VERHANDELINGEN UITGEGEEVEN DOOR DE MAATS CHAPPY TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW T E AMSTERDAM. ZESDE DEELS EERSTE STUK. Te AMSTERDAM,, By CESAR NOËLGUERIN, jw d c c lx xxix.   ANTWOORD OP DE VRAAG, door de MAATSCHAPPT, TER BEVORDERING VAN DEN LAND-, BOUW, TE AMSTERDAM. In den Jaare 17B4 opgegeeven, om vóór den 1 December 1786 beantwoord te worden: — s3 Welke zyn de ziekten der Kalveren, geduu„ rende de eerfte drie Maanden? — Welke zyn de beste middelen, om die ziekten, en wel fpeciaal de zoogenaamde KU'G , voor, 5, te komen en te geneezen ? — door LAMBERTUS AARTSEN. Lid van de Maatfchappy der Kunften en Landbouw te Casjel, en Predikant te Voorbout. Aan welk Antwoord de GOÜDE MEDAILLE is toegeweezen.   ANTWOORD OP DE VRAAG: Welke zyn de ziekten der Kalveren, geduurende de eer/Ie drie maanden? — Welkt „ zyn de beste middelen, om die ziekten, en „ wel fpeciaal de zoogenaamde KUG, voor* ,, te komen en te geneezen ? —— VOORGESTELD DOOR DE MAATSCHAPPT , TER BEVORa DERING VAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM. Tj,et is een bekende waarheid, welke in onze beneden-en natuurlyke Waereld plaats vind, inzonderheid in de Dierlyke Huishouding, dat, hoe noodzaakelyker het verband der dingen , of het welzyn der Schepfelen, vereischt word, men dies te meer oplettendheid en voorzorg moet aanwenden, om derzelver goede orde te bewaaren, en in üand te houden, niet alleen wegens den grooten in-vloed , welke deeze fchepfelen hebben op> &unne onderlinge gelukkige iamenleeving, maar A a oo&  4 L VERHANDELING OVER VERSCHEÏBE ook wegens de veelvuldige ongemakken, en een heir van rampen, welke derzelver beftaan ieder oogenbli'k beltrydeti, en, naar dat de fchepfelen edeler en voortreffelyker zyn, zich fchynen te vermenigvuldigen. De Menfchen immers zyn aan meerder ziektens , meerder ongemakken onderworpen, dan de beesten; de nuttigfte onder dezelven , als Paarden, Runderen, Schaapen enz. hebben wederom mêer gebreken, dan dieren van minder aanbelang. Zyn nu, welke redenen daar ook voor wezen mogen, naast den mensch, deredenlooze dieren, en wel de nuttigfte om ons gemak, voedfel en klceding te verfchaffen, de meeste gebreken onderhevig, dies te noodzaakelyker is derhal ven de voorzorg, welke wy oimrent derzelver behoud moeten in het werk ftellen. Dan, hoe zullen wy dezelve behouden, in dien wy hunne ziekten niet voorkomen , niet kunnen geneezen? — En hoe zullen wy ze geneezen, zoo lang ons de meeste derzelver ziekten, in haaren oorlprong, aart en werkingen } of geheel of ten deele a nog onbekend zyn? —- De waare Vee-artfèny-kunde mogt by de ouden zoo gemeenzaam geworden zyn, dat ze hunne dichters, dat ze Virgilius in zyn tyd, overvloedige ftoffe verfchafte, om hunne Land- en Veldgezangen te verüeren \ zy is echter naderhand veele eeuwen lang verwaar: loosd;  ZIEKTEN DER KALVEREN. % loosd: door de omwentelingen der tyden is zy gelyk gefteld met de puinhoopen der Grieken en Romeinen, aan welkers opdelving men tot nog toe maar zeldzaam of niet op de rechte wyze gedacht heeft. In dat deel der Waereld zelfs, waar in thans de helderfte lichtftraalen van kennis en geleerdheid als in één punt famenloopen, ïchynt deeze weetenfchap als in eene duistere put begraaven, ten minften door bygeloof, vooroordeelen eh onkunde zoo bedolven, dat men zich nog weinig van derzelver waare en grondige kennis kan belooven. Het is waar, dat in zommige Landen, als, Duitschland, Vrankryk, Engeland, de Geneeskunde der Runderen meer en meer begint te ontluiken; dat de opentlyke fchooien, welke men daar meer en meer aanlegt, om de Ontleedkunde deezer nuttige dieren 'niet alleen te leeren, maar ook om derzelver ziektens te verhandelen , veel toebrengen, om de Vee-artfeny-kunde uit den duisteren Chaos voorttebrengen, en algemeender te maaken; ten welken einde ook, in die Landen, een menigte boeken over de Runderziekten te voorfchyn komt. Doch, dewyl dezelve ons niet genoeg bekend zyn, worden ze daar en boven, uit hoofde van de Provinciaale benaamingen der Ziekten, welke daarin befchreeven worden, de niet genoeg opgehelderde voorftellen van den loop der Ziekten s A 3 is  ê 1. VERHANDELING OVER VËRSCHEÏDE de groote menigte, en veel al onbepaaldevoorfchriften der Geneesmiddelen, voor ons, hier te Lande, veeltyds vruchteloos; terwyï hunne raadgeevingen doorgaans eene bloote Theorie ten grondfteun hebben, daar de proefondervindingen, welke deeze kennisfe , en ons Land , en onze eeuw vorderen, maar zelden in hunne fchriften zyn aantetreffen. Wat wonder dan, dat wy in ons Vaderland zoo weinig kennisfe vinden, en van de Vee-ziekten in 't gemeen, en van die der Kalveren in 't byzonder, daar andere Lan* den, met zoo veele voordeden ten deezen opzichte voorzien, echter tot hier toe alleenlyk een oppervlakkige kennis aan ons vertoonen ; terwyl wy nog daarenboven te worftelen hebben met zulke be'.etfelen, waar door de Vee-artfeny-kunde in onze Provinciën niet beter, niet verftandiger kan wor* den uitgevoerd. Is het immers, in de eerfte plaats, geen gewichtig beletfel ter uitbreiding en bevor^ dering van deeze Weetenfchap, dat, namelyk , die geene, welke het meest gefchikt zyn, om ons daarin de behulpzaame hand te bieden, ik meen de Geneeskundige3 'er over het algemeen, weinig werk van maaken? lk beken gaarne, dat, in een bepaalden en engen zin, de Runderen, Schaapen, enz. de onderwerpen niet zyn der Geneeskundigen j hun veld is ruim en zeer uitge* ftrektj  ziekten der kalveren» ^ 'itrekt ; maar is elk mensch riet verplicht zyn Vaderland alle mogelyk geluk toetebrengen? En hoe zeer zoude hy het niet verplichten, indien hy liet een of ander middel uitdacht , ter voorkoming of ter herftelling van eenige kwaal of ziekte dier nuttige dieren? is dit de plicht van ieder Lid der menfchelyke Maatfchappy, hoe veel te meer is het die van een Geneeskundigen , om zyne poogingen aan te wenden, ten einde» de Vee -artfeny- kunde te verbeteren? Inzonderheid durven wy zulks eisfchen van hun, welke op het platte land woonen eft pradiifeeren; ik kan toch niet denken, dat zy deeze kunst voor hunnen geest te laag zouden oordeelen, of door onkundigen zich zouden laaten affchrikken , daar beroemde Mannen zich niet gefcbaamd hebben deeze edele kunst te oeft'enen, als, Lanciftus, Hofman, Sagar; dAuèentonm Vrankryk, SpaU lanzani in Padua, Oosterdyk, Camper, vatt Doeveren, Vink-3 Coopmans, Veirac, in onzè Provinciën, om van andere Geneeskundigen van oudere en vroegere tyden, als, Valentinus, Blap.us, Severinus, niette gewaagen: 'met recht was het daarom de loffelyke gewoonte van den onfterfFelyken Geneesheer G. van Doeveren, als hy zich uitliet aan zyne Discipelen over het objeét van een Geneeskundigen, de nuttigheid der Vee-ge* A 4 neeac  ï I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE neeskunde aantepryzen, en zyne hoorders ta herinneren de gulde fpreuk van Phcedrus: Nifi utilefit, quod facimus , ftulta efl gloria. d. i. Indien ons doen niets nuttig mint, Is alle roem maar waan en wind. Een tweede beletfel voor de uitbreiding van de kennis der Vee-artfeny-kunde, niet minder nadeelig en belemmerende dan de voorgaande , is gelegen in het gebrek van fchoolen en onderwyzers, en in de Landbouw, en in de Ars Veterinaria of Vee-artfeny-kunde. Klaagde reeds in zynen tyd Columella, dat 'er geene fchoolen voor den Landbouw opgericht waren, dezelfde klagten hebben in onze Republiek nog geen einde genomen. — Ja, het is te verwonderen, dat men tot hier toe op onze Academiën geene openbaare Leeraars of Profesforen aangefteld heeft, om de Landbouw- en Vee • artfeny - kunde opentlyk te leeren , daar men in Duitschland, Vrankryk, Italien , billyk reeds dien weg heeft ingeflaagen, geheele Academiën voor dezelven heeft opgericht, en Oeconomifche tuinen voor dezelven heefc aangelegd; daar wy geene gegronde redenen weeten of kennen, om hen op dit voetfpoor niet naatevolgen; te meer, wyl naast den Koophandel , de Landbouw , in onze Provincie, als de voernaamfte zenuw van Staat,  ZIEKTEN DER KALVEREN. 9 Staat, en in andere Provinciën, de eerfte tak van beftaan moet gerekend worden. Wenfchelyk ware het dan, dat onze geëerbiedigde Overheid, in navolging van het geene Vorften en Regenten in andere Landen ten bevordering van deeze gewichtige zaak reeds hebben gedaan, de verbetering van zoo een aanmerkelyk gebrek der Academiën op zich nam, en fpoedig zouden Neêrlands Ingezetenen heilzaame vruchten daar van kunnen plukken! Tot een derde reden van den geringen voortgang van de kennis der Veeziekten, in ons Vaderland, zal men kunnen brengen, de onhandelbaareo«/£«»ófe, bygeloof, vooroordeel, luiheid van veele Boeren, en de weinige waardy, welke zy feilen in de jonge Kalveren; want wien is het onbekend , dat zulke wanordes alhier algemeen heerfchen , terwyl de heilzaame raadgeevingen door hun veracht en befpot worden. — Wy zeiven hebben over onze poogingen , die geen de minfte eigenbelang, maar alleen zuivere liefde tot het onderzoeken der INatuur, en het nut der famenleving ten doel hadden,dikwyls onverdienden haat en wangunst moeten ondervinden; doch daaromtrent hebben wy, berustende op de welmeenendheid en nuttigheid van onze inzichten, ons nooit bekommerd. Wy kunnen ons Vaderland evenwel niet befchuldigen, geheel ongevoelig en werkeloos A 5 ia  ÏO I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE in deezen, naar deszelfs vermogen, gebleeven te zyn; te weeten, omtrent het verbeteren der Landbouw- en Vee. artfeny - kunde; daar eensdeels^ een aanzienelyk deel der Natiè deeze kennisfe meer en meer fchynt te begunfcgen, en menigvuldige Genootfchappen alle krachten m t werk gefield hebben, om tot dit heilzaam oogmerk mede te werken. Het heeft ons, anderdeels , ook niet ontbroken aan een zeker foort van menfchen, die, uit gebrek van gelegentheid tot verkryging deezer kennisfe op de hooge fchoolen, als anderzins, zich niettemin voor Vee-Doctoren hebben mtgegeeven, en voor ieder zieke Koe of ander beest empyrifcbe middelen genoeg verfchaft hebben. — Ieder fmit in een fiad of op 1 Land is een Paarden - Dotter > ieder geeft voor zyne byzondere geheimen, tot geneezïng der kwaaien van die dieren te bezitten, fchoon er onder de duizenden in ons Land naauwiyks één< 1S> welke 'er een verftandig Schryver over geleezen, veel minder een paard ontleedkundig behandeld heeft; en aan deeze en zulken vertrouwt de vermogende Hollander, anders zoo omzichtig in eene menigte geval' len, zyne beste Friefche of Engelfche paarden , om ze van gewichtige ongemakken te laaten geneezen. Over de ziekten der runderen, vind men» wel is waar, zoo veele Dottoren niet, die geheimen voorwenden te bezitten; en daar 'er mi*  ZIEKTEN DER KALVEREN. ït menigvuldige boeken over de paarden zyn, vind men echter, in Holland, byna geene, welke met opzet over de ziekten der runderen gefchreeven zyn , uitgezonderd over de algemeene Vee-pest, waar over verfcheide verhandelingen zyn in het licht gegeeven, doch alle niet even gefchikt, om daar uit het ge-1 wenschte nut te trekken. Het is uit dien hoofde , derhalven , dat wy, om aan het oogmerk der Maatfchappy te voldoen, kunnen en mogen vooronderftellen , dat wy eene byna ruuwe ftoffe hebben te behandelen, waar ons de nuttige geleidslieden en onderwyzers ontbreeken, als wy, voornamelyk, in aanmerking neemen, dat wy hier, in ons Vaderland, niets diergelyks voorhanden hebben; dat de Duitfche voorfchrifcen, die men nog heeft machtig kunnen worden, met moeite hier kunnen worden geappliceerd; en dat wy geene gelegenheid hadden, om de proefondervindingen van vermaarde mannen , die zich in andere Landen, in de ars veteri* tiaria hebben beroemd gemaakt, te kunnen verkrygen. Doch wy zullen het evenwel waagen, om in het geleerde ürydperk te treden, gewapend met de gezonde reden, de natuur, de dageiykfche ondervinding, en met eenvoudige geneesmiddelen , welke, zoo veel wy weeten, tegen geen gezuiverde Genees-of Heelkunde flry- -  is I. verhandeling over verscheide ftryden; daarenboven in 't oog houdende de gulde ipreuk van Hippocra tes; Vita brevis, ars knga, occafio praceps, ex~ perimentum periculo/um, judicium difficile. Terwyl wy, het geen wy 'er van weeten, vrymoedig -zullen voordraagen, en ons niet fcbaamen zullen, om, daar het boven onzen kring loopt, onze onkunde te belyden, liever dan ons gelyk te ftellen met die geenen, welke overal raad toe weeten, en ondertusfchen de waereld fchandelyk bedriegen. Om dan ter zaak te treden, zullen wy Eerst, de uiterlyke gebreken en ongemakken der jonge Kalveren behandelen; en Ten tweede, de inwendige ziekten en kwaaien van dezelve befchouwen. EERSTE AFDEELING. Van de uitwendige gebreken der jonge Kalveren, Onder de uitwendige gebreken der jonge Kalveren kan men tellen • 1. Wonden. 2. Beenbreuken." 3. Verftuiting of Ontwrichtingen. 4. Kneuzingen. 5. Een kwalyk geneezen Navel,  ZIEKTEN DER KALVEREN. I£ 6. Dikke of zuchtige Pooteni 7. Worm op de Tong. 8. De Tong-blaar. 9. Een dikke Kaak of de Blaar. 10. De ongemakken, welke de Kalveren ïyden kunnen, na het fnyden, en ten 11. De Gezwellen, aan welke zy onderhe* vig zyn. $• «• Van de Wonden. Door alle (lompe en fnydende werktuigen-^ kunnen de jonge Kalveren uitwendig gekwetst worden; en als hun wonden van aanbelang overkomen, en 'er gevaar by is, geeft men die dieren gemeenlyk aan de flagters. Doch, indien zy of door vallen, of door baldaadig flaan, of fnyden een ligtere wond krygen, ge. neest dezelve zeer gemakkelyk , als men maar de buiten lucht en infeften afweert. Wanneer men de wond met water, azyn en brandewyn, doormiddel van eenfpons, uitwascht, enfpoedig dekt met droog plukfel, vervolgens daar over heen legt een lap linnen of zeildoek, 't welk men aan de vier hoeken metlymbefmeert ,op dat het verband blyve zitten , zoo geneest de wond, zonder dat men het verband 'er afneemt; inzonderheid, als man het dagelyks bevogtigt met het bovengenoemde vogt. Zommige boe-  14 ï' VERHANDELING OVER VERSCHEID*. ,en gebruiken^teer, andere de roode balfen* wt de troost der armen, en de goedgunftige. Natuur geneest de wonden. Ondertuslchea moet men, als de wonden aan het lyf zvn of op den rug, offchoft, het dier met een dek! Weed dekken, en alleen laaten ftaan; als de wonden aan de pooten zyn, heb ik dikwyfc gezien, dat men dezelve maar met een teeri? kabel-garen toebond, en met teer beimeerde! en zoo genas. Wy hebben hier maar by te herinneren, dat die binding niet al te ftyf moet zyn, want anders word de omloop van het bloed belet, en het onderdeel zwelt ia zoude door het koude vuur aangedaan worden; indien de wonden dagelyks moeten verbonden worden, dan kan men of met Vlas of met plukfel, in de Oxijcraat (een mengfel van azyn en water) gedoopt, of met de ballem, of met de teer dezelve befmeeren, en met te dik wils verbinden. Dit zy van de jonden der Kalveren genoeg. Van de Beenbreuken. Dooruiterlyk geweld, flaan, vallen, ftoo-. ten en fpringen , kunnen de beenderen der Kalveren breeken; ja wy weeten, dat, door een zeer zwaare verlosfing, zomtyds een Kalf de beenen gebroken worden, inzonderheid,' kan  ZIEKTES?; DER KALVEREN» ï& kan zulks gebeuren, als het tegen de as van het bekken getrokken word. De weinige waarde, welke de boer ftelt in zoo een Kalf, doet hem naa geene geneezingen omzien, en dus weet ik niet, dat men immer getracht heeft , hunne gebroken beenderen te geneezen, ook zouden de kosten , moeite en arbeid hunne waarde verre overtreffen; maar als men evenwel eens een Kalf van vyf of zes weeken in dien toeftand had, zoo zoude men uit nieuwsgierigheid en liefhebbery de geneezing kunnen beproeven op de volgende wyze, want binnen drie weeken zyn de beenderen weder geneezen. Men zoude zulk een Kalf op 't hok dienen te leggen j en laaten onder en boven debreuk een rekking en tegenrekking doen met de handen of banden, en door een bekwaame hand de beeneindens by elkander brengen ; dit gedaan zynde, omwind men het met een wiudfel, nat gemaakt in azyn, brandewyn en wa-. ter: neemt dan een of twee Kuipers-fpaanen en bindt om dezelven eenwindfel van zeildoek, verders omwoelt men het verband maatiglyk met touw, en laat de overige geneezing de. natuur aanbevolen; men heeft maar dagelyks te zien naa het verband , en het zelve nat te znaaken. Zo het Kalf wil blyven liggen, en de poot ftilhouden, kan het geneezen, ook als het ftaat, wanneer het de poot opgetrok-^ ^enhoud, en anders niet; het is ook onnodig  l6 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE dig 'er verder veel aan te beproeven: Het flagters mes ontheft het van alle kwaaien. §• 3- Van de Verf uiting of Ontwrichtingen. Wanneer het heupe-been uit de pan gefprongen is, dan is het byna onmogelyk om het 'er weder in te brengen,en ik ben van gevoelen, dat als het plaats heeft, het best is, het dier te Aagten: maar wanneer een der voor- of agterpooten geheel uit zyn gewricht is, kan men zulks zomtyds zeer fpoedig met een uit - en tegenrekking in zyn plaats brengen , en dit is gemakkelyk om te doen; ook weet men aanftonds, dat de beenderen op haar plaats zyn, als men dezelve hoort infchieten, en zy de natuurlyke gedaante weder hebben; men omwind dezelve naderhand met een flrook doek, en een dun kabelgaren; wil men het nat maaken, dat kan men doen. Slegts weinige dagen loopt het dier trekkebeenen; en geloofwaardige boeren hebben my verzekerd , dat zy deeze behandeling met fucces beproefd hebben. Wanneer de banden der voorpooten, door het fterk trekken, by de verlosfing, veel geleden hebben, en de pooten als verftuit zyn, heeft de ondervinding ons geleerd, dat, wil men het kalf behouden, niets beter is, dan met  KIEKTEN DER «ALVEREN. J$ met de roode balfem uit de troost der armen de pooten te fineeren, en 'er een doek om te ilaan met de Oxycraat, waar in eenig Ammaniac-Zout opgelost is: misfchien doen alle ,die opgenoemde middelen niets, en de Na* *uur heeft alles gedaan. Van de Kneuzingen. De Kalveren zyn zoo teer van huid niet als de> menfchen, evenwel hun huid is van geen marmer , maar vatbaar voor kneuzin gen ;.ën worden dezelve., indien ze van weinig belang zyn, niet in acht genomen. Maar, wanneer een zwaare geweldige oorzaak het dier de ruggei graad treft, valt het neer, en het word .lam aan de onderfte leden; de pis zoo welais.de drek loopt af, en het fpoedigfte hulpmiddel is ; het dier de keel aftefiryden. Waarlyk een zeer geweldig geneesmiddel; doch wy hebben tot nu toe hiervoor geen ander middel .zien in 't werk ftellen. Als de kneuzing de borst en ribben geweldig getroffen heeft, ziet men het dier mo.eijelyk en pynelyk adem haaien, hygen, en zeer benaauwd en onrustig Haan. Uiterlyk is zom*yds de ,plaats gezwollen, en alle tekenen van ikwetfing of beleediging van het borstvlies.of %van de .long openbaaren zich. Indien eenig M ibtaed  *8 I. VERHANDELING OVER VERSCIIEIDE bloed door den bek ontlast word, zou ik raaden, het dier fpoedig te Aagten, want groei zal men 'er naderhand niet in krygen; maar •zulks geen plaatshebbende, dan is het nodig, het Kalf één of meer aderlaatingen aan den hals te doen, tot dat men ziet, dat het dier vryer en ruimer adem haalt. Men moet het ook een clyfteer zetten van melk en oly, om ontfteeking voortekoomen: ook dient men het dier, als het in de weide mogtloopen, op den ftal te brengen, en niet Aerk te voeren. Uiterlyk kan men het, eenige keeren 'sdaags, wryven met Oxycraat, waarin dmmoniac■- Zout opgelost is; en indien men het dier, eenige dagen, in rust en ftilte houd, en aan hetzelve wat melk en honig toedient, word het fpoedig herfteld. Op dezelfde manier handelt men met het dier, als het de kneuzing aan den buik gekreegen heeft; doch in die gevallen, moet men wat meer clyAeeren. Indien, na een val, gelyk de ondervinding my geleerd heeft, het dier plotfelyk blyft lig. gen, of woedende rond draait, en dan blyft flaapende liggen , is het hersfen • geAel bele* digd of gefchud. Ruime aderlaatingen en clyAeeren kunnen dan de eenige hulpmiddelen zyn, en, zo die niet fpoedig helpen, is het best, het dier te Aagten. Alle deeze uiterlyke gebreken kan men voorkomen , door in het vervoeren van het vee op wagens en fchuiten zoo  ZIEKTEN DER KALVEREN. T$ 200 onbehouwen met het zelve nietomtegaan, dewyl ik meenigmaalen de dieren onredelyk heb zien fmyten, zoo dat zy gekwetst wierden. S- 5- Van den kivalyk geneezen of ver zwoor en Nave'L Het gebeurt zomtyds , dat de Kalveren een zweerenden of' verzwooren navelkrygen , waar uit eenige bloedige en etteragtige, ja zomtyds igoureufe ftoffe vloeit, waar door het navelhui>je zoowel als de zagte omliggende deelen ontveld raaken, zeer rood, brandig, ontdoken worden, en pynelyk opzwellen: ja hei: gebeurt, dat dit ongemak , als het verwaarloosd, en aan de uiterlyke lucht en infectent overgelaaten word , zoodaanig toeneemt., dac het koud vuur 'er in komt, en langs de vaten van den navel, naa het buikvlies en inwendige deelen van den buik, met ontfteeking en verfterving opklimt, en dus doodelyk voor het Kalf word. De kentekenen van dit gebrek zyn zigtbaar en hebben dus geene verklaaring nodig: de .oorzaaken van hetzelve, denken de boeren al zeer algemeen , een groote brand te .zyn, welke zich daar bepaalt; doch veele vaa hun noemen alles brand. Wy zyn van een geheel ander gevoelen; wy weeten., en het is bekend, dat het Kalf, door middel van de ftrcng, B 2 Z&JÈ  30 I- VERHANDELING OVER VERSCHEIDÊ aan de nageboorte of het vuil verbonden is, en dat alle ftrengen niet even lang zyn; zomtyds zyn zy zeer kort, of om de pooten geflmgerd: wanneer nu de Koe alleen werpt, en 'er niemand by is om te helpen; dan worden de navel-vaten te veel buitenwaards getrokken, en de navel breekt te kort by den buik af, of het navel-huisje fcheurt; ja ook kan het plaats hebben , als 'er een korte ftreng is, en het Kalf te fchielyk naa buiten gehaald word , en dus de ftreng niet ver genoeg van de buik afbreekt; ook kan het veroorzaakt worden, al fchoon de ftreng op een behoorlyke lengte is afgefneeden , wanneer dezelve zeer dik en vleezig is, en dus zoo gemakkelyk niet droogt, inzonderheid als de ftal en het weer warm is, en dus de bederving begunftigd word: voeg hier by, dat vliegen en andere infeéten op dat vogtig deel aazen , 'er geduurig vogt uit zuigen, en 'er haar eieren in kunnen leggen. Hier komt dan nog by, dat de Kalveren, die gemest worden, of nog aan de melk ftaan, en hokkelingenzyn, doorgaans op ftroo ftaan, waar door 'er eenige fcherpe punten van het ftroo, dat zeer brandig is, en dikwyls met pis is bevuild, tegen het zagte en nog naauwlyks gefloten deel des navels wry ven, of in hetzelven fteeken, waar door ontvelling, prikkeling, pyn en ontfteeking, met alle derzelver gevolgen uitkunnen voortkomen, en wanneer men dit ongemak verwaarloosd en niet naaa  ZIEKTEN DER KALVEREN. Si naaziet, eindelyk doodelyk word. Dit gebrek kan men voorkomen, dat men, als men weet dat de Koe op haar rekening is, 'er maakt by te wezen, als ze kalft, en wanneer de ftreng om den hals of pooten geflingerd zit, eerst het Kalf ontfiingerd, en het niet dom 'er uithaalt: Befpeutt men, dat de ftreng nergens omgeflingerd is, en toeh wat kort is, dan moet men het Kalf niet regt uithaalen, maar, gelyk altoos, in dit-geval, dient tegefchieden, over den buik van de Koe heen, zoodanig;dat de buik van het Kalf tegen den uitgang van het Koebeest komt te vallen, en dan de navel niet te lang ofte kort affnyden. Men kan die zweerende navel ook voorkomen, docr dezelve dagelyks zagtjens te wasfchen met brandewyn, water en azyn, en het ftroo, waarop zyftaan vlakker te maaken; indien egter dezelve begint te verzweeren , kan het van zeer veel dienst zyn, als men de dieren een zagte purgatie ingeeft, van drie oneen zout, in water geimolten, een weinig ftroop 'er by mengt, en met behulp van een fles, als men de tong zydelings getrokken heeft, in de keel giet. Met dit volgende middel kan men mede het zweeren van den navel voorkomen en geneezen; namentlyk, met witte fchilders verw, over den navel te ftryken. een klein doekje'er op te plakken, en weder te befchilderen: wy weeten, dat die verw beftaat uit loodwit en lyn - oly, en dus kan men gemakkelik begryB 3 P60»  m l VERHANDELING OVER VERSCHEIDE pen, dat door derzelver opdroogende krachthet gewenschte oogmerk kan bereikt worden • want de lucht, zoowel als de infecten weert nien daarmede af, ook het fteeken van het itroo: het is waar, dat door de verw de uitJoozwg of ontlasting van fcoffe wel belet word maar indien men zulks merkt, kan men ligtelvk, door een punt van een mes, de ontlasting bevorderen; doch door het fterk opdroogen van de verw, geneest de wond, en men heeft weinig cf geen gevaar 'er van te wagtcn Wanneer het ongemak alreeds geweldig ontftoken is, dan komt een aderlaating te pas en verder kan men het wasfchen met de zoogenaamde Maagden-melk, welke van een once azyn van goud-gelit en aluin-water gemaakt word: ftinkthet, en rot het in, dan kan men brandewyn met Mirrhe neemen , en als de wond zuiver is, kan men, met droog loodwit ef met de verw, het lidteken maaken, en dezelve geneezen. ■$. 6. Van de dikke of zuchtige Pooien. Dit gebrek, by de boeren bekend onder de» naam van dikke pooten , of leewater, is e-n, vergaênng van een flym-, taai-, lilagdge en waterzugtige ftof of vogtin het knie -gewricht waasdoos inzonderheid de kniëa en zomtyds de  ZIEKTEN DER KALVEREN. 2$ de geheele pooten opzwellen: men kent dit gewichtig ongemak door het-gezigt, zoo wel als door het gevoel. Op het gezigt verneemt men omtrent de knie een tegen-natuurlyke dikte, welke in 't begin zich op die plaats bepaalt; maar verouderd zynde, de pooten geheel en al doet zwellen. Men kan ook, als men wil, hetzelve door het gevoel ontdekken, op deeze wyze: men plaats zyn duimen op 't gezwel, en men drukt beurtelings , dan met de eene, dan met de andere duim, dan zalmen de vergaêringvan het vogt tegen den duim als voelen aanbonzen, ten minfte hetzelve ontdekken; ook word de buiging en beweeging moeijelyk. De oorzaaken van dit gebrek kunnen menigvuldig zyn; wy weeten door de ontleedkunde, dat, om de leden buigzaam en beweegbaar te houden, de Natuur zorg gedraagen heeft, om een [menigte vette olyagtige vogten in de geledingen aftefcheiden, want de flym ■ klieren, die in de gewrigten zyn, fcheiden geduurig een flymagtige ftofte af, en van het vet, 't welk om de gewrigten is, komt een olyagtige ftofte, en uit de uiteindens van de flag-aderen word een dun watera gtig en zeepagtig vogt afgefcheiden , en misfchien komt uit het kraakbeenagtige deel ook een mergagtige ftofte. Al dit vogt word, ineen gezond dier, door de uiteinden der fyne en fubtiele vaatjes geduurig afgefcheiden, en ook wederom, door K 4 de  S$ ï. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE de opflurpende vaatjes, opgenomen en verder gebragt.. Wanneer nu meerder vogt in de geleding afgefcheiden word, dan de opflurpende Vaatjes kunnen opneemen, zoo vergadert het vogt in de zoogenaamde beursband van 't gewrigt, en maakt of veroorzaakt dit hardnekkig gebreke Al wat nu die vermeerderde affcheiding kan begunftigen, en de opflurping kan beletten, zyn dus als oorzaaken aantemerken: en, in de eerfte plaats, geeft of voorbefchikt een' zwak en teêr geftel van het Kalf hier toe aanleiding ; ten tweede, wanneer de pooten , > door de touwen, in de verlosfing veel geleden hebben; ten derde, door het vallen en liggen op de kniën; (een beroemd Geneeskundige heeft my verzekerd,, dat de Vrouwen, en inzonderheid de Geestelyke , dikwyls ook zulk een gebrek hebben,, bekend onder den naam van Lupia, dat zeer moeijelyk is om te geneezen;) ten vierde,. word dit gebrek veroorzaakt door de belette beweeging van de gewrigten; en wien is onbekend , dat de Kalveren op het hok weinig beweeging hebben, en dus het vogt dik word, en ilil ftaat, ja, van de Natuur niet geholpen word, om opgenomen te worden? — Ik weet wel, dat de Kalveren in de weide ook die gebrek hebben', maar dikwyls heeft het ongemak op het Bok reeds zyn beginfel genomen; eindelyk,, tm vyfde* om geen meer oorzaaken optebaa- ten 9  ZIEKTEN DER KALVEREN. fff? Jen, zoo doet de vogtigheid van den dampkring , de natheid van het land, en het vogtige ltroo zeer veel om dit gebrek te veroorzaaken, want daar door word de affcheiding vermeerderd, en ook fe gelyk de vaten verflapt , en van veerkracht beroofd, om het afgefcheidene wederom opteflurpen. De boeren zyn, doorgaans, van gevoelen , dat dit gebrek befmettelyk is, en maaken, ook om die reden, hunne ftallen fchoon, als 'er een beest op geftorven is met dikke pooten; ons aangaande , gelooven zulks niet zoo fterk, maar ontkennen evenwel niet, dat fomtyds een geheel hok Kalveren aangeltoken word : doch, als eens duizend mentenen op één tyd een verkoudheid krygen, door een fpoedige verandering van weêr en wind, zoo zou men dezelve evenwel niet befmettende kunnen noemen, dus, geloof ik ook, dat het met het ledewater der Kalveren gelegen is. — Veele boeren ftellen vast, dat dit gebrek doodelyk is , en daarom maaken zy hunne Kalveren van kant. Wy weeten, dat het zeer moeijelyk is te geneezen ; maar de ondervinding heeft geleerd, dat het mogelyk is, en wel door de Kalveren te behandelen, in den beginne van het gebrek, want verouderd zynde, is de geneezing onmogelyk. Om het Kalf vet te mesten is het niet gefchikt, want het moet bewogen worden, en zulks laat men niet toe aan Kalveren „ welke men wil mesten. B 5 Mea  26 I. VERHANDELING OVER VERSCHEID* Men kan het gebrek voorkomen, door de oorzaaken uit den weg te neemen, welke het gebrek kunnen bevorderen. Zwakke en teêre Kalveren moet men niet aanhouden; zo de pooten geleden hebben, moet men het Kalf op 't hok dagelyks de pooten wasfchen met Oxycraat,op droog en ruim ftroo Hallen , of op een hooge en drooge weide plaatzen, en de gewrigten beweegen. Wanneer het gebrek plaats heeft of begint, dan moeten aanftonds de pooten bewogen worden, het welk men met de handen kan doen, en de gewrigten maatig gewreeven worden met Oxr craat, waarin een goede kwantiteit Sal AmmoTiiac gefmolten is; het Ammomac zout is, in dit gebrek, een zeer vermogend middel. De beste wyze, om het dier te beweegen, is het in de drooge weide te jaagen; zonder eene maatige beweeging, is het ondoenelyk het gebrek te geneezen. Men kan ook de kniën borftelen, en fchoon houden. Men moet ook het Kalf, met Jalappe en keukenzout, eenige keeren laaten purgeeren: dit volgende purgeer-middel is pryzenswaardig, en dikwyls van goede uitwerking: neemt één once Jalappe* tweedragmagedroogde poeijer van Zee-ajuin, één en een half once zout, en wat ftroop met water; zomtyds werkt dat middel geweldig fterk, en dan neemt men, als men zulks vreest, de halve gift. Men kan ook een Zee-ajuin zetten op drie min- g*7  ZIEKTEN DER KAL VER ES. 2f gelen Azyn , en dagelyks het Kalf 'er een halve blanks-kop van geeven met wat honig: hetzelve middel is ook heilzaam, om de pooten en kniën mede tewasfchen; deeze middelen dagelyks gebruikt, met de beweeging, zullen gevvenschte uitwerking kunnen hebben , en de volkomen geneezing bewerken, als het gebrek versch is. Indien de 1'tofFe niet te zeer verdikt is, en zich enkel bepaalt in de beursband van de knie, dan kan men het gezwel of de beursband doorfteeken met een mes, of zoogenaamde Troicar, en het vogt ontlasten: na de oper.itie kan en moet men het deel wasfchen met een fterk af kookfel van den bast van Wilgeboomen en Run, waar by men doet wat Brandewyn en Ammoniac-zout: de geftoken wond geneest fpoedig, en door dit verfterkend vogt verhindert men de nieuwe aangroei, als het dier te gelyk een maatige beweeging heeft. Het gebeurt, dat, na de doorfteeking , zomtyds het vogt geduurig uitlekt, en de Kalveren uitteeren: men kan dan, door warme Terpentyn-Oly, op wat vlas gedaan, en met een heet of warm mes 'er op te houden , eenige keeren op een dag, zomtyds de lek. Icing ftuiten , en door de verfteikende ftooving of wasfching, en door goed voedfel, de volkomen geneezing erlangen: zo het ongemak naar de opgenoemde middelen niet luistert, fchiet 'er niets over., als het dier te Aagten,  28 I, VERHANDELING- OVER VERSCKEIDE ten, en een einde van alle zyne elenden te maaken; of men zoude nog kunnen beproeven een fterke fpaanfche vlieg - pleister, op de knie gelegd, na dat het hair 'er afgefchooren is. § 7- Van den Worm op de Tong. De worm op de tong is een lastig en onge>. makkelyk gebrek van de Kalveren; een menigte van dezelve vergaêrt zich in blaasjes naa agteren, by den wortel van de tong, en op de tong; dit ongemak kent men daaraan , dat de Kalveren moeijelyk drinken , en kwynende worden, ook als men de tong beziet, zoo vind men dezelve met blaasjes en wormpjes bezet. Wanneer men dit ongemak verwaarloost, kunnen 'er de Kalveren van komen te fterven: zeer bezwaarlyk is het te zeggen , hoe die wormen aldaar veroorzaakt worden , ondertusfehen is bekend, dat geen plaats in menfchen of beesten genoemd kan worden, of de ondervinding heeft: geleerd, dat 'er zich wormen in hechten kunnen, tot in de hersfenen toe, en ikwenschte dien dpollo wel te kennen, welke vast bepaalen durfde, hoe die dieren daar komen. W^arfchynelyk is het, dat zy (van buiten aan-  ZIEKTEN ïiER KALVEREN. 