370 VA DE HLANDSCHE LXX. BOEK. i ■ j i j I Nieuw Waterleed in Zeeland 1 en elders < In Lentemaand. 1 1 ( 1 \ i r L Windftreek zelve, die uit eigen aart een laage Zuiderzee veroorzaakte, nam alle reden voor een aanmerkelyken aanwas des Waters weg, en de golven, die met ontzettend geweld kwamen aanrollen, begonnen den losfen grond rondsom het Paalwerk weggeflaagen hebbende, op den vasteren een fchumte te vormen, langs welke zy even onfchadelyk konden afloopen als langs andere glooiende wallen. Met iit alles moest, toen de nood zich op het Jreigendst vertoonde, en geen plaats liet :ot gerustftellende overwegingen, de hand iit de mouw geftoooken, en kiosk gearbeid worden. Het Rhynlands Werkvolk. en den neesten Ingezetenen van Spaar erfoom gaat le lof na zich aan een zwaaren, langjv.uïgen en gevaarlyken arbeid ten dien dage )lootgefteId te hebben (*). Naa zo veel waterleeds in Zeeland In sprokkelmaand geleden te- hebben , joeg :en Storm uit het Noordwesten, op den :en en twintigften van Lentemaand, het Zeewater tot eene buitengewoone hoogte ip Zeeland op, en baarde het grootfte geweld e Vlisfmgen. waar, door den flag des waters egen den West dyk een ftuk van de muur les gemelden Dyks inftortte: eene opening erftond met alles wat men by de hand 'ondt geflopt, waar door men de voortong deezer verwoesting fruitte; doch niet kon (*) Wy ontleenen deeze byzonderheden, Spatt•ndam betreffende, uit de Algemeene Konst- en etterbode Vi. D. bl. 8o.  HISTORIE. 371 köri voorkomen dat de Dyk zélve eene geweldige verzakking leedt, wejké eene fchade veroorzaakte, bezwaarlyk met dertig duizend Guldens te boeten. -— By Axel, in Hollandsen Vlaanderen, braken twee Polders door, veel Vees verdronk, veele goederen dreeven weg, en een aantal Menfchen werd in den jamtnerlykften nood gedompeld. — Ook werden omftreeks Kampen in Overysfel veele Landeryen, die een bly vooruitzigt by de Lente opleeverden, geheel onder water gezet. Dan de fchade hier door veroorzaakt was minder dan de Vrees eerst inboezemde» Aa 2 BLAD- LXX. BOEK. I70I.  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A A' ZiBELEVEN (W.) tot Ama- nuenlls van den Advocaat Confuient der Gelastigden tot de zaaken van deóostIndifche Maatfchappy benoemd, 331. Algiers (Hoe bet ten deezen Jaare tusfchen onzen Staat en den Dei van) gefchaa-pen ftondt, 364. Alta (Eilco) wegens gehoude Briefwisfeling met E. F. vast Aylva, het Leeraarampt in Friesland ontzegd , 59. Altingh (W. A.) tot Lid van de Bezending naOojjIndic'n aangefteld , 331. Amfierdam, de Leeraars te dier Stede gelast zich op de Dank- en Bededag tot geene Staatkundige Gefchillen in te laaien, ij. Door het Stadhouderlyk Gezin hezogt, 13. Zwaare Mist aldaar, 103. Voorzorgen tegen dezelve aanbevolen, 105. Het Admiraliteits huis aldaar verbrandt, 225. Waar aan toegefchreeven,229. Voórftel der Kooplieden tot Herftel van de Bank, 23c.' Gefchil in de Lutherfche Gemeente tusfchen die van het Oude en Nieuwe Licht, 238. Zie verder Lutherfckeiu Appingadam (Wat 'er verngderens voor de Stad Groningen wegens den Uittocht na) op den Landdag bepaald wordt, 276. Averhoult (d*) Voorzitter der Nationaale. Vergadering in Parys beantwoordt een Vertoog der uitgeweekene Patriotten, 212. Bank (Voorde! der Kooplieden tot Herftel van de) te Amfierdam, 230. Geldligting om Bankgeld :e koopen, 237. Batavia, eene Militaire Commisfie derwaards gezon. den, 96. Bezending derwaards befteind, 330. Perfoonen daar toe benoemd, 33r. Wegens hun Lastbrief, Aid. Geldige Voorwaarde met de daar toe beftemde Perfoonen aangegaan, 333. De«  BLADWYZER. Dezelve vertrekt, 334. Hoe te Batavia door zommigen te gemoete gezien, 335- Betting (G.) met een zwaare Geldboete in het Sticht gefhaft, tragt te vergeefsch des ontflag te bekomen , 33. Blanke (L.) uit de Stad en Lande van Utrecht gebannen, 33. Bleiswyk, (P. ran) OudRaadpenüonaris van Holland fterft, Iets over diecs Character, 15. Boers (F W.") t.ot Advocaat Confuient oy eene Commisfie over de zaaken der O. I. Maatfchappy benoemd, 319. Borchers (A.) Boekverkooper, wat deezen wedervaart, 12. Borkulo (Willem de V. betrekt zyne Heerlykheid) lór. Vreugdebedryven aldaar, r62. Bo3CH,(B.) eenige byzonderheden dien Leeraar betreffende, 47, Te Poortvliet beroepen, en dit Beroep getchort, Aid. Werkzaamheden om dit Beroep te doen doorgaan, 48. Gecommitteerdellaaden wraaken ditBeioep, 49. Poogingen ten tegendeele aangewend , 50. Verzoekfchrift ten zynen voordeele, sr, Het voorgevallene deswegen ter ZeeuwfcJie Staatsvergadering, 52. Afwyzend Staatsbefluit, 56. Prins (E. W.) Kerkleeraar te Oosterwalde, hoe meiï zich omtrent hem in Gel' derland gedroeg, 31. r c- v-hevallier (De Hoogleeraar) te Groningen, wegens eene Nieuwejaars Preeke befchuldigd, 266. Raad. flag hier op uitgebragt en Befluit deswegen genomen, 268. Vergeefsch tragt hy zich te verantwoorden, 270. Voorfchrift des Gebeds hem en zyne MedeHoogleeraaren in de God. geleerdheid gegeeven,271. Claus (D.) te Monnikendam uitgebannen, 6. Coeverden , het Drenthfihe Landregt aldaar ingevoerd 289- Colmschate (H. J. van) de Eisch door den Fiscaal Klopman tegen hem gedaan, ontzegd; en hy alleen in de Geregtskosten verweezen, 41. n D- J-Jank- en Bededag, gerustftellende Uitfcnryving van denzelven door de Algemeene Staaten, 157. Byvoegzel der Staaten van Zeeland op dezelve, 158. Delft, J. Sanders gebannen 5. Demerary, zie Esfequebe. Deutichem (Oorzaak dat 'eronder de Uitgezonderden in de Gelderfche Amnestio geenen uit) gevonden worden, 27. Wat een Verzoekfchrift ten hunnen Aa 3 voor...  B t A D W Y Z E R. voordeele uitwerkte, 29. Onder welke voorwaarden zy Genabetooning verkreegen. 30. p:venter, bard vonnis aldaar over den Schipper R. MarTENsgeftreeken, 41. Strenge handelingen der Gilden ' te dier Stede, omtrent Christen Geloofsgenooten, 42. De Conrector Lindenhoef tot Boetedoening verweezen , 290. Vreugdebedryven aldaar over het Huwelyk van den Erfprins, 292. Diemen, (Een groot Kerkhof te) aangelegd, 257. Diep (Nieuwe) Aanftalte ter voltooijing der Scheepsbergplaats aldaar, 65. Drenthe (Des Stadhouders .komst in) 283. Verandering daar in den Etftoel gemaakt, Aid. Door den S adhouder goedgekeurd, 283. Veranderingen, in gevolge hier van, door zyne Hoogheid gemaakt, Aid. Afkondiging deswegen, 288. j~s E. ingeland (Oordeel van de ouden en jongen Griffier Fagel over de aangelegenheid der Verbintenisfe tusfchen) en onzen Staat9 20 Aant. Erfprins, diens Huwelyk, met Fr ed erica LpUIS A WlL- helmina van Pruisfen te Berlyn voltrokken, 1Ó2. De Getrouwden te Utrecht ontvangen, Aid. Derzel¬ ver aankomst in 'sUaage^ 163. Openlyke Intreede der Getrouwden aldaar, Esfequebo en Demerary, (Wat Staaten van Zeeland by de, vastgeftelde Ontbinding der W. I. Maatfchappy we» gens) aanvoeren, 351. Etftoel, veranderingen in die des Landfchaps Drem/jegemaakt, zie Drenthe. Eyk , Goederen van dien Heer te Utrecht en te Leus. den verkogt, 299. P> F. •Fagel (Hendrik) de Griffier fterfc, 18. Opgevolgd door zyn Kleinzoon, 19, Iets over diens Character, Aid. Feith (R.) fpreekt een Feestzang uit ter gelegenheid der vyf en twintiglte Verjaardag van het Genootfchap Kunst wordt door Arbeid verkreegen, 257. Vereerend gefchenk hem overhandigd , Aid. Frankryk (De Koning van) neemt de Nieuwe Staatsregeling aan, 135. Bekendmaaking hier van aan de Staafen, 136. Nadere.en bepaalder kennisgeeving deswegen, 142. Hoe door de Staaten beantwoord, 145. DeFranfche Afgezant hier erkend, Aid. De hoop der uit Frankryk geweekenenGrooten verzwakt,i47. Verdwynt nog meer door de Verklaaringen des Konings , Aid. Hoe de Keizei  FLADW YZEK. Eer zich omtrent de Franfche Staatsgefteltenisfe verklaart, 148. Hy fchryft op een dreigenden toon aan Frankryk, 155. Frankryk (Inhoud eens Gefchrifts der van hier na) uitgeweekene Patriotten aan de Nationaale Vergadering in den voorleden Jaare opgefteld en nu overgelecverd, 170. Nader daar by gevoegd Vertoog, 189. Nadere aandrang by de Nationaale Vergadering, 206. Nader mondeling vooiftel, 208. Antwoord dér Nationaale Vergadering hier op, 212. Frederica Loüisa Wilhelmina trouwt den Erfprins van Oranje, zie Erfprins. Lyfrente haar door Holland en Zeeland toegelegd, 166. Haar Jaardag gevierd , 169. Friesland, drie Kerkieeraaren -komen, door onderfchepte Brieven> in ongelegenheid , 58- Reis des Stadhouders door dit Gewest, 289- Frykenius (J. H.) totdeBe-zending na Oo t-Indiè'n benoemd, 331. Geldige voorwaarden hem toegedaan, 333- vxaaswyk (M. J.) Gevolmagtigde van het Collegium Qualificatum in de zaak van Ds.Bosch, 51. Wat hem van wegen den Staaten wedervoet, 56. Gelderland, Amnestie daar af¬ gekondigd, 24. Zonderlinge voorbehouding in dezelve voor de Regenten in de Steden, 25. Gevolgen daar van, Aid. Veelvuldige uitzonderingen, 2c. Oorzaak dat 'er onder de Uitgezondcrden geene uit Deutichem gevonden worden , 27 Zie verder Deutichem. Hoe men zich omtrent den Leeraar E. W. Brink gedroeg, 31. Geuns (M. van) wordt Hooglceraar en Archiater op de Hoogefchoole te Utrecht, 300. (S. J. van) te Utrecht tot Hoogleeraar beroepen, 302. Gorius (O. W.) verliest zyn Oorlogs Fregat, 360. Goes (Voorflag van de Stad) wegens de Beroeping der Leeraaren, 44. Gordon , Verkooping eener Leevende Canonicaale Prebende van dien Heer te Utrecht, 299. Cou.da, Publicatie tegen rustverftooringen, 11. Graaff (C. J. van de) Gouverneur aan de Kaap de Goede Hoop , van daar opontboden , komt in 'sGravenhaage, 316. Groningen, Verflag van het lnftituut voor Dooven en Stommen te dier Stede, 258. Aanleidende oorzaak tot die Stichting, 259. Guyot Leeraar der Franfche Gemeente, te Parys in dieLeerwyzeonderwee- Aa 4 zen,  BLADWYZER, zen, 2ói. Vangt zelve het Onderwys aan , 262. Zet het met eenige onderfteuning voort, 263. Gronden dier "Stichting, AH. Voordragt der Uitwerkzelen op de Leerlingen, 264, Grimingen, de Hoogleeraar Chevallier befchuldigd, zie Chevallier. De Kerk. leeraar van der Tuuk befcluildigd, zie van der Tuuk. Voorfchrift des GebeJs den Hoogleeraaren gegeeven, 271. ■ (De Stadhouder komt te) 274. Woont den Landdag by, AU. Welke nog onvereffende gefchillen op denzelven afgedaan worden, 27S. Wat 'er byzonder vernederens voor de S;ad bepaald wotdt wegens den tocht na Appingadam , 276. Een en ander Magtbetoon den Stadhouder opgedraagen, 279. Grypsoe (J.) leevert een Verzoekfchrift in, 6. Op welke voorwaarden van Straf ontheeven, 8. Guyot (H. D.) Stichter van het lnftituut voor Dooven en Stommen te Groningen, 261. Zie verder Groningen. Wordt door door de Maatfchappy Tot Nut van 't Algemeen met een Gouden Eerpenning en het Lidmaatfchap befchonken, 302. Jffaarlem, zwaare Mist aldaar, 103, Voorzorgen daar gedraagen, 106. De Regeering daar verlegen op de vraag des Courantiers, 221. Hoog Water aldaar in Sprokkelmaand met de gevolgen, 366. Haeften (Van) wegens deezen Staat op de Vredehan» del te Szistove afgevaardigd, 110. Daggelden hem daar voor toegelegd, 120. Zieverder Szistove. Zyne werkzaamheden in eene Onderhandeling met bet Weener Hof, zie Leopold II. Hemsterhuis (Erancois) fterft, iets wegens diens Letterarbeid, 22. 's Hertogenbosch, Verzoek aldaar gedaan tot wedergave van der Burgeren Geweeren , 302. Hoe aangezien , en waarom afgeflaagen, 303. 't Hoen (P.) uit het Sticht gebannen, 33. (11.) Banvonnis uit het Sticht, 33. Hogguer , Afgezant van dee-. zen Staat by Catharina • II, hoe door haar omvangen, 123. Holland , de heffing van de vyf en twintigfte Penning daar voleindigd, Uitbanningen uit verfchéide Hollandfche Steden, Aid.. Kryge hef Gefchut en de Krygsbehoeftens, in den Jaare 1787 aan Utrecht verftrekt, weder, 33. Legt aan de Gemaünne van den Erfprins eene Lyfrente toe, 166, Het voorfchrife des  BLADWYZER. des openbaaren Gebeds by gelegenheid des Huwelyks van den Erfprins verbreed , 164. Behoedzaamheid aangewend omtrent het beroe-, pen der Leeraaren, die eenig deel in de jongfte beroeringen mogten gehad hebben, 219. Voorzorgen tegen de Franfche Tydingen in de Nieuwspapieren, 221. Bepaaling, ten opzigte der Nieuwspapieren in eenige Steden van Heiland, 222. Vermeerdering van Belastingen in dit Gewest, 224. Holland (Hoog Water op verfchéide plaatzen in) ten deezen Jaare in Sprokkelmaand, 365. ' Hoirn, Klaas Breebaart Pz., Joannes van Krimpen, Paulus Bicll en J.' v. d. Poll gebannen, 6. Houtkamp (M) in heiSticht wegens zyn aandeel in de laatfte Staatsbeweegenisfen geftraft, 32. Hutspot (C) Gevolmagtigde van het Collegium Qualificatum in de zaak van Ds. Bosch, 51. Wat deezen van wegen Staaten van Zeeland wedervoer, 56. 7 L Ismaïl, berigt van de verliezen by die beraagtigiug geleden , 1 r 3. Jonkheere (J.) in het Sticht wegens zyn aandeel in de jongfte Staatsbeweegenisfen geftraft, 32, „ K. li.aap de Goede Hoop, Bedenkingen over het verminderen der Onkosten aldaar, 96. Hoe zeer de Lasten 'er verhoogd waren, 314.De Gouverneur opontboden, 315. t . L- -L-eopold II (Keizer) handelt met onzen Staaten over onderlinge beveiliging,' 125. Befluit by deezen Staat om dien Keizer een voorftel te doen van wederzydfche Byftand, 126". De Onderhandelingen door der Slaaten Gezant te Weenen aangevangen , 127. Voorflagen van wegen hun Hoog Mogenden den Keizer gedaan, 129. Antwoord des Keizerlyken Gezants, 130. De Staaten treeden toe, 132. Mondgefprek diens Keizers met den Koning van Ptuisfen te Piljütz, 145, Zie verder Pilnitz. Hoe hy zich gunftig omtrent de Franfche zaaken verklaart, 148. Scbryfc aan Frankryk op een dreigenden toon, 156. Ltyden, Publicatie tegen ruscverftooringen, 9. Het beoefenend deel der Heden Vroedkunde aldaar bevorderd , 256. Vyf en twintigfte Verjaaring des Genootfchaps Kunst wordt Arbeid verkreegen, aldaar gevierd, 256. Lille (W, de) waar med» AaS be-  BLADWYZER, befchuldigd, en welk eene • bekentenis door hem werd afgelegd, 35. Welk eene de Zwolfche Regeering hem ' afvergt, 36. Zyn merkwaardig Antwoord , 37. Ter gedreigde ftraffe verweezen, 39. Lind.enh.ofp, Conrector te Deventer, over een zonderling bedryf tot eene Boetedoening verweezen, 290. TLutherfchen, Gefchil tusfchen die van het Oude en Nieuwe Licht te Amfierdam, 238- Scheuring daar uit gereezen, 239. De Regeering in dit ftuk gekend 240. Voorftei deswegen door de Misnoegden byde Regeering, Aftd. Niet ongunftig ontvangen, 242. Gunftig Befluit der Regeeringe, Aid. Openlyke bekendmaaking der Scheuringe, en hoe bsantwoord 243. Wederantwoord, 244. Ruime inzameling van Penningen, 245. Aanmerking hier over, 246. Het gebruik van twee Kerken, voor een tyd, hun toegeftaan , 247. De Inzameling der Penningen, tot het bouwen eener nieuwe Kerke, door de Regeëring begunftigd, Aid. Zy bouwen eene nieuwe Kerk 248. i\/r M' Maatfchappye (De Oost-Indifche) üverweegingen wegens den ftaat van dezelve, 76. Toeziende Hee¬ ren door den Prins voor^ gefteld, 77. Aanftelling, 80. Voorloopig Verflag door hun uitgebragt, 81. Een ftuk tot deeze zaak betrekkelyk, van den Heer Titsingh opgefteld, ingediend, 86, Aanmerkingen daar op, 87. Verfchiilende gevoelens over de middelen tot Herftel, 89. Eene Bezending na de Indien aangeraaden, 90. Aanmerking van Titsingh hier op, 91. Eene Geldheffing aan de Maatfchappy toegeftaan, 94. Eene Militaire Commisfie komt te Batavia, 96. Maatfchappy (Oost ■ Indifche") Verflag der Gecommitteerden tot de zaaken van de Compagnie, wegens dege' daane Geldligting, 305.' Blyvende Geldbehoefte, 306. Voorftei van Redmiddelen , 307. Belastingen in de Indien, Aid. Voordragt van Bezuinigingen hier te Lande, 310. Deeze niet aangenaam gekeurd, A\d. Bedenkingen op de Handel zelve, 311. Verflag wegens de gefteldheid der zaaken in de Indien, 312. Bezwaarlykheid der Herftellinge, 313. Bezuigingenaan de Kaap de Goede Hoop voorgeflaagen, 314. De Gouverneur van de Geaaff van daar naVGravenhaage opontboden, 315. Ingediende ftukk'en tot herftel, 316. 't Middel eener Be-  BLADWYZER. Bezendinge aangepreezen, Aid. Wat, ten dien einde voorloopig gedaan was, 317. Op welk een voet dezelve zou behooren ingerigt te zyn, 318. Byzonder noodig gekeurde verrigtingen, 318- F. W. Boers tot Advocaat Confuient aangefteld, 319. W. Abeleven tot Amanuenfis benoemd, Aid. Inhoud eens ingedienden Verflags, 32r. Grootheid en aanv.-as van de Schuld, Aid. Wat zy vermelden wegens Bezuinigingen hier te Lande, 322. Blootligging van den ftaat der Inkomften en Lasten in Indie, 323. Hoe het te kortkomende in de Indifche Kas te vinden, 324. Beraadflaaging op Redmiddelen, 325. Wat zy oordeelen wegens de voorgeftelde Inkortingen, zo in Scheepvaard als Handel, 325. Een ander Redmiddel aangepreezen, 327. Wat zy wegens eenen voorflag van Dordrecht oordeelen, 330. De Bezending na Indien noodig gekeurd, Aid. Perfoonen tot die Bezending door zyne Hoogheid benoemd, 331. Wegens den Lastbrief deezer Bezendinge, Aid. Kosten dier Bezendinge, 332. Dezelve vertrekt, 334. Hoe door veelen in Batavia te gemoet gezien, 336. Geldripneemingen by de Maatfchappy, 337. Gefchil over den tyd van de Verkooping der O. I. Waaren, 239. Gefchil wegens de wyze van Verkooping, Aid. Wegens hetVerbod deslnvoers van vreemde Thee, 341. Maatjehappy (De West-Indifche neigt ten val, 100. Voorflag van hun Hoog Mogenden ten dien opzigte, 101. Ontbinding dier Maatfchappye, 342. Verfchil der Kameren over da waardeering der Actiën, 343. Verflag wegens dit ftuk, door Gecommitteerden uit hun Hoog Mogenden, 345. Befluit by de Algemeene Staaten deswegen genomen, 346. Staaten van Zeeland verklaaren hisr in niet te kunnen berusten , 348. By hun de verlenging van het Octroy beter gekeurd, 350. Wat zy byzonder aanvoeren wegens Esfequelo en Demerary 351. Sterke taal by die van Zeeland gevoerd, tegen de ontbinding dier Maatfchappye, 353. Welke punten zy vooraf wilden vastgefteld hebben, 355. Het befluit der Ontbindinge gaat door, 357. De aanleg daar van aan den Raadpenfionaris van de Spiegel toegefchreeven, 357. Bekendmaaking der volvoering, 359. Schepen na de Wesu Indifche Volkplantingen cn de kust van Africa gezonden, 300. Mag-  B L A. D W Magnetismus (Dierlyk) .naakt hier te Lande opg?.jg, 248. Veel ger.ugtsmaakende Geneezing te Rotterdam, 250. De Veiracs oordeel over diegeneezingen, 251. Wat 'er de Hoogleeraar Voltelen over aanmerkt, 253. Het heeft geen opgang en dit komt verdere Verdands- bedwelmingen voor, 254. Marocco, (Vreedzaame gedeldheid ten deezen Jaare tusfchen onzen Staat en den Keizer van) 365. Martens (R.) ftreng vonnis over hem te Deventer geveld, 41. Mist (Onvoorbeeldlyk zwaare) te Haarlem, Amfierdam en 's Gravenhaage, 103. Monnikendam, Dirk Claus aldaar uitgebannen, 6. ■jvt N. INederburgh (S. C) tot de bezending na Oost-Indien benoemd, 33r. Geldige voorwaarden met hem aangegaan, 333. Noordzee, dezelve zet tot >• eene b»itengewoone hoogte aan onze Stranden op , 102. O. Overysfel, Strafoefeningen in dat Gewest, 34. Hoog Water en O verdroom ingen in dit Gewest in Sprokkelmaand, 367. Paketbot&en der O. I. MaaV fchappy neemen in getal Y Z E R. zeer toe , misbruik daar van gemaakt, 311. Penning (Voleindiging van de heffing der vyf en twintiglte) in Holland, 5. Pilnitz (De Verbintenis te) gefchetst, 145. Hoofddoel deezer Verbintenisfe, 151. Zwaarigheden by de Leden des Duitfchen Ryks over dezelve, Aid. Opklaaring daar van, 152. Nadere gerustftelling, 153. Pruisfen (De Koning van) - houdt een mondgefprek met Keizer Leopold te Pilnitz, 145. Zie Pilnitz. Wat hy zegt wegens de toetreeding des Konings van Frankryk tot de nieuwe Regeeringsvorm, 150. Pui (Du) tot buitengewoon Hoogleeraar in de 'Heelen Vroedkunde te Leyden aangefteld, 2^6. Pyman (G: T.) Eisch tegen hem gedaan, 39. Wil tot geen verzagten Eisch verdaan, Aid. Renesse (J. H. van) uit Gelderland voor drie Jaaren gebannen, 32. Renfner, de Gezant van Pruisfen vertrekt, 134. Door wien vervangen, Aid. Zyu Affcheidsgroete, Aid. Rotterdam, Paulus Gevers, Huibert Leemput, Pieter Caarten en Joannes Penning Abz. gebannen, 6. Door het Stadhouderlyk  BLADWYZER. lyk Gezin bezogt, 14. Ongeluk daar aan het Admiraliteits Jacht overgekomen, 14. Veel gerugtsmaakende Geneezing daar door het Dierlyk Magnetismus, 250. Zie verder Magnetismus. Schaaf (D. van der) Lee-, raar te Minnersga, wegens een Brief aan C. L. van Beyma, in zwaarigheid, 60. Van zyn Leeraarsplaajs afgezet, Aid. Vervolgens voor drie Jaaren uit Friesland gebannen, 61. Scheltinga (A.) uit Friesland geweeken, wordt ingedaagd, 61. Zonderlinge uitlaating in de dagvaarding, waar aan toegefchreven, 62. Zyn Verzoekfchrift ,Ald. Afgeflaagen, gelyk dat van meer andeae Friezen, 64. Schilge (H.) koopt de Verbeurtverklaaring van Goederen in het Sticht af, 300; Sliciier CW.) fterft, 22. Smissaert (J- C.) koopt de Verbeurtverklaaring van Goederen in het Sticht af, 300. Snoek (B. A.) Leeraar te Oosterwierum, van Briefwisfeling met den uitgeweeken Grietman E. F. van Aylva befchuldigd, 59. Van zyn Leeraarampt afgezet, 60; Spaarendam, Byzonderheden van een dreigend Waterwee aldaar, 368. . \ Spanje (Schikkingen tusfchen) en onzen Staat gemaakt, wegens de Overloopersin de Volkplantingen, 362. Spiegel (L. P. v. d.) komt voor als de groote Bewerker van de Ontbinding der West - Indifche Maatfchappye , 358. Staaten (Algemeene) bandelen met Keizer Leopold over eene onderlinge beveiliging, 125. Befluit om den Keizer des wegen een voorftei te doen, 126. Onderhandelingen door hun Gezant te JVeenen aangevangen, 127, Voorflagen den Keizer gedaan, 129. Ant. woord des Keiz^rlyken Gezants, 130. De Staaten treeden toe, 132. Antwoorden op de kennisgeeving, dat de Koning van Frankryk de Conftitutie had aangenomen, 143. Ont, vangen berigt van de Verbintenis tusfchen den Keizer en den^Koning van Pruisfen, met eene Uitnoodiging, 144. Schikkingen tusfchen bun en den Koning van Spanje, wegens de Overloopers in de wederzydfche Volkplantingen, 36e. Stad en Lande, hoog Water aldaar, 368. Sticht van Utrecht, Uitbanningen en Strafoefeningen, 32. Het Gefchut en de Krygsbehoeftens, in den Jaare 1787 door Holland verftrekt, wedergegeeven, 33-  ËLADWYZER. 33. Verkoopingerj van verbeurd verklaarde Goederen der Patriotten, 299. Stokkom (H. van) tot Lid van de Commisfie na OostIndien benoemd, 33r. Suriname , ongunfiige ftaat dier Volkplantinge, ior. Twee Negers aldaar aangebragt uit eene geheel onbekende Landftreeke , 361. Szistove, Staatsdienaars van de Bemiddelende Mogenheden , en onder deezen van Haeften wegens onzen Staat derwaards afgevaardigd, 110. Aanvang der Onder handelingen, 11 ii Waar door vert-raagd , Aid. Toegeeven van de Turkfche zyde, 112. Berigtgeeving deswegen, 113, Oorfprong van deeze toeze toegeevenheid der Por. te, Aid. Belemmerende Voorflag van den Keizerlyken Gezant, 114. Handelingen deswegen, 115. Marren der Vredeshandelinge, 116. Hervat en voortgezet, 117. Wat dit ■werkbefpoedigt, Aid. De Vrede met veel plegtigheids getekend, 11 y. ^ < T. X homassen (J. H.) Burgemeester te Lochein in een Geldboete verweezen, 4r. Titsingh (G.) deelt een Stuk mede wegens hetherltel der Oost - Indifche Maatfchalpye, 86. Aanmerkin¬ gen daar op, 87. Diens oordeel over eene Bezending na de Indien, 91. Tripoli (Hoe het tusfchen onzen Staat en den Dei van) gefchaapen ftondt, 364. Tuuk (Van des) Kerkleeraar te Groningen, aangeklaagd wegens eenige gezegden ia eene Nieuwejaardags Pree^ ke, 263. Van die befchuldiging kwam niet, 270. TT- U" j Uitgeweekenen in Frankryk. Zie Frankryk. Utrecht, 7/ie Stick, hoe té dier Stede de Erfprins met zyne Gemalinne ontvangen wordt, 162. Herftel dei Hoogefchoole, 300. Zie van Geuns. V v- V ersluis (C.) wat mét hem in Zeeland over de Eedvordering te doen viei, 43. Veiracs (J, de) oordeel over de Geneezingen door het Dierlyk Magnetismus, zo men beweerde, voortge- _bïagf» 251. Visfers (Verzoekfchrift der Vlaardinger, Maasfiuizer en Zierikzeèfche) 68. Vlasbereiding hier te Lande, Bezwaaren deswegen ingediend, 71. Tegenvertoog, 72. Publikatie deswegen, 73- Vloot (Verflag der werkzaamheden van 's Lands) 65. Voltelen, wat die Hoog" leeraar over de Geneezingera  B T. A D W Y Z E R. gen door het Dierlyk Magnetismus aanmerkt, 253. Voorjaar (Vroegtydig) 102. Vrede tusfchen den Keizer en de Porte, 110. Zie verder Szistove. 1 tusfchen Rusland en de Porte , 120. Hoe belangryk voor onzen Staat, 123. W. Waasdorp (Twee Haag fche Kerkleeraars prediken by den Wapenfchouw te) 161. Water (Hoog) ten deezen Voorjaare op verfchéide plaatzen in den Lande, 365. Willem (Coenraad le Leu de) volgt W. Slicheb op als Voorzitter in den Hove van Holland, Zeeland en Friesland, 23. Wat 'er by diens aanftelling plaats greep, Aid. Willem de V. betrekt zyne Heerlykheid Borkulo, 161. Komt in Groningen, hoe ontvangen en onthaald, Woont de Landdag by, Aid. Welke nog onverefFende Gefchillen daar afgedaan worden, 275. Zie verder Groningen. Een en ander Magtbetoon hem op. gedraagen, 279. Komt in Drenthe, 283. Veranderingen daar in den Etftoel gemaakt, Aid. Door hem goedgekeurd, 287. Veranderingen, welRe hy in gevolge daar van maakt, Aid. Reis door Friesland, 289- Voordragt in Zeeland om den Stadhouder in een oud regt op gefirandé Goederen te herftellen, 295. Beiluit daartoe, Aid. Benoemt de Leden eener Bezendinge na Oost-Indien 331- Zeeland (Wat Staaten var) wegens de Eedvordering, in het geval van C. Versluis verklaaren, 44. Voor* flag van Goes, wegens het beroepen der Lteraaren, Aid. Staatsbefluit daar mede overeenkomftig, 46. Gevolgen daar van Ds. B. Bosch, 46. Zie verder B. Bosch. Wat ter Zeeuwfche Staatsvergaderinge voorviel, wegens het verrigtte van Gecommitteerde Raaden in de zaak van Ds. Bosch, 52. Derzelver bedryf door ecnigen gepreezen ; door anderen gelaakt, Aid. Afwyzcnd -Staatsbefluit op het ingediend Verzoekfchrift van het Collegium Qualificatum, 56. Veranderingen in het Publiek Gebed. 58. Een Werkfe getyteld De verdrukte Hollandfche Patriotten voor de Vierfchaar der Menschheid, door de Staaten verboden, 58 Maaken een byvoegzel op de Uitfchryving van de Dank- en Bededag deezes Jaars, 158, Lyfrente aan den Erfprins en diens Gemalinne befprooken, . iörj.Vreugdebedryven over het voltrekken dier EgtverbinteniifÊ, 292. Gefchil  BLADWYZER. fchil wegens de geftrande Goederen, 293. Voordragt om den Stadhouder in dat Regt te hurftellen, 295. Staatsbefluit daar toe, dld. Algemeen Reglement op de Dykadien en Polders in dit Gewest, 297. Zeeland (Staaten van) verklaaren in de voorgeftelde Ontbinding der West-Indü fche Maatfchappye niet te kunnèn berusten 348. Keuren het verlengen van het Octroy beter, 350. Wat zy byzonder aanvoeren we¬ gens Esfequsbo en Demerar} 357. Zeeland (Hoog Water in) en fchade daar door toegebragt, 367. Zoutkeeten, de Keetmeesteren in Holland en Zeeland leeveren een Verzoekfchrift in, 69. Zweeden (Bezwaaren in een Kaapreglement desKonings van) voor den Handel op de Oostzee, 66. Wat men daar omtrent te werk fielt, 67. Gunftige Uitflag, 68* BERICHT voor den BINDER. De Plaaten moeten tegen over de volgende Bladzyden ingevoegd worden. Portret van Jan dü Witt , . co3 Het afbranden van 's Lands Magazyn te A;nfterdam . . . . # .226 Portret van Guyot . . .4 . 2<52 van M. van Geuns . . qoo      VADERLANDSCHE HISTORIE. ACHT EN VEERTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDÊ NEDERLANDEN. Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egte Gedenkdukken zamengefteld. Met Plaaten» BEHELZENDE HET VERVOLG van den JAAKE 1789 EN i;£G. TEN ONMIDDELYKEN VERVOLGE VAN WAGENAAR'S VADERLANDSCHE HISTORIE. ACHT EN VEERTIGSTE DEEL. te AMS TE RDAM, by JQHANNES ALLART, D C C C.   VADERLANDSCHÊ HISTORIE, ACHT - EN - ZESTIGSTE BOÈK. inhoud, , Stofe van dit Boek. Het voleindigen der Heffinge van de vyf en twintig/ie Penning in Holland. Uitbanningen uit verfcheide Hollandfche Steden. Johannés Grypsqe leevert een Vcrzoekfchrift in. Op welke voorwaarde door den Stadhouder van flraf ontkeven. Publikatien te Leyden, en te Gouda, tegen Rustverftooringen. De Leeraars te Amjierdam gr last zich op den Dank- en Bededag tot geënt fiaatkundige gefchillen in te laaten. Wat men daar ter Stede den Boekverkooper Borchers aandeedt. Amflerdam door het Stadhouderlyk Gezin bezogt. Rotterdam met dit bezoek vereerd. Ongeluk aldaar, ter dier gelegenheid', het Admiraliteits Jacht overgekomen. Ds Oud-Raadpenfionaris Pieter van Bleiswvuflerft. Iets 'sMans Character betref ende. De Griffier Hendrik Fagel fierfL Iets over diefis Charaoter., Fbancois HeiMSTERöüJS overlydt. Wigéold s].fc;< r XXIV. Deel. A Lxviit. 3 dek  s VADERLANDSCHÊ Lxvni, boe k. overheden zynde , wordt door Coenravd le Leu .de Wilhf.m opgevolg i Amnestie in Gelderland afgekondigd Zonderlinge voorbehouding in dezelve voor de Regenten der 'Steden. Gevolgen daar van. Oorzaak dat 'er onder de Uitgezonderden geenen van Deutidiem gevonden worden. Wat een Vzrzo'kfchrift ten hunnen voordeele uitwerkte. Onder welke voorwaarden zy_ Genabetoon verkreegen. Hoe men zich omtrent den Kerkleeraar van Oosterwolde Egbert Willem Brink gedroeg. 'Hendrik van Renesse gebannen. Uitbanningen en Strafoefeningen in het Sticht. Het Gefchut en de Krygsbehoeftens door Hol-, land aan Utrecht verftiekt, wedergegeeven. — Overgang tot Overysfel.- Welk eene Bekentenis W. de Lille doet. . Hoedanig eene door de Zwolfche Regeering hem wordt afgevorderd. Opmerkenswaardig Antwoord van de L.ille, Eisck tegen Gerrit Jan j Pyman gedaan. Hy wil tot geen verzagten eisch verf aan. On ■ derfcheide lot van H. J. van Colmschate .en J. H. Thomassen. Vonnis over den Schipper Reinier Martens te Diventer. Handelwyze der Gilden te dier Stede. 1 Wat 'er in Zeeland met C. Versluis over de Eedvordering, te doen viel. Verfag van de Stad Goes omtrent 'het beroep der Kerklecraaren. Gevolgen daar van op den Leeraar Bernardus Bosch.. Deeze te Poortvliet beroepen zynde, wordt dat Beroep gefchorst. Werkzaamheden om dat Beroep te doen doorgaan. Gecommitteerde Raaden wraaken hetzelve.Pongingen ten tegendtele aangewend. VirzoekScliïift \en zynen voordeele. Wat deswegen ter Zeem-  HISTORIE. è Zeeuwfche Staatsvergadering voorviel, Afwyzcnd Staatsbefiuit Verandering in het Publiek Gebed. Verbod van zeker Werkje. In Friesland komen drie Kerkleeraars door onderfchepte Brieven in ongelegenheid als Eilco Alta. Wat Bernardus Acerius Snoek bejegende. Wat Dominicus van her Schaaf overkmam. Diens Ferzoekfchrift afgejlaagen. — Wat Stad en Lande, ah mede het Landfchap Drenthe byzonder opleeveren. — Aanftalte ter voltooijing van de Scheepsbergplaats in het Nieuwe Diep. Werkzaamheden van V Lands Oorlog fchepen. Bezwaar en voor den Handd in een Kaapreglenient des Konings van Zweeden. Wat men des van de zyde deezes Lands te werk fielt. Gunftige uitfiag. Verzoekfcktiften der Vlaardinger Visfcher's. Ferzoekfchrift der Zeeuwfche en Hollandfche Keetmeesteren. Bezwaaren omtrent de Vlasbereiding hier te Lande. Publikatie deswegen ontworpen. Vertoog tegen die Publikatie ingediend. Overweegingen wegens den ftaat dtr Oost -Indifche Maatfchappye. Toeziende Heeren door den Prins voor gefield. Op welke voorwaarden zy die post aanneemen, Vootlo pig Verflag dóór hun uitgebragt. Een Stuk tot deeze zaak betreklyk, van Hoofddeslhehbers, door G. Titsïngh opgefield Jngediend. Aanmerkingen daar op. Verfchillende gcnêlètd over de middelen tot Herftel. Eene Bezending na de Indien aangeraaden. Hoe door Tixsingh beantwoord. Eene Geldheffing aan de Oost-Indifche Maatfchappy toegefiaan. Eene Militaire Commifie komt op Batavia. Bedenkingen oyer het verminderen der onkosten Lxvrn. boek.  4 VADERLANDSCHÊ LXVIII. BOEK. I790. Stoffe van dieSoek, aan de Kaap de Goede Hoop. De West-fa' difche Maatfckappy neigt ten val Gefieldheid in Surinaume Vroegtydig Foorjaar. Hoog Zeewater in de Winter. Zwaare Mist. Voorzorgen tegen ongelukken, by zwaare Mist, te Amfierdam en te Haarlem gedraagen. JNlaar gelange wy ons verder verwydererë van het Tydperk der Omwentelinge, neemen de lotgevallen en gebeurtenisfen, in de byzondere Gewesten, Steden en Plaatfen, die eigenaartige ftoffe aan de Gefchiedpenne verfchaffen, in menigte af. Te deezer oorzaake zullen wy, in den omvang van één enkel Boek, alles van dien aart, in het tydsverloop van één Jaar voorgevallen, zeer gemaklyk kunnen vervatten; en dit Boek zal, zonder tot eene overmaatige dikte te zwellen, teffens kunnen behelzen eenige Gebeurtenisfen, den Vaderlande in 't algemeen betreffende, van zulk eenen aart, das ze niet welvoeglyk in de Staatsgebeurtenisfen deezes Jaars, in ons voorigBoek, begreepen, konden vermeld worden. Tot het een en ander beftemmen wy het Boek, 't geen wy met. Holland aanvangen. ■ Met Holland, dat zich zo voorlyk aanftelde in alles, wat ter vestiging en uitbreiding van de thans vastgeftelde Regeeringsvorm dienstbaar kon weezen. Hier toe ftrekken, behalven 't geen wy des optekenden in het beloop der Algemeene Staatsverrigfingen, vee>  HISTORIE. 5 veele dit Gewest alleen raakende byzonderheden. De Heffing van de vyf en twintigfte Penning, in den Jaare mdcclxxxviii, in Holland uitgefchreeven , was met Sprokkelmaand deezes Jaars geëindigd, en maakte men fchikking op de fplitzing of zamen voeging der opgebragte Penningen (*). Alle mogelyke voorzorgen waren 'er door Gecommitteerde Raaden gedraagen om het beloop daar van, als mede van de Uitgaven , diep geheim te houden (f). Eenige der in 't oog loopendfte Posten, waar toe die Gelden befteed zyn, werden genoegzaam bekend » andere gegist, en, met eene meerdere of mindere maate van waarfchynlykheid, opgegeeven. Wy hebben, de Uitfchryving dier Geldheffinge vermeldende, des het een en ander in 't midden gebragt, noodloos te herhaalen (§). Nieuwe ontdekkingen , meerder bepaalingen deswegen, gegrond op in de Gefchiedems duchtige bewysftukken, zyn ons zedert niet te vooren gekomen. De Uitbanningen ten eeuwigen dage uit Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht, met' verwyzing in de Regtskosten, van Perfoo j nen, in de jongfte Staats- en Stads-onlus ten betrokken, hielden nog niet op. Dee-j ze troffen Johannes Sanders van Delft;1 Pau- C) W. Neder!. Jaarb. 1790. bl. 197. Ct) R« L- Bouwens aan zyue Committenten fel- 250. (§) Zie onze Vadert. Hift. XX. D, bl. 335. 32$, A 3 Lxvnr. boek. I790. 't Voleindigen der vyf en twintigden Penning. Uitban* lingen lit verclieide Volland* che Stelen,  6 VADERLANDSCHÊ LXVIH. BOEK. I70O. J. Gryp soe leevert eet: Verzoek 'fchriftin Paulus Gevers , Huibert Leemput ,. Pieter Caarten en Joannes Penning Abz. ailen uit Rotterdam; Willem Jacobus Kloek van Alkmaar. De Stad Hoorn, leeverde mede vier Ballingen op, Klaas Breedaart Pz , Joannes van Krimpen, Paulus, Bell en Jan van de Poll in Monnikendam Kof dit lot Dirk Claus (*). , Staaken by zo veele Strafvonnisfen, over de Patriotten uitgefprooken, fi-erk af, zo veele Gunst- en Genabetooningen, als uit kragte der. verleende. Amnestie, aan de Oranjeyveraaren, van tyd tot tyd, gefchonken werdenzeer in 't ooge; als mede de.genaen gunstbetooning aan het uityaagzél de$ Agterkloosterste Rotterdam, Ka at Mossel , gelchonken, nog yerbaazender zag men, ten deezen Jaare op, wegens het niet in agt neemen der éénigfte uitzondering op het Plakaat van Amnestie voor de Oranjeyveraaren gemaakt, ., dat, naamlyk, de „ fchuldigen aan Moord, Roof, Diefftal, 9, Falfiteiten en andere Misdaaden , niet tot „ Oproer behoorende, door dat Plakaat 3, niet bevryd zouden weèzen van hunne „ ftraffen, fchoon zy, onder voorwendzd van zugt voor de goede zaak, mogten „ misdreeven hebben." Deeze alzins billyke uitzondering , op voordragt van leyden gemaakt, moest in die eigenfte Stad gefchonden worden op eene wyze, die gce- (*) N. Nederï. Jaarb. 1790. bl. 197. CD Zie ouze fa&rh Hi(ls XX. D. bh 470.  HISTORIE. 7 ne goedkeuring kon, maar aller gevoelige afkeuring moest wegdraagen. Johannes Gb ypsoe, die zyne Juffrouw Catharina Taan , Weduwe van Gillis Christiaan van der Meulen, van eenen toeleg op het leeven des Stadhouders befchuldigd, en in die betichting eene zynerMededienstbaaren ingewikkeld, en van de valschheid dier betichtinge overtuigd, het welverdiend Vonnis van Geesfeling en Brandmerk, met den ftrop om den hals, ondergaan hadt, en voor den tyd van dertig Jaaren uit Holland en Westfriesland Zeeland en Utrecht gebannen was (*) — deeze Onverlaat hadt de onbefchaamdheid om by den Stadhouder een Verzoekfchrift om Vergiffenisfe in te leeveren. In 't zelve liet men dien Snooden deeze taal voeren; ,, dat voor hem „ geen ander middel overbleef dan tot de be„ kende Goedertierenheid van zyne Hoog„ heid toevlugt te neemen; dat hy thans al„ leen zou aanvoeren, dat, wanneer zelfs de „ zaak uit dat oogpunt befchouwd werd, „ dat de Befcliuldiging tegen hem, door „ zyne Bekentenis, volledig gèregtvaar„ digd was, het dan nog zekerbleef, dat ,, een. nut te veel drifts doorgezette yver tot voor/land van die Party, voor welke hy zo veel yvers betoonde, hem tot dat exces ver* ü voe'rd hadt; en dat . gelyk omtrent byna „ alle anderen, die door dien zelfden yver „ eenige Buitenfpoorigheden begaan hadis den, (*) Wy hebib'èn van dit geval Ir ee d ge waagd in onz^ Vadert. Hifi. VUI. D. bl. 284 enz. A 4 LXV1II. boek. I79O.  8 VADERLANDSCHÊ Lxvin. Soek. 1790. Op welke voorwaardenvan ftraf bntheeven. » den, de Souverain zelfs Gratie betoond „ hadt, hy ook alzo vertrouwde, de Goeder„ tierenheid van zyne Hoogheid te mogen „ inroepen, en te verzoeken Brieven van „ Pardon, of zodanige andere Gratie als „ zyne 'Doorl. Hoogheid gepast zou mo„ gen oordeelen." Een zo onbefchaamd verzoek eens volftrekt eerloozen, eens volflaagen booswigts, die, hoe zeer ook anderen mogten voorwenden , uit yver voor den Stadhouder en diens Huis, misdaaden gepleegd te hebben, egter nimmer kon zeggen, door dien zelfden yver gedreeven, eenen nooit gemaakten aanflag te hebben verzonnen, en bekend gemaakt; maar wiens Misdryf middag klaar een zugt aanduidde, om daar door voor zich zeiven Fortuin, 'en teffens zyne valsch befchuldigde Meësterésfe ongelukkig te maaken — kon ingang vinden by zyne Hoogheid. Zo ver wist deeze die fchreeuwende zaak te brengén, dat de Staaten, deswegen berigt van den toenmaaligen Leydfpfon. Hoofdofficier van Heusden gevraagd . den Prefident en Raaden des Hofs van Holland, Zeeland en Friesland'daar over geraadpleegd, en het goedvinden des Stadhouders des gevraagd hebbende, aan deezen Gunst- en Gena-verzoeker ,, verleenden, „ Kwytfchelding van den overigen tyd van „ het tegen hem 'geflaagen 'Vonnis eenei: dertigjaarige Gevangenisfe; met Herroe,» „ ping van den Ban , waar toe hy veroor¥, deeld wa,s," —- alleen met die kleine |epaaHt)g,: „ pro zicüa„ zyn leeven lang gtj-  HISTORIE. 9 p duurende, te onthouden buiten het ., Grondgebied der Stad Leyden,exi dat van „ Rhynland." Deeze Brief van Gratie droeg den naam L. P. van de Spiegel , en het Onderfchrift, ,, By de Staaten van Holland en Weufrieslandter Relatie van „ zyne Hoogheid, Erfftadhouder , Erfgoua, verneur, Erfcapitein Generaal en Ad„ miraal der voorfchreeve Landen. Ter „ Ordonnantie van dezelve getekend T. ,, J. de Larry (*■):" In eene Stad, waar eenen volftrekten Onverlaat zulk een Gunstbetoon bejegende , waar de menigte des flegten Volks zeer groot is, waar diens Ongeregeldheid zo dikmaals de Burgerrust, op eene ontzettende wyze, ftoorde, zullen wy ons niet bevreemden , nog in dit Jaar, eene Stedelyke Afkondiging te hooren, in welke die van den Geregte, by den aanhef, verklaarden, „ met de uiterfte verontwaardiging yerno„ men te hebben, dat veele Kinderen van „ Burgers en Ingezetenen, waar onder ., zelfs de zodanigen, van wier meer dan „ kinderlyke Jaaren men niets dergelyks „ zou verwagten, zich niet ontzagen, om , „ zedert eenigen tyd, onder het voorwend„ zei van met elkander te fpeelen, in groo- ten getale zamen te rotten, en als dan „ allerlei onordentelykheden op ftraat en „ aan de huizen der goede Burgeren en „ In- (*) Het Verzoekfchrift en de Brief v«n Gratie iyn beide geheel voor h«nden in de N, Nederj* Jaarb, 1790. bl. 200—204. A 5 Lxviir. boek. 1790. Publikatien te Leyden en Goutfa tegen rustverftooringen.  io VADERLANDSCHÊ LXVIJI. BOEK, „ Inwoortderen der Stad te pleegen, zo „ door de Lieden, welken zy ontmoeten, „ met woorden en daaden te befpotten/.na „ te roepen, en te fcheld'en, ja ook wei „ zomtyds tot daadlykheden, vooral om-, ,, trent onweerbaare Vrouwsperfbonen te ,i komen, als ook, en vooral des Zondags, „. zelfs mede geduurende den Predikdienst, op de deuren en veöjïers met voeten te „ loopen, en met fteenen te ftooten, of te „ gooijen: alle daadèrt ftrekkende tot ver,j, ftooring der algemeene rust en veiligheid binnen deeze Stad." —— De bedryven hier opgenoemd, en by de klagten over de Lieden van hooger Jaaren, nog vermeer■derd, door het „ bevuilen der deuren en „ venfters" met het tydsgewrichte vergeleeken, wyzen genoegzaam uit, welk eene. Party onder de heffe des Volks dusdanige rustverltooringen pleegde: terwyl de Stafbedreigingen van zulk eenen aart waren, dat ze duidelyk eenig ontzien der Moeitemaakeren inhielden: immers mo.:sïen de Heeren Raaden en Thefauriers der Gebuurten, wanneer één of meerder der Gebuuren hun deswegen klagtig vielen, die Kinderen ernllig vermaanen van elkander te gaan, en de onwilligen, om aan dit bevel te voldoen, terftond aan een der Onderfchouten of üienaaren des Geregts aan brengen, die ook last krëegen om zodanige Kinderen uit elkander te doen gaan, en, des noods, de. onwilligen te vatten. De oudere van dagen, werden bedreigd, voor de èerftè reize daar op betrapt wordende, dïii dagen 't zy on-  HISTORIE. ii onder het Raadhuis, 't zy op •• V Graveftein gebragt., en ten hunnen koste, op water en brood gezet te worden; tervvyl zy, by eene herhaalde betrapping, voor zekeren by Schepenen te be.paalen tyd, op'sGraveftein zouden vastgezet worden, om als dan met eigen handen arbeid de kost te winnen. Deeze Afkondiging fchynt, egter, op dit ftraatgeweld pleegend Gepeupel zo. veel invloeds gehad te hebben, dat de Burgers van die onaangenaamheden, welke* zommigen jzjch niet altoos tot de Patriotten bepaalden, voortaan meer bevryd blee- ven (*> ï 1 Het onrustig Gouda gaf den Regenten ten deezen Jaare op nieuw ftofïe om voorziening te gebruiken tegen ongeregeldheden van menigerlei aart (f). Wyslyk droegen Burgemeesters van Amfier dam zorge, om uitdruklyk den Kerklee-' raaren, vóór den ten deezen Jaare te houden Dank- en Bededag, te laaten aanzeggen,; om zich, op denzei ven, in geene politieke , of ftaatkundige aanmerkingen, die naar i eenige Partydigheid zouden kunnen zwee- ] men, noch vóór deeze of geene Party, noch \ tegen-dezelve in té laaten. Een vermaan Sf 't welk fchynt opgevolgd te zyn; althans i van geene overtreeding vinden wyeenig' fpoor. De eene Party ook hadt alle reden,1 om een voorzigtig zwygen in agt te neemen, en fchoon de andere zich verzekerd kon hou- (*) De geheele zonderlings Publikatie is voorhanden in d A7. Wderl. Jaarb. 1799. bl. 2400enz. (t) N. Nederl, Jaarb. 1799. bl. 137. LXV1/11 O ER. I790. De Lee- aars te dmflerlam geast zich >p den Jank- en 5ede !ag ot t'een taatku;:ipe peilen1 te laa:n.  ia VADERLANDSCHÊ 3&VM. BOEK. I790. Wat men 'er de Boekverkooper BORCHERS aandeed. O 7.ie onze Vadert. Hifl. XXfll. D. bl. (t) D't was getyteld, Het vrolyke Keesje in de. Verdrukking, houden, dat zy de grootfte behoedzaamheid niet behoefde te gebruiken, was dus een vermaan, egter een teugel om niet in dollen yver voort te hollen, en eene taal uit te liaan, waar toe niet weinigen ten dezen dage, mogelyk zouden hebben vermeend volle vryheid te hebben. Steeds was men te deezer Stede waakzaam op de Drukpersiè en de Boekwinkels. Men liet, gelyk wy vermeld hebben niet af, van tyd tyd, Schriften in 't licht te geeven, gerigt tegen het Stadhouderlyk Huis, en het tegenswoordig Beduur. Het eigenfte Stukje 't geen den Leyd/chen Hoofdofficier van Heusden gelegenheid gaf tot een' zonderlingen voordragt (*), nevens nog een ander (f), deedt den Amfterdamfchen Hoofdofficier Backer ,te weeten gekomen, dat ze by den Boekverkooper A. Borchers te bekomen waren, dezelve langs eenen omweg, uit diens Winkel haaien. Daarop begaf hy zich, met het volle Gêregt, der waards, liet Borchers in deboeijen brengen, en maakte zich meester van diens Winkel en Schryf boeken. Zints den twintigften van Louwmaand tot half Lentemaand deezes Jaars zat Borchers in de boeijen. Een zogenaamde Schuldbekentenis diens Boekhandelaars, die zeker veel van dit flag van Schriften onder den man hielp, afgedwongen hebbende, werd  HISTORIE. 13 hy, als een misdaadiger van de ergfte foort, na de befpottingen van twee Onderschouten ondergaan te hebben, met de handen op de rug na het Rasphuis gebragt, waar hy, tien maanden lang, grooter hardigheden dan andere Gevangenen ondergaan moest. De eisch tegen hem was niet minder dan, om op het fchavot eerst te pronk te ftaan, daar op gegeesfeld, en vervolgens gebannen te worden. Met een Banvonnis voor tien jaaren kwam hy 'er af, en deedt naderhand vergeeffchen aanzoek om wedergave van het hem ontnomene. Alleen zyne Winkel- of Schuldboeken kreeg hy weder (*). Ten deezen Jaare werd, in Wynmaand, de Amflelftad bezogt door het Erfftadhou- < derlyk Gezin, vergezeld door den Land-! graaf van Hessen, de Prinsfen van Nas- j sau Weilburg en Nassau Usingen , en 1 verfcheide andere aanzieniyke Peifoonen. ' Onthaalen, Bezigtigingen en Begroetingen maakten het hoofdbedryf deezes Bezoeks uit. In de wederreize na 'sGravenhaage hieldt het gezelfehap het Middagmaal in den (*) Dé Boekverkooper Borchers heeft, in den Jaare 1797, een Stukje uitgegeeven onder denTytel Het beitig Regt verkragt door Boosdoenders, rf'kort en zaaklyk Verbaal der onregtvaardige Procedures inden Jaare 1790 gebonden door den tocnmaalige» Hoofdofficier C. W. Backer, mitsgaders Schepenen der Stad /Jmfterdam, tegen Albrecht Borchers, %/erryk met Authentieke Stukken. Lxvirt boek, I790i AmfierJam dooï t Stadloudefyk Ge;in be:ogt.  14 VADERLANDSCHÊ LXVIII B o e li. I79O. Rotterdam desgelyks.Ongeluk daar aan een AdmiraliteitsJacht overgekomen. De Oud RaadJienGonaris van den Haarlemmer Hout, op de Lustplaats van den Heer Hope •(*).: •Weinig dagen vroeger hadt dit'zelfde aonzienlyk Gezelfchap een keer na Rotterdam gedaan, waar 't zelve het te water loopen van een Oorlogfchip gezien hebbende , door de Gecommitteerde Raaden ter' Admiraliteit op de Maaze, in het nieuw gebouwd Admir'aliteits Huis, ten maaltyd onthaald werd. —— Naa dat die Stoet 'sLands Werf veriariten hadt,, en in de Schouwburg den avond fleet, hoorde men in de Stad een' (lag, die in zwaarte al het fchieten van dien dag verr-e overtrof.Dit deedt een ongeluk vermoeden. Welhaast veranderde dit 'vermoeden in de droeve zekerheid, dat een der Adrriiraliteits Jachten, 't welk nevens andere Schepen, dien dag lustig"gefchooten hadt, de ramp' v/as overgekomen van gedeeltelyk in de lugt te fpringen. Welk toeval dit ongeluk veroorzaakte, werd niet ontdekt; doch de Zoon des Schippers, benevens een Matroos hadt 'er het leeven by verloóren, een ander Matroos was zwaar gekwetst (f). Van 't Staatstooneel in Holland was reeds in den Jaare ftiDCcr,xxxvii afgetreeden de Raadpenfionaris Pietervan üleis- wyic (*) De Jaar^oekfchryvc-r is, naar gewoonte, breed in het vermelden deezer Onthaaien. Wie des herige begeert kan dit Werk rar.dpleegen bl. 2276 erizt voor 't Jaar 1790. (t) N* Ncderl. Jaarb. 1790, bi. 2281 enz. -  HISTORIE. 15 WVK- (*), en verliet hy het tooneel deezer Wereld op den negen en twintigften van Oogstmaand deezes Jaars, aan de gevolgen eener waterzugt, in den ouderdom van zes en zestig Jaaren. Wy hebben dien Heer, in den loop onzer Gefchiedenisfe, leeren kennen als een Man, wiens geheele gedrag, ftaande de Staatsbeweegenisfen, veeier aandagt trok; doch ongelchikt was om hem den lof te doen verwerven van een Staatsman, zo opregt^ als lchrander; algemeen vertrouwen kon hy niet wegdraagen, nu tot de eene, dan tot de andere Party zwenkende. — Die hem van mby gekend, en met hem, ftaande zyne hooge Staatsbedieningen , gemeenzaam verkeerd hebben, verzekerden ons te meermaalen, dat hy, in eene grooter maate dan men zelfs in een Staatsman kan gedoogen, agterhoudend was, en eene openhartigheid derfde,die doorgaans braave Characters vergezelt en verciert. Onder de Staatsbedryven, welke hem by de Volksparty, foms door hem voorgeftaan, verdagt en gehaat maakten, was het eerst vermoed, en vervolgens be weezen-aandeel, 't geen hy hadt in de veel gerugts maakende Acte van Confulentfchap den Veldmaarfchalk Hertog van Brunswyk bezorgd (f). Aan deezen zo veel invloeds hebbenden Man 3 was van (*) Zie onze VadeH. Tli/i. XX. D. bl. 304. en we;ens diens aanftelling onze Vadert. Hifi. ten oniniddehken Vervolge op Wagenaar XXIV. D. bl. aS.^ enz. (tj Men flan hier over na onze 1'aicrl. Hifi. VIIJ. D. bl. 11-. en verge yke het daar opgetekende LXVI1L boek. 1790. Bleis- wyk fterfc. Jets zya Character betreffende»  i6 VADERLANDSCHÊ boek. 1790. , '. 1 ! van Bleiswyk, nog Penfionaris te Delft j goeddeels zyne vorderingen in de Staatkundige loopbaane verfchuldigd, en bewees hert' hen wederkeerigen, by veelen, en met •egt zo gehaaten dienst; Intusfehen heulde iy, ftaande eenigen tyd, met de Party, lie de Regeering in onzen Staat zogt te lervormen, „ en die," mogen wy op het leggen van Mandrillon afgaan, zeker de fchaal ten haaren voordeele zou „ hebben zien overflaan , zonder de (, Trouwloosheid van den Raadpenfiona„ ris van Bleiswyk, die beloofd hadt „ zich na Am/Ierdam te zullen begee„ ven, om 'er de Staatsvergadering te'hou„ den. Hy kwam niet, en alles verander,, de van gedaante (*)." Dat hy egter ïlthans den fchyn maakte, om zich derwaards te willen vervoegen gaat vast, inrlien het berigt waarheid behelst, hoe hy, n het tydftip der Omwentelinge, toen veeen uit de Hollandfche Staatsvergadering 's Gravenhaage verlieten, ook druk bezig geweest zou hebben met oppakken, en dat Staaten van Holland, bekommerd, dat hy, met de Zegels na Amflerdam mogt vertrekken , hem door vier Staatenbodens deeden bewaarert (f). Men vergelyke hier Bleis- Gelyk zyn Genacht (f), van oude tyden her, de Stadhouder aankleefde, toonde hy zich ook diens Huwe ilerk toegedaan. By Je verheffing van Willem den IV. was hy een der benoemde Staatsleden, om deezen het Diploma zyner Aanftellinge tot Erf-Capitein en Erf-Admiraal der Unie te overhandigen, en deelde diep in diens eer- en gunstbetooningen. Dit hield ftand onder de Gouvername Anna. Het volduurde onder Willem dem V. Ten dage van diens Stadhouders vernedering, by het woelen der Staatsonlusten, wist hy, fchoon ftandvastig aan'sPrinfen belangen verknogt, door zyne bekwaamheid, en zich in zyn post noodzaaklyk gemaakt hebbende, ftaande te blyven. Onmiddelyk naa de aanhouding der Prinfesfe ontving hy van daar een Brief, die ontmoeting betreffende, om hun Hoog Mogenden des te verwittigen (§). Alzins zich (*) Zie wegens diens aanftelling Wagenaars Vaderl Hifi. X.X.D.bl. 475. (_f ^1 Men raadpleege om veel van dit in Staatsbewind veelvuldig diensibaar Gedacht by een te vinden J. Kok Vaderlandse^ Woordenboek XV. D. bl. 16 enz. (§) Zie oaae Vaderl, Hifi. XV. D. b!. 3°»  HISTORIE. zich yveng ten voorftande van dat Huis betoonende, viel het hem gemaklyk, om, wanneer zyn Zoon Francois Fa gel , hem als Griffier toegevoegd, vroegtydig overleden was, zyn Kleinzoon en Naamgenoot als tweede Griffier (*; aangefteld te zien, welke hem thans ook opvolgde. Schoon zommigen den overleeden Griffier van Amptsbejag, zo uit hoofde van dit laatfte bedryf, als van andere, befchuldigen, en op hem, als mede op zyn Geilacht, het bekende zeggen toepasfen Nemo gratis malus est (f), gaat hem anderzints de lof naa van onvermoeide werkzaamheid, braafheid en eerlykheid. Van de eerstgemelde hoedanigheid hebben wy nog onlang een treffend blyk ontmoet (§). Veel° zeer veel. deedt hy, naa de Omwenteling, om het Gezag van het Oranjehuis te vestigen ; bovenal was hy onvermoeid in het bewerken der Veibintenisfe met Engeland , en (*) Zie onze Vaderl. Hifi. XX. D. bl. 96. (t) Aiemandis ondeugend of by heefteer belang bi, >IX ™e 0,,Ze yaderL Hifi- XXI1'- D- bl. 307. f ) Reeds het een en ander van de zamenwerkmg etniger Staatslieden tot dat einde, hebben w* vermeld, zie onze Vaderl. Hifi. XX. D. bl. 17,318, 319. Ter toelichting van het Character des Griffiers UAGELtande vozendebyzonderheld, de Vorbintenit met Engeland betreffende, dienen. De jonge Griffier fACEL fchreef. „ Met het hernieuwen onzer oude „ Verbindrenisfen met Engeland fchynt het, da: „ net oude Politiek Systhema ook moest herboo- ren worden, en dat wy met Engeland die ver. » trouwelyke Vriendfchap behoorden aan te gaan, „ welke eertyds tusfehen 't ?e!ve en o^-s be„ «ondt. — Maar dit fchynt nog niet geheel het B 3 Sys- LXVIII. BOEK. molm over diens Character.  ao VADERLANDSCHÊ LXV11I, H oek 1790. en den Raadpenfionaris van de Spie gei, zodanige maatregelen voor oogen te houden en in te boezemen, als eene veeljaarige ondervinding hem geleeraard hadt meest dienstbaar te weezen voor de belangen van het Huis van Oranje, waar mede hy oordeelde dat 's Lands belangen moesten ftaan of vallen. Hoe ver deeze beiden daar in over- „ Systhema van den Penfionnris van de Spiegel te ,, zyn. Tot hier toe komt het^enkbeeld nog niet by hem op, dat Engeland, vereenigd met de ,, Republiek, de concert moeten te werk gaan ia ,, alle zaaken, die de Scheepvaart en de Marine be„ treffen; en het fchynt dat het oude Systhema van de Zeemogendheden, die, om zo te fpreeken, als het hoogfte Gerichtshof uitfpraak deeden , in zaaken den Handel en Scheepvaart bstrcffsnde, thans niet meer in de moode is. — Eene zaak aanmerkelyk genoeg, is deeze,dat de Prins „ nimmer de nuttigheid, om niet te zeggen de noodzaaklykheid, van eene naauwe Alliantie tusfchen Engeland en de Republiek, begreepen „ heeft. Wanneer myn Grootvader hem zeide» dat deeze Alliantie eene Natuurlyke Alliantie „ was, antwoordde hy altoos, Ik ken geene Na„ tuurlyke Alliantie; waar op myn Grootvader, „ meer dan eens, ingebragt heeft, Niemand egter behoorde ze be 'er te weeten dan je Hoogheid!'''' — De jonge Griffier, geheel in de begrippen zyns Grootvaders treedende, voegt 'er dit affchryvens* waardige nevens; „ in de d*ad Is het Stadhouder„ fchap erflyk in het Huis van Oranje, de wanke„ lendfte en onzekerfte zaak ter wereld, zonder „ Enpeland en deszelfs onderlteunin?. Maar de „ groote beweegreden van den Prins is, dat de „ politieke verwandfchappen en betrekkingen kun,, nen veranderen, en dat bygevolge de beweegredenen, die zulke of zodanige Alliantien heb,, ben doen fluiten, kunnen ophouden. — Maar dis zou nooit hst geval zyn tusfchen Engeland %, en  HISTORIE. ar cvereenftemden, behoeft naauwlyks vermeld te worden; noch ook, hoe die twee aanzienlyke Amptenaaren van Staat, met den anderen zamenftemmende,. het beheer der zaaken goeddeels in handen hadden. Bekend immers is het, dat de Griffier der Algemeene Staaten en de Raadpenfionaris van Holland, de twee groote fpillen zyn,op welke het rad van Staat draait. De Raadpenfionaris van het laatstgemelde vermogendfte Gewest, benevens andere Afgevaardigden van 't zelve, de Vergaderingen der AJgemeene Staaten fteeds bywoonende, mag gezegd worden niet alleen de zaaken van dit Gewest goeddeels te beheeren; maar ook die der zamenverbondene Provinciën; terwyl hy ook, in zyne hoedanigheid, veele gefprekken en onderhandelingen heeft met de Gezanten der vreemde Mogenheden. En wordt, uit dien hoofde, buiten 'sLands, Holland doorgaans niet alleen voor de geheele Republiek; maar ook de Raadpenfionaris van Holland, voor den eerfien Staatsdienaar van alle de Gewesten gehouden. Die Amprenaaren van Staat, beiden aan den Stadhouder verknogt, maaken met deezen „ en ons, indien de zaaken goed gingen. Het „ fchynt dat onze Verbintenis zo naauw behoor„ de te zyn, dat wy oogfchynlyk maar ééne en „ dezelfde Mogendheid uitmaakten!" R.L. Bouwens aan zyne Committenten bl. 157. 158. Men zie terugge op bl. 148 enz. om te verneemen hoe de oude Fagel en van de Spiegel over de toen aan te gaane Veibintenisfen met Engeland en JPrmsfen fpraaken. B 3 LXVHl BOEK» I7QO.  ¥« V ADERL AND;S CHE LXVIII. boek. F. Hem STER HUIS fterft. W. Sli- cher flerft,ei wordt door C. le Leu be Wil hem opgevolgd. zen een Driemanfchap uit van eenen overheerfchenden invloed op de Staatsbelangen, zo binnen als buitenslands, en draagt het Tydp:rk, 't welk wy thans befchryven, van deeze waarheid blyk by blyk — De overledene Griffier werd in ftilte bygezet op de Begraafplaats Ter Navolging by Sde~ veningen. Een Vriend van den ouden Griffier en diens Geflacht, Francois Hemste 1* huis , Zoon van den grooren en wydveimaarden Letterkundigen Tiberius Hemsterhuis , oudfte Gommis der Secretarye van den Raad van Staaten, zag in Hooimaad deezes Jaars in ^sGravenhaage zyn laatften dag. Wy vermelden hem: dewyl hy zyn Geleerdheid en Vernuft, op eene ongewoone ■wyze voor eenen Hollander, aan den dag gelegd heeft, door eenige Werkjes, in cierlyk Fransch te fchryven, zommigen in den fmaak der Gefprekken van Plato, wiens Leertrant hy zogt na te volgen. Alleen ter uitdeeling aan zyne Vrienden liet hy ze cierlyk drukken, met Vignetten, door eigen hand gegraveerd,- verrykt (*). De Mag des doods trof in Wynmaand nog een oud Staatsman, die zes en ze: ventig jaaren bereikt hebbende, overleedt, Mr. Wigbold Slicher, Voorzitter in den Edelen Hove van Holland, Zeeland en Friesland, Gewoon Raad zints den Jaare mdccxlv en tot Voorzitter aan- ge- O Men vindt zyne Werkjes opgeteld ja de N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 1851.  HISTORIE. f^3 gefield in den Jaare mdcclxv, als Raadsheer was hy zyn Groocvader opgevolgd, die deeze post, zedert mdgclxxxvii, bekleed hadt. Hun Ed. Gr. Mogenden fielden, op de vertdedng d. s M« .'.houders, tot Voorzitter aan Coenraad jjk Leu de Wil hem . wiens li- atlyke inleiding tot die E repost in Winteimaand deezes Jaars met di woone plechtigheden, by zodanig eene gelegenheid gebruikelyk, gefchiedde. Twee aan -ie^lykeCommisfien waren hier toe beftVmd. Uit Staaten van Holland eene b-kleed door de Ridders Jr. Willem Icdrwvk Baron van Wadenaar He r van Siarrenburg; Jr. Francois C( jRNELIS van Aarsen He- ï van Spykj Mr Barthout van Slingelandt . Pryheer van Slingeland en Goodfchalhoord Oud-raad en Oud-burgemeester van Dordrecht: Mr. matthys Straalman Heer van Duyst, Burgemeester van Amfterdam; Mr. Jaco en twee uit de Neder-Betuwe. Zonderling was eene voorbehouding der Magiftraaten van de Steden Zutphen en Am hem, „om aan die geen en van hunne Bur„ gers of Ingezetenen, welke onder der „ Sraaten Amnestie mede mogten begree- pen zyn, en hun Burgerfchap verwerkt „ hadden, 't zelve Burgerfchap, onver „ minderd de aan hun verleende Amnes„ tie, al of niet te kunnen te rug gee„ ven (*)." Eene vergunning, die wei fpeciaal, gelyk 'er uitgedrukt ftaat, voorbehouden was door de Magiftraaten der twee gemelde Steden, dan waar op de andere gelyke aanfpraak maakten. Zulks hadt ten natuurlyken gevolge, dat het al of niet begrypen in de reeds zo bepaalde Amnestie , niet afhing van der Staaten oordeel; maar van elke Stadsregeering, of Luitenant Stadhouder, dien men in de meeste Gelder fche Steden vondt, voor zo verre het de Burgers dier Steden betrof. ■ Van hier die vreemde ongelykheid ten aanziene der Burgeren van verfchillende Steden, die of in dc Kwytfchelding begreepen, of 'er van uitgemonfterd wierden Van hier, dat geen gering getal Burgers, wier daaden, volgens de letter der (*) De geheeie Amnestie, den zesden van Mey ^egeevc-n, is voorhanden in de Ferzamel. by ut Chalmot XXV. D. bl. 3.0. B 5 LXVIIt BOEK. I790Zonderlingevoorhehoudingin dezelve voor de Regenten ia de Steden. Gevolgen daaf van.  só" VADERLANDSCHÊ LXVIH. b oe k. I790, der Amnestie, 'er toe behoorden, des verftooken werden door by de Regenten in perfoonlyken haat te ftaan. Onder deezen bevonden zich Perfoonen, welker tyd van Banvonnis toen reeds verftreeken was, en gevolglyk met de Amnestie niets te maaken hadden. De Elburgfche Burgemeester van Spaan, den last zyner Stad tot uitfluiting van zommige Perfoonen, in het Kwartier uitbrengende, maakte geene zwarigheid , om, hoe zeer ook gehegt aan de thans heerfchende Staatsbegrippen, uit eigen beweeging, voor zich zeiven \ te betuigen, dat 'er geen redenen tot Uitfluiting dier Lieden zich opdeeden; dewyl dezelve door zyne Mederegenten, alleen uit perfoonlyken haat, gefchied was. Dan zyn verzoek by hun Ed. Mog. dat men 'er, te dier oorzaake, geenagt op zou willen liaan, was een vergeefsch poogen, om de onfchuld van den wrok der partyfchappe niet illeen, maar ook van perfoonlyke veete te bevryden. Te deezer oorzaake ftrekte dit nieuwe Plakaat van Vergiffenisfe, ten grondflage voor nieuwe Vervolgingen en een altoosduurende Ballingfchap, zelfs van de zodanigen, die de hun opgelegde ftraf reeds geheel of gedeeltlyk geleden, of geen regterlyk Vonnis, hoe genaamd, ontvangen, hadden. Want tegen éénen enkelen Ingezeten, die, uit hoofde van de verleende Amnestie, zich van de Vervolgingen .des Hofs, of der Stedelyke Regtbanken, ontheeven zag, werden 'er misfchien tien anderen door deeze  HISTORIE. 27 ze Uitzonderingen, opnieuw ongelukkig: dewyl veelen deezer, naa eerst de vei jaaging hunner Perfoonen, Vrouwen en Kinderen, en de plundering hunner goederen ondergaan te hebben, en vervolgens geregtlyk vervolgd en gebannen te zyn, nu, naa hunne wederkomst tot hunne wooningen en kostwinningen, dezelve andermaal verlaaten moesten, en omzwerven. Bevreemding baart het misfchien, dat men op de Lyst der uitgezonderde Perfoonen geenen van de kleine Stad Deutichem vermeld vindt, als welke mede eene roi in den tyd der Patriotten, gefpeeld hadt (*) , en waar het gevolglyk aan geen Staatszondaars kon ontbreeken. Men vondt 'er van tweeërleyen ftempel — Vier hadden een Verzoek-; fchrift in handen des Hofs gefield, gena ■ verzoekende en opheffing van de Regts • vorderingen door den Advocaat Fiscaal der Stad Deutichem tegen hun aangevangen; dewyl zy zich na Oyerysfcl onder het getal der Auxiliairen begeeven hadden, en dus fchuldig gemaakt aan de overtreedinge van 'sLandfchaps Publikatie in Hooimaand des Jaars mdcclxxxvii. Een zestal Burgers te dier Stede, deeden verzoek van Genabetoon en opheffinge van \ de Regtsvordering des Fiscaals, hun aangedaan, ter oorzaake, dat yy zich hadden fchuldig: gemaakt aan beledigende Adresfen der Magi- ftraat (*) Zie onder andere onze Vaderl. Hi/l. VIII. 1>. bl. 250. XII. D. bl. 307. LXVIII. boek. Do-zaak 3at 'er snder de U t ejonderlen geeïe bic Deuïi' ■hem gebondenvordeti.  JUVII1, BOEK W- Wat een Verzoek fchrift ten hunnen voordeele uitwerkte. a8 VADERLANDSCHÊ ftraat ter handgefteld; aan het inden Eed neemen op de Markt van nieuwe door hun als Gecommitteerdens van de Burgery aangeftelde Gemeenslieden, en het daar toe doen byeenkomen van drie Compagnien Burgers ; als mede het weeren jdes Krygsvolks van van Efferen om in de Stad binnen te komen; en eindelyk aan het verzamelen van Penningen voor het Nationaal* Fonds. De vier eerstgemelden werden, ten eigen dage der bovengemelde Amnestie, door het Hof en de Staaten daar in begreepen. Omtrent de anderen vondt men meer zwaarigheids. Wanneer het Hof, aan den eenen kant, het oog floeg op het onderdaanig Verzoek, ontdekte het daar in, zo als het zich uitdrukte, (en waarlyk, het was in zulke bewoordingen begreepen,) „ eene „ vry klaare en onbewimpelde erkentenis „ van fchuld en ftrafwaardigheid; ee„ ne betuiging van berouw en leedwee„ zen, over het gepleegde, en eene be„ lofte van beterfchap voor het toekomen- de, alle vereischten tot het verkrygen „ van vergiffenis gevorderd " . Hier by kwam, dat de Magiftraat van Deutichem hun een getuigenis gegeeven hadt. Een getuigenis, „ dat zy voorheen zich altoos „ als ttille en vreedzaame Burgers hadden „ gedraagen. en dat hun onbezonne yver „ en betoonde euvelmoed, niet zo zeer „ kon onderfteld worden, uit hun eigen „ boezem te zyn voortgefprooten; maar „ veeleer moest toegefchreeven worden „ aan  HISTORIE. 