. 199 de verdeeling onder de Armen der onderfcheide Gezindheden daar ter Stede, in deezer voege was ingerigt. In drie gelyke deelen zouden de ingezamelde Penningen gedeeld worden één voor de Nederduitfche Gereformeerde Diaconie ééh voor de Aaimotfenierskamer — één voor de -andere Gezindheden, welk laatrte gedeelte wederom zou gefplitst worden, in twee derde deelen voor de Roomfchen, en een derde voor de overige üezinaheden (*). Eene verdeeling, die, zo zeer naar't aantal geëvenredigd, eene algemeene goedkeuring wegdroeg. Schepenen der Stad 's Hertogenbosch deeden desgelyks eene algemeene Geldinza meling,in den gemeenen nood,ten behoeve van alle door den nypenden Winter noodlydenden; hier ook nam men het onderfcheid van Godsdienstbelydenisfe, daar het de Menschlykheid goldt, niet in agt; maar kreeg de fom van 1195 Guldens om aan de Behoeftigen algemeen uit te reiken. Elders in den Lande bleef men niet in gebreke om die hulpvaardigheid jegens de elendigen te betoonen. Wy voerden alleen de meest uitfteekende en de ons bekende gevallen , ten voorbedde aan : iets 't geen ten aanziene van het Naageflacht meer af doet, dan de algemeene vermelding: 's Lands Ingezetenen, betoonden hunne gewoone Weldaadigheid. De ftrénge Winter hadt het algemeen ge- (?) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 134. N 4 LXVÏ. BOEK. Ï789. in 'stier- togenbosb Waterlood.  aoo VADERLANDSCHE LXVI. B O E K. 1789. Byzon der JeY-s gans in de Waal gevreesde gevolg van dreigenden Waters-: nood. Het los gaan van het Ys, in det diep bevroorene Rivieren (*), dreigde Dyken en Dammen van ons Vaderland, door zo veel kunsts en arbeids, voor 't overzwalpend nat befchut, doch welke befchatzels te meermaalen voor het geweld der kruiende Ysfchotfen op de hoogte des opgeftopten waters, bukken; te doen befwyken; met dreigend leevensgevaar en gewis goedverlies der Be woonderen, W^r ftreek voor het geweld des inbreekenden vloed$ blootftaat, en daar door overftroomd wordt. Het leedt niet lang na den Dooy of ■ 'er liepen zeer ontrustende tydingen in. Ein berigt uit Cuilenburg vermeldde, dat ' het Dyk - collegie aldaar, den twee en twintigllen van Louwmaand, zitting hadt genomen, en vervolgens door uitgezondene en wederkeerende Booden, nu eens ontrustende, dan gerustftellende berigten ontving (f) Ontzettendst waren de tydin' gen uit Titel. In de daad de Ysgang in de. Waal was allerzonderlingst, en gaf (lof tot duchten. De voornaamfte omftandigheden van dit dreigend waterwee, in dien oord, waar men flegts weinig jaarengeleeden des Ten deezen Jaare werd hef. Ys in den Rbyn hy Mulbeim 1" Rhynlandfcbe Duimen dik gemeeten, en haalde het in de Maas tusfehen de 18 erj 19 van die Duimen; en dus twee Duimen meer dan men het, in de laatstgemelde Rivier, in den Jaare 1776 gemeeten heeft. Algem. Konst en Letterbode* 11 D. bl. 37- " (t) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 17.  HISTORIE. aoi des eene zo deerlyke onder vinding hadt, waren deeze (*): Op den vier en twintigften van Louwmaand kreeg men te Thiel'm. den morgenftond tyding, dat, in den voorgaanden nagt, de Rivier de Waal, by Dodewaart, een Dorp geen uur boven die Stad gelegen, losgeraakt en aldaar, by de Kerk, met zeer veel gewelds, op den Dyk gefchooven was; als mede dat de Rivier by het Dorp Ochten , één en een half uur beneden Dodewaart gelegen, in beweeging was, dat men de Dyk, tegen welke de ftroom geweldige Ysfchotzen aanvoerde , in gevaar oordeelde. Eene tyding die het hart der Thielenaaren, en nabuurige Landlieden deedt krimpen. De vrees voor hel; ergfte vermeerderde; dewyl de Rivier, die voor en boven Nymegeu dryvende geweest was, zich weder, even beneden gemelde Stad, vast gezet hadt, en het water aldaar , binnen het kort verloop van één etmaal, honderd en achttien duimen opgeloopen was, en van daar tot even boven Dodewaart nog met vakken vast zat. -— Weinig naa den middag geraakte de Rivier voor Thiel in beweeging en hieldt omtrent een vierde van een uur daar mede aan : doch beneden de Stad nog zittende, fchoof dezelve wederom toe. Dan 't leedt flegts een half uur of de Rivier ging te Dodewaart en Ochten (waar dezelve (*) \n onze Vadert. Hifi. IX. D. bl. 158 176. Kan men van dien in 1784 voorgevallen deerlyken Watersnood een breed verflag leezen. * N 5 BOEK.  202 VADERLANDS CHE LXVI. boer. I789. ve 's morgens zich weder vastgezet hadt,} met zeer veel gewelds los, en voerde de ftroom het Ys , met zo veel kragts tegen den Dyk aan , even boven het laatstgemelde Dorp, flegts weinige roeden neffens de plaats waar een der Ichroomlykfte en fchadelykfte üoorbraaken, in den Jaare mdcclxxxiv geweest was, dat het zelve meer dan vyfdg voeten hoog, van den voet des Dyks gerekend , op een ftapelde, den geheelen kruin van den Dyk, ter uitgeftrektheid van eenige roeden bedekte. Dit leeverde een der verbaazendfte en ontzettendfte vertooningen op, immer in deeze ftreeken gezien; een gezigt 't welk een alle gedagten te bovengaande werking van het door den ftroom voortgeduwde en opeengefchooven Ys vertoonde, en een Ysberginde Rivier deedt gebooren worden. De geheeie kruin des Dyks was , door dien geweldigen aanval en aandrang, byna afgeftooken, en de Dyk in het uiterfte gevaar van oogenbliklykdoor te breeken. De zorg, werkzaamheid en het beleid van den Heer S. W. Graave van Randwyk, Amtman, Regter en Dykgraaf des Ampts Nederbe* tuwe , die als Dykgraaf zyn post te Ochten waarnam, voorzag hier in, met alle wakkerheid , ftelde meer dan zeventig man te werk om een Berm tegen den Dyk op te werpen; deeze werd ras tot de hoogtfe des Dyks gebragt, verfterkte en verzekerde den zei ven. Voor Thiel bleef het Water, op dien zo veel Waterwee dreigenden dag, lang- zsara  HISTORIE. «103 zaam wasfen. Met het vallen van den avond begon de Rivier weder te bewee gen ; doch dit duurde weinig tyds. Het Ys, zich op nieuw vastzettende, deedt het Water zo geweldig wasfen, dat het, in den nagt, tot de hoogte van twee en twintig voeten en drie duimen aangroeide, en dus eene hoogte beklom flegts weinige duimen minder dan in den toen met feilen fchrik herdagten morgenftond van den eerften van Lentemaand des Jaars mdcclxxxiv. Dit deedt de angst in de beklemde harten ten top fteigen ; elk oogenblik vernieuwde de vrees , dat de Dyken, zo zeer geprangd, bezwyken zouden, en dit dezelfde fchriktooneelen, van veelvuldidige vernieling en onnoemlyke fchade gevolgd, zou opleeveren. Dan, toen de nood ten hoogden toppunte geklommen was en alle middelen van menfchen vinding en kragt fcheenen te kort te zullen fchieten, om de Dyken voor bezwyken te bewaaren, geraakte de Rivier los, dreef door, 't welk een magtigen val in 't Water veroorzaakte , en al het Ys, voor eenige uuren boven Thiel gezeten hebbende, wegvoerde. Zeer zwaar Ys dreef den volgenden dag voorby die Stad. De hoop, op bevryding van het Waterwee, hier uit gefchept^ verdween , daar het water weder geweldig begon aan te groeijen. Een aanwas veroorzaakt doordien de Rivier by het Dorp Varik , in de Thieïewaard gelegen, nog vastzat. Deeze daar ook los gaande viel lxvi. boek. I789,  ao4 VADERLANDSCHE LXVI gOEIi Beveil ging d( Schepel te Arnhem VO( den Ysgang viel het water voor Thiel tot op vyftien • voeten. Hier door was men het gevaar geheel te boven,en de vrees, die met air le reden veeier harten beklemd hadt, verwisfelde in eene vreugde daar aan geëvenr redigd. Stad- en Landvolk ftortte traanen van blydfchap, wegens het ontkomen eens zo dreigenden gevaars (*). Het veelvuldig kwelwater, door den hoogen ftand der Rivieren veroorzaakt, mogt den Landman lastig vallen, doch dit leedt nam eerlang mede een einde. By Arnhem hadden zich, door de fchie:r lyk opkomende en aanhoudende Vorst 1 deezes Winters, een veel meer dan gewoon ir aantal Schippers moeten ophouden. Het laage water maakte het, voor verre de meesten, onmogelyk in de Haven te liggen, en zy vonden zich gevolglyk aan het gevaar van Ysgang, by het losraaken der Riviere, bloütgefteld. Men vreesde het ergfte. Om de Laadingen te behouden viel het befluit de Schepen te losfen en de Goederen in Pakhuizen op te flaan ; dan de Vaartuigen bieeven aan 't gevaar blootgefteld. Gelukkig viel men op het denkbeeld, dat 'er mogelykheid was, om door het Ys eenen doortocht te maaken, het Ys uit de Haven daar door heen te ftuuren, en, by verhooging des waters, de Schepen in de Haven te brengen en voor (*) Wy volgden in deeze Jsefchryving eene opgave des gedaan, re vinden in de N. Nederl. Jaarb, '1789. bl. 187—190.  H i S T O R I Ei 205 Voor het anders onvermydelyk gevaar, te befchutten. Met veel vlytbetoons werd hier aan eenigen tyd gearbeid , en met dit gewenscht gevolg, dat de Schepen, voor de Stad in het dreigendst gevaar liggende, alle zich, den twee en twintigften van Louwmaand, in de Stads-haven borgen. Zeker ten rechten tyde : dewyl drie dagen daar naa de Rivier los geraakte met een geweldig fterken Ysgang, die, naar alle waarfchynlykheid, deeze Schepen , tot groote fchade, zo geen geheel verderf, zou mede gevoerd hebben. Wy tekenen dit aan , tot lof der Arnhemmeren, en om tot een wenk te dienen, die vervolgens, daar en elders, in foorrgelyke gevallen, van groot nut kan weezen ter voorkominge van anders onvermydelyke nadeelen, ■— Zo borst, den vyf en twintigften van gemelde maand, de Zee voor Harderwyk, met groot gerugt los , zwaare Ysfchotzen kruiden aan, en ftapelden zich tot huizen hoogte op een, aan en over de Zeebrug, of het in Zee noord- en oostwaard uitloopend hoofd, 't welk een Schip, aan die Brug liggende, bykans in een drong. Gelderland rekende zich gelukkig een zo groot gevaar ontkomen te weezen; en r dagt luttel, in den Zomer, op nieuw des j' te duchten, en eene onaangenaame onder-2 vinding te hebben. Dan in Zomermaand klommen de Waal en den BJyn, op het onverwagtsfte, tot eene buitengewoone hoogte. In Nymwegen ftondt het aan de Paal LXVL BOEK; i?8o, Hooge -iviereu 1 den omer.  2o6 VADERLADSCHE HISTORIE* LXVL BOE K. 1780. Andere Waterfchadens, VA- Paal op achttien voeten. Duizenden morgens heerlyk Weid- en Hooiland ftonden blank van 't water; en de fchoonfre Polders ondergeftroomd. Het Vee, uit de weiden en uiterwaarden opgehaald, leedt gebrek aan voeder. Onverwagt en zeer aarimerkelyk was de fchade hier door ver* oorzaakt. — Deeze zo buitengewoone oploop des Waters in den Zomer fchreef men, methooge waarfchynlykheid, toe, aan de aanhoudende en meer dan gewoone onweersbuyen, vergezeld van fterke ftortregens, het geheele Voorjaar in Duitschland gevallen. By het hoog water in den Winter was alles in den Lande, naar gelange van het dreigend gevaar, vry gelukkig afgeloopen, alleen te Maasbommel eene fluis, door kragt van het aandringend water, weggedreeven 5 't welk eenige Dorpen tusfchen Maas en Waal met waterleed hezogt. — In Herfstmaand brak tusfchen Qyerfchie en het Zwei, digt by de Langebrug» eene Kaade door 't welk de overftrooming van de Oostpolder ten gevolge hadt, en den Bewoonderen op geene geringe fchade te ftaan kwam: doch dreigde deeze fchade veel grooter te worden, door het onderloopen van geheel Delfland; 't geen het gevolg zou geweest hebben, indien men, daags naa de doorbraake, het gat niet met zeer veel moeite en arbeids hadt weeten toe te dammen.  VADERLANDSCHE HISTORIE. ZEVEN - EN - ZESTIGSTE BOEK. INHOUD. Vrede in het Noorden, en gerustftelling wegens de Toscaanfche Havens. Een gedreigde Oorlog tusfchen Spanje en Groot-Brittannie ontftak niet. Kennisgeeving deswegen aan onzen Staat, Antwoord van hun Hoog Mogenden. Aanmerking hier over. Een Vlootdeel 'na Engeland gezonden. Men arbeidt aan een Handelverdrag met Engeland. VoMuuring des Vredes met den Keizer van Marocco. Zonderling geval met den Dey^ van Algiers. Keizer Josephus de II fterft. Leopold. de II volgt hem op. Voorftel van wegen het Hof van Londen van Berlyn en van onzen Staat tot een Stilfland van Wapenen in Brabant. Leopold kende de bemoeijirn-en van hier ten opzigte van Brabant. . Diens antwoord Tedragt der zaaken in Brabant bemiddeling van deeze Volkstwist. Hoe aangevangen, en welk deel onze Staat 'er in nam. Aandrang op on- der- Lxvrr. boek.  2o8 VADERLANDSCHE LXVlï. JiuEK, derwerping by de Belgïfche Afgevaardigden: 's Keizers Manifest. Voorflagen van.de zyde der Belgifchen af geweezen. Getroffen Overeenkomst in verflag des wegen. Inhoud des Verdrags. De Raadpenfionaris van de Spiegel ktygt ïolmagt van Hun Hoog Mog. tot het regelen der Brabantfche zaaken. Verdagtheid Van de handelingen hier te Lande, omtrent de Brabantfche Onlusten. Wat men deswegen aanvoerde. -'Ër komt te Brusfel een Stuk in 't licht, eenige Perjoonen in 'deeze Gewesten bezwaarende. De Stadhouder kevert deswegen een Vertoog m by de Algemeene Staaten Schryven der Staaten aan den' Heer Hop hier over. Antwoord aan Hop door het Brusfelfche Gouvernement gegeeven. Hoe de Raadpenfionaris van de Spl gel by Hun Hoog Mogenden zich over die betichtingen beklaagt. De Heer Hop vervoegt zich anderwerf by het Gouvernement Generaal. Antwoord hem gegeeven. Wat deswegen ter Vergadering van Hun Hoog Mogenden voorviel. Aldaar, en op welk eene wyze, vrygefprooken. Bekendmaaking van G. W. Motman , eene befchuldiging ten zynen laste betreffende. Een nader ontwikkelend verflag door het Brusfelfche Gouvernement gegeeven. Aanmerkingen hier over. Iets over de vryheid der Drukpersfe hier te Lande. Beklag en vertoog des Hoofdjchouts te Ley den van Heusdkn over eenige Werkjes. Zyn voorftel deswegen. Een tegen Oranje gerigt Werkje te Haarlem uitgegeeven, door Beuls handen verbrand. Gedenkpenning ter Gedagieniife van de Omwenteling. De Erf- 'prihi  HISTORIE: cèg prins wordt Gouverneur van Breda en trekt derwaards. Voorftel om den Erfprins Zitting in den Raad van Staaten te verkenen. Voordragt door de Staaten van Holland om deezen Prins tot Generaal te doen aan/lellen. Dit door de Bondgenooten goedgekeurd en inzonderheid door Zeeland. Raad/lag over de wyze van Inleiding by den Raad van Staaten. De Stadhouder neemt genoegen in de Voor ftellen. Deeze verfchynt ter Algemeene Staatsvergadering om zyne voldoening deswegen te betuigen. De Erfprins in beidé die betrekkingen in den Eedgenomeft. Staatlyke Gelukwenfchingen deswegen. Hoe ontvangen. Voorbidding . voor dien Prins in Holland en Zeeland veranderd. De Erfprins van Brunswyk komt ter volirekkinge zyns Huwelyks met de Prinfesfe Fbederica Louisa Wilhelmina in ?i Gravenhaage. Verwelkomingen. Gelukwenfchingen en over-, gifte van het Juweelgefchenk. Staatlykheid der Trouwplegtigheid. Gelukwenfching van Hun Ed. Groot Mogenden Muzyk in de Lutherfche Kerk en Illuminatien. Verflag van de Commisfie over de Qjtotas. Aanhef van t zelve. Inhoud van dit Verflag, Wat "er in gezegd Wordt van de Qya tas, en van de Generalitsits Kas; Waf van de Middelen ter Etfpaaring hoe zy over den Saat van Qoffag fpictken. Over het voorflèl van Zeeland, wegens Gtltbfnh mingen. Aanmerkingen op dts Plan. Wigtr.s den voorflag om de vyf Admiraliteiten f.; één te brengen. Inhwd van disn wtrfiag, en vordering der Staaten van tLtUttnd vm XXIII. Deel. O LXVIL boe Ui  aio VADERLANDS CHE LXVH. soek. I790, Vrede in 't Noorden en gerustftellingwegens deÖnzydigheidder ToskaanfchtHavens. (*) Zie mt& Vadert. Hift. XXII D. bl. j>-n. en(ttrMe°nVS; & Vredesverdrag in de N. Nederl. Jaarb. i?9°- bl' zl65' het gevoelen der Admiraliteiten te weten. Wat de Zeeraad en het Noorderkwartier deswegen zegt. Berigt der Admiraliteit op de Maaze. Berigt van Amjlels Zeeraad. Geldleening der Algemeene Staaten. Laagte van het Bankgeld. Bekendmaaking der Amfterdamfche Regeering daaromtrent. Aanhoudende laagheid des Banhgelds. 1 Je bekommerende ongerustheid, wegens den Oorlog in het Noorden , die eenigen tyd 's Lands Regeering, ten nutte des Handelbelangs, bekroop, en, in den voorleden Jaare,ftoffe tot bemoerjingen deswegen gaf, gevolgd van geiustfteUende Antwoorden, en gepaard met daaden, daar mede overeenkomftig (*) , werd geheel weggenomen, daar de Vrede tusfchen de Keizerin aller Rusfen.en den Koning van Zweeden in die door feilen Kryg ontruste Noordfche Ryken, met Oogstmaand van het Jaar mdcclxc. welks Gefchiedems wv thans aanvangen, tot ftandkwam (t> _— Vóór dien tyd hadt onze Staat, van wegen den Groot Hertog van Toskaanen, gerustftelling ontvangen , wegens de Onzydigheid der Haven van Ltvorno, als me-  HISTORIE. 211 de van alle Havens des Groot Hertogdoms Toskaanen (*). Een Oorlog tusfchen Groot-Br ittanje en de Spaanfche Kroon dreigde uit te breeken ; daar eerstgemelde Mogenheid zich beklaagde, wegens het neemen van Schepen, aan Engelfche Onderdaanen toebe hoorende, in de Baay van Nootka , op de Noord-Oost kust van Amerika. Een beklag des wegen gedaan vondt ingang. De Koning van Spanje deedt verklaaren genegen te zyn en zich te verbinden tot de volkomene teruggave van de genomene Schepen en fchadeloosftdling der Deelhebberen, zo ras het beloop daar van behoorlyk zou zyn opgemaakt; met dien verftande, dat deeze Verklaaring geenzins kon uitfluiten noch nadeelig weezen aan het verder onderzoek der Regten, welke zyne Majefteit zou kunnen meenen te hebben tot het daarftellen van eene uitfluitende Bezitting in de Baay van Nootka. Het Hof van Groot - Br ittanje nam voldoening in deeze verklaaring, wegens het herftel des aangedaanen ongelyks, onder wederkeeng beding, dat die aanvaarding geene uufluning of nadeel zou toebrengen aan de Regten, welke zyne Majefteit zou meenen te hebben op eenige Bezitting, welke zyn Onderdaanen reeds zouden kunnen gemaakt hebben , of willen maaken, in de gemelde Baay. Van O N. Nedsrl. Jaarb. i79o bl. 213. • O 2 LXVJU ROEK. I7QO. Een gedreigdeOorlog tuschen Spanje en Engeland ontftak niet.  612 VADERL AN DSCHE LXVII. BOEK. 7*90. Kennisgeevingdeswegen aan onzen Staat. Antwoordvan Hun Hoog Mogenden. Van deeze Overeenkomst-en derzelver Bekragtiging gaf de Engel/de Afgezant Mylord auckland ,.die ten deezen Jaare, Opvolger van den Heer Fitzhj-rbert geworden was (*), aan hun Hoog Mogenden verflag, onder de volgende betuiging. „ liet is myn pligt, om U, myne Heeren ! deeze tyding mede te „ deelen, en aan u te herhaalen de ver„ zekeringen van het genoegen, waar me„ da de Koning de geneigdheid en het „ gedrag van de Republiek, geduurende den „ gebeelen loop van dit Gefchil, befchouwd heeft. Niets heeft meer toegebragt aan „ de rust van Europa, dan het Syftema „ van Billykheid en Gemaatigdheid , 't ,, welk zyne Majefteit zich haiit voorge„ fchreeven , dan getoond te hebben, „ gelyk men in de- daad gedaan heeft-, dat, ingeval zyne .Majefteit in de nood„ zaakiykheid hadt geweest van zyne „ Bondgenooten ter hulp te moeten roe„ pen, hy niet zou hebben kunnen twy„ felen, noch aan hunne oogmerken; noch „ aan hunne' vermogens, om vaardig en „ kragtdaadig aan. de Verbindtenisfen der „ AÜiifitië te voldoen." Eene Verklaaring Hun Hoog Mogenden hoogst welkom , by de dankzegging aan Aucrland gaven zy hun opregt genoegen te kennen, „ over zulk eene, voor het „ welzyn Van het Menschdom , en de rust van Europa, zo wenschlyke Ge- „ beu- (*) N. Nederl, Jaarl: 1750* bl. 193.  H X S T O R I É. 213 9, beurtenisfe; met, by voeging, dat zy, „ zo veel te meer reden hadden, om de „ wysheid en gemaatigdheid van beide de Monarchen te pryztn, naar gelange „ zy, van het begin der veifchülen af, het ,, hooggaande leedweezen hadden te kennen „ gegeeven, het welk hun zou getroffen „ hebben, indien ongelukkig de onvoor„ ziene loop der Gebeurteni-fen hun in de verpligdng bragt om te voldoen aan de bedmgen der Alliantie, door het „ verleenen van byftand tegen eene Mo„ genheid, welker vriendfchap zy, zedert „ een lange reeks van Jaaren , hadden „ aangekweekt. Niettemin getrouw aan „ hunne Verbintenisft-n ; maar'niet min„ der verknogt aan hunne ', vreedzaame „ denkwyze , hadden hunne Hoog Mo„ genden zich in de noodzaaklykheid ge„ vonden van toeberekizels te moeten „ maaken; doch zy agten zig thans gelukkig, „ dat de bevestiging van den Vrede en „ de zekerheid van hunnen Bondgenoot, „ het geval hadt voorgekomen, waar door „ zy onvermydelyk genoodzaakt zouden j, geweest zyn, de genomene maatregelen „ verder door te zetten (*}." Deeze genomen maatregelen befionden in een Vlootdeel, dsar toe in dienst gefield , en na Engeland te zenden, om het met de Engeljcke gereed liggende Vloot, te doen vereenigen, in den Oorlog tegen Spanje, om de gemelde aorzaake gevreesd. (*) Refol. CVk. 16 Dcc. i;oo, O 3 LXVH. BOEK. I79O. Aanmerking deswegen.  ai4 VADERLANDS CHE LXVII. \ BOEK. | I70ó | ] ( i Een Vlootdeel naar Engeland gezonden. Teesd. Men was in hoop, zo zommi;en willen, dat Frankryk, met zyne eigeie zaaken benard, Spanje geen hulp zou ueden. Doch, daar Engeland zich ontwapende, toen Frankryk verklaarde, dat iet Spanje zou byftaan, werd daar door ie eerfte Oorlog voorgekomen, waar in )ns Land, naa de Omwenteling en het Verbond met Engeland deel zou geïad hebben : of, naar eeniger oordeel, neer aan de gelegenheid van dat Ver3ond dan aan het Verbond zelve : dev/yl de Oorlog, (doch dit blyft bykans altoos een kyfaas,) van de zyde van Engeland aanvallender wyze zou gevoerd geweest zyn. Het Vlootdeel van hier na Engeland geftevend , waarop de Engelfche Afgezant, in bovengemelde Bekendmaking doelde, beftondt uit dertien Oorlogfchepen, onder bevel van de Vice - Admiraal van Kinsbergen. Het zeilde, te midden van Zomermaand, in Zee, en fteevende na Portsmouth. In die Zeehaven kwam eerlang Lord Howe, en de Vice - Admiraal Gower aan. Te deezer gelegenheid greep 'er een Zeeftaatelykheid plaats , zïnts veertig jaaren. op geen Engelfche Vloot vertoond. Hier in beftaande , dat zyne Lordfchap aan boord van zyn Schip de Ünions Vlag ophees (*> By de aankomst van (*) Dit is eene Roode Vlag, die een opfchrift voerde van deeze betekenis Vo«r' den Proteflanifcben Godsdienst, en de Vryheid van Engeland. liet blonder 'vQorregt aan deeze Vlag verltnogt i.u 0 - o1 ■< •■ - 1 1 ' '•■ is,  HISTORIE. 215 van zyne Lordfchap begroette hem ons Es quader met zeventien Schoten, door eet gelyk getal beantwoord. Aan boord de! Vice-Admiraals van Kinsbergen bevondt zich de Ridder Bentinck , Heer van Rhoon en Pendrecht, met wien hy een keer naar London deedt, om nevens hem, den Koning voorgefteld te worden. Zo veel ftaatlykheids en eene Zeetoerusting , uit. bovengemelden oorfprong gebooren, kwam den Lande, op geen geringe fchat te ftaan, fchoon dit Vlootdeel in 't laatst van Oogstmaand reeds weder Texel binnen zeilde (f). Zints de komst des nieuwen Engelfchen Afgezants Lord Auckland, werd de lleepende Onderhandeling des Verdrags van Koophandel met Groot-Br ittanje (§), met meer yvers aangevangen, om tot een naauwer band tusfchen onzen Staat en dat Ryk te ftrekken. By een Verflag ter Algemeene Staatsvergadering ingebragt, werd voorgefteld aan de Heere Jan van de Poll , Jan Graafland Pietersz., Nicolaas van Steengragt van Oosterland , en Duco van Haaren , door hun Hoog Mogenden benoemd om met de is, dat de Admiraal, die dezelve voert, zyne Commisfie niet krygt van de Admiraliteit; maar van den Koning zeiven, en dat die, getekend zynde door een der Secretarisfen van Staat, den Admiraal door zyne Majefteit in den Raad wordt ter hand g.fteld. (t) N Nederl. Jaarb. 1790. bl. 1647 en 1993. (J) Zie onze Vtderl. Hift. XX. D. bl. 25. O 4 LXVII. , boek. Men werkc aan het Handelverdragmet£/zgeland.  aió VA DE R LANDS C HE LKVIL BOEK. Volduu- ring djs Vredes met. Ma. rocco. de Engelfchen Afgezant over bet aangaan eens handels - verdr'ags te handelen, en de zaaken in de Oost te regelen , vyftien Guldens daags toe te legg-n, buiten de kosten van Scheeps en Wagen vragten, en voor hunnen Amanuenfis vier Guldens daags (*> De ftéizêr van Marocco, van wiens vreemde voordellen onze 'Gefchiedenis te meermaalen gewaagde (f), gnftorven zynde, werd door zyn Zoon opgevolgd. DerStaaten Conful genieaal Webster. Blount, ging, volgens verzoek , zyne opwagtir-g by den nieuwen Keizer maaken, om hem met de onlangs aanvaarde waardigheid geluk te wenfchen, de vplduuring van den Vreede te verzoeken, overeenkom (lig met. het oude verdrag, en op denzelfden voet als met diens overleden Vader. Op de vreemd klinkende, doch, in de daad, niet vreemde vraage van zyne Majefteiï, Hoe veel men gewoon was te betar„ len ?" gaf hy ten antwoord: „ dat zyne Natie nooit een Verdrag hadt j- afgegaan om eenige bepaalde Gefchen?, ken te geeven; dat hy alken zyne Ma- jefleit verzogt om eenen Brieve aan hun Hoog (*) Daar deeze Commislla vyftien Maanden redu'urd heeft vinden wy de berekening gemaakt, óit dezeH'e den Lande, buiten de Sc.heeps en wa':;en tragten, ge'tost heeft 20,-16 Gu'dens. R, L. Bouwrn< aan zyne Committenten, bl. 255. (tj Zolifche Majefteit in alle zyne Erflrnden bedoelde, hebbende zyn Afkomst van Constantyn df. Grooten, die dit teken in zyne Krygsbanier voerde betekende Pax Cruce, dat is: Vrede door het Kruis, willende de rampen en moeilykheden der Christenen doen eindigen, en de Kerk van Vervolgingen verlosfen. — Hier op z>et men een Bedelmonnik Iraroopende, in eer.e verlegene fedaante ter aarde liggen, rukkende met zyn 's linkerhand een IVlomaangezigt van voor zyn gezigt weg: rustende op zyn Regterhand, waar in by een Zwaard houdt, met den voet tegen het Voetftuk fc^oppende. Aan het hoofdeinde deezer Tombe is uitgehouwen een Menfchetihart, met een vuurvlam daaruitkomende , in een Krans van Doornen , tusfchen twee Lauriertakken. Een Turfche Hasfa ligt in eene wanhoopende gedaante alhier a's overwonnen ter aarde, zyne oogen nedeiwaard keerende , om- ftuwd LXVÏL BOEK- 1790s  Ma VADERLANDSCHÈ LXV1I. BOEK. I/OO. De Drie verbondene Mogenheden $ Groot- Br ittanje, Pruisfen en onzen Staat, rneende i, ten ' opzigte der onJusten iri Oostenryks Brabant tot de hoogte eener völ- fiuwd met Ottomanifche Wapenen, als Vaandel, Standaart, Paardenftaart en een Speer met een daar aan geltooken Hoofd eens verllaagen Turks. Wyders drie Schilden aaneen sefchakeld, waar op de Naaraen van de in deezen laatften Velltochc genoegzaam geheel overmeesterde Provinciën , IVallachyen en Moldavien, benevens de kott daar op volgende Overgaaf van Belgrado. Dit alles heeft het Omfchrift Per Varios Casus, Per Tot JDiscrimina Rerum , Dat is: Door verfcheideneriei Lotgevallen en zo veele hachlyke omftandig. heden. — Onder in de Atfneede leest men Natus 13 Maart 1741. Rex Romanoru.m Coronatus 3 April 17Ó4. Imp. Rom. Successit 1765. Tole- RANTIAM InTRODUXIT I782. MüHAMEDANIS BEL- lum indixIt, i7«8. Obiit 20 Feb. 1790. Dat is.Gebooren den 13 Maart 1741 Roomfche Koning gekroond 3 April 1764. als Keizer opgevolgd 1765. de Verdraagzaamheid ingevoerd 1782. den Oorlo* aan de Turken verklaard. 