VERHANDELINGEN TJITGEGEEVEN DOOR DE MAATSCHAPPY TER BEVORDERING van den LANDBOUW T E AMSTERDAM. DERDEN DEELS TJVEEDE'STUK. Te AMSTERDAM, By CESAR NOEL GUERIN, mdcclxxxiv.   ANTWOORD OP DE VRAAG, dcor de MAATSCRAPPT, TER BEVORDE. RING VAN DEN LANDBOUW TE AMSTERDAM, In den Jaare 1780 opgegeeven, om voor den i December 1781 beantwoord te worden: Welks wyze is de beste, om de virfchillende foorten van Bouwgronden in ons Vaderland, zonder eens meer dan gewoons bemesting, zo door beplcsging als door verdere bewerking, tot eene grooter en duurzaamer Vrugtbaarheid te brengen? GOOR LAMBERTUS AARTSEN, Lid van de Maaifcfiappy der Kimften en Landbouw te Casfel, en Predikant te Voorhout. Aan welk Antwoord de GOUDEN MEDAILLE is toegeweezen. III, Deed, A 2   Bladz. 5 ANTWOORD OP DE V RAAG'- Welke wyze is de leste, om de verfchülende foorten van Bouwgronden in ons Vaderland, zonder eens meer dan gewoone lemesting, zo door beploeging als door verdere bewerking, tot eene grooter en duurzaamer Vrugtbaarheid te brengen? VOORGESTELD DOOR DE MAATSCHAPPT, TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW TE AMSTERDAM. eeze Vraag, welke de WelEd. Maatfcbappy t,m h,*,nr,h>rinff van den Landbouw aan het publiek zedert eenigen tyd geliefde voorteftellen, beantwoord zo juist aan de algemeene klagten van den Landman, de dagelykfche ondervinding, en de meenigte der Landeryën, welke, in plaats van in een beter, in een flegrer ftaat verioderen, en weinig of geene voortbrengfelen opleveren , dat ik my verpligt vond, om eenige voorgaande Opmer« A 3 kingea  6 'LAMBERTÜS AARTSEN kingen ten dien einde, onder het oog der Man. Mms te brengen, of dezelve misfchien bekwaam waren, om zulke gepaste middelen aan de hand te geeven, welke aan den Vaderlandfchen Landbouw » c gemeen van dienst zyn, en aan het oogmerk van de .VVelEd, ^/^ in de bovenJZds Vraag voorgefteld, voldoende beantwoorden konden Men venvagte niet van my, dat ik in een breed en ingewikkeld venoog van den geheelen Landbouw zal treeden, of dat ik middelen zal aanwyzen,die, of met veel moeite verzeld gaan, of , alt" zeer beredeneert, boven het bereik van den Landman klimmen, fchoon ze daarom niec minder nuttig kunnen zyn; daar deeze, alte verflaafc aan de vaderlvke overleveringen, en afhangende van het oogenblikkelyk geluk of ongeluk van zyne jaarlykfche bouwery, te bekrompen, en te naauw bepaald is, om iets byzonders te durven onderneemen. Veel minder is myn oogmerk om cenige prefecten voor den dag te brengen, die mogelyk in een kleinen tuin of op een enkeld rabatje gelukken zouden, gelyk 'er van die natuur veela voorhanden zyn, welke men by de uitkomst dikwerf ziet, dat den Uitvoerder in 't groot te leur Hellen, of aan den genaakten ophef piet beantwoorden. Jk zal alleen dit vertoog zo tragten in te rigten, dat de middelen, welke ik daar in aan de hand geeve, geen nieuwe Methode, maar wel eene verbetering der oude, en eene verzameling van alle dik bewerkingen behelzen , by welke men zich het beste bevind, enwelke, met elkander verëenigd, eene gewenschte vrugtbaarheid tej Weeg k brengen j om dut  VERHAND ELlN GA " f dus den Vaderlandfchen Landman aan te moedigen, zich niet flegts tot één goed middel, dat hy gebmikt, te bepaalen , maar om by hetzelve alle die andere te voegen, van welke zyne bnuren ook wederom gedeeltelyk gebruik maaken; dewyl het dikwerf gebeurd, dat men, één middel goed gebruikende, en de andere vcrwaarloozende, of'er zich riet op toeleggende, met dit alles geen beter grond noch grooter vrugtbaarheid verkrygt. Ik znl derhalven zulk eene wyze en zodanige middelen met beu-ekkinge tot de behandeling der bouwgronden voordraagen, welke op zich zelfs eenvoudig en duidelyk zyn, welke met de werkingen der Natuur, ■ myns oordeels, het best fchynen overéenteftemmen, cn door de ondervinding bevestigd zyn. §. *• ' In ons Vaderland, het zy wy hetzelve ïn een ruimen zin voor de zeven Provinciën in 't gemeen, of liever in eens engere bepialing voor Hofland en West-Friesland neemen, ontmoet men verfchillendö gro-den, 'c zy van zand, klei, of veenagtige aarde, welke de hoofdgronden uitmaaken, of welkö uit* d- bovengemelde vermengd, en zomtyds met iteentj»s en keizelrjes zyn t'zamengefteld. Van deeze onderfcheidene gronden worden de twee e»rfte het meest beteeld, terwjl de laatste rneestiÜ of tot turf- of tot weyland gebruikt j en zeiden of ooit bebouwd cf beteeld wordt, wel cog zomtyds men peulvrugtcn, als in de $ag« Veenen a4 b*  8 LAMBERTÜS AARTSEN by de oude Wetering, maar mee geen koorn of diergelyke foort van graanen. De Kleigronden, welke wy in de zeven Provinciën aantreffen, worden het meest verbouwd met tarwe, aardappelen, meekrap, vlas, bloemkool, garst, paardeboonen, wikken, enz. als in Zeeland, 'c Briehland, en Rhynsburg, in het Sticht, den Bilt in Friesland, omtrent Camperveen in Overys/eJ. De Zandgronden worden meest beteeld met rogge, boekweit, haver, garst, knollen, enz. tcrwyl de aardappelen, aan beiden gemeen, en zomtyds ia deugd de een of ander weinig toegeeven', gelyk men dit vind in Gelderland, de Ommelanden, de binnenlandfche kust langs Alkmaar, door gantsch Zuidholland, en op veelvuldige andere plaatzen. Van alle deeze foorten van Gronden, fchynt in de meeste Provinciën, byzonder in ons Vaderland, de Zandgrond de meeste te zyn,' en het grootste gedeelte van dat land, 't welk bebouwd wordt, uit te maaken. Ik fpreek niet van de droogmakeryëa in ons Land ,die alle klei zyn, en dus ook bebouwd worden, maar die egter met elkander genomen de kwantiteit Zandgrond in ons land niet kunnen opweegen, want in Friesland is ook daarentegen wederom onder de meeste uitgeveende of uitgegraavene landen geen klei, maar'louter zand te vinden, gelyk de Heer Vegelin van Claerbergen^ zulks reedt heeft aangeteekend. Het is derhalven, naar het onderfcheid van zand  VERHANDELING. 9 zand en klei, dat onze vaderlandfche Landman meest in acht te neemen heeft, dat hy de natuur dier beide kent, de verfchillende bewerkingen daaromtrent in het werk ftelt; en zich overzulks, zal'er iets tot verbetering derzelver, of tot hun grooter en duurzaamer vrugtbaarheid worden aangewend, tot den arbeid aan deeze twee onderfcheidene foorten van gronden wel voornamentlyk moet bepaalen. De Kleigronden immers, die, om zo te fpreeken, het tegengeftelde' zyn van de Zandgronden, zyn'vry vaster en harder, als zamengetteld zynde uit eene menigte taaiagtige en olieagtige deelen, welke zeer naauw aan elkander kleeven, waardoor een geheel land, als in eenftuk, aan elkander, fchynt verbonden te zyn, derzelver deelen zo veele poriën of openingen niet hebbende, en door een taaiagtig llym aan elkander zamenkleevende , welke verbintenisfe grooter of minder wordt, naar maate hetzelve meer aard- of zanddeelen bezit, en meer of minder bewerkt en geroerd wordt. De Zandgronden in tegendeel zyn losfer, derzelver deelen zyn grover en fchraalder, en hebben tusfchen eikanderen wydere openingen, naarmaate het land fyn of grof is, waardoor deszelfs deelen veel minder aan elkander verbonden zyn. En daar de eerstgemelde kleideelen het water meer in zich behouden, meer tegenftand tegen de vefelen en wortels der planten bieden, daar laaten deeze het water fchielyker los, en geeven de wortels meer bot en ruimte, om 'er ginds en herwaarts door te fchieten, terwyl dan ook wederom de onderlinge verbindt'enisfe deezer zanddeelen, naar maate van A 5 meer  io LAMBSRTUS AARTSEN meer of minder bewerking, of tusfchenvoegin* van veiagnge deelen , gebondener of Josfer wo'dr Deete twee zeer verfchillende gronden, welkê men als zwaare en ligte tegen elkander kan ftellc* moet voord een Landman in het oog houden, o ze na hunne vereisen tens tebewerken , dewy het met zelden gebeurt,dat een Landman, verhuLnde van de eene plaats naar de andere, ook van diergelyke gronden verwisfeid. Ik heb verfcheidene boeren gefproken en gekend, welke zich in dit ftuk zeer bedrogen vonden; |en van een kleigrond of van een zwaarder op een Jigter komende, Verbaast ftonden, dat hunne teeldery in verre na zo veel n,et opleverde, als die van hunne nabuuren . welke langen tyd op denzelfden grond gewend wa! ren. Ja het liep zo verre, dat zulks hun geheele rurne veroorzaakte, gelyk ik 'er voorbeelden van gekent heb. Daarenboven doet zich in de hoedanigheid en legging dier beide grónden een verbaazend onderiche!d op, welke op de meerdere of mindere vruchtbaarheid derzelver een grooten invloed heeft en zekerlyk van' het uiterfte belang is, om in aanmerking genomen te worden: Sommige Klei- en Zandgronden leggen aan deZee, dikwerf blootgefreld voor de fcherpe en fnydende Noord- en Noordwesre Winden, voor Zeevlammcn als anderzins, waardoor het fcoo-n ala verzengt, of verkondt; andere leggen weder- om verre binnenslands, bevryd van die fcherpe iugt, welke men aan de zeeplatzen en daaromtrent ge. waar wordt, Som-  VERHANDELING. ik Sommige leggen laag, drasfig, en water'a^tig, zodat dezelve in iommige jaaren maar een goed gewas geeven, de graancn in natte voor- of najaarén door het te veelvuldig water, dat tusfchen de deelen zich invoegt, als verdrinkende, of by harde vorst van elkander fplytende. — Andere leggen wederom hoog, waardoor ze dan of veel geplaagt worden met de Emelt, of de vogtigheid te fchielyk verliezen. Sommige leggen op een zuiveren grond; andere wederom bevatten in zich een harde Oerof Okerkorst, of Katteklei, gelyk de Boeren het noemen, of ook wel een foort van Darry, welke weder ongelyk hoog of diep zit, op welke laatHe al het water blyft Haan, zonder door te dringen. Wederóm fommige hebben een zwaar aardagtig, fomtyds gruizig zand. — Andere hebben op hun oppervlakte fyn rul- en Huif/and, hetwelk by de minde droogte dra door den wind bewogen wordt, waar door het zand en het zaad of op eenen hoop gejaapt, of verdrooid.wordt; zodat op fomrmVe hoeken te veel, middenöp weder niets te vinden is. ï 3- Zodanig heeft de Natuur in ons land de gronden aangelegd, en op verfchillende wyze gefchikt, om . het vernuft van den Landman te toetfen, en op middelen bedagt te zyn, waardoor hy ieder foort van grondi naar verëischten van zyne gedeldheid, of het  li LAMBERTÜS AARjTSEN het overvloedige beneemen, of het gebrekkige vervuilen kan, en met zynen arbeid , de werkingen der'Natuur of vertraagen of begunftigen, en op eene wondere manier kan te hulp komen. Het is immers bekend, dat zy in den fchoot der aarde eene genoegzaame hoeveelheid voedende fappen en vrugtbaarmaakende deelen ten dien einde verfpreid heeft, welke tot den wasdom en groei der planten voütrekt nodig zyn, en welke fjppen zy niet anders kunnen deelagtig worden, dan door haare dunne vezels en hairwórteltjes. Men ziet dit in de jonge boomen, welke, zo lang 'er nog hairwortels aan zyn, verplant kunnen worden en groeijen, maar zonder die verdorren en fterven. Deeze hairwortels dan der planten en gewasfen, en dus ook der graanen, moeten zich tusfchen de openingen der aarddeelen kunnen voegen, aldaar indringen en zich verfpreiden, om in haare buizen die fappen op te trekken,welke tot haaren wasdom nodig zyn. Hoe meer derhalven de hairwortels der graanen zich verfpreiden kunnen, dies te meer fappen en vrugtbaarmaakende deelen zullen zy naa zich trekken, en hoe meer van diergelyke deelen zy na zich trekken, dies te kragtiger worden ze, en dies te groorer is haare vruchtbaarheid. — Maar wanneer de aarddeelen, 'tusfchen welke deeze hairwortels in moeten dringen, al te vast, al te digt op elkander leggen, worden ze daardoor belet in hun loop. Derhalven moeten tusfchen deeze aarddeelen zulke openingen zyn, tusfchen welken zich de hairwortels kunnen uitbreiden. Daar is geen foort van aarde byna, of zy bezit diergelyke ope-  VERHANDELING. 13 openingen, maar 't gebeurt vaak', dat die openingen te naauw zyn, df alte veelvuldig in getal, of alte groot, naar evenredigheid der hairwortels we.ke daar door gaan. Zo zy te naauw zyn, gelyk dit plaats heeft in alte vaste zamengedrongen en zamenkleevende aarddeelen , als in de meeste foorten van klei, wiens deelen de zamenhangenüe van allen zyn, als reeds gezegd is; zyn 'er maar weinige hairwortels die bekwaam zyn door te dringen. Zo zy te groot of te wyd zyn, gelyk dit het gebrek is by de ligte gronden, als zand en diergelyke, wiens deelen weinig verbintenisle met elkander hebben, zo gaan de hairwortels 'er doorheen, zonder de kanten der aarddeelen te raaken van welke zy hun voedende fappen ontkenen'moeten, en trekken 'er dus doende weinig of geen vrugt van. Hier uit moet dan volgen, dat In het eerfte geval, om de taaiheid en alte groote vastigheid der kleideelen te ontbinden, en daarin grooter openingen te maaken voor de hairwortels, de Landman zulke middelen moet in het werk ftellen, waardoor deszelfs deelen losfer gemaakt en meer verdeeld worden, en dit is de eerfte regel in den Landbouw. Hieruit volgt dat, in het laatfte geval, de aarddeelen ook meer verdeeld moeten worden, op dat zy dies te fyrider mogen worden, en daar door digter by elkander komen, maar ook nog daarenboven moeten 'er zulke deelen tusfchen de alte wyde openingen gevoegd worden, waardoor de-  H LAMBERTUS AARTS'EN wortel, onmiddeljk 0e,«lf, deel'nvan 12 Dewyl het derhalven blvkt dar n«. de aarddeelen ^T^-'openingcnnKrcta,,,,^,,,, rai en da ' k™' door de bairwortel, racer Dot „ 1™ d3t mc" '"eren »8 VM alle deelen racer voor den i„„oed e» -nee worden btogefteld, waardoor J*" des gronds racer in bcweesin» ,„ m raaakr wordr, om 2,„e v^l^™™' ^ de planten mede ,c deelen : Zo vo^ar "-' 7 »» <£ ook gtooter * * -, dar ■ En daar 'er, tot no* r0e w^n . urcnSr. bekend zyn, om dit oo^eTk ^^^2 bemesting en bewerking , zo 2aI :ü '°f de om nader aan het oogmerk der o£ eevVrl"' te voldoen, uit deeze ^^^2^ welke fteunen op den aart en natuur van s 1 DV en op de gewoone werkingen der Nat ur 2ï£ middelen afleiden, waardoor de verfchillenl r ten van Bouwgronden tot een grooc lf"" zaamer vrugtbaarheid kunnen Ja ° 1 ? se tot nog toe geweest 2yn. g gC worden>^ 1. Eerst zal ik vooraf a^ntoonen, dat de bewerkt We op het Jand gebragt, en volgens ons voor-  VERHANDELING. IS voörfchrift behandelt, eene grooter en duurzaamer vrugtbaarheid kan opleveren. II. Ten anderen, middelen aan de hand geeven, waardoor de vrugtbaarheid van 't land door beploeging en bewerking vermeerderd wordt. III. Ten derden, aantoonen, dat de hoedanigheid en behandeling van het Zaad de vrugtbaarheid grooter maakt. IV. Eneiodelyk, welke bewerkingen met voordeel kunnen aangewend worden, na dat het zaai in 1 den grond is, of boven denzelven opkomt. Artikel I. ' Men kan de Vrugtbaarheid van het land vermeerderen met dezelve hoeveelheid mest, doch beter behandeld %ynde. §• 4- Men zoude de ondervinding van alle tyden en plaaizen tegenfpreeken, als men ontkende , dat de mest op en in het teclland zyne nuttigheid niet hadt. Het is ons oogmerk niet om zulks te.bewyzen , als men flegtsacht geeft, welke vettigheid en warmte zy de aarde byzet, hoe zy zich tusfchen de aarddeelen, die te los zyn, invoegt, en daarin een wezentlyke fubftantie aanbrengt, waardoor zy de wortels de onmiddelyke genieting vergund, om de vrugtmaakende fappen uit de aarde op te haaien, en andere diergelyke voordeden oplevert; kan een ieder daarvan ten vollen overtuigd worden. Ik ben  lö LAMBERTUS AARTSEN ben derhalven verre van het gevoelen, dat de Heer Tuil, in zyne Werken over den Engelfchen Landbouw, toe een grond van zyn fyftema maakt ■dat de mest fchadelyk en nadeelig voor het land en dé gewasfen zyn zoude. Integendeel durf ik ftellen dat dezelve goed, en in veele gevallen volflrekt noodzaakelyk is, terwyl de fehadelyke gevolgen daarvan aan het kwaad gebruik en de verkeerde bewer kmg moet worden ,toegefehreeven , wanneer dezelve n.et voldoet aan de oogmerken van den Landman. , Ik heb_ toch gezien, dat de meeste Boeren tegen het Voorjaar, als zy haver, garst, en zomerrogge zaa-jen wrllen, de mest, zo als dezelve valt uit hunne mestvaalten, op het land brengen, daar woratze aan groote hoopen neérgeftort, en naderhand nog wat bieren daar geftrooid, de ploeg gaat er over, de verfehe mest aan geheeie flukken 'er onder, het zaad gezaaid en geëgt,en zo is het werk gedaan. Maar de mest is niet fyn gemaakt. Op deeze plaats legt een groote klomp, op geene niets. Hoe kan nu het zaad 'er egaal op wasfen? Welke vrugt kan dat opleveren ? Zy legt misfehien veel fe diep, dan dat zy eenige betrekking heeft op het zaad, wiens wortels niet eens tot aan de mest komen. Zy bevat nog veele zaaden dier planten en kruiden, welke de koejen gegeeten hebben, die niet dood zyn, ja ook nog veele waterdeelen. Sommige brengen deeze nog verfehe mest in dezelve hoeveelheid in natte en koude gronden, wel te vreede als 'er maar mest in is, of ze droog of nat. is, zich weinig bekommerende, waardoor de nat-  VERHANDELING. 