29 ï, aan de perfoneele verleiding van andere „ verleidende geesten." — Die zelfde Ma : giftraat verklaarde, dat zy meest allen waren van de voornaamfte neering- en handeldryvende Burgers daar ter Stede, van welken veelen, van minder foort, hun beftaan hadden (*), en dat gevolglyk hunne Stad een onherftelbaar verlies zou Jyden, indien de Regtsvorderingen tegen hun, naar ftrikt Regt, werden voortgezet. Dit alles pleitte zeer ten hunnen voordeele, en zou het Hof hebben kunnen doen overhellen, om gunftig op het ingediend Verzoekfchrift te befluiten; maar, wanneer het Hof, aan den anderen kant, het oog vestigde op de natuur der Misdaaden; op de verzwaarende Om Handigheden, die 'er mede hadden gepaard gegaan; op den tyd, wanneer dezelve gepleegd waren, vondt het zich, door gewigtige bedenkingen, wederhouden, om des eenigen raad te geeven, veel min een gunftig oog op het Verzoek te flaan. Weshalven zy de bepaaling, in dit netelig ftuk, aan de Staaten overlieten. Staaten van Gelderland neigden ten zelf < den dage, hoe zeer de misdry ven door dit w elf- v< (*) Wy kunnen niet afzyn bier aan te merken, dat, hoe zeer men z'ch veeltyds, over de Voor* ftanders der gezogte Herfteilinge, in den Jaare 1787, uitliet als meerend-els beftaandeuit de Heffe des Volks, dit getuiüenis d.-r Deutichetnfcbe Regeering, naar waarheid gegeeven, benevens veele andera, zulke voorgeeveiis der Partyfchappe logen flraft. LXVill. ÏOE K, I79O. )ndst elke ior-  Sö VADERLANDSCHÊ Lxvin BOEK. i79o. waarden zy Gena betoon verkreegen. . elftal begaan, in derzelver waaren aart befchouwd, huns oordeels, niet zeer gefchikt waren voor eenig Genabetoon, nogthans, om bygebragte reden, 't zelve, in dit byzonder geval, uit kragte van hun Volmagt, ' te verleenen, en hun van de geregtlyke vervolgingen te ontheffen. De voor hun opengezette deur van Genade konden zy egter niet zonder herhaalde bukkingen ingaan. Immers vorderden de Staaten, dat zy verpligt zouden zyn, by een behoorlyk eigenhandig getekende fchriftlyke Verklaaring, alle de beledigende Adresfen aan de Magiftraat van Deutichem gedaan, in te trekken, met verklaaring, dat zy het daar voor hielden, als of zy dezelve, benevens alle verdere Handelingen, daar uit gefprooten, nimmer hadden gedaan; voorts daar by, met nogmaalige betuiging van hun opregt berouw en leedweezen over alle hunne daar op volgende wanbedryven, te belooven, van zich voortaan nimmer aan iets van die natuur weder te zullen fchuldig maaken, en zich altyd met een betaamlyken eerbied en hoogagting jegens de Hooge Overheid, en hunne wettige Magiilraat, met eene behoorlyke onderwerping aan derzelver bevelen, gelyk getrouwe en gehoorzaame Burgeren betaamt, te zullen gedraagen. Ten anderen moesten zy die Verklaaring zo aan den Hove Provinciaal als aan de Magiftraat der Stad Deutichem aanbieden; met verzoek, dat het aldaar, ten blyke van hunne zuivere meeninge, mogt „vernieuwd worden. — Voorts moes-  HISTORIE. 31 moesten zy alle de kosten, in hun geval gemaakt, betaalen, en waren zy gehouden aan den Hove Provinciaal Brieven van Gratie en Abolitie, onder het groot Zegel van het Vorstendom en Graaffchap te verzoeken. Wel fcherp was de flotbe- dreiging, die dit taay verleend Genabetoon vergezelde, „ dat, wanneer zy het immer mogten onderdaan om wederom aan ee„ nige rustverftoorende daaden, of aan „ iets van foortgelyken aart, als waarvan „ hun thans Gratie was verleend, zich „ fchuldig temaaken, zy daar door daadlyk „ van het effect der thans verleende Gra„ tie zouden zyn verftooken, en als dan „ zo wel over deeze door hun gepleegde „ wanbedryven, waar van hun tegenwoor„ dig Abolitie was gegeeven, als over het geen dan op nieuws door hun mogt zyn „ begaan, zonder eenige Conniventie, naar „ fcherphcid van Regten en ftrengheid der „ Wetten, zouden worden geflraft (*)." De Kerkleeraar te Oosterwolde Egbert 1 Willem Brink, in de Gelderfche onlusten zeer betrokken (f), werd, wegens het! aandeel, 't geen hy genomen hadt in het \ bevorderen van de deelneeming in het Fa- \ derlandschFonds, van zyne Leeraarsplaats en Opziender van het Feithof te Elburg, vervallen verklaard, onbevoegd geoordeeld om in (*) Verzamel, by de Ciiamot X. D. bi. 9—12. XXV. bl. 304 enz. (f) Zie onze Vaderl. Hifi. XXI, D, bl. sic. in de Aantekening. .... • 3 LXVIII. doek. I79O. loe men :ich omrent dea ..eeraar Irink ;edroeg.  32 VADERLANDSCHÊ LXVIII. boek.. I79O. T. H.van Renesse geban- aen. Uitbanningenen Strafoefeningen in 't Sticht. in Gelderland eenig openbaar Ampt te bekleeden, en voor den tyd van zes jaaren uit dit Gewest gebannen. Dan, ten dage van de bovengemelde Genabetooningen, by een Smeekfchrift verzagting van dit Vonnis verzoekende (*), werd het Banvonnis, over hem uitgefprooken, ingetrokken (f). Naa dien tyd is hy tot Leeraar in de kleine Gemeente te Oudorp by Alkmaar beroepen. Korten tyd vóór het uitvaardigen der gemelde Amnestie , en het verleenen deezer byzondere Genabetooningen, hadt men over Jan Hendrik, van Renesse, wegens het inzamelen van Penningen voor het Vaderlandsch Fonds een Banvonnis uit Gelderland, voor den tyd van drie Jaaren, uitgefprooken (§). Dezelfde rol van Uitbanning en Verbeurtverklaaring van goederen, die men ten voorleden Jaare in het Sticht hadt aangevangen (**), werd voortgefpeeld, en trof dit lot, in alle uitgeftrektheid, Mattheus Houtkamp, wegens zyn aandeel in de jongfte Staatsbeweegenisfen (ff); als mede Jacob de Jonkheere: dewyl hy zich, als Raad in de Vroedfchap der Stad Utrecht hadt laaten aanftellen en beëedigen, op het onwettig Regeerings Reglement, en daad- lyk (*) Verz. by de Chalmot XVI. D. bl. 190. (f) N. Nederl. jaarb. 1790. bl. 422. (§■) Ferz. by de Chalmot XXV. ü. bl, 303. (**) Zie onze Vaderl flift.XXM. D. bl 53(tt) Verz. by de Chalmot XJiXIV. D. bl. 20a.  HISTORIE. 33 ïyk die post bekleed (*). Lëenderi Blanke, Kamerbewaarder van de Staaten. kwam er af met een twaalf] aarige Verbanning uit de Stad en Lande van Utrecht (f> De bekende Schryver van het by veelenge^ haate Weekblad de Post van den Neder-Rhyn, Pietlr t Hoen . werd voor vyf en twintig, en diens Zoon R. 't Hoen voor'twaalf jaaren gebannen (§). De Utrechtjche Burger Gerardu* Betting , voorheen tot eene Geldboete van veertien duizend Guldens verwetzen, hadt een beklag ingediend, wegens die verbaazende fomme hem opgelegd, en door hem betaald, eene Geldboete in vergelyking met andere zwaarder Staatsmisdaadigers. anders met hemingelyke omHandigheden, afgevorderd: dan hy moest * ten deezen Jaare , verneemen, dat de Gelastigden tot die zaak, op zyn Verzoekfchriftj ten antwoord gaven, dat in 't zelve niet kon getreeden worden (**). Ten dage der benarringe van de Stad ■ Utrecht, èn de Verbintenisfe tusfchen die { Stad en het Gewest Hol/and, hadt het noch é aan byftand van Manlchap, noch aan toe- ? voer van Gefchut en Krygsbehoeften, ont- / brooken (ft)- — Dit Gefchut door Staa- « ten van Holland wedergevraagd, was op g' èen (*) Verz. by dÏ Chalmot XXX'V. D. bl. 195. (t) Verz by de Chalmot XXXI i ü. bl. aoo. (D /V. Nede:l. Jaarb. i.yo. bl. 3141. z,42oWaar men eei. grooter aantal opgenoemd vindt-, dasj \ipy noemden afleen de voo;naam(te.- O Verz- *y de ChalMot XVI; U. bl. 308—3'i£' (ff, /-ie onder andere onze VaderL Hilit XvlJ/ D- bl. 364.- XXiV. DesI. G BOEK- m& Het ëê :hut era' ekrygsehoef'n aan 'olland edeneievew,  34 VADERLANDSCHÊ boek I790. Over- pn'i | t< överys/i • een zonderlingen toon door die van Utrecht •geweigerd, en hadt zulks aanleiding gegeeven tot een wederfclvyven op een eer nadruklyken trant (*). Dit vreemd gefchil tusfchen de Bondgenooten hing tot Wintermaand deezes Jaars, wanneer de Heer Cau , Commis van 's Lands Magazyn te Delft, binnen Utrecht kwam, om, volgens ee e overeenkomst tusfchen Staaten van Ho'land en des laatstgemelden Gewests, het Kanon en de verdere Krygsbehoefcen, daar ter Stede zo lang bewaard, over te neemen, en na Holland te brengen (f). — Dit beftond uit negen en dertig Metaalen, en tachtig Yzeren Kanonnen, zes Metaalen Mortieren, en acht Houwitzers, met al den toeftel daar by behoorende, als mede de Krygsbehoeftens. — Hier mede maakte men een einde aan de tot nog overgebleevene gedenktekenen van den heftigen tweeftryd en binnenlandfchen Oorlog tusfchen de beide Gewesten gevoerd. De fehryfftoffe. welke der Gefchiedkun>t de, ten deezen Jaare, in de byzondere '•Gewesten wordt aangeboden, heeft, be* halven de fchaarsheid aan balangryke Gebeurtenisfen, nog het , ongevallige , dat dezelve meest voorwerpen van Vervolging behelst, alleen kan de onderfcheide w-yziging, welke dezelve in verfchillende Gewesten aanneemt, eenige verandering fchenken. Hier van leevert, wanneer (*) Zie onze Vaderl. Hifi XXL D. bl. 134—'4°(t) /V. Neder h Jaarb. 1790. b!. 2592. en voor 1791. bl 121,  HISTORIE. 3S neer wy in Overysfel treeden, waar alles een geweldige keer genomen hadt (*), dat Gewest voorbeelden op. Een en ander geval zal de voldingende en teffens befchaamendfte bewyzen opleeveren van voortvaarendfte Vervolgzugt. In de eerfte plaats mogen wy, op dit ftuk vermelden Mr. W. de Lille. Hy was, nevens J. Bannier, Ontwerper van het Adres der Afgevaardigden uit de Schutteryen, Vrycorpfen en Genootfchappen van Wapenhandel in Overysfel binnen Zwolle vergaderd, en in de Vergadering van Ridderfchap en Steden overgegeeven, tot het weigeren en wederftaan van den doormarscb. der Pruifen (f). Nevens anderen vondt hy zich des wegen met Regterlyke Vervolgingen bedreigd (§). Om des ontheeven te worden, was door hem aan Ridderfchap' en Steden, in den Jaare mdcclxxxviii, een en andermaal een Verzoekfchrift ingeleeverd (**> In dezelve hadt de Lille, by de erkentenis en herroeping van het beledigende der gebezigde uitdrukkingen, verklaard, „ geen oogmerk gehad te hebben, „ om nun Ed Mog. de Heeren Staaten, " I?oorIuScige Hoogheid den Heer 3, Ertltadhouder, of iemand, wie het ook „ zy, met woorden of uitdrukkingen, „ voor- XX?I.ZD. blf6 ^ XXL D- bL Z6r' (f) Zie onze Vadert. Hifl-XVlU. D.bl. 40-44.- £1 ZriC °nZe VüderL Hiit- O. bl. 27o/ Cs ■ LXVIH» BOEK. 175)0. Welke Bekente^ ïisW. Di lost.  35 VADERLANDSCHÊ LXVIU. BOEK. I79O. Welks de Zwolfcbe Redering hem afvergd. „ voorbedagtlyk te hoonen,of iets te com„ mitteeren tegen derzelver Hoogheid en „ Geregrigheid; maar in tegendeel nu en „ altoos bereid te zyn om zich daar van met Eede te zuiveren; en ook nimmer „ te zyn afgeweeken van die gevoelens „ van ontzag, welke hy aan hun Ei, Mo„ genden als de Souverain der Provincie, en aan den Heere Erf Stadhouder in die „ Eminente Kwaliteit verfchuldigd was, en „ welke hy, ten allen tyde, wilde bewaaren.' Zo veel, en dit in de daad was zeer veel, kon Burgemeesteren en Raaden van Zwolle niet voldoen. Hy werd veroordeeld om, op den eerst aanftaanden Regtdag, aan de Hooge Bank te dier Stede in te leeveren eene hem dus woordlyk voorgefchreevene verklaaring, „ dat hy zyn erreur in„ genue profiteerde, zyne voorige daaden „ verzaakte, en zyn groot leedweezen, in „ fpecie mede met betrekking tot het on„ betaamelyke der expresfien den Heer „ Erfftadhouder concerneerende, die in het „ Request aan Ridderfchap en Steden den „ dertienden September mdcclxxxvii ge„ prefenteerd, voorkwamen, betuigende, „ vergeeving verzogt; met belofte, om ,de tegenwoordige alleen wettige Con„ ftitutie van Regeering in Overysfel, te t, zullen agnofceeren , en dezelve, als ook „ den Heer Erfitaahouder, ten hoogften te zullen eerbiedigen " Met byvoeging, efat, zo du LitLE onvermoedelyk in gebreke mogt blyven, om, in den voorbepaalien tyd, zodanig eene Verklaaring in te  HISTORIE. 37 te keveren, hem als ongehoorzaam aan dt Hooge Overheid, behoorde te worden ontzegd, zo als hem, in dit geval, by deezen ontzegd werdt, de Inwooning binner de Stad Zwolle, de Vryheid en 't Schoutampt van dezelve, met verwyzing in allen gevallen in de kosten (*). Op deeze af ge vergde wydffrekkende verklaaring gaf de Lille dit opmerkenswaardig Antwoord, „ dat hy ten plegti-fle be„ tuigde, in alle zyne handelingen', welke „ met mogelykheid do r hun Éd. Hoog 9i Agtb. konden bedoeld worden, gevolgu „ te hebben zyn Licht en de Infpraak van „ zodanige Grondbeginzels, welke hy, ter „ goeder trouwe, de beste keurde, en „ waar van Ridderfchap en Steden, vóór „ dertig September mdcclxxxvii, open„ lyke profesfie deeden. Dat hy zyne ,, voorige daaden toetzende, aan die grond„ beginzelen, en de om Handigheden, waar „ in hy zich bevondt, in zyn gemoed ver9 zekerd was, niets misdreeven, noch zich „ fchuldig gemaakt te hebben aan eenig itrafoaar Fait, Delict of foort van Delict. „ En ook op goede gronden vertrouwde, „ dit te nedergeftelde, (indien hy immer „ ter verantwoording zyner Daaden en „ Grondbeginzelen geroepen was.) op de overtuigendfte wyze te zullen hebben „, betoogd, zo wel uit den aart der zaake „ zelve, a!s met het gezag van Regtsge„ leerden, njet van zulken, welken, den » ge- £*) Vcrz.hy db Chalmot XXVI. D. bl. 273, C 3 LXVIII. BOEK. OpmerkenswaardigAntwoordvan de Lille.  88 VADERLANDSCHÊ Lxym. B ö n k, „ geprefum eerden geest der tyden volgen„ de, zich verdienden zoeken met, zon- der oordeel of onderfcbeid, tor de galg „ te doemen (*); maar van zodanigen wel„ ker onkreukbaarheid hun Edel Hoog „ Agt,b. z -lve niet zouden mistrouwd heb„ ben' (f)." Voorts erkent de Lille „ de mogelyk„ heid van in grondbeginzelen met hun „ Ed. Mog Ridderfchap en Steden, ge„ dwaald te hebben, doch twyfeld hy niet „ of hun Ei. Hoog Agtb. zouden' met „ hemde tegenftrydigheid, ja de zedelyke „ onmogelykheid gevoelen van Dwaalingen te erkennen, openhartig u erkennen, orïi- trent welker beftaan men niet verlicht is, 9, en Daaden te ver zaaken, (dat is vootondeu- gendQtt 'fchandelyk te erkennen,) welke, zonder eenig doleus opzet , of misdaadig voorneemen, begaan waren. „ Voor zyn Geweeten overtuigd van „ niemand, wie hy ook zyn mogt, met „ onbetaamelyke uitdrukkingen, opzette- lyk te hebben willen hoonen, kon hy ,, dus, behoudens de van hem' gevergde ,» open- (*) Ongetwyfeld bedoelt de Lille hier het uitvaarend ftuk y de Chalmot XXVI. D bl. 273— 2ïq. c4 LXVIII. boek.. 179° Ter gedreigde(Irsffe verveezen. Eisch te?en G J. Pyman redaxn.  4P VADERLANDSCHÊ LSVIII. Hy wil |otg$ane ïerzagte eisch ! S ? s > I » a I I 1 weezen worden om blootshoofds, op zya knien liggende, in de Stads hooge Vieifchaar, berouw en leedweezen te betuigen, wegens het beledigende zo voor Ri derfchap en Steden, als voor den Heer Erfftadhouder, in dit Adres voorkomende; als mede God en de Heilige Juftitie om Vergiffenis te bidden. Daarenboven vorderde die eisch, behalven de ftraffe van Infamie, eene Geldboete van duizend Gouden Ryders. Bovengemelde Syndicus der Ommelanden en Hoogleeraars in de Regten op de Hoogefchool van Stad en Lande, oordeelden, dat de gedaagde Pyman, die zich nergens op ingelaaten, of eenig Verzoekfchrift ingediend hadt, by Vonnis behoorde verdaard te worden „fchuldig en gehouden „ te zyn, binnen eenen te bepaalenen voe(, gelyken tyd, in den Geregte een Ver, klaaring in te leeveren, en daar in zy, ne Dwaaling opregtlyk te belyden; zy? na voorige denkwyze, en daar mede , verknogt geweest zynde daaden, te ver, anderen, en, zyn groot leedweezen be, tuigende, om vergeeving te verzoeken, , met belofte van de tegenwoordige alleen , wettige Regeering in Overysfel te zullen , erkennen, en dezelve altoos ten hoogften te eerbiedigen." Met verwyzing in Ha kos-en ten deezen aanziene gevallen en at hem , hier in weigerig bevonden, Öyetr jhl b-hoofde ontzegd te worden, —W Pyman die reeds voor lange zich na &%W tytd, en voor een tyd al- 1, thans ^  HISTORIE. 41 thans, in Holland zich onthieldt, was zo min geneegen om aan dusdanigen verzagten, fchoon hard gebleeven eisch, te voldoen, als om aan den voorgemelden te gehoorzaamen (*). Mogt het H. J. van CoLMSCHATE, Op wiens verzoek kundfchappen geregtlyk waren ingewonnen, betrekkelyk het Adres, 't welk anderen op zo veel leeds te ftaan kwam, gebeuren, dat den Ficcaal Klopman diens eisch ontzegd werd, op den in genomen raadflag der Friefche Raadsheeren Scheltinga en Hubfr, en hy alleen in de kosten der gereg de Man, om deeze zyne di Be-rc (*) Verz. by de Chalmot XXXVI. D, bl 71. (t) Zie onze Vaderl, Hifi. &XI. 1>. bi. 25 en 4^ LX VUL? boek. I70O.- osch te oort- ■ 'iet beiepen.:horig vas c Beep.  43 VADERLANDSCHÊ txvin. boek. .1790 Werk- sSaamhe- , den om dit Be 1 roep te ' doen 1 door- , gaan. : 3 » 1 ] t ( i 1 [ Beroeping in ftilte te laaten doorgaan, erf,» of de algemeene bekendheid niet genoeg ware om anders denkenden over de Staatsbelangen daar tegen in 't harnas te jaagen, lieten zyne Vrienden en Bekenden niet naa hem, wegens die herftelling in het Leeraarampt, met mond en pen, geluk te wentellen, en die gebeurtenis zegepraalend te vermelden. Welhaast werd4 volgens befluit van Gecommitteerde Raaden van Zeeland, de Baljuw de Vree gelast, den Kerkenraad van Poortvliet, uit naam van lun Ed. Mogenden, aan te zeggen, om de Bevestiging diens Leeraars, tot nadere befchikking, op te fehortem In deezen liet, noch de Regeering, noch le Kerkenraad van Poortvliet, na, alles aan :e wenden om den beroepen Leeraar in ;yn Ampt gefteld te zien. De eerstgenelde verklaarde, ten dien einde, dat dee:e den Eed van Getrouwheid, ingevolge ran het Staatsbefluit van den vyftienden ran Bloeimaand Mdcclxxxviii, hadt afgelegd. De laatstgenoemde leeverde een /erzoekfehrift aan Gecommitteerde Raaien van Zeeland in; by 't zelve uit vercheiden hoofde j de bil'ykheid en wettigïeid der gedaane keuze aandringende. -— ioscH zelve was niet agterlyk om gelykydig aldaar een Verzoekfchrift over te 'eeven^ by 't zelve verlangende, om, in ;evalle eenige klagten of belchuldiging ten ;ynen laste, waren ingekomen, daar op liet befluoren Zou worden ^ zonder hem ;ekgenheid te geeven , om zich daar teges!  HISTORIE. 49 gen behoorelyk te kunnen verantwoorden: waar toe hy vertrouwde volledig in Haat te zyn, als zich niets te verwyten hebbende, 't welk hem een naauwkeurig onderzoek, zyn Leer en Leeven betreffende, zou behoeven te doen fchroomen. Hy nam de vryheid op eene fpoedige afdoening aan te dringen, uit aanmerking, dat hy zyne Beroeping in Bloeimaand, op eene wettige wyze gefchied, en goedgekeurd zynde, niets minder dan eene Opfchorting van zyne Bevestiging, zo weinig dagen vóór dat dezelve plaats zou hebben, kunnende verwagten, tegen dien bepaalden tyd, met Huisgezin en Goederen, na zyne Standplaats was overgekomen, en zich thans in eenen geheel onzekeren, en hoogst onaangenaamen toeftand bevondt. Terwyl boven dien, dit alles niet kon nalaaten eenen nadeehgen invloed op zyn goeden Naam en Dienstwerk te veroorzaaken, in gevalle er met fpoedig, en op eene voor hem voldoende wyze, gunftig in voorzien werd. Ondanks deezen aandrang in Hooimaand, ondanks de inlichtingen, ten zynen aan- n ziene, in welke ten flotte verklaard wordt j „ voor 't overige zyn wy onbekend, zo- tl „ danige misgrypingen, waar aan de Pre- B< „ dikant Bosch zich zou hebben fchuldig j, gemaakt, waar door dezelve den Predik„ ftoel onwaardig en gevaarlyk voor de Zamenleeving kan gerekend worden " verftonden Gecommitteerde Raaden, in 't begin van Oogstmaand, den Kerkenraad tC ïT^let sm te fcbrwen; dat hun Ed. AAlV. Deel. D Mo- LXVUU boek. I79Ö. Geconv itteer- :Raa- nwraa- n dit iroep,,  '5© VADERLANDSCHÊ LXVUi. boek. I79O. e Foogïn gen ten tegendeeleaangewend. Mogenden volledig gebleeken was, dat de Leeraar Bosch gefchreeven hadt een werkje getyteld de Eigenbaat, en een ander de Vryheid der Drukpers geheeten; Schriften, beide, huns oordeels, van eenen zeer oproerigen en gevaarlyken inhoud, als waar in even dezelfde fchadelyke gevoelens en wanbegrippen, door welke de laatfte Onlusten in de Republiek waren veroorzaakt, werden voorgefteld en aangepreezen; en zy daarenboven volftrekt verzekerd waren , dat de 'Regeering van Amfierdam hem de Inwooning daar ter Stede ontzegd hadt. — Stukken van dien aart, dat zy, tot handhaaving van de goede Orde en Rust in Zee* land, het alzins noodzaaklyk oordeelden, dien Man tot geene openbaare Bediening, en inzonderheid tot die van Predikant toe te laaten. Weshalven zy den Kerkenraad van Poortvliet gelasten de gedaane Beroeping, als niet gedaan, te houden, en een ander bekwaam Perfoon, daar toe op de gewoone wyze, te beroepen; met ernftige èanmaaning om zich zorgvuldig te onthouden van de Beroeping te doen vallen op een Leeraar, die zich in eenige opzigten , aan onlangs plaats gegreepen hebbende Onlusten binnen de Republiek, mogt hebben fchuldig gemaakt. By het Collegium Qualificatum van Poortvliet bragt de Voorzitter in bedenking, of hetzelve niet verpligt was zich deeze zaak wel ernftig aan te trekken, en zodanige middelen in 't werk te ftellen, als men best gefehikt oordeelde om herfiel in deeze zaak  HISTORIE. Si taak te bewerken. Dit vondt eenpaarige goedkeuring, en werd, uit het midden dier Vergaderinge, de Ambagtsheer GaaSwyk, nevens de Ouderling Hutspot afgevaardigd om na Middelburg te trekken, en aldaar, in naam dier Vergaderinge, alles aan te wenden en te tekenen wat tot herftel ïn deezen kon dienen. Zy volvoerden dien last, leeverden een Verzoekfchrift in, ftrekkende om de onfchuld van den Leeraar Bosch ten fterkften te verdeedigen, voornaamlyk ten opzigte der twee bovengemelde Werkjes door deezen gefchreeven, en die 't meest ten grondflage gediend hadden tot de afzetting van den Man, wiens zaak zy op zich genomen hadden. Te zyner verdeediging merken zy op, „ dat het Dichtftuk de. „ Eigenbaat in 't byzonder ten eenigften „ doel hadt het affchuwelyke dier fnoode „ Ondeugd, op het kragtigst, voor te ftels, len, en dezelve van de aarde te verwens, fchen, zonder dat in eenige byzonder9, heden wordt getreeden, terwylde Bura gerwapening , welke ten fterkften aange3, raaden wordt, in den Jaare mdcclxxxv, ü toen dit Dichtftuk werd uitgegeeven, en de Republiek met eenen Oorlog door 5, eenen magtigen Nabuur werd gedreigd ?, de aanmerkelyke gevolgen nog niet gehad 3, hadt, welke de twee volgende Jaaren,* op zo eene byzondere wyze, in de Historie van dit Gemeenebest zouden keni, fchetzen: Waarom dezelve ook* nief *, flegts door de uitdruklykfte en fterkD 2 „ fta? BOEK. 1799. VërZoéfe» fchrtft tênzynéÉ sroordëö.e.  52 VADERLANDSCHÊ 5 tXVlIL boek. Wat dcswegemerZeeuwfcheStaatsvergadering voorviel. „ fte Plakaaten der Staaten van Holland, „ wiens Ingezeten Bosch was, bevolen, ,, maar in meest al de andere Gewesten, „ op het oogfchynlykst begunftigd werd. — „ Dat in het andere door hem gefchree„ ven Werkje, onder den tytel Vryheid „ der Drukpers, de Vryheid fiegts fpree„ kende wordt ingevoerd, ontdekkende „ wat de Drukkunst heeft geopenbaard, „ zonder dat iets omtrent het gebeurde „ der laatfte verwarde tyden wordt be„ paald, en zonder dat hetzelve dus den „ Schryver eenigermaate konde bezwaa„ ren." Ter Zeeuwfche Staats ver gaderin ge deedt de Raadpenfionaris verflag van het verrigte door Gecommitteerde Raaden in de zaak van B. Bosch; met uitboezeming van de hoop, dat de door hem aangevoerde redenen , by de Staaten voldoende zouden voorkomen, en als eenen genoegzaamen grond opgeleeverd te hebben, dat by de tegenwoordig zynde Leden van het Collegie van den Raad, was voortgevaaren tot het kragtloos maaken van het Beroep diens Leeraars; dat hy nog'thans de beoordeeling van het verrigte in deezen, zou overlaaten aan der Staaten wysheid, en vertrouwen, dat, hoedanig deeze zaak ook mogt worden begreepen, hun Ei. Mog. zouden overtuigd zyn, dat de Heeren van den Raad getragt hadden het hunne toe te brengen tot de Publieke Rust, welke weiligt zou kunnen worden gelïoord Niet gehsel eenftemmig waren de Raad- .. fla-  HISTORIE. 53 flagen der Zeeuwfche Staatsleden. De Heer ] van Lynden voor den Eerften Edelen, en ] de Afgevaardigden van Goes en Veen, bedankten Gecommitteerde Raaden voor de aangewende zorg en voorzigtige handelwyze met iemand van den Predikftoel te weeren, wien door de Regeering van Amfterdam de Inwooning was ontzegd; naardien zy anderzins zich verwyt op den halze gelaaden zouden hebben. Waarom zy hun ook aanbevolen, om, by voorkomende gevallen van gelyken aart, op denzelfden voet, daar mede te handelen tot bewaaring der rust. Wat het ingediende Verzoekfchrift betrof, dit zou, als behelzende verfcheide ongemefureerde uitdrukkingen, zonder eenige befchikking daar op te maaken, terug gegeeven kunnen worden. Afgevaardigden der gemelde Steden voegden 'er by, ten aanziene van het Verzoekfchrift, dat men het aan Gecommitteerde Raaden zou kunnen toefchikken, om, des noods, nader te befl uiten op de daar in voorkomende oneerbiedige en gevaai lyke beginzeis, tot ondermyning van de gevestigde Conftitutie, en deswegen aan B. Bosch, en den Inleeveraaren zodanig een Beiluit te doen toekomen, als zy op dit ftuk v.oeg- lyk oordeelden. De Afgevaardigden van Middelburg namen ten vollen genoegen in de Afzetting van Bosch, en het van de handwyzen des ingedienden Verzoek- fchrifts. Dan betuigden wel gewenscht te hebben, dat daar de Staatsleden ten tyde van hst Beiluit der Gecommitteerde D 3 Raa- .XVIII. !oek. I7OO.  m VADERLANDSCHÊ LXVIiï boek 179° Raaden vergaderd waren, deeze zaak ter hunner beraadflaaging was gebragt geworden : naardemaal zy niet gaarne zouden toegeeven, dat de Raad, tot het pleegen van zulk eene daad der Souverainiteit, bevoegd» heid hadt, en zeker niet op een tyd, wanneer de Vergadering der Staatsleden zich by den anderen bevondt. Volle goedkeuring bragt Thofen uit. De Afgevaardigden der Stad waren gelast hunne verwondering te betuigen over de ftap der Gequalificeerden, ten voordeele van B. Bosch; dat het Stuk door deezen ingediend , huns oordeels, ingerigt was om de daaden der Heeren van den Raade by de Staaten in een haatlyk daglicht te Hellen, en hun Ed. Mog. ware het mogelyk daar van wendig te maaken, terwyl het door deezen verrigte aan de Regeering van Thohn voorkwam gegrond te zyn op de zorg en waakzaamheid voor de rust en goede Orde in Zeeland, allen lof en goedkeuring verdiende. Zy wilden het Verzoekfchrift onbeantwoord wedergeeven, of, Uit hoofde van den alleszins bedenklyken inhoud, in handen van den Raad geiteld hebben; ten einde dien aangaande en omtrent alles, wat in deeze zaak verder zou voorkomen, te hefchikken op eene wyze als zy die Heeren wel durfden toevertrouwen. Ten meerderen blyke hoe zeer zy over de gehoudene handelwyze in deezen in hun fchik waren, 'er by voegende, te vermeenen, dat de Raad door hun Ed. Mogenden behoorde verzogt te wet-  HISTORIE. 55 worden, in derzelver loflyke poogingen ten dienfte van het algemeen, waar van het tegenwoordige geval eene nieuwe proeve hadt opgeleeyerd, te blyven voortgaan- — Terwyl de Regeering van Tholen, op de voorzigtigheid, discretie en het goed beleid van meergemelden Raad berustende, zich overtuigd hieldt, dat het Collegie van Ge-, committeerde Raaden, fteeds doordrongen van deszelfs pligt omtrent de Staaten van den Lande, zaaken, tyden en omftandigheden wikkende en weegende, niet alleen alle gegronde vrees; maar het vermoeden zelve, wegens het overftappen of het te verre uitftrekken van de paaien van deszelfs aanleg, floor een wys beftuur zou -tragten te voorkomen. Gansch anders luidde, ten deezen laatften opzigte, de Raadflag der Afgevaardigden van Zierikzee. Geenzins konden zy aan Gecommitteerde Raaden toekennen eene algemeene bevoegdheid, om, in alle gevallen, te ftremmen de Bevestiging van Predikanten, op eene wettige wyze, volgens de Kerkenordening van Zeeland, gefchied, en daarom wel hadden gewenscht, dat, byaldien de Opfchorting der Bevestiging van B. Bosch by voorraad dienftig hadt mogen geoordeeld worden, zulks niet door eene daadlyke vernietiging der Beroeping, zonder nadere kennis en gezag van de Staaten , ware agtervolgd geworden. Dat zy egter, uit aanmerking, dat noch de Predikant. Bosch, door zyn voorheen gehouden gedrag, noch de Inleeveraars des D 4 Ver- LXVII. boek. I>$0.  56 VADERLANDSCHÊ LXVIII. BOEK. Afwy- zend Staatsbe- fluic, I Verzoekfchrifts aanfpraak konden hebben op de Befcherming van den Souverain, in zamenftemming met alle de overige Leden wel mogten lyden, dat het Verzoekfchrift, zonder daar op te befluiten, werd afgegeeven, en men, voor dit maal, in het be(luit by Gecommitteerde Raaden genomen, berustte, zonder dit verder in overweeging te neemen. Afgevaardigden van Vlisfmgen ftemden geheel met die van Middelburg en Zierikzee in; doch waren van oordeel, dat men in 't algemeen, in het verrichte van Ge:ommitteerde Raaden niet behoorde te berusten; indien nogthans de overige Staatsieden mogten blyven volharden by de reeds uitgebragte raadflagen, hadden zy in last het Beiluit aan te zien. Dit Beftuit viel in deezer voege, dat Staaten van Zeeland aan Martinus Jacobus Gaaswyk en Gornelis Hutspot, Gevolmagtigden van het Collegium Qualift:atum te kennen gaven, dat hun Ed. Mogenden niet dan met zeer veel bevreemding vernomen hebbende, dat die van het Collegium Qualificatum, op eene, zo onvoor* zigtige wyze, waren voortgegaan tot het beroepen van B. Bosch tot Leeraar te Poortvliet, en dat zy allezins goedkeurende en pryzende het gehouden gedrag van Gecommitteerde Raaden in den loop deezes gevals, ten opzigte van de Bevestiging des gemelden Leeraars: naardien deezes Mans panier van denken en handelen, en in 't jyzonder zyn perfoneel Character genoeg- zaa* •  HISTORIE. 57 zaame redenen hadden opgeleeverd om te befluiten, dat hy tot den Predikdienst in Zeeland niet gefchikt was: weshalven zy ten overvloede bekragtigden het beiluit by Gecommitteerde Raaden. deswegen genomen ; met last aan die van hetzelfde Col legium Qualificatum, om als nog daar aan ftiptlyk te voldoen: weshalven hét verzoek door de Gemagtigden van 't zelve gedaan, van de hand werd geweezen. Met verdere verklaaring, dat, offchoon hun Ed. Mogenden deeze zaak hier mede voor afgedaan hielden, zy egter niet ongemerkt konden voorbygaan, dat de Inleeveraars van het Verzoekfchrift in 't zelve zich hadden durven veroorlooven zeer oneerbiedige bewoordingen te gebruiken, en zeer gevaar lyke beginzels te Hellen tot ondermyning van de gevestigde Conftitutie en Regeeringsvorm; dat hun Ed. Mogenden niet dan ongaarne zulks meerder zouden verneemen, en hun mitsdien gelasten zich daar van in het doen van eenige Adresfen, zorgvuldig te onthouden, tot voorkoming van zodanige ernftige maatregelen, als Hoogstdezelve, in zo onverhoopt een geval, zouden genoodzaakt worden ten hunnen opzigte , te moeten neemen (*_). — Op deeze wyze eindigde een voorval, 't geen, ten tyde der gebeurtenisfe, zo veel gerugts maak- (*) Alle de Stukken, waar uit wy dit vertlag ontleenden , zyn voor handen in de Verzam. by de Chalmot XXXVI, 0. bl, 170—189. 193—213. ai 8—-2S3. D 5 LXVItl. SOEK, I790.  58 VADERLANDSCHÊ Lxviir. BOEK. I70O. Verandering in het Publiek Gebed, en Verbod van zeker Werkje. Friesland. DrieLee- maakte, en uit hoofde der bekendheid van den Perfoon, dien het voornaamlyk betrof, en de handelwyze daar in gehouden. Aan onderfcheide oordeelvellingen was het onderheevig, in welke de Partyfchap het hoogfte woord voerde. Het zal niemand vreemd dunkea, dat Staaten van Zeeland het voorbeeld van andere Gewesten volgden met eene verandering in het Publiek Gebed, ten aanziene van het Vorstlyk Huis te maaken, en met meer onderfcheidings voor den Erfprins te doen bidden, te dier gelegenheid, het flipt in agt neemen, op nieuw, met ftraf- bedreigingen< beveelende (*). Zo is het ook een wel te wagten verfchynzel, dat de Beheerfchers van dit Gewest, gelyk die van andere, hunne aandagt vestigden op de uitkomende Schriften, die ftrekking hadden om de Stadhouder, diens Gezin, en de tegenwoordige Regeeringsperfoonen, in eenen haatlyken dag te zetten. Van dien aart was een Werkje, door den Raadpenfionaris ter Staatsvergaderinge zeer veroordeelenswaardig gekeurd, op welks verfpreiden en verkoopen, de Staaten eene boete van honderd Zeeuwfche Ryksdaalders ftelden (f). Zo zeer als in eenig der Bondgenootfchaplyke Gewesten, hadden veele Kerk- lee- (*) Verzaf. by de Chalmot XXXVI. D. bl. 93. (f) Het voerde den tytel De verdrukte Holland* fcbe Patriotten voor de Pierfcbaav der Menschbeid gebragt. Perzam.by m Chalmot XXXVI. ü. bl 94.  HISTORIE. 59 leeraars in Friesland zich in de Onlusten des jaars mdcclxxxvii, gemoeid, en waren, naa de Omwenteling, niet geheel van hanne Staatsbegrippen terug gekomen. Ja vondt men 'er, die met de uitgeweekene Friezen.. Briefwisfeling hielden. Zulks kwam een en ander, ten deezen Jaare, duur te ftaan. Onderfchepte Brieven bragten hun in onge legenheid. Dit was het geval van Eilco Alta, Kerkleeraar te Bosfum, die, wanneer hy wegens een Brief' aan E. F. van Aylva , Grietman van Barderadeel, te Duinkerken gefchreeven , voor Gedeputeerde Staaten van Friesland een en andermaal gedagvaard , zich van verantwoording oordeelde te moeten afmaaken met de Onwettigheid der Dagvaardingen van de Regtbank in 't midden te brengen, verweezen werd om zich van den Predikftoel, en alle deelen van het Leeraarampt, te onthouden (*). Bernardus Acerius Snoek, Leeraar te Oosterwierum, werd een Brief aan denzelfden uitgeweeken Grietman gefchreeven, voorgehouden. Hy erkende dat de hand wel naar zyne hand geleek; doch dat die Brief door hem niet gefchreeven was, maar denzelven hieldt'voor een ondergeftooken Stuk. Ten zelfden verhoore beleedt* hy wel eenen Brief aan gemelden Heere gefchreeven te hebben; doch niet te weeten s dat daar in eenig kwaad ftak; oordeelden hun Ed. Mog. dat zodanig fchryven onge- oor-- O) Verdam, by de Chalmot XXVL D. bl. 284. LXVIIL BOEK. I790. raars in Friesland kornen door onderfchepteBrieven in ongelegenheid, als Eilco Alta. Wat B. A. Sivoes bejegeiii.  A> VADERLANDSCHÊ LXVIII. boek. Wat D. |tan der schaaf. oorloofd was, dan verzogt hy deswegen verfchooning, en riep de goedgunftigheid van hun Ed. Mog. in, gereed om te belooven, zich voortaan van alle Briefwisfeling met dien Heer te zullen onthouden. — Men vergeleek den onderfchepten Brief met verfcheide andere Schriften en Naamtekeningen van 'sLeeraars hand, waar uit geoordeeld werd, dat de Briefin gefchil, wel deegelyk van diens hand kwam. 't Was uit deezen hoofde, dat hy, als zich niet alleen fchuldig gemaakt hebbende aan ongeoorloofde Briefwisfeling; maar ook door zyne ondertekening te lochenen het Collegie van Gecommitteerde Raaden hadt zoeken te misleiden, ongefchikt verklaard werd zyne Gemeente langer te ftichten: Dp welken grond men hem het Leeraarimpt in Friesland ontzeide (*). De Leeraar te Minnersga, Dominicus yAN der Schaaf, hadt eenen Brièf, mede in handen gevallen, aan C. L. van Beyma , te St. Omer in Frankryk gefchreeven. Hy erkende de egtheid des Briefs: met byvoeging of hun Èd. Mog. ook naier Verklaaring begeerden over de uitdrukdngen daar in voorkomende, welke hy ten zelfden tyde overgaf. Dan, noch de bereidvaardige erkentenis, noch de zonderlinge Verklaaring van dien Brieve, bevrydie van der Schaap van een zelfde vonïis als over diens twee bovengemelde Ampt- en (*) Verzam. hy be Chalmot XXVI. D. bl. 288.  HISTORIE. 61 en Lotgenooten was uitgefprooken En werd hy wegens genomen aandeel in de Onlusten des Jaars mdcclxxxvu, het danken voor de behouden aankomst der Auxiliairen uitr Holland in Friesland', als mede het bidden, dat het werk der Franekeren gezegend mogt worden, in Lentemaand des volgenden Jaars, voor drie jaaren, uit Friesland gebannen (f). Meermaalen gewaagde onze Gefchiedenis, over Friesland handelende, van den Burger Allard Scheltinga, voormaals onder Arum, op geen onaanzienlyk Landgoed woonagtig, dan nu onder de Uitgeweekenen behoorende. Eene Indaaging, met opnoeming van veele Bedryven, door hem, ftaande den korten tyd der Friefcht binnenlandfche onlusten, ten laste gelegd, was gedaan (§). Wy vinden aangetekend, dat hy misfchien de é énige der Friefcht Ingezetenen was, met wiens Crimineele Dagvaarding het Hof de vryheid gepaard hadt, om zich door eenen Gevolmagtigden te laaten verdeedigen; doch dat hy niet te min by de Dagvaarding werd opgeroepen om in Perfoon te verfchynen, zonder eenig gewag van gemelde vergunning. Onbewust hier van, liet hy, buiten 'sLands zynde, aan het Hof eene verklaaring inleeveren, van twee Geneesheeren, dat ziekte hem (*) Verzam. by de Chalmot XXVI. D. bl. 286» «n XXXV. D. bl. 2iio. 243. (fi N. Nedcrl. jaarb. voor 1791. b). 418. (§) Verz. by de Chalmot XII. D. bl. 106—109, LXVIIL B OEK. I7S)0. Het voorgevallenemee A. Scheltinga. 1  62 VADERLANDS CHE boek Biens Verzoet fchrifcaf geflaaI«n. . hem belette, over te komen; op die» ; grond verzoekende, om zich door eenen Gemagtigden te laaten vervangen. Vreemd zag de Commisfaris van het Hof, waar voor hy verfchynen moest, op, wegens dit verzoek; doch ontdekte eindelyk, dat de gemelde vergunning uit de gemelde Dagvaarding gelaaten was. Zonder navorfching van den losfen verzuimer of voorbedagtlyken verwaarloozer van die voor' Scheltinga zo belangryke zaak, werd alleen de uitlaating herfteld. 'Er loopt een vermoeden, dat zeker Grietman groot belang gefield hadt in de Veroordeeling van dien Burger: dewyl hy,naa de VerbeurtverklaariEig van diens Goederen, voor eenen geringen prys, dagt eigenaar te worden vart een gedeelte der ftemgeregtigde Landeryen deezen welgezeten Man toekomende. Wy laaten dit onbeflist. Doch, v/at hier van ook zyn moge. de Burger Scheltinga, in den voorleeden Jaare ter rolle van den Hove, wegens herhaald betoon van halftanigheidbefchuldigd9zag Sequesters in zynen Boedel gefteld* Naa een Jaar verwyls oordeelde hy zich andermaal by hun Ed. Mogenden te moeten vervoegen met de bewyzen, welke hy, voorheen aangenomen hadt te voorfchyn te zullen brengen; ten einde zich te zuiveren van de befchuldigingen hem, by de' Dagvaarding, zyns oordeels, verkeerdlyk ten laste gelegd. In dit Stuk. door eene menigte van Getuigenisfen, ter zvner verontfchuldiginge in da hem ten laste gelegde'  HISTORIE. ft gevallen van fterke deelneeming in de beweegingen, welke Friesland ten Jaare BiDCCLXxxvn, geweldig gefchokt hadden, geftaafd , vleidde de Befchuldigde zich zyne Onfchuld te hebben aangetoond, als noch misdaan hebbende tegen de Publikatie van den vyf en twintigften van Bloeimaand des gemelden Jaars, welke ook fiegts eene Geldboete oplei; noch ook tegen een der negen uitzonderingen by de Amnestie in Wynmaand daar op volgende gegeeven. Op deeze gronden nam hy de vrymoedigheid om zich nogmaal tot hun Ed. Mog. te wenden, zich ftreelende met het vooruitzigt, dat deezen hem de gelegenheid niet zouden afflaan van zich volkomen te zuiveren, door hem toe te laaten, indien hun Ed. Mogenden nog niet genoegzaam overtuigd waren van zyne onfchuld, om zich, afweezig zynde, op de gewoone wyze, door eenen Advocaat, te verdeedigen; en dus te ontheffen van de noodzaaklykheid om in Perfoon ten Rolle van den Hove te verfchynen. Wyders verzogt hy, dat de verleende Prife de Corps tegen hem uitgevaardigd, weder mogt worden ingetrokken, met bygevoegden last aan den gellelden Sequester over zynen Boedel, om zich voorts van allen beheer, des betreffende, niet alleen te onthouden,maar geheel aan hem over te laaten; of ten minften, in gevalle hem toegeftaan werd, om, afweezig zynde, door een Advocaat voor hem te laaten fpreeken, dat dan alles, hangende de Regtshandelingen, zynen Boedd be- LXVIIL BOEK. i7()Oo ft  64 VADERLANDSCHÊ LXVIH, boek. 175)0» Stad en Lande, als mede Drenthe leeveren niets byJtondersop. betreffende, in den voorigen ftand mogt blyven: en dat ook dit zelfde mogt plaats grypen,gefield dat het berigt van den Procureur Generaal mogt gevorderd worden (*> Dit Verzoekfchrift onderging het zelfde lot van afwyzinge als de Verzoekfchriften om in een gewoon Regtsgeding te mogen ontvangen worden, en zich door een Advocaat, naar 'sLands gebruik, te verdeedigen, in den Jaare mdcclxxxviii , door Aizo Boelens , weleer Volmagt ten Landsdage, wegens Stellingwerf Oosteinde, en dat van Jonker Sicco Douwe van Aylva, Grietman van Westdongradeel, als mede voor Pieter Fontein , ten gemelden Jaare, ingediend (f). Gelyk dit Jaar Friesland veelvuldig was in Vonnisfen, over de op het Blokhuis gevangen gezetten, waar van wy voorheen melding deeden (§), zo leeverde Stad en Lande desgelyks, veele voorbeelden op van buiten de Amnestie vallende Ingezetenen. De voornaamften deezer gedagten wy by voorraad, die Amnestie in derzelver uitwerking te boek ftellende (**). Geene zaaken van algemeane aangelegenheid , die ftoffe voor onze Gefchiedenis verfchaffen, vielen 'er, ten deezen Jaare, in dit Gewest voor. -— Dit ook was het geval in (*) Verzamel, by de Chalmot XXXV. D. W. £38 enz. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 1087. (§) Zie onze Vaderl. Hifi. XX». D. bl. 22 enz. (**) Zie onze Vaderl. Hifi. XXlll. D, hl.%1 enz.  HISTORIE. 63 ifi het Landfchap Drenthe. Weshalven wy kunnen voortgaan om het oog te vestigen op dit flag van Gebeurtenislèn, 't welk Wy, met den aanvange deezes Boeks vermeld hebben, een gedeelte van de fchryrftoffe tot hetzelve te zullen uitmaaken. Te meermaalen gpwaagde onze Gefchiedenis, in de dagen door ons befchreeven, van beraadflaagingen om eene veilige Legplaats voor 'sLands Schepen van Oorlog, en andere Vaartuigen, waar aan het vol gens aller toeftemming ontbrak, te vervaardigen. Van de gefchillen deswegen gereezen, die een algemeen erkend noodzaaklyk werk deeden verwylen, hebben wy gefprooken. • Deeze Legplaats was eindelyk in het Nieuwe Diep by het Zeegat van Texel bepaald (*> Om dien aanleg het uitgebreidst nut te geeven, en voor 's Lands Zeedienst er het beoogde voordeel van te trekken, diende het aanleggen van twee honderd Roeden nieuwen Dyk, tot het vormen en influiten van eene Werkplaats, benoodigd tot het kielen en herftellen van 'sLands Schepen; waar toe, met den aanvange deezes Jaars i de Bellekken gereed gemaakt,, en ter openbaare Aanbefteeding voorgelegd werden (f). 's Lands Vloot bleef ten deezen Jaare me* 1 werkloos. Een gedeelte flevende, ge!} k 23 wy vermeld hebben, na Engeland ,de Ca- sc C*) Zie öfize Vader/. Hifi. XXI!. D. bl. ara. (f) N. Nederl. Jaarb. i~go. bl. 124. (§) Zie onze Vaderl. lltff. Xxill. O, bl. j-u. XXIV. Deel. K ' LX VIII. boek. 1790. Aanftalte ter voltooijingJer Scheeps* )ergMaats ïu '■Nieuwe Diep. Verl* irrihé» 11 van Lands  66 VADERLANDSCHÊ LXVIII. bock. I70O. Bezwaaren voor den "Handel in een Kaapreglementdes Konings van Zweeden. Capitein van Braam begeleidde de Koopvaardyfchepen na de Oostzee. Een Vlootdeel onthieldt zich in de Middellandfche Zee. Ter oorzaake van de gewelüdaadigheden door weggeloopen Slaaven in een en ander onzer West-Indifche Volkplantingen aangerigt (*), werd de Admiraal Generaal in 't Voorjaar verzogt, ter voorkoming daar van, en tot dekking der Volkplantingen, twee of meer Schepen te doen uitrusten en derwaards af te zenden (f). Van het edelmoedig gedrag des Konings van Zweeden, ten aanziene van een en ander onzer Koopvaardyfchepen leeverde het voorleeden Jaar een zeer fpreekend voorbeeld op (§). Dan een Reglement op de Kaaperyen ter Zee, te Stokholm uitgekomen, baarde geene ongegronde vrees voor beletzelen aan 's Lands Koophandel op de Oostzee. In dit Kaapreglement werd contant Geld aan boord der Schepen van onzydige Mogenheden gevonden, ten meerderen bedraage dan zy bewyslyk voor Tollen, Scheepsbehoefcens, en ten dagelykfchen gebruike der Schippers en zyn Volk tot de plaats hunner beftemminge, noodig was, voor Contrabande gerekend. Bekend is het, dat de Handel van hier op Rusland, toen nog met Zweeden in Oorlog , grootendeels met gereed Geld gedreeven wordt: 't welk de Geldverzending derwaards f*) Zie onze Vaderl. Hifi. XXIIf. D. bl. 171. CtO N. Nederl. Jaarb. 1790 bl. 196. (§) Zie onze Vaderl. Hifi. XXIII. D. bl. 16*.  HISTORIE. 67 Waards zeer aanzienlyk maakt. Uit deezen hoofde moest eene bepaaling van dien aart door zyne Zweedfche Majefteit gemaakt, eigenaartig een donker voomitzigt en veel verlegenheids baaren by het niet onaanzienlyk deel van 'sLands Ingezetenen, wier Handelbedryf voornaamlyk op Rusland liep. De Beftuurders van den Moskovifchen' Handel, als mede een aanzienlyk getal1 Kooplieden ter Koopbeurze van Amfter- \ dam, vervoegden zich, met een dringend Verzoekfchrift by hun Hoog Mogenden, dier tusfchenkomst, in deeze zaak, ten behoeve van den Koophandel deezer Landen, yraagende. De Algemeene Staaten leenden hier aan onmiddelyk gehoor, blykens den last aan den Heer van der Borch, hun Afgezant te Stokholm, gegeeven, om ten Zweedfchen Hove aan te dringen; zo op het intrekken als het buiten werking (lellen van dit zo veel onheils fpellend Kaapreglement, voor zo verre het gereede Geld onder Contrabande Waaren rekende; als op de daadlyke vrygeeving der gereede Gelden, welke vóór de tyding van het verklaaren der Gelden voor Contrabande, van hier verzonden waren; byaldien onverhooptlyk eenige derzelven reeds mogten aangehouden weezen, of opgebra/n (*) Zo (*) Dit Kaapreglement was door den Konijn van Zweeden reeds in dea Jaare 1788 vasteefteld; doch m dit Voorjaar eerst aan onzen Minister ter hssd gekornen. Refol. Gen. 22, en 23. April ï79o* E 2 Lxvm. BOEK. I75JO. Vat raea les te verk telt,  68 VADERLANDSCHÊ LXVIII. BOEK. I79O. Gunftige •uitflag. Verzoek fchrifcerj der t- laardingerVisfers. Zo fpoedig als gunftig en gerustftellend was het berigt, 't welk de Heer Hasselgreen s Agent des Konings van Zweeden te Amfterdvm, ontving door de Graave van Lovenhelm , Zweedfchen Gezant by onzen Staat, hem op 't einde van Bloeimaand toegefchikt; immers het hieldt in, „ dat het zyne Zweedfche Majefteit terftond „ behaagd hadt, op het berigt van deeze „ zaak aan hem gedaan, aan zyne Admi,« raliteit te gelasten, by voorraad de uit„ voering van het bewuste Artykel op te „ fehorten, ten aanziene der Koopvaar- dyfchepen uit de verfcheide Havens „ van dit Gemeenebest vóór en op den „ achttienden van Grasmaand vertrok- „ ken. Om boven dien het geheele „ Commercieweezen van deeze Landen „ gerust te ftellen hadt zyne Majefteit te„ vens bevolen, dat zonder een oogenblik „ verzuim aan zynen algemeenen Conful „ te Elzeneur Paspoorten zouden gezon„ den worden, om, voor niet uit te gee„ ven aan de Schippers der Holkndfche „ Schepen. — Ingevolge van deeze fchik„ king, zou het Geld, dat in deezer voe„ ge aan boord van zodanige Schepen ge- vonden mogt weezen, hoewel voor den „ Vyand beftemd, geheel vry zyn, en be„ fchermd voor Verbeurtverklaaring (*).'* ■ Elk meent op zyn getyde te moeten visfchen; dit oordeelden, uit hoofde van de omftandigheden in Brabant en Vlaan- d£« (*) N. Neder!. Jaarb. 1790. bl. 106%,  HISTORIE, 6 deren, en den invloed van onzen Staat op dezelve, de Gcommitteerden der Visferyen zo van Waardingen als Maas/luis en Zierikzee te moeten doen, door by een Verzoekfchrift aan de Algemeene Staaten te kennen te geeven, dat zy, meer dan ééns, hun Hoog Mogenden hadden voorgedraagen, van welk een aanbelang de Vischhandel was voor Holland en Zeeland als mede de gevoelige fchade, welke zy moesten lyden door de belemmeringen en hindernisfen, in de nabuurige Landen aan den anders fterken uitvoer van verfche en gezouten Visch, Haring en Oesters, toege- bragt. Bepaaldlyk herinnerden zy hun Hoog Mogenden aan een Verzoek in den Jaare mdcclxxxv gedaan, wegens een Verbod, ten dien tyde, door het Gouvernement der Oostenrykfcke Nederlanden uitgevaardigd tegen den invoer van Zoutevisch en Abberdaan. Wel hadt het aan hun Hoog Mogenden behaagd, ten gemelden Jaare, vertoogen te hunner begunftiginge aan het Hof van Brusfel te laaten doen; doch geene gewenschte uitwerking daar van hadden zy mogen ondervinden; hun verlangen was onvoldaan gebleeven: waarom zy op herhaalde tusfchenfpraak by dat Hof, ter verwervinge van den invoer van den gemelden Visch en Oesters aandrongen (*). Door een zelfde beginzel gedreeven , waren Keetmeesteren in Holland en Zeeland hun Hoog Mogenden aan, met een Vei zoek fchrift f) N. Nederl.Jaarb, 1790. bl. 3395, E 3 LXVIFT. BOEK. Verzoekfchriftder Hol' landfcbe  ;© VADERLANDSCHÊ LXVIIl. b o e k. en Zeeuw- meester ren. ( 1 / I • 1 1 i I i i fchrift hoofdzaaklyk hier op nederkomen« de, hoe het eene bekende zaak was, dat ie bereiding van het Witte Zout, byzonder in de opgemelde Gewesten, van de eerfte tyden en opkomst deezes Gemeenebests,een der Hoofdneeringen geweest was, welke door het zeer fterk verkoopen na tiabuurige Landen, over het algemeen een lanmerkelyk voordeel toebragt aan verfcheile bronnen van beftaan ,/als Binnen- en 3aitenlandfche Scheepvaart, de Friefche 7eenderyen en andere. Dat het Witte £out, althans van het begin deezer Eeuwe ot in den Jaare mdccxlvii, 't welk in de ")ostenrykfche Nederlanden werd ingevoerd, liet hooger was beiast dan drie Guldens iet Vat, waar voor, in vroegeren tyde, rolgens het Tarif van den Jaare mdclxxx Llleen ééne Gulden werd gevorderd; doch iat, geduurende de Bezetting der Oostenykfde Nederlanden met Fransch Krygsvoik, ïit Zout met de bovenmaatige belasting van legen Guldens het Vat bezwaard zynde, daar door met de daad, een geheel verbod tiadt ftand gegreepen. Wel was, naa dat het Franfche Krygsvoik die Landen ontruimd hadt, by een Bevelfchrifc te Brusfel uitgevaardigd, in den Jaare mdccxlix die zo hoogloopende Belasting op vier Guldens tien S:uivers het Vat verminderd; doch eene veertigjaarige Ondervinding deect ten klaarden zien, dat deeze.Belasting üandhoudende, de Invoer van Wit Zout in Brabant en Vlaanderen, niet kon blyven ftandhouden. Meer dan eens hadden de Keet-  HISTORIE. 7i Keetmeesteren zich verpligt gevonden hunne billyke klagten over deezen drukkenden last by hun Hoog Mogenden te doen hoo ren, en hunne tusfchenfpraak te verzoeken. Het van jaar tot jaar toeneemend verval der Zoutkeeten in den Lande drong hun die aanzoeken te vernieuwen, en te fmeeken, dat het hun Hoog Mogenden gunftig behaagen mogt, de vereischte poogingen te doen, of te laaten aanwenden, ten einde de Belasting op het Witte Zout, uit deeze Landen in Brabant of Vlaanderen ingevoerd, verminderd, en althans niet hooger dan tot drie Gulden het Vat bepaald werd (*). In Slachtmaand hoorden de Algemeene Staaten deeze Verzoeken der Visfcheren en der Keetmeesteren: wat daar op gedaan en gevolgd is, blykt ons nergens. De teelt, de bereiding en verzending van Vlas, maakt, onder de menigvuldige takken, welke noeste vlyt, hier te Lande aanwendt , geen onaanzienlyke tak uit. Maar zal het vertier van dit voortbrengzel des Vaderlandfchen Gronds, ftandhouden en beftendig bloeijen, dan is het ongetwyfeld van het hoogfte aanbelang, dat de Vlasbouwers en Bearbeiders in het zwingelen en opmaaken van dit Gewas, niet alleen met de vereischte kunde, maar ook met eerlykheid, te werke gaan; ten einde de Koopers, in plaats van Vlas, geen gedeelte niets waardig vuil en ftoppelen in handen (*) N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 2394—2397. E 4 LXVIII. BOEK. I79O. Bezwsaren omtrent de Vlasbereidinghier 'e Lande.  %% VADERLANDSCHÊ «VIJL boek. Tegen- den krygen. Welk bedrog, niet dan naa het heekelen, en de laatfte bereiding, ontdekt kunnende worden, het nafpeuren de£ Bedriegeren onmogelyk maakte, 't Welk ten gevolge hadt, dat de Hollandfihe Vlasfen buiten 's Lands in minagting geraakten,' waar uit een minder vertier in de verzending van raau we Vlasfen moest volgen , en teffens het verftoppen van deeze bron van Welvaart. By Keuren en Ordonnantiën hadt men, in zommige Steden, tegen eene zo fchandelyke handel wyze, wel tragten te voorzien; doch meestal die behoedmiddelen vrügtloos gevonden. Uit deezen hoofde was het, dat eenige Kooplieden, zo te Dordrecht als te Rotterdam zich' reeds in den -Jaare 'jvïdcclxxxviii tót Staaten van Holland keerden, met den voorflag van eenige middelen tot herftel en voorkoming deezer bedriegeryen; met nevensgaand verzoek, dat hun Ed. Groot Mogenden dié middelen door een Wet mog*. en bekragr tigen. Eenige Amfürdamfche Vlas - fabrikeurs leeverden hier tegen een Vertoog by de Staaten in, flrekkende om aan te toonen, dat het oogmerk der Verzoekeren alleen was, om het raauwe Vlas zo zuiver te hebben , dat het voor buitenlandfche Verzendingen weinig of geen moeite zou weezen het in foorten te onderfcheiden; maar 't zelve, van de Markt komende, terftond in té pakken. Waar van zy oordeelden het zigtbaar nadeel te kunnen aantoonen. De Koopi?den te Gouda, fterk ïn deezen. Handel b*-!  HISTORIE. 75 betrokken, {temden niet alleen met hun in; maar gaven een breedvoerig Stuk over ter wederfpreekinge der Dordreckenaaren en Rotterdammeren, die beide deeze Stukken niet onbeantwoord lieten. Gecommitteerde Raaden deeze ingeleeverde Stukken overwoogen hebbende, dienden de Staaten van hunnen raadflag, ten aanzien van een voor hun zo nieuw werk als de Vlasteelt en Handel. De fterkst in deeze zaak betrokkene Steden Dordrecht, Amjlerdam, Gouda, Rotterdam en Gornkhem namen dit ter Staatsvefgaderinge over. Zo verre liepen de bemoeijingen over dit ftuk, zints den Jaare mdcclxxxviii , tot in Oogstmaand van 't Jaar mdcclxxxix. En leedt het tot het midden des Jaars, welks gebeurtenisfe wy thans te boekftellen. daï de Afgevaardigden van Dordrecht en Rotterdam, eenige bedenkingen te berde gebragt hebbende, Gecommitteerde Raaden een naderen Raadflag uitbragten; met een Ontwerp van eene Publikatie, dit zo lang betwist onderwerp des Handels betreffende. Eerlang namen de Staaten een Beiluit omtrent de Vlasbereiding hier te Lande, en Helden eene Publikatie vast. Niet minder dan vier honderd en twee v en zestig Vlasbouwers dienden by hun Ed. te Gr. Mog. een Verzoekfchrift in tegen de F. beraamde Publikatie op het bearbeiden en ^ binden van het Vlas, beweerende, dat zy ' buiten ftaat waren hun Vlas zodanig bewerkt te krygen, als by het Plakaat werd voorgefchreeven, of men moest daar toe E 5 zo- LXV1IÏ. boek. Publika:ie desvegen. ertoog (jen die, ïb.Iika■■ i" geend.  74 VADERLANDSCHÊ Ï.XVIII. BOEK. 1290. zodanige middelen bezigen, welke, naar hun inzien, den volflaagen ondergang der Vlasbouweren en hunne duizenden Arbeideren ten gevolge zou hebben. Hier by kwamen de verfchillende gevoelens der Kooplieden in. Vlas, volgens welke die bewerking door den eene dus, door den anderen zo verklaard werdt: als mede de openlyke en algemeene wederzin, die de Arbeiders daar tegen in 't algemeen lieten blyken, en openlyk betoonden. Zy onderfteunden deeze bezwaaren met aanduidingen der bewerking van het Vlas op de by 't Plakaat voorgefchreevene wyze, en de nadeelen voor den Vlasteeler en Bearbeider daar uit onvermydelyk voortfpruitende. Met bygevoegd vertoog, dat de Vlasfery, wel verre van onder de oude wyze van bewerking agterwaards gegaan te zyn, fpoed genomen hadt. Was het Vlas door zommigen niet behoorelyk fchoongemaakt geweest, hadden eenige de bedriegeryen, waarover men klagtigviel, gepleegd, het zou, huns oordeels, eene groote hardigheid weezen, dat, om de oneerlykheid van eenen enkelden, of zeer weinigen, alle de Vlasbouwers, en zo veele duizenden hunner Arbeideren, fchade zouden moeten lyden. Voorts vermeldden zy de in- dragt, door dit Plakaat gemaakt, op de Vryheid, die alle andere Landbouwers en Handwerkslieden in Holland genooten, om hunne Goederen zodanig te bewerken, als zy meenden tot hun meeste nut en voordeel dienstbaar te zyn; mits 'er geen bedrog  HISTORIE. 75 drog mede gepleegd wierd. Niet alleen was hun, zo dit Plakaat ftand greep, die vryheid benomen; maar hun eene wyze van bewerking voorgefchreeven, welke reeds in derzelver beginzelen, zo voor hun, als voor hunne Arbeiders, alleszins fchadelyk was, en by voortgang eene aanmerkelyke vermindering, zo niet de geheele ruïne van de Vlasferye hier te Lande ten gevolge zou kunnen hebben. Daar het ondertusfchen van zelve fprak, dat, indien de Vlasbouwers, zo wel als de andere Handwerklieden, de vryheid behielden, om hun Vlas, gelyk voorheen, naar hun genoegen; doch buiten allen bedrog, te blyven bewerken en opmaaken, en de nieuwe wyze van bewerking zo voordeelig was, als men hun Ed. Groot Mogenden hadt voorgedraagen, dat dan die nieuwe manier van bewerking ook van zelve zou worden ingevoerd, zo ras het maar bleek, dat de Kooplieden, voor het Vlas, zo na mogelyk, volgens de nieuwe wyze, bewerkt, zo veel meer befteeden, dat daar uit aan de Vlasbouwers het gemis van hun verlooren gaande Vlas werd vergoed, en zy aan hun • ne Arbeiders zo veel meer loons konden betaalen, dat die Daggeld konden winnen, geëvenredigd aan 't geen zy, volgens de oude wyze van bewerking, konden verdienen. Op deeze gronden verzogt het gemelde aantal in dit bedryf betrokkene Mannen, dat hun Ed. Groot Mogenden het Plakaat zodanig geliefden te verzagten, dat, in het LXV11I. BOEK. 1799.  f6 VADERLANDSCHÊ Lxvrn. BOEK. OverWeegin>gen wegens den Staat der. Oost-IndifcheMaatfcb/tppye. het vervolg, aan alle Vlasbouvvers vry en onverlet bleeve, om hun Vlas, 't zy overeenkom fïig met de wyze by dat Plakaat voorgefchreeven, of wei naar de oude en gewoone, te bewerken, en op te maaken, en alzo te markten en te verkoopen, zonder , in het een rf ander geval, te vervallen in de boetens hy 't zelve vastgefteld; blyvende dat Plakaat, zo met betrekking tot het niet behoorelyk fchoonmaaken van het Vlas, als ten aanziene van de bedriegerye, welke met het aanvullen der koppen , met vuil en zwingelftof, of met het Vlas op eene onbehoorelyke wyze te bevogtigen, zou mogen worden gepleegd, in zyn geheel, en dat voorts, hangende de raadpleegingen van hun Ed. Groot Mog. de werking van het Plakaat mogt worden opgefchort Herhaalde keeren hebben wy, in de jongstverloopen Jaaren, een treurig oog gevestigd op de ftaat der Oost-Indifche "MaatCchappye, het veelvuldig en aanhoudend Geldgebrek, als mede de poogingen aangewend om dezelve te hulp te komen, en in dit gebrek te voorzien (f). De aanhoudenheid hier van werd een zeer drukkenle last voor de Gewesten; en deedt de veelbeduidende Vraagen gebooren worden, (*) De Stukken tot dit langduurend en dus behandeld verfchil zyn byeen te vinden in de N Neder li Jaarb. 1790. bl. 2297—2354. ' ' CO wy wyzen te rugge op het XXI!. D. bl.aijfc  HISTORIE. 7? den Is de Oost-Indifche Maatfchappy, met die bezwaarende Onderftandgelden, te behouden, of niet ? Of dezelve moest behouden worden? En eindelyk, of dan, van wegen de zodanigen, die zo groote Opofferingen deeden, geen toevoorzigt behoorde plaats te hebben, zo om de mogelykheid van het behoud na te fpooreu, als om te waaken, dat de waare en gepaste middelen ter behoudenisfe van dit den Lande zo belangryk Lichaam wierden aangewend. — Het gevolg deezer beraadflagingen was, eene buitengeweone Com misfie daar te ftellen van eenige Heeren, om toezigt te neemen op het goed befluui van de zaaken dier Maatfchappye. Hun Hoog Mogenden droegen het benoemen dier toeziende Heeren op aan zyne Hoogheid (*). Volvaardig werd dit befluit volbragt. 's Volgenden daags wees een Brief diens Opperbewindhebbers van de Oost-Indifche Compagnie uit, dat hy tot die post beftemd hadt, Gerlach Jan Doys van der Does, Heer van beide de Noordwyken, Lid van de Ridderfchap, en wegens dezelve zitting hebbende in de Provinciaale Rekenkamer, Mr. Pieter Hendrik van de Wall, Oud Burgemeester der Stad Dordrecht, Mr. Joactum Rendorp, Heer van Marquette, Burgemeester der Stad Amfier dam, en Mr. Hendrik van Straa- len: (*) Rrf»!. Gen, 14 Mey 1750. Lxviir. SOEK? 1790,. Toezïeaj de Heeren door den Prins voorgefteld.  79 VADERLANDSCHÊ LXVIII. BOEK. 179°Op welIte voorwaardenzy die post aanneemen. len Jamz., Secretaris van Heeren Gecommitteerde Raaden in het Noorder Kwartier. By de bekendmaaking deezer keuze vermeldde de Raadpenfionaris, dat die Heeren, onderrigt dat zyne Hoogheid het oog der verkiezinge op hun geüaagen hadt, „ van den eenen kant, wel zeer gevoelig „ waren, wegens de zonderlinge eere en „ het onderfcheidend vertrouwen 't welk „ hun Ed. Groot Mogenden, nevens zyne „ Doorlugtige Hoogheid, in hunne Per„ fbonen betoonden te ftellen; maar dat „ zy tefFens, aan den anderen kant, voor „ Hoogstdezelven niet konden verbergen, „ wel gewenscht te hebben, dat de keu„ ze van zyne Doorlugtige Hoogheid ge„ vallen ware geweest op zodanige Per„ foonen, van wier arbeidzaamheid en kun„ digheden, met grond betere en over„ vloediger vrugten konden verwagt wor„ den; en dat zy, uit dien hoofde, zo „ wanneer zy aan de infpraak en neigin„ gen van hun hart den vryen en onbe„ lemmerden loop lieten, hun Ed. Groot „ Mogenden zouden moeten verzoeken, „ om hun te willen verfchoonen van de „ aanvaarding eener Commisfie, waar van „ zy de moeilykheden, en het epineufe, „ met welke zy zouden te worftelen heb„ ben, ten duidelykfte vooruitzagen; — „ doch dat de gratieufe wyze op welke „ die Commisfie hun werd opgedraagen, „ en vooral het vertrouwen op de onderr, fteuning en befcherming, zo van hm „ Ed.  HISTORIE. 79 „ Ed. Groot Mogenden, als van zyne „ Doorlugtige Hoogheid, de eenige gron„ den opleeverden, welke hun de vry„ moedigheid gaven, om zich, by voor„ raad, de Benoeming te laaten welge„ vallen." Naa deeze voordragt, voegden zy eenige voorwaarden, aan welker inwilliging zy niet konden twyfelen, en die hun altoos een open gaven, om, wanneer zy niet naar wensch Haagden, zonder fchade of fchande, uit dit gareel te kunnen treeden. Immers zy lieten, by monde van den Raadpenfionaris, volgen, „ dat zy den op„ gedraagen last zouden aanvaarden, byal„ dien hun Ed. Groot Mogenden aan hun „ die verzekering zouden gelieven te gee„ ven, dat Hoogstdezelven geene zwaa„ righeid zouden maaken, om hun niet „ alken daar van, ten allen tyde, op der„ zei ver verzoek, te ontflaan, zo wanneer „ zy in den loop der zaaken, zodanige „ omftandigheden zouden mogen ontmoeten,welke hun, met grond, deeden vree„ zen, dat hun arbeid en poogingen van „ geen gelukkigen uitflag zouden wee„ zen — maar ook in 't byzonder aan hun „ die vryheid zouden overlaaten, om zich „ meer bepaaldlyk te verklaaren, wanneer „ zy van de daadlyke en waare gefteldheid „ der zaaken van de Oost-Indifche Com„ pagnie behoorelyk en naauwkeurig zou„ den zyn onderrigt geworden, en aan hun „ verfchaft zou weezen al dat geene, 't „ welk, naar hunne gedagten, gefchikt zou » zyh LXVUL BOEK. I79O.  »o VADERLANDSCHÊ Ï.XV1II. BOEK, tog* i „ zyn,om, van vooren eenigermaate te kun* „ .nen berekenen, of de Handelingen, met „ een gegrond voornitzigt van een ,geluk,i kige uitkomst, al of niet, zouden kunnen worden voortgezet. En dat vervol- „ gens, van wegen hun Ed. Groot Mo- genden,aan Bewindhebberen van de Hol„ landfche Kameren mogt worden aangé„ fchreeven, om aan hun zodanige naauw„ keurige en uitgewerkte openingen van ,, de tegenwoordige gefteldheid, en den „ ftaat der zaaken, betreklyk de Oost-In„ difche Compagnie, te doen geworden, als zy zouden noodig hebben, en zy van „ voorfchreevene Bewindhebberen in het (i gemeen, mitsgaders van de Advocaaten „ deezer Maatfchappye, zouden vorderen ; „ ten einde, naa een onpartydig onderij zoek, en beoordeeling van alle de inge„ komene en verzogte Onderrigtingen, „ zich als dan, over het al of niet volduu„ ren hunner Commisfie nader en volftreke „ te kunnen verklaaren." Deeze voorwaarden baarden geene belemmering. Gemelde vier Heeren werden „ met eenpaarigheid, benoemd. Van deeze benoeming zou aan Bewindhebberen van 3e Höllandjch Kameren, door hun Ed. Gr; Mogenden, kennis gegeeven, en hun tevensr langefchreeven worden om aan dat gedeelte Ier voorwaarde, hun betreffende, door de Commisfie bedongen. te voldoen. Desgeyks zou voor hun, geduurende den tyd„. Jat zy zich in 't volvoeren van dien last, ïézig vonden, de noodige Geloofsbrief,»  HISTORIE* ft] ais buitengewoon Afgevaardigden ter Vergadering van hun Hoog Mogenden worden ter hand gefteld. Nevens de kennisgeeving van dit Befluit, zo aan zyne Hoog^ heid, als aan opgemelde Heeren, zou men deswegen kundfchap laaten toekomen aan Staaten van Zeeland (*). Niet verwylend üoegen die Heeren de hand aan 't werk, en bragten in Hooimaand een voorloopig Verflag uit; daar in zich bepaalende tot het Onderzoek, of de ftaat der Oost-Indifche Compagnie tot dat uiterfte gekomen was, dat zy, van nu af aan, niet verder konde of behoorde geholpen te worden; en of de in Commisfie gefielde Heeren, eenigermaate van vooren konden berekenen, of hunne raadpleegingen met een gegrond uitzigt al of niet konden Worden voortgezet? Het onderzoek hadt zich, in de eerfte plaats, bepaald om na te gaan, of de zo zeer vernederde ftaat der Maatfchappy alleen aan de gebreken, welke in alle handeldryvende en ftaatkundige Lichaamen van eene groote uitgeftrektheid gevonden worden, te wyten ware; dan wel Voornaam lyk aan toevallige oorzaaken? met andere woorden, of ze van zodanig eenen aart Waren, dat ze voor geheel ongeneeslyk en voor eene langzaame herftelling volkomen onvatbaar waren geworden. Uit de opgaven hun gedaan, was huil gebleeken, dat, hoe zeer de Maatfchappy, z*- (•) Refol. van Heil. 15 MeV I7qö« XXIV. Deel. F LXVIii» boek. I790. Voorloö» pig Verflag dooi hun uitgebragt*  82 VADERLANDSCHÊ LXVIH. boek. I79O. dert het Jaar mdccxxxv, wanneer zy nog een baatig flor. bezat van ƒ2,160,736, tot het Jaar mdccli, van tyi tot tyd, ten agteren was gegaan ƒ21,543644, en dit agterweezen, in het Jaar mdcclxxix tot /b,5o6-567 was verminderd geworden. Waar uit zy het befluit getrokken hadden, dat de Maatfchappy, toen ten tyde '4 de middelen niet ontbraken, om zich, binten weinig jaaren, uit alle haare fchulden te redden. By dit gunftig vooruitzigt ftak zeer af, het fchrikverwtkkend en ontroerend Tafereel, 't welk zy van de tegenwoordige gefteldheid der Maatfchappye ophingen, en toefchreeven aan den Oorlog, waar in het Gemeenebest met Groot-Brittatije werd ingewikkeld. Deeze fneedt niet alleen dit gunftig vooruitzigt eensklaps af; maar hadt het deerlyk gevolg, dat de fchuldder Maatfchappy, in Bloeimaand van het afgeloopen jaar, en dus binnen den omtrek van tien Jaater» geklommen was tot meer dan vier en zeventig Millioenen, welk agterweezen, zedert dien tyd, tot op heden, op omtrent tien of elf Millioenen, huns agtens, mogt begroot worden. — Een agterweezen, waar onder de Maatfchappy reeds hadt moeten bezwyken, indien dezelve, door hun Ed. Groot Mogenden, niet edelmoedig en volvaardig ware onderfteund geworden. Zy bragten dit in 't midden, om hun Ed. Groot Mogenden te doen gevoelen, dat toeva llige om Handigheden voor geen de minfte, zo niet voor de voonaaamfte oor- £aa-  HISTORIE. Ö! zaaken moesten gehouden worden van der veragterden ftaat, waar in zich de Maatfchappy daadlyk bevondt, en dat de Maatfchappy, in haaren eigen boezem, genoegzaame redmiddelen hadt, ten minften in den Jaare mdcclxxix gehad hadt, om door het aanwenden van gepaste maatregelen , tot herftel van ingefloopene misbruiken, het diep vernederd hoofd wederom op te beuren, en haare zo groot geworde fchulden te verminderen. Het kon niet gelochénd worden, erkenden zy , dat de Staatrekeningen van&idte. zedert het begin van deeze Eeuw, jaar op jaar, en opeenvolgend waren blyven agteruitgaan. Een verfchynzel, waar uit men, in den eerften opllage, misfchien zou be* Hutten, dat de Staat der Maatfchappy, hoe voordeehg ook in haar uitzigt, in den Taare mdcclxxix zich hier te Lande opdeedt, egter m den grond, en wel ingezien zynde, zich op den duur, en fchoon de Oorlog met Engeland geen plaats gegreepen hadt, met zou hebben kunnen ftaande houden. Om deeze Aanmerking te wederfpreeken, voerden zy eene ftelling aan, welke wy, jnet de eigene woorden, zonderlingheids halven, moeten vermelden „ Zo lang „ die nadeelige Balans in indün, door de >, Verzending van Contanten, en uit dê », betaaling van Asfignatien in het Moe„ derland, heeft kunnen worden /rezui»» ve"*» 20 lang heeft de Maatfchanoy de »» ywdefen in h3aren boezem gehad', om a den Handel, fchoon met eene groote F 3 Win** I Lxviir. BOES. 1700,  84 VADERLANDSCHÊ LXVHI. BOEK. I790. Winstderving, te kunnen blyven voort„ zetten. Men moet de Maatfchappy ver„ gelyken by een groot Koopman, welke „ twee byzondere Comptoiren in twee „ byzondere Landen of Plaatfen heeft, op het eene verliest hy by continuatie, en „ jaar op jaar, op het ander gaat hy voor„ waards, en fuppleert daar uit het ver„ lies van het eerfte: zo lang hy dit kan „ blyven doen, is hy in ftaat en in de „ mogelykheid om den geheelen Handel „ van die beide Comptoiren aan te houden; ja, de winst van het eene geeft hem zelfs geen ongegrond vooruitzigt, dat hy het verlies van het andere zal kunnen blyven fuppleeren, en, by flot „ van rekening, een avans doen. „ Even zo was het gelegen met de ftaat „ van de Oost-Indifche Maatfchappy, vóór „ het uitbarften van den Oorlog, en wan> „ neer 'er middelen kunnen worden uitgedagt, om de lasten in Indien te doen „ verminderen, en de verregaande gebre„ ken aldaar te verbeteren, zo moet, naas „ onze gedagten, uit de Staatrekeningen van „ Indien dit befluit voornaamlyk worden „ getrokken, dat de ingekankerde kwaal „ aldaar een dubbele aandagt, en buitengewoone geneesmiddelen, vordert; 't wehY „ des te noodzaaklyker wordt, naar maate „ de ftaat van de Maatfchappy hier te Lande thans met meerder Lasten be„ zwaard zynde, minder vermogen heeft „ om dat agterweezen in Indien te kunnen „ fuppleeren." In  HISTORIE. 85 In dit gunftig vooruitzigt vonden zy zich gefterkt door de taal der Bewindhebberen van de Voorzittende Kamer, ten flot van eenige middelen van herftel door dezelve voorgeflaagen. „ Wanneer hier in," zeggen zy, „ onze nederige wenfchen mogten wor„ den vervuld, en de poogingen bereids „ aangewend en nog verder aan te wenden „ ter vermeerdering van den Handel, en „ winstgeevende Producten hadden dien „ gunftigen uitflag, waar toe ons de be„ rigten uit de Indien ontvangen, de beste „ hoop geeven, en die door eene gewensch" *e vermindering van Lasten, in eene „ dubbele reden voordeelig zouden wor„ den gemaakt; dan zouden wy door het „ duistere tydvak, over 't welk wy onze „ berekeningen in deezen hebben moeten „ uitftrekken, het heuglyk oogenblik zien „ opdaagen; ja, met die verzekering, wel„ ke men in foortgelyke zaaken hebben „ kan, en die alleen onvoorziene gebeur„ tenisfen uitfluit, te gemoet zien, dat „ de Maatfchappy niet verder tot last van „ het gemeene Land of Provincie zou „ verftrekken, en voortaan alleen beftaan, „ om, onder Gods Zegen, in haaren boe„ zem, ryklyk uit te ftorten de vrugten „ van de moeilykfte opofferingen, welke zy aan 's Lands Ingezetenen hebben ge„ kost, en de beooging van het algemeen M welzyn Zo noodzaaklyk zal hebben ge„ maakt, als wy zonder dat zelfde ook „ voor ons, als Ingezetenen, zo belang„ ryk doelwit afkeerig zouden zyn glF 3 „ weest, Lxviir. boek. 1790.  86 VADERLANDSCHÊ LXVIII BOEK 1790. Een flu van Tn $ingh to deeze zaak b£ trekkeJyk, ingediend (*) Dit is de aanvang van het breedfpraakig Rap. port dier Commisfie op den 8 July 1790 aan Staaten van Holland overgleeeverd, met de Bylaagen, Voorhanden in de Zaaken van Staat en Qerleg by j. ALi-ART XXlll, O. bl. I— 47 . „ weest, immers na dezelve, ten behoeve ■ „ van het Lichaam, 't welk wy helpen be„ ftuuren, te verlangen." Wel oordeelden Heeren Commisfarisfen het zeer vermetel, deeze woorden, van nu af aan, met dat vertrouwen, de hunne te maaken; doch zy vonden geene zwaarigheid, hun Ed. Groot Mogenden te verzekeren, dat niet alleen, volgens de berigten van anderen en deskundigen , maar ook, naar hunne eigene inzage, de ftaat der Maatfchappye geenzins hooploos was; dat ook geoefende Mannen, zo in als buiten het Bewind, reeds hunne talenten te kosts lagen, aan het uitdenken en aan de hand geeven van bekwaame middelen tot herftel, welke niet ongefchikt fcheenen, om aan den kwynenden toeftand der Maatfchappye een nienw leeven by te zetten (*). k De beëedigde Hoofddeelhebbers van de ' Oost-Indifche Maatfchappye ter Kamer Am1 fier dam hadden kennis gekreegen van de be. noemde Commisfie, en aanfchryving, ingevolge van het Staatsbefluit, den Bewindhebberen gedaan. Hoewel dit aanfchryven " de Hoofddeelhebbers niet aanging, oordeelden zy, dat hunne betrekking tot de Maatfchappy hun bevoegd maakte, om eene Memorie van Confideratien van een Hoofddeel heb-  HISTORIE. 3? hebber, over de oorzaake» der verctgtering en de middelen tot verbetering derzelve, te mid een van Zomermaand aan Hoofiparticipan ten ovtrgegeeven, kort daar op, aan de CommL.fie toe te zenden. Zy befchreeven den Opiteller als iemand, die, in verfcheide betrekkingen, gednurende het tydverloop van veertig jaaren, de Maatfchappy gediend hadt, en dus in de gelegenheid geweest was om dat groot Lichaam, in veele opzigten, van nal y te leeren kennen, en die daarenboven te meer maaien met de voornaamfte Ministers der Maatfchappy hadt medegewerkt. Dit ftuk was gevloeid uit de welverfneede pen vah den Heeie Gtjill. Titsingh (*) Zyne bedenkingen draagen akins de kenmeiken niet alleen van de wydftrekkende kunde, maar ook van de rondboistigheid dien bekwaamen Man eigen. Zodanig ftraalden die hoi danigheden, in i dit uitgewerkt ftuk door, dat de Hee-ji ren Otto Willem Falck, Jan Elias Craeyvanger en J hannes Petrus Scholten, Bewindhebbers der Oost-Indifche Maatfchappye: Leden van het eer:yds genaamde Vyf de Departement, doch thans het Departement van Befognes geheeten, fchoon met hem in allen deele niet inftemmende. des het voordeeligst getuigenis gaven. Immers de aanvang van een door hun in- (*) Deezi hoocstbelangryke Confideratien zyn zee-- nit.ewerkt, en te vin.!e,i in de N, Neder/, %aürb. yoor ï^yo bl. 1910—1991. F 4 Lxvin, boek. an meringen,»ar op.  88 VADERLANDSCHÊ LXVHI, boek. ingediend ftuk draagt hier van getuigenis, en zal de verkorte opgave hier van teffens tot een fchets kunnen ftrekken van het heerfchend denkbeeld door den Heer Titsingh aan de hand gegeeven. „ De Memorie „ van den Heer Hoofdparticipant Tit„ singh , alzins kenmerkende deszelfs „ zugt, om van zyne verkreegene kun„ digheden, een nuttig gebruik te maa„ ken, en mede te werken tot behoud der Oost-Indifche Compagnie, aarzelt men geen oogenblik om met Heeren beëe^ ,, digde Hoofdparticipanten, eene billyke „ waarde te hegten aan een Werk, met een zo pryslyk oogmerk in de wereld „ gebragt, en aan gemelden Heer toe te „ kennen den lof, dien zyne yverige poo9, gingen, tot bereiking van het gewenscht einde, verdienen. —r— Men kan zich „ terftond voegen by diens gevoelen, dat de „ lasten van de Compagnie zo zwaar zyn, „ dat geen uittedenken Trefor kan toerei„ ken om dezelve, op den duur, goed „ te maaken, en zy kunnen en behooren „ verminderd te worden. Men ge- „ looft ook, dat het niet genoeg is zich „ daar by te bepaalen, en dat zelfs hier „ te Lande eenige Bezuinigingen kunnen „ plaats hebben, als mede dat in den Han, „ del verandering moet worden gemaakt; „ doch men kan met den Heer Tïtsingi^ ,, niet inftemmen, dat de voorgeflaagene „ Middelen van Herftel genoegzaam zou„ den zyn om de Compagnie te dn^n ,? blpeijen; fchoon men egter yan l egrtp  HISTORIE. 89 M is, dat door het omhelzen of uitbreiden „ van zommige derzelven en het byvoe„ gen van andere, tot dat heuchlyk ein9, de, kragtdaadig zou kunnen worden „ medegewerkt. Men is het gevolg- „ lyk met dien Schryver ééns, dat, hoe »» zorglyk de toeftand van de Compagnie „ ook zyn moge, dezelve niet als hoop„ loos moet worden aangemerkt, en dat j, geene middelen ter behoudenisfe moe„ ten worden onbeproefd gelaaten; mits „ maar vóór het omhelzen derzelven, met „ alle zorgvuldigheid worde onderzogt, 9, de waarfchynlykheden van een goed ge„ volg, en of dezelve kunnen ftrekken 9, tot vermindering van den omflag, zo „ wel in Indien als hier te Lande, om „ daar door, en door eene voorzigtige ver„ meerdering der Retouren, de Uitgaven 9, aan de Inkomften evenredig te maaken." Veel, zeer veel, vonden deeze Heeren, 1 ondanks dien toegezwaaiden lof, aan te 1 merken op het voorgedraagene van dien , Hoofddeelhebber, die de Middelen vanc Herftel, meer hier te Lande, dan in Indien \ wilde gezogt hebben; terwyl zy dezelve f meer tot de Indien bepaalden,, en oordeelden dat het zeer veel bedenkens droeg of het wel geraaden zou zyn, de volvoering van de voorgeflaagene of het uitdenken van nieuwe middelen tot Herftel alleen aan het tegenwoordig Beftuur in Indien over te laaten; daar de tegenwoordige Gouverneur Generaal, zo wel als de overige Leden van het hpogfte Coliegie van Indien, F 5 in Lxvin. BOEK. 1790. rerfchilsnd geoek-nver de ïiddelen >t Uerel.  jo VADERLANDSCHÊ LXVni. BOEK. '790. Eene Bezendingaar.geraaden. in deezen hooggeklommen nood, in ge breke bleef om eenig middel van Herftel aan de hand te geeven. Oneindig beter keurden zy het over te gaan tot het zenden eener Commisfie van voorzienige en onbaatzugtige Perfoonen na de Indien, die, doordrongen van de hachlyke geiteldheid der Compagnie, en overtuigd van de noodzaaklykheid van een fpoedig en kragtdaadig herftel, daar in niet werden wederhouden , door het o? tzien van deeze of geene betrekkingen, noch door het denkbeeld , dat het invoeren van 't zelve , een ftiliwygénd verwyt zou opleeveren, dat men , als 't ware, nalaang was geweest daar toe eerier de hand re leenen, of door eene vreeze ;>m daar door ont/.et ie woraen, van eene yoorige Grootheid, en de gelegenheid om Vrienden en Gunftelmgen te verryken, en wat dies meer mogt weezen, maar alleen bezield zynde, met de zugt om mede te werken tot het in ftand houden der Maatfchippy, en daar in hun lust en eere ftel3en. — Dan zou men zich, huns agtens, mogen vleijen met e^ne goede uitwerking 3er middelen, die men hadt gemeend te moeten vourdiaagf-n, en eene gegronde hoop* mogen voeden, dat dezelve, zo niet dien, ten minften voor een groot gedeelte hadden medegewerkt tot behoud van een Lichaam, welks belangen zo naauw verknogt waren aan die van het lieve Vaderland (*). Th (*) N. Neder/, "jaarb, I7pö. bl. 2204—2234.  HISTORIE. 91 De onvermoeide Titsingh bleef niet in gebreke om op dit Stuk een antwoord te geeven : 't welk in uitgebreidheid zyn eerst hier bovengemelde Vertoog evenaarde, waar in hy zeer kragtige taal fprak, en {tukken ter baane bragt, die veelen misfchien liever der duisternisfe zouden aanbevolen gezien hebben. — Wegens het aangepreezen middel tot Herftel in de Indien, het derwaards fchikken eener Bezending, zegt hy, „ eer „ Middel waarlyk, waar by men zich zt „ wel gevonden heeft, dat het nooit ten „ tweedemaale is herhaald; terwyl mer door het opgeeven van de hoedanighe „ den, welke de Leden deezer Commisfie „ zouden moeten bezitten, niet onduide„ lyk te kennen gaf, dat deeze aan de Hooge Regeering in de Indien ontbra ken, en daarom, op eene zo buitenge9, woone wyze, behoorden te worden aan ,, gevuld." Uitgewyd hebbende over hei grievende in deeze taal begreepen voer dei tegenwoordigen Heer Gouverneur Gene raai, in getrouwe dienften voor de Oost Indifche Maatfchappy grys geworden, er voor de geheele Indifche Regeering, welke den Souverain en de Vergadering van Zeventienen in het Oosten vertegenwoordigt: hoe zeer het tot krenking van haar gezag moest dienen, hun'moedloos maaken, en buiten het vermogen brengen om eene me dewerking te betoonen, zo hoogstnoodig, zo volftrekt onontbeerlyk in deeze zeei gevaarlyke oogenblikken, gaat de kundige Man voort, cm met de (lukken, in 't groot, te LXVIII. boek. 179O. Door Titsii>gh beantwoord. I  ,92 VADERLANDSCHÊ LXVIII. BOEK. 1790. te toonen, wat hier te Lande plaats vondt, en daar uit te doen zien, welke Bezuinigingen daar in konden te werk gefteld worden. ,, Hoe," vraagt hy, „ kunnen deeze „ Heeren fpreeken van eene vermeerdering „ der Indifche Uitgaven, en geheel zwy„ gen van die der Vaderlandfchc, by welke de eerstgenoemde geheel verdwynt. „ Het is waar, ze zyn toegenomen, en „ nooit hebben wy tegengefprooken dat ze „ behooren verminderd te worden; maar „ blyven beweeren, dat die vermindering „ niet van eenig belang kan zyn." „ Dat," vervolgt hy, „ die Heeren dan „ het kwaad, het welk voor de voeten „ zelfs ligt, toch niet met ftilzwygen voor„ bygaan; het Bewind moet gehouden „ worden te willen zien, of men doet „ het te kort; en het moet zien, zal het „ met ernst en mannenmoed aangrypen, „ daar het behoort. Het uur is geboo„ ren, (maar het verloopt ook elk oogen„ blik, om nooit weder te keeren,) waar „ in alles opwekt om dit te doen, met „ cordaatheid, yver, en agterftelling van „ alles, wat hier toe niet behoort. Zo „ lang het Credit van de Compagnie, door „ het opeenhoopen van Intrestpenningen, „ de jaarlykfche veragtering kon aanvul5, len, kon zich nog iemand met hoope „ voeden, dat eenige buitengewoone ge„ beurtenis de zaaken ten goede zou kun„ nen doen keeren: maar die hoope kan „ nu alleen beftaan in het ftuiten en wee- „ ren  HISTORIE. 93 5, ren van Desorders, welke zo fchandelyk „ als bekend zyn: in het invoeren van ,, goede en waare Orde, die nooit nadee„ lig kan zyn voor het eerlyk middel van „ beftaan van braave Dienaaren, in 't pluk„ ken van alle die vrugten, welke haare „ uitgeftrekte Zeevaard, by geduurige oplettenheid, kan opleeveren, welke de Geest der Natie, en het belang omtrent „ de Mededingers, met opzigt rot den „ Handel, fchynen aan te bieden, zo dezelve met waaren ernst worden omhelsd. „ Meenen die Heeren, dat, ondanks al„ les wat wy gezegd hebben, wegens de „ onwraakbaare en natuurlyke oorzaaken „ der vermeerdering van de Indifche Lasten, „ ondanks de door ons gefielde onmoge,, lykheid van eenige vermindering aldaar, welke van uitwerking zou kunnen zyn „ op het behoud der Compagnie, ondanks „ de door ons betoogde allerhoogfte fcha„ delykheid en 't gevaar van zulk eene ge„ weldige vermindering, van wegens des„ zelfs noodzaaklyken en onvermydelyken „ invloed op 't geen wy hartaderen noem,, den; egter de Lasten in Indien zullen „ worden gebragt op den voet deezer „ Eeuw, wat is dan billyker dan dat men „ zich ook hier te Lande het zelfde op„ legge: en men zal daar door in minder „ tyds de Compagnie fehatryk maaken, „ dan men nu heeft befteed met over de „ middelen te twisten. „ Wy ftaan in dat opzigt volkomen in „ het gevoelen van een onzer Leermees- » te- lxviii. DOEK. I790.  S>4 VADERLANDS CHE LXVIIlf. EO EK. 17^0. Eene Geldheffing san de O. I, Maatfchappytoegedaan. „ teren, in wien wy altoos een byzondef „ doorzigt in 's Compagnies belangens heb» ben opgemerkt, te weeten; dat, in zo „ ■verre de Gebreken hier te Lande, de waare „ primitive oorzaaken van het verval van de r> Maatfchappy zyn, het onmogelyk is, daar ,, in te voorzien, en alle poogingtn ten dien „ einde altoos zullen blyven buiten effect, in - dien niet praalabel die gebreken gecorrt„ geerd en geheel weggenomen worden, zon' der welke de Maatfchappy verkoren is, „ welkers verlies geheele Steden en Provinciën, „ jaa de Republiek zelve met gewisfen onder„ gang dreigt. „ Wy zeggen niet, dat ons Plan, dit „ Herftel alleen kan uitwerken; maar wel „ dat het 'er een groote weg toe is, als „ dezelve, met die hartlykheid en volftrek„ ten wil, om tot het einde te komen, „ bewandeld wordt: zonder welke het be„ ter zou zyn 'er geen voet op te zetten, „ en het "er mede gaan zoude, als het „ gewoonlyk met alle kwaaien doet, wan- neer men palliative hulpmiddelen gebruikt „ om dat de fpecifique niet van onzen fmaak „ zyn (*)." Te midden van alle die fchikkingen op de redding der Maatfchappye gemaakt; te midden van deeze overweegingen, zo wyd uiteenloopende, over de middelen om dezelve te doen Hand grypen, bleef de Maatfchappy in de oude Geldbehoefte, en kreeg de- (*) Dit uitgewerkt ftuk is voorhanden in de A'» Nederl. Jaarb. i7p», bl. 2499—5554,  HISTORIE. 95 dezelve in Hooimaand van Staaten van Hol land verlof, om, onder hunne Vry vaaring, van Hoofdfom en Renten, eene Geldligting van acht Millioenen Guldens, by wyze van Lorery, ten behoeve der Hollandfche Kameren, te doen (*_). Thans bleek dat de Oost-Indifche Maatfchappy, zintsden Jaare mdcclxxxi, ondtrfteund was met de verbaazendt lom van ƒ67707585 "t welk Jaar door Jiar gerekend ƒ4513832 beliep. En oordeelde men dat "er tot inftandbrenging van den Handel niet minder vereischt wierd dan ƒ.5000000 (f). Welke verbaazende Geld- fom- (*) Zie het Plan in de N. Neder!. Jaarb. 1790. b). 1924 enz. (_t Us hier de berekening, volgen.- de opgave van R. L. Bouwens aan zyne Committenten. bU 360 enz 1. indien de Militaire Magt in de Indien moei gecompleteerd worden tot 18 of nooo Man , zl zulks aan aanritsgel- den.en traifport extraordinair kos e.> ƒ 3500000 2. To: hertelling van de rtmn en voor de Comptoiren in de Indien ƒ10000000 3. Tot h ritel van de Navale Magt vanide Compagnie met twintig Schepen f 35000C0 4 Tot inwisfelicg van het Papieren Geld in de Indien rouleerende . ƒ 300000a 5. Tot in ftaatlteiling van de Kas boven het Provenu van het Retour . ƒ 5000000 Te zatnen /"a5oooooo Terwyl boven dien h^t Bpv ind nog voov ■ e extraordinaire uitbreiding van den Handel berekende . . . f 5000000 En dus ia 't geheel de foua /3voocooo LXVHI. boek. I79O.  LXVJÏI. B o e k. EeneMilitaireCommisfie komt op Batavia. 1 1 i Bedenkingen ■ over het verminderen der_, Onkosten aan j de Kaap. \ 1 i 55 VADERLANDSCHÊ fommen te koste gelegd aan een Lichaam 4 't welk thans, wel verre van eenig voordeel aan 'sLands Kas toe te brengen, tot een allerdrukkendst bezwaar van dezelve ftrekte! — Ter bekoming van welke Gelden men zich bediende van eene voor 's Lands Credit zo nadeelige Wisfel - Negotiatie (*)a Inmiddels waren, in Slachtmaand ter Reede van Batavia aangekomen twee Lands Fregatten, de Heeren Vaillant, Verheul en Grebenstein, eene Mili-' :aire Commisfie dér waards afgevaardigd, jvervoerende. Wederzyds greepen de gejruiklyke begroetingen plaats (f). Hun ïomst mogt ten voorfpel dienen van eene ladere Bezending, welke men aldaar te vagten hadt. De Heeren Falck, CraèyvangeR en S c holtë n, dien wy zo zeer gefield zaïen om het herftel der Oost-Indifche Maairchappye in de Indien, zelve, en meer dan lier te Lande te zoeken, in tegenftelling /an het gevoelen des Heeren Titsingh, ladden, by de befchouwing van de toeneenende en te zeer drukkende lasten dier Maatfchappye, byzonder het oog laaten /allen op de, van jaar tot jaar, vermeerde'ende Onkosten aan de Kaap de Goede Hoop, waar door zy verklaarden, „ dat dit , Gouvernement thans een Lastpost was » ge- (*) Wat de Afgevaardigden van de Stad Amfler' lam des oordeelden, hebben wy geboekt in onz* 'aderl. Hifi. XXII. D. bl. 224. (t) a. Nedtrl Jaarb. 1791. bl. 1756,  HISTORIE. 97 il geworden, welke alleen de Compagnie, j, binnen kort, geheel ten gronde zou 3, doen gaan, indien 'er niet onmiddelyk „ in werd voorzien." Te deezer oorzaake oordeelde zy het van hun onvermydelyken pligt, den ftaat van dit Gouvernement naauwkeurig na te gaan, hunne bevinding voor de Vergadering van Zeventienen open te leggen, op dat,zonder verder uitftel,het noodige deswegen zou kunnen beraamd, en zulke middelen daargefteld worden, als tot eigen behoud volftrekt noodzaaklyk waren. Hoe zeer zy begreepen, dat zulks ook ten aanziene van de andere Vastigheden noodig zou weezen, meenden zy egter, dat de Kaap, als uit hoofde van de nabyheid, meer onder het rechtftreeks toezigt van het Bewind hier te Lande, ook in de eerfte plaats vorderde, dat het BeWind werkzaam ware om de noodige HerVorming daar in te voeren. Zy erkenden, dat de Kaap, befchouwd als een Ververfchingsplaats, voor de uiten t'huisvaarende Schepen buiten twyfel vari de grootfte nuttigheid was; eene nuttigheid, welke zich niet alleen bepaalde tot onze Oost■ Indifche Maatfchappye, naardemaal ook de Schepen van andere Volken des gebruik maakten. Wel betaalden de laatstgemelden hunne Behoeften tot Veel hooger Pryzen dan de Vaderlandfche; doch men zou zich grootlyks bedriegen, indien men in die laagere Pryzen voor welke de Schepen der Compagnie hunne Benoodigdheden en Ververfchingen kreegen,het voorXXIV. Deel. G £eei LXVllt' boek* I79Ö,  98 VADERLANDSCHÊ LXVIII. BOEK. I79O. deel boven de Vreeraden wilde zoeken. Want de Maatfchappy moest tot het verfchaffen van die Behoeften zo veel omflags onderhouden, en diensvolgens zulke verbaazende kosten maaken, dat dit fchynbaar voordeel niet alleen geheel verdween; maar dat die Bezitting tot een aanmerkelyk bezwaar hadt geftrekt, zelfs in die tyden, toen de Maatfchappy aldaar een maatigen omflag onderhieldt. Deeze ftelling wordt in 't breede met de (lukken beweezen, en moet men zich verbaazen over de (leeds toeneemende uitgaven, in veelerlei opzigten, die alle een fpaarloosheid aanduidden, de kenmerken van eene zeer ongeregelde huishouding draagen, en ten bewyze (trekken, dat 'er kwaade Praktyken om zich, tot groote fchade der Maatfchappy, te bevoordeelen, plaats vonden. Men ziet uit alles, dat 'er geen fchyn zelfs is te vinden van het voldoen aan eene aanpryzing der Vergadering van Zeventienen, om de uitgaven na te gaan, en, zo veel mogelyk, te befnoeijen; men hadt zelfs gezien, dat, om dit flegts ten voorbedde by te brengen, de Ministers, in deeze bekrompene tyden, waren overgegaan tot den inkoop van eene Staatfiekoets, die 2310 Guldens kostte. — „ In „ héén" merken de Voordraagers dier Bedenkingen op, „moge, op zommige „ plaatzen, met eenig regt worden voor„ gegeeven, dat een uiterlyke praal noo„ dig is-T om de Inlandfche Vorften de • 00een te verblinden; maar aan de Kaap ö „ moet  MiSTORIË. 99 ïi móet dit zeker geheel overtollig voorko 9, men; daar men zeker geene waarde kan si hegten aan de denkbeelden, die de Kaap ,, fche Inlanders of Hottentotten zich mo9, gen maaken van de Grootheid der Com9, pagnie, of van hunne Dienaaren; ter- wyl de daar voorbytrekkende Vreemde„ lingen van beduidenis, niet aan het ui,, terlyke zullen blyven hangen; maar veel j, eer de innerlyke waarde beoordeelen." Inzonderheid laaten zy zich uit Over de verbaazende kosten aan de Verfterking van de Kaap, zints den Jaare MDccLxxxiii hefteed, en het Krygsvoik daar onderhouden. Het was ondertusfchen in de vermindering der Krygsbezetting, en de betaaïingen op den ouden voet alleen niet, dat zy de lasten der Maatfchappye aldaar wilden verminderd hebben. Zy haaien verfeheiden andere Artykelen van groote kosten op, waar in zeer veel zou kunnen bezuinigd worden. In de daad, de geldverfpillingen waren in veele opzigten, in het oog lopend groot. By derzelver vermelding worden de middelen ter bezuiniging opgegeeven; en dit alles komt in zodanig eeri licht voor, dat derzelver aanwending, de Maatfchappy niet alleen ontheffen zou van haar bedervende kosten; maar ook die Vastigheid flegts tot een maatig bezwaar doen (trekken. Gegrond is hunne aanmerking, ,9 dat men in 't algemeen niet zou kun- nen tegenfpreeken, dat, hoe meer de ,, omflag verminderd en eenvoudiger geijt maakt wordt, men Ook tevens dé gele- LXVIlf. BOEK. I790;  ioo VADERLANDSCHÊ LXVIII. boek. 1790. Indifche Compag nie neig ten val. „ genheii beneemt om misbruiken te doen „ volduuren, die eerst ongemerkt inge- floopen, vervolgens als wettig worden „ aangezien en voorgedraagen, terwyl zy „ ook, naar de denkwyze en gemoedlyk„ heid van de Ministers en Bediendens der „ Maatfchappye, kunnen worden uitge„ breid. >—- By den invoer, derhal ven, „ van middelen van Bezuiniging en In- krimping, waar by de baatzugt van den eenen, de grootheid van den anderen, „ en dus de beide dryfveeren van de „ menschlyke daaden, Zelfbelang en Ei„ genliefde, worden beteugelt, moet men „ zich altoos voordellen zwaarigheden, en 9, tegenkantingen, te zullen ontmoeten, om „ de uitvoering van heilzaame orders on~ mogelyk te doen voorkomen, of ten „ minften te verfchuiven (*)." Was en bleef de Oost-Indifche Maatfchappy in groote ongelegenheid, de West' Indifche, neigde, ondanks de kostbaare Bec zending van drie Heeren na deeze Wereldftreeken (f) ten val. Dien voorfpellende was eene liekendmaaking op hoog Gezag van (*) Dit uitvoerig en zeer Ieezenswaardig ftuk is voothanden in de N. Nederl. Jaarb. voor 1790. bl. jon—1064. Wy herinneren ons, in de Reizen van ]. S Stavorinus, in de Jaare 1793 en 1797 veel over de Kaap en de daar plaatshebbende misbruiken geleezen te hebben. Verborgenheden der ongeregtigheid daar gepleegd, worden in een befchaamenden ^dag gezet, door een waarheidlievend Man, die geen reden hadt ora ze voor het oog zyner La'idgenooten te verheelen (f; Zie onze Vaderl. Hifi. XXIII. D. bi, 165*  HISTORIE. ioi van deezen inhoud. Naardemaal het Octroy van de West-Indifche Compagnie met den laatften van Wintermaand des Jaars mdccxci , ftaat ten einde te loopen, hebben hun Hoog Mogenden goedgevonden, dat, zonder voor als nog eenige bepaaling te maaken omtrent het volduuren of niet volduuren der West-Indifche Compagnie, om, in allen gevalle, en wanneer eetis goedgevonden mogt worden, die Compagnie te doen ophouden, eene behoorlyke waardeering en vereffening van de Effecten, Goederen en Schulden van dc Compagnie tegen de Schulden , ten haaren laste, by tyds te kunnen opmaaken, de Bewindhebberen te doen aanfchryven, om, zo dra zulks mogelyk is, eene Vergadering van Tienen te befchryven; ten einde daar in eenige weinige Gecommitteerden te benoemen, om, met Heeren Afgevaardigden van hun Hoog Mogenden, mede byzonder daar toe te beftemmen, in onderhandeling te treeden over de wyze waar op deeze waardeering en vereffening, in het veronderftelde geval, zou behooren te gefchieden (*). De uitflag van die Zamenkomst, de eindelyke Ontbinding van dit Lichaam, valt in een volgenden Jaarkring. In Suriname was de Koffy zo flegt ge- ( flaagd, dat de meeste Schepen, ter vervoe-h ringe van dit Gewas daar liggende, niet6 dan laat, en veele zonder eene volle Laa-" ding C) N. NederI. Jaarb. 1790. bl. 2334. G 3 LXVII. boek. I79O. ïefteldeUi in utïnate.  102 VADERLANDSCHÊ ixym. POEK, I70O. Vroegty digVoor jaar.' Hoog geewa•jer in de yHmer. ding te kunnen bekomen, zouden moeten vertrekken. — De Prys der Slaaven, was, door gebrek aan toevoer, zeer hoog gefteegen; men betaalde van zes honderd vyf en zeventig tot acht honderd voor een Slaaf (*). Wy zullen deezen Jaarkring beftuiten met de korte vermelding van eene en andere optekenenswaardige byzonderheid. Strenge Winters tekenden wy te meermaalen aan, dewyl zy verfchynzels van eenen zeldzaamen aart opleeverden. Zonderlinge Voorjaars zagtheid van Lugtsgefteltenisfe, en daar uit volgende meer dan gewoone vroegtydige ontwikkeling der herleeyende Natuure, mogen wy desgelyks niet onopgemerkt laaten. In 't laatst van Lentemaand bloeiden niet flegts de Perzik- en Abrikoosboomen; maar zagen wy in den Tuin der Bloemisten de Gebroeders Veen even buiten Haarlem, 't geen vry zeidzaamer is, een Peerenboom in vollen bloei. De vrees dat koude en nagtvorst, niet zeldzaam in dit Jaargetyde, die veelbeloovende en bekoorelyke vroegtydigheid, zou doen beklaagen, werd niet geheel ongegrond bevonden (f). Een zeer flormagtig Najaar joeg in Wintermaand, aan de Hollandfche Kust, het " Water der Noordzee tot eene ontzettende hoogte op. Het ftrand was zo geheel bedekt, dat de Duinen met den voet in het / Zee- f*) N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 591. (D Ksmst- en Letterbont IV. O. bl. oö. 12^  HISTORIE. 103 Zeewater {tonden. Eene zo zeldzaam e als fchrikbaarende vertooning, welke de nieuwsgierigheid der waards lokte. Ontzetting beving den aanfchouwer; vrees werd by hem gaande; doch gelukkig bleef het by die kommervolle aandoening. Met meer jammers ging gepaard en werd daar van gevolgd een anders niet ongewoon Weerverfchynzel, doch ongewoon in die maate, en 't welk men moet bygewoond hebben om over de zwaarte te kunnen oordeelen. Naamlyk de Mist, die met den laatften Avond deezes Jaars opkwam, en tot omtrent elf uuren aanhieldt. Dezelve was, by aanhoudenheid, welke maar weinig tusfchenpoozingen van verligting hadt, zo fterk, dat in Haarlem, Amfierdam en 's Gravenhaage , waar die Mist het fterkst en omtrent gelyktydig fchynt gevallen te weezen, geen geheugen van iets dergelyks kennis droeg. Met angst zag men buiten de deur,1 één Mist was alles wat het oog ontmoette. Ze-er naby moest een voetganger, voorzien met een Kaars of Lamplicht weezen, om ontdekt te worden : behalven aan het fpreeken en toefchreeuwen, 't geen de akelige ftilte op het ontzettendst afbrak. In eigen deur ftaande, kon men het licht, 't geen een Buurman voor een venfterraam gezet hadt, niet ontdekken. Menschliefde reikte Lampen , Kaarsfen en Flambouwen uit aan den verlegen voetganger, en zette Lichten waar zy dagt dienst te kunnen doen. De Oudejaars-avond, op gemelde plaatzen, veel G 4 al LXVHI' BOEK. I79O. Zwaare Mist.  i©4 VADERLANDSCHÊ LXVIII. BOEK. i i i ( \ 1 c { s 3 j i 1 ( e Voorzorgen tegen j zwaare Mist ge- f èraagen. e II tl al in Vrienden - bezoeken gefleeten, maakte de drukte op ftraat grooter, en de verlegenheid der t'huis zittenden algemeener. Ieder was begaan qver de zynen, die men dagt dat op weg konden weezen. Eene beduchtheid niet ongegrond; want Menfchen'en Rydtuigen, die ten tyde der zwaar' fte Mistvlaagen, zich op ftraat bevonden, werden verbysterd, misten den rechten weg, gelukkig indien dit omdwaalen het ïrgfle was, veelen geraakten in 't water, :n werden gered; doch een aantal in Amlef dam , en eenigen in Haarlem, en één n 's Graienhaage beleefden het uiteinde des [aars niet, deerlyk verdrinkende. -.—3 uiten Amfierdam was de Mist niet minter fterk. Jaagfchuiten wier uur van afmaren ten achten inviel, durfden niet 'oor half tien uuren de reis aanneemen; vanneer eenige opklaaring een geheel verIwynen van die Mist beloofde. Hoe on;eraaden het was van wal te fteeken, mag nen opmaaken uit het geval van eenen leer, die aan de Schulpbrug op den Buien Amfiel, noodzaaklyk aan de oveuydc noetende zyn, met den Qverhaaler in diens bhuitje ftapte; doch omtrent anderhalf uur •p den Amfiel zwierf eer hy den wal, op ene bekende plaats, bereikte. Zo diepen indruk maakte deeze gevaarte Mist op het hart, dat eenige menschevende Amfier dammeren, die het zich eerie ere rekenen zo wel onheilen voor te koïen, als de daar in gedompelden uit te, :tkten., Plans ontwierpen, om by het we-  HISTORIE. 105 j der ontfraan van zulk eene Mist-donkerheid hunne Medeburgers voor 't gevaar des Waters, waar mede die Stad zo zeer doorfneeden is, te beveiligen. Zy wilden Balluftrades langs de Stads Gragten plaatzen, voorzien van zodanige flagboomen, als noodig waren ter voorkoming van het flremmen of bezwaarlyk maaken van het losfen en opflaan van Koopmans Goederen , het blusfchen van Brand, en foortge- lyke gevallen. Dan dit Plan hadt geen gevolg: naardemaal die van den Geregte der Stad deeze heilzaame Ontwerpen, door mensenliefde aangeboden, aanmerkten als met te veel ongelegenheden omgeeven ter daadelyite invoering. Zy bevalen den algemeenen Brandmeester en de Brandmeesters van alle de Wyken der Stad, om te wederzyde van alle de Bruggen en Sluizen, 's avonds by opkomende zwaare Mist, Pikblaakers en brandende Toortzen te plaatzen. Dat de Nagtwaakers, als dan, voorzien van een brandenden Lantaaren of Toorts, en met hunne Dreggetjes, ter redding der ongelukkig in 't water gevallenen , langs alle de Stads Gragten de rondens zouden doen. Zy vermaanden de Burgers , op de gefchiktfte wyzen, de voetpaden der Stad te verlichten; en ook langs de Gragten Touwen ter hoogte van drie of vier voeten te fpannen, welke Touwen in de huizen by voorraad zouden worden gereed gehouden (*). Die (*) A7. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 31—25, G 5 LXVIII. BOEK. I790.  xo6 VADERLANDSCHÊ HISTORIE. LXVIII BOEK. I790. VA- Die van den Geregte van Haarlem lieten het berusten by de Burgers te verzoeken en aan te maanen, om, by een onverhoopte zwaare Mist, 'savonds hunne Huizen van binnen of van buiten te verlichten, of Kaarsfen of ander Licht op de Stoepen voor hunne Huizen te plaatzen (*). Eene en andere plaats te dier Stede, in zulke omftandigheden het gevaarlykst, werd door eenaffchuttenden yzeren hek naar de plaatslyke omftandigheden ingerigt, veiliger gemaakt. Met den befchreeven Mist, die deeze Voorzorgen ten gevolge hadt, liep dit Jaar ten einde, en dus ook de taak onzer Befchryvinge, van dien Jaarkring. O) N. Neder/. Jaarb. 1791. bl. 14.  VADERLANDSCHÊ HISTORIE. NEGEN EN ZESTIGSTE BOEK. INHOUD. Stoffe deezes Boeks. Onze Staat onder de Bemiddelende Mogenheden om den Vrede tas fchen den Keizer en de Por te te bevorderen. Aanvang der Onderhandelingen te Szistoye. Waar door vertraagd. Toegeeven van de Turkfche zyde. Berigtgeeving deswegen. Oorfprong van deeze Toegeevenheid der Idooge Porte. Belemmerende Voor/lag van den Keizerlyken Gezant. Handelingen deswegen. Marren der Vredesonderhandelingen. Dezelve hervat en voortgezet. Wat dit werk bespoedigt. De Vrede met veel plegtigheids getekend. Ver/lag van den Vrede tusfchen Rusland en de Porte. Handelingen tusfchen den Keizer en onzen Staat. Be/luit om den Keizer een voorflel te doen van wederzydfc/uti Byftand. De Onderhandelingen door aer Staaten Gezant te Weenen aangevangen. Voor/lagen van wegen hun Hoog Mogenden den Keiztr gedaan. Antwoord des Keizerly- ken LXIX. BOEK,  io8 VADERLA ND S C H E LXIX. ROEK. ken Gezants. De Staaten treeden toe. De Pruisftfche Zaakbezorger Renfner vertrekt uit den Haage. De Koning van Frankryk neemt de nieuwe Staatsregeling aan. Bekendmaaking hier van aan hun Hoog Mogenden. Nadere en bepaalder kennisgeeving deswegen. Hoe beantwoord. De Franfche Afgezant hier te Lande erkend. Hun Hoog Mogenden ontvangen berigt van de Verbintenis tusfchen den Keizer en den Koning van Pruisfen, met eene uitnoodiging. De Verbintenis te Pilnitz gefchetst. De hoop der Franfche Uitgeweekenen verzwakt. Hoe de Keizer zich verklaart omtrent de zaaken in Frankryk. Wat de Koning van Pruisfen deswegen betuigde. De Franfche Uitgeweekenen fcheppen eenigen moed. Hoofddoel der Verbintenisfe te Pilnitz. Zwaarigheden by de Leden des Duitfchen Ryks over die Verbintenis. Opklaaring van dezelve. Nadere gerustftelling. 's Keizers dreigend fchryven aan Frankryk. Gerustfiellende Uitfchryving van den Dank- en Bededag der Algemeene Staaten. By zonderheid by den Wapenfehouw te Waasdorp. De Prins bezoekt zyne Heerlykheid Borkulo. Voltrekking des Huwelyks van den Erfprins met de Prinfesfe Fredrica Sophia Wilhelmina. De Gehuwden te Utrecht ontvangen. Derzelver aankomst in 'sGravenhaage. Openlyke Intreede der Gehuwden in dit Hofplaatze. Gelukwenfchingen Lyfrente der Prinfesfe door Hol land toegelegd* Lyf rente van Zeeland. De Jaardag der nieuw getrouwde Prinfesfe in 'sGravenhaage gevierd. Het voorfchrift des openbaarèn Gebeds in Holland verbreed. Het r kt  HISTORIE, 100 lot der na Frankryk uitgeweekene Bataaven. Inhoud eens Gefchrifts aan de Nationaale \ Vergadering in den voorleden Jaare opgefleld en nu over gekeverd. Nader daar by gevoegd Vertoog. Nieuwe aandrang deezer Uitgeweekenen by de Nationaale Vergadering. Antwoord daar op van den Voorzitter d'Averhoult. het ftuk der Quotas blyft hangen. JVÏogten wy den Jaarkring des voorigen Jaars ontfluiten met den Vrede in het Noorden, binnen denzelven tot ftand ge-: btagt, te vermelden; mogten wy toen fpreeken van eenen gedreigden, doch gelukkig agtergebleeven, Kryg, tusfchen Spanje en het Britfche Ryk, waar buiten onze Staat niet zou hebben kunnen blyven; mogten wy gewaagen van Vredeswenken, ten aanziene van den Oorlog zo bloedig woedende, met zo wisfelenden Krygskans gevoerd tusfchen Oostenryk en de Ottomannifche Porte (*) "•> het Jaar' tot welks Gefchiedkundige befchouwing wy ons thans zetten, zag laatstgemelden Kryg geëindigd. Daar nu onze Staat, in de voltrekking van dien Vrede zyn aandeel, en dezelve onmiddelyke gevolgen hadt op de betrekkingen tusfchen den Keizer en de Vereenigde Gewesten, zullen wy zeer eigenaartig met (*) De Leezer zie, wegens deeze aangeduidder gewiaige Gebeurtenisfen, te rugge op den aanvang. va& het LX Vil. Boek onzer Vaderlandfche Historie. LXIX, SOEK. Stofte leezes 3oeks«  iio VADERLANDSCHÊ j&oek. Onze Staat oüder de fcemiddeleiideMo genlieden met het vermelden van den Vredehandel,en Wat daar uit voor den Lande gebooren werd, dit Jaar openen; en by het vermelden van eenen toen desgelyks geëindigden Kryg, tusfchen Rusland en dert Turk, dit Boek voorts befteeden tot het ophaalen der Gebeurtenisfen en Schikkingen van verfcheidenerleien aart de Bondgenootfchaplyke Gewesten in 't algemeen raakende. SchryfftofFe van eenen afwisfelenden aart. Welker verfcheidenheid ons toelacht, en die wy ons verzekerd houden dat de aandagt onzer Leezeren over het geheel op geene ongevallige wyze zal toeven; fchoon 'er, by wylen, Gebeurtenisfen in zullen voorkomen, die meer fchitterend dan den Lande daadlyk voordeelig waren 5 Gebeurtenisfen, waar in zommigen de kiemende zaaden van 's Lands volgende Onheilen meenen te ontdekken. Derzelver voordragt zal aanwyzen, wat men van dusdanige gedagten te houden hebbe. Op eenigen, fchoon geen verren tydsafftand fchryvende, is 'er naderhand genoeg gebeurd, 't welk ftaatkundig licht aan die' vroegere voorvallen, toen nog met nevelen omwonden, kan byzetten. Niet ougunftig hadt Keizer Leopold', in den voorleeden Jaare, zich over den Vrede met de Ottomannifche Porte. uitgelaaten (*). Was de zoen in Brabant door de tusfchenfpraak der Gevolmagtigden van Groot-Brittanje, Pruisfen, en van onzen Staat C) Zie onze Vaderl. Hifi. XX:II. bl. 2%$  HISTORIE. in Staat getroffen (*), Staatsdienaars van die zelfde Mogenheden, Jerome , Marquis van Lucchefini, wegens Pruisfen; Robbert Murray Keith , wegens Groot-Brittanje, en R. van Haeften , wegens hun Hoog Mogenden, vervoegden zich, met het afloopen des voorigen Jaars, na Szistove, de plaats beftemd om den Vrede tusfchen den Keizer en den Turk, indien mogelyk, te bewerken. Met den eerften dag deezes Jaars vingen de Onderhandelingen aan, die, zo ras zy, in volgende dagen, belangryker werden, verfchillende gevoelens over voorafgaande punten, tot bepaaling van de wyze hoe behoorende, ter baane bragten. 's Keizers Gevolmagtigde, de Vryheer van Herbert-Rathleal, verklaarde dat de bemiddelende Mogenheden, ingevolge der overeenkomst te Reichenbach getroffen, alle Verbintenisfen moesten vrywaaren tusfchen het Huis van Oosienryk en de Porte geflooten. Maar dewyl by die Verbintenisfen aan Oosienryk geene geringe voordeelen, den Handel betreffende, waren toegeftaan, waar onder de vrye Vaart op den Donau tot in de Zwarte Zee, behoorde, kon het niet misfen of deeze Verklaaring moest weinig ingangs vinden by den Afgezant der Porte, daar de Groote Heer die vrye Vaart altoos met een jalours oog hadt aangezien. Zyn Gevolmagtigde verzette zich hier tegen niet alleen, maar eischte tevens, dat alle over- een- (*) Zie onze Vaderl. Hifi. XXIII. D. W. 243, BOEK. 1791. Aanvang der Onderhandelingente Sziste* ve*  ïia VADERLANDSCHÊ Ï.XIX. BOEK. 179 x. To-egeeven van de Turkfcbi zyde. eenkomften tusfchen de beide Mogefihe-' den, zints den Vrede te Belgrado, tot op den aanvang des tegenwoordigen Oorlogs geflooten, geheel vernietigd zouden worden, of weezenlyke veranderingen ondergaan moesten. De Staatsdienaars der bemiddelende Mogenheden, bragten in 't midden, dat, daar die Overeenkomften, ten tyde van derzelver fiuiting, aan de buitenlandfche Hoven niet bekend gemaakt waren, men niet guarandeeren kon, waar men niet af wist: en dezelve gevolglyk als byzondere zaaken, moetende aangemerkt worden, geen gedeelte van een algemeen Verdrag konden uitmaaken; ten ware alle de Mogenheden van de byzondere omftanden, daar toe betrekkelyk, onderrigt werden. — De Vryheer van Herbert bleef, ondanks deeze tegenverklaaringen op zyn ftuk ftaan: hier door vondt de Turk/de' Afgezant zich genoodzaakt om Boden na den Groot - Vifier en na Conftaminopolen af te vaardigen, om deswegen naderen last te vraagen. Deeze nadere lastvraaging viel juist in ten tyde van den voorfpoed der Rusfifcke Wapenen tegen de Porte, en de bloedige verovering van hmaïl. De verlegenheid waar in men zich deswegen te Conftantino~ pok bevondt, deedt de voorige eifchen by de Szistovifche Onderhandeling intrekken* De nieuwe last des Afgezants hieldt in, dat de Porte den flatus quo, zonder eenige by voeging, zo als dezelve op de Zamenkomst te Rekhenback was vastgefteld, aannam. De-  HISTORIE. "3 Dewyl nu, volgens de daar geflootene Overeenkomst, in het Vredes Tractaat met Oostenryk tusfchen het Turkfche en Keizerlyke Hof, alles in dien ftaat moest gefield worden, als zulks vóór den Oorlog was (*), en alle de voorige geflootene Verdragen tusfchen beide de Hoven in kragt bleeven, begreepen de Staatsdienaars der bemiddelende Mogenheden, dat 'er thans geene andere zwaarigheid overbleef, dan de Vrywaaring dier Verbintenisfen: weshalven zy onmiddelyk hunne Hoven van deezen nieuwen ftap tot de Bevrediging lieten verwittigen. Veel gronds was 'er om deeze toegeevenheid der Porte flegts aan te merken, als een gevolg haarer verbitteringe tegen Rusland, aan welk Ryk zy geen de minfte voordeden, ter verkryging van den Vrede, wilde toeftaan, ondanks de veelvuldige voordeelen door 't zelve op haar bevogten, en den zeer gevoeligen bykans onvoorbeeldlyken neep jongst, by de verovering van Ismaïl, geleden (f). Stout op haa- (*) Dat is vóór den 8 van February 1788. (t) Deeze Verovering, een der bloedigfte, is te gedenkwaardig om 'er niet meteen woord gewag van te maaken. Dezelve viel voor op den twee en twintigften van Wintermaand des Jaars 1790. Ten dien dage werd de Vesting Ismaïl door de Rnsfen, aangevoerd door, den Bevelhebber Suwauoff Rimniksky, ftormenderhand ingeromen; van wederzyde werd met onvoorbeeldlyken moed geftreeden. Niet minder dan 30,81*5 Man fncuvelde aan de zyde der Perte; tcrwyl het getal der gevangen genomen Turken, Christenen en Jooden op !4,°co XXIV. Deel. H es- LXIX. BOEK. I79I- Berigtgeevingdes wegern Oor- fprong van deeze toegevenleid der Porie.  ii4 VADERLANDSCHÊ LX1X. boek. BelemmerendeVoorflag van den Keizerlyken Gezant. haare Bondgenooten, bleef de Porte in de Vredesonderhandelingen met Rusland onverzettelyk. Wanneer de Vryheer van Herbert te Szistove de genegenheid van zyn Hof te kennen gaf om ook den Vrede met Rusland herfteld te zien, met byvoeging, dat de Keizerin zich met eene maatige fchadeloosftelling zou vergenoegen, drong men. van de Turkfcke zyde, 'er op aan, dat Rusland niet alleen al het veroverde moest terug geeven, maar ook op den afftand van de Krim, als een voorafgaand Artykel. Intusfchen namen de Onderhandelingen des Vredes, met welke men waande vry verre gevorderd te zyn, een keer, die op de Gezanten der bemiddelende Mogenheden gerekend wordr. Van de eerften ftierven den volgenden dag reeds 2000 aan hunne bekomene wonden. Men vervoerde de overigen na elders; de gevangen Christenen en Jooden werden in vryheid gefteld en na de Stad terug gezonden. Het getal der gefneuvelden aan de Rusfifche zyde beliep flegts 1943 Man, waar onder 64 Opperofficieren, en dat der Gekwetften 2700, onder welken 250 Officieren van rang. Aanmerkelyk waren de voordeden de Rusfen,, by die verovering, ten deele gevallen. Zy beftonden uit niet minder dan 265 Stukken Kanon, by de23000 Ponden Kruid, 20000 Kanonkogels, eene groote menigte andere Ktygsbehoeften; 400 Vaandels (behalven de vernielden in den ftryd) 7 Paardeuftaarten, 2 Sangiacken; acht Vaartuigen met 12 Kanonnen, en 5 Falconetten;als mede uit 12 Tranfportfchepen en 22 andere kleine Vaanuigen. Zie Historisch Schouwtooneel van *s Werelds Lotgevallen, te Haarlem by A. Loosjes Pz. I. D. bl. 44. Men vindt in bet IV. Deel diens We.ks eene uitmuntende Befchtyving van die Str.d.  HISTORIE. den eenen onaangenaamen indruk maakte. Op een der byeenkomften in Sprokkelmaand verklaarde de Keizerlyke Gezant, dat zyn Meester wel niet afzag van de beloften, door zynen Staatsdienaar, uit zynen naam, te Rekhenbach gedaan; doch dat 'er groot onderfcheid was tusfchen Voorbereidende Schikkingen of de Voorafgaande Arty'kelen, dat het te Rekhenbach de vraag niet geweest was, de laatstgemelde vast te fiellen, waar aan men thans arbeidde; maar wel om eerstgenoemde te beraamen Dat gevolglyk de tegenwoordige Zdmenkomst zich met de voorafgaande Artykelen, als nog niet geregeld zynde, moest bezig houden, en dat de Verbintehisfe;i, in het eindelyk Vredesverdrag door het Huis van Oostenryk aan te gaan, niet onverdeelbaar dezelfde konden zyn, als dé algemeene en in veele opzigten onbepaalde Verbintenisfen te Rekhenbach; vermits dezelve min of meer afhingen van de toegeeflykheid der Turken, ten aanziene der' wederzydfche fchikkingen, tot verzekering der Grenzen en de duurzaamheid van den' Vrede, welke de Keizer, by zyne verklaaring van Rekhenbach, zich uitdruklyk hadt voorbehouden aan de Porte voor te {tellen. Zo onverwant als bevreemdend klonk i deeze taal des Öosténrykfchen Gezanrs in de ooren der Staatsdienaaren van de bemidde- de lende Hoven. Zy poogden aan te toonen, ge dat 'er maar één onverdeeldegrohdfiag was, waar op het Vredesverdrag moest rusten r H 2 tii-xtn- LXIX. BOEK; lande, aerf 1.  LXIX. BOEK. I7QI. Marrer der Vr< deshandeünge. Niet 116 VADERLANDSCHÊ naamlyk de Verklaaring der Oostenrykfche Staatsdienaaren aan die van zyne Pruisfifche Majefleit, in den voorleden Jaare, te Rekhenbach overgegeeven, en de Tegenverklaaring, door welken de laatften dezelve, in den naam van den Koning hun Meester, onder Vrywaaring der beide Zeemogenheden,aannamen. Ingevolge hiervan beweerden zy, dat de beide Ryken te Szistove geene Verbintenisfen konden aangaan, onderfcheiden van de toen gemaakte, uit welken hoofde zy de Verklaaring des Heeren Herbert aanmerken als geen fleek houdende. — Overeenkomftig met dit begrip -drongen zy by den Keizerlyken Gezant aan om te verklaaren, of hy zich, uit kragt der algemeene bedoelingen van het Kabinet des Keizers, dan wel op Hoógstdeszelfs onmiddelyken last, op die wyze hadtluitgelaaten. Zeer ftellig luidde de betuiging in antwoord, „ dat het de uit„ druklyke wil van Leopold den II was, „ en hy in 't vervolg by zyne nu gedaa„ ne Verklaaring zou blyven!" De verzekering hier van maakte, zon-der naderen last, alle Onderhandelingen vrugtloos, deezen zogten de Staatsdienaars der bemiddelende Mogenheden, als mede de Turkfche Gezant , te bekomen. Staande dit fleepend houden der werkzaamheden, kwam, in Lentemaand de Graaf d'Esterhazi, Afgevaardigde tot de Vredehandeling wegens de Kroon van Hongaryen, als tweede Gevolmagtigde van het Weener Hof, te Szistove aan.  HISTORIE. ïi7 Niet lang vertoefden deeze beide Kei zerlyke Gevolmagtigden te Szistove', maai begaven zich na Bucharest. De bemiddelende Gezanten, door dit vertrek, met afgefchrikt, lieten geenzins na hunne onderhandelingen met de gebleevene Turkfche Staatsdienaars voort te zetten. Zy verdubbelden hunne poogingen om de wydgaapende belangen der wederzydfche Mogenheden nader aan elkander, en eene gewenschte vereeniging tot ftand te brengen. Zo gelukkig Haagden zy in dien arbeid, dat de vertrokken Keizerlyke Gezanten, naa het maaken van de noodige affpraake wegens het verlengen van den Wapenftilftand, van de zyde der Ottomannifche Porte verzogt wierden tot het terugkeeren na Szistove om de afgebrooke Onderhandelingen te hervatten. Vdór hun vertrek hadden beide Keizerlyke Gevolmagtigden zich daar toe geneegen verklaard; en kwamen zy in 't midden van Hooimaand ter plaatze der Vredeshandelinge weder. Onmiddelyk werden de byeenkomften tot het daarftellen van een minzaam vergelyk hervat, en onafgebrooken voortgezet. De Krygsverrigtingen der Porte tegen ^ Rusland, met hoe veel yvers ook her- w vat, hadden denzelfden ongelukkigen uit- fP fiag; bykans overal moesten de eerften voor de laatilen bukken; de Pest woedde daarenboven op het verfchriklykst in het Turkfche Ryk. Met één woord, de alleszins kommerlyke toeftand' der Ottomannifche Porte was van dien aart, dat H s zy LXlX. BOEK. Hervat en voortgezet. 7at dit ;rk beledigt.  ff xix. BOEK. «79? DeVred met vee plegtig. heids ge tekeud. i 118 VADERLANDSCHÊ zy het voortzetten van den Kryg voor haar volflrekt ongeraaden moest oordeelen. Alles liep zamen om te verwagten, dat de thans hervatte Vredesonderhandelingen, op het treffen van den onlangs zo fchynbaar zich verwyderenden zoen zouden uittoepen. : Die Vredestekening greep den vierden 1 van Oogstmaand fland, en ging met zon_ derlinge plegtigheden vergezeld. De Turk ' fche Schriftuitleggers naar hunne rekening, bevonden hebbende, dat op den gemelden dag de Naamiddag alleen gunftige uuren tot Ondertekening van den Vrede opleeverde, verlangde de Reis-Effendi dien tyd waar te neemen; de Gevolmagtigden der Christen Mogenheden fchikten zich naar dit zwak der Turken. Omtrent vier uuren 's naamiddags vervoegden zy zich allen na het Huis der Vredeshandelinge. Voor 't zelve zaten in grooten getale de Turken op ftraat, Tabak rookende : ook flonden, op hec Voorplein, vyf fraay toegeftelde Turkfch Hengften. In de Vergaderkamer zat de Reis-Effendi, met de overige aanweezende Turken ter rechter zyde op een Divan, en de Christen Staatsdienaars te flinker zyde by een tafel. Naa de Tekening der Gefchriften, het Vredesverdrag inhoudende, flonden zy allen op en traden elkander te gemoet. De Pruisfifche Gezant nam van den Reis-Effendi het ondertekende Gefchrift aan, overreikte het aan den Engelfchen Gezant, deeze aan dien van onzen Staat, die het weder aan den Pruis- fifchcfi  HISTORIE. na fifchen ter hand ftelde; uit diens hand ontving het de Baron Herbert , die het aan den Graaf d'Esteuhazy overreikte. Daar op ontving de Pruüfifche Gezant van den Baron Herbert het andere Gefchrift, 't welk op dezelfde wyze rondwandelde (*). Naa deeze overgifte lagen de Turken, elkander het hoofd op den fchouder; de Christen-Gezanten omarmde de een den ander. Hier op ging men zitten. Vyf Turkfche, met Sabelvellen uitgemonfterde en gevoerde Pelfen in de Vergaderkamer gebragt zynde, werd door Turken den Pruisftfchen Gezant omgehangen, vervolgens de Engelfche en Hollandfche Gezanten te gelyk, en eindelyk de beide Keizerlyke Koninglyke Gezanten tevens. Onder dit laatfte bedryf kondigde het bulderend Gefchut de voltrekking deezes Vredehandels aan. De Tolken bekwamen, te dier gelegenheid, een Kleed met gemeene Sabelvellen uitgemonfterd, de Geheimfchryvers als mede 'de Bedienaars een Winterkleed. De drie Gezanten der bemiddelende Mogenheden, als mede de twee Keizerlyke Koninglyke befteegen de hun toegeichikte Rydpaarden. Met die plegtigheden liep eene Vredehandeling af, waar toe van wegen deezen Staat de Heer van Haef- ten (*) De Stukken toen getekend en uitgewisfeld, vindt men geheel in bet bovengemelde Hhtoriscb Schouwtooneel voor den Taare i?oi in de Bylasen het 111. Deel. J 3 " H 4 LX1X. BOEK. 1791.  120 VADERLANDSCHÊ LXiX. boek. 1791. Verflag van de Vrede tusfchen Ruüand en de Porte. ten beftemd was, die deswegen eene buitengewoone belooning ontving (*). Schoon onze Staat niet werklyk betrokken ware in den Vredehandel tusfchen Rusland en de Porte, moeten wy 'er, met een kort woord, van gewaagen, als eene gebeurtenis met den laatstgemelden Vrede in verband ftaande, en in de gevolgen geenziris onverfchillig voor de Vereenigde Gewesten. De ontzettende nederlaage by de verovering van Ismaïl (f), verwekte een zo luid gemor en daar mede gepaarde ïiï— gemeene beweeging in de Hoofdftad des Ottomannifchen Ryks, dat de Grooten Heer alle voorbehoedzels nam tot het verhoeden van een Volks Opftand. Ondertusfchen hadt die nederlaage, wel verre van hem tot Vrede te doen neigen, op dien Heerfcher eene ftrydige uitwerking. Zyne verbittering tegen de Rusfen nam, by het kry, gen der geduchtfte Hagen, toe; en voelde ' hy zich tot het kragtdaadiger voortzetten des Krygs aaugevuurd. Te Lande en te Water voerde hy dien; maar met een aanhoudenden ongelukkigen uitllag. ^ (*) Men befloot de Heer van Haeften , buiten zyn daggeld van ƒ60 als Envoyé, nog f 40 daags toe te. leggen, zo lang de Onderhandelingen te Szistove geduurd hadden, en ƒ3000 voor Equipagiegeld. Diens Secretaiis, Sileman, die ten Wee«er Hove de zaaken, geduurende 'sEnvoyés afweszigheid, waarnam, ontving hier voor het buitangewoon daggeld van ƒ 12 daags. Uouwens aan zytte Committenten bl. 260. (D ^ie hier boven bl. 113.  HISTORIE. 121 Alle de voordeden door Rusland op de Porte behaald, moesten eigenaartig in 't einde ftrekken óm den trots des Ottomannifchen Heerfchers te vernederen, en handelbaarder te maaken. De Hoven van Londen en Berlyn hadden den voet reeds op den weg der Onderhandelinge gezet, en dagten nu grooter ftappen te kunnen doen om de twistende Partyen te bevredigen, en daartoe Voorflagen, in Zomermaand, aan het Rusfisch Staatsbelluur overhandigd. Eenige werden volftrekt afgeflaagen, andere ontmoetten eene gunftiger bejegening; dan het ,flot was, dat de Beheerfcheresfe aller Rusfen, ingevalle de Ottomannifche Porte, in haare onredelyke ftyf'zinnigheid mogt volharden, van de billykheid en vriendfchap des Engelfcken en Pruisfifchen Hofs vertrouwde, dat zy de zorg om den Oorlog te eindigen, aan den enkelen loop der Gebeurtenisfen , daar uit voortvloeijende, zouden overlaaten. Duidelyk ontwaarden de Gezanten der beide gemelde Hoven, dat 'er van de zyde der Keizerinne geen meer toegeeven te wagten was: weshalven zy, in de voorgeftelde maatregelen, traden, en zich, in den naam hunner Hoven, verbonden, om het eindigen van den Oorlog aan den loop der gebeurtenisfen over te laaten, indien de Porte na hunne raadgeevingen en vertoogen weigerde te luisteren, of op den voorgeftelden grondflag in Onderhandeling te treeden. Dit, als mede de tydsbepaaling van het antwoord der Porte hier op, 11 5 en LXIX. BOEK.  122 VADERLANDSCHÊ LXIX. boek : en den voorflag van een Wapenfchorsfing, indien het Turkfche Hof tot den voorflag mogt neigen, ontmoette eene onverwylde goedkeuring der Keizerinne. Middelerwyl gingen de Krygsverrigtingen der Rusfen tegen de Turken nog fteeds haaren gang. Een Zeeflag op de Zwarte Zee havende de Turkfche Vloot allerdeerlykst, en de overwinnende Rusfifche was gereed om, naa't herftel van het befchadigde , het overfchot der Turkfche op te zoeken, te vernielen, en voorts op Conftantinopole los te gaan. Dan naauwlyks was de Rusfifche Vlootvoogd onder zeil, of hy ontving berigt, dat de voorloopige Vredesvoorwaarden op den elfden van Oogstmaand , te Galatz tusfchen den Prins van (Iepnin en de Groot Vizier getekend waren , en, ingevolge hier van, bevel tot het fèaaken der Vyandlykheden. De Gevolmagtigden ten Vredehandel werden benoemd. Zy zetten deeze Vredesarbeid te Jasfy met zo gelukkigen uitflag voort, dat, met het afioopen deezes Jaars 'er niets overfchoot dan het gemaakt Verdrag te tekenen; dat gefchiedde door de wederzyd'che Gevolmagtigden met den aanvange les Jaars mdccxcii: en liep hier mede :en onderhandeling ten einde, volkomen ïaar den wensch des Hofs van Petersburg, ;n werd *er een Vrede daar gefield, by welken de Alleenheerfcheresfe der Rusfen ïiets afftondt, en die, onder veele andere gedenkwaardige daaden van Catharina )ë II, haare fchrandere Staatkunde in vol-  HISTORIE. 123 volgende Eeuwen zal doen bewonderen (*)• Schoon deeze Vrede tusfchen de Porte en Rusland geene byzondere betrekking hadt op de Staatsbelangen deezes Lands, mogen wy hier aanmerken, dat dezelve voor de Landzaaten, zo uit hoofde van Handelbelang, als uit andere inzigten, geenzins onverfchillig kon weezen. En mogten*'s Lands Hooge Magten daar in een verheu gend deel neemen, uit aanmerking van de goede verftandhouding, welke tusfchen het Rusfifche Hof en deezen Staat plaats greep , nog ten deezen Jaare gebleeken, uit de onderfcheidende wyze en het vriencfchaps betoon, waar mede Neerlands buitengewoone Afgezant ten Rusfifchen Hove, de Heer Hggguer, door haare Keizerlyke Majefteit ontvangen en onthaald was. Ten eerften gehoor by haare Keizerlyke Majefteit toegelaaten op het Lusthuis Czars kozelo, werd hy met de gewoone plegtigheden, in het vertrek der Keizerinne ingeleid , waar zy zich alleen met den Vicekanfelier van Os ter man bevondt. Zyne Aanfpraak, befiooten met deeze vleijende betuiging voor haare Grootheid, „ myr.e „ eerzugt zou voldaan zyn, Mevrouw! in- „ dien (*) Een Verflag van de laatfte Verristingen in dien Kryg, als meda van de byzondere werkzaamheden tot het dasrftellen van dien Vrede, en het Vredes Verdrag zelve, vir.dt men in het Historisch Scaouwtoor.eel voor 1791, en in den aanvange van dat voor 1792. LXIX. soek. 1791. Gefieldbeid tusfchen het Hof van Rusland en onzen Staat. Hoe Ca. tuakina II. onzen Afgezant ontvangt.  124 VADERLANDSCHÊ LXIX. SOEK, 1791. „ dien de keus, welke hun Hoog Mogen„ den van myn Perfoon, om de Tolk van „ hunne gevoelens te zyn by eene Souve„ raine, die zich zo door de uitmuntend„ fte Deugden, als door den luister van „ eene allerruemwaardigfte Regeering on„ derfcheidt, hebben gelieven te doen, „ de hooge goedkeuring van uwe Keizer„• lyke Majefteit mogt wegdraagen. Myne „ ftandvastige toeleg om haar van myne „ eerbiedige gevoelens te overtuigen, zal het „ doel myner vlytigfte zorgen uitmaaken werd niet alleen op de vriendlykfte wyze beantwoord, gepaard met de betuiging hoe zeer aangenaam het haar zou weezen, de wederzydfche Vriendfchap meer en meer aan te kweeken; doch hy genoot de eere om ten middagmaale getoefd te worden aan eene tafel der Keizerinne, waar behalven die Vorstin, en eenige aanzienlyke Hofperfoonadien, zich ook de Gezanten van IVeenen, Zweeden en Napels bevonden. ,Naa den gehouden maaltyd begaf zich dé Heer Hoggtjer na hec Lusthuis van den Grootvorst en Grootvorstin. In het byzonder gehoor hem daar verleend, fprak hy van het geluk de Vereenigde Gewesten ten deele gevallen, in die beide doorlugtige Perfoonen onlangs eenige dagen te mogen bezitten; een geluk, 't welk hun Hoog Mogenden deedt hoopen. in zyne Keizerlyke Hoogheid de Vriendfchap van diens Doorlugtige Voorzaaten te zullen vinden, mitsgaders een vasten fteun van  HISTORIE. 