2£ xangebragt worden, of dat zy door eijertjes van de infeften in de flym en tong- tepeltjes uitgebroeid worden , en dat ook die flym, zoo wel als de puntige tepeltjes beletten, dat zy of door drinken, of door eeten niet affpoelen, en laager in de ingewanden daalen. Om de Kalveren voor den worm te hoeden, is het zout een algemeen behoedmiddel, en dagelyks de Kalveren den bek met zout te wryven, of bet zout te laaten likken, is zeer goed bevouden; ook kan men daar toe zomtyds wat Aluin gebruiken. Zyn op de tong leeds wormen aanwezig, dan moet men de tong uit den bek haaien , de wormen en blaasjes, waar in de wormpjes zitten, met een ftomp mes 'er affchrappen, en aanftonds den bek met wat zout, gedroogde knoppen van Alfem, en water waslchen. Dikwyls word dit ongemak met de Tongblaar vermengd-, in 't Jaar 1682, was 'er in Groningen en Oost-Vriesland een fterfte door veroorzaakt, welke van de eene plaats -naa de andere liep, en wierd genaamd de vliegende kreeft. De Heer Valkenier , in dien tyd Gezant te Regensburg, maakte 'er een middel voor bekend, het welk was een zilver kammetje of fchrabbertje, daar men de blaaren op de tong meê doorfchrabte, het welk de boeren, toen de ziekte in Holland kwam, met fuccès uitvoerden; zie G. van Spaan, gedenkwaardige gefchiedenisfen: na  30 I. VERHANDELING OVER VERSCHEI-DS na dat men gekrabt heeft, moet men met een wollen doek, in wyn-edik gedoopt, waarin peper , zout en knoflook getrokken is, de tong afwasfchen, en dan met wat honig, azyn en gerfte-water affpoelen; en op die wyze kan men 'c Vee van dit lastig gebrek geneezen. S. 8. Van de Tongblaar. De Tongblaar is een gevaarlyk en voortvreetend ongemak, en word bekend uit de moeijelyke flikking. Op de tong komen eerst witte, danroode, eneindelyk zwarte blaaren, welke, opengeborften zynde, kankeragtige zweertjes na zich laaten, welke de tong opknaagen, rondom den wortel van de tong zich verfpreiden , en zomtyds, binnen 24 uuren, de Kalveren doodelyk zyn. De Duitfchers noemen dit gebrek Zungenkrebs, en men houd het ongemak voor befmettelyk; zeker is het, dat het vogt uit de blaaren zeer nadeelig is voor menichen en beesten. ■Hoewel de naaste oorzaak van dit gebrek zeer duister is tebepaalen, is het niettemin zeker, dat het veroorzaakt word door een fcherpte van een byzonderen aart, welkers hoedanigheid niet genoeg bekend is (*). Men C) Op myn reis r.aa den Barcs, Ao- 1787, ge- daan*  ZIEKTEN DER KALVEREN. gl Men kan dit ongemak voorkomen door dagelyks de tong te bezien, en door de dieren zont te laaten likken, en zomtyds, met aluinwater of met goede azyn, de tong te was- fchen, daan. zag ik, in een herberg, tusfchen Osnabrug en Hanover, de oorzaak , loop, en geneeswyze deezer Zangen krebs, in een Hoogduitfche advertentie , op order van Ernst August, Bisfchop van Osnabrug, Ao. 1682, en verder gedrukt en gepubliceerd te Hanover, en op het platte Land, Ao. 1732. De zaakelyke inhoud daar van was, dat, volgens de proeven van de Geneesbeeren, dit ongemak beftond in een blaasje, van een blaauwagtig bruin , dat aan den grond der tonge boven op dezelve zit, terwyi de geheele tong flymagtig is; 'er komt geen etter, maar alleen een rood water uit, en het ongemak gaat ineen heete gangraena over. Om hetzelve voor te komen, wierd daar in gelast, alle morgen en avonden de tong uit den mond te trekken, en de tong en mond met zwavel, kruid en zout wel te wryven. Doch als deeze blaar of zuiigen - krebs zich vertoont, trroet men het met een yzer inftrument, met een zilver Kammetje van vooren voorzien, [als hier ftonJ afgetekend op deeze wyze:  $2 I. VERHANDELD© OVER VERSCHËIDE fthen, en den bek te fpoelen. Eenpurgatie van >zout, ftroop en water is mede goed bevonden , om de dieren 'er voor te behoeden. Heeft het ongemak reeds plaats, dan moet men eveneens, gelyk van den Worm op de tong gezegd is, de tong affchrappen en van de blaaren zuiveren; dan, door eene wasfching met goeden azyn. daar zout, peper,look enwynrüit in getrokken is, geduurig fpoelen; de lippen beftrykt men met een ftukje groen vitriool, welke middelen men, volgens domei, naauwkeurig herhaalen moet. Zeer nuttig is, het den bek te fpoelen met azyn en zout. In» wen- zynde a, b, het zilvere kammetje met n a 12 tanr den c voorzien, de Heel d, van yzer met een haakje,] afkrabben, zoo dat 'er het bloed na volgt: daar na de tonge, met zout en flerken wyn azyn, gewreeven, en eindelyk met honig - water afgewasfchen worden. Men neemt ook wel wyn - azyn , en een poeder van peper, aluin en falpeier, waar mede men twee maal daags de Maar moet wasfchen. By deeze gelegenheid moet men het zieke, of nog gezonde Vee., ingeeven, kienrufs of zwartfel, kruid, zwavel, zout in water vermengd, en, tot een deeg gemaakt, aan ieder ftuk Vee hier van een lepel vol toedienen. Dus verre de zaakelyke inhoud van deeze loffelyke ordonnantie , die ik op veele plaatfen op het p'atte Land aan de binnendeuren der Herbergen vond aangeplakt. Rechte Vaderlandlievende poogingen „ om den onkundigen Landman te hulp te komen! —.  ZIEKTEN DER KALVEREN^ 3£ wendig is een afkookfel van de bast vao wiige boomen heilzaam bevonden. § 9- Van de Blaar of dikke Kaak. Deeze ziekte is by de Kalveren niet zeldzaam , maar, indien dezelve wel behandeld word, niet gevaarlyk; de boeren houden dezelve befmettelyk, doch zonder grond van zekerheid, gelyk aanftonds blyken zal. De kentekenen van dit ongemak zyn duidelyk en zigtbaar, want de oogen , oogleden, de neus, wangen , ooren en andere deelen zwellen op: men zou gevoegelyk dezelve een zwaare roos of, gelyk de boeren, brand, of 'liever een zinking kunnen noemen. Zomtyds •gaat 'er een ontfteeking in de keel mede vergezeld , en de klieren van de keel, zoo wel als van de kaak ontlteeken en zwellen By aldien de zwelling fpoedig verdwynt, en on'dertusfchen het dier ziekelyk word, is het een teken, dat de ftof, die de oorzaak is, naa binnen is geflagen, en is dan niet zonder gevaar. Alles wat de uitwaasfeming belet of 'fchielyk verftopt, kan als een oorzaak aangemerkt worden. Niemand kan het onbekend zyn, dat, im «ns land, dikwyls zeer fpoedige verandering . C m  24 I- Verhandeling over verscheide in de atmóspbeer plaats heeft, dan hitte, dan koude. Door de hitte word de omloop van 't bloed verhield, de uitdamping vermeerderd, en een fpoedige koude, daar op volgende, trekt de poriën van de huid toe; zo nu degoedgunftige Natuur, door de pis-of waterwegen, niet /poedig die ftof naa buiten brengt, trlyft dezelve in 't vetylies of in de gevoelige huid hangen,,en brengt dus dit gebrek te weeg. Hierom is het zeer nadeelig voor het jonge vee, om het zelve, uit de zeer warme ftailen, in een koude of vogtige weide te brengen; want een vogtige dampkring belet de uit waas. feming. Ook kan dit gebrek veroorzaakt worden , als door den eenen of anderen weg, een tocht fpeelt op het hok, waarin de Kalveren zyn , of als zy , by lange koude en .vogtige nagten , in de open lucht flaapen. Hier uit blykt genoeg, dat zomtyds een groot getal jonge Kalveren van dit gebrek aangedaan worden, zonder dat men zoude durven Hellen , dat het een befmettelyke ziekte ware , inzonderheid, als zy nog niet genoeg tegen weêr en wind en tegen de ongemakken van de .lucht gehard zyn. Om deeze ziekte voortekomen, moet men de dieren allengskens gewennen, aan het yerdraagen van wind en weêr, en niet op •eemnaai, uit de warme ftailen, in de koude,, itfogtigè, en zeer veranderlyke lucht overvoe- ienj  ZIEKTEN DER KALVEREN^ $5 ren ; het beste is, dezelven 's avonds uit 'fi land te haaien , en op eenige plaatfen int Duitschland heeft men daar toe hokken op 'c land; en wil men de dieren 's nachts in 't land laaten» moet men zorgen, dat zy zich beweegen ; en ze met een dekkleed dekken. Wanneer het ongemak post gevat heeft* moet men het Kalf aanftonds, uit het land op Hal brengen, en met een borftel braaf fchui* jeren over het geheele lighaam, om op die wys de uitwaasfeming te begunftigen; men geeft daarop aanllonds het dier in, één mingelen warm aftrekfel van een vierendeel fg drooge viiarbloemen , en'een paar handen vol klaproozen, met een ons falpeter en honig * en dekt het met een kleed: op zommige plaatfen in Duitschland geeft men de Kalveren liet fap van geperste vlierbesfen met goéd fucces. Is de ziekte hevig en het dier benaauwd, dan geeft men het een aderlaating, inzonden heid, als de ftof naa binnen geflagen is, ook komt dan een clyfteer te pas; is de tong zeer beflagen , ert wil het dier niet eeten, dan moet men het met zout, of met wynfteenzout aan den afgang helpen. Getrokken azyn» vlier, één pintje, met honig ingegeevenj helpt zomtyds zeer fpoedig ; alleenlyk heeft men optemerken, dat men alles warm geeft, dat men de dieren fterk borftelt, en op Ital ' houd; dezelven ook heete middelen > als bran* C » êë-.  g6 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE dewyn en wynruit, onthoud, hoe zeer de boeren zulks aanpryzen. Daar zyn 'er, welke voorwenden geheime fpecificd'ste bezitten voor dit ongemak, doch gelyk het met de meeste van hunne geheimen gaat, zoo zyn het mengelmoesfen van affchuwelyke voortbrengfelen: het beste, van hun gepreezen, middel beftaat, uit goudsbloemen, met water en melk getrokken, en het middel wil ik ook niet verwerpen ; doch het waare geheim, om de Kalveren te geneezen van de Kaak - blaas, is veel warm vogt te laaten drinken, en, door een maatige en niet te broeijende warmte, de belette uitwaasfeming te herftellen. §. 10. Van de ongemakken, welke de Kalveren lyden kunnen, na het fnyden. De operatie, om de kalveren hunne ballen te ontnemen, is zoo algemeen bekend, dat zy geen opheldering nodig heeft: het is een aloude wreedheid, die de natuur fmaadheid en ongelyk aandoet, uitgedagt om het weelderige gehemelte te kittelen. — Het is by de mannen, en ook by de wyfjes - dieren in gebruik geraakt; zie Aristoteles libr. 8 , bist. animal en Columella, libr. 7 , de re rustica. Deeze operatie heeft een wonderbaare kracht, om  ZIEKTEN DER KALVEREN. 3? om de gemaatigdbeid, de geftaltenis , de fpraak - deelen, den groei en wasdom te veranderen, zelfs krygt hetvleesch deezer dieren 'er een andere fmaak en reuk door, en is der. hal ven, naar veeier oordeel, niet alleen aangenaamer , maar veel gezonder, zoeter en malfcher, dan dat van ongelubde dieren, gelyk Galenus, en anderen daar van getuigen. Het is waar, dat de Kalveren niet zoo gevoelig zyn als de menfehen, nogthans zy zyn niet van alle gevoel ontbloot, en kunnen 'er zomtyds ongemakken door bekomen, offchoon gemeenelyk deeze kunstbewerking gelukkig Haagt. Als deeze operatie ruuw en door onkundige handen gedaan word, kunnen daar uit ontftaan zwaare pyn , kramp . brand of ontfteeking met alle derzelver gevolgen ; wanneer men eerst de fak met de ballen, door beknelling, zoekt weg teneemen, moet men de binding zoo fterk toehaalen, dat alle toevoer van voeding belet word, want anders gefchied de drooging te langzaam. Wy fnyden alhier de Kalveren vroeg, en met fucces, offchoon de Buffon zulks gevaarlyk acht, doch de ondervinding heeft ons geleerd, dat een Kalf van twee, drie of vier weeken deeze lubbing gemakkelyk verdraagen kan. Om alle ongemakken voor te komen, moet men daartoe de beste bul-kalveren kiezen, en die dieren, eenige dagen, wat minder voerena zoo ook C 3 m  $8 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE ' *a de operatie, en eindelyk dezelve op een Januige wyze wegneemen: de boeren befmeeren, als de ballen weggenomen zyn, gemeenlyk de plaats met teer of wagenfmeer, en daarmede houden zy de zaak voor afgedaan ; zo alles wel gaat , is zulks genoeg, maar wanneer het dier toont pyn te hebben moet het M gehouden worden , met zout Gepurgeerd, en gewasfchen worden met Oxytraat, waar in wat campher opgelost is, en 2agt gevoerd worden met warme melk. Bv aldien het dier onrustig , en de plaats uitwendig rood is, dan kan een laating alle toevallen bedaaren, inzonderheid, als men met wat witte verf de plaats beftrykt, of met de bekende Nutritum-ztiï, hetwelk, in die gevallen, een heerlyk middel is, en word ge. paakt van 2 ponden goudgelit, op één mingelen Azyn getrokken; als men het gebruiken wil, giet men, zonder het te fchudden, •wat van dit vogt in een pan, en maakt, met ©mtrent evenveel Boom-oly 'er door te kloppen , 'er eene zalf van, die zeer bekwaam is om denbrand en ontfteeking te doen bedaaren! Het gebeurt zomtyds, dat lang daar na nog* ©enige ftoffe uitlekt, doch als men met Oxyczaat en Campher, eenige keeren op een dag wascht, en verder dekt met witte verw, dan geneest zulks. Indien de ontfteeking of brand Ipt^ droigt, om tot vuur over se gaan, dan  ZIEKTEN DER KALVEREN. 39 is het best, 'er omteilaan een ftooving van wynruit, kaasjeskruid en vlierbloemen , gekookt in water, met wat brandewyn en campher ; doch indien dit middel niet helpen wil, het dier te dooden, §. ir- Van de Gezwellen der Kalveren» Zomnüge gezwellen, waar aan zy onderhevig zyn, zyn beurs-gezwellen , waar in een foort van gekorrelde ftofte zit; deezen kunnen de dieren lang, zonder levensgevaar of hinder draagen; een fchoone en gezonde melk-koe had 'er onlangs een aan de keel. Indien het gezwel een hals heeft, kan men het gemakkelyk afbinden, zo niet, kan men het, als het op geen gevaarlyke plaats zit, daar groote vaten liggen 'er uitfnyden, met een kruis - fnede door de huid te doen, eni het geheele gezwel met de beurs 'er uitteneèmen of te peflen, en verder als een verfche « wond te behandelen: wanneer egter zulks niet doenlyk is, is 'er nog één middel voor handen; men maakt een ruime opening in het gezwel, en ftrooit 'er dagelyks witte vitriool in, waar door het geheele gezwel met de beurs als ingetrokken word, en gemakkelyk kan ukogenomen worden. Bekwaame heelkundige C 4 heb.-  40 I. VERHANDELING OVER. VERSCHEIDE hebben my verzekerd , dat zy, op die wyze, vericheidene groote Atberomata geneezen hebben. In de gezwellen , welke tot verëttering overgaan; kan men de verëttering bevorderen , door een pik - pleister, of gort - pap met lamp-oly; meestentyds breekt het van zelfs door, en de etterftof onrlast zich, men fineert 'er wat wagenfmeer over, en dus geneest het dier. By aldien het gezwel van zelfs niet doorbreekt, en het evenwel volkomen ryp is, lat men uit de fchommeling van den etter kan gewaar worden , als men beurtelings de vinger, 'er op drukt, en men bevreesd is, dat de etter zoude verzakken , word men verpligt, het gezwel ruim open te fnyden, zoo dat de etter zich gemakkelyk kan ontlasten, en vervolgens word het met wat wagenl'meer of reuzel zeer ligtelyk geneezen. Di uiterlyke gebreken en ziektens der Kalveren afgehandeld hebbende zullen wy nu tot de inwendige ziekten overgaan, welke de Kalveren , binnen de eerfte drie maanden,, overkomen. TWEE  ZIEKTEN DER KALVEREN. 41 TWEEDE AFDEEL1NG. Van de inwendige ziekten der Kalveren. Deeze ziekten bepaalen zich, hoofdzaakelyk, tot de navolgende: 1. De kwyn- of zog-ziekte. 2. De Pest-ziekte. 3. De Bloey. 4. De raazende Blaar, of dol in de kop. 5. De Maair bal. 6. De witte loop, of afgang, 7. De Buikloop, of fchyt. 8. De Puf, Pof, of Bof. 9. De opltopping van pis. 10. Het bloed pisfen, en eindelyk 11. De Kug. ® 0 0 ® ® Dewyl ik deeze ziekten, zoo veel ik konde , naar den ouderdom der Kalveren , hadde ingericht, is my onder de nadere herleezinge van deeze ftukken, onlangs nog eene ziekte of ongemak voorgekomen, welke eigentlyk, in orde en tyd, de eerfte diende te zyn. By gelegenheid, dat ik by een boer op C 5 dee-  4-2 I. VERHANDELINO OVER VERSCHElDE deeze plaats kwam, verhaalde hy myhetdroe^ vig lot, dat, in dit voorjaar 1^83, de meeste van zyne jonge Kalveren getroffen had, hier in beftaande; dat hy van 10 è 12 Kalveren 9 maar 2 i 3 had overgehouden, terwyl de' anderen allen, drie a vier dagen na haare geboorte , geftorven waren • de Kalveren kwamen goed en wel, gemakkelyk en gezond ter waereld; de eerfte drie dagen fprongen ze, dronken met graagte, men kon 'er, s'morgens noch s'middags, niet aan zien, een half uur, voor haar dood waren ze allen even fleurig , en s'avonds, of een half uur daarna, vielen zy van de beenen, en gaven in een kwartier uur den geest. Ik onderzogt dit op andere dorpen, by andere boeren, welke my verhaalden, ook wel eens dit zelfde geval met de Kalveren van 3 a 4 dagen oud, gehad te hebben, en wel zoo, dat als 'er één dit ongemak kreeg, 'er veele volgenden mede waren weggefleept: zy hadden ze nooit inwendig befchouwd, dewyl zy het vleesch weggooiden, en alleen 'er de huid aftrokken. Op myn vraagen wierd my geantwoord, dat ze de Kalveren niet terHond lieten drinken; de eerfte, doch meest de tweede , biest gaven; zomtyds , doch een enkelde reis, den bek met zout wreeven; dat zy dezelven dan eens hier, andere wederom op een andere plaats, buiten den ftal,in ichut> ien»  ZIEKTEN DER KAL VER EN. 43 ren, kamers enz. gebragt hadden; dat zy ze niet te veel in eens drinken gaven; ja, dat men voor hun dood, noch aan oogen, noch aan ledemaaten, noch aan lustigheid eenige kwaade tekenen befpèuren konde. Het ongemak had meest plaats in Maart» April en Mei; men wist, dus deed men 'er ook geen raad voor: de verftandigfte zogten *er egter de oorzaaken van in de koude en nattigheid, welke de Kalf - Koeijen, die by veele boeren alhier tot aan kerstyd toe, nacht en dag, in het land blyven loopen, telkens opvangen, en welke zy dagten, dat aan de vrucht wierd medegedeeld, en uitbrak, als, na verloop van 3 a 4 dagen, zich de levensgeesten meer en meer begonnen te ontwikkelen, de beweeging des bloeds zich meer en fterker naa het hart bepaalden, w.^ar door de koude en zinking - ftoffen', ook der waards afgevoerd zynde, op het hart vielen, en dus zulk een fchielyken dood veroorzaakten. Van dit gevoelen niet geheel vervreemd zynde, als door menige ondervindingen geleerd hebbende, dat veele ziektens der Kalveren, ■ byzonderlyk in de eerfte drie maanden, gelyk wy in de verdere behandeling daar van .breeder zien zullen, haar oorfprong aan de groote koude en guure ongemakken, zoo van 'moeder , als Kalf zelfs , verfchuldigd zyn; Jwoet. ik daai vooraf den Landman vermaanen meer  44- I. VERHANDELING OVER. VERSCHEIDS meer meêdoogendheid, al was het zelfs uit eigenbelang, in het najaar, met zyne beesten te hebben, op ftal ruim voeder, en voedzaame en verwarmende kost te geeven en inzonderheid de jonge Kalveren haar mond met zout te wryven, maar telkens, in de eerfte dagen, ook wat zout te laaten likken; terwyl ik, in 't vervolg, breedere proeven daaromtrent , zo 'er maar eenigzins daar toe de gelegenheid zich opdoet, zal in 't werk ftellen, die, gelyk ik hoop, meer licht over dit ftuk verfpreiden zullen. Men ziet derhalven, dat men, fchoon deeze ziekte of ongeval geen byzonderen naara heeft, dezelve egter van de kwyn, of zogziekte zeer verfchillende is, en dus daar mede niet vermengd moet worden, als uit het volgende blyken zal. # # Van de Kwyn- of Zog-ziekte. De kwyn-, zog- of lep-ziekte overvalt de Kalveren, als zy gefpeend worden, en is zelden doodelyk, doch als zy lang duurt, komen 'er andere ongefteldheden uit voort, als onlust tot eecen, vermagering en eindelyk, _ uit  ZIERTEN DER KALVEREN. 45 -nit [zwakheid,een vermeerderden afgang, welke zomtyds doodelyk kan worden. Men kent deeze kwyning daar aan, dat de Kalveren als fuf en droefgeestig ftaan, zy laaten den kop hangen, de hairen ftaan overeind, en al wat zy kunnen bekomen, lekken zy, ook zuigen ze , als men de hand of vingers in den bek fteekt. Alle dieren hebben «en zekere voorbefehiktheid of vatbaarheid tot zommige ziekten, en als daarby komen ver■wyderde, of toevallige, of gelegenheid geevende oorzaaken , dan worden zy ziek aan die ziekten , waar voor zy vatbaar zyn, en welke de toevallige oorzaaken in ftaat zyn te weeg te brengen. Zie Veirac, over het ongans der Schaapen, pag. ca —24, in het II. Deel, 1. Stuk, van de Verhand : der Maatfchappy van den Landbouw. Alle Kalveren hebben van natuure een geneigdheid tot zuigen, en, om winst en voordeel te hebben, onttrekt men onbarmhartig, bier te lande, de Kalveren de uijers, en het natuurlyk voedfeU en de biest of eerfte melk, welke zoo gefchikt is, om een menigte flym, die in de ingewanden zit, te ontlasten, ontrooft men het ionge vee, waar door zy aan 't kwynen raaken : voegt hier by, dat men zelfs de Kalveren, welke men voor hou. ders bewaaren wil, zomtyds te vroeg van de melk neemt, of met verfchillende melk voed, en  '46 I. VERHANDELING OVER VSRSCHE1DË en dus het mtuurlykfte voedfel ontneemt; ont deeze kwyning voortekomen, zal ik met een flag de byl aan den wortel leggen ; laat het dier zuigen aan de moêr, gdyk krgilius reeds zong, en V. Vondel dus overgebragt heeft:: Laat de Koey , die flus eerst kalfde en droegb, Niet mekken, als van outs, t'ontydigb en te vroegb, Maar al haere uïers vry bet Kalf ten beste geeven. In andere Landeri,is men zulks ook gewoon -te doen: Zie Reinders , pag. io. van zyrt fraaije verhand., in III. Deel, i. Stuk van de Verhand, der Maatfchappy van den Landbouw. Het zelfde middel is ook het best gefchikt om deeze kwyning te geneezen, hoewel wy .vrcezen, dat het, hier te lande, weinig in* .gang zal vinden, en de meeste boeren verkoo, pen ook liever de Kalveren voor nuchter, dan ,de biest en de njelk te misfen; Misfchien r zoude men het verlies van de natuurlyke uiWs kunnen door konst verhelpen, hier toe prys .ik aan, dat men neemt een groote osfen-blaas* welke men vult met warme melk; in den hals van de blaas, fteekt men een hol houtje of pyp, en overtrekt hetzelve met een Koeijen^  ZIEKTEN EER KALVEREN. 47 uijer, welke men met een fterk touwtje 'er om wind, en dus het Kalf bedriegt door het te laaten zuigen de warme melk, welke men in de blaas doet. Elk huisvader is bekend, dat men in kinderen de lep-zugt tracht te verbeteren met een pypkan , als de onnatuurlyke moeders het zuigen beletten, of een wezendlyk gebrek de vrouwen daarin verhindert. 'Men moet vooral die dieren, in welke zulk eene fterke neiging tot zuigen is, niet te vroeg van de melk neemen, en in het land jaagen, maar. liever verfterken met de moeder-melk van het eigen beest, waar het Kalf van is voortgekomen. - Ook kan. men het Kalf aan het zout likken gewennen, en, op die wyze, geneest men deeze kwyning.- §.2. Van de Pest ■ ziekte. Over de Vee - pest is menigvuldig gefchreeven, waarom wy dezelve maar ter loops aannaaien, te meer terwyl deeze ziekte, ineen meer gevorderden leeftyd, het Vee het meest aandoet; ook zyn de Kalveren van gebeterde Koeijen zelden zoo vroeg daar aan onderhe* vig, doch wy hebben voorbeelden, dat jonge - Kal,  48 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDS Kalveren ook aan deeze ziekte onderworpen zyn. Men houd de Vee - pest al zeer algemeen voor een ziekte, welke zeer veel overeenkomst heeft met de Rotkoorts, waar door de vogten en vaste deelen eerst ontdoken worden , en dan fpoedig tot verrotting overgaan. Zommige der Geneeskundigen zeggen, met een geleerde term , dat zy ontftaat uit een Acrimonia fut getier is, en met deeze pons aftnorum ontdekt men hunne armoede, en dat zy, zoo wei als wy, het waare van de ziekte niet kennen. De ziekte begint met trilling, koude, en daarop volgende hitte, benaauwdheid, onlust tot eeten, en een fpoedig verval van krachten. Men kan den verderen loop 'ervan vinden aangetekend by Camper, Vink, enMatchand, en menigvuldige fchryvers over de Veepest, als ook in het Rapport der Medtfche Faculteit te Utrecht, 1769; — Zy word veroorzaakt, door dien de Kalveren 'er vatbaar voor worden , en door befmetting dezelve krygen van ander vee. Om deeze ziekte voor te komen en te geneezen, ten minften, haare vreesfelyke woede te beteugelen, weet ik niets beter, wanneer de ziekte woed, dan de nuttige affluiting en Inenting in 't werkte ftellen, en weet geen  ZIEKTEN DER KALVERENi :0 geen woorden genoeg j om dat gezegend geneesmiddel aan te pryzen. Wanneer in een ftal de ziekte reeds heerscht, zou ik her jonge vee 'er aan waagen, als ik het niet kon of wilde inenten , en geenzins 'er van affcheiden. Dit zy hiervan genoeg. S- 3- Van de Bloe of Bloeh De Bloe - ziekte word genaamd die ihat van een dier, welke al te gezond is, en met recht hoogst gevaarlyk geacht word; want eene betere gezondheid niet kunnende krygen , word dezelve, wanneer maar iets het evenwigt ftoort, in een ergere, en in een fpoedige ziekte veranderd: quidquid ad fummum parvenit, ad exïtum proper at, zegt Seneca. Men kent deeze ziekte uit het fchoon en fterk groeijen der Kalveren, wanneer zy, 4 è 5 weeken oud zynde , buiten gemeen dik en vet worden; zy zyn duizelig, en draaijen in de rondte, het wit van de oogen word rood; zy zwellen, fuizebollen, en vallen eindelyk hygende met groote benaauwd-, heid neder. De Bloe word veroorzaakt,, door dien de gezonde gefteldheid van het Kalf uit de voedD te-  50 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE felen , welke het krygt , te veel gevoed, en te volbloedig word, belettende alzo daar door den omloop van het bloed; of dat door congestie, het zy naa het hart of naa de hersfenen te veel bloed gebragt word, het welk een foort van beroerte veroorzaakt. Men kan deeze ziekte voorkomen, als men zulke fterk groeijende Kalveren de portie van hunne melk vermindert; als zy in vette Klaverweiden loopen , op fchraalder land plaatst; met ftroo voert, of eenigen tyd op ftal haalt, en met wat zout purgeert; of met een ader' * laating. Heeft de ziekte post gevat, moet het kalf aanftonds ruim, en by herhaaling adergelaaten worden aan den hals of pooten , zelfs tot flaauw worden toe , en zonder aderlaatmg, of andere natuurlyke ontlasting, fterft het dier. Zommige boeren fnyden een ftuk van het oor en van de ftaart, en wryven het deel zo lang, tot dat het bloed; doch hier door word het dier voor altoos gefchonden, waarom andere op deeze wys te werk gaan: ze neemen het oor van 't Kalf dubbeld, en wryven het eenigen tyd, en doen dan een fnyding in de aders van het oor, vervolgens wryven zy het weder, tot dat het bloed; van gelyken, raspt men met een mes onder den ftaart, tot dat het bloeden, door wryven, vermeerdert, en zoo  êlEKTEN IÏES KALVEREN. gfc" tfoo lang aanhoud, tot dat men oordeelt genoeg bloed te hebben. Doch de verftandigfte oordeelen, het bloed trekken aan den hals, het beste, en met reden; want aldaar zyn de vaten grooter, en ontlasten zich fpoediger, en van een ipoedige bloed - ontlasting hangt het leven van't Kalf af: na de ontlasting, wryft men het Kalf met azyn onder den neus, en geeft het in, met tusfchenpoozingen, twee mingelen gort-water, één musje azyn , één once falpeter en twee oneen honig. Wanneer het Kalf weder gezond is * moet men het minder fterk voeren, wat meerder beweeging laaten maaken, en ter regter tyd aan de flagters geeven, want zy zyn niet zeer gefchikt tot houders, als zy eens de bloe gehad hebben, maar kunnen het wederkrygen. en op het onverwachtst fterven. fan de raazende Blaar cf dol in den kop. De raazende Blaar, is een ziekte, welke 200 wel de mest - kalveren, als de houders , op 't onverwachtst overkomt, zonder dat men deeze woedende ziekte kan zien aankomen. Men kent dezelve, door dien de kalveren, gelyk ook ouder vee, op eenmaal dol en wild D a wor-  52 I. VERHANDELING OVER VERSCHElDE worden, verwoed 'er uitzien, fchuimbekken; en ysfelyke benaauwdheid toonen te hebben; zomtyds , binnen weinige uuren, ]a, binnen een quartier, dood zyn. Met recht vraagt men, welke is de oorzaak van deeze geweldige ziekte? de boeren zeggen, de oorzaak is dolheid, en daar mede zyn wy even wys. De Geneeskundige zeggen eenpaarig, dat de gebreken van de hersfenen en zenuwen zeer duistere oorzaaken hebben, en ook moeijelyk, ja, dikwyls onmogelyk zyn , om te geneezen. Wy hebben, door de ontleedkunde der dieren, aan deeze ziekte geflorven ,ontdekt, dat de hersfenen zomtyds ontdoken zyn, en dat zomtyds, in de holligheden van de hersfenen, eenige wateragtige ftoffe is; ja, niet zelden vind men de hersfenen gezond en wel, maar, in de maag en verdere ingewanden, wormen; ook gebeurt het , dat men niets ongezonds ontdekken kan, en het dan zeer waarfchynelyk is, dat die ziekte veroorzaakt word, door volbloedigheid, of ten minfte, door een ongeregelden omloop van het bloed naa den kop van het dier, waar door de hersfenen in beweeging gebragt worden. Indien men eenigzins het aankomen der ziekte kon vooruitzien , zoude eene aderlaating van veel dienst kunnen zyn, maar terwyl men in dit toeval geene voortekenen befpeurt, en de oorzaaken onzeker, ja, onbekend  ZIEKTEN DER KALVEREN. 