17 nattigheid van het land eer bevorderd dan verminderd wordt. . Verfcheidcne heb ik gezien ,0 .brengenze in die cefteldheid, als gezegd is, onder de boomen, die zy planten: zy zetten 'er den boom boven op, als aalbesfen, kruicebesfen, enz. korten tyd groeit de boom weelderig , dan dra verrotten de wortels, ge 'lyk ook die der graanen, of zy verzengen onder de alte groote mest, en fterven eindelyk. Uit dit alte gulzig en overtollig gebruik der mest, vloeit dan ook voort, aat de Landman, die veel teelland heeft, al zyn land op zyn tyd niet eens bemesten kan , maarflegtsnu en dan eens; waardoor op verfcheidene akfcers een fchraale grond, en ilegte vruchten zich vertoonen. Het zyn derhalven deeze Hechte behandelingen , en meer van die natuur, in wiens plaats andere aan de band gegeeven moeten worden, om met dezelve hoeveelheid, zonder eene meer dan gewoone ber mesting, eene grooter vrugtbaarheid op te geeven, en"deeze beftaan dan hierin: §. 5- Voor eerst, dat, gefteld zynde men dezelve hoeveelheid mest heeft leggen op de mestvaalt als ja andere jaaren, men, eer men die over het land brengt, alles daar by en onder brengt, wat men krygen kan, en wat maar verrotten kan, de asch uit den haard, het opruimfel uit de floten, enz. In Gelderland, het einde van Overysfel, het Graaffchap Benthem, en het Munfterfcbe, gebruikt men daarby ULDeellI.Sluk. B de  18 LAMBERTUS AARTSEN de aardkorsten, welke ter dikte van i k 2 duim van de heide worden afgeftoken, dat men plaggen maaijen, en0de zooden zelfs plaggen noemt welke na huis gebragt, onder de mest in de mesteen, gelyk men daar heeft, geworpen, en op zyn tyd in het najaar naar het land met de gantiche verzameling gebragt worden. In die landen, daar men zo veel beesten niet heeft, en egter overvloedjg teelland bezit, ftaan dekoejen enz. op haar ejgen mest en flroo; daar zyn geen groepen als by ons, waarin de mest valt, en dus wordt daardoor de weinige kwantiteit confiderabel te hulp gekomen en vermeerderd; de traagheid is by veelen in ons land, de oorzaak, dat zy zo weinig mest hebben Ik ken een perfoon in Rhyrrfand, die maar zes koejen, en één paard heeft, welke met alles 'er by te brengen, wat hy maar vinden kan zo veel, en ik durf zeggen, meer en beter mesï maakt, dan boeren, welke twintig koejen houden maar welk perfoon ook zo net is niet alleen op zyn mestvaalt, maar ook in het ophaalen der flooten, zo dat er mets blyfc leggen, en dat de flooten altoos fchoon en de mestvaalt als met kunst gemaakt fchynen. -DaaJ by anderen, de zomer en winter al veel verlooren gaat door de flooten of niet in order te houden, ofte laatentoegroeijen, tot merkelyk nadeel van hun eigen land, waardoor het water 'er zo niet afzakken kan; of het geene 'er nog uitgehaald wordt, op den kant van de floot byna verteerd, eer 't gehaald wordt; de mest in de bogt of op de mestvaalt wyd en breed verftrooid legt. Hierdoor vervliegen veele derzelver deelen, fpoelen door regen en Vind af, en  VERHANDELING. IS> en worden dus kragteloos. Eindelyk, tegens dat men ze gebruiken moet, worde ze by elkander verzameld , op den wagen gegooit, en op het teelland gebragt Ten anderen moet men niet ilegts alles 'er bybrengen, wat men krygen kan, om een groote mesthoop te maaken , maar men moet ook een goede mesc maaken. Men moec ze ook doorwerken, en op de mest vaalt doormengen ,by zommigen, die nog wat neerftiger zyn, bekend onder den naam van omzetten. Het beftaat by de meesten daar in,dat zy met de fpaa de mest van de eene na den anderen kant hetonderfte boven werpen. Maar dit is niet genoeg, men moet dezelve nog fynder maaken , en meer vermengen. Hoe fynder immers de deelen der mest zyn, dies te meer land kunnen zy beflaan, dies te fterker kunnen zy werken. De natuur is altyd eenvoudig, en werkt op de eenvoudigfte wyze. De geneesmiddelen, welke ons de Geneesheeren geeven, zouden, die wel zulke groote werkingen doen, zo zy ons de planten, kruiden, mineraalen, fteenen, geheel in gaven; indien dezelve niet fyn gemaakt, en ontbonden wierden, waar door haare kragten zich dies te beter kunnen ontwikkelen? Men heeft gevallen, dat iemant een groote hoeveelheid ruwe kwik heefc opgedronken, en zonder lchade geloost: maar laat die hoeveelheid eens fyn gemaakt worden, en toe Mercurius dulcis of fuolimaius gemaakt zyn, welke B 2 krag-  *° LAMBERTÜS AARTSEN ^ d00ddyke B""erk"f> niet Om derhalven deeze hoeveelheid mest fynder te maaken, en by gevolg ook flerker te doen we lT' 7£t men wanneer men aan het Zit verwerken ». verfeheidene wagens zand op deme tvaalt brengen, en die'er telkens door werken ' n daar mede aanhouden, tot dat alles is omgezetX kan men het nog eens voor de tweedemaal omzetten om dat geene, dat nog te vast, en niet genoeg £ deeld » doorde bewerking en door het zand, het wellc eenefehe.dmg tusfchen de mestdeelen veröoS de hnte der mest maatigt en evenrediger maakt, og fynder te maaken, Huibert Heemskerk, een LnH man in Rhynland, flaat overal bekend voor iemand wiens teeldery altoos voordeelig is en zei den mislukt, tefwyl veele van zyn bunnen, van de vier, wel twee flegte jaaren hebben, maar by Uotit byna de eenigfte , welke zo ieverig is, om op deeze Jaatfte manier zyn mest te bewerken, en met zand om te zetten. Schoon hy net dezelve natuur en aart van grond heeft, als zyn buuren, verkrygt hv niet alleen eene grooter hoeveelheid mest, evenre/ ger na zyn teelgrond, maar ook een beter foort en zelfs grooter vrugtbaarheid. ' Men kan egter dit vermengen dèr mest nog on ■ eene andere wyze doen/'t Zy dat men zulks doet in het najaar, of in het voorjaar, met oogmerk om de mest de geheele Zomer over J houden! zonder dat dezelve veel van haare kragten ver Lest, en uitwaasfemt, om dezelve in het najaar te gebruiken, en op het teelland tot nut van de Win- ter-  VERHANDELING. 21 terro^e te'doen dienen, te weeten: men brengt al de m°est, welke,de Winter door, op de mestvaalt vergaderdis, op een ftuk of hoek lands, hetwelk men raisfen kan, dat nog ruw en beteeld geweest js; men breidze daarop uit; daarna neemt men de ploeg en ploegt dezelve 'er door en door onder; dan ploegt men het nog eens en tweemaal door , en zo blyftze in die üaat den gantfehen Zomer leggen. Vervolgens zet men ze om regenden zaaitydinb.ee najaar met al dat land, en tot die diepte als de pioeg geweest is ; deeze laad men vervolgens op wagens, brengtze op het teelland, dat men beteelen wil, daar op wordze uitgeftrooid, en vervolgens onder geploegd. - Zoo heb ik het gezien van een boer, welke in myn nabuurfchap kwam woonen, en de mmier niet volgen wilde, welke, men doorgaans gebruikt. Toen hy zulks eerst begon, wierdt hy uitgelaghen als geen verftand hebbende:— dan,om kort te gaan, niet tegenftaande aan het land, eer hy 'er kwam, niets gedaan was ; niettegenftaande hy'er'sZomers te vooren boekweit op gezaaid, en van welke hy nut getrokken hadt, doch waardoor hetzeive land in het vuil geraakt was , en dus natuurlyker wyze meer moest zyn uitgeput gaf het zulk een fchoone rogge, als'er in de laatfteJaaren, en dat nog wel zelfs by een neerftige voorzaat, niet op geftaan badde , en is, daar de andere buuren maar een tamelyk^gewas hadden, al mede van de voornaam ften geweest. Door diergelyke bewerkingen wordt de mest zo fyn, en deszelfs deelen zo algemeen verfpreid, dat men 'er naauwelyks eenige mest,, maar. wel B 3 eenej  22 LAMBERTüS AARTS EN eene vette aarde in onderkennen kan Zv hm * deezebewerking ook veel fynder o b/t d 17 ^oOJ worden , en zy iaat zich door'den p oe, op alle p aatfen verdeel™ a« j Ploeg op nedervallem ' ^de 8raaneD en zaade* 5- 7- Het is niet alleen het vermeerderen, het vermen gen en fynmaaken der mest,maar ookde eUS»' w£ deLandm3D in 'c °°g moet houden. Natte fcoude of wateragtige gronden eifehen liever paa £ mest, d,e oud, droog, en verhittende va^San tie -Hooge landen,als zandgronden en ? «fchen daarentegen koejen-mest, die niet te iorS noch te oud is: want is ze te oud, ZOis ze al te 3 verteert en te fchraal, kan zo vee, vetag £ dee en n et uitleveren, en ook zo lang geen frugt dom deelen, de zaaden der onkruiden, welke de beesten S:;*": faake" *» boende ook inTec teelland dat daardoor vervuilt en vol onkruid raakt, bet welk uitfpruit, als men de rogge, haver óf garst met meer kan fchoon maaken; dan ZZ'£ onkruid dat voedzel na zich, dat anders om de graanen kragt bytezetten. Wanneer men in de Kleilanden zand in overvloed *on krygen , zoude zulks van meer nut zyn dan paarde- ofkoe-mest, byzonder inde fterke Lei. D a . tZin ï k,eideden la^er> de ^gheid gemaaugd, en drooger, en in de Zomer zo ligt geen nood  VERHANDELING. ^ n0od om te verharden, noeh in het Najaar of in den Wtater om het water zo zeer in zich te behouden laar door de graanen dikwyls verrotten; dewyl het Zand de kleideelen meer van ekander houd, en Sr dus meer poriën inkomen, die niet alleen warer lust enz. binnen door laaten , maar weke de Uels der graanen beter gelegenheid geeven om Tich uit te breiden. Heeft men egter geen zand en denkt men nod.g, of wil men mest op kleiland tonen, dan moet dezelve of ordentlyk oud zyn, of ;egn uiterften droog en fyn gemaakt, en wel doorgewerkt worden, dewyl zodaanig een mest z.ch befer laat verfpreiden, en ook zo ligt met zamenpakt ' e nieuwe, en zulke die op eene llegte gewoone wyze behandeld wordt. — Dan, dewyl de Klei* Jonden door de veelvuldige bewerkingen meer verbeterd kunnen worden dan door de veelvuldige bemesting, gelyk wy ftraks zien zullen, en « geene Verhandeling over de bemesting zo zeer, ais wU hoe het land door eene verbeterde bemesting geprepareerd wordt, en, de oude gewoonte der bemesting pelyk gefteld zynde, natuurlyker wyze vrugtbaarder wordt! zoek te fchryven : Zo heb ik alleen willen bvbrengen, om aantetoonen.dat de manier derbemesting ook zyn invloed heeft op eene meer of minaere boeveelheid der producten , welke 'c land oplevert; en derhalven moet de Landman, zal hy door zyne bewerking het land in een goeden Haat brengen, deeze voornaame bewerking omtrent den mest laaten voorgaan. Hy dient met de bewerking van zyn land te beginnen, dewyl hy zomtyds anders, indien de vrugtbaarheid van zyn land aan zyne oogmerken B 4 E1C^  H LAMBERTÜS AARTSEN niet beantwoordde, de fchuld daarvan of aan den grond of aan zyne bewerking, welke wy hem: voorfchryven zullen, zoude toefchryven, daar dezelve, in zommige gevalJen) geIyk wy bovengezien hebben, in de bewerking der mest alleen te zoexen is. Artikel II. De vrugtbaarheid van het land wordt grooteren van i langer duur, naar maate hetzelve geftadigèr en verflandiger beploegt en bewerkt wordt. §. 8. Schoon wy gezien hebben, dat de mest op de bovengemelde wyze bereid en gebruikt, veel meerbewerkt wordt, en uit diemnoofde van veel meer nut js dan op de gewoone wyze, en dus de Landman zich veel grooter voordeden bdooven kan: Zo zyn 'er des niettegenftaande verfcheiden geval. Jen waardoor hy in de noodzaakelykheid gebragt wordt, om andere wegen in te moetenflaan om zyn land te verbeteren. Zomtyds kan hy zyne beesten fchielyfc verliezen tegen het Najaar, waardoor het hem aan mest ontbreekt. Zomtyds kan hy een Kleigrond hebben, op welke de mest van weinig nut is. Zomtyds kan zyn grond, die hy beteelt, koudelyk zyn, veroorzaakt door een Dary.fchil, welke 'er onder zit, en op welke het water blyft Haan, op welken grond hem. ' ~' dik'  VERHANDELING. dikwils zyn geheele bemesting niets helpen of baa- ^De^vrugtbaavheid der aarde, zo yan Zand als Klei, wordt ook meer bevorderd door eene geduunge; bewerking dan door eene geduurige bemesting. Want, behalven dat zy op alle landen niet even COed en nut is, is ze dikwils zeer duur, en de. Landman heeft al dikwyls te veel teelland, dan dat hy zulks door zyn eigen Vee zoude kunnen bemesten, en ze brengt, gelyk gezegd is, zo ze met goed bewerkt is, veele onkruiden in het land, welke er niet anders dan door eene goede bewerking zyn uit. te krvgen. - Terwyl met dat alles de bewerkingen aan alle landen en voor allerlei gronden even nuttig en goed zyn, en op ieder dag her vat kunnen worden; waardoor ook de aarddeelen meer geroerd , lugdeer, meer blootgefteld voor den gezegenden invloed derlugt, dauw, fneeuw, en regen, en het uuftoelen en uitfpruiten der graanen gemaakt worden. Onze Landman weet van twee inftrumenten in t byzonder, te Jpaa en ploeg, dienende om zyn land om te zetten, los te maaken, en zo te verdeelen, dat het blootgefteld wordt, en bekwaam ter ontvanging van die vrugtbaarheid, welke tot den wasdom der graanen noodig is. — Deeze twee inftrumenten kunnen hem , of afzonderlyk, of verëenigd met eene welbewerkte bemesting, zyn geheel onderhoud, en zelfs een groot gedeelte van zyn rykdom bezorgen terwyl de verwaarloozing daarvan bekwaam is, om'zyn land onbruikbaar en onvrugtbaar, zyne vrugten klein en gering, en hemzelven ongelukkig te maaken. En evenwel is het te verwonderen , dat B 5 ver'  2<5 LAMBERTUS AARTSEN verfchdde Landlieden dit zo niet waarneemen, als t behoord, en als in 't voorbygaan dit ftuk behande. len; daar het bewerken van het land ondertus'fchen de ad van den Landbouw is. Veele redenen hiervan by te brengen is myn oogmerk niet. Egter is het te beklagen, dat, daar alle Weetenfehappen in deeze laatfte Eeuw tot verhevener trap geraakt zyn, de Landman altoos vast by zyne oude gewoonte blyft; niet door gebrek van uitvinding, want wat is 'er niet al nuttigs en nieuws in onze dagen gefchreeven, maar by gebrek van kenms en vaardigheid blyfthy verkleefd aan de bewerking naar de wyze zyner Voorvaderen. Myn oogmerk is niet, om hem op een oogenblik hiervan te doen afwyken,maar hem allengskens daarvan te verwyderen, met hem te toonen, dat hy door eene betere beploeging en bewerking, het naastbykomende aan zyne gewoonlyke behandelingen zyne teelgronden tot grooteren duurzaamervrugtbaarheid kan brengen. Wat ploegen is, weet eenieder: te weeten, dat het dat werk is, dat gefchiedt op bouwgronden,of op zulke die eerst ingeftooken worden, waardoor met behulp van paard en ploeg, de aarde, zand of klei het onderst boven gekeerd, aan ftukken gebroo. ken, verdeeld, en losfer gemaakt wordt: en jner blykt uit de derde Paragraaph, dat hoe meer deeze verdeeling en bewerking gefchiedt, dies te meer vrugtbaarheid verkrygt • het land; want, wanneer de haarwortels zich niet vry in den grond kunnen uitfpreiden, kunnen zy uit denzdven geen genoeg zaam voedfel voor de planten opleveren, die mager en fchraal bly ven: maar als men metkragt van arbeid de  VERHANDELING. gg de aarddeelen zo fyn gemaakt heeft, dat de hairwortels in al deszelfs kleine holligheden kunnen doordringen, kunnen zy de planten het genoegzaam voedzel verfchaffen, en met kracht doen groenen. Derhalven is het middel, waardoor de Landman deeze wasdom bevorderen kan, niet alleen het ploegen , maar zulks op de beste manier, en zo veel mogelyk is te verrigten. §• §• Hetwelk dan is vooreerst geduurig ploegen, en dat zowel voor zwaare als ligte gronden, met dat onderfcheid intusfchen, dat kleigronden, als vaste zynde, veel grootere en meerdere bewerking noodig hebben dan zandgronden. Het werk, dat de Landman doorgaans gewoon is in den klei te doen, ftrekt zelden weinig tot verbetering des gronds;het . uitwerkzel daarvan is flegts, dat men doorgaans geheele klompen klei het onderfte boven werpt, of wegfchuift, welke onder elkander al te groote holligheden hebben, of ieder op zichzelven nogal te vast zyn,dan dat de graanen daarin genoegzaam groeijen kunnen ; men moet derhalven door herhaalde beploe^ingen deeze klei-bonken meer en meer breeken en klein maaken, de aarde wordt daardoor losfer, en in een ftaat gebragt, welke met de graanen beter overeen komt, en welke ftaat niet beter kan onderhouden worden, dan door het geduurig omploegen^ dewyl anders in 't kort deeze kleibonken wederöm op elkander pakken, toezuigen,' en den groei der graanen beletten. De zand- of ligte gronden behoeft men niet te vreezen, dat haare kragten verliezen  28 LAMBERTUS AAR TS EISF liezen zullen , of door het geduurig ploegen zullen worden uitgeput, indien het gedaan wordt in de oveiëenkomltige jaarfaizoenen; en wel is bet voor diergelyke gronden ook ten hobgften noodig, dat haare deelen geduurig omgezet worden. Voor eerst om dat het zand, niet in beweeging gebragt van zich zeiven zeer zwaar op elkander pakt daar door wordt de beneden grond vast, en niet bekwaam om de hitte der Zon genoegzaam doortelaaten.' Ten and, ren , worden door het geduurig ploegen deszelfs inwendige deelen meer en meer aan de . werkingen der ïugt, wind, fneeuw, en regen blootgefield. p Ten derden, kan de mest, welke 'er onder is beter optrekken, en na omhoog in de buifen der' hairwortels haare vrugtbaarmaakende fappen laaten opzuigen; de grond kan van onderen inden voortyd beter opgeeven, en de veelvuldige onkruiden wor« den door dit middel uitgeroeid. Hoe het geduurig ploegen den grond verbeterd en vrugtbaarder maakt, daarvan heeft du Hamel in zyn Werk, de B gmfelen des Landbouw^ tweede Hoofd: tweede Boek, verfcheide proeven en perfoonen bygebragt, welke de waarheid daarvan be vestigen. Ik zal alleen ten voorbedde bybrengen het Braaken der Bouwgronden. ' ' Onder Utree* by FFyk te Duurftede, aan den Tsfel en Leek ,s het land binnensdyk zwaare klei welke met 6 a 8 paarden moet bewerkt worden, het welk om de 5 a 6 Jaar daar byzonder gefchied als het land gebraakt wordt, hetgeen men daar noemt zomervaagen. In dien zomer wordt het j a 6 maal om-  VERHANDELING. ^ omgeploegd, en meesten tyds mets op verbouwd, SenSe vervolgen, met eens a > ™al ploegen wede1 5 a 6 Jaar agter elkander beteeld worL Zoo men dat daar niet deede, zoude men daar op het laatst wederom zulk een harden en vasten grond krygen, dat 'er weinig opwasfen zoude, behalven dat het onkriud hun den ba s zoude fpeelen.