BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN. AGTSTE DEEL.   BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DE* NEDERLANDEN, Bevattende de Levenshefchij'vingen vmi voorname STJATSMylNNEN, KRTGSHELDEN, GELEERDEN in allerleije vakken van Wetenfdiappm, DIGTERS, SCHILDERS e:t andere KONSTEN.4REN: en verder, Zodanige Peifonen, die door de ene of andere daad, zig beroemd, ef aan den Vaderlande verdienjielijk hebben gemaakt; veelal verzeld van hunne Karakterfchctzen, zeldzame Anekdoten die men elders te vergeefs zal nafporen, onpartijdige beoirdeling hunner Daden, optelling hunner Schriften, en aanwijzing der Schrijvers welke van hun gehandeld hebben. Opge maakt, Uit Handfchriften, een groot aantal van de beste Schrijvers in verfcheideneTalen over die onderwerpen handelende, en medegedeelde Berigten. VAN DE OUDSTE TIJDEN AF TOT HEDEN TOE, door J. A. de CHALMO T. Met Pourtraüen en Plaaten. AGTSTE DEEL. te AMSTERDA MjSjgg^ JOHANNES AL Ipfgjï*-, m d g c c. .   BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN. AGTSTE DEEL, CoSTER (HENDRIK) , geboren te Brusfel omtrent 1 midden van de XVIde eeuw , omhelsde den geestelijken ftaat, wierdt tot Priester gefchoren, en met de parochie van Lokeren, een vlek in het land van Waes in 't bisdom van Gent gelegen, befchonken. Ter zeiver tijd verkreeg hij mede den rang van Apoftolifen Protonotaris. De jammervolle ellenden, die het land van Waes in 1587 en het volgende jaar moest ondergaan, bewogen hem, een geruster verblijf te zoeken. Hij wierdt Pastoor in een der parochiekerken te Antwerpen; en vervolgens wierdt hij Kanunnik van St. Gudula te Brusfel. Welk misdrijf hij namaals beging, weet ik niet, maar zeker is het, dat hij in 1630 in 't kasteel van Vilvoorden wierdt opgefloten, daar hij na agt jaren te hebben gevangen gezeten, zig zeiven door uit te hongeren in 1638 het leven benam. Foppens getuigt van hem, dat hij is geweest: Homo acri £? maligm ingenio. Daar is van dezen Hendr. Coster in druk: 1. Modus oran* di Demi. Antv. in 241k0. 2. ïfifïorie ban De ouötfjeyöt Dcg % «Satljoïijfien «©fjclcofê. %ntb. 1591. m 121110. Dit werkje bevat een beknopt tijdrekenkundig verhaal van de Kerkelij- VIII. Deel. A ke  COSTER^CPISTER) ke gcbeiïrtsnisfen zedert den dood van den Zaligmaker tot aan '{Jaar isgt. De. Schrijver bemoeit zig inzonderheid, om de invoering van het Christendom in de Nederlanden, de Ketterden m de zogenaamde wreedheden door de. Ketters gepleegd, te ichetzen enz. Ook ontmoet m.en 'er een verhaal in, van de rampen die het land vm Waes in 1387 en 1588 zo deerlijk teisterden, en welke veroirzaakt wierden door wolven, rovers, het oorlog, duurte, daar op gevolgden hongersnood en fterf, te,.en eindelijk, zegt Coster, door toverkollen en weerwolven, 3. ï}ct (ebcn ban ten heiligen Fkedegondus , &ieifa baber. ?{ntto, 1503, in i?mo. 4. ïjet tebers ban bm ïjcilignt Georq, ^arteïaar. Hptto, in ,12:11a Zonder Coster ongelijk aan te dóén, kan men met ruimte zeggen, dat zijne boekskeni geenzins de toets van gezond oirdeel.kunnen doorftaan; dat hij ook niet Belkeriasns was, maar tot overdrevenheid toe, geloof floeg aan fpaokzels, fchimmen, hekzen en wat ai meer onder die ktasfe kan gerangfehikt worden. „ F, Sweertii, Ath. Batav. p. 325. Val, Andr., Bibl. Belg. P< 348 J. F. Foppens, SM. Belg. p. 440, 441. M. DiercjcSens , Antverpia Clixlfla nascens, Tom, IV. p. 86, 87. 390, 202. Pagtjot , Mem, littcr. Tom. XI. p, 222-225, CQSTER (LAURENS), zie KOSTER, COSTER (PIETER), Konstfchilder, is geboren te Antwerpen in het jaar 1614; hadt tot leérmeester zijnen oom Adam Coster , door zijne nagtftukken en kaarslichten beroemd. Vroegtijdig reisde Pif.ter naar Italiën, hezogt Fenetiën, en wierdt in die ftad aan kluisters gebonden, doordien hij op een fchoon meisje verliefde, en zig met haar in den egt begaf. Hij fchilderde "er onder anderen het plafond der kerk van St. Jnstina, Dees Kon. ïlenaar ftierf ten Jare 1702, en wierdt in genoemde kerk begraven. Van z'yne zqne,n maakte zig Angelus door deszelvs uitnemend fchone penfce'konst, te Rome beroemd, L. Vohsterman heeft een muzijk-gezelfebap, waar in vijf beelden voorkomen, naar het originele fchilderij van Adam Coster, allerheerlijkst in hét koper géfneden, —— OttANöï, Cedaiia  COSTER. (SAMUEL) 3 piporko. Bo'ogna 171-8. i» 4«- f(Ug. $un|Htï Sfficca. 3«rt<$ J 779- f- 179. . COSTER (SAMUEL), Medicijne Doktor, van wiens geboorte en fterfuur men niet anders weet, dan dat hij te Am/teldam, het eerde levenslicht zag, voor het jaar 1580, en na 't midden van de volgende eeuw ftierf. In zijne vroege jeugd hadt hij zig in de geneeskunde geoeffend, in welke wetenfebap hij ook tot Doktor bevorderd was. Dat hij een hogen ouderdom moet bereikt hebben, blijkt, doordien Vondel, in zeker vaars op zijne afbeelding, door Sandrart gefchilJerd, te kennen geeft, dat hij 't gasthuis te Amfteldam, vijftig jaren lang, als Arts, bediend hadt.'' Hij fchonk deze afbeelding, federt, aan het gasthuis. Voorts was hij, al omtrent den aanvang der XVIIde eeuw, een voornaam lid van de Kamer $Jn 3£icföe btocijcnöc. Ook fligtte hij, in 't jaar 1C17, de Nederduitfe Akademie, op de Keizersgraft, ter plaatze daar twintig jaar later de in 1772 afgebrande Schouwburg gebouwd werdt. Hier werden , onder zijn opzigt Treur- en Blijfpelen vertoond; Redevoeringen uitgefproken, de Muzijk en andere eerlijke kopften geoeffend. Coster zelv' was zulk een goed Digter, dat Vondel van hem zingen kon: Als Pegaes hem voert ten hemel op zyn wieken , Dan hoort men hemelval, een tong geftipt in zout, Den Hollanclchen Paraas heeft hy aan 't Y gebouwt. Hij heeft verfcheiden* Treur- en Blij- of Klugtfpelen gedigt, die op zijn Akademie gefpeeld werden. Zijne klugt van Teew wes den Boer, wierdt reeds in *t jaar 1612, op de oude Kamer in SDcfoc Mocijciiöc/ en naderhand op de Brabantfe Kamer Uit 3£cebenöcr Sfont: gefpeeld, eer zij op de Akademie of Schouwb'irg, ten tonele gevoerd werdt. In zijne Ifigenia, waren vaarzen, waarin 't gezag der Overheid in 't kerkelijke beweerd, en de heerszugt van fommige Kerkdijken, in den perfoon van den Griekfen Triester Eurypii.es , met levendige A 2 ver-  4 COSTER. (SAMUEL) verwen afgemaald weidt. Men hadt dit treurfpel in 't fait 1617, voor H eerst vertoond, en fpeelde het nog, in 't jaar iq30, (oen de gefchillen tusfen de Wethouderfchap en eniga loden van den Kerkenraad, op 't hevigst waren uitgeborften. Da. Digier haalde zig, derhal ven, den haat van fommige Ker-' kelijken ap den hals, Trigund en Ottq Badius voeren, . dikwits, van den predikftoel, uit tegens zijne Akademie, waar op Vondel, in enigen zijner Hekeldigten, met name in den Otter- m 't Bolwerk en in Haan Kalkoen, het oog heeft. Doch de Regering liet het fpelen zijnen gang gaan, en trok z-i^ de vercirdelingen met aan. Doktor Coster behieldt, tot ?ijnen dood toe, de achting van de aanzienUjkfte Burgers, #n van vele leden der Regeringe. Het zal niet ongefchikt zijn hier ten aanzien van Costef* zijne inrigting bij te brengen, dat de Regenten van het Bui ger-weeshuis, befpeurende hoe veel voor-deels het Qud& Mannenhuis trok van het fpelen van de Oude Kamer, op den feptember 1617 een verdrag met den Doktor floten, over 't- fpelen, op zijne Akademie-, die men ook genoemd vindt Nederlands Oeffenfchaol, tot fligtinge en vermakelijkheid van een iegelijk. Volgens dit verdrag, zou het Weesbuis al de kosten dragen, en , in de eerfte zes jaren, een derde van 't voordeel genieten, D? overige twee derden zouden voor Costeb gijn, Doch na verloop der eerfte zes jaren,'zou het voordeel tusfen 't Weeshuis en Coster, gelijkelijk gedeeld worden. Op dqzs wijze, geraakte de Nederduitfe Akademie in bloeijenden ftand, die, van hare oprigtinge af, een Bijenkorf met het wpord Yver, tot haar blazoen voerde. Doch 't Icedt maar tot het jaar 1612, toen het Weeshuis de Akademie, met a! den tceftej-, tot het fpelen behorende, van Dr. Coster overnam. Om '| verdrag, welk, deswege, op den oden augustus das gemelden jaars, getroffen wetdt te fluiten, hadden, op last van Burgemeesteren, gehandeld Korkelis van Caxifen, Hendrie Jakoesz. en Kornelis Dankertsz. Voor 't erf, den opftai en toeftel tot het fpelen, werden aan Coster, 68so guldens goedgedaan, behalven ? dat het Weeshuis ene kusting van  CGSTÉR. (WYÜÖLD de) s Van 3200 guldens, téft behoèvÊ van Lambert LaMbertsz., ten zijnen laste nam-. De töeftël, die onder den koop begrepen was, wordt-, In 't oirfprongkelijk Koop-kontrakt, in dezer voege befchreven: óUc fee fléfcDilfceroe bniDiaèijctibe feoccïtèn op tyt toneel fijnDc-. 22 ïfêacpcnên ban ist böömaemiT2 Jtynfen op obatïen gcftfjiïöcrt- 9 ©iercatitc toaepciicti ban fee tinije en fi\a" pnnfen töacpcncn öp Doccn. 2 «Öwotc fcljilöcii feaae fee lampen acn Tjarigïn/ acn b'anbcr $i)üe fjcfctiilacirC / met Ijatï Moejc ehöé eooiöen. ïjet öaeiraDc fjefttêftwtrfi ineï fijn ïtaepfïangen / hooien tnöè bïotfê. 3 Cotffetsi Die |Jft plein öinreijcltcti met hart fchïagen enöc taticheii. jiïótïj cm sninött tacffrf met 2 fcfiiagen. 3 jmm» öacr tiet toneel met* bcföJoöt tooit. <£en Scbangen Dcïir ttalt$ 'fiebiijsS gemacent. öe SSIajfe* tuirtn gcmae£Ht tet fjcmcltocrtfh * e triümpbtoagen. 't ©retrcantc ontaertocit. öcmicii bmt tecnctoertH/ op üeti foïfaer lerjgcnör. Het Weeshuis bteef dtis de Akademie alieen behouden, tct op het jaar I8§5, toen het zelve 'er een derde van aan het Oudé-Mannenhuis ver> fcogt» Behaiven de Tone/elftukkbri door Dr. Sam. Coster vervaardigd, is 'er nog van hem in drukt ©ertljooiiitigc gïbatn bij tté bet Jücba-fcuitfttje 3ttabcmi/ tooi bebri ban Öe 42*;. ^ee'nti bc* pt f&eBc Stirtfier&am/ tot ontfjaal ban fijne fermmglijne 8$tafi* jieijt ban ÏSogfetrtêrt/ fa 't jaat 1621 öen 6 |tim> 3ïmfc iëit, in 4t0. Van zijne Treur-, Blij- en Khigtfpeici vindt mén en'e opielling in het Register der Nederhndje TtmeePDijgdfin^ tdelft 1743» bl. 26, 27. Tulp, ge.ce'u, za Jat hj Ut die h~og:e vaa jaren is geklommen mcr een gezoad üghaan en kvecdigen geest, en tot zLn einie toe een onbegrg. ?e.r : goed geheugen. Voorts was zijn karakter uitnemend» h? tedere-godsvrugt, voegde hij goedaard:gheid, meiedeelzzaraae;^, p as aanffBaaa ia g-zsucoap, ea eea war ai vr 6^5  C03TERUS. (BERNARD) li geen opwellende hartstogten ontroerden zijne ziel, en hij was zodanig meester van zijne driften, dat, wat hem ook is gebeurd , genoegzaam nimmer een vlaag van toorn of opftaivirig, hem heeft vervoerd; zijn enige aandoening was, wanneer zijnen vrienden of caastbeftainden, die hij hartelijk beminde, iets noodlottigs ontmoette. Een ijverig voorftanier was hij d^r vrijheid en van des volks voorregten, en bejammerde harteiijk de lampen die zijn vaderiar.d inzonderheid troffen in het tijdvak waar van hij ons in zijn werk het tafereel fchetst. Met lede ogen ten jare 1672 de verheffing van Willem de lil. aanziende, kost hij niet anders dan met veifocijing de middelen befchouwen, die fommigen van deszelvs aanhangers en afhan.gelingen te werk fielden o;n hem tot die grootheid te verheffen, waar toe hij is geklommen; middelen ook, waar van do meesten zo verfoeijelijk, gewelddadig, ja godtergend zijn geweest, dat die uit de geichiedenisfen op te halen, een z.-vart register van de fnoodfte boosheden zoude opleveren. Dan hoe nauw Coster'js ook verbonden was aan de ftaatkundige beginzeis die hij beaamde, en hoe vurig hij die ook in gemeenzame gefprekken veidedigde, heeft hij zig nimmer in en ge jaadfiagen gemengd, of zelvs deel willen hebben aan gefchriften, die den als toen heerfenden (iaat van zaken zouden hebben kunnen gehaat maken. De tijtel van Costerus zijn werk dat zo veel gerugf gemaakt heeft, is deze: ïJifhrnsch Dcrrjaai/ ofte ctme ^Durtie ban ;aahcïi / raahraöc het tancrni ten Dc ïkpuMim'c ban .Holland cu Westfriesland, bc beranbcnnge in öc Öcgcvmrjey inet Drn gtboigc ban öicn / tcUer: oen jarc 1572. t:Dcn Wourden cu Oadewater, toaarbij Dc .éch?i>btrd ban Dtcn tijö fcw tol tococrlegt. Mlt$ berbat m ticec Stieten 0002 JBg, Beskard Costzp.us, in ben jaare 1672 getoetst ;iuiDc .ficrrcte^S bcr ^teöc Wourden. «De ttoeebc jeer bermerrbrrt ioo? ben *ltit5cur, 3£cj#m »73* ''"> UK In het etrfti-Qeéttl-  22 O0STERÜ& (FLORENTlUS*) re van dit werk, 't welk geenzins in enen uitlokkenden Rij? & gefchreven, en 't welk tot walgens toe opgevuld is met , aanhalingen uitallerleijeSchrijvers, die geftadig den vloeijenden loop der lezing Horende, de aandagt vermoeijen; zoekt de Schrijver te betogen, het regt van Woerden en Oudewater om ter dagvaart in Hollands Staatsvergadering te verfchijnen. Het tweede Gedeelte, behelst zijn Hiftorisch Verhaal van de treffende rampen die inzonderheid Woerden in de jaren 1672 en 1673 hebben getroffen, welke hij voornamentlijk toefchrijft, aan de grove fauten die de Prins van Oranje in den veldtogt Van 1672 beging, en met het verlaten door hem van den Tsfel, tegen een uitgedrukte refolutie der Staten van Holland aan, waar door Woerden door den Prins fchandelijk verlaten tot wanhoop gebragt, en gedwongen wierdt, het befluit te neinen om zig aan de Franfen over te geven. Voorts wederlegt hij zodanige plaatzen uit Valkeniers Verward Europa , en Sylviüs of eigentlijk van den Bosch zijn Vervolg op Aitzema, Zaken van Staat en Oorlog, waarin geheiutenisfen die door hun op ene verdraijde wijze verhaald, aldaar in een licht voorkomen, dat geenzins de toets der waarheid kan doorftaan. Inzonderheid heeft hij het geladen op Jac. Basnage zijne Annales des Provinces Unies cjfc. die hij „ een Huurling noemt, „ van vetfeheidene grote Heren in deze Republijk gebruikt }i tot onze Hiftorien te befchrijven, daar hij niets van wist als „ dat men hem opgaf enz." Zeker is het dat Basnage fom> inige omflandigheden van gebeurtenisfen verhaalt, inzonder* heid die betrekking tot het Stadhouderfchap Van Willem den III, en het voorgevallene te Woerden, hebben, Welke Costekus klaarblijkelijk toont, dat om met de waarheid overeen te komen, in een ander daglicht hadden moeten geplaatst worden. P. Burmanrus, ad Syllogen Epift. Tom. IV4 p. 201. C. SAxi, Onomaft. Pars VI. p. 113, 114. Paquot, Mem. litter. Tom. X. p. 213-218. Aanmerkingen over Gund%ng, bl. 253. De Foorrede en het Werk zelve van Costekus. COSTERUS (FLORENTItTS)j Was ten jare 1674 Piedi. k*hi  CQSTERUS. (FRANS) *3 kant te Hoorn. Voor de zesdemaal wierdt van hem in gemek de ftad gedrukt: üeöcrlanbt^ ©loeft en Etsen en üc&clfê Reunie / bermeerbrrt mtt een nieutoen ©loeft en Segen / en anbc* tp SSiböaghiïoffen; niit&abcrs? ene 23ebe§tit;in3 en ttoee J>ijnoÖale f JCÖihanen fc. loe?n 1740. in 8bo. Dit werkje 't welk uit XII Predikatiën beftaat, behelst een verkorte gefchiedenis der voornaamfte gebeurtenisfen van ons vaderland. Zijn verhaal van de wonderen en weldaden Gons aan de Kerk bewezen , begint met de Xllde eeuw, en eindigt met de Nationale Sijnode van Dordrecht, in de jaren 1618 en 1619 gehouden, 't Verhaal der wonderen en weldaden Gods aan ons vaderland gedaan, begint roet de Spaanfe tijden, aanvankelijk met 't jaar 156Ö, en eindigt met 1674. Dit werkje kan grotelijks van nut zijn tot onderrigting voor de genen welke flegts een oppervlakkig denkbeeld van Nederlands gebeurteftisfen in de gemelde tijdvakken verlangen, COSTERUS (FRANS), Jefuit, geboren te Meclteten ten jare 1530, reisde in 1552 "aar Rome, van waar Ignatius du Lojola hem in 1556 naar Keulen zondt, om aldaar het nieuw opgerigt kollegie, de Drie Kronen genaamd, tot een kweekfchool voor zijne orden in bezit te nemen, en daar in Iesfen te houden, Hij bereikte dit doelwit, en trok door zijne welfprekendheid en ongemene bekwaamheden een menigte toehoorders die zijne lesfen kwamen bijwonen. Vervolgens is bij tweemalen als Provintiaal zijner orden naar de Nederlanden gezonden, en eens aan den Rhijnkant; ook woonde hij tot driemalen' toe de algemene vergadering der Jefoiten te Rms hij. Hij ftierf den 9 november 1619 te Brusfel in den hogen, ouderdom van 88 jaren, grotelijks door de zijnen betreurd, doordien hij een warm ijveraar voor de belangen der Sociëteit was cn een vinnig tegenftrever van de Protestanten, *t welk ook zijne door den druk gemeen gemaakte fchriften getuigen, welke zijn: 1. Enchiridim Controyerjiarum prxcipuarum in Religlone. Colat. jóoo. in 8w. naderharfd meermalen herdrukt. 2. Jpohgeti- cm  CÖSTERÜS. (JAN) mm pro Énrhiridio, adverfus Franciscum Gomartjm, Calvinia. num. lif. 1604. in 8w. 3> Epistolam ad Fr. Gomarüm AntiCosterum. Ib. 1600. 8 va. 4. Epistolam ad Gasp. GrevinchoVium, Calviniani verbi apud Rotterodamenfis Prcedicantem. Ib. 1600. in 8vo. 5- Demonftrationem veteris Ortlmdoxa fidei. Col. 1607. gvo. 6. Responfonem ad fententiam Senatits Leydenfis, contri Petrum Pan, Leyda: intentatam. Antv. livo. 7. Responjionem ai Asfertionem analyticam Anders: Callee Calvinistce, contra SS. Eucharistiam. Colon. 1586: in ïzmo. 8. Responfionem ad Luca Ösiandsi ftolidam Refntationem VIII Propojitionum Cathalicarum. Colon. 1608. in &ro. p.' Anmtationes in Novum Teftamentiim, ac in ea pracipile loca, qua rapi in contréverfiam ab h. reticis folent. Antv. 1614. in folio. En vele andere.-, van den zelvden Itempel. J. F. Foppens, B'M. Belg. p. 189, 190. COSTERUS (JAN), is geboren te Leuven, en geweest reguliere Kanunnik van St. Maartensdal in die Had, en vervolgens wierdt hij Prior daar van ten jare 1554. Aan het TIogefcbool heeft hij tot Contubernaal gehacTt den beroemden Justus Lifsius, met wien hij in een nauwe vriendfchar vorkering leefde. Hijfli'erf (e Leuven den 9 maart 1559, in den 1 ouderdom van flegts 44 jaien; en zijn vriend Jakob Latqmus, maakte ter zijner gedagtenis het volgende graffchrift; Costerus jacet hic, fatis hoe monuisfe, vlator. Nempe quis audito nomine plura roget? Spoiite tibi hic fitbeant nivei £f fine erhnine mores% Canaque cnm fumma Reiigione fides. InviSlum peSus, nulli penetrabile cu'.pe, Virtutis cupidum, nequititvque fugax. Intentum. fludiis femper, fancioque labori: Deniquf per cunflos vita probata modos. Artibus in ccclum fi quis grasfetur eisdem [j'c. "Daar is van hem in druk uitgegeven: 1. Vincentium Lirlnenfirn contra Harefes: cui £5" Commentariolum adjecit. Lov. 1568. in lïmo. 2. Sermones Guerrid, Abbatis Igniacenfis. Lov. 1559. Ö3  COSTERUS. (JOH.) (RUMOLD) COTEREAU. (JAN) 15 £f Antv. 1576. in lima. 3. Qmmentarius in Cantica Cantieoturn. Lov. 1558. Ook heeft hij ene uitgave bezorgd ten jat* 1555, der werken van den Kerkvader Ambrpsius, V Delen in folio; ook zijn 'er verfcheidene Iatijnfe Oratien van hem in druk, —— I« E. Foppens, Bibl. Belg. p. 620, 621. Fr. Sweertii, Athen. Belg. p. 2ö8. C. Saxi, Onom. liter. Pars JIJ. p. 227. COSTERUS (JOHANNES), geboren te Aalst, wierdt ten tare 1561 bevorderd tot Meester tn de vrije konden, vervolgens tot Licentiaat in de godgeleerdheid en Pastoor van de Rad Oudenaarden iwFlaanderen; alwaar hij ook inden bloei van zijn leven is geftovven den 10 jurs'y 1580, na dat door hem was in 't licht gegeven: Injlitutionum de exitu Mgypti & fuga. Babyitmis, hoe ejl, de exitu Catholicorum è civitatibus Hoereticorum. Duaci 1580. in Svo, J- F. Foppens, Bibl. Belg. p. 621. COSTERUS (RUMOLD), van Mechèlên geboortig, begaf zig in het Minoriten klooster te Antwerpen, waar van hij meermalen Prior is geweest; hij ftierf "er den 1 oktober 1679, na in druk te hebben uitgegeven: ï. Manna abfeonditum, feu Chriftum in SS. Èucïïarijtié Sacramenium. Antv. 1673» in 8vo. 2. Scalam candiaam Cceli , five Deiparam Vir'ginem &c. Gand, 1679. in Svo. Sakderï, Brabant ia illuflr. Tom. III. p.' 223. J. f' Foppens, Bibl. Belg. p. io8<5. COTEREAU (JAN) , waarfchijnlijk uit het zelvde geflagt gefproten als de volgende , omhelsde den geestelijken Raat in zijne jeugd, ftudeerde te Parijs, en wierdt aldaar tot Doktor in de godgeleerdheid bevorderd. Zedert befchonk men hem met een Kanunniksplaats in de hoofdkerk te Doornik. Vervolgens wierdt Cotereau Aartsdeken van dezelvde kerk iri 1580. Hij ftierf te Doornik den 4 november 1592, en is geweest een hevig tegenftander der Hervormden, want hij ftond als een koperen muur pal, en verijdelde dikwils de loffelijke pogingen van Pieter de Meluw, Prins van Espineij, Gouvcr%:ur van Doornik, die zijn best deed om het lot van die gezind-.  1(5 COTEREAU. (MAXIMILIAAN) COUDEMBERö. zindheid te verzagten , en haar voor de vervolgingen der gruwelijke Iaquifitié en het bloeddorftende Geregtshof door Alva ingefteld, te befchermen. Dees vervolgzieke Keiklijke heeft een agttal Leerredenen uitgegeven, die eerst afzonderlijk, en naderhand ten jare 1586 bijeen gedrukt zijn. In deze Leerredenen, waar in veel verftand doch bittere partijzugt regens andere gezindheden doorftraalt, en die men verzekert vindt, dat hij met ene bevallige welfprekendheid uitfprak, verraadt hij enen vervolgzieken geest, die zijner gedagte- His oneere aandoet. Du Verdier, Biblioth, p. 683, 684- F. Swüertii, Ath. Belg. p. 414. Val. Andr. Bibl. Belg. p. 487- J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 621. Sanderi, Flandri» illuflr. p. 451. J. CouSin, Hifi. de Toumay. Tom. IV. p. 234, 235. Paquot, Mem. litter. Tom. VII. p. 417-421. COTEREAU (MAXIMILIAAN), Heer van Ghbeek, was een der verbonden Edelen, en behoorde tot een Ade'ijk geflagt in Braband, zijnde de zoon van Thiraut, Raadsheer ts Brusfel, en van Adrhna Tempsich; hadt in huwelijk Louise d'Ittre, en liet verfcheiden kinderen na; waar onder Filips, getrouwd met Anna van Ryfflaard ; en ene dogter die tea Hianne hadt den Ridder Broyart. Het geflagt van Cotereau of Coutereau, dat nederdaalde uit dat van Dammartini, werdt in 't jaar 1663, tot den Markgraavlijken ftand verheven ; en was gedurende de XVIde eeuwe, met vele eerfte Huizen in Nederland vereenigd. Zie Christin., Jurispr. Her. p. 292, 293- 419. Le vrai Supplement au Nobiliaire des Pays-bas, p. 5. Coutereau wordt de naam gefchreven in Nobiliaire des Pays-bas. Tom. I. p. 187. 229. Tom. II. p. 419-421. Doch, in 't Supplément p. 6. Raat Coterau. De verbintenisfen met Wassenaer , Berchem Renessk enz., blijken uit de Stamlijsten van deze Geflagten. ■' J. W te Water, Hifi. van 't Verb. der Edelen. II. D. bl. 326, 327. COUDEMBERG (PIETER), is Apotheker geweest, dj» ia  COUHOVEN. COULSTER. (van der) 17 jn ï 568 te Antwerpen woonde. Hij heeft in 't licht gegeven: Valerii Cordi , Dispenfatoriwn Plmrmacorum omnium qua in uju potisfimum funt, ex optimis Autloribus, tam recentibus quam Veteribus, collectum, ac fcholiis utilibus illuftratum , in quibus imprimis Simplicia diligenter explicantur. Adjetlo novo ejusdem Libello. Antv. 1568. in 121110.. Dit werk was voor de eerftemaal ten jare 1535 te Neuremberg gedrukt; zedert die tijd is het dikwerf met veranderingen en verbeteringen in het licht gegeven. Coudembero , heeft het ook in 't frans vertaald uitgegeven, onder den tijtel van: Le Guidon des Apotiquaires, t'efi d dire, la forme & maniere de Compofer les Mèdicamens, prémierement traittée par VALERé Corde , traduiüe du latin en franpis, tj? enrichies dAnnotations. Lyon. 1575» »'» I2ms. Valerius Cordus was een Hes van geboorte, voor de tijd waar in hij leefde zeer kundig in het vak der Planten. Hij was fbgts 29 jaren oud, toen hij op den 2 5.feptember 1544. te Rome ftieif. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 732. J-F. Foppens, Bibl. Belg.p. 968. Paquot, Mem. litter. Tom. XIV. p. 248, 249. COUHOVEN, een der verbonden Edelen, was misfcbien uit het geflagt van Coudehove, 't geen in de XVIde eeuw groot aanzien hadt; zie Nobiliaire des Pays-bas, Tom. I. p. 65, 66, &? Ie vrai Supplément, pag. 17. 38, 39< Le Carpentier , Hifi. Genéal. Part. III. p. 954.; of wel, uit dat van CouWeniioven, omtrent dien tijd in Holland wel bekend. . J. W. te Water, Hifi. van 't Verbond der Edelen. II. D. bl. 327- COULSTER (van der), is de naam van een oud en zeer aanzienlijk Hollands geflagt, 't welk een kasteel of adelijk huis van die zelvde naam nabij Alkmaar gelegen, heeft bezeten, doch dat ten jare 1517 door de Geldéifen wieidt verbrand en vernielt. Het oudfle mannelijk oir, 't welk wij van dit geflagt vermeld vinden, is Willem van der Coülster, die Kancelier is geweest van Hertog Albregt van Beyeren , Graav van 'VIII. Deel. P> HoU  2S COULSTER. (vak der) IlaUand, en wierdt gekoien tot Domproost van UtrecJit i$ 1392, hij ftierf in 1399. Ysbrand van der Coulster , zeer waarfchijnlijk een broeder van Willem, leefde ten jare 1390, is gehuwd geweest aan Maria van Wangewyns, en heeft bij haar verwekt, drie zoons en ene dogter, namentlijk Willem van der Coulster, die de hofftede van den zelvden naam bij Alkmaar in eigendom bezat, en ten jare 1422 van Hertog Willem vabt Beïesen, de Ambagts-heerüjkheid van Oestdom en Heilo verkreeg; hij liet na vier dogters, waar van de oudfte Maria van des Coulster, vrouwe van Heilo, was, dat zij met Coulster ten huwelijk bragt aan haren man Pieter van Ruwen, zoon van Klaas, van Ruyven, en van Judith A'albouts. Zij ftierf in een zeer hogen ouderdom, nalatende ene dogter Josina van Ruwen. Ysbrand van der Coulster, tweede zoon van Ysbrand, hier haven en van Maria Wangewyne, ftierf in *t jaar 1422, en leir in de grote kerk te Dordrecht begraven , nalatende een zoon. Willem van der Coulster, zoon van Ysbrand, is geveest in 1425 Rentmeester Generaal van Zuidholland en Kastelein van Schonhoven, hij ftierf in 1448. Zijn eerfte vrouw was de zuster van Abel Pietersz. , Burgemeester van Dordrecht, welke een 2oon was van Pieter Abelsz. en Adriana van der Tympel , Jans dogter, genaamd Slingeland ; daar na huwde hij met zijn nigte Adriana van der Coulster , zij leefde nog in het jaar 1484. Willem verwekte bij zijn eerfte vrouw: ï, Ysbrand van der Coulster, die volgt. II, Floris van der Coulster , die kinderloos overleden is. III Gkrbrand van der Coulster, is Schepen geweest te Dordr recht. Hij huwde in 1497 met Beatrix van Brouichoven, en ftierf ia 1519, nalatende twee zoons en drie dogters. De zoon Ysbrand van des Coulster , is ten jare 1520 geweest Kastelein op Louvejlein, hij fneuvelde in den oorlog tegcns da Gelderfm voor TUI, in het jaar iS3r, zonder kinders. De tweede zoon van Gerbrand, was Willem van der Coul* step., deze ftierf in 1502, nalatende twee dogters, Ys*  COULSTER. (van der) if Ysbrand van der Coulster, zoon van Willem en van Pieter Abels dogter, was ten jare 1477 Thefaurier van Dordrecht en ftierf in 1483. Hij hadt ten vrouwe Maciiteld van Alkemade, dogter van Floris van Alkemade, en leefde nog in 1513; hij heeft bq zijn vrouw verwekt drie zoons en drie dogters: L Willem vak der Coulster , die volgt. II. FloMs van der Coulster, is geweest Burgemeester te Dordrecht, alwaar hij ten jare 1534 ftierf, zijnde getrouwd geweest met Suete van Slingeland , zij ftierf 80 jaren oud zijnde in 1564. Floris heeft bij deze vrouwe verwekt 20 kinderen, alle jong geitorven, behalven: 1. Floris van der Coulster, ftierf ongetrouwd. 2. Abel van der Coulster, Schepen te Dord. recht, hadt het ongeluk om ten jare 1557, op een avond nabij het ftadshuis te verdrinken; hij was getrouwd met Hedwig van Bregt, des Schouts dogter vaa 's Hertogenbosch, heeft geer.e kinderen bij haar verwekt, en was het laatfte mannelijk oir van dit geflagt. 3- Otto van der Coulster, ftierf jongman. 4. Saris van der Coulster , was Priester. 5. Ysbrand van der Coulster, was mede Priester. 6. Jan van der Coulster, is Kanunnik geweest te Dordrecht; hij Week ten jare 1572 naar Keulen, alwaar hij is geitorven. 7. Gerbrand van der Coulster, wierdt Priester zijnde, zinneloos, en ftierf in 1557 te Duren in Gulikerland. 8. Elizabeth van der Coulster , is getrouwd geweest met Laurens van Bronkhorst, zoon van Andries van Bronkhorst, en van Maria Sonke te Delft, is kinderloos overleden, 9. Agnes van der Coulster, was ten jare 1559 Nonne te Loosduijnen. III. Abel van der Coulster , Ridder en Raad in 's Hage ten jare 1582. Hij was een geleerd man, aan wien Erasmus, vcrfcheidene brieven heeft gefchreven, die in zijne werken gedrukt zijn; zo wel als zijn beide gemelde broeders was hij te Dordrecht geboren, en ftierf 72 jaren oud zijnde in 1540, nalatende drie dogters, bij zijne huisvrouwe Maria Longyüï verwekt: 1. Maria van der Coulster, heeft ten manne ge. hadt Anthony Cats, uit Zeeland, die Raad is geweert in den Hove van Hollmd, en ten jare 1573 in 's Ha-go is geftorven, B 2 knw  %st COULSTER. (van pee) kinderen nalatende, 2. Magteld van der Coulster , is ge» huwd aan Akent de Jeude, Heer van Hardinxveld.. Hij wierdt in 1570 op Louveftein daar hij Kastelein van was, door de Geuzen doodgsfchoten. 3, Adkiana van der Coulster, heeft drie mannen geh?dt, zonder kinderen gebaard te hebben, de eerfte was Jan van Dqmselaar, na wiens dode zij met Jan; Eruytier huwde, en laatftelijk met N. Bastaard van Duiven-, voorde. Abel heeft nog een bastaard dogter gehsdt, Sybil. la van der Coulster, die hij voor zijn huwelijk gewonnen hadt; deze. is gehuwd geweest met Mr. Jan van Dam, eerst Griffier van den Hove van Holland, en daarna lid van de Rekenkamer in 'f Hage; hij ftierf ten jare 1568 zonder kinderen. IV. Elizabeth van der Coulster, trouwde in 't jaar 1512, met Augustyn van den Eynde, Schout van Bergenop* zoom en Woudmeester van Braband. Zij ftierf in rs33 na te famen twee zoons en ene dagter verwekt te hebben. V, Margriet van der Coulster, trouwde in 't jaar 1510, met. Gyskert de Bye, op Gageldonk bij Breda, en liet na Katry^ na de Bye, die gehuwd is geweest aan Jan van der Stsai ten , en baarde hem een zoon Ysbrand van der Straten , getrouwd geweest aan Jenne Suys, des Prefidents dogter van Haihni, bij dewelke hij naliet Jan van der Straten, die Gouverneur is geweest van Hoogjlraten, en geen oir heeft na* gelaten, VI- Willemina van der Coulster, is in 1506 ge. huwd aan Frederik: van Voorn, en is zonder kinderen ge. ftorven. Mr, Willem van der Coulster , Ridder, zoon vaq Ysbrand van der Coulster en Magteld van Alkemade, erfde ten jare 1551 de goederen van Alkemade, na dode van zijnen vrouwelijken oom Floris van Alkemade- , onder fpecia. la conditie dat hij en zijne nakomelingen de toenaam en wape. nen van Alkemade moest aannemen, Men vindt hem ten jare 1497 Meester genoe.nd, en hij was in 1512 Schout van Lsij-. dm; hij ftierf in een hogen ouderdom, na getrouwd te zijn geweest met Joswa van Swieten, Vrouwe van Opmeer, de IffT, Seinhuizen, Scgwzart, en Rihfaterweude, zijnde ene dogi ter  COULSTER. (VAt; ïjer) irl ter van Adr'ïaan van SwieteN, ten jare 148^ te PordrecU tot Ridder geflagen, en van Ottelynè van Egmond , Willems dogter, dfe hem de drie volgende kinderen baarde : I. Floris van eer Coulster van Alkemade , ftierf ten jare 1530 in de fleur Van zijn leven, zonder kinderen ra te laten. ïS Ottelynè van der Coulster van Alkïlmade heeft ten manne gehadt FLORrs van WyngaArd'eN, Ridder», zoon van Jakob vAn Wyngaarden, Ridder ■, Ba'iljuw van -Zuidholland, en van Maria van . Duivenvoorde > Heer Arents dogter'; zij ftierf voor haar vader, zondèf kinderen, na te laten. III. Agatha van der Coulster 'van AlkeMa* ï)e> Vrouwe van Opmeer, Rijnfaterwoude, Soeterwotcde, Seveft' huif en, Segwaart en de Lier, door haar bij geftcrf aangeërft, doordien zij haar vader en moeije overleefde. Ten jare i 563 huwde zij aan JaN van Culembürg, Ridder, Schout van Ut> recht, die vier dogters bij haar verwekte: ï\ Ma'rGareta VaN CulemburG, welke een gedeelte der goederen Van Rijnfater* 'tvoude, de Liet, Soiitereen en Alkemade verkreeg. £ij was gehuwd met FiLtPs, Heer van Ëamale-en Rfcnchcdux in 't land van Luik, die ftierf 'in 1557, zij in 160$, (fefüfe teVttetÜP, öa te zamen drie kinderen te hebben geteeld, als a. Karei» van HaMale, Heet van Rijnfaterwcude, die ten jars isSz Voor Lochem ongehuwd, fneuvelde. 6. ANNA van Hamale, hadt-ten ma'nné, Gerard Van Bergen, Heer van Stabroek. Zij ftierf weduWe in "s Hage in 1617, den cuderdom van Ö3 jaren bereikt hebbende, t. Willem Van HaMale, Heer Van. Moncheaux en Alkemade, overleden in het jaar 1562, zijnde getrouwd geweest aan KoeNelia van LAlaiN , zuster van dén. Gaaav van Hoogstraten en vat; Rennenberg, zij ftierf in Iftio, nalatende twee zoons, Willem van Hamalk, Heer van Moncheaux en Alkemade, die gehuwd was aan sTIérên dögter van TrAsignïss in Henegouwen, en FiLïis van HaMale, Heer van Rijnfatcr.voude. 2i JohannA van OuleMBüRs , deelde de goederen van Sevenhuijèn en Segwitart, en hadt ten manne Kasel van BourgoNji Heeï van Scmttélsd^ki zij (Hfetvcfi bdiue in zuüt, miatende twee ionen,, als HiMtttt B 3 iv»  22 COULSTER. (van der) Van Bourgonje, Graav, van Falaix, Heer van St. Anndland en van Sommelsdijk, welk laatfte goed hij ten jare 1613 verkogt aan Francois van Aarssen , Gezant der Verenigde Nederlanden aan het Hof van Frankrijk. Herman was getrouwd mes Jol ante van Longueval, des Graven dogter van Busqtioi in Artoir, en Jan van Bourgonje, Heer van Froidmmt, SevenJiuifen en Segwaart, die tot zijn eerfte vrouw heeft gehadt, Katryna van Oyenbrugge, Vrouwe van Duras, weduwe van den Heer van Brigdam zijnen reve; zij ftierf in 1605, nalatende kinderen; vervolgens hertrouwde hij op 't huis te Dorp bij Delft, Johanna van Gent, weduwe van Fkederik van Renesse, Heer van Dorp, 't welk hij aan zijn-weduwe in lijftugt verfproken hadt. 3. Maria-van Culemburg, deelde de Ambagtsheerlijkheid van Soeterwoude, en hadt ten manne Ysbrand van Merode, zoon van Jan van Merode, Heer van Duffel en van Katryna van der Coulster, bij wie hij negen kinderen verwekte; als: a. Ysbrand van Merode, die teri wijve hadt Geertruid van Aaswyn, dogter van den Here van Brakel, zij was Kanonikes van St. Marie te Utrecht, b. Jan van Merode, Kanunnik te Utrecht, ftierf ongehuwd, c. Gaspar van Merode, insgelijks, fc. Floris van Merode, Heer van Duffel, trouwde Maria van Merode, Vrouw van Oirfchot, zij ftierf in 1604, zonder kinders na te Jaten, makende haar man univerfele erfgenaam, t. Gerritvan Merode, Kanunnik ten Dom te Utrecht, f. Agnes van Merode, trouwde met Karel van Berlo, Heer van IVoestwfel. g. Margareta van Merode, wierdt de egtgenote van Jan van Wake, Heer van Baijonville in Luikerland. h. Katryna. van Merode , trouwde Everard van Wake , Heer van Vexmond, broeder van Jan. i. Beatrix van Merode, hadde ten manne Frederik van Eynatten, Heer van Gordingen. 4. Florentia van Culemburg, deelde Opmeer, zij is getrouwd met Johan van Matenesse, Heer van Matenesfe en Riviere bij Schiedam, zoon van Adriaan van Mattenesse, Ridder, en van Adriana van Duivenvoorde , Gysberts dogter, hij overleed ten jare 1002. zij in een zeer hoge ouderdom in 1618, kinderen nalatende. Uit  COULTÜRE. (GILLIS eè ia) k$ Uit het bovenftaande heeft men kunnen zien, -dat dit oude Geflagt aan zeer aanzienlijke familien door huwelijken ïs verjnasgdfchapt geworden. Zeer waarfchijnelijk zijn "er nog aflammelingen van in wezen, doch gebrek «Mi berigt verbiedt ©ns om 'er iets verder van te kurtnen zeggen-, dan alleen, 'dat men bij Wagenaar, Vod. Hift. D- XVIII. bl. 200, vindt, dat ten jare 1719, de algemene Staten, terftond na het tekenen van het viervoudig verbond, door den Keizer, Frankrijk «n Groot-Britanje, een befluit namen tot het afvaardigen van «en Ambasfadeur naar Spanje, waar toe enen Heer van der "Coulster benoemd werdt. J. le Carpentier, Hifi. Geoeol. des Bats-Bas. Tom. II. j>. 470. 791. S. van LeëüweN, Bmv. illujlr. bl. 922-924. COULTÜRE (GILLIS de la) , geboren te Rijsfil in Flaandemi, wierdt door het lezen van enige gereformeerde boeken, en de vei kering met enige aanhangers der lere van Calvyn, die omtrent t jaar 15157 zig naai die ftad begeven hadden, -zodanig overtuigd, dat hij insgelijks 'die leer 'omhelsde; doch.zulks rugtbaar geworden zijnde, en das niet langer veilig in zijn vaderland kunnende verblijven, verliet hij het den 19 december 1579, Rak de zee over, en ging te Caiitorberij wonen, alwaar zig enige Franje en Walje familien van die zelvde geloofsbelijdenis gevestigd hadden. Intusfen •Itwain hij in 1585 te Rijsfel te rug, en wierdt "er nog het zelvde jaar vast gezet, doch enigen tijd daarna geflaakt; in 1584 geraakte hij op nieuw in hegtenis, en "ten einde de verveling van zijne gevangenis te lenigen, las hij verfcheidene werken der Protestanten, doch de nieuwsgierigheid hem oak bekropen hebbende om 'er enigen van de Roomsgezïnden te lezen, en inzenderheid de Verhandeling van Sanderus, 4e vijibili Mmwrchi&EccUfice, raakte hij aan't waggelen, wordende sijn zogenaamde bekering voltooid door den Jefeit Olivies Manart. Hij zwoer opentlijk de Protestantfe leer af den 29 maart 1585 te Hesdin in 'handen van Jakgb ze Crocques, Licentiaat in de Godgeleerdheid, Pastoer en Deken van dia  H COUPER. (JÜHAN) COUPLET. (FILIP) ftad. Hier op fchreef hij een menigte van brieven naar Engeland, om ware het mooglijk fommige van zijne oude kennisfen tot zijne nieuw aangenomene gevoelens over te halen ; dezen lieten hem een geruimen tijd zonder antwoord, doch eindelijk was 'er een van hun, met name Antomy l'Escaillet, die door een gefchrift zijne brieven te keer ging, het welk door Coulture , gevoegd is in het werk, 't welk hij onder dezen tijtel heeft in 't licht gegeven: Refcriptions faitles entte Mr. Gillis de la Coulture , Lillois, depuis Son retour du Calvinisme au giron de l'Eglife Remaine, &? Mr. Antoine l'Escaillet, encore Menifte Wallen en la ville de Cantorberij, pays d'Angleterre, touchant principalement la continuelle perpetuité £f vifibilité de l'Eglife de J. C jusqües d la fin du monde. Anvers 158a, m Bvo. . Paquot, Mem. littet. Tom. II. p. 268, 269. COUPER CJOHAN), Konstfchilder, was een Londenaar van geboorte, en kwam zig te Amfieldam nederzetten, alwaar hij enigen tijd verbleef, doch na den dood van David Beck, geraakte hij aan 't Hof van tweeden, en voorts in dienst van Koningin Kristina. Hij werdt in zijn tijd gehouden voor den hesten Pourtraitfchilder in waterverf, hebbende de konst geleerd bij een Olivier, een Engelsman, die voor Jakob en Karel Stuart , 'veel grote Hiftorien in waterverf gefchilderd heeft, welke in .een gallerij geplaatst, langen tijd, hun ftand gehouden hebben. A. Houeraken, Schouwburg, II. D. bl. 87. %Ugcm. SuufUct Ecriccn. 3mi$ 1779. f. 181. COUPLET (FILIP), Jefuit, geboren te Mechelen, ging ten jare i6S9 als Zendeling naar China-, en kwam in 1680 van daar te rug. Zig reeds ingefcheept hebbende om een tweede togt naar dat land te doen, ftierf hij onder weg in 1693. Hij heeft enige werken in de Chinefe taal gefchreven, ook verfcheidene in 't Latijn; als onder anderen: 1. Tabula' chronologica Monarchie Simt, Paris 1686. in folio. 2. Confucius, Sinarum Pliilofophits, five Sciensa Sinenfis latine expofita. Paris 1687, in folio. Dit werk is belangrijk en vrij zeldzaam. ——— Nouv. Diü. Hifi. Tom. II. p. 374. COURT  COURT. (JAKOB de le) j5 COURT (JAKOB de la), is een aanzienlijk en rijk bemiddeld man te Leijden geweest, der Staatsgezinde partij toe-' gedaan; geen wonder dus, dat bij, wiens gantfe geflagt eveneens dagt, na de fchielijk voorgevallen dood van Willem Pen II, in het jaar 1650, waar op de grote Staatsvergadering volgde, door welk middel de eendragt bewaard, en de Stadhouderloze Regering, voordien tijd op enen vasten voet gefield wierdt, met die gebeurtenisfen ongemeen in zijn fchik was. Zulks blijkt ook niet alleen uit de fchriften, namaals door een zijner kleinzonen in 't licht gegeven, maar ook uit enen Gedenkpenning, welke door hem, aan zijnen kleinzoon, ter gedagtenis van het houden dier grote vergadering is vereerd. geworden, en waar van wij hier de befchrijving cm derzelver zeldzaamheid laten volgen. Op de ene zijde is de algemene Staatsvergadering verbeeld, gelijk ze op de grote zaal van 't Hof in 's Hage is gehouden, zijnde ter wederzijden na 't opnemen der koopwinkelen , • hoogopgaande geftoelten, naai- de wijze ener fchouwplaatze, opgeflagen, en in het midden opengelatene pad ene langwerpige vierkantige tafel gezet, aan welker einde de Voorzitter der vergaderinge , en naast hem aan zijne flinkerhand de Griffier zit. Voor deze tafel, die, gelijk alle de banken en muren, met groen laken bekleed was, leest men op den voorgrond dezes Pennings: Stant Foedeee juncti. STij fraart. liaet 000? 't ©erbonö bcreeninb. .Dees begiftigde kleinzoon mede Jakob genaamd, welke namaals, den n december 1675, aan het Hogefchool te Leijden, met de kap Meesterin de 'béide regten verklaard wierdt, heeft tot broeder gehadt Pieter de la Cöurt, weike volgt, en die door zijne in 't licht gegevene fchriften voor de Staatfe Regering, eren onflerfelijk.en naam verworven heeft. Het randfehrift dezer zijde luid aldus: Jacobus de la Ccurt, Nepoti e " Filio , Monumentum hoc firmati Foederis , anno kativitatis 1651, dono dedit. Jakob de la Court, fceeft bic «aSebenftteïicn bes? bcbeéttflben ©erbonb^/ aan ;jjn 50011^0011/ fn 't jaar jijrtcr geboorte 1651 tot een Oefeljenn oeneben. ' ,:' B 5 On-  26 COURT. (PIETER de la) Onder Prins Willem de II. van Oranje, die op de andere zijde dood ter aarde ligt, leest men dit Franfe bijfchrift: Vive ia LiBERTé! %cehc be ©Jjfteib! Voorts ziet men zeven Vogels, het zinnebeeld der Zeven Verenigde Gewesten, die, van onder het net, dat hen te voren was over het hoofd getrokken , met eendragt opvliegende zig veriosfen, waar rondom is den rand te leien ftaat: Illecebris irretiti et vi orrREssi, Dei clkmentia liberati , concordes resurgunt. %0ÏU aas' bcrfirikt / boo? 't <£coieib cmberfcjufst en Doch <5oö.é goe« tertterenfjeib faerlo^t $nnbc/ berfjeffen jij 313 mcbec ectityagte* lp. G. v. Loon, Neder!. Hijioriepen. II. D. bl. 364, COURT {PIETER de la), kleinzoon van Jakob voorfchreven, is een man geweest die zig van zijn vroegfle jeugd heeft toegelegd tot het beoeffenen der gefchiedenisfen, en wel inzonderheid dat vak 'er van, het welk het regeringsbeftier van ons vaderland ten onderwerpe heeft, ook heeft hij bij de Staaffe partij enen verhevenen roem verworven, door het fchrijven en uitgeven van veelvuldige fchriften, die tegens het Stadhouderlijk bewind gericht waren, en met duistere kleuren deszei vs fchadelijkheid fchilderde. Hij fchrecf ten tijde van het edel broederpaar de Witten , en liep te Leijden geen gering gevaar, toen beide deze grote Staatsmannen, zo deerlijk gemarteld en vermoord wierden. Ja de moetwil van het opgeruimde kanaiijc tegens hem ging zo ver, dat zij een doden en van de ingewanden ontledigden Hond aan zijne deuie nagelden, met een bijgevoegd gefchrift, waar in hij bedreigd wierdt, dat men eerlang op dezelve wijze met hem zou handelen; *t welk de la Court deed befltiiten, ten einde dit treurtoneel te ontwijken, zig naar Brabsmd te begeven. Van zijne verdere lotgevallen, zo min als van zijn geboorteftond of fterfJag, is mij niets met zekerheid gebleken. Velen hebben zig zo wel in den perfoon als in den naam van de la Court, bij het aanhalen van zijne werkjes verSist, noemende hem fommigen van den Hoven, anderen Koe-  COURT. (PIETER ee la) 27 KorneLIS Hoven, en Bareuth in zijne Hijiorie van het StadJwuderfchap, flaat nog erger den bal mis, bem voor Emanuel van der Hoeven nemende, die een geheel ander man geweest is, fchoon hij in den zelvden trant, zijn 3£louDc ïfol* lanbfcfje ©jijfjeiö gefchreven heeft, als de la Court zijne fchriften pleeg te behandelen. Wijlen de eerfte Preildent der Batavife Nationale vergadering, den wercldbcroemden Citoijen Pieter Paulus, wil, dat onze la Court niet verdient, onder de reije der Schrijvers over 't Nederlandfe Staatsregt geplaatst te worden; maar veel eer onder de klasfe der Lan- cuetten, HOTOMANNEN, MlLTONS , SlDNEYS, marianaas en anderen, dat is, onder de genen gerangfchikt te worden, die geftadig het harnas aanfchieten, tegens alles wat naar Eenhoofdigheid zweemt. Schoon men wel niet kan ontkennen, dat 'er berispenswaardige en te ver gedrevene denkbeelden in de werkjes van la Court gevonden worden , is het nogthans zeker, dat men 'er ook vele fchone dingen en natuurlijke fchilderingen in ontmoet. Met regt zal de Lezer nu nog de optelling der zo veel gerugt gemaakt hebbende werkjes van dezen Schrijver , verlangen. Wij zullen ons van deze taak kwijten, 'er tellens iets over den inhoud bijvoegende. In de eerfte plaats komt dan voor: de JMitijfcc 31t>ecgfcbaal. 1660. in Sbo.; zijnde dit iiet zelvde werkje, dat naderhand is uitgegeven onder den tijtel van: Confibcraticii ban „Staat/ omtrent bc fonbameiiteii ban alferleije ïiegeeringen / beo? V. II. sDeöjuht te SCmftcIbam hij Jakobsz. Dommekragt. Dit boekje handelt overeenkom, ftig den tijtel, over allerleij regeringsvormen, betogende de Loodzaaklijkheiu ener Staatswijze Regering, en doemende alles wat fmaakt naar ene Regering, die van een Eminent Hoofd voorzien is. Van den zelvden itempel is zijn boekje, Poïitrjs nue Ketterden fjanöeïcnbe in VI 2öccl;cn/ ban SLanben/ ben/ legeringen/ «©ojlogen/ lierhcn en Scben; op den tijtel vindt men de letters D. L., zijnde het gedrukt te Amftcldam in 8vo. Agter 't zelve is geplaatst: <©o?fp_2onït ber jföcöerlanö* fe tCroublen/ wel eer bcfr{j?cben 000? Viglivs Zuiciiemus ae At-  COURT. (PIETER de LA) Ayta, en hu tm in 't licht geuwgr boo? V. H. Hoe^ dat Viglius de Schrijver van dit ftukje niet is, leert Hoynck van Papendrecht , Prttf. ad Analeü. Belg, T-m. I J. u. Zo arderen willen, door Joachim Hopperus: fchrijft Gep Brandt, in de ?ïantajunge bet ongctotiïite j&c&afen/ agter zijn ©erftaal ban bc ïïcfcumptie. Straft. 1063. m 8bo. Hier op volgt zijne HJiaorie bcr «Öjaahlij&e Keuring ban Ï^ÏIanb / 2onder naam of jaartal. Dit werksken, beftaat grotendeels uit het Groot Privilegie van Vrouwe Maria, als ook uit ene befchrijving van den ft.iat des Lands in 1587; verders uit het Flakaat der Afzwering £fc. zijnde doormengd met ene korte Staatkundige levensbejchrijving der bude Graven; doch dit laatfte Ruk, kan geenzins de toets van nauwkeurighed doorftaan, maar is opgevuld met misgrepen, dis aanftotelijk zijn. Kort Jiier op volgde 't SfntrqSt ban ÜoBmtó / of ponten ban üoiïanb.e'cFj roelbaren. Smfi. in 8bo. Sommigen vooral buitenlanders, bij voorbeeld Gundling «Dcc ten frftp» ^uftanO &ct guro». floot. I. SöciC / §. XL./ f. 848. Goebelius, in Not. ad Tom. IV. Oper. Conringii, p. 244. Otto, Notit. Rerumpublic. p. 406. en anderen, hebben den Raadpenfionaris Joh. de Witt voor Schrijver gehouden; doch ook te onregt: zie de Voorreden van den druk van 't jaar 1669. in 4to. en 1671 in 8vo, bij P. Hakkens, te Leijden en Rotterdam, enFavoritus ISoricus, in Obfervat. addiscurfus Gundlingianos, p. 107, 108. £? in Appendice Obferv. p. I0> ix. Met dit al heeft genoemde Staatsman 'er enigzins deel aan gehadt, en de Vde en Vide Hoofdftukken van het lilde Boek zijn van hem, als mede bl. 29 en 30, zo van de eerfte als volgende drukken. Doch het was enkel bij toeval dat hij 'er de hand toe leende, en zie hier wat 'er gelegenheid toe gaf. De Raadpenfionaris bij de la Court te Leijden een bezoek afleggende, vondt hem niet te huis, doch een gemeenzaam vriend van hem zijnde, wierdt hij binnen gelaten, en la Court die bij aijn zwager Elleman was, van dat bezoek door een dienstbode verwittigd, kwam daar op terftond te huis; de Penfionaris vondt in dien tusfentijd een boekje op tafel liggen, door de la Court ge-  COURT. (PIETER de la) ig gefchreven, Waar aan hij den tijtel: <$attc$t brm HLnjbcn hadt gegeven; 't welk de Witt ia her, doorbladeien zo belangrijk vondt en uitnemend behaa dat bij den Schrij.er bewoog om het te vermeerderen, er' het tot ne Sirur^t obet ijoilatlb uittebreiden, 't wek la Court deedt, en vervolgens aan den Raadpenfionaris zonut, me: verziek om het te veranderen en te vermeerderen, naar hem zulks goeddagt; de Witt maakte hier gebruik van, voegde 'er de twee gemelde hoofdftukken bij, en Let het buiten weten van de la Court drukhen. Het liep over zaken, nodig ter verbeteringe van de innerlijke gefteldheid van dat Landfchap, en over middelen tot dat einde ftiekkende. Hier en daar ook tragtte de. Schrijver de noodzaakiijkheid der toenmalige regeringswijze aan te toren. P. Paulus wil, dat de verbindtenisfen met uitheemfe Vorften, daar in, op zulke losfe fchroeven gefield worden, dat de Staten van Holland genoodzaakt waren, wilden ze niet doen vermoeden, datze foortgelijke ftellingen ftilzwi',gend goedkeurden, dit boek fcherpelijk te verbieden; fehoon 't met dat al niet te ontkennen is, dat er ftudte.! in voorkomen , die ene bedaarde overweging wel verdienen. Hier op volgde van den zelvden Schrijver: be „StabfjouberIi> fce ficgering üi Holland en Westf.iesland; voorts ene ©er" antmocubing ban ben onbienet bet ^tabfjcubcrhjlte ïlcgcring/ als mede de <£>utöc Sfecenbe ber Jitabbmiuci?". Ook kwamen nog in 't jaar 1663 van hem, de II eerde delen uit van het ^public d3cbcbt ofte «Tonfioerattcn regent [jet nominatim bibbeu in be pubi. ïierfcen boe? particuliere perfo-ren / cu fpccioïpcn bpoj ben tcgentooojbirteu pmtt van O r ancien öoo? D. H, ?Imft. bij Cypr. v*n der Gracht. Herdrukt in 't jaar 1707. in 8vo. bij Engelbr. Boucquet. Het I. Hoofdft. betoogd het regt der hoge Overheid om 't bidden in de opei bare kei> ke: te regelen. Het II. toont in 't bijzonder aan, wie, bij ons, de hoge Overheid, wie mindere Magiftraten zijn. Het, II. deel bevat zeer vele voorname gronden van dezen ftaat," met name in de beide eerfte Hoofdftukken; de twee volgenden gaan over het bewaien van het regt van voorrang, met opzigt tot  3ö COURT. (PIETER be la) tot de Overheden in en buiten haar gebied: daar na ovfif het regt, dat de Staten van de bijzondere landfchappen zig Kunnen toeëigenen, tegen de vergadering der algemene Staten. Het overige dient alleen ter verdediging van het gedrag der Staten van Holland, in het maken van een voorfchrift, naar welk men in de Kerken bidden zoude. Het derde Deel t dat, in 'c volgende jaar, 't licht zag, wederlegt, eerst, •*T geen tegen de andere delen is aangevoerd, en handelt, vervolgens, van de Unie van Utrecht, tot welkers verftand heê öok met nut kan gebruikt worden. Eindelijk volgde fjct begin en booggang bcr <£rfn:abeïnhc 'iScbicnmg enz. mede van ds ia Court ; wiens fchriften allen daar op uitlopen , om de Stadhouders en derzelver Regering, zo fch adel ijk voor de Natie af 'te fchilderen, als enigzins doenlijk is. Het za! voor onze Lezers niet onaangenaam kunnen zijn, hier da lijst te ontmoeten van de voornaamfte Tegenfchriften, welke xa Court zijne opgenoemde werkjes hebben zoeken te ontzenuwen en te wederleggen; deze zijn: i. ^oiïanbg npf>cm£t f of bcbeiifcingen op bc fcfjaöehjïtc fcfj^ïftrn / nenaamt <0?aaM. ïïe=> nering en %xm$t ban Sfolianb/ boo? J. C. Eenden 1662. in 8bo. 2. (Coetje op het Ha^tcrfcfjnft/ 't onrrgt genaamt „Stab* ftcuöerfijïtc Regering ban ï?o»anb ni ïBcs'tfjicsjïanb / booj D. P. E. in 8bo. 3- ©e fjceflclöe pnii$ tot Jrtabrjoubcr cnbe iiapitcin <6eneraa.( ban be ©erecnigbe jSebcrïandcii enj. Apologie pour la maifon de Nasjau , ou refutation des Calomnies, conté' riues au Livre intitulé de Stadhouderlijke Regering, par P. L. J. imprimé a Madril. 1664. liegt hcrjlfamc poiitijfce en hcrïiClpe JHaajcimc^ / gcflelt tcgen£ bc fthaöeïpe JBarimcg ban la Court, cn anberen/ in i2tiio./ te tltrcrljt 1674. Indien dit de zelvde Pieter de la Court is geweest, 't welk wij voor meer dan waarfchijnelijk houden, die uitgegeven heeft: ?ïanmerhmgen ober het aanleggen ban 3£anbhtu> jen/ 3£u.s'thoben en pantagicn/ tnct Paren / eerst te Leijden gedrukt in gr. 4to., en naderhand met vermeerderingen door den zo bekenden Hortulanus Johan Herman Knoop, fchoon zijn naam niet op den tijtel wordt vermeld, te Amjleldam in 1763  COURTEVILLE. fJOOST de) 1763 in groot 4». herdrukt, moet hij verre in dat vak gevorderd zijn geweest, en grote kunde bezeten heoben omtrent de cjkuur van uitheemfe Pian gewa. fen. - Vincent. Pi.accius , Tlieatrum A lonymtm Pjeu ionf urn, Cap. XII. de Scriptoribus Belgicis n. 1003. a. ü- y ï. pag. 504, 505. C Saxi, Oam. hter. Part. Vil. p. 359. Holl. Merkurius, K.69. bl. 59. Gnot Plakaatb. III Deel, bl. 52.2. G. v Loon, Nederiamdfe Hijioriep., IÏ. D. bl. 364, 365. Pieter Paulus, Verklaring van de Unie van Utrecht, 2de druk, I, D. bl. 233-248. Letenits, Theodice, §. 375. bl. 649. COURTEVILLE (JOOST de), een aanzienlijk Edelman Uit Flaanderen, wiens .eflagt door huwelijken verbonden was aan de eerfte Familien van Braband en Flaanderen, wierdt benevens Paulus Phintzing ten jare 1559 aangefteld tot Geheimfchrijver van 's Konings Raad in Spanje, wegens de zaken der Nederlanden, en deed met Filifs, benevens Karei, de Tisnacq, Prefident van genoemden Raad, in het zelvde jaar de reize uit de Nederlandse provintién naar Spanje. De Koning te Vlisfwgen aan boord gegaan zijnde, verzeld van een pragtigen hofftoet, werdt begeleid, door omtrent • o fchepen , en landde binnen veeuien dagen te Laredo in Biskaaijé, na '£ doo: liaan van een zware ftorm voor de haven, die de vloot deerlijk teisterde en de meeste fchepen welke hem verzelden, benevens zijn kostelijkfte huisraad joor de woedend bruislende golven deedt verzwelgen en te gronde gaan. Men wil, dat dezen bloeddorstigen Tijran, aan land gekomen zijnde, de godslasterlijke betuiging zou hebben gedaan, dat hij geloofde; dcor de Voorzienigheid, gefpaard te zijn, om zijne magt, voortaan, te bededen, tot het uitroeijen der ketterije. Ook gaf hij blijken van zijne ontmenste wreedheid, terftond naar zijne aankomst, want hij deedt, een groot aantal menfen, te Seville en Valladolid, om 't geloof, ten vure doemen. Wij ontmoeten Courteville wederom tef:enswoordig ten jare 156Ó bij alle raadplegingen, die door Filips zo te Madrid als in 't bosch van Segovia wierden gehouden, om middelen te  32 COURTONNE. (JACQUES ANDRE) te beramen tot demping - van de beroerten in de Nederlanden. Courteville moet reeds in 't jaar 1569 in de Nederlanden zijn te rug gekeerd, want men vindt aangetekend, dat Al va in gemelden jaar geen kans ziende, om den tienden penning met vrugt te doen heffen, eindelijk, in'oktober, op laad van onzen Geheimfchrijver, befloot, in de plaats van denzelven , zig te vreden te Rellen met twee millioenen 's jaars van alle de Nederlanden, voor den*tijd van zeven jajren; waarbij hij nog een ioofte penning wilde gevoegd hebben , om tegen een' onverwagten nood te worden opgelegd. Rainpfpoedig was het einde van Joost de Courteville, want ten jare 1572 Hoog-Bailjuw van Oudenaarde zijnde, in den tijd dat die ftad door 's Prinfen volk wierdt verrast en ingenomen , vlugtte hij ijlings op 't kasteel, maar dit ook overrompeld zijnde, werdt hij, door vele wonden afgemaakt, en ten ven der uit in den ftroom gefmakt. . j. LE CabpenTier, Hifi. Geneal. des. Païs-Bas. Tom. II. pag. 149. 239. 381. 474- 620. 709- 740- 845- 1000. P. C. Hooft, Nederl. Hifior. I. D. bl. 273. Wag., Vod. Hifi. VI. D. bl. 56. 169. 303. COURTONNE (JACQUES ANDRE) , Predikant in de walfe gemeente te Leeuwarden, is geboren in 's Hage den 16 december 1711, zijnde gefproten uit ene deftige familie. Zijn vader Pieter Courtonke, die weinig tijds na de herroeping van het Edikt van Nantes, ten einde de godsdienstvervolging te ontwijken, zijn vaderland verliet, zette zig opgenoemde plaats neder , alwaar hij voorname koophandel heeft gedreven; zijne moeder was ene adelijke franfe Juffer, Brossard de St. Clair genaamd. Jacques hun zoon, reeds vroegtijdig buitengewoon verftand en vernuft van geest hebbende doen blijken, heitoren zijne ouders hem aan de ftudien toe te wijden, en hij wierdt ten dien einde door bijzondere Meesters in de griiekfe en latijnfe talen en andere voorbereidende wetenfehappen onderwezen, en vervolgens naar het Hogefchool te Legden gezonden, alwaar hij zig op de kennis der Oosterfe talen, de gefchiedenisfen, de wijsgeerte, het natutir-regt, en  COURTONNE. (JACQUES ANDRE> en inzonderheid op de godgeleerdheid toeleide; in alle welke wetenfehappen hij ook zodanige fnelle voortgangen maakte, dat hij pas 20 jaren oud zijnde, na een loffelijk examen te hebben ondergaan, in het jaar 1732 onder het getal der Franfe Proponenten wierdt opgenomen, en 't jaar daar aan volgende tot tweden Predikant in de walfe gemeente te Voorburg, een zeer vermaaklijk dorp nabij 's Hage gelegen, beroepen, weinige jaren na het opbouwen van de tegenswoordige walfe kerk aldaar, waar toe zijn vader welke in die buurt een buitenplaats bezat, veel hadt bijgedragen. In 1735 wierdt Courtonne naar Heusden beroepen, en na alhier tien jaren met nut en ftigting, het Leraarambt te hebben uitgeoeffend, verwisfelde hij deze Randplaats met die van de walfe gemeente te Leeuwarden, opengevallen door het overlijden van Jean Leonard Renaud , vader van den tegenswoordigen Leeuwarder walfen Predikant Samuel Renaud , die na 't overlijden van onzen Courtonne, aldaar zijn plaats is komen vervullen. In deze laatstgenoemde gemeente heeft hij zijnen loop voleindigd, na aldaar gedurende het tijdvak van 28 jaren het Herderen Leraarambt met enen onvermoeiden ijver te hebben bediend, niettegenftaande een groot verval van kragten en den zwakken toeiland, waar mede hij in de laattte jaren van zijnen leeftijd hadt te worftelen. Een borstwaterzugt, het gevolg van zijnen fukkelenden toeftand, greep hem aan, die in weinig dagen zodanig verergerde, dat hij 'er op den 2 augustus 1773, in den ouderdom van 62 jaren en ruim 7 maanden door in 't graf wierdt gerukt, wordende algemeen om zijne goede hoedanigheden betreurd. Hij is gehuwd geweest aan S. M. de Desclaux, eert ongemeen fchone en bevallige vrouwe, die inzonderheid wel wist te fpreken, en de konst bezat, om door haar lieffelijk kouten een gezelfchap te vervrolijken , daarbij door haare geestigheid de zamenfpreking levendig te houden. Bij dit juweel is Courtonne vader geworden van vijf kinderen, waar van de enigfte zoon Paulus Pieter Courtonne, ongehuwd den 26 februarij 1800, in den ouderdom van 49 jaren te Anfteldam is overleden, laten. VIII. Deel. C de  3| COURTONNE. (JACQUES ANDRE) ie zrjng ouds moeder in de bitterfte rouwe gedompeld. Couktokne, was fchraal van postuur, doch rijzig van geftafïe; zijne ogen waren vol vuur en tekenden vernuft en levendigheid; voorts bezat hij een ongemeen werkzamen geest, en halt zig, door het lezen van de beste werken, in vele wetenfehappen zodanig grondig geoeffend, datze hem alle als eigen geworden waren. Een groot aantal. Leerredenen en andere gefchriften over allerleij onderwerpen, die hij heeft nagela'ten, ftrejiken tot getuigen van 's Mans kunde en geleerdheid; ook was hij ongemeen ervaren in de letterkundige gefchiede«ü der beide laatfte eeuwen, zijnde 'er ook geene Bibliothéqiies en andere tijd fchriften, of hij hadt die gelezen, en daar van veelvuldig gebruik gemaakt tot zijne Adverfaria, Zijne gedagten medctedelen, en die in orde op het papier te Rellen, was een van zijne geliefdfte bezigheden; ook was zijne vaardigheid in die konst zo groot, dat hij zijne Leerredenen met %-m vlugtige pen opflelde en fchreef, en niettegenftaande dit, was hij *er ver af van den gemenen trant te volgen, maar zijn vindingrijke geest ftraalde door in ene predikwijze die aan hem bijzonder eigen was, en die de aandagt van zijne hoorders opwekte en gaande hieldt. Ook verhandelde hij dtkwils nieuwe ftoffen, en wist de zodanigen die meer gemeen zijn, uit gezigtpunten te befchouwen, welke het gros der Predikers ontglippen. Voorts was hij een zeer nuttig lid van het walfe Sijnodé, want doordien hij nimmer verzuimde als het iets doenlijk was, om dis Kerkelijke vergaderinge tweemaal 's jaars bij te wonen, was hij beter ih Raat dan iemand der overige leden, om aan voorgevallene zaken licht bij te zetten; ook is hij verfcheidene malen Voorzitter van het Sijnode geweest, en bekleedde 'er doorgaans ene kommisfi'e. Voorts was hij van een zagte, gemakkelijke en aangename verkering; wist over alles met verftand en gezond oirdeel te fpreken, en vermaakte niet weinig een gezelfchap door zijne grappige en geestige invallen; verders hadt hij door de goede hoedanigheden van zijn karakter, de algemene toegenegenheid tot zig gctrc!;!-:cn. v Slegts  ■COURVOISiER. (JAN JAKOB) COUSIN. (JOAN.) 35 Slegts twee of drie losfe Lerredenen in de Franfe taal zijn tan Courtonne met zijn naam door den druk gemeen gemaakt ; maar zeer vele geestige brochures zien van hem naamloos het licht. Onder anderen heeft hij uit het Engels vertaald, het uitmuntend werkje van Wiixiam Wotton, 55eben« hingen ober bc begte ban m bc ï|~ <£>obgeIecrbheiö tc fft>' beeren. 3£eeum. 1765- in gr. 8bo. De aantekeningen die hij 'er in menigte heeft bijgevoegd, zijn alleroirdeelkundigst, en zo wel als het werkje zelv? ingerigt, om den Student in de godgeleerdheid, vele bijwegen te doen vermijden, en hem langs het lijnregte fpoor tot zijn doelwit te geleiden; teffens met aanwijzing van de beste boeken die hij met nut kan gebruiken. _— Boekz., 1773. b. bl. Ó43--646. Medeged. Berig'.en. COURVOISIER (JAN JAKOB), van Burgundie geboortig, heeft behoord tot de geestelijke orden der Minderbroeders; was eerst Lezer in de godgeleerdheid van het klooster S. Franeiscus de Paula, vervolgens Provintiaal in de Nederlanden, en namaals Hofprediker bij den Prins Kardinaal Ferdinand en Leopold, Aartshertogen. Hij ftierf in het klooster van zijne orden te Anderlech nabij Brusfel, in april 1652. Onder veel andere werken van den zelvden ftempel, heeft hij uitgegeven: 1. La Sainte Autriche, ou l'Idée d'itn vrai Prélat Brux. 1638- in 4to. 2. Le Pedagogue angelique, ou introdutïïon a la dévotion de VAnge Gardien. Brux. 1636. in iimo. 3. l'Obelisque fepidcral, dresfé a Renay, fur l'heureux trepas de Jean Cmnte de Nassau. Brux. 1639. in \to. 4. La vie £? le tripas de Ferdinand, Prince Cardinal, ou le Prince immortel. Brux. 1642. fji 4f0> £fc. J. F. Foppens, Bibl.. Belg. p. 666, 667. COUSIN (JOANNES), te Doornik geboren, is geweest Licentiaat in de godgeleerdheid en Kanunnik van de Hoofdkerk zijner vaderftad. Hij heeft gerchreven : r. De Fundamen-^ tis Religionis, hoe eft, de Natwali Dei cognitione, de immortali^ tate Animee, [§ de Juftitia Dei. Duaci 1507. m Svo. 2. De prosperitate £? exitio Salomonis. Duaci 1599, in Sro. 3. De rebus C 2 Tom  ft COUTEREELS. (JOHANNES) COUVILLON, (JAN) Tomaeenfim, Lib*- ÏV- Ib. xGig, in 4to. ■ . J, f, Foi^ Pen,s , Ml, Belg- P' 619, COUTEREELS (JO.HANNES), een Antwerpenaar van ge-" boorte, is geweest School- en Rekenmeester te Middelburg in Ztèav4% en heeft in 't licht gegeven: ©rrhanbclmg ober be «CjjfFcrftm.ijï, IHStbbelb. 16,60. in. i2mo. Zijnde, mede in '£ frans gedrukt, —-— J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 621, COUVILLON (JAN), gefproten uit een zeer oud en ade» lijk geflagt te Rijs/el, in welke Rad hij ten jare 1520 het eerItq levenslicht ?ag ; volvoerde merendeels zijne ftudien te L.eyvm, en begaf zig aldaar in *t jaar 1544 in het genoot», fchap der Jefuiten. Cowillon bezat toen reeds vele kundige heden, en was inzonderheid bedreven in de griekfe taal. Eni-. ge. tijd daar na reisde hij naar Portugal, alwaar hij de wijsbegeerte in het kollegie. van Conimbre leraarde; zedert deedt hij jsuiks te Rome, alwaar hij vervolgens ook onderwijs in de godgeleerdheid gaf, zo. wel als tq Lijons en te Ingolflad, Het was inzonderheid in deze. laatfte Rad dat hij blijken van zijne kundigheid gaf, en wel voorn amen tl ijk door de kortheid en nauwkeurigheid die hij ten aanzien van de fcbooltwisten in. voerde- Zijne verdienden en de aanbeveling van den Legaat Zachamas Deleini, werkten uit, dat hij door Albert, Hertog van Beijeren, ten jare 1552, naar de Kerkvergadering van Trente wierdt gezonden, bekleed met de waardigheid van zijnen Redenaar en Godgeleerde. Uit Duitsland te rug gekeerd, voorzag hem de Kardinaal Otto Truitses met de bediening van Onderrektor aan het nieuw geftigte Uogefchool van Dilingen, nemende aldaar tcffens de post van latijns Prediker waar, Zedert keerde hij naar Rome, en wierdt Biegtvader in de kerk van hot Fatüawi, Hij ftierf in dgze ftad den 17 augustus 1581, in den ouderdom van ruim 60 jaren. Men vindt van dezen Jefuit getuigd, dat hij geleerd was, en onvermoeid in het botragten der pligten, die zijne verfchillende bezigheden van hem vorderden. Daar is van hem in druk; Asfertationes, feu Qinclujlsnss', (ferf.' is geweest Monnik van de Franciskaner orden, daarbij Hoogte» laar en 'beroemd Prediker. Hij ftierf ten Jare 11525, en beeft in 't licht gegeven': 1. Divini Amor'is, five SS. Êucharijliée Fa* culam. Duaci -1619. in Svo. 2. Pliilofophia Soera,.five Meditathnes mortis-. ïb. 1619. in 8w. —— J, F» Foppens, Bibk Belg^ p. 50. COUVRÊÜR (MARTÏNUS)-, insgelijks te'OiieViatlrds 'ge*' boren-, begaf zig Vroegtijdig ónder het ge'neottchap der Jeïuiten. Hij is Rekcor geweest van het kclleg'ie te Douai^ ftierf in november I-648 , ën heeft in 't licht 'gegeven i 1. Di fe[item fignis Pra>deftinrfiittnis. Leodïi r6$6- '8t'«. 2. Injcruffiim'ïm pro Cathechizandis md-ibus. Audom. IÖ39. tl Svo. ^Jpe» > ■"■ J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. ■8521 COÜWERDEN (DIRK van), van poch in Kïiefsland ge» boortig, wierdt ten jare 1649 in plaats van Georg ColveneRius, gewoon Hoogleraar in de godgeleerdheid -aan bet Hoge* fchool 'te Douai. Hij ftierf in genoemde ftad ten jare 1S58, was een vinnig' tegen-fchrijver van Jansenfjs, en benevens Valentyn Randour de fteller van : Protestaiio Doiïotum S» Theel. Academia Duacenfis ad Lfopoldum Archiditcem >, sdverfut CoRNELii Jansenii doElrinam : pre ftsa erga jedem Apoftolic&m &f Builam Ürbani VIII, obfervantia. Duaci 1648. *v ■■ j» F» Fof' ?ens, Bibl. Belg. p. 1129. COÜWERVEN (NORBERï) , ïs te Aritutrpen gèberêa cm'trcnt 't laa'tfte der XVlde feéuw, zijnde een z'ooh Van ËVerhard Couwsrven, die als Ad'vokaat de praktijk 'aldaar oeffti:;* de, eri den 5 december 1624 in den 'ouderdom Vaft 77 jaio'a ftierf. Toeh de jonge Gouwerven 20 verre ^evoïderd was om naar het kolregit te kunnen gaan', genoot hij hst vereiste onderwijs Ih dat der Jpfuiten van zijne vadeiüad, «n b£f*sf C § '4-%  38 COVYN. (ISRAËL) zig nog zee: jong zijnde in hunne orden. Enigen tijd hier tiz zondt men hem naar Leuven, om zig grondig in de wijsbegeerte en godgeleerdheid te qeffenen; na hier het tijdvak van ruim drie jaren mede doorgebragt te hebben, wierdt hij in zijn klooster te Antwerpen te rug geroepen, ten einde die wetenfchap aldaar te onderwijzen. En, doordien hij tot het Priesterdom was opgeleid, lei hij zig bijzonder toe om een goed Prediker te worden; 't welk hem ook tot gewoon Leraar van St. Middel deedt aanftellen, en hij predikte gedurende 25 jaren in verfcheidene kerken te Antwerpen met zeer veel opgang, hebbende altoos een grote toevloed van menfen onder zijn gehoor. In 1652 wierdt hij door Filips den IV. tot Abt benoemd, welke waardigheid hem egter niet belette om even als voorheen de predikdienst waar te nemen. Hij ftierf jn zijne Abtdije van St. Michiel den 9 feptember i<56i, ongemeen betreurd om zijne deugden en voortreffelijke predikgaven. Sweeetius verzekert, dat 'er verfcheidene werken in 't latijn gefchreven, door hem zijn nagelaten; alleen heeft men van hem in druk: ^ermoon ter cercn ban ben ï£. Ignatius , jfonbateur ban be #>octetent fïeftt: gcpjebicfct in be hcrhc ban fjet p.'ofc.s'fie-hnij^ tct Stnttocrpcn cp ben 31 julij 1656/ fcefï» irngïj ban ben ;elbcn ty. Ignatius , cnöc coch ben berbalbagfj ban het honberfïe jaar ban fijne falighc boobt. 2£ntn». 1656. in Br. 4tO. F. Svveertii, Ann. Belg. p. 586. Sanderi, Chorogr. Sacr. Brabantice. Tom. I. p. 109. 131-134. Aiïa Sanetorum, Tom. I. Junii, p. 958. £pe. Le Roi, Marchion S. Im~ perii, p. 53. Huoo, Annal. Brcemonftr. Tom. II. p. 269, 270. Grand Thèatre facré du Brabant. Tom. II. p. 99. 102. Paquot, Mem. litter. Tom. XII. p. 198-204. COVYN (ISRAËL), Konstfchilder, die geleefd heeft de XVilde eeuw, was een Brabander van geboorte, en in zijn beste tijd een goed Pourtraitfchilder, doch haderhand begaf hij zig tot 't fchilderen van Hiflorieftukken, waar van de onderwerpen meestendeels beftonden uit het gefchiedverhaal van het Spaans Heidinnetje, zo verwonderlijk naïf door vader Cats ia  COVYN. (REINIER) COXIE» (HIEROMMÜS) 3* ' in rijm gebragt. Arn. Houbraken, die hem gemeenzaam, kende, zegt, dat hij reeds ten jare 1647 lid was van St. Lukas broederfchap te Dordrecht, en dat hij hem verfcheidene jaren agter een als oudften broeder van dat geïrootfchap op deft feestdag van dien Heilig aan tafel heeft zien zitten, het hoofd bekranst met wijngaardsranken en bladeren *, welke gev/oonte " •nog hedendaags wordt -onderhouden bij de Dordrecht/s Eorist> fchilders. —— A. Höubraken, Schouwb. der Ned.- SeiïitöerSi lil. D. bl. 216. J. C. Weyerman, Leven der Schilders,, ÏIL D. bl. 54. fitsen». Smtfïfac Seyicon. 1779. f» ï 8 t> COVYN (REINIER) , Komtfcbilder, een broeder vSfï ïsRAëL, fchilderde gemeenlijk een tafel met allerhande foöttea van aardvrugten, als kool, peen, knollen, artisjokken enz.* en daar hij op de voorgrond een dienstmeisje met een eïjerkorfje, of een koperen emmer met geplukte vogels aan den arm, of ook wel een juffer die zat te naijen of te fpeldewer» ken bij voesde» A. Houbrakén, Schouwb., III» D. bl» 216. J. C. Weyerman, Leven der Schilders, 1IL D. bh 54, COXIE (ANTHONY), een Laftdfchapfchilder, welke tt Antwerpen in het jaar 1680 bloeide-, fchilderde ongemeen 'fraai.j, en zijne ordonnantiën waren bekoorlijk. Veel heeft hij te Ostende gewerkt, en. aldaar een gedeelte zijnes levens; in de gevangenis om fchulden doorgebragt : want op Vrije voeten zijnde, wilde hij niet werken, en maakte zo lang fchulden, tot dat hij geplakt v/ierdt; en dan arbeidde hij met zeer veel ijver» —— Hagedoïin,. SScmdjJadac fcie SOMfcictu L 2& (. t*& «Hap*» ftrajö* tflCMt» tlffc f. lBs*l COXIE (HIEROMlMUS)ï Kcnstfchilder en P'r.amijds:,, te Antwerpen geboren-, heeft ten jare 1558 e£n heerlijk Plaat» werk ïn't koper gefneden, dat thans zeer zeldzaam is, voerend»? tot tijtel ! Thema Diocletianï, linp. qtalts hodie eiisnuiur,; r:» Wtt SitoQtibus 0? &rde,.ti erga Venerxukam antiqititaiem ":.iciC i -Ax-  4« COYE. (PAULUS) Antonii Sbrfenoti, Episcopi Atrebatenjis in ïucem eduttee, in» dujïrüt autem £f incredibili labore Sebastiahi ab Oya, Caroli V, Imp. Arclnteüi, tanti Herois impulfu, quam exaüisfme ad vivum a fundo usque descriptce, ab ulteriori prorfus interitu vindteatte, & ab Hieronymo Coccio , Antverpiano, &c. in ces incifce. Antv. 1558. m folio. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 481, COXIE, zie ook COIXIE. COYE (PAULUS) , Dominikaner Monnik , geboren te Oudenaarde omtrent *t jaar 1515. Hij deedt zijne geloften te Cent in 1534, volvoerde zijne ftudien te Leuven, en gaf lesfen in de wijsbegeerte en godgeleerdheid aan de jonge geestelijken van zijne orden. In 1554 kwam hij in het klooster te Brugge, alwaar hij voortvoer met onderwijs te geven; en hij was 'er den 20 junij 1564 Prior van, toen hem de muts als Doktor wierdt opgezet aan het Hogefchool te Leuven. Zedert wierdt hij Prior te Brusfel, en den 7 meij 1571, in een gehouden kapittel te Haarlem tot Provintiaal van de Nederlandfe provintien verkoren; welke bediening hij gedurende het tijdvak van 13 jaren heeft uitgeoeffend, doch als toen door de verandering die 'er in de Nederlandfe zaken voorvielen, genooddrongen wierdt, zijn heil door de vlugt te zoeken. Hij begaf zig naar &•. Omer; ftierf in die ftad den 7 december 1583, en wierdt aldaar in de klooster-kerk van zijne orden begraven, met het volgende graffchrift op de zark die hem bedekt gebeiteld; Adm. R. P. F. Paulo Coyano, S. Theol. Profesfori, conventus Sui Brugenfis bis, Bruxellenfis vero femel Priori vigilantisfimo, ac tandem poft Provincialatus munus familie Dominicanes per inferioris Germanice Provinciam per 13 annos laudabiliter perfunüo, in hoe conventu morte abfumpto, Fr. Andreas Heynsius, ejusdem Ordinis & provincies Prior Provineialis, gratitudinis ergo maftus pofidt. Obiit 7 Calendas decembris 1583. Van Coye, heeft onder anderen gefchreven: Compendium f>ecretorum Capitulorum provincialiumab anno 1515, quo ereüa Provincia inferioris Germanice ad fua usque tempora, &C. • Val. Andr., Fafii Acad. p. 117. De JongiiI, Belgium Dmï- nic.  