KL  alöemëenë EIGENSCHAPPEN VA N DE ELECTRICITEIT, onderricting VAN DE WERKTUIGEN EN HET NEEMEN VAN /agadNp roeven 1 LÏÏGD.BAT.J iN dezelve. \BIBL.7 \. DOOS. JOHN CU T H B E R T S O 2V% Optisch, Phyfisch en Mathematisch Inftrumentmaaker te Amfterdam. DERDE DEEL. Ts ^iMSTERDJlM, By pieter HAYMAN, MDCCXCIV.   VOORREDEN 10 bet eerfte deel van mijn Werk over de Eiefhiciteit, het welk in het jaar 1^82 uitgekomen is, gaf ik verilag van het werkings-vermogen van mijne toenmalige EleclrifeerMachines; ook gal" ik een proef op, waar door die met, door anderen gemaakte, Eleelriieer-Machines konden vergeleken worden. Daar ik het mij nu altoos tot een regel gemaakt heb, om alle verbeteringen aan mijne werktuigen te maaken, welke ik bedenken kon, had ik van tijd tot tijd het geluk van op zodanige verbeteringen te vallen» dat mijne Eleélrifeer:Machines met eene dubbele kracht werkten, .* 2 - van  iv VOORREDEN. van die, welke zij hadden ten tijde, dat ik mijn eerfte deel uitgaf. Van deeze verbeteringen gaf ik verflag in mijn tweede deel, cn bewees met dezelfde proef, van welke ik in mijn eerfte deel melding gemaakt had, dat zij in de daad met eens zo veel kracht werkten, als zij bij de uitgave vata mijn eerfte deel deden. Schoon ik nu te dier tijd zeer wel voldaan was met derzelver werkings-vermogen, dewijl zij alle anderen van dezelfde grootte overtroffen, zo kwam het mij evenwel van tijd tot tijd voor, dat zij nog verder zouden kunnen verbeterd worden; en ik heb gevonden, dat door verfcheiden op nieuw gemaakte ver-  VOORREDEN. v veranderingen, van welken ik in het vervolg fpreeken zal, derzelver werkings - vermogen wederom veel meer dan verdubbeld is. Als een vervolg op mijne vorige deelen geef ik deeze verbeteringen thans in een derde deel op, het welk volftrekt noodzaakelijk is tot behulp van die geenen, welken Eleftrifeer- Machines van mijn laatst maakfel hebben, en het welk mogelijk ook voor Eleclriciteits-kundigen in het algemeen niet onaangenaam zal zijn. I N-  I N H O U D. Onderrichting omtrent de verbetering der Kusfens voor Ele&rifeer-Machine. Bladz. I Onderzoek, hoe de Kusfens voor EletlrifeerMachines met fchijven mo'Jen ingericht zijlij om het voordeeligst opwekkend vermogen te hebben. . • 22 Befchrijving van den Stoel', voor de nieuwe Kusfens van Eleclrifeer Machines. %z Befchrijving van de Kusfens. 34 Befchriping van de Machine. . 35 Befchrijving van eene Eleclrifeer -Machint welke ter zelfde tijd zo wel negative als pofitive Electriciieit voortbrengt, zonder de geheele Machine te ifoleeren: uitgevonden door jonathan Cuthberson te Rotterdam. 39 Befchrijving van Eleclrifeer -Machines met • Stoeien van glas. . . 40 Befchrijving van eene EleEirifeer-Machine, het eerst gemaakt te Haarlem , voor den Heer van maküm. . . 42 Aanmerkingen over het maakfel van de laatst befchrevene Ele&rijeer - Machine, om aan te toonen 3 of die eenige volmaaktheden of gebreken meer heeft, dan -die geenen, welke gemeenlijk gebruikt worden. 44 Over  INHOUD. Over Amalgama. . • Bladz. ói Moe het Amalgama van kienmaijer. op de Kusfens van Eleclrifeer-Machines moet ge- . gelegd worden. * • 64 Eefchryving van eene Eleclrometer 3 dienende om de werkings-kragt van verfchillende Eleclrifeer-Machines aan te wijzen. 67 Hoe men zich van de ijzerdraad fmeltende vergelijkende Eleclrometer bedienen, en de werkings-kragt van' elke Eleclrifeer - Machine berekenen moet. • • 7§ Hoe de kracht 'van eene Eleclrifeer-Machine door de ontladende Eleclrometer berekend kan worden. . • • 80 De kracht der Eleclrifeer-Machines aangetoond met de ontladende Eleclrometer. 82 De kracht van Eleclrifeer-Machines aangetoond met de ijzerdraad fmeltende Eleclrometer. . ^5 Pofitive en Negative proeven, waar door de noodzaakelijkheid van twee afzonderlijke Conduclors aangetoond wordt. . 95 Pofitive en Negative proeven, zonder de ganl- fche Machine te ifoleeren. . 1^5 Nieuwe waarneemingen omtrend het laaden van bekleed glas. ■ • I24 Proe-  1 N H O U D. Proeven met Eleclrifche Batteryen. Bladz. 132 Befehryving van eene Eleclrometer met Goudblad, (overgenomen uit a. bennet, new experiments on Electricity). . 143 Befehryving van een verdubbelaar van de Ele&riciteit, door welke eene zeer geringe hoeveelheid Eleclriciteit vermeerderd kan worden, tot dat die met gewoons Eleclrometer s merkbaar , of door vonken zigtbaar wordt. ... I47 Befehryving van het zamenflel van eenen verbeterden Verdubbelaar. . . 154 Hoe de verdubbelaar door eenen Eleilrieken damp-kring gelaaden wordt. ♦ 164  ONDERRICHTING i 1 N DE ELECTRIC ITEIT DOOR JOHN CUTII11 ERTS ON. DERDE DEEL. Onderrichting omtrent de verbetering der Kussens. voor ELECTRISEER MACHINES. §• !■ HT^ oen ik de eer had j om de groote _I_ Ele&rifeer-Machine, voor TeylerS Cabinet te Haarlem te maaken, bevondt men,; (gelijk uitdrukkelijk door den Heer van Marum daar over gemeld wordt, in zijne befchrijving op pag. 87.) dat deszelfs werkingsvermogen meer dan evenredig aan zijne grootte was, en in allen opzigte zo wel daiif aari A lip  2 j O HN C ÜTjHB ERTS ON beandwoordde, dat 'er geen gebrek in het maakfel te vinden was: maar bij een lang voortduurend gebruik bevonden wij, dat de taiTe lappen, welke aan de anterior-zijdc van de Wrijvers, gemeenlijk Kusfens genoemd (*) gehegt zijn, van wegen haare grootte, niet dan met grooie moeite zo konden opgehangen worden, dat zij aan het voorgeftcldc oogmerk voldeeden; het welk aanleiding gaf tot veele gefprekken tusfehen den Hee\ van Ma rum en mij, om te beproeven, om eene verbetering daar in te maaken. Maar de onzekerheid van te zullen flagen, en de kostbaarheid van het onderzoek, zonder ccnige zekerheid van fchadeloos te zullen gefteld worden, maakte, dat dit van tijd tot tijd verfchoven wierdt: tot dat de Heer van Marum-in het Jaar 1788, buiten mijne kennis, den taak op zich nam, en op een maakfel viel, het welk op het eerlte aanzien, eenige voordeden fcheen te hebben boven de oude Kusfens, welke ik in (*) Men zou zig mogelijk in een eigenlijken zin beter van het woord Wrijvers bedienen, maar dewijl zij gemeenlijk Ku'ftns genoemd worden, en ik deeze uitdrukking in toijn voorig werk gebruik heb, acht ik het laadzaamer, die te behouden.  óver de electriciteit. 3 in het vervolg op haar eigen plaats zal onderzoeken. §. 2. Op den 21 Februari] 1789 beproefde hij het uitwerkfel van zijne nieuwe Kubfens, gemaakt voor eene Machine van 3a duim middellijns, voor de Beftierders van Teijlers Genoodfchap te Haarlem, tegen een paar van mijne Kusfens, welke ik eenige Jaaren te vooren voor die zelfde Machine gemaakt had, en hij vondt, dat hij, met een paar van zijne Kusfens te gebruiken, kon maken, dat de Machine het zelfde uitwerkfel deedt met 16 omdraajingen van de Schijven, als met 80 omdraajingen, wanneer mijne Kusfens aangelegt waren. Hoe de Heer van Ma rum deoze proef nam, is niet gemakkelijk te begrijpen ; het heeft den fchijn van eene vergisfing, als wij §. 15. onderzoeken, waar in getoond wordt , dat eene Machine j welks Schijven (legts van 22 duimen middellijns waren $ en in alle bijzonderheden op dezelfde wijze zamengelteld, en ten naasten bij ter zelfde tijd gemaakt, dezelfde proeven doet in het zelfde getal van omdraajingen, als zijne Machine , welks Schijven van 32 duimen zijn$ en het is ook niet ligt te denken 3 dat eëti A a M  4 JOHNCUTHBERTSOK zo ervaaren Eleólriciteits-kundige, als de. Heef van Marum , zich eene van mij gemaakte Machine van 32 duimen middellijns in de hand zou laatcn floppen, welke in werkingsvermogen flegts gelijk ftondt met eene Machine, welks Schijven maar van 22 duimen waren. Vergisfingen zijn in zulke proeven zeer ligt te maken; waarom het hem zeker meer eer zou gedaan hebben, en de proef meer beflisfende zou geweest zijn, zo bij mij gevraagd had, om bij de proef tegenwoordig te zijn. Eenigen tijd daar na heeft hij het nanuwkeurig verilag van die vergelijkende proeven gegeven: hij gaf mij een bezoek, en vereerde mij een exemplaar van eene gedrukte brief van hem aan den Ridder Landriani, behelzende eene befchrijving van zijne verbeterde Kusfens, met platen. Wanneer ik die brief geleezen had, gaf ik hem mijne verwondering te kennen,en zeide hem, dat ik, zedert het maken van de Kusfens, met welke hij zijne nieuw uitgevondene vergeleken hadt, eenige verbeteringen in derzelver maakfel gemaakt had. §. 3. Na dat hij hier van onderrigt was, iloeg hij onmiddelijk eene vergelijkende proef- nce-  OVER DE ELECTRICITEIT. 5 neeming voor van zijne, met mijne laast verbeterde Kusfens, verzogt mij, om fpoedig een paar daar van tot dat oogmerk te bezorgen, en beloofde mij den uitfiag te zullen in druk geven. Die deed ik, volgens zijn verzoek, en vergezelde hem, om de proeven te onderneemen. §. 4. Het daar toe bepaalde kenteken was het getal der omdraajingen van de Schijven, welke vereischt wierden, om te maken, dat een vies van ée'ne vierkante voet bekleed glas zig vijfmaal ontlaadde tusfen de knoppen van de elcdtrometer van Lane, gcplaast op den afftand van eene halve duim van malkander, zijnde het dezelfde vies, en de knoppen van den Eledtrometer op denzelfden afftand geplaatst, als hij tot zijne vorige vergelijkende proeven genomen hadt. De uitfiag van deeze proeven, gelijk door hem in een Nederduitsch Periodiek blad indruk gegeven is, was, dat met mijne Kusfens eerst 16 en naderhand 17 omdraajingen vereischt wierden, om de vies, in de bovengemelde omftandigheden, uit zich zelf vijfmaalen te doen ontlaaden; terwijl dit met zijne Kusfens eerst in 7 en naderhand in 6 omdrajinA 3 geu  6 john CTJTHBER.ts0n gen van de Machine verrigt wierdt. Hier uit maakte hij op, dat mijne Kusfens het dubbeld van de kragt hadden van de te voren gebruikte, en de helft van de kragt van zijne nieuwe, §. 5. Het Amalgama, dat ik in deeze proef op mijne Kusfens lag, was van dat foort, het welk eenigen tijd hier in gebruik geweest was, gemaakt van kwik en fpiautcr of tin, zo gemengd, dat het van eene gefchikte dikte was, en het welk ik toen dacht het best van de bekende te zijn. §. 6. Dus overtuigd zijnde, dat de Kusfens van den Heer van MARUMdeelectriciteitkragtiger opwekten dan de mijne, befloot ik, om de oorzaak van haare voortreffelijkheid naar te fpooren; want reeds op het eerfte gezigt, zo als ik ook de vrijheid nam, om den Heer van M. te zeggen, fcheenen zij mij toe niet op de voordeeligfte wijze gemaakt te zijn, bijzonder met opzigt tot de metaalcn oppervlakte aan de posterior-zijde. §. 7. Tot dit onderzoek, maakte ik eerst een paar Kusfens, naauwkeurig gelijk aan die van den Heer van M., met welke ik de vergelijkende proef herhaalde, op 4e.  OVER DE ELECTR.ICITEIT. 7 de zelfde wijze, als reeds gezegd is, gebruikende op deeze Kusfens het gewoon Amalgama ; en ik vond den uitfiag den zelfden als te vooren. Daar ik nu niet kon begrijpen, dat de Kusfens van den Heer van M. voordeeliger gemaakt waren dan de mijne, vermoedde ik, dat zij haare voortreffelijkheid mogelijk verfchuldigt waren aan het Amalgama, met het welk zij gebruikt wierden. Na op mijne Kusfens het zelfde foort van Amalgama gelegd te hebben, op de wijze, als door den Baron Kienmaijer, opgegeven is,vond ik, dat 5 ontladingen bewerkt wierden in 8 omdraaiingen , zo dat zij maar weinig minder waren, dan die van den Heer van M. in het ftuk van opwekken. Deeze minderheid dagt ik dat afkon hangen van de onzuiverheid van mijne geölijde taf, welke lang met gewoon Amalgama gebruikt geweest zijnde, haare ifoleerende eigenfehap verloren hadt. Na nieuwe taf aangelcgt te hebben , won ik iets, fchoon die van den Heer van M. nog Reeds eenigzints de mijne overtroffcn.Toen nam ik voor ieder Kusfen een ftuk geölijfde taf, van dezelfde hoedanigheid, als ik tot de ifoleerende lappen gebruikt had, van eene gelijke A 4 leng.  8 JOHN ctjthber.tson lengte met het Men, en van omtrend driemaal de breedte , hier op lcidc ik her. Amalgama met vernis op de door den Heer van M. voorgefchreevene wijze, en hechte het aan het Kusfen, zo dat het met Amalgama belegde deel van de taf volmaakt pastte en geüjk was met het vlak van Wrijving. Dit beantwoordde volkomen aan het oogmerk, en maakte mijne Wrijvers in alle opzigten gelijk aan die van den Heer van M. Ik leide toen het Amalgama op dezelfde wijze op nog drie paar Kusfen, welke gefchikt waren voor eene Machine, welke ik toen bezig was te maken voor mijn Vriend, den Deer Deima», en bij het vergelijken van ieder van deeze' Vier paarden met die van den Heer van M. vond Jk, dat twee paar daar aan gelijk waren, en, tot mijne* verwondering, twee paar <»e in uitwerking overtroffen. Deeze onderzoekende, was het bekleedfel van Amalgama daar 0p gelegd, veel dunner, dan op de twee vorige: in de daad , zo dun, dat de taf op verfcheide plaatfen 'er door fcheen. $ 8. Dit fpoorde mij aan tot het ondernemen van eenige verdere proeven, in welker beoop mh eenigë waarnemingen voorkwamen, welke  over de electriciteit. 9 welke de gefchiktfte wijze kunnen aantoonen van het Amalgama aan te leggen, op de wijze als de Heer van Marum geraden heeft. §. 9 Ik deed aan de Machine een paar Kusfens van den Heer van M. met zo weinig mogelijk bekleedfel van Amalgama, en zonder dit glad uit te ftrijken; en vond, dat 'er 26 omdrajingen vereischt wierden, om de bovengemelde bekleede vies vijfmaal te doen ontladen, tusfchen de knoppen van den Electrometer op den afftand van eene halve duim. Ik nam toen de Kusfens 'er af, en ftreek het Amalgama glad uit, door het met eene glaze pijp te wrijven, en vond, dat zij toen het zelfde uitwerkfel voortbragten in 15 omdrajingen. Ik nam 'er die nog eens uit, enbragt een weinig olie op de oppervlakte van het Amalgama, en wreef het daarna met eene zuivere lap, waar door haare kragt zo veel verbeterd wierd, dat 'er flegts 8 omdrajingen nodig waren om vijf ontladingen voort te brengen, en, na de wrijving vermeerdert te hebben, wierden zij in zeven omdraajingen bewerkt. Ik herhaalde deeze proeven op dezelfde wijze met mijne eigene Kusfens, en met dezelfde tütkomften, uitgenomen, dat in A 5 het  IO JOHN CUTHBERTSON het laast geval, met eene vermeerdering van de wrijving, de vies vijfmaal ontladen wierdt met maar zes omdrajingen. Daar na onder nam ik eene menigte van proeven, met het veranderen van het maakfel van de Kusfens, en de wijze van het Amalgama 'er op te leggen, doch zonder te (kagen. §. 10. Ik ging toen over, om de lengte van de vonken te vergelijken , welke door den Conductor uitgcgeeven wierden , wanneer ik mijne Kusfens gebruikte , met die geene, welke ik met die van den Heer van marum kreeg. Ik begon met de mijne, en vond, zo als ik vcrwagt had, de vonk niet langer, dan ik die met mijne oude Kusfens gekregen had; want in Machines met Schijven , hangt dit voornamelijk af van den afftand tusft-hcn de ontvangende gcdceltcns van den Conductor, en de einden van de Kusfens. De vonken waren in de daad korter dan ik vcrwagtte, en ik kon niet beletten, dat de Electrilche vloeiftof niet bijna oogenblikkelijk van de verzamelende punten van den Condudtor terug liep naar de Posterior-zijde van de Kusfens, tot dat ik de ftelling van deeze punten veranderde, door die nader aan het Anterior-, dan  over de electriciteit. ii dan aan het Posteriordeel (*) van het Kusfen te plaatfen. Haare beste ftelling in dit opzigt moet door proeven vastgefteld worden, dewijl die van te veel omftandigheden afhangt, om door eene algemeene regel bepaald te kunnen worden. Ik vond toen, dat ik kon maken, dat de vonken in groote menigte uitvlogen uit een knop van twee duimen middellijns, geftokcn in het einde van den Conductor , naar een knop van zes duimen, op den afftand van elf duimen. Na het afneemen van een paar van mijne Kusfens, en het in de plaats ftellen van een paar van den Heer van M. wierdt de lengte van de vonk verkort tot negen duimen, ik rekende het mijne tijd niet waard om eenige verdere proef over dit onderwerp te doen, dewijl het klaarblijkelijk moest zijn, dat de Kusfens van den Heer van M. niet met dat oogmerk gemaakt waren. Zij waren alleen ingerigt, om bekleed glas (*) De woorden Anterhr en Pcsterior zijn lermen, welke het eerst gebruikt zijn geweest door Dr. NOOTH :n Engeland, de Anttrit>r\ijdi van de Kusfens is de zijde waar aan de taffe lappen zijn vast gemaakt en welke de Schijf verlaat in haare omdraajingen, de Pesterior^ijde van de Kusfens is de zijde waar aan geen taf is en welke de Siliijf ontmoet in haare •mdraajin^e»..  12 johncüthbeïitson glas fchielijlc te laden; maar het is zeker, dat zij aan de Posterior-zijde van metaal gemaakt zijnde de Eleftrieke ftof fterker van den eerften Condu&or moeften aantrekken, wanneer die fterk geladen is, dan wanneer zij gemaakt zijn van ftoffen van eene minder geleidende hoedanigheid. Maar in hoe ver dit beletfel haar vermogen zal verminderen van bekleed glas tot den hoogften graad te laden, kan alleen door de proefneeming bepaald worden, hoewel het één eene groote overeenkomst met het ander vertoond. S. ii. Uit deeze proeven blijkt het, dat, zo de wijze van van M. om het Amalgama van kienmaijer op de geölijde taf te leggen, aangenomen wordt, zijne Kusfens onderdoen voor de mijne van het volgend maakfel. §. 12. Het lighaam van het Kusfen is een langwerpig yierkant van hout, flap overtrokken met rood leder, en opgevuld met ftrooken van grof laken, zo dat die eene platte oppervlakte tegen het glas hebben. De ifoleerende lappen zijn met lijm gehegt op het midden van de dragende oppervlakte van het Kusfen, en kunnen uitgeftrekt worden op de Wij?e, welke de Heer va,n M. opgeeft, maar in  over. de electriciteit. 13 in plaats van een ftaafje, zal het raadzaam zijn , zich tot dit oogmerk van eene glaze pijp te bedienen. De andere lap van geölijde taf, waarop het Amalgama gelegd is, is gehecht aan het Postcrior - gedeelte van het iighaam van het Kusfen, en zodanig over deszelfs oppervlakte getrokken, dat het met Amalgama belegde deel tegen de glaze fchijf gedrukt wordt door fchroeven met veeren , welke op het agterfte deel van de Kusfens werken, en die eene behoorlijke maat van Wrijving geven. §. 13. De Electrifeer Machine, waar mede de gemelde proeven gedaan wierden, was gemaakt met twee glaze fchijven, ieder van 315 duimen middellijns, welke ik toen juist maakte. Ik verkoos deeze grootte tot het boven gemelde oogmerk, om dat dïe na genoeg dezelfde was , als die, welke de Heer van M. gebruikt hadt. §. 14. Ik ging nu over, öm te beproeven, in hoe ver Electrifeer Machines van eene mindere grootte verbeterd zouden kunnen worden , door het Amalgama van kienmaïer, op verfchillende wijzen aangelegd. §. 15- Ik nam eene Electrifeer Machine met twee  14 john cutiiberts0n twee fchijven, ieder van 22 duimen middellijns , op dezelfde tijd gemaakt, dat ik de Electrifeer' Machine van 32 duimen voor den Heer van marum maakte, en met Kusfens van volkomen het zelfde maakfel. Na deeze op de beste wijze met gewoon Amalgama belegd te hebben, en de bekleede vies en Electrometer eveneens als in de vorige proeven gefield te hebben, vond ik, dat tien omdrajingen van de fchijven vereischt wierden, om 5 ontladingen te bewerken. Dit bragt mij in gedagten de reeds §. 2. gemelde vergelijkende proef, welke de Heer van M. genomen hadt; dewijl dit juist zoude overeenkomen met het getal der omdrajingen, daarin vermeld , als één paar kusfens gebruikt wierdt, en 10 ontladingen. §. 16. Ik befloot deeze proef met één paar Kusfens te hcrhaalen, en ik vond, dat er 80 omdrajingen nodig waren, om 10 ontladingen ie bewerken, het geen naauwkeurig over een kwam met de proef, welke de Heer van M. met eene Machine van 32 duim gedaan hadt: het geen doet denken , dat de Heer van M* zich vergist moet hebben, of, dat de Kusfens niet op de voordeeligfte wijze geplaatst waren.  over de electriciteit. 