125 van de eenheid, welke zo lange tusfchen de twee Staaten beftaan hadt (*). Nader en onmiddelylcer betrekking hadt onze Staat tot Keizer Leopold den II, thans met den Turk l^.-redigd. Het aandeel, 't geen hun Hoog Mogenden genomen hadden in het bewerken van den zoen tusfchen den Keizer en de Oostenrykfche Nederlanden (f), ter oorzaake van de plaats der Onderhandelinge, by den naam van de Haagfche Overeenkomst bekend, als mede de nabuurfchaplyke betrekking,, welke 'er tusfchen deezen Staat en den Keizer plaats heeft, kon niet nalaaten verdere Staatsverrigtingen tusfchen beiden te doen ftand grypen. Naa de vereffening van eene en andere byzonderheid, den zin en tewerkftelling der Haagjche Overeenkomst, betreffende (§), bleeven 'er nog in de Belgifche Gewesten zo veel onlusten woelen, dat de Regeering geenzins van allen kommer ontheeven was. Deeze gaf aanleiding tot eenige Openingen aan den Gevolmagtigden Gezant van onzen Staat te Brusfel, den Heer Hop, wegens de noodzaaklykheid eener Verbintenisfe tusfchen den Keizer en de Vereenigde Gewesten. Die openingen kwamen niet ter kennisfe van hun Hoog Mogenden , of deezen na men, op het Voorfiel des Stadhouders, een Be- (*) A7. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 619-621. (f) Zie onze Vaderl. Hifi. XX11I. D. ^.223*03. (§) Zie hkr over bet Historisch Scbouwtooneel voor 1791. bl. 206, 242 en Bylage VII. LX1X. boek. 1791. Handelingentusfchen den Keizer en onzen Staat. Befluit om den Keizer een voor-  i*6 VADERLANDSCHÊ LxIX. BOEK. 1791. ftel te doen van wederzydfchebyftand. Befluit om van Haeften , hunnen Gezant ten Hove van Weenen, by aanfchryving te gelasten, dat hy, ter eerfte gelegenheid, dit Hof zou verzekeren, dat de Algemeene Staaten, met het hoogde genoegen, bewyzen zouden geeven van hunne opregte begeerte om kragtdaadig mede te werken ter 'verfterking der banden van Vriendfchap, welke tusfchen den Keizer en dit Gemeenebest zo gelukkig plaats greepen, en ter handhaaving der Orde en openbaare Rust in de nabuurige Nederlanden, onder de' Heerfchappy zyner Majefteit en het Gouvernement van Brusfel. Met byvoeging, dat zy, byaldien de Keizer, ter bereiking van dat oogmerk, het dienftig oordeelde, eenige gemeenfchaplyke maatregels te neemen, van hunnen kant, genegen waren, daar over in onderhandeling te treeden, op zodanig eene plaats, als zyne Majefteit daar toe zou verkiezen; zich verzekerd houdende, dat de Nabuurfchap der beide Landen, en de gelyke omltandigheden, waar in zy zich zouden kunnen bevinden, Wederzydfche maatregels vereischten (*). Van dit veel in hebbend Staatsbefluit werd een Affchrift gezonden aan de Gezanten van onzen Staat te Brusfel, Londen en Berlyn; ten einde den inhoud aan de Staatsdienaaren dier Hoven, op de vertrouwlykfte wyze, mede te deelen. D'3 Griffier van hun Hoog Mogenden gaf des kennis aan Lord Spencer, thans Gevol- mag- £*) Refol. Ct». ar.- Oct. ijgfc'i  HISTORIE. 12? magtigd Gezant van Engeland by onzen Staat; als mede aan den Heer Bilfinger Zaakwaarneemer des Konings' van Pruisfen, en Büol van Schauenstein , die zelfde post van wegen den Keizer by onzen Staat bekleedende. Zints dien tyd namen de Onderhandelingen daar toe met het Weener Hof werklyk eenen aanvang. De Baron van Haeften opende dezelve met de overgave van een Gefchrift, welks aanvang in deeze bewoordingen den ftaat der zaake uitdrukte. „ Het is aan hun Hoog Mog. uit verfcheide „ berigtgeevingen, gebleeken, dat, hoe„ wel de Souverainiteit van zvne Keizer„ lyke Majefteit in de Oostenrykfcke Neder„ landen openbaar herfteld en in alle Pro„ vincien is erkend geworden, egter de„ zelfde geest van Misnoegen en Tegen,, kanting, welke aldaar, en in andere na„ buurige Gewesten, zo veele onlusten „ en verwarringen heeft veroorzaakt, 'er „ blyft voortduuren, en zelfs dermaate, „ dat op de grenzen van eene dier Pro„ vincien, talryke Vergaderingen worden „ gehouden, welke gevaarlyk zouden kun- nen worden voor de openbaare rust: „ te meer dewyl dezelve niet alleen be„ ftaan uit de Onderdaanen van de Oosten„ rykfc/ie Nederlanden', maar ook uit de „ misnoegden en heethoofdige Lieden van „ andere Landen, welke eene foort van ,, Verbintenis fchynen aan te gaan; ten „ einde hun beginzel van losrukking van „ onderhoorigheid en van vernietiging van LXIX. boek. 1791. De Onderhandelingendoor der Staaten Gezanc te Weeven aangevangen.  LXIX. BOEK. 1791- 128 VADERLANDSCHÊ „ allen wettig Gezag, in te*volgen, en by „ de eerfte gunftige gelegenheid, door te „ zetten. — Hun Hoog Mog. bevinden ,dat „ deeze gefteldheid van zaaken de grootfte „ oplettenheid verdient, niet alleen by het „ Gouvernement der Oostemykfche Neder- landen', maar ook by alle Koningryken „ en Staaten, welke deel konden hebben „ aan de gevolgen, in gevalle door dat „ verderflyk beginzel de beroeringen in „ gezegde Nederlanden kwamen uit te ber- „ ften. Hun Hoog Mogenden zyn „ daarenboven onderrigt, dat het Gouver„ nement der Oostemykfche Nederlanden, „ welke het eerst aan dit gevaar onderhe„ vig zyn, niet aflaat 'er het oog op te ,, houden, en dat het tevens eenige ope„ ningen gedaan heeft aan hun gevolmag» tigden Minister te Brusfel de Baron Hop, „ wegens de noodzaaklykheid om eenige „ Verbintenis met hunnen Staat' te tref„ fen, ter verhoeding van het kwaad, 't sj geen uit de gezegde gefteltenis van zaa„ ken, zou kunnen voortvloeijen." Naa deeze wenken van ongerustheid, en daar uit geboorene zorge, wegens den geest van Vryheidsmin, die zo in den Vaierlande, als in de Oostemykfche Gewesten, wel gedempt, maar niet te ondergebragt ivas, en ten deezen dage, uit het geen in Frankryk voorviel, fterkte raapte, gegeeven te hebben, laat de Gezant bykans woordlyk het hier boven gemelde Beiluit yan hun Hoog Mogenden tot deezen Voordragt volgen. Voort-  HISTORIE. 1*5 Voortgaande tot den eigenlyken inhoud Zyner Boodfchappe, geeft hy het verlangen zyner Zenderen hoofdzaaklyk in deezer voege te kennen -— Dat ten grondflage van deeze Overeenkomst van Vriendfchap en Nabuurfchap zouden gelegd worden deConventien te Fontainebleau denachtften van Slachtmaand des Jaars mdcclxxxv en in 's Grayenhaage den tienden van Win termaand des Jaars mdccxc geflooten. — Dat de tot heden plaats gehad hebbende gefchillen, zo omtrent de gemaakte Scheiding in de Oostenrykfcke Nederlanden, als omtrent den Handel en Visfchery zouden worden uit den weg geruimd, als mede dat de wegen van retorlle en daadlykneden, welke zo ligt aanleiding tot oneenigheid tusfchen twee zo naauw verbondene en aan elkander grenzende Natiën geeven kunnen, voor altoos zouden worden afge- fchaft. Dat de hooge onderhandelende Partyen, ingevalle van opftand tegen de wettige Regeering, in een der beide Landen, door de Regeering daar toe verzogt zynde, onderling elkander ten vaardigften zouden byftaan, ter herftellins yan de goede Orde, en, tot dat einde, ten koste des Verzoekers, zodanige hulp van Krygsvoik geeven, als de nood zou vorderen. Met byvoeging dat het Gouvernement Generaal der Oostenrykfche Nederlanden zou gevolmagtigd worden, om den vereischten Byftand te geeven, wanneer de omftandigheden niet mogten toelaaten de bevelen zyrier Keizerlyke Majefteit af te wagten. —XXIV. Deel. I Da* LXiX. boek. 1791* Vooiflagen van wegen hun Hoog Mogenden aan den Ksizer.  i3o VADERLANDSCHÊ LX1X BOEK. 1791. Antwoorddes Ke zerlyke Gezant Dat de Aangaanders deezer Verbintenisfe, van vvederzyden, zich onder de verpligting lagen om geene misnoegden, of in opftand zynde, Onderdaanen het Grondgebied te verleenen om 'er een Lichaam te vormen, veel min hun eenige hulp te fchenken van Geld, Schepen, Krygsvoik, Oorlogs- en Mondbehoeften, of ook toelaaten dat deeze hun verkogt of geleeverd wierden door byzondere Perfoonen, in hun Gebied woonagtig. Eindelyk, dat men geen verklaarde Muiters of Vlugtelingen, in de wederzydfche Nederlanden, zou ontvangen, om 'er die te laaten woonen, of wel aan hun fchuilplaats te geeven; maar de zodanigen, op verzoek der wederzydfche onderhandelende Partyen, binnen acht dagen, het Grondgebied doen ruimen (*). Op dit Gsfchrift, eensdeels de ongerustheid der Inleeveraaren voor nieuwe StaatsJj beweegenisfen, en anderdeels de wegen s. aanduidende tot deelneeraing in dezelve; wegen, van de zyde deezes Lands, in de jongfce Brabantfche onlusten, zo oogfchynlyk betreeden, als onze Gefchiedenis vermeld heeft, kwam binnen kort, een antwoord door den Keizerlyken Gezant in 's Grayenhaage ff), 't Zelve behelsde eene volmondige verklaaring van 's Keizers genegenheid om tot de voorgeflaagene Over- een- (*) Historisch Schoimtooneel voor 'e Jaar 1791. Byla'ge XX. (t) Historisch Scbouwtooneel voor 't Jaar 1791" Uylaage XXi.  HISTORIE. i3i eenkomst toe te treeden: dan waren 'er eenige aanmerkingen nevens gevoegd we gens een en ander der voorloopige punten, hoofdzaaklyk hier op nederkomende; dat de voorgeftelde grondflag volkomen met 's Keizers oogmerken overeenftemde , en hy genegen was tot dezelve toe te treeden, in de billyke verwagting, dat de zwaarigheid ten aanziene van de Overeenkomst in den Haage, overeenftemmende met den geest der Voorbehouding; van zyne Keizerlyke Majefteit, by de Bekragtiging, zou vereffend, en dus die Voorbehouding door de Algemeene Staaten, en hunne Bondge- nooten, onderfchreeven worden (*). . Wy- (*) De Voorbehouding hier bedoeld, was gevoegd by de Bekragtiging des getroffen Zoens, eri in deeze woorden begreepen. „ Dan, op dat 'er „ geen twyfel, flinkfche uitlegging of moeilyk on- derZoek over den waaren aarc van het Eerfte Ar„ tykel, waar in over de Conftitutie, de Vryheden i, en Gewoonten onzer Belgifcbe Provinciën gehan- deld wordt, moge ontftaan, verklaaren wy by „ deezen, dat wy voorneemens zyn, by dezelfde „ Acte van Inhuldiging, door onze Voorgangers ,, gebruikt, aan alle onze Provinciën in 't gemeen 4 en elke afzonderyk, haare Conftitutie, Vryhe„ den en wettige Gebruiken, te bevestigen, everi „ als door hun gefchied is; doch op geene andere „ wyze dan zy in kragt waren onder de Regeering ,, der Keizerin Koningin Mama Theee sia , dat ist vóór dat 'er eenige dier Nieuwigheden plaats hadden, welke, onder de Regeering des Keizers ,, Jos»phus den \if tot de jongite Onlusten aanlei„ ding gaven — Naa deeze onze verklaaring be„ tuigen wy goed re keuren, te bevesticen en aati ,, te.neemen alle Artykelen in 't gemeen, en' iéder j» ia tbyzonder van gemelde Overeenkomst eni I a Thtai LXIX, BOEK.  13» VADERLANDSCHÊ LX1X. BOEK. 1701. De Staa{en treeden toe. Wyders verkoos de Keizer liever, om over eene eindelvke fchikking met betrekking tot de Regten van Tollen, den Koophandel en de Visfcheryen, afzonderlyk te handelen: naardemaal deeze voorwerpen, met de bedoelde Overeenkomst; niets gemeens hadden, zonder egter daar door aan het punt der Grensfeheidinge eenige vertraaging toe te brengen. Eindehk oor- deeld de Keizer, om alle twyffelagtigheid weg te neemen, welke zou kunnen gebooren worden uit het onbepaalde ten aanziene der onderlinge hulpverleeninge, dat de fom behoorde vastgefteld te worden, welke men voor een bepaald getal Krygsvolks zou moeten geeven. 's Keizers antwoord, en wel inzonderheid diens aanmerking omtrent het vereffenen der zwaarigheid, betrekkelyk de Haagfcfk Overeenkomst, bragt eenige vertraaging toe aan de Onderhandelingen; naardemaal de Algemeene Staaten, die met Engeland en Thans gaf de Keizer, ten- dien opzïgte, te kennen. „ Deeze Voorbehoudin? heeft gediend ten grond„ (lage van het Herltel in de Nederlanden. Deeze ,,- Orde eens herfteld zynde, zullen hunne Hoog „ Mogenden in hunne Wysieid overweegen, dat „ de Kezer dat geene, war op dezelve rust, niet ,, kan- veranderen,, zonder zyn Gouvernement as>a „ nieuwe onlusten bloot te Hellen. De~Algemee- ne Staaten, als mede hu-:ne Boudgenoóten zul„ len 'er geene ontmoeten by hunne toegeeflyke onderfchryvin? van 't zelve: welke in de daad „ niets i* dan de onderfchryvi-g van het geen het „ Belgifcbe folk, waar voor zy zich geintresfesrd 3, hebben, wel be/alt."  HISTORIE. 133 en Pruisfen wel deeze Overeenkomst, maar niet 's Keizers Vhorbehouding (*) bekragtigd hadden, thans de laatite niet konden onderfchryven,zonder deswegen de gevoelens hunner mede bemiddelende Bondgenooten gevraagd en bekomen te hebben. Zy vervoegden zich derhalven, hier over aan de Hoven van Londen en Berlyn, en ontvingen van het laatite een Antwoord gefchikt om alle ongerustheid, van dien kant, met betrekking tot het voldoen van 'sKeizers begeerte, geheel weg te neemen. De Koning van Pruisfen verklaarde 'er verre af te zyn om eenig beletzel aan de voorgeflaagene Overeenkomst te willen toebrengen; maar zich te vrede te houden met het goedkeuren van zodanige verxagtingen, als de Mogenheden, die voornaamlyk daar by belang hadden, zouden aanneemen; en derhalven aan de Algemeene Staaten de verdere ltappen over te laaten, welken zy gefehikt mogten oordeelen, om de bereiking hunner oogmerken te bevorderen. Zo ook dagt men ten Engelfchen Hove. In alle deeze handelingen met den Keizer vinden wy niets vermeld, wegens het aandeel 't welk van de zyde deezes Lands, of door byzondere Perfoonen, zou geno* men weezen in de voorheen woelende en thaps zo verre geftilde Brabantfche Onlusten, dit fcheen geheel te flaapen. Doch het kwam eerlang en eerst in 't volgend Jaar ter baane. Wy hebben, de tydorde aan (*) Zie de Uar.sr.voorgar.nde Aantekening. 1 3 LXIX- BOE K. I79I,  134 VADERLANDSCHÊ lxïk. boek. m !• DePruisfifcbeZaakbezorgerRenf ner vertrekt. aan de éénheid der zaake opofferende, dea reeds eenig Verflag gegeeven, en getoond hoe men, van de Keizerlyke zyde, dit alles, zo veel mogelyk ten goede hieldt, en met den mantel der Staatkunde toedekte (*_). Andere tyden vorderden, in dit vak, andere maatregelen. By onzen Staat was de Heer Renfner een reeks van Jaaren met de zaaken des Konings van Pruisfen gelast geweest. De Koning boodt hem op om zitting te neemen in diens Departement der buitenland-fche zaaken te Berlyn, en hadt den Krygsraad van Belfinger benoemd om by hun Hoog Mogenden zich te onthouden, als Zaakbezorger, tot de wederkomst des Graaven van Keller, en den Heer van Bielefeldt beftemd, om als Secretaris van Ambasfade by het Gezantfchap te blyven, Deeze beide Heeren ftelde de vertrekkende Renfner. aan hun Hoog Mogenden voor als lieden waardig die posten te bekleeden, en beval hun de Algemeene Staaten aan, By zyne affcheidneeming was zyn woord, „ Het zou my moeilyk vallen, by deeze laatfte Amptsverrigting, de zo billyke en wettige aandoening, die ik thans ges, voele, te willen te keer gaan. Kan ik s, met onverfchilligheid een Land verlaaten, s, daar ik het beste gedeelte myns leevens „ heb doorgebragt, daar ik duizenden van „ genoegens heb gefmaakt, welkers aan3, denken my dierbaar blyven zal ? Neen! „ myn (*) Zis oaze Vaderl. Hifi. XXIII, D, bl, 251 enz.  HISTORIE. 135 „ myn hart zal (leeds dankbaar zyn. Naa „ zo veele gedenkwaardige gebeurtenisfen, „ waar van het my, in een tydvak van „ twintig Jaaren, geoorloofd geweest is ge,, tuigen te weezen, verheug ik my dit „ Gemeenebest gelukkig te verlaaten. Ge„ lukkig door haare betrekkingen buiten „ 'sLands, door haare inwendige rust en „ vooral door den luister van het Door„ lugtig Huis, welks welvaart die van den „ Staat altoos zal verzekeren en uitwyzen. „ Dit tydftip van Geluk worde dan nim„ mer afgebrooken! Dat het vereeuwigd „ blyve, door de erkende Vryheid der „ Hooge Regeering, en door de yveri- ge zorgen van een verlicht Staatsbe„ wind!".(*>. Veel,zeer veel,was er,binnen een kort Tydsverloop, in Frankryk gebeurd, 't geen gansch onderfcheidene beoordeelingen onderging , en niet kon nalaaten de aandagt • der Mogenheden, als mede van onzen Staat. : te trekken. Wy zouden verre buiten ons 1 beftek treeden, wilden wy dit opnaaien,' en daar over uitweiden. Doch, om iets te vermelden van eene zo groote, en in de gevolgen zo gewigtige, Gebeurtenis, kunnen wy niets beters doen dan de kennis geeving van 'sKonings wege aan alle Mogenheden gezonden, betreffende diens aanvaarding eener nieuwe Staatsregeling, by eenen Brieve door den Heer de Montmorin, Staatsdienaar der buitenlandfche zaaken, (*) N. Kederl. Jaarb. 1791. bl. 620. I 4 LX1X. boek. IfQI. De Koiing v=n Frankryk ïeeint de Vieuwe Staatsregelingan.  i$6 VADERLANDSCHÊ LXIX. BOEK. T79I Bekend. isaaaking hier van, ken, uit Parys den drie en twintigftên van Grasmaand deezes Jaars gefchreeven. Dezelve was van den volgenden hoogst merk* waardigen en gewigtigen inhoud. „ De Koning, myn Heer 1 belast my U „ te berigten, dat het zyn allerduidelykfte „ bedoeling is, dar gy zyne gevoelens over „ de Franfche Conftitutie bekend maakt aan het Hof by 't welk gy U onthoudt. De „ Ambasfadeurs en Ministers van Frank„ ryk, aan alle Hoven van Europa, ontyan„ gen dezelfde Orders; ten einde geener„ lei twyfel moge overblyven, noch over 3, de bedoelingen van zyne Majefteit, noch „ over de vrye aanneeming, welke Hoogsts, dezelve van de Nieuwe Regeermgsvorm heeft „ gedaan, noch over deszelfs onherroepes, lyken Eed van die te zullen handhaaven. „ Zyne Majefteit hadt de Generaale Staa„ ten des Koningryks beroepen, en in zy„ nen Raade bepaald, dat de Gemeenten „ daar in Gedeputeerden zouden hebben, „ in gelyk getal met dat der toenmaals „ aanweezige beide andere Standen. Dee„ ze provifioneele daad van Wetgeeving, „ welke oogenblikkelyke hinderpaalen niet „ gedoogden gunftiger te maaken, kon„ digie genoeg aan de 'begeerte van zyne „ Majefteit, om de Natie in alle haare Regten te herftellen. „ De Generaale Staaten waren verga„ derd, en namen den Tytel aan van Na„ tpnaale Vergadering. Weldra verving „ eene Conftitutie, gefchikt om het wel„ weezen van Frankryk, en den Monarch ' „ uit  HISTORIE. 137 », uit te maaken, de Oude Orde van Zaa„ ken, in weike de fchynbaare Magt van het Koningfchap niets verbeide dan de weezenlyke Magt van eenige Ariftocra„ tifche Lichaamen. „ De Nationaale Vergadering nam aan de Reprefemative Regeeringsvorm, ge„ voegd aan het Erflyk Koningfchap. Het Wergeevend Lichaam werd befrendig „ verklaard; de keuze der Be dienaaren van den Godsdienst, der Bewindvoerderen „ en der Regenten werd aan het Volk te „ rug gegeeven; men droeg aan den Ko„ ning de Uitvoerende Magt op; de za„ menftelling der Wet aan het Wetgee„ vend Lichaam, en haare bekragtiging „ aan den Monarch. De Publieke Magt, „ zo in- als uitwendig, werd op dezelfde „ Grondbeginzelen, en volgens den grord„ wettigen Grondflag der onderfcheiding „ van de vermogens ingerigt, Dusdanig „ is de Nieuwe Conftitutie des Koningryks. ,, Het geen men Omwenteling noemt is „ niets dan de vernietiging eener menigte „ van Misbruiken, zedert eeuwen lang op „ een geftapeld , door de dwaaling des „ Volks of de magt der Ministers, wel9, ke nooit de magt des Konings is ge„ weest. Deeze misbruiken waren niet „ minder noodlottig voor de Notie dan „ voor den Monarch. Het gezag hadt, on„ der gelukkiger Regeeringen, niet opge„ houden, die misbruiken aan te tasten, „ zonder die te kunnen verdelgen. Zy „ zyn niet metr. De Natie zelve SouveI 5 „ rain LXIX. BOEK. mi'  138 VADERLANDSCHÊ LXIX. BOEK. 1791. „ rain, heeft niets dan Burgers, in gelyke „ Regten ftaande; geen Despoot dan de „ Wet; geen Tolken dan de publieke Uit„ voerders, en van deeze Uitvoerders is ,, de Koning de Eerfte. Dusdanig is de „ Franfche Omwenteling. „ Zy moest tot Vyanden hebben allen, ,, die in een eerfte oogenblik van dooling, „ om perfoonlyke voordeelen, de misbruij, ken van het Oude Beftuur hebben be3, treurd. Van daar de fchynbaare Ver„ deeldheid, die zich in het Ryk heeft „ geopenbaard, en welke dagelyks af,, neemt; van daar misfchien eenige ftren,3 ge wetten en omftandigheden, welke „ de tyd zal verbeteren. Maar de Ko„ ning, wiens waaragtig vermogen onaf,, fcheidbaar is van dat der Natie, die geene andere Eer^ugt heeft dan des „ Volks welweezen, noch eenige andere ,, Magt dan hem is opgedraagen —- de ,, Koning heeft, zonder aarzelen kunnen „ aanneemen eene gelukkige Conftitutie, „ welke te gelyk, onder zyn gezag, de „ Natie en de Monarchie hervormen zou. „ Men heeft hem alle magt gelaaten, be„ halven het geducht vermogen van Wet„ ten te maaken. Hy is belast gebleeven „ met de Onderhandelingen met vreemde Mogenheden, met de zorg om zyn Ryk „ te verdeedigen, en de afweering van ,, deszelfs Vyanden; maar de Franfche Na„ tie zal 'er voortaan van buiten niet meer hebben dan haare Aanvallers. Zy heeft „ geen inwendige Vyanden meer, dan de » „ zul-  HISTORIE. 139 zulken, die, zich nog metdwaaze hoop „ voedende, zouden gelooven, dat de wil „ van vier en twintig Millioenen Men„ fchen, in hunne natuurlyke Regten terug „ gekeerd, met het Koningryk zodanig 3, ingerigt te hebben, dat van de oude ,, vormen, en van de oude misbruiken, ,, alleen de herinneringen overblyven, niet 9, is eene onbeweeglyke, eene onherroepelyke ,, Conftitutie. „ De gevaarlykfte dier Vyanden zyn ,, zulken, die zich verledigd hebben om ,, twyfelingen te verfpreiden over de oog,, merken van den Monarch. Deeze Lie,, den zyn, of zeer ftrafwaardig, of zeer „ blind. Zy waanen zich Vrienden des 3, Konings. Zy zyn de eenige Vyanden ,, van het Koningfchap. Zy zouden den ,, Monarch beroofd hebben van de liefde en het vertrouwen eener Groote Natie, ,, zo zyne grondbeginzelen en braafheid ., minder bekend geweest waren. —- En ,, wat heeft de Koning niet gedaan, om ,, te toonen, dat hy ook de Omwenteling ,, en de Franfche Conftitutie onder de ty,, tels tot zyn roem telde ? Naa het aan- neemen en bekragtigen van alle Wetten heeft hy geen middel verzuimd om die ,, te doen uitvoeren. Van de Maand Fe,, bruary des voorleeden Jaars af, hadt hyin ,, den boezem der Nationaale Vergadering ,, beloofd die te handhaaven, hy heeft 'er den Eed op gedaan in het midden ,, der algemeene Foederatie des Rvks. Vereerd met den Tytel van Herfteller ,, der LXIX. BOEK. 1791.  140 VADERLANDSCHÊ LXÏX. BOEK. I?91. „ der F*"nfcke Vryheid, zal hy zynen Zoon „ een Kroon meer overdraagen; hy zal „ hem overdraagen een Conftitutioneel Ko9, ningfchap. „ De Vyanden der Conftitutie hou„ den niet op te herhaalen, dat ds Ko„ ning niet gelukkig is, even of 'er voor een Koning eenig ander geluk kon zyn s, dan dat des Volks. Zy zeggen dat zyn >• gezag vernederd is, even of 't gezag, „ op het geweld gegrond, niet minder „ magtig en meer onzeker was dan 't ge„ zag der Wet! Kortom, dat de Koning „ niet vry is. — Verfoeilyke lastertaal, in„ dien men onderftelt, dat zyne wil ge„ dwongen hadt kunnen worden — onge- rymd, zo men voor gebrek van vry<„ heid aanziet de bewilliging zyner Maje„ fteit om in 't midden der Burgeren van „ Parys te blyven — bewilliging, die hy „ verfchuldigd was aan hun Patriotismus, 9, zelfs aan hunne vrees, bovenal aan hun„ ne liefde. „ Deeze lasteringen nogthans zyn tot „ aan vreemde Hoven doorgedrongen. Zy „ zyn aldaar herhaald door Franfchen, die „ zich vry willig uit hun Vaderland heb- ben gebannen, in plaats om in deszelfs ,, roem te deelen: en die, zo zy 'er de „ Vyanden niet van zyn, ten minden „ hunne post als Burgers hebben verlasten. „ De Koning gelast U, myn Heer! hunne ,, Kunftenaaryen en Ontwerpen te veryde- „ len. Dezelfde lasteringen, met de ,\ alleronwaaragtigfie denkbeelden over de Fran-  HISTORIE. 141 „ Franfche Omwenteling te verfpreiden, „ hebben by verfchéide Natiën de Fran., fche Reizigers doen verdenken, en de ï, Koning gebied U uitdruklyk, hun te „ befchermen en te verdeedigen. — Geef, „ myn Heerl van de Franfche Conftitutie het denkbeeld dat de Koning zelve daar van vormt. Laat geenerlei twyfel over, „ wegens de gezindheid zyner Majefteit, „ om die, uit al zyn vermogen, te hand„ haaven. „ Met het verzekeren der Vryheid en „ Evengelykheid der Burgeren., vestigt „ deeze Conftifutie den Nationaalen Voor„ fpoed op de onwrikbaarfte grondflagen , s, zy bevestigt het Koninglyk Gezag door „ de Wetten ; zy verhoedt, door eene „ roemwaardige Omwenteling, de Omwen„ teling, welke de misbruiken van het „ Oude Regeeringsbeduur weldra zouden „ hebben doen uitbarften, door misfchien 9, de Ontbinding des Ryks te veroorzaa„ ken. Eindelyk, zy zal des Konings ge„ luk uitmaaken. De zorg om dezelve „ te regtvaardigen en te verdeedigen tot „ een regel te ftellen van uw Gedrag moet uw eerfte Plisjt weezen. „ Reeds verfchéide keeren heb ik U „ deswegen het gevoelen van zyne Maje„ fteit bekend" gemaakt; maar op het geen „ hem is ter ooren gekomen van het ge„ voelen, dat men in vreemde Landen tragt te vestigen over 't geen 'er in Frankryk omgaat, heeft Hoogstdezelve my bevo„ Ien U te belasten den inhoud van dee- „ zen BOE Km 1791.  142 VADERLANDSCHÊ LXIX Soek.. 179 i. Nadere en bepaal der iennisgeevingdesweI=n. „ zen Brieve bekend te maaken aan he£ „ Hof, waar gy U bevindt, en om dien „ te algemeener bekend te maaken, heeft „ zyne Majefteit bevolen denzelve te doen „ drukken (*)," Op deezen rondgaanden Brieve den Heer Caillart den hier gebleeven Secretaris van het Franfche Gezantfchap gezonden, volgde in Herfstmaand een andere, door deezen Heer, by een onderhoud met den Griffier Fagel en den Raadpenfionaris van de Spiegel , nevens de Artykelen van de Nieuwe Franfche Conftitutie overgereikt, door den Koning zelve getekend, loopende op deezen zin; ,, De Nationaale Vergadering „ heeft ons de Conftitutioneele Acte, door „ haar vastgefteld, aangeboden. Wy zyn M bewoogen geworden dezelve aan te nee„ men; om dat wy dezelve moeten aan„ merken als het Refultaat van den wensch „ van de groote meerderheid der Natie* j, Wy haasten*ons om U kennis te geeven „ van deeze Gebeurtenis, weetende dat „ Gy zo wel in den voorfpoed der Fran„ fchs Monarchie, als in ai "t geen ons be- treft, belang fielt. Wy verzoeken U „ wel verzekerd te zyn, dat de Verande- ring in de Franfche Conftitutie te wege ,, gebragt, onze begeerte, om de betrek„ kingen welke tusfchen ons en de Ver- „ ee- (*) Hifi. Scbowaitooneel van I791. Bytagt XV. Wy wyzen om het bdoop der zaaken in Frankryk:, ten deezen tyde kortlyk byeengebragt te vinden tot het 1. en tl. Deel diens Werks voor het gemelds jaar.  HISTORIE. ï43 „ eenigde Gewesten beftaan, hoe langei „ hoe meerder onveranderlyk te maaken^ „ in het geringde niet verminderen zal.' Niet lang draalden hun Hoog Mogenden, of zy zonden den Koning een Antwoord , waar in zy betuigden „ zeer ge„ voelig te zyn aan dit nieuw bewys var „ Vriendfchap en Toegenegenheid zynei „ Majefteit, in hun deeze Gebeurtenis be. „ kend te maaken, en zich te haasten oir daar voor hunnen dank te betuigen „ Deeze gelegenheid waarneemende, zo we „ als andere die zich voor hun opdeeden , on „ aan zyne Majefteit te verklaaren 't leeven„ dig belang, 't geen zy namen in alles wa „ zynen Koninglyken Perfoon betrof, zc wel als in den voorfpoed en welvaar „ der Franfche Monarchie Het groots „ genoegen hadden zy gevonden, met ii „ den Brieve van zyne Majelteit de ver „ zekering te ontmoeten; om de wederzyd „ fche betrekkingen tusfchen Haar en d< „ Republiek ftandgrypende, meer en mee „ beftendig te maaken; en vermits z\ „ met dezelfde gevoelens bezield waren „ zouden zy, aan hunne zyde, alle zorj „ aanwenden om dezelve aan te kweeken „ en meer en meer te bevestigen de ge „ lukkige banden, die de Franfche Nait met de hunne vereenigden (*)." Een Gezant diens Konings by deezei Staat, Gouvernet, verfcheen kort daa: op in 's Cravenhaage, en werd, naa he over (*) Re ft!. Gen. 29 Sept. en 4 Oct. 1791. LX1X, boek.. I79I- Hoe be- ant- woord. 1 1 i t r r » , r » : fche Af. gezant ' hier ef' k^nd.  ï44 VADERLANDSCHÊ LXIX. BOE K. De Staaten ontvangenberigt van de Verbintenis tus fchen der Keizerer Pruisfen met eeri« Uttnoodi. ging. overleeveren zyner Geloofsbrieven, aart den Voorzitter der Algemeene Staatsvergadering , in die hoedanigheid, erkend (*). — In deezer voege fcheen de breuke tusfchen Frankryk en onzen Staat geheeld; doch' een zamenloop van Staatsverbintenisfen en hoogstbelangryke Voorvallen, uit dezelve herkomftig, en daar mede gepaard, déedt de voorige verwydering niet alleen op nieuw ontftaan; doch een Oorlog opblaaken, die voor de Nederlanden de belangrykfte, en ten deezen tyde geheel ongeziene gevolgen hadt. Het zal over zulks, voegen, dat wy de flappen, derwaards heen loopende, naafpeuren, en van tyd tot tyd, aanWyzen; flappen, die in den beginne flegts ondiepe fpooren hebben naagelaaten; doch allengskens meer en meer zigtbaar worden. Groote Gebeurtenisfen, Staatsomwentelingen, bereiden zich menigwerf langzaamer hand, en komen niet dan naa veele ïotwisfelingen tot rypheid. Zo zullen wy het pad der waarheid niet bezyden treeden, indien wy, in de handelingen, ten deezen dage, de beginzels zoeken van de even aangeduide voor ons Land hoogstgewigtige gebeurtenisfen. Wanneer de Oostemykfche Gezant by onzen Staat het aritwonrd des Keizers overbragt op de voorgeflaagene Verbintenis te? onderlinge befcherming tegen zeer mogelyk daar te Vreezene Onlusten (f), gaf hy, (*) N. Nederl.Jaarb. voor 1791. bl. Iö^9» (f) Zie hies boyen bh 130.  HISTORIE. 145 hy, in 't flot, een veelbeduidende wenk, door te betuigen, te deezer gelegenheid, bevel ontvangen te hebben, om vertrouwlyk den Staatsminister van hun Hoog Mogenden te kennen te geeven,dat, uit kragte van een Tractaat van Alliantie tusfchen den Keizer en den Koning van Pruisfen, van 't welk de voorloopige voorwaarden reeds waren vastgefteld, het van de Algemeene Staaten, die genoodigd werden daar by toe te treeden, zou afhangen, om daar aan deel te neemen, en onder zulk een Vorm, als zy dienftig zouden oordeelen. Welk toetreeden niet weinig zou toebrengen tot het genoegen zyner Keizerlyke Majefteit, die zich, door dat middel, onder verfchillende betrekkingen, met hun Hoog Mogenden zou verbonden zien (*). In 't laatst van Oogstmaand hadt Keizer Leopold en de Koning van Pruisfen, te Pilnitz, een mondgefprek gehouden. Men was, in deeze dagen, daar de oogmerken en onderhandelingen van der Vorften Kabinetten met eenondoordringbaaren fluier van geheimhouding veelal omhangen waren, onkundig aangaande het eigenlyk voorgevallene by het gemelde, zo nadenklyke mondgefprek. Alles wat men, met zekerheid, van den Uitflag deezer merkwaardige byeenkomst kon zeggen, beftondt hier in, dat 'er tusfchen den Keizer en den Koning van Pruisfen in perfoon eene voorloopige Verbintenis, (f) Historisch Schouwtooneel voor 't Jaar 1791, 3y'a?e XXI. J XXIV. Deel. K LXI3S. BOEK. 1791* De Verbintenisic Pilnitz gefchecFt  txix- bolk. 146 VADERL AN DSCHE nis, de' handbaaving der Regèerings gefteldheid en der Regten dés Duitfchen Ryks ten grondflage hebbende, en reeds eenige dagen te vooren tusfchen den Prins van Kaunitz en den Pruisfifchen CoUonel van Bisschqfswerder te Weenen in orde gebragt, geflorjten werd; als mede dat die beide Vorften, te deezer gelegenheid, op aandrang van Monsieur en den Graaf van Artois , aan deezen eene eigenhandig getekende Verklaaring ter hand ftelden. — Eene Verklaaring welke hoofdzaakiyk hier op neder kwam , dat zy den toeftand, waar in de Koning van Frankryk zien toen bevondt, aanmerkten als een voorwerp van algemeen belang voor alle Souverainen van Europa-, dat zy hoopten, dat dit belang niet misfen zou , door die Mogenheden erkend te worden, welker hulp verzogt was, en deezen, derhalven, niet zouden weigeren om gezamenlyk, nevens hun, de kragtdaadigfte middelen, naar evenredigheid van hunne magt, aan te wenden, ten einde den Koning van Frankryk in ftaat te ftellen, in de volkomenfte vryheid, de gronden eener Monarchaale Regeering, overeenkomftig met de Regten der Souverainen, en het welzyrt der Franfche Natie, te bevestigen, en eindelyk, dat zy dan en in dat geval* beflooten hadden-, om met fpoed volgens een onderling overlegmet de noodige Krygsmagt te handelen; om dus het gemeeiifchapiyk voorgeftelde doel te bereiken. Zy zouden intusfehen aan hun Krygsmagt, de gepaste bevelen geeven  HISTORIE. tféfi, op dat zy in ftaat mogten zyn zich in beweeging te hellen. Geen wonder dat zulk eene Verklaaring eenen diepen en veelbeloovenden indruk maakte op de gemoederen der gemelde Prinfen, op die der Franfche Edelen, en zo veele anderen als vol misnoegen over de gebeurtenisfen in dat Ryk, 't üelve verlaaten hadden. in het vooruitzigt om, gefterkt en geftyfd door andere Mogenheden , de oude Regeeringswyze in 't zelve te herllellen, en te handhaaven. Deezen door den Heere Montmorin afgefchetst in zynen rondgaanden hier boven medegedeelden Brieve (*_), draalden niet om dit hun gun ftig aanlachend vooruitzigt. alomme bekend te maaken. Doch die flikkering van hoope was kortftondig: want de toezegging voorwaardelyk gedaan zynde, mogt, zints de vrywillige aanneeming van den nieuwen Regeringsvorm , door den Koning van Frankryk, aangemerkt worden, als niet gefchied, en in dat licht befchouwde men deeze zaak vry algemeen. Nog meer taande de hoop deezer uit Frankryk geweeken Ryksgrooten, ja ver dween bykans geheel, wanneer Lodewyk De XVI, te midden van Wintermaanden de Nationaale Vergadering verklaarue, dat hy beflooten hadt de Duit fche Prinfen te verwittigen, om niet langer de Verzameling der Emigranten of Ui/geweekenen , op hun Grondgebied, te gedoogen, zo min als de C*) Zie hier boven bl. 13& K * IjXIaï boek. W. De hoop' der Fran ■ fche Uitgtweeke»nen verzwakt. VerJwyntlogmeeï.  148 VADERLANDSCHÊ LXIX. BOEK.. 1791. Hoe d Keizer zich vet klaaide omrrent dP Fr art fche. zaa ken. de Oorlogstoebereidzelen aan hunne zyde, en zulks voor het midden van eerstkomende Louwmaand; dat hy, by weigering, dezelve als Vyanden van Frankryk zou aanzien. Hy gaf tevens te kennen aan den Keizer te zullen fchryven, om hem te verpligten zyne goede dienften, en des noods zyn Gezag, als Opperhoofd van het Duitfche Ryk, in 't werk te ftellen, ten einde de onheilen af te keeren, welke eene lange hardnekkigheid van zommige Leden van het Duitfche Bondgenootfchap onvermydelyk naa zich moest fleepen. Van 's Keizers tusfchenkomst, voegde de Koning 'er nevens, kon men ongetwyfeld veel venvagten; doch hy maakte te gelyk zodanige Krygstoerustingen, als meest gefchikt waren om die verklaaringen te doen eerbiedigen : terwyl 'er, wanneer men hier niet na luisterde, voor hem niet anders overfchoot dan de Oorlog voor te liaan; een Oorlog, dien een Volk, 't geen plegtig van het maaken van alle Overwinningen hadt afgedaan, nimmer dan uit noodzaaklykheid voert; doch die eene edelmoedige en vrye Natie weet te onderneemen, wanneer eige veiligheid en eer zulks gebieden. . Ten Keizerlyken Hove hadt, zints de Aanneeming des nieuwen Regeeringsvorms 'in Frankryk door den Koning, alles reeds eene andere gedaante aangenomen. De Afgezant van dit Ryk verfcheen 'er weder. ■ De Keizer verklaarde genegen te zyn om alles» wat in zyn vermogen was, tot genoegen van den Koning en de Koningin te /  HISTORIE. 149 te willen aanwenden, dat hy gezind was met Frankryk in goede verftandhouding te leeven. Hy gelastte de Bevelhebbers zyner Zeehavenen, de nieuwe Franfche Vlag, even als de voorige, te erkennen. Hy deedt meer, door in 't laatfre van Slachtmaand, verfchéide Europifche Mogenheden aan te fchryven, „ dat hy, daar de toe„ ftand des Konings van Frankryk, welke ,, in de maand July tot eenen rondgaan,, den Brieve aanleiding hadt gegeeven, „ zedert veranderd was, oordeelde dat men ,, dien Vorst als vry, en dus ook diens „ aanneeming van den Regeeringsvorm, en „ alle daaden, daar uit voortgevloeid, als „ wettig en van kragt zynde, moest aan„ merken; als mede, dat hy hoopte dat „ deeze aanneeming de goede Orde in Frankryk zou herftellen, en de party „ der Gemaatigden, overeenkomftig den ,, wensch van zyne Aller christlykfte Ma„ jefteit, de overhand doen behouden." — „ Dan," voegt hy 'er nevens, „ daar dit „ verlangen des Konings, tegen alle ver„ wagting, zou kunnen verydeld, en alle „ losbandigheid en geweldige buitenfpoo,, righeden, met betrekking tot den Ko„ ning, zouden kunnen vernieuwd wor„ den, meende hy, dat alle de Mogenhe„ den, aan welken hy zich vervoegd hadt, „ van de onder elkander beraamde maatre„ gelen nog niet moesten afzien; maar „ door hunne Gezanten te Parys doen ver„ klaaren, dat hunne Verbintenis in wee„ zen bleef, en zy gereed waren, om de K 3 „ Reg- LXIX. BOEK. 1791,  iSo VADERLANDSCHÊ LX1X. B0 SJt. 179?' Hoe de Koning van Pruisfen. De Franfche Uitgeweekenenfcheppen een;gen inoed. „ Regten des Konings, en der Franfck Mo* „ narchie , in allen gevalle, gezamenlyk „ te handhaaven." De Koning van Pruisfen, hadt. ten aanziene van de toetreeding des Franfchen Konings tot den nieuwen Regeeringsvorm, gezegd , „ dat het deel, 't welk hy aan die „ gebeurtenis nam , aan zyne erkentenis „ voor die gevoelens beantwoordde, waar „ van hem de Koning op nieuw de dier„ baare verzekering gegeeven hadt." Dit waren de erkende gevoelens van den Keizer en den Koning van Pruisfen ten aanzien van de keer, welke de zaaken in Frankryk genomen hadden , zints hunne zamenkonjst te Pilnitz. Schoon deeze wel zeer de hoop fnuikten der uitgeweeken Franfchen, om eenmaal gewapend in hun Vaderland te rug te keeren, en de oude Orde van zaaken te herftellen, bleeven zy zich aanhoudend, van de voorloopige Verbintenis te Pilnitz, nog eenig goed (pallen» De verklaarde erkentenis des Keizers, die anders hun hoop moest te nederflaan, was voorwaardelyk, en veelligt konden 'er gebeurtenisfen, daar aan niet beantwoordende , ontdaan. De Koning van Pruüfen hadt zich in zo algemeene bewoordingen over dit ftuk uitgelaaten, dat het luttel betekende, en rekenden zy daar en bo v'en op zodanige Mogenhedenfdie, met den Koning van Spanje, zich niet konden overreden , dat de ltap, door Koning Lodkwyk gedaan, yr^mïlig gefchied was, waar aai* puk, ondanks oe vei klaaringen en hetui-  HISTORIE. 151 gingen ten dien opzigte, met veel grondsj twyfel viel. Voorts bleef in hoe verre de Verbinte nis te Pilnitz geflooten, tot de Franfcht zaaken, en de gevolgen van dezelve, be trekking hadt, en welke daar van de bepaalde inhoud was, een diep geheim. Alles wat men, met zekerheid, des kon zeggen, bedondt hier in, dat die Verbintenis op een Verdrag van Vriendfchap en Verdeediging llondt uit te loopen, dat de Voorwaarden tot hetzelve getekend waren, als mede dat van deeze gebeurtenis, dooi den Aartshertoglyken Gezant van Oostetiryk. den Vryheer van BoRié in Wintermaanc aan den Ryksdag %verd kennis gegeeven, „ dat de hardhaaving en verzekering var „ de Duitjche Regeeringsgeftehenisfe, er „ de Regten van het Keizerryk, eene var „ de weezenlykde grondflagen uitmaakte „ en de beide Vorften zich op het oogen blik van deeze gelukkige vereeniging „ op de heiligde wyze, verbonden had„ den, om die Regeeringsgedeldheid t< „ handhaaven, en te verzekeren." Dit oogmerk was aan alle Leden var het Duitfche Ryk hoogst aangenaam; doel 't zelve gaf, dewyl de beide Partyen ir deeze Onderhandeling en Verbintenis be trokken, zich met gemelde algemeene be kendmaaking vergenoegden , zonder ii eenig verflag aangaande de Artykelen zelvi te treeden, zommigen aanleiding tot be kommering, en. men verbeeldde zich, da het evenwigt van het Duitfcke Ryk doo K 4 dee LXIX. BOEK.: !'QT. Hoofddoel der VerMntenis te Pilnitz. i : I l Zwairigheden by de Leden óesDuit' fchen Ryks 1 ovrr dia , Verbintenis. t ' (  ï5& VADERLANDSCHÊ &ZIX. BOEK,. 1791. ring der deeze Mogenheden, zints een halve eeuw bewaard, niet langer beftondt, of althans, dat de naauwe Verbintenis van twee zo> aanzienlyke Led.m des Buitfchen Lichaams; alle de andere zou nooazaaken, om die maatregels te volgen, welke de beide verbondene Hoven mogten goedvinden voor te fchryven. Naardemaal deeze ongerustheid niet in den boezem opgekropt bleef, kreeg, en het Hof van Berlyn, en van Weenen des te weete. Dit hadt wel geene geheele ontdekking van het te Pilnitz vastgeftelde ten gevolge; maar gaf aanleiding, dat zyne Pruisfifche Majefteit op den Ryksdag te Regensburg, in Wintermaand, by monde van zynen Gezant, eene verklaaring liet doen, ftrekkende, aan den eenen kant, om de berigten, welke men door het Ryk verfpreid hadt- wegens den gevaarlyken invloed der geflootene Verbintenisfe met den Keizer op de be waaring der Regten en vrye RegeeringsgeOeldheid van het Buitfche Ryk tegen te gaan, aan den anderen kant, om de Leden van 't zelve, wegens den waaren aart dier Verbintenisfe te onderrigten, en langs dien weg de deswegen opgevatte bekommeringen te doen ophouden. De Oostemykfche Gezant deedt, van wegen zynen Mester, aan de Ryksleden eene foortgelyke verklaaring. beide werden zy, door de Afgevaardigden der Ryksvorden met erkentenis van wegen hunne Meesters ontvangen. Meer  HISTORIE. 153 Meer dan woorden fpraaken op deezen Ryksdag. De Keiler bekragtigde het Ryks beiluit van zommige Duitfche Vorften over de Franfche Regeering, met betrekking tot hunne Bezittingen in den El/as en Lotharingen. Hetzelve bevatte, dat men zich ftandvastig aan de Vredestractaaten zou houden, welke met de Frarfche Kroon beftonden, gelyk ook aan de Overeenkomften, door de Voorzaaten van den Keizer, als Hoofd des Duitfchen Ryks, met toeftemming van de Keurvoiften, Vorften en Stenden geflooten en, in tegendeel, geen agt geeven op alle infchiklykheid of onderwerwerping, welke de Leden, of byzondere Perfoonen, tot het Ryk behoorende, met betrekking tot bunre Bezittingen in den Elfas en Lotharingen, voor zich zei* ven, buiten toeftemming van den Keizer, of het Ryk, mogten beloofd hebben. Dat de Schikkingen door de Franfche Nationaale Vergadering gewelddaadig gemaakt, en uitgevoerd tegen de Stenden en byzondere Perfoonen van het Duitfche Ryk. in den Elfas, Lotharingen en elders, gehouden moesten worden van onwaarde, flrydig met de Tractaaten, en van zulk eenen aart, dat niet alleen de Regten van den Keizer en het Ryk behoorden gehandhaafd te worden; maar ook dat men niet kon vermyden om zich deeze zaak, ten behoeve der beledigde Stenden, en andere byzondere Perfjonen des Ryks, aan te trekken. Dat de Kei7er, fchoon het antwoord van den Franfchen Monarch geenK 5 zins LXTX. BOEK» I^QI. Nadere gerustftelling- I  154 VADERLANDSCHÊ LXIX. 179» < zins aan de algemeen e verwagting voldaan hadt, egter reden meende te hebben om te gemoet te zien, dat die Vorst, op eene verdere voortelling, in naam van hem en van het Ryk gedaan, zich wel gewillig zou betoonen, om de bezwaaren, waar over men klaagde, in het vriendlyke te herftellen; der beledigende Partyen de vrugten en inkomften te vergoeden, van welke men ze, to dus verre beroofd, hadt, en alles weder op eenen voet te brengen, met de Vredesverdragen overeenkomftig. Dat hy, in eenen Brieve aan den Koning van Frankryk, in zynen naam, en in den naam des geheelen Ryks, zich verklaard hadt tegen alles, 't geen zedert Oogstmaand des Jaars mdcclxxxix , tot fchending- dier Verbintenisfen gedaan was, en < reeds aan de beledigde Ryksftenden en anderen onder het Ryk behoorende, de kragtdaadigfte hulp zou hebben verleend, indien de bekende billykheid van den Frqnfchen Monarch hem niet deedt hoopen, dat alles nog in het minlyke, overeenkomftig de Vredesverdragen en aangegaane Verbintenisfen , herfteld zou worden. Ten flot van dit Keherlyk befluit ter bekragtiging ontmoeten wy eenekennisgeeving van 's Vorften misnoegen, wegens de deels vreemde, deels binnenlandfche Gefchriften, welke men in Duitschland deedt rondloopen, beginzels verfpreidende, eeniglyk gefchikt om den Onderdaanen een geest van weerfpannigheid tegen hunne Regeeringen in te boezemen. Hy Vertrouwde wel ten vollen  H I S T O R IE. 155 len van alle de Onderdaanen des Ryks, dat zy zich door niets dergelvics zouden laaten verleiden om van de Duitfche Getrouwheid af te wyken; veel min om zich tot Oproer te laaten aanzetten; doch was niet in gebreke gebleeven, om, overeenkomftig met zyne Vaderlyke genegenheid jegens het Ryk, en ingevolge van den zeer agtenswaardigen raad der Keurvorften, Prinfen en Stenden, aan alle Kreitzen te fchryven, en hun aan te maanen, om de verfpreiding van oproerige Schriften en Beginzels te beletten, en overeenkomftig met de Regeeringsgefteldheid van het Ryk, den ftaat van Verdeediging, waar in zich het Duitfche Lichaam, ter hrndhaaving van de rust en openbaare veiligheid moet bevinden , op eënen goeden voet, te herftellen; ten einde daar door, aan den eenen kant, met zo veel te meer zekerheids te verhoeden, dat onnozele lieden zich hier en daar, door valfche vertoogen tot eenige kwaadwilligheid jegens hunne Overheden, of wie het ook zy, of zelfs tot openbaare beweegingen of wanordes lieten verleiden ; en, aan de andere zyde, om, wanneer onverhoopt op de eene of andere plaats eenen Opftand ontdaan mogt, een kwaad van dien aart kragtdaadig te keer te kunnen gaan (*). De Brief aan den Koning van Frankryk, van welken de Keizer in deeze Bekragti ging (*) Historisch Schoirjvtooneel voor 1791 Byhge XVlii. LXIX. BOEK. s Keïzerf Ireigend  I5y den Wapen, c'nouw e Waau /erf. s Prins trekt ne jerlyk» idBorle.  162 VADERLANDSCHÊ LX1X. BOEK. 1701. Voltrekking des Huwlyks van den Erfprins. De Getrouwden te Utrecht ontvangen. Borkulo. Jonkheer van Heeckeren van Zuideras, Drosfaart dier Stad en Heerlykheid, ontving hem nevens de Magiftraat. Begroetingen, Vreugdebetooningen, Verlichtingen, by dusdanige gelegenheden gebruiklyk, ontbraken'er niet; deeze werden hem, op alle de Plaatzen dier Heerlykheid toen doorhem bezigtigd, onder veelvuldig vreugdegeroep, gefchonken De Egtverbintenis des oudften Zoons van Willem den V. met de Prinfesfe Fredrica Louisa Wilhelmina van Pruissen werd op den eerften van Wynmaand, te Berlyn voltrokken. Van deezen dag ter beftemde Huwelyksplegtigheid hadt zyne Hoogheid de Algemeene Staaten en Staaten van Holland tydig de weete doen toekomen. Op hoe groot een afftand ook, bleef die Egtverbintenisfe in 'sGravenhaage niet ongedagt, de Burgers betponden des veel vreugds. Het thans Prinsgezind Utrecht rekende het zich een groote eere, en een uitfteekend geluk, zyne Hoogheid, diens Gemalin, het nieuwlings getrouwde Paar, en andere Vorstlyke Perfoonen, op de reis van het Lusthuis 't Loo na 'sGravenhaage, binnen zyne muuren, onder het losbranden, van 't Gefchut en Klokkenfpel, te ontvangen. De Regeering wagtte dien ftoet ter begroeiinge op by de Wittevrouwen Poort. Het nieuw getrouwde Vorstlyk Paar was vergezeld van dertig Ruiters, die 't zelve tot aai) C*) N. 'Nederl. Jaarb. 1791. bl. 1108.  HISTORIE. 163 aan Woerden begeleidden. De Krygsbezetting der Stad ftondt gefchaard. De Generaal Baron Bentinck, Bevelhebber van het binnen Utrecht gelegerd Krygsvoik, reedt in ftaatlyken optocht te paard voor de koets der jeugdige Egtgenooten door de Stad tot buiten de Catharyne Poort. De ftraaten, door welke de trein van elf koetzen, ieder met zes paarden befpannen, reedt, waren opgepropt met nieuwsgierige en juichende aanfchouwers, en gaf het niet minder drukte buiten de Poorten. Toejuichingen ontbraken 'er desgelyks niet, wanneer die Vorstlyke Stoet, den ne-1 gen en twintigften van Wynmaand, op de j Oranje Zaal aankwam. By dit Lusthuis' was eene aanzienlyke Eerwagt van Grenadiers, Musquettiers met een Vaandel, Hautboisten , en wat verder ftaatfie kon byzetten. De vrolykheid hadt 'er haar zetel gevestigr. De Officieren van de 'sGra•senhaagfche Krygsbezetting deelden in die voorbereidende Feestvieringen. De nieuwlings Getrouwden bleeven op dat Lusthuis, doch het overige Stadhouderlyk Gezin toog na 'sGravenhaage, waar de plegtige Inhaaling van den Erfprins, nevens zyne Gade, met groote ftaatlykheid, eerlang zou plaats hebben, tot welke men zich gereed maakte, als mede om te voldoen aan het voorfchrift des Hofs van Holland, en van de Magiftraat van 'sGravenhaage, om hunne Huizen, of de Straaten voor dezelve, te verlichten, op den tweeden van Slachtmaand, den dag ter openbaare Intreede L 3 van LXIX. boek. 1701. Derzeler aangrim ia ï Haage.  i64 VADERLANDSCHÊ LX!X. BOEK. 1791. Openly. ke intree de der Getrouw den in den Hang. van den Erfprins met zyne Gemalinne beftemd. Deeze dag brak aan. De ftaatlykheid nam eenen aanvang met den optocht der Schuttery van 's Grannhaage na 't Huis in 't Bosch. De Opper - Hofmeester en Op, perftalmeester verfcheenen met de Vorftelyke Rydtuigen, ter afhaalinge van het doorlugtig Paar beftemd. Staatlyk en Vorstlyk was de optocht. De Koetzen, waar in het openlyk intreedend Paar zat, en die met aanzienlyke Perfoonen van beiderlei Sexe, tot het Hof en Hofgezin behoorende , vervuld waren, werden voorgegaan door een ftoet van Krygsvoik, te voet en te paard, van dezelve by afdeeiingen vergezeld, en floot Paardenvolk den Statieftoet op. Een en twintig kanonfchoten begroette den trein op 't oogenblik dat dezelve aan de Hofplaats kwam. Zy doorreedt de aanzienlykfte ftraaten na het Stadhouderlyk Kwartier, waar de Ouders met het Hofgezin , het jeugdig Paar ontvingen, en verwelkomden. Alles vertoonde fchitterende pragt. Hier vertoefde het hooge Gezelfchap, hieldt 'er den maaltyd, en werden de Egtelingen, met zo veel ommeflags ontvangen, niet zonder plegtigheid na het Oude Hof geleid om 'er den intrek te neemen. 's Avonds haalde de blyde Burgery het hart op by de bevolene Verlichting: terwyl 'er op 't Stadhouderlyk Kwartier groot Cirkel plaats hadt. De  HISTORIE. 165 De eerstvolgende dagen waren ter Ge lukwenfching beftemd. In deezen gingen voor de Afgevaardigden van hun Hoog Mogenden beftaande uit den Graaf van Welderen wegens Gelderland; van den Santheuvel en de Baron van Wasse naar wegens Holland; de Baron van Lynden tot Butterswyk wegens Zeeland; de Heer Pesters wegens Utrecht; de Baron Rengers wegens Friesland; de Baron Sloet tot Westerholt wegens Overysfel; de Heer van Idsinga wegens Groningen, en de Griffier Fagel. Om uit Staaten van Holland die groets af te leggen, waren benoemd de Baron Willem Lodewyk van Wassenaar, Heer van Starrenburg, wegens Ridderfchap en Edelen, Arnoldus Adriaan van Tets, Vryheer van beide de Goudriaanen, wegens Dordrecht; Jean la CLé, wegens Haarlem; Canzius Onderdewyngaard wegensDelft; Adriaan van Heusden wegens Leyden; Jan Elias Huidecoper, Heer van Maarfeveen, wegens Amfierdam; Francois de Mey, Heer van Nieuwlekkerland, wegens Gouda? Johan Gek brand van Mierop wegens Rotterdam; Johannes Wilhelmus van Hanswyk wegens Alkmaar; Herman Berckhout wegens Hoorn, en Andries Slyper wegens Enkhuizen. Afgevaardigden uit de Siaaten der overige Gewesten des Bondgenootfchaps maakten desgelyks hunne opwagtingen, zo by het nieuwlings verbonden Paar als ten StadL 3 hou- LXIX. boek. r?9i. Gelukwenfchingen.  i66 VADERLANDSCHÊ LXIX. boek. i/o i. Lyfrente d:r Prinfesfedoor Hollend toegelegd, I Lyfretite van Zee- (and. houderlyken Hove. Uit den Raad van Staaten, uit de Generaliteits Rekenkamer, uit de Admiraliteiten, verfcheenen desgelyks gelukwenfchende Bezendingen. Alle deezen werden op hun beurt ten prschti- gen Maaltyde getoefd. De Hoofden der 's Gravenhaagfche Schuttery, de Kerkenraad der Hofplaatze, lagen hunne begroetingen af. Daar toe Afgevaardigden van de Kerkelyke Synode in Gelderland boezemden hunne Gelukwenfchingen uit. De Portugeefche Joodfche Natie in 'sHaage gedagt op eene onderfcheidende wyze aan deeze Egtverbintenisfe (*_). Onder alle Gelukwenfchers ftaaken Staaten van Holland uit. Deezen hadden in Bloeimaand beflooten aan de Koninglyke Prinfes Frederica Louisa Wilhelmina eene Lyfrente, ten bedraage van 15000 Guldens 'sjaars, ter gelegenheid van dit Huwelyjk met den Erfprins, toe te leggen; en vervolgens vastgefteld deeze in een Gouden Doos, ter waarde van 1800 Guldens , door eene plegtige Bezending, aan te bieden (f). Schoon eenigen dit eene onnutte weggeeving van 's Lands Penningen oordeelden , voor een Gewest, dat zo lange en zo dikwyls klagten uitboezemde, wegens Bezwaar en Geldgebrek, wraakten veelen nog (*) Wat ter deezer gelegenheid voorviel, ver-> meld de /V. Nederl. Jaarb. voor 1791. bl. 1813-* 1820. in 't breede. Q) Bopweks aan zyne Committenten bl. 258,  HISTORIE. 167 nog meer het Staatsbefluit eenes zints lange ten agtergaanden, diep in fchulden gezonken, en des aanhoudend jammerenden Gewests. Staaten van Zeeland naamlyk hadden in Zomermaand goedgevonden, dat aan den Erfprins van Oranje zou worden te kennen gegeeven, dat hun Ed. Mogenden op het gedaane voordel van de genegenheid der Staaten van Gelderland, om, het zy uit de Generaliteits Kas, • of wel anders Quotaswyze, door de Gewesten hem, ter gelegenheid van zyn Huwelyk, aan te bieden eene Lyfrente van 30,000 Guldens 'sjaarlyks, of zo veel minder of meerder, als waar toe geneigdheid by de Gewesten mogt gevonden worden, zeer bereid waren , om daar toe, op de een of de andere der voorgeftelde wyzen, indien men des ter Algemeene Staatsvergaderinge een voordel mogt doen, met de overige Bondgenooten, toe te ftemmen. — Docft dat, ingevalle deswegen, uit hoofde van de fchikkingen by zommige Gewesten desaangaande reeds genomen, niets mogt worden voortgebragt, Staaten van Zeeland, ter gelegenheid van dit Hooge Huwelyk, aan de beide aanftaande Egtgenooten aanboden eene Lyfrente , ten Lyve van de Koninglyke Prinfesfe,van 300 Ponden Vlaams, jaarlyks, in te gaan met den Trouwdag. Dat deeze Lyfrente, ingevalle zyne Hoogheid de Erfprins , ten eenigen tyde, in de daadfyke uitoefening en het genot der Waardigheden van Erfftadhouder, Capitein en Admiraal van Zeeland zou getreeden zyn, of L 4 by LXIX. BOEK. 1791.-  .6*8 VADERLANDSCHÊ LXJX BOEK. 1791. by Hoogstdeszelfs onverhoopt overlydera vóór dit gebeurde, zou blyven alleen ten behoeve van haare Koninglyke Hoogheid, haar leeven lang (*). Van het gemelde Voorftel door Gelderland gedaan , kwam niets. En daar Holland voor zich zelve bovengemelde Aanbieding deedt, was Zeeland desgelyks verbonden tot de voorgeflaagene Lyfrente. Andere Gewesten, zo verre ons bekend is, lieten het by mondlyke Gelukwenfchingen berusten. Dat Holland en Zeeland deezer wyze op zich zei ven ftonden, heeft een misfchien niet ongegrond vermoeden doen gebooren worden, dat de Invloed, dien een eerst Staatsdienaar thans in Holland hadt, en wiens invloed op Zeeland voorheen zo groot, nog by lange na niet geheel verdweenen was, de oorzaak moge geweest hebben, dat die beide Gewesten, door byzondere Staatsbefiuiten, ten voordeele van dit Vorstlyk Paar, de andere hebben willen opwekken om dit voorbeeld te volgen, de bezwaarlykheid inziende ora eene Gifte, ter gelegenheid van dit Huwelyk, Quotaswyze, op een wenfchelyken voet, 'er door te krygen, daar dit netelig ftuk nog onafgedaan hing. Wat hier van zyn moge, het hadt een vreemd aanzien, dat het zo zeer bezwaarde Holland, het onder den last der Staatsfchulden wegzinkend Zeeland, de eenige Gewesten waren, die, £*) Net. van Zeel. 8 Juay 1701,  HISTORIE. ï6o die, te deezer gelegenheid, Geldaanbiedingen deeden. Min vreemd, of liever zeer eigenaartig, was het, dat men een Vier- en Vreugdedag hier te Lande, en byzonder in de Hof plaats, te meerder hadt, door den Jaardag der nu aan het Stadhouderlyk Huis vermaagfchapte Prinfesfe van Pruisfen. Zy tradt den achttienden van Slachtmaand in haar achttiende Jaar, en bleef men niet agter, om dien Dag met Gelukwenfchingen, Vreugdebetooning en Feestviering, boven al ten Stadhouderlyken Hove, door te brengen (*). Hoorn, ter Staatsvergadering van Holland rneermaalen zeer voorbeeldlyk naauwgezet op 't geen, by den openbaaren Godsdienst, het bidden voor 's Lands Magten, en hooge Staatsperfoonen, betrof, was de eerfte met ter Staatsvergaderinge het Voorftel te doen, om het Formulier van Voorbidding te verbreeden, en agter de woorden , voor zyne Doorlugtige Hoogheid den Heer Erfprimfe van Oranje en J\asfau, te {lellen, benevens Hoogst deszelfs Koninglyke Gemalin, en de Af [lammelingen van het Doorlugtig Huis van Oranje en Nasfau. Men keurde dit goed, en werd de noodige Aanfchryving gedaan om aan deeze Verbreeding ftiptlyk te voldoen (f). Meerm aaien hebben wy het voeglyk gekeurd, om, by het vermelden van den Voorre N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 1820, £jj Refil* van Holland 9. Dec 1791. A- 5 LXIXc BOEK. 1791. De Jaardag der nieuw getrouw» de Prinfesfe gevierd. Hetvoor* fchrift des openr baaren Gebeds in Holland ver« breed, 't Lot der na Frank» ryk uitgeweekenen.  ï?o VADERLANDSCHÊ LX1X. boek. 1791 Inhoud eens Gefchriftsaan de NationaaleVergadering in den voor- 1 voorfpoed en vreugde der in den Lande thans heerfchende, en zich meer en meer vast in den zetel des Bewinds bevestigende Partye, het oog te wenden, op het gedeelte onzer Landgen&oten den Vaderlyken grond, by den afgeloopen Staatsftorm, ontvlugt. Laatstmaal verlieten wy de na Frankryk geweekenen in geen gunftige omftandigheden (*). De taal des Heeren van Hoey, ten dien tyde, zo vol nadruks gevoerd, waar in hy onder anderen uitriep, „ de Befchermengel van Frankryk heeft „ de denkbeelden van Vryheid en van ,, Regtvaardigheid en Deugd doen ontftaan. „ By U beftaat eene Agtbaart Vierfchaar, „ daar deeze geheiligde Naamen nog ge„ ëerbiedigd worden, endaar, daar is het „ dat wy hoopen gehoord te zullen wor,, den (f)," bleek eene geenzins ongegronde Vooifpeliing te weezen, fchoon het eenigen tyd aanliep dat de vervulling fchemeragtig opdaagde. ■ De uitgeweekene Nederlandfcks Patriotten, welke zich in Frankryk bevonden, hadden in Bloeimaand des Jaars mdccxc een Gefchrift opgefteld en getekend, 't geen zy, om byzondere redenen, eerst in die Maand des Jaars, 't welk wy thans befchryven, aan de Nationaale Vergadering ter (*) Zie onze Vaderl. Hifi. XXII. D. bl. 371. (t) Zie onze Vaderl. Hifi. als boven bl. 376,. Wy hebben daar aangemerkt, dat de Heer van IIoet ioor die Jgtbaare Vergadering de Nationaale Ver'adering bedoelde. Hy fchreef dit ftuk ia Win« ermaaud des Jsars 1789.  HISTORIE. 171 ter hand fielden. Zy vangen op deezen trant aan — „ Republikeinen, uit hun Va„ derland verjaagd, door het heerschzug„ tig geweld van den eerften Staatsdienaar, „ door het Vuur, het Zwaard, Bannisfe 5, menten en Plunderingen van hunne haardfteden en altaaren verwyderd, zyn „ aan hunnen Bondgenoot een veilige „ fchuilplaats komen verzoeken, en die hulp en onderfiand, welke zyne Regt., vaardigheid aan de ongelukkige Vryheid „ hadt toegezegd. Zy hebben, ten „ voordeele van die Vryheid, niet ingeroe„ pen de middelen van eene kragtdaadige „ befcherming, welke men hun, in meer „ gunftige dagen, hadt aangeboden, en „ op welke zy hun grootfte, zo niet hun „ eenigfte hoop hadden gevestigd. - „ Met geheel Europa overtuigd, dat de „ wet van noodzaaklykheid alleen onover9, komelyke verhinderingen heeft kunnen ,, opleeveren, tegen het in 't werk ftel„ len van die poogingen, welke zy grond „ hadden te verwagten van de Goede „ Trouw en het Politiek Belang van Frank,, ryk, hebben zy dien grooten tegenfpoed „ geduldig gedraagen, met een gevoel van „ onderwerplykheid, 't welk en hun zel„ ven, en hunnen Edelmoedigen Bondge9, noot, tot eer moet verrtrekken. „ Terwyl zy weenen op de puinhoo„ pen van een Vaderland, door 't geweld 9, uit den rang der Republieken uitge„ wischt, hebben zy tevens hunne oogen „ gevestigd op de algemeene gisting, wel- „ ke LXIX. BOEK. T7VI* leeden Jaare op« gefield en nu overgeleeverd»  172 VADERLANDS CHE LXIX. BOEK. *79h si ke in Europa alle Landen en Perfoonen ,, tot de ontwikkeling en daarftelling der „ Burgerlyke Vryheid voorbereidt, en hun „ hart heeft zich geopend voor de bemoe9, digende vertroostingen van lieden, die „ verdienen vry te zyn. ■ „ De oorzaaken, de omftandigheden en „ de gevolgen van de Hollandfche Revolutie s, zvn aan geheel de wereld bekend ; maar „ nimmer was het verftandig Publiek beter „ gefchikt om dezelve, volgens haare wee- zenlykewaarde,te beoordeelen,dan inde tegenwoordige omftandigheden; nimmer „ leeverde de wending der gemoederen, en „ de toedragt van zaaken, een gunftiger „ gelegenheid op, om by de Franfche Na„ tie te regtvaardigen het belang, 't welk „ zy genomen hadt in deeze groote zaak „ der Regtvaardigheid en Vryheid," Naa eene fchets gegeeven te hébben van de bedoelingen der Nederlandfche Patriotten, vaaren zy voort, „ Deeze was de omwen,, ding van zaaken, welke de Rede en „ Eerbied voor de Regten van het Mensch-, „ dom, op het punt ftondt in het midden „ der Vereenigde Gewesten te vestigen. ,, Maar dat grootsch voorbeeld van Vry„ heid, het geen zo veele Mannen, door „ gelyken yver, door gelyke kunde ver5, eend, met eene zo moedige ftandvastig-^ „ heid, vervaardigden, dat grootsch voor„ beeld moest het Heelal toen nog mis„ fen!" ^ Met gloeijende kleuren maaien zy de aaneidende oorzaaken der Omwenteïinge en de  HISTORIE. 173 de Omwenteling zelve. Hoe bekend ook en door ons in 't breede geboekt, kan het vertoonen van dit gedeelte des nu gemaalden tafereels, ter herinnering ftrekken, en aan wy zen hoe men des dagt en fprak, waar men onbefchroomd zyne gevoelens durfde uitboezemen. Hoort hun fpreeken. „ Het Despotisrpe van den Stadhouder, „ en de Ariftocrade -van den Adel en Pa„ trice Familien, weleer door een ge„ meen belang zamen verbonden, vervol „ gens door byzondere inzigten van elkan„ der verwyderd, hereenigden zich eens„ klaps uit haat voor de Geregtigheid, en door het afgryzen, 't welk het denk„ beeld alleen van Vryheid hun inboe„ zemde. „ Een groot aantal Ingezetenen, wier „ Ampten of Vooruitzigten verknogt wa„ ren aan de inftandhouding van de Stad„ houderlyke Ufurpatie; een nog grooter aantal, voor welke het Goud alles was, „ of welke eene toekomftige Wraak deedt „ beducht zyn — zwakke zielen, welke „ reeds, in voorraad, het denkbeeld ver„ moeide eener Vryheid, die men nog „ moest herwinnen — vreesagtige en wei„ nig doordenkende Menfchen, die, zich „ door kwaadwilHge Lieden laatende weg„ fleepen , waanden, dat eene zuivere „ Volksregeering het gezag der Wetten, „ en der Publieke Vryheid zou omverre „ werpen — met één woord, eene groote „ menigte Perfoonen , die nog niet ryp „ voor de Vryheid, of dezelve niet waardig „ wa- LXIX. BOEK.  174 VADERLANDSCHÊ LXIX. BOEK. 1791' I „ waren, rangfchikten zich onder de ba„ nieren van de openbaare Vyanden van het Vaderland! „ De Stadhouder en de Ariftocraaten „ riepen toen, tot onderfteuning van hun,, ne zo heilzaame Vereeniging, dat zo ,, ongelukkig verblind gedeelte des Volks, waar van de Stadhouders zich zo dik„ werf bediend hadden, nu om byzondere Provinciën, dan om de geheele Repu„ bliek, aan kluisters te keetenen; — door 3, kragt van Geld maakten zy deszelfs ,, woede op nieuw gaande zy verbys- „ terden deszelfs oordeel door oproerige „ Gefchriften en Gefprekken — de groote „ helklinkende woorden van Proteflantfchen „ Godsdienst, en van Stadhouder Befchermer „ van deezen Godsdienst, werden, met een „ verbaazend gelukkigen uitflag, gebe- ,, zigd en daar men op het zelfde „ tydftip alle deeze verleide zielen oprok9, kende, voerden zy tegen de Vryheid „ ten ftryde aan, de gebreken der onkun„ de, de driften der elende, en zy ge3, bruikten dus, ten voordeele van eene „ onderdrukkende Regeering, - de misdaa„ den van de onderdrukking zelve. „ Het Krygsvoik van de Republiek, „ grootendeels uit Vreemdelingen beftaan„ de, leeverde een nieuwen ruggefteun „ op aan het Opperhoofd, die 't zelve in „ bedwang hadt, door het uitdeelen van „ Gunften, Posten en Geld, en de flaaf„ fche gehoorzaamheid van een gedeelte „ van de Arméa kwam te Hattem en El- „ burg,  HISTORIE. *75 „ burg, door plundering en verwoesting, „ de grondllagen leggen van het werk der i „ Overheerfching. „ Egter bleef den Vrienden der Vry- ,, heid nog eenige hoop over zy had- „ den grond om te gelooven, dat de ge„ zonde Rede, de geest van Regtvaar„ digheid en Vaderlandsliefde, eindelyk 5, tot het algemeen belang zouden terug roepen nog zo veelen, die daar van ver,, wyderd waren. „ Zy zagen reeds het oogenblik nade,, ren, waar in alle deeze zo langduurige „ en fchadelyke dwaalingen ftonden op te „ houden; — reeds waren, door verllan„ dige redenvoeringen, en door de waak„ zaamheid van de gewapende Burgers, „ de Oproeren gedempt, wanneer de Pruisfifc/ie Bajonetten, door den onzigt- baaren arm van Engeland aangevoerd, ,; van alle kanten het Grondgebied van „ de Republiek kwamen overftroomen, de „ Vryheid noodzaakte voor het Geweld „ te wyken. „ De openlyke geweldenaaryen, en de aanvallen op de byzondere eigendom„ men der Burgeren vereenigden zich als „ toen, om de bloeddorftige gemoederen „ van de Vyanden van het Vaderland te „ verzaadigen alle braave Burgers — s, zy wier grootmoedige zelfverlochening „ hun met het zwaard in de vuist tot de „ Vryheid riep die allen moesten ge- „ lyklyk bukken onder de Hagen van hun„ ne verraderlyke overweldigers. „ Dood- LX1X. SOEK. 1791.  