— Het land is dat Jaar en het vol?ende veel vrugtbaarder dan de laatste Jaaren, en vermindert naar maate dat de 5 a 6 Jaren teneinde l£>InPeDde zandgronden te Voorhout, Noordwykerhout, de Vogelzang tusfchen Leiden en Haarlem braakt men ook het land, om 'er wederom een nieuwe vrugtbaarheit aan bytezetten, doch her geta der Jaaren wordt volgens geen vasten regel bepaald. Het is naar dat, landman naarftig is, en naar dat, t een naarltig landman nuttig oordeelt, of zet dat zyQ land abfoluut niet meer wil geeven Het wordt in het voorjaar eenige maaien geploegd en geegt. Men teel. 'er in den zomer de zo genaamde braak knollen op. Dan wordt het nog een reis of twee geploegd, en men zaait 'er winter-rogge m, ook Lr dat gevolg., dat de grond het volgende en naastvolgende Jaar, de faifoenen gelyk geftoU, vee vrugtbaarder is dan voor dien tyd, eer het gebraakt Ik beroep my verder op de ondervinding, weke ons zal leeren, dat de neerftige boeren, Tefke hun land meest beploegen in meerder en behendiger vrugten hebben, dan die geene welke hun land weinig bebouwen. —  30 LAMEERTUS AARTSEN Huibt. Heemskerk een boer van welke wy nog eens gefproken hebben, en die by een goede bemesting een onvermoeide arbeid voegde, bad 'sjaarlyks op zyn teelkroften altyd goede rogge en beste graanen. Nooit heb ik hem finaal flegte Jaaren zien hebben, maar zyn buuren dikwils. Zyn goed was altyd even zuiver en mooi, en zyn land altyd in order, maar zodra was ook het groen, de knollen of aardappelen 'er niet af, of hy was teja kens met den ploeg en fpaa 'er by. Dit zelve land, diezelve kroften, door uien hy van die wooninge vertrokken is, en de wooning het ongeluk gehad heeft, om drie Jaaren agter elkander van boer te veranderen, is nu zoo onvrugtbaar, ten mmften geen graan beter dan alle landen daar omtrent, ja erger vervuilt dan ooit bekent geweest is, om dat 'er in de 3 Jaaren geen perfoonen geweest zyn, die, om hun kort verblyf iets konden of wilden onderneemen; terwyl het vrugt gebruik 'er van, gelyk men zegt, toch voor hun opvolger is. Derhalven befluit ik hier uit: — brengt het braaken en het geduurig bewerken, zoo in klei als zandgronden , een grooter vrugtbaarheid te weeg; zoo is dan geduurige beploeging van den bouwgrond volftreke noodzaakelyk, en zonder dit is 'er geen wezendlyke noch duurzaame vrugtbaarheid te erlangen. Derhalven moet een landman, zoo dra zyn goed van 'c iand is, geen oogenblik uitftellen, om zyn land van nieuw af te beploegen; geen tyd verzuimen, om het zelve om te werken, en in het geheel niet ongemoeit laaten leggen, zonder 'er iets aan te doen, welken tyd van het Jaar het ook wezen moge, in-  VERHANDELING. 0 3t indien hy niet door de harde vorst, de alteuïtdrogende hitte, en zwaare regens wederhouden wordt, §. 10. Het is niet alleen het geduurig ploegen, maar ook de bchoorlyke diepte tot welke men ploegen en hec land roeren moet, — Hoe dieper de landman ploegt, hoe verfeher grond hy boven krygt Dit kan op eenmaal niet gefchieden. Een ploeg gaat zelden dieper dan 6 duim op het hoogst, dikwils pas 4 a y duim. Om dit te doen heeft men verfcheidene manieren uitgedagt, of door het telkens over te ploegen in het zelve voor, of, gelyk men wel doet te Rhynsburg in de klei, en op fommige plaatzen van Rbynla/.d, met twee ploegen agter elkander in |hec zelve voor. In het Graaffchap Bentham is het de gewoonte, dat men, na verloop vanYommige jaaren, dat het land niet is geploegd geweest, en men of verfeher grond begeert, of het onkruid meer wil uitroeijen, het land ploegt zoo diep men kan. Terwyl nu de ploeger beezig is met ploegen, zyn 'er wel 16 a 18 menfehen gereed, om hem optewagten by het voor, door welke hy komen zal. Zoo dra de ploeg voorby gaat, ftaan zy langs dat voor, in welk de ploeg gaat voor het eene tor het ander eind gereed. om met fpaden het beploegde voor nog dieper uittegooijen, en om te zetten: door dit middel krygen zy dieper grond boven,dan de ploegbereiken kan, en deeze methode,daar veel gebruikelyk, noemt men noelen, daar behooren zekerlyk veel menfehen by,  32 LAMSERTÜS AARTSEN by, doch als men begrypc d3t alle knegten en meiden uit de buurt dan deeze, dan wederom geene helpen, voor niets anders, dan de kost op dien dag en volgende, zoo begrypt men ook, dat dit weinig kosten veroorzaakt. Evenwel kunnen e§ mogen alle foorten van gronden niet even diep beploegd worden. De kleigronden hebben zulks het best van «noden, om dat hoe dieper men komen kan, hoe losfer de grond gemaakt wordt.Maar de zand-gronden behoeven die diepte niet, Uit hoofde van den aart van haar grond, welke losfer is en daaröm'fchielyker zyn vogt zoude verliezen, voornamelyk indien hy niet fubftantieus genoeg is. — Evenwel komt 'er door het diep ploegen meésten tyd een zwaarder, en beter grond boven, fchoon men ook wel een ilegter krygen kan, hoe wel zelden met den ploeg. De Landman, veronderftel ik ook, dat weet, welké de natuur van zyn land is, en welken grond ,'er onder zit. Ook kan dikwiis de grond, die 'er onder zit, door het nat boven-werken verbetert worden; terwyl de zaaden der onkruiden en het onkruid zelfs, als het gefchied in een tyd dat die kruiden nog niet ryp zyn, daar door worden uitgeroeid en verdelgd, die anders-als ze wat te hoog zitten,Jigtelyk afflaan, gelyk wy ftraks zien zullen. § tl Behalven het ploegen tot een behoorlyke diepte, moet het land ook teffens digt beploegd worden, dat is, dat de vooren zeer naauw aan elkander liggen moe-  VERHANDELING. 33 moeten, en Jat de reggén,gelyk men doorgaans26 noemt,de tusfchenruinitenstusfchen de vooren zeer naauw of liever fma! moeten zyn; op deeze reggen immers blyft geen Land leggen, want het wordt door de egge in de voor gefleept of geftöten : derhalven hoe wyder en grooter de tusfchenruimtens of reggen zyn, dies te meerland is'er onbruikbaar en ledig niet alleen, maar daarenboven blyft op da reggen dikwyls een vaste korst zitten, waar op het vuil dies te meer groeit, dat fterker dan hetkoorn wast. Hier doorgaat 'er dan meer land verloren dan 'er bezaait wordt; behalven dat het zaad, hetwelk op de reggen valt, of niet opkomt, of zoo het van dereggen in het voor valt, daar door veel te dik by eikander komt te vallen ; en derhalven te fpilligopfchiet. Het ondcrfcheid van het ploegen knn men zien als het Koorn uitfpruit. Men ziet dan eerst, hoe wyd by^fommigen de reggen zyn. Ik heb iemant gekent, welke 3 morgen zullende beploegen, zulke wyde reggen maakte dat men uitrekenen 'kon', dat hy één derde deel meer dan andere Het verloren gaan. By dit Artikel kan men ook nog voegen, dat het land zoo beploegd moet wordeö, dat het niet van binnen hol, maar rond legt, want legt het hol zoo kan het water 'er niet afzakken en het land verkoud teveel, de zaaden verrotten, of barsten eer zy uitloopen. Dit kan men doen, als men uit het midden van den akker ibegint te ploegen ; men noemt het daarom van den akker ploegen , daar door wordt het land veel glooiiender aan he'de .kanten ter afwarering, als dat men eeQ land van 111. Deel 11. Stuk. Q ftuk  34 LAMBERTUS AARTSEN. ftuk afaan begint. Hoe kleinder akkers men nu maakt, boe minder gevaar men heeft om ze plat of hol te krygen , dewyl men door de groote akkers de breedte, en dus ook de platheid vermeerdert, en de rondheid verminderd. Ik zal nu niet zeggen hoe noodzaakelyk het is dat de Landman in laage, koude landen» by natte faifoenen, verfcheidene greppen of waterleidingen in zyn land moet maaken, om het water aftetappen, dewyl deeze en meer diergelyke zaaken een goedLandman moeten bekend zyn, en wy alleen dat maar behandelen, waarop byden landbouw geen genoegzaame acht geflagen wordt, 't welk egter de grond der vrugtbaarheid veroorg zaakt» §. 12. Dan alfchoon het land al dikwils beploegd, en op de regte wyze ter behoorlyke diepte overeenkomftig de legging der gronden bewerkt word, egter word daar door de grond niet veel dieper dan 8 a 10 duim geroerd. 'Er zyn verfcheidene onkruiden, als Spery, Unjer of Katteftaert, Bent &c. welke met 'er tyd of met het zaad dat gezaaid wordt, of door onachtfaamheid, of door een ongeftadige of te weinige bewerkinge zoo van mest als grond in het teelland komen. Sommige van die onkruids-zaaden kunnen verfcheidene jaaren in de grond leggen zonder te bederven, en offchoon het land al eens geploegd wordt, krygt men ze doch dikwils weder boven; Dus heb ik een land gezien, „daar 's zomers boekweiL.op geftaan hadt, dat  VERHANDELING. 3S dat niet gewied was , om dat zy liegt Haagde s en door de regen op het land verrotte, waardoor dit land bygevolg zeer vervuilde. Men zaaide 'ei daarna Winter - rogge op, die goed uitviel, daarna Knolzaad op de ftoppelen, die door de menigte van het onkruid, dat door het vroegere ploegen der Winter-rogge 'er onder geraakt was, en met de knollen wederom boven kwam', verflikte. Het onkruid kon niet anders dan met veel grooter kosten, dan de knollen konden opbrengen,'er uitgewied worden , weshalven men het een eri ander moest laaten ftaan. Ten anderen zyn 'er verfcheidene gronden onder het bereik van den ploeg, welke op een onderfcheidene diepten zitten, die of beter zyn dan de boven grond, of flegter, en het land koudelyk maaken, gelyk wy reeds gezegd hebben, dat 'erDary, een ioort van Veen is, welke zodanig op elkander pakt, eTat het water 'er op blyft ftaan en men naauwlyks met de Spit-graaf 'er door kan komen; ook is 'er Oehr, een foort van Yfer-Smet, welke hetzelfde té weegbrengt, en in 't land nog erger is. In alle deeze gevallen moet men zeggen, dat het ploegen dikwils vrugteloos is, weshalven meri dit niet anders kan overwinnen dan óqoï het/pitten of: liever delven, daar door kan men den grond roeren zoo diep men wil, men werkt de aarde, die goed is en diep zit, bóven> dat een ploeg niet doen kan; men laat het vervuilde land onder in het diepfte Hey vallen, zoo dat de onkruiden by geene andere gelegendheid dan door eene weder verdelvinge, wel* ke niet dikwils gefchied, kunnen boven komen. C a In-  36 LAMJ3ERTUS AARTSËN. iudien 'er Dary of Olhr zit , worden die banken doorgedolven , en dat land, dat eertys kond en wateragtig was, kan nu al 't water volkomen laaten doorzakken , dewyl de Dary eens doorgedolven zynde, fchoön dat hy onder de oppervlakte blyfc nooit wederom zoo zamenpakt, en vast vereenigt, als te vooren. Het land wordt 'er ook gelykerdoor, en dat,het welk door een onkundige hand te vooren verwaai loost en hollebollig lag , verkrygt daar door we. derom een goede legging. De nutttigheid zoo van het diep ploegen als by-' zonder van het fpitten of delven, is volgens het getuigenis yanDuHamel in alle dieftreeken van Vrankryk bekend, alwaar de landbouw in deszelfs grootfle bloei is, maar zelfs ten tyde van Catoen Columella verkreeg Italiën daar door een nieuwe luifter Men noemde het pasfönatio, by ons verdelving. Zie Colum; li. B. 3de Hoofdeel. Êonder dit kan de Landm.in het vuil nooit meester worden gelyk in Holland ook de beste boeren getuigen kunnen, dat dit het eenigfte middel is, dat 'er nog over is , om de kouwelylheid uit den grond wegteneemen. Integen 'eel, dit eens gedaan zynde,kan men van veel duurzaamer en ook bygevolg grooter vrugtbaarheid verzekerd zyn. Het meeste land , dat tot aardappelen gebruikt wordt, moet ook gedolven worden, om dat de ondervinding dikwils geleerd heeft, dat de geploegde akkers , icbraale , kleine, en weinige aardappel» opleveren. Ik durf my op het getuigenis van .die boeren beroepen, welke de meeste vrugten van  VERHANDELING. 37 van hun land trekken, en op den duur fehoone akkers hebben, of 'er wel iets boven defpi-graafgaat, en ofzy hec met zeive, en voor aardappel-land, en voor 't vuil en om verfehe grond boven te krygen, en ter verbetering van een koudelyke grond, wrar op zonder dit niets veel groeyen w'1, met veel vrugt in het werk Rellen. Vericheiden ken ik, welke het niet doen , van wegen de uitgeftrektheid en te veelheid van bouwgrond, maar wiens landen ook zeer fobere ickomftcn opbrengen, en dat zelfs ingoede jaaren, terwyl anderen, die 'er meer werk van maaken, een overvloed hebben. Het is waar zal iemand zeggen, dat het goed is, maar het is veel kostbaarder, het duurt langer, en is moeyelyker? Dan is het niet beter eenmaal die kosten te doen ? Men kon het dikwils immers met zyn eigen volk verrigten'? is het niet voordeliger dan bvna altoos een maatig, en veelal een ongelukkig, en in 't geheel flegt geflaagt gewas te hebben. Het duurt langer, 't is waar, maar men begrypeook, dat hier daggelders en boeren knegts genoeg zyn, die niet flegts 20 of 26, maar zelfs 40 vierkante roeden lands in een dag omfpitten. Berkhey fpreekt, in zyne Natuurlyke Hiflorie van Holland, van zulken die m elf dagen vyf hond, dat is 500 roeden affpitten. Men begrypt dan ook ligtelyk, dat men wat avanceert- dat het in een wintertyd gefchieden kan, by open weer ais de boere knegts niet veel te doen hebben, en daggelders zyn 'er dan ook doorgaans te krvgen. Moeyelyker is het ook met. Een boere knegt die het gewend is, zal liever fpitten dan agterden ploeg loopen of dorfchen, de boer C 3 zal  38 LAMBERTUS AARTSEN zal zich die moeite wel kunnen getroosten, als hy ziet, dat zyn land beter en zyue inkomften 'er door grooter worden. S. 13. Wanneer het land nu in die order gebragt is, is 'er nog iets dat hier te pas komt, namentlyk, 'das men in de landgronden of zwavelagtige kleygronden, de men, gelyk wy te vooren gezegd hebben § 4- 5, bearbeid zynde, oppasfen moet om dezelve niet te diep te leggen: want is ze fyn gemaakt en wel doorn werkt, dan kan ze onder in den grond dat jaar weinig nut doen , als ze te diep legt ; j3 ?e niet fyn gemaakt, en volgens de gewoone manier behandelt, zoo vergaat en verteerd zyinden grond Verfcheiden heb. ik zien fpitten, welke, nadat zy de mest op de gemeene wyze by (lukken en brokken over het land geftrooithadden, in een dubbeldHey Ronden, en de mest van de kruin van het land tot op den grond van het hey nederwierpen j waarboven dan twee fpit diep of hoog aarde overheen kwam Welke nuttigheid kan deeze mest hebben, of doenmen moet ze een duim of 3 onder den grond leggen'' en fommigen, die zulks ook bevonden hebben , wer' pen de mest over het land, na dat het gefpic of ver dolven is, en na dat ze de mest geftrooit hebben punten zy dezelve, gelyk zy het noemen, meteen mestgreep of fpade in den grond, tot een behoorly, ke diepte. Voornamentlyk is dit goed voor devrugten, dieniet te diep leggen, als fommige graanen erwten, wikken, bponen, dcc. De vrugten,, welke* dje-  VERHANDELING. 