CRABBE. (FRANS) (PIETER) 41 itie., p. I?9, 180. Quetif &? Echard, Bibl. Tom. II. p.: aö?, 268. Paquot, Mem. litter.Tom. XVIII. p. 439-441. CRABBE (FRANS), Konstfchilder, geboren te Mechelen in de XVde eeuw, fchilderde uitnemend wel. Door hem is het ftuk vervaardigd, 't welk men pleeg te zien in de Minderbroeders-kerk, boven het hoge autaar in zijn geboorteRad, en dat in waterverf allerkeurigst was gepenceelt. Het binnenftuk verbeeldde de Zaligmaker aan het kruis, en op de deuren, in verfcheiden' vakken verdeeld, zag men vele fraije tronien in de manier van Quinten Matiiys. Hij was een rijk man, en is omtrent het jaar 1548 overleden. Zijne werken waren meest in den ftijl van Lukas van Leyden. . K. v. Mander, Leven der Schilders, I. D. bl. 158. CRABBE (PIETER), geboren te Mechelen omtrent't jaar 1471, begaf zig in de orden der Franciskaner Obfervanten van die ftad, en deedt *er zijne klooster geloften. Vervolgens was hij Gardiaan van verfcheidene kloosters, en in 't bijzonder van dat van Mechelen, alwaar hij den 30 augustus 1554 ftierf, in den ouderdom van 83 jaren- Surius die hem in perfoon kan gekend hebben , noemt hem een geleerd en godvrugtig man. Crabbe heeft in 't licht gegeven: Concilia omnia, tamgener., quampartic, ab Apoflolorum tempo* 'tjbus in bmc usque diem, d fanüisfimis Patribus celcbrata, quotum atla literis mandata, ex vetuft. diverfarum regionum Bibliothecis Inberi potuere , Ms duobus Tomis. Tomusl. ea recenfet Conjilia, qucB 0 beato Petro Jpoftolo usque ad Johannem hujus nominis Papam fecundumfervata invenimus. Colon. 1538, menfe feptembri, Petrus Quentel excudebat. In folio. Conciliorum omnium, tam generaHum quam particularium, & tempcribus Agapeti Papce usque ad Eycenium Papam IV, ex vetuftisfimis Bibliothecis collettorum. Tom. II. Ibid Idem, 1538, menfe feptembri. In folio. Men ontmoet aan 't hoofcf van het I. deel twee opdragten van Crabbe, de ene aan Keizer Karel den V, de andere aan Lambertus de Kriai.de, Prefident van den Raad te Mechelen, zijnde alle b:.-' !e gedagtekend uit die ftad "'en 2 jamwij 1538. Hij is de C 5 twee-  42 CRABBEELS. (CLEMENS) CRABETK. (ADRIAAN) tweede uitgever van dc Conciliën; de eerfte was Jakob Meriin, Doktor in de Godgeleerdheid en groot Penitencier te Parijs. Men vindt gemeld, dat Crabbe meer als 500 Boekverzamelingen heeft doorfnuffeld, om zijn uitgave te bevorderen» Dit werk is egter zeer onvolkomen; dat van Surius welke in 1567 in 't licht kwam, bevat bijna de helft meer; dat van Binius, is nog veel uitgebreider, en maakt egter nog geen derde gedeelte uit van dat van Labbasus , daar ook nog veel valt bijtevoegen. Behalven dat beftaat -het voornaamfte gebrek van deze eerfte uitgaven niet, dat 'er ftukken aan mangelen , die 'er hadden moeten bijgevoegd worden, noch om dat die onnauwkeurig zijn, maar om dat zij veele vervalste ftukken bevatten , die de fchranderheid der Critici van de XVIIde eeuwe van de egten heeft weten te onderfcheiden. Daar wordt tijd, geld, en noeste vlijt gevorderd, om werken van dezen aart, tot een zekeren trap van volkomenheid te brengen. Surius, Tom. I. Concilior. fuorwn, in Dedic. ad Philip. II. Sweertius, Athen. Belg. p. 610. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 732, 733- J. F- ForpENS, Bibl. Belg. p. 968. Paquot, Mem. litter. Tom. IV. p. 258-260.,' N. DiÜ. Hifi» Tom. II. p. 385- CRABBEELS (CLEMENS), wierdt op ',t einde van 't jaar 1584, door FiLirs, Koning van Spanje, tot Bisfchop van 'sHertogenbosch aangefteid, en nam daar van bezit op den 5 april J5S6; op den 12 meij en den volgenden d'ag, werdt hij door de Regering deftig ter maaltijd onthaald. Hifi. Episcop. Sylva Dac. p. 96, 97.' J. II. van Heurn, Hifi. van 's Hertogenb. II. D. bl. 261. CRABETII (ADRIAAN PIETERSZ.), Konstfchilder, zeer waarfchijnlijk de oudfte bioeder van Dirk en Wouter Crabeth, hadt tot vader Pieter Ceabeth, doorgaan?. Kreupele Pier genaamd; hij leerde de konst bij den Groninger Schilder Jan Swart, en was zo ijverig en vlug, dat fchoon nog zeer jong toen hij zijnen Meester ver!jet, hij hem egter reeds vrij - ver  CRABETÜ. (DIRK en WOUTER) 4:] ver in' de kons,t voorbij fireefde. Zijn fortuin in Frankrijk willende beproeven, reisde hij derwaarts, met voornemen om daar na Italië te bezoeken, doch overleed 'er na een kort,, Rondig verblijf binnen de ftad Autun. Deez' Konftenaar zou het waarfchijnlijk zeer verre gebragt hebben, was zijne ontijdige dood niet tusfen beiden gekomen, doordien hij reeds in het prilfte van zijnen levensloop, zulke treffende blijken van zijn konstvermogen hadt aan den. dag gelegd. Hij heeft in het laatfte tijdvak der XVIde eeuw geleefd. Descamps, Vies des Peintres, Tom. I. p. 208. K. v. Mander, Leven der Schilders, I. D. bl. 154- A. Houbraken, Schouwb. I, D. bl. 182. flllacmcin. Siu»(H« Ecpicon. 1779. f. 182. CRABETH (DIRK en WOUTER), twee broeders, de beroemdfte en konftigfte GlasfchUders die 'er immer zijn geweest, hebben te Gouda tehuis behoord, en die overheerlijke Glazen in de Groote of St. Jans-kerk gefchilderd, welke met regt nog ten huidigen dage met zulk een opgetogene bewondering door de Konstminnaars befchouwd worden, en zo veel vreemdelingen naar die ftad lokken , om hunne o^en met het gezigt van die pronkjuwelen te mogen verlustigen, en te kunnen zeggen: Wij hebben de Kerkglazen vm Goud? gezien! Van Wouter vindt men verhaald, dat hij Italien, Frankrijk en meer andere gewesten heeft bezogt, en tot een volftundige 'gewoonte hadt, dat op elke plaats van enig belang die hij doorreisde, hij een door hem gefchilderd glas ten ftaal van zijne konst agter liet. Deze is bij alle Konstkenneren boven zijn broeder geoirdecid uittemunten, inzonderheid in nette fierlijkheid van tekening, ook ftak het voortbrengzel van zijn penfeel uit in heldeiheid; dan .de arbeid van Dirk ten aandien van den gloed der kleuren, ftak verre weg in kragt boven dien van Wouter uit; zo dat men pleeg te zeggen: 'c geen Dirk doet Jour zjjn diepzels, werkt Wouter uit door zijn hoogzeis. Met dit al waren zij beide uitmuntende Meesters, die net of ten minften fpaarzaam huns gelijken in het Glasfchil- de-  U CRAÈËTH. (DIRK en WOUTER) deren gehadt hebben, en zij werkten beide met'zulk éne 'vaardigheid, dat het fehier niet te geloven is, en 't welk • egter uit de jaarmerken waar mede hunne werken getekend fcjn, ten vollen blijkt; want in den tijd van zes jaren, vervaardigde Wouter vier groote glasramen, en Dirk die nog vaardiger was in 't werken, maakte in drie jaren zes glazen af, die immers zo uitgeftrekt waren, want zij waren alle van de grcotfie maat. In 'C geheel zijn 'er een getal van 3r zulke pragtige glasramen in de genoemde Kerk te Gouda, welke Kerk tweema■len door het vuur is verteerd, namelijk op den 21 augustus 1438 , waarna zij veel pragtiger wierdt herbouwd; want eerlang telde men 'er een groot getal van Kapellen in, en wel 72, of volgens anderen, 52 altaren. Doch op den 18 januarij des jaars 1552, floeg de blixem in den toren, denzelven, nevens de kerk, binnen korten tijd, grotendeels aaU kolen leggende. Terftond befloot men tot het herbouwen waar toe de penningen, voor een groot gedeelte, onder dé Ingezetenen verzameld werden. De kerk werdt toen omtrent in dien Raat gefield , waar in men die nog tegenwoordig ziet. Men ontmoet 'er, bezuiden 't koor, de Kapel, van ouds de Tzeren Rapa genoemd, en door Jan, bastaard van Elois, Heer van Treslong en den lande van Stem, ten jare 1417 geftigt, doch verfiiekt thans tot een grafilede, van deri beroemden Ambasfadeur Hier. van Bevering en diens fami. lie. De gebroeders Crabeth, hebben met hun beiden 11 Ramen van deze g/azen in de kerk van Gouda gefchilderd, de overigen zijn door anderen ook brave Meesters vervaardigd, als onder anderen, door Adriaan de Vrye, WillemThidaut» •Lambértus van Noord, Dirk vak Zyl enz. Onze taak vordert alleen, dat wij die welke door de konstrijke handel» van de Crabeths zijn vervaardigd, kortetijk befchrijven. ï. Het eerfte door Dirk Crabeth gefchilderd, is aan de kerk vereerd door Georg van Ecmond, Bisfchop van Utrecht, en Vertoond Johannes den Zaligmaker dopende. Ö? den voorgrond ziet  CRABETH (DIRK en WOUTER) ziet men den Bisfchop, met een St. Maarten agter hem, dia aan een bedelaar een aalmoes geeft, zijnde de bedelaar en hond uitnemend konftig getekend, en onvergelijkelijk fraaij' gekleurd. Men vindt zelvs verhaalt, dat zeker Venetiaans Edelman het hoofd van den bedelaar voor zo veel gouds, als' 'er nodig was om het te dekken, aanbood te kopen, 2. Naast dit Glas, ten zuiden, Raat 'er een van den zelvden Meester, verbeeldende Jesus onder zijne Discipelen, omtrent den Jerdaan; het werdt gefchonken door Kornelis van Mierof. Proost en Aartsdiaken van Utrecht, voor wiens af beeldzei een Maria beeld zit, welker purpqre rok en rode mantel, om de kleur en konst, boven al wat in de kerk is, geprezen wordt. 3.Het' derde Glas door Dirk vervaardigd, verbeeld Johannes in de gevangenis, en vervolgens die Boetgezant aan den Jordaan predikende; het is gefchonken door de toenmaüge Bisfchop van Luik, Abt van Bergen, 4. Het vierde Glas waar mede deze kerk van genoemden Meester pronkt, is gefchonken door Fluts, Koning van Spanje, en vertoond van boven de inwijing van Salomons Tempel, en beneden het Avondmaal des Heren. 5. Hier naast ftaat van hem een Glas befchilderd, verbeeldende den Diaken Filippus binnen Samaria, De gevqr daar van, Filips, Prins van Ligne en Heer van Wasjenaar, ftaat onder de Kreupelen afgebeeld, waar over hij, 't ftuk voor 't eerst Ziende, zeer misnoegd op den Schilder was, 6. Van hem is ook nog het Glas door Willem den I. Prins van Oranje gefchonken ten jare 1567, waar in de uitdrijving der Kopers en Verkopers uit den tempel allerfchoonst is gefchilderd. 7. Eindelijk verbeeld het laatfte Glas door dezen Meester ten jare 1571 vervaardigd, Bethulie ontzet door de onthalzing van Hqlopjiernes; gefchonken door Joiian van Baden , Hertog van Acirjcht, en zijne gemalin Katryna , Gravinne van der Mark. De Glasramen die men van Wouter Crabeth in deze kerk ontmoet', zijn: 1. De Koninginne van Sceba, een bezoek afleggende bij Salomon om s'jne wijsheid te aanhoren, en kostbare geJchenken te brengen; gefchonken door Gaeriüle van BqetzeLAar , Abtdislc van Rhijnsburg ; wier beeld onder de ge- fchie-  AS CRABETH. (DIRK en WOUTER) fchiedenis ftaat, en agter haar den Engel GabriSl, haren befchermer. 2. Den Kerkrover Heliodorus van de Engelen gejlrafi; gegeven door Ebik, Hertog van Brimswijk, wiens beeld op de voorgrond ftaat, agter hem St. Laurens, houdende in zijn regterhand een rooster en een veder. 3. Het bovenperk van dit Glasraam beeld af, de geboorte ven den Zaligmaker te Betlilehem; het beeld van den Ezel, zijnen kop rekkende om voeder te nemen, wordt in dit ftuk werks, boven' al geprezen; bet onderperk bevat Christus zittende in 't midden der Kanunniken; gefchonken ten jare 1564 door het kollegie der Kanunniken van Si. Salvator te Utrecht. 4. De offerhande van Elias, die doof vuur van den hemel verteerd wordt, tegens de valfe Profeten; daar onder, de voetwasfinge der Apostelen; gefchonken door Margareet , Hertoginne van Parma en Landvoogdesfe der Nederlanden; op den voorgrond haar beeld knielende, en agter haar St. Margareet met een Draak onder hare voeten, tot Patronesfe. De Kerk was, in den tijd van ene halve eeuw, van alle hare uitmuntend befchilderde Glazen voorzien , die egter federt, door de lucht, hagel en onweer merkelijk befchadigd Zijn, en vrij wat van den eerften luister verloren hebben. Men heeft nóg een groot deel der Tekeningen van deze Kerkglazen; die op een afgefloten zoldering in Kerkmeesters-kamer, bewaard worden. Ook zijn de patronen der Glazen, in en na 't jaar 1673, door Kristóffel Pierson, Arend Lepelaar en Julius Gesar Boetius ieder op een blad pergament, in *t klein getekend. Doch keren wij tot de gebroeders Crabeth te rug. Willem Thomberg zegt, dat oude lieden van hun getuigen, dat zij kosten noch moeite ontzagen, om, wanneer zij enige panden gemaakt en ingezet hadden, en enig gebrek 'er aan bevonden, die daar uit te nemen, en te hermaken tot hun volkomen genoegen. Schoon zij broeders waren, waren zij egter zo konstnaijverende, en hielden zig daaromtrent zo bedekt voor elkander, dat wanneer de" een dienaangaande iets vraagde, "de ander  CRABETH. (DIRK en WOUTER) 4? der hem tot antwoord gaf: Ik hei het door vlijt gezogt, doe oak zo. Dit ging zelvs zo ver, dat wanneer zij bij geval op elkanders winkel kwamen, dat niet dikwils gebeurde, het •fcerk dat zij onder handen hadden, voor dien tijd overdekt wierdt, ovérzulks wanneer zij eikanderen iets te zeggen hadden , lieten zij het over en weer fchriftelijk weten. Ook wordt getuigd, dat zij voor het Kerkwerk geen groten loon bedongen hadden, waarom zij ook daar benevens het glazemaken aan de hand hielden, zo lang zij leefden. Dirk bleef ongetrouwd en woonde op de westzijde van dé Goutvè, over de turf brugge, daar nu het Amfteldamfe veer is» en leefde nog in 't jaar 1600. Wouter woonde agter de vismarkt, op de noordzijde, en trouwde een vrouw uit het oud geflagt van Proven, en liet een zoon na Pieter genaamd* die naderhand Burgemeester is geweest. Hij wierdt in zijn ouderdom beroerd, maar het jaar waar in hij geftorven is, wordt niet gemeld. De Plaatfnijder Reinier van Parzyn* met Wouter zoons dogter getrouwd, liet hunne afbeeldzels in print uitgaan, daar de vermaarde Digter Joost van den Von« Pel, dit volgende gedigt onder fchfeef; Offert Wouter met Elias, Doove verf fchijnt hemels vier, Eet hij 't Paasiam met Mesfias, Zijn penceel, vol aart en zwier," Draaft te moediger en ftouter, Stel het beeld op 't Schilders outer. Diedriks uurglas is verloopen: Noch volhard hij met St. Jan 'T volk te leeren en te doopen, Daar het grimmelt op dien man, Zo vol ijver als boetvaardich, Is die helt geen konstkroon waardich? W. Thomberg wil, dat met deze twee grote Meesters tefr fens de konst begraven zij, daar egter de geleerde'Almelo- veen  45 CRABETH. (WOUTER) veen beweert, dat in de boekzaal van Joachim Feller, eea of twee boeken gevonden wierden, daar deze konst in onderwezen wieidt; hoe het hier ook mede gelegen mag zijn, zeker is het, dat men van de uitwerkzelen van dat gefchrift Biet meer gehoord heeft. Thomberg geeft wel enige onderligting betrekkelijk de Roten, die zij daar toe te werk gefield! liebben, maar belijdt tefFens zijne onkunde ten aanzien van de wijze, op welk zij die ftoffe, tot zulk een gebruik gebragt hebben, en beknort de zulken die beweren, dat men ten hui. digen dage, zulke fchone verwen niet heeft, als oulings in het fchilderen van glazen gebruikt zijn ; met dit alles, erkent hij egter, dat de hödendaagfe grondkleuren bij het oud gekleurd glas niet te vergelijken zijn, en dat nog nimmer de ftoffe wedergevonden is, waar van het zwart van de tabbaard der Abtdisfe van Rhijnsburg, in het glas van den Koning Saj.omon, gemaakt is, als ook van den Geestelijken agter den Bisfchop van Luik ftaande. ■ Th. Almeloveen, Amom. Theo!. Philol. p. 100, 101. C. Saxt, Onomaft. liter. Part. JU. p. 400. 650. Descamps, Vie des Peintres, Tom. I. p. 124. 178. J. Walvis, Befchrijv. van Gouda, I. D. bl. 326-329. ii. D. bl. 65-90. K. v. Mander, Leven der Schilders, II. D. bl. 53. A. Houbraken, Schouwburg, I. D. bl. 26-30. Uitlegging van de Kerkglazen te Gouda, 1742. in Svo. Levens van Nederl. Mannen, &c. ï. D. 2. druk, bl. 321-327. Tegenswoord. Jlaat der Vereenigde Nederlanden, V. D. bl. 198-202. giffl. ^unjHcr StïiCOn. 1779- 182. CRABETH (WOUTER), Konstfchilder, kleinzoon van den beroemden Wouter Pietersz. Crabeth, heeft tot zijnen voornamen leermeester Kornelis Ketel gehadt. Hij bezogt Frankrijk, Italiën, en de vermaarde Schilderfchool te Rome, van waar hij na een dertienjarige reize te rug keerde naar zijne geboorteftad Gouda, en daar in 't jaar 1628 trouwde met Adriana Vriesen. Onder zijn beste werken wordt geteld een JWarias Hemelvaart; en zijn laatfte groot ftuk, dat hij gefchilderd heeft, was de toenmaals regerende Krijg.rraad tot Gouda. 't geen 4  .CR ACHT. CRAESBEECK. CRAESBEKE. 49 't geen op de zaal van St. Joris doele hangt. ——. A. Houbraken, Schouwburg, I. D. bl. 178, 179. CRACHT (FRANS van LIMBORCH van nek), waS teil jare 1773 Kapitein ter zee onder hei Admiraliteits-koliegie van Amfleldam. Hij heeft gefchreven: ©erftanbcfing aangaanbe be ^jtefnijbing ener regtlijtüfche ^oeft. Verhandeling van de Hollandje Maatfchappij, XVI. D. 2de St. bl. 71--84. CRAESBEECK (JOHANNES van), van Aarfchot in Bra* iand geboortig, is geweest Monnik in de Abtdije van St. Bermard in zijn vaderftad, en ftierf 'er als Prior van, ten jare 1610. Hij heeft gefchreven, en is na zijn dood door de Bernardiner Monniken in 't licht gegeven: Commentarium in Regulam S. Benedicti. , Duaci 1624. in 8va. —— J. F. Forïens, Bibl. Belg. p. 622. CRAESBEKE (JOSEF van), te Brusfel geboren, was aasvangelijk een Hpedemakersgezei, doch met Adriaan Brouwer kennis gemaakt hebbende, en zo als men zegt vogelen van enerlei veren zijnde, die gaarne met de neus in den beker zaten, en daarbij in alle opzigten een flordig leven leiden, wierden zij wel dra onfcheidbare vrienden. Craesbeke kreeg .zin in de konst van Brouwer, en wierdt wel dra zijnen leerling in het fchilderen; ook beijverde hij zig met zodanige* vlijt, dat hij zijn leermeester binnen kort in bekwaamheid zeer nabij kwam. Hij koos doorgaans tot voorwerpen zijner fchilderftukken, de veragtelijkfte bedrijven van den menfelijken levensftand. Zuipende en vegtende boeren, dobbelaars, en plunderende foldaten, waren inesstal de modellen die hij tot zijne onderwerpen nam; en ten einde daar wel in te Hagen, doorliep hij alle de kitten en bierkroegen, zo wel buiten als binnen de ftad, veeltijds de helft van zijn gezigt met een zwarte pleister bedekkende, en in een fobere plunje uitgedost. Basan en Beauverlet hebben vele van zijne fchilderftukjes in het koper gefneden, Hij ftierf in het jaar 1641. —— Des- VIII. Deel. D ca»ps,  |t CRAEYER^ (GASPAR de). CRAEYESTEJN< camps, Vies des Pemtres*. Tom, II. p. 138. fflfgcm. &m|,f«f CRAEYER (GASPAR de), Konstfchilder, is geboren te Antwerpen ten jare 1582, en hadt tpt leermeester Michiel. C01X.ïe, bij wie hij zulke fnelle voortgangen maakte, dat hij hem verlatende in vele opzigten in het fchilderen overtrof. H;ij beftudeerde vervolgens de. beste ftukken welke op de publieke plaatzen te Brusfel gevonden worden, vervolgens beoef». fende bij dè natuur, en van deze beide nuttige hulpmiddelen voorzien, heeft hij de fchone ftukken gefchildert, welke van £jjn penceel voortgeyloeit zijn, Craeyer heeft meer als 10a Autaarftukken vervaardigd, waar van'er alleen te Gent i\ van Voor handen geweest zijn. Men plaatst hem onder de reije der beste Flaamfe- Schilders, en fchoon hij minder vuur bezat dan den voortreffelijken Rubeens, wil men dat zijne tekeningveel regelmatiger was. Zijne famenftellingen zijn vernuftig, en beftaan uit weinige beelden, doch die allerkeurigst afgewerkt zijn. Hij wist zijne figuren in een bekoorlijk licht tq brengen, en plaatfte hen in de bevalligtte Handen, Inzonderheid muntte zijne kleding uit, en de ploijen daar van evenaarden de natuur, Het koloriet wist hij meesterlijk te treffen » en de fmelting der kleuren zodanig zagt in een te doen vïoeijen, dat het een verrukkend gezigt opleverde; ook was zijn bruin en licht voortreffelijk, en men kan hem te regt met den konftenaar Bandyt gelijk ftellen. Hij ftierf te Gent ten jare 1669, in het 87fte jaar zijnes ouderdoms, en wierdt aldaar in de kapgUe van St, Rofa in de Dominikaner-kerk begraven. Descamps, Vies des Peintres, Tom, I, pag, 35-0* ftlfscm. $u.flfïf« £ejctco». 1779- f- 183, CRAEYESTEIN (GERRIT GERRITSZ. van) , wierdt door de Luiden van Rekeningen in Holland voor de eerftemaa' ten jare IS74 aangefteld tot Bailjuw van Q.udewater en Dijkgraav der drie gehugten, Lange Linfelioten, Snelrewaarde en Heexkwdorp, palende aan genoemde ftad; en voor de twee" ' de-  GRALYESTEIN. (GERUIT GERRITSZ. van) 51 demaal in dat ambt bevestigd, in het jaar 1583. Toen op "den 6 augustus des jaars 1575 Oudewater, door het Spaanfe Legerhoofd Hierües ftormenderhand wierdt veroverd, vermoorden de woedende krijgsknegten bijna al wat leven hadt, zonder kunne of jaren te ontzien; ook geraakte de ftad in brand, waar door genoegzaam alle de huizen vernield wier•den; de K«rk en 't Klooster egter bleven ftaan. In dezen benarden toeftand, gelukte het den Bailjuw Craeyestein, om, met enige dekens omwonden, en dus in fchijn of hij een der plunderaren was, eerst zeer behendig uit die ftad, doch eerlang weer in groot doodsgevaar te geraken ; want zijnde bij de Goverweller-Sluis gekomen , die met Hoogduitfe krijgsknegten door den Spanjaart bezet was, wierdt hij door enen dier bezettelingen aangerand; welke hem zeide: „ dat „ hij uit Oudewater kwam;" doch de Bailjuw betuigde. „ van neen, als te Utrecht woonagtig;" de Soldaat egter wilde , dat de gevlugte zoude in de fchans komen. Daa Ckaeyestein hier toe onwillig, wierp aanftonds zijne dus ver mede gevoerde dekens van het lijf, greep het-gevest van des krijgsknegts onder den arm gedragen houwer, en rukkende dien uit de fchede, drong vervolgens den hem te lastig vallende Duitfer zelv naar de fchans te wijken; alwaar deze door 't maken van een onbezuisd getier alle de overigen t'zijnen onderftand in 't geweer bragt. Dus ftelde het de ontfnapte Bailjuw op een rekken, nagezet door wel 30 bezettelingen; doch alle welken hij nogtbans, mits de doodangst hem thans tot een prikkel diende, en als der bijwegen kundig, ontliep, en zig het overige van dien dag in ene griend hebbende verfcholen gehouden, in den volgenden nagt het naar Gouda wendde, alwaar hij eindelijk behouden, hoewel half naakt aankwam, als hebbende zijn broek door 't ingetrokken water t'overzwaar, in den modder moeten laten fteken. Ongehoord waren de wreedheden die de ontmenste Spanjaarden in het ongelukkig Oudewater aanrigtten; want 20 burgers ter berging des roofs bij de algemene moordkreet in 't leven gefpaaid zijnde, en zedert op hoger randfoen gjfteld, dan zij D 2 i«ag-  5js 6RAEYWINKEL. (JAN LUDOLF vak) tfiagtig waren bijeen te brengen, wierden voor een gedeelte jn, koelen bloede doorftoken, en de overigen bij drieën of vieren, aan den anderen gebonden in 't water ggfmakt en van 't leven beroofd. De Nederduitfe Predikant Jah Janszoon Gerlacius , fchoon voor soo guldens gerantzoend, wierdt buiten de ftad apgeknoopt, na dat men den zoon voor zijn vaders eigen ogen pp een wrede wijze hadt vermoord. Aanmerkelijk is het, dat des Leraars lighaam, ?a 16 maanden gehangen te hebben, nog zo vol en blank gevonden werdt, zeivs de ogen zo ongekwetst en het aangezigt zo weinig ingevallen, als of hij ilcgts vier dagen dood geweest waa; H, welk door Gerard Kegelaar , Burgemeester te Gouda, dip 'ér nevens verfcheiden anderen , poggetuigen van was geweest, naderhand ter dagvaart van Holland, verhaald, en in ?t Register der Staten befluiten aangetekend werdt. —-—— Refol. der St. vcm Holland van 16 julij 1582. bl. 344. P. Bor, Nederl. Hifi. druk van 1679. J. D. bl. 644. Hooft, Neder!. Hifi. bl. 424. Beaufort, Leven van Willem den I., II. D. bi. 584 G. R. van Kinschot, Befclirijving van Oudewater, bl. 78. 257-261. Wagen , Vad. Hifi. VII. D. bl. 62-64. CRAEYWINKEL (JAN LUDOLF van), geboren te Lite, behorende tot het Marquifaat van Antwerpen, den 28 augustus 1609, begaf zig na zijne eerfte letteroefeningen volvoerd te hebben, onder de reguliere Kanunniken van Tongerloo, behorende tot de orden der Prémonjlratenfen, en deedt ?er op den 8 feptember 1631 zijne geloften; vervolgens wierdt hij in 1641 Vikaris van de pastorije te Duffel nabij Lirt, en verhuisde nog het zelvde jaar naar Lilien-daal, een Nonnenklooster van zijne orden te Mechelen, waar van hij tot onderProvoost wierdt aangefteld. Deze bediening het ruime tijdvak Van 16 jaren uitgeoefend hebbende, wierdt bij den 10 julij 1S67, tot Pastoor van Oelighen, twee uren van Lire gelegen, benoemd; hier fleet hij zijne overige dagen tot op zijn dood, wejke voprviel den 11 december 1679 in het 7ifte jaar zijnes puderdoms. Hij heeft de volgende werken in druk nagelaten, ï, 3?e tritmiphecreitöc ^Hijberhdjbt: M Xebcn/ martclse  CRAMER. (A. F.) (JAN FREDERLË) entte JUSiraP.eïeri ban öe JiUaaght enöe ^iKattelare^f* Bympn-a, Dochter ban ben Couinch ban Sfrfauöt/ ©atronegfé ban be töijtbcrmaarbe b?iihevjbt ban Ohecr. alteéèftefen 1652. fa 4tö. It. i&meben bnin/ berhetert/ entte btrineèrbett niet fcecle curieufe hifionen / enbè ïebenjS ban be ^ebei-Iahörfc&e «ffëaégfibeften^ / gcmengelt met beef gce&elijïic onöeifoijfmgeh, féer p?of,jteI;jch booj nik ©ocfjter£ tube Iiefïjeb&et# ban 'be ^mrjberherjbt. Sf&- 1658. in 8bo. 2. 3Ln(ïïjof ter gob&jueh* tigfje H&ebttatrcn op allen 5e ^onbagfjen tn ïfeijtighttagften bet facren. II ©rien/ Slntto. 1661. in 8ba. It. (Stoeben öjücb/ foerbetert/ eiHie bermcerbett. II 3Men/ 2£ntto. 1714'' in 8ba* 3. Stegenbe bcr Icbetrê cnbe gebenthtocerbige batten ban be faooi* naamite cijlige / jèau'gc / cnbe loftueerbige perfoonen / fon J©an^ afcj ©joitteen/ bie in be tuitte tspte ban flen ïf. Norïertus/ in ijetjligftcrjbt / gobbjitchtigheijbt / beugfjoen / entte tntraKcfcn/ wijfgefeftcnen hebben. II 3Men/ iBethelefl Ï664tn 4to. 4. 9£it|rhoff bcr gobbjucljtige ^IBebitatien op öe ï%-» «£ottnnnme/ Iijben moe boobt Jesu Christi , gemetirieli niet öe tooeffjeöen ban be ï-J. «naoebcr (£>oot$ Maria. Hutto. tn 8bO. *—— J- F. Foppens, -Bibl. Belg. p. 679. Pac-uot,, iMem. litter. Tom. VII. p. 47--50. CRAMER (A. F.), is gèweest Lt. Koltorièl in dienst vaa den Staat der Verenigde Nederlanden. Hij was een doorkundig man In het beroep *t welk hij hadt omhelst; waar van onder sandèreii 'tot blijk veiRrekken de beidé vólgende werkjes door hem in 't licht gegeven: 1. aianrncrhirigen bb'et be te boërÉè ibienjien iri een belegerbe ©enting. Itc'ijb. 1757. in SbB. 2» ^Slgeniene maatregelen en uire'cticn 'om alle foojten bmï ©ïi? ra^fïngen in ben <©ojlóg hoojliümenöe/ uit tè toeren ets af U Jtoen. H I767- m Sbci —'— 'Medcged. Berigïéh\ CRAMER (JAN FREDERlKi), een i%èfir van gebttof&i hadt zig in zijn jeugd inzonderheid op de regtsgeleerdbsid' sn, gefehiedenisfen toegelegd. Hij is 'eerst geweest Prbfësfor te Duisburg, vervolgens Raad van den Keurvorst van Branden1 lurg, benevens lid van den Raad tot beflisrirjg Van liét hër-  54 CRAMER. (NIKLAAS,) togdom van Maagdenburg, en Leermeester van den Kroonprins van Pruis/en. Naderhand heeft hij langen tijd te Amfteldam gewoond, in de hoedanigheid als Refident van Koning Frederik den I.; dan de dood van die Vorst, voorgevallen dea 25 februari] 1713, was een treffende flag voor den Refident, die zig daar op eensklaps van zijne jaarwedde verftoken zag, st welk hem tot de noodzaak bragt, om fchulden te moeten maken, die hij niet in ftaat was te betalen; dit veroirzaakte hem zulk een hartgrievend leed, dat hij 'er krank van wierdt, welke ongefteldheid een geweldige bloedbraking ten gevolge hadt, die hem den 17 maart 1715, in 's Hage zijnde, van het leven beroofde. Cramer was kundig in het vak der Gedenkpenningen , en hij hadt-zig op zijne reizen verfcheidene Geleerden in Duitsland en Frankrijk tot vrienden gemaakt. Hij heeft in 't licht .gegeven: li Sam. Püfendorfii, IntroduElio sd Hiftoriam precipuorum regnorum &? fiatuum modernorum in Europa. Franco/. 1688. in i2mo. £jf 1704. in ïzmo. It. Traj. ad RJien. 1692. in 121110. 2. Vindicie nominis Gennanici contra quosdam obtreüatores Gallos. Berol. 1694. 'n f°l!-°' It- Amft. 1694. Dit werkje briefswijzo gerigt aan Bened. Carpzov, behelst ene bondige wederlegging van den vader Bouhours, die in zijne Entretiens d'Arifte & d'Eugéne, tot een vraag hadt gefteld: Of een Didtfer een fraije Geest konde zijn ? Cramer verdedigd hier in mannelijk ter zei ver tijd de Duitfers en Nederlanders, tegens deze honende twijffeling. . Misceilanea Lipfenfia. Tom. I. p. 381, 382. Paquot, Mem. litter. Tom. IV. p. 230, 231. Vita Jac. Burckhari), p. 53. Dispontin. Pref. ad Phedr. p. 182. 216. Saxi, Onom. Pars V. p. 368. CRAMER (NIKLAAS), Konstfchilder, geboren te Leijden in 't jaar 167a, heeft tot leermeester gehadt Willem van Mieris, en na hem Karel de Moor; wiens manier in 't fchilderen van pourtraitten en moderne gezelfchapftukjes, hij gevolgt heeft, en met wien hij tot zijnen fterfdag, altijd in goede verftandhouding en vriendfchap geleefd heeft. Hij is in het jaar 1710, aan ent teringziekte geftorven, na dat hij pas 40  CRANE. (JOHAN de) CRANEVELDT. {FRANS) 5$ 40 jaren bereikt hadt. ■ J. v. Goól, Nieuwe Schouwburg, l. D. bi. 341, 342» flïfgetB. Kuft)ï[cï Scyiccn» 1779- f- i&3. CRANE (JOHAN de), is geboren den 23 februanj ï€?cT> cn van der jeugd af aan tot het H. dienstwerk voorbefchikt üijnde, wierdt hij na behoorlijk fcbool- eh akademie-onderwijs, den 13 maart 1696 onder het getal der Proponenten opgenomen, voorts den 7 april 1697 als Predikant te Nisje op het eiland Tergoes bevestigd, en vervolgens den 22 december 3703 te Oostkappelle op 't eiland Walcheren, alwaar hij de pligten waar toe hij door zijn ambt verbonden was, met alle kloekheid, warme ijver en getrouwheid heeft waargenomen, tot den 3 april 1727, toen hem na dat reeds een geruï* men tijd allerdeerlijkst door het voet- en handeuvel was ge» folterd geworden, door de Klasfis van Walcheren wierdt gegund , het overige van zijn leeftijd, falvo honore in rust door re brengen. Naderhand heeft hij egter nog veelmalen den kanfel zó te Middelburg als te Oostkappelle beklommen; kunnende men als iets zonderlings aanmerken, dat hij zes opvolgers van hem fn deze gemeente, zijn laatfte ftandplaats, heeft bevestigd: als 1. Den 12 oktober 1727, Mattheüs de Crané, 2. Den 30 november 1732, Daniël Securius. 3. Den 18 janüarij ï?39> Godewardus Vrolykhert. 4. Den 5 maart 1741» Lambër* ïus Kolf. 5. Den 25 oktober 1744, Ewaldus Hollebeek;, 6. Den i meij 1746, Johan Sating. Alle welke Bevestiging Leerredenen, dóór hem bij deze gelegenheid uitgefprohen, afzonderlijk door den druk lijnde gemeen gemaakt, tot bewijs van 's mans geleerdheid en bekwaamheid in 1 opfleïlen van preken, kunnen verftrekken, Crané ftierf te Middeliurg, de woonplaats die hij zedért zijne rusttijd uftgekc-ren hadt, den laatften dag van 't jaar 1746, in den ouderdom van 70 jaren en ruim 3 maanden, ——— Medeged. Eerigtem, CRANEVELDT (FRANS)* geboren te Nijmegen uit een ©ud en treffelijk geflagt; wierdt in zijne jeugd naar het Gijmnafium te Rijsfel gezonden, alwaar hij door het onderwijs van Joh. Despaüteriüs , zo ongemeen vorderde, dat hij in 1505 0 4 tol  56 CRANIUS. (PAUSTIN) tot Primarius van het fchool in de wetenfehappen wierdt ver-klaart, en ten jare 1510 te Leuven tot Doktor in beide de regten wierdt bevordert. Kort hier op wierdt hij tot Penfionaris van Brugge aangefteld, en ten jare 1552 tot Raadsheer in dert Hogen Raad van Mechelen verheven. Den ouderdom van 60 jaren bereikt hebbende, leide hij zig met ongemenen ijver toé" tot de beoeffening der griekfe tale, en Plaagde daar in zo gunftig, dat hij de volgende werken uit die fpraak in het latijn heeft vertaald: i.'Procopii Libr. VI. de JEdificüs Justiniani Imp., cum Theodorici AdaMBi Annotationibus. Paris 1577. in ifio. 2. Basilii Magnü Homilias tres. I. De utilitate capienda ex gentilium auBorum libris. II. De Invidia. III. Attende tibi ipji. Lovan. 1534. £s Svo. 3. Is 'er van hem ene voorrede geplaatst aan het hoofd des werks van Christ. Joh. Vives, de Veritate Fidei Chriftiance. Met dezen Geleerden zo wel als met Des. Erasmus , Thomas Mo sus, Petrus Nannius, Adriaan Baarlano en meer anderen, heeft hij in vriendfehap verkeerd en briefwisfeling gehouden. Hij is ten jare 1564 te Mechelen in een hogen ouderdom geftorven, een zoon nalatende, Jodocus genaamd, die Raadsheer in het Hof van Gelderland is geweest. Alb. Mi- kjeus , in Elog. Belg. Melch. Adami , Vit. furisconf. Germ. J. F. Foppens, Bibl. Belg. pag. 290, 291. Viglius Epijl. ai Hopper. 29. p. 413. in Hoynck v. Papendrecht Anal. Belg. Vol. I. C. Saxi, Omm. liter. P. III. p. 174. CRANIUS (FAUSTIN), Kapucijner Monnik, is gebore» te Diest; en heeft in 't licht gegeven: 1. Alter Alexius, na. .tione Scotus, Capucimts, fub nemine Fr. Archangeli cjff. Colon. ï62o. in 121110. 2. Converfio £f converfatio P. Archangeli, Regio fanguine clari, in ordine Capucinorum beata morte demortui. Leodii 1632. in i2mo. Zijnde meermalen herdrukt; ook in 't nederduits vertaald, ten jare 1704, en te Brugge in 8vo. uitgegeven. Deze Monnik is Guardiaan van het Kapucijner klooster te Dendermonde geweest, en is aldaar 36 jaren oud zijnde, in 1606 geitorven. J. F. Foppens, Libl. Belg. p. 275. CRA-  CRATEPOLIUS. (PIETER) CRATHORNÉ. (WlLL.) 57 CRANIUS (GUMMARUS) , geboren te Wateren nabij Mechelen, is geweest Pastoor te Zidficke, insgelijks in het bisdom van die ftad gelegen; hij was een verheven, zoetvloeijend en teffens grappig Dichter. Het volgende werkje van dien aart, heeft hij in 't licht gegeven, dat wel verdient gelezen te worden: JEconomia moralis Clericorum, duobus Tratïatilus Carmine leonino breviter ac lepide defcripta: qualiter domi cunt domejlicis, prafertim ancilla; in confortio cum laïcis, praferthtf feminis; in officio cum fubditis, prafertim rufiicis vivendum. Lovan. 1653. in Svo. It. Antverp. 1720. in Svo. —» J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 426. CRATEPOLIUS (PIETER), \kn Gutik geboortig, Monnik van de orden der Minoriten, een godgeleerde en gefchiedkundige, heeft te Keulen gewoond, en is aldaar ten jare 1603 geftorven, den roem nalatende, van een ongemeen arbeidzaam en belezen man te zijn geweest. Hij heeft in druk uitgegeven: 1. Catalogum Archiepiscoporum Colonienfium ac Trevirenjium. Item, Episcoporum Leodienjiwn, Ultraje&inorum, Monajlerienfïum, Osnabrugenfium, cjf Mindenfium. Colon. 1578. iti 8vo. 2. De SS. Germania Epifcopis, £ïf orthodoxis Dothribus cjfe. ib. 1592. in Svo. 3. Catalogum Academiarum Örbis Chrifliani. Ib. 1593. in Svo. 4. Compendium Catechismi Catholici. Ib. 1592. tn iimo. £fc. ■ J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 968, 969. CRATHORNÉ (WILLEM), een Engelsman van geboorte, wierdt van zijn tedere jeugd af aan in het kweekfchool van zijne natie te Douai opgevoed. Zijnen letterkundigen loop voleindigd hebbende, beftierde hij de wijsgerige lesfen in dat huis, gedurende enigen tijd, en wierdt vervolgens geroepen omtrent 't begin van de XVIIIde eeuw, tot de zending naat Engeland. Hij is in een gevorderden ouderdom te Hamerfmith nabij Londen gelegen, geftorven, den 11 maart 1740, na in 't Engels vertaald, te hebben uitgegeven: La vie de St. Francpis de Sales, Evéque X £f Prince de Genève, par Jacques. Marsollier, 3 Tom. in Svo. ■ — Taqvot, Mem. lifter. Tom. X. p. 308. D 5 CRE-  52 CREMER. (BERNARD SEBASTIAAN) CREMER (BERNARD SEBASTIAAN), geboren te Zutfen, in bet jaar 1683, zoon van Berend Cremer, Secretaris te Zutfen, en van Gerharda Catharina Crusius; heeft geitu. deerd te Franeker, onder LaMbeïtus Bos , Andala, Vitringa den vader, RoëLL, en Rhenferd; te Utrecht, onder denzei vden RoëLL s en te Dort, onder Jon. d'Outreyn: is te Don Proponent geworden den 4 november 1705; twee jaar daar na, Predikant te Stavenisfe in Zeeland: daar hij vier jaren gedaan heeft: toen, te Asperen, zes jaren: zijnde tot Profesfor in de godgeleerdheid beroepen te Harderwijk, den 11 okto. ber 1717, alwaar hij zijne Inwijings-rede gehouden heeft, den 13 april 1718, de Jesü Nazarceo, ex Matth. II. vs. 23! Hij is getrouwd geweest met Helena Cogls , dogter van Frans-Cools, Drost van Asperen, den 12 augustus 1712, welke vrouw hem is afgeftorven den 18 augustus 1728, na hem agt kinderen, drie zonen, en vijf dogteren, gebaard te hebben: van welke laatften fiegts twee haren vader hebben overleefd. De zoons zijn geweest: 1. Frans Lodewyk, eerst Predikant te Rosfem) toen, te Hattem, daar na, te Maastricht: vervolgens Hoogleraar in de godgeleerdheid; eerst te Harderwijk, en, naderhand, te Groningen, alwaar hij geftorven is,, nalatende enen zoon, die thans Predikant is te Vianen. 2. Berend Hendrik, tweede Mouiboir des Hofs van Gelderland: en 3- Joost Berend, Ad< Vokaat te Zutfen. De Hoogleraar B. S. Cremer heeft vele boeken, verhandelingen, en redevoeringen in druk nagelaten, betreklijk de Natuurlijke en Geopenbaarde godgeleerdheid, Joodfche oudheden, Prophetiën, Voorbeelden en Zinnebeelden der Heilige Schrift: ook Twistschriften, tegen Niklaas Hartman, Predikant te Zwol: tegen de Profesforen Wesselïüs en Driessen* en tegen den Predikant Wilhelm™ : ook, tegen Pontiaak van Hattem, Deurhof, CaSel Bouman, en Thomas Burnet. Hij werdt Hoogleraar in de Prophetifche godgeleerdheid, den 20 junij 1724; en in de Heilige oudheden, den 10 juni) 1733. Hij was Rerk en kloek van lighaarn; vrien- de-  CREMERS. (MATTHYS) CRENIUS. (THOMAS) $0 delijk en gul; bedaard en voorzigtig. Hij ftierf zeer fchielijk, aan ene benauwdheid, des morgens opftaande, den 14 feptember 1750, na dat hij kort te voren van ene reis naar Maastricht wedergekeerd was, alwaar hij ene zware ziekte had doorgeftcan. Den 30 feptember daaraanvolgende heeft de Hoogleraar in de regten, Gerhard Schroder, ene lijkrede over hem gehouden, welke gedrukt is, en uit welke bovenftaande bijzonderheden zijn ontleend. Onder zijne voornaamfte werken zijn de Prodromus lypicus, en de Nazimus, beide gedrukt te Amjïeldam, 1727. in 4to. ■ Gerh. Schroder, Oratio fun. in obitum D. B. S. Ckemeri. C5>CUtfc6e §tcta ©cisbito» ïum. CXXXV. SJtil/ f. I7S--I97- en CXXXIX. 2$cu7 f. 492-51». CREMERS (MATTHYS), geboren te Aken, omtrent het jaar 1480, volbragt het hoofdzaaklijke zijner ftudien te Keulen, en wierdt aldaar Meester der vrije konften. Men verkoos hem tot Rektor van het Hogefchool den 28 junij 1533, en in 1542 wierdt hij met een Kanunnikaat in St. Andrieskerk begiftigd, vervolgens beftierde hij als Regent het kollegie te Montanum, en ftierf den 12 maart iS57.in den ouderdom van 72 jaren. Cremers heeft in -druk uitgegeven : r. CT^ifïiid) SScridjt/ ïeaauff ju gtuntfcjligen ter ffantyefftifl wilt bUlim in 5>cm ufftcdj. tigen Giuifittt-Otauecn; mit focbcrlepng Hit pjirtcipaCfïct atticutea 6cï gerfettiflten (e&r SDtatinl SSuccrs / im Gudj Ju SSofrt ausgegartgen ttc. Sein i 542. in 4t0. 2. Chrijiiana ac pia, de Catholics jidei Regida, Asfertio, cum dilucida pernicioforum, prcecipue hujus calamitofisfimi facidi, dogmatum confutatione &c. Colon. 1556. in 'j2»jb. . ■ Val. Andr., Bibl. Belg. p. 657. Hartzheim, Bibl. p. 241. Paquot, Mem. litter. Tom. XII. p. 270, 271. CRENIUS (THOMAS), wiens ware naam, volgens den Hoogleraar Saxe is Thomas Theodorus Crusius , uit de Brandenburg markt geboortig, is eerst geweest Rektor hier of daar in Hongarijen; vervolgens kwam hij in Holland, zette zig te Rotterdam neder, alwaar hij zig geneerde met proeven voor de  6© CRÈPU. (N.) de Boekverkopers te corrigeren. Zijne woonplaats naar Lei]» den verplaatzende, heeft hij zig met de uitoefening van dien zelvden arbeid bezig gehouden, teffens ook gefchriften vaö zijn eigen maakzei opiteliende en in 't licht gevende. Lang heeft hij in laatstgenoemde ftad gewoond, en is ook aldaar geitorven ten jare 1728, in den ouderdom van 80 jaren. De door hem in druk uitgegevene werken, zijn : i. Fasciculus Disf rtationum Hiftorico-Critico-PMlologicorum, X Tom. Rotérod. icq1--1700. th Svo. 2. Ccnfiiia £f Methodes aurias ftudiarum 'optime injlituendorum. Rott. 1692. in ^to: 3. 'TraBat. de Phi olvgia, Jludiis liberaiis dobïrince informatione £f educatiotie lit.:raria. Lugdbat. 1696. in $te. 4. Animadvèrfiones philologicas £? hiftoricas. XIX panibus. Ib. 1607-1720. in Svo. 5. Fafcem Exetcitatiemim Philologico-Hifioricarum, V panibus. Lugdbat. J697--1700. in Svo. 6. Q. Asconii Pediani, Commentationes in Ciceronis Orationes, cum notis integris virorum doBorum. Ib. 1698. in \2mo. 7. Joh-, Sauberti, de Sacrifxiis veterum eolleetanea. Lugdbat. 1699- in Svo. 8. Tractatum de Emditione cmnparanda in hummxioribus. Ib, 1699. in 4ta. 9. AnaleBa Philologico-Critice-Hiftorka. Amft. 1699- in Svo. 10. Mufeum Philologicurn £jf Hiftaricum. Ib. 1699- in Svo. 11. Syntagma primum '£? fecundUm Disfertationum Philologicarum. Roterod. 1699, 17001. in Svo. 12. Thefaurum Librorum Phüologicorum Hiftoricorum, Lugdbat. 1700. in Svo. 13. De libris Scriptorum optimis utilisjimis Exercitationes III. Ib. 1704. in Svo. 14. De fingulariius Scriptorum Disfertationem Epiftolicam. Ibid. 1705. in Svo. 15. De furibus librariis Disfertationem Epiftolicam. Lugdb. 1716. in Svo. AB. Erud. 169Ï. p. 335. 1692. p. 343. 1700* p. 396. jo. Fabricii, Hifi. Bibl. Part. IV. p. 286, 287. Part. V. p. 430-438. Heumanni, Via ad Hifi. Liter. p. 389. 38. Catal. Bibl. Punav. Tom. I. Vol. II. p. 11S3. Vól. Ut. p. 1157. C. Saxi, Onoin. liter. Pars V. p. 404, 405^ Nouv. DiB. Hifi. Tom. II. p. 396. Levensbefchrijving van beroemde Mannen, (Amft, 1730. Svo.) II. Stuk, N°. X. bl. 647-657» CREPU (N.), KönsticliÜdérj een Waal van geboorte, heeft vaö  CREPU. (N.) ' 6i van zijne jeugd af aan den oorlog gevolgd; diende onder de Spanjaarden als Luitenant, en heeft in 't veld al menig aardig Rukje gefchildert. Na den oorlog afgedankt zijnde, ging hij te Antwerpen wonen , en zette zig aan 't Bloemfchilderert, daar hij zonder enig onderwijs een groot Meester in is geworden; want zijn Bloemen zijn zo dun gefchilderd als water, en overheerlijk getekend, wel gekleurt, meesterlijk getoetst, en daar heerst een bevallige zwier en fchikking in zijne fchilderftukken. Doorgaans fchilderde hij een vaas of porceleinen . pot met bloemen, konstrijk en geestig geordonneert, en waar op inzonderheid de rode en witte rozen zo lieftallig waren behandelt, dat 'er van rijpheid de bladen fchenen af te vallen, zo wel als de heulbloemen , anemonen, renonkels en tulpen, die verwonderlijk fchoon waren. Op den voorgrond fchilderde hij veelal een beekje of ander (bomend watertje, geftoffeerd met verfcheidene fchelpen, hoornen, zeegewasfen, kikvorfen, rivierkreeftjes enz.; doordien nu Crefu altoos kaal en be, rooid was, gaf hij zodanig fcbilderftukje dat hij overeenkomftig hadt bewerkt, aan een Bakker in betaling, voor 36 guldens vereeten brood, die 'er naderhand 100 dukatons voor 'koste kopen. Groot 40 jaren oud zijnde, trouwde hij met de dogter van den Miniatuurfchilder Pault, een knappe deern, pas 16 jaren gud, doch die niets in de melk te brokken hebbende, dns de verdubbeling der armoede, tot een bruidfehat bragt onder het dak des Bloemfchifdeis. Hij bewoonde een tamelijk groot huis met een ruime tuin daar agter , die hij met allerleije foort van Bloemen en Kruiden bezaaide, maar in ilede van naarftelijk daar na te fcbJlderen, verlanterfante hij zijn tijd in het toeftellen van vogeltjes-knippen of in het vangen van witjes of veelkleurige vlindertjes, zo dat de armoede hoe langer jioe meer hare wortels fchoot in deze bedroefde huishouding. Hij was een geflagen vijand van de Antwerpfe Konstkopers, pn niet zonder reden, want hij altijd om geld verlegen, hielden dezen hem den voet op den nek, en gaven hem niet meer voor zijne uitmuntende Bloemftukken dan zij kwijt, wilden  6% CRETEN. (KAREL) CREUTZNACH. (L, S. de) den wezen, en 'er vereist wierdt om hem en de zijnen effen aan 't brood te helpen. Hij kreeg het ten laatften zo benauwd binnen Antwerpen, dat hij befloot met de Rille trom te vertrekken, ten diea einde nam hij den nagt te bate, om met zijn wijfje naar Brusfel te vertrekken, zonder zijne fchuldeisfers te waarfchouwen, die omtrent zo een inventaris vsnden in het huis van Cri?u, als 'er opgetekend wordt in het blijfpel van Brederoos Spaanfclien Brabander. In deze hoofdftad daar hij in den beginne vlijtig werkte, maakte hij goeden opgang, doch in flegS gezelfchap geraakt zijnde, verviel hij op nieuw tot een allerflordigst gedrag,-vgaf zig inzonderheid aan den drank over, e» zoop zig genoegzaam dood. Dees Konftenaar bloeide in de» aanvang van de XVIIIde eeuw. . J. C. Weyerman, Lwea der Schilden, HL D. bl. 239 -245. S!.fSCtB. ^ttitfifa 1779. f. J84. CRETEN (KAREL), Konstfchilder, was een tijdgenoot Van den vermaarden Willem Bouwer, die zo fraij en geestig in waterverf fchilderde; zij hebben te zamen lang in Itoliè'n gewoont. Creten fchilderde Pourtraitten, en was in de Roomfe Bent bekend, met den naam Slagzwaard. ——. A. Houbraken, Schouwburg der Schilders, 11. D. bl. 144. CREUTZNACH .(L. S. de) , is Generaal van de Artille.rije, in dienst van de Bataaffe Republijk geweest, en bijzonder ervaren in het beroep waar toe hij zig van zijne vroegdc jeugd hadt toegewijdt. Ten jare 1753 wierdt hij aangefteld tot lid van de Hollandfe Maatfchappije de» F/etenfchappen te Haar. lm, en was daar van een ijverig en werkzaam lid, getuige hier van de ftukken die ia derzelver uitgegevene werken van hem zijn geplaatst. Dezen zijn: j. ÜDcrfjanöeh'ng ober be ïiallt/ waar in hij na de bereiding van de verfchillende foorten van Kalk en de onderfcheidene doffen waar uit die worden gebrand, te hebben aangewezen; inzonderheid zoekt te betogen: „ dat ten aanzien van zware en importante gemene „ landswerken en gebouwen, als Kompagni.es- en Admirali- „ feits-  CREUTZNACH. (L. S- de) 63 teits-huizen, bruggen en watergebouwen, Huizen en fortifif, catie-werken, arfenalen en kruit-magazijnen enz.; die men „ gemeenlijk wel een jaar vooraf weet en befiuit te maken; „ daar toe zoude aanraden, datze nimmer met Schulpkalk. „ maar altoos met Steenkalk mogten gebouwd worden, en dat „ de Aannemers vooraf wel wierden onderzogt, ofze kennis „ hadden, van 't bereiden en bewerken van Steenkalk, om „ goed en zeer duurzaam werk te maken; zo maar de metzel„ werken niet te haastig worden opgebouwd, noch ten eer„ ften met te zwaren last gedrukt worden, ten einde de fon„ damenten niet te doen berften." 2. ©oojfcönft cm aUerlcsjc «©aten tn g;crc ©laten/ pijpen/ ÏSuijcn/ of 5eib£ gefachen gsermerh tocber bas"t aan ccn te boegen / ;o b;st beel eet fret J3jcr op cene anbeue plaat;c in flahhen ;aï hunnen gebjoïten of gtflagen toojben / ban ter plaatje baat het r.etapt i& iöecr* fïaanbe bit JiReng;el bc toepfttng ban buur / mater / hotibc en toarmte. 3. <£m Compofitit cm be ^teenboegen/ en be ^>tcenen jeïbc / 't $ij in helberg'/ fonteinen of geboumen cnDcr toa« ter/of boben gronbj*/ jobanig bigt en hap't aan maïhanberen te lijmen en te floppen/ bat het tcgcn£ mater/ ïugt/ en toarmtc altoo.é bigt blijft en nooit ;al üarftcn, 4. ©oojfcfKjft ban een Stemlijn om be ©oegen tu?fc&en ^arbjïecneri / "t jij onber of boben gronbjS/ toateröigt te maafcen/ al?" mebe i$ere bouten en fïaabcn in ben (tem/ m fiebe ban met loob/ ba,e"t te jetten/ beftanb tegen mater/ utgt en toarmtc/ en niet uar|ïenbe. 5, ïfet Geheim om alle ^>naphaancn en ©tétcolcn 5a te bewftcii/ bat men 'er ;eer berre mebe fchieten nan. Ook was de Generaal Creutznach grotelijks ervaren fa het vervaardigen en bellieren van Konst-vuurwerken: hier van gaf hij een treffend blijk bij het affteken van het pragtig Konst-vuurwerk op den 13 junij 1749 ter gelegenheid van dem geHotenen vredeteken, onderzijn direftie vervaardigd en afgeltoken. Ook liep alles naar ifens en genoegen af. De voornoemde Generaal, voor *t affleken van het Vuurwerk, door Hare Koningl. Hoogheid de Prinfes van Oranje gevraagd 'zijnde, „ hoe lang het zelve wel duren zoude,'' hadt geantwoord :  64 CRIEP. (WILLEM) woord: „ dat, 20 alles naar zijn genoegen uitgevoerd wierdt, „ het niet veel langer dan een uur moest aanlopen;" de uitkomst beantwoordde ook volkomen die belofte, want die Vorftin op het horologie gezien hebbende toen de eerfte en laatfte koker met pijlen opging, zeide: „ de Generaal heef» „ zijn woord wel gehouden, want het Vuurwerk heeft niet' „ langer dan een uur en vier minuten geduurd." Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat 'er in dien kortftondigen tijd, behalven de 18 kokers ieder met bijna 600 vuurpijlen gevuld, nog 18000 enkelde vuurpijlen naar de lucht fnorden, behalven een menigte Iuchtkogelen, luchtballen, ftinkpotten, moordflagen , raderen , vuurfonteinen , cascaden , in een woord al wat de konst in dat vak kan opleveren, afgeftoken wierden, kan men zig niet genoeg-verwonderen over de.goede orde en vaardigheid in het opvolgen der bevelen van den Generaal waargenomen. Ook hadt Creutznach het.genoegen dat hij door een eigenhandig biljet van den Stadhouder, aan den disch genodigd wierdt, daar behalven hunne Hoog Mog. de Stadhouder en zijne gemalinne, verfcheidene andere aanzienlijke perzonaadjen aan een tafel van 24 couverts vergast wierden, wordende bij bij zijne kemst, door hunne Hoogheden en alle de aanwezenden, over de gelukkige uitvoering van zijn Konstontwerp, op het minnelijkfte gefeliciteerd. Dees bekwame Artillerist ftierf na een hogen ouderdom bereikt te hebben in 'sHage, op den 19 februarij 1773. Nederl. Jaarboeken, 1749. bh 591-593. Verhand, van de Holl. Maatfchappij te Haarlem, V. D. bl. 1-35. VI. D. I. St. bl. 358-366. XIV. D, bl. vi. Voorb. CRIEP (WILLEM), te Delft geboren in het jaar 1536, was Raad in den Hove van Holland te Utrecht ten jare JS73> en 's jaais daar aan werdt hij Raad in den groten Raad te Mechelen; van daar beriep men hem tot Kancelier van den Hove van Gelderland te Roennonde, alwaar hij den 25 januarij in 1610, in den ouderdom van ruim 74 jaren is gefterven. Hij was geleerd, zeer weifprekend, en eea  CRIEP. (WILLEM) CROCKAERT. (PIETER) 6$ een-zoetvloéijend doch fchalkig Digter, zo als blijkt door zijne uitgegevene Epigrammata, en zijne voorreden geplaatst aan 't hoofd van Mich. Marulli & Joh. Secundi Poëmata, in 1561, in 't licht gegeven; ook is 'er nog een uitm.ntend >verkje van hem in wezen, getij telt: De Confolatione Ccecorum. ——— J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 397. D. v. BleYswyck, Befchrijv. van Delft, bl. 791. CRIEP (WILLEM), een zoon van den vorigen,"een GeU dersman van geboorte, heeft uitgegeven :JVita S. Gerlaci ab Anonymo circa annum 1230 confcripta, in epitamen redatta Colon. 1607. Ook hadt hij onder handen : Libellus de Pmeminentia Regis Catholici Hifpaniarum, toen de dood hem overrompelde. ■ J. F. Foppens , Bibl. Belg. p. 397. CROCKAERT (PIETER), geboren te Brufel omtrent het jaar 1465, wierdt na de gronden der latijnfe taal geleerd te hebben, naar Parijs gezonden, om in de wijsgeerte onderwezen te worden, en hij ftudeerde onder den beroemden Schot Jan MaiRE of Major , welke als toen die wetenfehap in het kollegie van Montaigue leraarde; na den trap van Meester beklommen te zijn, onderwees Crockaert zelv die wetenfehap met zeer veel roem, te Parijs; vervolgens wierdt hij ten jare 1504 Monnik in het Flaamfe Dominikaner klooster binnen die itad. In 1514 begaf hij zig naar Rijsfel, alwaar hij gedurende de vasten met zeer veel toejuiching predikte; en hij ftierf nog in het zelvde jaar. Daar is van hem in druk: 1. Summularum Artis Dialectica: utilis admodum interpretatie, fnpcr textum Magiftri Petri HisrANi, Ord Predic., ima cum fruüuofis quibusdam Qiwdlibetis. Paris. 1508. in folio. 2. Acutisfmne Ouxftiones, quidem perutiles in jingulos Aristotelis Logicales libros &c. Ib. 1514. in folio. 3. Argiitisfimce, fubtiles, ac foecundce Quceftiones Phyficoram, et in III libros, de Anima , Aristotelis. Paris. 1510. Ib. 1521. in folio. 4. Secunda fecundce fummm S. Thom/e, a F. Petro de Bruxellis recognita et accurata. Paris. 1512. in /[to. De Joxciie , Belg. Domin. ■ VIII. Deel. E ' p.  s? m CRQOQUEÏ. (ANDRIES) CROCUS, (KORNELIS) V* 344- Quetif & Echard,, EibL Tom. II. p. 20 , 30. 6?* J8-8--Ï3Q.. Pachjot» Mj». /itter. Tom. IX. p. 353-357. CROCQUET (ANDRIES), van Douai geboortig, is ge« weest Prior van het Monniken klooster van St. Wijnoxbergen in Halegonwn i hij ftierf te Valenciemies, aan ene befmettelijk© siekte. Zijne erfgenamen hebben van hem in 't licht gegeven; i. Catechefes Chyijlianas, potisfiitium ex Homiliis Catecheticis Maxthjei Gaveri, & T. D., praceptoris fui. Duaci 1575. in 4t«» %. Commsnt. in Epiftolam Pauli ad Romanos. Ib. 1577. in gva. 3. Comment. in Epift. Pauli «i Hebraos. Ib. 1578. m 8vo, 4. Paraphrafinx five- Conciones 30 in YII Pfalmos panitentialesi — fêï 1579, m 8v* -—- J, F. Foppens, 5^ p. 51. CRQCUS (KOPvNELIS), een Jmfleldammer van geboorte, leefde in de XVIde eeuw, was Priester en Reftor in de latijnfe fchalen van genoemde ftad, en een gemeenzaam vriend heide van Alardus en Cannius , waar van hier voor gefproken is; doch was bitter en vol ijvervuur tegensdeLutherfen ingenomen. Hij bediende zig-in "t begin des jaars 1531, aan den Officiaal des Bisfchops van Utrecht fchrijvende, van deze woorden; „ Ik fmeek u op 't ernftigfte, dat het mij geoirloofd j, zij, de gebeden, die ik verpligt ben te lezen, om dat ik tot de mindere orden ben ingewijd, Ilegts voor éne maand, „ na te laten. Ik ben begerig, om mij, in dien tijd, met „ heilig werk bezig te houden, en iet te fchrijven, waar door „ de gemoeden van enigen van de Lutherfe en Oecolompadife H ketterij afgetrokken, of tegen dezelve gewapend konnen „ worden, op dat de opregten nog voor 't bederf mogen be,, waard blijven. En daar is haast bij 't werk; want ik meen, „ dat ik het heil van enigen , die ten dele mijne magen, „ ten dele mijne goede bekenden zijn, ten dele, voorheen, „ mijne leerlingen waren, in dit opzigt, zal konnen bevorde„ len; en 't is nodig dat ik zulks ten fpoedigfte onderneme, „ om dat enigen hunner, in de aanftaande maand, te fchepe ,, naar Oostland ftaan te vertrekken, gelijk hier te Amfleldam de gewoonte is." Jan  CROCUS. (KORNELIS) 67 Jan de III, Koning van Portugal, verzogt hem, doch tevergeefs , om het Hoogleraarsambt in de Akademie van Coimbra te komen bekleden. Hij meende meer nuts te kunnen doen, met de Amfteldamje jeugd te wapenen tegen 't geene hij voor ketterij hieldt. Op 't laatst van zijn leven , en na dode zijner moeder, die hij, tot. in zijnen hogen ouderdom onderhouden hadt, deedt hij ene reis te voet naar Rome, daar hij, door Ignatius Loyola zelve, in de orden der Jefuiten, aangenomen werdt. Hij heeft enige vaarzen gefteld onder 't afbeeldzel van Erasmus door Hans Holbzin gefchilderd, welk, uit Duitsland, herwaarts gebragt was, door Quiryn Talesius, Burgemeester van Haarlem, in wiens huis in de damftraat, de Amfteldammer Pieter Opmeer, het dikwils met verwondering berchouwd hadt. Onder de leerlingen van Crocus, is ook Mattiiias Bossenius, Amfteldammer, geweest, die, naderhand, Hoogleraar in de Akademie te Douai geworden, en, in 't jaar 1599 overleden is. Crocus heeft fchrifte'ijk getwist met Johannes Sartorius of Snyders, insgelijks,, een Amfteldammer, Leermeester in de latijnfe fchole. De twist liep over 't geloof en de werken. Sartorius beweerde, even als Luther, dat de mensch alleenlijk door 't geloof geregtvaardigd wordt; 't welk Crocus tegenfprak. Zo ver ging de hevigheid, dat Crocus, voor altoos, Sartorius de vriendfchap opzeide. Ik vindt aangetekend, dat hij ten jare 1550 is overleden. s Crocus heeft de volgende werkjes gefchreven, en door den druk gemeen gemaakt: 1. Colloquiorum puerilium formulas. Antv. 1536. in Svo. £? alibi. 2. Limam Barbariei, Jive Farraginem Jordid;rum verborum. Colon. 1520. in Svo. et alibi. 3. Silvulam Vocabulorum, puerilis leüionis 'exercitationi accomodatam. Saling. 1539. in Svo. 4. Josephum, Comoediam Sacram. Antv. 1548. in Svo. 5. Paraclejis ad capesfendam fententiam Jnfephi cajli evemplo. Ib. Svo. 6. Hypomnenation in X prcecepta Decalogi. Ib. Svo. 7. De Vera Ecclefia. Colon. 1548. m Svo. 8. DisputatieHem contra Anabaptistas. Antv. 1535. in. Svo. 9. Epiftolam de Fid? et Opcxikts, adverjus Joannem Sartosium. tb. I53I- *« 8vo., E 2 10*  m, CROESE. (GEHARD) 10. Meditatie-nes in Pasfwncm Dominicam. Colon. 1535, in $vt>l 11. Qrationem in Jesu Cheisti laudem. Antv. 1548. in 8vo. Naderhand zijn de meesten dezer werkjes, in enen bondel ten jare 1612 te Antwerpen herdrukt. ■—. J. F. Foppens, Bibl.'Belg. p. 197; 198. Opmeer, Cathol. Martelaarsb. II. D. bl, 177. Wagen., Bejchrijv. van Amjl. II, St. bl. 8, 9. XI. St. bl. 197, 198, CROESE (GERARD), geboren te Amfteldam den 26 april 1642, was een zoon van Hendrik Hermansz. Croese, en Anna Reiniers, beide onder de ktasfe van fatzoenlijke en welgegoede burgers forterende. Zijne ouders vroom van leven en deugdzaam van wandel, befchikten hunnen zoon tot de ftudie der godgeleerdheid , daar de jongeling gretig in toeftemde; en zig eerst drie jaren in zijne geboortefiad aan het doorluchtige fchool, onder den Profesfor Arnold Suengerd, in de voorbereidende wetenfehappen met allen ijver oefTende, en zig vervolgens naar het Hogefchool van Leijden begaf, alwaar hij het onderwijs genoot van de beroemde Mannen,.Joh. Fred. Gronoviüs , en Georg Hornius , in de fraije letteren; benevens Joh. Coccejus en Joh. Hoornbeek, in de godgeleerdheid ; na hier vier jaren mede verbeid , en dezen tijdkring met de zorgvuldigfte naarftigheid doorgelopen te hebben, wierdt hij tot Proponent aangefteld; en koit hier na, deedt hij een reis als Predikant naar Smima, onder het beleid en met het oorlogfchip daar Engel de Ruiter, zoon van den zig aan den vaderlande zo verdienftig gemaakt hebbende Admiraal Miciiiel de Ruiter , het bevel over voerde. Croese uit de Levant te rug kerende, hieldt een kortftondig verblijf in Engeland, en predikte te Norwich, daar hij zo veel genoegen gaf, dat men hem aldaar het Leraarsambt aanbood; doch hij weigerde zulks, verkiezende liever zijn vaderland te dienen. Kort hier op heeft hij de Staatfe bezetting te Tperen enen tijd lang als Predikant bediend; doch toevallig door Alblas, een dorp nabij Dordrecht gelegen, reizende, n*.ct inzlgt om een togtje naar de provintie van Overijsfel te doen,  CROESE. (GERARD) «| doen > wierdt hij verzegt aldaar zijne gaven te doen horen, en hij gaf 'er zulk een groot genoegen, dat men befloot hem aldaar te beroepen als Predikant: hij nam het aan en wierdt 'er bevestigd den 10 julij 167S. Ouden zwak geworden zijnde, gunde men hem in 1707 om Emeritus te worden, en hij wierdt in 1710 te Dordrecht, ai waar bij zijne woonplaats hadt gevestigd, door ene beroerte aangetast, die hem, sa ene worfteling van negen dagen, op den 10 meij van genoemde jaar, Sn het graf rukte. Hij was in 't jaar 1681 in den egt getreden met Elizabeth de Cerff, gefproten uit een oud adelijk Flaams geflagt, bij welke vrouwe hij zeven kinderen heeft verwekt, zijnde vier daar van jong geftorven, en enkel hebbea ene dogter en twee zoons hem overleefd» Croese was geleerd, verftond het latijn, gr'.eks en hebreeuws, fchreef ook tamelijk wel in eerstgenoemde taal, doch wist zijne denkbeelden op geen bevallige wijze aan een te fchakelen, ook mangelde het hem dikwils aan gezond eirdeel, om naaf behoren het ware van het verdigtc te ondgrfcheidcn: Daar is van hem in druk : i. Hifloria Qudkeriam-, Jive de vtdeé diScis Qtukcris-, ab orttt illorum usque ad recens natum Schisma, libr. III,5 in q/uibus pro CROESE. (GERARD) leerftellingen der Quakers heeft in 't licht gegeven; doch zij dolen daaromtrent beide; doordien Robbert Barclai , welke tot dien aanhang behoorde, dezelve volledig heeft befchreven, in het zonderling werk, dat tot tijtel voert: Theologie verce Chiftiante apologia. Amft. 1676. in $to., dat ook in verfcheidene talen vertolkt, is gedrukt. 2. OMHPor fcBTAloS , Jive Hiftoria Hebrceorum ab HoMero hebraicis nominibus ac fementiis conferipta in Odysfea & Made, expojita iliuflrataque, ftudio et opera G. Croesii. Tom. I. Dordr. 1704. in Svo. Tot op de uitgave van dit werk , is men in de vaste verbeelding geweest, dat de Ilias, welk bewonderd digtftuk, volgens de aanmerking van Longinus en anderen, voor de Odysféa gefchreven is, de ziedende gramfchap van Achilles , zo noodlottig voor de Grieken, verhandelde, en in de gevallen van dien held een treffend bewijs verleende Van die waarheid in het IX. boek daar van uitgedrukt: dat namelijk een ieder, die door ene bijzondere begunftiging des Hemels werkzaam is, alleen van meerder waaide moet worden, dan een gants leger, en altoos de overwinning op zijns zijde heeft. Men dagt geen minder gegronde reden te heb. ben, om de Odysfea te befchouwen, als een verhaal der lotgevallen van Ulysses na het beleg van Troijen, welke in den perfoon van dien beroemden Griek, aantoonde, dat fchranderheid en buigzaamheid van geest, gemakkelijker grote ondernemingen tot een gelukkig eindperk geleiden, en op een veiliger wijze voor gevaren behoeden, dan opentlijk geweld in ftaat zoude zijn te doen. Maar hoe deerlijk doeg men hier, in gevolge het denkbeeld van Croese, den bal mis; want hij is in de waan, de belangrijke ontdekking gedaan te hebben, dat beide deze digtfhikken enkel een verhaal bevatten van de gewijde Gefchiedenis. De Odysfea, die hij wil dat de Iliade vooraf gegaan is, behelst het geen 't tijdvak waar in Moses leefde, is voorafgegaan. De Ilias is de inneming van Jericlio en de verovering van het beloofde Land. In de inleiding, welke bijna het derde gedeelte van 't boek uitmaakt, •wenst de Schrijver zig zeiven geluk van de nevelen- te hebben  CROESE. (GERARD) ben dQen verdwijnen, die Homerus aan ons gezïgt beroofden, en dien Digter uit de duisternis te hebben getrokken waar in bij zulk een geruimen tijd hadt bedolven 'geregen, ïn het werk zelve, leert hij ons, bh 243, -dat Ithaka niets anders is dan MefopotmnU'n. De medgezellen van U-lyssss in de zilte wateren der zee verzwolgen, na dat ju?rtïR hun fchip door zijne blixesifchigten ve.brijzeld hadt, terwijl ülysses aan het gevaar «ntfnapt, is de gefclïiedenis der inwoners van Sodom en die van Loth; UlVsses in de grot bfl de Nijmf Calypso, en door haar tovergezang bedwelmd, ïs die zelvde Loth toet zijne beide dogters. Dé veïfchijning van het Opperwezen aan Abraham , en de Godinne MïNÈRva , die onder de gedaante van Mentor uit den hemel daalt ■om de opvoeding van TeLemackus te bellieren, is een 'en dezelvde gebeurtenis. Telemachus bij Nestor landende, en dien Vorst door zijne kinderen en onderdanen omringd aan den oever der zee ontmoetende, bezig zijnde om ere offerande aan Neptuin te doen; wie ontwaart hier niet ten duidelijkHen in, de gefchiedenis van Melchisedek, die Abraïïam t© gemoet treedt met vervêrfingen en offeranden? De Torgeft der bij 'die gelegenheid geflagte dieren, in den avondftond aan Rukken gemeden, en met befprosijingen van wijn ge» plengd, ten einde tot een foort van vernieuwde offerande te verffaekken, zijn niet anders dan de offerande van Abraham. En wie kan hier aan twijffclen? het Griel-Je woord Glosfa, dat ene Tong be ekent, en Ge:és dat Lachgen aanduidt; fchoon verfchillende van geflagt en uitgang, hebben egter enige overeenkomst in het geluid der uit.praak; daar hu I2AS In het hebreeuws betekent, hij zal lachgen; drukken dus eigen» aartig de woerden, die Homerus aan MiNekva doet zeggen; Offert tongen, het bevel uit, dat Assaïiam vaii het Opperwezen ontving, om zijn zoon op den berg Morija te offeren; Deze ftalen zullen voldoen, om een denkbeeld van liet werk te'geven: ex ungue leone:i. Jammer is het intüsièn voor de liefhebbers van vergezo?te leenfpieukige zfofusllngen , fot e 4 m  CROESELS. (CYPRIANUS) het II. deel dezes werks, door de ontijdige dood van Croese niet is in 't licht gekomen. 3. ©erftaal ban 't bjonbcrlijche en 't fclbjame ïcbcn cnbe mirakelen ban bc alfergeluMigfic ïtaüfe ban $anta «aria/ ban be cubje bcr ©;rchhccren/ schacht uit spasmen/ ge* trotitoeltjch tirjt bic tale obergefet/ enbe untgcgcbcn bocu Gerardos Croese, met een ©002- en jSaar-rcbcn am alle tyoome 3fngc5eteneti ban Speren. Simfï. 1677. in 4to. Dit werk heb ik nimmer gezien, en ben dus niet in ftaat, omden Lezer iets van deszelvs inhoud of bedoeling mede te-delen ; zeer waarfchijnlijk is het ingerigt, om de verregaande buitenfporigheden van het bijgeloof te gispen en ten toon te Rellen. G. Stollii , Adnotationes ad Heumanni ConfpeSum, p. 594. Perizokius, Orig. Babylonic. C IX. p. 207. Catal.Bibl. Bujjav. T. L V. II. p. 1184. C Saxi, Qnom. liter. Pars V. p. 459. Bibl. Bremenf. Cl. II. fafc. II. p. 285. &c. Joum. des Savans, 1706. Edit. d'Amfi. p. 101-110. NtCERoN, Mem. des Hommes illuftr. Tom. VI. p. 247.-251. Tom. X. p 200. Paquot, Mem. litter. Tom. V. p. 283-288. Sewel, Hifi. der Quakers. Voorred. Soermaks, Kerk. Register. bl. 22. Wac, Befchrijv. van Amfi. XI. St. bl. 328 , 329. CROESELS (CYPRIANUS), te Antwerpen in het jaar 1569 geboren, begaf zig na het waarnemen van zijne eerfte letteroeffeningen, in de orden der Kapucijnen, en zijne be. kwaamheid deed hem tot de aanzienlijkfte ambten van dat genootfehap opklimmen. Hij was Provintiaal van de Flaamfe en Walfe gewesten en Kommisfaris Generaal van dat des rijnftrooms. In 1637 van Rome te rug kerende, alwaar hij een algemeen kapittel zijner orden hadt bijgewoond, ftierf hij te Genua in het klooster van de Onbevlekte Ontvangenis. Gelemus noemt hem : Omni Scientiarum genere infignis. Croesels heeft uitgegeven: Letliones parceneticce ad Regulam St. Francisci, iri-quibus non vulgaria ad formandos mores Religioforum, Qliarumve Spritualium perfonarum documenta fuggeriiutur. Colon. 1625. tn 4«o. ■ Gelekius, de admir. magtv.t. Cokmce, F-  CROESER. (HENDRIK JAKOB) 7.5 p. 526. Ai.b. MnuEl, Scriptam Scec. XW. uk: e.d. p. 325. 333. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 168. Paquot, Mem. litter. Tom. VIII. p. 93. CROESER (HENDRIK JAKOB), Hoogleraar in de Genees-, Ontleed- en Kruidkunde te Groningen benevens Archia. ter van de provintie Stad en Lande, is geboren den 21 feptember 1691 in de Graav. Zijn vader was Jakob Croeser, beroemd Heelmeester aldaar, en zijn moeder Ai.legonda OomeLing. Na dat Hendrik Jakob het eerfte jeugdig onderwijs doorgeworfteld, en vrij wel in de gronden der latijnfe taal was onderwezen, wierdt hij door zijne ouders te Amfteldam bij een Chirurgijn befteld, om in de Heelkunde onderwezen te worden. Na enigen tijd hier verbeid te hebben, keerde hij te rug naar zijne vadcrftad, en bragt aldaar een halfjaar in ene apotheek door ; na verloop van welken tijd hij zig naar het Hogefchool van Leijden begaf, en aldaar het onderwijs genoot in de Genees-, Heel-, Ontleed- en Kruidkunde, van de zig daar als toen bevindende beroemde Profesforen, J. Dekker, B. S. Albinus, Ravius en voornaamelijk van den vermaarden Herm. Boerhave, die ene bijzondere genegenheid voor den jongeling hadt opgevat, uit hoofde van deszelvs ijver en betoonde vlijt in het horen van zijne lesfen. Vier jaren bleef hij te Leijden, alwaar hij op den 10 december 1716 tot Doktor wierdt bevorderd, en als toen naar huis keerde, alwaar hij een tijd lang de praktijk uitoeffende, vervolgens zig te Amfteldam nederzette, daar hij zig verder in de Chirurgie oeffende, en tot een der ftads Doktoren wierdt aangefteld, levende aldaar in ene gemeenzame vriendfchapsveikering, met de beroemde Hr. Ruisen, Bronckhorst, Seuli.yn en Verpocrt. Kort hier na huwde hij met Maria i.aFontaine, Weduwe van Pieter Heyblom, Predikaat te Loosdrecht. Het ging hem te Amjleidam ongemeen wel, hij genoot 'er ruime achting en vriendfehap, ha't veel praktijk, en men ftond in bedenking om hem den af, eleefden Fr. Ruisen in zijne profesÜS van de ontleed- en kruidkunde, toe te voegen, toen hij Es. op  74 CROESER. (HENDRIK JAKOB) op 't onverwagtst door Curateuren van 's lands Hogefchool te Groningen, aldaar tot Profesfor in de Genees-, Hee!-, Ontleed:en Kruidkunde wierdt beroepen ; dit viel voor ten jare 1724' en in de plaats van den overledenen Muykens; hij maakte den ioden oktober van dat zelvde jaar een aanvang met zijne lesfen, na het doen van ene plegtige redevoering: De Hominis primo mth In het volgende jaar wierdt bij door de Staten der provintie, tot Archiater pf 's Landfchaps Medicus aangeileld. Viermalen heeft hij het Rektoraat der Hogefchool bekleed, namelijk in de jaren 1727, 1734, 1741 en 1748; en iedermaal het zelve ingevolge gewoonte, met ene plegtige redevoering over belangrijke onderwerpen neder gelegd; namentlijkï De mutiio Mentis cum Corpore comntercio; de vario Senjuum pro cbjeüerum diverfitate affetlu pas/ivo; de Mort: inevitabili ex Humnon motu prqfluente; de organo Vijus; voorts heef: hij nog bij zekere andere gelegenheid ene redevoering gedaan: de m;ra Sanguinis in Corpore humano matei ia. Hij ftierf den 13 januai ij 1753 In den ouderdom van 62 jaren, en wierdt den 18 daar aan volgende in de Akademie-kerk begraven; ingevolge het getuigenis van den Hoogleraar Dan. Gesdes, wierdt bij om zijne deugden, trouwhartigheid, konst, en vriendelijke verkering, door een ieder die hem gekend hadt, betreurd. Schoon zijn ruim uitgeftrekte praktijk hem niet toeliet veel hoeken te fchrijven, is 'er egter van hem in 't licht ene latijnfe Verhandeling: De Thoracis vulncribus. 1716. in \to., als mede zijne Intree - redevoering: de Hominis primo ortu; ook eoo Twistfchrift dat hij met den met iedereen twistenden Hoogleraar Ant. Driessen, ten jare 1748 genoodzaakt wierdt in druk uit tc geven; voorts heeft hij ene Verhandeling in het Nederduits gefchreven ober het öjijhen en jinfien het 3£ong / in etr^t;cLoï rene ïlinöcren / ingerigt tegens een gefchrift over dat onderwerp van J. Roukema , Chirurgijn te Leeuwarden. Ooit heeft hij de JDcrftanDcïmg ban het <0ocr/ dcor den geleerden Leeuwarder Medicus Petrus Idema in 1741 uitgegeven, in enen gedrukten brief de Tunica adnata Oculi, wederlegd. Dan. Gerdes, Oratio funebris &ff. J. C. Strodtman, tc$ «ettert (Se» Icfïtcn £'.itrp,W V. f. 131, 13*. CROE.  CR.OESER. (HERMAN) 75 CROESER (HERMAN) of Kroeser, die men ook met den latiji fen naam Cruserius geboekftaafd vindt, geboren te Kampen in het laatfte gedeelte van de XVde of het begin der XVlde eeuw, is niet onwaarfchijnlijk een zoon geweest van Hendrik Croeser, weike Kerkmeester was van de St. Niklaas of Boven-Kerk te Kampen, in het jaar 1499, en als zodanig gemeld wordt bij Lindeborn, Hifi. Episc. Daventr. p. 267; en, in de Kerkelijke Oudheden van Deventer, II. D. bl. 4. Ook is hij ten jare 1522 lid der Regering van genoemde ftad geweest. Zeer denkelijk ook was Herman , de vader of wel de oom van den volgenden. Hij was lid der Regering in het jaar 1552 en is geftorven den 23. februari) 1560; ingevolge het Regerings-Boek der ftad Kampen, op de Secretarije van het Raadhuis als nog in wezen; waar in agter zijn naam gefchreven ftaat: Expiravit hoe Ao. pofiera die Petri ad Cathedram. Conful pro tempore. Croeser was een goed Regtsgeleerde, en ijverig werkzaam in het nafporen der oude wetten van zijne vaderftad; ook heeft hij zig daar aan ongemeen verdienftig gemaakt, door ene Verzameling daar van uit de oude gefchrevene boeken ter Sscretarije berustende, zamen te ftellen en in een lighaam te brengen, waar van het oirfpronkelijke nog ten gemelden Raadhuize voor handen is. Dit ftuk wierdt ook door de Regering zo belangrijk gefchat, dat zij ingevolge Refolutie van den 20 feptember 1567, befloten : „ Dat men eerstdaags dat „ Nieuwe Stadboek der Stadrechten bij den Raads-Here Doktor „ Herman Krusep. ontworpen , voor de hand' fal neemen, „ om 't fe'.ve te vifiteeren, op dage en ftonden, fo well des „ namiddags als voormiddags, wanneer de Burgemeester in -., de tijd den Raad daar toe verboden fal hebben; en die „ Raadsperfoonen foo daar over tegenwoordig fitten werden, en die Secietarius, zullen telken reijfe dat fij bij een komen, een mengelen wijns genieten, die bij de Secietarius „ aangetekend fal worden; dan die abfenten zwllen niet hebii be;]." Het  7<5 CROESER. (HERMAN) Het is nu dit Wetboek, *t welk Evert Valk'Med. Doktor te Kampen, in onaangename omftandigheden bragt; want hij daar van een affchrift op een publijke auctie gekogt hebbende, en dus in eigendom bezittende, vondt geraden het zelve ten jare 1739 in 't licht te geven, en bezorgde ten dien einde daar van een Voorloper in druk, onder den tijtel van Corpus Juris Campenfis contraüum; doch zulks wierdt toen door ,de Magiftraat van Kampen op ene onvriendelijke wijze belet niet alleen, maar Valk zelvs geraakte hier over in hegta. nis, en wierdt ingevolge Decreet van den 26 januarij 1740, „ in ene boete verwezen van 300 zilveren dukatons, en het „ Manufcript over te geven : wegens (ingevoige luid van het „ Decreet), op eigene authoriteit, tot Leijden te hebben „ doen drukken, en alomme verfpreiden, een Boekje, voedende tot tijtel: Corpus Juris Campenfis contraüum; in zig ,-, bevattende veele inpertinentien, zeer Route en indecente „ expresfien, daar bij de Regeering zeer hatelijk afmalende „ &c." Dit vonnis wierdt toen ter tijd door velen gewraakt, en met rede aangemerkt; dat het voor de Maatfchappije en derzelver ingezetenen noodlottig is, wanneer ene Regering teffens de wetgevende en uitvoerende magt in handen heeft, en vooral daar, gelijk in deze zaak, Regter en Partij de zelv- de perfonen uitmaken. . Schrassert, Confultatien. III. D. i2ofte Advijs. Medegedeelde Berigten. Zie ook over deze zo veel gerugt gemaakt hebbende zaak van Dr. Evert Valk, Uiftories Verhaal van het geen te Kampen in den jare 1740 en 1741 is voorgevallen tusfen Raad en Meente &c. bl. 36-44. 