2 VERHANDELINGEN UITGEGEEVEN DOOR DE MAATSCHAPPY TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW T E AMSTERDAM. ELFDE DEELS, EERSTE STUK* •& & •©• •& * ■& Te AMSTERDAM, Ry JAN CHRISTIAAN SEPP en ZOON, mdccxciv.   V O OR BERICHT. Temand , die de gefleldheïd van de X -ronden, in onze Republiek, geduurende deeze laatfte dertig jaaren, mee opmerking heeft nagegaan , zal eereedelvk .toeftemmen , dat 'er, m dien tyd , eene niet geringe hoeveelheid van bosfehen op dezelven, byzondérlyk in deeze Provincie , zyn aangelegd , waartoe de fteeds verminderende voorraad van onze gewoone en veel gebruikte btandftoffe, naamelyk de turf, zoo wel als de daaruit ontftaane vermeerdering in waarde van het brandhout, gelyk ook eenige voorbygaande omftandigheden gelegenheid hebben kunnen geeven : en, nadien, by het aanplanten van veelerlei houtgewasfen, ■ ook noodwendig volgen moest, dat het onderzoek omtrent de beste wyze van dezelven te teelen, en de verfchillende foorten van gronden daartoe te bewerken , om van elk, naar zy. nen aart, de meeste vrugt te trekken, aanmerkelyke vorderingen maak* 3 te?  vi VOORBERICHT. te ; zoo zyn • egter die kundigheden niet algemeen genoeg bekend geworden, dat men het als overtollig zou kunnen rekenen, wanneer men trachtte de waarneemingen van lieden van kennis en ondervinding, zoo veel mogelyk, byeentezamelen , met oogmerk om ook aan min - ervarenen den wee te wyzen , tot het gebruik van zoodanige middelen, als door de uitkomst gebleeken zyn, den bezitters van houtgronden voordeel te hebben aamjebragt. b Uit overweeging van dit alles, had de Maatfchappy tot den Landbouw alhier opgericht, eene Prys vraag, betrekkelyk tot de Houtteelt, j„ den jaare 1785, uitgefchreeven ; doch ter bedemder tyd, geen voldoende Antwoorden ontfangen hebbende, vond zy goed, dezelve oP nieuw voortellen , het geen ten gevolge heeft gehad, dat, in i7pr, eenige Verhandelingen by de Maatfchappy Zyn ingeleverd, waarvan zy 'er twee met ee-  VOORBERICHT, vu eene preemie heeft begiftigd, die, hoewel in alle de vereischte byzonderheden niet even leerzaam, benevens de twee Berichten omtrent het planten van enkele foorten van boomen, egter veele gegronde aanmerkingen en weetenswaardige onderrichtingen wegens dit onderwerp openbaar maaken. Daarenboven heeft de Maatfchappy by de eerfte Verhandeling, in dit Eerfte Stuk van het Elfde Deel voorkomende, gevoegd eenige aantekeningen, door anderen aan haar medegedeeld, en waarvan zy die op bladz. 42 en <5j; — aan de prysfelyke welwillendheid van Jan Schipper en Johannes Plooster, beide woonachtig te Oostvoorn, te danken heeft: gelyk ook de inhoud van het Aanhangfel over de Houtteelt, te vinden op bladz. 119 en volg., door den eerstgenoemden Landman, even vóór het afdrukken van dit Stuk, aan haar is toegezonden. Nog is, in dit Eerfte Stuk, ge* 4 plaatst  vin VOORBERICHT. plaatst een Antwoord op een Voorftel, door de Maatfchappy, m 1787, gedaan , en waartoe baar aanleiding gegeeven hadden eenige aanmerkingen m verfcheiden Verhandelingen over de Vlasteek , en wel inzonderheid op bladz. 229 van het Vierde Deel haarer uicgegeeven Werken, in welk Deel alle de gemelde Verhandelingen gevonden worden. Dan, hoe zeer, in dit Bericht over de beste wyze van Vlas te reutcn, de proeven hieromtrent, met veel naauwkeurigheid, fchynen genomen te .zyn, had de Maatfchappy gaarne gezien , dat deeze zaak ook door andere Vlasfers was onderzogt geworden, dewyl als dan uit alle derzelver proeven , met nog meer zekerheid , was vastteflellen, dat de gewoone bereiding van dat kostbaar voortbrengfel de voorkeur verdiende. Het Tweede Stuk van het Elfde Deel, het geen de Maatfchappy, zoo fpoedig mogelyk, denkt in 't licht te brengen, zal behelzen de drie, door haar}  VOORBERICHT, til haar, in 't voorleeden jaar , goedge^ keurde Verhandelingen over eene ver. betering van het Inlandsch ras van Paarden. Hoe zeer men bekennen moet, dat hier en daar, in onze Republiek, inzonderheid in Friesland en Groningen, genoegzaame zorg word bedragen , voor het behoud van ons oorfprongelyk, uitmuntend fraai en deugdzaam ras van Paarden, waarvan nog dagelyks bewyfen voorhanden zyn , is het egter even onbe^ twistbaar , dat het verval ook op veele plaatfen aldaar, maar nog meêr, in de overige Provinciën en Landfchappen, geduurig toeneemt, zoo dat men moeite heeft, om zig te voordien van fterke en bruikbaare, veel min van fchoone en welgemaakte Paarden. Eene meerdere oplettendheid omtrent de voortteeling van deeze onontbeerlyke dieren,,en meerder voorzorg by hunne opvoeding, zyn gewis de voorfiaamlte middelen , waardoor die tak van Koophandel voor onze * 5 Land-  x VOORBERICHT. Landlieden zoude kunnen bevoordeeld worden;en hiertoe hoopt de Maatfchappy, dat deeze laatften en alle die geenen ,* welke belang hebben, by de verbetering van de onderfcheiden foorten van onze Inlandfche Paarden, zullen opge* wekt worden , door de verfchillende raadgeevingen en voorfchriften, die, in bovengemelde Verhandelingen, vervat zyn, en wel inzonderheid, door de wyze en vaderlyke inrichtingen, die door 's Lands Overheid, op verfchillende plaatfen , zyn vastgefteld en bekend gemaakt, zoo als dit, uit de Eerrte der drie Verhandelingen, kan geleerd worden. Verder bericht de Maatfchappy, dat zy, op haare Groote Vergadering van den 13 May deezes jaars, tot Ordinaire Medeleden, heeft aangenomen de Heeren; Jacob Boreel van Hogelanden, Schepen der Stad Amjlerdam. Mr.  VOORBERICHT, m Mr. Gerlach Cornelis Johannes van Reenen, Oud-Scheepen der Stt welk ook ZQ0 Se £Lrr°^en' dat de M-tf^ppy "* het laatfte minder gediend zal zyn, dan zondere behandelingen omtrent dehout-teelt Om de voorgeftelde Vraag, naar orde t* beantwoorden, zal ik ^ oneven de hi r bedoelde Hout - gewasfen, dg in onze r" pubhek, naar den onderfcheiden aart en lia. gmg der gronden, met het meeste voordeel kunnen geplant worden ; - en dan * ten nveede wat men heeft in acht te neemen om trent de bereiding van den grond, £t zaa" Z^T ' ^n/alfm^/e ?^n7t raeef,voorde^ge gebruiken, die er van zomimge hout-gewasfen, na de hak. king,  de hout-teelt. 7 king, te maaken zyn; en verder de kosten, tèn gasten by, van deeze verfchillende be- %'St-gewasfen, die,in de Republiek, met het meeste voordeel kunnen geplant wor- olmen of ypen, H. linden, B. eiken, I- platanus} C. beuken, K. elzen, D. essen, L- esdoorn, E. abeelen, M. berken, F. potul1eren, N. wilgen, G. dennen, O. werven of "water-wilgen. Om op de beste wyze, aan de vraag te voldoen, en om klaar en verftaanbaar dezelve tebeantwoorden,zal ik iedere foort van Houtgewas, naar den opgegeeven letter, gehee afhandelen, beginnende met het geen m acht genomen moet worden omtrent de toebereiding van den grond, en eindigende met het berekenen der voordeelen en onkosten. A. Van de olmen of vpen zyn vierbyzondeie foorten : als de bruine oïroode Olm, de croene of witte Olm, de Zeeuwfcbe Klimmer en de Linden-Olm ; alle worden zy, met het meeste voordeel, geplant in de Provinciën Holland, Zeeland, en in een gedeelte van Gelderland, en Utrecht. De bruine Olm geeft het beste hout zoo voor moolemaakers, als waagemaakers en ftoelemaakers; van A 4 üen  § 1 VUHA^ELlNo 0VËR den groenen Olm wasfen fie hoornen; de ztlt en hoog en fc! ilk or^ChrKhmraer g«eiC ze foorten 24 be Óf Tnd: a3,edee! ^-voor Se oS ^iT ï< !?' worden m"es: gebruikt ««-water %" en. SeW00ne "** M g"eflaha L Vto eenT^0™ <* S»> in beide gevalln ecC fhe grond ien einde dezelven te bereiden en h«V wortels te doen ver^n • de hau% j vergaan; of, mdien hetverf he gronden en wel weilanden zyn. moe Z ^"Itegeene.n.enveS'™^ acht  DE HOUT-TEELT. 9 acht gegeeven worden, of onder de gron* den, die men toebereid, om te beplanten, ook derry, zandbanken, Of, gelyk in zom« mige Provinciën, oer zit, en een van dien ontdekkende , moet men daar doordelven, ten ware hetzelve te diep zit: men kan dit het best onderzoeken, door middel van een* yzeren boor , waarmede , ten minften vyf voeten diep, geboord moet worden. De grond wel toebereid zynde, kan men denzelven, om Olmen - of Ypen- Heesters, met voordeel, aantekweeken, aldus beplanten : men zet, op eene roede in het vierkant, of ook wel op eene halve roede,naarmaate de grond , dien men beplant, groot is, en dat men veel of weinig heesters kan gebruiken , het zy tot eigen plantfoen of om te verkoopen ; als men het eerfte verkiest, naamelyk op ééne roede, kunnen op één morgen 600 Ypen - heesters aangekweekt worden ; men neemt hiertoe jonge Ypen-veeren of heestertjes, ter hoogte van 4 a 5 voeten, en plant verder den grond toe met elzen - hout, op den afftand van drie voeten in 't verband; wordende hetzelve, in het eerfte jaar, door fchoffelen fchoon gehouden, en, in het tweede jaar, zulks noodig zynde, uitgefneeden: zomtyds worden, in het eerfte jaar, ftamboonen of aardappelen, dóór het plantfoen, geteeld, doch ik keure hetzelve af, eensdeels, om dat A 5 men.  IO I. VERHANDELING OVER men, by het uitroeijen van de aardappelen, het meuwgefchooten grein van de worteltjes' of de worteltjes zeiven te veel kwetst, en anderdeels, om dat men het voedfel aan het plantfoen daardoor beneemt, en dit van onderen doet verflikken. Het plantfoen zeven jaaren geftaan hebbende, worden de Els gehakt, de Ypen-heesters uitgedolven, en op eene bekwaame plaats geplant, tot dat men dezelven tot eigen plantfoen, gebruikt, of behoorlyk kan verkoopen, waartoe dikwvls goede gelegenheid is, alZoo de Olmen of Ypen het meest gebruikt worden, zoo tot beplanten van laanen op buitenplaatfen, als op angels rondom de fteden, en ook op de openbaare wegen, waartoe nu en dan een aanmerkelyk getal vereischt word. Om de winst of het voordeel van deeze wyze van beplanten, en de onkosten, Z00 van het verdelven , als van aankoop van plantfoen, het fchoonhouden, hakken, en inboeten, behoorlyk tegen elkander te berekenen, zal ik eerst opgeeven, hoeveel het geplante kan opbrengen, en daarna de onkosten daarvan aftrekken, om te zien, hoeveel hier aangewonnen is : brenge hier eerst, voor den ontfang van 600 Ypen-heesters, die by de boomkweekers gemeenlyk kosten 9 a ia ft, het fluk, begrootende dezelve op 6 ft., en dus voor  DE HOUT-TEELT. II voor 600 ftuks . ; ƒ180: — de Els gerekend tegen ƒ 450 voor den eerften hak, van een morgen; waaraf gaat gedeelte voor de plaats, daar de Ypen hebben geftaan, dus ... <* 422:18 ƒ 60a:18 hieraf moet, voor onkosten, worden afgetrokken; voor het verderven in de klei, als daar hout op geftaan heeft, en hetzelve pas uitgeroeid is, 4 ft. per roede, doch deeze kosten worden rykelyk vergoed, door het beteelen met kool; en in zandgronden, naar maate de. zelve goed of kwaad zyn te bewerken, 2 a a| en ook wel 3 ft. de roede; zal, om het een door het ander te rekenen, ftellen tegen 3 ft. de roede, komt voor een morgen . . ƒ'9<»ïr= voor den aankoop van 600 Ypen-veeren a 2 ft. het ftuk . . . * 60:—5 voor 9000 Elzen, a ƒ 5 per duizend . . . * 45!—* voor den aankoop van 600 Esfen of Esdoorn a  m I. VERHANDELING OVER & f i-'t honderd, voor het inboeten . f6: voor het fchoonhouden metdefchoffel,éénjaar. e 25: voor het uytihyden, het tweede jaar . . . p 10:10 voor het uitroeijen en verzetten van de Ypenheestersj het omdelven van de plaatien , waar zy geftaan hebben; als mede het inboeten . * 9:12 voor het hakken word, wanneer men het hout publiek verkoopt, hakgeld bedongen; cn uit de hand verkogt wordende, komt het. voor rekening van den koo- per. — . — , 246; a Blyft, na aftrek van de kosten, znivere winst, in zeven jaaren ; • ƒ 356:16" Eene tweede berekening: wanneer men de Ypen tusfchen de Els plant, op den afftand van 6 voeten in 't vierkant, komen 'er alsdan op te ftaan 2400 ftuks: voor den ontfang, gerekend gelyk boven , tegen 6 ft. het ftuk, is ... ƒ720: — voor dén on'fang van de Els, gerekend als vco-  ï> t HOUT-TEEL TÏ * »■ vooren, komt voor \ morgen . . ƒ 337 ? io ƒ1057:10 hiervan is aftetrekken: voor het verderven, gelyk boven • • ƒ 9°: — voor den aankoop van 2400 Ypen - veeren, a s ft. hetftuk . • a^oï— dito van de Els, voor 7200, a ƒ 5 - 't üuiz. » 36 ï —■ dito , van 2400 Esfen of Esdoorn, voor het inboeten, gelyk boven * 24 ; r2 i voor het fchoonhouden met de fchoffel, één jaar * z5'—1 voor het uitfnyden ,het tweedejaar . * 10: xo voor het verzetten en uitdelven van de heesters . . • ; 14: 8 voor het inboeten van de 2400 Esfen of Esdoorn ; en het verdelven van den grond, waarop de Ypen hebben geftaan, aan werkloon f 14: 8 y 454: 6 De  *4 I. VERHANDELING oveö. De onkosten van den ontfang afgetrokken zynde, blykt, dat, in zeven jaaren, dus gewonnen is. ƒ 6oa • a Ik zal hier nog eene derde manier van planten by voegen; naamelyk, wanneer men de helft Olmen of Ypen, en de andere helft Eiken neemt, en dóór de Els plant : hierbv moet men in acht neemen , dat de Eiken zoo fchielyk niet opgroeijen als de Ypen, en men daarom ftyvere en hoogere heestertjes ten minften van 5 a 6 voeten hoog, dient te neemen : men plant dezelven op 9 voeten in het vierkant, gaande alzoo op één morgen 1066, plantende die, gelyk vooren gemeld, met Els toe» Na dus mede, zeven jaaren, geftaan te hebben, hakt men de Els, en neemt, om de andere rey, de heesters daaruit; handelende met de uitgenomen heesters als op bovengemelde manier, terwyl men die' welke blyven ftaan, op éénefpii, maarniet geheel kaal, opfnoeit, en