39 dieper leggen, vereifchen ook, dat ze niet in de mest leggen , maar da: de mest een weinig onder dezelve geplaatst word. Artikel III. De Hoedanigheid en behandeling van het zaad maakt de vrugtbaarheid grooter: §• 14- Het is niet alleen een goede bemesting, veTgezelt met eene geduurige bewerking, welke het landen de teelgronden op den duur vrugtbaarder maaken, maar het is de hoedanigheid en behandeling van het zaad,welke op de vrugtbaarheid aanfpraakkan maaken, en te gelyk ook met de bovengemelde bewerkingen de vrugtbaarheid verminderen en vertraagen; hoewel het ook waar is dat goed land eerder flegte zaaden en planten goed, als goed zaden planten ilegt land goed zullen maaken. — Derhalven zullen wy nu voordraagen, welkè gefteldheid het zaad hebben moet, en op welke manier en wyze het best behandeld moet worden, om daar door tot de algemeene ivrugtbaarheid mede te werken ; en daar toe dienen dan deeze volgende aanmerkingen. §• k> Dat het voor eerst goed zaad moet zyn dat men 'er op zaait, want klein zaad of graanen uit de door koude, regen of hitte tqegefiaagen airen, zyn of C 4 niet  4° LAMBERTUS A ARTS E W. nietrypnoch volwasfen, ofzyn aangeftoken en ver, droogt. D« kan men ontdekken, als het zaad, of debmtenich, te veel gerimpelt,enzamengetrokktn m. Zo dezelve niet vol, glad, en rond is, word daar door veroorzaakt dat het middelde pitje , of het vrugtbaarmaakende fpruitje vergaan is en geftorven, waar door 't graan in de aarde zynde nietrp. komt, or ook door muffigheid verflikt eH befchim. meld, of zoo het met andere graanen ofzaaden ver■engtis, verwekt dit, als opkomt,(eenverbaasde onregelmatigheid, en het zaad, dat niet gen, eg gezuiverd u £en menigte van onkruids-zaaden by zich, welke den gantfchen oogst dikwils te leur ftel, icn, daar egter zoo veel van afhangt. S. i door te dzaa^ ien verfpilt hy immers dies te meer zaad , daaidoor iomen Se g/aanen ook al te digt by elkand-op zoo dat zy die kragten niet kunnen optrekken, wdke zy noodig hebben, dewyl 'er te veel zyn. Hier door dat de Roeien enkel zyn, en fpül.gopfchieten en daar 'er minder gezaaidzynde, meer ruimte was om oitteftoelen.de graanen nu, in P'««^» ^ fcheidene halmen op een ftoel, nu maar e^eWe halmea hebben. - Men weet dit toch, zowel als men weet dat de boomen, hoe digter by elkander gezet, hoe reg-  4* LAMBERTÜS AARTSÊN. ter en donder zy opfchieten, dat een grondregel in de Boomkwekery is. Even zoo is't met de graanen gelegen. Met aandagt heb ik verfcheide akkers een weinig voor d;n oogst doorgezien ; 't koorn dat midden m, en zelfs maar een voet van de kanten ftaat, heeft op zyn hoogst niet meer, dan 4 a y fpranken, wel honderd maal maar één fprank uit een ftoel of graan; terwyl de graanen, welke aan de kanten gevallen zyn, 't zy op de hoeken der greppen of zoomen van 't land, dikwils 12, 16, ja 24 fpranken hadden uit een ftoel, en dat niet in een enkeld geval, noch de gantfche kant niet alleen van één teelkroft, maar zelfs van meer dan 30, a 40 teelkroften, welke ik gezien heb; want'wilde ik fpreeken van byzondere uitftoeüi gen in extraordinaire gevallen,men heeft 'er byna ongeloofelyke voorbeelden van in de werken over de Engelfche Landbouw. Dan veele zyn daarvan in tuinen gefcbied, met handen graan voor graan gepoot. Men kan daar zoo niet opreekenen. Alleen kan men uit't bovengemelde leeren, dat de graanen en zaaden by veele onzer landlieden te dikgezaaitworden, datzedoor haar veelheid de oorzaaken der vrugtbaarheid vertraagen, 't land uitputten en niets opbrengen, uoch aan ftroo, noch aan koorn, dat een gedeelte zyn wasdom maar bereikt, terwyl het tweedekwynende ftaat, en het derde fterft. Het gevoelen der landkeden is in dit ftuk zelfs verfchiilende, en zyn 3t zelfs niet eens. Veele zaaijen 3 aggelen of if zak rogge op een morgen, men krygt 'erVan in goede tyden 25 a *c zsk, ook wel meer of minder. Andere zaaijen wederom maar 1 zak enkry• • gen  VERHANDELING. 47 gen ook zoo veel. Verfcheide Boeren getuigen, dat zy dan veel zwaarder rogge krygen, en dat ze veel meer uitftoelt als wanneer 'er iï zak gezaaid word. Sommige zaaijen ü zak garst op een morgen, doch wederom andere Él aggelen dat f of J maar van een zak is, en krygen evenwel nog wel 40 zak aan inkomften. Op de klei tot Rhynsburg zaaijen de meeste ï zak tarwe op drie hond, of een half morgen, en krygen 'er van 24 a 26 zak tarwe. Andere zaaijen nog minder, en krygen even zo veel. —— Daar nu de dagelykfche onder vindinge ons leert, orn niet juist dik te zaaijen, zal 't goed zyn, wat zal dan een verbeterde behandeling niet uitwerken 9 Men kan 'er alle bovengemelde ongemakken door voorkomen , en men heeft ook beter gelegenheid om de vrugten of graanen te kunnen uitwièden, en het onkruid 'er uittehaalen, zonder merkelyk nadeel van de pas ontloken graanen. Het eene graan verdrukt het ander. Men kan hier juist geen regel voorfchryven hoe veel men dan op een morgen zaaijen moet, dewyl bet eene land zekerlyk meer zaad eischt dan het andere. Een welbewerkte en gemeubileerde grond heeft minder graanen van noden om dat de graanen daar in beter kunnen uitftoelen, fterker worden, meerder plaats beflaan; een ligte grond vereischt integendeel wederom meer zaad, om dat de graanen daarin geworpen, zoveel voedzel niet trekken, en doorgaans maar weinig halmen , omdat het eer. ligte grond is, voortbrengen. Konde men zoo ver komen om't bekende Zaaitukj in onslandgemeenderte maaken en intevoeren, men zoude meerder vrugten krygen, minder zaad van na-  48 LAMBÈRTUS AARTSEN noden hebben, noch 't land zo uitputten als nog géfchied door 't veelvuldig onkruid , de nuttigheid daar van, is door veele kundige Schryvers, zoo in Vrankryk als Engeland als door eenige onzer in ver^ fcheiden verhandelingen der maatfchappyen met veel reden>en grond betoogt. Du Hamel, Hales, Demportes, Freville en meer andere hebben het werktuig zelve, en de manier op welke men 'ermede moet handelen, voorgefteld, dan dewyl 'tinons land onder de landlieden niet gebruikt wordt, ben ik Dok met bekwaam, om daar na deeze myne Verhandelingen interigten. Artikel IV. Be Bewerkingen, welke men aan't land geeft, nadat het zaad in de grond is, vermeerderen de vrugtbaaf heid des grondt, en maaken dezelve grooter* §. 20. Heb ik zoo even eenige bewyztn opgegeeven wegens de manier en wyze van behandeling, omtrent het zaad, die ons de beste voorkwaamen, om deïvrugtbaarheid te vermeerderen; heb ik hier boven gétoont, hoede verfchillénde manieren van bewerkingen van den grond daartoe dienden; dit artikel zal derhalven weinig bewys- nodig hebben. I k zal alleen maar korrelyks aantoonen van welke manier men zich 't best zoude kunnen bedienen, om alverderde vrugtbaarheid voorttezetten. lm». Niet-  VAN LAMBERTUS AARTS EN. 49 I*. Niettegenftaande demeeste landlieden hetkoora zoo laaten wasfen als 't opkomt,zonder 'er iets aan te doen; heb ik nogthans by ondervin ding, dat enkele boeren , welke wat yveriger zyn, na dat het koorn in den grond is, nog hun land gier en, 't welk zy doen, met de door water gemengde enfynge« fmoltenmest, uit een gierbak welke op een wagen ftaat, en waar zy met een fchop boven opftaan, om het over het gezaaide te verfpreiden. Hier door verkrygt de aarde een fmeeragtige taaiheid of vettigheid welke de planten, die 'er door heen fchieten, veel te hulp komt, byzonder als het 'er eens op regent. Het koorn krygt 'er veel meer kragt en veel fraaijer en levendiger groen door. Men doet het op zandgronden, en men heeft flechts het onderfcheid tusfchen die kraften of akkers te zien, op welke zulks niet gedaan is, en men zal 'er van overtuigd worden , dat dit middel de uitfpruitende graanen een kragt en voedfel byzet, 'twelkbyna ongelooflyk is. 2°. Ten anderen kan men de vrugtbaarheid te hulp komen, in vooronderftelling dat men veel dunder als na gewoonte gezaaid heeft, met het pas uitgefprooten graan, door de Schaapen te laaten afeeten. Dit doet men veel in andere landen, daar door ftoelt de vrugt van onderen, wederom uit op nieuw; daar door komen meerder halmen aan een ftoel, even als met een Ellen- of Esfchenbosch, het welk enkeldgroeijende, nog jong zynde, afgehakt wordt; om dat het van rondom dies te beter zoude uitloopen. —— Indien men dit ia 't werk ftelde, had men zekerlyk zwaarder en B meer  *o VERHANDELING. meerder vrugten te wagten, dan dat men het aan zich zeiven overlaat. Het koorn zoude dan in 't midden zoo fchraai en dun niet ftaan. - Het vertreeden van de Schaapen doet'ergeen leed van belang aan. Zy trekken de Graanen 'er ook niet uit; terwyl zy flechts de bovenftedunfte en. den of toppen 'er van afeeten, enhet andere ftaan laaten. 3*. Eindelyk en ten Inatften kan men de vrugtbaarheid bevoideren, door de Graanen fchoon te houden van 't onkruid; dat daar toe, geen beter middel aan de hand gegeeven kan worden,om dit gemakkelyk te kunnen verrigten, dan wanneer men het zaad uit een zaaikas, gezaaid heeft, betogen de bovengemelde fchry vers genoegzaam, dewyl daar door altoos overvloedige fpatie en ruimte over blyft, om 'er in den zomer tusfchen de vooren en graanen in te kunnen werken. ■ Dan ~^ uw bc"'ui*. zynae, ot ichvnende te kunnen komen, kunnen wy den Landman ni»c anders zeggen, dan dathy weinig zaad zaait, dat er bygevolg ruimte genoeg tusfchen beide zy om in het voorj ar, zonder kwetfinge der graanen,' er tusfchen te komen, om met eerr foort van fchnffeltje voor eerst de aarde lostemaafcenj want hoe los, hoe goed ook de aarde mag bewerkt en doorwerkt zyn,. evenwel fluit zy door de veelvuldige regen in den winter, in 't na- en voorjaar dikwils wederom van boven digt. Dit belet de uitwafemipg van het water dat in den grond zit waar door der Planten verkouden, behalven da't door dit fchoffelen de worteltjes der planten meer ge-  van LAMBERTUS AARTSEN. 51 geroerd, en de aarde lugtiger wordt om 'er te kunnen doorfchieten. De Graanen'. of Planten, wel'kë verflaauwen, worden daar door verfrischt; hebben gelegenheid om meer uitteftoele n,dan zy anders wel zouden gedaan hebben; terwyl zy anders door de geflotene bovenkorst bezwaarlyk booren konnen. En eindelyk kunnen de ftraalen der Zonne hier door beter in den grond dringen, en daar de planten eU aarde verwarmen , en doen uitloopen. Heionkruid dat tusfchen de veuren en planten inzit, wordt daarenboven hier door vernietigt, zoo het niet reeds door de Gier of Schaapen gefchied is, word het hier door nu met wortel en al uitgeroeit. Diergelyke behandeling ziet men nog wel eens enkeld in de kley omtrent de tarwe , maar nooit of zeer zelden in het zand omtrent rogge gefchieden,welke dit eveneens, en net zoo goed als, de bovengemelde van noden heeft. Omtrent Peulvrugten, wortelen enz., wordt he,t wieden wel gebruikt, maar men kruipt 'er dan met handen en voeten, met het gantfche ligchaam boven op , doch omtrent haver, garst, boekweit ziet mea zulks in Holland weinig of niet gebruikelyk. §• alZoo heb ik nu genoegfaamdoen zien, welkereden en bewerkingen de vrugtbaarheid vertraagen, en welke de middelen zyn waar door de teelgronden tot duurzaamer en grooter vrugtbaarheid gebragt worden. Ik heb ten dien einde verfcheiden behandelingen in den Landbouw, om dat ze algemeen be-  5a VERHANDELING leent waren, overgeflagen, of eigentlyk niet tot ons oogmerk dienden. Ik heb zulke manieren van behandelingen bygebragt, van welke ik proeven had, dat ze alle op zich zelfs gebruikt zynde, doorflaande blyken van vrugtbaarheid zoo op den duur, als groote opleverden en welke ik voorgedragen heb , om ze niet ieder op zich zeiven, maar alle met elkander vereenigt te moeten in 't werk Hellen; dewyl geen eene manier van my is bygebragt, welke de andere omverftoot, en welke verhinderen zoude, dat ze niet alle te gelyk zouden kunnen gebruikt worden. —- Ik heb daarom van de behandeling van het zaad, en de bewerking des gronds na den zaaityd, ook met opzet gefproken , om dat niet misfehien de grond de fchuld krygen zoude, daar de fout eigentlyk by het zaad en de bewerking gernakkelyk kon gelegen zyn. Ten befluite kunnen wy uit het verhandelde deeze gevolgen trekken. 1. Men kan het land of de teelgronden in Holland te vrugtbaarder m3ken. 2. De vrugtbaarheid in 't gemeen wordt grooter en meerder, naar maate de bewerking omtrent de mest, den grond, het zaad toeneemt. 3. De vrugtbaarheit der teelgronden in 't byzonder wordt vermeerdert, door een welbewerkte bemesting, door een geduurige en verftandige behandeling van 't ploegen en fpitten. 4. De vrugtbaarheid van het zaad wordt vermeerderr door de goede hoedanigheid en voorzorge om het zelve op zyn regten tyd, plaats, en wyze  van LAMBERTUS AARTSEN. 5g te zaaijen, en door de manier van den grond te bewerken na den zaaityd. 5. Hier uit volgt dan wederom, dat een welbewerkte bemestiDg en regte beploeging, deeze twee vereischte hoedanigheden bezit , welke haar opzigt byzonder hebben om den gron,d als grond, tot duurzaamer en grooter vrugtbaarheid £e brengen 1 en dat de behandeling van 't zaad met de bewerking daaropvolgende, de vrugtbaarheid in 't byzonder grooter maakt: en dit was het, dat te bewyzen was. Tot vrugtbaarheid van grond en plant, Dient pleeg en fpa- ftaag in de hand. D 3 rAm   TWEEDE ANTWOORD OP DE VRAAG VOOR GESTELD DOOR DE MAATSCHAPPY , TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW TE AMSTERDAM. Welke wyze is de beste , om de verfchillendè [oorten van bouwgronden in ons Vaderland, ronder eene meer dan gewoons bemefting, zoo door ploegen , als door andere bewerking , tot grooter en duurzaamer vrucbt« baarheid te brengen ? DOOR L E E N D E RT C A L F, Predikant te Haringhuizen. AAN DEN SCHRYVER VAN HET WELK DE F RVS. EEN ER ZIEVERE MEDAILLE IS TOE" (JEWEEZEN.   Welke mze is de beste, omde verfchillende foorten Zn bouwgronden in ons vaderland, zonder 'eene meer dan gewoone bemesting, zoo door ploegen, als door andere bewerking, tot eene grooter en duurzaamer vruchtbaarheid, te brengen? De iever, ja de vaderlandlievende iever, waar. mede de Ed. Maatfchappy fteeds werkzaam is, om, was het mogelyk de Landgenooten van dienst tezvn, wekt ook anderen op, om de hand te leenen en mede te werken, ter bekoming van zulk een loffelyk einde. Het is, Edele, menschlievende en onvermoeide Maatfchappy! ook uit dat zelfde beginfel, dat wy ons mede opgewekt vinden , om eene meer dan twintig jaarige Proefondervinding mede te deelen, 0f zy ook dienen mogte, om den Vaderlandfchen Landbouwer, van dienst te zyn. Wat de voorgeftelde vraag betreft: deeze zal ik op de volgende wyze tragten te beantwoorden. Eerftelyk zal ik de verfchillende gronden van on# Vaderland , die bebouwd worden, bepaalen. D s Dee-  5» VERHANDELING Deeze verfchiilende Bouwgronden konnen, myns bedunkens, gernakkelyk tot de vier volgende lootten gebragt worden. Eerfte Bouwgrond. De zwaare Kleygrond , hoedanig in alle onze Vereenigde Landgewesten, gevonden wordt ; als da*r is de Betuwe, het Sticht van Utrecht; het Land van Overmaaze; het Land van Neusden en Altona; het Kwartier van Maasland , Meyerye van 's ■iosch. Vooral ook in Noordholland en IVestvrics, land is de overheerlyke Beemltergrond, en die welke boven Hoorn en by Schagen wordt gevonden. De tweede Bouwgrond. ' Zyn de Zandgronden , welkers aart en hoedanigheid, zeer van de eerfte verfchiilende is. Wy vinden dezelve ook in alle onze Zeven Provintiën, met haare onderhoorige Landfchappen; zelfs ons Holland is daar van nie'. misgedeeld: als daar zyn de ftreeken wolke langs onze Zandduinen gelegen zyn, en elders. De derde Grond. Deeze is de Gemengde , of de zoogenoem. ae Zandfchyvige Gron i j ten dcele Kley, en ten deele Zand met Schulpjts. Deeze wordt in die ftreeken van ons Vaderland voornamelyk gevonden , welke naast aan de Zee paaien , immers op veele plaat«••• afaootïrfusffiH-iw• k -•; rc-r., m feu  van LEEN D ER T CALF. 59 fen van Noordholland; by Schagetr, inde Wieringerwaard, en op andere plaatfen. De vierde Grond. Zynde de Veen, of Veenagtige Grond, meede ook in onze Zeven Landfchappen, te vinden, zo wel in ons Zuid- als Noord-Holland. Ja zes onzer Frovintiën, door my zelfs bezogt, heb ik met deezen grond, bezet gevonden. Wel is waar, dat fchoon ik de Bouwgronden, tot deeze vier foorten bepaale, egter eene groote ver* fcheidenheid , in elk van die vier foorten, wordt gegevonden. Maar in de bewerking zal