1788. Overleden 20 Feb. 1790. Met dit alles, op het klein bellek eens Gedenkpennings, wilde de Vervaardiger afbeelden, de Vuurige Begeerte, welke de overleden Monarch in zyn hait gevoelde, om n.iar zyne Zielsvermogens en alle zyne Lichaamskragten, werkïaam te zyn tot nut en ten besten zyner Onderdaanen, hun ten eetften, willende ontheffen van het ondraaglyk Juk der Hiërarchie, die in het Christendom (naa dat Constantyn de Groot 't zelve van de Vervo'ging der Heidenen verlost hadt,) van tyd tot ïyd was ingefloopen en aangegroeid door Dweep, zugt, Bygetoof en afdwaalingen van de eenvoudige Waarheden der Chrisielyke L?er; oorzsakeu van zo veele vervvyderingen en verwoestingen, in de Christen Kerk, fchaffende ten dien einde af zo vee. H  historie. 223 Volftrekte affcheuring gereezen (*) , niet te moeten ftilzitten. Jonker van Haef ten. der Staaten Afgezant, ten Hove van Weenen, kreeg last om, van hunnen wege, Koning Leopold de opregtfte Gelukwenfchingen te doen, over de hoop, wel ke zyne Hungaarfche Majefteit hadt, om eerlang de Noordfche en. Letantfche zaaken , door eene gelukkige Bevrediging van de Hoven van Stokholtn , Petersburg en Confianlinopolen te zien befluiten. — Ttffens moest hy dien Monarch betuigen , „ dat hun Hoog Mogenden" gelyk zy zich lieten hooren . „ ten allen tyde, eene ,, innige droefheid gevoeld hadden, over „ de Onlusten der Nederlanden , dat zy van derzelver begin alle de gevolgen „ hadden voorzien; maar dat zy, gelyk „ ook le onnutte Kloosters, die zo veele Natuurgenooten als leevtniig begroeven, en onnut voor de Zamenleeving deeden zyn, verfcheurende die banden des geweetens , waar door die Geftichten, zo onnoemlyk veel fchatten tot zich hebben weeten te trekken, ten koste van de algemeene welvaart der Burgeren en onthouding der regtmaatige Inkomften van 's Lands Regten. Dan , gelyk meermaalen de heilzaamfte oogmerken veeltydsverkeerd uitgelegd worden, zo heelt dit ook omtrent de handelingen des Overleeden Keizers plaats gehad, en aanleiding tot veele Beroerten gegeeven, het geen zyne Majefteit, in 't laatfte zyns leevens zeer heeft getroffen, gelyk ook de moeilykheid en de wisfelvalligheden van den Turkfchen Oorlog, welke by de Laurieren zulke fcherpe Doornen gevoegd hebben, waar door de Leevensdraad van deeze Monarch te vroegtydig is afgefneeden. O Zie onze Vadert, Eist, XXII. D. bl. 303. LXVII. h o e k. 1790. Voorftel a;.n dien Vorst van een Wapenftilftandin Brabant van wegen deezen Staat.  224 VADERLANDSCHË LKvn. boek. ! Lêopolö kende de , bemoetjb'gen 1 vanliie-, < „ ook hunne Bondgenooten, het zich tof een wet gefteld hadden, daar in niet te „ tr'eeden , of zy moesten daar toe ver„ zogt worden door den wettigen Souve„ rain der Nederlanden, of in gevalle hun „ eigen rust daar door mogt bedreigd „ worden. Dat hunne grondbeginzelen é „ ten dien opzigte , nog fteeds dezelfde „ waren, en het met hartzeer was , dat „ zy de hoop op eene Bevrediging van „ zich meer en meer zagen verwyderen. Dat , zy , in verlangen tot het voorkomen „ der rampfpoeden, welke gereed fton,, den die fchoone Provinciën te overval, len, vermeenden aan den Koning van , Hongaryen, het Voorftel te moeten doen , , dat zyne Majefteit, by bewilliging van 4 eenen Wapen(lilftand tusfchen de Oor, logende Mogenheden, de fchorflng deÉ , Vyandelykheden tot de Nederlanden ge, liefde uit te ftrekken, en den Marsen' des Krygsvolks, 't welk zyne Majefteit „ na de Nederlanden afzondt, te itaaken; i, mits de Brabanders ook van hunne zyde „ niets .tegen de Oostenrykfche Troepen , ondernamen, dat, in gevalle zyne Ma, jefteit dit voorftel aannam, hun Hoog , Mogenden gereed waren om hunne „ goede diensten aan te wenden , om , hooggemelden Vorst die verzekering té' , bezorgen. Niet onbekend waren aan Leopold 4 le althans zydelingfehe bemoeijingen, iri leezen Lande met de Brabantfche maaken * lie agterdenken moésten baaien, Slegts wei*  HISTORIÈi 225 weinig tyds geleden hadt zyn Zaakbezorger de Baron de Buol de Schauestein eene klagte ingediend, dat zyne Majefteit, van zeer goeder hand, berigt bekomen hadt,*dat meteen fchip onmiddelyk van Rotterdam vyf duizend Snaphaanen moesten afgezonden, en dat, binnen Veertien dagen, met een ander Schip een dergelyke vragt zou vervoerd worden. De Schippers werden, ten blyke van goede kundfchap, van beide deeze Vaartuigen genoemd. Hy gewaagde van een derde, dat misfchien een dergelyk getal Snaphaanen zou laaden, gefchikt om de Boeren omftreeks Brusfel te wapenen. Ongenoemd bleef de Afzender ; doch werd aangeduid als een Duitfcher , en ten diens opzigte 'er by ge voegd , dat hy eenen onbepaalden last hadt voor kooppartyen van denzelfden aart. De Baron oordeelde zich verpligt den Griffier Fagel te verzoeken , om vart deeze bedenkelyke vei zendingen onverwyld kennis te geven aan hün Hoog Mogenden. „ Het zoumet deeze woorden befloot hy dit berigt, „ ongetwyfeld eene verkorting zyn van het regt verfchul„ digd aan hunne Hoog Mogenden vriend„ fchappelyke geneigdheden voor zynë „ Majefteit, als mede aan de gevoelens, „ welke de aart van het geval hun zou „ inboezemen , waar van de gevolgen de j, menschlievenheid flegts oneindig zouden kunnen bedroeven , zo men niet met „ vertrouwen hoopte, dat 'er kragtdaadige XXIII. Deel. P „ maai* LXVII. boek. 1790. (en opzigte vail Brabant*  22Ö VADERLANDSCHË LXVII. BOE K I790. Leo- polds Antwoord. „ maatregelen zouden genomen worden,: „ om te beletten, dat die Wapenen der-< „ zeiver noodlottige beftemming bereik„ ten." Leopolds antwoord op der Staaten gemelde voorftel, draagt de duidelykfte kenmerken, dat hy van deeze aangeboden tusfchenkomst geen gebruik verkoos te maaken. Immers, wanneer de Baron van Haeften , aan den Prins van Kaunitz Rietberg dezelve hadt medegedeeld, gaf zyne Apoftolifche Majefteit, door meergemelden Baron, het volgende, op 't een en ander, te verftaan. — Wel zeer gevoelig was hy geweest over het vriendlyk belang, 't welk de Algemeene Staaten der Vereenigde Gewesten hem hadden laaten betuigen over de gunftige keer, welke de Onderhandelingen fcheenen te neemen, die aangevangen waren tot herftel en handhaaving der Rust. Teffens wilde hy hun verzekeren, dat zyne Majefteit gewisfelyk tot derzelver goeden uitflag zou medewerken , door alle Infchikkelykheden, die beftaanbaar waren met de waardigheid van zyne Kroon, en zyne eigene Veiligheid, zo als hun Hoog Mogenden en geheel Europa, zich by het vervolg daar van zouden kunnen overtuigen, hoedanig de uitkomst daar van ook zyn mogt. Zyne Apoftolifche Majefteit verzekerde, wyaers, overeenkomitig met Hoogstderzelver Bondgenoote, de Keizerin van Rusland, zonder zwaarigheid, de hand te zullen kenen tot eenen Stilftand van Wa- pe-  HISTORIE. 22? penen met de Turken, zo dra dezelve zouden verklaard hebben, dat zy bewilligden in en als Vredesvoorwaarden toeftonden, de Bedingen van de grootfte gemaatigdheid , welke hun zouden worden voorgefteld, en men, door die mits, grond zou hebben, om redelykerwyze het fpoedig en vast herftel des Vredes te hoopen. Zo gerustftellend en bemoedigend deeze aanvang luidde, zo min gunftig was Koning Leopolds antwoord op de groote zaak, waaromtrettt de Staaten zyne gevoelens wenschten te weeten. Hy gaf, op dat wy hier de eigene woorden in hec Berigtfchrift zyns Zaakbezorgers bezigen, met toefpeeling op het hoopgeevende in 't eerfte gedeelte zyns antwoords, te verftaan. „ Maar het is, by wisfeling, al„ leronmogelykst, dat zyne Majefteit op den zelfden voet zou kunnen handelen „ ten opzigte zyner Belgifche Onderdaa- „ nen. Voor eerst, om dat een Sou- „ verain rechtftreeks of zydelings met re„ belleerende Onderdaanen niet kan han„ delen ais van Mogenheid tot Mogen„ heid. — Ten tweeden, om dat, naa zon„ der eenige vrugt alle bedenkelyke mid,, delen, van goedheid en toegeefiykhekt „ uitgeput te hebben , aan zyne Mtje„ fteit, tot zyn groot leedwezen, niets „ anders dan de weg van Wapenen overj, bleef om hun onder de gehoorzaamheid „ van hunnen Wettigen Spuverafn te rug $, te doen keeren. Ten derden, om Pa „ éftt Lxvm boek, I70O.  228 VADERLANDSCHE LXVII. boek. ï;oo. „ dat het voorgeftelde Middel, wel verre „ van dat begeerlyk oogenblik te vervroe„ gen, alleen gefchikt zou'zyn om het „ nog meer te verwylen en einde- „ lyk, ten vierden, om dat rebelleerende „ Onderdaanen, welke van het eene oogen„ blik tot het andere , zich zelve den Vrede kunnen geeven, en hunne vol„ maakte Rust voor het toekomende kon„ den verzekeren, door het aanvaarden en „ herftellen hunner oude Staatsgefteldheid „ onder Vry waaring der Zeemogenheden en „ volkomene vergiffenis van het gebeurde, 5, geenen Wapenftilftand noodig hadden." Behalven deeze redenen om der Staaten voorflag geheel van de hand te wyzen kwam het zyne Apoftolifche Majefteit voor, „dat de tegenwoordige ftaat van „ zaaken, in de Nederlanden niet als meer„ der dringende kon hefchouwd worden „ dan dezelve was toen de wederfpannige „ Onderdaanen in die Gewesten zich ftraf„ loos de grootfte buitenfpoorigheden van „ allerleien aart, omtrent hunnen Souve„ rain, hadden kunnen veroorloven ; en dat, indien zy toen de veiligheid en de „ rust der Vereenigde Nederlanden niet „ fcheenen bedreigd te hebben , dezelve „ het niet meerder moesten fchynen te „ doen, op dit oogenblik, het welk den „ Koning, tot herftel der Orde en Rust in de Nederlanden, of om te behouden, „ het geen hem nog daar van was over- gebleeven, niets anders overliet dan de „ Mid-  HISTORIE. 229 „ Middelen, welke de blinde halftarrig„ heid zyner Onderdaanen hem gedwon„ gen hadt te gebruiken. „ Daarenboven meende zyne Majefteit 3, te moeten onderftellen, dat het van „ hunner Hoog Mogenden Staatkundig belang, overeenkomftig met de grond„ begindzelen van goede Nabimrfchap , „ en de zaak der Souveraine Mogenhe„ den was, dat de Belgifche Provinciën, „ eerder vroeger dan laater, te rug keer»j den onder de Heerfchappy van haaren „ Wettigen Souverain. En vleide zich „ zyne Majefteit, ten ware Hoogstdeseïve „ zich daaromtrent in dooling mogt be„ vinden , dat hun Hoog Mogenden , „ wel verre van die middelen, de voor„ keur te geven , welke enkel gefchikt „ zouden, zyn om de herfteliing der Rust te „ verwylen, in plaats van te vervroegen, „ omtrent zyne rebelleerende Onderdaa„ nen, die taal zouden gebruiken ,om dee„ zen tot zich zeiven te doen komen, ,, en om door eene fpoedige en volko„ mene Onderwerping , op de bovenge„ melde Voorwaarden, de rampen te doen „ ophouden , aan welke zy zich bloot„ ftelden , door de voortduuring hunner „ ftrafwaardige handeling tegen hunnen „ Wettigen Souverain." Ten flot van deeze weigerende Beantwoording, waarin, met zeer veel omzigtighei.Is, wenken gegeeven worden op da gedraagingen hier te Lande, ten opzigte van de Brabantfche Onlusten gehouden , P 3 be- LXVII. ÏOEK. I79O.  a3o V ADERL ANDS CHE LXVII. boek Ï?9Q. Toe- dragt dei zaaken in Brabant, betuigde zyne Majefteit, „ de Algemee-? „ ne Staaten der Fereenigde Nederlanders „ 'er zeer verpligt voor te zullen zyn, 5, hun wel hartlyk verzekerende, dat het „ Hoogstdenzelven zeer aangenaam zou weezen , daar door op nieuw te zien aanknoopen en bevestigen de banden „ der opregte Vriendfchap en goede yet„ ftandhouding, welke zyne Majefteit „ verlangde, in het toekomende, met hun „ Hoog Mogenden aan te kweeken (*)." Strekt het geen wy oordeelden van de Brabantfche Onlusten en Oproerigheden te. moeien vermelden , tot den tyd van de Oprigting der Unie in Sprokkelmaand deezes jaars mdccxc. (f) om dit Antwoord door Leopold op der Staaten Voorflag, gegeeven, toe te lichten, 't zelve zal nog meer lichts ontvangen, wanneer wy, eenige oogenblikken befteeden, om den toedragt der zaaken in die nabuurige Gewesten, te befchouwen, en wat 'er van den kant deezer Landen in gedaan werd na te gaan. De Aanbiedingen, van Leopold hadden, wel is waar, de Party der Konings? gezinden verfterkt; doch de Geestelykheid cie groote Volkshoop geleerd, den naam van Leopold nimmer dan met afgryzen te noemen, en aan denzei ven het wc\ zeer duister en verward, maar tevens zeer vreeslyk denkbeeld vanKettery, of liever van (*) Refol. Gen. 29 Juny en 9 July 1790. lf) Zie ouze'Vadert. tiüt.X&ii. ü. bi. 308.  HISTORIE 231 van Ongeloof als aan dien van Josephus, te verbinden. Men ftondt hem niet alleen tegen; doch zy die den naam van Patriotten droegen , vonden zich in twee Partyen verdeeld, welke op elkanders verderf, langs veelerlei wegen, bedagt waren. Partynaamen onderfcheidden deezen; Vonkisten was de naam der Volksparty, die den beroemden' Generaal van der Meersch aan 't hoofd hadden, Arijiocraaten werden zy gerydd oiehet oor leenden aan den berugten van der Noot. De Vlaamingers fchaarden zich meest onder de eerstgemelde; de Brabanders onder de laatstgenoemde Party. Dan, hoe ftrydig ook onderling, waren zy het zo zeer eens om de Keizerlyke Party, die den naam van Vygen droeg , te vervolgen , als zy zich beyverden om elkander te vernielen, en de zaak der Vryheid, welke ieder in den mond hadt, daar aan op te offeren. Die verfchillende inzigten en ftrydige belangen , bronnen van verbictering en haat tusfchen de Partyen, werkten zamen om de Ingezetenen van alle de zich voorgeftelde vrugten te berooven, en zelf de fchaduw weg te neemen eener Onaf hangelykheid, waar van zy zeker het weezen niet bezaten. Verwydering en tweedragt ftonden het Oostenryk/ch Hof den weg te baan en ter herovering der Nederlanden, en de zo zeer gebreklyke Unie, door de Volksgezinde Party gewraakt, en tegerigewerkt, geheel overhoop te werpen." Onderlinge twist moest hun verzwakken ; terwyï de P 4 His- Lxvir. boek, I79O.  I.XVIL boek. i i I l 1 I I < s j S32 VADERLANDSCHE tusfchenkomende werkzaamheden van huiten , om de Heerfchappy in handen te krygen hier toe mede wrogten Men beweerde , men fprak tegen , dat men een buitenlandfchen Erfftadhouder of eenen raaf hangelyken Hertog , uit het midden des Nederlandfchen Adels, het Catholyke Nederland wilde opdraagen (*_). Een flegt Advocaat, van der Noot, fpande met eenen veragtelyken Geestelyken van Eupen zamen, om de Volksjezinden in de zeer wel beraamde plans tejen te werken, en ten val te brengen, Deezen befchuldigden den eerstgemelden, lat diens doel was de Opperheerfchappy Jer Oostenrykfcke Nederlanden zich toe te :igenen, en de teugels der Regeeringe, Leopold ontrukt, in handen te neemen. Diens (Vanhang fcholdt de Vonhisten voor Land/erraaders die, onder den mom van Volksgezindheid, het Land weder onder het oule Jak wilden doen bukken. Hoe men iet Volk tegen hun ophitste door den nvloed der Geestelykheid, blykt uit een laai van zeker Priester, die gezegd wordt e Brusfel op den Predikftoel deeze taal e hebben laaten. hooren; eene taal, welke )ns eenige eeuwen,als 't ware, te rug zet. , Rleine Vygen komt tot ons, wy hoopen , u nog te bekeeren ; maar lieve Vader, knders ! • Haat de groote Vygen dood, , verbrand ze en ftrooit het ltof in den , wind, op dat de befmettelyke pest te ,, eene- (*) Reizen van Geqrge Fokster, lil D. bl. 81»  HISTORIE. a33 „ eenemaal verdwyne. Doch wat verders „ de Vygen belangt, ik hoop niet dat die „ verdoemd zullen weezen; maar het is „ buiten twyfel, en ik kan 'er u voor in „ ftaan, dat de Vonkisten en alle Aanhan^ „ gers van van der Meersch het ze„ ker zyn!" De Geestelyken , die genoegzaam allen op de zyde van van der Noot waren, en het Volk door dergelyke Aanfpraaken tegen de Vonkisten ophitsten, deeden het hun te kwaad krygen , en door op een volgende treeken van list en bedrog met geweld gepaard, het onderlpit delven. Hun moedig Opperhoofd en Aanvoerder de Generaal van der Meersch, werd, door het Congres te Brusfel van pligtverzuim befchuldigd zynde, op het Kaneel van Antwerpen gevangen gezet; de Staaten van Vlaanderen, hoe zeer deezen Volksvriend genegen, hoe veel poogingen aanwendende om hen te redden, konden zulks niet beletten. Om dus een lot te ontgaan, weeken de voornaamfte van diens Aanhangers ten Lande uit (*). De Hooge Kaad van Brabant (*) Onder deezen bevondt zich Eduard WalKIers., die in den aanhang der Vonkisten eene hoofdrol ipeilde. Hy was een Burger en üankier te Brusfel, wiens vermogen wy op dertig Millioenen Guldens gefchat vinden, en van wien gezegd wordt, dat hy, ter bewerking der Omwentelinge in Wintermaand des voorleden Jaars , en ter ontwapen:ng des Krygsvolks van d'Alton, san omkooping omtrent een half Miljoen zou btteeA P 5 heb- LXVII. boek.  S34 VADERLANDSCHE LXV1I. boek. I790. bant kondigde een Befluit af, waar by het Patriottifche Genootfchap, zo lang gehaat en belaagd , werd opgeheeven. De aanzienlykfte Leden namen de vlugt. ,. En „ 't allereerste oogenblik," gelyk Fürster fchryft, „ waar op die Vergadering zich 5, vry gevoelde van alle mededingers be„ fteede zy , om , door middel van ge„ welddaadige maatregelen, de mogelyk„ heid eener nieuwe Republikeinfche Om? „ wenteling te verhinderen. De Vryheid „ der Drukpers , dat heiligst pand van „ vrye Volkeren, werd onherroepelyk af- gefchaft. Eene geftrenge keuze over „ de Boeken waakte zorgvuldig voor de „ inftandhouding van ftaatkundige en geest- lyke duisternis, en het verbod van alle „ buitenlandfche Nieuwspapieren , welke „ de Democratifche Grondftellingen be„ gunftigden, bekroonde deeze de Acht„ tiende Eeuw zo zeer onteerende ver- ordeningen. De fluier van geheimhou„ ding bedekte alle de raadilagen der Wet„ geevende Magt; en bittere haat ver„ volgde de nog overig zynde Leden des „ Vaderlandminnenden Genootfchaps, uit „ vrees voor geftrenge berisping werden „ de Naamen van Vonk , Walkiers , „ Ursel en la marck, op openbaare 5) plaathebben. Forsters Reizen. III T>. bl 128. In &t% deel deeze- H.-. izen, ticffen wy veele byzorderheden aan tot dit tydvak der Brabantfche Onlusten behoorende. Zie bl. 88—i.08.  HISTORIE. 235 Pt plaatzen niet meer genoemd (*)." Van der Noot kreeg de handen ruimer en in dezelve bykans allen gezag. Het verblinde Volk bewees hem eene bykans afgodifche Eere, althans men verhaalt dat hetzelve , in de krankhoofdigheid van deszelfs yver voor deezen Man, diens Beeldtenis naast het Beeld van Maria op het Altaar plaatste. Dit hieldt de geestdrift op eene vreemde wyze gaande , en werd dezelve door een ftroom van Blaauwboekjes allerwegen aangezet.. Onder het voorgevallene, in dien kryg, beftonden eenige Brabanders, te midden van den Zomer, op het Grondgebied van onzen Staat, niet verre van Breda den trommel te doen roeren, en in 't geweer te komen, om zich in den Wapenhandel te oefenen. De Drost dier plaatze zogt dit, door zyn gezag, te vergeefsch te beletten. Hy gaf des kennis aan de Regeering der Stad Breda, met verzoek om byftand. Eenige manfchap van het Regiment van Pallardy , daar in krygsbezetting liggende, benevens eenige Zwüzers en Dragonders, derwaards gezonden, en van het noodige om zich daar te legeren voorzien, (laakten dit bedryf en deedt de Brabanders het Grondgebied der Staaten verlaaten. Op eigen Grondgebied begon het, behalven de fchokken door de Partyfchappen toegebragt, 'er langs hoe duisterder uit te zien. Het Oostenryks Krygsvolk be« (*) G. Fürster als boven b!. 107—108. LXVIt boek.  S3ö VADERLANDS CHE txvn. BOEK. ï;oo. behaalde , van tyd tot tyd overwinningen op de volhoudende Brabanders , fchoon eenigen , door bekommerdheid en vreeze voor den ongelukkigen uitflag tot eene verzoening met Leopold neigden, en onder de hand daar aan werkten, of liever lieten werken , hieldt de Afgod des misleiden Volks vol. Hy vaardigde zynen Medeftander van Eupen, Geheimfchryver van het Congres, na j Gravenhaage en na Rotterdam , om te verneemen of 'er geen fpoedige en kragtdaadige hulp tegen de dreigende overmagt der Oostenrykeren te bekomen was. Hoe zeer hy, in zyn oogmerk faalde, poogde die Party het volk te paayen , met den byftand der Pruisfifche), Hollandfche en Hesfifche Hulpbenden , die , gelyk men liet verluiden, gereed ftonden, om, op den eerften wenk, Brabant "in te rukken , met oogmerk om de Oostenrykers te verdelgen, of alom uit de Nederlanden te ver dry ven. Tot meerder aanmoediging liet het Congres der Belgifche Staaten de maare loopen, dat de Doorlugtige Verdeediger van het Vaderland, (met deezen tytel werd een veragtelyken van der Noot beftempeld,) zich welhaast in perfoon na het Leger der Vrye Burgeren zou begeeven, en aan hun hoofd overwinnend optrekken. Intusfchen hadden de Staaten van Brabant, ten nadrukkelyken betoon van hunne Souverainiteit , goedgevonden eene géheele verandering in de Munten te maaken, en Geld te  HISTORIE. £37 te flaan met het Opfchrift Nieuwe Munt der Vereenigde Belgifche Provinciën. Ondanks alle de toezeggingen van hulp, welke enkel in woordenklank belTonden, volgde de eene tegenfpoed der Belgifche Wapenen de andere op ; de Zegepraalen der Oostenrykeren vermenigvuldigden. Veelen begonnen duidelyk te begrypen, dat het, in 't einde, op eene Onderwerping zou nederkomen. Zy verwonderden zich niet, dat de misleide Brabanders en Vlaamingers, die alleen voor de Omwenteling geweest waren en daar aan de hand geleend hadden, in het denkbeeld, dat men de waare Volksvryheid ten doele hadt, liever tot hun voorigen Souverain zouden wederkeeren, dan zich lange*' laaten overheerfchen , door Eigengrootheidzoekers, als een van der Noot, een van Eupen en zo veele anderen, die werktuigen waren van deeze hoofden, die door Geestelyken opgeftookt, en met dezelve zamenfpannende de beste en waare Patriotten aan allerlei mishandelingen blootftelden: deezen waren, zints eenigen tyd, de bedoelde flachtoffers geweest van de woede en euvelmoed dier gewaande Patriotten. Behalven de heimlyke werkzaamheden om tot daadiging te komen, vondt men. te Roermond en elders Briefjes geftrooid, die eene bedreiging inhielden van het plunderen der huizen van allen, die niet riepen Vivat Leopold ! Onder dit alles daalde het gezag en de invloed van van der Noot, binnen korten tyd, tot eene zo lxvii. boek. I79O.  a38 VADERLANDSCHË fcxvn. boek. 3790, Bemid deling van dee ze Volks twist. zo bedwelmende hoogte geklommen, mefi dien zelfden fpoed als dezelve gereezen ware. „ De fchrikbeelden welke de Geest„ lykheid, onderfteund door de Arifia„ oratie, van Leopold elders ophing, „ mogten," gelyk de meermaals aangetooge Forster, die by het tooneel deezer beroertens tegenwoordig was, fchryft, „ genoegzaam weezen om de Staaten van „ de gehoorzaamheid der Brabanders te „ verzekeren; maar zullen dezelve hun moeds en kragts genoeg geeven om Leo„ polds Krygslieden te wederftaan ? In „ de daad het gerugt der vrywilligers , „ welken wy dagelyks zien optrekken, „ en alles wat wy van den toeftand der „ Krygstugt en Vestingbouw der Armée „ kunnen verneemen, laat niet toe iets „ dergelyks te vermoeden. De eenige ;, hoop der Staaten van Brabant, en der overige Provinciën, op de bewaaring „ hunner Onaf hangelykheid [van den Kei„ zer] is alleen gelegen in de Jaloersheid s, der Europeefche Mogenheden tegen „ het huis van Oostenryk." (*) Hoe veel men des fprak en elkander de ooren volblies, dit bleek welhaast een ' vertrouwen te zyn op niets meer dan eene ' ydele inbeelding gegrond. Dan Leopold mogt zich vertoond hebben, als , ten opzigte van dien Volkstwist, geene Bemiddeling raadzaam of aanneemelyk te keuren (|), de- (*) G. Forsters Re'zcn. III- D. bl, ï«< Qf) Zie boven bl. 322.  