86--90. Een werkje dat wij willen geloven vele gefchiedkundige waarheden te bevatten , maar met een pen in gal ge. doopt fchijnt gefchieven te zijn, daar bij vele injur-ieufe uit*' drukkingen en kwaadaartige asfertien tegens verfcheidene; Regeringsleden der ftad Kampen bevat. CROESER (HERMAN) of Cruserius, geboren te Kampen in het jaar 1510; heeft men grond te denken, dat een zoon of broeders-zoon van den vorigen Herman is geweest. Hij  CROESER. (HERMAN) "Hij Was ervaren in de regtsgeleerdheid, geneeskunde, griekfe taal enz. Hij is eerst Raad geweest van Karel van , Egmond, Hertog van Gelder; daar na van Willem, Hertog, van Kleve en Gulik, ook Hertog van Gelder. Hij heeft der,geleerde wereld groten dienst gedaan, door verfcheidene voortreflijke overzettingen van vele werken van Galenus en van, Flutarciius, door bevoegde Konstregters ver den voorrang gegeven boven die van Xylander, zo ten opzigt der nauwkeurigheid en getrouwheid, als der fierlijkheid. Meermalen is Croeser,. door den Hertog van Kleef, als Afgezant aan den Koning van Frankrijk gezonden. Hij is geRorven en begraven te Koningsberg in Pruisfen, in het laatst des jaars 1573, zijnde derwaart gereisd in gezelfchap der Princes Maria Eleonora van Kleef, welke trouwde met Aleert Frederik van Brandenburg, Hertog van Pruisfen.. Croeser heeft ene dogter gehadt, welke, ongelukkig, door. een razenden is omgcbragf. Zijn dood wierdt door verfcheidene Digters van zijne vrienden in hunne zangen betreurd; een derzelver drukte dus zijne fmerte in dit volgende punt-: digt uit, hem teffens den welverdienden lof toezwaijende. Ergo Borusflacis Cruserius hospes in arvis Extremo claufit triftia fata die? Qtii,fi quisquam alius, mortali lege crcatus, Vivere dignus erat; vivere dignus erat. Attica mutaret melius qui verba Latinis, Haud fcio num tulerint fecula noflra virum. X>onavit latio non paucula fcripti Galeni, Hippocrati veram tradidit atque facem. Et qua; Charoneus monumenta reliquerat autlor, Parte fui numeris reddidit Aufoniis. O utinam vitte durasfent ftamina, donec Lima foret fcriptis addita fumma bonis! Multa etenim pasfim, media vix parte parata, Nullius ingenio perficienda jacent. Eff gies Veneris fic imperfecla remanft, Ouam mird Cous tinxerut arte fcnex. ■ Dat  78 CROESER. (HERMAN') Dat Croeser een geleerd man is geweest, die een algemene kundigheid bezat, blijkt door het hier boven aangevoerde, als mede door de weiken die hij heeft in 't licht gegeven, waar van wij hier de lijst laten volgen. 1. Claudii Galeni, de Puljïbus libellus ad Tyrones, Herïïanno Cruserio, Campenfi, interprete. De Pul/mm dijferem tiis, libri IV. De dignojcendis Puljïbus, libri IV. De caujis Puljuum , libri IV. De Prcejagitione ex Puljibus, libri IV. Paris. 1532. in folio. Ir. in de uitgave van Galenus te Bazel bij Frosen in 156!. in folio; en inde volgenden te Venstien bij de gebroeders GuiNTés gedrukt, in 1563-16:5 in VIII delen in folio. It. iö den fratjen druk der werken van Hippocrates en Galenus, uitgegeven door Renatus Chartier enz. in XIII delen in folio. Ook dient men te weten, dat de uitgaven van Croeser, uitgezonderd den eerften druk, verbeterd zijn door A. Gadaldini, Geneesheer te Modena. 2. Plutarchi, Vitce ac Moralia. Baf 1584. in folio. It. Ibid. 1573. in folio. It. Lugduru 1563. III. Vol. in ïimo., alle dezen bevatten flegts de latijnfe overzetting van Croeser, zonder den griekfen text. In 't grieks en latijn. Frantof. 1599. II. Vol. in folio; waar van het Ifte Deel, de Levens van Plutarchus bevat, door Croeser vertaald; benévens zijne eigen aantekeningen, die van Xylander, en die van Hendrik Stephanus; in het llde Deel wordt niets van Croeser gevonden. Sommigen verkiezen zijne overzettingen boven die van Xylander; anderen willen, dat Croeser niet nauwkeurig zijne Schrijvers gevolgd heeft, en dat hij geene voldoende kunde in de griekfe taal bezat. Men vindt 'er ook, die hem laken, van zonder noodzaak ene verfchikking in de plaatzingorde der levens van Plutarchus gemaakt te hebben. 3. Cammsntarius ia HirrocRATis, lib. I. £? III. de Morbis vulgaribils: item in lib. de falubri Diata. Bafil. 1570. in i2mo. 4. Orationss politica Dinarchi, LesbonaEtis, Lycurgi, Herodis, Demadis, Gracè ÉP Latine: interpretibus Guilielmo Cantero, M. B. Ischano, Joanne Lonicero , & Herm. Cruserio ; editte. cura Jo. Gruteri, Hanovie, typis Wechelianis , 1619. in  CROESINK. 75 in gvfl. i Thuani, /fi/ï. Lib. LIX. p. ïoq. A. Mirjei, £/cg. £e/g. p. 119, 120. M. Adami, Fit. Med. p. 87. Val, Aker., Bibl. Belg. p. 379, 380. ]. F. Foppens, RiR fie/g. p. 472, 473. Freheri , Theatr. p. 1286. Merklini, Linden, p. 408. Huet, Ciar. Interpr. p. 231. Pontan. ad Senec #Vr, Fur. vs. 248. Bros., kj?ia/. Cliv. Tom. III. p. 53. C. Saxi, Onow. /iief, Pars III. pag. 306. Baillet, Jug. des Scavans, Tom. II. P. III. p- 402. Paquot, Mem. litter, Tom. VII. p. 352» 353- Sligtenhorst, Gelderf. Gefchied. bl. 530. Oudh. van Deventer. IL D. bl. 35- 5°. S5i6(ietfl«f *« fcyöntrt 2Bif)« fmfd). LX. 85 28?.. CROIX (FRANS ds La), geboren te Valenclermts in het jaar 1582, begaf zig tot het genootfchap der Jefuiten, en wierdt in die orden gewijdt in 1600- Gedurende zes jaren gaf hij onderwijs in de beneden klasfen van het kcllegie; vervolgens bragt hij drie jaren door met Iesfen te geven te Douai in de wijsgesrte; gaf zig vervolgens aan den predikdienst over, en klom op tot verfcheidene bedieningen *r die hij gedurende het tijdvak van 28 jaren met allen ijver waarnam. Langen tijd was hij Opperfte van de Proevelingen te Doornik, vervolgens Rektor te Vaïenciennes, toen te Douai en eindelijk Provintiaal van zijne orden. Ene beroerte rukte hem den ir augustus 1644 te Doornik uit het leven, in den oudérdom van 62 jaren. Hij heeft in druk uitgegeven: Hortulus Marianus, five Praxes varia colendi beatisfimam Virginem Mas tam. Doüai 1622. in 121110. naderhand veelmalen herdrukt, en mede in 't Spaans, Italiaans, Fran.-ch en andere talen meer, overgezet. 2. Relation de la Cochinchine, traduite de ïltalien du P. Christgf-He Borrï de la Compagnie de Jesus. Lil'e 1631. in 12512». J. F. Foitens, Bibl. Belg. p. 291. PAQuof, Étem. litter. Tom. IX. p. 315-317. CR OM-  CROMB&ep. CROMBEEK. CROMME. 8a CROMBACH (HERMAN), is geboren te Keulen ten jare 1598 ; en begaf zig 17 .jaren oud zijnde onJjr hst ge- ■ jrootfchap der Jefuiten ; oeiTende zig voorts in verfcheidene wetenfehappen, en wierdt met allen roem tot Doktor inde theologie bevorderd. Niet alleen-wierdt hij voor ervaren gehouden in de kennis der godgeleerdheid, maar was daar te boven ook een kundig Gefchiedfchrijver, en grondig onderlegd in de oudheden van zijn vaderland. Hij ftierf omftrceks 'het jaar 1676, en heeft in 't licht gegeven : 1. Primitice Geniium, five Hiftoria SS. trium Regum Magorum Luangelicor. 11. II. Vol. Col. 1654. infilio. 2. S. Uksii.a Vindicata, Jeu v.'.a. ï§ Martyrium SS. Urfulce èf fociaruin XL.'mille Virginum. TL. Vel. Colon. 5647. in folio, cui acce.fit additie 1669.'3. Idea veri pM Sacerdotis, five vita Jacobi Mkrlohorstii, Pasiojris B. M-. V. in pasculo , in o'inione fanüitatis diftmOi, Co'01:. 1661. in %zmo. 4. Vita S. Gerardi, Ib. 1652. in i-2mo. —— J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 473. CROMBEEK (JAN van), is ten jare 1563 te. Dou.v. geboren, en volbragt i:i die ftad zijne letteroefrcningsn; waar na hij in 1582 zig in het genootfehap der Jefuiten begaf, en zig in 1399. ten nauwften ctoqr het doen der vier !golofR>n-aan die orden verbondt. Hij heeft- verfcheidene posten bckicji , ook gedurende enigen tijd het piedikambt waargenomen. Hij ftierf te St. Omer den 2 oktober 1626, na 'er gedurende elf jaren het koliegie der Jefuiten a's Rekt-u ts hebben beftierd. Men heeft van Cromreek in druk: De fiudio Perfed.iov.is, lii. II. Amfi. 1613. in 4(0. 2. Afcerfus Moysis inmoitem, lm eji, traBatw de Oratione, tribus viis dist'nJus, purgativaj iUuminuii- ya £? unitiva. Audom. 1618. in i2mo. Fe. Sw-ertu, Athen. Belg. p. 415, 416, Val. Andr., Bibl. Belg. p. 488. Paquot, Mem. litter. Tom. XIV. p. 349—351* CROMHOUT, zie KROMHOUT. CROMME (EILARD), die men ook Croene en Kroener vindt genoemt, Burgemeester te Kampen; ftigtte ten jare F 2 1518.  CROMMIUS. (ADRIAAN) 3538» uit zijne eigene beurs, binnen genoemde Rad op den Belt, een nieuw Pesthuis ter ére van den bergKalvariën, waar van het de naam van den Belt ontleende, en begiftigde het ielve tevens met zo vele inkomften, als tot onderhouding daar van werden vereist. Weyme van der Straaten weduwe van Jakob van des Straaten, ene zuster van Eilard. Crömme, benevens hare dogter Geertkuid van der Straaten hsfpraken op den den 3 februarij 1550 nog aan dit huis. 20 halve Goudguldens jaarüjkfo renten, gaande uit zekere ou-' de Panden in het kerfpel van Blankenham gelegen, waar van de trigir.ele giftbiief nog wordt gevonden in het Recognitieboek W. ter Secietarije van de ftad Kampen berustende. Dit huis is zedert korte jaren geheel vertimmerd, en tot eea Ziekenhuis aangelegd; ook worden in eender vertrekken daar Van door den Lector Clrir. £? Anat. lesfen in de ontleed-, heeten vroedkunde gegeven ten diende van de Chiruïgijrs-gezellen en Vroedvrouwen. De tuin daar aan palende, Riekt ten ge* bruike van den Leiïor Botanices tot een Artzenij-kruidhof. Teg. Staat van Qverijsfel. III. D. bl. 333, 334. enz. Medeg. Berigtett. CROMMIUS (ADRIAAN) , omtrent het jaar 1590 te Oirfchot een aanzienlijk dorp, drie uien van 's Hertogenbosch gelegen, geboren. Hij volvoerde zijne eerfte letterceffeningen in het koltegie der Jefuiten te Antwerpen, en zijnen wijsgerigen loop bij de broeders van het zelvde genootfehap in het kollegie van AncHn te Douai; waar na hij ten jare 1609 een lid van hunne orden wierdt. Drie jaren onderwijs in de wijsgeerte gegeven hebbende, wierdt hij ten jare 1619 tot Profesfor in de godgeleerdheid te Leuven aangefteld, in de plaats van Korn. d Lapide , die zig door zijne fchriften een naam heeft verworven; teffens gaf hij lesfen in de hebreeuwfe taal, die hij meesterlijk verftond. Ene onverwagte beroerte, rukte hem den n meij 1651 uit dit leven in den ouderdom van ruim 60 jaren, den roem nalatende, van een deugdzaam en Rigtelijk leven te hebben geleid, en ervaren geweest te zijn in  CRONENBURG. Zs in het uitleggen der Bijbelboeken-; 't welk ook zijne ititgegeven fchriften getuigen, welke zijn: i» CL Pfalmi Davidici, compendiofa Paraphrafi ad litterce feriem expofai, £? fenfit myjtico üluflrati &c. Lovan. 1628. in 4». 2. Titefes facrse in Qttief. Ib. 1629. in 4ts. 3. The/es facra; in Exodum, Levitkum, JiTumeros , Deuteronomium, Jive de Republica fudaica. Lovan. 1630. in 4*0. 4» Thefes facra: in Jofue, Judfces, Ruth, li* Iros quatuor Regim , duos Paralipomenon. Loran. 1631. in 4fo.. 5. Thefes facrx in Jobi hifiorhm, £P Wrat* Tobiie, Judith, Efter, Esdrce, & Nehemie. Lovan. 1Ö32. in 4W. 6. ■San&isfima IV Euangdia, hijlorico ordine, ComordUe in modum digefta. Loran. 1633. in 4*». 7. Traité politiqus de la Primauté de Si. Pierse ou des prerogatives du St. fiege, Anvers-, 1634. Dit werkje tegens Jakob Trigland, Profesfor te Leijden ingerigt, kwam uit onder den verdigtcn naam van Caéimjb, Doorman, en is ten zei ren jare ook in t nederduits gedrukt. »-i Paouot, Menu litter. Tom. X. p. 441--'244. CRONENBURG, Is dc naam dien oudtijds een zeer aanzienlijk geflagt in Holland en het ftigt van ÜMcht voerde, en 't welk een begin nam ten tijde' van Willem den IV. Grav$ van Holland-, welke ten jare 1345 in den öag bij Stavoren door de Friefen wierdt doodgeflagen •; zijnde de eerfie Heer VAtï Cronlnuurg , mede Willem genaamd, geweest een natuurfij» ke zoon van genoemden Grave, die hem met de beerlijkhsitl Cronenburg befchonk, alzo dezelve wegens den begane!} moord van Graav Floris den V. verbeurd verklaard was» Het flot om dien moord ten gronde toe daor de Utrechtenaars verwoest zijnde, uit haat tegen Gesarb van Velzes^ d«ed$ Willem van Cronenburg aldaar een nieuw huis bouwen > rondsom met dikke muren en flerke 60rent voorzisn; doch piet op dc zelvde plaats, maar enige vekten wegs daar vsflt daan, dus dit zijn huis als een nieuw Crmnbvrg moet wor» den aangemerkt, waar van zijne nakomeiingfehap den naam gevoerd hebben; hij is getrouwd geweest aan ene degter va» Heer Jan van Poianen van der Lekke, die nog ten jare 1374 r 3 tosf-  :86 CRONENBURG. (ADRIAAN van) leefde. De vermaarde Gefchiedfchrijver Froissard getuigt ïrj zijn laatfte Beek Kap, 76 eti 77 van dezen Willem, dat hij, benevens Daniël van der Merwede, de voornaamfte aanrader was, die Hertog Alsregt van Beyeren deedt belluiten, de Friejen te beoorlogen, 't welk ook ten jare 1396 gefehied F S wn-  po CRONENBURG. (JAKOB van ADELEN van) tienburg in Friesland noemde, en dat heden nog dien naam draagt. Men vindt van hem getuigd, dat hij een man was van t&l zeer vroomen endeugdzamen levenswandel, van een ieder bemind die met hem verkeerde, en zelvs bij de voornaamften van den Lande in groot aanzien. Onder anderen Rondt hi^ in hoge achting bij Gaspar de Robles Heer van BUI ij, Stadhou Ier van Friesland, als mede bij den Abt van Lidlum. Aikn-ampfpoedigbt was zijn einde, want hem trof het ongeluk cp den 15 jumj 1572, dat hij op een wagen zittende tusfen Anm en Harlingen, door losbandige Walfe Soldaten wierdt doodgefchoten. Robles met wien hij nog den zelvden dag gefpijsd hadt, wierdt woedende van gramfchap op het horen van deze treurige tijding; hij fteeg terffond met de zijnen te paard om den moordenaar te agterhaicn en te vangen, het welk hem ook gelukte, brengende den booswigt we! gekneveld te Harlingen, die kort daarop voorden kop werdt gefchoten, enCüo. Kenbürg met ongemenen ftoet te Harlingen in de grote kerk begraven. Zijne weduwe bij wie hij 12 kinderen hadt verwekt, ftierf den 26 april 1603, na 74 jaren bereikt te heb. ben. Ferwerda, Stam-, Geflagt- en Wapent. II. Deei. ■ CRONENBURG (JAKOB van ADELEN van), een kleinzoon van den vorigen Jakob, en zoon van Klaas van Cp.omekblrg en Maria van Wytijama, werdt geboren den 20 maart 1392 op het huis te Adelen, waarop hij zijn leven lang gedurende gewoond heeft. Ten jare 1634 was hij tegenwoordig, wegens de Grietenije vap Barradeel, op de gewone Land, dagsvergadering. Toen ten tijde was 'er grote onenigheid in Friesland tusfen de Regeringsleden ontftaan, en de partijfchap. pen liepen zo hoog, dat fommige Grietslieden en andere Regeringsperfonen, met geweld zogten zig in de grootfte ambten te dringen. Om in hun voornemen des te beter te flagen, maakten zij gebruik van het heilloze middel, 't weik door» gaans in tijden van beroerte en geweld te werk gefield wordt, van namelijk hunne partijen die het grootfte gezag voerden, ais icrnfrken af te fchilderen, en door verzonnene lasteringen bij  CRONENüURG. (MALTÜIAS van) 91 bij het gemene volk in haat te brengen, voorgevende 5 dat zij de fchamele gemeente ondragelijke- lasten opleiden : dit fnood bedrijf hadt de gewone uitwerking ; het aüngeftookte kanailje .fchoolde bijeen en beging door drank verhit de grootfte buitenfporigheden, plunderende en rovende de huizen en goederen van brave Regenten, die men hun hadt ingeblazen, dat de voornaamfte uitvoerders van het opleggen dier lasten v/aren. Jakob van Adelen van Cronenblt.g , werdt doorzijn bitterften vijand Douwe van Hottinga, door dusdanige godloze befchuldigingen op ene gelijke wijze verdagt gemaakt, waar van het gevolg was,.dat hoe onfchuldig ook, op zondag den 8' junij, 's morgens om 8 uren, door een famengefchoolde bende uit enige honderden mannen en vrouwlieden beftaande, zijn huis met de grootfte woede werdt aangevallen, ide poort met geweld opengelopen, en voorts geplunderd al wat men vondt, ja het huis gedeeltelijk vernield; waarfchijnlijk zou dit treurfpsl met het vermoeden van den eigenaar een einde hebben genomen, waren niet enigen der ^palfl&V ceerdfte Huislieden ter zijner hulp toegefchoten, en fommigen daar van naar den Grietman Hottinga gefniJd en hem met gevouwen handen hadden gebeden, dat hij toch door zijn gezag, de razende menigte wilde tot bedaren brengen. Hcttinga fchaamteshalven zulks niet durvende weigeren, girg derwaarts, en fuste tegens zijn wille en dank den wecsten hoop, met dat gevolg, dat-den bedreigden Cronenburg het nakend gevaar ontkwam, en 'er heel huids afraakte. Dan deze zig zeiven onfchuldig kennende, fprak den Grietman , als bewerker van het onheil dat hem wedervaren was, in regten aan; met dat gevolg, dat deze door het Hof wierdt veroirdeeld tot de betaling en bcete van de injluie, kosten, fchaden enz. Op den 3 januarij 1643, op een donkeren avond, hadt Cronenburg het ongeluk, te Leeuwarden in 't water te Vallen en te verdrinken. Fekwerda, utfupra. CRONENBURG (MATTHIAS van) , een Geldersman van geboorte , is geweest Monnik van der Rekolletten orden. Hij  92 CRONENDAAL. (PAULUS van) Hij ftierf ten jare 1584 te Ruurmonde, na dat hij door den druk hadt uitgegeven: 1. Vita vera fororis Agnetis Huyn, qua Venlona in Monafterio Annunciatamm fmi&é obiit anno 'i6\\. 2. ivDoop't in Den noot en in ücn boot. 2ïmff. 1682. 3. ttoeê 8ecs?tehjcHe Coiomncn ban be fccrcfce/ te toeten be ï|^. Sacramenten oz$ 3utaar£ en ban bc SSicchtc. amfï. 1682. 4 £h#teIrjK onbertoy.é/ om enen ;ah'tjen ftaat te berden.' •&pm 1672. 5- i£?oo.5teIrjc& onbeitoijss'/ tegen?; ben boom* iscbtigcn tocg bcr bekoringen. %a. 1684. J. F. ForrENs, £M. Belg. p. 872, 873. CRONENDAAL (PAULUS van) , Heer van Flkringht in Henegouwen, te Antwerpen geboren, was de zoon van Jaj* van Cronendaal, Schildknaap en Kapitein van 300 man te voet, onder het regiment van den Graav van Buren, en va» Katryna de Nys, te famen ten jare 1540 in den egt verbonden. Paulus begaf zig in zijn jeugd in den krijgsdienst, en was tegenswoordig bij den veldflag van Heiligerlee in Groningerland , alwaar de Graav van Arenberg fneuvelde, en zijn gantfe leger door Adolf van Nassau wierdt geflagen; de flegte uitkomst van dien dag deedt hem zodanigen tegen' zin in den dienst krijgen, dat hij befloot den .degen voor den tabbaard te verwisfelen, en enigen tijd daar na, Griffier wierdt; vervolgens in 1004, den rang bekwam van Raad der domeinen en finantien te Ërusfel. Hij ftierf in 1621, nabij zijne huisvrouwe Katryna Giei.is , die ten jare 1597 was overleden , een' zoon nagelaten te hebben , Hendrik genaamd, die Griffier der domeinen en finantien van de Ne. derlanden is geweest. Maria Ernestina Austreberta, Markgravinne van Vlieringhe en van Breethout, weduwe van een Groot-Baiijuw te Doornik, was de laatfte van dit geflagt, en is geftorven den 1*7 meij 1749. Cronendaal heeft in fchrift nagelaten: l'Hifioire des Comtes de Namur, waar van Grammaye het oirfpronkelijke bij hem heeft gezien. Paulus zijn kleinzoon bewaarde het nog in 1642. Afc?UI Mm® hadt in 1640. Extmplar HJioria ComU turn  CRONSTROM. (IZAAK Baton van) 93 Vim Namurcenfium per Philippum Cronendalium , Scribam Fi- nanvarum, Hat waarfchijnlijk het zelvde werk was. . Grammvye, Namurcum, uit. edit p. 28. Fr. Sweertii, Atlien. Belg. p. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 714. J- F- Foppens. Bibl. Belg. 941. Christyn, Jurisprud. heroica, p. 196. Nobi* liaire des Pays-Bas, p. 181. 273- 286. 3IS» CRONSTROM (IZAAK Baron van) , wierdt door den Prinfe Stadhouder Willem den IV, ten jare 1747, fchoo» een man van zeer hoge jaren het Opperbevel toevertrouwd over het krijgsvolk en de plaatzen tusfen de Maas en da StMde gelegen , fchoon die Gujsaart zig met aandrang op zijne hoge jaien , zwakheid en doofheid beriep om van deze zwaarwigtige post verfchoond te blijven, dan het mogt niet he'pen , ds Stadhouder wilde het. Hij kwam dan den 14 julij, op welken dag hij juist in zijn &?fte jaar tradt, binnen Bergenopzoom, daai hij z*g zedert onthield'. Hst bijzonder bewind -over de Vesting bleef in handen van den Prins van Hessen-Philipstal,. en dat over de Linie, bij de» Prinfe van Saxen-Hilsurghausen; welke Genera ds nogthans door den Baron van Crqnstrom , met raad en hulp onderfteund werden. Toen Bergenopzoom in den vroegen morgenftond van den 16 feptember 1747, om zo te fpreken , bij verra>fing wierdt ingenomen , vernam de Baron van Crokstrom de overrompeling der ftad niet voor dat het dag werdt; toen kleedde hij zig terftond, tradt ter deure uit, en deedt door zijne Adjudanten , die 't volk wakkerlijk aanmoedigden , de Franfen van voor zijne woning terug drijven ; waar na hij ziende dat het verlies der ftad onvermijdelijk was, zig op een paard deedt tillen, en ter ftad uit reedt, naar de Linie, om orde te ftellen op de verzekering van Zeeland. Voor zijn vertrek , hadt hij den Prinfe van Hessen-Philu>stal belast., de trom te doen roeren, om daar door het verder doodflaan te voorkomen , 't welk egter niet fchijnt gefchied te zijn. De Generaal Cronstkom is naderhand bij velen in verdenking  94 CRONSTROM. (IZAAK Baren van) kïng geraakt, dat hij zig in 't verdedigen der ftad, niet wel van -zijnen pligt gekweten hadt. Zeivs is hij, in de. lente des jaars 1748, °P last van zijne Hoogheid die den Grijsaart gelijk wij gezien hebben j tegens wil en dank tot die belangrijke post hadt aangefteid, door den Fiskaal der Generaliteit, op enige punten, fchriftelijk, ondervraagd, en omtrent een jaar later, voor den Hogen Krijgsraad befchreven, en op meer dan honderd punten gehoord: alle weike hij, mondeling en fchriftelijk, beantwoord heeft. In een aangehaald affchrift van zijne ondervraging, betuigt de Gefchiedfchrijver Wagenaar gezien te hebben: „ dat men meest vreemd fcheen te vinden, „ dat hij de MMtfng der ftad niet voorzien, en door 't zen„ den van meer volks op de gevaarlijkfte posten, en vooral „ 00't door het brengen van water in de droge graften, voor„ komen hadt." Doch hij wees aan: „ dat hem berjgtwas, „ dat de bres noch niet groot genoeg was, om den vijand'. „ door te laten; dat, op deze onderftelling, het brengen van. „ water in de gratten nog moest worden uitgéfteld, alzo, na „ dit gefchied was, de belegerden alle gemeenfehap met de „ buitenwerkenSftfti afgeiheden geweest zijn; dat het fte,ker „ bezetten der gevaarlijke posten behoorde tot het bijzonder „ bewind van den Bevelhebber der vestingen, wien bij dit, „ met kenni^van zijne Hoogheid , hadrlaten behouden ,.en „ dat hij vertrouwde, dat de posten 'fterk genoeg zouden be„ zet geweest zijn, om in geval van overrompeling bij tijds >» gwugt te maken , zo de wagt -anders wakker en op zijn „ hoede geweest was; waaraan hij meende, dat het enigen „ zou gehaperd hebben. Dat hij, eindelijk, niet uit de ftad ge- ■ „ treden wa-, dan toen 'er geheel geene hoop meer was om „ dezelve te behouden; en toen zijne tegenwoordigheid nood„ zaaklijk vtrei» weidt in de Linie, alwaar ook de Prins „ van HESSÉN-rnïupstHAL, kort na hem, aangekomen was, »> met h£t overfchot der bezettinge." De Hoge Krijgsraad heeft geene uitfpraak gedaan over deze verdenking van den Baron van Gronstrom , fchoon hij 'er fterk op aangehouden heeft; en dc zaak is met zijnen dood, die kort daarna voorviel ,  CROOCK. (JAN de) CROON. (PIETER) 95 Viel, blijven Reken. — Netel Jaarboeken, 1747. bl. 526. 593. 719- Wagen., Vad. Hifi. XX. D. bl. 109. 113-115. ' CROOCK (JAN de) , wierdt te Gent geboren in 't jaar I479, en ging na zijn eerde letteroefFeningen verrigt te hebben , naar Parijs ftuderen, alwaar ingevolge gebruik eerst vijf jaren doorbragt om de miferabele wijsbegeerte van dien tijd te beoeffenen, waarna hij tot Meester in die wetenfch :p weidt bevorderd, en vervolgens naar Gent terug keerde, alwaar hij den geestelijken ftaat aanvaardde en men hem met de bediening van Kapellaan van 't Tempel-Hof begiftigde; deze bediening tot op zijn 32fte jaar waargenomen hebbende, wierdt hij in 1513 Monnik in het Dominikaner klooster van die ftad; vervolgens ftudeerde hij nog verfcheidene jaren te Parijs, en daarna naar Gent tot zijn klooster te rug gekeerd zijnde, ftelde men hem in 1536 in zijn klooster tot Voorlezer in de godgeleerdheid aan. Twee jaren later wierdt hij tot Jnquifiteur van het bisdom Terouanne verkoren, doch geen fmaak in deze bediening vindende, verliet hij die na verloop van vier w jaren; wierdt vervolgens Prior van liet klooster te St. Wijnox. tergen, en "keerde ten laatften naar Gent te rug om zijne overige dagen aldaar in rust door te brengen; hij fiierf den 13 oktober 1569 in den hooggevorderden ouderdom van 91 jaren. Daar is van hem in druk: Summa S. Thom/E Aquinatis, multo tempcre conecla , ab Amanuenfuim aut Typograbhorum vitiis vkdicata. Paris 1520. in 8>'&. Sanderus, de Gandaven- 'films, p. 68. De Jonghe, Belgium Dominic. p. 74, 75. Paquot, Mem. litter. Tom. XV. p. 3*9 > 320. CROON (PIETER),. van Mechelen geboortig, is reguliere Kanunnik van St. Martyn te Leuven geweest; in 1677 was hij Prior, en ftierf ten jare 1683, ria in 't licht te hebben gegeven: 1. De ojfïcio (ƒ culina boni Coci. Brugis 1663. in nmo. 2. De apparatu menfes boni Coci. Antv. 16Ö0. in izmo. 3. Hiflor. B. M. V. Hanswycanee Mechlinics. Mechl. 1670. in x 21120. J. F. ForFEA's, Bibl. Belg. p. £ö"9- CROU-  96 CROUSERS. (CYPRIANUS) CROY. (ROBBERT v.) CROUSERS (CYPRIANUS), een Antwerper van gehoorte, is geweest Monnik van de Kapucijner orden, en heeft gefchreven : Leüiones paramitkas ad Regulam S. Francisci in quibus plurima non vulgaria adformandos mores Religiojorum, aliéh rwnve Jpiritualium perfonarum documenta fuggeruntur. Colon. 162%. in 4to. J. F. Foppens, Bibl.. Belg. p. 223. CROY, is de naam van een voornaam geflagt in de Nederlanden, waar uit vele voorname Mannen zijn voortgefprcten, doch dat reeds voor lange is uitgetbrven, was afkomftig uit den koninglijken Ram van Hongarijen; zijnde de Stamvader van de Heren en Hertogen van Croy, Stephanus zoon van Ko¬ ning Bela den Blinden, die, in den jare n73, door zijns broeders zoon overwonnen, en uit Hongarijen gedreven werdt; begevende de vlugtende Vorst zig toen naar Frankrijk. De zoon van Ste'phanos , Marcus genaamd , zig mede naar Frankrijk begeven hebbende, trouwde aldaar door bewerking van den Koning, met Katryna, erfdogter van Hues, Heer van Araines en Croy. Kaeel, Heer van Croy, Hertog van Aarfclwt, zoon van Frtips, en van Joiianna Halewyn en Commines, die in 1612, zonder erfgenamen bij zijne twee vrouwen verwekt te hebben , is overleden. Hij liet een natuurlijken zoon na, Francois van Croy genaamd. Met zijnen dood, gingen de goederen van Croy over in bet geflagt van Arembeeg. Zeer omftandig wordt van dit geflagt gehandeld bij Jean le Carpentier ,. Hifi. Genealogique des Païs-Bas, pag. 193. 298-300. 328-3 30 &c. CROY (ROBBERT van), zoon van Hendrik, Heer vaa Croy, Aarjchot, Renty enz., en van Charlotte de Chateau' briant , Vrouwe van Loignij-au-Perche , oudile dogter van RENé , Heer van Loignij, en van Helena d'Estouteville , werdt geboren omtrent 'tjaar 1500. In't jaar 1517 wierdt hij door afftand van zijn broeder Willem, die tot Kardinaal werdt verheven, en het rijke Aartsbisdom van Toledo verkreeg, tot Bisf.'hop van Kamerik benoemd, en hij deedt zijne intrede bin-  CROY. (ROBBERT van) 9? binnen die ftad met zeer vee! pragt en ongemene» luister. Tien jaren later zig in ftaat bevindende om zijn Bisdom te beftieren, wierdt bij geordend, en bediende de eerfte Mis den 5 augustus 1520, de zelvde dag op welke de vrede nabij die ftad wierdt gefloten. Deze vrede wierdt in 't jaar 154.3 geftoord , toen een Frans leger in het Kameriks gebied doordrong; Karel de V. vrezende dat dit leger zig meester van Kamer ik zoude maken, noodzaakte de Burgers van die ftad, om krijgsbezetting in te nemen: ,, niet om „ hunne vrijheid te onderdrukken, maar tot hunne befcher„ ming en zekerheid, en ten einde hun onder *t beftier „ van hunnen Vorst en Bisfchop te bewaren onder befcher„ ming van het H. Rijk." Dusdanig was het dat Karei, de V. zig uitdrukte, en tot meerder verzekering liet hij aan de wallen te Kumerik een kasteel ftigten, 't welk vele lieden befchouwden als ene vooifpelling van den aanftaanden val der tijdelijke magt die .de Bisfchoppen van deze ftad uitoefTenden. In 1546 begaf zig Robbert naar het Concilie van Trente, maar geen Schrijver berigt ons wat hij 'er uitvoerde. In oktober van het jaar 1550 hietdt die Prelaat een Sijnode, alwaar hij het Interim, waar van Julius Ffl ug , Bisfchop van Naumlmrg, Michiel Hilding, Suffragant van Mentz, en Jan Aoricola van Eisleben, de infteilers waren, en twee jaren te voren op den rijksdag te Augslurg ingevolge bevel van den Keizer vervaardigt was, liet afkondigen. Robbert van Croy ftierf den 31 augustus 1556, en wierdt begraven in ds Hoofdkerk, alwaar een pragtige graftombe van wit marmer voor hem wierdt opgerigt. Dces Bisfchop bezat ingevolge het getuigenis van Gazet, ene aangeborene goedaartigheid, waar van niet zeldzaam misbruik wierdt gemaakt. Door zijne bezorging is in 't licht gegeven: AUa £? Decreta Synadi Diacefar.te Cameracenfts, pnefidente Reverendisfimo in Christo , ac Illuftrisjimo Principe Domino, D. Roburto de Croy,. Epifeope £f Duce Cmeracmji, facri Imperii Principe, Comité Cameracejii, £fc. eekbmee anno Redemptoris naftri Jesu Ciiristi MDL. menfe ottobri. Item aritiqua Statuta Synodalia Cameracenfis Ditccejis, VIL7. De ei.. G ab  93: CRUCIUS. (ADIAAN) (JAKOB) (JAN) ab eadem Synode- reeognita, adjeUisque moderationibus, cme&ienU bus, ö1 additionibus reformata. His adjuntla ejl Formula Refof tmionit, per Casfaream Majefiatem, flatibus Ecclefiaflicis in Ctmitiis Auguftanis, ad deliberandum pxopofita, £P ai eisdem recepta & probata. Paris 1551. en naderhand meermaalen herdrukt. ■ " Val. Andr., Bibl. Belg. p. 795. Gallia Clirifl. Tom. III. p. 52. Gazet, Hifi. Ecclef. des Pays-Bas , p. 44, 45. Paojjot» Mem. litter. Tom. IX. p. 237-243. CRUCIUS (ADRIAAN), geboren te Gent ten jare 1578} begaf zig in 1596 te Doornik in het genootfehap der Jefuiten. Hij onderwees gedurende verfcheidene jaren de fraije letteren zo in liet grieks ais latijn, en was een geruimen tijd Repetitor van de jonge Jefuiten tot de'uitoeffening van die wetenfehappen voorbefebikt. Hij ftierf te Antmrpen den 23 oktober 1629 aan ene befmettelijke ziekte, die hij hadt gekregen door het bezoeken van lieden die'er door aangetast waien. Hij heeftin 't latijn de volgende befebrijvingen vertaald, en in druk uitgegeven: 1. Rerum memorabilium in Regno Since geftatum Litterat minna Societatis Jeju; ad Reverendim admodum in Clirifio Patrem P. Mutium Vitelleschi , Prcepofitum generalem tjusdm Societatis. Antv. 1625. in izmo, 2. Rerum memorabilium in Regno Japonice geftarum an. M.DC IX. XX. XXI. XXII. Societatis Jefu ad Rev. tfc. Patrem P. Mutium Vitelleschi , Prapofitum generalem ejusdem Societatis. Antv. 1625, in i2mo, *"m ■■ Paquot, Mem. litter. p. 342-344. CRUCIUS (JAKOB), een Delvenaar van geboorte, heeft gefchreven: 1. Mercurium Batavum, feu Epiftolarum libros. Delphis 163,5. in Svo. Amft. 1664. in Svo. 2. Suadam Delphicam, five Orationes LXIX. varii argumenti, ad ufum ftudiofce juventutis. in izmo. Verfcheidene malen te Amfieldam, en elders gedrukt. J. F. Foppens, Bibl. Bdg. p. 511. CRUCIUS (JAN) , geboren te Aalst, was Priester en Rooms Pastoor te Stabroek. Hij heeft in 't licht gegeven: Carmen in horum temporum calamitates. Antv. 1604. in Svo. > T. F, Foppens, Bib!. Belg. p. 623. CRU-  CRUCIUS, (JOHANNES) (LEVINU3; (PIETER) 09 CRUCIUS (JOHANNES), is geboren te Rijsjil ten jare 1560, en geweest Predikant te Haarlem, ook lid van het nationaal Sijnode te Dordrecht in irJiS en 1619- Hjj ftierf te Haarlem den 7 febiuarij 1625. Onder zijn Afbeeldzel 't welk in 't koper uitgaat, leest men dit vierregelig vers: En Crltium, cum jam Chip fox luflra Satelles Dulciloquo facrum pafceret ore gregem. Exhibet ora quidem fculptor tibi, cetera verb Arfficis poterit reddere nulla manus. Crl-cius heeft in 't licht gegeven: 1. Uit het Frans in 't Nederduits vertaal J: Jan Taffin, vSactuaaröigfjciu öc£ 3Tr* btn.fi. 2. Van 't Nederduits in 't Frans: Ant. Walrus, ï|ct «mat örr ïlcrhcnöknaari «$ 3- Van *t Latijn in "t Frans: üonmfilu&e mcg en;. 4. Onpcrtijöisc ïicthtcr/ beide in het Nederduits en Frans. 5. Uit het Nederduits in 't Frans: Fred. de Vry, tSSesin en boo?tcang her SttrMijfce utroerrenfi in ^cllanD. Sam. Ampzing, Refchr. van Haarlem, b!. ï38, 139- CRUCIUS (LEVINUS), geboren te Oudenaarden,' is geweest Rooms Pas.oor te Boschveld in Wester Flaanderen. Hij was in zijn vak gants niet onkundig, en heeft gedurende 34 jaren, de jeugd niet een onbedenkelijken ijver onderwezen, Hij is te Gent geftorven ten jare 1590, ra in 't licht te hebben gegeven : 1. ViridaTium Florum. Antv. 1548. in ivo. 2. Scholia in Diflicha Citonis. Gandavi 1541. in Svo. 3. Threnodiam in temeraria quorundam judicia, ad Franc. Craneveldivm. Ib. 8ra. 4. Parxnejïn ad Potentatus Chiflianos, ut p'èrcusfo inter fe fadere arma in Tttrcam ac Luthsrum convenant, ver/u Elc- giaco. Gandav. 1543. in 8ro. J. F. Foppens, Bibl. Belg. J>. 791- CRUCIUS (PIETER), geboren te Arras in Artois in het jaar 1542, begaf zig 20 jaren oud zijnde onder de orden der Dominikanen in het klooster te Si. Omer; voorts ocffende hij zig met ijver in de godgeleerdheid en het prediken, zo dat G 2 hij  f00 CRüESEN. (NIKLAAS) bij ongemeen bekwaam wierdt en tot luister van zijne orden verftrekte.. Omtrent het jaar 1584, wierdt hij tot Inquifiteur van do Nederlanden aangefteld, ten einde inzonderheid tegens de ketterijen der zogenaamde Geufn te waken; ook voerde hij dezen Jast met de onverbiddelijkfte geftrengbeid uit, ea heeft een, menigte van die ongslukkigen ten vure en gajg doen doemen* Verder ,i.s hij 18 jaren Prior van zijn klooster geweest en ftierf den 27 april 1614, in den ouderdom, van 72 jaren; na in 't licht te hebben gegeven: Discours de l'ufage% vertil fjj? mracles du figne de la Croix. Arras 1604 cjf 1617. in gy0. J. F. Foppens , Bibl. Belg. p. psgu enz. CRUESEN (NIKLAAS), h omtrent het jaar 1570 te Mas» trich geboren, zijnde gefproten uit fatzoendeüjke ouders. Zijn jeugJige letteroeffeningen volvoerd hebbende; wierdt hij Mon1 nik in het klooster der Augustijnen van die ftad; voorts werdt hij door zijne Opperften naar Italiè'n gezonden, alwaar hij te Puvia de dttktorale muts verkreeg. In 1602 wierdt hij tot Apostolifen Onderzoeker in Flaanderen aangefteld. Tien jaren lat,e£ was hij op bevel van den Paus.,. Voorzitter van bet kapittel der reguliere Kanunniken van de Premonftratenfer orden te Tongeren^, en in het zelvde jaar 1612, reisde hij hoger op in Duitsland, en volvoerde verfcheidene commisfien bij de Roomsgezinde Keurvörften; ook was bij tegenswoordig bij het houden van den Rijksdag te Frankfort. In i6j6 werdt hij aangefteld tot. Prior van bet klooster zijner orden te Brusfel, vervolgens te. Antwerpen en nog later te Mastricht. Ten jare. 1620. woonde hij het algemene kapittel bij, dat. van zijne orden te Rome werdt gehouden, In Duitsland te rug gekeerd, wierdt hij in 162.6" benoemd tot Kommisfatis der kloosters, tot wier orden hij behoorde, in Bohemen, Oostenrijk, Karintiè'n en Stij* tien, hij volbragt deze werkzame taak tot volkomen genoegen van zijnen Generaal, en verwierf daar te boven de gunst van den devcten Keizer Fekdinand den II, die hem met da tijfels van zijnen Gefchiedfchrijver en Kerkdijken Raad vereerde. Ten laatften werdt hij in 1624 tot Provintiaal van Bohemen ver-  CRUININGEN. {JOOST van) zot verkoren, en hij ftierf afgemat door zijne vermoedende bezigheden, den 9 november 1629. Cruesen was welgemaakt van lijf en leden, daarbij van een rijzige geftalte, bezat ene aangeborene welfprekendheid, was Hatelijk in zijn voorkomen, en voorzien van grote begaaftheden in het behandelen van zaken. Daar is van hem in druk >• 1. Monafticen Augufthnanum, in -quo mmium Ordvnnm Jub Regula S. Augustini militantiiim, prcecipue 'tarnen Eremtarum, Canonicorv.m regularium Pramionflratenfium, Dommcanm-um, Servorum B. Maria, Hieronymianorum, Ambrofianorum, Crucigerorum, Guillelmitamm , Triiitariorum, Brigittinarwm,, aliorumque ferè L., origines atque incmnenta tribus partibus cx.plicantur-. Manachii 1623. in folio, cum figur. 2. Ccnfiituiknes Qrciims Ere- mitarum S. P. Augufiini, cum netis. Ib. 1620. ■ Sanderj> Chorogr. Brab. ulu ei. Tom. II. p. 194. Fs. Swsïrth., Atketu Belg. p. 575. Val. Andr., Bibl. Belg. p.'683» J.F. Foppens, Mbl. Belg. p. $05. Ei.ssu, Encom. Auguftinian. p. 504, Tom«eur, Chronol. Auguftin. p. 30. jo. 73- Paoüot, Mem, Otter. Tom. IV. p. 182-185» CRUININGEN (JOOST van)> »* een der aaaziénfijkftê adelijke Geflagten van Zeeland gefproten, door SoxhobN verkeerdelijk Jakob genoemd, was de zoon van Jccst van Caur•Ningen, lieer tot Cruiningen, Heenvlkt, Siecnkerken enz, en Katryna van Wassenaar. Hy is geweest een der moedigfte, voerzigtigfte en gelukkigfte Krijgsoverflea Va» Keizer Karei den V, in den Duitfen oorlog, die dees Vorst omtrent ft midden van de XVIde eeuw tot in ftsndhouding van 2§P gezag verpligt wierdt te voeren. De Keizer eortdt van Croiningen met 800 Soldaïen en 500 Ruiters naar de Sax.ife zeefteden , die tegens hem waren opgedaan. Hij kwam biet mede tot Esfen een ftadje in Westfaien, alwaar hij *ijn velk gemonfterd hebbende, tegens Conraad Graav vasa Tekletiurg optrok, en het flot van dien naam zeven mijlen van I.ietihh hazen gelegen, vete erde-; tten Graav verder ïJöoiizakende, «ie ftad, het ftot en t land van liïngtn aan hem over ïe g*C I ve».  is?. CRUININGEN» (JOOST van) ven, en genade bij den Keizer te verzoeken. Die van Osna- Irugge bier door geleerd en voor de verwoesting van hunne bezittingen vrezende, floten een verdrag met dien gedugien Krijgsoverfte. Van hier trok hij naar 't graavfchap Rietberg, alwaar hij de Gravin weduwe overhaalde, om zig aan 's Keizers wil te onderwerpen, en 300 man tot bezetting in te nemen ; vervolgens ging hij met zijn leger naar het graavfchap van der Li[>pe, veroverde de ftad Ujfelen, en noodzaakte den Graav oin zig aan den Keizer te onderwerpen. Dit verrigt zijnde, toog hij voort naar de fterke ftad Minden, waar'van de inwoonders al zodanig door fchrik waren bevangen, dat zij hem de poorten openden, en hij die vesting zonder flag of ftoot innam; ja zijn naam was zodanig gevreesd, dat de Graven van Schauweneurg en Hay, neffens de jonge Hertogen van Lunenburg, en meer andere Vorften zig bij hem voegden, ten einde met den Keizer te verzoenen,- en den eed van trouwe en hulde aan denzelven in zijne handen af te leggen. Eindelijk belegerde hij de ftad Bremen, welke togt noodlottig voor hem was , want de belegerden een uitval doende, en hij zig in het heetfte van 't vuur bevindende, ■werdt door een kogel zodanig getroffen, dat hij naar het flot van Verden, aan den Bisfchop van Bremen behorende, gebragt zijnde, binnen vijf dagen aan zijne bekomene wonde overleedt, en in liet koor der kerke wierdt begraven. Men vindt nog gewaagd van enen Maximiliaan van Cruiningen, die een der Bevelhebberen was van de fcheepsvloot, welke ten jare 1573 onder het oppergezag des Graven van Bossu, als Admiraal wegens Alva, tegens de JNoordhoilanders ftreedt, doch door dezelven geflagen werdt, wanneer hij, benevens Bossu, gevangen geraakte, blijvende niettemin de Spaanje partije aankleven tot in het jaar 1577. Hij is geftorven zonder enig mannelijk oir uit een voltrokken huwelijk te hebben nagelaten. P. Bor , Ned. Hifi. druk van J670, I. D. bl. 457. 783- M. Z. vanBoxhorn, Kronijk van Zeeland, II. D. bl. 352. 486. Smallegange, Kronyk van Zeeland, l D, bl. 715. p. de la RvEj Heldhaftig Zeeland, bl. *44, •fa  CRUX, (N.) CRUQUIUS. (JAKOB) 103 144, 145. J. W. te Water, Hifi. van yt Vurbend der Edelen, I. D. bl. 193- 207. CRUISKERKEN, zie KRUISKERKEN» CRUL (N.), Schout-bij-Nagt, in dienst van de Republijk tier Verenigde Nederlanden, kwam deerlijk ten jare 1781 nabij St. Euftatius te pas; want den Engelfen Admiraal RodnEV dit «ijland veroverd en 'deszeivs inwoonders cp een ongehoorde wijze mishandeld hebbende, vaardigde twee Liniefchepen en een Fregat af, met last om' ware 't mooglijk den Holiandfen Zeevoogd, die met zijn fchip Mars van 60 Rukken 23 rijkgeladene Koopvaarders naar Europa geleidde, en van genoemde eijland een etmaal geleden vertrokken was, tot op de boogt» Van de Bermudcs-eij\a.nden te vervolgen , indien hij 't zelve liet eerder aantrof, "s Anderendaags haalde deze het Convoi 'in op de hoogte van Antigua. De vlaggen werden van weder, zijds opgebeesfen, de Engelfen naderden en omringden den Schout-bij-Nagt, en riepen hem toe: Strijkje vlag en draai bijï Crux , die van geen ooglogsverklaring wist, antwoordde; „ zulks niet tex kunnen doen, en de reden daar toe niet ïe „ weten;" waarop het grootfte oorlogfchip onmiddeÜjk de laag gaf, 't geen terflond beantwoord en van een gevegt gevolgd werdt, waarin de wakkere Schout bij-Nagt, bij den aanvang dodelijk gewond, de eerfte was, die in dezen oorlog zijn bloed voor 't vaderland ftortte. Hij hadt, zo men Wil, het vaderland verlatende, dezen togt, hoe onverfchrokkeri anders, niet zonder fchroom aangevangen, en bij het affebeki van zijn gezin, een kommerlijk voorgevoel betuigd. ■1 1 » Vad. Hifi. XXVII. D. bl. 243, 244. CRUQUIUS (JAKOB), een Letterminnaar van de XVÏda eeuw, is geboren te Mesfine, een klein ftadje in Flaanderen, niet verre ten zuiden van tperen gelegen. Na dat hij dc ïage klasfen was doorgelopen, begaf hij zig naar Leuven, alwaat hij in de wijsbegeerte en redeneerkunde , doch inzonderheid ,in de rechtsgeleerdheid ftudeerde, Ondeï opzigt van Mtemstt. Q 4 PiKKUj:  104 CRUQUIUS. (JAKOB) Drieux of Driutius , Stigter van het kollegie dat zijn naam draagt. Cruquius bepaalde zig niet tot het beoeffenen van deze wetenfehappen alleen, hij leide zig inzonderheid ook toe op de fiaije letteren en de Romeinfe oudheden: en met dit inzigt volgde hij de lesfen van Conraad Goclenius, Hoogleraar in de latijnfe taal, en vervolgens die van Pieter Nansius, -die in 1539 de opvolger van Goclenius was. Hij verliet de Nederlanden omtrent "t jaar 1542, zeer waarfchijnlijk om zijne kundigheden aan een buitenlandfe Hogefchool te vermeerderen. Van die reis te rug gekeerd, hield hij zig nog enigen tijd te Leuven op: en hij tekent zelve aan, dat Driutius hem op zekeren tijd op een gezelfchap van geleerde lieden ter maaitijd genodigd hebbende, alwaar zig Vulmar Bernartius en Naknius mede bevonden , men aan een jongeling, die gemeenzaam met Driutius verkeerde, de vraag voorftelde: „ Wie het nuttigfle voor den Staat is, een man die wel „ in 't openbaar fpreekt, een fchrander Schrijver, ofwel een „ man die een voorbeeldige levenswijze leidt?" Driutius vervaardigde over dat onderwerp een welbefpraakte redevoering, waar van onze Schrijver den hoofdzaaklijken inhoud, in zijne verhandeling over de Hekeldigten van Horatius geplaatst heeft. In 1544 wierdt Cruquius naar Brugge als Hoogleraar beroepen, in de griekfe en latijnfe talen , in plaats van den beroemden Georg Cassander, en hij bekleedde die waardigheid nog in 1573, en waarfchijnlijk nog in 1582. Hij is ten jare 1621 overleden. Daar is van hem in druk: 1. Ene Waarfclmewing aan het hoofd van den Tribonianus, of eerder den Anti-Tribonianus van Jakob R^vardus geplaatst, en deze Regtsgeleerde heeft aan hem zijnen Commentarius ai Legem Scriboniam in het jaar 1560 opgedragen. 2. Q. Horatii Flacci , Carm'mum liber quartus, ex antiquisJimis manufertptis codicibus; cum Commentariis fdlfè adhuc Por» piiyrioni £f Acroni adjeriptis; opera Jacobi Cruquh, Mesjam editus. Ejusdem in eundem Annotationes. Brugis 1505. in Svo. It. met no. 3 en 4, onder dezen tijtel: FIoratius, cum Commentariis & Enamtionibus Commentatoris veteris £f Jacosï Cru- Quir.  CRüQUiUS. (JAKOB) 105 i quii. AcccS.it Jani Dousaï Commentariolus , fjfc. Lugd. Bat., RapMingius, 1611 & 1620. in 4». De meeste der Aantekeningen van Cruquius over Horatius, zijn in de uitgave van dien Digter door Schrëvelius bezorgd, ingelijfd. De Verbeteringen en Aanmerkingen van Cruquius worden ia achting gehouden. En fchoon het wel waar is, dat er nodige dingen aan ontbreken, en dat men 'er in ontmoet die onnut zijn; kan men hem egter het regt -niet weigeren, van te erkennen, dat hij dienltige hulpmiddelen heeft verfchaft aan diegenen welke na hem komen. 3. Q. Horatii Flacci, Epodon litsr, ex antiquisfimis Cvdici* bus manufcriptis cum Commentariis antiquïs, èmendatus £? editus, opera Jacobi Cruquii, Mesjinii, apud Brugenfcis polïtioris Litteraturx Prefesforis pubiici. Ejusdem in eosdem Commentarii. Antv. Ciiristoph. Plantinus, 1567. in Svo. 4. Q. Horatii Flacci, Satyrarum, f.u pkiüs Eclogarvm, libri II.; ex antiquisfimis undecim Codicibm manufcriptis cum antiqu'.s Commentariis, poft omneis, q'ui hattenus editifunt, infinitis locis purgati, clarius explicsü; opera Jacobi Cruquii, Mes. finii, apud Brugenfeis politioris Litterama- Profesforis pubiici. Ejusdem in eosdem Commentarii. CiiRisToni. Plantinus, 1573. in Svo. ■ 5. M. Tullii Ciceronis, Oratio pro Milone, cum Enarratione Jacobt Cruquii. Accedit brevis Orationis Parmnefis ejusdem Cruquii. Antv. Christ. Plantinus, 1582. in $to. Bij Walvis vindt ik nog van enen Jakos Cruquius gewaagd, van Gouda geboortig, die Onderprior van het eertijds aanzienlijk klooster van Regulieren, St. Michielsberg, Oude Hem genaamd, westwaards onder Schoonhoven gelegen, geweest is, en op bevel van den wreden Lumey, benevens den Prior van het zelvde klooster Koenelis Symonsz., aan een notenboom bij de flenen brugge voor 't raadhuis te Schoonhoven ten jare 1573, werdt opgehangen. Sanderus, de Bmgenfib. p. 40, 41. Fr. Sweertii, Athen. Belg. p. 360. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 407. J. F. Forr-ens, Bibl. Belg. p. 511. F. G. Freytag, Adparatus Litterarins, Tom. UI. p. 628-632- CreG 5 »fi  306 CRUQUIUS. CRUSIUS. CRYTERS. mi, Animadv. PMUlog. Part. VIL p. 233, 234. Q. SaXi, Onom. liter., Pars III. p. 388, 380. Baillet, Jugem. des Scavans, Tom. II. p. 217. Paquot, Mem. litter. Tom. XVIII. P- 373-379- J- Walvis, Bejchr. der Jiad Gouda, II. D. bl. 192, 193- CRUQUIUS (NIKLAAS SAMUEL), geboren den 2 december 1678, is geweest Kandidaat in de medicijnen, Toeaiender van Rhijnlaml, Schout van Sparendam, Examinateur der Oostindife Kompagnies Stuurlieden te Delft, Lid van de Koninglijke Sociëteit der wetenfehappen te Londen en van die der Hollandje Maatfchappije te Haarlem. Hij ftierf te Sparendam den 5 februarij 1754, in Jen ouderdom van ruim 75 jaren. Cruquius heeft zig beroemd gemaakt, door zijne kundigheid in de gefteitenis des Lands, en deszelvs Rivieren, en inzonderheid ook door de uitgave zijner konftige grote Kaart van Delfland enz. Nederl. Jaarboeken, 1754. L St. bl. 118 J19. * " CRUSERIUS, zïe CROESER (HERMAN). CRUSIUS (GEORG KOENRAAD), geboren te Zutfen % zoon van Barend Crusius, Predikant aldaar, werdt Hoog. leraar in de regten te Leijden, en is aldaar, nog jong zijnde, geftorven, den 28 april 1676. Hij hadt gefclueven: Diatriben ad.l. 40. D. de Hered. injïü.; en, Düfert. ex Ulpiani Libr. If. cd Ediüum, beide herdrukt in Ottonis Thefaur. Jur. Civ. Tom. L col. 661-672. Hij was een groot vijand van de zogenaamde Compendia. JOH. Frid. Bockelmanni, O- rat.funebris. Ulr. Huber^ Dialogus de ratione docendi fc? diften. dï Juris, agter zijne Digresfiones Juflinianea:. Lomeyer, Diet Genial. Vol. II. p. 42. Otto, Prcef. ad Muydeni Comp. Infc p. 14. G. Schroder, Orat.fun. in B. S. CheMer, p. 15. CRUSIUS, zie CRENIUS. CRYTERS (JAN), geboren te Biest in het begin van d« XVIIde  CUCHLINUS. (JOHANNES) 107 XVIIde eeuw, begaf zig in het jaar 1614 in het klooster der Augustijnen van die ftad, en verenigde zig inet hunne orden door de gewone plegtige geloften. Naderhand werdt hij Prior van dat huis, en zedeit opvolgelijk van de kloosters te Keulen, te Aken en dat van Bedburg. Cryters verkreeg den ttjtel van Doktor in de godgeleerdheid, en nam vervolgens nog verfcheidene kerkelijke bedieningen waar, tot dat zijne jaren vrij hoog geklommen zijnde, hij zig ter ruste naar zijne geboorteplaats begaf, alwaar hij den 30 jtinij 1675 is geftorven. Hij predikte met veel ijver doch luttel oirdeel, weinig fmaak en nog minder welfprekendheid, maakte gebruik van triviale ■ uitdrukkingen en vergelijkingen die gants niet op den predikftoel te pas kwamen. Daar is van hem in druk: S. AugustiKus prcedicans; five Concknes, prester facras Litteras, ex folo ferè S. Augustino concinnata, ftudlo Kev. &c. Joannis Cryterii, S. Th. DoStoris, Tred. ad Mof om, 1713- 2'« izww. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 623. Paquot, Mem. litter. Tom. XII. p. 36S-370. CUCHLINUS (JOHANNES), geboren te Wetterau in Hesfen, ten jare 1546, was eerst in fchooidienst te Nkuwenhuizen, en vervolgens in kerkendienst te Tacheim in den Ptdtz; doch hij werdt genoodzaakt benevens een aantal andeten, dezen dienst te verlaten, ter oirzake, dat Lodewyk, Keurvorst van den Faltz, minder verdraagzaam dan zijn godvrugtige vader Frederik de III, den Gereformeerden godsdienst in zijne landen affchafte, en den Lutherfen in deszelvs plaatze invoerde, zonder te dulden dat de eerstgemelde gezindheid in 't openbaar haren dienst verrigtte. Hierop week Cuchlinus naar Embden, de algemene fchuilplaals der vervolgde Gereformeerden; alwaar hij ook gedurende enigen tijd den fchoolen kerkendienst beide waarnam. Te Amfteldam het gerugt van zijne bekwaamheid en gaven doorgedrongen zijnde, werdt bij ten jare 1578 in die ftad tot Predikant beroepen, en door Pieter Datheen aldaar in den dienst bevestigd. Op den 7den november van het volgende jaar, bood men hem een Hoog-  ioS CÜD3EMIÜS. (PIETER) ■HoogleTaarsftoel in de godgeleerdheid aan het Hogefchool ie Leijden aan; doch in aanmerking nemende, dat het getal der Predikanten te Amfteldam zeer gering was, liet hij zig ligtelijk bewegen om daar te blijven, en hij bedankte voor het Profesforaat. Door de Staten van Holland, in het Jaar 1591 het Theologisch kollegie of kweekfchool, naderhand en tot heden toe nog bekend onder de benaming van Staten-Kollegie, opgerigt zijnde, werdt Cuchlinus tot Regent daar van verkoren; veel moeite hadt men , om hem tot de aanvaarding van dezen post te bewegen, hij liet zig egter door den Reiken aandrang dien men hem deedt daar toe overhalen, en wierdt door ene plegtige inwijding, op den 16 oktober 1592, in die waardigheid bevestigd, doende hij bij die gelegenheid, ene latijnfe Redevoering, welke, het tijdvak in aanmerking genomen, waarin die werdt uitgefproken, voor geleerd en fchoon moet worden gehouden; deze is in het Nederduits vertaald in deszelvs geheel bij Boe geboekt, benevens de Ordonnantie van de Staten van Heiland op de directie van dat Kollegie, en de lijst der namen van de eerfte Studenten, die als Burfalen daar in zijn aangenomen, 't Jaar hier aan volgende, vertrok hij op nieuw met verlof van Beftierders der Hogefchool, naar Amfteldam, om 'er den predikdienst waar te nemen, daar hij dien bleef uitoeffenen tot in 1596, wanneer hij weder naar Leijden vertrok, en als Regent van voornoemde Kollegie bleef dienen, tot op den 3 junij 160Ö, wanneer hij in het 6ofte jaar zijnes ouderdoms als een wel bemoedigd Christen overleedt. Zijn Afbeeldzel gaat meer dan eens in 't koper gefneden in prent uit, zijnde het laatfte vervaardigd door Hou* ïraken. Twee zoons, Jakob en Hendrik, waren de vrugten van zijn huwelijk, die ook beide Predikanten zijn geweest. ——■ Croese, Naamregister. P. Bob., NederL Hifi. druk va» IÓ79. HL D. bl. 647-657. CUDSEMIÜS (PIETER), van Tme,ilurg in Kleefslani geboortig, was de zoon van Willem Cudsemius, Muflkant en Componist, eerst van Keizer Karel den V, en naderhand vat}  CUILE. (Dr. LAMBERT ten) van zijn zoon Filips den II. Pieter te Wezel in den Lutherfen godsdienst opgevoed, verzaakte zijn geloof, wierdt Roomsgezind , en deedt openlijke afzwering van zijn vorige gevoelens in de St. Pieterskerk te Avignon in handen van den Aartsbisfchop, en was, gelijk het doorgaans de Renegaten zijn, bit-serer vervolger van de Lutheranen en Gereformeerden dan de 'Ihrken zelve tegens de Christenen woeden. Naar Rome gereisd zijnde, wierdt hij door den Kardinaal Bellarmin, die grote genegenheid voor hem opvatte, met den naam van Geloofsheld getijteld; vervolgens werdt hij hier tot Priester geordend, en vertrok naar Keulen, alwaar hij zijne woonplaats vestigde, en veelal zig bezig hieldt om de Protestantfe gevoelens op een vuilaartige wijze te wederleggen. De fchriften hier toe irgerigt, zijn de volgenden: i. Traiïatum irevem, de defperata Calvini caufa, in quo Setla Calvinijlicce non tam picla effigies, qiiam vivum corpus cuivis ad ocutum exhibetur. Col. ióro. Ib. 1612. in Svo. 2. Hyperaspiften, pro TraBatu de defperata Calvini caufa Apologeticum, five quadripartiti Calvmis* tici examinis &c. Col. 1612. in Svo. 3. Vivum fpeculum, in qua v.era et Apoftolica Chrijli Ecclefia claré apparet, Pontificiorum% Lutheranorum et Calvinifiarum trino calculo approbatum. Ib. 1610. in Svo. 4. Synodum Provinciale;» Diacefis UltrajeBlna celebratam a DD. Statibus ejusdem Provincis 24 Augufli 1612. UltrajeBi, é belgico idiotnaie in latinum verfam, Notis curiofis illuflravit. Hagiopoli (Colonice), 1614. in Svo. 5. Apologiam pro Saxonia Cdtholica. Colon. 1622. in Svo. —>— J. F. Foppens, Bibl. Belg. 969, 91°- enz» CUILE (Dr. LAMBERT ten), is geweest Burgemeester Van Zwolle, en werdt ton jare 1502 in de maand augustus, door de Staten van Overijsfel aan de Staten Generaal afgevaardigd , met blieven van credentie en inltruclie, om het recht, geregtigheden en privilegiën te vertonen, die gemelde Staten pretendeerden te hebben op het vlek en kasteel van Koever, den; verzoekende dat, indien het zelve door de Staatfe Troepes mogte veroverd worden , men in dien gevalle , hare pro-  HO CULLENBURG. (FRANS van) provintie zoude handhaven in derzelver privilegiën en geregtigheden, en dat de bezettinge en bewaringe van dien zoude gedaan worden door zijn Excellentie Maurits van Oranje, als zijnde hunlieder Stadhouder, met het krijgsvolk op hun repartitie ftaande; doch fchoon kort hier op die Forteres bi) verdrag aan der Staten zijde overging, Haagde egter Cuile niet naar genoegen in de aan hem opgedragene kommisiie; doordien Graav Willem Lodewyk van Nassau, Stadhouder van Friesland, daar niet in wilde bewilligen, maar eiste, dat 'er Friesch guarnifoen in zoude geplaatst worden, met aanbod om akte te pasferen, dat hij het voor de Generaliteit bewaren, en derzelver bevelen gehoorzamen zoude, zonder praejudicie van het regt dat Overijsfel mogte competeren enz. ——— P. Bor, Ned. Hijlor. druk van 1679, III. D. bl. 641, £42. CUILENBURG, is de naam van een zeer oud en alleraanzienlijkst geflagt, oiifprongelijk in bet Stigt van Utrecht te huis borende ; waar van Smallegange in zijne Wapenkaart fchrijft, dat het uit Graavlijk bloed afdaalde. Hij bedeelt de Graven van Teisterbant, uit welke die van Cuilenburg, of Culemburg, berkomflig zijn. Zie Junius, Batav. pag. 558. Heuterus, Rerum Burgund. lib. VI. p. 203, 204; en vooral Suederi de Culeniiurch, Origines Culenburgice, in Mattrki Analeiïis, Tom. III. p. 589-656- Een tak van dit Huis, heeft den Stamnaam verlaten, en dien van Ryseneurg aangenomen; volgens Connoisfance de la Noblesfe-d'Utrecht, p. 18. 56. J. W. te Water, Hifi. van 't Verb. der Ed. II. D. bl. 329. (*> CUILENBURG (FRANS van), een der verbonden Edelen, Ridder, Heer van Mandcrik, zoon van Zweder en Orteline van Heemskerken, behoorde tot het hier voorgenoemd geflagt. Hij is geweest Ambtman van Maas en Waal, benevens lid der Ridderfchap van Nijmegen, federt 1592 tot zijn fterfjaar 1597. Hij verwekte, bij Hendrika van Keppel, zijbe huisvrouwe, één' zoon, Zweder, die, mede fn 't jaar 1597.  CULLENBURG. (MELCHIOR van) m 1597? en cen ein^e van dezen tak maakte- J- W. te Water, Hifi. van 't Verb, der Edelen, II. D. bl. 3.29. IV. D. bl. 434- CUILENBURG (MELCHIOR van), zoon van Hubert, Tras, ten jare I55S, Stadhouder der Lenen van 't Graavfchap Culemburg. Uit Elizabeth Bronkhorst, dogter van Laurens «n van Margaretha Mol, liet hij vier dogters na, welke aan voorname Heren in egt gegeven zijn. Bij Voet van Oudheusden vindt-men gemeld, dat hij niet alleen Stadhouder der Lenen, maar ook Drost van Culemburg geweest zij; en verder, dat hij getrouwd was met Helena van Lalaikg, bastaard-dogter van Anthöny Lalaing, Grave van Hoogfiraten; of nu deze dan wel Elizabeth Bronkhorst , zijne tweede huisvrouwe geweest zij, kan ik bij, mangel van voldoende berigten niet bepalen. Zijne verbintenis met de Edelen was eirzaak, dat Alva hem bande, en zijne goederen verbeurd verklaarde. Wijders wordt hij befehuldigd, dat hij, als Kapitein, onder Brederode ged.end hadde; vijandelijkheden ge» ceffend; bij trommelflag doen verkopen verfcheHen roerende goederen, door de Soldaten geftoien, zo elders, als uit het klooster te Hoorn, en zig bevonden voor Am'iddam, om die ftad, bij verrasfinge, en door 't maken van een loos alarm, intenemen. De Heer te Water betuigt niet te durven bevestigen 't geen hij veider ten zijien aanziene aangetekend vindt x dat hij namentlijk Raad en Geheimfchrijver van den Graav van Egmond zou zijn geweest, en op den zelvden tijd met dien rampfpoedigen Graav, gevangen zoude geraakt en onthoofd zijn. In de naamlijst der genen, die, in 't midden des jaars 1568 naar Antwerpen gedagvaard zijn, wordt Melchior genoemd de bastaard van Culenborch en de zoon van Mr. Gerrit van Culenborch, wezende ook een bastaard van Culenborch. j. W. te Watrr, Hifi. van 't Verb. der Edelen, II. D. bl. 329, 33°. iV-. D- b'- 434- G. v. Hasselt, Stukken voor de Vaderl. Hifi. I. D. bl. 208. A. W. K. Voet van Oudheusden, Hifi. bejchr. van Culenburg, I. D. bl. 102. CUI.  H2 CUILENBURG. (ZWEDER va«) CUILENBURG (ZWEDER van) , die in 'X laatfie ge. deelte van de XiVde eeuw ter wereld kwam, is volgens Heda en anderen de LIIRe Bisfchop van Utrecht geweest, fchoon hij nimmer met rust dien zetel beheerst heeft. Toen na den dood van den Kerkvoogd Frederik van Blankenheim, hec Kapittel in november 1423 bijeengeroepen was om enen nieuwen Bisfchop te verkiezen, was Zweder van Cuilenburg, D rh'proost te Utrecht, een der mededingers tot die waardigheid; doch de meeste Remmen ten voordele van Rudolf vam Diepholt . gevallen zijnde, wierdt de goedkeuring van Paus Martyn den V. hier op verzogt, die dezelve weigerde, en op eigen gezag, zonder het Kapittel te kennen, zekeren Rabanüs, Bisfchop van Spiers, tot Opperkerkvoogd van Utrecht aanftetde; doch dezes Gezanten het gantfe Stigt, door beroerten en partijfchappen deerlijk geteisterd vindende, befloot hij zonder veel moeite, om zijn verkregen regt op het Bisdom aan Zweder van Cuilenburg af te ftaan , die hem tot ene vergelding zijne Domproostdije opdroeg. Zweder, die, ingevolge het getuigenis van Barlandus , een geteerd man was, verwierf in ï vervolg, door gefchenken, ene Bulle van Paus Martyn, bij welke hij in 't Bisdom bevestigd wierdt. Hier op volgde een ruimfchootfe fcheüring in het Stigt; want fchoon die van de Geestelijke ordens der ftad Utrech zig aan 's Paufen welbehagen onderwierpen, en Zweder door de burgerij aldaar, met de gewone toejuichinge tot Bisfchop werdt gehuldigd, bleef 't overig gedeelte van 't Stigt Rudolf van Diepholt aanhangen. Inzonderheid betoonden Deventer, Kampen en Zwolle, de drie hoofdfteden van Overijsfel hem bovenal genegen te zijn, ook toefden zij niet langer dan het volgende jaar om hem voor Landsheer te erkennen; en het voorbeeld* Van de Steden werdt eerlang door de Ridderfchap gevolgd, doordien, in augustus des Jaars 1425, op enen Landdag te Deventer bepaald wierdt, dat men zoude voortvaren Rudolf van Diepholt voor 'sLands Ruwaart te houden, en Zweder van Cuilenburg nimmer in de waardigheid van Utrechtfen Bisfchop te erkennen. Hij Rierf te Bafel in het jaar 1433. . Beka  CUILENBURG. CULENSS ïeka ö* Heda , Hifi. Ultraj. cum mis Buchelii, in Hedam. p. 2S4--28S. A. Matthjei, Analeü. Vet. cevi, Tom. V. p. 421. edit.in J[to. B. J. v. Hattem, Befchr. van Zwolle, L D. bl. 342 enz. Melch. Winhof, Landr. van Auerijsf. druk van Chalmot, 1783. bl. 114-120. (97.) Zie ook DIEPHOLT. CUILENBURG (ZWEDER van), van het ze'vde geflagt als de voorgaanden, waarfchijnlijk te Culemburg geboren, leefde omtrent 't einde van de XVde eeuw. Hij was een zoon van Hubert van Cuilenburg , en der enigfte dogter van Jan van Rossem. Hij huwde met Ottonia van Heemskerk, waar bij hij twee zoons verwekte: 1. Frans, die met Henriette van Keppel trouwde , welke hem een zoon baarde, ook Zweder van Cuilenburg genaamd, benevens meer andere kinderen die in derzelver jeugd zijn overleden. 2. HujErt van Cuilenburg, die zonder nakroost ftierf. Id,a van Honselaar , nigt van Ottonia, overleed in 1574. Maria de la Torre, kleindogter van Zweder den tweeden, ftierf den 25 feptember 1667. Ik tekene dit alleen aan, op dat men zig niet vergisfe, met dezen laatften voor Schrijver te houden van het volgende werk: Swederi de Culenburch , ex Dynafiis de Cuïemburch, Origines Culemburgice, ab exordia Dominii usque ad arm. cio.cccc.xciv. in 't Nederduits , geplaatst in Je Analetta van den Hoogleraar Ant. Matthteus, druk ia 4to. Tom. III. p. 589-656. Deze Kronijk begint met het jaar 1015. ——— Paouot, Memair. litter. Tom. V. p. 218, 219. CULENS (HENDRIK), geboren omtrent 't jaar 1567 te Cortenberg, een dorp halver wegen tusfen Brusfel en Leuven gelegen, ftudeerde in laatstgenoemde ftad, eerst in de wijsbegeerte en vervolgens in de godgeleerdheid ; waarna men hem met de pastorije van Grammant in Flaanderen begiftigde; hij maakte zig ongemeen verdienftelijk door de zorge die hij droeg om die talrijke gemeente in goede orde te houden en 'er deugd en goede zeden in voort te planten; dan zijn inkomen zeer fchraal zijnde, wierdt de Regering van de- ftad VJil. Deel. H ge-  ï%% CüLTRIFICIS. (ENGELEERT) gemoodzaakt hem bij te fpringen, en hij ontving ook ene jaarwedde, van de. ftad Aalst. Culens werdt vervolgens bevorderd tot Aardspriester des dekenfchaps van Grammont, 't welk hij gedurende het ruime tijdvak van 45 jaren met enen onvoorheeidigen ijver waarnam, en hij ftierf tot hoog gevorderde jaren geklommen zijnde, omtrent het midden der XVlIde eeuw. Hij heeft in druk] uitgegeven: ü Judiciorum, Jtmiarum, & Jacramm concionum mar.ipulus Antv. 1Ö13. in Svo. 2. Jubilee; veteris Hebrttorum, £? novi Clsrijlianorum Colle&io: utriüs» que privikgia;hujus pree Ulo exce!lentia& pmjianüa. Atitv.ifiiy. in 8va. 3. Document a Catliolka et Cateehijlisa XV. ie Lege Dei, Jeu Decalogo generatim, prout ea è Juggejlu populo-Gerardimontano ete-, Antv. 161%. m Svo. 4. TJieJawus locorum communimn, ia §itk nova. et vetera proferuntu? in grat'am Pajtohim et concionatorum. Antv. J6iï. in 8vs. Fr. Sweertii, Atlien. Belg. p. 326. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 348. j. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 441. Paquot, Mem. litter. Tom. IX. p. 171, 172. CüLTRIFICIS (ENGELBERT), Monnik van de orden tïer Dominikanen in het klooster te Nijmegen, bloeide omtrent *t midden der XVde eeuw. Hij was een leerling van Andries Comes, en verkreeg de doktorale waardigheid waarfchijnelijk aan het Hogefchool te Keiden. In 1465 wierdt hij gebruikt om de godgeleerdheid te Zutphen te onderwijzen, en in dat zelvde jaar ondernam hij de oprigting van een klooster te Zwolle, waar van hij de eerfte Prior was. Hij ftierf op het langst in 1492, na in 't licht te hebben gegeven: 1. Epijlola ieelamtotia Privilegiomm Fratrum Mendkatorum contra curatos Parachiales; et Epiftola de Simonia vitandd in receptione Noviektum. Apud Andr. Boule, 1479. in iito-. Naderhand verfcheidene malen herdrukt. 2. Carmen de moribus Mei jee. 3. Carmen de Pane, in modum DiaUgi, biterlocutoribus Pijlore et uxore. Met het vorige gedrukt agter het werkje van Petrus deRivo, S. T. D. Lovanienjïs, Elegia, quomedo, emnia in meliorem partem fint imerpretanda. Lugd. Bat. in 4(9. 4. Mmuak Confesjnm ■ms-  CUiNRETORF. (JAKOB) CUN-fcUS. (PIETER) 115 tnetricum, una cum Defenforio Privilegii quatuor Ordinum MendU cantium faper audientia confesfionum. Colon. 1497- — , val. Andr., Bibl. Belg. p. 294. J- F. Foppens, Bibl. Belg. p. 262, De Jongiie, Defolata Batavia Dominicana, p. 96, 97. Scriptores Ord. Proedic. Tom. L p. 875* Hartzheim, Prodr. Hifi. Unmrfit. Colon. p. II.. Paquot, Mem. litter. Tom. v. p. 92-95- CUINRETORF of RUIMETURF (JAKOB), was in 1578 Kanunnik, en wierdt in december van genoemden jare benevens Hendrik van Medenblik, enen Regtsgeleerden, wegens het opftellen en verfpreiden van zeker fchimpfchrift, testen de Unie, op last van den Raad der ftad Utrecht in hegten is gefield. —— N. Bondt, Hifi. van de Unie van Utrecht, I. D. bl. 19. CUNA1US (PIETER), Hoogleraar in de Staatkunde en Regtsgeleerdheid te Leiden, was de zoon van een koopman te Vlisfingen, in welke ftad hij ten jare 1586 geboren is. Zijn vader vertrok met hem toen hij nog geen drie maanden oud was naar Middelburg, daar hij nog 16 jaren den koophandel geoeffend hebbende, in 't jaar 1602 ftierf. Pieter wierdt met de grootfte zorgvuldigheid opgevoed, en 12 jaren oud zijnde, aan het beftuur van den Predikant Hugo Flavolius toevertrouwd, die hem de grondbeginzelen van de latijnfe taal leerde. Na verloop van enige maanden, werdt de jonge Cun/eus naar Haarlem gezonden, en-bij Jan Mattiiysz., Predikant ter dier ftede, geplaatst, alwaar bij zig verder in het latijn en andere beginzelen der letterkunde oeffende, en zulks met zodanig warmen ijver, dat hij 14 jaren oud zijnde rijp voor het Hogefchool wierdt geoirdeeld, en naar Leiden vertrok, alwaar hij onder geleide van een jongeling zijner bloedverwanten , Ambrosius Regemorter genaamd, die in zijn vroege jeugd reeds fnelle voortgangen in het vak der talen en fraije letteren hadt gemaakt, de griekfe en hebreeuwfe talen grondig leerde. In 1603 deedt hij met dezen ene reize naai- Engeland, en hij befteedde al den tijd II 2 wel- BI  \tl CÜNiETJS. (PIETER) welke hij in dit rijk doorbragt met vlijtig te ftuderen r hij voï« voerde 'er in enen zomer de lezing van Homerus en der meeste andere griekfe Digters; door welk middel hij wei dra ene grondige kennis van die taal verkreeg , in zo verre dat hij zefvs goede griekfe vaerfen maakte, het welk hem met Izas Casaubohüs in kennis bragt, wiens vriendfchap hij verder verkreeg, door het aan hem-zenden van zijne aantekeningen over «b Diomfiaca van Nonsus. Na een tamelijk lang verblijf in Engeland, alwaar hij zijn neef Regemorter agter liet, die intusfen tot Predikant in de nederduitfe gemeente te Londen was beroepen , kwam hij tot Leiden te rug, alwaar hij zig beurtelings, in de theologie en in de regtsgeleerdheid oeffende, zonder zig fiellig tot een dezer beide wetenfehappen te bepalen; maar aanhoudend zig vlijtig toeleide op het grondig leren van de griekfe en hebreeuwfe talen, waar toe hij ook onophoudelijk, door zijn oom Pieter Regemorter, Ridder, en een fchrander Staatsman , wierdt aangemaand , en daar hem, behalven dat, nog ten fferken prikkel toe dienden de voorbeelden van verfcheiden' geleerde Mannen, daar hij gemeenzaam mede verkeerde, als Josef Scaliger, Huig de Groot, Domïnikus Baüdius, Is. Casaubonus, Daniël Heinmus en Bonaventura Vulcanius. Bij den laatstgenoemden heeft hij drie jaren gehuisvest, na- alvorens gedurende een gelijk tijdvak bij twee andere Geleerden gewoond te hebben; name» lijk, het eerst bij Karel Clusius en vervolgens bij Sylvestek van Campen, voormaals Penflonaris van Goes in Zeeland, en namaals lid van den Hogen Raad in V Hage, die zig met 'er woon nr.ar Leiden hadt begeven, om de verkering met ge. leerde Mannen te genieten, waarvan hij het orakel uitmaakte. Intusfen toog Cunssus , die de hebreeuwfe taal nog niet naar zijn genoegen grondig genoeg verftond, naar Franeker, alwaar hij enige maanden het onderwijs daarin van Jan Drusius genoot. D:es fchrandere Hoogleraar onderwees hem teffens in de leerltellingen der Rabbijnen, benevens de chaldeeuwfe en fijrife fpraken; hij gaf hem ook afzonderlijke lesfen met zijn eigen zoon, met wien Cutiius zig door een naauwe vriendfchap ver-  CUNiEUS. (PIETER) 41? verbond, en wiens vroegtijdige dood hem ongemeen fraertelijk viel; zedert dien tijd heeft hij altoos briefwisfeling met den va"3er gehouden. Zig in de beoeffening der geleerde talen volledig geoeffend hebbende, waar toe Soaliger hem ©nop*, houdelijk aanmoedigde, wilde hij, alvorens Franéker te veria» ten, nog grondiger onderwijs in de regtsgeleerdheii genieten, en ten dien einde boorde hij enigen tijd de lesfen van MasKus Lyklama en die van Tim^us Faber. Toen hij in den ouderdom van 25 iaren bereikt hadt, ging 'er ïeeds zulk een loffelijke roem van hem uit, dat de Bezorgers van Leidais Hogefchool hem tot hun lokten, met aan hem een Pro» fesforaat in de latijnfe taal op te dragen, en weinig tijd daar ra fchonken zij hem een leerdoel om de Staatkunde te onderwijzen; hij vervulde deze beide posten met lof, en verklaarde Tacitus, Jüvenaal, Seneka den Wijsgeer, Suetonios, Horatlus en enige andere Schrijvers. Zijne zugt tot de be-' oefening der regtsgeleerdheid intusfen al langs hoe meer aanwakkerende, befteedde hij zijne ledige uren aan,die ftudie» en hij verkreeg de waardigheid als Doktor in dat vak uit handen van den Rektor Kornelis Swanenaurgh. Vervolgens verzogt hij verlof om enigen tijd de pleitzaal te bezoeken, en de beroemdfte Advokaten ia 's Hoge te gaan horen, op welke plaats hij zijn intrek nam bij den Raadsheer Aï>Qi» lokris Schqtte. Na verloop van omtrent agt maanden keerde hij naar Leiden te rug, alwaar men bij zijne profesfie ia de ftaatkunde die der regten voegde, 't welk hem in de ver» pligting bragt om de Pandehsn te verklaren. Hij kweet 'er zig gedurende 15 jaren met roem van, als wanneer hij Swakenburgh in de verklaring van het Codex opvolgde, 't welk hij tot aan zijn dood toe heeft vervuld. En, fchoon hij zig beklaagde van door geftadige raadvragingen afgetrokken te worden, wist hij egter nog tijd af te zonderen tot bet waarnemen van andere letteroefeningen, inzonderheid die welke de Gewijde en Joodfe oudheden ten onderwerpe hebben. In den. avondftond zijnes levens, leiden hem de Staten van Holland een aanzienlijke jaarwedde toe, onder voorwaaïde dat afijn* H 3 P**0  "r*I*8 CUN^LUS. (PIETER) pen en raad voor hun moest dienstbaar zijn, in zaken die den koophandel en zeevaart betroffen. Toen ook ten jare 1636 ha wijdlopig gefcbrift van Johannes Seldenus, getijteld Mare claitfum, in 't licht kwam, ingerigt tegens het werk van Huig de Groot, Mare liberum , waarin Seldenus ftaandè houdt, dat den Koningen van Groot-Brittanje de eigendom der omliggende zeeën ondeelbaar met alle naburige en aangrenzende landen alleen toekomt, fielden de Staten van Holland zuiks in handen van Cunsus, die daar tegens zijne bedenkingen inleverde. Ook fielden de Staten van Zeeland hem ni. dode van Jakob Eyndius, tot hunnen Gefchiedfcbrijver aan* dan toen hij gereed ftond om bezit van die waardigheid te nemen, wierdt hij op reis zijnde door een hardnekkige koorts aangetast, die met enige tusfenpozing verzeld ging, en aan hem de vrijheid gunde om naar Leiden terug te keren; doch korten tijd daarna wierdt hij 'er op een feller wijze door aangetast, en na gedurende een vrij langen tijd 'er deerlijk door gekweld te zijn geworden, rukte die hem ten laatften in 't graf op het uiteinde des jaars 1638, na 52 jaren geleefd te hebben. Adolf Vorstius heeft den 6 december daar aan volgende, ene lijkrede over hem gedaan, die benevens enen bundel latijnfe lijkdigten op hem door de beroemdfte Poëten van dien tijd, te zamen ten jare 1603 te Leipzig in 8vo. gedrukt zijn, en de beroemde Grotius maakte dit vierregelig vaars op zijn overlijden: Me tribus linguis toto celeberrimus orbe Occidit heul Legum regula, Juris honos, Succesjor qucerendus erit. Jam mitte, Batave, Mitte per & terras, mitte. per £ƒ maria. CM&üs heeft het eerfte Jubelfeest der Leidfe Akademie met ene oratie op den 8 februarij 1(524 gevierd, toen hij voor de tweedemaal Rektor magnificus wierdt, naderhand heeft hij nog tweemalen die erepost bekleed. Hij was in 1616 getrouwd met Maria, ene dogter van Niklaas van Zeist, Penftor.aris der ftad Leijden, en kleindogter van Jan van Gan' CfïEM .  