ieder in zyU foort, geen groot verfchil maaken. Na deeze bepaaling der Bouwgronden van ons Vaderland , de Zeven Verenigde Landfchappen, 0f wel ons Holland, om dat die vraag te Amiterdam is opgegeeven , komen wy, om de bewerking na te fpeuren , hoe men alle deeze verfchiilende Bouwlanden, zonder eene meer dan gewoone bemesting, zoo door ploegen, als door andere bewerking, tot meerder, en duurzaamer vruchtbaarheid zal brengen? . En dat is ons tweede ftuk, dat wy overweegen zullen. Daar in komt dan in aanmerking : Eerftelyk. Het Ploegen, en wel op dén zwaaren Kleigrond. Hoeveel zweer, van menfehen en beesten kost deeze grond niet, zal hy tot vruchtbaarheid, en wel tot duurzaamer vruchtbaarheid gebragt worden. * Van  *• VERHANDELING Van daar, dat de Landbouwers vast flellen het welk ook i0 de reede befiaat , dat deez. nonó Z te veel kan geploegd worden, en dat sTee S DooTVe 7 ff VniChtbaarheid — ^ bevtde" „! Uooi veel Ploegen, wordt de Grond bekwam gemaal, voor hetGraan, dat 'er in gezaaid word? trekken/0 ^ gr°°d te k™« Door veel ploegen wordt het fchadelyke onkruid, vernield zoo hinderend aan de vruchtbaarheid. dat tr S VEel P'0egeD ** ÜCl niet dat^het diep ploegen, niet vergeeten moet wor' Het ftaat by my, en alle des kundigen, vast dat er over het algemeen niet diep genoeg IZoe^ wordt Immers, daar diepte va^aarde^t £ diep p oegen gedaan kan worden, zonde eenige fchadelyke Grondbedding te roeren , welke 'er moge onderleggen ; doch dat niet zynde, moet men gelyk men zege, den grond zoeken. Het is klaar voor hec gezond verftand, dat diep ploegen de vruchtbaarheid, en wel op den duur bevorderd. Want daar gevvoonelyk de grond niet die' per dan 7 of 8 du,m,word omgeploegd, konnen 1" zaadwortels zich ook niet dieper uitz'er^n , 0m he voedzeI,u,t den grond te trekken : Doch waar de grond ter diepte van ,2 duimen of meerder wordt omgeploegd , konnen de wortels ook dieper' fchreten en meerder fappen bekomen, dus zy noSdzakelyk metrder cn duurzaamer vruchtbaarheid moet aanbrengen. e u Dc diepgeploegde grond wordt zoo haast niet uit"  van LEENDE'RT CALF. 61 uitgeput, van groeygeevende ftoffe, als de ondicpgeploegde grond , en is ook veel vermogen der , om den Landman zyne verwagting te kunnen geeven. By het diepe ploegen, moet het dwars ploegen, zoo wel als overlang ploegen, niet vergeeten worden , zo de ligging der landen zulks toelaat. Hier door wordt de grond meerder ontbonden, dan dat men alleen overlang ploegd; hier door wordt veel onkruid geroerd en gedoodt, welkers zaaden anders in den grond blyven zitten. Edoch men heeft dit onder 'toog te houden, zoo men eenig Huk Land wil braakeu, dat men m het voorjaar,'niet aanftonds, en met de eerfte ploeging, tot de volle diepte ploegt: neen, de eerfte fneede moet niet meer dan 3 a 4 duimen diep zyn, op dat het onkruid , welk meest boven in de grond ligt, kan uitdroogen en verfterven. Immers lugtig de grond omgeworpen, en fterk kort geëgd , geeft gelegenheid dat de voorjaars droogte het onkruid doet fterven. Op den Braakgrond moet men ten minften, by elke ploeging twee duimen dieper ploegen, tot dat men de volle diepte heeft bekomen. Om de «dagen moet men, of Ploegen, of Eggen als het weder zulks toelaat; dat wil zeggen, om de 14 dagen ploegen, om de 14 dagen eggen , dus om de 8 dagen moet men zyn werk op den akker doen. En gelyk het ploegen langs en dwars geoeffend moet worden , zoo moet men ook met het eggen doen. Ongelukkig wordt door veele Landbouwers zulks verwaarloosd. Het land kaa toch niet te veel geploegd  69 VERHANDELING ploegd worden, zoo als men gewoonlykten fpreek* woorde heeft. En zyn de landen dusdanig geleegen , dat het dwars ploegen , niet kan geoeffend worden, zal dit ten minften by het eggen kunnen gefchieden, het welk vooral niet moet vergeeten worden; want hoe korter en diepermen den grond doorwerkt, hoe vruchtbaarder men deczelven zal bevinden.~ Drie zaaken heeft de Landbouwer zich voor te Hellen om het groote oogmerk van zyne bewerking, te bekomen. . Eerftelyk de ontbinding van zynen bouwgrond, zoo verre het door bewerking mogeiyk is. Ten tweeden, het wegneemen van het fchadelyke onkruid, dat de vruchtbaarheid flremt. Ten derden, de inbrenging van zulke vruchtgeevende ftoffb, die bekwaam is, om zonder eene meer d;m gewoone bemesting, de landen vruchtbaarder, en duurzaam vruchtbaar te maaken. Welke twee eerfte men bekomt, met op die wyze het land te bewerken, zoo als reeds is voorgefield, en het laatfte zullen wy nog opgeeven. Alleenlyk hebben wy nog by 't tweede gefielde, in aanmerking te neemen , dat veele der zwaare kleigronden , door flooten omheind , met rietgewas bezet zyn , welkers riet men door braaken niet kan overwinnen. Een gewas dat uit de flopten zynen oorfprong heeft, en dus, om te overwinnen in zyne eerfte beginfels moet te keer gegaar, worden, zal 't overwonnen werden; en daar toe is geen ander middel, dan-driemaal des jaars, het riet uit de flooten te kappen. Ik behoef niet te  * van LEENDERT CA LF. '6$ zeggen hoe fchadelyk het riet is op Zaadlanden, want het fpreekt van zelfs: daar riet groeid kan geen zaad groeijen. Het riet (laat ook by harde winden, het zaad of graan, merkelyk van den halm. Wenfchelyk ware het, dat de Edele Maatfchappy, (onder welkers Leden, zo wy vooronderftellen, mannen van aanzien zyn) door hun vermogen en gezag zogten te wege te brengen , dat 'er jaar. lyks ook twee of driemaal, rieten gekapt moesten worden. Wy konnen door onloochenbaare bewyzen aantoonen, dat het rietgewas, veele landen, tot decline gebragt heeft en nog doet, en zelfs de beste bouwlanden, een groot nadeel toebrengt. Laaten wy nu het tweede lid van de vraag verder ©verweegen, en aantoonen, hoe men ook nog door een ander heerlyk, beproefd en onkostbaar middel, de bouwlanden vruchtbaarder, en op den duur vrucht, baarder kan maaken, zonder buitengewoone bemesting. Een middel daar honderden met my hun opkomst en duurende welvaard, naast God, aan te danken hebben. Welk eenvoudig middel alleen daar in geleegen is, dat men de bebouwd wordende Klei, als ook alle andere gronden, telkens om het derde jaar, met Klaverzaad bezaaije: dit, ja dit is het middel dat inftaat is, om zulk een gewenscht einde te bekomen. Dit is het derde üuk, daar ik hier boven van fprak,om nog te laaten volgen. Laat ik myn gefielde aantoonen, en bevestigen, dat  VERHANDELING dat 'er onder alle de beproefde middelen, geenegevonden worden, die den bouwgrond zonder mest, of buitengewoone bemesting, zoo vruchtbaar en op den duur vruchtbaar maaken, dan de Klaver. Ik zal hier voorbeelden doen fpreeken. Mannen die 40 jaaren agter den Ploeg geloopen, of andere in haare dienst hebben laaten doen, die nooit dan op een Klavergrond braakten , om Koolzaad te winnen. Ik ftel de gewoone mest vast, die men op een braakgrond noodig heeft. Twee akkers op het zelfde land, den eenen te vooren geklaverd, en de andere niet; op de zelfde wyze bewerkt, even veel mest , en Koolzaad op beide akkers gezaaid, heeft my en anderen doen zien, dat de akker doorgaans één vierde meer Koolzaad opleverde die te vooren met Klaverzaad is bezaaid geweest, dan de andere; en in de volgende jaaren ,altoos beter ook meerder zaad en minder onkruid bevonden , dan op dien akker, die niet met Klaver bezaaid is ge. weest. Daar komt nog by, dat nooit Koolzaad, ( zo ver my bekend is) op een K'aver grond, is uitge. vrooren. Ik heb van diep ploegen reeds gewag gemaakt, en hoe nuttig zulks mede voor het Koolzaad is, kan elk ligtelyk begrypen; wyl Koolzaad geneegen is , om diep te wortelen! , om daar door een groote hoeveelheid, van groeigeevende ftoffe tot zich te trekken. Eindelyk het Koolzaad, zal ook op eenen diep geploegden Klavergrond, zoo ligtelyk niet ontydig fter  van LEËNDERT CAL F. 65 fierven , dan op eenen'ondiepen ongeklaverden grond. , „, Indien wy de heilzaame nuttigheden van het Klaver zaaijen zullen aantoonen; dan zeggen wy, dathy, die ep zyn Klaver zaaijen om het derde jaar past, (mits dat hygeen Koolzaad zaaije) in geen 20 jaaren, en byna nooit behoeft te braaken; en nogtans zal zyn land, zonder mesten in ftaat blyven , om allerley' graan, voordeel'g te kunnen voortbrengen. Ik kan voorbeelden in meenigte aanwyzen, van zulken, die in 30jaaren nooit eenige mest op hun land gebragt hebben, ea nogtans zo in ftaat zyn , dat de Tarw en Garst , tot verwondering , ook dit jaar, 'er nog veelvuldig op geteeld zyn. ^ Zo een Landman, die 30 of 40 morgen Zaadland onder den ploeg heeft, door bemesting zyn Land in ftaat moest houden , waar kreeg hy al die mest van daan? Neen, het is Klaver zaaijen, dat hem het braaken en mesten uitwint; hy heeft dus geen fehaars gewas, en behoeft het tiende deel van dert arbeid van menfehen en beesten niet, dan dat hy geen Klaver zaaide. De Klaver in't voorjaar met April of May tusfchen het zaad, het zy winter- of zomerzaad, gezaaid, Haagt doorgaans wel. Doch zo men den Klaver in het wintergraan wil zaaijen , moet men het zelve ligt eggen, om dat het Klaverzaad, boven in den grond leggende, best tiert. Doch op gronden met zomergraan t moet men het Klaverzaad, over den bewerkten en bezaaiden grond, heen zaaijen, en voor *t uitdroogen digt Wentelen. Maar men draage zorg , dat de jonge Kla-  6é VERHANDELING ver in den herfst niet te laat, «och te dfet aan den grond , en nooit anders dan met Schat pen wordeafgeweid; doch liefst het eerfte jaar geen jee op den Klaver. De reden is: dat hy dan by de harde winters, zo ligt niet dood vriest, daar hy anders voor bloot ftaat. Maar het volgende jaar met we beweid , is het beste middel, om het Land tot lyker en duurzaamer vruchtbaarheid te brengen Edoch zo het Land wegens zyne ligging, met ander land gemeen is, en dus niet kan beweid worden, moet men den Klaver twee of driemaal hooijen, wanneer het jaargetyde zulks toelaat. Ik ben door eigen proeven bevestigd geworden, dat de Kla ver driemaal meer vee kan houden, dan ons ordinaire Grasland, bet roode en witte Klaver van beiden evenveel zynde. Indien men dus den Klaver wil beweiden, moet men van elk de helft zaaijen, of willende booijen, moet men roode alleen zaaijen, a 18 pond, per morgen. Deeze Klavergrond is bekwaam om Rogge, Tar we, en Winter Garst, met veel vrucht te kunnen voortbrengen. Best is het deezen Klavergrond in den herfst te tweevooren, en zo diep als mogelyk omteploegen en dan bezaaijen; maar in den herfst zo kluitig laaten liggen. Dan zo men den Klavergrond, in het volgendevoorjaar wil bezaaijen, moet men hem ook in leggen ^ m°gelyk °P ^ ™nterlaag Of  van LEENDERT CALF. 67 ÖF al'3 men op den Klavergrond , in een volgend jaar, wilde braaken en mesten, is 't best hem in het voorjaar eerst omteploegen, om dat hy dan beter zyn kracht behoud. De Klavergrond is bekwaam om allerley foorten van Graanen voorttebrengen , en weeldrij* doen groeijen, gelyk door proeven gebleeken is. De zelve maakt den grond los en vet; zyn groen en zyn wortel brengt eene duurzaame vettigheid aan, meer dan alles wat men, buiten mesten, aari een grond kan toebrengen, tot ryke en duurzaamè vruchtbaarheid. Zo vermogend is de Klavergrond , dat , als men geen Koolzaad wil zaaijen, tot geen der Graanen, die men daar op teelen wil, mest noodig heeft. Wel is waar, de Paardeboonen verbeteren ook de bouwlanden , doch maar voor één jaar, daar de Klaver zulks twee, ja drie jaaren, doet. Ik heb de Raapen ook beproefd; maar baarë weeke fubftantie, als zy tot het rotten komen, kan op verre na, de vettigheid, dieduurzaame vettigheid, niet toebrengen, dat de Klaver doet; behalven,dat de Raapen-grond nooit zoo mul of ontbonden, en ook zo zuiver van onkruid niet is , als de Klavergrond* Ook heb ik de Veld - Salade ten proeve onder«ogt, en op Zandgrond , of dorre Landftreeken bevonden voor het vee des winters goed te zyn 5 ms-ir zesx nadeelig voor den grond. Geen gewas, Hlb E i ik  «8 VERHANDELING ik ontmoet , dat den grond meerder uitput ea onvruchtbaarder maakt, dan de Veld-Salade. De Landen derhalven die men op den duur vruchtbaar wil maken, zonder buitengewoons bemesting, moeten om het derde jaar met Klaver bezaaid worden. Het is ook opmerkelijk: dat op een arm uit geputten grond, de Klaver weeiig wil groeijen. Hy maakt onvruchtbaare Landen vermogend en vruchtbaar, en zelfs zo, dat men onmiddelyk, een volgend jaar, met goede verwagting, op dien armen, uitgeputten, beklaverdengrond, Tarw, of eenig ander Graan zaaijen kan. Edoch men moet den Klaver nooit zaaijen tusfchen Paarde boonen, of op een grond, waar op boonen geitaan hebben, of men moet denzelvea driemaal omploegen, dan wil hy er wel op voort komen, gelyk ik door eigen Proeven heb onder.' vonden. De Klaver geeft op zich zeiven mede goed voordeel ; 60 ja 70 Guldens per morgen aan Klaver Hooi, kan hy gemakkelyk opleeveren, met hem tweemaal te hooijen. Dit Hooi is 's winters ongemeen'nuttig voor de Paarden; zy worden zonder kort voeder, vet en glanüg 'er van. De Klavergrond is op het tweede jaar veel melkryker voor de Koebeesten dan ander gras , gelyk ik hier van de fpreekenfte proeven heb gezien. Doch de Klaver is zeer wind opblaazend voor de Koebeesten.gelyk my ook door voorbeelden gebleeken is, dat her hoornvee er zig op te barsten kan eeten; maar dat kan men voorkomen door eenige fchooven ftroc  van LEENDERT CAL F. 09 ftïoo op het land te werpen , daar 't hoornvee op loopt; dan eeten zy fomtyds van datftroo, hetwelk een prsfervatief is voor de opgeblaazendheid. — Dan zo de Landman zulks mogt vergeeten hebben, en zyn vee door opgeblaazendheid in gevaar gekomen is van te barsten , kan men veilig een els van een fchoenmaaker neemen, en de koebeesten daarmede door de huidtotindepensfteeken, waar doorzy van den wind ontlast en behouden blyven; gelyk ik dit by proeföndervinding heb. Tot hier toe heb ik my bézig gehouden, over den klei-grond, en het is ons, als ook anderen, door eene meer dan twintig jaarige bevinding, gebleeken, dat men op deeze wyze den klei-grond, op den duur vruchtbaar maakt, zonder buitengewoone bemesting. Laat ik dan ten aanzien van den tweeden grond , namelyk den Zandgrond , zoeken aan te wyzen, hoe ook deeze, zoo door ploeging als door andere bewerking, tot meerder en duurzaamer vruchtbaarheid kan gebragt worden, zonder eene meer dan gewoone bemesting. Wat de wyze van ploegen en eyden betreft, is, op deezen als op de overige gronden, hetzelfde, en kan niet te veel door ploegen en eyden bewerkt worden ; de bygebragte redenen voor diep en veel ploegen, zyn dezelfde: en op den zaudgrond is het diepe ploegen vooral ook noodzaaktlyk, om dat het zaad dan zo ligt by felle droogte, niet zal verdorren. Van het diep ploegen zullen wy overtuigd worden, indien wy de wortelen van de E 3 Tarvv,  »° VERHANDELING ploegen, g^ 2ÊE££**? *P !