HISTORIE. «39 dezelve greep eerlang ftand, en maakte 'er een einde aan. Het deel 't welk onze Staat daar in nam, zal, daar wy zo veel van deeze nabuurige Onlusten vermeld hebben, het billyken, dat wy den aanleg, het voortzetten, en den afloop daar van, boeken; te meer nog, daar dit gebeurde op onze Grenzen aanleiding gaf tot verdenkingen Perfoonen van het hoogfte aanzien in het Vaderland raakende. De Groot - Brittannifche Afgezant Mylord Auckland , als mede dePruisffche de Graaf vanKeller hielden zich, metdeStaatsdienaaren van dit Gemeenebest, van tyd tot tyd, onledig, om de zaaken der Oostenrykfche Nederlanden met Keizer Leopold den II te fchikken. Meer bepaald benoemden hun Hoog Mogenden , eerlang den Raadpenfionaris van de Spiegel om met de bovengemelde Gezanten deeze gewigtige zaak te behandelen. De Graaf de Mercy dArgenteau, Oostenryks Gezant te Parys, kwam herwaards over om in die onderhandelingen deel te neemen. Ook verfcheenen 'er in s Gravenhaage vier Afgevaardigden van het Belgifche Congres, de Ridder de Bouzier, uit Bergen en Henegouwen; de Gra;if de Baillot. uit Antwerpen; de Heer Petit Jean , uit Namen; en de Heer de Graaf uit Gent; laatstgemelde was voorheen Afgevaardigde van het Congres aan het Hof van Berlyn geweest. Meermaalen drongen de Staatsdienaars der drie zamenverbondene Mogenhedend by c Lxvir. BOEK* l79°< Hoe aan« gevangen en welk ieel 'er de Staat n nanu Aan- ang op nder-  e4o VADERLANDSCHË LXVlh boek. werping by de Belgifcht Afgevaardigden. by de Afgevaardigden van het Congres aan om, door een volledig Beftand, de Vyandlykheden tegen de Oostenrykfche Krygsmagt, met zo ongelyk een kans gevoerd, te ftaaken. Telkens werd zulks, door de laatstgemelden, onder veelvuldige voorwendzelen, van de hand geweezen. Dit marren moede , lieten de Handelaars der drie Hoven, hun, voor de derde en laatfte maal, het veel behelzend voorftel doen; „ dat het alleen van de Belgifche Natis „ afhing haare wettige Conititutie , zo „ als dezelve , vóór het begin der laatfte j, Regeering, in dezelver grootfte zuiver„ heid beftondt, gelyk ook alle Kerklyke „ en Burgerlyke Privilegiën, met eene vol„ komene Vergeeving en Vergeeting van „ alles, wat geduurende de Onlusten mogt „ voorgevallen zyn, herfteld te zien." Ten aandrange 'er nevens voegende, dat deeze de voorneemens des Keizers, ten opzigte van de Belgifche Natie waren, en dat diens Gevolmagtigde, de Graaf de Mercy d'Argenteaü , dezelve, uit naam van dien Vorst, door een Manifest bevestigen zou. Dit voorftel kreeg te meer klems door de bygevoegde drangreden , dat zy hun niet meer dan den tyd van één en twintig dagen, naa de dagtekening van 't zelve , konden vergunnen om dit Voorftel aan te neemen; doch dat, indien zy deezen tyd vrugtloos lieten voorby loopen, of in dien tusfchentyd nieuwe vyandlykheden pleegden, hunne Souverainen het' Lot der Belgifche Natie niet langer konden  HISTORIE. a4i den vrywaaren ; maar dat zy, die door hunne hardnekkigheid, de oorzaak dier rampen waren, zelve daar voor verantwoordelyk zouden wezen. Het Keizerlyk Manifest kwam te voorfchyn en behelsde hoofdzaaklyk, overeenkomftig met het voorgeflagene, eene plegtige Verbindtenis van den Monarch, op den Eed, welken Hoogstdezelve Mondt te doen , wanneer hy de Regeering der Belgifche Provinciën zou aanvaarden, en wel onder vrywaaring van Pruisfen , Engeland en de Algemeene Staaten der Vefeenigde Nederlanden^ om ieder der gemelde Provinciën, byaldien dezelve goedfchiks onder zyne Heerfchappy te rug keerden, te zullen regeeren naar inhoud van derzelver Staatsgefteldheid , Charters en Voorregten, zo als dezelve, geduurende de Regeering van 's Keizers Moeder, Maria Theresia, van kragt geweest waren. Wyders werd aan de zulken der Belgifche Ingezetenen , die vóór den één een twintigften van Slachtmaand naastkomenden de Wapenen zouden nederleggen, eene volkomene Vergiffenis aangeboden van alles wat 'er geduurende de Onlusten gebeurd was; met uitzondering nogthans van de zodanigen, die mogten bewerken , dat deeze Verklaaring niet ter kennisfe van alle de Belgifche Onderdaanen kwame. — Ten Hotte vermaande zyne Keizerlyke Majefteit, uit ieder Provincie, eenige Perfoonen na 'j Gravenhaage af te zenden, om met den Graaf de XXIII. Deel. q, mer- LXV1L s o ek. 1790 's Kei. zers Manifest  ai2 VADERLANDSCHE LXVII. boek. 1790. VoorHagenvan de zyde der Belgifche Afge- weezen. MerCV d'Argenteau, als daar toe met volledige volmagt voorzien, het noodige te beraamen;ten einde tot de vereischte Onderhoorigheid weder te keeren , beloovende, op het Keizerlyk en Koninglyk woord, alles wat in die Onderhandeling mogt worden vastgefteld , te zullen aanneemen ïn bekragtigen. De gemelde Belgifche Afgevaardigden hadden zich wel ter onderhandeling vervoegt ten huize van den Raadpenfionaris Van de Spiegel, als mede by de Pruisftfche, en Engelfche Gezanten, en by de Heer van Leempoel , ook waren zy met de Gezanten van de Hoven van Berlyn en Londen , by den Heer Caillard , Zaakbezorger des Franfchen Hofs, in gefprek geweest. Maar men hadt niet vernomen, dat zy eenig onderhoud gehad hadden by den Graaf de Mercy dArgenteau, nochby den Baron de Buol de Schauwenstyn , Oostenrykjche Legations Secretaris. ^Onkundig van het verhandelde dier Belgifche Afgezanten, bleef 's Keizers Gevolmagtigde niet; en wil men dat zy de drie volgende Voorflagen, van hunne zyde , zouden gedaan hebben. — Foor eerst, het in ftand blyven van het Belgifche Congres. Ten tweeden, het in dienst houden des Belgifchen Krygsvolks. Ten derden, verzogten zy nog veertien dagen uititel van tyd. Vermids deeze voorflagen geen ingang altoos vonden, maar volftrekt van de hand werden geweezen, ver-  HISTORIE. «43 vertrokken zy, onverrigter zaake, met allen fpoed na huis. Met hun vertrek was de zaak niet afgedaan. Meergemelde Staatsdienaars zetten het bewerken dér Bemiddelinge onderling, en met den Graave de Mercy d'Argenteau, voort, troffen met hem, den tienden van Wintermaand, betrekkeljk de zaaken der Nederlanden, eene Overeen komst. In den aanhef lieten zy zich hoofdzakelyk in deezer voege hooren. Het was bekend, dat by de *" Conventien te Reichenlach, den zeven en twintigften van Hooimaand deezes Jaars getekend, beflooten en vastgefteld was , dat de Rust en goede Orde in de Belgifche Provinciën fpoedig zouden herfteld worden, en dat de drie verbondene Mogenheden zouden mede werken tot herftelling der Heerfchappy van zyne Apoftolifche Majefteit in die Provinciën , mits verzekering van derzelver oude Staatsgefleldheid, nevens eene volkomene vergiffenis en vergetelheid van het gebeurde, geduurende de Onlusten. Alles onder Vrywaaring der gemelde drie Mogenheden. Zints dien tyd hadden de Staatsdienaars der verbondene Hoven, in 'j Grayenhaagè vergaderd, ingevolge van de Itellige lastgevingenvan hunne Souverainen, eenftemmig met den Keizerlyken Gevolmagtigden, niet opgehouden alle hunne poogingen aan te wenden, ten einde de Belgifche Proyïn< cien tot eene volkomene Onderwerping te beweegen, onder bepaalde voorwaarden. Q a Wel- LXV1I. boek. I790. Getrof» fen overeenkomst eti verflag des wegen» 1  LXVII. boek. 1790. Inhoud des Verdrag s. 244 VADERLANDSCHE Welke Onderwerping egter niet was gefchied, dan naa dat het Keizerlyke Krygsvolk werd gebruikt om 'er zich van te verzekeren. Dit heilzaam werk, wat den uitflag betrof, volbragt zynde, overeenkomftig het verlangen en den wensch der bemiddelende Mogenheden, bleef 'er niets over tot bevestiging van het wettig Souverain Gezag der Belgifche Provinciën zelve, voor het gemeen belang dier Mogenheden , als mede voor het meer en meer fluiten der banden van Vriendfchap en goede Nabuurfchap , dan het vastftellen eeniger Artykelen, volgens welke hunne Ministers, uit kragt hunner volmagten , met volle eenftemmigheid waren overeengekomen. „ Zyne -Keizerlyke Majefteit zou ," naar luid van het Eerfte Artykel, op de gewoone wyze, de Hulde der Belgifche Provinciën ontvangende, aan dezelve allen , en ieder in 't byzonder de wettige Conftitutien, Privilegiën en Gebruiken bevestigen, van welken haar het genot, door de Inhuldigings Acten van wylen Carel den VI, en diens Dogter Maria Theresia, verzekerd geweest was. By het Tweede Artykel bewilligde de Keizer om alle Buitenfpoorigheden en Wanordes , geduurende den tyd der Onlusten gepleegd, in eene volkomene Vergetelheid te begraaven . en dezelve in eene algemeene Vergiffenisfe te begrypen , welke onmiddelyk zou afgekondigd worden. —- En  HISTORIE. 245 En fchoon de Verklaaring, te Frankfort den veertienden van Wynmaand deezes Jaars getekend , die Vergiffenis bepaalde tot de geenen, die vóór den één en twintigften van Slachtmaand de Wapenen zouden nedergelegd, en de opruijing tegen het wettig gezag zouden geftaakt hebben, wilde zyne Keizerlyke Majefteit zyne Zagtmoedigheid wel uitftrekken , tot allen en een iegelyk; zich alleen de Uitzondering voorbehoudende van een klein getal byzondere Perfonen , die door hun eigen fchuld , zich in de ongelukkige omftandigheid gebragt hadden van deeze algemeene Vergiffenis niet te verdienen. . Deeze Uitzondering zou ook de zodanigen betreffen, die zich aan misdryven en misdaaden fchuldig gemaakt hadden , geene betrekking hebbende tot de Wanorders, die de Wederfpannigheid vergezeld hadden. Welverrtaande, dat zyne Keizerlyke Majefteit, deeze Kwytfchelding verleenende , niet verftondt te erkennen , noch te bevestigen, het geen, geduurende de Onlusten , tegen de Regten en Hoogheden van zyne Souveraine Magt kon bedreeven zyn. In het Derde Artykel herinnert zyne Keizerlyke Majefteit, hoe hy, by de Onderhandelinge van Reichenlach, zyne genegenheid te kennen gegeeven hebbende om aan de Belgifche Provinciën eenige nadere Voorregten in te willigen, welke de Conftitutie niet weezenlyk zouden benadeelen, of veranderen, in geval derzelver OnderwerQ 3 P^g LXVH. boek. i;qo.  S4<5 VADERLANDSCHB hvm* boek, i?00 ping het gebruik der Magt voorging, hadt hy, egter, op aanhouden der bemiddelen-de Hoven, toegeftemd, om, onaangezien de omftandigheden , welke hem tot het gebruiken dier uiterfte maatregelen hadden doen befluiten, deeze dezelfde Voorregten toe te ftaan, tot welke zyne Majefteit, uit eigene beweeging zich reeds verbonden hadt, tot den prys van eene vryj willige Onderwerping (*% Die voorregten waren vervat in eenen Brieve van zynen Gevolmagtigden aan de bemiddelende Staatsdienaaren , uit 's Grayenaaage den negen en twintigften van Wynmaand deezes Jaars gedagtekend, zy werden geheel in dit Staatftuk ingelascht, Dezelve betroffen hoofdzaaklyk verfcheide Punten van Beftuur, ten aanziene van het Geestelyke, waar in de Wetgeeving der Nederlanden, onder de laatfte Regeering, eenige verandering hadt gemaakt, met bedoelingen, welker zuiverheid men niet hadt willen erkennen. Ten deezen aanziene wilde zyne Majefteit wel herroepen alle de Ordonnantiën, betreffende de Kweekfchoojen of Seminarien, de Prqcesfien , pn eenir ge andere Godsdienftige gebruiklykheden; de Broederfchappen en dergelyke , en dit alles weder onder de onmiddelyke Beftuuling derBisfchoppen ftellen , met al de magt welke zy oefenden op het einde der Regeeringe van Keizerin mar ia theeesia. Ten (*) Deeze oorfpronglyk aangebode Amnestie, rnet «enige Aanmerkingen, vindt men in het fWff& 'Huishtekt V. Ds bl. tSoia-óotS»  HISTORIE. 247 Ten aanziene der Univerfiteit van Leuven , waar de ingevoerde veranderingen ten grooten ftruikelblok geftrekt hadden, wilde de Keizer alles op den ouden voet herftellen, zo als zy geweest waren op het einde der evengemelde Regeering, en byzonder in het regt van Benoeming, welke zy oefende omtrent zekere Geestlyke Beneficiën, uit kragte eener Pauslyke vergunning , alleen voor zich, als nu behoudende de Beneficiën van de Provincie Luxemburg, tot dat men die aangaande, vriendlyke fchikkingen gemaakt hadt. — De Studiën in de Wysbegeerte, de Regten en de Geneeskunde in de Nederlanden, vereischten eene Hervorming, die nadere beraamingen vorderden, ten welken opzigte 'zyne Majefteit met de Staaten zou over» eenkomen. Onmoglyk was het alle de Kloosters * onder de laatfte Regeering afgefchaft, te herftellen ; dit ftuk ging vergezeld met veelvuldige zwaarigheden, zo ten aanziene van de Perfoonen als van de Goederen: dan beloofde zyne Majefteit de Inkomften dier Goederen tot geen ander einde te zullen gebruiken of te beftemmen, dan alleen tot Godsdienstige gebruiken, op de meest mogelyke wyze overeenkomftig met de oogmerken der Stichteren, en zulks or. voorftellingen, welke hem door de Sraater zouden gedaan worden , met deezen, ali mede met de Magiftraaten zou zyne Majefteit zich verftaan, wat het beffuur diei goederen betrof. Wyders beloofde dt Q 4 Kei LXVII. BOEK. I700.  248 VADERLANDSCHE LXVll. boek. 1700. i ï ti v Keizer de vernietigde Abtdyen, welken het regt hadden hunne Opperhoofden naar de Staaten af te vaardigen, te herftellen, of derzelver herftelling te bevestigen. By het wegneemen deezer grooce Struikelblokken voegde de Keizer Toezeggingen van eenen anderen aart; als eene ftelige verbintenis dat 'er nimmer een Mili:aire opfchryving regtftreeks of zydelings :ou in aanmerking komen; dat hy nooit Vlilitie , of gedwongen Recruten , zou igten, anders dan met bewilliging der Staaen, ingevalle het daar op mogt aankonen. — Desgelyks verbond hy zich om ïooit eenigen Inpost op het volk te hefên, onder welk eenen naam het ook nogt weezen, dan met toeftemming der itaaten. Veel toegeefiykheids betoonde de Kejier verdev ten aanziene van de Amptenaaen der Oppergeregtshoven en de vervulling 'an daar in openvallende plaatzen; het maaien van Wetten; de Organifatie en het gouvernement en het gebruik der Miliaire M.gt. Ten aanziene van dit laatfte verklaarde de Keizer zyne hoope, dat de teenwoordige Onlusten geëindigt zynde, ;r geen voorwendzel meer zou overblyen, het welk dezelve op nieuw zou kunen doen gebooren worden , het ééoige eval, in 't welk het gebruik van Militaiï Magt tegen alle, onvermydelyk wordt )t handhaavinge van de Publieke Orde en itvoering der wetten , en wilde hy wel tot ;nen onveranderlyken regel ftellen, dat van het  HISTORIE. 249 het oogenblik, waar in alles in volmaakte Orde en Rust zou wedergekeerd zyn, de Soldaat nooit zou gebruikt worde tegen de Burgers, dan om Befluiten van den Regter te onderfteunen, en op verzoek der Regtbanken en Magiftraaten. Daar het bedienen van het Burgerlyke en Lyfftraflyke Regt een der voorwerpen uitmaakte, die voor het geheiligde Regt der Volken op de Vryheid en den wettigen Eigendom , van het weezenlykst belang waren, en zyne Majefteit het voorneemen hadt, meer dan ooit eene volmaakte eenftemmigheid vast te ftellen tusfchen zich en de Vertegenwoordigers des Volks, omtrent het geen ftrekken kon tot bevordering van den algemeenen voorfpoed en zekerheid, beloofde hy de Staaten te hooren , omtrent de Veranderingen en Hervormingen, die 'er zouden kunnen te maaken zyn, betrekkelyk tot de vastgeftelde Regelen en Vormen in de bediening des Regts, en verbondt, hy zich om niets te veranderen in de orde der Jurisdictiën , zonder overeenkomst met de Staaten, en zonder hunne voorafgaande goedkeuring. Ten aanzien van twyfelagtige gevallen, aan eene moeilyke uitlegging onderhevig beloofde zyne Majefteit, dat 'er van zyne zyde, Commisfarisfen zouden benoemd worden, en dat de Staaten der Provincie, welke de zwaarigheid betrof, van hunne zyde , dezelve zouden benoemen, om zich, indien het mogelyk ware , te zamen te veiftaan; dat aan zyne Majefteit Q 5 zel- lxvii. BOEK.  250 VADERLANDSCHE LXVI. BOEK. I79O. zelve rekenfchap zou gedaan worden van den uitflag dier Onderhandelingen, en dat, ingeval de zwaarigheden door middel dier Commisfarisfen niet vereffend konden worden, zyne Majefteit van den eenen, en de Staaten van den anderen kant, een gelyk getal onzydige Perfoonen zouden benoemen , ten dien einde van alle verhinderenden Eed behoorelyk ontflaagen , en dat zyne Majefteit, gelyk ook de Staaten, zich aan de Beflisfing deezer Arbiters zouden onderwerpen. Naa de Inlasfching deezer ftukken, in dertien Afdeelingen breeder begreepen, luid het vierde Artykel der tegenwoordig voor en vastgeftelde overeenkomst, dat hunne Majefteiten de Koningen van Pruisfen, en Groot - Brittanje, en hun Hoog Mogenden de Algemeene Staaten der Fereenigde Nederlanden, op de plegtigfte wyze, aan zyne Keizerlyke Majefteit, en diens Doorlugtige Erven, en Opvolgers, de Souverainiteit guarandeerden der Belgifche Provinciën, thans onder zyne Heerfchappye weder vereenigd, alsflegtséén eenig, onverdeelbaar, onvervreemdbaar en onverwisfelbaar Domein , het welk onaffcheidelyk zou zyn van de Staaten van het Huis van Oostenryk in Duitschland, en geregeerd volgens de Conftitutien, Privilegiën en Gewoonten, in de drie bovengemelde Artykelen ; gelyk de meergenoemde Mogenheden insgejyks guarandeerden de Bewaaring en het volle genot der Conftiturien, Privilegiën en wettige Gewoonten in dezelfde Artykelen uitgedrukt. Bin?  HISTORIE. 251 Binnen zes maanden, of eerder, naa de tekening, op den tienden in Wintermaand, gefchied , zouden de Ratificatien deezer Overeenkomst, volgens het flot Artykel, worden uitgewisfeld. (*) De Raadpensionaris van de spiegel, die zo veel deels genomen hadt in de On-8 derhandelingen de Brabantfche zaaken be- ] treffende, kreeg, met den aanvang van Win- f ter maand verlof van Staaten van Holland, j om te mogen aanneemen de volmagt van 1 wegen hun Hoog Mogenden , als Minis-2 ter Plenipotentiaris tot herftel der zaaken in de Oostenrykfche Nederlanden, als mede tot het regelen der Grensfcheiding; waar van hy op het einde der gemelde maand verflag deedt ( f ). Met deeze bedryven nam de hoogge- \ reeze Tweefpalt in onze Nabuurfchap een h einde; dan hadt dezelve, ten opzigte van ^ eenige Perfoonen hier te Lande een na- h Heep , welke fchoon op eenigen tyds af-L ftand volgende, met het thans gebeurde in 0 een zo naauw verband ftaat, dat het hier, f beter dan elders, plaats vindt. 0' Onder het verhaal der thans gedempte Onlusten in Brabant, hebben wy niet kunnen nalaaten hier en daar gebeurtenisfen te melden, welke aan onzen Staat het voorkomen gaven van eene ten minften zyde- ling- (*) A'. Neder/. Jaarb. 1790. bl. 2193—11195. 3388—0391. 2486—2479. (f) R. L. Couwens ««» zyn Committenten. 322, LXVII. boek. I790. VAN DE PIEGEL, 'Olmagc nhet realen der Ira. andfche aaken. 'erdagreid van 2 hanïlingenier te ande ntrent : Bra. mtfche ilUStüB'.  A52 VADERLANDSCHE LXVI. BOEK. 1790. lingfche deelneeming in dezelve (*). Ten tyde der Wapeninge in de Oostenrykfche Nederlanden tegen josephus den II., vondt de Koning van Pruis/en, onderfteund door Engeland, goed om de misnoegden , in dien oord, met hulpe te vlei3en, ten einde den Keizer tot den Vrede met den Turk te noodzaaken, en de Stadhouderlyke Party hier te lande deedt alles, wat in haar vermogen was, om aan de oogmerken dier beide Vorsten dienstbaar te zyn : de fchoone gedaante van onzydigheid bewaarende, bleef men niet in gebreke om hun tegen den Keizer te onderfteunen. Ondanks uitgevaardigd Plakaat op Plakaat, Verbod op Verbod ten aanziene van hulpbetooning aan de Misnoegden , ftondt men toe dat hunne Hoofden een Congres te Breda hielden, liet een Minister van 't zelve daar onder de hand toe, raadpleegde met den zeiven in 'j Gravenhage; verfchafte hun gefchut en krygsvoorraad, verboodt dien, welken van hier gezonden werd , te onderzoeken of aan te houden; gaf aan eenige Officieren in dienst van den Staat hun ontflag of een lang verlof, om onder een hooger rang in het Leger der Misnoegden geplaatst te worden ; zogt daar toe zelfs Officieren aan in den Jaare mdcclxxxvii gedimitteerd, met belofte van eene eeuwige ver- (*) hebben reeds iets daar toe behoorende, te vooren gemeld, en meer beloofd. Zie onze Paderl. Hifi. X&II). D. bl. 313 Wy volbrengen hier onze gedaane belofte.  HISTORIE. 253 vergetelheid van alles, zo zy zich lieten geqruiken (*). Deezedeels duistere, maar bedenkelyke, flappen, heeft men zoeken op te klaaren, door het oogmerk te veronderftellen om een Verbond met de Belgifche Republiek te maaken, en door dit middel den Franfchen, voor altoos, de gelegenheid te beneemen om deeze Landen van het tegenwoo-dig Beftuur te ontheffen, of om aan den tweeden Zoon des Stadhouders, onder den een of anderen tytel, eenigen Invloed, en een ruim jaarlyks Inkomen te bezorgen. Aan dit doelwit fchreef men toe, dat 'er, geduurende den Opftand der Brabanderen, eenige Blaauwboekjes, welker Schryvers genoegzaam met naame bekend, door Hollands geld betaald, hun daar toe zogten over te haaien; dan dit nam geen opgang, uit hoofde, zo men wil, van den afkeer der Brabanderen van Hoofden uit aanzienlyke Huizen, en het verfchil van Godsdienstbelydenisfe. De Heer vonck fchryft met zo veele woorden, „ dat van„ der noot de Prinfes beloofd hadt, „ om haar Zoon te doen verheffen tot „ hetStadhouderfchap van Brabant (f )."— Een na Frankryk overgefcUreevene tyding, dat (*) Deeze Perfoonen worden met naame genoemd , en als daar toe door den Stadhouder en de Prinfesfe aangepreezen, befchreeven door R. L. BomvENs aan zyne Committenten bl. 326. (t) Korte Hist. Verhandeling en onzydige Aanmerkingen over de gefieldheid in Brabant, door Mr. J. F. Vonck, bl. n. en 52. LXVII. BOEK. WO. Wat men deswegen aanvoerde.  ö54 VADERLANDSCHÈ LXVII. boek. 17QO. dat de Prinfesfe, zonder des Stadhouders toeftemming, zich na de Vergadering der Algemeene Staaten zou begeeven hebben, om 'er de erkentenisfe der Onaf hangelykheid der Belgifche Provinciën voor te ftellen, werd, op vordering van der Staaten Afgezant Lestevenon van Berkenroode , als eene onwaarheid herroepen (*). Anderen willen, dat men, door dien Onderftand , hadt zoeken te bewerken, dat onze in Brabant uitgeweekene Landsgenooten, een afkeer hebbende van de misleide Vryheids liefde der bedroogene Brabanderen, hun ftil en benyd vef%lyf aldaar moede gemaakt en zy genoodzaakt zouden worden om elders eene fchuilplaats te zoeken. Althans van der Meersch , die zulks van naby weeten kon, fchreef de hulp van hier aan de Nederlanders beweezen toe „ aan een mis„ noegdheid over de Protectie , in Brabant, „ aan de Uitgeweekene Hollanderen be„ weezen , en aan de Onderhandelingen „ der Prinfesfe van Oranje met het Con, gres, waar door de Hollanders, in Bra\y bant woonende , zich van daar moesten „ verwyderen (f). Dan naauwlyks was de Overeenkomst, in den Zomer des Jaars mdccxc te Reickenbach getroffen, of de Stadhouder, en diens Aanhang, onttrok zich geheel aan de Bra- ban» (f) N. Nederl. Jaarb. 1790- M' I0°* (*) Ferdeediging van den lieer VAN dkb. MEERSH, bl. 164.  HISTORIE. 255 handen, liet hun over aan hun lot, en door de Keizer vermeesteren. De Staaten verbonden zich met Pruisfen en Engeland om , gelyk wy gezien hebben , de blyde Inkomst aan de Nederlanders, en den Keizer de Souverainiteit over de Nederlanderen te verzekeren. In welke handelingen Keizer Leopold alles , wat van de zyde deezer Landen in de Brabandjche Onlusten gebeurd was, geheel, als ware 'er niets voorgevallen, onopgemerkt liet. Stil bleef dit alles geduurende eenen ge-' ruimen tyd , en fcheen het volkomen in ) 't Vergeetboek gefteld; doch , met & den Jaare mdccxcii kwam te Brus- e fel in 't licht, Eene Befchryving van de on- j] I nood/ge Verkwisting van de Koninglyke en \ Publieke Penningen, door de geweezen Era- d bantfche Souverainen, of eerfte Extract van den Register der Staaten van Brabant, van den Jaare mdcclxxxix en mdccxc (*). Het was zonder Plaatstekening gedrukt , (*) De Tytel was Tableau de la Delapidation des Deniers Royaux & Publicqs par les Ex ■ Souverains Brabancons; ou Premier Extrait du Regi':ire des Etats de Brabant des Années 1789 1790, publié pour tinjlruction, de la Nation Belgique <2? de la Posterité. Meer dan twaalf Millioenen zouden dezelve beloopen hebben. Men treft 'er zeer groote fommen in aan, enkel onder de benaammi; van geheime of fecreete Dienften, als aan van Eupen ƒ 88,000aan van der Noot ƒ62,000; aan Sr. Sagermans ƒ 63,290; nog eens voor groote Diensten aan denzelven ƒ 40,000, en aan den Heer Beekmans ƒ40,000; aan deGraaf van Limmingbn voor fecreete Affaire ƒ 80,00^ LXVir; boek. I790. Er komt ï Brus'l een tuk uic enigen ier te nde be« raaien*  256" VADERLANDSCHE LXVII. £ O E IC. 1790. De Stadhouderlevert des een Vertoog in by de AlgemeeneStaaten. drukt, maar werd openlyk te Brusfel vet* kogt. Op die lysten trof men onder andere aan deeze drie Posten. — „ Ordon„ nantie van Betaaling aan den Heer van ,, de Spiegel , Raadpenfionaris van Hol„ land, voor het begunftigen der Verza„ melingen te Breda f 80,000. — Aan „ den Intendant van het Huis der Prin„ fes van Oranje ƒ 100,000 ter verlcry„ ging van haare Protectie ; en aan de „ eerfte Kamer-Juffer ƒ 25.000 tot het „ zelfde einden. De Stadhouder, een Afdruk hier van ontvangen hebbende, begaf zich onverwyld na de Vergadering van hun Hoog Mogenden, met een mondelingen Voordragt, vervolgens in gefchriftovergegeeven. Naa de ontvangst van het gedagte Stuk vermeld en de daar in opgegeevene getrokkene Geldfommen opgehaald te hebben , voer hy voort, „ dat de Princes , zyne „ Gemalin hem verzogt hadt, hun Hoog „ Mogenden voor te draagen, dat zy geen„ zins onverfchillig kon zyn aan zodanig „ een gerugt, verfpreid in een ftuk, het „ welk , hoe zeer niet geauthorifeerd, evenwel fchyn van wettigheid hadt : „ vermids het onder het oog van het „ Gou- f 8o;ooo; aan den Heer van Leempoel voor zyne Anibasfade in den Haag en voor fecreete zaaken ƒ 358,000; aan den Graaf van Merobe voor zyn Gezantfchap en fecreete zaaken ƒ 458,000 ; aan van der Noot voor den dag van zyn Feest f1100,000; aan van Eupen dito ƒ 50,0001  HISTORIE. 