15 §. 17. Na het opleggen van het Amalgama van kienmaijer \ en het ftellen van alle de Kusfens op haare plaatfen, wierden de 5 ontledingen in 5 omdrajingen bewerkt. §. 18. Ik nam een Electrifeer Machine met twee glaze Schijven, ieder van omtrend 19 duimen middellijns,zedert zes jaarcn gemaakt, met Kusfens van even het zelfde maakfel als die, welke de Heer van M. het eerst met de zijne vergeleken hadt. Na deeze op de beste wijze gezuiverd en met gewoon Amalgama belegd te hebben , en de bekleedde vies en Electrometer op even dezelfde wijze gefteld te hebben , als in de voorige proeven, vond ik, dat 'er 23 omdrajingen van de Schijven gevorderd wierden, om 5 ontladingen voort te brengen. Maar na het opleggen van het Amalgama van Kienmaijer, tot een deeg gemaakt met verkens - reufel, op de oppervlakte van de Kusfens, wierden de 5 ontladingen bewerkt door 9 omdrajingen. §. 19. Myne naastvolgende proefneming was met eene Machine, welks Schijven van 18 duimen middellijns waren, en welke gemaakt was in het jaar 1780, gevolgelijk met Kusfens van het oude maakfel. Met gewoon Amal-  i<5 john 6uthbertso» Amalgama, opgelegd als tevoren, bragten gö omdrajingen van de Schijven 5 ontladingen te weeg-, maar de Kusfens wederom fchoon gemaakt en het Amalgama van Kienmaijer. 'er op gelegd zijnde, vereischtcn de 5 ontladingen llegts 13 omdrajingen. §. 20. Nieuwe Kusfens gemaakt hebbende * van mijn laaste maakfel, voor de boven gemelde Machines van 19 duimen, en Kienmaijer s Amalgama, met reufel vermengd, gelijk in de twee vorige proeven, 'er op gelegd hebbende, vond ik, dat de 5 ontladingen in maar 7 omdrajingen van de Machine voortgebragt wierden. §. 21. Eindelijk eene kleine Machine met maar ééne glaze Schijf van 18 duimen middellijns, van een vriend ontfangen hebbende, welke begeerig was, om die met het Amalgama van Kienmaijer te laaten beproeven, zogt ik eerst mij van zijn kragt te verzekeren , met het gewoon Amalgama, op zijne eigene Kusfens gelegd, en vond, dat 'er 52 omdrajingen van de Schijf vereischt wierden, om de fles 5 maaien te doen ontladen. Na het opleggen van het Amalgama van Kienmaijer op dezelfde wijze als in de voorgaan*  over de electricite1t. 17 gaande proeven, gcfchicddcn deeze ontladingen in 24 omdrajingen. §. 22. Na het Amalgama van Kienmaijer op geölijde taf gelegd te hebben, volgens hec voorfchrift van den Heer van MarumjIicc geen ik vond, dat het best gelukte met de cerstgemeldc groote Machine, bemerkte ik tut mijne verwondering, dat ik verpligt'was 30 omdrajingen te doen, cm het uitwerkfel te hebben, het geen 24 omdrajingen op de gewoone wijze voortbragten. In alle deeze proeven wierdt de lengte van de vonken vergroot, door het gebruik van het Amalgama van Kienmaijer. §. 23. Het blijkt dus, dat de thans verbeterde ftaat van de Eiedtrifche Kusfens aftclciden is, niet zo zeer van de wijze van maaklel, noch van den Heer van M., noch van mij, als van het gebruik van het Amalgama van Kienmaijer-, want dit alleen , zonder ncch de Kusfens, noch de taf, te veranderen doet meer af, en heeft altijd het vermogen van iedere Machine verdubbeld, met welke ik gelegenheid gehad heb van het te beproeven, zo als cok uit het boven gezegde blijkbaar is. Dit was in dc daad.meer, dan ik 'er van B ver-  l8 john cuthbertson verwagt had; en dewijl het SflTeén een dubNbel opwekkings-vermogen was, het geen van de Kusfens verlangd wierdt in de groote Mach'nc, en 'er meer dan dat gewonnen was door het aanbrengen van het Amalgama, volgens het voorfchrift van den Heer van Makum, befloot ik de procfneeming te herhaaien met Kienmaijers Amalgama met reufel opgelegd, of 'er mogelijk eenige vergisfing in mijne vorige proef mogte geweest zijn: maar ik vond den uitfiag volmaakt dezelfde, als ik te voren gemeld heb; dat de Kusfens voor eene Machine van 31J duimen beter gefchikt zyn, als het Amalgama op de wijze van den Heer van M. aangebragt wordt, dan op die van Kienmaijer; en dat kleiner Machines daar tegen beter werkten met het Amalgama van Kienmaijer, dan met dat van den Heer van M., van welke omftandigheid ik voor als nog geene rede weet te geven. §. 0.5. Ik verheug mij nogtbans, dat ik geen rede gevonden heb, om het maakfel van het lighaam van mijne Kusfens te veranderen; dewijl zij dit voordeel hebben, dat, zo na een lang gebruik, het Amalgama op de wijze van den Heer van M. gebezigd, bevonden mogt wor-  OVER DÉ ËLECTRICITÈlt; Worden in zijne uitwerking te misfen, het ftuk geamalgameerde taf gemakkelijk weg tó neemen is, en Kienmaijers Amalgama1 met verkens-reufel op de door dien Heer voorgcfchreevene wijze kan opgelegd worden. De manier van den Heer van M., om dit op tó leggen, zal niet gelukken in gevallen,waar in een lang aanhoudende opwekking vereischt Wordt. Men moet echter bekennen, dat Electriciteits-kundigen grootelijks aan den Heer Van M. verpligt zijn, voor zijne pogingen, oni het maakfel dei- Kusfens te verbeteren; want j fchoon zijne uitvinding niet bevonden zal worden zo wel aan het oogmerk te voldoen i als hij in het begin dacht, is die evenwel vaii eene wezenlijke dienst geweest, door het Amalgama van Kienmaijer meer algemeen; bekend te maken, dan het anderzints zoude geweest zijn; en het is tewenfch.cn, dat hij Voort zal gaan in zijne pogingen, tot verdere verbetering van dezen tak van wetenfehap^ waar toe hij in eene zo voordeelige gelegenheid geplaast is. §. 25. De Heer van M. heeft evenwel in de Letterbode bekend gemaakt, dat hy zijne nieuw gemaakte Kusfens, voor de groots » 9 Ma,  20 john cuthbertson Machine niet gebruiken kan, zo als eerst zijn voornemen was, om reden, dat zij eene ,te ftcrke wrijving veroorzaakten, en hij dus genoodzaakt was die te veranderen: zo dat het voornaamst opwekkend gedeelte van de Kusfens, van de eerst gemaakte niet verfchilt. §. 26. Na een reeks van proeven in gezelfchap van de Heeren DeimaN en Paets van Troostwyk gedaan te hebben, waar bij langduurige opwekking vereischt wierdt, •vond ik, volgens het geen ik vcrwagt had, en zo even gemeld heb, dat de wijze van den Heer van M. om het Amalgama op te leggen , niet voldeedt; maar dat de Machine na drie of vierhonderd omdrajingen in zijn werkings-vermogen verminderde, zo dat wij genoodzaakt waren met de proeven op te houden. Dit noodzaakte ons de taffe lap» met het volgens den Heer van Marum daarop gelegde Amalgama weg te nemen , en het volgens het voorfchrift van den Baron Kienmaijer 'er cp te leggen, maar zo dun als ik boven §. 18. gezegd heb. Doch dit verminderde het werkings-vermogen van de Machine in proeven, welke gcene langduurige opwek-  OVER. DE ELECTR.ICITBIT. ai wekking verëischten. Dit maakte mij te onvreden, en ik befloot hier over te denken, en naauwkeuriger, dan ik te voren gedaan had, den aart en eigenfchappen der opwekking te onderzoeken; en zonder eenig rugzigt op mijn vorig plan van «Eledttiifeer-maehines, zulke regels in het maaken van Kusfens te volgen, als ik uit het onderneemen van een menigte van proeven kon afleiden, É S Oh-  22 J O N C U T H E E E. ï j O. N l Onderzoek hoe de Kusfens voor Electirfeermachines met fchyven moeten ingericht zyn , om hst voordeeligst opwekkend vermogen te hebben. §. i. Tk begon eerst met eene glaze SchijfJL machine van 18 duimen middellijns, zijnde dit de meest handelbaare grootte, en zo gemaakt, dat ik 'er alle foorten van Kusfens aan kon vast maken, en of één of meer gebruiken, zo als ik dit nodig vond. §. 2. Ik begon met één Kusfen, als zijnde het gefchikfte, dewijl ik dan gelegenheid had, om door het glas te zien, en beter te kunnen bemerken, wat 'er onder het opwekken gebeurde, en te zien, waar het haperde; ook kon ik dus beter eenige proeven beftuuren, welke ik nodig oordeelde, of waar uit ik dacht, eenig ligt omtrend dit onderwerp te zullen erlangen. §. 3. Tot dit oogmerk verkoos ik een Kusfen van het oude maakfel, van eene regelmatige oppervlakte, en een conductor, en kleine vies met eene electrometer, waar uit ife kon oordeelen door het getal der ontladin- knn-»  OVER. DE ELECTRICITEIT. 2J gen, of door de veranderingen, welke ik geraden mogt vinden te maken, de werkingvan de Machine vermeerderd, of verminderd wierdt. §. 4 Het Kusfen op de gewoone wijze en met het Amalgama van Kienmaijer ge-' plaatst, en de conductor met den grond in ge, meenfehap zijnde, vond ik, dat als de Schijf omgedraaid wierdt, en de knop van eene bekleedde vies gehouden wierdt aan die zijde van de Schijf, welke regt tegen over het gewreeven vlak was, deeze fterk negatief geladen wierdt (dit verwonderde mij in den beginne, om dat wij volgens de Theorie van Franklin zeggen, dat, als glas aan de eene zijde pofitiev opgewekt wordt, deeze opgewekte Electriciteit de natuurlijke Electriciteit van de andere zijde zal te rug drijven, en eene vies daar aan gehouden , pofitiev zal laaden, het geen zekerlijk het geval is, gelijk ik met een proef in mijn -tweede deel over de Electriciteit getoond heb *), en (*) Daar dit tegenftrijdig fchijnt met het geen ik in mijn tweede deel gezegd heb, kan ik niet. ttahien dit mts* op te helderen. De rede is duidelijk, de koop vjc de vies B 4 vs'ieüi:  24 JOHN CUTHBER.TSON eh dat de gantfche Schijf, van daar de ontvangende punten geplaast waren, (het geen was, alwaar het taf van de Kusfens eindigde,) tot aan de Postcrior - zijde van de Kusfens, een vies ncgatiev laadde, maar zeer zwak. Hec zwakst was dit aan dat deel van de Schijf, het geen het verst van de Kusfens af was, en vermeerderde, naar mate de vies na- wierdt gehouden a?n dat dee! van de Schijf, het welk regt tegen over het gewreeven vlak was, terzelfder tijd, dat daar op gewerkt wierdt door liet Kusfen, en veroorzaakte d;t de Electrictcit daat heen vloeide: gevolgeijjk kon die niet op het glas werken, om de Electriciteit van de andere zijde weg te drijven. Jtjaar om dat de werking van het Kusfen die noodzaakte om de Eleciricitcit daar heen te laten vioeijen, en wezenlijk onder het wrijven in eene negative ftaat brengt, trekt die gevoIgeli]k de Electriciteit aan , uit alles, wat aan de tegenovergeftelde zijde, en tegen over het gewr even vlak gehouden wordt. Maar zo dra de wrijving ophoudt, of de knop van de vies gehouden wordt aan ccn gedeelee van het glas, dat tegen over de voorfte zijde van de Kusfens is, en op de kleinftc afftand van de werking der Kusfens, wordt de vies pofitiev geladen. Dit was het geval in alle de proeven, welke ik in myn twaede deel befchieTen heb, namelijk, het geen gebeurde met het glas, met epzigt tot de Eleciriciteit, als het Kusfen over eeni£ deel van het glas gegaan was, en nut dat gedeelte, het welk onder het gewieeven vlak w.is.  OVER. DE ELECTRICITEIT, ^5 nader aan de Kusfens gebragt wierdt: het. geen bewijst, dat op het gantfche lighaam van het glas door de Kusfens gewerkt wordt, cn dat dit in een ftaat van Electriciteit aan te trekken gebragt wordt aan beide de zijden, en dat onder de wrijving tot een z.cr hoogen trap, cn dat daar de wrijving eindigt , de E'cctrieitcit, welke doör de kragt der wrijving, te voren op de oppervlakte van' het glas gelokt was door haar eigen affloot ende kragt, te rug geftooten wordt naar den conductor, of eenig ander lighaam,zo geplaast, dat het die ontvangen kan, het geen zo na a's mogelijk is, aan het einde van de wiijving moet geplaast worden. §.5. Ik plaatfte den conductor, nog fteeds met den grond gemcenfehap hebbende, aan de tegcnovergeftelde zijde van de Schijf, aan die zijde, welke geen Kusfen hadt, en bij het omdrajen van de Schijf, vloog de Electriciteit over die zijde van het glas, van het einde van het Kusfen tot dat gedeelte van de Schijf, het welk tegen over het gewreeven vlak was, in fchoone takken, zig alleen over dat deel verfprijdende, het geen tegen over B 5 het  20 JOHNCUTIIBERTSON I het vlak van het Kusfen was, en van daar ging die onmerkbaar over tot den conductor. §. 6. Ik verplaatfte vervolgens den conductor, en ifoleerde dien , en plaatftc de vies met de Electrometer daar aan, en vond, dat 5 omdrajingen noodzakelijk waren, om te maken dat de vies op eenen bepaalden afftand zich 5 'maal ontlaadde. §. 7. Ik verplaatfte den conductor weder, zo als ook de vies en Electrometer aan de ongewreevene zijde, en vond, dat 7 omdrajingen nodig waren, om te maken, dat de vies zich van zelf 5 maal ontlaadde. De Electriciteit , waar mede de vies geladen wierdt, fchoot, gelijk in de tweede proef, van het einde van het Kusfen, naar het gedeelte van de Schijf, het welk tegen over het'gewreeven vlak was, en wierdt van daar onmerkbaar naar den conductor gevoerd, als boven. Dit was voldoende om te leeren, wat 'er aan de ongewreevene zijde van de Schijf gefchiedde. Ik ging nu over, om verdere proeven te doen met opzigt tot de Kusfens, en plaatftc . den conductor aan die zijde van de Schijf, alwaar de Kusfen gehecht was. §. 8. Wanneer het Kusfen dusdanig vast gemaakt  OVER DE ELECTRICITEIT. %7 maakt was, dat zijn Anterior-zijde niet zo vast tegen het glas gedrukt wierdt, als de Posterior-zijde, waren 8 omdrajingen nodig, om 4 ontladingen te maken. Door het gias ziende,bemerkte ik veel licht aan de Antenor zijde van den Kusfens, maar geen licht aan de Posterior-zijde. §. 9. De Posterior-zijde in denzelfden ftaat blijvende, en de Antenor-zijde dus gcneld hebbende , dat die het glas niet raakte, waren 20 omdrajingen noodzakelijk, en het licht aan de Anterior-zijde was veel fterker dan te voren. §. 10. De Anterior-zijde van het Kusfen dus geplaatst zynde, dat die fterker tegen het glas drukte, dan de Posterior, waren'er maar 5 omdrajingen nodig, om de bovengemelde ontladingen te maken, en men zag geen licht. §. ïï> Ik maakte toen, dat het Kusfen meer gelijkelijk tegen het glas floot, dan in de tweede proef; dit vermeerderde de Electriciteit zo zeer, dat flegts 4 omdrajingen vereischt wierden, om de bovengemelde ontladingen te bewerken. §, 12. Ik nam het boven gebruikte Kusfen weg,  JOHN CUTHBEHTSON weg, en plaatfte een ander in zijne plaats van eene onregelmatige oppervlakte, en ik vond, dat de electriciteit zwak was, en licht te zien was op ieder gedeelte van het Kusfen, het welk het glas niet raakte, en dat 18 omdrajingen nodig waren, om de gemelde ontladingen voort te brengen. §. 13. Ik zette toen het oude Kusfen weer op zijn plaats, met oogmerk, om de tafie lap. pen naauwkeuriger te onderzoeken, en bemerkende, dat de taf zig niet geheel glad en gelijkelijk op de oppervlakte van de fchijf fchikte, deed ik andere taf 'er aan, welke volkomen glad op het glas paste, en ik vond toen. dat flegts 3 omdrajingen nodig waren, om de bovengemelde ontladingen te bewerken. §. 14. Eindelijk lag ik twee Kusfens , of een paar, aan, volmaakt van hetzelfde maakfel 5 als het enkel, het welk tot de cvengemelde proeven gebezigd was, met dit onderfcheid alleen, dat zij aan den ftoel van de Machine vast gemaakt , en tegen het glas op de gewoone wijze aangelegd waren ; en ik vond , dat ik de Schijf driemaal om moest drajen om de ontladingen als boven te maken, in plaats van i£ omdra- jing  OVER DE ELECTRICITEIT. CO jing, volgens de evenredigheid boven gemeld. De Kusfens volmaakt dezelfde zijnde a>s boven , uitgenomen het vasthechten van dezclvcn, was het klaarblijkelijk, dat het gebrek daar moest liggen. Bij eene zeer naauwkeurige bezigtiging bleek het, dat de Kusfens zowel als de taf volkomen vlak tegen het glas lagen, wanneer de Schijf niet omgedraaid wierdt; maar wanneer die in beweging gebragt wierdt, fcheen de posterior-zijde van den Kusfen fterker tegen het glas gedrongen te worden, dan wanneer hij niet gedraaid wierdt, en noodzaakte op die wijze de anterior-zijde om zich op te tillen , fchoon dit zo weinig was, dat het naauwlijks bemerkt kon worden. Ik befloot nogthans dit voor te komen, en maakte de Kusfens zodanig vast, dat dit niet meer gebeuren kon. En de proef herhalende, bewerkte i£ omdrajing de vereischte ontladingen. Deeze proeven kwamen mij voor genoegzaam te zijn, en ik twijffelde niet, of ik zou uit dezelven, te gelijk met de gewoone theorie, genocgzaame onderrigting kunnen bekomen, hoedeKusfens behooren gemaakt te wor-  30 JOHN CÜTHBEfiiTSÖiSf worden, om glas op de voordeeligfte'wijze optcwekken. §• 15 Uit de eerfte en tweede proef leeren wij, dat glas, door tegen een Kusfen gedraaid te worden, in een ftaat gebragt wordt van uit andere lighaamen Electriciteit op het gewreeven vlak tot zich te trekken. § 16. Uit de derde en vierde proef, dat, fchoon flegts eene zijde van het glas gewreeven wordt, beide de zijden negatiev worden tegen over de gewrecvene plaats; maar de zijde, welke geen Kusfens heeft, is in een geringer graad opgewekt, dan die zijde, welke een heeft, waar uit men rede kan geven, waarom Cijlinders minder vermogen hebben dan Schijven. §. 16. De vijfde, zesde, zevende en elfdeproef leeren, dat de Anterior-zijde van de Kusfens geene geringere Wrijving moer. hebben, dan de Posterior, maar de Postcrior kan eene geringere wrijving hebben, zonder veel verlies. : §. ï7. De agtfte en negende proef toonen, dat de Kusfens eene gelijke oppervlakte moe^ ten hebben. §. 18. De tiende proef, dat de tafiê lappen , aan  OVER DE ELECTRICITEIT. 35 aan het glas moeten fluiten, zo wel als de Kusfens zelf. §. 19. En eindelijk leeren wij ook uit da elfde proef, waarom mijne Kusfens in eenen minderen graad opwekken, dan die van den Heer van Martjm; namelijk, van wegen het optillen van de Anterior-zijde van de Kusfens. Zo dat het noodzakelijk was op eenig nieuw maakfel te denken, om dit voor te komen. §. 30. Het blijkt uit alles, dat het gebruik van de Kusfens beftaat in aan het glas de eigenfehap te geven, van electriciteit tot zich te trekken uit andere lighaamen ; en het gebruik van de tafFe lappen beftaat in door haar wrijving te maken, dat het glas die eigenfehap behoudt, en dat door dit middel de Electriciteit, welke het glas van het Kusfen genomen heeft, geleid wordt tot die plaats van het glas , waar voor de eerlte conductor geplaatst is, alwaar de wrijving ophoudt, cn de Electriciteit afgedreven wordt naar den conductor, met eene kragt, gee'venredigd aan de hoeveelheid van opgehoopte Electriciteit. Dus befloot ik om mijne Kusfen!} op de volgende wijze re maken. Be-  32 JOHN CUTHBERTSON Befehryving ?an den Stoel voor de nieuwe Kusfens van Eleclrifeer - Machines. §. 20. CD Fig. i zijn vierkante Hukken hout, met een holle zwaluweftaart aan ieder einde, en e is een ftuk koper, met een moêr-fchroef in het midden. AB Fig. 2. is een langwerpig vierkant ftuk hout van omtrend \ duim dikte , welks einde A een zwaluweftaart' is , zeer naauwkeurig pasfende in een van de holle zwaluwcftaarten van de (tukken CD. Een ander ftuk, van dezelfde gedaante als AB past in een tegenovergefteldc zwaluweftaart, het welk van ter zijde gezien de Figuur abcdVxg. 3 maakt, tusfehen welke de Kusfens moeten vastgezet worden, e is een Schroef, om den Stoel te doen pasfen, cn om te maken, dat de Kusfens eene behoorlijke wrijving tegen het glas oeflenen, welke door de zijde hd heen gaat, en in de zijde ac in gefchroefd wordt. En dewijl het wat moeilijk is, om met de vingers de Schroef e te drajen, en ook de moér-fchroef, welke de onderfte Kusfens vast maakt, dient het inftrument Fig. 5. tot dit oogmerk-, door de punt daar van in een van de gaten te (teken, welke aan de zij-  OVER BE ELECTRICITEIT. 33 zijden van de Schroeven geboord zijn, kunnen zij los of Vast gefchroeft worden, zó als de nood dat vörderd. ƒ is eene lange Schroef, welke door het bovenfte van den Stoel van de Machine gaat, en in het ftuk C Fig. 1 infehroeft, welke den Stoel van^dé Kusfens vast hecht aan het bovenfte van den Stoel van de Electrifeer-Machine. §. 