>>e Klaver doet ook hetzelfde v™^,, i Kogge, Garst, Vlas, Kermil ° . » alsj aüe foorten van[ TuL,uch™„ ' ^ 60 «. om ook den zandgrond vruchtbaarder, en zelfs op den duur vruchtbaarder te maaken. Da zelfde voordeel d:u de Klaver doet op de kfe grond, doet hy dus ook op den zandgrond. Het ontbreekt ons niet aan bewyzen, die deeze «afc voldmgen. Immers zo wy de Zype tZ fpreekeq , „M wy hoe de rchraalheid"van den grond, door des Schepper, goede voorzorge, be v-oorregt d3c de KIWr, die er va8 zelffvoort- komt»  van LEENDERT CAL F. 71 komt, den grond vruchtbaar maakt; en deeze, door tusfchen gezaaide Klaver geholpen wordende , de Landen nog vruchtbaarder maakt, vermits de gezaaid wordende, den grond vermogender maakt , dan de eerfte , doch is de eerfte duurzaamer dan de laatfte. Eindelyk, heb ik ook Aardappelen geplant, omdeszelfs nuttigheid te onderzoeken, en om de verfchiilende foorten van bouwgronden, tot meerdere en duurzaamere vruchtbaarheid, te brengen. Dat deeze mede haar nut aanbrengen, is heweezen, doch niet in vergelyking met den Klaver; en dan is dit nog van de Aardappelen, datzy in't volgende jaar telkens weder opwerpen, en niet dan met veele moeite, kan men ze overwinnen, Ook zyn alle gronden voor de Aardappelen niet gefchikt, maar voor den Klaver wel. Ik ben ooggetuige geweest niet alleen, maar heb zelfs ondervonden, dat in de hooge Veluw grond, en andere gewesten, myn geftelde bevestigd wordt. Zelfs de bewoonders van Munsterland, hebben, ten aanzien van myn gezegde, het nut van Klaveren bevestigd. Alleenlyk moet men met het Klaver zaaijen op den zandgrond, dée^e voorzorggebruiken, dat men hec Klaverzaad reeds in de maand February, in den grond brenge, om 't zelve voor 't uitdroogen te bewaaren. Ik heb nooit zulk een flcgten zandgrond gevonden , of hy was goed voor Klaver, zo 'er eenig Graan op wilde groeijen. De Spurrie en de Raapen doen ook haar nut op dea zandgrond, maar ik heb het tevens beproefd op E 4 een  -ï* VERHANDELING een zelfden grond met de Klaver, doch deeze won het verre. Het Pen- of Vogelgras, anders ook wel Kweek genoemt, by fommige onzer Landgenooten, zal altoos meer gevonden worden in die gronden daar men Raapen of Spurrie teelt, dan daar men Klaver bouwt. Nu kom ik tot myn derden , zynde de Zand* fchyvige of gemengde grond , ten deele klei, ten deele zand met fchulpjes. Veeltyds is de aarde van geen diepte, men hermnere zich wat ik hier boven gezegd heb, dat, als er diepre van aarde is, en geen fchadelyke grond door diep ploegen behoeft geroerd te worden, men dan zo diep mag ploegen als mogelyk is. Ik heb met drie Morgen Lands , van het aller, flegtfle van deeze foort, de proef genomen, met dat gelukkig gevolg, dat ik door ploegen en Klaver zaaijen, dezelve tot vruchtgeevende landen gemaakt heb, tot verwondering van veelen ,• zonder de minste mest 'cr op gebragt te hebben. De ploeging en eyding , zo als ik die heb opge. geeven , moet ook op deezen grond geoerfend worden. Ook doet het Klaver zaaijen den grond duurzaam vruchtbaar worden niet alleen, maar maakt een ongezonden grond voor fchaapen gezond. Al V" ftei 's P^ëndervindelyk beweezen. Wilde ik ganrfche Boerdcryen aanwyzen , die in verval geraakt waren, en door 't klaveren wel 300 Guldens per morgen verbeterd zyn, ik zoude er ver*  vau LEENDERT CALF. 73 verfcheiden kunnen aanwyzen , doch om redenen Z7ndiedn wy'de bewoonders van Westvriesland en vooral van de Wieringerwaard (daar men de beste en netfte Landbouwers ivind) ^f*™* leen, zal het eenpaarig antwoord zyn : Een boer die zvn Land niet klaverd, kan niet beftaan. Het" zal misfehien, de Ed. Maatfchappy vreemd, en byna ongelooflyk fchynen, dat landen, die zes jaaren en langer, niet meer dan agt Guldens per morgen aan huur konden opbrengen, en 17 guldens per morgen aan'lasten moesten geeven, door ploegen en Klaver zaaijen in één jaar tot zu.ke waarde gebragt zyn, dat zy van het eerfte jaar ai, tot 27 Guldens per morgen zyn verhuurd geworden. En door den eerften huurder wederom nog met winst, aan een anderen verhuurd wierdt. Dit kunnen wy door Atteftatien, des begeerend wor, dende, aantoonen. ; r>nM*ns Na verloop van drie jaaren , is er 30 l^wens huur per morgen , voor geboden , om te bebouwen. En wy durven vrymoedig zeggen , dat er byna geen gronden zyn, die op dien voet bewerkt worden, gelyk ik heb opgegeeven, of zy kunnen rendeerende gemaakt worden. - Wy bieden ons zeiven aan , (mits, dat wy fchadeloos gehouden worden , en niet te ongeleegen is) tot genoegen van de Ed. Maatfchappy, de proef nader te neemen. Alleen moet men ten aanzien van den Klaver op de Bouwlanden , dit in 't oog houden , zo men dezelve huoijen wilde, dat men zo vroeg maaije, E 5 aIi  74 VERHANDELING als de Klaver zyn krollen begint te maaken, om alzo voor te k da£ het s * om landei * * V°°f de Lindelyk komen wy tot den losfen Veen of veen. agtigen grond. een De bewoonders der uïtgeveende plasfen, daar veel bgce ftoffem overgebleeven is, onderv nden VI °°\ Ved mCSten of khv««> «roeten, ik begaf myn in den jaare X769. na de droowre maakte Hazerzoufe Polder, en ontdekte Z fa dat er fommige Landbouwers met my van dezelve gedagten waren ; en dat het fpreekwoord TveZ paarden, magere boeten, veeltyds waarheid is Dat veel, diep en dwars-ploegen, als medé eggen of eyden by hun noodzaakelyk was Doch gebrek van genoegzaame 'mest; deed haar ook naar een ander middel omzien, en ik heb fee vonden dat het klaver zaaijen, by haar ook met vrucht s in het werk gefield wordt. ■ ik heb weeldrig Graan, op klavergrond gevonden,en zulk fchoon Vlas, alsik nog nooit gezien had. Vvrerdt er meer geklaverd, dan zouden ook deeze gronden vruchtbaarder en befiendiger vruchtbaar Het is hun ook niet mogelyk, om zoo vee! mest te maaken, als deeze groote boerderyen nodig hebben. Dus deLanden om het derde jaar geklaverd moeten worden, zullen ze vruchtbaar blyven. Hoe wenfoielyk en voordeelig zoude het voor de bouwgronden *yn, dat deeze wyze van bewerking meer als  van LEENDERT C A L F. 75 algemeen ware: maar oude vooröordeelen te geneezen gaat niet gemakkelyk. Over het algemeen heb ik dit nog aantemerkens dat. de meeste Land-bouwers , de Zaad-Akkers te breed en te vlak ploegen, waar door de Landen, het water niet naar'behooren kunnende flyten, onvruchtbaar worden. Immers, als het overmaatiga water op het winter- of zomer zaad ftaan blyft, worden zy, door het waterügtige, van zelve mager. Daar wordt by veele Land-bouwers, te weinig werk van ploegen en eyden gemaakt; door fommigen, om dat zy te veel land onder den ploeg hebben , door anderen , wegens traagheid en onverschilligheid. Daar zyn ook veele Landen met onkruid als opgevuld , die haare vrucht niet naar behooren geeven. Een kleine tegenbedenking , welke men , aan myne wyze van doen zoude kunnen geeven, zal ik hier uit den we» ruimen. Men zoude my konnen tegenwerpen , dat het ploegen tot ra duimen diepte, veeltyds niet mogelyk ware: doch daar op diend in antwoord; dat ik voorbeelden kan aantoonen, van 18 duimen diepte op den Zandgrond met vier paarden te hebüen zien ploegen, met een foort van ploeg, dien men gewoon is in fommige onzer Gewesten te gebruiken, of den zoogenoemden buitenlaniijche Ploeg met wielen. Met de Noordhollandfche ploeg, kan men de diepte van 11 duimen ook zeer wel geeven , mits dat men deszelfs grendel of balk, eenige voeten lan-  7<5 VERHANDELING langer maake, a)s mede denRisfel of Stryker, langs o;l:IkTD de afge,oopen fneede' -de ^ ' Vier paarden voor een Noordhollandfche ploeg, mus men twee vooren of fneeden ploege, konnen teiï^.***00* gCmakkelyk dC geft6lde Dit dit alles, wat tot hier toe door my is byge. nragt, om de Vraag van de Maatfchappy te beantwoorden, kan nn opgemaakt worden '; dat het wezentlyke van de zaak , om de landen die bebouwd worden, op den duur vruchtbaar te maaken, h>er op uitkomt: dat de gronden algemeen veel en diep langs en dwars geploegd, als ook geëyd of geëgd worden; dat ze om het derde jaar met Klaver bezaaid worden, en voorts te bewerken, als door ons is aangeweezen. Wy zyn voor ons zeiven op deleevendigftewyze met veele onzer Landgenooten, overtuigd, dat myn gefielde de eenigfte weg en middel is, waar door de verfchiilende Bouwgronden in ons Vaderland, zonder eene meer dan gewoone bemesting, tot grooter en duurzaamer vruchtbaarheid, gebragt kunnen worden. Zouden 'er niet middelen konnen bedagtworden, om dit gebruik algemeen te doen worden, het zy door Pryzen uittelooven aan hen , die jaarlyks den meesten gtond met klaaver bezaaide? of dat Land verhuurders bedagt waren , om te bedingen , dat de bouwlanden om de vier jaaren door den bewoonder met klaver moesten bezaaid worden? Ik heb gegronde redenen , om de Eigenaars, welke hunne landen verhuuren , dit aan te raa • den  van LEENDERT CAL F. 77 den , op dat hunne landen niet uitgebouwd worden. Maar veele Boeren hebben daar toe weinig lust'. Ik herhaal het nog eens, dit is het beproefde middel; doch zyn alle boeren wel eerlyk? Veelen toch Hellen hunne eer 'er niet in, dat zy de landen hunner Heeren verbeteren; maar tragten door eigen belang, zich zeiven te verryken. Ik raade derhalven nogmaals, aan allen die boerderyenverhuuren, by welke teellanden zyn, dat zy die voorzigtigheid gebruiken, om het klaveren te be» dingen: immers te zorgen, dat de landen het iaatfte jaar, met roode klaver, a 18 pond per morgen, bezaaid worden. Daar is geen grooter verdriet, voor een boer, dan hem dit te doen uitvoeren, en tevens geen beter middel om hem in ftaat te Rellen, van op zyn tyd, te kunnen betaalen. Aan den anderen kant dien ik ook te doen op* merken, dat hv, die degrootfte huur bedingt, niet altoos het meeste ontvangt; men moet dus leeven en laaten leeven. De landen dienen zoo verhuurd te worden , dat 'er het klaverzaad op overfchieten kan, of het geen beter is, dat de Verhuurder het Land zoo verhuurt , dat hy zynen Huurder het klaverzaad zelfs bezorgt, in die hoeveelheid als ik heb aangeweezen , en wel toe zie, dat het op zyn tyd gezaaid worde. — Het onderhoud, voor menfehen en beesten moet van het Land voornamelyk komen, dus T'e geen grooter belang, dan onze Landen oP den duu vruchtbaar te maaken , en op de voorver, haalde wyze kan zulks gemakkelyk en onkostbaar gefchieden. * Dat  * VERHANDELING w* Ent het Vee, zo koebeesten ais fcbaapen, cea merfcelyk deel der inkomften geeven voor ons Gemeenebest, is onnodig te betoogen ; en das derhalven de meerdere gelegendheid, om Vee te kunnen houden zo wel , als om meerder Graan te kunnen teelen , de welvaard voor Land en Ingezetenen bevorderd. Dit kan bereikt worden op die wyze, gelyk ik by de bewerking der Bouwgronden heb voorgemeld, A'ien wint meer Gras en Hooi, dus kan men meer Vee houden ; men maakt zyn Landen beter , en kan meerder Graan teelen , derhalven zoude ons Vaderland, langs dien weg, door ons voorgefteld bloeyender kunnen worden. * Hier mede fluite ik myne opgegeevene proeven in hoe verre zy al of niet, aan het oogmerk voldoen zullen , laat ik aan het verlicht oordeel der Maatfchappy. Indien ik door myne veeljaarige ondervinding welke ik thans open legge , de Maatfchappy ea myne Landgenooten eenige dienst gedaan mogt henben, zal ik my genoeg voldaan rekenen. Het was alleen liefde voor het Vaderland die my tot deeze onderneeming heeft aangeipoord. Ik eindige , met toeweufching van Gods beste zegeningen over de nutte poogingen der Maatfchappy; my teekeaende: De vrucht van letdige uuren. ZAA-  Z AAKELYKE INHOUD VERHANDELING VAN PIETER REMPELAAR, OVER Het bevorderen der Vruchtbaarheid van Bouwlanden , zonder eene meer dan gewoone bemesting. AAN WELKE EENE GRATIFICATIE IS TOEGEWEEZEN. Jj[^ouwkampen, die bedykt liggen, en wier midden laager is dan hunne uiteinden of boorden, welke dezelven omringen , worden daar door in vruchtbaarheid merkelyk benadeeld. Zodanig is het, in Gelder land en Overysfel gelegen met niet weinige Zaaikampen , uit het veld aangegraven; waarvan ik de behandeling ten gevalle van Hollandfche inboorlingen , des onkundig, eens kortelyk zal affchetfen. VII. De lengte of breedte des heide- of veldgronds, wiens ligging men niet te laag oordeelt om 'er Bouwland van te maaken, bepaald te hebben, fteekt een Arbeider denzelven af door het uitdelven van kleine kluiten , agtervolgens eene lyn, langs den  8a VERHANDELING» den grond Hevig .uitgefpannen, en aan de beide" einden met eene pen vastgeftoken. Dit werk noeait men kiel/fitting , welke ten einde gebragt zynde, van nog een afzonderlyke en tweede gevolgd wordt op den afftand van zoo veele voeten , als men de breedte van een floot begeert, be« * kwaam om den kamp van 't veld aftefcbeiden. De ^Arbeider zoekt, tusfchen de beide kielfpittingen , naar den best begroeiden grond, en fleekt 'er met zyne fpade eemge platte zooden van af, die, in 't verband naast en boven eikanderen ter hoogte van drie of vier laagen, tot een uitwendige vastigheid van den wal dienen moeten. Zonder deezen wal, welke uit de opgeworpen flooraarde gemaakt wordt, zou men zich niet bewaard rekenen tegen den overlast van het vee, weldra geneigd om de hoogte te over* klimmen, en het groene gras een fchadelyk bezoek te geeven. Tot nog betere beveiliging wordt deeze wal met berk bepoot, en naderhand deszelfs uitgeloopen takken door elkarderen gevlogten, derwyze dat 'er geen rund of fchaap doordringen kan: eene voorzorg, waarvan men zich op den duur bedient, en by welke de nieuwe grond alzo bebouwd wordt. Vlil. Myn Landman zal zich, geloof ik, eenigzins verwonderen, als ik beweere, dat een veld* kamp , Op zodanige manier aangelegd, weinig meer dan twee derde gedeelten gebragt kan worden tot die vruchtbaarheid, met welke dezelve ons anders, natuurlyker wyze, zou kunnen verryken. Hoe is het mogeiyk , dat een midden , met hooge boorden, om zo te fpreeken, bebolwerkt, en waaröp de regen j zonder ergens te kunnen afvïoeijen „ ftaan blyft  van PlETER REMPELAAR. 81 blyft; een gewenschte hoeveelheid van deugdzaam Icoren zou voortbrengen? Wat hebben de jon£;e fcheuten veeltyds niet te lyden door de fcherpe fn euw, welke, als zy ontdooit en niet kan wegzakken, de worteltjes, zelfs fomtyds by geheele plekken, vernielt? Maardeeze vlakke kanten, zal hyzeggen,zyn reeds langen tyd, op het goedvinden vanmynen Landheer, bepoot met eenige reijen heggen Akkermaal,uitmaaiende een breede hegge van eiken plantfoeDen, wier wortels, onder het land doordringende, ik met myne mest voeden moet: want ik ben genoodzaakt,deeze hier des te veelvuldiger te gebruiken, om te bezorgen, dat tot op zodanigen afftand myn grond niet verfchraale , gelyk ik anders onwederfpreeklyk te verwagten heb. Ook is dit nog niet alles. Deeze akkermaals hegge, wanneer zy telkens, na tien jaaren , afkappens , wederom ter gewoone hoogte opwast, benadeelt de vruchtbaarheid des gronds, hoe fterk bemest, over myne geheele kleine kampen, gelyk ik, tot myn leedwezen, reeds eenigen tyd ondervonden heb, en waarover ik u zeiven Iaat oofdeelen. . XIV. Ik geef den Man, zonder my lang te be denken , volkomen gelyk, en ik zal dit ftuk, voor onze Landbouwkundige liefhebbers zoo aanroerklyK en belargryk, eens wat breedvoeriger trachten open re leggen. * * * * XVI. Ik zal my wel wag'én, iemand , met tydelyke middelen xuim gezegend, te berispen, dat F by  2$ VERHANDELING hy zyn buitengoed verfraaije met eene dreef van opgaande boomen, al ware het ten kosten van zyn binnenliggend en vruchtbaarst bouwland, rondom hetwelk hy verkiest in de aangenaame fchaduw te wandelen. Als hy zodanigen grond, zelfs met deeze dreef door een floot van het Bouwland aftefcheiden, volflrektelyk misten wil, de uitgeftrektheid in aanmerking neemende, welke, grooter of kleiner zynde, de vruchtbaarheid van den binnenliggenden grond ongetwyfeld meer of min benadeelt; en als het hem behaagt, den boer de jaarlykfche fchade, die 'er deeze by lydt, op eenige andere wyze te vergoeden; dan heb ik op zyne verkiezing niers te zeggen. Hy gaat uit zynen overvloed naar zyn vermaak te werk. XVII. Maar daar het zaake is van wezentlyk belang , en daar men bedoelt, van een zelfden grond de meeste vrucht en het grootfte voordeel te trekken; in dat geval komt by my in fterke bedenking, niet of hoogöpgroeijend geboomte (want dit heb ik zoo even §. XVI. beoordeeld,) maar of eene Akkermaals hegge, rondom den Bouwkamp aangelegd, wel zoo blykbaar aan dit oogmerk en belang beantwoorde, dan of veeleer het tegendeel niet zeker zy. De reden en ondervinding zullen deeze twyfeling moeten beflisfen. XVIII. Een Akkermaal, zal het ter genoegzaame hoogte en zwaarte worden, begeert een natuurlyk goeden, of anders een bemesten grond , dit is bekend, en ftaat by een iegelyk buiten gefchil. Ik vetfta door een natuurlyk goeden grond , die be. kwaam is, het plantfoenop zich-zelven te voeden, en  van pieter rempelaar. «3 en van welken iemand, te veel ten behoeve zyns Meyers hebbende, of ook uit andere gepaste inzigten te werk gaande, zich tot den aanleg van uitgebreide bosfchen bedient. Doch dit behoort niet tot ons onderwerp. XIX. Uit den eisch eener Akkermaals hegge op Bouwgrond, die bemest wordt, zal ik eens, zoo verre myne weetenfchap ftrekt, verflag doen van de kosten, waarop de aanleg daar van in betrekking tot den Goedheer, en van de voor- of nadeelen, op welken ds agtervolgende groei van dezelve , zo met opzigt tot den Goedheer als Pagthoe'vemar beiden, gemeenlyk te ftaan komt. Ik zal my hieromtrent, klaarheidshalven, alleen maar in 't klein bepaalen tot zodanigen kamp, als dient ter voortteeling vim de gemeenile koren-, en andere by vruchten , waaöp een V eldboer op zaadpagt zittende, zich toelegt. XX. Een Zaaikamp, by voorbeeld de lengte van vierentwintig, eh de-breedte van vyfentwintig roeden hebbende, bevat, als men deeze getalen met eikanderen vermenigvuldigt, zeshonderd vierkante roeden, en alzo de juiste groote van één morgen lands. — Ik zal, om niet te vergiffen, het morgen maar op zes fchepels ftellen. Warm er men nu langs de kanten des kamps de breedte eener halve roede, tot het benooten van dezelve met Akkermaal afneemt, hetwelk over de lengte van alle de zyden agtennegéntig halve vierkanten roeden uitmaakt; en wanneer men deeze 'engte-, gemakshalven , op honderd halve roeden bereekent; dan volgt , dat het mo'gen een twaalfde gedeePe van de uitgeft-ektheid des Bouwkamps, en dus ook een twaalfde gedeelte F 2 des  84 VERHANDELING des Zaaizaads, dat is, een half fchepel van de zes fchepels, verliest. XXI. Laaten wy nu optellen, hoe veele telgen op dit twaalfde gedeelte des kamps, volgens algemeen gebruik, gepoot kunnen worden. Laaten wy aan elke halve vierkante roede twaalf telgen geeven, en dezelve, volgens het beloop dier roeden, met honderd vermenigvuldigen. Zo blykt dan , dat twaalfhonderd telgen het getal uitmaaken , waaruit de Akkermaals hegge beltaan zal, en welkers provenue, door den Goedheer te trekken, wy eens zullen opgeeven,,na vooraf de kostenvan aanleg bereekend te hebben. XXII. By den aanbeginne moet de grond , om het hout wel te doen tieren, ter diepte van drie, vier of vyf voeten omgefpit worden. — Ook verligt of verzwaart de grond , naar gelang van deszelfs ligter of zwaarder breekinge en omfpictinge, de kosten van den arbeid. Ik zal, meen ik, niet te veel reekenen, met den arbeider voor het omwenden van elke halve vierkante roede drie duivers toeteleggen, hetwelk voor dat van de honderd halve roeden op vyftien guldens uitloopt. Hier by vraage ik voor de twaalfhonderd telgen tien guldens, tegen welken prys ook niemand, die op jeugdig, ftevig en deugdzaam plantfoen gefield is, iets zal hebben intebrengen. Eindelyk reeken ik voor het planeeren van den oppervlakkigen grond, het aanhaalen der telgen, het zuiveren en inkorten van derzelver wortels, het pooten, het affnoeijen, en wat wyders der bezigheid van twee of drie arbeiders is aanbevolen, tien guldens. En uit deeze tien, die, met  van PIETER REMPELAAR. 