53. kend zyn, zoude ik, zoo dra het dier daar door word aangetast, en vermits 'er periculum inmorais, hetzelve, aanftonds tot flaauw worden toe, aan den hals aderlaaten, en het aderlaaten herhaalen; rnenigmaalen ziet men » met het aderlaaten, alle toevallen op een oogenblik verdvvynen , en zulks heeft plaats, als het door een ongeregelde drift van het bloed veroorzaakt word. Het aderlaaten op het oor en den ftaart is niet voldoende, ook is die kunstverrichting te dier plaatfen op veel bygeloovigheid gegrond , en het doet zeldzaam den verhoopten dienst. Is het Kalf, door de aderlaating, tot bedaaren gebragt, dan moet men het een fterke purgatie van Jalappe een half once, twee drachma's Jgaricus, en drie oneen zout met Itroop en water ingeeven, en wat zwak voeren , waar na men het eenigen tyd wat falpeter laat gebruiken , en dus deeze ziekte zoekt te geneezen. De boeren fnyden gemeenelyk, wat al te fpoedig, die dieren den hals af; en dus, zo wy geen eigen vee hebben, kunnen wy weinig proeven doen, noch dezelven daar toe ligt bekomen. Wy weeten, dat gelukkige gevallen in onverwagte gebeurtenisfen, of gelyk de groote Boerhave het noemt , Cafus Fortuitus, een wonderbaarlyke leiding voor de zoonen D 3 vaa  I. VERHANDELING OVER VERSCHEID* van Esculaap in ziekten hebben te weeg gebragt, van welke gevallen men in de veeziektens naauwkeurig moet gebruik maaken, By twee ondericheiden boeren kreegen de Kalveren deeze dolle ziekte, liepen en fprongen zoo lang van benaauwdheid, tot dat zy in t water vielen, men haalde de Kalveren uit de floot, en zy waren volkomen herfteld en geneezen. Met een paard is my zulks ook bekend gebeurd te zyn; wy moeten met reden , derhalven , in zulk eene hoopelooze ziekte, hever een onzeker en gevaarlyk middel beproeven, dan niets doen, waarom wy na de aderlaating, 0f zo men die niet in 't werk ftelien kan, door nog meerder jaagen, de dieren moeten zoeken te water te krygen, of met water, op het onverwagtst, begieten: bekend is het, dat dit middel ook, in de water-vrees der menfehen en beesten, zomtyds met een goed gevolg verricht is. Ook weeten wy, dat, door een dompeling, een magtige verandering in den omloop van het bloed, en een trilling w de zenuwen, veroorzaakt word , en hierom is het niet vreemd, hier van, in een dolheid der dieren, zomtyds eene goede Uitwerking te zien; of fchoon wy de Gordiaanlche knoop niet geheel kunnen ontknoopen-  ZIEKTEN DER. KALVIREN. 55 . S. 5- Van den HairbaU Deeze ziekte treft het ouder vee meest, dochwy hebben voorbeelden, dat Kalveren, van 5 a 6 weeken, ook dit ongeneeslyk ongemak overkomt, en men 'er een bal, van een kop grootte, uitgehaald heeft. Men kent het ongemak , vooreerst, daar aan. dat de Kalveren by andere Kalveren of beesten hebben ftaan likken j ten anderen, datzy niet willen groeijen, benaauwd zyn, inzonderheid na den eeten en het voeren, en eindelyk geen voedfel meer kunnen inkrygen, alsby een weinig te gelyk: wy weeten, dat de jonge Kalveren geduurig likken; als zy nu by ander vee ftaan, of zich zeiven likken, dan krygen zy hair in de keel, en in de maag of boek, 't welk zich aldaar, door bykomend voeder , of kaasagtige ftofte en flym, in de plooijen van de maag hegten kan, en dagelyks in grootte toeneemende, eindelyk de geheele maag fluit, en dus het dier doet fterven. Men kan het ongemak voorkomen, door de Kalveren van eikanderen te zetten, als zy de lik-zugt hebben, of als zy zich zeiven likken , hun een halter om te doen. D 4 Zat  56 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE Zat de haairbal maar enkel in den üokdarnu men zoude als dan beproeven kunnen, om ze met de hand van een kind te laaten uitnaaien, hoewel de benaauwdheid vaa het dier de vrees van het kind of den jongen, om de 'hand het Kalf m den mond en keel te fteeken, de fterke Qontraclk of famentrekking van het floKdarms hoofd, \ Welk , door die geweldige prikkeling in de keel, zoo fterk om de hand toegetrokken word , dat men al blyde is, dezelve 'er weder uit te kunnen krveen dit werk byna ondoenlyk maaken. Zoude men dan niet, in zulk een geval, beter een opening in den llokdarm kunnen maaken, om de hairbal naa buiten te ontlasten? dewyl een diergelyke wond niet doodelyk isa als de operatie goed verricht word, gelyk die, volgens het getuigenis van voornaame Geneesheeren Le Drun , Scharp , Uiboom en Platner ' zelfs by menfchen met fucces is in 't werkce' lteld: maar zit de hairbal reeds in de maagen dan zyn diergelyke operatien geheel en al' vruchteloos. . . ls « Als de zuure en fcherpe ftoffe of verbetert, of ontlast, en evenwel de afgang nog aanhoud, dan kan men door 2 of 3 of meerder greinen Opium zeer veel dienst doen; of een paar flaapbollen, in water gekookt, en met melk gemengd, met vrucht ingeeven; en naderhand , door bittere aftrekfels of kookfels van Alfem, Camille - bloemen, en Wilgenbast, de ingewanden verfterken, en dooreen fpaarzaame voeding, deeze ziekte geneezen; voorts onderhouden het kryt likken, om de kalveren 'er verder voor te behoeden.  &S t VERHANDELiNG OVER VERSCHEiDË i 7 Van den Buikloop of Schjt. _ De Buikloop of Diarrhaa der Kalveren fe dikwyls een gevaarlyke, ja, zomtyds een befmettelyke ziekte, niet zelden een gevolg van een ander ongemak, als de witte fchyt, kugi enz. en ook dan mëestentyd doodelyk, ten minfte zeer verzwakkende. Men weet, dat het kalf een buikloop heeft t als het buitengewoon eene miskleurige mesting maakt, welke eerst zyne natuurlyke kleur heeft, doch vervolgens met witte, zwarte en dunne ftoffen gemengd, en eindelyk met zuiver of zwart bloed gekleurd is, *t welk ysfelyk ftinkt; het Kalf verliest de eetlust > vermagert, verzwakt, en hulpeloos gelaatenzynde, fterfthet dier; 't welk duidelyke tekenen gegeeven heeft, van zwaare krimpingen en bmkpyn geleden te hebben. Na den dood vind men de maag, darmen, en verdere ingewan* den vermagerd, zommige zeer ontftoken, en hier en elders door koud vuur aangedaan; de kling is zeer rood, en toont dat de ftoffezeer fcherpen brandig is geweest; zomtyds lyden de kalveren ook te gelyk een ysfelyke kramp aan 't fondament, en de aarsdarm word naa buiten geperst, welke zeer bloedig en brandig  ZIEKTEN DER KALVEREN. 6 welke misfchien van eenfyne fmetftof voortkomen; doch een loop, in den beginne niet befrnettelyk} kan zulks worden, als men de mest of drek niet fpoedig wegneemt, noch de ftailen zuivert, of, door al te fterk broeijen, en verkeerde middelen, een goedaardige loop in een Hinkende verandert. Gemeenelyk word deeze ziekte veroorzaakt door onbekwaam en fchadelyk voedieï, daar de witte fchyt, uit het fterk en te veel voeren, voortkomt; de fterke overmaat is altoos kwaad, en dus ook hier. Nochtans is de Heermoes een zeer voornaame oorzaak tot de losly vigheid en buikloop; en wegens dat fchadelyk onkruid is nog een fpreekwoord: dat de Heermoes is de paarden baar hrood, en de koeijen baar dood. De Heermoes, wanneer de kalveren, in de weide zynde, daar van nuttigen, maakt dezelven loslyvig, en zy geraaken daar door aan den dunnen afgang. De Heer Nozeman zegt, in zyn Verhandeling over het Heermoes: „ ook „ kan ik hier niet voorby te melden, dat uiets „ voor de Kalver - mesters verderftelyker is „ bevonden, dan Heermoes onder het ftroo, „ 't welk op de mesthokken geftrooid word. De jonge dieren namelyk, datunjer uit hun j, ftroo leezende, en gretig nuttigende, kry- „ gen  4 !• VERHANDELING OVER VERSCHEIDË „ gen ftuipen, worden wild, raaken vreesfe„ lyk aan den afgang, teeren uit,en fterven." pag. 27. Wanneer dierhalven, in defi beginne, deeze buikloop niet wel behandeld word, zoo word hy allengskens meerder en kwaadaardiger, en zelfs befmettelyk. Het beste behoedmiddel tegen den loop der kalveren is, dezelven met overleg te voeren., en ze voor het Heermoes te bewaaren, zoo dat men ze verweiden moet, als zy op een ftuk land zyn, daar het groeit; op ftal kan men het Heermoes voorkomen, door gebruik te maaken van zomer-ftroo, tot ftrooijing onder de mest• kalveren, vermits het Heerimoes, met het gewas van het winter , ftroo, bovenkomende en opgroeijende, word afgemaaid, en in de fchooven mede ingeboscht; terwyl dit van het zomer - ftroo niet te vreezen is, om dat de fcheuten van het Heermoes in den grond, door ploegen en eggen,afgefneden en belet zyn, te gelyk met het graan optefchieten. Zie verder Nozeman over het Heermoes, pag. 28. in 't lide deel 3de ftuk van de Verhand- der Maatfchappy van den Landbouw. Zyn de kalveren reeds door den loop overvallen, moet men aanftonds die oorzaaken uit den weg ruimen, welke daar aanleiding toe hebben gegeeven: een oplettend voeren is 'er nodig , en alle Heermoes moet gemyd wor«  ÜEKTEN DER KALVEREN» worden, ja alles, wat men maar gisfen kan*' nadeelig te zyn, moet men aan de Kalveren onthouden; fublata eau fa, tollitur effe&us9 vind men hier ook zomtyds bewaarheid. Tem tweede, zoo móet men de fcherpe (toffe, welke reeds in de maag, boek-pens, darmen, enz. is, verbeteren, involveer en , en zulks verkrygt men door olyagtige, gomagtige en de fcherpheid opflurpende geneesmiddelen \ hier komt dus te pas, dnt men inwendig het Kalf geeft , een ruime gift van lyn-oly, ja ook de lyn-oly met een (puit in 't fondament fpuit; deeze lyn-oly, zoo inwendig genomen, als door clyfteeren naa binnen gebragt, verzagt, verbetert, en heeft dikwyls. het beste effeét. Men kan ook, tweemaal daags, eèn half of heel vierendeel tè Gom $ in warm water opgelost, met melk ingeevenv 00k zyn de poeijers van roode Bolus en gezegelde Aarde, twee of drie maal daags , met een bekwaam vogt gemengd , daar toe zeer gefchikt; met de quantiteit heeft men niet fpaarzaam te zyn , waut het zyn geen vergiften. — Kruiden , zoo als Kaasjeskruid, Perbascum, Altbea, Bardana, 'Confo- li da, gekookt in water, kan men, tot vef- (lompen , vérzagten en verbeteren, ook met vrucht gebruiken. Ten derde , word verelscht , dat men dè fcherpe ftoffen, vroegtydig, uit de ingewari* Ë den,  66 ï. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE den jaagt, op dat zy de darmen niet ontvellen, en een bloedige loop veroorzaaken. — Hiertoe is de poeijer van Rhabarber één der beste en gefchikste middelen , wanneer men twee of driemaalen daags een quart of half lood ingeeft; want na dat de Rhabarber de feherpe ftof naa buiten gebragt heeft, word, door zyne aardagtigheid, de afgang geftult, en, zo wy beroemde Geneesheeren moeten en dienen te gelooven, dan is de Rhabarber de eenigfte purgatie, welke de darmen en ingewanden verfterkt, en ook met vrucht in de Dyfenteria der menfchen gebruikt kan worden. Indien, na het gebruik van die middelen, uit de tekenen blykt, dat de pynen en winden verminderd zyn, en de fcherpe ftofte ontlast is, doch de loop nog aanhoud , of dat, om de zwakte , men genoodzaakt is, den afgang te ftuiten, komen, ten vierde, te pas famentrekkende, verfterkende en verdoovende geneesmiddelen. De Rhabarber doet dikwyls alles; men moet , in die gevallen, ook zyn toevlucht neemen tot de beroemde Cortex Simaroubcz , een middel, door alle Artfen, in den loop van de menfchen, aangepreezen, en, driemaal daags, één drachma daar van in poeijers- met water en melk ïngeeven, hoe eenvoudiger het ingegeeven word, hoe beter uitwerking het doet, en alle by.  ZIEKTEN DER KALVEREN. 6f bymengfels beletten deszelfs werking. * ■'' Men kan ook tot het Opium, als een heilig plegtanker, zyn toevlugt neemen, en men kan 'er wonderen mêe doen, als men met een kleine gift begint van greinen tot meerder gewigt. — Zommige boeren hebben veel op met de Venet. Tberiakel, doch ik geloof, dat de Opium, of eenige droppelen van Sydenbants Tin&uur beter voldaan hebben. ——. Zommigen pryzen ook de poeder van de wortel van Ipecacuanha , welke Profesfor Erxlèben getuigt een voortreffelyk middel bevonden te hebben, 't welk men, dagelyks één a tweemaal , zoo veel als men nuttig en nodig acht kan ingeeven; doch, in den beginne, komt dezelve beter te pas, en dewyl de Kalveren niet tot braaken te brengen zyn , zoo werkt dezelve als een purgatie, en dus kan ze, inden beginne, nuttig zyn. Om de Kalveren te verlterken, en de krachten te herftellen, weet ik geen beter middel, dan de poeijers van de quina quina, en de poeijers van den bast van wilgen-boomen, meteen infulie vanCamilleThee, ingegeeven ; hier by kan men ook veilig de Cortex Simaroubze voegen, en ook eenige droppelen van de Tinctuur van Sydenham. De Heer Prof. Erxlèben te Göttingen , raad vervolgens, als de loop niet wil ophouden, dit middel te doen gebruiken ; drie handen  É8 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDÉ volfyn gefneden duizendblad, gekookt in 4 pinten water, tot dat 'er 3 pinten overig bly* ven, en het water hier van doorgezygd, eri met een pint roode wyn vermengd, s'morgens en s'avonds een half pintje of minder, naar het Kalf is, ingegeeven: — of ook j als een clyfteer - middel, een hand vol Tormentillewortel, in een pintje water gekookt, en by het doorgietfel gemengd eenige droppelen van Sydenhanis Tinétuur: zie zyn Pra&ifcher Untterricbt in die Vieh-artzenei-kunst ; Göt* ting. 1771, bladz. 353. Het gebeurt, dat het Kalf nog eenigen tyd weeklyvig blyft, doch door verfterkende middelen en Rhabarber, met eenige Opiata, word het dier geheel herfteld. Ook doet het borftelen veel dienst, om de uitwaasfeming te vermeerderen, en de ftofte naa de huid te leiden; men moet ook dagelyks de kling met fchoon water fpoelen , en met wat brandewyn en water wasfchen ; voorts moet het dier in een zuiveren en frisfchen llal, of in de weide zich ophouden, en men moet zorg draagen, dat, door den ftank van den drek , geene andere dieren belhiet worden. s. i  ZIERTEN EER KALVEREN^ 6'£" Van de Puf of Pof. Onder alle de ziektens en ongemakken; kan men ook ftellen de Puf of Pof, welke, fchoon dezelve in Duitschland , agter in Noord - Holland, en enkelde keeren in ZuidHolland, het meest de Koeijen treft, egter ook nog wel de jonge Kalveren aanvalt. Deeze ziekte is tweederlei: namelyk, de lucht of wind, of de zwelling is enkel in de maag en darmen befioten: of, ten tweede, die ingewanden zyn te gelyk opgezwollen, en de lucht is ook in de holligheid van den buik geftort. Wanneer zy zich alleen in de darmen geplaatst heeft, fchynt die ziekte zoo gevaarlyk niet en, door medicamenten, beter te geneezen te zyn, dan dat ook tevens de wind, in den buik is uitgeftort. Hoe die lucht in den buik komt, is moeijlyk te ontknoopen; doch waarfchynelyk, zo niet zeker, dunkt het my, dat de lucht, door de poriën, de huid' van de ingewanden doordringt in de holte van den buik; of men zou moeten ftellen, dat dezelve , door een barsting der darmen, in den buik gebragt wierd, of dat, door een plaatfelyk gebrek van de ingewanden, die lucht, in den buik wierd veroorzaakt. E 3 Dee>  'ffO I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE Deeze ziekte heeft veel overeenkomst met de Trommelzugt in de menfchen; A. de Haen , BaUomus, en anderen gelooven, dat dezelve eenig en alleen in de darmen plaats heeft. L»och de onvermoeide Rniscb 9 gelyk wv Vinden^aangetekend by Heister, in zyne mea. Unrurg. Warnehmungen, pag. 2 3 bevestigt , dat de Trommelzugt enkeld in den buik gevonden is. Ruiscb 0pende, met z gewoone voorzichtige handigheid , eene vrouw , welke fchielyk geftorven was , eneen kleine opening in den buik gemaakt hebbende, kwam 'er, met geluid, zeer veel lucht «it. en de bnik, welke zeer gezwollen was, viel m : alle de ingewanden waren gezond, Uitgezonderd het net, dat aangeftoken was: men had gemeend, dat de vrouw zich zwanger bevond. — By het openen van de beesten is ook gebleeken, dat de lucht, fchooh zomtyds in de darmen, egter meest in den buik, gevonden is. Men kent deeze ziekte, door een algemeene opzwelling van het kalf of koe-beest, zoo dat het, tot barftens toe, dik word, zonder nochtans in zwaarte te vermeerderen; inzonderheid bepaalt zich de zwelling by de kanten van de korte ribben, op de linker zyde naa de achterheupen, alwaar het weeke van den buik, als een trommel, gefpannen is,, en , als men 'er op flaat, als een tromme klinkt'  ZIEKTEN DER KALVEREN.' fX klinkt; door de uitgezette lucht, worden de buik - fpieren , middelrift en longen belet, hunne werking gemakkelyk ter uitvoer te brengen, waar door de beesten doodelykbenaauwd zyn ,hygen , een beevingen fiddering krygen , en fterven, zo geen ontlasting van de lucht te weeg gebragt word, ellendig en deerniswaardig. Zwakke ingewanden, het zy van natuure, of als gevolgen van ziekten, voorbefchikken de Kalveren en Koeijen tot deeze ziekte, wanneer 'er de volgende gelegenheden of toevallige oorzaaken by komen. Zy krygen dan deeze ziekte, door het graazen in vette, zwaare, klaverryke weiden , of op de teellanden, die met klaver bezaaid zyn , inzonderheid , wanneer het vee tegen den herfst, als 'er veel ryp gevallen is, op de klaver-akkers gedreeven word, of wanneer het vee zich aan klaver, zoo op ftal als in 't land, zat gegeeten heeft, en 'er aanftonds veel i op drinkt: gelyk de Heex Meier, in zyn Lebr luch fur dié Land- und Bauszvirtbe des Amtes Kupferzetl, gelyk ook Romani, in zyn Land- uoirtfchaftliche reife durch Dtutscbland ,, ook bevestigt. Zie mede den Heer Calf, in zyn antwoord aan de Wel Ed. Maatfchappy , over de verbetering der Bouw-landen, bladz. 68. Ook zwelt het vee op, als het fchadelyke kruiden eet, aan E 4 de  ?a I VERHANDELING OVER VERSCHErDE- de kanten der flooten of vaarten groeijende % voornamelyk, van de water- en tuin-fcbeerHng. Op zandgronden heeft dit zoo veel niet plaats, wanneer de dieren daar op geweid worden , als op zwaare gronden, dewyl de eerfte zelden zoo klaverryk zyn, en de laatfte meer geklaverd zyn en worden. De kalveren krygen, daar en boven, ook dit ongemak op ft al, als zy gemest worden, en, zoo zommige meenen, door het fchielyk drinken der melk, en wel van die melk, daar nog veel fehuim op is overgebleeven, doch wy meenen, dat zulks eerder komt, door dat de melk tot zuur overgaat, endaar door fermenteert en opbruischt, het geen de winden veroorzaakt, inzonderheid , als 'er een ferment van oude drek in de ingewanden is, en het dier een zeer traagen afgang heeft, of verftopt is. Uit het een en ander blykt, dat de Kalveren de puf krygen, zoo wel op den ftal, als op de zand- en kleigronden, doch. dat de vetfte gronden deeze ziekte het meest voortbrengen. De puf, of pof kan men voorkomen op *t land, volgens de meening van den HeevCa/f, inde meergemelde Verhandeling,door eenige fthooven ftroo op het land te werpen, daar sy op loopen, dan eeten zy zomtyds van het ftroo , het welk een prefervatif is tegen de ©pgeblaazendheid, gelyk ook het werpea varj  2IEKTÏN DER RALVERENÏ, 7$ van fchraal en mager hooy over 't land daar toe dienftig is. 4— Men kan de puf ook voorkomen, door het vee van de klaver , voornamelyk, wanneer dezelve met ryp of daauw bezwangerd is, aftehouden, en voor natte gronden te bewaaren, of op. fchraalder weiden te brengen, als 'er gelegenheid toe is; de roode driebladige klaver is, in deeze gevallen, erger dan de Lucem& of blaauwe klaver; het is dan het best, om zyn vee, in droog weder, op de klaver te jaagen. Men moet ook zorgen, dat de dieren open lyf houden, waar toe het zouc best is; want hoe kan een dier zonder winden blyven, als het een dozyn keeren gevoed word, en met middelen, welke vol lucht zyn, en de darmen vol gepropt blyven van voedfelen, zonder ontlasting te heb-. ben? De heilzaame beweeging is ook een middel , om 'er dezelven voor te hoeden; edoch de boeren zullen het de mest-kalveren niet toelaaten, uit vrees, dat het vleesch te rood word. Wanneer het vee van deeze ziekte aangetast word , zoo kan het geholpen worden , op vierderlei wyzen: Voor eerst , door het vee om te dryven, en flerke beweeging te geeven, Ten tweede, door inwendige medicamen- *ena „ ^  74 I. VERHANDELINO OVER .VERSCHELDE Ten derde,,door clyfteéren,-en Ten vierde , door de doorfteeking, wan- • neer men verzekerd is, dat de lucht in de holligheid van den buik is uitgeftort. Zoo dra men bemerkt, dat de lust van het dier tot eeten overgaat, dat het treurig is, aan den buik opzwelt, en als wild omziet, zoo moet men het Kalf geduurig heen en weer dry ven, en jaagenhet, dat het zweet; geef het dan op ftaan de voet een glas fterke Brandewyn, of liever Anys, en dryfthetdan • wederom. — Ook geeven de boeren een ftuk vet of.boter agter.in de keel, doch het doet die dienst niet, zoo als zy zich daar van verbeelden: — ook geeven zy het beest wilde zuuring, of een ftuk brood, met zout, komyn, en Anys - zaad , en winden het in een koolsblad, rondom gefineerd met vet, op dat het te beter glyde, fteeken zulks het beest door de keel, en laaten het vervolgens eenige beweeging maaken: >~ het wryven op de buik is ook een goed middel. — Zommige boeren gebruiken een groot dekkleed, en neemen vervolgens een deken, nat gemaakt in heet water of melk, en leggen die dan zoo warm over het andere kleed, op dat het beest aan 't zweeten kome, het welk men goed bevonden heeft; raakt het beest aan den afgang, en ontlast het winden, dan is het behouden. — Zou een koud bad, in een des- pe-  ZIEKTEN DER KALVEREN. 7$ peraat geval, ook zomtyds geen goede ukwerking kunnen hebben? Genees- en Heelkundigen maaken 'er, in zommige hoopelooze gevallen van Kolieken en Breuken, nu en dan gebruik van, met goede uitwerking, zoo als wy in Unzer leezen. Een zeker boer heeft my verzekerd, met zeer veel fucces , een beest geneezen te hebben van de Puf, door het fchielyk, met koud water, te begieten, en naderhand fterk rond te dry ven. Men ziet hier uit, dat de ontlasting een zeer voornaam middel is, en dat men de ontr lasting moet trachten te bevorderen, zoo door medicamenten, als door clyfteéren. Een lood Jalappe , het Kalf ingegeeven, en het zetten van een Tabaks-clyfteer, brengt het dier aan den afgang; en het is onbegrypelyk, dat men de onkostbaare clyfteéren zoo zeldzaam ziet gebruiken; ik heb ook verftandige Doctoren wel eens hooren klaagen, dat men by menfchen zulks mede te weinig doet. Andere gebruiken dit middel, om te purgeeren: een half lood poeijer van Senebladen , en evenveel Rhabarber, en een lood Potasch, met Honig, tot een conferf gemengd , en dit vervolgens, door het omwinden van een koolsblad, by elkander gehouden , door de keel geftoken , zoo dat het beest moet flikken , en daar op geeven zy het met goed gevolg, een paar pinten oud warm  f& I. VERHANDELING OVER Vfe&3BH£ZD» ' bier in, door middel van een hoern, en wryven het geduurig, met warme nat gemaakte doeken, over of ter zyde de ruggegraat ea buik. Andere geeven Blus-water en Azyn, to gelyk met de asfche, het beest in : — ook gebruikt men daartoe Bier, 't welk men op, heete ^kooien uitgiet, en dan dus warm aan ' bet Kalf ingeeft ; waardoor, zoo als men zegt, de winden doorbreeken, en uittogtkrygen : Potasch en kryt zyn ook beste middelen, wanneer de winden, door zuur in dedarmen voortgebragt worden, Zommige landlieden gebruiken een clyfteer van Comyn-zaad , Coriander-zaad, Gene^ ver - besfen , Laurier - bladen, Camille - bloemen, van elk een handvol, als de zaaden geftooten zyn, kookt men dezelven met de krurden, tot op de helft ^ in een genoegzaame quantiteit van 4 mingelen water, en by het doortrekfel doet men Glauber's wonder-zout, en gemeen keuken - zout, van elk een vierendeel, nog van honig, of lyn • oly en boter, van ieder i |§, en maakt daar van het clyfteer. —< Zommige gebruiken een half pond Tabak, in een mingelen dun bier, een half uur lang gekookt; men drukt de tabak uit, en maakt er een klomp van, die men het vee zoo ver inden halsfteekt, dat het denzelven kandoorfiokken; dan doöt men het afgekookte tabaks- wa-  Sjiekten der. kalveren. 7? water in een fles, met een ftuk oude boter, en geeft het 't Vee laauw - warm in; dit is by véelen van goede uitwerking geweest. Zeer goed is het, dat men de dieren een rooktabaks - clyfteer zet; en, by gebrek van 'een daartoe gèfchikt inftrument, neemen zommige een halve tabaks-pyp, en draaijen om den fteel een weinig heede of wérk, op dat het Vee niet befchadigd worde; men vult als dan den kop met tabak, fteekt de pyp aan, én appliceert dezelve als een clyfteer, zoo zal zy, door de lucht van het dier zelfs, uitgerookt worden; en daar op volgt, indien de •Winden in de maagen en darmen alleen zitten, en de kramp niet fterk is, onfeilbaar ontlasting én beterfchap. Wanneer allé deeze middelen vruchteloos zyn in "t werk gefteld, en de lucht zit niet alleen in de darmen, maar ook, meerendeels, in de holte van den buik , dan is het beste middel zyn toevlucht te neemen tot de doorfteeking van den buik. De Wel Eerw. Heer Calf raad hier toe aan een fchoenmaakers Eist, om door de huid en pens te fteken, 't welk hy getuigt, met goed gevolg, verricht te hebben. In Duitschland, als ook irt Vrankryk,' gebruikt men enkel daartoe een Heel-meesters Troicar, waar mede men het buikwater aftapt, en ik geloof, dat het ook daar toe een gèfchikt inftrument is. Men is nochtans, in  ?8 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE in het algemeen, gewoon, daar toe te gebruiken een dun, fcherp, fpitspuntig mes, omtrent 4 duimen lang, en een half duim breed en daar mede maakt men de opening, waar na men een dikke ganze - fchaft, met een draad voorzien, op dat dezelve niet in den buik valle , in de gemaakte opening iteekt, om de lucht te ontlasten; als de lucht ontlast is, moet men aanftonds het kalf een kleed aandoen, over den buik, en door zoo genaamde vetergaten, op den rug toehaalen, om dus den verilaptenbuik te onderfteunen, de ingewanden te verfterken, en te beletten, dat het gebrek niet weder komé. De regte plaats, waar men fteeken moet is op de linker zyde, by dat gedeelte, dat naast aan het heupe-been , en tusfchen de laatfte ribbe is, te weeten, 3 .duim tusfchen deeze ribbe en het heupe - been, daar maakt men de opening , doch niet laager, dan een duim of twee onder het uitfteekfel van 't heupe-been. Om deeze plaats wel te vinden gaat menagter. het beest ftaan, men befchouwr! de wervel-beenderen op beide kanten van de ruggegraat, om dus te beter de breedte der lendenen te bepaalen, zoo voelt men naa de ribbe, welke het naaste by de wervel - beenen van de lendenen is, en welke doorgaans, in één linie, met dezelve gevonden word. By deeze ribbe is de plaats, daar delteek moet  ZIEKTEN DER KALVEREN- ?9 moet gefchieden ; doch daartoe zyn deeze dingen nog in acht te neemen: 1. Men houd het Vee, dat het zich niet beweegen kan; 2. Men doet het aan de linker zyde, om dat de regter gevaarlyk is; 3. Men houd het mes, even als een pen^ in de handen ftevig vast; 4. Men Iteekt dan zoo, dat men het fpitfe van het mes, loodregt van boven naa beneden, iteekt, doch niet horizontaal, terwyl daar door de nieren ligt gekwetst worden. 5. Men fteekt, by ouder beesten, van a tot 3 duimen diep; by jonger, maar anderhalf duim , of daar omtrent. 6. De opening moet niet te klein zyn, ten minfte zoo groot, dat men de dikte van een pyp , of ganze - fchaft, of ook de dikte van een pink in brengen kan. 7. Men laat het mes zoo lang zitten , tot dat men de ganze-fchaft of ander pypje in 't gat gebragt heeft, het welk men 'er zoo lang laat blyven, of vasthouden, tot dat men zyn oogmerk bereikt heeft: men drukt de zyden des buiks zoo digt, tot alle opgeblaazendheid of lucht, door de opening of fchaft uitgaat. Zonder zulk een pypje of fchaft, helpt het treeken  I. VERHANDELING OVER VERSCHËIDE ken niet veel, inzonderheid by vet veé t en heeft men dit, dan behoeft men ook niet meer dan eens te fteeken: eenTroicar is daarom gemakkelyker. 8. De wond word, door de Natuur, binnen weinige dagen , gemakkelyk geneezen, mits men dezelve uitwascht, dagelyks, met een weinig wyn , of met half bier en brandewyn ; en eindelyk , fmeert men ze, met teer, oly, of wagenfmeer, tegen de vliegen. Wy hebben ons hier wat iang opgehouden „ om dat dit gebrek, niet alleen Kalveren, maar ook Koeijen, Paarden enz. treft; en om dat het fteeken , als andere middelen niet willen helpen, wel het beste en noodzaakelykfte middel is, om het vee te behouden, en ook om dat de regte manier, wyze, en plaatfe, waar de fteeking gefchieden moet, zoo weinig, in onze Provintien, bekend is: — dit zal hier omtrent voldoende zyn; die 'er meerder van begeert te weeten* leeze Meier, bovenaangehaald, en Rindvieh Artzenei- Bucb, in 8vo« Tubingen, 1784. Dit alleen moeten wy nog zeggen, dat men, geduurende de cuur, het vee niet te veel eeten geeve; ook niet te veel te gelyk, voor al geen groen voeder; maar een zagte purgatie en clyfteer: — zommige doen ook een  ZIEKTEN DER KALVEREN. 