21. De Stoelen voor deonderfte Kusfens zijn geheel op dezelfde wijze zaam gèftëld, maar kunnen niet op dezelfde wijze vast gemaakt worden. Derhalven' is aan het eene einde van D, fig. 1. eene uitholling, verbeeld door g, wélke een Vaar - fchroef vat, vast gemaakt aan den bodem van den Stoel der Machine; én welke door middel van eene moêr-fchroef, beneden aan den bodem van de Machine vastgefchroefd wordt. Aan het einde van de uitholling g, is eene kruiswijze holligheid gemaakt, zo dat zij zo kunnen gezet worden,dat zij de Schijf gelijkelijk drukken , zij worden op hunne plaatfen Vast gemaakt, zo als tcrbeeld wordt bij a fig. 7. PI. j. §. 22. Men zal hieruit kunnen zien 5 dat op' deeze wijze de Kusfens gemakkelijker uitgenomen kunnen worden, telkens, wanneer die r Ichoori  JOHN CTJTHBERTSON fchoon gemaakt moeten worden, dan dit in mijn vorig maakfel kon gefehieden; want door ƒ te ontfehroeven, wordt de gantfche Stoel met de bovenfte Kusfens van de Machine Jos gemaakt; en door het ontfehroeven van de moër-fchroef wordt de Stoel van de onderfte Kusfens los gemaakt, en door e fig. 3. te ontfehroeven, neemt men het geheele ftel uit malkander, zo dat de Kusfens telkens met "het grootfte gemak kunnen uitgenomen en fchoon gemaakt, en nieuw amalgama 'er op gelegd kan worden. Befchrijving van de Kusfens. §. 03; AB fig. 4 verbeeldt het achterst gedeelte van de Kusfens, het geen beftaat in een langwerpig vierkant van hout, omtrend J duim dik: de breedte en lengte moeten gerigt worden naar de grootte van de glaze Schijven, gelijk in het vervolg getoond zal worden, cc Zijn twee kopere pennen, welke door gaten, in den Stoel gemaakt, gedoken worden, oni die te verhinderen, van uit de regtftandigc richting te gaan, wanneer de Schijven omgedraaid worden, d is een kruis- wijs  OVER. DE ELECTRICITEIT. 35 wijs ftuk koper, naauwkeurig vastgemaakt in het midden van het hout, en aan de achterzijde rond gevijld, dit wordt vast gehecht aan AB fig. 2 door middel van twee Schroeven. Het Kusfen is bekleed met rood leder, en opgevuld met grof wol ladken, en naderhand geperst, tot dat de oppervlakte volmaakt plat geworden is: vervolgens wordt de taf aan het Kusfen genaaid, zo als fig. 6 verbeeld wordt, en dan wordt het aan fig. 2 door twee Schroeven vastgehecht, welke door den plank heen gaan, en in het kruiswijs ftuk Electriche vloeiftof nooit zo wel kunnen vertoond worden met écne conductor, als met dc twee te gelijk in werking, zo als in het doen van proeven gezien kan worden. § 40. Eindelijk, dewijl wij dan door dit maakfel niets winnen, met opzigt tot het werkings-vermogen, zie ik geene rede, om dit tot algemeen gebruik aan tc bcvcclcn: dewijl ik geene verbetering 'er in vind, en dewij1 die dat gebrek heeft, dat men zig ter gelijke tijd niet van eenen pofitiven en negativcn conductor bedienen kan , het geen vooral niet behoorde nagelaten te zijn, om dat negative Electrifeering enkel een ftuk van befchouwing is, dewijl de uitwcrkfcls van de eene of de andere Electriciteit altijd dezelfde zijn, en twee afzonderlijke conductors eene groote opheldering geven, zo als in het vervolg zal gezien worden. En, indien wij het maakfel in aanmerking necmen, met opzicht tot het gevaar van de Machine te breeken/kunnen wij die ook niet aanprijzen, dewijl die nog van boven nog van onder eenige ftcun heeft, gelijk degewoone foort, en de Schijf op een as van 16 d uimen lang hangt, cn niets heeft,om van voren te ondcrfteuncn,en het grootftc deel van deczen as, waar  60 JOHN CÜTHB EK.TSON waar op die hangt, gebakken hout is. En fchoon de Heer van M. zich moeite gegeven heeft, om de werking van de lugt op dit hout voor te komen, door het met gom-lak te overdekken,,kan dit nooit zo volkomen gedaan worden , dat dit geheel belet wordt: en de werking van de lugt op dus' toebereid hout is veel fterker , dan op hout in zijnen gewoonen ftaat; waar van ik genoegzaame ondervinding geruid heb, wanneer ik voor omtrend ao jaaren beproefde, om alle mijne ifoleerders van gebakken hout te maken, cn dit mij geheel mislukte. En hoewel ik betere middelen gebruikte, dan dc Heer van M. om het bederf voor tc komen, bevond ik die allen onwerkzaam. De minne verandering in het gebakken hout, cn het lang hangen van dc Schijf in die rigting, moet zonder fout door den tijd eene zwajendc bcwecging van dc Schijf vcroorzaaken, wanneer die gedraaid wordt: en dit eens gefchiedende, wordt de conductor geheel onbruikbaar gemaakt; omdat, dewijl hij geen punten gebruikt, de ontvangende deelen h i nooit op eenen grooteren afftand mogen ftaan, dan van \ duim, gelijk Heer van M. zelf waargenomen heeft, of  OVER. DE ELECTRICITEIT. 6t of zij hebben hunne behoorlijke uitwerking niet. En eene geringe zwajende beweeging van de Schijf ftoot die dan fchielijk buiten zijne plaats, en de Schijf loopt gevaar van te breeken: zo dat het mij over het geheel voorkomt, eene verandering tezijn om eens eene verandering te maken, en dat het eene gevaarlijke en meer aan ongelukken blootgeftelde tocftel is, zonder eenig wezenlijk verbeterend uitwerkfel. Over Amalgama. §. 41. Ik heb pag. 12 verflag gegeven van proeven, over heE werkings-vermogen van verfchillende Electrifeer-Machines, met Kusfens van het oud maakfel; en het verfchii van dcrzclver werkings-vermogen vergeleken met het oud en nieuw Amalgama. Door oud Amalgama verila ik dat foort, het welk gemaakt wordt van zink en kwik, het welk ik meen uitgevonden te zijn door Dr. Higgiks. Het wordt zaamgcfteld uit vijf deelen kwik en één deel zink, in eene kroes onder malkander gefmolten: dit moet, als men het gebruikt, op het midden van de Kusfens gefpreid worden, volgens de lengte van a tot b, fig.  62 JOHNCUTHBERTSON fig. 6, en zo gelijk ais mogelijk, op het Ieder gedeelte van het Kusfen. Van het ander Amalgama, het welk ik bevond, dat een ongemeen voordeel boven het laatstgemelde hadt, zijn wij de uitvinding verfchuldigd aan den Baron Kienmaijer te Wccnen , en het wordt op de volgende wijze bereid. §. 4?. Dit Amalgama beftaat uit twee deelen kwik, een deel gezuiverde zink, en één deel tin. Men zuivert de zink, volgens de wijze van Cramer, door op dc gefmolten zink , zwavel cn kaarsfmeer, beurtelings te laten branden, (zie Macquer Bkt'wnn. da Chymh, Art. Êinc.J Men voegt bij deze gezuiverde zink eene gelijke hoeveelheid zuiver tin, en men fmelt deze Metalen te zamen, tot dat zij zich wel met elkander vereenigd hebben. Men neemt ze dan van 't vuur, en voor dat zij bekoeld zijn, mengt men hier bij het kwikzilver, in gewicht gelijk aan het gewicht der beide Metalen te zamen genomen , dewelke men vooraf gedaan heeft in een houten Doos, voorzien van een dekzel, waar in een houte ftop, en welke Doos van binnen beftreken is met krijt. Men rolt  OVER. DE ELECTRICITEIT. 6j rolt deeze Doos over den grond, om de Metaalen wel te mengen, en, voor dat het Amalgama geheel bekoeld is, neemt men het dekzel af, en men giet het Amalgama, het welk hard en van een zilverachtige kleur is, op eene Marmere Tafel, of in glazen of fteenen Mortieren. Wanneer het tot een zeer fijn Poeder gewreven is, dan is dit Amalgama gemaakt. Indien men het wrijven te lang uitftelt, wordt het Amalgama te hard, en vereischt dan te veel moeite; wanneer men hetzelve langen tijd wrijft, en zulks veelmaaien her« haalt, dan wordt het Amalgama, dat eerst witachtig is, grijs, en vervolgens geheel en al zwart. 'Er is geene andere regel voor, dan hetzelve zo lang te wrijven, tot dat het zeer fijn is, en dat men 'er tusfehen de vingers niets hards in vindt. Hetzelve wordt van tijd tot tijd fijner, en valt, om zo te zeggen, tot ftof, naar mate het ouder wordt. Offchoon men het dikwijls fchudde, en jaaren lang in droge cn wel geflotene vlesfen bewaare, fcheidt de kwik zich egter 'er nimmer van af. Dit is een vast bewijs, dat de kwik op  Ó~4 JOHN CUTHBERTSON op deeze wijze zeer naauw met de zink en het tin vereenigd is. §. 43. Dit poeder moet naderhand met verkens reufel vermengd worden, tot het de dikte van een zalf heeft, of zo, dat het met een mes over dc oppervlakte van de Kusfens kan gefmeerd worden. Hoe het Amalgama van Kienmaijer op de Kusfens van eene Electrifeer-Machine moet gelegd worden. %. 44. Schoon dit eene bewerking is, welke zeer zelden noodig is in vergelijking met het oud Amalgama, wordt die nogthans noodzakelijk , wanneer de grootfte kragt van de Machine vereischt wordt, en wanneer eene Machine lang ftil.geftaan heeft, zonder gebruikt te worden. Fig. 6 PI. 1 vertoondt het geheele Kusfen, wanneer het van zijn plaats genomen is. u u h verbeeldt dc taffe lap-, en a b het vlak wrijvend gedeelte van het Kusfen, waar op het Amalgama gefmeerd moet worden, zo dat het eene gladde gelijke oppervlakte heeft op dat gedeelte van de Kuslens, het welk te-  OVER DE ELECTRICITEIT. 65 tegen de Schijf gedrukt wordt: ook moet het eene gelijke oppervlakte maaken met de taf, zo dat 'er geene gaaping tusfchen de taf en het Amalgama overblijve, maar dat dit eene onafgebrokene oppervlakte maake, het Amalgamamoctdus niet dikker opgelegd worden als de dikte van dc taf, nog ook niet dunner. Na dat het dus zo gelijk als mogelijk verfprcid is, heb ik, om tc maken dat het eene volkomen gelijke oppervlakte hebbe met dc taf, waar van de werking van de Machine ten grooten deele afhangt, het best gevonden, wanneer de oppervlakte met een mes zo gelijk als mogelijk gemaakt is, een ituk hout te nemen, het welk geheel vlak gemaakt is, en dit met de gladde zijde op het geamalgameerd deel van het Kusfen te leggen, en dan met eene ligte drukking de oppervlakte van het Amalgama, met het ftuk hout te wrijven, van dc zijde ii tot u u. Zo het Amalgama te dik 'er op gelegd is, zal het hout dit van het Kusfen op de taf Schuiven , waar van het vervolgens zorgvuldig met eene linne lap moet afgewreeven worden: en zo het te dun 'er op ligt, zal die blijken door dat het dan door het daar over gewreevene hout niet zal aangeroerd worden. E ■ S-45-  óo JOHN CUTHBERTSON §• 45. Alle de Kusrcns dus met Amalgama belegd , cn op hunne plaacfen gezet zijnde , moet 'er zorg gedragen worden, dat die allen gelijkelijk tegen de Schijven drukken. Het eerst beginnende met één paar van de bovenkusfens op hunne plaats te zetten, fchroevc men e tot dat beide de Kusfens gelijkelijk tegen het glas drukken. De Schroef ƒ moet in het eerst niet digt gefchroefd worden, voor dat de Kusfens door het fchroeven van e haare behoorlijke drukking hebben. Wanneer dit door het fchroeven van e rugwaards of voorwaards gedaan is, dan kan ƒ digt gefchroefd worden: waar bij men zorg moet dragen, dat het hout van bet Kusfen niet omdraaid, als ƒ digt gefchroefd wordt. §. 46 Nu draaje men het handvat om, en wanneer de Kusfens door e losfer of vaster tc fchroeven, zulk eene wrijving hebben, dat twee pond aan het handvat, in eene horizontale richting zijnde, hangende, dit bewreegen, dan hebben zij haare behoorlijke drukking. Men ga op dezelfde wijze te werk, (wanneer de Machine twee Schijven heeft) met het ander paar bovenkusfens, en gceve alsdan zulk eene wrij-  OVER. DE ELECTRICITEIT. 67 wrijving, dat vier ponden vereischt worden, om het handvat te bewcegen. Vervolgens plaatfe men één paar onderkusfens, gevende dan eene wrijving, dat zes ponden het handvat omdrajen, en met het laatfte paar, dat agt ponden dit doen. Daar na fchikke men de taffe lappen zo, dat zij, wanneer de Machine bewogen wordt, volkomen glad tegen de Schijven liggen. Het Amalgama zal in het begin de Schijven fmeerig maken, het geen met eene drooge ünne lap moet afgewreeven worden. Het is van dienst een weinig blaauwlcl op het linnen te doen; maar men moet oppasfen, dat het blaauwfel niet tusfehen de Kusfens en het glas komc. Befchrijving van eene Electrometer, dienende om de werkings-kracht van verfchiliende Electrifeer - Machines aan te wijze?:- §. 47. Dc Electrometer om dewerkings kracht van iedere Machine te moeten, is die, welke ik §. 4 eerfte afdeeling, vermeld heb ; maar dewijl die meer zaamgefteid was, dan noodzakelijk is, en het ongemak hadt, dat deVftand van de knoppen zeer ligt onder het doen E a van  68 JOHN CUTHBER.TSON van de proef, door het fchudden van de tafel, veranderd wierdt, het geen foratijds niet vermijd kan worden, veroorzaakte dit verfchillende uitflagen. Om dit te vermijden vond ik de volgende uit. §. 48. A B Fig. 5PI. 2 is eene bekleede vies omtrend 10 duimen hoog, en 6| duimen in middellijn, waar van op de gewoone wijze 160 vierkante duimen bekleed zijn. d is een koperdraad , waar van het eene einde zo gemaakt is, dat het pastin een gat in de houte voet, welke gecimenteert is aan dc binnenzijde van den bodem van de vies, cn waar van het ander einde een knop heeft van omtrend één duim middellijns. h i is een ftaaf je van glas, geboogen als in de fig. te zien is. Het einde h is Vastgecimenteerd in eene kopere knop, welke gehecht is aan het koperdraad d, cn aan het ander einde is eene kopere knop van omtrend éénc duim middellijns vastgemaakt, door welke knop een koperdraad geftooken wordt. Aan dat einde van de draad naar den knop d toe is eene kopere knop van dezelfde grootte als d vastgemaakt; en aan het ander einde van de draad is eene haak, waaraan een koperdraad of ketting moet opgehangen worden,als men deeze Electrometer gebruiken zal. De knoppen  OVER. DE ELECTRICITEIT. 69 pen d en k worden gezet op den afftand van naauwkeurig | duim, Éngelfche maat', cn aldaar vastgehecht, a is een koperdraad omtrend 8 duimen lang, met eene kopere knop en drie punten digt bij het één einde, en het ander einde past in een gat, in de zijde van de knop bij h. §. 49. Eene dus toegeftelde vies is zeer gefchikt tot het oogmerk om de werkmgs kracht van verfchillcnde Electrifeer-Machines te meeten, wanneer men zig van eene en dezelfde vies bediend, of andere vlesfen zorgvuldig beproefd met de oorfpronkelijke vies, dat die zig zelf op denzelfden afftand ontlaaden , na dezelfde hoeveelheid Electriciteit ontvangen te hebben. Het is niet genoeg, dat men eene vies neeme van dezelfde afmeetingen, en op dezelfde wijze, met het zelfde getal vierkante duimen bekleed, dewijl zij dikwils grootelijks verfchillen. Ik heb vlesfen van dezelfde afmeetingen, en op het uitwendig gezigt in alle opzigt dezelfde, welke zich op den afftand van eene halve duim met twee omdrajingen ontlaaden, terwijl de vies, waar van ik mij altijd bedien, drie omdraajingen zal vcreifchen. Deeze vies welke ik altijd gebruik, dewijl die op denzelfden afE 3 ftand,  7» JOHN CUTHBERTSOS ftand, en met dezelfde hoeveelheid Electrieke ftofgelaaden en ontiaaden wordt, als die, welke de Heer van Makum befchreeven heeft, cn welke ik gemaakt had, toen ik de vergelijkende proeven deed, vermeld § 4 eerste afdeeling, en welke ik van dien tijd af bewaard heb. Deeze vies is niet alleen van dienst om de werkingskracht van verfchillcnde Elc£trifeer-Machines te mecten, maar ik heb die ook van groot nut bevonden om te kunnen zien, of de Kusfens van eene Electrifeer Machine volmaakt in order zijn 1 en op de besije wijze opwekken Dit doet men op de volgende wijze. § 50. Na dat één paar Kusfens met amalgama belegd en op hunne plaats gezet zijn, met eene behoorlijke maat van wrijving, zo als reeds gezegd is §. 40, wordt de Electrometer-vies met het ftuk a zo gefteld, dat de pun'tén in eene gefchiktc richting ftaan , om al dc Electriciteit tc ontvangen, welke door het omdrajen van dc Machine opgewekt wordt. Zo het ccn paar bovenkusfens zyn, moet de Electrometer zo geplaatst wonden, als in fig. 3 PI. 2. verbeeld is. Men lette nu op het getal van omdrajingen, welke nodig zijn om te maken , dut de vies zich 5 maaien ontlaadt. Met  OVER. BE ELECTRICITEIT. Met dc onderkusfens gaat men dus ook te werk : maar dan moet de Electrometer vies aan de tegenovergcftelde zijde geplaatst worden. Men lette op het getal van cmdrnjingen, welke vereischt worden om het zelfdè getal ontlaadingcn temaken. Zo de ontlaadingen met een gelijk getal omdrajingen verricht worden , dan wekken beide dc paaren Kusfens gelijkelijk op. Maar zo de omdraajingen minder in getal zijn, om hetzelfde uitwerkfel voort tc brengen, dan wekt het laatftc paar Kusfens beter op dan het eerfte, het welk 'er dan moet uitgenomen, cn het Amalgama of de drukking yeranderd worden , tot zij bevonden worden gelijk tc zijn in werking. Men ga op dezelfde wijze te werk, indien het eene Machine met twee Schijven is, met alle de Kusfens, tot dat z4j alle, met een gelijk vermogen opwekken. Het getal omdrajingen, nodig, om 5 ontlaadingcn te bewerken , met één paar Kusfens cn eene Schijf van 18 duimen middellijns, is gemeenlijk van 20 tot aó. §. 51. De boven befchrevene Electrometer is volkomen voldoende voor de bovengi melde gebruiken, en kan ook dienen voor eene vergelijkende Electrometer, om te kunnen oordeeE 4 len  72 JOHNCUTHBERTSON len over de werkings-kracht van EleftrifcerMachines in verfchillende landen, indien men dezelfde bekleedde vies gebruiken kan, of ten minftcn een, welke met de oorfpronkclijke vergeleken, en bevonden is dezelfde eigenfchap in het laaden en ontlaaden te hebben, gelijk alreeds gezegt ik. Msar dewijl dit niet altoos fchikken kan, cn het zelfs niet altijd mogelijk is, om zulk eene Electrometer naar verfchillende landen tc zenden, alwaar Electrifeer-Machincs zijn,welker werkings-kraebt men nodig heeft te weten , zijnde ik zelf in dit geval geweest, was het ten uiterHcn noodzakelijk , om op ccne of andere betere Electrometer- tc denken. Ik had het geluk, om op eene met mijne gedagten tc vallen, welke volkomen aan dat oogmerk beantwoord: en ik vond die bij toeval, dewijl ik onder het doen van de proef, veel eer een vcrfchillenden uitfiag verwachtte. De wijze, waarop ik dc volgende vergelijkende Electrometer vond , v as deeze. §. 52. In het jaar 3788 ontmoette ik een zeker geleerd Italiaan , den Ridder Landriani, weike door het grootst gedeelte van Europa gereisd iisdt, en op die reis ccn gedeelte zijner  over de electriciteit. 73 ner bezigheid 'er van gemaakt hadt, om alle de verbeteringen na te gaan, zo wel in natuurkundige werktuigen , als in alle andere takken van kunften cn wetenfehappen. Hij zeide mij, dat de beste Electrifeer - Machines cn Luchtpompen, welke hij op zijne reizen gezien hadt, die waren, welke hij hier gezien hadt, en door mij gemaakt waren. In het laatst van het jaar vertrok hij van hier naar Weencn, en geduurende zijn verblijf aldaar deedt hij mij de eer aan, van mij te fchrijvcn, cn maakte mij bekend, dat hij aldaar bij den Baron Kienmaijer eene ElcctufccrMachine gezien hadt, welke naar evenredigheid nog beter fcheen te werken , dan de mijne, cn met meer oordcel zaamgcfteld te zijn. Na hier over aan den Baron Kienmaijer gefchreven tc hebben, deedt hij mij de eer aan, van mij eene naauwkeurige aftekening van elk deel van zijne Machine toe tc zenden. Maar op die zelfde tijd bezig geweest zijnde met de Electrifeer-Machines te onderzoeken cn te verbeteren, was ik daar in zo wel gcflaagd , dat ik het onnodig vond, ccnige verdere.verandering tc maken; tot dat ik overtuigd wierdt, dat de werking van E 5 zijne  74 JOHN CÜTHBIRTSOIÏ zijne Machine beter dan die van de mijne was, welke ik op die zelfde tijd verbeterd hadt. Schoon de Baron de vriendelijkheid hadt, mij van het werkings-vermogen van zijne M ;chine, zo na hij dat berekenen kon bericht te geven , kon ik daar uit deszelfs kracht niet naauwkeurig beoordeelen. Ik verzegt hem derhalven de proef te doen, welke ik gemeld heb §, 50. met de Electrometervles, en mij den uitfiag bekend te maken. Maar dewijl hij geene ves nog van die gedaante, nog van die grootte hadt, welke ik hem hadt opgegeven, nam hij eene glaze Cijlinder, welke omtrend 176 vierkante duimen bekleed glas hadt, en bcrigtte mij, dat zijne Machine, welke eene Schijf van 24duimen middellijns was, dien Cijlinder üerk genoeg laadde, om draad van N°. 