LX1X. BO£K. VADERLANDSCHÊ „ Doodftraf Geesfeling Ban- „ nisfement -— Gevangenis Ver- „ beurtverklaaring van Goederen Ver- ,, oordeeling tot zwaare Geldboeten door „ de Onkosten van de geregtlyke Vervol„ gingen nog verzwaard, waren het waar„ dig loon voor de Vrienden der Vry„ heid. ,, Brand -— Plundering — Vervol„ ging en Moord doorliepen als in een „ oogenblik, als een verwoestende pest, „ de geheele Republiek, en voerden de „ Wraak van den Stadhouder alomme ten 5, toon! „ Te midden van deeze bloedige worfteling, van die zo ysfelyke verfcheu„ ring van alle deelen van den Staat, rie„ pen de Verdeedigers van het Vaderland, „ de Befcherming en de Regtvaardigheid ,? van Frankryk te hulp. Zy riepen ,, om die Befcherming hun zo openlyk p toegezegd, die Geregtigheid hun zo ,, fterk beloofd, tot aan hetlaatfte oogenj, blik, en waar van de verzekering, in „ den beginne hunne belluiten hadt be9, fiuurd, en hunnen moed zo lange ge- fterkt Frankryk hadt hun verze- „ kerd, dat het al wat men tegen hunne » Vryheid mogt onderneemen, befchou„ wen zou als eene aan het Ryk zelve „ gedaane belediging hunne Vryheid „ was aangerand hunne Vryheid i, ftondt overweldigd te worden, maar.... »» Frankryk kon de noodkreet hooren.... }1 en de Verdeedigers der Bataaf/de Vry- „ heid  HISTORIÉ. 177 heid ten gelyken tyde de ftoutfte Za„ menzweeringen van binnen, en eenen >, vreemden Inval van buiten te beftrydeh „ hebbende, moesten bukken voor dé „ overmagt van eene Bende, voor 't geld „ van den Staat gekogt, en tot plunde„ ring en moord aangevoerd. „ Dus eindigde in een punt des tyds „ dat groote werk der Nationaale Herftelling, het geen zo veele jaaren, zo veel kunde, moed en Vaderlandsliefde had- „ den voorbereid. De Vereenigde Ge- „ westen verboren haare Vryheid, eii j, Frankryk de eer verliezende om ten tweeden maale aan 't Heelal een voorst beeld van Regtvaardigheid te geeven, „ zag zyn Politiek Belang verftooken van „ eene Alliantie, welke het, zedert den „ lampfpoedigen Inval des Jaars mdclxxti 5, zyne fterkfte poogingen en grootite zor„ gen hadt waardig gekeurd, en wier vernietiging het voorwerp der vuurigfle „ verlangens van Engeland was geworden." Zy tellen de voordeden dier verbrookené Verbintenife voor Frankryk op, en vaaren dan, in deezer voege voort, „ Zedert de „ vernietiging van de Franfche Alliantie, „ zyn de Publieke Hollandfche Nieuwspapieren onder de voiitreKte afhangeiyk- „ heid van de bovendryvende Party; . „ waardige Steunpylaaren van eene zo „ fchoone zaak belasteren zy dagelyks met j, de laffte, en tevens kwsadaartigtte onj[, befchaamdheid, de gronden en gevolgen van de Franfche Staatsomwenteling, XXIV. Deel. M „ van LX1X. boek» 1791.  i?8 VADERLANDSCHÊ LX1X. BOE K. 1791. „ van die groote Herfchepping in de Maat„ fchappy, waar van, tot heden toe, gee„ ne Eeuw een voorbeeld heeft opgelee„ verd, en die, tot troost en 'naavolging „ voor den geheelen Aardbodem, eeuwig leeven zal in de Gefchiedenisfen, en in „ de harten der Vrienden van het Mensch- „ dom. Zy verdraai jen alle de om- „ ftandigheden van dezelve, ten believe „ van den vreemden Invloed, waar door „ zy beftuurd worden. Zy fchilde- „ ren Frankryk af als zieltoogende in de ftuiptrekkingen van Regeeringloosheid; „ vermids dat Ryk de voor hun hately„ ke gedagten gehad heeft, en de nog „ onverdraagelyker middelen te werk ge„ field om in deszelfs midden de Vry„ heid te doen herbooren worden, en alle de Deugden, waar van dezelve de on„ uitputbaare bron is. Zy fchet- zen geftadig de Publieke Schatkist „ af, als in gevaar, om, van dag tot 3, dag, te worden vernield, door de ge„ breken van het vroeger Beltuur, en „ door de nog veel grooter ongeregeldhe„ den, welke de nieuwe Vryheid naa zich „ ileept. Zy maaien de particuliere „ Eigendommen af, als gehegt aan een ge„ bouw 't geen op zyne fundamenten ftaat „ te wankelen, en op V punt is om on„ der zyne puinhoopen vermorzeld te wor- „ den Het is door die kostelyke „ middelen, dat men, in de de Vereenig„ de Gewesten alle zyne vermogens in„ fpant om het Volk eene Slaaverny te ,r doen  HISTORIE. 179 doen beminnen, die hetzelve, zó als „ men zegt, voor alle die rampen van de „ Vryheid bevrydt, en het is tevens door „ dat middel, dat men de gemoederen van „ hun, die deel in de Franfche Fondfen 3, hebben, met fchrik vervult." Daar op wyzen zy, in eenige byzonderheden aan, dat, indien de Alliantie van ons GemeenebeSt met Frankryk Van eert zo groot gewigt was, eene nieuwe Alliantie met Engeland met deszelfs Staatkundige en Handeldryvende belangen moest ftryden. „ Ziet daar," roepen zy uit, „ welke, voor Engeland, en voor Frankryk 9, de tegenovergeitelde üitwerkzels van de 3, Bataaffche Tegenomwenteling geweest 3, zyn — maar hoé veel ysfelyker zyn niet 3, die gevolgen nog geweest voor de Hol,3 landfche Ingezetenen, Vrienden van 9, Frankryk en Befchermers van de Natio- 3, naale Vryheid! 1 Die ongelükkigen, 99 uit den fchoot van hunne Naastbeftaan3, den, aan hunne Vrienden, aan hunne 3, Bezittingen, door Gewapende Benden „ en bloeddorftige vervolgingen ontrukt, hebben, zich van daar verwyderende, „ hunne Landgoederen Verwoest gezien,» j, hunne Huizen geplunderd, hunne Hóe3, ven vernield. Duizenden Burgers, van 9, allen ouderdom, van allerleien rang 3' zyn 9*j genoodzaakt geworden een Vaderland te 9, verlaaten, het geen hunne aankleevmg: „ niet meer in ftaat Was te behouden, en het geen aan de verfoeilyke wraak van' ~n de zegepraalende Party ten prooije bleef. M a Voor- LXIX. BOEK.  LXIX. £0£K. 1791. 180 VADERLANDSCHÊ Voorbereidend was dit alles tot de groote zaak, welker voordragt en ontwikkeling men thans bedoelde, waar toe aanleiding gegeeven hadt de Bekendmaaking voorheen door ons vermeld (*). Het zal der moeite waardig zyn, als een beknopt verhaal behelzende van het geen den Uitgeweekenen, in veelerlei opzigten, zints de Omwenteling zo in Frankryk als elders wedervaaren was: anderzins niet dan uit brokkelige berigten bekend. „ Het Hof van Frankryk, 't geen, in „ den Jaare mdcclxxxvi, beloofd hadt, „ in alle toedragt van zaaken de Holland„ fche Patriotten, onder zyne daadlyke Be- „ fcherming te neemen het Hof van „ Frankryk gelastte, in Herfstmaand des „ Jaars mdcclxxxviï , aan den Heer de „ St. Priest, die zich na 'sGravenhaag? „ op reis begaf, „ „ de uitgeweekene „ Hollandfche Patriotten, te verzamelen „ en hun te verzekeren, dat zy van „ „ hunne verliezen zouden fchadeloos ge„ „ fteld worden." " Niettemin heeft men, naa eene zo uitdruklyke verklaaring, „ naa zo plegtige verzekeringen, tot een „ ftelregel aangenomen, ,-, „ dat de Koning ,, gunftig zou toeflaan, in plaats van eene „ fchuld te betaalen; dat de Onderftand „ „ aan de uitgeweeken Hollanders toege„ ftaan eene Gunst was, waar van zyne „ Majefteit geene Rekenfchap verfchul„ „ digd was, op welken zy geen den „ „ miaC*) Zie ouze Vaderl. Hifi. XXII. D. bl. 369.  HISTORIE. 181 ,, „ minften Officieelen Invloed konden „ „ vorderen, en welke zyne Majefteit „ konde verminderen, vergrooten, ja „ „ zelfs te eenemaale doen ophouden, „ „ naar maate Hoogstdezelve zulks zou „ „ goedvinden."" „ De Hollandfche Patriotten, aan wel„ ken men zo duidelyk hadt te kennen „ gegeeven, zo vóór als naa de Omwen„ teling, den aart en uitgeftrektheid van „ de Beloften door Frankryk gedaan, zul„ len omtrent de nieuwe Uitlegging van „ zyne vroegere oogmerken dat ftilzwy„ gen in agt neemen, het geen aan hun„ nen eerbied voor dat Ryk voegt. —. „ Zy willen gelooven, dat de evengezeg„ de ftelregel, ftrydig met de zo menig - werf geopenbaarde oogmerken van. hem, „ die de getrouwfte is om zyn Koninglyk „ Woord te houden, alleenlyk is gebezigd „ om aanzoeken te vermyden, die men „ als weinig gefchikt befchouwde in den „ ftaat van verval, waar in de Finantien „ waren; maar die ftelregel, kwalyk uit„ gelegd, heeft ftof gegeeven tot de fterk„ fte klagten tegen het Franfche Minis„ terie (*). „ Die klagten zyn verfpreid geworden „ in de Schuilplaatzen der Nederlandfche „ Vlugtelingen in Vlaanderen en Artois, „ en het grootfte gedeelte van dezelven, „ voor- (*) Men herinnere zich hier de taal van van Hoey ter boven aangetekende plaats in onze Vadtr* landfche Historie. M 3 LXIX. BOEK. 1791.  i8a VADERLANDSCHÊ LXIX, boek. „ vooral van de laagfte Glasfe, heeft zich „ bevoegd geoordeeld dien aangaande fter„ ke, en veelligt onbefcheidene taal te „ voeren. „ Van eenen anderen kant heeft de „ Stadhoudersgezinde Party in Holland, met vreugde dat Tafereel van zoge„ naamde verdrukking befchouwd, waar „ in het Franfche Ministerie de Holland„ fche Patriotten wilde houden, en heeft ,, zich, als een onfeilbaar middel, daar van bediend om te eenemaal de zaak der „ Vryheid, en de belangen van Frankryk, „ den bodem in te liaan —— Maar die ,, zegepraal van het bedrog zal van geen 5, langen duur zyn, de waarheid zal wel 3, ras haare ftem doen hooren, en aan de ,, Patriotten in de Vereenigde Gewesten, „ en aan die, welke in de overige ge,, deeltens van Europa eene Schuilplaats ,, gezogt hebben, aankondigen, dat zy ,, geenzins aan het herftel hunner Vry„ heid moeten wanhoopen. ,, De noodzaaklykheid om de Patriot„ ten in Frankryk by een te zamelen, naa de Omwenteling, in den Jaare mdcclxxxvii , was ten duidelykfte aan ,, het Gouvernement betoogd, door be,, weegredenen, waar van het niet moei„ lyk was al het gewigt te gevoelen. Eenige van die Patriotten hadden, in ,, de eerfte oogenblikken, de wyk na ,, Duüschland genomen j het grootfte ge„ deelte bevondt zich in de Qostenfykfche Nederlanden —- op verfchéide plaatzen,  HISTORIÉ. 183 „ en vooral in de laatsrgemelde Gewes„ ten deedt men hu» bemoedigende Aan,, biedingen, verleende hun Vrydomm„ men •— De vrye Godsdienstoefening — „ de Nabuurfchap — de Overeenkomst „ in taal en zeden fpraaken ten voordeele „ van de Oostemykfche Nederlanden „ Maar het belang van hunne Vryheid — „ het Politiek belang van Frankryk „ hunne agting voor — hun aankleeven „ aan dat Ryk alles riep hun toe, 9, om in deszelfs boezem eene Schuil- plaats , benevens den onderftand en s, troost te komen zoeken, die men hun aanboodt. Men vormde wel ras 9, Etablisfementen in Vlaanderen en Ar- 9, tois Men voorzag in het onder- 9, houd der Vlugtelingen; verfchéide Of99 ficieren bekwamen Peniïoenen op het 9, Departement van de Buitenlandfche j, Zaaken, en zedert Louwmaand des Jaars 99 MDCcLXXXvm zyn 'er twee duizend Zie9, len,door weeklykfche Onderftandgelden, „ onderhouden. Een vastbepaalde jaar„ lykfche fom is gefchikt tot de onkosten ,, van dien Onderftand en veilige Schuil„ plaats; en het Committé van Financien „ van de Nationaale Vergadering, over„ reed van de Regtvaardigheid en Nut» „ tigheid van dit geldbefteeden, heeft ver,, klaard, deeze fomme, als aan geene „ vermindering onderheevig zynde, te be„ fchouwen. „ Deeze jaarlykfche Uitgave," dus vaaren zy voort, om aan te toonen, dat M 4 men LXIX. 15 O E K. 179U  'i«4 VADERLANDSCHÊ LXIX. boek. mi¬ men de Uitgeweekenen niet aan te merken hadt als berooide Landl'oopers, „ moet zelfs geenzins, ingevolge van het be- ginzel in den Jaare mdcclxxxvii ge,, legd, als eene loutere Opoffering van 5, de Franfche Natie, ten voordeele der „ uitgeweekene Hollanderen befchouwd worden. Eenigen uit hun midden heb„ ben vry aanzienlyke Geldmiddelen, wel„ ke zy aan de Plundering en de Ver„ beurtverklaaring ontrukt hadden, in Frankryk overgebragt. Zy hebben reeds „ in onderfcheide Steden, waar zy zich ,, nedergezet hadden, van die Geldmiddes, len een nuttig gebruik gemaakt, en dat ,, gebruik moet zich meer en meer uit„ ftrekken, en voordeeliger worden, ze„ dert de grondbeginzels der Burgerlyke 9, Vryheid, de Franfche Induftrie en Koop„ handel van alle voorige beletzelen in 't „ geheel zal verlost hebben. „ Andere Bemiddelden, tot heden toe, „ ter vereffening van hunne zaaken in Brabant gebleeven, zullen niet langer „ vertoeven hunne Bezittingen na Frank„ ryk over te brengen. onder begunftiaing „ van de Vryheid en Nationaale Befcher- „ ming. Het grootffe gedeelte der ,„ HoÜandfch Vlugtelingen in Vlaanderen „ en Artois hebben derwaards overgebragt middelen tot bezigheden , en groote bronnen van nyverheid —— En zyn „ 'er onder hun, wier eerfte proeven de „ hoop gebillykt hebben, welke men van „ de nuttigheid huns werks hadt opge- -I va«.  HISTORIE. 1P5 vat. "Er zyn anderen, welke, ze- „ dert lange, lle^us na een wenk van het ,, Gouvernement wagtten om aldaar be„ langryke takken van Hollandfche nyver- ,, heid te grondvesten. Die Fabrie- „ ken . die groote Werkplaatzen van eene ,, ideuwe Induftrie voor Frankryk, zyn „ des te gemaklyker op te richten; ver„ mids men ten gelyken tyde de voor- raamfte Werklieden bezit, die tot de ,, zamenftelling van de Werktuigen, of „ tot vervaardiging van de Stoffen noodig zyn. Men zou wydloopiger kun- „ nen afmaaien de verfchillende foorten ,, van Voordeden, welke de Franfche Nas, tie van de nyverheid der Hollandfche „ Vlugtelingen te wagten heeft; dan het „ bovenftaande is, misfehien, op dit 00„ genblik, voldoende genoeg, om het nut „ van den Onderftand, welke zy hun ge„ geeven heeft, en van de Aanmoedigint, gen, welke zy verzoeken, te ftaaven." Deeze Heeren laaten het by dien Voordragt niet berusten ; maar fchetzen den verderen loop, die deeze Onderftand genomen heeft, en welke ftremmingen denzelven in den weg gelegd waren, op deeze wyze af. „ Het Gouvernement ,, vreezende, dat het getal der Vlugtelin„ gen te veel mogt toeneemen, deedt, in „ in den Jaare mdcclxxxviii , aankondi„ gen, dat, naa den laatden dag van dat s- Jaar- geene Vlugtelingen meer zouden „ worden toegelaaten tot den Onderftand door den Koning toegeftaan. —- Maar, M 5 in- LXIX. Bf'EK. 1791.  s86 VADERLANDSCHÊ LXIX. boek. 1791. ,, ingevolge van de weldaadige oogmer„ ken zyner Majefteit, veronderftelde deeze Aankondiging van het fluiten der „ Toelaating noodwendig, dat geen Pa„ triot meer genoodzaakt zyn zou zich ,, aan de Wraak van den Stadhouder te „ onttrekken. En ongetwyfeld heeft de ,, groote en regtvaardige Ziel van de Her„ fteller der Franfche Vryheid, zich van „ den onverzoenlyken haat der Dwinglan„ dy geen denkbeeld kunnen vormen. — „ De Vervolgingen hebben niet te min „ in de Vereenigde Gewesten voortgang „ gehad. De Vonnisfen van Uitbanning, „ van Verbeurtverklaaring zyn geftaadig, ,, naa den laatften van Wintermaand des Jaars mdcclxxxviii, even als voor- heen, uitgefprooken. De bovendry„ vende Party heeft zelfs zynen yver in „ het vervolgen, geduurende den loop des Jaars mdcclxxxix, verdubbeld; „ vermids de binnenlandfche beweegingen „ van Frankryk de b ellendigheid van de tegenwoordige Regeeringsvorm in het „ Gemeen ebest fcheenen te verzekeren. „ De Provincie van Utrecht, wier Staa„ ten in den Jaare mdcxxix de met bloed „ gefchreeven Wet van Verbeurtverklaa„ ring vernietigd hadden, heeft haare nieu„ we Staaten, eenftemmig met den Stad- houder te werk gaande, het Befluit zien „ neemen tot de Opfchryving en Ver,, beurt verklaaring van de Goederen toe„ behoorende aan de Regenten, Militai- ren en andere Burgers, die de zaak der » Vry-  HISTORIE, i$7 M Vryheil onderfteund hadden. Het „ meerder gedeelte van hun hadt de wyk „ na Brabant genomen; ten einde des te „ digter by hunne Naastbeftaanden te zyn, „ en by hunne Vrienden, die op hunne „ belangen een waakend oog hielden. „ Onderrigt van deeze nieuwe Vervolgin- gen van den Stadhouder, booden zy „ in Oogstmaand des Jaars mdccixxxix „ een Verzoekfchrift aan het Fransen Mi- „ nisterie Vol van vertrouwen op de „ Billykheid des Gouvernements, fmeek„ ten zy, hun te willen toeftaan fltn met „ hunne Vrouwen en Kinderen, even als „ zy in de grootfte armoede gedompeld, „ eene veilige Schuilplaats te komen zoe„ ken, en aldaar gelyken Onderftand als „ hunne Medelandgenooten te mogen vin„ den. Dit Verzoekfchrift is onbeant- woord gebleeven. „ Het Hof van Juftide in Fries„ land heeft, in Louwmaand des Jaars „ mdcclxxxviii , op verzoek van den „ Procureur Generaal bevolen, dat, in„ dien de befchuldigde Perfoonen zich „ niet voor het Hof vervoegden, hunne „ Goederen zouden worden verbeurd ver„ klaard, en de Verbeurtverklaaring is „ met de daad in Louwmaand des volgen- den Jaars uitgefprooken. In Hooi- „ maand des Jaars mdcclxxxviii hebben „ de Oude Friefche Staatsleden zich des„ gelyks by het Franfche Ministerie ver„ voegd. Zy hebben aan 't zelve hun„ ne toeftand, en die van hunne Mede- „ bur- LXIX. li O £ k> 179?  188 VADERLANDSCHÊ LXIX. BOEK. 'rui. „ burgeren voor oogen gefield.' Zy heb.' „ ben zyne Regtvaardigheid, zyne Ge» voeligheid afgefrneekt ten voordeele van „ een groot aantal Burgers, in de Ker„ kers van dat Gewest gedompeld, om „ dat zy de belangen "an hun Vaderland „ en de Regten der Vryheid verdeedigd ,, hadden. Maar hunne vorderingen, ,, hunne zo nadruklyke beden, hebben „ geen meerder gehoor, dan die der Utrecht„ fche Burgeren, mogen erlangen." Aan dit Tafereel, van 't geen de Nederlandfche Patriotten voor de zaak van de Vryheid ondernomen hadden, van 't geen zy, voor haar hadden moeten uitharden, geeven zy eindelyk deeze flottrekken. —„ Mannen, die den dood voor hun Va„ derland getart hebben, hebben het Regt, „ hebben de onvermydelyke verpligting, „ zich door de hoop op nieuw aan 't lee- „ ven vast te hegten; de hoop der „ Hollandfche Patriotten leeft in de harten „ van alle de Vrienden van het Mensch- dom; vermids de Bataaf fche Vryheid verbonden is, even eens als de Vryheid „ der Volkeren, aan eene wending en be„ weeging, die niet meerder in der men,, fchen vermogen is uit te dooven, of te „ doen ophouden. „ Braave en edelmoedige Bondgenoo„ ten! Volk, waardig eenen onfierflyken „ roem, en voor het goede 't geen gy „ gedaan hebt, en voor 't goede 't geen „ gy in uwe magt hebt te doen, ontvangt „ hier, met de uitboezeming onzer wen- „ fchen,  HISTORIE. ig« „ fchen, tevens die van onze eeuwigduu- „ rende verknogtheid! Mogten nog ,, eenmaal de Ingezetenen der Vereenigde Gewesten aan geheel Europa doen zien, „ dat zy noch uwe Weldaaüen, noch uw „ Voorbeeld, vergeeten hebben (*)!" Niet genoeg oordeelden eenige Hollandfche Patriotten, zich, ten deezen Jaare in Parys bevindende, het boven aangetoogen, en deels overgenomen, Stuk, aan de Nationaale Vergadering over te geeven; maar rekenden het van 't hoogfte aanbelang, in eene Nadere Memorie, ten zelfden tyde, eenige byzondere Politieke Aanmerkingen 'er by te voegen, zonder welke, naar hun begrip, kwalyk onderrigtte, of tegen de Hollandfche Patriotten vooringenomene Perfoonen, zich misfchien met het geen in het voorig Stuk begreepen was, niet zouden te vrede ftellen. Het tydsverloop van één Jaar tusfchen het opftellen daar van en de overleevering hadt gebeurtenisfen doen gebooren worden, die om zulk een naderen aandrang riepen; gebeurtenisfen, welke de bewerkingen, ten nadeele der Uitgeweekenen, uit eenen en anderen hoek aangewend, toelichten, en dienen om ons te overtuigen, van de haatlyke poogingen in 't werk gefield, ter hunner < ver- (*) Eenige Stukken, betrekkelyk de Hollandfche Vlugtelingen, dewelke zich in Frankryk bevinden, evergegeeven aan de Nationaale Vergadering in Mey 1791. Te Duinkerken by van Schelle en Comp. bi. 1—39. LXIX. BOEK. 1791. Nader daar by gevoegd Vertoog.  10a VADERLANDSCHÊ boek. verdrukkinge in den ftaat der Ballingfchap*. pe. —- Gebeurtenisfen, welke verdienen dat ontdaan worden van den fluier der beriekkinge, welke men zö gaarne daar over verfpreid zou gehouden hebben. Wy moeten de hoofdpunten daar van aanftippen; wy moeten eenige gedeeltens geheel affchryven; dit te doen zal ons niet verdrieten, dit gedaan te vinden, den dank onzer Leézeren wegdraagen, als by uitneemenheid ftrekkende, om licht te ver-* ipreidert over een Tydvak, 't welk grenst aan verbaazende Gebeurtenisfen onzeS Lands, en die daar mede in een zeer naauw verband ftaan. Men vondt 'er naamlyk in Frankryk, die den Hollanderen in 't aangezigt wreeven, dat zy vrywillig hunnen Stadhouder eeir al te uitgeftrekte magt hadden toegeftaan, en dus hun eigen ongeluk berokkend. —* Dit denkbeeld, gefchikt om het medelyden* met de Uitgeweekenen te verminderen, gaan zy te keer, te kennen geevehde naar hun inzien, „ op welk eene wyze het Stad„ houderfchap, in den Jaare mdccxlvii „ was ingevoerd, en door medewerking der Ariftocraaten &üiteh de perken gebragt, ,, die 's Lands welzyn vorderde. —Hoe „ het den Stadhouder, door zulk een ver„ mogen gewapend, beftendig door de kun- ftenaaryen van Engeland onder fteund, en js geholpen door de zulken, die hem tot 4, het Stadhouderfchap verheeven hadden, weinig moeite kostte, dat Vermogen, & door alle de inbreuken, welke zyn belang » en?  historie. i$ï „ en heerschzugt hem konden ingeeven, te „ doen aanwasfen. Dat voorts de befchou„ wing van dat alles overfchreidend ver„ mogen, met de nadeeligfte gevolgen ge„ paard, de Hollandfche Patriotten het be„ fluit had doen vormen, om dit haatlyk „ juk af te fchudden; dat de middelen om „ dat oogmerk ten uitvoer te brengen, „ beftonden, in de Stadhouderlyke Magt „ binnen de juiste paaien te beperken, in „ de hervorming der misflagen in alle ge„ deelten van het Regeeringsbeftuur, en eene Verbintenis met Frankryk."" Hoe de Americaanfche Oorlog hun de gelegenheid opleeverde om de volvoering van dit plan te onderneemen, fchetzen zy in 't breede, en gedenken, met dank, den verleenden Byftand van Frankryk, dat in de van onzen kant flap gevoerden Oorlog met Engeland, de Hollandfche Bezittingen hernam, door de Engelfchen in beide de Indien vermeesterd, en het overige be- fchermde. Zy haaien op wat zy, met Frankryk vereenigd, deeden tot de Vry verklaaring van America. Hoe zy aan Frankryk verpligt waren voor de tusfchenkomst om den Oorlog met den Keizer af te weeren; en tevens wat de Patriotten te werk fielden ora de zo lang gewenschte Verbintenis tusfchen Frankryk en de Vereenigde Gewesten daar te ftellen; terwyl Frankryk van zyne zyde niet verzuimde wat, ten dien tyde, ftrekken kon om de Patriotten aan te moedigen in hunne verkleefdheid aan dat Ryk, als mede om in fauü- LX1X. boek*  ipa VADERLANDSCHÊ Lxrx. Boek. hunne onderneeming te volharden. —— 's Konings Afgezant kondigde uit 's Meesters naam, de Algemeene Staaten aan, nimmer te zullen dulden, dat eenige Mogenheid zich met de binnenlandfche zaaken der Republiek bemoeide; dat hy alles, wat men tegen hunne Vryheid mogt onderneemen, als eene perfoonlyke belediging zou befchouwen, en hy dezelve, in alle toedragt van zaaken, onder zyne daadlyke befcherming neemen. Op dit woord vertrouwende, en het belang overweegende, 't welk Frankryk in de aangegaane Verbintenis met de Bondgenootfchaplyke Gewesten ftelde, hadden de Patriotten, geduurende de Jaaren mdcclxxxv, mdcclxxxvi, en een gedeelte van 't Jaar mdcclxxxvii , met evengelyken moed als gelukkig gevolg, alle hunne vermogens ingefpannen, om, zo als zy zich uitdrukten, de Stadhouderlyke Magt binnen behoorelyke paaien te beperken, dien Vorst tot rede te brengen, en de fchreeuwende Misbruiken, in het algemeene en byzonder Regeeringsbeftuur ingefloopen, uit te rooijen. Dus veel , 't geen wy zeer verkort opgaven , te berde gebragt hebbende om het denkbeeld tegen te gaan, dat de Nederlanders vrywillig hunnen Stadhouder een al te uitgeftrekte magt verleend, en dus hun eigen ongeluk berokkend hadden, vaaren zy voort met aan te wyzen, hoe de Ophouding der Prinfesfe, den Koning van Pruisfen het befluit deedt neemen om na het Gemeenebest een Leger te zenden, onder voor-  HISTORIE» iel yoorwendzel om aan zyne Zuster, wegens de veronderftelde beleediging haar aange daan, Voldoening te verfchaffen. „ Dit „ voorwendzel," zo luiden de eigen woorden door deeze Hollandfche Patriotten gebezigd, „ deedt ten voilcn aan de Patriot„ ten het Plan ontdekken, door Engeland, en Pruisfen gefmeed om in de Repu„ bliek eene Omwenteling, ten voordeele van den Stadhouder, te bewerken, eiï „ der Verbintenisfe door dezelve met „ Frankryk geflooten, den bodem in te „ flaan. „ Zy gaven," dus vervolgen zy, „ hurt„ ne vrees en hunne ongeiustheid aan het! s, Franfche Ministerie te kennen. He. 9, Ministerie, of liever het hoofd dat het,, zelve als toen beftuurde (*), gelooven„ de, of veinzende te gelooven, dat alles" S) door middel van de gevraagde Voldoe,, ning konde vereffend worden, verfpilde j, de tyd in onderhandelingen met het Ka„ binet van Berlyn, dat hun bedroog, niet teg -rftaande eene goede Staatkunde, of „ welmeenende oogmerken, hun hadden behooren te beletten, om zich om den tuin te laafen leiden. „ Het gevaar eindelyk ten hoogften tor--» j9 punt geklommen zynde ,- 'wiegde men de Hollandfche Patriotten in flaap met dé „ Beloften van eenen kragtdaadige en op han- (*) Men zie, we?ens de rorzaak der beiryflooj-» heid Frankryk in deezea, te rugge op unzs Vaderl. Hifi. XV. D. bl. 6>. -XXiV. I)E£L. N 1. O EK.  LXIX. BOEK. 194 VADERLANDSCHÊ „ handen zynde Onderftand, terwyl dé „ Pruisfchen, zekere kondfchap draagende „ wegens het niet beftaan van een Kamp, door den Heer de Montm rin zonder " ophouden als hoogst noodzaaklyk geoordeeld, en waar van de bloote daaTftelling hunne oogmerken zou hebben te- „ gengehouden terwyl de Pruis(chen, ' zeggen wy, die insgelyke alles wisten, , wat 'er in 't Kabinet van Verfaüks werd ' verhandeld, de Republiek in trokken, „ en aldaar de gefmeede Omwenteling , tot ftand bragten, zonder dat 'er eenig '„ Fransch Soldaat te voorfchyn kwam, om „ zich daar tegen te verzetten. De verfchriklyke wraak, de ongehoorde wreedheden, welke de Stadhouder" lyke Party, en de Prulsfifche Krygskneg" ten toen tegen de ongelukkige Holland" fche Patriotten uitoefenden, zyn ten voïlen bekend. Geheel Europa was met " minder verontwaardigd dan verbaasd ovcX " de lafhartige manier, op welke het !, Fransch Ministerie de zo getrouwe Bond„ genooten van Frankryk verliet. —-- Al' fe braave Franfchen waren nog fterker „ verontwaardigd van hunne Natie, in de ' oogen van de geheele Wereld, ja zelfs 1 in die der N.akomelingfchap, op eene ' zo fehandelyke wyze, onteerd te zien. Voorts haaien de Stellers van dit Stuk op, de toezeggingen, van wegen den Koning, aan de Patriotten gedaan , de volbrenging van dezelve, de opfchortingen, de voorbehoudingen, en geheele opzeggm-  HISTORIE. gen oni de Vlugtelingen, naa een bepaald tydperk, onder welk voorwendzel ook, tot den Onderftand toe te laaten. Door welk laatst „ noodlottig befluit, 't geen de 91 H-'er Necker hadt weeten te bewer,t ken," gelyk zy fpraken , „ zieh een 99 groot aantal Patriotten, welke door nieu,, we Vervolgingen, Gevangenisfen, Uit9, banningen, het ontzetten van Posten, of het verlies van hunne Goederen, in de 99 uiterfte elenden gedompeld, genoodzaakt j, waren, naa het laarstgen. >emde tydftipf*'), i, den byftand van Frankryk in te roepen, 99 van dien byftand vemooken werden — is en in dien toeftand zyn zy tot heden i, gebleeven.'' Zy herinneren de Nationaale Vergadering hoe een van 'sKonings Ministerie^ in 't laatst van den Jaare mdcclxxxviii, «it naam van dien Monaich aan een der VJugtelingen fchreef, dat de toegeifaane 9» Onderftand een Gunst ware, van welke '„ yyne Mjefteit geen rtkenfchap behoef9, de te geeyen, die hy kon m iatigen, uit99 breiden, ja zelfs, naar gelange hy zulks ,, mogt goedvinden, geheel en al doen op- 9, houden. Deeze toon, zo veifchil- 9, lend van dien, welke vóór de Omwen9, teling van den Jaare mdcclxxxviï, 99 door het Franfche Ministerie te^en de 39 Hollandfche Patriotten gevoerd was, —— 9, deeze toon, zo verfchillend van dien, 99 op welken men tot de Vlugtelingen 9 9, kore O Naamlyk i Jan. 1780. N a Lilt. boeé,  t96 VADERLANDSCHÊ LXIX. BOE K. „ kort naa de Omwenteling hadt gefproo- ,, ken veroorzaakte by deeze laatften ;, de hevigfte ongerustheid. En alhoewel „ zy zich niet konden verbeelden, dat Lodewyk de XVI, zodanige gevoelens „ omtrent hun koesterde, vreesden zy eg„ ter, dat die denkwyze van het Minis„ terie,ten hunnen opzigte, vroeg of laat, ten gevolge zou hebben, eene evenge„ lyke verlaating, als hunne Party, toen „ de Pruisfchen de Republiek inrukten, „ hadt ondergaan." Behalven de opgetelde onaangenaamheden hadden de uitgeweeke Hollanders nog andere mceten gevoelen. Laaten wy ze opgeeven met de eigene woorden deezer Klaageren. „ Een aantal Franfche», „ zelfs van de voornaamfren, hebben, de „ Uitgeweekenen duizendmaal verweeten, ja verwyten hun nog dagelyks, dat zy „ in de Republiek niet eensgezind geweest „ zyn dat dit de voorn aam fte rede 5, van den Ondergang van hunne Party is „ geweest, en dat Frankryk hun dus niets „ verfchuldigd is. —■ Dat deeze kwalyk onderrigte Perfoonen dan leeren, datzy „ enkel en alleen door middel van de Eens„ gezindheid en goede Verftandhouding, „ die onder hun heerschte, en niettegen„ ftaande het getal dier geenen, welke de „ wapens voerden, veel minder was dan „ dat hunner Vyanden, deeze laatften meer „ dan drie jaaren in bedwang hebben ge- houden, en te eenemaal zouden hebben te ondergebragt, byaldien Frankryk ten „ laat-  HISTORIE. i9? ,9 laatften, door eene vreesagtige Staat,, kunde beftuurd, hun niet zonder op,, houden de Moderatie hadt voorge- ,, preekt, doodlyke Moderatie! die „ belet heeft, dat door een Coup d'eclat, te regter uure aangevangen, de daarftelling der maatregelen verydeld geworden zy welke reeds lang door En9, geland, Pruisfen en den Stadhouder be,, raamd waren om de Patriotfche Party in den grond te booren, de met Frankryk aangegaane Verbintenis kragtloos te maaken, en de Republiek onder het ,, Stadhouderlyk Juk te doen wederkee- ,, ren. Eir delyk, dat zy, die aan de ,, Hollandfche Patriotten dergelyke onregtmaatige verwytingen doen', vooral lee,, ren, dat, zo die Patriotten in geene ,, goede verftandhouding hebben geleefd, het alleenlyk geweest is met hunne ver„ blinde of ontaarde Medeburgeren, die ,, door niets konden bewoogen worden om de Party der Dwinglanden van hun ,, Vaderland te veriaaren. De Ge- ,, fchiedenis van alle Volken bewyst ten ,, klaarften, dat in Beroerten, gelyk aan „ die, waar in zy zich hebben bevonden, eene zodanige Oneensgezindheid geen „ zeldzaam verfchynzel is." Met den aanvange des Jaars mdccxc verfpreidde zich een gerugt, dat by een Staatsbefluit in Frankryk ter Bezuiniging der Uitgaven genomen, ook de fom aan de uitgeweekene Hollanders toegeftaan, zou kunnen verminderd worden. Dan de N 3 on- LXIX. boek. 1791.  LXIX. b ek. 1^1. 198 VADERLANDSCHÊ • ongerustheid, h;er uit gereez^n, verdween 9 op het verneem?n hoe hy een Verflag, door het Commifé der Financien ter Nationaale vergadeiinge uitgebragt, geoordeeld werd, dat omtrent de fora voor de uitgeweekene Hollanders gefcbikt, geene Bezuiniging kon worden voorgeflaagen, en de Nitie zich niet dan te zeer kon be* klaagen, dat de omftandigheden niet toeliet n grootere opofferingen te doen. Dit Verflag en een voorloopig Befluit der Nationaale Vergadering daar op genomen, verzagtten niet alleen de opeenvolgende verdrietlykheden, van allerleien aart, waar aan die ongelukkigen ten prooije ftonden ; maar gaven hun thans (in den Jaare mdccsci) de blyde hoop , dat die agtbaare Vergadering, door de Rede, de Geregtigheid en haare gewoone Menschlievenh -id baftuurd, en in aanmerking van de Verbintenisfen, voormaals door Frankryk, omtrent alle de Patriotten in de Vereenigde Gewesten aangegaan, wel zou willen bepaalen, dat de fom voorheen tot hun Onderhoud in Frarkryk vastgefteld (*), by voortduuring tot het zelfde einde zou ftrekken, en verdeeld wor ien, volgens een plan, 't welk zy zich zou doen overgeeven „ door zodanige Perfoonen, welke van B, den Staat, de Verdienden, het Regt 9, van aanfpraak, en de behoeften van ie* der Individu kennis droegen, en die de 3S Eer en het Belang der Natie met de ge- voe~ Desze fora vts 829,448 LlVi  HISTORIE. 105 , voelens van Regtvaardigheid en Mensen , lievenheid, aan ongelukkige en ag.ens„ waardige Bondgenooten verfchuldigd. ,, wisten overeen te brengen." Het was deeze fchikking, gepaard met andere om ftandigheden, welke een gunftig toekomend lot beloofden, die de Voordraagers van dit Stuk deedt betuigen, „ dat, fchoon ,, Frankryk een langen tyd zelfs zich bui„ ten ftaat bevondt tot heiftel der Patriot,, ten in derzelver Vaderland mede te wer„ ken, de Vertegenwoordigers der Fran* „fche Natie, door de uitwerkzelen hun„ ner Regtvaardigheid en Mensenlieven„ heid, de in de Republiek agtergebleevene Patriotten met eene eeuwigduuren„ de erkentenis aan zich zouden verbin„ den, en Frankryk, door dat middel al„ daar beftendig eene Party, zyn er Politie„ ke belangens toegedaan, behouden zou." Ondanks dien grond van gerustftelling voor het toekomende, konden zy niet nalaaten. te deezer gelegenheid, by de Nationaale Vergadering, hunne klagten uit te boezemen over een oud leed, 't geen nog niet ophieldt hun te drukken, „ dat naam„ lyk,"zoalszy zich lieten hooren, „hunne wraakzugtige Vyanden, hun zelfs in „ hunne veilige Schuilplaats, welke zy in „ Frankryk waren komen opzoeken, had„ den vervolgd, en dat, zints hunne aan„ komst in dit Ryk, de zwarte Laster hun „ hadt afgefchilderd, en nog dagelyks af„ fchilderde als Oproermaakers, waar van de Pruisfchen en de Stadhouder , met N 4 het LXIX. BOEK. 1791-  fioö VADERLANDSCHÊ LXIX. B OEK. V9Ï. „ het groótfte regt, de Republiek hadden gezuiverd. Dan daar zy zich over „ 't algemeen verlieten op de kunde en „ billykheid van alle verftandige Lieden, s, en de loflyke getuigenisfen, welke zy, uit alle Steden van dit Ryk, waar zy zich met 'er woon hadden nedergezet, „ konden te berde brengen, ftelden zy 5, zich gerust, en vertroosten zich: dewyl „ zy zich tevens durfden vleijen, dat geen „ Lid van de Nationale Vergadering im„ mer aan die haatlyke aantygingen het oor geleend hadt." Sterker bekommerden zich de Uitgeweekenen over een ander Onderwerp , dit baarde hun eenige ongerustheid. Zy waren onderrigt, dat hunne Vyanden hun een kuil groeven, door hun aan te moedigen , om na hun Vaderland te rug te keeren , en aldaar het getal der Vyanden van Frankryk te vermeerderen of ten min- ften om hun te beletten eenftemmig met hunne Vrienden in het Vaderland werkzaam te zyn, in het gebruik maaken van de gevolgen, welke de tegenwoordige Staatkundige gefteldheid van zaaken in Europa naa zich kon fleepen, en in te tragten om daar eene Tegenomwenteling tot ftand te brengen. Vreemd begrip waarlyk, en waar van wy geene dan zeer duistere fpooren elders ontdekt hebben. Het zal overzulks der moeite waardig zyn, met de eigene woorden deezer Uitgeweekenen, op te geeven, wat zy zeggen dat 'er van dit Plan was uitgelekt. „ 'Er  HISTORIE. 20I 'Er bevinden zich thans Zendelingen '„ van eenige vreemde Mogenheden te 9, Parys, die met de Zendelingen van den „ Stadhouder, en met eenige voornaame „ Franfcken, vereenigd, onder de hand ,, werken om aan de uitgeweekene Hol- landers in Frankryk en elders een Plan „ van Amnesde fmaaklyk te maaken ,, even eens als of braave Lieden, die, „ ter herkryging hunner overheerde Na- tuur- en Burger-regten, en tot herllel„ ling hunner vertrapte Vryheid, goed en „ bloed hebben opgezet, Vergiffenis noo„ dig hadden; daar, in tegendeel, hunne „ Vyanden hun veel eer die Vergiffenis „ behoorden af te fneeken. „ Die listige bende, zamen vereenigd, fchynt. ten einde de uitgeweekene Ne„ der landers des te beter in hunne netten „ te verltrikken, hun te belooven, dat, ,, als een ieder zich aan eene Amnestie van de byzondere Staaten zyns Gewests „ wil onderwerpen, men aan de Ingezete„ nen het zo dikwerf door bun te rug „ gevraagde Regt, om hunne Regenten aan te ftellen, zal toeflaan dat de „ Stadhouder zeif 'er wel toe zou willen ., overgaan, om een gedeelte van zyne „ Magt op te offeren dat de verbeurd „ verklaarde Goederen aan de wettige Be,, zitters zullen worden terug gegeeven — „ dat de afgezette Regenten hoopen mogen, „ op nieuw in de Regeering te zullen ko„ men. — Met één woord, dat al het ge?, beurde vergeeten en vergeeven zyn zou." N 5 Wel LXIX. BOEK. 1701.  soa VADERLANDSCHÊ LXIX. BOEK. 1701. Zy merken omtrent dus een Plan, 't geen ons voorkomt eene loutere harsfenfchim te zyn, aan „ Het is moge„ lyk, dat eenige ligtgeloovige en zwakke ,, zielen, zich door dergelyke arglistige beloften laaten wegfleepen, en dat eeni„ ge anderen, die niets by de Omwente„ ling hebben verboren, en by wien de ,, zugt tot Vryheid meer of min is uitge„ doof.1, na hun Vaderland, ter herkryging 9, hunner Goederen, zullen terug keeren, en zich aldaar aan het flaaffche juk onderwerpen; maar het is ontwyfelbaar zeker, dat negentien twintigfte gedeelten der uitgeweekene Hollanderen , die 9, zich in Frankryk en elders bevinden, ,, zich door dat lokaas niet zullen laaten „ verleiden. Zy kennen te wel de 9, geheime inzigten hunner Vyanden. „ Zy zyn te zeer overtuigd, dat, hoe aanlokkend, hoe fchoonfchynend, de voor,, waarden van zodanig eene Amnestie ook mogen zyn, deezen zich daar aan niet verder, dan volgens de infpraak van „ hun Belang verbonden zouden agten. 9, Daarenboven weeten zy nog, dat zy die ,, voorwaarde niet kunnen aanneemen, dan met tevens te zweeren, dat zy de Tegenwoordige Staatsgefteldheid der Re,, publiek erkennen, en die befchermen „ zullen, dat door dien Eed, welks denk,, beeld alleen hun doet yzen, zy zich niet ,, alleen van de mogelykheid om immer „ de Vryheid in hun Vaderland herfteld 3, te zien» verfteeken zouden, maar dat 9» 2S  HISTORIE. 203 5, zy zelfs daar door het getal van de ver„ nielers dier Vryheid zouden vermeer„ deren. „ Dan veronderfteld, dat, tegen alle waarfchynlykheid aan, die geenen der „ Vlugtelirgen, die hunne Goederen be9, houden h-. bben, of die, door zich te onderwerpen , dezelve te rug zouden ,, btkomen, na de Republiek wederkee9, ren: hoe zouden dezulken, die alles 9, verlooren en niet meer te hoopen heb,, ben, hun voorbeeld kunnen volgen? — „ Vcrondeift lt nog eens, dat de Amnes- tie afgekondigd zynde, Frat.kryk aan „ alle de Vlugtelingen, die bevoorens on9, derftand hadden genooten, deeze taal ,9 liet hooren Ziet daar; nu kunt gj „ vry na uw Vaderland terug keeren; ik hel ,, niets meer aan u te geeven! In dil ,, laatfte geval zouden die ongelukkiger aan den Stadhouder verkogt, even ah ,, zy, ten prooye van Pruisfen gelaater. 9, zyn, geene andere party dan die dei ,, wanhoop kunnen kiezen, „ Immers wat zouden de zodanigen in 9, Nederland aanvangen, wier Publiek of Particulier Ampt, meer of min vcwr,, deelig, hun eenigfte beftaan uitmaak- ,, te ? Zou men aan den Stadhouders- 9, gezinden, die dat Ampt thans bekleedt, „ hetzelve ontneemen, en het aan den Pas, triot te rug geeven ? Neen zeker. ,, Wat wouden die braave Officieren in 9, de Republiek aanvangen, die, een afp fchrik hebbende van het lafhartig voor- beeld LXIX. BOEK. 1791.  eo4 VADERLANDSCHÊ txix. boek. ,, beeld van het grootfte gedeelte hunner „ Medemakkeren, geweigerd hebben den „ Onderdrukker der Bataaf fche Vryheid „ ten dienfte te ftaan, die liever hun bloed ,, en leeven ter befcherming dier Vryheid veil hadden die, door deeze hunne „ heldhaftige verknogtheid hunne Posten „ hebben verboren, en genoodzaakt ge„ weest zyn hun Vaderland te verlaa- ,, ten? Zou de Stadhouder hun in ,, hunne Posten herftellen? Neen ,, voorzeker. „ Wat zouden die geenen in de Repu5, bliek aanvangen, die door hunne Fabrie- ken , door hunne Koophandel, door 9, hunne Bekwaamheden, een beftaan von- den, en wier totaale ruïne hun buiten ,, ftaat brengt om zich immer, op hoe,, danig eene wyze ook, te herftellen? ,, Zou men hun van 't geen zy tot het ,, oprigten van een nieuw Etablisfement 9, noodig hebben, voorzien? Neen 9, voorzeker. Wat zouden die Kunflenaars, die ,, Baazen der onderfcheidene Handwerken, ,, die voorheen zo wel gezeten, en wel- ker Winkels zo wel van neering voor,, zien waren, in de Republiek aanvan,, gen, die, insgelyks geruineerd, geene ,, middelen zouden hebben, om zich een der tot hun Handwerk noodigfte Ge- reedfchappen aan te fchaffen? ,, Laat men zich flegts voor oogen ftel,, len die Martelaaren van het edelaartigfte Patriotismus, die getrouwe Bondgenoo- ,, ten  HISTORIE. C05 „ ten van Frankryk, zonder Credit, zonder Brood, ja zonder eenige Resfource „ in hun Vaderland aankomende, hunker„ mend en wanhoupend Huisgezin naa „ zich fleepende, en ontvangen onder de „ woeste uitjouwingen, fcheldwoorden en ,, vervloekingen van een dolzinnig gepeu„ pel, het geen hun voorzeker, even als voorheen, verregaande mishandelingen „ zou doen ondergaan, welke het Politiek „ Beftuur niet zou willen noch kunnen „ beletten en dat men dan oordeele „ of dat ysfelyk tafereel de Menschlyk- „ heid niet doet beeven! De uitge- „ weekene Nederlanders zullen zich voor,, zeker ook wel vvagten, om zich aan die „ vernederingen, aan die ysfelykheden, „ bloot te ftellen. Zy zouden veel „ eer, door hunne Vrouwen en Kinderen „ gevolgd, van huis tor huis, een aalmoes „ gaan afbidden. — De Franfchen, de „ zo edelmoedige Franfchen, hunne eer„ waardige Broeders, zouden hun die niet „ weigeren. Dan de uitgeweekene „ Hollanders zouden gelooven der Regt„ vaardigheid en Menschlievenheid der „ Nationaale Vergadering te kort te doen, „ zo zy de minfte vrees hadden van door „ dezelve te zullen veris aten worden!" Opmerkenswaardig is het flot van dit Vertoog. De Nederlandfche Patriotten geeven hunne hoop op een voor hun gunftigen lotwisfel met deeze woorden te kennen — „ Het is mogelyk dat die Ongelukkigen niet altoos ten laste van' Frankryk zullen » bly- LX1X. BOEK. }7&i  £06* VADERLANDSCHÊ LXIX, BOEK 1701. Nieuw aandran, by de NationaaleVergade 'iug. „ blyven — het is rnogelyk, dat onvoor. ziene omftandigheden hun de gelegen» heid en de middelen opleveren om een„ maal zegepraalend na hun Vaderland té „ rug te keeren, en die omftandigheden s, kunnen in een oogenblik dat men dezelve het minst verwagt, te voorfchyn „ komen —- konde het flaaffche Frankryk, nu drie jaaren geleeden, hoopen, dat „ het zo fpoedig het toppunt van Vry* „ heid, welke het thans geniet, bereiken „ zou C)? " e Het gunftig voorloopig Befluit der NaJ tionaale Vergadering, waar van wy gewaagd hebben (f), gaf den uirgeweeken Nederlanderen , die in Bloeimaand het aangehaalde ■ klemmend Vertoog indienden, moed, om in Herfstmaand , een nader in te leeveren, waar in zy ontvouwen, dat omtrent het vierde deel van de fom, welke de Nationaale Vergadering gemeend hadt tot den Onderftand aan de Uitgeweekenen te moeten befteeden, niet meer daar toe gebruikt werd: waarom zy verzogten, dat, over- een- C) Eenige Stuiken, betrckkelyk de Hollandfche Vlugtelingen, dewelke zich in Frankryk bevinden, overgegeeven aan de Nationaale Vergadering in Mey 1701. Te Duinkerken by van Schelle en Comp* bl. 30—49. De Schryver der N. Nederl Jaarb. hoe fchaars in Stukken van dien aart te verfchaffea, heeft dit geseeven. Zie Jaarb. v^or I79r. bl. 439 enz. Vreemd dat geene Aantektn ngen 't zelve vergezellen-, alleen zegt hy by den aanvange, „ dat dit Stuk niet anders dan raar de denkbeelSea „ der Opflelleren kon inmengt zy: ' (f) Zie te rugge op 187. hier bove%  HISTORIE. V3f eenkomftig met voorige vorderingen, het te kort fchietende aan de Uitgaaf der voor de Uitgeweekenen beftemde fomme, mogt aangewend worden tot het onderhoud van eene menigte hunner Medevaderlanderen, die zedert twee en een half jaar, vrugtlooze aanzoek gedaan hadden om deelgenooten te worden aan den Onderftand van Frankryk, en die in de Departementen van het Noorden, en van Pais de Calais, zich voor het meerendeel in de uiterfte armoede bevonden. Wel hadt de Minister van het Departement der Binnenlandfche Zaaken, overtuigd van de weezenlykheid dier behoefte, het Committé der Penfioenen deswegen onderhouden; doch hy vondt zich buiten ftaat om eenige verandering in den tegenwoordigen toeftand van zaaken te wege te brengen, zo lang de Dispofitie van het Provifïoneel Decreet van den derden van Oogstmaand des Jaars mdccxc, door geen bepaalende Wet zou zyn opgeheeven. Diensvolgens verzogten de uitgeweekene Hollanders „ de Opheffing daar van, en eene ,, Wet, die het lot, de regten en verplig,, tingen van twee duizend Perfoonen be- paaiende, de Uitvoerende Magt in ftaat „ zou ftellen, om door een nieuwen Om„ flag. kort aanftaande te beginnen, het „ geheel beloop der toegeftaane Onderftand- penningen uit te deelen aan de Holland,, fche Patriotten, die hunne rampen al „ leen te wyten hadden aan het gedrag „ van het Fransch Ministerie des Jaars mdgclxxxv1i, LXIX. boek. I79S.  Boek. i;qi. Nader jnondlyk Yoorftel. §08 VADERLANDSCHÊ „ mdcclxxxvii, jegens hun Vaderland* „ eertyds Frankryks getrouwe en nuttige „ Bondgenoot." Wat de tegengeworpen noodwendigheid betrof om een tydftip te bepaalen, wanneer de tot deeze Uitgaaf beftemde fomme zou afneemen, meenden zy te moeten aanmerken, dat de ver2ogte nieuwe Omflag. van Onderftand, tevens met de vaste inrigting der Lysten, zou toelaaten vast te Rellen, dat voortaan geene nieuwe Toelaating zou plaats hebben, en dat de uitdeelingen welke, naa den eerften van Louwmaand, des naastaanftaanden Jaars, vervielen , ten voordeele van de Pub;ieke Schatkist zouden komen (*). Om dit belangryk üuk voort te zetten, lieten eenigen zich te Parys bevindende Uitgeweekenen het niet by de ingediende Memorien berusten. De Heeren Abbe- ma, huber, BoETZELAAR, van HoEY, de Wit, en de Kock., vervoegden zich ter Nationaale Vergadering met een Adres door hun uitgefprooken en overgegeeven (f_). 't Zelve ving aan- op deezen toon. ,, Le„ den van een vry Gemeenebest, door „ het willekeurig geweld des eerften Staats„ dienaars uit hun Vaderland verdreeven, „ door het ftaal, het vuur, de banvonnis„ fen, de plundering, verre van hunne „ haard- (*") Hier boven bl. 198. (+) Dit g fchiedde in de Avondzitting der Nationaale Vergadering den 19 Jan. 1792» doch wy plaatze toer, hier,, ter oorzaake van den zamenhang dier Hukken.    &ÏSTORIE. a0£ 9, haardfteden verftrooid, hebben aan een „ Volk, met hun in Bondgenootfchap i, ftaande, de Schuilplaats en den Éyftand j, gevraagd, welke deszelfs Regtvaardig,, heid aart hunne' ongelukkige Vryheid 3, hadt toegezegd. Zy hebben voor deeze Vryheid, die middelen van werkzaa3, me befcherming niet ingeroepen, die 9, men hun, in andere tydsomftanaigheden, 9, hadt aangeboden, en op welke zy hnna-, ne grootfte en byna eenige hoope toen 9, gevestigd hadden. Met gansch Europa 9, overtuigd, dat de wet der ncodatklyk9, heid alleen, ten tien tyde, een onover„ komelyke hinderpaal heeft kunnen ftellen aan de poogingen, die zy geregtigd 9, waren van de Trouw en het Staatsbe* 3, lang des Franfchen Ryks te verwagten t zo hebben vy, met een voor hun en 9, hunne edelmoedige Bondgenooten tot eer „ ftrekkend gevoel van berusting in hun 9, lot, deezen grooten rampfpoed gedraa- 9, gen. Weenende op de puinhoopen 9, van een Vaderland, dat de geWelddaa9, digheid uit den rang der Gemeenebes9, ten uitwischt, hebben zy hun gezigt op „ de algemeene bewcegingen gevestigd, „ die de Ryken — die ieder Mensch, irï „ Europa, ter Vryheid voert; en hun ziei 33 is opengebïeeven voor den troost varr ,9 menfchen, die der Vryheid waardig zyn^ „ Zy neemen het roemryk oogenblik} 3, waar, in het welke de Regten der Vol„ ken onderzogt worden; in 't welk de 9, Verbintenisfen met dezelve werden tte* XXIV. Deel. O si Lilt boek»  aio VADERLANDSCHÊ LXIX. BOEK. 1791. „ woogen; en in 't welke Frankryk aan „ de ganfche Aarde het voorbeeld geeft, „ dat de Zedekunde zich met de gezon- . „ de Staatkunde kan vereenen , dat de „ Deugd en de Goede Trouw van het „ eene Volk . tot het andere voor iets wee„ zenlyks, en als vaste grondbeginzelen „ van de algemeene vereeniging der men„ fchen, die hunne nimmer vervreemdbaa„ re Regten hebben, gehouden worden. „ De oorzaaken, de omftandigheden, „ de uitwerkzels der Nederlandfche Staats„ omwenteling zyn aan de ganfche wereld „ bekend, maar het Volssverftand was „ nimmer beter gefchikt om dezelve op „ de rechte waarde te fchatten. dan in de „ tegenwoordige omftandigheden. Nim„ mer booden de aandrift van den geest, „ en de gefteldheid der zaaken ook eene „ gunftiger gelegenheid aan, om by het „ Franfche Volk het belang, dat het in „ deeze groote zaak der Regtvaardigheid „ en Vryheid genomen hadt, te regtvaar„ digen." Zy laaten hier op eene fchets volgen van deStaatsverbetering door de Patriotten in de Veremigde Nederlanden bedoeld, en hoe dezelve, ondanks de beloofde, maar niet toegebragte hulpe, Frankryk, verydeld was. Zy maaien af wat 'er zamenliep om eensflags de groote Volksherftelling te fluiten ; hoe Frankryk de eer verloor andermaal (*) een (*) De eerde maal in de Verdeedig'mg der Jimesicaanfehg Vryheid.  HISTORIE, sii êm voorbeeld van Regtshandhaaving aan de wereld te geeven, en aan haare Staatsbelangen een Verbond te ontrukken, dat haare uiterfte kragtinfpanning en haare leevendigfte bezorgdheid waardig was, en welks vernietiging het voorwerp der vuurigfte begeerte van haare Mededingfter was geworden. . Voor de Weldaaden bedankende over 't ongelukkig deel hunner Landgenooten in Frankryk verfpreid, frneekten zy de luisterryke Vergadering van dit edelmoedig Volk om te bepaalen. Voor eerst, „ Dat de fom van 829,448: ,, Liv. ten welken opzigte het Committê „ der Geldzaaken by de Staatsvormende „ Vergadering, réeds in deszelfs Berigt ,, gezegd hadt, dat hier omtrent geene Bezuiniging was voor te ftellen, en dat de ,, Natie zich alleen over de omftandigheden ,, te beklaagen hadt welke haar geen grooter opofferingen toelieten, by voorraad en „ geheel en al aan de onderfteunde Nei, derlanders gewyd bléeve." 2en tweeden, ,, Dat het uiterfie oogen„ nhk.om verdere Onderfteuningen, maar ,, uit deeze Hoofdfom genomen , toe te i, ftaan, wierd vastgefteld op den eerfteri ,, van Mey aanfteandè." Ten derden, ,, Dat naa dit tydftip dé té „ nierwording der Onderftandgelden door hit vertrek óf verderf der Viugtelin„ gen, zodanig zou worden geregeld,.'dat 3, de helft weder in 'sLands Schatkist »» keerde, en de andere helft bewaard O 3 „ bteé LXIX. boek.  «ia VADERLANDSCHÊ boek 1791. Antwoordder Nat. Vergadering hier op. „ bleef voor de onvoorziene benoodigd„ heden der Nederlanderen in ziekte en „ dergelyke gevallen." Ten laatften, & Dat alle deeze voorwer„ pen terftond zouden worden onderzogt, „ en dat deswegen, zonder uitftel, berigt „ wierd gedaan." Dusdanig was het voorwerp des Verzoeks 't geen zy thans by monde deeden, beflooten met foortgelyke hartlyke betuiging als de eerfte Memorie over dit eigen Onderwerp ter Nationaale Vergadering» ingediend (*). Op dit treffend voorgedraagen Stuk ontvingen de Inleeveraars ten antwoord van den Voorzitter de Heer d'Averhoult, een medeuitgeweeken Bataaf, thans in Parys by de Vryheidsgezinden zo gezien, als in ons Land gehaat, die in de zaak van Utrecht, ten Jaare mdcclxxxvïï , eene zo groote rol fpeelde, „ Bataven! gy, wier ,, fchrandere vlyt zelfs de aarde fchiep , „ die gy bewoont Gy, wie het Ro- „ meinfcht Volk met deszelfs Vriendfchap „ vereerde Gy zult ten allen tyde de Bondgenooten van het Franfche Volk zyn , zo lang Gy Vrienden der Vryheid ,, zult weezen. Dë Vergadering zal zich „ rekenfchap doen geeven van het voor- „ werp uws Verzoeks Zy noodigt „ u om de Zitting by te woonen (f>" Het (*) Zie hier boven bl. 170. (-J-) Adres van eenige uitgeweekene Hoilandfche Patriotten aan de Nationaale Vei gadering, uit ge' Jprooken en overgegeevsn den 10 Jan.. 1702»  HISTORIE. ai3 Het hoogstbelangryk ftuk over de Quo tas bleef men ten deezen Jaare voortzet ten (*). Van tyd tot tyd kwamen de Adresfen der onderfcheide Gewesten in, die verre van eenftemmig waren; dan tot welker ophaalinge wy ons niet kunnen inlaaten. Zy gaven gelegengeid tot herhaal de poogingen om hier eene moeilyk te vindene eenftemmigheid te bewerken (f), Deeze bleef nog agterwege, en doet zich eerst op ten volgenden Jaare, wanneer het in ons beftek valt des Verflag te doen. (*) Zie onze Vaderl Eift. XXIII. D. M.300*»*. (f) De Schryver van de Nederlandfcbe Jaarb. voor dit Jaar heeft dezelve in 't breede gegeeven. © 3 VA- . LXIX. BOEK. Het ftuk der Quotas blyft hangen.  VADERLANDSCHÊ. H I S T O R I E. ZEVENTIGSTE BOEK. LXX. Boek. INHOUD. Overgang ter Gewestlyke Befchouwing. en verdere ftoffe deezes Boeks. Behoedzaamheid door Staaten van Holland aangewend in het beroepen der Leeraaren. Voorzorgen tegen Franfche Tydingen in de Nieuwspapieren. Bepaaling ten opzigte van de Nieuwspapieren in eenige Steden van Holland. Vermeerdefende Belastingen. Het Admiraliteits Hun te Amfierdam verbrand. Voorfiel der Kooplieden tot herftel van de Bank te Amfierdam. Inhoud van 't zelve. Geldligtmg om Bankgeld in te koopen. Gefchil te Amfierdam in de Lutherfche Gemeente tusfchen het Oude en Nieuwe Licht. Scheuring daar uit gereezen. De Regeering in dit ftuk gekend. Voorftel deswegen door de Misnoegden by de Regeering. Niet ongunftig by de Regeering ontvangen. Gunftig befiuit der Regeerivge. Openbaart bekendmaaking der Scheuringe- Hoe beantwoord. Wederantwoord. Ruime Inzamelingvan Penningen. Aanmerking hier over. He$  HISTORIE. 215 gébruik van twee Kerken, voor een tyd, hun toegeftaan. Inzameling van Penningen tot het bouwen eener Kerk, door de Regeering begunftigd. Bouwen eener nieuwe Kerke. Het Dierlyk MagmtUmus maakt opgang hier te Lande. Veel gerugtsmaakende geneezing te Rotterdam. J. de Veirac's oordeel over die geneezingen. Wat de Hoogleer aar Voltslen deswegen aanmerkt Het heeft geen opgang en zulks komt verdere Verfandehelsden eenige veranderingen, en verhooringen ten aanziene van eenige zogenaamIe Gemeenelands Middelen; te weeten vaniet Heeren- en Redemptiegeld; van het [arosfen- en Plaifiergeld; Pasfagiegeld; Kof'y- en Theegeld; en de Belasting op heri ■erkoopèn van Rook- en Snuif-Tabak belastingen welke, op dien voet, met den anvange des volgenden Jaars mdccxch. ouden geheeven worden Cf). Een' (*) N. Nederl. Jaarb. tfgfë bl. n. t&. 2 Het gevolg was, dat veele Kooplieden hun Geld uit de Bank in klinkenden munt terug vorderden. Men maakte des zwaarigheid, en trok de verpligting hier toe in twyfel. Een aantal der voornaamfte Kooplieden vervoegden zich thans in Louwmaand by Burgemeesteren van Amfierdam, en keverden hunne Bedenkingen in, over den laagen koers van het Bankgeld en de middelen tot deszelfs herftel. De kundige Regtsgeleerde Nicolaas Bondt was de Opfteller van dit uitvoerig ftuk, waar in hy, de nadeelige gevolgen van deeze gewigtige daaling des Bankgelds fchetst — De verpligting van de Bank of van de Stad Amfierdam, als het Beftuur over de Bank hebbende, en voor dezelve moetende inftaan, om het kwaad te herftellen, aantoont — en de Middelen opgeeft, welke daar toe in aanmerking kunnen en behooren te komen. Meer dan deeze aanduiding der hoofde zaaken vordert dit voor den Handel zo belangryk Vertoog. Zo kort mogelyk zullen wy des breeder Verflag doen. Om de C*) Zie onze r*derU Wfi. XXIII. D. bl. 333»  HISTORIE. 231 Om de nadeelige gevolgen der zo aanmerkelyke daaling des Bankgelds te fchetzen,: geeft de Opfïeller te verftaan; dat de fom van geheel het Bankgeld flegts op veertig Millioenen gefield zynde, die veertig Millioenen aan de Verkrygers vyf ten honderd daarenboven gekost hebben; dat het Bankgeld nog voor een Jaar van drie tot twee en een half ten Honderd waardig was; en dus die veertig Millioenen tot zeven en negentig en een half ten honderd gerekend, een verlies maakten van twee Millioenen voor de gezamenlyke Bezitters —7— Dat de dobbering der waarde van het Bankgeld, den Koophandel belemmerde , daar voorheen het Amfterdamsch Bankgeld door gansch Europa de Standaard was geworden, waar op niet alleen allerlei Koopmanfchappen, alle berekeningen van Goud en Zilver; maar ook alle Wisfel- koersfen gerekend werden Dit moest noodwendig den toevoer van Goud en Zilver ftremmen Gelyk het gemak en de zekerheid van de Bank den Koophandel herwaards lokte, moest het Wancrediet den Koophandel verjaagen, fchoon hetzelve ook ongegrond ware; en kon dit alleen worden uit den weg geruimd dooi de ryzing van het Bankgeld; eene ryzing die wederom afhing van de overtuiging en zekerheid, dat voor al het omloopend Bankgeld, de waarde in gemunt Geld, of Muntftoffe, in de Bank daadlyk lag, en een ieder naar maate hy Bankgeld bezat, die fpecie zelve kon erlangen. P 4 Hei LXX. 3 0EK. «791*  232 VADERLANDSCHÊ LXX. jSOEl Het tweede punt of de verpligting der : Stad om het kwaad te herftellen, wordt beweezen — Uit het belang der Stad Am• fierdam in den Koophandel -— Uit het regt van aanfpraak van ieder Burger op de handhaaving zyner Bezittingen; maar bovenal uit de Inftelling van de Bank zelve, én de overéénkomst der Bank of der Stad met de Belanghebberen, welke overeenkomst heilig was, en uit de daar op gemaakte Keuren wordt beweezen: en byzonder daar op gegrond, dat de Stad hadt aangenomen voor de verpligting van dé Bank vast te [taan en te respondeeren. Woorden welke niet enkel betekenden, dat de Inbrengers of hun Regtverkrygenden, alleen by Affchryving over die fommen zouden mogen befchikken, (want dit was dan flegts Papierengeld,) maar dat de Stad daar voor in ftondt, dat een ieder voor zyn Bankgeld wederom zyn^ Penningen kon terugtrekken. Dit werd nader aangedrongen uir den Eed van Commisfarisfen der Wisfelbank „ dat der goeden luiden 5, Penningen getrouwlyk ontvangen, wel 3, bewaard,en wederom goedgedaan zouden ,, worden;" voor welk een en ander de Stad hadt aangenomen vast te [laan. — Uit welk alles in 't breede wordt afgeleid, dat de Inbrenger, of hy die diens regt bekomen heeft, ten zynen believe, de ingebragte Gelden weder uit de Bank mag trekken, 'tzy in dezelve munte, of in zodanige andere munt als men zou verlangen, en zulks op eene billyke wyze, naar dé  HISTORIE. 233 de waarde. Voorts wordt uit de oor- fpronglyke inftelling betoogd, dat zulks niet alleen betreklyk is op zulke Penningen, of Goud, of Zilver, 't welk op Recepisfen werd ingebragt: naardemaal dit inbrengen op Recepisfen, om aldus Geld by wyze van beleening op Speciën voor de Bank te doen verftrekken van eene laa? tere uitvinding was. Het onbruik kon dit beweezen Regt geenzins vernietigen: dit onbruik was daar uit ontftaan, om dat men tot een redelyke Agio zyn Bankgeld kon verkoopen. en de Bank zelve door inkoop zorgde, dat het Bankgeld niet onder de drie ten honderd daalde. Dewyl dit thans niet gefchiedde, herleefde eens ieders Regt om het ingebragte „ ten hun„ nen believe daar wederom uit te trekken." Tot het derde het gewigtige punt der Redmiddelen komende, deelt de Opfteller eenige aanmerkingen mede over de waare oorzaaken der daaling van de waarde des Bankgelds. Als zodanig vermeldt hy in 't byzonder eene onnatuurlyke vermeerdering van Bankgeld, of het fcheppen van Nominaal Bankgeld, dat is zodanig, waar tegen wel vaste Zekerheden, doch geen gangbaare Specie of Muntftoffe in de Bank daadlyk hefhat. Op deeze wyze eene aanmerkelyke vermeerdering van Bankgeld gebooren zynde , ontftpnden 'er meerder Verkoopers van Bankgeld, zonder dat de Bank, gelyk voorheen, de daaling door het inkoopen van Bankgeld Ruitte. Dit P 5 deedt (LXX, BOEK.  LXX. BOEK. 1791. £34 VADERLANDSCHÊ deedt Wangeloof gebooren worden. Een Wangeloof niet te we eren, door het aanbod om Zilver voor een bepaalden Prys, op het Mark gefteld, uit te geeven (*): dewyl dit werd aangezien als eene Uitkeering vm negentig ten honderd aan de Eigenaars. — Het voorgeflaagen Middel om herftel kwam neder om Bankgeld door de Bank met Specie in te koopen, en dus het verminderen van het Bankgeld tot die hoeveelheid, welke de Koophandel behoefde : waar door het Bankgeld weder moest ryzen, en de Eigenaars hunne fchade zouden vergoed krygen. Niet alleen kon de Bank, naar het oordeel der Op Helleren, dit zonder fchade, maar zelfs met voordeel , doen. De tegenwerping, dat door deezen maatregel te volgen, het Goud en Zilver, wegens den hoogen prys, het Land zou uitgaan, wordt getoetst en wederfprooken. 'Ér was geen gebrek aan Goud en Zilver. Verfchéide Muntfpecien konden met geen voordeel worden uitgevoerd — den vryen loop, den uit- en invoer kon met geene mogelykheid bepaald worden — deeze was allernuttigst en noodzaaklyk, deeze rustte op de vereffening van de balans der gekogte en verkogte Goederen onder de Volken. Niets was meer gefchikt om Goud en Zilver herwaards te trekken, dan het geloof in, en vertrouwen op de Bank, die 't zelve herwaards deedt komen, en tot een Fonds diende voor alle Volken van (*) Zie onze Vaderl. Hifi. ter laatstgem. plaatse.  HISTORIE. 235 van dit Werelddeel, om elkander hier, door middel van de Bank, over en weder te betaalen, terwyl het Bankgeld ter algemeene maatftaf ftrekte, naar v/elke de waarde van Goederen en Koopmanfchappen, zo wel als de Wisfel, in geheel Europa, zich regelde. De ftelregel, dat Verbod van Uitvoer, te gelyk allen Invoer belette, en dus oorzaak werd van fchaarschheid, goldt ook omtrent Goud en Zilver, welke men in de daad als Koopmanfchappen kon en mogt befchouwen. Het eeuwig blyven leggen van gemunt of ongemunt Goud en Zilver in de Bank, tot nadeel der Eigcnaaren, deedt geen meer nuts, dan die ftoffen in de Mynen van Peru of Potofi; ZO veel Gouds en Zilvers buiten gebruik en omloop, benadeelde de Eigenaars door de daaling van het Bankgeld: en zou dan nooit, buiten toeftemming der Eigenaaren, wederom in omloop gebragt kunnen worden, uit hoofde van de heiligheid der Eigendommen, dien hoofdzuil op welke alleen alle Staatsgebouwen kunnen rusten ; en zou ook dan nog eerst in omloop komen, wanneer de fchade reeds geleden, en de Koophandel zou geknakt weezen. Eindelyk kon de Bank, fchoon de vrees voor Uitvoer gegrond ware, geen regt hebben om dan nog de waare Eigenaars van Bankgeld, dat geen te onthouden, 't welk eigenlyk door het Bankgeld vertoond wordt, en aan de Bank alleen was toevertrouwd op de bekende voorwaarde „ yap „ het LXX. BOEK. 1791-  S3ö VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. 