8$ een aderlaating,- doch zonder genoegzaame redenen daar van te geeven. Voor het overige zyn alle die middelen, welke nog zommige boeren gebruiken, zoo als een infnyding in het vel te maaken, en daar in zout en peper te wryven, niet alleen wreed, maar ook te vergeefs, fteunendé op een valfche theorie en losfen grond, als of het gebrek tusfchen vel en vleesch plaats had , daar het tegendeel, volgens ondervinding, betoogd is. Van de opgeftopte Pis. Deeze ziekte treft de oude Runderen meer dan de Kalveren, doch wy hebben, enkelde keeren , by ondervinding, dat de jonge Kalveren 'er ook aan bloot gefield zyn. Dit ongemak weet men, dat plaats heeft, wanneer de dieren geen pis ontlasten, en de blaas uitgezet word, en uit het bekken uit* ryst. De Kalveren zyn ysfelyk benaauwd en worden wild; zo de-opftopping alleen in dé blaas plaats heeft, loopt zy gevaar van te barsten, en in Koeijen heeft men daar voorbeelden van; het gebrek kan zoo wel in de nfexen, als in de blaas zitten; en word veroorzaakt, door fchadelyke voedfelen. welke de dieren gebruiken, door eene al te fchieryke F kou-  82 I. VERHANDELING OVER VÈRSCHEÏDB koude, ontfteeking, en, in het algemeen, eene kramptrekking van de vaten of van den hals der blaaze ; in de nieren word het zomtyds veroorzaakt, door de al te groote vetheid van de nier-bedden, welke de vaten drukken, en de affcheiding van de pis beletten. Door fteenen, weet ik niet, dat die verftopping , in de jonge Kalveren, plaats gehad heeft, en, ih de runderen, vind men zeldzaam fteenen. — Het is dikwyls moeijelyk, om te bepaalen, waar de zitplaats is van de opftopping, of in de nieren, of in de blaas. — Zo het ongemak in zeer vette Kalveren voorvalt , en 't bepaalt zich in de nieren, dan is het best, zo niet een fpoedige verandering .ten goede komt, en de pis een vryen loop krygt» het dier te Aagten. Men kan evenwel, door zagte en warme clyfteéren, de verflapping der vaten zoeken te bewerken \ en een purgatie, van één once Jalappe met zout, gebruiken. -— Vreest men, dat 'er een ontfteeking plaatsheeft, is een aderlaating het best, en, in het algemeen moet men niet te veel drinken geeven. Heeft men geen vrees voor de ontfteeking, dan is een goed glas Jenever, met knoflook of Uijen , van nut bevonden; een glas roode Jenever heeft men, in verfcheiden gevallen, zoo voor Kalveren als Runderen, met fucces gebruikt. Zommige gebruiken voor de Kal-  ZIEKTEN IIER KALVEK.EH. 3$ Kalveren, tegen de opftopping van 't water, uitgeperst fap van Kervel. -— Niet zonder een goede uitwerking, heeft men gebruik ge>> maakt van Haarlemmer - Oly , met, driemaal daags, ico droppelen daar van, in een glaa Jenever, integeeven. Ondertüsfchen moet men altoos acht geeven, of het dier ook groote hitte heeft, en dan zouden die heete middelen meer kwaad , dan goed doen. Met meerder fucces, geeft men dan de beesten in , driemaalen daags, één once falpeter, in water gefmolten, en daar wat honig by gedaan, en men doet het beest een ruime aderlaating , zet het een clysteer en purgeert het met zout, Jalappe en room van Wynfteen, van elk een half once. Zo de opftopping in de blaas, of door zamentrek» king van de waterbuizen plaats heeft, dan is het beste, om op die wyze, zoo als de Heefmeesters gewoon zyn, menfchen té helpen-, "het Koe-beest of Kalf het water aftetappen-v door middel van een Catheter; die operatie, zoo gemakkelyk, om te doen, word meest altoos verwaarloosd ; ondertüsfchen durve ik dezelve aanpryzen, inzonderheid, is zy gemakkelyk te verrichten in Koe-Kalveren, want de weg is byna recht, om de Catheter in té brengen; men oriënt, mét zyn vinger', -de klmk, en boven dien weg vind men dé pisbuis, brengt dan, byna in een regte lyn^ Fa hst  $4 I. VERHANDELING OVER VERSCtfEIDE het inftrurnent in.de blaas, aanftonds loopt'er? de pis uit, en het beest is geneezen; en watert het vervolgens van zelve nier, dan herhaalt men de kunstbewerking zoo lang, tot dat het dier zyne natuurlyke ontlasting weder fcrygt. In bul • kalveren is deeze operatie gevaarlyker, doch evenwel uitvoerlyk; men bind het dier de pooten, en legt het agter over, neemt dan een groote kromme Catheter, en brengt die, met oly gefineerd, door delchaft met de kromte naa agteren, haalt de fchaft, allengskens, hooger, en brengt het inftrument naa binnen, tot onder het fchoot-been, dan draait men de Catheter in de blaas. Han. dige Heelmeesters moesten in die kunstbewerking, aan de boeren onderrichting geeven: en dewyl niets meer leert, dan eigenhandig iets te doen, zoo konde men dit aftappen van water in gedoode beesten eerst beproeven , en naderhand by levendige verder uitvoeren. Men moet in 't oog houden, dat men daar toe neemt Catheters, welke grout genoeg zyn. En het zou waarlyk fchande we¬ zen , dat een dier moest fterven aan een ongemak, 't welk zoo gemakkelyk is te helpen, voornamentlyk , .in Koe-Kalveren , by dewelke deeze operatie door de minfte boer verricht kan worden. §. 10.  ZIEKTEN DER KALVEREN. 8# §• 10. Van het Bloed pisfen. Dit ongemak, hoewel ook meer gemeen by Koebeesten , treft zomtyds de Kalveren, en is gevaarlyk. Een bekende boer heeft, op zyn wooning , 'er verfcheide Kalveren aan, verboren, of zich van dezelven moeten ontdoen. De kentekenen zyn zeer zigtbaar; want de dieren ontlasten, met de pis, bloed, en fchynen zeer ongans te zyn, gelyk de boeren zeggen. Dit ongemak word mede veroorzaakt door fchadelyke voedfelen en kruiden, welke de Kalveren in 't land nuttigen , voornamelyk , wanneer 'er veel Heermoes in gevonden word ; nog andere kruiden zyn 'er, welke aanleiding kunnen geeven tot het bloed-pisfen der diereu; en, onder dezelven, moet men tellen, de zoodanigen, welke van een fcherpe, afvaagende, en corrofive natuur zyn , te weeten : de Alifma Plantago aquatica water-Weegbree ; de Caltba palastris , moeras-Geelbloem ; Chelidonium tnajus , Schelkruid; Drofera rotundi folii, rondbladige Zonnedauw; Gratiola officinalis, Genadekruid; Pedicularis paluftris, moerasfig Luis-kruid; PolygoF 3 mm  Z6 I. VERHANDELING. OVER VERSCHEIDE mm hydropiper , water - Peper, en verder zommige Ranunkel: foorten : dan dewyl een zeker Genootfchap een lauwer heeft opgehangen, om die fchadelyke kruiden kenbaar te maaken, zoo kan het publiek uit de berichten, die dieswegens mogen ingeleverd worden , dezelven nog breeder leeren kennen, en hun Vee daar door behoeden; ik verzwyg, derhalven, dezelven optetellen. Uit volbloedigheid kan dit ongemak ook ontftaan, en dus word, door de natuur, zomtyds de Bloe der Kalveren geneezen door bloed-pisfen. Doch, meestentyd, hangt het van fchadelyke kruiden af, en moet geneezen worden, voornamelyk , door het Vee te verweiden, en op een fchraaler grond te brengen: opftal krygen het de mest-kalveren zelden, en ik heb het onder dezelven nimmer gezien. Een aderlaating komt dikwyls te pas , inzonderheid, wanneer 'er een volbloedigheid plaats heeft. — Eén pintje lyn - oly, driemaal daags ingegeeven, is zeer aan te. pryzen, en geneest men dikwyls daar, mede, op één dag: gom in melk, en water opgelost, is ook een zeer goed middel , voornamelyk , als men een vierendeel 15 gom neemt, en een half once Wonder - zout, of Wynfteen-zout , en zulks, driemaal daags, met water en mek ingeeft. . Een landman verzekerde my, verscheide Kal-  ZIEKTEN DER KALVEREN. «?; Kalveren geneezen te hebben,met droogenen gepülverifeerden Aal, en daar van, dagelyks driemaal, één onceintegeeven; dochweete, van eigen bevindinge, 'er geen voorbeelden van, maar nochtans verdient het middel,van die oplettende boer, beproefd te worden. Men heeft ook, in het bloed - pisfen, zeer goede gevolgen en een gelukkige geneezmg gezien, van het gebruik van Weegbree-bladeren , opftaande Tormentille , of ook wel van gemeen Duizendblad, volgens de waarneemingen van den Heer Profesfor, Brugmam'- miSlum cruentum boum, quo altquando bi laborant, vel ex venenatorum, ut ex gr. equi/eti comestione, vel ex nimio calore, aut frigor e, fanatum Kft&. ope foliorum plantaginis, tormentillce ere&a, vel etiam herbcs Acbillea mülefolii, zegt zyn Ed: in deszelfe disfertatio deplantU inutilibus: Groning: 1783, pag. 33* § 11, Van de Kug. De meeste ziekten, aan welke de Kalveren, in de eerfte drie maanden van hun leeftyd, min of meer onderworpen zyn, afgehandeld hebbende , op eene wyze , zoo wy sneenden, het meest gèfchikt te zyn voor de F 4 Landt:  38 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE Landlieden, blyft ons nog over, te befchryven een zeer algemeene en gevaarlyke ziekte, by de Landlieden bekend onder den naam van Kug. De Kug der Kalveren is die krampagtige en, meestentyd, droogklinkende hoest, welke de Kalveren, binnen de eerfte drie maanden, overkomt, en dikwyls een ysfelyke verwoesting onder het jonge vee te weeg brengt, en dus de vee-fokking aanmerkelyk verhindert. Dat een Kalf aan de Kug ziek is, hoort men door het kugchen, 't welk eerst met een flaauw hoestje begint, naderhand fterker word , en eindelyk, met beeving, in een klinkend , fterk en geduurig kugchen verandert. r Vervolgens raaken de Kalveren aanhetkwynen, vermageren, de eetlust vergaat, en zy kunnen geen voedfel meer doorzwelgen; de kop hangt hun als tusfchen de beenen , zy kugchen langs den grond. Zommige Kalveren raaken vreesfelyk aan de dry of fchyt, waar door zy fchielyk van krachten beroofd worden; andere blyven aanhoudend verdopt, zy Worden benaauwd, en, zo zy niet geholpen worden , of verligting krygen, fterven zy al kugchende. Zommige kalveren krygen de kug op het land, anderen op de mesthokken, als zy gemest worden, op fial krygen de kalve- reu  ZIEKTEN DER KALVEREN. 8? ren het doorgaans, vóór datzy zes of agt weeken oud zyn, de kalveren, die fterker en ouder zyn, komen'er, door het fterk groeijen, al veel door, al krygen of hebben zy 'er een beginfel van. De kalveren krygen de kug, zoo wel in den winter als in den zomer, echter krygen het de aanhouders, of die Kalveren, welke men in 't land laat loopen, omtrent of tegen St. Jan, op die tyd, als zyvan het drinken afgaan, en dan in de weide komen; de ondervinding heeft geleerd, dat die Kalveren, welke in April ter waereld komen , aan de kug meer onderhevig zyn, dan die in Maart geworpen worden, om dat de laatfte, gemeenlyk, langer op ftal zyn, en dus meerder krachten hebben , om de ongemakken van het land te verdraagen. Men zal zeer zelden vette of wel groenende Kalveren in de weide zien, die dit ongemak hebben, het zyn meest armoedige en flegtgroeijende Kalveren , die 'er uitzien, als of ze kwynen, en die dan doorgaans de hairen ftyf overeind ftaan. Zy krygen het ook wel, in 't land, omtrent September en Oclober, inzonderheid, worden in dien tyd overal de meeste zieke gevonden, namelyk, als deeze maanden koud, nat en guur zyn, en'er veel honig-dauw valt, dewyl men waargenomen heeft, dat van de tien Kalveren, die veertien dagen vóór het vallen van den honig-dauw, na dat zy geipeend, F 5 en  $0 I. VERHANDELING OVER VERSCBEIDE en van de melk gegaan zyn in 't land komen, naauwlyks één het krygt, daar in tegendeel van de tien , na het vallen van den honigdaauw in de weide gezet, wel 2 St 3 de kug krygen. Midden in den winter , ziet men het de minfte hebben, hoewel 'er ook enkelde gevallen voor handen zyn, dat zy, fchoon zy aan het hooi ftonden, dit ongemak hebben gekreegen. Hier uit blykt dan, dat zoo wel de Kalveren , die in 't land loopen, als die op. de mesthokken ftaan, daar zy 'er beide aan onderhevig zyn, een verfchillende behandeling ondergaan , als ook een verfchillend voedfel gebruiken, om tot aanwas en groeijing te dienen ; op verfcheide hokken der kalver - mesters, meent men, de kug befmettelyk gevonden te hebben, en, by gelegentheid van eene inenting by en omtrent Amfterdam, heeft men bevonden , dat, in een korten tyd, de meeste kalveren, voor de inenting gèfchikt, en by eikanderen op één hok ftaande, aan de kug kwamen te fterven; doch ik twyffel, of niet andere oorzaaken, als de vogtigheid van dea ftal, en andere bykomende omftandigheden daar meer toegebragt hebben, dan een wezentiyke befmetting. Het zy hier mede, zoo het wil, echter vind men landlieden genoeg die de kug befmettelyk achten , en zommige • meenen  ZIEKTEN DER KALVEREN. 91 nen opgemerkt te hebben, dat de mestkalveren, die de kug hebben, die ziekte wel mededèelen aan Kalveren , welke jonger zyn, doch niet aan die, welke ouder zyn; zo zulks plaats heeft, is het zeker, dat, door gebrek van prxdispofitie,. de gelegenheid geevende oorzaak, geen vermogen op hen heeft, om de kug te weeg te brengen, en dezelve prsedispolitie zoo veel niet meer aanwezig is, door hun gezondheid en fterk groeijen. Omtrent alles, wat wegens de befmettelykheid van de kug gezegd is, zal het best zyn , niet te veel gevolgen te trekken, en liever te zoeken andere oorzaaken te ontdekken, om dies te zekerder de Kalveren voor de kug te behoeden of dezelven daar van te geneezen. De oorzaaken van de kug der Kalveren zyn of voorbefchikkende, of gelegenheid geevende , of toevallige. De voorbefchikkende oorzaak is een zekere zwakke gefteldheid van de Kalveren welke zomtyds aangebooren is; en Geert Reinders, heeft betoogd, dat 'er zekere hoedanigheden zyn van de Koeijen, welke op de Kalveren overgaan; en Kalveren,welke indeverlosfing veel geleden hebben, en zwakkelyk zyn, zyn ligter vatbaar voor ziekten , en kunnen de ongemakken van de gelegentheid geevende oorzaaken zoo gemakkelyk niet verdraagen, om voor de kug bevryd te blyven ; want vet-  9* I' VERHANDELING OVER VERSCHEIDE vette en vvelgroeijende Kalveren zyn zeldzaam voor de kug vatbaar, maar meest treft het de Kalveren, die liegt groeijen, en kwynend ieeven gelyk wy reeds gezegd hebben; kortom, alles wat de Kalveren kan verzwakken, en de verduuwens- of verteeringskracht bederrr, en verzwakt, voorbefchikt de jonge Kalveren tot deeze hardnekkige ziekte. De gelegenheid geevende oorzaaken zyn menigvuldig: oplettende boeren hebben ondervonden , en zulks is ons ook gebleeken, dat de Kalveren, welke op het land de kug krygen, daar toe dikwyls, op den ftal de grond is gelegd, 't welk uitberst, als zy in t land komen , of doordien men het jonge Vee met behoorlyk heeft gevoerd, of met de melk te ruim is omgegaan, de Kalveren ofte veel ofte weinig gegeeven heeft, en zy dus gebrekkelyk en onbekwaam voedfél voor t lichaam gekregen hebben, om gefterkt te worden. —. Wy hebben ook de ondervinding;, dat zommige Landlieden hunne Kalveren Te vroeg hebben gevoerd, met hui en karnemelk, en dus dezelve zwak en gebrekkig hebben opgetrokken , vervolgens ook hunne Kalveren aan ae kug en andere ziekten hebben ver, looren. — Men fpeent ook dikwyls de Kalveren te vroeg, en brengt de dieren te fchielyk.uit de warme ftailen in het barre en open veld, en, door deeze zoo fpoedige verandering,  ZIEKTEN DER. KALVEREN. $3 Ting, ftaan zy, in 'f begin, als gebold en zuffende; zy moeten , in plaats van de gewoone ftalwarmte te hebben, koude, vogtige, vriezende en rypende nachten doorbrengen; en moeten zy, daar en boven, eenaanmerkelyke ongewoonte omtrent het voedfel ondergaan, men geeft ze geen melk meer te drinken , waar door zy zich met flootwater moeten behelpen, dat dikwyls brak is, gelyk,. in ons,land, omtrent Amfterdam en in NoordHolland.— Het water, zoo wel als het gras op 't veld, is menigmaalenmet de honigdauw, beftnet, en wien is onbekend, dat de Arfeni-j cale, vergiftige honigdauw een geesfel is voor de Runderen, inzonderheid voor de Kalveren, en een fchadelyken loop, zoo wel als de kug voortbrengt; welk een aanmerkelyke verandering ondergaat dan zulk een dier niet byna in één oogenblik? — In plaats van warme zoete melk, moet het water drinken, 't welk, menigmaalen, niet alleen brak, maar ook met een vlies van de fchadelyke honigdaauw bedekt is, welkers lcherpte, op zommige landen, zoodanig is bevonden, dat het hoorn van de klaauwen der pooten wegvreet, 'gelyk Sagar ons verhaalt. Hier uit blykt genoeg, dat de honigdauw, en die fpoedige verandering van lucht, de kug kan voortbrengen ; want zoo wel door de ingeftagen en belette uitwaasfeming, als doqr den honigdauw word  £4 ï. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE word de fpysverteering bedorven, en fcherpe vogten in den buik verzameld, welke de gevoelige deelen prikkelen, en tot krampagtige beweegingen aanzetten, en dus de kug voortbrengen. Voeg hier by, als oorzaak van de kug der jonge Kalveren, hunnen natuurlyken trek tot week en nat eeten, waar toe zy zich veelal naa de flootkanten begeeven, alwaar zy het wateragtige en zagte vlotgras vinden, dat aan en in de llooten zit, inzonderheid van laage, drasfige landen, of van weiden, waarvan de flootkanten flegt in orde worden gehouden 5 dit weeke en onvoedzaarire gras is windverwekkende , verflapt de maagen en darmen, en dit te zamen genomen met het, met honigdauw bezwangerde, water, brengt een flegt voedfel in de maag , verzuurt, verflymt, ontaart en bederft daar, en blyft zich gedeeltélyk ophoopen in de plooijen van de maag of in d'e vliefen van het boek, zoo dat de maag en verdere ingewanden het vermogen verliezen, om uit de voedfeleneen goede chylvoorttebrengen , dewyl geen behoorlyke kooking plaats heeft, en de herkaauwing gebrekkig gaat, die ook meerder belet word. naar maate de ophooping vermeerdert, en dus, als het dier zwelgen moet, raakt het aan 't kugchen. De Kalveren, welke, dag en nacht, in de tucht leeven, en, om den herfst • tyd, dan hitte,  ZIEKTEN DER KALVÉRÉN. 55 te', dan koude moeten verdragen , dan regen, dan daauw, dan Noorde- dan ZuideWinden dooritaan, word ligt de uitwaasfetaainig belet, en een kwyning en lusteloosheid Veroorzaakt; 'er, word een raauwe. ftoffe in de .maag en darmen opgehoopt, en dit te meer, hoe ftérker die dieren eeten, waar door zy de kug krygen. Htppocrates heeft reeds, met opzicht tot de ménfciien, gezegd , dat, indien de Zomer droog, en met Noorde'-Winden is geweest, maar de Herfst zeer regenagdg, en 'er Zuide-Winden waaijen; zoo heeft men 'hoest en heeschheid te wagten. Wy ondervinden zulk eene gefteldheid van lucht, wind en weêr ook het meest gèfchikt, om de kug voorttebrengen. Op den Hal krygen de Kalveren ook de kug, wanneer zy van natuur arm zyn, en daarenboven ongelyk en fchraal, of te veel, of te koud, of met te veel karnemelk en wei gevoed worden ; het is een flegt gebruik van de Kalver- Mesters,, alle de Kalveren, op eene gelyke maat , hunne melk te geeven, en deeze dwaaling is de bron van veel ongemakken, als ook van de kug: mar dat de krachten zyn, moeten de dieren gevoed worden, en niet, zonder onderfcheid, allen even veel; geeft men de Kalveren te veel, of koude vreemde melk, zoo yét«  $6 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDË verteeren zy dezelve niet genoeg, en zy verzuurt, of ontaart in de maag; voornamelyk, als zy op 't hok zyn , by elkander gebonden, en eikanderen of zich zeiven likken, en dushair naa binnen krygen, 't welk zich in de zuure ftofte hegt en ophoopt, de hairbal te weeg brengt, en ook de kug veroorzaakt. Geeft men daar en tegen de dieren te weinig of bedurven melk, dan worden zy niet genoeg gehard, en kunnen de ongemakken van de lucht niet genoeg verdraagen, maar raaken aan 't kwynen en aan 't kugchen. — Zyn het Kalveren , welke reeds aan 't hooi zyn, en voed men dezelven met muf, Hinkend, verrot, bedurven, en met heermoes bezet hooi, als ook met water uit de vuile flooten, zoo krygen zy een liegt en onbekwaam voedfel, dat zoo wei in de maagen, een flegte ftof geeft, als kwaade chyl in 't bloed brengt; van waar: qualis chylus, talis cbymus; qualis cbymus , talis fanguis', qualis fanguis, tak alimentum; et tandem fanitas , vel morbus: zoodanig een voeding geeft derhalven gelegenheid tot de De melk , welke de Kalveren op ftal krygen, is ook dikwyls, met den gevallen honigdauw bezwangerd, wantonachtzaame boeren laaten, gelyk ik menigmaal gezién heb, de emmers zoolang buiten ftaan, tot  ZIEKTEN DER KALVEREN.' 9? tot dat alles gedaan is; en daarenboven de melk, fchoon men ze nog warm noemt, alreeds koud is, eer zy in het hok gebragtword, en ook van verlcheide Koeijen is gemolken. Dus het Kalf allerlei melk onder eikanderen krygt, die zomtyds zelfs koud is, en met de hèete gefteldheid , waar in het Kalf op de warme ftal is, weinig overeenkomt; dikwyls ook door de dieren , te koud en te fchielyk, naa binnen gefmrpt word, waar door de kug word veroorzaakt. De vogtige en kwalyk aangelegde ftailen, waar in de Kalveren, welke niet fterk zyn, geplaatst worden, mag men ook, met recht, onder de gelegenheid geevende oorzaaken tot de kug aanmerken; of dat, door de groote hoeveelheid van Vee, en deszelfs uitwaasfeming, de lucht, in de befloten ftailen, niet genoeg verfrischt word, en de dieren, geduurig, in een vogtigen en bedorven dampkring verkeeren, waar door de vaste deelen en ingewanden verilappen, de fpysverteering ongeregeld gaat, de buikontlasting vertraagt, de vloeibaare vogten ontaarten, en een zekere fcherpte naa zich neemen, waar door de Kalveren een ziekelyke gefteldheid krygen., en aan de kug raaken , voornamentlyk, wanneer, door kleine openingen in de hokken , nu en dan een togt valt op de Kalveren, en de uitwaasfeming van zommige deelen èensklaps opiluit, G en  $8 L VERHANDELING OVER VERSCHEIDE en dus deeze gevaarlyke hoest veroorzaakt. — De^weinige beweeging, we]ke de Kalveren op t hok hebben, brengt niets toe om de verteermg van de voedfelen te begunftigen, of om de natuurlyke buikontlasting aan den gang te houden; hier door blyft de niet genoeg verteerde floffe in de ingewanden hangen, en verflymt, waar uit grooter en meerder ophooping ontftaat, door zyn fcherpte de maag prikkelt, de zenuwen aandoet, en dus die lastige kug veroorzaakt. Over de waare zitplaats der kug zyn de meeste Landlieden verfchillende , en tegenftrydig van gevoelen: zommige meenen, dat de zitplaats van de kug, in de longen, luchtpyp, en keel moet gezogt worden ; andere, die 'er eenigzins naauwkeuriger over redekavelen, meenen, dat de oorzaak der kug, in de maagen en in de darmen, moet gezogt worden. Wyzyn van gevoelen, dat zoo wel de ingewanden van de borst , als van den buik kunnen aangedaan worden, maar dat de caufa proxima, of de ziekte zelfs, in de eerfte wegen , als maagen, de pens, de hoeve, zou. ter, en darmen moet gezogt worden ; dat de gebreken, welke in de longen en lugtpyp plaats hebben , als een morbus fecundarius, of gevolg van de ziekte, moet worden aangemerkt , en dus, als een zoogenaamde maaghoest of kug, te achten en te behandelen is.— Myns  ZIEKTEN DER. KALVEREN. 99 Myns bedunkens, heeft de kug der Kalveren zeer veel overeenkomst met de kinkhoest der kinderen , waar van Baglivius getuigt, dat zy 'meest altoos uit een raauvve ftoffe, in de maag zittende, voorkomt; Emuller zegt, de maag, geprikkeld wordende, geeft kug. Ook worden uit de maag die langduurende hoesten der kinderen voortgebragt, volgens de getuigenisfen van Lind , Rofen van Rofenftein, Unzer, Huxhamt Home, en eene menigte andere beroemde Geneesheren, en ik kan my geene, die dit gevoelen met eenigen grond beftryden, herinneren. Om ons gevoelen, te weeten, dat de voornaamfte zitplaats van de kug der Kalveren, in de maag en verdere wegen, gelegen is, te verdedigen , zullen wy eerst een korte ontleedkundige befchryving geeven van de ingewanden van den buik, dan getrouwelyk opgeeven, hoe men de ingewanden van de Kalveren , aan de kug geftorven, bevonden heeft, en vervolgens nuttige gevolgen , ter geneezing , hier uit afleiden. Door de ontleedkunde is ons bekend, dat de kalveren, runderen, en zeer veele viervoetige dieren, die gefpleete hoeven hebben, herkaauwen, en om de verteering, kooking, en herkaauwing te bevorderen, zeer van de menfchen verfchillen; dat de Natuur , in die foort van dieren, die niet anders, dan G 2 drin.  ÏOO I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE drinken en kruiden nuttigen, een grooter toeftel en omflag heeft moeten maaken, om de concoclie te bevorderen ; zy hebben, namelyk , vier maagen: de eerde , en wel de grootfte, word de Fens genaamd ; de tweede, die eigentlyk maar eenaanhanglel van de pens is, word de Houwer of Hoeve geheeten; de derde noemt men het Boek of Zouter ; de vierde word genaamd de Lebbe, ook welde Rooi y Rbea of Agterpem: in jonge Kalveren, gaat , volgens den beroemden Hooglceraar Camper, inzonderheid, in die met melk gevoed worden , het voedfel en fpeekfel, door den flokdarm, ' in de Hoeve en Pens; indien het gras of ander eeten is, nog niet bekwaam zynde, om in de derde maag te worden overgevoerd, vereischt het een tweede verandering, en word uit de maag, door eene beweeging , welkers oorzaak wy niet recht weeten , weder in den mond gebragt, ter herkaauwing, waar op het, vervolgens, door de keel nedergelaaten word , in de tweede maag , uit de welke het in de Boek pens overgaat, en dan verder tot de Lebbe, of Agterpens, gebragt word, alwaar de ontbinding der fpyzen, door eenige, aldaar bykomende vogten, meerder voltrokken word. Van daar gaat het voedfel over in den twaalfvinger-darm, waarin het, door de lever-en galblaas-gal, en het alvlees - fap, 't welk zich in  ZIEKTEN 15ER KALVEREN. 101 in dezelve ontlast, verder bewerkt word, en. dan in de volgende darmen word uitgeftort, alwaar, door de melk-vaten, de voedzaamfte deelen worden opgefiurpt, en het overtollige , door het verdere gedarmte , heen gaat", om, door de regter of endeldarm, naa buiten geworpen te worden. Men kan hier over nazien den Heer Daubenton, in de Histoire Naturelle du Comte de Buffon, avec la description du Cabinet du Roi ; Tom. 4. pag. 487. als mtdtRay, zxiCamper, in zyne lesfen over de Veepest; voorts de lesfen van den Heer Vink, in 't iaar 1773 , te Rotterdam op de Ontleedkamer gehouden. De ontleding van kalveren, aan de kug geftorven, heeft ons geleerd, en uit de volgende verfchynfelen doen zien, dat in de hersfenen niets tegennatuurlyk is, dat de tong zuiver, de ftrot en lugtpyp zomtyds rood, brandig , ontftoken, en met een taaije flym bezet zyn •, zomtyds heeft dezelve aan die deelen niets tegennatuurlyk ontdekt, maar zeer gezond bevonden , voornamelyk , wanneer men de dieren ontleedde , als zy in 't begin van de ziekte gefcorven waren, of gedood, zonder dat men ze den hals had afgefneeden. de klieren van de keel zyn zomtyds gezwollen, doch zeldzaam in den beginne van de kug. —- By zommige Kalveren, aan de kug geftorven, zyn de longen gezond en fris beG 3 von-  I02 L VERHANDELING OVER VERSCHE1DE vonden; by anderen, daar de ziekte lang geduurd had, zyn zomtyds de longen door ons •teer;-|SO0t,,0Mï0ken» en aaWoeidaan dit in "* 9 .geV°nden ' ^k ™* dit in gezonde, geflagte runderen, ook wel ontdekt; zomtyds zyn de longen bont en blaauw en met puiften en blaas fes bezet, doch nim' nier, als de dieren vroegtydig gedood wier- Etter of een etterzak hebben wv nimmer gezien in kalveren, die aan de kug geftorven waren. De buik geopend zynde vind men het net vermagerd; de pens dikwyls zeer bleek, en zamengetrokken; meestentyd met onverteerd voedfel, en zuure ftoffe; nu en dan ledig; het boek, of de boek-pens en deszelfs plooijen, ten eenemaal bezet met een harde, drooge, fcherpe, zuure, taaije,flymige. en Ucyagtige ftoffe, die als in een vaste klomp zit: de lebbe, en de darmen, meest al ledig; doorgaans brandig, en ontftoken; nu en dan met zwarte (tippen. De klink vuurig en ontftoken : enkeld vind men de endeldarm vervuld met een kleyagtige harde ftoffe, als bevroozen mest'er uitziende; doch als de kalveren aan een gevolg van een buikloop ftierven, was de aarsdarm ledig, maar ontftoken. — Voor het overige zyn alle de ingewanden gezond bevonden, uitgezonderd, nu en dan, een groote Lever, de galblaas ingetrokken, en met weinig gal voorzien. — Het  ZIEKTEN DER KALVER EN- 103 Het vleesch is gezond bevonden, waarom de Kalver-mesters, wanneer zy de kug befpeuren, zich van die kalveren ontdoen, en dezelve aan de Slagters verkoopen, en dit is de reden waarom men zoo weinige van de mestkalveren ziet fterven aan deeze ziekte, en zulks ons belet heeft, dikwyls meerdere proeven te neemen. Uit de ontleding blykt derhalven, dat in de wegen, welken tot fpjsverteering dienen, de voornaamfte bron en oorzaak der kug is gevonden, te weeten, in de maagen en darmen, welke met een ontaarte ftoffe gevuld zyn, en, in 't byzonder, de pens en boek, waar door dan de kug veroorzaakt word; want dat deeze kug niet uit de longen voortkomt, blykt, om dat wy, by ondervinding, weeten, zoo als ook zeer veele Landlieden , dat de longen dikwyls gaaf en gezond bevonden worden. Wy houden, dierhalven, dit ongemak voor eene foort van maag - hoest, welke by menfchen ook plaats heeft, en of door fcherpe ftoffe in de maag, of kramptrekking', veroorzaakt word, dit verzekeren ons Geneeskundige, gelyk de Heer Vink, in zyne lesfen ,* zulks insgelyks aanmerkt. Uit de bygebragte oorzaaken, kan men ook afleiden, dat dezelve, meest in de ingewanden, moeten gezogt worden, en dat de verhinderde werking van de fpysverteering, en de ontaarte ftoffe in de ingewanden, tot deeze ziekte de meefte aanleiding geeven. G 4 Wy  104 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE Wy ontkennen niet, dat, in een verouderde kug, de longe ontaart, en de lugtpyp , met de longen, dikwyls ontftoken zyn, doch veele Geneeskundige verzekeren ons, dat een krampagtige maaghoest, verwaarloosd zynde , door de tegennatuurlyke beweeging en fchudding, ook in 't vervolg van tyd, de longe aandoet, en tot meerder affcheiding van flym begunftigt, ook een opftapeling van bloed naa de longe brengt, en zelfs, door het menigvuldig hoesten, de ademhaaling belet, en dus den omloop van 't bloed ftremt, eeneonfteeking in dezelve te weeg brengt, ja zelfs een bloedfpuwing veroorzaakt. En menigmaalen ondervinden Doctoren, gelyk wy wel gehoord hebben, dat de kinkhoest der kinderen, welke een zuivere maag-hoest is, verwaarloosd of niet wel behandeld zynde, een longe-teering ten gevolge heeft, of fchoon de caufa primaria in de eerfte wegen te zoeken was, De menigvuldige zenuw-tepeltjes, welke in de eerfte maag plaats hebben, worden dus, door die fcherpe ftoffe, geprikkeld, endoen door medelydenheid, de longe aan; want het dwaalende paar zenuwen, en de tuffchenribbige zenuwen, vereenigen byna alle deelen aan elkander, inzonderheid, de maag met den flokdartn, ftrottenhoofd, lugtpyp en longen, dus, geprikkeld zynde, komt daar uit voort,  ZIEKTEN DER KALVEREN. I05 voort, de krampagtige beweeging, welke wy kug noemen \ alles derhalven, wat de zenuwen van de maag prikkelt, kan dus tot dit ongemak gelegenheid geeven. Het is niet onmogelyk, dat, te gelyk met de maag-kug, de Kalveren ook een verkoudheid of zinking op de borst krygen, maar dezelve gaat , met eigenaartige kentekenen, vergezeld, en onderfcheid zich van dat kug» chen, 't welk de Kalveren doen. Ook leert de geneezing van de kug, dat dezelve, voornareelyk in de eerfte wegen, is te zoeken en aantetreffen; doch, eer wy daartoe middelen aan de hand geeven , zullen wy vooraf de prefervativen tegen deeze ziekte opnoemen. Voor de kug zyn de volgende behoedmiddelen dienftig bevonden, en aanpryzing waardig- Men moet, vooreerst, uitzien naa fterke Kalveren, om dezelven optevoeden, en te mesten ; die Kalveren , welke veel geleden hebben, by de verlosfing, en die van flegte en zwakke moeders komen, moet men nryden. Ten tweede, moet men in acht neemen, dat men dezelven op ftal voert, naar maate hunne krachten zyn , ook met warme voedende melk, van het eigen beest, drenkt, en vooral niet te veel , op een keer geeft, maar liever de drenking herhaalt, en dus, de overmaat verhindert. O < Ten  106 L VERHANDELING OVER VERSCHEIDE Ten derde, dat men de Kalveren niet te vroeg van de melk neemt, en , voor het eerst, by onguur weêr, in de weide jaagt, maar allengskens aan de lucht gewent, en dagelyks nog wat melk in 't land brengt. Ten vierde, dat men de Kalveren, by droog weêr, in drooge weiden brengt, en de dieren niet plaatst op natte, vogtige, èn broeijende ftailen, of op verrot ftroo, maar dezelven behoorlyk zuivert. Ten vyfde,du men, door borftelen en fpoelen, de huid der Kalveren fchoon maakt, en de uitwaasfeming aan den gang houd. Ten zesde, dat men de kanten der flooten, in 't voor- en najaar, fchoon affteekt en ophaalt, en het land met de nodige greppen voorziet, om het water beter te doen afzakken , en het zoogenaamde vlotgras in deszelfs groei te verhinderen. Ten zevende, dat men de Kalveren , zoo veel doenelyk is, te rug houd van 't drinken van het groene, en met honigdauw bezwangerd water, en niet fpoedig, na dat 'er honigdauw gevallen is, in 't land jaagt, maar, in zulk een geval , het jonge vee liever by huis houd, en water uit zuivere putten, of wei geeft om te drinken. ^ Ten agtfte, dat men het jonge vee zout laat likken, ook met water ingeeft, en ook laat likken aan kryt: door het zout, krygen zy ontlasting en verfterking, en door het kryt, komt  ZIEKTEN DER KALVEREN. 