15 vijf duimen lang te fmelten , m 5, 6 of 7 omdrajingen. §. 53. Deeze proef gaf mij meer licht over de werkings-kracht van zijne Machine, dan ik tot nog toe gehad had; maar ik dacht, dat ik , om hier over volkomen te kunnen oordeclen, eene Cijlinder moest hebben, naauwkeurig van dezelfde afmetingen als de zijne; dog zvjik cene kon ik niet magtig worden.  OVER. DE ELECTRICITEIT. 75 den. Ik nam dan een eenigzints grotere Cijlindriek glas, maar bekleedde dit zo, dat het naauwkeurig hetzelfde getal vierkante duimen bekleed glas bevatte, het welk was 176. Dit glas laadde ik met eene van mijne dubbele Machines van 18 duimen, cn ik vond, dat ik 4% omdrajingen nodig hadt, om dc Cijlinder zo fterk tc laaden , dat die 5 duimen van hetzelfde draad fmolt: nooit had ik meer, dan 5 omdrajingen nodig. Dewijl de Cijlinder groot genoeg was, zo voegde ik nog 52 vierkante duimen bcklecdfel 'er bij, met inzicht, om te beproeven, welke veranderingen dit maken zoude , cn ik vond, dat dit geen verfchil maakte; het zelfde getal omdrajingen laadde het glas zo fterk, dat dezelfde lengte draad gelmolten wicidt, als tc voren. Dit viel tegen mijne verwachting uit, want ik verwachtte, dat eene geringe vermeerdering van omdraajingen noodzakelijk zoude geweest zijn. § 54. De zo even gemelde uitfiag deedt mij beproeven, hoe veele omdraajingen nodig zouden zijn, om eene gewoonc beklccdc vies, "welke omtrent 160 vierkante duimen bekleed glas heeft, zo fterk tc laaden, dat de ontlaading  76 JOHN CÜTEBEJTSOS ding dezelfde lengte draad zoude fmelten , en ik vond, dat hetzelfde aantal omdraajingen vereischt wierdt. §. 55. Ik plaatfte toen twee vlesfen van dezelfde grootte aan den eerften conductor van de Machine, zo dat de beklecde > ppervlakte nu 320 vierkante duimen was, en de ontlaading, na het zelfde getal omdraajingen, fmolt wederom dezelfde hoeveelheid ijzerdraad. §. 56 Ik voegde 'er eene derde vies bij, en dc uitfiag. was noch dezelfde. §. 57. Nogthans overtuigd zijnde, dat de bekleedde oppervlakte zo ver vergroot konde worden, dat 'er volftrekt meer omdrajingen vereischt zouden worden, nam ik een groot bekleed glas, van dezelfde grootte als die, waar mede ik de grootte Batterij voor het Cabinet van T e y l e r te Haarlem gemaakt had, het welk 51 vierkante voeten bekleed glas bevatte. Hier mede bevond ik, dat ik eene omdraaiing meer moest maken , voor dat het fterk genoeg geladen was, om door de ontlading dezelfde lengte van het ijzerdraad te fmelten. §. 58. De uitkomst deezcr proeven geeft ons eene aliervoortrefielijküe vergelijkende Elec- tro-  OVER. DE ELECTRICITEIT. 77 trometer aan de hand, dewijl wij hier op niets te letten hebben, met opzigt tot de grootte of gedaante van de bekleede glazen; mits die maar niet minder dan 160. en niet meer dan 320. vierkante duimen bevatten; de proef gelukte hier wel met 480. vierkante duimen, maar naauwkeurigheidshalven dunkt het mij beter zich van geene grootere bekleede oppervlakte van glas te bedienen, dan van 320. vierkante duimen. §. 59. De gemelde proeven zijn verfcheiden maaien en met verfchillende luchtsgefteldheden herhaald ; en altijd met dezelfde uitkomst. Slechts wanneer het weder ongustig, en de Machine vooraf niet 'er toe bereid was, waren 5. en fomtijds 5^ omdrajingen nodig, om dc 5 duimen ijzerdraad te fmelten, cn in zeer nevelig weder vond ik wel eens een klein verfchil in den uitfiag, en bijzonder wanneer flegts één van de boven gemelde glazen gebruikt wierdt Dit vermoede ik, wierdt veroorzaakt door de fterkte van de laading , om dat in nevelig weder, wanneer een vies fterk gelaadcn wordt, het onbekleede deel van de vies meer of min laaden zal, in evenredigheid van de laading van het bekleede deel. Maar dit  ?S JOHN CÜTflB EB.TSOH dit zal van geen belang zijn, door de laading geringer te maaken, en zich van een korter ijzerdraad, om te fmelten, te bedienen. Dus bepaalde ik mij tot drie omdrajingen, en vond dat de ontlading iri duim van het zelfde ijzerdraad fmolt. Dit herhaalde ik met alle de bovengemelde vlcsfien, en vond niet het minfte verfchil. Zo dat het raadzaamst is, maar één duim ijzerdraad te gebruiken, en op het getal van omdrajingen te letten, welke nodig'zijn om die te fmelten. De proef moet op de volgende wijze gedaan worden. Hoe men zich van de ijzerdraad fmeltende vergelijkende Eleclrometer bedienen , en de werkings-kracht van elke Eleclrifeer-Machine berekenen moet. §. 60. Zie fig. 6 PI. 2 alwaar C den conductor van eene Electrifeer - Machine voorfteld. B is eene gewoone bekleede vies, zo als gemeenlijk bij de Machines gegeeven wordt, hebbende omtrend !óo vierkante duimen bekleed glas, en ftaande met zijn knop, welke van de bekleede binnen-zij de komt, digt tegen den conductor aan. ƒ is eene geile-leerde fupport met  OVER DE ELECTRICITEIT. 79 met eene grootte knop, van £ duim, tegen over de knop van den conductor ftaande en omtrend in aanraking. Vervolgens neeme men met twee veerkrachtige tangetjes e ƒ een {tukje ijzerdraad van N°. 15, zo dat tusfchen e f naauwkeurig édne duim, Engelfche maat, is. Men maake één van de tangetjes aan eene kopere haak onder de kop b vast, en van/moet eene ketting hangen, of, het geen nog beter is, een koperdraad, gaande naar de bekleedde buiten-zijde van de vies (men moet zorg dragen het onbekleeddc deel van de vies met eene drooge lap te wrijven, om het zo veel mogelijk van vogtigheid te bevrijden). Men zet dc Support met de bol te rug, tot dat die omtrent I duim van de knop van den conductor af Itaat. Men draaje de Machine, en wanneer dc vies hoog genoeg geladen is, zal die zich ontlaaden van de knop van den conductor op de bol, en door het ijzerdraad, het welk in de tangetjes vast is, naar de buiten zyde van de vies gaan ; en, zo de laading fterk genoeg was, zal het ijzerdraad gefmolten worden : zo het niet mogt fmelten , zet men de bol verder te rug, en herhaale de laading, tot dat de ontlading het ijzerdraad fmelt. Dit zal met eene dubbele Elec- tri-  *fo ' JOHN CUTIlüEIï TSON. trifeer - Machine met 2 Schijven van 18 duimen gebeuren met omtrent 3 omdraajingen. Dcrhalven, zo de zelfde proef met eenige andere Electrifeer-Machine herhaald wordt; zal die Machine het fterkfte werken, welke de vies fterk genoeg laadt, om bij de ontlaading het ijzerdraad met de minftc omdraajingen te fmelten. Boe de kracht pan eene Eleclrifeer - Machine doBr de ontlaadende Electrometer berekend kan worden. § 61. Wanneer men deeze Electrometer gebruiken zal (welke befchrecven is, §48.) om dc kragt van verfchillende Electrifeer-Machincs te beproeven, moet het ontvangende ftuk a weggenomen worden, en zet de vies zodanig, dat de knop d van dc vies de knop van den conductor raakt: zie fig. 4 pl. 2. Na het onbekleede gcdeeltte van de vies wel gedroogd cn gezuiverd te hebben , draaje mende Machine, en lette op het getal van omdraajingen, welke nodig zijn, om dc vies zich zelve vijf malen te doen ontlaaden. Het is dan duidelijk , dat die Machine, welke dit met de minfte omdraajingen verricht,dc fterkfte is;Eene Machine met twee fchijven verricht dit, wanneer alle om-  OVER. DE ELECTRICITEIT. 8l omftandigheden gunftig zijn,in 5 omdrajingen maar meestal worden 'er 6 pf 7 omdrajingen gevorderd. §. 62. Uit deeze twee laatfte proeven, en uit het geen §, 53 gezegd is,leeren wij, dat eene Electrifeer-Machine, wiens kragt zodanig is, dat hij met 5 omdrajingen 5 ontlaadingen van de Electrometer-vleskan voortbrengen, ook met 5 omdrajingen eene genoegzaame hoeveelheid Electriciteit kan ophoopen om door de ontlaating 5 duimen ijzerdraad te fmelten , en ook, dat 3 omdrajingen genoeg zijn om ééne duim van het zelfde ijzerdraad te fmelten: zo dat, indien één van deeze twee proeven met eenige Eledtrifeer - Machine gedaan is, dit volkomen voldoende is, om eene naauwkeurige berekening te maaken van zijn kracht in evenredigheid tot andere Eledtrifeer Machines, voor zo ver alleen het laaden van bekleed glas, tot zulk eene bepaalde hoogte , betreft. Maar het be. kleede glas zo wel fterk als fchielijk te laden, is een vereischte, het welk door de boven gemelde proeven niet bepaald kan worden §. 63. Ik zal een vergeli kend overzigt geven van de werkings-kracht van Electrifeer* Machines, gelijk zij waren ten tijde dat ik mijn F i twee*  '82 JOHNCUTHBER.TSON tweede deel uitgaf, en eenige jaaren nader.hand , tot dat ik die nu laast verbeterd heb; om namelijk te toonen, dat derzelver werkings kracht nu meer dan. het dubbel is van die, welke zij op die tijd hadden. En dewijl het nu in gebruik zijnde amalgama een groot deel van die verbetering uitmaakt, zal ik hier eene tafel in drie colommen laten volgen: dc eerfte vertoond de kracht van de Eledtrifeer-Machines voor dc laatfte verbetering: de tweede de kragt der Machines met nieuw amalgama , en de derde met het nieuw amalgama, namelijk,het geen uitgevonden is door denBaron Kienmayer. (zie§. 41.) en nieuwe Kusfens. De kracht der Electrifeer - Machines getoond met de ontlaadende Electrometer. Electrifeer - Machines van liet oude maakfel , inet liet toen in gebruik zijnde Amalgama. 1 J=. e n Dezelfde Electrifeer - Machines, met het Amalgama van Kienmaijer. Elec:nfeer - Machines van dezelfde grootte , met nieuwe Kusfens en Amalgama. «FSi 24 22 19 j c I •5 S ■3 S r. - ! Hl n 1 jomd 4 — 7 — 10 — 11 — JO — Vj 24 22 '9 li 8 3 " 5 s I C ~ 1 O g »- O Pi 2 omd, *iy 5 — 5 — 9 — '3 - 36 18 Ë S ! Es I |! n CU I 1 omd. 1r— f — 6 — §• 64.  OVER. DE ELECTRICITEIT. 0*3 - §. 64. Uit de bovenftaandc Tafel blijkt, dat de kracht van de Eledtrifeer-Machines veel meer dan flcchts verdubbeld is. De eerstgemelde doet nu met eene omdraijing dat geen, waar toe te voren drie omdrajingen vereischt wierden; en de laast gemelde doet nu in 6, het geen te voren 30 omdrajingen vereischte: en de anderen in dezelfde evenredigheid. § 5- Mogelijk zou men verwagt hebben in de bovenftaande Tafel ook de werkings-kracht van de groote Machine tc vinden, welke ik voor Teijlers cabinet gemaakt hebt: maar terwijl de Kusfens in haar oorfpronkelijken ftaat waren, zijn 'er geene proeven mede gedaan, door welken deszelfs kracht kon vergeleken wor-' den met dezelfde, na dat de Kusfens verbeterd waren, om naauwkeurig te weten hoe veel door het verbeteren gewonnen was: maar ik vind geene rede om tc denken, dat dit in irts anders beftaat, dan dat deszelfs werkings kracht in dezelfde evenredigheid vermeerderd i.s, als de anderen, dewijl de wijze van den Heer van Ma rum, om de Kusfens te maaken niet gebrekkig is in haare opwekkende eigenfchappen , zijnde die in derzelver opwekkend gedeelte gelijk aan de mijnen. In welk opzigt ik die als gebrekkig befchouw , heb ik pag. 44. §• 31.-breed genoeg bewcezen. F 9 §. 65,  »4 JOHS CÜTBJUTSOlf. §. 66. De bovenltaande tafel zoude voldoende zijn voor iemand, welke verkoos de kracht van zijne Electrifeer-Machine te vergelijken met die, welke ik tegenwoordig maak; maar dewijl ik reeds gezegd heb, dat bekleede vlesfen grootelijks verfchillen in hunne eigenfchap van zich te laaden en te ontlaaden,en men 'er niet op aan kan, ten zij zij zorgvuldig met de oorfpronkelijke vies beproefd zijn, kan men niet verwachten, dat een ieder,welke verkiezen moge te weeten, hoe zijne ElectrifeerMachine werkt, zulk eene Eledtrometer hebben zal; om welke reden ik nu eene tafel zal laten volgen van de werkingskracht der Electrifeer-Machines, zo als ik die thans maak, met de ijzerdraad fmeltende Eledtrometer, welke geen nood heeft van veranderlijk te zijn, en van dien aart is, dat ieder Eledtriciteits - kundige die gemakkelijk hebben kan, dewijl men flegts een of twee bekleede vlesfen nodig heeft, bevattende een zeker getal vierkante duimen, bekleede oppervlakte, tusfehen de 160 en 320, welke men mag onderftellen , dat elk liefhebber van de Eledtritcit heeft. Zulkeenbeklcede vies of vlesfen, en de daar toe behoorende toeftel kunnen zo eenvoudig gemaakt wor-  ©VER DE'ELECTRICITEIT. 85 worden, dat dit de proef zeer gemakkelijk maakt. En tot opheldering cn om aan te toonen, hoe deeze twee Eledtrometers over een {temmen, befchouwe men de laatste colom van de bovenftaande tafel. §. 67. Plaats den Electrometer aan den condudtor van eene Eledtrifeer - Machine, zo als pa-g. 78. §. 60. onderrigt is; alleen, in plaats van één duim ijzerdraad tu&fchen de tangetjes te zetten, zet 'er 5 duimen ijzerdraad tusfclien, en ga te werk, zo als daar befchreeven is. De kracht van Electrifeer - Machines aangetoond3 met de ijzerdraad fmeltende Electrometer. Electrifeer-Machines met Schijven van 35 duimen Middellijns laden met 1 omdrajing^ jij ti j de Electrometer 04 _ 5i ! zo fterk, dat de 32 ,1 fomlaad. 5 dui- 1^ . j men ijzerdr. 18 . 6 J'lmelt. §. 68. Ik heb hier in de tafel 5 duimen ijzerdraad genomen, fchoon ik. pag. 79 § 60. aangeraden heb, om maar één duim te nemen , om reden, dat voor Machines van eene grootte F 3 mid-  Ï6 JOHN CÜTHBERTSÓrt middellijn, zo als de die eerstgemelde,'zufJc een klein gedeelte van eene omdrajing zoude vereischt worden , 'dat het opgewekte deel van de Schijven niet tot aan den conductor zoude komen, voor dat de ontlaading moest ge. fchied zijn, in evenredigheid tot haar vermogen, wanneer de omdrajing voortgezet wierdt; zo dat de drie eerfte niet met naauwkeurig. heid beproefd kunnen worden met ééne duim ijzerdraad ; maar met dc andere kan dit gefchieden, en dan zal dc uitkomst dus zijn. Machines met Schijven van , 54 Aiimen midJcliijns laaden in t}omdrajingeene vies zo 19 'i f°ontl. étne duim 18 - - , s ~ j ijzerd. fmelt. §. 6g Ik twijffel niet, of het geen ik tot dus vergezegd heb, zal volkomen voldoende worden , voor diegeenen , welkcdekrachtbcvonden van Electrifeer-Machines willen beproeven; cn die geenen, welke Electrifeer - Machines hebben, kunnen op---deeze wijs wectcn , of die hunne behoorlijke werking doen of niet, met opzigt tot haar vermogen om tot zulk eene hoogte te laaden, ais nodig is, om dat geen tc  OVER. DE ELECTRICITEIT. 8? te verrigten, het geen hier over reeds gezegd is. Maar dewijl het mogelijk: is, dat Electrifeer • Machines genoegzaame kracht bezitten, om de gemelde proeven te verrichten , in die evenredigheid, welke derzelver middellijn vereischt, en dat zijnogthans, wanneer eene hooge lading vereischt wordt, niet voldoende bevonden worden, zo als hier na aangetoond zal worden , zijn de beste Electrifeer-machines de zulke, welke het fpoedigst, en te gelijk het hoogst leden; cn eene Electrifeer-Machine kan niet gezegd worden volmaakt te zijn, zo lang die deeze twee eigenfehappen niet in die maat heeft, als dc middellijn van de glaze Schijven het toelaat. Ik zal derhalven nu eene proef laten volgen, door welke de fterke werking van Electrifeer - Machines beproefd kan worden, welke ik bij geval uitvond. Het verhaal van deeze uitvinding zal hier ter plaatfe niet onnodig zijn , dewijl het d'.cnen zal, om de proef, welke volgen zal , op te helderen. §. 70. Het is nog niet lang bekend geweest, dat het mogelijk was eene bekieedc vks van zulk eene kleinebekleede oppervlakte al- feó^ vierkante duimen,zo fte k te kunnen laaden, dat de ontlaading ijzerdraad kan fmelten en ElecF 4 tri-  88 JOIINCUTHBERTSOH triciteits kundigen over het algemeen zullen verwonderd zijn hier te vinden, dat dit als zo gemakkelijk gedaan is, dewijl men tot dit oogmerk altijd eene Batterij gebruikt heeft. 71. In het jaar 1789. ten tijde van de uitgaaf van een werk, inhoudende Electrieke p roe ven, getiteld, Befchrijving van mie Electrifeer - Machine en van Proefneemingen met dezelve in het werk gefield , door J. R. Deiman en A. Paets van Troostwijk, te Amflerdam, bij Holtrop , zal men pag. 40 vinden, dat de proef van het fmelten van ijzerdraad met eene vies genomen wierdt, en bevonden, dat niet meer dan 3 duimen gefmolten konden worden; en de proef wierdt gedaan met ééne dubbelde Machine mee Schijven van gi| duim middellijns, en wanneer de proef met eene dubbele Machine van 18 duimen gedaan wierdt, kon ééne duim niet gefmolten worden. Ik was bij het neemen van deeze proef tegenwoordig, en kon niet anders zien, dan dat de proef behoorlijk, en met dc grootfte naauwkeurigheid gedaan Wierdt. En dewijl zulk eene hoeveelheid ijzerdraad nooit te voren met zo eene kleine bekleede oppervlakte gefmolten was, waren wij op die tijd zeer wel voldaan met de uitkomst. §■72.  OVER DE EEECTX.ICITEIT. 89 §. 72. Ten tijde, dat ik bezig was roet de verbetering in de Kusfens voor mijne Electrifeer Machines te maken, wierdt het fmelten van ijzerdraad eene noodzaakelijke proef, dewijl ik overtuigd was, dat dit te voren met eene Machine van 18 duimen , niet of ten minden niet dan met de grootfte moeite kon verricht worden, zo dat ik, door deeze proef van tijd tot tijd te neemen, beoordeelen kon, welke vorderingen ik te dien opzigte maakte. Bij gelegenheid, dat ik dit met verfchillende vlesfen beproefde, fcheenen mij fummige vlesfen, offchoon van dezelfde grootte, en op het uiterlijk gezigt in allen opzigte gelijk, eene veel Iterkere laading te kunnen verdragen, dan anderen. Dan ik bevond, dat die zelfde vlesfen , welke ik gevonden had , dat de fterkfte laading verdroegen, naderhand dit wederom niet deeden, en dat anderen, welke te voren geene fterke laading konden verdragen , dit toen deeden: zo dat dit eene ftof van bedenking voor mij begon te worden, welke mij ecnige tijd en ook eene groote menigte vlesfen kostte. §.73. Na in het verbeteren van de Kusfens voor mijne Electrifeer - Machines gehaagd te zijn, liet ik mijne gedagten meer bepaald F 5 over  50 JOHN CTJTHBER.TSON over het zo evengemelde verfchijnfel gaan, en ik vond, dat het verfchillend uitwerkfel Vim de verlchillende vlesfen, van eene zeer eenvoudige oorzaak afhing, namelijk van het droogen van de vlesfen , en dat dit niet altijd in denzelfden graad gedaan wierdt, het gcendituitwerkfel voortbragt. Nog vond ik, dat, als ik de vlesfen zonder die te wrijven of te droogen laadde, die altoos eene fterkere laading verdroegen ; en in vogtig weder eene fterkere lading, dan in droog weder; en dat, wanneer het weder zeer droog was , dit de vlesfen verhinderde, om eene zo fterke laading aan te nemen, als mogelijk was, of zoals mijne proef vereischtc Ik kon-aitijd met in de vies te ademen mijn oogmerk bereiken, waar van ik mij vervolgens bediende. §. 74 De fterk te van de laading hadt men tot nog toe ve'-geleken met het geluid van de ontlaading, enden afftand, waar op die gefchiedde: en uit het geluid van de ontlaading fqheen die mij vos fterk genoeg te zullen zijn , om j/erdraad van N°. 15. te-kunnen, fmelten Dit beproefde ik eerst met ééne duim ijzerdraad, en met de vies daar door te ontladen, verdween dit in damp. VervolT3Vü gers  OVER DE ELECTRICITEIT, 91 gens beproefde ik liet met 3 duimen ijzerdraad, en ik had ten naasten bij denzelfden uitfiag, uitgenomen dat dc damp met vlokken poeder vermengd was, het welk in' onderftelde door de ontlading verkalkt ijzer te zijn. Ik ging voort met de proef te herhaalen, met telkens ééne duim bij de lengte van mijn ijzerdraad te voegen, tot dat ik 8 duimen had, en dit fcheen de grootfte lengte te zijn, welke ik met eene vies van lóo vierkante duimen bekleed glas kon fmelten. §. 75. Dit verwonderde mij. zeer, dewijl dit ccn nog ongehoord uitwerkfel was, cn te voren door niemand waargenomen. Deeze proef wierdt verricht met fig-6 PI. 2, zijnde dezelfde toeftel, als tot het maken van de twee jaatstvoorgaande tafels gebruikt was, zo dat het onnodig is , die hier te befchrijvcn, om dat het eene herhaaling van het te voren gezegde zoude zijn. Alleenlijk zal het niet ondienftig zijn tc melden, dat ik de proef deed met eene dubbele Machirc, met Schijven van 18 duimen; en. het eens verrichtte met 6 omdrajingen:dit is nogtans zeer ongelijk, dewijl het afhangt van het onbekleed deel van het glas, of dit juist die vog- tig-  9* JOHN cüthbertsos tlgheid heeft, welke vereischt wordt om juist die laading aan te nemen, en niet zo vogtig is, dat het de Electriekeftof over de opening van de vies, naar het bekleedfel aan de buitenzede laat uitvloejen Wanneer de vies zodanig is., zal men met 6 omdrajingen het uitwerklel voortbrengen; maar gewoonlijk zijn 9 omdrajingen daar toe nodig. §. 