8y met de voorgaande tien en vyftien is famengevoegd, een juiste fomme van vyfendertig guldens uitmaaken , blykt alzo het beloop der kosten , tot den aanleg des nieuwen plantioens belteed. XXIII. Maar daar moeten eenige jaaren verloopen, eer dat de Goedheer, of wie hem als Eigenaar opvolge , van deeze zyne Akkermaals hegge het volkomen genot kan trekken; ten minsten , als nog te raade gaan, met het algemeene begrip en gebruik. Men wil, namentlyk , de jonge tel. gen, na de eerfte vier- jaaren groeijens, kort langs den grond afgefnoeid en ingekort hebben , wanneer zy nog maar dunne ryzen opleveren , wier waarde op verre na niet haaien kan by de kosten eener herhaalde omgraavinge des bovengronds, en by die der inpootinge van zodanige telgen , als geftorven zyn, en waar van het getal fomtyds al aanmerklyk is. Wy mogen dan wel het voordeel der gemelde ryzen tegen deeze kosten op de leij doorftreepen. Vervolgens wil dezelfde gewoonte, dat, na agt jaaren hergroeijens, dit nieuwe Akkermaal valle , het welk alsdan de eerften houw genaamd wordt, en waarvan ik de afdrag op de helft van 'het volgende volle provenu* zal reekenen ' Alleen verzoek ik mynen Lezer, te onthouden, dat er nu reeds twaalf jaaren verftreeken zyn federt de bepoonng van den grond. En dan zal ik alleen maar aanteekenen, dat voortaan, wederom volgens gewoonte, het hout van tien tot tien jaaren telkens wordt afgekapt, en dat by gevolg de Eigenaar zich niet kan voordellen, de volle baate van zyn plantfoen te genieten, dan by den tweeden houw; dat is, F 3 na  M VERHANDELING na het eerstvolgende tiende jaar, of na het twee entwintigfte van deszelfs aanleg. lykl\\ T*yf^.d«W m de Eigenaar, gevk wy S- XXII. gezien hebben, vyfendertig gul. den ,n uitfchot. Laaten wy dit houden als eene t^lT' We,ke ^' 8edu,^nde tweeën, twintig jaaren, geene rente getrokken heeft. Deeze rente jaarlyks op één gulden gefield zVnde , zo maaken tweeëntwintig jaaren tweeëntwintig guldens: welke, met de hoofdfomme verëenigd, doen zien dat de E,genaar tot op deezen tyd zyn verfchot of nngaave op zevenënvyftig guldens moet te boek XXVI. Juist te bepaalen, hoeveel van een fchepel of mudde zaads op het land gewonnen wordt, js ondoenlyk. Een goede oogst hangt niet alleen af van den goeden aart en ligging des Bouw gronds , maar ook van een kundige bearbeiding behoorlyke mesting, deugdzaam zaaizaad, gunstig jaargetyde. en wat niet al? Naauwkeurige liefheb, bers maaken geene zwaarigheid van te beweeren ïl th6'", ïgte B°er is' die> aIs aiie *W hun behoorlyken eisch hebben , doorgaans van eene mudde rogge en boekweit , door eikanderen genomen, geene agt of negen mudden binnen oogst. Ik zal dit op zeven mudden ftellen. Jk jevere den Boer zyn zaaizaad, het eene mudde na melyk, door hetgeene hy meer mogt inzamelen, en door het ftroo, dat hy van de garven ten zynen geheelen voordeele afdorscht , wederom te rug, onder voorwaarde, dat hy de gantfcbe afdor fchmg der garven van de zeven mudden voor zyne reeker.mg neeme. Uy houdt dan met zynen Goedheer  van PIETER REMPELAAR. 3? heer zes mudden overig. Als een mudde zes mudden geeft , geeft een half fchepel drie fchepels. Een mudde rogge of boekweit wordt nu , federt eenige jaaren, door eikanderen , gewaardeerd op vier guldens. Dus gelden drie fchepels drie guldens. Twee vyfde deelen van drie guldens maaken vierentwintig ftuivers, zynde alzo van het meergemelde half fchepel gezaai het provemie voor den Goedheer. Het gemis hiervan , geduurende tweeëntwintig jaaren, in de drie voorgaande Art. vermeld, loopt dan uit op eene fomme van zesentwintig guldens en agt ftuivers. Laaten wy deeze by de zo even verreekende zevenënvyftig guldens, §. XXIV. optrekken, en wy zullen de totaale uitgaave bevinden te beftaan in eene fomme van drieentagtig guldens en agt ftuivers. XXVIIf. De twaalfhonderd telgen §. XXI, die wy nu ftammen zullen noemen, van tien tot tien jaaren , telkens naar eene gegronde gisfing, vyf. duizend ftuks hakhout Cde dunne takken, welken men gewoon is tot bosjes famen te binden, hieronder gereekend,) kunnende opleveren , onderftel ik, dat by den tweeden houw vyftig guldens zullen gelden; dat is, tegen tien guldens op (lam, zo als men 't noemt. Laaten wy nu de waarde en opkomst van den eerften houw , gelyk ik reeds §. XXIII. gezegd heb, op de helft; dat is, op vyfentwintig guldens hierby voegen, wanneer alsdan zal volgen, dat de Eigenaar, uit den verkoop der hegge, na tweeëntwintig jaaren, in zyne kasie gebragt heeft eene fomme van vyfenzeventig guldens. F 4. XXIX.  tS VERHANDELING XXIX. Maar het blykt dan ook, dat, deeze gemelde fomme afgetrokken zynde van die der drieentagtig guldens en agt ftuivers. zo even§ XXVI. op de uitgaave verreekend, de Eigenaar tot op dien tyd nog agt guldens en agt ftuivers in verfchot is, om hetwelk tegen de ontvangst te vereffenen, hy ten minden nog drie jaaren van de opkomst zyner Akkermaals hegge moet afzien. XXX. Het vooruitzigt egter, dat eene ftrook gronds langs de kanten van zodanigen Bouwkamp, eindeiyk na vyfentwintig jaaren , den Eigenaar, in plaatze van vierentwintig ftuivers, vyf guldens kan in kasfe brengen, is zo vleijend en aanmoedigend, dat het door geenerlei redeneering fchynt te kunnen wederflaan worden. XXXII. Ik oordeel, alleen te moeten aanmerken, dat de wo'rtels van het plantteen, van jaar tot jaar zich verder onder den grond verspreidenden, zo veel re meer bemesting van noden hebbende, hoe ouder zy worden. Want fchoon zy door de fpade eenigermaate afgeftoken, of door het ploegyzer, by eene herhaalde bebouwing, telkens argefneden worden; zeker is nogthans, dat de toeneemende dikte der wortelen en het vooroverhangen der takken des ftams de genaakbaarheid van den ploeg hoe langs hoe meer beletten. Wie kan twyfelen , of bierdoor gaat wederom een gedeelte van den Bouwgrond verlooren P En zouden wy du verlies niet wederom op eene halve roede lands rondom den geheelen Bouwkamp mogen rekenen? Zou dit voor den Boer niet op een vol fchepel gezaai, op zes fchepels koren by de inoogfting, en voor den Eigenaar op tweemaal vierentwimig ftui-  vau PI ETER REMPELAAR. 89 ftuivers iaarlyksuitloopen? Verftandige en ervaren €iSZ^ê<* ^llen ons deezen overflag met betwisten, , . „_ XXXII7 Wy moeten daarenboven acht geeven op twee toevallige dingen • die , wanneer zy gebeuren , nog vry wat zwaarder weegen. Het eerfte is een natuurlyk gevolg eener langduurige droogte en zomerhitte , de zaadhalmen , voor zo ve e te zich bevinden nevens en regens een zuidelyke en hooge Akkermaals-hegge, dermaate verfchroeijende, dat'er naauwlyks eenige aanmerklyke vrucht van ingeoogst wordt. Want, zo weinig temana , d^ geloon is des zomers langs korenakkers me opgaand hout bezet, zynen weg te neemen, loctaenen kan, deeze fchadelyke verfchroe.j.ng nu en dan ge 7ien te hebben ; zo bezwaarlyk zal hy kunnen beweeren, dat hy ze ergens en ooit gezien heobe on eenig goed Bouwland, hetwelk van rondsomme o'pen, boschvry en vlak is. Het tweede toeva be ftaat in den zomerfchen nachtvorst, die, fchoon bv ftreeken vallende, egter bevonden wordt het bloeiiende veldgewas , agter of tusfchen digte heggen ftaande, allermeest te benadeelen; het zymen de. zelve, volgens waarfchynelyker gisfinge, afleide van dè weligheid des tederen bloeizems, binnen een befloten perk des daags te zeer gekoesterd van,de warme zonneftraalen, en des nachts tegen den invallende vorst minder beftand zyode. XXXIV. De bedenkingen , die wel eens hiertegen ingebragt worden, zullen ons niet )ang ophouden, hen Akkermaals-hegge, kan iemand te gemoet voeren, veröorzaakt de. nadeelige uitwerkfels van de fchroeijing en bevriezing der graanF 5 Se'  50 VERHANDELING gewasfen niet, wanneer het hout afgekapt, en zo iang het maar, tot drie of vier jaaren , wederom opgegroeid is. De Bouwgrond, tot hiertoe genoegzaam open en, om zo te fpreeken, onbeheind, zal deeze vruchtvernietigende toevallen niet onderhevig zyn, dan geduurende de laatfle zeven of zes jaaren. Daarenboven moet een akkertje, een kampje lands, net welk maar één morgen gronds bellaar, niet in vergelyking komen met eene breeder uitgcftrektbeid ; vermits aldaar zelfs eene reeds hoogöpge- ZZ a hfge te VerrÈ Van,£ biD«enIiggende midden verwyderd is om 'er de gevreesde nadeelen van te verwagcen. Eindelyk eene Akkermaals hegge is, overëenkomftig met allerlei geboomte, niet alleen lchattingvry , maar kan ook aangelegd worden met een bepaald oogmerk om , indien het Bouwland tiendphgtig is, dat gedeelte des gronds , dat de negge beflaat , van de tiendgeeving te ontheffen. Deeze tegenwerpingen zyn, dunkt my, de voor.' naamften. Laaten wy eens zien, hoe verre zy fteek houden, en ze kortelyk beantwoorden. XXXV. Eerftelyk, wy willen gaarne toeflaan, dat een Bouwgrond alsdan meest onderhevig is aan de gemelde verderfiyke toevallen , wanneer het bout eerst tot zekere hoogte is opgefchoten. Maar laaten wy de gedeeltelyke verfchroeijing van het koren, binnen het verloop van tien jaaren, maar op twee gebeurtenisfen, en de bevriezing des bloeizems, mitsgaders die des jeugdigen uitfpruitfels maar op ééne Hellen. Dan zullen deeze treu-ige verfchynfels nog overgenoeg zyn om de vruchten een aanmerklyk nadeel toetebrengen. Zouden wy ze byna met kunnen gelyk fchatten aan een Tiende,  van PIETER REM PEL AAR. 91 de , van fommige Bouwkampen over hun geheel uitgaande, of aan eere L^enverhtffiiig, welke, ondertteld zynde van perfoneel te weeze , ten kose van den Eigenaar, ten minsten om de vyftien jaaren ééns voorvalt. Zeker , indien het iluk lards tiendvry en allodiaal is, wy zouden het, tusfchen of rondö'ti eéne hegge tot Bouwgrond aangelegd, niet vee! beter dan tiendbiar of leenpligtig keuren. XXXVI. Op kleine kampen, ten anderen, worden niet zo zeer allerlei graingewasfen , als wet en inzonderheid aardappels, knollen, wortels, vlas en diergelyke anderen , nodig tot des Lendmans huishouding , voortgeteeld. Herwaart bygevoig wordt de beste ftalmest gebragt, dewyl zodanige behoeften eenen vetten grond vereifchen. Dit zyn derhalven ook de plaatfen, rondom of langs weiken het Akkermaal best gevoed wordt, weligst tiert, en allerzekerst debereekende inkomst geeft. Maar op die wyze is het met uitgeftrekter ruimte niet gelegen- Veldboeren hebben. over 't algemeen, te groot gebrek aan mest, of hetwelk op "t zelfde uitkomt , hunne bemesting is te fchraal om aan vyftien, twintig, dertig mudden gezaai, of aan 'i gene fommigen nog meer verbouwen , op éènen kamp die kragt te geeven, waarmede zy fmalie akkenjes en kleine plekken gronds kunnen voorzien tot hunne huishoudelyke noodwendigheden. Het heggehout vindt aldaar die goede en welbemeste fappen. dat overvloedige voedfel niet, noch fchiet 'er zo fpoe™ dig en fterk om hoog. XXXVU. Eindelyk , allerlei geboomte is, op zich zelve befchouwd, rnUfchien in ons Vaderland, vi y  92 VERHANDELING vry van fchatting. Maar moet van den grond, op welken het aangelegd is, niets betaald worden? Omtrent Bouwgrond is zeker, dat een gedeelte ^an denzelven, met Akkermaal bepoot, begrepen blyft onder de jaarlykfche verponding van den geheelen akker of kamp ; Derhalven is eene Akkermaals hegge nier vry van belasting. Dat zy echter breeder of fmaller zich uitftrekkende, den grond tiendvry maakt, kan, ingevolge van onze vaderlandfche rechten, nietgelochendworden. Zyfchynt dan een voorwerp onzer goedkeuringe te moeten wezen op tiendphgtig Bouwland,.en zy zou het kunnen wezen, onder voorwaarde, dat dit land een afzonderJyke en niet te bekrompen kamp zy. Of bevinden, of vreezen zy, dat doode heiningen met veilig zyn voor de roofzugtige armoede der genen, die gewoon zyn, in ftrenge winters 'er by donkere nagten, het losfe hout uit den grond te trekken en naar den haart te brengen; alsdan kannen «y, zonder voor de bevryding dier gebeurtenisfe Jets kostbaarder opteofferen, zich bedienen van een laage en leevende üoornenhegge, wier wortels zich door den grond niet verre verfpreiden. XLIX. Men kan zich, dunkt my, ligtelyk voorRellen, dat in alle deeze onderfcheiden plaatfenenop zo verfchiilende foorten van Bouwgronden niet eenérlei foort van mest bekwaam is, om dezelfde of evengelyke vruchtbaare uitwerkfels voorttebrengen. De voornaamfte, en in de meeste hoeveelheid te verzamelende mest, is die der runderen, paarden en fchaa. pen. Een Landbouwkundige, aan wien de beflisfing wordt overgelaaten, met welke foort van Bouw-  van PIETER REMPELAAR. 93 Bouwgronden eene van deeze driederlei mest, onder uitfluiting der beide anderen , best overeenkomt , zal ongetwyfeld de paardemest erkennen voor den vruchtbaarften dienst der Kleigronden, de fchaapemest voor dien der Veengronden , en de rundermest voor die der Heigronden. Hy zou dan ook, overëenkomftig met deeze uitfpraak, van gevoelen kunnen weezen , dar. het (Trekken zoude tot aanmerkelyke verbetering dier verfchiilende gronden, indien de Boeren de mest, op een gemakkelyke wyze, over en weder konden verruilen, in diervoegen dat de een de paaroe- of runder- of fchaapemest in gebruik kreege van de twee anderen Misfchien zouden zy, die niet verre van eikanderen afwoonden, deeze ruiling konnen in 'c ■werk Rellen. Maar ter plaatfe van eenen te Oit«eftrekten afftand, waar goede wegen ontbreeken , of waar de gelegenheid niet toelaat, genoegzaam ruime flooten of eene vaart te hebben, fchynt zy al te bezwaarlyk. Hier en elders zou het voordeel niet tegen de kosten kunnen opweegen. Dit gevoelen dan, hoe fraai in de befpiegeling, kan over 't algemeen niet doorgaan. L. Maar het geene ik gaarne wenschte tertoetfe te brengen, was, of een Kleiboer zyne rundermest, een Veenboer zyne runder of paardemest, en een Heideboer zyne paarde- of fchaapemest, niet derwyze zoude kunnen toerigten , dat zy vac alle deeze mestftoffen een afzonderlyk gebruik maakten op zodanigen zelfden Bouwgrond, als zy oordeelden daartoe bekwaamst te zyn, agtervolgens deszelfs hoogere of laagere ligging of eenige andere byzondere hoedanigheid. Ik zou niet minder gaarne begeeren te weeten, of zy zich alsdaa op den duur  ** VERHANDELING duur niet konden bepaalen tot zekere byzondere graan of veldgewasfen, die eikanderen, lyTun VVtehÉg om de drie of vier jaaren, gevoedvk kün opvolgen, en die best !ftrookèn me" den Z LlZtengKHbmeSdng " Jend- nnl , Z°U aan^aade deeze verwisft- £je, , Proefneemi"ge" op een ftnfc Lands, h«welfc, altoos oP de bovengemelde wyze bemeVt bevondea «terdo, best gefchikt te zyn, by vocr beeld, tot de teek, zo niet van Wintertarwe Zn m^e tot die van Erwten of Paardeboonen Een \ eenboer zou iets diergelyks kunnen doen ten ooz gteeensBonwgronds, alleen en altyd geile k me, Lundermest , waarop hy de vruchtbaa He twer kmg ondervonden had. by vooroeeld, van vïï ^mergam; of met Paardemest , waaiöp hy f beste Rogge of Haver had voorrgeteeld. findelvk i.etwelk op den duur alleen met Paardemest eehol LIL Onder dit alles egter beneem ik onzen Land hoeve, d m om ™*^d bemcting met ftroo, varkensmest of diercelvke andere ymiddelen te verbeteren Het S l „ hun , hieromtrent naar hunne verkiezing en be.te weerenfchap te handelen. Hier zal mis?chL ook • eene gedeeltelyke, vermenging van Paarde- en Run- cier-  van HETER REMPELAAR. 