107 komt men die zuure en fcherpe ftoffe voor, welke, in de ingewanden, zomtyds heerscht. En eindelyk, moet men zorg draagen, door zout, of andere purgeermiddelen, de ontlasting , wanneer die gebrekkig is, te bevorderen ; en een clyfteer van zout, water, en melk is daar toe heilzaam. Wanneer de Kalveren aan de kug zyn, moet men de oorzaaken, welke dezelvevoortgebragt heeft, trachten geheel en al uit den weg te neemen, indien zulks doenlyk is; inzonderheid, moet men hunne voering, met oplettendheid , behandelen , en denken aan de gulde fpreuk , dat veele ziektens , door maatigheid, geneezen worden; of zyn zy te arm gevoerd, dat men hun dan, vroegtydig, meerder voeder geeve , en hen voornamelyk uit flegte weiden en natte ftailen in betere brenge. Verder trachte men de Kalveren van de kug te geneezen , of, door een rationaale kuur, welke op gezonde reden gegrond, en door de ondervinding bevestigd is, van een goede uitwerking te zyn, ter geneezing van deeze ziekte; of, men trachte zulks te doen, door empyrifcbe middelen, welke men , by ondervinding, weet, dat eene menigte Kalveren van de kug geneezen hebben, fchoon de reden zomtyds te kort fchiet, om de manier en wyze te verklaaren, hoe die middelende geneezing hebben uitgewerkt.  I08 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE De rationaale kuur begint met een uitmuntend fucces, na dat men omtrent het voeren, en het plaatzen in andere weiden en ftailen , behoorlyk gezorgd heeft: eerftelvk, door de eerfte wegen, als maagen en darmen, te zuiveren van die zuure, brandige, taaije en verflymde ftoffen , welke zich aldaar geplaatst hebben; doet men zulks niet vroegtydig , dan heeft men die verzwakkende, en verlchrikkelyke buikloop te wachten, welke dikwyls, in een vergevorderde kug te voorfchyn komt, en dan, meestentyd, doodelyk is. Men purgeert de Kalveren, welke aan de kug zyn, het veiligst, met één lood Rhabarber, een vierendeel (8 gemeen Zout, met water ingegeeven; of men neemt 2 pond trekfel van een vierendeel Camille - bloemen, en mengt daar by, één lood Rhabarber, een vierendeel Sal Mirabilis Glauberi, en wat Honig: — Eén lood Rhabarber, en één lood Kreeftsoogen, na men dit rot een conlérf met Honig gemaakt had en, in een koolsblad door de keel geftoken, heeft een zeer goede uitwerking gedaan. Zomtyds doet een half once Braakwortel, met een lood Rhabarber zeer heilzaame uitwerking. — Wanneer de* Kalveren hier door geen ontlasting hebben, dan moet men een ruime dofis Jalappe neemen ; doch zyn zy reeds aan den dry, dan is niets veiliger, dan Rhabarber , met Kryt of Kreeftsoogen. Üp het geeven van die ontlastmiddelen, most men  E IE KT EN DER KALVEREN. ICQ men met een trekfel van Camill ; - bloemen, Zout, en Honig een clyfteer zetten. —Door deeze purgatien voorkomt men die fcherpe Diarrhcsa, en men neemt te gelyk de oorzaak van de kug weg, of vermindert dezelve, Deeze ontlasting moet zomtyds herhaald worden, en wel, zoo lang men vreest, dat 'er nog van die flym en drekftof zitten;en die ontlasting, door kunst te weeg gebragt, verzwakt de dieren minder, dan zommige boeren gelooven. Dikwyls riet men aanftonds, door die gemaakte ontlasting , de kug der Kalveren verminderen , * inzonderheid , als veel flym- en verbrande ftoffe, of verkaasde melk ontlast word; wormen hebben wy daar by nooit gezien, ook niet by de ontleding. —Zomtyds eischt deeze kug eene aderlaating, niet zoo zeer, om de oorzaak der ziekte weg te neemen, als om de toevallen van benaauwdheid, en drift van 't bloed naa de long, welke door het kugchen veroorzaakt worden, te maatigen. Verftandige Geneeskundige raaden aan, zomtyds gevaarlyke toevallen te keer te gaan, en de wezendlyke oorzaaken voor een oogen-, blik uit bet oog te verliezen. Zoo de ontlasting genoegzaam is geweest, of dat door tekenen blykt, dat'er zulk eene fchadelyke ftof niet meer in de ingewanden is, dan zoekt men die krampagtige kug, door ver-  HO I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE yerdoovende, en zenuw- en maag - verfrerkende middelen te geneezen, en hier toe zyn de Dmvelsdrek, met de Opium, en bittere Gommen of Kruiden van dienst bevonden ■ — een half of heel once, in water opgeloste, duivelsdrek, met melk ingegeeven, kan heilzaam zyn. Het veel vermogende Opium fchynt mv toe van uitmuntende werking te kunnen zyn, en met de Rhabarber en Opium kan men wonderen doen , in die gevallen ; want de kramp, en convulfive trekking, welke met de kug verzeld gaan, temt men daar mede, en wanneer men niet meer vreest, dat 'er kwaade ftorTen in de ingewanden zyn, kan men, door eenige fiaipbollen in zoete melk te kooken, zeer veel dienst doen, met dit de Kalveren in te geeven Eenige greinen Opium zyn, met de beste uitwerking in de kug gebruikt, zelfs, als 'er al een fterke dtarrbaa mede verzeld ging, en daar door heeft men, op het aanhoudend gebruik, een volkomen geneezing verkreegen. Zomtyds blyft de kug, uit zwakheid, aanhouden en hier toe is de Cortex Peruvionus, ter verfterking, 2eer gèfchikt; dan betej Koop, en te gelyk van zeer veel nut, is de Cortex Salicis, (of Wilgen-bast), als men, ter zeiver tyd, naauwkeurig, door een goede oppasfing en leeforde de dieren verfterkt. — ' Al.  ZTEKTEN E ER KALVEREN. III Altoos is heilzaam bevonden, de uitwaasfeming te onderhouden, en zulks word door borstelen , en vlierbloemen • vogt te drinken , bevorderd , en onderhouden door beweeging , als de Kalveren in 't land loopen. Deeze cuur afgehandeld zynde, gaan wy tot eenige fpecifica's over, welke men in de kug aanpryst, en goed bevonden heeft. In het begin der kug, ja zelfs, als zy reeds eenige weeken geduurd heeft, zyn deeze middelen, met fuccès, gebruikt: een handvol Hondsdraf, een half lood Nardus - zaad, een handvol Byvoet, klein gefneden, en gekookt in één kan oud bier, dan een handvol zout daar by gedaan en gefmolten, en het afkookfel daar van, in twee reizen, warm in- gegeeven. Men pryst ook het volgende; één lood Hondsdraf, gekookt, met Peperwortel, in één kan bier, en met zout, in twee reizen, ingegeeven. — Wil men eenige andere middelen, doch voor welkers echtheid wy niet inftaan, men leeze Pieter van Cour, ziekten der Paarden en Koebeesten , in 8vo. te Amfterdam 1731» uitgegeeven. Men begrypt ligtelyk, dat die middelen herhaaling nodig kunnen hebben. Zommige landlieden gebruiken Uijen, in zoetemelk gekookt: andere Duinmosch, in water gekookt, en, zoo my verzekerd is, met fuccès: — doch, onder alle de middelen, welke veele ondervin-  112 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE vindingen tot waarborg hebben, is 'er een middel by ons bekend , en het welke, des vereischt wordende, met veele bewyzen van een menigte Landlieden, (die het, zelfs en in 't begin, en in 't midden van de kug gebruikten , met volkomen geneezing) zouden kunnen bevestigen. Dewyl dit middel zoo veel Kalveren van de kug geneezen heeft, zullen wy het, hoe eenvoudig het zelve ook is, tot nut van het algemeen, aan de Maatfchappy bekend maaken : een kalf, 't welk in 't land loopt, en aan de kug is, tapt men, door aderlaating, een half pintje bloed af, 't welk men met even zoo veel warme melk mengt, en het aan het Kalf zoo ingeeft; zommige tappen wel een pintje bloed af; zommige een oortjeskop, doch altoos moet 'er evenveel warme melk by gedaan worden, om warm in te geeven ; dit middel, hoe akelig het voor de tbeo-' rie is, en tevens hoe eenvoudig, en onkostbaar , heeft de ondervinding geleerd , eene menigte Kalveren van de kug geneezen te hebben, als zy in de weide loopen, ook kan het eenigzins door reden goedgemaakt worden, want eene aderlaating is dikwyls nodig, en brengt, om de toevallen by de kug, verligting toe ; de ftoffe , welke in de maag en darmen zit, is van een flymigen, zuuren aart; nu is bekend, dat bloed wel tot rotting over-  ZIEKTEN DER KALVEREN. ilfc overgaat, maar niet zuur word, en dus word die zuure itofte verbeterd, en naa buiten ge* bragt, en daar door erlangt men de geneezing; anders weet ik geene redenen te vinden. Genoeg voor ons 9 dat de ondervinding geleerd heeft, dat 'er de kug dóór geneest> als het Vee in 't land loopt. — Zoude het inwendig gebruik van Spaanfche «Vliegen, 't welk, in de kinkhoest der kinderen, zoo zeet aangepreezen word, ook van dienst zyn kunnen? Het is de moeite waard, dit te onderzoeken, doch ik heb geen gelegenheid gehad, om zulks te laaten beproeven. Aan de Kalveren, welke op het mesthok zyn, weet ik riet, dat het middel gebruikt is; ook willen de Kalver-mesters in 't geheel geen middelen aanwenden; want daar door verandert het vleesch van kleur, ea als de meeste ICalver-mesters bemerken, dat een Kalf de kug heeft, brengen zy het naa de markt of naa den flagter, om dat de Kalveren dan van de melk afraaken, en ver* mageren ; en daar zy reeds veel geld ge* kost hebben , ontdoet men 'er zich lievet van , dan weder op nieuw met voeren t© beginnen, waarom men hardnekkig alle middelen verwerpt, tot merkelyk nadeel van de Vee-artzeny-kunde» Een byzonder Vriend Van my, de Heer jf. F. Muller, heefteen* ter, by gelegentheid, dat 'er veele Kalve* H m\  114 I. VÉRHANDELING OVER VERSCHEïDE ren op een ftal aan de kug kwamen, waar" van veele, eer zyn Ed: zulks ontdekte, reeds geftorven waren, de overigen, die nog aan de kug ftonden, gelukkig geneezen, door het volgende middel. Alands • Wortel,~) „ , , Liscb-Wortel, f van elks 4 lood, Ordinaire Gom ,7 . , Melk-Suiker, J vau elks 2 lood> Dit tot een poeder gedampt, en met % pond witte Honig gemengd, tot de dikte van Theriac: hier van het kugchend Kalf driemaal daags, een gewoone lepel vol in- gegeeven. Onder het water, tot hun gewoonen drank, mengt men het volgende: 2 pond zemelen van Tarwe, 8 lepels Honig, en 12 mingelen Water; dit te zamen een half uur gekookt. Eene menigte middelen pryzen zommige boeren nog aan, maar alle zoo verward, dat wy 'er geen gebruik van hebben kunnen maaken. Naar ons beste weeten, hebben wy nu de uit- en inwendige gebreken en ziekten der Kalveren opgegeeven, en indien het voorftel van de Wel Ed: Maatfchappy dezelve niet bepaalde, tot de eerfte drie maanden, zoo zouden wy nog een grooter reeks van ongemakken hebben moeten afhandelen, wel-  ZIEKTEN DER, KALVERÉN. ~H5 'Welke, in 't vervolg van den leeftyd der Kalveren en Koeijen, dezelve aantasten Uit het verhandelde blykt, dat de meeste ziekten der Kalveren voortkomen, uit een kwaade behandeling, uit zwakheid, te veel of te weinig voeren , en inzonderheid , uit verkoudheid, en verftopping der maagen en ingewanden , ja ook , door onvermydelyke lotgevallen in de Natuur: zoo zoude men ook vorderen kunnen eenige algemeene behoedmiddelen, om die ziekten voortekomen; wy hebben zulks gedaan , by elke ziekte: en fchoon wy geen algemeen Panacect ventileeren, is echter, in 't algemeen, het Zout een der beste behoedmiddelen, voor de gezondheid der Kalveren : het zout, *t welk voor de Runderen, zoo wel als voor de Schaapen^ zeer nuttig is, en dezelven bewaart tegen veele ziekten, welke uit verftopping, ver» zwakking, en gebrek aan verteeringskrachten voortkomen. Nimis fal enim omnia crudct ïnvidtt, folvit, refiftit putredini, irritat fibras' musculares ad frequetitiorem contraclionem, mde Jecretiones et excretiones omnes promovehtur, cotlio, nutritio accekratur, robur corporis firmatur, augetur: bumores varii longe magis elaborantur; zegt de Heet Sagar, in libro de aptbis pecorinis, en fchryft, dat, dewyl Moravien en Bohemen geen zout van zich zeiven opleveren , de Runderen aldaar H a met  XI6 I. VERHANDELING OVER VERSCHEIDE met zoo veele ziekten , boven andere Landen, als Saxen, Tweebruggen, Hohenloo, en Carniolen, zyn aangetast. Aristoteles ,Plutarcbus, en veele oude pryzen het gebruik van zout aan; en Virgilius zingt 'er fraai over, in het derde boek van zyne Land - gedichten \ 5, At cui laclis amor, eytbifum, lotosque frequentes, „ Ipfe manu, falfasque ferat prcefepibus her* bas. „ Hinc et amant fiuvios magis, et magis ube- ra tendunt, „ Et falis occultum referunt in lacle faporem. *i welk , naar de vertaaling van V. Vondel, dus luid: >Iaar zoeckt gy melleck , fmyt hun klaver, ziltigh kruit, En zeefgetykruit voor, dan dnnckenze eemers uit, Dan fpannen d'uiers ftyfst. de mclck , fchoon wy 't niet raken, 3Met reden , zal naer 't voer cock zout en ziltigh fmaecken. Honderd districten in Duitschland, Vrankryk, Spahjen maaken ook een goed gebruik van het Zout ; zulks moest men hier ook meerder navolgen, en de Kalveren een bak met  ZIEKTEN DER KALVEREN. II7' met Zont voorzetten, om 'er dezelven allengskens aan te gewennen; terwyl men de hoeveelheid, naar de voorvallende gelegenheden van koude of warmte, droogte of nattigheid, verftoptheid of loslyvigheid, konde bepaalert. Een tweede behoedmiddel is Kryt, en zulks is algemeen in Engeland in gebruik, en zeer goed tegen het zuur bevonden. Beekman te Göttingen pryst het fterk aan, en ik geloof, dat dit onkostbaar middel van veel nut is. Onder alle behoedmiddelen zyn, eindelyk, nog van groot aanbelang, aan 't Vee een goede oppasfing, goede weiden, en een maatige en genoegzaame voeding te geeven, en, voornamelyk, de beesten op ruime ftailen te plaatzen, om niet door een bedorven lucht, bronnen van ziekten in dezelve voorts tebrengen. Hier mede meen ik myn taakj afgedaan, en eenigzins aan het loflyk oogmerk der Wel Edele Heeren Oprichters en Beftierders van het Genootfchap van den Landbouw te Amfterdam , voldaan te hebben ; niets is onder-i tusfchen zekerder, dan dat, wanneer de nuttige Vee -artzeny- kunde naauwkeuriger, en teffens verftandiger beoeffend wierd, en, in 't begin van de ziekten, een beter, en op reden en oplettende ondervinding gegronde, hulp aan het Vee wierd toegebragt, 'er zoo veel van hetzelve niet hulpeloos zoude fterH 3 ven  *l8 I. verh. ov. vers. ziekten der kalv. ven en omkomen. Het gezegde van Oo/dius vinden wy meest altoos bewaarheid, wy neemen hetzelve ook tot onze Zinspreuk : Principiïs ohjla, fero medeciria paratur ? Qum mala per longas invaluere mor as. Ovidius,  ANTWOORD OP DE VRAAG, door de MAATSCHAPPT, TER BEVORDERING VAN DEN LAND* BOUW, TE AMSTERDAM. In den Jaare 1784 opgegeeven, om vóór den 1 December 1786 beantwoord te worden:—< Welke zyn de ziekten der Kalveren, geduu' ,, rende de eerfte drie Maanden? — Welke „ zyn de beste middelen, om die ziekten, en '„ wel fpeciaal de zoogenaamde KU G, voor* tekomen en te geneezen ? — door Aan welk Antwoord de ZILVERE MEDAILLE is toegeweezen.   ANTWOORD OP DB VRAAG: Welke zyn de ziekten der Kalveren, geduu„ rende de eerfte drie maanden ? — Welke „ 23?» de beste middelen, om die ziekten, en „ wel fpeciaal de zoogenaamde KUG, voor„ tekomen en te geneezen ? —- VOORGESTELD DOOR DE MAATSCHAPPT, TBR REVO R DERING VAN D FN LANDBOUW, TE AMSTERDAM. . T)e eerfte ziekten der Kalveren ontftaan meestal uit eene verzwakking, die dezelven, door overërv/ing van den Stier of Bul, of van de Moeder - Koe, eigen zyn, of die de Landman, door eene onkundige, en met de natuur der jonge Kalveren niet overeenkomftige behandeling, veroorzaakt. Alzoo is'het, dat veele ziekten der Kalveren voortkomen uit een natuurlyk geftel van bet lighaam, dat ze mede ter waereld brengen, 't welk wederom meest afftamt van den  122 II. VERHANDELING OVER VERSCHEÏOE Stier of Bul, daar de Moeder-Koe van ?edekt word. Ook gebeurt het, dat ze naar de Moeder aarten, 't welk men gemakkelyk kan onderkennen, dewyl de natuur der Kalveren het meeste naa een van beide, 'e zy naa die des Stiers of naa die der Koe overhellen, en de Kalveren zelden een gemengde natuurvan beiden bezitten. Word een Koe, die zwak van natuur is, gedekt van een Stier, die mede zwak is, zal men gevolgelyk Kalveren krygen , die ook zwak zyn. Hier omtrent, is de onverfchilligheid by de meeste Landlieden zeer groot 't welk nadeeliger gevolgen heeft, dan men denkt, vermits men, zwakke Kalveren aanlokkende, noodwendiglyir zwak en liegt jong Vee krygt, behalven dat 'er van zulke Kalvet ren veele vroegtydig fterven, zoo door de Kug of Hagt, als andere ziekten, daar uit fpruitende. Een Landman of Veehouder dient byzonder wel gade te ftaan, dat de natuurlyke gebreken van Stier en Koe niet eenerlei zyn, maar, als het ware, de gebreken te kruisfen: een zwakke Koe vereischt een vluggen, fter. ken Stier. De vlugheid van den Stier kan men onderkennen aan zyn krachtig lighaam , aan zyn fcherp gezigt, en aan zyn fterk ryden of fpringen; zelden gebeurt het dat Kalveren, van  ZIEK. T E N DER KALVEREN. i£3 van zulk een Stier voortkomende , naar de Moeder-Koe gelyken, of haare eigenfchappen bezitten: welke Kalveren, indien ze wei worden opgepast, zeer weinig ziekten hebben, die uit zwakheid voortkomen. Veele plaatfen in Holland zyn 'er, daar de meeste Kalveren zonder onderlcheid , worden aangefokt, zonder te letten op derzelver zwak geitel; en wel inzonderheid op die plaatfen, daar de pest-ziekte onder de Runderen heerscht, op hoop van het verlies fpoedig aantevullen, daar men dikwyls, met ver* Jjes van moeiten en kosten , het tegendeel ziet gebeuren. Indien men Koeijen heeft, die zwak zyn, en reeds zeven a agt keeren gekalft hebben, maar die veel melk en boter geven, en men daarom van de zulke gaarne zoude aanfokken, inzonderheid kuiten, in tyden van tterfte, om een goed ras van jong Melkvee te bekomen, zal men zulke Kalfdraagende Koeijen langer, dan naar .gewoonte, droog laaten ftaan, ten minften agt of tien weeken, van goed hooi, en daags een halve lynkoek, verzorgen , dat zal aan het Kalf een meerder voedfel, dan naar gewoonte geeven, en hetzelve dienvolgens fterker doen worden; Ook zal de Koe daar door het Kalf gemaklyker werpen, en de vuiligheid der nageboorte afdryven, waar door de Koe gezonder en tieriger word, • Dik-  124 II. VERHANDELING 0VER vlRSCHBn)B Dikwyls gebeurt het, dat de Landman de zwakheid van het Kalf vergroot, met de Koe , in het kalven, een onkundige hulp toetebrent gen, en het Kalf, zoo dra de Koei de waterblaas geloosd heeft, met een of meerder mansperloonen van de Koe afcetrekken , zonder acht te geeven, om de Koe in haaren natuurlyken arbeid maar te onderfteunen, daar de bevinding leert, dat Kalveren , die gezond zyn, en wel liggen, meest zonder de hula van iemand, alleen door de werking der Koe, terwaereld komen; maar Kalveren, die het agterfte voor komen, of eene andere verkeer, de ligging hebben, vereifchen eene voorzigtige hulp, anders zyn zulke Kalveren doorgaans zoo bezeerd, dat ze zelden wel groeijen en een zwak geitel blyven behouden De zwakheid word vermeerderd, door dat de jonge Kalveren niet behoorlyk gereinigd worden van het flym, dat ze op het lig. haam mede ter waereld brengen, 't welk daar op droogt, en de uitwaasfeming belet, waar door een langzaame verzwakking veroorzaakt word. Om dit voortekomen, moet men de jonge Kalveren van de moeder - Koeijen laaten lik^ ken, tot dat ze het meeste flym afgelikt hebben ; of men moet den geheelen rug met warm water afwasfchen , of het flym met een o ot mes affchrabbeii. Ooi;  3IF.KTEN OER KALVEREN. 12$ Ook vermeerdert men de zwakheid del Kalveren, met het Kalf, zoo als hetterwaereld komt, fterk de pooten te binden, en dan onder ftroo of hooi te leggen, en een paal, of eenig ander gewigt, daar boven op, waar door het Kalf poogingen doet, om los te komen, en zig dikwyls bezeert, in de ruggegraat of elders; daar men hetzelve niet moest binden, maar in een befloten en warm hok houden. De zwakheid der Kalveren word nog vermeerderd, door ze in den beginne voedfel te geeven, niet overeenkomftig genoeg met de gefteldheid der jonge Kalveren. Veele Landlieden zyn 'er , die de eerfte biest of melk, die de Koe geeft, bet Kalf onthouden , welke onthouding voor de Kalveren nadeelig is, om dat die eerfte melk een voedfel ïs, het best overeenkomende met de natuur, en zeer gèfchikt, om de vuiligheid, die de Kalveren, onder het werpen, in 't lighaam gekreegen hebben, uittedryven. Ook zyn 'er veele, die de jonge Kalveren, zonder te letten , of zy zwak of fterk zyn, na de eerfte twee of drie dagen, gekarnde melk geeven, welke by zwakke Kalveren niet dan de zwakheid vergroot, daar men in tegendeel dezulken, agt of tien dagen, melk van de Moeder - Koe, zoo dra ze gemolken is, behoorde te geeven, en dan vervolgens goede gekarnde  126* II. VERHANDELING OVER VERSCÖElbfei de melk, met wat roggenbrood daardoor gé; kruimeld , of een goede hand vol zemelen daar door gemengd. Zomwylen gebeurt het, dat jonge Kalveren , na dat ze haar gedeelte melk gedronken hebben , dat veeltyds maar tweemaal daags gefchied > opblaazen, en als geen adem konnen krygen, omver vallen, en zomtyds 'er van fterven. Dit word veroorzaakt, door te gulzig te drinken, waar door de ademhaaling te lang ophoud. —* In zulk een geval, zal men het Kalf, driemaal daags, zyn gewoone melk geeven, en wat hooi of ftroo in den emmer fteeken, 't welk hem het gulzig drinken belet, en alzoo het ongemak ligtelyk geneest. Zomwylen gebeurt het, dat jongé Kalve. ren van twee a drie weeken een Kug krygen, die veelal uit eene verftopping ontftaat . In dit geval, zal men het Kalf telkens zoo Veel keuken-Zout in de melk geeven, als men tusfchen twee vingers en een duim vatten kan, 't welk het Kalf fterker doet groeijen, en de verftopping van zelve geneest. Dikwyls gebeurt het, dat Kalveren , die melk drinken, rondom den zoom en de punt der tonge, kleine roode blaasjes krygen * by de Landlieden bekend onder den naam van Worm op de Tong ; waar door de tong ftyf word, en het Kalf het drinken als belet; té meer  ZIEKTEN DÉR KALVEREN. Ï2? meer als het gekarnde melk drinkt, die, door haar zuur, eene pynelyke prikkeling in de blaêren der tong verwekt, waar door htt Kalf, als men het niet met geneesmiddelen te hulp komt, zoodanig verzwakt, dat het ver volgens pene vermagering , en eindelyk eene ziekte aan het Kalf veroorzaakt. De geneezing daarvan gefchied ligtelyk; zoo dra men befpeurt, dat het Kalf niet drinken wil, als by monden vol, en dikwyls den kop uit den emmer trekt, en 'er weêr invaltJ en niet drinkt als naar gewoonte, zal men de tong uit den bek haaien, en bezien of men zulke blaêrtjes niet ontdekt; indien men ze ontdekt zal men den rand en punt der tonge , en overal, waar men blaasjes ziet, met een bot mes doorfchrabben , en vervolgens , tweemaal daags, de gantfche tong met pekel van Zee - Zout afwasfchen. Bemerkt men, dat de tong heel ftyf is, zal men, na alvoorens dezelve drie a viermaal met pekel gewasfchen te hebben, het Kalf een ftroo - band in den bek doen, en agter de ooren toebinden, dat gedeelte van den ftroo - band , dat in den bek is, met menfchen - drek befmeeren, en laaten het Kalf, drie a vier uuren, gebonden ftaan. Bemerkt men , dat een buitengewoone hitte uit de keel komt, zal men het Kalf ingeeven , twee k drie dagen, ieder dag een gewoone tinne lepel vol raapzaad - oly, om denbrand te  IS8 It VERHANDELING OVER VERSCHEIDË te ontlasten. Zo het gebeurde, dat het Kalf te loslyvig wierd, zal men het eenmaal daags, een & twee verfche hoender ■ eijeren ingeeven, waar door het Kalf zyn volle geneezing zeer ipoedig zal bekomen. Dikwyls gebeurt het, dat tierige Kalveren, die wel groeijen, een bloed-ziekte krygen, waar door zy zeer fpoedig fterven: — De kenmerken van deeze ziekte zyn, dat het Kalf dikwyls nedervalt, op den grond liggende, met de pooten trapt en fchopt, fchielyk weêr opfpringt, en dik opzwelt. Deeze ziekte is gemakkelyk te geneezen, indien men dezelve by tyds gewaar word; men fnyd het Kalf een ftuk van het oor, en, onder de klink, in den ftaart een fchuine fnede, dat het wel bloed ; waar door het Kalf fpoedig geneezen word. , De eerfte ziekten der Kalveren, en derzelver geneezing, zoo veel my doenlyk was j opgegeeven hebbende; gaa ik over, om de oorzaaken der zoogenaamde Kug, by zomroigen ook wel de Hagt genoemd, aantetoonen, en de middelen, om dezelve voor te komen en te geneezen, optegeeven. Zoo lang een Kalf niet anders dan melk gebruikt, herkaauwt het niet, en zoo lang het niet herkaauwt, krygt het ook geen kug; maar wanneer het, in 't vervolg , hooi of gras eet, begint het teherkaauvven; 't welk, in-  ZIEKTEN DER KALVEREN. 129 indien dit niet gefchiedde ,het gegeetenehooi ofgras weinig voedfel aan het Kalf zou geeven > dewyl hetzalve in de pens zeer grof bevonden word, maar, door de herkaauwing, word het fynder ,en in de zouter of boek gebragt; de pinnen aan de bladen in het boek fchynen het meeste voedfel uit het gegeetene aan de Kalveren mede te deelen. —• Een Kalf, dat zwak is, is meest in de inwendige deelen van de pens zwak, waar door de herkaauwing niet behoorlyk gefchied. Indien zwakke Kalveren in weiden worden gebragt , die heet en niet befchaduwd van boomen zyn, om den tyd, dien zy ter herkaauwing nodig hebben, daar onder te fchuilen,' dan word de herkaauwing niet naar behooren volbragt, waar door de Kalveren langzaamerhand al meer verzwakken: een aanhoudende heete zonnefchyn is de Kalveren zeer nadeelig. Om dit voor te komen, moet men zeniet te jong in de weide brengen, of men moet ze op het warmfte van den dag onder dak zet*' ten, te weeten , van één tot vyf uuren, 't welk de tyd der herkaauwing is, om de natuur zoo veel mogelyk, te volgen. — Een heete lucht verzwakt de Kalveren zoodanig, dat, een vroeg invallende herfst-koude de werking der hoeve , om den brok der herkaauwing naa boven te brengen , belet, waar door het voeder, dat in de pens is, bederftj I de  13*> VERHANDELING OVER VERSCHEIDE de pens vervult met vuiligheid en wind, die de Zouter doen opdroogen ; en de natuur gantsch werkeloos word: de pens en zouteE eene drukking tegen het middenrif* veroorzaakende, ontvangen de Kalveren geen lucht genoeg in de long, en kugchen daarom geftadig , zoo dat Kalveren, fterk aan de Kug zynde, veele tekens van eene fmet-ziekte hebben. Om de Kug voor te komen, moet men die Kalveren, die in February of Maart geworpen zyn, tien of twaalf weeken met gekarnde melk, en in de weide loopende, vol op van oud gras, dat op een goeden grond gegroeid is, verzorgen, en, gelyk gezegd is, onderhuis- dak brengen,. of een hut van ftroo in de weide opflaan; zoo doende, zullenze zelden of byna nooit van de Kug worden aangetast. En zo de Kalveren door de Kug aangetast worden , zal men dezelven ligtelyk konnen geneezen, met het geeven van de volgende srnddelen. Anys-Zaad, > fSrzA va„ ieder even vee!, Gemaahn Zoethout,* Bakelaar, alleen zo veel, als al het bovengemelde; men moet de zaaden en bakelaar  ZIEKTEN DER. KALVEREN. I31 fynftooten, en wel onder een mengen; van dit mengfel geeft men in, tweemaal daags, één gewoone tinne lepel, met drie avier pinten zoete melk, en hier door bekomt men een fpoedige geneezing. Ook zyn de kaasjes, die aan de kaasjesbladeren groeijen, zeer goed; men moet dezelven laaten droogen, en tot poeder maaken, van welke poeder men een kleine lepel, met geftooten bakelaar, en drie k vier pinten zoetemelk, tweemaal daags , moet ingeeven; waar op dikwyls de geneezing volgt. Maar de beste middelen zyn, om de Kalveren , die in April of Mei geworpen zyn, zorgvuldig optepasfen , van goede melk te verzorgen , op geen heermoefige weide te brengen, ook op geen jong gras, 't welk te koud en te flap is voor zulke Kalveren. • Ook kan men ze in boomgaarden weiden, dat zeer goed is. Met deeze laatfte opgegeevene middelen ben ik altyd best geflaagd; maar Kalveren, die in den Zomer ter waereld komen, moet men op ftal houden , of vet mesten; terwyl Kalveren, die op ftal blyven, altoos van de Kug bevryd zyn. — Deeze korte , eenvoudige Verhandeling, neeme ik de vryheid aan de Maatfchappy ter bevordering van den Landbouw toetezenden; Qm tot nut van *t aan fokken van bet Fee te mogen zyn. 1 s   ANTWOORD op Da V R A A G, door de MAATSCHAPPT, TER BEVOR» DERPNG VAN DEN LAND* BOUW, TE AMSTERDAM. In den Jaare 1784 opgegeeven, om vóórdef» i December 1786 beantwoord te worden:-^ .aJ Welke zyn de ziekten der Kalveren, geduu„ rende de eerfie drie Maanden? — Welkt „ zyn de beste middelen, om die ziekten^ en ,, wel fpeciaal de zoogenaamde KL)'G , voor.* „ tekomen en te geneezen? —: door S Y M E N KOR V E Huisman, te Oukoop ter Aa, Loenderjloots Gerecht. sAan welk Antwoord eene Prasmie van ZES DUCAATEN , of een STUK ZILVER van gelyke waarde, was ^oegeweezen.   ANTWOORD OP DE VRAAG: J, Welke zyn de ziekten der Kalveren, geduw „ rende de eerfte drie maanden? — Welkt „ zyn de beste middelen, om die ziekten, en „ wel fpeciaal de zoogenaamde KUG, voor*, „ tekomen en te geneezen ? VOORGESTELD DOOR DE MAATSCHAPPT , TER BEVQ&> DER ING FAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM. T)e aanmerkelyke en genoeg bekende voor•deelen, welke ons Land, in het gemeen, es veele Op- en Ingezeetenen van hetzelve, in het byzonder, worden aangebragt door het aanlokken van Rundvee , zyn genoegzaame beweegredenen voor de loffelyke Maatichappy van den Landbouw, om het aankweeken van Kalveren te willen bevorderen, door het doen ontdekken en aanwyzen van zoodanige hulpof geneesmiddelen, als derzelver gewoone ziekten en ongemakken zouden kunnen voorkomen en geneezen- I 4 Ea  136 UI. vjjrhandeling over verscheide m^h?i°m di£ Zelfde redenen, dat ik ge' ni6tte m°gen «aliten , ontSZ Te veeliaarige °?"d S ondervang daaromtrent, hierby, mede te Omtrent de Vraag, „ welke de zi I. De Worm op de Tong ffi. Eene onnatuurlyke ontlasting. 