76. Men zal bij het doen van deeze proef zomtijds vinden, dat de vies zig van zelf naar het bekleedfel van de buitenzijde zal ontlaaden,voor dat die eene genoegzaams laading ontvangen heeft, om het gezogte uitwerkfel voort te brengen. Dit is altoos het geval, wanneer de vies wel gedroogd en afgewreven is, waarom men dit voor deeze proef nooit moet doen. Doch wanneer het gebeurd, dat de vies zich van zelf ontlaad j fchoon die te voren niet afgewreven nog gedroogd is, is dit een teken, dat het weder te droog is, om deeze proef te kunnen doen; in dit geval moet men zagt in de vies ademen, tot dat het glas zo veel vogtigheid bekomen heeft als nodig is, om de vereischte laading tot die proef aan te kunnen nemen en te bewaaren. 77.  OVER DE ELECTRICITEIT. 93 77. Dit is de beste proef om de fterke werking van elke Electrifeer - Machine te berekenen, en overtreft ver eene batterij, dewijl eene batterij van wegen de menigte vlesfen, de noodzakelijk onregelmatige toerusting, en aanhechtingen, de proef zeer onzeker maakt. En daar hier maar ééne vies nodig is, kan ieder een de proef doen, en de fterke werking van zijne Machine leeren ■kennen. Daar ik zo even gezegd heb, dat ik de proef deed met eene dubbele SchijfMachine van 18 duimen, en daar mede 8 duimen ijzerdraad fmolt, zoude men misfchien onderftellen, dat, zo de proef met eene grootere Machine gedaan wordt, ook eene grootere hoeveelheid ijzerdraad gefmolten zonde worden: maar dit fchijnt zo niet te zijn; de lengte van 8 duimen komt mij voor al te zijn ,wat eenige Electrifeer-Machine, met eene vies van die grootte kan fmelten. Zo dat, het zij de Machine groot of klein zij, zo die het bovengemelde kan verrigten , is die voldoende in deszelfs fterke werking, om dat eene vies tot die hoogte gelaaden zijnde, de terugftootende kracht zo fterk is, dat, zo 'er eenig geblek ia het fterk laadend vermogen van  94 JOHNCUTHBERTSON van dc Machine is, de proef niet gedaan kan .worden, de Machine mag groot of klein zijn. §. 78. Men zal hier mogelijk vraagen, of ■dan groote Electrifeer-Machines bekleed glas niet fterker laaden, dan die van 18 duimen, met twee Schijven? Ik antwoord, dat, theoretisch , welgemaakte groote Machines fterker moeten laaden , dan die van 18 duimen, maar dat dit practisch niet beweezen kan worden, zo lang wij geene andere ftoffe kennen, welke eene fterkere lading kan verdragen, dan glas. Het geheel vcrfchil, dat tusfehen eene groote cn eene kleine Machine, in het doen van de gemelde proef kan bemerkt worden , beftaat flegts in de hoeveelheid van omdrajingen, welke men nodig heeft te doen. §. 79. Men kan hier nog eene tweede vraag doen: wat wij winnen, met groote Machines ■tc hebben, en waar in die de kleine-overtreffen ? Met groote Machines doen wij alle proeven in minder tijd, en cenigc proeven kunnen met groote Machines gedaan worden, welke met kleine niet gelukken: bijzonder het laaden van groote batterijen en het voortbrengen van lange vonken ; om dat eene batterij zo groot kan gemaakt worden , dat eene kleine Machine 'er geene uitwer- als  OVER. DE ELECTRICITEIT. 95 king op heeft, terwijl eene groote Machine die kan laaden. §.80. Dus genoegzaame proeven opgegeven hebbende, door welke zo wel de fchielijke als fterke werking van Electrifeer-Machines gekend en die met malkander vergeleken kunnen worden in het pofitief Electrifeeren, zal ik nu overgaan, om eenige proeven te geven met Electrifeer-Machines, voor pofitive en negative Electriciteit ingericht, en te toonen, hoe na dc negative werking van ElectrifeerMachines aan de pofitive komt. Pofitive en Negative Proeven, waar in da noodzakelijkheid van twee afzonderlijke Conductors aangetoond wordt. §• 81. In mijn eerfte deel over de Electriciteit pag. 86. heb ik onderrichtingen gegeven, hoe men Electrifeer-Machines tot pofitive en negative proeven bereiden meet, en ik denk, dit dit, te gelijk met eene afbeelding van dezelve, fchoon die eenige geringe veranderingen ondergaan heeft, welke ik pag. opgegeven heb, voldoende zal zijn, om verftaan te worden. §. 82. Fig. 7 PI, i verbeeld eene Electrifeer- Ma-  $5 JOHNCUTHBERTSOU Machine met twee Schijven, van het beste foort met eene glaze ftoel, ftaande op zijne ifoleerende bank, tot het doen van pofitive zowel als negative proeven. Dewijl de conductor e d eene bijgevoegde Conductor is, welke bij machines met glaze ftoelen gebruikt wordt, en niet noodzakelijk is voor de naast volvolgende proeven, moet die hier weg gelaten worden; en dan zal de Machine overeenkomen met de befchrijving op pag. 4c. gegeven, en die met eene houte ftoel verbeelden, het geen de eerfte proeven duikelijker om te verftaan zal maken. §.83. Op wekle wijze de twee conductors K, O werken in het voortbrengen van negative en pofitive Electriciteit , is op pag. 87 van mijn eerfte deel voldoende befchreeven,en ook eene proef opgegeven, om de tegenovergeftelde werking van dezelfde Elecrieke vloeiftof in de twee conductors met eene bekleede vies aan te toonen Maar, daar eerst beginnende liefhebbers van de Electriteit dit niet wel fchijnen verftaan te hebben, zal ik hier, ter opheldering van dat gedeelte, nog eenige verdere proeven 'er bij voegen §. 84. Wanneer de Machine, geplaast zo als in  OVER DE ELECTRICITEIT 97 fin de afbeelding, in beweging is,en de hand, of eenig ander geleidend ligchaam digt aan O gebragc wordt, zal men eene vonk zien; cn zo het zelfde ligchaam digt bij K gebragc wordt, zal men ook eene vonk zien , en deeze vonk fchijnt op het gczigt dezelfde richting te hebben van beiden de conductors, namelijk hij fchijnt van beiden de conductors naar het aannaderend ligchaam te fchieten. Maar de waare richting ziet men, als het ligchaam zo nabij O gebragt wordt, dat dit vonken veroorzaakt : deeze vonken fchieten dan uit het aannaderend ligchaam naar O toe. De Electrieke vloeiltof, name'ijk, wordt door de aantrekking van O uit het aannaderend ligchaam naar zich getrokken: niet door het aannaderende ligchaam naar O te rug gefloten; maar door O uit dat ligchaam aangetrokken. ■ Laat het zelfde licghaam zo na bij K gebragt worden , dat dit vonken veroorzaakt: deeze vonken vliegen dan van K tot het aannaderend ligchaam. De Electrieke vloeiftof namelijk wordt van K naar het aannaderend ligchaam gedreven. De twee conductors dus geplaatst, werken in tegcnovergcftelde richtingen tegen malkander: O trekt altijd de Electriciteit tot G zich,  9% JOHN CUTHBE8. TSON zich , en K ftoot die altijd van zich af. Wanneer men dan de binnenzijde van eene bekleede vies met den Condudtor O verbindt, zal die negatief gelaadcn worden; dat is, de natuurlyke hoeveelheid E'ed-tricitcic, welke zich in de binnenzijde bevindt, zal daar uit getrokken worden Daar tegen de binnenzijde van eene beklceie vies met K verbonden zijnde, zal die pofitief gelaadcn worden, dat is , de Eledtricitdt zal uit K naar de binnenzijde van die vies gedreven worden. Van den omloop, welke dc Elcdtrieke Üof van den eenen Conductor naar den anderen maakt, is § 155, 1 Ue deel genoeg gefproken. § 85 v*en plaatfe op eiken Condudtor eene Eledtn.mciLr fij». 3 en fig 4. Pi. II van het tweede deel, zo zullen, by het in bewei-erin» • n fc> brengen van de machine, de balletjes- van beide de Eledtromeiers oprijzen. Het balletje van den 1 ledtn.meter, welke (p /{'ftaat, wordt te rug geJ oten, om dat het pofitief gëeledtrifeerd is; en dat op O , om dat het negatief geclertnfeerd is. Zie tot verdere opheldering over dit onderwerp §. 209 en de volgende. §• dó. Men verbinde door middel van eene ket-  OVER DE ELECTRICITEIT. 00 ketting of metaalc draad de twee Conductors met eikander; en wanneer dan de machiné in beweging gebragt wordt, zal men vinden, dat uit geene van de twee Conductors eer.è vonk kan getrokken Worden. De Electriciteit verricht in dit geval eenen volkomenen omloop. Op het oogenblik datdeElectrifcer-niachine bewogen wordt, trekt de werking van de Kusfens op dc fchijven dc Electriciteit uit O, en de fchijven, na die ontvangen te hebben, drijven die miar K toe, en K drijft die wederom langs de metaale ketting of draad , welke de Conductors verbindt, naar O, cn van O wederom naar de Kusfens, en zo voorts, zo lang de machine in beweeging blijft'. Neem eene Leijdfe vies, en annexeer doof middel van koperdraad, met knoppen voorzien, de knop van de vies met den pofitiven en negatiVen Conductor beiden te gelijk,zoals vertoond wordt in fig. 10 PI. i; dan zal door het draaijen van dc machine dc vies niet gelaadcn worden, de rede hiervan is in de laatftc proef gemeld. §. 87. Men neeme de Leijdfche vies met dë Electrometer fig. i PI. III van mijn iftc deel, en plaatfe die aan deli negaüven conductor, (na vooraf de metale draad of ketting $ iii dg G a vö*  ICO JOHN CUTHBERTSON vorige proef gebruikt, afgenomen te hebben) zo zal dc machine, in beweging gebragt zijnde, de vies laaden, maar deeze laading zal zeer zwak blijven. Hang nu het een einde van eene ketting aan het einde van den Conductor K in S, en laat het ander einde de tafel raaken; draai nu de machine, en de Leijdfche vies zal fterk gclaaden worden. § 88. De rede, waarom de Leijdfche vies in het eerst geval niet kon gelaadcn worden, was, dat dc Electriciteit, welke uit de vies getrokken wierdt door de werking van dc Kusfens , naar den Conductor K gedrceven wierdt, en daar geene uitgang vondt, hebbende geenen verderen Conductor : maar zo dra de ketting aan den Conductor gehangen wierdt, kon de vies fterk gelaaden worden , om dat de Electriciteit, welke uit de vies getrokken, en naar K gedrceven wierdt, nu van K naar den grond kon gaan, en op die wijze geene verdere tegenftand boodc aan het negatief laaden van de Leijdfche vies. § 89. Indien de vies, waarvan in de laatfte proef gebruik is gemaakt, aan den pofitiven Conductor geplaatst wordt, kan die niet fterk gelaaden worden, ten zij de negative Con- duc-  OVER DE ELECTRICITEIT. IOI ductor met den grond of de tafel verborden worde. De rede hiervan is, dat de Electrifeer - machine, geïfoleerd zijnde , 'fohoon die in bewceging gebragt wordt, Hechts eene geringe hoeveelheid Electriciteit tot zich kan trekken, welke door de omringende ligchaamen en het gebrekkige in het ifoleeren verfchaft wordt; maar, zo men eene metaale ketting van den negativen conductor op den grond doet nederhangen, alsdan kan de vies zo fterk gelaaden worden, als of de machine niet geïfoleerd ware. Zodat,wanneerdcrhalven eene machine geïfoleerd is, en men wil hebben , dat die alleen pofitief werkt, moet altoos eene ketting of ander geleidend ligchaam van den negativen Condtictor tot op den grend hangen; en wanneer alleen negative proeven vereischt worden, moet eene ketting of eenig ander geleidend lighaam van den pofitiven Conductor op de tafel of grond hangen. Maar wanneer te gelijker tijd negative en pofitive Electriciteit vereischt wordt, dan moet gecne van de beide Conductors met den grond in verbinding gebragt worden: gelijk in de volgende proef. §. 90. Zo men twee Leijdfche vlesfen neemt, G 3 zo  Ï02 JOHN CUTHBERTSON zo als de zo even gcmeldcn, beiden voorzien niet Elcctrometcrs, en de eene aan den pofitivcn, en de andere aan den negativen Conductor p'.aatst, en de Machine in beweeging brengt, zal de eene pofitief en de andere negatief gelaaden worden. Wanneer beiden zo l'.crk gelaaden zijn, als men nodig acht, het geen door het oprijzen van de balletjes van den Electrometer gezien wordt, neeme men iedere vies van zijnen Conductor af en vcrwisfclc d e van plaats; zo dat die vies, welke aan den pofitiven Conductor ftondt, aan den negativen, en die, welke aan den negativen llondt, aan den pofitiven kome te ftaan, Wanneer nu de Machine gedraaid wordt,zullen de kurke balletjes van de Electromcters, in plaats van hooger tc rijzen , zo als zij zouden gedaan hebben, indien zij aan hunne vorige Conductors hadden blijven ftaan, vallen, tot dat zij rechtftandig naar beneden hangen, en beiden de vlesfen zuilen ontlaaden zijn; maar vervolgens zullen de balletjes wederom beginnen op te rijzen, cn de vlesfen op de tcgengeftejde wijze als te voren gelaaden worden ; die vyelkc pofitief was, zal nu negatief  OVER DE ELECTRICITEIT. 103 zijn, en die, welke negatief was, zal nu pofitief zijn, op de volgende wijze. §. ci Die vies, welke eerst aan den pofitiven conductor geplaatst was, wierdt gevolglijk pofitief* gelaaden, dat is, de Electriciteit wierdt in deszelfs binnenzijde op een geperst-, en die-, welke aan den negativen conductor ftondt, wierdt negatief gelaaden, dat is,de Llectrieke vloeiftof wierdt in de binnenzijde verdund: gevolglijk zal door verwisfeling van plaats, en het plaatlen aan de tegenftrijdige conductors, eene tcgengeftelde werking plaats hebben. De Electriciteit zal eerst in die vies, waar in die verdikt was, in vrijheid gefteld worden, en naar die vies gedrecven worden, waar in de ftof verdund was; dit gefchied door deszelfs eigene terugftootende kracht , geholpen door de aantrekking van de verdunde vies, en door de werking van de Kusfens, en hier door zal het cve wigt met opzigt tot de Electriciteit in beide-de vlesfen herfteld worden. (Jij voortduuring van het werken van de Machine zal het evenwigt wederom verbrooken worden, op dezelfde wijze als in het eerfte begin, met dit onderfcheid alleen, dat die vies, welke te. G. 4 vo,-  J04 JOHN CUTHBERTSOW voren pofitief gelaaden was, nu negatief zal gelaadcn worden, en die welke te voren negatief was, nu pofitief zal zijn (hoe deeze proef eenvoudiger gemaakt kan worden met maar eene vies, zie mijn ifte deel pag. 89. > Indien derhalvcn de buitenzijden en binnenzijden van de twee vlesfen verbonden worden , zal eene^ ontlaading volgen, en zo de vlesfen beiden gelijkelijk gelaaden zyn, zullen zij beiden geheel ontlaaden zijn ; maar zo de eene fterker gelaaden was dan de andere, zo zullen beiden na de ,cxplofie gelaaden blijven, iedere met dc helft van die laading, welke zij hadden, terwijl zij nog aan de conductors van de Machine honden. §. 92. De pofitive en negative proeven, welke ik tot dus ver opgegcv.n heb, zijn gedaan met de Machine, verbeeld op PI.2 fig. welke eene van dc gewoone foort is met eene houte ftocl, cn zonder den conductor. Ik zal nu overgaan tot dc Machine met eene glaze ftoel, zo als afgebeeld is op PI. 1 fig. 7, om dat daar mede eenige proeven gedaan kunnen worden, welke men met de andere Machine niet doen kan, en die te gelijker tijd meer licht over het Electfifeeren in  OVER DE ELECTRICITEIT. ICg in het algemeen verfprciden; en ook om dat het bij het gebruik deezer Machine niec nodig is, die geheel te ifoleeren, wanneer negative proeven vereischt worden. Pofitive en Negative Proeven, zonder de gantfche Machine te ifoleeren. §•93- Fig 7 PI. i is eene afbeelding van deeze Machine in het perfpectief: de ifoleerende bank E en de conductor O moeten weggenomen , en de conductor K op de korte voet H gezet worden, waar op dc conductor O in de figuur verbeeld wordt. §. 94. Alle dc tot dus ver door mij vermelde pofitive en negative proeven , kunnen met deeze Machine herhaald worden, en met denzelfden uitfiag, uitgenomen die, waar bij ik gezegd heb, dat wanneer de pofitive en negative conductors met malkander verbonden zijn, men gecne vonken kan doen te voorfchijn komen. Doch met deeze Machine, kunnen bij beiden dc conductors vonken te voorfchijn gebragt worden , fchoon de negative conductor d e zo gedraaid wordt, dat die K raakt, namentlijk in de richting van de geflipte lijn g h. G5 §95-  io6 JOHN CUTHBER.TSON §. 05. De vonken, welken men ziet, fchoon de conductors met malkander verbonden zijn, zijn pofitief, om dat het, wanneer men de gintfche Machine beziet, blijken zal, dat de negative conductor d e alleen aan de bovenfte Kusfens verbonden is: en bij gevo'g moet de negative kracht iets minder zijn, dan de helft vin de pofitive. §. c;6. Wanneer de ontlaadcnde Electrometer aan den conductor K geplaatst wordt, terwijl d e aan denzelfden conductor verbonden is, en de Machine gedraaid wordt, zal men bevinden, dat die gelaaden cn ontlaaden zal worden, naar allen fchijn, als of de conductor d e daar aan niet verbonden ware. Draai de weg, zo dat die den pofitiven conductor met raake, en hang van het einde van den negativen conductor eene ketting, welke den grond raakt, terwijl de Electrometer nog aan den pofitiven conductor blijft ftaan. By het omdraajen van de Machine zal men bevinden , dat die in minder omdraaiingen gelaaden wordt, dan terwijl de conductors met malkander verbonden waren. § 97- Men neeme de ketting van den negativen conductor weg, en plaatfe de Elcctro- me-  OVER DE ELECTRICITEIT. 107 meter-vies daar aan. Men hange eene ketting van het einde van X, om de tafel te raaken. Men draaje de Machine, en men zal bevinden , dat de Electrometer zal gelaaden en ontlaaden worden, met omtrend hetzelfde getal omdraajingen, als wanneer de Electrometer aan IC ftondt, en de beide conductors met malkander verbonden waren. Het eenig verfchil is, dat wanneer de Electrometer aan K ftondt, die pofitief gelaaden wierdt, en negatief, wanneer die aan b ftondt. §. 98. Men ga op dezelfde wijze te werk met allen de proeven, zo als ook met de ijzerdraad fmeltende Electrometer. Het eenig onderfcheid is, dat de negative kracht nu Hechts de helft is van de pofitive kracht: alleen moet men zorg draagen, dat voor negative proeven de conductor d e zo moet gedraaid worden, dat die op ccn afftand van den pofitiven conductor fta, en dat de andere verbindingen , namelijk die, welke het bovenst gedeelte van de Machine met dc tafel of zoldering verbinden, weggenomen worden. Het gezegde zal ook te pas komen in het gebruik van de Machine fig. 3 Pi. 2. De zwengel met een glaze handvat is nictvolftrckt nood-  ioS JOHNCUTHBERTSON noodzaakelijk, maar kan nogtans met eenig voordeel gebruikt worden, dewijl het de verfprcidirtg van de Electriciteit van den as van de Machine naar de bovenfte Kusfens krachtdadiger belet. Dus kunnen de eigenfchappen van de negative en pofitive Electriciteit met deeze Machines in de daad getoond worden, zonder die te ifoleeren: maar naauwkeurigheidshalven, en wanneer men wil hebben, dat de negative kracht zo na mogelijk bij de pofitive kome, moet de gantfche Machine geifoleerd, en naauwkeurig zo toebereid worden, als fig.7 PI. 1 verbeeld is, en dan zal de kracht, voor zo ver de hoeveelheid Electriciteit betreft, welke door den eenen conductor aangetrokken, endoorden anderen teruggefloten wordt, gelijk zijn, zo als uit de volgende proeven blijken zal. §. 99. Dc Electrifeer Machine geïfoleerd en verders toebereid zijnde voor negative cn pofitive proeven, naauwkeurig zo als fig. 7 PI. 1 vertoond is, moet de negative conductor d e nu zo gedraaid worden, dat die den negativen conductor O raakc. Men moet nu ook van het glaaze handvat gebruik smaken, cn alle ifoleerende gedeeltens van de  OVER. DE ELECTRICITEIT. 100. de Machine zorgvuldig afwrijven en droogen. §. ico. De beste toeftel om te beoordeelen, of de negative kracht van de Machine gelijk is aan de pofitive, is de ontlaadende Electrometer. Men moet mij hier niet verftaan in alle de benaamingen van het Electrifeeren, maar alleen om te toonen, of de laadende kracht in het negative gelijk is aan die in pofitive, wanneer de hoogte van de laading tot een zekeren trap bepaald wordt. §. 