25? j, Gouvernement te Brusfel was gedrukt 3, en openlyk verkogt. Dat zo in Pas,, kwillen èn Blaauwboèkjes dergelyke zaa,, ken Honden, zy dezelve veragt en geoordeeld zou hehben, dat het Haar niet j, voegde zich aan dergelyke Uiïftrooi„ zeis te ftooren; maar dat zy thans, zo wel als Hy, dagt, dat zy daaromtrent ^, niet konden ftilzitten, en daarom aan hun Hoog Mogenden verzogten, dat ,, zy zodanige maatregelen in het werk wilden ftellen : ten einde de allerge„ ftrengfte navorfchingen gedaan wierden ,, na de bron , waar uit die befchuldigingen gefprooten waren; en, wanneer j, ze gevonden werden in eenige Registers „ of Rekeningen geduurende de Troubles in de Nederlanden gehouden, dat als „ dan, volgens de regten van het ftriktst „ geregtlyk Onderzoek, aldaar gebruiklyk „ geprocedeerd mogt worden, om te s, ontdekken den Perfoon, of de Peifoo„ nen, die de opgegeevene fommen mog„ ten ontvangen hebben, en welk gebruik „ zy daar van gemaakt hadden. Vermids „ het van het uiterfte aanbelang was, zo i, voor zyne Gemalin, als voor Hun, om „ te weeten of één of meer Perfoonen, „ in hunnen dienst, zich hadden fchuldig gemaakt aan het ontvangen van derge„ lyke ongeoorloofde Gefchenken. Dat j, hy , wyders , niet kon afzyn om op' „ het ernftigst te verzoeken , om aan zyne Gemalin zodanig eene Satisfactie ii hieromtrent te bezorgen , als zy zouXXIU. Deel. R j3 deri LXVII. boek.  LXVII. boek. I79O Schryven der Staaten aan den HeerHop hier over Antwoordaan den HeerHop door het BrusfelfcheGoxivernement gegeeven. 258 VADERLANDSCHE „ den oordeelen, dat de Belediging ver„ diende." Onverwyld vonden hunne Hoog Mogenden goed den Minister Plenipotentiaris Hop te Brusfel aan te fchryven , ,, om aan het Gouvernement hunne ver won„ dering en gevoeligheid te betuigen over „ de verregaande Licentie waar medederge„ lykePapieren, onder het oog van 't zel„ ve gedrukt wierden", en om voorts den Eisch te doen in de voordragt van des Stadhouders begreepen (*). De Baron Hop marde niet dien last uit te voeren, en kreeg, daags daar na (f), een antwoord, 't welk hier op neder kwam, „ dat de Publiciteit door de Drukpersfe „ aan die Stukken gegeeven voor het „ Gouvernement Generaal der Nederlan„ den, niet dan een nieuw bezwaar was, „ te rangfchikken onder alle de geene, „ welke de fpoorlooze losbandigheden der „ Drukpersfe, daar aan, tot deszelfs leed„ weezen, verfchafte. Het was 'er on„ eindig verre van, dat het tot dit voort„ brengzel de hand geleend, of het ge„ toloreerd hadt: en alle waakzaamheid „ van het Gouvernement zou het niet „ kunnen gedekt doen zyn tegen foort„ gelyke uitvallen, dikwyls tegen het „ Gouvernement zelve gericht. Deeze uiterfte losbandigheid was toe te fchry- « ven O R'fii- Gen- J7 Jan< , , „ (t) Den 19 Jan. was de zaak door den Baroa riop voorgedragen en het antwoord den 20 gedag- ekend.  HISTORIE. &59 ii" veil aan de gevolgen van de gisting, en ,, van de desorders, door de Troubelen ,, van dit Land veroorzaakt, welke men „ niet te eenemaal hadt kunnen fmooren; 9, als mede aan de kwaade voorbeelden, „ door hunne Nabuuren, door haatlyke „ Declaratien, die zich niet bepaalden by j, de Belediging van Particulieren; maar „ zelfs ftrekten om, in de oogen van alle „ Volkeren, de Waardigheid der Souvej, rainen te verlaagen. „ Deeze toeftand van zaaken moest s, noch aan den Prins, noch aan de Prin- fesfe, noch aan hun Hoog Mogenden, „ eenigen twyfel overlaaten omtrent de moei» „ lykheden , hinderlyk aan eene volko„ mene terugkeer van goede Orde in hunne Provincie, onaangezien de zorg „ en waakzaamheid van het Gouverne„ ment. Ondertusfchen hadt hetzelve, 't a, welk zo weinig middelen hadt om de „ losbandigheid te keer te gaan, wanneer „ zy over de voornaamfte Agenten liep 5 5, de meest preciefe Orders gegeeven, om „ informatien te neemen , ten laste van i, den Drukker en Aucteur van dat Ge* s, fchrift, en dat, zo het mogelyk was „ hun te ontdekken, zy zeker geactio- neerd zouden worden om bewyzen in s, Regten van hunne Gezegdenste voor„ fchyn te brengen; ten einde zy die „ niet hebbende , zy met alle geftrengheid „ zouden gehandeld worden, als Lasteraars. „ Als mede dat het Gouvernement zich „ byzonder zou toeleggen om aan zyne Ra „ Hoog- LXVJf* BOEK. 1799*  26b VADERL ANDSCHE Lxvll. boek. 1790. Hoe de Raadpenfionaris van de Spie gel zich by hun Ed. Gr. Mos. de beklaagt. ,, Hoogheid, en aan haar Koninglyks ,, Hoogheid de Satisfactie te bezorgen, welke hunnen belasterden Dienaaren „ zou toekomen; doch dat, in geval 'er ,, wezenlyk eenig bewys beftondt van 't geen tegen dezen aangevoerd was, zou „ het Gouvernement aan zich voorbehou„ den aan de Juftitie van hunne Door„ lugtige en Koninglyke Hoogheden de „ Satisfactie over te laaten , welke aan „ dezelve zou toekomen." (*) Men zou van dit Antwoord mogen zeggen , dat hetzelve by het Gouvernement eene bedremmeldheid met dit geval tekende , dat het wel fpoedig gegeeven was ; doch de zaak geenzins uitmaakte; het liet althans de mogelykheid des gevals in 't midden. De Raadpenfionaris van de Spiegel, die zynen Naam, op deeze lyst, vooraan met groote letteren gefpeld vondt, zat niet ftil. Op den achtften van Sprokkelmaand keverde hy ter Vergaderinge van hun Ed. Groot Mogenden een Vertoog in, met deezen aanhef. „ Edele groot mo„ gende Heeren! Ik ben niet gewoon de „ Raadpleegingen van U Ed. Groot Mog, „ te ftooren door een voorftel van zaa„ ken, die my in t particulier aangaan. „ Ik had anders, reeds menigvuldige rei„ zen redenen gehad om te klaagen over „ den Leugen, Laster en Smaad, die van „ tyd tot tyd, in zommige meest buiten „ land- (*) RefoL Gen, 17. Jan. 1793,  HISTORIE. a& landfche, periodique Papieren, op myn „ fubject worden verfpreid; maar begry„ pende dat dit een gevolg is van de „ tyden, die wybeleeven, waar in nie,, mand, van welken fiand , conditie of „ beftaan hy moge zyn, vry is voor de „ pylen, die in het donkere, of van eene „ ongenaakbaare plaats, op hem afgefchoo„ ten worden; en ook door de ondervin„ ding , in myne Ministerieele Posten , „ zedert lang gehard zynde tegen de aanvallen der kwaadaartigheid, heb ik ge„ leerd ep dezelve neder te zien, met „ die veragting, welke zy verdienen." „ Maar eene zaak, Ed. Gr. Mog. Heeren! onlangs voorgevallen verbiedt my „ dezelfde ftil/,wygenheid daaromtrent te „ bewaaren; om dat niet flegts myn Per„ foon daar by betrokken is, ook niet in „ vague bewoordingen ; maar met uit„ drukking van een Fait, by het welk U „ Ed. Gr. Mog. belang hebben, en in„ dien het waarheid was my den Dienst „ van den Lande en de Agting van alle „ eerlyke lieden onwaardig zou maaken. Opgehaald hebbende wat 'er, ter Vergaderinge van hun Hoog Mogenden, ten opzigte van de ingediende klagten des Stadhouders, gebeurd was; en hoe hy, zyn Naam mede vermeld vindende op de lyst der befchuldigde Perfoonen, onmiddelyk aan den Heer Hop, fchreef met betuiging, van weinig gedagt te hebben , dat hy „ ook zyn aandeel zou hebben aan dien « laster; doch hoe het hem voorkwam, R 3 „ dat LX VII.- «C'EK 1790.  LXVII, BOEK. Ho? vervoegt zich des nader by h«t Gouvernement Ganeraal. Welkant woord hy bekwam. ifa VADERLANDSCHE „ dat een flap," door hun Hoog Mogen* „ den gedaan, hem genoegzaam authori„ feerde, om , by provifie , voor zyn „ Perfoon ftil te zitten: dewyl een van „ beiden zou gebeuren, of dat het Gou-? „ vernement dat Pamphlet desavoueerde, „ In welk geval hy het, onder meer an„ dere Paskwillen, kon veragten,- of dat 9, het een grond hadt, in de Registers 9, der Staaten, geduurende de Troubles, „ wanneer hy de Juftitie van het Land „ op de zelfde wyze als hun Hoog Mo„ genden, te hulp kon roepen, om de „ zaak te onderzoeken." Dan de Heer Hop oordeelde andermaal het Gouvernement Generaal te moeten aangaan, met de kennisgeving ; „ dat „ de Raadpenfionaris van de Spiegel „ hem niet zo fpoedig als Mevrouw de „ Prinfes de Orders van hun Hoog Mo„ genden hadt kunnen doen toekomen, ,, om Voldoening te vraagen, welke die „ Minister van Staat moest verwagten, „ omtrent eene Befchuldiging, zo eerroo„ vend als uitzinng, en rechtftreeks ftrydig „ met de Reputaüe, welke hy, in alle „ opzigten', zo billyk genoot." . De Minister Plenipotentiaris gaf 's daags daar op antwoord , by 't zelve nog veel fterker het leedwezen' betuigende van het Gouvernement Generaal,. over de beledigende aantyging, thans 't zelve onder het oog gebragt, dan over de voorgaande, die flegts betrekking hadt op Bedienden, of Domellicjuen van het Stadhouderlyk llot, daar  HISTORIE. 263 daar de laatfte de gevoeligheid trof van een der eerfte Ministers van de Repu bliek. Naa vermeld te hebben, dat 'er reeds de ftipfte bevelen gegeeven waren tot ontdekking der Opftelleren en Uitftrooijeren van dit beledigend voortbrengzei, dat het Gouvernement Generaal zich zou beyveren om den uitflag van het onderzoek der Baron Hop te doen weten; 5, kon hy hem", om de eigene woorden af te fchryven, „ alleen herinneren de „ algemeene aanmerkingen, vervat in het voorheen gegeeven Antwoord, betrek„ kelyk de moeilykheid, die er tegen„ woordig overal plaats hadt, om de loshandigheid der Drukpersfe te beteuge„ len. Het was buiten twyfel, en, ge„ duurende de laatfte Troubles in de Ne„ 'derlanden, hadt het Gouvernement Ge,, neraal dikwyls, ftilzwygend 'er de droe„ vige ondervinding van gehad, dat hun Hoog Mogende insgelyks dezelfde „ moeilykheden, onder hunne beheer„ fching, hadden ontmoet, door naamlooze „ gefchriften, welke of hunne Regeering, of die der nabuurige Mogenheden aanranden, het was zeker een droevig ge„ volg van de algemeene gisting, welke tegenwoordig, in] Europa, de losbandigheid der buitenfpoorigheden verwar„ de met de natuurlyke en wertige Vry„ heid." Naa deeze ftukken in 't breede bygebragt te hebben , vaart van de Spiegel , in deeze bewoordingen voort. Myn R 4 »oog- LXVII. boek. 1700.  36*4 VADERLANDSGHjS LXVii. boe k. 1790. Wat de: eer Ver gadérin^ van hur Ed. Gr, Mog. voorviel ,, oogmerk is geenzins U Ed. Gr. Mo5, geiiden op te houden met eene Pro„ teftatie van myne volmaakte Onfchuld: want bloote woorden van Ontkenning', „' waar van fchuliigen zich zo wel kim- nen bedienen als onfchuldigen, zouaen ,', niet genoeg zyn, indien 'er anders de „ minfte twyfel op myn Subject plaats hadt. Maar het éénig oogmerk waarorn, i, ik deeze zaak aan Ü Ed. Gr. Mog. i, voordraage, is, om aan Hoogstdezelvè '„ te verklaaren, dat, wanneer U Ed. Gr, ,, Mog. bordeelen, dat eene Befchuldi: ,, ging van dien aart een nader onderzoek „ vereischt, ik niet alleen dit onderzoekt niet vrees, noch tragten zal te ontduiken ; ,, maar dat ik, in tegendeel, my volvaar,, dig aan U Ed. Gr. Mog. welbehaagen, j, dien aangaande , zal onderwerpen, en, ■„ iri dat geval, ernftig verzoek, dat U. j, Ed. Gr. Mog. zodanige maatregelen ge„ lieven in het werk te doen ftellen , „ als meest dienftig zyn om verzekering' j, te bekomen , aangaande de Integriteit, „ van eenen Minister, die zonder het j, Vertrouwen van zyne Meesters te be„ zitcen, niet nuttig kan zyn in den diens^ £ van het Land." • : Da Raadpeniionaris , deezen voordragr, gedaan hebbende, verliet de Raadzaal. dq Baron van Boetzelaar., Heer van Kyfkoek, nam, op verzoek, in deeze zaak, de'post van Raadpeniionaris waar, en viel .het befluit, om in een groot Beioigne, 's anderen daags te houden , te oyerleg- gen»  HISTORIE. a6$ gen, „ door welke meest gefchikte en ] „ gepaste middelen aan den Raadpeiifio- i „ naris, ter zaake voorgefchreeven, eene ,,, behoorelyke Satisfactie zou kunnen wor„ den bezorgd." Een Befluit, 't welk de Onfchuld van den Raadpeniionaris voor uit vastftelde,e en de zaak , als geens onderzoeks waar } dig, deedt voorkomen, 's Anderen daags was 'er op dit ftuk een breedfpraakig Verflag gereed. Hoofdzaakelyk kwam het neder op eene fterk uitgedrukte betuiging- ï-» van de leevendigfle aandoening „ met welke zy befpcurd hadden, dat de ,, Laster van boosaariige en agter bet gor„ dyn van naamloo/e Schryveren fchui„ lende lieden , voor welke niemand veilig „ was , in dit geval getragt hadt aan ts „ v?llen , den eerften Minister van deeze „ Provincie, in wiens Perfoon Zy „ begreepen dat hun Ed. Gr. Mogenden „ zelve beledigd waren. Dat de aart der „ Befchuldiging zodanig was , dat oezel„ ve, vergeleeken met de bekende, en „ by alle de Leden van hun Ed. Gr. „ Mog. erkende Opregtheid van den „ Raadpenfionaris, voor volftrekt onmogelyk „ moest gehouden worden. — De Com„ misfie was verzekerd, dat hun Ed. Gr. „ Mog. geen oogenblik aartzelen zouden, „ om hier van eene openlyke verklaaring „ aan den Raadpenfionaris te geeven. „ Teffens vertrouwende, dat de Heer „ van de Spiegel, offchoon geene Saj, tisfactie verwagt hebbende, zodanig R 5 n een .xvu, iOBK. Aldaar n hoe -y?e- srooken  26*6 VADERLANDSCHE LXVII. BOEK. I70O. „ een Befluit als eene volkomene Regt- „ vaardiging voor hem zou aanzien. ,, Wat het Onderzoek betrof, waar aan „ de Raadpenfionaris verklaard hadt zich „ volvaardig te willen onderwerpen , dit „ befchouwden zy als geheel overtollig. — Gerust zouden hun Ed Gr. Mog af,, wagten, den uitflag der Informatien aan den Heer Hop te Brusfel toegezegd. — „ Dat voorts aan den Raadpenfionaris van „ het voorftaande behoorde kennis gegee„ ven te worden, met verzekering, dat „ gedagte atroche Calumnie, geene de „ minfte verandering in het Vertrouwen der Leden gemaakt hadt; en dat hy „ behoorde verzogt te worden om voor ,, zyn partikulier niets te doen in deeze „ zaak, welke hun Ed. Gr. Mog. niet zou„ den nalaaten, als de hunne te befcholl„ wen." Eene ontwyfelbaar te wagten goedkeuring volgde op dit Verflag. De Raadpenfionaris,. weder binnen verzogt, en van het omtrent hem voorgevallene verftendigd, antwoordde, „ dat, indien hy ook „ eenige Satisfactie hadt beoogd, dit ,, Befluit hem dezelve ryklyk verfchaf„ te. Dat hy hun Ed. Gr. Mog. „ durfde verzekeren, dat zo lang de He„ mei hem bewaarde by de Grondbegin„ zeis, die hy, in zyne onderfcheide Pos„ ten altyd hadt aangekleefd hun Ed. „ Gr. Mog. zich in hun vertrouwen op ,-, zyne Eerlykheid nimmer zouden be„ droogen vinden ; en hy zich voor het „ ove-  HISTORIE. s6> overige, van het verder Onderzoek „ deezer zaak aan het goedvinden van „ hun Ed. Gr. Mog. zou onderwerpen. 9J Volgens het Verflag, en het Staats- befluit daar mede overeenkomftig, kreeg „ den Baron Hop onverwyld des berigt. „ Hier mede liep de zaak ten opzigte „ van den Raadpenfionaris af. (*_) (*) Refol, van Holl. 8 en 9. Jan. 1792. Dit ftuk werd weder verleevendiid by het Rapport in de zaak van den Gewezen Raadpenfioharis van de iSpjf.gel , den 14 Oef 1795 uitgebragt : zonder dat 'er eenig meerder lichts aa« wordt bygezet ; en 't zelve, in den Brieve van den Heer Joh. Valkenaar als Fiscaal , gerangr fchikt onder de daadzaaken , die hem als Objecten van nader Confideratie voorkwamen. Zie Verzamel, van Stukken in de zaak van L. P. van de Spiegel. Te Amft. by van Gulik 1796. In 't gemelde Rapport vinden wy alleen. „ Ook „ weeten wy te wel, hoe het Keizerlyk Ministe„ rie te Brusfel, het onderzoek van deeze zaak, „ daar alhier in den Haag zo veel ophefs van „ gemaakt werd, ongevoelig heeft laaten zitten, „ zonder dat aan van de Spiegel, en aan an,, dere mede geinculpeerden, eenige andere Sa. „ tisfactie, dan die van andere Hooffche Compli,, menten, bezorgd is, en waar mede, gelyk ook „ met eene partydige Declaratie van Integriteit „ van den kant der Stadhouderlyke Regeering, „ de eerstgenoemde zich van den hem aangetyg„ den blaam heeft weeten te zuiveren; maar het „ geen hem, nog by onpartydigen, zo 'er geene „ andere bewyzen voor hr.ndan zyn, aliyd ver„ dagt blyft maaken:7 bl. 37 en 95. Hooger brengt het R. L. Boüwens niet, als hy, in het Scult aan zyne Committenten , dit geval aanroert en des eenige byzonderheden boekt , bl. 313—7,30 en ten (lot, zich beklaagt over het febrek san noodige Staatsftukken, „in de laatïïe dagen tic Qver- „ heer- LXVIL BOEK. 1790.  268 VADERLANDSCHE LXVTL Boek. 1790. Bekend, maaking van Mot■ man. Nooit is, onzes weetens , de naam vermeld van de eerfte Kamerjuffer der Prinfesfe van Oranje, die gezegd wordt 25,000 Guldens getrokken te hebben : en zou men ook geheel in het duistere weezen ten aanziene van den Man als Intendant van het huis der Prinfesce van Oranje omfchreeven; indien G. W. Motman , Raaden Rentmeester der Domeinen, zich niet bekend gemaakt hadt als den hier bedoelden Min: immers hy liet, in de Nieuwspapieren, deeze yerontfchuldiging plaatfen, 5, dathy, eerst van ter zyde,. en daar naa „ meer openbaar, befchuldigd zynde, als „ of hy een Som van 100 000 Guldens „ zou genooten hebben , voor het beloo,, ven van Protectie aan de Geëmigreer„ den, uit de Oostenrykfche Nederlanden „ verklaarende, behoudens zyn regt tegen „ de Verfpreiders van die Leugen, dat „ dezelve was verzonnen, en van alle „ waarheid ontbloot: terwyl, even gelyk „ hy openlyk en op de folemneelfte wyze „ betuigde, dat hy nimmer van de Staa9, ten van Brabant, noch ook van iemand „ anders, in hunnen naam, voor de bo- vengemelde, of voor eenige andere zo„ genaamde Protectie, welke of hoedanig „ die ook geweest zou mogen zyn, iets „ hoe genaamd, veel min een fom van „ 100,000 Guldens, hadt genooten, wes- hal ven hy een ieder durfde provocee- >, ren, ,, heerfching verdonkerd, of met Willem den V5 ,, na Engeland overgsvoerd.?'  HISTORIE. 26c ren, om, dien aangaande , eenige de j, minfte bewyzen te berde brengen, er „ voorts de Veripreiders van dat gerugi „ hieldt voor openbaare Calumniateurs(*).' Met hoe veel duisters dit geval ook moge omgeeven zyn, beyverde men zich zeer om de ftukken, daar toe betrekkelyk, die ter verontfchuldiging of afweering van blaam konden ftrekken, in de Hollandfcht Nieuwspapieren van dien tyd te piaatzen; maar ten zelfden tyde hieldt men daar in fchuil eene meer bellisfende Memorie, door het Brusfelfche Gouvernement, op den eerden van Sprokkelmaand, deeze zaak betreffende , aan den Heer Hop overgeleeverd. Belangryk genoeg is dezelve om hier plaats te vinden. Het Gouverne,, ment Generaal heeft niet zonder verwondering kunnen zien de wyze waar „ op zich de Leydfche Courant van 17 „ Jan. mdccxcii uitdrukte. Zodanig zyn „ de aanmerkingen, die zy zich veroor„ looft, by eene Inleiding tot een naam„ loos Gefchrift te Brusfel gedrukt. 'Er „ zyn gerugten, die, uit hoofde van der5, zeiver aart, niets anders verdienen dan n veragting, of onverfchilligheid; maarwan„ neer die zelfde gerugt en fchynen gewettigd te worden, door hun, die eenig Open,, baar gezag bekleeden, en welke Bost zelfs „ hun verpligt om aan geene gemeene ge„ rugten geloof by te zetten. ts die onver„ fchilligheid niet meer geoorloofd. Uit „ dee- CO -V. Nederl. Jaarb. 1792. bl. 203, i LXVIL boek. I79O. Een na. der ontwikkelend verflag door het BrusfelfcheG( U7er« nement gegeven;  ufo VADERLANDSCHË LXVII boek 1750. „ deeze aanmerking , die, hoe waaragtig ■ „ ook in haar grondbeginzel, egter niet „ toepasfelyk is op de omftandigheden, „ volgt natuurlyk , dat het Gouverne„ ment Generaal befchuldigd wordt van „ te hebben gewettigd , of ten min-* „ ften geduld, het Gefchrift, waar over ,? gehandeld wordt : en de verzekeringen ,, aan den Heer Hop gegeeven, moeten hem evenwel overtuigen, dat niets meer „ onwaaragtig is. Konde het Gouverne- ment Generaal blootgefteld zyn aan verwytingen van oogluiking omtrent „ Paskwilfchryvers, terwyl het zelve „ reden heeft om zich te beklaagen , dat het blootgefteld is aan derzei-* „ ver vergiftige trekken, en terwyl het * „ openbaar gezag , zo veel belang heb„ bende by het inbinden van de waarlyk „ toomlooze vryheid der Drukpersfe, zich „ zeiven , in andere Landen, en geduu,, rende eenige jaaren, niet heeft kunnen behoeden tegen de kwaade trouw der „ Nieuwspapier- en andere Schryvers ? En 't is aan 't zelve gebleeken, dat „ het zelve in Holland niet meer dan el„ ders ontzien is. „ De geauthentifeerdeCopiendernevens„ gaande Stukken , die de Minister Ple„ nipotentiaris de eer heeft aan den Heer „ Hop mede te deelen , verfchaffen het „ bewys, dat alles geen Laster is, het welk „ in dat Gefchrift, het welk zo veel gerugts ,, maakte, gevonden wordt. Het Gou- vernement Generaal zou buiten tegen* „ fpraak  HISTORIE. &?i fpraak bevoegd zyn om zich te laaten gele- gen leggen aan eene Satisfactie van dien Be„ dienden van het Stadhouderlyk Hof, welke , ,, volgens de eigene bekentenis van eeni„ ge Staaten der Belgifche Provinciën, eene Gift van Honderd Duizend Guldens ont„ vangen heeft voor het doen van voor,, gewende goede dienften, waar op het „ Gouvernement overtuigd is dat hy zich, zonder eenigen grond, beroemd heeft. „ Maar getrouw aan de grondbegin„ zeis, die niet zullen ophouden het„ zelve te beftuuren ; en van den ande„ ren kant geloovende meer dienstbaar te „ zullen zyn aan de waardigheid van „ deszelfs Souverain , bepaalt het zich, ,, om de zaak aan de Rechtvaardigheid „ van haare Koninglyke Hoogheid de „ Prinfes van Oranje over te laaten." In een byvoegzel van den Schryver des Briefs, waar by dit Stuk ter plaatzinge in het Franfche Nieuwspapier, waaruit wy 't zelve ontleenen , gezonden werd, vinden wy met zo veele woorden vermeld, „ dat het „ egt was, dat Motman die fom voor „ de befcherming der uitgeweeken Bra„ bunders te Breda genooten en ontvan,, gen hadt van den Penfionaris der Bra„ bantfche Staaten de Jonghe, en van vericheide Gedeputeerden der Staaten „ van eenige Gewesten; en dat deeze „ hunne toeftemming vertoond hadden, „ om de fomme te doen lyden in de'Re„ kening der Staaten van Brabant, by » ge- LXVII. boek., I790.  27S VADERLANDSG E^È LXVH. b 'J e k. I790- Aaumer' Sinsr hier över „ gelegenheid van het verefFenén der ge„ maakte onkosten, geduurende de onee„ nigheden , met de daar toe benoemde „ Raadsheeren en Secretarisfen van. des Keizers geheimen Raad, benoemd om ,, by die vereffening tegenwoordig te „ zyn." Die Schryver laat 'er op volgen , „ dat de rieeren hun befluit „ daar by gevoegd hadden, het welk door „ G J. de Limpens, en L. C. van de ,, Veld, Secretaris van dien Raad, getekend en vergeleken was met het oor„ fprongelyke , berustende onder de ftuk„ ken" van de Secretarie van Staat door den Secretaris, Baron Feltz, op den „ negen en twintigften van January des „ Jaars mdcclxcii (*)." Aan de egtheid deezer, zo veel betekenende Stukken kan niet wel getwyfeld worden; inzonderheid wanneer men 'er byvoegt , dat noch het Brusfelfche Gouvernement, noch de Stadhouder, noch.de. Prinfesfe, de egtheid daar van ontkend, heeft. Spelt men in de Memorie zelve den naam van Motman niet, is deeze alleen in het Byvoegzel des Zenders te leezen, hy wordt daarin met genoegzaam onclerfcheidendë en onlochenbaare trekken aangeduid ; en , ondanks s Mans verklaaring ten tegendeele, in het Byvoegzel, met zeer bezwaarende omftandigheden, befchuldigd. Ook heeft men gegist, met hoe veel grondt Gazet te Univers. ifpa. No. 47»  HISTORIÉ. sf§ gronds laaten wy aan zyne plaats, dat van de Spiegel, in dit Stuk van het öostenryks Gouvernement, ontzien is om dezelfde reden, waarom hét betuigde op de Satisfactie over het gedrag van den , wel niet met naame genoemden, maar genoegzaam omfchreeven, Motman te zullen aandringen. Doch deeze overge- laaten zynde aan de Regtvaardigheid der Prinfesfe hadt geen ftraf te vreezen. VeeIer wegen hadt hy zich aan haar Huis Verdienftelyk gemaakt (*). Doör haar Schild gedekt hadt hy niet té duchten, dat hun Hoog Mogenden, hem, als een Misdaadiger van de eerfte grootte, zouden opzoeken, te regtftellen, en ftraffen. Zeer gepast drukt zeker .Schryver , op deeze bemoeijingen oogende, Zich uit. „ De regtftreekiche ftyving in de Vereènigde Gewesten van den Brabant fchen OpS', ftand, hoe fchynbaar aanïeidelyk om „ bos- (*) Voorlang hebben wy hem, In onze Vadert* Hist. niet van de beste zyde, leeren kennen. Meri 2ie het xix. i). bl. 357, 35Ü. „ Bekend", die leezen wy, ten zynen bez waare, omtrent het ftuk nier Voor handen, „ is het ten overvloedè, hoe „ de befaamde Motman, door zyne frequente apparitieten deezen tydein5r«3««/,deaandagt van allen , en zelfs van het Ministerie tot zich ge„ trokken heeft; zelfs werden,'toen ter tyde, de' „ Wisfels op hem geëndosfeerd, onder voorwend,', zei, dat het penningen wiaren, uit de Admini„ ftratie der Domeinen van zyne Hoogheid prolluee,, rende" Verzamel, van Stukken in de zaaken •Oan L'. P. van de Spit gel bl. 37. Men vereelyktf R. L. Bouwens aan zyne Committenten. bU 328, XXIil. Deel. S lxvh. b oe Ki 17900  374 VADERLANDSCHE LXVII. BOEK. 1790. Iets ove de vryheid de Drukpersfehier te lande. „ Oostenryk te verbitteren, liet geen twy- „ fel overig aan ukgeftrekter bedoelin„ gen , waar van veelligt Engeland en „ Pruisfen de aanleggers waren (*). : Wy keeren van deezen Uitflap, zo anders het invoegen eener gebeurtenisfe tot : ons Tyd vak zo rechtftreeks behoorende, een Uitflap moge heeten, tot het voorgevallene , ten Jaare onzer Befchryvinge, te rugge. — Was het geen wy des vermeld hebben het gevolg van de vryheid der Drukpersfe, of liever van het gebruik des gemaakt, om anders in 't duister bly vende zaaken, aan den dag te brengen; beklaagden zich het Brabantfche beftuur deswegen, gaf het te kennen, dat het ook hier te Lande niet ontbrak aan Drukkeryen, gebruikt tot dit en nog haatlyker einden. Deeze tyd, hoe zeer men ftrenge Plakaaten ten tegendeele hadt uitgegeeven, en hoe open men het waakend oog hieldt op alles, wat de rust der thans heerfchende Partye kon ftooren, mogt vrugt- , baar heeten in Werkjes van een onfmaaklyken aart voor hun, die thans op 't Rusfen zaten. Hebben wy voorheen, om de geestneiging der tyden aan te duiden, van dusdanige Gefchriften te meermaalen gewag gemaakt, wy doen het thans te meer, om dat zy Vertoogen en Handelingen fen gevolge hadden, die , wat men ook van de waarde of onwaarde dier Gefchriften oor- (*) Tafreelen van de Staatsomwenteling in Frankryk Vii O. bl. 152. te Amft, by Allart.  