3- Een HiHland in het bloed. 4. Een bloed-ziekte. 5- De zoogenaamde Kug. Wat de eerstgenoemde ziekte, de Worm ** met zoutwryfc, en dï ™ f de t0ng dagen herhaal heb V°t -len zoodanig behandeld, en te Lt nTW den, dat deeze ziekte to^^S^ dag verminderde, en de Kalveren Ztn V0Z gezon dheid herftelden. ■ De tweede genoemde ziekte, of de onruu mm mm**. ^ oorkk £S£ aas  ZIEKTEN DER KALVEREN. aan eene Hechte voorzorg omtrent de Kalveren , als zy ter waereld komen. terwyl men doorgaans verzuimt, wanneer een Koei gekalft heeft, die Koei terftond te melken, en van die melk het Kalf ten eerften de kwantiteit, van een half pint vol, integeeven; ook dat men niet genoeg zorgt, dat die jonge Kalveren voor togt bewaard worden, en niet te veel te drinken gegeeven word. Wanneer de Kalveren deeze onnatuurlyke ontlasting hebben, ben ik gewoon, een half pint vol zoetemelk te neemen, en een gelyke kwantiteit menfchen - pis, waar in ik een halve turf-kool uitdoove, en dit vogt, zoodanig gemengd, het Kalf integieten of te laaten drinken, des morgens en des avonds, en dit drie a vier dagen herhaald, is 't my niet mislukt, of de Kalveren zyn daar van geheel geneezen en tot voorige gezondheid gekomen. Wat nu de genoemde derde ziekte, of een jlilftand in het bloed betreft , aan welke de kalveren, in de eerfte drie Maanden voornamelyk, onderhevig zyn, en zeer fchielyk komen te fterven, deeze geneest zich, wanneer meri die ziekte tydig ontdekt, door met zyne tanden , een ftukje van de tong aftebyten, en te gelyk met een mes een ftukje van den ftaart aftefnyden, aangezien de ondervinding my geleerd heeft, dat dan het bloedteritond zyn behoorlyken loop en doorftraaüng 1P her.-  ÏS8 III. VERHANDELINO OVER VERSCHEID» herkrygt, en bet Kalf oogenblikkelyk een voorige gezondheid bekomt. De hier voorengenoemde vierde ziekte, welke de Kalveren, in de eerfte drie Maanden , veelal onderhevig zyn, was de Bloedziekte, die wel niet doodelyk, maar nogthans zeer nadeelig is voor den groei der Kalveren; want, indien deeze ziekte niet fpoedig ontdekt word, dan ziet men de Kalveren zeer lang daar aan kwynen , tot dat ze eindelyk vervellen, en 'er over het geheel zoo elendig uitzien, dat men ze niet dan mfet deernis kan aanlchouwen. Edoch kan men deeze ziekte, wanneer ze nog kort geduurd heeft, eensklaps geneezen, door in of op een oor van het Kalf te fnyden, zoo dat het Kalf daar door geheel herftelt. Wat eindelyk de hier voorengemelde vyfde ziekte, of zoogenaamde Kug , en de beste Middelen, om die voortekomen en te geneezen , aangaat, daaromtrent zoude het my voorkomen, dat deeze Kug geenzins eene aangebooren en natuurlyke ziekte der Kalveren is, maar door buiten oorzaaken, en toevallig, ontftaat uit te veel togt en koude, op gelyke wyze als, daar door, aan ons menfchen, en inzonderheid aan jonge Kinderen, een zwaare verkoudheid en bezetting op de' borst, welke een hoest veroorzaakt, doorgaans gebooren word. Ea  ZIEKTEN DER KALVEREN. I39 En even als wy daar van, in de Paarden\ ook dagelyks de voorbeelden zien, welke in een togtigen ftal gezet wordende, of warm gereeden of gedreeven zynde , koud worden , wel ras in een gelyke verkoudheid en kug vervallen. De reden nu, waarom ik van gevoelen ben, dat deeze kug der Kalveren geene aangebooren ziekte of kwaal van dezelven is, beftaat hier in; dat ik, zoo by myneeigen Kalveren, als by die van myne gebuuren, wanneer die naar behooren voor togt zyn bewaard geworden, nimmer bevonden heb , dat dezelve, in de eerfte drie maanden, aan de Kug geraakt zyn, maar wel degelyk van dat onheil bevryd blyven, lustig groeijen, en van tyd tot tyd groot worden, daar de Kalveren, welke met de Kug beftnet zyn, al aanftonds ophouden te groeijen, en van dag tot dag minder worden. Waar by komt, dat ik nooit een voorbeeld gezien hebbe, dat vet gemest wordende Kalveren , hoe zeer aan andere kwaaien onderhevig, zo die behoorlyk voor togt, of verandering van hitte en koude, bevryd worden, al ftaan dezelven drie en vier maanden lang, aan de Kug - ziekte onderhevig geworden zyn. En waarlyk, als men de handelwyze van .veele Landlieden, omtrent de Kalveren, met  *40 HL VERHANDELING OVER VER5CHEIDB eenige oplettenheid nagaat, zal men daarin veele redenen ontdekken., waaruit ik althans, de oorzaaken van de Kug allerwaarfchyniykst, Zo met volkomen zeker , zou befluiten Waar toe dient, dat veele Landlieden de gewoonte hebben, om hunne Kalveren tefpee*en, m het laatfte der maand Mei, of begin -van juny, en dit, naar myn gedagten, veel te *roeg, als zynde de ailernadeeligfte tyd, welke men daartoe gebruiken kan; want het is dan doorgaans warm weder, en de Kalveren zyn, ^erst in t land komende, gewoon, drie en vier riagen lang, van den vroegen morgen, tot den laaten avond, te bulken en te Schreeuwen, waarom ze dan niet zelden van huis af oprechte hoeken, en in tuinen, of elders, waar dit vee geen best voedfel vinden kan, gebragt worden, en waar door ik geloove' dat geene geringe gelegenheid gegeevenword tot de zoogenaamde Kug in dit Vee; want «en ziet, door dat bulken en Schreeuwen, net lyf dier Kalveren zeer fterk inflaan, vervolgens gaan zy aan het weiden en gras eeten . worden, door de hitte van het weder en het «irooge gras, zeer dorftig, en drinken ongewoon en bovenmaate water, het welk oorzaak is, dat zy zeer dik van lyf worden, zoo dat, wanneer zy gejaagd, verkampt of verdreeven worden, men het lyf van die Kalveren ■ hoort  ZIEKTEN DER KALVES EK. EdB. hoort fchommelen als water dat gefchud word i en waar door hun voedfel verdwynt, en zy van tyd tot tyd minder in vleesch worden, zoo dat men dan de beginfelen en kenmerken van het naderend ongemak kan te gemoet zien, terwyl hunne levenskragten dan allengskens vergaan, en de longpypen verdroogen, tot dat eindelyk de Kug te voorfchyn komt. En het is daarom , dat ik gewoon ben, myne Kalveren te doen drinken karnemelk met kaas-wei, of zoetemelk met water, tot het einde van de maand Augustus, alzoo de grootfte hitte dan voorby, en het gras doorgaans den gantfchen dag vogtig is, zoo dat dezelve dan niet zoo dorftig zyn, en gevaar loopen van te veel water te drinken. Ook leert de ondervinding, dat Kalveren , geweid wordende op zoute of brakke gronden, meer aan die kwaal onderhevig zyn, dan die, welke op zoete gronden hun voedfel vinden , voornamelyk, wanneer men ze te vroeg van de melk fpeent, moetende dezelve naar myn begrip, althans niet vroeger, dan in 't laatst van Augustus of in 't begin van September, het gebruik van de melk onthouden worden. Wanneer nu de kwaal drar is , en eenig Kalfde Kug heeft, zoo kan men die geneezen, met aan hetzelve'smorgens, 's middags eo  142 HL VERHANDELING OVER VERSCHEIDE en 'savonds telkens twee pinten vol karné: melk, met kookend water laauw gemakt te doen drinken en daarenbo ven, om d ve ! ftopping der longpypen .te verdryven , Z lederen morgen een theekopje vol raapolie in tegeeven, mitsgaders daar mide zlv „"of dagen aantehouden s waar na men dat 3 tweemaal daags, 's morgens en s'avonds de k_ van drie a vier pinten £ het Kalf is) vol karnemelk, met kookenrl water laauw gemaakt, te drien moet g£ ven, en, om de verftopping verder weg l Deernen, geeft men hetzelve Kalf in g £ kwantiteit van een half kopje vol gemalen mostaard met een koolsblad of waar Sde mm het anders dat Kalf best zal kunnen waar byik voorts veronderftel, dat het IZl goede weide heeft. 9 eene Immers heb ik veele voorbeelden zon „n Kug herteld zyn. Y ? van de Daar in tegendeel heb ik niet weinige voorbeelden by myne gebuuren gezien ï hunne Kalveren, aan de Kug ^ ^ dewyl zy geene middelen gebruikten ƒ da^ aan geftorven zyn. ' Onder anderen van iemand, ni-t verre «',„ mywoonagtig, welke, in den voorleden £S re  ZIEICT.EN OER KALVER EN. 1\% re 1785, vyf Kalveren had, die aan de Kug ziek raakten, door die, naar myne gedagten , te vroeg te fpeenen, en daar by een flegte weide te geeven, waar aan hy niets deed, maar die.geheel aan zich zeiven overliet, doch die ook alle geftorven zyn, en waar aan ik gezien hebbe, dat, wanneer ze gedreeven wierden , hunne lyven fchommelden als water, dat men fchud, en dat hun hair op den rug bykans regt op ftond. Zoo als ik thans nog een voorbeeld hebbe aan een Huisman, naast my geland, welke vier Kalveren heeft, die de Kug hebben, en welke ( naar myne gedagten ) ook veroorzaakt is, door die te vroeg gefpeend en daar byeen flegte weide gegeeven te hebben, waar aan hy mede niets doet, welke Kalveren ten uiterfte mager geworden , en zelfs vol ongedierte zyn, zoo dat die, naar alle waarfchynelykheid, ook daaraan zullen kwynen, en hem eindelyk afflerven. Waaruit ik durf befiuiten, dat eene groote onachtzaamheid en gebrek aan goede behandelingen, invoegen ik hier vooren heb aangeweezen , de oorzaaken van deezö ziekte der Kalveren zyn, cn wanneer vervolgens daar by komt het dwaas begrip, van hier omtrent geene middelen te moeten gebruiken, komt eene menigte van kul velen  144 Hl* VERHANDELING OVER. VERSCHEIDE ren te fterven, welke anderzins hcrfteld, en «zeer wel in het leven zoude konnen blyven. Want dat de middelen ter geneezing tegen de Kug, hier vooren door my opgegeeven, geene bloote gisfingen of eenvoudige gedagten zyn , maar door my veelrnaalen beproefd, en, wanneer die kwaal niet te zeer verouderd is , de Kalveren daar mede, op die gezegde wyze , altoos geneezen zyn , kan ik ten fterkfte verzekeren, zelf zoodanig, dat ik in dat geval, namelyk , als hetzelve ongemak niet reeds te lang geduurd heeft, geene zwaarigheid maake , my te verbinden , om een kalf, door de bovengemelde behandeling, van de Kug volkomen te geneezen, en wanneer ik het zelve, op die wyze, daar van niet mogt geneezen, als dan tien Ducaaten aan den Eigenaar tot een vergoeding te geeven. Ziedaar, wat myne ondervinding en de zekerheid, welke ik daar door gekreegen hebbe, my heeft doen waagen, omtrent de ziekten der Kalveren, geduurende de eerfte drie; maanden, en welke de middelen zyn; om die ziekten, en fpeeiaal de zoogenaamde Kug, voor te komen en te geneezen, onder het oog van deeze Maatfchappy te bren-  ZIEKTEN DER KALVEREN. 145 brengen , of hetzelve nog aan haar pryswaardig oogmerk zoude kunnen beantwoorden , en gelegenheid geeven , dat, door een betere behandeling , en het gebruiken van beproefde geneesmiddelen, niet zoo veele Kalveren komen te fterven, als men dagelyks ziet gebeuren. Op 't Land te zvoonen, is myn lust, en leven , Waar Koe en Kalf my een beflaan moep. geeven.   BEHOEDMIDDEL TEGEN DE KUG der KALVEREN,, MEDEGEDEELD AAN DE MAATSCHAPPT, TE R BEVORDERING VAN DEN LAND" BOUW, TE AMSTERDAM OPGERICHT. door LEENDERT van der HARST $ Huisman, te Scheveninien. Aan wien dieswegens een Exemplaar va® de Werken der Maatfchappy is toegeweezen.   BEHOEDMIDDEL TEGEN DE KUG der KALVEREN, enz. T^e voornaamfte kwaal der pas gebooren. Kalveren , en welke zeer veelen van dezelven overkomt, is die, welke men de Kug noemt, gelyk ook de Kalveren, door geduurig hoesten , daar van tekenen geeven; zy krygen een drooge tong, worden benaauwd, en willen niet eeten. Het beste en eenvoudigfte middel is, de Kalveren tegen die kwaal te behoeden, fchoon dat zy wel daar van te helpen , en te geneezen zyn; maar men verliest hier by veej tyd, vermits het den groei der Kalveren zeer benadeelt, en hinderlyk is. De meeste Vee • houders verwaarloozen de pas geworpen Kalveren, die veelal in den nacht ter waereld komen, zoo dat de boeren weinig lust hebben, of wel te gemakkelyk zyn, om eenige de minfte voorzorg voor het Kalf in 't werk te ftellen ; en dit is grootendeels toe te fchryven aan hunne verkleefdheid aan de manieren, die zy by hunne ouders of baafenhebr K 3 beu  'fgó BÉEfOEDMiddel tegen ben gezien, en waar van men hun niet af kan brengen: ik ben zeer gereed om naar raad te hooren, en beproef gaarne alles, het geen ik fregryp s dat goed kan wezen. Myne behandelingen, om de jonge Kalveren tegen de gemelde ziekte te behoeden, zal ik nu gaan befchryyen. Zoo ras het Kalf geworpen is, geef ik het éen kleine handvol zout, om te kaauwen, waar door het zeer aan 't kwyien raakt, zoo dat de flym den bek uitloopt; dan leg ik het Kalf aanftonds, zelfs onder het kaauwen van het zout, in de koelbak , die reeds vooraf vol water gepompt is: houde eerst de kop boven Water, en dan wasch ik het Kalf fchoon af van de vuile en zomtyds zwaare flymen, over het geheele lighaam en de pooten, met de Vlakke hand tegen het haair op, en-eindelyk insgelyks den geheelen kop. Wanneer nu het Kalf ter degen is gewasfchen, en ik zie, dat het geheel fchoon en zuiver is, zoo Taat ik het daarby, anders doe ik het nog eens: vervolgens afgedroogd zynde leg ik het in den ftal, op een plaats, waar geen togtby kan komen, m;der op ftroo, en dek het met hetzelve digttoe, wanneer het, binHen korten tyd, droog en helder word: verder geef ik het warme zoete melk te drinken, waar door het kalf terftond bekomt, en na fcwss dagen word hetzelve heel tierig; terwyl ik  DE KUG DER KALVEREÏT, X^pfit ik de dekking met ftroo blyf aanhouden, naar inaate van de gefteldheid van het wêer, of het jaargetyde, dat het kalf geworpen word. Ik meen , naar myn eenvoudig denken, dat men ligt begrypen zal, dat deeze manier goed moet zyn; want als men het Kalf maar neerlegt, zoo als het van zyn moêr komt, en al de vuiligheid op zyn huid droogen laat, kleeft al het hair daar op vast, ja zelfs met geheele korsten, en hier door, denk ik, dat de uitwaasfeming belet word, inzonderheid, wan» neer die jonge dieren, in den Zomer, in de brandende zon, of heete ftailen loopen, en dus noodzaaklyk die ziekte krygen moeten; daar het my byna nimmer mislukt is, myne Kalveren, op voorfchreeven manier, van die kwaal te bevryden, zoo als men uit de bygelegde verklaaringen zien kan, ook verzoek ik allen, die daar toe lust hebben, myne wooning te komen zien, met veele jonge Kalveren , naar die manier behandeld, die niet alleen heel tierig en vrolyk, maar ook zeer vorderlyk zyn in het groeijen , en meene daarom de gemelde behandelingen, als de beste en zekerfte zynde, nooit te verhaten. Om de Kalveren, die de Kug krygen , daar van te geneezen, kan men gebruiken de volgende middelen. Men moet het Kalf eene fterke aderlaating doen in de punt van den ftaart, zoo naa aan K 4 dd  ï*>* BEHOEDMIDDEL TEGEN de pluim, als mogelyk is; vervolgens, een ftuk zoet roggenbrood met wat boeren - ftroop ingeeven , en zulks eenige maaien herhaalen; verder, het Kalf op den ftal houden tot dat het oegint te beteren: hier door heb ik de Kalveren meest van deeze ziekte geneezen maar veel moeite gehad , om hen aan den groei te helpen. Die onderzoekt, bekomt xveetenfcbap. ver;  BE KUG DER KALVEREN. 155 VERKLAARING. Wy ondergetekenden, allen Inwoonders of buuren van het Dorp, daar de man woonachtig is, die de Kalveren, op een nieuwe manier , weet te behoeden voor de groote kwaal der jonge Kalveren, de Kug genaamd, verklaaren, wy dit jaar 1786 verfcheide hebben gezien , die op zyn manier behandeld waren, allen in een volmaakten groei, vrolyk en tierig, en fchoon in 't vleesch; geevende voor reden van weetenfehap, dat wy dagelyks ommegang met dien man hebben , by wien wy geduurig zyn Kalveren komen te zien, bereid zynde, zulks gevorderd wordende, nader te bevestigen. Cornelis Meys, Pieter Meys, Louwis Maggenant, Willem Mente Tuyt. K 5   bericht;, WEGENS EENE BESMETTELYKE KWAAL, DOORGAANS GENOEMD D E TONG-BLAAR, EN WAARMEDE HET RUNDVEE, enz. ZOMTVDS WORD AANGETAST.   BERICHT WEGENS DE TONGBLAAR, ONDER HET RUNDVEE, enz. X)aar al het geen, dat tot eenige verbetering van den ftaat des Landbouws in ons Gemeenebest verftrekken kan , en 't welk men goedgevonden heeft ter nader onderzoek te ftellen in handen van die Maatfchappy, welker bedoeling zich uitftrekt, om de belan gens der nuttige Landbewooners, zoo veel" mogelyk , te bevorderen , haar altoos ten hoogften aangenaam geweest is, en daar zy nog telkens elk en een ieder uitnodigt, om allerlei gewigtige ontdekkingen en waarneemingen 'omtrent den Landbouw aan haar mede te deelen, geeft het haar een zonderling genoegen, van tyd tot tyd, die onderrichtingen,' die haar door ervarene lieden worden toegezonden, ten algemeene nutte te mogen open-, baaren. Het  Ï58 bericht wegens Het is hierom , dat zy, in den Voortvd van t jaar 1787, vernomen hebbende, dat er op verfcheide plaatfen in onze Provinciën eene beimettelyke kwaal ontftaan was onder het Runovce , welke men by den naam van Tong.blaar onderfcheidde, en voor die dieren zeer gevaarlyk was; als ook te gelyker tyd door verfchillende wegen, bekomenhebbende eenige voorfchriften van hulpmiddelen tegen dit ongemak, niet nagelaaten heeft daar van het meest mogelyk gebruik te maaken: en hoewel die kwaal te dier tyd nietlang geheerscht heeft, en dus van wegen deMaatfchappy, ter vermindering daar van, geene moeite is aangewend , acht zy het evenwel met ondienftig, haare verrichtingen omtrent deeze zaak, welke misfehien, in vervolg van tyd, nog nader zullen kunnen beproefd worden, aan den Leezer ter befchouwing Voorteftellen. Drie onderfcheide berichten wegens den aart der gemelde ziekte , als mede de hulp. middelen daar tegen, waren.by de MaatIchappy ingekomen; het voornaamfte van dezelven luidde, als volgt; .EX;  BE TONGBLAAR. I£|9 Extract uit een Brief van Deventer, in dato 31 Maart, 1787. „H ier ontdekt zich een ongemak , dat „ zeer fchielyk zich verfpreid, ageer, onder, „ boven en ter zyden van de tong van Koe„ beesten , Kalveren en Paarden , en , zo „ niet fpoedig geholpen worden, de tong „ doet afvallen. De tong der Dieren „, moet, tweemaal daags, agter op van alle ,, kanten bezien worden, of zich daar ook een blaar ontdekt, of wel een puist of zweer, „ welke eerst wit, verder rood en vervolgens zwart word. ■— Men neemt een zilveren in,, ftrumentje , dat in Holland nog wel voor „ handen zyn zal, want hier vind men het „ nog , wyl dit ongemak in 1686 , en in 5, 1731 en 1732 hier ook geheerscht heeft, met dat zilveren inftrumentje, dat onder als een zaag met fcherpe punten uitgefneden is, word die zweer los gekrabt. —. Men „ houd het beest als dan met den kop naa „ beneden , dat de materie of het vogt uit „ den bek kan loopen ; vervolgens wascht „ men de wond fchoon uit met wyn-azyn en „ zout, waar na men 'er gefloten peper op „ en in vvryft, en men laat het dier één uur „ Z0H3  l6o BERICHT WEGENS „ zonder eeten of drinken, hier mede ver„ volgt men tweemaal daags , tot de volko- „ men geneezing toe. Donderdag open- „ baarde het zig te Hellendoorn, en thans is „ het reeds hier in Reek; het is uit Duitsch„ land over gebragt ? „ Het Inftrument is op verfchillende wyze; „ by ons is. hetzelve gemaakt van een dub„ beitje, met een yzeren fteel van één voet ,, lang, in het midden vastgeklonken; By „ voorbeeld, zoo als dit Figuurtje. „ Ik heb ze hier gezien , ter grootte van „ een zesthalf, met een in den omtrek naa „ beneden geboogen randje, ter breedte van „ een ftroo , rondom zaagswyze uitgetakt „ en daar boven op gefoudeerd een zilvere' » Pypje, daar een dun houte Heekje in vast „ gemaakt wierd, op de manier als een fteel„ kom.1' • Het tweede bericht, aan de Maatfchappy medegedeeld, was getrokken uit zeker werkje, tot Titel voerende: De Friesfche Stalmeester en Koeijen- Dokter, gedrukt te Leeuwaarden, by Chalmot, i7?2. Met dit be. richt  de tongblaar; 161' richt kwam meerendeels overeen een derde 5 t welk haar door eene andere hand, als zynde het voorfchrift ter geneezing, daar in vervat goed bevonden , was toegereikt. Het ongemak en de geneesmiddelen werden, m het gemelde boekje, op de volgende wyze belchreeven: , De Tong-blaar is eene zeer gevaarlyke - Sekte van 't Rundvee, die het beest ichie\\ lyk overkomt, en daar het ook fchielyk, " dikwyls binnen 24 uuren, van fterft, als' dezelve niet tydig word ontdekt; dezelve " beftaat daar in, dat het beest op de tong " één of meer blaaren krygt, die eerst wit " zyn, vervolgens rood, en eindelyk zwart " worden , als dan openbarstende , en een " kankeragtig gezweer nalaatende, datfchie" lyk in de tong naa deszelfs wortel indringt, " haar afknaagt, en het dier in weinig tyd " doet omkomen: deeze ziekte is te gevaar" lyker, dewyl ze befmettelyk is, en zich *' door geene uiterlyke tekenen aan het dier " ontdekt; 't welk meestyds eet en drinkt, " als naar gewoonte, tot dat het terneder valt, en fterft. „ Hoe gevaarlyk deeze ziekte ook zy, , zoo word ze echter gelukkig geneezen, " als men dezelve terftond in haar begin ont", dekt; om die reden, moet men de bees- ten in zulke tyden , daar deeze ziekte L om-  l62 bericht wegens ,, omgaat,. twee of drie maaien daags de „ tong bezigng.-n , en zoo dra men één of „ meer^ blaireu op de tong gewaar word, * msa dezelve terftond, door fchraa„ ping met een plat Yzer, waar aan fyne tan. „ den gevyld zyn, doen barften 5 doch een „ ftuk plat zilver word hier toe vee] beter n geacht; daar na ftooft men de wonde met „ goede azyn., daar zout, peper, hok, zvyns, ruit, en andere fterke kruiden in getrok„ zyn: vervolgens beftrykt men de lippen „ met een ftukje Cyperfche Vitriool; welke » middelen men veeltyds herhaalen moet „ en dus zai het dier volkomen geneezen „ worden. „ Voorts moet men zorg draagen, om de „ zieke beesten terftond van de gezonde af„ tefcheiden, zoo draa men de ziekte onder „ dezelven verneemt, „ Men heeft deeze ziekte, voor eenige jaa„ ren, in Friesland, Frankryk, en elders gehad, en dezelve op de gemelde wyze ge„ neezen. * . De Maatfchappy deeze vejfcheide ftukken onderzocht hebbende, oordeelde het noodzaakelyk, in de Geneeskunde bedreevené Mannen dieswegens te moeten raadpleegen , en verzogt haare Medeleden de Heeren Deiman en Michell , Medicina; Doctores alhier, hunne gedachten hier over te willen uit-  DE TONGBLAAR, 163 uitbrengen, waaraan de gemelde Heereu ten genoegen der Maatfchappy, voldaan hebben door het navolgende bericht: }, Uit de vergel yking van het Extraft uit 3, den brief van Deventer, in dato 31 Maart „ 1787, en de befchryving der ziekte, op „ bladz. 187, van den Friesfchen Stalmeester j, en Koeijen Doéter, is het ons voorgeko„ men, dat de Tongblaar, welke ziekte door ï, een blaar, en daar op volgende kwaadaar« „ tige vefzweering op de tong, kentekent, „ eene der gevaarlykfte ziekten van het Rund„ vee is; 'dat zy, zo 'er in den beginne geen ,, efficacieufe middelen worden aangewend, meestal zeker den dood van het dier met zich „ ileept: dan, dat eene in tyds in het werk „ geftelde zuivering der wonde, na het open,, maaken der blaar, door rottingweevenda „ middelen, het gefchikfte middel fchynt te „ zyn, om den voortgang van het gebrek te „ fluiten, en het dier by het leven te behou„ den. „ In de befchryving van dit gebrek komt „ de Schry ver des briefs, met den aangehaalden „ Schryver van den Friesfchen Stalmeester „ vry wel overeen; en in het bepaalen der „ middelen flaan zy, over het geheel geno» „ men, denzelfden weg in. — Het verdient „ echter, onzes bedunkens, aanmerking, dat L 2 het  IÓ4 BERICHT WEGENS „ het inftrument tot opening der blaaren van „ den gem. Koeijen Doéter aangepreezen,„ boven dat van den Schryver des briefs te „ verkiezen zy, dewyl een fcherp, en gelyk gefleepen werktuig minder ruïne in de ge„ voelige torg maakt, dan een inftrument ^ ,, dat zaagswyze getand is: dat, daarenbo,} ven, het middel, door den gem, Friesfchen „ Stalmeester ook in zoo verre boven dat van den brieffchry ver te prajlereeren is, als het „ met minder fcherpte. werkt, en minder ge- vaar in de applicatie, op de reeds gewonde „ tong van het dier met zich fleept. „ Voor het overige achten wy het niet on„ dienftig, by deeze gelegenheid, aantemer- ken , dat men dezelfde zorg en voorbehoe„ ding omtrent de gezonde beesten, wanneer dit gebrek epidemisch heeischt, dient in acht te neemen, welke , door ervarene „ mannen, tegen het verfpreiden der Vee„ Pest zyn aangepreezen, en met een goed gevolg zyn werkftellig gemaakt; dat men „ boven die praecautien , het dier dagelyks „ een goede hoeveelheid Huy, met Azyn of „ Cremor tartari vermengd, tot zynen arank , „ toediene; dat men dagelyks de tong der „ gezonde dieren, met geest van Ammoniac „ Zout, met levende kalk overgehaald, door „ eene genoegzaame hoeveelheid water ver„ dund, afvaage; als waar door wy' van ge- 5» voe=  DE TONGBLAAR. 1^5 „ vcelen zyn , dat het gebrek kon worden " voorkomen, of in denoorfprong zeiven ver„ nietigd. „ Eindelyk is ons gevoelen , dat ook de „ reeds aangepreezene middelen, behoorlyk l, gemodificeerd naar den graad van dit onge„ mak, als de zuur - gemaakte Buy, en de „ Ammoniac-Zoutgeest, met water verdund, „ ter geneezing van dit ongemak, met zeer „ veel fuccès zouden kunnen worden ge„ bruikt, daar laatere proeven ons van het „ vermogen des Spiritus falis Ammoniaci „ cauflict'i in het zuiveren en geneezen van „ kwaadaartige en.kankeragtige zweeren, zoo „ klaarblykelyk hebben overtuigd: en dat „ men, daar de . epidemifche verfpreiding en contagieufe aart van die ziekte duidelykeen „ algemeen bederf der vogten, dat zich op , de tong voornamelyk openbaart, kente, kent, ook in dit gebrek het af kookfel van „ den Witten Wilgen-bast, reeds meermaa„ len in Vee-ziekten van een feptifchen aart, met recht , geroemd , met fuccès zoude 3, kunnen bezigen." **+ J. R. Deiman, M. D. J. P. Michell, Af. D. /imfterd, 14 May, 1787. L 3 „ Reeds  166 BERICHT WEGENS « Reeds was °"s bericht gefteld, wanneer >, wy de Algememe Literatur-Ztitun* JST » 209 t/o* auf befebl des Cburfurl; boben „ oberen Landes regierung verfasll von A n- - LL' *r TAi" msfen- 9, orüentlichenofentlicben Lebrer 1786 „ Dit werkje is , by gelegenheid dat die „ ziekte, m Oöober des voorJeedenen iaars „ in ówaben, te Munchen, en in de Neder„ Pais heerschte, op bevel der Regeerinjr „ publiek gemaakt De ziekte, by hem „ Cbarbon volant, of Ghsfantbrax genaamd „ greep niet alleemhet Rundvee, maar ook „ de Schaapen, en Varkens aan. De kent»„ kenen zyn dezelfde, als zy door de ge„ melde Schryvers zyn opgegeeven. Hy er„ kent met ons de ontaaning der vogten in „ deeze ziekte, Hy raad ook inwendige „ middelen — Salpeter, Cremor tartari *, Lampher , Kina , en fierke Zuur en. - ' „ Eene aderlaating, en een fontanel vznzwar. „ ten Nieswortel, met Spaanfcbe Fliegen-Tinc„ tuur. -~ Uitwendig een mengfel van Zout, a Rnof*  de tongblaar. 167 „ Knoflook, en Azyn , om de tong mede te „ wryven. „ Voorts is hy van hetzelfde gevoelen, „ omtrent de generaale praacaucien, by het „ gezonde Vee in acht te neemen. „ De omflagtigheid van zyne geneeswyze, „ de aderlaating, noch de applicatie van den nieswortel fchynt ons, in deeze ziekte te „ ftade te komen: daar men met weinige, doch efficacieufe, middelen, om de kort„ heid des tyds, naar maate van den fchiely„ ken voortgang der ziekte, het zekerst en „ het veiligst fuccès te wagten heeft. ,, Weshalven wy ons met het gegeevene „ rapport nogmaals conformeeren." — j. R. Dei man, M. D. j. P, Michell, M. D. Amfterd. 14 May, 178/. L 4   D E R D E BERICHT VAN DE INENTING D E R. KALVEREN, UITGEGEEVEN DOOR DE MAATSCHAPPT, TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM OPGERICHT. Getrokken uit de aan Haar toegezondene Stukken.  ■  BERICHT VAN DE INENTING DER KALVEREN, enz. D e alzins fchadelyke Run der - Pest, die, in de laatfte jaaren, den Landman op veele plaatfen in ons Vaderland jammer lyk deedzuch* ten, had reeds in 1776 de Maatfchappy, ter bevordering van den Landbouw, te Amfterdam opgericht, doen uitzien naa middelen om deeze ziekte, in derzelver nadeelige uitwerkingen, te keer te gaan, en ten dien einde, daar zy, door de gelukkige proefneemingen, omtrent de Inënting der Kalveren, haar medegedeeld door Geert Reinders van Garnwert, gefterkt was in de gunftige denkbeelden, welke zy wegens die kunstbewerking had verkreegen, eene prsemie uitgeloofd aan dien geenen , die de meeste Kalveren, met  J?2' bericht van de inenting met een goeden uitflag, zou hebben ingeënt Zedert heefc zy, van jaar tot jaar, haare uitnodigingen vernieuwd 9 om diesvvegens meerdere proeven in 't werk te ftellen; en welke de uitkomften geweest zyn van haare poogingen, heeft zy, by twee onderfcheiden Belichten, te vinden in het Ude Deels, 2deStuk, en in het lilde Deels, 3de Suk, van haare uitgegeevene Verhandelingen, aan de kennis en aan het oordeel van het Publiek opengelegd. Na de uitgave van het laatstgemelde ftuk in 1786, en waar in de Maatfchappy had beloofd, de verdere ondervindingen, die haar omtrent de Inenting der Runderen zouden worden medegedeeld, openbaar te maaken , heeft zy van wegen den Wel Eervv. Heer Alta op nieuw een bericht ontfangen, in dato 29 April 1786, en zynde van den volgenden inhoud: WEL EDELE HEEREN! „ Uit erkentenis zoo wel als hoogachting, „ vind ik my verplicht, ter kennisfe van U „ WEL Ed. te brengen, dat, alhoewel ik „ weinige Kalveren in 1785 heb ingeënt, het „ fuccès daar van zoo gelukkig is geweest, „ als my ooit heefc mogen gebeuren; en dat „ te meer, daar ik maar eenmaal heb inge- » ent,  der kalveren. 173 ent, en alle myne Kalveren zichtbaar , ja W zommige zelf hevig ziek zyn geweest, tot „ welklaatfte zekerlyk heefc toegebragt, dat , myne Inentingen gefchied zyn, in het laatst " van Augustus tot half September, zynde " van de twintig geen één geftorven, en heb" ben in 't vervolg allen wel getierd , het " welk het fingulierst is, om dat het zoo laat * in den tyd was, en de Kalveren reeds allen " op één na (dat nogthans drie maanden oud *' was) ouder dan 5 maanden waren , daar \\ anders doorgaans de ondervinding leert, \, dat de jongvee Kalveren het meest beteren , " doch dikwyls ook niet vatten: waarom ik \\ het nog zekerder en veiliger, oordeel, om , van den 15 Augustus tot het laatst van Sep" tember mteentén , of ten minite omtrent W dien tyd de inenting te herhaaten aan allen, die men niet zeer zichtbaar ziek gezien heeft. " „ Insgelyks heb ik de eer te berichten, , dat de Heer Mr. P. A.Bergsma, Grietman van Dantumadcel, in 1785, heeft doen in„ ënten, 35 Hokkelingen, waar van gebe\\ terd zyn 27 ftuks, en geftorven 8. Nog „ doen inenten 246 Kalveren, waar van ge„ beterd zyn 206 ftuks, en geftorven 40: „ doch van de gebeterden zyn, van. tyd toe „ tyd , door hoest en de gevolgen van de „ ziekte, nog geftorven 36 ftuks," Vervolgens is, in den Zomer van het meer-  Ï74 bericht van de inenting gemelde jaar i786, by de Maatfchappy in. gekomen eene opgave van proeven, genomen door Harmen Korver, woonende te Oukoop, wiens waarneemingen, omtrent den aart en uitwerking der entfkffe, zekerlyk opmerkmg verdienen, zyn bericht luid hoofdzaakelyk, als volgt: „ Na dat ik, al vroeg in den Winter, te „ vergeefs gezogt had naa bekwaame ent„ ftoffe, heb ik eindelyk, in de maand Maart „ laarstleden , eene ftoffe bekomen , waar„ mede ik, opnryn Vaders ftal, heb ingeënt „ 9 Pinken, die allen, op den vyfdendag, „ heel erg ziek wierden, en waar van 'er ook' 5, 3 geftorven zyn, doch op den tienden en „ elfden dag begon de ziekte te ftaan, en de „ overige 6 beterden; dus Ing. Geft. Geb. 9. 