95 dermest, elders die van Schaapemest met eene van beiden, of met beiden te zamen, den meesten dienst doen. Het komt 'er maar op aan, dat zyons leeren , op welke byzondere Bouwgronden het ééne of andere plaats hebbe , onder voorwaarde, van daarby bepaaldelyk op den duur te blyven voortgaan , en de gewoone hoeveelheid der bemestinge niet te overfchryden. De waarheid hiervan onderfteld zynde, zo fchynt onwederfpreeklyk te moeten volgen, dat eene dikwyls herhaalde beploegiBg den grond te bekwaamer maakt om dat voedzel te ontvangen; als mede, dat de beploeging niet te diep gefchieden kan, onder voorwaarde, dat zy in dit opzigt niet eensklaps, maar van tyd tot tyd den fchraalderen grond naar boven brenge. Velimüs, qcod ratio probat   & AAKELYKË INHOUD van X) e VERHANDELING V A ft ART van PRO TÈ 2V% Huisrrian te Stryem OVER Het bevorderen der Vruchtbaarheid vari Bouwlanden , zonder eene meer dan ge* woone bemesting. Aan welke eene gratieicatié ;s TOECEWEEZEN.   JD)'3 ondervinding leert, dat de verandering va» VeldgewaJen zeer veel toebrengt tot eene aanhoudende vruchtbaarheid van den grond-; hoewel allo gewasfen, zonder onderfcheid , den grond uitputten. Het fchyct derhalven onmogelyk te wezen, dat de vruchtbaarheid, door het vergaderen v in Veldgewasfen, zou konnen onderhouden worden, en nogthans wordt de zaak door de ondervinding bevestigd. Hiervan kan men de volgende reden geeven: daar de eene plant met zyne wortelen veel dieper in den grond boort, dan wel eene andere , zo laat dezelve den bovengrond rusten, en haalt haar voedzel genoegzaam alleen uit de diepte. Ondertusfchen wordt in den bovengrond door de lucht, tegen en zonnefchyn de vrucntbaarheid eenigzin« vermeerderd, waardoor hy in (laat gefteld wordt, het volgende jaar weer zulke vekig .wasfen te konnen voortbrengen , die hunne wortelen meer in den bovengrond verfpreiden. By die gelegenheid moet men het land niet te diep omploegen , op dat de beneden grond niet naar boven gebragt wode. Voorts behoort men eene genoegzaam» kennis van de gefteldheid en deugd zyner landea G % »•  it» VERHANDELI N G te hebben , ten einde zulke foorten van graanen daarin te zaaijen welke met de natuur van den grond best overeenkomen. By voorbeeld Tatw en Garst verëifcben een wel bebouwden kleigtond; Koolzaad een zeer goeden vetten grond; Spelt , Erweten eu Paardeboonen , een zwaaren kleigrond ; Zomergarst en Zomertarw , een wel geroerden grond; Vlas groeit in alle gronden, indien ze wel bebouwd zyn ; Rogge en Boekweit groeijen in zandige en magere gronden; Haver en Klaveizaad, zo wel in goede als fchraale gronden. Hieruit zal men kunnen afmeeten,-dat het volftrekt nodig is , de innerlyke gelteldheid zyner gronden wel te kennen. Het voornaamfte middel, om de landen vruchtbaar te manken , is, dat men het met Klaverzaad bezaaije. Hiertoe neemt men doorgaans vier deelen rood- en één deel wit Klaverzaad, en laat het land één of twee jaaren beweiden, naar vereisen van zaaken. — Daarna ploegt men het, ter diepte van twee duimen, in de maand November om, en laat het zo den winter overliggen , waardoor het mul en los wordt. In het-begin van April moet men het by droog weder zomervaagen, waarby men ter diepte van drie of vier duimen omploegt, en wel v.an elkander egt. Hierop blyft het 12 a 14 dagen h'ggen, om de bovengeëgte wortelen te laaten verdroogen , en het zaad. van 't onkruid tyd tot uitfpruiten te geeven. Dan ploegt en egt men het voor de tweede keer, en na 12 a 14 dagen voor. de derde maal. Dit  van ARY van PROYEN. 101 Dit verricht zynde, moet men zorgen , dat de «reppen en flooten wel worden opgemaakt, om de daaruit komende aarde te konnen brengen waar ze bet meest verëischt wordt, cn tevens «n de waterlozing te bevorderen. — Omtrent ha f May p X men weer ter diepte van 8 tot 12 duimen, Ta 8dat het land zulks vordert, en in dren ftaat laat men het 3 of .4 dagen liggen , waarna men het op nieuw tot diezelfde diepte ploegt om de k uitcn fyner te maaken , en de aarde by beurten aan t het weder zulKs toelaat, rusten. - Daarna egt men het op p.euw wel door , en omtrent half Apnl ,ets vroeger of laater, naar dat de deugd van t Land », en het weder zulks toelaat, za.it m n lynz ad; en egt het wel onder. Na dat het daar één oag oP gedroogd heeft, blokt men het met cm h*ie rololok vast. — m , 2eer ^ Qm ^ vogt  van ARY van PROVEN. Iej vogt in den grond te bewaaren, en het uitkomend Vlas voor den Vorst en de aardvlooijen eenigzins ts befchermen. Het derde jaar, na dat het Vlas in July , of' begin van Augustus van 't land is, en gebraakt en gemest te hebben, moet men het land zo dra mogelyk omploegen ter diepte van 3 a 4 duim, en laaten het zo 2 a 3 weeken liggen: dan ploegt men het ter diepte van 7 a 8 duim, en laat het 5 a 9 weeken liggen. Eindelyk ploegt Jmen het weer ter diepte van 6 a 7 duim; doch indien het weder;zo diep niet toelaat , moet men het by J of 6 duim laaten berusten. Dus toebereid zynde, zaait men in 't laatst van OcTober Tarw, en egt ze wel onder. Na het einde van den winter, omtrent half April, wordt de Tarw, gelyk men het Koolzaad gewoonlyk doet, weergeëgt, om daar door den groei te bevorderen , by welke gelegenheid men tevens Klaverzaad tusfchen deTarw zaait. Het vierde jaar, na dat de Tarw in Augustus van 't veld gaat , en het land gebraakt en gemest is, moet de Klaver beweid worden, op dat de grond meer vastigheid kryge , en de klaver tegens den naderenden vorst beter beftand zy. — Den volgenden zomer kan men den klaver 2 of 3 maal hooijen, dat goede reekening, en veel en gezond hooi geeft: maar indien het de omftandigheden toelaaten, dat het Klaverland beweid kan worden, zal het den grond meerder vruchtbaarheid aanbrengen dan hooijen. Bevindt men ondertusfchen zyn land hoog kloek te zyn , dan ploegt men den Klaver in 't begin van G 4 Sep"  104 VERHANDELING September ter diepte van 2 duim onder , en egt 'bet v/el van elkander. Eenige dagen zo gelegen hebbende, p'oegt men bet land weer ter diepte van 3 a 4 duim om, en egt het wel door- daarna ploegt men het ter diepte van 5 of 6 duim , in welken (laat her 3 of 4 weeken blyft liggen. Eindelvk ploegt mtn het xveer ter diepte van O of 7 duim, en bezaait het in 't laatst van Oftober of begin van November met Tarw. - Dan zo men door ongunstig weder öf andere verhinderingen zyn land op deeze wyze niet bebouwen kan, moet men het den gantfehen winter onbezaaid laiten liggen, en op 't einde van Maart., of begin van April, ter diepte van 4 of 5 duim omploegen en wel dooreggen. Daarna ploegt men het nogmaals ter diepte van 4 a 5 duim en omtrent half April bezaait men het met Haver. De Haver in September van't land gaande, ploegt men het ter diepte van 3 of 4 duimen om, en Iaat het eenigen tyd zodanig liegen,'op dat de (toppeten tyd hebben te rotten. Vervolgens ploegt men het voor de tweede keer 4 of *duim diep, en egt het Wel door elkander. Eindelyk ploegt men het voor Öe derde reis 6 of 7du:mdiep, en zaait nu Tarw, in plaars van het voqrige jaar, toen men daarmede* verhinderd wierdt, Maar indien men , na het omploegen van deq Kllver, Tarwe gezaaid heeft, moet men, nadat dezelve van !a.vl is, d j ftoppe'en 3 of 4 duim ondervoegen , en a of 3 weeken laaten rusten. Dan tftoèï men aan den kant van ieder grep, ter breedte Van 4 of 5 voeten nog pens ploegen en wel doorêggen, fim tel onkruid, M veornarnelyk aan dQ kaai  va» ARY van PROYÏïN. 105 kanten groeit, te beter te overwinnen. Na 2 of 3 weeken worde het op nieuw 5 of 6 duim diep geploegd, en dus blyft het den gantfehen winter liggen. In't begin van Maart zaait men Paardehoonen, die men 4 of 5 duim onderploegt, en dan overëgt, om de aardkluiten te breeken, op dat de boonen te beter kunnen opkomen. De Paardebocnen in September van 't land gaan* de, ploegt men de ftoppe'en ter diepte van 334 duim onder, en egt den grond wel door. Na twee of drie weeken moet men weer j of 6 duim diep ploegen, en zo tot de maand Maart laaten liggen, als wanneer men het land wel doorëgt , en dan Zomer-Tarwe zaait, die twee of drie duim moet ondergeploegd, en vervolgens gelyk geëgt worden. Omtrent de maand May zaait men Klavefzaa1 tusfchen de Tarwe. Doch als het land, na de Paardeboonen, te vuil of te mager wordt, zal men best doen, in plaats van Zomer-Tarwe, Haver te zaaijen , in welk geval men , omtrent het ploegen, deeze orde moet houden. Op het einde van Maart , of begin van April wordt het land 4 of 5 duim diep omgeploegt; na 8 of lo dagen egt men het wel door, en wederöm pa 8 of 10 dagen wordt het voor de tweede keer geploegd en geëgt, en eindelyk vobr de derde reis ter diepte als de voorige keeren gedaan is. Men diend vooral in opmerking te houden, dat het land, het welk bezaaid zal worden, in de Lente fyn en mul gemaakt wordt; uitdien hoofde moet men de eerfte reis ?0 diep ploegen, als men vervolgens denkt te. G 5 doen.  Jt>6 VERHANDELING doen. — Na dit verricht hebbende, zaait men in 't laatst van April of begin van May Haver , deeze onder geëgt zynde , zaait men tevens Klaverzaad daarboven op, en egt het weer lugtjes onder, of anders blokt men met een knobbelblok daar over. Zo dra de Haver van 't veld is, moet de Klaver beweid worden , om tegens de winterkoude beter beftand te zyn. Het volgende jaar beweidt of booit men de Klaver, als wanneer men het land braakt of zomervaagt, op welke wyze alle landen van eene gantfche Boerdery behandeld worden. Indien men goede Kleigrond heeft, verdeelt men zyne landen in 8 of 9 deelen , om ieder jaar één agtRe of één negende deel te braaken; d )ch moet het braaken nooit gcfchieden, ten zy het land vooraf met KLver bezaaid, en vervolgens beweid geworden is. Door het land te klaveren en te beweiden , wordt het merkelyk verbeterd. Daarenboven brengt de Klaver ruim zo veel voordeel aan als de Haver ; doch het klaveren moet flegts één of twee jaaren gefchieden, en dan weer braaken, om dat het land anders in het derde en vierde jaar zeer weinig afbrengt. JMisfchien zal iemand tegens die moeite opzien, om het land naar onze opgaaf te bebouwen; maar de zwaarigheid vervalt van zelve, indien het benodigte daartoe gevonden wordt, als Paarden, Wagens, Ploegen en Knegten. Tot tien morgen bouwland worden twee paarden vereischt , en voor 50 morgen 4 paarden, één kne^t, a ploegen, een ligte en een zwaar fpan eggtn met yzere tanden, een Rolblok en Molbord, om de aarde gemakkelyk van  van ARY van PROYEN. 107 van de eene plaatst naar de andere tebreneen. Voorts heeft men twee goede Wagens nodig 0m de Graanen en andere zaaken, tot de Bouwery behoorende, te konnen vervoeren- Om dan weer te keeren tot de bouwgronden, zo diend in opmerking gehouden te worden, dat de kwaade Klei- of Leemgrond in vruchtbaai heid zeer veel verfchilt van d e landen waarvan wy hierboven gefprooken hebben. De leetnag ige aarde bevat te weinig zand, en uit dien hoofde pakt ze te vast op een , zonder het warer een behooriyken doortogt te laaten ; de verwarmende z n en lucht kin in haare taaije zelfll.ndigbeid niet diep genoeg indringen, en dus tot bevordering van den groei der planten byna uiers tpebrengen. Om de kwaade eigenfebappen d>.ezer taaije leemgmn. den uit den weg te ruimen , moet men op middelen bedagt zyn , waardoor derzelver zwaarte weggenomen, en do aarde bolder gemaakt wordt. Dit k.n onder anderen ook bevorderd worden, door dikwils zulke foort van Graanen in een taaijen grond te zaaijen, die met hunne wortelen diep in den grond booren, en van natuur een zwaaren grond beminnen, alsPaardeboonen, Haver, Speld, Klaverzaad enz. In 't ploegen moet men die bewerking houden, welke wy by den goeden Kleigrond opgegeeven hebben ; want het ploegen is by zulk vast Kleiland vooral noadzaakelvk , doch onder deeze voorwaarde ; dat men nooit dan by droog weder ploege , al moest men ze ook een reis minder dan de goede kleigronden ploegen. Omtrent het meiten moet meu in deeza voege te  io3 VERHANDELING te werk gaan : als het land by droog weder we! gebraakt is , dient men zulk een foort van mest daarop te brengen, die den grond bolder en losfer maakt, als Paarde- of Schaapemest, ftroo, riet, zand en voorts zulke zaaken, die eene tegenovergeftdde eigenfchap van den grond hebben ; want in een losfen grond zullen de opftaande planten hnnne wortelen veel gemakkelyker uitbreiden , en dus van alle kanten het vocdzel kunnen opneemen. Nu meene ik genoeg gehandeld te hebben over de voornaamfle middelen ter verbetering.van de goedé én kwaads kleigronden , niet tegengaande de bewerking naar ons voorfchrift, door tusfchen komende omftandigheden, als mede door een ongunstig faifoen, wel eens inerkelyk kan verhinderd worden; evenwel moet men zo veel mogelyk in de bewerking s S onze opgaaf voldoen. - Goede Moerigegrond diend op gelyke wyze beïiaiideid te worden, als wy van den goeden Kleigrond' gezegd hebben, fchoon het fchynen moge» dat deeze landen die bebouwing niet nodig hebben , immers niet om de losheid te bevorderen , als in zich zeiven van natuur bezittende, wac de zwaare Kleigronden door bewerking moeten verkrygen: maar op deeze landen moet door de bebouwing juist het tegenövergeftelde bewerkt worden. De moerige gronden zyn te fponfieus , en laaten de wortelen der planten dikwils door tusfchen ruimtens heen fchieten zonder aarde te raaken, en dus ook geen voedzel kunnen opneemen , dit dan moet door eene veelvuldige bebouwing verholpen worden , ep dat de grond eene evenredige vastigheid kry^je en meer gefloöten worde. Aan-  . van ARY van PROYEN. ic# Aangaande de te zaaijene Graanen op deeze Meergronden , moet men zulke foorten kiezen , welke van natuur een losfen grond beminnen, als Garst , Rogge, Tarwe enz. en in de verdere behandeling te werk gaan , als wy boven gezegd hebben. , • Omtrent de Zandgronden diend men op ztil» middelen bedagt te zyn die het land altoos eenige verbetering of verfterking aanbrengen. — Dik. wils ploegen en mesten , als mede zulke foorten van Graanen te zaaijen , weke met den aart vaa den grond meest overeenkomen, als Rogge , Boekweit enz., zyn de natuurlykfte en best gefchiktftn middelen. Alle foorten van mest zyn in ftaat de zandgronden te verbeteren, gelyk ook aarde van een tegen overseftelJe natunr, als mergel, klei en andere. Met fommige foorten heete mest moet men egter omzigtig wezen, en maar telkens weinig daarvan opbrengen, gelyk alle mest van vogelen, asch, mergel enz. Voorts zal ik nog fpreeken van de hoeveelheid Graan dat men op ieder morgen behoord te zaaijen Indien ik fpreek van Morgen of andere maat, heeft men daardoor altoos de Rynlandfche te verftaan - Op een welaebraakt en gemest morgen lands, zaait men aan Koolzaad twee maaten Dordfche maat, Tarw of Garst vier agttendeelen Dordfche maat, Lynzaad, Haver en Duiveboonen zeven agtterdeelen, Spelt en Paardeboonen tien agttendeelen, Zomer Tarw en Rogge vyf agttendeelen, Kla%er%aad 20 pond rood, en 4 pond wit. Op  iio VERHANDELING ühz. Op de voorgemelde wyze van bebouwing kan mea alle foortm van Graanen zaaijen, en indien de landen droog zyn kan men altoos Aardappelen teelen, zelfs op de fchraalfte gronden. Maar men moet daar by altoos in 't ocg houden, om zyne landen mee beste fooi ten van Graanen te bezaaijen , en daarby gefla'ig van foort verwisfelen, om niet tweemaal agrereen dezelfde te zaaijen , en het te zaaijene ( raah liefst van andere oorden te haaien , als uit Ziïèiahd naar Holland, en zo weer anders om; en zo dit niet welvoeg!yk kan gefchieden , zal het overv oeren . van 3 en 4 uuren gaans van het Zaaigraan, de vruchtbaarheidnogthansmerkelyk kunnen bevorderen. De Ondervinding is daar van dé beste Lermeester.