HISTORIE. ±7S oordeelt, te fterk in 't oor klonken of te zeer in 't oog liepen, om in een Gefbhiedblad onvermeld voorbygegaan te worden. Uit dit oogpunt befchouwd moet het ons niet verdrieten een Voorftel te hoo ren , in de eerfte maand deezes Jaars, ter t groote Vroedfchaps Vergadering van Ley \ den gedaan , door den Raad en Hoofd- f officier Mr. A. van Heusden. Aanlei-1 ding tot het zelve gaf een Boekje, vreemd \ van Tytel (*), 't welk in Ley den niet alleen verboden en opgehaald was; maar wegens 't welk ook aanfchryving gedaan was aan den penfionaris dier Stad in 's Gravenhaage, om dit Boekje, als prophaan, hoonend en lasterend voor het Huis van Oranje, en dus ftrydig met de Plakaaten van den Lande bekend te maaken. Naa dit breedfpraakig vermeld te hebben vaart Leydem Hoofdofficier voort. „ Natuurlyk Ed. Gr. Agtb. Heeren! was „ het te denken, dat naa het emaneeren s, van zulke fterke blyken van den wil en „ begeerte van den Souverein, de lken„ tieufe Schryvers afgefchrikt zouden zyn „ geworden, om de Pen en Drukpersfe op „ nieuw te gebruiken ter vilipendie en „ overtreeding van dezelve Plakaaten en » Pu- Cp De zonderlinge Tytel luidde 5 Hét Pnphe* ttsche Geztgt van den Ziender Joannes, befcbr.-e. ven m bet XHI Boek zyner Openbaaringen op dé tegenwoordige aanmerkelyke Omftandigbeden en zaamm™ TS Ant^erPcn by J. T. FhèI- S 2 lxvil BOEK. I/90Beklagn Verlog van an IeuSENoverenige Zerkjes.  S76 VADERLANDSCHE LXVII. boek. Publikatien , en zich niet blootgefteld „ zouden hebben aan het incurreeren der „ Straffen by dezelve geëmaneerd. Het „ tegendeel Ed. Gr. Agtb. Heeren! heeft „ nogthans, naa de gelukkige Omwending, zich gemanifesteerd en manifefteert zich dagelyks nog maar al te klaar. Verfchei„ de der dagelyks uitkomende werken too„ nen allerduidelykst, dat, hoe zeer 'er eene gelukkige Omwending van zaaken, „ door Gods Goedheid, aan deeze Repu5, bliek heeft mogen te beurt vallen, de „ Omwending van fentimenten en gemoeds„ neigingen by veele Ingezeetenen deezer „ Landen nog. geene plaats heeft kunnen „ krygen, en dat 'er onder dezelve zyn, „ die niet alleen halftarrig blyven by hun„ ne landverderflyke Gevoelens; maar door „ dezelve zodanig worden vervoerd, dat „ zy zich niet ontzien, om de eerfte aan„ flagen der Landberoerte wederom in 't }, werk te ftellen. Ik meen Ed. Gr. Agtb. „ Heeren! het maaken en verftrooijen van „ oproer wekkende Gefchriften. „ U Wel Ed. Gr. Agtb. weeten tog, dat ten allen tyde en in alle Landen, de op„ ruiende Laster- Hoon- en Smaadfchrif„ ten, het eerde middel zyn geweest, van 't welk zich de geenen, die Beroerte en Opftand zogten te verwekken, bediend hebben,om hunne inzigtente bereiken , „ in zo verre dat de beste Staatkundigen „ het disfemineeren van zodanige GV „ fchriften houden voor voorbodens en eerfte beginzelen van Oproer en Seditien, ,} En  HISTORIE. 277 „ En geen wonder Ed. Gr. Agtb. Hee„ ren! als men nagaat welke impresfien „ zodanige vrugten, voortbrengzels van 't „ menfchelyk bedorven vernuft op de Be„ woonders van een Land moeten maaken, „ dan wordt men ras overtuigd, dat uit „ dezelve noodzaaklyk moeten fpruiten, „ haat, nyd, tweedragt, twist, onder de „ Ingezetenen tegen elkander; wantrouwen „ op het Staatsbeftuur ; misnoegen tegen „ de Regenten, welke, in verfchillende „ betrekkingen, aan hetzelve deel hebben, „ en eene volflaagene vernietiging van al„ len ontzag en onderdaanigheid. Zo 'er „ geen duizend voorbeelden in de Gefchie„ denisfen van het Menschdom de waarheid „ daar van bevestigden, het gebeurde in „ ons Vaderland, geduurende eenige nu „ pas verloopen Jaaren, op welke de her„ Helling van de tegenwoordige op nieuw „ gevestigde Conftitutie zo onverwagt is ge„ volgd, zou op zich zelve alleen genoeg zyn „ om 'er ons volkomen van te overtuigen. „ Wy ftaan Ed. Gr. Agtb. Heeren' „ thans wederom in 't zelfde gevaar, by „ rein en onrein wordt de tegenwoordige „ Conftitutie, op de felfte wyze, en op „ allerlei manieren, aangetast, als ondeu,, gend, onderdrukkend, verderflyk, met „ éên woord allerhaatlykst aan de goede „ Gemeente voorgefteld. Zyne Hoogheid „ den Heer Prins van Oranje wordt, op „ nieuw, in die Gefchiiften gehoond, ge„ lasterd en gefcholden , met de ferfoei„ lykfte bewoordingen. De bittere kwaadS 3 n aaï" LXVIIi BOEK. I?00.  s?8 VADERLANDSCHE LXV1I. boek. I70O. 1 5 t ï f h 0 e h t „ aartigheid ftrekt zich gelykerwyze uit „ over haare Koninglyke Hoogheid, Me„ vrouwe de Prinfesfe, Hoogstdeszelfs Ge„ malinne, en het Huis van Oranje en Nas* „ fau. De euvelmoed, gaat verder en „ brengt onder de Voorwerpen, op wel„ ke die zynen zwadder uitfchiet , zy„ ne Majefteit de Koning van Pruisfen, „ van Staatswegen als den Verlosfer, naast „ God , van de Republiek uit gevaar en „ elende , begroet en bedankt; en de „ Kroon van Engeland wordt in die heil„ looze bemoeijingen niet gefpaard! ,, Wat moet, wat zal Ed. Gr. Agtb, „ Heeren! daar van eindelyk het gevolg ii zyn? zonder te fpreeken van eene ge„ heele verbastering van Zeden, welke, „ uit zulk eenen aanhoudenden euvelmoed, „ moet ontftaan; zonder te fpreeken van „ de Infamie, welk dezelve op de geheele „ Natie, oudtyds, wegens haare goede „ Zeden,zo hoog geroemd, althans, en , voor de vreemde Natiën tot een affchuw fielt (*), Hoe is het mogelyk , Ed. „ Gr. (*) Wy houden onze pen, a's buiten onze Gebhledfchryvende taak loopende, te rugge om dit onderling Stuk met Aanmerkingen vergezeld te oen gaan; doch kunnen niet voor by, ter geleenheid deezer zinfnede op te merken, dat de Opelier, of zeer onkundig heeft moeten weezen van er Characreristique des Nederlandfchen Volks in dit pzigt, van zeer oude tyden af het zelve toegekend, 1 waar van de voorbeelden, door alle tydkringen ;en,in welke iets zonderlings te doen viel, voarinden zyn — Qf dat hy, dit weetende, om deezen  HISTORIE. 279 „ Gr. Agtb Heeren! dat, wanneer zelfs „ de Souverain niet ontzien wórdt, het „ Eminent Hoofd der Republiek , des„ zeifs edelmoedige Gemalinne, derzei ver s, Huis en Gedacht, ten fpot, ten fchimp, „ ter verfmaading van ieder een wordt „ overgelaaten ? — Hoe is het mogelyk,' „ dat by zoodanige pofitie, eenige agt„ baarheid, eenige eerbied, eenig ontzag „ of onderhoorigheid, in de gemoederen „ der Gemeente kan overblyven, en de „ rust in het Land herdeld of bewaard „ kan worden? Moeten dezelve vonken, „ die wederom aan 't vlammen raaken, „ niet hetzelfde vuur doen ontbranden? „ Zuilen zy niet wederom dien yver ont„ fteeken, door welken de geaffectioneer„ den voor de tegenwoordige op nieuw „ gevestigde en bezwoorene Regeerings „ Conditutie zullen vervoerd worden tot „ ongeregeldheden en buitenfpoorigheid ? „ Zal men in gemoede het Zwaard kun„ nen voeren tegen deezen, terwyl die „ aanritzende Oorzaaken buiten kragtdaa„ dige beteugeling blyven , en niet ge,, lykmaatig voor alle Regtbanken en Vier„ fchaaren met effect aangeklaagd kunnen „ worden? ,9 Het Boekje, Ed Groot Agtb. Hee„ ren! voor eenige weinige dagen hier in „ de zen tyd te bezwaaren , en als (legter dan voorgaande, ten dien opzigte, af te fchildereti , niet ter goeder trouwe te w rk gaat. Doch ni;t meer hier van, de lieer van Heusuen (laat hier niet alleen. S 4 Lxvir. B O EK 1790.  b8p VADERLANDSCHB ï.xvh. BOEK 1799- „ de Stad opgehaald, dat Godloos Stokje „ van een dooiend verftand, is het eenig„ fte niet, dat myne zorglyke bedenkin„ gen opgewekt, en tot den ftap, dien j, ik nu in deeze Vergadering doe, be9»lwoogen heeft."— Hy telt'er andere op (*), en vervolgt, — „ Deeze allen, even zeer, „ fmaalende, fchoon op verfcheide toonen, „ op 's Lands Conftitutie, pas nieuw beves? „ tigd en bezwooren, en inzonderheid op „ het Eminente Hoofd deezer Republiek , „ Hoogstdeszelfs Gemalinne en Geilacht, ?, zyn my onder het oog gekomen , en, 9, ik ben verre van my verzekerd te hou„ den, dat ik ze alle gezien heb, die iq denzelfden fmaak, zedert kort, zyn, „ uitgekomen, ongerekend zulke, tegen „ welke eenige Demarches gedaan zyn (f). „ Het is zo, Ed. Gr, Agtb. Heeren! „ meer dan ééns is 'er gedagt, om te„ gen dit euvel,'t welk aan de Ingezetenen S9 van eenen Burgerftaat het edelfte gedeelte, „ van het geen waarom de Burgerzamenlee„ ving tot beftaan is gekomen, naamlyk „ vry en veilig genpt van zyn eer, en >, goe- (*) Zie hier de Iyst der opgegeeven Tyrels, die gqed deels uitwyzen wat men van den Inhoud te wagten hebbe. — De gevallen van een Keeshond. De Pruhfifchen gedagvaard voor de Pierfchaar van Europa. — De bedaarde en 'v'rymoedige Nederlati^ der. — Twee belrtngryke Brieven over de Omwenteling in Holland. — Het vrolyke Keesje in de. verdrukking. — Brieven van een gevlugte Holkm* der. (f) Wy hebben 'er een Lyst van opgegeeven in ket XXi Deel onzer Vaderl. Mist. bl. 38.  HISTORIE. s?i 9, goeden naam en faam ontrooft, den „ Burgerftaat zelve ontluistert, en alle „ befchaafdheid verbant, eenig hulpmid„ del aan te wenden. Te meermaalen is 'er gefprooken over het emaneeren van 9, een nieuw Plakaat tegen de Licentie „ der Drukpersfe; maar het is niet van „ gevolg geweest. De ondervinding heeft „ ons, in de tyden der laatfte beroerte, „ maar al te zeer overtuigd, dat de bes„ te Wetten nutloos en overtollig zyn, „ wanneer de Executie afhangt van de „ willekeurigheid en zinlykheid der gee„ nen, die dezelve moeten doen wer- „ ken. Zo veel my voorkomt Ed. 9, Gr Agtb. Heeren! is 'er by ons geen „ gebrek aan Wetten tegen Faamrooven- de en andere Gefchriften. De befchree- ven Regten zyn daaromtrent mede niet „ ftil : zo dat het zo zeer niet fchynt te „ haaperen aan Wetten, als wel aan 't doen „ executeeren van de Wetten, overal bin„ nen deeze Provincie, op gelyken voet, 9, voor alle Vierfchaaren, ep zonder dat die Licentie op de eene plaats meer dan „ op de andere getolereerd of geconni„ veerd worde," Het was op deeze gronden dat of Leydens Hoofdofficier der Vroedfchap voor-1 ftelde , van wegen dezelve de Vergade- 1 ring van hun Ed. Gr. Mogenden kennisi te geeven van het beftaan der Boekjes door hem vermeld ; met byvoeging van het verlangen der Vroedfchap, dat 'er S 5 'i een- Lxvir, BOEK. Zyn oorftel es ween.  232 VADERLANDSCHE LXVII. BüEK. I7OO. Een tegen Oranje gerigt Boekje te Haarlem uitgegeven. eenmaal kragtdaadige middelen tegen het maaken en verfpreiden van fameufe Gefchriften mogten worden beraamd en in 't werk gefield, als mede dat de Wetten hier te Lande daar tegen gegeeven, zo wel als de befchreeven Regten, in kragt en werking gefteld wierden (*). Met regt mogt de Heer van Heusden , by de opgave van eene Lyst der onlangs tegen de Oranje Party gerigte werkjes zeggen , dat hy ze alle niet opnoemde. Omtrent gelyk'ydig met deeze uitgeboezemde klagten en voorgeffelde raadgeeving, zag te Haarlem het licht een Boekje, getyteld, A'rtwoord aan den Schryver van den Vrymoedigen Raad. aan de Inwoonden van Nederland in 'f algemeen een aan de Burgery van Haarlem in 'f byzonder, — Het voerde den naam dier Stad - als daar gedrukt , op den Tytel, en hebben wy alle reden om te gelooven dat dit eene egte Plaatstekening ware. Sterk was het onderdehandfche vertier ; doch werd het welhaast op de kragtdaadigfte wyze geftuit. Naa eene gedaan vergeeffche opfpeuring, liet de Regeering onmiddelyk eene welflrenge Publicatie daar tegen afkondigen. Met de uiterfte verontwaardiging", dus liet zich dezelve hooren, „ hadt zy ver„ nomen, dat. in hunne Stad, het licht zag, zeker aller vuilaartigst, fchandelyk „ en oproerig Schotfchrift, (onder den „ bo- (*) N. Nederl Jaarb. 1790. bl. 32—37.  HISTORIE. 383 „ bovengemelden tytel) en daar niettegen„ ftaande allen gedaan onderzoek ,tot nu toe, >* de Auteur , Drukker , of Uitgeever „ niet hadt kunnen ontdekt worden en 91 'er hun Ed. Agtbaaren ten hoogften „ aan gelegen legt, dat dezelve bekend „ wierden: dewyl het voorgemelde Schot„ fchrift oproerig en lasterlyk was, zo „ voor den Souverain, als voor zyne Door„ lugtige Hoogheid en deszelfs Gemalinne, „ en de Regeeringen der Hollandfche Steden, « en wel byzonder voor de Magiftraat van n Haarlem ; zo was het dat de Heeren s, van den Geregte honderd Gouden Ry„ ders beloofden aan hem, die de Auteur, „ Drukker of Uitgeever van dit Schot-. „ fchrift zou weeten aan te wyzen. Zul„ lende des. Aanbrengers Naam niet al„ leen geheim gehouden worden, indien „ hy zulks begeerde ; maar hem werd „ daarenboven toegezegd, dat, indien hy, „ door zulks aan te brengen, zomtyds van », zyn brood- of kostwinning mogt wor„ den beroofd, hy van Stads wegen, zyn „ leeven lang geduurende, of tot zolang „ aan denzelven eene behoorlyke kost„ winning kon worden toegevoegd, rede„ lyk zou onderhouden worden (*)." Hoe uitlokkend deeze Aanbiedingen ook mogten weezen, bleef het begeerde eene B Verborgenheid , en kon men niet verder h: komen , dan tot gisfingen, ontoereikende v< om (*) N. Nederl. Jaarb. 1790 bl. 188. LXVH. BOEK. 1790. Door ;uls n den 1 brand  a84 VADERLANDSCHE LXVII, BOEK, 1790. Gedenkpenningter gedagtents • fe der Omwenteling. om iemand des te vatten, en in regten te vervolgen. Den haat tegen dit Werkje mogt men alleen aan het gedrukte Papier koelen. Dit zogt men, drie dagen naa opgemelde Publikatie te doen , door alle de Stukken, welke men, by eene geftrenge ophaaling, hadt kunnen bekomen, op het Schavot, door Beuls handen, te verbranden. Eene Strafoefening, die een drom Toekykers lokte ; doch , in eene Stad, waar der Patriotten aantal fteeds groot was en bleef, by veelen meer de lachfpieren in beweeging bragt dan eenige andere aandoening wekte; fchoon de voorzigtigheid der Patriotten, die deeze ftrafoefening bywoonden, raadde zulks te bedekken , om zich te bewryden voor de onmiddelyke gevoelige ftrafoefening , die zeker zou gevolgd weezen door de vuisten des Gemeenen Volks, 't welk in die verbranding een heiligen yver voor het Huis van Oranje meende te befpeuren , en zich wel in den fchik vertoonde, over dit bedryf De onaangenaamheden , welke de thans heerfchende Party, ter oorzaake van uitgegeevene Schriften, als mede dezelve ter oore komende Gefprekken, te verduuren hadt, werden intusfchen ryklyk vergoed, door de goedkeurende toejuichingen, welke, zy van elders ontving 5 door bedryven, die hun de daargeftelde Omwenteling als een der grootfte en zegenrykfte Gebeurtenisfen afmaalde. Onder deeze mogen wy bui-  Een Boekje te HAARLEM door Beulskanden verbrand -   HISTORIE. 285 buiten twyfel rangfchikken de uitdeeling der Zilveren Gedenkpenningen, ter waarde van dertig Guldens, volgens een Staatsbefluit kort naa de Omwenteling genomen, aan de Leden van Regeering en Staatsdienaaren ; in den aanvang van Oogstmaand (*). De (*) Aan de eene zyde van deeze Penning leest men, in een krans van Eikenloof. Heroibus Patriis LlBERTAS PüBLICA Dat is De Vryheid des Volks aan de Vaderlandfche Helden. Op de keerzyde ftaat. Republica, tyrannide POSTRATA, ab 1NFESTISSIMIS AC POTENTISSIMIS HOSTIBUS, APERTQ et OCCULTO MARTE SAEPIUS FRUSTRA tent ATA , ab ItfPROBIS PERDITO. RUM HOMINUM INCEPT1S VINDICATA , AC TANDEM, sub AUSPICIIS 1 ei COND1TIORIS ARCTIORI INTER SOCIOS FoEDERE PERENMTATEM ADEPTA PRAEPOTENT. OrDIN. FOED. BELG. in AE'1'. MEM. hunc CUDI JUSSi-RUNT. MDCCLXXXVIU. Dat' betekent. De Republiek, door Duingelandy ter neer geveld, door zeer geduchte en zeer magtige Vyanden , met openbaare en bedekte Krygsmagt , meermaalen te vergeefsch belaagd, Van de ondeu* gende vnorneemens van fnoode menfchen verlost, eit eindelyk, onder het hefluur van God, haaren Grondlegger, door eene naauwere verbintenis der Bondgenooten duurzaam gemaakt zynde, hebben de Hoog Mogende Staaten der Vereenigde Nederlanden, ter eewxiger gedagtenisfe, deeze Penning doen flaari 17^8. Wegens de u itdeéling treffen, wy by R. L. Bouwens aan zyne Committenten dit nader ben'et aan bl 363. ., Den 11 Aug. heeft de Griffier Fagel „ ter tafel van hun Hoog Mog gebragt r>6 Zil„ veie MeJaüies, door den Raad van Staaren „ ver- Lxvir. BOEK. I79O.  LXVII. BOEK I790 De Erfprins < i \ 1 z jj e h e I h h rt L di P 286 VADERLANDSCHE De Eer van het Oranjehuis, en de Voor* deelen met die Eere gepaard, namen, ten deezen Jaare, toe. Immers de Oudfte zoon uit deezen Stamme, die reeds met Krygswaardigheden was befchonken (*), klom „ vervaardigd volgens Refolutie van 1 Tunv i78g n ten getale van 100 , ter gelegenheid van het „ aangaan eener Acte van gemeenfchappelyke „ Verbintenis tusfchen de Provinciën; van welke „ er drie aan zyne Hoogheid en zyne Zoonen „ zyn gegeeven. r-tfiien aan de Leden en Minis, ters van den Raad van Staaten. Zestien voor de , Rekenkamer; en vermids 'er maar zesenvyfti* , nodig zyn voor de Heeren Ordinaris Gedepu, teerdennen dus te zamen vyf en tachtig, be, flooten hun Hoog Mog. 'er één te geeven aan , den Drosfaart va» Drenthe. De veertien nog , overgebleevene beflooten hun Hoog Mog. aan , zyne Hoogheid te oiFereeren , om daar mede , naar hoogstdeszelfs goedvinden te handelen , terwyl de Raad van Staaten verzogt werd 'er , nog een vsn Goud te laaten maaken voor Me, vrouw de Prinfesfe." Wy vermelden dit te meer >m daar door te verbeteren het kort berigt des eeeeven m onze Faderl. Hist. XX D. bl it doof le Bond;enooen goed» ;ekeuid. ta zot* lerheid loor tèelandt LaadflÉg' v r de ;yze an ltt; ;iding 1 den .aod vag taatti  LXVII. boek. WO' De Stadhouderneemt genoegen in de voorftellen. Verfchyntter Alge-. meene Staats- i vergade- < &90 VADERLANDSCHE vondt goed, dat twee Leden uit de Vergadering zulks zouden verrigten, en benoemde de Voorzitter den Raadpenfionaris van de Spiegel en van Lynden van Blitterswyk , Reprefentant van zyne Hoogheid als Eerfte Edele van Zeeland, om dit, 's volgenden daags, te volbrengen. Wegens de wyze op welke de Inleiding van den Erfprins zou behooren te gefchieden , hadt men het éénig geval met het tegenwoordige overeenkomftig naagezien; naamlyk hoe Prins Willem, Zoon van Prins Fredrik Hendrik in de Raad van Staaten, ten Jaare mdcxxxviii was ingevoerd (*). Gemelde Heeren volvoerden den hun opgelegden hoogstaangenaamen last. Zy gaven verflag, dat het zyne Hoogheid iangenaam zou weezen , dat 's anderen laags de Inleiding zyns Oudften Zoons in Jen Raad van Staaten gefchiedde, dat hy met dankbaarheid aannam de aanbieding van diens bevordering in het Krygsweezen: als mede dat de Erfftadhouder ten oogmerke hadt, nog heden ter Vergadering te verfchynen, om den Erfprins tot Generaal in de Armée van den Staat voor te ftellen. De Erfftadhouder verfcheen ter hooge staatsvergadering. Hy gaf mondeling en èhriftelyk te verftaan zyn gevoelig genoegen , over beide de Voordellen. „ lk kan", lus liet hy zich hooren, „ niet afzyn om (*) Refol. Gen. 20 Aug. 1700,  HISTORIE, flpt om U Hoogmogenden myne dankbaar„ heid te betuigen voor de genegenheid, „ welke U Hoog Mogenden en de Hooge „ Bondgenooten, in deezen aan my, en „ myn Huis,hebben gelieven te betoonen, en voor de gratieufe wyze , op welke „ de Refolutie is genomen; en in ver„ wagting dat myn Oudfte Zoon Wil„ lrm pREDiiiK, Erfprins van Oranje en „ Nasfau, zich deeze gunst van U Hoog „ Mogenden, en van de Heeren Staaten „ der Refpective Provinciën, zal waardig „ maaken, zo draag ik hem voor aan U „ Hoog Mogenden tot den Rang van Ge- „ neraal van de Infantery. Het zy „ my geoorloofd deeze gelegenheid waar s, te neemen , om my en de mynen, in „ de voortduuring van de Vriendfchap, „ Genegenheid en Affectie van U Hoog „ Mogenden aan te beveelen, en myne „ vuurigfte wenfchen uit te boezemen, „ dat het den Allerhoogften behaagen „ moge het lieve Vaderland voorfpoedig „ te maaken, en deszelfs welvaart te doen „ groeijen en bloeien , tot aan het einde der eeuwen, en de wyze Deliberatien van ,, U Hoog Mogenden, tot die eindens te ,, beftunren, en op Hoogstderzelven zyne ,, dierbaarfte Zegeningen in eene ryke „ mate neder te ftorten." -— Hier op kreeg die zaak onmiddelyk haar volle beilag (*)." Üi O Refot. Gen. 23 Aug. rj-po» T 2 Lxvir, boek. Ï79Ö. ring met betuiging vart zyn geneegenj  LXV1I. BOEK. I79O De Erfprins in beide die opzigten in denEed genomen. Sraatlyke Geiukwenfchingen deswegen. 292 VADERLANDSCHE De Erfprins werd, ten beftemden dage „ door den Griffier Fagel afgehaald, en ter Vergadering van hun Hoog Mogenden door den Voorzitter Scheltinga begroet. De lastbrief, op welke hy de Zittingzou nemen in den Raad van Staaten, als mede die van-Generaal der Infantery hem overgegeeven zynde,deedt hy de daar toe gefielde Eeden. De Raadpenfionaris van de Spiegel leidde den Prins ten Raad van Staaten in , met het doen eener aanfpraake, beantwoord door den Heer Changuion Oud Burgemeester der Stad Leyden (*). Als Lid van dien Raad werd hem een Jaargeld van tien duizend Guldens, toegelegd (f). Staatlyk was het beloop van dien dag. Twee aanzienlyke Commisfien waren 'er benoemd, uit de Algemeene Staaten , en de Raad van Staaten om den Erfprins diens Aanftellingsbrief als Generaal der Infantery te overhandigen, en tenens het Stadhouderlyk Gezin, wegens de Achttiende Verjaaringe diens oudfien Zoons, en de aanzienlyke bevordering,, ten dien dage bekomen, geluk te wenfchen. Uit de Algemeene Staaten waren afgevaardigd, de Graaf van Welderen, de Baron van Heeckeren tot Kell , de Baron Torck , Heer van Rofendaal, de Baron Schimmelpenninck van der Oije, de Heer Calkoen, de Heer Block, de Heer van Lidt de Jeu- (*) Refol. Cen. 24 Aug. 1790. (+) R- L. Bouwejns aan zyne Committenter, fel, 473.  HISTORIE. 293 Jeude, de Heer Gevaarts en de Raadpenfionaris van de Spiegel, de Heer van Citters , de Baron R. J. van Borsselen, de Baron van Brakel, de Heer Pesters, de Heer Scheltinga, de Baron Rengers, de Baron Grovestein , de Baron Sloet tot Westerholt, de Heer van Suchtelbn , de Heer Trip , de Griffier Fagel , de tweede Griffier Fagel en de Agent van Heel. Uit den Raad van Staaten waren benoemd, wegens Holland, de Baron Aertsen van Sommelsdyk, de Heer Changuion , en de Heer Jager ; wegens Zeeland de Heer Stavenisse Pous ; wegens Utrecht de Heer Pesters; wegens Friesland de Baron Bigot , de Graaf van Wassenaar Obdam, met de Heer Thefaurier Generaal van der Hoop , de Ontvanger Generaal van Citters , en de Secretaris Mollerus, Het twaalftal koetzen in welke deeze Heeren gezeten waren, werd voorgegaan en opgellooten door twee Detachementen Guardes Dragonders; hier by bevonden zich de vier Staaten Trompetters, en vier en twintig Bodens van Staat; de Bedienden gingen nevens de koetzen: van alle de Wagten, welke zy voorbytrokken ontvingen zy de gewoone krygseer. Onder dit eerbetoon en den toevloed van veele duizenden aanfehouweren, kwam de fiaatelyke Trein aan de Oranjezaal. De beide jonge Prinsfen ontvingen- deeze Heeren en geleidden die binnen, om, naa het ukvoeT 3 ren LXVII. boek. 1700. Hoe ontï. vangen.  Z.XVII. BOEK 1790. DeVoor bidding voor dien Prins in Holland en Zeeland ver^ anderd. S04 vaderlandsche ren van hun last, en het afleggen der geïukwenfchingen , het Middagmaal te hónden. Voorts werdt deeze Jaardag in s b-ravenhaage luisterryk gevierd. Deeze Standtverandering van den Erfprins gaf de Afgevaardigden der Stad Hoorn , te meermaalen voorbeeldig yverende mftukken de Godsdienstverrigting raakende, gelegenheid om ter Staatsvergade* ringe te fpreeken van de onvoegelykheid om zich, in de Vooibiddinge, ten aanziene van den Erfprins, te houden aan de aleemeene vastgeftelde Bewoordingen, de Jon-* ge Prinfenen de Prinfesfe van Nas/au, deeze wilden zy verwisfeid hebben in eene bede voor den Heer Erfprins van Oranje, en de verdere Jlffiammelingen van dat Doorlugtig Huis. — Het befluit viel overeenkomftig dit voorftel, en werd deeze verandering , by de verdere herhaaling van het oude Voorfchrift, het ganfche Ge* west door gezonden en bekend geraak, op dezelfde wyze als de Jaarlykfche Uitfchryvingen van den Dank- en Bededag. Men nam deeze gelegenheid waar om den Leeraaren de onlangs gedaane Uitfchryving te herinneren dat zy zich hier aan flipt te houden hadden, terwyl dat hier op zorgvuldig zou gelet worden, om de verzuimers met ftraffe t huis te zoeken, ~ Stgaten van Zeeland fpeet het mogelyk, in deeze verandering, voorgekomen te weezen door die van Holland. Zy bleeven egter niet ia gebreke Ipoedige Naavolgers te zyn op  HISTORIE. 