101. Men plaatfe de Electrometer fig. 4 PI. 2 met de draad in aanraaking met het einde van den pofitiven conductor, (dewijl deeze pofitive conductor nu op de lange voet ftaat, moet 'er een koperdraad met eene knop aan het eene einde zijn , dus gemaakt, dat het in de knop van den Electrometer pasfe, en van zulk eene lengte, dar. het den conductor kan raaken •, of het geen even goed is, een koperdraad met een knop aan het een einde, moet men fteeken in het gat op de zijde van de knop van den conductor, en die zo lang omdraajen, tot het de knop van den Electrometer raake,) ea men hange eene ketting van den negativen con~  IIO JOHN CUTHBERTSON. conductor af tot op de tafel, en telle, wanneer de Machine gedraaid wordt, de omdraajingen welke benodigd zijn, om de vijf ontlaadingen tc weeg te brengen. Men neeme nu de electrometer van den .pofitiven conductor af, en plaatfe die aan den negativen, en hange de ketting, welke eerst van den negativen conductor af op de tafel hing, nu van het einde van den pofitiven conductor af op de tafel. De Machine nu in beweging brengende zal men bevinden, dat de vijf ontlaadingen volmaakt met het zelfde getal van omdraajingen zullen bewerkt! worden, als wanneer de Electrometer aan den pofitiven conductor ftondt. Dit mislukt nooit, zo de proef met naauwkeurigheid gedaan, en alle nodige voorzorgen genomen worden, om elk ifolcerend gedeelte van vochtigheid te zuiveren ; zo dat eene dus gemaakte Machine gelijkelijk werkt, in het laaden van bekleed glas tot zulk een trap. §. ioa. Ik heb boven gezegd, dat het onmogelijk is Electrifeer Machines zo te maaken , dat • derzelver negative cn pofitive kracht gelijk zijn. Dit fchijnt bijna eene tegenfpreeking van de laatfte proef te zijn. Dus is- het hier  OVER. DE ELECTRICITEIT. 111 hier no.idzaakelijk met eene proef te bewijzen, het geen ik daar gezegd heb Hier toe moét men de ijzerdraad fmeltende Electrometer gebruiken. §. 103. Men neeme fig. 6 PI i toegefteld om ijzerdraad van ééne duim lengte te fmelten, en plaatfe die behoorlijk aan den pofitiven conductor, op die wijze, als §. 60. opgegeven is , en men lette op, hoe vcele omdraajingen nodig zijn om eene ontlaading te bewerken, fterk genoeg tot het fmelten van ééne duim draad. Men ga op die zelfde wijze voort met grootere lengtens draad, tot dat men de grootfte lengte, welke door den pofitiven conductor gefmolten kan worden, gevonden hebbc. Dit gedaan en het benodigde getal omdrajingen tot iedere fmelt'mg geteld h;bbcnde, plaatfe men ienzelfden toeftel aan den negativen conductor, en ga op dezelfde wijze voort in het fmelten van hec ijzerdraad, ais in de laatfte proef, cn mèii zal bevinden, dat ééne duim ijzerdraad aan' den nigativen conductor, met het zelfde getil omdraajingen zal kunnen gefmolten worden, als aan den pofitiven. Maar men vervolge nu met grootere lengtens draad, en men zal  112 JOHN CT7THBERTS0N zal fpoedig zien, dat de negative kracht ver weg minder is, dan de pofitive, en dit zal het geval zijn met alle Electrifeer Machines die tot nog toe bekend zijn; en zo de Heer van Marum deeze proef met zijne Machine ondernomen hadt, zoude hij niet gezegd hebben , dat de pofitive en negative kracht van zijne Machine gelijk waren. Dit nogthans hebben ook andere Schrijvers, zo wel als de Heer van Marum gezegd, maar de rede hiervan is, dat zij geene behoorlijke proeven hadden, om het onderfcheid te toonen. §. 104 Alle Electrifeer Machines van welke foort ook, hebben de eigenfehap van zo wel negatief als pofitief ter zelfde tijd, en volmaakt gelijkelijk te werken: de eene Electriciteit kan zonder de andere niet voortgebragt worden. Geen Electriciteit kan uit den pofitiven conductor getrokken worden,voor dat die op dc glaaze Schijven getrokken is door de wrijving van de Kusfens, en de werking van de eene kan niet belet worden, zonder de andere ook t'j beletten. Electrifeer Machines, welke alleen met eene pofitive toeftel gemaakt zijn, zijn dus niet, dat zij niet negatief, zo wel als pofitief werken, maar de negative Elec-  OVER DE ELËCTRICITÈrT. ïi§ Electriciteit h'eeft in dat geval voor ortze zintuigen eerie onmerkbaare en vrije doortogt door het hout, of door elke geleidende ftöf* waar van men tot het maaken der Kusfens gebruik gemaakt heeft ^ naaf de glazen Schijven,en var* daar naar den pofitiven 'conductor. De Electriciteit wordt alleen merkbaar voot onzë eföÜ tuigen, doof het plaatfen van verftoppintv-n in deszelfs doört-igt, of door eeriig bijzondef ligchaam, het welk wij ifoleercnd noemen, ' n het is door deeze verftoppingën Of ifoleeringen, dat de gantfche menigte van negative zö wel' als pofitive proeven verricht wrirden; en doof het meer of min volmaakt zijn van deezen é het ; dat wij eene grootere of geringere hoeveelheid Electrieke vloeiftof bekomen. Indien! eene Electrifeer Machine zo kondè gemaakt worden , dat de doortogt van dc Electriciteit naar dc Kusfens geheel gedopt wierdt, zoude zulk eene Machine eigenlijk eene volmaakt negatief werkende Machine mogen gencemd worden: maar daar dit tot nog toe onmogelijk is, ligt hier de rede, waa-ofn wij tot nug toe onvolkomene Electrifeer - Machines'' hebben. En dewijl alle bekende ElectrlfeerMachines door haar maakfel eene volkomener H op-  114 JO^N CÜTHBERTSOK. opftopping van de Electriciteit veroorzaken, in den doortogt van de Electriciteit van de Machine, dan naar de Machine, is dit ééne der redenen, waarom alle tot nu toe bekende Machines beter pofitief dan negatief werken. §• 105. Eene andere zeer voornaamc rede is, dat, tot voortbrenging van negative Electriciteit, de negative conductor altijd in verbinding moet zijn met de Kusfens van dc Machine, welke onregelmatige ligchaamen zijn, en zo na aan de werKing van het pofitief werkend gedeelte, dat de Kusfens altoos Electriciteit tot zich ncemen door veelerlij andere wegen, dan alleen door den Conductor, cn vooral wanneer die aan iets anders gehecht is,het welk.tegenftand veroorzaakt, het geen in de daad, altoos het geval is. Hoe meer regelmatig de ligchaamen van de Kusfens en de andere daar aan gehechte deelen zijn, des te fpoediger of laater zullen die beginnen te werken, en de Electriciteit van andere plaatfen trekken, dan van den Conductor. En zo het mogelijk ware , dat zij van eene regelmatige bolronde gedaante konden gemaakt worden, zo zoude de negative en pofiitive kracht gelijk zijn door alle trappen van Electrileering; maar dewijl dit  OVER. E>E ELECTRICITEIT. Hg dit ondoenlijk is met de tot nu uitgevondene Machines, moeten wij ons vergenoegen met Electrifeer - Machines , welker negative kracht geringer is dan de pofitive, in het hoog laaden van bekleed glas En dewijl alle Electriciteits • kundigen weeten, dat de uitwerkfèlen van de pofitive en negative Electriciteit altoos dezelfde zijn, zie ik Voor mij geene rede, om met zo veele moeite naar een middel te zoeken, om deeze twee krachten in dezelfde Machine tot eene gelijke fterkte te brengen. Ook zoude it mij hier zo lang met dit onderwerp niet opgehouden hebben , zo niet eenige Schrijvers te fchielijk gezegd hadden, dat dit mogelijk was. §. 106. Zo de Machines Hechts zo gemaakt zijn, dat haare negative kracht voldoende is, om deszelfs eigen'chappen te kunnen toonen, Zo heeft men alles, wat in dat gedeelte nodig is. Ik heb door de ontaadende Electrometer getoond , dat de pofitive en neg?.tive kracht van mijne Machines gelijk zijn, en onmiddelijfe daarop door de draad fmeltende Electrometer, dat zij ongelijk zijn. Dit heb ik gedaan uit Voorzorg, en om eene vergisfing in dat geval voor te komen, om dat het door zommige Schrijvers tot beide de oogmerken gebruikt / H ü is»  riö i JOHN CUTHBERTSON is; en om te toonen , dar de ontlaadcnde EIecj tromerer niet algemeen kan dienen , cn men er alleen op vertrouwen kan, om te oordeeJen over het fchielijk laaden van Machines tor. een zekeren trap, en niet tot eene fterke laading, het geen de eigenfehap is van dc draad fmeltende Electrometer', en om te tootoorten, dat eene : Machine de eene eigenfehap kan hebben, zonder de andere. De eerstgemelde Electrometer drukt de gelijkheid van kracht van de twee foorten van Electriciteit uit, om dat dc knoppen van de Electrometer Hechts op den afftand van eene halve duim ftaan , wanneer die ontlaaden wordt, en de vies eene laading van die lterkte verdraagen kan, zonder eene zo groote tegen (tand te bicden, dat die de Kusfens noodzaakt, om de Electrieke ftof langs, eenigen anderen weg aan te trekken, dan uit de vies. Maar tot de laatstgemelde Electrcmer wordt eene fterkere laading tot het fmelten, van ijzerdraad vereischt, en zo fterk, dat de vies eenen zo grooten tegeniland biedt,dat dc Electriciteit naar de Kusfens getrokken wordt, op elk fcherp en onregelmatig gedeelte van dezelven , in plaats van meer daar van uit de vies te trekken. Gevolge-  OVER. DE ELECTRICITEIT. 117 gelijk 'wordt het fterker laaden ondoenlijk door de negative kracht. 1C7. De ongelijkheid van kracht van de twee deelen van eene Electrifeer Machine wordt -gemakkelijk getoond door de zeer eenvoudige proef van het trekken ■ van vonken uit elke conductor: men zal altoos vinden, fchoon men ook de beste middelen gebruikt, dat de vonken aan den negativen conductor veel korter zijn, dan aan den pofitiven ; en dit is een zeker teken, dat eene Machine, welke de langfte vonken geeft, ook eene vies het hoogst kan laaden. ic8. Het blijkt, uit het geen ik tot dus ver gezegd heb over negatief cn pofitief Elcctrifecren, dat eene afzonderlijke conductor'voor elk foort van Electriciteit, welke te gelijker tijd gebruikt kunnen worden, volftrekt noodzaakeüjk is, en dat dc beste en eigenlijk gefchikte proeven, om. de eigenfebappen, cn kracht van de twee foortcn tc toonen, alleen maar kunnen gedaan worden.met het gebruiken van twee conductors te gelijk. Hier van daan de ongerijmdheid, om ééne conductor zo te maaken , dat die beurtelings tot de pofitieve en negative Electriciteit diene. Zie fig. 9 PI. 1. h 3 m  Xït JOHN CUTHBEfcTSON Het geen ik tot dus ver gezegd heb, aangaande de Machine fig. 9 PI. 1, had ik gefchreven , voor dat ik de Machine zelve gezien had , of iets nader daar van wist, dan het geen de Heer van Marum, in zijn brief aan den Heer Ingenhousz daar over gezegd, en in de daar bij gevoegde plaat afgebeeld hadt: zo dat de befluiten, welke ik daar uit afleidde, zodanig waren, als het maakfel van de Machine van zelve aan de hand geeft, wanneer men dit volgens de bekende eigenfehappen van de Elecrieiteit onderzoekt. Zedert dien tijd zijn deeze Machines hier door andere werklieden gemaakt, en ik zelf heb 'er eene vervaardigd -3 en ik vind geene rede, om bij het geen ik te voren hier over gezegd heb, iets bij te voegen, of 'er af te doen. De beste dcezer Machines,, welke hier en onder het opzicht van den Heer van Marum gemaakt is, is door de peste Electriciteitskundigen alhier onderzogt. Het verflag, het welk zij daar van geven, is, dat met vier omdraajingen van de Machine de zich zelf ontlaadende vies fig. 4 P!. a zich vijfmaalen ontlaadt; en met twee pro-  OVER DE ELECTRICITEIT. Il£ omdraajingen ééne duim ijzerdraad gefmolten wordt, en dit zo wel negatief als pofitief. Zo men dit vergelijkt met de kracht van mijne Electrifeer Machines, welke ik in de eerfte Tafel pag. 8a. opgegeven heb, zal men vinden, dat eene Machine met twee Schijven van 31^ duimen, i£ omdraajing nodig heeft, om dc Electrometer-vies zich' zelf vijfmaalen te doen ontlaaden: bij gevolg moet eene Machine met eene enkele Schijf van dezelfde grootte, in 3 omdraajingen vijf ontlaadingen bewerken. Derhalven is eene Machine van het nieuw maakfel minder in kracht dan eene van het oud maakfel. De rede daar van is mij onbekend, dewijl deeze mindere kragt niet van het maakfel van de Machine kan voortkomen, maar noodwendig in eenige misflag in het doen van de proef gelegen moet zijn; om dat de Machine in het voortbrengen van eene geringe laading geenzins gebrekkig is. De gebreken, van welken ik boven gefproken heb, kunnen alleen plaats hebben in het trekken van vonken , en in de hooge laading van bekleed glas: maar van het eerlte heb ik nooit eene voldoende rede wceten aan te wijzen. Doos  I2Q ' J P H N CU T H B E R T S Q, fï Door eenige mijner vrienden verzogt woedende, om dit naauwkeuriger te onderzoeken, maakte ik twee Electrifeer Machines, van dezelfde grootte: den eenen volgens mijn oud maakfel, en den anderen op. de wijze Van den Heer. van Marum. Dc Schijven van elke Machine waren van 24 duimen. Na dat ae Machines voltooid waren , was de uitfiag der proeven, wanneer zij beiden onder de meest gunftige omftandlghedcn gebruik; Wierden, als volgt. Grootfle lengte van dc pofitive vonken, . . • 7| duimen. Grootfle lengte van de negative vonken, gi duimen. Het minst getal vCn omdraajingen, welke, nódig waren, om de Electrometer fig. 4 PI.a zich zelf vijfmaalen te doen ontlaaden, was Met de Machine van mijn gewoon maakfel, a\ ) aan den po. Met die Yan het nieuw maakfel . . . ^ifcïï^ Het gewoon maakfel s }aandenne- si». in r" sativencon. Het nieuw maakfel s 5 ductor pe fterkfte laading, pf dc grootfle lengte ijzer.-  OVER. DE ELECTRICITEIT. 121 ijzerdraad, door iedere Machine met de Electrometer fig 6 PI. a gefmolten, was Ain den pofit. cond. het gewoon maakfel 7 j - 15 duimen. Aan den negat. cond. .— ijj.5 £ ~° 5 duimen. Aan den pofit cond. het nieuw maakfel • . § "° ^ , 5 duimen. Aan den negat cond as j jj 'üj 3 j 4 duimen. Dit was de uitfiag van een groot aantal proeven, op verfchillende tijden, en bij verfchillende toeftanden van het weder genomen. Het is mij nooit gelukt, om met de Machine van het nieuw maakfel, aan den pofitiven conductor meer dan 5 duimen ijzerdraad te fmelten; noch om met den negativen conductor van het oud maakfel 6 duimen volkomen tc fmelten ; altijd bleef een gedeelte ongefmoiten in de tangetjes over, maar 5 duimen wierden altoos volkomen gefmolten. Deeze zo evengemelde proeven bewijzen, het geen ik boven gezegd heb , namelijk, dat men tot noch toe nooit eene Electrifeer Machine gemaakt heeft, welke bekleed glas tot dezelfde hoogte pofitief en. negatief kan laadep , wanneer men dit tot het uiterst mogelijk doen wil. i De oorzaak, waarom geen 6 duimen ijzerH 5 ' draad  122, j0hncuthberts0n draad met de Machine van her. nieuw maakfel kunnen gefmolten worden, is zonder twijffel te zoeken in de metaalen oppervlakte aan de agter-zijde van de Kusfens; want , wanneer eene vies, die flegts zo weinig bekleed glas heeft, tot zulk eene hoogte gelaaden moet worden, is deszelfs terugftootende kracht zo fterk , dat die den conductor noodzaakt, om zich op het naast bij gelegen leidend lichaam te ontlaaden; en dusdaanig een is deeze agterzijie van de Kusfens: en wanneer dit plaats heeft, zijn alle verdere poogingen, om fterker te laaden, vrugteloos. Ik heb elders, over het plaatfcn van eene metaalen oppervlakte aan dc agterzijde van de Kusfens, mijne gedachten gezegd, dat dit niet verftandig en verkeerd is, dewijl het altijd gelegenheid geeft aan den conductor, om zich te ontlaaden, wanneer eene fterke laading vereischt wordt. De Heer van Marum fchijnt, (fchoon hij onnodig gevonden heeft, dit tc melden,) zijne uitvinding ontleend té hebben uit eene brief van den Heer Nooth aan den Heer Franklin, in het jaar 1773 gefchreeven. (Zie Phil. Trans, vol lxiii. Part II.) Hij; fchijnt  over. de electriciteit. 123 fchijnt naauwkeurig de raad, welke daar in gegeven wordt, gevolgd te zijn, in het gantiChe maakfel van het wrijvend deel van de Kusfens. De Heer Nooth beveeld inzonderheid het maaken van eene metaalen oppervlakte aan de agterzijde der Kusfens, het geen hij zeker te recht doet; maar dan moet die op zulk eene wijze overdekt worden, dat die aan den conductor geene gelegenheid kan geven, om zich te ontlaaden. Ook was de foort van Electrifeer Machines, voor welken hij dit maakfel aanprijst, niet met Schijven, maar met cijlinders; en bij deezen was het van zeer weinig belang , of deeze metaalen oppervlakte overdekt was dan niet, om dat het gedeelte van de cijlinder, dat tusfehen den conductor en de Kusfens is, het zo even gemelde gebrek verhinderd. Maar bij Schijf-Machines, in welken het heerfchend gebrek, en het geen niet te vermijden is, is, dat de conductor altijd zo nabij de Kusfens geplaatst moet worden, moeten alle mogelijke middelen aangewend worden, om de Kusfens te beletten, dat zij den conductor niet ontlaaden, en moet dit derhalven vermijd worden; en te gelijk eene vrije toegang voor  124 JOHN CUTHBERTSON voor de electrieke ftof, naar het wrijvend gedeelte van do Kusfens gemaakt worden. Het maakfel van de bovengemelde Machine maakt in geenen deelen deze verkeerde wijze vaii zamcnftelling der Kusfens nodig; zo dat ik, indien men Kusfens van een behoorlijk maakfel daar aan bragt, en zo men op eene of andere wijzo eenen tweeden conductor konde uitdenken , waar door dc eigenfehappen van de negative en pofitive Electriciteit konden aangetoond worden, even zo goed als met dc andere foort, gecne rede zie, waarom die in zijne werking minder zoude zijn, dan het ander hier befchreven maakfel. Nieuwe WKir neemingen, omtrend het laaden van bekleed Glas. 109. Na dat ik de kracht der ElectrifeerMachines vermeerderd had, wierdt het.fmclten van jzerdraad met eene vies van gewoone grootte eene zeer eenvoudige en gemakkelijke proef. Onder het doen van deeze proef .op verfchillende tijden, heb ik eenige waarneemingen gemaakt, welke tc vooren niet zo wel konden gemaakt worden, om dat men altoos genood-  OVER. DE ELECTRICITEIT. I2g noodzaakt was, daar toe Batterijen te gebruiken , het geen altijd veele moeite in hadt, welke men liever verkoos te vermijden, zo die niet yolftrckt noodzakelijk was, en de uitkomst van dc proeven beantwoordde wel eens niet volkomen aan de verwagting: het geen toegefchrecven wierdt aan eenige oorzaaken , welke niet wel te vermijden zijn van wegen de menigte van vlesfen; en dóór dc onzekerheid van de kracht van de Machines, was het onmogelijk daar uit eenig zeker befluit op te maaken. Maar tegenwoordig met de Electrifeer-Machines zo na aan de volmaaktheid gekomen zijnde, dat die gemaakt kunnen worden, dat zij altijd met dcnzelfden graad van Kerkte werken, zo moest volgen, dat, wanneer eene proef niet aan de verwTagting voldeedt , de oorzaak moest gezogt worden in eenig ander deel van den toenel, welke men gebruik-te. Daar nu tot de proef van het fmelten van ijzerdraad niets nodig was, dan ééne vies, wierdt de toeftel zeer eenvoudig , en gevolg-, lijk zeer gefchikt tot het waarneemen en ontdekken van dc oorzaak van alle onzekerheden in de uitkomst van zulke proeven. 110. Het is altoos mijne gewoonte , elke nieu-  126 JOHN CUTHBER.TSON nieuwe Electrifeer - Machine te beproeven , voor dat ik die aflever, om dus zeker te zijn, dat die de vereischte kracht heeft, naar evenredigheid van de middellijn der Schijven , en ik gebruik ten dien einde altijd zo wel de ontlaadende als ijzerdraad fmeltende Electrometer, gelijk ook den toeviel (fig. 7.) om daar uit over de fterkfte werking te kunnen oordeelen. Ik vond dat deeze drie proeven geduurende den zomer altijd gelukten, gelijk ik boven gezegd heb, maar wanneer de winter aankwam, gelukten de proeven met de twee Electrometers wel, maar onder het doen van de derde proef braken de vlesfen altijd onder het laaden, wanneer ik 8 duimen ijzerdraad dair mede wilde fmelten. Dezelfde vies, welke ik gebruikt hadt, om 8 duimen ijzerdraad te fmelten, kon 's winters geene laading verdraagen, die fterk genoeg was, om maar 5 duimen te fmelten, zonder te breeken: en dit gebeurde zo aanhoudend, en ik had hier door zo veele vlesfen gebroken, dat ik genoodzaakt was het fmelten van meer dan 4 duimen ijzerdraad na te laaten met vlesfen van de gewoone grootte-t maar om het breeken voor te komen, nam  OVER. DE ELECTRICITEIT. 