CüNJEUS. (PIETER) •hem, Prefident van den Hogen Raad in St Hoge en Curator van het Hogefchool te Leijden, bij wie hij verfcheidene kinderen heeft verwekt, waar van de aframmelingen, sslvs nog in onze dagen, de geftoelten der ere te Leijden met veel lof fcebben bekleed. Cunxus bezat een droog geitel-, en was van een zwaïtgaï» lig temperament, oplopend, en veeltijds droefgeestig enïïeerJlagtig; hij zag weinig gezelfchap, was altoos ernftig, fprak weinig, en kost geen boerten verdragen. Men vindt opgetekend, dat terwijl hij aan zijn jongde ziekte met de koorts lag te worftelen, die hem korte dagen daama ten gi'-ave 'fteepte, hij wist uit te werken, dat zijne zuster die hem ïn 's Jsrankbed oppastte, nevens de verdere buisgenoten, naar de kerk gingen, zo dat bij alleen met een oude dienstmeid te buis bleef; aan deze beval een goed vuur aan le 5eggeu, «nder voorwendzel dat hij koud Was. Dit volvoerd zijnde, ^af bij haar de fieutel van zijn ftudeerkamer, en beduidde haat waar zij een mande met papieren zoude vinden, die hg haat belaste af te halen en in zijn kamer te brengen. Zij 4oet «dit» en na haar onder enig voorwendzel uit de kamer t& hebbsa doen gam, kroop hij uit «tja bed, nam de fchriften wit 'de mand, en verbrandde die alle, naderhand voor reden Van dit bedrijf gevende, dat hij die te onvolkomen oir deel de, 'ars ïia zijnen dood in 't licht gegeven te worden, zoals hij weesde dat men zoude doen, *t Jammerfte was dat zig onder deze fchriften zijne wel uitgewerkte aantekeningen over Elavkjs Josephcs bevonden, tot het vervaardigen waar van, hy een groot gedeelte van zijnen leeftijd gefpild hadt, ' Dat dees geleerde Man in het ïtuk van godsdienst -aan «3e «ijde der Remonltranten overhelde, blijkt ten vollen 'uit aijns fchriften, ook bleef hij niet ongemoeid in -de kerkelijke «wisten, die in zijn tijd gants Nederland zo deerlijk beroerden, inzonderheid haalde hij zig den haat van de heethoofdige  120- CUN2EUS. (PIETER) verdedigt. Men nam zijn boeksken Sardi venales, 't Welfe' inderdaad een fcherp hekelfchrift was, te baat, om hem bij het Sijnode nationaal te Dordrecht aan te klagen ; het liep evenwel zagter met hem af, dan men wel in den beginne verwagt hadt. Want toen het Sijnode was aangediend dat hij op de aanfpraak van den Asfesfor Festus Hommius, vergezeld van den Predikant Izaak Junius en een Ouderling van Leiden, ten verzoeke van de Gedeputeerden der Sijnode aar*, hem gedaan, hadt geantwoord: „ Dat hij over de fauten in. „ zijn gedrukte boeken, bij hem gefchreven toen hij nog jong „ was, en geene profesfie der religie dede, met een publijlc „ fchrift, eerstdaags uittegeven , de Sijnode en de kerken „ zoude voldoennamen de Dordfe Vaderen hier genoegen in, en vonden verder goed, dat de Predikanten van Leiden Cunseus zouden vermanen, om zodanig een goed voornemen en belofte in 't werk te ftellen; doch het blijkt mij niet dat iets van dien aart immer door onzen Hoogleraar is in 't licht gegeven, ook liet men hem zedert dien tijd ongemoeid. Veelvuldig zijn de loftuitingen door een aantal Geleerden aan Cun^us gegeven, wij zullen ons enkel vergenoegen dat bij te brengen, 't welk men geplaatst vindt in de opdragt van den geleerden P. Bukman voor de latijnfe Brieven van hem, > en door genoemden Hoogleraar ten jare 1725 in 't licht gegeven ; zie hier zijne woorden: „ Ik prijze hem als een der „ welfprekendfte Mannen en ervarenfte Regtsgeleerden, die „ zo grotelijks als iemant met de luisterrijkfte voordelen en „ eertijtelen van de Akademie is begiftigd geworden; die bo« „ ven velen uitmuntte in groot aantal van leerlingen, die „ uit alle gewesten van Europa naar hem toevloeiden; die, „ in zijne honigzoete fchriften, de bevalligheden van Cicero „ met het zout van Attica vermengende, bij ieder in ftaat „ gerekend wierdt, om, bij uitftek boven anderen, fchrale „ wetenfehappen met puik van welfprekendheid en rijkdom „ van vernuft te verhoren; die in allen opzigte naar 't ge„ meen gevoelen der Geleerden, met de vermaardfte Rede„ naren gelijk te ftellen was, en die eindelijk den lof, door „ de  CUNiEUS. (PIETER) 121 S).de kragten van zijnen edelen Geest vergaderd, welke zo „ lang de geleerdheid haren verdienden prijs behoudt, onfter 5) felijk duren zal, aan zijn nakomelingfchap, als wettig erf„ goed , tot enen vorilelijken luister en grootachtbaarheid „ heeft nagelaten." Het Afbeeldzel van hem in 't koper gefneden en in prent gebragt, treft men bij onderfcheidene Schrijvers aan, als onder anderen in Freheri Theatrum , en in de Alma Academ. leiden/., onder het welke deze beide regels geplaatst zijn : Mutos CuNffii vultus hcec monjlrat imago: Reddit eam comitans ora dijerta liber. Zijne in druk uitgegevene fchriften , bepalen zig tot de volgenden: 1. Animadverfiomm liber in Nonni Dionyfiaca. Acces/ere Dajjielis Heinsii disfertatio de- Nonni Dionyfiacis , ejusdem Paraphrafi ; Jos. Scaligeri conjeüanea ad editionem Plantint. £f Wecheli. Lugd. Bat. ap. Elzevir. 1610. in Svo. Cunjeus toont in zijne aantekeningen de gemaakte fauten van den Schrijver aan. 2. Sardi vernies, Satyra Menippea in hujus fieculi homines ple~ tosque inejté eruditos, Petrus Cun^us fcripfit. In fine Jeorhm addita efl, ex ejusdem interpretatione, D. Juliani hap. Satyra in Principes Romanos. Lugd. Bat. ap. Rapiieleng. 1612. in \6mo. It. vijfde druk, in de Verzameling, getijteld: Guatuor clarisf. Virorum Satira. Nic. Rigaltii Funus parafitkum. Justi Ltpsii Satyra menippaa. Somnium P. Cünjei, Sardi venales, Juliani Imp. Caflires a P. Cun.zeo tranfiati. Lugd. Bat. 1620. %\ma. It. in de Tres Satyra menippea: nempe L. Annsi Senecje 'ArexeXcxéfinTii, Justi Lipsii, Somnium, P. Cunjei, Sardi venales, recenfitee £5? notis perpetuis illuftrata. Lip/ia 1720. in I2me> De uitgever en de fcholiast, is Gottl. Korte, geboren te Beesko in de Neder-Laufitz, die naderhand Profesfor in de regten te Leipzig is geweest. It. vertaald in 't nederduits onder den tijtel: <Öehhcn te hoop. ?£m(l. in i2mo. meermalen herdrukt. Dit Hekel fchrift van Cuwsus is ongemeen H 5 gees-  122 CUNiEUS. (PIETER) geestig en in een lugtigen aangenamen ftiji gefchreven. Hij britst 'er vrij gevoelig de valfe Geleerden, en de onwetende Profesforen , die zig een fpel maken van de ligtgelovigheid hunner verwonderaars en leerlingen; inzonderheid gispt hij ook de Nederlandfe Godgeleerden, en beweert, dat die in twist zijn geraakt over zaken, daar de beide partijen even weinig doorzigt in hebben, en hij lagt hartelijk over de han* del wijze van zodanige Predikanten, die, terwijl zij hunne hoorders tot. het betragten van liefde en eensgezindheid aanmanen, zig onderling door de allervuilfte lasteringen als razende wolven verfcheuren. Men zegt, dat Cunmvs die dit Ruk in zijn jeugd heeft vervaardigd, in rijpere jaren 'er enige al te bijtende zetten van afkeurde. 3. De Repuhlica Hebraorum, libri tres. Hebraa £? Graces tmnia verbo tenus reddita latiné funt. Lugd. Bat. ap. L. Elzevier 1.617. Zedert dien tijd zijn 'er van dit werkje een menigte drukken in 't licht gekomen, waar van voor den besten wordt gehouden: variis adnotationibus illufirati a Joiianne Nicolai. Lugd. Bat. 1703. in 4fo. Ook is het in 't engels, frans en hoogduits vertaald, gedrukt; mede in het nederduits vertaald door Huig Willem Goeree, onder dezen tijtel; <©e Üïcpu&Iyh oer DJelneen/ of <3emrniefje£t oer Seoben/ tn one S&ochen 000? Petkus Cuiueus in 't latijn befcijjebcn/ tn nu uit t latijn bcrtaalt/ en met j&hitbcrbeelöingen / rn ncöige inla^fmgen bejrijht/ dooj een Sticffiebaer tier Sioo&fcfje tibs ïjeücn. IV «Pelen/ 1682--1702. in I2ni0. Namaals herdrukt in IV Delen in 8vo. Dit werkje is in zuiver latijn en met veel bevalligheid gefchreven, even zo als alle de andere werken van Cuïueus, dan misfchien is de flijl 'er wat al te verheven van en met te veel bloemen opgefmukt, voor een vnderwerp van dien aart. Ook hebben verfcheidene Schrijvers het gevoelen van Cun^tus wederlegd, waarin hij met een weinig te veel vertrouwen voor zijn gevoelen, Melchisedek voor den zoon van God , wil gehouden hebben. 4. Orationes varii argnmenti. Accedit, prater alias ejusdem dis*Jertationes, Cenfüium in 'caufa pofiliminii. Lugd. Bet. 1640. in i2rm,  CUNjEUS. (PIETER) E*3 j2mo. It., met een Voorrede van Augustyn Buchner. Wit■teb. 1643. in \imo. Deze Büchner is Hoogleraar in de digt-konst en welfprekendheid geweest te Wittenberg, en is de Schrijver ener inleiding tot de Hoogduitfe Digtkunde, en gebo« *en 'te Bresden in 1591, en geftorven te Wittenberg in 1661. Daar zijn nog vele andere drukken van dit geachte werkje, swaar van wij flegts nog zullen opnoemen dien , welke dezen tijtel voert: Orationes fcfc. ejusdem alia opuscula: Satyra mo■mppea, Juliani Cafares, Refponfum in caufa poftliminii, cum qitibusdam ejusdem Epiflolis nuncupatoriis. Christoph. Cell/rtus notas obfervationes addidit. Lipf. 1693. in iimo. Ib. 1723. in iimo. Enige van deze Redevoeringen waren afzonderlijk gedrukt, toen Jan Cunjeus, zoon van den Schrijver, 'er de verzameling in zijn geheel van heeft uitgegeven. Zij zijn wel gefchreven, en kunnen tot modellen dienen voor Akadernife Redevoeringen; de duidelijkheid en netheid gaat 'er in gepaard met de fchoonheid en zuiverheid van ftijl. Zie 'er hier de iijst van: I. In natalem Acadeinne Leydenfis. 2. De necesfitatt Éf prejlantia Litterarum. 3. Ad Autlient. liabita. C. nè filius pro patre. 4. De-annis Climatcericis, eorum vi in rerumpublic. £? civitatum converfione. Hierin gispt hij op enen geestigen trant de zogenaamde voorzeggingen van de Astrologisten of Sterrekijkers. 5. Exercitationum Oratoriarum, qace auüoritate publica in Academia Leydenfi inftituta funt, inauguratie; habita 10 110vemb. 1620. 6. Cum Jurisprudentiam esfet prceleüurus. 9. In Surtonii Galbam. 10. Cum ordiretur cxplicationem libri XIII. Annaliiim Taciti. gx. Cum Horatium publicè prxküurus esfet. 12. Cum Juvenalis explicationem ordiretur. 13. tn exequiis Cïsr. Everardi Vorstii, Med. Prof. 14. In Exequiis Clar. Ever». Bronchorstii ,' Jurisp. Profesfaris. 15. In Exej. Clar. Corn. Swanenburgii , Jurirpr. Prof. 16. In fitnere Franconis BurCERsdicii, Philof. Prof. 18. Super caufa judkiaria Senatus Academici 2 febr. 1632. Hier na volgt het Refponfum in caufa poftliminii, 't welk reeds in 1631 was in 't licht gegeven, en dat tot onderwerp hadt: „ Drie Genusfe fchepen, hadden een „ rijkgeladen 2'urks vaartuig bemagtigd, en dit vaartuig was goe-  124 CUNERUS PETRÏ. „ goede prijs, doordien de Gemiefen in duurzamen oörlog met „ de Turken waren; maar het onftuimig weder hadt hun ge„ noodzaakt, een haven van Kandia welke aan de Fenetianen „ behoorde in te lopen. De Fenetianen nu in vrede met de „ Turken zijnde, is de vraag, hadden dezen het regt om hun „ vaartuig te rug te eisfen ? Cumsus beweert van neen, en „ verdedigt de zaak der Genuefen." De verzameling waar van, wij fpreken wordt bepaald door de Lijkrede op CuNiEus. 5. Petri Cün^i Epiftolce, Oratio in obitum Claris/. Bo* Nwentuüje Vulcanii, edente Petro Burmanno. Lugd. Bat. J725. in 8vo. Cun^us hadt nog voor het jaar 1632 gefchreven: De catijls Juris £ƒ Faüi, earumque differentiis, doch deze Verhandeling heeft nimmer het licht gezien, zo min als de Aantekeningen over Flavius Josephus, waar mede hij ver gevorderd was, doch die wij gezien hebben, dat hij benevens andere belangrijke fchriften in zijn jongfte Ievensflond, aan het vuur heeft opgeofferd. ——— Adolp. Vorstii , Orat, /un. in obit. Clar. Cun/ei. Fr. Sweertii, Athen. Batav. p. 286-289. Scaliger, in Scaligeranis /ecundis.. Voc. Theod. Eberti., Eulogia JCtorim £? Politicorum ö5*. p. 100, 101. Tob. Magiri, Eponymolog. in voc. Th. Pope Blount, Cen/ura celebr. Auilwrum, p. 938940. Morh., Polyh. Lhter. Tom. I. p. 977. Polyh. Pratlic. Tom. II. p. 562. Crenii, Animadv. Philolog. Part. V. p. 155— 161. Part. XI1L p. 167. Jo. Fabricii, Hift. Bibl. Part. I. p. 331, 332- J- E. Foppens, Bibl. Belg. p. 970. P. Freheri, Theatrum, Part. II. p. 600. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. Vol. II. p. 1187. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 184, 185. 582. Batllet, Jug. des Scavans. Tom. JI. p. 414. Paquot, Mem. litter. Tom. IV. p. 240-250. G. Brandt , Hift. der Rt> form. II. D. bi. 203. 243. IV. D. bl. 523. P. de la Rue, Gelett. Zeeland, bl. 116-120. G. v. Loon, Nêderl. Hiftoriep. II. D. bl. 233. CUNERUS PETRI, Bisfchop te Leeuwarden, wierdt ge-' boren van fchamele en behoeftige ouders te Duivendijk, een dorp  CUNERUS PETRÏ. 125 \ tlorp op het eiland Schouwen in Zeeland, omtrent het Jaar 1550. Hij bragt zijne kindsheid te Brouwershaven döor, en wierdt aldaar in de eerfte beginzelen der letteroeffeningen onderwezen, waarna hij Leuven bezogt, om was het moogüjk middelen te vinden tot zijn beftaan ten einde aldaar zijne ftudien voort te zetten. Elias van Schore, een edelman van die ftad, neiging en bekwaamheden voor de wetenfehappen in hem befpeurende, plaatile hem onder 't getal zijner dienstboden , en gunde hem den tijd de fcholen te bezoeken. Na zijnen wijsgerigen loop in 1^50 te hebben afgedaan, ftudeerde hij in de theologie, en volgde de lesfen der Hoogleraren Ruard Tapper en Jochbm Ravestein. Ten jare 1559 wierdt hij tot Plebaan van St. Pieter te Leuven aangefteld, en in 1560 tot Doktor in de theologie. Met de aanftelling der nieuwe Bisfchoppen, werdt hij met liet Bisdom van Leeuwarden begiftigd, en deedt aldaar zijne plegtige intrede den 1 februarij 1570. Zijn eerfte vei blijf was op het Blokhuis, bij Zeger van Groesbeek , die 't opperbevel voerde bij afwezigheid van den Graav van Megen; van hier wierdt hij dooreen gantfen ftoet verzeld naar de kerk van St. Vitus tot Oldenhove gebragt, alwaar hij met den mijter op 't hoofd en den zilveren flaf in de hand, der aanwezende gemeente den zegen gaf, vertrekkende na het voleindigen van den avondzang, naar het klooster van de grauwe Bagijnen, daar hij bleef tot den 6den maart, wanneer hij ging wonen in 5t Monnikenhuis van Bergum, \ welk naderhand tot de vergaderplaats der Staten is gebezigd. Des anderen daags gaf de Bisfchop een heerlijk gastmaal aan de voornaamften van den Adel en Geestelijkheid, daar alles wat lekker is en de tong kan ftrelen, wierdt voorgediend, pogende door een vrolijken maaltijd, zegt Gabbema, den haat van zijn nieuw en lang afgeweerd ambt te vernietigen en aan den Fries te betonen, dat hij zo vreemd niet was van een gullen dronk, en ruim aangediste tafel. Den eden der zelvde maand , wierdt een regtsgeding, betrekkelijk ene trouwbelofte, in 't klooster van St. Anna, voor hem bepleit, en den ioden voldongen. Alef van Aylva in  126 CUNERUS PETRÏ. in liefde ontftoken voor Anna van Dekama, fprak haar aan, om hare geloften van trouw, zo hij zeide aan hem gedaan, geftand te doen; doch zij ontkende de belofte; 's Lands Ad. vokaat daagde hen beiden voor 's Bisfchops ftoel, die de zaak befliste met hun een eeuwig ftilzwijgen op te leggen. Daar nu de huwelijkszaken altoos ter judicature van het Hoge Ge. regtshof hadden geilaan, haalde deze zaak den Bisfchop in den aanvang van zijne bedieninge, 's volks haat op den hal. ze, die, bij voortgang van tijd, tot ruimer verwijderingen uitborst. Den 26 februar'ij wijdde Cuneeus de Altaren in de St. Fittts kerk, en maakte die tot een Dom- en Hoofdkerk. Tot deza plegtigheid waren hem wegens het Hof, drie Adfesforen toegevoegd, namelijk" Anthony del Vaille, Pieter Fritema, Raadsheren, benevens 's Lands Advokaat Jan Charles, die teffens op Koninglijk bevel in last hadden', om hem in de bedieninge zijnes ambts, en in 't bezit der aangewezene goederen, te bevestigen. Del Vaille deedt bij die gelegenheid een lange redevoering, tot lof des Bisfchops, ten flotte daar bij voegende, dat het Hof aan den Bisfchop befcherming verleende , en een ieder aangemaand wierdt, om aan hem de verfchuldigde gehoorzaamheid te bewijzen; ingevolge bier van, beloofde hem ook 's Lands Advokaat 's Hofs befcherming, in alles- wat niet ftreedt tegens het regtsgebied en de vrijdommen van den Landsheer. Door deze gunftige toezeggingen gerugfteund, aanvaardde Cunerus den 3 maart 1570, het bezit van 't klooster te Bei-' gum, en zulks in weerwil van den Prior, daar hij zig egter weinig aan kreunde, fchoon deze reeds op den brief van Alva en de verklaring van den Raad, hadt geantwoord: „ Dat „ hij niet vermogt het klooster aan den Bisfchop over te la„ ten. Zij waren het kapittel van Windesheijm, dat hen voor „ een lid erkende, onderworpen, en hadden ingevolge daar van vele vrijdommen, zo van de Conciliën als van Keizer „ Karel zeiven verworven; die het Trentife namaals bekrag- tigde. Wat den eed betrof, dien ftaafden zij aan het hoofd „ hun-  CUNERUS PEÏRL K7 -„ hunner orden, die. duldde in 't geheel niet de vervreen> „ dinge van hem noch zijne medebroederen. Ook bleek het, dat zij, door een overoude verbintenisfe, verknogt », waren aan de Staten van den Lande van Friesland; derwij„ ze, dat zij niet vermogten, in die vernietiging naar eigen „ zinnelijkheid te bewilligen. Zij waren altijd Dienaars ge„ weest van den Koning, zijne Stadhouders en derzelver on„ derhorigen; dervoegen, 't onbillijk fcheen , dit klooster „ uit te roeijen. Dat daar te boven nog, in die magere „ landftreek, velen huisgezinnen, als mede den reizigers naar „ Groningen, tot hulp verftrekte. Hun inkomfte bleef, door „ de dagelijkfe liefdegaven, zeer befnoeid, en konde, ter „ naauwer nood, 2000 gulden 's jaarlijks halen. Zij leefden „ zeer zuinig, en waren van een onberispelijken wandel, „ nemende alleenlijk den godsdienst waar, ten einde, om „ anderen, die elders niet te ftigtelijk leefden, ten goeden „ voorbedde te verftrekken; daarbij was hun gewiste opregt, „ en zij kenden zig aan geene ondaad fchuldig. Om kort te gaan , hun regt aan den Bisfchop over te leveren , duldde „ noch de regel hunner orden, noch des Pausfen conciliën „ en magtbrieven." Ook gaf de Prior verzoekfehriften aan het Hof in; en Paulus Costerus , Prior van St. Salvator in Thabor, van de orden der geregelde Kanunniken des Kapittels van Windesheijm, deedt mede protest wegens het voorfebreven Kapittel. Dan dit alles kon niets baten; de Bisfchop ftoorde zig aan geene dezer wederftrevingen, en hij eigende zig het klooster met den aankleve van dien toe; ja hij verkogt bij openbare veilinge, de roerende goederen, koeijen, paarden en al wat 'er maar te vinden was. Des de Prior genooddrongen zijnde voor het geweld te bukken, zig liet paaijen met 100 guldens jaars, en nog 100 boven dien, voor eens, met de betalinge zijner fchulden, welke nog geen 50 guldens beliepen ; voorts een kamer in St. Anna's klooster te Leeuwarden, met twee bedden, en 't, geen 'er toe behoorde, benevens vier fchuiten turfs; dit alles te vinden uit de goederen van Barra-kloostcr. De Monniken verkregen door voor-  123 CUNERUS PETRÏ. voorfpraak van Del Vaille , Fritema en 's Lands Advokaat Charles, elks 100 guldens, met een bedde, gedurende hun jèven. Op de zelvde wijze handelde de Bisfchop met de Pioostdije van 't Zand, te Bolswaard gelegen, en op den sden der maand met Mariengaarde. Den i2den van de zelvde maand, wijdde Cunerus de kerk te Nijenhove, die hij door het prediken der Onroomfen ontheiligd verklaarde. Zijn eeriie kerkelijke vergaderinge hieldt hij den zsften meij in het Predikheren klooster, daar het merendeel der Geestelijkheid 1 an den lande verfcheen, deze eindigde na drie dagen zittens. Pieter Fritema en Fokko Rommarts, Raadsheren, Ronden, door last van 't Hof, hem bij. 't Doel hieldt meest op 't aannemen van het Concilie van Trente, dat zij vastflelden. Vervolgens ging hij den i3den julij, met die beide Raden en den Aartsdiaken Douwe Bendikxt op reis, om zig insgelijks in de andere Reden voor Disfc'iop te doen erkennen. Dit verrigt zijnde, bezogt hij ten zeiven einde de kerken van Oost- en Westergo benevens die der Zevenwouden, zoekende hem daar door aangenaam te maken en zijn flcel te bevestigen; 't welk ook voor een wijl gelukte, ten tijd toe namelijk, dat hij tot alle oveidaad, ongebondene wellust, geidfchraperijen en dwaasheden'van allerJeije foort verviel, die hem niet alleen belachgelijk, maar ook bij een ieder veragt maakten. Het vernietigen van de kloosters Mariengaarde, Bergum en de proostdije van Bolswaard, 't verkopen van den Reen , en de kerkhoven te maken tot weijland, daar de graven der FHtJei^ voorzaten van de beesten, wierden opgedolven, de lighamen én de doden ontdekt, ftak velen van dit vrijheidminnende volk in den krop. Hij trok ook alle geestelijk regtsgebied tot zig , fchattende de Priesters op de helft en derde part in hun inkomen, verders nam hij ook onbetamelijke boeten van de Mennoniten en anderen. Gabbema zegt, een brief van den Prefident Viglius te bezitten, waarin bij hem onder anderen fchrijft: „ Dat het werk van enen goeden Herder is, zijne fchapen te fcheren , en niet te villen." Uit  CUNERUS PETRI. Ii9 Uit een zijner Boekskens, handelende: Van 't ambt eens Chris. ten Prinfes, kan men geredelijk opmaken , door welk een i geest hij gedreven wierdt; zie 'er hier een ilaaltjen van: [ Hij beweert aldaar onder anderen, „ dat 'er geen dwaling , „ noch bijgeloof in de Roomfe kerk plaats vindt; maar be- „ ftempelt alle leringe en gebruik van anderen, die buiten • , „ dees kerk zijn, met de naam van vervloekte Ketterije, die i , „ door de Vorften behoort geftraft en uitgeroeit te worden." • i Ingevolge zijn voorgeven: „ welt de Ketterije voort uit het „ fchorsfen der bloedplakaten en het ftaken van de voormaals »» gepleegde wreedheid. Want Holland, luidden zijn woor„ den, Zeeland, Friesland, Flaanderen en Braband, hadden ! }, zeer luttel ketters, die hier en daar in't heimelijk verftrooit „ waren, toen 's Kodngs plakaten naar geftrergheid wierden „ uitgevoerd; doordien de Ketterije, als toen doer de toom f „ van de Roomsgezinde Overigheid, dermate was gebreideld, 1 „ beangst en te onder gebragt, datze ter nauwerncod in ho! „ len en hoeken kikkende wierdt vernomen." Tot een Voor!■ 3 beeld, „ voert hij hier Italiè'n, Siciliën, Portugal en andere. !■ „ landen aan, daar het ftraffen van Ketters de overhand heb„ bende, befiierd door de naarftige waakzaamheid der Ove:• „ righeid, oneindig minder met dat euvel befmet zijn. E'i ; » doch, toen onze Opzienders begonden te fluimeren, en de , „ vreze voor hun uit den weg was geruimd, zo is deze ! £ „ rook, met welke de lucht zo zeer verduistert en befmet is, j „ e\en als uit een opene put des afgroncis, in zulk een me!■ „ nigte als van een groten oven, opgefteigert, en de Ketters „ zin even gelijk fprinkhanen en boos kruid, vermenigvuldigt :■ | „ tot grmtfe hopen." Verders, „ wil hij niet dat zijne Rooms(■ „ gezinden er.ige handel of verkering mogen aangaan met s ' „ iemant van ene andere geloofsbelijdenisfe, maar alle de !■ „ zodai.igen wil hij voor heidenen en tollenaars gehouden a „ hebben;" begerende op dusdanige zaamverbondene Roomsü gezinden toegepast te hebben, de woorden van Paulus : "En » « wilt het juk met den ongelovigen niet trekken: tvant wat deelag. .' i tingmaklnge is 'er met de geregtigheid en ongeregtigheid? enz. I. Deel. I - Al-  CUNERUS PETRJ. AHeo dr© den Roomfen godsdienst niet belijdenzijn hem de dood» helle, logen, bet Beest, Openb. XIII.. befchreven; voorts wolven, dieven,, moordenaars, melaatfen, met de pesi beöaetfejft * BelialsJtinderen. Integendeel zijn de Roomsgezinder voor hem :: levqn , hemel, waarheid , lammeren i ïegtvaardigen , ja Christus zeiven, enz. Het was dus in geene» deel© te. verwonderen, dat de ingezetenen van den landebij zijne aankomst reeds enen verregaahden afkeer voor he.m. gevoelden, daar zij bij voorraad, wisten, welk een heilloze, imborst' hem. bezielde, en welk een. vervolgzieke aar» fel, zijnen boezem zwoegde.. Qp den ï augustus van dit zelvde jaar, liet Cunerus de. Jflaien. verkondigen, en Relde tot Biegtvaders aan,. Heren Anne, Ofïkiaa! zijn's Hofs, en Pastoor tejorwert; Ivo,. Dêi ken en Pastoor in de Hoofdkerk , benevens Douwe B-eneiprxT-, Kanunnik en Pastoor, den Prior der Predikheren, en dé Gardianen der Minderbroeders te Leeuwarden; Jelle , verkoren Pastoor t§Sneek; Engel. Jakobsz., Vikaris te Dokkum, met de beide Pastoren in Bolsward. Zeker onbekende, die zig verfchool onder den verbloemden naam van Theophilus Gelasius ,, maakte een werkje, door den druk gemeen, waar bij hij deze handelingen van den Bisfchop op ene geleerde, geestige, en teffens boertige wijze hekelde en het ongerijmde daar van aantoonde; het voerde geen anderen tijtel, dan flegts deze woorden: In breve Pontificis,t veniq dignantis Jefim, Invebliva facra-, jive Ironica redargutio. '» Na dat Gasear Robles, Heer van Billif, in melj 1576, Barthold. Entes uit Friesland verjaagd hadt, kwam Jan Knyf, Bisfchop van Groningen, te Leeuwarden, om hem daar over geluk te wenfenbij deze gelegenheid predikte de. Groninger Bisfchop, in de Hoofdkerk; en, na voleinden van den dienst in grote pragt-, fpoedigde men diswaarts, eerst ten huize van den Pi.efident 's Hofs van Friesland, vervolgers bij Roülrs, en ten laatften bij den Bisfchop vaa Leeuwarden, daar ene der tijd- en, tafelgenoten van dat gezelfchap van getuigt: is het ons geoirlocfc, de uitgelezenRg wijnen bij ,. Nee ■  CUNERUS PETRI. t3I NeSttr, en de kostelijkfte en verfcheiden foorten van fpijzen „ bg Ambrojijn te vergelijken , daar zo veel Kerkvoogden, „ Krijgshelden, en Raadsheren om zaten, waarlijk gij zoudt „ geuit hebben, dit is het regte flempmaal der Goden; in „ welke noch Apollo's minlijk zanggekweel, noch Orfeus „ lier ontbraken, aangevuurt door de uitftekendfte maatzan„ gers, tot blijk van een dankbaar harte over de verworvene „ zege." Toen in het jaar 1578 de hekken in Friesland waren verhangen , en de Staatfe partij meester was geworden, liet de Graav van Rennenberg , die 'er het opperbevel voerde, Cunerus Petri vatten, eensdeels om zijn ftordig levensgedrag, doch wel voornamentlijk om zijnen ijver voor de Spaanfe Regeringe; eerst wierdt hij op het blokhuis te Harlingen gezet, doch kort daarop naar 't klooster te Eergum gevoerd, daar hem 8oo guldens tot zijn onderhoud werdt toegelegd; doch de Bisfchop, dien dit leven verveelde, ontvloodt het eerlang; anderen zeggen, dat hij gebannen wierdt; zeker is het, dat hij zig in 't eerst naar Munfter begaf, en aldaar enigen tijd den dienst als Wijbisfchop waarnam; vervolgens zijn verblijf te Keulen vestigde, alwaar hij zijn tijd fleet met fermoenen te doen en onderwijs in de godgeleerdheid te geven. Hij ftierf in genoemde ftad den 15 februarij 1580 in den ouderdom van ruim 48 jaren, en wierdt begraven in den Dom, bij het altaar der drie Koningen; zijnde naderhand dit graffchrift ter zijner gedagtenis vervaardigd: PIETATI SACRUM. Qcciduae Frijice Cunerus Epifcopus {Hospes) Primus £ƒ extorris dormit in hoe tttmulo. Devixit Arno Saint, cidjo.lxxx. xv. Febr. eetat. xlix. pojitum è Gaucone Gaukema, Frisio Canonico Mariano, AquisgranenJL Mtlo annl VnDeCIMI. R. I. P. I 2 Men  rsfc CUNERUS PETRf. Men ziet door de werken, d'e deze rrotfe Kerkvoogd heeft in 't licht gegeven, dat zijn voornaamfte ftudie beftond in dg wederleggende Godgeleerdheid; doch *wel verre van zijne partijen door luagt van gegronde bewijsredenen te zoeken te overtuigen; nam hij laster en fchelden te baat; aiomme ft'raalt in zijne fchriften de helfe geest van onverdraagzaamheid door; en de middelen van overtuiging die hij te werk wil gefield hebben om de dwalenden op het regte fpoor, dat is tot dé Roomfe kerk te mg te brengen, zijn, om die, na gedane vermaning, door middel van gafg en rad te overtuigen-; daar te boven firsatt 'er nog ene onvergeeflijke toegevendheid in door, ten aanzien van zodanige Geestelijken van de Roomfe geloofsbelijdenis, die zig aan de fnoodfte misdrijven, vrouwefchentfing, diefftal en moord zelvs niet uitgefloten, hebben fcbuldig gemaakt, quanfuis berouw tonen en boete doen. Met dit al, heeft Joh. Thomas de Rocaberti, Aartsbisfchop en Onderkoning van Valence, de fchriften van Cunerus Petri waardig gekeurd, om ene plaats te vullen in de Bibliutheca maxima Pontificia, in XX foliant-delen ten jare 1698 te Rome gedrukt, in zig bevattende, zo als de Verzamelaar zig uitdrukt, bijna alle de beste. Schrijvers, die den Roomfen Stoel met hunne pennen verdedigd hebben. Zie hier ene lijst van zijne uitgegevene werken; zo in het nederduits als latijn. r. <êm feftcc betone" ban ben ©anhebter/ enbe folntte ban öï bat men hebengbaccité bacr teojjen $ »ooJtb\?cii0cnDe en}, ïïiobm 1566. ht 12U10. 2. Verte ac germance Domini noflri Jeju Chrïfii Ecclefia (qua columna ejl firmamentum veritatis) dejignatio, atque ejusdem per quatuordecim propfietates ojlenfio. Lovan, 1567. in I2jmo. 3. getuigenis van geeft dat lof verdienen; ook bevlijtigde hij zig in 't fchilderen van basreheven, en wel met dien I I 5, goe-  ï38 CÜPERS. (LAURENTIUS) goeden uitflag, dat zij de achting van kundige liefhebbers naar zig trok. Ten huize van den fleer Schimmelpenning Here van Meerkerk, heeft hij drie ftukken welke ongemeen fraij zijn, gefchilderd. Het eene verheelt de Faam,, die de aanfteiling van Prins Willem den IV. tot Stadhouder afkondigt, toet enige kindertjes en ander bijwerk. Het tweede, den Godsdienst en de Vrijheid, rustende onder de fchaduwe van een Oranjeboom. Het derde vertoont de vorftelijke Familie, den Hemel dankofferende voor het gefchenk van den jonggeboren Prins. Ook heeft hem zijn konst-ijver aangefpoord tot het tekenen van welgelijkende Pourtraitten met kraïon, die fraij van kleur en behandeling zijn. Vele van zijne kabinetftukjes zijn zo in de Verzamelingen der liefhebbers in 's Hage, als elders te zien. De tijd van het overlijden dezes konstrijken Schilders is mij niet gebleken. Jon. va» Gool, N. Schmmb. der Ned. KonstJchilders &c. II. D. bl. 327b 330. §([(8tmctit. £un|ïï« £crlco8, 1779. f. iSS. CUPERS (LAURENTIUS), is geweest Karmeliter Monnik, Provintiaal van de kloosters zijner orden in de Nederlanden, Doktor in de theologie, een geleerd Prediker en ongemeen ervaren in de gefchiedenis van zijn vaderland. Hij ftierf te Brusfel den 29 maart 1594, in den ouderdom van .66 jaren, en is in genoemde ftad in de hoofdkerk begraven, met dit. graffchrift i Hic pofid Frater LauSéntius osfa Cuperus. Die requiem leBor manibus ergo meis. Ut dum finis erit mundi dcfunüaque furgent Corpora, perpetuum mittar in Elyfium. Cupess heeft de -volgende Werken in *t latijn door den druk gemeen gemaakt: ï, Theatrum Mundi minoris, five hu* m&nce Calamitatis Oceanum* Adjocit lïbellum de Dignitate Hominis. Antv. 1576 £f 1607. in ïzma. 2. B. Aams Genealogiam & Vitam ex vétuflisjimis Ecclcfice DL\ cmicinnavit. Ib» Ï5Ö2. in i6mc% $, 'A>$p*!xt» èv^*T«e, Quaïuor Imninis m-  CUPERS. (PIETER) 139 tisjima Concknibus XXIV explicavit. Cum Paracleji ad fludium Jpiritualis milities. Colon. 1583. in Svo. —— J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 806. CUPERS (PIETER), te Mechelen geboren , is geweest Dokter in de regten en Advokaat voor den Hogen Raad aldaar, hij wierdt tot een lid van dat Geregtshof aangefteld, maar de dood belette hem die post te aanvaarden. Hij ftierf ten jare 1689 , en ligt begraven in de kerk van St. JRumold, te Mechelen, alwaar men dit graffchrift van hem ieest: D. O. M. Nobili Domino Petro Cupers In ƒuprema Regis Curia confüiario, defunBo 26 Maii 1669. £t Dominee Marle van der Hopstat, ejus Uxori, defunBce 6 Augufii 1685. FUlee D. Antonii van der Hofstat Toparchee de Muyfehvyck, qui obiit 19 Augufii 1670. Ut Domicel. Anne Laurin ejus conjugis, mortua 12 augufti 1675. Oui mnnes hoe Tumulo clauduntur; •X, Quem pojuit, £ƒ eodem quoque clauditur mcefius hceresf et pmdiBi Petri Filius Nobilis Dominus Daniël Franciscus Cupers. Hij heeft gefchreven: TraBatus de evittione ABionis hyp*i thecariee, fécundum Confuetudines Mechlinienfes etc. Zijnde namaals door zijn broeder Willem Cupers, die Sijndicus en Penfionaris der ftad Mechelen is geweest, voltooid, vermeerderd , en door den druk gemeen gemaakt, te Mechelen ten jare 1679, in 4to. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 971. CU- .  .T4-0 CUPUS. (PIETER) CR7PTJS (PIETER), is geweest RemonJlranU Predikant te Woerden, en wierdt, na dat 'er veel oneulgheden tusfen zijnen aannang en die der Contra-Remonjlranten waren voorgevallen, in zijnen dienst gefchorst. De Magiftraat aldaar kost namelijk goedvinden, om op den 30 november 1618, terwijl hij uit de ftad was, een briefje aan zijn huis te zenden, waarbij hem verboden wierdt, om voortaan binnen de kerk of eideis in de ftad te prediken, ter tijd toe, dat de Gecommitteerden van de Staten, en de Gedeputeerden van het Delfje Sijnode aldaar zouden gekomen zijn, aan wien men de reden van de fchorfing in zijnen dienst zoude open leggen r latende egter den Predikant Pieter Eeicquingny , die insgelijks tot de Remonjiranten behoorde, vrijheid oni den kanfel te beklimmen. Cupus bevondt zig toen ts'Dordrecht ten einde de gedaagde Remonjiranten, met raad en hulp' ten dienst te ftaan, en hij behoorde onder het getal van die genen, welke Huig Muis van Holy, aangezien hem, zo wei als de gedaagde Remonjiranten, bevolen was binnen Dordrecht te blijven, om voldoening hunner daggelden aanmaanden, doch van hem een fchamper antwoord ontvingen; waarop Cupus aan Muis van Holy toevoegde: „ zijt gij hier Mijn„ heer om ons te helpen veroirdelen, dan zijn wij er kwa„ lijk aan. Zijn ons de Heren moede, men wijze ons „ flegts een plaats aan, daar zij willen dat wij gaan zul„ len." Op' den 1 janüarij 1619, kwamen de Gecommitteerden Van de Delfje Sijnode te Woerden, ook waren drie dagen te voren reeds de beschuldigingen van de Contra-Remonjlranten der Klasils, tegens de Remonjiranten, en met name tegens Cuptjs aan hun bezorgd, die^ook aan denzelven, met verlof uit Dordrecht te Woerden gekomen, werden ter hand * gefield, Cupus zijne befchuldigingen gezien hebbende, zeide; „ wel „ te voorzien wat 'er volgen zoude," en deedt, op den gemelden iften janüarij, na dat Bkicquingny gepredikt hadt, een aanfpraak tot het volk, waarbij hij het vermaande tot ftandvastigheid, in het geen hij hun geleerd hadt. Op den 5 junij   4  CUPUS. (PIETER) 14* jrmij werdt de onderhandeling aangevangen, de vergadering waar voor hij verfcheen, beftond uit viei Kommsfarisfen van de Staten benevens vier Piedikanten. Gelijk men ligt kan vermoeden, wierdt Cufus in het ongelijk gefteld, zijne verantwoording voor onvoldoende gehouden; en hoe konde zulks cok anders uitvallen ? doordien zijne Regters zijne partijen waren! Gedurende de onderhandelingen, verzogten de Ouderlingen en Diakenen der kerke van Woerden, gerugtieund door het grootfte gedeelte der Gemeente, aan de afgezondene Kommis- ' farisfen zo politijk als kerkelijk bij request, dat zij de dienstfchorting van hunnen Herder Crus door de Magiftraai, gedaan, door hun gezag wilden vernietigen. Men begrijpt ligt dat dit afgeflagen wierdt; hierop deden zij een ander verzoek, namelijk, dat Cupus in geval van ziekte of dood van Br:c titrinitarii, of beftrijders der Drieëenheid, enkel en alleen de woorden Trinitas, Hypoftafis, Perfona enz. betrof; dit was nu een brok die Maresius onmooglijk koste verzwelgen; hier kwam nog bij, dat CurceltjEus na dode van Blondel, de5zelvs Diatribe de Johakna Papisfa in druk gaf, waar in deze VIII. Deel. K wen-  146 CURCELL7EUS. (STEVEN) wonderbaarlijke gefchiedenis als een fabel werdt uitgekreten; dit öntflak de ijvervolie gtófnfchap van den Groninger Hoogleraar des te Vuriger, doordien hij het verhaal van die zogenaamde Pausfin voor er.e bewezene waarheid hieldt. Curcelljêus ftierf den 22 meij 1659, in den ouderdom van 73 jaren, en zijn opvolger in 't Hoogleraarambt Arnoldus -Poelenburg, heeft zijn leven befchreven, *t welk geplaatst ifvoor des Hoogleraars werken, ten jare 1675 door Filip van Limbokg in één deel in folio in 't licht gegeven, die naderhand in't nederduits vertaald, gedrukt zijn, onder den tijtel van : Cïjcoiogtfftjc cn Scöcïijlic ©erken. II Welen/ Xcijö. 1678. hl 4t0. Voorts heeft Curcelueus, behalven de reeds genoemden, nog verfcheidene andere werken door den druk gemeen gemaakt; inzonderheid een fraije uitgaav van het Nieuwe Testament in 't grieks, met verfcheidene lezingen en ene geleerde voorrede, het welk 't eerst te Amfteldam in I658, en naderhand meermalen herdrukt is, in twee delen in gr. i2mo. Ook heeft hij veel toegebragt tot de uitgave der werken van zijnen voorganger Simon Efiscopius. Onder zijne overige fchriften, zijn inzonderheid vermaard: Inftitutiones Religimis Chriftiance, libri VII. hoewel hij het genoegen niet beeft gefmaakt, om dat werk volledig af te doen. Nog: Diatribe de u/u Sanguinis inter Chriftianos; Vindicia, quibus fententia Arminii de jure Dei in creaturas inneeentes contra Mosem Amyraldum defenditur, in het nederduits vertaald gedrukt, onder dezen tijtel: ©nbetmcfc ban het 251ceöectcn. 2Cm|ï. 1681. in 42mo. Het welke benevens enige andere ftukken door hem gefchreven, in zijne Theologife werken niet gevonden wordt. Sandii, Riblioth, Antitrinit. pag. log. Witte, Diar. Biogr. voce. Paul. Freheri, Theatrum, p. 604-607. Könioit, Bibl. Vet. Nov. voc. T. Crenii , Animadverf. Philolog. Part. II. p. 129, 130. Part. XIII. p. 108-112. Jo. FabriCit, Hiftor. Bibl. Part. II. p. 51-53- et Part. VI. p. 372374. Krantzius ad Conringium, Stee. XVII. p. 191. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. Vol. II. p. n 88. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 536. Bentiiem, Kerk- en Schoolftaat, II. D. bl. 362.  CURIUS. CURRIFICIS. CÜRTENBOSCH. 147 362. G. Brandt, Hifi. der Reformatie, IV. D. bl. 662. CURIUS (PIETER) , geboren te St. Winoxbergen, is in zijn vaderilad Rektor der latijnfe fcholen geweest, en heeft uitgegeven : 1. Grammatica Gracce et Latina. Antv. 1530.2. Diblienarium Gracé, Latinè et Teutonicé, ad inftar Pappa Puerorum Johannis Murmellii. Ib. 1530. J- F- Fop. Tens, Bibl. Belg. p. 970. CURRIFICIS (JOHANNES) , is eerst geweest Regulier Kanunnik in het Cistercienfer klooster te Villers, vervolgens Biegtvader van het klooster de Marcbe-des-Dames te Namen. Hij heeft gefchreven: Traiïat. de Vitio proprietatis, cum aliis fmilis argumenti libellis, hoe initio: Sicut modicum fermentum totam mafam etc. Het aan enken van de heiligheid en geleerdheid van dezen Monnik, wordt breed uitgemeten, door Henjuquez, in Menologio Ciftercienfi, ad diem x Mali, alwaar hij hem onder de Heiligen van zijne orden rangfehikt. : J. F. ForrENS, Biblioth. Belg. p. 623. CÜRTENBOSCH (JAN van). is geboren te Gent uit een fatzoenlijk burger-geflapt, in het begin van de XVIde eeuw. Hij deedt fnelle vorderingen in de letteroefFeningen , en maakte zig bekwaam niet alleen in de latijnfe, griekfe en hebreeuwfe talen, maar nog in verfcheidene andere wetenfehappen. Ook wilde hij door 't middel van reizen zijne kundigheden vermeerderen; ten dien einde doorliep hij Frankrijk, Spanjen en Italiën, en maakte zig alle voorkomende gelegenheden ten nutte tot vermeerdering zijner kundigheden. Omtrent het einde van 't jaar 1545, begaf hij zig naar het Concilie van Trente, alwaar hij de agt eerfte famenkomften van die berugte kerkvergadering bijwoonde. Zedert dien tijd weet men niet anders van hem, dan dat hij zijne dagen te Rome eindigde, en begraven ligt in Ome L. Vroumn-kerk dell Anima. Du Pin bepaalt den dag van zijn dood op den 18 november IS5°- Men heeft van Curteneosch : Atta Concilii THdentim, K 2 IcriP'  14» CÜRTENIUS. (PIETER) feriptA ab Ancelo Massarëxi.o, ConctB Secretarto, et Johanns. Cu&tenbosch Anglo, qui Concilio. interfuii. Ex duobus- Mfs., üm BibUothects Regice, altera illuftr. Domitii Jolii de. Fleury, fummi Regis Pmcuratoris, In de Colleiiia amplispma van MarTéNg ea Dürand, Toni. VIII. col. 1022--1218. Men las aan 't flof van 't eerstgenoemde handfchrift: Hunc librum fcripfit Domkus Johannes de Curtenbosch, qui Concilio. Tridentino interfuit omnibus aSibus. Homo erat dotlisjtmus, hebraicarum et gracarum titterarum peritujimus et Jacrarum: imo omnem disciplinair! ita callnit, ac totam a-tatem in ea iranfiit. Ingenio erat felh tisjima: Gallias, Hijpanias, et Italiam perlvjlravit. Natus erat Gandavi, gente Curtenbofche. Tandem obiit Roma, et fepultut fait in Ecclefia Germanorum. Levinus van der Pret hunc tibrum dedit Domino Leviko Torrentio Gandavenji, Archidiaca> Ho partium Brabantix, Ramos die 18 novembris 1560. De Uitgevers hebben zonder enige rangfchikking in acht te nemen, dé Handelingen door Massarelli verzameld, en die van Curtenbosch verwardelijk onder een geplaatst, zig voldaan houdende , met van tijd tot tijd aan de kanten der bladzijden den naam te melden van die verzameling welke zij uitfchrijven. Egter is men hun dank fchuldig van deze ftukken te hebben wereldkundig gemaakt, doordien zij veel licht verfpreiden, betrekkelijk de eerfte zittingen van de Trentje Kerkvergadering. Duhn heeft in zijne Bibliotheque ene verkorting van Curtenbosch zijn verhaal medegedeeld. Mar. TéNE & Dürand, ubi fup. Düpin, Bibliotheque des Autheurt Ecclejiafliques, edit. (TAmft. Tom. XIV. p. I7~3r. Paquot, Mem. litter. Tom. VIII. p. 341-343. CURTENIUS (PIETER), Hoogleraar in de Godgeleerdheid en Predikant te Amfteldam, is in die ftad geboren op den 7 december 1716, zijnde afkomftïg uit een zeer oud geflagt, 't welk men bijna vier eeuwen herwaards berekenen kan. Hij ftamde af uit Pieter Curtenius, welke in *t jaar 1490 geboren werdt, en gewoond heeft op zijn eigen landgoed, in een aangenaam oord, Curten genaamd, digt bij de ftad  CURTENIUS. (PIETER) 144 ftad Elberveld gelegen. Dit oud geflagt was ook eerwaardig, in zo verre hetzelve, van de tijden der hervorming aan, verfcheidene zeer waardige Euangeliedienaars heeft opgeleverd. De Man, wiens tevensbijzonderheden wij hier fchetzen, werdt geboren uit Pieter Tiieobald Curtenius, Chirurgijn te Amfteldam en Overman van zijn gilde. Zijn grootvader was Pieter Curtenius, Predikant op't Herenveen, een zeer aanzienlijk vlek in het voormalig gewest Friesland, overleden in den jare 1709. Zijn overgrootvader was Engelbert Curtenius, die eerst in het dorp Heus/en, vervolgens 'te Keenve, en eindelijk te Steemvijk het Euangeliurn verkondigd hebbende, in den jare 1702 is geftorven. Zijn grootvaders overgrootvader, Johannes Theobald, was Rektor der latijnfe fcholen, eerst te Arnhem, daarna te Harderwijk; en hij overleed in den jare 1686. Zijn derde overgrootvader eindelijk was Pieter Curtenius, Predikant te Elberfeld, en is ten jare 1619 overleden. Onze Curtenius gaf van zijne eerfte jeugd af, reeds zeldzame blijken van een fchrander vernuft. Nauwlijks £gt jaren bereikt hebbende, begaf hij zig, ten einde de latijnfe en griekfe talen kundig te worden, op het Gijmnafiiam. En hoe teder hij ook nog mogt zijn, niets was 'er daar hij meer naar ftreefde, dan om onder zijne medeleerlingen uit te munten, en de* zer edeie drift heeft het ook geenzins aan enen gelukkigen uitflag ontbroken. Immers beijverde hy zig zodanig, dat hij, 13 jaren oud zijnde, na het houden ener redevoering; aver ie Liefde Gods, die hij zelv hadt opgefteld, de lagere fcho« Jen verliet, en tot de hogere overging. In zijne vaderftad vondt hij Leermeesters, die door husm^ grote kunde zig zeer beroemd gemaakt hadden \ waar onder Jakob Fii.ip d'Orville, die te dier tijd tot een luister en> fieraad van het Amfteldam Atheneum verftrekte. Wanneer hij zig nu drie jaren onder het geleide van zo groot een man op de wetenfehappen hadt toegelegd, begaf hij zig naar het fJc^efchool te Leijden, ten einde zig aldaar als AkademieK 3 bur»  x5o CURTENIUS. (HETER) burger tot het grote doel bekwaam te maken waar toe hij was voorbefchikt. Geen gedeelte der wetenfehappen, welken enen waren Godgeleerden verfieren en uitmaken, liet Curtenius onaangeroerd of onbeproefd, maar alles fnuffelde hij door met een nauwkeurig onderzoek. In de Oosterfe en Westerfe ta'en hoorde hij den groten Alb. Schultens, en den beroemden Sigeb. Haverkamp; in de Gefchiedenisfen, Pieter Burman den Ouden; en in de Wijsbegeerte, den fchranderen Jakob Wittichius. Het perk der talen en wijsbegeerte gelukkig doorworfteld hebbende, gaf hij zig geheel aan de godgeleerdheid over. In dit voorname vak zijner bedoeling hadt hij tot Leermeesters, Frans Fabricius en Joh. Wesselius , benevens de wijdberoemde van den Honerts , zo vader als zoon, van welker opgenoemden , aller uitgebreide geleerdheid zo velen, als hun onderwijs genoten hebben , met lof getuigen. Zes volle jaren op Leijdens Hogefchool zig der geleerdheid bevlijtigd hebbende, keerde hij naar Amfteldam te rug, en wierdt door de Klasfis aldaar op den 6 april 1739 onder het getal der Proponenten opgenomen, en tot den openbaren predikdienst, met algemene toejuiching, en enen meer dan gewonen lof, toegelaten. Ook duurde het niet langer dan tot op den 26 julij van het zelvde jaar, dat hij met eenparigheid van-Remmen te Burgerdam tot Predikant wierdt beroepen; en hier hadt hij nauwelijks twee jaren, zijne nog jeugdige kragten in 's Heren werk hefteed, of hij vertrok naar Beven, ter, in welke bloeijende gemeente, nauwlijks 25 jaren oud zijnde, aan hem ten jare 1741 het beroep wierdt opgedragen. Vijf jaren lang nam hij aldaar het werk, hem opgelegd, niet zonder zegen, waar; toen Gouda van zijne uitmuntende preektalenten en andere loffelijke hoedanigheden onderrigt, hem in 1746 beriep. Hij volgde deze roepftem op, en zij die hem gekend en naar verdienflen gefchat hebben , willen nog gaarne erkennen den groten ijver, waar mede hij, gedurende agt jaren , aldaar de gemeente van Christus heeft opgebouwd. Door den dood van Sybrakd yAN Leeuwen, dèHooglejaars ftcol.  CURTENIUS. (PIETER) 151 ftoel in de godgeleerdheid te Amfteldam opengevallen zijnde, wierdt onze Curtenius door Burgemeesters en Beftuurers van het doorlugtig fchool, aldaar aangefteld om die plaats te vervullen, waar van hij ook op den % oktober 1754 bezit nam, met het doen van ene plegtige Redevoering over het Woord wn God, als de enigfte Bron der ware Wijsheid, Teffens was hij ook tot Predikant beroepen, dan om zig des te beter tot het zo gewigtig Hoogleraars-werk te kunnen verledigen, alleenlijk verpligt voor een half gedeelte den predikdienst waas te nemen. Deze dubbele bediening heeft Curtenius verfcheiden ja« yen, met enen ©nvermoeiden arbeid, gewenste vrugt, en Pt aller braven blijdfchap, gelukkig volvoerd. Hij genoot door» gaans ene beftendige gezondheid, en was zelden -ziek, behal* ven dat hij dikwils dooi- flapeloosheid werdt afgemat, eiï W en dan aan pijnelijke voetjigt onderhevig was. Evenwel feegon zijn lighaam, gedurende de zes laatfte jaren, s?eer kragten te verminderen; en zo komen wij allengskens ïot dat noodlottig ogenblik, waarin hij het aardfe leven met het eeuwige heeft verwisfeld. Door welke ziekten hij langzamerhand gefloept en verteerd is, en welk foert van kwalen hem eindelijk geheel hebben doen bezwijken, heeft de beroemde Geneesheer Oosterdyk, een Man die meei dan ene gemene geleerdheid en letterkunde bezit, in deze volgende woorden fchilderagtig befcbreven; „ De zeer beroemde Petrus Curtenius, een Man v&rt. s, zeer veel vernuft, (dien ik niet dan bij 'u klimmen zijner „ jaren, en in enen drukkenden ouderdom als Geneesheer 5, heb bezogt, maar van 't jaar 1755, onder mijne gemeenj, zame vrienden, *t geen ik met genoegen herdenk, gers5, kend heb,) had In den bloei zijner jaren een vrij welgs„ ftcld iighaam, merendeels galagtig, doch zeer aandoenlijk „ van zenuwen. „ Daar hij nu van zijne eerfte jeugd af aan »ig op ver„ fcheidene konften en wetenfehappen, die een braaf Hienscj) „ waardig zijn, vooral op de godgeleerdheid «iet vlijt hadt K 4 roe-  i52 CURTENIUS. (PIETER) „ toegelegd, en bij 't toenemen des ouderdoms, in dezen zij„ nen ijver en naarftigheid nooit vertraagde; hebben deze „ zo menigvuldige, ja bijna onophoudelijke oeffeningen des „ verftands, gelijk zij voor zijnen geest nuttig waren, zo ook „ de gezondheid van zijn Iighaam zeer benadeeld. „ Van daar immers, ten minden voor het grootfte gedeel„ te, zijn, onzes bedunkens, ontftaan die zo hardnekkige „ fiaapeloosheden, die hem, door zijnen arbeid van den dag „ vermoeid, de3 nagts de rust van enen verfrisfenden flaap „ onthielden. ■ ,, Wanneer hij nu, om deze te gemoet te komen, hetgebruik „ van heulfap te baat genomen, en door deszeivs bedriege„ lijke verlichtenis aangelokt, zig daar van vervolgens meer „ bediend hadt, hadt hij eindelijk dit flaapmiddel zo nodig, „ dat bijaldien hij, zig ter rust begevende, niet enige, of„ fchoon weinige, greinen daar van innam, hij den ganfen „ nagt, geheel en al flaap- en rusteloos, op een zeer moeijej, lijke wijs, moest doorbrengen. „ Ja uit die zelvde bron zijn misfchien het allereerst ont„ ftaan, die zeldzame bewegingen en fchuddingen van het „ hoofd, de handen en de benen, die hem in ledigheid en „ bezigheid, in den flaap zelvs, zelvs als hij voor het ove„ rige gezond was, zeer dikwerf overvielen, nu en dan wel „ eens wat heviger, doorgaans egter zonder veel ongemak, „ zo dat hij, in enige ftudie of redenering bezig zijnde, door „ derzelver aankomst zelvs niet verhinderd werd, het be„ gonnen werk op enen en denzelvden trant te volvoeren. „ Ook zijn zijne gezondheid niet minder nadelig geweest, „ verfcheidene wederwaardigheden en tegenfpoeden, welke „ een gemoed, waar in geen Stoïfe ongevoeligheid huisvestte, „ maar dat door de ondermaanfe dingen, fchoon wel getrof„ fen, niet overheerd werd, op verfcheidenerleije wijze aan„ deden', doch een Iighaam, dat aan een gevoelig zenuwge„ ftel onderhevig was, nog veel geweldiger beroerden. „ Hier bij kwam nog daarenboven,. dat hij niet zelden met „ zinkingpjjnen, jigt en podegia gekweld wierd, 't geen hem „ des  CURTENIUS. (PIETER) 153 3, des te meer benadeelde, om dat hij zig docr de pijnelijk„ heden, zo die niet al te hevig waren, bijna nooit van „ 't werk zijner dubbele bediening liet te rug houden, meer „ achtgevende op het algemene belang, dan op dat van zijn „ eigen gezondheid. „ Dit zijn derhalven de voornaamfte oirzaken, waar door „ zijne lighaamskragten verminderden, in 't eerst wel lang„ zaam, doch naderhand fchielijker, na dat hij op enen avond „ bij donker weêr door een of ander dief en booswigt was „ aangerand, en met zulk enen zwaren fiag ter nedergeworpen, dat hij, van wegens den zwaren val, geweldig in „ de dije beledigd zijnde, verfcheidene weken aan zijn leger„ Rede gebonden, en, van alle lighaamsbeweging geheel en „ al beroofd werdt. „ Want offchoon hij, hier van weder opkomende, enïger„ mate fcheen welvarende te zijn, zo dat hij zig wederom op „ nieuws begaf tot het onderwijs der Leerlingen ten zijnen. „ huize, en vervolgens meer dan eens gepredikt heeft, heb„ ben egter binnen kort zo vele braven en weimenenden, „ als hem altoos leergierig en bij aanhoudendheid in 't opeu„ baar gehoord, en zo vele jongelingen, der kerkelijke bediening toegewijd, als hem tot hunnen zeer bedrevenen „ leidsman gehad, en gelijk een Vader behoorlijk geëerd hebben; tot hunne innige droefheid moeten ervaren, dat zijn „ lust groter was, dan zijne kragten toelieten, en de blijde „ hoop, w ar mede zij zig gekoesterd hadden, ijdel en te „ vergeefs geweest was. „ Van wegen deze oirzaken derhalven , die ik zo aan„ Ronds noemde, en van wegens den klimmenden ouderdom, „ daar reeds de vaste delen des lighaams begosten te kwijnen, „ en de vogten te verflijmen, zijn de werktuigen, waar door „ op den wil van onze ziel de bewegingen naar buiten wor„ den ten uitvoer gebragt, van dag tot dag al meer ver„ zwakt, (behoudens egter het gebruik der uit- en inwendige „ zintuigen) en eindelijk zodanig werkeloos geworden, dat „ die brave n an, die te voren voor niemand in vlugheid cn K 5 » r-asr*  f54 CURTENIUS. (PIETER) „ naarftigheid behoefde te wijken, nu kragtcloos, en niet „ willens, maar uit nood traag geworden, zig van de ene „ plaats naar de andere niet begeven kon, zonder van ande„ ren geholpen en onderfteund te worden, ja zelvs uit zijn' armftoel, waarin hij met een voorovergebogen hoofd en „ ingebogen Iighaam zat of hing, zig zei ven geenzins kon oprichten. „ Hoe groot was toen mijn medelijden met hem! hoe ge„ broken, hoe zwak de uitfpraak van dezen te voren zo wel „ befpraakten Redenaar, wanneer hij iets wilde uitbrengen! „ hoe zagt zijn Rem, daar dezelve nauwelijks van de genent „ die digt bij hem zaten, konde gehoord worden. . „ En bij dit alles bleef het niet, maar ook wat het ove„ rige betrof, verflimmerde zijn toettand. Immers beving „ een gelijke kwaal ook de andere delen zijnes lighaams, „ en die wetkingen, welke de Geneeskundigen natuurlijke „ heten, werden insgelijks beledigd , bijzonder die , waar „ door anders, wanneer het Iighaam in goeden (land is, vol„ gens ene heilzame inftclling der natuur, het overtollige en „ fchadelijke van het nuttige en behoudenswaardige pleegt „ gefcheiden, en langs veifcheidene wegen uit het Iighaam verdreven te worden. „ Ondertusfen fchenen dikwils de weinige kragten, welke „ onze lijder nog overig hadt, fchielijk en op het onver„ wagtst geheel te verdwijnen; doorgaans waren de polsfla„ gen zagt en niet zelden waggelende, en hier bij kwamen andere dergelijke toevallen, welke te kennen gaven, dat „ ook de delen tot het leven behorende, bouwvallig wier» „ den, en voorfpelden dat de dood niet verre af zou zijn. „ Op deze wijs nu, heeft hij met een allerzwakst Iighaam, „ egter met een volkomen gebruik van zijne zielsvermogens „ en zinnen, den gantfen tijd van 6 jaren, langer waarlijk „ dan het iemand had kunnen hopen, doorgebragt, tot dat „ hij eindelijk op zijne buitenplaats (daar hij des zomers om „ min of meer fr'sfer lucht te ademen, werd overgebragt,) „ aan ene ziekte van ouderdom , door geen konst meer te ver-  CURTENIUS. (PIETER) 155 ,, verligten, ontflapen is, door een zagten dood, welke hem ,, tot het gelukzaligst leven den toegang opende. „ En dus is dat licht van Amft els Kerk en School als ver„ teerd, en van zelvs uitgegaan. Dus ftierf de wijdberoemde „ Petrus Curtenius, wiens naam te noemen mij nog genoe',, gen geeft, en fteeds genoegen geven zal; want nooit zal to de gedagtenis van dezen zeer geleerden en bij mij boogges, fchatten man uit mijn geheugenis, zo lang ik hetzelve oni, gekrenkt genieten mag, worden uitgewist." Zo ftierf die grote Man op zijn buitengoed te Loenen aan de Vegt, den 3 augustus 1789, in den ouderdom van 73 jaren. Zijn lijk werdt naar Amfteldam gevoerd, zijnde aldaar in de Oude kerk, naast zijn gewezen Ambtgenoot Willem Coolhaas begraven, en zijn nagedagtenis gevierd door ene latijnfe Lijk-oratie, den 16 november 1789 openlijk uitgefproken in de grote gehoorzaal van het Athenceum illuftrs van gemelde ftad, door zijnen ambtgenoot den geleerden J. van Nuys Klinkenberg, Hoogleraar in de godgeleerdheid en kerkelijke gefchiedenisfen. Toen Curtenius nog Predikant te Durgerdam was, huwde hij met Katryna Cloppenburg, dogter van Gerard Cloppenburg , in leven Predikant te Sasfenheim, ene uitmuntende jónge vrouw, fchoon van gedaante, en van een goede iighaamsgeftalte, maar met dat al geenzins tot de aanminnige vrouwen behorende , die Salomo ons fchetst, als verre ds •svaardije der Robijnen overtreffende, en die haren man goed doet ende geen kwaad alle de dagen hares levens; maar veel eerder moest gerangfchikt worden, onder het getal waar van die zelvde Wijze getuigd: ene fchone Vrouwe, die van reden afwijkt; is een gouden bagge in een verkens fnuijte. En fchoon zij wel niet als Xantippe baren man den griekfen Wijsgeer, deedt, de waterpot op zijn hoofd uitftortte, was zij egter een boos wijf, en maakte het ten laatften zp grof, door haar wrevelig humeur en kwellend karakter, dat Curtenius zijn leven 'er volkomen door vergald wierdt, en hij eindelijk in de noodzaak wierdt gebragt, haar, tot voorkoming van verder  15< CURTENIUS. (PIETER) verdriet, met voorkennis van de AmJMdamjè Regering, ene verzekerde doch egter fatzoenlijke huisvesting te bezorgen. Bij deze vrouwe nu, met welke hij bijna 50 jaren door den band des huwelijks is verenigd geweest, heeft hij vijf kinderen verwekt. Twee zonen , beiden Pieter Theobald genaamd, welker dood de ouderen al vroeg hebben moeten be« treuren; en drie dogters, waar van 'er twee nog overig zijn, Maria namelijk en Petronella Abigail; terwijl Katryna» die de jongfte was, voor 16 jaren, ongehuwd geftorven is» Maria is getrouwd met Jan Frans Bentink, toen ter tijd eerfte Kommis ter Thcfaurie , Kerkmeester en Regent van het gasthuis; uit welk ongemeen vrtigtbaar huwelijk tien kinderen zijn voortgekomen; terwijl Petronella Abigail, welke Jan Herman Haakman, Meester der beide regten, zig ter vrouwe genomen hadt, weduwe is gebleven zonder kinderen. De lofredenaar van onzen Curtenius , de Hoog Eerw. Nuys Klinkenberg, beeld hem ons af, als een waarlijk god» vrugtig Godgeleerde, die waarheid en deugd beminde, zig zuiver en onbevlekt bewaarde, die God met zijn gantfe hart beminde; die, met ter zijdeftelling van alle geveinsdheid, dikwerf de ijdelheid der ondermaanfe dingen, het toekomende 'leven, en 't verbeteren van 's menfchen zeden, niet flegts bij zig zelvs overwoog, maar die ook met oirdeelkundige Mannen, en vooral met zijne toehorers beredende; die met zijne gebeden dikwils bij God intradt, en om zijne genade aanhieldt, die, naar't voorbeeld van den Goddelijken Zaligmaker Jesus, zo veel het hier op aarde mogelijk is, alle zijna ondernemingen en daden zogt in te rigten; die niets onbeproefd liet het welk ftrekken konde, om zijne Leerlingen niet flegts geleerder, maar ook beter te maken; die Jer zig op toelcide, cm, zo veel in hem was, de wortels van verkeerdheid , die in hem waren, uit te rukken, en 't gewe'd zijner onftuimige driften zogt te verbreken ; en eindelijk die eer» onwankelbare boop hadt op ene zalige onfterflijkheid. Toen eok, wanneer hem velerteije ziekten en ongemakken hadden ter  CURTENIUS. (PIETER) 157 ter neergeworpen en aan zijn bedde gekluisterd, wagtte hij met lijdzaamheid het uur zijner ontbinding af, onderwierp zig geduldig der menigvuldige ellenden, en beval eindelijk, met Rervende lippen, zijne teerbeminde dogter, welke bij zijn doodbed ftond, nog eens met hem te bidden. Zig verlatende op de onfeilbare beloften van God, vestigde hij geheel en al zijn hoop op de zoenofterhande van onzen Goddelijken Verlosfer; en dikwils betuigde hij zijn hijgend verlangen, om indien het dus ook de wille Gods was, waarin bij wenste te berusten, uit dit ellendig leven verlost te worden. Zo leefde en zo ftierf de wijdberoemde Curtenius, niet alleen der dagen en der genoegens van dit leven, maar ook der moeilijkheid zat. De Nederduitfe Vertaler van de latijnfe oratie des Heren van Nuys Klinkenberg, Marten Jongeneel, zeg: in zijne Voorreden : „ De Amfieldamfe Hoogleraar Petrus Curtenius , „ getuigen allen die zijn Hoog Eerw. gekend, allen die hem „ gehoord hebben getuigen ook zijne doorwrogte fchnf- „ ten, Hoogleraar Curtenius zeg ik, was een Man aller „ eer en achting waardig, een Man die zig in Kerk en „ School enen groten roem verworven heeft." Heeft Curtenius door mondeling onderwijs zeer veel goeds Uitgewerkt en een aantal Jongelingen tot het predikambt opgeleid, niet minder is hij met de pen werkzaam geweest, om nog zelvs na zijn dood van nut te zijn en te ftigten; getuige hier van de onderftaande wciken van hem door den druk gemeen gemaakt: 1. ifêoje^ Wtfbmeat en Iticö/ jegen/ öooi? en begraaffem'g of ©EïHÏaring ober Peirteronomhim XXXIXXXiV. %m% 1755--1762. II Pelen in 4to. 2. Sfntree- ctt 2ïffdjetb?rcDc te ciiDa. nsS- >" 4to. 3. Sfntreereöe te 3tm!ïerbam. 3f&. 1755. ia 4to. 4. Ober öe sraa&rtfc ulaat$cn Uit De ïS.'iebcn ban Paulus , II ?tef aan oe Cphefercn. ?Cmfr. 1770. in 8bo. 6. <©ber be geïpeni.s ban be bijf inijfe en injf Dtoaje Jltaaagöen. lHattJ|. xxv. vs. 1-12. in 8to. Na zijn' dood is  CURTIUS. (PIETER) is uitgegeven zijne Verklaring van den Heidelbergfchen Catechismus , met ene voorrede van wijlen den Hoog'eraar B. Broes. J. van Nuys Klinkenberg, Oratio in obitum £fc. Medeged. Berigten. CURTIUS (JAKOB), zie CORTE. CURTIUS (PIETER), geboren te Brugge in 1491, wierdt ten jare 1513 tot Meester in de wetenfehappen bevorderd, en in 1529 tot Hoogleraar in de welfprekendheid aan het Gijmnafium te Rijsfel aangefteld, ais .mede tot Doktor in de godgeleerdheid. In het jaar 1546 wierdt hij benevens Ruard TArrER docr Keizer Karel den V. gemagtigd, om de Bijbels zo in het latijn als frans en nederduits, bij Barth. Gravius te Leuven gedrukt, te onderzoeken en goed te keuren; zo:a« nig blijkt uit het Keizerlijk Diploma voor die Bijbels geplaatst. Koning Filips de II, maakte gebruik van hem in het oprigten van de XIV nieuwe Bisdommen in de Nederlanden, als mede ten aanzien van de daar toe te benoemene Kerkvoogden; en bij Relde hem aan tot eeiften Bisfchop van Brugge, waar van de" inzegening gefchiedde in 1561, toen hij reeds den ouderdom van 70 jaren hadt bereikt. Zes jaren hadt hij genot van deze waardigheid, want hij Rierf den 16 november 1567, en werdt in het koor van de Hoofdkerk begraven, met dit graffchrift op den Reen gehouwen, welke hem dekte. Rever. Dno. D. Petro Curtio, Brugenfi, ■Primo hujus civitatis inftituto Epifcopo Perpetuo Flandrice Cancellario Quondam apud Lovanienjes S. Theol. Profesfori ordinario Hoe Monumentum extremx voluntatis Defiderio poltum est. Sedit in Epifcopatu Anno; v. Menf. vin. Dies ix. rixit  CUSA. (NIKLAAS de) *5S Vixlt minos lxxvi. Obiit xvi. Kal. Novemb. m.d.lxvii. Curtius heeft vervaardigd: Commentarium in Pfalmos incipientts ii Cl. in folk. Het Handfchrift daar van wordt bewaard in de bibliotheek van het Kollegie der Jefuiten te Brugge, ——— J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 971. CUSA (NIKLAAS de\ de zoon vaneen armen Visfer, is geboren in het begin der X Wie eeuw in het bisdom van Trkr, en fchijnt in zijn jeugd gelegenheid gehadt te hebhen, om in de talen en wetenfehappen onderwijs te genieten, doordien hij in vervo'g van tijd tot de aanzienlijkfte kerkelijke waardigheden wierdt verheven , en daarbij vermaard is geweest wegens zijne taalkunde, geleerdheid en welfprekendheid. Hij wierdt omtrent het jubeljaar 1450 door Paus Niklaas de V. naar Hoog- en Nederduitsland gezonden; eensdeels om de Aflaten te prediken; en ten anderen om den geestelijken ftaat te verbeteren, die inden diepften wellusten ongebondenheden verzonken lag. Men ontving hem hier te lande als een. Gezant van den Stoel te Rome met veel eerbied; Wereldlijken en Geestelijken haalden hem in, met vanen, met kruisfen, met het luiden van klokken. Men zong: „ Gij zijt welkom, „ gij dien wij nu al lang verwagt hebben in onze duisternis.'» Ten tijde van het Concilie te Bazel, dat zig zelv' boven den Paus (lelde, kantte hij zig tegens het Pausdom, en verdedigde nevens Juli aan den Kardinaal van St. Engel en -Enjeas Syl- 1 vius die namaals nog Paus wierdt, dat Concilie tegens Eugeen den V.; ja hij ried zelvs den Keizer, dat hij 't Roomfe hof zou reformeren, en den fchandelijken koophandel der Kerkelijke bedieningen verhinderen. Tog eens tot een hoger ftaat geklommen zijnde, en wel inzonderheid toen hij tot den verheven trap van Kardinaal was opgeklommen, veranderde hij van toon, en (prak als 't ware uit een anderen | mond. Evenwel boog hij nimmer zijn hals ten vollen onder 't pausfelijk juk; want hij ftondt, in 't verrigten van zijn last hier  ï<30 CUSA. (NIKLAAS di) hier te lande, niet alleen de kwade zeden, maar ook enige misbruiken der lere die de zeden bedorven, met kragt, tegen. Tot Utrecht en elders klom hij op den predikftoel en beftrafte* de ongeregeltheid. Van de Beelden oirdeelde hij dat men die te veel eer bewees, doordien die niet anders dan tot tekenen van den vromen handel der Heiligen moesten verftrekken,. die door 't aanfchouwen daar van voor het geheugen wierden vertegenwoordigd , ten einde tot prikkel van navolging te verftrekken. Ook ontfloeg bij velen van de beloften der bedevaarten naar enige Beelden of overblijfzelen van Heiligen, waar aan men bijzondere kragten toefchreef. Ten aanzien van de Aflaten liet hij zig fomtijds horen, datze de menfchen niet beter maar erger maakten, want men woeg de zonden niet zwaar genoeg die zo gemakkelijk vergeven wierden. Voorts, dat de ware boete de Aflaten wel derven kon j dat het Jubeljaar de beurfen ledigde en de zielen befchadigde; dat de regte Ajlaat-brieven in de H. Schriftuur te vinden waren. Dan het fchijnt egter, dat hij op dezen toon alleen onder vertrouwde vrienden fprak; want men verhaalt van hem dat hij zeiven de Aflaten uitdeelde, en den volke diets maakte, dat men 't geld, datze daar voor gaven, alleen tot het ftigten van kloosters en godshuizen in hun eigen land, zou aanleg, gen. Nog gaat hem na, dat hij zig in 't Aflaat-pvcdiken, van deze reden bediende: „ dat de Stoel van Rome al de zonde „ wel om niet kon vergeven, maar niet de ftraffen, die men „ den fondaren noodwendig moest opleggen. Die voor een ,, doodzonde de behoorlijke zevenjarige boete deedt, en voor „ een dubbele doodzonde, als over/pel en diergelijke een veer„ tienjarige boete, hadt, riep hij, na dit leven voor geen „ Vagevier te fchromen; maar die deze boete niet voltrok, „ zoude in't Vagevier tot den laatften penning toe moeten beta,, Ien. Doch, ten beste der genen die *t niet wel mooglijk ,, was, met veel zonden beladen zijnde, zulke boete te doen „ hadt de Paus goedgevonden, aflaat uit te geven, om hun „ van die zware boeten te ontlasten." Enigen zagen geredelijk het oogmerk van deze rede; men maakte de boete tot een on- draag-  CUSA. (NIKLAAS de) l6z draaglijken last, en gaf voor dat men dien weer af kon nemen door den Aflaat, maar die moest geld kosten; ook wieiden daar door velen van 't gemene volk de ogen geopend, die ten duidelijkften de befpottelijke nietigheid en vuil bedrijf van deze handelaars bemerkten; 't welk ook wel eens tot zonderlinge voorvallen aanleiding gaf, waar van ons S. van Leeuwen het volgende, als waarlijk gebeurd, verhaalt. Een doortrapte, en tellens ruwe en Route knaap nam daar van een zeer potfige proef aan zijnen Biegtvader, van wien hij Aflaatbrieven, ook voor de zonden, die hij in 't toekomende zoude begaan, hadt bekomen, w?ar voor hij hem rijkelijk betaald hadt. Deze brieven hielden in: „ dat hij ook van alle toekomende misdaden, hoe groot en tegen wie, en „ op wat plaats en tijden bij die mo„;t begaan, vrij en gezui,, verd wierdt." Wat doet de fnaak? hij neemt zijn Biegtvader waar, toen deze van hem afgegaan was, en langs den weg kwam rijden, het ontvangene geld van hem en van andere boetelingen bij zig hebbende; pakt hem voorts aan, en ontneemt hem met geweld al het geld dat hij bij zig hadt. Zo als men kan begrijpen, wierdt de Biegtvader hier over zeer verftoord, en fchold niet alleen den Rover voor al wat lelijk was, maar vervloekte hem daar te boven, en doemde hem met een razend gemoed ter helle. Doch onze knaap ftoorde zig hier luttel aan, en beet hem toe: „ Hoe Heer„ oom? waar toe dient tog dit fchelden, razen en ter helle „ verdoemen? wij zijn immers verdragen, en uw Aflaatbrief „ brengt het duidelijk mede, dat alle de zonden, die ik in „ 't toekomende mogt hebben te begaan, mij vergeven zijn, „ zonder enig onderfcheid, hoe groot en zwaar die ook mog„ ten wezen. Is dit nu in der daad waar, zo gaat mij uw ,, vloeken en fchelden geheel niet aan, en is niet op mij „ toepasselijk; doch is het vals, dat ik veel liever gelove, zo zijt gij immers een Godslasteiiijk Bedrieger, en dug „ neem ik mijn geld met goed regt te rug; vaart gij voorts „ wel met de rest daar gij behoort." In 't bezoeken der kloosters onderzogt hij hun middelen, VLLI. Deel. L ge-  liSa CUSA. (NIKLAAS m) getal ,, bancel en wandel} hij vondt gezalfchappen van zes of zeven perfcnen, die zo veel inkomen hadden, dat 'er wel 50 of Co van leven konden. Zeker Abt onder anderen, bezat zo veel morgen lands als'er dagen in 't jaar waren, en Ijöl het derd$ deel van zijn jaarlijks inkomen aan buik en tafel te kost. Des vernieuwd? Op dees Kardinaals aanmaning Hertog Filips van, Bourgonje, in 't jaar 1452, de keure, die den Kerkelijken verboodt erf te beuren of landen te kopen, buiten den vege! die hun gefield was. Voort? vinden, wij van Cusa getuigd: „ dat hij was een ik, Man al rijp van jaren en verftand, ftatig en zeer aanzienn lijk van wezen, lligtelijk en wonder ingetogen van ]ew>« „ bijster welsprekende, in de Goddelijke fphriften zeer w„.. a, reu, onderleid van kennisfe in drie talen, de hebreeuwfe, griekfe en lardjnfe, en, 't geen in 't uitvoeren van zijnen j, last hoognodig was, onvermoeijelijk in den arbeid, gewoon „ op zijn nagtbedde zig niet langer dan vier uren rust te ge„ ven, loos en dapper, behendig om uit te vinden verho„ Ion, en met een geestelijk momaangezigt bedekte, en met as een monnikskap voor de ogen wel opgetoijde fouten, wetonde wat onderfcbeid daar was tusfen geloof en bijgeloof, tusfen den uiterlijken en innerlijken godsdienst, geenen haat ontziende voor de liefde der waarheid, geen aanzien„ der der perfonen, dapper en kragtig in 't ftraffen, en „ wonderlijk vrijmoedig." Een verfchil met Hertog Filips noodzaakte hem de Nederlanden te verlaten; hij keerde naar Italiën te rug, daar hij in 't jaar 1464 overleedt. W. Heda, Hift. Ultr., cdit. Buciielii, p. 287. M. A. de Dom., de Republ. Epcleftaft. p. 66. 114, 115. D. Erasmi, Epiftolce, Jib, XIV, p. 673. Pontani, Hift. Amft. p. 22. 28. Vignier, Bibl p. 586. 589- Dupin, Bibl. Ecclefaftiqiie, Tom. XIII. ScuooeK, de Canmiicis UltrajeSUni;, p. 4"!3. Mornei, Myfter. Iniq'. p, 518,. Gerdes, Eloril. Libr. Rar. p, 104-105. P. Freheri, Thcatr. Vir. Erud. p, 19. Wallis, 0[p. Tom. III. p. 676. Stoll. ad Heumanni, Ctmfp. Reip. Lit. p. 202. Wassenherg, Orat. de Urbs Daventr. p. 19. 29. Sa:xi, Onom. liter. P.  CUSTIS. (KA.IEL FRANS) 163 P. II. p. 415. Z. v. Boxhorn, Ned. Hifi. bl. 94. 194. ï95Oude Chronijk van Holland, Divif. 29. fol. 291. Gouthoeven, Kronijk, bl. 466. S. v. Leeuwen, Batav. illufir. bl. 606. 609. D. v. Bliïyswyck , Befchr. van Delft, bi. 396-398- Baselius, Nederl. Sulpic. bl. 255.- G. Erandt, Zft/L «fer Reform. I. D. bl. 39, 40. Wagen., Fbd /iï/?. IV. D. bl. 33. Eccard, £D,onatft. lïuöjug/ 170a. 3ufit/ f. Reimmann., .^ifL £itt. i« 2>eut«cf}. II 2$. f. 262. Hl, 2f> f. 500. CUSTIS (KAREL FRANS), wierdt den 18 meij 1704 te Brugge geboren; zijn vader Edmond Custis, oirfpronkelijk van een Engels geflagt, doch in Holland geboren, hadt zig nog jong zijnde, in deze ftad gevestigd, alwaar hij, in ■gevolge het voorbeeld zijner ouders, zig op den koophandel hadt toegelegd; hij huwde in die ftad voorde eerftemazl met Izabella Carré, wedu ve van Maximiliaan Sproncholf, waarbij hij geen kinders heeft verwekt; doch met Maria Norbertina Arents hertrouwd zijnde, baarde deze hem een enigen zoon , die het onderwerp van dit artijkel uitmaakt. De jonge Custis volbragt den loop van zijne eerfte IetteroefFeningen in zijn geboorteftad bij de Jefuiten, daar hij 11 jaren oud zijnde een aanvang mede maakte, en zo wel in Haagde, dat aan hem gedurende de vijf jaren die hij 'er doorbragt, de eerfte prijzen wierden toegewezen. Tn 1721 werdt hij de paasweek voorbij zijnde, naar Rijsfel gezonden, alwaar hij zig gedurende den tijd van twee jaren in de redeneerkunde en wijsbegeerte oeffende, en in de maand feptembèr 1723 een aanvang maakte met het beoeftenen der regtsgeleerdheid, welke wetenfehap hij voor zijne hoofdftudie verkoos, en ook aan het zelvde Hogefchool op den 6 februari] 1725, daar in tot Licentiaat werdt bevorderd. Van hier vertrok hij naar Gent, alwaar-hij zig den 15 april van het zelvde jaar, als Advokaat bij den Raad van Flaanderen liet optekenen. Twee jaren toefde hij in deze ftad, ten einde zig in de praktijk te bekwamen; zijnde eerst gehuisvest bij een Prokureur la Motte genaamd, en vervolgens bij den Advokaat L 2 Velt-  CUSTIS. (KAREL, FRANS) Veltoanck:. Intusfen door de Magiflraat van Brugge, 2ija vaderfrad, den 7 juni] 172Ö meerderjarig verklaard zijnde;, begaf hij zfg in de zelvde maand van het volgende jaar, daar heen ter inwoning, en verkreeg 'er zitting in de Magiflraat tren ig april 1731; bij de vernieuwing van de Regering, welke dén 6 oktober 1735 voorviel, wierdt hij tot Schepen verkoren. Hij was nog in de uitoefFening van die bediening, toen hij in meij 1751 tot Kommis van de vestingwerken te Brugge werdt aangefteld. Namaals heeft hij ook nog de bediening als Rigter van *s Konings Domeinen uitgeöeffend, als mede die over de inkomende en uitgaande regten te Brugge en dessefvs Vrije. Dan een kortftondrg genot heeft bij van ' aüe deze verfchiliende ambtbezigheden gehadt; want ene flerende ziekte, zijne krakten uitgeput hebbende, ftierf hij dea j 261 februari] 1752 in het 48fie jaar zijnes ouderdoms, en wierdt \ Jtt Ö. L. Vrouwenkerk begraven. Den 27 janüarij 1728 trouwde Custis met TiiERéW AnceLikA de Crits, behorende tot een adelijk geflagt te Brugge, zij ftierf zeer fchieüjk, want den 24 april 1757, van enige iraipen rollende, was zij plotzeling dood. Zij was ene dogter van Ignatius de Crits, geflorven den 3 oktober 1724 en van Katryna Cecilia Woutef.s, mede uit een adelijk geflagt, overleden den 26 meij 1752. Custis heeft 12 'kinderen bij zijne huisvrouwe verwekt, waar van in *t jaar 1753 nóg vier zoons leefden, als: 1. Karel Frans Custis, Sche. pen te Aalst, en voormaals Raad en Auditeur der rekeningen van de ftad 'Brugge, zijnde gehuwd aan Maria Petronella van D'amme, dogter van Josef Frans van Damme. 