295 op dezelfde wyze het voorfchrift des Gebeds veranderende (*). De Egtverbintenisfe van de Jonge Prinfesfe FREDERICA LoüISA WiLHELMINA , welker Bekendmaaking aan hun Hoog Mo genden wy, m den voorleden Jaare , vermeld hebben (f), flondt nu voltrokken te worden. Haare beftemde Gemaal Ca rel George August, Erfprins van Brunswyk Wolffenbuttel , hadt reeds eenige Edellieden vooruit na \f Grayenhaage gezonden. Deeze vertrokken, vergezeld van eenige Edellieden des Stadhouders, na Utrecht, om den Bruidegom, daar verwagt, af te haaien, en na de Hofplaats te begeleiden. De zelfde Edelman van zyne Doorl Hoogheid, van Heeckeren van WALiè'N, die de Bekendmaaking der voorgenomene Huwelyksvereeniging by hun Hoog Mog. gedaan hadt, was ook by de Hooge Vergaderingen de Aankondiger, dat die Egtverbintenis, op den veertienden van Wynmaand, ftondt voltrokken te worden. — Niet alleen werd de Bruidegom te Utrecht door gezegde Edellieden opgewagt; maar beide de Erfprinfen van Oranje gingen hem te gemoet tot Leyden. Hy verfcheen, onder dier geleide, ten Ütadhouderlyken verblyve , waar het geheele Hof ter volvrolyke opwagting gereed was, en de verwelkoming, met alle tekenen van vreugde, gefchiedde. Van (*) N. Nederl. faarh. 1790. hl. 2191. 2586 Ctj Zie onze Faderl. Hift. XXII. D. bl. 364. T 4 \ . LX VII. boek. 1790. De Erfprins van Brunswyk tornt ter voltrekking des Huwelyks in 'süflge.  SQfS VADERLANDS€HS Lxvn. Boek. 1790. Verwelko- ■ miag. Geluk- wen fchingen en over- ! gifte van een Ju- : weeïge- ] fchen k. ( i } j 1 ( ! 1 1 l .Van zY"e aankomst gaf die Prins kennis aan den Voorzitter van hujn Hoog Mog. den Baron van Tuyl van Serooskerke, Heer van Zuylen, als mede dien der Raad van Staaten, den Heer van Lichtenberg , en hieldt met hun, als ook met andere Regeeringsleden, een gefprek. Beide Voorzitters leiden een ftaatlyk tegenbezoek van verwelkoming af. Eene dergelyke verwelkoming gefchiedde van wegen Gecommitteerde Raaden door Jonkfleer van Wassenaar Heer van Star- EtENBERG. Dagen van veel plegtigheids en van tfivisfelend vreugdebetoon waren beftemd, :n ftonden af te loopen naar een beftek, t welk gevolgd en in deezer voege hoofd:aaklyk volvoerd werd. Het Vorstlyk Jaar, den twaalfden van Wynmaand in Dndertrouw getreeden zynde, vervoegden :icb uit het midden van hun Hoog Molenden Jonkheer van Spaan tot. Iardestein en Jonkheer van Wassevaar Katwyk , ten Stadhouderlyken Hore, om niet alleen de Gelukwenfching, vegens den volbragten Ondertrouw, en le aanftaande Huwelyksverbindtenisfe, af e leggen; maar ook het door hun Hoog ogende toegelegde Gefchenk van Juwee211, aan de Prinfes Bruidt, ter waarde van o.qoo Guldens (*), ter hand te ftellen. Veel legtigheids vergezelde deeze Bezending. Dan (*) TToFan/fs aandeel in de kosten beliep 11 öc»rw , L. Bouweks aan zyn Committenten. 501.  HISTORIE. 297 Dan allerplegtigst en ftaatelykst was de trein op den Trouwdag na de St. Jacobs Kerk. Dertien koetzen met zes Paarden befpannen voerde Bruidegom, Bruid, het Stadhouderlyk Gezin, en eenige Hofbedienden, derwaards, met een toeftel die Vorstlyke grootheid aan den dag lei. De ' fleep werd vergroot door zestien Koetzen, die de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering voerden; gevolgd door twaalf met de Leden des Raads van Staaten, vergezeld van alles wat grootheid ten toon kon fpreiden. Gelyk een Ruiterbende den trein opende werd ook dezelve daar door opgeilooten. De Haagfche Burgery was in de wapenen, en reed de Stoet door dezelve heen. Grootsch was de toeftel in de Si. Jacobs Kerk ter voltrekking van de Trouw plegtigheid, verrigt door Munnikemolen , oudfte Leeraar der 's Gravenhaagfche Nederduitfche Gemeente. Naa het volvoeren van dit werk keerde het Vorstlyk Paar na 't Stadtiouderlyk Hof te rugge. Een aantal van zes en dertig Jonge Dogters , uit drie Buurten , net in 't wit gekleed , met blaauwe zyde linten omgord, ftrooide, naar 's Lands wyze , by het afgaan en weder opkomen der trappen vanhet Stadhouderlyk Kwartier den Bruidegom en Bruid. Daar te rug gekeerd ontvingen de Ge. trouwden de Gelukwenfchen van hun Hoog Mogenden van hun Edel Mogenden, en andere hooge Regeeringen, als me<,!e T 5 van Lxvn. BOEK. 1790. Staatlykheid van de Trouwplegn'g.heid, . Geluk-; wrnfchingVM iuva Ei Gr.  s?8 V ADERL ANDS CHE BOEK I790. Mogenden. Muzyl in de Lu therfche Kerk en lllurnina tien, van den Kerkenraad. By een grooten •Maaltyd, dien avond gehouden, was eene Bezending uit de Staaten van Holland tegenwoordig. — 's Volgenden daags werd de gelukwenfching van wegen hun Ed. Groot Mogenden, met ftaatlykheid herhaald. De Bezending, hier toe benoemd, beftondt uit Jonkheer Dirk van Boetzelaar, Heer van Kyfhoek, wegens de Ridderfchap en Edelen; Mr. Hugo Repelaar Burgemeester van Dordrecht, Jean Gysberto Decker, Burgemeester van Haarlem ; Mr Hermanus Johannes van Roysn , Burgemeester van Delft; Mr. Abraham van Gerwen Burgemeester van Leyden; Mr. Jac b Elias Amoudsz. Burgemeester van Amfterdam; Mr. Adriaan Jacob van der Does, Raad in de Vroedfchap van Gouda', Mr. Cornelis Groeninx van Zoelen Heer van Ridderkerk, Burgemeester van Rotterdam, Mr. Jacob Harsteen . Heer van Cadeier en Blankenburg , Burgemeester van Alkmaar \ Cornelis Christoffel van Akerlaken, Burgemeester van Hoorn; Mr. Hugo Adriaan van Bleiswyk , Burgemeester van Enkhuizen ; Mr. Laurens Pieter van de Spiegel, Raadpenfionaris. Een groot Muzyk liet zich in de Lutherfche Kerk binnen 's Gravenhaage, ter gelegenheid dier Echtverbintenisfe,booren, vereerd met de tegenwoordigheid der Vorstlyke Perfoonen, en die van Hoorderen van allerlei rang. Tusfchenvallende beftemde Maaltyden en andere Hofver- maak-  HISTORIE. 25,9 maaklykheden , bragten den negentienden van Wynmaand aan; een dag, op welks avond, volgens eene waarfchouwing van het Hof van Holland, en de Magiftraat van 's Gravenhaage, in die Hofplaats eene algemeene Verlichting, deezer Gebeurtenis ter eere, moest plaats hebben. In de volbrenging van dit bevel beyverde zich ieder. Kunst, vinding*, fmaak, en vreugd vereenigden zich om dit volheerlyk te maaken in de oogen des Stadhouders, diens Gezins, en het Jeugdig Paar, en die welke deeze Verlichting volvrolyk aanfchouwden.—Meteen Gedenkpenning werd die Gebeurtenis vereeuwigd (*) — Niet lang was het verblyf deezer Gehuwden naa den Trouwdag, en volvoering der Feestlykheden: immers zy verlieten met den vierden van Slachtmaand 's Gravenhaage, gingen na 't Zoo, en trokken van daar (*) De Medailleur j. M. Lageman te Amfter. dam vervaardigde dezelve. De Voorzyde verbeeldde Twee brandende Harten op een Altaar, omhangen mer een Feston van Myrthe, en befcheenen door een Hemellicht; met dit Randfchiift: Door God onfcheidbaar vereenigd. — Op de Keer» zyde praalden de Wapenen der beide^Vorstlyke Huizen , door Wolken gedraagen; daar onder deeze twee Dichtregels: Oranjes Deugd door tTEcbt aan Brunswyks Roem verbonden , Heeft Neêrlands Heil gevest op onverwriklire gronden. N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 2177—2 '90—2562. waar alle de Byzonderbeden, die Echtverbintenis betreffende, in 't breede worden opgegeeven. LXVIL UOEK. 1790.  goo VADERLANDS CHE txvil. BOEK. I790. Verflag van de Commisfie over de Quo' tas, Aanhef hunsVer flags. daar, vergezeld van den tweeden Erfprins', na Brunswyk, ten welken Hove laatstge-* melde Prins eenigen tyd zou vertoeven, en voorts eene Reis na Berlyn doen. Belangryker ftoffe trekt onze aandagt, by verpoozing, gevestigd op eene Gebeurtenis, die den voorftanderen van Oranje zo behaagelyk was als ongevallig voor allen in den Lande, die dusdanige vermaagfchappingen van dat Huis, door Huwelyksverbintenisfen , met leede" oogen , als den Vaderlande heilloos, aanzagen. Hadden, in den voorleden Jaare, de Gelastigden tot het Defenfie - weezen van den Staat het lang verwylde verflag uitgebragt O» de gelyktydig aangeflelde Commisfie over de Qnotas (f), was ten deezen Jaare, naa eenen zeer omflagtigen arbeid, in gereedheid gekomen, 't Ontbrak deezen Heeren, zo min als die den even* gemelden gelyktydig opgedraagen last volvoerd hadden , aan vetontfchuldigingen , wegens dit lang agterwege blyven des Verflags. Dezelve waren bykans op denzelfden toon geftemd: immers zy lieten zich in deezer voege hooren. „ Zyn wy verpligt geweest tot het vol„ brengen van dit Werk meer tyds te be„ fteeden, dan wy jzelve wel gewenscht „ hadden, en heeft het ons, om die reden, „ niet mogen gebeuren dit ons Rapport „ eerder te brengen ter tafel van U Hoog » Mog, (*) Zie onze Vadert. Hifi. XXII. D. bl. 323. (D Zie onze Vadert. Mijl. XL D. hl, 157,,,  HISTORIE. 301 n Mog.* zulks is veroorzaakt, eensdeels „ door het otnflagtige van het werk zelve, „ anderdeels, en wel voornaamlyk, door „ de gefteltenis der jongst verloopene Jaa„ ren, en den aart der zaaken, die eerst en „ vooral aan ons Onderzoek waren aanbe„ volen. „ Eene nadere Verdeeling toch der Quo„ tas of Aandeelen , door de Provinciën „ op te brengen, in de gemeene Lasten „ der Unie, vorderde meer dan eenige an„ dere, het hoogstmogelyke vertrouwen „ en eensgezindheid tusfchen de Bondge,) nooten. — Vereischtens, die reeds by „ den aanvange onzer Befoignes, helaas I „ maar al te zeer waren verzwakt; en ein„ delyk geheel en al ophielden, waar door „ men van den toenmaaligen^toefèand der „ Republiek, met de woorden van de Gene„ raliteits Rekenkamer met regt zeggen kon, „ dat dezelve . in geen Tydperk, door inwendi„ ge twistenJlerker en gevaarlyker was gefchud , dat de oneenigheid en verdeeldheid tusfchen de Hooge Bondgenooten, en de Staatsleden ., van ieder Provincie, hooger geklommen en he- viger uitgebarflen waren — en daar door „ het gezag van den tot dien tyd toe beken„ de Souverain, in ieder Gewest, minder ge,, eerbiedigd was; zo dat men dagelyks zaa- ken zag gebeuren, die niets minder voorin f pelden, dan dat de band der Unie, die, ., tot voor weinig Jaar en, gelukkig hadt ge„ fubftfleerd; tot ruïne van den Staat in 7t al- gemeen, en van elke Provincie in 't byzon~ ,, der, geheel verbrooken , en alle ordere en onder gefchiktheid"vernietigd Rondt te wor- „ denr Lxvir, BOEK.  3ö2 VADERLANDSCHE LXVII. boek I70O. 1 1 , ! ! J J J 3 1 1 „ .'. En gelyk dit een en ander: ,, noodwendig invloed moest hebben op ,, Deliberatien, die zonder wederzydfche ,, openhartigheid en cordaatheid, nimmer „ eenen gelukkigen uitflag konden hebben, ,, zo heeft het U Hoog Mog. niet kunnen „ verwonderen, reeds by de Leeture van f, de eerfte Afdeeling deezer Memorie te „ vernemen, dat meer dan twee Jaaren, „ zedert onze eerfte Byeenkomst verloo„ pen zyn, zonder dat zich eenige grond „ opdeedt om in deezen tot een geluk„ kig einde te komen. Ja, dat zelfs „ deeze Commisfie, met betrekking tot „ dit gewigtig en allerbelangrykst punt, ,, vrugtloos zou hebben moeten fcheiden, „ by aldien zyne Hoogheid niet ware tus„ fchen beiden gekomen. Want, offchoon 1, wy reeds vóór dien tyd verre gevorderd ,, waren in ons onderzoek na de verdere , Objecten in Uwer Hoog Mog. Refolu, tie van den vierden Mey mdcclxxxv , vervat, zo was egter alles vrugteloos en , kon men zich daar van geen het minfte , effect belooven, zo lang de zwaarighe, den over een nader Regulatief van de , Quotas bleeven voortduuren. Deeze , nu door den gedaanen voorflag van , zyne Doorlugtige Hoogheid, gelyk wy , vertrouwen, uit den weg geruimdzyn, de (*_), fmaakten wy eindelyk het ge- „ noe- (*) De tusfchenkornsc des Stadhouders, waarop ter gedoeld wordt , viel voor den elfden van looimaand des Jaars 1788. £ly deedt in Grasmaand  HISTORIE. 3°3 „ noegen, ons werk te zien afgedaan, op ,, eene wyze, welke wy ons, in den be„ ginne, niet hadden kunnen voordellen, „ en welk genoegen des te grooter is, dewyl wy verm eenen ons te mogen „ vleijen, dat, indien de Voorhagen in „ dit Rapport vervat, worden geamplec„ teerd, de Evenredigheid in het draa- » gen des volgenden Jaars eenen Voorflag; doch zodanig, dat de voorgeilagene Verdeeling by veele Gewes. ten, uit verfcheiden hoofden, waarfchynlyk geenen ingang zou vinden Dit gaf aanleiding om den Stadhouder te verzoeken de Bedenkingen en Bezwaaren, op diens eerften Voorfiag, te hooren, en een tweeden naderen deswegen te doen. Deeze gefchiedde. Offchoon de Commisfie als zodanig, verklaarde, „ onkundig te weezen van „ de gronden, op welke deeze laatfte Repartitie „ berustte , maakte zy egter geene zwaarigheid „ zich te voegen met de gedagten van zyne Hoog- heid over de nadere Verdeeling der Quotas, daar „ by voorgedraagen: dewyl zy overtuigd waren, „ dat deeze zaak niet wel tot meerder genoegen „ kon worden afgedaan, „ Zy waren, derhal ven, van oordeel, dat de „ Verdeeling der Quotas van de Provinciën, hec „ Landfchap Drenthe en de Kas van de Generali„ teit in de Ordinaris en Extraordinaris Staaten van „ Oo'log en vau de Provinciën in de buitenge„ woone Petitiën, tot welke laatfte de Kas van de „ Generaliteit niet kon contribueeren , als zynde alleen fullicient tot het draagen van een Quota „ van ƒ4 8-2 in de Ordinaris Lasten van de U„ nie, ^n verder niet — terwyl de Quota van „ Dren he blyft sis van ouds op één boven de „ honderd , door de Bondgenoo.en behoorde te „ worden ges g oè'erd zullende mitsdien de Quo„ tes in ordinaris en extraordinaris Staat van OorM log, zyu, Van LXVfL BOEK. I70O. I  Sö4 VADERLANDS C H Ë Ï.XVII. BOEK. I790. „ gen der gemeene Lasten, zo wel als „ het vertrouwen op de Eensgezindheid, „ tusfchen de Bondgenooten, zo veel mo„ gelyk herfteld, en de Staat van Oor„ log van de ingefloopene gebreken voor „ altoos gezuiverd, de Finantien van de „ Generaliteit verbeterd zullen worden, 5, en alzo aan dit Gemeenebest wederge- » gee- CeHertand . . . ƒ zvn .gekomen. —• Een tydftip vrugtbaar, voor- waar in kostbaare, perfooneele en buitenlandfche „ Commisfien! Ik zal alleen aanmerken, dat de „ Leden van deeze twee Commisfien, in aanmer„ kelyke getalen, uit de refpective Provinciën te zamen kwamen' , en , zo als de meeste zelfs „ openhartig bekend hebben, weinig of geen kenn "Is konden hebben van de zaaken, waar over zy „ hun oordeel moesten vellen." In dien fmaak oordeelde de Raadpenfionaris van de Spiegel over die beide Commisfien. Zie R. L. Bouwens aan zyne Committenten bl. 150. Diens plan was pm die beide Cemmisfien binnen kort te doen ophouden. „ Ondertusfchen fchreef », de jongp. Griflier Fagel op dén 27 Dec. 17,87. n ner>ben die Heeren, die vóór Kerstyd gefchei,, den zyn, om in 't begin van Maart weder te „ vergaderen, middel gevonden om den Prins, „ van wegen hun Hoog Mogenden te doen ver„ zoeken hunne Confereriueii by te woonen. Een ,, voorftel, 't welk deeze met yver aangenomen „ beeft, hoe wel het baarblyklyk is, dat deeze ,, Commisfie daareefteld is geworden, om te doen „ vei vallen, de Magt van den Capitein en Admi„ raai Generaal, aan wien dus, als ook aan den „ Raad van Staaten, de zorg is toevertrouwd, „ om voor de verdeedigiug der Republiek te waaf, ken." Buuweks als boven bl, J55, 156. V 3 LXVII. aOKK. 1790.  3io VADERLANDS CHE BOEK. ï?QO. Commisfien van den Raad van Staaten (*);tot de Inkomften van den Thefaurier Generaal; vermindering der Inkomften van de Jongfte Commis ter Thefaurie, der Commifen ter Secretarie, en des Chartermeesters van den Raad van Staaten, der Com- (*) Ten aanziene van den Raad van Staaten oordeelen wy het gepast hier op te merken , dat hec Voorftel van Gelderland om twee Leden in denzotven te hebben, (zie onze Paderl, Hift. XXi. D. bl. 188 enz.,) hoe zeer door zyne Hoogheid in Slachtmaand des Jaars onderfteund, tot nog toe geen plaats gegreepen hadc. Waarom de Stadhouder, in eqn zyner Voordragten , de Quotas betreffende, 'er op aandringt, met deeze woorden. „ Omtrent het admitteéren van een tweeden Ge„ committeerden. wegens de Provincie van Gelder,, land in den Raad van Staaten, ben ik van oor- deel, dat de. hopggemelde Provincie, te meer „ wanneer haare Quota wordt verhoogd, met re„ de, kan vraagen, dat aan haar wedergegeeven worde een voorregt, waar van zy in 't begin van „ de Republiek lange jaaren heeft gejouisfeerd,en „ dat die redenen niet dezelve zyn ten opzigre van „ andere Provinciën, die maar één Gecommitteer„ den in den Raad hebben." Op dit voorftel den 57 Jan. 1790 gedaan, leezen wy in dat Rapporti „ Wat betreft de Admisfie van een tweeden Ge„ committeerden wegens de Provincie van Gelder„ land in den Raad van Staaten, waar van doorzy- ne Hoogheid in den meergemelden Voorflag men„ tie gemaakt wordt, zo kunnen wy niet nalaaten U Hoog Mog. ie remoreeren de Inftantien door „ de Heeren Staaten van die Provincie gedaan tot „ Recuperatie van een Regt dat aan haar zedert „ de erectie van dien Raad heeft gecompeteerd 5 ,, en in weikers genot zy, uit dien hoofde, behoort „ herfteld te worden."  HISTORIE. Sn Commifen van de Generaliteits Finantie en der Kusfen Gelden voor de Leden va; de Generaliteits Rekenkamer. Daar o] volgt een Voorllag tot verbetering der In komften van de Secretarisfen en klerken van de Jaarwedden der Raaden in dei Raad van Brabant, en bedenkingen om trent de Jaarwedde van den Ontvange: Generaal der Unie, van de Commifen ei Bedienden op dat Comptoir. — Aaijmer kelyk zou 'er kunnen uitgehaald worder omtrent de Schryfbehoeftens, Almanakken, Couranten, Kaarsfen en Boden-loo nen (*); omtrent den Commisfaris er Bedienden van 't Klein Zegel, en de Jaarwedden van eenige anderen hier breedej genoemd. —- Ter bezuiniging zou ooi kunnen flrekken de Voorllag van het vereenigen van eenige Ontvangften, en het vernietigen van de Opzigters plaats te Maaftrickt. Ook wordt hier in aanmerking genomen het verlies der Generaliteit op de ZeeuwfcAe Ryksdaalers. Tot de derde Hoofdafdeeling , die den Staat van Oorlog ten opfchrift voert, tree- den- (*) Zeer naaleezens waardig zyn de Ontdekkingen van verkwisting op verkwisting geftapeld, in deezen, tot fchade van 's Lands kasfe;, in zwang geraakt, en door den tyd, als wettige Inkomften befchouwd. Hoe veel fchreeuwden 'er niet om verbetering! dan men heelt, misfchien niet ten onregte opgemerkt, dat men de Bezuiniging, hoe Zier, ook in kleinigheden, als het 'er op aankomt", te zoeken, ook in het groote , dat ongeraakt bleef, moest gezoüt hebben. V 4 , Lxvir. i boek. . 1700. Hoe zy over den  gia VADER LAND SCHE LXVII. boek. I790, Staat van Oorlog fpreeken. dende brengen, zy eene 'voor de Naakoomelingfchap ■ hier overfchryvenswaardige aanmerking te berde , dezelve loopt op deezen zin. „ Hadden wy in alles kun„ nen voldoen, aan het Voorfchrift door „ U Hoog Mogenden aan ons den vier„ den Mey des Jaars mdcclxxxiv ge„ geeven, zo zouden de Middelen tot de „ algemeene Verdeediging benoodigd ge- fchikt zyn naar de Financieele Vermo- gens van het Bondgenootfchap in 't al„ gemeen, en van ieder der Bondgenoo„ ten in het byzonder; en het onderzoek „ van deeze Financie- Punten zou hebben „ opgeleverd , den gróndflag en het richt„ fnoer, waar op en waar volgens, alle „ fchikkingen omtrent het Militaire Wee„ zen, zo te Water als te Lande, moesten ,, gebouwd en ingericht worden: dan daar „ wy, reeds by den aanvange onzer De„ liberatien, verfcheide zwarigheden ont„ moeteden, in het nafpeuren van de Fi„ nancieele Vermogens - van ieder der: Bondgenooten, en het. bepaalen van „ derzelver tegenwoordige grootte , nader„ hand geheel ondoenlyk was geworden, „ door de geopperde Bedenkingen tegen „ het openleggen van den Staat der Pro%, vinciaale Financien aan deeze Commis„ fie, waren wy al ras in de onmogelyk-e „ heid gebragt om het voorfchreeve Staats-* befluit, naar de letter te volgen, en den 5? Staat van Oorlog, overeenkomftig de », Bondgenootfchappelyke Vermogens, te „ jegelen, »» Men,  HISTORIE. 3iS „ Men verbeeldde zich nogthans niet, „ zo al deeze zwaarigheid geen plaats ge„ vonden hadt, eq men in 't algemeen „ bereid geweest was, tot eene openleg- ging van den Staat der Provinciaale „ Financien, dat daar mede alles zou zyn ,, uit den weg geruimd, 't welk zou kun„ nen beletten aan den inhoud van Uwer „ Hoog Mog. Refolutie, voor zo verre „ dit punt aanbelangt, ftipfjyk te vol„ doen." Deeze zwaarigheden, in 't breede uitgemeeten hebbende, betuigden zy, dat zy „ geen ander noch beter middel hadden „ weeten uit te denken, dan door Hee,, ren Gecommitteerden uit den Raad van ,-, Staaten te verzoeken om een Project „ Schema van een nieuwen- Ordinaris en Extraordinarii Staat van Oorlog te ont„ werpen en hun ter hand te ftellen, ge„ zuiverd van zodanige Posten, als in-„ gevolge hunne raadpleegingen over de „ Financieele Reflectien door de Pro vin „ cièn gemaakt, of om andere redenen, „ zouden kunnen afvallen; aan welk ver„ zoek die Gecommitteerden, met overleg „ van zyne Doorlugtige Hoogheid, vol„ daan hadden." Hier komt eerst voor een breed verflag handelende, (opdat wydit, zo kort mogelyk aanftippen,) —; over Doode Posten. Onnoodige Posten, onge- Jyke Betaaling op zommige Posten op den gewoonen Staat. Vergezeld van een reeks gebreken in onderfcheide Capittels V 5 van LXVH. BOEK. I790.  314 VADERLANDS CHE Lxvrr. boek. 1790» Over het voorftel van Zeeland wegens Geldopneemingen. Aanmerkingenover dit P/lan. van den Gewoonen Staat van Oorlog voorkomende; zeker wel van onderfcheiden aanbelang, doch die alle om verbetering fchreeuwden. Het fchema der beide Staaten van Oorlog, op bovengemelde wys ontworpen, maakt het Slot deezer Hoofdafdeelinge uit, en bevat in zich , een geheel nieuw ontwerp, met eenige daar bygevoegde aanmerkingen , nieuwe Posten op dezelve overgebragt, als Onderftandgelden, ten behoeve van den Vorst van Waldek , en den • Keurvorst van Keulen ; Jaargelden van Officieren, buiten Haat om te kunnen dienen; Campementen; Posten ter verbetering der Vestingwerken, en Magazynen, Zeemagt, en eene menigte van andere Punten, die zouden moeten worden vastgefteld ; en eindelyk de Vereffening, wanneer mogt blyken, dat de Posten op den Extraordinaris Staat van Oorlog niet waren uitgegeeven of betaald. De laatfte of vierde Hoofdafdeeling is zeer kort, en handelt alleen over het Voorftel van Zeeland tot het doen van Geldopneemingen ten Comptoire Generaal der Unie, voor rekening der Gewesten, ingevalle van eenen ge vreesden Oorlog. Met hoe veel genoegen allen, die dit uitgewerkt Verflag laazen, daar in zagen het affchaffen van eenige volftrekt Denkbeeldige of enkel Geldfpillende Posten, op den gewoonen Staat van Oorlog; hoe zeer hun de voorgeftelde bezuiniging, in zommige gevallen, finaakte, merkten zom- roi-  HISTORIE. 3i5 ïriigen op, hoe verfcheiden byzonderheden ten voordeele van den Stadhouder als mede der meesten van zyne vrienden, of geheel onaangeroerd gebleeven of met een zeer ligte hand behandeld waren. Het groot gevolg van alle de verfchillende en omflagtige Raadplegingen der Gewesten , en van de onderfcheide overeenbrengende Plans, zo van den Stadhouder als van den Raad, van Staaten was, in 't einde , gelyk wy in een volgend Tydperk moeten vermelden (*), dat de Zeven Gewesten zich onderling verbonden, om, by het bepaalen der wederzydfche Quotas, voor den tyd van vyf en twintig Jaaren, ook te gelyk den Staat van Oorlog voor vyf en twintig Jaar vast te ftellen, en zich zeiven, en" hunne Opvolgers , elk in de hunnen, door die tydsbepaaling , de gelegenheid te beneemen om aanmerkingen te maaken, die zy 's Jaarlyks anderzins op den Staat van Oorlog, op het gebruik des Krygsvolks en der Zeemagt maaken, en, :des noods * een gedeelte van de Toegeftaane Gelden weigeren konden. Dat het dien weg zou op moeten zagen alle eenigzins doorzigtigen in den Lande. — Viel de niet oneigene vraag, ten deezen tyde; indien de Conftitutie, zo geheiligd en gezegend, en de Unie (*) Het liep, ondanks de fpoedig verzogte Afdoening deezer zaaken, aan tot den 7 van Herfstmaand des Jaars 1702, eer men tot een vUftiekt Bt-lluit kwam. LXVTI. BOEK. I79O.  3i6 V ADERLANDSCHE LXVii. BOEK. I79O- Wegens den voorflag orn de vyf Adlairaii Unie vanUtrecht, zo zeer het éénig Furir dement onzer Vryheid en Onafhangelykheid uitmaakt, dat men die, door ontelbaare Eeden , naa de jongfte Staatsomwenteling, heeft willen laaten bezweer en, als eeuwigduurend en onveranderlyk, waarom heeft dan de Stadhouder deeze allergewigtigfte Verandering in de Conftitutie voorgeflaagen, en waarom neigde men ter vastftelling, in een zo belangryk ftuk (*) ? Het toen gemompeld antwoord der misnoegden was, alleen daarom , op dat de. Stadhouder zyn leeven lang, over eene talryke Landmagt, geëvenredigd aan de zwaare Gelden , jaarlyks daar voor beftemd , zou kunnen befchikken, en geene middelen, by verandering van tyden • en omftandigheden , ontmoeten , om zich de wet te zien voorfchryven. Doch het uitbreiden deezer en dusdanige bedenkingen willen wy ftaaken, om met het verhaal der Gebeurtenisfen ten deezen Jaare voort te gaan. Was dit de afloop eener geflaagene Commisfie voor den Lande van een zo onuitoogelyk aanbelang, wy hebben, by het vermelden van de daar aan gelyktydig vastgeftelde ; doch in den voorleden Jaa- (*) Een ftuk, waaromtrent wy, wat de Quotas betreft, de Heeren in de Commisfie gefield, met zo veele woorden hoorden betuigen, dat zy van de gronden ,er niet van wisten. Zie bier boven bl. 302 in de Aantekening.  