hun flechts de groote en groeibetwistende takken beneemt • de ledig geworden plaatfen, door het uitdelven van de eene rei heesters , zoude alhier verkiezen, om, na den grond behoorlyk omgedolven te hebben, inteboeten met ftevige Esfen, ten minften van 4 voeten hoog : het een en ander laat men alzoo ftaan 9 jaaren, na verloop van welken men de Els geheel uitroeit, de jonge Esfen uitgraaft, en tot Ham-boomen verplant, of op eene bekwaa- me  DB H O Ü T-T EËIT. ï*> me plaats, ter wydte van 3 voeten, neêrzet, tot dat men deezen mede tot eigen plantfoen noodig heeft, of dat men dezelven behoorlyk kan verkoopen. De jonge boomen , die nu reeds 16 jaaren geftaan hebben, moet men ter deege opfnoeijeti1,,en alzoo laaten ftaan, tot dat dezelve elkanderen zouden verdrukken , en m den groei hinderlyk zyn; als wanneer men eene van beide foorten, naar verkiezing, uitroeit, en de andere foort tot een geregeld bosch laat voortgroeijen,ftaande de boomen aldus, op een' bekwaamen afftand van 18 voeten, in 't verband. . Om hiervan eene behoorlyke berekening te maaken, zal ik eerst de ontfangst van 16 iaaren opgeeven, en daarna de gedaane onkosten opmaaken, en van de ontfangst af. trekken, in maniere als vooren. JNa verloop van zeven jaaren, word gemeenlyk de Els gehakt, en verkogt tegen ƒ 450 - het morgen, komt alzo voor § deelen . ♦ • /4oo: — voor de Ypen- en Eiken - heesters, zynde 533 ftuks, a 6 ft. het ftuk . - * igotis te famen voor den eerften hak, en uitgerooide heesters . . ƒ 559 18 voor  IS X. VERHANDELING OVER voor den tweeden hak, zal ik hier de Els niet hooger, dan den eerften , begrooten , om reden, dat dezelve, door de daarin ftaande jonge boomen is onderdrukt, voor de jonge ingeboete Esftn, goede en kwaade door eikanderen, op 3 ft. het ftuk, ls ' 79:19 de jonge boomen, die nu reeds 16 jaaren geftaan hebben, begroote waardig te zyn ƒ 2 'tftuk, maakt . Mo55:—- '— ' 1545 19 j , ƒ2105:17 de onkosten, geduurende dien tyd gemaakt, zyn: voor het verdelven, als ' vooren . . ƒ 90: voor den aankoop van 1066 Ypen - en Eikenplantfoen, a a\ ft, het ftuk ' • 4 '133:5 di.  BÉ HOU Ï-T EELT. Ijr dito,van ruim 85coElzen, a ƒ 5 " het duizend . . • " 42•10 dito , van 533 Esfen, tot inboeten . • * 26:15 voor het uitroeijen,verzetten , inboeten , en verderven van den grond, waaruit de heesters genomen zyn, begroote te famen op. * 50' —5 voor het fchoffelen, één jaar . . • ' 25 ï -~ voor het uitfnyden $ het tweede jaar . . * I© * IQ na den eetften hak, voor het uitfnyden, twee jaaren ♦ 2 * 21 * r^ri voor het opfnoeijen, van beide de opgegeeven keeren; (doch zomtyds word dit vergoed door hetfnoeifel) . . ' at:— ** 419:18 Komt dus, in 16 jaaren, naaftrek van alle onkosten, aan zuivé* re winst, eene fomma van . ♦ fi6*85 :ig Wanneer ik nu nog hieirby voege, dat, na verloop van tien jaaren, eene van beide foorten word uitgeroeid, die als dan waardig B zyn  l8 I. VERHANDELING OVER zyn ten minften ƒ 3 - het ftuk, en dezelve reeds, by het uitroeijen van de Els zyn berekend tegen ƒ 2 - 't ftuk, komt hier niet meêr dan ƒ 1 . per ftuk, en alzoo voor 266 ftuks ... ƒ a66:—■ de andere gelyke 266boomen,die zyn blyven ftaan, .om optegroeijen, kunnen, als dezelve in 't geheel 60 jaaren geftaan hebben,dat 34 jaaren na de eerst uitgeroeiden , als dan berekend worden, door eikanderen, waardig te zyn f 10 - het ftuk; dus, na aftrek van de ƒ 2 -, waarop dezelve , by het uitroeyen en berekenen van de Els, gewaardeerd zyn, bovendien nog opbrengen ƒ 8 - 't ftuk, en overzu)ks te famen, . » 2128:—. c " ƒ3394: — hieraf gaan geene byzondere onkosten, als alleenlyk het gelyk maaken van den grond, en het bezaayen van dien met klaver: verder worden, voor het, van tyd tot tyd, opbeiteleq of hakken, de kosten gevonden uit de takken, die 'er af komen, en voor hetn tijen , uit het gras; dus, in al dien tyd, niet meêr dan . , ■ , 25:--* v . —• - Be-  O E HOUT-TEELT. 1$ Benoude, derhalven, aan zui- , vere winst, de fomma van . {*fLze waaruit blykbaar ^°rd , dat door deeze manier van planten en behandelende grond, na den laatften hak, nog kan opbrengen meêr dan ƒ 5° " het mor§en JaarlykS' heh. Ik denke, hiermede genoegzaam te heb beï aangetoond de voordeele*. van heta nkweeken en planten van Olmen-ot ipen lont en die zouden nog meêr zyn, wanneer men het benoodigde plantfoen zelfs ""'op wat wyze de Olmen of Ypen worden aangekweekt, is by de meeste hefhebbers van planten genoeg bek end,n zou de over zulks van dit voordeehg hout-gewas genoeg gezegd hebben : dan , ik zal voor minkundigen, ten overvloede hier nog by voegen, hoe men dezelven aflegt en ver dL aLkweekt. Men verkiestJ^e^ goeden moerigen grond, en,^na denzelven alvoorens wel verdolven te hebben, plant men jonge, welgewortelde heesters, van ten minften 3 duimen dik over 't kruis, en kakt Se Ta33 duimen boven den grond, glad en 'gaaf af: men neemt daarvan zoo veel,ais mendTkt noodig te hebben om jaarlyks van te kunnen planten. Ook dient men00 al wel in acht te neemen, dat de grond er deege worde fchoongehouden- ^dus één 3aar geftaan hebbende, en wel gegroeid zynde,  SO I. VERHANDELING OVER zoo dat men 'er fchoten aan vind van 4 Y 5 voeten hoog, legt men dezelven, zoo naby mogelyk, zöhder ze aan den den ftam te fcheuren, digt by den ftam af; fnydende wyders de kleine overtollige loten weg telKens als men de beste jaarlyks aflegt. ' Na alzoo één jaar geftaan te hebben, hakt men ze glad aan den ftam af,neemende dezelven op met eene fpade; opgenomen zynde, fhyd men den daaraan zittenden ftomp, digt by de gemaakte wortels, af, en plant de afleggers voorts op een' daartoe gereedgemaakten grond, twee voetèn van eikanderen; edoch, zoo men daar eenigen van aankweeken wil tot veêren, om 'er heggen van te planten, als dan op den afftand van « voeten , laatende het geplante alzoo één jaar ftaan: men doet best ze alsdan, één duim boven den grond, aftefnyden, ten einde fterke en regte fchoten te verkrygen, waartoe men niet meêr dan één fchot, op elk ftam. metje, laat ftaan, en de verdere uitloopen glad aan het ftammetje affnyd. Wegens het aankweeken en planten van Olmen of Ypen, en de voordeden, die men daarvan kan behaalen * mynes inziens, ee. noeg gezegd hebbende, gaa ik over tot de tweede opgegeeven foort; naamelyk, B. de eiken. Dit hout-ge was'brengt zeer veel voordeel aan; en word, in de gan- fche  DE HOUT-TEELT, 21 fche Republiek, op de eene plaats meerder dan op de andere, met een goed gevolg aangekweekt. (*) . De beste manier, ter aankweeking van dit gewas, zal ik, naar myn vermogen, trachten openteleggen. Dat de toebereidingen der gronden zeer verfchillende zyn, naar den aan en de ligging der gronden, heb ik reeds boven, in het verhandelen over de Olmen of Ypen , aangetoond; als ook omtrent het verdel ven, en de verdere behandeling, dat de gronden, waarop men planten wil, voornaamelyk die, welke met oer bezet zyn, wel en ter deege • •• door- P) Het is eene bekende zaak, dat de Eikenboom, in ons Land, hoepel voor veelerlei gebnuken dunfiig echter, in V algemeen, zoo zeer met gefchikt Tm werkhouc, als dat hout, * «elk van d,,nbom 1 uit andere Landen , mrd toegevoerd. Een l a'uXurig onderzoek, derhalven , varaan deeze Z fe J hoedanigheid « a .-.„ in het aankwesken der l oorten, eene verande^ P het rriladz ylc'van d Nederd. Uitg., 36 optelt, boek, bladz. 126 vana . Hdersdanvan nuttis zoude kunnen wezen, aan w " TeTgemgt befchouvd .orden , ten einde daardoor Je e onneêr f orten van Eikenboomen »>»f»^ <» ZtLekeJ, die beter, dan de geene, *e * iezitten, aan het oogmerk voldoen kunnen. B 3  §,2 I. VERHANDELING OVER doorgedelfd moeten worden, als ook de derry- en zandbanken. Om hier eene algemeene berekening optemaaken omtrent de kosten, is ondoenlyk; vooreerst om de onderfcheiden diepte, die^ by het verdelven, moet in acht genomen worden, en, ten anderen, om het verichi! der daggelden, in onderfcheiden Provinciën: dit word door een' ieder', in zynen byzonderen oord of landftreek, by ondervinding liet best gekend. _ Het is te bewonderen, dat, in de Provinciën, waar zoo veele hei-velden woest en ledig liggen , van dezelven niet meêr gebruik gemaakt word, om die met Eikenhout te beplanten, daar het my nogthans voorkomt, dat ze, met groot voordeel, zouden kunnen beplant worden , als beftaande de gronden uit een grof keizei - zand, dat, wanneer het niet door oer of vaste zandplaaten verhinderd word, eene goede doorftraaling heeft, door de aantrekkende kracht der zon , waardoor het water als opgetrokken word' tot in den bovenften grond, en dus deeze altoos vogtig is; en bovendien, dat de dagloonen aldaar niet zeer groot zyn: ik boude my byna verzekerd, dat, als de gronden, naar behooren, behandeld, en even 3oo, als ik, by het verhandelen van het aankweeken der Olmen, gemeld heb, met Ui toegeplant wierden, offchoon dit hout al-  DE HOUT-TEELT- w«ttde word gehouden, het^ ^ ^ „ut zoude zjn, en ml. ° den> ^tllufS^^engroeyen.zJs en de Eiken dus D"C1 tout een nutook, om m hrtJEh^ te wfie. tig gebruik kan gemaakt ftr a„ ten, om, gdg.^ daan d.aarVankoo. ons Land, reeus wui & buskruid te len voor zvlverfmeden^ en tot branden, het welk eeM SheesteïS tot aeeft: daarenboven groeyen de ne g ' »« oïnvef boomen op , aan fchooner en, gaw*■ g e §enS l\ herenten, naamdyk , van de mamer hy het Planten» intekorten, * heesters, op 7 f ö J hoornen geeft, en *Kn Ve^Zrmo=t gefcWen , zoo rozTer^T^voof^opbe^ d0^™£UVron:nhandredaa„U meeste plaatsen, u. vetvolgens woi- ,„,„t men koorn zaait), veivjig S8 SL bezaaide Eikels ondergeploegd. Alden de gezazra- ^ , de besee daardus oppende , «rd^ . SSSTde "nd«e woken gehouden tot rtïn, vW*or4adea breed». 15 4  H I. VERHANDELING OV£R «weyen.j, it'C £ ftek weI * doen twee ja/ren hZitT^t T' •* het2elve February, ,i X£hn ' ,n de ™and %d, zlSlWe al dan^^ gr0nd' af" de, fterker en beter " ^ ^Wo^ zyn- * het laatst vafAnrilnf * ? è IpJ««». ^ bast geniakke^L^^0^2^. en daar afgeklopt, en tot eÈ Z' W°rd dezelve gemaakt: hViSd?i rUn Verder kla^ i-tyd op «t^™™ * gely. gekloofd, en wvde« «n u gte Soorten deelte, 0aa IXllnJ^f en tot een' duuren vil* „ , d Vervoerd, van Gelderland, hakt Utrecht, en ook hout, om de '4^aLn'" het ^-fchaar! gebruikt tot affchuS ' of 70rd herzelve brengt,  DE HOUT-TEELT. 25 brengt, edoch zoude zulks, in de andere Provinciën, niet vaordeelig uitkamen. Het ware te wenfchen, dat het aankweeken van het zoogenaamde fchaar-fchil- of akkermaalshout, in de Provincie Holland meêr wierd nagevolgd , ten einde eene genoegzaame hoeveelheid van run C ) poen zynde, bevrieze, wanneer ze, als een vies Tg over den grond heen fpreid, en de ver .ftuiving niet alken belet, maar den groei van het plantfoen bevordert (*)• De grond, op deeze wyze, bereid zynde laa7men dezelven liggen, tot in de maand Maart; intusfchen voorziet men zig van de Sigdè Eikels, laatende dezelve komen «t een' der bovengemelde Provinciën of Ge- Uw* (*} Het plantin van aardappelen, zoo tot voorbereiding van den grond, ah ter voorkoming van verinvingen .in losfe zandgronden, vind men, op eene zeer aanneemelyke wyze, aangepretzen in een zeker Werkje, onder den titel van Opgaave van eemge Proeven enz., by Heiligen en Hoogenjlraaten, tc leiden, in 1775 uitgegeevcn.  $8 I. VERHANDELING OVER neraliteits Kwartieren, waar men die het best kan bekomen (*J : tot het bezaayen van één morgen rekene noodig te hebben twee fakken as men de eikels, vóór den winter, ontfangt, legt men dezelve op eene drooee Plank, en laat die een en andermaal omzet. ten om optedroogeti; vervolgens laat men die bezorgen in een' kuil, waarin men van onderen oude rietmatten legt, en de eikels daarop plaatzende, legt men daar wat ftroo over heen, en dekt ze wyders met aarde toe ter hoogte van twee voeten, met eene fchuinle helling van weêrzyde, om ze voor vorst en nat te bewaaren. Vervolgens zaait men oe fcikels, beginnende daarmede, in het begin van Maart, op volgende wyze. Men maakt hiertoe kielfpitten of grepjes, 4 a < duimen diep , op een' afftand van rj voet van elkander, leggende de eikels daarin zoo gelyk mogelyk, 4 duimen van den anderen; voorts dekt men dezelven toe met den grond, die uit de gemelde grepjes ge- ko- (*) Wanneer men hier te Land, eens zoo verre gekomen was, van eene, in allen opzichten, goede foort van Eiken-hout te bezitten, zou het zeer dien* ftig wezen, zelve de Eikels daarvan te verzamelen-, om welke in menigte te verkrygen, men de hoornen van mos en van rupfen zuiveren moet; zynde voirts de eikels, die van zelve afvallen, de beste.  B Ë HOUT-TEELT. Sj) kottien is, en zorgt, dat de opgebragte ftraat-vuilnis, of het vlies vat* de fpurry niet te veel geroerd worde. Aldus bezaaid zynde, draagt men zorg, dat, wanneer 'er, tegen verwachting, kweek, duingras, of eenig ander onkruid opkomt, men den grond by tyds laat fchoffelen, en, gelyk vooren, by nat weêr, nog eens met Spurry bezaayen, het welk niet kostbaar is: men kan het zaad best bekomen in de Provincie Overysfel, waar de fpurry, tot voeder voor de koeyen, in het najaar, veel gebruikt word. Voorts j om te beletten, dat de.konynen geen fchade aan het jong opkomend gewas doen, kan men, zoo als in andere Provinciën, gevlogten fchuttingen van dood, of ook wel, levend Wilgen-hout rondfom het plantfoen laaten zetten, ter hoogte van 3! voet, dat niet alleen de konynen daarvan afhoud, maar boven dien goed is voor dekking, en niet veel geld kost. (_*) Op deeze wyze bezaaid, en bezorgd zynde tegen de verftuiving en de konynen, laat men het plantfoen, 3 a 4 jaaren ttaan; als wanneer men het behoorlyk dunt, op 3 (*) Indien wen daartoe de gelegenheid heeft, «V. ter verdelging der Konynen, tiiets gefchikter, dan dezelven des winters, wanneer de fr.eeuw gevallen is, optefpooren en uittedelven.  