127 nam ik altijd twee vlesfen tot het doen van de proef. §. ui. Wat van het zo even gemelde verfchijnfcl de rede zij, komt mij voor niet gemakkelijk te beflisfen; ook is het tot nog toe door geen Electriciteits-kundige waargenomen. Het fchijnt, dat hier eeniger mate het zelfde plaats heeft, als met dik glas, het welk nooit zulk eene fterke laading verdraagen kan, als dun glas: en dat dus ook dezelfde vies in de zomer veel fterker kan gelaaden worden, dan in de winter. Ik heb al eens gedacht, dat het af kon hangen van de werking der koude op de poren van het glas, en dat dit dan te helpen was met de vlesfen te warmen; maar ik kon niet bemerken, dat dit eenige verandering te wege bragt. Dit is echter niet gemakkelijk te bepaalen, om dat het verwarmen van de vlesfen maakt,dat die devogtigheid verliezen van het onbekleede gedeelte: en dewijl bekleede vlesfen nooit zo fterk kunnen gelaaden worden zonder vogtigheid ,dan tot een zekeren graad bevogtigd, gelijk ik hier boven getoond heb, zo maakt dit de zaak moeijelijk, om door eene proef beflist te worden. De ontlaaden-  128 JOHN CUTHBfiRTSON dende Electrometer (fig. 4 PI. 2) waar van dg knoppen op den afftand van eene halve engelfche duim van elkander ftaan, ontlaadt zich zeifin den Z.mer altijd, voor dat het onbekleede gedeelte van dc vies begint te flikkeren , en zelfs op den afftand van i duim; terwijl 'er in de winter aitijd flikkeringen op het onbekleed gedeelte van het glas befpeurd worden, voor dat de ontlaading op l duim afftand gefchied. Men zou hier van mogelijk op de volgende wijze rede kunnen geeven; in de winter is de lucht misfehien zuiverer, en bij gevolg meer eleétriek ^ en biedt grooter tegenftand aan den doortogt van de Electiake vloeittof van de eenen knop" naar den anderen, én vereischt eene fterkere laading , voor dat dit gefchieden kan. Dit komt wel waarfchijnlijk voor, maar dan moesten ook meer omdraajingen van de ElectrireerMachine in ftaat zijn, om dit bewerken, eh dit heb ik niet waargenomen, dat plaats heeft. Bij vervolg van tijd en door proeven, zullen wij mogelijk over dit onderwerp meer licht verkrijgen : voor het tegenwoordige kunnen wij 'er uit leeren, dat eene-enkele vies zö wel als eene Batterij in de zomer zodanig kan gelaaden worden, dat dié bij na eens zo veei  OVER BE ELECTRICITEIT. 129 kracht heeft, dan het in de winter mogelijk is te geevcn, en dan nog veel minder gevaar loopt van te breeken. §.112. Die hangt nogthans nog van zekere omftandigheden af: men moet mij zo niet verftaan, als of eene batterij in alle foort van weder in de zomer fterker kan gelaaden worden, dan in de winter, ten zij de werking van de Machine zo geëvenredigd zij, dat die de Electrieke ftof fchielijker in de vlesfen drijft, dan zij die langs het onbekleede gedeelte kunnen kwijt raateen; maar dit is zelden het geval, ten zij eene batterij juist in grootte evenredig is aan de werking van de Machine. Eene enkele bekleede vies kan in alle foort van weder in dc zomer fterker gelaaden worden, dan in de winter\ en zal, niet afgewreven en niet fchoon gemaakt zijnde op het onbekleede gedeelte, eene veel fterkere werking doen , dan afgeveegd zijnde-, of met andere woorden, hij zal veel fterker kunnen gelaaden worden, dan wanneer hij tc vooren afgewreven en gedroogd wordt. (Zie §. 73. ) 113. Men heeft- altijd de ftandvastigë gewoonte gehad , wanneer batterijen moesten I geJ  ISO JOHN CÜTHBEH.TSOH gelaaden worden: het onbekleede gedeelte van de vlesfen wel af te wrijven en fchoon te maaken; het geen in zommige opzichten ondienftig was, om dat dc vlesfen een weinig met ftof en vogtigheid op het onbekleede gedeelte bezet zijnde, daar door in ftaat gefteld worden, om eene veel fterkere laading tc kunnen bevatten; zo wel als eene enkele vies, door het droogen en afveegen van het onbekleede gedeelte, dus wel tot een zekeren graad gemakkelijker te laaden is, maar te .gelijker tijd de eigenfehap verliest, om eene zo fterke laading te kunnen verdraagen, als hij anders zoude hebben kunnen doen. Ik'geloof, dat dit het eerst waargenomen is door den Heer Brooks, een Engelsen Elcctriciteitskundige, in het Jaar 1786. Hij zegt, dat eene vies, die aan het onbekleede gedeelte beilijkt Qdmy) * is, zodanig Kan gelaaden wor- (*) Het woord flï}'k of bedijkt 'itn o f dirty,) hetwelk dc Heer BROOKS gebruikt, » veel te onbepaald, om zijne ineemng uit te druïden; en dit, dunkt mij, gaf den Heet NAIRNE vrijheid, om niet onaartig te mogen zeggen, dat de heer BROOKS eene gelukkige Itandplaats hadt. vant dat het wksl de flijk vaa Norwich wm. die dat ooen zonde.  JOHN C ü T H B ER T S O « 131 worden, dat hij een gewigt 'kan te rug ftooten, zesmaal zo zwaar, als het geen hij, volkomen fchoon gewreven zijnde, kan afftooten (zie Mifcellaneous Experiment! and remark* on Electricitij, the air-pump and Barometer bij A. Brooks , at Normch. pag. 101.); waar aan ik niet twijflel. Zo de Heer Brooks het woord flijk Qdirt) niet gebruikt hadt, zou mij dit misfchien veel moeite uitgewonnen hebben, om de rede te vinden, waarom de eene vies, fchoon mij toefchijnende onder dezelfde omftandigheden te zijn, eene veel fterkere laading verdroeg , dan eene andere (Zie §.72). Ik begreep dit niet, dan na dat ik de rede uitgevonden hadt, en deeze is 'er zeker ver af, om de benaaming van flijk (0 tc vereisfehen, als zijnde fiechts eene dunne foort van damp of vogtigheid, welke de lucht in zich heeft, en door het glas aangetrokken, en op deszelfs oppervlakte eenigzints verdikt wordt. Deeze heb ik altoos gevonden, dat het best is: ook is het niet ondienftig, dat het onbekleede deel van de vies wat beftoven zij. Deeze damp is hier te land, voornamelijk in de winter, zomtijds zo overvloedig in de lucht,dat het, 1% ZQ  132' JOhn cuthbeh.tso.it zo niet eene Elecrrifecrmachine Rcrk werkr, onmogelijk is, eene batterij, van eene aanmerkelijke grootte te laaden: zo dat 'er eene groote naauwkeurigheid vereischt wordt, om te maaken, dat het onbekleede gedeelte van de vlesfen, in eene batterij, juist dien graad van vogtigheid hebbe, welke het meest gunftig is; om de fterkfte laading te kunnen ontvangen, of de grootftc werking te doen. En wanneer dit gebeurd , dat men juist dien graad getroffen heeft, is de werking van eene batterij zodanig vermeerderd, dat het naauwlijks mogelijk is, zich te verbeelden, dat dit alleen van de bovengemelde oorzaak af kan hangen. In de volgende - paragraaph hebben wij hiervan een voorbeeld. Prosyen met Electrifche - Batterijen. §. 114. Ik was aan het huis van den Heer Weddik, hier te land met roem bekend door zijne ervarenheid in de natuurkunde, en zijnen onvermoeiden ijver in het bevorderen van Kunsten en Werenfchappen, waarop door de groote menigte zo weinig acht geflagen wordt; en hielp hem , met den Wel Eerwaarden Heer  ÓVER DE ELECTRICITEIT. I33 B. C. Sovvden, in het doen van eenige Electrifche Proeven, met eene Electrifeer - Machine , weike ik voor hem gemaakt hadt, van het zelfde maakfel, als ik voor de Hceren Deiman en Paets van Troostwyk vervaardigd hadt, (zié befchrijving van eene Electrifeer - Machine , en van Proefneemingen met dezelve in het werk gefield, door J R. Deiman, M. D. en A. Paets van Troostwijk) , en met eene Batterij, beftaande uit vier Kisten, ieder van vijftien glazen, ook gemaakt op de in het zo evengemelde bock befehrevene wijze. Wij wilden de proef doen, welke ik te Haarlem met den Heer van Marum gedaan had, beftaande in het maaken van geeoulcurdefiguuren op papier, door het fme'tcn van draaden van verfchillende metaalen. De Batterij was verfcheiden maaien te vooren gebruikt, cn niet afgewreven, ïk dacht dat dc proef niet gelukken zoude, om dat de bekleede oppervlakte zo gering was, in vergelijking met die, welke wij te Haarlem gebruikt hadden , zijnde maar vaft 60 vierkante voeten bekleed glas. Maar tot mijne verwondering vond ik, dat de proef zo wel gelukte, dat ik alle de gecouleurde figuuren' kon maaken , zo goed als ik te Haarlem gedaan had , I 3 en  134 JOHN CÜTHBERTSON en tot eene veel grootere lengte •, en dit met alle foorten van metaaldraad, welken wij toen bij de hand hadden, als Platina, goud, zilveren koper: en de -fterke fiag, welken iedere ontlaading maakte, was een voldoend bewijs,dat wij nooit van de Batterij, zulke ontlaadingen gehad hadden, als die te vooren wel afgewreeven en gedroogd was. §. 115. Platina - draad nooit met de Electrieke ontlaading beproefd geweest zijnde, dan hier te land, zo ftonden wij, uit hoofde van de bekende moeilijke fmeltbaarheid van dit metaal, in twijffel, of het door de Electrieke ontlaading gefmolten zou kunnen worden, dan niet. Eerst beproefden wij het met eene draad van één duim lang , cn de onlaading van de Batterij 'er door laatende gaan, vervloog die in damp. Dit zette ons aan, om draaden van grootere lengte tot dc proef te necmen, en wij vonden, dat Platina draad door de Electriciteit omtrend even gemakkelijk gefmolten kon worden als ijzerdraad; cn dat het ook in de figuuren, welken het maakte, ,nu meest met ijzerdraad overeen kwam. Zij «;aren helder rood, en beftonden uit ronde bolletjes, even gelijk alle andere metaalen. Door  over d e electriciteit. 135 Door de ontlaading wierdt een ftuk van 6 duimen lang tot bolletjes gefmolten. De middellijn van dit draad was van een duim , het geen omtrend overeenkomt met ijzerdraad rs°. 8. §. 116. Ik had nog voor bovengemelden Heer Weddik eene andere Batterij gemaakt, beftaande uit 15 glazen , van dezelfde grootte, als die, waar van ik de groorfte Batterij voor het Cabinet van Teyler, te Haarlem gemaakt had. Het laaden van deeze Batterij gaf ons een nog fpreekenderbewijs,dan de voorige proef, dat eene Batterij, zo wel als eene enkele vies, al te zuiver en al te droog kan gehouden worden , om in den meest voordceligcn ftaat te zijn, om gelaadcn te worden. Wanneer de glazen niet afgewreven cn gedroogd waren, voor dat dc batterij gelaaden wierdt, vonden wij, dat die omtrend eens zo fterk kon gelaaden worden , dan ons mogclyk was, als de glazen volkomen droog en zuiver waren. De ontlaading gefchiedde dan van zelf, als de Eleclrometer op 17 ftond, terwijl in het eerfte geval de Batterij zo fterk kon gelaaden worden, dat dezelfde Eleclrometer 36aanwees. §. 117. Dewijl deeze Eleclrometer zeer wel I 4 fchijnt  I$£ JOHN CUTHSER.TSON fchijnt te voldoen , en het eene verbetering is , welke ik aan die van den Heer Henly gemaakt heb, zal het hier geene onvoeglijke plaats zijn , om die te befchrijven. In fig. n. PL 2. is a b. een quart cirkel 3 verdeeld in 90 graaden, c is het middenpunt van deeze quart cirkel, zijnde eene geel kopere knop, meteen (pleet m het midden, d is eene ijvoorc wijzer, met eene punt in zijn midden, zich bcwecgende in de knop c. e is een ftukje hout, glad cn rond gemaakt: aan het een einde is een kurk balletje gehecht, en het ander einde is aan de ijvoore wijzer een weinig beneden het midden punt vast ccim.akt. Aan het einde g is eene ronde bol geil ootcn in eene kopere bus, waar doorde Elcctromer altijd perpendiculair kan gezet worden. §. 118. Dewijl de cvengcmcldc Batterij eene gencegzsame laading kon aanneemen, namen Wij voor, eenige proeven oyer de verkalking der metaalen te herhaaien, en, zo mogelijk, met meer nauwkeurigheids, dan voorheen gedaan was» Ten dien einde maakte ik een initrument, waar van fig. 8. PI. 2. eene afbeelding tc zien is, q. b, is eene glaaze Buis, ï| clmm wijd , en 15 duimen lang; ijdcr CJBde. van deeze Buis is met geel koper ge- mon-  OVER DE ELECTRICITEIT. 137 monteerd ;i aan het einde b is eens luchtkraan gefchroefd: en aan het,ander einde een leederen bos, door welke een draad gefchoovcn worde, met eene haak aan het einde, hetwelk binnen de buis is. De luchtkraan aan het ander einde van de Pijp heeft ook een geel kopere haak. Aan deeze twee haaken word het metaaldraad, het welk men wil verkalken vastgemaakt, en uitgefpannen gehouden, c d Is ook eene glazen Buis, omtrend | duim wijd aan dc binnenzijde, en verdeeld in maaten van één once, en deeze wederom verdeeld in agt deelen. Het einde c is een lucht - kraan en d is eene geel kopere voet, gemaakt in de gedaante van een tregter. «/is een bekken, omtrend geheel vol water, waar in het werktuig geplaatst wordt. Maar voor dat a b aan c ^vast gefchroefd wordt, moet c heerst in het bekken met water geplaatst worden , met de luchtkraan open , vervolgens zet men den mond .op het einde van de kraan, en zuigt het water op in de glazen buis, tot dat die omtrend half vol is, waar na men de Kraan fluit, en het water blijft 'er in. §. 119. Wanneer men deczen toeftel gebruiken zal, wordt eerst het metaaldraad aan de haaken l 5 bin-  *3* JOHN CÜTHBERTSOK binnen in de buig vastgemaakt, en dan uitgebannen door het te rug trekken van de fchuivende draad. Vervolgens wordt de lucht uit aet glas gepompt, en dit met gaz oxijgêne gevuid, met oogmerk, om daar door de verkalking te begunftigen. Deeze buis wordt dan op !!n r "kraan Vm ^gefchroefd, welke ten gasten brj half met water gevuld is; dit gecmedt, zoals zo even gezegd is, door de kraan te openen, en met de mond het water in de hoogte optezu.gen, voor dat ab 'er op gefchroefd word. BeidcdeLucht kraanen worden geopend,en men iet, op welke hoogte het water in c en dUffi itaan. Vervolgens neemt men twee metaalen Kettingen; van welken dc eene moet gemeenJchap hebben met-de buiten zijde van de Batterij en met de lucht - kraan e, en de andere Ketting wo dt met het een einde vast gemaakt aan het bovenfte koper by a, en met het ander einde aan eeneontlaader, welke dan, wanneer de Batterij zal ontlaaden worden, aan de binnenzijde van de Batterij gebragt wordt, waar door de ontlaadmg gefchicdt, en het metaaldraad tot bolletjes of poeder gefmolten wordt, naar maate van de fterkte der Electrieke ontlaading. Na dat de ©ntlaading gcfcaied,cn de tocltel wederom tot den  OVER. DE ELECTRICITEIT. IJO denzelfden graad van warmte bekoeld is, als voor de ontlaading, onderzoekt men de hoogte van het water in de verdeelde buis: zo het water daar in hooger opklimt, heeft men rede om te denken, dat 'er verkalking heeft plaats gehad. §. 120. Tot eene eerfte proef met deczen toeftel, nam ik een ijzerdraad van twee voeten lang van N°. 10. waar van de dikte is van eene duim: dit draad draaide ik tot een fpiraal , en maakte de twee einden vast aan de haakjes binnen in de buis, en fpande het draad zo ver uit, als de lengte van de buis toeliet. De batterij wierdt gelaaden, tot dat de electrometer 15 aanwees. De ontlaading verricht zijnde, was het ijzerdraad gedeeltelijk tot bolletjes, gedeeltelijk tot een fijn poeder verfmoltcn, en de vermindering van de lucht bedroeg ccne cubicke duim. 5. 121. De tweede proef wierdt genomen met Platina draad, 14 duimen lang, cn van een duim dik: de twee einden wierden gehecht aan de haakjes aan de binnenzijde van de buis. De Batterij wierdt gelaaden, tot dat de Electrometer 15 tekende. De ont'aading gefchied zijnde, was het draad tot een bruinachtig geel  M° john cütheer.tson geel poeder veranderd, naar oker gelijkende, en de buis met damp vervuld. (Men moet zorg draagen, om eene van de kraanen te fluiten voor dat de Batterij ontlaaden wordt, want anders zal het water uit dc verdeelde buis uitgedreeven worden; waar door het onmogelijk wordt, om naauwkeurig te kunnen berekenen, of 'er eenige vermindering van lucht plaats heeft, dan niet. ) De Kraanen geopend zijnde, bleef het water volkomen op dezelfde hoogte ftaan; bij gevolg was'er geene lucht opgenomen , fchoon de Platina tot poeder en damp veranderd was. Dc proef wierd met dezelfde foort van draad , maar flechts 7 duimen lang herhaald, en de uitkomst was dezelfde. •§. 152. Vervolgens deeden wij de proef met goud; maar dewijl dit niet zeer gemakkelijk door de Electriciteit gefmolten wordt, namen wij draad van tl- van een duim dik en 7 duimen lang. Dit wierdt tot een fijn poeder of liever damp veranderd, maar 'er was geene vermindering van lucht merkbaar. §. 123. Met zilver van dezelfde lengte en dikte, op dezelfde wijze de proef doende, was 'er insgelijks geene vermindering van de lucht te befpeuren. g. 114.  OVER. DE ELECTRICITEIT. I4I *§. 124. Koperdraad van dezelfde lengte en dikte tot de proef gebruikt hebbende, was 'er eene vermindering van lucht, van omtrend eene halve maat, van één once groot. §. 125. Vervolgens wierdt de proef genomen met lood-draad, 14 duimen lang en ~ van een duim dik. Door de ontlaading wierdt het draad tot een fijn wit poeder veranderd ; en de vermindering van de lucht bedroeg dmtrend de maat van één once. Wanneer het poeder 'er uit genomen, en in eene kaars gebrand wierdt, veranderde het weder tot lood. De zelfde proef wierdt herhaald in de dampkringslucht: de uitfiag was dezelfde, uitgenomen dat het voortgebragte poeder in mindere hoeveelheid was, en een blaauw aanzien hadt: ook was het vogtig , zo dat het aan malkander hong. §. 126. Dit dus voortgebragt wit poeder wTas eenigzints onverwagt, en bragt mij eene proef in gedagten, welke ik eerst met eene groote batterij te Haarlem deed, en naderhand met dezelfde batterij, van welke ik nu fprcek. Wanneer namelijk eene batterij door een lood-draad, op papier liggende, ontlaaden wordt, maakt het altijd eene donker brui-  14* J 0 H.N CÜIHBE1T50N. bruine figuur, met kleuren getekend, welke meer of min afhangen van de fterkte van de ontlaading; maar het bragt nooit een wit poeder voort, gelijk zo even gemeld is. Ik herhaalde deeze proef met het lood-draad, op papier liggende, en met dezelfde lengte als boven. De ontlaading maakte dezelfde donker bruine figuur op het papier, cn een wolk van witte damp rees in de lucht. §. 127. De proef wierdt ook met tin draad gedaan, in de boven befchrevene toeftel, en in gaz oxijgène. Eene groote hoeveelheid volkomen wit poeder wierdt door de ontlaading voortgebragt, gelijkende naar dat, het welk door het lood voortgebragt was; alleen fcheen het volmaakter wit, en in grootere hoeveelheid te zijn. De opgenomen lucht bedroeg omtrend ééne once. Deeze proef wierdt herhaald in gemeene lucht, waar door ook poeder voortgebragt wierdt, maar in mindere hoeveelheid, en niet zo wit, hebbende een geel aanzien: ook was het zo vochtig, dat het aan malkander hong. Omtrend £ maat van één once lucht was opgenomen. Eindelijk wierdt dcczé proef ook herhaald in lucht, waar in eene gloejende kool was uitgedoofd: hier  over de electriciteit. 143 hier in wierdt geen poeder gevormd, het draad' was tot bolletjes gefmolten, en £ once lucht was opgenomen. §. 