HISTORIE. w Jaare volbragte Commisfie, de Verdeediging van den Staat betreffende, aangemerkt , dat deeze, onder andere Voorilagen, fprak om de Vyf Admiraliteits Collegien, tot één te brengen, en daar met een enkel woord by gevoegd, dat 'er van dien Voorllag niets kwam, met aanduiding van de algemeene oorzaaken tot verwerping van dit voorftel aanleidelyk, zo niet volftrekt werkzaam (*J- Iets meer, die zaak betreffende, ten deezen Jaare voorgevallen, ftaat ons thans te vermelden. Staaten van Holland vonden by een befluit in Louwmaand deezes Jaars, goed van de onderfcheidene Zeeraaden in hun Gewest nadere kundfchap in te neemen, op, „ de Voordragt ter oprichting van een „ Algem eenen Raad ter Admiraliteit, waar ' van de beftendige Zitplaats in den Haag' „ zou zyn , en welke zou beftaan uit! ,, zestien Perfoonen of Leden. Vier uit ( 9, Holland, en twee uit iedere Provincie,1 „ een Raad en Advocaat Fiscaal, -een Se- 1 „ cretaris, een Griffier, en een Ontvan-! „ ger Generaal. Welke Raad zou ftellen, i „ twee of drie Commisfarisfen in de re„ fpective Zeehavenen deezer Landen, „ tot het doen der gewoone Expeditien voor de Commercie, de noodige Equi,, pagiemeesters, tot opzigt over de Wer„ ven en andere Publieke Werken, en „ één of twee Officieren of Capiteinen, „ tot (*) Zie onze Vadert. Hist. XXII. bl. 331. Lxvrr. BOEK. teits Collegien tot één te brengen. Inhoud /an dien /oorllag. ifordeing der Jtaaten 'an Hol'and om iet ge'oelenIer Adniralieits:olle;ien e weten.  Lxvir. BOEK. I79O. Wat de JÊeeraad van hec Noorderkwartierdes zegt. (*) Refal. van Holland, jo. Jan. 1790. 318 VADERLANDSCHE „ tot het opzigt over de Wervingen, „ Monfteringen, compleetheid der Equi» „ pagien, toeftand der Schepen, en andere „ Militaire zaaken , alle onderhoorig aan „ den Raad zelve , en met behoorlyke „ Inftructien door denzelven voorzien (*). Op een voorftel van dien aart was natuurlyk te wagten, dat wederfpraak zon gehoord worden. Deeze vernam men met de daad. Eerst waren hier in gereedheid de Hollandfche Raaden en Ministers ter Admiraliteit in West-Friesland en het Noor der ■ Kwartier , die, in Bloeimaand, hunne Bedenkingen ter Staatsvergadering indienden. — In 't algemeen zwaayden zy den Voorftelleren van dit Plan den lof toe, welken zy, „ door het zamenftel van „ eene allerdoorwrogtfte Memorie, voort,, gevloeid uit eenen onvermoeiden arbeid, „ van elk kundig en onbevooroordeeld „ Regent hadden verworven. -— Zy wilden niet ontkennen , dat het Plan „ zyne verdienfte hadt, dat het mogelyk maar niet zeker, eenige Bezuiniging zou „ te wege brengen; maar zy konden niet „ ontveinzen hun fchroom en huiverig„ heid , of mogelyk de voordeden dier „ Bezuiniging, zo dezelve daar door al „ mogt worden uitgewerkt, niet zouden kunnen opwegen, tegen de Inconve„ nienten, welke daar uit zouden voort„ fpruiten." Veel9  HISTORIE. 319 Veel, 't welk zy zouden kunnen aanvoeren, lieten zy onaangeroerd, en vergenoegden zich met eenige algemeene bedenkingen in 't midden te brengen, als, dat de onzekerheid van den uitflag en de vrees voor gevolgen, die niet te voorzien zyn, wel niet altoos moesten ftrekken tot een hinderpaal van voorgenomene verbeteringen ; maar dat het egter altoos gevaarlyk was de verbeteringen te zoeken in eene geheele Omverwerping van eene vastgeftelde Conftitutie , en dat het min gevaarlyk was , zo veel van die Conftitutie te behouden, als mogelyk is , en de verbetering te zoeken in 'er iets by of af te doen. Ten anderen , dat de fchynbaare Bezuiniging, welke men, met het invoeren van één eenig Departement, zich voorftelde, hoe waarichynlyk ook, uit verfcheide hoofden , niet wel zou te bepaalen zyn. Dat de omflag, welke, by de vernietiging der tegenwoordige Admiraliteits Collegien, zou worden overgebragt in één middelpunt, huns agtens, van dien aart zou zyn, dat een fpoedige afdoening van zaaken boven het menschlyk vermoogen zou reiken, ten ware dan dat dit ééne Collegie weder in verfcheide Departementen verdeeld werd', 't welk eene vermeerdering van Leden noodzaaklyk maakte. Wyders, dat de voorzorg onzer Voorouderen den Zetel der Zeezaaken gevestigd hadt op Plaatzen meest door den Handel bloeiende, en dat het overbrengen van dezelye in ééne Plaats, LXVIL Boek. 1790.  S20 VADERLANDS C HE lxvii. BOEK l?oo. I i \ I i ( I ] I 3 1 I < Plaats, in één Departement in 'j Gravenhaage, onderheevig zou zyn aan verfcheide ongelegenheden, fpruitende uit de /erdere afgelegenheid van de voorwerpen les Handels, en der benoodigdheden van zeelerlei aart. Voorts dat door de /ernietiging der Admiraliteits Collegien, «rel veele Raadsplaatzen zouden worden ifgefchaft; maar dat de bezorging der jaaken andere Perfoonen, onder andere rytels, zou vorderen. Eindelyk nerkten zy op het verfchil tusfchen de nrigting van den Raad van Staaten en le bedryven der Admiraliteiten. Liever dan dit Plan wilden zy , met ;enige verandering, omhelzen een vroerer, door de Gelastigden der Admiraliteits Collegien in de Jaare mdcclxxxvi, aan le Perfooneele Commisfie, voorgefteld '*); 't Zelve ftrekte om een Algemeen ïeftuur der Zeezaaken in 's Gravenhaage e befchryven, 't welk den Admiraal Geleraal aan 't hoofd hadt: dit oordeelden >.y het eenvoudigfte, en meest overeenkomende met de oorfpronglyke Inrigting Ier Admiraliteits Collegien, en dat men, fit omhelzende, het minste gevaar eener jeheele Omverwerping der oude Confti:utie zou ontwaar worden (f). Op (*) Dit plan is, in de Bylagen tot het Rapport Let. D. voor handen. (t) Zie het geheele Stuk in de N.Nedsrl.Jaarb. 1700. bl. 1861—1871.  HISTORIE. 321 Op eenen anderen toon was het Berigt der Admiraliteit op de Maaze, 't welk in Oogstmaand ter tafel van hun Ed. Groot Mog. kwam , geftemd. Wel noemen zy het opgegeeven Plan, „ het werk van „ kundige Staatslieden, het gevolg van een „ zeer langduurig en omflagtig onderzoek, ,i draagende de kenmerken van goeden „ yver en onvermoeiden arbeid; — doch ,, konden zy het niet aanpryzen, als vol,, doende tot oplosfing der gebreken in a het tegenwoordig Beftuur van zaaken; s, noch als gefchikt ter bereiking van de „ heilzaame gevolgen, welke men zich „ daar van beloofde, of overeenkomftig „ met de belangen van hun Ed. Gr. „ Mogenden , wier Gewest, onder alle „ de Bondgenooten, het allernaaste belang „ hadt by het Defenfieweezen te Water-" Ten bewyze hier van voeren zy hunne bedenkingen aan, — of dit Plan de bedoelde nuttigheid zou hebben ? — of het zo veel zou befpaaren ? — en geeven hunne vrees' te kennen , dat de bedoelde Eenheid vari Beftuur niet zou bereikt worden. Hoe zeer zy met de tegenwoordige Orde def zaaken waren ingenomen, en de verwydering daar van fchroomden, blykt uit de volgende ftaalen. „ Da Hoofddirectie té „ Water berust meer afzonderlyk by hurï „ Hoog Mog. en den Heer Admiraal Ge„ neraal; die der Gonvoyen en Licenteri „ vloeit onmiddelyk Uit de Vergadering i, van hun Hoog Mogenden voort. —— *> paar dan de Heer Admiraal Generaal AAIII. Deel. % js B OEK. 1790. Berigt der Admiraliteiiöp de Maazei  322 VADERLANDSGHE LXVTI. rt O EK. „ is het leeven en de ziel van het Zee„ weezen, daar dezelve, zo als Heeren Gedeputeerden -zich zeer wel uitdruk„ leen, het Fundament is, waar op dat ge- heek Gebouw berust, waar uit van den be„ ginne af zyn voortgevloeid alle de Befiel5, lingen-, al liet Gezag, al het Bewind in „ zaaken van de Zee, oordeelen wy met „ dezelve te mogen befluiten, dat het dan „ bok, in dat opzigt, weinig ter zaake „ doet, of de waarneeming van die Emi„ nente Charge, zich zal openbaaren door „ den weg van één of wel van meerdere „ Collegien, en dat vervolgens de klem en kragt der Eenheid van Beftuur, in ,, al wat weezenlyk, en van de plaatslyke „ om Handigheden onaffcheidbaar is, in „ dat Character van Admiraal Generaal re,, fideert, en in Hoogstdezelven met meer„ der fucces en kragt, dan in eenig Col„ legie of Raad ter Admiraliteit, hoeda„ nig dan ook gecomponeerd, moet en „ kan worden gezogt, gevonden en be- vorderd." — Naa eene aanmerking over den ophef der Convoyen en Licenten, waar in hun Hoog Mog. zelve geen Eenheid hadden kunnen daarftellen, laaten zy, ter ftaaving van het bygebragte, volgen , ,, beleefden wy dè ongelukkige tyden , „ waar in de Republiek te duchten hadt, „ het Character van Admiraal Generaal te „ zien verdwynen, men zou kunnen ge. „ voelen, waarom Heeren Gedeputeerden „ deszelfs werkzaamheid in een Politiek „ Lichaam wilden byeenverzamelen; dan daar  HISTORIE. 3* 5, daar zy de onderhorigheid van alle de deelen van het Admiraliteitsmezen aan de Pre rogativen van die Eminente Charge voU „ mondig erkennen, zien wy geen reden, „om, naa de Hertelling van 's Lands „ Regeering, in haare voormaalige vorm », en gedaante, in een der voornaamfte „ deelen van 's Lands Adminiftratie, zo„ danige totaale fubverfie daar te ftellen." Uit zodanig eene geheele Ommekeer van zaaken, moest, hoe zeer alle gevol' gen van vooren niet te berekenen waren, gelyk zy fpraken, voortvloeijen, „ eene „ mindere kennis, en daar door mindere „ relatie, en minder yver in de Hoofdbe„ ftuurders, mindere gelegenheid tot hec „ nagaan van alle onderdeden van het Beftuur, en daar door meer onzeker„ heid, en meer kostbaarheids in wer„ king, minder plaatslyk opzigt, en daar „ door meer afhangelykheid van allerhan„ de , en zomtyds verkeerde , informa„ tien." Zo veel gezegd hebbende, om dit Plan verwerplyk te doen voorkomen, en dat zy 'er wel verre af waren, van alle die bedoelde Voordeden daar van te verwagten, ontkende de Zeeraad aan de Maaze niet, dat 'er eenige noodwendig uit moesten voortfpruiten; doch oordeelde, dat die geenzins tegen de nadeden, te vooren met den vinger aangeweezen, zouden kunnen opweegen _ Niet vry blyft hun Berigt van eenigzins een fpottoon aan te neemen, wanneer X 2 zy, I LXVLt. BOEK. 1700.  324 V ADERLANDSCHE LXVII. BOEK. 1790. zy , wegens de door de Heeren Gecommitteerden hooggefchatte Gelykheid in de zamenftelling der Scheepen, oordeelen, „ dat dezelve tot die Platomfcke Republiek „ behoorde, welker daarftelling, huns ag„ tens, nimmer kan, noch zou, gevon„ den worden; en, voegen zy 'er by, in „ deezen opzigte nimmer behoeft verkree- „ gen te worden." De toon wordt die der berisping, als zy de opgegeevene Berekeningen nagaan. „ Wy zoeken," zeggen zy vervolgens, „ geenzins onze gebreken te verichoonen, „ veel min te verbergen, en kunnen der„ halven niet anders dan volmondig er„ kennen, dat deeze veele zyn. Terwyl „ de Collegien dagelyks moesten ver- gaderen, is het U Ed. Groot Mog. „ «bekend, dat zulks by geen derzelven „ plaats heeft; dat de Gedeputeerden uit „ de Provinciën de Vergaderingen niet 5, veel bywoonen; dat genoegzaam geen der Leden hunne refidentie ter plaatze „ van die van het Collegie hebben; fchoon „ wy zeker, zo zeer als eenig ander Col„ legie, onze primitive Iuftructie hebben aangekleefd, kunnen wy niet ontken„ nen, in meer dan één opzigt, van on„ ze Inftructie te zyn afgeweeken, en „ vertrouwen, dat Heeren Gedeputeerden „ naar waarheid zeggen, hoe het nu of „ dan is gebeurd, dat de Collegien, door „ onderlingen nayver, de Materiaalen, by ieder noodig, tegen den anderen hebben „ opgejaagd. Wy ondervinden dagelyks, „ dat  HISTORIE. 3^5 „ dat wy , in veele opzigten, door de „ Repartitie en Orde, by hun Hoog Mo„ genden, in den Jaare mdclxxxui vast„ gefield, worden gedrukt en benadeeld; „ dat in de Convoylyst, van den Jaare mdccxxv, veele nuttige veranderingen „ zouden te maaken zyn; om nu van de „ Conftitutie van het Collegie in Noord„ Holland niet te fpreeken, als zulks aan ,, hun eigen Berigt overlaatende; noch M van de al te groote Provinciaale Depen„ dentie van het Collegie in Zeeland, noch „ van de maar al te wereldkundige gefteld„ heid van het Collegie in Friesland, ter „ welker redding nuttige voorflagen ge„ daan zyn (*)" De Admiraliteits Leeden aan de Mdaze overweegen verder in 't breede, of de Belangen der Staaten van Holland, in de tegenwoordige gefteldheid van zaaken, het oprigten van zodanig een Raad ter Admiraliteit kunnen medebrengen. Zy raadpleegen de Oudheid, en gaan naa, hoe de Gewesten, aan Zee gelegen, door den Koophandel en Zeevaard beilaande, zich met betrekking tot het Oppertoezigt in zaaken van de Zee gedraagen; en Holland en Zeeland zich in 't byzonder beyverd had- (*) Men flaa hier naa de Opgave van de gefteltenis d;r Admiraliteits Collegien in den jaare 1787. in onze Vadcrl. Hts'. XiX D. bl. 366—377. Dit ?al, onder andere, uitwyzen, hoe de heide best ee> ftelde Zeeraaden, die aan de Maas en den Amftel^ in wyze van doen zo veel verfchilden, dat de Jsatscgemelde de eerstgenoemde niet zagt beriiPt, X 3 Lxvir. boek 1790.  3at5 VADERLANDS CHE LX Vil. BOEK. *f$& i hadden voor de bewaaring van een Regt, zo noodzaaklyk tot bewaaring der bron» nen van derzêlver Welvaart. Dit aan- geftipt hebbende, laaten zy 'er op volgen ; „ M'aar wy zouden, dit alles uithaalende, „ misfchien, aan den eenen kant, te verre „ afwyken van de denkbeelden van den „ tegenwoordigen tyd, en aan den ande„ ren kant gerekend kunnen worden on„ ze betrekking, als een Generaliteits Col„ legie, te veel uit het ooge te verliezen , „ daar het tog zeker is, dat 'er eene Uni„ formiteit in de Directie moet plaats heb„ ben, en dat dezelve van Generaliteits „ wege behoort geadminiiïreerd te wor„ den, en in handen te zyn van den Ad„ miraal Generaal der Provinciën., en men „ waarlyk een grooten ondienst zou doen „ aan den gemeenen Staat, door meer da5, gelykfehen - Provinciaalen Invloed in ce „ Admiraliteits zaaken te brengen dan noodig is." Het oude Beftuur, met het nieuwe Plan vergelykende,laaten zy zich,onder andere, dus hooren. „ By het thans voorgestelde „ Plan worden aan de Provincie van Hol* „ land alleen vier van de zestien Raads„ plaatzen toegefchikt, en gaat dus de „ klem van Directie over in handen van s, Heeren Gedeputeerden uit de andere „ Provinciën; daar nu, zelfs te midden „ van den laatften kostbaaren Oorlog, „ zommige Provinciën niet, andere zeer „ langzaam, hebben geconfenteerd in zaa„ ken van de Zee, en, zedert dien tyd,  HISTORIE. 327 „ byna geen der Bondgenooten , buiten „ Holland, gaave Confenten heeft: gedraa „ gen, oordeelen wy dat gebeurde maar te ,, moeten aanftippen om U Ed. Gr. Mog. te doen nadenken, welke de gevolgen ., van de Compofirie van deezen Raad „ voor de Provincie van Holland zouden „ kunnen worden. Eene Provincie, die byna den last der Marine alleen draagt, ., die daar aan zo veele Schatten ten kos„ te legt, en uit wier boezem de ganfche „ klem en kragt zou genomen v en in han„ den der Regenten van andere Provin- cien overgebragt worden." Vervolgens kwamen zy 'er volmondig voor uit; „ Wy zouden liefst befluiten, „ om den tegenwoordigen vorm te be- houden; een vorm door byna twee Eeu,, wen geheiligd, en die als ingeworteld „ is. Want wie zal 'er voor inftaan, dat „ deeze Verandering, met zoveel wysheids „ zal gemaakt worden als de eerfte Inrich- ting geweest is, in eene Eeuw, waar „ in dezelve zich fchaamen te denken als hnnne Voorvaders, daar men al het ou- de aanziet als Vooroordeelen , daar hars„ fenfchimmige Gedagten dikwerf voor ver- lichte Principes worden gehouden — in „ zulk eene Eeuw fchynt men, naar ons „ inzien, zeer omzigtig te moeten zyn „ om aan geene Capitaale Punten in het „ Publiek Beiluur te tornen, en liever „ eenige Gebreken te laaten blyven, dan „ gevaar ioopen, dat ze door grooter ver„ vangen worden. En daar Heeren GeX 4 „ de- LXVII. B O i. IC. 1790.  3a8 VADERLANDSCHE LXVU. boek. Ï79O. s I s /\ ? 3 „ deputeerden gelieven te fpreeken van de „ fchier ongeloof haare zorgeloosheid, waar mede een zo important deel van de Regee„ ring, geduurende Twee Eeuwen, is behandeld; „ moeten wy egter aan U Ed. Gr. Mog. herinneren, dat, fiibfifteerende die zorg„ loosheid, de Republiek zeer formidabele p, Vlooten heeft in Zee gebragt, waar „ mede de Ruiter en Tromp , en andere , Zeehelden, hunne Naamen vereeuwigd , hebben; maar toen vergde men niet meer , van de Admiraliteiten, dan men haar be,, taalde, en de Provinciën lieten niet ge, noegzaam allés, wat de Zee aanging, ,, voor Rekening van de Provincie van „ Holland; en indien de Admiraliteiten uit , haare Schulden gered en de Petitiën rig, tig betaald worden, zullen de kosten, , naar evenredigheid, niet meer zyn dan , te vooren. „ Wy zeggen naar evenredigheid', want ; de Schepen zyn nu grooter en fterker , bemand, en by den nieuwen aanbouw , kosten dezelve oneindig meer; doch *t , welk onafhangelyk is van de Directie , der Admiraliteits Collegien. Wy agten , de Inftimtie, zo als ze by onze Voor, ouderen gemaakt is, noch ongefchikt; „ noch onverftandig, als wy maar meer , bepaald by onze Inftructie, mits zo als , wy gezegd hebben, naar de tydsom, Handigheden gefchikt, blyven. En de , Eenheid van Beftuur moet vooral ge, zogt en behouden worden in de Opper? directie van den Heer Admiraal Gene- raai;  HISTORIE. 320 8, deeze is de band, die de Collegien za„ menftrengelt; de Raaden zyn tog zyne M Raaden, en hy moet ordonneeren al 9, wat tot de Executie van den Oorlog te „ Water behoort. Dit zelfde Eminente Hoofd kan al die Orders geeven, wel„ ke, in het Rapport, als eene zeer groo*9, te nuttigheid van de Gevolgen van den „ Nieuwen Algemeenen Raad worden be„ fchreeven, en daar toe is, naar ons in„ zien, geen Algemeene Raad noodig." Aan dit denkbeeld van de Ondergefchiktheid aller Werkzaamheden der Admiraliteiten aan den Admiraal Generaal onderwierpen de Zeeraaden van de Maaze vervolgens de opgave van eenige te maakene, door hun dienftig gekeurde, veranderingen (*). Amjlels Zeeraad verwylde met het indienen van Berigt tot den laatiten van Wynmaand. Eenigzins eene andere fchikking, doch de-J zelfde hoofdzaaken, treffen wy 'er in aan,1 als wy uit het Berigt van die der Maaze bybragten, foms met dezelfde woorden, fchoon, over 't algemeen min fcherp, in de geheele voordragt. „ Het is," zeggen zy, onder anderen, op dat wy 'er iets uit aanftippen, „ Edel Groot Mog. Hee„ ren! noch door de oprigting van eenen „ Zeeraad, noch in het affchaffen der vyf „ Collegien, dat het Gebrek aan Eenheid „ te remedieeren is; in êén woord het is niet (*) Men vint het geheele ftuk in de N. Nederl. Jaarb. voor 1790. bl. 1872—1891. X 5 LXVlf. SOEK. I790. } Berizt ;an Am* hls Zeeaad.  330 VADERLANDS C HE LX Vil BOE K. I70O. ■ „ niet in den boezem der Admiraliteiten, „ dat de Sources van dit gebrek te vin„ den zyn; neen, men moet die hooger „ op zoeken: want ces/ante caufa tes/at 5, effèctus, en dat is hier het geval. D^ar, „ naar ons inzien, de dependente takken „ in evenredigheid pericliteeren moeten, „ wanneer de geheele zamenhang der Re- geering verloopt. Want wy moeten met „ leedweezen betuigen, dat zo lang niet ,, de Band van Unie, by den aanvang der Republiek haastelyk zamengevlogten, „ en zedert door den tyd verwyderd, en „ door de menigvuldige fchokken, van „ tyd tot tyd, verzwakt, en de onlangs „ nog op den oever van eene totaale fcheu5, ring en vernietiging gebragt, en door „ Gods Zegen alleen gered, niet aller „ ernftigst wordt zimengetrokken, en zo ,, onverbreeklyk aan een geknoopt, dat „ ieder der Bondgenooten, ieder eerlyk „ en eordaat Regenc, overtuigd zy, dat het „ belang van iedere Provincie, van ieder „ Familie, aan het gemeene welzyn moet „ worden opgeofferd, en zo lang dat ie„ der Provincie in den haare, tusfchen „ de Bondgenooten onderling geen mid„ delen van aflcomst beraamt, en dat een „ ieder over de gemeene zaaken zo be„ krompen blyft denken, en niet wil over„ tuigd zyn, dat ieder der Bondgenooten „ voor zich wel fchade lyden kan, en het „ algemeen toch bewaard blyft; maar dat „ het algemeen belang geen inbreuk ly„ den kan, zonder dat ieder een daar door „ in-  HISTORIE. 33» „ inbreuk gefchiedde, en dat alle zich niet „ verheugen in den bloei of de voordeelen „ van èénen; zo lang zal men vrugtloos „ zoeken naar de gevvenschte Eenheid van „ Beiluur in de gemeene zaak, zo wel „ als in ieder van de takken der publieke „ Adminiftratie. En zo lang hier aan niet ,. is geremedieerd, zo lang ook zullen de „ Peiitien blyven zonder Conclufie, de „ Confenten zonder Fournisfementen, en „ alle mogelyke beste voordragten en voorneemens zonder gevolg, en de ge„ meene zaak hoe langer hoe confufer, „ en eindelyk totaal in het verderf ge,, dompeld worden." Ten aanziene van de Gelykheid in de Zamenftelling der Schepen, laat de Zeeraad van den Amftel het niet berusten by aanmerkingen van dien aart als die van de Maaze; doch zeggen, dat, fchoon zy, in hun Departement, voor het tegenwoordige, zeer wel van bekwaame Scheepsbouwers voorzien waren, zy voor het vervolg, niet genoeg konden aandringen op eene verbetering in deeze tak der Marine, „ daar de „ ondervinding hun geleerd hadt, hoe on„ kundigheid in deezen Millioenen aan „ het Land gekost hadt, met onbruikbaare Schepen te bouwen." — Maar zy meenden niet, dat dit zou verholpen zyn door alleen één Conftructeur Generaal aan te neemen: meer zou het hun behaagen, dat 'er uit de te ftellene vaste post op den Staat van Oorlog, een Fonds wiard beftemd , waar uit de kosten van een Kwèekfchool lxvh. BOEK. 1790.  332 VADERLANDSCHE LXVII. boek. 1700. Geld'esning dar AlgemeeneStaaten. fchool voor den Scheepsbouw, onder beftuur van een kundig Bouwmeester werden gevonden, waar Jongelingen, die genia tot deeze tak van Studie betoonden, in ftaat zouden gefteld worden om hunne Talenten te ontwikkelen, en vervolgens den Scheepsbouw na te gaan, zo op 'sLands Werven, als buiten 's Lands, 't welk geen mensen uit eigen vermogens in ftaat is om te doen, en tot groote opwekking zou [trekken, als ook tot nut van 't Vaderland; iewyl uit de zodanigen bekwaame Equipagie - Meesters en onder Equipagie-Meesters zouden kunnen aangekweekt worden. Amfteh Zeeraad, niet min fterk dan die van de Maaze aan het oude, met wegneeming van eenige doorfteekende gebreken, gehegt, voert in 't Hot eene bedenking ian, van fcham perheid niet vry te fpreeken ; „ hoe het hun lingulier en contradictoir „ voorkwam, dat men in een tyd, dat „ men het fchier niet durft waagen één „ ftap buiten de Retroacta der voorige „ Eeuwen te doen, mén in deezen tyd „ den fchyn of fchaduw van eene zedert „ twee Eeuwen gefubfifteerd hébbende Admini„ ftratie wilde uitrooijen; 't geen zy hoop„ ten dat nimmer plaats zou vinden (*)■" Geldbehoefte deedt de Algemeene Staaten, en deezen Jaare eene Geldleening doen, :en laste der Generaliteit, groot vyfmaal ïonderd en vyftig duizend Guldens, losbaar bin- (*) Het geheele Rapport is voorhanden in de V. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 2363— 2386.  HISTORIE. 333 binnen elf Jaaren, met een voordeel van vier ten honderd in 't jaar (*). De fchaarsheid aan Geld in den Lande, waar van wy, ten voorleden Jaare, gewaagden, met opgave van de oorzaaken, waar aan men dezelve toefchreef (f), bleef aanhouden, en deedt een ontzettend verfchynzel gebooren worden, waar van wy hier liever dan elders gewaagen: dewyl het algemeen Credit onzes handeldryvenden Lands , 'er mede gemoeid was, en, naar zommiger oordeel, de verzwakking aanduidde van een fteunpylaar, die bezwykende, den gewisfen val des Lands naa zich fleepen zou; en fchoon anderen des min bezwaarend dagten, liet het geenzins na een opmerkelyk verfchynzel te weezen, dat het Bankgeld te Amfier dam, in ftede van drie, vier of vyf ten honderd, meer te doen dan het Kasgeld, tot gelykheid met hetzelve naderde, en eindelyk daar beneden daalde. Men verfchilde over de oorzaaken van dit vreemd beloop der dingen. Eenigen meenden de oorzaak te vinden in de fchaarschheid van Kasgeld, waar door 't zelve noodzaaklyk ryzende, huns oordeels, het Bankgeld, in evenredigheid , moest daalen. Anderen gaven voor reden, dat de Oost-hdifche Maatfchappy, zints een (*) N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 1554. (,t) Zie onze Vadert. Hist. hier boven bl. 174. LXVIL, BOEK. I79O. Laagte van hec Bankgeld.  33 5, VADERLANDSCHE LXVII. B j£ k. I7OO. een geruimen tyd, in de noodzaaklykheid geweest zynde, alle haare vermogens in te fpannen om zich ftaande te houden, gelyk ons Gefchiedblad des, jaaren agter den anderen, reeds heeft moeten gewaagen, _ en Geld te bekomen, om na de bezittingen in het Oosten te zenden, zeer ved van haar Bankgeld verkogt, 't welk , langs deezen weg, in groote hoeveelheid aan de markt gebragt, noodwendig in prys moest daalen: dewyl 'er zo wel te veel als te weinig Bankgeld, in den omloop kan zyn. Men liet niet na op te merken, hoe de vermogenden in den Lande, die in de veelvuldige en herhaalde Geldligtingen van vreemde Moogenheden zeer veel deels namen, groote fommen Bankgeld Jverkogten. Vast gaat het, dat eene byzondere omftandighéid mede wrogt om den overvloed van Bankgeld te vermeerderen. In den uitgefchreeven vyf- en twintigften Penning, ten Jaare mdcclxxxviii, vonden de Staaten goed, tot meer gemaks in het opbrengen dier Belastinge, toe te ftaan, dat men , ter voldoeninge, zich ook van Bankgeld zou kunnen bedienen, 't welk tot drie ten honderd opgeld zou gerekend worden. Veele vermogenden, die groote Geldfommen in die Heffing op te brengen hadden, betaalden in Bankgeld. Staaten van Holland in gevolge hier van zeer veel Bankgelds gekréegen hebbendé, deeden 't zeive ver- koo-  HISTORIE. 