1791. „ het!, naar beliefte, daar weder te kunnen „ uittrekken." — Nogthans hadt de vrees voor uitvoer van Goud en Zilver zulk eene kragt, dat men reeds hadt voorgeflaagen om eene Munt te doen liaan, van zo veel uiterlyke waarde boven de innerlyke, dat dezelve, niet dan met fchade, verfmolten en uitgevoerd zou kunnen worden, en om met die Munte het overtollige Bankgeld in te koopen. — Maar ook dit middel wordt wederfprooken uit hoofde van de onregtmaatigheid, nutloosheid en zelfs fchadelykheid voor het Credit van de Bank; als mede van wegen de verwarring, welke daar uit zou kunnen gebooren worden, en de aanmerking, dat een Souverain, die zyne Munt in gehalte verminderd, niemand dan zyne eigene Onderdaanen benadeelt, behalven nog het gevaar van het naamaaken zulker Munten in vreemde Landen. Het Befluit van dit uitgewerkte Stuk is, dat het eenigst middel tot herftel van vertrouwen op de Bank beftant in de vermindering der hoeveelheid van Bankgeld, tot de behoefte van den Koophandel, en de zekerheid, dat de waarde van al het Bankgeld in Goud en Zilver daadlyk in de Bank berust. Dit kon door Inkoop met Speciën gefchieden. En mogten die niet in genoegd zaame hoeveelheid voor handen zyn; mogt 'er geen gelegenheid zyn om die te doen munten, het aanzien en credit der Stad Amfierdam was nog groot genoeg, dat men zulks door Negotiatien kon daarftellen, en zich het noodige Fonds bezorgen, om  HISTORIE. 237 cm de voorraad van het Bankgeld zodanig te verminderen, dat dezelve waarlyk gelyk ftondt i met het Goud en Zilver, waar van alleen hetzelve het reprefentatief moest zyn: terwyl het belang van de Stad, om den wil des Algemeenen Handels, hier by zo groot was, dat naauwlyks eenige opoffering te groot zou kunnen zyn, om dezelve tot dat einde niet te doen (*). 'Er werd hier op bevel gegeeven tot het uitleeveren van. gereed Geld uit de Bank; maar alleen aan de Kasfiers. Dan, in korten tyd, twee Millioenen, op die wyze uitgeteld zynde, werd dit opgefchort. In de daad, de bepaaling „ alleen aan „ Kasfiers" kon de vorderingen van Geld uit de Bank niet beteugelen; dewyl 'er niets gemaklyker viel voor de Schuldeifchers van de Bank, dan hun Bankgeld aan de Kasfiers te verkoopen, en het op die wyze door hunne handen te doen ontvangen. Intusfchen diende men op middelen bedagt te weezen om de waarde van het Bankgeld te doen ftand houden, en, ware het mogelyk, hetzelve weder op den voorigen prys te brengen. Hier toe fcheen niets gefchikter dan het voorgeflaagen middel, het inkoopen van Bankgeld, voor al by daaling, om hetzelve wederom te doen ryzen: te meer, om dat men vermoedde, dat 'er wel te veel Bankgelds in omloop kon (*) Het geheele Stuk vindt men in de N. Nederk 'jaarb* voor 1701. bl. 285—318. LXX. BOE KV Geldligting om Bankgeld in te kooi pen.  238 VADERLANDSCHÊ LXX. Boe ie. 1791. Gefchil te Anfterdamin de LutberfcheGemeente, tusfchen het Oude en Nieuwe Licht. kon zyn, en dit mogelyk tot de Daaling kon hebben medegewerkt. Althans voornaame Kooplieden Helden, ten dien einde, de Regeeringe eene Geldligting van zes Millioenen voor, om daar mede heü Bankgeld in te koopen. De voornaame Koopkantooren van Hope en Comp., de Smeth, Willem en Jan Willink, en anderen, namen terftond vyftien Tonnen Gouds in deeze Geldleening; de overigefom werd door vier voornaame Onderneemers aangenomen, behalven zestien Tonnen, die men uitzonderde voor een ieder om daar in, zonder opgeld, tegen de Rente van drie en een half ten Honderd 's jaarlyks, deel te kunnen neemen (*). Schoon onze Vaderlandfche Historie' hoofdzaaklyk ten doelwit hebbe, de Staatsgevallen, en Burgerlyke Gefchiedenis, met het geen daar toe betrekking heeft, te ontvouwen, en wy, uit dien hoofde, meest al het Kerklyke onaangeroerd laaten, hebben wy telken maale, wanneer dit zich met het Staatkundige of Burgerlyke vermengde, 't welk overal, waar Kerk en Staat niet van elkander gefcheiden zyn, dikwyls moet voorvallen, des melding gemaakt. Eene nieuwe gelegenheid biedt zich hier toe aan. Zints de fóatfte jaaren ont- ftonden 'er, byzonder in Duitschland, veele gefchillen ten aanziene van de Hervorming, der Kerkleere. Een overmaatige gehegt- heid O N» Slederk Jaarfa 1791. bl. 310.- 320.  HISTORIE. 239 heid aan het oude aan de eene zyde, eer greetige gefteldheid op nieuwigheden aar den anderen kant, verbitterde de Partyen. en deedt dezelve, hoe langs hoe wyder, van elkander loopen. Uit dien hoek waaiden deeze Gefchillen ook hier te Lande over, en beroerden eene en andere Gemeente van de Augsburgfche Geloofsbeiydenisje. Dan nergens ging dit gefchil hooger dan in Amfierdam, waar men de aanzienlykfte en talryklte Gemeente, dier Belydenisfe hier te Lande aantreft. Een en ander der Leeraaren drukten zich, ten aanziene van deeze en geene Leerftellingen, niet op de oude wyze uit. Zy werden geoordeeld deswegen fchadelyke begrippen te koesteren, en voort te planten. Zy vonden desniettemin hunne Aanhangers. Deeze werden met den naam van Vcorfiandcrs yan het Nieuwe Licht beftempeld; terwyl allen, welken geen fmaak in die Leerwyze vonden, zich gaarne met den tytel van Voorflanders van het Oude Licht lieten onderfcheiden. Reeds eenige jaaren geleden, hadt het vuur van deeze Kerktwist gefmeuld en gevonkt ; doch thans iloeg het ten dake uit, met zulk een openbaar geweld, dat het eene volkomene fcheuring ten gevolge hadt. Een aantal Leden dier Gemeente in Amftelsveste kon niet langer goedvinden zich te vereenigen met de thans in hunne Kerk openbaar voorgedraagene Leeringen, en kwam tot het veel gerugts maakend befluit ona LXX. BOEK» 1791. Scheuring daar uit geree» zen.  84o VADERLANDSCHÊ l'LXX. Soek. De Re geering in die ftuk ge. kend. Voordel deswegen door de Misnoeg Hen bydeRe geering. om zich van de Kerkgemeenfchap hunner overige Medeleden af te fcheiden, en eene nieuwe Gemeente op te richten. Een openbaare fcheiding was eene daaci van zulk eenen aart, dat dezelve, zonder toeftemming en goedkeuring der Regeeringe van Amftelsftad, niet mogt gedaan worden. Hier van bewust verzogten eenigen dier Leden, uit aller naam, op den vyfeienden van Lentemaand, om vrye en openbaare Godsdienstoefening binnen Amfierdam , zo voor zich, als voor allen, die met hun in dezelfde Godsdienftige begrippen ftonden, en verder tot hun gemaakt Plan zouden willen toetreeden. By den aanvange van dit Stuk laaten die Leden der Lutherfche Gemeente zich in deezer voege uit, „ dat zy, zo wel „■ als een groot aantal Hoofden van Huis„ gezinnen, allen Leden dier Gemeente, „ zich in gemoede bezwaard vindende, „ om de Leeringen, thans aldaar voorge- draagen, langer met ftigting, en zonder „ ergernis aan te hooren, onder elkander- beflooten hadden zich van de tegen„ woordige Kerkgemeenfchap der Luther- fche Gemeente te Amfierdam af te zon- deren, en eene nieuwe Gemeente, zich „ bekennende tot de Onveranderde Augs„ burg fche Gekofsbelydenis te behooren, te ,., dier Stede op te richten." Zy gaven tevens te kennen het Fonds daar toe en tot onderhoud van Predikanten en Kerkdienaaren, by wyze van vryr- wil-  HISTORIE. 24] willige Infchryving reeds gevonden te hebben, en verder dagten te vinden , door middel der vrywillige toetreeding tot hun Ontwerp van eene menigte hunner Medeleden met hun in dezelfde begrippen ten opzigte van het Godsdienftige ftaande, en flegts na de goedkeuring der Regeeringe reikhalsden om deel aan dit Plan te neemen* „ Een Plan," gelyk zy fpraaken, „waar j, door, aan de eene zyde, de Geweetens » van zulk een groot aantal hunner Ge„ loofsgenooten gerust gefield, en waar „ door tevens, aan den anderen kant, de „ verregaande verdeeldheden en onlusten, „ die, zedert eenige jaaren, in de Luther» fche Gemeente geheerscht hadden, ge„ ftild, en de onberaadene flappen, waar „ toe een te heevige yver voor de zuivere „ Leere, eenige Menfchen, by verdere „ verwydering , zou kunnen vervoeren, „ doch waar van zy Inleeveraars des Ver„ zoekfchrifts ten uiterften afkeerig waren, voorgekomen worden. ,» Om deeze reden, en," voegen zy 'er by, 't welk zeker veel afdeedt, „ om alle „ Discusfien met de tegenwoordige Be„ fèuurderen der Kerk en Armengoedercn „ te vermyden, deeden zy, en de verdere „ Deelneemers in hun Ontwerp, vrywillig „ afftand van het aandeel, 't welk hun daar „ in zou toekomen." Op dien grond verzogten deeze Misnoegden, dat aan hun vrye en openbaare Godsdienstoefening , binnen Amfierdam, mogt verleend worden. XXIV. Deel. q Geen LXX, BdEK.  ©42 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. 179'. Niet onguaftigontvanfen. f Gunftig oefluit der Regeeringe. Geen ongunftig, fchoon eenigzins met verwyl gepaard, antwoord ontvingen die Verzoekers van wegen Burgemeesteren. Deezen verklaarden, dat zy, hoe zeer niet ongenegen, om op dit Verzoek een gunftig oog te ilaan, egter, vóór volftrekt daar op te befchikken eenige meerdere en naauwkeuriger opening en onderrigt begeerden, wegens het ontworpen Plan; zo ten aanziene van het getal als de hoedanigheid der Leden, die 't zelve begunftigden, en daar toe zouden medewerken, als omtrent de verdere gronden waar op, en de middelen waar door, zy vermeenden 't zelve met eenige zekerheid van wel te flaagen, te zullen in werking brengen, en op den duur in ftand houden, niet alleen ten opzigte van* de Openbaare Godsdienstoefening ; maar ook met betrekking tot het behoore lyk onderhoud der Armen, en nu en in het vervolg. De met zo veel reden gevorderde na dere openingen bleeven niet lang agterwege. Desgelyks draalde het gunftig beiluit niet: immers Burgemeesteren betuigden , die onvangen hebbende, „ dat zy, „ agt ftaande op de plegtige verklaaring „ en verbintenis der Inleeveraaren des „ Verzoekfchrifts, en der geenen uit wier „ naam zy handelden, dat geene andere „ dan de zuivere Lutherfche Religie, vol,, gens de Onveranderde Augsburgfche Ge„ hofsbelydenis, onder hun zou worden ge- „ leerd aan dezelven, en allen, die 3, zich met hun zouden vereenigen, de „ v«r-  HISTORIE. 243 ,5 verzogte Vryheid verleenden om den voorfchreeven Godsdienst, binnen Amfier dam, in 't openbaar, te mogen oefe„ nen, op dien voet, en onder dezelfde voorregten, als zulks voorheen aan de „ Lutherfche Gemeente toegeftaan, en nog in gebruik was, of door bun Ed. Gr. 5, Agtbaaren, in den tyd raadzaam zou geoordeeld worden." Geheel voldaan over deeze vergunning, preikien die van het Oude Licht daar mede önmiddelyk in de Stads Courant, en andere Nieuwspapieren, openlyk fchryvende, dat een groot aantal der Lutherfche Gemeente zich niet langer kunnende vereenigen, met de Leeringen, thans in dezelve openlyk voorgedraagen, tot het beiluit hadden moeten komen om zich van dat Kerkgenootfchap af te zonderen, en eene nieuwe Gemeente op te richten. — Geen wonder dat de Kerkenraad der Gemeente van welke zy dus openlyk verklaarden zich af te zullen fcheiden, met eene Bekendmaaking daar tegen te voorfchyn tradt, en zich verpligt oordeelde, ,, openlyk en voor ééns te verklaaren, „ dat in hunne Gemeente geene andere dan de zuivere Leer, vervat in' de Omerander de Augsburgfche Beiydenis, werd ^, voorgedraagen; dat zy alle hunne Leej, raaren hielden voor Regtzinnige Man,, nen, die zich aan geene de minfte af;, wykingen van de Characteristique Leer„ ftellingen hunner Symbolifche Boekeri 5?, fchuldig maakten, en dat dus aan het Q 2 „ Ccn- LXX. BOEK. I79I. Openbaare Be* kendmai. king dei' Scheuringe:Hoe be» antwoord.  444 VADERLANDS CHE LXX. BOEK. Weder antwooi „ Confiftorium geene Verfchillen hoege„ naamd, over de Leer; maar wel over „ eenige Uitlegkundige Byzonderheden be„ kend waren." By deeze verklaaring kwam nog eene andere, dat het Confiftorium de zoda„ nigen, die zich, onder dat voorwendzel, van hun afzonderden, om eene eigene „ Gemeente op te richten, niet langer; als Leden hunner Gemeente de Onveran9, derde Augsburgfche Geloofsbelydenis toe- „ gedaan,erkende. Voor het overige „ aan hunne Kerklyke Vergadering over„ laatende, om, ten aanziene van het on„ derhoud der Armen, en de Opvoeding „ der Weezen van hun, die zich aan zulk „ eene Scheuring fchuldig maakten, en „ uit hunne Gemeente uitgingen, zodanige „ maatregelen te neemen, als dezelve, vol„ gens Kerklyke Wetten, en in goeden gemoede, zou oordeelen te behooren." Ten flot vermaanden zy „ alle goede „ en welmeenende Christenen om zich niet „ langer door Onwaarheden en Lasterin„ gen te laaten misleiden; maar van hun„ ne vooroordeelen te rug te keeren, en dus mede te werken om eene Verwy„ dering te helpen wegneemen, die alleen in Misvatting haaren grond hadt, en „ niet dan door een ontydigen en onbe" „ raaden yver vergroot werd." Onbeantwoord bleef die Bekendmaaking d.'niet door hun, die zich Directeuren tot Inftandbrenging der Gemeente, toegedaan de Zuivere Lutherfche Geloofsbelydenisfe noemden s  HISTORIE. 245 den, en beriepen zy zich op de openlegging van de redenen huns gedrags, in een Boekje, ten dien dage uitgegeeven. De Drukpers zweette van Gefchriften, tot deeze Kerktwist betrekkelyk; die toen met greetigheid geleezen; maar welhaast met meest alle andere dergelyke Gefchriften, in welverdiende vergetelheid geraakten. Zy, die het beftuur der nieuw opgerichte Gemeente op zich genomen hadden, ver^ ) wylden niet om de Deelneemers in het 1 Plan, met den aanvange van Bloeimaand, ' te verzoeken, om de fommen door hun ingefchreeven, in die Maand te betaalen; tefFens noodigden zy alle hunne Geloofsgenooten, die zich met hun wilden vereenigen, uit, om, in dien tyd, ter aangeweezene plaatze, hunne milde Giften te doen bezorgen; desgelyks gaven zy aan alle weldaadige Lieden, in of buiten de Gemeente , die genegen mogten zyn het hunne tot opbouw dier Gemeente by te draagen, zonder daar voor bekend te willen weezen, daar toe gelegenheid (*). . Men verzekert, dat deeze Bydraagen aanzienlyk waren, dat zy de uitnoodiging aan Lieden buiten de Gemeente niet te vergeefsch gedaan hadden; en niet weinigen de milde hand openden voor hunne Broederen Lutheraanen, die zy» in onderfchei- ding (*) Men vindt de (tukken daar toe behnorende in de N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 444—452. Q-3 LXX. BOEK. 1791. Ruime nzameing van ?ennin;en.  VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. 1791. Aanmerking hier fsver. Gebruik var twee kerken, yoor een ding van de anderen, voor de zodanigen wilden groeten. De verfchillende denkwyze in het Staatkundige wrogt, zo veelen willen, niet weinig mede, zo by de Regeering om hun verzoek in te willigen, als by eenige Vermogenden der heerfchende Kerke om by te draagen tot de Penningen benoodigd in eene onderneeming, welke onvermydelyk op veel gelds moest te ftaan komen, en in de aanvange, en in de volduuring. Want fchoon alle Voorftanders van het Nieuwe Licht, op dat wy die toen gebruiklyke onderfcheidings benaamingen bezigen, geen Patriotten, en alle Volgers yan het Oude Licht der tegenovergeftelde en nu heerfchende Partye niet toegedaan waren, zal men, over 't algemeen, mogen zeggen, dat de eerstgemelden verre weg het grootfte gedeelte bekend ftonden voor Vryheidsgezinden, en de laatstgenoemden voor Oranje toegedaan. Het is meermaalen in bedenking gekomen, of, indien de fcheuring zich omgekeerd hadt toegedraagen, de Nieuwelichters wel zo gereeden ingang zouden gevonden, en de zo billyk gevorderde, als billyk verleende, vryheid wel zouden verkreegen hebben; althans dat hun aanzoek niet bejegend zou geweest zyn met zulk een vaardig gunstbetoon en medewerking. Medewerking, fchryven wy; want, daar het den geenen, die zich de Herftelde Lutkerfche Gemeente, noemden, aan eene Plaats ter Vergaderinge ontbrak, en deeze niet 0,n-  HISTORIE. £47 onverwyld in gereedheid kon weezen, verkreegen de Oprigters van Burgemeesteren, op hun aanzoek, ter handhaavinge van den openbaaren Eerdienst, by voorraad, het gebruik van de Nieuwe Waaien Kerk voor de morgenbeurt op Zon- en Feestdagen; en van de Gasthuis Kerk voor de avondbeurten des Zondags en Woensdags, onder betaaling van zodanig een fom als Directeuren der nieuw opgerigte Gemeente, met Kerkmeesteren dier beide Kerken, zouden kunnen vinden. Ingevolge hier van hieldt de mede uitgeweeke Leeraar J. Hamelau, die eene hoofdrol in al dit bedryf gefpeeld hadt, in deeze afgefcheide Gemeente, de eerfte Leerreden op denderden van Oogstmaand deezes Jaars. Dit zelfde gunstbetoon der Stadsregeeringe bleef de Beftuurders dier Gemeente op zyde ftreeven: want wanneer zy, by het doen der Geld Inzamelinge onder de Leden hunner Gemeente, en verdere bekende milde Geevers, tot den Opbouw eener nieuwe Kerke, ontwaar geworden ' waren, dat ook veelen van andere Gezind ■ heden niet ongenegen zouden zyn om het i hunne daar toe byte draagen, fielden zy, i met goedkeuring van Burgemeesteren, en toeftemming der Regenten van het Burger Weeshuis, in dat Godshuis eene Kist, met een daar by liggend Boek, waar in ieder, des goedvindende, zyn Naam of Gifte zou kunnen aantekenen (*). In fj*) N. Nederl. Jaarb. 1792. bl. 222. Q4 LXX. boek. 1791. tyd, Iiur toegeftaan» Inzameling van Penningen tot liet bouwen eeïer nieuwe Kerke ioor de \egeeing be;unftigd,  ft4* VADERLANDSCHÊ LXX. BOE IC. tpfof. « 5r, nieuwi Kerk. Het Dter ■ Ar* Mag 'irtisrmts maakt In ftaat gefteld door deeze Bydraagett, kogten zy eerlang het Stadsgebouw ondet den naam van het Krankzinnig- of Dolhufc bekend, op de Klovemers Burgwal naast het Qostindifché Huis (*). Dit deeden zy flegten, en bouwden op dien grond een ruime Kerk, voorzien met eert fraay Orgel, en in allés blyken draagende van den ruimen onderftand verleend aan dit nieuwe Kerkgenootfchap (f). Eene Kerk door zommigen een Gedénkteken geheeten van de Onverdraagzaamheid, in het einde van de verlichtte Achttiende Eeuw. Met hoe veel regts of onregts men dit Gefticht met dien naam beftempelt, uit te pluizen en te bepaalen, loopt buiten ons vak. Binnen 't zelve valt eene byzonderheid van eenen anderen aart; doch welke voor veelen desgelyks een zonderling voorkomen hadt, in dagen van' Verlichting. Wy bedoelen het Dierlyk Magnetismus, dat by veelen, ten deezen tyde, zo zeer gepreezen, en als voor Godlyk gehouden Geneesmiddel, reeds in zeer vroege dagen, door de bygeloovige onweetenheid met de grootfte lofcuitingèn vereerd, en op zeer Öndeifcheide wyze bewerkftelligd, met voorgeeven van een wonderdoend vermogen. Natuur- en Geneeskunde mogt zich ten (*) Door Wagenaar befchreeven in zyne Be', fchrvving van Amfierdam VHI. D. bl. 432. (f) Op den vierden van July 1702 werd de eerfte 'fteen aan dit Gebouw gelegd. N. Nederl, Jaarb*, 1792. bl. 6^6:  HISTORIE. £49 ten eenigen tyde beroemen meest van de Alchimistifche Dweepery gezuiverd te wee zen, en dat de Magnetifche, Wondergeneezingen grootendeels derzelver geloofwaardigheid verboren hadden, en bykans in welverdiende vergetelheid gevallen waren. Dan met de gelykheid, welke men veronderftelde tusfchen de Magnetifche en Electrieke kragten plaats te hebben , welker laatfte, in verfchéide lichaams ongefteldheden, eene heilzaame uitwerking baarden, kwam het Magnetismus, onder verfcheidenerlei gedaantens , weder ter baane. Mesmer te Weenen maakte, reeds in den Jaare mdcclxxv daar mede grooten opgang : fchoon de Heer Hele , te dier Stede een beroemd Starrekundige, en teffens een groot Voorftander en Beoefenaar van Magnetifche geneezingen, Mesmer voor een grootfpreeker en onbefchaamden zwetzer hieldt; als mede de Academie van Berlyn, welker oordeel Mesmer de ftoutheid gehad hadt in te roepen, verklaarde, dat, indien ook de door hem verhaalde geneezingen waar mogten zyn, het 'er nog zeer verre af was, dat men de rede daar van moest zoeken in de Magnetifche kragt. Die ongunftige uitfpraak fchrikte Mesmer niet af om zyne Kunstgeneezing voort te zetten en te verdeedigen. Hy erkende, dat het Dierlyk Magnetismus, in de daad, niet zo zeer aan den Zeiliteen, als aan het Menschlyk Lichaam toe te fchryven ware; hy beweerde, dat alle Dieren, en inzonderheid de Menfchen, eene zekere byzondere Q 5 kragt LXX; ■ boek,  85© VADERLANDSCHÊ LXX. £OEK. m\. Veel ge rugtsmaa bende Geneezing te Rotterdam. kragt bezaten, welke uit de Hemelfche Lichaamen uitvloeide, in eene beftendige ebbe en vloed bewoogen werd, en in veele opzigten eene overeenkomst hadt met de kragt van den Zeilfïeen. Deeze kragt beftondt, zyns oordeels, in eene zeerfyne aetherifche Vloeiftoffe, van dezelve hing het leevensbeginzel der Dieren af, en, door eene kunstmaatige beftuuring dier kragt, kon men niet alleen verfchillende aandoeningen, en uitwerkingen in het Menschlyk Lichaam te wege brengen; maar ook allerlei hardnekkige ziekten geneezen. Hoe hy dit bewerkfteliigde, wat daar ■ mede gepaard ging, en hoedanig de uitflag was, loopt te verre buiten onze taak om te vermelden, het voorgaande oordeelden wy noodig tot inlichting, te moeten zeggen van die vreemde geneeswyze welke ook hier te Lande ingang vondt. Rotterdam leeverde des, ten deezen Jaare, een voorbeeld op. De Heer Layel , Leeraar der Gereformeerde Schotfche Kerk te dier Stede, ftelde die Kunstbewerking te werk aan een ongelukkig Weesmeisje, met zulk een uitflag, dat zy van haare ongefteldheid geneezen werd. Eene Geneezing bekragtigd door het getuigenis van drie Stads Geneesheeren, aan welken de zorg der Zieken in dat Weeshuis was toevertrouwd , als mede door dat der Regenten van dit zelfde Godshuis, die verklaarden, ,, dat deeze Geneezing met zeldzaa-» me verfchynzelen van Slaapfpreeken was vergezeld geweest, en in tegenwoordig- heid  HISTORIE. 251 „ heid van een groot aantal aanzienlyke „ Lieden volbragt geworden, zonder dat „ eenig bedrog daar by plaats gehad hadt, ,, of kunnen hebben (*)." Veel gerugts maakte deeze wondergelykende Geneezing. Een beroemd Rotterdamsch Geneesheer, J. de Veirac , gaf 'er een kort en onpartydig verflag van, zonder iets ftelligs ten aanziene van de mogelykheid of onmogelykheid, van kwaade trouw, of iets diergelyks, te willen beüisfen, laaiende zulks liever aan nadere Proeven, of wel aan den Tyd over, dikwyls de beste Geneesmeester van hun, die al te zeer tot het wonderbaare genegen, op het eerfte verfchynzel van diergelyke Gebeurtenisfen , vermoeden, dat de Gave om Wonderen te verrigten, op nieuw, aan zommige menfchen medegedeeld zou weezen (f). Hoe veel gerugts deeze en dergelyke door die behandeling te wege gebragte Geneezingen maakten (§), behoefde het wei- (*) Een Berigt over deeze Magnetifche Geneezing met de daar by gevoegde Getuigenisfen, is voorhanden in de Ar. Nederl Jaarb. 1791. bl. 453—457. Een Getuigenis van een ander voorbeeld te dier Stede vindt men Aid. bl. 1770. (t) Dit treft men aan in Dr. Veiracs Voorberigt zyner Vertaalinge der Redenveeringe van F J. VolTelen Hoogleeraar in de Genees- en Scheikunde, over het Dierlyk Magnetismus, uitgefprooken te Leydcn den 8 Feb. 1791. Te Leyden by J. Mostert. (§) Voor omtrent drie jaaren bevondt zich in *sGravenhaage een Fransch Predikant, die voorgaf, «toor h«t Dierlyk Magnetismus , veele ongeneeslyke Ziek- LXX. boek. 1791. De Veiracs oordeel over die geneezin*gen.  LXX. BOEK. I/QI. atfa VADERLANDSCHÊ weinig nadenkens, en moeite om te bewyzen, dat het geheele Dierlyke Magnetismus voor een loutere harsfenfchim te houden was, en dat de Voorftanders van 't zelve uit bedrog, winzugt, bygeloof of dwaaling , handelden. De Franfche, Academisten, door den Koning benoemd tot onderzoek van deeze zaak, verklaarden, dat 'er niet het minfte waarfchynlyk bewys zich opdeedt voor het beftaan van zulle eene algemeene fyne aetherifche Vloeiftoffe, aan welke hetzelve zyne werkingen zou verfchuldigd zyn. Zy toonden, dat 'er verfchéide bewyzen voor handen waren van gepleegde bedriegery. De Heer Hofmann , vermaard Geneesheer te Mentz Roofde een prys uit van honderd Gouden Lóuifen aan den geenen, die hem het beftaan van een Dierlyk Magnetismus, met egte, en door hem zelf te bepaalene Proeven, zou aantoonen. Volftrekt niemand deedt zich op om deezen aanzienlyken Prys te verdienen, en daar door een nieuwen luister aan die kunst by te zetten. Het Ziektens te kunnen herftellen; doch met geen anderen uitflag, dan dat Verftandigen des lachten, en de Bygeloovigen 'er eindelyk de kragtloosheid van ondervonden. — Het viel in vergetelnisfe; maai kwam , ter gelegenheid van het voorgevallene daar mede te Rotterdam, op nieuw ter baane, een jong vreemd Edelman was daar de Kunstbewerker, of liever de Bedrieger. De Geneesheer TAMé, en de Heelmeester Leurs ontdekten het Bedrog. Een leezenswaardige Brief deswegen treft men aan is Be Komt- en Letterbode VI. D. bl. 120.  HISTORIE. 255 Het was 'er, op dat wy hier eene aanmerking van den Hoogleeraar Voltelen , dit ftuk betreffende, uit de boven aangehaalde Redevoering, hoofdzaaklyk bybrengen, verre af, dat men alle de uitwerkzeis van deeze zogenaamde Geneeswyze voor Verdichtzelen en Bedriegeryen te houden hadt. Immers waren de gevallen te menigvuldig, en de getuigen te geloofwaardig, om aan derzelver waarheid te kunnen twyfelen. Doch een ieder, die het naauw verband, en den wederkeerigen invloed van Lichaam en Ziel kende, zou deeze uitwerkzels zeer gemaklyk, en voldoende , uit andere oorzaaken, gelyk heftige Gemoedsbeweegingen, eene fterke Verbeeldingskragt, een vast en bygeloovig vertrouwen, en de aandoening en zamenftemming der Zenuwen, weeten te verklaaren. Het Magnetismus doet de fterkfte uitwerking op Vrouwen, op zwakke en tedere verwyfde Mannen. Het gezigt van eene ongewoone plaats, waar men zich in een talryke kring van Zieken geplaatst vindt, en waar eene duisternis en diepe ftilte heerscht, welke flegts nu en dan door muzyk en zang wordt afgebrooken, de fchrikbaarende toeftel, de geheimvolle handgreepen, de gedaante en houding van den Kunftenaar zelve, die door zyn gelaad en gebaarden, nu eens inneemt, dan weder vreeze inboezemt, eene bygeloovige bewondering van de geheime en zo groote dingen beloovende kunst, en de Verhitte verbeeldingskragt, — dit alles is ovc£- l.x;r. boek. Wat 'er de HoogleeraarVoltelen over aanmeikt*  254 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. I7QI. Het heef: geen opgang , en dit komt verdere verftandsbedwelmingenvoor. overvloedig in ftaat om het Gemoed heftig aan te doen, wederkeerig op het Lichhaam te werken, en allerlei zwaare toevallen van het Zenuwgeftel te wege te brengen. —— De Magnetifche Toevallen worden des te fterker, en duidelyker waargenomen , naar maate de Zieke ligter aantreklyk is door het voorbeeld van anderen , die door dergelyke aandoeningen worden aangetast (*). Eene Genees wyze zo zeldzaam, zo zeer te verdenken , foms met zo veel flegts doormengd, by de opkomst hier te Lande zo verftandig beftreeden, viel welhaast in eene algemeene veragting, en bleeven de Ingezetenen dus bewaard voor de veelvuldige bedriegeryen dier Kunfte niet alleen 5 maar ook voor de daar mede gepaard gaande gevolgen welke zy in andere Landen hadt. Misfchien waren anderzins ook hier, gelyk in Frankryk, en in andere Gewesten van Europa, ten deezen dage, Harmonifche Gezelfchappen ontftaan, opgericht met oogmerk om de zogenaamde verhevene Leerftellingen van het Dierlyk Magnetismus te (*) Wy zonden ongevoelig in verzoeking komen1 om meer bier van af te fchryven, en deeze Kunstbewerking nader te ontleeden. Eene Kunstbewerking, die als dezelve tot het zogenaamde tnanupüheren komt, de eerbaarheid kwetst; eene Kunstbewerking, waar in het opgewekte Medegevoel zo veel afdoet, en zommigen, Mannen inzonderheid, voor het Magnetismus geheel ongevoelig blyven; deezen noemde Mesmer Antimagnetisten, en agtte derzelver tegenwoordigheid fchadelyk voor zyne fverige Lyders.  HISTORIE. 252 te verbreiden misfchien hadt men op onzen grond ook gezien, de elders veel gerugts maakende Gezelfchappen van Sommnbulhten, Ilhsminat&n en C/air Voyants — misfchien waren veelen de fpeelballen geworden van Mannen als Gassner (*) en Cagliostro (_f); want onze Landgenooten gaven te meermaalen blyken van maar al te vatbaar te weezen voor bedriegeryert van dien aart, inzonderheid dan wanneer het Godsdienftige 'er in gemengd was, en dit wist men 'er, hoe vreemd ook veelal, mede te paaren. rj.^ (*) Wy drukken, dit fchryvendc, ons niet tc fterk uit. De Hoogleeraar Voltelen vermeldt, in de aangetoogene Redenvoering, dat de beroemde Lavater, door de vermeende wonderen van eenen eerloozen Gassner, dermaate was ingenomen, dat hy hem vol eerbieds deeze woorden toevoegt, „ o Gassner! ik weet dat ik onwaardig ben, aart „ een Man Gods te fchryven; fpreek gy Dienaar ,, des Heeren, ik zal toeluisteren l" — De Vrouw diens Zurichfchen Leeraars behoorde tot de Secte der Illuminaten. Voltelen vermeld van haar, dac zy, eens voorzegd hebbende op We!k uur haar Magnetifche flaap zou eindigen, door het buiten haar weeten veranderen van den mnwyzer by haar bedIteede, wakker werd op den tyd, dien de uurwyzer verkeerdelyk aanwees: een Haaltje van de Bedriegery deezer Kunfle. (f) Een Leevensfehets van Cagliostro , getrokken uit het tegen hem uitgeweezen Pleitgeding te Rome, zal kunnen dienen om den deshegeerigen eenig licht te geeven van de hier aangeftïpte mogelykheden der Volksverdwaazing in veelerlei opzitten; dezelve is voor handen in het Historisch Schouwtooneel van ,s Werelds Lotgevalten in V Jaar *79i. IV. D. bl. 41—73. 1z Haarlem by A. Loo«jss z. LXX. boek. 179*-  256 VA DER.LANDSGHE LXX. boek. 1791. Het beoefenenddeal der Heel- én Vroed kunde te Leyden bevorderd. Vyf en twintigfte Verjaaringdes GenootfcbapsKunst wordt door Arbeid verkreeg en, Terwyl men dus gelukkig den veelzins verpestenden invloed dier bedriegeryen fruitte, namen nuttige Inrigtingen fpoed. Aan 's Lands Hoogefchool te Leyden, waar zeer onlangs een der Geneeskunde hoogst bevorderlyk Ziekenhuis was opgerigt (*), werd men te raade een gebrek aan te vullen van het Onderwys in twee gewigtige takken, het beoefenend gedeelte der Heelen Vroedkunde. Men ftelde hier toe tot buitengewoon Hoogleeraar aan den verdienstlyken Arts M. S. du Pui (j> Veele Kunst- en Dichtgenootfchappen , in den Lande opgericht, vervielen tot een fpoedige kwyning, eerlang van een geheel verval gevolgd, zo dat het Jaar der Geboorte en des Stervens, niet wyd van elkander afftonden; het Taal- en Dichtlievend Genootfchap te Leyden, onder de Zinfpreuk Kunst wordt door Arbeid verkreegen, waar van wy te meermaalen, met onderfcheiding, gewaagden, als boven de meeste, zo niet boven alle andere van dien aart uitfteekende (§), trof een gunftiger lot. 't Zelve mogt, op den twintigften van Slachtmaand, in eene buitengewooneByeenkomst, zyne vyf en tv/intigfte Verjaaring plegtig vieren. Het getal der zamengevloeide Leden; de luister der verlichte welgefchikte Vergaderzaale; de treffende werking van een met fmaak C*) Zie onze Vaderl. Hifi. XXIII. D. bl. 38. CD Algem. Komt- en Letterbode VI. D. bl. 169, C§) Zie onder andere onze Vadert. Hifi. XXIII, D. bl. 43.  HISTORIE, ö$f finaak uitgekoozen en kunftig uitgevoerd Muzyk; het wel geregeld beftuur en de toegejuichte Aanfpraaken des Voorzitters Jan de Kruiff, de belangryke Voordragt van de Gefchiedenisfe des Genootfchaps, de plegtigheid der Uitdeelinge van een Eerprys aan den Heere J. Kantelaar, maar bovenal de verrukkende Feestzang, door den Dichter Rhynvis Feith, op nitdruklyk verzoek der Algemeene Vergaderinge vervaardigd, en door hem zei ven met het volle vuur der Kunst uitgefprooken: dit alles vereenigde zich om in dit heuchlyk Feest, het genoegen der Kunstgenooten ten hoogfèen trap te voeren. — Op het einde der Vergaderinge werd dien Kunstvriend, in dankerkentenisfë voor zyn meesterlyk Dichtftuk, een dubbele Zilveren Gedenkpenning, op eene verrasfende wyze , aangeboden. By den vriendfchaplyken Maaltyd, ten flotte van dit Feest, werd uit naam der Medebeftuurderen, door een hunner den Heer A. Soek , een fraay ge* fneeden en met toepasfelyke Opfchriften vercierden Beker, ter gedagtenisfe van dien blyden dag, den Genootfchappe ftaatlyk toegewyd (*_). Met genoegen vermeldt onze Gefchiedpenne dusdanige Gebeurtenisfen, der Vaderlandfche Taal- en Lettermin tot eere: desgelyks wil -zy niet onopgetekend laaten, hoe, by zo veele reeds befchreevene inrigtingen, om buiten de Kerken te be- graa- (*) Algem. Kon%U en Letterbode VII. D, bl. Itê, XXIV. Deel. R boek; 1791. Ëetl groot Kerkhof tö Diemen artlgelegd.  LXX. BOEK. 1791. Overgang tot Stad en Lande, Verflag van het lnftituut voor Dooven en Stommen te Groningen. 258 VADERLANDSCHÊ graaven, in de nabyheid van het volkryk Amjierdam,, onder den Geregte van Diemen, eene bekwaame en uitgeftr<_kte gelegcnneid ter rustplaatze voor de Dooden, ten deezen Jaare, tot ftand kwam. De Doodgraaver gaf des berigt, en maakte tevens bekend , in den voorleden Jaare, van hun Ed. Gr. Mogenden ontflag verkreegen re hebben van een aan zyn oogmerk hinderlyk en 't zelve bezwaarend Artykel in de ftandgrypende Ordonnantie op het begraaven (*). Werd, ten deezen Jaare, in Holland Bygeloof, Dweepery en Bedrog, ten aanziene van de Geneeskunde beftreeden, greepen 'er Inrigtingen ftand, ftrekkende om dia pesten der Maatfchappy te weeren, om Kunstmin te doen bloeijen, en, by het waarneemen der voeglykheid, de Dooden op eene wyze te bezorgen, dat zy den Leevenden geen nadeel toebragten, in een ander Gewest mogt men boogen op het invoeren van eene nieuwe, hier althans vreemde inrigting, welker vermelding ons Stad en Lande aan Holland doet fchakelen. Niet dat die Inrigting, ten deezen Jaare, eerst begon; maar dezelve kwam tot eenen ftand, die haar meer bekend, algemeener, en hoogst vermeldens waardig maakte. Wy moeten dit, de eigene Gedenkschriften van het lnftituut tot Onderwyzing van Dooven en Stommen binnen Gro- nin- (*) In de IV. Nederl. Jaarb. voor 1791. bi. 25—99- vindt men de beiigten tisswegen.  HISTORIE. 259 Hingen ten geleide neemende (*), wat hoo- ger ophaalen. Ter gelegenheid van het eerfte Open haare Onderzoek der Kweekelingen in Lent maand de* Jaars mdccxci, deelde men der Wereld aes een Veiflag mede de opkomst, voortgang en toeftand deezer Inrigring vermeldende, waar uit wy de volgende hoofdtrekken overneemen, om dezelve nader te doen kennen. Niemand of hy weet voor welke elen dice, en Ouders bykans onteerende Schep zeis de meeste Doof- en S omgeboorenen voorheen gehouden werden, dat men het als eene onmogelyke zaak aanzag deezen te leeren van hunne Rede gebruik te maaken, hunne denkbeelden, over eenigzins afgetrokkene zaaken, aan anderen mede te deelen, en hun in ftaat te (lellen, om, door het gebruik van goede Boeken, zich zeiven verder te oefenen, en dus te dee-» len in de middelen, door gelukkiger Medemenfchen tot deeze den M-ik-cn ver-» eerende einden dagelyks, met zo veel vrugts, gebezigd. Dit onheil weg te wee* ren, dat voordeel aan die anders in veele opzigr?-n voor zich zei .-en en anderen ongelukkigen te bs zor?en was weggelegd voor den Abt de L'EpéE, van Verfailkf geboortig, een diepdenkend Wysgeer,die Gud en Godsdienst eerde, en bykans jre- heej - (*) üericht aangaande bet lnftituut tot nnde/ivy uing van Dooven n Stommen hinnen C,i on:ng"n, of last der jaar/ykfche Versaderinge gedrukt en gemeen gemaakt. Te üron 17^1. R » LXX, BuEK-, 1791. A-aleU dende Ooizaaig tot die Stichtsag  a6o VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. i 4 \ ] i < i i J i L e e V S heel zyn leeven aan dit zo vreemd aJs heilzaam werk opofferde. In 't midden deezer Eeuwe ftichtte hy een School te Parysy nam een aantal Doove en Stomme Kinderen, zonder onderfcheid van ryk of arm, aan, onderwees hun in verfchéide Taaien, en in de gronden van den Godsdienst. Hy toonde door onbetwistbaars Proeven, dat Doof- en Stomgeboorenem, van welke men rekent dat omtrent één onder de drie duizend Menfchen gevonden wordt, vatbaar waren voor Opvoeding, en opgebragt konden worden in allerlei Kunften en Weetenfchappen. Hy deedt dit door de Taal der Tekenen, hun natuuriyk eigen, door hem tot een ftelzel gebragt, en dus gefchikt om door vaste beginzelen dezelve toe te pasfen op alle Paaien C*). Eene (*) Hier doof onderfcheidde hy zich van andeen, die voorheen het hunne toegebragt hadden om iie ongelukkigen, als 't ware, te leeren fpreeken. Joven allen ons bekend ftak daar in uit To. Conladus Amman, Med. Doet. te Amfierdam, in 'r, aatst der zeventiende Eeuwe, die Doofllommen if ook Zwaarbefpraakten, duidlyk leerde fpreeken, n twee Latynfche Werkjes over dit onderwerp in c. licht gaf. Het eerlte onder den Tytel Surdus louens, het andere Disfertatio de Loquela, qua non olum vox humania et loquendi artificium ex originiusfuts eruuntur, fed et traduntur media, quibut ', qui ab incunabilis Surdi et Mali fuenmt, loqueim adipifci, quique difflculter loquuntur, vitia fua mendareposfint. Van deezenverdienstlyken Man, i het geen hy in dit vak gedaan heeft, ontmoeten y een keurig berigt in het Nieuw Algemeen Ma* jzyn van Kunst en 'Smaak, te Amfi. by de Ervea  HISTORIE. 261 Eene gelukkige omftandigheid bragt den Eerw. H. D. Guyot, Leeraar der Franfche Gemeente te Groningen, zich in de Jaaren mdcclxxxiv en mdcclxxxv te Parys bevindende, in kennis met den Abt l'EpéE. De vorderingen van diens Leer lingen ziende, wenschte Guyot eene leerwyze, zo nuttig als vreemd, in zyn Vaderland over, en in die betrekking zynen Landgenooten een zegen mede te brengen. Aanmoediging hier toe ontving hy van den iw«y^i?#Onderwyzer,die zich ooktoelag, om, ter voortplantinge van zyne nieuwe uit- P. Meter en G. Warnars, door G. Hesselink A. L. M. et Phil. Doet. Hoogleeraar by de Doopsgezinden te Amfierdam, Mengelwerk V. D. bl. 753. Te recht merkt die Hoogleeraar ten (lotte aan. ,, Men verwondert zich met reden, hoe dusdanig „ een zaak, waar van de beginzely zo gelukkig „ fcheenen tot (land geliragt, wederom zo geheel heeft kunnen ten val geraaken, dat de naam van „ dezelve naauwlyks in de geheugenis der nakorae„ lingfehap is bewaard gebleeven. Doch dit is „ het lot van veele Kunften, tot welker uitvinding „ zeldzasme vernufien vereischt worden, indien „ zy niet openlyk aangemoedigd en door Publiek „ Gezag onderfteund worden. En hier in ligt, „ onzes agtens, een zeer gewigtige les voor allen, „ die met'eenig openbaar Volksgezag bekleed zyn, „ om 't zelve te doen dienen om nuttige Kuntten „ en Weetenfchappen aan te moedigen , en voor uitfterven te bewaaren." — Een geluk, 't geen wy zien zullen dat den Eerw. Guyot ten deele viel. Zeer verdient omtrent dit onderwerp geleezen te woorden eene Verhandeling over de Spraak en Taal, toegepast op de Dooffiommen van dien zelfden Hoogleeraar, in 't zelfde Werk V. Deel bi- 159. Waar men tevens een kort Verflag aantreft van het ïnftituut te Groningen. R 3 lt x. boek. 1791. Guyot in die kunst door l'El'éE onderweezan.  «Ja VADERLANDSCHÊ LXX. Soek. i?qi. Vangt 6eWe het On. erWys aan. uitvinding, door de geheele Wereld,'andere Leermeesters te vormen Guyot maakte gebruik van deeze uitnoodiging, zo zeer zamenftemmende met zynen menschlievenden wensch. D m hier toe was een langer vertoeven te Parys, dan hy amiers Zou noodig gehad h«0De,n, een volllrekt vereischte. Hy vroeg des, zynen toeleg Ontdekkende, van Gedeputeerde Sraaien van Groningen en Ommelanden verlof om ten dien emde, nog eenigen tyd in Parys te mogen vei blyven. Gereedlyk tn goedgunuig werd zyn verzot k ingewilli. d. M;tanden bleef hy, op eigen kosten te Parys, en ging na ierhand nog twee keeren, om zich in dit Onderwys nog meer te bekwaamen, derwaards. Viytige beoeteniug fklde hem eerlang in ftaat, om van Leerling Leermeester te worden. , Dan,by zyne wederkomst duidelyk bevroedende, dat het onmogelyk ware zynen Me eburgeren eenig gunftig denkbeeld te kunnen geeven van het groot nut te verwagten uit zulk een ongeloofbaar Voorkomend Onderwys, waar van genoegzaam niemand iets gehoord, veel min gezien hadt „ zonder hetzelve aan eenige ongelukkige Voorwerpen voor zich zeiven beproefd, en met eenen gewenschten uitflag bekroond gezien te hebben. Welhaast vondt hy gefchikte Perfoonen, wier verftand hy, in naavolging van zynen Onderwyzer begon te vormen door de natuurlyke Taal der Dooven en Stommen, zonder daar mede, op het fpoor van zynen Le^er-    HISTORIE. 263 Leermeester, zich eenige vergoeding te bezorgen. Het Onderwys beantwoordde aan zyne verwagting en poogingen teffens; dan ten zelfden tyde deeden zich, tot het voortzetten van deezen arbeid groote zwaarighe len op, voornaamlyk ontüaande uit de bekiompene omftandigheden der Ouderen van gyne K wei kelingen, bovenal indien dezelve niet binnen Groningen woonden. Hoe zuuden minvermogenden, hoe Ouders van den middelbaaren ftand, die alleen voor zich een beftaan hadden, de middelen vinden, om hunne ongelukkige Kinderen, op eene vre<.mle plaats, onder een Vertrouwd opzigt, in de kost te beftellen, van al het noodige voorz en .en daarby een Handwerk bezorgen voor den overigen tyd, dien zy in de Leerfehool niet doorbrag- ten. Wel lag Guyot, door Mensch- lievenden yver gedreeven, daar aan, wat zyne omftandigheden toelieten, te koste; wel werd hy hier in onderfteund door rechtfehaapen Menfchenvrienden, dan de kosten liepen te zwaar om door weinigen gedraagen te kunnen worden. Om hier in te voorzien opende men eene Infchryving tot eene geringe jaarlykfche toelaage. Deeze hadt een vry goed en aanmoedigend gevolg. De Oprichter kreeg, op zyn verzoek, Medebeftuurders, en de Stichting zelve meer naams, 't welk werkzaamheden na buiten ten gevolge hadt, waar door het getal der Begiftigeren aangroeide. Veel bragt daar aan toe, eene R 4 gif- LXX. BOEK. 1791. Zet het met eeni ge onderfteuningvoort. Gronden derStichting.  254 VADERLANDSCHÊ LXX. boek. i/pi. Voordragt der Uitwerkselen,. 1 5 i C ai Is gifte van zes honderd Guldens 'sjaarlyks, door Directeuren van Teylers Fundam te Haarlem beloofd, en de liefdaadige gaven van byzondere Perfoonen uit Holland. Daar door bemoedigd, werden Beftuurders te raade na alle plaatzen van het Gemeenebest Berigten ter Intekening van een geringe jaarlykfche toekage (?) te zenden, ter uitbreiding van deeze Stichting, waar in Dooven en Stommen, uit alle Gewesten, volgens daar in bepaalde voorwaarden werden opgenomen (f). Het loopt buiten ons vak, ons tot byzonderheden in te laaten. Dit algemeene moeten wy 'er, met de eigene woorden, Bit overneemen. ,, Van de eenvoudigfte „ begrippen worden de Leerlingen lang-. ft zaamerhand opgeleid tot meerder kun* digheden._ Inzonderheid legt de Heer , Guyot zich toe op het verbeteren van „ hun hart en character. Hunne houding, , die by de eerfte aankomst onnozelheid , en verlegenheid vertoont, is, binnen , weinig weeken, na dat zy van de School , gebruik gemaakt hebben, zo zigtbaar , veranderd, dat zy uiterlyk genoegzaam , geene blyken vertoonen van hunne Doof, heid. Zy zyn allen vrolyk en gewillig, , opmerkzaam , en leergierig, fchoon de 9> een (*~) Een Dukaat wasdebepsaldekleiHlte toelaage. (f) Deeze Intekeningen waren zeer opmerkelyk, p eenige plaatzen vondt het meer ingangs dan op id-re: waar bet meest bekend was, waren de eqü= tgen hgt giootfle.  HISTORIE. 265 „ een meerder vatbaarheids dan de ander „ bezit. Zy zyn vaardig op den wenk „ van hunnen Leermeester. Zy die te „ vooren als uit de Maatfchappy gefloo„ ten waren, worden thans nuttige Leden. „ Zy leeren denken. Zy deelen hunne „ gedagten mede. Zy verftaan het Schrift „ van anderen. Zy leeren God, hunnen „ Schepper kennen, ontvangen bezeilen „ van Deugdzaamheid, van Zaligheid, van ,, Eeuwigheid. Zy eerbiedigen de pligten jegens hunnen Evenmensch. Zy oefenen „ een Handwerk, en kunnen beftaan (*)." Wy voegen 'er by, dat deeze Stichting, overeenkomftig met den eerften aanleg, geen ondeifcheid maakte van rang, betrekking, of Godsdienstbelydenis van de Ouderen der Kweekelingen. Behalven Frankryk, waar aan het Menschdom deeze verbaazende uitvinding verfchuldigd is (f), kon- (*) Belialven deeze korte zo veel bevattende opgave vinden wy , in de Konst en Letterbode V'. U. bl. i\\enz. een Verflag van deeze Kwiekfchool, waar in uit den mond van een ooggetuigen, voor wiens waarheidsliefde wy borg ftaan, de Pioenen worden opgegeeven, die de grenzen van het ongeloofbaare naderen. Zeer naaleezenswaardi? ten deezen opzigte, zyn de Proeven deezer Kweekelingen , zo als wy dezelve vermeld vind n agter de keurige Verhandeling over Spraak en Taal, toegepast op de Dovfflommen, do' r den Hocg'eeraar Hesselink, te vinden in '>et Nieuw Algemeen Magazyn, by de Erven P. Meyer en G, Warnars Wysbe» geerre V. D. m. 180 enz. Cf) Te Parys weid de eerfte School gedeekelyk op kosten van den Uitvinder opce ig . Naj di t\s jdpod, in dep Jaarg 1790, heeft de Stad Parys het R 5 m- LXX, SOEK 1791 »  LXX, soek. j i ; i i Deïïoogleeraar j Cueval- , her, wegens eene 1 Nieuwe- \ jaars- t preeke befchul- ] c c < I v v &66 VADERLANDSCHÊ i konden, ten deezen dage, buiten ons Vaderland, zich nog maar weinig Ryken of Staaten op het bezit daar van roemen (*). — De doorgaande agterlykheid in het omhelzen en voortzetten van iet vreemds, te meermaalen den Ingezetenen deezer Landen tèn laste gelegd, kan in dit geval hun niet verweeten worden. Desgelyks moeten wy niet onvermeld laaten , dat de verdienstlyke Maatfchappy Top Nut van 't Algemeen, op derzelver jaarlykfche Vergadering te Amverdam ten deezen Jaare gehouden, aan ien üerw. Guyot een Gouden Eerpenning toewees, benevens het Lidmaatfchap lier Maatfchappye, op eene pnderfcheilene wyze, tot erkentenis van 'sMans lofyke en menschlievende poogingen, ten lutte der Dooven en Stommen aangevend (f). Bevallige, het Vaderland vereerende toffe te verwerken, en zamen te fchakeen, is ons eene aangenaame bezigheid, en iet verdriet zeker onze Leezers niet, als vy daar in, zo veel de aart onzes Werks oelaat, uitweidende, eenige verademing fchen- nftituut onder haar befcherming, en het Huishouelyke daar van, na zich genomen. De Abt Siard, Leerling van den Abt de VEvéz, werd zyn )pvolger. (*) Keizer Josephus de II. was de eerfte, die an den Uitvinder een Leerling verzogt en bekwam. >e Keurvorst van Meute ftelde een Medeleerling an den Eerwaardigen Guyot tot dit menschlievend rerk aan. (.t) Algem. Komt- en Lettcrlede VII. D. bl. 50.  HISTORIE. 267 fchenken, van zo veel verdrietlyks en onaangenaams, als de G.beurtenisfen ons, in eenen maar al te gnoien overvloed, verfc wffen. Wy moeten er toch weder toe te maf komen. De eerfte dag deezts Jdars, een Jiar voor Groningen zo lu'SUrryk, door, met roem, bekend te woruen als de wi'-g eener de Me: schheid vereei ende Inftellinge, gaf gelegenheid, dat de oude wrok van Staatsoi lusten weder op hoi relde. Een brief van Burgemeesteren en Raad der Stad Groningen hieldt deeze k?n-isgeeving aan Curatoren der Hoogefchoole in, , dat hun Ed. Mogenden on„ dern'gr waren, dat de Heer P ofesfor Chevallier, z ch niet ontzien hadt, op den jongften Nieuwejaarsdag Avond ,, in de Academie-Keik predikende, in „ zyne aanfpraak, onder het negental der „ Stads Predikanten mede de Heer Th. B. „ de Blau te begrypen, fchoon aan den„ zeiven den Dienst als Leeraar in de Stad ,. Groningen was opgezegd, en hy niet „ meer onder het E rwaardig Mi: isterie „ dier Stad behoorde (*) — dat de Hoogleeraar Chevallier zyne Aanfpraaken 9, mer U drukkingen vergezeld hadt, van „ welke hy zich hadt behooren te ont- „ houden." Meer bepaald werd den Hoojdeeraar ten laste gelegd, dat hy zou gez gd hebben , „ dat hy den Heer de „ Blau (•) Wegens het scheurde met dien Kerldeeraar zie men te rugge in het XXil. D. onzei Vaderl. Hint. ui. 100. LXX. boek. 1791.  LXX. Soek. *m> 1 5 S S 5 Raadflag daar op ( "»ge- .« bragc,en befluic deswe- gen ge- nomen. "5 »- *'68 VADERLANDSCHÊ „ Blau «^ate O0öfe/. ^ Negental P: iikan„ ;m ^g«#.w Voorts luidde de aanklagte dat hy m de Aanfpraak aan de ftudeerende Jeugd zich hadt uitgelaaten in woorden zaaklyk op deezen zin loopende: dat de Heeren Studio ft zich niet moesten bekwaam maaken met oogmerk. 0/72 daar door de eene of andere Post te bekomen: wyl die, in deeze dagen, niet naar verdienften werden begeeven; maar dat zy ziek moesten zoeken te volmaaken, tot hun eigen voldoeningen geluk. — " a ueeZS of derSelyke gezegden van „ den Heor Chev/llier, en 't geen de „ Predikant van der Tuuk, op dien dag „ m de A Kerk predikende, hadt her„ voortgebragt, terftond aanleiding gegee„ ven hadt tot een zeer vuil, boosaaruV , en oproerig Paskwil, aan de Stads Waal , aangeplakt: waar by men aan die Hee, ren dankbetuigde, dat zy het nog eens , goed hadden durven zeggen, en voor > de goede zaak uitkomen; voorts een , legelyk aanmaanende om moed te hou, den, zich te vereenigen, en by gele- > genheid te durven fpreeken: wyl 'er ' £°gnwel een andere tvd zou komen." ; L>e Raad/lag hier .op uitgebragt, door ^committeerden van hun Ed. Mogenden, 'as van deezen zonderlingen inhoud, dat het hun, aan den eenen kant, wel was voorgekomen, dat de Heer Prpfesfor Chevallier, in de gezegde "Predikatie, uit het oog fcheen verboren te hebben het IX Artykel des Plakaats van één Occober mdcclxxxix,. ea ih » plaats  HISTORIE. 269 }, plaats van zich daar volgens naauwkeu„ rig te gedraagen, het tegengeftelde van „ de daar uitgedrukte welmeening van hun „ Ed. Mogenden hadt uitgewerkt; doch „ des niet te min, aan den anderen kant, „ vermeenden, dat zulks alles niet in den „ fterkften en nadeeligften zin, zonder „ een vooraafgaand regterlyk onderzoek, „ waar door men van deszelfs eigenlyk „ gezegden en derzei ver waare meening, „ volkomen was verzekerd, moest wor„ den opgevat, en deswegen het geheur„ de, met voorbygaan van een Regterlyk „ Onderzoek, van de gunftigfte zyde be„ fchouwd, men het, deeze keer, naar j) der zaake omftandigheid, thans daar voor „ zou kunnen houden, dat de Heer Pro,, fesfor Chevallier, zich, op meergemel„ den JSieuwejaars-avond. door ongemefu5, reerde en onvoorzigtige Expressen, te veel ,-, geëmancipeerd, en aanleiding tot ergernis» fen gegeeven hadt, zonder nogthans daar ,1 toe een opzet telyk voor neemen gehad te „ hebben?* Op deezen grond wilden zy, „ dat Cu„ ratoren, den Hoogleeraar zyne Onvoor„ zigtigheid zouden voor oogen houden, „ en ernftig vermaanen, in het toekomen„ de, omzigtiger te zyn, en zich zorgvul„ dig te wagten om, in het minfte of „ geringde, eenigen fchyn te geeven van „ een gepremediteerd voorneemen, tot vi„ lipendie van 's Lands Plakaaten in het „ gemeen, en dat van één October „ mdcclxxxix, in het byzonder; ten „ ein- LXX. uoek. 1791.  LXX. boek. 1791. Vergeefs trage hy zich te verantwoorden De Kerkleeraar VAN DER 270 VADERLANDSCHÊ „ einde aldus voor te komen de onaan„ genaame gevolgen, welke anderzins, by » ontftentenis van zulks, uit zyne eigene „ daaden , noodwendig voor hem zouden „ moeten voortvlocijen." Dit Verflag droeg de eenparige goedkeuring der Staaten van Stad en Lande weg, en werd in een Staatsbefluit veranderd. De Secretaris der Hoogefchoole deelde 't zelve den Hoogleeraar Chevallier ten diens huize mede. Schriftlyk beklaagde deeze zich deswegen in eenen Brieve aan Curatoren, en riep by denzelven dier befcherming in; doch geheel zonder vrugt. Hy kreeg ten afwyzend antwoord, dat men de zjak voor afgedaan hieldt; met bygevoegden last om op zyne beurt te prediken, zich Uil te houden, en de bevelen der Staaten te gehoorzaamen. Zyne daar op volgende Predikbeurte nam hy waar. Dan kon hy niet nalaaten zich naderhand by de Staaten te vervoegen met een Gefchrift, ingerigt om de gronden, waar op het Staatsbefluit over hem geflaagen was, tegen te fpreeken. Vrugtloos: dit ftuk. werd, zonder daar over te raadpleegen, terug gegeeven met het bellisfend en tot zwygen dwingend antwoord, dat de Staaten, by het door hun genomen befluit, ten zynen opzigte volhardden (*). Ten aanziere van den Leeraar van de& Tuuk, een Vriend van den afletten de Blau, die, by het Verflag, in 't verfch>et in- (*) N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 473 en 567—581,  HISTORIE. 27 ï inkwam, als een die zich mede, ten dien Nieuwejaarsdage, uitgelaaten hadt, op eene wyze, welke aanleiding gaf tot het aangeplakt Paskwil, vinden wy niets byzonders opgetekend: waarfchynlyk waren de befchuldigingen tegen hem ingebragt, van een te blykbaar nietigen aart om 'er op aan te dringen, en hem deswegen onaange naamheden aan te doen. Naalaatigheid, of, volgens der Staaten oordeel, verkeerdheid, moet 'er plaats ge had hebben by de vier Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid, in de wyze van Voorbidding voor 't Vaderland, als mede de hooge en mindere Magten over't zelve gefteld. Zy althans, die het bovengemeld goedgekeurd Verflag ten aanziene van Chevallier uitbragten, oordeelden het gepast en noodig die gelegenheid waar te neemen om Heeren Curatoren te verzoeken deezen Hoogleeraaren te kennen te geeven op welk eene wyze, en in welke bewoordingen, zy 's Hemels Zegen zouden hebben af te fmeeken over de gemeene belangen van Nederlands Kerk en Staat, en het geen daar op betrekking hadt, zonder zulks, onder eenig voorwendzel, hoe genaamd, na te laaten. Zy leeverden, by dien Voorflag, een Ontwerp in van die Voorbidding, 't welk van veelheid der morden niet kan worden vrygefprooken. Immers dit Gebeds Voorfchrift, welks Ontwerp der Staaten goedkeuring wegdroeg, was in deeze bewoordingen begreepen ; „ Dat het „ den Opperiten Beftuurder van alles ge- LXX. boek. 1791. Tuük, mede in*» oog liep, kwam niets over. Voor» fchrift des Gebeds de»' vier Hoogïee. raarenge. geeven.  LXX. BOEK. t., 272 VADERLANDSCHÊ „ nadiglyk behaagen moge, het lieve Va* „ derland, met allen wenschlyken voor„ fpoed, te begunftigen, deszelfs Vrede, „ Onafhanglykheid, Vryheid, en verdere Burgerlyke en Godsdienftige Voorreg„ ten, tot hier toe zo gunftig als onver„ diend bewaard en bevestigd, verder te „ beveiligen, en zynen milden Zegen, by „ voortgang uit te ftorten over alle de Bronnen van deszelfs tydlyken wei9, ftand; — dat Nederlandsch Kerk, en die „ van deeze Provincie in 't byzonder, „ meer en meer in Leer en Zeden moge gezuiverd worden, en de arbeid haarer „ Leeraaren ftrekken ter bevordering van „ Liefde en Eendragt, van Waarheid en „ Godsvrugt — dat hun Ed. Mogenden „ de Heeren Staaten van de Stad Groningen 3, en Ommelanden, de wettige Souverain deezer Provincie, met die der overige „ verbondene* Gewesten, derzelver Vrien„ den, Buuren en Bondgenooten,. fteeds „ bezield mogen worden met Wysheid, „ Eenigheid, werkzaamen Moed en beh langloozen Yver voor het geluk, de „ veiligheid en de befcherming van ons „ Land en deszelfs Vryheden, en alle „ derzelver poogingen en befluiten vrugt„ baar gemaakt worden, ter aanmoediging „ van Deugd en Godsdienst; — dat zyne „ Doorlugtige Hoogheid, Neérlands gelief„ de Erfftadhouder, zyne Koninglyke Ge„ malin, de Heer Erfprins van Oranje, en 9, de verdere Afftammelingen van dat „ Doorlugtig Huis, overdekt mogen bly- „ ven  HISTORI E. 273 „ ven met de befcherniende hand des Al„ lerhoogften; derzelver dagen lang en ,, gelukkig mogen zyn; zy met de beste „ Zegeningen van den Hemel befchonken mogen worden, en de lust en üefde „ van het Volk deezer Landen beftendig mogen uitmaaken; — dat inzonderheid „ zyne Doorlugtige Hoogheid, door de ,, Wysheid van zyn Beftuur, en door zy„ ne ftandvastigheid in het bezorgen der „ belangen Van zyn Vaderland, de waar„ neemingen zyner Hooge Bedieningen moge doen ftrekken tot een algemee9, nen Zegen vöor Kerk en Staat; en des„ zelfs Naakomelingfchap den onfterfïy,, ken Naam, dien dezelve draagt, veri, dienende, onder de befoherming des He„ mels, aan deeze Vereenigde Gewesten „ getrouwe Voorftanders van derzelver Regten en Vryheden moge opleeve- ren; dat voorts de Edele Mogende 5, Heeren Opzienders en Verzorgers dee„ zer Hoogefchool, nevens alle verdere „ Hooser Collegien van Staat en Regt^ in Stad en Lande, met eene ruime maate van de dierbaarfte Zegeningen, in dtr,, zeiver Perfoonen, Huizen, Geflachten „ en onderfcheiden kringen van werkzaam„ heden, mogen verrykt worden; de bloei „ van deezè Hoogefchool j onder den werk„ zaamen yver van haare Voorgangeren, „ toeneeme, en allerlei Tydlyk en Geest„ lyk Heil in ons midden bevestigd wor?> de, tot in lengte van dagen (*)." Geen (*) N. Nederl. Jaarb. 1791, bl. 581, XXIV. Deel. S lxx. BOEK 1791.  mVADERLANDSCHÊ LXX. soek. 1701. De Stad houder komt te Groningen. Woont den Landdag Geen wonder dat zyne Hoogheid, in Herfstmaand deezes Jaars, de Stad Groningen bezoekende, daar ontvangen wierd met allen Eerbetoon; drie en zestig Kanonfchooten dienden te zyner begroetingen Staatlyk waren de Verwelkomingen, meer dan gewoon veelvuldig diens bywooningen van den Openbaaren Godsdienst. Hy bezigtigde de Inrigting tot onderwys der Dooven en Stommen; vereerde den Leermeester Guyot een kostbaare Gouden Snuifdoos, en fchonk twaalf Dukaaten aan de Kweekelingen. Naa een verblyf van negen dagen nam hy, de Affcheids groeten; ontvangen hebbende, het middagmaal by de Heeren van de Ommelanden, en vertrok onder 't losfen van 't Gefchut, het luiden en fpeelen der Klokken, na Drenthe De komst des Stadhouders, en diens meer dan gewoon lang vertoeven in Groningen ftrekte niet enkel tot verlustiging, en werd den tyd niet geheel in afwisfalende Kerkgangen, Bezigtigingen en Onthaalen gefleeten, hy woonde den Landdag op den vier en twintigften van Herfstmaand by. Een Landdag zeer opmerkelyk, als (trekkende om de nog onvererfende Gefchil (hikken tusfchen de Stad en de Ommelanden uit den weg te ruimen. Het zal, daar wy, in den loop onzer Gefchiedenisfen, de zaaken deezes Gewests behandelende, zo menigwerf deswegen fpraaken, niet ongepast weezen, hier den korten inhoud (*) Van dit allés geeft de Jaarboekfchryver esa fereed verflag 1701. bl, 1594.  HISTORIE. 275 houd te vermelden van het Staatsbefluit daar toe betrekkelyk. De Artykelen van onderlinge bevrediging kwamen hier op neder. Dat het Stads Stapelregt van Graanèn, Kaas en Boter, in allen deele volkomen bewaard zal zyn en blyven, ingevolge en overeenkomftig de Vonnisten en Beflisfingen der Algemeene Staaten, ten dien opzigte genomen, welke Beflisfingen in alle deelen zullen blyven ftandgrypen: zo verre dezelve door deezé Overeenkomst, niet waren veranderd. Dat, met betrekking tot de voorlchreeve den Stapel onderheevige Waaren, de Ingezetenen van de Ommelanden, op eene proeve van de eerstkomende zes agtereenvolgende Jaaren, zich zouden hebben te fchikken naar de thans gefielde Orders op de Koornbeurs; naa welker afloop, zo dé Heeren der Ommelanden deeze Ordonnantiën op de Koornbeurs als dan, of by tydsvervolg, voor de Ommelander Ingezetenen min voordeelig mogten bevinden, om aan dezelve onderheevig té blyven, de geheele beheering en uitvoering van het Stads Stapelregt, met betrekking tot de Ommelandet Ingezetenen, weder zou vervallen in de termen, dat hetzelve, overeenkomftig de Beflisfingen vari hun Hoog Mogenden door de Stad wordé" Uitgeoefend. — Dat de leevendige Have, als Paarden, Veulens en Hoornvee, voor altoos van het Stapelregt ontheeven zou weeZen. Dat van deeze Overeenkomsten de Ingezetenen, by openbaare Afkon-' S 2 diging-,• LXX. BOEK. I79I- Welke nog onvereffende Gefchillenop denzeivenafgedaaa worden.  a7fS VADERLANDSCHÊ LtK. feOEK, 1791. diging, door beide de Leden, zou keftnis gegeeven, en niemand, wegens overJ treedingen tegen bet Stapelregt, geduurende deeze Gefchillen, en vóór de gemelde te doene Publikatie, door de 01derman, bekeurd of in regten vervolgd zal worden. Wegens den Uittocht na Appingadam in Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii, da! groot Gefchilftuk, verklaarden de Heeren van de Stad, dat zy dien Uittocht hadden beflooten, gedaan, en ondernomen geheel ten onregte, en zonder bevoegdheid; daï zy ook daarom alle Belluiten op dat ftuk by de Stad genomen, zouden roijeeren, zonder daar uit, in 't vervolg, eenig ge1-volg te mogen trekken. Teffens zo aan zyne Doorlugtige Hoogheid, als Erfftadhouder van Stad en Lande , als aan dè Heeren van de Ommelanden; de fterkfte ver-5 zekering geevende, van nimmermeer zodanige Expeditien te zullen of te mogert doen, het zy in Appingadam, of andere Heerlykheden en Geregtigheden in de Ommelanden; daar by aanneemende om goed te doen en te betaalen alle de fchade en fiadeelen, welke de Uittocht na Appingadam aan eenige Perfoonen of Goederen aldaar hadt veroorzaakt, of toegebragt; ert_ dat de hoeveelheid daar van, op gronden van gedaan Onderzoek, by het Hof Provinciaal zou worden bepaald; ten eindê het Hof van Juftitie daar van de uitdeeling doe aan die Perfoonen , welke dat . Hof uit ingewormene befcheiden of andere gron-  HISTOR.IE. 277 gronden weet, dat fchade of nadeel geleden hadden (*). Voorts ftelde men vast, dat, naardien met de Orde van Regeering niet beftaanbaar was, dat het eene Lid van Staat zich afzonderlyk, en zonder medewerking van deszelfs Medelid, eenig Gezag aanmaatige over Provinciaale Collegien of Amptenaaren, alles wat ten dien opzigte,, zedert eenigen tyd, ftrydighier medegedaan, en ondernomen was, gerekend werd als niet gefchied. —- Dat beide de Leden van Staat, voor het toekomende, zich verbonden, en plegtiglyk, zo aan eikanderen als aan den Heere Erfifadhouder der Provincie van Stad en Lande beloofden, zich daar van ten allen tyde te zullen onthouden, Betrekkelyk de verfchillende meeningen van de beide Leden over de Orde, die gevolgd behoorde te worden, ten opzigte van het plaatzen der naamen in de Notulen van de Afgevaardigden ter Vergaderinge van hun Hoog Mog. uit de beide Leden; het zitting neemen op de Stoelen in die Ver- ga- (*) Aan dit voor de Stad zo vernederend ftuk werd de laatfte hand ter voltooijinge gelegd, wan. neer, in Wynmaand, IJurgemeesteren en Raad, by kennisgeeving van deeze vereffening der gefchillen, san het-Hof van Juftiae verzogten , dat hun Edel Mogenden de belanghebbende Perfoonen hier van wilden onderrigten, en aan hun te doen toekomen de begrooting van zodanige Schaden als eenige Per* foonen, door die Stads Expeditie , mogten geleeden pebben, om daar door in ftaat gefteld te worden, »an dit gedeelte der Overeenkomst te kunnen vol, doen, Fp-pam» by m Chalmot L. D, bl, 254? S 3 LXX. BOEK.  £?8 VADERLANDSCHÊ BOEK gaderinge voor de Provincie van Stad eis Lande; het inleiden der Leden in de Generaliters Gollegien; en de Orde, die voornoemde Afgevaardigden in het ondertekenen der Brieven aan huhne Lastgeeveren hadden waar te neemen, ftelde men, om in het vervolg alle gefchillen deswegen te voorkomen, vast, dat, in de Notulen eerst alle aanweezende Stads en vervolgens dé Ommelander Leden, naar derzelver Rang, gefteid'zouden worden; dat van de twee Stoelen in de Vergadering van hun Hoog Mog. de eerfte zou zyn voor de Stad, de tweede voor de Ommelanden ; en dat het Voorzitterfchap aan dit Gewest vallende, de Stoel des Voorzitters door een Stads 'Heer , en de Stoel daar naast door een Ommelander Heer bekleed zou worden; dat nimmer een Ommelander Heer het Voorzitterfchap zou vorderen , wanneer *er een, Stads, Heer tegenwoordig was, dat de Inleiding in de Generalifeits Collegien, indien 'er Heeren uit beide Leden zich tegenwoordig bevonden , zou gefchieden door een Heer van dat Lid, waar uit de inteleidene Heer was afgevaardigd; eindelyk, dat de Brieven, by kolommen zouden ondertekend worden op denzelfden voet als met de Provinciaale Rapporten gefchiedde \ zo dat de eerfte kolom voor de Stads en de ander voor de Ommelander Heeren zou zyn. Ten fiotte voegde men 'er nevens, dat bier mede de Punten in zo verre bepaald afgedaan zouden zyn, zonder dat zulks *; 'ver-!  