9 g „ Ik befpeurde, dat de ftof „ niet zeer gunftig was, even„ wel kon ik niet overgaan, », om het werk te ftaaken; ik „ heb dan van de gemelde pin„ ken, in 't laatst van de ziek55 te, ftof genomen, en daar „ mede, in het begin van „ April, weder ingeënt 4 Pin*, ken, in hoope, datdeziekj, te minder fterk mogt wor- 3? den,  DER KALVEREN. Ï75 den j waar in ik ook wel ge„ flaagd ben, want van deeze „ vier ingeëntte pinken wier„ den 'er drie, op den ge- woonen tyd, ziek , doch niet zoo erg, als de voori„ gen; twee daar van beter„ den, en één ftierf: de vier„ de, die niet gevat had, „ wierd ziek door het over„ flaan, en beterde ook,dus 4. I. 3. „ Deeze vry gelukkige uit„ komst was oorzaak, dat ik, hoewel de beste tyd, om „ inteënten , reeds voorby „ was, voor de derde reize, „ in 't midden van de maand „ April, beproefde, om met „ ftof, op dezelfde wyze als „ de laatfte genomen, we„ derom andere 7 Pinken „ inteënten , die allen , op „ den gewoonen tyd, maa„ tiglyk ziek wierden, en „ waar van 'er ook zes zyn „ gebeterd, en één geftor„ ven is; dus. . . f. 1. 6, En in 't geheel aöT 5. 15. » N. B,  lf& BERICHT VAN DE INENTING „ N B. Deeze Inenting is gefchied met „ een wollen draad ftdp-garen , nat ge„ maakt in de neusgaten der "zieke beesten , „ en in het uiterfte einde van den ftaart door„ gehaald." Dit Bericht was door twee getuigen behoorlyk bevestigd. De Maatfchappy , in 't voorgaande jaar, geene Prsemien uitgefehreeven hebbende, tot aanmoediging der Inenting van beesten, van ee*k meen gevorderden .ouderdom dan Kalveren , en daarenboven de Inënter zyn bericht laater, dan op den gewodnen tyd, hebbende ingeleverd, oordeelde, dat deeze niet gerechtigd was, tot het dingen naa eene prasmie, niettemin vond zy goed, in haare groote Vergadering van 27 April 1787, aan den genoemden Harmen Korver, uit hoofde van zyne jonge jaaren, en ter verdere aanmoediging , eene Pramie van zes Dücaaten, of een stuk Zilver van gelyke waarde, toeteleggen. En deeze drie laatstgemelde proefneemingen, ten opzichte van'de Inenting der Runderen , zyn ook de laatfte van die geenen, welke immer ter kennisfe van de Maatfchappy zyn gekomen. Daar nu, door de befchikking der Algoede Voorzienigheid , de plaage der Vee-fterfte, zoo veel bekend is, is opgehouden, verheugt de Maatfchappy zich in den zegen, die haare Landgenooten mogen genieten,  DER KALVEREN. 1^7 ten; zy verheugt zig ook, dat zy in het ongeval, 't welk dezelven getroffen heeft, een middel heeft mogen zyn, om, door de bevordering der Inenting, de nadeelen, die zy geleden hebben , meer of min draagelyk te maaken. Over het geheel is de uitkomst van alle de bekende proefneetningen, boven verwachting, gunftig geweest, gelyk voor een ieder, uit de navolgende Lyst, zeer blykbaar te zien is. Lyst van de Inëntingen, welke tot kennisfe van de Maatfchappy , ter bevordering van den Landbouw, zyn gekomen. Jaaren. Inënters. Ing. Geft. Gefo. 1785. Eklko Alta. 20. — ao. . 1 P. A. Bergsma. 281. 48. 241. I78Ö. H arm en K o r vei. 20. 5. 15. 321. 53. 276. Hier by gevoegd, volgens de lyst der Inentingen , te vinden in het Tweede Deels, Tweede Stuk. bladz. 164. 2040. 20tf. 1832. En volgens eene diergelyke lyst, in het Derde Deels, Derde Stuk. bladz. 75. 1435- 170. 1265. Dus te zamen 3795. 431. 3373. M  I  ANTWOORD OP DE VRAAG: DOOR DE MAATSCHAPPT, TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM, Voorgefteld den 23 December 1785. Be Maatfchappy van den Landbouw van goederhand onder figt gewórden zynde, dat 'er, op het Eiland Vlieland, nimmer eenige befmetting onder het Rundvee plaats gehad zou hebben, en gaarne eenig nader bericht verlangende van de reden, waar door zulks veroorzaakt zou kunnen zyn ; bied dienvolgende eene Zilvere Medaille, en twintig Gouds Oucaten dien geenen aan, die aan de Maatfchappy, vóór den eer/ten November 1786, de reden hier van zal weeten optegeeven, het zy dezelve in de voeding- en behandeling van het Vee op Stal, in 7 Land, of ander* zins gelegen mogte zyn. . En wordwyders een ieder, in wiens Diltri£l, of op wiens Land of Stal, op het voorfchreeven Eiland, nimmer eenige befmetting plaats gehad heeft , verzogt , de vermoedelyke reden of redenen, waar aan zulh door hem toegefchreeven word, mede vóór den eerflen November 1786, aan de Maatfchappy optegeeven. DOOR CORNELIS TERNE; Med.Docior. Lettor in de Vroedkonst, en Stads Vroedmeester, te Leiden. Aan welk Antwoord eene ZILVERE MEDAILLE is toegewezen.   ANTWOORD 0 V DE VRAAG, door de MAATSCHAPPT, TER BEVOR* VERING VAN DEN LAND* BOUW, TE AMSTERDAM, Voor gefield den a8. Dec. 1785,' Wegens de bevryding der Runderen , van de befmettelyke ziekte, op het Eiland Vlieland. De gedugte Vee-pest brengt, byna aanhoudend , een ysfelyke flagting onder onze Runderen, en veroorzaakt aan den Landman onbegrypelyke fchaden, ja, onze Republiek zoo wel als andere Landen hebben dikwyls groote nadeelen daar door. ondervonden. Menigvuldige poogingen heeft men, helaas! tot nog toe te vergeefs, in 't werk gefield, om dien gruwelyken moorder onzer Runderen te beteugelen. De verhevenfte verftanden M 3 heb-  iS^-v-er^-hand- OVER de EEVrYDING hebben tot hier toe vrugteloos hun brein gefcherpt, en hunne yverige en onvermoeide vlyt is niet van die uitwerking geweest, zoo als men gehoopt en gewenscht had. Koningen en Vorften, zoo wel als onze braave Regenten hebben groote lommen gelds uitgeloofd aan dien geenen , welke een behoedmiddel tegen de befmettelyke ziekte van het Rundvee konde uitvinden, of het zelve, daar van aangedaan zynde, zeker konde geneezen, en tot nu toe heeft niemand de uitgeloofde praemien behaald. Misichien heeft men te veel middelen onder elkander gemengd, en de enkelvoudige niet genoeg beproefd , of verfmaad. Reeds voorlang hebben verftandige Mannen in ons Vaderland gedagt, dat men, by de eerfte uitbarfting der ziekte , door het dooden der dieren, de nog onbefmette moest bevryden, gelyk Mylius, pag. 28. aanpryst. Met hoe veel fuccès men, in hallen, Vrank* ryk, Engeland, Braband, en elders het dooden der befmette Runderen, om de nog gezonde te bewaaren, in 't werk gefteld heeft, is over bekend. De Inenting, die zoo menigmaalen het heilig plegtanker geweest is, om de dieren van de gevaarlykheid der ziekte te bevryden, en tot nu toe net zekerde middel is, om de vatbaarheid voor die ziekte onder te brengen, en  VAN DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. 183 en weg te neemen, heeft, in "t algemeen, die heilzaame Uitwerking niet kunnen hebben, dewyl de zaaden van vooroordeel by den Landman nog te diep geworteld zyn, en licht en waarheid nog niet aigemécn doorgedrongen is,, zoo dat de inenting agterwegen gelaaten word by veelen, als de ziekte algemeen p-rasfeert, niettegenftaande het een middel is, dat zoo uitmuntend door de Goddelyke Voor. ziênigheid begunftigd is, en door verftandige mannen zoo zeer word aangemoedigd. Het blykt hier Uit genoeg, dat geen kosten en poogingen gefpaard zyn, om deeze fchadelyke ziekte te keer te gaan, of ten minfte dezelve te beperken. De Maatfchappy van den Landbouw te Amflerdam nodigt ons uit, om de oorzaaken te onderzoekeu, waarom, op het Eiland Vlieland, nimmer eenige befmettelyke ziekte onder de Runderen plaats gehad heeft, ten einde daar uit algemeene, nuttige gevolgen te kunnen afleiden, welke ten öienfte van ons geliefd Vaderland en deszelfs Ingezetenen zouden kunnen ftrekken. Wy zullen trachten , naar ons vermogen^, eenige redenen optegeeven, waarom, op 't Eiland Vlieland, nimmer eenige befmettelyke ziekte plaats gehad heeft, en zullen daar toe dit onderwerp' in twee afdeelingen verhandelen : Eerjlelyk, zullen wy -in 't algemeen, beM 4 fchou-  184 VERHAND. OVER DE BEVRYDINÖ Jchouwen de oorzaaken, welke de befmettelyke ziekte kunnen te weeg brengen, onder de Runderen, en Ten tweede, onderzoeken, of men wel die oorzaaken, op 't Eiland Vlieland, kan vin. den. EERSTE AFDEELING. Het is buiten kyf, dat alle ziekten, met recht, onder de gedugte oordeelen van het Opperwezen te brengen zyn , en dat wy , met reden, als iets ongemeen , en als een byzondere Voorzienigheid mogen Hellen, dat, tot heden toe, die befmetting onder de Runderen niet op alle. plaatfen is doorgedrongen. Doch, met ons kortziende gezicht, in de geheimenisfen van de Goddelyke en aanbiddelyke Voorzienigheid te willen indringen, en de natuurlyke en kenbaare oorzaaken der ziekten uit het oog te verliezen, zou niet alleen tegen gezonde redenen aanloopen, maar ook onkundig en bygeloovig zyn. Genoeg voor ons, dat wy de Almacht van het Opperwezen erkennen, en, op eene verftandige wyze, natuurlyke oorzaaken zoeken optefpeuren, welke zommige plaatfen, tot nu toe, dit uitmuntend geluk bezorgd hebben. Indien eene befmettelyke ziekte onder het Rundvee ontilaan zal, dan dienen 'er twee na»  VAN DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. 185 natuurlyke oorzaaken plaats te hebben , zonder welke nimmer eenige ziekte kan gebooren worden. Er moet, derhalven, in de dieren, een gèfchikt- of vatbaarheid aanwezig zyn, en Een gelegenheid geevende oorzaak gevonden worden. De vatbaarheid der dieren voor een ziekte is zoodanig een gefteldheid, door welke zy gèfchikt zyn, om van een gelegenheid geevende oorzaak ziek te worden- De gelegenheid geevende oorzaak is alles, wat in ftaat is, om zulk een vatbaar dier in beweeging te brengen, zoodanig, dat het in een ziekte ftort, en wel in een en dezelfde ziekte, waar voor het vatbaar is, en welke de gelegenheid geevende oorzaak in ftaat is voorttebrengen. De vatbaarheid en gelegenheid geevende oorzaak zyn beide, op zig zelfs befchouwd, niet genoegzaam, om een ziekte voorttebrengen, maar een zamenkomst van beide moet noodzaakelyk plaats hebben : want anders moesten alle dieren, als eene algemeene epidemie plaats heeft, ziek worden, dat tegen de ondervinding aanloopt. Zo de vatbaarheid in de dieren afwezig is, zullen een of meerder gelegenheid geevende oorzaaken niet fchaden : zulks ziet men in de gebeterde beesten, waar in de vatbaarheid is ondergeM 5 bragt,  186 VERHANDi OVER DE BEVRYDING bragt, en de befmettelyke gelegenheid geevende oorzaaken niet meer fehadelyk zyn. Hier op rust ook de Inenting. Zo de Vatbaarheid in een dier plaats heeft, blyft het nogthans van de ziekte bevryd, wanneer geen befmettelyke en gelegenheid geevende oorzaaken aanwezig zyn. Maar heeft de Vatbaarheid plaats * en is haare rypheid daar, en komt 'er een gelegenheid geevende oorzaak by, dan en niet eerder word eerie ziekte voortgebragt. Indien ik door ae velden der Geneeskundigen mynen loop wilde neemen, zou ik een menigte bewyzen kunnen bybrengen, dat zy hier mede overeenftemmen; het zy genoeg, dat wy de woorden van den grooten ziekten - kenner , den beroemden Gaubius gebruiken en vertaaien: Indien de voorbefchikiheid niet aanwezig ts, zal een gelegenheid geevende oorzaak metjchaden, en zo gy een vatbaar ligkaam van een gelegenheid geevende oorzaak afwend, weert gy het ook van de ziekte af. Om nu de redenen te onderzoeken , waarom, op zommige plaatfen, tot nu toe geen befmettelyke ziekten ontftaan zyn onder de Runderen, zoo moeten wy deeze twee Oorzaaken naafpeuren, en zién» in welke wy de gelukkige bevryding kunnen aantreffen. Wat de prcedispofitio of vatbaarheid voor de zakte aangaat, zoo zyn wy, in 't alge. meen ,  VAN DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. 1S7 meen , van gevoelen , dat dezelve byna in alle dieren aanwezig is, en dus ook by de Runderen op Vlieland zou gevonden worden. Eenige weinige dieren mogen dit byzonder geluk hebben, van onvatbaar te zyn voor befmettende oorzaaken, "doch men zal, zegt " Ata, onder de duizend beesten pas één " vinden, 't welk 'er niet voor vatbaar is". Hier mede Hemmen over een alle beroemde Mannen, inzonderheid, de Geneeskundige, als: Camper, van Doeveren, Oosterdyk, Habn, Lucbtmans, &c Het zal met de beesten gelegen zyn, als met de menfchen; men vind eenige weinige , welke van de kinderziekte bevryd blyven, offchoon zy onder de hevige fte befmettende oorzaaken zyn , en hebben dus het natuurlyk tegengif by zig. Anderen hebben het zaad van vatbaarheid wel in zig, maar leeven nogthans langduuiig, onder de befmettende oorzaaken , gezond, tot eindelyk het zaad der vatbaarheid zyne volkonume rypheid gekreegen heeft, en zy, door de befmettende oorzaaken aangetast, en onverwagt in de ziekte gedompeld worden. Zeer algemeen, en met hethoogfte recht, gelooft men, dat de beesten, van gebeterde Bullen en Koeijen geteeld, minder vatbaarheid voor de ziekte eigen is, en dat zy ook gelukkiger de ziekte doorkomen. Men vind onder de menfchen, zoo de genees-  188 VERHAND. QVFR n „ neeskundigen ons leeren, dat seheele fw hen aan een en dezelfde 'riekte? e v n 1' aan teenng, waterzugt, podagra, &c bok vind «en menfchen, aan welke de kinderpok ken hoogst gevaarlyk zyn, als aan de S caa„en, lianen, en ook veelen hier te Lande Andere ftmmën ^ ™r * lukkig » die ziekte. Hetzelfde kan en ^ ook, myn, bedunkenSj by de Ru " en zal befmettelyke ziekten, plaats hebben Schoon de vatbaarheid, fo zomtrjige dia. ren of met aanwezig is, 0f zyne volkomen rypheid ontbreekt, kan dezelve, of aanwe- dLT r\°V0t Zyne r^geraaken, door de langheid van tyd, en het verkeeren met befmettelyke oorzaaken C1*ceren Misfchien is men begeerig, om te weeten waar ,n «gentiyk die/»r^7&/. der dS beftaat; wy bekennen, zulks niet te wee en en haten het onderzoek daar van over aan zulke PhUofophen en Geneeskundigen" weke bever aan gisfingen boven het zekere en Ja re den voorrang geeven. De vatbaarheid kan, begunftigd worden door alles , wat de va,te deelen der dieren verflapt en verzwakt, en de vogten tot e gen aar ige bederving en verrotting aanzet? en zulkS word bevorderd, door een vuile ft 1. ftaande lucht in de muffe Hallen , in welken men de henzaame en zuivere buiten-lucht be-  VAM DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. iQt) belet intedringen : ten tweede, door flegte en bedorvene voedfelen: ten derde , word dezelve aangezet, door eene flordige en morsfige behandeling op de ftallen, waar door fchadelyke dampen opftygen, welke voor de gezondheid der dieren allernadeeligst zyn: ten vierde , doet de fchielyke verandering, welke de dieren ondergaan, wanneer zy uit de weide op ftal, of uit den warmen ftal in het open veld komen, dezelve zeer veel nadeel, belet de natuurlyke uitwaasfeming, en maakt hen aandoenlyk voor fmetftof en vatbaar voor ziekten. De braave Veebouwers nu, welke een gezonde en verfche lucht in hunne ftallen laaten fpeelen ; welke voedzaam , zuiver en goed voeder geeven; en ruim, rykelyk, en met fris water het Vee drenken; hetzelve en ook de ftallen zindelyk en net houden; eindelyk, in den Winter, by goed weêr, hun Vee eens in de open lucht brengen , en eenige heilzame beweeging laaten maaken, kunnen de vatbaarheid der dieren aanmerkelyk verhinderen en beletten. Schoon men, door deeze eenvoudige behandelingen, de vatbaarheid der dieren voor ziekten breidelt, zyn wy nogthans van gevoelen , dat men, niet zoo zeer in de niet vatbaarheid der dieren voor het fmet, de oorzaaken zoeken moet, waarom op zommige plaat-.  WO VERHAND. OVER De BEVRYDiNG plaatfen geen befmettelyke ziekte gevallen is maar wel voornamentlyk, dat de verwyderde oorzaak, of liever de gelegenheid geevende oorzaaken, cau/a occafionahs, niet tegen■ woord,g geweest zyn, of afgewend zyn geworden, het zy dat de ligging der plaatfen daar toe gunftig geweest is, het zy dat een voorzjgtige en verftandige ftaatkunde daartoe heeft medegewerkt. De gelegenheid geevende oorzaak, tot de befmettende ziekte onder de Runderen, {Tellen wy te zyn een vlugge, fcherpe en fubtiele fmet, Miasma, welkers aart en natuur nog onbekend is, maar de dieren, of liever de Runderen, treffende, aanftonds het leven-grondbeginfel, vis vha, aantast, verzwakt en de dierlyke levens en natuurlvke werkingen ontrust, verhindert, of gedeeltelyk ofgeheel vernietigt; zommige ingewanden van t hoofd, borst, en buik infkhnmeert; belette of ongeregelde affcheidingen te weeg brengten alle vogten ontaart, en een ligter of hevi! ger graad van bederving doet ondergaan mar rrmate de hevigheid van tet miasma is! of de pmdispofuio 'er aanleiding toe geeft. Deeze fmetftoffe kan op een tyd, als de vatbaarheid der Runderen aanwezig is, aangebragt worden , en de zfckten veioorzaaüen, door drie wegen: Eerftelyk, wanneer de ■fhietMfe door de lucht  VAN DE RUNBER-PSST OP VLIELAND. 19I lucht van elders aangehragt, en rondgevoerd word, en de Runderen belïnet; Ten tweede, door het voedfel, ^fc welk de Runderen krygen; en Ten derde , door de verkeering met befmette beesten, menfchen, plaatfen, en mestingen. Dit fmet kan, of door de ademhaaling, ot door de poriën van den huid, of door de flikking, naa binnen gebragt worden, en de Runderen ziek maaken. Wy hebben gezegd, dat de fmetftof, door de lucht, kan aangebragt worden; doch dit gezegde moet men, met oordeel, beproeven. Wel is waar, dat, door de bewogen lucht of wind, alle de uitwaasfemingen van de oppervlakte der aarde, van levendige en levenlooze dieren, van plantgewasfen, en delfftoffen overal heen gevoerd kunnen worden, edoch verfpreid, verdeeld , en zeer veele verandering ondergaande. Het is ook een zekere waarheid, dat, met die zelve lucht, kwaade ftoften kunnen rondgevoerd worden, welke voor de gezondheid van menfchen en beesten nadeelig zyn, wanneer het fchadelyke niet genoeg verdeeld word, maar vereenigd blyft, en,in den overtogt door de atmospbeer , niet genoeg verfpreid of gezuiverd geworden is. Maar hoe verder de befmette lucht rondga  192 VERHAND. OVER DE BEVRYDINO gevoerd moet worden, hoe krachteloozer ook dezelve bevonden word, en de ondervindingen van vroegere en hedendaagfche Geneeskundigen hebben ons geleerd, dat de befmettelyke ziekten, als pest, roode loop,rotkoortsen, enz., altoos in dien omtrek, alwaar zy het eerst aangekomen zyn, ook het felfte op die plaats, en daar digt by, zyn blyven woeden, gelykby Sydenham, Degner,Huxham De Man, en inzonderheid, by den beroemden van Zivieten, in 't vyfde deel, pag. 163, te zien is, en dat verst afgelegene wooningen minder van de ziekte leeden, en dezelve aldaar ook zoo gevaarlyk niet was. Aha getuigt , zulks ook opgemerkt te hebben by de Runderen in Vriesland. Wanneer nu lmerftoffe ver door de lucht, en wel over zee, gevoerd moet worden, zoo kan dezelve geheel insrs of krachteloos worden, en niets befmettelyks behouden: want door den wyden Oceaan van de atmospheerxoi)igedx^\tx\ wordende, word dezelve fmetftof door de vogtigheid, regen, en bykomende ftoffen, als m een disteleer - ketel van de lucht verdund, onfchadelyk, en zoodanig verfpreid en verbeterd, dat dezelve op menfchen en beesten die nadeelige uitwerking niet kan hebben, tot derzelver wezendlyk geluk: want was door de wyze Bouwmeester der natuur aan den Wind en dampkring dat vermogen niet gegee- ven,  VAN DE RUNDER-PÉST OP VLIELAND* 193 Ven, dan zou de geheele bewoonde waereld altoos, door befmettelyke ziekten onder menfchen en beesten, uitgeplunderd worden. Het zy verre van my om te ftellen, dat het volftrekt onmogelyk zoude zyn, door de lucht fmetftof naa andere plaatfen overtebrengen, en aldaar zyne fchadelyke uitwerkingen op nieuw te openbaaren * inzonderheid, wanneer een langduurige ftilte en een traage voortgang der lucht plaats heeft; doch ik geloof, dat dit zeldzaamer gebeurt > dan men zich wel inbeeld. Meer voorbeelden hebben wy , dat een fmet, welke of uit de gronden en moerasfen, of door {tinkende aazen, of uic rottende ziekten ontftaan was, door den wind, buskruid, en vuur verjaagd is geworden. Toen Apollo Griekenland van de pest zuiverde, gebruikte hy daar toe een geweldigen wind, gelyk wy leezen, in de Ui ad. van Homerus, Lib. I9 pag. 21. Toen in Amfierdam, in 't Jaar 1529, het zoogenaamde Engelsch zweet, geduurende eenige dagen , grasfeerde , wierd de ziekte, op den vyfden dag van September t door een plotfelyken wind verdelgd, zelfs zoodanig , dat die gevaarlyke ziekte daar niec meer vernomen wierd. Wanneer , hier te Lande, by heete Zomers, geweldige ziekten ontftaan, verminderen zy aanftonds, wanneer de lucht, door de heilzaame winden » verN koekl  Ï94 VERHAND. OVER DE BEVR YDING koeld word, gelyk zeer veele Geneeskundige getuigen : maar dat de fmetftof, door de lucht, zoo gemakkelyk overgevoerd word , daar aan twyffelen zeer veele Medici, en wy met hun , hoewel wy het niet geheel ontkennen,. Zeker is het nogthans, dat de verwydering van de befmetting, zelfs op een kleine distantie , genoegzaam is om Menfchen en Vee te bevryden, en zy, die, op de eerfte maare van een ontftaane pestziekte , zich verwyderden, bleeven bevryd. Galenus oordeelde ook, dat het een veilig middel was, om zich te behoeden. Veele voornaame Lieden, waar onder eenige Doétoren, maakten, in 't jaar 1663 , te Amfierdam 'er ook gebruik van. Drie Medici, en te gelyk Injpe&ores, hielden met andere getrouwe mannen ftand, en bedienden de zieken, waarom de Magiftraat hun ook, tot erkentenis, vergunde een plaats in een Regeerings geftoelte in de kerk. Menfchen , welke , by een ontftaane pest, zich opgefloten hebben , en van alle verkeering zich hoedden, bleeven bevryd van die, wreede ziekte; men kan by Lobb, of ibe Flague, pag. 45. &c, verfcheide gevallen vinden, welke dit bevestigen. Toen, in 't jaar 1718 en 1719, in Aleppo de pest zoo allerverfchrikkelykst woedde, en tagchentig duizend menlenen, itt dentyd van zes maanden, wegfleep- te  VAN DE RUNDÈU.-FÈST OP VLIELAND. 195 te, bleeven de Engelfche familiën gezond, doch flooten zich in hunne huizen op, en beL-treden allen omgang. In Warfchau, blee. ven alle de Kinderen in 't Weeshuis, by de Jaatfte pest, bevryd, doch een Cordon van Militairen verhinderde alle communicatie. Nimmer zoude ook de pest, in Turkyen , zulk eene ysfelyke verwoesting aanrechten , indien de Turken zich beter behoedden, en hui.ne bygeloovigheden lieten vaareu. By Rus/el, Lobb* en anderen, leest men zelfs, dat zy, die zich opgefloten'hadden, geenzins de open lucht vermydden, maar van boven van het platte dak en door de open vengfters fpraken met anderen, hunne lotgenooten, en dus een en dezelfde lucht inademden, niette* min van de pest bevryd bleeven , eenig en alieen, om dat zy alle lighaamelyken omgang verhoedden. Hier uit blykt genoeg , dat het miasma niet zoo gemakkelyk overgevoerd word, door de lucht, en dat menfchen en beesten van dezelve geen groot gevaar te vreezen hebben; dat het dus te begrypen is, dat 'er nog zommige plaatfen zyn, waar nimmer pest of andere befmettelyke ziekte geweest is, en ook dat 'er nog Landftreeken gevonden worden, daar de Vee-pest nog nooit heeft post gevat: St. Eultatius is niet eerder door de kinderpokken aangetast geworden, dan wanneer deN 2 zei-  196 VERHAND. OVER DE BE VRYDING zelve, door de Commercie en Navigatie, van andere plaatfen aldaar zyn aangebragt: op de Caap de Goede Hoop, is die ziekte, naauwlyks twintig jaaren , bekend geweest, en , door befmet en vuil linnen, aldaar aangebragt geworden; zy heeft een deerlyke flachting onder de menfchen gemaakt; de Caapfche inwoonders vlugten met goed fuccès , landwaard in, voor dien worg-engel der menfchen. Wierd hu, door de lucht, de fmetftof zoo gemakkelyk vervoerd, zoo zoude de kleine diftantie van twee of drie uuren buiten de Caap niet genoegzaam zyn, om de vlugtelingen te bevryden, en zij zouden te vergeefs het Kanon zetten, om de communicatie afteweeren. De vlugheid van 't fmet der pest onder de menfchen en van de kinderziekte zal vsel overeenkomen met het' fmet van de Veepest. De Inenting bevestigt zulks. Al itemden wy eens geheel en al toe, dat "t fmet der Vee-pest, door de lucht, onveranderd overgevoerd wierd, zoo zoude nogthans een bedaarde overweeging van den loop der ziekte van befluit doen veranderen Voor eenige jaaren, ontftond de Vee pest, in het Westelyk gedeelte van Europa, en verfpreidde zich, zeer langzaam, naa de Noord-üostelyke en Oostelyke Landen van dat Waerelddeel; en meer dan één jaar verliep 'er, eer die  VAN DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. Ij?7 die ziekte deezen togt afleidde. Indien nu de fmetltof, door de vleugelen des winds,- zoo gemakkelyk, ongezuiverd, overgebragt konde worden, dan zou zoo een langduurige tyd niet nodig zyn, om dezelve van de eeneplaats tot de andere te brengen. In 't jaar 1744 ■> woedde , in 't midden van den Zomer , in Vrankryk en Braband, de Vee pest; laat ia 't jaar, ontftond dezelve'in Holland; en, in 't laatst van November, ontltond de ziekte aan de Westkant van Vriesland. De ondervinding heeft ons ook geleerd. dat zomtyds dan hier , dan daar de ziekte heerscht, en eenigen tyd blyft. Aanmerkelyk is het, dat dezelve in Holland, één ja twee jaaren, gewoed heeft, zonder dat Vriesland 'er van aangedaan wierd , ook dat dezelve in Vriesland heerschte, en men in Holland 'er niet van wist. Zo nu de overtogt der ziekte van 't Vee, door de lucht en wind, zoo gemakkelyk gefchiedde, zoude, myns bedunkens, dé Vee-pest veel fpoediger meer algemeen worden , en dit geen plaats hebbende, oordeefik, dat het zelve een zeer voornaame reden is,-waarom men nog zommige plaatfen vind, waar tot heden toe nimmer eene befmettelyke ziekte onder de Runderen geweest is; dewyl haare afgezonderde ligging geen andere toegang voor het fmet overlaat, en de lucht zeldzaam of nooit dezelve aanbrengt. N 3 Ik  ISS V£ RU AN D. ÜVUDE^VKÏD,,, liffcB^ tot de tweedc oorzaak, welke Oen der Runderen, op de ftallen en inde weiden en zal verder aantoonen, dat het mogelyk is, dat zommige plaatfen ongefchikt kïygen"1 ^ W de ^^fdng te «nïJ?|fch7 l0^8^ worde« door drieërlei voedfel onderhouden, naamelyk, door Lucht Spys, en Drank. Dat zommige plaatfen, dool een befmette lucht, niet aangedaan zvn ge worden van de Vee-pest, is boven beweezen wy zullen nu eeniglyk van de voedfclen handelen. Het dieren.geftel verliest dagelyks, door de mtwaaslennngcn en overige ontlastingen een groote hoeveelheid ftoiïe, welke door verkwikkende fpys en drank weder aangevuld moet worden, en welke in ftaat zyn, om het lighaam te voeden, en tellens beletten, dat het zich zelve niet verteert. De menfchen zouden, even als de beesten gezond leeven, indien zy zich met eenvoudige voeufden vergenoegden. De gezonde voedleien, en een bekwaame en behoorlyke oppasiing behouden niet alleen de dieren voor de pradispofuie der ziekte, maar brengen ook veel toe, om de gelegenheid geevende oorzaak af te weeren, en dwaalingen en misila* gea  VAN DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. 199 gen hieromtrent ftorten de dieren in menigvuldige gevaaren. Op 't land zoo wel als in de ftallen, worden ten deezen opzichte zeer veele misdagen begaan. Zeer veele landen vind men, in dewelken het Heermoes , en andere fchadelyke voedfelen of planten de ziekelyke gefteldheid begunftigen. De Arfenicaale dampen, welke uit moerasfige gronden opftygen , of door den honig - daauw veroorzaakt worden, doen niet alleen direct de longen aan, maar geeven ook het gras een fchadelyke eigenfchap , om te voeden. De dieren, welke op zoodanige gronden geweid worden, krygen een zekere fcherpte in hunne vloeiftoffen, welken dezelve meerder gefchikt maakt voor de ziekte, dan andere dieren, welke op een hooger grond weiden, en beter voedfel genieten, waar in die fchadelyke oorzaaken niet gevonden worden. Het is , van alle tyden af, bevonden, een bewezen waarheid te zyn, dat wanneer zwaare ziekten onder de menfchen heerfchen, dat een verkoelende, zuivere, maatige, en eenvoudige leefregel het beste behoedmiddel is tegen derzelver aanval, en wie, die een weinig gezond verftand heeft, zal in twyffel trekken , dat voor de beesten zulks van geen goede uitwerking zal zyn? Ik geloof, niemand. Landeryen, daar voor af befmette Runderen ©j? gegraasd, en hunne mest hier en daar ver3N 4 fpreid  §Q0 VERHAND, OVER T) E BEVRYDIN& £ldVp„ebben' T ,de geftorvene bees^ op * Ininne^r T ?tn de ^^heuten gen zelfs aan gezond vee ten eerften de bezetting aan, en zoodanig gras kan niet anders dan gevaarlyk voordeRunderenbefchouwd worden; voeg hier by, dat, in naauwe flooten, veele fchadelyke docde visfen, of doode hengen, die door onachtzaamheid daarinblvven liggen , dezelve vergiftigen, of dat het vleesch van befmette dieren, in de flooten geworpen , de wateren, welke tot drank dienen, befmettelyk maakt, en het gezond vee bennet, ja, ik geloof zeker, dat de ftilftaande wateren in Holland, en de menigvuldige bc~ SYn^inr11 T ?lantgewasfe^ welke men er in vind, een zeer voornaame oorzaak is fterkfte gewoed heeft. In andere plaatfen daarentegen, welke met ruime ftroomen omringd zyn, en in welke de itilftand der wateren geen plaats heeft, en dus geene gelegenheid is, dat 'er de planten in verflikken, word het Vee gedrenkt: met zuiverder water, 't welk de fchadelyke deelen atlpoelt, en de vogten voor bederf bewaarc dus ook de gezondheid voordeeliger is, ten minfte, om dezelve te onderhouden veel toebrengt. Daarenboven worden 'er, in die ruime loopende ftroomen, geen ftinkende  VAN DE RONDER-PEST OP VLIELAND. 