Z° !• verhandeling over. 3 voeten in 'r verband; het geen, dat dus blyft ftaan, word de penwortel, gelyk od aage gronden gebruikelyk is, niet afgeftoken, maar men laat bet daarop voortgroeijen, het welk, in dit geval, noodzaakelyk is, om, by heete zomers, het verdroogen voortekomen. 6 Het plantfoen nu in deezer voegen, nog 3 a 4 jaaren, geftaan hebbende, hakt of inyd men hetzelve, twee duimen boven den grond (*) af; wanneer men het, des noodig zynde, den volgenden zomer, noS een of tweemaal fchoffelt, en, op tyd en wyze als boven, nog eens mee fpurry bezaait, en voorts io jaaren laat opgroeyen. Ik 'vertrouwe, dat het houtgewas alsdan zwaar genoeg zal zyn, om, zoo als ik boven van het akkermaals-, fchil-of fchaarhout gemeld heb, op gelyke wyze gebruik daarvan te maaken (-f). De (*) Volgens de opgaaf van anderen, heeft de on> dervinding hun geleerd, dat het wel zoo goed is, deeze flekken by den grond aftefnyden. (t) Wanneer het Eiken-ftekhout, gelyk het zomtyds gebeurt, en wel'by geheele vakken, niet wil opgroeyen, maar als langs den grond kruipt, « geen beter middel, zoo als dit procfondervindetyk geweeten word, om hetzelve weder goed te doen opkomen, en weelig fehot te doen krygen, dan dit hout, e/u  D E HOU T-T EELT. 31 De ftekken ,die ,gelyk bovengemeld, uitgeftoken zyn, verplant men op laagere en betere foorten van gronden, ter wydte van ifc voet uit elkander', en laat ze, » a J jajien, öp die wyze ftaan; wanneer men daarna dezelve, gelyk de bovengemelde, op 3 voeten in 't verband dunt, en dus laat opgroeien doch, zo het plantfoen niet voordeelt ftaat, is het best, dat men hetzelve, geli van het voorige gezegd is, afhak: en behandelt, uitgenomen, dat men, in laage grÏÏen, geen fpurry behoeft te zaayen. De veele duizenden van ftek, die men over heeft, kan men zien te verkoopen, dewyl zy, wanneer men het, alhier m de Provincie, kan in trein brengen, om de Eiken tot akkermaals-hout aantekweeken, genoeg zullen gezogt worden. De beste en regtfte van de laatstopgebroken ftek kunnen op eene' daartoe bckwaame, plaats, ter wydte van 4 a 4 voeten, geplant, en tot heesters aangelegd worden; of ook wel kan men die, zoo als bevoorens gemeld is, tusfchen Elzebosfchen aankweeken. Hiermede, zoo ik vertrouwe, duidelyk aangetoond hebbende , op wat wyze men tmtrtnt i duim diep onder den grond aftehakken of aftefnyden, en vervolgens de bovenkorst van den grond omtewerken. Dit herhaalt men zelfs, wanneer het 4e eirjle keer niet volkomsu gelukt.  tl I. VERHANDELING ÖVEk de Eiken, zoo in de Duingronden als èl ders, kan aankweeken; zal ik trachten zoö goed my rnögelyk is, hiervan eene berekening te maaken : en Zal alzoo, eerst de ontfangst van 18 jaaren, die van i0 morgen kan verkreegen worden, opgeeven, en daarna de onkosten berekenen en van de ontfangst aftrekken. Op eene roede (gelyk by de manier van het zaayen gezegd is) gaan 8 reyen, en in iedere rey 36 Eikels, is alzoo 288 op ééne roede, dat is, 172800 op één morgen en dus op 10 morgen. . . I728ooo hiervan zal ik aftrekken f voor misgewas, zynde . , {i ^20Qo blyven 1206000 en nog voor de geenen, die tot hakhout zyn blyven ftaan . 5foo0 1200000 zyn alzoo uitgedund twaalfmaal honderd duizend ftekken, welke ik fchatte waardigste zyn ƒ 2 - 't duizend; dus verkogt wordende, zouden opbrengen . . ƒ2400 den eerften hak berekene ik op ƒ 400 't morgen; en is alzo, na aftrek van één morgen voor de uitwegen, voor 9 mor&en . . * 3600 zynde, op die wyze gerekend, ontfanS™ .... f6ooo da  33 E hou t-t eelt. 33 de onkosten, die, geduurende 18 jaaren, tot het in ftaat brengen van het bovengemelde plantfoen gemaakt moeten worden, zyn de volgende: voor het verderven van den grond, a 3 ft.de roede, ƒ 900:—\ voor 60 fchuiten ftraatvuilnis, a ƒ3 - de fchuit * 180:— voor het karren en overftrooyen, naar maate het digt by of verre af gelegen is, ftel ik hier gelyke fom . . . £ H O ri T-T E E £. T. 49 Den word mede, door zaayen,aangekweekt, edoch op eene andere wyze, en wel indeezer voegen. Men verkiest daartoe eene welgelegen plaats, en een' gefchikten grond; of ook wel, gelyk zomtyds gedaan word, zaait men ze in bakken, onder raamen van geolied papier (*). Alzoo opgekomen zynde, en éétl. jaar geftaan hebbende, verplant men dezelven elders, eens zoo digt by eikanderen, als van de grove masten gezegd is, en worden daar; ïia/op denzelfden afltand, als boven, naamelyk op één' en één halven voet, uitgedund, en elders verplant. De voorfchreeven behandeling gefchied op zoodanige wyze, omdat deeze foort zig heel wel laat verplanten, en dus beter kan uitgedund en op behoorlyke afftanden gebragt worden, dan de eerstgemeldë foort. De verdere behandeling, omtrent het uitdunnen, is op gelyke wyze, als van de grove Mast-Den gezegd is. & De (?) Dit zaayen, onder raamen van geolied ' papier # en zelfs van glas, is vooral dienflig, wanneer men saaden van deeze en andere planten , die ons uie vreemde en warmere Landen, gezonden worden, wil doen uitkomen; waarom men dezelve, in bakken mei goede aarde gevuld, onder die raamen plaatst, en, ■na dat ze opgekomen zyn, langzaam en by trappen san onze luchtsgefieldheid doet gewennen* B  gO ï. VERHANDELING OVER De twee laatstgemelde foorten, als naame* lyk, de Zilver - Den en de Weymouth's Den worden niet anders, in dit Land , aangekweekt , dan om, op buitenplaatien * te planten. Dezelve kunnen op gelyke wyze ge* zaaid en aangekweekt worden , als van de fyne Mast- Den gemeld is, Deeze manier, om Dennen - bosfchen aanteleggen, zoude, in de Provinciën, waar men uitgeftrekte hei-velden heeft, die, vooreen groot gedeelte, daartoe goed zyn, kunnen nagevolgd worden, gelyk op zommige plaatfen reeds gedaan is : edoch kunnen, myns bedunkens, met meêr voordeel, met Eiken beplant worden, op bovengemelde wyze. : linden : deeze worden, hier te Lan» de,overal geplant, doch doorgaans het meest op buitenplaatfen, zoo voor belommerde laanen, als hoogopgefchooren boomen, gelyk ook in en om de fteden , op zommige dorpen, en voor byzondere gebouwen. Echter kunnen de Linden niet gerekend worden onder het houtgewas, dat het meeste voordeel aanbrengt. Het eeniglte, waartoe dezelve, als werkhout, kunnen gebruikt worden, is, dat men de gaaflte, dikke boomen kan laaten zaagen tot plaaten, die door de beeldhouwers worden gebruikt : verder is het Linden - hout nergens toe voordeelig, als zynde flegt brandhout. De gemakkelykfte manier, om deeze boo-' men  DE HOUT-TEEL TÏ 5* men aantekweeken, is, dat men gewortelde iritloopers, die genoeg te vinden zyn rondom de ftammen van oude boomen, mede, gelyk van de Ypen gemeld is, door de Els plant, doch met dit onderfcheid, dat men dezelven, by den eerften hak van de Els, kort en glad by den grond afhakt, en voorts andermaal met de Els laat opgroeyen; doch men moet zorg draagen , dat op het Hammetje maar één fchot blyve ftaan, zullende alsdan, by den tweeden hak van de Els, tot fchoone jonge boomen zyn opgegroeid, wanneer zy uit de Els worden genomen, en daar men dezelven noodig heeft, verplant, of, gelegenheid daartoe hebbende, verkogt, 't geen niet zelden , wegens den trek van deeze boomen naa buiten 'sLands, plaats kan hebben. I. platanus: een houtgewas, dat niet veel in gebruik is; echter worden daarvan eenige boomen , op buitenplaatfen , geplant, ook zomtyds eene geheele laan. Alhoewel het een fierlyk gewas is, groevende daarvan zeer mooye boomen, met fraaye bladeren, waarin nooit rupfen komen, zoo geeft het doch mede weinig of geen voordeel. Men kan dezelven aankweeken, door afleggen , en behandeling zoo als van de Abee-; len en Populieren. K. elzen : dit is een houtgewas, dat, door de geheele Republiek, fterk word aangekweekt, doch nergens meerder dan in de D, Pro;  52 I. VERHANDELING OVER Provincie Holland , waar het, behalven ©p allerlei daartoe gefchikte gronden, op veele buitenplaatfen, in eene meerdere of mindere hoeveelheid, geplant word, tot wandelbosfchen, welke, ter behoorlyker tyd, of tot eigen brandhout worden gehakt, of tot hetzelfde gebruik aan anderen verkogt. De manier, hoe men de gronden toebereid, en, met de minfte kosten, beplant, hebbe ik boven, by hec verhandelde wegens het aankweeken van Olmen-of Ypen-heesters opgegeeven. Dan, vermits die gemelde gronden insgelyks , met andere foorten van houtgewasfen, zouden kunnen beplant worden, en dus het voordeel, om Elzen-bosfchen aanteleggen, daar ter plaatfe, niet genoegzaam is aangetoond, zal ik trachten, om aantewyzen, welke gronden, met het meeste voordeel, tot Elzen - bosfchen kunnen worden aangelegd, hoe men de gronden , op de minst kostbaare wyze, toebereid, als mede, hoe men de Elzen zaait,en vervolgens plant, hakt, en, inboet, en daarvan de kosten, zoo . na mogelyk, berekenen. Voor dit gewas neem ik, voor eerst, een fchraalen, laagen grond , waarop geen goed gras, maar meest, zoo als men het noemt liezen en biezen groeyen j het welk aanwyst, dat dezelve is een koude verzuurde grond, en mitsdien van weinig waardy. Een' dergelykeu grond heb ik, op volgende ma-  DE HOU T-T EELT. 53 manieren, laaten toebereiden, en met Elzenbout beplanten, het welke, by de uitkomst, is gebleeken, goed en voordeelig te zyn._ Den grond , die, volgens zyne ligging , in de lengte was 25, en in de breedte 75 roeden, en dus ruim drie morgen groot, liet ik, voor eerst, in tien gelyke deelen, van zeven en eene halve roede, verdeden, daarna, in het midden van ieder gedeelte, een' greppel maaken, ter breedte van omtrent twee voeten, twee kleine fteeken diep, en de daaruit komenden grond gelyk over het land itrooijen. Vervolgens met den ploeg, rondom den greppel, beginnende te ploegen, viel dus de boventte aarde, onder in den greppel; voorts ftelde ik 16 arbeiders, aan elke zyde 3, in de voren, op gelyken afirand, die, geduurende dat de ploeg omging, een ieder zyn gedeelte, één fteek diep, uit de ploeg-voren, op de omgeploegde fpitteden, waarmede op die wyze wierd aangehouden, tot dat, in vyf en een' hal ven dag, het geheele land wel. en gelyk was omgezet, uitgezonderd de grond, die aan beide einden, ter breedte van ruim ééne roede, door het wenden van den ploeg, niet konde omgezet worden : deezen grond liet ik , twee fteeken diep, verdel ven, en de greppels, die, door het ploegen en uitfpitten, tusfchen ieder ge. deelte gemaakt waren, en daarin, tot afwatering, noodzaakelyk vereischt wierden, doorD 3 fchie-  54 I. VERHANDELING OVER fchieten, tot in de ringfloot. Het land dus omgezet zynde, lag veel gelyker en beter, dan doorgaans, door het verdel ven van twee fteeken , en de zoode ook beter gedekt, het welk veroorzaakte , dat de grond, in het vervolg, veel beter konde fchoongehouden worden. (*) De onkosten tot deeze bewerking zyn, als volgt: aan 16 arbeiders, a 16 ft, per dag, komt voor 5! dag, ƒ 70 : 8 voor het ploegen / 5 - per dag, dus voor 5§ dag . . , 2jr : ÏO voor het opmaaken van de greppels, aan 10 arbeiders, ieder twee dagen, mede a 16 ft. per dag. * 16 : —f voor het verdelven van den grond, aan de beide einden, die, door den ploeg , niet konden omgezet worden, benevens het opmaaken van de greppels, befteed zynde a 3 ft. de ftrekkende roede, dus voor 150 roeden . p 22 : 10 kos- (*) Onder het Onkruid, dat voor Elzen- en ook voor Esfen-bosfchen zeer fchadelyk kan zyn, is inzonderheid de Hop geen van de minften : de Oeconomifche Tak der Holl. Maatfch. heeft gelegenheid gem had, daartegen beproefde middelen in ''t licht te gec* 9en : zie NQ. 8, Landbouw.  BE HOU T-T ï E L T. 55 kostende alzoo het omzetten van den grond, groot ruim drie mor- gen, op bovengemelde wyze be- # handeld . • ' • f *? ; Als deeze grond, op de gewoone; manier tweebeken, was verdolven, zoude alsdan hebben gekost: Voor het verdelven van drie morgen, ten minften gerekend tegen 2l ft. de roede . • : voor het opmaaken van 9 greppels, ieder lang 24 r°eden » te famen ai6 roeden, a 2 ft. de roede,dus. * 21 : i& in 't geheel ƒ246 : 12 dus is, door de wyze, waarop ik den grond heb laaten omzetten, omtrent de helit op de uitgaaf gewonnen. . Het omzetten en toebereiden van den grond word ook wel nu en dan verricht, door het dubbeld ploegen, of, zoo als het op zont, mige plaatfen , genoemd word, door tweevoren, het geen ook, in losfe en moerige gronden, daar geen vaste zoode op zit, gemakkelyk kan gefchieden, vermits, door den r, i-„„. Aa hrv^no-rnndsebrouenwuiu, eernen yiucg,u>- ^".