335 koopen; te meer om dat geen gering ge deelte tot onderfteuning van de Oost-Indifche Maatfchappyen moest dienen, en na de Oost verzonden worden. Nog anderen fchreeven, daar benevens, de oorzaak van de laagte des Bankgelds toe aan het ongunftig beloop der tyden; aan de nog overblyvende verdeeldheden en het daar uit ontftaande wankelend vertrouwen. Wat 'er ook van die oorzaaken, op zich zelve, of in 't algemeen genomen, weezen mag, met dezelve aan te wyzen, met daar over te twisten, bleef de daaling des Bankgelds aanhouden., het liep beneden het Kasgeld, en kon in Slachtmaand flegts acht- en negentig ten honderd haaien. Een vertoon aan veel op en nafpraaks onderheevig, welke zich zo luide, deedt hooren, dat Burgemeesters en Regeerders der Stad Amfterdam eene Bekendmaaking uitvaardigden van deezen merkwaardigen Inhoud. „ Alzo wy in ervaaring geko,, men zyn, dat zedert een geruimen tyd, „ door onderfcheidene oorzaaken , het „ Bankgeld tot eene ongehoorde laagte „ gekoomen is, en in *t publiek verfpreid „ wordt, dat het Bankgeld niet dan eene ,, ingebeelde waarde heeft , en de Bank „ buiten Haat is , om, des noods, het „ loopend Bankgeld te realifeeren , en „ derhalven noodig geoordeeld hebben , „ tot LXVII. BOEK. 1790. Belt endmaakingder Amfier dam • fche Regeeringdeswegen.  336 VADERLANDSCHÈ LXVII. BOE IC „ tot inftandhouding van het voor d© „ Commercie zo noodig Credit der Wis„ felbank, voornaamlyk buiten 's Lands * „ alwaar zommigen niet nagelaaten hebben „ de nadeeligfte denkbeelden te verfprer- den, eenige provifioneele voorzieninge „ te doen. ■ Zo hebben- zy, aange- „ merkt dat een groote menigte van Gouj, den en Zilveren fpecien verfmolten en' „ na buiten s Lands verzonden wordt, 4, en te gemoet ziende, dat, op dezelfde „ wyze met het Gemunt Goud en Zil- ver, dat aan de Bank in Eigendom be- hoort, uitgevoerd wordende, gehandeld „ zou worden, en tevens willende too„ nen, hoe zeer ten onregte het Credit „ der Wisfelbank wordt aangerand , en „ ter gerustftelling der geenen, die eenig vermoeden tegen de Soliditeit of de Adminiftratie van dezelve hebben op„ gevat, Commisfarisfen van de Wisfel„ bank gequalificeerd, om alle die gee„ nen, die eenige Rekening in Banko „ hebben, het beloop derzelver te reke" nen van Woensdag den zeventienden „ November aanftaande, om het geheel of „ ten deele uit te leeveren aan Zilveren Baaren, met Stads Stempel voorzien, „ op het daar van gemaakt behoorlyk „ Esfay tegen ƒ a6 : 15 - Bankgeld per Markfyn, voor deeze loopende Maand, „ en vervolgends tot zodanig een Prys", 59 als van maand tot maand bepaald zai 55 woaf-  HISTORIE. 337 ft worden , zonder daar van te betaalen j, een vierde perCento by de uifhaaling; „ en om dezelfde Baaren Zilver ten allen „ tyde, op den Stempel en Esfay deezer Stad, „ tot denzelfden Prys, zonder eenige korj, ting, wederom in te neemen , en den „ Brenger daar voor in rekening te cre- j, diteeren. Dit alles nogthans met s, dien verftande, dat deeze faculteit alleen ,, geaccordeerd word .aan zoodanigen, die ƒ2500 of 2600, eh daar boven, op hun„ ne Rekening hebben , en dat één en „ dezelfde Perfoon , op zyne rekening, „ op één en denzeifden dag, niet meerder, op „ voorgeftelde wyze, zal kunnen affchryven „ dan ƒ 50,000. Vooras dit alles on- verminderd ue gevvoonlyke Restitutie „ der in Bancó gedepofiteerde Goudert „ of Zilveren Speciën, of die nog gede„ pofiteerd zouden mogen worden: dewel- ke, op vertooning der Recepisfen daad„ lyk zullen werden uitgeleeverd." (*) Ondanks deeze gerustfteilende Bekendmaaking leedt fiet tot in Sprokkelmaand, ' des volgenden Jaars , eer het Bankgeld ^ hooger liep dan het Kasgeld. Dus ge g leek die laagte, noch in hoeveelheid, ncch in langdwurigheid, by die welke in den Jaare mdcclxiii , voor weinig oogenblikken, plaats greep; wanneer de neer? (*) N. Nederl Jaarb. 1790. bl. 2404. XXiil. Deel. ¥ LXVli. SOEK. 1790; leüde lagheid esBankelds.  LXVII. BOEK. I79O. 1 Einde van het drie- en twintigfte Deel. BLAD- 338 VADERLANDSCHE HISTORIE. (lagtigheid onder de Kooplieden, uit veelvuldige Bankbreuken gebooren, het Bankgeld een achtfte of een vierde ten Honierd beneden het Kasgeld deedt vallen. (*) (*) Zie wegens hec voorgevallene ten dien Jaare )nze Vadert. Hist. ten onmiddelyken vervolge op Wauenaar XXIII D. bl. 231. enz.  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKËN. ■halsvellen met Kogels in gebruik als een verweermiddel , 29. Aardappelen, ( Bepaal ingen door de Algemeene Staaten op den Uitvoer van) gemaakt , 191. Belasting in Friesland daar op gefield, 192. Admiraliteiten, (Voorgeftelde vermindering aan de) 154. Wat daar op, door die de Maaze en den Amftel wordt ingebragt, 155. > (Voorflag om de vyf) tot één te brengen, 316. Vordering der Staaten van Holland om het gevoelen der Admiïaliteits Collegien te weeten, 317. Wat de Admiraliteit in het NoorderKwartier deswegen in 'g midden bragt, 316. Berigt der Admiraliteit op de Maaze, 321. Berigt van Amftels Zeeraad, 329. Algiers , (Zonderling geval, met den Dey van) 217. Alleman, (J. N. S.) diens PÏoogleeraars Kabinet aan de Hoogefchool te Leyden gefcbonken, 4c Amfterdam, (Een gedenkte¬ ken voor de Dichteresfe van merken in de oude Kenc ie) beftemd; maar niet geplaatst, 43. Inwyding van de Gehoorzaalen in Felix meritis , 44. Latynsch Dichcftuk op dit Gebouw door H. de Bosch , 45. Boeken te dier S:ede verboden, 4c» Woelingen der Partyfchappen en Strafoefeningen , 50. Byzondere fcbikkingen daar gemaakt op de Pryzen der Graanen ^ en de Regeeriiig deswegen gepjeezen, 182. Mildaadigheid aldaar in den Strengen Winter , 197. Hoe de Jooden aldaar voor hunne Armen zorgden , Aid. Wat de Zeeraad van den Amftel Irbrengr op het plan örn flegts één AdmiraliteitE* Collegie te hebben, 329. Laagte van het Bankgeld, 333. Bekendmaaking der Regeering deswegen, 335* Arnhem, (Beveiliging der Schepen te) voor den Ysgang, 204; 7? B- ■bankgeld, (Laagte van hét) 333. Aan welke oorzsaY a feeri  BLADWYZER. ken toegefchreeven, Aid. Bekendmaading der Amfier damfche Regeering deswegen, 335. Aanhoudend laagheid van 't zelve 337. Boey, (W. C.) tot Commisfaris na de ffest-Indien benoemd, 166. Bonn, (A.) Hoogleeraar weidt de Gehoorzaalen voor de Tekenkunde en Natuurkunde van Felix'Meritis in, 44. Boonzayer, (C.) Rector te Gornichem , dient een Verzoekfchrift in om in de Amnestie begreepen te worden, 17. Dit gelukt hem naa veel draalens , 21. Brabant, (Voorftel van deezen Staat wegens een Wapenftilftand in) 223. Wat deswegen met Leopold voorviel , 226. Toedragt der zaaken aldaar, 230. Bemiddeling vaa deezen Volkstwist, 238. Hoe aangevangen, en welk deel 'er onze Staat in nam, 239. Aandrang op onderwerping by de Belgifche Afgevaardigden , 240. 's Keizers Manifest , 241. Gedrag der Belgifche Afgevaardigden, 242. Voorfkrgen van hunne zyde gedaan ; afgeweezen, Aid. Getroffen Overeenkomst en verflag deswegen , 243. Inhoud des Verdrags, 244. Verdagrheid eeniger Perfooner hier te Lande, als aaodsel gehad hebbende aan Brabandfche onlusten, 251. Wat men deswegen aanvoerde, 253. 'Er komt te Brusfel een ftuk uit, dat eenigen hier te Lande bezwaart , 255. Wat hier over te doen viel, 256. enz. Zie Willem de V. Van de Spiegel , cn Motman. Breda, (De Erfprins1 wordt Gouverneur van) 286. Daar ontvangen, 287. Breekpot , (F.) de wedergave van het Provinciaale Amptgeld in Zeeland geweigerd, 145. Butot , (L.) vonnis over hem geftreeken, 25. C. Cras, (H. C) Hoogleeraar wydt de Gehoorzaal voor de Letterkunde van Felix Meritis in , 44. n D- Uelft, Burgers ten deezen Jaare , uit die Stad in Ballingfchap verweezen , 21. Demerary zie Efequebo. Deventer , (De ei fchen der Gilden te) door den Stadhouder gewraakt, 62. Doorn, (A. van) Raad der Stad Vlisfingen, deelt in eene Aantekening tegen den Baljuw Lampsins , 112. Dordrechts yver om Oranje te doen dra3gen , 28. Aals-  BLADWYZER. Aalsvel !en met Kogels daar verboden, 28. Dorpen , (Vyf- en veertig) in Holland verzoeken fchavergoeding, wegens het geledene by den inval der Pruisfsn, 7. Wat daar op gedaan wordt by Gecom• muteerde Raaden , 8, Drenthe , (Voorzorgen in) tegen de Patriotten gedraagen, 71. Eerpenning aldaar aan vyf Krygsofficieren gefchonken, 73. Drukpers, (Vryheid van de) hier te Lande gewaakt, 274. Dudaar, te Rotterdam aangevallen , verweert zich, en kwetst een zyner Aanranderen , 29.' Gevangen genomen , 30. Men bidt in de Kerken voor den Gekwetften, 33. Bekente- ' nis Dudaar afgeperst, Aid. Aangemaand om zich tot den Stadhouder te vervoegen, door hem afgeflaagen, Aid. Vonnis, over hem. Wat zyn lot was, ondanks eenige verzagting op een fmepkfcbrifc aan den Stadhouder, 34- E. ■E'iïkman, (W. Wagtendorp) wydt de Gehoorzaal voor den Koophandel , Zcevaard , Landbouw, Fabrieken cn Trafieken by Felix Meritis in, 44. Engtland, (Een gedreigde Oorlog tusfchen Spanje en) ontllak niet, 211. Kennisgeeving deswegen aan onzen Staat, 212. Antwoord van hun Hoog. Mogenden , Aid. Een Vlootdeel derwaards gezonden, hoe ontvangen; en van daar te rug gekeerd, 214. Men werkte aaneen Handelverdrag met Engeland, 215. Floe veel die bewerking gekost hebbe, 216. Engelen, (ƒ. Voegen van) richt in Suriname een Letterkundige Maatfchappy eene van den Landbouw op, 172. Esfequebo en Demerary klagten der Planters over het gebrek aan Slaaven, 169. Gedreigde opftand in Demerary beteugeld, 171. ■Fagel, (Dc Griffier) betoont zyn 1 misnoegen tegen de Commisfie over de Qtiotas, 307. Aant. Hoe zeer met onderfcheidiüg behandeld, 308. Fontein , (P.) befpreekt zyne Boekery, met een Legaat, aan den Kwèekfchool der Doopsgezinden te Amfterdam. 46.° Frederica Louisa Wilhelmina , de Erfprins van Brukswyk Wolfeneuttel komt, ter voltrekkinge, van zyn Huwelyk met haar, in 's Haage. 295. Verwelkoming Gelukwenfchingen en ovcrgif:e vr.n Y 3 het  BLAD WYZE R. het Juweelgefchenk, 296. Staatlykheid der Trouwplegtigheid, 297. Gelukwenfching van bun Eed. Grootmogenden Aid. Muzyk in de Luterjche Kerk en Illuminatie, 298. Gedenkpenning op die gebeurtenis, 299. Het jonge Paar vertrekt, 300. friesland, ftrafoefeningen in dat Gewest, 88- DeKerkleera.ir J. Bulthuis door den Prins bevorderd, 89Weeren der Patriottifche Leeraaren uit andere Gewesten , Aid. Affcheidsgroete van Jr. E. S. G. J. VAN BuRMANNIA. ReN- cers op de Synode te Sneek, go. Bepaaling wegens het Stemregt der Mopmfchen, 93. Verandering ten aanzien van de Militaire Jurisdictie aldaar gemaakt, 94. Belasting in dit Gewest op den uitvoer van Aardappelen gcfteld , 192. Fynje, (W.) gebannen, 22. Gedenkpenning ter gedagtenis van de Omwenteling, 284. Byzonderbeden, de uitdeeling en vervaardiging betreffende, Aid. Geld , (Algemeene' fchaarsheid. aan) hier te Lande, 174. Oorzaaken daar van opgefteld, 175. Geldleening der Algemeene Staaten, 332. Gelderland , Gedenkpenning op de Omwenteling daar uitgedeeld, 52. Vergunningen aan de Jooden in dat Gewest, Aid. Hoog Water in den Winter, 200. Ook in den Zomer, 205. Wordt bevoegd en geregtigd geoordeeld om een tweeden Gecommitteerden in den Raad van Staaten te hebben, 310. Goudriaan , (K.) waar mede befchuldigd, 55. Vonnis over hem geftreeken, 56. Graanen, (Schaarsheid van) 176. Hooge pryzen daar voor befteed. 177, Waar aan toegefchreeven, 178. Hoe Staaten van Holland over deeze duurte fpraaken, Aid. Byzonderefchikkingen te Amfterdam daar op gemaakt , 182. De Stadsregeering deswegen gepreezen , Aid. De Graanhandel van zommige Regeeringsperfonen gewraakt, 1S3. Schikkingen daar op te Rotterdam, 184. Bcpaalingen in Utrecht op den Graanhandel , Aid. Zorgen in Zeeland gedraagen, 187. Hoe zy over het Verbod van Uitvoer en den Opkoop dagten,, 188. Schikkingen daar gemaakt, 189. 's Gravenhaagen hoe men aldaar in den Winter de Armoede te hulp kwam, 197. Grovesteins , (W. A. S. Thoe.) tot Gommisfaris  BLADWYZER. na de West-Indien benoemd, 166. Haaf , (G. ten) wat hy , ten beste der Heelkunde, te Rotterdam verrigt, 36. Haarlem, (Milddaadige gifte te) in den Winter, 195. Een tegen Oranje gerigt Boekje aldaar uitgegeven, 282. Vergeeffche opfpeuring des Schryvers en Drukkers, Aid DoorBeuls banden verbrand, 284. Harmen, (De Profeet) aan den Overtoom , berigt wegens dien Man. 47. Harten, (Hermanus van) wegens het oprigten van een Huzaaren Corps verdagt, neemt de vlugt,23. Hecket. (H. O.) in Groningerland vryf;elaaten , 82. 's Hertogenbosch Milddaadigheid aldaar in den feilen Winter, 199. Hedsden, (A. v.) beklaagt zich te I.eyden over een uitgegeeven Werkje, en de vryheid der Drukpersfe, 275. Zyn Voorftel deswegen , 281. Holland, (Uitfchryving van een Honderfte en twee Hondertfte Penning in) 5. Vyf- en Veertig Doipen verzoeken om fchaavergoeding, wegens het geledene by de inrukking der Pruisjen, 7. Wat Gecommitteerde Raaden daar op antwoorden, g. De zaak der Lanft-Officieren, die zich aan de gehoorzaamheid der Algemeene Staaten in 1787 onttrokken hadden, afgedaan, 9. Hoe de Advocaat Fiscaal Luykens zaak daar behandeld wordt, 13. Zie verder Luyken. Hoe Staaten van Holland over de Duurte der Graanen fpraken, 178. Hoorn, Burgers ten deezen Jaare, uit die Stad in Ballingfchap verweezen, 23. Hop , Antwoord aan dien Heer gegeeven, door het Brusfelfche Gouvernement, wegens eene en andere Befchuldiging van Perfonen hier te Lande, in de Brabandfche Onlusten, 258. Welk antwoord hy bekwam, 262. Jooden, (Vergunningen aan de) in Gelderland, 52. Bepaaling op derzelver Inwooning in Utrecht gemaakt, 61. Hun verzoek ter gelegenheid eener bezending na de West-Indien, 167. Josephus de II. fterft, 220. Verflag van een Gedenkpenning op diens Dood, 221. Jurisdictjie, (Militaire) verandering ten dien opzigte in Friesland gemaakt, 94. K • K' ivrNGSMRGEN, (De Vice- Admiraal van) zeilt met een Vlootdeel na Enge- Y 4 imd,  BL ADWYZER. tand, 214. Keert fpoedig weder , 215. Knuppel - Genootfchap , hoedanig zich de Leden van 't zelve wapenden, 29. Koker, (G. de) fticht te Rotterdam een Hofje by zyn Leeven, 37. Kjieet (H. A.) gebannen, 22, Kvmrtier, (Wat het Admiraliteits Collegie in het . Noorder) inbrengt ten aanzien van den voorflag om fiegts éd.'i Admiraliteitscollege te hebben, 316. T L- j-^amerechtsen , (N. C.) diens Brief aan de Vlisfmgfche Regeering hy het overreiken van eenige Papieren , 125, Gunftige be~jcgenïng door de Regeering hem aangedaan, 134. Hem wordt het gebruik der Stads Bibliotheek ver? gund, en zyn wensch te dier gelegenheid, 135. Lampsins , (A. J. C.) Baljuw van Vlisfingen kant zich tegen den Penliona- . ris Louyssen aan, 105. Vier Raaden doen eene Aantekening . daar tegen ; 110. Als Baljuw door zy. iie Hoogheid ontflaagen, en op welke voorwaarden, 120. Verzet zich tegen Schorer , 135. Wederfprooken door eenige.. Vlisfingfche Raaden, 136. ^.and -Officieren , (De zaak ** der) üie zich aan de ge¬ hoorzaamheid der Algemeene Staaten, in den Jaare 1787 onttrokken hadden , afgedaan, 9. Op welk eene wyze, io.Ntet zonder tegenftrubbelinge, 12. Leopold de II. volgt Jose, phus den II. op, 221. Voorftel aan deezen Vorst van wegen deezen Staat tot een Wapenftilftand in Brabant, 223, Zyn agterdenken, wegens zydelingfche handelingen in deezen Lande in de Brabandfche zaaken, 224. Klagten door hem gedaan , wegens zending van Krygsbehoeften na Brabant, Aid, Antwoord wegens den voorgeflaagen Wapenftilftand, 22ö. Zyn Manifest aan de Brabanderen, 24r. Getroffen overeenkomst, 243- Leyden, Zieken - huis of Nofocomiuin Clinkum daar opgericht, 38. Allemans Kabinet aan de Hoogefchool gefchonken , 40. Voorftel door den Hoofdfchout van Heusden daar gedaan , wegens zeker Boekje, 275. Londen, (Verzoekfchrift eeniger Kooplieden om te) eenen Conful te hébben, vindt geen ingang, 164. Nagel , der Staaten Afgezant, tót Opperconful aan. gefteld, Aid Louyssen, (A.) Raad der. Steede Vlisfingen neemt, deel  BLADWYZER. deel in eene Aantekening tegen de Baljuw Lampsins , 110. • Louyssen, (J.) Penfionaris te Vlisfingen , doet 'er een Voorftel, wegens gedreigd Oproer, 96. Diens voorllag tot eene Afkondiging, 102. Afkondiging daar op gegrond, 103. Lampsins kant 'er zich tegen aan, 105. Aantekening van vier Raaden daar tegen, 110. Luyken, (J. G.) Advocaat Fiscaal , diens zaak hangt, 13. Zyn gedrag in deezen, Aid. Voorftel ten zynen opzigte door de Ridderfchap, 14. Hy vervoegt zich by de Staaten met een Voordragt, 15. ■air M, lilaafiticht in gevaar van gebrek aan Graanen , hoe daar voor befchut, 191. Maatfchappy (De) Z'of Nut van 't Algemeen te Zwolle by de Regeering verdagr,65. Verzoekfchrift derBeftuurderen , 66. 't Zelve afgeweezen en de Byeenkomften verboden , 68. Aanmerking die Maatfchappye betreffende, 69. Maatfchappy (Oost - Jndifche) Geldhefiingen in Zeeland ter onderichraaginge van dezelve, 173. Maaze, (Het AdmiraliteitsCollegie op de) wat het inbrengt op het Plan om flegts één A'imiraliieitsCoilegie te hebben, 321. Marocco, (Volduuring des Vredes met), 216. Merken, (L. W. van) overlydt, 40. Haar lof, 41. Gedenkteken haar toegedagt, 43. Motman, (G. W.) diens Bekendmaaking , wegens eene befchuldiging hem ten laste gelegd, 2ó8. Een nader ontwikkelend verflag door het Brusfelfche Gouvernement ter zynen opzigte gegeeven , 269Aanmeakingen over dit geval, 272. T\T N- •1-Nagel der Staaten Afgezant ten Hoeve van Engeland tot Opper-conful aangefteld, 164. Nieuwland, (P.) te Amfterdam tot Leeraar in de Zeevaardkunde bevorderd, 157- O. Uverysfel, gefteldheid in deezen Jaare, 62. TJ P- J-aape, (G.) gebannen, 22. Quotas, (De Commisfie wegens de) doet verflag , 300. Tusfchenkomst van zyne Hoogheid in het regelen der Quotas , 302. , Inhoud van dit Verflag, 305. Wat 'er in gaü^gd wordt, wegens Ac Quotas, Aid. Wat . van de .Gerie- Y 5 xa-  BLADWYZER, raliteits Kas, 306. Wat van de Middelen ter Befpaaring , 307. Hoe zy over den Staat van Oorlog fpreeken, 312. Zeelands voorftel , wegens Geldopneemingen , 314. Aanmerkingen over dit Plan, Aid. Raad van Staaten (Gelderland bevoegd geoordeeld om een tweeden Gecommitteerden in den) te zenden, 310. Rengers, (E. S. G. J. van Burmannia) diens affcheidgroete op de Synode te Sneek, 90. Rivieren (Hooge) in den Zomer, 205. Roomschgezinden , bepaalingen op hun Stemregt in Friesland gemaakt, 93. Rotterdam, (Een aantal Bur gers uit) ten deezen Jaare, in Ballingfchap verweezen, 22. Dudaar te dier Stede aangevallen, verweert zich , en kwetst i een zyner Aanranderen , 29. Zie verder Dudaar. Afkondiging over het Oranje draagen te dier gelegenheid, 31. Nuttige inrigting voor de Heelkunde te dier Stede , 35. Kokers Hofje daar gedicht, 36. Schikkingen aldaar op den prys der Graanen, 184. Rusfen, (Waarfchuwing ten opzigte van eenige zwerven- vende) in de Middellandfche Zee, 158. (De vermeestering der) van Ocfakouw baart by zommigen eenige vrees voor den Handel, 158. c S- oandra, Raad der Stad Vlisfingen,- verzet zich ne. vens anderen tegen den Baljuw Lampsins, iio. Schorer , (P. G.) neemt deel in eene Aantekening tegen den Baljuw Lampsins te Vlisfingen , Aid. Kant zich aan tegen een ongunftig befluit der Vlisfingfche Regeering, wegens de wedergave der Stads Amptgelden , 122. Verwekt de vernietiging diens Befluits, 123. 'tZelve ingetrokken , 125. Slaaven- Handel, Plakaat ter Aanmoediging van denzelven door hun Hoog Mogenden uitgegeeven , 167. Hoe men ia Franhryk op het ftuk diens Handels dagt, 170. Sneek , (Affcheidsgroete op de Synode te) door Burmannia. Rengers, 90. Spanje, (Eene gedreigde Oor, log tusfchen) en GrootBrittanje ontftak niet, 211. Kennisgeeving deswegen aan onzen Staat , 212. Antwoord van hun Hoog Mogenden, Aid. Spiegel , (De Raadpenfionaris van de) houdt onderhandelingen met de Bel-  BLADWYZER. Belgifche Afgevaardigden, 242. Volvoert den last tot het regelen der Brabantfche zaaken, 251. Beklaagt zich over eene befchuldiging van in de Brabandfche Onlusten Geld getrokken te hebben , 260. Hop vervoegt zich deswegen by het Gouvernement Generaal, 262. Welk antwoord hy bekwam, Aid. Wat ter Vergaderinge van hun Hoog. Mog. ten opzigte van van de Spiegel voorviel , 264Aldaar, en hoe, vrygefproken , 265. Duisterheid , waar mede deeze zaak omgeeven is, 267. Diens oordeel over de Commisfien tot de Defenfie en de Qjiotas, 309. Stad en Lande , verflag op de Regeering dier Provincie uitgebragt en omhelsd, 74. Vastftelling daar by gemaakt , 75. Voorzorgen daar by ge draagen, 77, Aanmerking deswegen, 81. Vrylaating van Oproermaakers, 82. Amnestie daar aangekondigd , 83- Geldboetens daar opgelegd, 87. Suriname , De weggeioope Negers aldaar beteugeld, 171. Letter- en Landbouw bevorderende Inrigting aldaar, 172. ™ T. Regelaar, (T. G.) laag gedrag en vonnis van 'dien Man, 26. Toscaanen, (Gerustftelling des Hertogs van) wegens ds Onzydigheid zyner Havens, 211. Turcq , (]. Potty) Verzoekt wedergave van Recognitiegelden, als Raadsheer in den Hoogen Raad van Holland, Zeeland, en Friesland, 146. Hoe zyne zaak behandeld wordt , 147. Middelburg (preekt ten zynen voordeele, 148. De eerste Edele voert een ander woord , 149. Wat deswegen in den Staatsraad voorviel, Aid. Afloop dier zaake, i5r. TT U- Utrecht , De Verbeurtver- klaaringen houden in het Sticht ftand, 53. Perfoonen in de Stad Utrecht veroordeeld, als aan het Crimen Lsfïo Majcftatis fchuldig, 54. Veroordeelingen van het Hef, 56. Harde voorwaarden onder welke eenigen bukken , 58. Woelingen der Prinsgezinden ten Platten Lande tegengegaan, 60. Dankftonde in de Stad Utrecht op den dag der Verlos, finge, 61. Bepaaling op de Inwooning der Jooden binnen Utrrcht, Aid. Bepaalingen in 't Sticht op den Graanhandel, 1C4. In de Stad Utrecht zelve , 186. Weldaadigheid te dier Steede , geduurende den feilen Winter, 198.  BLADWYZER. V V' •illattes , (J. H. de) befchuldigingen tegen hem 23. Vonnis over hem uitgefprooken, 25. Vlisfingen, (De Penfionaris Louyssen doet te) een voorftel wegens gedreigd Oproer, 96". Doet een voorllag tot eene Afkondiging , 102. Afkondiging, daar op gegrond, 103. De Baljuw Lampsins kant zich tegen Louyssen aan, 105. Aantekening van vier Raaden daar tegen, 110. Lampsins van het Baljuwfchap' door zyne Hoogheid ontflaagen, 120. Vordering van de wedergave der Amptgelden door eenige afgezette Vlisfinger Regeringsleden, 121. Ongunftig verflag en befluit hier op, 122. P. G. Schorer kant hier zich tegen aan, Aid. Hy verzoekt de vernietiging des Befluits, 123. 't Zelve ingetrokken , 125. Lamrrechtsens , voordragt ter zyner verdeediging, by die gelegenheid, Aid. Lampsiks vetzet zich tegen schorer, 135. Wederfprooken door eenige , Flisfïngfche Raaden, die de Geschiedenis der Plundering in dit wederleggend Vertoog toelichten, 136. Vrede (De) in het Noorden komt tot Itand, 210. Waal, (Ysgang in de) Waatersnood ten deezen Jaare , 199. West-Indien, (Bezending na de Volkplantingen in de) benoemd , 165. Vezoek der Jonden te dier gelegenheid, 167. Willem deV. , leevert een Vertoog in by de Algemeene Staaten , wegens het zyner Gemalinne ten last gelegde omtrent de Brabantfche zaaken, 256. Schryven der Staaten aan den Heer Hop hierover, 258. Antwoord door het Brusfelfche Gouvernement gegeeven, Aid. Neemt genoegen in de voordellen om zyn oudften Zoon tot Generaal aangefteld , en ter Raad van Staaten ingebragt te zien, 290. Verfchynt ter Algemeene Staatsvergaderinge , met betuiging van zyn genoegen, Aid. Willem Fredrik , Erfprins van Oranje , verlaat de Hoogefcbool te Leyden , 287. Begeeft zich , als Gouverneur van Breda , na die Stad, Aid. Voorllag om dien Prins Zitting in den Raad van Staaten te verleenen, 288. Voordragt van Holland om hem t"t Generaal te doen aanftellen, Aid. Dit door de Bondgenooten goedgekeurd . en inzonderheid door Zeeland, 289. Raadfiag over de wyze van Inlei-  BLADWYZER. leiding in den Raad van Staaten , AU. In beide die opzigten in den Eed genomen, 2^2. Staatlyke gelukwenfchingen desweegen , van wegen de Algemeene Staaten en den Raad van Staaten, AU. Hoe ontvangen, 293. De voorbidding voor dien Prins in Holland en Zeeland, veranderd, 294. Winter, (De ZeeCapitein van) frieuvelt in Rusfifchen dienst, 163. Winter, (Strengheid van den) beloop van denzelven, met eenige byzonderheden, 193. Z. Zee, (Middelandfche) waarfchuwing wegens eenige Rusfen in dezeive , en voorzorg daar tegen, 158 By zommige gevreesde gevolgen, voor de Vaart op die Zee, uit hoofde van de overwinning der Rusfen van Okzakow, 159. Zeeland, aanmerking eenige Regeeringsleden betreffende, 95. Voordel wegens een gedreigd Oproer in Vlisfingen, zie Vlisfingen Provinciaale AmptgelJen, aldaar teruggevraagd door de afgezette Regeeringsleden, 143. Gunltige Raadflag hier over uitgebragt, 144. Raadpleegingen hier over en afwyzing, Aid. Breekpot te Zierkv.ee de wedergave van het Provin¬ ciaale Amptgeld geweigerd , 145. Geldheffing ten voordeele van de Oost - Indifche Maatfchappy», 174. Zorgen in die Gewest ten opzigte van de Graanen gedraagen , 187- Hoe men over het verbod van Uitvoer, en bet Opkoopen dagt, 188. Schikkingen daar op gemaakt, 189. Aanmerking over de Tarwemeel: in dat Gewest, 190. Keurt met onderfcheiding goed dat de Erfprins tot Generaal word aangefteld,289. De Voorbidding voor den Erfprins aldaar veranderd, 294. Zeeweezen, (Berekening der kosten van het) en Voorftel nopens 's Lands Zee* magt door de Vice-Admiraal Reynst en Zoutman, 155. Zierikzee geeft aan den Penfionaris en Secretaris F. Breekpot het Stedelyk Amptgeld weder, 145. Zweden, (Hetgeval vaneen en ander Koopvaardyfchip in) opgebragt, 160. Toedragt deezer zaak, 161. Edelmoedigheid des Konings van Zweden, 162. Zwolle, (Het Departement der Maatfchappye Tot Nut van 't Algemeen te) aldaar verdagt, 65. Verzoekfchrift der Beftuurderen, 66. 't Zelve afgeflaagen, en de Byeenkomften verboden, 68.  BERICHT voor den BINDER. T)e Plaaten moeten tegen over de volgende Bladzyden ingevoegd worden. Het Portrait van L. W. van Merken , tegen over . • • bl. 42, Inwyding van Felix Meritis, over . bl. 44 Het verbranden van een Boekje door Beulshanden te Haarlem over . . bl. 2R4