HISTORIE. *79 verder in gevolge zou mogen getrokken worden tot zodanige andere gevoelens, meerlingen of vermoedens, als in den loop deezer Gefchillen, aan den eenen of anderen kant, mogten voortgebragt en aangevoerd zyn, en welke by deezen niet waren bepaald, als welke voor een ieder in derzelver waarde, en in haar geheel zouden blyven (*). Op deeze zo gewigtige Staatsvergadering bragten de Gecommitteerden tot de Peorien van den Raad van Staaten, enProvinciaale Finantien een Verflag uit van hun onderzoek der Staatsbefluiten in den Jaare mdccxxxiv, op den negentienden van Oogstmaand, en den twee en twintigften van Wynmaand genomen, by welke buiten kragt gefield waren eenige Reglementen en Plakaaten, de Schouwbaare Voorwerpen in de Ommelanden, en de Bediening des Regts by ue Hooge Juftitiekamer deezes Gewests, betreffende. Het kwam hier op neder. Dat hun Ed. Mog. by een Staatsbefluit in den Jaare mcccxlviii aan zyne Hoogheid Willem den IV. hadden opgedraagen de volle magt, om de Regeerings Conftitutie van Stad en Lande op vaste gronden te ftellen, en het geen hy daar omtrent mogt bepaalen ten uitvoer te brengen. Dat deeze Stadhouder, uit hoofde van die opgedraagen volmagt, in het volgend Jaar, bepaalingen gemaakt hadt, ten opzigte van het Regtsgebied der Grie- O Verzam. by de Chalmot L. D. bl. 244, S 4 LXX. BOEK. 1791. Een en ander Magtbetoon den Stadhouder opgedraagen,  's8o VA DERLANDSGHB txx. boek. %7?l> Grietenyen, in een ander geval, om die, naar de oorfpronglyke Fundatie Brieven, weder in te rigten. Dat hy in de Inftructie van den Hove aan zich behouden hadt, het vastftellen van Reglementen, betrefr fende de Bediening der Juftitie, by de Hooge Juftitiekamer, en by de Gerichten in de Ommelanden. Zy merkten op, dat, daar door het affterven van dien Stadhouder, als mede van diens Weduwe Gouvernante, daar aan, in allen deele, niet hebbende kunnen voldaan worden, thans aan den Erfftadhouder, 's Vaders plaats in allen opzigten bekleedende, behoorde te worden overgelaaten, bm ten uitvoer te brengen,'t welk men, met %o veel verlangen, by het leeven van dien Vorst, hadt te gemoete gezien. Te meer, dewyl, by bovengemelde Staatsbelluiten van den Jaare mdcclxxxiv, deeze afzonderlyke Regten, den Stadhouder ten vollen toekomende, niet genoeg waren in 't oog gehouden. Uit deezen hoofde bragten zy als hunnen Raadftag uit, „ dat dezelve „ qua ad jura principis, door hun Ed. D, Mogenden behoorden te worden ingen trókken, en voorts aan zyne Hoogheid „ overgelaaten, om , uit kragt van het Re„ glement Reformatoir, en de refervatoire >, Claufule by de promulgeerde Ordon„ nantieh van den twee en twintigften Ja- nuary mdccli zodanige Schouwbaare i', Objecten en Reglementen in de OmmA„ landen, en adminiftratie van Juftitie te » yporen gemeld concerneerende» te arres- te§-  HISTORIE. s8t „ teeren, als Hoögstdezelve voor het be„ lang der goede Ingezetenen, en tot be„ vordering van het gemeene Welzyn, ?, dienllig en noodig zou oordeelen." Nogthans, voegden zy 'er nevens, dat, gemerkt de menigvuldige bezwaaren, tegen de Plakaaten, en Reglementen in het Befluit des Jaars mdcclxxxiv vervat, door veele Ingezetenen ingebragt, zyne Hoogheid diende verzogt te worden om dezelve (*) geen uitwerking te doen hebben, vóór dat hy die Stukken nader zou hebben ingezien, en aan de Belanghebbenden gelegenheid gegeeven om hunne Bezwaaren deswegen aan zyne Hoogheid voor te draagen, als mede om alle zodanige Ordonnantiën, als zyne Hoogheid desaangaande zoude goedvinden vast te ftellen aan hun Ed. Mogenden te zenden, ten einde dezelve te doen drukken, en te publiceeren. Dat egter dit Regt, gelyk zy vervolgen, alleen aan zyne Hoogheid, als Erf? ftadhouder van de Provincie van Stad en Lande, en de plaats van wylen zyn Heer Vader bekleedende, toebehoort; dewyl aan gemelde Hooge Juftitiekamer, geen het minfte Regt van Wetgeeving toekwam, en (*) Hier van zonderden zy, met naame, uit, |iet Reglement van wylen haare Koninglyke Hoogheid, betiekkelyk de Zylvesteryen, van den 8 Aug. '755i benevens het Plakaat van zyne Hooghel^ van den 27 Maart 1769, zo verre daar by bepaald was, dat de Schouwbreuken in de Zylvester Kas gouden , worden gebragt. S 5 LXX. boek.  fl&2 VADERLANDS CHE koek. 1791. en dus hier door geen kragt of eenig gezag aan Plakaaten zou worden bygezet, welke mede op naam van Luitenant en Hoofdmannen waren afgekondigd. • Als mede dat de Staatsbefluiten in Wynmaand des Jaars mdcclxxxiv, betreffende het beëedigen van Luitenant en Hoofdmannen, benevens derzelver Ministers, by voorraad, aan hun Ed. Mog. diende te ver-r blyven: om die zaak betreffende, naa ingenomene bedenkingen van zyne Hoogr heid, nader hunne gedagten te laaten gaan, welke fchikkingen dien aangaande konden worden gemaakt, en des Verflag aan hun Ed. Mogenden te doen. De Staaten bedankten de Gelastigden in deeze zaake voor de genomene moeite, en ftemden onverwyld in met het voorgedraagene. Zyne Hoogheid verklaarde, dat het hem ten uicerften aangenaam was te zien, dat de verfchillende Gevoelens en Meeningen, op eene zo hartnonieufe wyze, wierden bepaald, en de zaaken herfteld. Met bygevoegde betuiging, dat hy gaarne zou voldoen aan het te kennen gegeeven verlangen der Staaten, en diensvolgens te zullen opfchorten de gemelde Ordonnantiën, tot dat hy gelegenheid zou gehad hebben, om de zwaarigheden, daar op ingebragt, te hooren, en te overweegen; gelyk mede om, in het vervolg, alle dergelyke Ordonnantiën ten einde van Publicatie, aan de Staaten te zullen zenden: daar het gevoeglyk pn billyk was, dat de Staaten de Wetten ken-  HISTORIE. ftS« kenden, die in hunne Provincie plaats hadden (*). Het onthaal des Drosfaards van het Landfchap Drenthe, Graaf van Heiden , zyne Hoogheid op Laarwoud te Zuidlaaren ftaande diens verblyf in Groningen gegeeven, was een voorbode van een nader bezoek dit Landfchap toegedagt. Asfen, de Hoofdplaats , genoot de voldoening van] dit verlangen ten zelfden dage, waar op zyne Hoogheid Groningens Veste verliet. Verwelkomingen , begroetingen, en onthaal waren zodanig, als men mogt wagten van den Drost, de Gedeputeerde Staaten, en pen groot deel der Inwoonderen (f). Hoe het in dit Landfchap woelde hebben wy geboekt, en tevens opgemerkt, dat het, naa de Omwenteling, volmaakt de rol fpeelde der Bondgenootfchaplyk verbondene Gewesten , van welke het een Aanhangzel bleef, ondanks de poogingen pm zich hooger te verheffen; het tragtte dezelve, ware het mogelyk, in yver voor het Huis van Oranje, op zyde te blyven, zo niet vooruit te ftreeven (§). Eene zeer aanmerkelyke verandering greep 'er ten deezen Jaare ftand, en ging < gepaard met een doorllaand gezagsbetoon 1 des Stadhouders. De Etftoel des Land-j fchaps, met den tytel van de Loflyke zints i lang (?) Verz. by de Chalmot L. D. bl 250. (f) N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 2565. 1596. (-§) Men flaa te rugge in onze Vaderl. Hifi. XXI. D. bl. 318 enz. als mede XXUl. D. bl. 71. LXX. boek. 1791. 's Stadhouderskomst ia Drenthe. Veraüleringlaar in len Etbel genaakt.  5t§4 V A D E R. L A N D S G H B mi- lang verwaardigd, zedert eeuwen het hoog * fte Gerigtshof binnen het Landfchap van Drenthe (*), onderging eene geheele Herfchepping. In de inrigting van dien Etfioel hadt men voor lange, zo men wilr de, veele groote gebreken opgemerkt, .Oudheid der Inftellinge, gehegtheid aan Voorouderlyké gebruiken, invloed van Regeeringsleden, die tevens Leden van den Et/Joel waren, hadden, met andere oorzaaken , zamengefpannen, om de daadlyke verbetering van dien Regtbank te verhinderen. In het jaar op de Omwenteling volgendde, werd 'er eene Staats-commisfie benoemd, om de toen nader genomene Befluiten in het Landregt in te voegen, en .op nieuw door den druk gemeen te maaken. Die zelfde Staats-commisfie kreeg last om de Gebreken in het Juftitie -weezen ingefioopen, na te gaan, en ten opzigte van de Verbeteringen, den Staaten hunne bedenkingen, en raadgeevingen voor fe draagen, Deeze Commisfie, werd, zo vermeld wordt, welhaast ontwaar, dat de wyze van procedeeren, en de Drenthfihe Wetten, over 't algemeen waren ingerigt overeenkomftig met de gelegenheid des Lands,'het bedryf der Ingezetenen, en de gronden van het algemeen Regt, en dat men de plaatshebbende gebreken niet daar in, (*) Eene breede befchryving van dit Gerigtshof ireft men rai in den Tegenwoordigm Staat vat Drenthe l. Stuk bl. 34—49.  H i S T O R I È. 6% in, maar in de gefteldheid van den Regtbank hadt te zoeken. Om dit vooraf te bearbeiden benoemden de Heeren tot de Herziening van het Landregt in Lentemaand des Jaars mdcclxxxix •aangefteld, drie Leden uit hun midden, met naame Hofstede , van Lier. , en Erkenswyk, die des een wydluftig Verflag üitbragten. Zy treeden in een vry breed onderzoek van de voornaamfte en noodzaaklykfte vereischten, in een Regtbank, gefchikt om het Regt uit te oefenen; toetilen daar aan de tegenwoordige Inrigting des Etfioels, en vonden dezelve, bykans in alle opzigten, door en door gebreklyfcj Gebreken, groote, met den vinger aangeweezene gebreken, waren 'er in, die orü verbetering riepen; doch de vraag zou by niet weinigen opkomen , of zy die verbetering daadlyk daar,en geene andere gebreken in plaats ftelden; althans dit ftraalt, in het beloop hunner voordragte, ten kennelykftè dooi", dat zy de Leden van dien Regtbank niet alleen in aantal verminderd; maar ook van alle, huns oordeels, te burgerlyke Leden Wilden gezuiverd hebben. De verkiezing gefchiedde eertyds voor de eene helft by •den Heer Drost, en voor de andere helft by de Leden van dien Etftoel, uit Perfoonen genoegzaam gegoed, en woonende in het Dingfpil, waar de plaats was opengevallen, niet naar maate van de kunde en de gefchiktheid , doch' naar het hoogfte bod, zo dat hy, die het meeste geld boodt, hoe ongefchikt anderzins, de voorkeus hadt bo- LXX. SOEK. 1791.  ixx. EO E K. X7ar. mVADERLANDSCHÊ boven eenen anderen van hoe veel kunde of ervarenheid ook; doch wien het niet gelegen kwam zo veel te betaalen. Die de aanftelling hadden gaven alleen agt of dé aan te ftellene Perfoon, Meerderjaarig, Eigenerfde, Onbefprooken, Lidmaat der. Kerke was, leezen en fchryven kon; bezat hy deeze hoedanigheden, en daarenboven Geld om te betaalen, dan was hy verkieslyk, offchoon geene deezer vereischtens, hoe nuttig en goed ook in het afgetrokkene, in zich floot de hoogstnoodigé kennis van de Wet,veel min de kundigheid om dezelve, overeenkomftig met derzelver aart, en oogmerk, behoorelyk toe te pasfen. Ter weeringe van de verkiezing dier zeer mogelyk onbekwaame voorwerpen, wilden zy, dat vervolgens de Etftoel, dié Voorheen, behalvende Drost, Adfesforen Ministers, uit vier en twintig Etten beftondt, buiten den Heer Drost beftaan zou uit acht Raaden en één Minister (*), ónder den naam van Landfchaps Schryver, dat de Raaden en Ministers onder andere vereischtens zouden moeten weezen gepromoveerde Regtsdoctoren, fchoon' men, by de eerfte oprigiing, aan dit laatfte vereischte niet zou verbonden zyn. —' By deeze eerfte oprigting zou de aanftelling der Raaden, door den Heer Erfftad* hou- (*) De gryze riaam van Esfloel werd, by de Acte' van Aanftel'ing, eranderd in dien van Drosfaard en Raaden in den Have van Jufliife, welke vervol» geus ook alleen door dit Collegie wordt gebruikt.  HISTORIE. aÖ7 houder gefchieden, en vervolgens, by openvalling, door afftand of fterven, mede door Hoogstdenzelven, uit een getal van drie Perfoonen, door Drost en Gedeputeerde Staaten,en den £/y?oe/gezamenlykgemaakt. Wegens de Veranderingen in den Et ftoel, was de Stadhouder reeds in Sprokkelmaand deezes jaars, een Verilag toegezonden , met de Artykelen van de Concept-Ordonnantie. Weinig vondt hy 'er op aan te merken, of daar in te veranderen; by het Eerfte Artykel, het Voorzitterfchap betreffende, zou, zyns oordeels moeten gevoegd worden, gelyk ook gefchiedde, „de Heer Erfftadhouder in der „ tyd prefent zynde, zal, zo als in alle Hoven van Juftitie, binnen de Provin„ cien plaats heeft, in dit Collegie kun„ nen prefideeren " By deezen Brieve ter goedgekeurde be- • antwoordinge uit Groningen den vier en i twintigften van Herfstmaand gedagtekend, * maakte zyne Hoogheid onmiddelyk gebruik ] van de hem opgedraagene Magt in de] grootendeels door hem bekragtigde nieuwe i inrigting. Hy ftelde Mr. Warner Hen- 1 brik Erkenswyk , Raad en Landfchryver aan tot eerften Raad in den Hove van Juftitie of Etfloel van het Landfchap Drenthe, met behou.i ^an den Tytel van Raad en Landfchryver Honorair, zullende hy in die kwaliteit, de Politieke Functien van het Landfchryvers Ampt, zo ter Staatsvergaderinge als elders in den Landfchappe llyven bekleeden; en verder tot Raaden Mr. LXXs DOEK, 1791. Door den Stadhouder goed» gekeurd. Gerande»' ingen,ia ;evolge tier van» loor xyleHoog»iei1 gelukt.  S88 VADERLANDS CHS MO ék. 1791. Afkondiging des- Mr. JoHANNÈs Henricus Petrus van' Lier, Mr. Woeter Kymmel, Mr. Hendrik Vos, Mr. Michiel Dassen, Mr; Evert Jan Wittenburg , Mr. Lambektus Oortwym , en Mr. Mensö Alting ; tot Raad en Landfchryver; doch om alleen in die kwaliteit in Juftitieele zaakeri, te fungeeren, en als Minister by het Hof van Juftitie te dienen,Jan Linthorst Homan. Deeze Heeren ontvingen tellens de noodige befcheiden hunner aanftelünge, met verzoek om hun als zodanig in den Eed te neemen. Aan het hoofd deezes Raads bleef alsDrosfaard Sigismund Pierre Alexander Graave van Heiden. Drost en Gedeputeerden, mitsgaders de verdere Gecommitteerden van de Heeren Ridderfchap en Eigenerfdens, Staaten des Landfchaps van Drenthe, gaven van deeze Verandering in den Etftoel by openbaare Afkondiging kennis. In dezelve alle de? Heeren Leden, die dus lange den Etftoel des Landfchaps hadden bekleed, in 't alge» meen, en ieder hunner in 't byzonder^ in naam en van wegen de Heeren Ridderfchap en Eigenerfdens, voor den yver en moeite ten dienfte der Juftitie aangewend* iankbetüigende; met bygevoegde verklaaring , dat deeze ingevoerde Verandering diets zou verminderen aan den Tytel eri Hang hun toebehoorende, als mede dat, ten aanziene der zittinge ih de Kerk binnen As/en, alles zou blyven op den ouden [roet: Terwyl de bepaalde Pennoenen',: welke ter fchadeloosftellinge aan dezelye in-  HISTORIE. 289 ingevolge van het Staatsbefluit van den twee en twintigften van Lentemaand deezes Jaars, 'sjaarlyks zouden worden betaald, en gerekend worden ingegaan te zyn met den twaalfden van Herfstmaand des Jaars mdccxc (*_). Schoon de Stad en Heerlykheid Coeverden onder het Landfchap Drenthe behoort, hadt men zich aldaar, volgens een oüdej gewoonte, ten aanziene der Regtspleeging , in Burgerlyke zaaken, gedraagen naar het < Lanckegt van Overysfel. De langwyligheid 1 en kostbaarheid ftrekte, zo men wil, tot geen gering nadeel der Ingezetenen. Meermaalen waren 'er poogingen aangewend om hier in verandering te erlangen; doch vrugtloos. Nu gelukte de Invoering van het Drenthfche Landregt , onder eenige bepaalingen, op eenftemmig verzoek der Ingezetenen, en werd zulks vastgefteld, by een Staatsbefluit van den twee en twintigften van Lentemaand deezes Jaars (f). — Die dag bragt ook in 't licht een nieuw Reglement op de Jacht en Visfchery in dit Landfchap (§). Was in Stad en Lande, als mede in D Drenthe, het bezoek des Stadhouders, ten b< dee-« h (*) De oorfpronglyke ftukken, hier toe behoorende, zyn voorhanden inden Tcgenwoordigen Staat van Drenthe 1. D. bl. 179—213. (t) Dit ftuk treft men in het laatstgemelde Werk bl. 216—220. aan. (§) tV. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 1476—1491. XXIV. Deel. T LXX. boek. I7QI. Het ürentbrche Landregt eCoeverkn ingcoetd. es Stad. luders is doof 'letland  soo VADERLANDSCHÊ LXX. 45 O EK. 1791. Overysfel De Con rector Linden- deezen Jaare, meer geweest dan enkel zich vertoonen, niet veel meer dan dit laatlte was diens bezoek, op die zelfde Reize, in Friesland afgelegd. Het vermeioen van de Eeibetooningen, de Begroetingen en Onthaalen, in de voornaam (ïe en mindere Steden, als mede Dorpen van dat Gswest, kunnen wy agterwege laaten sis niets weezenlyks behelzende, onderfcheiden van 't geen gewoonlyk by dusdanige gelegenheden plaats grypt, en dkimaals genoeg door ons vermeld is (*_). Veelen der Uitgeweekenen en Gebannenen bevonden zich, volgens de over hun geftreeke Vonnisfen (-f;), nog buiten dit Gewest, en behoeven wy naauwlyks te vermelden, dat de daar overgebleevene Aanhangers der Patriottifche Partye zich geheel fiil hielden , volkomen bewust, met welk een naauwlettend oog men hunne gangen gadefloeg; en dat de minfte zweem van te hunkeren na iets 't welk tot zugt na nieuwigheid of verkleefdheid aan de voorige Staatsbegrippen kon gebragt worden, noch het oog ontgaan zou, noch de ftraffe ontkomen. Wie zich iets zodanigs mogt vermeeten, ■ zou misfchien eene andere ftraffe ondergaan hebben, dan den Conrector der La- tyn- (*) Verlangt iemand van Stad tot Stad, van Plaats tot Piaais bykans, deswegen een verflag, de Jaarboekfchryver geeft het van bl. 1578—1593. Cf) Zie onze r adert. Bijl. XXI. I. D. bl. 24 enz.  HISTORIE. 201 tynfchc Schoole te Deventer Lindenhoff, werd opgelegd, die, om dat hy, terwyl de Heeren van den Raad zyn Huis voorbygingen, met een pyp tabak in den mond, voor zyn deur op den ftoep ftondt. met den hoed op 't hoofd, en het hoofd wat ter zyde gedraaid, zonder de minfte wenk van groeten te maaken , volgens Beiluit der Magiftraat „ zou gehouden en „ verpligt zyn, zo als hem, by 't zelve, dit opgelegd wordt, om, naa verloop „ van zyne zesmaandige Schorting in den Schooldienst, en vóór zyne readmisfie* in den vollen Raad, te moeten verfchy„ nen, en zyn berouw openlyk over dit zyn alleszins Jjefif gedrag te moeten be„ tuigen, met behoorelyke afbede, en be„ lofte van beterfchap, voorts verzoek „ van en om vergiffenis, alles volgens het voorfchrift van zodanig een Declaratoir „ als dan aan hem zal worden voorge„ fchreeven, en dien naa dit zelfde De„ claratoir door hem getekend, in het Boek „ der Memorien te infereeren; zo als me„ de hy Conrector geordonneerd wordt, „ in pletio fenatu, en met open deuren, „ op heden (den zevenden September) te „ moeten compareeren, aldaar deeze Re„ folutie te hooren voorleezen, en otri „ dien naa, in naam van hun Wel Ed. „ en Hoog Agtb., door den oudften Heef „ Prefident, naar behooren te worden ge„ reprimendeerd, en by monde op nieuW SJ gecorrigeerd, met aanzage, dat dit is *, de laatlte maal, dat hy aldus genadfgst Ta „ door LXX. BOEKé 1791. (I0FF te Deventer lot boetedoening vef* wcczea.  aoz VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. 1791. Vreugde daar over 's Erfprinfenhuwelyk bedreeven. Desgelvks in Zeeland. „ door Schepenen en Raad wordt behan- „ deld cy Om de geesten te dier Stede in Oranje opgetoogenheii te houden, werd, ten dage der Huwelyksvoltrekking van den Erfprins, veel vreugds bedreeven. Ter verdere opwinding vorderde de Stads Regeering van de Kerkleeraaren om op den Zondag, dien Vreugdedag volgende, 's Hemels Zegen over het voltrokken Huwelyk op het nadruklykst af te fmeeken (f_). Staaten van Zeeland, die wy met deeze Egtverbintenisfe zodanig ingenomen zagen , dat zy voorbeeldlyk waren in het fchenken eener Lyfrente ter Huwelyksgave (§). hoorden met algemeene, en onverwylde goedkeuring het voorftel van den Raadpenfionaris om de Magiftraaten der ftem in Staat hebbende Steden aan te fchryven, en te verzoeken, om, op den Dag der openbaare Feestlykheden in 'sGravenhaage, wegens de Huwelyksvoltrekking, welke aan dezelve op de eerfte berigtgeeving deswegen zou worden bekend gemaakt, met het luiden en fpeelen der klokken, het doen (*) Verzamel, by de Chalmot XXXVlII. D bl. 277'. Wy hebben, om des Styls wille, dit woordlyk afgefchreeven. Dan het gedrag des Conrectors, hoe brusk ook, vindt genoagzaame verfchooning, by hun die weeten, hoe het naa de Omwenteling, eenigen tyd met Curatoren gefteld was, welke Lieden men daar toe benoemd hadt, Lieden die moeite hadden om hun naam eenigzins leesbaar te fchryven. Ct) N. Nederl. faarh. 179r. bl. 1782, (§) Zie hier boven bl. 166.  HISTORIE. 293 doen van eerefchooten, en met het uitfteeken der vlaggen van een der Stads Toorens, de algemeene vreugde en blydfchap over die Gebeurtenis te doen blyken. — Ten zelfden tyde deedt hy eenen mede omhelsden voorflag, wegéns eene verandering in de openbaare Gebeden, voor het Vorstlyk Huis, naar deeze omftandigheid gefchikt (*). Stelde men by Zeeland zo veel belangs in den vermoedelyken Opvolger des tegenwoordigen Stadhouders, men bleef niet onwerkzaam om den laatstgemelden, alles te doen erlangen wat immer aan eenig Stadhouder was opgedraagen. De erflyk verklaaring van Eerften Edelen, ftrekte onder andere daar van onlangs ten blyke (f). —. Zints eenigen tyd hing, wegens het aanflaan en verkoopen van eenige Goederen, opgevischt en geborgen uit een onbekend Schip, binnen den hoek van Westkapelle geftrand, een gefchil tusfchen L. H. de Ha ze Bom me, Baljuw der Wateren van Zeeland en P. J. Cl yver, Burgemeester der Stad Vlüfingen, die voor een tyd, het Rentampt der Domeinen van zyne Hoogheid als Erfheer van Vlüfingen waarnam (§). Eerstgemelde beriep zich op zynen Lastbrief; laatstgenoemde beweerde, dat het ge- (*) Not. van Zeel. 27 Oer. 1791. (f) Zie onze Vaderl. Hifi. XXII. D. bl. 128 enz. (§) In (lede van eenen eerloozen eu thans voort«ugtige Rentmeester van Rosenthal, aan wien wy,te zymr fchande, reeds gedagt hebben in onze Vaderl. Hifi. XVIII. D. bl 39a. T 3 LXX; boek. I79I. Gefchil ivegens ;eftranleGoeleren in Zeeland.  294 VADERLANDSCHÊ LXX. HOEK? 1791 ■ gedeelte der Stroomen van Zeeland, waar de geftrande Goederen aangebragt waren, door de Staaten aan den Heer van Vlüfingen waren afgeftaan. Schoon deeze zich beriep op een Voorregtsbrieve van Maria van Bourgondien, tot de oudheid van jvicccclxxvii opklimmende, was het zeker, dat hier over tusfchen de Bedienden der Graaflykheid, en die van den Marquis van Veere en Vlüfingen, geduurende veele jaaren, verfchillen hadden plaats gehad. Wel was 'er eene bepaaling van den Jaare jwdclxxxviii voor handen, die het ten voordeele van den laatstgemelden befliste; doch by dezelve een mits gevoegd „ dat, „ ingevalle zyne Hoogheid, zonder eenige „ Descendenten naa te laaten, mogt ko„ men te overlyden, in zulk een geval „ deeze R&folutie zou gehouden worden voor gecxtingueerd, en van dien effect e „ of dezelve nooit genomen ware geweest, „ zonder dat deeze Concesfie of overgifte, ,a als fpecteerende alleen tot hooggedagte „ zyne Hoogheid en diens wettige Des- cendenten, aan het Regt der Graarlyk„ heid competeerende, noch aan de Hee- ren Marquifen van Veere en Vlüfingen, „ in den tyd, eenige prejudicie zou kun- nen geeven." By de Opdragt van die Heerlykheid en dat Markgraaffchap aan den laatst overleeden Prins van Oranje, fcheen aan deeze zaak niet gedagt te weezen; „ Doch," voegden de Heeren, in die zaak ter Staatsvergadering een Verflag uitbrengende, 'er ne-  HISTORIE. 295 nevens, ,, dat, met allen grond, mogt on,, derfteld worden, dat, indien men, in „ den Jaare mdccxlvh, aan het Staats„ befluit van c Jaar mdclxxxviii , en de „ Concesfie, als waar voor toen geen min„ der rec.enen waren , mede zou zyn ver9, nieuwd geworoen: te meer dewyl, naar 9, alle waarfchynlykheid, de bepaaling toen gemaakt, alieen ontilondt uit het voor99 ukzigt, dat zyne Hoogheid kinderloos 9, zou overlyden, wanneer het onzeker „ worden zou aan wien het Marquifaat 9, van Veere en de Heerlykheid van Vlis„ [lagen, by de verdeeling der Nalaaten,, ichappe, zou overgaan. De Staaten kon,, den toen niet weeten, dat het een en ,, ander, op een Prins uit het zelfde Huis „ van Nas/au, en zo na aan Zeeland ver,, bonden, zou nederdaalen." Bovendien hielden de Heeren tot het onderzoek deezer zaake benoemd, zich ten vollen verzekerd, dat by de Staaten thans jegens zyne Hoogheid den tegenwoordigen Marquis van Veere, en Heer van Vlhfingen, geen mindere dankbaarheid en hoogagtende gevoelens plaats hadden, dan inden Jaare mdclxxxviii, jegens Willem den Hij weshalven zy voorftelden, om het Staats ■ beiluit des laatstgemelden Jaars op den zelfden voet te vernieuwen, en hier dooi hwt gereezene gefchil uit den weg te ruimen. Gereeden ingang vondt zulk een Raadflag by de Staaten, en het volgend Befluit werd overeenkomftig; met deizelven daai T 4 uil LXX. BOEK. 1791. Voordragt om den Stadhouderin dat regt te herftellen. Befluit daar toe.  sp5 VADERLANDSCHÊ LXX. IOEK. mh i j s 1 s 9 s > Si uit gebooren. „ Dat, by Uitbreiding van „ het Staatsbefluit van den zestienden Mey „ mdccxlvii, in 't welke aan den laatst „ overleden Heer Prins van Oranje en „ Nas/au was wedergegeeven het Marquir faat van Veere, en de Heerlykheid van Vlisfingen, het vroegere Staatsbefluit den „ twintigften April des Jaars mdclxxxviii genomen, en bepaalende de toen ten tyde gereezene Gefchillen tusfchen de ï, Graaflykheid ter eenre, en wylen zyne „ Hoogheid Willem den III. ter andere zyde, in allen deele, en op denzelfden 9, voet, zou worden vernieuwd, en mitsdien vastgefteld, dat, van nu voortaan, aan zyne Doorlugtige Hoogheid, den „ tegenwoordigen Marquis van Veere en „ Heer van Vlisfingen > en deszelfs wettige „ Aframmelingen, zou volgen het volle „ bezit, gebruik en regt, tot de Zee.von„ den, Zeedriften en Lacnaën, overeen„ komftig de Brieven van Investiture daar „ van zynde. Invoegen dat Hooggemelde „ zyne Hoogheids Rentmeesters van Veere >, en Vlisfingen zouden hebben het bewind , en adminiftratie van Wrakken en Goe, deren aan de Zeeftranden, Banken en , voorliggende Gronden aangefmeeten of , gezonken, en dat onder de Limiten, , zo de oude Brieven daar van melden. — , Dat desgelyks de voornoemde Rent, meesters alleen en primative zouden heb» ben het bewind en adminiftratie van de , Zeedriften in de Zee, de Zeegaten, en , op de Graafiyke Stroomen onder de Li- „ mf-  HISTORIE. 297 n miten van Vlisfingen en Veere gevischt, „ en die aldaar zullen worden opgebragt: „ zodanig nogthans , dat dezelve Rent,, meesters en Bedienden van zyne Hoog„ heid in deezen zullen gehouden worden „ by hun pligt, en tot nakoming van het „ Reglement op het Strandregt ten Jaare „ mdccli by hun Ed. Mog. reeds vast„ gefield, of nog nader vast te ftellen." -— Van dit het gefchil geheel afdoende Staatsbefluit kreegen de twistende Partyen berigt (*)." Veele der Bondgenootfchaplyke Gewesten hebben tot derzelver inftandhouding 1 en befchutting kostbaare Dykwerken noo- j dig; dan geen derzelven meer dan Zeeland. \ De Staatstukken van dit Gewest vloeijtn <■ ook, ten allen Jaare, over van verzoeken ] deswegen, als mede van gefchillen, daar] uit ontftaan. Een ftuk van dit gewigt vorderde eene byzondere voorziening. Het mangelde niet aan Staatsbepaalingen deswegen gemaakt; doch, naar het oordeel der tegenwoordige Staaten. waren 'er verfchéide Misdagen ingefloopen in het Beftuur der Dykadien binnen Zeeland, en waren de meeste onvoorzien van goede, van door hun, en van hunnen wege, goedgekeurde Reglementen : terwyl de algemeene Orders, op dit ftuk, door de Hooge Regeering, van tyd tot tyd vastgefleld, in vergetelheid en onbruik fcheenen geraakt. — Hier by kwam, dat wanneer door eenige PolOO ^rz. ly de Chalmot XLVI. D.bl. 188 eng. T 5 LXX. boek. 1791. AlgeneenRe;1 ment ip de >. kaiien en 'olders i Zeemd.  eo8 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. 1791. Polders aan de Staaten verzoeken wierden gedaan, om uit 'sLands Kas onderfteund te worden tot het maaken, herftellen en onderhouden van Zeewerken, zodanige verzoeken gemeenlyk met veelerlei moeilykheden te worftelen hadden, en daar door lang onafgedaan bleeven, tot geen gering nadeel van 's Lands Finantien en de Polders zelve. Het was te deezer ^ oorzaaken, dat de Staaten, in die gebreken willende voorzien, en overtuigd, dat 'er niets beters was tot bewaaring van de goede orde, en van eens ieders voorregten in den Burgerftaat, dan dat de Wetten duidelyk, en aan de Ingezetenen bekend waren; op dat de welgezinden mogten weeten waar aan zy zich hadden te gedraagen, en de kwalykgezinden, door eene flipte uitvoering der Wetten, by hun pligt gehouden mogten worden, alle de orders op het ftuk der Dykadien, zo in de Keuren van Zeeland, als in verfchéide Plakaaten en Staatsbefluiten verfpreid, by een deeden verzamelen, en begreepen in een Generaal Reglement op het Bejluur der Dykadien binnen Zeeland, met by voeging van zodanige Artykelen als zy tot dit heilzaam werk noodig oordeelden, als mede van een nieuw Reglement, welk laatfte den voet inhieldt op welken alle noodlydende Polders, in het vervolg, zouden kunnen worden onderfteund. By 't zelve betuigden zy, in 't oog gehouden te hebben, aan de eene zyde, den Staat der Provinciaale Financien, welke niet gedoogde zulke zwaare n-  HISTORIE. 209 onderftandgelden aan Polders uit te geeven, als, zints eenigen tyd, gedaan was; maar ook, aan de andere zyde, de zekerheid der Ingezetenen, dat de Belastingen van hunne vaste Goederen in zodanige Polders, niet tot eene onbepaalde hoogte konden loopen, en, voor al, dat alle noodlydende Polders, hoe of waar ook gelegen, op een en denzelfden voet werden behandeld (*). Van de naaween der vervolgingen den Patriotten in het Sticht, met zo veel zwaarte, aangedaan (f), zag men nog in deezen Zomer blyk by de verkoopingen gehouden van de verbeurd verklaarde Goederen der Heeren Eyk en Gordon. Van eerstgemelden Heer verkogt men te Utrecht twee Huizen, de Buitenplaats Eykenftein en eenige Landeryen, voor 17400 Guldens ; in het Rechthuis te Leusden, naby Amersfoort, werden nog eenige Landeryen hem toebehoorende, verkogt. Van den Heer Gordon bragt men by openbaare opveiling aan den Man eene Leevendige Canonicaale Prebende in het Capittel van St. Jan, ten beloope van 7800 Guldens (§). Dan werden ter Staatsver- ga- (*) Not. van Zeel. zl. Jan. 1791. Men vindt dit ftuk mede in de N. Nederl. Jaarb. 1791, bl. 06—120. (t) Met vrugt zal men hier te rugge zien op het door ons vermelde in onze Vader'. Hifi XXI. D. bl. 127 en XXfll. d. bl. 53. ais mede hier boven bl. 3a. CS) N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 813, LXX. boek. I79X. Utrecht. Verkoopingenvan verbeurdverklaarde Goederen in 't Sticht.  300 VADERLANDSCHÊ LXX. Boek. Herftel der Hoogefchoole te Utrecht, i i >i ] 1 l 1 — I i gaderinge de Ordinaris Gedeputeerden geyolmagtigd, om, overeenkomftig met eenen jongst genomen Raadfiag, de afkoop der Verbeurtverklaaring van Goederen.aan Mr. J. C. Smissaert te bepaalen op 2000 Guldens, en van H. Schilge op aoo Guldens vry geld, boven de kosten dier afkoop (*). Niet onvermeld lieten wy den ftaat der Sticht/the Hoogefchoole, zo in het barnen der Staatsonlusten, als in de eerst op de Omwenteling volgende tydperken (f). Alles kreeg allengskens den ouden luister, en,ten deezen Jaare, byzonderlyk een aanmerklyke aanwinst in het vak der Geneeskunde, door eene inrigting, waar by ook deeze Hoogefchool, niet min dan de LeydCche (§), van een Nofocomium Practicum of Academisch Ziekenhuis voorzien ftonit te worden. ^ Naamlyk toen de Stadsregeering, als Curatoren deezer Academie, te raade werd, >m aan den wydvermaarden Joannes OosrERDYK Schacht, die, door het ondervyzen van de voornaamfte takken der Geleeskunde, geduurende een byna onvoor>eeldlyke reeks van één en zestig jaaren, tan de Hoogefchoole tot langduurig nut :n cieraad verftrekt had, eindlyk, in het ze- (*) N. Nederl. Jaarh. 1791. bl. 1185. (t) Men zie inzonderheid te rugge op ons XII. ). bl. 404. XXI. D. bl. 132. 163 enz. (§) Wegens die te Leyden onlangs gemaakte Inigtins hebben wy verflag gedaan in onze Vaderl, list. XXill. D.bl. 38.    HISTORIE. 301 zeven en tachtigfte jaar zyns ouderdoms, een welverdiend en zeer vereerend ontflag aan te bieden, hadt men, ook op aanbeveling van den verdienstlyken Grysaard, beflooten, om in zyne plaatfe te roepen den Hoogleeraar en Archiater van Gelderland Matthias van Geuns. Deeze, wanneer hem, naa eenigen tyd beraads, nog daar by de waardigheid van Archiater, of Opper --arts, welke hy vroeger in Groningen, zyn Geboorteftad, en nu laatst in Gelderland bekleedde, ook door de Staaten 's Lands van Utrecht werd aangeboden, aanvaardde het beroep. En hier mede kreeg deeze Hoogleeraar, als Archiater, van de Staaten, onder anderen ook den vryen toegang tot het Provinciaal Hospitaal of Catharine-Gasthuis binnen Utrecht, met het regt, en de noodige daar by gemaakte inrigtingen, om de Zieken, die daar wel bezorgd worden, en doorgaans in vry goeden getale voorhanden zyn, of die ook door hem zeiven daar in gebragt zouden kunnen worden, te gaan zien, met dezulken zyner Leerlingen, als hy gefchikt oordeelen zoude om hunne opgedaane kundigheden, door het waarneemen der Zieken zeiven, en het zien uitoeffenen der Geneeskunst, tot een trap van volkomenheid te brengen, weike door welbeftuurde oeffening by het Ziekbedde best verkreegen wordt (*). By (*) Algem. Kmst- en Letterbode VI. D. bl. 3. 6>. 185. Dit alles kwam met de daad, binnen korten tyd LXX. boek. I79U  LXX. boek. 1791. i ] 302 VADERLANDSCHÊ fti-7 Z?k,/ene £Uttige beroePïng en aan-, ftelhng hadden teffens de Curatoren en Staaten, gelyk te vooren in Gelderland, zo nu ook hier, en wel met overleg van den Stadhouder, getoond, dat zy zich wisten te verheffen boven een -zeker onfhatkundig vooroordeel, waar op men foms groote tn verdienstiyke Mannen van Eereposten weerde; het was toch allen bekend, dat van Geüns met alle de zynen, fchoon gematigd van denkwyze,doch geen Lidmaat was der openbaare Kerke, maar van die der Doopsgezinden. Grootlyks ftrekte vervolgens nog tot genoegen van deezen Vader, dat, wanneer in dit eigenfte Jaar, de Hoogleeraar A P Nahuis . wegens lichaamszwakheid, van de Kruidkunde , en de Phyfiologie, als het werk- lySC de^van Hoogleeraarampt, vrvwilhg afftand deedt, zyn Zoon Steven Jan van Geuns Matthz. zints korten rvd ie Geneeskunst te Amjierdam oefenende Dok op Nahots aanbeveling, in di* takken weder werd aangefteld, en daarenboven als gewoon Hoogleeraar in de Medianen hem ten Amptgenoot toegevoegd Deeze kundige en verdienstiyke Jon*elinV werd dus ook, en vroegtydig. op zyne waarde 'efchat, en ineen post geplaatst, Waartoe iy eenen aanleg en bekwaamheid betoond ïadt, in een-leefcyd, waar in veele" anders be- yd tot ftand. Zie denzelfden Kmst- en Letterbode A. JJ. Dl. 15.  HISTORIE. 303 bekwaame Mannen nog bezig zyn met de gronden hunner Letter- en Kunstoefeningen te leggen (*). De Staaten voegden by deeze aanftelling die van Medicus Academicus , waar door aan den Zoon het aantekening houden, en dagelyks beftuur werd opgedraagen van de Zieken , welke de Vader als Archiater in het Nofocomium Academicum, ten nutte van beider Leerlingen, zoude opneemen en behandelen. Eindelyk, om aan dit nieuw Academisch Inftitut nog ruimer nuttigheid te geeven, werd het ook vervolgens uitgeftrekt tot zulke gebreken, welke de hulp der uitwendige Heelkunst vereifchen. Mogten wy naauwlyks een der Bondgenoocfchaplyke Gewesten. ten deezen tyde , intreeden, of wy vonden 'er nog overblyfzels van de vroegere Staatsonlusten, wanneer wy 'er den voet buiten zetten, zal ons iets dergelyks ontmoeten. De Stad 'sHertogenbosch, in veelerlei opzigten, zo ten tyde der voorige Staatstwisten be kend, als, tot haare gevoelige fmert, naa dezelve geteisterd, zal ten fpreekenden voorde Men zie een kort verflag, van diens vroeg ontlookene bi'kwiamheden en daar mede gepaarde vorderingen, in de Algem. Komt- en Letterbode VI. D. bl. 21 en 22. Zeer vereerend voor deezes vroeg geltorvenen Naagedagtenisfe is de Redenvoering ten dien einde uitgefprooken , door diens Amptgenoot en Vriend Jodocus Heringa Eiïzd'sz* Te Utrecht by G. T. van Paddenburg 1706. LXX. BOEK. I7QÏ. ITerzoel /an s Herto•renboscbtot wedergavei'an der Burgeren Gewee;en.  \ - ■ LXX boek Hoe aangezien en tvaarom afgeflaa. gen. 304VADERLANDSCHÊ voorbedde kunnen ftrekken. Immers de Raaden dier Stad dienden by hun Hoog Mogenden een Verzoekfchrift in, om wedergave der Geweeren aan de in den Wapenhandel zich geoefend hebbende Rotgezellen van de vier Schutteryen daar ter Stede, t Zelve werd onderfchraagd door een ftuk daar toe betreklyk te dier Vergaderinge ingeleeverd, door den Voorzitter Mr. Jan Hendrik van Heurn , nevens eenige anderen. Weinig dagen flegts leedt het of een weigerend en dreigend Antwoord was de vergelding dier moeite. Althans hun Hoog Mogenden beflooten, Schepenen, Gezwoorens en Raaden van 1's Hertogenbosch aan te fchryven, dat zy geen reden vonden waar om aan die Leden der Schutteryen, behoord hebbende tot het afzonderlyk Exercitie-corps, in Wynmaand des Taars «DCCLxxxvii ontbonden, weder zouden ter iand gefield worden de Geweerenen Wapenen hun als de zodanigen afgenomen. Eene laad tot herftel der rust en goede orde ïefchied, en als zodanig door hun Hoog Vlog. goedgekeurd Vooral konden ty tegenwoordig niet goedvinden, dat de «azogte wedergave gefchiedde, naa dat :y onderngt waren, hoe zommïge onwiljge Schutters deeze Onthouding hunner *eweeren genomen hadden tot een voorirendzel om het opbrengen te weigeren an eene geringe belasting van vier Stuiers, welke ieder Rotgezel, alle drie Maanden,  Historie. §05 den, ingevolge van een Staatsbefluit des Jaars mdccl moest opbrengen: terwyl zy nogthans wel zeer bewust behoorden te weezen, dat zy daar door niet ontflaagen waren van hunne verpligting als Schutters, en dat hun die Geweeren niet in die hoedanigheid, maar als Leden van het ontbondene Exercitie - corps waren afgevorderd. Ook waren derzelver Geweeren onderfcheiden van die, welke zy voorheen * als Schutters bezaten; laatstgemelde waren hun gelaaten, tot het verrigten vart Schutterlyke dieuften, wanneer zulks van hun werd gevorderd. Met ongenoegen hadden hun Hoog Mogenden vernomen, dat die Weigering, en daar door noodzaaklyk gewordene Panding der Gebrekkigen* aanleiding hadt gegeeven tot zamenrottingen en ongeregeldheden , ter verfmaadinge van de agtbaarheid der Regeeringe en der uitvoerderen van derzelver bevelen, welke van nadeeligert invloed op de rust, en goede orde, binnen sHertogeribosch zouden kunnen zyn. 't Was, diensvolgens, het oogmerk vin hun Hoog Mogenden, dat men zich niet langer aankantte tegen het betaalen van de gemelde Belasting; ten welken einde zy def Magiftraat dier Stad, (voor zo veel des noods) volmagtigden om de onwilligen daar toe, by Panding, overeenkomftig het bovengemelde Staatsbefluit, te executeeren* en om de te werkftellers dier Executie,tegen alle feitlyke tegenkanting en beledi- XXIV. DïBfc. V gin- LXX. 80EKi 179U  $06 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. Verflag der Gecommitteerdentot de zaaken vandeO. 1. Comp. wegens de gedaane Geld- , ligdng. \ 1 1 ] t ] I 1 i 1 Blyvende Geld- i behoefte. gingen te beveiligen, de fterke hand en byftand des Krygsvolks te verzoeken, en aan te wenden; hun voorts gelastende om tegen de zodanigen, die eenigen wederftand mogten bieden, of zich aan ongeregeldheden, zo ten aanziene van die, welke dezelve bevelen uitvoerden, als de Militaire Wagten, en Afgezondenen, mogten fchuldig maaken , met alle ftrengheid te werke te gaan (*). De beide Handeldryvende Maatfchappyen, de Oost- en de West-Indifche, waar op wy, de laatfte jaaren,'een treurig oog moesten vestigen, leeveren, ten deezen tyde, geen gunffiger vertoon op. Wat de Oost-Indifche aanbelangt, wy zagen eene Commisfie door den Opperbewindhebber benoemd, en door hun Hoog Mogenden goedgekeurd, aanvanglyk werkzaam (f), ;n moeten thans aanwyzen wat zy verder en deezen Jaare uitvoerde. Reeds den één :n twinrigften van Louwmaand deeden die ieeren een nader Verflag van hunne verrigingen en bevindingen, inzonderheid van iet wel opneemen der Geldligtinge, ge>aard met aanmerkingen, gerigt tegen die nin gunfèige bedenkingen, welke zommi;en, ten opzigte van de wyze, gemaakt ladden. Op de groote vraagen, of die Tien Miloenen voldoende geweest waren ? en verder (*) Verz. by m Chalmot XLVII. D. bl. 170. CD Zie hier boven bl. 8o enz.  HISTORIE. 307 der voldoende zouden zyn? moesten zy een ontkennend antwoord geeven; als mede dat 'er, ten einde van dit Jaar, op nieuws, eene aanmerkelyke fom zou te kort komen. Tot verzagting, 'er nogthans by voegende, de hoope, dat, ten minfte voor dit loopende Jaar, uit den boezem der Maatfchappye, dit te kort komende zou kunnen aangevuld worden. Tegen deeze hoope ftondt over de noodzaaklykheid van de Aflosfinge der Geldopneeminge van acht Millioenen des Jaars mdcclxxxiii, waar voor hun Ed. Groot Mogenden zich wel borgen gefteld hadden; doch de Maatfchappy de oorfpronglyke Schuldenaresfe bleef, die met geene mogelykheid aan haare verpligting, ten beftemden tyde, zou kunnen voldoen. Dan deeze voor een oogenblik ter zyde gefteld zynde, en het oog alleen geflaagen houdende op het te kort komende, ten einde van dit Jaar, viel de vraag, op welk eene wyze, en langs welk eenen weg, dit, ten minfte bezwaare van de Maatfchappy, zou kunnen gevonden worden? Wel boodt zich aan het gewoone redmiddel, van Geldopneeming, onder Vrywaaring van hun Hoog Mogenden; doch daar het gefchaapen fcheen, dat verfchéide Leden der Hooge Vergaderinge, in dit middel niet gereedlyk zouden toeftemmen, moest men na andere middelen uitzien; middelen egter van dien aart, dat ze daadelyk, en zonder uitftel, de plaats eener Geldleening konden vervangen. V 3 Hier LXX. boek. 1791.  308 VADERLANDSCHÊ LXX. boek. I79I. Voordel van Redmiddelen Belastingen in do Indien. OverMy. vende Zwaarigheden. 1 i -.] 1 i Hier op peinzende, was bun voorgekomen , dat 'er eene onverwylde Bezuiniging en vermindering van Omflag hier te Lande, en eene daadlyke en verhaaste Invoering van buitengewoone Belastingen in de Indien, (door welk laatfte de verzending van gereede Penningen uit het Moederland, by voorraad, niet weinig zou worden verminderd,) voornaamlyk overweeging verdiende. Van die redmiddelen hadden zy eene fchets opgegeeven, daar over met de Kamer van Zeventienen gehandeld, en deeze met hun ingeftemd in de noodzaaklykheid om de door hun beraamde Lasten in de Tndiën in te voeren, en ook daadlyk de bevelen daar toe aan de Hooge Regeering laaten afgaan. Deeze beftonden in een dmptgeld — in een Hoofdgeld van de Slaa\ien — in eene Belasting op het Collateraal, ïn de Heffing van een vyf en twintigften of tyftigften Penning, by wyze van vry willige *ifte. Doch, hoe zeer die Belastingen daar ingevoerd, aan het te kort fchietende, ten leezen Jaare, op eene aanmerkelyke wyie zouden te gemoet komen, kon het ales niet aanzuiveren. Waar om zy, by herïaaling, voorftelden het ten voorleeden Jaae, in beraad gehoudene middel, overeenkomftig het Plan van den Raadpenfionaris van de Spiegel, te weeten „ de Gua, rantie van de nog ongeconverteerde Re, cepisfen van Anticipatie-Penningen." kwaaiigheden hadt zulks in, en ftondt dit ge-  HISTORIE. 309 gefchaapen een nieuw bezwaar voor 's Lands Geldmiddelen te zullen daarftellen — een bezwaar 't geen zy, in hunnen voordragt, poogen te verminderen. Dan, met dit alles was men niet geheel gered, de groote vraagen bleeven, hoe het nog ontbreekende zou aangezuiverd? en waar uit het gevonden zou worden ? Ter beantwoording hier van beriepen zy zich op de vermindering, welke in het te kort komende voor dit Jaar, zou plaats hebben , als men het thans onder handen zynde Ontwerp omhelsde. Eene gereed hier op te maakene bedenking, wat men doen zou, indien deeze Middelen, op tyd werkende, eens aan zodanige onoverkomelyke zwaarigheden onderhevig bevonden wierden, dat men het invoeren te waagen hachlyk zou oordeelen, beantwoorden zy met te erkennen, „ dat zy, in zodanig een geval, zich niet „ weinig zouden verlegen vinden:" dan, voegen zy 'er nevens, „ daar wy ons met „ betere uitzigten eenigermaate durven vlei„ jen, zo wenschten wy van harten, dat de uitkomst die flikkerende hoope niet geheel zal verydelen; maar ons dat aan„ genaam genoegen verfchaffen, dat, on„ der Gods Zegen, de wankelende Maat„ fchappy, ten minften dit Jaar, zonder „ Onderftandgelden , zal kunnen ftaande gehouden worden." Verder zich de vraagen voorgefteld hebbende, of dan de zaaken der MaatfchapV 3 pye, lxx. boek. 1791.  3iQ VADERLANDS CHE ux BOEK. i Voor. dragtvan j Bezuini«ingen * pye, voor het toekomende, gered en herfteld waren ? Of dan de Maatfchappy, op den duur, kon ftaande blyven? Of men zich, op-eenigen grond, daar mede vleijen kon? daar zy, zelfs dit Jaar, niet dan door buitengewoone Geldopneemingen en Belastingen, waar op zy voor het vervolg geen rekening kon maaken, was te redden geweest — gaven zy ten antwoord, „ Dat, zo wanneer 'er geen middelen van „ Redres, zo daadlyke, als op tyd wer„ kende, in trein te brengen waren, zo „ men genoodzaakt was af te zien van „ die geenen, welke reeds waren aange„ ftipt, en nog nader zouden opgegeeven „ worden, dan moesten, dan mogten zy „ voor hun Ed. Groot Mogenden hunne „ regtmaatige bekommering niet langer „ verbergen; dan zouden zy zich genood„ zaakt vinden rondborstig te verklaaren, „ dat men op middelen zou moeten be„ dagt zyn, om, zo veel mogelyk, voor „ te komen de onheilen, van den val der „ Compagnie onaffcheidelyk." De zaak van den donkerften kant dus yerre befchouwd hebbbende, gaan de Cominisfarisfén voort om te bezien, of de ge[teldheid der zaaken hier te Lande, en in ie Indien geen middelen in bedenking gazen, welke, voor 't vervolg, en op tyd, /an vrugt zouden kunnen weezen. _ Ten aanziene van den Staat der zaaken lier te Lande, meenden zy zich zeiven e moeten afvraagen; of door eene daad- iy-  HISTORIE. 3ii lyken Invoer van eene algemeene Bezuiniging en Affnyding van al het overtollige, de Lasten van de Maatfchappy dermaate zouden kunnen worden verminderd, dat die vermindering, zonder benadeeling van haare weezenlyke belangen, dien trap en dat vermogen zouden kunnen bereiken, dat zy, in de daad, van een belangryken invloed wierd op het geheele weezen van de Maatfchappy? Ten anderen, of, door eene verandering in de Directie, en de wyze van Handel, zodanige aanmerkelyke voordeden zouden kunnen worden behaald, dat de fchadens, en verliezen, welke de Maatfchappy nu Jaar op Jaar, onderging, daar door zouden kunnen voorgekomen , of opgewoogen worden ? Met veel behoedzaamheids behandelen zy dit teder onderwerp, en willen, in eenige gevallen, de tegenwoordige Bezitters van deeze en geene voordeden, van dezelve , niet verfteeken, maar dit in vervolg laaten werken. „ Wel hadden wy ge- „ wenscht," luidt hunne taal op 't einde van deeze voordragt der Bezuinigingen in het Beduur en de Werkzaamheden der Maatfchappye „ dat Bewindhebbers, de voorgeflaagene Byzonderheden, uit het „ zelfde oogpunt, als wy, befchouwd had„ den; maar hebben met leedweezen gezien, dat de meeste derzei ven, zo door de Ver„ gadering van Zeventienen, als door de „ byzondere Hollandfche Kameren, (die van Zeeland was niet byzonder aangefchree„ ven,) of geheel verworpen waren, als V 4 „ by LXX. BOEK. 1791. hier te Lande. Deeze niet aangenaamgekeurd.  LXX. BOEK. *79h Beden, kinken pp den Handel zelve. i ! I j t t b n d w de Al $nVADERLANDSCHÊ „ by voorbeeld de vermindering der Jach„ ten, en der Bediendens, zo in getal ais „ in beloomng- 0f dat, byaldi?n de Ge„ committeerdens, onderfteund door het „ gezag van hunne Hooge Committen„ ten, met deswegen zodanige bepaalingen ,, maakten, als zy zouden oordeelen, in „ de bekrompene omftandigheden der „ Compagnie vojftrekt noodig te weezen „ het verlangde oogmerk om deeze daar „ door ten minften gedeeltlyk te gemoet " Sr k°men' niet zo» bereikt worden." Wyders het oog ftaande op den Handel zelve , neemen zy in overweeging, het vaaren met gehuurde Schepen; of 'er geen verbetering ware in te voeren in het Maak, zei, de Tuigadie, de wyze van Inlaading, illes ter bezuiniging dienende; de Inkoop Ier Scheepsnoodwendigheden; de verkor:mg van den tyd op de reizen befteed; )t daar toe zou kunnen medewerken het /ermmderen van het getal der onlangs langelegde Paketbooten, die in aantal fteeds oenamen (*). Byzonder vestigen zy het »og op het verbaazend verfchil in den Prys an de Inkoop of A r.b^fteeding der mees; Goederen, zo voor den eisch van de eboeftens voor de Indien, als voor de oodwendigheden hier te Lande, by on2rfcheide Kamers; en ftaan eindelyk ftü op (*) Deezer getal was tot tien aangegroeid; ea :rdeu met dezelve verfchéide ongeoorloofde Goe. •en aangebragt. Zaaken van Staat en Oerlog bf lart XXII1, D, bl, 06 en 126. ë 1  HISTORIE. 313 op de verzending van Goederen en Waaren na Indien voor Rekening van de Maatfchappy. Tot het tweede Hoofdpunt de verandering in de Directie, en in de wyze van Handel hier te Lande, zich bepaalende, gewaagen zy met lof van het Stuk door een der Hoofddeelhebberen, den Heer Titsingh , ingediend. Doch mogten niet verbergen, dat daar tegen reeds gevigtige Bedenkingen in 't midden gebragt waren (*); dan zy zagen hier op te gemoete wat de Vergadering van Zeventienen deswegen zou uitbrengen. Schoon eenige harde waarheden het Beftuur der zaaken h'er te Lande, in dit deel des Verflags, aangeftipt hebbende, befpeurt men veel al eene verzagtende behoedzaam heid in de voordragt. Deeze verdwynt bykans te eenemaale, als zy hun Ed. Gr. Mog. wegens den ftaat der zaaken in de Indien wat meer van naby onderrigten. „ Wanneer wy," met deeze betuiging vangen zy aan, „ op denzelven onze aandagt „ naauwkeurig vestigen, zo kunnen wy „ niet ontveinzen, dat wy daar over met de uiterfte ontroering zyn aangedaan, „ en niet dan met fchrik aan denzelven „ kunnen denken. Doorwandelen wy „ de voornaamfte Posfesfien en Etablisfew menten, en geeven wy agt op de in- „ trin- (*) Zie hier boven bl. ?6 enz. waar wy des in \ breede gefprooken hebben, V 5 , LXX. BuE K. 1791. Verflag van de gefteld heid der zaake-' in ie/ndiën.  3r4 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. / 3 5 J 1 9 9 i y »' ■T' Bezwaarlykheid f, der Her- J ftellinge. , 't „ trinfique gefteldheid van den binnenland„ fchen Handel, de toeneemende en hoog- „ gaande vermindering der Lasten; het „ aanhoudend gebrek van het Numeraire, de nog loopende masfa van Papieren „ geld; de onbeteugelde fchraapzugt, en „ trouwloosheid van veele van 's Com„ pagnies Dienaaren; den daar uit voort„ vloeijenden Smokkelhandel van vreemde „ Natiën; de kwaade trouw der Inland„ fche Vorften, met welke de Maatfchap>, py m verdrag ftaat; de zwakheid en „ toegeevenheid der Hooge Regeering; „ de excesfive kostbaarheid van het Militaire Departement, en het geen tot „ Defenfie vereischt wordt; in één „ woord, op het geheele Enfemble van , dit alles -— dan zouden wy het , fchier hooploos moeten opgeeven, in, dien 'er geen Leden onder het Bewind , gevonden wierden, welken zich de moei, te hebben gegeeven om op dit alles. , hunne byzondere aandagt te vestigen, , en zodanige middelen voor te flaan, , welke, naar hun inzien, nu nog in ftaat i zyn om den totaalen val der Maatfchapi pye te voorkomen, en de verouderde , kwaal, zo veel mogelyk, te geneezen: immers voor eene inkankering te be, waaren." Alvoorens hier van meer byzonder te ireeken, geeven zy een algemeen denk.^eld op van den veragterden ftaat der In-* 'fche Kantooren; ten einde daar uit, als ware, te doen gevoelen, hoe moeilyk, ia  HISTORIE. 3i5 ja byna onuitvoerlyk, het weezen zou, het Inkomen, aan de Lasten, voor het vervolg, te doen evenaaren, en de jaarlyks meer en meer toeneemende vermindering te voorkomen. Uit de opgaven uit de Boeken was Commisfarisfen gebleeken, dat, in de vyf laatfte Jaaren, de Lasten in Indien weinig minder dan vyf Millioenen de Baaten te boven gingen. „ Wan- „ neer men daar by in agt nam," dit zyn de eigene woorden, dat die Lasten reeds van overlang tot zulk eene hoogte ge„ klommen waren, dat de Gouverneur „ Generaal Imhoff, Mossel en van der „ Parra, reeds in hunnen tyd, voorftel„ den, dat de Maatfchappy, onder de In„ difche Lasten, ééns eenmaal zou moeten „ beswyken , en dat deeze zedert, en „ vooral in de laatfte Jaaren, in eene ver„ baazende progresfie waren toegenomen, „ dan behoefde men niet langer te vraa„ gen , van waar het agterweezen der „ Maatfchappye ontftondt; ja hoe moeilyk „ en byna ondoenlyk het worden zou, „ zulk eene verouderde kwaal in den grond „ aan te tasten, en radicaal te geneezen." Aan voorgeflaagene Redmiddelen ontbrak het egter niet. Als een eerfte diende een ftuk ingeleeverd, het Beftuur en de Lasten van de Kaap de Goede Hoop betreffende. De Lasten waren 'er, in de laatfte Jaaren, dermaate toegenomen , dat, daar die tusfchen de Jaaren mdcclxii en PDclxxvii, 's jaarlyks niet meer beliepen dan ruim vier maal honderd duizend Guldens, LXX. ROEK. Bezuinigingensan de Kaap de Coede Hoop voorgefiaagerj,  3ï6 VADERLANDSCHÊ LXX. Boek. miDe Gou verneur na den Haage opontboden. i i ] J \ t £ 1 dens, dezelve in den Jaare mdcclxxxviï reeds geklommen waren tot vyftien Tonnen Gouds. Om hier in herftel te wege te brengen was men reeds werkzaam geweest. By de Vergadering van Zeventienen waren de voorflagen deswegen gedaan omhelsd: men hadt daadlyk, zo aan de Hooge Regeenng van Indien, als aan het Gouvernement aan de Kaap, op eene ernftige wyze, aangefchreeven, om daar aan, zonder uitftel, te voldoen. Men was verder gegaan, de veelvuldige gebreken in het Beftuur aldaar ontdekt, als mede de kostbaarheid en verkwisting in alles, hadt Commisfarisfen doen voorftellen om den Gouverneur counelis jacob van de graafk in Perfoon, ter verantwoording op te ontbieden. Aan welken voorflag, met voorkennis van zyne Hoogheid als Opperbewindhebber, onmiddelyk was voldaan: zodanig nogthans, dat dit Opontbod derivyze was ingerigt, dat het geene voorloo3ige veroordeeling van den Gouverneur behelsde (*). De fchikkingen voorts en opzigte van de zaaken aan dien uit-, ïoek van Africa gemaakt, zou de Kaapche Lasten eenige Tonnen Gouds doen ^erminderen, en der Maatfchappye een lubbel voordeel toebrengen, By (*) In Wynmaand deezes Jaars bevondt deeze ïch reeds in 'sGravenbaage. N. Nederl. Jaarb. 791. bl. f632.  HISTORIE. 317 By Heeren Gelastigden in deezen was ingekomen een ander Stuk, behelzende de opgaaf van verfchéide Veranderingen en Verbeteringen, welke niet alleen hier te Lande, maar voornaamlyk in de Indien, zo in de Huishouding en Beftuur, als ten aanziene van den Handel, huns oordeels, zouden kunnen en behooren te worden ingevoerd. Deeze was naderhand verfterkt en onderfteund door een nader Gefchrift, voorzien met veele bylaagen. Die Stukken waren nog in overweeging by de Vergadering van Zeventienen. Onder de voorgeflaagene Middelen, in 't laatstgemelde ftuk, vinden wy ten flot aangepreezen het zenden eener Extraordinaire Commisfie na Indien, voorzien met de behoorelyke magt om de ingefloopene Misflagen en verkeerde Maatregels aldaar te verbeteren, en de hoognoodige Hervormingen in te voeren. Dit Middel, waar over anderen geheel anders dagten (*_), „ was Gecommitteerden," gelyk zy zich, in dit hun Verflag uitdrukten, „ van dien „ aart voorgekomen, dat het niet genoeg „ kon worden aangepreezen, als mede niet „ fpoedig genoeg ten uitvoer gebragt; „ ten einde aan de reeds genomene maat„ regelen, en den daadlyken Invoer van „ de vastgeftelde Belastingen den vereisch„ ten klem by te zetten." Eene (*) Men leeze wat de Heer Titsingh van dit Herftelmiddal gezegd hadt hier boven bl. 91. LXX. BOEK. J79J- IngediendeStukken tot herftel. 't Middel eener Bezendingsaangepreezen.  LXX. Boek. 1791. Wat ten dien einde voorloopiggedaan was. \ i ] < ï I l r. 1 v 11 ti a n tt & C ki bi 318VADERLANDSCHÊ Eene Bezending na de Kaap de Goedé Hoop, om aldaar, uit naam van het Bewind, op het een en ander de vereischte orders te ftellen, en den hoog gefteegen geest van Partyfchap te beteugelen, fcheen hun ook raadzaam. De Voorflag der Bezending na Indien Hadt by de Vergadering van Zeventienen zo veel wgangs gevonden, dat 'er reeds, met medewerking der Gecommitteerden, een vrugtbaar befluit was genomen. Men tiadt de Voorzittende Kamer verzogt om 3en noodigen Lastbrief voor Commisfarisen, die met onderlinge medewerking van tyne Hoogheid zouden benoemd worden, )p te maaken, en in gereedheid te bren»en. De Voorftanders dier Bezendinge Jadden het niet ongefchikt geoordeeld, lat aan de Commisfarisfen, hier uit het Vaderland benoemd, zouden behooren toe;evoegd te worden eenige Leden uit de looge Regeering van Indien, en wel in 't yzonder de zodanigen, welken, door hunen hoogeren Rang, en daar door meereren invloed, het meest in ftaat zouden reezen aan zulk eene Bezending den grooten klem, en meesten luister by te zet- ;n. Deeze bedenkingen gevielen niet leen aan de Vergadering van Zeventie2n; maar hadt dezelve haare aandagt beids in 't byzonder gevestigd op den temwoordigen Gouverneur en Directeur eneraal. Dan dit behoorde tot de ftukm, vervolgens, nevens andere, nader te :paalen. Naar  HISTORIE. grp Naar 't gevoelen der Gecommitteerden kon eene Bezending, van dat aanbelang, uit den Lande na de Indien niet voegzaam vertrekken, dan op een luisterryken voet. Derhalven zou, huns oordeels, de noodige aanftalte behooren gemaakt te worden tot het in gereedheid brengen van een klein Esquadertje van Oorlogschepen. Dat deswegen diende verzogt te worden daar omtrent de noodige orders te (lellen; ten einde, in het aanftaande Voorjaar, zo fpoedig mogelyj, te kunnen onder zeil gaan, en te gelyk het Esquader te vervangen, 't welk zich thans in de Indien bevondt, en in 't volgend Jaar, na 't Vaderland zou ftevenen. Dit hun hoogst geliefd ontwerp zo ver gebragt en aangepreezen hebbende, belleden zy het overige van hun Verflag om opgave te doen van eenige byzondere verrigtingen, die, zonder verwarring te veroorzaaken, niet voegzaam by het voorgemelde konden worden ingevlogten. Als daar was de opgave van een Algemeenen Staat van het geen men onderling fchuldig was, en te goed hadt by de onderfcheide Kameren: dat hun mogt worden ter hand gefteld den waaren Financieelen Staat tusfchen de Hollandfche en Zeeuwfche Kameren. — Hunne poogingen by Zeeland aangewend om hun agterweezen ten fpoedigfien aan te zuiveren; dewyl van de Hollandfche Kameren niets meer kon gevergd worden. Poogingen welke van vrugt geweest waren. — Wat zy verrigt hadden om- LSX. BOEK. 1791. Op welk een voet dezelve zou behooreningerigt te zyn. Byzonder noodig gekeurdeverrigtingen.  LXX Boek. 1791. Boers totAdvocaatConfulencaange. iteld. W. Abeleventot Araanuenfisbenoemd 1 < 1 ï t c 320 VADERLANDS CHÊ omtrent den Theehandel op China - alj mede ten aanziene van de wyze der verJcoop der aangebragte goederen, en de verandering daar in gemaakt. Wyders geeven zy berigt, dat zy, den raad en voorlichting van kundigen, noodig tfOERs, die als eerfte Advocaat, de Compagnie verfchéide jaaren, met lof, bediend fiadt, en voor een kundig door ondervinte? re^aaren Minister Sehouden werd, ten Raadsman genomen hadden, en zyne Hoogheid als Opperbewindhebber verzogt! door diens veelvermogende invloed uit te ™;ke?> ?t die Heer, geduurende den tyd, dat hy de eer zoude hebben deeze Commisfie te bekleeden, zou mogen worden toegelegd een belooning van vyf en twintig honderd Guldens 'sjïars, — Aan dit voorfrel werdt door de Kameren volkan, en hadt de Heer Boers zich verbonden tot Advocaat Confulent. Desgelyks hadden zy, uit hoofde van ? "!fm|vuldlg werk, eenen Amanuenfis langefteld, en daar toe beftemd den Klerk :er Secretarie Willem Abeleven, in /ertrouwen, dat hun Ed. Gr. Mog. zich leeze benoeming zouden laaten welgevalen, en dat aan hem, voor twee derde deeen, uit de kas van Holland zodanig eene •eloomng of Daggelden zouden worden oegelegd als zy Gecommitteerden billyk 'ordeelden (*). J O Dit geheele Rappart is voorhanden in dé Zaa-  HISTORIE. 321 Dat het deezer Commisfie niet aan veelvuldige werkzaamheid ontbrak, wyzen de Stukken uit. welke zy ter tafel der Staaten van Holland bragten. In 't bovengemelde Verllag, waar van wy het der moeite waardig oordeelden eene hoofdzaaklyke opgave te doen, hadt dezelve veel moeten laaten berusten by eene enkele aanftipping, en zich beroepen op 't geen de Kamer van Zeventienen des zou oordeelen. Ingevolge hier van liep een Verllag, met eene groote menigte Bylaagen vergezeld, op den veertienden van Hooimaand, ter tafel van hun Ed. Gr. Mogenden gebragt, grootdeels over dezelfde Onderwerpen, en diende om aan te wyzen, waar in gemelde Kamer met dezelve zamenftemde, waar in verfchilde, als mede ter oplosfinge van het groote Vraaaftuk, wegens het in ftand houden der Oost-Indifche Maatfchappye, en de middelen noodig gekeurd, indien men ter inftandhouding beiloot. Zeer verkort moeten wy den inhoud voordraagen. In de eerfte plaats hingen de Gecommitteerden een Tafereel op van den Siaat en Financieele omftandigheden der Maatfchappye, waar in men, met eenen oogflag, aanfehouwde het ontzettend groot verfchil, t welk in de laatfte Jaaren tusfchen de Lasten en Baaten plaats hadt (*). Met Zaaken van Staat en Oorlog by T- Allart XXIII. D. bl 48—94. (*) Wy hebben te roeermaalen de lommen, die verbaazende ongelykheid uitwyzende, opgegteven. XXIV. Deel. X z;« LXX. boek. I7QI. Inhoud eens in. "gedien| den Verflags. Grootheid en ianwas iran de Schuld.  822 VADERLANDSCHÊ LXX. BOÊK. IfOI. Wat zy vermelden wegens Be* Zuinigingeu hier teLande, i I Met verbaazing bleek uit het openleggen der (laaten, dat, geduurende de vyf matfte jaaren, 'sjaarlyks door een genomen, te kort gekomen was de fom van 8734962 Guldens Dat de Schulden der Maatfchappy, naa aftrek van 't geen zy aan voorraad van Gelden en Goederen te baate hadt, in Bloeimaand des voorleden Jaars bedroegen 80937737 Guldens, terwyl die fchuld, zints dien tyd, door Geldopnemingen, ten behoeve der Hollandfche en Zeeuwfche Kameren, met nog vyftien Millioenen Guldens was vermeerderd. Zeer breedvoerig is het tweede Lid deezes Verflags, behelzende eene overweeging of dit verfchil voor het toekomende zou kunnen worden weggenomen. Op denzelfden voet als in het voorgaande neemen zy eerst in overweeging wat hier te Lande in verfchéide opzigten, ten voordeele zou kunnen (trekken, en de Bezuinigingen, welke 'er zouden kunnen plaatshebben, in de voorheen daar toe opgegeeven Artykelen. Ten deezen opzigte verklaaren zy» i, Wy kunnen over het geheel wel „ niet ontkennen, dat aan zommige, meer „ of min, bereids is voldaan geworden; „ doch wy hadden wel gewenscht, dat wy „ het genoegen konden hebben U Ed. Gr. „ Mog. te informeeren, dat dienaangaan„ de met eene meerdere Cordaatheid was „ te li& onder andere onze Vadert. Hifi. XXIF. D. bl. r6. en XXIII. D. bl. 1/3. als mede hier boven >J. 306,  HISTORIE. 