201 jtnzen van visfen of andere dieren zoo algemeen gevonden, en dewyl 'er geen, of zeldzaamer Runderen fterven, welke niet diep genoeg in de aarde begraaven worden, is er dus ook geene gelegenheid, om de gras - planten, welke tot voeding dienen, te vergiftigen, gelyk op andere plaatfen gefchied. De langduurige bevinding heeft geleerd, dat de ziekte , onder de Runderen , altoos Iterker woed, als dezelve op de ftallen zyn. Ik twyüel geen oogenblik, dat zulks veroorzaakt word j door de fiegte behandeling op de ftallen, en de fiegte voedfelen, v/elke de Kunderen aldaar gebruiken. Indien het hooi en ftroo, dat ingewonnen word, van landeryen komt, welke, door befmette mesting, aangemaakt zyn, is het te vreezen, dat hetzelve ook voor het Vee van kwaade uitweiking zal zyn, en op die plaatfen, daar zulks niet gebeurt, hebben ook, naar gedachten, de Runderen niet te vreezen, om op die wys befmet te worden, zulks ziet men op afgelegene plaatfen, daar niet veel vee gehouden word, en daar boven dien de landman, van zyn eigen of gehuurd land, genoegzaam voeder inwint, dat onbefmet is. Schoon het winter-voeder al niet van be* fmette landeryen komt, nogthans kan de fiegte ipys en drank, en een verkeerde behandeling , wanneer een algemeene ziekte onder de N 5 Run-  202- VERHAND. OVER DE BEVRYDIN© Runderen heerscht, een gelegenheid geevende oorzaak zyn, om de ziekte aantefteeken, door dien de vaste en vloeibaare deelen tot bederving geneigd worden. Gebrek aan goede levensmiddelen heeft altoos zyn rol ge* fpeeld, wanneer pest, loop, of diergelyke Ziekten grasfeerden. Wanneer ik de ziekten welke belegerde deden getroffen hebben, eens nadenk, en de egte hiltorie- fchryvers inzie, zoo zouden de zoogenaamde pest ziekten misfchien negen en negentig per cent verminderen , ten minfte het befmettend vermogen van dezelve. De vermaarde belegering van Leiden, in't jaar i572, kostte een menigte braave Burgers het leven, doch ik durfniet Hellen, wanneer ik de gelchiedenis raadpleeg, dat het een befmettelyke pest-ziekte, welke de ingezetenen vernielde , maar wel dat het een rot-koorts was, welke ontftond uit gebrek van goede levensmiddelen: want dat gebrek vervuld zynde, lees ik niet , dat de befmetting aangehouden heeft, of fchoon nog eenige naderhand omkwamen door gulzigheid als anderzins, maar niet door befmetting. Wanneer nu "de Runderen, op de ftallen,' door liegt en bedorven voedfel gefpysd, en met fiegt water, gedrenkt worden , daarenboven in eene groote menigte by elkander, roerloos geketend ftaan, en morfig behandeld worden, loopen zy, die daar van oorzaak  VAN DE RUNEER-PEST OP VLIELAND. 203 zyn , gevaar , om de ziekten onder hunne Runderen te brengen. De Heer Bloys van Treüong zegt in zyne nuttige verhandeling, in 't Eerfte Deel van de Maatfchappy van den Landbouw , te Amfterdam, pag. 246 en 247, „ dat hy opgemerkt heeft, dat zeker Boer „ zoo onzinnig te werk ging, dat zyn drink„ kolk meêr water, uit zyn mest-put, dan „ uit de daar toegang hebbende floot, ge„ fourneerd wierd: 't was," vervolgt zyn WEL Ed., " ook van dat gevolg, dat de „ ziekte in den Polder, waarin hy woonde, „ grasfeerende, altoos zeker niet alleen in „ zyn ftal viel, maar dat by telkens meestal „ zyn Vee verloor." Zie bier een bewys van een menfchen-vriend , op wiens carafter, deugd, en oordeel men bouwen, en zich verhaten kan , dat de fchadelyke voedfelen hoogst nadeelig zyn , wanneer de ziekte onder de Runderen grasfeert. De uitmuntende behandeling , welke de Heer van Treslong voor zyn Vee heeft laaten houden, heeft zyne Runderen by Bergen op Zoom bewaard, en in Holland goede uitwerking gehad, waar over men met vrucht de gemelde voortreffelyke verhandeling kan nazien. Genoeg voor ons, datwy Hellen kunnen, dat de Boeren, welke ryke« lyk , goed en zuiver water geeven , om te drinken ; voedzaam en onbedorven hooi en ftroo voeren3 hunne ftallen, luchtig, fchoon en  204 VERHAND. OVER DE BJ VRYDINC en zindelyk houden; daarenboven, het Vee eens laaten vertreden, en, om de uitwaasfennngaan den gang te houden, hunne Runderen borftelen, minder nood hebben, vandoor de befmettelyke ziekte uitgeplunderd te worden, - Ik gaa over tot de derde wyze, op welke de dieren kunnen befmet worden; 't welk eefchieden kan door de verkeering met befmette menfchen, beesten, plaatfen, en mestingen, In de Provintie Holland, alwaar zeer veel Vee gehouden word, de landeryen aan elkander verbonden zyn, en de verkeering van menfchen en beesten gemakkelyker is, dan in andere plaatfen, verfpreid zich ook de ziekte •hetallerlpoedigst: hier komt by, dat, in zulke omftandigheden, het. Vee naa de markt en weder vry te rug gebragt kan worden, en dat by de Boeren weinig of geen omzigtigheid in de verkeering met befmette Runderen' word waargenomen. De befmetting ftelden wy, in de eerfte plaats, kan overgebragt worden door menfchen, wan» neer zy diredt, uit de befmette ftallen , naa andere ftallen overgaan. Het is bekend, dat het miasma een zeer vlugge, doordringende, en aankleevende Hof is, welke uit de neus, mond, fondament, en opperhuid zich ontlast, en welke m de ruuwe en wolle klederen zich gemakkelyk hegten kan, en dus, uit befmette  VAN BE RUNDER-PEST OP VLIELAND. 0O5 ftallen naa de gezonde, door de menfchen, kan overgebragt worden, ik geloof, dat op deeze wyze, honderde maaien, de befmetting voortgeplant is. Boerenwooningen , gehugten, of dorpen, welke zeer afgelegen zyn, en geene gemakkelyke verkeering met befmette plaatfen kunnen hebben, loopen dus, door de verkeering der menfchen met befmette ftallen en beesten, geen gevaar, en blyven dus bevryd, daar anderen voor bloot ftaan; waarom het nodig is, dat de landman, ten tyden van befmetting, die verdachte plaatfen royde of zich zuivere, en niet, gelyk onverftandige menfchen doen, uit de befmette landeryen of ftallen , aan» ftonds in de gezonde overgaa. Ten tweede , kan de befmetting overgebragt worden, door de gemeenfchap» die de gezonde Runderen hebben met de belmette, zoo op de ftallen als in de weiden. Indien, in een ftal of weide,, de ziekteontftaat, zoo worden alle de Runderen van de ziekte aangedaan , in welke de vatbaarheid aanwezig is, en haare rypheid bekomen heeft; maar worden, by de eerfte uitbarfting der ziekte in een beest, aanftonds de gezonde van hetzelve gefcheiden, zoo kunnen dezelve bevryd blyven; wanneer men ook het zieke beest, zonder uitftel, voor den kop Haat, en diep genoeg in den grond verbergt, kunnen de  206- VERHAND. OVER DE BEVRYDI^ de overige behouden worden, gelyk ons de nabuurige Landen leeren. Y ind^ato°™ iT ^ Runderen> ™ zvn S„ ? , befmettlng reeds aanwezig zyn, kan de ziekte aangebragt worden en laattn bT °nS overSebraS' is. ïiaatien nu, alwaar nimmer vreemd Vp» bokking, de voortteehng gefchied , hebben dierhalven zeer weinig gevaar; en het 1s te verwonderen, dat men daartoe over JS geen beter maatregelen genomen heeft <& Dorpen welke, door eigen aanfokking', hun? «e Runderen vermenigvuldigen , en, door zee ën wateren, byna van alle communicatie met de vaste kusten gefcheiden zyn, ontllaat zeldzaam befmettelyke ziekte, te'n zy men door bedrog, befmet vee invoert; en het il bekend, dat zeker perfoon, bygenaamd AJ. SndXfttige Mri£Sery in W- dÜS'fehcd Van aIle communicatie gefcheiden, en daar het inkomen van het Vee verboden is, loopen dus geen of minder ge. vaar, om van de ziekte aangedaan te worden; en de verftandige wetten der Hooge Regeenng, wanneer zy wel betracht worden, kunnen dus voor ons Land van de uiterfte nut*igheid zyn. ' Dit  VAM DE RUNDERPEST OP VLIELAND. 207 Dit was, zoo ik meen, vooraf noodzaakelyk, om te befchouvven. Laaten -wy nu de vaste kust verlaaten, en, met deeze waarheden gefterkt, eens naa Vlieland overftappen; en naauwkeurig naagaan, of wy, in deszelfs ligging, gevleidheid, en andere omftandigheden, geen genoegzaamen grond ontdekken kunnen voor de bevryding der Runderen, op dat Eiland, van de befmettelyke ziekte, en of aldaar wel eenige gelegenheid geevende oorzaaken voor handen zyn, ook of, door eenige bykomende omftandigheden , de befmetting niet is afgeweerd geworden: ik gaa dierhalven over tot myne TWEEDE AFDEEL1NG. Wy moeten thans onderzoeken, of de gelegenheid geevende oorzaaken, op het Eiland Vlieland, wel aantetreffen zyn. • Vlieland doet zich op voor fnyn gezigt, als een langwerpig Eiland, gelegen, op 53 graaden en 20 minuuten Noorder breedte, 2, 3, a 4 mylen van het omliggende en vaste land, van alle kanten met ruime ftroomende wateren en zeeën omringd. Vlieland ligt voor alle winden open, is vry hoog, met zandheuvels voorzien, en meest vind men daar zandgronden, zoo als het ook aan den een*  208 VERHAND. OVER DE BEVRYDÏNG* eenen kant, ten Noorden en Noord-westen, met hooge duinen en zandbergen, en aan den anderen kant tegen de Zuider-Zee met wier-dyken bezet is. Hooge boomen en bosfchen, van eenig belang, moet men hier niet zoeken. Veenen en moerasfen zyn 'er haast niet te vinden. Het Eiland word geftadig bedekt met overftuivend zee-water* De inwoonders zyn meest zeevaarende, het minfte gedeelte zyn boeren. Men vind 'er zulke groote koppels Vee niet, als op de vaste en nabuurige kusten, en het is 'er een algemeen gebruik, gelyk ook, op Texel er* andere eilanden, plaats heeft, dat men het Vee, zoo Schaapen als Runderen daar zelfè aanfokt, en geen foortgelyke beesten van' andere plaatfen aanbrengt, terwyl het op verlcheide van deeze Eilanden volftrekt verboden is, om Schaapen en Runderen, die "ér eens afgefcheept zyn , 'er wederom optebrengen, weshalven 'er geen Vee van buiten kan inkomen, dan ter fluik; doch daar zorgt men naauwkeurig voor. Looijeryen, Lymeryen, en meer Trafieken zyn er niet aanwezig, welke, over 't algemeen, op de vaste kust nadeelig zyn, inzonderheid, wanneer men daartoe huiden en ftukken der Runderen gebruikt, die aan de befmettelyke ziekte geftorven zyn. Het Vee word uldaar 'sZomers, op een hoogen grond geweid; hua  VAN DE RUNDERPEST OP VLIELAND» ^ hun voedfel, dat zy krygen, is gras, dat kort en fyn is, en op het Eiland vry weelig wast, waarom zy nacht en dag buiten loopen, zelfs laat in \ jaar. Het water, 't welk zy drinken, en ruim-gegeeven word . is meest wei - water uit kuilen in "t land, en 's Winters in putten op de ftallen. In den Winter word het Vee gevoederd meest met hooi, dat uit Gelderland, Overysfel, en uit andere Provin* tien word aangebragt. De ftallen zyn ruim» luchtig, veelal droog, en worden zmdelyfe en net gehouden. Men koopt aldaar geen mest van andere plaatfen op, maar verkoopt de mest, die 'er valt, en zend ze naa Texel. Uit dit ter neder geftelde, kunnen wy dan deeze wettige gevolgen trekken, dat, fchoon de Runderen op Vlieland, evenals op andere plaatfen vatbaar zyn voor de ziekte, (.misfchien in een minderen graad) zy egter veel meer bewaard zyn voor de gelegenheid gee^ vende oorzaaken, dewyl 'er verfcheidene re* denen zamenloopen, waar door de befmetting onder de beesten aldaar verhinderd word. Eerjielyk, de fituatie van Vlieland zelve* alszynde te ver van de vaste kust gelegen, dan dat de lucht bekwaam is, om de fmeutot zoo lang, onverdeeld en onveranderd in deszelfs kracht, te kunnen ophouden, om dezelve op dit Eiland over te brengen, ten lftinfte zoo, dat dezelve eenig nadeel zou kun?  AIO VERHAND. OVER DE BEVRYDING xien veroorzaaken; voeg hier by, dat defterke winden altoos aan de zeeën het felfte zyn en er naauwlyks een ftilftaande, maar veeleer een koele, bewogene, en opdroogende lucht aanwezig is. ]yu weeten wy , dat niets de bederving meerder bevordert, dan warmte, vogtigheid, en een ftilftaande dampkring, en zoodanig eene geileldheid van de ludnTheeft aldaar maar zelden plaats, misfehien is zulks ook een reden, waarom men op Vlieland zter zelden van rot-of befmettelyke ziekten onder de menfchen hoort gewaagen, zelfs fchynen de kinderpokken 'er die verwoesting niet aanterichten, als wel elders, fchoon fcorbutique ongemakken 'er algemeen zyn, en ook rbumatique ziekten en pleurisfen, welke van een koele lucht, wind, en weer afhangen, zoo ons Geneeskundige leeren, maar geenzins van een eigenaartig bederf in de vogten en vaste deelen. Ten tweede, Vlieland heeft veel hooge en drooge zandgronden, welke geen veen- rotof zwavelagtige uitwaasfemingen opleveren, gelyk in de droogmaakeryen en laage polders uitdampen, en dus ademen de Runderen aldaar geen bedorven lucht naa binnen, maar eene lucht, welke heilzaam is, om hunne gezondheid te onderhouden. Ten derde, de weinige boomen enbosfehen, welken men aldaar aantreft, kunnen niet belet.  VAN DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. 21 i letten, dat de winden, van alle kanten, eeri ruimen doortogt en loop hebben op de landeryen en Hallen , zonder ergens te blyven hangen , en hier door zelfs word veroorzaakt» dat geen ryp of honig -dauw zoo overvloedig, als op andere binnenlandfche plaatfen, in 't land op de wateren kunnen vallen , en aldaar blyven kleeven. Ook heeft de Heer Brugmans beweezen, dat de planten, welke in de fchaduwe ftonden, van den nevel, in 't jaar 1783, het meest geleden hebben. Ten vierde, men weet, uit het gezegde en bekende, genoegzaam , dat, door de fchuuringen der ftroomen, uit en in de Zuider- en Noord-Zee, de ebbe en vloed elkander geduurig afvvisfelende, de wateren daar. omtrent nimmer in ftilftand zyn. Stilftaande wateren gaan , uit haar eigen aart, in een warme lucht, tot verrotting over, hoe veel te meer, wanneer dezelve met verrotte krengen van visfen en andere dieren, en plantge* wasfen gevuld zyn, welkers uitwaasfeming vergiftigende is. Dat ftilftaande wateren fpoedig friet-deelen naa zich trekken, is bekend, zoo zelfs, dat, in tyde van befmettelyke ziekten, het water, \ welk men in de zieke-ka. mers plaatfte, ja, op open plaatfen , s'morgens met een taai vlies bedekt was, en dit, 'er afgefchept en aan een hond gegeeveri zyn* de, den dood van 't dier veroorzaakte. Na O 3 kun-  2I<2 VERHAND. OVER DE BEVRYDING kunnen wy zoodanige ftilftaande wateren op Vlieland niet aantreffen, en in ft geheel geen gemeenfchap» met diergelyke op de vaste kust. Al eens gefteld zynde, dat de fmet van de vaste kust konde overvliegen , zoo is 'er, eensdeels, te veel water tusfchen de vaste kust en dat eiland, hetwelk noódzaakelyk alle de fmetftoffen uit de lucht zoude abforbeeren, invofoeeren, en dilueeren, 'dus krachteloos maaken , en alle derzelver fchadelyke eigenfchappen verdelgen: ten anderen komt hier nog by, de geduurige beweeging van winden en ftroomen, waar door alle putrefa&ie word' voorgekomen; ook kan men aldaar uit het water nimmer zulk een gas fihester trekken, als uit de binnenlandfche flooten en gragten* te meer., dewyl deeze ftroomende wateren, daarenboven, met zoo veele zout-deelen bezwangerd zyn. Ten vyfde, als een behoedmiddel tegens de ziekte, kan men hier byvoegen het veelvuldig overftuivend Zee-water , dat zelfs, gelyk op Texel, de Helder, te Harlingen, enz , alle de regenbakken brak maakt, zoo dat men 'er naauwlyks een enkelde vind, die goed is. Dit Zee-water, hoe fyn ook verfpreid, voert met zich eenige zout-deeltjes, brengt dezelve over de landeryen, deelt aan het gras een eigenfchap mede, welke het bederf wederftaat; belet ook de fchadelyke uit- waas?  VAN DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. SI 3 waasfeming; en brengt, eindelyk, te weeg, dat de Runderen en Schaapen voor rot-ziekten bevryd blyven. Uit het een en ander mogen wy derhal ven. ditbefluit opmaaken, dat het Eiland Vlieland geen gevaar heeft, om door het overvoeren van 't fmet met de lucht, van de befmettelyke ziekte onder de Runderen overvallen te worden, en is eene kleine diftantie in Aleppo genoegzaam geweest, om menfchen tebevry? den voor de pest-ziekte; en eene kleine verwydering genoeg voor de Caapfche ingezetenen, om hen voor de vernielende kinderpokken te hoeden, hoe veel te meer is dan niet een Cordon van Zee en Lucht genoegzaam, om Vlieland te befchermen tegen de pestziekte onder de Runderen. De tweede reden, waarom Vlieland tot dus verre is vry gebleven v an de Runderpest, is natuurlyker wyze gelegen en te zoeken in de voedfelen en oppasfing , welke de beesten in den Winter en in den Zomer, krygen. Vooreerst, is het gras, dat hun tot voeding dient, in den Zomer, zelden door ryp of meeldauw aangetast, en veele, waar onder voor■*tnamentlyk Sagar, fchryven daar zeer nadeelige gevolgen aan toe. Die arfenicaale uitwaasfemingen zyn weinig of niet op Vlieland bekend. Het gras groeit op een zoeten zandgrond, zoo als de boeren zeggen, en geeft O 3 du*  VERHAND. OVER DE BEVHYDINCr dus een goed voedfel; want zandgronden geevenaangenaamer endrooger vruchten, dan rnoerasfige en veengronden, ook waasfemen de veengronden fterker op, en de droogmaafcryen verzwaaren de algemeene rot - ziektenJJe gras-fcheuten kunnen ook niet abforbeenn imetftoffe van aan de pest geftorvene Runderen, dewyT zy er nimmer geweest zyn, ook kan derzelver uitwaasfeming in de longen der dieren niet ingeademd worden, als op andere plaatfen, daar men dezelve zomtyds roekeloos genoeg begraaft, en, door het te vroeg omdelven, op nieuw de ziekte ontfteekt. De mest kan 'er ook het gras niet befmetten, want men zend wel mest van Vlieland, maar koopt 'er geen andere op, en de mest van Vlieland is niet voorzien met die fchadelyke fmet. De drank, welke de dieren drinken, en men aan dezelve in een mime maate geeft drinken zy uit putten, en het water is zuiver' klaar, en ligt. De Üooten, als byna niet aanwezig zynde , kunnen dus geen befmetting veroorzaaken , door ingeworpen krengen, verrotte plantgewasfen , of door afloopende' befmette gier vergiftigd worden, dat dikwyls op de vaste kust plaats heeft, en den drankzeer nadeelig maakt, welke dus de vogtentot rotting geweldig aanzet, en menig dier het leven kost. Onder het graazen, dorpen de Runderen ook op alle de zout-deelen, waar me-  VAN DE RUNDER-NST OP VLIELAND. 215 mede het land overdekt is, en krygen dus die deelen naa binnen , welke de kooking en verduwing begunftigen, en tevens de vaste deelen verfterken, en de vloeibaare tegen de rotting behoeden. Om zulk een heilzaam oog. merk te bereiken, laat men, in Spanjen, Vrankryk, Zwitferland, en in Duitschland, de Koeijen en Schaapen zout likken, en inzonderheid fteen-zout; ja, men meent zelfs, dat men hier door veele ziekten, onder de Runderen, Kalveren en Schaapen, voorkomt. Ten tweede, in den Winter ftaan de Runderen op Vlieland, in zeer luchtige, zindelyke, en drooge ftallen, en dewyl dezelve ruim zyn, en 'er weinig Vee op ftaat, zoo zyn zy aldaar zoo niet op elkander gedrukt. De winden, welke daar geduurig in fpeelen, beletten, dat de uitwaasfeming der beesten de lucht bederft, waar inzyleeven, maar maaken, dat dezelve altoos zuiver blyft; en dus circuleert de bloed - ftroom vry en ongehinderd , waarom men ook aldaar zelden Runderen aantreft, in welke de longen aan het borst-vlies gehegt zyn, 't geen in de Provincie Holland z-eer algemeen is. Hoe veel nu een zuivere lucht toebrengt, om de gezondheid van menfchen en beesten te bewaaren voor ziekten, is overbekend; en hen, die in ziekten gevallen zyn, daar door herftelling en verligting toe te brengen, is de gegronde pra&yk der egte O 4 zoow  216 VERHAND. OVER DE BEVRYDING wonen van Efculaap; ji^rmgk heeft proef, ondervmdejyk beweezen , dat zyne zieken, welke de luchtigfte en hoogfte plaatfen aangewezen waren, meest al herftelden. Het Winter-voeder voor- de Runderen is meest hooi, dat op de nabuurige vaste-kust gewonnen werd, dewyl de Vlielanders weinig of geen hooi van hunne gronden winnen. Wel is waar, dat dus dat vreemde hooi, wanneer het op een befmet land gegroeid was, een fchadelyke eigenfehap in zich zoude kunnen befiuiten; maar men neeme in aanmerking, dat de Vlielanders zeer keurig zyn op het voeder dat zy koopen, en veelal daar gereed geld voor geeven, zoo dat zy dus best hooi bekomen; ook wachten zy zich zorgvuldig, om geen hooi te koopen van befmette plaatfen, en dat niet wel ingezameld is. Daar en boven, zoo word het hooi, dat zy van hunne nabuuren koopen , eerst op-'t land, dan op rooken, en dan in de bergen of fchuuren, geplaatst, daneindelyk in fchepen na Vlieland overgevoerd; dus word het, door het geduu-' rigom en om zetten, verlucht, en van alle xchadelyke kracht beroofd; zoo dat hetgeen nadeeLg miasma in zich beiluiten of onthouden kan, fchoon het al eens van befmet land aangebragt wierd. Ten derde; wy kunnen van Vlieland niet ?eggen, dives pecoris, dat 'er een groote me- m>  VAN DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. nigte Vee is, gelyk men van Holland, Vriesland , enz. doen kan, en dus is, alles al eens gelyk gevleid zynde, de mogelykheid en gevaarlykheid van de befmetting zoo groot niet, als in de binnenlandfche plaatfen: ook is gemeenlyk het oppasfen en voeren by een grootergetal Beesten, met meerder moeite vergezeld , en in Holland word die zorg al veel aan de knegts toevertrouwd, 't welk op Vlieland geen plaats heeft; én het klein getal Vee, dat men aldaar houd, hoewel ik het niet net durf bepaalen, is zeer gemakkelyk rein en zuiver te houden. Boven dien, heeft de ondervinding geleerd, dat, ten tyden van -befmetting onder de Runderen, hoe minder beesten in een diftrift zyn, des te minder het gevaar is: „ het is bekend," zegt de Heer Ma, id zyne Aantekening op de bovengemelde Verhandel., te vinden onder zyne toegezondene- berichten aan de Maatfcbappy van den Landbouw, , dat in Vriesland de ziekte onder het Rlmd" vee, in den beginne, doorgaans het zwaarst, het midden deezer Provintie, waar in het ]\ meeste Vee is, getroffen heeft, en datm " 'tbyzonder de Noordkant van Vriesland 'er " weinig van gevoeld heeft, of ten minfte '! niet in vergelyking van de beste Vee - contryen, en dat dit byna altyd zoo geblee!! ven is, ia, dat dezelve daarenboven, zet derd "t jaar i?47, bï™ alle Winters, in O 5 » h<*  2l3 VERHAND. OVER DE BEVRTDING „ het midden der Provintie fterk gegrasfeerd ,, neeit, en dan nog zeer weinig in de Bie „ rumen, en op het.Bild, Ferwerderadeel, n Oost- en West-Dongerdeel." Het gering getal Vee, de goede oppasfing en de goede fpys en drank mogen wy derhalven aanmerken, als voordeelige behoedmiddelen voor de Vlielandfche Runderen : en M Barbaret, Sagar, en anderen ftellen, als vrv zeker dat zeer veele Runderen ziek worden , door het bedorven eeten en drinken , waar mede zy gevoed worden, en door de verwaarloosde oppasfing, welke zy krygen. Eindelyk, ten derde, als een der 'voornaamite en gewigtigfte redenen , waarom Vlieland bevryd is gebleeven van de befmettelyke ziekte, moet men ftellen, door dien het van de vaste kust gefcheiden is, 'er weinig of geen gemeenfchap met befmette menfchen of beesten heeft plaats gehad; en dat een verftandige itaatkunde , en goede maatregelen Vlieland bevryd hebben van de Vee-pest. Het Eiland Vlieland word zelden bezogt, zelfs niet in den Zomer, als door Zeevaarentien, welke van verre landen komen, of daar naa toe moeten, en die dus geen befmetting kunnen aanbrengen. De Schepen, welke uit tmbden, Jeverland, Groningen en Vriesland met Runderen geiaaden zyn, om die te vervoeren, vaaren 'er nimmer, als by nood, aan, de-  van de runder - pest op vlieland. 219 dewvl dit Eiland dan ver buiten bunnen cours ligt, als meer boegende langs de Vriefche kusten naa Noord- en Zuid - Holland ta den Winter, wanneer de betmettelyke ziekte het ferfte woed, heeft Vlieland haast m 't geheel geen communicatie met menfchen van de vaste kust, veel minder nog met beesten. En dus hebben de dieren, noch op 't land, noch in de ftal, geen gevaar te vreezen , dan door de kucht, en wy hebben beweezen, dat zulks zeldzaam kan plaats hebben, en in 'c geheel niet op Vlieland. Hier komt by, ten tweede, het welk ook de communicatie met de beesten voorkomt, en als een zeer goed voorbeeld dienen kan, dat de Vlielanders fteeds hun eigen Vee aanfokken,en dus geen toevoer van andere plaatfen nodig hebben. En ook, ten derde, dat al het Vee , dat afgezonden word, het zy Koeijen of Schaapen , 'er nooit weder op mag komen, ja, ingefcheept zynde, niet weder uitgefcheept mag worden, of de ftorm moest lang aanhouden. Zulks heeft op Texel, Wieringen, en zelfs op de Helder ook plaats , en geen vreemd fcnaap of rund mag op een van die plaatfen aangebragt worden. Devvyl nu van elders zelfs geen gezond beest mag worden inger voerd , zoo kan men gemakkelyk begrypen, dat nog veel minder een ziek, of in fchyn gezond  220 VERHAND. over DE BEVRVDlNG zond beest daar kan binnen komen, en hiér door word Vlieland, even als bovengemelde Plaatfen , natuurlyker wyze afgefloten voor de befmettende pest - ziekte. . D/je middelen geeven de Proftsfiren van de Medtc. Faculteit te Utrecht aan de hand, om de Vee-pest voortekomen , en te geneezen; als, eerstelyk , het vernietigen van de vatbaarheid, en zulks bekomt men, door de inenting, en door de ziekte zelfs: Tentweede door een tegengif, waar na men nog zoekt: en, ten derde , door de communicatie te beletten, en dit word, in de natuurlykegefteldheid, ligging, en goede maatregelen van Vlieland, gevonden. Hoe veel het beletten van de communicatie, ten tyde van befmettelyke ziekten, te weeg kan brengen en toegebragt heeft, hebben wy reeds hier boven aangemerkt: van daar het leggen van een Cordon, van daar alle de Quarantaines op de Schepen, om ons Land, tegen diergelyke ziekten, te behoeden. De Staaten van Holland en Westvriesland de nuttigheid van een volkomen affluiting erkennende, hebben in verfcheide Placaaten en Ordonnantiën, dit heilzaam behoedmiddel aanbevolen, van 't begin der Vee-fterfte af en dit behoedmiddel zoude een veel betere uitwerking gehad hebben, indien niet, door fluikeryen en flinkfche wegen vanbaatzugtige en laa-  VAN DE RUNDER" PEST CP VLIELAND. 221 iaage zielen, de wyze poogingen der Vaderen, des Vaderlands, waren verydeld geworden.— Ook komt ter begunftiging van deeze natuurlyke affluiting, dat de inwoonders, door eigen' aanfokking, hun Vee en bezittingen vermeerderen, en zorg draagen , dat zy geen toevoer van beesten, uit andere landen, van noden hebben. Maar misfchien zal iemand hiertegen inwerpen, en vraagen: hoe komt het dan, gelyk bekendis, dat, in de laatfte Vee - fterfte, op het nabuurig Texel, ook die ziekte geweest is, en dat thans, op Wieringen, nog een byzonder perzoon is, welke zich onderhoud , met het geneezen van fchurfde Schaapen ? Waar van daan die belmetting onder de Runderen en Schaapen,indien het op goede gronden- fteunt, dat de affluiting zulk een vermogend middel is, en 'er geen Vee mag aangebragt wórden? —'Wy antwoorden hier op, voor eerst, dat het Eiland Texel, veel grooter is dan Vlieland; ten tweede, dat op Texel, veel meer Boeren zyn, en veel meer Vee gehouden word, dan op ons Eiland, en boven hebben wy daaromtrent aangemerkt, dat een grooter getal Vee ook grooter gevaar loopt; ten derde , het Eiland Texel word duizendmaal meer van Vreemdelingen bezogt, dan het Eiland Vlieland, zelfs heeft, op Texel, een groote negotie plaats van kaas, en fchaa- pen,  2*2 VERHAND. OVER DEBEVRYDING pen, en een menigte Boeren, van wyd en zyd, komt Texel bezoeken; ten vierde het heugt nog aan veele opgezetenen van Texel dat 'er de Runder-ziekte onbekend dat die ziekte, in den laatften tyd, is aangebragt geworden, door een van buiten meevoerde, zieke of befmette Koe , welke heimelyk was ingevoerd, en de tot hier toe -ezonde beesten had aangeftoken. Doch ^ lukkiglyk, heeft de ziekte aldaar geen groote verwoesting aangeregt, en thans , voor zoo verre my bekend is, is. dezelve geheel opgehouden. " Wat aangaat het fchurft onder de Schaa pen op Texel en Wieringen, 't welk ook eertyds aldaar onbekend was, zoozeg^enwv dat, op het Eiland Wieringen, het fchurft is ontftaan, en die ziekte zich het eerst geopen ■ baard heeft, federd dat een koppel Schaapen I onder welke eenige waren, die het fchurft hadden, van het vaste land ter fluikwasingebragt: er was geen mensen, welke 'er eamge raad voor wist, waarom zy, ten dien emde iemand van 't vaste land ontboden hebben, welke kundig was, om deeze ziekte te geneezen. Wy ftellen, derhalven, voor zeker, dat dewyl het Eiland Vlieland, door deszelfs lig! ging, byna van alle communicatie word afgefloten, deeze een der voornaamfte redenen. is,  VAN DE RUNDER-PEST OP VLIELAND. 22 & is, waarom het tot nu toe van die wreede ziekte is bevryd gebleeven ; en dewyl het Vee, zoo op 't land, als in de ruime en luchtige ftallen , een goed en heilzaam voedfel krygt, en met ruim, zuiver, en ligt water gedrenkt word, zulks daar toe heeft medegewerkt; ja, de geduurige en frisfe winden, de drooge zandgronden , en het overftuivende Zee-water, altemaal als behoedmiddelen aangemerkt mogen worden ; wy genoegzaame, ten minfte, naar ons vermogen, eenige redenen opgegeeven hebben, waarom Vlieland is bewaard gebleeven voor de pest, of befmet. telyke ziekte onder de Runderen. Nog een woord a eer ik eindige. Het is bekend, en wy hebben gezien, dat de affluiting , of het beletten van de communicatie met befmette plaatfen, en tevens de Runderen van goede oppasfing en goed voedfel te verzorgen, de vermogendfte middelen zyn, om de Vee-pest af te weeren, en zulks Vlieland voornamentlyk bevryd heeft. Wel aan dan; Machten der Aarde'. Een ruim veld flaat voor u open, om welvaart en zegen over uwe Burgeren en Ingezetenen uitteftorten , wanneer die vreesfelyke en gevaarlyke ziekte weder onder de Runderen komt uittebarllen. Vernieuwt fpoedig de wyze maatregelen, eextyds genomen, en laaten de overtreders uwer billvke en heilzaame Wetten, door voorbed* d>  j224 verhand. over de eevryding , enz.' dige ftraffen beteugeld worden. — Burgers en Boeren! overtreed gy de wetten van uwe Overheid, in deezen genomen, ter afkeering van de befmetting , gy zondigt niet alleen tegen uwe Overheid, maar ook tegen een ge» heel Volk, wanneer gy gelegenheid geeft,dat de ziekte verfpreid raakt door een geheele plaats, welke, door een voorzigtige affluiting, misfchien zou zyn bevryd gebleeven. Nog eens, laat ik het U op uw gemoed mogen drukken: Uw eigenbelang en het algemeen belang eischt gehoorzaamheid aan uwe Overheid: goede voedfelen, een ruime, frisfe drank, en een geheele affluiting zyn, buiten de inenting , onder Gods zegen , de beste, tot hier toe bekende, voorbehoedmiddelen tegen de befmettende Vee- of Runder - ziekte. Denkt altoos aan de gulde fpreuk van den wyzen Koning en natuur-onderzoeker, Salomo: De Rechtveer dige kent het leven zyner heesten, maar de barmhartigheden der Godloozen zyn wreed. Spr: XII. v. 10.  DRUKFEILEN. Zesde Deel, ïft' Stuk. BI. Reg. (laat 5. 20. ziektens ziekten 4l, 6. ontflingerd ontflingert 40. 20. ziektens ziekten 45. 1. vermeerderden vermeerderde 54. 3. ziektens ziekien 60. 12. de kryt het kryt 66. 4. gefchikfte gefchiktfte 69. 3. ziektens ziekten 70. 30. tromme trommel 7.1 25. gelyk als 27. ook bevestigt bevestigen p9. 11. Geneesheren Geneesheeren _ 12. -geene geenen 100. 14. Hoeve en Pens Pens en Hoeve 107. 14. ziektens ziekten 141. 22. dezelve dezelven 171. 19. uitgeloofd uitlooven 209, 7. i" putte» uit pinten