~-s-- ~ en onder in de ploegvoren valt, en door den tweeden , de onderfte grond hee goed daarover kan geploegd worden. Doch, in ftyve zand-of kleigronden, kan zulks, op D 4 ec"  $6 I. VERHANDELING OVER pene behoorïyke wyze, niet gefchieden, voormamelyk, als daarop eene vaste zoode zit om reden dat de zoode, door den eerften ploeg, met voldoende kan gebroken worden noch gelyk, onder in de ploegvoren, kan worden omgekeerd, maar veeltyds, door de Ondiepte van de voren , door den tweeden Ploeg gemaakt, overeind tegen het geploeg. de blyft ftaan, en mitsdien,door den grond die met den tweeden ploeg word omgekeerd niet behoorlyk kan gedekt worden : waarom vnifïet^Ubïld Pl0£gen ' in zulke 6">ndent volftrekt afkeur, om dat de zoode, doortlien dezelve niet diep genoeg onder den grond gewerkt is, niet geheel verrot, maar den bovengrond met gras doet beloopen, die üus met, naar behooren, kan worden/fchoonf houden; als mede, om dat de grond niee gelyk geflooten word ; en, laatftelyk dewvl «te grond, al ware het, dat daarop geen 200de was, op die wyze niet genoeg word omgezet, kunnende, door het dubbeld ploegen, de grond niet dieper, dan ten hoo*. iten een voet omgezet worden, het welk niet öiep genoeg is, om daarop, met verwachting van een goed gevolg, te kunnen planten Eene andere manier, om Els te planten in. gronden, die genoegzaam niets waardig zyn is deeze. Ik neem hiertoe een ftuk lands' brre0edteVie.rpn,0rS^' ^ k"gte * *>» * ^reedte 48 roeden, uitmaakende de o?ge  BE HOU T*T EELT. geeven grootte, zynde het byna drasgrond, waarop geen,vee , als by drooge zomers, kan geweid worden; en waar niets op groeit dan kwaad gras, het meest katteftaar't of heermoes , en uit dien hoofde de daarop zynde lasten, als mede de arbeid, die daaraan gedaan moet worden, geenzins waardig; en bovendien blootliggende voor Noorde-en Westewinden. Dat men nu zulke gronden kan laaten bewerken, dat daarvan een Elzenbosch groeit, 't welk zoó veel opbrengt, als men gewoonlyk van redelyk goed hooi-of weiland trekt, zal ik trachten aantetoonen, op de volgende wyze; vooreerst, dient men te zorgen voor dekking tegen de Noorde - en Westewinden (*): om de- (*) Men kan niet genoeg herhaalen, hoe noodzaakelyk het is, dat, wil men zyne onderneemingen in het planten van bosfchen, zoo tot ftamboomen ah toi laag hout, zien gelukken, gezorgd moet worden , vooral in de meêr Noordelyke liggingen van ons Land , dat men' het plantfoen niet eerder in den grond zet, dan men daarvoor eene behoorïyke en ge•noegzaame befchutting van bekwaame houtgewasfen tegen de fchadelyke winden heeft laaten opgroeyen , zynde aan het verzuim daarvan al zeer dikwyh toetefchryven het verdriet en de fchade, die de planters gevoelen , van hunne bosfchen in eenen kwynenden Jiaat te zien : ja zelfs, in Zuidelyker ftreeken, en op E> 5  §3 I. VERHANDELING OVE& dezelve te maaken, zoude men, twee of drie jaaren , vóór dat men den grond beplant eene ftrook van drie voeten breed, langs de fiooten aan de Noord- en Westzyde moeten omfpicten, en met twee reyen Werl ven-ftek befteeken, het welk fchielyk, hoewel niet hoog , opgroeit, en eene goede dekking is voor het Elzen-plantfoen. Dit aldus, twee jaaren geftaan hebbende; laat men in de maand Augustus, het land in deezer manieren bewerken. Den grond welken ik vooronderftel, en boven gemeld heb, dat van het Zuiden naa het Noorden lang is 50, en van het Oosten naa het Westen 48 roeden, zoude men eerst, in 64 gely. ke deelen van 9 voeten, volgens de lyn moeten affteeken, en daarna, van ieder ge! deelte van 9 voeten, 3 voeten afneemen, en, op gelyke wyze, affteeken. Dit verricht zynde , begint men, aan de laagfte zyde , de ilrooken van 6 voeten, éenen goeden fteek diep op vrugtbdarer gronden, kan men voorbeelden vinden, hoe nuttig eene dergelyke voorzorg zyn moet, te meêr, daar de Schiet-Wilg, het zy van gewoone of van Italiaanfche Wilg, rondom en tusfchen het plant {oen gezet , niet alleen eene aller gefchiktflc dekking geeft, maar ook, na verloop van eenige jaaren , als nu tot het eerfte oogmerk niet meêr noodig zynde, by verkoop, den eigenaar aamnerkelyke voor* deelen oplevert.  DE HOUT-TEELT. 59 diep omtefpitten , de zooden der daar naast aan zynde afgeftoken drie voeten telkens afteflaan, en mede op de ftrooken van zes voeten ondertefpitten. Het geheele land dus gefpit zynde, worden van de drie voeten, daar nu de zooden van af gefiagen zyn, greppels gemaakt, twee voeten diep , en onder in den bodem één voet breed, aan beide zyden even fchuins af; en de daaruit komenden grond gelyk, over het gefpitte land, gefpreid; als mede de kanten van de greppels, insgelyks een half voet fchuins op en vast geklopt. Dit alles verricht zynde, zal het land daardoor één voet hooger worden, en bekwaam gemaakt zvn, om, met een goed vooruitzicht, hetzelve, m de maand Maart eerstkomende, met Els te beplanten in deezer voegen : vermits , door het maaken van de greppels, de ftrooken één voet fmaller geworden zyn , moeten hierom de reyen ai voet uit elkander genomen, en in de rey, op 3 voeten, als naar gewoonte, geplant worden, terwyl daarop, naar deeze manier geplant, even zooveel Els gaat, als of 'er geen greppels door heen gemaakt waren. Het werk aldus gedaan zynde, moet de Els, twee jaaren fchoongehouden, en, voor de eerftemaal, op het zesde jaar na de planting, gehakt worden. De onkosten, hieraan gemaakt, zyn, als volSt; voor  ten op elke /loof. ( Men heeft, in een hoogbejaard bosch, een ftuk van eert gemet of akker met Elzen. hakhout beplant, gedund : dit hout is vervolgens en op zytf tyd gehakt; en deeze proef bewyst, dat dit uitgedunde hout, ten tninflen honderd guldens per morgen meêr waardig is, dan dat, op denzelfden grond flaande , niet gedund is : ook is het zeker ,■ dat, als het hakhout, va» welke foort ook, altyd behoorlyk gedund wierd, de bosfchen veel fterker zouden blyven, en langer goed 1 hout\  5"2 I. VERHANDELING OVER Daar blyft my nu nog over, om hier iets te melden aangaande de wyze, hoe men de Els zaait en aankweekt , offchoon dit by veelen genoegzaam bekend is. Men draagt, vooreerst, zorg, dat, in de maand November, het zaad geplukt worde,eêr en alvoorens het beste daarvan, door Iret gevogelte, word uitgepikt, leggende het vervolgens, op eene bekwaame plaats, om optedroogen, wanneer het, tegens het voorjaar, als men hetzelve zaayen wil, word uitgewreeven en gezuiverd, het welk het best gefchied, door het houtgewas zouden opleveren, vermits, door den grooten overvloed van houtlotcn, de omtrek van de houtftooven te veel vergroot,, het welk ten gevolge heeft, dat de wortels vermeerderen, en de plaats te klein word, die de houtftoof' beflaat, zoo dat de grond de geheele ftoof niet kan voeden, het welk veroorzaakt, dat de houtftoof in het midden fterft, en alleen wat ftukken en brokken van dezelve overbleven , die niet •machtig zyn , om bekwaam houtgewas te voeden of yoorttebrengen. Daar nu de kosten, tot het uitdunnen van het jaarig houtgewas, Jlechts tien a twaalf gulden per morgen bekopen, en men, door deeze bewerking, hout verkrygt, dat, by het hakken, tachentig a honderd guldens meêr waardig is, was het te wenfehen, dat de Eigenaars van hout - landen dit algemeen in V werk (telden ! dit zou den Arbeidsman nieuw werk verfchafen, en den bezitters van hout landen groot voor* deel aanbrengen.  ï> E HOUT-TEELT. .63 bet in eene groote pot met water te zetten, en, na dat het dus een half uur geftaan heeft, het geen bovendryft, daaraf te doen; terwyl men verder het gezonken zaad zoo veel laat opdroogen, dat men het, op den daartoe gereedgemaakten grond, lugtig zaaijen kan. De veengronden zyn voorzeker daartoe de beste; doch kan hetzelve mede, in een' vogtigen zandgrond, zeer wel gezaaid worden; de kleigrond is daartoe zoo niet gefchikt, ten zy dezelve mollig en met zand doormengd is: de gronden, in 't gemeen, moeten vogtig zyn, die niet anders worden toebereid , dan door ze , met de fchoffel, wat diep te roeren, en van onkruid te zuiveren; verder bedekt men dezelven tegen wind of droogte met ryzen, om het verftuiven of uitdroogen voorteko-; men. Het gezaaide dus wel opgekomen zynde, en, één jaar geftaan hebbende, verplant men hetzelve , op één of één' en een' halven voet uit elkander, wanneer men het laat opgroeyen , om vervolgens te verplanten of te verkoopen. Van zulke zaaylingen, heb ik, met een goed gevolg gebruik gemaakt, om den grond, welken ik, door ploegen, en een' fteek daarover heen fpitten, gelyk boven gezegd is, heb laaten bewerken, te beplanten : by gebrek van die zelfs gezaaid te  t>4 1 verhandeling o V;, n te hebben, bekwam ik die van elders voor f i - het duizend;, het eerfte jaar,groeiden zy niet veel, doch, het tweede j\ar,fchooten zy fterk óp, terwyl ik dezelve toen,op drie voeten in 'c verband, liét uitdunnen, en de uitgeftoken, voor een gedeelte, elders planten; voorts, eenige duizenden daarvan verkoopende, tegens 6 en 7 guld^ het duizend. Die, gelyk gemeld is,.zyn blyven ftaan, zyn by uitftek wel gegroeid, en maaken tegenwoordig een zeer fchoon Elzen- bosch. L. esdoorn: hiervan worden geene byzondere bosfchen ., noch .boomen, in onze Provinciën , zoo verre my bewust is, geplant; doch is dit de beste foort van houtgewas, om inteboeten tusfchen de gehakte Els,;vermits dezelve met de Els weelig opgroeit, en niet zoo fterk rooft, als de Esfen ; zynde het mede een 'redelyk goed bkndhout. De manier van zaayen en asnkweeken tot plantfoen, om inteboeten, is even eens, als die van de Esfen; doch, dewyl de Esdoorn 4 noch voor boomen of byzondere bosfchen word geplant , zaait en kweekt men denzelven aan, in geen grootere hoeveelheid 4 dan men, om inteboeten, van noodenheeft4 of gelegenheid bekomt, om te kunnen verkoopen. Mi  bE HO» T-T E E L *P. 65 M. berken : een houtgewas, dat mede, dóór de geheele Republiek, word aangekweekt, doch het meest, in fchraaie en flegte zandgronden; waar geen ander houtgewas genoegzaam wil groeyen; als mede tot dekking van het Eiken - plantfoen , in foortgelyke gronden. Als de Berk, in een redelyk-goeden grond geplant word, groeit dezelve weelig op, en is dan niet onvoordeelig; doch wanneer dit hout, vroeg in den winter, gelyk men doorgaans gewoon is te doen, om„het te verkoopen, gehakt word, en 'er eene harde vorst komt, verderft het veel : bovendien ben ik van oordeel, dat men op den grond, waarop goed Berken-hout groeyen wil, met meerder voordeel het Eiken-hout kan aankweeken; waarom ik reken , dat Berken-hout het meest dienftig is , tot dekking van Eikenplantfoenen, De manier , om hetzelve aantekweeken,' door middel van zaayen, is dezelfde, als voor de Els, en, om die reden, zal ik hier niets meêr van zeggen. N. wilgen : hiervan zyn verfcheidert foorten *, doch die men, met het meeste voor-; deel, aankweekt, zyn de vier volgende; als * de gemeens Wilg; de Róodband, de Graauwbast, en de Katwilg; de drie laatfte zyn bekend, onder de benaaming van Waarden- of Hoephout* è De  65 I. VERHANDELING OVER. De éerstgemelde word, in het algemeen, overal geteeld, en het meest voor Knot-wilgen 'en Knieftooven, maar , op zommige plaatfen , I ook voor opgaande boomen, als zynde zeer goed, om 'er klompen of holle blokken van te maaken. De manier, om dezelven te pooten en te hakken, is zoo algemeen- bekend, dat het niet noodig is, daarvan eenige verdere befchryving te doen. Dan, de drie laatstgemelde foorten, naamelyk, het Waarden- of Hoephout, het welk een noodzaakelyk en veel voordeel aanbrengend gewas is , worden het'meest en best geteeld, langs de rivieren, in de zoogenaamde uiterwaarden, kunnende ook nergens , met zulk een goed gevolg, geplant worden, doordien die gronden,des winters, als het water in de rivieren hoog opwast, door hetzelve overftroomd worden , - het geen, in het voorjaar, als het water wederom zakt, de gronden, door het daarop blyvend flyk, bemest; hierdoor groeyen dezelve zeer weelig en regt op, en zyn dus zeer gefchikt voor hoepels, booneftaaken, en voor andere gebruiken, wordende het een en ander verzonden, en daarvan veel geld gemaakt. Het gemelde Waarden - of Hoephout word .echter ook, op zommige plaatfen, binnen's dyks tot bosfchen aangelegd; doch daartoe word vereischt een vogtige en vette grond: in  DE HOU T-T EELTi 6? ïn diervoegen, zoude dezelve hier en daar; waar veele moeferyen zyn, met voordeel kunnen aangelegd worden , in laage gronden, toebereid met greppels, gelyk ik boven van de Els gemeld heb ; edoch zouden als dan tegen de winden fterk moeten gedekt zyn, vermits dezelve, als zy te veel op de wind ftaan, des winters dorre toppenkrygen, en daarom niet regt kunnen opfchieten. Om de gronden wel toetebereiden, moeten de zulke, die tamelyk vogtig zyn, twee fteeken verdolven worden; en de laage gronden, in maniere als boven 'omtrent de Els is voorgefchreeven , nogthans moet de grond, hoe en waar men dezelve plant, zoo hoog zyn, dat, in het voorjaar, daar geen water op blyfe ftaan. • De beplanting gefchied, door ftekken, van ruim één' voet lang , en ter dikte van één* duim over 't kruis, op drie voeten in 't verband , naar deeze wyze: de ftekken moeten, vooreerst, aan de boveneinden fchuins afgeï fneeden,, en vervolgens in den grond, met het ondereind naa het Zuiden, fchuins geftoken worden, zoo dat ruim twee duimen vande ftek boven den grond blyven; het boven-1 eind moet naa het Noorden ftaan , met def fchuinfe fneede om laag, dit gefchied, om het opdroogen van den bast, door de zon, voortekomen,(eene manier, die, by het hakken van alle houtgewasfen, zoo veel doenlyk Es is,  68 I. verh. over de hout-teelt. is, diende in acht genomen te worden) : voorts word de grond telkens Wel en fchoon witgefneeden % en het hout daarna, om het vyfde jaar, afgehakt. (*) O. werven of waterwilgen : een houtgewas, dat, op zig zelfs,noch winstgeevend noch fraai is, word, op dezelfde wyze, als het Waarden-hout,door ftek aangekweekt, en het meest gebruikt, tot dekking tegen de jNoorde- en Westewinden, gelyk ik, by het planten van de Els, heb aangetoond. —- Aldus de gewigtige Vraag der Loffelyke Maatfchappy, zoo kort en zaakelyk, als my mogelyk was, beantwoord hebbende, eindige ik, met den hartelyken wensch, dat het geen ik hier, naar myne meeste kennis,'heb opgegeeven, tot nut en voordeel voor het algemeen verftrekken mag! Het best leert men door ondervinding. (*) In het Eerfte Stuk van het Fyfde Deel der Verhandelingen van deeze Maatfchappy, kunnen die geeTen, welke een uitvoerig en zeer naauwkeurig bericht, wegens de teelt en verdere behandeling van dif Hoephout en andere foorten van Wilg, verlangen te heb. ien ,v erfcheiden gewigtige aanmerkingen en voorfchrif--, ten, ter voldoening hunner leerlust, aangetekend vinieth  TWEEDE VERHAND E LING OVER DB HOUT-TEELT.   