323 „ te werk gegaan. Het is alleen de con„ victie, dat, zo niet alle zeilen worden „ bygezet, het met de Compagnie gedaan zal zyn, welke ons hoope geeft, om „ van Heeren Bewindhebberen te mogen „ verwagten, dat zy, even als wy, daar „ van eindelyk overtuigd zynde, met ons, „ ten deezen opzigte, meer en meer de handen in een zullen flaan, en van „ trap tot trap alle perfoneele genoegens, „ welke wy wenfchen,dat langs dien weg, voor het toekomende in eene dubbele „ maate, zullen kunnen te rug keeren, aan „ de welvaard van het algemeen opoffe„ ren." Alle de byzonder door hun opgegeevene Stukken gaan zy naa, en toonen by ieder, waar in zy min of meer geftaagd, of geheel te leur gefteld waren, met by voeging van redenen tot wederfpraak van de gronden, waar op, in een en ander geval, de weigering om 'er in toe te ftemmen, van de zyde der Bewindhebberen, fteunden. Vervolgens den ftaat der Winften en In- E komften, en de Lasten der Maatfchappye ? in de Indien blootleggende, weezen twee ^ Boekjaaren (*) uit, „ dat de Lasten, ge k ,, duurende dat Tydvak, de Winften en In- ei „ komften 's jaarlyks te boven gingen de 'w ,, fom van vier a zeven en dertig Tonnen „ Gouds." Zy mogten met regt daar op laaten volgen; „ Een ontzettend verfchil, „ en O Te weeten die van 178? en 178'. X 2' LXX. BOEK. 1791. lootleg' ing van en ftaat er InsmfteniLasten Indit,  324 VADERLANDSCHÊ Boek. 1791. Hoe het te kort komende in de IndifcheKas te Vinden. I i i i „ en zo ontzettend, dat, indien daar op, „ by aanhoudenheid, zou moeten gerekend worden, 'er geene mogelykheid zou zyn „ om dat Excedent te vinden!" Tot troostgronden voeren zy aan, dat deeze berekening gemaakt was, toen de Maatfchappy nog gebukt ging onder de buitenwoone bezwaaren, de gevolgen van den Oorlog met Engeland; dat men moest opklimmen tot het tydperk, 't welk dien Oorlog onmiddelyk voorging. De Berekeningen gemaakt over de Jaaren tusfchen mdcclxx en mdcclxxx weezen uit, dat de Lasten, de Winften en Inkomften telken Jaare vier en twintig Tonnen Gouds overtroffen. Dan dit verfchil zelfs was, gelyk zy met regt 'er by voegen, ,, groot genoeg „ om met zo veele kundige Generaals, „ die in Indien zich de belangen der Maatje fchappye het meest aantrokken, te mo„ gen vastftellen, dat, indien 't zelve nieê „ kon worden weggenomen, de Maat„ fchippy onder de Indifche Lasten een? „ maal zou moeten bezwyken." De groote vraag bleef, derhalven, over, of dit verbaazend tekortkomen der Indifche Kasfe in de Indien zelve zou te vinden zyn? Hier beriepen zy zich op de aanfchryvingen reeds gedaan aan de Hooge Regeering van Indien, als mede aan het Gouvernement van de Kaap de Goede Hoop, wegens de daar in te voeren Belastingen, ;n Bezuinigingen; zy fpraaken van de verèheide Hukken den Handel aldaar betrefènde, die hoop van Bezuiniging gaven. In  HISTORIE. In veele byzonderheden aangeweezen hebbende de voordeden, en uitfpaaringen, welke zo hier te Lande als in Jndiën, dooi de voorgefiaagene veranderingen, en verbeteringen , zouden kunnen behaald worden, die niet flegts Tonnen maar Millioenen Schats bedraagen zouden, bleef de groote vraag nog onbeantwoord, of byaldien deeze gelukkig Haagden, dan nog de zaaken van de Maatfchappy, zonder nieuwe Onderftandgelden, of Geldleeningen, voor eerst, zouden kunnen worden aan den gang gehouden ? Van het Bewind hadden de Gecommitteerden daar op een ontkennend antwoord bekomen, en zich by den eerften Advocaat der Maatfchappye vervoegd met de Vraage, welke en hoedanige Middelen als dan, naar zyne gedagten, Zouden behooren te worden in 't werk gefteld? Het antwoord van dien Heer kwam neder op aanmerkelyke Inkortingen, zo in den Handel als in de Scheepvaard der Maatfchappye. Wél durfden de Gecommitteerden zich daar van eenen goeden uitflag voordellen; doch zy vonden zich, aan den anderen kant, bezwaard, ter oorzaake van de geringe Uitrusting van flegts tien Schepen 's jaarlyks, waar op het groote voordeel voornaamlyk zou nederkomen, om het ter hand neemen daar van, met volle gerustheid, aan te pryzen. 't Is der moeite waardig eene aanmerking dier Heeren, die wy elders zo zeer van opofferingen hoorden fpreeken, af te X 3 fchry- » LXX. BOEK. 1791. Beraadflaagingop redmiddelen Wat zy oordeelen wegens de voorgefteldelnkortingen, zo ira Scheepvaard als handel.  32 gunftig vooruitzigt voegen zy, als Confiliarii Principis, een voordragt der zwaarigheden van beide de kanten, zodanig ingerigt, dat zy ten befluite deeze taal voeren. „ Kortom, Ed. Gr. Mog. Heeren! wanneer men aic alles by den an„ deren voegt, en in een onderling ver„ band befchouwt; wanneer men, zonder „ vooroordeel, en met dat vooruitzigt, „ het welk het kenmerk is der waare Staat„ kunde, zich de gevolgen, welke de daad„ lyke val der Maatfchappye naa zich zou „ fleepen , voor den geest brengt, dan fchynen de redenen, welke de Hooge „ Regeering behooren te rug te houden „ van de handen van de Maatfchappy af „ te trekken, allergewigtigst te weezen." Te regt begreepen de Voordraagers van dit nieuw verzoek om Onderftand, dat hun voordragt niet ten vollen beantwoordde aan het beoogde eens Geheimen BeCuits in Hooimaand des voorgaanden Jaars X 5 ge- LXX. soek.  $30 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. J79I. De Bezending 1 noodig «gekeurd, j i 1 j s genomen, naamlyk, „ welke Middelen by „ de hand zouden behooren genomen te „ worden, indien de bevoorens reeds ge„ accordeerde Subfidien, niet toereikend „ zouden weezen," gelyk thans plaats hadt. — Doch zy betuigden geene andere Middelen, dan de voorgeftelde,te kennen; en zo de Regeering der Stad Dordrecht, op wier voorftel dit Befluit genomen was, daar mede eenige andere beoogd mogt hebben; by voorbeeld het openftellen van de ganfche Vaart en Handel; of de Ontbinding der Maatfchappye op zulk een voet en wyze als thans ten opzigte van de fVestIndifche Maatfchappy in overweeging werd genomen, „ dan moesten zy rondborstig „ verklaaren, dat zy, niet tegenftaande „ alles w^it daar voor, in den eerften opis flag, fcheen te pleiten, onbevooroordeeld 1, by hun in overweeging was genomen, „ daar in zo veele, en zulke onoverkomei, lyke, hinderpaalen ontmoet hadden, dat „ zy de gevolgen daar van niet konden 1, doorzien, en overzulks geene vryheid , vonden dit Middel aan te raaden." Eindelyk komen deeze Heeren in hun /oordragt tot de Buitengewoone Bezenling na de Indien, welker hooge noodzaakykheid zy oordeelden, in hun voorig Verlag, aangetoond te hebben. Zy betuigen iet genoegen gehad te hebben van te mo;en befpeuren, „ dat die noodzaaklykheid , in het algemeen niet alleen erkend was, , maar dat 'er by het Bewind, en by de , Hooge Regeering deezer Landen, de „ noof  HISTORIE. 33* „ noodige fchikkingen gemaakt waren, om, „ hoe eer hoe betér, en nog in den af„ loop van dit Jaar, dezelve in 't werk „ te ftellen." Men hadt naamlyk, op een Adres der Vergadering van Zeventienen, en een daar op volgend Befluit van hun Hoog Mogenden , zyne Hoogheid verzogt om de benoeming te doen deezer Bezendinge. Diens keuze was gevallen op Mr. Sebastiaan Cornelis Nederburgh , eerfte Advocaat van de Generaale Oost-Indifche Compagnie deezer Landen, benevers den Heer Simon Hendrik Frykenius, Capitein tei Zee by de Admiraliteit van Westfrieslana en het Noor der Kwartier, mitsgaders der tegenwoordigen Gouverneur van Neêrlandi Indien, Mr. Willem Ar.nold Altingh, en den Directeur-Generaal Hendrik van Stokkum, Op den voorflag des Stadhouders zouden deeze Heeren den Tytel voeren van Commisfarisfen Generaal, en moesten zy aangezien worden als verbeeldende den Opperhewindhebber en Gouverneur Generaal van Neêrlands Indien. Deezer Mannen talenten en bekwaamheden tot die gewigtige Bezending haaler zy in hoogften top; met byvoeging, dat. aangemerkt de uirflag van alles, wat hie: te Lande beraamd was, en verder moes beraamd worden , ten aanziene van he Beltuur, en de Schikkingen in Indien, ge heel en voornaamlyk zou afhangen var de verrigtingen, en den uitvoer deezer Commisfie, het enmogelyk was hun Lastbrie z» LXX. boek. Perfoonen tot die Bezendingdoor zyne Hoogheid benoemd. ■ Wegeas den Lastbrief deezer Be- ■ zending» i \  332 VA DERL ANDSCHÊ LXX. Roe k. 1791. Konen deezer Bezending. I 1 1 « \ i I e c 2 k j s: 3; »5 zodanig in te rigten, dat men daar in alle Punten, op welke zy byzonder hadt agt te geeven, naauwkeurig bepaalde. . De omftandigheden, waar in zy, by hunne komst, de zaaken zouden aantreffen, duldden dit ook in geenen deele. Het was daarom ten hoogften noodig, dat die Heeren , buiten de duidlyk aangeweezene Punten, in 't algemeen, bekleed wierden met een zeer uitgebreid vermogen en gezag, 't welk hun in ftaat ftelde, om, naar omftandigheden van tyden, en zaaken, zodanige fchikkingen te beraamen, en zulke orders te ftellen, als zy meest nuttig voor de Maatfchappy oordeelden. Zints den Jaare mdcclxxxiv hadt 'er *eene buitengewoone Bezending na Indien plaats gehad. De perfooneele gevaaren üs ook de meuigvuldige en onaangenaame )ezigheden daar aan onaffcheidelyk vermogt, het gemis der voordeelen, en aangenaamheden, die de eerstbenoemden van ;en veelgeevend en aanzienlyk Ampt trok, ;ou, zo zy vertrouwden, alle bedenklykteden en aanmerkingen weeren, op de ieldige Voorwaarden, waar op die beide leeren de Commisfie hadden aangenomen, n de Financieele Schikkingen deswegen oor het Bewind, met goedkeuringe van yn Doorlugtige Hoogheid, en hunne voorenmsfe, gemaakt. „ Zy waren, dit kon■ den zy niet ontveinzen, onereus voor de Maatfchappy; dan evenredig aan het gewigt van den last, de gevaaren en de opofferingen; zy konden in geene „ ver-  HISTORIE. 333 '„ vergelyking komen met die voordeelen, welke daar uit, onder den Godlyken Zegen , voor de belangens der Maat„ fchappy, zouden kunnen gebooren wor „ den (*)•" In (*) Zo fpraaken Commisfarisfen zelve van de groote Kosten op deeze Bezending loopende, en maakt deeze, in de daad, een vreemd vertoon by 't (leeds fpreeken van en aandringen op bezuiniging. Men hadt deeze en andere Stukken gaarne geheim willen houden, en klaagde, in 't flot van dit Verflag, dat men,by voornaame Boekverkoopers, de Secreete Stukken van Staat verkogt. Hec zil det moeite waardig weezen hier geheel af te fchryven de Nota der Pecunieele Voorwaarden aan den eerften Zendeling Nederburgh aangeboden; als med€ die den Capitein Frykenius betreft. „ i. Dat aan zyn Ed. geduurende die Commisfie, en wel voor den tvd van drie Jaaren, zal „ betaald worden jaarlyks eene fomma van ƒ90000 ,, Holl. Cour. in te gaan met den dag dat zyn Ed, „ zich aan boord zal hebben begeeven; waar var „ƒ50000 in vier egaale Termynen jaarlyks zullen „ moeten worden betaald hier te Lande aan zyne „ Gemagtigdens, en de rerteerende 40000 aan hem „ in Indien. „ 2. Dat, wanneer genoemde Commisfie langer „ dan de voorfchreeve tyd van drie Jaaren duurde, „ als dan de betaaling der voorfchr. fomme van „ƒ40000 blyvende voortloopen, aan zyne Gemag„ tigdenshier te Lande,in voege voormeld ƒ25000 „ in ftede van ƒ50000 zal worden betaald, en zal „ de Betaaling der totaale fom van ƒ90000; of „ waneeer de Commisfie langer mogt duuren dan „ drie Jaaren ƒ65000 jaarlyks, ophouden met den „ dag van zyn Ed. behouden terugkomst in de Ha„ venen deezer Landen. ,, 3. Dat, wanneer zyn Ed. kwam te overlyden „ in het eerfte Jaar van die Commisfie, als dan de „ volle fom van zyn geheel inkomen van dat Jaar s, aan zyne Weduwe, of Erfgenaamen, zal worden goed- LXX. BOE IC. I79I.  LXX. Boek 179 i. Dezelve vertrekt. 3 9 t S34 VADERLANDSCHÊ In Wintermaand ftaken de Commisfarisjen Generaal, over wier Zending zeer verschillend gedagt en gefprooken werd, met s Lands Fregat van Oorlog de Amazone, onder bevel van den Zee-Capitein Ab! Keuvel, uit Texel m Zee, met nog eeni- ?e,.?';he.P,enVen een Paketboot der Oostindifche Maatfchappye (*). Schoon „ goedgedaan met een jaarlyks Penfioen van ƒ3000 „ naar leeven lang geduurende. — Dat zo zyn Ed. „ m het tweede Jaar der Commisfie komt te fter„ ven, dit Penfioen op ƒ2000, en zo in het derde „ Jaar op ƒ100» wordt bepaald, en in die beide „ laatfte gevallen, de betaaling der ƒ40000 zal „ worden goedgedaan tot het einde der Maand „ waar in zyn Ed. zou zyn geftorven, en de be' „ taahng in Nederland ophouden met het laatfte „ quartaal dat verfcheenen zou zyn vóór de aan „ komst hier te Lande der tyding van zyn over„ lyden. V.70 ne GemagtigJens, en de resteeren„ de ƒ40000 aan zyn Ed. in de Indien. „ a. Dat wanneer de Commisfie langer dan de ,, voorfchr. tyd van drie Jaaren duurt, als dan de „ betaaling der voorfchr. fom van ƒ40000, blyven- de voortloopen, san zyne Gemagtigdens hier te „ Lande in voege voorfchr. maar ƒ15000, in ftede „ van ƒ30000, zal worden betaald: en zal de be„ laaiing der totaale fomrrte van ƒ70000, of wan- „ neer LXX. BOEK. '7QIHoe door veelen in Batavia ie gemoet gezien.  LXX. BOEK. j 1 i 1 : 5 i t i 33*5 VADERLANDSCHÊ „ de Oost-Indifche Maatfchappy, op eenen „ gelyken rang ftelt met eenen Souverain; „ en aan de Algemeene Staaten, en de „ Staaten der byzondere Gewesten, min„ der agting, en verknogtheid betoont dan „ aan „ neer de Commisfie langer mogt duuren, dan drie „ Jaaren, ƒ55000 jaarlyks ophouden met den dag „ van zyn Ed. behouden terugkomst in de Have„ nen deezer Landen. „ Dat, wanneer zyn Ed. kwam te overlyden in „ het tweede Jaar der Commisfie, of laater, de be„ taalmg der lom ma van ƒ40000 zal worden goed„ gedaan tot het einde der maand, waar in zyn Ed. zal zyn geftorven, en de betaaling in Nederland „ ophouden met het laatfte quartaal, dat verfchee„ nen zou zyn vóór de aankomst hier te Lande „ der tydme van zyn overlyden. '*4* Jr?r W üitrastinS en die van eenige „ Eureptfche B.diendens, die zyn Ed. zal moeten „ medenesmen, zal worden betaald ƒ15000 en „ daarenboven aan zyn Ed. drie Ma;nden Gaeie hter te La.> ie worden vooruitgeftrekt. „ 5- Dat aan zyn Ed. by behouden Retour en „ in cas van overlyden, aan zyne Weduwe, haar „ leeven lang geduurende, zal worden goedf edaan „ een jsarlyks Penfioen van ƒ1500; en eindelyk „ 6. Dat geftipuleerde Betaalineen hier te Lande „ op de bedongen Termynen zullen gefchieden, „ uit het Provenu der jaarlyitfche Retourcn of Ver1, koopingen, en zulks by preferentie/' Dit laatfte Artykel zo in dey t welk het aanfteilen dier Bezendinge toegeftaan vordt, waar in de Afgevaardigden der Gewes;en >er.uigen zulks te doen „ in het vertrouwen, dat , as kosten van dez-lve niet ten lasre van den .Lande zullen gebragt worden." Refol. Gen. 10 tfey i7pi. — Men vindt alle ftaktten gewisf.ld in aanziene deez-r Bezendinge in de Zaaken van taat en Oorlog by Aixart XXIV. D. bl. 206—225. in  HISTORIE. 337 „ aan hem," was het oordeel op Batavia, Wegens die Bezending niet gunftig. Althans de evengemelde Schryver, gewaagende van de Commisfarisfen uit deezen Lande verwagt, om de Misbruiken te verbeteren, drukt zich in deezer voege uit; „ Dewyl de Zending van zodanige Com„ misfarisfen , een groot wantrouwen te „ kennen gaf, kon zy niet met een „ goed oog worden aanfchouwd; ook was „ het niet volkomen zeker, of derzelver s, komst niet hartlyker, dan van eenen „ Vyand, door zommige gemoederen ge„ vloekt werd (*)." Om de Geldbehoefte ter Kamer Zeeland ( te gemoet te komen diende, by den aan- * vang deezes Jaars eene Geldopneeming van f drie Millioenen, en driemaal honderd dui- j zend Guldens, by wyze van Schuldbrie- fi ven, of vyf en twintigjaarige Renten, onder Vrywaaring der Staaten van Zeeland (f). Tot dat zelfde einde wierd 'er, ten behoeve van de Oost-Indifche Compagnie , in Holland eene Geldopneeming van vyf Millioenen, in Herfstmaand werkftellig gemaakt (§). — Staaten van Holland verleenden Bewindhebberen verlengde Hand- flui- In dat Due!, als mede in het voorgaande deezes Werks, zyn a'le de ooripronglyke Stukken met de 13ylaagen tot de C oramisile, van wiens Rapport wy het hoofdzaaklyke opgaven, te vinden. (*) Reis van Lord Macartney naar China, door George Staunton U. D. bl. 66 en 151. Te Amjl. by T. Allart. (f) N. Nederl. Jaarb. 1791. b'. 40^—411. (§1 N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 1<;<5q, XXIV. Deel. Y LXX. boek. I79I. Jeldop- eemin- enhyde ». 1. laat- :happy.  338 VADERLANDSCHÊ LXX. boek 1791, Vryheid de (oop lieden gegeeven, om met 'lostIndifcheSchepen Goederen te verzenden en te krygen. fluiting, wegens het betaalen van Recepisfen der Anticipatie - penningen, eerst voor veertien Dagen t en vervolgens voor zes Maanden (*). De Vergadering van Zeventienen befloot aan byzondere Kooplieden de vryheid te geeven, om na Batavia, Ceyhn, Cr oomandel, Bengalen, en de Kaap de Goede Hoop, met 'sCompagnies Schepen, voor eigen rekening, Goederen, Waaren en Koopmanfchappen te zenden, uitgenomen Amunitie van Oorlog, Opium, en 01. Vitriol, mits de Vragtpenningen daar toe bepaald betaalende; als mede om, behalven eenige Goederen, welke de Maatfchappy aan zich behieldt, als Nagelen, Nooten, Foely, Kaneel, Peper, Koffy, Zuiker, Indigo en Sappanhout, Tin , Spiauter , Salpeter, Thee, Porceleinen, en alle andere Goederen van China, ook Ly waaten van de O verwal Compagnies Sorteering herwaards over te zenden (f). Grond tot die Verzending met de Schepen der Maatfchappye, hadt de Heer Hoofddeelhebber Titsingh gelegd in zyne Confideratien over de oorzaaken van de Veragtering der zaaken van da Compagnie, en de verbetering derzehe. Dan deeze, gelyk uit dit zyn meermaals gepreezene Gefchrift blykbaar is, hadt wel gewen scht, dat die Verzending eenigzins ruimer opengefteld geweest ware. Eene (*~) Refol. van Holt. 5 en 1(5 Nov. 1791. (|) Zaaken van Staat en Oorlog, by AlI-aet XXIil. D. bl. 177—103.  HISTORIE. 339 Eene nieuwe Vryheid in den tyd des Vefkoops van onverkogte en opgehoudene Goederen, thans by de Maatfchappy ingevoerd, en het verkoopen uit de hand, welk laatfte niet alleen gehouden werdt te ftryden met de beftendige gewoonte daar omtrent; maar ook met den uitdruklyken wil en last van den Souverain, wekte het beklag: van een aantal Kooplieden te Amfierdam, die, in Wynmaand, deswegen een Verzoekfchrift by de Algemeene Staaten inleeverden. Aan het hoofd Honden de Kooplieden Willem van Brienen en Zoonen, Willem en Jan Willink , Henbrik. Gildemeester , Jan van ALSTéE en van Beugen. Dit Verzoekfchrift door hun Hoog Mogenden om berigt aan de Vergadering van Zeventienen gezonden zynde, werd eerlang breedvoerig beantwoord. 't Welk een nader Verzoekfchrift, gepaard met ftukken ter ophelderinge,van de zyde der gemelde Kooplieden , ten gevolge hadt (*). Dit gefchil bleef hangen tot in het naastvolgend Jaar, wanneer wy van de afdoening voeglyker, dan hier, zullen gewaagen. Behalven deezen ftryd tusfchen de Maatfchappy , en de Kooplieden, die in den * Handel der Oost-Indifche Waaren groot'3 belang hadden, waren 'er andere ongenoe-1 gens ontftaan, die zeer hoog liepen. Het ver- (*) A7. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 1750. 1842. 1062. 1083. 1085. 2017. Y a LXX. BOEK. I7Qt. Gefchil over den tyd der Verkoopingevan O. L Waaren. Gefchil regens e wyze an Verooping.  340 VADERLANDSCHÊ LXX. boek. 1791, verkoopen by den Afflag, van wegen de Maatfchappy, zints de Naajaars Verkooping van den Jaare mdccxc ingevoerd, gaf daar toe aanleiding. Van ouds af werden alle de Goederen hier te Lande uit de Oost-Indien aangekomen, by den Opflag, aan de meestbiedenden verkogt. Men begreep van de zyde der Maatfchappye, dat, langs dien weg, de Makelaars meesters waren van den Prys, en beweerde, dat zy de / V gewoonte hadden om de onderfcheide orders , hun door de Kooplieden gegeeven, te vereenigen, de Pryzen onder elkander te berekenen, waar van het gevolg was, dat die niet hooger te brengen waren, dan tot de door de Makelaars goedgevondene hoogte. — Lang was zulks onder opmerking gevallen; veranderingen daar in te maaken, hadt men meermaals voorgenomen ; doch 't was op den ouden voet gebleeven. De tegenwoordige Gecommitteerden tot de zaaken van de Oost-Indifche Compagnie begreepen, dat de reden van het ftandhouden dier Verkoopwyse alleen moest toegefchreeven worden aan den invloed der Makelaars, en anderen, die zich daar tegen altoos ten kragtigflen verzet hadden. Zy wilden doortasten en gaven den Leden van 't Bewind in overweeging, om de Goederen, in plaats van met den Opflag, by den Afflag te verkoopen aan den eerstmynenden; naa dat dezelve door deskundigen gewaardeerd waren, beneden wier waardeering men dezelve niet zou afgeeven. Bewindhebbers ontmoeten hier  HISTORIE. 341 hier in groote tegenkanting (*), welke zo verre ging, dat voornaame Makelaars en Kooplieden te kennen gaven geen bod op de geveild wordende Waaren te zullen doen. Door deeze Bedreigingen liet het Bewind zich niet affchrikken, en meende reden te hebben om by den uitflag te zegepraalen op hunne Tegenftreevers (f). Van hooger hand ontving de Oost-Indifche Maatfchappy een door veelen voor1 zeer fterk aangezienen fteun, wanneer hun 1 Hoog Mogenden , by een Plakaat, aan \ kondigden, dat, geduurende den tyd van ^ het tegenwoordig loopende Octroy dier' Maatfchappye, allen Invoer en Verkoop van Thee buiten de geene, welke door die Compagnie zou zyn of worden ingevoerd, zou zyn verboden, op ftraffe van verbeurd verklaaring, en de vierdubbele waarde der ingebragte Thee. Met uitzondering van de zodanige, welke na deeze Landen reeds zou- (*) Onder andere Stukken, tot dit gefchil he. hoorende, verdient inzonderheid, van de zyde der Kooplieden, nagezien te worden, eene Verzameling van zes lnfinuatien en twee Declaratien en Commisfien van aanzienlyke Huizen van Koophandel, in druk verfcheenen, onder den tytel, Stukken rankende den Inkoop van de Java Kofy, aan de Verhoopingen der Generaale Geoctroyeerde Nederlandfche Oost Indifche Compagnie , door de uitvoerende Directie van dezelve Inkoop, mitsgaders de handel•wyze, door de voornoemde Compagnie gehouden , ten aanziene van haare Verkoopingen 1701. (.t) Meu zie hier over het Tweede Rapport in da Zaaken van Staat en Oorlog X.M1J. D. bl. 89 en 90. tn het Nader Rapport Aid. bl. 11. Y 3 LXX. BOEK. mn Wegens iet Ver>od des nvoers 'an 'reemde hee.  342 VADERLANDSCHÊ LXX. boek, i;pi. Ontbin ding de West -In difche Maatfcbappye, zouden zyn of nog mogen ingefcheept worden binnen de daar by uitdruklyk bepaalde Tydperken; terwyl men ook den zodanigen , die door vooruitverfchot in Europa of America partyen Thee hadden, welke door mangel aan Schepen of andere belemmeringen, vóór de geftelde Tydperken niet konden worden ingevoerd, gelegenheid gaf om zich des gerust te Hellen (*). Langs deeze wegen, en door die mid■ delen poogde men den val of de ontbinding ' der Oost-Indifche Maatfchappye te voorkomen, en dit laatfte, het lot, 't welk haare Zuster-maatfchappy de West-Indifche, ten deezen Jaare trof, en waar op men zydelings het angftig oog wierp (f), af te weeren. Een dit ondergang fpellend teken, lieten wy onze Leezers, in den voorleeden Jaare, zien (§). Thans moeten wy de Ontbinding vermelden eener Maatfchappye, die den eerften aanleg te danken hadt aan 's Lands Advocaat Joan van Olbenbarneveld ; doch met den Jaare mdcxxi tot ftand kwam, en veel lotwisfels van vooren tegenfpoed doorgedaan hadt (**). De (*) Refol. Gen. 14. Juny 1791. IV. Nederl. Jaarb. I791. bl. 829. . . (f) Z\e hier boven bl. 330. (§) Zie hier boven bl. 100. (.**) Men leeze het Verflag deswegen in den Tegenwoordigen Slaat der Vereenigde Nederlanden IX. D. bl. 513 enz. en wat 's Lands Gefchiedfchryver Wagenaar. in zyne Vaderlandfcbe Historie, en wy in or.s Vervolg, vermeld hebben, op de veelvuldi. ge plaaizen, in welke ons Gefchiedblad van deeze Maat-  HISTORIE. 343 De waarfchynlykheid deezer Ontbindinge hadt maatregelen doen neemen op de waardeering der Goederen, Effecten en Schulden dier Maatfchappye, en derzelver vereffening, tegen de Schulden ten haaren laste loopende. In de onderhandelingen deswegen gehouden, hadden de Deelhebbers ter Kamer Amfierdam, wier aandeelen omtrer< drie vierde uitmaakten van de Actiën uit welke het Capitaal der West - Indifche Maat- fchap- Maatfchappy gewaagt. — Met zonderling genoegen laazen en herlaszen wy het fchoon verflag zo van de Oost- als West-Indifche Maatfchappye voor handen in het meesterlyk gefchreeven Stuk van Styl ■ De opkomst en bloei der Vereenigde Nederlanden. ^Te Auift. by P. Conradi en te Harlingen by F. van der Plaats 1774. Wy fchryven hier het flot, deeze beide Maatfchappyen betrelfende, af. ,, Wy kun. ,, nen en moeten dusdanige Maatfchappyen twee„ zins befchouwen. Wat zy in haare eigene Huis,, houding zyn? en hoe veel zy toebreogen tot den „ bloei van het Geraeenebest ? zyn twee zeer on- derfcheidene vraagen. Want, fchoon het vast „ gaat, dat, orsder een goed beftuur de voordee,, ligfte ftaat van hunne zaaken ook de nuttigde zal zyn voor het Vaderland, echter is die op„ klimming zo evenredig niet, dat men altoos, uit haare nadeelige omftandigheden, het ver,, lies van den ganfchen Staat zou kunnen op„ maaken. Integendeel kunnen zy, zonder haare Leden merkelyk te bevoordeelen , aan den Staat „ nog groote dienften doen; en dit laatfte geval „ is bui:en twyfel betrekkelyk tot onze West' „ Indifche Maatfchappy. leder opmerkzaam Lee,, zer , bezeft ook dat het verhandelde nopens „ beide de Maatfchappyen vooruaamlyk ftrekken moest om de zaaken vsn die zyde voor te draa„ een; dewyl wy hier niet afzonderlyk van den Koophandel, maar van de algemeene belangen ,, des Vaderlands redenkavelen. De groote en heY a ften- LXX. BOEK. 1791. Verfchillen der Kameren over de waardeering der Actiën.  344 VADERLANDSCHÊ LXX. i UEK. ■ ! 1 i fchappye beftondt, eenpaarig beflooten zich in da goedgunftigheid van bun Hoog Mogenden aan te bevelen, verzoekende, dat het Hoogstdezelve mogt behaagen, de Aandeelen der Deelhebberen, by fchikking tegen dertig ten honderd over te neemen tegen betaaling in Gelde, of, dit niet gevallig zynde, tegen rentegeevende Schuldbrieven, ten laste van 't Gemeene Land, tot drie ten honderd 'sjjars. De Kamers in het Noorderkwartier te Hoorn en Enkhuizen Hemden met Amfierdam ten vollen., in. De meerderheid der Kamer aan de Maas maakte veele zwaarigheden. Nog veelvuldiger waren die, welke de Deelhebbers ter Kamer Zeeland, uithiaakende omtrent twee vyftienden van het Capitaal der Com- „ ftendigi Winften der Oost-Indifche Maatfchappy „ hebben ons dit, ten haaren opzigte, gemaklyk ge„ maakt [men zie boven de [aartekening van de Uit. „ gave deezes Werks 1774] Maar zal 'dit zo ge„ heel toegeftemd zyn, wanneer wy beweeren, dat „ de West - Indifche, ondanks haare zwakheid, on„ der de vermogende oorzaaken van onze weivaard „ moet gerekend worden? . Men bedenke zich een ,, oogenblik. Regelt zy den West■ Indifchen Han„ del niet voor alle byzondere Perfoonen, welke „ zich, onder haar opzigt, daar toe begeéven ? „ Houdt zy niet door dit middel,ontelbaare werk„ tuigen in heweeging? Vormt zy dus geen groot , aantal bekwaame Zeelieden? Brengt zy dan , niet, zo wel als de Oost-Indifche, het haare toe, , om onze Zeemagt aanzienlyk te maaken;en doet , zy daar omtrent niet ruim zo veel als onze Grot, 'e en Kleine Fisfcheryen, onze Levant fche Kamer, , en a'le de overige Sinaldeelen van onze uiige, flrekte Zee.-aard immer deeden!" bl. 61 ti. terIe Druk.  HISTORIE. 345 Compagnie, in 't midden bragten. — Van de Deelhebbers by de Kamer Stad en Landt was geen antwoord ingekomen. De Gedeputeerden tot de zaaken van de West-Indifche Compagnie uit hun Hoog Mogenden , een breed verflag desweger gedaan hebbende, vaaren woordlyk in dee zer voege voort; „ Dat uit dit alles aan „ hun Hoog Mogenden zou confteeren. „ dat door de ongedecideerdheid der Participanten van eenige der Kamers, tol „ nog toe, geen vasten voet en wyze var „ ^Estimatie der Eigendommen, en Liqui„ datie der Schulden van de West - Indifck „ Compagnie, in het geval van geene Con„ tinuatie van het Octroy, hadt kunnei; „ bepaald worden. Dat zy nogthans ver„ meend hadden niet langer te mogen uit„ ftellen aan hun Hoog Mogenden Rapport te doen van de omftandigheden „ der zaak: dewyl de tyd van het "ten „ einde loopen van het Octroy fterk in., fchoot, en het zeer ligt zou kunnen ge„ beuren, dat of de Participanten geen nieuw Octroy kwamen te vraagen, ge„ lyk het ook onmogelyk was, dat de„ zelve, op den tegenwoordigen voet van „ Beftuur, en zonder kragtdaadige Subfi,, dien,, eenig voordeel van een nieuw Oc„ troy konde genieten — of ook dat hun „ Hoog Mogenden niet goedvonden het „ Octroy te continueeren; waar door der„ halven alle Beftuur over en in de Co„ lonien, uit naam van de West-Indifche „ Compagnie, met het eindigen van dit Y 5 „ Jaar, LXX; CO EK.' »70I. Verflag wegers dit ftuk door Gecommitteerdenuit hun H. Mog.  &6 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. Befluit by hun H. Mog. deswegen genomen. „ Jaar, ipfo facto zou ophouden, en dee„ ze Bezittingen van zo veel importantie „ voor den Handel en Scheepvaard dee„ zer Republiek, zouden fluctueeren, inj, dien daar op niet in tyds orde werd „ gefteld. „ Dat ondertusfchen," vervolgen zy, », vermids alle Colonien behooren onder n de Souverainiteit van den Gemeenen •» Staat, het buiten allen twyfel was, dat, „ zo dra het Lichaam, het welk met de „ Adminiftratie derzelven, in naam van „ hun Hoog Mogenden, was geoctroyeerd „ geweest, kwam op te houden , deeze „ Adminiftratie daadlyk en immedi?at viel „ in den boezem van hun Hoog Mogen„ den: terwyl de vertraaging der Delibe„ ratien van zommige Participanten, over „ het bepaalen der ZEstimatie en Liquida», tie, geen rede of oorzaak behoefden te „ zyn, waar om hun Hoog Mogenden, „ in het geftelde geval van Expiratie van „ het Octroy, zouden wederhouden wor„ den van de Immediaate Directie te aan„ vaarden." Op deeze Voordragt fteunde het Befluit van hun Hoog Mogenden; „dat, ten „ einde de Colonien van den Staat, onder „ het Octroy van de West-Indifche Com„ pagnie zynde, voor verloop, en desor„ ders te bewaaren, en aan de Participan„ ten, die zich in hun Hoog Mog. Be„ nevolentie bevolen hadden, het conve„ nabel genot van hunne betoonde Bereid„ willigheid niet te doen verliezen, alle „ Gou-  HISTORIE. 347 ~„ Gouverneurs, Directeurs, of andere Be„ velhebbers van de Colonien en Etablis- fementen van den Staat, onder het Oc„ troy van de West - Indifche Compagnie tol „ nog toe zynde, zo in America, als op „ de Westkust van Africa, zoujen worden aangefchreeven ; ten einde dezelven . „ ipfo momento, by het expireeren van hel „ gemeld Octroy, het welk weezen zal „ met den laatften December van dit loo„ pende Jaar, de Regeering van de Colo,, nien aanvaarden in Naam en van wegen ,, hun Hoog Mogenden: dat provifioneel, en „ tot nader order, werden gecontinueerd in „ hunne refpecüve Bedieningen alle hoo„ gere en laagere Officianten, ftaande de „ Adminiftratie van de West-Indifche Com„ pagnie aangefteld, dat ook desgelyks, „ tot nadere order werden geconfirmeerd, „ de Inftructien, Reglementen en Orders „ door Bewindhebberen der West-Indifche. ,, Compagnie gefteld, zo wel in zaaken „ van Politie en Juftitie als anderzins. „ Dat wyders, vermids de Intentie van „ hun Hoog Mogenden niet kon zyn om „ iemand der Participanten in zyn regt of „ actie te prfejudicieeren, deeze orders „ gefteld worden; onverminderd zodanige „ /Estimatie en Liquidatie, als naar reden „ en billykheid zou kunnen gemaakt wor„ den. Weshalven de voornoemde Gou„ verneurs, Directeurs of andere Bevel„ hebbers zouden worden aangefchreeven, „ om, wanneer zy onvermydelyk noodig „ hadden gebruik te maaken van Vivres „ en LXX. BOEK. I79I»  343 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. Staaten van Zeeland ver • Waarden hier in niet te kunnen , berusten, ' s 5 9 5 5 „ en Ammunitie, of van iets hoegenaamd, de West-Indifche Compagnie toebehoo„ rende zy daar van alvoorens eene be„ hoorelyke Taxatie zouden maaken en „ overzenden, welke in de yEsrimatie en „ Liquidatie van de West-Indifche Com9, pagnie zou worden toegerekend." Ten befluite voegden zy 'er nevens , „ dat zyne Hoogheid, als Capitein Gene„ raai en Admiraal deezer Landen, zou „ verzogt worden om een genoegzaam ge„ tal Manfchappen, onder bekwaame Of„ beieren, of eenige Fregatten, tegen ge„ melden tyd, na die Colonien en Eta„ blisfementen te zenden: ten einde alle „ desorders te weeren, en de Regeering „ van hun Hoog Mogenden te doen refpec„ teeren (*)." , Wegens het Verflag, waar op dit BeJuit der Ontbindinge van de West - Indifche Maatfchappy rustte, hadden Staaten van Zeeland, in 't breede vermeld, dat zy daar n niet konden berusten, en in 't byzonder tangemerkt, ten aanziene van de te doele Aanfchryvingen na de 'Volkplantingen, , hoe zy het daar voor hielden, dat alle , Deliberatien, over de al of niet te ver, leenen verdere Prolongatie van het met , dit Jaar expireerende Octroy, daardoor , uit haar geheel zouden gebragt worden, , en dat hun Hoog Mogenden door deeze , Daad een irreparabele grief leggen zou, den aan de Belangen van de Compagnie, „ en (*) Refol, Gen, 37 Mey 1791.  HISTORIE. 349 en van die Participanten, die tot nog ,, toe, om gemoveerde zwaarigheden, zich „ niet hadden kunnen vergenoegen met „ het Aanbod van dertig ten Honderd „ voor derzelver Aandeelen in de Com„ pagnie; en waar op zy geene elucidatie „ hadden kunnen bekomen , dan alleen, „ dat zy als refractaire Ingezetenen befchouwd wierden; terwyl de voorge„ melde Aanfchryvingen een begin zou„ den maaken met de Executie zelve. ,, Hun Edel Mogenden wilden gaarne aan „ het billyk oordeel van hun Hoog Mo,, genden onderwerpen, of Hoogstderzelver Dominium eminens zich zo verre uit„ ftrekte, dat over de Particuliere Bezit„ tingen der Ingezetenen, op zodanigen „ willekeurigen voet, in dit ons Vrye „ Land, kon worden befchikt. VerkJaa„ rende hun Ed. Mogenden, dat zy voor 9, zich, de vertegenwoordiging der Opperj, fte Magt van het ganfche Bondgenoot,, fchap, door de Vergadering van hun ,, Hoog Mogenden , ook uit hun naam „ geoefend, zo verre niet uitftrekten; „ maar gedienstlyk verzogten , dat hun ,, Hoog Mogenden in 't algemeen, en by,, zonder in dit geval, zich daar van ge,, liefden ie onthouden, en het doetv der „ bedoelde Aanfchryvingen te {haken, tot „ tyd en wyle dat dit of dergelyk'een „ Befluit, met eene eenpaarige toeftem,, ming van alle de Bondgenooten, en naa dat de daar vap verlchillende Deelge- j, noo- LXX. B OEK. 179^  350 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. ITOI. By hur. de ver» lenging van het Octroy beter ge keurd. „ nootén te vrede waren gefteld, zou kun„ nen genomen worden." Staaten van Zeeland hadden op dit ftuk Gedeputeerde Bewindhebbers der West-Indifche Maatfchappye ter Kamer huns Gewests gehoord, die hun onder 't oog bragten den voorleeden en tegenwoordigen Staat dier Maatfchappye; als mede hunne gedagten, dat eene Verlenging van het Octroy verkieslyk was; doch onder alle zodanige veranderingen, en bepaalingen, als naar de tegenwoordige omftandigheden het meest, gefchikt, en tot bevordering van de welvaart der Volkplantingen en den Handel der Ingezetenen op dezelve nuttigst en voordeeligst zou bevonden worden. Deeze bedenkingen waren den Staaten van Zeeland van zo veel gewigts voorgekomen , dat zy dezelve ter ernftige overweeginge der hooge Bondgenooten aanboden, om des gebruik te maaken by eene Verlenging van het Octroy op zulk een voet, en met dusdanige veranderingen als in allen opzigten het bevorderlykst waren voor de belangen des Lands en des Handels." Voor dusdanige veranderingen was, naar hunne overtuiging, het tegenwoordige Beftuur wel vatbaar, „al „ was het dat hun Hoog Mogenden,'' gelyk zy met zo veele woorden zeggen, „ by eene gelegenheid als deeze, gelief„ den zorg te draagen, dat de eene Ka„ mer door de Superioriteit van andere „ Kameren, niet konde onderdrukt wor- „ den 3  HISTORIE, 3S* ,, den, gelyk de Kamer Zeeland nu, ze„ dert Jaaren herwaart, hadt moeten on,, dervinden." „ Zodanig een, naar tydsomftandighe„ den ingerigt Octroy," zeggen Staaten van Zeeland verder, „ kwam hun voor aan „ minder zwaarigheden onderhevig te zyn, „ dan een geheel Nieuw Plan van Direc„ tie, al ware 't zelve al eenigzins gemo„ dificeerd; en zo bedenkelyk niet als het „ laatstvoorgeftelde Plan: vermids het, in „ onze Regeeringsvorm gevaarlyk is oude „ paaien te verzetten, dit kon aanleiding » geeven op één voorbeeld, dat voor han„ den is, al ras alles los te maaken. Die „ bedenking was, in het tegenwoordige „ geval, van te meer belangs, om dat met „ het voorgefèelde Plan, en het invoeren „ van een Collegie, alleen afhangelyk van „ hun Hoog Mogenden Vergadering, gee„ ne fchaduw meer overbleef van het Be„ ftuur der West-Indifche Compagnie; maar „ dat hetzelve in tegendeel geheel af„ week van de Oorfpronglyke Inftelling. „ En zo lang het onmogelyke om de Com„ pagnie te behouden, het geen wel ge„ zegd, maar niet beweezen wordt, niet „ werd aangetoond, was 'er ook geen de „ minfte grond om dit voor eene bewee„ zene waarheid aan te neemen; veel min „ om daar aan eene blinde toeftemming „ te geeven." Eenige aanmerkingen, wegens het geen tot zulk een bewys noodig zou zyn, by-* gebragt, en aangeweezen hebbende welke c gaa-^ LXX. BOEK. 179». Wat zy yzoner naaoerea  352 VADERLANDSCHÊ LXX. SOEK. 1791. wegens Esfequeiroen Detxerary. % gaapingen by het nu voorgedraagene Plan openftonden, roeren zy de fnaar nooit, bykans onaangeroerd gelaaten dbor de Staaten van Zeeland, wanneer het de zaaken der Wen-Indifche Maatfchappy betrof, ,, Geene verzekering," zo laaten zy zich hooren, „ was 'er gegeeven, of, en welke ,, faveurs de Zeeuwfche Ingezetenen zou„ den blyven behouden in de Vaart op de „ Colonien van Esfequebo en Demerary: i9 dit hadt alles moeten vastgefteld zyn „ om het Plan op eene hebbelyke wyze „ aan hun Ed. Mog. fmaaklyk te maa„ ken ; 't was niet te verwonderen dat „ het nu een tegengeftelde uitwerking hadt; ja by veele Ingezetenen van Zeeland eene groote bekommering veroor„ zaakte, daar dezelve eene gegronde „ vrees hadden, dat dit voorgetelde Plan, „ (indien het tot ftand kwame ,} die ge,, volgen zou hebben, dat vroeg of laat „ deeze byna eenige overgebleevene Tak „ van Commercie, door den weinigen in„ vloed, die de Hooge Regeering van „ Zeeland, daar in zou blyven behouden, „ geheel en al zou worden gediverteerd, „ en de ruine van de kwynende Negotie „ volkomen gemaakt. Gevolgen, die „ de Staaten vertrouwden , dat by het „ Verflag ter Generaliteit niet gebuteerd; „ doch die de ondervinding geleerd hadt , dat te voorzien waren, en tegen welk© , met geen genoegzamen ernst kon gewerkt , worden. — Hierom behielden hun Ed. , Mog. byzonder aan zich, om, by eene „ Ver-  HISTORIE. 353 W Vernietiging van de West-Indifche Com,, pagnie, den Eigendom op de Colonien 9, van Esfequebo en Demerary te kunnen reclameeren, en des noods, het Regt „ van Zeeland daar op, door alle gepaste middelen, te defendeeren (*).", Geen wonder, dat Staaten van Zeeland, wanneer, ondanks deeze voorflagen, en aanbiedingen , doormengd met fcherpe aanmerkingen , en van verre gedaane bedrei- \ gingen, het Befluit overeenkomftig met het i door hun gewraakte Verflag genomen was,( enzy van hun tegenftand geene vrugt altoos \ zagen, eene Aantekening uitbragten, en ter f tafel van hun Hoog Mogenden deeden inleeveren, by welke zy eene taal voerden, die geraaktheid ter penne inftortte, dezelve liep op deezen verwytenden zin; „ dat hun Ed. Mogenden zich ten ,, fterkften beklaagden over het onlangs 5M befluiten der Aanfchryvingen aan de Be9, ftuuren der onderfcheidene Vastigheden, „ onder het Octroy der West-Indifche Com,, pagnie behoorende; niet alleen in weers, wil van de gegronde aanmerkingen, en 5, poogingen, daar tegen gedaan in een Staatsbefluit den drie en twintigften van ,, Bloeimaand by hun genomen; maar zelfs zonder dit Staatsbefluit tot een voor,, werp van onderzoek, en raadpleeging te „ maaken. „ Dat Staaten van Zeeland, alzins goed-, keurende de vertoogen daar tegen door „ hun* (*) Not. van Zéel. 23 Mey 1791. XXIV. Deel. Z LXX. boek. Sterke aal by iie van Zeeland ;evoerd egen de )ntbin« ing der laat^appy.  354 VADERLANDSCHÊ LXX. SOEK ,, hunne Afgevaardigden gedaan, dit Be„ fluit bleeven aanzien als informeel en „ beledigend, en ten kragtigften moesten „ aandringen dat het buiten werking ge- „ fteld mogt worden. ■ Dat, door dee- 9, zen overhaasten en willekeurigen ftap, nimmer overeen te brengen met de 9, eguards, die de Bondgenooten aan el9, kanderen niet alleen verfchuldigd waren; maar die hun Ed. Mogenden zodanig aandeedt, dat zy byna twyfelden of zy 9, meer als zodanig in aanmerking kwa9, men, de zaaken betreffende het Beftuur der Volkplantingen, zonder noodzaak9, lykheid , uit haar geheel gebragt waren „ op eene wyze, welke zy met geene 9, onverfchilligheid konden aanzien, en „ waar tegen zy redenen zouden hebben, 9, om zich door een Adres aan de Mede? ,, bondgenooten te verzetten. . „ Voor als nog hadden zy egter liever „ verkooren de infchiklykheid te gebruir 9, ken om dit uit te ftellen , in het billyk 9, vertrouwen, dat hun Hoog Mogenden, ,, zo dra mogelyk, by de hand zouden neemen het onderzoek der gronden en „ beweegredenen, in het meergedagte by hun genomene Staatsbefluit te neder gefteld tegen de daadlyke overneeming ,, der West - Indifche Volkplantingen onder 9, de onmiddelyke Regeering van hun ,, Hoog M°genden; maar voor al dat die 9, Vergadering zich zou onthouden van „ eenige verdere Bepaaling te maaken, of Befluit te neemen, op het Verflag ter » Al-  HISTORIE. 355 Algemeene Staatsvergadering uitgebragt, den voet inhoudende op welken alle de ,, West-Indifche Vastigheden tot een Eigen,, dom der Algemeene Staaten zouden ,, overgaan, en vervolgens beftuurd wor5, den, zonder dat alvoorens, met Zee„ lands toeftemming, de volgende Punten „ waren geregeld en vastgefteld. „ Ten eerjlen. Hoe veel foms zouden ,, bedraagen de Fondfen benoodigd, zo „ tot redelyke Schavergoeding der Deel„ hebberen in de tegenwoordige Com„ pagnie, als tot het betaalen haarer Schul„ den; voorts tot het bekostigen des Nieu„ wen Beftuurs, en der Onderftandgelden, die terftond tot het gaande houden van „ zaaken in de Volkplantingen en vervolgens 's jaarlyks, zouden worden ver- eischt. Ten tweeden. Of deeze Som- „ men, welke aanmerkelyk zouden wee„ zen, tot lasten van de Generaliteit, dan wel van de onderfcheidene Gewesten „ zouden komen, en in welk eene even- ,, redigheid. Ten derden. Welke de „ Werkzaamheid en Magt van de voor„ gefielde Nieuwe Directie, en van de byzondereDepartementen,zou moeten zyn: waar omtrent het .noodig was eene In„ ftructie te ontwerpen, en met toeftem„ ming der Bondgenooten vast te ftel- len. Ten vierden. In gevalle hun Edel Mogenden mogten goedvinden, „ om. door het beraamen van voldoende „ fchikkingen, over het Beftuur der Volk„ plantingep, af te zien van hun Regt Z 2 „op LXX B O EK. 1791. Welke Punten zy voorafwildenvastgefteld hebben.  356 VADERLANDSCHÊ LXX. BOE Kt Wh „ op den privativen Eigendom van Esfe* „ quebo en Demerary, in allen gevalle de ,, Beheeringe en Adminiftratie, die in de„ zelve daar over, tot nu toe heeft plaats ,, gehad, blyve ftand grypen: gelyk ook 9) in 't byzonder dat zy worden gehand„ haafd by de faveurs op het bevaaren 9, dier Vastigheden, die hunne Ingezete- nen wettig toekomen, en nog laatstlyk „ aan hun waren toegekend, by het Beiluit 9, van hun Hoog Mogende in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxix genomen." Staaten van Zeeland hielden het verder voor zeker, dat die der overige Gewesten even zo min als zy genegen zouden zyn om toe te laaten, dat, buiten hunne uitdruklyke toeftemming, eene Overneeming der Volkplantingen gefchiedde, eene Overneeming waar van hunne Financien, of die der Generaliteit, de last zouden moeten draagen, „ doch dat Zeeland in 't byzon„, der , uit hoofde van het rechtftreeks be- lang in het Beftuur derzelven, en in 9, de Handel daar op gedreeven, nimmer 99 zou kunnen dulden, eenige benaadeeling 99 of verkorting van zyne Regten ten dee„ zen opzigte. „ Egter gaf het Befluit by hun Hoog „ Mogenden tot Aanfchryving aan de Di„ rectien in de West-Indifehe Volkplanting gen genomen, tegen het verklaarde oog? „ merk van Zeeland, den Staaten diens ,, Gewests, een gegrond vermoeden, als „ of het voorneemen van hun Hoeg Mo>, genden zou kijnnen zyn, om op gelyke ,, in*  HISTORIE. 357 ,) inconftitutioheele wyze voort te gaan, en 9, verdere maatregels ten deezen opzigte ,, eigendunkelyk te beraamen." Voorts hielden Staaten van Zeeland zich aan het by hun vastgeftelde op den drie en twintigften van Bloeimaand: en drongen op nieuw aan op het neemen van geen Staatsbefluit op het meergedagte Verflag, buiten medewerking huns Gewests: zy verzogten, birtnen hét verloop van Zomermaand, daar omtrent ftellige verzekering te erlangen „ wyl zy;" dus luidt het flot deezes fcherp gefchreeven Staatsbefluits,„ by ontftentenisfe daar van, hoe ongaar,, ne ook, zouden moeten overgaan, om „ tegen alle verdere Inbreuk op hunne „ Regten, zich aan de verdere Bondge3, nooten by rondgaande Brieven, en aan „ zyne Hoogheid te vervoegen, en der„ zeiver byftand, op de meest kragtigfte i, en gevoeglykfte wyze, in te roepen en te vorderen (*)." Maar wat baat Befluit als 't boven kragten gaat, en de tegenwerkende ftroom te " fterk is om 'er tegen op te roeijen (f) ? $ Op den dertienden van Herfstmaand wer- J den, by Befluit van hun Hoog Mogenden v hun (*) Not. van Zeel. 2, Juny 1791, (O Deeze zo noode ondergaane flag haddén die ■yan Zeeland'voor geen gering gedeelte toe te fchryven aan hunnen geweezen Raadpenfionaris van de Spiegel, thans Raadpenfionaris van Holland, die zelve ten deezen aanziene verklaart,dat de Uitbreiding en Verbetering der Volkplantingen van dea Staat, vooral in dmerica, hem voor veele verbeZ 3 ie- LXX. SOEK, «79»- fïet Be? uit ter •ntbin. inge lat >orto  358 VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. hun Gedeputeerden tot de zaaken der WestIndifche Maatfchappy gevolmagtigd om het üeftuur over de Volkplantingen, onder hetOctroy van de Generaale Geoctroyeerde WestIndifche Compagnie behoord 'hebbende, met den eerften van naastvolgende Louwmaand, ad interim, te aanvaarden. Eene teringen vatbaar fcheenen; „ maar dat het onmo„ gelyk was die te wege te brengen, onder de Di„ rectie van eene Compagnie, daar de Mereantile „ Comptoir-geest meest altoos de ziel der werk„ zaamheid was, en de flenter genoegzaam de ge„ heele Weetenfchap was geworden." Hy erkent met de Vernietiging van de West - Indifche Compagnie een tweede oogmerk gehad te hebben, te weeten „ het vooruitzigt, om den grondüag te „ beproeven van een form van Beftuur, naar 't „ welk in't vervolg andere groote Lichaamen zou„ den kunnen ingerigt worden, voornaamlyk de „ Admiraliteiten en de Oost Indifche Compagnie.'''— Hy voegt'er by, „ Onze geheele Republiek is, „ om zo te zeggen, byeen gelapt met Itukken van „ onderfcheiden aart en belangen, waar door 'er „ nooit in dezelve heeft kunnen gebragt worden „ die eenheid en kragt in het Beftuur, en in de „ Finantie, voor welke anders zulk een vermogend n Lichaam vatbaar was. „ .Groote Mannen hebben lang te vooren dit ge„ brek beklaagd, en men heeft wel eens voorge„ fteld, om, door middel van eenen Algemeenen „ Raad, met genoegzaame authoriteit voorzien, „ dit gebrek te verhelpen; doch deeze wenfchen „ zyn meer pryslyk dan mogelyk. — De groote „ Lichaamen in den Staat hebben alle, 't zy uit „ noodzaak, of uit navolging, den geest van za„ menftel in hun beftuur overgenomen, en gaan „ dus alle aan het zelfde euvel ziek. — Dit weg „ te neemen, ten minften in de Admiraliteiten, en „ de twee groote Handel - Compagnien , had ik my „ voorgelield, en met dit inzigt formeerde ik myn ,,i plan  HISTORIE. $59 Ëene Bekendmaaking van hunnen wegé diende om aile Deelhebbers van die Maatfchappye , welke genegen mogten zyn hunne Aandeelen, tegen Dertig ten Honderd van het Capitaal aan hun Hoog Mogenden over te draagen, te onderrigten, dat zy zich,, ten dien einde, binnen de eerfte Maand van het aanftaande Jaar mdccxcii , konden bekendmaaken, 't zy by de Grif fie van hun Hoog Mogende in 's Graven haage, of by de Kamers der West-Indifch Compagnie, op welke de Actiën luidden, Zy zouden voor hunne Actiën, naa hel ten einde loopen van het Octroy, ontvangen Recepisfen, getekend door Geauthorifeerden van hun Hoog Mogenden, die verwisfeld ftonden te worden in Gewoone Schuldbrieven, ten laste der Generaliteit, rentende drie ten Honderd, waar van de Renten zouden ingaan met den eerften van Louwmaand des gemelden Jaars. —Ten aandrange om hier mede niet te marren was 'er by gevoegd, dat die Heeren, zich niet wilden gehouden rekenen, om aan zodanige Deelhebberen, die zich, naa het bepaalde Tydibeftek, kwamen aan- mel- fi plan op de West •Indifche Compagnié op z'ods„ nig eenen voet, dat , met eenen gemaklykenf „ overgang van verandering van Beftuur, de vereischte eenvormigheid daar in gebragt wierd, er» dat hetzelfde Plan, mutatis mutandis, ook toe ,, de andeie kon overgebragt worden, iudien men „ met 'er tyd befloot, dezelve te hervormen." Nadenking van eenen Staatsman, wegens sjs Mi* uister ie in Heiland iSoo. bl. 50—52. Z 4 LXX. BOEK; 1791. Bekend* maaking der volvoering,- 1  LXX. E ÜEK. 1791. Schepen na de W. l.Volkplantingen ge. zonden. Ongeluk één deiFregatten overgekomen. j ] ( ( i 36b VADERLANDSCHÊ melden, even 't zelfde faveur te bewyzen-(*). J . Het voorgeftelde middel om de Regeenng yan hun Hoog Mogenden in die Volkplantingen en Vastigheden te doen eerbiedigen, en alle ongeregeldheden te weeCt; t werd met de daad te werk geiteld. Behalven de reeds bevolen Tocht van twee Fregatten na de Volkplantingen van Esfequeho en Demerary, St. Euflatim en Luracao, zou, op voorftel van Staaten van Holland, een Fregat na de Kust van h(Zahtuem^ en de beveIen aldaar volbragt hebbende, na de Rivier van Surinamei verzeilen1; en nog een Fregat nevens een Brik na de West-Indien worden verzonden , voorzien met zodanig een last als aan het oogmerk van. deeze Tocht meest deeld voldoende 200 Worden geoor- Een deezer Fregatten, met Krygsvoik sa Demerary beftemd, onder het bevel van ien Zee-Capitein Otto Willem Gobius /erviel, met donker,en ftormweer, hiet ver /an ialmouth, op den Engelfchen wal, lootte, en werd terftond zo lek, dat geen ïompen kon baaten, en de Manfchap zich )p de best mogelyke wyze moest redden, geen door behulp der Scheepsroepen ;n der Engelfchen gefchiedde ; één der Offeren en vier Man van de Landtroepen ver- fl} y:Ne.derl'Ja"rt- i79i. bl. 18rr. (.f) Zie hier boven bl. 346. ($) Re/at. Ge». 21. Nov. 1791.  HISTORIE. Sf5t verongelukten; één Capitein des Landvolks met twee Scheeps Luitenanten, en vyftien Man kwamen naa vier en twintig uuren, zonder eeten of drinken in een floep op Zee gezworven te hebben, behouden aan Land. Het Volk, van alles ontbloot, kon op een klippig Dorp bezwaarlyk eeten en huisvesting krygen. Van het Schip werd weinig geborgen. In een daar toe aangelegde Krygsraad werd de Capitein van allen pligtverzuim vrygefprooken, en hy kort daar op, met een ander Schip begiftigd (*_). In Suriname, waar de Volkplanting tot < den Staat eene geheel andere betrekking1 heeft dan de andere in de West-Indien,' hielden de Oproerigheden der Boschnege- * ren, hoe zeer bedwongen, nog aan, en maakte het toefchikken van Manfchap derwaards noodzaaklyk (|). Als eene byzonderheid wordt vermeld, dat de Posthouder by de bevredigde Moufinga of Matuarie Boschnegers, in Wintermaand deezes Jaars, op Paramaribo aankwam, met twee Negers, veel hooger op dan de Dorpen der gemelde Bosehnegers gevangen. Hun taal was onverftaanbaar, zy waren by hunne gevangenneeming, met Boomfchors bekleed, in ftede van yzeren gereedfchappen hadden zy fteenen om Palmietboomen te kappen, en eenige eetbaare Wortelen uit den grond te delven. By het nagaan van het (*) N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 2023. en vo®r 179* W. <32. 372. (t) N. ÏSedetï. Jaarb. 1791. bl. 2033. Z 5 ao EK. 1791. ïefteld"ieid te lurinate.  3& VADERLANDSCHÊ LXX. BOEK. 1791. Bepaalingen tusfchenSpanje en onzen Staat wepens de Overloo pers in de Volkplantingen. het fpoor deezer vreemde lieden bevondé men, dat zy uit het Zuid Oosten geko-' men waren, en van de droogte gebruik gemaakt hadden om de Rivier Coppanamé te doorwaaden. Het hadt allen voorkomen , dat deeze nieuw ontdekte M enfehenfoort uit een Zuidlyk gelegene, nog onbekende, Landftreek kwam (*_). Het wederzydsch overloopen en vlugten' der Blanken'en Zwarten in de Spaanfchë Volkplantingen, en die van onze Gewesten in de West-Indien, van tvd tot tyd, toeneemende, gaf zulks aanleiding tot eene Overeenkomst tusfchen den Koning van Spanje, en de Algemeene Staaten,{trekkende ter wederzydfehe Teruggaave of Uitwisfeling van alle zodanige Overloopers en Vlugtelingen, welke daar by tusfchen de Bezittingen des Konings in America en alle Hollandfche Volkplantingen, doch byzonder tusfchen die bepaald wierd, waar in van wederzyden de meeste klagten, wegens dit overloopen gehoord waren, te weeten tdsfchen Porto Rico en St. Euftatiits, tusfchen Cora en Curacao , en tusfchen alle Spaanfchë Bezitttingen aan de Oronoque en Esfequebo, Demerary, Berbicé en Suriname. By deeze Overeenkomst iverd de wyze van Opeifching en Wedergave bepaald, en vastgelteld, dat voortaan geene gevlugte Negers of Negerinnen, by ierzelver terugkomst, uit hoofde van dit tvegloopen, zouden mogen geftraft worden 7- (§) N. Nederl. Jaarb. 1792. bl. 420^  HISTORIE. 3&3 den, met eenige Doodftraf, Verminking, altoosduurende Gevangenis, of dergelyke ; vooral zo zy, behalven het wegloopen. niet fchuldig waren aan eenige Misdaaden, die uit hoofde van derzelver aart of grootheid, de Doodftraf verdiend hadden, die, in zulk een geval, by de opeifching moesten bekend gemaakt worden. — Voorts zouden de Regters der plaats, werwaards de Negers of Negerinnen gevlugt waren, indien zy aldaar eene misdaad gepleegd hadden, welke ftraffe vorderde, daar op on* derzoek doen, en de Schuldigen niet mogen overgeeven, dan naa dat het Regt zou voldaan weezen; en zou zulks, in het geval van Diévery niet mogen gefchieden, alvoorens de Meesters de waarde van den Diefftal vergoed hadden. — Wyders mogten de Hollandfche Vlugtelingen, die, geduurende hun verblyf in de Spaanfchë Volkplantingen; den Roomsch - Catholyken Godsdienst omhelsd hadden, daar by blyven naa hunne wederkomst in de Hollandfche Volkplantingen, waar zy, zonder hindernis , genot konden hebben van de Vryheid van Godsdienstoefening in alle Landen des Gemeenebests vastgefteld. — Eindelyk werd de wederzydfche overgaave der Soldaaten, onder de benaaming van Blanke Vlugtelingen begreepen, mede bepaald tot alle die geenen, welke den dienst der Spaanfchë of Hollandfche Volkplantingen verlaatende, zich na Hollandfche of Spaanfchë Bezittingen begaven; doch onder voorwaarde, dat 'er voor deezen geen Gratifr- ea- JLXX. BOEK.  Lx*. è' o £ k 1701. Staat de zaaken met den Dei van Algiers. Met dien Van Tripoli. 36} VADERLANDSCHÊ catie betaald, maar alleen de kosten dei . Gevangenneerning, als mede die volftrekt noodzaaklyk geweest waren tot de Overgave toe, door de opeifchende Eigenaars zouden vergoed worden; de Overgave zelve zou moeten gefchieden met de kleeding, de wapenen, en alles wat zy by zich mogten hebben (*). 6 ' nJ^j Koopvaardy deezer Landen in de Middellandfche Zee ging ongeftoord. De Dei van Algiers ontving den Zee-Capitein van Peer, die, by zyne aankomst, met één en twintig fchoten begroet werd, zeer vnendlyk, onder betuiging, dat de Hollanders zyne Vrienden waren. Op diens berigt, en dat van den Coniul Fraissinet, dat de Admiraliteit van Amfierdam, aan zynen Oom Agi Omar, die zich te dier Stede bevondt, uit hoogagting voor denzelven , hadt toegeftaan, om de Goederen door hem gekogt, vry te mogen infcheepen, betoonde de Dei deswegen zyn ge-= "ofgen, gepaard met dankbetuiging (f). 's Lands Zee-Capitein van Kerchembragt den Dei van Tripoli Gefchenken van den Staat, die hem zeer welgevallig waren, en den onmin van dien Vorst tegen den Hollandfchen Confial Warnsman opgevat, dermaate leenigde , dat hy een Paard van diens hand ten gefchenke ontving (§). Van (*) N. Netlerl. Jaarb. 1791. bf. 1820—1824, O0 N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 1757. N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 1835,  HISTORIE. 365 Van Tttuan liep berigt in, dat 'sLands Zee - Capitein A Bols, Ge-.am van des zen Staat by den Keizer van Marocco, in een openbaar gehoor by dien Muur/den Vorst, zeer veel eerbewys ontving , en tevens de verzekering, dat de Hollanders en Engelfchen zyne goede Vrienden waren Uit weiken hoofde men niet twyfelde, of die Heer zou het oogmerk zyns Gezantfchaps, de Vernieuwing van den Vrede, ten vollen bereiken. Aan deeze ver- wagting beantwoordde de uitkomst en de vrye Vaart en Handel op St Croix kreeg haar beflag (*). Niet zelden hebben wy ons in de ona^nge naame gelegenheid gevonden, om, by het voltrekken eens Jaarkrings, van Waterwee den Lande overgekomen, te fpreeken. Meest al ontftondt het uit hooggezwolle buiten de oevers treedende, en dykbraaken veroorzaakende Rivieren, zomtyds berokkende het door ftorm aangefchonne Zeewater dit leed. 't Liatfre was het geval met den aanvang van sprokkelmaand deezes Jaars, en waren verfcheiae Gewesten in dien ramp betrokken. Kortlyk moeten wy des eene opgave doen. Op den eerften, tweeden en derde- < dag der gemelde Maand woei het een hé^! vige Storm uit den Noord Westen op' zommige plaatzen met Donder en Blixem vergezeld. De Wind dreef het Water in het Y te Amfierdam tot drie en negentig Dui- C) N. Nederl. Jaarb. 1791. bl. 1955, lxx. boek. i 91. Met den Keizer van Mg. rocco. Hoog wa'er tea deezen Ja-ire ja Sprokkelmaand. Op ver» chei -'e da.ii 'en n Hof. md.  $66 VADERLANDSCHÊ LXX. boek. Duimen boven peil, en dus omtrent ter hoogte welke 't zelve in 't geduchte Vloedjaar mdcclxxv bereikt hadt. De laage zyde der Stad liep geheel onder, en werd met fchuiten bevaaren. Te Rotterdam verfchilde de vloed flegts een half voet in hoogte by die des evengemelden Jaars. Dan, en in Amfierdam, en in Rotterdam was de toegebragte fchade minder dan men gevreesd hadt. Te Delfshaven, waar de waterhoogte met Rotterdam gelyk ftohdt, en alles in de weer was om gevreesde Dykbraaken te voorkomen, kwam men met den fchrik vry. Grooter was het leed in den omtrek van Haarlem. Door het overloopen van den Slaaperdyk tusfchen Spaarendam en de Zandpoort, werd genoegzaam alles rondsom Haarlem, en het laagfte gedeelte der Stad zelve, onder water gezet; hier klom het dreigend nat bykans een half voet hooger dan in het nog niet fchrik herdagte Jaar mdcclxxv. Veel Vees kwam in het water om. De Straatweg na Amfierdam leedt door den geweldigen ftroom des waters tusfchen Haarlem en de Lie zo veel, en was door de aanen opgefpoelde balken der Houtzaagmolens dermaate bezet, dat dezelve op den derden dier maand, toen het water reeds zeer veel gezakt was, niet kon bereeden worden. Het Jaagpad langs de Trekvaard was, op veele plaatzen, dermaate uitgekolkt en weggefpoeld, dat in omtrent eene week geen Jaagfchuit na Amfierdam kon vaaren; de anders by open water nooit ftilftaande vaart werd  HISTORIE. 367 werd riet alleen hier zo lang, maar ook tusfchen Haarlem en Leyden meer dan één dag geftremd. — Te Zaandam fiondt het water in de Foor-zaan aan de Oostzyde.tusfchen twee en drie voeten op den' Dyk, en aan de Westzyde tot aan den kruin, Hortende geduurende den geheelen vloed, met geweld, over de Sluisdeuren, en den JDam heenen. In Overysfel hadt men, ten zelfden tyde. by zwaaren Storm, mede aanmerkelyke Overftroomingen. By Zwol brak de Binnendyk door, het water liep agter de Sasfenpóort heen; een aantal Beesten moest men 'snagts in de Stad bergen. Een uur van Zwolle by de Berkenbrug viel mede een Doorbraak, ook een in den Gennikerdyk; daar fcheurde mede een gat in den Zeedyk tusfchen Kampen en Elburg, waar door het water tot aan Hattem voortbruüchte. Die zelfde vliegende Storm deedt zyn geweld in Zeeland gevoelen, op den Mid- • dag van den tweeden rees het water te Middelburg, en Vlisfingen, doch vooral te Veere, tot zulk eene ontzettende hoogte, dat het in de Kelders en Huizen op de Kaaden liep; te eerstgemelde Stede kon men met booten hier en daar over dezelve onbelemmerd heenen vaaren. In het Land van Cadzant leedt de Wulvenpolder byna een onherfteibaar nadeel; gely ook die Storm en Vloed aan den Westkappelfchen Dyk, als mede aan den kant van Domburg fchade toebragt; zommige Polders in het Land van ter Goes leeden niet weinig. Niet LXX. BOE K. 1791. in Over- iffet. In Zee* 'and.  368 VADERLANDSCHÊ LXX. Soek. 1791. In Stad inLande. 1 < 1 ( ] Hoog water te Spaar en- ' 4am. ( 1 i t i d n o '< S d Niet verfchoond van dit Waterwee bleef Stad en Lande. Te Delfzyl verbryzelde de zwaare Zee, door harden Storm voortgeftuwd, veel Paalwerks, rukte 't zelve uit den grond, en deedt den Zeedyk dermaate uitkolken, dat men een Doorbraak vreesde. Een onheil, voor 't welk men nog gelukkig bewaard bleef. Gelaaden Schepen, aldaar in de haven liggende, flingerden bykans in den grond; twee reeds van de touwen losgerukt, werden nog door ongemeen vlytbetobn gered. In de Stad Groningen deedt de Storm het water in zulker voege ryzen, dat het, op drie luimen na, dezelfde hoogte beklom als in Jen Jaare mdcclxxvi; een gedeelte der >tad, benevens eenige omliggende Lanlen, werden onder water gezet, en de Dyken in dit Gewest leeden veel. Eer deeze Sprokkelmaand en de volgende, ten einde liep , moesten een en anler der gemelde Gewesten op nieuw het ;ed van Wind en Water verduuren. Een torm uit het Noord Oosten, den zes en ivintigften opfteekende, baarde door zyn eweld een ontzettend vertoon, en geen eringe fchade te Spaarendam. De uitrerkzels daar door veroorzaakt, gaven :offe tot zo veel gefpreks, dat men het ienftig oordeelde, des een getrouw berigt iede te deelen, 't geen hoofdzaaklyk hier p neder kwam. Ten gemelden dage ftak ;r 'smorgens vroeg, een Noordoostlyke torm op, en hieldt tot den avond aan. Hier oor werd het Y voor Spaarendam tot vyf en  HISTORIE. 369 en veertig, en, geduurende eenige uuren, tot Zeven en veertig duimen boven het Amfterdamfcke Peil opgezet. Die hoogte des waters op zich zelve kon geen hinder baaren aan een Dyk, welke nog deeze zelfde maand een vloed van zeven en tachtig duim boven Peil hadt moeten keeren; doch de (trekking der Wallen, tusfchen de Woerder- Kolk- en Kleine Sluizen, en derzelver onbefchermde ligging voor den Noordoosten wind, ftelde dezelve bloot aan de volle kragt der golven, die door den feilen wind van de noogte van drie tot vier voeten opgejaagd, den Dyk en de voorliggendf houten befchoeijingen, op het allergeweldigst beukten. —. Hier door wer«. n de ondergronden voor de fchoeiwerken, losgemaakt, en zeer aanmerkelyk verciept; hier door flingerde de geheele wal tusfchen de Kolk- en Woerder - Sluis, hoe zeer door diep geheid en wel gegordingd Paalwerk bezorgd, heen en weder. De fchoeiplanken geraakten voor een groot gedeelte los, en werden uitgeflaagen, de aarde agter dezelve kolkte uit, en hoe veel ■zorgs men daar tegen aanwendde, door de gewoone hulpmiddelen in zulk een geval, kon men niet beletten, dat te gemelder plaatzen, hier meer, daar minder, een fleuf in den wal kwam. Dit alles leeverde een akelig tooneel op; dan hoe akelig in zich zelve was de vertooning, door het geduurig overflaan der golven, veel ontzettender dan de zaak in «e daad het kundig oog voorkwam. De XXIV. Deel. Aa Wind* LXX, boek. 1791.