2. Frans Josef Custis, begaf zig in den krijgsdienst, en nam ter vrouwe Anna Jacquelina van Cheldere, dogter van Kapel van Cheldere, Raadpenfionaris van het Vrije van Brugge. % Dominikus Frans Custis, getrouwd aan Reinelda van Zuylen. 4. Jan Ferdinand Karel Custis, in genoeinde jaar nog op de ftudie. Onze Custis heeft het volgende werk in *t licht gegeven waar van het gefchiëdkurldig verhaal tot aan het jaar 1700 loopt,  CUSTOS. (DOMINIKÜ3) CUVELiER. (MICHiELj jêj ,ïj loopt, en voor belangrijk, nauwkeurig en nuttig worde geje, houden; zijnde daar veel moeite aan beneed, en heeft on.,' i betwistbaar aan den Schrijver een vermoe-ijenden arbeid ge.,, i kost: zie hier den tijtel: 3jacr-33ocKe« bcr : aö Stugge/ $ i. nehelfeitbe De <&:oet?cïtu3eerbic!iïe flicata, Atig. Fhuleiio. 1611. in folie. 2. Atrium iïcnïcum, yi 1 five ïmpp., RegUm, Principum £fe. effigks. ibid. fn folio-. 3. * Santos Auguflanos, cum expikatior.ibus. Ibid. 4. Comités Tiro> terfes, &c. $!e3ores Saxonte, tum Cofnmentario. Ibid. 160$. O 5- Regum Neapditanamm Vltas & Fgpgks. Ib. 1005» in folio* ?■ 6. Deticias urbis Rome. Ib, 7-. Jtinerarium Gsorsii ab Eb»n» gen , Tdbulis illujhavit. J. F. Foppens , Bibl. p> '1 | 248. Stëtten, ©ffaiitmtngïn Kx tö £u|>f« scfivcyciint SSejfttle ;'!' 1 tangen aus Kt Q>tfdjM&te Kt ^tidjsflavt ïutflSbufa/ Viltct 23$i{f> 3. ftflgcmcirt, $traf.lct Scricon» 177?. f. »8f, 3 CUSTOS (JOHANNES), geboren te Breclt èer) Brafantt s: dorp, was een beroemd Taalkundige, ,h'tj is eerst Rektoj? ■ der latijnfe fcholen te Groningen geweest, en-vervolgens t$ >;• Antwerpen. Hij ftierf in het jaar 152(5, en heeft gefphr§ji ven: Grammatica Latina; veelmalen 'gedrukt in {ivo, J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 623» CUVELIER (MICHIEL), geboren ïn Ljèmgowvsn, begaf 1 gig ten jare i<5t8 in het genootfehap det Jefuiten U Mmfr l 3 ksi  166 CUYL. CUYPERS. ^DANIËL FRANS) len; en gaf in het nederduits onderwijs in de mathefis, zedeieer en in de wijsbegeerte. Hij ftierf te Keulen den 10 december i66y, in den ouderdom van 51 jaren, en heeft gefchreven: 1. Annonem Spiritualem, feu Meditatie-nes fuccinBas per anni curfum. Antv. 1666. 2. Ideam viri Apofiolici Avilce. CoIon. 1650. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 891. CUYK, zie KUIK. CUYL, is de naam van een voornaam Hollands geflagt, zijnde het flot of buis daar van, het welk buiten Wanen heeft gelegen, thans ten enemalen vernietigd; in 1540 kost men 'er nog de fondamenten van zien. Dit gefhgt is van een zeer oude herkomst, want men vindt reeds ten jare 1256 van enen Floris van Cuyl vermeld, die Ambagtsheer van Kijfhoek was, en gehuwd is~ geweest aan Maria Wits. Nog ontmoet men in de XVde eeuw Floris van Cuyl, Ambagtsheer van Kijfhoek en Cort en Molen-ambagt, Dijkgraav van Swijndregt, Waradijn van 's Keizers Munte binnen Dordrecht; hij huwde eerst met Maria van Buyten, en naderhand met Josina van Crommenie. In de XVIde eeuw, Herbregt van Cuyl, welke ten wijve hadt Quirina Jans dogter, bij dewelke hij verwekte Floris van Cuyl, die getiouwd is geweest aan Kornelia van den Boom, nalatende een zoon, Floris genaamd, die in den egt is verbonden geweest met Margarüta Boudewyns van der Voren. Jan van der Cuyl, geboren te Gorincliem in 1544, is geweest Kanunnik en Pastoor van de Kollegiaie kerk van onze Lieve Vrouwe op 't hof in V Hage. Hij ftierf in het jaar 1570. . S. van Leeuwen, Batav. illuflr. bl. 929. J. de Riemer, Befchrijv. van 's Gravenhage, I. D. bl. 260. » CUYPERS (DANIËL FRANS), een neef van Willem en zoon van Pieter , die beide volgen, en van Maria van der Hoffstadt, wierdt te Mechelen geboren den 22 november 1653. Tien jaren oud zijnde, befteede men hem in 't kollegie der Jefuiten van die ftad, ten einde in de talen en  'CUYPERS. (DANIËL FRANS) ïo? beginzelen der letterkunde ondervezen ïe worden. ïn 1673 zijn wijsgerigèn loop ten einde gemeld zijnde, ftudeerde hij aan het zelvde Hogefchool in de regten y en toog vervolgens aan het reizen; doorkruiste Frankrijk, Piemoiit-, Toskanen-, en kwam ten laatftên te Romen, alwaar hij enigén tijd toefdê, en d.efl 19 augustus 1677 de Doktoraie waardigheid in beide de '/egten verkreeg. In zijn vaderland teruggekeerd, wierdt hij ten jare 1681 tot Schepen van Mechelen verkoren ; e*,i in i^qöi ftelde men hem aan tot hoofd van de Rhetorijk-kameri de Pioen gebijnaamd, ook verkreeg hij in 1724 de bevestiging der Voorregten eermaals aan dat gezelfchap verleend. Tot den 'ouderdom van 71 jaren geklommen zijnde, ftierf hij 'tè -Mtchs. len den 4 maart 1725. Zijn lijk voerde men naar de Parochie* kerk van zijne heerlijkheid Rijmenam, en werd bijgezet in de familie grafkelder, overdekt meteen blauwe za-rk, vmt ojs Eien deze infcriptie leest: . v ÖJihi.m mommenti Prcerwb. Famiiiee CuyferV» ToparcJice de Rymcn&m, 'Opjlallê^ Muyfehvyck, Zittingen Éfcv IDanieï, .Frans Cuypers , was een Ongemeen vlijtig 'eft 'af» beidzaam Man, en een ijverig waarnemer der pligtên VW gijnen godsdienst. Hij leide 21'g inzondciheid les op de be» ©effening dér g^fchiedenis van zijn vaderland, der geflagt» ■registers en van hst blafoen. Zijn huis beftond uit een wa}e fchatkamer van zeldzaamheden : oude en ïiedendftagfe taedailjês, kruipende dieren, Lfekten, fchuipen-, mineralen, Vreemde werktuigen, alles in een woerd behoorde tot zijni liefhebberij; hij ftrekte die zelvs uit tot de planten en blos» inen; en was misfehien dé kundigfte Bloemist van zijnen tijd, Hy behoorde ook geenzins tót die klasfe van liefhebbers die alles voor zig zei ven houden, en, die dingen van waarde me« geen ander oogmerk hebben verzameld, dan om den ijdelen roem te genieten van 'er alleen bezitters van te zijn! ver* ie van daar, hij zógt de verkering van fttfftft&fl en lledsn L * vsn  168 CUYPERS (DANIËL FRANS) Van fmaak, en deelde hun gaarne zijne ontdekkingen mede. Zijn Bibliotheek was met uitgelezene boeken vervuld, en met zeldzame handfcbriften, inzonderheid over de gefchiedenis der Nederlanden; en deze ftondt, zo wel als zijn Kabinet van zeldzaamheden, geredelijk ten dienfte van een ieder die 'er een nuttig gebruik van wist te maken. Hij was in een nauwe vriendfcbapsverkering verbonden met den geleerden Je. fuit du Sollier, dien hij behulpzaam was in het verzamelen ier Akten van St. Rombout; met Ger. van Loon, die hem dikwerf raadpleegde over zijne Hiflorie der Nederlandfche Penningen; met Hendrik de Weere, Regtsgeleerde te Rot. terdani, die ten jare i7i5 zij„en raad innam, betrekkelijk de geicluedenis van de Mechlfe Bisfchoppen, die hij bezig was famen te Rellen. Filips Frans van Merode, Graav van Montfoort, en door huwelijksverbintenis Prins van Rübemprè geworden zijnde, een begunrtiger-der fraije konRen en we, tenfchappen, vereerde hem met zijne bijzondere hoogachting Cuypers hadt verfcheidene kinderen bij zijne huisvrouw Johanna Maria Hamers verwekt, die na zijn dood hertrouwde met Markus Anthony van der Vekene, Heer van Waesmonde enz. Zij ftierf den 2 oktober 1734, enkel een zoon nalatende, genaamd Jan Frans Daniël Josef Cuypers, geboren te M'chelen den 24, janüarij i7oo, Licentiaat in de regten geworden te Leuven, den 17 augustus 1723; tot Lieutenant van bet Leenhof van Mechelen en deszelvs regtsgebied bevorderd den 2 meij 1749, geftorven den 8 julij 1762, na van zjjne Keiz. Majeffeit den tijtel van Graav voor hem en zijn drie zonen verkregen te hebben, die hij bij zijn eerfte vrouw Klara Johanna Gielis Hujoel, hadt verwekt, die geftorven is den 25 julij 1737. Ten tweedenmale was hij getrouwt met Louisa Theresia van der Meere, Vrouwe van Ter-Elft in 1763 nog in leven. D. F. Cuypers heeft verfcheidene opftellen van werken door hem vervaardigd in gefchrift nagelaten, die bij zijne afftammelingen bewaard worden, en meestal de gefchiedenis, oudheden, voorregten enz. der ftad Mechelen ten ocderwerpe hebben Sanderi, Choro- 1 grol h.  CUYPERS. (PIETER) i6p graph. S. Bral. uit. edit. Tom. HL p. 192. J. F. Foppens, ■Bibl. Belg. p. 971. v. Gestel, .Hift. Archiopifc. Mechl. Tom. I. p. 117. Le Roux, Receuil de la Nobl. de Bourgogne, p. 367, 368. Butkens , Trophées facrês du Braband, Tom. I. p. 44. Supplem. Tom. H. p. 351, 352. Geneal. de la Fam. de Coloma, p. 236. 269. 274. Nobiliaire des Pais-Bas. Part. IL p. 593, 594. Dittion. Geneal. Herald. &c. Supplem. ou Tom. IV. p. 533. Paquot, Mem. litter. Tom. VI. p. 397--404. J. B. Joffkoy, Hift. van Mech. bl. 58. 69. 9*. CUYPERS (PIETER), vader van den vorigen, was de zoon van Daniël Cuypers en van Kornelia Nieuwenhuysen. Hij was afkomllig van een oud en ade'ijk geflagt, en hij wierdt geboren den 12 augustus 1620 te Rofendaal, een aanzienlijk dorp, twee uren van Bergenopzoom ge'egen, daar zijn vader een verblijfplaats hadt gezogt, gedurende de woe> dende beroerten die het vaderland teisterden. Toen hij 13 jaren oud was, zondt men hem naar het kollegie der Jefuiten te Antwerpen; van daar ging hij naar Douai Ruderen in de wijsbegeerte; en zig vervolgens tot het beoeffenen der regtsgeleerdheid bepaald hebbende, trok hij naar Leuven, alwaar hij den 30 feptember 1642 den graad van Licentiaat in beide de regten verkreeg. Zig met 'er woon te Mechelen gevestigd hebbende, volhardde hij in het beoeffenen der regtsgeleerdheid, en wierdt wel dra zo beroemd in dat vak van ftudie, dat hij over de neteligfte zaken geraadpleegd wierdt, en met een menigte aanzienlijke lieden zo door hunne geboorte als kunde, in vriendfchapsvcrkering geraakte. Den 23 meij 1669 wierdt hij tot Raadsheer benoemd in den Groten Raad té Mechelen; doch hij ftierf daags daar aan volgende in het 49de jaar zijnes ouderdoms. Zijn zittend leven, en zijne geftadige werkzaamheid, hadden zijn leven verkort; hij wierdt van een ieder grotelijks betreurd, doordien hij zig in vele opzigten hadt nuttig gemaakt. Zijn zinfpreuk was: Jure, non vi. Hij hadt een gelukkig voorkomen, was vriendelijk en van een aargenaame verkeering. Hij is gehuwd geweest aan Maria I. 5 , van  m CUYPERS. (WILLEM) van dér 'HoffstAd Etfvrouwe van Muyfrfwyck , bij wie hij vier kinderen heeft geteeld. Verfcheidene handfchriften over regtsgeleercte onderwerpen van hem, worden in zijne familie bewaard, alleen heeft men van hem in druk: Cractaat bat! <3joiiöé-]3»tcüiircn ofte ban öe j&jrtoetó&ingf» ban be 3ïct!* ï^ijottjecaire/ bejraenbc tn «jjttoinningc ban ^rffelijche goebe» ren boa? ^Jnfen/ Kcntcn/ cnbe %z€tm/ böigetrê ben fhjl cn öTc^tiijmcn ban «cchelen <$c. «ecfjeien 1679. in 4t0. — Zie de Schrijvers hij het vorige Art. aangehaald. CUYPERS (WILLEM), een broeder van Pistes, wierdt geboren te Rofendaal den 28 oktober 1C32. Reeds vroegtijdig begaf hij zig aan 't reizen; hij bezogt Spanjen en was in 1652 te Madrid; vervolgens doorkruiste hij Frankrijk, Duitsland ert Engeland, en kwam ten jare 1655 in de Nederlanden te rug. Zijne woonplaats te Mechelen verkozen hebbende, deedt zijne bekwaamheid en goed gedrag hem de achting van groot en klein winnen; en hij wierdt den 28 oktober 1686 tot Raadpenfionaris van de provintie aangefteld; dit gCwigtig ambt nam hij met veel toejuiching waar, tot in 1700, toen zijne lighaamszwakheden hem niet langer toelatende om 'er de uitoefeningen naar behoren van waar te nemen, men hem een adjunct toevoegde; doch hij hadt geen lang genot van deze hulp, doordien hij den 24 maart 1702 reeds ftierf, in het 7ofte jaar zijnes ouderdoms, en hij wierdt bijgezet in de grafkelder van zijn broeder Pieter. Willem Cuwess, was ervaren in dc regten, én wel inzonderheid in het costumiere Van zijn vaderland; ook was hij een groot liefhebber en beoefenaar van de mathematifewetenfehappen. Behalven zijn moedertaal, verftönd hij het fpaans, frans en latijn. Hij is gehuwd geweest aan Maria Moeemans, bij wie hij twee dogters heeft verwekt, waaf van de ene is getrouwd geweest, en de jongfte als een de. vote zuster, 80 jaren oud zijnde, in 1750 is overleden, Van Willem Cuypers is door den druk gemeen gemaakt: «. £>a-fcanDeüng 0ftc {,£n %cenf}ei:v bermadj en tan toveren riet  CUYT. (FRANS van) CYGNE. (MARTlNUS du) 171 het confent/ ban eenen ©afal gcbjaeght/ om $rjn üeen te nio* gen alienerenï Mechelen/ in i2tnc 2. «©bcrecr.csminge ban cenige Cofniijrncn ban omliggenbe ^teben cnbe ïjoofb* banchen.in materie ban <£mno-i&oecbures5 en?. J]©ecïjclen 1679. tn AtO. ■ De Schrijvers bij Daniël Frans Cuypers aangehaald. CUYT (FRANS van), Konstfchilder, is gefproten uit een adelijke familie te Brugge, en in die ftad geboren in het jaar 1640 ; hij leerde van de vroege jeugd af aan de konst, doch fchaamde zig die in zijn vaderftad te oeffenen, en begaf zig deswegens naar Gent. Inzonderheid muntte ' hij uit in het fchilderen van Dieren, en bovenal in het natuurlijk treffen van Visfen. Hij volgde den trant van Frans Sneyders, en de arbeid van deze beide Meesters valt bezwaarlijk van malkanderen te onderfcheiden. Men treft ook enige van hem in 't koper gefnedene platen aan, welke van de liefhebbers vlijtig gezogt worden. Ook wist hij aan zijne fchilderftukken een ongemeen fraij koloriet bij te zetten, en 1 aan zijne figuren ene het oog treffende evenredigheid te geven, daar bij voegende ene bevallige houding. Des- camps , Vie des Peintres Flam. &c. Tom. 111. p. 115- HUscm. S>utiftt« Scrtccn. 1779- f- 189. CYGNE (MARTlNUS du), wierdt ten jare 1619 te St. Omer geboren , en begaf zig in 't jaar 1639 onder het genootfchap der Jefuiten. Na vijf jaren lang de latijnfe fcholen als Rektor beftierd te hebben, onderwees hij vervolgens geduren. de vier andere jaren de rederijkkonst met uitbundigen lof; hierna hervatte hij zijn beroep weder als Rektor der latijnfe fcholen, in welke loopbaan hij is voortgedaan tot aan zijn dood toe, welke voorviel den 29 maart 1669. toen hij 50 jaren bereikt hadt. Du Cygne wordt voor den besten Rederijker van zijn tijd gehouden; ook draalt 'er in alle zijne werken een uitnemend gezGnd oirdeel en vernuft door. Zij beI , ftaan in de volgenden: 1.  i72 CyTftïflNÜS, (ABRAHAM; i. Explamüo Rhetorkce, fiudiofae Juventuti aceommodata, Leed. 1659. »« 12-0- Verfcheidenemalen zedert herdrukt, en wel voor de laatfte keer te Luik in 1736. 2. Analyfis omnium M. T. Ciceronis Orationum. Duaci iöfli. in i2i;za. Meermalen herdrukt. 3. Ars Metrica, five ars condendorum eleganter verfuum. Leod. 1664. in izmo. Colon. 1705. in izmo. Veneu 1716. in 12wo. 4. Ars Poëtica, varia Poëmatum prcecepta compleiïens. Leod. 166%. De laatftemaal herdrukt te Leuven in 1755. in I2M0. 5. Ars Iliftorica. Audamaropoli 1669. in i2mo* Dit werkje vindt men ais zeer nuttig aangeprezen. 6. Fens Eloqnentice, five M. T. Cicsronis Oratienes, pofi Pauli Ma* Kutii aliorumque doElisfimorum Virorum cerreBiones, etiam cum proba'isnmis exemplaribus di'.igenter collatx £f emendatie: numeris ivfuper analjticis, £j? Jcholiis artificium indicaniibus difiinüa, £5* illvftrate; una cum leSicnum varictate ad marginem appofita. IV Vol. Leodii 1675. in izmo. 7. Comcsd'ne KIL, phrafi cum Plaw tinei, turn Terentiand concinnatee.- Opus postkumum. II Vol. Leodii 1679. Voor de laatftemaal te Praag in 1760 herdrukt in H Delen in i2mo. —-— Sotuellus, Bibl. p. 585. PaouqTj Mem. Itter. Tom. XV. p. 73-96, CYPRIANUS (ABRAHAM), zoon van Allart Cypriakus, Chirurgijn te Amfteldam, wierdt den 20 november 1680 aan het Hogefchool te Utretht tot medicijne Doktor bevor» derd, na het verdedigen van ene verhandeling, de carie Os/is, Hier op ging hij naar Amfteldam de praktijk der genees- en heelkonst uitoeffenen, en wierdt na een twaalfjarig verbiijf aldaar, den 6 meij 1693 door Curateuren van Frieslands Hogefchool tot Hoogleraar in de heel- en ontleedkonst te Franeker beroepen, welke leerftoel door den dood van Filips MatTKffius de Jonge was opengevallen, en hij aanvaarde de oeffs, ning van dit beroep den 22 junij van het zelvde jaar. Zijn verblijf was egter niet lang in die post, want na verloop van ruim twee jaren, in welken tusfentijd hij voor een beroep in de zelve profesfte te Leijden op ens jaarlijkfe wedde vaij 2oco guldens hadt bedankt, verliet hij Franeker in het najaar van  CYPRIANUS. (ABRAHAM) m Van 1695, en men denkt dat hij naar Engeland overftak, en dat hij vervolgens hier niet naar zijn genoegen flaagde, wederom Amfteldam opzogt, en op nieuw ataaar praktifeerde; wat van hem in 't vervolg geworden is, of welke lotgevallen hem verder zijn bejegend, en ten aanzien van zijnen fterffcjd, blijkt mij niets met zekerheid. Cyprianus muntte inzonderheid uit in de bewerking van het Steenfnijden, die men aangetekend vindt, dat hij met ten goeden uitflag aan 1400 menfehen, zo jong als oud, heeft uitgeoeffend; cok heeft hij zig grotelijks beroemd geblaakt en een groten naam verworven, door de operatie die hij aan een vrouwsperfoon verrigtte, welke 21 maanden na de bevrugting het kind hadt bij zig gedragen, en door de Keizerlijke Snede (Operatic- Ccefarea) gelukkig van hein verlost wierdt, met het gevolg dat zij volkomen herftelde; op een andere plaats, verloste hij een vrouwsperfoon van tweelingen, door fnijding, die in de Tuba Falkpiana gefchoten waren. Hij is getrouwd geweest aan Hili.eqonda Sara Aer.jnouds. Van dezen Hoogleraar is niets anders in druk, dan r. Orat:a inauguralis in Chirurgiam Encomiaftica. Franeq. 1C93. in fulio. %. Epiflola hifloriam exhibens Foetus hiimani poft xxi menfes ex uteri tuba, Matre falva ac fuperftite, èxcifi, ad Thomam Millikgron , Zquitem auratum, Mèdicum regium ordinariwn, e? Collegii Medicorum fondinenfium Prcefidem, cum Fig. Lugd. Bat. 1700. ï*7i Svo. Car. LiNNffil, Amosn. Acad. Tom. II. p. 171. E. L. Vriemoet, Athen. Frif p. 699-701. Paquo?, Mem, litter. Tom. II. p. 351, 3S2« r».  174- D AALMANS. DAAM. DAAMEN. D. DAALMANS (HANS),. Konstfchilder, te Antwerpen geboren, heeft geleefd in de XVilde eeuw; dit is 't al dat wij van hem opgetekend vinden. —. K. v. Mander, Leven der Schilders, I. D. bl. 232. DAAM (N. N.), was Hopman van een der fchepen van de vloot uit 24 kielen beiiaande, waar over Willem van Lumei Graav van der Mark het bevel voerde, en die onder den naam van Watergeuzen cp den 1 april 1572 den Briel veroverden, en door deze koene daad den grond der Nederlandfe vrijheid leiden. Deze Daam , benevens Marinus Brandt, waren de eerden, die, met hunne fchepen voor het hoofd van den Briel naderden en binnen kwamen. Bor , Ned. Hifi. druk van 1678. I. D. bl. 365. P. C. Hoofts, Nederl. Hift, VI. B. bl. 228. K. v. Alkemade, Befchr. van den Briel, bl. 123. en Bijvoegz. bl. 374. Wagen., Vod. Hifi. VI. D. bl. 342- 345- DAAMEN (ADAM) , omtrent het midden der XVIIde eeuw te Amfteldam geboren , alwaar zijne ouders onder de klasfe van gegoede Burgers forteerden; wierdt tot vordering zijner ftudien eerst op de fcholen geplaatst, en vervolgens naar het Hogefchool te Keulen gezonden. Hier met allen lof zijnen onderrigtenden loop voleindigd hebbende, werdt hij tot Priester gefcboren, tot Licentiaat in de beide regten bevorderd, en tot Domheer te Keulen aangefteld; vervolgens tot Priester-Kanunnik, als mede tot Deken van de kerk te En- \  EMMliN. (ADAM) X75 Emmerik verkoren. In het Jaar 1707 werdt hij, op bevel van Paus Exemehs den XI, tot algemenen Paüsfelijken Vikaris der Nederlanden aangefteld, en op 't einde van 't zelvde jaar tot Bisfchop van Adrianopolis te Keulen gewijd. Van hier zakta Daamen te fcheep den Rhijn af, kwam te Emmerik, en liet zig in die ftad onder het gebrom der klokken en 't zingen van het Te Dewn, plegtig met de grootfte ftaarfie inhalen. Van daar in Holland zijnde gekomen, wierdt hij van alle kanten met gejuich en gelukwenfingen ontvangen, en aanvaardde zijne bediening; dan daar hij, door trots en verwaandheid, verwaarloosd hadt de Staten van zijne aanftelling kennis te geven, en verluf tot de uitoeffening te verzoeken, wierdt aan hem op den 26 april 1709, bij openlijke afkondiging, de uitoeffening van z'ijn ambt verboden, bij verbeurte van zwaarder ftraf, in geval van contiaventie. Daamen , zijnen mïsflag te laat vermerkende, zogt dien wel te beteren door onderwerping; ten dien einde z;g bij Gecommitteerde Raden vervoegende , en verfcheidene redenen tot zijne verfchoning bijbrengende, om, ware het mogelijk, voorzeide Plakaat te doen intrekken; doch alle zijne pogingen hier toe waren vrugteloos, en de Staten volhardden bij bun gcnomïïn befluit. Ten zei ven tijd werden de Hoofden van de Roomsgezinde Geestelijkheid voor hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden geroepen, en hun op den 12 november van 't zelvde jaar en nader op den 2iften van genoemde maand, ten ernftig.len bevolen, de zending van alle Wereldsheien en geordende Piiesters, die na den dood van Gerardus Potkamp 5 voorganger van Adam Daamen, waren ingekomen, te onderzxken, en de onderhouding van het daarop gemaakte Plakaat in acht tc nemen, en vooral dat zij, inzonderheid in zaken, die betrekking tot de Kerk hadden, geene geme^.fchap hoegenaamd met Adam Daamen zouden hebben te hou.'en. Zeker Geesteüjke te Leijden en nog een in Geoijland, tegens dit verbod gezondigd hebbende, werden ten lande uitgebannen. Dit zelvde lot trof Daamen ook, en hij verzogt hierop bij den Paus ontflag van zijne waardigheid als Vikaris, 't welk hem bij  t7 6 DAAMS. DAATSELAAR. bij aanhoudendheid geweigerd weidt. Dus bij het Hof van Romen zo min als bij de Staten enige gunst kunnende verwerven, en hier door buiten bediening zijnde, fchoon een ruim inkomen hebbende, leefde hij in grote gastvrijheid, die hij in■ zonderheid ten aanzien van zijne landgenoten uitoefende • ook ftigtte hij de Abtdij Leeurik aan den Rhijn, en overleedt te Keulen eten 3 december 1717, alwaar hij in de Domkerk begraven is, Batav. Sacra, III. D. bl. 524. Utrechtfs Oüdh., III. D. bl. 291. Hijtor. Verhaal van de Kerk van Utr. I. D. bl. 103, DAAMS (PIETERS, geboren te Antwerpen in de XVIde eeuw, is geweest Kaïthuizer Monnik te Lier; en heeft in heldendigt gefchreven en door de.-n druk gemeen gemaakt: Encomiajlicum Jolitndinis Carthnjiance. Antv. 1623. in tfa. Dit Rukje veiicheen wel naamloos, doch bleek van hem te zijn, doordien zijn gewone zinfpreuk : Spes me durat, op den tijtel daar van wordt gevonden. J. F. Foppens, Bibl. Belg. P. 97i- DAATSELAAR (ABRAHAM), was ten jare 1621 Koopman in garen en lint te Gorinchem, en gehuwd aan Johanna van Erp, ene zuster van Thomas Erpenius, Hoogleraar der Oosterfe talen te Lijden , en boezemvriend van Huio de Groot. Deze Daatselaar of bovenal zijne huisvrouw was het middel waar door deze ongelukkige Staatsman, na dat hij uit zijnen ketker te Louvejlein ontfnapt was, in veiligheid geraakte; want de kist waarin hij befioten was, door bezorging van deszeivs getrouwe dienstmaagd Elsje van Houwening, na een gelukkigen overtogt, aan hethuis van genoemden Daatselaar gebragt zijnde, werdt die terftond geopend, daar db Groot omtrent twee uren in gelegen hadt, en flegts wat flauw en verzet weder uitkwam. De vrouw wist in korten tijd, door middel van haren zwager, Kornelis Jakobsz. vam der Veen, aan dé Groot een metfelaars kleed te bezorgen. Hier mede vermomd, tradt hij, verzeld van Jan Lambertzoon, Meester Metfelaar, met een' maatftok in de hand, over  PACH. (JAN) DACHS. (J.) m över ene volle markt, alzo 't juist kermis was, naar het veer. Overgevaren zijnde, werdt de Groot, van den Metfelaar, te voet naar Waalwijk gebragt, daar hij met het vallen van den avond aankwam, en zig voorts tot volkomene veiligheid naar Antwerpen begaf. ——— G. van Loon, Nederl. Gedenkp., II. D. bl. 134. Wagen., Vod. Hift. X. D. bl. 415, 416. ' DACH (JAN), Konstfchilder, te Keulen geboren in 1535, is een leerling geweest van den beroemden Bartel Sfranger, bij wie hij onderwijs in de konst kreeg ten jare 1556, en zig vervolgens naar Italiè'n begaf, ten einde zig aldaar naar de beste modellen te oeffenen, hij werkte hier pok onder opzigt van KAsr-ïR Rems , en Alexander Bonvicino genaamd Moretto. Uit Italiè'n vertrok "hij naar Duitsland, alwaar hij bekend wierdt bij Keizer Rudolf den II, een vriend van bekwaamheid en konst, en deze zond hem te rug naar Italiën, ten einde aldaar voor hem de beroemdfte antijke Beelden der Grieken en Romeinen af te tekenen. Hij volbragt zulks naar genoegen van den Keizer, keerde weder naar Duitsland, en fchilderde voor dien Vorst vele roemwaardige fchilderftukken, van een uitnemend fchonen fmaak. Dach ftierf te midden dezer loopbane aan het Keizerlijke Hof te Praag in het jaar 1600, overladen van eer en goederen, en algemeen betreurd wegens het loffelijk gebruik, dat hij van zijn Meesters vertrouwen maakte, om een ieder, zo veel in zijn vermogen was geweest, wel te doen. Sadeler, J. Muller, J. Saenredam, en L. Kilian, hebben in 44 bladen, vele van zijne voornaamfte tekeningen in het koper gesneden, Nouv. Dm. Hift. in 8vo. T. II. p. 431- A. Hou- braken, Schouwi. der Ned. Schilders, I. D. bl. 34, 35. Weijerman, Leven der Konstfchilders. I. D. bl. 214. Sandrart, SSoitfcfje Sfat». ter 2kn«/ 05:16'/ tmï SDtorjlre-Suttfl. 9ïurn&. Ï675. in folio. 2#. I. f. 276. $Wg«n. $»nfUtt Sericca. 1779,. f. 10. up Acken. DACHS (J.), is geweest Chirurgijn-Majór van het tweede Batailjon Oranje-Gtldtrland, dien wij niet anders kennen, dan .VUL Pïït. U ifcsaï  i79 DACHS. (NIKLAAS) door een Berigt aan de Hollandfe Maatfchappij der Wetenfehappen te Haarlem gezonden, betrekkelijk ene oude Dame, welke in haar 86fte jaar drie nieuwe Tanden heeft gekregen, welk getal zedert vier jaren tot 24 is aangegroeid. Van dit buitengewoon geval, 't welk, zo niet zonder voorbeeld, ten minden tot de bijzonderfte zeldzaamheden moet gerangfehikt worden, aan onze Lezers een verflag te geven, dagten wij «iet ongevoeglijk. Zie hier het verhaal, 't welk de Heer Dacïis daar van geeft. Een oude adelijke Dame, woonagtig in het fieedje Ter Borgt, in het graavfchap Zutphen, hebbende in het jaar 1774 .den ouderdom van ruim 90 jaren bereikt, wierdt, in haar 86fte jaar getreden zijnde, in het najaar, van ene zware koortfe overvallen; dewelke met zeer hevige pijnen in den mond verae'fd ging: dit enige dagen geduurd'hebbende, was men niet weinig verwonderd, deze toevallen te moeten houden, als een gevolg van iets, 't welk men immers bij iemand van die jaren, welke alle hare Tanden reeds voorlang verloren had, nimmer had kun-. »en verwagten; en egter ontdekte men drie nieuwe Tanden, welke gedurende dien tijd waren doorgebroken. Maar 't geen deze bijzonderheid ten hoogden top doet fteigeren, is, dat deze negentigjarige Dame, welke in dat hoogeefteigerde tijdvak van haar levensloop, een volkomen goede gezondheid genoot, met 24 nieuwe volkomen gezonde Tanden fprak, dewelke van tijd tot tijd, federt de ccotsieking van de eerstgemelden, in dien tusfentijd van ruim vier jaren, onder de voornoemde zware toevallen, zijn te voorfchijn gekomen. Zijnde het hoogstwaarfchijnlijk, dat, als deze zonderlinge werking der Natuur niet door den dood wierd afgebroken, deze Dame de grootfte kans hadt, om alle hare Tanden en Kiezen weder op nieuw te kunnen tonen, die haar de ouderdom te voren hadt ontrukt. ■■—— Verhand, van ds Holland/. Maat/ch. der Weten/., XVI. D. 2. St. bl. 317-324. DACHS (NIKLAAS), Predikant te Vlisfmgen, is geboïen homicidiis, Expojlulatio poflhuma. Lugd. Bat.fubfigno Libertatis, 1621. Paquot merkt gants niet onoirdeelkundig aan, dat van Daelhem gelijk hadt, met de Vrijheid aan 't hoofd Van deze klagt te plaatzen ; doordien de Protestanten in Holland, die (met grote reden) zo luid gefchreeuwd hadden tegens de tijrannie vair den Paus en van den Koning van Spanjen, 'er thans'ene zeer wezentüjke en alleronregtvaardigfte uitoeffenden, over de gewetens, over de goederen en over het leven zelve der Remonftranten, hunne medeburgers. 3. Epicedium in obitum Marmj Deckherüe., Cl. Viri JoanNis van Pede, in Brabantia: Senatu Conjiliarii, ex filio neptis. Lovan. 1624. in 410. De vaarfen van dees Monnik, zijn beter, zegt Paquot, dan zijn onrijm, fchoon die in allen dele ook niet van gemaaktheid zijn vrij te pleiten. 4. Arca honoraria Chrifli £? Sanüorum, ertum au&umqüe ZomgereJudalitatis S. P. Augustini continent, a P. F. Melchiore Daklhemio, Augustmiano, è Gallico in Lathum ver/a. Antv. i628. in lïmo. •Verfcheidene latijnfe blij- en treurfpellen, welke hij door zijn fcholieren had: doen vertonen, worden gefchreven in het klooster van Hasfelt bewaard; als mede een bundal van dichthulken ia de zelvde fpraak. Ook bewaart men in dit huis - mee;  DAENS. (JAN) DAIN. (OLIVIER trt) tS$ meet dan 50 Blieven van Erycius Puteanus aan hem gefchre* ven , welke nimmer zijn gedrukt. Fe. Sweestiij Athen. Belg. p. 564. Val. Andr., p. 669, 670. J. F. Forpens, Bibl. Belg. p. 886. J. Mantelii, Hasfeletum, p. ioa» 113, 114. Paquot, Mem. litter. Tom. IX. p. 221-225. DAENS (JAN), een zeer rijk Koopman, die in de XVIdés eeuw te Antwerpen zwaren handel dreef, heeft zig beroemd gemaakt dooi- een trek van edelmoedigheid, of laat ik liever het kindje bij zijn regten naam noemen, een betoon van trots, heid en hoogmoed, waar van men weinig voorbeelden vindt; Keizer Karel de V. het verzoek van dezen Daens hebbende ingewilligd, om bij hem het middagmaal te houden, wierjji deze Koopman op het einde der maaltijd, een fchuldbrief van twee miilioenen, welke hij aan die Vorst geleend hadt, in het Vuur, teflëns zeggende: „ Ik ben ruim betaald door dé eetj „ die uwe Majefleit mij heeft aangedaan." • Diolieiti Bistor. 1779. m Svo. Tom. II. p. 434. DAIN (OLIVIER le), heeft tot eeh merkwaardig voorbeeld van de wisfelvalligheid des geluks verftrekt, en aart Frankrijk een nieuwe blijk gegeven van het gevaar dier in topi fteigerende fortuinmakingen , om welke te beklimmen zeld* zaam de Deugd tot ene leidsvrouw zig aanbiedt, en waar v*m de bekiimmer door de misdaad veeltijds van de hoogte in een poel van jammeren wordt gefmakt. Deze Dain zag het eerfte levenslicht te Thiel in Flaanderen, en was de zoon van eea boer niet verre van Gent wonende. Door welk toeval hij Baardfcheerder van Lodewyk den XI. wierdt, vindt men niel verhaald, maar wei dat hij door zijn vernuften fnedigheid zig zo diep in de gunst van zijnen Meester wist te dringen, dat hij trapswijze tot de hoogfte ambten en waardigheden wierdt bevorderd , en eindelijk tot Staatsminister Vafl dien VorsS Verheven. Doch in hem wierdt het fpreekwoord van vader' Cats : het zijn fterke beenen die de weelde kunnen dtdgcn, ters vollen bevestigd; want een verregaande trots- en laatdunkend* heii teftierd* zijoe daden, h'y' pleegde de fcbi*esjwendfte on* M 4 it8*  184 CAINEPFEi regtvaardigheden, en wierdt door zijne wandaden de affchilt* van het volk. Zo lang Lodewyk de XI. leefde, bleef hij egter in gunst; doch in den aanvang van het regeringsbeftier van Karel den VIII, werdt zijn geding opgemaakt, en hij om verfcheiden' euveldaden; als onder anderen, dat hij een vrouw misbruikt, en daar toe verleid hadt door de belofte van haar mans leven te behouden, die hij egter zijne lust geboet hebbende, de wreede onmenfchelijkheid hadt om te doen worgen, ter galg gedoemd en in 1484 opgehangen. Zijn eerfte naam was Olivier den Duivel of den Kwaden; welke door Lodewyk den XI. in dien van Dain werdt verwisfeld, die hem teffens tot den adelftand verhief. Jan Doyac, een man . insgelijks uit den laagften ftand voortgefproten, en mede door Koning Lodewyk tot de aanzienlijkfte bedieningen des rijks verheven, deelde als lotgenoot in de regtvaardige ftraf, die Dain onderging; hij boette wel niet zijne gepleegde fchelmftukken met den dood, maar hadt dien misfchien liever verkozen dan de duurzaamheid en infamie van de hem opgelegde ftraf; want hij werdt veroirdeeld om op de hoeken der ftraten van Parijs gegeesfeld te worden, een oor afgefneden, en zijn tong met een gloeijend ijzer doorboord; van daar wierdt hij naar Auvergne gevoerd, van welke provintie bij Gouverneur was geweest, en aldaar in de ftad Montferrant, zijne gebooiteplaats, op nieuw gegeesfeld, en zijn ander oor afgefneden. G. Daniël, Hist. de France. Edit. de Amft. 1720. in 4fo. Tom. IV. p. 420, 421. DiEt. Hift. in 8vs. Tom. II. p. 43S, 436. DAINEFFE, geboren te Luik in de XVIde eeuw, is geweest Monnik van de Eremijten-orden van St. Augustijn in do Abtdij van St. Hubert, en heeft gedurende een volgreeks van jaren, het Hoogleraars-ambt uitgeoeffend. Hij heeft door den druk gemeen gemaakt: 1. Epitomen Hhtoriarum Vita wmasticcs St. Augustini , una cum injtitutione & Antiquhate Families ejusdem &c. Antv. 1612. 2. Commentarius de triplici Mundo, Divimo, Angelice, & Humano £fc. Leodii J639. —— J. F. Fop. Bibl. Belg. p. 380.- DAf  DALAVA. (FRANCiSKO) tl* ÜALAVA (FRANCISKÖ) , een Spanjaard, was ten jse 1566 Gezant van Filifs bF.s II. aan het Hof van Frankrijk, Prins Willem de I, boven mate fchrander in het uitvorfen der geheimen zijner vijanden, hadt de affchriften van twes Brieven dezes Staatsministers aan de Landvoogdesfe Margareet gefchreven in handen weten te krijgen, meldende: „ dat de Koning nu fchone gelegenheid hadt, om, door „ 't lozen van enigen, en 't bedwingen van anderen, te „ geraken tot ene onbepaalde heerfchappije over de A^ifcr„ landen, waar naar zijne voorzaten, en hij, zo lang geitaara „ hadden. Dat men, om bier toe te komen, drie Heren-, „ naamlijk Oranje , Egmond en Hoorne fiegts fchoon gelaat tonen moest, tot dat het tijdftip geboren zou zijn, ,', om hun, die met regt gehouden werden, voor de ilokers der beroerten, loon naar werken te verfchaffen. Dat Montigni en Bergen, met gelijke list, in Spanje, om den " tuin werden geleid, alwaar men hen, en den Raadsheer " Renard, dagt op te houden. Dat de voorflag der Landvoogdesfe, om zig, door heimelijk verftand, te verzeke" ren van enige fterke plaatzen, ten Hove aangenaam ge" weest was." Met meer andere dingen van verre uitzigt» die de Gezant onvoorzigtig genoeg aan het papier hadt durven toevertrouwen. Men ontmoet bij den Gefchiedfcbrijver Bor, volledige affchriften dezer Brieven. De Spaanfe Schrijvers hebben bedenkelijk gefield, dat deze Rukken verzierd waren, en men heeft de Bondgenoten verdagt gehouden van zulk ene konftenarij; doch Prins Willem heeft zig altoos zo vrijmoediglijk beroepen op derzelver egtheid, dat 'er weinig reden over blijft, om hier aan te twijffelen. Hij en Hoorne ontboden dan den Graav van Egmond te Dendermonde, werwaards) zij, van Grave Lodewyk van Nassau en Hoogstraten verzel'd, zig begeven hadden, tegen den derden oktober is<55. Men heeft gewild, dat hier belloten werdt, de wapenen op te vatten, tegen den Koning, en uit de verantwoording des Graven van Egmond , is niet donkerlijk aftenemen , daC Giaav Lodjswïk enigen geweldigen vc-oiilag heeft gedaan. M 5 Owi  x8$ DALAVA. (FRANCISKO) Ook heeft de Prins van Oranje, hier, of anders, wat latei1 te IVillebroek, Egmond en andere Vliesridders en Raden van State getragt te bewegen, om, de Spanjaards, die men nu te gemoet zag, uit het land te houden, Nogthans komen hij, Egmond, Hoorne en Hoogstraten, in hunne verantwoordingen overeen, dat 'er, te Dendermonde, geen befluit altoos, tot het aanvaarden der wapenen, is genomen. Egmond verklaart, dat de voorflag van Gravé Lodewyk verworpen werdt. En in de verantwoording des Graven van Hoorne , daar 'd verhandelde te Dendermonde, omftandigst verhaald wordt, vindt men, dat het befluit, daar genomen, na 't lezen der Brieven van Montigni en Dalava, alleenlijk op deze vier punten uitliep: „ i. Dat men, of ene vergadering der Algemene Sta„ ten, of de overkomst des Konings zou tragten te wege tö „ brengen, tot ftillinge der beroerten, waar over de Koning „ te onvrede was. 2. Dat men, onaangezien 's Konings mis„ trouwen, waar van Dalava gewag maakte, in zijnen „ pligt, jegens zijne Majefleit en de Landen, volharden zou. „ 3. Dat Hoorne, in't bijzonder, die, ziende hoe veel on- danks zijn gedrag, te Doornik hem op den hals gehaald „ hadt, befloten hadt, de ftad en zijne ambten te verlaten* „ zulks, met allen ernst zou ontraden worden. 4. En dat „ Oranje, die zedert enigen tijd, geboden was, in Hel. land, Zeeland en Utrecht te komen, de Landvoogdes zou „ verzoeken , om Hoorne , die 't nogthans affloeg, of Hooe„ straten, tot zijnen Stedehouder over Antwerpen, aan te' „ ftellen." Meer niet, zou 'er te Dendermonde, befloten zijn. Alleenlijk, werden de Brieven van Dalava, zedert, der Landvoogdes^ door Egmond, die wederom naar Brusfel keerde,vertoond; doch zij flcegze in den wind, of gaf 'er ene andere uitlegging aan. F. Strada , de Bell. Belg. Dec. I. Libr. V. p. 26?.. Bürgund., Hift. Libr. III. p. 289. HorrERUS, Liv. IV. Ch. VI. p. 112. E. v. Meteren, Ned. Hift. II. B. f. 53. verf. Proces van Egmond, bl. 649. P„Bor, Ned. Hift. druk van 1678. I. D. bl. 105. Auth. Stukken* JL D. W. 67, 68. Wag., Fad. Hifi. Vh D. bl. 195-198. , PA-  DALE. (ANTHONY van) ■ ' DALE (ANTHONY van), wierdt geboren te Haarlem den 1 j 8 november 1638, uit Doopsgezinde ouders. Van der jeugd s af aan liet hij een warme drift voor het beoeffenen der ge~ ' leerde talen en fraije letteren blijken; doch zijne ouders, die ' ; andere inzigten met hem hadden, leidden hem tot den koop- ■ ; 'handel op, dien zij zeiven ook uitoeffenden, en hier mede ' ; hieldt hij zig ook een geruimen tijd bezig. Met zijn 30de i :. jaar egter, kreeg de drift tot het beoeffenen der letteroeffe'! ningen zodanig de overhand bij hem, dat hij van levensfland i veranderde, den koophandel vaarwel zei, en zig enkel met ftu3 i .deren bezig hieldt. Hij lei zig op de geneeskunde toe, en 3 i wierdt Doktor in die wetenfehap. Onderwijlen verwaarloos!' 1 ' de hij ook geenzins de griekfe en latijnfe talen en oudheden, • 1 maar maakte daar ongemene vorderingen in. Hij zette zig 3 1 voorts in zijne geboorteftad neder, alwaar hij de geneeskun- de, zo in 't algemeen onder de burgeiij, ais ook, van flads l i wege, in het gasthuis oeffende, en zulks met geen geringen i' lof, doordien hem de zorg voor de behoeftigen ongemeen ter :' harte ging. Intusfen bekleedde hij ook het Leraarambt bij i een der Doopsgezinde gemeenten te Haarlem, doch deedt eer- ; s lang afftand van die post, vermits hij daar toe niet gefchikt 'l fcheen en zijne predikatiën met al te veel griekfe en romein- ■< : fe geleerdheid gefloffeerd waren , waar door hij aan zijne J i hoorders weinig genoegen gaf. Van Dale was een ongemeen > t werkzaam man, die met veel aandagt las, meteen doordrïn- i i gend vernuft was begaafd, en uit zijne lectuur veel nut wist '■. : te (rekken, waar van zijne uitgecevene werken tot waarborg !■ verftrekken. De Heer Jan le Clf.rcq , wiens tijdgenoot hij , 1 was, en die gemeenzaam met hem heeft verkeerd, getuigt van :* :: hem, dat hij niet alleen een man van grote geleerdheid was, :. i maar ook zeer aangenaam en onderhoudend in den omgang, l. I het gezelfchap doorgaans met zijne gefprekken vervrolijkends, I, 1 die hij met allerleij aartige en geestige vertellingen, waar ;. ! toe zijn fterk geheugen hem overvloed van ftoffe opleverde, :, vermengde. Een geflagen vijand van bijgeloof en huichelarij, j /potte bij 'cr openlijk mede. Hij everleed ts Haailim, zonder  zat DALE. (ANTHONY van) enige voorafgaande ziekte, enkel aan een langzaam verval van kragten, op den 28 november 1708, in den ouderdom van ruim 70 jaren; door velen, en inzonderheid door de armen, die hij als Geneesheer bediende , ongemeen betreurd. De werken door hem in 't Jieht gegeven, zijn de volgenden: 1. De Oracuiis Ethnicorum Disfeitationes duce, quarum prior de ipforum duratione ac defeltu; pofterior de eorumdem autloribus. Accedit Schediasma de confecrationibus Etlmkis. Amft. 1683. in 8vo. Men vindt het uittrekzel van dit wérk in de Nouvelles de la Republique des Lettres de Mr. P. Bayle. Mars 1684. Art. X. en bij W. Sewel, Boekz. Jan. en Febr. 1696. bl. 47-63. 252-261. Fontenelle, dit werk gelezen,' en naar zijn fmaak gevonden hebbende, maakte gebruik van de materialen die 'er enigzins verward door malkanderen in geplaatst zijn, om 'er zijn Hifloire des Oracles uit famen te ftellen. Deze kwam in J687 in i2ino. voor de eerftemaal in 't licht, en is naderhand veelmalen herdrukt. Moeeius , Deken der Hoogleraars in de godgeleerdheid te Leipzig, die reeds ene latijnfe verhandeling hadt uitgegeven over den oirfpror.g, de voortgangen en de duurzaamheid der Orakels, gaf'er, in 1685, een derden druk van in 't licht, waarbij hij vermeerderingen voegde, die ter verdediging verftrekten van de zwarigheden, die van Dale^tegens fommige plaatzen van zijn werk hadtgeopperd. Onze Geneesheer, in enige opzigten niet we! te vreden over het werk van Fontenelle , gaf een Brief over dat onderwerp uit, waarin hij teffens Mremus beantwoordde. Deze Brief, getijteld: Lettre de Mr. van Dale , a un de fes Amis, au fujet du Livre des Oracles des Païens, compofé par l'Autlieur des Dialogues des Morts, is met de kieste befchaafdheid gefchreven, maar de Schrijver wil, dat Fontenelle „ belangrijke zaken heeft overgeilagen, die „ befiisfender kosten zijn, en minder vervelende, dan wel an„ deren, waar van hij in zijn werk gebruik maakt: misfchien „ is het ongelukkig voor de zaak, die hij met mij bepleit, dat „ hij in geen land van vrijheid woont: want ik kan aan niets „ anders het ililzwijgen toefchrijven, 't welk hij in acht „ neemt, en de vermommende voorzorgen die zijne pen fchij- m net?  DALE. (ANTHONY vjisT tl§ nen beftuurd te hebben, ten aanzien van belangrijke za„ ken." Mcebius inzonderheid ontmoet hier een hevigen tegenkamper in van Dale, betrekkelijk zijne Hellingen over de Toverij, die hij aan den Domen (Duivel) toefchtijfr; en hij behandelt dit onderwerp met enen warmen ijveren vee i geleerdheid, om alle medewerking van den Duivel daaromtrent uit te fluiten. In 1707 veiTcheen 'er op nieuw een Tegenftrever, die Fontenelle en van Dale beide aanrandde, egter ten aanzien van den eerften meerder toegevendheid gebruikende, als wel voorden tweeden; ongetwijffeld, om dat de laatfte, een Ketter zijnde, niet verdiende, dat een Jefuit enige heusheid ten zijnen aanziene in acht name; want men weet, dat dit werkje door den Jefuit Baltus van Straatsburg gefchreven is; het voert tot tijtel: Reponfe a l'Hijioire des Oracles de Mr. de Fontenelle , de l'Academie Franpife. Dans laquelle on réfute ie Syjleme de Mr. van Dale , fur les Auteurs des Oracles du Paganisme, fur la caufe £f le tems de leur Jilence; ou l'on etablit te fentiment des Pêres de l'Eglife fur le mime fitjet. Strasbourg 1707. in Svo. Dit werk is in drie delen verdeeld: de Schrijver wederlegt 't geen hij valfe redenen noemt, aan de Kerkvaders en oude Christenen toegefchreven; en hij brengt de ware oirzaken bij, die hem overtuigd hebben, dat de Heidenfe orakels door de Demons wierden uitgefproken. In de tweede, beantwoordt hij de gezagaanvoeringen , en deredenen door den Heer Fontenelle bijgebragt, om regtftreeks te bewijzen, dat de orakels in het heidendom niet door de Dctmons zijn uitgefproken. En in de derde, tragt hij te" bewijzen, dat de Heidenfe orakels niet juist op het zelvde tjjdflip van de geboorte des Heilands opgehouden zijn, maar naar mate zijne godsdienst zig langs hoe meer in de wereld uitbreidde; dat het zijn kruis is en de aanroeping van zijr.en naam, welke tot oirzaken van die ophouding vei (trekt hebben; en dat de redenen , door Fontenelle bijgebragt, om het tegendeel te betogen, op geen vaste gronden berusten. Men vindt het uittrekzel van dit werkje in de Nouv. de la Repub. des Lettres Juin 1707. Art. 2. Een naamloos Schrijver kwam voorts op-  t99 DALE. (ANTHONY van) opdagen, ten einde zig als middelaar tusfen belden te ftellen.' Le Clercq plaatfte de gedagten van dien Schrijver in zijne Ribliotheque Choifie, Tom. XIII, Art, 3. onder den tijtel van Remarques fur le dcmelé, qui eft entte Mr. de Fontenelle, Autheur de l'Hiftoire des Oracles &c. É53 l'Autheur de la reponfe a l'Hiftoire des Oracles £ff. Dit Huk bevat een aantal van belangrijke en wel gegronde aanmerkingen. De Schrijver houdt een juist midden tusfen van Dale en Fontenelle aan den enen kant, en den Jefuit Baltus, aan de andere zijde. Ik geloof, zegt hij, dat 'er Orakels hebben kunnen zijn, „ die in waarheid door Dcemons zijn uitgefproken geworden, „ of wel door wezens, die boven de menfelijke Natuur verheven zijn : fchoon ik, aan den anderen kant, ook niet twijfte„ Ie, of menfen zijn veeltijds de werktuigen der antwoorden „ geweest, welke men aan die verhevener wezens toefchreef. „ Ik geloof ter zeiver tijd, dat het ons niet mooglijk is, om thans te kunnen onderkennen die Orakels, welke door de Dcemons zijn beantwoord, van de zodaningen, waarin menfelijk bedrog in plaats gevonden heeft; het zij om reden, „ dat dc gefchiedenisfen, welke men 'er ons van verhaalt , „ geene gegronde zekerheid hebben; het zij dat die niet „ met voldoende omftandigheden gepaard gaan , om met „ grond te kunnen befiisfen, of'er bedrog onder gelopen heeft, ., dan niet ore." De Jefuit Baltus, hier niet door overtuigd, zag men in 1708 te voorfchijn komen: Suite de la Reponfe ct i'Hifloii e des Oracles, dans laquelle on refute le; Obje&ions inferces dans le XIII. Tmne a'e/sBibliotheque Choifie , ^dansl'ArticlelI. de la Republique des Lettres du mcis de Juin 1707, £f ou Von établii fur de nouvelle; preuves le feniiment des SS. Péres touchant les Oracles du Paganhme. Amft. 1708. in 8vo. De Meer le Cleecq getuigt van dit werkje, in zijne Biblioth. Choifie, Tom. XVII. p. 309., dat het met meerder geloof als overtuigingskragt gefchreven is, magis credulé, quam pcrfuadeilter. De Jefuit Mquroues heeft ook iets over dit onderwerp bijgedragen: aan het flot van zijn Plan Tkologlque du Pythagorism, Thoukuji 1112, U, Foi, in 8vo., vindt ineri ene Lettre Apologetique, pour  DALE. (ANTHONY van) Wl 1 fmr jujïifier le Jmüment des Péres de l'Eglife Jur lts Oracles da ' Paganisme, contre deux Disfertations de Mr. van Dale, Doleur a tn Medecine. De Schrijver hier van fchijnt noch het werS l> van Baltus, noch de Aanmerkingen van den öfigèn'oem3en '!' Autheur gezien te hebben, maar hij voedt gunftiger denkbeeli tien voor het fteizel van den laatften, dan voor de gevoelens van den eerstgenoemden. Alvorens van deze gefchiedkundige l> uitweiding over het gefchil der Orakels af te flappen, dient aangemerkt, dat de Heer van Dale een tweeden druk van zijn werk uitgaf, onder dezen tijtel: Antonii van Dale, Poliatri '■< Harlemenfis, de Oraculis veterum Ethnicorum Disfertdtiontes dua, ;' quarum nunc prior agit de eerum origine atque auüoritate, fecunda, ■' de ipforum duratkne £? interim. Editio Jecunda, plurimwn ai. ;1 ; auiïa, cui de novo accedunt Dlsfertatiunculce. I. De Jlaiua Simoni i l Mago, ut prcetenditur, ereïïa, qua occafione agitur de Chrefto ;' 1 Suetonii. II. De Actis Pilati disferitur, illdq :e occafione, air • I Augustus Gesar Dominus appellari renuerit. EI. Schediasma "■ de Coifecrationibus, plusquam dunidid potte autiius. Amft'. 1700. '1 i in 4*0. „ De Hr. van Dale ," zegt le Clercq in Bibl. Choifie, de la ie edit. Tom. III. p. 110., „ heeft zig in dezen • „ tweeden druk, vee! van den fmaak van het Publijk tc nutte 5 „ gemaakt, ten aanzien van het leerftelzel 't welk men in :, „ zijn werk verlangde. Behalven dat , heeft hij fommige i, i dingen uit het Iighaam van 't werk zelve genomen, diö hij 1 , in het Aanhangzel onder verfcheidene tijtels geplaatst heeft, >' , , alwaar men die vermeerderd en verbeterd vindt. Ook l , „ heeft hij 'er een Hoofdftuk bijgevoegd, weike een lijst be- , vat van bijna 300 Orakels, welke niet opgehouden hebben ; te antwoorden, dan na de komst van 's werelds Heiland." Schoon het werk van van Dale zonder tegenfpraak vele • ■ uitnemende en wetenswaardige zaken en daarbij belangrijke - ■ nafporingen bevat; zo zal men egter het gefchil daar over :' ontftaan, onbevooroirdeeld ter toets nemende, moeten inflsm: j men, dat bij zijne gevoelens wat tc driftig heeft doen voort- {hellen; en dat om het ene uiterfte tu ontwijken, hij in het legengeftelde is verfttikt. Hij heeft zelvs fommige bijzondere Se.  S$t DALE. (ANTHONY va») gebeurtenisfen beftreden, die hij in hun geheel hadt kunne* laten, zonder aan zijn Ieerftelzel enig nadeel toe te brengen, 2. ©crïjanocu'rtg ober bc ottbe Oroftelm oer ï?eiötnm. amfï. i6B7. «l 8bo. Schoon men in dit werk verfcheidene' gedagten en de voornaamfte daadzaken van.het hier boven vermelde latijnfe werk ontmoet, is egter de behandeling leerwijze en orde daar van zeer verfchillende. Het voornaam' fte doel van van Dale ftraalt door, enkel daarin te beftaan, om de oude Orakels of zogenaamde Godfpraken der Heidenen in verdenking te brengen, e.n te betogen, dat die enkel en alleen aan de bedriegerijen van hunne Priesters moeten worden loegefchieven. 3. Disfertationes de Origine £f progresfu Idokktrice Super/li. thwm, de vera ac falfa Propte* K uti & de Divinationibus Ido~ hhtrkts Judceorum. Amft. 1696. in 4.to. In dit werk onderzoekt van Dale een menigte van belangrijke onderwerpen Bij voorbeeld, in de eerfte verhandeling, welke de oiifprong en voortgangen van de Afgoderije ten onderwerpe heeft, tragt bij te bewijzen, dat niemant dan de ware God alleen wonderwerken kan verrigten, en dat de valfe Goden daar toe geene magt hebben. Hij Iaat den eerrten oirfprong van de Afgoderije verre v0or den tijd des zondvloeds opklimmen'; en doet zien , dat de Israëlieten voor de Babijknife gevangen-s weinig werks maakten, om zig in de Wet te onderrigten dat zij die zelvs niet eens in het openbaar lazen, zodanig door God was bevolen. In de tweede verhandeling, over de ware en valfe Prophetiën, beweert de Schrijver, dat, wanneer 'er m 't Oude Testament van vaife Profeten gewaagd wordt, daar bij niet wordt gezegd dat het de Duivel was die hun bedroog; maar dat hunne valfe Prophetiën aan de bedriegerijen der menfen worden toegeftbreven. Men moet beJijden, dat zulks waar is ten aanzien van de meeste plaatzen maar egter kan men uit dat oogpunt befchouwd, niet uitlegen 't geen 1 Kon. XXIL w. 21 &c. van een .Leugengeest, die'alle de Profetes van Achab bedroe-, vermeld wordt. Ook vindt mon  DALE. (ANTHONY Vis) ift oen flog in deze verhandeling een bijzonder hoofdftuk over Simon den Toveraar, waarin de Heer van Dale onderzoekt wat de Oudheid van hem gezegd heeft. Ter gelegenheid van verfcheidene verdigte Boeken , welke in de eerfte eeuwen van het Christendom te voorfchijn kwamen, maakt hij verfchejidene oirdeelkundige aanmerkingen, betrekkelijk den Canon der Boeken van het Nieuwe Testament. In de derde verhandeling, ftelt de Schrijver zig voor, om, de gewijde en ongewijde Oudheid doorlopende, de wijze van voorzeggen en het uitleggen van raadzelen die in het Oude Testament verboden worden, te verklaren en op te helderen: men ontmoet hier zo wel als in 't overige van bet ftuk, e,ne grote geleerdheid, en verfcheidene onderwerpen der Oudheid worden 'er op ene oirdeelkundige wijze onderzogt en behandeld. In *t algemeen befpeurt men, dat de Hr. van Dale in geenen deele bijgelovig was, en dat zijn voornaamfte doel en loffelijk oogmerk beftond, om de menfen van vooroirdelen te genezen, waar mede zij, niettegenftaande het Euangelie-licht nog beklagenswaardig befmet waren. Aan het flot van dit werk zijn enige Brieven geplaatst zo van hem zei ven als van den Heer Morus, Hoogleraar in de Oosterfe talen aan het Doorl. School te Amfteldam. De inhoud daar van loopt inzonderheid over den tijd dat de Samaritanen den Pentateuchus bekomen hebben, en de wijze op welke die tot ons is afgedaald; te weten, of Ezra die uit de fchriften van Moses heeft famengefte'.d, dan niet. De laatfte Brief welke van van Dale is, houdt aan den geleerden Th. Almeloveen. Hij onderzoekt 'er ene plaats van Procopius in, welke zegt, dat 'er in zijn tijd ftenen in Tingitaans Mauritaniè'n wierden gevonden, waarop in Phenifisch fchrift deze woorden waren gebeiteld: Wij Stijn de Cananieten die door den rover Josua verjaagd zijn gewor* den. Procopius wil, dat het enige der Cananieten waren, die uit Palestina vlugtten , teen Josua zig meester van dat land maakte, welke men voor de ftellers van deze inferiptien moet houden. Dan van Dale beweert, dat Procopius, die voor geen snauwkeurig Gefchiedfchrijver te boek ftaat, geen geloof verVJIL Deej» N dient,  DALE. (NIKLAAS van) dient, in een zaak, die al het vertoon van een verdigtzel heeftj 4. Disjertationes IX. Antiquitatibus, quin Marmoribus cum Romanis, turn potisfimum Gratis illuftrandis infendentes. Amft. 1702. in 4s0. In dit gantfe werk draalt mede ene verhevene geleerdheid door, en het bevat oudheidkundige n^fporingen die allerbelangrijkst zjn. Het voorname doeleinde daar van is, even zo als van het voorgaande, namelijk om het bijgeloof in deszeivs verbergende fchuilhoeken op te fporen , en het fchadclijke van dat wangedrogt ten aanzien van het ontdekken der waarheid, in een helder daglicht te plaatzen. 5. Diifertatio fuper Ariftea de LXX. Interpretibus; cui ipjius pratenfi Ai'istece textus Jubjungitur. Additur Historici Baptismorum , turn Judaïcorum, cum potisfimum' priorum Christianorum, turn denique £f Rituum nonmdlorum. Accedit fjf Disfertatio fit' per Sanchuniatone. Amft. 1705. in 4(0. De Schrijver, over den Doop handelende, weidt in 't brede uit, om het gevoelen der Mennoniten ten aanzien van dit onderwerp, te regtvaardigen. 6. JPc outrtjcia ban 't alken ^ujecncn in Dc «Öcmccnte bet* btöicjö. 'Smit. 1670. 4to. Alle de latijnfe werken van de*en uitmuntenden Mens, zijn naderhand te zamen in IV Delen in 4to. herdrukt. Mor- ïionus, Polyhift. litt. T. I. p. 933. §. 6. Catal. Bib!. Bunav. Tom. I. Vol. II. p. 1191. JI92. C. Sis, Onom. liter. Pars V. p. 312. Eloge de Mr. van Dale dans la Biblioth. Choifie de J, le Clercq. Tom XVII. p. 309 & fuiv. Been. de Montïaucon, dans la Preface des Antiquit. expliq. Tom. I. p. 7. Niceron, Mem. des Hommes illuftr. Tom. XXXVI. p. 5-9. J. G. »e Chaukfpie, DiBionaire, Tom. II. let. D. p. 6-9. Jöcher, Q5ctetrtcn Ecricort. II. S^eil/ f. 9- DALE (NIKLAAS van) , wordt onder de reije der Utrecht* Je Geleerden geplaatst door van Heussen in Hifttr. Ecclefiafl. Tom. II. p. 141. Hij is afkomdig uit een edel Italiaans geöagt, 't welk zig in Braband vestigde, doch door de wrede handelingen van den Landvoogd Alva genoodzaakt wierdt die Jlandsiïüsk te verlaten, en gedeeltelijk naar de Nederlanden en  DALE. (NIKLAAS vaw) xtf gedeeltelijk naar Saxen vlood. Dat onze Niklaas te Utrecht geboren is, blijkt uit een Album van Janus Dousa , eertijds bewaard in de Bibliotheek van den uitmuntenden Hoogleraar Joan. Alex. RoëL, waarin met de eigen hand van Nikl. van Dale gefchreven ftaat: GRATIIS SACR. JaNI. dousae. cl. v. OPTUMO. POETAE. OB. civ. ser. patb. KARISS. PUBLICORUM. STUDIORUM. IN. BATAVIS. CUR. AD. humaNITATEM. EJUSQUE. STUDIA. PROMOVENDA. NATO. NlC. DaÏ.IUS. EJUSDEM. ET. MAGNI. justi. LlPSI. AUSPICIIS. hon. AUC.' ET. IN. CONLEGIUM. DOCTORUM. ACADEMIAE. LUGDUNENSIS. ADOPTATUS. PATRONO. CLIENS. hoc. ADF. sui. MOHUMENTUM. L. M. P. EX. a. d. III. KAL. SEPT. ClOIOLXXX. Quamquam haec inter nos nuper notitia admodum eji. Inde adeo ex quo liber fum & juris mei, Antiqua 'ft tarnen, amica digna fymbola; Sed volt tabellis Phoebus abftineam manum. Si contra faxim, Marfyae memor ut ftem, Neglexi, fenfi mi/er Medici haut medicas mams. Frons ipfa testis, id mi Dusa relliquum 'ft, Ni farre averfum fjf mica molliris Deum, Ut igni, aut unde perdat me, aut cute exuat. Nic. Dalius Ultr. Uit een brief van Lipsius, in december 1580 gefchreven, en geplaatst in de Sylloge Epist. van Petr. Burman, Tom. I. p. 28., blijkt het, dat van Dale als Hoogleraar in de regten te Leijden, om aan de ftaderende jeugd de Inftituttn te 'onderwijzen, is opgevolgd aan Korn. Neostadius, wordende daar ïn oriifcbreven, als: rarae fpei Adolejcens, fed ut morbus mina* tur, non vitalis. Ook coniteert uit de Akten van de Curateuren der Leijdfe Hogefchool, gedagtekend den 11 april 1583, in fchrift aan den Heer Casp. Burman, door den uitmunten, den Hoogleraar David van Rooyen toegezonden, dat Niüslxas vah Daie Profesfor in de regten te Lejden is geweest, Na «ia  ïflö DALEM. (LEONARD van) DALEN. (DIRK van) en aldaar geftorven is den g janüarij 1581. In een anderen Brief van Lipsius aan den geleerden Canter ingerigt, drukt hij zig dus uit: „ Is onze van Dale dan aldus vertrokken, „ zonder dat hij ons ooit weder zal zien, of van ons gezien „ zal worden? Ik ben 'er waarlijk bedroefd over geweest, „ te meer, om dat het een fchielijk verlies is, daar wij gee- „ ne gedagten toe hadden." AIatth. , Epifiol. Syll. XVI. H. von Seelen, Athen. Luheccnf. Part li. p. 8. C. BtoRman, Traj. erud. p. 85-87. DALEM (LEONARD van), geboren ïn het taatfte gedeelte van de XVde eeuw, hadt waarfchijnlijk zijn naain van zijne geboorteplaats ontleend, zijnde een kleine ftad in het hertogdom van Limburg gelegen. Na zijne eerfte letteroeffeningen volvoerd te hebben, wierdt hij Dominikaner Monnik in het klooster van die orden te Zwolle. Zeer denkelijk volvoerde hij zijne theologife loopbaan te Leuven, in welke ftad hij zig in 153.3 bevondt. Hij is in 1553, 1556 en, 1561, algemene Prediker en Vikaris van zijne orden in Friesland geweest. Vooraf oeffende hij de waardigheid van Prior te Zwolle uit-, van het jaar 1553 af tot in 1568., als wanneer hij ontflag daar van bekwam, en kort daar na overleed. Men heeft van dezen Monnik in fchrift: Enchiridion locorumcommw tiiwn contra Lutheranos, aliosque fid avi hxreticos. II. Vol. in, j2mo. De Jonghe, Defolata Batav. Dominic. p. 189-191» Paquot, Mem, litter. Tour. X.. p. 271, 272, DALEN (DIRK van) , van Venlo geboortig, is gewees? Monnik van der Kruisdragers orden; en beeft in 't licht gegeven ; Clavis Cxli.five Disfertat. de laudibys, privilegiis atque excellentia ejusdem Jacri Ordinis. Cel. 1628. in Svo. J. F. Foppens, Bibl, Belg. p. 1122. DALEN (KORNELIS van) , Konstfchilder, muntte uit in het afoeelden van rotzen, en wierdt ten jare 1556 in het Schilde) s-gild te Antwerpen aangenomen. —— v. Man■£>z%, Leven der Schilders, L D. bl. 42, 43. D&  ÖALENS» (DIM) 19f DALENS (DIRK), Konstfchilder, geboren té Amfcldam ten jare 1659, heeft de konst van jongs op aan geoeffend en begaf zig reeds vroegtijdig in de oeffenfchool van zijn vader Wiu-sm Dalens , die een Landfchapfchilder was, en die hij verre in de konst heeft voorbij geftreeft, want hij was een beroemd Schilder en Tekenaar van landfchappen, zo ffiec waterverf als mét de' pen. Hij ftierf in 1688, nog fiégts den ouderdom van 29 jaren bereikt hebbende, tot groot verlies Van alle Konstminnaars, vermits hij tot wat groots geboren fcheen; gelijk aan de overblijfzels van zijn rijk vernuft, vief» end penfeel en zwierige tekenpen-, bij de liefhebbers van pa*. pierkonst te zien is. ■*. A. Houbrakén , Sciiouwburg, HL D. bl. 385, 386. Wag., Befchr. van Amft-., XI. St. bl. 43a. atifltm. ^anfïfes Scriccn. ifyg. f. 190. DALENS (DIRK), Konstfchiider, 'éert zóón van dèn veoh 'gaandén, wierdt te Amfteldam op den 3 februarij 168B, weinig dagen na zijn vaders dóód geboren-, en was naüwlijks dért kindertabbèrt öntwasfen , of men 'ontdekte zijn overgeërfde konstdrift. Des beftelde hém zijne modder bij Dirk van Pee , bet geen juist dü géliikkigfte keuze niet was voor den jonge* ling; waarom hij, dié zulks dra merkte, 'maar weinig 'tijds, en nog met wederzin , bij dezen Meester bleef, en een befluit nam, 0111 met verzakinge der féhildermanier die hem van Per geleerd hadt, zijns vaders voetfpoor te volgen; het geen hem zo wel gelukt is, dat hij in het fchilderen van landfchappen» gelloffeerd met beelden , beesten en ruïnen , een wakker Meester geworden is; hebbende vele kamers en zalen in "f. rond gefchilderd, zo te Amfteldam, als te Leijden en 's Hage, pronkende onder anderen in laatstgenoemde plaats het pragiig huis eertijds tot een logement voor de Gedeputeerden ter Staatsvergadering wegens Amfteldam, met een zaai, overheerlijk door hem gefchilderd. Ook vervaardigde hij fiaije tekeningen met waterverf, en hadt het doorgaans zeer drok met aanbefteld werk; zo dat hij zig onder de klasfe dér voorfpoedige Konstoeffenaars kost rangfchikkenj ook was by een bijH 2  t§8 DAM. (ANTHONY van) (DANIËL) zonder naarftig en vriendelijk man. Hij is in 1753 geftorven, in het 6sfte jaar zijnes ouderdoms. Descamps, Fis des Peintres Flamands ejc. T. III. p. 397- J< v*n Gool, Nieuwe Schouwb. II. D. bl. 134-136. UNfjcttt. £un(Htt Scriccn. 1779. f. 190, 191- DAM (ANTHONY van), Konstfchilder, geboren te Middelburg in het jaar 1681 of 1682, werdt onder het opzigt van goede Meesters en door ongemenen vlijt en eigen oeffehing, een bekwaam Schilder, inzonderheid van zeeflagen; ook tekende hij meesterlijk. De afbeeldingen van de Domlurgfe oudheden zijn door hem beter dan ooit voorheen naar de originelen afgemaald en naderhand in het koper gebragt. In het jaar 1740 gaf hij de door hem bijéénvergaderde, Wapenkaart der Burgemeesteren van Middelburg, van 1498 tot 1740 ingefloten, in druk uit, met een opdragt aan de toenmalige regerende Burgemeesteren; waar voor hij tot erkentenis, met enig zilverwerk befchonken wierdt. Behalven deze kaart, heeft hij enige Geflagttafels, met bijgevoegde wapenen van enige Vorstelijke huizen, opgemaakt, onder anderen die van Nassau, van Otto van Nassau, in 670 af, tot op Willem den IV, in 1741 ingefloten. Med. Berigü. DAM (DANIËL van), geboren teWitmarfum in Friesland in 1594, alwaar zijn vader Tido van Dam zedert twee jaren Piedikant was, na enigen tijd te voren die bediening te Midwoud in Noordholland te hebben waargenomen; in 159S beriep men hem te Sexbierum, en in ï6oo te Bafloo en Rasquert in de Groninger-Ommelanden, alwaar hij zijn graf vondt, en in 1617 ftierf. Daniël liet zig den 15 meij 1613 als Akademieburger te Franeker infchrijven, ftudeerde *er in de philofophie en godgeleerdheid , en beklom 'er den trap van Meester in de fraije konften den 20 augustus 1621, toen hij reeds Doktor in de regten was, zonder dat men weet waar hij die waardigheid heeft bekomen, of zig in die wetenfehap geoeffent. In het begin van december 1625 door de Klasfis van Franeker tot Proponent  DAM". (JAN vak de») Qp flenfc aangefteld zijnde, wierdt hij dén iöden van die maand ais Predikant tsWitmarfnm bevestigd, van waar hij drie jaren later naar Nieinvland een naburig dorp wierdt beroepen; daar hij het woord des Heren verkondigde tot in het jaar i63t, wanneer hem op den i julij de waardigheid van Hoogleraar? in de Logica, aan de Akademie te Franeker wierdt aangebo* den, zijnde opengevallen door den dood van Jan Hachtin» gius. Hij nam 'er in augustus bezit van, en oefrende 'er met aanhoudende vlijt de werkzaamheden van uit, tot in het jaar 1639, wanneer hij op den 18 februartj tot Onder-Regent Van het Staten-Kollegie te Leijden Wierdt aangefteld. Tweë jaren later voegden Curateuren bij deze waardigheid die van Hoogleraar in de philofophie.; daar hij egter geen genot van hadt, doordien hij reeds met zijne doodziekte worftelde 4 waaraan hij den 12 junij 1641 overleed, nauwlijks den ou* derdom van 37 jaren bereikt hebbende. Daniël is getrouwd geweest, en liet onder anderé kinderen een zoon na, Tibo van Dam genaamt, die ten jare 163! Predikant ts Heukelum was, en 20 jaien later te Strijen, al* waar hij in 1689 zijn jongden fnik gaf. Van onzen Hoogleraar is doör den druk gemeen gemaakt: Disewfuum Logicc mm Disputationes viginti. Franeq. 1634, 1635. in Svo. ■ ~ E. L. Vriemoet, Atlién. Frif. p. 257-259. Paquot, Mem.-, litt. Tom. VIII. p. 72 , 73. Soermaiss, Academ. Reg. van Leijden, bl. 123. En, Kerk. Reg. der Predik, van Zuidhollandt bl. 20. 93. Jöcher, CScIcf/ïten Scxiccn. II. 2$. f. 11. i DAM (JAN van den), is een van die vernuftige Gees. ten geweest, die even als enen Jan van der Bild , WytssS Foppes Donjema enz*, door eigen viijt en deuken, zonder behulp van leerdellig onderwijs, het zoverre heeft gebragt, dat hij een aanzienlijke plaats onder de reije van de verhe« Vends Wiskonftenaars verdient. Jan van df.n Dam, een man wiens opleg tot een der gemeende handwerken, niet deedt vermoeden dat 'er Zuil. gen geest in fchuild», maakte door overheerffliidffn zugt, tof N 4 WiJS  aoo DAM. (NIKLAAS va») of DAMMIUS.' Wis- en Werktuigkunde, daar in zulke voorfpcedige vordc-> ringen, dat hij te Amfteldam openbare lesfen in de Natuur- era Sterrekunde gaf. Een Konstftuk, door hem, met den naam van Sphcera perfecta betijteld, beftond uit een Spheer, op een voetftuk, waarin een uurwerk was geplaatst, dit bragt alle de Hemelfe lighamen, als ook onzen Aardkloot in beweging, zo dat men daar, met enen opflag van het oog, alles kon waarnemen wat aan het uitfpanzel voorviel; ook kon het uurwerk afgezet, en alles met de hand in beweging gebragt worden. Het (lelde iemant in ftaat, om, binnen ene maand, van de Sterrekunde een uitgeftrekter en duidelijker begrip te krijgen, dan naar de gewone wijze van onderwijs, door veel tijds daar aan te hefteden. Beknoptheid, fraijheid en maak. zei gaven aan dit werktuig, den voorrang boven alle Planetariums tot dien tijd uitgevonden, en konden de liefhebbers bet zelve bij den Uitvinder en Maker bekomen, van onderfcheiden grootte, en met meer of minder bijzonderheden naar ieders verkiezing. Hij maakte het zelve voor 't eerst in het jaar 1738, en heeft het van tijd tot tijd aanzienlijk verbeterd. Zin werktuigkundig vernuft vervaardigde vele andere Konstftukken, die de bewonderende goedkeuring der liefhebbers wegdroegen. Daar it van hem in druk : 1. Jïicutoe ïjuomfche $ttaffi&< mee of ftonjSt Der Schaart. Stmfï. 1727- hi 8bo. 2. iDh> fconftige rekening cm De b-ceDte ban Den StarDhloot te binöeu. 3fmfï. in 4to. ïtcDenboerinn ober ecnige ©oojtocrprn / SXwt* ttgljcDeii en Jl©!DDeIen Der 4üatiuirhimDe/ lutgcfp-olicn Den 11 ban ï?crfërmaanD 1743. <$c. 3Um|l. 1743- in 4to. 2. ï*o*te ©ei-Waring ban een iiicuro gcmhentecrD en gemaaht Planetarium genaaniD Sphara perfecla, bettqonö in een ï?onötp(aat 174. ■DAM (NIKLAAS tan) of DAMMIUS, wierdt bij dc op. rigting der Akademie te Leijden in 1575, aangefteld tot Hoogleraar in de letterkunde en welfprefcendheid enz. ■ A»  DAMBARINUS. DAMES. DAMHOUDER, sot feing ban 2??nggc. Stuff. 1684- >n 4to. En, tfhjontjft ban ©[aanbeten enj. °;Sntggc 1699- in 4». 8. Orationem panegyricam in laudem Hifp'anorum Negotiatorum. Lovan. 1558. in $to. Fr. Sweertii, Athen. Belg. p. 492, 493. Sakderi, Status Aulic. fol. 16. J. F; Foppens, Bibl. Belg. p. 766, 767. Hoofts, Ned. Hift. bl. 21. Guicciardin, BéJchrijv. der Nederl. bl. 89. G. v. Loon, Ned. Historiep. I. D. bl. 41, 42. Jöcher, (3t(tJ»t«n Stftcott. H. S£j>. f. 14. DAMISSEN (LUK AS), Konstfchilder, was een zoon van de enigfte dogter van Lukas van Leyden , geboren te Leijden ten jare 1533; hij zette zig te Utrecht met 'er woon ter ne, der, alwaar hij veel heeft gefchilderd, en ook in 't jaar 1604 is overleden. — K. v. Mander, Leven der Schilders, I. D. bl. 85. DAMIUS (MATTHIAS), een Paltzer van geboorte, waarfchijnlijk door Brandt verkeerd Hans geheten, doordien Amp-  DAMMAN. ae? Amfzjng, die zijn ftad- en tijdgenoot was, hem Mattiitas noemt, is Medicijne Doktor te Haarlem geweest, en teffens Raad en Vroedfchap van die ftad; zijnde ten jare 1619 een der drie Politijke Gecommitteerden door de Staten van Holland aangefteld, om de onafgedane zaken bij het Sijnode van Noord* holland ten aanzien van de Remonftranten te verrigten; doch toen deze Heren met de Kerkelijke Gedeputeerden , en het Alkmaarder Contraremonftrantfe Klasfis in Alkmair in de Sacristij of Kerkenkamer, waren vergaderd, geraakte enig grauw of gemeen volk, den Remonftranten toegedaan, den 8 of 9 maart van genoemde jaar op de been. Men hadt de buurwagten tot bewaring van de kerk, nevens enige rotten Schutteren op 't ftadhuis geplaatst, doch egter wierdt de kerk overweldigd, de facristij of kerkenkamer opgelopen, deKlasfis kast opengebroken, het Klasfisboek en andere papieren daar uit genomen en gefcheurd, voorts met ftenen geworpen. Doch Damius en de verdere leden van die vergadering, ontweek het grauw door een onbekende deur, en het oproer wierdt door de goede voorzorg der Regering wel dra geftuit en hadc geen verder gevolg. Damius was een groot begunftiger der Contraremonftranten, zelvs tot ijverens toe. Hij heeft gefchreven: 1. Anti-Barlceum, in 4(0. 2. Animadverjiones Apologetica; in Grotii Pietatem, in 4t». 3. Antidotum, ofte ijertlMiinrje renen?; ïjet fchaöcIijK re* teut ban Johannes Wtenbogaart , in 4to. 4- Hfèijfïcrl'en be£ jfttctusen ïjarminiaenfehen ö?ebc I3aen?7 in 4to. En meer anderen van gelijkfoortigen ftempel, welke tot waarborgen verftrekken, dat hij een bitter vijand van de Remonftranten is geweest. Bor, Nederl. Hist. III. D. bl. 557. druk san 1678. G. Brandt, Hist. der Reform. III. D. bl. 357, 358. S. Ampzino, Befchr. van Haarlem, bl. 133. Jöcher, Qktcftteri gejticon/ II. 2$. f. 16. DAMMAN, Is de naam van een aanzienlijk geflagt uit Gent herkomftig, waar van een goed aantal afftammelingen, de Nederlandfe kerken, me: woord en penne hebben onderwe-  *o3 DAMMAN. (GUNTHIER ALDEGONDE) (JOH.) f. 119. 125- Meursii, Athen. Bat. p. 351. LoMEtèar, Vier. Genial. p. 24. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 12. 487. G. Brandt, i/z/?. rfer Reform. I. D. bl. 803-805. W. te Water, Hift. der Herv. Kerke te Gent. bl. 135-137. J. W. te Water, Aanlsangzel fefc. bl. 31. DAMMAN (GUNTHIER ALDEGONDE), is eerst Predikant te Goes geweest, van daar wierdt hij beroepen den 14 oktober 1586 naar het dorp Cloetingen, en van daar in 1587 naar Serooskerken, alwaar bij in het jaar 1608 is overleden. Deze zeldzame verplaatzing uit een ftad naar een dorp moet vreemd voorkomen; men gist dat bij in enige tweefpalt moet geraakt zijn met de Regeringe, of met zijnen kerkenraad of gemeente, en dat dit vuur van onenigheid al in 't vorige jaar 1585 aan het glimmen was, waarom men hem buiten de ftad liet prediken, en te Kapelle wilde plaatzen, wanneer de Raad te Baarland zoude beroepen worden, waar omtrent de handelingen der Klasfis van Zuid-Beveland, in dien tijd, berigt geven. Toen ten jare 1603 in de Klasfis van Waldmen, in navolging van het Zuidhollandfe Sijnode, de voorfiag wierdt gedaan, om van alle de Klasfen de namen van de Predikanten te verzoeken, die ooit in de Nederlandfe kerken hadden gediend; met aantekeningen van hunne gelegenheid, wat en wie zij geweest waren, eer zij tot den kerkendienst kwamen; en hoe zij zig daarin gedragen hadden; werdt Damman benevens Jon. Miggrode, Predikant te Vere, Joh. Seu te Middelburg en Kornelis de Hont, als zijnde de vief uudlle leden der Klasfis, gelast de lijsten daar van op te maken. J. W. te Watir, Reform, van Zeeland, bl. 204, 205. 277, 278. 310. A. 's Gravezande, de Unie van Utrec/4 lerdagt, bl. 127. aant. (x.) DAMMAN (JOHANNES), was Predikant te Dirkslaxd, lleliszavd en Herkinge in 1598; te Zmdert in 1615, te Rijs* èergen in i6t6, te Made en Drummeier in 1616, te Kapel ea Vrijhoeven in iCïq, ea wierdt afgezet in 1625. — Soes-    DAMMAN. (KORNELIS) MANS, KerhRegister, Boekz. 