ANTWOORD op de VRAAG, door de MAATSCHAPFT, TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM', In den Jaare 1789 opgegeeven, om vóór den 1 December 1791 beantwoord te worden: :, Welke meest-en min-bekende foorten van winst„ gemende Hout-gewas f en kunnen, w onze , Republiek, naar den onderfcheiden aart ' en ligging der gronden, op dezelven ge, plant worden? - wat heeft men m acht te neemen omtrent de hretdwg van den " grond, het zaaijea, planten,^ inboeten, " hakken, als mede omtrent de meïr voordeelt^ gebruiken, die 'er van zommige houtgel wasfen, na de hakking, te maaken zyn ? — „ en hoedanige zyn, ten naasten by, deon' kosten van alle die verfcbillende bewerkm" aen, zonder de waarde van den grondden „ de daarop liggende lasten te berekenen / — DOOR ARY van PR O O YEN, Huisman, te Stryen. Aan welk Antwoord eene Pra?mïe van Zes Du ca aten is toegeweezen.   ANTWOORD OP DB VRAAG: Welke meest en min tekende foorten van „ winstgeevende Hou t-gewas f en kunnen, „ in onze Republiek, naar den enderjcheim „ den aart en ligging der gronden, op de„ zeiven geplant worden? — enz. VOORGESTELD DOOR DE MAATSCHAPPT, TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM. ^Jaardien, buiten tegenfpraak, het hout een noodwendig voortbrengfel is, ter vermindering van 's menfchen behoefte, en het even zoo zeker is, dat wy, in die Land, over 't algemeen, op verre na niet eene genoegzaame hoeveelheid daarvan hebben, welk gebrek, wel is waar, door geheele hout-vlotten , enz., van elders aangebragt, word aangevuld; zoo zouden egter, door het beteelen en beplanten van veele duizende njorgens Hei - en andere gronden, die, in de E 5 2e-  74 II- VERHANDELING OVER Zeven Provinciën en in de Generaliteits Landen , ledig liggen, ons gebrek merkelyk kunnen vergoed, het vertier en de omloop van geld-fpecie in die oorden vermeerderd, de landen bevolkt, en dus een meerder inkomen aan den Staat bezorgd worden. Eët\y tot de beantwoording der Vraage overgaan, zullen wy eenige algemeene aanmerkingen maaken, zoo wegens het vourttéelen als het planten van jonge boomen. Men moet,dan, zoo veel mogelykshet plantfoen zelf aankweeken, waardoor men veel geld befpaart : ook vatten de boomen, die men aankweekt in dien oord, waar men ze planten wil, beter dan die van elders worden aangebragt, en zy vorderen meêr in groei. De ondervinding leert, dat alle boomen , uit zaad gewonnen, 'er voortbrengen, die weelig, middelmaatig, of traag groeyen, 't welk men al fpoedig, na het opkomen der jonge boomen, ontwaar word aan de bladeren; alle foorten van jonge boomen, die de weeligft e in groei zyn, en waar men de grootite boomen van aankweekt, hebben de grootfte bladeren. Verder moeten > de Eiken, Beuken, en andere foorten, die een hard hout hebben, by de opneeming uit het plantfoen, het zy aan de Noord- of aan de Zuidzyde getekend, en dus de zyde, die tegen het Noorden geftaan heeft, in de kweekery weder tegen het Noorden gezet wor-  DE HOUT-TEELT. fg worden, dewyl de zuidzyde des booms veel meêr geopende en wydere poriën heeft, dan de noordzyde; dit niet in acht genomen wordende , fterven veele jonge boomen, om daC de zyde van het zuiden, op het noorden gezet zynde, uitdroogt, door gebrek van toevloed van fappen. — De Vraag, door de Maatfchappy voorgefield, zullen wy, ter beantwoording, in vier afzonderlyke deelen verhandelen, en aantoonen, Vooreerst, welke de meest-en min-beken, de foorten van houtgewasfen zyn , die, in onze Republiek, naar den onderfcheiden aart en ligging der gronden, op dezelven geplant kunnen worden; Ten tweede, wat men in acht heeft te neemen omtrent de bereiding van den grond,het zaayen, planten , inboeten, en hakken; als mede, Ten derde, omtrent de meêr voordeelige gebruiken, die 'er van zommige houtgewasfen , na de hakking, te maaken zyn; en, Ten vierde , hoedanig ten naasten by de onkosten zyn van alle die verfchillende bewerkingen, zonder de waarde van den grond, en de daarop liggende lasten te berekenen.—! De foorten van winstgeevende houtgewasfen , benevens de gronden , waarop dezelve geplant kunnen worden, zyn, als volgt: i.  ?6 U. VERHANDELING OVER ï. de Eiken , tot opgaande boomen en Jiakhout ; op hei- en zandgrond , met het meeste voordeel: 2. de Beuken, tot ftam - boomen; zoo als de eiken, op hei- zand- of fteenachtige gronden: 3. de Dennen, roode en witte, tot ftamboomen; op hooge zand- hei- en fteengron; den: 4. de Berken J tot ftam-boomen en hak* hout; op allerlei fchraalen zandgrond : 5. de Tpen of Olmen, tot ftamboomen en hakhout; op hooge vette gronden, niet te, zwaar of te ligt, inzonderheid aan dyken, en langs de kanten van hooge weilanden: 6. de Es/chen , tot ftamboomen en hakhout; op allerlei gronden, 't zy hoog of laag, inzonderheid als zy vogtig zyn: 7» de Elzen, tot ftamboomen en hakhout; liefst op een wateraehtigen grond, mits niet te fompig, of drasfig: 8. de Abeelen, tot ftamboomen ; op alle vogtige gronden: 9. de Fopulier (graauwe), tot hoogftammen en hakhout; liefst op natte, ftugge gronden: 10. de Populier (Italiaanfche) tot ftamboomen ; op een' vetten grond , langs het water: 11. de Linden, tot ftamboomen; op alle gronden, mits niet te laag, maar wat vogtig; 12.  "DE HOUT-TEELT. 1f 12. de Esdoorn of Schot'fe Linden, tot ftamboomen en hakhout; op alle hooge,vogtige gronden: 13. de Kastanje Equina, of Paarden* Kastan je, tot ftamboomen; op alle vogtige gronden, doch niet te laag: 14. de Wilg (witte) , tot ftamboomen en hakhout; op alle gronden, hooge of laage, mits niet te zandig: 15. de Wilg (graauwe en roode),tot hakhout ; liefst op een' laagen, vogtigen grond: ï6- de Wilg met het falie-blad, tot hakhout; op een' fompigen,waterachtigengrond: 17. de Leer-tienen (witte en geele); op een'laagen, doch vetten grond: 18. de Okkernootenboom', op een'hoogen, droogen grond, die wat fteenachtig is, of langs de dyken: ïo. de Peereloom; op een' goeden,vettenl hoogachtigen grond: 20. de Appelboom; op een' goeden, vetten grond: 21. de Mispelboom', op een'vetten, laagen, vogtigen grond, zoo als langs de waterkanten : 22. de Karfeboom; op een' hoogen grond, die niet te zwaar of te ligt is: 23. de Pruimeboom ; op een' hoogen, "t zy zwaaren of ligten grond: 24. de Kweeboom ; op alle vogtige, vette gronden, liefst langs den waterkant: en s 5?  ^3" IL VERHANÖELING OVER 25. de Vlierboom; op allerlei gronden, als ze maar niet te zandig en dor zyn. — Het Eerfte Deel der Vraage afgehandeld hebbende , gaan wy over tot het Tweede Deel, naameiyk : wat men in acht heeft té neemen omtrent de bereiding van den grond, het zaayen, planten , inboeten, bakken; en zullen dit van elke houtfoort, volgens de bovenftaande orde, afzonderlyk opgeeven. ï. Wanneer men een ftuk gronds heeft uitgekoozenom jonge Eiken op te teelen, moet men hetzelve twee a driemaal omfpitten, maar telkens wachten, met het fpittenteherhaalen, tot dat 'er eenig groen op komt-, dat gemeenlyk cm de drie a vier weeken gefchied; met de laaide bewerking moet men, op iedere vierkante roede (Rhynl.-maat), een'vollen kruiwagen oude koe - mest onderfpitten. Deeze bereiding van den'grond word het best, in den herftttyd , verricht. Vervolgens zaait men, in February pf Maart, iri dien toebereiden grond, akers van de gezondfte eikén^ boomen. Opgekomen zynde, moet men ze van onkruid zuiver houden. Als de jonge eiken, drie jaaren, geftaan hebben, neemt men ze op, en fcheid , die het weeligfte, middelbaar, en traagst gegroeid zyn, van elkander , en men plant iedere foort by een, op den afftand van twee a drie voet, doch de penwortel moet worden weggenomen. De grond, waar men ze op planten wil, vereischt mede toe-  T> E HOU T-T EELT. ? «ie w de mispelen zyn, in Maart, 0R . . een'  DE HOUT-TEELT. öJ ' fchaapen gebruikt: ook trekt,men 'er, dooi kooking, eene zeepachtige loog uit, die goed is, om de vuiligheden uit de klederen weg te neemen. (Men zegt, dat zy wel gedroogd zynde, met de fchil geraspt, gefloten, doorgezift, dus tot een fyn poeder gemaakt, en met een derde deel meel vermengd, tot pillen gebruikt worden , om ratten en muizen daarmeê te vergeeven.) 14. Het witte Wilgen-hout is tot veele gebruiken nuttig, als, om 'er alle foorten van lepels, koorn-fchoppen, holle bakken,melkpintèn , kaas-vaten, klompen, waterpompen , enz- van te vervaardigen, het word veel van de wagenmaakers gebruikt: en het is ta'melyk goed brandhout. 15. Het graauwe en roode Wilgen-houtl zoo veelvuldig, ift het Gemeenebest, op laage gronden gebezigd, is heel goed tot tienen voor mandenmaakers, om allerlei foort van manden en andere tienwerken van te vervaardigen : de rys, tot het verfterken dérdjj[ken; het uitfteeken van rysbermen; het ffo£pen van doorbraaken; het maaken van allerlei hoepen, tot vaatwerk : en is vry goed brandhout. 16. Het Wilgen-hout met het falie-blad of Bitterwilg is mede goed tot tienen voor mandenmaakers; en om 'er hoepen tot vaatwerk van te vervaardigen : als brandhout is het even bruikbaar, als de voorige, -7<  94 lï. VERHANDELINO OVEfe 17. Het geele en witte Leêrtienen-hout is het best voor mandenmaakers, 'er worden fyne manden en andere tienwerken van vervaardigd. 18. Het Okkernooten-hout is heel goed voor de fchrynwerkers, om kabinetten, ftoelen, en andere fraaije werken van te maaken: ook word het gebruikt, tot zwingel - fpaanen , braaken om het vlas te reinigen, panneelen voor rytuigen, en menigvuldige andere dingen meêr: het is ook goed brandhout. 19. Het Peer en-hout is hard en duurzaam, en zeer goed, tot kabinetten, kasten, enz,: 't is goed brandhout. 20. Het Appel -hout is eene der beste foorten, om 'er kammen, tot gaand werk, als in water- koorn- en andere molens, van te maa-, ken: het is een best brandhout. 21. Het Mispel-hout is by uitftek dienstig, tot ftaven voor gaand werk in allerlei molens; en is hard en duurzaam. 22. Het Karfen- hout is eene zeer goede foort, om ftoelen, koffers, en andere fraaije ftukken meêr van te vervaardigen. 23. Het Pruimen-hout is insgelyks zeer dienftig voor de fchrynwerkers. 24. Het Kwee - is een hard hout, heel goed tot ftaven, voor gaand werk in molens, enz. 25. Het Vlier-hout is hard en glad; men maakt 'er hegten van voor allerlei gereedfchap, als beitels , zaagen , mesfen; ook pinnen  j> Ë HOUT-TEELT. 9S jicn voor de fchoenmaakers, vleeschhouwers, enz.— _ Uit het vooren verhandelde gezien hebbende , dat het aankweeken van jonge boomen, van welke foort die ook zyn mogen, voordeelig zyn kan,moeten wy egter nu nog, om aan het Fier de Deel der Vraage te beantwoorden, de onkosten opgeeven van alle de verfchillende bewerkingen, enz : en daartoe zullen wy eene begrooting maaken van de kosten, die, zoo tot het aanleggen van plantfoenen van elke foort, als tot het aanleggen van bosfchen of andere beplanting noodig zyn, by de roede (Rhynl. maat), of by ieder ftuk boom , dien men plant: als mede den prys daarvan bepaalen, zoo als men de boomen, by aankooping, en niet door voortteeling, verkrygt. I. Men kan geen plantfoenen aanleggen, met een goed gevolg, als de grond niet wel daartoe bereid is, en dus moet men voor een Eiken-plantfoen driemaal fpitten; iedere fpitting komt te ftaan op 3 ftuivers, de vierkante roede, dus, in drie keeren , 9 ft.; een kruiwagen mest, en overbrengen, de roede 3 ft.; het koopen van de akers, het zaaijen enz., 2 ft., de roede: men verkrygt eenige duizende jonge boomen op ééne roede, daar men de grootften, van tyd tot tyd, uittrekt, en, op een' anderen grond, overplant  §6 II. VERHANDELING OVeS plaht, eenige voeten van elkander; welke kös« ten op omtrent 8 a-9 ftuivers per roede be^ loöpen, het fpitten 'er by gerekend. Legt men een bosch aan tot ftamboomen , door planting, zoo kost ieder boom, Van aankoop, gaten graaven, en inplanten, omtrent 4' ftuivers: de kosten van inboeten Zyn niet wel te bepaalen, om dat die verfchillen, naar dat de planten groot en goed zyn. Indien men een bosch, door zaaijing, aan-i legt, bedraagen de kosten van het afbranden' van de heide, het uitgraaven van brem- en andere ftruikeh, omtrent 15 a 20 guldens per morgen, en zomwylen minder, naarmaate 'er veel onkruid op is: het tweemaal ploegen, dat zeer langzaam toegaat, 20 a 30 guld. per morgen: het twee a driemaal eggerf 10 gxxld. per morgen : het opbrengen van mest 40 a 50 guld. per morgen: hét zaaijen van boekweit, en ondereggén 5 guld. pef morgen: het gewas van boekweit is menig;naal zeer verfchillend , egter geeft het een groot gedeelte van het uitgefchooten geld te' rug : het beploegen én bezaaijen , in het tweede jaar, kost minder, ten minften een derde, zo niet de helft; de haver kan ménigtnaal de onkosten goed maaken. 