128. Op den uitfiag van bovengemelde proeven kan men ftaat maaken; maar voor dat men eenige belluiten nopens het verkalken of niet verkalken van de beproefde metaalen kan opmaaken, blijft 'er nog veel te doen overig. Maar dewijl ik voorneemens was, naar Londen te rug te keereu, wierdt ik genoodzaakt, om voor het tegenwoordig, van het verder voortzetten deezer proeven af te zien. Ik zal dit deel eindigen met het volgende, zijnde een verflag van twee werktuigen , welke wel waardig zijn, om van ieder Electriciteitskundige gekend te worden. Befchrijving van eene Electrometer met Goudihd, (overgenomen uit A. Bennet, New experiment: on Electricitif). „ Dit Inftrument, beftaat voornamelijk uit „ twee fmalle ftrookjes goud-blad in hetmid33 den van een hol cijlindriek glas opgehangen." „ De voet A Plaat i, kan van metaal of s, hout gemaakt worden, en moet omtrend H drie duimen hoog zijn, op dat 'er genoeg- zaa-  144 JOHN CUTIIBEE.TSON „ zaame plaats zij, om het Inftrument te kunnen „ behandelen, zonder aan het glas te raaken. ,, Het cijlindriek glas B waar in het blad goud „ opgehangen- wordt, moet omtrend vijf dui„ men hoogte cn twee duimen middellijns heb„ ben. Het bovenftuk C is van metaal ge,, maakt, en plat van boven, om daar op de ,, verfchillende zelfftandigheden, welker Elcc„ triciteit men wil onderzoeken, behoorlijk te „ kunnen plaatfen. De middellijn van dit bo„ venftyk is omtrend ééne duim grooter, „ dan die van glas , en de rand daar van D „ is omtrend ééne duim breed , en hangt „ evenwijdig met hot glas neder, om dit zui,, ver en droog te houden. Hier binnen in „ is eene andere ronde rand, omtrend half zo „ breed als de vorige, dus gemaakt, dat die „ -boven in het glas kan geftoken worden, en ten dien einde bekleed of overdekt met „ leder, of eenige andere zagte ftof, op dat „ het volkomen zou fluiten, cn dat dus het „ bovenftuk gemakkelijk zou kunnen afgeno„ men worden, om het een of ander gebrek ,, aan het goud-blad tc kunnen herftellen. „ Binnen in deeze rand, en in het midden van het bovenftuk is eene buis vastgemaakt, ,, waar  OVER DE ELECTRICITEIT, Hg „ waar in de houten pen E geplaatst is,welke „ aan het een einde rond, en aan het ander „ plat gemaakt is. Aan deeze zijn de twee „ ftrookjes blad-goud F met lijm, gom„ water of vernis gehecht." „ Zo men goud-blad neemt, kan dit kor„ ter genomen worden, dan zilver - blad. Het „ goud is gevoeliger , maar het zilver laat „zich gemakkelijker fnijden, en is minder „ onderhevig aan het fcheuren door eenig toe„ val. Ik heb mij meestal bediend van goud, „ omtrend twee duimen lang, langzaam tot „ eene fijne punt uitloopende, en aan het „ breede einde van de houten pen vast „ gemaakt. De breedte van het bovenst „ einde van het goud-blad is omtrend „een vijfde van een duim, waar door de „ ftrookjes beter evenwijdig gehouden wor„ den: ook is de Electrieke tcrugftooting „ meer merkbaar , wanneer de punten fmal „ zijn; want ik heb waargenomen, „ dat, wanneer bij toeval een zeer fmal „ ftrookje naast twee evenwijdige ftrookjes hong, het fmal ftrookje zich altijd het eerst „ bewoog." „ Zonder het glas, zoude het goud-blad met K i» de  *4 de geringfte beweeging van de lucht zo zeer ss in beweeging geraaken, dac het in het gess heel niet te gebruiken zoude zijn, en zo de ss Electriciteit aan de wanden van het glas mede gedeeld wierdt, zoude het goud aan»j getrokken worden , en fchcuren: om deeze s» rede zijn aan de binnen zijde, tegen over „ malkander, op die plaatfen , alwaar het goud „ raaken moet, twee ftukjes gepolijst blad-tin 9J G B met vernis vast gemaakt, en in verss binding gebragt met den voet van de Elecs, trometer. De "breedte van dit blad-tin is ss aan den voet een vierde van den omtrek ss van het glas , en loopt naar boven toe in ,, eene punt uit, omtrend van dezelfde hoogte js als de houten pen, waar aan het goud-blad s, gehecht is. Het is breed aan den bodem, ss om dat de punten van het goud blad daar ,, meer nood hebben van het glas te raaken; s, en dewijl de ftukjes blad-tin naar boven toe fmal gemaakt zijn, beletten zij niet, s, dat men met gemak de terugftooting kan *s waarneemcn."  OVER. DE ELECTRICITEIT. Ï4? 5, Befchrijving van een Verdubbelaar van s, de Electriciteit, door welke eene zeer „ geringe hoeveelheid Electriciteit vermeer der d han worden, tot dat dis met gewoone Electrometer s merk3, baar , of door vonken zigtbaar wordt.*' „ Het groot gewigt van een werktuig, ge„ fchikt om zeer geringe hoeveelheden elec„ triciteit te ontdekken, is bij veele Elec„ triciteits-kundigen erkend; dewijl men ver„ wagten mag, dat door zulk een hulp - mid„ del gewigtige ontdekkingen zullen kunnen ,, gedaan worden, zo ten opzigte van de „ Electriciteit van den damp-kring, als van „ fcheikundige proeven , in welken het te ver„ moeden is, dat de Ele&riciteit zich met „ andere ftoffen verbindt. Zedert den ti.'d, M dat de Heer Canton het eerst zijne pit„ balletjes gebruikt heeft, tot dat de Heer „ Cavallo , in plaats van deezen, fijne draaden „ genomen heeft , waar aan balletjes in een ,, glas opgehangen waren, zijn 'er verfcheidett „ aartige en wel uitgedachte Electrometers ge„ maakt: maar deeze waren, zomin als mi ne 3, Electrometer met blad-goud, in ftaat, om zulke Ka » ge-  I48 john cüthbektsob »* geringe mededeelingen van Electriciteit „ merkbaar te maaken,als door denCondenfa„ teur van den Heer Volta merkbaar kon„ den gemaakt worden, welke door middel „ van een dun Electriek bekleedfel in ftaat is, „ om eene veel grootere hoeveelheid electrieke ,, ftof te kunnen aanneemen, dan eene gcwoone ij gcïfoleerde condu  15® JOHN CÜTHBIRTSON „ damp-kring te verzamelen en te onderkennen. Ik ondernam het houden van dit Dagboek op verzoek van mijnen vriend „ den Heer Darwin, welke verwagtte, dat M hier door eenige gewigtige ontdekkingen „ omtrend. den damp-kring zouden gedaan w worden. Ik heb deefe dagelijkfche aante- keningen gevoegd bij mijne befchrijving ,, van den Verdubbelaar, door den Deken van „ Lincoln aan de Koninglijke Maatfchappij, „ aangeboden, en gedrukt in de Phil. Trans. s, vol. 77." w Dit werktuig beftaat, volgens deszelfs „ eerft en eenvoudigst zamenftel, uit twee ge„ polijste plaaten van geel koper, met ifoleen rende handvatten. Het handvat van de eene „ is vastgemaakt aan de zijde van de plaat; 9» en dat van de andere in het midden, „ en ftaat regt op. Zie pi. 1. fig. )2. ,, De plaaten zijn aan de onderzijde gever „ nist , en de handvatten van mahonijbout „ gemaakt, en aan de plaaten gehecht met „ ifoleerende glazen ftokjes overdekt met „ zegel lak." „ Om de Electriciteit uit den damp-kring „ te verzamelen , en geduurig te vermeerde- « ren,  ©ver de electriciteit. 151 „ ren tot dat die merkbaar wierdt, ging ik 33 op de volgende wijze te werk." 33 Bij"* droog weder bragt ik in de open 33 lucht eene brandende flambouw, welke niet „ ligt door den wind kon uitgeblazen wor- den, of eene kleine lantaarn met eene bran33 dende kaars daar in , aan welks bodem door „ middel van eene buis een ifoleerend hadvat „van glas, overdekt met zegel-lak, was „ vastgemaakt. In de andere hand droeg ik een bekleed vlesje. Vervolgens de vlam 33 iets hooger dan mijn hoofd plaatsende, 3, hield ik de knop van de vies daar bij, ges, duurende omtrend eene halve minuut. Op 33 deeze wijze heb ik gevonden, dat men meer „ Electriciteit kan verzamelen, dan door een ,, geifolecrd en aan een Kerk-tooren vastge„ maakt wijd uitfteekend ijzerdraad, gelijk F. Beccaria gedaan heeft. Na dus eene ,, genoegzaame laading bekomen te hebben , ,, keerde ik weder naar huis, en hield daar de knop van het vlesje tegen hét bo-> ,, venftuk van de Electrometer met blad„ goud, op het welk ik de plaat b plaatftc, ,, die met den voorften vinger, over het gc- ifoleerd ftokje uitgeftrekt , aanraakende. K 4 - Door  J5& ^ JOHN CUTHBER.TSON 3% Door deeze bewerking vcrfpreid de in het vlesje je zich bevindende Electriciteit zich over dat „ bovenftuk , het welk tot eene condc§fccrens, de plaat diende, en Elcctrifeert de plaat b „ tegenftrijdig, om dat die met den grond in 3, verbinding is,en het vernis,.alsecngelaaden 33 Electriek ligchaam, daar tusfehen beiden ge33 plaatst is De vies vervolgens weggenomen ,, en de voorfte vinger opgeligt hebbende, wordt de plaat b van het bovenftuk afgeno,, men, en de plaat c op dc bovenfte oppcrvlak« te van dezelve geplaatst, en met den vin„ gcr, welke men over het Hokje van het 9J ifoleerend handvatfel heen rijkt, aangeraakt; „ waar door deeze laatfte plaat tegenftrijdig „ met b gcè'lectrifeerd wordt. Dc vinger ver33 volgens weggenomen zijnde, cn de plaat c van b afgenomen hebbende, begrijpt ieder 33 EIcctriciteits- kundige, dat de Electriciteit 3, van het bovenftuk van de Electrometer , „ en die van de plaat c van denzelfden aart zullen zijn, en ten jnaastenbij in gelijke ,3 hoeveelheid, zo dat de oorfpronkelijke laa„ ding nq, verdubbeld is." Daar na houde ik de rand van dc plaat c „ tegen de zijde van het bovenltuk van de j» Elccuoraeter, en b plaatfende als voorena » en  OVER. DE ELECTRICITEIT. 153 „ en wederom aanraakende', zo werkt zo wel „ de Electriciteit van c, als die van-het boven„ ftuk .beidenop de plaat b .en de fterkte van deeze tegenftriidige Electriciteit wordt gelijk „ aan' die van beiden •, vervolgens c wegneemen„ de, welke nu ongcëlitrifeerd is, neem ik mijne „ vingers van b af, en ligt die op, en c we„ derom daar op plaatfende, ga ik te werk als „ te voren; dus voortgaande met dit verdub„ be'en, tot dat het blad - goud genoeg van „ malkander afwijkt , om de hoedanigheid, '.' van deszelfs Electriciteit te kunnen onder\] zoeken; of, indien het blad-goud 'er eerst " uitgenomen is, kan de bewerking voorgezet „ worden tot zich vonken vertoonen." ,, Bij regenachtig weder hield ik de knop van de vies aan het geïfoleerd handvatfel " van een regenfeherm, of aan een flambouw, *' welke daar onder gehouden wierdt, en op ,' deeze wijze onderzogt ik de electriciteit „ van den dampkring. „ Om tc bewijzen, dat de electriciteit „'wezenlijk verdubbeld wordt, zal het niet ondienftig zijn op te merken, dat het „ blad , goud bij iedere werking zich omtrend tot op eenen dubbelen afftand verwijK 5 » derd »  J54 JOHAN CCTHBEHTSON „ derd, en dat het houden van de plaat e „ tegen de zijde van het bovenftuk, of tegen „ een draad daar in geplaatst, de van een wijking van het blad-goud niet verminderd, „ fchoon in deeze plaatfing derzelver electrici3, teit over eene oppervlakte van eene dub„ bele grootte verfprcid wordt. En zo men a\ aanneemt, dat de laading iedere keer verdub„ beid wordt, het geen niet ver van de waar„ heid afwijkt, dewijl de fterkte gering is, „ zo zal de twintigfte werking de oorfpron„ kclijke hoeveelheid electriciteit meer dan „ 500,000 maal vermeerderen, en deeze bewcr„ king kan zelfs met een verdubbelaar in zynen „ oorlpronkelijken en zeer onvolmaakten ftaat „ in minder dan ééne minuut verricht worden.» Befchrijving van het zamenjiel van eenen verbeterden verdubbelaar. „ Deeze verdubbelaar beftaat uit twee ge. „ ifoleerde en onbeweeglijke plaaten, van „ omtrend twee duimen middellijns, en eene „ beweegbaare plaat, welke insgelijks geïfo„ leerd is, en in een verticaal vlak omge,, draaid wordt, evenwijdig met de twee on- „ be-  OVER. DE ELECTR.ICITEIT. 155 „ bewccgbaare plaaten, en die beurtelings „ voorby gaande. Zie Plaat i. Fig.u." De Plaat A blyft fteeds geïfoleerd, en 9i ontvangt de medegedeelde electriciteit. Dc „ Plaat B wordt omgedraaid, en wanneer die „ tegen over de plaat A ftaat, moeten de ver„ bindende draaden aan het einde van het „ dwarsftuk D de pennen van A en Craaken, „ en een draad, komende van de Plaat B, het „ middenftuk G, het welk gedraagen wordt „ door eene van geel koper, hout, of eenige „ andere geleidende ftof, gemaakte ftijl, welke „ met den grond gemeenfehap heeft. Wanneer in deeze richting aan de plaat A elec„ triciteit medegedeeld wordt, zal d'e plaat B „ eenen tegengcftelden ftaat van electriciteit „ verkrijgen, en verder voorwaards gaande, „ terwijl de draaden te gelijk met de plaat door middel van dezelfde geïfoleerde as „ bewogen worden, zo zijn de plaaten we„ derom geïfoleerd, tot dat de plaat B tegen „ over C komt te ftaan; alsdan raakt de draad „ e de pen in C, gevende die dus gemeenfehap „ met de grond,en deeld dieeenen tegenover„ geftelden ftaat van electriciteit mede van die „ van B, maar van dezelfde foort als die van „ A  J5<5 JOHN CÜTHBE'RTSON. „ A. Het. hahdvatfcl nu verder omdraajende, „ brengt men B. wederom tegen over A, en „ de gemeenfehap maakende draaden A en „ C verbindende, werken zij beiden op B, „ welke, als voren met de grond gemeen„ ichap heeft, en dus wordt de fterkte van j, deszelfs electriciteit ten naastenbij vcr.„ dubbeld, dewijl de electriciteit van C door „ ^/.overgenomen wordt; om dat dc aan,, necmende eigenfehap van A grootcr is' geworden, terwijl B daar tegen over „ ftondt, welke door de gemeenfehap met „ de grond in ftaat gefteld wordt, om eenen „ tcgcngeftelden ftaat van electriciteit te ver- krijgen, genoegzaam, om met dc mede„ werkende dampkring van beiden de plaaten „ het evenwigt te kunnen houden " „ Dus voortgaande met de Plaat B om te „ draajen, wordt deeze bewerking zeer fchie„ lijk en naauwkeurig gedaan " „ De knop / is. aan de eene zijde zwaarer „ gemaakt, dan aan de andere, en aan den „ as gefchroefd tegen over het handvatfel, om .„ tot een tegenwigt voor dc Plaat B te die„ ncn, welke daar door elk ogenblik geduuren„ de het omdraajen kan opgehouden worden.'» „ Niet-  OVER DE ELECTRICITEIT. 157 „ Niettegenftaan.de echter de gefchiktheid, „ en naauwkeurigheid van deczen verdubbe,, laar, wordt 'er altoos eenige electriciteit a, van zelf voortgebragt, zelfs al zijn alle „ harstachtige ftoffen, in deszelfs zaraenftel „ gebruikt, boven eene kaars gefmolten , en „ al heeft men den verdubbelaar, met de plaa„ ten, langen tijd gemeenfehap met de grond „ gegeeven. Ik dacht derhalven, dat deeze „ van zelf voortgebrachte electriciteit niet „ aan toevallige wrijving moest toegefchre„ ven worden, maar aan de vermeerderde „ aanneemende eigenfehap van de zich nade„ rende evenwijdige plaaten, welke haare „ laading zouden kunnen aantrekken en be„ houden., fchoon geene van dezelven geïfo„ leerd ware. Om deeze mijne cnderftelling „ te bewijzen, deed ik eerst mijn best, om „ het werktuig krachtiger en fpoediger van ,, deszelfs laast verkreegene electriciteit te „ berooven, en om te weeten, of deeze van zelf voortgebrachte electrieke laading, 3S welke ik onderftelde te ontftaan uit de „ vermeerderde aanneemende eigenfehap van „ de evenwijdige plaaten, altijd van.dezelfde s, foort zoude zijn." „ Om  I58 JOHN CUTHBEK.TSON „ Om deeze berooving te bewerken, gaf ,, ik de plaaten A en C met elkander ge3, meenfchap, door middel van een metaal„ draad aan beide einden gehaakt aan de ,, twee kleine knoppen aan de achterfte op„ pervlakte van de plaaten, terwijl het ,, midden van deeze draad de ftijl raakte, op welke de verdubbelaar geplaatst is. Een ander metaal draad wierdt gehaakt met het een einde aan de achterzijde van de plaat „ B, en met het ander einde aan de geel„ koperen knop, welke deeze plaat tot een „ tegenwigt dient. Op deeze wijze hadden „ alle de plaaten gemeenfehap met de grond, „ en door het handvatfel van den verdubbe„ laar om te draajen, kon die bij ieder ge„ deelte van de omdraajing van electriciteit „ beroofd worden." Wanneer men zich van dit inftrument bediend , om de electriciteit van den dampkring te onderzoeken, moet de vies, waar in de electriciteit verzameld is, volgens pag. 151, gehouden worden tegen de plaat A, of het geen het zelfde is, aan het met een haak voorzien metaal-draad a, het welk aan deeze plaat vast is, terwijl de plaat B tegen over A  over. de electriciteit. 159 A ftaat. Vervolgens neemt men de vies weg, en draaid de plaat B verder om, tot dat de goud - blad electrometer , welke bevorens aan a door een metaal draad, of eenige andere geleidende ftof moet vastgemaakt zijn, van een begint te wijken. De verdubbelaar, welke de Heer Bennet hier befchreeven heeft, was gehecht op eene houten of andere geleidende voet; men heeft zedert gevonden, dat, zo de voet van glas of eenige andere ifoleerende ftof gemaakt wordt, om het welk te beproeven de Heer Bennet zeer waarfchijnlijk niet gedacht heeft, het werktuig op dezelfde wijze werkt, het zij het geïfoleerd is of niet: het geen op de volgende wijze verklaard kan worden. Het is duidelijk, wanneer aan A Electriciteit medegedeeld wordt, terwijl B daar tegen over ftaat 3 dat, indien de medegedeelde Electriciteit pofitief is, en B gemeenfehap heeft met de grond, die als dan negatief zal zijn, om dat die dan de Electriciteit kan afgeven, welke' door de werking van A daar uit gedreven wordt. Maar zo B en het gantfche werktuig fteeds geifoleerd is, kan dit geen plaats hebben , om dat 2?, als die tegen over A ftaat,  IÓO JOHN CUTHBERTSON ftaat, alleen gemeenfehap heeft met het koper beflag G, en nogthans wordt die altoos zekerlijk negatief, zo dikwils als A pofitief is. De werking moet derhalven dus zijn: wanneer B tegen over A ftaat, en aan ^pofitive Electriciteit medegedeeld wordt, zal B negatief worden, en deszelfs natuurlijke Electriciteit door J G aangenomen worden, cn niet naar den grond te rug gedreven, om dat het werktuig geifoleerd is. Vervolgens B verder omdraajende , komt die in denzelfden ftaat tegen over C, en zal, negatief zijnde, maaken, dat C deeze Electriciteit door middel van de gemeenfehap gevende metaaldraad , altijd onbekend, maar van eene tegenovergcftelde aan ƒ G: zo die van A C D pofitief is, zal die van B J G e negatief zijn, en omgekeerd: zo dat het werktuig, wanneer het gelaaden 'is, altoos in twee verfchillende ftaaten is. Eene negative en pofitive laading, door het mededeelen van electrciteit, wordt op de volgende wijze bewerkt. Men plaatfe eenig pofitief geëlectrifeerd ligchaam in aanraaking met a, terwijl B teL a , gen  IÖ4 JOHN CÜTESERTSOS gen over A ftaat, zo zal AC D door het omdraajen pofitief geëlectrifeerd worden, cn B J G e negatief. Op dezelfde wijze kunnen A C D negatief en B J G e pofitief gemaakt worden, als het geëlectrifeerd ligchaam, het' welk met a in aanraaking gebragt wordt, aiegatief, in plaats van pofitief is. Het zal mogelijk onroodig zijn te zeggen, dat, zo het geëlectrifeerde lighaam, van het u-elk men zich bediend tot deeze proef, eene Leydfche vies is, deeze niet fterker moet gelaaden worden, dan even noodzakelijk is, om te kunnen weeten, of die geëlectrifeerd, en óf»die negatief dan pofitief is, door de electrometer van goud-blad fig. ia pl. r. Deeze moet met a in verbinding gebragt worden, door een metaal-draadje. Hoe de Verdubbelaar door eenen electrisken damp - kring gelaaden wordt. Om deeze proef te doen, moet men groote naauwkcurigheid gebruiken. Men moet niet verwagtcn, dat die gelukken zal, wanneer die gedaan wordt in eene kamer, waar in electrieke proeven genomen worden, dewijl dit  O V ER. DE ELECTRICITEIT. ï6$ dit werktuig altoos zeker daar door aangedaan wordt. Na de Verdubbelaar op eene tafel geplaatst te hebben, met de plaat B tegen over A, en de Electrometer fig. 12 pl. 1 met a verbonden te hebben, zo als boven gezegd is, ncemc men eene glazen buis en wekke daar in pofitieve electriciteit op. Deeze buis wordt vervolgens op zulk eene afftand van a gehouden, dat de electripiteit daar aan niet kan medegedeeld worden, en dat die nogthans door den electrieken dampkring aange daan wordt, het geen men ziet aan het van een wijken van de ftukjes goud-blad. Na de buis dus geduurende één of twee minuuten gehouden te hebben, kan men die ter zijde leggen. Wanneer men nu den Verdubbelaar omdraaid, zal het goud-blad van de electrometer beginnen van een te wijken, en negatief geëlectrifeerd zijn. Zo men lak neemt in plaats van eene glazen buis, om dus eenen negatieven dampkring te maaken, dan zal, door het omdraajen, het goud - blad van een wijken en pofitief geëlectrifeerd zijn. In het eerst geval is dus a A C D negatief, en B G f e pofitief, en in het laatst is a A C D pofitief en B G ff e negatief. Indien men L s deeze  ió6 john cuthbertson deeze proef herhaalen wil, moet het werktuig verplaatst worden, het zij in eene andere kamer, of op eenigen afftand van dc plaats, op welke het ftondt, want anders zou deszelfs eigene dampkring, en die tan het opgewekte electrieke ligchaam 'er op werken, en dus geene de minfte ftaat meer op den uitfiag der proeven te maaken zijn. Na een groot aantal proeven van denzelfden aart, als hier boven gemeld is, genomen te hebben, befioot ik, dat de Verdubbelaar van den Heer Nicholson, een Verdubbelaar is van de electriciteit, welke het werktuig zelf uit den dampkring , waar mede het ómgeeven is, verzameld, maar dat die van zelf geene electriciteit voortbrengt. 4 '