1730. a. bl. 406. J. W. te Wa« Ter, Reform, van Zeeland, bl. 199. aant. (3.) DAMMAN (KORNELIS), is in 1596 geweest Predikant te Hekelinge in 't Hulfter-Ambagt, en wierdt van daar beroepen naar Oudorp in 1600, vervolgens naar Oostvoorn in 1619, ,daar hij in 1619 geftorven is. Hij was een ijverig Contra-Remonftrant, doch daar hij vreedzaam van aart was, wist bij ook zijne Gemeente in die onftuimige tijden zonder de minfte opfchudding te bewaren. Ook zou zijn naam ongenoemd gebleven zijn, ware hij ten jare 1618 niet ingewikkeld geworden in de hevige beroerten, ontftaan te Goeree, en aldaar veroirzaakt door het beroep van enen Adriaan Romanus, wiens vader Chirurgijn te Rotterdam was; deze bekend zijnde tot de Remonftranten te behoren, hadt het veel moeite eer de Klasfis van Voome hem als lid harer vergadering wilde erkennen. Doordien hij nu ook alles te werk ftelde wat de Contra-Reinonftranten in ftaat was te verbitteren, wilden dezen niet langer bij hem te kerk gaan, maar gingen tot dien einde als mede om het avondmaal te houden, naar Oudorp bij Damman. Ook kwam dikwils Gosuinus Buitendyk, Predikant te Dirh* land, met goedvinden van de Klasfis ene leerrede aan het huis van den Ouderling Gerrit Jansz. doen, doch de plaats aldaar niet ruim genoeg zijnde, verzogt de Kerkenraad aan den Magiftraat tot dat einde des dingsdags gebruik van de kerk te mogen maken, 't welk wierdt afgeflagen. Hier op gebeurde het den 9 janüarij 1618, dat etlijkc Contra-Remonftranten de kerk met geweld innamen, zig beroepende op zekere akte van confent, hun bij enige Schepenen buiten kennis der andere Wethouderen gegeven, en zij lieten Kornelis Damman cpenlijk prediken. Deze handelwijze bragt tewege, dat de andere burgers meest Remonftrantsgezinden op de been raakten , en zig niet lieten ftillen, voor dat men denContra-Remonftran» ten het prediken verbood. Bij deze gelegenheid wierdt, ingevolge het verhaat van Trici.and,. Damman deerlijk mlshaudeld, en ontkwam het niet dan met levensgevaar; zig vervolVIII. Deel, D §«m  ïio DAMMAN. (SEBASTIAAN) DAMMIS. geus met de onlusten te Geéree niet verder moeije'nde, Welkenog tot in 't laatst van maart aanhielden, en geen einde namen, voor dat Romanus van zijnen kerkelijken dienst ontflagen was. —— G. Brandt, Hifi. der Reformatie, II. D. bl. 608, 699. Trigland, Kérkel. Gèfchled. bl. 1082 enz. J. W. te Water, Verhaal der Reform, van Zeeland, bl. 199. Aant. 4. DAMMAN (SEBASTIAAN), werdt in 1604 Predikant te Zutphen, hij is lid geweest van 't Sijnode Nationaal te Dordrecht ten jare 1618 en 1619 gehouden, daar hij tot Scriba verkoren werdt, en tot overziener van de vertalinge des Nieuwen Testaments. Hij is een vinnig ijveraar tegens de Remonflranten geweest, en men vindt hem zelvs van ontrouw befchuldigd, als of hij het jaar te voren in de Akte der Provintiale Geiderfe Sijnode, verfcheiden kennelijke verdraijïngen en vervalfchingen hadt gepleegd. Ook heeft hij met een pen in gal gedoopt tegens genoemde Kerkgemeente gefchreven, fchoon hij "te voren een aanhanger van Arminius zoude geweest zün en met deszeivs zwager Jakob Brcko , Predikant te Arnhem, broederlijk hadt geleefd, ook aan anderen het gevoelen der Remonftranten aangeprezen. Lomeyer, Ge- tiial. Dierum. Dscad. II. p. z4--27. Baudart, Memor. VIII. È. bl. 21. die hem fterk verdedigt. G. Brandt, Hist. der Reform. III. D. bl. 17. 53- 233. 6pi. 653. 6óo. 796. DAMMIUS, zie DAM (NIKLAAS van). DAMMIS, is geboren in het graavfchap Flaanderen, en begaf zig vroegtijdig in der Cistércienfer orden, doende zijne geloften in het klooster Dunes n'abij Brugge gelegen. Zijne Opperden zonden hem naar Parijs om te ftuderen. Na tot Baccalaureus van de Sorhmne bevorderd te zijn, kwam hij in zijn klooster te rug, en ftierf 'er in 1463, verfcheidene zedekundige fchriften nalatende. J. F. Foppens, Bibl. Belg, p, 29. Paquot, Mem. litter. Tom. II. p. 206. Jöcher, Otr&ttit £t7icon. HL a;$tU/ f. 16. DA-  DANJEUS. (LAMBERTUS) ar# DAR&US (LAMBERTUS), is geboren te Orleans omtrent het jaar 1530. Zig tot het beoeffenen der regtsgeleerdheid bepaald hebbende, beftudeerde hij vier jaren lang die wetenfehap in zijne geboorteflad, onder Anne du Bourg, die dezelve met veel roem onderwees, en die den 19 oktober 1557 tot Raadsheer in 't Parlement van Parijs aangefteld zijnde, den 21 december 1559 levende wierdt verbrand, omdat hij de gevoelens van Calvïn aankleefde. De ftandvastigheid waar mede deze Christenheld dien pijnlijken marteldood onderging, trof het hart van Dan^us, die, ook veel neiging tot het omhelzen van de Gereformeerde leer gevoelende, zig in 1560 naar Geneve begaf. Hier ftaakta hij de beoeffening der regtsgeleerdheid, en lei zig met de volle borst op die der godgeleerdheid toe, waarin hij ook zo wel flaagde, dat hij den roem heeft verworven een der beste Theologanten van zijn leeftijd geweest te zijn. Na zijne ftudien met veel roem volvoerd te hebben, maakte men hem Predikant en Hoogleraar in de Godgeleerdheid te. Ge. neve, vervolgens wierdt bij in 1581 tot Profesfor in de theologie te Leijden beroepen, doch zig hier niet met den Predikant Coolhaas kunnende verdragen, dien door de Magiftraat van Leijden de hand boven het hoofd wierdt gehouden, bleef hij 'er flegts één jaar, en toog naar Gent, alwaar hij korten tijd onderwijs gaf, daarin verhinderd wordende door de vervolgingen en onenigheden die het land beroerden. Hij keerde dan naar Frankrijk te rug, en ging te Orthês in Bearn wonen; van daar wierdt hij in 1594 naar Castres beroepen, en vervulde 'er met veel ijver de pligten van het predikambt, tot in 1596, wanneer hij in den ouderdom van 66 jaren ftierf. Zeer veel heeft hij gefchreven; van zijne gedrukte werken, die zo groot 3ls klein 51 in getal zijn, vindt men de optelling bij Niceron. Meursii , Jihen, Bat. M. Adami , Vitte Theo), exter. Prcejlantium aliquot Theohgorum F.iogia per J. Verïieydek. P. Burmanni, Syüoge Epift. Tom. L p. 31. 88. Nice?.on, Mem. des Hom. ittuftr. Tom. XXVII. p. M-36. Te WATER, Hifi. van de Hen: Kerk te Gent, bl. 133. J. W. te O 2 WA-  tit DANCKERTS. (BARTEL) Water , Aanhangsel op dezelve, bl. 30. Jöcher, (Stfdfïfeti itftik, ni 2». f. is. DANCKERTS (BARTEL), was een man die zig in ds Vaderlandfe Gefchiedenis berugt gemaakt heeft, door zijne handelingen als Burgemeester van Coes in Zeeland. In deze zo wel als in de andere Provintien, waren ten jare 1655, merkelijke beioerten, over het aanftellen der Regering óntftaan; ook waren zedert het jaar 1653 te Goes enige lieden ïn de Regering gekomen die het Huis van Oranje waren toegedaan, en daar door geraakten 'er, in het volgende jaar wederom enigen op het kusfen, die na dode van Willem een Ö. geweerd waren. Dakckerts, die mede tot dezen behoorde en regerend Burgemeester was, in 1655 mede tot Jlailjuw zijnde aangefteld, ontftonden 'er op nieuw merkelijke bewegingen, die door de Gemagtigden der Staten, geftild werden. Op het het einde van 1656, rees *er verfbhij, over het verkiezen van twee Rentmeesters, waar van de benoeming van de jaarlijkfe Wethouderfchap die in den volgenden zomer gefchieden moest, grotendeels afhing. De ftemmen flaken, tusfen de Prinsgezinden en de anderen. De Burgers kozen partij en waakten met dubbele wagt om niet overvallen te worden, en om het krijgsvolk buiten te houden. Doch bij gelegenheid dat twee ronden van' de verfchillende partijen, bij nagt eikanderen tegen kwamen, raakte men handgemeen. Gillis van dep. Nisse, Kapitein der Burgerije, werdt doorfchoten: twee Burgers werden gewond, waarvan een, Jakob Corsten genaamd, her bedierf; het huis van den Oud-fchepen Benjamin van den Steene, daar de partij der Prinsgezinden in geweken was, werdt geplunderd. De Bailjuw Dakckerts die 't met dezen hieldt, op 't einde des jaars lóss. door Burgemeesteren en Schepenen, ontfehutterd, en federt aangetast zijnde door de Burgerije, was genoodzaakt geweest, zijn ambt neder te leggen. Zijn aanhang hadt derhalven deze moeijelijkheid veroirzaakt om hem te herftellen. Darckerts egter, uit Coes geweken zijnde, nam, in meij des  DANCKERTS. (HENDRIK) aijf des jaars 1658, op eenen vroegen morgen, zijn flag waar; kwam, met enigen van zijnen aanhang, in de ftad, maakte zig meester van het ftadhuis, en zetteda zig op zijne oude plaatze, voorgevende aldaar te willen leven en fterven. Doch alzo hem bijna geene Burgers toevielen, en de fchutterij, onderwijl, in de wapenen kwam, tot voorftand der tegenwoordige Regcringc, moest hij het_ftadhuis en de ftad haast wederom verlaten. Sedert, werdt hij in ene geldboete van 500 ponden vlaams verwezen, en uit Goes en Zuidbeveland gebannen. ■ Manifest der Burg. van Goes, gedrukt Middelb. iöj7. Wagen., Vak Hifi. XII. D. bl. 398. enz. . DANCKERTS (HENDRIK), Konstfchilder, geboren itt 's Hage , alwaar hij in den beginne de konst uitoeflënde. Vervolgens reisde hij naar Italiè'n, daar hij, gedurende enigs jaren, naar de ftukken der beste Meesters, en de verrukkende gezigten die aldaar in zulk een menigte gevonden worden, werkte. Na zijne terugkomst, bediende zig Karel de II. van. zijn penfeel in het verbeelden van alle de zeehavens in Engeland en in Wales, als van 's gelijken in het contrefeiten van 's Konings voornaamfte paleizen en lusthoven. Ook fchilderde hij vele landfchappen voor den voofnaamfren Adel in Enge-; land, bij wien hij wierdt geëerd en ruim beloond. Zijn fchildertrant was vrij en teffenS zeer net, zijn luchten los en vermakelijk; de gebouwen wel verftaan agtervolgens de regels der bouwkunde ; de fiammen der boomen uitnemend getekend, en de bladen konftig gewrogt. In eer» woord, hij is een groot Konftenaar geweest, en Rondt berugt voor een der zuiverfte Landfchapfehilders van zijn eeuw. ■ Hendrik heeft een broeder gehadt, Jan genaamd, welke een goed Hisforiefchilder was. Beiden zijn zij te Amfteldam overleden. Pilkington, the Gentlemans and Connois- feurs DiQiorutr) cf Peintres. I.ond. 1770. in 4:0. Weyerman, Leven der Schilders, IV. D. bl. 2co, 201. %{l&(m> ^UtlfHof Scjkcn/ 1779- f. ipi- O 3 P4NC-  aï* DANCKERTS. (JAN) (KORNELIS) (PIETER) DANCKERTS (JAN), voorheen Notaris in fs Hage en ia 1618 te Amfteldam, alwaar hij zig zeer berugt maakte, wegens het fchrijven van fchotfchriften tegens 's lands Advokaat Joh. van Barnevelt , daar hij zelvs niet fchroomde zijn naam onder te plaatzen. Hij werdt, op den eisch van 't Hof te Amfteldam gevat, en in gijzeling gezet; doch men weigerde, ingevolge de privilegiën der ftad om hem over te geven. In een dezer Iasterfchriften werdt de Advokaat gedreigd, met een crimineel regtsgeding; voorts las men 'er in: „ dat meri hem voet bij ftuk zetten, en bewijzen zou, „ dat hij 120,000 dukaatjes ontvangen hadt. Uitenbogaard, Rondt 'er in „ hadt 8o,cco gulden in gouden Albertinen ge„ trokken, 't welk men hem, in zijn bakhuis, hadt aange» „ zeid." Dakckerts zat in de gijzeling, tot dat de Advokaat gevat was, waar na men hem losliet, en, eindelijk nog beloonde, voor 't geen hij gedaan of geleden hadt, zonder dat men den Advokaat immer iets van 't gene hem, door dezen mensch, aangewreven was, geregtelijk te last gelegd heeft. Uitenbog. , Leven en Verantw. Cap. X. bl. 171. Hiftor. bl. 938. enz. Waü., Vad. Hift. X. D. bl. 201--203. DANCKERTS (KORNELIS), is geweest een Konftenaar en Schrijver van de XVIIde eeuw; is geboren te Amfteldam, en fcbijnt zijn gantfen leeftijd in die ftad gefleten te hebben; alwaar hij het beroep van Architekt uitoeftende, voorts van Plaatfnijder, en daar benevens handel dreef in Prenten en Landkaarten. Hij heeft verfcheidene werken over de Bouwkonst, als mede de Gefchiedenisfen van Zwitzerland door Merian, in 't nederduits vertaald, in 't licht gegsven. Paquot, Mem. litter. Tom. XI. p. 405, 406. ÏUtgcin. ^an(ï. Strrceit. 1779- f- 191. DANCKERTS (PIETER), toegenaamd de Rij, Konsfeilder, is te Amfteldam in 1605 geboren. Hij muntte inzonderheid uit in het'fchilderen van Pourtraitten en Gefchiedenisfen daar veel beeldwerk in te pas kwam. Zijn roem ,was zo groot, dat Ui,adisi.a8 »b IV, Koning van Pelen, hem  DANKS. DANSER. DAPPER. 215 hem tot zijnen Hoffchüder benoemde. P. Jode, H. Hohdius en J.'Falk hebben vtele van zijne fchiiderftukken in het koper gemeden. Dgscamps, Vit des Peintres, Tom. II. p. 79. IWscm. Sunftkï Stflfott, 1779- f- ifli. DANKS (FRANS), Konstfchilder, was een Amfteldammer van geboorte, cn heeft in zijn jeugd naar Italiè'n gereisd, ools Rome bezogt, alwaar hij den Bendnaam van Schildpad bekwam. Hij fchilderde Hiftorien in 't kiein; en dat hij ook pourtraitten gefchilderd heeft, blijkt uit een lofdigt, op de beeldtenia van Kat. Questiees, door J. Koenesding vervaardigd. Hij leefde in de XVIIde eeuw, en heeft inzonderheid omtrent 'C midden daar van gebloeid. ——• A. Houeraken, Schouwburg, III. D. bl. 319. DANSER (SIMON de) , een Dordrechtenaar van geboorte„' was een der vermaardile Zeerovers, welke in het begin der XVIIde eeuw leefden. Hij hadt zig in 't jaar 1609, met vier fchepen, welke hij bemagtigd hadt, naar Matfeille begeven. Hij wist zig, federt, de befcherming des Konings Van Frankrijk te verkrijgen, en geneerde zig, enigen tijd, met het kapen. Men meent, dat hij, in st volgende jaar, door de Turken, omtrent Tunis, gevat, en in den kerker, aan zijn einde geraakt is. Wac, Vad. Hift. X. D. bl. 51. DAPPER (OLFERT), is geweest Med. Dr., die zig in# Zonderheid door het uitgeven van verfcheidene werken beroemd gemaakt heeft. In 't jaar 1664 gaf hij uit, zijne Hiflirifthe Befchrijving der flad Amfterdum, in folio, 't Werk is in V boeken verdeeld, In 't eerfle wordt Oud-Holland en OudAmjlelland, met de Ambagtsheerüjkheden in 't zelve, befchreven. Het tweede handelt van' de Gelegenheid, Vergrotingen en Gefchiedenisfen der flad, tot op de overdragt der Landen aan I'rt.irs den II, Koning van Spanje. Het derde vervolgt de Gethiedenisfen, tot op bet jaar 1652, en is1 doorgaans, uit de fchriften van Hooit en Aitzema, famengefteld. In het vierde, worden de oude en nieuwe Gebouwen, en hes O 4 Stad,  215 DASSA. (JAKOB en JOH.) DATHEEN. (PIETER) Stadhuis zeer uitvoerig befchreven. Het vijfde en Iaatfte handelt van de Regcringe, Schutterijen, Poorters, Soldaten er» geleerde en vermaarde Mannen. Op 't einde, vindt men ene korte befchrijving der eilanden Urk en Emmeloort. Dezs befchrijving, welke buiten die van Dompselaar, Commelyn en Wagenaar, voor de beste en volledigfte wordt gehouden, is met een menigte fraije Platen verciert. Behalven dit, heeft Dapper nog in *t licht gegeven: Befchrijving van Sijrië en Palestina, 1677; Morea, 1688; Afrika, 1676; China, 1670; de Eilanden van den Archipel, 1688; Afia, 1672; en Arabiën, 1662; alle in folio. Nouv. Ditt. Hift. in Svo. Tom. II. p. 451. Wag. , Befchr. van Amft. j. D. Voorr. XXIV. JÖches, QSeltftftn gcrfcoit. HL 2$. f. 33- DASSA (JAKOB en JOHAN), twee broeders, zonen van Ïerdinand Dassa en Barbe van Rockox, behoorden beide onder de verbonden Edelen; en een van hun werdt ten jare 1567, gevonnisd, als fchuldig aan gekwetfte Oppermogèndbeid. Jako3 was in de jaren 1596-1614, Burgemeester van Antwerpen, werdt door Aartshertog Alsert, den 22 december 1597, Ridder gemaakt; en ftierf ten jare 1615, in hogen ouderdom; zonder kinderen, uit zijn huwelijk met Elizabeth van Deüp.sten, natelaten. Johan Dassa, was Ridder der orde van Christus. Hij hadt in huwelijk Jakoba van Cloeringe; ftorf in 't jaar 1603; .ligt te Antwerpen begraven, en liet kinderen na. » JVobil. des Pays-bas. Tom I. p. 119. Supplém. p. 41, £f le vrat Supp. p., 66. E. v. Meteren, Ned. Hifi. IJL B. bl. 54. Te Water, Verbond der Ed. II. D. bl. 231, 232. III. D. bl. 509. DATHEEN (PIETER), is geboren te Yperen in Flaanderen, en Karmeliter Monnik gewéést te Pöpperingen, dcch der lere van Calvyn toegedaan zijnde, verliet hij zijn klooster, en toog met meer andere Mannen die der waarheid hulde deden naar Engeland, alwaar hij zig met de drukkonst geneerde , ten tijd toe dat hij door Koning Edüard den VI. tot den kerkdienst geroepen werdt, ais wanneer hij dat beroep liet  DATHEEN. (PIETER) liet varen. In Engeland fchijnt hg vertoefd te hebben tot aan het jaar 1554; in 15SS, werdt hij tS'Wmkfm a's Predikant beroepen; en weinig tijds daarna werdt hij befchuidigd van verkeerde gevoelens omtrent den Kinderdoop te voeden , waar tegen hij zig in 1559, verdedigd heeft, getuigende C. van Grevinkhovfn, dat hij, op de regte wijze, de Wederdopers bedreden hadt. Vooits hieldt hij zig enigen tijd in den Paltz onder de Gereformeerden op. Maar toen de vrijheid van den gezuiverden godsdienst in Nederland begon op te dagen, door het gefloten Verbond der Edelen, kwam hij ten jare 1560 te Popperingcn te rug, en predikte aldaar en op andere plaatzen van Westjlaanderen meer. Het was ook omtrent dezen tijd, dat hij Davids Pjalmen, naar de franfe digten zangmaten van Clem.-nt Marot en Tiieoborus Beza in 1 nederduits hebbende berijmd in 't licht heeft gereven; hij droeg die op met een voorreden den 23 maart istfö gedagtekend , aan alle. de Nederhndfe Gemeenten en Kerkendienaren, zugtende onder 't kruis, cn zij wierden alomme daar de predikatiën doorbraken, openlijk gezongen. Dit werk, hoewel daarin, door zijn onervarenheid in de hebreeuwfe taaie yerfcheide misflagen waren begaan, en gelijk bij naderhand zelv toeflemde, hem tc haastig als ene ontijdige geboorte was afgedrongen, wierdt evenwel te dien tijd, toen de ncderduitfe rijmkomst nog t'enemaal onbefchaafd Was, bij velen hoog geprezen en maakte hem geen kleine gunst; en niettegenstaande het fterhe fmelen, dat 'er van tijd tot tijd tegens deze berijminge is gefchied, is die evenwei gedurende het lange tijdvak van ruim twee eeuwen in gebruik geweest, zijnde de nieuwe Pfaimberijming niet voor het jaar 1773 ingevoerd. Datiieens grote .welfprekendheid, door lange oeffening verkregen, trok veel meer aanhangs agter zig, dan andere Leraars, en kreeg, verhaalt men, in 't kort wel 15000 menfen tot het gehoor zijner predikatiën. Doch hij bleef niet lang ten platten lande, maar wierdt in julij 156Ó te Gent verzogt, alwaar hij den 29 feptember voor de eerftemaal predikte. Pc dienstwaarnerniug van TV'"22^» ts Cmt B1K;5I; oorzaak* o 5 m  «8 DATHEEN. (PIETER} lijk een einde nemen, toen eerst het Hof te Brusfel, nader» hand de Graav van Egmond , en eindelijk het Hof van Flaanderen en de Magiftraat te Gent, het Verbond, met de Edelen gemaakt, krenkten, knibbelarijen zogten, de kerk der Gereformeerden lieten Hopen, en hunne godsdienstoeifening ten fcherpfte verboden. Datheen nam tijdelijk de vlugt, en ontkwam het gevaar ter goeder ure, want het Hof te Brusfel was zo vinnig op hem verbitterd, dat de Landvoogdcsfe hem, henevens Hekman Modet, bande, en een aanzienlijke premie beloofde, zo iemant hem levende haar in handen konde leveren. Met de komst van den Hertog van Alva was 'er geen vrijheid, zelvs geen duiding meer voor de Gereformeerden in geheel Nederland te hopen; dus zogt Datheen zijn oude fchuilplaats in de Paliz weder op, en werdt voor de tweedemaal Predikant te Frankendaal, van waar hij eerlang naar Heidelberg vertrok, al voor 1570; en in 't jaar 1568, hadt hij de Sijnode der Nederlandfe kerken te Wezel bijgewoond. Waarfchijnlijk is hij in 1578 te Gent terug gekomen, want hij wierdt wegens de keik aldaar naar de Nationale Sijnode van den 2 tot den 18 junij te Dordrecht gehouden, gezonden, waar van hij ook tot Picefes of Voorzitter werdt gekoren. Tot dus verre hebben wij datheen-in achting bij Leraars, Gemeenten en Kerkvergaderingen, bij Prinfen en Vorften zelve ontmoet; de daden door hem vervolgens gepleegd, hebben die achting niet alleen uitgedoofd, maar zelvs zijn kwaadaarlig, nors, onverdraagzaam en vervolgziek karakter in het helderst daglicht geftjld. Toen nameiijk de Religions vrede op den 22 julij 1578 door den Aartshertog Mattiiias, den Prins van Oranje en den Raad van State was uitgegeven, werdt die door de Gentenaars verworpen, Prins Willem de I. drong fterk aan door brieven en gezantfehappen, dat men dien vrede moest aannemen, dien hij als het enigfte middel befchouwde om de rust in de Nederlanden te bewaren , de Spanjaarden te wederllaan, en den Gereformeerden godsdienst in Hand en bloei te houden: dan alle de pogingen van dezen weimenenden Vorst waien niet beftand tegens den dollen ijver  DATHEEN. (PIETER) 119 ajver van Jr. Jan van Imbtze , dis met) zijnen aanhang de baas (pelende, alle redelijke aanbiedingen verwierpen, en onder de Predikanten hadden Datheen en Modet, het ongeluk van naar zijne boze raadflageri te luisteren. De eerstgenoemde vierde zelvs zijn losbandigen teugel zo verre, dat bij zig niet ontzag, om van den predikftoel in het openbaar te leraren: „ dat het artijkel van de Gentfe Pacificatie, om. ,, de Roomfe Religie toe te laten, goddeloos was, en dat de „ Prins van Oranje, die zo fterk op 't zelve aandrong, de „ Religie achtte, en zo gemakkelijk veranderde als een aan„ hangzel van een kleed ; dat hij noch om God , noch om „ Religie gaf, maar van Staat en nut, zijnen afgod maakte, „ zo dat indien hij wiste, ofte dagte, dat zijn hembde iet vaa „ Religie wiste, ofte rieken zoude, dat hij hetzelve zoude „ uittrekken, en in 't vuur werpen." Voorts verfpreidde hij onder de Gemeente te Gent: „ dat hij goed credict badde, „ dat de artijkel van de Gentfe Pacificatie, ten aanzien van „ de handhavinge der Roomfe Religie, goddeloos was, en „ dat de Prins van Oranje (willende den zeiven artijkel „ ftaande houden, en zeggende dat men te ontijde, en met „ onordening niets en behoorde te veranderen, en dat men „ bezworene verbonden meest houden , en dat God een vijand van meinëdigen was), noch God noch Religie faad„ de." Datheen fnoerde door deze oproerige konstgrepen veel volks aan zijne koorde, met name-zulken, die, over het vangen van Aaeschot en anderen, nog voor hunne veiligheid bekommerd waren. Iubize was, zo als wij reeds gemeld hebben, de voornaamfte dezer roervinken; tot Voorfchepen, dat is, Hoofd der. Wethouderen, gekoren zijnde, meende men, dat het tijd was, om zig, door 't omkeren van den godsdienst,, van 's volks gunst en van eigen veiligheid te verzekeren. Men verjaagt de Geestelijken, men flaat de Kerkelijke goederen aan, en men verzekert zig, door krijgsvolk, van ïperen, gelijk men te voren, van Brugge gedaan hadt, enz. Dan de Prins van Oranje, het laatfte middel willende beproeven, om, ware hst Bwögüjfc» Land en Kerk te behouden,  23<5 DATHEEN. (PIETER) den, kwam den i december 1578 in eigen perfoon te Gent; die niet door Datheen wierdt afgewagt, maar die met de Rille trom vertrok. Gedurende zijn verblijf te Gent, liet de Prins een Ordonnantie of Edikt op 't faift van de exercitie van beide de Religiën vastftellen en afkondigen, en vertrok vervolgeus den 19 janüarij 1579 naar Dendermonde. Fluks na dit vertrek kwam Datheen weder te Gent, en Imbize benevens zijn aanhang, ondervonden hebbende, welk enen Routen verdediger van hunne raadflagen zij aan hem hadden, lieten hem hoe langs hoe meer tot hunnen raad toe, ook wikkelde hjj zig zo diep met hun in, dat de Roomsgezinde Schrijvers, aan hem een groot gedeelte van de rampen toefchrijven die Imbize te Gent heeft verwekt. Doch alle die woelingen van Imbize en Datheen, waren niet beftand Gin te beletten, dat Prins Willem op nieuw verzogt wierdt te Gent te komen, alwaar hij ook den 18 augustus 1579 aankwam. Bij zijne komst verftelde hij terftond de Wet, en ontfloeg Imbize, die kort hierna, gevolgd van Datheen naar Didtsland week, daar hij zig, aan 't Hof van den Hertoge Kazimir, enen geruimen tijd, onthieldt; deze was hem •al lang te voren zeer genegen, en hadt hem tot zijnen Raadsman aangefteld, ock ontving hij hem nu buitengemeen gunftig en verkoor hem tot zijnen Kapellaan en Hof-Minister. Datheen door Keulen reizende, fchreef den 26 augustus 1579 aan den Prins van Oranje, „ dat hij niettegenftaande al „. des Prinfen befchuldigingen, zig zeiven buiten fchuld hieldt „ voor God en voor alle menfen van opregten oirdele &c. Ik „ ben (zeide hij), geieed, om mij op alles te verantwoor„ den, doch voor een Regter 't zij wereldlijk 't zij geestelijk, „ naar uwe Doorluchtigheids gelieven die wettig en niet ver„ dagt zij: ook met verzekering, gelijk de reden eist, dat „ men niet zal beginnen met de uitvoering van vonnis, zon„ der kennis van zaken, gelijk men voor dezen wou doen." Hier uit kan men enigzins afleiden, wat 'er tegens Datheen gaande was geweest; en dat hij den Prins van Oranje niet te goed hieldt, om hem, bij wege'van geweld, van kant te  XJAVÏD JORIS1.' «r jen; dese trouwde met ene dogtsr van den beroemden Mi- P a CHIEfe  J28 DELFT. (PIETER tan) DELMONT. (DEODATUS) chiel Janszen Miereveld, en heeft de mseste Pourtraitten van zijn fchoon vader in 't koper gebragt, zijnde hij een zeer konftig Flaatfnijder, die insgelijks te Delfe op den n april 1638 in den ouderdom van 58 jaren is overleden, -nalatende een' zoon, even a!s zijn grootvader Jakob Willemszem Delft genaamd, die op. den 24 janüarij 1610 in zijn vaderftad het eerfte licht aanfchouwde. Deze werdt mede een konftig Pourtraitfchilder; en vervaardigde onder andere Hukken voor den Krijgsraad te Delft de Opper- en Onderofficiers van een rot Schutters, 't welk in den Doelen geplaatst werdt. Hij was Veertigraad en Havenmeester te Delft, en ftierf aldaar op den 12 junij 1661, hebbende Hegts den ouderdom van 42 jaren bereikt. Hij is gehuwt geweest aan Anna van Hogeneouck, welke ter zijner gedagtenis door den beroemden Beeldhouwer Pieter Rychs, een fraij Grafteken heeft doen vervaardigen, beftaande in een cierlijk uitgehouwen fleenwerk geplaatst boven zijn jongfte legerftede op 't koor van de Oudekerk. ——. p. vam Bleyswyck, Befchr. van Delft, bl. 845- 856. K. v. Mande», Leven der Schilders, II. D. bl. 109. (*) DELFT (PIETER van), Konstfchilder, insgelijks te Delft geboren, hadt Anthony Montfoort, tot leermeester, en zoude hem zeer waarfcbijnelijk, in bekwaamheid overtroffen hebben, ware het niet geweest, dat deze veel belovende jongeling in de lente zijner leeftijd door den fikkei des doods was afgemaaid. Sandrart, ^cutfdje flfao. ocrSSatt-/ SStfW mt& 9)ï#e»-£»ttfl. Sïutnu. 1672. 2#. I. f. 207. Sunflfcï i&m. f. 196. DELMONT (DEODATUS), Konstfchilder, was behalven dat ervaren in de Meetkonst, Sterrekunde, en meer andere loffelijke wetenfehappen; hij was niet alleen een geliefd leerling van P. P. Rubbens, maar zelvs zijnen boezemVriend; deze verzelde hem ook in alle zijne reizen door de fteden van Italièn. Zeer vele konstftukken heeft hij gefchilderd, inzonderheid uitmuntende Altaarftukfcen, bovenal een ia  DELOISY. (PIETER) DELRIO. (MART. ANTfï.) »»* tn de Jéfuiten-kèrk tc Antwerpen, verbeeldende een Kruisdraging, 't welk zo heerlijk is gepenfeeld, dat het zijnen roem zo lang dit ftak in wezen is, zijnen naam or.ftervelijfc ~ ,1. zal maken, en met regt deze woorden van den latijnfen I Dichter op hem kunnen toegepast worden: Fruflra Jit per plura quod per pauciara fieri potefl. Hij ftierf den. 25 november ,1625 te Antwerpen, en 'e? ■ *vordt van hem getuigd, dat hij door zijne bedrevenheid in I de Sterrekunde, vele toekomende zaken wist te voorfpellen. | . A. Houbrakew, Schouwb. der Ned. Schilders, I. D. I bl. 96, 97. DELOISY (PIETER), een Plaatfnijder uit Frans-Flaandt) j «11 geboortig, heeft verfcheide ftukken van beroemde Meesters overheerlijk in koper gegraveerd, als onder anderen da dogter van Herodias, houdende het hoofd van Johannes den Dc-oper op eene fchotel om aan hare moeder te brengen, gevolgd naar het uitmuntend fchilderij van P. P. RubbensJ enz. ■ Gandellini , Notizie ijiorkhe deg Plntagliatori, Sis* I na 1771. III. Vol. in Svo. UUgemdri. fttUtflfCt Scjicon. f.-i9fJ.' DELRIO (MARTEN ANTHONY), een' zoon van AA* 1 tony Delrio, Spaans Edelman, die twee fchone Landgoede-' J ren in de nabuurfchap van Antwerpen bezat, en van Leono1 ra LorEz de Villeneuve, wierdt in genoemde ftad geboI ren den 17 meij 1551, deedt zijn eerfte letteroeffenïngen fa I Lier, en reisde vervolgens naar Parijs om die te voltrekken, I alwaar hij onder den beroemden Maldonat, in da wijsbeI geerte ftudeerde. In de Nd-ilanden te rug gekeerd, bcoeffende hij eerst tn I Douai en vervolgens te Leuven de regtsgeleerdheid; hij hervatI te zijne letterkundige oeffeningen op laatstgenoemde HogeI fchool, met zulk een gewensten uitflag, dat hij nog geen twinI tig jaren oud zijnde, reeds aanmerkingen over de TreurfpeJ -len van Seneka in ;t licht gaf, waar in hij meer dan elf hon«' | derd Schrijvers aanhaalt. in 1574 wierdt hij tot Doktor in dï regten te SaJamanH 1 P 3 $M  *3 DELRIO. (MARTEN ANTHONY) bevorderd, en een jaar later tot Raadsheer in den Hogêö Raad aangefteld, waar bij men in 1577 de waardigheid van Auditeur Generaal van de Armée voegde, en in 1578, die van Vice-Kancelier van Braband en Prokureur-Generaal. Hij kweet zig met de nauwgezetfte trouw- en voorzichtig, fceid, van die onderfcheidene ambtsbezigheden; maar de beroerten die de Nederlanden toen ter tijd zo deerlijk teisterden, en die hij wel voorzag dat zo fpoedig geen einde zouden te. men, boezemden hem afkeer voor de wereld in; dus hij befloot na bekomen verlof van den Hertog van Parma, ene reize naar Spanje te doen, daar hij niet zo dra was aangeland of hij ontdeedt zig van alle zijne bedieningen, en begaf zig 29 jaar oud zijnde, te VaUadolid, op den 9 meij 1580, onder het genootfehap der Jefuiten. Zijn pioeftijd verftreken zijnde, ftudeerde hij eerst te Leai>en en vervolgens te Mentz, in de godgeleerdheid; waarna hij in 1589, wierdt gekozen om de wijsbegeerte te Douai te onderwijzen, en vervolgens de zedelerende godgeleerdheid tc Luik. Na een vierjarig verblijf in deze laatfte ftad, ging bij naar Leuven, om'er insgelijks den leerftoel in de godgeleerdheid te beklimmen. In 1600 deedt hij zijne vier geloften aan de Broederfchap, en wierdt kort hier op naar Cratz in het Stiermarifi gezonden, alwaar hij de muts van Boktor in de godgeleerdheid ontving. Na gedurende het tijdvak van drie jaren aldaar lesfen over dc H. Schrift gegeven te hebben, reisde hij naar Salamanka in Spanje, om 'er het zelvde beroep uit te oeffenen. Op nieuw naar de Nederlanden gezonden zijnde, kwam hij te Leuven, 'ongemeen vermoeid van de reize en daarbij gekwelt door graveelfmerten. Zijn kwaal verergerde in een kortfïondigen tijd zodanig, dat die wel dra dodelijk werdt, en hij ftierf drie dagen na zijne aankomst te Leuven, op den 19 Oktober 1608 , in den ouderdom van 57 jaren. Delrio was geleerd en hadt ongemeen veel gelezen; maar hij was flaafs bijgelovig, en aan ongerimde vooroiidelen ge. feluisterd. Zijne veelvuldigs fchriften, welke bij Niceron, Mtm*  DELVAUX. (LOt'WRËNS) m jMein. pour finir & 1'Iïift. des Hommes UI. Tuin* XXIL p. 380-» 384, worden opgeteld, dragen daar van getuigenis, daarbij zijn die ruw en in een onbefchaafden fttjl gefchreven; oofc befchüidigt men hem van ötfbèfchaamde letterdieverij. Zijna Visquiftiones Magicce, of Onderzoek van Toverij', heeft wel 'fl meeste géragt gemaakt; het is voor 't eerst te Leuven ten jare 3599 in ito. gedrukt, en vervolgens te Mehtz en Lijons iit drie Delen in 8vo. herdrukt. Doordien nu veie menfen gre« tig zijn in 't nafporen van ongemene en wondervolle gebeur" tenisfen, maakte dit Bock groten opgang en hadt veel vertier; dan met dit al is het van weinig waarde, doordien beS opgevuld is met gefchiedverhalen en gebeürtenisfen die dert toets van waai beid, gezond oirdeel en ondersoek, niet konnen, doorftaan , en waaraan hij egter volkomen geloof fchijnt gefla<» gen te hebben; daar bij valt hij in verdenking van niet tc? goeder trouwe gehandeld te hebben in het aanhalen van Au-* theurs, doordien hij Jcr een groot getal aanvoert, die ten ene*» malen onbekend zijn. —- F. Sweertiï, Aihen. Belg, f>« 551. Pope Blootst, p. 885. J. Molleri, Homonymoscop. p» 666. J. A. FABRicn, Cent. Plagiariorum, p. 52. Jo. Fabkicii» Hift. Bibl. P. III. p. 340. Foppens , Bibl. Belg. p. 847- Scali-» cer, in Scaligeranis fecundis. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. p« llï$. P. Burmannus, Secundus, in Prafat. ad Claudianum, p« in. C. Saxi, Owm. liter. P. III. p. 470. Baillet, Jugemeni des Sfav. Tom. II. p, 199. DELVAUX (LOUWREKS) , een Nederlands BeeldhötH Wer, die inzonderheid te Londen en te Brusfel heeft gewerkt,»' 'en in laatstgemelde ftad het levensgrote ftandbeeld van Prin* Kakel van Lottharingen, Gouverneur-Generaal der Oosten* rijkfe Nederlanden, overheerlijk uit marmer heeft gebeiteld, waar voor hij ene ruime beloning ontving. Ook is hij de maker van de pragtige predikftoel (taande in dc St. Bavo's-kerk tc Gent, waar van dc beelden en basreliëfs ongemeen fraij uit marmer zijn vervaardigd. Van dit konstltuk vindt men ene .afbeelding in Descaws, Voyage Pittoresque des principale* Villes P 4 **  *3s DEMAKEÏt. DENEYN. DENNER; ie Fkndre £p du Brdband, p. 224. gflg, jfyttfU. itfictti f. 196. DEMAKER (ABEL). Konstfchilder, waar van men een, fchoon Schilderftuk ontmoet op de Regentenkamer van het Pesthuis te Leijden, verbeeldende de toenmalige Beftierdera van dat huis, bezig zijnde met een kleine Jonge te examineren. Dit fttik is in 't jaar 1667 vervaardigd. Uffensach, SÜtaffv. Steurt tuïcy Sïic6cr@aïra/ £ot[ dam, fchilderde daar enige Pourtraitten, en vertrok in oktober weder naar Hamburg. In 1715 deedt hij een togt naar Lenden. In 1717 werdt hij door den Koning van Denemarken to Hufum verzogt, daar hij zijne Majeiteit wel twintigmaal fchilderde; ook verzelde hij hem naar Koppenhagen, alwaar hij in december aanlandde, en daar hij zo vele Pourtraitten der eerfte Hovelingen en Rijksgroten vondt te fchilderen, dat hij, met zijne vrouwe, die hem in 'C voorjaar gevolgt was, wel 10 maanden aldaar vertoefde, alvorens al zijn aangenomen werk; vol-  ' DENNER. (BALTHASAR) »•,* Voltooid was, daar hij een ftijve goudbeurs en ve!s beleeftheden voor genoot. In 1720: begaf hij zig naar Wolfenhuitel, alwaar hij de regerende Hertogin fchilderde; voorts van hier naar Emmer vertrok, daar vele Engelfe Lords en Ladijs de voorwerpen van zijn ongemeen uitvoerig konstpenfeel waren, met niet minder roem en voordeel, als aan andere Hoven van Europa. Het volgende jaar-1721 fiak bij met vrouwen kinderen, op vriendelijke uitnodiging naar Engeland over, met zig nemende het afbeeldzel van een Vrouwenhocfd, dat zo uitvoerig en natuurlijk géfchildert was, dat een ieder die het zag, in verwondering verrukt wierdt over 's Mans onnavolgbaar konstvermogen, en volmondig belijden moest, nimmer iets diergelijks -te hebben gezien. Alvorens hij naar Londen vertrok, hadt hij enigen tijd te Rotterdam doorgebragt, en aldaar gehuisvest bij een Engelfe Koopman Feurly genaamd, daar hij dit Hoofd aan verfcheidene liefhebbers en konftenaars liet zien, onder anderen aan den Puikfchilder van dek Werff, en den zo beroemden Konstkenner Funk; die beide als uit enen mond betuigden, nimmer de weerga van uitvoerigheid gezien te hebben. Dit Konsttafereel maakte in Londen zo veel gertigts, dat "er weinige Edelen en Rijken van beide Sexen waren die dit hoofd niet kwamen zien. Men boodt 'er hem 5:0 guinjes voor, doch hij wees deze rijke aanbieding van de hand. Door middel van dit Schtlderftuk maakte hij zig egter aiomine bekend, en kreeg vele Groten en Aanzienlijken benevens derzelver Gemalinnen te pourtraitteren, waar door zijn beurs niet weinig aangevuld wierdt. Het gemelde Konstftuk zondt hij enigen tijd daarna aan *t Weener Hof, 't welk Keizer Karel den VI, zo grotelijks beviel, dat hij "er den Konftenaar 5875 Eollandfe guldens ▼oor bétaalde, en in den beginne zo vurig op dit konstwon<3er verflingert was, dat hij het fleuteltje van 't kasje, waarin het was overgezonden, in zijn zak droeg, en niet dan in zijn bijzijn liet openen. In 't jaar 1725, deedt hij met zijn vrouw en kinderen een reisje «aai Hamburg, om zijn ouders en goe-.  n$ DENNER. (BALTHASAR) goede vrienden te bezoeken; nauwlijks was hij hier aangeland of hij ontving een bezoek van den Keizerlijken Afgezant, Graav van Starrenberg , die hem op last van den Keizer verzogt om, tot een weerga van het konftig Vrouwenhoofd, een dergelijk Manshoofd te fchilderen; 't welk hij aannam, en kort daarop weder naar Engeland vertrok. Na deze terugreize, voltooide hij het gemelde Manshoofd, 't welk hij aan den Keizerlijken Refident Baron van Palm ter liand ftelde, en 'er ene gelijke fomma van trok, als hij voor het Vrouwenhoofd ontvangen hadt; ook was het mede uitmuntend en tot genoegen van den Keizer gefchilderd. Zig ïiiet aan het verblijf van Londen kunnende gewennen , en in ie waan zijnde dat de damp der fteenkolen, nadelig voor zijne gezondheid was, verliet hij Engeland in 1728, en zette zig weder in zijne gebooiteplaaats ter neer. Onvermoeid in het reizen, deedt hij met zijne vrouwe en oudile dogter een fpeelïeisje naar Amfteldam, vertoefde hier een rond jaar, en keerde van daar te rug naar Hamburg, met voornemen om zijne reizen te ftaken, en aldaar zijnen overigen leeftijd door te brengen. Dan daar niets wisfèlvalliger is dan het voornemen van Rervelingen, wierdt zulks ook volkomen bevestigd, door het volgend zwervende teven van Denner, want ten jare 1734 begaf bij zig met zijn gantfe Huisgezin op nieuw naar Amfteldam daar hij reeds een huis gehuurd hadt, en alwaar hij veele Pourtraitten géfchildert heeft. Hier drie jaren verbeid hebbende verliet hij deze ftad, en vertrok weder naar Hamburg, daar hij op verzoek van zijn ouders bleef, totdat hij kort daar na door den Hertog van Holstein, naderhand Keizer van Rusland, verzogt werdt te Kiel te komen, alwaar hij dien Vorst tweemaal, levensgroot ten voeten uit heeft géfchildert. Alle deze Konstwerken maakten Denner door gants Europa zo vermaard, dat de Keizerin van Rusland hem in 1742 op de voordeligfte voorwaarden aan haar Hof nodigde; doch hoe weinig zwarigheid onze Baltiiasar van een reisje maakte, kwam hem deze zo gewigtig voor, dat hij de Rusftfe Mcnarchin voor alle hare aanbiedingen bedankte. Het volgenda jaar  DENNER. (BALTHASAR) üjy |aar verfchafte hem weder nieuwe konstbezigheden, vermits Je opvolger van den Zweed/en troon zig toen te Hamburg bevondt, en zig aan 'f huis van onzen Konftcnaar, kort voor zijn vertrek, op verfchillende wijzen levensgroot liet afmalen, en tot tijdkorting geftreeld wierdt met een aangenaam concert van Hemmen en fpeeltuigen; daar Denner. zo wel als zijne kinderen wonder wel in bedreven was. In 1744 kwam de Keurvorst van Keuten te Hamburg, en deedt hem een bezoek om zijn Konstwerken te zien; die hem zo voldoende behaagden, dat hij zig door hem op verfcheidene manieren zo levensgroot als in 't klein, liet afmalen, van zijn konstpenfeel ten .hoogden voldaan was, en het zelve rijkelijk beloonde. Ten jare 1747 fchilderde hij den Hertog van Ploen, mede aan zijn huis te Hamburg, onder het gehoor van een lieffelijk concert; vervolgens vertrok hij nog dat zelvde jaar naar Bruris* wijk, alwaar hij de regerende Hertoginne van Woi.fenbuttel, benevens verfcheidene Hovelingen en andere aanzienlijke Perfonaadjen fchilderde; en zo groot genoegen door zijn konst aan den regerenden Hertog en zijn gantfe hofgezin gaf, dat hij het voornemen koesterde, in 't kort naar Hamburg te keren, zijn huishouding aldaar op te breken, en, op het ernftig en nadrukkelijk verzoek van dien Vorst en zijne Groten, zig met 'er woon te Brunsyvijk neder te zetten. Hij vertrok dan met di: inzigt naar Hamburg, en terwijl hij zig gereed maakte ora van woonplaats te verwisfelen, overrompelde hem den dood op deiï 14 april 1749, in het 64de jaar zijnes levens, een aanzienlijk vermogen aan zijne kinderen nalatende. Hadt onze Kandenaa- zo bekwaam in 't tekenen en fchilderen zijner klederen geweest, als hij in 't volgen der wezens was, hij zou zo veel tegenfpreken van zijne Konstgenoten niet ontmoet hebben, die hem ten dezen aanziene te boven gingen, en op ene wijze van hem fpraken, even of a! wat hij deedt, niet waardig was te noemen; zonder dat deze jaloerfe bedillers immer een der uitvoeringe Tronien gezien had. èsn zo heerlijk door zijn penfeel gefchilderd. Want wat een Hoofd  *33 DENNETTER. (NIKLAAS) DENT. (MAXIMIL. W) JHoofd betrof, konde bij zulks op allerlei wijzen behandelenJ getuige hier van zijn eigen pourtrait en dat van zijne huis» vrouw, 't welk hij in den ftijl van Remdrakt heeft géfchildert, zo dat als men het wat uit de hand ziet, men het zal houden als door die Meester géfchildert. Dan, men kan niet ontkennen , dat hij fober was in 't tekenen der plooijen en 't fchikken der klederen, om die rede liet bij die veel door anderen fchilderen , en in den avondlïond zijnes levens, door zijne dogter, die geen onverdienftige Schilderes was, inzonderheid in miniatuur Pourtraitten. J. van Gool, Nieuwe Schouwb. II. D. bl. 62, enz. Hagedorn, SSettadjtungcn utcr Sic WtabUm. liin- 17*2- 8W>. II. 2$cil/ f. 274- %U&tm> $mfil(t Stjficoit. f. 197. DENNETTER (NIKLAAS), is een der Verbonden Edelen geweest, en zo de Heer te Water gist, uit het geflagt Denhetieres , voortgefproten uit dat van Asjeville, 't welk lot het hoogde aanzien opgeklommen is. Lodewyk Dennetieres, zijn ftamgenoot, was in dienst van den Prins van Chimay, viel in handen van Parma; en liet, toen, zijne vrijheidlievende gedagten varen. Christ. , Jur. Her. Part. I. p. 269. Strada, de Bel. Belg. p. 319, 320. Jaarb. der ftad Brugge, II. D. bl. 349. 365. J. W. te Water, Hift. •san 't Verband der Ed. II. D. bl. 532. HL D. bl. 509. DENT (MAXIMILIAAN le), geboren te St.Wijnoxbergen in Flaanderen, ten jare 1619, begaf'zig vroegtijdig in het geriootfehap der Jefuiten, en heeft den naam gehadt, van een kundig Theologant te zijn; lange jaren is hij te Leuven Beilierder en Rektor van het Jefuiten-kollegie geweest, en naderhand Biegtvader van den Grave de Monterey, Gouverneur-Generaal der Oestenrijkfe Nederlanden te Brusfel. Hij ftierf den 33 maart 1688, in het 69de jaar zijner leeftijd. Onder meer anderen, heeft men van hem in druk: De Attritiane ex metu Gehenna-, ejusque cum Sacramento Pcenitentue fufjïciertia. Mechl. 1667. in 4t«. ——— J. F. Foitens, Bibl. Belg. p. S8r. DE.  DENYS. (ANDRIES) (JAK.) DEODATUS. (JOH.) 23$ ' DENYS (ANDRIES), te Africht geboren in 't jaar 1590, begaf zig ten jare 1608 in de orden der Jefuiten, en ftierf 80 jaren oud zijnde, den 30 julij 1670. Daar is van hem in 'c licht: 1. Poèfis Sacra, jive üiecehrce divini -Amoris, ex Chnjii patientis jlationibus. Atreb. 1689. in 4S0. 2. Sapientüe Mitfieum, Camine elegiaco. Rhed. i6;o. J. F. ForpFKs, Bibl. Belg. p. si. JÖchek, Qjelctft. Itfxm, III. %f, f. 83. DENYS (JAKOB) , Konstfchilder , in het jaar 1645 te Antwerpen geboren, heeft de konst geleerd bij Erasmus Quei.Linus. Hij reisde gants Italièn door, en heeft inzonderheid aan de Hoven van Mantua en Florence gewerkt; zijnde egter in zijn vaderland geftorven. Demys fchilderde Pourtraitten en Historieftukken. De meeste zijner werken ontmoet men in Italiè'n, zeer zeldzaam ziet men een fchilderftuk van hein in de Nederlanden. Zijne tekening is ongemeen fijn en nauwkeurig; zijn kiemen fchoon en wonderlijk bevallig in een fmeltende; en zijnen ftijl komt meer met de Italiaanfe dan Nederlandfe fchool overeen. Déscamps, Vies des Peirp tres £fc Tom. HL p. 210. %\[a., ittmfd. Scricon. f. 197. DENYS (WILLEM), Geestelijke van de orden der Eremieten, is opvo'gelijk geweest Prior van de kloosters zijner orden te Brugge, Enguien, Hèntals en Antwerpen; in welke laatfte ftad hij ftierf den 25 feptember 1653. Daar is van zijn maakzel in druk: Epicedium Ferdinandi II. Imp. Ipr. 1C31. . J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 397. DEODATUS (JOHANNES), is geweest Predikant te Geneve, en wegens dat gemenebest Afgezondene op het Sijnode Nationaal in den jare 1618 en 1^19 te Dordrecht gehouden. Hij was zeer ingenomen tegens de Remonftranten, en behandelde die met veel verfmading. Was een der genen die de Kanons hebben gefield. Hij fchrijft aan den Franfen Afgezant Maueier, dat zo lang het hoofd der Arminianen, hier mede bedoelde hij Oldènbarnêvelt , in 't leven zou zijn, de Kerkt'geen, rust Zoude hellen; ja hij was önbefchaamd ge- , noeg,  24* DESAGULIERS. (JAN THEOPHILUS) noeg, om aan een volle tafel te durven zeggen: dat om de 23» ken van Religie eens wel vast te ftellen, men tot extremiteiten moest komen. G. Brandt, Hifi. der Reform, III. D. bl, 15, 85- 134- 544- 614. DESAGULIERS (JAN THEOPHILUS), een beroemd Natuurkundige, is geboren te Rochelle in het jaar 1683. Hij was de enigfte zoon van een Gereformèerd Predikant dier piaatze, die na de intrekking van het Nantifche Edikt, naar Engeland overftak. Na dat de jonge Desagultehs te Oxfort onder de verftandigfte Meesters zig in verfcheidene takken van wetenfcha'ppen geoeffend hadt, toog hij naar Londen, om zig in de proefondervindelijke Natuurkunde te bekwamen, daar hij zulke aanzienlijke vorderingen in maakte, dat ,zulks hem toegang tot de Koninglijke Akademie der Weten, fchappeu verleende, en dit Iighaam van Geleerden hem als den eerfren Natuurkundigen van zijnen tijd gants Europa aankondigde. Hij wierdt naar Holland gelokt ten einde aldaar orderwijs in de Natuurkunde te geven, en begaf zig eerst naar Rotterdam, toen naar Amfteldam, en vervolgens naar den Haag, alwaar hij ten jare 1730 met den grootflen roem leraarde. De KoningKjke Maatfchappij knorrig van zulk een groot Man verloren te hebben, wist hem te bewegen om naar Engeland te rug te keren, ten einde aldaar zijne proefnemingen te hervatten, en zij leide hem een jaargeld van 30 ponden toe. Bij de ongemene behendigheid zijner handen voegde Desaouliers een fnedig vernuft, en een doordringenden geest van uitvinding, ja alle dag kwamen 'er nieuwe Werktuigen door hemgewrogt, te voorfchijn. Op dat nu een ieder gebruik van zijn groot licht zou kunnen maken, fchikte hij zijne lesfen in orde, en maakte die door den druk ge. meen; eerst in het Engels, die vervolgens in het Frans vertaald wierden, als mede in het Nederduits, onder den tijtel van.- «V.tïuti'hunöe uit cnöerbi'tiui'iiseii opgemaakt / III «Men in opot 4'to. met een menigte j^laten en belangrijnc 3©aarnts ttiitigen. Haarlem 1752. Ook ziet 'er nog een fóo^t b'eg«p  I DIRK de VI™ GRAAF vjojHOILANB SMEEKT OT.BBISSCEOÏ van UTRECHT om YEK6IFEENIS .   D1EST. (KORNELIS van) DIEU. (ANTHONY m) *5* ïilleei]' tot zijn nooddruft 2000 ponden 's jaars behield. Ten einde nu zijne vervallene zaken enigzins te herftellen, fpande de Utrechtje Kerkvoogd te zamen met den Graav van Gelder in het beoorlogen van de Friejen, en deze kregen de volkomen nederlaag en wierden verflagen bij het Slot van Pollenhove. Jan van Biest iligtte een kapittel van 12 Kanunnikken te Amersfoort, en na een agttienjarig bewind, met geringen lof gevoerd te hebben, overleedthij den 1 junij 1340. Beka £p Heda, Hift. Uit. cum not. Buchelii, in Hedam. p. 139. DIEST (KORNELIS van) , Gereformeerd Predikant, is de eerfte geweest die na de beeldftorming ten jare 1566, op den 25 augustus, in 's Hertogenboscli in de St. 'Jans-kerk predikte zeer fchamper tegens de Misfe uitvoer, en die bij een aapenbf guicHelfpel vergeleek; waarna hij voor denpredikftoel, twee of drie kinderen doopte. Eenigen tijd hierna, predikten verfcheidene andere Hervormde Predikanten', tweemaal ter week in de St. Jakobs- en St. Peters Kerken enz. De Landvoogdes wierdt hier over zo knorrig; dat zij een fcherp plakaat naar *j Hertogenbosch zondt, 't welk op den 2 feptember van de puije voor het ftadshuis wierdt afgekondigd, en behelsde: „ dat alle de de Kerkrovers met de koorde zouden geftraft „ worden, dat'er de dood na volgde. Allen die wilden konden ,, hen ongeftraft doden; en zij zouden vrij van den zoen zijn. „ Strafte de Regeering hen niet, en was de burgerij haar hier niet in behulpzaam, de ftad zoude alle haare voorreg- „ ten en vrijheden verliezen." . G. Brandt, Hifi. der Reform. I. B. bl. 314. 352. J. H. vanHeurn, Hifi. van 's Hertogenb. II. B. bl. 22. 25. DIEU (ANTHONY de), Hiftorie- en PourfrattfehilderJ uit BurgmdiSn geboortig, hadt den beroemden Karel le Brui* tot zijnen voornaamften Leermeester, en hij werkte in 171a te Parijs; ook heeft hij gereisd,.zig enigen tijd te Amfteldam opgehouden en aldaar enige Pourtraitten gefchilderd. Men pleeg veele van zijne konstftukken in het voormalig paleis der jnenageiie te Verfaillit te ontmoeten. Eene grote Kruisfiging ■ VUL Deel.' R var  ÏS$ DIEU. (DANIËL de) van den Zaligmaker, door hem overkonftig gefchilderd, gaat in pi-ent uit, die weinig minder wordt gehouden, dan die van le Brui* door Picault gegraveert. De Plaatfnijders J. Audran , Tardieü , Simoneau Lombard , "en enige andere voorname Meesters, hebben veelal zijne fcbilderftukken tot modellen genomen. SSibtiotbecf dcï febonen 25Biffcnfdjaf* «en unb fteyert £wifïc. £eii>|. 1757- i« 8w. X. 2$. f. 320. DIEU (DANIËL de), te Brusfel geboren, was de zoon van Lodewyk de Dieu, die door Keizer Karel den V. tot den adelftand wierdt verheven, en Kamerheer van dien Vorst was; hem ook overal verzelde, zelvs op zijne ongelukkige togten in Afrika, en bij hem toefde tot dat deze den onberadene ftap beging van zijne magt in handen van zijn ontaarten zoon Filips te ftellen; wanneer de Dieu op aandrang van Karel zelv', die ongemeen veel van hem hield, het Hof verliet , doordien deze hem betuigde, niet langer in ftaat te zijn , om hem tegens de vervolgingen der Inquifitie en Jefuiten te befchermen. Hij was ijverig aan de leer der Gereformeerden verkleefd, en op ene toevallige wijze door Calvyn daar toe overgehaald. Deez' Kerkhervormer namelijk, naar Engeland overftekende, bevondt zig de Dieu benevens enige andere losbandige Jongelingen in het eigenfte vaartuig, een groot gedeelte van den tijd doorbrengende met kaartfpelen en vloeken. Cal\yn beftrafte hen hierover, doch zij leenden geen ooren aan zijne vermaningen , integendeel voeren zij niet alleen voort, maar bejegenden hem zelvs fmadelijk,' uitgezonderd alleen de Dieu; 't welk door Calvyn opgemerkt zijnde, en hem eens alleen vindende, tot hem zeide: ,', Ik befpeur, edel „ Jongeling, iets goeds in u; gij fchijnt 'er mij te braaf toe, „ om langer met zulke godlofen te verkeren." Dr. Dieu, in wien een goede inborst ftak, bewandelde voortaan het pad der deugd, en verwierf de achting en liefde van dien groten Man. Ook was hij zedert dien tijd zodanig aan Calvyn verkleeft, dat hij aan zijne ouderen fchreef: „ van hem en zijs, ne leer nimmer te zullen verlaten, al moest hij 'er aller- „ leijs-  DIEU. (LODEWYK dê) 253» H leije vervolgingen om ondergaan." En hier van ook, dat hij de Hervormde leer zo trouw aankleefde, en toe zulk een groot voorwerp van den haat der Pausgezinden verftrekte; doch hij ontkwam door zijn voorzigtig gedrag de ftrikken die zij hem fpanden, en ftierf zeer waarfchijnlijk te BrusfeL Daniël zijn zoon, het eigenlijk onderwerp van dit artijkel, wierdt door een Jefuit gewaarichotnvd, dat enigen van diens medebroederen voornemens waren het lijk van zijn vader uit het graf te delven en aan de galg te hangen; doch hij voorkwam hen, groef het op, en verborg het voor een tijd. Dan, om tot onze Daniël te rug te keren: hij is 22 jaren Gereformeerd Predikant te Brusfel geweest, als wanneer hij, om de hitte der vervolgingen , die ftad genoodzaakt was te verlaten, na dat die door Parma ten jare 1585 was veroverd; en hij wierdt voorts daar aan tot Predikant te Vlisjingen aangefteld, zodanig blijkt uit de Konfiftorie aften aldaar van den 14 november 1585. Daniël is tweemalen gehuwd geweest; zijn eerfte vrouw was Elizabeth Mochaards, waarbij hij een'zoon verwekte, David genaamd, die in zijne plaats tot Predikant te Vlisfingen ■wierdt aangefteld, en de tweede Sara CoLonius, ene zuster van Daniël Colonius , Predikant en Regent van het Walfe Kollegie te Leijden. Bij deze vrouw teelde hij mede een zoon, Lodewyk, waar van hier beneden nader. Hij overleed te Vlisfingen, in i(5oo, en wierdt aldaar in de grote kerk begraven. p. Bayle, Diclion. Tom. II. p. 28ö' Not. yA.) Melo. Leidekker, Voorrede aan het hoofd geplaatst van de Aphe* rismi Theol. van L. de Dieu, in Svo. te Utrecht 1693. P. de la Rue, Gelett. Zeeland, bl. 120. G. Vrolykiiert, Vlisfingft} Kerkhemel, bl. 35—41. DIEU (LODEWYK de), zoon van Daniël en van Sar* Colonius, is geboren den 7 april 1590 te Vlisfmgen. Hij vof* voerde merendeels zijne letteroefFeningen onder de beftiering van zijnen oom Daniël Colonius, die Regent van het Walfe Kollegie te Leijden was. Na zijne ftudien voleindigd te heb» R Z . be^  260 DIEU.' (LODEWYK de) \ ben, en Proponent geworden zijnde, hadt hij opvolger van Uitenbogaard kunnen worden, die Predikant aan het Stadhouderlijke Hof was geweest; maar zijn aangeboren weerzin, tegens al wat naar grootsheid zweemde, en vleijerij vorderde» verhinderde hem, om ten dezen aanziene de verlangens van. Prins Maurits in te willigen, en hij bedankte 'er hartelijk voor. De Hoogleraar Leydecker vertelt, over deze gebeurtenis , omftandigheden, welke verdienen gelezen te worden; onder anderen meldt hij, dat Prins Maurits , in Zeeland zijnde, Lodewyk de Dieu, die toen ter tijd nog flegts Proponent was, met het uiterfte genoegen hoorde prediken, en hem, enigen tijd daar na , hec beroep aan *t Hof liet aanbieden. De Jongeling verontfchuldigde zig op ene zedige wijze, en betuigde, dat hij zijn geweten in de uitoeffening van zijn predikambt onbefchroomd wilde voldoen, en vrijelijk berispen 't gene hij beftraffenswaardig oirdeelde, ene vrijheid welke men ongaarne aan een Hof wilde dulden; behalven dat was hij van gedagten, dat de post die men hem aanbood, beter voegde aan een Man van jaren en ervarenheid, dan aan een Proponent, Prins Maurits, wel verre van deze weigering in een onvoordelig licht te befchouwen, prees des Jongelings zedige voorzigtigheid. In 1613 wierdt de Dieu Predikant in de Walfe gemeente ta Middelburg; in welke post hij verbeidde tot in het jaar 1617, dat hij het beroep als nederduits Predikant te Vlisfingen aannam, daar hij flegts twee jaren het Kuangelie verkondigde, en aan welke piaats hij ook wel in 't frans en engels prediktc. : Ten jare 1619, wierdt hij tot Predikant in de nederduitfe gemeente en' tot Regent in het Walfe Kollegie te Leijden baroepen , waar van zijn oom Colonius medebeftierder was, en .hij kweet zig van die beide bedieningen met den zorgvuldigftett ijver en vlijt tot aan zijn dood toe, welke voorviel den 22 december 1642, na den ouderdom van ruim 52 jaren bereikt te hebben. Zijne Lijkoratie gefchiedde door den Hoogleraar PoLYaiider; ook wierdt zijne-nagedagtenis, door eene .nederduitfe - - ■ .- - \ Leer-  DIEU. (LODEWYK de) igz Leerreden' gevierd door A. Heydanus ; en Profesfor M. Z. f. Boxhorn vervaardigde dit zinrijk graffchrift ter zijner eere; Oriens, Viator, Occidentis hic jacet. Fallor, Sepulchrum hoe occidens orientis ejl. Zijn Af beeldzei fraaij in 't koper gefneden gaat in prent uit, en is onder aan verüerd met dit bijfchrift van gemelden Hoog* leraar Boxhorn. Ora vides, fed qua nunc mixta Jilentibus, erbis Non imo nuper credidit ore loqui; Ora viri, rerum quem va/ia fcientia, quemque Ipfa fuos pietas jusferat esfe lares. Tam bene qui docuit vixitque, fata peregit, Hoe vitii, quod non confpiciendus, habet. Divinte fuerit cum proxima mentis imago, Nulla tibi tantum reddit imago virum. NDe Dieu bedankte voor het hem aangebodene ambt van Hoogleraar in de Godgeleerdheid aan het nieuw opgerigte Aka. demie te Utrecht; doch indien zijn leeftijd was verlengd geworden , hadt hij die zelvde post te Leijden bekomen. Hij is gehuwd geweest aan Katryna, dogter van Hendrik Bogaart , Schepen en Raad van Vlisfingen, bij wie hij elf kinderen verwekte , waar van hem flegts vier overleefden. Een der zo-' jien heeft eerst te Leijden en naderhand te Amfteldam de Ge-neeskunde uitgeoeffend; en van hem ftammen af de meesten van ziin geflagt, die.naderhand in genoemde koopftad de eerfte eer- en regeringsposten hebben bekleed. Een tweede zoon is Predikant te Woubrugge geweest. Men getuigd van hem, dat hij zonderling bedreven was in de Oosterfe talen, en zo naarftig, dat hij door het aanhoudend zittend leven en vlijtig ftuderen, niet zeldzaam zig onpasfelijkheden op den hals heeft gehaald. Ook fpieken Konst. l'Empereur , Jakob Crucius, Baillet en R. Simon met groten lof van hem; en hoe zeer hij geacht wierdt bij den uitmuntenden JAK03 Usseiuus, Aartsbisfchop van Armach, blijkt  SfjS DIEU. (LODEWYK de) uit de opdragt van zijne Animadverfiones in ASa Apoftöloruml dien kundigen Primaat van Ierland, ten blijke van edelmoedige erkentenis voor genotene weldaden, toegewijd. Nu nog iets over zijne in 't licht gegevene werken. In 1631 gaf hij uit Animadverfiones Jive Comment. in IV Evangelist, in quo collatis, Syri imprimis', Arabis, Evangelii Hebreet, VuU gati, Des. Erasmi, &? Bez^e verfionibus, dijficilia loca illuflrantur, varia letliones conferuntur. Acces fit Appendix in Matthceum. Lugd. Bat. in $to. In dit werk draait de zorg door, die hij te werk Helde om de Latijnfe overzettingen van het Sijrife Nieuwe Testament, door Tremellius en Gm le Fevrk de la Bodemerie, benevens de Hebreeuwfe van het Eüangelium van Mattheus, door Munster en Mercerus vervaardigd, op het nauwkeurigfte te onderzoeken. Voorts wekte dit in hem den fmaak om de vertaling, bekend onderden naam van Vulgata, die van Erasmus, van Theod. Beza, voorts de Sijrife, de Arabife en de Ethiopife na te gaan. Hij vergeleek die, de eene met de andere , en toetfte die alle aan den Griekfen text. Ook maakte hij geen zwarigheid om Beza te berispen in zaken die hem voorkwamen zulks te verdienen, en hij prees met veel regtvaardigheid den Schrijver van de Vuig ia. Magnus virfuit Beza, (zegt hij in Prcefat.,) eximite eruditionis, acerrimi judicii; quique fuis in Aovum Tefiamentum x laborihus nunquam laudatam fatis operam Ecclejiis navavit, atermunque & fupra invidiam nomen comparavit. Veruit fi Vulgatum quoqtie Interpretem, quisquis is tandem fuerit, doQum imo dettisfimum virum fuisje asferam, non me peccasfe judicavero. Suas habeS fateor, ncevos, habet £f J'tos barbarismos. Scd quin pasfim ejus jidem judiciumque admirer, etiam ubi barbarus videtur , negara non posjum. Verders heeft men van hem : 1. Compendium Grammatica^ Hehaica, £f Diüionariolum prcecipuarum Radicum. Lugd. Bat. I626. 4to. 2. Apocalypfis S. Johannis, Syriace ex Ms. Bibiiothecce Jos. Scaligeri edita , charaüere Syro & Hebrao, cum Verfiane Latina, Grceco textu, notis, opera £? fiudio L. de DiEu. Ib. 1627. Aio. Deze overzetting, waar van de  DIEU. (LODEWYK de) a excrcticn. P~* V n. »- ?, Konigii, Bib!. Vet.  DIGMAN. (N.) DILLEN. (JOHANNES) 2<# Vet. £? Nov. Voce. P. Blotjnt, Cenfura etc. p. 973-075. CriïNii, Animadv. Philolog. Part. VIL p. 223, 224, Krantzius ad Conringium, Saic. XVII. p. 191. Foppens, Bibl. Belg. p. 830, 831. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. Vol. II. p. 12c:. Witte, Diar. Biogr. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 329, 330. P. Bayi.e, Ditï. Tom. II. p. 289.- Ntceron, Mem. des Hommes ill. Tom. XV. p. 88-95. Paquot, Mem. litter. Tom. I. p. 103-iii. P. de la Rue, Gelett. Zeeland, bl. 120-122. G. Vrolykhert , Vlisfingf. Kerkhemel, bl. 81-91. Jücher, t&tUfattn Itfisen. Ö. gij. f. 123. DIGMAN (N.), Glasfchilder, was een kondig Meester: men ontmoet in de Oude Kerk te Amfteldam, .drie Glasramen op't heerlijkde door hem gewrogt ten jare 1555; doch veel door den tijd geleden hebbende , zijn die voor omtrent 50 jaren, in Braband weder herdeld. Slddjndjtcn S>cm Stuift* kat. II 2f> f- 43- lUlsent. f.unjll. ïertcert. f. 201. Wagen., Befchrijv. van Amft. VII. St. bl. 321. DILLEN (JOHANNES), een Brabander van geboorte, fs enige jaren agtereen Rektor der Latijnfe fcholen in 's Hertogenbosch geweest; vervolgens wierdt hij in 1589 aangefteld tot Regent te Leuven van het Kollegie, de Valk genaamd; eindelijk is hij bevorderd tot Kanunnik van St. Pieter tc Rijs/el. Hij heeft gefchreven en in druk uitgegeven: Grammatica Lin. gua; Latino:. Sylvced. in 4to. —— J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 629. DILLEN (JOHANNES), van Maflrlcht geboortig, Regtsgeleerde, is geweest Burgemeester en Raadsheer in zijn vaderdad. Hij was geen onbevallig Schrijver, zo we' in dicht als profa, en heeft in 't licht gegeven: Panegyricum Serenisf, Isab. Clar.se EuGENiffi verfu elegiaco, cum Notis et Exegefi rerum memorabilium ab Alberto Pio Auftriaco geflarum. Acced. Disfertationes Hiftoricae de Origine Francorum et Stemmate Habs- lurgo Auftriaco ab his dedutto etc. Lovan. 1623. 40. * J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 629. R 5 DL  &66 DINOTHUS. DINTER. DIRK. DINOTHUS (RICHARD), welk een landsman dit zij is mij niet gebleken, maar wel dat hij, heeft gefchreven een gefchiedverhaal: de Belle- chili Belgico, quod ab anno 1555, ad annnm 1586, vario eventu geflum efi , gedrukt te Bazel 1586. In dit werkje treft men niet veel bijzonders aan, en vooral niet met betrekking tot het verbond, de fmeekfchriften en lotgevallen der Nederlandfe Edelen. . J. W. te Water, Hifi. van 't Verbond etc. IV. D. bl. 3C4., DINTER of DYNTER (EMOND van), geboren te Dinxperk in Maaslaid, 't welk een gedeelte der Meij'erije van'sHer* togenbosch uitmaakt, is opvolgeüjk Geheimfchrijver geweest van Anthony I, van Jan IV, van Filips I, en van Filips den goeden. Vervolgens een wanfmaak in het hooffe leven krijgende, omhelsde hij den geestelijken Rand, en wierd door den laatstgenoemden Vorst met een Kanunnikaat in de St. Pkters-kerk te Leuven, befchonken. Vervolgens ging hij huisvesten bij de Reguliere Kanunnikken van Corfendonck nabij Turnhout; en in den avondftond van zijn leven keerde hij naar Brusfel terug, alwaar hij in het Hertoglijk flot ftierf, den 17 februarij 1448. Op bevel van Filips den II. heeft hij een Kronijk der Hertogen van Lottiringen en van Braband gefchreven, waar van vele affchriften zijn, doch het origineele te Corfendonck bewaard wordt. Ook is bij de Schrijver van de Genealogia Ducum Burgundia, Brabantice , Fiandriee & Hollandiar. Francof. 1520. in Svo. Dit weinig betekenende en onnauwkeurige Ruk is mede geplaatst in de Rer. Germanicar. Scriptores van Freherus, Tom. III. p. 191-193; en in die van Struvius, Tom. III, p. 230-232. Fr. Sweertii, Monum. Sepukhr. p. 291. Foppens, Bibl. Belg. p.261. Saxi, Onom liter. P. VII. p. 329. Paquot, Mem. litter. Tom. I. p. 305-311. Jöcher, Q5c!cl)mrt Sericott. H. SEï». f. 131. DIRK, is de naam die zeven 'onderfcheidene Graven van Holland hebben gedragen. Het beftek, waar toe wij ons nader bepaild hebben, om namelijk dit Werk met 16 Delen te befluiten, laat niet toe, dat wij een omftandige levensfchets ■ van  DIRK. stf7 Van ieder derzelver geven; ook kunnen de genen, die hier omtrent onderrigt verlangen, genoegzame voldoening vinden, in de onderfcheidene levensbefchrijvingen der Graven van Holland, welke in verfcheiderleije talen het licht zien, wij zullen 'er dus maar ter loops van gewagen, en zulks nog enkel om van een fraai] plaatje gebruik te kunnen maken, door den Konstenaar Vinkeles gefneden, en tot een uitftekend blijk' vertrekkende, van den hoogmoed en heerszugt, die de Utrechtfe Bisfchoppen voormaals bezielden, en het, gezag, dat zij door middel hunner Geestelijke wapenen, den Ban blixem namelijk, wisten te handhaven; het beeldt af: Dirk de VI. Graav van Holland barrevoets en op zijne ontblote knieën liggende, (Ln Bisfchop van Utrecht om vergiffenis fmeckende. Dirk de I. van dien naam, volgende zijn vader Gerolf in het Graavfchap van Holland op, wierdt in zijne jeugd naar Frankrijk gezonden, ondertekende een verbond tusfen Keizer Hendrik en Koning Karel, bekwam het bewind over de Kerkengoederen van Egmond; wierdt door Koning Karel den eenvoudigen in 't Graavlijk bewind bevestigd, en ftierf volgens het gemeene gevoelen in het jaar 923. Dirk de II. zijn vader in het Graavfchap van Holland opvolgende, overwon deFriefen, ftigtte ene Kerk te Rijnsburgj trok tegens de Hunnen te velde; verfchecn onder de Rijksgraven; mengde zig in den twist betrekkelijk Lotharingen; en ftierf op den 6 meij 989, wordende door zijn zoon Arnoud opgevolgd. Dirk de III. wierdt na dode van Arnoud, Graav in zijns vaders plaatze, waarfchijneüjk onder de voogdije van zijne moeder Lutgard, doordien hij nog maar 12 jaren hadt bereikt. Gedurende zijne minderjarigheid, neigden de Friefeti tot onderwerping, en Dirk floot een verdrag met hun, waarbij hij zig verbond: ,, nimmer wraak te zullen oeffenen over „ 't leed, zijnen vader door de Frlefen aangedaan; dezen be„ loofden daarentegen, den Graav hulde te zullen doen, en „ tienden van hunne jaarlijkfe inkomften te zullen geven. Bij raakte grotelijks in gefchil met de Utrechtfe Kerk, fti; tte in 't jaar  MS DIMT. *t jaar 1015 de ftad Dordreck, en verwekte het ongenoegen der Kooplieden tegens hem door het opleggen van tollen. Hij leverde flag aan Adelbold, Bisfchop van Utrecht, behaalde de zege, en floot vrede met hem: In feptember 1024 woonde hij den Rüksdag bij; waarna hij in 1030 ene pelgrimaadje 'naar het het H. Land deedt, zijnde hij de eerfte der HollandJe Graven geweest die dezen togt heeft ondernomen. Hij ftierf den 27 meij 1039, nalatende bij zijne weduwe Othilbe, twee zoons. Dirk öe IV, de oudfte van die zoons, wierdt Graav in zijn •plaats, en raakte in gefchil met Flaanderen, voorts met den Bisfchop van Utrecht. Hij voerde een geweldigen krijg tegens Keizer Hendrik den III. ïn 1048 op een fteekfpel te Luik zijnde, hadt hij het ongeluk van den broeder desAartsbisfchops 'van Keulen, zo zwaar met ene fpeer te wonden, dat hij 't beftierf; 't welk zo euvel weidt opgenomen, dat de Bisfchoppelijken terftond de Hollanders op 't lijf vielen en 'er verfcheidene van dood floegen; zo dat Graav Dirk zig ter nauwer nood met de vlugt koude bergen. Op den 14 janüarij 1049 werdt hij te Dordrecht door een onbekenden Keulenaar, meteen vergiftigen pijl, zo gevaarlijk in de-dije gekwetst, dat hij 't binnen drie dagen beflierf, en wierdt, daar hij ongehuwd was, door zijnen broeder Floris opgevolgd. Dirk de V, minderjarige zoon van Floris den I., volgde 'zijnen vader op in het beftier, onder 't opzigt van zijne moeder Geertruid. Genoodzaakt naar Flaanderen te wijken; belegerde hij vervolgens, door de Hollanders geholpen, het flot Tjelmonde, dat hij veroverde; 't welk zijne inhuldiging-tot Graav ten gevolge hadt. In 't jaar 1076 huwde hij met Othilde, dogter van Hertog Herman of Frederik van Saxen, waar na hij 't land 15 jaren in vollen vrede bei egt hebbende,, op den 17 junij 1091 is geftorven. ' Dirk de VI, volgde in 1123 zijnen vader Floris den II. als Graav van Holland op, doch alzo hij nog te jong was, om't bewind te aanvaarden, hieldt zijne moeder Fetronella, het zelve gedurende zjne inince.jarigheid in handen: zij was ere Vrouw  ' DIRK. 2(5S I Vrouw van mannelijken moed, en heeft het Graavfchap enige jaren loffelijk beregt. Ten jare 1138 floeg Dirk het beleg voor Utrecht; de ftormgevaarten waren reeds opgeregt, en alles tot den aanval gereed, toen de Bisfchop geenen kans ziende, om zig, door wereldlijke wapenen, te verdedigen, zijne toevlugt tot de geestelijke nam: Hij trok, van zijne Geestelijkheid verzeld, in plegtig gewaad ter poorte uit, houdende een hoek in de hand, uit welk hij den Grave den geestelijken Ban>. wilde voorhouden, zo deze de belegering niet opbrak. De Hollanders, die vast naar den ftorm jookten, ftonden verbaasd, op dit vreemd gezigt. Graav Dirk zelv vreesde den Kerkdijken blikfem, met wjlkeo hij gedreigd werdt, zo zeer, dat hij den aanval (taken deedt. En 't was in dit tijdvak, niet vreemd, mannen die den vijand onvertzaagd afwagten, of zelvs te gemoet treden durfden, op 't enkel dreigen eens Bisfchops met den Ban , te zien bezwijken. Zo ging het Grave Dirk; en de Bisfthop wist zig van zijnen bijgelovigen fchroom zo wel te bedienen, dat hij hem noodzaakte, blootshoofds en barrevoets, op de knieën vergiffenis te verzoeken. Toen eerst gaf hem de Bisfchop, volgens gebruik, den vredekus, en zij verzoenden zig zo volkomen met efkanderen, dat 'er, zo lang zij beide leefden, een vaste vrede tusfen de Hollanders en Utrechtjln ftand greep. Na dat hij vervolgens een togt naar 't II. Land hadt gedaan; de kloosters te Egjnoni en Rijnsburg alleen van den Paus afhangkelijk gemaakt; en aan Utrecht, Herman van Hoorne tot Bisfchop opgedrongen hadt, overleedt hij op den 5 augustus 1157, en liet het Graavüjk bewind na aan zijn zoon Floris, dbn III. van dien naam, onder de Graven van Holland. Dirk de VII, oudlle zoon van Floris den III. en van Apa, volgde ten jare 1190 zijn vader in het Graavlijk bewind op. Een zijner eerfte bemoejjenisfen was, om zig van de leenroerigheid wegens Zeeland beveesterScJielde te ontdaan, 't welk hem egter mislukte. In 1197 bekwam hij het wereldlijk bewind van 't Utrechtfe Bisdom; voorts belegerde hij Utrecht, docii wierdt genoodzaakt het beleg op te breken; egter  570 DIRKSEN. (FILIP) (WILLEM) ter veroverde hij 's Hertogenbosch, maar wierdt bij het d.._ Heusden overvallen en gevangen genomen, en moest 200c mark zilver tot losgeld betalen. Hij floot in 1202 een made lig verdrag met Hendrik den ï, Hertoge van Rraband, en ftierf te Dordrecht den 4 november 1203; alleen ene dogter nalatende Ada genaamd, dompelende zijn ontijdige dood Holland in een poel van verwarringen. DIRK3EN (FILI?), een Nederlands Konstfchilder, was zeer vermoedelijk een kweekeüng uit de beroemde fchool van Rubbens. Hij toog vroegtijdig naar Spanje, alwaar hij zig ter woon vestigde, en in welk rijk men veelvuldige konstftukken van hem aantreft. Onder anderen ziet men in de facristie der Earrevoeter-Karmeliten-Nonnenkerk te Toledo, een overheerlijk Schilderftuk van hem, waar op een knielende H. Jakobus, benevens een Nonne in de zelvde geftalte afgebeeld -zijn, en waar op gefchreven ftaat: Fhilippus Deriksen faciebat en Madrid 1Ö42. Pedro Ant. de la Puente, Sveifcn Sutdj ©gaaien/ Stipj. 1775- 8w. I. 2${tf/ f. 136. gWaemdtt. £unfl(er Scriciin. f. 197. DIRKSEN (WILLEM), Konstfchilder, een Antwerpenaar van geboorte, was door zijne ouders voorbefchikt om een Juwelier te worden, doch zijne neiging volgende, begaf hij zig tot het fchilderen, in welke konst hij tamelijke vorderingen maakte. Hij bepaalde zig enkel tot het vervaardigen van hiftorieftukken; waar onder 'er nog al fraije gevonden worden, fchoon men hem in 't algemeen onder de klasfe der middelmatige Schilders behoord te rangfehikken; want zijne tekeningen hebben niets van dat losfe 't welk een Schilderftuk zo bevaliig op het oog maakt, en de omtrekken van zijne voorwerpen die hij meestal levensgrootte vertoond, zijn fomtijds; fiordig; ook ontmoet men weinige veifcheidentheid in de voortbrengzelen van zijn penibel: met dat al is zijn koloriet • uitmuntend. Hij ftierf in 1697. Pilkikgton, Tim Gentlcmans and Connoi.feurs DiCtionary of Peintres, Loni, 1770. in 4». Siföctn. £"»fïï« SciUctt, f. 197. Dl- \  DIRUTIUS DISHOEK. DlViEUS. zyï DIRUTIUS (REMICIUS), werdt in het dorp Volkerinchè ven, onder het gebied der ftad Kasfel, in Wals-Flaanderen geboren. Na de voleindiging zijner ftudien en tot Doktor in beide de regten bevorderd zijnde, werdt hij Raadsheer in den Hogen raad van Mechelen, vervolgens Requestmeester en Proost der kollegiale kerk te Brugge, en ten laatften bij het fcbeppen der nieuwe Bisdommen tot de waardigheid van Bisfchop van Leeuwarden, de hoofdftad van Friesland benoemd; doch hij heeft nimmer dien bisfchoppelijken zetel beklommen, doordien de Staten van Friesland, zo wel als het gantfe Iighaam der Geestelijkheid aldaar, zig met kragt tegens de aanftelling der nieuwe Bisfcboppen verzetten; doch zij moesten ten laatften zwigten, en ten jare 1570 wierdt Cunerus Petri, als eerfte Bisfchop van Leeuwarden gehuldigd; zie op dat Art. Dirutius heeft egter uit kragt van zijne aanftelling tot Bisfchop, ten jare 1565, het Provintiale Sijnode te Utrecht, als Gedeputeerde wegens Friesland bijgewoond; dan in dit gewest niet kunnende banken, werdt hij na dode -van Petrus Curtius, eerften Bisfchop van Brugge in Flaanderen, in deszeivs plaatze tot die waardigheid verheven. Hij bereikte enen grijzen ouderdom, en ftierf den 1 oktober 1617, enige Gefchriften nalatende. ■ Kerk. Oudheden van Friesland, I. D. bl. 289. DISHOEK (JAKOB van"), een Staal- of Medailje-Stempelfnijder. Onder anderen l/ccü Imccn fc'ior.cn Penning gemeden op den vrede van Nijmegen, ten jare 1678 gcfluten, waar van men de afbeelding vindt bij Eizot, Hijl. Metalilque, Tom. II. p- 309. In Koehlers, ^it|ictifcrx 5ftiir.!5Mutti.JiirtLt/ VIII. Zrjcilf. 