2. De Èeuken-boomen, liefst op zandgronden, als de Eiken, groeijénde , dient de b"é- han»  Ö E HOU T*T EELT. 97 handeling en bewerking, op dezelfde manier , te gefchieden : de kosten van bewerking zyn, ten naasten by, even veel. 3. Van de Dennen-boomen zyn de bewerking en de kosten , mede ten naasten by, zoo als van de Eiken is opgegeeven. 4. Van de Berken-boomen worden, om dat zy eene flegte foort van hout geeven, zelden geheele bosfchen aangelegd : de kosten zyn niet wel, als by het ftuk, te bepaalen; ieder boom kost, van koop en inplanten , omtrent 2 ftuivers het ftuk , te weeten, zo de jonge Berken niet ouder, dan 334 jaaren zyn, als men ze plant. 5. Wanneer men eene planting van Tpënboomen doet, zyn de kosten menigmaal onderfcheiden , naar maate de boomen groot of klein zyn: als men, langs de dyken, wei4 landen, enz., plant, dient men kloeke boomen te neemen: de aankoop van eiken boom, het graaven der gaten, en het inplanten, beloopen te famen op omtrent 15 ftuivers. Legt men bosfchen van ftamboomen aan, Zoo kan men het met eene ligtere foort doen, en kost dan ieder ftuk, van koop en inplanten ; 10 ftuivers. Men plant, tusfchen de ftamboomen, jonge Elzen, 3 voeten van elkander; hiertoe zyn noodig, op een morgen, 9600 Elzen, die , met het inplanten , op 30 ft. het honderd komen te ftaan: Voor het G wie-  98 II. VERHANDELING OVER wieden van het onkruid betaalt men, ieder jaar, 20 guld. per morgen. Indien men bosfchen aanlegt tot hakhout, kan men het, met planten , van 20 a 30 ft. het honderd, doen: het tweemaal wieden in elk jaar, geduurende 233 jaaren, beloopt omtrent op 20 guld. in 't jaar: van het inboeten zyn de kosten niet wel te bepaalen. 6. Als men eene planting van Esfchen doet, om ftamboomen te veikrygen, zyn de kosten niet wel, als van iederen boom, te begrooten; ieder boom van middenmaatige zwaarte kost, van koop, gaten graaven, en inplanten, omtrent 10 a 11 ftuivers het ftuk* Maar legt men Esfchen, op laage gronden, tot griend aan, zoo worden ze, 3 v. van den anderen , geplant; dan heeft men 9600 ftuks noodig: ieder honderd kost, van koop en inplanten, 20 a 30 ft.: voor het maaken van greppels, op een morgen, betaalt men omtrent go guldens: voor het wieden of fchoonhouden, 20 guld. in 't jaar, twee jaaren lang: van het inboeten zyn de kosten niet wel te berekenen. 7. De Elzen, om langs het water.te planten, kosten omtrent 4 penningen. Maar, om een Elzen-griend aanteleggen, betaalt men , voor elk morgen, omtrent 30 guld. voor het greppen ; den inkoops prys van 9600 Elzen; voor het inplanten van dezelven,  DE HOUT-TEELT» 99 veil, 15 a2o guld.', voor het wieden, tweemaal in 't jaar, ieder jaar 20 guld., twee jaaren lang. 8. De kosten, om eene planting te doen van Abtekn, zyn niet groot, alzoo ieder ftek of poot, van koop en inplanten, kost 2 ftui-, vers» 9. Het planten van graauwe Populieren komt op dezelfde kosten te ftaan. 10. De kosten , voor het planten van Italiaanfche Populieren , beloopen mede , van koop en fteeken, op 1 a 2 ft. het ftuk, ten ware men dezelven van Boskoop liet komen, die 6 a 8 ft. het ftuk kosten. 11. De Lindeboomen komen gewoonlyk , van koop en inplanten, 16 a i3 ft. het ftuk, te kosten. 12. De kosten, om eene planting van Esdoorn te doen, zyn, zoo van aankoop der boomen, als gaten graaven, en planten, 12 ii 14 ft. het ftuk. . . 13. Den aankoop van de Kastanje Equina, het gaten graaven, en planten betaalt men, met 14 ft. per boom. 14 De kosten, tot het planten van witte Wilg, beloopen, van koop en fteeken , op omtrent 2 ft. het ftuk. 15 De roode en graauwe Wilg worden gemeenlyk tot grienden aangelegd: de kos. ten, voor ieder morgen , zyn dezelfde, als van de Elzen gezegd is. G 2 l6k  100 II. VERHANDELING OVER 16. De behandeling en het planten van de Wilg met het falie - blad gefchieden eveneens, als die van de roode en witte Wilg: dus zyn ook de kosten, ten naasten by, even groot. 17. Het aanleggen van een plantfoen van geele en witte Leêrtienen is, in het greppen, aankoopen der ftekken, planten, en fchoonhouden van den grond, ten naasten by, even duur, als het planten en tot griend aanleggen van roode en graauwe Wilg \ egter met die uitzondering, dat men zeer vaste en ftugge gronden, één voet diep, dient omtefpitten, 't geen, ten naasten by. op 2 a 3 ft. per roede , komt te ftaan. 13. Voor de Okkernooten-boomzn betaalt men omtrent 20 ftuiv. het ftuk : voor het graaven der gaten, het inbrengen van fteen-gruis, en het planten, 6 a 3 ft: dus zamen 26 \ 28 ft. per boom. 19. De kosten van het planten van Peereboomen beloopen in 't geheel op 20 a 21 ft. het ftuk, te weeten, 16 a 18 ft. per boom, van aankoop, 2 ft. voor het graaven van ieder gat, en voor het inplanten 1 ftuiver. 20. De Appelboomen kosten, gewoonlyk, 6 a 3 ft. minder, dan de Peereboomen: voorts betaalt men evenveel voor den arbeid , die daaraan te doen is. 21. Ieder Mispelboom kost, van koop, gaten graaven, en planten, omtrent 8 a 10 ftuivers. 22.  DE HOU T-T EELT. IOI sa. Voor de Kweboomen betaalt men het zelfde. 23. De Karfeboomen komen te ftaan op omtrent 14 ft. het ftuk, daar onder begreepen het gaten graaven, en inplanten. 24. Voor 'de Pruimeboomen beloopen alle de kosten te famen op omtrent 10 a 12 ft. het ftuk. 25. De kosten, om Vlierboomen te planten, zyn zoo weinig, dewyl men dezelven gemaklyk door ftek voortteelt, dat zy niet waard zyn, 'er eenige bepaaling van te maaken.— Hiermede, hoep ik , ter voldoening aan het oogmerk der Maatfchappy, iets te hebben toegebragt, en dat daardoor mag bevorderd worden de verbeterde tbutplaniing , in het Gemenebest, op hooge en laage gronden! G3 BE-   BERICHT WEGENS HET AANLEGGEN VAN EIKEN-BOSSCHEN; DOOR LOÜTS DE WATNESSE y te Brwfeh   ANTWOORD OP DB VRAAG: „ Welke meest en min lekende foorten van „ voinstgeevende Hout-gewasfen kunnen, „ in onze Republiek, naar den onder/cbei„ den aart en ligging der gronden, op de„ zeiven geplant worden? — enz, VOORGESTELD DOOR DE MAATSCHAPPT, TER BEVOR* DERING VAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM. (_)nder alle de boomgewasfen, die de goede Voorzienigheid aan den mensch heeft toegedaan , is 'er, buiten twyffel, geen noodzaakelyker , dan de Eikenboom , inzonderheid , wanneer dezelve tot den fcheepsbouw kan gebruikt worden; en hoewel men verfcheiden foorten van boomen, in Holland, met voordcel kan aankweeken, zoude echter deeze boom te verkiezen zyn , als men een middel ontdekte, om hem overal tot 50 h 60 voeten hoogte te doen opgroeijen; dan, ter G 5 be-  106 BERICHT WEGENS DEN AANLEG bereiking van dit oogmerk, moet de hierna befchreeven manier gevolgd worden. Den grond, twee a drie voeten diep, omgefpit zynde , laat men één jaar rusten; vervolgens bezaait men denzelven met Dennenzaad en Eikels; maar, alêer die gefchied, verdeelt men den grond in bunders van 400 roeden van 20 voeten, hatende daarnevens eene laan of dreef, tot meerder gemak by het kappen en wegvoeren der boomen, terwyl men, van 20 tot 20 voeten , met den ploeg eene voore maakt, tot loozing van het water. Men zaait dan, in 't laatst van April, op een bunder gronds 12 fg Dennenzaad, te weeten , 9 tê van den grooten Pinus maritima, en 3 ® Schotfen of fynen Den, die te Scherpenheuvel by Diest, aan den Prinfe van Orange toebehoorende, te vinden zyn, de eerfte a 10 ftuivers, en de andere a 25 ftuivers het pond : ter zeiver tyd zaait men de Eikels, waarvan de dikke, bruine, puntachtige de beste foort is, die men bekomen kan in de bosfchen van de Abtdy van Everbode by Diest, en die eertyds uit Moscoviën, om in die bosfchen te planten, zyn aangebragt. Het zaaijen voltrokken zynde, moet men den grond met een' fieep of welle, door paarden getrokken, laaten fluiten. De dekking, die de Eiken van de Denren genieten, zal de eerften zeer fterk doen groeijen, daar de ondervinding my geleerd heeft,  VAN EIKENB0ÊSCHEN. IC7 heeft, dat anderzins alle arbeid (wel te verliaan in flegte grondenj vrugteloos is. In het tweede jaar, most men, in May en Augustus, het onkruid om en by de Eikels wieden en uittrekken, om reden dat hetzelve het voedfel uit den grond naa zig trekt, en den Eik daarvan berooft; men kan dit werk, zelfs door kinderen, laaten verrichten , en men herhaalt het jaarlyks , tot dat de. boomen in volkomen wasdom zyn- Van het wel waarneemen van deezen arbeid hangt de fterke groei van het plantfoen , en dus het goed gevolg der onderneeming, volkomen af. In het zesde jaar, worden de Dennen, die de Eiken verflikken , uitgehakt, en die moet men vervolgens, van tyd tot tyd, verrichten, mits men in acht neeme , dat men , den Schotfen Den het langst laat blyven , die , hooger en met den Eik opgroeijende, aan denzelven meêr befchutting geeft. Wanneer de Eiken moeten gefnoeid worden , zal men alleenlyk de vorken of dubbele zwaare takken afkappen, beginnende van boven naa beneden, en wel toezien, dat men de kleine jonge takken niet befchadige, het geen men op nieuw verricht, als de zydetakken te zwaar zyn ; en dit is het eenige middel, om regte en hooge boomen te verkrygen. Dan, zo het mogt gebeuren , dat de Eiken,  !o8 EERICHT WEGENS DEN AANLEG ken, op dien flegten grond, niet tot hooge boomen wilden opgroeijen , moeten dezelve, in oe maand May, gebleekt, dat is, van de fchors ontdaan worden, tot gebruik voor de Leêrlooijers; en vervolgens zal men zulk een bosch tot ichaaihout laaten dienen, of tot een Dennenbosch laaten opgroeijen , waar van, alle drie jaaren, eene rey takken van onderen word afgehakt, en niet meêr, dewyl de ondervinding leert, dat de boomen anders zeer benadeeld worden ; en hier mede gaat men voort, tot de geheele uitrooijing van het bosch ter diepte van drie voeten, meêr of min; wanneer de grond als dan tot wei- of bouwland kan dienen , of wel op nieuw , naar voorfchreeven wyze , tot plantfoen bezaaid worden. By aldien , in het zaaijen van rogge of boekweit, de mest ontbrak, zoude men over den bereiden grond ïurfa'sfche kunnen werpen, zynde dezelve even goed als mest, ja zelfs beter, om klaver- en weigronden daarmeê aantemaaken. Verder zou men bremzaad by het graan kunnen voegen, wordende die bremftruiken, in het tweede jaar na den koornoogst, uitgerooid ; terwijl hetzelve epne groote vrugtbaarheid aan de landen geeft, en een voordeelig gewas is, als zynde zeer dienftig om te branden in broodbakkers ovens, als mede voor de fteenbakkeryen. Deeze manieren van bewerking; houde ik voor  van eik en-bossche n. ioo voor het eenige middel, om heide-landen in vrugtbaare gronden te verkeeren, dewyl andere bewerkingen te fchadelyk zyn , gelyk my eene ondervinding van omtrent 20 jaaren geleerd heeft- Aangaande de kosten, die tot bearbeiding van een bunder, om daar hout op te tee^' len,moeten belteed worden, dezelve zyn als volgt: het fpitten of omdelven van het land , ter diepte van drie voeten, a 5 ftuivers per roede . - > • • ƒ100: — het maaken van eene voren met den ploeg, van so tot 20 voeten ,te weeten , zoo dra de grond is omgekeerd, 1: — 9 fg grove Dennen - zaad a 10 ft. en 3 éB fyne a 25 ft. . ♦ * 8: 5 voor het zaaijen . • P —'• 5 voor den inkoop der Eikels , het planten of zaaijen van dezelven daaronder begreepen . . • "14:10 voor het gelykmaaken van den grond, met de welle of Heep . » 1: — Dus de onkosten op een bunder bedraagen • • • ƒ125:—- Experentia docet. BE-   BERICHT wegens het TEELEN en PLANTEN van MAST- of DENNEN- bossche n; door * * * $   ANTWOORD OP DE VRAAG; •, Welke meest en min bekende foorten van ' „ winstgevende Hout-gewas f en kunnen, „ in onze Republiek, naar den onderfcbet, „ den aart en ligging der gronden, op de„ zeiven geplant worden ? — enz. VOORGESTELD DOOR DE MAATSC HAP PT, TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM. Vermits, in de Landen der Generaliteit van onze Republiek, veele flegte hei- en zandige gronden zyn, waarvan weinig gebruik of nut komt, zoo zoude men, met die te bezaaijen met Mast-zaad, of te bezetten met Mast-plantfoen, zig en 't algemeen veel voordeel kunnen toebrengen. • Het Mast- of Deunen-zaad, (dat men uit de kegels, die aan deeze boomen groeijen, los maakt en verkrygt, door ze in de zon, of by een maatig vuur, te leggen) wordgezaaia op de llegtfte gronden , zonder eemge be- r, H mes-  114 BERICHT WEGENS HET PLANTfc..