645, vindt men van hem bce borstbeeld van dea beriemden Balthas. Bekkee. '■ HU&ca. ivur.jllcc Ecyicvn. 1779. f. 203. DIVjEUS (PIETER), of ■■■ :e v.nDive, dat zijn ware geflagtnaam is, is te Leuven geboren, ca behoort tot de klaslè der beroem ;fte Brabandfs Géfchiedfchrijvers. Hij ftierf te Mechelen, in hef jaar 1581, en heeft gefchreven: 1. De An*  <*n DODONiËUS. (REMBERT) .'Antiquitatihus Gallice Belgicce, Jlatum ejus, qualisj'uitfub Roma* imum Imperii, rceprejentans. Antv. 1566 et 1584. in 8vo. 2. De Antiquitatibus Brabantiee; et Rerum Brabantiarum, Libros XIX, edenie Alb. MirFjetoasifen / mecgc Bhetrochen ttijt öe ^chnftcn ban Carolus Clusius. „ftu mc« iierom ban nicuto^ oberften cnöe berbctert. (372l!nttoerpen iri öe JMantijnfcfic ^meftcrije ban Balth. Moretus, 1644. »• folio. Deze druk, verre weg de beste van allen, en die eno volledige Verzameling bevat van al 't geen onze Schrijver immer over de Kruidkunde gefchreven heeft, is in groote achting, fchoon de Heer Tournefort in de voorrede van zijne Inftitut. rei Herbaria 'er niet veel mede op heeft; want hij zegt ? „ dat Dodonjeus, door hem zeiven, maar een klein getal „ van zonderlinge Planten ontdekt heeft, doordien hij geen „ gelegenheid heeft gehadt om te reizen." Dan dit is volkomen ongegrond; ook wordt het werk door velen geprezen; waar van ik alleen zal bijbrengen, het geen Melch. Guilan»i, een geleerde Botanist in 1589 te Padoua geftorven, 'er van zegt: Denique Thumathe ex Tliimiftitan: Recentiores feré Pomum aureum, et Pomum amoris nuncupant. Hujus Planta iconem primus et ultimiis fpetcandam propofuit Remrertus Dodotweus in Commenfariit de Stirpibus, quos idiomate Germanorum inferionem ediéit.  DOEN. (PIETERSZOON) ï7$ Vit Jtujtts memorie eruditisfimus, et ad Stirpium cognitiontm, non ölluftrandam folum, fed abfohendam, natus, faStus, inftitutus. Me lch. Guilandini, Papyrus, hoe efi, Commentarius in tria\ C. Plinii majoris, de Papyro capita. Venet. apud M. Anton. Ulmum, 1572. in qto. Memb. V. p. 91. 16. Confilia Medica. In de Verzameling van Laurens Scholzius, Med. Doctor te Breslauw en aldaar geftorven in J 599» geplaatst. Deze Verzameling heeft tot tijtel: Confiliorum Medicorum Confcriptorum a Johanne Cratone, et aliis pre* Jlantisfimis Medicis, Liber. Franco/. 1598. folio. It. Hanovie. 26x0. in /olio. 17. Praxis Medica; in eamdem Seeastiani Egberti, Confulis et Medici Amftelcedamenfis, Scholia; cum AuUuario Annotatienum Nicolai Fontani. Amft. 164.0. ïimo. ——. Suffridus Fetri, de Scriptorib. Fri/ice, uit. edit. p. 401-406. Meursii, Athene Batave. p. 124, 125. Alma Acad. Lugd. Bat. p. 142. Hoynck van Papendrecht, Anal. Belg. Vol. I. p. 486. 708. 710. 823. Val. Andreas, Bibl. Belg. p.' 792-, 793- Foppens, Bibl. Belg. p. 1064. Fr. Sweertix, Athene Belgice, p. 655, 656. Conringius, Stee. XVI. cum Tiotis Krantzii, p. 168. Tob. Magiri , Eponymolog. Voce. Jo. Alb. Fabricius, in Bibl. Grec. Vol. XII. p. 578. Freytag, Analeüa litter. p. 292. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. Vol. II. p. 1207. c. Saxi, Onom. liter. Pars III. p. 262., Bullart, Acad. des Sciences £P des Arts, Tom. II. p. 99, 100. JSliCERON, Mem. des Hommes illuftr. Tom. XXXIV, p. 41-47. Paquot, Mem. Utter. Tom. XV. p. i~r4. Beverwyk, Schat der Ongezond!/, bt. 39. 42. Benthem, %cU. ftitcfjOT» Utl» etSnl. ff«at/ II. 2*. f- J?r. DOEN (PIETERSZOON), is een Boekdrukker te Amftel. dam geweest, die ten jare 1523 eene vertaling in 't nederduits drukte van Luthers hoogduits Nieuw Testament; van welke vertaling men zig bediende, in zekere heimelijke vergaderingen van mannen en van vrouwen, die daar te ftede, in dit zelvde jaar 1523 gehouden werden, in wereltlijke S 4 huii*  *8s> DO&S. (van der) lm'jzen. Zij werden, bij eene afkondiging van den 30 november des zelvden jaars, onder bedreiging van ftraffe aan ..lijf en goed, verboden, En uit deze afkondiging blijkt, dat in deze vergaderingen, op eene zekere wijze, gepredikt werdt. .. ,1 , Wag,, Befchr. van Amft. III. St. bl. 4, 5, DOES (van der) , zijnde de eigenlijke geflagtnaam Croi» sii.les, ingevolge Cakpentier, Hift. de Cambray, Vol. II. p. 460. 488. n. 13. een oud en zeer aanzienlijk adelijk Geflags in Hollend, dat. zig eerst in Rhijnland heeft gevestigd, daas het 't adelijk Huis ter Does heeft bezeten, zijnde de Heren vr.n dezen naam, al bekenden in aanzien geweest, omtrent den jare 1300. Men leest immers van enen Mauryn vak der Does , die Raad is geweest van Graav Willem den HL, van Holland, welke ten jare 1326. bloeide, en getrouwd was met N. van Aamstel van Mynden , wier vaders broeder Was, Wouter van Aamstel van Mynden, beide zonen van Amelis van Aamstel, die voor bet eerfte de goederen van Mijnden bezat. Dezq Mauryn van der Does, wordt in een Handvest van den voorgemelden jare 1326, genoemd Voogd van de kinderen van Heer Wouter, zijnen qom, zcone van Heer Amelis van Mynden. De Hamlijst van dit Geflagt, 't welk tot nu toe in luister is gebleven", en verfcheidene groote Mannen heeft opgeleverd; die in geleerdheid, dapperheid en vaderlandsliefde hebben uitgemunt, aan wiens hoofd men te regt den zo bekerden Jakus a Douza moet plaatzen, wordt gevonden bij le Carpentier, Hifloire Gen. des Pais-Bqs, Part. III, p. 460-471. S. v„ Leeuwen, Batavia illuftrata, bl. 929-933. A. Ferwerda, Nederl. Geftacht-, Stam- en Wapenboek, II. Deel; insgelijks in cc Woordenboeken, van Hoegstraten, Lurscius en Kok. Ook vindt men enige bijzondei heden, nopens fommigen uit dit Geflagt, bij van Mieris, Charterboek II. D. bl. 607. 630. UI. D. kb 413- 551. IV. D. bl 84. 494. 514- 873- ioo», en in 't Friefche Charterb. van Schwartzenberc, L D. bl. 331. 495. Ook zijn 'er verfcheidene Schilders geweest, die den naam van  DOES. (ANTHONY van bes) (DIRK van der) a8r Van der Does dragen; of dezen nu ook tot dit Geflagt hebben behoord, kan ik met geene zekerheid bepaien. DOES (ANTHONY van der) , was een Nederlands Plaatfnijder, die omtrent 't midden- der XVIde eeuw geleefd heeft, en verfcheidene fchone Prenten door zijn graveerijzer heeft voortgebragt; als onder anderen: Ferdinand, Kardinaal Infant van Spanje en Landvoogd der Nederlanden, te paard zittende; in het verfchiet ziet men den flag bij Nordlingen, waarin die Vorst benevens den Koning van Hongarijen ten jare 1634, de zege over de Zweden bevogt, naar Rubbens en Diepenbeek; eene H.'Magdalena, naar Bandyt; eene H. Maria met het kindeken Jesus aan hare borst, naar Erasm. Quellinus; eene H. Familie, waarin een Engel de luijeren aan het vuur warmt, door den zelvden enz. ,— Basan, Dictionaire des Graveurs, III. Vol. Paris 1767. 8vo. SUtgCttt. $un(l(eï Serkott. 1770. f. 203. DOES (DIRK van der), de jongde zoon van Jon. van per Does den Ouden, en Elizabeth van ZütLen van der. Haer, wierdt geboren den 25 februarij 1580. Zijne letteroeffeningen volbragt hebbende, doorreisde hij Duitsland, en begaf zig naar Dantzig, met inzigt om een togt naar Konfiantinopolen te doen. In Holland te rug gekeerd, geraakte hij in de Regeering te Utrecht, was in 1614 en 161 s Schepen van die Rad, en wierdt den 26 februarij 1642 als lid inde Ridderfchap van dat toenmalig gewest befchreven, en den 4 augustus daarop volgende, tot buitengewoon Raad in het hoogde Provintiale Geregtshof aangefteld. Hij ftierf den 7 junij 1663, in het fytte jaar zijn's levens. Den 7 junij 1612, hadt hij het Slot en de Heerlijkheid van Berkeflein gekogt; ook huwdo hij in dat zelvde jaar, met Geertruid van'Rheede, eene dogter van Gerard, Heer van Nederhorst, en van Magteld Peunis van Diest. Zijne vrouw ftierf den 4 februarij 1684, in een grijzen ouderdom; zij hadt hem verfcheidene kinderen gebaard; onder anderen Jan van der Does, Heer vm Ber. S 5 kt.  284 DOES. (DIRK vam mr) Jiejlein, die even als zijn vader lid van de Utrechtfe Ridderfchap is geweest. Hij heeft in druk uitgegeven : 1. Geokgii Logothexss Acropolita;, Chrcnkon ConfiantinopoHtanum, Grace fj? Latine, Notisque illuftravit. Leidce 1614. 8va* V. d. Does gaf dit uit na eene kopij die zijn broeder Georg, tePéra, eene voorftad vanKonftantinopolen, naar een Handfcbrift hadt doen vervaardigen, het welk aan Georg Cantacuzenus hadt toebehoord. Oudinus flaat de bal mis, met te zeggen, dat J. v. d. Does 'er de Gefchiedenisfen van Nicephorus Gregoras, en van Laonicus Chalcondylas heeft bijgevoegd, Leo Allatius , heeft eene volkomener en beter vertaalde uitgave van die Kronijk bezorgd, in het Corpus Hifloria; Byzanthue. Edit. Paris. 1651. in folio. Deze griekfe Schrijver, die aanzienlijke bedieningen bekleedde aan het Hof van de Keizers JanDucas, Theod. Lascaris, en Michiel Paleologus , wierdt voor een van de grootfte Mannen van zijnen tijd gehouden. Hij was in 1274 tegenswoordig bij het Concilie van Lijons, en ftierf op zijn vroegfte in 1282. Zijn Kronijk die zeer nauwkeurig is en in grote achting, bevat al het geen 'er te Konflan* tinopokn, zedert het jaar 1203 tot aan 1261 is voorgevallen. 2. Allocutio fuper Berja, Heda et Hortensio, recufis, a& Magnificum virum , Gisbertium Lappium a Waverek , Patritium Ultrajetcinum. Dit behelst een digtftuk van 53 regels, gedrukt aan' het hoofd van de Succesfiones Ultrajeüina van Lamb. Horteksius , in de Verzameling van Utrechtfe Gefchiedfchrijvers, door Arn. Buciieltus verzameld, met deszeivs aantekeningen verrijkt, en na dode van hem, ten jare 1643. in folio, door Lap van Waveren in 't licht gegeven. 3. Lufus Imaginis Jocofa, five Echus, a variis Poè'tis, variis linguis et numcris excultl; ex Biblktheca Theodori Dovzm J. F. Accesfit Martini Schoockii, Disfertatie de natura Soni et Echus. Ultraj. 1658. in 8vo. Faericii, Biblioth. Grcec*. Tom. VI. p. 451. Foppens, Bibl. Belg. p. 1122. Gasp. Burmanni, Traj. eruditum, p. 89, 90. C. Saxi , Onom. liter. Pars IV. p. 239. Paojjot, Mem. litter. Tom. XVI. p. 239-243. S. van Leüuwen, Batav. illuflr. bl. 932. A. Pars, Naamrol der Batav. Schrij-  DOES. (FILIPS van der) (FRAï£{ van der) , 283 Schrijvers. GouthoeveN, Chronijck van Holland, p. 170. J<5ciier, (Mekten Scricon. f. 205., wiens bericht in alle delen over dezen geleerden Man, zeer onnauwkeurig is. DOES (FILIPS van der), Konstfchilder, van Antwerpen geboortig, heeft te Rome de Konst geleerd, alwaar hem het Nederlandfe Konstgezelfchap den Bentnaam van Orpheus gaf. —— flKg. ^«nflfcr £triccn..i779. f. 203. DOES (FRANS van der) , mede een zoon van Joh. vah Oer Does den Ouden, wierdt den 5 meij 1577 te Leijden geboren, alwaar hij ook zijne letteroefFeningen volvoerde, en een der geliefdfte leerlingen van Justus Lipsius was, dien hij met groot leedwezen ten jare 1591 Leijden zag verlaten. Weinige jaren daarna toog hij naar Engeland, daar hij zig drie maanden ophieldt in den tijd dat zijn broeder zig te Dantzig bevondt, en gereed Rondt, naar Polen te gaan. In 1597 reisde hij naar Frankrijk, ten einde zijne zeden te befchaven en 'er de franfe fpraak te leren, en misfchien ook om zig van eene kwijnende ziekte te doen genezen, die hem reeds voor eenigen tijd hadt aangegrepen. Hij doorliep de aangenaamfte oorden van Frankrijk, dat is die landftreken welke aan de boorden der Loire gelegen zijn, en hij begaf zig vervolgens naar Parijs, met voornemen om daar eenige maanden te verblijven , voor dat bij naar Holland te rug keerde. In 1600 wierdt hij tot Kanunnik van de Hoofdkerk te Utrecht bevorderd. Hij leefde nog in 1603, en dit is al wat ik van zijnen levensloop heb kunnen opfporen. Men is aan Frans van der Does de twee volgende uitgaven verfchuldigd; waar van hij de eerfte met zijne aantekeningen heeft verrijkt. 1. C. Lucilii, Suesfani Auruncani, Satyrographorum Principis, Equitis Romani, Satyrarum qua fuperfunt reliquia. Lugd. Bat. J597. in itto. 2. Julius Gksaris ScALiGERr, Epiftolee et Oratiemes. Lugd. Bat. 1600. in Svo. Nog vindt men in de Sylloge Epiftol. van Burman, Tom. L p. 233. een Brief van Frans van der Does, gefchreven üitParijs, den 24oktober 1598, aan JcstusLipsius, eo  : -ÖOES. (GEORG van de») en gevolgd door een Treurzang van hem, waar in hij het !o£ van Leijdens Hogefchool betreurt, over het gemis van zulk een geleerd Profesfor. ■ Fr. Sweertii, Athena Bclgica; p. 24.2, 243. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 228. ForrENs, Bibl. Belg. p. 291. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 83, 84. Niceron, Mem. des Hom. illuftr. Tom. XVIII. p. 209, 210» Paquot, Mem. litter. Tóin. XVI. p. 237-239. S, v. Leeuwen, Batav. illufin p. 93a', DOES (GEORG van der) , mede een zoon van Jon. va:-! der. Does, leide zig van der jeugd af aan toe op het beoeffenen der fraaije wetenfehappen, en leerde zeer grondig da griekfe en latijnfe talen. In 1592 volgde hij de neiging, die hem tot reizen aanfpoorde, en trok naar Polen, daar hij twea jaren verbleef, ten einde aldaar de landtaal in volkomenheid te loeren. Hij kwam ten jare 1594 in Holland te rug, en , vertrok in het zelvde jaar weder naar Duitsland, verzelt van zijne bloeders Johan en Steven. Genoegzaam een halfjaar hield hij zig te Heidelberg op, deels om met de Geleerden van die Hogefchooi te verkeeren, en deels' om de handfehriften van de Paltjife bibliotheek, die zedert naar Rome vervoerd is, te doorfnuffelen. Te Frankfort zijnde, vernam hij dat Sigismond de III, Koning van Polen, een Gezantfchap ftondt te zenden naar de Porte, hier op haastte hij zig om te Krakow te korren, ten einde van die gelegenheid gebruik te maken om .naar Turkijen te reizen, zo als hij lang van voornemen was geweest, doch ziende, dat deze reis op de lange baan wierdt gefehovcn, wierdt hij te rade, zig naar Moskovië te begeven, om zijn geluk aldaar te beproeven. Op weg zijnde, vondt hij het geen hij zogt; want hij ontmoette te Leopol, Polakken en .Armeniërs, die het zelvde voornemen koesterden. Hij ging dan met dezen naar Smihel, eene ftad aan den mond van den Donaitw gelegen, alwaar hij op de Zwarte zee te fcheep ging. Te Konftantinopolen geland zijnde, huisvestte hij zeven maanden lang bij Eduako Barton , Ambasfadeur van 't Engelfe H-jf. Den 22 november 1598» vertrok hij me: den Poolfen J' (Je-  DOES. (GEORG van der) 28^ Gezant, Salomon Golschï, ten einde naar zijn vaderland t© rug te keren, alwaar hij door zijn vader werdt ontboden, dia hem Seffens kennis gaf van het overlijde i zijnes oudften broeders. Hij kwam aldaar in julij 1598, en eenigen tijd daarna hem de begeerte bekropen hebbende om Indien te gaan bezoeken, begaf hij zig öp zee aan boord van een Hollands fchip; dan hij ftierf op weg aan het eihnd van St. Thomas, waar* fchijnelijk in het jaar 1598. Daar is van hem in druk: 1. Georgii Codini Selecta de originibus Confiantinopolitanis 't Grcece ö* Latine, per Georgium Dousam. Heidelb. 1596. Svo. In een onderhoud, 't welk Georg van der Does, te Frankfort, met Marq. Freher hadt, betuigde deze hem de begeerte dis hij hadt om Konftantinopolen te gaan zien: waarop Freher hem het werk van Codinus' ter leen gaf, als zeer nuttig om hein ten aanzien der oudheden van die Rad, tot een nuttig gebruik ie verftrekken. V. n. Does las het met groot genoegen, en begaf zig terftond aan 't werk, om 'er eene vertaling van te* maken, die Freher gedurende zijne afwezigheid liet drukken. Jan Meursius gaf die in 1608 op nieuw uit met zijne aahmer* kingen. Jakob Gretzer verbeterde 'er een aantal fouten van, in zijne Obfervationes in Codimum, lib. III. c. 18, en verfchafte daar bij het nodige, ten einde het Origineel vollediger tö maken. Ibid. c. 19. Leo Allatius vulde 'er nog meerdere onvolledige vakken van, inde Variorum Antiquorum, Tom. I. Ten laatften bezorgdeL^mbecius, Bibliothekaris van den Keizer, 'er. eene volledige uitgave van, die een gedeelte uitmaakt van het Corpus Hiftorice Bizantinte, en wel onder dezen tijtel: Georgii Cjdini, Curopalata, & alterius Anonymi, Excerpta de Antiquitatibus Conftantinopolitanis, Graeci, cum Verfone Latina, et animadverfonibus Petri Lambecii, Hamburgenfis, Lutet. Paris. Typograplu Regia, 1655. in folio. Dit werk beftaat zuiver uit een zamenraapzel, waar van men kan overtuigd worden , het boek van Codinus met de Opuscula van Hestchius van Mileie, de Originibus Conftantinopolitanis, door Meursius in 1613 Uitgegeven, vergelijkende. Codinus woonde te Konftantinopolen z jüsn. denkt dat zijn toenaam van Curtpalates eene bediening bete-  236 DOES. (JAKOB van der) tekent, die hij aan het Plof van den Griekfen Keizer uitoeffende. Hij heeft in 1453 , na de volkomene verwoesting van zijn vaderland geleefd, doordien hij van dat tijdvak gewaagt, in zijn bock de Imperatoribus Confiantinopolitanis, door den zelvden Lambecius in 1655 uitgegeven. 2. Georgü Codini, liber de Signis, Statuis cï? aliis fpe&attt dignis Conftantinopoli, door Georg van der Does vertaald, met bijgevoegde aanmerkingen van Meursius; bij het voorgaande gevoegd. Aurelia Allobrog., 1607. in ivo. It. veel vollediger, met aanmerkingen van Lambecius in zijne uitgave van 1655. 3. Georgii Douse, de Itinere Suo Conftantinopolitano, Epiftt* la. Accesferunt veteres Infcriptiones ex Byzantio, ex reliqutt Gracia, nunc primum in lucem edita; cum quibusdam doiïorum Virorum Epiftolis. Antv. 1599. in Svo. Vervolgens geplaatst in Tom. VI. van den Thefaurus Antiq. Grcecarum van Jac. Gronovius. De Brieven bij het reisverhaal gevoegd, zijn voor het grootfte gedeelte door Grieken gefchreven. De belangrijkfte is die van eenen Melecius, Patriarch van Alexandriè'n aan Je» han van der Does, den vader. 4. Daar zijn twee Brieven van Georg van der Does in de Verzameling van Gabbema , bl. 243-246. Beide zijn die gedagtekend van Konftantinopolen den 12 meij 1597. De eerfte houdt aan zijn vader, en de iweede aan zijn broeder Johan, die hij toen ter tijd nog dagt in leven te zijn; zedert lang jieen de minfte tijding van huis gehadt hebbende, ingevolge het geen bij in zijnen eerften brief meldt. Fr. Sweer- tïi, Athen. Batav. p. 273. Crenii, Animadv. Philolog. Part. IV. p. 36. Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 264. Foppens, Bibl: Belg. p. 337. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 78. Ntceron , Mem. des Hommes illiftr. Tom. XVIII. p. 206-209» Paquot, Mem. litter. Tom. XVI. p. 233 -237. DOES (JAKOB van der), Konstfchilder, wierdt te Am* Jleldam geboren den 4 maart 1623. Zijn grootvader was Secretaris van genoemde ftad, en zijn vader Secretaris der Asfu- xan-  DOES. (JARÓB van der) ag? jfantiekamer. Deze vroeg geftorven zijnde en weinig middelera ■nalatende, wierdt hij bij N. Mojaart befteld om de Schilderkonst te leren. • Na dat hij bij denzelven enige jaren was ■ geweest, trok hij met zijn aifte jaar naar Frankrijk, en voorts te voet met gezelfchap naar Italië. Te Rome gekomen, ontmoette hij fpoedig verfcheidene landslieden, die hem den bentnaam van Tamboer gaven. Verfcheiden jaren bragt hij in deze ftad door met ijverig tekenen en fchilderen, oeffenende zig naar de beste voorbeelden, inzonderheid van Bamboots. Hij maakte hier egter geen grooten opgang, doordien hij zig door zijne levenswijze niet wist bemind te maken, en doorgaans ftil en droefgeestig was. In het vaderland te rug gekeerd, zette hij zig in 'sHage neder, en hieldt met zijne zuster huis, ter tijd toe, dat zig met Margriet Boorfers , een meisje dat vee! geld hadt, en ook een liefhebfter van de teken- en fchilderkonst was, in het huwelijk verbond. Hij verwekte bij haar vier zoons en ene dogter, waarna zij tot zijn grievende fmerte, ten jare 1661 overleed; dit verlies trof hem zo fterk, dat hij 'er ten enemalen lusteloos door wierdt, en zodanig traag, dat hij het fchilderen ten enemalen agterliet, 't welk zijne familie bewoog, hem het Secretarisfchap van Slooten, nabij Amfteldam gelegen, tc bezorgen; onder het waarnemen van dit beroep fcheen de lust tot fchilderen wederom in hem te ontvonken, en hij heeft zedert dien tijd verfcheiden ftukken vervaardigd, die zijn welverdienden lof, zo lang in wezen zijn, zullen verkondigen. Hij huwde voor de tweedemaal met ene Juffer die veel geld hadt, doch die na hem enen zoon gebaard tc hebben , fpoedig kwam te fterven; hij zelv betaalde de laatfte tol aan de natuur den 17 november 1673, onder anderen twee zoons nalatende, Simon en Jakob genaamd, waar van. hier beneden wordt gefproken. Onze Konftenaar fchilderde bevallig, in het verkiezen van licht en bruin was hij ongemeen, en de groepswijze koppeling der Dieren verftond bij wonder wel, en niemand heeft hem in 't fchilderen van Schapen en Geiten, zo in natuurlijke tekening als wijze Yan fchilderen, overtroffen. In het  aS8 DOES. (JAKOB van der) (JOHAN van der) het Keizerlijk Kabinet te Weenen is een ftuk van dezen Meester, dat zeer fchoon en allerbevalligst is; het verbeeldt een laudfchap in den omtrek van Rome, ftaande op den voorgrond, ter regter zijde, enige ruïnen, aan welker voet, ene flapende boerin op den grond zit. Naast haar ftaat, een jonge herder met twee honden, en voor hare voeten een fchaap en ene geit die haar jong zoogt. Descamps, Vie des Peintres, Tom. II. p. 333. C. de Mechel, Catal. des Tableaux de la Gallerie Imp. de Viemie. 1784. Svo. p. 222. A. Houbraken, Schouwb. II. D. bl. 105-108. J. C. Weyerman, Levert der Schilders, II. D. bl. 180-193. fHfgMn, $unfU« Sqticc». 1799. f. 203. DOES (JAKOB vaN der), Konstfchilder, een zoon vaii den bovenftaanden, hadt tot leermeester Karel du JardiN , zijn overleden vaders groten vriend en zijn gewezen voogd, daar hij zo lang bij bleef tot dat Karel de lust bekroop om Rome voor zijn dood te bezoeken. Toen raakte Jakob bij G. Netscher, en daar twee jaren vlijtig gewerkt hebbende, bij Ger. de Lairès te Amfteldam. Nadeihand bij zig zei ven de konst oeffenende, gaf hij proeven van zijnen groten geest en vernuft, doch was daarbij ongemeen driftig en haastig; want men vindt van hem verhaald, dat hij eens drie of vier weken aan een ftuk gefchilderd hebbende, en het niet naar zijn zin konnende krijgen, een mes nam en het aan riemen fneed. Dit zelvde ontwerp ondernam hij andermaal; 't lukte hem, en hij maakte 'er een gefchenk van aan dén Heer de Graaf, zijnen bloedverwant, die 'er zeer mede in zijn fchik was, hem een paard benevens een ftijve goudbeurs vei eerde, en bezorgde, dat hij onder het gevolg van den Ambasfadeur Heemskerk naar Parijs reisde, alwaar hij zijn fortuin zou gemaakt hebben, was hij niet na een jaar verblijf aldaar overleden. A. Houbraken, Schouwburg, lil. D. bl. 327, 328. SUfgtm. KmtfHer gcricón. 1779. f. 203. DOES (JOHAN van der), beter bekend onder den latijnfen naam van Janus Douza, gevei.de Frans Dousa ad Luci» lu  DOES. (JOHAN van dm) iSp Ui Fragm. p. 253. edit. Oudsnd., tot reden vat) deze naamsverandering, om dat de ou in het latijn, dezelvde klank uitdrukt van de nederlandfe oe; was Heer van Noortwijk en Kattendijke, en een ieverig lid der Verbonden Edelen; hij wierdt geboren te Leijden den 6 december 1545, uit het huwelijk var» Johan van der Does en deszeivs tweede huisvrouwe, Amra van Nyenrode , mede van een adelijk en oud Geflagt; Zijne ouders hem in 1550 door den dood ontrukt zijnde, geraakte hij onder de voogdij van zijnen moederlijken grootvader Frans van Nyenrode, die hem in den ouderdom van tien jaren naar Lier in Braband zondt, daar hij de gronden zijner ftudie leide, daar na Leuven, en vervolgens Douai bezogt, en eindelijk die te Parqs voltrok, van waar hij, met roem overladen, in zijné geboorteplaats te rug keerde. Hier was het dat hij een önfterfelijken naam verwierf, en zijn aanzienlijk Geflagt eere aandeed. Heldhaftigheid en geleerdheid, ftaatkunde en eerlijkheid, blonken eveneens in hem uit, en men zou verlegen ftaan met te willen bepalen, waar aan de voorrang toekome» Hoe groot zijn-heldenmoed ware, bleek overvloedig, gedurende de gédugte belegering der ftad Leijden, ih 't jaar 1574.* federt het Bevelhebberfchap hem, aldaar, was opgedragen» Toen gaf hij ook bewijzen van eerlijkheid. Geene vleijenda beloften, geen Spaans goud, konden het hart van dezen Na. derlander tot ontrouwe doen bezwijken. De list van LeicesTer was niet in ftaat, om hem aftetrekken vart de bevorderinge der ware belangen van zijn vaderland. Zijn ftaatkundïg beleid, gepaard met beproefde getrouwheid, was oirzaaké dat hij, in 's Lands haggelyke omftandigheden en In de gewigtigfte gezantl'chappen j gebruikt wierde; ook bekleedde Hij de gewigtige posten van Dijkgraav van Rijnland, Regis* termeester van Holland, lid van den Hogen Raad, Curator en Bibliöthekaiis der Leijdfe Akademie enz. Wanneer de Staten van Holland en Zeeland reh jare 15724 befloten, onderfland van geld en volk bij Koninginne Elj* zabeth te zoeken, was van der Does een der Gezanten r.aar Engeland. Na doode des Prinfen van Osanjs , be» VILL Desu T g»f  *go DOES. (JOHAN van dir) gaf hij zig, in julij of augustus van 't jaar 1584, in alle flilte,' zelv6 buiten weten zijner vrouwe en vrienden, naar Engeland. Zijn oogmerk was, gelijk men vermoedt, den weg te baien, tot nadere onderhandelingen met de Koninginne: terwijl anderen meer gezind waren, hulpe bij Frankrijk te- zoeken ; gelijk men deedt. Doch de handel met dat Rijk werdj afgebroken, en, toen befloten, de Opperheerfchappije en befcherminge der Nederlanden aan Koninginne Elizabeth optedragen. Dit gefchiedde, in 't jaar 1585, door een aantal Gezanten uit de Nederlandfe Gewesten, onder welken de Heer van Noordwyk , wegens Holland, de eerfte was. Zedert zijn hem meer andere onderhandelingen landswege toevertrouwd; *t geen aan Heinsius doet zeggen: Plurma & in Patria gesfie, & pro eas legationes obivit plurimas: nee ullius ore fcepius locuti$ efl Batavia. Den roem van geleerdheid kan niemand hem betwisten; zijne Schriften zijn 'er fprekende bewijzen van. Hij was een voortreffelijk Gefchiedenisfchrijver, een groot Taalkundige, een uitmuntend Digter; ja hij wordt door Janus Guilielmius, in Syll. Epift. Tom. I. p. 171. Polta unicus genoemd. De grootfte Mannen van dien tijd, rekenden het zig tot eere, briefwisfeling met hem te onderhouden; zo als onder veelen, de Kanfelier de l'Hofital , Frederik Morel de vader, Dorat, TuRitéBius, Ronsard, Lambinus, Passerat &c. alle Geleerden van den eerden rang, met wie hij gedurende zijn verblijf te Parijs, in kennis was geraakt. Ook werden hem van veelen de heerlijkde getuigenisfen gegeven. Sommigen, en daar onder de geleerde du Thou, noemen hem den Hol* landfen Varro. Hij bezat een dalen geheugen, en een uitgelezen oirdeel, hadt daarbij genoegzaam alles gelezen, wat het vak der Gefchiedenis ten onderwerpe heeft, of enigzins met de Belles Lettres verwant is. Hij verdondt het grieks grondig, en Catullus, Tibullus, Proprrtius, Juvenalis, FIoratius en verfcheidene brokken van andere oude cn hedsndaagfche Digters, hadt hij zodanig in zijn geheugen geprent, dat hij 'er bij alle gelegenheden gebruik van wist te maken. Meursius ge-  DOES. (JOHAN van bes) aar ïufgt, dat Dousa ogenblikkelijk alle de vragen b:ant woedde, die hem kosten gedaan worden, betrekkelijk de Griekfe en Latijnfe letterkunde, evenveel of die tot de oude of lateia gefchiedenis behoorden. Zijn zinfpreuk was: Dulces ante omniet Mujee. Den ouderdom van 19 jaren bereikt hebbende, huwde hij in 'tjaar 1564, met Elizabeth van Zuylenvan derHaer, eene dogter van Thierry van Zuylen en van Josina van Drakenburg, welke hem 12 kinderen ter wereld bragt; namelijk Johan , Johanna, Anna, Georg, Steven, Frans, Garnier, Josina, Jan, Dirk, Jakob en nog een jongeren zoon. Van Georg, Frans en Dirk, is reeds gefproken, en Johan maakt het onderwerp uit van het volgende Art. Johanna wierdt den 16 janüarij 1571 te Noordwij'k geboren, en ftierf ongehuwd. Anna kwam in meij 1572 ter wereld, en huwda in 1661 aan Gaspar van Eussum, Heer van Nijenoort, en Drost van Koever den en het landfehap Drenthe; Steven geboren den 2 ja. nuarij 1576, trouwde aan Anna van Eussum, zuster van Gasper, en won 'er drie zoons bij, waar van de jongfte, Wiobold genaamd, het Geflagt voortplantte; vader geworden ïüjnde van een anderen Steven, en grootvader van eenen Steven, en van Johan van der Does, beide in 1685 levende. Garnier, den 13 augustus 1578 geboren, ftierf op zes in 1604 of 1605, zonder kinderen na te laten. Josina, ge. boren den 29 feptember 1578, ftierf te Leijden agt jaren oud ziinde. Jakob, kwam den 29 meij 1580 ter wereld, en ftierf nabij het eiland St. Thomas, uit de Indien te rug kerende. Deze Jakob was een jeugdige deugeniet, waar van a'ijn vader dit afbeeldzel heeft nagelaten : Farentibus infortunatis. Jane -pater, qua non Jacobus Jligmata (prolit Degene) ah! domui liquit inulta tuce? Dum probris probra accumulat, dum furta rapinit: Nequitixque fu£& Doss, Heer van beide de Noordmjken, Langeveld, Of- ftmt  DOES. (JOHAN vak dbr) m ftm, enz. liet den 3 oktober 179a, een piagtig en kostbaar gedenkftuk, in de kerk te Noordwijk aan 1 en Rhijn, oprig. ten, bijzonderlijk gefchikt ter eere van den onfterfelijken Jo. han van der Does, wiens beeldtenis, naar eene oirfpronglij. ke fchilderije, in konftig marmer uitgehouwen op dit ; edenkteken praalt. Het latijnfe opfchrift, dcor de kundigfte hand gefchreven en daar op uitgehouwen, te omflagtig om hie. eene plaats te beflaan, is te vinden in het IV. deel van de Hifi. van het Verboni der Edelen door den Hoogleraar te Water, uit welk werk van dezen geleerden en nauwkeurigen Gjfchied» fchrijver, wij ook een groot gedeelte van dit levensberigt ontleend hebben. Een fraijen Gedenkpenning ter zijner eere gemunt, vindt men befchreven, en afgebeeld bij Ger. van I oon , Befchr. der flJederl. Hiftoriepenningen, I. D. bl. 200. Daar gaan veele Afbeeldzels van dezen groten Man op verfcheidene wijzen in prent uit, waar "van voor de besten worden gehouden, die door Visscher en Houbraken in 't koper zijn gefneden. Zie hier nu nog de optelling der Werken, die van hem door den druk zijn gemeen gemaakt: 1. Epigrammatum libri duo: Satyra duet: Elegerum liber mus; Sylvarum libri duo. Antv. 1569- in i2mo. 2. Notte in C. Crispi Sallustii Fragmenta. In den druk Van dien Gefchiedfchrijver, uitgegeven door Lodew. Carrion. Antv. 1573. i2w0. It. IS79» IS83- &c. mme. 3. Nova Poëmata: Odarum libri tres: Satyrarum liber unus: Epigrammatum libellus: Heniecajyllabi: Satyra dua incertorum auüorum: Hendecqfyllabum Carmen in laudem Lugduni, nova\ Batavorum Acaitmia, conferiptum. His accesfit incertorum Auüo* turn Foëmation. Item Hadriani Junii, Carminum LugdunenJU urn Sylva. Lugd. Bat. 1575. j 4. In novam Q. Horatii Flacci editlonem Commentariolus, 'Antv. 1580. iömo. Appendix fuccidanea ad eundem. Ib. 158a. iCmo. It. cum Comment. & Enarrat. Commentatoiis veteris a Jac. Cruqjjio editi. Lugd. Bat. 1611. 4*0. In deze kleine uitbreiding, (baalt grote geleerdheid door; Doüza Leeft 'er op* T 3 fce«ï  ap4 DOES. (JOHAN van der) helderingen in van verfcheidene Roomfe Oudheden, en verbetert hier en daar de hedendaagfe Schrijvers, welke over deze onderwerpen geftruikeld hebben; bij voorb. bl. 43. van den I. druk, deze woorden van Horatius, Lib. III. Qd. 23. bijgebragt hebbende: Si thure placarts, £f horna . Fruge Lam, avidaque porca. Bewijst bij door verfcheidene aanhalingen «it de oude Schrijvers, dat zij aan hunne Huisgoden , lammeren, verkens, geiten enz. offerden; en dat diensvolgens Lambinus ongelijk heeft, met te beweeren, dat men geen andere dan onbezield© * onderwerpen aan hun offerde. 5. Prxcidanea pro Q. Valerio Catullo. Antv. 1581. 161110, Verfcheidenemalen met de beide volgenden herdrukt. Men Doemde eertijds Pracidanew hofiia , die offeranden , welke's daags te voren, wanneer 'er grote feesten ftonden gevierd te worden, wierden geofferd. Onze Schrijver verftaat waarfchijnlijk door Pmcidanea proeven van krietieke aanmerkingen. Dit behelzen ook inderdaad de werkjes, waar aan hij dien tijtel gegeven heeft. Zijne aanmerkingen zijn geleerd en tef* fens oirdeelkundig. 6. Pmcidanea pro Aulo Albio Tibullo. Antv. 1582. I6ms. 7. Schediasma Juccidaneum, nuperis ad Tibullum Precidaneis addendum. Ejusdem ad familiarem quandam Gerardi Falkenbürgiï Epijlokm responfio. Ger. Falkenbürgiï Epigrammata qucedam Crceca. Antv. 1582. \6mo. Het antwoord van Falkenberg bevat verbeteringen en aanmerkingen over Tibullus en Proïertius. 8. Pro Satyrico Petronii Arbitrii, viri Confularis, Preecidanef mm libri tres. Lugd. Bat. 1583. in ïzmo. Verfcheidenemalen herdrukt. p. Epodon ex puris Jambis libri duo. Antv. 1584. 8vo. 10. Odarum Eritannicarum liber, ad Divam Elisabetham; Brkamiarum, Francice, Hiberniaque Reginam. Et Jani Dousa; filii. Britannkorum Carminum Sylva. Lugd, Bat. 2586. 4».  DOES. (JOHAN van du) apj ir. Elegiarum libri duo: Epigrammatum liber mus, cum JusTi Lipsii aliorumque ad eumdem Carminibus. Lugd. Bat. 1586". in 410. 12. Centurionatus , Jive Plautinarum explanatlor.um libri iv; in quibus prater Plautum , multa Veterum Scriptorum loca, Ptitarum inprimis, corriguntur, illufirantur, explicantur. Lugd. Bat. J587. ï6mo. 1600. 1602. 13. Epifiolce Apologetica due: prima, de prolata Annalium Suorum editione: Jecunda, pro Pratore Nortvicano, Peregrinitatis in Batavis reo, caufa diüionem compleUitur. Leida 1593. 4to. 14. Annales rerum, a primis Hollandia Comitibus per cccxlvi armos geftarum, in mum metrica Hifloria corpus, Libris X. re* daEti: a Jano Dousa filio incboati, fep a Jano Dousa patrt recogniti, fe? perduSli ad annum cm.c.xx. Item profa oratione. Haga Comit. 1599. 4to. It. Lugd. Bat. 1604. t\to. It. in profa, enkel onder dezen tijtel: De Hollandorum Republica £? rebus gefiis Commentarii Hugonis Grotii, Jani Dousa patris, Jani Dousa filii. Lugd. Bat. 1617. in 4to. 15. Echo, five Lufus Imaginis jocofa, quibus titulus HalcedO' ïtia. Alia quadam quorum indicem fequens pagina reprafentabit. Omnia recens nunc primum edita. Haga 1603. 410. 16. Poëmata pleraque feleQa; Petrus Scriverius edidit. Ac eedunt Josephi Scaligeri, Justi Lipsii, aliorumque ad Dousam Carmina. Lugd. Bat. 1609. Svo. 17. Elegia ad Hugonem Grotium, de Oppidis Hollandia. torumque pracipuis ingeniis. Lugd. Bat. 1619. 4U. 18. Poeta Satyrici minores, de corrupte Reipublica Statu: Sulpicia, Valerius Cato cif Anonymus, de Lite. cum Jam Dousa, fe? Gasparis Barthii Commentariis, Marc. Zuer. 'Boxhornius recenfuit, &c. Lugd. Bat. 1632. i6mo. Sulpicia eene Romeinfe dame, de huisvrouwe van Calanus, leefde omtrent het einde van de eerfte eeuw, men heeft van haar «en latijns Digtftuk tegens den Keizer Domitiaan, die de Wijsgeeren uit Rome verbannen hadt. Valerius Cato was een Digter uit Narbonneesch Gallië herkomftig, die te Rome lesfen over de Spraakkonst gaf, alwaar hij grotelijks behocf- T 4- tig  DOES. (JOHAN VAM MR) tig in een grijzen ouderdom ftierf, omtrent 30 jaren voor de geboorte van den Heiland. Zijn ftuk , getijtelt: Dim in Battarum fluvium, is een hekel fchrift dat hij vervaardigde toen hij zijn vaderland en minnares verliet. Men vindt het dikwils gedrukt bij de Cqtaletcen van Viegilius. Kristofsel Arnoldx gaf het afzonderlijk in 't licht met geleerde uitleggingen, Lugd. Bat. 1652. i6mo. Het ftuk de Lite, 't welk Boxhorn verkeerdelijk als een voortbrengzel der Oudheid heeft aangezien , is men aan 't vernuft van den Kancelier M. ds l'Hopi^ tal verfchuldigd. 19. Daar zijn drie Brieven van Dousa in de Epijlolee db.ill. & claris Viris fcriptee, van Gabbema. Harl. 1664. iimo. Da beide eerften zijn gerigt aan Lamb. van der Burch, waarin hij over de oude Hollandje Gefchiedfchrijvers handelt, hem teffens bedankende voor dat hij 'er hem eenigen heeft medegedeeld; voorts loopt de tweede over de gefchiedenis van^voijen door van der Burch famengefteld, De derde, aan z'jjien zoon Johan , handelt over de moeijelijkheden die hij heeft endergaan, ter gelegenheid van het overbrengen eener Bibjio* theek uit 's Hage naar de Akademie te Leijdm. 20. In de grote Verzameling van P. Burman, onder den tijtel van Sylioge Epijlolarum a Viris illujlribus Jcriptarum &e. Lugd. Bat. 1727. V. Vol. in 4(1?. ontmoet men vier Brieven van Dousa aan Lipsius gefchreven, benevens de antwoorden van dezen. Deze Brieven zijn gedagtekend Leijden en Ut' recht in 1591. Zij hebben tot onderwerp het vertrek vap. Lipsius , die de Akademie van Lijden, hadt verlaten enz. 21. Ook zijn 'er Brieven van Dousa in Thom^ Creniï Animidv. Ph Iqlogicce fc? Hijlorka in varios Authores fcf editionts. Accesferunt Epijlola Dan Heinsii, Jani Dousa, Abr. OrtjeIM, Car. Sigonii, Guiliel. Camdeni, Joan. Rosini, alkrmn, haUenus inedite. Amjl. 1711,. iame, in verfcheiden^ delen. 22. Nog heeft Janus Dousa eenige nagelatene Werkjes ▼an Lukas Fruvtiess, in 't licht gegeven. Als mede de Ba* tjtvia van Acs. Juniüs, Lugd. Bat. J58S. ia ya. Hij heef!  DOES. (JOHAN van der) Spy de hand geleend tot de uitgaven der Infcriptien, door MartiNüj Smetius verzameld. Lugd. Bat. 1588, in folio. Eindelijk, hadt hij gefchetst Pracidanea in Juvenalem, eenige delen Latijnfe Brieven gefchreven; en verzameld: Fragmenta omnitt veterum Oratorum, Poi'tarum, fc? Hiftoricorum. — Meur- §M', Atlien. Batavce, p. 88--9I. Fr. Sweerth, Athen. Be'.giae, p. 379> 38o. Tob. Magyrus, Eponymolog. in Voce. Pope Blount, Cenfura Celebt. Auth. p. 824-82(5. Morhofius, Pc~ lyhiftor. Tom. I. f. 1066. Crekii, Animadv. Pliilol. Part. V. p. 149--152. Part. IX P- 120-125. G. Krantzius, ad ConrinOium, Saec. XVII. p. 229. Scaliger, in Scaligeranis fecuni. Voce. Jo. Fabricii, Hiftor. Biblioth. Part. III. p. 465. Mencjcenii, Bibl. doSorum Militum, p. 173-177. Foppens, Bibl. Belg. p. 546, 547. F. G. Freytag, Adparatus' Litterarius. Tom. III. p. 631-633- Catal. Bibl. Bbnav. Tom. I. Vol. II. p. 1309. P. A. Crevennüs , Catalogus, Vol. III. p. 307, 308. C. Saxi, Onom. liter. Pars III. p. 446, 447. 6.53. Niceron, Mem. des Hommes illuftr. Tom. XVIII. p. 195-203. Bailï.et, Jug. des Savans. Tom. II. p. 191. Tom, IV. p. 142, 143. Tom. V. p. 51, 52. Moreri, Ditlion. ed. de 17-40. Lett. D. p. 139. Paquot, Mem. litter. Tom. XVI. p, 205. 227. G. Brandt, Hift. der Reform. II. FJ. bl. 49. J. w. 1% Water, Hifi. van 't Verbond der Edelen, II. D. bl. 333137. III. D. bl. 510-513. IV- D. bl. 337-339- DOES (JOHAN van der), oudfte zoon van den voorgaart» den, is geboren te Noordwijk of te Leijden, den 16janüarij 3571. Zijn vader droeg de grootfte zorg voor het wel befiiejen van zijn opvoeding, en zulks gevoegd bij de. fmaak welke die jongeling voor bet ftudeeren hadt, bragt te wege, dat hij wel dra ervaren wierdt in de latijnfe, griekfe en hebreeuwfe Êalen, ook in de mathefis, in de oudheden en in het Romeir., fe regt. Door middel van deze kundigheden en den invloed dien zijn vader, hadt verkregen , wierdt hij vroegtijdig aangefteld tot Preceptor of Leermeester van Frederik Hen )rik van Nas* fau, bij wisn hij twee jaren in 's Hage woonde. Zijn vader T 5 ia  Ü98 DOES. (JOHAN" van mr) in het jaar 1501 aldaar zijnde komen wonen, bezorgde hem de bediening van Bibliothekaris der Hogefchool van Leijden, die hij zelv tot dien tijd toe hadt vervuld. De jonge Dou. sa ftondt die af in 159+ ten behoeve van Petrus Bertius. In het zelvde jaar vertrok bij met zijne broeders Georg en Steven naar Duitsland, en ftond gereed om naar Holland te rug te keren, wanneer hij in het begin van april van 't jaar J596, te Frankfort bij toeval Filips du Plessis Mornay den zoon, ontmoette, die met drangredenen hem wist te bewegen,, om ene reis naar Polen in zijn gezelfchap te ondernemen; zij reisden door Bohemen, en kwamen op den 22ften te Bres* lauw, en voorts te Krakouw, alwaar Dousa zijn reisgezel ver» liet, en zig te Dantzig aan boord van een fchip begaf, dat zeil» vaardig naar Holland gereed lag. Hij kwam in zijn vaderland te rug, aangedaan door een borstkwaal, die hem den 21 decem* ber van dat jaar in het graf rukte, nog geen 26 jaren bereikt hebbende. Hij wierdt in den Haag begraven, met dit gtafy fchiift: D. S. J. Dousa Jani Fil. Hic cusat qui vixit ann. Xxv. Menses xi. Dies iv. Ik heb reeds gezegd, dat zijn vader hem hartelijk betreur» de, en op zijn.dood twee digtftukken vervaardigde onder deq tijtel van Manes Doufiani. In een daar van zegt hij; Per omne discipline, £f artittm genus Vagatus, ipfa ad afira menfus efl viam: Bonaque mentis attigit Sacraria, ffugum Supra bkorne; qua levi tarnen Huk labore conjlitere finguld. <• Referre nwr.quid idiomata hic opus Latina, Grceca , Hebrcea, Tusca, Gallica, Et Angla ? quce ille, nata ceu domi forentt Et enarrare promtus, &loquiprobi, Suopte marte £f arte deStus omniaf  DOES. (JOHAN van der) 200 KnüTomt Colerus, Hoogleraar in de regten te Altorf, deedt zijne loffpraak, in eene redevoering, welke hij in die Akademie uitfprak. Casaubonus in Ep. 446. zegt: dat onder de jonge lieden welke zig aan het beoeffenen der fraije Letteren toewijdden , hij 'er geenen kende, dien hij gelijk kost Hellen met Janus Dousa den zoon. Daar is van hem in druk : 1. Britmmicorum Carminum Sylva. 1586. Zie het vorige Art. «. 10. 2. Rerum Ccelefiium: in laudem Umbre Declamatie-, £? Cartnen: una cum aliquot Poëmatiis. Quibus addita funt Claudii Pontosi Orationes funebres in c-bitus aliquot Anitnaiium; ititerpreti Cuilielmo Cantero Lugd. Bat. 1591. 121120. 3. Catullus, Tibullus, £? Propertius. Zie het vorige Art. n. 5. ■ 4. Spicilegium in Petronii Arbitri Satyricon. Lugd. Bat. 1594» j27)io. en vervolgens verfcheidenemalen herdrukt. 5. Annales Hollandia. Zie het vorige Art. n. 14. 6. Jani Dousa filii Poëmata, olim 0 Patre colleüa, nunc ab jimicis edita. Lugd. Bat. 1607. i2rao. It. Edente Guilielmo Rabo. Roterod. 1704. 8vo. 7. Daar zijn twee Latijnfe Brieven van Janus Dousa den zoon in de Epiftolce ab ill. &? cl. viris van Gabbema, p. 335, 340. De eene aan Janus Gruterus, gedagtekend Frankfort den 7 april 1596: de tweede aan Dousa den vader, gedagtekend Breslauw den 26 junij daar op volgende. Ook is 'er een aan Dominiicus Baudius , uit Leijden gefchreven den 2 feptember 1591, inde Comnent. Philol. fcP Hijlor. van CreKius, Part. II. pag. 125, 126. Zeven aan Justus Lipsius gezonden, en gedagtekend'uit die zelvde ftad; de eerfte van 16 meij 1591 , en de laatite van 20 janüarij 1592, in de 'Sylloge Epift. van P. Burman. Tom. I. p. 220-235. Dousa fpreekt 'er in van zijne werken, en betuigt zijn leedwezen dat Lipsius Leijden heeft verlaten. Twee anderen, zijn 'er eindelijk van hem aan Willem Camden, in de Brieven-ver- zameling van dezen laatften. Lond. 1691- 4t0- Meur- en, Athene Botave, pag. I5I--I53. ïa. Swke&th, Athenm Mi  -gatf ' BOES. (SIMON van EES) Belgka, p. 378, 379- Tob. Magiei, Eponymolog. Voce. Po-' te Blount, Cetfura celebr. Auth. p. 875-877. Crenh, Ani* mach. Bhilol. Part. VIII. p. 16-24.. Part. IX. p. 125. Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 438. Foppens, Bibl. Belg. p. 547. Catal. Biblioth. Bunav. Tam. I. Vol. II. p. 1209. C. Saxi, Onom, liter. Pars IV. p. 11, 12. Niceron, Mem. des Hommes illujlr, Tom. XVIII. p. 203-206. Baillet, jfug. des Savans, Tom. II. p. 185. A. Teissier, Eloge des Savans. Paquot, Mem. lit» ter. Tom. XVI. p. 227-233- & v. Leeuwen, Bsttav. illujlr* p. 93-. DOES (SIMON van der), Konstfchilder, een- zoon vat* Jakob van der Does den ouden , wierdt geboren te Amfteldam in bet jaar 1653 , en oeffende zig in denzelvden trant van fchitt «deren ais zijn vader, dat is naar de manier van Netscher, en woonde in den Haag bij zijn moeij. Ten einde een proef te nemen hoe ver hij in ftaat was op "Ijn eigen wieken te drijven, ging hij eerst een wijl naar Friesland wonen, vervolgens naar Engeland, daar hij egter maar een jaar toefde, doordien zijne konst 'er geene opgang maakte. Toen ging hij naar Brusfel, verbleef daar eenigen tijd, en toog vervolgens naar Antwerpen, in welke beide (leden hij veel pourtraitten heeft gefchilderd, ten laatften zogt hij den Haag weder op, en vestigde aldaar zijne woonplaats. Den ouderdom van 36 jaren bereikt hebbende, begaf bij zig in 't huwelijk, doch meer zijne driften dan het geluk zijne* levens raadplegende, huwde hij een meisje dat een fchoon uiterlijk hadt, doch weinig deugden bezat, en. inzonderheid zeer verkwistende van aart was; zulks vergalde zijn leven, en maakte ' DOKKUM (HERMANUS van) , uit zeer aanzienlijk» ouders in ie Friesfe flad van dien naam geboren, was een man, die zig van der jeugd af aan, met groten roem in alle VIII. Deïl., V ba-  30Ö BOKKUM. (JOHANNES vak) befchaafde wetenfehappen, en ook in de godgeleerdheid, oef. fende; waar toe de natuur, als zijnde hij zeer welfprekend, mede het hare grotelijks toebragt. Eerst Priester te Leeuwarden zijnde, werdt hij naderhand tot Opperpastoor van St. Vitut aangefteld; in welke waardigheid hij zig, met allen roemen lof, gedroeg. Gedurende zijn leven, in het jaar 1514, werden eenige van zijne fchriften; gedrukt, onder anderen eene ©erhlarinrj ober be XVII eer|ïe Pfalmcn. Met den XVIIIden bezig zijnde, begonden hem zijne verftandige vermogens te begeven, en kort daarop volgde zijn dood. . Suffe. PeTei , de Scriptorib. Frifia uit. edlt. p. 117, 118. Foppens „ Bibl. Belg. p. 474. Paquot, Mem. litter. Tom. XV. p. 170, j7i. DOKKUM (JOHANNES van), een ander Schrijver, uie een aanzienlijk geflagt gefproten te Dokkum, omtrent 't laatst van de XVIde eeuw; volvoerde zijne letteroeffeningen te Keulen, verkreeg 'er de Doktorale waardigheid in beide de regten, en onderwees 'er langen tijd met roem die wetenfehap. Keizer Karel de V. maakte hem in 't jaar 1530 Raadsheer in ds Keizerlijke Kamer die hij kort te voren te Spiers hadt opge"rigt. Intusfen wierdt hij door Willem, Hertog van Kleve, aangezogt, om een van zijn Raden te zijn. Van Dokkum nam de aanbieding.van dien Vorst aan; egter onder voorwaarde, dat hij te Keulen zou kunnen blijven wonen, alwaar hij liever in de verkering met geleerde lieden zijn leven wilde flijten, dan dagelijks met Hovelingen om te gaan. Van Dokkum, een groot vriend van Bucho, den oom van den beroem, den Viglius, geweest zijnde, huisvestte deze laatfle eenigen tijd bij hem in 't jaar 1534. Voor 't overige bewees hij belangrijke dienden aan zijn vaderland, waar van de bedierders hem dikwerf raadpleegden in moeijelijke zaken, inzonderheid zedert dat Friesland de zoete kalmte des vredes genoot, na door gedurige oorlogen deerlijk beroerd te zijn geweest. Hij dierf in 1540 aan eene befmettelijke ziekte, ongemeen betreurd, door alle die genen welke hem gekend en met hem veikeerd had-  DOLENDO. DOMER. DOMSELAAR. 30? hadden. Hij heeft eenige regtsgeleerde Werkjes gefchreven. die men niet weet waar gebleven zijn. —■— Suffr. Pstri, p. 138-140. Paquot, Mem. litter. p. 171, 172. DOLENDO (BARTEL), een Piaatfnijder, te Leijden gatoren in 1580. Hij werkte naar B. Spranger en andera Meesters. Ook gaf hij lesfen in de Tekenkonst, hebbende da beroemde Gehard Dou, zijn eerfte onderwijs in die wetenfehap van hem ten jare 1620 genoten. Basan, Dittion. des Graveurs, Paris. 1767. 3- Vol. Svo. Uiig. $im|U« ïcricciT. ,f. 204. DOLENDO (ZACHARIAS), broeder van Bartel, colt een konftig Piaatfnijder, van Haarlem geboortig, die veel in 't koper heeft gefneden naar 'Cavarragio, Sfranger, A, BloemarT en anderen, was een Leerling van Jakob d3 Geen. Groten lust betoonde hij voor de konst, en gaf alla hoop om een ervaren Meester daarin te worden , was zijne levenslamp niet zo vroegtijdig uitgeblust geworden, hebbenda hij op een vrolijke partij door te veel fpringen onder het dansfen, of onmatig drinken, zig inwendig de long bezeerd; waarop een zware bloedfpuwing volgde, die na geen middelen willende luisteren, hem binnen kort in 't giaf rukte. Basan, Dicl. &c- Mander, Leven der Schilders, II. D. bi. 172, 173. fWacm. SunftlrtScïicon/ f. 204. DOMER (N.) , een Landfchapfchiider, in Holland geboren. Van dezen Konftenaar ontmoet men in de Kabinetten der liefhebbers, zeer fraije met de pen getekende ftukken, meestal franfe lieden ten onderwerp hebbende. ——. KKgcm»! $irafUft Iqkm f. 204. DOMSELAAR (TOBIAS van), Schrijver [van het <©nc» roerbe efïcbülat!ö boe? öe aDapcnen be? ïiotiinns" ban ftmlm rijft/ 't welk hij ingelast heeft in zijne Befchrijving der ftad sfmjleldam, welk hij ten jare 1665, in een dik ftuk in 4to., het licht deedt zien, en » In twee Delen in folio in 't licht gegeven. .. Wagen.; Befchr. van Amft. % St. Voorr. bl. XXVI--XXX. DONCK (ADRIAAN van der), heeft uitgegeven eeno 5Sefcl)?tjbina ban J5ieuto .i&eöerlanöV alwaar hij toen zelv nog was, ten tweedenmaal gedrukt te Amfteldam, iösö. in Ato. DONELLUS (HUIG) of Doneau , geboren te Chalons-fur* Saone, alwaar hij in 1527 het eerfte wereldslicht zag, is gefproten uit een aanzienlijk geflagt, hebbende zijn vader verfcheidene bedieningen zo in het krijgs- als ftaatswezen bekleed. Huig wierdt vroegtijdig naar het kollegie gezonden, en hij begost zijne letterkundige oefFeningen met ongemenen vlijt; maar in handen van een meester vervallen zijnde, die hem op zekeren tijd ftrengelijk mishandelde, vatte hij zodanigen weerzin tegen het leeren op, dat noch bedreigingen, noch liefkozingen in ftaat waren, hem te bewegen om weer naar fchool te gaan. Zijn vader trof egter door een zonderling middel, het doel om hem tot den letterarbeid te rug ta brengen. Want een verkenshoeder langs zijn deur gaande, riep hij dien, en vroeg hem, of hij geen knegt nodig was, doordien hij een zoon hadt die niet leeren wilde, en welken hij hem wel tot dat einde wilde geven. De jonge Donel!us, welke dagt dat het ernst was, wierdt zodanig vcrfchrikt over het voorftel van zijnen vader, dat hij hem te voet viel, om vergiffenis badt, en beloofde dat hij zig voortaan met allen ijver aan de ftudie zou toewijden. Na zijn eerften letterloop te Tourron volvoerd te hebben, ging bij naar Touloufe om *er in de regten te ftuderen, onder Joh. Corasius en Arnouo Ferrier, die 'er met zulk een ongemenen roem die wetenfehap leeraarden, dat zij tot 4000 Studenten hadden, die fcunne lesfen hoorden. Intusfen fchepte Donellus geen behagen in hunne leerwijze, verliet, in 1551, Touloufe, en toog naar Bourges, alwaar hij Eguinarb Baron en Frans Duarenus tot Meesters hadt, van welken beide hij de vriendfchap won; bovenal betoonde hem de laatstgenoemde eene bijzondere toegenegenheid, en bevorderde hem tot Doktor den 17 julij v y 1 T*a  jïo DONELLUS. (HUIG) van het zelvde jaar. De geleerde Redenvoering die hij bij deze gelegenheid deedt, ontmoet men in de werken van DoMellus. De ftads Regering, en de beroemde Micjiiel de l'Hoïital waren zodanig in hun fchik met den nieuwen Doktor, dat zij hem terftond van eenen leerftoel in de regten aan dit Hogefchool voorzagen. Donellus onderwees die wetenfehap van dat tijdvak af aan met zijn beide'Meesters, en hadt behalven die nog Hotomannus en Cujacius tot ambtgenoten. Doordien hij de leer van Calvyn aankleefde, hadt het weinig gefcheeld, of hij zou in 1572 mede een flagtoffer van de woede der St. Bartels nagt geworden zijn; dan eenige hoogduitfe jongelingen die zijne discipels waren, gaven hem een Heed van hun maakzel, en geleidden hem buiten de ftad, beiloten hebbende, om hem tegens wie hem ook mogte aanranden te verdedigen; doch het kwam 'er niet toe; hij geraakte veilig uit de klauwen der woede, en kwam te Lijons van waar hij naar Geneve toog. Na een vrij lang verblijf in deze ftad, beriep hem Feederiic de III. Keurvorst van den Paltz te Heidelberg , alwaar hij gedurende eenige jaren als eerfte Hoogleraar in de regten, die wetenfehap leeraarde. Deez* Vorst die een ijverig aanhanger van Calvyns leer was, in 3576 geftorven zijnde, wierdt door zijn zoon Lodewyk de IV opgevolgd, die zo fterk aan de Augsburgfe Co?ifesJï$ was verkleefd, dat hij volftrekt wilde dat die door de Profes, foren, van dit Hogefchool zou gevolgd worden. Hij verleende egter aan Donellus die 'er toen Rektor van was, de vrijheid om 'er te blijven; maar deze aanvaardde liever de voordelige aanbiedingen die hem namens de Beftierders van de nieuw opgerigte Hogefchool te Leijden gedaan wierden, en hij begaf *er zig met zijn huisgezin in 1579 naar toe, alwaar hij met eene Hoogleraarplaats in de Regten wierdt voorzien, die hij met g:o e toejuiching vervulde. In 1583 bood men hem de stelvde -.aardigheid te Altorf aan; doch zijn inkomen te Leijden ermc Itrd zijnde, verkoos hij aldaar te blijven. Dan» onv .orzigtig ger.öeg zijnde van in 1587 de partij van LeycesÏ*r openlijk a-w te kleven, en onder hevig vermoeden liggen;  DONELLUS. (HUIG) 311 gende, van de Schrijver enes eerrovenden fchotfchrifts te zijn tegens de algemene Staten en de Magiftraat van Leijden, en daarbij van Prins Maurits kwaad gefproken te hebben, wierdt hij niet alleen van zijn post verlaten, maar hij kreeg teffens bevel om het land te ruimen; en zijn bediende Evert Blankaart overtuigd zijnde oproerige gefchriften verfpreid te hebben, wierdt uit de ftad gejaagd. Donellus begaf zig toen naar Duitsland, alwaar hij niet lang ambteloos leefde, want de Regering van Nuremberg benoemde hem op zeer voordelige voorwaarden tot Hoogleraar in de regten te Altorf. Deze Akademie, die in 1576 geftigt was, geraakte wel dra door hem in groot aanzien en roem: dan hij wierdt verhinderd om 'er al het nut aan toe te brengen dat hij wel gewenst hadt, doordien de dood hem op den 4 meij 1591 in het graf rukte, in het 64fte jaar zijnes levens. Hij wierdt in de kerk te Altorf begraven, met dit graffchrift op den Reen die hem be». dekte, gebeiteld: Hugo. DonïllUS. Heduus. nulli. Jurisconfidtorum. noflri» feculi. fecundus. in Galliis. initio. mox. inde. civili. bello. fla. gtante. fecedere. coaüus. Heidelberge. deinde. Lugduni Ba* tavorum. denique. Altorphii. magna. cum. omnium, admiratio* ne. et. concurfu. exterorum. jura. facundo. ere. docuit. Deo. et. hominibus. mque. carus. fenio. tandem, confeflus. vitte. et. tnoleftiarum. fatur. pie. ac. placide, animam. Creatori. reddidit. anno. repar. fal. hum. m.d.xci. menfe. Maio. atatis. fue. mno. lxiii. cui- bene. merito. de. Academia. Altorfim. Scha* iarchce. perennis. memorie, erga. H. M. P. C. Men vindt het pourtrait van Donellus in de Athene Bèta* $e van Meursius, en een gedenkpenning ter zijner eere geSlagen , in het Mufeum Mazzuchellianum. Tom. -I. Tab. XCV. p. 423. Hij was getrouwt in 1573. en zijn vrouw overleefde hem zonder kinderen na te laten. Doordien Donellus zig ongemeen bekwaam zo wel in de ftaije letteren als Regtsgeleerdheid hadt gemaakt, loste hij de zwartbeden van die netelige wetenfehap op met veel geleerdy 4  3ii DONELLÜS. (HUIG) heid en op eënebefchaafde wijze, en deedt in alle zijne werken het nuttige bij het aangename gepaard gaan, het welk inzonderheid gefchikt was, om den leeslust op te wekken en gaande te houden. Voornamelijk lei bij zig ook toe om ieder onderwerp op eenen leerftelligen trant te onderwijzen, en alle regtskundige onderwerpen tot eene konst te brengen. Vooral houdt men in grote waarde het geen hij over de Testamenten en uiterfte willen heeft gefchreven. Hij. hadt zulk een gelukkig en Halen geheugen, dat men wil, dat hij het gantfe Iighaam van Romeinfe wetten, onder den tijtel van Corpus Juris bekend, van buiten kost. Eene zaak die men hem te regt als eene vlak aantijgde, die zijne overige uitmuntende hoedanigheden grotelijks taanden, was., de laagc ijverzugt. die hij tegens Cujacius hadt opgevat, van welken kundigen man hij nimmer dan mot veragting fprak. De werken van Donellus, welke gezamentlijk tusfen dejaren 1762 tot 1770 in XI Delen in folio zijn in het licht gegeven , en door de bezorging van Bartel Frans Pellegrini Regtsgeleerde te Ffa, te Napels zijn gedrukt, beftaan uit de. volgende: 1. In titulum de Ufuris in Pande&is, £? fequentem Commentarius, ordine h$c capita Juris comple&ens: in Tit. Pandetlarum de Ufuris Q5 Nautko feenore:. de Frutcibus, causfa, accesfionibus : de Mora. Paris 1556- 4to. It. nunc recens auttus £f recog'nitus* Ad Mich. HospiT|ALem. Ejusdem in tres libros Fandettarum> vicefimam, vicefiimm primum, (jf ricefimum fecundum, Commentarii, ad Renatlm Crispinum , in Britannia minore Senatoren* Lugd. 1558. Ato. De Tijtels in dit tweede werk Verhandeld en opgehelderd, zijn: de Fignoribus & Hypothecis, de jEdilkio tdillo, de Eviüionibus duple Stipidatio?ie, de Probationïbusv. de fide Inflrumentmtm, de Tefiibus. De opdragt aan Michiei*de l'Hopital, toen ter tijd Ptefident van de Rekenkamer, is, gedagtekend den i janüarij 1556; en die aan Reinier Cris«n, van den 1 junij 1558. 2. Ai legm Justiwiani de Sententiis, quee pro. eo quod interej? $ro-  (DONELLUS. (HUIG)" 3r£ % ptofenmtur, five, de eo quod interejl, liber. Paris 1556. m 4}». Verfcheidenemalen herdrukt zo in ato. als 8vo. 3. Commentarius ad Tit. Digeftorum de Rebus dubiis. Biturig. 1571. Svo. It. Antv. 1584. Svo,. 4. Commentarius ad Tit. Codicis de PaUis & Transaicionibus. Biturig. 1572. Svo. Meermalen herdrukt. 5. Zaciiarije Furstneri, Defenjio pro jufio £? innocente tot millium animorum fanguine in 'Gallia effufo adverfus Montlucii calumnias. 1573. Svo. De berugte Jan de Montluc, Bisfchop van Valence, hadt dit zelvde jaar in 't licht gegeven : Defenjio pro illufirisfimo Andium Duce (zedert Hendrik de III.) adverfus calumnias quorundam. in Svo. Zijn toeleg in dit ftuk was, om de gruwelijke moorderijen van St. Bartels nagt te verontfchuldigen. Tot wederlegging nu hier van , gaf Donellus het bovenftaande ftuk in druk. Cujacius ftelde hem tegens: Prafcriptio pro Montlucio, Epifcopo Valentino, adverfus libeilum editum fub falfo namine Zachariae Furstneri. Antv. 1574. Svo. Zonder naam van Schrijver, 6. Commentarius ad Tit. Digeftorum de Prtefcriptis verbis, £f infaSum aSionibus. Heidelb. 1574- Svo. Meer dan eens herdrukt. 7. Commentarius ad Tit. Liftitutionwn de Aclionibus. Antv. 1581. 8yo. Veelmalen naderhand uitgegeven. g. Commentarii ad Tüulos Digeftorum . . . de Rebus creditis. Si certum petatur, (ƒ de CondiElione. De Jurejurando. De in litem jfurando. De Conditlione triticaria. De Eo quod ceito loca dare oportet. Antv. 1582. folio. Opgedragen aan Prins Willem den I. door een brief van den 1 julij 1581. 9. Commentarii ad Codicis Justinianei partes eas, quas fequens ■pagina iniicabit. Lugd. Bat. 1587. folio. Opgedragen aan de Regeering van Nuremberg door een brief uit Leijden gefchreven den 2 janüarij 1587. Deze Verklaring loopt over de Tijfels van het II, boek van het Codex: de Edendo, de in jus vocando, dePalïis, de Transactionibns. De verklaring over deze beide laatften hadden reeds het licht gezien; zie N°. 4., maar zij is hier verbeterd en vermeerderd: de Prafcriptis verbis et in y 5 fj  y% DONELLUS. (HU1G)< fiCtitm actionihus. Ad Leges Cod. L.filium, quem, famil. trcifc.'. L. II. de resc. yeni., L. precibus, de imp. et aliis Subfi. Auth. non Heet et Auth. ex causfa, de lib preet. vel exher., L. eam quam ie fideicmn., L. fi unquam. de revoc. don., ad lib. VIII. Codicis. 10. Cmnmentanorum Juris Civilis libri XXVIII, in quibus Jas Civiie univeifum fmgulari artificio atque doctrina explicatur, Scipio Gentilis J. C. rèeenfuit, edidit, pofieriores etiam libros fupplevit. Francof. 1595. *'» folio. Verfcheidenemalen naderhand herdrukt Men vindt in deze Verzameling eene nette en leerHeilige verklaring van het gehele Burger- en Leenregt. Dcbellus haalt geene uitleggingen van anderen aan; maar hij voegt in de zijnen, de wetten, waarop hij zijne verklaringen grondt. Bever zegt, dat aan hem geen werk over het Re* meinfe Regt bekend is, waar aan hij boven dit de voorkeur kan geven; en dat 't geen het meest heeft toegebragt' om da Partitiones van Vinnius in achting te brengen, enkel moet toegefchreven worden, dat hij veel gebruik van Donellus beeft gemaakt. Oswald Hilliger , Hoogleraar in de regten te Jena, in 1619 geftorven, heeft uitgegeven: Donellus enucleatus, five Commentarii Donelli in Compendium redacti, ut rerum nucleum contineant. Accesferunt notata, quibus feorjim par. p%n, qua Donello omisfa, fupplentur, partim aliorum idem cum Ulo vel diverfum fentientium rationes expenduntur etc. Jena 1611. 410. It. Lugd. 1619. folio. It. Antv. 1642. folio. Deze vertorter brengt hier een gantfen drom aanhalingen te berde van hedendaagfe Regtsgeleerden, die door Donellus met cpzet uit zijne ophelderingen verbannen waren. . 11. Commentarius ad Tit. Digeftorum de Verborum obligationL fois. Francof. 1599. folio. 12. Huoon. Donelli Jurisconf, Opufcula poftuma; et alio~ rum quxda-.n. Ex Eibiiotheca Scip. Gentilts Jurisc. Ilanov. 1604. i2Bio. Hier in ontmoet men de verklaringen van Donellus over de 34, 35 en 36fte Tijtels, des lilden Boeks van bet Codex, en over de 9-2ofte en 3gfte Tijtels van het Vide Boek , als mede over de wet Gallus , Digeft. de Liber. et Poflhum. twee Raadgevingen, vier Blieven van den zelvden, en  dongelberg. (hendrik karel van) 3i$ én drie welke aan hem zijn gefchreven door Albert Gentilis , Michiel de l'Hopital , en Pieter du Faur : twee Brieven van eenen Regtsgeleerden te Bourges aan een Vorst: eene Redevoering van Cujacius over een Doktoraat: die van Duarekus over de promotie van Donellus : de Lijkrede over dezen uitgefproken door Scipio Gentilis : verfcheidene Lijkzangen over den dood van Donellus. 13. Commentarii abfolutisfimi ad II. III. IK VI. et VIII. LU Iros Codicis Justinianei, Tit. V. Lib. XIX. de Prcefcript. verbis, et Tit. Lib. XXV. Digest. de Verborum obligationibus; maxima feré ex partc posthumi, minima vivo patre nati. A Jacobo SchegXio, Jac. Schegkii nepote, Profes/ore Academie Tabingenfis, Aitditore Donelli attentisfime, primum in t/fum Jurisprudentie Studioforum publicati, mme vero correcti et emaculati excujï. Cum Indice duplici, uno antique, altero nova editioni congruente, Fran* cof. 1622. folio. —— Scip. Gentilts, Orat. in obitum etc. Meursii, Athene Batave, p. 131--133. Beyer, Auctorum Ja. lid. notit. Specim. II. pag. 110-116. Conringius, Sasc. XVI. cum notis Krantzii. p. 166. Tob. Magir. , Epynomol. Voce. Morhofius, Polyhift. Tom.II. p. 584. Petr. Burmannus, ma» jor, ad Syllogen. Epistel. Tom. I. p. 35 & 45, 46. m Notis. Jo. Salom. Brunquelli, Histor. Jur. Part. III. j. 17 , 18. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. Vol. II. p. 1208. Anton. Tereasson, Hiftor. Jurisprud. Pars IV. p. 468, 469. Carol. Sebast. Zeidler, Vit. Profesforum Juris Acad. Altorfina. Norimb. 1770. 4to. p. 63--104. C. Saxi, Onom. liter. Pars III. p. 341;, 350. Niccron, Mem. des Hommes illufir. Tom. XXX. p. 359367. P. Bayle, Ditlion. Tom.II. p. 304 , 305. Paquot, Mem. litter. Tom. III. p. 42-52. Papillon, Bibliotheque des Autheurs de Bourgogne. Tom. I. p. 180-183. G. Brandt, Hist. der Heform. I. D. bl. 558. 730, 740. P. C. Hooft, Ned. Hist. bl. 1151. Wag., Vad. Hist. VIII. D. bl. 217. DONGELBERG (HENDRIK KAREL van), was afkom{lig van het doorlugtig geflagt van dien naam, 't welk van de Brdbandfe Hertogen afftamt; doordien ;Johan de II, Hertog van  §!ö DONGELBERG. (HENDRIK KAREL van) van Braband de heerlijkheid van Dongelberg ten jare r'305 fchonk aan Johan Mieuwe, bastaard van Johan denI, Hertog van Braband, welke uit Margriet, vrouwe van Pamele, onder andere kinderen eenen zoon Lodewyk naliet, die de eerfte was welke den naam van Dongelberg heeft aangenomen; wiens kleinzoon Lodewyk zonder kinderen in 't jaaar 1470 komende te overlijden, aan zijn zusters zoon Johan van Malayse die heerlijkheid bij uiterften wille verfprak: dezes eifdogter Francoise met Willem van Argenteau in der» egt verbonden zijnde, bragt die ten huwelijk aan haaien man, in welk geflagt ze tot den jare 1659 is verbleven. . Hendek Karel van Dongelberg, die den 18 augustus X593 te Brusfel wierdt geboren, was de zoon van Hendrik van Dongelberg, die in het tijdvak van 1590 tot 1624, elfmalen Burgemeester van Brusfel is geweest, en van Adriaka, dogter van Adriaan Borluut, Ridder, Heer van ZiU lebeke. Hij leide zig van zijne jeugd af aan toe op de beoeffening der regten, en den tijtel van Licentiaat in die wetenfchap bekomen hebbende, wierdt hij ten jare 1625 Schepen te Brusfel. Ten vijfdemale in het jaar 1691 tot die zelvde waardigheid verkoren zijnde, wierdt hij, voor dat zijn tijd was verftreken, aangefteld tot Raadsheer in den Hogenraad van Sra» band, en wierdt als Schepen vervangen door zijn neef Jakob Filip van Dongelberg, Heer van Scavenberge en van Broek, zoon van Filip van Dongelberg en van Quentina de Bor« Ujut. Deze kogt in 1659 het landgoed Dongelberg van Wil» j.em TJlrik d'Argenteau, en verkreeg van Filips den IV in 1662 den tijtel van Baron. In 1651 bekwam onze Dongelberg de baronnije van Rever, eene der oudften van Waals-Braband, en den tijtel van Baron dier plaatze wierdt op hem den 2 feptember 1657, door opene brieven van Filips den IV. bevestigd. Ruim twee jaren later ontdeedt hij zig van zijn ambt als Raadsheer, met voornemen, om zijn overige dagen op het kasteel te Réves in Rille rust te gaan doorbrengen, dan de dood verijdelde dit ontwerp, en hij ftierf te Brusfel den 3 april 1660, in den ouder-  DONGELBERG. (HENDRIK KAREL van) 3i-/ 3erdom van 66 jaren; zijn ftoftelijk overblijfzel werdt hi 'I midden van het koor der kerk te Rèves begraven. Zie hier het graffchrift, dat hij voor zig zei ven hadt vervaardigd, ea 't welk Paquot betuigt, door zijn eigen hand gefchreven, ge», Zien te hebben, uitgezonderd de dagtekeningen die 'er nader* hand zijn bijgevoegd: Henricus Carolus de Dongelberge, Brabantum J>oJleritas praclara Ducum, frimique Joannis Depofitis mundi pkaleris, dum grandior atr.s * Finem inftare mohef, VVamtjut quod unica formst Tranquillam Vtrtus: Revend yixit in arce, Speclauti Jimilis marls aflum è.liltore , tandem Texit, quem coluit, liberrima terra Baroium, Agrorum celebrem fpatiis, meritisque: fed horum Fama perk , data funt ipfis quoque fata fepulcris. Gaudia fint anima dafundi alerna précemiir. 'fun&aque connubio de Berlo Joanna Maria üarohum fdttgüïs, binas qua protulit orbi Disfimili Sexu proles ,Ja pace aulescal. flatus itte 18. Aug'ti 1593. Obiit 30. April Au. t66o. Hac verè 2«+ Jannarii 1629. Obiit 6 Oclob. Ao. 1685. Sic fua cuique dies, üecretaque tempora vita. . Dongelberg was zeer ervaren in de wapenkonst of bet B!a. feen, in de geflagtregisters, en in de gefchiedenis van zijn vaderland. Hij tradt voor de eerftemaal in den egt met jo. hanna van Steelant, waar bij hij geen kinderen verwekte; vervolgens huwde hij voor de tweedemaal met Johanna Ma. ria, Baroresfe van Berk, die hem een zoon baarde, Frans Hendrik genaamd, Marquis van R.res, die maar ééne dogter naliet, Albertina Johanna Josepha Francisca genaamd, welke Kanunnikes van d''Andennes is geweest. Hij was een broeder van Frans van Dongelberg, Regttgeleerden, Heer van Herlaer tn van Ziiiebeke; deze laatfte is ook viermalen Burgemeester van Brusfel geweest; toen hij ten jare 1648, ftierf, was hij voor de negendemaal Schepen van genoemde ftad. Valerius Akdreas heeft misgetast, met te zeggen-, dal  èï8 DONGELBERG. (HENDRIK KAREL van) dat hij Raadsheer in den Hogenraad van Braband is geweestj nimmer heeft hij die post bekleed, ook flaat hij gautzelijk den bal mis, met hem Schrijver van het volgende werk te maken : Prtlium Woeringanum Joannis I. Lotharingice, Brabanties Duels ö* S. Imp. Marchionis: quo, memorabili parta vitïeria anna Dni. 1288. die v.Junii, Ducatus Limburgi ad Brabantiam ac* cesfio atermm manfit obfirmata. Brux. 1641. folio. De Schrijver van dit verhaal, op zig zelve nuttig voor de gefchiedenis van Braband, en nog zo veel te nuttiger door het gene de Vertaler 'er heeft bijgevoegd, is Jan van Heelü, dien wij ter zijner plaatze zullen gedenken. Hendrik Karel van Dongelberg, heeft het in 't latijn vertolkt. Zulks blijkt, ingevolge het getuigenis van Paquot, uit eene aantekening, door zijn eigen hand op een Exemplaar gefchreven, 't welk toebehoort aan den Hr. van Langendonck , voormaals Raadpenfionaris der ftad Leuven: Ipfe qui hac imprimipermifi, dedi hanc permisfionem anno cetatis mea 48. Dit is van de zelvde hand als het bovenftaande Graffchrift, en een menigte andere aantekeningen bij dit werk gevoegd, ten einde tot opheldering daar van te verftrekken, of wel de Geflagtregisters die 'er bijgevoegd zijn aantevuHen. Dit gefchiedverhaal bevat: 1. Een Opdragt aan de Staten van Braband door Erycius Puteanus, welke 'er door onzen Schrijver toe was verzogt. 2. Een Berigt van den zelvden , aan den Lezer. 3. Eene Voorrede van den Vertaler, waar van het flot een geflagtrekenkundige tafel van de Hertogen van Braband bevat, die ongemeen nauwkeurig is. 4. Eenige Vaerfen op Hertog Jan den I. &c. 5. Als dan volgt het Prielium Woeringanum, zijnde een digtftulï van 1600 zesvoetige regels, waarvan de ftijl volkomen gelijk is aan die van het opgegevene Graffchrift. 6. Verfcheidene historife en geflagtrekenkundige waarnemingen, die niet alleen een groot licht over het werk zelve verfpreiden, maar ook verfcheidene andere onderwerpen van de Nederlandfe gefchiedenis ophelderen, en in't bijzonder over denoiifprong der Voornaamfte Brabandfs Geilagten ,• ook zijn hier de Charters en  DONIA. (SYDS of SIXTUS) g-r; en andere bevestigende ftukken bijgevoegd. 7. Twee Brie* ven van Dongelberg aan Eryc. Püteanus, benevens de antwoorden van den laatften, die zig met de bevordering der uitgave van dit werk hadt belast. Christin., Juris* prud. Heroica. p. 328. Foppens, Bibl. Belg. p. 291. Butkens, Troph. de Brab. ed. de 1724. Tom. II. p. 462, 463. Tlteatre ds la Nobl. de Brab. p. 48. 131, 132. G. v. Loon, Nederl. Histo*^ riep. II. D. bl. 309. Lelyveld aant. agter Huydec. Froevn van Taal- en Dichtkunde, L D. bl. 491. DONIA (SYDS of SIXTUS), was voorouderlijk uit bet: huis van Harinxma , en uit eene dogter van dat van Donia. De naam en *t geflagt van Donia zijn zeer oud. De Griete. nij van Daniawerjlal in het kwartier der Zevenwouden in Friesland is, daar waarfchijnlijk van benoemd. Sixtus was een zoon van Kempo Donia , en gaf in de Staatsvergaderingen ten jare 1566, blijken van vrijheidliefde; doch wierdt door Alva, twee jaren later gedagvaard naar Antwerpen, om zig te komen verantwoorden. Toen fchijnt hij gebannen te zijn, en zich nevens zijne vrouwe Jouck Stentera, met de woon naar Bremen begeven te hebben, waar hij geftorven en begraven is. Zijn zoon Kempo ftorf in het jaar 1593, en wierdt te Miitaldum begraven. Hij fchijnt zig een geruimen tijd buiten zijn vaderland opgehouden te hebben: want zijne vrouw Margariet Gerbranda overleedt in Embderland ten jare 1581. Eens dogter van Sixtus was getrouwd met Sibrand Donia op Hinnema-State te Jelfum; waar uit Kempo Donia, Grietman van Leeuwarderadeel, die ook een der eerfte Curateuren van Friesland} Hogefchool, ten jare 1585 te Franeker geftigt, geweest is. Hij was de va.ier van Frans Donia, een' voornamen Staatsman, die, wegens Friesland gevolmagtigd was tot de vredehandelinge te Munfter, en buitengewoon afgevaardigd tot de gro. te Vergadering in 't jaar 1651, welke hij zoude geopend hebben , ware hij niet eenige dagen te voren in 's Hage geftorven. Van eenen Kempo Donia , o#derfcheiden van den hier gemelden, vindt men bij Baudartius, Memorien, II. Boek, bi.  igfj DONKER. (JAN) (PIETER) bl. 77, aangetekend, dat hij, in 't jaar 1611, door de Frifi fen naar Holland gezonden werdt, om te waarfchouwen tegen de onderneming van Vorstius. ■ In de XVde eeuwe, toen Friesland inzonderheid zo hevig ,door pardjfchappen geteisterd wierdt; nam een Hotse Donia zijne toevlugt naar Braband; van deze was ten jare 1710 nog • een afftammeling te Leuven, genaamd Frederik Anthonï Donia, Heer van Redingen. Ook waren 'er in den jare 1781 te Mechelen nog Donia's in leven, waarfchijnlijk uit Friesfe voorouders, en uit dit geflagt herkomftig, doch in een bekrompen toeftand, volgens berigt van den Heere M. Hette*. . ma, uit die ftad aan den Heere E. M. van Burmania gezonden. In Friesland is dit Geflagt voor lang uitgeftorven. ——• Winsemius, Hifi. L p. 72» 73- "4- & L. Vriemoet, Athm. Frif. p. XXIX--XXXI. Winsem., Cronique van Friesl. bl. 792. G. v. Loon, Nederl. Hiftoriep. II. D. bl. 289- Wag,, Vad. Hift. XI. D. bl. 405. W. J. te Water, Hift. van 't Verlond, II. D. bl. 337, 33§- M- D. bl. 513. DONKER (JAN), Konstfchilder, geboren te Gouda in de XVIde eeuwe, zoude waarfchijnlijk een groot Konllenaar zijn geworden, ware het niet dat de dood hem in het bloeijen van zijne lentejaren hadt weggerukt. Het ftuk dat hij gefchilderd heeft, waar op de Regenten van het Tugthuis te Gouda ftaan afgebeeld, is nog in wezen, en ftrekt ten getuige van zijnen fmaak en ontluikende bekwaamheid. DescaMfs, Vie des Peintres, Tom. II. p. 152. A. Houbraken, Schouwburg II. D. bl. 93. fUtgcm. S\ttnfï(et £«ricon. f. 205. DONKER (PIETER), Konstfchilder, die mede te Goud» het eerfte levenslicht zag, was een volle neef van Jan. Hij heeft tot zijn Leermeester gehadt den vermaarden Konstfchilder Jakob Jordaans, te Antwerpen. Die brave man bragt hem zo ver in de konst, dat hij op zijne eigen rienen ging drijven naar Frankfort, om ten jare 1658 de krooning van Keizer Leopold bij te wonen, en aldaar fchilderde hij tenige • ftukken. In 't volgende jaar reisde hij naar Frankrijk, en van daar  DOOREGEEST. (ENGEL ARENTZOON) 32r daar onder het gevolg van den Hertog van Crequi naar Rome, daar hij met ijverig tekenen en fchilderen zijn tijd heeft doorgcbragt. Na verloop van zeven jaren kwam hij in zijn vaderftati te rug, en ftierf in 1668, zijnde als toen op 't best van zijn leven. • De bovenftaanden en Weyepm.w Leven der Schilders, II. D. bl. 177. Walvis, Befchr. van Gouda, bl. 335. DOOREGEEST (ENGEL ARENTZOON), uit NvordhoU hnd van afkomst, wierdt geboren omtrent 't midden van da XVIIde eeuw. Met eene fnelle vlugt de lage fcholen doorlopen zijnde, oefFende hij zig in de godgeleerdheid, en wierdt Predikant onder de Mennoniten te Rijp of Rijpmtèrdng, een vermakelijke en aanzienlijke buurt in de heerlijkheid van Alkemade gelegen. Hij heeft uitgemunt door zijnen ijver in het verdedigen van zijne geloofsleer. Uit zijne fchriften wordt men ontwaar, dat zijne gevoelens met dien tak der Doopsgezinde leer overeenfteinden, welke zig door den naam van Waterlanders van de overigen van die gezindheid plegen te onderfcheiden. Hij is op het vroegst in 1705 geftorven , na de uitoefening van het Leraarsamht gedurende een lange reeks van jaren met ongemene (iigting te hebben waargenomen. De boeken welke van hem het licht zien, beftaan uit de volgenden : 1. entMtttfefesi in tsc ïirrèteïnne ïccre / na bc ffrtl&mifi* ffil bet tDcoppsrïüiocn. Stuift. 