* mesting, zoo als men zien kan in de heiden van Oosterhout by Breda , waar zoodanige aangelegde plantfoenen zig fchoon en mals vertoonen, zoo dat 'er, naar alle waarfchynelykheid, zeer goede bosfchen van zullen groeijen. Het Mast - zaad word op reijen, ieder rei 2 voeten van eikanderen, in April gezaaid, en met de aarde, die uit de greppels komt,dun overdekt; de greppels moeten niet diep zyn : ook kan men de heide afplaggen of afhakken, vervolgens bezaaijen, en dan een weinig asfche, of aarde uit den akker, daarover ftrooijen: dit maakt dus, in het een en ander geval, weinig onkosten. Anderen zyn van gedachten, dat men den grond moet omfpitten. ter diepte van één' voet, laaiende de' bovenAe ruigte of heide in de voren zinken: men legt, in dat geval, het land zoo kluitachtig, als eenigzins moge* lyk is, dat tot bewaaring ftrekt van de jonge Mast- of Dennefcheutjes, die in den beginne zeer teder eri genoegzaam onzigtbaar zyn , en bovendien, by het uitkomen, het ledig zaadhuisje boven in het topje hebben ; dus worden zy niet zoo ligt door een' fterken wind uit en weg gewaaid, waaraan zy anders, als het land fterk is gebroken en gelyk geflegt, zeer onderhevig zyn, vooral by drooge voorjaaren ; weshalven hieromtrent zorgvuldig dient te worden acht gegeeven. Het  VAN DEN NEN-BOSSCHEN. lt** Het Mast - plantfoen kan men verzetten oy alle flegte en zandige gronden, en groeit zeer wel j gelyk te zien is te St. Michiels Gestel, een uur van 's Hertogenbosch. By het verplanten van de jonge Dennen, moet men in acht neemen, dat de wortels en vooral de penwortel niet gekwetst worden, maar moeten dezelve in een' driehoek, met eene fpade of ander gefchikt inftrument, worden uitgeftoken, zoo dat de eerfte fteeken regt in deü grond , en de derde een weinig fchuins, maar heel diep onder de plant, gefchieden: de planten moeten ten minften anderhalven voet hoogte hebben. Ook is 'er een middél, dat nog niet algemeen bekend is , om fchielyker Mast-plantfoen te hebben: men neemt of fnyd de zydetakjes van de jonge Dennen, en fteekt die in. den grond, waarin zy wortels maaken en opwasfen; de proef is 'er van genomen , en de uitflag daarvan te zien, op de goederen of gronden van den Heer Zantvoort, Griffier van 's Hertogenbosch * als mede op die van den Heer Ant. van Hanswyck, Scheepen derzelve Stad: zommigen zetten deeze takjes in eene kweekery, om ze naderhand, wanneer zy bekwaame wortels gemaakt hebben j té verplanten. Als een voordeel van bet Mast-plantfoett mag men rekenen , dat de zandige grond 1 door het jaarlyks afvallen van de bladeren of H a naai-  Il6 BERICHT WEGENS HET PLANTEN naalden der Dennen, verbeterd word, zoo dat men, als de boomen, tot eene bekwaame dikte gekomen zynde , omgehakt worden, dien grond tot teelland voor graanen gebruiken kan. Ook befchut dit hout de akkers,, weilanden, en moestuinen tegen de guure winden, die aan dezelven veel nadeel doen. Het Mast - zaad , dat zeer digt opkomt * moet vervolgens gedund of uitgeftoken worden , het 'welk gefchied, als de jonge Dennen tot eene bekwaame hoogte opgefchooten zyn: men 'gebruikt de uitgedunden eerst voor ftaaken, om in de erten en boonen te zetten; grooter en Heviger wordende, kunnen dezelve dienen .tot ftaaken voor' de hop, zoo als die daartoe gebruikt worden , te Vlymen , Amelrode, en Schyndel,waar men hop teelt; men moet de Mast-bosfchen nog almeêr uitdunnen, en wel op den afftand van 15 a 16 voeten, zullen 'er zwaare boomen van groeijen , en dan gebruikt men die uitdunfels voor fparren of opfcheuten óp de daken Van de huizen : zoo dat men 'er, alle jaaren , zyn voordeel üit haalt. Het is zeer goed hout, voor gemeene en arme menfchen , om aan den haard te branden, zonder dat het gedroogd is, om reden van deszelfs harsachtigheid. Wanneer de Masthoornen, na verloop van Jö a 60 jaaren hunnen vollen wasdom hebben , gebrujkt men dezelven voor balken en planken, om huizen van te timmeren, zoo dat  VAN DENNEN-BOSSCHE N« H7 dat men geen ander hout daartoe noodig heeft: het was te wenfchen, dewyl, in de Landen der Generaliteit, en voornaamelyk in de Mejery van s' Bosch, het eiken-hout zeer fchaars is, dat men wat meêr genegen was, om Dennen te zaayen of te planten, vermits aldaar zeer veele gronden zyn, die niets voortbrengen; te meêr, om dat men, met weinig moeite en kosten , aanzienlyke houtgewasfen en bosfchen kan roaaken. Nog moet ik hier byvoegen, dewyl men in de bovengemelde Landen, van het eene Dnrp tot het ander , veele dyken of wegen heeft, welke hier en daar beplant zyn met eenen eiken- of berken-heester , die nooit boomen worden, men, op die dyken, Dennen kon planten, digt nevens elkander, al ware het vyf, zes, en meerder in de breedte, die in de heide zeer wel zoudengroeyen,urwyl dit plantfoen tevens zoude kunnen ftrekken, om aan de reizigers en voorbygangers, in den zomer, eene belommeiing , en , m den winter, eene luuwte of dekking tegen de winden te verfchaffen. Pro amore Pair ia &c. A A flr   AANHANGSEL BEVATTENDE TWEE BERICHTEN; HET EEN, Over het uitrooi jen van de Hop» uit de Houtlanden: EN HET ANDER, Over de beste wyze , om ledige plekken, in Houdenden, aan te vullen.  ■  A A NHANGSEL OVER DB HOUT-TEELT. Bericht, wegens het uitrooi jen van de Hop, uit de Houtlanden*. X)-lt de H0P den Houtlanden zeer fchadeiyk is, enzïg, door zaad en wortels, zeer fterk voortzet, is zoo algemeen bekend , dac het niet noodig zal zyn, hierover eenige aanmerkingen te roaaken. Het is even zoo bekend, dat de Hop, elk jaar, een volkomen gewas geeft; en, wanneer zy zig met haare ranken om de vlieten kan flingeren , tien en meêr voeten hoog groeit Om deeze reden moeten de houtlanden , die met Hop bezet zyn, tweemaal in den eerften zomer, na dat men dezelven gehakt heeft, van dat onkruid gezuiverd worden , anders zal de Hop , die veel fterker groeit, dan het jonge hout, de jonge loten geheel verdikken; in het tweede jaar, ismen genoodzaakt de Hop wederom te fnyden, zonder 't welk men gevaar zou loopen, het H 5 bout  122 AANHANG S ES, hout nog door de Hop te zien verderven; en, om dezelfde reden, dient men dit, in het derde jaar, te herhaalen. Vervolgens kan de Hop zulke groote nadeelen aan het hout niet doen, dewyl het hout zyn voorjaars fchot gemaakt heeft, vóór dat de Hop de hoogte van het hout bereiken kan. Op deeze wyze zyn de houtlanden, die met Hop bezet waren, hier (te Oostvoorn) behandeld; dan, men zag, by elke hakking, dat de Hop vermeerderd was, en dat de opbreng van het houtgewas verminderde, zoo dat men op andere middelen begon te denken, om de Hop geheel uitterooijen. Het tweede middel, dat wy gebruikten, was een haakje, waarmede men de Hop uit den grond wilde trekken; dit ging goed, in de ruimte tusfchen de ftooven, maar, dewyl de Hop-planten haare wortels ook inde houtftooven hadden, en wy daar de planten niet konden uitrooijen, bevonden wy dit middel ontoereikend, om de Hop wegtekrygen, en daarenboven zeer kostbaar. Wy beflooten, derhalven, met het fnyden van de Hop voorttevaaren, en deeden zulks niet alleen, in het eerfte, tweede, en derde jaar, na de hakking, maar ook in het vierde en volgende jaaren, tot dat het hout wederom gehakt wierd; wy hadden het genoegen van te zien, dat de Hop, in het vyfde jaar, zeer verminderd was, dat de nog overgeblee- ven  ' *,:ƒ'/ OVF-H DE HOUT-TEELT. I23 ven planten, in het zesde jaar, zeer zwak en mager gewas hadden , en , in het zevende jaar, genoegzaam geheel weg, of onder het hout gedikt waren, en, toen men het hout gehakt had, niet weder te voorfchyn kwamen. Men zou kunnen aanmerken, dat dit middel moeyelyk en kostbaar is, en dit kan niet geheel ontkend worden : dan, dewyl de Hop in 'teerst, door het zaad, word voortgezet, zal men die in houtlanden, waarheen het zaad door den wind gevoerd, of door de vogels gedragen word, aanftonds zoo overvloedig niet hebben, of men zal, met geringe kosten, de voortzetting van dit onkruid, en de nadeelen, welke daaruit voortvloeyen, kunnen verhoeden : ten anderen, zal men, in 'bosfchen, die roet Hop bezet zyn, ten einde het houtgewas voor een volkomen verderf te bewaaren, verpligt wezen, om dezelve, in de twee eerfte jaaren na de hakking, driemaal te laaten affnyden, en deeze onkosten komen weder, zoo dikwyls als het hout gehakt word, daarby heeft men het verdriet, dat dit onkruid geduurig vermeerdert, en het houtgewas vermindert. Indien men nu aanmerkt, dat, wanneer het hout boven den man is,men de Hop, met minder kosten, kan affnyden, dan in het eerfte jaar na de hakking, zoo volgt, dat, als men de kosten, die men aan met Hop bezette houtlanden, in twee teelten of  124 AANHANGSEL ofhaktyden, moet befteeden, in een'haktyd wil betaalen, men dit fchadelyk onkruid kan uitrooyen; en uit de proeven, die wy daaromtrent genomen hebben , blykt , dat het land dan in 't vervolg wederom goed houtgewas oplevert. Bericht, over de beste wyze, om ledige plekken, in Houtlanden, aamevullen. Dit middel beftaat in eene zaak, die algep meen bekend, maar op de teelt van het hakhout nog weinig toegepast is : echter, om dit middel in 't werk te ftellen, moet de plekken niet al te groot zyn. Het beftaat daarin, dat men takken van de, het naast by de ledige plekken ftaande, ftooven op de plaats, waar men de nieuwe houtftoof begeert, in den grond legt; men maakt daartoe een gat in den grond , vervolgens buigt men den tak voorzigtig nederwaarts in het gemaakte gat, én zet dien dan met eene mik vast, waarna men denzelven, ter lengte van agt a tien duimen, overdekt met de aar. de, die uit het gat genomen is, mits zorgdraagende, dat de top van den tak bovenden grond blyve ; zoodanige takken zullen dan ze"  OVER DE HOUT-TEELT. 125 zeker groei vatten en nieuwe ftooven worden. De takken , die van deeze nieuwe ftooven voortkomen, kan men wederom inleggen,tot dat de plaats vol is: en, dewyl men, op zulke fchraale plaatfen doorgaans Berken plant, en deeze, door dezelven jong te hakken, met bederven, maar des te gemakkelyker uitfpruiten, kan men, om dit werk fpoediger voorttezetten, het hout op die plaatfen, om de vier jaaren laaten hakken. Dit inleggen gefchied het best, wanneer de loten twee of drie jaaren oud zyn : het Berkenhout is daartoe zeer gefchikt, om deszelfs taai-en buigzaamheid; dan, men kan het Eiken en Esfchen houtgewas door dezelfde bewerking vermeerderen. Op deeze wyze heeft men plaatfen vol gemaakt, waarop men, door planting , geen hout, van welke foort ook, aan den groei kon krygen.   BERICHT WEGENS HET REUTEN van VLAS.   ANTWOORD op het navolgend V O O R S TEL, door. de MAATSCHAFFT, TER BEVORDERING FAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM', gedaan in den Jaare 1787: „ De Maatfchappy belooft eene Pr ante van „ eene Zilvere Medaille, of „ Tien Ducaaten aan detigeenen, die, „ door genoegzaame proeven, op de meest overtuigende wyze, kan aantoonen, welk „ Vlas in alles het beste zy, het geen, „ op de gewoone manier, door Reu ten „ in 't water, of alleen door Bleeken „ in de Lucht, dan wel, door Reuten en „ Bleeken beide, bereid is. Moetende ., de Monflers en Getuigfchriften ingele» „ verd worden, vóór primo November, s, 179° " door A R I S BAAS, Leer aar der Doopsgezinden, te Hazerswoude, en de verdere Leden der Vlas-Compagnie, aldaar. Aan welk Antwoord de Zilvere Medaille is toegewèezen»   B ER I C H T, Wegens de beste wyze van Vlas te Reuten. Aan de Heeren Directeuren der Maatfchappy , ter bevordering van den Landbouw, te Amfterdam. Wel Edele Heeren 1 Nadien Uw Ed., in uw Programma van den jaare 1787 , ter beantwoording hebt voorgefteld, om, „ door genoegzaame proeven, op de meest overtuigende wyze, aantetoonen, welk Vlas in alles het beste zy, het geen, op de gewoone manier, door Reuten in het water,of alleen door Bleeken in de lucht, dan wel door Reuten en Bleeken beide,bereid is; moetende de Monfters en Getuigfchriften ingeleverd worden ,vóór 1 November, 1790;" — zoo heb ik my opgewekt gevonden, om aan dit pryswaardig verzoek van Uw Ed., zoo veel my mogelyk was, te voldoen j en hierdoor tevens tot nut van de Vlasteelt mede te werken. Ten dien einde heb ik, in 1789, proeven daaromtrent genomen, en dezelve, in dit jaar 1790, wederom herhaald. Den I a wits  t32 BERICHT WEGENS HET uitflag van deeze onderfcheiden proeven zal ik Uw Ed. , zoo getrouw en naauwkeurig my doenlyk is, mededeelen. Hier nevens gaan de Monfters N°. i, 2, en 3 van het Vlas, dat ik, in dit laatstgemelde jaar , op voorfclvreeven wyze , heb laaten bewerken, waar over ik de vryheid zal gebruiken in 't vervolg myne aanmerkingen te maaken. Voorts zyn de proeven genomen met vlas, dat op hetzelfde land gegroeid is, op dat 'er geen verfchil tusfchen het zelve zoude zyn, en Uw Ed. daarover te beter zoudt kunnen oordeelen. In 1789, is het vlas,'t welk alleen,door bleeken op het veld, zonder in 't water te komen, bereid is, (zoo als met het Monfter N°. 1. ook is gehandeld) den 1 Augustus, met het zaad daaraan,in de fpreed, of op het land, te bleeken gelegd; den 8 dito, gewend of gekeerd ; den 15 dito, weder gewend ; den 22 dito , opgeraapt, het zaad daaraf gerepeld, en weder te fpreeden of bleeken gelegd; om de drie dagen, gewend; en, den, 7 September, droog ingehaald. Hier van zyn , in een gezwingelden fteen vlas (van 6 ffi gewigt), gegaan 168 handen vol, (of zoo veel als een braaker in zyne hand neemt, om de ftoppels te kneuzen of te breeken). Dit vlas was toen zeer fchraal en hard, en dus van weinig waarde; 't welk wel voornaamelyk moet ö toe-  REUTEN VAN VLAS. 133 toegefchreeven worden aan gebrek van genoegzaame regen en dauw , geduurende het «bleeken had gelegen, dewyl hetzelve , door de vogtigheid , fineeng of lymig en zaat moet worden. De tweede proef is, (op dezelfde wyze, als het monfter N'. s.) den i September, ï het water te reuten gelegd; den 4 dito, daar uï genomen, en op het veld in de fpreed gelegd; en, den a6 dito, droog ur E d. Hiervan zyn 63 handen vol in £? «een gegaan, en was in qualiteit van vlas meikelyk beter, dan dat van de voon, geHetevlas (op de manier van N". 3.) is toen, volgens de wyze, die hier te Land het meest plaats vind, in 't water behoorivk gerent, en verder op de fpreed gebleekt. Hier van zyn 58 handen vol in een fteen 2wingeldJenwas dit vlas in qualiteit nog dan dat van de laatstgemelde proef. b£S deeze opgaave kunnen Uw Ld ^i ^ag van ^ ^ ^ ^ feTom'de 8 dagen gekeerd; den ar dito, S zaad daaraf gerepeld, en weder op het w e bleeken gelpreed; om de drie daÏn, gewend; en, den 4 September, uit 1 3  «34 BERICHT WEGENS HET de fpreed droog ingehaald. Hier van zvn 52 handen vol in een' fteen gezwingeld, en du vlas is ook merkelyk lymiger en zagter, dan dat van dezelfde proef van voorgaande jaar. Het verfchil tusfchen de uitkomst van die twee proeven is waarlyk zeer groot; doch dit bevestigt myne aanmerking, over de voonge proef opgegeeven; naamelyk, dat de regen en dauw (waarover men niet befchikken kan) hieraan veel kan toebrengen, want, daar dat vlas toen geen of weinig regen of dauw gekreegen had, heeft de proef van dit jaar dikwyls mooije regenvlaagen en zwaaren dauw, met tusfchenkomende droogte, genooten, zoo dat men hierop geen beter weêr zou hebben kunnen wenfchen. Hier komt by, dat, in 't jaar 1789, door het geduurig regenen, het meeste vlas, vóór den pluktyd, tegen den grond raakte, en hierdoor met rot vermengd wierd, het welk zoo niet kon geplukt worden, dat 'er geen aangeftoken vlas onder bleef, het geen dan in het zwingelen word weggeflagen* ook valt het vlas in het eene jaar veel zwaars van lint, dan in het ander; zoo dat Uw Ed , uit al het voorengemelde, dit verfchil Wel zult kunnen begrypen. Het monfter N°. 3 is, den 23 Augustus, in t water te reuten gelegd; den 26 dito, daaruit gehaald, en over 't land geipreids om de drie dagen, gewend; en, den  REUTEN VAN VLAS. '135 Aeü 20 September, droog ingehaald. Hier van zyn 42 handen vol in een' {teen gegaan. N°. 3 is vlas, het geen, op de hier te Land meest gebruikelyke wyze, behoorlyk ïn het water gereut, en verder in de fpreed gebleekt is. Hier van zyn 36 handen vol ïn een' fteen gezwingeld. Behalven deeze Proeven, heb ik, in 't jaar 1789, ook de proef genomen, om het vlas te plukken, eêr het zelve en het zaad daarvan volkomen ryp was, en het, op de gewoone wyze,als N°. 3, behandeld; waarvan 42 handen vol in een' fteen gingen. — Die proef is, in dit jaar, door my herhaald, waarvan hier nevens gaat een monfter, gemerkt 3N°. 4; ik twyfel niet, of dit bericht zal Uw Ed* ook aangenaam zyn. Dit vlas is, den 12 July, geplukt, en over 't veld gefpreid; om de agt dagen, gewend; den 5 Augustus, opgeraapd; het zaad, dat 'er nog aan was, afgerepeld; en in 't water gelegd; maar, door den geduurigen regen, te dier tyd gevallen, was het zelve zoo verre gereut, dat het, maar twee dagen, in 't water gelegen heeft; en toen, op het land droog geworden zynde, is het opgeraapt en geborgen. Hier van zyn 4a handen vol in een' fteen gegaan. Alle de bovengemelde proeven heb ik (gelyk gezegd is) van het zelfde ftuk land ï 4 ge?  I36 BERICHT WEGENS HET genomen , en ook, door eene en dezelfde band, laaren braaken en zwingelen, Ziet daar, Wel Ed. Heeren! — Uit deeze toegezonden monfters, uit de herhaalde proeven, door ons genomen, uit het bericht van de behandeling en den uitilag daarvan zullen Uw Ed. nu ras kunnen bemerken, dat de gewoone wyze van het vlas te reuten en te bleeken, zoo als hier te Lande vry algemeen gefchied , de beste, immers de voordeeligfte voor den Vlasteeler is : en als Uw Ed. deeze monfters aan kundige Vlaskoopers laat zien, zult Uw Ed. daarvan nog krachtiger overtuigd worden. Uw Ed. zult dan ook wel met ons willen inftemmen, dat het vlas, zoo als N°. 1, enkel op 't veld, of in de fpreed, te bleeken, in 't geheel niet aantepryzen is, als zynde ten uiterfte nadeelig, vermits het op verre na, noch in qualiteit noch in quantiteit, by het andere kan opweegen, zelfs al heeft men 'er zoo gunftig weêr op, als mogelyk is, gelyk het in dit jaar is uitgevallen. Ja, genomen, het ware, in allen opzichten zoo goed, als het andere vlas, zoo kan men het nog niet aanpryzen, om dat hetzelve, wegens het veel keeren en wenden, veel kostbaarer word; en men ook niet gemaklyk , althans niet dan tot hooger' prysland zou kunnen krygen , om het zoo langen tyd daarop te leggen, vermits  KB UT EN VAN VLAS. 137 mits de Boeren het land zelden zoo lang kunnen misten : — een Vlasteeler, die 20, 30, a 40 morgen lands befpreed, gelyk 'er zoodanige gevonden worden, zou zeer veel moeite vinden, om zoo veel land tot dat lange gebruik machtig te worden, dat daartoe gefchikt en gelegen was; want, in eene Fabriek, die aan andere handen werk en brood moet vetfchafren, en daarby ook,zoo veel mogelyk, zyn eigen voordeel moet zoeken te bevorderen, is het heel anders gelegen, dan met een' Boer, die voor zig zeiven een weinig vlas teelt, en zulks met zyn eigen volk, en op zyn eigen land, verricht; het geen my toefchynt, dat men, in dit ftuk, wel deegelyk in 't oog moet houden. Dat men, in Zwitferland en misfehien in meêr andere plaatfen, waar men waarfchynelyk geen zoo goede gelegenheid heeft, om in het water te reuten, het vlas alleen op de bleek of fpreed bereid, is aan die lieden toetegeeven, nadien men zig naar plaats en omftandigheid dient te fchikken; doch hier te Lande, althans in Holland, is het geheel anders, vermits men hier, in de meeite plaatfen, zeer goede gelegenheid heeft, om het vlas in 't water te reuten, en dan op het veld te bleeken. Wat de bedenking van zommigen betreft, of de reuk of lugt van het vlas, als het eerst uit de reut gehaald en over 't veld gefpreidis, 1 5 (zyn-  138 BERICHT WEGENS HET (zynde die dan zekerlyk vry fterk) ook na; deel aan de gezondheid der menfchen toebrengt, hieromtrent durf ik niets ftelligs be. paaien; maar dit kan ik berichten, dat ik met onderfcheiden menfchen uit de Landen van Overmaaze, waar het reuten wel het fterkst m zwang gaat, hierover gefproken heb, die allen getuigden, nooit van ziekten of ongemakken gehoord te hebben, welke men aan die oorzaak toefchreef; ja, dat men zelfs aan het vee, t welk dikwyls van het water,waarm het ylas gereut is, drinkt, geen letfel daarvan befpeurt. De tweede proef, met N° 2 gemerkt, om het vlas halt gaar in 't water te reuten en verder op de fpreed zyn beflag te geeven is zekerlyk veel beter, dan de voorgaande 'en dus met geheel aftekeuren : doch wy kunnen het de voorkeur boven de gewoone handelwyze niet geeven, nadien het zoo veel meêr gevaar loopt, van door de wormen, befchadigd te worden, (gelyk dit vooral, als 't wat nat weêr is, meêrmaalen gebeurt,) en ook langer tyd, het gevaar, van, doorwinden, uit^de fpreed, in het water en over het veld, m 't wild te waaijen , onderworpen is; het geen eene fchade veroorzaakt, die niet wel nagegaan kan worden, en waardoor wy, vyf jaaren geleeden , in ééne nacht, wel voor 400 a 500 Guldens verlies gehad hebben. Het is waar, als het vlas te lang in 't water  REÜTEN VAN VLAS. I39) ligt, doet dit veel nadeel, en zulks kan niet weder herfteld worden, daar men, het zelve wat te vroeg uithaalende, de genoegzaame rypheid op het land kan bevorderen : ——« doch een Vlasfer behoort, in dit ftuk, voor» al kundig te zyn, en naauwkeurig te werkte gaan, zal hy zyn voordeel behartigen. De proef, gemerkt ND. 4, om het vlas," eêr het zaad ryp is , te plukken, kan ook niet, dan met nadeel , in pra&yk gebragt worden , dewyl men dan het voordeel van het zaad mist, en het vlas zoo veel meêr niet kan opbrengen $ want met een goed gewas, en ordentelyken prys, kan men van een morgen vlas 90 a 100 Gulden voor het zaad rekenen,daar men ,als het onryp gepluktwierd, geen 25 Gulden voor zoude maaken; doch 'er kunnen, niettemin, omftandigheden zyn, waarin dit, met merkelyk voordeel, gefchieden kan, naamelyk, als, in den zomer, eêr het vlas of zaad nog ryp is, met donder-buijen, of anders met zwaaren regen, het vlas terneder en tegen den grond word geflagen, en, indien het dan, tot den gewoonen pluk* tyd, zoo blyft liggen , verrot hetzelve geheel of ten grooten deele, en is dikwyls de koften van het inzamelen niet waardig; daar men dan, met het vlas, eêr het verrot, terftond te plukken, hetzelve nog kan behouden, en alleen maar het zaad verliest. Wy hoopen nu, door deeze van ons genomen  140 BERICHT WEGENS HET men Proeven, en daarby gevoegde Aanmerking gen en Ophelderingen, aan het verlangen der Maatfchappy, ter bevordering van den Landbouw, genoegzaam voldaan te hebben. ■ Althans Uw Ed. zullen uit al het voorengemelde kunnen zien, welke behandeling tot nu toe het meest is aantepryzen, zoo lang 'er geen beter middel, dat niet alleen op de befpiegeling,maar ook op de praétyk gegrond is, word uitgevonden. >— Terwyl wy verder hartelyk wenfchen, dat het pryzenswaardig oogmerk, door Uw Ed., in 't opgegeeven voorftel, bedoeld, ten voordeele van onze Republiek, gelukkig mag bereikt worden! Beproef bet alles, en behoud het goede. P a U L U s. ^ tf£ ^5 De bovengemelde Monfters Vlas, welken de Heer ArisBaas nevens zyn Bericht aan de Maatfchappy heeft toegezonden, zyn van wegen derzelver Directie gefteld in handen van Iemand des kundig, die, zonder te weeten, hoedanig de bereiding van deeze mon» fters gefchied was, gelyk mede onbewust van het oogmerk der Maatfchappy in het voorftels aan hem gedaan, en, mitsdien , zoo neutraal  REUTEN VAN VLAS^ Hï mal mogelyk, bericht heeft gegeeven ; dat de monfters N°. i en 2, welke beide, volgens de opgaave van den Zender, met op de lewoone wyze gereut zyn , kennelyk de minfte waren, zynde N°. 1, broos van aart en XSO a wel van beter natuur enfterker,doch flest van kleur; fchryvende de beoordeelaar de gebreken van het vlas onder anderen daaraan toe , dat hetzelve, in onbekwaame daryachtige flooten gereut was ; N°« 3 had te veel fchrapfcheeven, en was te wreed van hand ; zullende N°. 1 op den hekel af breeken; N 2 nooit wit bleeken ; en N°. 3 met geen voordeel tot linnen kunnen verwerkt worden; terwvl aan dit laatfte, op de gewoone wyze behandeld, in zoo verre door hem de voorkeur gegeeven word, dat daar hy aan N . j de waarde van 20 ft. geeft, en aan N°. 2. de waarde van 22 ft., hy aan N°. 3. die van 24 ft. toekent. NQ 4, een monfter van onryp geplukt vlas,is door denzelfden Heer onderzoeker bevonden, tamelyk goed van aart, doch te veel bezet met platte fcheeven, denkelyk veroorzaakt door een' ongelyken opgang,enz.; zou tot gemeen linnen kunnen dienen, doch vry veel op den hekel moeten verliezen : het zou 27 ft. per fteen mogen gelden. Voorts heeft de laatstgemelde Heer nog het volgende aan de Maatfchappy willen mededeelen. ^  142 BER. WEGENS HET REUTEN VAN VLAS. ,, Ik heb, ruim 30 jaaren, vlas gekost en verhandeld,en circa 7 a 8 jaaren zelf geteeld om te leeren; en wegens het rooten verfchei'den proeven genomen; maar nimmer kunnen flaagen, in zuiver-wit vlas te rooten, maar wel wit-grys in eene floot, waar veel verrotte dze-blaêren zyn, mits men dan, in eene floot van 6 voeten wyd, op elke roede eene halve maat zout, hoe flegt ook, ftrooit over de root en m 't water; 't welk ook zeer goed is, om dary-gronden tot dat oogmerk te verbeteren, en een fterk behoedmiddel tegen den worm , m het rooten , wezen kan. Men dient in acht te neemen, dat hier van zoete gronden word gefproken. Vlas in de fneeuw te rooten heb ik ook beproefd en zeer goed en voordeelig bevonden, doch dit vereischt wat veel naziens, en kan, alle jaaren , met gedaan worden; maar, wanneer vlas te vroeg uit de root gehaald is, en,daar. door, te wreed in 't bewerken, is het by uit- ftek goed en van hulp ln flegte flooten, waarin maar weinig bagger en voorts dary gevonden word, is het best, den grond niet te roeren, maar het vlas met aarde te doen dekken, terwyl men eerst wat gras, onkruid, biezen, ftroo, of het geen men heeft, op het vlas legt, en daarop de aarde." -  DRUKFEILEN enz,1 Elfde Deel, tf< Stuk. Bladz. Reg. fiaat. lees. 39« 18. met men 26. gevolg gevolg, Sl> io. zaayt zaait 13' vlieten fiieten «4« 13- moet moeten Aangaande het Bericht {geplaatst op bladz. 4.2 en volg.) wegens den zoogenaamden Italiaanfchen Wilg of liever Populier, moet men hier nog aanmerken, dat ten Lid der Maatfchappy , gelegenheid gehad heb. bende, om, na dat dit Werkje over de Houtteelt reeds was afgedrukt, op de plaatfen zelve, waarvan in het gemelde Bericht gefproken Word, den groei dier boomen te bezigtigen, bevonden heeft,dat de foort dezelfde was, ah die in andere Deelen van Holland lang is bekend geweest, dat ook dezelve niet voordeeliger Jlonden, naar maate van de ligging en de hoedanigheid der gronden, dan ergens elders, zoo dat eene niet ge- *ttg-  c o noegzaame kennis van het geen, meêr in het midden van ons Land, met betrekking tot dien boom, is voorgevallen , als de oorzaak mag gerekend worden, waardoor den Beriehter die bpom meêr vreemd w toege • feheenen, dan hy wezentlyk is : blyvende, niettemin „ zyne opgaave van de teelt en verdere aankweeking haare waarde behouden. — Voor, het overige, weet men van goederhand, dat de vreemde foorten van Populieren , zoo als de bovengemelde , die van Carolina, en die van Canada minder taaije en fttrke wortels hebben, dan onze bekende Inlandfche, en dus, zoo als ook daarvan voorbeelden zouden kunnen aangetoond Worden, niet recht gefchikt zyn, om, op zig zeiyen ftaande, onze felle zeewinden te verduuren. Op bladz. 65, in 't midden van reg. 14, kan men byvoegen : — het is, derhalven, tot behoud van de Berken-ftooven, nuttig, dezelve niet eerder te hakken , dan in 't laatst vai« Maart, dewyl anders het vriezend weêr dat houtgewas, 't geen zeer fappig iss flerk kan benadeelen: *-