1692. i2mo. De Schrijver tragt 'er In de teerfttikken van zijne gezindheid op de fchrifc en de reden te vestigen. Zijn boek kan befchouwd worden als een verkorte loop vau Doopsgezind.? Godgeleerdheid; het is verdeeld in XXI hoofdftukken, waar van het Ifte handelt : over de kennis van God door de ervaring en door de openbaring. II. Van de Kanonijke en Apokrijfe boeken; over her gezag, de duidelijkheid enz. der II. Schriftuur; en van dc Overleveringe en de Geloofsbelijdenisfen. III. Van de Goddelijke eigenichappen , en van de Driei'enheid. IV. Van de iGhepping, de Engelen, den Mens, van zijnen, val, cn over • VIII. Deel. X dc  322 DOOREGEEST. (ENGEL ARENTZOON) de Goddelijke Voorzienigheid. V. Van de Erfzonde, die da Schrijver beweerd dat geen eigentiijke zonde is, ten welken aanziene hij zig van 't gewoone gevoelen der Doopsgezinden verwijdert. VI. Over 's Menfen verlosfing, en over de vleeswording en de eigenfchappen van den God-Mens. Hier bewijst hij tegens eenigen van zijnen aanhang, dat het Goddelijke Woord niet, eigentlijk gefproken, in een zigtbare en fterfFelijk Mens is veranderd geworden. Vervolgens fpreekt hij over de genoegdoening van Jesus Christus. VIL Van de algemene Genade, die hij als een ontegenfprekelijke waarheid zoekt te bepalen. VIII. Over de werkzaamheden van den Heiland, als Profeet als Priester en als Koning. IX. Van het regtveerdigmakend Geloof. X. Over het Berouw, het welk hij ten dele doet beftaan in de belijdenis van Zonden, egter zonder verpligting om die aan Priesters te biegten, die volgens hem geen het minfte gezag daaromtrent kunnen uitoeffenen. XI. Over de Regtveerdigmaking alleen eigen aan de ware gelovigen en berouwhebbenden: hij onderfcheidt die van de Heiligmaking. XII. Van de Kerk, over welk onderwerp hij inzonderheid het leerftelzel van Jurieu volgt; de Onr verdraagzaamheid is eene der hoofdzaken, die hem 't meest in de Roomfe-Kerk ftuit. XIII. Over de Kerk-Leraren. XIV. Over de Sacramenten, waaromtrent hij weinig van Calvyn's lere verfchilt; en hij beweerdt, dat de Voetwasfmg die bij fommige Doopsgezinden in gebruik is, geenzins tot de Sacramenten behoort. XV. Over den Doop, het geliefkoosde onderwerp der Mennoniten. XVI. Van het Avondmaal, waaromtrent hij genoegzaam gevoelt als de Gereformeerden. XVII. Over den Kerkban, waar over hij zo geftreng niet denkt als de meesten van zijnen,aanhang. XVIII. Van de Overheid : de Schrijver wil, dat men die moet eeren en gehoorzamen, en dat men zonder onregtvaardtgheïd' zig daar toe kan laten gebruiken. XIX. Van het Eedzweren; deze Iaat hij in geen geval hoegenaamd toe. XX. Van de Gebeden: hij wil dat men die niet dam aan God en aan levenden moet doen, en geenzins aan Engelen, noch aan geftorven Heiligen. XXI. •  DOOREGEEST. (ENGEL ARENTZOON) 3r? 'XXI. Over het laatfte Oirdeel, en de a'gemeene Opftandirg, 2. °Xnitf aan ben l&etz Fred. Spanhemius, Jf».'oft.ofo? ore jlf. «poorjclcerthciö en Der ï^'ficric tot Stenoën; Inaar 111 Dc ïccre Der «Dcop^gc^inbe natteï uitscfob / en licrccbifjb / cn lv.11 beetc fteaw tefcfnilöignigcn ncfuiUctt Wü|Jt>j DienenDe tot ant* tóowiJ 0») [jrt SCjactaat/ getwamt-i ÏJijiorifch en ^obseïccrü Sitg&feet bot nitscfeCjcnflc ©crfcfjiHcj. ban ben «Oo&ciSien.cr» 3£tJlfï. 1693. in i21hd. Deze Brief hadt een gu.nftig uitwerkze!. De Leijdfc Hoogleraar liet uit een tweeden druk van zijne! Verhandeling, een gedeelte der dwalingen agtcrwege, die hij aan de Doopsgezinden hadt toegefciireven. 3. ïïtjycc Scc-Dos'tii. 2üü|ï. 1679. in i?ntrj. Posjacei* mede Doopsgezind Leraar in de Rijp, was deelgenoot in dei famenftelling van dit werk, 't welk een löort van Handboek is, ten gebruike der Matrofen en andere zeevarenden gefchikt4 inzonderheid van die welke ter Haring- en Walvisvangst uit* gaan. Men vindt 'ér eenige Predikatiën en Gebeden in, benevens een korte Gefchiedenis van Heiland, waarin wijdlopig van den Rijp gefproken wordt, als mede over den aart, inborst, de zeden, den Godsdienst en handel der Zeelieden Vari die iandftreek. 4. HnMt 'B.'ief aan bert ï?r. Freö. Spanhemiüs, tipgétg^Jtti aan Hermanus Sciiïn. Hm?!. 1700; 121110; Dooregéest- beijvert zig hier in om hoe langs hoe meer zijn tégenftrever tö wederleggen : en laat niets agterwege, om het leerftelzel vad zijnen aanhang betrekkelijk den Kinderdoop, het eedzweeren* den oorlog, over de pHgten van de Overheden, te verdedigen. 5. e>e feere bet JTOéntiimtfen bctföebfsC regen j. N^colai & Groiw. Sfolf& 1704. 121110. De Schrijver tragt hierin de zijnen te re;?,tveerdigeii, inzonderheid ten aanzien van de leerftukken der Dritëenigheid, die der Voorwetendheid en Regtvaardigheid van God, over de beide natuuren van Jesüs Christus, over de Genoegdoening en over de onfteiféüjkheid der Ziele. De Doopsgezinden achten grotelijks dit en tlle ds andere werken van Dooregeest.  394 DOORESLAAR. (IZAAK) 6. ©erbebiging ban Engel Arentzoon Dooeegeest, tc* ger$ ben <£erm. ïfeer Henricus Schevenhuizen. Deze Schrijver, zijnde een discipel van Spanheim, hadt eene verhandeling in 't licht gegeven, waarin hij de leer der Doopsgezinden onderzoekt, verzeld van ongunftige aanmerkingen over derzelver Geloofsbelijdenis. Dooregeest gaat hem hier over mannelijk, egter met gepaste befcheidenheid, te keer, en verdedigt de zelvde leerftukken als hier boven tegens van Grouw, met bijvoeging van die, over *s Menfen vrijen wil, over deszelvs val, over de algemene Genade, over de Regt- veerdigmaking, en over den Doop der bejaarden. . Herm. Schyn, Hijlor. Mennonit. p. 304--318. Paquot, Mem. litter. Tom. X. p. 298-303. DOORESLAAR (IZAAK), zoon van N. Dooreslaar Predikant te Enkhuizen, oeffende zig in zijne jeugd in de regten, en bekwam de waardigheid van Doktor in die wetenfehap. Hij was Hoogleraar in de Gefchiedkunde teCambridge, gedurende het tijdvak dat de onenigheden tusfen Koning Karel den I. en zijn Parlement op 't hevigst begonden te woelen. Hij begreep toen met meerder voordcel zig aan de praktijk te kunnen overgeven, en vestigde ten dien einde zijne woonplaats te Londen. Intrigtiant van aart zijnde, wist hij zig in de gunst van het Parlement te dringen, dat van oirdeel was, dat hij, een geboren Hollander zijnde, meer ingang bij het regeeringsbeftier aldaar zou vinden, dan Strikland, die kort tevoren opontboden was, doch naderhand teruggezonden werdt. Doo. xeslaar vertrok dan in de hoedanigheid van Refident ten iare 1640 naar 's Hage, en zijne credentialen werden, den 3 julij gelezen en aangenomen; doch Boswel, die van wegens den Koning zijn verblijf in derf Haag hadt, wist te bewerken, dat hem door de Staten geen gehoor werdt verleend. Ten einde het Parlement egter niet geheel voor 't hoofd te floten, boodt men hem aan, Kommisfarisfen te benoemen, om daar mede te handelen; dan Dooreslaar floeg dit glad af, waar op fcem gehoor wierdt verleejjd, doch door de Staten niet naar Sa-  DOORSCHOT. (HENDRIK) aiJ genoegen beantwoord zijnde, verliet hij 's Hage, en toog weder naar Londen, alwaar hij als een der Fiskalen tegens den Koning wierd gebruikt. In 't begin van meij des jaars 1649, kwam hij andermaal herwaards als Refident; dan hij was maar korte dagen in 's Hage geweest, toen hij op den uden van genoemde maand , des avonds in de herberg de Witte Zwaan, met goed gezelfchap aan een tafel zittende, ser vijf vermomde kareis zagtjes aan de deur klopten, en een ftoop wijn eisten. Een van hun binnen zijnde, drongen de anderen mede door, bliezen in het voorhuis de kaarfen uit, waar na zij zig in het vertrek begaven daar Dooreslaar met zijn gezelfchap zat. Twee derzelver, bragten eenen , genaamd Blankensteen, eerst eene zware wonde toe, waar aan hij kort daarna ftierf; doch gewaar geworden zijnde, dat zij den regten man niet getroffen hadden, gingen zij op Dooreslaar los, bragten hem een houw in het hoofd toe, en vervolgens een iteek dwars door het hart, zo dat hij dood ter aarde viel. Het Hof beloofde uit last der Staten van Holland, 1000 guldens aan elk, die de moorders zou aanwijzen; doch zij werden nimmer agterhaald. Naderhand verftondt men, dat de moord, door zekeren Whitford, begaan was. Ondertusfen nam het Parlement zeer kwalijk, dat men geen fcberp onderzoek naar de moorders deedr. Doch de Nederlandfe Gezant Joachimi te Londen wees, fchriftelijk, aan, wat 'er van der Staten zijde, verrigt ware, om de daders te ontdekken; waar in het Parlement genoegen fcheen te nemen. Ludlows, Memoirs, Vol. I. p. 251. 269. Thurloes Papers, Vol. V.'p. 315. Vol. VIII. p. 348. 429- Rapin Thoyras, Hifi. d'Anglet. Tom. IX\ p. 9.-22. Aitzema, Zaken van St. en Oorl. III. D. bl. 365-376. Wao., Vod. Hift. XII. D. bl. 9. 36. Wag., Befchr, van Amft. V. St. bl. 67. DOORSCHOT (HENDRIK), Konstfchilder, geboren in 'sHage, was een leerling van Konstantyn Netscher. Hij fehilderde vrij goede ftukken; doch doordien hij weinig de konst oeffende, ontmoet men zeldzaam van zijn werk. —— Weyerman, Leven der Schilders, IV. D. bl. 71. X 3 DOORT  32(5 DOORT. (EVERHARD) DORP. (AREND van) DOORT (EVERHARD), Konstfchilder, een Nederlander*. van geboorte, heeft ten jare 1614 te Pavia gewerkt, alwaar men in de St. Steven en Pieters kerken, verfcheidene biftoriefttikken door zijn penfeel gefchilderd, pleeg te zien. —— HKjjem, ^anfWtr StfiW, 1779. f- 206. DOORT (PIETER van der), een Hollands Piaatfnijder, die aardige zeeftukjes in 't koper heeft gefneden, naar de tekeningen van Gronu. —— ftUgWth $«8fU« Setteem i779i f. 2gö. DORP (AREND van), Ridder, Heer van Teemfche, Maasdam en Middelharnas, gefproten uit een oud adelijk Hollands geflagt, waar van men de Genealogien bij van Leeuwen, Ferwerda en anderen vindt, is in de Nederlandfe gefchiedenisfen zeer bekend. In 't jaar 1561, werdt hij benevens Hammeel door den groten Raad van Mechelen aangefteld tot bezorger des boedels van den Markgrave Maximiliaan van Boürgondie, \vaar van hij, ten jare 1569 rekening deedt. Gedurende die boedelreddinge, zal hij zig meest in Zeeland opgehouden hebben; en hier door verhinderd geweest zijn, openlijk voor de vrijheid uittekomen. Dat hij hier anders wel toe gezind was, bleek, toen hij, in 't jaar 1568, aan Prins Willem den I. iooco guldens opfchoot; in vergoeding van. welken, de Staten van Holland hem, naderhand, 144 morgen lands, uit de Geestelijke goederen onder Leiderdorp liggende, hebben opgeiragen. Tot welk einde zijne geheime briefwisfeling met den Prins ftrekte, is niet duister; want zo dra de vrijheid, in 't jaar 157^, cpdaag'e, was hij een der eerfien en ijverigften , die 's Prinfen voornemens onderftcunde. Heldenmoed ontbrak hem niet, doch zijne ondernemingen mislukten hem fomtijds, of waren, ten minften,' onbeftendig ineen gelukkig gevolg. Hij wist zig meester van de fleutels der Rad Mee:eten te maken, en opende de poorten voor's Prinfen volk. Dan hij moest die ftad fpoedig verlaten, na dat het ontzet van Etrgen in Hen-gouw en miste. Even weinig kon de ver-, «vering van Dendermonde baten; welke Rad hij, den 6 fep- tem-  DORP. (AREND van) 32? tember 1572 ingenomen heeft. Niet beftendiger was zijn geluk te Tholen; want fchoon hij zig dapperlijk gedroeg, werdt hij door de Spaan/en genoodzaakt, die ftad wederom te verlaten. Hij werdt, in't jaar 1574, tot Bevelhebber van Zierikzee aangefteld, en ondertekende, in die hoedanigheid, de voorwaarden der overgave van Middelburg. Ten jare 1575 werdt hij benevens vijf andere Heren gelast om eene nieuwe Ordonnantie op 't ftuk der Regeringe van Holland en Zeeland op tc ftellen; die, federt, ter Staatsvergaderinge werdt goed* gekeurd. In het zelvde jaar wierdt hij gemagtigd tot het bijwonen der Vredehandelinge te Breda. Wat later zondt hem de Prins naar Utrecht, en Gent; om, in de eerfte ftad, de gerezen beroerte op de gevoegelijkfte wijze te ftillen; en het ontflag van Aarschot, en anderen, te Gent gevangen genomen, te bevorderen. In de jaren 1578, en 1579, bekleedde hij de plaatfe van Eerften Edele van Zeeland, voor den Graav van Buuren, op een lastbrief van Prins Willem; doch hij deedt vrijwilligen afftand van deze waardigheid. Na dien tijd, vindt men van van Dorp nergens eenig gewag, tot op het jaar 1584; wanneer hij, door de Staten van Holland, benoemd werdt als een der Gezanten naar Frankrijk, om den Koning de befcherminge en heerfchappije der Nederlanden opte» dragen. Van daar teruggekeerd zijnde, zonder iet wezenlijks te hebben konnen verrigten, fchijnt hij, naderhand, buiten bewind van Staatszaken gehouden te zijn. Ten jare 1594, geraakte hij in groter moeilijkheid; want men befchuldigde hem, dat hij fommige Staatsgeheimen ontdekt, en zig aan Landverraad fchuldig gemaakt hadde. Hij werdt eerst in zijn huis verzekerd, daarna, op de voorpoorte van den Haag overgebragt, en naderhand, kreeg hij zijn huis tot eene gevange» nis, en wierdt eindelijk onder borgtogt ontflagen, doordien het eerlang bleek, dat men niets van gewigt tegens hem halt. In zijn hogen ouderdom, fchijnt hij wederom in grotere achting gekomen te zijn; want bij gelegenheid van zijn gefchil met Johan Klllen, als voogd over de wezen van Jonker Willem de Roover, wist hij te'bewerken, dat de algemene Staten  3aJ EOU. (GERARD) den 6 november 1599, den Raad van Flaanderen oprigtten; die te Middelburg zitting zou houden. Arend van Dorp is tweemalen gehuwd geweest; zijn eerfte vrouwe was Kornelia van Abbenbroek, dogter van Bouwen van Abbenbroek en van Natalia van Geersdyk, daar hij een zoon en twee dogters bij verwekte. Voor de tweedemaal huwde hij aan Josyne van Weiburg, die hem vier zoons heeft gebaard. Hij ftierf den ir augustus 1600, in den ouderdom van 72 jaren en ligt in 's Hage in de Kloosterkerk begraven. —— S. van Issklt, Hifi. f ui temporis, pag. 302. Nobiliaire des Pays-Eas. Tom. I. p. 13. S. v. Leeuwen, Batav. illuflr. bl. 936. Wag., Vod. Hift. VI. D. bl. 267. 388. VII. D. bl. 16. 29. 79. 179. VIII, D. bl. S4--5Ö- 64- 4°4~4°6. 459. J. W. te Water, Hifi. van '{ Ferh II. D. bl. 338-345- DOU (GERARD), Konstfchilder, is uit Friesland herkoraftig, doch geboren te Leijden op den 7 april 1613. Hij was de zoon van Douwe Janszoon, een Glazemaker van zijn am> bagt, en zijn moeder was Marrytje Jans genaamd. De ouders in hun jongen een ongemene drift tot de Schilderkonst befpeurende, befteedden hem negen jaren oud zijnde bij Bartel Dolendo, een Piaatfnijder, ten einde de beginzelen der Tekenkonst te leren, en na verloop van anderhalf jaar hierna bij den konftigen Glasfchilder Pieter Kouwenhorn, op dat hij die zelvde konst. mogt Ieren, om ze daarna in zijnen winkel te oeftenen. Ruim twee jaren bleef hij bij dezen Pieter , welken tijd hij zo nuttig befteedde, dat hij aanmerkelijke vorderingen hadt gemaakt, zo dat de oude Dou hem in zijn winkel bij hem nam, en totglazemaken en glasfchildeien gebruikte , waar door hij hem groot voordeel aanbragt. Dan ziende . dat hij zo onbefuist, en zonder de minfte vreze, in het kiimmen was, zo in het ftellen van nieuwe als floppen van oude j glazen, was hij telkens in greote vrees dat den jongeling een ongeluk mogt overkomen; zulks hij befloot, egter niet zonder zijne fchade, van hem de Schilderkonst te laten leren, en be. \ Reedde hem nu 15 jaien oud zijnde, den 14 februarij 1028 ] . ' ■ by I  D.OU. (GERARD) bij den toen reeds vermaarden Rembrant van Ryn , bij wie hij omtrent drie jaren verbleef, en in dat tijdvak zulke ongemene vorderingen maakte, dat men aan die voorfpoedige beginzelen wel zien konde, dat 'er inzonderheid in 't kiein en uitvoerige , iets groots van hem te wagten Rond. Veelen hebben zig verwonderd dat uit het fchool van Reiskrant zulk een eel konstpenfeel is ontloken, doch aan de zodanigen is het onbekend, dat Rembrant in zijn besten tijd keurig en uitvoerig gefchilderd heeft, zo als wij tot zijne levenfchets gevorderd zijnde, door verfcheidene ftalen zullen aantonen. Dou fchilderde alles met de grootfte lijdzaamheid en geduld naar 't leven, door een met draden ruitswijzc befpannen raam ; een behulp voor die zig het uit de vuist tekenen, niet vertrouwen; doch egter een ezelsbrug, die, om dat men zig daar aan door traagheid van veel te tekenen gewende, reeds voor lang bij een ieder is verbannen; ja zelvs wraakte de Schilder Hoogstraten 't gebruik van den pasfer, uitge;onderd alleen in gevallen daar het noodwendig was, als bij voorbeeld ten aanzien van gebouwen, zeggende: „ men moest het oog „ tot pasfen gewennen." Joachim Sandrart, verhaalt in zijne St- itrtt» fOWto-KunSt/ „ dat hij met Pieter van „ Laar anders Bamboots, Gerard Dou eens ging bezoeken, „ die hen wel ontving, en vertoonde, 't geene hij van zijne „ konstwerken zo ten halven als ten vollen in gereedheid hadt, „ 't welk zij prezen, en inzonderheid zijn geduld in 't bewer„ ken van een bezemftok; daarop hij antwoorde, dat hij nog „ wel drie dagen werk hadde eer die voltooid zoude zijn. In „ dien tijd hadt hij gefchilderd het Pourtrait van den konst„ minnenden Here Spiering, zittende als voor of in zijn kabi„ net, daar nevens aan, zijn vrouw, en zijner vrouwen „ moeder die haar een boek overreikte, 't weik zo verwon„ derlijk uitvoerig gefchilderd was, dat men het alles nauw„ lijks met de oogen konde zien, (waarom Dou ook al van „ zijn 3ofte jaar af vergrootglazen gebruikte), doch hij was X s „ niet  33» DOU. (GERARD) „ niet zeer gelukkig in de gelijkenis der wezens: en gemel„ de huisvrouw van den Heer Spiering verklaarde, dat zij „ voor de ééne hand die op den leunftoel ruste, vijf dagen „ hadt gezeten. Dit benam den menfen de lust om zig van „ hem te laten uitfchilderen; waarom hij ook wel meest eigen „ ordonnantiën gemaakt heeft, daar hij veel ftil leven in te „ pas bragt; en 't leven 't welk hij daar nevens gebruikte, „ voor hun geduld in 't lang zitten rijkelijk betaalde. Ge. „ melde Spiering gaf hem ioco guldens jaarlijks en dan. nog „ een ruim gefchenk voor ieder Konstftukje. Hij.maakte zij„ ne pènfeelen zelv', wreef zijn verwen op glas, en bewaar„ de deze! ven met veel zorg voor ftof." 't Is bijna ongelooflijk, als wij acht geven op de uitvoerigheid zijner penfeclvoortbrengzelen, dat een man zo veel in zijn levenstijd kan uitwerken ; 't welk ten onbetwistbaren blijke verftrekt, dat hij met een naarftige vlijt zijn tijd moet in acht genomen hebben; en wat de uitvoering zijner konst betreft, die roemt zelv' 't vernuft' van haar bewerker: ook vindt men geen pcnfeelvrugt die zulk ene algemene goedkeurende bewondering wegdraagt: waarom dezelve ook tot pronkftukken van alle beroemde kpnstkabinetten tot een hogen prijs wordt opgekogt. Voor een van zijn beste konstwerken wordt gehouden dat gene, *t welk door Bewindbebberen van de Oostindife Maatfchappij van den Schilder zeiven wierdt gekogt voor 4000 guldens, en aan Karel den II., toen hij van hier naar Engeland overftak om de Kroon te aanvaarden, ten gefchenke gegeven. Anderen willen, dat de Staten van Holland dit Konstftukje aan gemelden Koning ten jare 1660, als hij in zijn rijk was gekomen, vereerden; zij hadden het voor eene groote fom gelds gekogt uit het berugte kabinet van den Heer de Bie, des Schilders groten Mecenas. In het zelve ftondt verbeeld een Vrouwtje met haar Kindje op de fclmot, en een meisje dat met het zelve f peelt. Dit (hikje is nader-, hand door Koning Willem uit Engeland vervoerd en op 't Loo geplaatst; van waar het, zo mij berigt is, door den laatften Stadhouder Willem dén V., zijn fchoon kabinet in 't Hikt  DOU. (GERARD) 331 *s Hage is toegevoegd, zo dat het thans zeer waarfchijnlijk te Parijs huisvest. Het grootfte der konstwerken van Dou houdt men voor dat gene, 't welk bij openbare veiling uit het kabinet van Jakob van Hoek den 12 april 1719 te Amfteldam voor 6000 guldens wierdt verkogt. Hierin worden verbeeld twee Kamervertrekken. In het voorfte, dat een konftig gefchilderd tapijt tot een Voorhangzel heeft, vertoont zig een Vrouwtje dat een Kindje de borst geeft, daar nevens een wieg en ander teemverk, een tafel met een tapijte kleedje, en op dezelve een fierlijk verguld lampet, een koperen kerk-kroon en meer ander flilleven. In het tweede vertrek doet zig een Barbiers Winkel zien, een Boer die van de huig wordt geligt, daar een oud Besje bij ftaat te huilen, met nog meer andeie beeldjes. De twee opflaande deuren vertonen aan de eene zij een Studeerkamer en daarin een oud Man die bij kaarslicht de pen verfnijdt; aan den anderen kant ziet men een Schrijf- en Rekenfchool met Kinderen aan verfcheiden tafels, die overkonftig door verfcheiden kaarsfen, en een lantaarn befchenen worden, 't Een en ander, en elk in 't bijzonder, is zo natuurlijk, kragtig, treffend en uitvoerig gefchilderd, dat men 'er zig geene verbeelding van kan maken. De buitenkant der deuren, die dit konsttafereel fluiten, is verwonderlijk fchoon befchilderd, met de beeltenisfen van de vrije Konften, in 't grauw door Cokie. Een ftuk dat dit befchrevene in uitvoerigheid en konst evenaart, is zijne Vermaarde Kraamkamer, welke den 31 julij I77i op de verkoping van Gerret Braamcamp ten prijze van 14100 guldens voor rekening van de Rusfifche Monarchin door den Makelaar B. Tide*ian is gekogt; doch met meer andere heerlijke ftukken voor het kabinet van die Vorftin beftemd, bij den overtogt door de zeegolven is verflonden. De Kwakzalver door onzen Schilder met geen minder kragt van verbeelding en uitvoerigheid vervaardigd, en 't welk geen geringen luister aan het over. heerlijk Kabinet van den Keurvorst van den Paltz te Dusfeldorp pleeg bij te zetten, verdient in eene zelvde reije met de beide voorgaanden te pronken. Ook ontmoet men in de Keizerlijk-Koninglijke Gallerij te Weenen, twee ongemeen konftige ftuk-  352 dou. (cerard; ftukken van hem; waar van het eene verbeeld, een in den borsi gewonden Krijgsman, die op eenige ftoelen bij een bed geplaatst op zijn rug l'gt. Zijne bedrukte en weenende huisvrouw onderfteund hem van agteren, terwijl een oud Chirurgijn, zijne wonde met een werktuig onderzoekt. Het tweede, verbeeld een Geneesheer aan een venfterraam de pis in een glas bevat van een zieke befcbouwende, ctan zijn regtehand jlaat eene fchreijende oude vrouw, met ongeduld wagtende, wat vonnis de Do'tor over den zieken zal vellen enz. JNog rekent men onder de puikftukken van Dou zijne penfeel voortbrengzelen, de volgenden: i. Eene bevallige Vrouw- in en nis, bij" Braamcamp verkogt voor 4010 guldens. 2. Ds Trompet, f peeier, op dezelvde verkoping voor 3120 guld. 3. Een Vrouwtje zittende in een keuken, wortelen te fchrapen, nevens een Jongetje met een Muizevalletje in de hand, en zeer veel bijwerk, ten jare 1733 in de verkoping van Adriaan Bont in 's Hage verkogt voor 2065 guld. 4. Een oud Mannetje op een Jloel zittende, die door een Chirurgijn met een kaars in de hand in de keel gezien wordt, en een oud wijf daar bij jlaande met een lantaarn in de hand-, op de zelvde verkoping voor ioao guld. 5. Een fchoon Meisje, rustende met haar eene arm op een koperen emmertje enz. voor 1100 guld. 6. Het Schoolmeestertje met vijf Beeldjes en veel bijwerk; in de verkoping te Amfteldam van 26 julij 1713, voor 1030 guld. 7. Het Wiegje mei vijf onvergelijkelijke Beeldjes en verder bijwerk, den 13 meij 1716 te Amfteldam verkogt voor 1310 guld. 8. Het zo beroemde Kruideniers Winkeltje, op de zelvde verkoping voor 1200 guld. 9. Een oud Besje met een Haring en lachgende Jongen, den 11 april 1719 tc Rotterdam, voor 1430 guld. 10. Een Chirurgijn die een Meisje een tand trekt, voor 1130 guld. 11. Een Mehje met velerleije ftort van groente, voor 1350 guld. 12. Hett Tantrekkertje bij de kaars, den 12 mefj 1734 tc Amfteldam voor 1005 guldens. 13. Een Vrouwtje die Vis fchfaapt en een Jonge met een Haas, den 12 april 3731, in V Hage voor 129c guld. 14. Een haspelend Vrouwtje, den 26 april 1742 te Amfteldam voor 465 guld. 15. Een Mannetje bij de lamp tekenende, den 9 junij 1745 in 's Hage, voor 405 guld. 16. Een biddend Monnikje, den  DOU. (GERARD) 333 «len o junij te Rotterdam', voor 265 guld. 17. Een oudt Vrouw fcJrillende een appel, den 6 november 1749 te Amfteldam, voor 200 guld. 18. Een Meisje melk gietende in een fchotel, den 79 augustus 1750 in 's Hage voor 1710 guld. 19. Een Meisje dat pap eet, zittende bij 't vuur; voor 400 guld. 20. Een oude Vrouw die met een Kat fpeelt, voor 415 guld., benevens een groot aantal andere overheerlijke ftukjes, waar mede men deze lijst zou kunnen vergroten. Het is te verwonderen, dat Dou zijn vernuft niet op grootfer befpiegelingen is gevallen, en zig niet heeft tóegeteid toe het verbeelden van waardiger en prijsfelijker onderwerpen; dan men gist dat de pirzaak, waarom bij altijd op 't verbeelden van kleinigheden is blijven hangen, daar im beftaat, dat hij zig zo (tipt aan 't volgen van 't leven gewend hadt, dat hij niets buiten hetzelve wilde of konde doen, agtervolgcris het voorbeeld van -MtcnAëL Angelo Caravacgio ; daar de genen welke zig tot allerhande hiftorife verbeeldingen in laten, bij wijlen in vele dingen naar hun vast denkbeeld moeten tewerk gaan; of wel, dat zijn geest tot die hoogte niet heeft konnen doordringen, en dus in opzigt van de verkiezingen zijner onderwerpen zig in de laagte heeft gehouden. Wat hier ook van mag zijn, zeker is het egter, dat hij door zijne fchilderwijze de wereld ten wonder ftrekt, en van alle KonstoeiTenaars moet geprezen worden, boven alle welke in zijn tijd zig op uitvoerig fchilderen hebben toegelegd; doordien hij met het penfeel meer heeft getekend, en getoetst, als anderen die met verzagten en verdrijven hun doel zogten te bereiken. Waar. om zijn penféelvrtigt een grote kragt heeft, zelv' van verre gezien; daar in tegendeel de penfeelwerken, op een andere wijze behandeld, als in een nevel verdwijnen. -Ook zijn 'er verfcheidene van zijne Schilderftukken in Plaat gebragt . door Sarrabat, van Meurs, Verkolte, Surugue en Wille, welke bij de liefhebbers van kostbare Prenten, hoog gefchat worden. Gerard Dou is geftorven ten jare 1680 in het 67fte jaar ïljnc» oiiderdoins, gezegend met eere en met veelvuldige fchat- ten,  ,334 DOU. (JAN PIETERSZ.) DOUDYNS. (WILLEM) ten, daar zijne erfgenamen wet bij voeren. ■ C. Saxij Onom. liter. Pars IV. p. 548. Descamps, Vies des Peintresr Tom. II. p. 216. C. de Mechel, Catal. des Tdbleaux de la Gallerie Imp. £f Royale de Vienne, pag. 215. 221. Arn. Houebaken , Schouwburg, H. D. bl. 17. J. C. Weyerman , Leren der Schilders, II. D. bl. 113-120. G. Hoet, Naamlijst van Schilderijen, I. D. bl. 80; 203. 220. 367, 368. 388. 411. 425* II. D. bl. 16. 170. 196. 291. Notitie der Schilderijen van G. Braamcamp, bl. 9. Levensbefchrijv. van voorn. Mannen, II, D« bl. 285-290. migem. ^unftkï Scyicon/ 1779. f- 208. DOU (JAN PIETERSZOON), Landmeter te Leijden^ wierdt ten jare 1623 op vermoeden dat bij medepligtig was, aan den beraamden moord van Prins Maurits, gevat en in hegtenis gebragt, doch onfchuldig bevonden zijnde, na enige dagen zittens, onder borgtogt ontflagen. Van hem is door den druk gemeen gemaakt: 1. P'f.litp öcr Hanimtcctlicnp't/ itl 8bo. 2. €mer öc VI ecrfcc ©oefen ban Eüclides , met jpia^ ten. Stoft 1702. in 8bo. Zijnde dit behalven verfcheidene vorigen, de laatfte druk. Wag., Vod. Hifi. X. D. bl» 464. Abkoude en Arrenberg, Naamregister, bl. 117. DOU (SIMON van), Konstfchilder, vindt ik niets anders over, dan dat bij een fraaij en konftig ftuk heeft gefchilderd, zijnde een veldfjag tusfen de Turken en Spanjaards. ——. G. Hoet, Naaml. van Schilderijen, I. D. bl. 171. DOUDYNS (WILLEM), Konstfchilder, is op den laaf Ren dag van 't jaar 1630 in 's Hage geboren. Zijn vader was Burgemeester en Kollonel van de Schutterije dezer Hofplaatze; en zijn eerfte onderwijzer in de konst, was Alexander Petit. Al zeer vroeg bekroop hem de reislust, en hij toog naar Rome, ten einde zijne fttidie voorttezetten naar de a'oudfte en naar de uitgelezendfte hedendaagfe modellen, 't geen hem zo wel beviel, dat hij aldaar 12 jaren doorbragt, dagelijks het antieke Beeldwerk van oud Rome en de beste Schilderftukken aftekenende en fchtlderende, waar door hij zig die heerlijke, trant  DOUDYNS. (WILLEM) 335 trant in Italiè'n heeft eigen gemaakt, die hem nalerhandizo vermaard in zijn geboorteplaats heeft gemaakt. Gedurende zijn verblijf te Romen wierdt hem den bentnaam van Diomedes gegeven. Dees uitmuntende Hiftoriefchilder was van tijdelijke goederen in eene ruime mate voorzien, waar van onder anderen tot bewijs ftrekt, dat hij twee pragtige huizen op het Buitenhof, aan de noordzijde, heeft doen bouwen; de voorgevel van het eene was gefierd met twee levensgroote Beelden in r.isfen, zijnde het één, een Herkules, het ander een Flora. Jn dit huis liet hij ook een grote Schilderzaal vervaardigen; hoofdzakelijk om daar in een heel groot ftuk voor den Vorst van Oostfrksland te vervaardigen; verbeeldende dit Schilderij, ce Offerhande van Ifhigenia. De Konstfchilder J. van Gool getuigt, dat hij van hun, die dit weergaloos Konsttafereel gezien hebben, dikmaals met de uiterfte verwondering daar van heeft horen fpreken, zo wel wegens de heerlijkheid van de ordonnantie, als wegens de zuivere èn kragtige manier van fchilderen, zijnde volkomen in den fmaak van Paulus Veronees, zo Wil ten aanzien van het naakt, als van de zijde-, laken- en andere ftofren der klederen; de behandeling der kleuren was edel en verrukkend voor het gezigt; zijnde ook van de zelvde waardij de drie ftukken in de Vierfchaar van 't Haagje Stadhuis, waar in hij de bekende gefchiedenis van Salomo's eerfte regt heeft gefchilderd. In het esrstgemelde groots en verhevoirKonstft.uk, is de perfoonsverbeeldinge en de gemoetsbeweginge van droefheid zowel inde lighaamsgebaarden, als wezenstrekken, ongemeen naïf en natuurlijk uitgedrukt. Het is rijk van Beelden en andere bijüeraden, en ftrekt tot een overtuigend bewijs , dat Doudyns een der grootfte en vernuftigfte Meesters van zijnen tijd geweest is. In bijzondere huizen ziet men weinig van zijn konst; want hij fchilderde niet voor geringen prijs, ook behoefde hij zulks niet om den brode te doen; dan met dat al, was hij bij uitftek naarftig, en van een ordentelijk en deftig gediag. Hij  3:5 DÖÜMA. Hij is een van de eerften, ofwel de voornaatnften geweest; die ten jare i6üi, het Konstgenootfchap, en d'Akademie tot opbouw van de Schilderkonst in 's Hage hielp opregten ;• en men vindt zijnen naam als Hoofdman daar van, reeds geboekt in 1662; hebbende hij naderhand ook nog verfcheidene ma* len, Deken en Beftierder daar van geweest; ook moedigde hij de Schilderjeugd niet weinig aan, met zeiven fomtijds de tekenpen in handen te nemen" en met hun te werken. Hij heeft veel Leerlingen in de konst gehadt, onder welken uitgemunt hebben Augustyn en Mathys Terwesten, hoewel al de Meesters van dien tijd veel Leerlingen hadden , ja toen meer in eene ftad, als nu in alle de Hollandje fteden zamen genomen. Nimmer heeft Doudyns zig in het huwelijk begeven, en in zijn laatfte dagen was hij zeer gekweld met de jigt, egter fchilderde hij om de tijd te korten als het maar enigzins mogelijk was. Hij heeft alle zijne tijdelijke goederen aan een of twee neven naargelaten, en ftierf tot groot verlies van de konst, in den ouderdom van 67 jaren, in *t jaar 1697. —— Descamps, Vie des Peintres, Tom. II. p. 434. A. Houbraken, Schouwburg, II. D. bl. 234. J. C. Weyerman, Leven der Schil, ders, II. D. bl. 276. J. v. Gool, Nieuwe Schouwburg I. D. bl, 51. HHfjetn. $m»fH. Seiicon. 1779. f- 208. DOUMA, is de naam van een oud en aanzienlijk Friesch Geflagt, 't wélk men ook Douwma en Douwema gefchreven vindt, en dat veele grote Mannen heeft opgeleverd, die zig rh de aanzienlijkftc ftanden zo van den tabbaard als degen beroemd gemaakt 'nebben, daarbij zig manmoedig in 't verdedigen van 's Lands vrijheid hebben gedragen. In 't begin der onlusten van de Schieringers en Vctkopers, ja reeds lang te voren, was dit Geflagt in grote pragt en aanzien te Langweer en Tmftmt, waar zij hunne ftinfen of kastee. len hadden. Eene Janke Douma was mede in dien twist gemengd ; nog een andere van gelijken naam , meer bekend dan deze, ftierf in de gevangenisfe te Vilvoorden ten jare 1530,  douma; sy7 Ï530, na dat hij een Kort begrip der zaken in Friesland voore.-vallen, hadt gefchreven , en waar van bier beneden nater. Ten tijde der onlusten , welke aanleidinge gaven tot het Verbond der Edelen, waren eenige takken van dit talrijk Geflagt op hunne aanzienlijke landhuizen te Hallum, Sritzum, Huifum en elders gezeten. Twee daar van, Douwe genaamd, leefden omtrent dezen tijd, de een zoon van ecr.en Epo, die overleden is in 't jaar 151Ö, hadt in huwelijk Anna Albada, naderhand gehuwd met Haring Glins; de ander, behorende tot den tak , bijgenaamd Oenjjma , was getrouwd mét Jet. Jongaka; en-deze is waarfèhijnelijk dezelvde, die, in 'tjaar 3 565, vrijmoedeüjk op de Staatsvergaderingen fprak, door den Stadhouder Aremberg tot Gijzelaar gevorderd werdt; en wien Alva naar Antwerpen, ter verantwoordinge daagde. Zie WiNsemius, Hift. Frif., pag. 68. 73. 80. m. Epo Douma, mede tot het Verbond der Edelen behorendé, was de fchoonzoon van Gemme van Burmania , en bloedverwant van Edo Abeema, of Aeeinga, die mede onder de Bond. genoten voorkomen. Zijn va leswas Gosse Douma en zijne moeder Wick Abbinga van Huifum, overleden in 5t jaar ï?97- Hij was gehuwd aan Saecic Burmania, dogter van Gemme, en van Jouck Haerda, uit welk hij geen kinderen verwekt heeft. Zijne vrijheidiiefde deedt hem vrijmoe leiijk op de Staatsvergaderingen (preken, en zijne gezindheid rondelijk aan Aremsero openbaren; doch Alva vondt 'er reden in op-hem te bannen. Winsem. ut fupr. p. 72, 73. 83." 115. Wanneer de tijd gunfliger wierdt, keerde hij te rug naar zijn vaderland; bevorderde de Utrechtfe Unie, en overleedt op Hottinga State, in 'tjaar 1C02. Hij ligt te Huifum begraven, en op de grafzerk aldaar in de Kerk, pleeg men voor de wapenftorming van 1795 of 1795 te lezen : In 1602 ftierf de Edele Ernlveste Jr. Epo van Douma oud 60 jaar. In 1607, de Edele Eerbare Juffrouw Saeck van Burmania zijn wijf. Nog pleeg, op dezelvde plaatze, tegen den muur, een houten gedsnkftuk te hangen, waar op gefchilderd ftonden de wapent van Douma, Burmania, Martena, A3esma, Gemema, He. VIII. Deel. Y em»«  $S8 DOUMA. kkma, Haerda en Herwet: waar boven men deze latijnfe ïegelen las: Editus in lucem nudusfum, nudus abibo, Quid f rustra Judo, funera nuda videtis? In 't midden ftonden de woorden van Job, Kap. XIX. vs. 15.-27, volgens de oude Nederlandfe overzettinge. Daar onder vondt men deze regelen: ïfiec ragt rot «J&oöcg benei ban fijn pelgrimage Ero van Douma ontcommen fnel froereltp' bataelgc/ 2lté een graen ;at hij bcrgaen en rocöcr oprij;en «Öoö t aller tijt met jolijt te lobcn en u^cn. Beneden las men: Anno 1602 op Sint Jans dach, is geftorven Jonker Epo van Douma out 60 jaer. Hij wordt zeer geroemd, wegens zijne hoge geboorte, goedheid, en ijver voor den Christelijken godsdienst door Gellius Snecanus, in Frif.a Jfébil", PaS' 59" in deze bewoordingen: Huc Epius Douma timlis infignis avorum, Perveteris flirpis lumen honorque fute. Cujus ineft animo facilis bonitatis imago, Zelus doSrina nee minor ipfe pia. <• Dum tüa condecorant Hufum fragrantia rura, Doiïrinam Chrifti Douvema flemma colat. Eenen Erasmus Douma, die een broeder is geweest van Frans en Idzard Douma, hier , volgende, was eerst Kapitein, daarna Grietman van Doniawerftal, tot den 7 maart ,S8o, wanneer Tiete Waltes Hettinga benoemd werdt, om de plaatze van den gevangenen en van zijn' dienst opgefchorten Douma te vervullen. Wijders is hij bekend door zijn verfchijnen in de vergaderinge der Staten van Friesland, en zijn opontbod naar Antwerpen door den Landvoogd Alva. _— Winsem. ut fupr. p. 68. 72, 73- "4' Foppe en Idzard, broeders van Erasmus, zoons van Janïje tot Langweer, met dezelvde liefde voor de vrijheid bezield»-  DOUMA. (JANKE of JANCKO) 239 zieid, vervielen, daarom, in den haat van Alva; die fchoon te vergeefs, hun aanfchreef, dat zij zig, te Antwerpen zouden komen verantwoorden. Foppe ftorf ongehuwd, in 't jaar 1592; en Idzard, getrouwd met Helena Bun au, overleedt in 'tjaar 1577. De eerfte ligt begraven te Leeuwarden; de andere te Britzum. — J. W. te Water , Hift. van 't Verbond der Edelen, XL D. bl. 346-350. III. D. bl. 462. DOUMA (JANKE of JANCKO) , tot bovenftaande Geflagt behorende, en zig fchrijvende van Oldéboom, was een Man van groot beleid, eertijds een zuil der Saxife Vorflen, daarbij magtig van goed en aanhang; dan hij bemerkende, dat de handelingen van den Sax verre afweken van de beloften en den eed bij 't aanvaarden van 't Erf-Gouverneurfchap gedaan, en zig meestal door de inblazingen van ligtvaardige Raden en Officieren, dat veelal vreemdelingen waren, liet leiden en bellieren, verzogt van den Hertog ten jare 1515, voor eenigen tijd verlof om zig buiten 's Lands te begeven, voorgevende, dat hij om aan zekere christelijke geloften te voldoen, naar Rome wilde reizen, ten einde den Paus te begroeten en de heerlijkheid dier ftad te bezigtigen. Hier toe verlof van den Hertog bekomen hebbende , toog hij terftond op weg, vcr'zeld van Sikko Galama , wiens vader te Franeker op Siaer* dema-hüis onthalsd was , en Gabho Scheltbma ; zij namen hunnen weg over Holland, en reisden voorts naar Braband, alwaar zij verftonden dat Karel de I, Hertog van Gelre, grote toebereidzelen ten oorloge maakte, ten einde Friesland aan den Hertog van Saxen te ontweldigen; zij begaven zig hier op terftond naar den Gelderfcn Graav, en beloofden hem allo hulp en bijftand, ten einde zijn voornemen, 't welk te dier tijd volkomen met hunne inzigten ftrookte, te begunftigen. Dit zelvde jaar ontmoeten wij reeds Tanks Douma weder in Friesland, doch ais een openbaren vijand van de Saxers, hebbende openlijk de belangens van den Hertog van Gelder omhelsd. Benevens Juw Jouwsma, trok hij aan 't hoofd van 400 huislieden, naar 't Barrahuis, tusien Leeuwarden «n Wir* Y 2. 4m  34a DOUMA. (JANKE of JANCKO) dum gelegen, alwaar hij om de uitvallen en firoperljen der Leeuwarders te beletten , zig met zijn bijhebbend legertje neerfioeg. Dan de Leeuwarders door verfpieders van de toedragt der zaken kennis gekregen hebbende, toefden niet lang, maar kwamen wel dra met 1500 krijgsknegten hem aanvallen; zo dat Janke Douma met zijn bijhebbend volk genoodzaakt wierdt naar Wirdum te wijken, en aldaar zijn toevlugt nam op Unia-State, na dat wel 50 van zijne huislieden door de Saxers waren doodgefjagen. Zij verbleven op Unia-State ter tijd toe, dat de Woudlieden, uit een talrijke bende beftaande, hun kwamen ontzetten, en de Saxife krijgsknegten noodzaakten , naar Leeuwarden te vlugten. Dan Douma wel ziende, dat hij het op den duur tegens de Saxers niet zou kunnen uithouden, week ten Lande uit, daar hij niet weder inkwam, voor dat de Gelderfen meester van Friesland waren. Doch toen ten jare 1519, de Hertog van Gelder het masker afligtte, en door zijne Gezanten op den Landdag te Sneek deedt vorderen , dat men hem zonder eenige bepaling tot Erfheer van Friesland moest aannemen, en aan hem even als aan den Hertog van Saxen was gefchied, penningen moest verfchaffen, ten einde de fteden en de heerlijkheid der landen behoorlijk mede te kunnen onderhouden, ontzette zulks zodanig Janke Douma, Jouw Jouwsma en Sikko Galama,' als zijnde de voornaamfte begunftigers der Gelderfe partij geweest, dat zij in 't openbaar betuigden, zulks nimmer te zullen gedogen; ja dat zij liever hun leven wilden verliezen of in handen van hunne vijanden vervallen, dan eene zaak toeteftemmen, die lijnregt tegens de privilegiën van den Lande aandruiste, en geen andere uitkomst voorfpelde, dan op nieuw het juk van flavernije op de fchouders der ingezetenen te drukken. Doch ziende dat alles te vergeefs was , namen zij met grammen moede affcheid van den Kanfelier, en keerden naar Groningen te rug, alwaar zij ter tijd toe toefden, dat zij van daar door plakaten en mandament van den Gelderfen Overfte, verdreven wierden. Dit nu was de beloning voor die vaderlandfe Mannen, welke alles hadden opgeofferd om hunne haarden en altaren var»  DOUMA. (JANKE of JANCKO) van hef flaaffe juk der tijrannie te bevrijden, die zo lange tot bereiking daar van, van de eene ftad tot de andere hadden moeten zwerven, ter tijd toe, dat zij verguisd en vertreden , tot wanhoop vervoerd, ten laatften de ongebondene en moordzieke Gelder/en afvielen, en remis benevens kwijtfchelding van Koning Karel verkregen. Die brieven van vergif, fe.nis ten voordele van Janke Douma, Juw Juwsma en Janke Oenema, wierden op den Landdag te Harlingen openlijk voorgelezen. Doch met dit verdrag alleen niet te vrede zijnde , tragtte Douma geheel Friesland den Keizer te onderwerpen ; maar, zijn voornemen door afgunst en bijzonder eigenbelang gedwarsboomd ziende, be floot hij om met Juwsma in perfoon naar de Gouvernante Margareet tot Brusfel te gaan; dit gefchiedde, en hij deedt haar een omftandig verhaal van den toenmaligen ftaat van Friesland, en den voorflag, op welk eene wijze men voor geheel dit gewest met den Keizer konde verdragen , inzonderheid aandringende op het behoud der Friesje vrijheid, en wel hoofdzakelijk in het bedienen der Geestelijke ambten en het benoemen der Geestelijke perfonen. Georg Schenk, Vrijheer van Toutsnburg, die te voren Drost van VollenJmve was geweest, en ten jare 1521 door Keizer Karel den V, in plaatze van Wilhelm van Roggendorff, tot Stadhouder van Friesland was aangefteld, wierdt door Douma en de zijnen van malverfatien en grove mishandelingen befchuldigd: doch deze of onfchuldig zijnde, of ten Hove meerder vrienden hebbende, wierdt van zijne befchuldiging vrijgefproken, en Janke als zijn voornaamfte aanklager, te Mechelen gevangen genomen, en naar Vilvoorden vervoerd, alwaar hij na een agtjarige gevangenis in het jaar 1530 is overleden. Hij was een man van ongemeen veel verftand, daarbij dapper en vol moed, die goed en bloed voor het befchermen der vrijheid veil hadt, en het deerlijk let waar in zijn vaderland gedompeld was, hartgrondig betreurde; ook getragt heeft, het zelve van het juk der flavernij te verlosfen, doch op het einde zelv' het fiagtoffer van zijne vrijheidlieven-, de. po-irigsn is geworden. y ? p  DOUMA. (JANKE of JANCKO) 4 In het flot van genoemde Vilvoorden, toen ter tijd gehouden voor een moordkuil en allerakelijkften kerker, heeft Douma de Gefchiedenisfen van Friesland, van het eerfte begin af tot aan zijne dagen, buiten 'hulp van boeken, uit het geen zijn geheugen hem opleverde van 't geen hij te voren gelezen hadt, bij <5éri gefleld; maar met vele verdigtzelen, voor zo veel en verre het den oirfprong en de herkomst AerFriefen en derzelver naam betreft, vermengd: en voor te eenzijdig bij fommigen gehouden, daar hij de Beijerfe, Saxife, Gelderfe en Bourgondife beheerfinge befchrijft. Het origineele Handfchrift van deze Kronijk of Gefchiedenifen is voor circa 30 jaren wel bewaard in een kist gevonden op Gosliga-State teHallum, toen ter tijd bewoond door den Generaal Majoor Duco Martena van Burmania, die het aan zijn fchoonvader fchonk, wijlen den oud Raadsheer Eduard Marius van Burmania, te over bekend, door zijne grote kunde in het vak der Gefchiedenisfen van ons vaderland; van dezen is het gekomen op den Heer Coert Lambertus van Beyma, door wiens gunst, ik eennauwkeurig Affchrift van dit zeldzame werk bezitte. Suftkidus Petri, Izaak Pontanus in zijne Hiftoria Gelria, en S. A. Gabbcma, in zijn Verhaal van Leeuwarden, hebben een ruimfchotig gebruik van deze Kronijk gemaakt. Het originele netjes en compres gefchreven, bevat 247 bladzijden in folio. Ten einde onze Lezers een denkbeeld van den fchrijftrant dezes Ongelukkiger. Friesfen Edelmans te geven , zo laten wij de eerfte en laatfte periode van zijn werk hier letterlijk volgen: «¥n be name p i(l paetoaec/ bat alle Jfethoaer? ban namen/ baec men atj henniffe megften hebben / boer fch.'iftftert of ten anberg/ bc hebben aftijbt hoer letocnt rentifecrt bat fe niet to fchclbcn ninghen toefen / enbe boer bat fe to boel erber enbe frocm toeren / hebben fe tot menonge tnbcn grote feaben moten lijben / ban toel.3 generacte oftcn ftanmic bat icït oech ghcfpjos ten ben/ enbe neme baer be aimoghenbe «Bobt in tfjo tughe/ cf een JIBenfche moght fïerben ftonbeit bufettt boeben / bat fofc ten telt boel cnbe bngelncïs leber toilicn boen / ban bat icït be eei'ilc toefen folbe ebttocg gebacn to hebben/ bat icït niet folben nmgftcn boer alle be JBerelt uefcant toefen / enbe folbe alfo alle jfetconere" een fchanbe toefen/ enbe tocre boef beter bngeboemi/ ban bat bij mij söcöaen tocre/ batbnmnne abuerfanten toasS g&eöacn, .V 4 Fir  i4* DOUVEN. (JOHAN FRANS) Vir videas quid tu jubeas dum magnus habetij, Refpicias quem defpicias dum Iedere queris, Et caveas ne forte ruas dum ft are videris, Dal varias fortuna vias, non ergo mireris. — Suffrid. Petrus , de Script. Friftce, Dec. IX. cap. VIII. p. 120. Hoynck van Papendreciit, Not. advitamViGi.li ab Aytta, p. 61. Foppens, Bibl. Belg. p. 552. Matth., Sylloge Epijl p. 253. 259. P. Winsemius, Chronique van Friesland, bl. 454. Schotan. , Friefche Hift. bl. 561. 5<53- 6o8- 611 Gutbefleth, Foorrede voor Gabbema Feih. van Leeuwarden, Te Water, Ferb.der Edel. IL D. bl. 346. in de aant. Schwartzbn'jerg, Charterboek van Friesland, II, D. Voorr. bl. 74 enz. Tegensw. ftaat van Friesland, III. D. bl. 476. 482. DOUVLN (JOHAN FRANS), Konstfchilder, ten jare 1-65» geboren te Rosrmonde, in het hertogdom, van Gelder; hadt to? Leermeesters Gaeriel Lamberh-n en Krisioffel Poytlinck. Op zijn eigen vlerken drijvende, oeffinde hij zig naar de beste ftukken van de voornaamfte Meesters, daar hij inzonderheid goe.ie gelegenheid toe kreeg, door zijn beroep aan 't Keurvorftelijke Hof van Du.feldorp, daar hij zig 2 81 jaren onthield , en aldaar veel fchoone Beeldtenisfen en ook eenige? Bloemftukken heeft vervaardigd. Ook volgde hij den Keurvorst naar Weenen, en fchilderde alda 1 de Keizerlijke familieen veele Rijksgroten en Hovelingen. Hij Rierf ten jare 1727, in het 7;fte jaar zijnes ouderdoms. Deze Kor.ftenaar bezat den roem, van welgelijkende en keurige Poutraitten te fchilderen ; ook heeft hij de eer gehadt dr;e Keizers, drie Keizerinnen, vijf Koningen", zeven Koninginnen en verfcheiden Vorsten en Vorstinnen naar het leven af te beelden, en hij flaagde gelukkig in alle zijre ondernemingen, waar door bij o»k veel geld bij een zamelde. Zijn zoon Frans Bartel, geboren te Dusfeldorp in het jaar 1688, genoot op begeren ter Keurvorst van den Paltz het enderwijs van den alom vermaarden Ridder van der Werf, en wierdt door het vei flat dig bellier van zijnen groten Meester, die alle mooglijke vlijt aan hem befteedde, een roem- waar«  DRAKENBORCH. " 345 waardig Konftenaar, wiens penfeelvoortbrengzels onder de liefhebbers in hoge waarde wordt gehouden. A. Hou¬ braken, Schouwburg III. D. bl. 348. J. C. Weyerman Leven der Schilders, III. D. bi. 182. J. v. Gool, Nieuwe Schouwb. II. D. bl. 136. ftllgem. Sunflfct Sciïcon. 1779. f. 208. DOUZA (JANUS), zie DOES (JOHAN van der). DRAKENBORCH, is de naam van een edel en aanzienlijk Geflagt in bet Stigt en de ftad Utrecht; waarfchijnlijk zijnen naam ontlenende , deels van de Ridder Hofftede Drakenburch, gelegen in de parochie van Baam, welke vermeld wordt in een' brief van Bisfchop Frederik van Blankenheim, van den 1 april 1480, ja zelvs reeds in den jare 1340 als Riddermatig bekend was. Zij ligt een vierde van een uur bezuiden de Kerk van Eemnes binnendijks, en wordt ook wel Drakenflein genoemd : deels, van eene Hofftede, of huis Drakenburg in de ftad Utrecht op de Oude Gragt, vermeld in eenen Brief van den jare I3ÖS- Uit dit Geflagt zijn ons voorgekomen. 1. Kornei.ts van Drakenborch, Raad te Utrecht, in 1450, 1459 en 1461. —. 2. Eerst of Ernst van Drakenborch; Schepen te Utrecht, van 1450 tot 1475. ——■ 3. Frederik van Drakenborch, de eerfte; Schepen te Utrecht, in 1346; Schout in 1350. —— 4. Frederik van Drakenborch, de tweede, Schout en Schepen te Utrecht van 1383 tot 1431; Maarfchalk van Kernland, in 1390. 5- Frederik van Drakenborch, de jonge, of de derde; Schepen te Utrecht, van 1415 tot 1439. — 6. Frederik van Drakenborch, de vierde; Schepen en Raad te Utrecht, van 1441 tot 1474. 7. Jan van Drakenborch, de tweede; Kanunnik ten Dom te Utrech .1478. ■ 9. Werner van Drakenborch, Schout en Schepen te Utrecht in 1364 tot 1377. —— Dit een en ander wordt bewezen door Anth. MATTHflius, de Fundationib. Ecclef. Dedic. p. 5. Analect. Tom. I. p. 498. ed. in 4to., of Tom II. p. r39. ed. in Svo. en Tom. V. p. 375. ed. in 4to. of Tom. IX. p. 322. edit. in 8vo. Dedic. Anon de Reb. Traject, p. 7.; de Nolilitat. p. 890.; de Jure Gladii, p. 291. K. Burman, Utr. Y 5 Jaurb,  34S DRAKENBORCH. (ARNOLD van) * Jaarh. I, II, en lilde Deel op veele plaatzen. Racer t Overijsf. Gtdenkft. I. D. Bewijsfi. bl. 280. C7t/-. Plakaatb. L D. bl. 280, II. D. bl. io5o, en III. D. bl. no, in. 120. 123. 125. 153 156, 157. 214. 245. Tegensw. flaat der Fer* ten. Nederlanden, XII. D. bl. 271. DRAKENBORCH (ARNOLD van), zeer waarfchijnlijli uit bovenftaande Geflagt gefproten, is geweest Hoogleraar in de gefchiedenis en welfprekendheid te Utrecht, in welke' Rad hij geboren wierdt den 1 janüarij 1684. Zijne ouders waren Evert Drakenborch, Advokaat en Secretaris van het DomKapittel en Susanna de Bane, die elf kinderen bij eikanderen hebben geteeld. Arnolds voornaamfte Leermee.-ters waren, de beroemde Joh, Georg Grjïvius en Pieter Burman. Ouder voorzitting des laatften verdedigde hij, den 4 junij 1704, eene geleerde Verhandeling, door hem zei ven opge» field: de Pnefecto Urbis, naderhand herdrukt te Frankfort aan den Oder, 1752. 8vo.; en in den Thefaurus Disfert. Jurid. van Oelrichs , Vol. II. T. II. Hij leide zig, vervolgens, op de regtsgeleerhcid uit onder van Eck te Utrecht; en te Leijden, onder Gr-rh. Noodt, daar hij tevens Jac. Perizonius en Jac. Gronovius hoorde. Hij werdt Doktor in de Regten in 't jaar 1707, met eene Verhandeling de Officie Prcefectorum Frcetorio, ook herdrukt in Oelrichs, Thefaurus DisfertaU Vol. II. T. II. Hierna, hielp hij, met den Advokaat, naderhand Griffier des Hofs van Utrecht, Joan van nu Water, den Hoogleraar Pieter Burman, in het vervaardigen van de uitgaaf van Petronius, gelijk de Uitgever erkent in de Voorrede, p. 22. en, in gezelfchap van den zelvden Hoogleraar, deedt hij eene reis naar Frankrijk, en, als deze naar Leijden verroepen wierdt, volgde onze Drakenborch hem óp, te gelijk met den Hoogleraar Duker , in het jaar 1716, doende zijn intree-Rede; de Utilitate et Fruiïu, qui ex humanioribus disr'Minis in omne genus Hominu-n et Doctrinarum redundent. Als aftredend ReÜor Magnificus, heeft hij, in 1722, eene Redevoering gehouden, over de vraag: Unde fiat utfiuiia humaniora iantop.re hodiene- g&  DRAKENBORCH. (ARNOLD van) 347 gïigantur ? en, hij heeft in 1736, het eerfte eeuwfeest der Utrechtfe Akademie gevierd, in de' Domkerk, met eene Oratio Panegytiia in natalem facularem Academie Traje&im, Twee voortreffelijke Godgeleerden heeft hij in Lijkredenen geprezen, namelijk Franciscus Eurman , den zoon, in 1719, en Hieronymus Simons van Alfiien, in 1743. Ook heeft hij in 1747 , den Stadhouder Willem Karel Hendrik Feiso , met eene plegtige Redevoering, te Utrecht begroet. Van onzes Drakenborchs kundigheid, geleerdheid, naarftigheid, nauwkeurigheid, zullen de fchone Uitgaven van Sinus Italicus, in 1717 in 4»., en van Livius, in VII Deelen in 4to., van het jaar 1738 tot 1746, fteeds blijvende waarborgen zijn. Van zijne Griekfe kennis, getuigen zijre korte aanmerkingen, na zijnen dood, bij den druk van Thomas Magister in 1757 in 8vo. uitgegeven, gevoegd; van zijne kunde in de Vaderlandfe Gefchieeienis, ftrekt ten bewijze, een klein, doch bondig Boekje, getijteld: Breves Pofiiiones, quibus Hifloria Foederati Belgii illustralur, gedrukt te Utrecht I737i in 8vo. zonder naam des Opftellers. Bijzonder hadt hij zig toegelegd op de Geflagtrekening der edele Stigtfe Familien, waar van Kaspar Burman getuigenis draagt, de Hadriano VI. p. 3. en elders; en, op de Gefchiedenis van Utrecht, waar van niet alleen zijne Origines Trajectinoe of openlijke Voorlezing over den oirfprong der Stad Utrecht, die wel waardig was, gedrukt te worden, maar ook de Lijst der Proosten en Belenen van de vijf Kapittelen, te Utrecht, door hem opgemaakt, overvloedig bewijs opleveren. Deze Lijst is eerst in 1729, uitgegeven in het I. Deel van het Utrechts PlakaatBoek, bl. 239-261., maar naderhand, zeer vermeerderd, in het jaar 1744, geplaatst in het Aanhangzel op de Kerkelijke Oudheden van Nederland; en is daarbij gevoegd een geleerde Latijnfe Brief aan den Aartsbisfchop van Mechelen, C. P. HOYNCK van PaPENDRECIIT. Onze Hoogleraar is getrouwd geweest met Katharina van be Wall, en heeft, bij dezelve, eenen zoon en drie dogteren geteeld, doch welke allen jong geftorven zijn. Hij zelv overs  543 DRE3BEL. (KORNELIS JAKOBSZOON) overleed den 16 janüarij 1748, en werdt naar verdienst, geprezen , in eene plegtige Lijkrede, door zijnen vriend en welfprekenden Ambtgenoot, Johannes Oosterdyk Schacht, Hoogleraar - in de Geneeskunde. ■ Jo. Oosterdyk Schacht, Oratio Funebr. &c. Biblioh. Bremenfis, Ciasf. HL Fase. I. p. 165. fq. C. Saxï, Onom. liter. Pars VI. p. 73. 'en in Aitis Liter. Societ. Rheno-Traject. T. IL p. 227. Nouv. Dict. Hifiorique, T. IL p. J+T. van de Water, Foorrede van het Utrechts Blakaatboek I. D. bl. 29. III. D. bl. 493. Tegensw. fiaat der Fereen. Nederlanden, XI. D. bl. 312. g£ca &A. (gurepa/ V. 2tf. f. 65-73- Schmersahl, guBcrksf. ïtdjt vott junadvctflcju. (gelat. II. 23anb/ f. 507. Jöcher, ®t« ietftcu ïcriccn/ li. 2$. f. 210. DRAKENBURG (N.), Konstfchilder, vindt ik niet anders van gemeld, dan dat 'er op de verkoping van Mr. Jakob van der Dossen, Bailjuw en Dijkgraav van Amftelland c den t* april 1752 te Amfteldam, een ftuk door hem gefchilderd is verkogt voor 22 guldens. Het verbeeldde een Boere Kraam-maaliijd. Ger. Host, Naam), van Schil. derijen, IL' D. bi. 313. DREBBEL (KORNELIS JAKOBSZOON), wierdt geboren te Alkmaar in Noordholland, in 1572. Hij behooide tot een deftige Familie, en hadt een broeder die wegens Holland lid van de vergadering der algemene Staten in 's Hage was. Gedurende zijne kindfe jaren huisvestte hij eenigen tijd bij den beroemden Hubert Goltzius die in 1583 florf, en waar van hij zedert de zuster ten huwelijk nam. Nog jong zijnde lei hij zig met ijver toe op de Wijsbegeerte en Mathefis, en maakte fnelle voortgangen in de kundigheid van die wetenfehappen. Omtrent het jaar 1604 toog hij met zijn vrouw naar Engeland, en wierdt 'er ongemeen vriendelijk ontvangen door Koning Jakob den L, die hem zelvs met gefchenken vet eerde. Eenigen tijd daarna beriep hem Keizer "RuBolf aan zijn Hof te Praag, en gaf hem een aanzienlijke jaarv edde. Ferdinakd de II, ten jare 1619 aan het rijksbew.nd ge:  DREBBEL. (KORNELIS JAKOBSZOON) 349 geraakt zijnde, verkoos hem tot Leermeester bij zijn Vorftelijkcn zoon, en Dkebbel nam deze aan hem opgelegde taait tot zo veel genoegen van den Keizer waar, dat die hem uit erkentenis, den tijtel van zijn Raad gaf: maar deze voorfpoed van Dbebbel. duurde flegts een zeer korten tijd; want Praag in dit zelvde jaar door Frederik den V, Keurvorst van den ' Paltz veroverd zijnde, wierden verfcheiden' Raden van den Keizer gegrepen en ter dood gebragt. Drebbel die benevens de anderen was gevangen -gezet, geraakte 'er heels huids af, egter met verlies van alle zijne goederen, doch wierdt op verzoek zo van hun Hoog Mog. ais van Koning Jakob, op vrije voeten gefield, en aan den laatstgenoemden toegezonden. Deze Vorst ontving den Wijsgeer zeer minzaam, en gaf hem nieuwe blijken van zijne gunst en toegenegenheid, die hem ook van zijnen kant een glazen Spheer of Kloet fchonk, waarin men verzekerd vindt, dat hij door middel der vier Hoofdttoffen, de altoosdurende Beweging, die zedeit dat Archimedïs zo koen te Sijracuft door een Krijgsman wierdt vermoord, onbekend was gebleven, voortbragt. Gedurende het tijdvak; van 21 uren kost men 'er in befchouwen, al wat 'er in een gants jaar op de aarde gebeurt, en 'er op alle de jaren, alle de dagen,'en op alle ftonden, den loop der Zon, dien deiMaan, dien der Sterren en Planeten, in waarnemen; door het zelvde middel kost men ook een begrip vormen , wat koude is; waar uit de oirzaak van de eerfte beweging ontitaat, hoedanig die den Hemel, Sterren, de Maan, de Zee en de Aarde doet bewegen; welke de oirzaak is van Ebbe en Vloed; die des Dondeis, van het Weerlicht, van den Regen en van de Winden, en hojdarig alle de dingen groeiien en vermenigvuldigen. Behalven deze Globe, vervaardigde hij, zegt men, een Schip, 't welk verfcheidene jaren aan den o:ver van de Teems is te zien geweest, in *t welk men on Ier water kon roeijen, van IVestmur.fter af tot aan Greenwich toe, 't welk bijna drie uren van malkanderen ligt, ja zelvs op een vrij verderen afftand, en men kost 'er in zien en lezen zonder bs« hulp van lamp noch kaarslicht. Ook wist Drebbel door ba. hulp  3J0 DREBBEL. (KORNELIS JAKOBSZOON) hulp van zekere werktuigen, de Regen, den Donder en ds Blixemftralen, even natuurlijk te vertonen, als of die de uitwerkzelen van den Dampkring geweest waren. Door andere werktuigen, bootfte hij de koude van den winter na; en men verzekert, dat hij op verzoek van den Koning de proef daar van heeft genomen in de grote zaal van Westmunjler, waarin die Konstkoude zo bovenmatig fnerpende was, dat men die niet konde verduren. Hij droogde op een fpoedige wijze waterpoelen en putten uit; hij bragt midden in den winter uit eijeren, Eendekuikens en die van Hoenders te voorfchijn, zonder die te hebben laten broeden; hij vertoonde a!lerleij verbeeldingen van Schilderftukken, zonder dat'er iets wezenlijks voor handen was. Door middel van een glas zijner uitvinding, trok hij het licht van een kaars aan 't einde van een vertrek geplaatst, tot aan te tegenoverzijde, dat zulks eene flikkering voortbragt, dat men 'er met gemak bij koste lezen. Hij verftond de konst om een fpiegel te maken, die geheel vlak was, en zevenvoudig het onderwerp te rug kaatfte , dat men'er voor hield. Behalven dit alles, vervaardigde hij allerleije mufikale Inftrumenten, die aanhoudend fpeelden. In een woord, al wat met mogelijkheid vervaardigd kau worden, om gedurende een bepaalden tijd werkzaam te blijven, het zij door een dalend gewigt, fpringveeren, lopend water of vuur, was hij van denkbeeld dat door de kennis van het primum Mobile of eerfte bewegings-oirzaak, tot altoosdurendheid konde gebragt worden; in zijn boekje over de Elementen, meermalen gedrukt, geeft hij hier van een omftandig berigt. Het ftaande water deedt hij tot de hoogte van 100 en meer voeten klimmen. Behalven nog veele andere zeldzaamheden, flcep hij Brillen, waar door men bij nagt konde zien. Men febrijft ook aan Drebbel de uitvinding der Verrekijkers toe, als mede bet geheim om Scharlakenrood te verwen. Deze beroemde Wijsgeer ftorf te Londen in het jaar 1634, na den ouderdom van 62 jaren bereikt te hebben. Hij heeft twee Verhandelingen gefchreven, die eerst in het nederduits wierden uitgegeven, en naderhand in het latijn gedrukt zijn «nder den tijtel van: Trac  DREBBEL. (KORNELIS JAKOBSZOON) 3SI TraUatus duo. I. de natura Elementorum; quomtrdo venti, pluvla , fulgura, tonitrua ex iis produccntur, & quibus ferviant ufibus. ff. De Qtdntesfentia, ejus viribus, ufu, &? quomodo ei ex mineralibiis, metallis, vegetabilibus, £ƒ ahimalibus extrahenda. Editi cura Joachïmi MorsiI. Accedit ejusdem Dreeelii Epis. tola ad Japientisfimum Britanniet Monarcham Jacobum, de perpetni Mobilis invenüme. Petrus Laurembergius d Btlgict» idiomate in Latinum v'ertit. Hamb. 1621. i%mo. Naderhand meermalen herdrukt, en mede in het frans, hoogduits en italiaans vertaald. Men vindt nog aan het flot van een werkje, bevattende twee Brieven door Paus Clemens gefchreven, en te Londen ten jare 1687 'm 8vo. gedrukt, het fragment eenes Briefs van Drebbel aan Ysbrand van Rietwycic. Sweertii, Athen. Belg. p. 114. Merklini, Linden renov p. 226. J. F. Weidleri, Hiftor. Afirmemioe, Cap. XV. SecL 16. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 199. Colomes, Opufc. p. 5*3- Nouv. , Dia. Hifi. Tom. II. p. 541. Paquot, Mem. litter. Tom. III. p. 387. Baudart, Memorien, II. D. fol. 146. E. v. Meteren, Nedcrl. Hifi. XXIX. Boek. Boomkamp en Eikeleneerg, Bifihiji. van Alkmaar, bl. 190. Aanfcek. op Wagen, Vad. Hifi. X. D. bl. 37. Fabric., Bibl. Gr. Vol. KI. p. 4Ó5. Jocher, a%m. jgffefïf« i&em n- 2$i f- 2IZ- R"E GTS.  REGISTER VAN DE PERSONEN WAAR VAN IN DIT DEEL GEHANDELD WORDT. Bladz. Bladz. Coster (Hendrik), Apoftoli- Coulfler (van den), is de Jclie Protonctaris. . . i. naam van een aanzienlijk Coster (Laurens), zie Kos- Geflagt in Holland. . .17. ter- , Coulture (Gillis de la), Coster (Pieter), Konstfchil- Rooms Schrijver van de der. . . . .2. XVII eeuw. . .23. Coster (Samuëi), Medicij- Couper (Johan), KonstfchiU ne Doktor en Rederijker. 3. ^er> t . ^ 2^ Coster (Wynold), Karthui- Couplet (Filip), Jefuite fer Monnik. . . 5. Zendeling naar China. . 24. Costerus (Bernard), Burg»- r>~„.. n 1 i_ , ^ mester te WoerdZ. .. 6. Co™ Q^ ^W.aan- zienlijk Burgert te Leijden. 25. Costerus (Frans), geleerd Cow, (pi£ter ^ ^ JejW ' 3' ver va)j verfcheidene Staat- Costerus (Jan), Prior van kundige Verhandelingen. 2(5. St. Maartendal te Leuren. 14. r- . n . \ r> Courteville (Toost1) , aan- Conterus (Johannes), Pas- ~:^ii;u jsv.V V " . ri j j zienlijk Edelman uit Flaan- toor te Oudenaarde. . .15. afefW|^ # _ . 31. Costerus (Rumold), Mm- rv,,..,,., ,T * ■1 ■ 7 - ir/ Courtonne (Tacques Auto* m het Miv.onlen Kloos- a a\ r> i-V • j rïr , , . . die), Predikant m deWalter te Antwerpen. . . 1 <. r n' . . r , 1 J Je Gemeente te Leeuwarden. 32. Cotereau (Jan), Airtsdeken van de Hoofdkerk te Door- Coufvoifier (Jan Jakob) , nik. . . . 15. Hofprediker aan het Hof Co:eieau (Maximiliaan), ' vm BrusI^ 35- Lid der Verbonden Edelen. 16. Coutereels (Johannes) , Coudemberg (Pieter), Schoolmeester te Middel- theker te Antwerpen. . 16. burg. . . .36. Couhoven, Een der Verbon- Couviilon (Jan), Biegtva- den Edelen. . . 17. der 36% Cou-  REGISTER. 353 Bladz. Couvreur (Andries), Hoog. kraar en Rooms Prediker. 37. Couvreur (Martinus), Jefuit. ... 37- Couwerden (Dirk van), Hoogleraar in de Godgeleerdlieid te Douai. . . 37, Couwerden (Norbert), Abt van St. Mkhiel te Antwerpen. . . .38. Covyn (Israël), Konstfchilder. ... 38. Coxie (Anthony), Konstfchilder. . . , Coxie (Hieronimus), Konstfchilder en Piaatfnijder. 39, Coxie, zie Coixie. Coye (Paulus), Provintiaal in de Nederlanden. 40, Crabbe (Frans), Konstfchil. der. ... 41, Crabbe (Pieter), Gardiaan van het Franciskanen Klooster te Mechelen. . . 4T. Crabbeels (Clemens), Bisfchop van 's Hettogenbosch. 42. Crabeth (Adriaan Pietersz.) Konstfchilder. . . 42. Crabeth (Dirk en Wouter), Konftige Glasfchilders. 43. Crabeth (Wouter), Konstfchilder. . . 43, Cracht (Fratis * van Limborch van der), Kapitein ter Zee. . . 49. Craesbeek (Johannes van), Prior der Abtdije van St. Bernard te Aarfchot. 49. Craesbcke (Jofef van), Konstfchilder. . . 49. VIII. Deel. " Bladz. Craever (Gasperde), Konstfchilder. ■ . . jQ> Craeyeftein (Gerrit Gerritsz. van), Bailjuw van Oudewater. ." . ~0t Craeywinkel (Jan Ludolf van), Rooms Pastoor te Oelighen. . , j2. Cramer (A. F.), Lt. Kolknel. • • • 53. Cramer (Jan Frederik), Refident van het Berlijner Hof te Amfteldam. 53; Cramer (Niklaas), Konstfchilder. . i Crane (Johan de), Predikant te Oostkapelle op 't Eiland Walcheren . .55. Craneveldt (Frans), Raadsheer in den Hogen Raad te Mechelen. . .55. Cranius (Fauftin),, Kapucijner Monnik. . . 55, Cranius (Gummarus), Pas. toor te Zulfieke en zoetvloeijend Digter. . 57. Cratepolius (Pieter), Godgeleerde en Gefchiedkundige. 57. Cathorne (Willem), Geestelijke Zendeling. . 57; Cremer (Bernard Sebastiaan), Profesfor in de Godgeleerdheid te Harderwijk. 58. Cremers (Matthys), Kanunnik van St. Andries-Kerk te Keulen. . . jp. Genius (Thomas), Rektor in Hongarijen. . 59, Crepu (N.), Konstfchilder. 60. Creten (Karei), Konstfchil- ff' i ..... «2. 2 Creut-  Bladz. CreuttMéh (L. S. de), GeH'jraal van de Artülerije. 62. Cl'iep (Wi"em), Kancellier van den Hove van Gelderland, , . . 64. Cnep (Willem), Zoo?! van een voergaanden, een geleerd Man. . . 65. Crockaert (Pieter) , Rooms Prediker te Rij fel. 65. Crocquet (Andries), Prior ven het Maranken Kkostcr van St, IViinoxhtrgen. 66, Crocus (Kornelis), Priester ' en Rektor van de Latijnfe Scholen te Amfteldam. 66, Croefa (Gerard), Predikant te Aiblas. . . 68. £roe!s (Cyprianus), Kapu cjner Provintiaal van de Fhamfe en Walfe Gewesten. ... 72. Croefer (Hendrik Jakob), Hoogleraar in de Genees- , Ontleed- en Kruidkunde te Groningen. . . 73- Croefer (Herman), Burgemeester te Kampen. . 75. Croefer (Heiman), Raad van Willem, Hertog van Gelder, Kleve en Ga f*. 77. Cioefink . aar.zienlijk Geflagt in Holland. . . 79. Croisfa' t (Jan), Lezer in de Godgeleerdheid . 81. Croix r Adriaan de l;i) . Monnik in httjakohijntv. Klooster te A7-> Cronenburg (Jakob van), een vroom en deugdzaam Man. . . . 89j Croneiiburg (Jakob van Adelen van), Volmagt ten Landsdage in Friesland. 90» Cronenburg (Matrhias v.), Monnik van der Rekolletten Orden te Ruurmcnde. 91» Cronendaal (Partus van), Raad der Domeinen en Finantien te Brusfel. ga. Cronftrom (Izaak Baron van) , Generaal in dienst der Vereenigdc Nederlanden. . . . 93- Croock (jan de), Prior van het Klooster te St. Wijnoxlergeu. . . 05. Crooa  Bladz. Daams (Pieter), Karthuizer Monnik te Lier. 175. Daatfelaar (Abraham) , ' Koopman te Corinchen. 176. Pains (J.), Chirurgjn Major onder het II. Bataljon Oranje-Gelderland. 177. pachs (Niklaas), Predikant te Vlisfingen. 178. Dacquet (Pieter), beroemd Geneesheer. . .180. Daele (Jan van), Rektor van de Kerk te Hamel. 180. Daele (Johan van), Konstfchilder. . . 180. Daelen (Kornelis v.), Konftig Plaatfwjder. . 180. Daelen en Daelens, zie Dalen enz. Daelhem (Melcbior van), Prior van het Auguftijnsn Klooster te Hasfelt. 1S1. Daens (Jan), Koopman te Antwerpen. . . 183. Dain (Olivier le), Baardfch:erder van Lbdewyk den XI. . . 183. Daineffe, Monnik van der 'Augustijnen Orden. 184. Dalava (Francisko), Spaans Gezant. . . 1S5. Dale (Anthony), Geleerd Oudheidkundige. 1S7. Dale (Niklaas van), Hoogleraar in de Regten ts Leijden. . . . 194. Dalem (Leonard van), Prior van het Dominikanen Klooster te Zwolle» 196. Bladz. Dalen (Dirk van), Mm tuk van des Kruisdragers Orden. . . 190". Dalen (Kornelis v.), Konstfchilder. . . ipó". Dalens (Dirk), Konstfchilder. . . . 107. Dalens (Dirk) de zoon, Konstfchilder. . 197. Dam (Anthony v.), Konstfchilder. . . 198. Dam (Daniël van), Hoogleraar in de Philofphie en ' Onder Regent van het Staten Kollegie te Leijden. 198.' Dam (Jan van den), Vernuftig Wiskonftenaar. 199.' Dam (Niklaas van) , Hoogleraar in de Letterkunde te Leijden. . . 200. Dambarinns (Johannes) , Predikant te Kapelle. 201. Dames (Luka's), Konstfchilder. . . . 201. Damhouder (Joost), Penjionaris van Brugge. 2or. Damisfen (Lukas), Konstfchilder. . . 204» Damius (Matthias), Medicijne Doktor te Haarlem. 204^ Damman , aanzienlijk Cejlagt. . . 205. D unman (Adriaan), Hoogleraar in de Talen en (Velfpreekendheid te Gent. 205.' Damman (Gunther Aldegonde), Predikant te Serocskerkm, . 208. Z 3 Dam. &EGISTZ& $5/  Bladz. Damman (Johannes), Predikant te Kapel en Vrijhoven* . . . 208. Damman (Kornelis), Predikant te Oostvoorn. 109. Damman (Sebastiaan), Predikant te Zutphen. 210. Dammius, zie Dam (Niklaas van). Dammis, Monnik van der Cistercienfer Orden. 210. Danams ( Lambertus) , Hoogleraar in de Godgeleerdheid te Leijden. 21 r. Danckerts (Bartel), Burgemeester te Goes. 212. Danckerts (Hendïik),Konstfchilder. . . 213. Danckerts (Jan), Notaris te Amfteldam. . .213. Danckerts (Kornelis),P/aatfnijder. . . 214. Danckers (Pieter), Konstfchilder. . . 214. Danks (Frans), Konstfchilder. . . . 215. Danfer (Simon de), Zeerover. . . . 2r5. Dapper (Oifert); Medicijne Dokter te Amfteldam. 215. Dasfa (Jakob en Johan), Leden der Verbonden Edelen. . . . 216. Datheen (Pieter), Predikant te Frankendaal. 216. David Joris, Konftig Glasfchilder. . . 221. D-cker (Jeremias de), beroemd Dichter. . 224. Bladz, Dekker (Karei de), Deken der Kannnnikken van onze L. V. te Aken. 226* Dedel, aanzienlijk Geflagt. 226. Deelen (Dirk), Konstfchilder. . . • 2264 Delft (-fëgidius v.), Hoogleraar in de Godgeleerdheid. . . 227i Delft (Jakob Willemszen van), Pourtraitfchilder. 227* Delft (Pieter van), Konstfchilder. . . 228, Delmont(Deodatus), Konstfchilder. . - 2283 Deloify (Pieter), Piaatfnijder. . . . 229. Delrio (Marten Anthony), Vice Kancelier en Prokureur Generaal van Braband, naderhand Jefuit. 229* Delvaux (Louwrens), beroemd Beeldhouwer. 231. Demaker (Abel), Konstfchilder. . . 232. Denner (Balthafar), Konstfchilder. . . 232. Dennetier (Niklaas), een der Verbonden Edelen. 23S. Dent (Maximiliaan), Jefuit. . . . 239. Denys (Andries), Jefuit. 239. Denys (Jakob), Konstfchilder. . • . 239. Denys (Willem), Priorvan het Eremieten Klooster te Antmerpen. . .239. Deodatus (Johannes), Predikant te Geneve. 239. De- 35S REGISTER.  JR £ Q t 3T ■ K R. Siff ' Bladz. Croon (Pieter), Prior van de reguliere Kanunr.ikken van St. Martijn te Leuven. . j tjj. Croy, Voornaam Geflagt in de Nederlanden. . gö. Croy (Robbert van)-, BisJchop van Kamerik. g6. Crucius (Adriaan), Letterminnaar te Delft. 98. Crucius (Jakob), Letterminnaar te Delft. . 93. Crucius (Jan) , Rooms Pastoor te Stabroek. . 98, Crucius (Johannes), Predikant te Haarlem. . 99. Crucius (Levinus), Rooms Pastoor te Boschveld. 99, Crucius (Pieter), Tnquiftteur van de Nederlanden. 99. Crucfen (Niklaas), Prior van het Klooster der Avguftijmu te Maft richt. icö. Cruiningen (Joöst van), Krijgfoverfte van Keizer Karei den V. . 101. Cruiskerkcn, zie Kruiskerken, Crul (N.), Scha bif Nagt van de Bataaffe floot. . . 105. Cruquis (Jakob1), Letteroeffemar van de Af/, eeuW, 105. Cruquüs(NiklaasSamuel) , Schout van Sparendam cr.z iz6. Cruferius, zie Croefer (Herman). Crufius (Georg KoenraaJ), Letterminnaar teZutphen, ic6. Cruüus, zie Genius. Blad* Cryters (Jan), Pr:tir van het Klooster der Auguft'jnen te Delft. . 1 oS, Cuchlinus (Johannes), Regent van het Staten Kollegie te Leijden. . IOft Cudfemius (Pieter), Rooms Priester. . . ie3* Cuile (Lambert ten), Burgemeester te Zwolle. iog» Cuilenburg, Oud en aanzienlijk Geflagt. 110. Cuilenburg (Frans van), Ambtman var* Maas en Waal cjV. . . 1: