MOSAISCH RECHT, of de Ziel der WETTEN van MOSESj HAARE BETREKKING , TE DIER TYD , OP DE REGEERINGSWYZE, ZEDEN, LANDSTREEK , GODTSDIENST , KOOPHANDEL , ALOUDE GEWOONTEN, enz. DOOR. JOHANN DAVID MICHAKLIS, HOOGLEERAAR IN DE JVYSBEGEERTE TE GOTTINGEN, LID VAN DE HOLLANDSCHE MAATSCH APPÏ DER WEETENSCHAPPEN TE HAARLEM, enz. enz. UIT HET HOOGDUITSCH VERTAALD» ZESDE DEEL. TWEEDE DRUK. # 8,merk. Op dee» zen middenweg houdt zich de Wetgeevende yVysheid. Nu eens gaat zy het mee^t aan deeze , dan ééns aan geene zyde; zy neemt proeven, waar ^anfommige al, andere niet gelukken ; maar om by zulk eene netelige zaak niet te vee! proeven te tieenven , of genoodzaakt te zyn, om het geen zy zoekt, eerst by het pyrngen en bloedvergieten, of by het teugelloos worden der misdaaden teleeren, tracht zyou-ie en nieuwe Wetten . de ondervinding van derzeke uitwerkfelen, en eene gezonde Wysbegeerte te hulp te neeinen. Het Oogmerk der ftraffen kan zekerlyk niet zyn , ' eent-n misdaadigen , zoo veel gevoel van fmarte te geeven , of /ulk pen Onheil aan te doen , als met zyne kwaadaartigheid of ondeugende handelingen gèëven-edigt is. Dit kan gefchieuen , ook mag men het, zonder dat ik 'er iets tegen wil zeggen, ais eene • bepaaiins (definitie) der ftraffen aanneemen , maar het is derzelver Oogmerk niet. Dit onheil alleen , zonder verder Oogmerk , waar door het géwettigc konde worden , waar toe zoude het baaten ? Hy , de misdaadige , is ondeugend , dit is één kwaad ; hy bedryft veel kwaads en beleedigt andere , dit is een tweede kwaad. Maar waarom zoude ik, zonder ver* derc rede, daar het derde byvoegen, fmarten en ftraffen voor hem , indien dit geen ander nut deed , dan dat 'er nu, in plaatze van twee kwaaden , die ik i en s. zal (tellen , noch een derde was, het geen tegen de twee eerde opwoog. Dikwils heeft men zich verbeeldt , dat Godt dus handelt, en de zonde ftraft al-  VO ORREDE. vu f Heen uit haat tegen de zonde uit eenen onwederftaanba^ren , aan zyn wezen eigenen , aandrang v an tegenzin tegen zedelyk kwaad , dien men goedvond zvne Heiligheid te noemen. Het gezond vernuft leert ons daar niets van (ik had eerst gefchreèven , de Wysheoeerte leert ons daar niets van ; maar jk heb het verandert, want die dwaasheid is uit de Schoolfche Wysbegecte voortgekomen,) en de Pybel ook Diet : ik kan'net anders denken, dan dat Godt het ze'fd'e oogmerk by zyne ftrafTe heeft, het welk ik in het vervolg als het doelwit van Menfchlyke ScrafFen zal vóor'ttëllefi ; maar ik kan deeze wysgeerig Godtgeleerde {telling hier met verder uitvoeren , het is in het bovengemelde Boek gefchied En xooronderftelc dat men uit heilige Eerbied , zonder de zaak te beervpcn , of 'er over te denken , de Godtheid een geheel ander Recht, dan by ons menfchen Recht heet, en "eheel andere oorzaaken om te ftraffen wilde toefchryven , dat is ren minften zeker , dat ons gewoone menfchlvke Rfcht , geen zoodanig oogmerk der ftraffen vooYonderftelt , en zo 'er eens een befpiegeJend Wysgeer met deeze affchuwlyke nieuwigheid uit zyne dudeerkamer wilde voor den dag komen, zoude men hem moeren voordellen , dat ftraffen , die dit tot haar laatfte Oogmerk hebben , niets doen dan het kwaad in dé waereld te vermenigvuldigen. Rechtsgeleerden zullen deezen misdag , zoo als ik dien tot dus \erre befchreeven heb , niet ligt ten vollen begaan , om dat alles in de Wetten en praktyk daar tegen gekant is; een Kamer-philofooph, of een Godtgeleefde, die nooit met ftraffen Hééft omgegaan, kan 'er eêr in vervallen , wanneer hy met fcherp genoea van gezicht is, om het waare oogmerk der ftraffen "te ontdekken Dan evenwel duipt 'er by veelen dikwils eene delling, aangaande de maate der Straffen , in , die niets anders is , dan een gevolg ut de bovengemelde valfche Gronddelhng , het oogmerk -der draffen betreffende, en die temeer gehoor vindt, wanneer men over de fchreeuwende boosheid , die in zekere misdaad doordraait, met een hevig ODgenoe* 4 Sen >  vr.i VOORREDE. gen , het geen aan Wraakzucht grenst, is aangedaan,, Ten minden menig een denkt , en is m verzoeking om te denken , dat dc trap van boosheid de maatftok is voor de grootheid der (traffe. Ik loochen niet, dat fomtyds de ftraffe van ééne en dezelfde misdaad , evenredig met eene meerdere of mindere maate van boo.-heid, die 'er in doordraaide, verzwaart of vermindert kan worden, (e aenlyk, dat by eene mindere maare van hoosheid reedelvden plaats heeft , en aan dezelve fomwylen vryheid van ftraffen verleent ,• want de ftraffen behooren by eenen burger nooit zwaai er gemaakt te worden , dan de lener deiWet medebrengt :) maar de meerdere of mindere graad van boosheid , die buitendien door een menfehlyk Rechter , dewelke niet in het hart kan zien , byna nooit met zekerheid kun bepaalt worden , behoort de gewoone maare der ftivffen niet te zyn ,• en is het ook zekerlyk niet. Hy voorbeeld , twee menfehen lasteren Christus , dat is, zy befchimpen hem , en bedienen zich van onreerende Uitdrukkingen tegen hem, de céne een Christen , de andere een lood : zedekundig befchouwt. is het, wanneer een Chnsien dt doet, voornaamlyk zo hy in zyn hart de waarheid van den Chnstlyken Godtsdienst gelooft, en zich alIeenlyk op dien tyd in een gezelïchap als eenen derr ken Geest vertoonen wil, of over zyn noodlot geweldig misnoegt is , eene boosheid die'oneind;g haat]yk is ; en nochtans zullen wy in de Protedantfche .Landen eenen Christen daar niet ligt over ftraffen , om dat dit maar gefchreeuw en medelyden zoude verwekken, en dien booswicht zeiven van belang maaken. Ik geloof niet, dat men 'er kwaad aan doe , als men hem aan zyn eigen verachtiykheid overlaat, en hem des noods verbanne u't ordentlyke gezelfchapcen , als iemand, niet die tegen den "Godtsdienst, 'maar die tegen de welvoeglykheid misdreeven heeft,- en zo by ongeluk een goed , welgefpieid Christen hem zoo kwaalyk verftond , dat die'hero eenen dracht (lagen toedeelde , waare dit zyn loon ; maar indien hy daar over klaagen of zich zeiven wreekeq wilde , dan,  VOORREDE. Et dan eerst zoude zyne onbeschaamdheid verdienen , dac men na de oorzaak dier fiagen gerechtlyk onderzoek deed. Daarentegen indien een jood het zelfde deed , indien hy Christus lasterde , dien hy voor eenen bedrieger houdt, zoude zyne misdaad ," zedekundig befchouwt , lange zoo haatiyk niet zvn ; dezelve komt by hem uit eene dooling voort , "en die dwaaling , waarin hy opgevoed is , vooronderfteit zynde, doet hy niets' anders , dan het geen wy doen , wanneer wy Muhammed eenen bedrieger noemen. Ondertusfehen , zo zyne lastering dèn Rechter bekend ■wievdt, zoude zy niet wel ongeftraft blwen, en zelfs rr.isfchien wel de ftraffe, die in de Wetten tesen Godtslastering bepaalt is , letrerlvk' aan hem voltrokken worden. Ten minften zo hy niet veel geids bezat, zoude ik zyne rongeniet gaarn verzekeren willen ; en zo hy tonnen Gouds bezat, zoude hy in een Land» het geen by de Keizerlyke fchatkamer ten achteren was , en daarom , van wegen den Keizer eene bezending , om zien betaalt te maaken , of eerlang te wachten , of reeds op zynen bodem had, zeer wc- te pasfe komen , en den Landsheer voor een goéd gedeelte uit zynen nood helpen! — Men'zal misfetraea zeggen: het is waar, zulk eene ongelykheid in da ftraffen vindt men, maar zy is niet verftand.g! ban ik neem de vryheid van hier omtrent van andere dedachten te zyn. Waarom men eenen Christen in zuik een geval liever niet ftraffe , heb ik reeds gezegt : • maar eenen Jood in dit geval ongeftraft te laaien, zoude , ik weet zelf niet wat, zyn Want het Vol* , het welk heerfchend is, en den Staat verdeedigt, zal zich van een ander, het welk onderons maar geduld wordt, ons allen ongeneegen is, den Staat niet eigenhandig btichermen kan, en nochtans befchermt wil worden, zoo groflyk niet.willen laaten verongelyken. IVecmen wy een ander Voorbeeld : dat een Godtsdicnftig Volk ook zonder burgerlyke ftraffe opmeineedidieid beftaan kan, dewyl het voor de ftraffe van Godtvreest, heb ik §. zfó. al gezegt; indien zulk een Volk nu doorden tyd ongodtsdienftiger wordt, maar zoo , dat de Led evenwel in gebruike blyft, zullen 'ernoodzaaklyk bur* 5 gev  VOORREDE. gerlvke ftraffen moeten rèüelt worden, en deeze gedourig in zwaarrte mo ttn toencrmen , en met minder hoop van verfchooning worden ter uitvoer gebragt, naar maate het.ongeloof "zich onder dit Volk meer verfpreidde. Indien dit niet gefchiedde, dan zoude zulk een Staat niet kunnen beftaan, geen Rcchtgehandhaaft worden En nochtans is het zichtbaar , dat de meineedigheid v-an 'ernand , d e den Godtsdienst gelooft, eene" veel affchuwlykere misdaad is, en met eene veel zwartere koole verdient getekent re worden. dan wanneer iemand , d e geen' Godt gelooft, ten minften geenen Godt , die zich met de waereld bemoeit . en ■ over het gedrag der menfchen zal oordeelen , valfch zweert, dat is, ter bevestigmge van eene onwaarheid woorden uitfpreekt, by dewelke hy niets denken kan, en dus eenen Eed doet by iets, het geen hy voor geen weezen houdt. Zyn , zoo vaaarlyk belpe my Godt en zyn oeüi- wo rd . betekent nieis meer, dan of ik zeide zoo wj-trlyk belpe my de eroite Moqol; en het betekent zoo veel niet ééns, want ik zo'jde de hulp van den (.rooien Mogol, die ten minden myn naakten is, wel eens even zoo wel kunnen noodig hebben , als hy, d'e onder de hinden van Moordenaaren gevallen was, die van deD Samaritaan. Ik zal hier in het vervolg'nocn ééns van fpreeken , en dan van dit aiies de toepa^fing maaken , op eene Vraage, waar roe ik myne Leezeren thans noch niet genoeg voorbereid hebbe. Het weezenlyk Oogmerk der ftraffen is geen ander, dan het geen doorgaans in de Klaagfchnften (Libellen) en Vonnisfen wordt uitgedrukt , anderen ten voostbfeldf.. En al is het, dat zulke lieden, die nooit mee ftraffen omgegaan hebben, en zonder ondervinding in hunnen hoek zitten te redekavelen , uit huunen fchat van gedachten , die zv Wysbegeerte noemden , ter verberennge van de Godcgeleertheid en het Lyfftraffdvk Recht , deeze ftelling voor den dag gebracht hebben : AltE Straffen moeten vereeteiuxo ten Óógmérk herben ; is evenwel de andere ftelling , ftr'fen enen anderen ten Voarbedie , zoo klaarblyklyk dat 'niemand , dien de beftiericg van het Recht  VOORREDE. si is toevertrouwt, dezelve over het hoofd zien zal < en dat een ieder, die van deeze zaak door de bevinding weet te fpreeken , dezelve als onbetwistbaar aanneeme ; misfchien zonder eens te weeten , hoe hy aa 1 dezelve gekomen zy. Wilt gy, dat ik dit op myne gewpone wyze zeggen zal ? Straffen zyn een kwaad , maar noodzaaklyk om een grooter, een enkeld kwaad, maar om een duizend» vouwig , ja om ontelbaare onheilen te verhoeden. Haar Oogmerk is : van misdaaden aftefebrikken (a). Indien hy', die zyn voordeel vindt, of meent te vintien , by het begaan van misdaaden , daar van afgeichnkt zal worden, dan moet hem meer Onheilsgedre'gt worden, dan het gewaande voordeel bedraagt, en wel meer , volgens zyne eige rekening ; dat is , zulk O) Ik ben vee! , van het geen ik hier van fchryve san eene Redevoering van den Heere Geh. Raad vak SegI ner fchuldig, door denzelven 1749. ter aanvaarding van bet Prorecïoraat der Hooge Schoole gehouden; dezelfde 'die ik in myne Gedachten ever de heere der H. S. aangaande de Zoude, heb aangehaalt, en die ik. beloofde , ais een aannangfel daar te zullen byvoegen , fchoon dit niet ge. fchied zy , dewyl dat Boek , buiten Göttingen gedrukt gereed was eer ik het. wist. Die Redevoering'behaagde my zoo uitfteekend, dat ik niet konde nalaaten den Heere van Segner myn genoegen daar over te kennen tegee. ven ; en dit gaf gelegenheid , dat hy my zyne handfehrift ten gefchenke gaf, en my Vryheid verleende om dezelve te laaten drukken, Myn Oogmerk was, gelyk ik gezegt nebbe , dit 1752. aan het ilot myner Verhandelinge over de Zonde te doen ; dit is toen niet gefebied , ik zal het daarom nu doen , en verwacht, dat ik daar dóór aan veelen myner Leezeren genoegen geeven zal. Het is dezelve , met aflaating alleen van dè inleiding en het befluit " van daar ai', daar zy over de evenredigheid der Straffen begint te handelen. 'Hy begint daar mede , dat de Wiskunde tot meer dingen dienftlg is , dan men toen geloofd de; dat ook een Rechtsgeleerde zich van dezelve met nut , bedienen kan : „ Ne enim putetis . mimerorwn , ma^nitudi>, mim? ataus momentorum fcientiam , quant ego inprimis jitofin U-or,  VOORREDE. zulk een Onheil , dat hy , alles in overweeging genomen hebbende, de zekerheid van het verwachtte voordeel , en de onzekerheid van het kwaad , het laatlte evenwel hooger dan het voordeel achtte Dan dewyl eene bedre g;ng met veel zoude uitwerken , indien men zag , dat zy onvervuld b'eef, moet dezelve aan ieder éénen , d e.zich aan de misdaad fchuldig maakt, ter uitvoer gebracht worden. Hoe minder hoop men heeft, om van deeze ftraffe te znllen ontflaagen worden , zoo veel te meer zal zy uitwerken; terwyl integendeel . hoe grooter de waarfchynlykheid is , dat men ongeftraft zal kunnen blyven, dê ftraffe ook zoo veel te zwaarer zyn moet, en evenwel , indien 'er veele -voorbeelden van kwytfcheldinge zyn , geene de minfte uit- teor, extra umbram non prodire; ( qmmvis id quoque magnum fit , quod mentem Pbilojopbice preeparat , atquc artibns aliis : ^ plurimarumque rerum notiones vel Jola nobis offert , vel aliuncle ban/las perficit ) ita matbemata in oir.nia, quce cognosci ab " bomine pojjunt , influunt , ut eorum perpauca fint, qm non , " fi capiarMr ab bomine matbematum prorjns experte , _ a geo" metra , fi animum adverterit , non mnko reBius perfpicantur. " Patiamini , Aud , ut id loco ex Junsprudentia univcrfali ia " medium adlato declarare ftudeam , eo , inquo proportionem ad-* " bibendam esje vix quisquam eft , qui non videat , etfi , qualis^ " ea fit , forte non omnibus patcscat : non quafi maini momenti " fint , qua per tranjennam fere tantum de ea re cogitanti fuc* " currlrunt . fed quia lege jubeor audientiam a vohis peterc. " .Conabor , ut , fi non faiis ornata oratione mole/ium me Vobis * 'effe mceffie eft ï prolixitate tarnen moleftiis non firn , faxoque, " ne . cwn ntténtknem mibi benevolam a vobis oxcro, occafionem " tsdii Vobis exbibendi petiisfe videar. De quantitate pananim, " agam, qux cuilibet deliiïo in republica conftituendxfint. Qjiid " pcena quidve premium fit, interrogati philofopbi in diverfafor. " tasje discedent , ii maxime , qui diuerfo modo de libertate ki" mana, deque principio aiïionum nofiranm fentiunt. Nos mat~ " hematicos in eo quoque ïmitemur , quo illi pulcberrimos in phi" lofopbia naturali progresfus fecerunt , interea , dum pbilojopbi " de elementis corporum formisque, We e)us generis Junt aüa , " bella nunquam finienda genmt , feparemusque a qua/lione quid" quid alesre floJSit > nequs ad e.im fitoeadam aliqiiid covert. " 1 J iv>  VOORREDE. sin uitwerking doen ; dat is te zeggen . zoo dikwils de wreede Beheerfcher (want dit is de naam van hem , die dikwils en zonder de uiterfte noodzaaklykheid genade verleent ) dezelve aan iemand laat voltrekken , is zy een kwaad , het welk nutloos verkwist wordt, en teffens eene Wreedheid tegen den ongelukkigen , dien deeze ftraffe wordt aangedaan , voor zoo verre men hem deed lyden , het geen men anderen niet aangedaan had , en voor zoo verre hy d e misdaad bedreeven had, dewyl men hem, de beweegredenen, om hem daar van aftefchrikken , de voorbeelden van anderen , onttrokken had , en hem hoop gegeeven , dat men het met hem niet nouwer neemen zoude , dan men het met andereu genomen had. Zoude hy , bid Nitamur experientia , quee una , ne nubes cjf inania in e]us~ „ modi rebus captemus, maxime potest impedtrk. Ea autem mj, ter prineipia attionum humanarum , inftinïium nobis primum 3, offert , bomini cum brutis fommunem , qua turn ttiam , cum „ ratione per cetatem uti nondum potcst , vet cum ejus uj'um tan„ tisper fepenit , ad ea fertur , fine quibus vita conftare , vel „ umverfum genus humanum emijervari non potest. Accedit „ deinde ratio , quee prout boni malive j'pecie aliquid nobis offtrt, ,} ut iilud natura appttamus , hoe quantum posjwnus averjtmur , „ effieït. Verim bonum malumve non in je jptüamus , Ji modo ■„ in Je fpeüatum aliquid bonum malumve dici putest ,-verum ad nos referimus , illudque bonum habemus , quud pro eo , in quo „ quovis tempore confiituti Jumus ftatu , nobis juiu.idum fore ju. „ dicamus , fi potiri liceat, malum , quod trifte. Eoi umaue 5, adeo Jcepe dicimus , quod alias inter ma la retulimus : malum „ babemus , generatim , quod nobis bonum pittamus , vel bot,urn „ buic illive , quilt nobis malum fit , non aliter , quam om es „ modo magnam modo parvam rem dicimus , prout eam cum ba.c Ulo re alia conferimus. Est pruetcrea confuetudo , cum in„ (tinüu cognata , etji ratione plerumque ad ea agenda permota „ fuerimus, quie repetita confuetudinemfecenmt. Sunt affetius „ iique maximam partem imaginibus quibitsdam vel excitantur ' „ vel foventur , qute , quia recurrnnt , utcunque ab Us mentent. 5} removere tentemus , quia rem non uti efi nobis exbibent , fea\ „ vel immenfum au3am , vel midtum, imminutam , verbo , aii„ raria , aut pbantafiam alia pbantbafia turbando , feliciter jspe fiat; potest ex inftituto bo~ „ num , natura cum re , quam apptti volumus non conjuniïum-, cum ea conjungi , vel malum addi Mi , quam vitari volumus. „ Atque bonum ita cum atïione connexum merces efi vel prem-i„ um , malum autem id, quod omnes pmnam dicimus : in qua „ re£te conftituenda , qui leges ferunt, quique eas ad coufas pre„ fentes applicant , quotidie occupantur. Longum enim efi , ra„ 'tionibus perjuadere , vehementerque impeditum , cum erudire ante hominem debeas , quantum fufficii ad nrgumentorum vim tg percipiendam. Cuvfuetudinem vincere, aut naturalem inclina- tionem, difficile , utpote ad quod queiidiana exercitatmie, conto timiatoque labore opus efi. Pbantafiam autem cum ne üii qir'-  VOORREDE. ander moet opweegen. Een overtreeder der Wetten , wordt nu ééns door het voordeel , het geen hy van zyne misdaad heeft, ( een Roover door den buit) dan ééns door het geen hy zich verbeeldt, daar van te trekken , fchoon het waarlyk geene plaatze vmde, of met een grooter nadeel, waarop hy geenen acht flaat, verbonden zy , en noch veel meer door hevige hartstochten, tóórn, wraakzucht, vreeze , wellust , tot kwaaddoen vervoert: dit alles maakt het gewicht in de ééne fchaale uit, die ik , zo het my geoorlooft is , de kwaade zal noemen. Hier tegenover moeten nu andere gewichten gelegt worden , en de fchaale , waarin men deeze vindt, kan de goede genaamt worden. Deeze goede fchaale is weezen* lyk „ dein femper corrigere posfint, quibus cum fingidis res efi , po„ puli , qui ad hanc clajfem refeni debent , errorss , tanto ma„ gis curatu difiiciles erunt. Pramia in ereïlas mentes, & na„ tura , vel exercithtione magni, pulcri , honefli wip'tentes , „ fere tantum agunt : fola pance ad doiïos pariter adque md-.tlos, „ perfpicaces Éf bebetes , pertinent , nee facile error aliquis tam „ gravis eft , qui earum vim prorjus infringat. „ Malum autem , quod pro paria eft , cum aliquando fola bo~ „ minum opinione malum fit , plerumque vere malum esje conxe„ nit , ut illos quoque , qui a communi fententia hac in parte re„ cefferunt , permoveat. Atque ia primum eft , quod posnarum magnitudinem aliqua faltem ex parte determinat. Nibil mngis „ conandum efi illis , qui rempublicam five conftituuut, five s.u„ bemant, quam ut in ea malum infit quam minimum Ergo & „ piena in univerfum quam minimum ut fit conandum erit f eaque ,, puniendi ratio , qua fumma pmnarum in tota civïiate omnium „ maxime imminuitur , reliquis prefyrenda. Neque mala , qucS „ in fola opinione confiftunt, penitus feponenda J'unt, quippe ■ „ quee , etfi rempublicam per Je non leedunt, difficiiius tarnen jce„ pe, quam vere qua mala j'unt, a civibus feruntur, neque cru„ delitatis maeulant , qua vix ulla res magiflretibus magis vi„ tanda efi , illis adfpergmt. Contra , non minor peena cuilibet „ deliüo conflitiita effe debet , quam quee momenta , fi fieri pos„ fit , omnia , quihus ad deliBum Mud bomines impelliJ'olent , 5, vincat; fi non omnia posfit, vincat certe quam plu ima. Prce„ fiat enim paueos paree aliqua in re delinquere, quam in mini- „ ma  xvi VOORRED E* ]yk by iemand zelden geheel en al ledig: in dezelve vindt men, by veelen Godtsdienst, (en deeze maakt alleen by de meesten , die denzelven niet flechts in de befpiegeling gelooven , maar ook in hunne harten gevoelen , hoewel niet by allen, het overwicht uit) natuurlyke billykheid (.by fommigen byna onoverwinlvk en altoos het zwaarst weegende ; by an' deren niets meer dan een vierde deel loods tegen eenen centenaar) medelyden, een goed hart, eene natuurlyk goede gemaacigdheid ( temperament) , de opvoeding, (deeze is in eemge opzichten van zeer groot gewicht , men denke flechts aan den byna onoverkomelyken, eigenlyk allen uit zeker punt van Eere öntitaanden , afkeer , dien ieder menfeh van eene goede op- „ ma deUBa , qu ƒtï^ie pcena cum deliBo conjunBa ita certa , ut dubitare nemo posfit , fi peccaverit , ci? pcenam [cquuturnm : nihil fa~ „ cilius' eli , quam bujus magnitudinem eayi asfignare , qua ad „ avertendwn a peccato quam libet fufficit. Solo commodo boe „ uju movemur per malefiriüm quafito Cum eo ergo fi incommom dum conjungatur commodjo piane aquale , tolletur commodum „ Mud , planeque evanescet, Quod, erg$ ad agendum impellit , „ jam nihil ent , nibilo autem nor. magis mens, quam libra nv.l„ lo pondere aut vi movente alia , agitatur. Et fi quantwnvis „ parvo nmjorem feceris pmam commodo Ulo , tantominus veren- dum erit . tam amentem fore quemquam , ut , rem appetat , „ quee jam mala tota efi , univerfo maleficii commodo per pmnam dèftruBo , &? bujus aliquo influo Juperfluo , quod ad defiruen„ dum commodum Mud impenjum non efi. „ Vermn ne in hac re decipiantur bomines coè'rcendi, conan„ dum e(l , ut pazna ea fit , qua cum commodo per aBionem qute„ fito , 'quam probibere velis , facile comparctur , quod erit , fi ^ ex eoiem quantorum gsnere dejumattir. Id enim nifi fiat, £f?  VOORREDE. xvit -opvoeding tegen Diefltal heeft) bedaardlyk denkende rede, dewelke ons by verfcheidene misdaaden doet zien , hoe nadeelig het ïegenwoordig voordeel voor ons zeiven in het vervolg zoude kunnen worden. Dan by zeer veele menfchen ontbreekt het één of ander deezer opgenoemde gewichten in de goede fchaale , en het geen daar in noch gevonden wordt, weegt lange zoo zwaar niet, als eigenbaat ch hartstochten m de kwaade. Het is daarenboven eene ongelukkige' gefteltheid van het menfchlyk hart , dat in de kwaadë fchaale eene kleinigheid dikwils zwaarer weegt , dan centenaaren , die de gezonde rede en Godtsdienst in de goede leggen : men noeme die zoo als men wil, verkeerdheid van het menfchlyk hart „ aqualem pen pcenam ei, quod ex deliBo queet hier , commodo , „ difficile efi; £5? fi omnino equalis fiat, vel eo pa-ulo major, non „ omnes tarnen rationem inter malum pro pena exfpe&dndum , atj, que commodum quod delinquentes querunt , a priors ipjo generé „ diverjum , perfpiciuttt , ob eamque rem verendum efi, ne plu# rimi commodum milo m.xjus judicsnt , quorum nejdinem pitna „ quimtunvis certa a peccato retrabst. Pons , furem certum „ ejje , id quod furto abflu it. ex a\Je fore reddendum , adeonè 3, eum amentein pofs fingere , ttt nibilo minus curam , vigilias, „ rèUqüasqus , quee furi fubeunde j'unt , mUefiias d'evor'aturüs „fit , etfi nulla tiret-rea fuK" pieila forst co.iftituenda. Venmi „ relinque illi Jpoiia \ua , peetam autem vel carcerem flatus, vei verbera , vel exilium , vel aliu l , quud facultates non immiM nuat ; plurimos reperies , qui quee ita capiurit domna lucro «;;'r> nora put ent , utut multo major a fint . aujiendoque ita poene j, magnitudinem minus ejfficies , quam eff'scijfi's ptenis minoribus , „ fed iis cum commodo ex furto faciUus co nparandis, Ac nonue 35 quotidis videmus , cum glorie o'.nnione vei metu dsd'coris ad s» jlagitia bomines impelluntur , exil» , cafceris , quin nee mor3> tis metu eos conttneri poffe. Confiitute be ptene fuut illis , j> qui injurias gladiis tilciscuntur , faiva exiflimat'ione sjus , qui 3, adverfus Mas leges pecent , mmifefloque illius vituperio , qui 3, legibus moren gerit. Tante be tamque graves pmne malo pé- fiitüS tollende pares non fuerunt. Vertim deme privatis bis pus* „ nis bonejh opinionem , in eosqise , qui in eas descendant , des. decu's confer , quod jam Mos manet , qui J'atis Jui compotes  xvni VOORREDE. hart , natuurlvke verdorvenheid , erfzonde-, overwicht van het' zin'yke boven de rede , < alle woorden van dezelfde betekenis , tegen het één of and.r van welke fommigen dikwils geyvert hebben , fchoort zy de zaak zcke, onder eene andere benaaming kenden en beleeden ) het ftaat ondertusfehen met eene weegfchaale gelyk , die niet geftelt is , zoo als zy behoorde te zyn", dewyl de ééne fchaale ( helaas de kwaade ! ) op zich zelve al wat zwaarer gewicht heeft, dan de andere, en wy haar daarenboven noch het grootfte gedeelte van den evenaar geeven, zoo dat 'het pond , het welk in haar ligt , door verder van het middenpunt af te zyn , meer dan een pond , ja zelfs , wanneer wy in drift zyn , het kïeinfte gewicht , een centenaar worde. Hier „ funt , fatisquel periti rerum eeftimatores , ut iis fefe fübducerg „ audeant. Vocabula , qua probri catifa in ecs ja&antur , qui „ provocati non comparent , in eos verti finge , qui adea demen„ tes funt , ut compareant : una hac pana , mali vix quidquam „ babente , quod non Joli opinioni fit tribuendum , omnium ejus „ generis certaminum apud te imaginem evanescere videbis. Et „ abjunt pugnce ifta , abfueruntque femper ab iis gentibus , ad „ quas paruni certe fana , ffcundtim qua majores noftri , de eo „ quod in bis rebus honeftum turpe efi , judicarunt, principia „ non pervenere. „ Verum non femper ex eo genere panas repetere licet , in qua „ Junt commoda per maleficia quafita , fed hasfape alterius ge„ neris efje , res 'ipfa exigit. Hoe caju cum verendum fit , v.t „ peena pra commodo Ulo vilipendatur , augenda pana efi , qua „ illi quoque, qui minorem quam eft judicant, commodo tarnen „ Ulo minorem exiftimare non facile posfint. Augenda quoque „ erunt , fi confuetudine vel adfeüu bomines agitentur. Nam „ quamvis, quar.do ejusdem generis efi pcena cum commodo , niod „ per delitïa queeritur , ne confuetudo quidem vel adfeüus in mul„ tos bomines magnopere agant; agunt tarnen vsbementer , cum „ incommodi ex pitna exfpetJandi genus a genere commodi quafiti „ diverfum efi, efficiuntque id imprimis , ut incommodum ex paj, na multo minus , quam eft , videatur. „ Sed raro pana adeo certa funt , ut eas evitari prorfus non » pojfe, extra dubitationem fit. Spes latsndi, cihumveniendi  VOORREDE. *i* Hier uit kan men opmaakeu hoe zwaar de ftraffen zyn moeten : zy moeten zco groot zyn , als tot oVrzelver oogmerk vereifcht wordt, dat is , zy moeten genoegzaam zyn , om van misdaaden afictcnnkken. Dit is niet te zeggen, dat zy genoegiaam moeten zvn , om van dezehen zoodanig afieichnkken % dat 'er volftrekt geene misdaaden meer kunnen begaan worden , dit zoude het onmooglyke geeilcht zvn ; men maake de ftraffen zoo zwaar , en zoo onvêrn'ydelyk ais men wil, evenwel zullen de menfenIvke driften, die een klein fcnyn-goed tot m het Jnemdige vergrooten , fomtyds het overwicht heoben: mSar om de misdaaden zoo zeldfaam te maaken en ieder eenen daar van zoo veel afieichnkken,^ ter aflutiam , vel fallendi tejlimonio judicem , autejusmiferir [Zdammovendi ƒ non Jcmper falja , wütis ad peccanaum * auüoramento eft , eritque femper iis , qui non cafto virtuis ? Rudio led cimmoii ratione dm untur , aut brutorum mftaj " Letui obediunt. Hic , cum fpes impunitatis ex ns fit , quil bus ad peccandum bomines allicimtur , pana pro eademjpe au- " S" f^l "ïïl's non vana intelligenda eft , cujus nulla effé potest meniurn *, led rationalis , queeque probahilitate nititur , aique. * ■ neaiem cim Ma ratione crescit, eademque & ad metum trant' " ferenda : ut femper jpes alicujus rei conjequenda fit ad metuni " iel efus ouod illi oppofitum eft , vel alterius cujusdam rei nobis " ndverte , «t probabilitas prioris eventus ad probabiktateni pos" térioris Manente ergo commodo, quod per aÜionem aucentvs, ' " ataue metu pance ; fi jpes immunitatis duplo major fiat t#t " JM exfpeBandwn incommodum in duolum augendum ent : ft * (Z\TintripUm crescat , & incommodum Mud erit triplican" Lm Rc ut , R apud ceititudinem incommodum ex pana com- modo l uie cequale feceris, fit utique fpes impunitatis ad metum " 7r>nx yoORREDE. het eenen Wetgeever , by de verkeerde gefteltheid van het hart der menfchen , mooglyk is , zonder daar duor een grooter kwaad te wege te brengen. lnd;en het mooglyk is, door eene geringe ftraffe de allerverfchrulykfte misdaaden te beteugelen , kiese men te recht het minfte kwaad , het geen tot dit oogmerk maar toereikend is. Op de wallen eener Vestinge , op welke een Kruidtooren is , tabak te rooken , is verbooden , en hetzelve te doen eene misdaad, dewelke veel vreeslykere gevolgen hebben kan , dan Moord en Straatfcüendery ; zelfs in eene andere Stad brand te ftichten , kan , zo men alleenlyk op de gevolgen ziet, in vergelykinge van dee^e mis 3 „ res videntur, quifuri pcenam ftatuerwit rejlüutiomtquadwpti. „ Cum enim in reBe conftituta republica vix duplo vel triplo pro„ babilius fit , furtum impune futurum , quam pamam cum eo a s, lege flatutam , conjitnBum iri , diBa pana quantitas abunde „ videtur fufficere , nifi fingulares queedam conditknes alia furto „ jungantur. „ Verum incommodum , quod is capit , qui panam fujlinet „ cum commodo comparandum effe diximus , quod maleficio qnce„ rit , non ipfam pana quantitatem Quod fic inteUigïmusi Si „ pana mulBa fit , duplum ejus fummte , qua pro mulBa exigi„ tur , pana duplum efi , triplum fumma , triplum pana, fem„ perque magnitudo pana abfoluta in eadem cum mulBa ratione „ crescit. Verum cum incommodo , quod is'capit , qui muitte* „ tur, aliter omnino comparatum eft. Cum enim in proclivi fit, „ eandem mulBam diviti minus effe incommodam, quam pauperi, „ fi de vero incemmodo agatur , non de eo. quod fola avaritia fen„ titur , qua divites magis plerumque obfidet , quam pauperes : „ facile patet , fi duplum mulBa alicujus ab aliquo capiasfecun„ dum, utique partem exigi ab eo , qui priori mulBatus j mi pau„ perior efifaBus ; adeoque incommodum , quod £f mulBa dupla „ capit , majus effe duplo inconmodi , quod ex fimpla ceperat. „ Sit aliquis centum jolidorum dominus , qui in annum ei viBum „ debent fufficere. Si decem folidorum jaBuram faciat , aliquid „ eum fibi Jubtrabere neceffe eft , fi anno finito rationes confiare „ debeant, feil non id, in quo maxima confifiit vita commoditas. „ Si alm decem amitlat, eo quoque carebit, quod aiiquanto plus i» ad  VOORREDE. xxi misdaad eene kleinigheid zyn. Doorgaans zet men "er evenwel geene doodftraffen op , orn dat mindere genoeg zyn : want hoe zeer men zich ook aan het 'Tabak rooken gewent hebbe, én hoe groot een flaaf men ook van zyne pyp zy, zal men het evenwel juist op dien tyd, wanneer men op den Wal wandelt, niet voor zoo onontbeerlyk of zulk een groot gped houden , dat men daarom een paar braave ribbenttooten van den Schildwacht (tegen welken men zich zeker]yk niet dan met leevensgevaar en op ftraffe des doods ■verweeren mag) met daarop volgende gevangnis, of andere lyfftraffe zoude willen ondergaan. Men wordt in dit geval door geene hartstocht vervoert, waar regen de Wetgeever z;ch met galge en rad behoefd te ver „ ad fuaviter vivendum faciat , fi decem injuper alios, vix tan„ turn rejlabit , quo famem , & frigus depeilat , vel corpus de„ center tegat ; ficque majus jemper ex jaElura eadem Jeuti'et inj, commoium , quo minus babet reliqui Eodem modo cum carce„ re comparatum efi ; fi dedecus demas, vix aliquis eftnolhum , quin una die vel altera eodem loco Je concludi facile patiatur , „ qui [cepe totas hébdomades , ftudiorum gratia volunuirio quafi p, carceri nos mancipamus. Vérum plures hébdomades ufu aëris Uheriaris , conjuetudine amicorum , pulcherrimo rerum naturj, linm fpeUaculo carere debere , negotiornm omnium expertem , m id vero bomini ad lihertatem nato fere intolerabile erit ; unde „ Jane patet, incommodum in carcere magis multo quam pro tem- pare crescere ; atque vicisfim una tantum bebdomade a menje „ dèmta , quem lex carceri prafinit, incommodum J'ape infra di„ midiam tertiamve aut qunrtam adeo partem diminui. Non fa„ cile eft, bcec ad msnfuram revocare, cum a plurimis nbus vix 3, clare fimul comprebemlendis pendeant. Et quantumvis fucitc 3, foret , mihijam ad id , unde digreffus fum , e/l revertendum , „ ipfius incommodi aftimatione prudenti judici, atque ad conditi5, ones rerum attenfo , permijja. Eaconcejja, magnitudinis ip„ fius pesnee determinatio nihil exigit, quam ut ratio metus pmvs „ ad fpem impunitatix determinetur , quae probabilitate lariusque „ eventus ex numero cajuum, uti folenne eft, elicita, habetur. „ Ita agendum , ubifolum confilium aliquod bomines ad agen„ diein impellip. Si confuetudo accedil , adfeüus , falfaque , quee SoUifuMto nm potest, pcrfuafio, pro qualibet baruni pxnts * * 3 » ttU*  VOORRED F, verzetten. Fn iemand , die aan het rooken zoodanig •was overgegee'ven , dat hy , zonder het zelf te weeten , den pyp in den mond had, daar dit voor de veiligheid van het algemeen veel gevaarlykerisdanftraatfehendery te pleegen ; of ook een Vreemdeling , die van dit verbod mets wist, zoude ook door galg en rad met afgefchrikt worden ; e\en daarom, dewyl hem de Wet onbekend was , of dewyl hy 'er uit gewoonte niet aan dacht ; en deeze ftraffe zoude dus een dwaas en nutloos kwaad zyn: daarentegen zal een goede ftoot van den fchildwachr, ofeenbraave dracht flagén hem dervvyze in zyn geheugen verfterken , dat, zoo dikwils hy in het vervolg den Wal nadert , en maar eene pvp'by zich heeft, de verwachting van ge* lyke „ augenda funt , conandum autem , fi fieri potest, ut ita compa „ rata fint , ut adfettum quoque vet perfuafionem, contrarii per„ jmfione vel aifeUu contrario corrigant. Sed hac quidem ae re „ jam aliqua diximus, Menjuras autem panarum pro magnitu„ dïne adfeBus , aut plo vi confuetndihis, tradere plant exaQcsy „ inter imposfibilia reponendum vidcfur , exaÜis proximas dare , „ admodum difficik efi. Relinquendus ergo bic quoqne keus p-u„ dentia ejus efi , qui poenas conjlituit, qui , fi ad genium ad- tenderit Jeculijui , atque ad indolent gertis , multorwnque an~ „ norum expetientiam contuierit, utique videbit , quantum priori 3, poenee addendum fit , ut confuetudo qwque, adpetitns. vil fal- ja perfuajio eo'itm , quibüs preest, fupereutur. Qjiin êf cum 5, vebemenier inest reipubticce , atlionem aliqumn omitti, ex hac „ quoque caufa pocna augenda erit • verum non pracife in ratkne „ damni, quod refpublica capit, fi fiat id quod omitti velis, quia „ magnitudo damni neminem impellit. Sed boe augmentumfim la prudentia legislatoris detèrminari fas eft. „ Atque ex bis fequitur , confiituta poena nihil magis in pote„ ftate judicis effe , quo poenarum numerum in univerfa civitate s minuat , quam uti curet , ut Jpes immimitatis apud eos quam 5, maxime minuatur , qui delinquunt. Immïnüta enim fpe ifta , manente poena . ratio incommodi ex poena exfpe&anii ad com5, mudum mala oMione quafitum , qua confians efi ratione jpei 3, impunitatis ad metum poena , bac fpe , ut dixi, imminuta , 53 necejfario fiet mejor , magisque ndeo poena ad continendos in off:cio bomines efiftiax, Immimiitur autem impunitatisfpes, fi 5. ma-  VOORREDE. xxiij Hks «cvaüen, ex/peSatio cafuumfimilium) , waar mee cc reSundfen ( Logici) zoo <«el ■op hebben. f tcrflond by hem lal opkomen , en hem herinneien , dat hv zvne PVP behoort weg te leggen. nd en het mooglyk was, zich alleen van gewaande onSen oftraffen te bedienen zoude d,t noch beter zyn Ouderen, die het hart hunner kinderen ken- ■ r n en welker wil eene Wet is , kunnen duin derzeiver opToedinge doen , doch dan zyn het eigenlyk . -een- ftraffen , maar tuchtigingen , en zy hebben aU fe^vk Sté diaagen , dat zy aan de kinderen niet ts nïtSf het leerèn by voorbeeld. te^nm«ken. Annv hen re gewennen , zich dat als eene ltutre en hÏÏ kSd^vS Aftellen. Overheden hebben die / faasMratus omni ftudio omnique deligtntia caveat , ne quod de, adhibeatque omnem prudentiam , ne de" ulZSmlli per advocatorum caviilationes, vel menda^ " 1? vefuÏÏum pifiia , negetur , fi coêrceat artificia jon " TMMSeLLs , leftibus , qui non mentm modo vc- «S re het leeven zelf niet betreffen , hoewel zy een grooter kwaad toevoeger , dan de beleediging zelve was, geilek worden. Dat dit onbehoorlyk is , zal zekerlyk niemand denken , die met zyne gedachten flechts" tot den naruurlykcn toeftand der menfchen re rugge gaat. In den ftaat der natuure ben ik niet verphgt my te laaten beleedigen ; en ik mag my , in denzelven , niet flechts verweeren , maar ook , om anderen aftefchrikken , zoo als men het wil noemen , ( want de benaaming doet niets ter zaake ), my wreeken, of den beleediger ftraffen. Indien nu in dit geval, de zachtfte wraakoefening tot myn Oogmerk niet voldoende was; indien  VOORREDE. dien iemand my , by voorbeeld , op eene verraaderlyke wyze eenen flag gegeeven had , en ik niets anders gedaan nad , dan hem gelyk met gelyk te vergelden , dit ondertusfchen met baatte , maar hy my ten tweedenmaale op dezelfde verraaderlyke wyze floeg, zoude niemand, denk ik, het my euvel duiden, wanneer k hem ( vooronderftelt zynde, dat ik de fterkfte was , en daarom heb ik van eenen verraaderlyken flag geiproken j voor dien éénen nu honderd /lagen toetelde , om 'er in het vervolg van bevryd te zyn Maar by aldien ook dit noch niet voldeed aan myn Oog. merk, weet ik niet, wie my in het ongely'k zoude kunnen Hellen, wanneer ik d eigde den eeruen , die my wederom op zulk eene wyze mishandelde , te zullen doodflaan , en ook waarlyk myn woord hielde Uit zoude noch al zeer zachtzinnig gehandek zyn : zoo nauwkeurig rekenen wy m den ftaat der natuure met, maar de Wraakzucht, die ons van natuure eigen is , (iets , het geen de natuur aan alle dieren gekerc heeft , en het geen, by voorbeeld , de goedaa'rtigfte hond niet kan nalaaten te voelen , wanneer een ander dan zyn Heer hem flaat, of iemand te na by zynen fciiotel komt) vordert van ons, en doet 'er onze"fier belang in (lellen , dat wy iemand, die ons op eene kwaadaartige wyze beleetligt heeft, veel meer toevoegen , dan wy van' hem geleeden hebben. — Of indien iemand, die misfchien zelf niets had, het getn ik hem wederom ontneemen konde , my in den ftaac der na uure van het myne wilde berooven , zoude ik dan kwaalyk doen , wanneer ik hem zeide : „ ik wil „ myn goed behouden ; zo gy het my ontneemt. zal „ iku flaan, dat gy het acht dagen lang zult voelen": en indien dit ook niet baatte , maar hy my ten antwoord gaf: „ indien gv my betrapt , weet ik wel , „ dat ik my dit getroosten moet , maar een huid vol „ flagen fmaakt my op verre na zoo kwaad niet , als „ my uw goed fmaakt" , ik hem ronduit zeide : „ zo „ gy my dit wegneemt, zal ik u dood flaan", en ook myfl woord hielde. Waarlyk , zoo gezet is men met eens in den ftaat der natuure, maar men gaat daar dus  VOORREDE. dus re werke , zonder zoo vee! woorden te maaken i en onrechtmaatig is het niet, want een ander kan , uit het geen hyzish bewust is , dat hy doen zoude , zeer gerrsaklyk afneemen , wat hy van ons te wachten hebbe. Zelfs in omftandigheden , waar m wy het naast aan den ftaat der Natuure komen , zoo als op de groote wegen , of wanneer des nachts in onze huizen gebroken wordt, omftandigheden, waarin wy de Overheid niet te hulpe kunnen roepen, achten wv ons niet verplicht , om den Rooveren ons goed a'fteftaan , wanneer wy hetzelve niet zonder hun leeven opteofferen , en den eerften die ons te ra komt, voor het hoofd te fchietcn, behouden kunnen ; maar om ons eigendom te bewaaren , waagen ■wy 'er hun leeven , zoo wel als her onze aan mïb* dién het mode wierdt, anders te doen , en men het voor zedelyk kwaad hieldt, den eerften van den hoop Gauwdieven, die ons te na kwam, den besten, voor het hoofd te fchieten ,.en door dat middel de rest aftefchnkken, zoude ons Eigendom noch op de gemeere wegen , noch in onze huizen zelve , tegen booswichten , dewelke ons daar van met geweld zochten te berooven , veilig zyn. — De Volken leeven ten opzichte van eikanderen in den ftaat der natuure, en deeze vergelden de verongelykingen hun aangedaan , zeer veelvouwig : indien een Afgezand van het céne' Volk beleedigt wordt, (- zoo als de Romemfche Gezan» ten door de Tarentynen ) wacht hetzelve niet, tot zy ééns eenen Afgezand van het andere op dezelfde wyze kunnen beleedigen , maar zy wreeken zich dóór den Oorlog , en , zo het geluk hun flechts gunftig k » dOor de ganfchlvke verwoesting van den Staat , door welken zy dus v'erongelykt zyn; zy wasfchen , gelijrk de Romeinfche Afgezand te Tarente zeide, eenen Vlek op het kleed, dien de welvöeglykheid verbiedt te noemen , met hun bloed uit: en men geeft hun hier geen ongelyk in , want indien een Volk dus niet handelde, zoude het wel ras in verachting wegzinken , de ééne beleediging voor , de andere naa , en wel hoe langer hoe prootere, moeten dulden ,• en zo het dit alles met éeduld verdroeg, eindelyk van iederéénen voor eenen fe " prctfi  VOORREDE. sax! prooi gehouden , en geheel overmant worden. Een Volk kan niet veilig zyn , zonder zoo taadruklyk te. ftraffen , dat andeien.de lust vergaat; om hen op foortgelyke wvze te beleedigen Een machtig Volk wreekt zich dan niet alleen door den Oorlog, wanneer hunne Gezanten befchimpt, maar zelfs wanneer hunne burgeren verongelykt worden , en men hun voldoening weigert; en tot dus verre heeft men in de Romeinen' niet afgekeurt, het geen Cicero zegt (a): major es ve/iri fcspe rnercatoribus ac naviculaioribus injuriofius traéatis bella gesfcrunt : ook zyn jenkins ooren noch maar zedert de laatfte Jaaren beroemt geworden, hoewel 'er ten zyren opzichte twyfel cntftond, of hy wel zoo geheel onfchuldig was , als de Kooplieden , dewelke den Oorlog eifchtten , en d:c misfchien op Spaan(ch America fluikhandel dreeven , voorgaven. Kunnen wy dus in den ftaat der natuure handelen , met iemand , die ons noch in het geüeei niet onderworpen , maar ons volkomen gelyk is , daarenboven roet eenen Vreemdeling, die geene de minfteovereenkomst, volgens welke hy zich die ftraffe zoude moeten getroosten, met ons gemaakt heeft: waarom zoude de Staat zelf minder Recht hebben tegen enkele perfoonen , die zich aan misdaaden fchuldig maaken ? Wy hebben ons in eene burgerlyke Maatfchappye te zarhen gevoegt, om meer veiligheids en befchermmge te genieten , dan ieder van ons in het byzonder zich zeiven geeven konde ; het is daarom onbegrypl.yk , waarom deeze Maatfchappye, om de kwaaden van alle verongelykingen der overige , aftefchrikken, dat is ten behoeve der algemeene veiligheid en befcherminge , niet zoude kunnen doen, waar toe te vooren elk byzonder lid een Recht had: zoo ras wy , om veiliger tè zyn , ons in deeze famenleevinge begaven , en van alie zelfswraake afftand deeden , hebben wy haar alle on^e Rechten , om ons te wreeken , of, zóo als men het, om eene zachtere uitdrukking te gebruiken, noemen wil, om te ftraffen, overgegeeven : zy heeft by- C<0 Pro Lege Mtniiïa , cap. 4.  XXXlï VOORREDE. gevolg al het Recht van alle haare leden , om door ftraffen de kwaaddoeners van veroogelykinsren afte'fchrikken , byéén genomen. Hier komt noch deeze orafhndigheid by, dat :n den burgerflaat vooraf dooide Wetten de ftraffen bekend gemaakt worden , het geen in den ftaat der natuure zelden zoo omftandig gefchiedde , waar in men 'er zelfs Eer in ftelde , om weinig te dreigen, en veel te doen : hier kan bygevolg iedereen kiezen , wat hy wil , of de verongelykingen na te laaten , die niemand , maar het allerminst noch iemand, die zich onder de befcherming van den Staat bevindt , verplicht is, om te verdraagen, of, de gedreigde ftraffe te verwachten. Ook hebben deeze Wetten de natuur en kracht van een verdrag, tusfchen alle , die de befcherming van den Staat aanneemen. Men v/eet dat een Staat , het zy de regeering éénhoofdig zy , of by het Volk gevonden worde , of hoedanig eene andere gedaante dezelve ook hebben mooge , met één woord , dat die macht , dewelke befcherming verleent, deeze Wetten, met deeze of geene ftraffen vergezelt, gegee^en, en gehoorzaamheid aan dezelve bedongen heeft: al wie nu indeezen Staat niet als Vyand leeft, maar deszelfs befcherming b-'geert ; — al wie by de Overheid zoude klaagen wanneer iemand hem van zyn goed beroofde , hem zonder eenige rede , aan zyn lichaam belchadigde ,* of zyn leeven Inagen lag, en in zulken gevalle oordeelen zoude , dat het onrechtvaardig was , hem recht en veiligheid te weigerèn; — met één woord al wie niet ten éénenmaale voor Vogelvry in het Land, waar in hy zich bevindt, wil gehouden worden , en deeze zyne meening duidely't en openbaar genoeg verklaart heeft; die heeft zelfs , zonder voorafgaande hulde of lied , alleenlyk , door den eifch dien'hy op de befcherming v .n den Staat en het bekomen van Recht maakt, dit verdrag aangenomen : en dit geldt niet alleen van eenen burger in den Staat, waar van hy burger is, maar zelfs van eenen Turk in Duitfchland, en e nen Duitfcher in Turkye, wanneer zy wel maar ais Vrcemdlmgen doortrekken , maar ewenwel de befcherming der Wetten begeeren ; kan iemand zich dsa  V Ó O R R E D Ê. mmt dan nu wel beklaagen , wanneer een Staat, vólgens dit verdrag doet , het geen ieder lid van denzelven in het byzonder, zelfs buiten zulk een verdrag, zoude hebben kunnen doen ? En toch , men overweege flechts , wat 'er het ge? volg van zoude zyn, zo dit Recht om de ftraffen.derwyze te verzwaaien, niet vooronderftek wierdt, en of men zich deezer gevolgen zoude willen getroosten? Indien eene ftraffe, waar van het natuurlyk kwaad met d t der misdaad gelyk ftaat , eenen booswicht niet affchrikt , en men geene Vryheid heeft , om dezelve te verzwaaren , dan is men in de noodzaaklykheid, om alle beleedigingen voor lief te neemen. Nu yraage iedereen zich zeiven, of hy daar lust toe hebbe? Heeft hy zich in eene burgeriyke Maatfchappye. bugeeven , om zyn leeven zoo elendig door te brengen , en zal hy niet wenfchen , om uit zulk eenen bezwaarden tocftand verlost, tot den ftaat der natuure weder te keeren ? Hoe , indien men iemand , die ons of éénen van de onzen eenen flag aan de ooren geeft . niets anders doen konde, dan hem eenen gelykeft flag te geeven , en deeze zulk eene harde huid had , om zich daar door niet te laaten affchrikken : zullen wy dan ( men plaatze zich ééns in zulke omftandighedeqj met de. verplichting om geduung flagen te ontfangen , die dan gerechtiyker.wyze weder gegeeven worden . te vrede zyn ? Zyv. 'er zulke menfchen , ik wenfch 'er hun geluk toe ; maar in dit geval bevindt zich zekerlyk het kleinst gedeelte; oewyl de meesren , wanneer de Staat hen met befchermr , tot hun natuurlyk Recht wederkeeren , en aan moord of doodflag beginnen te denken. Op dezelfde wyze js het met andeie beleedigingen gefield diezoorechtftreeks onze hchaamen niet betreffen ; by voorbeeld, bv diefftal, of wanneer iemand eene onoverwinlyive moedwillige begeerte had , om ons de alazen in te flaan. Indien het zeker was , dat zachte ftraffen hier niet voldeeden, indien zy, dewelke het éèn of ander deeticn , het ronduit zëiden , dat zy het evenwel niet dachten na te laaten, maar liever die ftraffendraiged * * * vnl  xxxiv VOORREDE. wilden , en men deeze niet mocht verzwaaren , totdat zy een genoegfaam tegenwicht tegen hunne moedwilligheid uicmaakren ; dan bevonden wy ons immers in de lastige noodzaaklykheid, om onze glazen te laaien inflaan , zoo dikwils het iemand behaagde , de ftraffe daar voor te ondergaan , of onze goederen te laatcn fteelen, zoo menigwerf een kwaad menfch, in hoop van onder honderdmaalen niet meer dan ééns ontdekt te worden , het waagde ; en dit zoude , met andere woorden, te zeggen zyn, wy waren dan cyns» baar aan ieder cénen die lust "tot fteelen had , en ons eigendom konde dan ons eigendom niet meer genaamt worden Groote Volken hebben aan hunne Koningen het Recht niet willen overlaaten , om hun naar hun welgevallen belastingen op te leggen ; en de EngeSfchen hebben zelfs hunne oude gefteltheid en Rechten in de voorige Eeuw eerst met den Degen , het geen hun niet kwaalyk konde genomen worden , en naderhand door de tsyle (dit was zekerlyk onbetaamlyk , om dar het Volk en de Koning gelyke partyen waren ) doen gelden Maar zoude men d'it Recht, net welk; veele Volken niet eens aan hunne Koningen hebben willen geeven , die toch geld , om de algemeene welvaart te handhaaven, noodig hadden ; zoude men dit Recht aan Dieven moeten overlaaten? Waarlyk dan moesten wy wel elend ge ilaaven van het verachtlykfte fchuim der menfchen zyn ! Misfchien zoude men aan de ftelling, die ik thans verdeedige , nimmer getwyfelt hebben , indien men niet in het geheim, en zonder het zich zeiven bev/u^r. te zyn, vooronderftelt had : het Oogmerk dkr Straffen is , dat eenen Hooswicht , naar de maate zyner boosheid , leed gedaan worde, Dan dit is het waare Oogmerk niet , maar zy bedoelen , van misdaaden aftefchrikken. Altoos behoort men het zachtfte Onheil, het geen maar genoegfaam is , om daar van aftefchrikken , te kiezen ; dan zo men zich zeiven niet als eenen flaaf wi! overgeeven, om alle beleedigingen te verdraagen , zai , ingevallc kleine .ftraffen met baaten , ook het grootfte Onheii niet te groot  VOORREDE. xxxv gróót zyn. ■ Het grootjle ! is dat niet re veel ge* zegt ? "Ik geeve aan ieder eenen het volgend Geval ter eige beoordeelirge over. Is iemand verplicht om zich óp eene heide, daar hy geenehuipe van de Overheid bekomen kan . alles wat hy hy zich heeft te laaten ontneemen , indien hy ne Struikfoovers" met met ftokflagen , en niet anders, dan met een pistool los te branden , en 'er eenen van den hoop mede door het hoofd te fchietcn , van zich afhouden en verjaagen kan ? Zegt men, ja, hv is daar toe verplicht, en hy mag geenen Struikroover dood fchieten, dan mag memand meer met iets , dat maar eenige waardy heeft, over eene hèide reizen , dan behoort al ons Vermoogen , het geen wv daar by ons hebben , den Rooveren toe , en dan kunnen zy ons, indien wy voorzichtig genoeg zyn , van niets mede te neemen, voor deeze voorzichtigheid braaf afrosfen, het welk men zegt, dat fomtyds door de Engelfchc Roovers te voet ( Foot. pads) gedaan wordt. Dan zo wy Vryheid hebben , om ons zelfs van het pistool tc bedienen, om ons Eigendom te bewaaren , dan is het onbetwistbaar , zo wy anders de waarheden van onzen Godtsdienst gelooven, dat wy eenen Roover voor eemg Geld , dat hy ons ontneemen wil, een eeuwigduurend en oneindig Onheil inoogen aandoen ! want wanneer hy in die omftandigheden, waarin een Roover zich bevindt, na. de Eeuwigheid gaat , fterft hy , by aldien wy hem treffen , zekerlyk onzalig ; en wel niet alleen volgens de uitfpraake van den Christlyken , maar ook waarfchynlyk volgens die van denbJatuurlyken Godtsdienst. Indien maatige ftraffen niet in ftaar waren , om van deeze of geene misdaad , dat is van de overtreèding eener Wet aftefchrikken , en men zwaarigoeid vond, om dezelve in dat geval te verzwaaren , behoorde die Wét liever geheel en al vernietigt , en bet geen ingevolge van dezelve weleer verbooden was , niet meer geftraft te worden: want zo men dezelveftraft, cn dit geene of ten minften zeer weinig kracht heeft, orh van deeze misdaad aftefchrikken , dan is de ftraffe in dit Geval niets anders, dan een kwaad het weik  ssxvi VOORREDE. zonder nut verkwist wordt, niets anders, dan uit één kwaad , een dubbeid gemaakt, en niet verftandiger , dan of men iemand , die niet .naliet de derdendaagfche Koorts te hebben , deswegen in de beurs of aan den ly ve ftraffen wilde Men gaat ook weezenlyk op zulk eene wyze te wcrke , dat men op kwaade" handelingen , al is het, dat zy voor de algemeene welvaart Dadeelig zyn, geene ftraffen ftelt, wanneer men ziet,, dat dezelve te weinig zouden uitwerken, by voorbeeld op een werkloos leeven, het welk zeker! yk voor het welzyn van het algemeen zeer nadeehg is", hebben alleenlyk oude , wreede , en eerst beginnende Wetgeevers van kleine Staaten eene ftraffe geftelt ; iemand, die dit heden ten dage wilde doen , zoude voor zeer dom en den flimften dwingeland gehouden worden ; want deeze ftraffe kan zonder verlies der yrynéid en zonder altoosduurende aanbrengers zoo zelden werkftelüg gemaakt worden , dat zy niets baaten zak Op Zclfsbevlekkrpg, eene ondeugd, dewelke voor hem, die 'er zi,ch aan overgeeft, en, (wanneer zy algemeen wordt , en 'er veelen door verzwakt , en tot het voortbrengen van gezonde Kinde. ren , of zelfs tot de plichten van het Huwelyk , onbekwaam gemaakt worden 3 voor het algemeen ten uiterften verderflykis; eene ondeugd, die men mocht wenfehen , dat, indien het mooglyk ware, ten eenenmaale wierdt uitgeroeit; op d"eeze ondeugd , zeg ik , eene ftraffe te zetten , zoude om die zelfde re. de dwaas zyn , dewvl zy naamlyk maar zeiden ter uitvoer zoude kunnen gebracht worden , en dus niet in ftaat zyn , om iemand behoorlyk aftefchrikken : behalven noch dat zy niet bekend konde gemaakt worden , zonder teffens eene duideiyke maar gevaarlyke kennis van die misdaad zelve te verfpreiden. Zeifsbevlekking wordt daarom in eenen burgerftaat even weinig geftraft , als het ledigloopen , hoewel daarop in een Huisgezin door den Vader, of in foortgelyk eene betrekking , die aan de Vaderlyke macht grenst, eene tuchtiging kon geftelt worden Op dezelfde wyze is men in een Land , daar maar eerige Wysheid in ds Wetten doorftiaalt, en het den Vorst niet  VOORREDE. xxxvji niet om deezen byzonderen tak van inkomften te doen is , gewoon , eene Dochter d;e ten valle komt , nier. te ftraffen, en de oude gebruiken en Kerklyke boetdoeningen aftefchaffen ; want zuik eene ftraffe doec geen het minfte nut , dewyl zy toch geen grooter kwaad kan zyn , dan de hatuurlyke gevoigen , die eene Dochter, dewelke zich laat verleiden, buitendien te duchten heeft ; naamlyk van een Kind te zullen bekomen , haare Eere te verliezen , en van alle hoop op een gelukkig Uuwelyk , zo niet op een Huweiyk in het geheel , berooft te worden ; bygevolg om het ongeoorloofd genot van een oogenbliklyk «ermaak , alle genoegens van den Echten Staat voor haargeheele leeven te moeten misfen ; waa-by noch komt, dat het dikwils een kwaad gevolg is van diergelyke ftraffen , dat door dezelve aanleiding tot eene grootere misdaad , Kindermoord , gegeeven wordt. Het nutloos ftraffen van den Zelfmoord , en de vruchtlooze bevelfchnften tegen het aangaan van Tweegevechten , waar van ik § i-j). en 2.-72. gefproken heb , leveren noch een Voorbeeld op Indien eene irfisd rad afleehlyk tot nadeel van hem ftrekt, die dezelve bedryfc , en het algemeen 'er geene andere fchade van heeft , dan voor zoo verre het nadeel van veele byzondere leden der Maatfchappye teffens voor de Maatfchappye in het algemeen nadeel is, kan men de ftraffen . dewelke nutloos geworden zyn , wegneemen , cn tlat is met andeie woorden gezegt , de Wet zelve tegen zulk eene misdaad intrekken , of, zo men dezelve al , fatfoenshalven , in het Wetboek laat biyven , toelaaten , dat dezelve veroudert en krachtloos wordt; want eene Wét", aan welke de hand niet gehouden wordt, door haare Overtreedingen te ftraffen , is zoo goed als geene Wet. Dan dit kan ten opzichte van misdaaden , dewelke teffens beleedigingen zyn aan anderen, niet gefchieden, want anders wier« den deeze immers flaaven, of hoe men het anders wil noemen , onderworplingen aan de mishandelingen van ieder eenen , die maar lust had om hen te verongely» ken ,• en daarom is niemand in eene burgerlyke Maatfchappye getreeden , maar iederéén, dieniet geheel * * * 3 üu  xxxviit VOORREDE. en al van natuure gefchikt is , om geduldig te lyden , ( men heeft eenige byzondere benaamingen voor lieden van die gefteltheid , dewelke ik hier niet gaarne gebruiken wil ) iederéén zal zich zeiven waarfchyniy'k, ten laatfte , Recht bczorgeri, wanneer hy ziet, dat hy door de Overheid niet , door middel van ftraffen, tegen dergelyke beleedigingen beveiligt wordt. Maar bedient men zich op deeze wyze niet van een . grooter kwaad , om een kleiner te verhoeden ? Jk denk neen , of rechtuit gezegt, men doet dit in geenen deele : Straffen dienen immers niet , om van die byzondere misdaad, waar tegen zy vruchtloos geweest zyn , en die met de daad bedreeven is , maar van duizend , ontelbaare andere foortgelyke misdaaden, aftefchrikken, dewelken 'er zouden begaan worden, indien 'er geene ftraffe opgeftelt was : één Dief, die opgehangen wordt , moet", door die ftraffe , ik weet niet hoe veele diefftallen verhinderen , en verhindert ze waarlyk Men denke eens na, om by dat Voorbeeld te blyven , het welk veelen zoo hard is voorgekomen : indien het geoorlooft was te fteelen , of op deeze misdaad geene ftraffe ftond, dewelke gepocgfaam ter affchrikkmge was, welke rampzalige gevolgen daar uit voor het menfchdom zoude voortvloeij m ! Aan den éénen kant, onophoudlyke zelfswraak , des noods onder den naam van zelfs- verdeediging , die dikwils den Onfchuldigen treffen zoude ; ( dit is juist het kwaade van de zelfswraak , die geen onderzoek doen kan) dus het befchadigen van eenes anderen Eigendom , indien men dacht, dat deszelfs Eigenaar de Dief was; diefftal tegen diefftal tot de openbaarfte roovery toe ; moord en doodflag : aan den anderen kant, traagheid om-zyn land te bouwen, welks Vruchten men niet konde hóopen in te oogften ; eenig Eigendom te zoeken , het geen men niet geduurig onder zyn gezicht, en des nachts onder zyn hoofdkusfen hebben kan ; en eenigen Voorraad voor het toekomftige op re leggen, dewyl men niet gaarne voor Dieven arbeiden wil ; en hier uit zoude by de eerfte gejegep.h.eid van een flecht gewas wederom , niet flechts  VOORREDE. xxxix flechts duure tyd , maar hongersnood , zoo als men dien in ouden Tyden gehad heeft, waar door in eenen eigenlyken zin het grootfte gedeelte des Volks verhongeren moest, voortvloeijen, en daar uit wedetom befmetlvke Zïektens , als gcwoone gevolgen van hongersnood Dit is zekerlyk een veel groorer kwaad , dan of men Dieven by honderden teffens ophing, ( hoewel het getal nooit zoo hoog, en zelden tot renkhmjr.e) en gemeenlvk zal door de ftraf aan één Dief. tegen welken dit Vonnis , het welk hem zekerlyk hard valt v/ordt mrgefproken , het Eigendom van veda menfchen beveiligen , en van zeer veele dieveryen af- ./VI 1 . I- J; .1 J„ .liu^ i^n h^p l/u-'j'iHpp- ner ftraffe. met die van het kwaad eener misdaad vergelyken wil, dan moet men de fomme van alle d;e misdaaden. die 'er zouden bedreeven worden, zo'er geene ftraffe was , beneffens alle de Gevolgen die uit cieeze misdaaden zouden voortvloeijen , in rekeningé brengen , en daar tegenover alle de ftraffen ftellen , dewelke daadlyk ter uitvoer gebracht worden. Ind.en men dan nochvond , dat de laatfte fomme grooter was, zoude het zekerlyk geen goed overleg zyn , een minder kwaad in de waereld door een meerder aftekoo. pen : dan men zal het geval niet ligt zoo vinden. Indien eene ftraffe tegen de Verzoeking tot zekere misdaad zal kunnen opweegen, zal dezelve te zwaarer moeten zyn , naar maate 'er fterkere prikkelen of beweegreden , om iemand tot die misdaad te lokken, gevonden worden : dit is even duidelyk , a's dat 'k , wanneer in de ééne fchaale eene zwaarte van honderd ponden ligt , om dezelve opteligten , ("te weegen ), in de andere meer gewichts moet leggen , dan of'er in de eerfte flechts eene mindere zwaarte lag. Zeker Wetgeever of frojeefmaaker van Wetten , ( eene zeer welfpreekende hoop ) die hier anders wilde handelen , en by voorbeeld dacht, dat men , om dat iemand dikwils zulke fterke verzoekingen heeft om Overfpel te doen , op deeze misdaad zachte ftraffen behoorde te ftellen , die zoude my omtrent eveneens voorkomen , als een ander, die in eene goud-fchaale * * * 4 eei>  XL VOORREDE. een centenaar , en in de groote fchaale van de Stads; waage in groote Kooplieden , op welke men gewoon is geheele vrachten én Scheepsladingen te weegen, enkele aazen wilde leggen . om in de eerde het gewicht van eenen Dukaat', in de laatfte dat van eene Scheepslaading te onderzoeken. Is het niet onbetwistbaar , dat, zo wy aan een koel" Volk Wetten moesten voorfchiyven . by het welk de mansperfoonen in den bloei hunner jaaren zoo weinig vuurs hadden , als ze .by ons in eenen meer gevorderden ouderdom gewoon zyn te hebben , dat dan , zeg ik , de ftraffen op Overfpel maar zeer klem zouden behoeven te zyn , by voorbeeld alkenlyk in een'gc guldens boete behoefden te beftaan , en dat zy dan evenwel vry wel gefchikt zouden zyn , om aan het oogmerk te voldoen , waar toe zy dienen moesten ; maar juist om die rede . dewvl dé neiging tot Overfpel heeviger is , moet 'er ter affchrikkinge zwaarer ftraffe op geftelt worden , of men moet de misdaad maar liever geheel en al veroo loeven. Dit laatfte zoude ondertualehen , om van de zedekundige en andere gevolgen niet ééns te fpreeken, onder een Volk, het welk wat fterke aandoeningen had , gevaarlyk zyn , dewyl een Man ook minyverig zoude kunnen zyn , en men dan ten naastenbv iets van dien zelfden aart zou zien gebeuren, als Virgilius be. fchryft, Georgië, j. vs. 220, en wy in de Maand April of Mey , wanneer het Rundvee eerst in het land gejaagt wordt , doorgaans zien kunnen Indien iemand over een ftuk bouwiand , en door het Koorn van een ander rydt , dan wordt hy, wanneer men hem op de daad betrapt, ( wsnt zo hy van het land af is , heeft men geen Recht meer) in eene boete beflaagen , en hem de hoed afgenomen , dien hv nadeihand wederom losfen moet : dit is eene ftraffe , die vry wel voldoet, om iemands land te beve ligen , dewyl men juist geene groote verzoeking heeft , om door hoogftaand veldgewas te ryden : maar men brenge dit op Overfpel over , en zegge , iemand die met een ander zyne Vrouw te doen heeft , zal , by aldien hv pp de daad betrapt wordt , en noch niet wederom m  VOORREDE. zu uit het bed is, in eene boete geflaagen , zyn hoed ., of eenig ander gedeelte zyner k'.eedinge hem ontnomen , en hy verplicht worden , om denzelven door het betaalen van een paar Gulden by den Man dier Vrouwe te losfen ; dit zoude Se befpptlyküe ftraffe zyn, die men bedenken kan. Indien onder ons de Huwelykstrouw veilig zyn zal , dan moet'er op Overfpel wel nier de dood ( om rede , die ik §. 260. bL 26,-, heb bygebracht) maar nochtans eene zwaare ftraffe geilek worden : een Wetgeever van NoordAmericaanfche Volken zoude met mindere ftraffen meer kunnen doen , om dat by deezen de driften der wellust , zoo als my niet flechts uit Reisbefchryvineeri, maar uit het zeer geloofwaardig bericht van den Heere Fbanklin bekend is , zoo Reik niet zyn. ■ Het opklimmen der ftraffen , in evenredigheid met de meerdere neigingen tot eene misdaad , gaat geduurig voort, tot dat eindclyk die drift zoo grootworde , dat men in gewoone.gevallen liever wil toeftaan , dat de?eive opgevolgt wordt, om dat men het al te wreed oordeek dezelve te ftraffen: gelyk by voorbeeld , in het Lyfftraffelyk Recht van Karei den Vyfden , een Dief n'et geftraft worde , die in eenen eigenlyken zin uit honger geftolen heeft : niets kan verftandiger zyn dan deeze toegeeflykheid ; wei is waar een hongerige heeft toch geen recht , om my het myne te ontneemen, en ik verlies door zynen honger het recht niet, om hetzelve tegen hem te befchermen , want het zoude immers kunnen zyn , dat ik ook hongerig was , of ■dat 'er al te veele hongerigen waren , die op my afkwamen ; dan gemeenlyk is dit de zaak niet, maar'zeer zeiden wordt uit eigenlyken honger, dien men niet zoude kunnen killen , indien men flechts wilde arbeiden , geftolen ; en indien eene ftraffe bekwaam zyn zoude", om iemand die van honger raazende was, van het fteelen aftebouden, zoude zy verfchriklyk moeten zyn , ten minften niet geringer dan eene doodftraffe ; en ook deeze zoude nauwlyks toereiken , want wie zal zich niet liever willen laaten ophangen , dan van honger fterven , indien by den dood toch niet ontgaan kan ? In dit geval is het dan beter, dat men zich die **! $ ■ zee-v  XLft VOORREDE. zeer zeldzaame verongelyking , van door eenen hongengen beftolen te worden , gerroost, dan dar men van zoo veel kwaads, Galg en Rad , gebruik maake, om zulk een gering kwaad v oortekomen. En nochtans , wanneer niemand in her ge\ al van eenen aller» verfchriklyKften hongersnood, naa het veelvuldig mislukken van den Oog'-r, in eenig Land of Stad zoo veel meer over had, dat hy zich iets konde lasten ontneemen , zonder in gevaar re komen van zelf te moeten verhongeren , wanneer dus dit fteelen nier meer een gering kwaad , maar onverdraaglyk was , of wanneer men , tot behoudenis van het algemeen , het brood zuinig en by het gewicht verdeelen moest, dan zoude die zachte uitzondering van Keizer Karei geene plaats meer hebben kunnen , maar 'er voor dien tyd eene ftrengere Wet noodz-iaklyk zyn : en deeze zoude buiten twyfel zeer fcherpe ftraften moeten dreigen , dewyl zachte niets tegen den honger baaten. Naar maate hy , dien men Werren gee'"t, al te vooren fterke drangredenen had, om hem van zekere misdaad aftefchrikken , en naar maare hy de kracht dier drangredenen in zich zei ven meer gevoelde, naar even die maate kan 'er eene mindere ftraffe op die misdaad geftelt worden : maar naar maare , ik wd niet zeggen iemand in het byzonder , maar het Volk in het algemeen , minder zulke drangredenen in zich zelf heeft, even naar die maate moet de ftraffe zwaarer zyn üit is wederom even zoo duidelyk , als dat, indien men eene zwaarte van honderd ponden wil weegen, en 'er ïn de andere fchaale reeds k> ponden I ggen , men in dezelve zoo veel gewichrs niet behoeft re leggen, als 'er zoude vereifcht worder , indien 'er noch niets in geleegen had Men vooronderftelle dus een Volk, by het welk Godtsdienst, Eer en Opvoeding airede haare kracht oefenen, om van zekere misdaaden aftefchrikken; en een klein gewicht van ftraffe zal genoeg zyn, om tegen het overwicht der verzoekinge, het welk'er Hoch zyn mocht, op te wecgen. Daarentegen voor een Volk, het welk geene Opvoeding, Eer, of Godtsdienst had, zoudeD de ftraffen, by aldien zy iets zouden  VOORREDE, xliii den kunnen baaten, zwaarer moeten zyn: en wanneer ik voor mynen Geest eenen tyd vertegenwordige, waar. in de Godtsdienst by ons niet meer gevonden werdt, denk ik teffens met ontroering aan die fcherpere ftraffen, die men dan zoude moeten bedenken , en dieondertusfchen zeer dikwils noch minder nut zouden doen, dan thans de zachte. Dan zoude de altoos bézige fcherprechter door den pynbank en de galge het gewicht in de goede fchaale moeten leggen , het welk 'er dan door den Godtsdienst niet meer in gelegt wierdr. „ Godt laate zulke rampzalige tyden , die veelen in „ onze dagen op allerleie wyzen zoeken te bevorde,, ren , altoos verre van ons blyven !" Op dezelfde wyze , indien fommige ondeugden , zoo als by voorbeeld Jongenfchennis , in verachting en gehaat zyn , zyn kleine ftraffen genoeg , prn dezelve van onze grenfen aftehouden ; maar 'er worden zwaare ftraffen vercifcht , om dezelve wederom te verdryven , wanneer zy eens in de gewoonte geraakt , en- in den ïlnaak van het Volk gekomen zyn. ( Zie§ 2>3 ). Het is waar, zo men de zaak zedekundig befchouwt, is hy inderdaad veel ftrafwaardiger en verdient meer verontwaardiging, die eene ondeugd bedryft, nieitegenftaande hy zoo veel in zich zei ven had , het geen hem van "deeze ondeugd konde terug houden : ook kan Godt, die het haft kent, hem zwaarer ftraffen ; dan h;er van fpreeke ik niet: ik fpreek zelfs eigenlyk niet van deczen of geenen Overtreeder in het byzonder, maar van een Volk in het algemeen , dat Godtsdienst, Eer en eene goede Opvoeding heeft, zaaken, die by de meeste werkzaam zyn zullen, en van zulk een Volk zeg ik , dat by de meesten maatje ftraffea genoegfaam zyn , om het getal der misdaaden te verminderen. Ook onderzoek ik niet, of by dcezen of geenen misdaadigen, dien men misfchien byzonder op het oog heeft, zyne zeerflechte Opvoeding bf onkunde in den Godtsdienst , eene reede tot vermindering van ftraffe zyn kunne ; zekerlyk verdient hy medelyden ; maar ik fpreeke van het Characfer vangeheele Volken. Ik heb te vooren reeds gezegt , dat eene ftraffe, naar maate zy zekerer is, meer j cn naar maate zy 08-  xuv VOORREDE. onzekerer is , minder affchrikt ; indien men hooperi kan , honderdmaalen te zullen fteelen of (luiken , eer men ééns geftraft wórdt , dan heeft men , by eene ftraffe van tiendubbele vergoeding , noch hoop, om door honderd zulke d efftallen t enmaaien zoo veel te winnen , ais de ftraffe toedraagt Eene ftraffe wordt onzekerer , en dus m rider bekwaam om aftefchrikken , of, wanneer 'er genade te hoopen is, of, wanneer de misdaad moeüyk is om te ontdekken , of, wanneer een kwaaddoener hgtlvk ontkomen , en zich door de vlugc tegen dezelve bev-eii gen kan : naar maate ééne van deeze omftandigheden meer plaatze vinden , moet de ftraffe verzwaart worden, gelyk zy l'gter zyn kan, naar maate een Overtreeder der Wetten dezelve mee meer zekerheids re duchten heeft. Van het nadeei , het welk al te veelvuldige'Genadeverleeningen te wege brengen , heb ik reeds gefproken , en getoont dat dezelve weezenly *e wreedheden zyn : wel is waar , daar behoott iemand tejsyn , die het Recht heeft om genade te verleenen , en dit Recht behoort ook om gewichtige redenen geoefent te worden ; maar ondertui-fchen dit moet met groore voorzichtigheid «edaan worden ; omtrent zoo , als een Geneesheer in buitengewnone gevallen een fterk vergift tot eeneartzeny voorfchryft, Indien het dawils gefchiedt , d..n moet dc ftraffe te meer verzwaart worden , naar maate zy, door de waarfchynlykheid , dat men 'er kwy> fcneldmg van bekomen zal, in haa-en invloed vermindert; en gewislyk is dat de rechre barmhartigheid niet, waar door, om aan fommjge kwaaddoeners genade te bewyzen, anderen te zwaarer geftraft worden : daarenboven veroorzaaken zy cere groote ongelykheid in het Recht, die vry wat naar het ge< olg van eene wi1lekeurige Opperheerfchappye zweem-, en *oor hem, dien het lot nu treft, om waarlyk geftraft te worden, te harder is, dewyl men j'iist door die voorgaande genade - bewyzingen , de kracht der drangredenen , om hem van het kwaad aftefchrikken , vermindert had. Een goedei tieren en teffens verftandig Vorst zal derhalven van zyn Recht, om genade te verleenen, een zeer voorzichtig gebruik maaken, ca 'er zich zoozei- deq  VOORREDE. xlv- den van bedienen, dat niemand, en wel het allerminst een Man van aanzien , of guns'tiing, die zyne minderen verOtigéfykt, uit dien hoofde ftraffe'oosheid hoopen kan. Eene ftraffe, aan eenen Man van geboorte of aanzien geoefent , maakt ongemeen veel,meer indruk , dan wanneer geringe of onbekende perfoonen geftraft worden leder Vorst dan, die geen willekeurig genadebewyzend dwingland zyn wil, maar met de ftraffen wyslyk en fpaarzaain Omgaan , behoort eenen Man van a'anzien, diezich ftrafwaardiggemaakt heeft, de verdiende ftraffe niet ligt kwyt te fchclden, indie® 'er geehe zeer byzondere omftandigheden zyn, dewelke hem daar toe kunnen overhaalen. Ten opzichte van geringe lieden , die aan het gemeen niet bekend zyn , kan'noch eerder , uit enkel medelyden , zonder fchade , d!t Recht eens geoefent worden. Over het algemeen doet het zich niet als een Land van vryheid, maar van willekeurige Opperheerfchappye op", daar aan voornaame lieden dikwils genade beweezen, maar ten opzichte van geringe perfoonen de ftraffe zoo veel ie ftipter ter uitvoer gebragt wordt ; en het zet den moedwil van ongebondene grooten aan , om hunne mmdere te beleedigen ; iets dat ten uiterften fchandelyk is , en' waaiby het algemeen op het laatst fchade lyden n oet Pat zachtere ftraffen genoeglaam zyn , naar maare eene misdaad iigter te ontdekken is, en minder vei borden kan blyven heb ik § ïife en 285. reeds, met berrekkinge tot het Mofaifch Rechtgezeet': laat ons nu 'er de roepasfmg van op onze Wetten maaken. Her fpreekwoord, dieven bebben een groot recht drukt de zaak , zoo als zy by ons weczenlyk plaats heeft . zeer goed uit : men moet zeer fterke bewyzen hebben, eer men iemand tot eenen Dief kan maaken ; en iemand van dievery te belchu'd'gen , kan ons , zo wy niet in ftaat zyn om onze belchuldigmg te bewyzen, in een zeer lastig proces van verongelyking (injurie) wikkelen, by het einde waar van wy noch wel blyde moeten zyn , dat wy den Dief, die het waarlyk is, fchoon vvy het niet bewyzen kunnen, met eene aanzienlyke fomme gelds kunnen re vrede (Jellcn , en zo men al daarvan , volgens ons Recht, dow  Xlvi VOO RREDE. door eenen Eed ontflaagen wierdt, echter meer onkosten en verdriet kunnen hebben , dan het geftolcne waardigis. Volgens ons algemeen Volks-Characrer ( en dit zoude ik niet wenfeheh, dat anders was, ) kan dit Recht ook niet verandert worden , want diefltal is al te onteerende , en de befchuldiging alleen van deeze misdaad laat eenen Vlek naa, dewelke aan een eerjievend Man met geene tonne gouds kan betaalt worden, indien zyne befchuldiger niet insgeiyks de grootfte fchande wordt aangedaan. Maar zoo langdit groote Recht der Dieven, het welk uit edele zeden zynen oo:fprong heeft, ftand houdt, moet de ftraffe ook zoo veel te zwaarer zyn. Daarentegen iemand, die Wetten voorfchrcef aan een Volk, het welk minder gevoel van Eere had , of by het welk Diefftal niet voor zoo fchandelyk gehouden werdt, maar daar deeze misdaad met het zelfde oog , als by fommige Volken , die van den roof leeven * werdt aangezien ; by het welk men dus ieder éénen, dien men ter goeder trouwe voor den Dief hield , veilig konde aanklaagen, zonder dat men een ge moeilykheden daar van te duchten had ; zoo iemand , zeg ik , zoude met minder fcherpe ftraffen volftaan kunnen. Men zie het uit de volgende voorbeelden. Het te kort doen van den tol-, impost , of zo als men het elders noemt, accyns , is zedekundig befchouwt, een diefftal ten opzich e van al het Volk, en ftaatkundig beoordeelt een zeer groot kwaad ; nademaal het geld , het welk ter goedmaakinge van de openbaare uugaaven noodzaaklyk is , evenwel moet opgebracht worden; en dus, w*anneer dergelyke fluikeryen de overhand neemen , de belastingen derwyze moeten klimmen, dat eindelyk de manufacturen , de landbouw, ja het ganfche Land onder dezelve bezwyken. Maar deeze beduegeryen zyn volgens onze heerfchende begrippen zoo fchandelyk niet; ( helaas in het geheel niet fchandelyk , zoo zelfs dat lieden van aanzien zich niet lchaamen , dezelve te bedryven ! ) een fluiker heeft daarom zulk een groot recht met, als zyn broeder, de dief; en het gevolg daar van is , dat 'eiop het {luiken geene zulke harde ftraffen als op diefltal, geen kruiwagen, zwaard, en galg, maar geld-boetens, ° ver-  VOORREDE. jLva verbeurt-verklaaring van het geflooken goed , en andere dergelyke meer geftelt zyn ; (haffen, die, zo zy maar zonder eenige genade , inzonderheid over de amptenaaren van den Vorst, dien deeze'inkomften toebehooren , voltrokken wierden , en 'er geen aanziea van perfoonen plaats vond, niet geheel zonder uitwerking;: zouden blyven. Valfche munt , (wanneer iemand , die het Recht van de munt niet heeft ,-ge!d haat) en geld , het welk te flecht van toetfe is, niet van eenen Souverain , want ten zynen opzichte verandert het Recht van omftandigheden (a) , maar door eenen onderdaan van eenen grooten Staat, ( het zy Vorftendom of Stad ) dewelke het recht van munten heeft, (a) Een vrye Staat flaat eigenlyk geld voor zich zei ven, en komt dus met zich zeiven overëen, om minder Metaal •voor eenen hoogeren prys uittegeeven en weder te ont. fangen : en deeze zaak is al zoo oud als de tweede Oorlog tegenCarthapo : gefchie.it hetin foortgelyke omftandigheden , als waarin de Romeinen zich toen bevonden, dat is in den uiterften nood, en wanneer het algemeene welzyiï gevaar loopt van Schipbreuk te lyden ; dan h2ndelt de Staat op zyn Romeinfch , en v. rdlent niet gelaakt te worden , zo wy met teffens uit bedrjf van deeze onze Leeraaren in de Rechtsgeleerdheid , het welk men dootgaans goedgekeurd heeft, tegen het gemeen gebruik wil afkeuren. Of Vreemdlingen dit geld voor vol willen aanneemen , hangt van hen zelve af; en een Staat is hun even min den ouden geld-cours fchuldig , als de Engelfchen ten onzen opzichre verplicht z\n , om goud en zilver in die zelfde evenredigheid ie munten, oie het volgens onze Wetten, of volgens^de bepaalde waardye die lu-izelve by Goudfmeeden , Smelters en Kooplieden heeft , hebben moet. Indien een Staat fkchte munt in een vyanllyk Land voor vol uitgeeft, dan is dit eene foort van fchutiing , die hy den overwonnen Vyand oplegt Daarenregen indien dezelve buiten dergel}k een geval van den tweeden Puni. fchen Oorlog geld flaat , het welk te ligr is , is dir wel niet up zyn Romeinfch gebaudelt, maar eigenlyk ook tieene firaf baare daad tegen andere Volken , want deeze behoeven dit géld immers niet aan te neemen, endoorgaans \we*ten zy 'er zich ook wel voor te wachten.  ftvirt V O O R R £ D É. heefc, geflaagen (a) , zyn eikanderen , met betrekkinge tot het nadeel, het welk zy beide aan het algemeen toebrengen , vry gelyk, en komen uit het zelfde beginfel voort, naamlyk hebzucht: maar vajfohe munt is moeilyk te ontdekken, en daarom moeten 'er de ftrengfte doodftraffen op ftaan , indien zy in ftaat scalled zyn , om ieder eenen van deeze misdaad aftefchrikken : daarentegen dat de munt van deezen of geenen, die het recht van geldflaan verkreegen heeft, niet van de rechte toetfe is , laat zich gemaklyk ontdekken , en wordt byna altoos zeer fpoedig ontdekt, al zoude het ook door opfmelters of Jooden gefchieden -, in dit geva' is daarom de zeer kleine ftraffe, ( die byna geene ftraffe, maaralleen vergoeding van defchadé die men eenen anderen heeft toegebragt, kan genaamt worden ) waar door zulk een munter verplicht wordt, om al dat flechte geld wederom te ontvangen, en daar voor ander, het geen de juiste toetfe houden kan , die door de Wetten bepaalt is, in de plaatze te geeven i deeze geringe ftraffe , zeg ik , is genoeg om aftefchrikken , komende 'er des noods noch by , het onder den voet haaien van zyne munt-plaatze,"of ook we! verbeurte van zyn recht om te munten. Ind en eeze ftraffen niet maar alleen in de Wetboeken ftond, maar («) Ik zou^e ih plaatze van eenen Onderdaan van eenen grotten Staat, enz. korter en duidelyker hebben kunnen zeggen, van eenen Muntmeester; maar behalven dat de Heer MicriAëLis zich van deeze benaamïng niet bedient, kwam het my voor , dat het denkbeeld , het geen Nederlandfche Leezeren aan dit woord hechten, niet volkomen met de zaak ftrookt , die door den geleerden Schryver bedoelt wordt. Hy heeft naamlyk her oog met op eenen Man , "die de munt beftiert in den naame en ten behoeve der Overheid op zekere Jaarwedde , die hy daar voor trekt , maar op zulke Muntmeesters , die het recht van munten van den Vorst gepacht hebben , en dus wel eens in verzoeking komen , om op gemelde wyze hunne beurs te maaken ; vooral, wanneer zy dit Recht al tc hoog; hebben ingepacht. Waar van men in fomrnige gedeeltens van Duitfchiand wel eens voorbeelden gezien heeft. Ver**  V O O R R E D E. xux faaar ook met de daad en zonder verfchooning ter uitvoer gebracht wierdt , zoude het in üuitichland n êniand, die het munt-recht heeft ,' invallen , om op zynen (tempel geld te flaan, het geen de rechte toetfe •niet houden konde ; want zyne fchade zoude grooter zyn dan zyn voordeel; alle de onkosten van dit ilechre gèld te munten , zouden dan verlooren zyn 5 om herzelve wederom te fmelten , ten einde het zilver, het welk daar onder is , daar uit te haaien , worden wederom groote onkosten vereifcht, (te grootere, naar maate zyn mengfel konftiger is ) en hy zoude daarenboven noch gevaar loopen , dat valfche Munters zyn flecht geld konden nagemaakt hebben , om met hem te gelyk hun voordeel te doen , en hy dus verplicht worden , om ook dat Geld , het geen hy van het zyne niet wist te onde/fcheiden, intewislëlen. - Daar een misdaadige gemaklyk ontkomen kan , of, dewyl hy naby de grenien is , en het nabuurig Volk geene kwaaddoeners uitleevert; of, dewyl de genee'e ïïoóp van misdaadigers uit Vagabonden beftaat ,• of, dewyl een kwaaddoener niets te verliezen heeft,; zullen trrengere ftraffen noodzaaklyker zyn, dan daar een welgegoed Ingezeeten de Wetten overtreeden heeft, en zicii door de Vlucht niet zoo ligtlyk aan de verdiende ftraffe onttrekken kan : hier van daan , dat by een arm Volk , waar van het grootfte gedeelte met den bekenden Wysgeer kan zeggen : omnia mea mscum porto, (ik draag, al wat .ik heb, by my ) zeer dikwils de fcherpfte ftraffen gebonden worden, De meesten van de geenen , die dit leezen , zyn op de ééne of andere Hooge Schoole geweest: daar zelfs zullen zv, indien zy 'er op gelet hebben, hebben kunnen bemerken , dat in zulke Academie - plaatzen , daar het groot* fte gedeelte der Studenten uit jonge Heeren van middelen beftaat, zeer geringe ftraffen, zelfs zoodanige, daar men , zo men 'er bedaart over denkt , om moet lachen , vry veel uitrichten , zoo dikwerf zy maar zonder aanzien van perfoonen weruftellig gemaakt worden ; en daarentegen dat op zulke Hooge Schoo* kn , daar men veele arme Studenten vindt, die niets * * * * fff  t V CT O R R E D E. te verliezen hebben . vertrekken en over hun bun • vonnis (relegatie ) lachen , waar van zy, indien zy het betaalen konden, zelfs wel eenige gerecht lyke affchriften zouden willen verzoeken, om die op andere plaatzen rond te deelen : dat daar, zeg ik, zeerfcherpe ftraffen de groorfte bui enfpoorigheden nietkimnen tegengaan , by dewelke een arm Student , misfchien we! door anderen daartoe gehuurt, zyn \ oordeel vindt, of waartoe hy door de eene of andere drift, of door zekere Don Qjaicbottery gedreeven wordt. Dat men , om de menfchen van misdaaden aftefchrikken , het kleinfte kwaad, het welk daar toe maar voldoende is, behoort te kiezen , heb ik re vooren reeds gezegt, en het volgt uit dien gewichugen ftelregel : men moet Let kwaad, in de waereld niet vermenigvuldigen , maar hetzelve zoo gering linten blyven , als mo'giyk is Maar hoe ! ingevalle doodltraffen , fmartlyke doodftraffen , niet genoenlaam waren , om fommige lieden van het kwaad aftefchrikken, moet men dan tot noch fmartly' ere > tot zulke d'e eenen fnisdaauiger op eene konftige wyze pynigen , overgaan ? ' Dit is niet aan te raaden , dew\l de bevinding leert, dat al te wreede ff-affen met meer affchrikken, dan anderen die minder fcherp zyn , en zelfs wel het kwaad gevolg hebben , dat het Volk 'er hard en gevoe'loos door gemaakt wordt. Dat onder de doodftraffen eene opklimming van minder tot meer pynlyke plaats heeft keur ik niet alleen niet af, maar ik acht het ook neodzaaklyk, dewyl 'er anders geen middel is , om moordenaaren en ftruikroovers aftefchrikken , om ten minften , zo zy eenen -moord willen doen , dien niet door nutlooze fmarten en wreedheden te verzwaaren. Niets zal hunne wreedheid beteugelen, en hen beweegen, om den moord, dien zy voorhebben , op de minst firmttlyke w\ze uit re voeren , dan het Recht van wedervergeldmge , zonder eemge verfchooning geoefent , ten minften het \ooruitzicht van eene zwaarere doodflraffe, diezy anders te wachten hebben. Maar de affchuwlyke'doodftraffen van vreemde Volken, of oude baibaaren, zoo als het fpit- ten ,  VOORRED Eé tl ten , of het geen byna noch verfchriklyker is, het kruisfigen der Romeinen, waar by een misdaadiger tot den zevenden dag , mee den onverdraagly^llen dorst en onbefchryflyke fraarten leeven, en genöegfaam leevendig verrotten konde ; zulke ftraffen wederom iq te voeren, zoude het kwaad niet verminderen, maar een Volk gevoelloos maaken. Op dezelfde wyze denk ik over het pynigen, daar men het, ter ftraffe, eenen misdaadiger doet , die reeds bekend heeft : daar is al genoeg tegen den Pynbank te zeggen , al is het ook, dat dezelve maar alleenlyk als een middel, om iemand tot bekentenis te dwingen, gebruikt wordt; dan daar dezelve tot geen byzonder einde dient, maaralleenlyk tot de manier van procedeeren behoort, en een byvoegfel der hoofdftraffe is , ( dit kan men , Gode zy dank, [ van de Nederlanden zoo min, als ]-van Duitfch- land zeggen !) daar is hy. leder Volk waar by dit in gebruike is, mag deeze ledige ruin.te vullen , en zeggen, waar voor men denzelven in dit geval te houden hebbe ; en het wordt ook in onze dagen luid genoeg gezegt. Een Konings- moordenaar begaat zekerlyk eene grootere misdaad , dan iemand die eenen anderen moord doet; de pooging alleen om het te doen, alhoewel zy mislukt, is voor het algemeen belang reeds veel nadeeliger dan menig een daadlyk volbrachte moord zoude geweest zyn , dewyl dezelve eenen Koning zoo ligt in eenen dwingland verandert, die alles wantrouwt, en om zyn eigen leeven te beveiligen, dikwils onfchuldigen van het hunne berooft: ook zyn 'er tot eenen Koningsmoord fomtyds, wanneer het Volk, het zy met recht of met onrecht , misnoegt is , meer dryfvecren , dewelke zeer veeie handen , dolken , en vergiftbeekers aan den gang helpen, ik wil dan niet ontkennen , dat hier een grooter tegenwicht van ftraffen noodzaaklyk is , ook niet, dat de enkele onderneeming daarvan reeds met eenen fmartlykeren dood geftraft kan worden , dan anders een daadlyke moord. De haain , Koningsmoordenaar, ondertusfehen , wanneer de Koning nog leeft, klinkt my altoos vreemd in de ooren, en ik wenfehte oofé wel, tot meerdere beveiliging van het leeven der Ko**** z fiiö*  lïï VOORREDE. ningen , dat iemand , die niet eens ten oogmerke ge had heeft, den Koning te dooden , maar alleenlyk hem tot zyne verbetering te wonden , zo men hem al met als eenen zinioozen ongeltraft wilde laaten , dat hy ten minften niet als een Kon ngMiioordenaar , maar op eene zachtere wyze , geftraft wierdi Maarwanneer , zelfs in het geval van eenen eigenlyken Koningsmoord , noch meer by het geen alleenlyk op eene üguurlyke wyze dus genaamt wordt , de ttraffe . tot uitgezochte en door Konst verzwaarde folteringen klimt, zoo als in de Wetten van Frankryk , dan wordt zy een kwaad het geen zondei nut verkw st wordt. Is hy niet by zyne zinnen , d e den Koning vermoordt , of heeft willen vermoorden , dan zullen alle de pyningen , die men eenen Ravaillac en üamiens heeft doen ondergaan , andere foortgelyken niet meer affchnkken , dan eene zachtere doodltraffe Men heeft wel een rec'it , om zinloozen , wanneer zy gevaarlyk zyn , uit te roejen , maar niet om ze te ftraffen : zy zyn gelyk eenen dollen hond , die den Koning gebeeten had: men zoude hem voor den kop fchieten , op dat hy geen meer kwaad mochie doen, maar men zoude hem niet o,i eene konftige wyze dood pynigen Of indien een valfch begrip van Godisdiensc ,. indien het affchuwlykt bygel dan die van Grootbrit,» tannien , daar men zulke wreede ftraffen niet kent , daar het Volk zoo veel tegen den Kuning fpreekt , en met de vu sten zoo gereed is , ma.,r dezelve even» wel op zu k eene wyze niet tegen den Koning gebruikt ; zeifs een yvëng Proteftant niet tegen jacob den Tweeden , noch een yveng Koomfchgezinde tegen zyne Proteftantlche Troonvolgers van7het jaar lóss. "af, tot op heden toe. Dit ging zeifs zoo verre , dat , toen Karei de Eerde door zyne Rechters gevonnist was om Onthoofd te worden , 'er , niettegenstaande dit met alle vcifgheid gefchiedden b,nde , en ondanks den algemeenen haat tegen dien Ko» Hing , en den wilden yver van het Volk , niemand ge.onden wierdt , d^e dit , zonder vermomt te zyn, doen wilde Ue fti vdigheid is zonderling , en toont de nuMoo^heid van "al ïe harde ftraffen , die zekere bepaalde zwaarre te boven gaan Ook in Duitfchland , dair de ftraffen der Ravaillaccen en Uamienfen ons als zeldzaamheden van vreemde Volken voorkomen , heeft men wel van aanflagen op het leeven van Koningen gehoort , maar dezelve zyn mislukt. Daarenboven , hoe veel medelyden verwekken zulke ftraffen ? hoe zeer verminderen zy den haat, dien men anders tegen eenen Koningsmoordenaar heeft ? hi^e veel heimlyke koelte en onverfchilligheid kunnen zy nalaaten , die iederéén juist niet altoos te kennen t * * «c * j geeft ?  tiv VOORREDE. geeft ? en hoe algemeen zoude een Koning niet flechts als een genadig , maar ook als een dapper , en voor zyn leeven niet te bekommert Vorst gehouden worden , die zich van al zyn gezag bediende , om , al ware het ook tegen de Wetten , de ftraffe eener mislukte onderneeminge tegen zyn leeven te verzachten? < Noch eens, hoe veel zoude het niet toebrengen, om foortgelyke geestdry veren tegeneezen, indien één zoodanige dweeper gevoel begon te krygen, door den tyd wys wierdt, en een ongeveinsd berouw gevoelde ? By misdaaden van eene andere natuure, die niet uit dweeperye bedreeven worden, helptdergelykeen berouw van den eenen niet toe geneezing van den anderen : dan iedere krankheid vereifcht haare byzondere middelen , om weggenomen te worden. Het zoude één der grootfte konstftukken der Wetgeevende Wysheid zyn, juist zulk eene ftraffe te kiezen , dewelke eenen misdaadigen, uit hoofde der hartstocht die hem tot de misdaad gebracht heeft, het allergevoeligst zyn moest : want indien men dit plaatsje, daar hy het allermeest gevoelig was, wist te treffen , dan zoude men met een minder kwaad van ftraffe vee! meer goeds kunnen uitvoeren , dan of men onuitfpreeklyk veel zwaarere ftraffen van eenen verfchil lenden aart genomen had. Indien iemand een middel wist te bedenken , om het houden van tweegevechten , waartoe niets dan een averechts begrip van Eere de dryfveer is , met zekere eerloosheid , in de oogen van het algemeen , te beftraffen , dan had hy aan deeze Opgaave der Wetgeevende Wysheid , waarby geene prysvraagen kunnen haaien , voldaan ; daar de ernst en geftrengheid van Lodewyk den Veertienden , door eene mistasting -in de keuze der ftraffen , byna mets anders deed, dan der waereld de groote zwakheid der Wetten , die tegen een denkbeeld van Eere gegeeven worden , ten toone te ftellen. Ik heb hier van reeds §. 13,. gefproken, en myn oogmerk is niet, my zeiven hier buiten noodzaaklykhe'id wederom mttefchry ven, maar alleenlyk nu en dan vakken te rrjaaken ^ waarheen men , het geen te vooren  VOORREDE. lv hier en daar verftrook lag, brengen kan In ditzelfde vak behoort ook , het geen ik §. xïi van de ftraffen van Diefftal, uaar de dryfveeien dier misdaad gefchikt , gezegt hebbe. keu moordenaar , dewelke zieh niets anders voordek, dan door de handen der Overheid zelf het leeven te verliezen , naa dat men hem tvd gelaaten heeft, om zich te bekecren, levert een derde en noch fteiker voorbeeld ( § 272. bl n. van het Zesde Deel ) Fen g^vansnis op geinige kost zoude voor eenen ryken wellusthng , die door zyne fchuld bankroet fpeelt . eene zeer gevoelige , en teffens zeer gepaste ftraffe zvn , inzonderheid wanneer het zeifs zynen vrienden, d;e hem het geld van andere lieden hadden helpen verteeren , met wierdt toegelaaten , hem beter eeten en drinken toe te zenden , er. daar door zyne ftraffe te \ermmderen : maar wie ziet nier, dat, by aidien dezelfde ftraffe ten tyde van eenen Hongersnood, of bv, de belegering van eene Stad, op diefftal ftond, zy de menfchen daar toe lokken zoudeP Men zoude clan eveneens denken, als van eenen Franfchen Offlcer , eenen Man van verdienften , verhaak wordt. Deeze kwam by eenen der Ministers, en vroeg hem : Monjeigneur, wat zoud gy doen , indien iemand u in uw gezicht voor eenen .. . . lchoidt ? — wat ik doen zoude , antwoorde de Minister , hem op water en brood in de Kaftjlle laaten zetten ' Goed, hervatte de andere, ik zeg her u in uw cezicht, dat gy een zyt. hou uw woord, want 'ik heb geen brood Men zegt. dat hy 'er een jaar. lyks inkomen voor bekomen heeft. Deeze gelchiednis mooge waar of verdicht zyn , zy geeft ons duidelvk te kennen , hoe tzeheel ongepast eene ftraffe zoude kunnen worden , om tot affchnk te dienen. De groffte fouten , die tegen deezen regel begaan worden , te ontdekken en te myden , is voor eenenverftandigen Wetgeever noch a' vry gemaklyk : maar verder te gaan , en zich van dit Konstftuk geregeld en in de volmaaktheid te bedienen , fchynt alleen het werk te zyn der Godtheid , die alle geheime roerfels van unze d iaden op eene alweetende wyze kent, en & * * * ^ bo.  tvi VOORRED E. boven het bereik te gaan van eenen menfchlyken Wetgeever. Eene en dezelfde misdaad kan uit zeer verfchillende bronnen voortkomen : vooroncerftelt nu Jat; een Wysgeer dezelve in'de befpiegeling alle ontdekte , dat hy op eene misdaad ftraffen ftelde , die naar maate van elke verfchillende dryfueer van dezelve, daar mede volkomen geëvenredigt waren, dat hy daarenboven de zwaangheid , die voor ons menfchen onoverkomelyk fchynt , wist te'boven te komen, naamlyk om ftraffen van eenen verfchilienden aart , zoo als , Jichaamlyke fmarten , fchande , het verveelende eener gevanghisfe enz. onder éénen maatftaf te brengen , en met eikanderen derwyze te vergelvkcn , dat zy in maate eikanderen ten vollen gelyk wierden , en dus niemand over ongelyk konde klaagen , indien men de eene in plaatze van de andere ftelde : ( twee zeer groote vereifcbtens, aan welke geen recht Wvsgeer zal onderneemen te voldoen ) dan vooronderftëlt dit alles, zeg ik, dan zoude een Rechter evenwel noch met in ftaat zyn, om de toepasflng van deeze Wet te maaken , dewyl de waare dryfveerefi der menfchlyke daaden dikwils al te diep in degeheimfte fchuilhoeken van het hart verborgen zyn, en door geene menfchen kunnen nagefpeurt worden. Het is waar , een Rechter zoude dezelve niet zelden kunnen ijisfèn , C misfchien ook va Ifche gisfingen maaken) maar wy willen eene ftrafle met gaarne op gisfingen of vermoedens van eenen Rechter, op het geen misfchien zyn fcherpziende oog gewaar wordt, els hy eenen misdaadiger m het gezicht ziet, verandert hebben; want dan zöüde ieder Rechter eene willekeurige macht hebben , en naar maate hy eenen kwaaddoener meer of min gun. ftig _was , eene ftfrèffe kiezen , die hem meer of minder fraarre veroorzaakte. Wy willen zoo weinig, dat .een Rechter, by het opmaaken van zyn oordeel, iemand in het aangezicht zal zien , dat wy de gerechtigheid met geflootene üogen verbeelden, en dat aanzien der Perjomen by ons eene k'waade betekenis hebbe: want wy vreezen , dat zyne oogen , aan geene voorfchrifren gebonden , door driften mochten verbystert. worden : zelfs by. zwaare misdaaden is men  VOORREDE. tvn gewoon den gedaagden te veroorlooven , dat zyne zaak aan Rechters, die hem in het geheel niet kennen, ter beoordeelinge worde ov ergegeeven. In zeer kleine Staaten , zoo als zy in de kindsheid der Volken zyn , wanneer zy noch meer naar een huisgezin gelyken, en aan den Rechter, dien men wegens zyne bekende redelykheid verkooren heeft, zekere vaderlyke opperrc achr in zyne vonnisfen veroorlooven; in zulke Staaten , zeg ik , zoude het zekerlyk wel mooglyk zyn, veele volgens de drift, die hen rot deeze of geené misdaad bewoog, te ftraffen ; zoo als Ouderen zich van deezen konstgreep in de opvoeding hunner Kinderen op eene voortreflyke wyze weeten te bedienen , en dan met een klein kwaad van tuehriginge, het welk op zich zelf om te lachen is, veel uit ie voeren : maar zoo ras een Volk groot wordt, en de eerfte cénvouwgheid en redelykheid begint verlooren te gaan, worde .het gebruik van dien konstgreep moeilykcr , en de macht te gevaarlyker , die men aan eenen Rechter zoude moeten geeven. A\ wat de wysheid van eenen Wetgeever dan doen kan , is, te onderzoeken welKe dryfveer by het gros des volks het itefkst werke, om misdaaden voort te brengen, en daar tegen zulke ftraffen die 'er het meest voor voegen over te ftellen , zonder zich met deezen of geenen byzonderen misdaadiger , die uit andere beginfelen kwaad deed , in te laaten Somtyds heeft men dan evenwel noch het geluk, van tegen deeze of geene misdaad de rechte ftraffe te vinden, hoewel dit altoos maar ftuksgewvze uitvindingen blyven, en men op dien voet nooit een aan écn gefchukelt famenftel van enkel zoodanige , even werklaame , ftraffen bekomen kan Van dien, aart is in Engeland de Wet , by dewelke eiken draagftoel draager, huurkoetfier en bootsman te Londen, dewelke iemand meer, dan het geen by de Wet bepaalt is, afneemt, her gebruik van zynen draagftoel, koets of boot voor een geheel Jaar verbooden wordt: doordien alle huurkoetfen enz. genommert zyn , kan hy gemaklyk en zeker ontdekt worden , en daar niets anders dan hebzucht de dryfveer van zyne onredelykhcid zyn kan, heeft men daar tegen, door dien wég, **** s ■ fce  mn VOORREDE. het fterkfle tegenwicht, een veel meer dan honderd ja een duizendvouwg \ erlies overgeflelt Het gevolg daar van is, dar men onder zulk een ruw Vo'k, als de huurko' tfiers om>ne a qu irmte ecus), daar onder bezwykt , en met hem de manufaftuuren, naarftigheid, en landbouw ; nu eens wederom door in plaatze van zachte belastingen, die men ongemerkt kan opbrengen , maar die ook ligtlyk kunnen geflooken worden , by voorbeeld, den accyns. andere zwaar drukkende , zoo als een maandlyks of jaarlyks hoofdgeld te vorderen : dan ééns eindelyk door ter voorkom nge van fluikeryen harde en gehaatte maatregelen te neemen, die tien" burger zyn V iderland minder lief maaken , en vreemdlingen , zelfs reizigers niet uirgezondert, een Land doen myden , in het welk zy op eene onfchuldige wyze m onaangenaameomflandigheden zouden kennen geraaken. Ik heb te vooren reeds gezegt, dat ftraffen 'van verbeurtverkiaarini>e of veelvouwige vergoedinge hier niét geheel krachtloos zyn , en zelfs inderdaad meer uitrichten , dan foortgelyke ftraffen tegen Diefftal doen zouden: maar ondertusfehen dewyl deeze misdaad zoo verborgen blyven kan , baaten deeze ftraffen alleen niet genoeg; niet zoo veel, dat her algemeen niet noch geduung de verfchriklyke gevolgen der fluikery, in derzelver geheele zwaarte, zoude gevoelen , indien twee fterke dryfveeren , het Gewee> tkn en at Eere , den Wetten en ftraffen niet te hulpe komen , en daarenboven invloed in de eerfte opVoediDg hebben. Ik heb insgelyks reeds aangemerkt, das  VOORREDE. £.« dnt zachte ftraffen , die maar een klein gewicht in de goede fchaale leggen , zeer veel uitwerken , daar Eere , Opvoeding en Godtsdienst der Wetgeevende Macht de hand bieden : maar in het geval, waar van wy nu fpreeken , is het juist het ongeluk voor Üuirfchiand, en ook wel voor andere Landen, dat Eere, Opvoeding, en Geweeten, zoo weinig krachts oefenen ; hier door js het, dar de ftraffen wel iets , maar niet zoo veel baaren kunren , als tot bewaaring van den algemeenen welftand en het algemeen e onderhoud , het welk onder de fluikeryen bezwyken moet, verdicht wordt; inzonderheid is dit dus geftelt, dewyl 'er noch eene onaangenaame omftandigheid hykomt , naamlyk, dewyl men over het algemeen niet begrypt, dat fluiken wêzenlyk fteelen is , en tegen alie denkbeelden van Eere en Godtsdienst aanloopt, heeft men met iemand , die om deeze misdaad geftraft wordt , te veel medehden , en beklaagt den Koopman , die door het verbcumerklaaren van zyne gèflookenegoederen , tot den beuelftaf vervalt , hoewel men den Dief niet beklaage, die om eenedievery, dewe^eop verre na zoo fchadelyk niet is , opgehangen worut. Maar hoe zal men het nu zoo verre brengen , dat Eere , Opvoed ng en Gewecen, aan de bezwy ende Wetten , en den huishoudiyken ftaat, dewe'ioedt worden, en helaas! ook van de zaak weeten , geen het minde gewicht in de goede fchaa'e ; want hy heeft en wel niet in andere (lukken , maar nochtans in dit geval , de Icerdelhngen van anderen aangenomen ; hoe zeer de Proteilanteri zich ook tegen dezel-e in de Augshurgfche Geloofsbe'ydenisfe ( 15^0 ) op de pleclnigfte wy?e verklaart hebben ; om te verkrygen , dat zy in hec Roomfche Ryk gedult wierden. Maar  jastv VOORREDE. Maar laat ons nu eens van her (luk van Eere fpree* ken ! Buiten twyfel behoorden fluikeryen in haare natuure onteerende te zyn, zoo wel als Diefftal Iemand die Zelfs maar in een "(pel bedriegt, is reeds verachtens waardig, Een fmiker is een Dief van het algemeen , en wel in diervoegen van ieder byzonder gedeelte van hetzelve, ja van ons allen, dat wy, het geen hy (luikt méér betaalen moeten, Wy zouden dus recht (lebben om eenen fluiker te verwyten , dat hy ons bedroogen heeft ; en een eerlyke Boer zoude kunnen weigeren , om met eenen anderen , die zyn werk van (luiken maakte , uit één glas te drinken. Indien men 'er over het algemeen dus over dacht, hoe gelukkig zouden ■wv zyn ? De Wetten zouden voor die weinigen, die geen gevoel genoeg van fchande of van hun geweeten hebben, noch maar eenig gewicht van ftraffen behoeven by te voegen , en dit gewicht zoude maar zeer klein behoeven te zyn, dewyl het denkbeeld van Eere en Schande hetzelve wel vergrooten zoude, Oan zouden wy zien , dat de Staaten van een Land in plaatze van het Volk nieuwe belastingen op te leggen, ouden affchaften , dewyl 'er meer ingekomen was, dan 's Lands uitgaaven vercifchtten , of dewyl de oude fchuiden van den Oorlog betaalt waren ; en de naaribgbeid zoo wel als het vertier zoude toenecmen. Dan dus is het geen zins geftelt. Men acht dergelyke fluikeryen zoo weinig eene fehande te zyn , dat men dezelve (eene yerfchriklyke zaak in de'Opvoeding) zynen Kinderen zelfs ontdekt, dezelve gebruikt om 'er aan te helpen , en die dus tot dee'genooten van zyne misdaad maakt; men (preekt 'eringezelfchappen zeer vrv over, en het komt nier eens in iemand op te denken", dat hem dit in de achiing van braave heden, die 'er by tegenwoordig waren , zoude kunnen doen daalen. De rede daar van is , dewyl men weet, dat de voornaamfte f.ieden het doen , zelfs de bedienden van den Landsheer met uitgezonden:; en deeze zelfs wel naa de Kooplieden het allermeest; dewyl hy, die in dit opzicht over de Wetten behoorde te waaken , zich aan de zulke niet gaarne wil waagen, en het hem dikwils zeer flecht bekomen zoude , indien hy van den  VOORREDE, ixv den Eed, dien hy op zyne bediening gedaan heeft, zich al te Iterke denkbeelden Vormde" . Indien eenige ftraffen bekwaam zullen zyn , om het fluiken te verminderen , dan moeten zy zoodanig gelchikc worden , dat zy inzonderheid "de geestiyken zoo wel als 's Lands bedienden affchrikken s om door hun voorbeeld, of waar het ook anders door zyn mooge , aan fluueryen de gedaante van eene Ondeugd en de innerlyke fchandelykheid niet te ontneemen , of dezelve onder het dekkleed van iets het geen zeer geOorlooft en eene onverfchillige zaak is, te doen voorkomen. Al wierden zy in dit opzicht ftrenger geftraft dan andere, zouden zy zich daar over te minder kunnen beklaagen , dewyl hunne misdaad zoo ongelyk vee! haatlyker en naüeeliger teffens is : ondertusichen zoude het best zyn , alles met eene zoo genaamde ftraffe , die eigenlyk niets anders dan een zeer billyk gevolg van hunne ini«daad was, en dus niemand hard konde voorkomen, af te doen Hoe? zo men eenen Geestiyken , die zich aan deeze misdaad had fchuldig gemaakt , vo r den Kerkenraad deed verfchynen , en hem vroeg , hoe hy tot zulk eene daad van bedrog gekomen was ? of hy op deeze wyze tegen beter weeten aan gezonJgt had , dan of hy , door eene dwaaling van zyn ^eweeten , gemeent had , dat het voor Godt geoorlnof- was P Vond het eerfte plaats * dan moest hy m het openbaar de Gemeente om vergiffenis bidden , wegens de groote ergernis , die hy aan dezelve gegeeven had, en berouw coonen over zulk eene groove zonde, door hem. tegen beter weeren aan, bedreeven. l)it zoude zeer billyk zyn ; want de ergernis , daar door veroorzaakt , is immers , zo men het recht befchouwt, veel grooter, dan of zyne Meid by hem in de kraam gekomen was, \ die noen op foinmige piaatzen openbaire boete doen moet) want daar zal geen Boer uit befluiten , dat dit eene geoorloofde zaak is. Dan indien hy zich konde veroctfchuldigen , door te zeggen, dat hy het voor geene zonde hieldtj dan konde men hem zekerlyk van dieopenlykedemoediging wel vry laaten , maar hy zoude dan natuurlv- *****  lzvi VOORREDE. kerwyze niet langer Leeraar in eene Kerk kunnen zyn, welker leerbegrippen hy in zulk een weezenlyk (tuk niet aannam ; hy behoorde, zonder dat dit hem eenige oneer veroorzaakte , zyn ampt néér te leggen. JNiemand kan denken , dat dit te hard is, zo men der Kerke noch eenige vryheid van Godtsdienst wil geeven , en haar niet tot een dienstbaar eigendom van haaren Predikant maaken: die Predikant wil zyn . moet de leerfiellingen van die Kerke, in dewelke hy Leeraar is , gelooven ; of, zo hy die niet gelooft , moet hy tot eene andere Kerkgemeenfchap overgaan , welker gevoelens met de zyne meer overéénkomen ; en het zoude een verfchriklyke geweetens-dwang zyn , indien een Kerk verplicht was om haaren Leeraar , die haare leerfiellingen . zy moogen waar of valfch zyn , niet aannam , te behouden , bezolding te geeven ," en haare kinderen door hem volgens zyne begrippen te Jaaten onderwyzen ; en buiten twyfel is hy , die die begeert, of zich door eene Gemeente , welker onderfcheidene gevoelens hy niet voor waar houdt , als Predikant laat onderhouden , een bedrieger van den eerften rang , en een Man van ongemeene laagheid. Onder de Godtsdienftige begrippen der Pro« teftanten behoort, het geen de Bybel, aangaande onze plichten jegens de Overheid zegt, ten minften als een zeer wezenlyk ftuk , dewyl onze Godtsdienst op die betuiging van dit te gelooven in Duitfchland aangenomen en toegelaaten is ; en over het algemeen is het voor eenen Staat , van welken men befcherming zoekt, van zeer veel meer belangs , dat de gezindheid die befchermt zal worden , 'dit ftuk , dan verfcheidene groote geloofs-artikelen , aanneeme s men zoude in een Gemeenebest aan eene Secte, die ten opzichte van het leerftuk der Drieéénheid dwaalde , befcherming , ja zelfs het geen meer is, dezelfde voorrechten , die andere inwooneren hebben , kunnen geeven , zonder gevaar te loopen , om het Gemeenebest te zien ten gronde gaan ; maar dit kan niet ten opzichte van zulk eene gezindheid gefchieden , dewelke leert, dat men niet verplicht is, om de wettige belastingen op eene gemoedlyke wyze te hel-  VOORREDE. Lxvn helpen draagen. Bygevolg zulk eene afdanking zoude eigenlyk geene ftraffe , maar flechts een natuurlyk gevolg zyn van zyne leere , die van onze Sym* bolifche i'oeken zoo verre afweek. — Vooronderftelt eens „ dat du tweemaaleh gefchiedde , en op eene behoorlyke wyze ruchtbaar gemaakt wierdt , dan zoude geen Leeraar de inkomften van den Staat meer benadeelen , en dan zouden veelen , welker geweeten zelf hun maar geene verwytingen deed , de plichten der Onderdaancn jegens hunne Overheid op den predikftoel en by het onderwys van Kinderen beter voordellen. Indien dit ééns in gebruike kwam , zoude men den Godtsdienst aan de Wetten en dea Staat de hand zien bieden. , üienaaren van het Land , zulke inzonderheid , die onder eenen byzonderen Eed daan , tot eene byzondere getrouwheid verplicht zyn , en meestal uit hec geen de gemeene lasten opbrengen hunne foldy ontfangen , zouden het insgelyks niet onredelyk kunnen vinden , indien de Vorst des l.ands ééns vooral tegen hen zeide': rk heb u in mynen dien* genomen , onder voorwaarde, dat gy getrouw zult zyn, en geene fluikeryen pleegen. IndieD gy u aan de inkomften vaa myne Domeinen, of myne byzondere kasfe vergrypt, behoude ik hec recht aan my , om ü uit myne dienst te jaagen , hoewel ik dat] imgelyks het recht hebbe , om u genade te verieenen : maar wacht u $ om de lasten , die myne Onderdaancn my moeten opbren.gen, niet te beknibbelen, want iri dit geval ftaa ik van al myn recht af om genade te bewyzen ; ik wil volftrekt niemand , hy mooge zoo bekwaam zyn als hy wil , in mynen dienst hebben , van dien ik hoore , dat hy het Land en myne Onderdaanen door duikeryen , die zy vergoeden moeten , bedroogen , ert bovendien noch een voorbeeld , het welk voor het Land zeer verderflyk is , gegeeven heeft. Indien een Souverain zulk eene verklaaring deed , en dezelve de twee of drie eerfte maaien in vervullinge bracht , denk ik, dat het vierde geval niet dan naa verloop Van zeer veele jaaren zonde voorvallen, Hoé aan. ***** è, zieö'  nxvin VOORREDE. zienlyker de man was, ten wiens opzichte de Vorst zyn 'woord hield , en daarenboven , hoe bekwaamer en nuttiger voor zynen post, zoo veel te krachtdaadiger zoude deeze ftraffe werken ; en een beminnaar van zyn Vaderland zoude rede hebben om te wenfchen , dat dit lot liever een paar fluikers van aanzien , dan bedienden van eenen laageren rang treffen mocht. Het fpreekt buiten twyfel van zeif, dat die middel niet overal kan gebruikt worden , niet daar de Landsheer zelf van zyne bedienden afhangt J of daar gebrek aan mannen is , die voor zynen dienst bekwaam zyn ; maar zoo veel te gemaklyker zoude men daar van dit middel kunnen gebruik maaken , daar 'er zich meer in de bedieningen van het Land zoeken in te dringen , dan bevordert kunnen worden ; en daar zoude hetzelve ook eene nadruklyke uitwerking hebben , ten zy de Zeden reeds ten uiterfteu verdorven waren, Zoo ras lieden van aanzien volkomen zuiver van alle fluikeryen waren , zoude het Huiken fchandelyk worden : op deeze wyze zoude men ( niet zoo zeer door ftraffen in eenen eigenlyken zin , als wel door eene zeer biïlyke afdanking van zulke Dienaaren van de Kerk of den Burgerftaat, die voor hunne ampten niet voegden) aan het Volk de twee fterke dryfveeren , den Godtsdienst en de Eer, ook de derde die daar van afhangt, de Opvoeding , wedergeeven : dit zoude waarlyk eene ftraffe zyn , dewelke verbetering ten gevolge had. * * * Dit zv genoeg aangaande het weezenlyk oogmerk ■der ftraffen ; nu komen wy tot drie by-oogmerken , - dewelke fomtyds by de ftraffen plaatze vinden , en als dan in derzelver maate en natuure (quantiteit en qualiteit j invloed hebben : dezelve zyn , uitroeijing of VER wy DERING VAN een GEVAARLYK MeNSCH , WRAAK •VAN DEN beleed1gden , en ZEDF.r.yxe VERIïETEUING van hem die gestraft wordt. Het laatfte is buiten twyfel het allerwenfchlykst, en de benaaming alleen klinkt veel beter en zachter, dan die der twee an- de-  V O O R R? E D E. lxix deren ; nochtans ik befpaar het tot het laatst , éénsdeels dewyl anderen s die dit ftuk voor hunne rekening hebben genomen, daar van reeds zoo veel goeds gezegt hebben , dat 'er voor my weinig overblyve ; anderendeels ook , dewyl men vooraf iets van de uitroeijinge moet weeten,.indien men van het oogmerk, de verbetering , geen verkeerd gebruik wil maaken. Spreeken wy dan eerst, van het uitroeijen of verwyderen van gevaarlyke menfchen. Hec laatfte , dezelve te verwyderen, is niets anders, dan eene verzachting van de uitroeiiinge , op eene konftige wyze in haare plaatze geftelt : ih den ftaat der natuure zoude men maar doodflaan , indien men niet veilig zyn konde ; door den tyd vindt men middelen , om iemand , ook zonder hem te dooden , zoo* verre van ons te verwyderen, dat hy ons nooit wederom eemge ongerustheid veroorzaaken kan •, en daar van is men gewoon , als van een zachter middel, zich in de burgerlyke famenleevinge te bedienen ; daar ieder lid van dezelve zich maar eenvouwig van het andere , het welk zoo veel fcherper is , zoude bedienten daarin niet onrechtvaardig gehandelt hebben. Indien ik my van den naam uitroeijing , in den uitgeftrekften zin mochte bedienen , om het één zoo wel als het ander te kennen te geeven , hoop ik dat men my dit te meer ten goede zal houden , dewyl ik my daar aan door het Mofaifch Recht [waarin dit woord insgelyks zulk eenen ruimen zin heeft] konde gewent hebben. In den ftaat der natuure zoude ik zekerlyk iemand , tegen wien ik my niet konde beveiligen, moogen verdelgen. Ik ben immers met verplicht, om mishandelingen te lyden , ook niet om altoos in eene gegronde vrèeze te leeven ; maar ik heb een Recht, om my veiligheid te bezorgen : is 'er iemand , in wiens nabuurfchap ik dezelve niet hebben kan , het zal my vryftaan , hem te verdry ven, of van kant te maaken; hy heeft het zich zeiven toetefchryven, dat ik my in de noodzaaklykheid bevinde , om my van myn recht ce bedienen ; en ik handële zedelyk goed , indien ik ***** o my  lxx VOORREDE. my maar van het zachtfte middel bediene , het welk aan myn oognerk voldoen kan. Dit recht, het welk ieder menich in het byzonder zoude gehad hebben , verliezen millioenen niet, door zicbveihgheidshalven in eene burgerlyke maatfchappye te begceven ; inte? gendeel zy brengen alle hunne rechten mede, éngee, ven dezelve gemeenfchaplyk aan de n aatfcbappye over. Deeze bedient 'er zich doorgaans met veel meer zachtheid van , dan men in den ftaat der natuure zoude gedaan hebben , of dan men nu noch doen zoude , Indien men door een gevaarlyk bofch reed , en verdachte perfoonen , in weerwil van onze herhaalde waarfchuwingen , zoo naby ons kwamen , dar wy voor hen nier. meer veilig waren. Ueeze zachtheid vloeit uit de Overmacht van den Staat boven de misdaadigers voort, en daar uit , dat dezelve meer middelen heeft, om zich tegen eer en booswicht te beveiligen , maar een burgerftaat verliest door deeze zacht-? heid , waarmede zy dit recht oefent, het recht zelf niet, het geen zoo veele duizenden van deszelf» leden medebrachten , en der maatfchappye overgaven. Dit oogmerk der ftraffen vindt by ons voornaamlyk plaatze ten aanziene van Gauwdiefsbenden, en brandt ftichteren. Indien 'er noch eenigen, die da.ar toe bebooren , in het Land bly ven, kunnen wy nooit veilig zyn ; zy zetten hun bedryf, al is het dat zv geftraft zy», voort, en het geen noch flimmcr is, zy'voeden Kinderen op in dezelfde leevenswyze; zy wei-ven ligtmisfen en andere bedorvene menfchen voor hun ge. zelfchap aan , en houden 'er hunnen troep fteed^ vol door. Straffen, al zyn zy ook noch zoo voorbeeldig, zyn , by aldien zy he't La'nd van deeze gevaarlyke lier den teffens niet zuiveren , niet voldoende om ons te beveiligen. — Dan deeze zyn het niet alleen, waar van dit moet gezegt worden ; de uitroeijing kan ook ten opzichte van verfcheidene andere kwaaddoeneren, zoo als oproermaakers , meer dan eens geflrafte , en pnverbeterlyke voortplanters van onnatuurlyke zonden. ^ er,?. pQodzgaklyk wprden,  VOORREDE. lxxï Hier uit ontftaat derhalven de onaangenname noodxaaklykheid , dat men op verfcheidene misdaaden , waar tegen men liefst zachte ftraffen wilde oefenen , en het leeven van de misdaadigen fpaaren, doodftraffen zetten moet. Ik geloof voor zeker, en ik heb het «. 282. gezegt, dat de dood zelden de meest gepaste ftraffe voor diefftal is , en dat verfcheidene mindere fti aften misfchien meer ter affchnkkinge zouden dienen : ia zelfs dat de doodftraffen wel eens medewerken ,' om Dieven , die anders misfchien iemands leeven zouden verfchoont hebben , teffens tot moordenaaren te maaken : ik ben dus voor dit gedeelte van ons Lyfftraffelyk Recht in het geheel niet partydig ingenomen , daar ik in dit opzigt aan het Mofaifch Recht zelfs den voorrang geeve: maar ik kan ondertusfchen niet-zien, hoe men het in ons Land zonder doodftraffen zoude kunnen ftellen , en ik oordeele fommige tegenwerpingen , die .men 'er by ons tegen hoort maaken , onredelyk. De famenleeving behoort immers tegen kwaaddoeneren , van dewelke men moet vooronderftellen , dat zy het oogmerk hebben , om ons noch meer beleedieuigen toetevoegen, beveiligt te worden ; en de middelen daar toe zyn : 1. de dood , 2. bet uitzetten op een woest Eiland, ( dit zoude veel zwaarer ftraffe dan de dood, en deeze in vergelykinge daar mede genade zyn ; dit komt derhalven niet verder m aanmerking,; 3 het vervoeren na een verafgeleegen Land, het welk den Staate toebehoort, en aangebouwt moet worden, 4. uitbanning, eene eeuwige gevangnis, ó hetverkoopen van den boosdoener tot zulk een flaavery, waarin hy <*enoeg beteugelt kan worden, en buiten ftaat is, om het kwaad, het geen hy wel zoude willen doen , te bedrvven, of 7. in plaatze daar van het veroordeelen van dcnzelven tot den Vestingbouw of anderen openbaaren arbeid. Dit alles kan men, zo men wil, onder den naam ititroeijing, te zamen vatten. Het is zeker, dat, daar de overige foorten niet kunnen gebruikt worden , men daar , zoo dikwils de opeulyke veiligheid zulks vereifcht, de doodftraffe moet kiezen: dit is het ' * * * * *= 4 ge-  lxxii VOORREDE. geval zeer dikwils in Duitfchland . en wel in het ééne gedeelte van dit Land meer dan in het andeie. Daar z\n Staaten die gelegenheid hebben , om z;ch van zachtere middeien te bedienen , en dan kunnen zvmec hec leeven van menfchen op eene genadige wyze en , , mag jk zoo fprèeken , huishoudelyk omgaan; het seen by hen mooglyk is gaat by ons n et aan; en dit loopt wederom op de ftelling uit, met dewelke ikmvn werk over het Mofaifch Recht begon, dat alle Landen geenszins een en het zelfde bu.ge. lyk of Lyfftrafrelvk Recht Kunnen hebben, maar dat hetzelve/evenredig met de verfchillende omffandigheden van plaatze , of ardere toevallen , die ik daar opgenoemt hebbe, verfchülend moet zyn . het geen bier goed is, kan elders misfchien nadeehg, of zelfs wel geheel verderflyk zyn. Laat ons over de bovengemelde middelen van uitroemnge de monftering eens doen, en de toepasfmg daar van nu eens op Duitfchland, dan eens op andere Landen maaken. Slaavery zal men, hoop ik, in Duitfchland niet wederom willen imoeren , naa dat men zich zoo veele moeite gegeeven heeft, om dezelve in de Noordoo&cJyke Landen, die men van de Wenden heeft verovert, aftefchatten; het welk, zo ik my niet beuriege, overal m het Pruisüfche gefchiedt is . wel is waar, in fommige gedee.tens van Duitfchland, by voorbeeld, in Bohemen en 111 het Mekkelenburgfche, kent men noch eene foort van lyfeigendom; maar deeze'is in het schee niet van zulk eenen aart, dat men 'er eenen booswicht in zoude kunnen oyergeeven , om hen in het vervolg voor foortgelyke misdaaden te bcwaaren Een Edelman ( want Edellieden zyn het , dewelke in die' Landen noch hunne lyfeigencn hebben ) zoude waarlyk op eenen Dief, die in veiling gebracht werdt, niet meer bieden, dan een Wynkooper op eenen gepcffenden Zuiper, die by hem diep m het boek ftond, om 'er zich als kelderknecht van te bedienen. Al ware dit alles dus niet geftelt, en het den cénen of anderen van dergelyke weldaadige voorftanders van het menfchlyk leeven behaagde, Duitfchland liever met de volftrekm mm Romeinfch? flaavery , of met die der onge. luk.  VOORREDE. lxxiii lukkige Zwanen in de Americaanfche Volkplantingen , dewelke noch harder is, te befchenken, dan zoude'er wederom eene onaangenaame omftandighcid uit volgen; naamlyk dat Duitfchland, het welk in zoo veele kleine Staaten , die gedeeltlyk zeer onmachtig zyn , gefplitst is, daar by in verfcheidene ftrecken niet veilig zoude zyn. byéén gefchoolde Gauwdieven, zouden de misdaadigers, die in de kleine Vorftendommen, Graaffchappen , en Ryksfteden als flaaven dienden , met geweld verlosfen, mer dezelve hunne benden verfterken , en een toneel doen zien , het geen onder ons in veele Eeuwen niet vertoont is. bygevolg in ons Land zoude men zich in het geheel mét van 'flaavery kunnen bedienen. Ook zal men , denk ik , uit goedertierenheid niet in voorilag brengen , dat men Dieven en andere misdaadigers na Turkyen of barbaryen behoorde te zenden , en daar als flaaven re verkoopen : immers dit zoude te zeggen zyn, hen in het gevaar van hun Christendom te verloochenen, of ook wel in onnatuurlyke zonden te werpen; en om 'er alleenlyk van de ftaatkundigezyde van te fprceken, zoude het zekerlyk niet raadfanm zyn Turkyen, of Staa. ten van Zeerooveren, die de Hoogduitfche Kooplieden lastiger vallen, dan de Engelfchcn of Hollanders, met Hoogduitfche Roovers te verfterken : lieden, die goede flerke handen hebben , meestal wegloopers of afgedankte foidaaten zyn., en dus noch 'wel eenige kundigheid van het handwerk des Oorlogs ( KriegesHandwerk) zouden kunnen bezitcen. Met deezen voorflag dan, denk ik, dat ik ook niets meer te doen hebbe. Het uitbannen is wel gemeen genoeg, dan men heeft al federt langen tyd daartegen zoo veele aanmerkingen gemaakt, en de nadeelige gevolgen daar van zyn door de ervaarms zoo wel bekend , dat men 'er eêr op behoorde te denken, om het aftefchaffen. JNiet flechts befpiegelende Wysgeercn ,. maar ook Rechtsgeleerden van ervaarenheid , die zelve in hooge Rechtbanken plaats hadden, hebben deeze foort van ftraffe al in de voorgaande Eeuw afgekeurt, en als de kwaade zyde van ons Recht aangemerkt, Dezelve is niets anders ****** 4m  ixxiv VOORREDE. dan eene ruiling tusfchen nabuurige Landen met ver» derflyke en pestige Waaren : wy geeven aan een nabuung Volk. onze ftruikrooversdieven , heidenen , landloopers enz., en dit geeft ons de zynen in de plaatze : wat baat dit ons beiden? en zyn anderen verplicht om onze ballingen aanteneemen ? Daarenboven heeft deeze ftraffe meestal noch dit nadeelig uitwerkfel, dat zy het zedelyk Character van menfchen, die misfchien noch maar maatig ondeugend waren , erger maakt : want een dief, die uitgebannen is, kan in een vreemd Land niet onder dak komen en zyn brood winnen; daar eene goede policy gevonden wordt , duldt men hem niet eens , zo men weet, wie hy is , hy zal zich dus in de bosfehen ophouden, daar gezelfchap vinden, en dus zal uit iemand, die ééns gefïoolen heeft, een dief, die van hec fteelen leeft, en binnen kort een ftruikroover groeijen. Met één woord verfcheidene bannisfementen komen my als wervingen voor de ftruikrooverbenden, of zo 'er noch geene waren, alskweekfchoo- len van dezelve voor. Richard de Eerfte, Koning van Engeland, maakte eene zonderlinge Wet, op zynen kruistocht; die van diefftal overtuigt werdt, dien moest het hoofd kaal gefchooren, vervolgens met gefmolte pek begooten, en daar veeren op geftooken worden ; (omtrent het zelfde , het geen de Engelfche Volkplantingen in America tegenwoordig featuer noemen , en aan de bedienden van den tol gedaan, of gedreigt hebben te willen doen ) en op deeze wyze moest men hem aan den eerften wal den besten, dien men bereikte, uitzetten. Uit was eene verbanning •van de Vloot, maar , zo men het recht befchouwt, geen hair breed minder dan eeneleevensftraffe, en een dief, die dus getekent was, moest ook natuurlykerwy» ze verwachren , dat de menfchen, aan weikef kusten hy uitgezet was, hem van zyn leeven zouden berooven: daarenboven was het eene groote onrechtvaardigheid, indien het geen vyandlyk Land was, aan hetzelve dieven te geeven , die men zelf niet wil hebben : dit is omtrent eveneens, als of men, wanneer de Pest op eene vloot kwam, om dezelve daar van te zuiveren, de befmette perfoonen aan den naasten wal wilde uitzetten. Keus  VOORRED F, ixxv Eene eeuwige gevangnis , waar toe een misdaadigep veroordeelt wordt, en in dewelke hy opgeflooren is, en geene lichaamlyke bezigheid heeft, komt my waarlyk verfchriklyker voor dan de dood zelf; en indien ik den dood verdient had, zoude ik het m den Vorst of Koning niet als genade aanzien , wanneer hy de ftraffe des doods in eene eeuwige gevangnis veranderde. Dan ten deezen opzichte zullen de gedachten misfchien verKrullen, en een ander ligtlyk den dood als het grootfte kwaad aanmerken: ik wil niemand zyn gevoelen betwisten. Maar my komt deeze voorflug te kostbaar vour, wanneer 'er veele Dieven zyn, en men , zoo als thans in Duitfchland, roovers- benden heeft, die eenige honderden fterk, en voor een gedeelte noch overblyffelea van den voorgaanden Oorlog , en van fommige afgedankte ligte troepen zyn. Waar zal een Staat de middelen vinden, om de kosten , die daar toe zoude .: reifcht worden , goed te maaken ? Ik wil niet fli c iti van kleine Vorftendommen fpreeken, die dik wil* d cp in fchulden fteeken , en ten opzichte van dewcikc ie deréén terftond zien kan, dat dit onmooglyk is; maar ik zal een aanzienlyk Land, in het welk veel geld it, dat van Hanover noemen. Waar van daan zal onze K Q. ning, als Keurvorst van Hanover, zonder zyne Onderdaanen grootlyks te belasten, geld bekomen, om eenige honderden van Roovers, dieven, landloopers enz. voor hun leeven lang in eene veilige bewaarplaatzc ia ftellen , en aan dezelve de kost te geeven ; te meer noch, daar zy voor het grootfte gedeelte vreemdlmgcn zyn , dewelke wy zekerlyk, om dat zy by ons hebben komen fteelen, niet verplicht zyn om hun geheele leeven lang van onderhoud te verzorgen. Om hen tebewaaren alleen zouden 'er verfcheidene groote, fterke, teffens gezonde gevangenhuizen moeten gebouwt worden , die wy in zulk eene menigte niet hebben , en 'er misfchien ook noch wel een paar Regimenten Soldaaten noodig zyn , om te verhoeden, dat geene benden van Gauwdieven haare makkeren verlosten , er* met dezelve haare macht verfterkten. Het geld hebben wy 'er niet toe liggen , en thans moeten zelfs, fchoon onze krygsmaehr. vermindert zy, tot betaaling • dg?  lxkvi VOORREDE. der fchulden, die in den laatften Oorlog gemaakt zyn, nieuwe belastingen toegedaan worden. Welaan , zal men zeggen , laaten de gevangenen dan arbeiden, laaten 'er werk - en tuchthuizen gebouwt worden , in dewelke zy hun brood zelve verdienen , en zelfs noch wel eemg voordeel voor het Land opbrengen. Inderdaad dit was zeer te wenfchen , ook is dit op verfcheidene plaatzen in het klein met nut werkdeliig gemaakt; maar hec is eene moeilyke zaak, dat men tot dus verre in de meeste Landen" het geheim noch niet gevonden heeft, om Werkhuizen, waarin (geene armen, wanc dit is gemaklyker, maar) dieven en andere misdaadigers by eikanderen opgeflooten worden, op zulk eene wyze aanteleggen, dat zy zich zelve bedruipen kunnen : de meesten vereffenen eene vry groote bylage , of van den dichter , of van bet gerecht, het welk 'er eenen misdaadigen inzendt. Ik geloof wel, dat hier misdagen in den huishoudelyken aanleg , en onkunde der zaake de rede van kunnen zyn , inzonderheid daar de fomme , dewelke Jaarlyks te kort fchier , zoo groot is, als in fommige tuchthuizen ; maar zoo lange men niet meet kennisfe heeft , is het evenwel ook onmooglyk , voor alle dieven en roovers , dewelke uit vreemde Landen komen , werkhuizen genoeg aanteleggen , en dit inzonderheid op het einde van eenen Oorlog , waar door de zeden vry wat bedorven zyn , wanneer 'er eene menigte van lieden , die zelfs de oorlogszuchtiflte Staaten niet meer in dienst willen behouden , afgedankt worden , en op eene andere wyze hun brood moeten zoeken. Hoe kleiner een Staat is , (en wy hebben in Duitfchland vry kleine Vorftendommen , Graaffchappen , vrye Heerlykheden enz., die niet veel grooter zyn , dan'de oude kleine Koningryken der Grieken ) zoo veel te grooter wordt de zwaarigheid , en het aanleggen alleen van een wel bewaart werkhuis gaat niet zelden het vermoogen van den Heer des Lands te boven , al ware het ook, dat hy geene fchulden had. Dan dit is het noch niet alles ; zo men een werkhuis zal aanleggen , moet men ver-  VOORREDE. lxxvii vertier hebben , men moet weeten , waar men zyne waaren verkoopen zal; dit vertier kan men misfchien wei voor den arbeid van een klein getal gevangenen vinden, maar zoo ras dit getal toeneemt, heeft men dikwils seen'e Koopers genoeg, en men moet dan aan zyne waaren zelve fchade lyden. Het gaat hier mede eveneens , als met de manufacluuren van vrye lieden, dewelke nadeelig worden, wanneer men dezelve te verre uitbreidt. Gemeenlyk vullen de misdaadigers van eenen minderen rang, dewelke thans tot deeze ftraffe veroordeelt worden, dc werkhuizen ten eenenmaale, tot die hoogte, die eene goede huishoukunde voorfchryft; en zy hebben 'er alle niet eens plaatze in. En is dit zoo ,' dan blyft 'er voor zulke geheele zwermen van dieven en roovers geene ledige ruimte over. De grootfte zwaarigheid tegen deeze foort.van ftraffe , om zekere foorten van misdaadigers op zulk eene wyze by honderden by eikanderen te plaarzen, laat ik over, tot dat ik van den Vestingbouw gefproken hebbe. Welaan dan, men veroordeele hen tot den Vestingbouw en andere openba ire werken {operas publicas! ). Gewislyk, dit is een middel, om menig eenen kwaaddoener "te ftraffen , het algemeen tegen hem te beveiligen , en nochtans zyn leeven te bewaaren. In een L"and het welk zoo veele Vestingen heeft, als Frankryk by voorbeeld kan menig eene kwaade hand op die wyze met nut gebruikt worden ? Maar hoe ? indien een Vorst eens geene Vestingen had? of toch , zo hy 'er maar weinige had, toe welker onderhouding hy zoo veele handen niet aan het werk konde helpen, als 'er gevaarlyke misdaadigers in zyn Land waren ? Tot verbetering der wegen , die buiten twyfel in Duitfchland zeer noodzaaklyk , en tot den bloei van het Land van den uicerften d'ienst zoude zyn, zalmen, denk ik , geene dieven en roovers willen gebruiken : want men heeft op de gemeene wegen'zoo haast geene gevangnisfen , om ze te bewaaren , ten einde zy des'n^chts niet mochten wegloopen , zo men ze , by gebrek vacgevangenhuizen uitmenfchlievenheidby de Boeren onder dak bracht; en zelfs over dag zoude men  J.rxvm VOORREDE. men voor eenige honderden arbeiders van die foorte voetvolk en ligte ruitery nodig hebben, om te maaken , dat zy de vlucht niet namen , noch van de overigen, d;e nóch tot hunnen troep behoorden, in vryheid geftelt wierden. Maar hier by komt r-och de allerergfle omftandigheid, dewelke by zulke gevangnisfen, werkhuizenen openbaare werken zoude plaats hebben, indien behalven een maatig getal van middelmaatige kwaaddoeners, die 'er thans toe veroordeelt worden , hetfchuim van verharde booswichten in eene grootere menigte indien geheele rotten van dieven, roovers, brandftichters enz , op deeze zelfde wyze bewaart wierden en hunne medegevangenen zoo ondeugend maakten als zy zelve zyn, Deeze verflimmering is al eene beklaaglykezaak, en volttrekt het tegenovergeftelde van dat weldaadig oogmerk der ftraffen , de verbetering van den kwaaddoener, waar v«n wy in de laatfte plaatfe fpreeken zullen ; en nochtans kan men dit kwaad niet wel ontgaan , indien men de fchelmachtigde dieven , roovers en brandftichters in de werkhuizen doet gaan! Maar hoe ? indien deeze dieven en roovers met hunne verflimmerende medegevangenen zich zelve losmaakten , en anderen gevangenhuizen openbraken , om hunnen troep te verflerken ? of indien hunne makkers , dewelke noch door het Land zwerven , en reeds wederom nieuwe leden in hun gezelfchap hebben op. genomen, op het onverwachtst eene pooging deeden bm hunne gevangene medebroeders te verlosfen , en hun deeze pooging gelukte ? dan konde 'er een zeer ongelukkige tyd komen, waarin de bende van Gauwdies en machtiger was als menig een Vorst, in zvn onmachtig Land eene veilige verblyfplaats had, van zyne onderdaanen brandfehatting vórderde, enondertusfchen in het nabuurig Land van eenen meer vermoo. genden Vorst by partyen met het berooven dergemeene wegen , het brand'ftichten, en het breeken voortvoer ln het noordlykfte gedeelte van Duitfchland , daaT meer foldaaten gehouden worden , zoude, wel is waar, de vreeze voor het losbreeken zoo groot niet zyn,  VOORRED E. ixxix zyn , maar ik weet evenwel niet, wat 'er zelfs in het JBanoverfche het gevolg van zoude geweest zyn , indien men federt het jaar 1762. alle dieven en roovers, die men daar ten dsele gerecht, ten deele wederom in nabuurige Landen gejaagt beeft, in werkhuizen opgeflooten, of tot den Vestingbouw veroordeelt had ; ©f 'er niet op het onverwachtst zwermen van Gauwdieven uit nabuurige Landen zouden gekomen zyn, hen verlost, zich daar mede verfterkt, ons in vfeeze gebracht, maar andere kleine Landen met de daad overftroomt hebben. Ten minften men zoude dan wei in de noodzaaklykheid geweest zyn, om krygsvolk tegen hen te laaten optrekken , en wel niet alleenlyk om hea in de bosfchaadien te laaten opzoeken, of uit de herbergen te ligteu, maar om eene foort van kleinen oorlog tegen hen te voeren, Men trekke hier uit het befluit op zoo veele kleine Landen in het zuidelykfte gedeelte van Duitfchland , daar men weinig foldaarea heeft; hoedaanig zoude daar het gevolg geweest zyn, indien men hec Land niet door doodftraffen van hen gezuivert , maar hen in Gevangenhuizen opgeflootea had, uit dewelke hunne maats hen daar zoo gemaklyk verlosfen konden ? Geheel anders is dit wederom geftelt in de twee machtige Staaten in het oostlyke van Duitfchland , waar van ieder, in den tyd van vrede zelfs , meer dan tweemaal honderd duizend foldaaten in dienst heeft ; daar is het mooglyk , hel leeven van menig eenen kwaaddoener te fpaaren, zich met veiligheid van openbaare booswichten tot den Vestingbouw te bedienen , of dezelve in werkhuizen op te fluiten ; en 'er zullen geene troepen van Gauwdieven uit het Keizerryk te Berlyn of Maagdeburg komen, om hun* ne maats , die daar gevangen zyn , op vrye voeten te ftellen. Maar een klein Land wil ook zyne veiligheid hebben, en men wil dezelve daar niet koopen , door zich onder de befcherming van een ander, het welk machtiger is , te begeeven , het geen , zo de Gauwdiefshenden de overhand begonnen te neemen , ein* delyk misfchien wel noodzaaklyk zoude worden. Nu is noch bet vervoeren na een verafgeleegen Landt het welk ons toebehoort, en aangebouwt moet worden ,  kxx VOORREDE. den, over. Een Staat, dewelke zulk een Land heeft» kan 'er zich voortreflyk van bedienen, om deleevensfiraffen te verminderen, en doet dit, zo de Regeering verftand heeft , ook waarlyk : op deeze wyze voerde Engeland menig eenefcheepslaading van misdaadigers, d'e het leeven volgens de Wetten verbeurt hadden , maar welker vonnis de Koning verzachtte, na America ; dan de Americaanfche Volkplantingen hebben federt eenigen tydernftig verzocht, daarvan verfchoont te mogen blyven, en het vry natuurlyk met eene vryheid vergelèeken , die iema'nd zich aanmantigt, om zyn riool' over onze plaats te laaten loopen. Rusland, heeft zyn Siberien, een Land van ongemeene vruchtbaarheid , het welk aan voortbrengfelen der natuure by uftftekenheid ryk is , en aan niecs dan inwooneren mangel heeft: een verbaazend groot, maar teffens zoo veilig gevangenhuis , voor menfchen , die men van de hand wil hebben ,. dat Peter de Groote in hec jaar nüo. de gevangene Zweeden , die de fchrik vau Rusland en van meer andere Landen geweest waren , daar heen verzenden konde. Men heeft'zich daar ook van deeze gelegenheid voortreflyk bedient, zelfs by misdaaden van ftaat, en die elders , om het gemeene weizvn re beveiligen , doodftraffen zouden vereifcht hebbén: federt den cyd van de Keizerin Elifabech zyn de doodftraffen in geen Land zeldfaamer geweest dan in Rusland , en daar is ook waarlyk geen Land, het welk uit hoofde van ftaatkundige redenen het leeven der menfchen meer behoort te fpaaren , en met hetzelve zuiniger om te gaan , gelyk Suszmilch in zyne Go ltlyie Orde der veranderingen van het, menfchlyk geflicbt uit de geboorten en (lerflysten enz. , reeds beweezen, en inzonderheid bl 201 , 202. van het Tweede Deel aangemerkt heeft. Rusland kan en moet derhalven in die opzichc andere Weccen hebben , dan in Duitfchland mooglyk zyn , en men kan daar met meer veilmheids dan ergens anders , hec leeven van veéïe duizenden van misdaadigers fpaaren , om 'er een nutcig gebruik van te maaken. Ik zoude my hier over noch fterker hebben uitgedrukt , indien* de r> cuwspapieren ons niet verhaalt hadden , dat fom*  VOORREDE. txxxx mïge gevangenen in Siberien zich in de laatflen opftand aan de zyde van Pugatschkw gevoegt , en zyne macht vergroot hebben : of het waar zy , kan men , door de vtrre afgelegenheid noch niet zeggen; maar zo het waar was , zoude het een zórglyk verfchynfel zyn , en ten eevolge hebben , dat men zicli van dit middel te Petersburg voortaan met eemge bepaaling, en eene nieuwe oplectenheid der Wetgeevende macht zoude behooren te bedienen Zeifs zoude dit m.locd hebben m het toekomftig Wetboek, waar aan de Keizerin laat arbeiden , en waartoe zy zulke» vportrenyke gedachten ontworpen heeft — Maar •wat behooren wy Duitfchers ten d'en opzichte te doen ? wy hebben geen Siberien, ( het geen ons zeer lief is )., en geert America , en ook daar over hebben wy ons misfchien niet te beklaagen , en zo wy het al h; dden , zouden wy evenwel zekerlyk alle onze troepen van Dieven en Roovers federt het jaar 1 i6i daar niet hebben behooren heen re voeren ; want waarlyk indien de Americaanen thans zoo veele geweeze Sol. daaten, Onderofficiers of ook Officiers van ligte troepen onder zich hadden , zoude hunne tegenfland te« gen hun oude Vaderland , het welk hen tot dus verre met zoo veele kosten , co het m aken zelfs van eene fchu'd van 70 nnlhoenen pon Jen flerlings , befchermt heeft , noch meer te duchten zyn. Wanneer dan een Sraat zich Vin deeze middelen om zich te beveiligen , wa'arby her leeven der mi'daadigen gefpaart wordt, met kan bedienen, z I dezelve doodftraffen moeten kiezen, en Wel niet het zelfJe recht, waarmede men een fchip waai op de pest is , en het welk onze kuiten nadeit , inzonderheid, wanneerhet eën vreemd fchip is m den grond kan fchieten , indien hetzelve n et wil afhouden , eh men geene andere gelegenheid heeft , om het volk met geweld de landing te beletten. In dit geval treft hec harde recht van zelfsverdeediging noch met eens misdaadigen , maar lieden , die ongelukkig zyn . en ons medelyden verdienen ; maar evenwel wy hebben ons eigen lce-< ven liever, dun het hunne ****** W R AAfe  lxxxiï VOORREDE. Wraak van den beleedigden is hettweede bvoogmerk, het welk fomtvds by de ftraffen plaats vindt en van het welk ik in het Mofaifch Recht verfcheid'ene maaien gewag gemaakt hebbe zoo als §. 143. bl QS van het Vyfde Deel. Hier zullen denk yk veele 1 eezeten , zelfs Rechtsgeleerden , dewelke zegcen' dat de openbaare ftraf in het geheel met een oogmerke heeft , aan iemand die beleedigt is voldoe^ rrne te geeven , anders dan ik denken ,• dan ik verzoek dat zy de goedheid bebben , van het geen ik daar 'van zal zeggen , wel te overweegen. Eene algemeene bevinding } die onder alle volken , en ten allen tvde, van hunne vroegfte kindsheid af tot hunnen hoogften ouderdom toe, dezelfde geweest is, leert on<, dat de menfchen van natuure eene vry nev«e drift van wraakzucht hebben , wanneer zy zich opzetlvk , inzonderheid op eene hoonende wyze, beleedigt* vinden. Dezelve is zoo leevendig , dat wy fomtyds eene zeer onaangenaame gewaarwording heoben , indien wy die drift niet voldoen kunnen, cn dit niettegenftaande onze opvoeding , die ons van jongs af gewende verongelykingen te verdraagen , en op geene wraak uit te zyn. Kunnen wy deeze drift niet opvolgen , dan geraaken wy fomtyds in eene gisting , die zelfs op onze lichaamen eenen zichtbaaren invloed heeft, onze rust ftoort , en by veelen , zelfs door gronden van gezonde rede en Godtsdienst, niet weggenomen , maar alleenlyk overwonnen wordt. Het gevoel daar van is byna onwederftaanbaar; hoewel er lenige andere natuuriyke driften zyn , die deeze temperen , zoo dat 'er niet al het onheil uit ontftaa, het geen men 'er in den beginne van verwachten zoude ; in daar deeze andere driften gevonden worden , zal doorgaans de hevigfte wraakzucht ten cénenmaaleverdwvnen. Van dien aart zyn , hoogmoed, verachting van zvnen Vyand , Grootmoedigheid, Edelmoedig, heid ,"Gosdhr'rDgheid , vermaak hec welk men in ie' mands  VOORREDE. Lxxxin öiands omgang vindt , en medclyden ï, doch deeze zachte Gewaarwordingen , die voor eenen Zedenleeraar van zoo vee! gewichts zyn, behooren niet tot myn tegenwoordig Oogmerk. Hoe gevaarlyk deeze drift van wraakzucht ook zy , wanneer zy mee onder het gebied der rede (raat , fchynt dtv.elve evenwel een wys cn hbodzaaklyk gefchente te zyn. Zonder deeze zouden wy onophoudeiyk aan beledigingen , waartoe iemand of uit moedwil, of uit belang bewoogen werdt, blootftaan : onze rede zoude ons , wel is waar , ook den raad geeven , wreek U ; maar haare ftemmc komt te langzaim; hy, die ons beleedigt had, zoude of reeds vertrokken zyn , of zich op eene andere wyze tegen onze wraak beveiligt hebben , en de bedaarde rede zelve zoude te lang moeten overleggen, met te veele vreesachtigheid te worftclen hebben, en ftappe werklooze handen vinden. Dit alles wordt door die natuurlvke drift vergoed , ónze rede behoeft ons niec te vermaanen , om veronge'ykmgen te wreeken , en zv heeft onze wraakzucht nu maar cc maatigen en te bellieren. De vaardigheid der wraukneeminge , dewelke deeze veroorzaakt . heeft daarenboven noch het voordeel , van ieder éérter) veel fterker van beleedigingen aftefchnkken , dan eene andere, die langhaam komt, en eerst uit eene bedaarde overweegings of wy by voorbeeld eenen ontfangen flag verduwen zullen of met, voortvTfféit; hoe fpoedigér eene Itralte op de daad volgt, hoe zv te meer indfüks maast ; en vorens de wetten van Gezelligheid zal iemand , zo hv eens luit mocht bekomen , om noch ééns dezeltde daad te bedryven , terftond het ommddelyk gevolg , het welk dezelve te vooren gehad heeft, in ae gedachten fchieten Al wie u>or heeft iemand tebeleeduren , Kan reeds In zyn eigen hart leezen , dat de menfchen wraakzuchtig zyn ; dit vermindert de begeerte om eenen anderen ce verongelyken , want men moet ten minften vreezen , dac de andere , al ware hv ook de beste Christen , in een zwak OogenbliK mocht weggefleept worden , om zyne natuurde driften te volgen,  lxxxiv VOORREDE. .Volgens het eigenlyk zoogenaamde Recht der Natuure , voor zoo verre hetzelve van de Zedenleere moet onderfcheiden worden, en in den ftaat der natuure, hebben wy alle een volkomen Recht, om deeze drift te voldoen; alleenlyk twist men over de grenzen van dit Recht , zynde men het niet eens , in hoe verre men met deeze wraakneeming boven de beleediging gaan , en in welke maate men dezelve vergelden mooge ? Daar zyn 'er zelfs , die meenen , dat men daarnede tot m hét oneind.ge gaan kan. De Ze» denleer, die tot eene grondüeiling heeft, tracht de un gestsektste gelukzalicheid te bevorderen , bepaalt dit zekerlyk vry wat; deeze zegt by voorbeeld, ga niet verder in uwe wraake, dan gy het billyk zoudt oardeelen, dat een ander tegen U ging ! Verkies het kleinfte kwaad , het welk maar eenigszins kan toereiken , om tot dat oogmerk te dienen , waartoe de natuur U wraakzucht gegeeven heeft , dat is , om U in het vervolg tegen beleedigingen te beveiligen , enz. Men zal niet begeeren , dat ik van deeze regelen der Zedenkunde trer breedvoeriger fpreeke ; dan onder deeze bepaalingen veroorlooft de Zedenleer waarlyk wraak te oefenen ; zy wil deeze drift niet uitroeijefi, maar maatigen : zelfs" de Christelyke Godtsdienst zegt ons, om ons van zelfswraak aftetrekken, dat wy niet in het Rechter-ampt van Godt moeten treeden"; dat de wraakneeming Hem toekomt , en dat Hy, by aldien onze beleediger zich niet betert, in deeze of de toekomfbge waereld wraak over hem oefenen zal. Deeze drift der natuure brengen alle menfchen , C wilde, befchaafde, geflepene, geloovige, ondeii' gende . deugdzaame , wedergeboorene, heilige,) in de burgerlyké famenleeving mede; alleenlyk behooren wy op het oogenblik, wanneer wy in deeze maac» fchappy trec-den , van ons natuurlyk Recht, om ons zelve te wreeken , afftand te doen. Wat is 'er redelykcr, dan dat zy ons, ten minften by zwaare beiee» d'igingen , die ons onverdraaglyk voorkomen , voor het geen wy haar gegeeven hebben, fchadeloos ftelt, dat is te zeggen , de zorg op zich neemt, om ons te wree-  VOORRED è. lxxxv vvreeken ? Zoude het wel waarfchynlyk zyn, dat iemand zich in de burgerlyke maatfchappy zoude willen begeeven , zonder dit ten minfte als eene ftilzwygen* de' Voorwaarde , te verwachten ? Maar voo-onderilelt eens , dat een Staat dit niet wilde doen , dat dezelve zeide, gy zult in het geheel niet gewrooken worden , ook geene wraakzuchtige begeertens hebben ; uwe geheele Natuur moet hervormt zyn ; men zoude dan aan zich zei ven voelen , dat men noch nier. zoo geheel hervormt was , en zich zeiven wreeken. Of men daar by een goed Christen zoude kunnen biyven, is eene vraag, die ons hier niet aangaat: ik neem de waereld zoo al» zy is, en dan is 'er noch nooit een burgerftaat geweest , dewelke uit zulke volmaakte Christenen, of nauwkeurige waarueemers der zuiverfte Zedenkunde beftond; indien 'er zoodanig een burgerhaat in het vervolg ergens mochteop.omen ; voor dien zoude dan deeze myne geheele Voorrede niet zyn; want deeze zoude nooit de minfteftraffen, deeze zoude niets dan Voorfchriften noodig hebben. Ook wil ik het aan goede Christenen , alleenlyk om ééne plaatze uit de bergpredikatie, waar tegen zoo veele andere in den Bybel, ja waar tegen het Voorbeeld van Christus zeiven overftaat (a) , en deweike ik waar» (a) Met verwondering las ik eerst deeze uitdrukkingen , inzonderheid de laatfte , dat het Voo beeld van Christus zeiven tegen deeze zyne vermaaning overftaat ; het is zeker , dat 'er in de Bergpredikaiie verfcheidene zaaken voorkomen , die men niet letterlyk te verdaan heeft, en andere, die bepaaldlyk voor de eerfte tydendes Evangeliums moesten dienen ; maar nooit heeft Christus iets gedaan , het welk met zyne lesfen niet volmaaktlyk overéénkwam. Men gelieve deeze uitdrukkingen van den Hoogleeraar dan voorzichtiglyk optevatten, enzoote verftaan , als het by eene nadere overweeging van deszelfs woorden blykt, dat zyne meening geweest is; naamlyk dat, zo men deeze woorden Matfh. V. vs. 39 enz. met veele andere plaatzen des Bybels, en het Voorbeeld van onzen Zalicimaaker zeiven vergelykt, men dan overtuigt wordt , dat zyn Oogmerk niet kan 'geweest zyn , den ****** , Chris-  ixxxvi VOORREDE. waarlyk denk ,.dat men niet lerterlyk heeft optevatten ; geenszins a's eene verplichting voorlieden , indien iemand hem op de rechte wang flaat, hem ook de Imker toettkeeren , of in het geheel geene wraakneeming, zelfs die niet \an den Rechter, te begceren ; en her komt my vreemd voor , wanneer men honderd duid. lyke plaarzen , om céne dmsrere , anders verklaaien'wil, dan dezelve naar den letter moeten verklaa-r worden. Maar \ooronderftelt eens, dat dit waarlyk de plicht der Christenen was, en dat men eenen burgerftaat had , waarin niet dan wacre Christenen gevonden werden , dan breng ik noch het antwoord te pasfe , het welk de Generaal Vcld-Maarfcnalk van iNatzmeu , een Man van groote dapperheid . en een zeer yverig ( hristen, aan den \ oorgaanden Koninji van Pruisfen gaf. De Koning vroeg hem in een gezelfchap, wat hy zoude doen , by aldieri hem iemand tot een tweegevecht uitdaagde ? Zyn antwoord was : dat hv dit vooraf niet «wei konde zeggen ; dat hy , zo de Christen t'huis was , niet zoude komen , maar zo zyne party jNatzmfr t'huis vond , dat hy dan hier weet ik niet meer , hoe hy zich uitdrukte. De Man was door zyne Veldfhgen , en van de zyde zyner dapperheid zoo bekend , dat niemand hem uit moedwil op de proef wilde ftellen , dewyl men het voor zeer wel mooglyk hield , dat IMatzmkr by ongeluk t'huis zyn mocht. Maar veele andere , die zu"ke goede Christenen niet zyn , zouden op eene wyze , die veel meer te berispen was , doen , het geen hy zeide, by aldien de Staat niet bedacht was , om hun voldoening te hezorgen. Doch wat behoef ik zoo veele woorden te fpillen , om van een Platonifch Gemeenebest re fpreeken , het welk nooit plaats gehad heeft, en nimmer plaats hebben i zal ? Christenen zonder onderfcheid te leeren. , dat zy zich aan moedwillige beleedigingen moeren blootftellen , dat zy. zich daar"aan niet moeten onttrekken . en dat het hun Ml geenen dee'e vryftaat van de rechtvaardigheid des. Rechters ter ftraffe van hunne beleedigeren , en ter affshrikkinge van anderen gebruik te. maaken. YbR-T.  VOORREDE. nxxxvti zal ? Het kan niet anders zyn , indien men m eenen burgerftat geene Slaaven, maar vrye lieden heeft, en hun geene voldoening geeft, Chier onder verftaa ik niet flechts Verklaaringen tot iemands Eere en het verzoeken van vergiffenis, maar wraak) dan komt de zelfswraak wederom boven; dit vreeslyk kwaad , het welk zoo dikwils den onfchuldigen treft, dien men ongelukkiger wvze verdacht houdt, en een Kwaad dufzendvouwig "verdubbelt ; nademaal de beleed.gdu perföon het tïendubbeld zoekt te vergelden . de eerfte beleediger zich daar over wederom wreekt,, en er op deeze wvze eene reeks, van beleedigmgep en tecenbeleedigingen volgt , dewelke veele Jaaren lang kan duuren. Indien een Wetgeever dit verhoeden wil , behoort hv te bedenken , dat hy niet aan geduldige Schaapen ,*of wurmen die om te lyden gelchaa* pen zyn , maar aan menfchen Wetten vodrfchrytij. Wy worden by alle beleedigingen dezelfde wraakzucht niet gewaar. Wanneer ons het een of andei ontftolen wordt, befpeuren wy byna in het geheel geene begeerte om "er wraak over te neemen , wy oeieeren alleen vergoeding , en voor het toekomende veiligheid; uitgezondert alleen in het geval .wanneer hec geen ons ontftolen is voor ons noodzaalcyk was, of wanneer wy daar aan eene byzondere waardye uit hoofde van den geever (pretium affethon.!) gebeent hadden , of wanneer de dief ons goed vjttpuwen misbruikt had, wantin die Omftandigheden woidcn wy 'er toorniger om. In gevallen, waarin onze wraakzucht doorgaans niet zeer fterk is , behoeft een Wcseever zich daar niet naar te richten , want hy is getn algemeene dienaar, in alles ter uitvoer te brengen,, het geen fomtyds deeze of geene, die beleedigt was zoude kunnen begeeren ; en iemand , dewelke zoo ongemeen wraakzuchtig is , dat hy zyne eige w aakneeming, die hem in den ftaat der natuure geoorlooft is, niet aan de groote voordeele der befcherminge en veiligheid, die hy in de burgerlyke Maatfchappye geniet, wil opofferen , mag 'er uitgaan , zy zal mets aan hem verliezen. Maar zoo ras de aanprjkkelmgen ****** 4 van  tx'xxvin V O O R R E D E. van wraakzucht, niet flechrs by deezen en geenen in het byzonder, maar by het grootfte gedeeïfe van het menichdom zoo fterk zyn , dat zelfswraake een algemeen kwnad zoude worden, by aldien de Wetten het daar met ook op toeleidden , om der wraakzucht van hen , die beleedigt zyn , genoegen re geeven ; zoo ras de zaak dus geftelt is , zeg ik , behoort een Wetgeever dit ook in het oog te houden. Wanneer iemand onzer naastbeftaanden , dien wy lief hadden , vermoord wordt, ontwaakt onze ganfene wraakzucht; (en dit is waarlyk eene zeer wyze fchikking van den Schepper der naruure , om het leeven der'menfchen beter te beveiligen : > daar van daan de bloedwraak , mitsgaders de denkbeelden van Ëer en Schande , die daarmede al zeer vroeg verbonden waren , onder zoo veele verfchillende luchrftreeken , en by zoo veele Volken , die eikanderen in her geheel niet beftaan, en hunne gewoontens dus met van eikanderen kunnen ontleent hebben ; want de Caraïben , de J\oord-Americaanen hebben dezelve zoo wel als de Hebreeuwen en Arabieren. Ja onder befchaafde Volken, dewelke van de zelfswraak reeds lange afftand gedaan hebben en die het zelfs voor iets' fchandelyk* houden , eenen kwaaddoener van het leeven ter dood te brengen , gevoelt een broeder , Vader, of Zoon eenes vermoordden , in de eerfte opwelling zyner drifren , eene begeerte , om met eige hand wraak te neemen , en deeze hand is er in dat geval een zeer bekwaam werktuig toe. Ik heb éénmaal m myn leeven gelegenheid gehad , om deeze opwelling met aandacht te befchouwen ■ een Burger uit deeze Stad was door eenen aartsbooswicht, die reeds eenen germmen tydalseen Velddier bekend geweest w3s, overhoop gefchootcn : toen my dit geval ter Oore kwam , dreef de nieuwsgierigiieid my na het huis, daar deeze vermoordde Man lag ; ik vond daar zyn Broeder, een fterk en moedig roenlch ; deeze beklaagde zich maar, dat hy 'er niet by geweest. en dat de Moordenaar nu reeds in de gevangnisje was , betuigende met zeer veel nadruk,"dat dezelve met meer leeven zoude , zo hy hem gehad m> & aptwporde hen?, dat de Moordenaar niet waar-  VOORREDE. txxxii waardig was, om door zyne hand te derven , maar dat dezelve den dood van eene andere hand verdiende, pit begreep en voelde hy; maar ik zag ondertusfehen iets , waar van ik my te vooren fïechf.s eene fchetie in myne verbeelding had kunnen maaken , onze aandoeningen naamlyk by het bloed der Onzen ; aandoeningen , dewe;ke zekerlyk coch veel fterker en onweêiftaanbaarer zyn, indien de vermoordde perfoon onze Broeder , onze Vader of Zoon is. JSïi verbeelde men zich -een Volk uit vrye en braave lieden beftaande , welks Wet'en gpene zoodanige ftraffen op Moord geftelr hadden , dat dezelve aan belcedigde bloedverwanten konden genoegen geeven; een Volk, we!k< ftraffen in dit ftuk al te zacht waren , zoo als in folen , daar een edelman , die éénen zyner Onderdaanen vermoord heeft, met eene Celdboe"te, ik meen van ico Gulden, vry komt: wat zoude'er het gevolg van zyn ? Misfclren door den tyd eene volkome herftelimg der Oude bloedwraake met alle haare Rechten , d^ wy § 13 r. i 34. befchreeven hebben; of des noods eene verandering van deeze liloedwraake in tweegevechten, m welke één van beiden blyven moet, en d e geen einde namen, tot dat de Moordenaar door eemn n ibeftaanden van den vermoordden van kant gemankt was : maar vooreerst zoude het gevolg daar'van zyn. dat de beleedigde Vader, Zoon of broeder, dien de V\ ern n geene Voldoening gaven, den Moordenaar by de eerfte gelegenheid wederom ombracht, en dan met dezelfde zachte ftraffe vry raakre; want het zoude waarlyk zeer ongerymd zyn , iemand, die eene beleedigmg alleenlyk vervolgt en vergolden had, harder te ftraffen . dan den eerften aanvanger. Dan vooronderftelt, dat een onrechtvaardig Wetgeever zoo verre ging , en d^.n dood ftelde öp het ombrengen van eenen Moordenaar, en daarentegen eene enkele geldboete op eenen eerften moord , 'dan zoude iederéén , dewelke op die wyze beleedigt was, zo hy moed had, en niet te veele belangens had , die hem "aan zyn Vaderland en Staat verbonden , liever befluiten oin zich eerst met eigene handen en op eene nadruklyke wyze te wreeken , en dan uit een Land te vluchten, waar ****** 5 wn  xc VOORREDE, men in eenen eerften beleediger zulke groote Rechten gegeeven had. In Polen ziet" men 'er , wel is waar , deeze gevolgen niet van , maar de rede daar van is , om dat de Onderdaanen daar i-itaaven van den Adel zyn , en zich van jongs af gewennen moeten om te lyden en te verdraagen. Het fchynt derhalven, dat op moord over het a!ge« meen de dood behoort te liaan, niet om de Wet, die wy Gen. IX. vs. 6. vinden , want deeze raakc ons in het geheel niet , maar veroorlooft , cf liever beveelt aan de eerfte menfchen die noch in den ftaat der natuure en zonder Gen eenebest waren , tot beveiliging hunnes leevens, vooreerst de Bloedwraak : maar daar behoort eene doodftraffe op te ftaan , om giooter ongeluk, om de eigenhandige wraakneeming der bloedverwanten voortekomen , waar uit zeer nadeelige gevolgen kunnen voortvloeijen ( § 133. "). Ook fchynt bet zeer gevaarlyk, eenen eigenlyken Moordenaar genade te verleenen, en dit buiten ongemeen gewxhtige redenen r.iet te moeten gefch'edcn, Zekerlyk behoort in een Gemeenebest ergens het Recht te zyn , om genade te verleenen , en wel liever in handen van ééne enkele perloon, dan in die van bet Volk, (Zie §.2?'. in het Zesde Deel ) , maar een groot Heer , d'e zich ten opzichte van Moordenaaren , onvoorzichtiglyk , alleen uit goedertierenheid , of perfoleele genade van dit Recht bedient, handelt op eene harde wyze met de nabeftaanden van den vermoordden , dewelke volgens de Wetten wraak kunnen verwachten , en even daarom van hun natuurlyk Recht, om zelve wraak te neemen , afftand gedaan hebben Het maakt»,de vertooning van eene'flaaffche overheerfching , wanneer een Zoen eenes vermoordden , den Moordenaar zynes Vaders , om geene andere rede , dan om dat dezelve in gunst bv den Vorst ftaat , of van een hoogen Geboorte is, ftraffeloos, of niet naar behooren geftraft, voor zyne oogen zien moet, en hy moet zich zeiven daar by laag en omtrent als eenen Poolfchen Boer voorkomen En hoe, zo hy zich zeiven dan eene betere vokioenig bezorgde ? Zal de Vorst hem dan ook  VOORREDE. scr genade fchenken ? Zo neen , w aar zoude dan de gelykheid van Rechten bfyven , dewelke vrye lieden , zelfs van eenen laagen rang, tot den'Boer toe die zyn Vaderland helpt befchermen .. behooren te hebben ? By zekere gistingen de- Voik% zoude ééne eenige onbedachte genadebewyzing van eenen Moordenaar den Staat in gevaar kunnen ftellen , cn de leuze zyn toe groote beroertens. Dat dit alles niet ziet op het geval , wanneer door eenen moord niemand beleedigt is , of de naagelaatene bloedvrienden zehe voor den daader bidden', fpreekr van zeif, in zulkcn gevalle is bet oogmerk der itraffe geenszins wraak te neemen , maar a'lleenlyk andere af efchrikken. Dit is ook hec geval, wanneer iemand fneuvelc in een tweegevecht, zélfs in zulk een tweegevecht , waar m men te vooren heeft afgefp' oken, dat één van beiden op de plaatze zal bjyvei,i, want dewyl hy, dien dit ongeluk treft, tot dergêivk een Gevecht tóegeftemdt heeft , wordt hy 'er niet door verongely';t, cn de Vrienden , dewelke hy nalaat, zullen op* geene wraak bedachr zyn, Groote 'Heeren , dewelke van hec Recht om genade te verleenen met wysheid gebruik maaken , zullen dit Onderfcheid werklyk in he't oog houden. George de TwEt.de, in w.ens gefehicdenisfe hec zulk eenefchoone vertoon ng maakt , dat Lord Ferrers geene genade verkrygen konde, heeft anderen, die in een cwee, gevechc eenen moord gr-daan hadden , de ftraffe kwyt gefchoiden; en dit was te redelyker, dewyl het, wegens de zwakheid der Wetten , voor lieden van zekeTen rang byna niet moog'yk is, zich van hec aangaan van een tweegevecht te onthouden, en men in hetzelve de wonden . die men iemand wil toebrengen, niet volKomen in zyne macht heeft. Fenen Edelman, die iemand in een tweegevecht ombrengt , mag vryelyk genade beweezen worden, zoo lang wy geene krachtigere Wetten tegen het houden van tweegevechten hebben ; maar geenszins eenen Edelman , die eenen iSoer vermoord heeft. öit dit Oogmerk der ftraffen vloeit de ftelling voort, waarvan ik § 260. (bl. 151. van het Vyfde Deel) ge*  XCII VOORREDE. gefproken heb : naamlyk , de Wetten behooren z'ch beleedigingen , dewelke iemand fterk tot wraake prikkelen, inzonderheid eenen aangednanen hoon, op dezelfde wyze voorteftellen , a's dezelve aan het volk voorkomen. Indien een W etgeever niet op dien voet te werke gaat , maar onder ons by voorbeeld , eenen flag aan de Ooren, of met eene zweep alleenlyk waardeerde volgens hecpbyjïcaal kwaad, het geen men 'er door veroorzaakt, on evenredig met dir kwaad, daar eene ftraffe opftelde (dewelke by menig ander Volk genoegzaam zoude zyn ) waarmede geen het minfte denkbeeld van fchande verbonden was , dan zoude nauwlyks iemand wraak by den Rechter zoeken , maar iederéén byna dezelve zelf neemen. De meesten myner Leezeren zullen zekerlyk wel op eene Hooge Seiioole geweest zyn , en du* de manier van denken aldaar kennen : laaten zy dien tyd flechts voor hunnen geest terug roepen, en overwecgen , wat het gevolg zoude zyn, indien op het geevtn van Oorwgen niet dan eene geringe geldftrarTe flond , of wat 'er doorgaans uit voortv loe je , wanneer de PrjvtEtir de fcherpe flrsffe niet laat \olvoeren, die daar opgeftelt js , ontelbaare tweegevechten naamlvk , waar van de Wetten of de Rechters de fchuld hebben. Om deeze voortekomen , kan het, u t hoofde van ons Kecht van tweegeveehcen , noch wel noodzaaklyk worden , den beleediger van de Hooge Schoole te doen verbuizen ; daarentegen daar men het point ffoonneur der tweegevechten niet zoo ridderlyk onderhoudt , zyn fcherpe ftraffen voldoende , om de gevolgen van een oorvyge te verhoeden. By ons , en in Engeland ftaat op de misdaad van Verkrachting de dood, en volgens het oude Duitfche Recht was dezelve zoo groot , dat men her voor den Koning overliet, daar kennis van te neemen : natuur» lyker wyze gefproken, was verkrachting in die tyden, uit dewelke dit Recht af komflig is , zoo grooc eene bcleedigmg noch niet, als nu , want toen konde men aan de perfoon , die men fchond, de ziekte noch niet geeven, die naderhand eerst uit America gekomen is, maar  VOORREDE, xciii maar op zyn hoogst een Kind. Dan een Volk, by hec welke de Deugd eenigszins geacht is , en het Vrouwlyk gedacht , by het welk het geheele geluk en de rusc "van hec leeven op de Onbevlektheid der Eere aankomc, dewyl niemand ligtlyk lusc heeft, orn hec overblyffel van eenen anderen te neemen , moec men deeze' beleediging als ongemeen groot, en byna groorer dan Moord zei ven aanzien , dewyl 'er fchande uic voorcvloeic : of op dezelfde wyze moest een Wetgeever denken, en hy behoorde het noch te doen, tot dat het andere gèffrichc deszelfs denkbeelden van Eere zal verandert hebben, en de Manspcrfoonen coeeeevender geworden zyn ; eenen cyd , dien ik myn Vaderland niec gaarne zoude willen coewenfchen, Dan uic de Aardrykskun.de kennen wy ook Volken , van geheel andere Zeden , en onder anderen fommige in het binnenfte gedeelte van Allen , dewelke zoo beleeft zyn , van hunne Dochteren des nachts aan de Reizigers aan te b:eden , en dit als een ftuk van een goed onthaal aanzien : iets dergelyks heeft ook in NoordAmerica plaatze, endevroome William Pf.nm kreeg op dien tyd , toen hy met de Wilden over P^nfylvanien in onderhandeling was, zulk een vriendlyk nachtgezelfchap aan de Dochter van het Opperhoofd der Amencaanen, die men evenwel zegt , dat hy onaangeraakt wederom van zich heeft laaten gaan. Iemand , die aan dergelyk een Volk Wetten moesc voofebryven , zoude op de misdaad van verkrachting eene veel zachtere ftraffe kunnen , of liever moeten ftellen. 'Er zoude geene zwaare ftraffe , eervoldoening der wraake van de beleedigde perfpon , noodig zyn ; en dit niec alleen , maar dezelve zoude ook niet voldoen aan het hoofdoogmerk der ftraffen , en anderen van dezelfde misdaad niec affchnkJsen ; want onder zulk een Volk zoude geen Meisje willen klaagen , wanneer eene zoo geringe zaak , voor haar , den fchuldigen het leeven kostte". Dit brengt my wederom op de ftelling, die ik §.. 260, by gelegenheid, dat ik van de ftraffen op Over fpel fprak , hebbygebracht. Indien men, zelfs ma;;r al«  XCIV VOORREDE. alleen met Oogmerk óm van de misdaad aftefchrikken * daar eene ftraffe opftelt, die alle gewoone wraakzucht der beleeuigde party te zeer te ho> en gaat , is het fomtyds byna even zoo veel , als of men die misdaad ongeilraft "wilde toelaaten , om t.at dan niemand wil klaagen. hen duidelyk voorbeeld daarvan ziet men aan 'de doodftraffi, die in veele Landen op diefilal van huisgenooten geilek is , en géftrënglyk voltrokken wordt. Het js waar , ik weet niet welke andere ftraffen men daar voor in de plaatze zoude ftellen , daar. het Tuchthuis te kostbaar , cn het uitbannen gëmeenlyk mets anders dan een middel is , om het zedelyk beftaan van eenen misdaadiger erger te maaken ; maar dit is ondertusfehen zeker , dat deeze ftraffe aan dergeiyke dieven eene foort van ftraffe* loosheid geeft,' en dus eene zeer verkeerde uitwerking heeft , dewyl wy by dietftal , dien wy beleeéen hebben , Juist niét wraakzuchtig zyn , en wy met iemand , dien wy zoo wel kennen , als onze huirgenooten , medelyden hebben: Ik weet daar een geval van , het welk te Ceil'e 'gefchied is , daar een Knecht zynen Heere eene meer dan gemeene Somme ontftal, welker verlies den Eigenaar min of meer krenkte. Hy werdt binnen's huis overtuigt , en bekende. Zyn Heer , die hem liet gaan , eifchtte niers anders van hem , dan een Handïchrift , waarby hy beleed hem zoo veel fcbuldig te zyn , om naderhand eens wederom tot zyn Geld te kunnen komen ; en hy beloofde hem , dat hy f'em dan nier zoude verkfaagen. De Dief, d'e Geld te wachten had , wél* «erdè dergelyk eene Handfchrifc te geeven , dewyl hv meende verzekert te zyn , dat zyn Heer hem evenwel niet zoude verklaagen , om dat hy hem , zoo ras dit eens gefchied was, ma neene mooglykheid wederom uit de banden van het gerecht , en van de galge , zoude hebben kunnen verlo-ffen ; en dus verkreeg die goede Heer geene betaaling , ja niet eens mondelinge belofte daarvan : ondertusfehen dit kwaadé gevolg , dat eene al te zwa&re ftraffe eene aanmoed-ging rut demisdaad wordt, heeft alleen bv zulke misdaaden plaatze, daar iemand te voo-  VOORREDE. xcv vooren over moet klaagen , niet by zoodanige , na dewelke het gericht , ook buiten voorafgaande befchuidiging , amptshalven onderzoek doet. Wanneer ik zegge , dat een Wetgeever beleedigingen , die iemand "tot wraak aanzetten , van dien zelfden kant befchouwen moet , van welken hec Volk z'ch dezelve gewoon is voortefrellen , oordeel ik het van zelf te fpreeken , dat mvn Oogmerk niet zyn kan te begceren, dat de Wetten zich naar de wraakzucht van deezen of geenen in het bvzonder, die daar in wel veel ce verre gaan kan , zai fcfnkken. De Wecten moeten den algemeenen fmaak des Volks vOigen , ten mmften zoo lange zy denzelven niec kunnen veranderen ; en wanneer dan de één of ander wraakzuchtiger is . dan de overigen , behoort hy te weeren , dat de Wetten algemeen zyn , en dac de ftrafien niet volgens de grilligheid van ieder eenen kunnen *eranderc worden" Hy geniec de befcherming van het algemeen ; om dit groote voordeel moet hy ook iets verloochenen , en zich getroosten , om met d e voldoening te vreden te zyn , dewelke volgens he' oordeel van het grootfte gedeelte des Volks genoegzaam is Zyn naam kan immers niet wel in het Wetboek ftaan '■■ al we Cajus beleedigt zal dus , maar die Titius verongelukt , zal zwaarer geftraft worden. * * * Zedelyke Verpetf.ring van eenen miskaadigen is het edelfte , weldaauiefte , en teffens ftaatkundig befchouwt het allerwenfchlykfte By-oogmerk der ftraffen ,- maar evenwel niet meer dan een By-oogmerk Het laatfte is het eigenlyk, waar van ik hier dachc te fpreeken , want het overige van dit geliefkoosde Onderwerp der laatfte tien Jaaren , is reeds door zoo veele, ten deele uitmuntende Schryvers behandelt , dat zy voor my niets overgeiaacen hebben. Dan her geen doorgaans het lot van zulke ftelhngen is, die eenen tyd lang gelief koost worden , heeft ook by deeze plaatze gevonden, dat is, men is 'er te ver-  Jtcvi VOORREDE. re in gegaan. Gewenfcht , ten hoosden gewenfcht » en in eenen 'eigenlyken z n recht Vaderlyk is het , wanneer eene ftraffe teffens het Zedelyk Charadter van eenen misdaadiger verbetert; maar in plaatze van zich dus uittedrukken , hebben fommigen deeze Verbetering toe het weezenlyk Oogmerk van alle ftraffen gemaakt. Deeze ftelling, dewelke tegen alle menlchlyke Rechten , die tot dus verre plaats gevonden hebben , aanloopt . heeft in Duitfchland niet zoo zeer onder de Rechtsgeleerden, ( want deeze zagen te veele andere ftraffen voor hunne oogen, dewelke dit Oogmerk niet hebben, en evenwel noodzaaklyk zyn) alswel onder de Godtgeleerden van een nieuwe manier van denken voorftanders gevonden , dewyl zy daar gebruik van kunnen maaken , om de Eeuwigheid der iielfche Straffen te beftryden. Mer deeze lieden heb ik hier niets te doen , zy zyn buitendien wat ligt geraakt en vervolg ziek , ( ten minften meer geneigt 'tot vervolging , dan de ftrengfte Rechtzinnigen van den voorigen tyd , over welker Geest van vervolging zy klaagen ; gelyk die dikke Man in Engeland , die by zeker gedrang in een klem Vertrek vier maaien meer ruunte befloeg , dan andere , en 'er geweldig over raasde , dat het Volk zich met wat in eikanderen drong , en iedereen zoo breed ftond ) , met hun is het derhalven niet goed re doen te hebben ; en over het algemeen raakt my de F.euwigheid der toekomftige ftraffen h er in het geheel niet. Dan ten opzichte der ftellinge dat het Oogmerk van elke ftraffe verbeter.ng zy , heb ik iets aantemerken. Ik achc deeze ftelling valfch te zyn. Indien men tusfehen tuchtiging en ftraffen een onderfcheid wil maaken , beftaat naar myn oordeel , en volgens het gewoone gebruik der fpraake dit onderfcheid daar in , dat by tuchtigingen het weezenlyk oogmerk is. hem , die dezelve ondergaat , te verbeteren : by ftraffen daarentegen , anderen een Voorbeeld re ftellen , en ter affchrikkinge te dienen , om welke rede deeze kunnen geoefent worden , al is het ook dat hy, die geftraft wordt, daar door in het geheel niet verbetert worde. Im-  VOORREDE. xcvit Immers ziet men duidelyk, dat doodftraffen geen middel kunnen zyn, om eenen misdaadigen te verbeteren, (of men moest dit willen verdaan van zyne voorafgaande bekeering en verbetering in de toekomftige waereld ! maar hoe, indien hy zich niet wilde bekeeren ? ) en nochtans kennen wy geen Volk , het welk geene doodftraffen oefent. Het geheele Menfchlyke Gedacht verftaat bygevolg onder ftraffen iets , het geen eigenlyk niet de Verbetering van den fchuldigen, maar de affchrikking van anderen ten Oogmerke heeft. Het is waar, fommigen maaken juist daar uit eene tegenwerping tegen alle doodftraffen : maar ik zoude wel eens willen zien , wat een Gezelfchap van zulke goedertierene menfehenvrienden doen zoude, indien zy wel voorzien van gelaadene Pistoolen door een bofch. reeden, en een troep Struikrooveren hen ontmoette ? of zy dezelven niet zouden toeroepen : Houd, want wy zullen den eerften, die ons te na komt, overhoop febiecen ? en zo 'cr evenwel een der Rooveren moeds genoeg had , om hunne paarden by den teugel te vatten , of zy op denzelven niet, uit een beginzel van eigen beho'udnisfe, en tot fchrik der overigen (en dit is juisc anderen ten voorbedde , of ter affchrikkinge ) zouden losrukken ? Zedelyk wordt zulk een Roover daar niet door verbetert ! Waarom binden zy hem toch niet achter zich od een paard ? waarom brengen zy hem niet na hunne woonplaatze ? waarom geeven zy hem daar geenen Leeraar in den G°dtsdien>.c, of. Catechifeermeester ? waarom verbeteren zy hem niet? zy zullen, denk ik, de rede daar van zelve wel weeten. Het geen voor hem welgedaan is, kan voor de menfchlyke Maatfchappye niet kwaalyk gedaan zyn , en het voegt deeze dus ook zeer wel 'ftraffe, ftrafre in eenen eigenlyken zin , te oefenen , zonder Oogmerk , om daar door den misdaadigen zeiven te verbeteren. Men verplaatze zich in-zyne gedachten noch beter in den daac der natuure : men verbeelde zich eens een Robinfon Crufoe te zyn op een onbewoond Uiland , alleenlyk met dat onderfcheid, dat men Vrouw en Kinderen, daar onder een paar volwasfeneZoOnen bv zich , en eenig Vee van het verongelukte Schip ' ******* ge-  xcvni VOORREDE. gered hadt, Vooronderftelt nu , dat naa verloop van eenige Jaaren, wanneer 'er reeds eenig Land bebouwd was , ons fomtyds Menfchen - ecters bezochtten, het rype koorn in brand (taken, een gedeelte van ons Vee wegnamen, zelfs eens één van onze Kinderen verrastten, en aan *t vuur braadden,- en vooronderftelt daar by , dat men , door het gebruik van fchietgeweer de (terkfte was; zoude het dan kwaalyk gedaan zyn wanneer men naa eene voorafgaande waarfchuwing door tekenen , den eerften den besten , die het koorn wederom in brand (tak , de overigen ten voorbedde , dood fchoot, en hen beduidde, dat men dus met ieder eenen, die dit zelfde wederom zoude willen waagen, handelen zoude,- of zo dit niet baatte, aan deeze Wilden , zoo ras zy aan land kwamen , eenen kogel gaf, en by aldien dit ook noch niet genoeg was , om zich zelve te beveiligen , en men by geluk een (tuk Kanon geborgen had , het Vaartuig der"Wilden, met alle die daar op waren , in den grond boordde ? Een Kobbinlbn Crufoe wil veilig zyn , en hy heeft 'er recht toe ; hy kan alle deeze middelen tot affchrikking en uitroeijing gebruiken , alhoewel zulke Menfchen -eeters daar niet door gebeten worden : en waar door , bid ik u , hebben millioenen van menfchen , die in eene burgerlyke Maatfchappye leeven , dit recht verlooren , dat een Robbinfon "Crufoe en zyn klein gezelfchap hebben zoude ? Een Staat oeffent hetzelve immers ook in den Oorlog , en moet het oeffenen , indien hy geen prooi van den eerften , die maar komt , zal zyn. Men zendt eenen onrechtvaardigen Veroveraar , of zelfs eenen Attila , geene Veldpredikers te gemoete , om zyn zedelyk beftaan te verbeteren , maar bedient zich van wapenen , bezaait het (lagveld met veele duizenden van lyken , ' en fchrikt daar door de overigen af, dat is te zeggen, deeze verliezen den moed en neemen de vlucht. Een Staat, dat is , die groote Maatfcbappy , waarin wy ons , veüigbeidsbalven , begeeven , heeft dit zelfde Recht ook tegen enkele perfoonen, die de algemeene veiligheid verftooren , en , indien men alleen op het Hoofdoogmerk ziet, waar cce deeze verbintnis gemaakt  VOORREDE. x.cix maakt worde, zoude een Staat, by deszëlfs ftraffen op de'zedelyke verbetering van hem, die dezelve ondergaat, niet behoeven te denken. Dan dezelve oeffent dit Recht met eene groote en vaderlyke zachtmoedigheid, en tracht, daar het mooglyk is, te verbeteren : ten minften dit gefchiedt in eenen Staat, die op eene goedertierene en verftandige wyze gevormt is. De redenen van deeze zachtheid zyn: j.) Een Staat beeft meer machts, en kan zich daar door tegen deezen of geenen , dien hy zoekt te verbeteren, genoeg beveiligen ; deeze macht hebben wy zekerlyk in den ftaat der natuure niec. 2. ) Hy 'ziet zvne Burgeren , zoo als wy het noe. men , als Kinderen van het Land aan , en gedraagt zich dus , zoo lang als het moog.yt: is , vaderlyk jegens dezelve 3. 1 Een overtreeder der Wetten kan , wanneer hy verbetert wordt , voor denzelven een nuttig Burger worden , en elk goed lüurger is eenen Staat veel waardig. Men ziet gemaklyk dat de twee laatfte redenen alleenlyk by eenen Burger gelden , en niet by een vreemden Roover of Landlooper , die iets misdreeven heeft. Wanneer hy dan zoo handelt, zoude men volgens de ftrengfte be"cekenis der woorden kunnen zéggen , hy ftraft eigenivk niet, maar tuchtigt, en doet. het geen een Vader doet in het ftuk der opvoedinge. Gelukkig is een Staat, en pryswaardig de goedertierene wyze Wetgeever die dit" dikwils doet; maar daarom kan men van eenen Sraat niet eifchen , dat dezelve altoos alleenlyk zal tuchtigen , en nimmer eigeulyke ïtraife oeffenên. By hoe veelen is de verbetering niet mooglyk, ten minften weeten wy 'er de middelen nier toe ; eene verharde menigte Struikrooveren , die terrens brandftichters waren , te willen verbeteren , zoude zekerlyk eene vruehtlooze onderneeming zyn ; op dezelfde wyze is het geftelc, met iemand , die van zyne Jeugd af, gewoon was , anderen tot onnatuurlyke zonden te verleiden, en reeds alle neigingen voor het andere genacht verlooren had : het is waar 4 een a ******* 2, laatst-  q voorrede. laatstgemelden zoude men, van anderen afgezonden, in eene akelige gevangnis kunnen opfluiten , en hem daar door buiten ftaat ftellen , om zyne misdaad verder te bedryven : maar eigenlyk is dit dan ook noch geene verbetering door zyne ftrafte veroorzaakc. Hierby komt veeltyds noch het gevaar , waar mede men eene menigte van booswichten , die men zoude willen verbeteren , moet bewaaren ; en de ouaangenaame omftandigheid , dat dikwils verbeterende tuchtigingen zeer groote kosten vereifchen. Een Staat heeft buitendien reeds zeer veel uit te geeven , dezelve moet Rechters bezoldigen , Vestingen en Legers onderhouden, en wat van dien aart meer is : hy heeft geenen penning geld , dan het geen byzondere Burgers hem geeven, en deeze zyn dikwils buitendien genoeg belast. Is hy dan wel verplicht , om deeze met nieuwe belastingen te bezwaaren , op dat booswichten zedelyk kunnen verbetert, Moordenaaren , Straatfchenders eh Brandftichters niet opgehangen , maar ... kunnen worden (lk laat hier eene opening, die een ieder met zyn eigen middel van verbeteringe kan vullen , dewyl ik waarlyk niet weet, wat men zoude moeten doen, om by "de overgegeevenfte booswichten onder hen werklvke beterfchapte bewerken). Over het algemeen is het niet wel te begrypen , dat ik , om dat een ander my beleedigt , my by voorbeeld op den gemeenen weg aantast, of myn huis in den brand fteekt, daar door verplicht worde, om hem zedelyk te verbeteren, inzonderheid wanneer daar groote kosten toe vereifcht worden. Liet geen wy, boven en behalven de gewoone belastingen van den Staat noch kunnen opbrengen , om daar weldaaden van te bewyzen , zoude ook met recht eerst ten dienüe der hulplooze armen moeten hefteed worden, en het overfchot, het geen deeze niet meer noodig hebben , konde men aan Struikrooveren te koste leggen . die men wilde trachten te verbeteren. Dan ik heb noch niet van het gewichtigftegefproken, waar door het verbeterend oogmerk der Straften zeer bepaald wordt. Verfcheidene verbeterende ftraffen , en zelfs wel fommigen van de geenen , die daar toe het allermeest kunnen dienen, zyn van dien aart, dat al-  VOORREDE. ci alleen een Vader zich van dezelve in het klein, maar geenszins een Vorst, in het groot met nut bedienen kan. Een Vader lTeekt by voorbeeld zynen Zoon , dewelke niet deugen wil , onder de Soldaaten , daar een fcherp Officier het opzicht over hem heeft ; of noch beter , hy laat zynen Zoon , die om hem te trotfeeren , zich had laaten aanneemen , Soldaat blyven tot zyne ftraffe, en zonder verdere onderfteuning van zyne foldye leeven ; maakende alleenlyk met deezen of geenen Officier eene affpraak , die voor eene erkentenis het oog over hem houden zal. De nauwkeurige orde en geftrenge gehoorzaamheid in het Mi' litairc , de eere, de bezigheden, die men aan de Soldaaten geeft , al zouden dezelve ook fomtyds alleen beftaan in het doen van wachten , in het fchoonmaaken van hun geweer , in het zuiver houden van hunne kleeding ; en eindelyk die omftandigheid, dat hier de gevoelige ftraffe van flagen , zonder eenig nadeel der Eere, iets daar men in de burgerlvke Rechten byna geen denkbeeld van heeft , overgebleeven is ; dit alles , zeg ik , maakt, dat dikwils iemand als Soldaat kan verbetert worden, by wien alle hoop anders reeds verdweenen was. Dan indien een Vorst of Wet¬ geever zich van dit zelfde middel van verbetering ter ftraffe wilde bedienen, zoude hy even daar door aan deu foldaatenftand de Eer ontneemen, waar door dezelve zulk een krachtig middel van verbetering worden O) Wanneer, in eenen ongelukkigen Oorlog , Misdaadigers , die gevonnist waren om gevangen te zitten , losgelaaten worden op voorwaarde , dat zy dienst zullen neemen , gefchiedt dit niet tot ftraffe , maar als eene genade , en om van hen ontflaagen te worden. Iets derge. lyks gefchiedde in verfcheidene gedeeltens van Duitfchland , in den Oorlog tegen de Turken van het Jaar 1739, toen men voor de Keizerlyke Wervers de beleefdheid had , ■van hun eenige gevangenen, van welker onderhoud men buitendien gaarne wilde ontflaagen zyn , over te laaten. Met zulke Recruten kan men ondertusfchen ook niet veel beginnen , en zy kunnen, als 'er veele van by eikanderen zyn , dikwils nadeelig worden. De Keizer heefc 'er ook niet veel voordeels van gehad. s****** 3  cn VOORREDE. den kan : hy zoude zynen onderdaanen den Krygsdienst daar door tegenmaaken en dien in verachting brengen , en inderdaad den zeifden rnisüag begaan , waar aan die Ouderen of Schoolmeesteren fcbuldig zyn , dewelke het leeren tot eene ftrafte maaken ; in piaatze dat niet te moogen leeren , of met te moogen na de fchoole gaan, eene ftraffe zyn moest, indien de één of ander Vorst eens begon te begrypen, Dieven en Roovers deeze verbeterende ftraffe aan te.doen t hoe zoude het metrzyne onderdaanen gaan , dewelke zulke Soldaaten in hun kwartier moesten hebben ? En zo het getal der dus geftraften groot ware , wat zoude 'er van de openbaare veiligheid , wat van de Krygstucht worden ? De Rooversbenden beftaan juist voor een aanzienlyk gedeelte uit afgedankte ligte troupen , die men , naa het einde van den Oorlog niet in dienst heeft willen behouden , en ook niet onder de andere Regimenten fteeken , om dat men met hun charadrer niet wel te vreden was. Een kenner van den krygsftand zoekt zich , zoo ras dc Oorlog geëmdigt as , van zulke lieden te ontflaan , en laat hen gaarne in andere Landen ldopen. Men zoude juist het tegendeel doen , indien men die zelfde heden, naa dat zy onder bet gezelfchap van Struikrooveren geweest zyn , en daar meer geleert hebben , in menigte in dienst nam. In plaatze van hen te verbeteren , zoude men daar door bet Charaóter van geheele Regimenten kunnen bederven. — Tot dus verre , denk ik , zullen het alle myne Leezeren wel met my ééns zyn. Ondertusfchen ik heb hun noch maar het minst gezegt. Zouden wy wel wenfchen , dat een Vorst zich gewende , om van dit verbeterende middel gebruik te maaken ? Veelen onzer hebben geenen lust om dienst te neemen , en men bedryft toch wel eens hec één of ander , het welk ftraffe verdient. Zal nu een Souverain , (dan deeze kan zich met enkele leden niec bemoeijen ) zal een Rechter , die misfchien den Werfofficier gaarne eecen dienst zoude willen doen , het Recht hebben , om onze ftraffen . in zulke middelen ter verbeteringe , in Krygsdienften te veranderen ? Indien een Vader dat doet, heeft niemand daar iets tegen : maar een Rechter ? een Vorst ? JBy vreet "' ' * vf * ' "" :. '' 'nitjij  VOORREDE. ent niet ééns, in welken ftaat de gezondheid van die geenen zy, die hy op deeze wyze zoude willen verbeteren , en of hy de ongemakken van den eerften marfch wel eens kunne uitftaan. Van dien zelfden aart zyn verfcheidene andere verbeterende ftraffen, en wel die daar toe het best gefchikt zyn, het allergevaarlykst. Zy vereifchen een onbepaald gezag, het geen een Vader over zyne Kinderen heeft, en het welk hy niet ligt misbruikt , maar het geen niemand aan eenen Vorst, noch minder aan Rechteren , of eenen Raad van Edelen , maar noch het allerminst in eene Volks regeermg aan het Volk , het welk , zonder inzicht door zyne driften geregeert wordt, zal willen geeven. Zy kunnen in algemeene Wetten niet wel bepaald worden , want het geen al of niet tot verbetering zal kunnen dienen , hangt van verfcheidene perfoneele omftandigheden af: zelfs zoude menig eene verbeterende ftraffe ophouden dus te zyn , wanneer zy in de Wetten bepaald , en haar oogmerk bekend was. Iemand, die ter verbeteiinge wil ftraffen, moet dikwils verrasfen , en hy , die geftraft wordt, moet in het geheel niet kunnen merken, wat hy voor hebbe; eveneens , als by de opvoeding van Kinderen. — Om 'er dan recht over te oordeelen , moet men zeggen , dat die buitenfpoorige voorftanders der ftraffen tot verbetering , voorftanders van een onbepaald oppergezag ( despotismus) zyn , zonder het welk hunne voorftag niet mooglyk is, Zy zyn het, dit wil ik wel gelooven , zonder dat zy het weeten ; maar men kan hier evenwel het zonderling verfchynfel door uttleggen , dat de yverigfte Voorftanders van die verbeterende ftraffen uit Landen af komftig zyn , welker inrichting eenigszins naar eene onbepaalde heerfchappy zweemt, en dat men 'er in Engeland zoo veel niet van hoort. Het fchynt dat zy iets van die grondbeginfelen van Oppermacht , waar aan zy van jongs af gewoon waren , ten gronde leggen , en den Vorst min of meer het Recht" toefchryven , om naar zyn goedvinden de ftraffen zoo te veranderen , dat zy tot dat gewenfcht einde dienen moogen : een Recht , het welk iemand , die aan geen vrymachtig Oppergezag gewoon, is , in het geheel niet in handen van eenen B ******* /f vorst  cfrv VOORREDE. Vorst , en noch minder in d.e van laagere Rechters zal wenfchen. Zoo veele zwaarigheden doen zich hier op , dewelke te wege brengen , dat maar bet min fte gedeelte der ftraffen tot verbetering kan dienen : men behoort dan te vreden te zyn , wanneer zv haar hoofdoogmerk , de affchrikking van anderenbereiken. . * * * By de toepasfing van het geen wy tot dus verre over de oogmerken der ftraffen , en derzelver natuur en maate , voor zoo verre die daar uit kan afgeleid worden , gezegt hebben , heeft men meer aan één onderfcheid tusfehen Onderdaanen en Vreemdlingen te maaken. Ik verfta hier onder / 'reemdlinnen, geene buitenlanders, die onder ons woonen, en zich onder onze befcherming begeeven hebben , geene zoodanige, die in het Mofaifch Recht vreemdlingen genaamt worden ; maar ik verfta 'er volftrekt vreemde lieden door , by voorbeeld vreemde landloopers , bnitenlannfche dieven , brandftichters die uit vreemde handen tot ons overkomen , zeerovers , d'e by ons komen landen , misdaadigers , die van elders u tgebannen , ons komen bezoeken Ik moer hier noch , ter naderen bepaalinge byvoegen , dat men in Duitfchland iemand niet wel als zulk een Vreemdling in eenen eigenlyken zin kan aanmerken , die wel\jit het Land -van eenen anderen Vorst, maar evenwel een Duitfcher is , want geheel Duitfchland is ais een groote Staat van één en het zelfde Volk, waarin verfcheidene kleine Staaten gevonden worden, verbonden. Van het geen hier volgen zal, kan 'er wel iets op eenen zoodanigen worden toegepast, maar geenszins alles. In de eerfte plaatze ftrekt zich het oogmerk der zedelyke verbeteringe by ftraffen , wanneer hetzelve onkosten vereifcht, of met gevaar vergezelt gaat , niet tot vreemdlingen uit, ten minften niet meer", dan in zoo verre wy het welzyn van ieder menfeh , zelfs die ons verder niets aaDgaac, zouden wenfchen. Het geen  VOORREDE. cv geen wy voor eenen onderdaan doen , dewelke tot dus verre tot de inkomften van den Staat het zyne heeft toegebracht, zyn wy aan anderen niet fchuldig. Vooronderftelt ééns, dat wy aan een Land grensden, in het welk diefftal en roovery in zwangegingen, (in dit geval geldt dit ook van een ander grondgebied in Duitfchland , daar men zich , door eene kwaade opvoeding , van jongs af gewent had te fteelen ) dan zyn wy zekerlyk niet verplicht, om op onze eigene kosten ter verbeteringe der ftecht opgevoedde onderdaanen eenes Lands, het welk in onze lasten niets helpt draagen , Tuchthuizen aan te leggen : maar het zal ons vryftaan , ons tegen hen van eene andere foort van ftraffe te bedienen. En dit noch meer, wanneer onze kusten van vreemde Zee-fchuimers bezocht worden. Wy kunnen toch de verbetering van het geheele menfehlyke geflacht niet op ons neemen ; wy hebben vooreerst mer onze eigene Onderdaanen , die voor verbeterende ftraffen vatbaar zyn , genoeg te doen. Daarentegen by Vreemdlingen vindt meermaalen het oogmerk der uitroeij'nge, om het Land van een groot ongeval te veriosfen, plaatze Hoe veel men ook anders tegen het uitbannen kunne aanmerken, zoude niemand het ons evenwel kwaalyk kunnen neemen , dat wy Veeemdlingen , dewelke eene misdaad , die den dood niet verdient , by ons bedreeven hebben , uit het Land jaagen , wanneer wy ze onzen onfchuldigen nabuuren . dewelke met ons in vriendfehap ftaan , en even weinig verplicht zyn , om dezelve aan te neemen , maar niet toezenden. Best zoude bet zyn, indien wy hen aan hun eigen Vaderland konden wedergeeven ; en al ware het ook , dat wy hen by geheele ïcheepslaadingen aan den eenen of anderen vyandlyken v/al zetten , zoude dit noch niet zyn , het geen Richard de Eerste deed ; want de dieven, dewelke hy aan Land liet zetren, waren zyne onderdaanen, ën hy liet hen niet flechts op een vyandlyk Land , maar aan den eerften wal den besten, uitzetten. Dit gaat zoo verre, dat wy alle zulke Vreemdlingen , onder welke veele verdachte lieden en kwaaddoeners zy n , by voorbeeld , de zoogenaamde Heidenen , on******* 5 fchui-  CVT VOORREDE. fchuldigerj zoo wel als fehuldigen, op zwaare ftrafFea ons Land verbieden ; want zy hebben geen Recht om daar in te komen , en wy hebben het Recht, om ons tegen hen te beveiligen. Het geen ik hier fchryve , is niets anders, dan het Recht, het rtelk werklyk in gebruike is. Dan wv kunnen noch veel verdergaan, en ons \an eene fcherpe manier van uitroeijinge, van de ftraffe des doods , bedienen, hoewel wy hun geenen opzetlyk fmartlyken of fchandelyken dood moogen aandoen , indien hunne misdaad zelve ons daar toe geen byzonder Recht geeft. -— Men kan zich bier van best een begrip maaken , wanneer men zich een Schip verbeeldt , het welk op Zee omfwerft, en waarop de Pest is. Keert hetzelve na het Vaderland terug , dan zoude het zeer hard zyn , hetzelve volftrekt met toetelaaten aan den Wal te komen, en het Volk, het welk daar op is, aan deszelfs vertwyfeling, waarin het alles zal waagen, over te geeven : alleenlyk de vollbekte onmooglykheid , om dezelve onder dak te brengen , zonder gevaar om de befmetting in het Land te verfpreiden , zoude zulk eene wreedheid kunnen verontfchuldigen ; dan van rechtswege behoorde elke Zee-handeldryvende Staat, hier of daar op het ftrand eenige fchikkingen gemaakt te hebben, waarin men lieden , die of zelve befmet waren, of van befmette plaatzen kwamen , konde laaten quarantaine houden (a). Maar vooronderftelt, dat dergelyk een aan- (a) Het is zeertebeklaagen, dat men dergelyke fchikkingen op de Hollandfche (banden niet heeft, daar dezelve niet Hechts konden dienen , voor het geval door den Heere MicHAëus voorgeftelt , maar voornaamlyk van nut zyn , om by het (banden van Scheepen menfchen en goederen te bergen. Daar nu deeze ongelukkiger) , naa nauwlyks het geweld der Golven ontworlïelt te zyn , fomtyds door koude en ongemak , dewyl zich niemand hunner aanneemt, omkomen ; en de goederen, die men anders noch had kunnen bergen , ondanks alle voorzorge van den Souverain , voor de roofzieke handen van fommigen , die dezelve voor goede buit aanzien , niet kunnen beveiligt worden. Myn braave en fchrandere Vriend , de Heer Agge Roskam Koor. , heeft, onder andere heilzaams  VOORREDE. cvil aangeftoken Schip in zyn eigen Vaderland was afgeweezen , en nu aan onze kust wilde (handen , wie zoude denken, dat wy verplicht waren , om het te veroorlooven ? Indien 'er ondanks alle waarfchuwingen eenigen van aan den Wal kwamen , zouden wy hen , voigens het Recht van Zelfsverdeedigmg , voorhet hoofd, en het Schip zelf, zo het niet wilde wenden, en wy eene battery'hadden , inden grond fchieten. Hier is ondertusfchen by de lieden op hec Schip geene de minde misdaad , zy zyn alleenlyk ongelukkig , en grootlyks te beklaagen ; maar om vreemdeD te°geneezen , zyn wy niet verplicht , ons zelve in gevaar te ftellen van mee de Pesc befmet ce worden. Hec onderfcheid het welk hier , ten opzichte van de lichaamlyke Geneezirg tusfehen eigene burgeren en vreemdlingen plaats heeft, gelde ook een aanziene der zedelyke verbetering: ten minden, ik zoude wel eens willen wcetcn , waarom , en volgens welk Recht van het geestlyk Priesterdom , in dit geval eene verplichting'zoude zyn, hec geen het in andere gevallen niet is. Mu noch een ander onderfcheid , het welk in de befpiegelinge plaats heeft, hoewel het thans , by onze meer befchaafde zeden, niet dikwils eenen werklyken invloed nebbe in het draden van byzondere perfoonen; nochtans men moec hetzelve kennen, zo men over de ftraffen op eenen wysgeêrigen trant denken wil. Doorgaans heeft men eene leevendigere begeerte om zich te wreeken, ten opzichte van vreemdlingen, als ten aanziene van burgers en onderdaanen. Hadden de Portugeezen, Spanjaards of Franfchen dat gedaan, hetgeen in deeze dagen in de Americaanfche Volkplantingen gefchied is, dat is, hadden zyde.F.ngelfcheScheepen beklommen , de Goederen in Zee geworpen, de eigenaars gedwongen , om hunne eigene Scheepen in brand te ftee« zaame zaaken tot welzyn der zeevaarende lieden , reeds voor eenigé Jaaren de moodykheid en noodzaaklykheid van dergeïyke huizen of fchuuren ter beveilidnge- van Menfchen en Goederen , dewelke aan onze kusten (handen , aangetoont ; wenfchelyk waare het dat zulk een Men lchlievsnd ontwerp van gelukkig gevolg worde. Vert,  cvin VOORREDE. fteeken , indien zy den dood ontgaan wilden ; geboorene Engelfchen moedwilliglyk in Teer geftoken, dan m \ ederen orogerolt , zoo na Engeland te rugge gezonden , en gedreigt , dit noch dikwils te zullen hervatten; geheel Engeland zoude van wraakzucht buiten zich zelf zyn , en met zulk een geweld om oorlog , om zich daar over te kunnen wreeken , fchreeuwen , dat de Koning , al was hy 'er zelf niet voor, zich naar de begeerte des Volks zoude moeren fchikken , om binnenlandfche beroertens voorrekómen ; en dienStaatsdienaar zoude ik wel eens willen zien, die in dat geval moeds genoeg had , om zich tegen den Oorlog te verklaaren ! Of door zulk eenen Oorlog de onichuldigen ook met de fchuldigen zouden geftraft worden , of de Engelfchen zelve misfchien ook eenige fchuld hadden, en zich ten minften twyfelachtige Rechten aangemaatigt hadden, zoude in het geheel de vraagc niet zyn : George de Tweede had zelf by de vermaarde Ooren van Jf.ivkin allerleie twyfelingen , en vreesde , dat de zaak der Engelfchen tegen de Spanjaarden juist niet zeer zuiver was; maar hy werdt tegen wil en dank tot den Oorlog met Spanje, gelyk in het Jaar 17^-6. t'ot dien met Frankryk, genoodzaakt. En nu , nu de Onderdaanen dit doen , ( want men moet hen buiten twyfel Onderdaanen noemen, die van Engeland befcherming , als iets , waarop zy een Recht hebben , eifchen , en om welker wille Engeland den geheelen voorgaanden Oorlog heeft moeten voeren , on zich met eene Schuld van 70 Millioenen ponden Sterlings bèzwaaren, } nu , zeg ik , denken de Engelfchen anders. Het grootfte gedeelte van Londen, en de tegenkanting is ten voordeeleder Americaanen , hier van wil ik niet eens fpreeken, want dit heeft zyne redenen , die genoeg bekend zyn : maar het grootfte gedeelte van het Volk, het welk tegen hen is, en wil dat de Rechten van Grootbrittanjen zullen gehandhaaft worden , en eenige voldoening eifcht ; is nochtans zeer gemaatigd en koe!; waarom toch, bid ik u ? Om dat het Onderdaanen gedaan hebben ! Ook tot offchrikkinge worden in den ftaat der .Natuure veel grootere ftraffen gekoozen, dan die gemeenlyk zyn , dewelke onze Wetten hebben vastgeftelt. By eenen Bur-  VOORREDE. cis "Borger heeft men geen Recht, om verder te gaan , dan'in de Wetten bepaalt is ; de Wet is hier eene vrywillige overeenkomst tusfchen hem, en het overige der maatfchappye , waarin gezegt wordt , hoedanig eene ftraffe men hem zal moogen aandoen, en hoe veel hy verplicht zal zyn om te iyden. Maar iemand, die ons geheel vreemd is , en niet onder onze Wetten ftaat , zoude men als een vyand kunnen behandelen , en wy ons in dit geval, tot affchnkking van anderen, van alle die ftraffen, die het ftrenge Recht der natuure veroorlooft , moogen bedienen. Dan van deeze ui- terfte ftrengheid maaken wy thans tegen Vreemdlingen geen gebruik ; wy zien hen inderdaad aan, als lieden, die onder onze Wetten ftaan, en die men niet zwaarer, dan deeze bepaalt hebben , behoort te ftraffen , wanneer zy zich in ons Land aan eenig wanbedryf fchuldig maaken. Dit is eene goedertierene en voortreflyke gewoonte ; en wy zouden het ook niet gaarne zien, dat andere Volken met ons of onze landslieden op zulk eene fcherpe wyze handelden, als het Recht der Natuure hun wel zoude veroorlooven ündertusfcben alle oude Volken hebben op deeze wyze niet gedacht ; een uitgebreide koophandel, beneffens veelvuldige reizen, en eene minder hevige liefde voor het Vaderland, hebben onze Zeden in dat opzicht verzacht, en het geheele Menfchlyke Genacht meer tot één Volk gemaakt. * * * Daar doet zich noch eene zonderlinge ftrydigheid op tusfchen wysheid en goedertierenheid aan den éénen , en voorzichtigheid, om geenen onfchuldigen te ftraffen, aan den anderen kant: naamlykfchielykeftraffen doen de meeste uitwerking , zoo wel om anderen van foortgelyke wanbedry ven aftefchrikken, als ook om het Zedelyk beftaan van eenen misdaadigen te verbeceren ; zy zyn daarenboven een minder kwaad want iemand, die zyne ftraffe lange te vooren te gemoec ziet gevoelt dezelve in zyne verbeelding reeds honderdmaalen te vooren; en beftaat dezelve in hchaamlyke fmarte, dan is op dien tyd , wanneer men dezelve daadlyk onder* gaat, om zoo te fpreeken alles uitgezet, om' de fnmr- ten  fes VOORREDE. ten in eene volle rraate te gevoelen, ( Vyfde Deel , b\ 66. 7t- 74 ). Welaan . zal men zeggen , de verdiende ftraffe behoorde dan zoo ras mooglyk op de misdaad te volgen ! Uit is zeer goed , maar hoe ligc kan dan een Onfchuldige lyden , wanneer 'er eenige fcbyn van fchuld is ; op die wyze zoude men iemand onthoofden kunnen , en, zo men naderhand ontdekte, dat hyonfchuidig geweest was , hem het hoofd ineffigis ( in zyn afbeeldfel) wederom opzetten ; inzonderheid zoude dit kunnen gebeuren, daar het den Rechter aan genoegfaame klaarheid ontbrak, of daar hy volgens zyne driften oordeelde Door een langfaame Rechtspleeging , en zich met het uitvoeren der ftraffen niet te verhaasten , wordt daar grootlyks in voorzien ; de allerkwaadaartigfte Rechter kan by onze manier van Rechtzaaken te behandelenniec ligc, een minften niec buiten hec grooefte gevaar voor zich zeiven , eenen onfchuldigen veroordeelen ; en dat iemand onfchuldig met den dood zoude geftraft worden , is in Duitfchland byna niet mooglyk. Men vindt ten deezen opzichte tusfchen de oude en nieuwe Waereld, den ouden en nieuwen tyd het volgend onderfcheid : Jn het Oosten heeft men , noch heden ten dage , fchielyke ftraffen , in Europa langfaame ; de eerfte kindsheid der Volken is meer voor de fchielyke, een laater tyd, om zoo te fpreeken de volwasfe Ouderdom der Vólken , voor de langfaame. Zoo veel zoude men 'er in het algemeen van kunnen zeggen : naar maate een Staat, gelyk men het noemt, meer patriarchaal is, en meer zweemt naar eene groote familie , dewelke één eenig eerlyk Man overzien kan, (indien men zulk eenen eèrlyken Man, zulk eenen Vader heeft, dewelke zekerlyk niemand ónrechc zal willen doenj naar even die maace kunnen fpoedige ftraffen gevoeglyker plaacs hebben ; daarentegen 'naar maate dezelve meer tot eene grootte , die niet meer zoo gemaklyk kan overzien worden , aanwast , naar even die maate worden zy voor de onfchuld gevaarlyker. Ook moet men hier onderfcheid manken tusfchen doodftraffen en andere : by de laatfte kan men , zo iemands onfchuld naderhand mocht biyken , bem noch eenige voldoening geeven, en fomtyds wel geheel en al fchadeloos ftellen; het welk bv dood- ' ftraf-  VOORREDE. cxe ftraffen niet mooglyk is. Een Cal as blyft dood; zyne familie alleen heeft eenige voldoening bekomen. * * * Tegen de Leevensftraffen in het algemeen heeft men in de laatfte Jaaren veele tegenwerpingen gemaakt, en 'er zyn Vorften geweest, die zwaarigheid maakten, om doodvonnisfen te ondertekenen 'Er is veel goeds in deeze bedenkingen : men moet van deeze foort van ftraffen geen rmmfchoots gebruik maaken , maar zich van dezelve , gelyk in de geneeskunde van een fterk vergift, met de grootfte voorzichtigheid en fpaarzaamheid bedienen. Ik zal dit hier niet herhaalen , en het is vóór my door anderen genoeg gezegt. Dan geheel en al kunnen deeze ftraffen niet verbannen worden. Pogatschew moest , zo Rusland in het vervolg veilig zoude zyn, niet in het leeven bly ven. — Ik heb reeds verfcheidene zaaken , die hier toe behooren , bygebracht ; het volgende is 'er noch voor my over om aantemerken. Men fpreekt zoo veel van goedertierenheid, wanneer men d& doodftraffen affchaffen , en in derzelver plaatze andere ftellen wil; men ftek eenen Vorst, die deezen ftap zoude willen doen , als eenen goedertierenen Vader voor , en daar door zoude een Souverain , die eene volkome onbepaalde macht had , ligtlyk kunnen bewoogen worden , om in geene doodvonnisfen te ftemmen. Maar is het wel altoos waare Goedertierenheid ? Zoude deeze verandering van doodftraffen in andere niet fomtyds eene hardigheid , eene zeer groote hardigheid kunnen zyn ? Is de dood, dien wy alle éénmaal verwachten moeren . die in zoo veele krankheden, en voor de Soldaaten in het Veld, zoo naby ons is, zulk eene ongemeen verfchriklyke zaak ? Eene eeuwige Gevangnis, dewelke doorgaans op eene ongezonde plaats is , en daarom eene foort van Pynbank uitmaakt, of eene veroordeeling tot zeer zwaaren ongezonden arbeid, dewelke daarenboven met verachting vergezelt gaat; is dat niet flimmcr dan de dood ? Zal iemand, die maar ^enigszins van fatfoenlyke afkomst is, en maar eenige Eer heeft, niet liever eenmaal den kop willen verliezen, dan daaglyks voor de  exn VOORREDE. de Oogen van eene Stad , in dewelke hy bekend is , in de karre loopen ? En hoe veele ongezonde werken heeft men niet , dewelke langduurende martelende Ziekcens veroorzaaken ? Jk fpreek niet alleen van de ongezonde Bergwerken , maar ook , voor lieden die anders opgevoed , en niet fterk van geitel zyn , van zulken arbeid , die in eene vochtige plaatze moet gedaan worden, daar men meestal natte en koude voeten by hebben mocc, en van dewelke eene ganfchiyke verwoesting der Gezondheid, de Jicht, en andere fmartlyke kwaaien het gevolg zyn. Zoude de veroordeeling tot de Galeien niet erger dan de dood zyn ? Of men verbeelde zich den dood aan den éénen 'kant, aan den anderen de Rusfifche knoet , als mede het uitfnyden van de Tonge, of het opfplyten van den Neus, waar door men voor zvn geheele leeven, affchuwlyk, ongelukkig, en teffens op eene onteerende wyze getekenc wordt; en men doe tusfchen deeze twee'kwaaden eene keuze : wat zoude men het liefst willen hebben ? De gewaarwordingen en beoordeelingen van eenig kwaad moogen verfchillende zyn, gelyk zekerlyk een lafhartige (laaf daar anders over denkt dan eén vry Man, die den dood onder de oogen durfc zien , en niec gaarne zonder Eere zoude willen leeven. Maar dit is evenwel onbetwistbaar, dat fommigen de dood als een minder kwaad zal toefchynen. Rn ik heb tot dus verre van geene andere ftraffen , dan die zeer gemeen zyn, cefproken , dan 'er zyn noch andere konflige ftraffen, dewelke dikwils, zon'ler eenige lichaamiyke fmarten te veroorzaaken, veel zwaarer, dan de dood, zyn zullen: een onbepaa'd Opperheer, dewelke eens op eene zeer gevoelige wyze wraak wilde neemen, en het menfehlyke hart, alle deszelfs gewaarwordingen, en, mag ik zóo fpreeken , alle de Zenuwen der menfehlyke Ziele recht kende, zoude niet met den dood ftraffen, maar het gevoel der fmarten uitrekken, en dezelvejuist van dien kant beginnen, daar de lyder hec meest gevoelig was. Hierom mag ik het niec gaarne Goedercierenheid genaamr hebben , dewyl ik noch groorlyks twyffele , óf hec wel Goedercierenheid is , wanneer ligte doodftraffen , in andere zeer harde en langduurende, die hec lichaam en de eere treffen, verandert worden. Daar-  VOOR REDE cxiif Daarenboven zoude het mv zeer vreemd voorkomen, dat een Vorst uit Goedertierenheid geene doodftraffen zoude willen oefenen , dewelke ondertusfchen van tyd tot tyd Oorlogen voert , en wel alleen Oorlogen om zich te wreeken , waarin de menfchen by honderd duizenden omkomen. En nochtans hy moet Oorlog durven voeren , zo wy veiligheid zullen hebben. Eene zonderlinge (Irydigheid yoorzeker , wanneer een Souverairi , die met het leeven van duizenden zyner beste Onderdaanen zoo mild is, met het bloed van eenen booswicht , die de rust van den Staat verftoort, en voor denzelven niet, dan als een Voorbeeld van ftraffe , van nuc zyn kan , zoo zuinig als met eene heilige zaak , wilde omgaan. Zoude dit de Goedertierene Vorst zyn , zoo als men denzelven , door tóedoen der Wysbegeerte , zoude willen vormen ? Maar zyn doodftraffen volgens het Recht der Natuure wel veroorlooft ? Waarlyk ik weet niet, waarom zy het niet zouden zyn: wie zoude 'er in den ftaat der Natuure de mmfte zwaarigheid kunnen vinden, om iemand , die hem aantastte , het leeven te beneemen „ om zyn eigen leeven te beveiligen ? Dit zoude immers letterlyk, volgens de oude bepaaling (definitie) HET RECHT~zyn, HET WFtK de NaTÜUR ALLK UI EREN gïleekt heeft; want welk gewapend Dier is'er, het welk geene natuurlvke neiging heeft, om een ander , waar door het beleedigt wordt, te doodeh, zo hetan» ders niet veilig kan zyn ? Wy oefenen immers dit zelfde Recht ook in den Oorlog , en wy zouden niet veilig kunnen zyn , indien wy het daar niet wilden oefenen : en waarom , bid ik u , zoude het ongeoorloóft zyn, ten opzichte van enkele perfoonen te doen, het geen , wanneer het aan duizenden teffens gefchiedt, geacht wordt wettig te zyn ? Waarlyk men zoude de vraage , is het geöorlooft eenen Misdaadiger te dooden , niet uit den mond van eenen Wysgeer yan Europa, maar des noods van eenen Talapoin inSiam verwachten , onder dewelke men eeö onbepaald gebod heeft, gy zult niet dooien (a); het welk tot leevens- ftraf* C«) Algem. Gefcbiedn. D* X#1V , §. 41. (vólgens de Hoogd. Vertaaling) zy moogen geen ongedierte, geene Zaad-korens, waaraari zy leeven toefchryven , doodefn ********  exiv VOORREDE. ftrafFen van eene meer dan gemeene wreedheid , die alleenlyk het voordeel hebben van geen bloed te vergieten , aanleiding geeftv — L5y het geen ik van het Recht der Natuure gezegt hebbe, kan men, ten aanziene der burgerlyke famenleevinge noch voegen , dat ieder lid daarvan haar een Recht over zyn leeven gegeeven heeft , waar van het gebruik door de Wetten bepaald is. Maar, zeggen zy hier, die tegen de doodftrafFen zyn : kan men aan iemand anders een Recht over zyn ieeven geeven? Men heeft zich zeiven zyn leeven niet gefchonken , men kan het zich zeiven dus ook niet wederom ontneemen , of met zyne toeftemminge laaten ontneemen ; men is'er geen meester over! —'— Men is evenwel, denk ik, in zoo verre meester over zyn eigen leeven , dat men het aan een minder . gevaar kan blootftellen, om zich voor een grooter te beveiligen : wy moeten dit doen, zoo dikwils wy ons tegen onze Vyanden verweeren ; en zo wy dit niet wilden doen , maar de vlucht namen ; ja zo wy maar voor eenen grooten hond gingen loopen, die ons aanviel, dan eerst zouden wy ons leeven verwaarloozen , en uit lafhartigheid Zelfsmoordenaaren wordtn Dit is hier het geval: om onder de befcherming der burgerlyke Maatfchappy veiligheid voor ons leeven te hebben , het welk iri den ftaat der Natuure in geduurig gevaar was , en geenen anderen befchermer had dan onze eige hand, begeeven wy onsin dezelve, en geeven haar daar het Recht voor , om ons het leeven te beneemen , zoo ras wy eene misdaad begaan , die in de Wetten halsftraffelyk verklaart is, en die wv hadden kunnen nalaaten. Het komt my voor dat dit eene zeer voordeelige ruiling is : wy begeeven ons maar in één gevaar, van ons leeven te verliezen, het geen wy, zo wy maar willen, gemaklyk ontkomen kunnen, en ontgaan daar door een ander, dat zelfs daaglyks, ja alle uuren , kan wederkeeren. Daarenboven wy geeven der Maatfchappy een Recht, het welk zy te voo- j ren reeds had, want indien wy haare veiligheid geftoort hadden , zoude zy ons, zelfs zonder onze tóeftemming, als Vyanden, op dewelke zy geenede minfte betrekking had, hebben kunnen döoden. Indien tvy in het geheel geen Recht over ons leeven hadden, ea  VOORREDE, cxy en hetzelve aan niemand mochten geeven , dan zouden wy ook, noch den Staat, noch ons zelve, in den Oorlog moogen verdeedigen. Over het algemeen, al wie zich in de burgerlyke fameüleevinge begeeft, geeft verfcheidene natuurlyke Rechten , die hy te vooren had, op , om daar iets van meergewichts door te winnen,- zoo als by voorbeeld, de Vryheid en Onaf hanglykheid in dewelke hy gebooren is. Op dezelfde wyze geeft hy haar ook, by wyze van verdrag, een Recht over zyn leeven, indien hetzelve of tot befcherming van den Staat moet gewaagt worden , of door eenige misdaad verbeurt is. Tusfchen het Recht, om iemand voor altoos optefluiten , hem te flaan , een lid van zyn lichaam aftefnyden, ën dat, om hem zyn leeven te beneemen , is ook verder geen Onderfcheid , dan tusfchen het mindere en het meerdere: indien een Staat het Recht niet heeft, om iemand te dooden , dan kan ik ook niet zien, waar van daan hy die andere Rechten zoude hebben; en op deeze wyze "zouden 'er in het geheel geene ftraffen, dat is , 'cr zoude nergens eenige "de minfte veiligheid moeten zyn., Straffen tegen iemands Eere kunnen met doodftraffen verbonden zyn; dat is re zeggen men kan zulk een doodftraffe kiezen , als teffens fchandelyk geoordeeld wordt. 'Er moet met de doodftraffen altoos eene zekere'febande verknocht worden , indien zy indruk zullen maaken. Dat men 'er geene genoegfaame fchande aan hecht, of zelfs wel zich daar by, ik weet niet welke, Eere verbeeldt, is in Engeland de rede, dat de Galg , waar van nergens zoo veel gebruik gemaakt wordt, als iri dat Land, onder den last der Struikrooveren ( Higbwaymen ) bezwykt. Dezelve doet daar waarlyk alles. het geen goed fteevig hout doen kan, ën draagt zoo veelen , die gehangen worden, dat rlle Onze Hoogduitfche Galgen 'er maar luijaards tegen zyn; maar ondertusfehen zy doet weinig nut, om dat zy daar zoo fchandelyk niet geoordeelt wordt, als by ons. Hy, die aan de Galgefterft, is, in de gedachten des Volks , volkomen eerlyk ; men loopt uit , om te zien , of hy moedig zal fterven; en indien hy dit doet, fterft hy , met meer opmerking dan menig een held , ******** a , reet  cxvi VOORREDE. met roem. Somtyds doet hy wel eene Redenvoering; en deeze behaagt der menigte, zelfs zoo, dat dezelve weleer ( nu denk ik, dat dit veranderc is ) een zeer geliefkoosd onderwerp ( Thema) was voor Schooloefeningen. In de Nieuwspapieren wordt verhaald , op hoedanig eene wyze hy geftorven is , en dat is ten minften wel zoo veel Eere, als wanneer 'er in de Hoogduitfche Geleerde Berichten van eenen Candidaat gezegt word, dat hy op den zoo veelden van die maand zyn Dispuut, terbekominge van de Maaier-of Doftors waardigheid, met veel bekwaamheids, of met algemeene toejuiching verdeedigt heeft; want niemand, die op eene Hooge Schoole geweest is, gelooft in dit geval, het geen 'er van zyne bekwaamheid, of de algemeene toejuiching gezegt wordt; maar een Leezer van de Engelfche Nieuwspapieren gelooft dit bericht , om dat niemand hier, uit gunst voor den hooger bevorderden , of om meer andere te lokken, vleijende onwaarheden zal laaten drukken. Een merkwaardig voorbeeld, om te zien, hoe weinig fchandelyk de Galge daar zy, geeft ons Stirn, een Duitfcher, die in Engeland gevonnist was , om gehangen te worden. Hy was vanfatfoenlyke Ouderen gebooren, zynde zyn Vader een Metro* politaan , of, gelyk men by ons zegt, een Superintendent : alleen uit gevoeligheid voor zyne Eere had hy den moord begaan, om welken hy moest gehangen worden ; dan hy bracht zich zeiven met Vergfft om. In de Engelfche Nieuwspapieren verwonderde men zich ten uiterften over deezen Zelfsmoord, en men merkte aan , dat hy nu veel meer geleeden had , dan hy aan de Galge zelve zoude hebben kunnen verwachten. Een Zelfsmoord is anders in Engeland iets , daar men daaglyks van hoort, maar deeze veroorzaakte , dat men "zich over de dwaasheid , die men 'er in vondt , verwonderde. Men dacht 'er niet eens aan , dat eenen Duitfcher de Galge, die inzyu Vaderland zelden, en byna nooit anders dan voor Dieven gebruikt wordt, fchandelyker zoude kunnen voorkomen , dan eenen Engelfchen ; en dat een Duitfcher , die wel niet van eene hooge Geboorte , maar evenwel ook niet van de heffe des Volks is, zulk eene onteering van zyne familie voor een grooter kwaad moet houdeu, dan de groot-  VOORREDE. cxvir fte pynen, die hy zelf zoude moeten ondergaan. Hoe gemeen de Zelfsmoard ook in Engeland zy , konde men evenwel niec begryp^n , hoe Stirn zoo gek geweest was, om den Hangman van de moeite ceonclasten ; men maakte zelfs zedelyke aanmerkingen over de zwaare zonde , die hy daar mede bedreef, als of het niet eveneens ware, of iemand, die toch fterven moet, zich laat ophangen, dan of hy met Socrates den Vergift-beker" uitdVinkt (a): en Engeland zal evenwel nooit van de Higbwaymen gezuivert worden , voor dat de dwaasheid van Stirn ingeënt wordt , en men de Galge als iets zeer onteerends aanziet. Zoo nuttig de onreerende ftrafFen kunnen zyn, wanneer zy teffens doodftraffen influiten , zoo ongemeen veele zwaarigheid vindt ik in dezelve , wanneer hy , dien dezelve treffen , m het leeven blyft, en men behoorde zich daar van zekerlyk met noch veel grootere voorzichtigheid en noch veel fpaarzaamer te bedienen , dan van doodftraffen zelve. Zy zyn zeer hard, en waarlyk voor iemand, die zyne Eer" lief heeft , veel harder dan het verlies zynes leevens. Het is niet genoeg, te zeggen, dat zy maar een kwaad in fchyn uitmaaken , en niets meer zyn dan het gemis van een goed, dat in de verbeeldinge beftaat. Vooronderftelt, dat dit waar was, zoo kan een kwaad in fchyn eene veele hardere ftrafte zyn, dan iets weezenlyks : een glas water of wyn voor zyne oogen te moeten hebben, is geen kwaad, wanneer men het zich niet verbeeldt; maar aan iemand, die door eenen dollen hond (O Het behoort, dunkt my, by alle weldenkende menfchen, buiten gefchil te zyn, dat iemand zich bezondigt, die, fchoon ter dood veroordeelt, geweldige handen aan zich zeiven flaat, en daar door den Rechter te leur ftelt. Het oogmerk toch van eene doodftraffe is niet Hechts , dat de Misdaadiger fterve, maar dat hy anderen ten voorbeelde fterve , en hem de dood tot affchrikking van anderen aangedaan worde. Het geval van Socrates ftaat met dat van Stirn niet gelyk , want de eerfte was gevonnist om vergift te drinken , de tweede nam vergift, om de openbaars Straffe te ontkomen.- Vert. *• ü- # $ s> * *  ocviii VOORREDE. hond gebeeten is , één van beiden te vertoonen , is voor hem eene onverdraaglyke pyniging ; en zoo zoude men ook andere krankzinnigen door iets, het geen niets om hec lyf had, maar waar voor zy zeer bevreest wa? ren, derwyze kunnen kwellen, dat'de dood, in vergelykinge daar mede, eene weldaad voor hun zoude moeten genaamt worden. Op dezelfde wyze is het geftelt met menfchen, die, zonder krankzinnig te zyn, zich in eene fterke dooling of een geweldig vooroordeel bevinden, iemand , die bang is voor Spooken , in eene Gevangnis opcefluiten , al was dezelve noch zoo gemaklyk , ja al beftond dezelve in eene fraai behangen kamer , daar in men meende , dat Spooken waren , zoude fchnklyk wreed zyn, en konde hem de vallende ziekte of den vreeslykften dood veroorzaaken. —— j Jan zoo lange wy geene Goden , maar menfchen zyn, die van onze medemenfchen , en het goed gevoelen , het welk zy van ons hebben , zoo zeer afhangen , is de Eer geen fchyngoed , maar iets zoo weezenlyks, dat verlies van Eere in fommige gevallen, een grooter ongeluk is, dan zyn leeven zelf te moeten verliezen. Een zeer groot gedeelte der menfchen denkt 'er dus over : by iemand , die zich tot een tweegevecht begeeft , weegt , niet zyne ganfche lier, maar flechts een gedeelte van dezelve , dat hy in eenen zekeren kring van menfchen zoude kunnen verhezen , reeds meer dan hec leeven. Zo men derhalven van Goedertierenheid wil fpreeken , behoorde men zich meer regen de ftraffen van Eerloosheid , dan regen de doodftraffen ce verzetren. Zy komen buitendien daar in overeen, dat de Staat door dezelve eenen burger verliest ; want een burger die eerloos geworden is , is nutloos voor den Staat: dit onderfcheid heeft 'er alleenlyk tusfchen beiden plaatze , dat hy , dien men door leevensftraffen verlooren heeft, 'er ook niet meer is, en daarentegen dat hy , dien men door de ftraffe van eerloosheid verlooren heeft, onderhouden moet worden , of zelf zyn onderhoud neemc. Dan hierby komt noch eene zwaarigheid, dewelke uit de ftraffen tegen iemands Eere voortvloeijen Indien men 'er zich zeer dikwils van bedient, en zy niet  VOORREDE. cxix in eene volftrekte Eerloosheid , ook niet alleenlyk in het verlies van zekere voorrechten , of zekeren rang beftaan , maar een middenfoort tusfchen beiden , e eschimpingen, behelzen, maaken zy het Volk laaghartig , en doen hetzelve hunne Eer gering achten. Men heeft dit in dc Schooien gezien, waarin, ten tyde van onze Voorouderen , veele zulke befchimpende ftraffen plaatze vonden ; het geheele gedacht der Geleerden , of alle die het ongeluk hadden van in de Schooien opgevoed te' worden, verkreegen eenen kwaaden plooij; daarom heeft men foortgelyke ftraffen trachten te verbieden , en dezelve met groote moeite uit de Schooien gebannen ; tot dat iemand, die het menfchlyke hart niet kent dezelve misfchien eens wederom zal invoeren. Zich aan eenen openbaaren hoon geduldig te onderwerpen , en daarenboven te moeten dulden, dat men openlyk befpot wordt, zonder zich daartegen met hand of mond te moogen verzetten, is een zeer gepast middel, om iemand tot eene Hondsvot oi Booswicht te maaken. — Een ander uitwerklel van deeze ftraffen is, dat zy het Volk in zekeren opzichte te wys maaken, zoo dat hetzelve met den hoon , die geene volftrekte eerloosheid is, fpot, en zich zelf boven alle fchande ftelt , die uit deeze uitfpraas der Wetten zoude kunnen voortvloeijen. Eer en fchande hangen eigenlyk niet van de Wetten, maar van hec gevoelen der "Menfchen af: de Wetten kunnen , zo zy het fpaarzaam doen, den toon geeven, en zeggen, wat eene Eer, wat fchande zy; dan zy moeten voorzichtig zyn-. indien zy zich te dikwils tegen heerfchende denkbeelden aankanten , dan leert men de nietigheid van haare Eer en fchande kennen , en het geen zy voor fchandelyk w;llen gehouden hebben , wordt wel eens een Eerteken. Men verbiede het aangaan van tweegevechten eens , op ftraffe , dat iederéén , die het doet, tot zyne fchande , zyn geheele leeven lang een band om den hals zal moeten draagen ; dan zullen veelen een tweegevecht houden , alleenlyk om dien Ordensband te verkrygen i of indien elk ongehuwd Mansperfoon, die onkuifchheid bedreeven had, eenen ftrik , en hy , die eene jonge Dochter verleid had, twee zulke ftnkken aan den hoed moest draagen, * * * * * * * * 4, zou-  CX5£ VOORREDE. zoude 'er misfchien niemand zonder ftn'k willen gaan, en de-menigte daar van eene aanpryzing worden voor iemand , die gaarne trouwen wilde De Wetten moeten het vertrouwen der Burgeren op haare bepaalingen van Eere en Schande , niet op zulk eene gcvaarJyke proeve ftellen. Ik bezit eene fraaije uitgezochte Verzameling van Academifche Ban - vonmsfen , met dewelke ik my nu en dan eens vermaake ; onder deeze is 'er ééne , (ik zal de Hooge Schoole , daar dezelve gegeeven is, niet noemen , om dat ik denk, dac dit haar niet aangenaam zou zyn. Maar, in het voorbygaan , meestal zyn het Hooge Schooien , daar men de vreemdfte dingen , ten aanziene van het geeven of handhaaven der Wetten moet zoeken ,) in dewelke de Hoogleeraar in de Welfpreekenheid de misdaad op de volgende wyze voorftelt : cerevifia madidi per civitatis nojlrae plateas diftriSlis gladiis ob ambulant es, virum militarem eximice auSturitatis forte fortuna obvium , nul' la data occafione, nulla injuriaprcecedente, oppugnaftis, convicia ac conlumeliat eruStando , £? ad armorum cerlamen infano auju provoca?ido. Qui fi minore prudentia Juis/et inftrutlus , nee vefirum furorem Japienier declinas/et, fdcile profeSto potuisjet contingere , ut illud temporis momentum , quo maxime expefiis defipere, £? vobis funejium, ê? nojlro Lyceo evenisfet dephrandum. Et is ■vero ab ulciscenai Jiudio alienus laudabili ratione querimoniam sad nus detuht , ratus boe paSto Je fervaturum dignitatem , vosque Jubituros dedecus : en daarop volgt voor den éénen , die vertrokken was , deeze ftraffe : unanimi concilii noftri decreto ftatutum eft, ut, tanquam confesjus £? conviStus in perpetuum , infamice macula notalus , relegaretur. Iemand , die op deeze wyze gebannen was, zoude wel eens het beflmt hebben kunnen neemen, om dit ban - vonnis met verklaaringe van eerloosheid , in zyne kamer op te hangen , of als een getuigfehrift te vertoonen , inzonderheid als cerevifia m vino verandert was, op dat niemand denken mocht, dar hy misfchien van zoo laage afkomst was, dat een Officier fatfoenshalven niet mee hem zoude kunnen vechten. 'Er ontbreekc niets , dan de naam van den Officier ', wiens Wysheid door deezen Geleerden Rechtbank zoo hqcg gepreezerj wordt, dan was hy 'er  VOORREDE. cxxï 'er in andere plaatze erger aan geweest, dan de gebannen Student: of dit vonnis uit clasüfche geleerdheid , dan uit een geheime haat van den maaker tegen dien Officier , dus opgeftelt zy , kan ik niet zeggen ,- maar uit menfchlievenheid zoude ik byna denken , dat het laatfte waar is. Het allernadeeligfte gevolg van eene waare, volkome , en in het oog des Volks geldende , Eerloosheid is , dat zy natuurlyker wyze voiftrekte booswichten voortbrengt, en wel te meer, naar maate hy, die op deeze wyze eerloos verklaart wordt, te vooren edeler en eerhevender was; indien men hem niec teffens zyn leeven lang opfluit. Zyn brood kan hy op geene eerlyke wyze winnen , om dat niemand , die hem kent , (en dikwils kenc hem iederéén , aan een brandmerk) met hem te doen wil hebben : hy moet het dus op eenen oneerlyken weg zoeken. De groote band , waar door anders, zelfs de ondeugendfte menfchen , en die geenen Godtsdienst hebben , van het geheele menfchdom af hanglyk gemaakt worden , de Eer , is ééns by hem verbroken, hy heeft dezelve nu niet meer te verliezen ; hy bekommert zich over de gedachten der menfchen niet; hy is onaf hanglyk, en doet, wat hy wil , indien hy zyn lichaam maar bewaaren kan. Uit de algemeene verachting, die hy ondergaat, moet ras eene hartlyke weederkcerige Verachting van , en vyardfehap tegen het ganfche menfehlyke geflacht, uitgezonden alleen die' geenen , dewelke hem gelyk zyn , gebooren worden ; hy wordt genoodzaakt met deeze eene nauwe verbintenis aan te gaan , die dikwils niet alleen het zoeken van onderhoud ten doele heeft, maar waarmede men zich zelfs tot vyandlykheden, en het bedryven van allerleie wreedheid vèrëenigc. Hec allerminst behoorde men zich van zulke onteerende ftraffen re bedienen , in gevallen , in dewelke men voorzien kan, daczy een éénenmaale nutloos zyn, by voorbeeld, op zulke misdaaden, die iederéén reeds fchandelyk oordeelt : want heeft dit denkbeeld van de fchande , het welk in de gevoelens van het algemeen gegrond was, iemand van deeze misdaad niet kunnen  csxn VOORREDE. afhouden, dan zal ook die fchande, die de Wetten 'er byvoegen , vruchtloos zyn ; hy , die deeze misdaad pleegt, heeft het btfluit genomen , om , des noods, de fchande daar van te draagen. Om die reden is de openbaare boete-doening van eeneonteerde Dochter, of ook eenige andere hoon, haar aangedaan, zooftrydig met alle Wetgeevende Wysheid , en ook , van eenen anderen kant befchouwt, affchuwlyk. Vreeze voor de fchande , zet zulk eene ongelukkige perfoon buitendien ligt aan tot Kindermoord , of brengt haar , . voornaamlyk in groote Steden, zoo als Londen , in Hechte huizen , daar zy wel ras geheel en al eerloos , en een pest voor het menfchlyk gedacht wordt: zy verdient medelyden en vergiffenis van haare familie , en de Overheid behoort zich te ftellen , als of zy van haaren misflag onkundig was, uitgezondert alleen dat dezelve haar door eenen vertrouwden Predikant liet vermaanen. Tegen Diefftal zal , wel is waar , de ftraffe van Eerloosheid ook niet veel uitrichten , ééne -enkele foort van Diefftal uitgezondert , dewelke uit een valfch begrip van Eere , om fpeelfchulden te betaalen , bedreeven wordt; dan het is evenwel goed , dat zy op deeze misdaad geftelt blyve , ten einde men zich niet gewenne , om het fteelen voor minder fchandelyk te houden , dan men thans doet. Daarentegen fchynen nergens zulke ftraffen , die iemands Eere~betreffen , gepaster te zyn, dan daar een valfch denkbeeld van Eere de dryfveer der misdaad is; by voorbeeld, by die foorte van misdaad, dewelke ik zoo even genoemc hebbe, of by het aantasten van toevertrouwd geld , om eene zoogenaamde fchuld van Eere te betaalen , by Kindermoord enz. indien 'er eene ftraffe ware die tegen het houden van Tweegevechten iets baatte , het zoude Eerloosheid moeten zyn; maar dan zoude dezelve in het oog van lederéénen van kracht zyn moeten ; dan hoe dit zal kunnen gefchieden, zoo lang men het aangaan van Tweegevechten voor een punt van Eere, en het weigeren daarvan voor het verachtlykst bewys van eenen poltron houdt, is de groote konst - vraage der Wetgeevende Wysheid, die tot dus verre onbeantwoord gebleeveq is;. en zoo iah^  VOORREDE. CXXIII lange deeze vraage niet beantwoord is, zullen niet zoo zeer ftrafFen , als wel zekere konstgreep of krygslisc, van dewelke wy hier niet verder behoeven te fpreeken,' het beste middel tegen Tweegevechten uitmaaken. Het volgend Dilemma is buiten twyfel fterk tegen de ftrafFen van Eerloosheid: in gevallen, die door het gemeen voor eerloos worden gehouden , zyn zy niet rioodig ; want de Misdaadiger had het beiluit reeds genomen, om Eerloosheid te verdraagen: en daar het gemeen eene Misdaad voor eerlyk houdt, of zelfs denkt, dat men 'er Eere door verkrygen kan , baat de tegenfpraak der Wetten niet; en zy adelen mis» fchien iemand , tegen wien zy zeggen , dat hy oneer, lyk is. De Bedpynen in Arabien hebben nergens meer mede op , dan met hunnen baard, welken afceinyden zy voor eene fchande houden , die hun dikwils onverdraaglyker valt, dan eene doodftraffe : maar zy houden het rooven voor eene adelyke Eere. Indien een overwinnaar , die deeze vrye Stammen te ondergebracht had, het affnyden van den baard als eene ftraffe op het rooven ftelde, zoude dit misfchien in den beginne grootlyks afl'chrikken ; dan wanneer die ftraffe ftrengelyk geoefent werdt , cn 'er eerst een paar duizend Arabieren , die men voor dappere mannen hieidt , zonder baard gingen , zoude het eerst ophouden eene fchande te zyn , dan zelfs eene Eer worden , zonder baard te gaan ; en daarop zoude de tyd volgen , waarin het eene fchande was eenen baard te draagen. Dan 'er blyft tusfchen deeze twee ftellingen ( dit dilemma ) noch iets over , het welk eigenlyk in geene van beiden valt. Veel had ik noch te zeggen , aangaande de ftraffe van Gevangnisfe, dewelke vooral niet ongezond, ook buiten noodzaaklykheid niet lange van duur, maarliever zoo veel te ftrenger zyn moet, en alle noodlooze gezelfchappen afzonderen." Van zulk eene uitbanning waar door iemand noch zyne Eere noch zyne Brood' winning verliest, maar alleenlyk het Land van eenen gevaarlyken Burger verlost wordt, of iemand geftraft, door hem zyn geliefd Vaderland 9 of de plaatze des ' ver-  cxxiv VOORREDE. vermaaks (zoo als bet oude Romen) te verbieden ; ■ van Hagen, zonder nadeel voor de Eere, waar van cie ouden zich zoo vèel bedienden, maar die thans alleen onder het krygsvolk overgebleeven zyn ; van dit alles, zeg ik, had ik noch veel te zeggen , maar deeze Voor» rede is my reeds te lang geworden , en ik ben noch iets , over §. 2fi , fchuldig. Dat eene eeuwige Gevangnis, of Uitbanning , den Staat zoo wel van eenen Burger berooft , als leevensftraffen , ( evenwel onder eenige zeer zeldzaame uitzonderingen ,) ziet men , ook zonder myne herinnering. Is het onverftandig, barbaarfch, bygeloovig, dat op Godtslastering , of het geen van dien zelfden aart is, en onder den naame Blaspbemie begreepen wordt, eene ftraffe ftaat ? Meest alle Volken hebben dit zeer redeiyk geoordeelt, en zyn voor een gedeelte in de ftrengheid deezer ftraffe te verre gegaan. Heden ten dage maakt men 'er met openlyke toejuiching deeze tegenwerping tegen, dat dergelyk eene lasteringGodegeen nadeel toebrengt, als dewelke oneindig boven alle lastering verheeven is. Eene tegenwerping, die, zo het my voorkomt , zeer weinig krachts heeft; die dezelve maakte, moet zich verbeeld hebben, dat het Oogmerk van deeze ftraffen was, Gode zekerheid te bezorgen ; en dit zal evenwel het écnpaarig denkbeeld van zoo veele Volken, dewelke in Zeden, Luchtftreek en Godtsdienst verfchilden, niet geweest zyn. De meesten van hen zullen denklykook wel begreepen hebben, dat, by aldien Godt wraak begeerde , hy zelf wel in ftaat was , ou> zich die te bezorgen , en den byftand van onze Wetten tot dat einde niet noodig had. Om de wille van Godt zeiven zyn 'er zekerlyk geene ftraffen op Godtslastering noodig , maar wel om der overige Burgeren wille , dewelke daar door , voor zoo verre zy aan Godt gelooven , of eenen Godtsdienst , dezelve mooge waar of valfch zyn , voor waar houden, ten hooglten beleedigt worden : „ en dit geldt zelfs van Godtslastering tegen valfche Goden, gewaande heiligen en eenen verzierden Godtsdienst , wanneer die maar door dat Volk , waar onder  VOORREDE. cxxv der deeze misdaad voorvalt, voor Goden , Heiligen of den waaren Godtsdienst gehouden worden Om noch niet eens van Godtslastering te fpreeken, zoude iemand het recht wel hebben, om my, wegens myne gevoelens, het zy dezelve waar of valfch waren , by voorbeeld wegens de Wysgeerige begrippen , dewelke ik heb aangenomen, in myn aangezichteenen Dwaas , Zinloozcn of booswicht té noemen ? Het ftaat hem vry , van een ander gevoelen te zyn , ook de redenen voor zyne gedachten , indien ik dezelve wil aanhooren , met yver bloot te leggen ; en indien hem dan, in de hette van den twist, het één of ander harde woord ontviel , zoo als my misfchien ook gefchied was , moest ik het hem niet kwaalyk neemen : maar wanneer hy , zonder deeze verontfchuldiging , my in het gezicht zeide , de Wysgeerige begrippen , die gy aanneemt, zyn onzinnig, verfoeijenswaardig, bedneglyk ; die dezelve leert is een bedrieger en een booswicht ; zoude men het my niet kwaalyk kunnen neemen, zo ik hem op deeze lompheden met de hand antwoordde ; by aldien ik naamlyk wist , dat ik daar over by de Overheid geen Recht konde hekomen. h> dien hy my deeze onbeleeftheden aandeed in tegenwoordigheid van anderen , by voorbeeld , in die van myne Kinderen of Bedienden , by dewelke ik daar door myne achting konde verliezen , dan zoude deeze beleediging noch veel grooter zyn ,• ik zoude daar over kunnen klaagen , en zo ik dit niet deed , maar toefloeg , zoude ik de verontfchuldiging , gelyk men het noemt , Juftt doloris hebben. Kn dit alles , Cde beleediging, en het Recht, om my daar over te wreeken ) zoude noch meer toeneemen , indien hy my deeze onbeleeftheden op eene plaatze zeide, daar hy geen Recht heeft , om zonder myne toelaating te zyn , by voorbeeld , in myn eigen huis. Nu kan 'er zekerlyk voor iemand, die zynen Godtsdienst van harten gelooft, denzelven als den weg ter eeuwige gelukzaligheid , en den troost in leeven en fterven aanziet, en die daarom de zynen daarin wenfcht op te voeden , niets, het geen hem meer beleedigt , bedacht worden , dan wanneer men tegen deezen Godtsdienst, geene gegronde redenen ( hoewel men ook  fexsrvr VOORRÉDE, ook daar van zoude kunnen begeeren verfchoont té blyven, dewyl iederéén het Recht heeft, om tedwaaien , zonder dat ik my met geweld kan opwerpen , om hem van zyne dwaaling te"geneczen ) maar lompheden en fcheldwoorden voortbrengt; en zynen Godt, zyne Propheeten, Heiligen, of heilige dingen lastert. Al gefchiedde dit ook maar tegen eenen Godtsdienst, dewelke flechts in eenen Staatgeduldt wordt, behoorde dezelve echter iederéénen, dewelken deezen Godtsdienst toegedaan is , voor zulke beleedigingen te beveiligen , of het hem niet kwaalyk te neemen , zo hy het ongémeene geduld niet heeft, om dit alles te verdraagen. Daarentegen by aidien de Godtsdienst, dewelke dus gelastert wordt, deheerfchende, de Godtsdienst van het Volk is , en de lasteraar eigenlyk maar in den Burgerftaat geduldt wordt, en deszelfs befcherming geniet, wanneer hy dus gelyk een vreemde in Ons huis is , dan is dergelyk eene beleediging ongemeen groot <, eri zo men zich dan fiiet een ongemeen zachtmoedig Volk , het welk genéegen is , om allerleie verongelykingen te verdraagen , ( een Volk , het welk eene zeer verachtlyke rolle in deeze waereld zoude fpeëlen ,) wil voordellen , moet ééh van beiden gekoozen worden , of de Staat moet den Godtslasteraar ftrafFen , of dezelve aan de wraake des Volks overgeeven. Het eerfte is het zachtfte , en daarom te verkiezen, dewvl het Volk zonder genoegfaam onderzoek wraak oefent, en deszelfs misnoegen dus Iigtlyk eenen onfchuldigen kan treffen. -— Dit Recht beweer ik niet flechts voor dien Godtsdienst, dien ik voor den waai en hóude , maar ik moet het my ook gêtroosteri , wanneer ik my onder menfchen bevinde, van welker Godtsdienftige begrippen ik verfchille. Indien ik in Röomfchgezinde Landen de Heiligen lastere, of door gebaarden , zelfs maar door het moedwillig en onbefchoft opzetten van mynen hoed, op zulke plaatzen j daar de welvoeglykheid vorderde, dat ik ongedekt bleef, beleedige; indien ik in Turkyen Muhammed lastere, of onder de Heidenen hunne Goden , is 'er niets natuurlyker , dan dat het Volk dit niet zal verdraagen, maar zich daarover, opzynewy,ze4 dat is, oproerige indrifcenopeenebuitenfpoorige wy-  VOORREDE. cxxvii wyze , wreek en, of de Staat moet, om my daar van te verlo&fen , zelf myne ftraffe op zich neemen. Indien dezelve dit doet, is het voor my, en anderen , die van den heerfchenden Godtsdienst verfchülen , eene weldaad , om dat wy daar door voor meer ongevallen bewaart worden. — Van het nadeel, het welk een lasteraar van , of noch meer een fpotter met den Godtsdienst, aan de famenleevinge zoude toebrengen, indien het hem gelukte , den Godtsdienst weezenlyk in verachtinge te brengen, wil ik hier niet ééns fpreeken. Eenen volftrekten Godtsloochenaar, het zy hy in het geheel aan geenen Godt , of toch aan geenen zoodanigen Godt geloove, dewelke zich met de daaden der menfchen bemoeit, dezelve ftraft, en de waereld regeert , bygevoig ook eenen lasteraar van den eenigen waaren Godt, van denwelken men denken moet, dat hy aan geenen Godt gelooft, behoeft een Staat , eigenlyk gefproken , niet te dulden; want men kan zich op hem niet verlaaten ; zyne Eeden , zyn Woorden zonder betekenisfe, en men durft hem niet verder vertrouwen , dan voor zoo veel men hem overzien kan. Indien zulk een Menfch kwaadaartigwas, zouden ftraffen niet genoeg zyn, om ons tegen hem te beveiligen, want iemand , die meent in de toekomftige waereld niets te vreezen te hebben , kan hoopen , ,de ftrafFen van den tydlyken Rechter , door eenen Zelfsmoord , te zullen 'kunnen ontkomen. Hy is derhalven ten uiterfte gevaarlyk. Ondertusfchen de Maatfchappy gaat op deezen wyze niet eens te werke ; zy verdraagt eenen Godt verloochenaar, of iemand, die geenen Godtsdienst heeft , en , wat meer is , zy befchermt hem , zonder zich daar op eens te kunnen verlaaten, dat hy den Staat eens wederom zal helpen verdeedigen ; dewyl hy zich zei ven van alle zyne Eeden ontflag verleenen kan, en Wapenen in zyne handen gevaarlyk zouden kunnen worden : behoorde dan een Ongodtsdienftige niet te bedenken, dat hy, gelyk ik het zoo even uitdrukte, in een vreemd huis is, daarin hy onmooglyk de zelfde Rechten, als de overigen, kan hebben? Zyn Eed kan immers voor den Rechtbank niet ééns als een bewys gelden. Hy behoort zich derhalven zoo  cxxvii. VOORREDE. zoo te gedraagen, als iemand an Jers in een vreemd huis doen zoude; dat is , hy behoort het Volk, het welk hem huisvest en befchermt, zonder daar iets voor van hem wederom te ontfangen , door geene Godtslasteringen te beleedigen ; of hy moet het niet onredelyk vinden , indien hy deswegen geftraft wordt. Waarlyk de ftelling, men behoort geene Godtslastering te ftraffen , fchync aan eene andere , dewelke vervolgingen van onzen Godtsdienst wettigt , te grenzen : immers, zo deeze ftelling doorging, zoude een ongeloovige het Recht hebben om te lasteren , en wy zouden het moeten dulden. Spotredenen en Scheldwoorden zyn toch ook eene foort van vervolging , en wel eene zeer gevoelige; en zo men op my de verplichting legt, om my door anderen in myn gezicht te moeten laaten hoonen , ftraft men my in myne Eere. Hoe men voor het overige Godtslastering behoore te ftraffen , is hier myne zaak niet , te onderzoeken. De Wetgeevende Wysheid zal op de ééne plaatze deeze , op de andere die ftraffe nuttigst oordeelen. Ik zoude niet ligtlyk ftraffen des doods aanraaden , zy maaken in onze dagen eenen Godtslasteraar te gewichtig, en verwekken medelyden Eene Godtslastering, met eenen dronken mond uitgefproken , zoude best ongeftraft blyven. Vry natuurlyk en gepast, komt het my voor , dat de ftraffen zyn zoude , indien men eenen Godtslasteraar als eenen Öngodtsdienftigen aanzag, diens Eed men voor geenen Eed te houden had» en"waarlyk deeze ftraffe zoude niet te gering zyn. gottingen , den io. April 177/. MOSAISCH  Bladz. cxxix MOSAÏSCH RECHT. ZESDE DEEL. I N H O U D. 5- 273. "X Tan Zelfmoord wordt in bet gebed V niet gefproken ; daarop was geene ftraffe geftelt, ja dezelve was niet eens verbooden. . . Bladz. r §. 273. Van moord , die met den dood, DoodJlag , die zachter , en noch eene andere Joon van Doodjlag , die , Jchoon zedelyk kwaad , evenwel in het geheel niet geftraft werdt. . • 16 %. 274. Straffe van eenen eigenlyken Moordenaar. . . 35 J. 275. Het was niet geooHooJt Losgeld voor eenen Moord te neemen ; daarentegen werdt het Recht van genade-verleening geoeffent. Onderjcbeid van den invloed , dien deeze twee Joorten van kwytjcbelding der ftraffe op do veiligheid van bet menjcblyk leeven , en de zedeiyke geaartbeid des Volks hebben. 40 J. 276. De Joort en wyze der Doodftraffe was niet bepaalt, en ''er was veel van aan het welbebaagen van den Bloedwreeker. overgelaaten. . . 52 ********* g# £7«,t  chxx INHOUD. §, 277. Uitzondering van de geftrengbeïd.dee* zer Wet, indien iemand zynen eigen Knecht, of Dienstmaagd doodflocg. BI. 5Ö $. 578. Ontzondigirg van eenen Moord, maar van de daadex onbekend was , en plechtige betuiging , dat men den Moorde* naar niet kende , f 53 §. 279. De Straffe van eenen ênvoorzichtigen Doodjlaagér was , dat hy in eene Vry]$ad gebannen werdt. . 63 280. Onvoorzichtigheid, waar door iemand om het leeven komt. , . 66 g. afjr. Van het bejchadigen van iemands Lichaam , of Verzeejringen. . 69 $ ■ 282. Vergoeding of Slaavery , was de ftraffe van Diefftal. Aanmerkingen over deeze Wet in het algemeen. 72 J. 283. De Straffe van Diefftal was waarfcbynlyk vóór den tyd van Mofes , ten minften in Mgypten , zwaarer. 79 5? 28 }. Nadere bepaaling ter Vergoedinge , volgens haare trappen , overéénkomftig met de verfchillende omflandigheden van den gepleegden Diefftal. , 8 a, 285 Scherpere Straffe van Diefftal, ten tyde van Salomo. M . 85 |, 286. Ten opzichte van Straatfebenderyc en geweldaadige Huisbraak vindt men gee??? Wetten. % . , 87  INHOUD. mm §. 187. Heiligfchennis ( Sacrilegium). BI.. 88. 288* Menfchenroef met den dood geftraft. 89 f. 289. . Verloochening van het geen men ter bewaaringe ontfangen, of gevonden had. ' $6 §. 290 Aanbrengers waren by Mo/es niet wel gezien. , . . 97 §. 291. Het uitftrooijen van Lasteringen, 102 §. 292. Valfche Bejchuldiging en Getuigenis. 105 §. 293. Zwaare Misdaaden tegen Ouderen , zoo als dezelve te (laan of te vloeien , met den dood geftraft, . 107 §. 294. Een Dronkaart, die in zyne donkenfchap gewoon is , het leeven van andere menfchen in gevaar te brengen , moest, indien zyne Ouderen hem niet konden beteugelen , gefteenigt worden, 112 %' ?95» Groove woordlyke beleedigingen der Overheid. Misdaad van gekwetfle Majefteit. . . , 119 $. 296. Van de manier, om een twist - geding te voeren , weeten wy zeer weinig. Waarom Mofes daaromtrent zoo weinig bevolen hebbe. , • 121 297. Waarfchuwing tegen Partydigheid , tn het aanneemen van Gs/chenhn. 126  cxmi INHOUD. g. 298. De openbaare Gerechtsplaatze wai in de Poorten. Of men ooi Voorfpraaken {/ldvocaaten) gehad hthbe. 131- 129 §.299. Getuigené . . 133 §. 300. Vertel fel van Sufanna en Daniël. 137 §. 301. Van den Eed. . . . 148 302. Eenige aanmerkingen over ie Plechtigheden by het afleggen van den Eed. 153 §• 303. Vitteryen der Jooden van laatere tyden , omtrent fommige Eeden , waar tegen Christus Zich verzei in de Berg predikatie t . . . 156 J. 304. Van het heilig Lot. . 169 §. 305. Eige Bekentenis. . . 170 §, 306. In het Mofaifch Recht wist men 'van geenen Pynbank. . .171 §.307. Vaardige Straf-oeffening. . 173 J. D. MIC-  Bladz. i ]. D. MTCHAËLISj OVER HET MOSAÏSCH R E C II T. ZESDE DEEL. MISDAADEN van BLOEDVERGIETINGE. §• 272- Van Zelfmoord wordt in bet geheel riet qejproken $ daar op was geene Straffe ge[teh , jaa dezelve was niet eens terbooden. Onder de zoogenaamde Bloed - Misdaaden « ( Verbrechen des Bluts ), is men gewoon Zelfmoord in de eerfte plaatze te noemen : Men zal dus verwachten , dat ik ook in de eerde plaatze zal asntoonen , Welke drafte Mofes daar op gedelt, of in het algemeen, wat hy ten opzichte van deeze Misdaad bevolen hebbe ? Ik moet antwoorden; niets ter waereld ! Josephus zegt wel in zyne fchoofie en verdandige Redevoering tegen den Zelfmoord 4 die hy , wel niet met dezelfde woorden en even cierVL Deel. A lyk*  2 §. 272. Van Zelfmoord. lyk , maar nochtans in het hoofdzaaklyke zal gehouden , en naderhand met meer konst, op den Griekfchen trant, opgcfchikc hebben ; (toen 40 Jooden , dje met hem ingeflooten waren , hem vermaanden , om zich aan de Romeinen niec over te geeven , maar zich zeiven om te brengen , en hem daar toe niet flechts hunnen degen , maar ook , zoo hy het wilde toelaacen, hunne handen aanbooden ) onder anderen: Weet gy niet, dat bet goed gerucht by de Huizen en Gcftacbten van hen blyven , die dit leeven volgens de W'mefk der Natuure verlaaten ; en dat zy, bet geen Godt hun Jlechts geleent heeft, hem op dien tyd weder geeven , waar op de Geever het weder terug wil hebben ? dat hunne gehoorzaame zielen rein b-yven , en in de beiligfte gewesten des Hemelt gaan woonen, uit welke zy naa verloop van 'onafmeetbaar e tyden wederom in zuivere lichaamen zullen geplaatst worden O)? fVeet gy niet , dat de Zielen van die men- ( a) Eene naar den (maak der Heidenen geplooide befchryving \an de Opftanding der Dooden , by welke Griekfche Leezers aan de Verhuizing der Zielen konden denken. Josephus is meermaalen gewoon zulk eene vreemde gedaante aan zyne voorflellingen te geeven , dewyl hy in de toejuiching van buitenlandfche Leezeren belang fielt, of ten minften zich en zyn Volk niet befpodyk voor hen wil maaken. De Grieken , die , zoo ras men op eenen vVysgeerigen trant van den Godtsdienst fprak , onverftandiger dan de Wilden waren, maar in andere zaaken doorzicht genoeg hadden , en tot een licht van andere Volken ftrekten, lachten, wanneer zy van de Opflanding der Dooden hoorden , want dit leerfr.uk was bv hen met in den fmaak ; ( Hand. XVII. ts 31. i maar zeide men hun , dat onze Zielen eens in Koe jen , Osfen,  §. , ja dezelve in een Hoek, hetwelk waarfchynlyk van hem afkomftig is, fchoon hec zynen nacm niet aan hec hoofd draage , het zoogenaamde Boek van Hiob ( c ) , uitvoerig voordek. Indien hy dan in die geval eene uitzondering gemaakt, en den Zelfmoordenaaren , die in deeze waereld niet op zulk eene wyze kunnen geftraft worden, dac zy 'er gevoel van hebben, in den naame van Ciodc ftroffen van het toekomftig Leeven gedreigc had, zoude die zekerlyk eene uitzondering van eene (O '4- , TT Cb) Kien zie maar alleen de plaacze , die van Henochs Dood of Hemclvaarc , zoo als men wil, maar naar myn oordeel, die van zynen Dood fpreekt, (-en. y, vs. 21—zj.. in myne Vercaaling : of, zoo men meer plaatzen zien wil", Aigumenta Immortalitatu animorum ex Mofe colletïa. ( c 1 De redenen , die my byna noodzaaken om te denken , dat Mofes de Schryver van het Boek Hiobs is , zal ik in het vervolg in eene Hoogduitfche \ oorrede breedvoeriger bloot leggen : toe dien tyd toe zal men moecen te vreden zyn, met hetgeen ik m myne Latynfche Prolegomena in Jobum in Ufum Auditurum rden druk van Dieterich) gezegt hebbe. A 4  8 • §. 272. Van Zelfmoord. eene byzondere natuure geweest zyn. Hoe veel 'er ook ren voordecle van zulk eene uitzondering kende gezegt worden , indien dezelve door eenen man gedaan was, door wiens mond Godt zelf Wetten gaf, zoude zy evenwel om die zelfde redenen hard zyn, om welke het my als eene weezenlyke Goedertierenheid van Godt vooi komt, dac in den gehee]en Bybel nergens een beflisfend antwoord op de Vraage , of Zelfmoord eene Zonde zy, gegeeven worde, maar dit zoo gewichtig ftuk alleenlyk aan de Wysgeerige Zedekunde , en het gezond verftand (hoe zal ik het noemen?) of hec ge weeten van it der eenen overgelaaten. Menig een van een zwartgallig geitel, heeft zulke onweerftaanbaaie , hem geduurig op nieuw beftrydende , verzoekingen toe Zelfmoord, dac hy daar onder tinddyk bezwyke: indien de Bybel zich erg,( ns dujddyk over het Zelfmoorden had uicgelaaten, dan bedreef hy in die geval eene opzetlyke Zonde , en ftieif onzalig : dan het yerftandig en goedertieren ftilzwygen der gewyde bladen maakt hec mooglyk , dac deeze misdaad, waar toe hy door gewéldige; hartstochten , angst , vreeze voor een dreigend ongeval , of groo.ee zwaarmoedigheid, weliswaar, niec op eene eigenlyke werkiuiglyke wyze , en tegen wil en dank gedwongen , maar nochtans voortgelleept en overweldigt werdc, by hem eene zonde van pnweecenheid geWeeven is; en hy zich zei ven dier»gemaakt heeft, dac wy volkomen Meesters over ons leeven zyn , zoo dac wy het ons zelve beneemen kunnen, wanneer wy die noo •  §. 272. Van ZEtFMOonfb. Q dig oordeelein. Of iemand , die zich zeiven ombrengc - in het voor altoos bcflisfend 00genblik des doods eene voorbedachte of eene onweetenbeids-zonde bedryve , zal zekerlyk noch Godtgeleerde , noch Wysgeer , voor eene onverfchillige zaak houden : by dit ftit«wygen des Bybcls , die ons hier even zeer in onzekerheid of onkunde laat, als Godt in de dagen van het Oude Testament in de Aartsvaderen verfcheidene Zonden van pnvyeetenheid , by voorbeeld de Veelwyvery, duldde, zonder hun dezelve bekend te maaken , en al? hy buiten twyfel in ieder onzer noch geduurig zonden van onkunde ( van deeze kunnen wy geen voorbeeld geeven , want dan waren hec geene Zonden van onkunde meer , ) moet over hec hoof-i zien ; by die ftilzwygen des Bybels, zeg ik, is hec mooglyk, dat fommi-' ge Zelfsmoordenaarcn , die zich zelfs wel tot dien gewichtigen Hap op eene Godcsdienftige wyze voorbereiden , thans in den Hemel zyn, en dat Gode hun deeze hunne zonde van onweetenheid niet heefc tocgerekene , die verloeren gegaan zyn moesten , indien de Bybel ten deezen opzichte zoo geftelt ware, als veele yverige Zedenleeraaren ter goeder trouwe wenfehetn. Al wie maar een weinig bedreeven is in de Kerklyke en Geleerde Gefchiednisfen van laatere tyden , zal zich hec geval van zekere Geestiyken kunnen te binnen brengen , die , als eenen IVlan van voorbeeldige vroomheid bekend zynde, zich zeiven heeft omgebracht , cn dien hy nauvvlyks anders als in den Hemel zoude zoeken ; een Man , A 5 wiens  io §. 272. Van Zelfmoord. wiens geheele gezicht, waar in de grootfte Melancholie re leezen was, en toen men hem opende, ook de inwendige geftekheid van zyn lichaam groote verontfchuldigingen zyner misdaad opleverden. Die met de geheime Gefchiednisfen van fommige Familien bekend is, dien zullen meer andere voorbeelden van foorcgelyke Godtsdienllige Zelfmoordenaar, n in de gedachten komen. Men overweege dit: en vraage dan zich zei ven : moest Mofes, moest Godt, door wien Mofes gezonden werd, eene Wet van deezen inhoud gegeeven hebben : Gy zult u zeiven het leeven niet beneemen , want Jehovah , uw Godt , zal dien niet ongeftraft laaten , die zich zeiven het leeven beneemt ? Hier by komt noch , dat dergeljk een Verbod in het geheel niec zcude baaten , by Menfchen , die aan den geopenbaarden Godtsdienst geen geloof flaan ; en dat men aan den anderen kant , by Menfchen van geweeten , wanneer zy vastlyk geloofden, dat iemand , die geweldige handen aan zich zeiven flaac, eeuwiglyk verdoemd is , dat men by zulke menfchen , zeg ik, noch iets anders zoude moeten duchten , waarvan de gevolgen voor de famenleeving noch verfchriklykerzouden zyn ; naamlyk dac zy iemand gingen ombrengen , om hun leeven, volgens de Wetten, te verliezen , maar vooraf tyd tot zoogenaamde boete en bekeering ce hebben ; een geval, het welk in Denemarken voor deezen zo dikwils voorviel, dat het der Wetgeevende macht gelegenheid tot eene byzondere Wet gegeeven hebbe; evenwel niec, voor dat men de kwaa de  §. 272. Van Zelfmoord. u de gevolgen van de twee misdagen , waar in rnerTte vooren verviel , gezien had ( a ). Ten tweeden , fchynt LViofes , om die zelfde rede , het Verbod van Zelfmoord met ltilzwygen te hebben kunnen voorby gaan , om welke Solon de misdaad van Vadermoord met roemde, niet verbood, niet ftrafte; naamlyk, • dewyl hy zulk eene ONNAiUUKLYKE uoos- HEID Ca) Men wilde zulke moedwillige Moordenaaren, ge yk zy zekerlvk wel verdient hadden , veel zwaaFer dan men anders by HaTsflraflyke Misdaaden gewoon was, ftraffen. Zy werden dus van onaeren op gerabraakt , en leevendig op het Pad gelegt. Zy waren het wel waardig, want zy hadden gemeent de Hel verd'ent te hebben , en om dezelve te ontgaan , niet zich zeiven , maar iemand anders omgebracht : cn wat is van onderen op rabraaken, in verBelvkinpe van eene eeuwigdurende Strafte s> Dan , al te zwaarc ftrafFen baaten niets, cn veroorzaaken maar ongevoeligheid : daarenboven was het gezicht vani die Elendigen, en het aanhooren van hun gekerm voor anderen oWrdraagtyk , de algemcene ftem van medelvden deed zich hooren , en badt den Koning om den Genadeflag. Pe ftraf werdt verzacht; rr aar nu was zv geen behoorlyk tegenwicht meer voor Jeeze afCchuwivke Misdaad , van iemand , dien zyn keven eene last was , en de dood juist het geen hy £ch" Eindelyk kwam men op de gelukkige Schte, van zulken Moordenaaren de Doodftrahe fe weigeren . hun het leeven , het welk hun zoo tegenftond , om zoo te fpreeken , op te dnngen maar hen hun geheele leeven lang eene harde L^rafte, waar onder eene Jaarlyks herhaalde Geesfeling te doen gevoelen. Dit is het eenige middel , om anderen tesen de raazery van zulke Menfchen , die hun leeven moede zyn , en evenwei voor de helle vreezen, te beveiligen.  ï£ §. s.72. Van Zelfmoord. HEID NIET VERWACHTTE O). Zelfmoord moet in zynen tyd , of geheel en al zonder voorbeeld , of ten minften ten uicerfïen zeldfaam geweest zyn ; en dan was het berer denzelven alleenlyk als eene Krankzinnigheid aantemerken , en den Volke eenen misdaad van dien aart liever in het geheel niec als misdaad te noemen , op dac niemand daar uit aanleidir.g name , om dezelve te begaan ; wanc fomtyds maakt het Verbod zelf Zondaaren (b). De Zelfmoord is aan fommige Volken, om zoo te fpreeken , eigen ; en by anderen onbeland ; ja zelfs by één en hec zelfde Volk heelt hy , ais ik hec dus mag uicdrukken , zyne tyden. Dac dezelve dikwils toeneemt , heeft men meestal aan zekere bygelovige dwaalingen (c), vol- (a) Cicero pro Rofcio , cap. 25. ( bj Men zie noch §. 96. der Huwelyks - Wetten van Mi fes enz. alwaar noch andere Voorbeelden van Misdaaden voorkomen, by welke hec becer is, dat zy in openbaarc Weccen mee genoemt, en niet verbooden worden. ( c ) Hy voorbeeld , wanneer men denkt, dat men 'er Gode eenen dienst mede bewvst: of, gelyk by de Africaanfche Zwarten , die in ffaavery na'Amtrica gevoerc zyn, de hoop van naa den aood wederom in hun Vaderland te zullen komen , waar van , volgens het verhaal van Larat, zeker Franfch Heer, die veeie Slaaven had , door eene welbedachte list , de uitwerkfelen tegen ging. Zyne Slaaven gingen bofchw.aart in, om zich op te hangen; hy fppedde zich ook derwaarts, belastte hen hun oogmerk te volbrengen, en zeide voor zich zei ven ook eene Koorde medegebracht te'hebben , om hun voorbeeld te volgen, dewyl hy in Africa eene Suiker - Plantagie bezat, daar hy zich van hen wenfehete te bedienen. Zy verlooren  §. 272. Van Zelfmoord. 13 volftrekte Ongodtsdienftigheid O) , vréémde Wysgeerte ( b ), valfche denkbeelden van Eere (c), het verdiiet van menfchen, die in een ander Land gebooren zyn, en tegen wil en dank in een vreemd Land , inzonderheid daar eene vochtige luchtsgeftekheid plaatze vindt , zonder genoegzaame bezigheid woonen moeten (d) , aan het natuurlyk , tot zwaarmoedigheid overhellend, temperament van fommige Volken ( e ) , of ook wanneer hec bloed, door te veel eeten van Vleefeh, en het onmaatig drinken van zwaar voedzaam Bier , te dik geworden is (ƒ) j eene Opvoeding , waar door ren toen voor altoos de lust om zich op te hangen, en hy behield dus in het vervolg zyne Zwarten. fa) Thans by de meeste Zelfmoordenaaren in Frankryk. Iemand , die denkt, dat 'er niets op den dood volgt, zal dien zoeken , zoo ras hem hec leeven begint te verveelen , of hy ongeluk en armoede te gembet ziet ; inzonderheid zoo hy zyn oogmerk zonder fmarten bereiken kan , waarcoe men in hec Zuiden noch ligter middelen vindt, dan by ons. (b) By'Grieken cn Romeinen. ( c ) Dac is , wanneer Zelfmoord voor eene dappere daad gehouden worde , daar dezelve coch weezenlyk laf harcigheid is. By de Romeinen was die valfche denkbeeld van Eere, gelyk nu by de Engelfchen, genoegzaam eene Volk-ziekte. (/) Dit valt inzonderheid voor by Soldaaten. ( e ) Men meent dat dit het geval is by de zwarte Slaaven, die nu America gevoert zyn ; onder welke de Zelfmoord zoo gemeen is: hoewel 'er by hen verfcheidene oorzaaken te zamen loopen. (ƒ) Waarfchynlyk in Engeland, alwaar, zelfs door de Armen voorftanders/dik en ongemeen voed ■faam Bier, als eene zaak wordt aangemerkt, die ieder  14 §• s-2. Van Zelfmoord. door de wil der Kinderen niec geboogen wordt, en zy niet gewent , in hunne begeertens te leur geftelt te worden ; eindelyk groote en plotslingc veranderingen van voorige omtcandigheden door bankroeten of hazard -fpeelen , toetefchryven : terwyl integendeel hec geloof aan eenen goeden en verfhndigcn Godcsdiensc , dewelke ons ftrafFen en belooningen naa den dood doet verwachten , en dus den Zelfmoordenaar ten minften vreezen , dac Gode hem misfchien in het tpekomftig leeven zal ftrafFen , maacigheid , en eene goede Opvoeding , die ons van jongs af gewenc coc hec geen in hec menfchlyk leeven zoo dikwils \oorkomc, naamlyk onze wenfchen verydelt te zien ; veel toebrengen, om de misdaad van Zelfmoord zeldfaam te doen worden. Men pasfe die coe op de Israëliten van dien tyd: zy geloofden de Waarheid van hunnen Godtsdiensc, en ik zoude byna gezegc hebben, zy zagen dezelve voor hunne oogen ; hunne wil was in hunne jeugd in /Egypten fchier al ee veel geboogen; zy reisden in een Land, dat eene droogcre lucht had , dan waarin zy zich cot dus verre bevonden hadden ; zy dronken Wacer; weinig Vieefch gebruikten zy voor hun voedfel , maar zeer veel Manna, en eindelyk fchynen zy vry wat vreeze voor den dood gehad ce hebben. Wan- der menfeh behoort te hebben ; zonder te bedenken, dac Bier iets is, het geen door konst gemaakt wordt, dat de Menfchen van natuure Water - drinkers zyn , en by deezen Dramt zich doorgaands vrolyk en wel bevinden , en dat zy in de tweede plaatze vVyndrinkers werden. . . x .  §. 272. Van Zelfmoord. 15 Wanneer 'er by zulke omftandigheden , in den tyd van veertig jaaren , die zy in de Woesryne doorbrachten, niemand die by zyn verftandwas, zich aan Zelfmoord had fchuldig gemaakt, zoude men zich daarover juist niec rterk behoeven te verwonderen. In waarheid , het Zelfmoorden bleef, noch lange naderhand , vry ongewoon ; in 't geheele Oude Testament vindt men'er maar twee voorbeelden van opgetekent , dac naamlyk van Saul en Achitofel. Naderhand heeft dezelve meer velds gewonnen , en in den Oorlog, waar in de Joodfche Staat onder Vespafban verwoest werdc, waren de Jooden , op eene wyze , die alles, wat men by de Romeinen tot dusverre gezien had, verre te boven ging , en op den voet van de Saguncynen (a ), coc Zelfmoord geneegen , waar door zy zich by honderden van kant maakten ; en het einde van den Oorlog was niet dan Zelfmoord : By voorbeeld de bezetting der Vestinge Mafada , die voor onwinbaar gehouden werdc , vei moordde eikanderen , om niet genoodzaakt te zyn , zich aan de Romenen te onderwerpen. Toen was de Zelfmoord onder de jooden de mode, thans zyn zy wederom van deeze misdaad het meest zuiver. Wil men in het voorbygaan weeten , hoe Mofes, die , als Burgerlyk Wetgeever , van den Zelfmoord geen gewag maakt, daar over gedacht hebbe , men kan (a) De Inwooneren v n Sa°ntttum , koozen den drod , on niet in handen van Hai\N1üai. re vervallen . en verbrandden zich zeiven mei alk hunne Goederen t til.  *6 §• 273, Onderscheid kan bet misfchien in het,Boek Hiob, Kap. VII vs. 15, 16 vinden , indien men deeze plaatze in myne Vertaalinge naaleest, en de Aanmerking overweegt, die ik 'er bygevoegt hebbe : want, naar ik denke is dit Boek van Mofes afkomïtic:. S- 273- Fan Moord, die mei den dood , Dood/lag , die zachter, en noch eene andere Joort van DoodJïag , die . Jchnon zedelyk ku-aad , evenwei in het geheel niet geftraft werdt. Het ber'ooven van iemands leeven , ofdoodftag in de uirgeftrektfte beiekcr.hfe , fluit natuurlyker wyze twee zeer verfchiilende bedryven in : 1. Moord, Homiti-iivn dohfum , qiidUficaturn ; en 2. Doodslag, Homicidium Jimplcx ; het zy de Doodflaager daarvan in zekeren opzichte de fchuld hebbe , zoo als, by voorbeeld , wanneer iemand onder ons een gclaaden fchietgeweer onvoorzichtig afvuurt, of by de Ouden, wanneer iemand onvoorzichtiglyk denbooglos drukte , en daar door iemand gedood werdt , dan heet het Homicidium culpofum ; of indien het alleenlyk door een ongelukkig toeval veroorzaakt wordt, zoo als, indien, terwyl iemand houc hukt, het yzer van de byle afgaat, en een ander, die'er by ftaat, daar door omkomt ; in welk geval het Homicidium cafuale vel fortuilum genaamt wordt. Deezö  ïusïCTiEN Moord en Doodslag ij* Deeze beide foorten worden door Mofes zeer zorgvuldig onderfcheiden , dewelke op de eerfte den dood ftelt , en hem , die de andere bedreevert heelt, vonnist, ofn tot op den dood van den Hoogenpriester zich in de Vryftad op te houden : hoewel de grenspaalen van deeze beide bedryven, voor ons, die zoo verbaa^end veele Eeuwen naa dien tyd leeven , niet altoos duidelyk genoeg worden aange\yeezen , en *er tusfchen beiden eene caamlyk groote ruimte, onafgedaan, overblyve, waarin alles be. r/oort , wat de Rechtsgeleerden , homicidium firnc'pkx dólo/um gewoon zyn te noemen Om my korter te kunnen uitdrukken , en niet t'elken kéere genoodzaakt te zyn , my van breede Latynfche omfchryvingen te bedienen , zal ik vooreerst, dat om* brengen van eenen anderen , waarop Mojes de ftraf' Je des doods geftelt heeft , [YLokd , en al het ande*je, waarop'geene Leever.sjbaft'e jiaat, Doodslag, noemen ■ welk laatfte woord ik dus in zulk eere betekenisfe zal gebruiken , dar het niet het Gedacht ( Genus ) van beide deeze bedryven , maar de foort (Species) te kennen geeve , die tegen eigenlyken Moord overftaat. De algemeene uitdrukkingen , waarmede beide foortea kunnen bedoelt worJen , zyn : eenen MENbCH SLAAN, dat HY SlKIlFT, 1 HET LEEVEN EENES MtNSCHEN SLAAN, of, IE MAND AAN HET LEEVEN SLAAN , OOk Wel , zonder nader byvoegfel , iemand slaan enz. , zelfs het woord Rvtzack y ftttl) het welk eene meer bepaalde betekenis heeft , wordt fomtyds in zulk eenen ruimen zin gebruikt , dat het niet flschrs eenen onvoorzichtigen en toevaüigen doodVL Deeh ft  J3 t' 273' Onderscheid flag (a) , maar zelfs het dooden eenss rrisdaad!gers , by voorbeeld eenes moordenaars , het welk by de Wet geoorlooft , en uitdruklyk bevolen is , influite (b). Onder usfehen heeft dit woord teffens eene bepaalde betekenis , zoor zoo verre het alleenlyk van eenen eigenlyken Moord (c) gebruikt wordt; by voorbeeld , wanneer 'er, in tegenovtrftellinge van het onvoorzichtig dooden van iemard, die den dood verdient had , gezegt wordt i Al wh op zulk of der gelyk eene wyze iemand doodt , dit is Rotzecb , hy zal fterven. Is 'er iemand , gelyk dir by Rechtsgeleerde woorden zoo dikwils gebeurt, die begeerig is, om de ooripronglyke betekenis van dit woord te weeten , ik kan hem misfchien haif genoegen geeven , door hem te onderrichten , dat hetzelve in het Arabifch , met fieenen werpen , dood werpen , ecner Jlange den kop met Jleenen aan ftukken weipen , te kennen geeft. Oe meeste Moorden zyn in den flaat der natuure , toen men noch geene wapenen, door konst vervaardigt, had, zekerlyk met ïteenen bedreeven , en deeze zyn juist van dien aart , dat zy zich van enkelen doodflag genoeg onderfcheiden : indien twee menfchen met eikanderen vochten , en de één den anderen doodfloeg , zonder dit oogmerk daar by gehad te hebben , gefchiedde dit met de hand ; en daar van verwacht men doorgaans zulk een dooalyk uitwerkdl niet; het werpen met ïteenen daarentegen is reeds veel gevaariyker, en ieder die het doet, moet dit weefa) Num. XXXV. vs. n. 25, 26, 27, 28. Deut. Xi^s.. vs. 34. Cb) Num. XXXV. vs. 27. :o. " (p; XXXV, vs. 16- y.  tusschsn Moord en Doodslag^ 19 weeten ; ook zal een geheime kwaadaartige Moordenaar , die zynen kans niet in een gevecht wil beproeven , maar zynen tegenpanyder kagen leggen , en verraaderlyk ombrengen , hem eenen fteen na het hoofd werpen : gelyk aan den anderen kant , de meest gewooné doodüraffe der Hebreeuwen * het fteenisen was. Wy zien dan hier éénmaal eene afftamming van een Rechtsgeleerd woord , uit den éénvouwigen flaat der natuure , zoo als men die juist by eerte overoude taaie verwachten zoude. Daar in her vyfde Gebod onmooglyk in het algemeen kan veibooden zyn , te dooien , dewyl men anders ook geen ongedierc , fchaapen , bokken , runderen , vyanden , roovers , kwaaddoeners zoude moogen ombrengen , heefr men de uitdrukking , Lo Tirtzach , buiten twyfel in de llrenglle betekenisfe op te vatten , en dezelve niet door t Gy zult met dooden , maar door , Gy zult niet moorden of vermoorden , overzetten. Eerst moeten wy dan van eigenlyken Moord fpreeken. De byvoegfelen , door welke iVlofes dezelve befchryfe, en 'die de kenmerken behelzen $ waar dóór men dien van Doodflag moet onderfcheiden , zyn van den volgenden aart : 3. Uit maat of wandschap , Num. XXXV* vs. 20 , ai. Deut.XlX.vs.11. 2 Uit dorst , dat is , zoo , dat men begeerig was na het bloed van zynen naasten , en daar mede zyne Wraakzucht zocht te boeten ; op eene biocddorflige wyze. De uitdrukking van den Grondcext is , Zedijja (a) ; waarom ik As* C«) Num XXXV. vs. iOi  20 §• £73* Onderscheid dezelve niet mee anderen door heimlyke vervolging ( nachjieliur.g ) maar door dorst vertaaie , zullen myne meeste Leezeren liever in myne tweede Commentath ad Leges divinat de Pana Homicidii, pag. 28, willen nazien, dan dat hier de draad van onze rede , door het inlaifchen van een taalkundig onderzoek , het welk zy elders kunnen vinden , afgebroken worde. Dewyl voor het overige geen waereldlyk Rechter in het hart kan zien , noch duidelyk beflisfen , of hy , die eenen anderen met een doodiyk werktuig of het werpen van eenen fteen van het leeven beroofde , alleenlyk bedoelde hem eene wonde toe te brengen , dan of hy hem waarlyk zocht te dooden , en dus ieder Moord byna ongeftraft zoude moeten blyven , en niemand zynes leevens zeker zyn , indien hec genoeg was. voor eenen Moordenaar, te loochenen , dac hy ten ougmerke gehad had , den anderen te dooden : om deeze rede , zeg ik , ben ik van oordeel , dac , wanneer flechts eenig oogmerk om iemand ce wonden bleek , die mede onder Zedijja behoorde , en genoeg was om den doodflag in die geval als eenen eigenlyken Moord te doen aanmerken. Iemand , van wien die beweezen konde woiden , had een minften doen blyken , dac hy na het bloed eenes menfchen gedorsc had , en al wilde hy naderhand zeggen , ik beb juist niet al zyn bloed begeert, om mynen dorst te lesfeber, ; eene mindere hoeveelheid, uit eene goede wonde gevloeit, zoude my genoeg geweest zyn } konde hem die niec baaien ,  ïusschen Moord en Doodslag. ai ten , zyn bedryf was, zelfs volgens de afdamming van die woord , Zedijja. 3. opzetlyk en me V list , Exod. XXI vs. i 4. Deeze uitdrukking fchynt niet op eiken moord te doelen , maar bepaaldlyk van de flimfte lborte daar van , het verraaderlyk moorden , te fpreeken ; en zulk een verraaderlyke Moordenaar moest zelfs van het Altaar gefcheir t worden , om de verdiende ItrafTe re ondergaan. Het verraaderlyk bedryf van Joab , door hem twee maaien gepleegc (a) , die daarom van den Generaal-geweldige , dewelke teffens Hoogepriester.was (b), zelfs by hec Altaar gedood is Qc) , leverc ons hier een gepast voorbeeld. 4. Wanneer hy op den anderen geloekt , hem overvallen en doodgeslaagen heeft. Deur. XIX. vs. ti. Die kan ook een verraaderlyke Moord zyn ; maar het kan daar van insgelyks noch verfchillen , en noch eenig.szins eerlyker van gedaante zyn , wanneer men naamlyk , gelyk by de Bloedwreekeren onder de Arabieren in gebruike is, wel op iemand loerde , tot dac men hem vond , daar men hem hebben wilde , om hem veilig te kunnen dooden , maar dan niec de verraaderlyke lisc van eenen Joab , maar openbaar geweld te baate nam. Over het algemeen zyn dergelyke beloeringen , zoo Ca) 2 Sam. III. vs. 26, 27. XX. vs. 8-10. (.0) §. 232. bl. 16,17. van het Vyfde Deel. (c3 » Kon. II. vs. 28-31. B 3-  32 §. 273. Onderscheid zoo we! als het verraaderlyk moorden zelf, in Landen die meer na hec Zuiden liggen , geraeener dan onder onze luchtftreek , en een verkeerd begrip van de bloedwraake vermenigvuldigt hec één zoo wel als hec ander. Eenvouwige doodflag worde by Mofes onderfcheiden door de volgende byvoegfelen en befchryvingen : 1. ,Zonder haat, zonder wandschap , Num, XXXV. vs. 22 , 23. Deuc. XIX. Vs. 4. 6. In de eerlle plaatze worde 'er noch bygeoege , onvoorziens ; en by hec werpen van eenen Heen . waar door iemand ongelukkiger wyze getroffen , en van zyn leeven beroofc woidc, naar by hem niet zag , cn niec zocht te bcfebadigen j en Deuc. XIX vs. 4. zonder bet te ujeetcn : zoo dac hier van een enkel ongeh k , van een homicidium fortuitum , ge» fproken worde. Ik merk dit aan , om dat , zonder die byvoegfel , de uitdrukking zonder baat if vyandjcbap , ook eenen doodflag zoude fchynen in te fluiten , die in eenen onvoorziens gereezen rwist , of toorn , of dronkenfehnp begaan was ; hec welk echcer in deeze plaatzen het oogmerk van Mofes niec geweest is. S. Zonder dorst , zonder Zedijja , Exod. XXI. vs. 13. Num. XXXV. vs. 22. In de eerstgenoemde plaatze flaac hier noch by , daar Godt hem voor zyne hand laat komen ; dat is , daar Gode hec dervvyze fchikt , dac fsy Juist by ongeluk zich op die plaatze moesc be-  TüsrcHEN Moord in Doodslag. bevinden , alwaar de hand van den andéren , zonder dat deeze het wist , of 'er eerig oogmerk toe had , hem trefr ; by voorbeeld , wanneer iemand met eeite byle gereed ftond om den flag te doen , en een ander daarop inliep. s. Onvoorziens , INum. XXXV. vs. 11. i$; Mofes geeft van dit geval zelf ten voorbeeld : Warneer iemand met zyien masten in het Wond ging , om Hoornen te lappen , en , termyl h '»ff ^ We totfl°M ' het van den pel afjib.vt , en den anderen Vvf , dut hy [lierf , Ütut. XIX. vs. 5. Elk , die denige kennis heeft van Wetten of Rechtszaken , zal hier die groote garping tusfchen het geen ik hier Moord en Doodslag genotme hebbe tusfchen het homicidium dolofum qual'pcatum , en het homicidium foituhun of cajüale bemerken , waar van ik reeds in het voorbygaan gefproken hebbe ; en men zal my vraagen : maar tot welke Clasfe behoorde dan een Mandag , dun men in toorn , plotshngen twht l Duellen behoef ik 'er niec by te voegen , want die had men by de Hebreeuwen niec ) en dronkenschap begaan had ? Werdc dezelve als Moord aangtme.kc , en n.ec den dood geftruft , of als eenvouwige doodflag , die met eene mindere flraffe geboet werdt ? U ontdek ten dien opJchie by Mofes niets , dat deeze vraage befiisfen kan , en zelfs zyn ft.lzwyger, kan fomtyds in onze hedendaagfche Rechtsgeleerdheid van gewicht worden, dewyl fommigen zich verbeeld hebben , dat een Moord , volgens Godelyke Wetten , van welker flraffe zelfs de roachug-  24 §• 273. 0;.DERSCHEin fte Vorst in eenen Christlyken ftaat geen ontflag verleenen mag , zonder de minfte verfchooning mer den dood moet geftraft worden , dèwyl hel G.bod , Gen. IX. vs. 6 , naar hun oordeel, allen nakomelingen van iNoach , ten eeuwigen dage, dac is , allen menfchen aangaat. Wel is Vaar, ik ben van deeze meenirg niet , maar ik geloof, dac Godt deeze Wet alleenlyk tusfchen beiden gegeeven heeft , om voor den afftamlingen van INoach , zoo lange zy noch geenen gevestigden ftaat , of burgctlyke Wetten hadden , te dienen; een gevoelen , waar voor ik elders myne redenen heb bygehrocht fa) , die ik , dewyl het geene betrekking heelt op het Mofaifch Recht , hier niet zal herhaaien : iederéén die het geene zonde oordeelt , bloed te eeten ; iede-één die niet van gedachten is , dat Godt algemeene en fteüige Wetten fpr'accpta pffniva utivetjaüa) gegeeven heeft, en derzelver waarneeming zelfs van die Volken vordert , welken het onmoogiyk was , van deeze ftelüee Wetten onderricht te worden ; iederéén , die niec van deeze gedachten is , zeg ik , behoorde in die redenen te berusten , dewelke ik daar gegeeven heb. Dan mcii vindt veele verftandige Godvruchtige Lieden , die het bloed-eeten voor ongeoorlooit houden , en , naar hec my voorkomt , noch meer die zoo verfiandig en Godvruchtig niec zyn , maar te meer door vooroordeelen ingenomen , dewelke zulke algemeene ftellige Wetten vastfteiien : beide deeze foorten van menfchen zullen over Gen. |X. vs. 6. andCis denken , dan ik , en indien 'er by (a) Commentatio prior ad Leges divinas de Pxna HmmcidiU  ttjsschen. Moord en Doodslag. 25 by geval onder deeze waren , welker oordeel invloed bad in het vellen van een Doodvonnis, zoude het zekerlyk voor hun van gewicht kunnen zyn , ie weeten , dat de geheclen Clasfe van Doori/lagen in toorn , onverhoeds gereczen twist en dronkevjeoap in het Mofaïïch Recht onbepaald gebleeven , en tusfchen eigenlyken Moord en Doodflag opengelaaten is; bygevolg dat in zulke gevallen , zelfs volgens hunne eigene grondilellingen , en zonder nadeel van het geen Gen. IX. vs. 6. gezegt wordt , alleenlyk naar de uitfpraak der hyzondere Wetten van eiken Staat zoude moeten gehandelt worden. Het is waar , men ziet uit Exod. XXI. vs. 17 -19. dat, zo iemand in een gevecht gewond wierdt, en aan de wonde itierf, wanneer hy maar niet op de plaatze zelve dood bleef, maar bedlegerig geworden . en reeds zoo verre wederom gebeterc was , dat hy met een (lok konde uitgaan ; dat in zulken gevalle , zeg ik , hy die hem deeze wond , dewelke nadeihand doodlyk werdt, had toegebracht, van alle ^erechtlyke aanfpraak , of halsftraffelyke vorderingen volkomen vry was , en dat men van hem niets meer dan de onkosten ter geneezinge bedeed, bencfFens vergoeding van fchade en pyn eifchen konde. Dan hoe men te handelen had , indien de gewonde perfoon van zyn leger niet wederom opftond , of zelfs zo hy op de plaatze dood bleef, laat Mofes ten éénenmaale onbepaald , want de uitdrukking , Leeven om leeven , Exod. XXI. vs. 23 , ziet 'in het geheel niet op het geval , wanneer de vechtende partyen eikanderen , maar wanneer zy eener zwangere Vrouwe, of der Vrucht van haar lichaam , eene doodlyke wonde toebrengen. Het onderfcheid tusfchen deeze beide gcval* B 5 lert  20 273« Onderscheid len is zichtbaar : de zwangere Vrouw is eene der» de perfoon , die aan het gevecht geen deel had ; indien zy dan het leeven daar by verliest, verdient het op eene geheel andere wyze geftraft re worden , dan wanneer één van de twee Vechters in dit geval is , die immers wel de eerfte aanlegger van den ftryd konde geweest zyn , of van zynen l--anr ir.sgelyks al gedaan hebben , wat in zyn vermoogen ftond , om zyne partye te duoden ; zoo dat her in den ftryd zeiven zeer onzeker was , en genoegfaam van het geval afhing, uie de doodilager zoude zyn , en wie doodgeflangtn vve>rden : daaienboven verdienen zwangere Viouwen , en ha.ire ongeboorne Vruchten , jui>t wegens haare weerloosheid , en om dat zy zich alleenlyk aan de befcherming der Wetten overgeeven , van dezelve op eene byzondere wyze befchermt , en alle mishandelingen haar aangedaan , met meer dan gemeene geftrenghtid geftraft te worden. Om nu wederom op den Moord te komen : bchalven vyandfehap vereilcht Mofes noch tot eenen eigenlyken Moord , als eene weezenlyke omftanui^heid , ?ulk eenen flag , floot, wo:p , of waar door anders iemand het leeven benoomen is , dat men daar van ratuurlyker wyze had kunnen verwachten , dat dezelve doodlyk zyn konde ; by voorbeeld , indien htc met eenig gereedfehap gedaan wierdt , moest het een doodiyk gereedfehap zyn , indien men het als eenen eigenlyken Moord zrude kunnen aanmerken. De plaatze, IN'um XXXV. vs. lö ai , alwaar verfcheidene wyzen van iemand te dooden worden opgenoemt , geeft of die te kennen , of zy moet , geheel tegen de gewoonte van onzen Wetgeever , niet anders dan als eene zeer nut-  TüssciiEN Moord Doodslag. s? muloose cn uitvoerige opftapeling van woorden , die creenen zin hebben , worden aangemerkt. Men letv,e deeze geheele plaarze in haaren famenhang! het Oogmerk van Mofes is , eigenlyken Moord , die met den dood moest gefbafc worden, van Doodflag, voor welken de Vrytlad open ftond, te onderfcheiden , en hy noemt de volgende (lukken op : i. Een Yzer , zonder nadere bepaaling, want het fpreeke van zelf, dat een gereedfehap van Yzer doodlyk is, a. Eenen Steen , een Hout, met byvoegin- ge , WAARMfiDE IEMAND gedooo KAN WOR- jij. Dit kunnen heeft men zekerlyk niet van de Overnatuurkundige mooglykheid te verllaan , C want die is altoos beweezen , zoo ras 'er iemand inderdaad mede gedood is, en dit byvoegfel zoude zeer nutloos zyn ) maar van de waarfchynlykheid , die 'er was , dat men daarmede iemand waarlyk van het leeven zoude kunnen berooven, By voorbeeld , indien men iemand met een klein fteentje wierp , of met eenen dunnen flok floeg ; zoo dac men te vooren niet konde denken , dat dit werpen of fiaan doodlyk zoude kunnen worden ; maar het ondertusfehen by ongeluk zoo uitviel , dat hy , die dus geworpen of geflaagen was, 'er hec leeven door verloor; dan was dit, al ware het zelfs niet in toorn , maar uit eigenlyken haat en vyandfehap gefchied , geen Moord , maar Doodflag. 3. Indien iemand eenen anderen uit Vy- AKDSCHAl' met den vuist slaat , en HY DAAR  a8 5 273. Onderscheid daar aan si erft , vs. 21. Ik heb te vooren reech- aangtmerkt , dat flagen of ftooten mee de hand , zonder eenig ander Werktuig , gegeeven , doodlyk zyn of worden . kunnen ; by voorbeeld , als zy de flaapen van het hoofd treffen , zekere ftooten tegen het onderlyf , ook wel op de borst enz. Daarenboven heeft men by het flaan zyne hand meer in zyne macht , dan eenig ander werktuig : Indien dan de flag , dien men iemand uit vyandfehap gaf, (van een wederzyds gevecht en opvliegenden toorn wordt bier nu niet meer gefproken ) doodlyk wordt, is het wel zeer te vermoeden , dac men hem met dit oogmerk gegeeven heefc; en al ware dit dus niet eers geftelt, al had hy , dien den flag gaf , alleenlyk ten Oogmerke gehad , den anderen uit wraakzuchc zeer hevig te flaan , (een geheim oogmerk , het welk hy geenen Rechter bewyzen kan) behoorde hy evenwel geM'eeten ce hebben , dat een Vuisiflag , op zulk eene plaatze gegeeven , zeer wel doodlyk zyn kan : zoo iange hy derhalven niec klaar bewyst, dac dezelve alleenlyk by ongeluk , ( by voorbeeld door zulk eene wending van den anderen , die den flag zocht te ontwyken , waar door dezelve , fchoon een ander gedeelte van hec lichaam toegedacht, die gevaarlyke plaatze getroffen heefc) doodlyk geworden is , kan men hem niet wel anders , dan als eenen Moordenaar aanzien , ingevalle niet byna alle Mouidenaaren ongeftraft zullen blyven, en  ïusschen Moord en Doodslag. 2^ en het leeven dus der menfchen ten uiterflen onveilig zyn. 4. Indien men eenen anderen zoo stoot , dat hy sterft. By voorbeeld , indien men by ons iemand ( niet in toorn , want daar van wordt nu niec meer gefproken , maar uit haat ) de trappen afftiec , en hy den hals brak ; of van een fmal voetpad op eenen dyk van boven nederwierp , of om een rechc Oosterfch voorbeeld te neemen , wanneer men iemand van hec vlakke dak , waarop men daar gewoon is te wandelen , afftiec. I Her moet iederéén hec leevensgevaar voorzien ; en her is daarenboven in zulken gevalle ren hoogften waarfchynlyk , dat men niet fl.chrs bedoelt heefc hem te kwetzen , maar wel uicdruklyk , hem den dood aan te doen , indien het niec in de hitte van eenen twist , maar uic v\andfehap gedaan is. 5. Indien iemand uit bloeddorst iets op hem werpt , en hy sterft , vs 20. Hec oogmerk deezer bepaalingen is klaar. Wanneer de lichaamlyke beleediging, zelfs die men iemand uit Vyandfchap had aangedaan, van dien aart was, dat men , zonder juisc alle mooglyke ongelukken te bedenken , van dezelve geene doodlyke gevolgen verwachten konde , moest het niet voor ienen Moord , maar voor Doodflag gehcuden worden. Het voorbeeld van den ongelukigen doodflag mee eene cabakspyp, waar van ik in myne tweede Commematio ad Leges divinas de  3® g. 273. Onderscheid _r;'-. Pana Homicidii, $. 30 , reeds gewag gemaakt hebbe , is hec best gefchikc om deeze zaak op te helderen : hoewel ik hec daar niec rechc in alle zyne omllandigheden verhaak hebbe , dewyl hec in geen Boek te vinden was , en ik toen «alleen uic myn geheugen eer neder Helde , het ge^i ik eenigen tyd te vooren , toen ik noch in Halie woonde , gehoon had. Thans weet ik het geval van nader by, en ik zal hec hier plaatfen , zoo als de Heer Hofraad Becman de goedheid gehad heefc , van my heczelve mede te deelen'. Hec is in hec Jaar 1738. in hec Mecklenburgfche, in een Dorp, Kos'pin genaamc, voorgevallen. Een Boer, die bezig was met tabak te rooken-, nam zyne pyp nic den mond in zyne hand , en floeg met zyne omgekeerde hand eenen anderen Boer in het aangezicht: hec mondrtuk of de (teel het welk tusfchen zyne vingeren buitenwaarts uitftak , trof denzelven in hec oog , en ging toe in de harsfenen door, waarop hy binnen den tyd van zes uuren een lyk was. Deeze Boer was niec mee de hand doodgeflaagen , maar mee eene tabaks -pype , die in het geheel niec voor een moordgeweer gehouden wordt. De daader , die hec buitendien in toom gedaan , en dus zich aan geenen eigenlyken moord, of'homicidium qualificatum, fchuldig gemaakt had, werdc veroordeelc om twee maanden op water en brood gevangen te zitten. Maar iets dergelyks zoude kunnen gebeuren , door een ongeluk, het welk men iemand uic haat had ccegebraehc: iemand  tusschen' Moord en Doodslag. 31 mand zoude door eenen knipflag op den neus , hem door eenen anderen , mee geen ander oogmerk , dan om hem te hoonen , gegeeven , kunnen fterven , indien hy zich by ongeluk in zulk eene gefteldheid bevond, dac hy achterover viel : en zulke vooibeelden zoude men noch in menigte kunnen by- brengen Het geen Mofes hier bevolen heeft, is niet alleen Op zich zelf befchouwt redelyk en verftandig; maar kan ook noch heden ten dage in onze Rechten van nut zyn , indien men van gedachten is, dac Godrs gebod, wie menfchen-bloed vergiet, diens bloed zal door menfchen weder vergooten worden, nu noch voor ons eene verbindende krachc heeft. Wanc zoo men in deezen waan is-, behoort men ten minften dit Godilyk gebod niet Ichtrper uic te leggen , dan Mofes zelf gedaan heefc. Bchalven het geen wy tot dus verre van Moord , op welke de dood Hond , en üood/lig gezegt hebben , die ten minften in zoo verre geftraft werdt , dac men ra eene Vryftad vlucfren moeste , waren 'er noch twee foorten van Doodflag, op welke in het geheel geene ftraffe geftelt was ; waar van de ééne , zelfs in eenen zedekundigen zin , geoorlooft is, od andere, van dien kam belchuuwt, wel ongcooilooft, maar echter om de hardheid van hec harte , in dit opzicht een punt van Eere des Volks , door de vingeren gezien. i. Wanneer men des nachts eenen dief hernpie , die ergens was ingebioken , en htm dood-  33 $. 273- Onderscheid doodiloeg , dan was die geene bioedfebuid dac is , hec konde niec gellrafc worden : daarentegen indien de Zonne reeds opgegaan was t wanneer men hem doodde, dan was hec bloedfchuld , men had zyn leeven behooren te fpaalen, en wel om rede, die'er worde bygevoegt, dewyl men betaaling bekomen konde , en des noods de Dief, indien hy anders niet, hoe genaamc , bezac , eer fchaavergoedinge verkocht konde worden. Dac hier niec van zelfsverdeediging tegen eenen Roover , die iemand by lichten dage op hec open veld befpringt, maar alleenlyk van hec geen men tegen Dieven onderneemc, gefproken worde , blykt klaar genoeg van zelf; ook ziet men het uit de rede , die wy 'er bygevoegt vinden , wanc van eenen Roover , dien men niet kende , en dien de Overheid niec in haare machc had , konde men geene fchaavergoeding , noch dac hy , cot dat einde, ten flaave zoude verkochc worden /ver* wachcen. Voor hec overige , zegt de Wet niet, of iemand , die naa Zonnen opgang eenen Dief doodde, wederom heefc moecen fterven , dan of hy mee eene mindere ftiafte vry kwam. Uic de overéénkomsc met ileeze Wet volgt nu duidelyk , dac ook in andere gevallen eene zelfde cegenftand geoorlooft was. Mochc men , alleenlyk tot befcherming of wederverkryging van zyn eigendom by nacht eenen Dief dooden , die niec eens vooronderftelt worde op Moord uic ce gaan , maar in dat opzicht alleen van eenen Dief, die men by dag betrapt , onderfcheiden , dac men , door den weg van Rechten , van den iaaeften het zy-  ïuskHEN Moord' en BoodslAg. 33 •2yne weder kan bekomen , van den eérfien niet; dan incest bet noch veel meer vry flaan i zich tegen eenen Roover op de gemeene wegen , daar men huiten de befcherming der Overheid is , of tegen iemand , die het op ons lyf of leeven toelegt , als mede tegen eenen gewelddaadigen fchender der kuifchheid , zelfs ter* koste van zyn leeveft , te verdeedigen. Hier fchynt dan het Möfaïfch Recht vry wel met de Haislh'aflyke Wetten van Keizer Karei den Vyfden overéén te komen Ook eilcht1e het niet , gelyk men fomtyds volgens het Roomfob Recht vordert, dac men eenen Dief by dacht eerst drie maaien toeriep , maar hec was genoeg , hem op hec inbreeken bécrapc te hebben. 2r. Van eenén anderen aart is het' tweede geval: in' hetzelve werdc een Doodflag , dien Mofes, als zedelyk kwaad , fcheen af re keuren , wegens dé hardheid van de harten der Israëiïten j burgerlyk veroorlooft, en ongeflrafc eoegelaaten. Wanneer een onöpzetlyk D'oodfitriger, die , zonder hec te weeten , en zonder vyandi fchap, iemand by ongeluk om hec leeven gebracht had , van des overleedenen naasten bloedvervvanc, volgens hec Recht dèr bloéd* wraake , gedood werdc ; dan was die , naar' hec oordeel van Mofé's , zedelyk kwaad , hec was onfchuldig bloedvergieten , en een Volk , het v/elk die niec zoo veel mooglyk zochc voor te komen , zoude bloedfchulderc op zich laaden , Deuc. XIX. vs. 10. Dan wanneer de Bloedwreeker in dit geval deezen onlchuldigen' Doodflaager ontmoette , eer hy de Vryflad! VI. Deel. C btf-  3t §• 173. Onderscheid bereikt had, en hem ombracht, werdt dit aangemerkt , als in eenen rechtvaardigen yver gefchied , Deut XIX. vs. 6, en byaldien een Doodüaager het waagde , buiten de paaien der Vryplaatzen te komen , ftond het den Bloedwreeker vry , hem om het leeven te brengen , Num. XXXV. vs. 26, 27. Mofes gebruikte hier eenige toegeevenheid omtrent het punt van Eere , of, zoo als men het ook kan noemen , de hardheid van het hart der Israèüten , gelyk ik §• 136. reeds heb aangemerkt, alwaar men dit verder kan nazien. Dit was het voorwendfel , onder het welk Joab den verraaderlyken Moord , waarby hy geheel andere oogmerken had , aan Abner pleegde ; dan de verontfchuldiging werdt niet aangenomen , maar Joab als een Moordenaar befchouwt , dewyl Abner den Broeder van Joab in den Oorlog , en in eene noodzaaklyke zeifsverdeediging gedood had , en in tyd van vrede over het algemeen geene bloedwraake gold , voc r de geenen , die in den Oorlog gefneuvelc waren , 2 Sam. II. vs. 19-23. III. vs. 26-34. 1. Kon. II. vs. 5, 6. 28-34. Ten befluite heefc men noch op de fpreekwyzen te letten : hy heeft bloed vergooten , het is bloed , dat is, hec worde ais eene bloedfchuld aangemerkt; hlt is geen bloed, dac is, hec worde niet als bloedfchuld aangezien , en niet geilrafr. Ten aanziene der uicdrukkinge , dewelke Num. XXXV. vs. 33. voorkomc, het Land wordt door het bloed ontheiligt , dac is , in de oogen van Gode onrein en ftrai baar, zoo dat Godt, indien gy dien  tüsschen Moord en Doodjlag. 35 dien Moord ongeftraft liet, uw Land niet meer als heilig aanzien of befchermen zoude , maar veeleer over hetzelve zyne ftraffen brengen ; ren aanziend van deeze uitdrukking , zeg ik , kan men in myne Cummmtationes ad Leges divinas de Pxna Homicidi, ^.2i, 22. eenige taalkundige ophelderingen vinden. §. 274. Straffe "oan eenen eigenlyken Moordenaar. Op den Moord ( homicidium dolofum qualificatum ) ftond eene doodttraffe, en wel, zonder dat dezelve konde afgekocht worden. Volgens het denkbeeld van Eere ten opzichte der Bloedwraake , was de naastbeftaande van hem , die moorddaadig was omgebracht, indien hy zich niet lafhartig wilde betoonen , verplicht , en door een overoud herkomen j hec welk Mofes overgelaaten en bevestigc had , gewettigt , om den Moordenaar , zelfs zonder von-. nis of hulpe der Overheid , van kant te maaken , waar hy hem ook yond , alleen de heilige plaatzen uitgezondert: maar de Overheid was evenwel ook beiast > denzelven tegen den Moordenaar by.te itaan , en dien , wanneer zy naa behoorlyk onderzoek hem fchuldig vonden , aan deezen Bloedwreeker over te leeveren , om door denzelven met den dood geftraft te worden , §. 136. Dan al was 'er niemand, dien dit Recht der bloedwraake toekwam, of al verzuimde dezelve daar van gebruik te maaken , raoese de Overheid evenwel den Moordenaar ftr&ffen , gelyk David dit voor zynen plicht hield , èn Salomo, volgens de begeerte van zynen fterveuC s derf  36 274* Straffe van eenen den Vader met de daad aan Joab deed ( a ) \ ja dezelve moest , indien 'er bloed vergooren was , en men den Moordenaar niet kende , zich en haare Stad op zekere byzondere wyze , die ik in het vervolg befchryven zal, reinigen, en daarby plechtig* lyk betuigen , niet te weeten , wie dit bloed vergooien had. Daarenboven verklaarde Godt , om de Israëliten noch waakzaamer tegen deeze misdaad, en op het flraffen van dezelve oplettender te maaken , dat het Land , waarin hy zeifin hun midden wilde woonen , door onfchuldig vergooien bloed zoude ontheiligt worden , en dat 'er geen ander middel was , om hetzelve wederom met hem te verzoenen , dan het bloed van den Moordenaar , I\um. XXXV. vs 33, 34, 35. Hy dreigde derhalven inderdaad het Land te zullen verlaaten , dat is, aan hetzelve zyne befcherming te onttrekken , zyn genadig opzicht over hetzelve te laaten vaaren , en deszelfs inwooneren te ftraffen , indien het eene gewoonte wierdt, Moordenaaren te verfchoonen , en hunne misdaad ongeftraft te laaten. Om menfchenbloed te meer te heiligen , en eenen Moord , zelfs in de oogen van het laagst gemeen , het welk zekerlyk door zinlyke aandoeningen moet beftiert worden , als recht affchuwlyk en onvergeeflyk te doen voorkomen , was bevolen , dat zelfs een Os , die eenen menfch doodgeftooten had, moest gelreenigt worden, Exod. XXI. vs. iH, 29. Mofes noemt hier, wel is waar, alleenlyk eenen Os; dan dit doet hy meermaalen , al is het, dat men volgens het zelfde Recht met andere Die. ren ( a) 1 Kon. II, vs. 5,6. -8 - 34.  EIGENLYKEN MoOKOEMAAId 37 ren bandelen moest, (§. 166.) , en men kan niet twyfelen , of een Bok , die een Kind had doodgeftooten , of ook een Hond , die iemand verfcheurc had , moeste even zoo wel, als een Os, gefteenigt worden. Voor.zoo verre dit of eene ftraffe, of ten minften fchade voor den eigenaar was , en ieder éénen noodzaakte , zoo veel mooglyk zorge te draagen , dat niemand door zyne Osfen , Honden enz. befchadigt wierdt , zal ik 'er in het vervolg noch ééns van moeten fpreeken : maar het was teffens in fchyn eene ftraffe voor het beest , en een overblyffel der iteiregel, die aan het menfchdom , toen het noch zeer zinlyk en ruw was , in deszelfs kindsheid gegeeven werdt : al iaat menfcbgr.bbcd vergiet, hec zy menfch of beest, deszelfs bloed zal we Ier om door men/chen vcrgootcn worden , Gen. IX. vs. 6 , want, volgens den famenhang van her voorgaande vyfde vers , waarin insgelyks van Dieren gefproken was , en Godt gezegt had , dat hy het bloed der menfchen , en wel , zoo als hy 'er cerftonJ by voege, niet onmiddelbaar, maar do >r menfchen , welken hy hier mede aanbeval hetzelve ce wreekeri . van menfchen en dieren zoude afeifchen; volgens deezen famenhang , zeg ik , heefc men het zesde vers niec te vertaaien : al wis MENSCtiENiiLoED vergiet, maar al wat menscuenbloed vergiet, zoo dat de dieren 'er mede in bedoek worden (a). Dat Ca) Commentatio prior ai Leges divinas de Potna Ho* micidii, §. 15. By het klein getal van Uitleggeren , die deeze plaatze, Gen. IX. vs.6, op de zelfde wyze verftaan , als ik ze hier verklaare , voeg ik hier noch den Syriër ËFaaM, dewelke uitdruklyk by het vyfde vers de Wet aanhaalt, waarin bevolen wordt eenen Os te fteenigen , die eenen menfch doodgeftooien had, c 3  3Q §. 274. Straffe van eenen Dat andere Volken insgelyks aan dieren , ja zelfs aan onbezielde dingen , waar door menfchenbloed vergooten was , ftrafFen geoeffenc hebben; dat Plato dezelve in de befpiegelinge voorfloeg , toen hy als Wysgeer de Wetten befchouwde'; dat JJraco inderdaad beval ,. eenen Heen , degen , ftuk hout enz. waar mede iemand was omgebracht, zo men den Moordenaar niet wist , aan te brengen ; dat Solon eenen Hond , die iemand gebeeren had , liet binden , en overgeeven om geftraft te worden ; dat te Athenen een Beeld , het welk omviel, en iemand , die hetzelve gehoont had , den dood veroorzaakte , als een moordenaar geftraft is ; ja dat men noch in het Jaar 1540. te Touloufe , volgens vonnis van het Parlement, eenen degen , met welken een Moord gedaan was , aan de galg gehangen heeft , om dat men den daader zeiven niet in handen had ; dit alles is al in myne Commcntatio ad Leges divinas de Pcer.a liomicidii, §. 16, gezegt. De Wetten van Mofes beveelen dus in dit geval niets, het geen onder andere Volken , of by andere Wetgeeveren ongewoon was , al is het , dat het met onze manier van denken en doen niet overéénkomt. Of zulk eene oneigenlyke ftraffe van dieren nuttig zy , ( van het uit den weg ruimen of ombrengen van een gevaarlyk beest , eenen ftootigen Osfe by voorbeeld , die airede iemand doodgeftooten heeft , of eenen kwaaden Hond , die iemand verfcheurt heefc , fpreeken wy niet; dit is buiten twyfel verftandig) is eene vraage, die niet rechtsftreeks kan beantwoord worden , dewyl het daarby op de denkwyze van ieder Volk aankomt. In den ftaat Yg.n kindsheid des menfchlyken geflachts , of daar IttQOTcjj en doodflag te vooren genoegfaara dagelyk-  EIGENLYKEN MOORDENAAR. 39 fche bedryven geweest zyn , bygevolg in die omHandigheden , waarin hen menfehdom zich naa den Zondvloed , Gen. IX. vs. 5 , 6 bevond , en noch langen tyd bevinden moest , zoude men dit fteik moeten aanraaden , en is het byna noodzaaklyk , om ieder eenen eenen afkeer tegen moord , en een denkbeeld der heiligheid van hec bloed eenes menfehen in te boezeroen. By ieder Volk het welk zyne kindsheid noch niet zeer ontwasfen , of toch aan zinlyke voorftellingen fterk gewoon is , is deeze ftraffe nuttig . en te nuttiger , naar maate de geaarthcid des Volks meer toe wraakzucht overflaac: dan daar het Volk reeds te verftandig geworden is , zoude dezelve ligtlyk gevaar loopen van befpot te worden , en eene tegenftrydige uicwerking kunnen voortbrengen. In Duitfchland zoude ik dezelve niet gaarne aanraaden : zelfs de Boeren zoude daar op veele plaatzen te 'verftandig zyn , en te weinig door plechtigheden en zinlyke indrukfelen getrot. fen worden , ja het konde by ons wel gebeuren , dat 'er geene aanfehouwers waren ; ( in Engeland had men dit niet te duchten , daar men meer begeerte heeft, om een dier te zien mishandelen) veelen zouden het arme beest flechts beklaagen , en anderen met deeze Rechtspleeging den fpot dryven. Wegens alle deeze verfchillen in denkwyze moet één en het zelfde Recht niet by alle Volken plaats vinden : het geen hier nuttig is, is eldets nadeelig. C 4 f. 275  49 5* :7S- Straffe van eenen Moordenaar § 275. Het was niet gewkoft Losgeld voor eenen Moord te neemen ; daarentegen werdt bet Recht va>i genade-oerleening geoeffent. Onderjcbtïd van den invloed, dien aceze twee Juottcn van Iwytfcbelding der Jt'-affe op de valigheid van het menfchlyk leeven , en de zedelyke geaartheid des Volks hebben, Onder die Oosrerfche Volken , by welke het Recht van den bloedwreeker in gebruike is, neemc deeze fomtyds van den moordenaar eere'fomme gelds aan , waar over men eersc met eikanderen handelt, ( Kof er wordt dezelve by de Hebreeuwen genaamt, ik zal het Losgeld noemen ) en dan worde de moord niet anders , dan met deeze geldboete geftraft, Dit is her , het geen Muhammed , een Wetgeever , die niet verre zien kontje , volgens § 134. niet Hechts veroorloofde , maar zelfs als eene Gode welbehaaglyke barmhartigheid aanprees. In dit ftuk is de Wet van Mofes volltrekt hec tegenpvergeftelde van die van iMubammed ; dezelve ver? biedt het aanneemen van Los-eld vooreenen "Moord ten éénenmaale. lNum XXXV. vs 31. Hec oogmerk van dit verbod is gemakiyk te vinden Hec leeven der menfchen zoude zeer Hecht beveiligc zyn , inzonderheid dat der armen tegen geweldenaaryen van ryken , indien het in de macht ftond van hunne naaste bloedverwancen , die arm of eieri"Jtonden zyn , den moordenaar van de doedftraffe ie ^vfJf^P' Daarenboven fchxnt het Eaunctm.n van  ÏCONEE NIET AFGEKOCHT WOK DEN. 4V ^ulk een Losgeld , voor het bloed van zynen naastbcftnanden , dewelke zelfs wel een Zoon , Vader t of Broeder kan geweekt zyn •• zoo laag en onedel , dat het Gharaéter eenes Volks , het welk de gewoonte heeft om op deeze wyze het bloed hunner nabeüaanden , en hun Recht , orr> 'er wraak van te neemen , voor geld te verkoopen , of ten eenenmaale zinke , of, om het ten zachtflen te beoordeelen , onedel en gevoelloos worde. Ik beroepe my op de gewaarwording van ieder cé.nen : hoe zoude ons een Zoon voot komen , die voor het bloed van zynen Vader Losgeld genomen had ? By de Arabferen wordt dit, in weerwil der fchandelyke barmhartigheid van den Koran , tot de twee ondeugden getelt , die zy La-im , dat is , gemeen , canailleux noemen : en hoe het eenen Duitfcher yoorkeme , die in het geheel niet aan zulk eene manier van doen gewoon is , zelfs wanneer hy zich in de macht van zynen vyand bevindt , geen het minst recht hebben kan , en hem het Losgeld op de beste wyze wordt aangebooden , kan men uit een voorbeeld zien , het welk ik hier in Gottingen beleeft hebbe , en waar van ik wegens de byzondeiheid , aan den voet deezer bladzyde hec ver*, haal zal mededeelen (fi). Dan Ca) In den laatften Oorlog fchoot een Franfch Soldaat eenen Schoenmaaker te Gottingen dood. De Franfche Officiers , die de manier van denken der Duitfche Vrouwen , al is het dat zy van eene laage geboorte zyn , niet kenden , vielen eerst op de gedachte , om der Weduwe voldoening te geeven , door den Soldaat te vonnisfen , dat hy haar trouwen moest ; dan men berichtte hun noch in tyds , dat , ■ ' C 5 dea-  4- §. 275. Straffe van eenen Moordenaar Dan hier uit volgt noch niet, dat de doodffrafte eenen Moordenaar nimmermeer kwyt gefchoioen of hem genade beweezen konde worden. Wchen het atkoopen der flraffe , door zekere fom- deeze voor/lag met affchuw en verachting zoude verworpen worden De Frardchen zvn zee? toegeef. V ^aflTn V3n eenen Moord , die in den tyd van den Oorlog begaan wordt ; de Moordenaar bracht 'er dus hec leeven af: dan de General tel «as er op gezet om der w c foort van voldoening te geeven , en nétte zoude n honderd groote Daalde s ( omtrent .70 van ons Geld ) beltaan , het geen in dien tyd , toen men flecht Geld had , en het evenwel voor goed konde uicgeeven , wel zoo vee als 00 of 400 Ryksdaalders bedroeg 2 SftSJJ-1- K^ta^ haakte. Dan bok in' du ftu. kenden zy het punt van Eere niec , hec welk de Du tfchers zelfs ,n den laaglfen (land bezielt , en verbeelden zich , dat 6co Livres voor eene Hoogduitfche i.choenmaakers Vrouw even zoo veel wl ren , als dezehe misfchien in Frankrvk zouden geweest zyn. Met één woord , de Vróuw was dfor geene middelen te beweegen , om die Geld aan ce neemen ; en my dunkc , zy handelde edel , ïuisÉ zoo als ik van myne Landgenoote wenfchen zoude ; de Oeesdyk-en onderhielden 'er haar over , maar alles vruchtloos, eindelyk liet zy zich, op den voorflag van de Theologifche Faculceic alhier , overhaalen , om hec Geld , het welk men haar had toegedacht , aan het Weeshuis te fchenken , aan het welk de Franfche Generaliteit hetzelve inderdaad liet toeceilen. Hier had men niets van een konftig punt van tere mees van gewoonte, oud herkomen enz. maar alleenlyk het natuurlyk point d'bonneur eener edele denkwyze , waar door men geld weet ee verachten wor  44 §. 275- Straffe van eenen Moordenaar Gukfrukken (want dus moet het vermoorden van eenen weerloozen Bedienden zekerlyk genaamt worden ) op gevolgt zyn , en het volk zich van tyd tot tyd aan doen en lyden gewent hebben. Het Recht van genade- bewyzing wordt geoeffent, naa dat men de omftandigheden in aanmerkinge genomen heek ; het verkoopen van het bloed zyner nabeftaanden gefchiedt volgens verdrag, en voor geld , zonder in het minst op omflandigheden te letten. Een Koning, of wie anders dit Recht om genarte te verleenen hebben mooge , is zeer zelden panydig ten voordeele van den Moordenaar \ maar hem , dien geld gebooden wordt , maakt het geld partydig , en bet hem te moogen aanbieden , is omtrent eveneens , als of men eenen Rechter openlyk mocht omkoopen. n. Eenen or.panydigen Koning of Vorst zal eene averechts begreepe Zedenleer , of een verkeerd denkbeeld van Eere , niet ligc aanpryzen , dat hy eenen Moordenaar het leeven fchenke , indien 'er geene zeer gewichtige rede voor is: hec één en ander zwygt niet flechts in dit geval , maar hy wordt 'er veel meer door aan zyn ampt herinnert ; en een Koning, die eenen eigenlyken Moordenaar , zonder de allergewichtiglle oorzaake , genade verleent, fchaamt zich , indien hy gevoel heeft, voor zich zeiven ; heeft hy dit niet, dan verachten zyne Onderdaanen hem in hunne harten , en vreemdlingtn in hec openbaar. Men behoeft flechts de vergely kingen te leezen , die , by gelegenheid  KONÜE NIET AFGEKOCHT WOfcDEfl* 4f heid van het geval van Mylord Ferres , in de Engelfche nieuwspapieren , tusfchen Üeorgü den Tweeden , en zekeren ande^ ren Koning gemaakt zyn , die tot drie maaien toe eenen voornaamen Moordenaar , en wel by drie recht opzerlyke moorden , de ftraffe gezegt wordt te hebben kwyt gefcholden ; en men zal niets meer eifchen , maar overtuigt zyn , dat een Koning, die noch eenige vreeze voor de beftraffing van hec gemeen heeft , voor dewelke Monarchen zelve niet veilig zyn , niet ligt genade verleenen zal. Dit alles is by eenen naasten Bloedverwant anders geilek. Dewyl hy zelf de beleedigde perfoon is , kan eene niet wel veittaane Zedenleere , of ook een onverkandige Godtsdienst , zoo als die van Muhammed in dit Huk is , hem diets maaken , dat hy barmhartig en tot vergif, fenis geneigt zyn moet : zelfs het denkbeeld van Eere zoude by een Volk , het welk niet wraakzuchtig , maar van eenen edelmoedigen aart was , hec overige kunnen doen , en het hem als eene edele daad doen voorkomen , voor zynen beleediger by den Rechter genade te verzoeken. En wanneer dit algemeen werdt, zoude het leeven der menfchen zeer Hecht beveiligt zyn. 3. Hoe het ook zy , het is eene zekere laagheid , eenen Moordenaar het vergooren bloed , van zynen Vader, Zoon, Broeder, of naasten Bloedverwant , voor geld kwyc te fchelden ; men fchynt 'er zyne hebzuchc door te verraaden , en by veelei; is die 'er waar-  40 $. 275- Straffe van eenen Moordenaar waarlyk het beweegrad van. Het Character van een Volk wordt eindelyk , indien men veele voorbeelden van dien aart ziet , bedorven. Dan by het oeffenen van het Recht van begenadiging ( hec fpreeke van zelf, dat het voor niet moet gedaan , en de kwytfchelding der ftraffe niec door eenen hongerigen Vorst verkochc worden) is dit ook wederom geheel anders geftelt. Indien , by voorbeeld , een Koning iemand pat don verleent , die in een tweegevecht eene neerlaag gedaan heeft , gefchiedt dit uit een medelydend gevoel der omftandigheden van duëllanren , en der ongelukkige zwakheid van de Wetten die tegen de twee* gevechten gegeeven zyn. Dat de Israëütifche Koningen het Recht van Ge» nade-bewyzing geoeffent hebben , fchync uit hec verhaal van de vergifnis aan Abfalom verleent 2- Sam. XIV , onbetwistbaar te zyn. Indien dit geval niets anders behelst had, dan dat een Vader zynen Zoone genade verleende , zoude men hebben kunnen zeggen , dac het eene enkele uiczondering geweest was , waarin de Vaderlyke liefde het Rechc aan eene zyde ftelde ; en dus heeft men het gemeenlyk befchouwc, en dan uic de gevolgen deezer begenadiginge Godtgeleerde aanmerkingen over haare wettigheid of geoorlooftheid getrokken ; dan , men hoore de gefchiednis in haar geheel .' Abfalom heeft eenen , lange te vooren beraaden * verraaderlyken moord , en wel eenen Broedermoord begaan ; zyn Vader wij hem geene genade fchenken ; hy vlucht daarom ten Lande uit, zoekc tri  KONDE NIET AFGEKOCHT WORDEN. 47 en vindt by zynen Grootvader , van Moeders Zyde, die Koning van Gefchur was , eene veilige fchuilplaatze ; Joab , die nem gaarne met zynen Vader verzoenen wilde , maar het niet durfde waagcn , om rechtuit voor hem te fpreeken , poogt eerst voor zekeren anderen verdichten Broeder-moorder pardon te verwerven , om dit dan naderhand op Abfalom over te biengen. Zekere Weduwe , die haare rol wel wist te fpeelen , moest eenen Voetbal voor den Koning doen , en hem met beklaaglyke woorden voordellen , dat zy twee Zoonen gehad had , dewelke , op het veld zynde , en terwyl niemand omtrent hen was, onééns geworden waren ; dat de één den anderen had doodgellaagen ; dat haare geheele familie nu by haar aanhield , om den Doodflager over te geeven , ten einde geftraft te worden ; en dat men dus, zoo als zy zich uitdrukte , haaren laatften vonk zocht uic te dooven. Joab , die haar die alles in den mond gelegt had , moet immers wel geweeten hebben , dac de Koning zich zeiven het Recht van genade - bewyzing aanmaatigde , en hetzelve fomtyds oeffende , anders zoude dit een vreemd middel geweest zyn , om voor Abfalom pardon te verwerven : hy fchynt David door dit verdicht voorbeeld flechts te hebben willen aandoen , en hem teffens doen begrypen , dat het niec tegen zyne Eere als Vader van den ontzielden Amnon , en ook niet tegen zyne rechtvaardigheid als Koning ftreed , ten opzichte van zyren Zoon te doen , het geen hy by iemand , die hem geheel vreemd , en waarby hv geheel onpartydig was , doen zoude. Joab vindt zich ook in zyne verwachtinue niet bedroogen , Uavid verleent den gewaanden Broeder-moordenaar genade. Uc Viouw llt.lc zich ,  48 i- 275. Straffe van ee'nén Moordenaar' zich , noch naa het verkrygen deezer gunde , zeer1 verleegen aan , als of zy Voor den Bloedwreeker ongemeen beducht was : David zegt, dat zy dien 4 die 'er flechts een woord van zoude fpreeken , maar Da hem moest wyzen , en dat hy dan wel zuike fchikkingen zoude weeten te maaken , dac déezé het voor de tweede maafe niet wederom waagen zoude. Zy dringc noch geduurig meer en meer mee gemaakten angsc op den Koning, tot dat deeze zich een Eed laat ontvallen. Ntl fchynt het , dat zy had , het geen zy hebben Wilde , zy maakt de toepasling op Abfalom; hec geheele volk, zegtzy, doet ten zynen opzichte , het geen ik gedaan hebbe , eo bidt voor hem om genade , maar zyn Vader heeft zich tot dus verre als een ft r enge bloedwreeker gedraagen , en zyn bloed gezocht. Om kort te gaan, zy verkrygt , hec geen Joab zocht, de Koning verleent zynen Zoone genade (,?). Ik kan wel niet ontkennen , dac men in dat verzierd geval , volgens het welk de ééne Broeder den anderen op hec veld had omgebracht , noch zonde kunnen twisten , of dit wel volgens onze Rechten een eigenlyke Moord, homicidium dolofum qualificatum , geweesc zy , en dit zoude op de omihtndigheden aankomen ; maar die ziec men 'er evenwel uic , dac hec een Moord was , waarop volgens hec Recht , het welk toen gold , de dood (rond , want anders had zy geene genade voor hem behoeven te verzoeken. Maar de Moord , op welken zy de toepas- fihg (a ) Die hier over noch meer wil leezen , neeme de tweede uitgaave van myne Disfenatio ad Leges Divinas de Poena Homicidü, (in het Lïerfle Deel van myn Syntagma Commgntationum te vinden) §. 34 — 37^.  ronde Niet afgekocht wórdex. 0 fing maakte , was niet flechts één van de aliereigenlykite , maar zelfs een zeer vuile en verraaderiyke WJoord , twee jaaren naa dac de beleediging ge> fchiedc was, op eenen maaltyd , waarop Abfalom zynen Broeder genoodigt had , niet eens eigenbatt^ dig , maar door middel van Knechten , welken een wenk gegeeven werdt, bedreeven. Wel is waar Abfalom was door Amnon zwaar beleedigt , als dewelke zyne Zuster gefchonden had , en Amnon was daar niet over gefirafc; ( dit was, zal men zeggen , te verregaande cocgeevenheid in üavid) maar aan den anderen kant had Abfalom daar niet over geklaagr, en zyne verraaderiyke Moordt daad ver* anderde 'er niet door. Ondenusfchen had David door zyne voorige flaphesd tegen Amnon , fchoon deeze niet by hem verkiaagt was , zoo veel fchuld aan alle de onheilen , die daar uit voortfprooten , dat , zo hy hec Recht had om genade te verleenen * hier zich redenen genoeg fcheenen op te doen > om 'er gebruik van te maaken. Dat de Koningen meenden ^ die Recht te heb* ben , is uit deeze gefchiednisfe outegenzeglyk; maar of zy in dit ftuk wel goed gedachc hebben , zoude miifchien in twyfel kunnen getrokken worden. Ik kan niets met zekerheid zeggen , om hier in ce beflisfen. Het fchynt byna van zelf te fpreeken , dat 'er in eenen Staat by den ééncn of anderen een zoodanig Recht , cm genade te bewyzen , moet plaats hebben , dewyl 'er buitengewoons gévallen kunnen voorkomen , waarin de iliengheid der Wetten behoort verzacht te worden , (§. 10. > Ook heeft Mofes nergens een woord, hec welk dicReehc tegengaat. Het is waar , hy heefc hetzelve even1 Zoo min aan eenig Koning gegeeven j maar dit is VI. Deel. D tu«C  50 §. 275- Straffe van eenen Moordenaar niet te verwonderen , en men kan 'er niets uic befluiten , want hy (lelde geenen Koning aan (*) , maar liet hec Volk in eene Regeeringsvorm , die uit de Volksregeering en die der aanzienlykften ( Democratie en Ariflocratie) was famengeftelr. Hier was het beter van het Recht van begenadiging te zwygen , al ware het ook , dac de Wetgeever hetzelve in fommige zeer buitengewoone gevallen niet ten éénenraaale afkeurde : wanc in, de handen van het Volk is dit een ten uiterfien gevaarlyk voorrecht. Hec bedient zich van zulke Rechten al te wilkeurig , en naar gunst, die dikwils, wie weet waar door , verkreegen wordt. Wilkes zoude kunnen doen al wat hy wilde , Moord en Doodflag , indien het Volk te Londen ( niet in Engeland, dit weet ik wel; en ik voeg 'er noch by , dat dit in het Jaar 1775. gefchreeven wordt, want over 6 Jaaren kan het reeds wederom geheel anders geflelt zyn) hec Recht van genade-bewyzinge had ; dewyl hy daarop altoos zoude kunnen flaat maaken. Een ander behoefde maar Bloedvrienden te hebben , die wel by het gemeen (tonden , of op eenen klaageuden toon te kunnen- fpree- (a) Evenwel gaf hy eenige Wetten , die de Koningen betroffen , déwjl hy , gelyk de Heer AIichaSlis te recht zegt ( Deel 1. §. 5-4. bl. 2ff.) , vooronderjlelde , bet geen naderhand weezenlyk gefchied is , dat bet Wolk lust zoude kunnen bekomen, om , volgens bet voorbeeld van nabuurige Wolken, eenen Koning te hebben. Beveelende hy onder anderen , dat een Koning geene fterke Ruicery moest hebben , dat hy niet veele Vrouwen moest neemen , dac hy geene groote fchatten moest verzamelen , enz. Zie De ut. XVII, vs. ió, 17. Vert,  KONDE NIET AFGEKOCHT WORDEN. 51 fpreeken , of zyn Advocaat de konst te verdaan , die voor den Rechtbank zoo gevaarlyk is , en voor hec ongevoelig Recht niet voegt , om de hartstochten gaande te maaken ; en by zoude vry Ioopen. Daar een Burgerftaat eenen plooy van Volksregeeringe heeft , is het beter dat het Volk geen Recht van genade-bewyzing kent, (hec mag bet weL hebben ) maar de Wetten als zoo heilig aanziec i dat 'er geen ontflag van kunne gegeeven worden : het zal die Recht evenwel oefFenen , als 'er eens een buitengewoon geval voorkomt , en waarfchynlyk zal het zich daar van noch al te dikwils bedienen. Aan zulke misbruiken is het , wanneer hec in handen van eenen Koning is, zelfs eenen kwaa-> den Koning niet uitgezondert, geenszins blootgeftelc ; alleenlyk by onze al te zwakke, en goed* hartige Koningen , die met alle geweld genadig willen zyn , komen deeze misbruiken meermaalen voor ; maar evenwel op verre na zoo veel niet 4 als in eene Voiksregeering. By het ganfchlyk 'dilzwygen van Mofes', en de verzekenheid , waar mede men ten tyde van David geloofde , dac de Koningen het Rechc van pardonverieening zelfs by Moord en Doodflag hadden , zoude men byna denken , dac het hun door het verdrag tusfchen den Koning en het Volk , waar van ik §. 55. gefproken hebbe , gegeeven is. Hec eerde van dien aart heefc Samuël zelf op Godts bevel helpen maaken , en dus zoude hec zich laaten aanzien , als of het niec tegen de wil van den hoogden Wetgeever der Israëliten , in wiens naame Mofes gehandek had , geweesc was. Da $.  5* 276. Soort van De foort en wyze der Doodjlraffe was niet bepaalt , en 'er was veel van aan bet welbehaagen van den Bloedwree~ ker overgelaaten. Over de manier op welke de Doodftraffe aan den Moordenaar moest voltrokken worden , vind ik by Mofes niets voorgefcbreeven ; en ten dien opzichte fchynt dus veel aan de wilkeur van den Naastbéftaanden , die dezelve ter uitvoer moest brengen , overgelaaten te zyn. Volgens het overige zyner Wetten konde , wel is waar, het Recht van Wedervergelding ( a ) hier plaats fchynen gevonden te hebben , dat is , dat de Moordenaar op de zelfde wyze moest fterven , als hy den Moord begaan had ; en die zoude , om alleen in de befpiegeling van deeze zaak te fpreeken , geene kwaade Wet zyn , om iemand , die eenen Moord dacht te doen , ten minften van wreedheden af te fchrikken. Dan deeze Wet kan ook maar alleen in de befpiegelinge dienen : wanc zelden kan men eenen doodlyken flag of wonde , die een Moordenaar iemand heeft toegebracht , zoo juist , en evenwel ook doodlyk , na doen ; dikwils weet men ook niec , wat de ontzielde , die het nu niet meer kan verklaaren , geleeden hebbe , en , daar hec meest op aankomt , hoe lang hy in zyn lyden geweest zy : fomtyds was ook de wyze , op welke hy vermoord werdt, zoo pyn- (a; §. 14a,  Doodstraffe op Moord. 53 pynlyk en affchuwlyk , dat indien men die zelfde fmarten den Moordenaar ■, die ze dus airede verwachtte , wederom wilde aandoen , en wel in koelen bloede aandoen , dezelve alle begrip zouden te boven gaan , en tot eenen trap klimmen , die aan het menfchlyk hart rilling , afgryzen , en eindelyk zelfs gevoelloosheid veroorzaaken ; en daar dit het geval is , bereiken de ftraffen haar oogmerk niet meer. Men herinnere zich , het geen ik te vooren by het Recht van Wedervergeldinge , aangaande de ongemeens vergrooting van het gevoel , by eenen flag of andere fmarten , die men voorziet, gezegt heb. Ook had de Bloedwreeker het Recht , en het was zelfs , volgens hec punt van Eere , zyn plicht, den Moordenaar, daar hy hem maar het eerst zonder veilige bedekking aantrof, te dooden ; de Moordenaar , wanneer hy dus werdt aangevallen , zal zich , naar alle gedachten , niet ftil gehouden hebben , de andere konde hem dus ook zoo nauwkeurig geen gelyk met gelyk vergelden , maar diende hem de eerde wonde de beste toe te brengen , al ware het ook , dat deeze hem niet even zoo fchielyk , en met even zoo weinig pyn , den dood aandeed. Zoo zal het dikwils by de Israëliten hebben toegegaan, zelfs dan, wanneer de Moordenaar van wege den Rechter aan den Bloedwreeker werdt uitgelevert. Ten minften het gefchiedc hedendaagfch noch zoo in het Oosten , daar de naaste Bloedverwanten uitvoerers der Doodftraffen zyn (a). Uit- (a) Zoo verhaalt Chardyn in het Tweede Deel van zyne Reizs na Perfien , pag, 300, van eenen D 3 Moor-  51 ï]6. Soort van Uitgezochte Jangzaaroe pynen zal een Bloedwrfeekeï waarfchynlyk niet hebben moogen aandoen , indien de Moordenaar hem door hec Gerecht werdt overgegeeven ; uicgezonderc alleen in het geval , wanneer de Moordenaar zelf dezelve had aangedaan , want dan zoude ik ze, volgens het Recht van Wedervergelding , het welk voor het overige plaats vond , met hec Mofaifch Recht oordeelen/overéén te komen ; en zonder aan Mofaifch Recht7 te denken , fchynt het natuurlyk en redelyk te zyn , dat een Moordenaar , die iemand op eere zeer pynlyke wyze , en met uitgezochte fmarten ombrengt , fcherper bèhoort geftraft te worden , dan een ander , die zynen Man , zoo fpoedig als hy maar konde , en zonder groote pyn , van het leeven berooft heeft. Indien men die onderfcheid niec maakt , zullen 'er fomtyds Roovers gevonden worden , die in de fmarten van eenen orgelukkigen , dien zy vermoorden , vermaak fcheppen , en hem eenen langzaamen en pynlyken dood aanioen : hec eenige middel om die Volk van zulk eene wreedheid Moordenaar , die eenen jong gehuwden Man vermoord had , om dat hy zyne toeftemming tot zeker fchandelyk ftuk niet wilde geeven. De Vrouw, Moeder en Zuster van den ontzielden , fleeken den Moordenaar met Dolken dood, en drinken uit wraakzucht zyn bloed. Op cenerj anderen tyd werdt iemand , die zyne Vrouw vermoord had", aan zynen Schoonvader ter ftraffe overgegeeven -. 'deeze pakt hem aan , zegt Chardys , als of hy eenen Os had willen flachten , hy houdc hem hec hoofd va^c, en zyne Schoonmoeder fnydc hem met een me» de ksele af? - »• -  Doodstraffe op Moord. 55 heid af te fchrikken , M , wanneer men by de toffe ins^elyks op de wyze , waarop de W oord be le insge^ i d nie[ het n_ gaan is , acne gei.ii., *■« ■> ,. fvke Recht van Wedervergelding , want dit zou de in fommMe gevallen byna al te verfchnklyk rvn ten minften iets dergelyks waarneemt. yMaar hoe? indien 'er niets van dit alles plaats v inZ de wonde , den Overleedenen toegeS ck eer é^nvouwig was, en de Moordenaar ï n enen Bloedwreeker werdt overgegeeven , die Sist geen lust had , om hem op zulk eene wreede wyze te nachten; «elke ftraffe moest hy dan Ivden ? misfchien de onthoofding i —— Dit zoude ik niet denken , daar wordt te veel konsfs en vaardigheids tot zulk een Scherprechters «Sk verdfcht, een Bloedwreeker•natuurlyker Tyze Set konde hebben : liever zoude ik gelooven , dat men hem in dit geval , op goed Jananfeh den buik zal hebben opengefueeden , want op deezen handgreep fchynen de Israehten 3 h vry wel verftaan Te hebben , en memg een Moord op deeze wyze begaan te zyn , waar voor dan die buik-opfnyden eene eigenlyke we*ereeldine was. Die hier van meer wil weetenu, lie \i a. van myne Disfertatie ad Leges dmnas ie l'oina Homicidtü D 4 * a?7  S# $■ 2f/. Uitzondering , als mbn 5- 277. Uitzondering van de geftrengbeid dcezer Wet indien iemand zyn eigen Knecht , of ' Dienstmaagd doodjloeg. Indien iemand éénen zyner Lyfeigenen , het zy Knecht of Dienstmaagd , met zynen nok zoo Joeg, dat dezelve daar aan üierf; zoo evenwel ï n h 2 met4onmidde^ volgde , maardezel- in hp? h T- °' T%^ea Jeefde • werdt dit in bet geheel met geftraft; om rede, die 'er worde bygevoegt: want zv zyn zyn Geld , Exod. XXI. vs. 20, ar. Knechten hebben over het algemeen in een Gemeenebest de zeilde Rechten niet , als eigenlyke Burgeren ; om welke rede ook , volgens het Recht der Arabieren , het geen door Muhammed voor het grootfte gedeelte uit een ouder herkomen in den Koran gebracht is , de Wedervergelding , dat is h.er de Doodftraffe ■ in het geval van eenen Moord dan alleen plaatze vindt , wanneer een vrye perfoon eenen vryen , of een Knecht eenen Knecht maar met wanneer een vrye eenen Knecht gedood heeft fa) Doch dit alleen zoude eigenlyk flechts eene verzachting der ftraffe, maar geene ftraffeloosheid ten gevolge hebben. Dan hier komt noch by dat bier van eenen Heer gefproken wordt, die zyn e.gen Knecht of Dienstmaagd flaat, dat ook het werktuig, een ftok , genoemt wordt, en dat dus da' (fl) Kpran, Sura 11, vs. 173,  eenen Slaaf had omgebracht. 57 de Wet in het geheel niet ziet op het geval , wanneer hy zich van een gereedfehap , het welk men anders in het geheel niet tot zulk eene tuchtiging gewoon is te gebruiken , bedient had, en zynen Knecht of met eenen Dogen doorftoken , of met eene liyle voor het hoofd geilaagen. Indien het lyfeisendom onder een Volk plaats heeft, moet een lieer het Recht hebben , om zyne lyfeigenen te tuchtigen ; indien deeze zich tegen zyne tuchtiging aankanten , en hem driftig maaken , kunnen zyne {lagen , in weerwil van hem zeiven , doodlyk worden ; men kan by hem geen voorneemen vermoeden , om zynen Knecht te hebben willen dooden , want dezelve was hem geld waardig , en zyn dood brengt hem fchade toe. Heeft , zyne drift hem by zyne tuchtiging , die anders op zich zeiven geoorlooft was, overweldigt, dan is het al ftraffe genoeg voor hem , zyn eigendom kwyt te raaken. Indien een Knecht onder de handen van zyrien Heer, dewelke hem floeg , of ten minften op den zelfden dag , ftierf, dan zegt Mofes : het zal ge» wrookfn worden ; maar op hoedanig eene wyze, voegt hy 'er niet by. Aan eene Leevensftraffe kan men , dunkt my , hier niet denken ; want aan den éénen kant belet ons dit hec Recht der Arabieren , die aan de Israëliten zoo na yermaagfehapt waren , waar van ik reeds gewag gemaakt hebbe , en het welk ons hier ten minften eene zachtere ftraffe doet vermoeden ; en aan den anderen kant zoude het inderdaad onredelyk zyn , eenen Heer in dit geval met den dood te ftraffen. Heeft hy vryheid om zynen Knecht te flaan , ja om hem geftrenglyk te flaan , ( en zonder deeze vryheid kan het Jyfeigendorn niet wel plaatze hebben , inzonderheid wanD 5 neer  5 8 §• 27". Uitzondering , als men neer men onder zyne lyfeigenen ook menfchen heeft , die in den Oorlog gevangen genomen zyn ) worden 'er Knechten gevonden , die zich tegen de kastyding verharden , en het laatfte woord willen voeren , waar door zy hunnen Heer noch meer in drift brengen ; en laat deeze zich door zynen toorn derwyze vervoeren , dat hy met zynen ftok ( v/ant zekerlyk moest het geen moordgeweer zyn ) eenen flag doet, waar door zyn Knecht op de plaatze dood blyft , dan zoude het buiten twyfel zeer hard zyn , indien hy voor eene enkele buitenfpoorigheid, in het geen hem anders volkomen vry ftond , met zyn leeven boeten moest. Ik ben daarom van gedachten , dat men hem eene willekeurige flraffe, dewelke naar de natuur der omftandigheden door den Rechter moest bepaalt worden , heeft moeten aandoen. Deeze Wet fchynt alleen op volkomene lyfeigenen te zien , die geene Israëliten van geboorte waren : want een Hebreeuwfch Knecht moest, volgens §. 127 , niec als een Knecht, maar aks een Daglooner , die men voor den tyd van zes Jaaren gebuurt , en al vooruit betaalt had , aangemerkt worden , bygevolg zyne burgerlyke Rechten niec geheel en al verliezen, en men moest ook niet met fcherpheid over hem heerfchen : bygevolg vooronderftelde de Wetgeever het Recht om hem re flaan , of toch om hem geflrenglyk te flaan , niet in dit rvoege als eene bekende zaak , gelyk het dit ten opzichte van vreemde lyfeigenen was , hoewel hy het ook aan niemand door eene uitdruklyke Wet ontnomen hebbe. Misfchien zoude een Rechtsgeleerde zeggen : hy weet niet ([ignoreert) dat een Heer hem flaat , en kwam 'er van zyn flaan een ongeluk , dan volgde 'er op , het geen 'er doorgaans, naar 1 roaa-  eenen Slaaf had omgebiucht. 59 maate der omftandigheden , uic voortvloeide. De Goël , of INaastbeftaande van zulk eenen Knecht , eene perfoon , die by de Israëliten in bloedznaken zoo geducht was , zoude zich buitendien van zyn Recht niec hebben willen laaten berooven ; en de Heer die zynen Knecht had omgebracht, voor hem niec veilig zyn , indien hy niec na eene Vryftad vluchtte ; en ol men hem daarin zoude opneemen , moest naa het onderzoek der omftandigheden b'.yken lk denk , dac men zich op deeze wyze wel zeer zal gewacht hebben , om geenen Israèlitifchen Knecht dood te flaan (fl). Dat iemand , die op lichten dag eenen dict doodde , daar over geflraft werdt , maar waarfchynlyk niec aan het leeven, hebben wy §. 273. reeds gezien, §• 273. Ontzondiging van eenen Moord , waar van de daader onbekend was, en plechtige betuiging, dat men den Moordenaar niet kende. Om den afkeer tegen Moord en Doodflag noch meer te doen roeneemen , en deeze misdaaden als eene frnetce voor Volk en Land voor te ftellen , dus fa) Men kan hier noch het één en ander , het welk hier toe behoort , maar echter meest m het onderzoek van de gedachten der Rabbynen beftaat, en waarin myne tegenwoordige Leezeren waarfchynlyk minder belang zullen ftellen , §. 19 , Conment, ad Leges divinas de Potna Eomicidii vinden.  6b j. «278. Plechtigheden, als een dus niec alleenlyk alle Ingezeerenen van dezelve at te ichrikken , maar ook ieder eenen , die 'er iets van wist , hoe weinig Mofes ook voor het overige voor het aanbrengen geweest zy , evenwel m dit geval tot eenen aanbrenger re maaken , werdc zekere Plechtigheid bevolen , die met de reinigingen van andere oude Volken wel eenige , maar geene volkome overéénkomst heeft, en die in bet geval moest dienen , wanneer men iemand op hec Veld vermoord vond, en de daader niet bekend was. De Wet, waarin dit bevolen wordt, vindt men Deut. XXI. vs. 1 - 9. Zulke Plechtigheden moeten naar de luchtftreek , en de byzondere om. . Handigheden van tyden gefchikt worden : over hec algemeen fchynt het dat de Inwooneren van hec Zuidlyk Afien meer door zinlyke indrukfelen moeten geregeert worden , dan die van andere Landen ; en naar maate de waereld , of een byzonder Volk zich meer bevindt in den ftaat van eenvouwige kindsheid , dat is, naar maate de tyden ouder zyn , naar even die maate worden zinlyke indrukfelen noodzaaklyker. Doch komen wy tot hec verhaal zelf. Wanneer men op het Veld iemand vermoord vond , zonder te weeten , wie de Moordenaar ware , of zonder iemand daar voor verdacht te houden , dan moest men eerst weeten , by welke Stad het ontzielde lichaam het naast lag. De Oudflen dat is , volgens onze manier van fpreeken , de' Raad van de Stad , moest dezelve op de volgende wyze (wel niec door eene eigenlyke Offerande , wanc die mocht nergens als by hec Heiligdom gedaan worden (§. f88.) , maar nochcaus door iets, dat naar eene Offerande zweemde) van dee.  Moordenaar, onbekend bleef. 6t deezen Moord zuiveren , en daarby op eene plechtige wyze verklaaren , dac hun de Moordenaar een éénenmaale onbekend was. Zy moesten eene Beek uiczoeken , die Jaar in Taar uit nooic droog werdt , en welker bodem dus nimmer bearbeid of gebouwt konde worden : m Palaeftina naamlyk , en noch meer in Arabien , vindt men veele Beeken die in den Zomer , en veele , dewelke dan noch ftroomen , die in Oétober droog worden O) , en eersc in November of December wederom beginnen ce vlieten ; en verfcheidene vry breede dalen zyn in den regentyd Beeken , fchoon zy in den tyd der droogte bebouwt worden. Alle zulke beeken ol dalen worden hier uitgefloocen , en men moest, dikwils mis° fchien fa) Op dat niemand denke , dat ik my verzonnen hebbe, moet ik van de weêrsgefteitheid van die Landen het volgende zeggen : Byna geduurende den geheelen Zomer regent het niet , zoo dat dan reeds veele Beeken droog worden : nochtans die , welker bronnen wat dieper liggen , vloeijen noch wel tot m de maand September: in deeze en de daarop volgende maand O&ober heefc men wel cemgen regen, maar doorgaans zoo weinig , dac het niet tot de bronnen zelvl kan doordringen , waar door 'er geduurig meer en meer uitdroegen , en in Oftober geene Beeken overblyven , dan die laar uit Jaar in water hebben. ons is de maand OÖober meest a vry wat vochtiirer ln diooge Jaaren zyn de Beeken gemeenlyk in September het minst van water voorzien ; of ook wel eeheel opeedroogt. Men kan het hgtlyk hier in de nabuurfchap van Gottingen , in Jaaren %an eene gewoone droogte , aan de Beek zien , die tusfchen onze Stad en Webnde vloeit.  62 f. 27 8. Plechtigheden , als een fchien verre genoeg van de Stad , eene Beek zoe* ken , dewelke nooit verdroogde , om dee^e plechtigheid te verrichten. Over zulk eene Beek dan moesten zy eene jonge Koe flachten , die noch in het geheel geenen arbeid gedaan , geenen ploeg getrokken , geen jok gedraagen had ; zoo , dat hec water het bloed wegfpoelde , en 'er niets van dit, zoo hec fchynt onrein , bloed der Koe, dewelke den Moordenaar moest verbeelden , op het Land komen konde. Daarop moesten de Priesteren toetreeden , en de Oudllen in derzelver tegenwoordigheid hunne handen in het bloed der Koe , die over de Beek geflacht werdt , wasfchen , en zeggen : onze handen hebben dit bloed niet vekgooten, ONZE OOGEN HEBBEN OOK NIET GEZIEN, DAT HET VERGOOIEN WERDT J VERGEEF HET, GoDT , UWEN VoLKE HET WELK gy VERLOST HtBT , EN KEken HET ISKAëL NIET als BLOEDSCHULD toe. By ons zoude zulk een plechtigheid zeer weinig nut doen , want over het algemeen maaken plechtigheden , zelfs op het gemeene Volk , ten minften in het Noordlykfte gedeelte van Duitfchland , geenen fterken indruk ; het redeneert over dezelve , en weet 'ér eêr wat op te vitten ; aan den anderen kant zoo men by ons een Lyk op het Veld vindt, wordt het terftond in eene menigte van gedrukte papieren bekend gemaakt, en elke nabuurige Overheid verzocht , om hec te melden , indien 'er op iemand eenig vermoeden mochc vallen , dac hy den Moord bedreeven had ; dan dij. alles konde in die Landen en cyden geene plaats vinden , daar men geene Drukkery , geene Couranten of nieuwspapieren , daar men geene van die andere fchikkingen had , die in het vervolg van tyd eerst gemaakc zyn : maar  Moordenaar, onbekend bleef. 63 maar het minst van allen konde dit noch plaats vinden by een Volk , onder het welk eene Volksregering gevonden werdt, dewyl daar iedere Stad in zekeren opzichte een vry Gemeenebest was , en niec zoo nauw met de overige verbonden , als van onze Steden moet gezegt worden. Om hec leeven der menfchen meer ce beveiligen 5 waren coen diergelyke plechtigheden nuttig. §. 279. De Straffe van eenen onvoorzichtigen Doodjlaager was , dat by in eene Vryftad gebannen werdt. Op eenen onvoorzichtigen Doodflag , die, zonder eenig oogmerk , om iemand fchade toe te brengen , begaan was , ftond eene ftraffe , die volgens het punt van eere van die tyden , tot befcherming van eenen ongelukkigen Doodflaager noodzaaklyk was , en ook haar nuc konde hebben , om te meer alle onvoorzichtigheid, dewelke voor iemand doodlyk kan worden , voor te komen. Die hec ongeluk gehad had , van iemand ce dooden , hec zy , doordien het yzer zyner byle van den fteel affchoot, of door eenig ander foortgelyk toeval , moest voor den Bloedwreeker, dewelke een Recht had , om hem tot ftraffe om te brengen , na ééne der zes Vryfteden vluchten , en daar blyven tot den dood des Hoogenpriesters , waar door de Bloedwraake verzoent werdc ; indien hy vóór dien cyd zich buiten de grenfen der Vryftad begaf, dewelke zich tot eenen atftand van duizend ellen rondom de ling- muu-  (54 §. 270. Straffe van eenen muuren der Stad uititrekcen , en de Bloedwreeker hem daar ontmoette, mocht hy hem doodden, zonder daar voor eenige ftraffe te duchten. Deeze Wetten vindt men Exod. XXI. vs. 13. INum. XXXV. vs. 9 - 35. Deut. XIX. vs. 1 -13. Dit was onaangenaam , en waarlyk eene foort van ballingfchap , of verdryving uic zyne Vaderftad , en te nadeeh'ger, dewyl ieder Israëliet gemeenlyk zynen vaderlyken Akker had , dien hy nu zelf niet konde bouwen , waarvan hy de Vruchten aan iemand anders moest verkoopen , met verlies van hec dagloon , hec welk hy anders zelf had kunnen verdienen , zoo wel als van andere fommen , die hy nu fchade leed. Inderdaad , hy moest huis en hof verlaaten , in ééne van de zes Steden , dewelke Steden der Priesteren waren , eene wooning huuren , en daar van zyn geld leeven , in plaatze van t'huis , het geen hem zyn land en zyn eige, arbeid opbracht , ce verceeren : ook konde het vreemd gezelfchap , hec welk hy daar vond , en uic Lieden van eenen geheel anderen ftund , dan waar toe hy behoorde, of Vlugrüngen van verfcheidene Oorden beftond , hem niet zeer aangenaam zyn ; en , om 'er naar myne eige gewaarwording over te oordeelen , de foort van opfluiting, waar door hy niet zonder leevensgevaar buiten de grensfqheidingen zyner Vryplaatze , die flechts duizend ellen buiten eene kleine Stad waren , komen kon* de, moest hem het allermeest verveelen. Deeze veiligheid in de Vryftad moet dan onaangenaam v en eene harder ftraffe gelyk geweest zyn , en ik geloof, dac iemand, die zich daar heen had moeten begeeven , na den dood des Hoogenpriesters 1 zeep bardyk zal verlangt hebben. De  ONWORZieillIGEN Dogdslaagek. 65 De omftandigheden , waarin de Wetgeever zich bevond , vereifchten weezenlyk deeze onaangenaamheden , wanc , wat hy ook gezegt had , een ongelukkig DooOaager zoude , volgens hec denkbeeld van Eere der Bloedwraake , buiten de Vryftad niet zeker geweesc zyn, ( §. 131 — 136.). Om derhalven eenen nieuwen Moord en Doodflag in eenen eigenlyken zin voor te komen , dien de Wetten niet gevoeglyk zouden hebben kunnen ftraffen , moest Mofes den ongelukkigen Doodflaager op deeze wyze behandelen , omtrent eveneens , als in Portugal iemand , die eenen anderen beleedigt heeft op eene manier, waar over' men zich , volgens het point cfbonneur , van dac Volk wreeken moet, uic hec Ryk moec vluchten* indien hy zynes leevens zeker wil zyn , dewyl hec den Beleedigden zelf niet vry ftaac, hem vergiffenis te fchenken. Toe dus verre zal men dan de verzending nrf eene der Vryfteden , als eene zaak van enkele nood^aaklykheid aanzien ; dan de Wetgeever fchynt zich van deeze noodzaaklykheid noch tot andere oogmerken , en betere vermyding van alle onvoorzichtigheid , dewelke iemands Leeven in gevaar konde ftellen , bedient te hebben. Voor eene enkele onvoorzichtigheid -, waar door iemand gedood worde, was zekerlyk deeze verwyzing na eene Vryftad eene zeer fcherpe ftraffe ; dan , volgens het point (C bonneur der Bloedwraake , konde zy niet zachter zyn , en by ons1 worden dergelyke ondoorzichtigheden misfchien te weinig geftraft, waar van hec gevolg is, dac men onder ons ook van zeer veele ongelukken , inzonderheid door hec fpeelen met Schiec - geweer , hoort fpreeken. Hec oogmerk van den Wetgeever moogë nu geweesc zyn , welk hec wil , of den Doodflaager' VL Dsel. E voor'  66 §. 23o. Schuld, die men voor zyne onvoorzichtigheid zoo gevoelig te (haffen , dat iedereen voorzichtig wierdt; of dewyl hy geen b-.haagen fchepte in eenig geld , het welk men anders welligc voor het bloed zyner Nabeftaanden zoude genomen hebben; of dewyl hy meende, dat een Doodflaager, naa dat hy al losgeld gegeeven had, evenwel noch niet zeer veilig zoude geweest zyn; hy verbood zelfs dan losgeld te neemen , wanneer iemand door dat middel de vryheid zoude hebben willen koopen , om de Vryftad te verlaaten , en na zyne Geboorteplaatze weder te keeren ; deeze moest dus den tyd zyner Ballingfchap , toe dat de Hoogepriester ftierf, uithouden , indien hy van zyn leeven wilde verzekert zyn , Num. XXXV. vs. 32. §. 280. Onvoorzichtigheid, waar door iemand om het leeven komt. De Wet ftrafte het zelfs , indien men , zonder juist zelf den ongelukkigen flag gedaan te hebben, op eene andere wyze , door eene groove onopltttenheid of verwaarloozing , aan iemands dood fchuldig was. De voornaamfte plaatze , waar uit dit blykt, is die, waarin van eenen ftootigen Osfe gefproken wordt, Exod. XXI. vs. 28 — 32. naar welker inhoud men zich waarfchynlyk ook gedroeg, wanneer een ander Dier , van het welk men te vooren wist, dat het gevaarlyk was het zelve los te laaten ioopen . by voorbeeld , een kvvaadaartige Hond , van deszelfs eigenaar niet wel bewaart was, en iemand gedood had. Ik zal ten aanzien van deeze byzonderheid hier liever de eigene woorden van Mofes laaten volgen, te meer, dewyl  AAN IEMANDS DoOD HEEFT. 6r dewyl ik de zaak niec korter en duidelykerweet votir te (tellen : Wanneer een Os een'' Man of Vrouvi /loot , cn de Dood daar op volgt , dan zal de Os gejlecnigl , en zyn Vlcefch niet gegeeten noorden : maar hy, dien de Os toebehoort, kan daar over niet vervolgt worden: ( ondertusfehen had hy'er evenwel die fchade van , dat zyn Os gefteenigt wierdt). Maar indien de Os te vooren al ftootziek geweest is, cn men dit den Eigenaar te kennen gegeeven bad ~ cn hy daar niet op gepast beeft, dan zal, zoo hy een Man of Vrouw dood/loot , de Os gefteenigt worden , en deszelfs Eigenaar ook /ierven. Maar byaldicn deezen een losgeld wierdt opgei egt, zoude hy hetzelve , om zyn leeven tc bewaaren , moeten geeven, zoo hoog als het van hem geëifcht wordt. Het zelfde geldt , al is het dat de Os pok maar ten Kind , van het mannelyk of vrouwiyk gcflacht gellonten heeft. Maar is het een lyfeigen Knecht of Dienstmaagd 4 dien de Os ge ftooten, heeft , dan moet de Eigenaar dertig Sikkelen Zilvers aan dsn Heere van den Knecht geeven , en de Os gefteenigt worden. In het voorbyaaan merke men by deeze laatfte woorden aan , dac hec Leeven van eenen Knecht hier wederom niet mee dat van eenen Burger gelyk geftelt wordt. In de Verzen, die daarop onmiddelyk volgen, beVeelc Mofes , dat iemand , die zynen l'uc niec coegedekt heefc , indien 'er een Os of Ezel van iemand anders invalt, en verdrinkt, denzelven den Eigenaar betaalen , maar hec doode Beest r zoo hy weet, dat hy , wegens zynen Uiefttal alleen , zyn keven verbeurt heeft, zal hy , indien wy het ongeluk hebben van te oncwaaken , en hem gewaar ;e wor-  78 f. 282. Straffe van Diefstal. worden , ook het onze niet fpaaren ; en op dezelfde wyze is het geftelt met Struikroovers op de gemeene Wegen. Ten tyde van Charoyn hoorde men in Perfien byna in het geheel niet van Moorden , by het pleegen van Diefftal begaan ( a ), en de oorzaak daar van heeft men niet in de zachtere zeden van zuidelyke Volken, waarvan hy gewag maakt, maar in hunne zachtere ftraffen te zoeken. Nd verwacht men misfchien in de tweede plaatze eene Toepasfing , dac wy Christenen het Mofsïfch Recht, in het verzachten der Straffen , behooren te volgen , en de Doodftraffen van Dieven aftefchaffen. Dan , zoo nun'g deeze Wetten zyn in een Land , daar het Lyfeigendom plaatze heeft, zoo klaar blykt het ook , dat zy voor een Volk , waar onder geene eigeniyke en ftrenge flaavery gevonden worde, niet voegen. Immers, daar vergoeding de ftraffe van Diefftal zal zyn, vooronderftelt men zeer klaar, dat een Dief iets heeft, zyn eigen Lyf ten minften, waar mede hy zynen Diefftal betaalen kan. By de Israëliten had hy dit gemeenlyk , noch buiten en behalven zyn Lichaam , want volgens de Wee had iederéén zynen Vaderlyken Akker , welks Vruchten men konde aantasten. En bovendien had men noch het Lyfeigendom; men konde zyne Kinderen , Vrouw , en eindelyk zich zeiven verkoopen en te gelde maaken ; en wel, naar het my toefchynt, in een geval van Diefftal, niet alleen flechts voor den tyd van zes jaaren , zoo als men gemeenlyk 1 eenen Hebreeuwfchen Knecht kocht, maar voor zoo lang als vereifchc werdt, om de twee-of meervouwige vergoeding uit te maaken, die de Wet op zynen Dief- (a) Tom. VI. Cbap. 17. pag, 287.  §. 282. Straffe van Diefstal. 79 Diefftal geftelt had , en das ook wel voor zyn geheele leeven. Wy hebben onder ons geene eigentlyke Lyfeigenfchap ; daar wy noch al iets hebben , hec geen W eenigszins, fchoon gebrekkig, naar zweemt, zoeken wy het af te fchaffen , en wy zien ce Landen . bloeijen , naar maate dezelve meer in onbruik geraake: men zal dan , hoop ik, uit toegeevenheid voor de Dieven, de oude flrenge flaavery niet wederom willen invoeren ; en bygevolg moeten wy andere Straffen voor die foorte van Kwaaddoeners hebben. §• 283. . De Straffe van Diefftal was waar fehynlyk vóór den tyd van Mofes , ten minften in JEgypten, zwaarer. De tweede aanmerking , die ik over deeze Wet te maaken hebbe , beftaat hier in : Mofes fchynt dee« ze zachte, maar teffens krachtige flraffe van Dievery, die wy gezien hebben , dat met de omflandigheden van zyn Volk zoo wel overéén kwam , niet uit een oud herkomen overgenomen , maar in plaatze van zvvaarere ftraffen, die te voren in iEgypten, misfchien ook in Patettina in gebruik waren , geftelt te hebben. Du komt my voor , dat wy uit de Gefchiedenisfe , Gen. XLIV. kunnen afneemen. Jofeph , dien zyne elf Broeders noch niet als hunnen Broeder, maar alleenlyk als een Man van gezag, en den eerften Staats-dienaar van ^Ëgypten kenden , was begeerig, om zynen vollen Broeder Benjamin-1onder een go.-d voorwendfe! , en zonder dat de ove.j rigen ^an zyn oogmerk wisten , of de betickking, waai:  8o §. £03. Straffs van Diefstal waar in hyvtpt hen ftond , konden gisfen , by zich re behouden (ja) ; hy laat daarom , toen zy vertrekken zouden , den zilveren Beker , waar uic hy zelf, toen zy by hem aan tafel waren, gedronken had, heimlyk in den Koorn-zak van Benjamin neeken , met*oogmerk , om hem, wegens deezen $ met zoo veele waar- , fcbynlykheid beweezen Diefftal , voor eerst , als zynen lyfeigen ce kunnen by zich houden. Hec iEgyptifche Recht moet derhalven , gelyk naderhand hec Mofaïfche , niec alleenlyk eenê dubbele vergoeding van het geftolene geëifchc hebben; want alhoewel hec Zilver coen zeldzaamer was, en daarom een zilvere Beker in dien cyd meer waardig zal geweesc zyn , dan thans een Goude , waren deeze elf .Broeders en hun Vader , welker oroftandigheden jofeph genoeg kende , evenwel bemiddelt genoeg , om zulk eenen Beker meer dan ééns te kunnen betaalen. Daarenboven, Jofeph zelf had hun heimlyk vry wat zilvers, waarfchynlyk meer, dan de Beker zwaar was, toegevoegt; en wel Zilver waaróp hy in het geheel geenen ekeh maakte , den prys naamlyk voor twee vrachten Koorn, die zy uit iEgypcen gehaalc hadden Ondercu&fchen fchynt hy niec bekommerc geweesc te zyn , (rt) Men zie myne Aanmerkingen over' die Hoofd'ftuk , in de Hoogduitfche Vertaaling des Bybels te vinden. (bj Zy hadden naamlyk hec geld voor het eerfte Koorn , het welk men toen in hunne Zakken geftoken had , wederom medegebracht, om het anderwerf te betaalen ; maar het was niet aangenomen : en daarenboven had men nu het geld, hec wek zy voor den tweeden Koop betaalt hadden , wederom.m hunne Zakken gelegt; en ook dit werdc als hun rechemaeig Eigendom aangezien.  VÓÓR DEN TYD VAN MdSES; Öf zyn , dat zy van hec zelve , volgens de "'etten , gèk brüik zouden kunnen maaken , om zich met eene dubbele of meervouwige betaaling van deeze zwaarigheid te ontdoen. Kort naa dat zy Vertrokken zyn , moet zyn Hofmeester hen nareizen, en hun den Diefftal verwycen : en hier was hunne eerfte aanbieding : By wien gy oen Beker vindt , die zal sterven , hn wy allen zullen uwes HeEUEN IC.nlchten zyn ; die Wetten, dewelke zy kenden, moeten derhalven meer dan eene veelvouwige becaaling geëifcht hebben , en Doodftraffen zelve niet ten éénenmaale ongehoort geweest zyn. De Hofmeester * die zynen last na kwam , neemt hunne aanbieding niet ten vola len , maar alleen in zoo verre aan , dat die geenen » by welken hy den Beker vond , zyne vryheid zoüde verlooren hebben; en daarop gaat hy aan het zoeken. Tot de uiterfte verflaagenheid van hen allen , vindt men den Beker juist in den zak van Benjamin : hun vak in het geheel niet in , zich aan te bieden, om denzelven te betaalen , ja tiendubbeld te betaalen, eti des noods zoo lange in gyzelinge te blyven ; ( hoewel zy weezenlyk gelds genoeg by zich hadden , waar op in het geheel geen eifch gemaakt Werdt; ) dit moet derhalven toen in Rechten niet gewoonlyk geweest zyn : in hunne benauwtheid bieden zy zich allen aan, om Slaaven te worden , dewyl zy zonder Benjamin hunnen Vadet niet wederom onder de oogen durfden komen h en ook dit werdc van dë hand geweezerf» Vsn het treffend toneel , het welk daar op volgde < behoeven wy hier niet te fpreeken; men ziet uit hec gezegde genoeg, dat men in ÜSgypren Diefftal fcherper ftraffe, dan Mofes in zyne Wetten gewilc heefc. Men had daar wel hec ftaatkundtg kwaad , bet Lyfeigendom , maar niet de heilzaame Wetten , die daar VI. Deel F med#  82 §. 284. Vergoeding van het gestolene mede kunnen gepaarc worden , met betrekkinge tot het ftrafFen van Diefftal: dat is , men liet aan den Misdaadigen geene keuze over tusfchen eene veelvouwige vergoeding , of flaaverye , maar men oeffende daar ook wel Leevens-ftraffen, die by zulke omftandigheden te hard zyn. 5. 284. Nadere bepaalinge der Vergoedinge , volgens haare trappen , overéénkomftig met de verfchillende omftandigheden van den gepleegden Diefftal. Keeren wy nu tot de eigene inftellingen van Mofes zeiven weder. De zachtfte ftraffe voor Diefftal, wanneer dezelve niet door den Dief zeiven vrywillig ontdekt en beleeden was, indien 'er geene andere ver* zwaaiende omftandigheden by kwamen , was, eene dubbele Vergoeding aan den Eigenaar , dien nu voor het gevaar, het welk hy geloopen had van hec zyne te verliezen , dit voordeel werdc toegevoegt , Exod. XXII. vs. 3. Deeze ftraffe vond plaatze , zoo lang hec Geftolene noch onverandert in. handen van den Dief was , en hy het noch niet verkocht , geflachc, of op eenige andere wyze verdaan had. Hy werdt dan aangezien als noch op den eerften trap van Dieverye te ftaan , waar op men noch altoos berouw , en het wedergeeven of loslaaten van het geen hy vervreemd had , van hem konde hoopen. Daarentegen , indien hy het geftolen Goed reeds vervreemd of geflachc had, en dus het vermoeden ter zyner verontfchuldiginge in het geheel niet meer .mooglyk was, dac hy het, uic vrye beweeging van  IN HAARE TRAPPEN BESCHOUWT. 83 2yn geweeten zöude hebben willen wedergeeven , zo ras 'er zich maar eene gefchikte gelegenheid , om dit ongemerkt te doen, en zonder zich te fchande te maaken , voor hem opdeed , dan was de ftraffe zwaarer ; by Schaapen ,' denklyk ook by alle andere geftolene dingen, eene viervouwige , maar by Osfen eene vyfvouwige vergoeding, Exod. XXI. vs. 37. Op het laatfte , het fteelen van Osfen , werdt eene boogere ftraffe geftelt, om den Eigenaar van een Dier, 'twelk in de huishouding der Hebreeuwen van zoo veel nuc is, en zonder het welk de Landbouw by hen kwynen moet, by deszelfs bezit meer te beveiligen ; want , men zal zich , uit het geen ik te voren reeds daar van gezegt hebbe . gemaklyk kunnen te binnen brengen , dat de Israëliten zich tot den Landbouw van geene Paarden, maar alleenlyk van Osfen bedienden, en dac deeze by hen al 'c werk verrichtten , den Ploeg trokken , het Zaad dorschcen , dat is, of uittraden, of voor den Dorschwagen gefpannen werden , en het uitgedorschte Zaad in de Schuuren brachten. Zo dan Osfendievery zwaarer, dan die van andere dingen geftraft werdt, gefchiedde dit om dezelfde rede, waarom 'er op fommige plaaczen eene fcherpere ftraffe ftaat, wanneer iemand eenen Boer zynen Ploeg , of iets dat toe den Ploeg behoorc, ontfteelt (a). Indien een Dief niet had om te betaalen, dan werd hy ten Slaave verkocht, Exod. XXII. vs. 2. waar» fchyn» (0) De reden is klugtig, die fommige gegeeven hebben , waarom een Os vyf- een Schaap maar viermaalen betaalt moest worden ; dewyl naamlyk een Os duurer dan een Schaap is; als of de evenredigheid tusfchen 1 en 4 niet even groot ware s als ttiS* lenen 1000 en 4000. F »  84 $. 284. Vergoeding van het gestolenb fchynlyk voor zoo veele jaaren , als tot voldoening van zyne fchuld vereischt werdt, by gevolg ook des noods voor zyn geheele leven , alhoewel anders een Hebreeuwsch Knecht maar zes jaaren behoefde te dienen , (§. 127). Maar konde men wel verwachten eenen Kooper te zullen vinden ? wie zal eenen Dief tot zynen Knecht willen hebben ? By ons zekerlyk niemand , dewyl wy niet dan loontrekkende Bedienden hebben, over welke wy zoo Ifreng niet kunnen heerfchen , als, om eenen Dief in toom te houden, wel zoude vereischt worden , en tegen welke wy, indien zy ons befteelen, eerst by de Overheid, als tegen ons gelyken, recht moeten zoeken; die wy daarom liever wegjaagen. Dan, daar het ftreng lyfeigendom plaats heeft , kan een Heer zyne Knechten zelf ftraffen , en hen door flagen genoeg van het fteelen affchrikken 9 ook kan hy ze in werkhuizen daar niet te fteelen valt, of daar men het geftolene niet verbergen kan, opfluiten , en zulke werkhuizen , die zoo kostbaar en met regelen van goede huishoukunde ftrydig zyn , indien zy door eenen Staat gehouden worden, brengen, onder het beftier van een byzonder Heer, voordeel aan. Ook is'er het eeten en drinken doorgaans zoo geftelt, dat hy 'er noch voordeel van trekken kan. By aldien een Dief eerlyk genoeg was , om , naa dat hy zich van de befchuldiging van Dieverye door eenen Eed gezuiverd had , deezen valfchen Eed te herroepen , en door aandrang van zyn geweeten zich als fchuldig aan die misdaad aantegeeven, dan behoefde hy het geftolene niet dubbeld , maar Hechts éénmaal te betaalen , mits het vyfde gedeelte daar boven geevende , Levit. VI. vs. 1—5. Van het Schuldoffer , het welk hy in zulk een geval wegens zyne rheineedigheid moest brengen , heb ik te voren (§. 244.) gefproken. Ten  IN HAARE TRAPPEN BESCHOUWT. &5 Ten opzichte van eenen Dief, die eigentlyk uit honger deelt, heefc Mofes , wel is waar, niets dergelyks vastgeftelc, als ik §. 28 2. in de inftelling van het Halsltraffelyk Recht van Keizer Karei den Vyfden gepreezen heb ; dan , naar het my toefchynt, fptak het, volgens de Analogie der Wetten , dewelke ons §. 130 en 161. zyn voorgekomen, van zelf, dat men ten opzichte van iemand , die in eenen eigenlyken zin door wezenlyken honger geperst, een Dief geworden was , eenige infchiklykheid te gebruiken had. De Wet van Herbergzaamheid , die by de Oosterlingen zoo veele kracht heeft, zeide buiten dien al, zoo hy een Reiziger of Vreemdling is, moet hy gefpyst wor» den ; en de Oosterlingen zullen dit niet ligt verwaarloozen. Ondertusfchen fchynt ten tyde van Salomo, zelfs een Dief , die uit honger geftolen had , geftraft te zyn. Spreuk. VI. vs. 30, 31. Dan op die plaatze word niet gefproken van het geval , wanneer iemand volftrekt geen ander middel heefc om den tegen woordigen honger te ftillen, dan fteelen; want deeze Dief betaalde zynen diefftal veelvouwig, en gaf daartoe het geheele vermogen van zyn huis overhy moet dus noch eenig vermogen gehad hebben. S- 285. Scherpere Straffe van Diefftal , ten tyde van Salomo. Wy leeren noch iets uit de plaatze, die wy zoo even bygebracht hebben, naamlyk dat onder de regeering van Salomo de ftraffe van diefftal moet verzwaart zyn. Ten tyde van David wist men noch van geene andere ftraife, dan die door Mofes bepaalt was, zelfs dan , wanneer 'er verzwaarende omftandigheden byF 3 kwa-  %6 %. 285. Straffe onder Salomo. kwamen : toen men naamlyk den Koning voorhield , dat iemand , en wel een ryk Man , eenen Armen , die maar één Schaap had, het welk hy voor zyn vermaak hield , hetzelve niet zoo zeer ontftolen, als wel daar van op eene geweldaadige wyze berooft had, en zich niet ontzien om hetzelve te (lachten , veroordeelt de Koning, hoe zeer ook op dit verhaal in drift geraakt, hem nochtans tot niets anders , dan eene viervouwige vergoeding (a). In plaatze daar van vinden wy in den tyd van Salomo eene zevenvouwige betaaling , zelfs by eenen Dief, die uit honger geftolen had , en dus nog de meeste verfchooning fcheen te verdienen , als eene bekende zaak vooronderftelt. Men verontfchuldigt het , zegt hy , Spr. VI. vs. 30, 31, in eenen Dief niet , dat hy [teelt om zvnen buik te vullen , wanneer hem hongert. Indien hy betrapt wordt , moet hy het zevenvouwig betaalen , en zelfs wel alles , wat hy in zyn huis beeft , over geeven. Deeze verzwaaring der ftraffe is waarlyk niet te verwonderen. Door den tyd worden 'er zoo veele middelen bedacht, om zynen diefftal te verbergen , en de befchuldiging van zich afceweeren , dat eene mindere vergoeding, die weleer ter aflchrikkinge genoeg was, nu niet meer voldoen zoude om tegen de hoop, van dikwils genoeg verborgen te zullen blyven , en zich daar door ryklyk fchadeloos te ftellen voor eene enkele betaaling, zoo men al eens be- Ca) - Sam. XII. vs. 1- ƒ. Indien iemand mocht denken , dac David deezen Dief hier tot tweeërleie ftrafFen veroordeelc heeft, naamlyk 1. (tot den dood, en 2. ) tot eene viervouwige betaaling, die zal op het einde van §. o. kunnen, vinden » dat my deeze plaat& §Mm voorkom.!,  §. 285. Straffe onder Salomo. 87 betrapt wordt , op te weegen. Men kan geftolen goed veel gemaklyker aan den man brengen , als er groots Steden komen , en de koophandel toeneemt ; het welk beide onder de regeering vao Salomo plaats vond • hierby komt noch , dat de koophandel grootere veiligheid tegen Dieven vereischt , en onder tusfchen dezelve meer uitlokt • gelyk men dit volk nergens in grootere menigte aantreft , dan in groote Kooplieden en op jaarmarkten. Ik ben er daarom zoo verre af, van my over deeze zevenvouwige vergoeding , die ten tyde van Salomo is ingevoert, te verwonderen; dat ik by het toeneemen van den koophandel en weelde eêr noch fcherpere ftraffen zoude verwacht hebben. $. a86. Ten opzichte van Straatfchenderye en geweldaa» dige Huisbraak vindt men geene Wenen. Ik vinde in de Mofaïfche Wetten niets over Straatfchenderye, en gewelddaadige Huisbraak, waar door het leeven van iemand in gevaar geftelt wordt, ïngevalle hy zyn goed niet gewillig overgeeft ; eene omftandigheid , die de misdaad zekerlyk grooter maakt, dan enkelen diefftal: want Exod XXII. vs. a, wordt wel van inbreeken gefproken ; maar dit kan ook gefchieden , eo men alleen maar heimlyk wil fteelen , en niet met geweld rooven. Hier blyft dus eene gaaping in onze kennisfe , en het gefchreeven opftel der Mofaïfche Wetten over; die evenwel door den tyd uit het oud herkomen gemaklyk weggenomen konde worden. Om de waarheid te zeggen , eene geweldaadige berooving kon in de Woeftyne , daai• het F 4 voi»  ?>&• §. ziló. Stuaatschenoery , enz. Volk zoo naby elkander woonde , niet dikwils voorvallen , en deeze mag wel de rede zyn, waarom fVJofes 'er niet van gefproken heeft. Tegen vreemde bttuikroovers , die by voorbeeld , reizende Lieden mksiiandelden , of in het Land kwamen ftroopen haci men buitendien geene Wetten noodig , maatman oefende tegen hen het Krygsrecht , het welk ved meer en veel groorere ftraffen veroorlooft, dan men tegen zyne Burgers kan in het werk ftellen: want met deeze moet men in de Wetten , om het dus uittedtukken , eeist affpreeken , welke ftraffen zy zullen te wachten hebben , indien zy zich aan deeze of geene misdaad ichuldig maaken , en wy hebben geen recht om hen zwaarer te ftraffen , dan in deeze Wetten bepaalt is. Maar daarom is ook juist een Burger Burger , en een Vyand , Vyqnd ; dat is , iemand ' die niet onder de befcherming van onze Wetten ftaat, maar dien wy kunnen trachten te verdelgen, wanneer hy ons beleedigt heeft. De Amalekiten , een roofziek Volk » moesten uitgeroeit worden. §. 63, 287. Beiligfcbenms ( Sacrilegium ), Op de zelfde wyze vindt men ook geene eigenlyke We: , tegen het geen wy gewoon zyn Kerkroovürs te noemen. Het is waar, indien iemand iers van hec Chrrem , het welk ik §. 145. befchreeven hehbe , en liets: het Allerheiligste zoude willen noemen , ontvreemd bad , werdc deeze beroover van het Heiligdom , zoo als wy uic lof. VII zien kunnen , ge-, fteenigt. Dan andere heilige dingen verschillen groot-tyte dit QMwm i en wanneer iemand , by voorbeeld ,  §. 287* Heiligschennis. 8q teeld , iets van het Offer-vleosch , den Offer-wyn , de Tienden, ja zelfs van het huisraad des Heiligdoms, het welk maar niet in het Heilige , of Heilige der Heiligen , maar in den Voorhof behoorde , geftolen had , zoude ik noch uit de duidelyke letter, noch uit de Analogie der Mofaifche Wetten , een vonnis over hem weeten uittefpreeken. Had hy uit eige beweeging , door persfing van zyn geweeten zyne misdaad beleeden , dan zal 'er waarfchynlyk niets anders , dan het wedergeeven van het geftolene met een vyfde gedeelte daar boven , volgens Levit. V. vs. 14 , 15 , en een fchuld-offer van hem gevordert zyn. Dan dit is zelfs niets meer dan eene gevolgtrekking, eri geene letterlyke Wet •, want in de bygebrachte plaatze worde niet van diefftal aan heilige dingen gepleegt, maar van zoodaanige goederen van het Heiligdom gefproken , die men of uic verzuim niet betaalt , of uit gierigheid zoek gemaakt, en terug behouden had, zoo als, tienden of eerstlingen \ het geen men zien kan , om dat 'er een fchuld-offer, dat is te zeggen, een offer voor zonden van nalaatigheid voor gebracht moesc worden. Het zy genoeg van deeze YVet, die het ontvreemden van heilige dingen betreft, hier in het voorbygaan gewag gemaakt te hebben : het zal niet noodig zyn , 'er in het vervolg afzonderlyk van te fpreeken. g. 288. Merfcbenroof met den dood geftraft. Op Menfchenroof tegen eenen Israëliet begaan , dat is , wanneer men eenen vrygeboornen , van Israëlitifche afkomst, ftal of roofde , met oogmerk om hem , of zelf als eenen lyfeigenen te gebruiken , of F 5 aan  PO §. 288. MENSCH EN ROOF MET aan anderen ten flaave te verkoopen , ftond volftreh: de dood ; en wel zoodanig , dat de verontfchuldiging , die by andere foorten van diefftal weidt aangenomen , dac het geftolene noch niet vervreemd was, en men dus noch had kunnen verwachten, dat de Dief tot inkeer zoude gekomen zyn, en hetzelve wedergegeeven hebben , in dit geval zyne ftraffe in het minst niet verzachtte, maar als een Menfchenroover fterven moeste, het zy hy den menfch , dien hy geftolen had, reeds verkocht had, of dezelve noch onvervreemd, en zonder toe eenige flaaffche dienden gebruikt te zyn, in zyne macht was , Exod. XXI. vs. 16. Deur XXIV. vs. 7. Het doelwit van Menfchenroof, waar door deeze misdaad van eenige anderen , die 'er anders na aan grenzen , moet onderfcheiden worden , vinden wy , Deut. XXIV. vs. 7 , duidelyk opgegeeven ; het was naamlyk , om of het geftolen menfch zelf tot zynen dienst te houden , of hem aan iemand anders te verkoopen. Hec laatfte is in een Land, daar Menfchenroof gemeen is , en de voorziening der Wetgeevende Macht vereifcht, wel doorgaans het oogmerk; want Menfchenroovers zullen maar zelden in ftaat zyn , om van hunnen roof, daar het een menfch is, die fpreeken kan, in zyn Vaderland gebruik te maaken ; dewyl hy zich maar behoeft aantegeeven, om ontflaagen te worden, en hy, zo men hem opfloot, den Roover over hec algemeen van weinig diensc zyn zoude. Dit is wel aan eenige uiczondering onderhevig; by voorbeeld het fteelen van Kinderen kan in groote Steden , zoo als Londen , al vry lang verborgen blyven ; en een Man van middelen, die groote werkhuizen voor zyne knechten heeft, kan de geenen , die geftolen zyn , in dezelve opfruiten : dan het blyfe coch evenwel maar eene  DEN DOOD GESTHAKT. 01 eene uitzondering : het getal van ryke Lieden , die knechten by honderden en duizenden hebben, zal zeer gering zyn ; en groote Steden hadden de Israëliten zelfs eenige eeuwen naa den ryd van Mofes noch niet: ook ontdaan dezelve niet by de eerde grondvesting van een Volk, maar van tyd tot tyd, gemeenlyk door eene menigce van toevallige omdandigheden, die men niet voorzien had: zoo wordt deeze misdaad heden ten dage fomtyds in Londen , Amderdam, en de nabuurfehap van Hamburg , door de zoogenaamde Zielverkoopers gepleegt , daar men de geronfelde menfchen fpoedig na Oost- of West - Indien weet te verzenden ; op dezelfde wyze in Guinea en het westlyk gedeelte van Airica, waar van daan America door Kooplieden, daar ik niet gaarne één van wilde zyn, hoewel zy veel gelds verdienen, van de ongelukkige Zwarten voorzien wordt; en van dien aart verhaalt Mofes zelf in zyn eerde Boek een voorbeeld in Jofeph , die door zyne Broederen eerst aan doorreizende Kooplieden, en door deeze naderhand in iEgypten verkocht werdt. Indien men eenen Slaaf, die van zynen Héér wegliep , tot zyne vlucht de behulpzaame hand gebooden had , indien men hem verborgen , brood gegeeven , en daar voor vry willig had laaten arbeiden , was dit zekerlyk geen menfchen - dievery ; het geen byna van zelf fpreekt, zoo ras men maar het woord dievery hoort; zo zich hier al noch eenige taalkundige zwaarigheid mocht opdoen , ( het geen ik in het geheel niet wil loochenen , maar opzetlvk den eenen of anderen taalkundigen het genoegen laaten , van 'er eens mede op de baan te komen) de bovengemelde Wet; zag evenwel zekerlyk niet op dit geval, en de Wetten van Mofes waren zelfs voor weggeloopene Slaaven gundig. (§. 132,)» 5fi>  92 f. 288. Menschenroof met Indien iemand eene Dochter gerooft had, om ontucht met haar te pleegen , of baar tot zyne Vrouw te neemen, was dit ook geen Menfchenroof, zo hy haar maar niet tot zyne Slaavin gebruikte. In het eerfte geval was het verkrachting , en behoort tot §. 266 , 207 ; maar roofde hy haar , om haar te trouwen, dan was het gewelddaadigheid , en wel van zoo zeldzaam eene foorte , dat de Wetten 'er niet ééns van fpreeken; hoewel 'er in de Gefchiedenisfen der Israëliten één enkeld voorbeeld, het welk met de Sabbynfche LVJaagdenroof vry wel overéénkomt, gevonden worde, en daar, wegens de uiterfte noodzaaklykheid, door de Overheid zelve , als een middel om Vrouwen te bekomen , aan de hand gegeeven , Recht. XXI. vs. 19-23. De eerstgemelde Wet, Exod. XXI. vs. 16, fpreekt, wel is waar , van Menfchenroof, zonder dit tot het één of ander Volk te bepaalen ; dan in de tweede , Deut. XXIV. vs. 7, wordt deeze misdaad uicdruklyk daar in geftelt, wanneer iemand eenen van zyne Broederen , eknen der Isracliten fteelt: bygevolg kon Menfchenroof, waar door men zyn leeven verbeurde, alleen ten opzichte van eenen Israëliet bedreeven worden, en, (daar alle Israè'licen vrygebooren waren , en zy , zo zy zich al tot Slaaven verkocht hadden, nochtans in het zevende Jaar wederom werden vrygelaaten,) niet aan eenen volkomen lyfeigen, want deeze zoude een vreemdeling hebben moeten zyn ; alleenlyk één zeer zeldfaam geval uitgezondert O). . Men ziet hier uit dat Mofes door deeze mis- (a) Het geval, het welk men hier moet uitzon, deren, is dat van eenen HebreeuwfchenKnecht, dewelke op het zevende jaar zyne vryheid niet had willen  DEN DOOD GESTRAFT. 93 misdaad, waarop hy eene doodftraffe ftelde, geenen diefftal verrtaan heefc, waar door iemand zyn knecht ontrooft werdt. Buiten twyfel was dit ongeoorlooft, en zelfs he r begeeren van zynes naasten knecht oe dienstmaagd , of iets het geen hem toebehoort , in het Tiende Gebod verboden (a). Dan welk eene ftraffe daar op ftond , weeten wy , zoo min , ais hoe het fteelen van eenen Vrygeboornen uic een ander Volk, het welk met de Israëliten in vriendichap ftond , geftraft wierdt; misfchien door eene één of meervouwige vergoeding , door een oud gebruik bepaalt, maar niet met eene leevensftraffe. Nu zal men kunnen begrypen, van waar het groot onderfcheid tusfchen het fVIofaïïch , en het oudfte Roomfch Recht kome , het welk in coliatione MoJaicarum éif Romanarum Legum , Til. XIV , reeds is opgemerkt, evenwel zonder de oorzaaken van dit verfchil met een wysgeerig oog na te fpeuren. In de oudfte tyden ftond te Rome op het zoogenaamde Plagium alleenlyk eene geldboete, en deeze was voldoende , dewyl Menfchenroof in die Stad , dewelke geenen uitgebreiden buitenlandfchen handel had , noch niet zeer gemeen geworden was; als mede dewyl dezelve daar niet gemaklyk viel om uitte voeren , en het noch moeilyker was, deeze misdaad te verbergen , om len aanneemen , en daarom zyn Oor liet doorbooren, ten teken van den afftand, dien hy voor altoos van zyne vryheid gedaan had. De zodanige waren dan , hoewel Israëhten , nochtans volkomene Lyfeigenen, die altoos dienstbaar bleeven , het welk zekerlyk niet ■ dikwils zal voorgevallen zyn. De Heer MictiAëLis fpreekt van deeze byzonderheid breedvoeriger, D. 11. 127. bladz. 368, 369. Vebt. (0) Exod. XX. vs. 14, Deut. V, vf. 18.  94 S- 2*8. Menschenroof met om dat men zynen roof zoo fpoedig in andere Landen niec konde flyten. Dan door den tyd werdr te Rome deeze ftraffe ook geduurig fcherper , wordende op die misdaad eerst by geringe lieden de dood , of veroor* deeling tot de Mynen (damnatio in metallum~) , by menfchen van meer aanzien eeuwige ballingfchap met verbeurte van de helft hunner goederen ; en naderhand zonder uitzonderinge de ftraffe des doods geftelt. Toen kwam zy dan met die van Mofes overéén, mee dat onderfcheid alleenlyk, dat de Romeinen andere doodftraffen hadden , onder welke de wreede kruisfiging is , waar door iemand , naa verfcheidere dagen de verfchriklykfte fmarten geleeden te hebben , en door den onlydelykften honger en dor.-t afgemat te zyn , eenen langzaamen dood ftierf, daar de wreedfte doodftraffe , die Mofes heeft ingeftelt, het Steenigen , niet wel langer, dan maar weinig minuten , kan geduurt hebben. Mofes zette van den beginne af op Menfchenroof eene doodftraffe , en deeze was in dat Land, voor het welk zyne Wetten moesten dienen , volftrekt noodzaaklyk , indien de menfchen , maar noch meer indien hunne kinderen veilig zyn zouden. Palasftina was toen juist het Land , daar deeze misdaad het gemaklykst konde gepleegt worden , de zetel van den buitenlandfchen handel: de Caravanen gingen 'er uit Afien door na iEgypten , en die iemand geftolen had , konde hem aan deeze gemaklyk verkoopen, en onder een geheel vreemd Volk laaten brengen , daar niemand iets van hem verneemen konde : het geen de Zoonen van Jacob ook reeds met hunnen Broeder Jofeph gedaan hadden. Te water handelden de Phceniciers tot in de verst afgeleegene Landen , daar geene andere Volken van Aften toegang hadden, Ook  OEN DOOD GESTRAFT. 95 Ook ging , gelyk wy uit het voorbeeld van Jofeph , en de herhaalde Wet van Mofes kunnen zien , Menfchenroof daar reeds in zwange. Geldftraffen zouden zeer weinig hebben kunnen baacen; een Zielverkooper zoude 'er om gelachen , en de boete met veel voordeels voor zich zeiven , betaalt hebben ; want eêr hy het ongeluk had van ééns ontdekt te worden , konde hy ligtelyk den winst van honderd zulke diefftallen getrokken hebben. Niets kon hier dienen , om van dit wanbedryf aftefchrikken , dan de dood , en niemand zal zekerlyk deeze ftraffe te hard oordeelen , dan hy , die eene gemoedsgefteltheid heeft, dewelke voor eenen Slaaf zoude voegen , en deeze mocht dan liever altoos een Slaaf blyven. Onze vryheid is ons altoos zoo veel waardig, als ons leeven ; en tlaavery , vooral onder een vreemd Volk , dikwils zoo groot een kwaad , als de dood zelf. De Zwarten , die men na America vervoert, en daar toe flaaven verkoopt, denken 'er ten minften op deeze wyze over , en het is hierom dat Zelfmoord by hen geene zeldfaame , maar eene zeer gemeene zaak is , zoo zelfs dat zy dikwils in taamlyken aantalle gezelfchap maaken , om in de bosfehen te gaan , en zich te verhangen. Deeze ééne aanmerking moet ik hier noch by« voegen , dat het woord Plagium van eene uitge» ftrektere betekenis is, dan de Menfchenroof, dien Mofes op leevensftraffe verboden heeft , want het fluit insgelyk3 in , eens anderen Knecht te fteelen , of tot wegloopen te beweegen , of daar toe behulpfaam te zyn , of hem te verbergen ; ( op welke misdaaden evenwel maar eene geldftraffe ftond , ten  p6 §. 389. Verloochening van ten minden volgens de Wet van Fabius (0) )4 Mofes daarentegen fpreekt , gelyk wy reeds gezegt hebben , alleenlyk van die byzondere misdaad , wan* neer iemand eenen Israëliet , bygevolg eenen Vrygeboornen gedoolen had. Beide deeze foorten van menfchen-dieveiye verfchillen groorelyks; door de ééne verliest de Eigenaar van den Knecht alleenlyk zyn eigendom , het welk geldwaardig was , en met geld r.yklyk kan vergoed worden ; door de tweede verliest een vrygeboorne menfch iets , het geen ten eenenmaale onwaardeerbaar is , de vryheid , en zich zeiven. J. 289. Verloochening tan het geen men ter beiüaa* ringe omfangtn , of gevonden had. Indien iemand iets , het geen men hem ter be» waaringe toevertrouwt had , of door hem gevonden was , verloochende , en naderhand voor den Rechter overtuigt werdt, dat hetzelve hem waarlyk ter hand ( a ) Ëjusdem Legis capite fecunde lenetur, qui alieno fervo perfuafetit, ut dominum fugiat, quive alienum fervum invito domino celaverit, vendiderit, emerit dolo malo , quive in ea re focius fuerit .* jubeturque populo fextertium quinquaginta millia dare. Mofaïcarum & Romanarum Legum cöllutio. Tit XIV. in fine. —-— ( Deeze draffe is evenwel naderhand in onbruik geraakt , en in plaatze van dezelve de veroordeeling in de Mynen , of eenig ander Vonnis gekomen, naar de omftandigheden der Misdaad fcheenen ce vereifchen. Men zie daar van Pttiset Lex. Amiq. Roman. Tic. Lex Fab. Vêrt.).  TOEVERTROUWDE GoEDEKEN» .hand geftelt of door hem gevonden was , was zyne ilraffe , even als by diefftal , eene dubbele vergoeding , dewelke evenwel niet, gelyk in dat geval , tot een vier- of vyfvouwige betaaling. konde opklimmen ; ten minften ÏYIofes heeft ten dien opzichte niets dergeiyks bevolen , Exod. XXII. vs. 8. Byaldien hy , die daar van befehuldigt werdt, zich daar van door eenen Eed gezuivert had , maar naderhand uit vrye beweeging van zyn geweeten zyne ontrouw en den valfchen Eed , die hy gezwooren had , bekende , betaalde hy niets meer dan het' vyfde gedeelte boven de waarde van het geen hy op deeze wyze verduistert had , Levit. VI. vs. 5. (in andere Bybels V. vs. 20.). Van de Offerande , die by , wegens zyne Meineedigheid , moest doen , hebben wy §. 256. reeds gefproken. KWAADAARf IGË , OF VALSCHB BESCHULDIGING, VALSCH GETUIGNIS , UITGESTROOIDE LASTERINGEN* §• 296. Aanbrengers waren by Mofes niet wel gezien; Eer ik zegge, dat een valfche Aanbrenger ge* ilraft moest worden , behoor ik te laaten voorafgaan , dat Mofes de Israëliten in het geheel niet verplicht, om elke overtreeding der Wee ,• die hun bekend was , te openbaarert, ja zelfs , dat hy in tegendeel het ongevergd en kwaadaartig aanbrengen verhoeden heeft* Dit verbod vinden wy Levifa VI, Deel. G XI&  OS J. 2yo. AAN3RSNGERS WAREN XIX. vs. 16-18 , en verdient hier in zyn geheel geleezen te worden : Gy zult niet als een 'Aanbrenger onder uw Volk omgaan , en niet tegen Bloed opflaan. Ik ben Jehovah ! gy zult uwen Broeder niet heimlyk baaten ; gy kunt hein , wanneer hy iets kwaads doet , vermaanen , dan maakt gy u aan zyne zonde niet declagtig ; gy zult niet wraakzuchtig zyn , noch uwen toom behouden , tegen den geenen , die met u tot een Volk behoort , maar uwe medeinenJchen als u zeiven beminnen. Ik ben Jebovah ! In de eerjle plaatze ziec men uic deeze woorden duidelyk , dat in hec geval van gewoone misdaaden, dewelke men wist dat bedreeven waren , zelfs by fommige van de geenen , waarop eene doodftraffe gellelt was , zoo als , by voorbeeld , Overfpel , geen Israëliet verplicht was , om dezelve aan te brengen. Alleenlyk ten opzichte van Afgodery worde eene uicdruklyke uitzondering gemaakt («-) , en uit de Wee, dewelke ons §. 278. is voorgekomen , zoude men byna befluiten , dat de Overheid niet alleen na den onbekenden daader van eenen Moord moesc onderzoeken , maar ook dac een iegelyk , die iets van de zaak wisc, verplichc was om toe hec ontdekken van denzelven de hand te leenen, Dan by andere gewoone misdaaden , moest hec een minften niec als een gemeen gebruik gehouden , noch als van den Wetgeever begeert en goedgekeurt worden aangezien , dar iemand anders , dan hy , die 'er door benadeelt was , dezelve ongeroepen aanbracht. En dewyl 'er altoos Lieden van een al te nauw geweeten gevonden worden , die des bur- (a) Deut. XIII. vs. 7, 8, 9. —- Men zie ook 1,47. omtrent het einde.  BY MOSES NIET WEL UEZIEN. 99 burgerlyken Rechts onkundig , meenen dat men verplicht is , alle misdaaden aan te brengen , dewyl men anders , zo zy waanen , zich eens anders zonden deelagtig maakt, beantwoordde de Wetgeever ook deeze zwaarigheid , zeggende : van u worde niet-verlangt , dat gy het kwaade zult aanbrengen , maar wilt gy iets doen om den voortgang der overtreedingen te fluiten , fpreek hem , die 'er zich aan fchuldig gemaakt heeft , over zyne misdaad aan , en vermaan hem tot betering» Dit niet verplicht te zyn om aati te brengen * moet by eene Wet , dewelke aan valfche aanbrengers ftraffe dreigt, ten gronde geiegt worden; want indien iederéén verplicht was , om alle misdaaden , die hem bekend waren , der Overheid te kennen te seeven , zoude het in zeer veele , zoo niet in de meeste gevallen onrechtvaardig en tegenftrydig zyn « den valfchen aanbrenger te. ftraffen : immers eene beschuldiging wordt in Rechten voor valfch gehouden , zo zy niet kan beweezen worden , en de beklaagde wordt om die rede vrygefproken. . Dikwils -kan men eene misdaad weeten , zonder dezelve te kunnen bewyzen , ten minften zonder ze naar eifch der Wetten te kunnen bewyzen , dewyl zy. niet .in tegenwoordigheid van meer getuigen bedreeven is i zo men nu verplicht was., om, hec geen men er van wist, te openbaaren , moest men niet geftraft worden i al ware het ook , dat men zyne veikïaaring niet bewyzen konde ; of men wierdt geftraft, dewyl men deed, hec geen de Wet bevolen had* Daarentegen indien dit ongeftraft bleef, zouce re* der opzetlyke valfche aanbrenger., dewyl men in hec hart niet zien kan , ook ongeftraft moeten blyven , zoo lang men hem niec koude overtuigen , G 2 WH  y 100 §• 290. Aanbrengers waren van op eene kwaadaarrige wyze , en voorbedacht» ]yk eene valfche verklaaring gedaan te hebben. Dit zoude eene zeer beklagenswaardige omftandigheid zyn ; waarby de alleronfchuldigfte nooit zynes ieevens , ten minften nooit zynes eerlyken naams en zyner ruste zeker zyn konde ; dewyl 'er van de allervalfchfte befchuldiging altoos iets blyft hangen , zo de befchuldiger niet voorbeeldig gelhaft wordt. En ondertusfchen dit zoude het geval zyn , zoo ras de ftelling , die fommigen aanneemen , en die zy aan Mofes tegen wil en dank opdringen, in de burgerlyke Wetten werdt overgebracht; naamlyk , dat iederéén , die iets kwaads ziet, verplicht is , om het aan te brengen. Maar , zal men zeggen , waar heeft men toch deeze ftelling aan Mofes opgedrongen ? ;— Toen men de plaatze Le- vit. V. vs 1. zoo uitleide, als of hy, die een vloekwoord , of ligtvaardig zweeren gehoorc, en niec aangegeeven had , verplicht ware geweest, om een Schuld - offer te brengen. Zulk eene uitlegging zoude verftandige Lieden , dewelke nauwgezet waren , en dit gewaande bevel van Mofes wilden gehoorzaamen , tot dwaazen , en onverdraaglyke ballasten van een Gemeenebest kunnen maaken ; en het is daarom te meer noodig , te zeggen , hoe weinig Mofes voor het aanbrengen geweest zy. Heeft zy doorgaans dit uitwerkfel niet, het is om dat veele nauwgezette Lieden geen verftands genoeg hebben, om de gevolgen die uit zekere ftelling voortvloeijen te overzien , om dat veele verftandige Lieden juist niet nauwgezet zyn , en om dat veele verftandige nauwgezetten van deeze uitleggingen niet weeten , en die plaatzen alleenlyk in hunne kindfche Jaaren seleezen hebben. & ï4c  BY MOSES NIET WEL GEZiKN. lOI Ten tweeden befpeurr men dac Mofes hec onge. vergd aanbrengen van een' ander' zyne misdaaden , die ons niec aangaan , afkeurc; wel in hec byzonder wanneer hec uic eene vyandige geftelcheid des harren voortkwam , maar evenwei in dac geval niec alleen ; keurende hy hec ook dan af, indien men iemand aanbrachc, dien men had kunnen vermaanen en xoc becerfchap brengen , bygevolg die onze vriend moec geweesc zyn. Hy zee 'er wel geen ftraffe op, en deeze behoorc ook geene plaacze ce vinden indien hy zyne befchuldigiug kan waar maaken ; dan dit volgde evenwel uit zyne Wee , dac eene verftandige Overheid het Recht had , om zulk eenen ongevergden verklikker eene goede beftraffing ten loone te geeven , en zo zy geene andere redenen had om een nader onderzoek der zaake noodig te oordeelen , op zyn aanbrengen in het geheel geenen achc te flaan. Voortreflyk komt hier , in eene zaak , daar de Wecgeever weezenlyk alle gevallen niec op eene Rechcsgeleerde wyze konde bepaalen , maar 'er zedekundige denkbeelen moesc laaten invloeijen , voortreflyk komt hier het byvoegfel te pasfe , net welk men veelal niet in zynen famenhang befchouwc t noch de eigenlyke meening , die men daar uic moec opmaaken , bemerkt heefc: Gy zult uwe medemenfeben als u zeiven beminnen. De regel bygevolg , die men , zoo men zelf niet beleedigc was, had in het oog te houden , om 'er uic af te neemen , of men eene misdaad als dan niet mocht aanbrengen, was deeze : ln zulke gevallen , waarin gy bet niemand , zelfs den geenen niet die u lief beeft, zoudt kunnen euvel duiden , wanneer hy u aanbracht, moogt gy het ook doen ten opzichte van G 3 ande-  los §• ?9oi Aanbrengers waren enz. anderen , ( 200 a5s » by voorb6eld » in gevallen daar de Wetten het uitdruklyk eifchen (a); of daar iemand dacht, .dat het Land.wegens ftraffeioos gebleeven Bloedfchuld , voor Godt konde verontreinigt worden , volgens Num. XXXV. vs. 33. Deut. XXI. vs. 8 , 9 ; of daar men zich verplicht vond'om eene groote en fchreeuwende onrechtvaardigheid , door eenen onbekenden gepleegc , ter liefde van den beleedigden , hoewel men dien anders niet eens kende , aan te geeven ; of eindelyk , daar de gemeene veiligheid de ontdekking eener misdaad vereifchtte -, met dewelke men anders ligtlyk zoude vooitgevaaren hebben ) daarentegen , waarin gy het redelyk oordeelt, dat iemand , die u Hef heeft , uwe misdaad niet oper.baare , voor dat by 'er voor den Rechter na gevraagt wordt, behoort gy ook fiil te zwygen. Ik weet niet , hoe men eene regel , die billyker , en voor ieder eenen , die flechts zyn eigen hart oprechtlyk onderzoekt, gemaklyker te bevatten is, zoude kunnen uitdenken. ■ ■ . . .. 291.. Bet uitflrooijen van Lasteri;:~c;u Het verfpreiden van valfche geruchten, waardoor iemands eere benadeelt werdt , is Exod XXIII. vs. r. verbooden, evenwel zoo, dat'er geene ftraffe op geftelt worde. Of dit nu aan het goedvinden van den Rechter wierdt overgelaaten, dan of'er op de meeste lasteringen van die natuure 5 die in den ■ ge- (*) ÜGüt.XlIJ. vs, 7> S>9<  f. cuux. Lasteringln. 103 eemeenen wandel werden uitgeftrooit , in bet geheel geene ftraffe geltaan hebbe, kan ik niet zeggen. Hec laatfte is dikwils het geval geweest in de eerfte tyden der Volken , toen zy hunnen flaat van woestheid en teugelloosheid noch niet veel ontwasten waren • in deeze tyden hield men het fchenden van iemands eere , door enkele woorden, noch voor zulk eene groote misdaad niet •, in deeze tyden werden ook geweldnaaryen zoo fcherplyk niet verbooden , maar men zag het door de vingeren , indien_ iemand , die op deeze wyze beleedigt was, met eigene handen tegen den leugenaar wraake nam, zonder hem evenwel dood of kreupel te flaan ( a ). ' Indien het kwaade , het welk men van iemand verhaalt had , waar was , ftond 'er op dit verhaal geene de minde ftraffe ; maar hier vond de exceptio veritatis ten vollen plaatze. ; , Daar is maar 'één geval van het uuftrooijen eener lasteringe, waarop Mofes eene ftraffe, en wel eene vry zwaare ftraffe , geilek heeft; naamlyk wanneer iemand zyne Vrouw valfchlyk befchuldigde van haar in den bruilofts - nacht niet als eene ongerepte Maagd bevonden te hebben , Deut XXIL vs. «3-19. Wien had hier eensdeels op de groove onteenng van de ionge Vrouw , van haare Ouderen , Broeders en Zusters en 't geheele geflacht (*) te letten ; anderendeels ook de volgende omftandigheden m het oog te houden : dat eene Vrouw weerloos , en on- (aï Men heririnere zich uit §. 381. dat 'er óp een gevecht , waarin maar geen lidman iemands; lichaam iekwetst, of te onbruik gemaakt-werdc, in het ge. heel geene ftraffe geftelt .was. 0£ n , \b) §.. 261. bl. 263- *7o. van bet Vyfde Deel. G 4  Je4 §.291. Lasteringen, der de macht van haaren beleediger is , dat zy zich dus noch op zulk eene wyze kan , noch moet wreeken , als iemand anders , die beleedigt was , misfchien zoude kunnen doen , en bygevolg dat zy daayom door de Wetten te meer behoort befchermc te worden ; als mede dat aan eene Vrouw zelfs middelen ontbreeken , om zich van de fchande eener befchuldiginge, die de geheimen van het Huwelyk betreffen , te zuiveren , indien de Overheid de zaak niet onderzoekt, en haar eene voldoening bezorgt, die met de grootte der beleediginge overéénkomt. De flraffe, van welke wy fpreeken , was drie* vouwig ; beflaande 1. In eene Lyfftraffe: dat is, in flagen. Letterlyk uitgedrukt: men zal heivi tuchtigen , §• 239. 2. In eene Geldboete van honderd fikkelen Zilvers , die aan den Vader der verongelykte Vrouw moesten uitgekeert worden , volgens §. 213. bl. 99. van het Vyfde Deel : zynde deeze de hoogde geldboete , van allen , die in de Wet van Mofès zyn ingeftelc. 3. In verbeurte van zyn Recht , om aan haar immermeer eenen Scheidbrief te geeven. Tot haare voldoening (Jaiisfacïie) bevond zy zich dus in pene Echtverbintenisfe , zoo als de Vrouwen onder ons aangaan. fVlisfchien zal iemand by het leezen der volgende afdeelinge beginnen te denken, dat deeze flraffe zachter was , dan het overige van het Mofaïfch Recht vereifchtte , het welk in gevallen yan valfche befchuldiginge het Recht vgn Wedervergeldinge aannam : dewyl immers dg  291* Laste* ringen. 105 de jonge Vrouw, by aldien zy fchuldig bevon» den werdc, moesc gefteenigt worden. Dan dus is het niet geftelt : want aan den éénen kanc worde hier niec van eenen Man, die zyne Vrouw gerechtlyk aanklaagt, niec van eenen valfchen getuigen, maar van iemand, die haar eenen kwaaden naam geefc, gefproken; en tusfchen hec uitftrooijen van beleedigende onwaarheden , en eigenlyke valfche befchuldiging , of valfch getuignis , is zekerlyk vry wac onderfcheid : en aan den anderen kant heb ik §. 270. reeds aangemerkt, dat naar alle gedachten het enkel gemis van het natuurlyk teken eener ongefchonde zuiverheid, zonder verderbewysvan hoererye , niet genoeg geweesc is , om eene Vrouw eer fteeniginge te veroordeelen (a). $. 281. Valfche Befchuldiging cn Getuignis. Alle valfche getuignisfen voor den Rechter waren verbooden i, dat . is, zoo wel de zulke , waar door een onfchuldige bezwaart, als ook waar door een Misdaadiger ontflaagen , en eene misdaad , die hy waarlyk bedreeven had , geloochent, of, het geen in de rechte oeffeninge der Hebreeuwen het zelfde was, (a) Ik zie , dat, door het geene ik hier fchryve, rnyn tweede bewys, waar van ik my daar, ten voordeele der verzachte verklaaring dier Wet, ( Deel V. bladz. 33\. No. 2. ) bediende , niet weinig verzwakt wordt; en ik meende verplicht te zyn, om dit te kennen te geeven. G 5  io5 §. 292. Valsch Getuignis. was , naa eene beëedigde afvraaging , door den Getuigen verzweegen werdr. In het byzonder vermaande de Wetgeever noch , dat men , by aldien 'er al veelen eene onwaarheid getuigt hadden , de menigte niet moest volgen , noch met hen de waarheid verlaaten ; als ook dat men zich niet door reedelyden met de armen moest laaten beweegen , om ten hunnen voordeele een partydig getuigenis af te leggen , Exod, XX. vs, 13. XXIIL vs. 1 - 3. Ondertusfchen ftond op de laatstgemelde foorte van valfch getuignis , het welk den^Befchuldigden niet tot nadeel ftrekte , maar tot zyne begunftiging diende , dat is, het loochenen of verzwygen eener misdaad , die den Getuigen bekend was , in het geheel geene ftraffe : de Wetgeever nam hier alleenlyk het geweeten van den Getuigen te hulpe: indien dezelve zich van zyne meineedigheid wilde ontdoen , en de wraak van Godt niet verwachten , dan moest hy de valfche verklaaring, dewelke hy gedaan had , herroepen , en voor zyne meineedig. heid het Schuld - offer brengen, waar van wy §. 244. en 256. gefproken hebben. Daarentegen indien iemand een valfch getuignis tegen eenen Onfchuldigen had afgelegt, dan moest de zaak met de ukerfte ftrengheid onderzocht, als eene foort van buitengemeene boosheid en eene misdaad van den gruwelykften aart voor den hoogften Rechtbank (de Priesteren en Rechteren van het geheele Volk) gebracht, en de valfche Getuige zonder eenige verfchooninge volgens het Recht van Wedervergeldinge geftraft worden ; dat is-, men moest hem die ftraffe aandoen , dewelke op de misdaad ftond , die hy tegen een ander valfchryk getuigt had, Deut. XIX. vs. 16-21. Voi  §. 292. Valscii Getuignis. 107 Volgens het zelfde Recht van Wedervergeldinge heeft men naar alle gedachten ook gehandelt met iemand , die eenen anderen valfchlyk en kwaadaartiger wyze befchuldigde ; dat is niet, met iemand die beleedigt was , en by verzinning zyne befchuldiging tegen eenen onfchuldigen' inbracht , maar met eenen Aanbrenger van een' ander' zyne misdaad , dewelke hem in het minst niet beleedigt had ; wanneer hy overtuigt werdt iemand valfchlyk te hebben aangebracht. MISDAADEN TEGEN OUDEREN EN OVERHEDEN. $• 293. Zwaar'e Misdaaden tegen Ouderen , 200 als dezelve te flaan of te vloeken , met den dood geftraft. In de Ssue Afdeeling van dit Werk heb ik , by celegenheid van de Rechten der Vaderen , reeds aangemerkt , dat de zwaarfte misdaaden van Kinderen tegen hunne Ouderen met den dood geftraft werden. Deeze waren 1. zyne Ouderen te vloeKtN , Exod. XXI. vs. 17. Levit XX. vs. 9. 2. zyne Ouderen te slaan , Exod. XXI. vs. 15. Onder het vloeken heeft men wel ook het vloeken in eenen eigenlyken zin, waar door men zynen Ouderen iets kwaads toewenfehtte, te verftaan, dan echter naar alle gedachten dit niet alleen , maar ook alle grove fcheldwoorden : ten minften het Hebreeuwfche woord , voor het welk ik in hec Hoogduitfch geene uitdrukking vinde , die volkomen  io8 §. 293. Misdaaden tegen Ouderen. men de zelfde betekenis heefc, ( het Latynfche maledicere zoude 'er noch wat nader mede overéénkomen , behalven dat dit woord ook wederom van eene uicgeflrekcere betekenisfe is ^) hec Hebreeuwfche woord , zeg ik volgens het gewoone gebruik der fpraake genomen , zoude dit laatfte insgelyks iniluicen. Een voorbeeld van deeze misdaad, het welk waarlyk zeer gepasc is, fielt Christus ons voor by Mactb. XV. vs. ,i-6. en Mark. VII. vs. 9-13 , alwaar hy den Pharifeeuwen verwyc, dat zy volgens hunne uitlegging der Godtlyke Wee , waarin zy op menfehlyke ftellingen bouwden , iets voor eene krachtige en van Gode aangenomene gelofte hielden, waarop, volgens de Wee van Mofes , eene Doodftraffe behoorde geftelt te worden. Het was in dien tyd niec ongewoon, dat een ondeugende Zoon, die in toorn zynen Ouderen alle kindlyke liefde en onderfleuning, die zy van hem verwachtten , wilde ontzeggen , Korban riep , of Kokban , daar ik u mede zoude kunnen helpen : dat is , al bet geene , waarmede ik u ooit helpen of dienen kan , bygevolg ook alles waarmede ik u eens in uwen bulploozen ouderdom zoude kunnen ondersteunen , zy Gode toegezegt ! Eene affchuwlyke gelofte voorzeker , dewelke Godt gewislyk even weinig goedkeurt, als of men belofte deed van Overfpel of Jongenfchennis. Ondertusfchen doen fommige Pharifeeuwen desniectegenllaande de vreemde uitfpraak : dat zulk eene gelofte verplichtende is, en dac een Zoon , die dezelve gedaan heefc, zich wel behoort ce wachten , van zynen Ouderen het minfte te laaten toekomen , dewyl hy het alles aan Godt geheiligt heeft , en 'er zich dus zonder heiligfehennis en hec verbreeken zy-  g. 293. Misdaaden tegen Ouderen. 109 zyner gelofte niet van bedienen kan ten voordeel© zyner Ouderen : Christus merkt aan , dat zy hier door inderdaad het vierde Gebod affehaften , en hy voegt 'er noch by als eene tegenftelling van eenen anderen aarc, dat Mofes gezegt heeft , al wie zy» jsen Vader of Moeder vloekt , zal sterven. In waarheid iemand kan zynen Vader of Moeder niet krachtdaadiger vloeken dan door zulk eene gelofte , indien hy dezelve zoo ernftig meent, dac hy hun ten besten niets meer doen wil: dit zyn niec flechts vloeken , zoo als de meesten , die in woorden beftaan en in de lucht verdwynen , en op welke noch Duivel noch Weêrlicht gereed liaan, hoe zeer ook opgeëifcht, de eerfte om iemand te haaien, het tweede om iemand te verflaan ; maar dit heet zynen vloek ook vervullen en in uitwerkinge ftellen. Dat de Wetgeever het van zeer veel belangs oordeelde , aan Kinderen gehoorzaamheid en eerbied jegens hunne Ouderen in te prenten , ziet men uic de fcherpe ftraffen , die hy op het misdoen tegen dezelve geftelt heeft. Om deezen plicht heiliger te doen onderhouden , deed Godt, als de burgerlyke Wetgeever en Koning der Israëliten , noch het volgende : Vüoreer'.t gaf hy aan denzelven eene plaatze onder de Tien Geboden, dewelke hy onmiddelyk van den Berg Sinai bekend maakte , en wel onder die, waarin de plichten jegens menfchen vervat zyn, de eerfte plaatze (a> Ten tweeden voegt hy 'er eene Ca) Dit is eene Aanmerking van Paulus, Eph. VI. vs. 2 daar hy zegt, het welk een Rkrs.tr Gebod is , met bygevoegdk belofte , enz. ( Men zie des Doogleeraars aanteekenmg by deeze woorden, in zyne Purapbrufis en /tunmer hingen over Ue kleine Br ie oen r van  jio §. 203. Misdaaden tegen Ouderen. eene belofte by , op dat gy in het Lwd , het welk jehovah uw GodT U geeven zal , lange moogt leeven , en eenen hoogen ouderdom 3e- reiken ; het geen teffens eene bedreiging infloot , dat iemand, die dit Gebod op eene grove wyze overtrad , hec tegenovergeftelde moesc vreezen. Godt nam derhalven het handhaaven van dit Gebod op zich , voor zoo verre hy den Koning der Israëliten was , en op eene byzondere wyze belooft had , belooningen en ftraffen onder dit Volk uit te zenden , op de zelfde wyze als by de twee Geboden van de eerfte Tafel, dat is , dewelke plichten jegens Godt behelzen , by welke hy zelf insgelyks belooningen belooft , of ftraffen gedreigc heeft , Exod. XX. vs. 5, 6, 7. O). Dit byvoegfel tot het vierde Gebod betreft even weinig hec geheele raenfchlyke geflachc, als die van de van Paulus ; daar men de rede kan vinden , om deeze plaatze dus te vertaaien , en niet , gelyk doorgaans , dat iS , het eerste C-ebod , het welk eens belofte heeft. Wttt. ). (a) Philo die zekerlyk doorgaans wat al tekonftig en platonifch over de' Wetten van Mofes redenkavelt , heeft eene zeer breedvoerige aanmerking, om te doen zien , dat het Gebod van de plichten jegens Onderen in het midden ftaat tusfchen de eerfte en tweede Tafel , en dat dus de gehoorzaamheid jegens zyne Ouderen in zekeren opzichte als gehoorzaamheid jegens Godt zeiven wordt aangedrongen. Hy trekt deeze aanmerking te verre , volgens^ zyne gewoone wysgeerige fcherpzinnigheid; maar hy fchynt hier evenwel eenigszins de waarheid getroffen te hebben. Die wil, leeze hem in zyn Bock over de Tien Geboden (aie) «ék* xv^mt) , in het Tweede Deel t volgens de uicgaaye yan Mangey, bl. 19S. enz,  §. 293* Misdaaden tege&i Ouderen. ïii de Tien Geboden in hec algemeen kan gezegt worden , dewelke veele zaaken behelzen , die alleenlyk op de Kinderen Israëls doelden. Zelfs de uitdrukking , in het Land , het welk Jehovah uw Godt u geeven zal , kan ons daar van overtuigen ; wanc die zag op Palaeftina , en in dac Land be^eeren wy thans niec te woonen of oud te worden , maar wy laaten hec gaarne aan Dahik , ea .fcjortgelyke Mannen over, die in deeze dagen door de algemeene nieuwspapieren zoo bekend worden , om eikanderen daarin dood te flaan , of het leeven benauwc ce maaken ; ook is die Land nimmer aan ons cegeeven , maar aan de Israëliten , voor zoo verre zy , als een Volk befchouwt , zich van hunne plichten jegens Godt zouden kwyten. bygevolg \ al vonden wy nergens hec minst bewys van de vervulling deezer bekrachtiginge van hec vierde Gebod , zoude dit evenwel geene zwaarigheid tegen den Godtsdiehst in hec algemeen zyn; wanc zy gold alleen in dien Seaat , aan welken Godt burgerlyke Wetten gegeeven had , en was een ftuk der Godts-regeeringe. Ondercusfchert kan het iemand fomtyds waarlyk voorkomen , als of de Voorzienigheid noch heden ten dage deeze bekrachtiging dikwils door de uitkomst bevestigde. Ik laat hec vöor myne Leezeren zelve over , om 'er voorbeelden van op ce zoeken, en aanmerkingen over te maaken , want het behoore niet coc hec Mofaifch Recht, indien Gode, om de plichcen van Kinderen jegens hunne Ouderen ook by andere Volken heilig ce maaken, een hunnen opzichce fomtyds doet, hec geen hy hun niec, maar eigenlyk : alleen aan dat Volk , welks burgerlyke Koning hy was, bslooic en gedreigt heefc. Indien deeze plich; ïtfl ten  na $. 294. Straffe van ten by een Volk in het algemeen zeer verwaarloost wierden , en de Wetgeevende Macht dit ongeliraft Jiet, zouden buitendien , op eene zeer natuürlyke wyze , en zonder eenige byzondere tusfchenkomst der Voorzienigheid, rampen en onheilen 'er het onraiddelyk gevolg van zyn, §• 294. Een Dronkaart, die in zyne dronkenfchap gewoon is , bet leeven van andere menfchen in gevaar te brengen, moest, indien zyne Ouderen hem niet konde beteugelen , gefteenigt worden. Noch eene audere Wet, dewelke eenen onge. hoorzaamen Zoon de ftraffe des doods dreigt, vinden wy Deut. XXI. vs. 18-ai. Dan dezelve ziet* voor zoo veel ik dezelve weet uic te leggen , nïet zoo zeer op het ftraffen van eene misdaad , door iemand tegen zyne Ouderen begaan , als wei op hét geval , wanneer Ouderen eenen Zoon , die zich aan dronkenfchap heeft overgegeeven , en wanneer hy befchonken is , allerleie gevaarlyke ongeregelcbeden begaat , waardoor de algemeene veiligheid geftoort wordt, wanneer zy , zeg ik , zulk eenen Zoon niet ïn den teugel kunnen houden , en dus hunne medeburgeren niet tegen zyne ongeregeltheden beveiligen. De woorden zelv6n geeven dit te kennen : Wanneer iemand eenen Zoon heeft, die altoos twist zoekt Qa) , daar benevens ongehoorzaam da) Dewyl de verklaaring van deeze geheele plaatze , voornaamlyk van het woord Sorer afhangt, hec welk anderen alleen door ongehoorzaam vertaaien j moes  LlOT MIS SEN. 113 %aam is, op de woorden van zyne Ouderen geenen acht gésfy , zy hem ook daadelyk getuchtigt heb-t ben » en hy hun evenwel niet gehoorzaamtdan zullen z.\n'leader en Moeder hem vast binden, tn ue poort van de Oxiden der Stad brengen , 1 en zeggen : deeze onze Zoon zocht geduuriglyk twist , hy-is ws ïerfpannig en gehoorzaamt niet . hy is een deugniet en een dronkaart. Hier worde duidelyk van, eenen zulken Zoon gefproken , die aan dronkenfchap overgegeeven , gewoon is niec ieder éénen twist te zoeken ; (de zeventig Overzecceren noemen hem épS-nw ) ook worde vooronderstele , dat zyne Ouocieu nem , naa dae vermaaningen en woorden vruchtloos geweesc zyn , getuchtigt hebben ; en dit kan in den famenhang , waarin hec voorkomt , niet wel iets anders betekenen , dan dat zv hem gekastyd hebben , maar dat ook de kascyding hem niet verbecere heeft. In dit geval nu moest zulk een onteugelbaave Dronkaare, die door zynen woescen aarc lyf en leeven van andere lieden geduurig in gevaar fielt, naa dae zyne Oude- moet ik aanmerken , dat het volgens de regelen der fpraakkonsc niet van het werkwoord Jut aewykisn ) kan af kömftïg zyn , want dan moest immers hec participium in Kal, Sar, en in PiëL, Mefo^r zyn; maar dat het afftamt van het werkwoord Sarur in het Arabifch Scbarar. Dit wordt in het Arabilch van wanbedryven gebruikt, en daarom heet in het liebreeuwfeh Sorer , maleficus , en Sara , ma.efaciurn. Ik kan dit hier niet verderop taalkundige gronden aantoonen , eensdeels om dat men op de Druikerye dö vèfeifeMte Letteren niet heeft , anderéndeeh, om dac myne meeste Leezeren hier waarfchymyk liefst geene taalkundige nafpemingen zullen wiliea leezen. VL Deel, H  1J4 § 294. Straffe vak deren a.les beproeft hadden , om zyne nahuuren voor hem te beveiligen , en alles vruchtloos bevonden was, gefteenigt worden. üit is hard , ik belten het ; maar niet harder dan wy m den ftaat der natuure zouden te werke gaan. Men vooronderftelle , dat 'er in zulk eenen Staat waarin men geene Overheid had , iemand gevonden werdt , die zich dikwils vol dronk en het ongeluk had van juist, als hy dronken was , kwestie te zoeken , gelyk men het noemt , alles dood te willen liaan , of wegens elke gewaande beleediging ieder éénen ter neder te ftooten ; men voege 'er by , dat men hem dikwils gewaarfchuwc ja zelfs één en andermaal braaf afgerost heeft ' maar dat alles te vergeefs is ; zal men dan altoos m dat gevaar willen blyven ? üic kan ik niet wel gelo-.vcn : men zal hem het leeven benee- men , om zyn eigen leeven buiten gevaar te [lellen Vooronderftelt , dat hy noch Ouderen had dat men zich eerst by deeze vervoegt had , dat die hem vermaant , tn in nuchtere oogenblikken waarin hy de hand niet tegen hen opligtte daadlyk geruchtigt hadden ; «naar alles zonder eeir^e vruchi , en zonder dar hy zich eene dr-mkenfchap die voor zyne nabuuren zoo gevaarlyk was, ontwent had : in zulk een geval zoude men meenen alle mooglyke zachtheid en inlcnikiykheid geoefF nt te hebben ; en men zoude denken , dat men zich zel'/en niets te verwyten had , indien men zulk eenen gevaarlyken ballast der famenleevinge uit den weg ruimde, en dien Ligrmis overhoop fchoor dood ftak , of met fteenen het leeven deed ver' liezen, üic laatfte gelchndde nu ook vol ;ens de Wet van Mofes , evenwei niet, ge y„ ia den ftaat der  L I G T M I S S E Ni ITJ der natuure, op heeter daad , maar plechtiglyk , anderen ten voorbeelde , (yp dat andere in Israël bet hooren , en van Joorlgelyke umtretit zoo weinig bevolen bebbe. Van het behandelen van Rechtzaaken , of het zoogenaamd Procedeeien , waar na ik zeer wel ■weet, dat veele Rechtsgeleerden onder myne Leezers , en onder dee/e zelfs Lieden van eene byzondere bedreevenheid , her aUernituwsgierigst geweest zyn , weet ik waai Ijk zeer weinig , ja byna niets , dan ontkennender wyze te «eggen, üe fchuid ligt niet by my , maar by LVJ< les . die 'er meesta; van zwvgt, en byna in het geheel geene regelen van een Proces, vooral geene eigenlyke manier cm een twist-geding -e voeren , heeft voorgefchreeven. Van waar dit ftilzwygen ? Vooreerst denk ik daar van , dar de wyze van zulke tWistzaaken af te doen , zeer bekt opt' was. Zoo is het daar mede doorgaans in Afien geftelt , eene zaak , die haare vóór - en nadeelen heeft ; en, onder een Volk , het welk eerst begon te ontfïaan moest dit noch veel meer plaatze" hebben. Men verbeelde zich flechts den toefland der Israëliren van dien tyd : tot dus verre waren zy noch geen eigen ten mmllen geen vry Volk geweesr , maar onder, drukte Slaaven , onder welke in iEeypten de Maaven-meesters vry fpoedig Recht deeden ; op éénmaal geraakte zy in Vryheid ; als broederen , die eene gemeenfebaplyke verdrukking geleeden hadden , hadden zy eene ongemeene ieevendige Volkslief-  IS WEINIG VAST GE S TELT. 123 Jiefde jegens eikanderen; daarenboven noch al taam fyk veele Eerlykheid, inzonderheid ontzag voorden Eed , en eenen Leidsman , dien zy als eenen onmiddelbaaren Afgezand van Godt eerbiedigden , van wiens wonderwerken zy ooggetuigen waren , en wiens gezicht of woorden meestal genoeg moesten zyn , om de -waarheid te ontdekken , en den fchmdigeo tot bekentenis te brengen : by zulk een Volk moest de vorm van Twistgedingen zeer beknopt zyn , en indien zy dit niet in den hoogften graad geweest was, zoude Mofes niet eene geheele , ot zelfs wel anderhalve maand alleen Rechter van het Volk hebben kunnen zyn, Exod. XVllJ.vs. 13-20. Hier komt noch by , dat het by den eerften opkomst van een Volk waarlyk veel te vroeg zouae zyn , reeds aan een volledig voorfchrift, om Pleidooien te behandelen, te willen denken. Die Wetgeever handelt het verltandigst, die op dien tyd hec afdoen van een Twistgeding in zyne éénvouwigheid laat blyven , byna zoo als een Vaier het onder zyn huisgezin behandelen zoude, en alleenlyk in de weinige misbruiken voorziet, die zich hier of daar mocnten opdoen. Ï3y deeze éénvouwigheid zal het eenen tyd lang beter gaan, dan by1 eenig voorfchrift om twistzaaken af te doen , het mooge zoo nauwkeurig oD.ieftelt zyn , als het wil: virteryen in vervolg van tycfdoor eenen fchuldigen bedacht, inzonderheid door eenen volleerden Misdaadiger, die zich te vooren op de kennis van het Lyiftraffelyk Recht had toeselest, om te ongeftrafter te kunnen kwaad doen 1^), b fa ' 0 kon- fa) Mer vindt 'er heden ten dage noch fomtyds zoodanieen onder de Gauwdieven , en men moec zich by het yerhooren van dezelve verwonderen ,  124 5- 29<5. Van Pleitzaaken köflftig voorgellelde valfche befchuldigingen , onrech.raardiiheden, of groote misüagen der Rechteren , maaken dit door den tyd noodzaakfyk : maai hoe dti voorfchrift behoore geltelt te zyn , hangt wederom van het onderfcheid in de vitteryen , onrechtvaardigheden enz af, zoo als dezelve by deeze of geene Volken uitgevonden of ingefloopen zyn ; en dikwils kan één vindingrvk hoofd , dien zvne virtery , of onrechtvaardigheid tegen eenen befcbuldigöen , dien hy niet gunliig was , wel gelukt is, , zoo veele navolgers vinden, dat alleen daarom eene nieuwe Ichikking noodzaaklyk worde. Men plaatze zich nu wederom in de tyden van Mofes: hec Volk was noch niet eens in het Land , in het welk hec naderhand zoude woonen , maar in het Le<*er , op zyne reize door de Woeftyne , en zoo naby elkanderen , dat het zelden aan Getuigen ombieektn konde ; het had in zekeren opzichte eene Krygskundige gedaante , en het was niet gewoon aan de ftreeken van Gerechts-vocrfpraafen , want deeze moesten in venolg van tyd eerst uitgevonden wor den. Dit was de tyd niet , om aan het Volk eene manier om Pleitzaaken te behandelen , dewelke ook in het vervolg van nut zoude kunnen zyn . voor te fchiyven; ja zelfs, ik zeg niet teveel, als ik vraai;.hoe konde de Godheid zelve , op dien tyd , een voorfchrift geeven dat voor alle volgende tyden dienen konde. Haar zyn , weliswaar, alle toekomflige vitteryeN , onrechtvaaidigheden , mishruhtn enz. bekend ; dan een vooilchnit hec welk daar naar als men ziet, hoe veel zy dikwils van het Lyfftraffelyk Recht, en de manier weeteu , op weike hetzelve behandelt wordu  IS WEINIG VASTGESTELT. 125 imr ingericht was, zoo vroeg en in den tyd van eene eerlyke éénvouwigheid te geeven , zoude te zeggen zyn , de behandeling van Rechtzaaken buiten noodzaaklykheid wydloopig en langzaam maaken, daar zy beknopt en vaardig zyn kan ; en daarenboven aan het Volk verfcheidene ureeken , die noch niemand bedacht had , vroeger leeren , en vroeger in gebruik brengen. Daarenboven de vitteryen en onrechtvaardigheden zelve blyven niet altoos de zeilde , maar wisfelen gefhuig af. Eene vittery , die thans wordt uitgevonden , vereifchc misfchien eene nieuwe Wet , om den fchuldigen deeze fthuiiplaarze te neneemen ; over h >ndtrd jaaren zal deeze Wet d or t enen Rechter. die den éénen o! anderen geen goed hart toedraagt, misbruikc worden . weldra zullen 'er meer volgen , en dan zal 'er te^en deeze konlhge onderdrukking wederom eene andeie Wet nooazaaklyk zyn Men maakt , dat deeze opvolging van kwaade konftenaarven vroeger komt, indien men eene yi'tery , die nog niet bedacht is, al by voorraad te kier wil gaan. Voorfchriften van hé behandekn van Rechtzaaken moeten dan eerst, wanneer het Volk zynen vollen wasdom bekomen heeft , dan eerst . wanneer deszelfs ondeugden en vitteryen insgelyks volwasfen zyn , naa veele voorafgaande vruchtlooze ondtrneemingen, waar door men ondervinding gekreegen heeft, gemaakt worden: dan kunnen de/.elve wel niet altoos , (want cie beunlingfche afwisfelingen der vitteryen van fchuluigen , en van Rechteren . die eenen onfchuldigen zoeken te veroordeelen , zullen nooit ophouden ) maar zy kunnen dan evenwel eenen geruimen tyd onverandert blyven. Maar geen tyd is tot üec maaken van zulke Voorfchriften minder be*  ii6 §. 29f>. Vajj Pleitzaaken enz. bekwaam , dan wanneer het Volk noch redelvk , deugd faam en reder van geweeten is, Jn zulk eenen tyd houdt men den Eed voor zeer heilig , en men heeft te veele vreeze voor de ftraffen van Gode , dan dat zelfs een misdaadige valfchlyk zoude willen zweeren. Door den tyd raakt hier veel van af, maar het grootfte gedeelte des Volks fchroorat evenwei noch eenen valfchen Eed te doen , waar toe fkchrs eenige weinige overgegeevene booswichten befluiten kunnen. Dan by aldien dit ook door den tyd mocht veranderen ; by aldien , by voorbeeld , in Duitfchland die Zedenleer, dewelke thans door fommige Geestiyken , met betrekkinge tot Symbolifche Boeken , niet flechts in oeffeninge gebracht , maar ook openlyk bekent en verdeedigt wordt , by het Volk in het algemeen wierdt aangenomen ; by aldien de Leeken , Rechters , Klaagers , Gedaagden , en Getuigen zulke Leeraaren volgden , dan moesten wy eene manier van Procsdeeren hebben die van onze tegenwoordige grootiyks verfchilt, en nog niet uitgevonden is ; maar in dit geval zoude een Voorfchrift , het welk naar de oude Duitfche Eerlykheid , of de verouderde grondregel van onze Voorouderen , een man een man , een •woord een ivoord, geplooit was , ten hoogften befpoclyk , en van geen het mihfte nut zyn. S. 297. Waarfchuwïng tegen Partyiigheid, en het aanneemen van Cefcbsnken. Het weinige, het geen wy 'er van hebben, komt uit op de volgende Rukken. Vooreerst wordt aan Restt-  §. 297. Partydigiiei'd enz. 127 Rechreren volftrekt verbooden , eenige Gefchenken van ééne der twistende Partyen aanteneemen , zelfs dan . wanneer zy niet onder voorwaarde van eene gunllige Oordeelvelling gegeeven worden , want , zegt Mofes, zy maaken zelfs wyze Lieden blind „ en rechtvaardige zaaken onzeker , Exod. XXIII, vs. 8 Deuc XVI, vs, 19. Onder de verborgene misdaaden , over welke de Israëliten, toen zy hun verbond met Godt maakten , en hem tot eenen wreeker der overtreedinge verzochten , den vloek moesten uii fpreeken . was ook het aanneemen van Gejchenken . hoewel daar mei dit bepaalend byvoegfel, om unfi httldis, bloed revergie'en , Deut. XXVII vs. 25. Voor Gefche,nken die aan eenen Rechter gegeeven worden , heett men in het Wetboek der Ht-breeu/ wen eenen byrondercn naam , Schocbad , dien men niet gewoon i.s van andere Giften te gebruiken , en d welke zeker denkbeeld van ics beiispelyks influit ; mair de alllamnnng van dit woord is , gelyk dit by zdö veele andere Rechtsgef'erde woorden plaats heeft , noch nier uitgevonden. Verv Igens wordt meermaalen de onpanydigheid aanbevolen, dewelke zonder ain/.ien van peifoonen, en zonder op de Uemme van vriendfchap 1 f die >/an zyne eigene dril ten te letten , alleenlyk de \ oorfchrifcen van het Kecm volgt; en 'er de aanmerking byvoegt , dat de Rechter in Gods piaasze zit , dac dus in die hoedanigheid niemand /hoog ot aanzienlyk voor hem is , en hy niemand behoort te ontzien , om Recht te doen , Exod. XXIII vs 6,7 l.evic. XiX. vs 15. Deut I. vs. 17 XVI vs 1S-20 De Wetgeever maakt hier ten opzichte der part ydigheid , de welke hy verbiedt, een uitdrukkelyk onderfcheid tuslchen hei aanzien van peijuunen, met betrekkinge tot  I2Ö §. 297' FAR.TYDlGHF.rD EN . tot de voornaamen cn bemiddelden , en hrt verkeerd medelyden , waar door men arme lieden zoekt te begunftigen. Ook dit laatlte , het welk uiterlyk eene vroome gedaante heeft, en waar toe een goedhartig lYlan zich ligter zoude laiten vervoeren , inzonderheid daar hec op eene Geldlhaffe aankomt, f by voorbeeld in hec geval van vergoedinge, waar door een arm Man voor altoos konde bedorven worden ) wordt door Mofes wel uitdruklyk verboden , Exod» XXill. vs g. Levit. XIX vs. 15. Inderdaad deeze foort van païtydigheid is even onredelyk , en in zekeren opzichte noch nadeeliger dan de eerscgemeide : want een Man van middelen , begeeft zich zekerlyk niec in eene burgerlyke Maacfchappye , om minder gunftig behandelt te worden, dan de armen ; hy eifcht met reden eene volkome geiykheid van Recht, en als hy die niet vindt, zal hy natuurlyker wyze zulk eene Maatfchappye fchuwen ; iets, hen geen voor den minst gegoedden hoop zeiven een groot ongeluk zyn zoude , om dat deeze van de ryken , die de broodwinningen vermenigvuldigen , keven moet. In waarheid , daar behoorde , wel is waar, over hec algemeen eene éénvouwige geiykheid van Recht plaatze te hebben , dan , indien de armen hunne eigene belangens kenden , zouden zy uit twee kwaaden liever kiezen, dac uic partydigheid fomtyds eenen armen , dan da: eenen ryken onrecht oedaan wierdt: by voorbeeld , indien in Engeland (of ook in Holland) de één of ander ryke Manu- 'fa&urier derwyze verongelykt wierdt , dat hy het befiuit nam, om in een ander Land ce gaan woonen , zoude dit voor eene menigte arme Weevers, enz. die dan zonder werk geraakten , een grooter ongeluk zyn , dan of fommigen uit hun midden onrecht ge-  Geschenken veréooden. ia geleeden hadden, Deeze waarfchuwing regen par* tydigheid ten voordeele der armen , was in den joodfchen Haat, die zoo veel naar eene Volksregeering zweemde , noodzaaklyker , dan in eenen anderen , die door eenen Koning of Vorsc geregeerc wordt , dewyl de Volksregeering ligc tot die gebrek overftaat:. onder 60355 Rechteren over tien , en 6035 over honderd (§ 50. ), kan het 'niec misfen, of 'er moeten verfcheidene armen geweest zyn, die met hunne foortgeiyken beter ltrookcen , dan met de ryken. Hoedanig eene ftraffe 'er op'gedaan hebbe , indien een Rechter overtuigt konde worden , dac hy gefchenken aangenomen , of zich partydig gedraagen had , kan ik niec zeggen , om dac Mofes dezelve nergens heefc vascgeftelt. Ook zegt hy niet of een Rechter het gefchenk , hec welk men in het Oosten gewoon is aan Lieden van aanzien te brengen , wanneer men hen komt opwachten , als eene foort van becaalinge der Gerechts-kosten , en tot vergelding van zyne moeite , mocht aanneeraen ; waarfchytilyk niet, en men konde voor niet Recht bekomen. $. 298. De openbaar e Getecbtsplaatze was in de Poorten. Of men ook Voor lp' daken ( Advocaaien ) gehad hebbe» Dat de Gerechtsplaat ze voor den tyd van Mofes, ais ook noch naderhand , doorgaans in de Poorten was, en hy daarom vooronderftelde (aj , dat de Isra- (a) Ey voorb, Deut, XXll. vs, 15,14..XXV. va.7, VI. Dsel. I  ijo 5- :0»- GerECHTS-PLAATZE , Israëliten in het vervolg , wanneer zy in Steden woonden , hunne Rechtzaaken in de Poorcen zouden atdoen , is te bekend , dan dat ik myne Leezeren met het byéénbrengen der plaatzen , wair uic men dit bewyzen kan , zoude willen lastig vallen. De Vierfchaar werdt dan, zoo het fchynt, in hec openbaar, en zoo , dat een ieder , het geen daar voorviel , hooren konde , gehouden ; een oud gebruik, het welk zekerlyk zyne ongemakken heeft, maar ook her voordeel, dat vreeze voor het gemeen eenen Rechter tot ónparcydighëid en een nauwkeurig onderzoek noodzaakt. Hec was geene fchikking of inftelling van Mofes, wanc deeze gaf zyne Weccen aan een Volk , het welk noch niet in Steden woonde ; maar een oud herkomen , hec welk hy liet, zoo als hy het gevonden had. Gerechtlyke Voorfpraaken , zoo als de onze zyn, komen in de fchriften van Mofes , en alle de overige Boeken des Ouden Testamc-nts in het geheel niec voor; een iegelyk verdeedigde zyne eige zaak, zelfs een paar Hoeren , die eikanderen geduurig in de woorden vielen, voor Salomo , 1 Kon III vs. 15 - 28. De Advocaaten hebben , in het oud Hebreeuwfcb* niet ééns eenen naam , ook komt by de Zeventig Overzerceren jr«p«'KA*jT©j nergens voor. De Jooden van laatere tyden hebben wel in het Chaldeeuwfch en Rabbynfch eenige woorden , om eenen Voorfpraak te kennen te geeven , maar zy zyn alle van eenen Griekfchen oorfprong , by voorbeeld, Dkalogos , Nkologos , Sanigur ( e\iiYlyo%@>), Paraclh , (a) dewyl zy die bediening eersc by de Grieken leer- (a) Buxtorf Chaldeeuwfch - Thalmudifch Woordenboék, bladz, 533. 13SS. S509. 1843,  en VoORSPRAAKEN. 1 31 leerden kennen, en voor dezelve in hunne moedertaaie , of het Chaldeeuwfch , het welk daar aan verroaagfchapt is, geenen naam vonden ( mderfusfchen gaf het openlyk behandelen van Rechtzaaken in de Poorten , zoo als men uit Hiob XXIX vs 15-17. ( aj moec befluiten, gelegenheid tor eene geheel andere foort van pleitbezorgers, die meer overéénkomst met de oudfte Romeinfche Patroni hadden , en noch meer met Voltaike , die zekerlyk zeer zelden by*het boek Hiob genoemc werdt, toen hy de Voorfpraak der Familie van Caias , en de Verdeediger der Eere van den onfchuldia véroordeelden Vader werdt. De Poorten waren niet flechts de plaatzen , alwaar het Recht gehandbaaft werdt , maar ook gemeene Vergaderplaatzen, daar men byéén kwam , om iets nieuws te hooren , en den tyd te verdryven : ryke Lieden gingen daar heen tot hun vermaak, en Werden misfchien , wanneer zy als verftandige en oprechte Lieden bekend ftonden , zeifs al behoorden zy niet onder het getal der Rechteren , in duistere zaaken , om hun gevoelen gevraagt; waar van Hiob XXIX. vs. 7-14. fchynt gefproken te worden : kwam 'er dan eene zeer verwarde zaak voor dien openbaaren Rechtbank , en zoo een Man meende , dat de Klasger eenen armen , of toch iemand , die niet in ftaat was , om zich zei ven te helpen , op eene boosaartige wyze verongelykte , dan nam hy zich zyns aan , zocht met zyn Rechtsgeding , ( in eene duistere zaak dikwils niet zonder groote moeite) bekend te worden, en (a) Ik verzoek , dat men deeze geheele plaatze , van het ?de tot het 17de vers, in myne Vertaaling gelieve na te leezen. ï a  T32 §■ "9^- Gssuctits-plaatze , en?.. en werdc dus uic enkele liefde toe rechtvaardigheid , en door niets dan zyne eige Edelmoedigheid gedreeven , een Voorfprnak en Verdediger van iemand , die hem misfchien geheel onbekend was : dit te doen , was hem veroorlooft. Indien het boek Hiob , zoo als het my voorkomt, waarlyk van Mofes is, dan behoort deeze plaatze noch meer tot het Mofaifch Recht ; en al ware dir ongegrond , is het evenwel buiten twyfel al voor den uittocht der Kinderen Israëis uit jfËgypt*n gefchreeven, en het doet 01 s dus een oud herkomen van nabuurige en aan hun vermaagfehapte Arabifche Volken, van vóór de Wergeeving van Mofes , kennen , hec geen deeze nooit heefc afgefchaft. Her fchynt, dat deeze alleredelere foort van weldaadigheid jegens de armen , waar toe meer dapperheids en moeite vereilcht wordt, en die daarom ook van meer gewichts is dan aalmoesfen in geld gegeeven , eene weldaadigheid teffens , dewelke, zoo zy maar algemeener wierdt, ieder eenen van het doen van onrecht zeer fterk zoude affchrikken (a), noch naderhand by de ls-' raëliten in gebruik gebleeven is : de vermaaning , Jef l vs. 17 , voert de zaak der Weduwen uit , kan niec wel van iets anders dan daar van worden opgevat , wanc men kan niec denken , dac zy den Rechcer bedoelt, en van hem eifcht, dat hy zelf de (a ) Welk eenen WelJaadigen invloed , heeft niet de behandeling der zaaken van Calas door den Heer de Voltaire in de manier van Rechtsoeffeningen in Frankryk gehad ? leder Christen zal hem uit dankbaarheid toewenfchen , daar hy misfchien zelf niet na verlangt , dat hy van de waarheid van den Christlyken Godtsdienst mooge overtuigt worden.  f. 299. Getuigen. 133 de Voorfpraak van Weduwen worden zal, en dus Party en Rechter te gelyk zyti. §. £99Getuigen. Dat de Getuigen eenen Eed moesten afleggen , ■ofeigenlvker gefproken, dat zy eenen Eed moesten hooren voorieezen, eer zy wierden toegehaien om te getuigen , en dat dit dan zoo veel was , ais ot zy zelve eenen Eed gedaan hadden , kan men uit Levit. v. vs. 1. ontmaken. ( Men zie $. ^4^%^ jMSj* No j §. ,91. en 300). In hec Mofaifch Recht weet men derhalven van geene andere, dan beeedigde Geiuigen , en het geen zy verklaaren , is eene beëedigde verklaaring , zoo zelfs , dat zy niet kunnen zwygen , in dingen die hun bekend zyn , zonder zich aan meincedigheid fchuldigtemaaKen. Du had op het volgend, grooten invlo-d : wanc ledeieen zal gemakiyk by zich zeiven kunnen nagaan, dat hy , indien hy in de tegenwoordigheid , het zy van een aanzienlyk Man , of van iemand , die tot dus verre zyn vriend geweest was, eerst als oetaige tegen denzelven moest gehoort worden , zich in eene fterke verzoeking zoude bevinden , om de waarheid niet te zeggen; en waarlyk 002e Rechters zouden weinig ontdekken , zo zy altoos op deeze wyze te werke gingen : daarentegen zo mentenen Getuigen vooraf eenen Eed heeft doen aaeggeïï , dan kan de Gedaagde het hem zoo eu.el1 niet duiden , dat hy de waarheid zegt, en hy zelt heelt er dan ook meer moeds toe. Zelfs volgens het ou i gebruik van deeze Hooge Sch wie, daar hec ont, 0 1 3 k«a  134 §• "99' Getuigen. kennen meer dan voor eenigen anderen Rechtbank in de gewoonte is, neemt niemand het eenen anderen kwaalyk , dat hy ten zynen nadeele de waarheid zegt, zoo ras hem een Eed gevergt wordt. In Haiszaaken , zelfs de misdaad van Afgodery niet uitgezondert, tegen welke Mofes anders het alierltrengsr is, gold één getuige niet; maardaar moesten 'er meer, of zoo als Mofes gewoon is zich uit re drukken , darr moesten 'er twee of duie zyn : indien men dezelve niet vond , liet men liever eenen fchuidigen , die niet wilde bekennen , ongeftraft , dan dat u en gevaar zoude hebben willen loopen , om eenen Onfchuldigen te veroordeelen , i\um. XXXV. vs. 30. Deur. XVII. vs. 0, 7. XIX. vs. 15. Dit, twbe of drie, heeft roen denklyk zoc te verflaan , dat, wanneer één der getuigen, dewelke voorgaf de zaak gezien te hebben, teffens klaager of ten minften aanbrenger was, 'er behalven hem noch twee andere , en dus , hy mede getelt , drie getuigen vereifcht wierden. Indien men deeze verklaaring niet aanneemt , maar vooronderftelt , dat deeze uitdrukking , twee of drie , zoo onbepaald en wilkeurig is, als de Engelfchen hnnfix ot Jevcn gewoon zyn te gebruiken, wanneer zy het juiste getal niet begeeren te weeten; waarlyk dit zoude in eene Wet , waar in hec op leeven of tlood aankomt, eene zeer onvoeglyke uitdrukking zyn , waar van zelfs geen menfchlyk Wergeever , die^nafr eenig verftand had , zich ten tweedenmaale bedienen zoude , zo dezelve hem'al eens by ongeluk ontvallen ware , ( uitgezonden alleen in het geval , wanneer hy de Wetten van een ander Volk affchreef, want dan fchryfc men dikwils , om dat men 'er niet by denkt, vry onverftandig;. Daar  J. 299. Getuigen. 135 Daar Mofes deeze twee of drie getuigen alleen in Halszaaken vc-reifcht , fchynt hy te vooronderHellen, dat in mindere zaaken, inzonderheid zulke, die alleen geld , en het geen gelds waarde heeft, betreffen , één Getuige , wanneer hy van geene psrtydigheid kan verdacht gehouden worden , en eene beëedigde verklaaring geeft, genoeg is , om tusfchen den befchuldiger en aangeklaagden te beflislen. Indien men het woord Ed ( getuige ) , Exod. XXII. vs. 12 , hec welk ik in die plaatje door bewys vertaalt hebbe , in eenen eigenlyken zin wil opvatten , dan zoude dit zelfs uitdruklyk gezegt zyn , want het is van hec éénvouwig getal {Jingularis numeri ) , hy zal 'er eenen Getuigen v n brengen. Maar al heeft men dit woord , zoo als ik zeker denke , hier door bewys te vertaaien , fchynt de Eigenaar evenwel niet meer , dan éénen getuigen te hebben kunnen eifchen (a). Uit de gefchiednisfe der verhooringe van Christus voor den Hoogen Raad , zien wy, dat de getuigen ieder alzonderlyk , en zonder dat de één de verklaaring van den anderen mocht aanhooren, maar in tegenwoordigheid van den gedaagden , moeten gehoon zyn : want in weerwil van alle de moeite , die deeze Rechtbank zich gaf, om valfche getuigen op te maaken , konde men 'er evenwel geene vinden , die Jefus genoeg bezwaarden , dewyl hunne getuignisfen niet overéén kwamen (b) \ en toen ;er eindelyk twee optraden , welker verklaaring zekere gebeurde zaak ten gronde had , die zy maar een weinig veranderden , om dezelve als misdaadig \ 0 te (a) Men zie §. 16». bl. 131- van het Derde Deel. ( b ) Matth. XXVI. vs. : Goed , gy hebt op uwen Kop geloogen , de Engel des deer en zal U midden door/nyden ; (U midden doorzaagen ). Nu is het de beurt van den anderen Getuigen , die met even ,zoo weinig fchyn zelfs van onpartydigheid , en op de zelfde onbefcheide wyze, mee het eerde woord , als een leugenaar en draffchuldige booswicht , dus wordt aangefproken : Gy Canardet , en geen Jood ! de fchoonbeid heeft Ü aangezet , en de booze lust U verleidt : ( deeze kleine Jongen weet ook al van booze lusc te fpreeken , ja volgens de LXX weet hy zelfs , dat zy van korten dun? is, noemende dezelve , eene kleine , ofJtorte booze lust; roet één woord , hy (preekt van de zaak, als of hy 'er kennis van had : hec is een kleine Jongen » (a) Men zal hier over, en in het algemeen , aangiande edzweeren als ontwyfelbaar', en verwachc onder zyne Burgeis geene zulke zwakken , als wy , door een verkeerd begrip der bekende plaatze uic de üergpredikacie , thans veele onder ons hebben , die nee Eedzweeren op zich zelf als ongeoorloofc aanzagen. En waarlyk zulk een dooiend geweeten waS in eenen Staat, waar aan Gode zelf burgerlyke VVecten K 3 ge-  15° §• 30I« Van den Eed. gegeeven, en onder anderen den Eed voorgefchreeven had , niet wel rnooglyk : by ons heef: hetzelve meestal daar zynen oorfprong van, dat de Leetaaren te ongeleerd , ten minilen in de grond-aafe te weinig bedreeven geweest zyn , om van gemoedlyke Lieden , die in deeze dwaaling (tonden , dien verkeerden waan door gronden van redenen weg re neemen. Sommige (tukken der Zedenleere ?yp in het Oude , en wederom andere in hec Nieuwe Testament , het volledigst en duidelyksc verhandelt tot de eerlte foorte behoort het ftuk van den Eed : maar veele Leeraaren verdaan het Oude Testament byna in het geheel riet. Daarenboven deeze twyfeh'ng is uit eene plaatze van de Berg-predikatie ontdaan , welker uitlegging waarlyk meer kundigheids van de gevoelens der Rabbynen vereifcht, dan eenige andere plaatze , zoo van het Oude als van het Nieuwe Testament ; dewyl zy zich met de wederlegging van eenige, toen bekende, Pharileeuwfche dwaalingen bezig houdt, en bygevolg niet kan verdaan worden , zoo men met deeze dwaalingen niet bekend is Toen een Ongeleerde nu deeze plaatze als de duidelykde bron van Zedekunde aanzag , toen hy dacht , dezelve zonder hulp van eenigen Geleerden ce kunnen Verdaan , ja zelfs meende , dat hy dezelve inderdaad , buiten eenige menfehlyke uitleggingen , z0o verdaan meest , als dezelve hem oppervlakkig voorkwam ; of toen hy 'er eenen Leeraar ra vroeg, die wel had leeren prediken , maar den Bybel niet in de grondtaaie veritond , en geene taalkundige geleerdheid bezat ; toen , zeg ik , moest natuurlykerwyze gefchieden , bet geen gemeenlyk gefchiedt: dat is , gebrek aan dien tak van Geleerdheid , die , om den Bybel, in ' het  j. 301. Van den E e r>. 151 liet byzonder het Nieuwe Testament, de grond , waarop de kennis van den Christlyken Godtsdienst berust, teverftaao, onontbeerlyk is; gebrek, zeg ik , aan dien tak van geleerdheid , wordt de bron van zulke dwaalingen , die ten laatften dikwi.s ze.fs voor her gemeene welzyn van belang worden. Heeft Mofes zyne Wetten op Godtiyk bevel ?e, geeven , dan kan het Eedzweeren onmooglyk óp zich zelf befchouwt zondig zyn , te meer daar hec zelve meer dan ééns door hem en andere Piophteten als een ftuk van den Godtsdienst wordr aangemerkt , dewyl het in eene aanroeping van den Allerhoogften , of een gebed tot Godt beftaat , het welk met eene openbaare belydenis van zyne Al weetenheid, Opperheerfchappye, Waarachtigheid, en Rechtvaardigheid verbonden is. Het zoude geene kleine nuttigheid van het Mofaïfch Recht zyn , zo het hec gemoed van eenige dooiende Christenen ten op/ichte van deeze zwaarigheid konde gerust Hellen ; zy zullen 'er haast ( §. 303.) ™eer van kunnen v™fIemand , dien het mocht toefchynen , dar hec Mofuïfch Recht al te ruimfchoots met het Eedzweeren omgaat , en niet zorgvuldig genoeg is , om valfche Eeden voorcekomen , kon mt.lchien $ 456. al iers tot beantwoording van deeze zwaarigheid aantreffen : een Volk , het welk noch eerlyk en gudcsdienftig was , geloofde , dac Gode alle memeedigheid ftraffen zal , en de uicvluchcen , die men in vervolg van tyd eerst bedachc heefc , noch met kende ; behoefde zoo veele voorzorg van den Wetceever niet, om meineedigheden te vei hoeden, inzonderheid wanneer Godt , gelyk hy belooft had , inderdaad zyne onmiddelyke regeering oeffende, en door zyne byzondere Voorzienigheid zich als den K 4 wree"  iSz §• 3er- Van den Eed. wreeker der meineedigheid gedroeg : ook was de mooglykheid , van dewelke w.y , op de gezegde plaatze gefproken hebben , om eenen Eed ,&zonder daar door gevaar van eerloosheid ce loopen, wederom te herroepen , een meesrerlruk van de Wetgecvende Wysheid, om valfche Eeden voorcekomen , die iemand , naar alle gedachten , toch niet konden baaten , dewyl het geweeten niet rnstte , tot dar. dezelve herroepen waren. Wy hebben ten minden in dit (tuk hec Mofaïfch Recht niets te vervvyten , dewyl Wy , op zyn best genomen , alleenlyk de lootten van Eeden , met dewelke wy te mild zyn , verwisfeit hebben Met de Eeden van gecuigen \ en van zuiveringe, over het algemeen met het zweeren op gebeurtenisfen (Jusjuravdum as/ertorium) zynwy, uit hoofde van hetgeen August i>us , aangaande het moorden van iemands ziele , geleert heeft , fpaarzaarn genoeg ; maar Eeden van beloften hebben wy veel meer, dan noodzaaklyk of nuttig is.. Hoe veel Eeden hebben wy niec in Kryrszaaken , die te veel behelzen , en daar door hen , die dezelve gedaan hebben , gewennen om hunnen Eed te vergeeten ! Hoe veele Eeden by plechtigheden , in welke veele dingen vervat zyn , die men niet denkt te houden : zoo als by voorbeeld , verfcheidene Eeden by iemands bevordering (promotie) op de Hooge Schooien ; Godtsdienftige Eeden , zelfs by menfchen , die niet geroepen zvn , om de waarheden van den Godtsdienst te leeraaren ; fomtyds by de laagiïe Amprenaaren van Steden, en wel op Boeken , dewelke by , die den Eed doet, niec céns by naame kent ! Dit kan meer toebrengen om de goede zeden te bederven , dan gerechtlyke Eeden tot bevestiging van gebeurtenisleo.  §. 302. Plechtigheden by een Et n. 153 f. 50a. Eenige aanmerkingen over de Plechtigheden by het afleggen van den Eed. Ten opzichte van de manier, om den Eed afteJeggen , heb ik noch het één en ander aanternerken. tjemeenlyk fprak iemand , die eenen gerechtlyfcen or eenigen anderen plechtigen Eed zoude doen, dien zélfhiéi hit, maar hoorde denzelven aan , en het geen hy daar op antwoordde , was de Eed ; ja zeifs , zo hy zweeg by eene zaak , die hem bekend was , en na dewelke men hem als getuigen vroeg , werdt dit alléén Voor meineedigheid gehóuden : des roods zeide hy , naa dat de Eed hem was voorgehouden , Amen ! Ainén ! en gaf daar door zyne . toeftemming aan de vloeken, die 'er in vervat waren. Men ziet dit al genoeg uit de beide plaatzen , die ik §. 256. en §. 257. heb bygebrachc (a), te weeten, Levit, V- vs. 2 , en Spreuk. XXIX. vs, 24 ; als mede uit de ornirandige befchryving van den Eed , die eene Vrouw , om zich van de befcbuldiging van Overfpel te zuiveren, moest afleggen, Num. V. vs. 16-23. (§.263.) , als in welk geval de Priester haar den Eed en de vloeken voorzege , die zy niec nafpreekt, maar alleenlyk met Amen ! Amen ! beantwoordt Zoo ook volgens 1 Kon. V1ÏL vs. 35. fprtekt hy , die eenen anderen tot het afleggen van eetien Eed noodzaakt , de vloeken der Eedzweeringe tegen hem uit want letterlyk vertaalt luidt deeze plaatze dus : Indien iemand zich tegen zynen Even- Ca) Bladz. 234- en 237- van het Vyfde Deel. K 5  ïSi §. 302. Plechtigheden sy den Eed. Evennaasten bezondigt beeft , en deeze den Vloek tegen hem uit/preekt , om hem te bezweerm , enz. Zelfs her wei kwoord (verbum) zweer en ( Niscbba ) , is een verbum pasjioutn , en betekent eigenlyk adjurari , beïwuouen worden , zien laaten bezweek en , vai Hischbia , adjuravit. Men ziet hier uit , dat onze Zaligmaaker eenen eigenlyken gerechtlyken Eed heeft afgelegr, toen hy, volgens Matth. XXVI. vs 63, 04 op de vraage van den Hoogepriester : Ik bezweer U by den leevemUgen Godt, dat gy ons zegt , of ny de Christus zyt ? ten antwoord gaf: dat hy de Christus was; en dan knn hy in zyne Berg-predikatie niet wel be loeit hebben, het Eedzweeren op zich zelf re verbieden. Het bovengemelde Amen (in her Latyn zoude ik het liefst door firmum , ratum , vertaaien) is < p zich zelf genomen geen Eed , gelyk fommige Uitleggeren des Nieuwen Testaments zich , befpolyk genoeg , verbeelden , en daar door Christus onophoudlyk laaten zweeren (a) , zelfs daar niemand -eenen Eed van hem begeerde : maar dit woordwordt dan alleen een Eed , wanneer het naa het voorleezen der bezweeringe , dar is , der vloeken van den Eed , wordr uitgefproken , zou aiigen vryfprcekt , en hem vergeldt naar ae rechtvaardigheid zyner zaake z en David willende in den vyfnendeu l'faïm befchryven , boe de Burgeren van Jerufalem , die zo naby het Heiligdom woonen , behooren geffeb te zyn , zegt 'er onder anderen van : Die den Eed houdt , zelfs dan , wanneer hei lot 2-jh nade .l is , Pf. XV. vs. 4. Ook zal men nu verdaan , war Christus, Matth. XXllI vs '10 , wil zeggen, wanneer hy , om te doen zien dat de Eed van iemand , die by het Altaar gezwooren heeft , eene verbindende kracht heefc, betuigt , dat een zoodanige zweert, niet , zoo als men misfchien verwachten zoude, by dien Godt , wiens Altaar her is , maar hy het Altaar , en het geen op het Altaar is 'Er kan geene juistere verklaaiing van het Eedzweertn by het Altaar, volgens de gewoonte der Hebreeuwen, gegeeven worden , dan deeze is. §• 393- Vitteryen der Jonden van laat ere tyden , om* trent fommige E*den, waar tegen Christus zich verzet tn de Berg-predikatie. Zekere vittery der Jooden , die ten tyde van Christus zeer gemeen was , en waar door de Jooden , om dat men op hunne Eeden geenen ltaat konde maaken , by de Romeinen in eenen zeer kwaaden reuk gekomen zyn , behoort wel niet, toe hec Mofaifch Recht , maar tot de misbruiken en verdraaijingen van hetzelve , die naderhand zyn opgekomen i nochtans devvyl menig één, dien 'er aan ge-  §• 3°3- Joodsche Vittehyen. 157 gelegen ligt , dezelve bier zoude kunnen zoeken , en zy inderdaad op eene misvatting der plaatze , Exoi. XX. vs 7 , berust , zal ik 'er hier hec gewichtigtté van zeggen. Men zal zich , uit het geen ik §. 256- bl 226", gezegt hebbe , n >ch wel kunnen te binnen brengen , dat de Israëliten niet flechts by den naam van G,)dt , maar ook wel by den Koning , ( naamlyk indien zy 'er eenen hadden ) den Tempel , hec Altaar , en de heilige S-eder? Zvvoeren. Mofes bad dit niet bevolen , maar ook met verhoeden , en de zaak konde geheel en al onfchuldig zyn , ja zelfs fomtyds een goed oogmerk hebben , het geen men gemaklyk kan nagaan Zwoer men bv den Koning, dan konde dit of een enkele burgerlyke betuiging zyn : zoo hoog ik den Koning fchatte , zoo heilig /;etmge ik dit , of een eigenlyke Eed : indien ik thans valfchlyk zweer e , dan moei Godt den Koning jh aften. In beiue gevallen had men juist niet veele rede om te duchten , dat deeze betuiging of Eed by onwaarheden zoude gedaan worden , dewyl dir ia het Oosten als een misdaad van gekwetite Majelleic .wordt aangezien, I or het Mofaifch Recht behoorc dit eigenlyk niet, dewyl Mofes geenen Koning heefc aangeitef. Ouden usfehén fchynt dit by de Israëli en ten tyde van David niet flechts eene verzekering , maar een eigerl>ke Eed geweest te zyn , waar by men vooroud riklde , dat eenen Onderdaan niets meer ter harte gaat , dan het welzyn des Koning , en dat G'idt him rier gevoeliger zuude kunnen (haffen , dan wanneer hy het den Koning liet kwaalyk gaan : een bed dus omtrent van de zeilde natuure , ais wanneer men in eene zeer zwaare Eedzweerin ■ ge , niet alleen zich zeiven , maar ook zynen Kinde.  »f8 §• 3°3- Joodsciie Vitteryen, deren en Kindskinderen ongeluk roewenfchr. De uitdrukking pf. LX111. vs. 12, die by den Koning gezwnoren beeft , zal zich beroemen, (naamlyk dewyl het denzelven wel gaat , en Godt daar door de waarheid van zynen Eed fchynt aan te coonen ) want de mond der Leugenaar en is geflopt; deeze uitdrukking, zeg ik , brengt ons tot deeze verklaaring: en dus was dit dan , alles in aanmerkinge genomen zynde , een Eed by Godt , die den Koning , ingcvalle de Eed valfchlyk gezwooren was , ftraffen moest. Eedzweeringen by den Hemel , Tempel , heilige Steden (a) , in devveike Godt woonde, ■waren Eeden by Godt, met dac onderfcheid alleenlyk , dat men in plaatze van Godts naam , iets noemde, waar in hy woonde ; en dit laatfte konde met een goed oogmerk en uit Eerbied gedaan worden , dewyl men fchroomdc , den naam van Gode uittefpreeken , waar van men by Piiilo ( b) eene merk- (a) Behalven de plaatze Pf. CXXXiX. v. 20 , die by ttvoe Steden v.djcbe Eeden zweer en, vindt men Amos Vill vs. ij, noch een voo'beeld van zulke lieden, hoewel by Steden , d'e Godt met erkende, en die alleenlyk door het bygcloof, of zelfs door den Beeldendienst hem geheil^t waren : Die by ae fcbuld van Samarien zweeren , en zeggen : zpo waar uw Godt leeft, dan l en by de bedevaart na Berfaba. ( b ; Men vindt ze tei ftond in den beginne van het Boek , de fpecialibus Ltgibus ; en zy berust op eene verkeerde verklaring van het Twèede Gebod, het welk Philo, die in het Hebreeuwfch maar m'ddejmaatig bedreeven was, tjit het Griekfche l» tifa rl, trapa Ku£/oa lev Qiov crev ini fixzdia, van een Oiinut en vruchtloos uitfpreeken van Godts'naam verftond. Het enkel woord van eenen deugdz ianzen , zege hy, 'is een Eed ! even v.ist, onvtrbrc-ekba-'r en waarachtig. Maar in-  §• S°3' JOODSCHE VlTTERYEV. Io verre zy , aan bet geen met was , het beftaan gegeeven hebben- ( Hy wil hierop , dat Jacob , Gen XXa.1 vs, 53, by zynen Vader Israël gefcwuoren heeft , fteit dien ten voorbedde voor , en vaart daarop dus voort.): Ook die geenen moet men, pryzen , dewelke , wanneer zy genooizatki zyn om eenen Eed te doen , in twyfel ft aan , draaien , tutfeben beiden ft l houden , en duur door niet flechts de amflanderen , maar bem ook , die hem tut den Eed dwingen t vreeze inboezemen : wanneer zy naamlyk bet woord . ik z-weere by by — uit gefproken bebben, noemen zy verder geenen naam , en breeken op zuike eene wyze af, dat bet ook zonder dat zy uen naam verder uitjpreeken , duiielyk genoeg zy , by wien zy zweeren. Men neeme ook des noods in plaatze van bet hoog fte en eerfte Urondweezen , de naavien van amure Eerbied-' •waardige Weezens te bulpe , men noeme de Aarde , de Z'inne , de Sterren , den Hemel , en de gebeeie Waereld , want deeze zyn ouder dan de aanweezenbeil der Menfchen , en zuilen zonder te verouden , volgens de •wd van baaren Werkmeester Eeuwigbeden door duuren. Maar in plaatze van dus te werke te gaan . zyn f/oiodgen zoo ligtvaardig , dat zy alle fcoeplelen over /tappen , en terjlou t den Werkmeester , den Vader alter dingen noemen , enz. Peeze vermaaning is welmeenend, en zeer plutonifch ,■ maar zy zoude niet naar den fmaak van Mofes geweest zyn , want het zweeren by Zonne , Maan, en Sterren grenst te na aan Afgoderye , hoewel het hier van eene veel gunftigere zyde worde voorgeftelt. Eenen Ked zweeren is by hém Godtsdienst , een Gebed tot Godt, ( Deut, VI. vs. 13. X. vs  ÏÓO §, 303. JOODSCHE ViTTERVEN. fche Jooden in zwange ging, te kennen geeft. Van den Eed by hec Altaar, heb ik te vooren gefproken. Eeden van dien aart werden by de Oosterlingen zeer menigvuldig. De Arabieren hebben zelfs eene menigre Dichtkundige Eeden van die foorte , die IYluhammed in verfcheidene Hootdltukken van zynen Koran op eene befpotlyke wyze te pasfe brengt. Naa dat hy zich eens had laaten 'diets maaken , dac hy een onnavolgbaare Dichter was, ( het welk de Muhammedaanen ook op zyn woord gelooven, hoewel men het zelden voelen kunne) zocht hy dien roem (laande te houden , en daarom eenige hoofdrukken met woorden , die by anderen Dichteien voor fchoon gehouden werden , en hec ook op zicii zelve genomen en in den famenhange waren , opcefchikken : maar dewyl hy ze niet anders wist te pas- ce brengen, zoo zweert hy : by de (teenen-firooi- jende winden , by de bergen-breekende win- den , by de voor aan kopende paarden , en wat van dien aart meer zyn mooge, zonder 'er fomtyds eens bytevoegen , wat het zy , het geen hy op deeze wyze bezweert. Onder deeze Eeden der Dichreren , ook wel onder de geenen die in hec geroeene leeven in gebruike waren , inzonderheid de Eedzweeringen der Verliefden , zullen denklyk verfcheidene geweesc zyn. die in hec geheel geene Eeden by Gode , maar alleen navolgingen der burgerlyke bezweeringe waren , van dewelke men 1 Sam. XI. vs. 7. een voorbeeld vindt. Zoo wel als Godt daar niec roe eenen wreeker over de Runderen van hem , die zich niet by het Leger vervoegen zoude , worde vs. 20.), waarom zoude men daar den naam van Godt met by mogen noemen ?  $i 3°3- JooöscEE Vitteryen, lót wordt aangeroepen , maar alleenlyk gedreigc , dat hc-t Voik dg Runderen van den geenen , dewelke achter bleef , zoude aan Hukken hakken ; even zoo wel kan ook Hoog! 11. vs. 7. de uitdrukking: lk bezweer U, gy Dochteren Jerufalems , by de Reein en Herten op bet veld , dat gy haar niet opwekt ^ worden opgevat , als nie?s anders betekenende , dan : ik zal , indien gy baar opwekt , de geliefde Ree , waar aan gy u welgevallen hebt , ombrengen. Dit waren zekerlyk voor een gedeelte zeer kluchtige Eeden , met dewelke wy hier niets verder te doen hebben ; ook (preekt het van zelf, dat emltige verzekeringen, dewelke iemand een Recht gaven, om hem , die ze deed , te tlraffen of te verachten , indien fcry onwaarheid gefproken had , van eenen ei* genlyken Eed moeten onderfcheiden worden. Toe deezen keeren wy dan nu wedero 11 te rugge. Dezelve onderfcheidt zich daar door, dat in denzelven Godt als wreeker wordt aangeroepen ; het zy nu ., dat zyn naam uitdrukkelyk uiigefproken , ol uit Eerbied verzweegen , ol in plaatze van denzei/en iets, het geen Gode geheiligt is ,.en wa^r onder Godt, (per metonymiam) , verilaan wordt , genoemt, of eindelyk iets ter bekrachtiging daar by gevoegt worde , het geen niet de party , ten behoeve van dewelke de Eed gedaan wordt , maar Godt alleen het Recht heeft', om ter uitvoer te brengen. Ten opzichte nu van deeze Eeden had 'er onder de Jooden ten tyde van onzen Zaligmaaker eene Zedenleer plaatze , dewelke tusfchen het geen men al of niet voor eenen Eed te houden had , zuik een fyn onderfcheid maakte, dat iemand , die daar in niet geoeffent was , zich waarlyk buiten ftaafi bevond , om hetzelve ce verilaan , ja zeifs om 'er PI. DéeU L- b*s  i52 §. 303. Joodsche Vitteryen. het minst van ce kunnen gisfen ; en waar door een Jood iemand , dewelke dachc , dac hy hem een heiligden Eed had hooren doen , op de fchandelyklte wyze bedriegen konde. Wie zoude , by voorbeeld , niec denken dac een Jood hec ernflig meende, wanneer hy by den Tempel zwoer ? Maar ondercusfehen was die, volgens die Zedenleer, van geener waarde, en in hec geheel geen Eed , wanc de Ïteenen des Tempels waren niec geh uilige. Deeze ondeugende Zedenleer had derWyze het bloed van hec geheele Volk befmec , dac hun dezelve door andere Volken verweeten wierdt. Ecce negas , jurasque mihi pertefta tonantis : Non credo ! jura Veipe per /lnchialum. , Martialis Libr XI. Epigr. 95. Ik zal deeze verderflyke grondregelen niet uit de Schrifren der Rabbynen opnaaien \ dewyl anderen dit vóór my reeds genoeg gedaan hebben , dit hier te wydloopig zyn zoude , en deeze Schriften voor myn tegenwoordig oogmerk veel te jong zyn ; daar het my hier voornaamlyk op dien tyd , waar in Christus leefde , aankomt: ik zal derhalven , het geen fommige Leeraaren onder de Jooden in dien tyd ftelden , liever uit zynen mond overneemen , en met zyne wederleggingen te pas brengen. Dien het om plaatzen uit de Rabbynen te doen is , leeze de geleerde Uitleggers, overMatth. V. vs. 33-37. XXIII. vs. 16-23 , of, hec geen Wetstun uit dezelve verzamelt heefc , wanc by hem vindc men alles vry wel by eikanderen. Christus zelf verhaalt eenige Haaltjes van de Zedenleere, waar tegen hy noodig oordeelde zich te verzetten , Matth. XXIÏI. vs. id-22. De FhatV feeu-  §• 3°3' Joodsche Vitteryen* 163 fecuwen , die door hem beftraft worden , zeiden : Die by den Tempel zweert, is aan zynen Eed mei gehouden , maar -voel , die by bet Goud zweert , bet welk aan den Tempel is. Het onderfcheid was zeer zonderling , en niemand , die zulk eenen Eed hoorde , konde het gisfen , zo hy in het geheele geheim dier fchelmerye niet was ingewyd ; natuurlykerwyze moest een ieder 'er het zelfde van denken , het geen Christus daar tegen aanmerkte : dat immers de Tempel , waar door bet Goud geheiligt wordt , meer was , en Gode noch nader toebehoorde $ dan het Goud. Dan de grond van deeze doorfleepe onderfcheiding der Pharifeeuwen was, dat het Goud geheiligt was , maar de bouwftoffen van den Tempel zeiven niet. Vervolgens zeiden de Pharifeeuwen : Indien iemand by het Maar zweert, is het geen Eed ; maar indien hy by het Offer zweert , is hy verplicht, om zynen Eed te houden : om de zelfde rede naamlyk , dewyl het Offrr geheiligt was t maar de Ïteenen van het Altaar op zich zelve maar gemeene fteenen waren Jefus maakte hier met hec zelfde Recht de tegenwerping , dat het Altaar , bet ixefk het Offer heiligt , meer dan het Offer is ; en daar op legt hy de volgende onbetwisibyare ftelling ten gronde: indien iemand eenen Eed jchynt te zweeren , en zich van de uitdrukkingen der geenen , die eenen Eed doen , bedient, dan moeten zyne woorden , die anders mwchien zeer dubbelzinnig kunnen zyn , in die betekeniife genomen worden , die zy gemeenlyk ' in eenen Eed hebben : By voorbeeld , wanneer ie* mand den Hemel noemt kan dit zekerlyk anders meer dan eene betekenisfe hebben ; bet zoude in eenen natuurkundigen zin kunnen genomen worden , dat is , of den blauwjchynenden dampkring , of de h & OH-  lói. §. 303. Joodsche Vitteryen. onbekende [toffe , die de verder afgelegene gewesten boven ons vervult , betekenen , bet welk geen van beiden Godt is. Dan wanneer ik zweere by om Hemel , ver/laat iederéén dit natuur lykerwyze van den Hemel, in betrekhnge tot Godt bjebouwt , dat is , als zyne wooning , of als zyn Troon ; men oor' deelt, dat ik niet dan uit Eerbied den naam van Godt verzweegen hebbe , en den Troon Godts noeme , om 'er dien mede in te finten , dewelke op deez"n Troon zit : ik heb derhalven in dit gevat, by aldien myne woorden eerlyk en volgens de rtgslen der Spraakkunde zullen uitgelegt worden , by Godt gezworen. Op dezelfde wyze , voegt hy 'er by , zweert iemand, die eenen Eed by den Tempel doet , niet by de fleencn en andere bouwftoffen , waar uit de Tempel is te zamen geftelt , maar hy dien Godt, die in den Tempel woont : en die by het Jltaar zweert, ver ftaat 'er ook de fteenen op zich zelve met door , maar voor zoo verre zy bet /Jltaar uinnaaken , en daar op geojfert wordt ; hy zweert derhalven by het Altaar, en het geen daar op is, eenen even plecht igen en even fterk verplicht enden Eed, als juist de aUerftaatlykfte Eedzvueering was , wanneer men by het doen van zynen Eed een Uffer bracht , hetzelve in ftukken deelde , en tusfchen deeze verdeelde ftukken doorging. ( §. 300.). Eene zeer verftandige uitlegging , zonder'welke men by hec maaken van eenig verdrag nooit de woorden van zyne party met eenige verzekering konde opvatten, en zelfs, al noemde hy den naam van Gode ukdruklyk by zynen Eed , evenwel nimmermeer gerust zyn , of hy wel eenen eigenlyken Eed, zonder geheime voorbehoudingen, gezvvooren had : wanc de  §• 3°3« Joodsche Vitteryen. 165 •de Syllaben konden noch misfchien wel eene andeie betekenis hebben. De Pharifeeuwen daarentegen grondden hunne ■arglistige Zedenleer op de woorden van hec Tweede ( ol Derde) Gebod : Gy zult den naam va-, Jehova!) , uwen Godt , met ter bevestiging van onwaarbeden uii/preeken : want Jehovah zal dien niet or.geftraft laaten , die zyner, naam by onwaarheden uit/preekt , Exod. XX. vs. 7. Zy befloocen 'er uic , bygevolg is het geen Eed , en Gode zal de onwaarbeid niet ftraffen , indien men maar den naam van Godt, of, zoo als zy 'er wilkeurig genoeg by voegden , van iets hec geen Gode geheiligt is , niet by uiefpreekc. Zy hadden 'er liever uit moeten beft uiten': of, bygevolg is het geen Eed, waar by de naam , jehovah , niet wordt uitgefproken ; en dan hadden zy byna in het geheel geene Eeden geha^ , om dat zy 'er een geweeten van maakten, dien naam anders, dan by groote plechtigheden uittefpreeken: of, alle Leden zyn verbooden, en moeten met Algodendienst gelyk geftelt werden , in dewelken de naam van den waaren Godt niet uitdruklyk genoemc wordt; en hier by hadden zy noch Deut. VI. vs. 13. ' en X. vs 20. kunnen voegen. Ik ben, wel is waar, niet van gedachten , dat dit de meening der woorden van Mofes is, dewyl hy nergens zulk een uitdruklyk verbod geeft , en in hec Heoreeuwlch , het woord naam , in eenen ubgeftrekreren zin , dan by ons, gebruikt wordt; dan dit is evenwel zeker , en ik heb het te vooren reeds aangemerkt, dat Eedzweeringen, by de Aarde, de Zon , de Maan, " de Sterren, als naar Afgoderye zweemende, ol toch gefchikt om dezelve door den tyd in te voeren , Mofes zeer weinig zouden behaagt hebben, en lynL 3 rechs  i^0* $ 3°3« Joodsche Vitteryen. recht tegen de ziel zyner Wetten gekant geweesc zyn irdien iemand zulk eenen Eed gedaan had zoude hy zich , of aan Afgoderye , en dus aan eene misdaad , op dewelke de dood geftelt was fchuldig gemaakt hebben , of hy zoude bet zoo hebben moeten meenen en uitleggen , dat hy de Aarde , Zon , Maan , en Sterren alleenlyk in haare betrekking tot den waaien Godt genomeu , en dus eigenlyk by hem eenen gewoonen Eed gedaan had. Omtrent op deeze wyze fpreekt Jefus ook in die plaatze van zyne Berg-predikatie ,' die zoo veelen van het rechte fpoor gébracht heeft, Matth. V. vs. 33-37 ' teSc'n deeze Zedenleer der Pharifeeuwen! Hy zegt niet : Gy zult in het geheel niet zweeren , zoo dat hier de zin geëindigt zy , en hy daar in ook het Eedzweeren by Godt , door Mofes als een ftuk van den Godtsdienst belast, zoude verbooden hebben ; maar Gy zult in het geheel niet by den Hemel, de Harde , Jerujalem , of uw hoofd zweeren : Hy maakt derhalven tegen deeze Zedenkunde der Pharifeeuwen , dewelke foortgelyke Eeden veroorloofde , maar ondertusfehen in weerwil van alle fpraakkunde , tiouw en redelykheid verklaarde , dat dezelve geene verbindende kracht hadden , deeze tegenfteliing : dat men zich van deeze Eeden , waar van zich de Vittery op zulk eene wyze bediende, geheel en al behoorde te onthouden ; dat men in. dien men wilde zweeren, dit doen moest onder hec noemen van den naam des Allerhoogiten , zoo als Mofes meer dan ééns bevolen had ; doch in gevallen , waar in men zwaarigheid vond , om Godts naam te noemen , dewyl de zaak ol niet zoo geftelt, ot niet van dat gewicht, en dus dergelyk eene bekrachtiging niet noodig was, moest men zich ook van  §. 3°3- Joodsciie Vitteryen. 167 van deeze betuigingen , die , in den grond befchouwt, Eeden by Godt zyn, niet bedienen; maar ten allen ryde het daar op toeleggen , om de waar-, heid ie fpreeken , zoo , dat ons Ja en Neen even zeker en heilig zv als een Eed , dewyl men üan zulke geduurig herhaalde bekrachtigingen met nooï?g hebben zak -Ook voegt Chris-us by ieder voorbeeld van Vitterye , de rede waarom zulk eene berairing voor eenen waaren Eed moet gehouden wden! by voorbeeld , die by Jerufalem , om dat dezelve de Stad van Godt , den Grooten Koring is , ( want de Jooden hadden toen geenen anderen Koning , naa dat Herodes ten m.nlten al 28" laaren dood , en Archelaus reeds voor 41 Jaaren in ballingfchap gezonden was) en om dat niemand , dewelke hoorde zweeren , by Jerufalem • anders konde denken , dan dat deeze Stad ais heilig wierdt aangezien , en by den waaren Godt dewelke daar woonde, gezworen. Zweert temand by zyn Hoofd , (wy zouden zeggen , byzyne Ziele) Christus leert de Pharifeeuwen, dat du niet anders kan verftaan worden , dan dat hy Godt , van wien alle onze lotgevallen afhangen , tot eenen Wreeker over zyn hoofd en leeven aanroept ; en inderdaad , om niet ééns te zeggen , dat Christus zelf deeze verklaaring 'er aan gegeeven heeft., men moet zulk eenen Eed natuurlykerwyze dus verilaan ; want toch de betekenis kan met zyn dat een ander het Recht zal hebben , om ons te dooden , indien wy onwaarheid fpreeken ; du zoude de Overheid niet dulden , al hadden wy hem honderdmaalen dit Recht gegeeven , hoewel du zekerlyk onze meening ni« was.  i68 g- 303. Joodsche Vitteryen. Hy verbiedt deriaiven noch den Eed in het algemeen , dat is het zweeren by Godt , want daar fprèeki hy geen woord van , en zulk eenen Eed heelt hy zelf voor den Rechtbank afgelegt; noch ook al het zweeren buiten den Rechtbank , gelyk fommigen ter gerustueJlinge van bekommerde gemoederen voorgegeeven , en dezelve door dat middel noch meer ontrusr hebben, dewyl iederéén, die maar oogen had, gemaklyk konde zien , dat daar geen woord van in den text voorkwam (a): maar hy verbiedt eiken Eed , waar by men zwaarigheid moet maaken , om Godts naam te noemen , dewyl men de ééne of andere Vittery, of bet één en ander, het geen tegen den Eerbied voor Godt ftrydc , daar'by in het oog heeft; als mede in dien tyd , het Eedzweeren by de Aarde, den Hemel, den Tempel, bet Altaar, zyn Hoofd, zyne Ziele , het welk aan zoo veele misbruiken onderhevig was ; Eeden die de Jooden by de Heidenen , die" noch .in zulken hoogen trap geene bedriegers waren , te fchande maakten , en die men met Recht Joodsche Espen zoude heb-? ben kunnen noemen. Indien men derhalven dit Gebod van Christus nu noch letrerlyk wilde in acht neemen , zoude men zich van alle Eedzweeringen moeten onthouden , waar by de naam van Godt, niec uitdruklyk genoemc wordt, by voorbeeld , het ligc- vaar- (a) De Apostelen zelve hebben in hunne Brieven meer dan éénen, en wel zeer plechtigen Eed gedaan en dus buiten den Rechtbank gezwooren. Men zie Rom. IX. vs. i-j,, 1 Chor. I vs. i5 En het gezond vernuft leert ons, dat fomtyds huiten den Recmbank een Eed al zoo noodig en gewichtig zyn kan', als lenige geicchtlyke Eed. ■  §. 3°3' Joodsche Vu teryen.* 160 vaardif zeggen, by myne ziele, de duivel haale my ; (het geen hv zonder Godtlyke toelaating niet doen kan , en dus in zekeren opzichte ook een Eed by God't is) hoewel ik naa dat deeze Vittery der Jooden heeft opgehouden , niet denke, dat dit verbod noch heden ten dage van kracht is , en dat iemand zondigen zoude ,°dewdke met allen ernst en eerbiedigheid , eenen Eed by de zaligheid zyner ziele deed. IVJeer kan ik 'er niet van zeggen ; het overige behoort tot de Zedenleere , of de verklaaring deiBerg-predikatie ; en dit weinige is reeds een buitenftüp" in die vreemde velden ; een bukenitap evenwel , die men , by zulk eene gewichtige vraage , en die met het Mofaifch Recht zoo naauw ver* knocht is , zekerlyk zal verwachc hebben. g. 304. t Van het heilig Lot. Dat by verdeelingen en gerechtlyke verfchillen over het myn en uw, by gebrek van een be.er middel om de partyen te fcheidcn , het Lot gebruikt werdc, fpreekt byna van zelf: het gantfche Land wedt door het Lot verdeelt, en dat het ook naderhand by het behandelen van Rechtzaaken in gebruik gcbleeven is, ziet roen uit Spr. XVI. vs, 33. XVIU. vs 18 , alwaar 'er wordt bygevoegc, dat de Voqkziinighmd hetzelve bestiert, en dus dat men zich aan de uitwyzinge van hec Lot als aan eene uitfpraak van Godt zeiven behoort te onderwerpen. Inzonderheid bediende men zich tot dat einde van hec heilige Loc , hec geen men gewoon is Urim en Tbuimim te noemen , en die kostbaar geborduurd? L 5 lap »  '7° §. 3°4' Van het heilig Lot. Jap , waar in de Preste; deeze heilige Loten op zyne borsc droeg, werdc daarom h-t GerechtsciEK.Ao C der Gerichts fchmuck) genaamc « a ). Lyfhraffelyk Rechtsged.ng ? Ja ! om den fchulaigen ce ontdekken , maar niet om hem ce overtui.gen, wanc in beide de voorbeelden, de twee eeuige van dien aart in den geheelen Bybel, [of. VII vs. 14- ,» en 1 Sam. XlV. vsc 37-45 , komt 'er de' eige belydenis van Achan en Jonathan noch by. Uok fchynt men 'er zich alleenlyk van bedient ce nebben , by het fchenden van eenen Eed dien het geheele Volk , of het Hoofd des Volks , in deszelfs plaatze , gedaan had , en niec by andere misdaaden: by voorbeeld, eenen onbekenden Moordenaar moest men volgens §. 27y. door het heiliLot niec zoeken te ontdekken. S- 305. Eige Bel entenis. Uit de even bygebrachce voorbeelden van Achan en Jonathan zien wy eenigszins , dac eige bekentenis eenen Misdaadiger cot het ontfangen van e°n Doodvonnis bezwaaren konde ; hoewel hier noch by C a ) lk kan my hier niet wel in een Taal - en Oudheidkundig onderzoek van Unm en Tbummtn beseeven ; die zoude my ce lange ophouden, inzonderheid naa dac daar over zoo veel gecwisc is. Wil men 'er korclyk myne gedachcen over weeren , men kan ze in myne Aanmerking over Exod. XXVIII. vs. 20. vinden de voornaame plaatze die my tot die verklaaring ge! bracht heefc, is in het Hebreeuwfch, 1 Sam, XlV vs %i  §. 305. Eige Bekentenis. 17* by de eige bekentenis kwam , dat her geen Achan geftolen had , ( het corpus delitli) , inderdaad op die plaatze , dewelke hy had aangeweezen , onder zyne Tent begraaven , gevonden wierdt ; en dac Jonathans óvértrëeding van hec geen zyn Vader met eene beëedigde bedreiging verbooden had , door meer anderen gezien was. Dan 2Sam.I. vs. 13 - 16. vindt men een voorbeeld van iemand , die alleenlyk op eige bekentenis van eene misdaad , die hy misfchien niec ééns bedieeven , maar waar van hy zich weiligt alleen beroemt had , in hoope van 'er eene belooning voor te zullen ontfangen , fterven moec. Maar of die volgens hec Mofaifch Recht, dan naar een Krygskundig goedvinden des Kpnings , en een befluic , door hem op dat oogenblik eersc genomen en billyk gevonden , gefchied zy , kan ik niec zéggen : David moesc zekerlyk zoo handelen , gelyk hy deed , indien hy zelf niet wilde aangezien worden als de roiddelbaare Moordenaar van Saul , en hec leeven der Koningen in het vervolg altoos in gevaar ftellen. Hec was een geheel buitengewoon geval. Indien eene misdaad door Getuigen op eene voldoende wyze beweezen was, konde het Doodvonnis over dé misdaadigen, zelfs zonder zyne eige belydenis, uirgefproken worden. Men ziet dit éénsdeels daar uic, dat Mofes, van de noodzaaklykheid van zulk eene eige belydenisfe, geen woord gefproken heefc; en anderendeels blykc hec ook uit den inhoud van onze volgende afdeelihg : wanc daar men niemand aan hec leeven kan ftraflen , die zyne misdaad zelf niet bekent heefc, daar is de Pynbank noodzaaklyk ; dewyl anders ieder misdaadige hec middel zoude in handen hebben , om de verdiende frrnf.  172 §. 3C5« Eige Bekentenis. flraffe te ontgaan. Dit is aboos het moeilyke (tuk in de Wetgeevende Wysheid , om uit twee zwaarigheden ééne te kiezen ; of den Pynbank , of een Recht , volgers het welk men eenen misdaadigen , zelfs al bekent hy niet , evenwel met den dood kan ftraffen ; waar van ik zekerlyk altoos liever bet laatfte zoude kiezen , inzonderheid daar de behandeling van tialszaaken zoo, als in Duitfchland , geftelt, en het niet ligt mooglyk is , dat een onfchuldige geftraft wordt. In het Mofdijzh Recht wist men van geenen Pynbank. De Wetten van Mofes kennen geenen Pynbank , noch om eenen misriaadigen zyne eigene wan! edryven te doen bekennen , noch om de ontdekkir g der deelgenooten van zyne misdaad van hem ufteperfen: ook vinden wy in de gefchiednisfe van het Joodlche Volk , tot op de Babylonifche Gevangnisfe , daar van geen het minst bewys , niettegenftaande de Israëliren door den tyd verfcheidene hardigheden, die aan Mofes onbekend, en zelfs door hem verbooden waren , hebben ingevoert. Wy hebben , wei is waar , § 23Ü , van Gevangnisfen , die wel wat naar eenen Pynbank zweemden , en in de laatfte tyden van het Joodfche Ryk in gebruik waren , gefproken (a); het kan ook wel zyn , dat men toen begonnen heeft , zich van dezelve , als van eene pyniging, om achter de waarheid te komen, te bedierf) Bladz. si > van het Vyfde Deel.  §. 30(5. Pynbank. ï"3 dienen ; dan wy weeten hec ten minden niec, wanc in de voorbeelden , die 'er ous van zyn nagelaaien, komen zy alleen als Gevangnisfen tot lirarTe voor. Maar wat deed men dan , om eenen misdaadigen tot het ontdekken van zyne medegenooten te brengen ? Ik denk , hec zeilde , het welk andera Volken , die geenen Pynbank hadden , gewoon waren ; dat is , men bediende zich tot dat einde van zachte vermaaningen, ook wel, indien dit niet lukken wilde , van de ééne of andere list ; en zo die ook te vergeeffch was, dacht men , hec is becer, dac duizend medefcbuldigen verborgen blyven , dan dai één eenige , die misfchien onfchuldig is , of geene deelgenooten by zyne misdaaden geh;id heek , en dus buiten ttaac is, om dezelve opttgeeven , behalven de doodlbaffe noch de wreedheden van den Pynbank ondergaan zoude. §. 307. Vaardige Straf-oe ffening. Niets ging fpoediger by de Israëliten in het werk, dan de voltrekking van Strafvonnisfen , zelfs zoodanige , die hec leeven becroffen. Z o ras hec Vonnis gevelc was , werdc hec ook eer uitvoer gebracht Aan Voorbereidingen tot den dood werdc niet gedacht, Jof. VU. vs. 16-a6. 1 Sam. XXu. vs. 11-.y 2 Sain. I vs. ij-16. IV. vs. y-ts. 1 Kon. 11. vs. 23-25. 28-^5. 41-46. Dit is recht (Josterfch : maar is het niet te hard voegt het voor eene burgerlyke Wet, die door Gode zeiven gegeeven wordt ? lk bekenne het , dat my onze beaorgiheid voor de welvaart van eenen mis- daa-  174 §• 3°"' VaARDICE SlRAF-OEl'FENlNG. daadigen in het toekomftig leeven behaagt, inzonderheid , wanneer ik 'er zulke gelukkige Uuwerkfelen van verneeme, als de bekeering van den Graave Sieuenske : en ondertusfchen moet ik zeggen , dac fomtyds deeze bezorgtheid voor de ziele der misdaadigen kwaade gevolgen heefc, indien men 'er te verre in gaat. Ondertusfchen deeze haastigheid der Oosterlingen is niet te hard : niet te hard voor Godt , want zyne Voorzienigheid handelt daaglyks op deeze wyze , rukkende eenen Zondaat midden in den loop zyner zonden weg ; en de ftraffen van Mofes zyn dus van den zelfden aart , als de ftraffen van Godt in het Ryk der natuure : —- niet te hard voor de menfchen , want wy gaan in den Oorlog evenééns te werke, dewyl wy in eenen Veldflag of in het najaagen van eenen vluchtenden Vyand , hem zekerlyk niet eerst onzen Veid-prédiker toezenden , om hem tot den dood te laaten bereiden. Ik trek 'er dit gevolg uit: indiende Wetgeevende Macht in onze dagen goed mocht vinden , om ten deeze opzichte , by fommige misdaaden , waar toe ronze vlyt, in hec voorbereiden der boosdoeneren , wel eens iemand heefc uitgelokt, by voorbeeld, by Moord , om van zyn leeven , het welk men moede is , naa voorafgaande bekeering , door de hand der Overheid ontfiagen te worden ; of by meineedigen, zoo als Deferteurs , eenige verandering te maaken ; dan is het de zaak der Godtgeleerden niet, zich hier over tot Rechteren op te werpen , want hunne befchuldigingen zouden het Mofaifch Recht het allermeest treffen ; maar zy moeten dit dan , als geheel en al buiten hunnen kring, voor de Wetgeevende Wysheid overlaaten. EER-  m EERSTE BLADWYZER. der voorkomende SCHRIFTUURPLAATSEN. yooraan flaat den Text, en verder betekenen de Romein/cbe Tal ■ letters het Deel; en van de andere geeft de eerfle Kolom de §, de tvoeede de bladzyae te kennen. Genesis. 11. VS. 1—3- . . IV, IQf. ttó IV, IQf. 110 24. • . • 11 < 1 '9- 3°7 IV. vs. 4. ... IV, 1X9. 09 11 —16. . • V, 257. 4f V. vs. 22 —24. • VI ' *72. 7 Vil. vs. 2, 8, 9. . IV, 202. 1S9 IX. . . T '7. /7 2, 3. . , IV, 109. 69 5-, 6. . . 1L 390 • V!, 273 24 VI, ,.7+. 37 20. , . I V, 2fQ. 367 • .. 22 2$-. • I , -9- l 24 23. . • HL 1)0. 67 24 — 27- . L *-9- 13Ó X, vs. 6. . . I, 23. 74 9. I, 4° ^°>" IS—18. . 1, 2r. 9(5 25. . . 1, 29 136 XI. vs. 31. . « I, 31. 149 XII, vs. 1. . . I» 3'. 1 f9 6. .1, 31. if4 é, 7. , , 11. 69 ó Xll.  2i6 EERSTE BLAD'.VYZER. oan Genesis. f • Xll. - * * -IV, 188. y4 vs. 12 — I4o • 11, I 10. 25-3 Xll!. vs. 7. . . .' '1, 31. if4 XIV. vs. 11, 12. . 111, 178. 239 13. . . 11, 127. 364 14. . . I, 3t. 149 . 11, 'M- 35"i if. . » I, 25:; 90 t8 — 20. . IV, 188. ƒ4 21 —24. . 4 111, 178- 240 XV. vs. 2. . é I, 2$-, 90 3. ». 11, 123 351 18 — 21. . I, 19. óa ♦ • ♦ Ij *3' 75 I, 25. 97 XVI. vs. 2, 3. . 11, 89. 128 11, 94- «65? 12. . o I, 40. 2O4 XVII. vs. 9 —14. . IV, 18.». 6 * . V, 249. 158 13 — 27. . ' 11, 128. 374 IV, 184. 8 14. . . V, 237. 41 19, 20. . 1, 29. 136 23. ♦ . 11, 123. 346 26, 27, . IV, 185. 27 svm, . . v, iy8. 240 XIX. vs. 31, 32. , 11, uo. 25-2 11, 113. 270 XX. vs 2. . . U, uo. 252 12. . . 11 , I IO. 25-3 XXI. vs. 10 — 14. • II, 79. 83 12. . . 1, 31, ifi 17. . • II, 79. 81 21. . • 11, 83. 100 2b —3t. . VI, 302. «5-4 XXU1. . . 11, 81. 90 . 11, 82. 94 2 — 4, . IV, 2iy. 324 XXIV. . - » II. 83. ico 36 » . li, 79. S3 XXIV.  Opgehelderde Schiuftuitiiplaatsen. if? Ge nes is. Dl. §. EL XXIV. vs. fo . . II, &$. ioo 6f . . 11, 8,9- 128 XXV. vs. y, 6 . IJ, 79- ^ 9 IV, 2.?. 324 .$ . . IV, 181. X 16 i . 1, 46- 2,7 XXVI. vs. 7 • • 1!> 2^ 16 ' . . I, 46- 217 26 — 31 . ï* 3'- 34, 3ƒ . I, 31. ^4 XXVII. vs. 45" •* • Uf I3°- 4'7 XXVlil. vs.8, 9 . . 1, 3'- *54 22 . ■ . Hl, i45". 2i - . ■ IV, 192. ico 27 i 1, 40. xxix. vs. 14 . 1 11, 102. 215: - . 11, u8. 3°f - 15- . 11, S> »°7 ij — 27 . 11, 127- 3'64 24 — 29 . 11, 89- 1J° XXX. ys. 3, 4. 9 • 'M', 94' ** SXXi. vs. 14, '5 * 11, 78- 7i if. 16 . II, 86- 'i* 11, 97. i8« 3=; . . IV, 2<4. 3-° 53 . i VI, 333. 15» xxxiii.vs.18,19. . - u, 99. 6 - ( i . IV, 188. *4 XXXIV. - . . IV, ,8f. 30 - t > V, 261. 263 6 . . 1, 21. 6* 11 . * . II, Sr. !<-">9' 12 . . 11, 8f. 107 13 * . 11, 83. lül 27 . . Hl, 178. 239* XXXV. vs. 22 t . 11, m 3. V* '29 . . IV, 215". 3aS XXXVI. v. 2. 24 ■ • 1, 31- lM 20 — 30' i 1, 31. *f4 31 20 . < 1, j"4. 20f  178 EERSTE BLADWYZER der XXXV11. vs, 22 - V, 26S. 318 24—26 , I, 3I. I5-2 V, 235- ,♦ V, 25-9. 246 xxxix. ■ V. 'i| '9, 20 . V, 238. 4t XL " ' Y' ^8. 49 AL" • -V, 232. 13 V, 238. 49 9 ~ " • IV, 190. 88 9—13 . IV, 191. 93 11 • • 1, 13. 49 .o7 * ' ,Y'134' 2? vr t 9 «V, 23,. 30 XLI. vs. 14 . V, 238. 49 XLH- vs. lf . . , Vj 25ö. 227 VT ,„ 32 • ' • IV, 203. 199 XLU1. vs. 12—2f . 1, s*m /9Z - • .IV, 190. 73 vr iv 32 ♦ ♦ IV, 1S5. 3r ■ • Vl, 2S3. 79 XLVI. vs. 4 . . i, 3I< ly6 5 • • UI, ióó. 15? s7 ■ • • H, 78. 77 34 • . IV, 185-. 31 XLVII. vs. 6 . . j], ,gf ,^ 20 • . 11, 73. 26 XLvm. vs. 5-7 '. . * 11, p9: ll\ ls ' • II, 130. 416 22 > ♦ II» 69. 6 Gene-  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 179 Genesis. Dl.'.JN B'- XLVU1. • ... fl» 80, hS XL1X. vs. 3 . • }}> b4- 105- H» "3- *7* L. vs. 7 — 13 • „b 3'- «f» . .IV, 2ïf. 325- 24 — 26 • . 1, 3'- »J8 IV, 2iy. 324 Exodus. ' I. vs. 9, 10 . J» J ' f III. vs. 13 . • \°l 22 111, 179- IV. vs. 6 — 8 • IV, 209. 261 24—26 • V, *49- »5| V. vs. 10 . 1> **• 23£ VI. vs. 6 • I , '|6. 4«J .Vlll. vs. 22 . • IV» '*7- 47 26 . • 111» Iö9. '73 XI. vs» 2 . . Hl. 179. MS Xll . • • IV, 197. '45 if —19 . • , V, 237. 41 16 ♦ IV, '97- '49 2Q .V, 238. 49 . ui, ij-o. 67 44 . . IV, 184. J 1, 2. n, 12 . IV, 193. ,c6 17 . - 1' 30. M4 19. . • 1. 3h **8 IV, 2if. 324 XIV. vs. 8 ' VT' 249' *'A XV. vs. 14 * • »» 3o. 144 20, 21 . IV, 197. ij4 XVI. vs. 3 • JY' '*9- 67 22 — 30 • JY' '94- 109 IV, i9u 116 29 . * IV» I9f- Ji4 33 — 36 • IV, 227' 4°§ XVII. ♦ .1, 22. 68  i3o EERSTE BLAD WYZE R dkii £V°!'ÜS* Dl. §. BI. 8-r„ * * !' 3Ói 144 * 65. 33f 111, I/f. 224 xvin. 9'10 . ' «2 *-j ♦ • », 49. 232 1, f7. 284 IJ — 21 . VI, 29'). I2ï ,„ «6 — 20. . . 1 Ut 24g ï£'X'l>* ° ■ 'P 34- % **** "** 3 • . V, 24?. 112. 4' ? • • V, 245, iiS ♦ . V, 2+8. 144 ♦ v, 250. 107 tn 170 S * . JV, ;c8. 2^9 VI, 2^2. 4 l "~ 7 * TT VI' ^ '10 7 • y > 256 iij- en 223 ó * Vi> 3°3« 'f6 en 164 8 —11 -., iv, I94. 1*3 10 * $ »8i 375 * • • - UI, 16x4. 1 <8 UI, 167. if6 ' * * 1V, '95*. '22 '3 • • lil, 166. uo VI, 292. iof *4 • ■ lil. 163. i3{ UI, :66 14$ xxi. vi. ; ^vjg- -gj ~'f ..■ .4 p I27. 364 4 ♦ • . I , .25. 3T« 0 • L ?ƒ. 175 7» 8 • . 11, 88. 117 • 11, '27. J7[ 9-» t II,- 83 .co » • • U, 87. u5 • ' • ♦ 11, 94. '6o ? • ♦ 11, 96 181 *?s 1.1 1 IJ, u8. 504 £xu-  Opgehelderde Schriftouiu'-laatsen. iBï Exodus. gl- §• 11- XXI. vs. io, ii » •• 2óJ- 295 15 . . VI, 273- " VI» 279. 63 14. , ' . 11, 136. 416 . . . VI, 273. 2r 15- . . VI, 293; 107 16 . • 11, ,l> . 3f* , . ■ . • VI , 2b5.40.91 '17 .' . 11, 83. ny . . , . VI, 193. 107 ,7 _ tg % VI, 273- 2S 18 — 27 » VI, 281. 69 20 . • . 11, 126. 361 VK 277. 56 21, 22 • H, li6- 36i V, 243. 97 12—25- . V, 240. 6t . , . VI, 273. 25VI 28.'. 70 aó, 27 . • U, J2ó. 362 V, 24°- 55* VI, 28:, 69 28, 29 . VI, 274. 6 . , VI, 280. 6ó 30 . ♦ V, 2^3. 97 32 . .11, 85-, 109 U, 124. 3f4 V, 243. 98 55 , . 111, lÓO. 121 ♦ UI, '66, 14? 315 . , 111, 160. i2j 36 . . 1» 9. 34 1U, 16Ó. 145 V, 243. 97 37 . , VI, 282. 7! VI, 284. 82 XXII. vs. 1,2. . . Ij, 123. 3SO . VI, 286. 87 . ' . ' • v, 243- 97 , ♦ VI, 284. 84 M 3 Exö-  18a EERSTE BLADWYZER der Exodus. Dl. §. BI. XXII. vs. 3 . ; VI, 282. 71 VI, 284. 83 5 . . . Hl, 160. 1*2 6 — 9 . • lil, 161. 128 8 . . VI, 2^9. 97 9» 10 . . VI, 301. 148 12 . , 11), IÓ2. 129 VI, 299. ij4 *3 • • UI, l$9> i'9 '4 • .1, 21. Óf ïj", 16 . . h, 85. 110 .11, 91. -37 V, 5*67. 306 17 V, 255-. 2toen 213 24 * • UI, 153. Si 111, ij-4. 82 UI, 16S. i>-8 25, 26 . 111, ,48. 49 III, ijo 65 27 . . . VI, 295-. nS V, 2y-i.*79en '82 XXIII. vs. 1 VI, 291. 102, en VI, 292. 105 3 • • ° VI, 297. 127 4, f. 12 , 111, 166. 145- y • . i, is. 53 ui, 163. 132 7, 8 . VI, 297. 127 11 • . 111,170. 177 12 . . 11, 127. 3St IV, 193. 106 14—17 . IV, 197. j4y 18 . . 111, ,64. 138 • • IV, 205, 217 3* • • I, 22. 71 Ji 23. 75- . • I, 6i. 31a 32» 33 • I, 28. 113 XXIV. • . 11,70. 8en 17 1 — 9 ♦ UI, 173. 200 16 . • n, 100. 203  Opgehelderde Scurif^uurplaatsetst. i8j Exodus. Dl. §» «I. XXIV. vs. 23 • iV» 22> 4°i XXV. vs. 2 . . 1"> 227- 401 17 — 22 . . IV, 202. I9J- V, 250. 171 34 ..' • V,25TO. l7E 39 . . IV, 227. 4C0 XXVI. vs. i • • IV, 202i 195 iv , 227. 400 V, 2p. I7t 15, 16 . IV, 2*7. 400 32 . . V, 250. 171 36 .V, 250. 17* XXVII. vs. 1 . . IV, 227- 400 8 — 19 . IV, 227. 400 XXVIII. vs. 30 . . VI, 304. 169 XXIX. vs. 2, 3 • IV, 191. 93 14 — 16 . 11, 118. 305 XXX. vs. 2 . • IV, 227. 401 11 — 16 • I, 5"2. 241 . Hl, 173' "9*? 12 • ,111, 172. 194 III, «73. 201 13 . . IV, 227. 407 33 — 38 • V, 237. 41 38 .V, 249. XXXI. vs. 12 —17 • IV» 194, 109 IV, I93-. 121 14 . . V, 237. 41: ... V, 249. 160 , . V, 2(52. 274 XXXII. vs. 4, S • V, 245-, 114 20 — 29 . I, ƒ2. 248 • V, 23;. 20 . , V, 25-0. 168 32 . 111, 172. 194 XXXIV.vs 4 — '2 • ?» 62- 3io iz—16 . I, 28. 113 13 V, 248. 145* 15 • . • V, 248. 149 20 • • Hl, '66. '4)" E x 0-  134 EERSTE BLADWYZER der Exodus. d|. r rj * . IV, i9f. 127 *4. . -I' «5. 33f V, 24b'. 144 XXXV. vs. i_3 . 1V, ,94. IC9 * - JV, 195. 127 z • V, 249. 160 « V, 262, 274 TVVVI 4 — 19 . UI, 173. 2co £**S;-** 4 — 7 . ui, 173. 2co 25-28 , |', ü xii • * * • lil, 173- 199 IV, 227. 407 *7 . IV, 227. 4c8 Leviticüs. II. vs. 1. s. 7. 1? . 'V, 191. 93 I2, • . JV, 193. iq6 *3 . . IV, 187. 49 lil. vs. 1 — 17. . m ,69< l6£ 9 • rf IV, 2c6. 224 „7 *7 . JV, 206. 2i3 ^ VSi 2 -V, 244. ie? V- vsr 1 . . y, 255. 2q8 • • VI 290. 100 \T - ' Ja VI, 299. 132 1 ~4 • IV, ,87. 48 • _j v» 244. 107 V, 3$6. 228 en 236 * • VI 302. tïz 2 ■ ; - IV, 2)6. 33' 11 ~ l? • 1V> "9'. 93 ♦ • • -IV, 193. 104 * ' • • V, 244^ 10<% H — 16 -V, 244. «03. V), 287. 89 ïó r ■ v, 243. 97 • * ' V^ 24). 108 L E y t-  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 185 Leviticus. Dl. §. BI. VI. vs. 1 — S • • • V' 25'6* 2iS . \ VI, 28A. 84- VI, 289- 97 L 3 . . IV, 187. 48 ' 3 . VI, 301. 148 8 — 14 . . IV, »9i. 93 IV, 19S- «33 9—12 * . .. I* f2« 24q VII- vs. ó — 10 . . }, f2- 24° 1 li . IV, 191. 93 < — 18 . . IV, 189. 7* ió . • 111,144- S 111».«45. 21 20 — 27 • V, 237. 4r 21 . » V, 249. 159 2, _ 2f • HU l69. ,69 -1 . IV, 206. 223 V, 249, IS9 26 ♦ • IV, i87. 46 * IV, 206, 227. 229 =4 ' . « I' 2?° -XI vs . . « IV, 204. 206 XL VS' ' 6 4 IV, 204. 208 8 IV, 2i& 33' i, . . IV, 189. 68 19 . . Hl, »7*. '84 29, 30. 32. 38 . IV, 2or. 214 y' 6 A . IV, 2!6. 331 ='3 ' . * IV, 217. 336 ü . «IV, 216. 33« XII. vs.. . • 1Y>*2"' 300 a . • IV, '84- S 4 . 4 IV, 214. 314 XIII. vs. 7 , - IV, 210. 263 38, 39 . • IV, 210. 270 40 4? . . IV, 2.0. 273 1 ' t6 , . IV, 210. 268 4 . IV»2!'. 278 XIV. vs. 4-7 < • ïv>-87- o, _ f7 , 4 IV, 211. 283 XV. vs. 1-13 * *, • 1V» 2lli 3°? VI. Deel* N L^vi-  iS6 EERSTE BLAÜWYZER der Leviticds. ™ « m xv. vs. 3 . §• bi. ~ ♦ « V, 2ób. 3/£ 7 • . IV, 207. 235 " l6 ' ' ™>™- 337 17 " nh 9°' 134 7 • ♦ IV, 214. 3Iö ,*8 ' * Y' 2?9. 249 1', 9f. 175 li, 118. 30c. 10— 9' ' 1V* X1*' 32° xvii. VS. I —o33 * IV.» 2I«* 32° • • j, 52. 240 • UI, 169. 166-177 ; • • iv, «88. si J 14 • y, 237. 4a * * • iv, 2o6. 227 xviii. vs.. • iy* **• 220 i, i5. 56 II, 102. 2t8 3,4.22-: 28 .• h%°*:24l 78* ♦ jj. 72. tl 7' S • • II, 1i3. 272 ?o"u . • g'4 4 li * ' 113- 2?3 1 , w4. 27g * ,„ ' • II, i'f- 282 !2> 13 • • II, ,,6, 288 i% • • u, u6. 29a 6 • • J. 98. I9V 17 * * Il6- 29o * . " ' ''r' 274 18 * ' Il6« *5W U, 94. 170 * 4 ♦ U, 116. 289 ' V> 247- lp. 139. 142 ' 21 v, 2/3. 239 L e vi-  OPGEHELDERDE SCHRIFTUURPLAATSEN. 187 L-tt.c.s. Dl. S. BL xvn^s.,23 • % v; ;g 29ü 24-28* * J' 'ol' 2°* XIX. vs. 9, »o ; . y |; ;g 4.8 M . • 11» 129. 37Ó 11 . . ML 438 « . . VI, 297. 127 ,é_ 18 • vi, 290. 97 18 . ' h» 72. »9 In . . iv, 218. 3-,2 * .IV, 219. 371 iv, 220. 374 11, 116. 288 ; \ . iv, 225. 38$* V, 239. 53 V, 244. 108 V, 264. 2S9 aa • 1V, 22«. 377 3 , V, 248. 152 'zó \ • 2°6, 2Z? V, 254. 20f 27,28' . , ]y, "f. y .v, 2öy. 29$- v, q68. 311 v, 26b. 322 aA ' . • 138- 429 S-",7 • 1V'127- 413 xx VK IL. / , . V, 247. .139 XX, vs, 15 . Vi 26S< 3,4 6. 23. 27 • V. 2r4- 20f o , • II» 83. 100 !• • » tN ^ ,0£ 10 .V, 25-9. 246 .•V, 260. 2JO V, 2Ó2. 271 ,\ , . 11, "3; M 2 Levi-  188 EERSTE BLAD WYZE R der Leviticds. Dl. §. BI. XX. vs, ii . . V, 26f. 297 12 . . II, 102. 213 , . V, 26-. 296 13 — I(5 , V, 25-8. 241 "••I r . v, 235-. 29 V, 265. 295* 17 . . 11, 101. 213 11, 113. 272 , V, 237 41,42 » • V, 265-. 291$ J8 .V, 271. 336 19 ' . . 11, 116. 28S 21 . .11, 98. 195- • , .11, I02. 2l8 • . . 1F, fi6. 290 . V, 2Ó5-. 296 22 — 24 . H, 101. 2CJ 1', Iir. 2f8 24 — 26 ; IV, 203. 198 27 : . V, 2^4. 2Cf XXI. vs. 1—4 "t . IV, 215-. 322 7' IS> 14 • H, 99. 200 9 . V, 23f. 29 , V, 268. 320 1° — 14 • IV, 215-. 32a 12, 13 . . IV, I36. 416 36 • ♦ UI, )<5o, 121 XXII. vs. 3 . . V, 237. 4t 10 . . 11, 138. 428 23 , • Hl, 144. S 24 •■ . II, 9f. 173 - 111, 164. 138 28 . . lil, 171. 192. 3° . IV, 205-. 21* XXUI, vs. 4 — 8 ; , IV, 197. 145- 7 • • IV, 197. 149 9 — 14 IV, 19-,. 146 14 — zi . IV, 197. 147 23, 24 , ]V, 200. 179 , , IV, 200, 181 Le yj-  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. i8$r Leviticus. mL tÈ ,BJr XX1U vs. "8. , • l64' 136 aaiu. -0. v, 237.' 4t Z ,4 . . IV, 197. 147 P'34 . . 1U,144. S XXIV. vs. 10 -22 • • Jjg V,,238. 49 . . v, 251.179.'^ \l . . V, 25.. 183 y' . VI, 281. 69 XXV- vs i • 11' 73* 25 XXV vs. -_8 ^ , 11, 74 39 8 ... 11» 127. 367 II, 143- 459 V , . W» Mf- 2<* • 6 . . 11, 129. 37 7 • • 11, 7f- .64 ' .111, 164. 138 III, 170. '77 ;4 — 16' . - Hl» '48. 4* ■ w-zi • 11» 74. 4*. 23 ï, 34. «7» »i . . H, 136. 'Ai* * . 11, 137. 42? =? . • n» '43. 4ói 3Ï . 111, U4. 82 "a7 . .111, '53- 75* ~o, 4.7 —> ƒ2 . 11, 123. 347 aJi 4/ 5 . 11, 127. 372 111, 148. S° *45» 46 . • j|» ,27' f7*. 47-S° ' ' IOi' ' 3. 49 - ; 11; Zt JSS XXVI, VS.*. V £ ïf - ; .v, iyo, 173 ,Q . 111, lÓO, I2 29 • 111, :4. iz f°-33 . IV, ,92. 99 Numeri. 32 V * ,n' "* 228 1- vs. 2 • . I, 46. 2.8 3 • • 111, 172. 196 3! — 6 • Hl , I7f. 223 ,it 16 ' ' l> 45. 215 III. vs. 40 — Sl . 11, 84. 106 43 • • II, 94. 168 47 . . IV, 227. 407 iy- vs. . . .IV, 227. 4'o V. vs. 1 — 4 . 207. 236 ♦ - IV,, 209. 2*1 s .11, 136. 416 H, 137. 426> J2, 13. 19, 20 . V, 25-9. 238 ai, 22. 27, 28 .. v, 2*6. 226 V. 263. 280 vr. v, : ; : Tf; % 'S TV y I', 74- 4° vs. 13 . iv, ,97. Ut6 . ' ' * * V> 237. 4t • V, 249. iS9 X VS 29-32 • 1,66-. 343 ■^1- vs. . . . J, jo. 234 N O M F.»  OpGEHELDËRDS ScHIUFIUailPLAATSEN. ïgi Num er r. Dl. f. BI. XI.' vs. . . . IV, 189. 64 4 .IV, .89. 67 ƒ . . IV, 209. 2Ó2 16 . . I, s- 46 XII. vs. 14—16 . ■ IV, 210. 267 XÜI. vs. 23 . . 11, 78. 80 . II, IpO. ÖS XIV. vs. 6 — 10 . 11, 78. 80 30 .V, 237.41-43 XV. vs. 3 — 8 . 111, 144. S 19 — 21 . IV, 193. 106 27 — 31 ♦ V, 244. 109 V, 249. 167 30, 31 . V, 249. 15f 32 — 36 . IV, 194. 109 IV, 195. 120 IV, 196. 134 . .• V, 249. t°4 V, 262. 274 37 — 40 . IV , 222. 37b' XVI. vs, 2 , . I, 4f- 210 XVIII. vs. S — 32 . I, 52. 240 it — 13 . IV, 193 106 12 . .IV, 206. 225 ïf . . IV, 193. 106 16 . . IV, 227. 407 21—32 . IV, 192. 99 XIX. vs. 7, 8. 10. 21 . IV, 207, 237 11 — 16 . IV, 207. 237 13 — 20 , V, 237. 41 20 . .V, 249. iy 23- 75" XXIV. vs. ao, ai . I 22. 7a XXV. vs. 1 — 8 , . H, 92. 153 1 — 15 « V, 2c.8. 319 16 . . I, 63. 318 XXVI. vs. . . . f, 63. 318 , * ' • Hl, '73- 199 111, 174. 216 2 . . 111, 175. 224 6 — 9 . y, 233. 20 7 — i3 • V, 245. 117 46 . . 11, 7s. 77 XXVII. VS. 2 — 4 . rM. 7g< 73 II — l8 . 11, l02. 2!4 ilj, I46. 31 21 . • 1, 52. 249 XXVUL vs. 9, 10 . . IV, 195-. 133 16 — 27 . IV, J97. 145* 26— 31 . IV, 197. 147 XXIX. vs. 1 — 6 . IV, 200. 179 I — 39 • IV, 197. 147 ii — iS • IV, 200. 179 XXX. vs. 3 — 14 . 111, 145-. 11 4—6 • . II, 83. 104. XXXI. . . . III, 181. 2f4 1 — 6 • . 111, i7f. 224 n — 14. 18. 3f . li, 123. 34Ó 16 .' • I, 63. 3'7 3f • ' I, 64. 33a 11, 88. 126 XXXII. . . 111, 169. 170 • . • IV, 204. 209 17 — 32 • HU 175. 22f 37 I, 23.. 8i 39 — 42 . I, 23. 77 41 - - 11, 78. 78 XXXïll.vs. 35-37 , I, 22. 71 5*1 —» 56 . I, 62. 310 XXXIV. . . -1, 19. 62 Nu me*  Opgehelderde Schriftüurplaatsen. 193 Kümui. §. BI. XXXIV. «.3-5 ♦ . 1» 22- 6S 8 . . I» ay. 94 10, 11 . • 1, 2*- 93 11, 12 . . .f? 23- 75 XXXV. vs. 9 — 35 . • h l=6' 4'9 . VI. 279. 63 J, — 30 . „VI, 273 18 . VI, 273.18.20 . VI, 273. 22.23 j '2-27 . V, 233. 20. V, '237. 46 16 — ai • y,1' *73« *6 26, 27. 33 • V , 273. f ai V, 240. 02 . r . .v, 243. 9S • VI, 275. 40 32 — <35 . Vl, 274» 36 32 _ 35 . VI, 279. 6y to . . VI, 299. 133 33 . VI, 290. 10?. -XXXV!. v, 4 ■ ■ «. a g II, IOO. 20I Deuteronomium. _t _ I. vs. 3 . . V, 238,, yo ,7 . , * I, 35- *«* VI, 297. 127 36 . • «» 78. 80 II. vs. 9 • ♦ ' I' *4- 84 12 — 22 . I, 3»- J*-4 17 — 19 * Y' ó3* 310 ,9-22 . • V ?l III. vs. 8,9 • 2*- % IV. vs. ly —18 • V»2yo. 168 19 .V, 248. H4 V. vs. 12 — iy . IV, 194. >°9 IV, ipy. 12a ia — 18 • n» 37y , . 111, 166, J4S" 4 Hl, 167. VI, 288. 91  19 J. EERSTE BLADWYZER der Deuteronomium. ' Dl. S. RI VI. vs. 8 9 • . IV, 222. 379 13 • • . VI, 303. 159 20 — 24 . . 1, 34. 172 TTlr * * VI, 303. lóf VII. vs. t — * . . l5 I, 62, 310 5 • . V, 248. 1452S, 26 . V/248. 146 ttim ó ' • V, 25-1, 18a VUL vs..8 . , IV, 191. 94 X- vs- 19 . . 11, 138. 429 vr 20 - • VI, ^03. ,59 XII. vs. 3 • . Vl 24I. .45 3 — 14 • IV, 188. 52 5—12. . ]], U3) 46o ' • • IH, »44- s 6 . -IV, 193. 107 7 — 'o • . IV, 197. ij3 ^ —• 23 . JU} ,69. 176 , • • . II, 12S. 376 IV, 18-7. 47 II, 143. 460 IV. 188. 53 IV, 206. 227 2°-22 • I, 9. 3f 29 — 3' • V, 247- 132 m»i. 3. ■ . ' . v- \;\ ,z • V, 246. 128 • 7 — 9 . VI, 290. 98. 101 IO ' - V, 233. 2! 1 • V, 246. 128 ** -V, 2(3, 22 V, 234. 24 J3 — 19 . V, 246. 126 7 v» 246. 127 . . jy ' 3S9 • • • IV, 204. 206 3 • . Ii, in, 2$s Dfïü- 20 — 22 29 — 31 XIII. vs. 2, 3 2 — 12 • 7 — 9 10 13 ' • 13 — 19 16 — 18 «7 XIV. vs, 1  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 195 Deuteronomium. ilP1*,/;!' ,ói' XIV. vs. 4 • ' "V/fo. % l ' IV, 216. 33i ' J, .IV, 20J-. 215 22 — 20 • 111» J4f« 2i 23 9. . IV, 193. XV. vs, 1 — 11 ^ m; Iy8. 108 t_ ,1 . 1". »J6. ico L . . 1U J4-3- 454 14 . . ». 7f. 64 jj . . iv, 103. 107 Y7 ♦ 11, 88. 123 ,8 . . 11, 130. 384 19 — 23 . IV, 193- 107 li 22 • • IV, 188. 53 a . . IV, 206. 227 VU! „«. ' . IV, 205. 2l8 II, 1.13. 460 • , . IV, 197. I46 1*7 ". .* IV, 197- 15-3 .8-20 - VI, 297. '26 18 I. 49- 232 I, 236 ï'g . . VI, 297. 127 XVII. VS. 2 - ƒ . V, 246. 121 6 I, 2r- °4 7 . . v, 233- 21 . VI, 299. 123 !-'3 . • . I: & $ ? •. ■. 5; S 3? 13 .V, 230. 7 14—20 • }, 54.' 2J4 ,6 . 1» f4. i64 III, 166. 156 O 2 Ds  ïp6 EERSTE BLAD WYZE R der Deuteronomium. Dl. § BI XVII. vs. 16 . , ]V, 97 J7 . 11, 94. 167 • • . 11, 97. 184 ,S 1, f?. 245 XVIII. VSi , . .V, 255. 2.4 3> 4 « . 1, f2. 240 4, J* - , IV, 193. 106 6 . 'II, 138. 428 9 — 12 . v, 254. 20J V, 247. i3I V, 247. i39 ♦ • V, 25f. 2!0 15"—22 - I, 36. 181 xrixr 20 ~ M ' V' 252. I90 XIX. vs. ... V, 070. 333 * "o , , 11, !,ó. I —'3 . . VI, 279. 63 4-~ 6 . • VI, 273. zj • • 11, 136. 420 VI, 273. 31 10 , . VI, 273. 3I II • VI, 273, 19. 21 11 » V, 233 20 *4 ♦ . IV, 224. 384 *f ' • VI, 299. 133 16 — 2t . VI, 29?. 106 19 V, 240, 60 «V, 2s6. 2ir 20 • « 1, 46. 219 V, 230 7 32 . . 11, 140. 437 XX. vs. . . l, 64. 319 S — 9 ♦ 111, 176. 228 111, 177. 233 10 — *4 . 11, 88. 123 V, 265-. 29? • 14 . , ,,' U, 123. 34.c I5-— 18 . J, 28. 113 , « « I, 62. 310 • » $* 1, 61. 331  Opgehelderde ScilRJFiCTliriAATiECï. 197 Deuteronomium. D'. §• EI. XX. vs. 29 , . V, 107. 306 XXI. vs. 1 — 6 . . [, 2'9 1 — 9 , ■ . VI, 27S. 60 S . . I, ƒ2, 247 f— 10 . 11, 98. "87 8,9 . . VI, 290- 'O* 10 14 . 11, ioo. 202 11, 123. 34y i< — 17 • IV 79' 8r . . . 11, 80. 89 • . 11, 84. ioy II, 94- lf9 18 — 21. . 11, 83 100 i VI, 294. ui 22, 23 . . IV, 2if. 328 • V, 235. 32 XXII. vs. 1 — 4 • ♦ 111' ,63- '32 S . • IV» 22a. 378 6, 7 • 1, 13- .5o JU, 164. 138 III, 171. X80 8 .IV, 223. 382 IV, 280. 68 9 . 'M IV, 218. 343 • * IV, 219. 365- 10 . . Hl, 166. 149 , . 111, 17'. 192 IV, 220. 37513 — 21 . II, 92. 140 . VI, 291. 103 ij- . . VI, 298. 129 171 . . 111, 150. 67 18 .V, 239. ss 19 — 29 .., II, 119. 322 V, 243. 97. 99 20 — 24 . V, 262. 271 V, 269. 325- 21, 22 . . V, 27C 327 22- ♦ .V, 262, 27y 23 — 27 • V, 269, 324 2$ - 11, 72. 22 O 3 Deo  198 EERSTE BLADWYZER der Deuteronomium. Dl. §. BI. XXII. vs. 26 . in, 161. 123 vv tI 28> 29 • . H, 9». i37 XXiH. vs, 2 . ; II, 95. 173 3 • • 11, 139- 434 4 — 9 - ♦ 1, 61. 30Ö 11, 139. 430 • .1, 63. 316 8, 9 . .1, 63. 317 io — IJ . I, 13. yi 111, 182. 2fó XXIV. vs. 1—4 . ♦ II, f19. 307 5 • • 111, 177. 233 0 . . lil, 150. 67 7 . . " VI, 288. 90. 92 8,9 • • IV, 210. 274. 10, n * UI, 150. 64 13 • • 11, 143. 456 III, iso. 6s. 68 UI, 156. lor 14, T5 > 11, 129. 376 19 — 2.1 • ' 11, 143. 458 XXV. vs. 2, 3 . . V, 239. 57. 60 V, 264. 292 4 .11, 128. 376 •» * . 11, 130. 378 5 — 10 - H, 98. 197 7 . .' VI, 298. 129 9, 10 . II, 81. 91 II, 98. 197 I», 12 . / I, g. 29 VI, 281 69. 71 14—16 - IV, 227. 413 17— '9 . I» 63. 3!Ó XXVI. vs. 1 — u . IV, 193. 108 s . • IV, ,85. 19 11 • IV, 197. 1s3 12, 13 II, 143. 460 12 — 20 . III, 145-, 22 IV, 192. 100 XXVII. vs. 1 — 8 . . II, 69. '2 f , IV, 188. h ' Deo-  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 109 Deuteronomium. D'. §• BI* XXVH..S..-.6 . *.J°;.I583 ' . V, 248. 14+ , V, 250» i63. '7° V, in- '8* VI, 302. iy5 je . . 11, 14'. 439 20 . * »?|. 2?a 21 . . V, 2^8. 231 23 . • 11, Il3- 27> 2f . . VI, 297. "6 XXVIII en XXIX. • ; U * S* xxix. vS. '9 ■ . i. 5; .* • V, 2fi. 18a X8 . .IV, 218. 364 XXX. . • m» '44- 4 xxxi. vs. 9 • . • 1, r2»* 24? 9 — r3 . I, f2. 245 . . . IV, i9f. 119 26 . • 11, 69. 2 28 • • I» SU 238 XXXII. vs. 13, 14 i IV 191.94.98 16, 17 • V, 2yt. 182 XXXIII. vs. s • • {» 34- *7* 9, 10 . I, S2' 24> x'4 •. ... 1» 2*- 108 17 . I, 47. 225 XXXIV. vs. 3 . • li}» *4f. '4 16 . . V, 229. 2 J0SUA- I <•! 2"8 I. vs. 10 . 2J» V. vs. i-9 • V, 249. i59 9 . .IV, löf. ^4 VL vs. 17— 19. 21— 24 111,'4Ï. '2 20 . • I , 23 - «o VIL vs. 12-26 . Hl» »4f. !3 14 — 17 . I, 46. 219 , VI, 3°4- 170 \ IS . - V, 23f. 36 j0sua.  2öo EERSTE BLAD WYZE R de* l^ÜA- EI. §. EL VU. vs. u — zs : v, 229. è *S, 2.6 . .V, 235-. 36 V(, 287. 88 ,„„ • • • 'VI, 307. 173 VI". vs. ,9 -V, 235. 33. ^ 30 — 3T • I, 28. 11? II, 69. f II, 70. 8 IX. vs. ;i9, 2a , 1, 62. 3xï fin VS; ^ » ' - ' V,r^f- 3°- 33 XIII. vs. 6 , . I, 25. 97 XIV. vs. 6 — 1 ƒ . 11 y 7g. So XV. vs. 13, 14 . H} 78. 80 16 — 20 . II, 7S. 79 5S ♦ .1, 23. 81 XVI!. vs. if —18 . I, 46. 220 XIX. v5. 40 V, 245-. i,6 XXII. vs, 8 . . 111, iHi, zsf i° — 34 . IV, 188. y8 24 .1, 23. 7y xxni. vS. 2 . , 1, 4l 2,6 XXIV. vs. ï . • . 1, 4V. 2I6 32 IV, 2iy. 324 Reciiteren. I. vs. 12 — if . II, 78. 79 28 — 30 ' . I, S9. 297 3* » ♦ I, 25. 97 II. VS. ö — II . V, 24f. IIÖ UI- vs. 13 . . Hl, Hu ,4 n, ïf — 22 . I 2J7 IV. . . 1, ic. 63 io . ■ 1, 46. 220 17 I, 22. 70 v- vs. 14 , ; Hl, 219 2? . . IV, I9r. 98 V en Vil, . . . V V . vs, 25 — 33 . V, 24y. 118 VIII. vs. 7—16 . I, 64.. '321 24 — 27 . V, 245. 113 30 * " II, 9\. 164. \6f- R bch-  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. aoi "Rechteren. ^ * $ vin. vs. 31 ♦ ; A* k 117 IX- vs- ;8 / / 11, 88. .17 xi vs. 1,2 . . 11» 79/ 84 X1' V xi . ' . 1, 4°- UI, 145- 10 i,— 26 . 1, 24. 8f ï° . . Hl, '45. 29 9. .4 * . • 11' 94. Mh vs. 2, 4 . • ' 44; xvn. v, 3 . ■ . •, X: 1% \$ XV1U. v, .3 I. - K I, 46. 220 ' v, 245-. 1,0 4-6* ' V4f' n« • . M :rls> 19. • • ^ - XX- vs- ; . v, 245. w 2 If 17* . 27- 109 1' S' 7 . V, 26f: 29f as *. . v, 24-f. 117 XaI. vs. 19 23 JV ^ iQi> io — 22 . V1' 28S- 9i x9 — 23 1 XXUl. vs. 2 . • l' z^ 11. vs. 12 • » Vi' 3 2 — 10 • 31 ' 4^b « 9 .11, 88. 12?. VS 9 * P RüïH, VI. Dscl. • 1 RU1H'  202 EERSTE BLADWYZER dek 1V * • . 11, Si. 89 ttt 5 "> 1j >• 340 VIC vs- 9 • . H, 98. ?94 1. Samuel. I- vs. 6 . . 11 Ii6. 2g8 11 vs* 11 ' • 11!, i4f. 24 v : vs' 1 • • IV, ,88. f8 vs 1 . 10, uy. 2g f • .1, f4. 2co 7 . . 1, 34. ,7, 4 . , sy. fa TV 5 * * l) 59. 292 X. vs. 17-24. . l, fJ. z%0 '8> '9 . 1, 34 ,7i 2y • • *. 55. vs • • II, 69. 2 vi 27 ♦ • 1, 54. 260 XI* vs. . . . . Hl, £1 ll6 f • • I, f6 279 7 • . VI, 305. ,60 0 • . i, 27. 109 Vil M' 15 • '» f4- 2'0 XIL vs' ^ • . 1, 34. ,71 V1T7 17 ' . - IV lyy. i;2 XIV vs. 24 — 45 . (||, Hu fó VI, 304. 170 4' -44 . 1, f5. 278 Ó4. 332 xv. vs 6 : : v|; ^ '£ 1, 64. 330 -XVI. vs. 20 1 . xvm. vs. 21 — 27 . ' 1' \9) XIX vs. 26 . ' g' 11 Yv „ * • II, 06. 117 XX' vs. 5, 6 . . iv, 200. ,70 29 I . IV, 20i. ,8,- !• Sa-  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 203 %i Samuel. Dl. §• 'Él. XXI. vs. 8 . . 1 , «39 4j* 11 - 19 . 1» 57< XXII. w/'a • • ]!' '42' 4+i 7 . . 1- 47- 2-7 t»' f9- 29f 11 -19 • VI, 307. '73 XXV. vs. 2 • • _J» 23. 81 26 . , V» XXVi. vs. ,9 . . V 237. 46 XXVil vs. 8 . I, 2I- 68 X\VIII vs.. . • V, 254. 204 XXX. \s. 20— ij- • 155' XXXI. vS. . . . 1, 20. 6? j. SflMUtL. , 1, 1. vs. f — 16 . • I, «7. ^6 14 — 16 • VI, 29f 110 . . VI, joy. 170 VI, 307. • ? 21 . • IU 73- 34 II, 136. 4*3 IL vs. 2 .' • ]> 54- 2f)* 4~7. 26- 28 . 1, f4. 262 ló , • 1. 72. 22 19 — 23 . H , '3 ' y . VI, 273. 34 III. vs» 2-8 . . li f4- *g 7 . . 11, 94- ,óf 21 ; . 1» 22- » 22 . • I. <9- 299 23 — 37 • HU '74- 2lï 26, 27 . • IU '30. 424 . . • VI, 273. 21 2g . ' • IV, 2 1 2. 304 IV. vs. 9—12 . 1, f7. ••286 VI', 3°7- '73 V. vs. .-3 • J' >6. 263 3" volg. . 11, 136. 424 XIV. vs. i — 21 . 1, Ic, 42 4 — iS . . 1, 5-.. 286 7 — 11 • V, 233. ji iö . .IV, 227' 41 I L_, 19 • . V, 2f6. 227 XV. vs. 2 — 16 . ], y7. ^7 7, 8. ir . IV, 188. tn IV, 189. 61 16 -1, S4- 268 XVI vs. 4 . . I, S9- 293 ' • • M. 77- 70 „v71| 5 — 8 . 1, 47. 228 XVII. vs, 33 . . 11, 80. 8f VI, 272. 5 27 — 29 , 1, 23. 83 XIX. vs. 10— 16 . 1, 47. 228 1> 5h 263 ïï ♦ . 1 j 47. 2:7 ï. 5 4-  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 205 2. samo.t. ©*. §• BI, XA, vs 22 — 24 • • V , ayf. i'9 23 * . I, 54. 263 25—30 • jj» 77. 70 XX. vs. 1 • • I» 47. 228 8—13 * 111' «74. "5 VI, 273. 21 20 — 22 . I, 55- 278 ' 23 . V, 232. l8 2f . 111, 176. 2.0 XXI. vs. 2 — 5 ♦ - j' 77. 72 6. 9 — i'. • 23f- 33 XX111. vs. 20 • ■ ♦ ▼» 232- '7 XXtV. vs. . . ♦ «•» I74- 2!4 IV, 213. 311 V — 8 . . I, 27. I IO : • Hl, '74» a'f VI, 29f. 120 l8 2J ♦ I, 62. 313 < IV, 188. 58 t. Koningen. I. vs. 8,9 • • ^',88' S9 . .VI, 29f. 1:0 20 . '• " .}' 5S' 276 II. vs. f,6 ♦ • . «' '74- 21? ' c , • VI, 273, 34 . . VI, 274. ?5 5—9 . . I, f7- 286 13-2f • 1> M, 270 23—25 . VI, 307. ,73 26. 34. 46 » V> 13 V, 234. 23 VI, 307 173 26, 27 ; • 1» 58- 28 — 34 • x,,V' 234* 23 VI, 273. 21. 34 VI, 274. 35- VI, 307. 173 qó . .V, 237. 47 ö . .VI, 29f. 120 4x^46 p; V1-07;^  fio5 EERSTE BLADVVYZER nfeit i Koningen. jm «• p. H, tai. <48 VI, 298. 129 v# 5' 1 • • I, f9. 296 4 • IV, .89, 60 . I iy. 96 31 • » Vi, ,o,. ;r vin. vS. 41-4, , iy 14. IX. vs. • .0- ,3 . J} ó 18 • I, 23. 80 i0~" • I, f9. 297 „ * * . 1, 62. 313 X' VS' ' 1, f9- 3CO xi, vs. ,, 2 . . n; £J 3 • • 11, '88* 117 ♦ . 1, 2f. ,,o 26 — 29 , I, J9. 29S 27 — 30. 33 • IV, ,98. ,c5 «r,T ' * * VJ 24f. 1 l S XV. vs. 17 . . 1, 23. io XVI. vs. 3< — 33 . V, 24f. „J 3t . . ,. JL .3. sQ • • * 111, 14$. 11 XV11I v$. 19-40 . JV, ,88. . ct XX.-vs. 1 .11, 80. 86 3» • . V, 23,. la XX!. vs. 2 . . 11, 76. y66 7 • . U, 73- 36 TV„ * 'I, f9« 2Q4 XXII. vs 44 . , iv ,s&# 6o 2 Koningen. M« V!" 4,5" . . IV, 188. v8 MJ. vs. 3 . . . v, 24f. n9 2 5 * • 1,64.321 2 Ko.  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 207 2. Koningen. Dl. §• IV. vs. 1 ' .IK I23- 350 III, 148. Ji IX. vs. 26 . . v> iz9« 4 X. vs. 30 . • v, 24f- ,2° XL vs. . • 1, f1- 24s 17 . 1, ff. 277 XII. vs. 4 • - iv' ,88' 60 5 . . 11, 82. ' 97 XUf. vs. 6 '. • V, 24y. 120 11 . • V, Mf* u° XIV. vs. 4 .IV, 188. 60 5, 6 . . V, 229. 4 24 . . V, 24f- '2P XV. vs. 4 3f • • 1V' ,ö8- ^° f . . 11, ia6- 362 IV, 2IO 2' 7 9 . \, 2^« ïzt XVI. vs. 7 — 9 . . , f4- 258 X.VIU. vs 7 . • 1, H- 25^ XXI. vs. 6 .V 24-. IU' 16 .1, 77. 2^8 XXII. vs 44 . . IV, 188. 00 xxm. vs. 7 . . v,2óS- 3*° «o . . V, 247. 131, '32 15 — 20 . IV, 1S7.' 40 29 .1- 20. 64 XXIV. vs. 4 . . 1, 57. 283 I. Chroniken. II. vs. 9. .8. 21-25 . 11, 94- »6f 21 , 22 • • 'I, 78. 75 44, 4f . • 11, 78. 79 IV. vs. s • • "' gu 19 — 23 • I, 4' 221 21 1, 58- 192 39 — 42 . . ;I, 26.. LÓ9 41 — 43 . I, 46. 2*£ V. VS. 1,2 . . U, 84. iOf 2 • . H, 79- 8t 9. 18. 20 . 1. 23- 7y VI. vs. 13 . , Hl ie'45. 28 Vil. vs. 4. 14, . H, 94- -oö 1. Chro-  208 EERSTE BLAD WYZER keu 1. Chroniken. Dl. §. Hl. Vil. vs. 20 . . I, 30. 144 21 — 23 . I, 21. 66 24 . . 11, 80. 8$ Vlll. vs. 8, 9 . . 11,-94. 166 24 • . i, 28. iï 5 Xll. vs. 27 . . V, 232. 18 XVIII. vs. 16 . , . 111, 176. 230 17 . V, 232. ï8 XXI. vs. . . . 111, 174. 215 6 . . I, 27, 110 2? . 11, 82. 9f 29. 30 . . IV, 188. s8 XXII. vs. . . . 1, 5-4. 273 XXIII. vs. 4 . . 1, 49. 233 1, S7. 288 ', u . . 1, 48. 230 22 . .11, ^8. 8.0 29 . . IV, 227. 410 XXVI. vs. 10 . . 11, 84. 107 29 — 32 . I, 49. 233 1, 57 288 XXVil. vs. 1 . . 1, yi. 239 5 .V, 232. 18 l6 — 22 . 1, 46. 220 26, 27 I, 59' 293 28 ... 1, 59. 295 29—31 . 1, 59. 298 2. Chroniken. I. vs. 3 — 6 . . IV, 188. f8 II. vs. 16, 17 -I, 59. 297 I, 62. 313 34, 15 • • 11, is9- 43i IV. vs» 5 . . IV, 227. 407 V. vs. 23 . . !, 25-. 9y VIII. vs. 4 . . 1, 23. 80 6 • 1, 2f. 9*1 IX. vs. 29 . -IV, 188. 5-9 XVII. vs. 14—18 . ], 27. 113 XIX. vs. 8 — 11 , . 1, 49. 233 I, fi. 238 1, JT7. 28S 2. chro.  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 209 2. Chrósiken. Dl. §■ Bi. XXIII. vs. 3 . . 11, 94. ï<57 XXIV. vs. 3 . . 1, 5 4. 266 6 . Uj, i?3. 201 XXVI. vs. 11 — 14 ♦ I» Sl' 2.8 111, '74. m 13 . . I, 27. Ii3 XXV111. vs. 3 • • V, 247- 131 ti — is • I, 64. 333 23 .1, 33- »67 XXXII. vs. 1 — 8 . I, f4. 2>8 XXXIV. vs. 13 . . I, 49- 233 ï, fi. 238 XXXV. vs. ó— li . 1U, '64. «41 7. 9. 12 . IV, 197. If3 13 . . IV, 205. 218 XXXVI. vs. 11 . . 11, 7ó. 67 23 l'i 32> 1ÓJ" ïï.s ra. k VII. vs. 26 . V , 237. 4f .V, 230. J2 X. vs. 8 . . V, 237. 45- NeHEMIA. ]U vs. 1 — 7 . 111, if8. 11S V. vs. i . 11' > «48. 4f 4, K . . 11, 123. 3^o 11 . . HU '53- 14 — 19 . III, iy8. n8 VII. vs. 26 . .1', 78. 77 X. VS. 34 . • Hl, l?3- 20I XIII- vs. 1T — 19 • 1V> l*6' A39 ESTHRR. „ ]!. vs. 7 .11, l37. 427 IX. vs. 29 — 32 ., IV, 2ci. Ibó ]1. vs. 7 . ,v' 2oB- 238 VI. vs. if . • 11, 88. 122 Vil. vs- if, té . VI, 272. 16 XIX. vs. 2> . . 11, 136. 4'ö XX. vs- 17 • • IV, «9'. 9« XXII. vs. s — 9 . IH, 148,. 44 fh Deel Q Hiö^  aio EERSTE BLADVVYZER »er Hiob. Dl. §. M. XXII. vi. 6 . » 111, 148 46 . 111, t*o. . 46 111, f*o. 62 9 . . Hl, 148. 50 10, 11 . 11, 130. 382 XXIX. vs. 6 . . IV, .91. 98 7—17 . VI, 29\ 130 XXXI. vs. 9— u . II, 10a. 21-» V, i6s. 296 XXXIX. vs 19—25 , lll.ió*. 154 XL;i. • vs. iS . . 11, 78. 77 Psalmen. XV. vs. 4 . , VI, 302. if5 5 . • li', '54. 8<5 XVIII. vs. y . Hl, 156. 100 LI. vs. 17 . . JV, 206. i2f «8 , . V, 2,4. 110 UT. vs. . . . H, 139. 431 LVIII. vs. y. 6 , V, ifs. 21a LXIII. vs. 11 . . V, 2f6. 227 VI, 303. ij7 LXVI'.I vs. 26 . , . IV, 197- '55 LXIX. vs. 22 . . IV. i.8. 364 111, 172. «94 LXXII. vs. 10 . . I, 59. 300 LXXVl.I. vs. 47 . . IV, 190. 73 LXXXII1. vs S . . I. 25-. 98 LXX^Vll. vs. 6 . . 111, 172. 194 16 . .11, H3- 35* LXXXVIII vs.6 . . II, 126. 363 CV[ vs. 37, 38 , \ , 247. '31 CIX. vs. 10 . . 11, '4i. 4t8 CXV1 vs. 16 . . II, 123 3fi CXXIl. »s. f . . 1, 57. 2b8 CXXVII vs. 3 — y , 11, 83. 103 CXXYU1. vs. 3 . ,11, bj. 103 PSAI.-  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 211 Psalmen. DL S- B!- CXXIX.vs 19 — ia • Y» 25o 218 .V, 2f6. 227 *. .VI, 303, U7 CXI. Vil. vs. 14 . • 1V> io6« 2^ VlRivï"". -4 • 70 ■ " VS' 28 -3f • Y'ito' 2^ 3, . . 1. 34 t . , VI, 284. 8y. 86 XHL vs. 16 . • *« biS- *"j XVL vs. 33 • ♦ Vnl' ^ *? XV Ui. vs, ïl , • VL 304. «69 x.MLvs. 2y r; £ XXV. vs. 8 " . • !}• 72. 22 XXVI vs 8 . • V, 23*. 36 XXIX. vs 24 . . V, as6. 217 V, 2fÖ. 234 . , V, 257. 237 VI, 302. 152 XXXI. vs. 10 — 31 ♦ Jl> 95- '75 24 ♦ • 29 1, 26. 107 ; . i, 38. '93 Prediker. , H. vs. 4-8 • • b >93 V. vs. 1 - 6 . . 1' > «44. 4 f . . Ml, »46 33 X. VS. II .V, 2jv 212. |q^IE| - .1 IV, 303. 160 }:ïSA^ l7 ; .1 vi, .98.13» H VS'. 5-8 • UI, '74- 22! 111 vs. 16 — 20 . 1U 92. '5* V vs 3 . UI' «7». '94 V vs 8 . • 11» 76. 66 Vil. vs. ?5-» • ö*gf # IX. vs. 2 . . 11 . 17». 239 X. vs. 9 • • *> ?4' 8  212 EERSTE BLADWYZER dm I"rAIA- Dl, §. BI. XV. vg, 9 . , J, 24 by XVll. vs. 10 , . iv. 2.0.' 373 XXVIII. vs. 12 . . \\ 29. VA XXX. vs. 22 , V, 248. i«6 XXXVll.vs. 11 — 13 . J, 24. 86 29 . . III, ïó8. 163 xxxvm.vs , n; So; 8J XLV II. vs. 12, 13 . V, 254. 2oy E- VS. I , ; g'j I23. 305- • • II', 14*. 5' IXI. VS. I, 2 ,. - 11, 76. 6y LXVI. vs. 1 — 3 „ . 111, ió6. ,47 , *' :> ' *. HU '69 174 J R RE MI A. va. vs. 31 ,v, 247. 132 IX. vs. 24, 25 , . JV, .8+, .6 ... IV, 18?. 23 X. vs. 9 .. .V, 243. 100 XVII. vs. 23 . , Ui, I(5y< I43 XIX. vs. i ... V, 2,7. ,32 XX VS. 2 . . V, 238. S2 XXVI vs. s-U . I, 36. ,84. 1*5 ^XiX. vs. 22 . . v, 231. ,1 16 .V, 238. ,32 • « • V, 252. 192 XXXII,. vs. 10 . . 11, fc2. 95 35 . ., V, 247. 1 ,t XXXIV. vs. 8 . . II , 76 67 9 ~ *6 • II, 127. 37r XXXV vs. , -it , , 47. f XXXVI vs. 22 . . IV? ijy.' L? XXXLv. ys, . , , | 6(i 9 10. 13 • V, 232. 13 XLI vs. 10 . . V 2-' 1* ?W '7, iS . l', 3. |6J LU. vs. 12 — 30 . V, 230. E Z E C H I E L. YHI. vs. 8 — II . «V, oTo. 177 m- ti, 9 , m; r72, «S  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 21 5io JÏZECHIEL. Dl. §• El. XVI. vs, 2t .V, 247. >3* 40 . . V, 231. .1 , . V, 262. 272 '43 , . II, 1c2. 217 . . V, 2Cy, 2.9f XV II vs. 8 — 13.17 . 111, 154- '86 XXII. vs. 11 . II, 102. 217 XXIII. vs. 47 . . V, 231. 11 X^VII vs. 12 , ,, V, 243; 100 17 ., I, 2f- 99 IV, '9'. 94 XXXIX. vs. 4 . , 111, 168. 163 H . . IV, 2^5, 327 XLl. vs. 19 .. . IV, 202. 196 XLlV. vs. 21, 22 , I, 9- 34 22 • . 11, 99. 2c1 24 .1, Ji. 247 XLV. vs. 7, 8 , . - 1, 5-9. 294 11 — 13 , 1, S*- 240 XLVi. vs. ifi—18 , 1, f9- 294 X VI) vs. 22 .. . li 9- 34 Daniël. 11. vs. 5- .,. • V, 231. 11 14 • i • i\t 232 13 HO se as. li vs. 7 . . I, 33. l68 li), vs. 1 . ♦ 11, 85-. 107 IV. vs. 14 ♦ . V, 268. 316 Vi. vs. 7 • .. 11, 88. 122 12 ., , IV, 218. 364 viii. vs. 4 . . u 204 X. vs. 4 • IV, 218. 364 14 . ? lf 24. 87 Amos. 1. vs. 3 ■ . I, 64. 324 9 . . 1 , 2f. 98 V. vs. 2 ƒ , .111, 169. i7Ó 26 . . IV, 195. 12t VII. vs. 1 . .1, $9- 298 VIII. vs. 14 . • VI, 3°1- li7 Q 3 Micpa.  *J4 EERSTE BLADWYZER der Micha. Dl. §. RI. II. vi. 9 . , 111, 148. ff V. VS. I . , 1, 48- 230 Habacuc. t VS. f . . 11, 88. |2i if • • U, 7a. 23 Zr.PHANJ A. III. vs. 5 .11, 88 i2> Zacharia. VU vs. 3 — 7 • • W, 201. 186 IX. vs. 6 . . 11, 139. 434 1. Maccabeen. I. vs. >s • . V, 24rj. ij9 II. vs. 31 — 38 . IV, ,96. 141 IV vs. fo . . IV, 10 . 186 .hoEK der Wysheid. Xll vs 8 . . II, 70. 14 HlSTORiK VAN StJSANi'-A EN DaNICL. ♦ VI, 300. 137 volg. Matthsus. V. vs. 21 . « V, 2f6. 228 26 . • lil, 149. 57 31 , 32 . II, 9f. if8 . » V, 2(9. 248 33 . • IV, 30-j. '62. I0f 34 • , V, 2^6, 224 38 . . II, 120. 313 40 , . 111, 148. +8 X. Vg. 19, 20 , , 1, 31. IsO Xll. vs. 1 .. . IV, i9r. 126 f • IV, 195. 1,3 XV. vs. 4 — 6 , . VI, 293. 107 XVII. vg 24 . , 111, 17i. 202 XVIII. vs is . . 111, «40.' 30 — 34 . 111, 149. 58 XIX. v». 3 — 9 . . 11, 120. 3 6 8 . . 1, s. '7 9 • • H, 1'9. 3°7 * . V, 2?9 248 XXII. vs. 9 • .H, '20. 38 15 .♦ • Hl, 173- l°9 Mat.  Opgehelderde Schriftuurplaatsen. 215 Ma tt heus. Dl. §. BI. JiXUl. vs. .6 • • V, if6. 228 20 . .-VI, 302. 15S VI, 303. 162 2, ♦ . VI, 192. 102 XXV. vs. 27 . • ij}, «n. 80 XXVI. vs. f9 —61 • V , 299. 136 63, 64 • VI, 502. iJ3 vi. vs 27 . *. ; V-, 232. té VU. vs. 9 — • V, * 293- 'c7 X. vs. 5 • • h "9' fl 2 — 9 . • II, i20. 326 46 . . 1'j «4*. 448 50 . . Hl, 1,8. 48 X'V. vs. 50 . • VI, 299. i?f 58, 59 • V1» '35 Lucas. „ 1 vs 36 . '00. 202 XIV. vs. 1 • • ^ 95- 119 12 — 14 • 1L '+3. 462 50 I. vs. 20 . .11, .4* 448 I, vs. IQ . • V ' l99- i?f IV. vs. 25 • • 1. jo. 8f VU. vs. 22, 23 . IV. 186. 23 IV, «95. 133 Vlll vs. 5 . . V 2>2. 270 7 . .V, 233. 21 X. vs. 22 . • IV ï.o... .86 XiX. vs. 31— 34 ♦ V' 23f- 34 Han.)slingen der Apostelen. 1 vs. .2 • • IV, 9f- >24 lil. vs. 2 . • 11. '4'. 4^ 22 — 24 . 1» 3ó- 181 VII. vs* 2 3 • • ' 3'- 55 . ♦ 3«- "° XII vs. 8 . » 1,1. '48. 4* XV'. vs. 20 — 29 ♦ IV, 206. 233 V, 248 -51 XVII. vs. 3« • V1»a7i* Ro*  21(5 EERSTE BLADWYZER der Romeinen. ©j. g, pj X V. vs. ï - ó . . V, %l ,6, XV. vs' • • . V, 248. 151 -I. O orinthen. V- vs. 1 —s , 4 n II3. m }]]- vs- • , 11, 120. 328 vin. x. . . : v;,48. ht X. vs. 14—23 . V, 238. 149 XE vs. 24 .V, 239. SB- s6 2. LORIKTHEM. 1 vs. 23 . .VI, 303. 167 UALATERS. \U- vs' 19 V, 235. 34 jy. vs. 2 . . ■ ii, 137. 427 V. vs. 3 . , IV, 184. 16 Ephezers. VI. vs. 2 , . Vl, 293, ioq colosseks, 11. vs. 16 . , . v, 249. lór Hebreeuwen. VI. vs. 16 . . VI, 3or. 148 IX. vs. 4 .IV, 227. 405 13» 14> • . V, 244. uo 19 • U, 70. 9 20 . . IV, 206. 229 *7— 29 i v, 249. l;7 X. vs. 28 .V, 237, 43 TWÉÉDE  Bladz. s ï 7 TWEEDE BLADWYZER. DER MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. # & * I, II. Hl, IV, V. VI. betekent bet Üeel, de tweede Cyfers de §. en de agterfte Cyfer de bladzyde. A. Admotzen , voorflag om •si dezeive beter te befteeden. 11. 142. 445 . kwaalyk hefteed , vermenigvuldigen de Bedehars. II- M2 446 p..-, fchikkingen van Mofes omtrent dezelve, li, 143. 455 Aanbrengen, niemand was hier toe verplicht. VI, 290.97 ~- of men zich , indien men het niet deed , aan een anders zonde fchuldig maakte. V', 290.100 — redenen waarom Mofes het niet goedkeurt of beveelt. VI, 290. 99 Aanbrenger, heeftin het Mo^ faïfch Recht geenen goeden reuk. VI , 290. 97. uitgezondert alleen in hei geval van Afgoderye. VI, 290. 9f «— (of een valfch) gegrafwierdt. VI, 393. io< VI. Deeh Aanvechtingen, ( hcogegee'Myke} wat men voor't grootfte gedeehe daar van te denken hebbe. lü, 145' 9 Aapeu , worden befneeden gebóoren. IV , 186. 45. Betekenis van deeze uitdrukking, alsboven. zyn zeer geneegen tot zei ^bevlekking, alsboven. Aaron maakt een Beeld vart den waaren Godt. V, 245' l\9 Aas van Onreine Dieren , maakte altoos onrein. IV, 204.212. en IV, 205. 213 van Reine Dieren dan alleen , wanneer zy niet met het nies gedood wa* ren. ' IV, 216. 331 —^ mocht niet . op het land blyven liggen alsboven. Voordeeien vari dit bevel. alslo-ven. : AaiA, getal der Israëlit.oiidec i zyneregeiriug. 1,27.112  2l8 TWEEDE BLADWYZER Abisag van Sunem , niet dan in naame Davids Byzit. T, 54. 270 /bbyssynen hebben de Befnyding. IV, 185. 24 Abolitio criminis. Zie Uitdeining van Misdaaden. Abraham leefde in PalaelUna niet als een Onderdaan. I» 3i- 150 had zyne halve Zuster tenhuwelyk. II, 110.252 neemt eene Byzit. tl, 86. 112 " ■ .' maakt Buit van vier Cananitifche Koningen UI, ■ 178. 239 — in zynen tyd was de Befnyding al bekend. IV, . . 185. 28 —— Godt ma;lkte met hem het Verbond der Befny- . din;e. IV, 186. 3a. Zie Befnyding. Absalon brengt zynen Broeder Amnon om. 1,60.304 ■ begeeft zich deswegen op de vlucht. VI, 275. 46 —— verkrygt vergifnis van . zynen Vader. alsb. — ftaat tegen David op. h si- 287 neemt de langfaamheid der Recbtsoefeninge tot een Voorwendfel. ■ alsb. neemt het Serrail van - zynen Vader inv 1,54.269 1 wordtgellaagen. 1,54. 262 Achan wordt met zyneZoo- - nen geftraft. V, 229. 6. . VI, 305. 170 - Adam en zyne Kinderen wisten niets van den natuurlyken af keer van een Huwelyk tusfchen Broeder en Zuster aangegaan. II, 104 223 Adel van Geboorte, was by de Israëliten niet bekend. 1, 42. 208. 11, 92. 200 —— (.Geleerden) maakten deLevitenuit. 1, ^2. 209. Zie Levitkn. Adonias verzoekt om zynes Vaders Byzit. I, 54. 270 — wordt deswjegen geftraft. alsboven. tracht te vergeefs zynen Vader op te volgen. I, 60. 305 4dufe , eene foort van Keteltrom, wordt befchreeven. IV, 197. 154 Jdvicaaten, eigenlyk zoogenaamde , komen in het Mofaïfch Recht niet voor. VI, 298. 129 wel zoodanigen , die onfchuldig verdrukten te hülpe kwamen, alsboven. Egyptgn , aldaar was het op ftraffe des doods verbooden , eenig Dier te dooden. 111, 169. 171. Merkwaardig Voorbeeld daar van. 111, 169. 172. IV, 187. 47 — geeft geenen Wyn. IV, 190. 76. Tegenwerpingen tegen deeze ftelling beantwoordt. IV, 190 76 — aldaar word', geen Olie gewonnen. IV ,191. 94 — Mofeszoektde begeerte van zyn Volk naa dit Land.  nER MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 219 Land , door zyne Offerwetten van Vleefcheeten, Wvn , en Olie , weg te neemen IV, 189. 68- IV, 190. 89. IV , 191. 97 /Egypten oi de Melaatsheid daar eene gewoone Ziekte was. IV , 309. 258 vochtige (treeken in het zelve veroorzaakten Melaatsheid aan de huizen. IV, 211 290 . is het eigenlyke Vaderland van de Pest. IV, 313. 310. Rede daar van. IV , 216. 335 — Wonderbaare Uitvoering der Israëliten uit het zelve , was eene rede om Jehosah alleen te dienen. 1. 3> 169 . Heekr van /Egypten , welke Rivier dit geweest Zy. I, 31. 64 ^Egyptenaar en , de Israë. litcn leenden deGoudeeti Zilvere Vaten ter goedei trouw van hen 111,179.24c overvielen de Israëliter naa hunnen Uittocht op eene vyandige wyze. UI. 179- 24< . het geen zy den Israë- liten geleent hadden, wai goede buit. alsb- Gevoe. lens van anderen over di geval. UI, 180. 24< waren van ouds af be fneeden. IV, 185-17 Be ■wyzen uit oude Schryve ren. IV, 185- «8 «2 . hebben de Befnydin noch heden ten dage IV 185= 2. ^Egyptenaarin , b fnyden iusgélyks hunne Dochteren. IV , 185. 25 of zy de Belnyding vaa de Israëliten, daiw)fdeeze dezelve van hun hebben. alsboven. hebben eenen afkeer van bloedige Offeranden. IV, 187. 47 hoe veel zy aan de Israëliten , wegens geduaue dienften fchuldig waren , eene Zotterny van de Rabbynen. U, 129- 377 ■ konden onderde Isiaë- liten het Burgerrecht bekomen. 11, 139 4?1 by hen werdt Diefftal zwaarer geftraft , dan by de Israëliten. VI. 283 79 —— verbonden deTtaaikunde met den Godtsdienst. I, 13 48 ■ worden dikwils door Mofes nagevolgt 1, 4 *5 worden menigmaalen door hem met wysheid tegengefproken.V,2SO. 173 hunne Priesters waren hunne Geleerden en Rechters. 1, 52- 247 , beoefende de Ge- ; neeskunde IV, 310. .65 .— verfcheiden foorten van dezelve. alsb. \ . balfemdendeLy- ken van heilige Dieren. IV, 216. 332 . hielden zich bezig met het verklaaren t der Beeldfpraake. V, 250. 173 ■ R 2 ^GYP-  820 TVVEEDE BLADWYZER. f£. gyptenaaren,hunne Priesters misbruikten dezelve om het Voik te misleiden. V, 250. 173 — moesten inzon¬ derheid befneeden zvn. IV, 185. '24 onthielden zich uitBy. gtioof van Vleefcheeten. IV, 189. 66 * onthielden zich ins*e- I\ Jcs van Wyn. IV, 1 go. 8 1 •■—r geloofde de Verhuizing der Zielen. IV , i80. 6, maakten een namaak- fel van Wyn uit Garsr. IV, 190 74 * onderfcheidden zich , door hunne Spys wetten , van alle andere Volken. IV, 203. 199 ■ hielden hunne üooden langen tyd onbearaaven. IV, 215. 325 f~~ Vergoodden hunne Beeldfpraake. V, 250. 174. •*-— hunne Akkeren behoorden den Koninge in eigendom. 11, 73 2<5 Afgezondenen des Volks worden de Vtrgadering genaa m 1 " hebben waarfchynlyk volgens eene algemeene Volmacht gehandelt. I, Afgoden, i&n dezelve mocht geen Offer gebracht worden. V, 248. 147 Afgoden-altaren mochten'er niet zyn. V, 248.145 Afgoden beelden moesten ver'W?e$r. worden, V, 248.144 Afgoden - beelden , het Goud en Zilver , het welk men daar aan vond , mochten de Israëliten niet behouden. . V , 248. 145 waren geene Konst - ftukken. alsb. Zie Heel. dendienst. Afgoden - bosfeben , moesten verwoest wo.den. V, 248. AC • !» 3 Afgoaen - dienst waarin dezelve befiond. V, 245. 113 • Zie Afgodery. Afgoden offer mocht men niet brengen V, 148. 147 ? door eenen anderan gebracht, daarvan mocht men niet eeten. V, 248. 148 nadere bepaaüngvan dit Verbod. V , 248. 149 wat het N. T. ten dien opzichte leere. V, 248. 149 Afgodery, het verbannen van dezelve was eene Grondregel van den Mofaïfchen Staat. 1, 28. 114. 1,32. ^3- V, t -f5. ,„ was tentyde vaniv! ofes en noch naderhand de heerfchende fmaak. 1,32. 163 *— heeft groote krachten is befmetlyk. I. 32. 164 nam ten tyde van Cy- Rus af. I, 32. 165 hoe Mofes zyne Wetten tegen dezelvegefchikt hebbe. J, 33. 166. V, 245. 112. V , 246. 123 om dezelve te verbannen noemt Godt zich zei* yen den Koning der Israëliten. {-t 34, ,j,0 Afgodery,  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. sar Afgoder'j, om dezelve te verbannen , mochten de Israëliten in de Woestyne geen Vleefch eeten , het geen niet voor den Tabernakel geflacht en geoffert was. Hl, 169. ióö «— om die zelfde rede was in Palflêftina de plaatze , om te offeren , vastgeftelt. IV, 188. 50., Zie Offeranden. m tot her zelfde einde diende de Befnyding. IV, 186. 32. Zie Befnyding. was by de Israëliten eene misdaad van Staat. I, 35- 170 V, 245. Mi > zoude juin de Kinde- ien, tot in het vierde Geflacht , met Melaatsheid geftraft worden. V,a29 5 -— beftond niet zoo zeer in gevoelens, als wel in de uiterlyke eerbewyzing aan andere Goden. V, 245.112 « was op ftraffe des doods verboden. V , 245 111. Redenen van dec-ze ftraffe. V, 246 121 < is van Af'godendienst onderfcheiden. V, 245. 113 ■—— verfchilt van Beeldendienst. V, 245. 114. dit onderfcheid is in den Bybel geprond. alsboven. van enkele Perfoonen werdt met Steenitnngegeftraft. V, 246.12 1. wettigheid deezer ftraffe. alsb. '*r— van gantfcbe Steden werdt door het Krygsrecht gewrpoken , en dezelve met allehaaj-elnwooneren verbannen. V, 246. iïó Hier van vindt men geen Voorbeeld vóór de Baby lonifche Gevangnisfe.' V'v 246. 127 dfgodiry van 't geheele Volk flrafte Godt zelf met laudplaagen. V, 24Ó. 128 verleiding tot dezelve wordt geftraft door Steeniging. alsboven. moest aangebracht worden, wanneer men dezelve bemerkte. Vi, 290 98 Afgodifcbe ge-woontens aapgeweezen. V , 248. 144 Affcbuvj Qnatuurlyke). Zie Horror naturalis. Affnyding van den Koning, wat men daar onder te verftaan hebbe. 1, 59. 298 Afzondering tot Kryirsdienflen , wie dezelve verrichte. 111, 176. 228 op hoedanig eene wyze dit gefchied.Hf. alsboven. — der Israè'liten van andere Volken , was eene Grondregel van den Mofaïfchen Staat. 1, 37. 186 Reden daar van. I, 37. 187 —- werdt door den Landbouw bevordert. 1,41. 207 door het gebruik van Vleefch , Wyn, en Olie. IV, 189.68. IV, 190.72. IV, 191. 93. ■. door de Wet van reine» en onreine Dieren. IV , 203. 19S R 3 Ayren  2ü2 TWEEDE BLADWYZER Ayren mocht men op een ander zynen Akker eeten. UI; lót. 123 1 mochten van arme lieden opgezocht worden. 11, '43- 457- UI, 161. 123 Akker, ieder Israëliet had zy. nen eigen Akker. 1,41. 206. 1,26 ^02. VoordeeJen van deeze fchikkinge. . I, 41- 207 mocht niet vervreemd worden. II, 73. 25 deszelfs vruchtgebruik voor eenige Jaaren mocht ■ wel verkocht worden. II, 73. 27. Zie Oogst. ■ niemand mocht veele . Akkeis by één koopen. II, 73. 28. Zie Latifuniia. [verbanne Akkers] II, . 73- 32- Ml, 145 21 ofzydcn hitsteren ten deele vielen, dan of zyonbebouwtbleevenlig- „ gen, is onzeker. 11,73.33 • of dezelven verruilt mocht worden. II, 73. 35 was een ObjeSium exe- j y cutionis. UI, 148. 45 kwam op het Jubeljaar weder aan zynen vorigen / Heer. alsb. Zie Jubeljaar. -— opdenakker vaneenen ander mocht men Koorn- Ayren eeten , maar geen Vee weiden, lil, 161. 122 — — hoedanige de Koningen A zich als Domeinen hebben toegeëigent. I, 59. 2g3. A 11, 73 , 35 Akkerbouw , op denzelven grondvestte Mofes zynen Staat. 1,41.206. Redenen van deeze fchikking. ahb. Akkerbouw wordt doorliet invoeren van buitenlandfch Koorn verwaarloost, il, 74- 75- 'Vooroeeld van dien aart te Romen. alsb. of de Gereedfchappen daar toe noodig, verpand konde worden. 111, 150.61 tot denzelven bediende men zich alleen van Osfen , en niet van Paarden. Hl, 166. 245 Mofes zorgde voorden zelve,zelfs in zyce Krygswetten. 111, 177. 235 Akkerlieden waren by'dejsraëliten eikanderen allen gelyk. 1,42.208 4lléenbeerfebhig[Despotismus~] tot dezelve helden de Koningen van Israël over. I, 56. 279 ilmanak, deszelfs misdagen door het vastueilen der Hooge Feesten verbetert. IV, 199. 169 Utaar, moest bydegedenkfteenen der Wet gebouwt worden. 11,70.8 malskiten , waren Erfvyanden van de Israëliten. I, 63. 315 — hunne Nabuuren. 1, 23. 68 — een roofziek Volk. alsb. nen, wat het by eenen Eed betekene. VI, 302. 152 mer1kaanen , ( noord -) zyn een zwak en ontaart Volk. 11, 105.227 Ameiu-  üer MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 123 Amerikaanen, (Noord-) by hen was het trouwen van eenen Broeder met zyne Zuster in gebruike. 11, 105.227 by hen ontaarten de Dieren insgelyks. II, 105.228 Amnon begaat Bloedfchande metThamar. I, óo. 304 . wordt door Abfalon omgebracht, alsb. wat hier de waare reden van geweest zy. alsboven. Ammonit'en , grensden aan het Land der Israëliten. 1, 24- 84 . waren hunne Erf-vyanden. I, 63. %i( hoonen de Gezanter van David. 1,64.32; . worden daarover doo hem geftraft. 1,64.32: . verdeediging van Da vids gedrag tegen hen. 1 64. 32 waren van het Israëli tifch Burger-recht uitge flooten. U , 139- 43 Amuletten zyn in hel Ooste zeer gemeen. IV, 222. 38' Antüibanus. 1, 25. 9 deszelfs deelen ware Hermom , Scbirion , Semh 1, 25.5 A[>pél ging aan den Koning t Hoogepriester. 1, 57.28 Appetyï, de Wetten van Mc fes zyn zeer toegeevenc omtrent denzelven. 111 161. 12 Arabieren , hunne zede dienen tot ophelderhi van het Mofaïfoh Recht. I, 3- 13 Arabieren, fommige Stammen van dezelven waren Nabuursu der Israëliten. 1,22.68 by hen was Roverye geene eerlooze Kostwinning. I, 40.205 waren groote liefhebbers van de Jagt. 1,40.205 houden de zwervende Herderen vooredeler,dan de inwooneren van fteden. 1, 44 313 zyn in Stammen verdeeld. \, 46. 2!7 hebben in de Heilige Maanden eenen ftilftand van Wapenen. I, 65. 336 hunne manier van Testamenten te maaken 11, 80. 87 . z^n een arm Volk. Ii, 96. 138 j, van hen konden de Is¬ raëliten Dochteren koopen. II, 96. 183 > hunne wetten aangtian- 1 de den Sluijer der Vrou) wen. II, 100 248 4. hunne Rechten , ten 1 aanziene der Echtfcheidinge. 11, 119. 314. 320 5 Befchryving van den ,f Bloedwreeker by dezelve. 4 U, 134- 395- Door voorbeelden uit hunne Ge- e fchiednisfen opgehelderd. , 11, 134 400 5 hunne Bloedwraake n houdt op heilige plaarzen g op. 11, 136.418 Ara-  224 TWEEDE BLADWYZER Arabieren, hunne mildaadightid jegens de Armen by Erfnisfen. 11, 143. 46? ■—— hunne miidaadigheid jegens de Armen insgelyks by den Oogst. II, 143,463 waarom hunne Paarden de hsste zyn. 111, 1Ó6. 15a hadden van ouds af de Befnyding. IV , 184 5 haaten hst Wyndrin- ken uitliefdevoor de Vryheid. IV, igo. 82 — eeten het V.eefch van Kameelen. IV, 103.201 onlhoude zich van Var- kensvleefch. IV, 203.203 ~— eeten van geene Dieren , die door Ziekte geflorven. verfcheurtof ireiïikt zyn. IV, 205. 2)5 -— zyn gewoon met Al Henna Piguuren in hunne huid te branden. IV, 225. 3*5 befcheeren hunnekne- rels. IV, 225. 388 fteenigen de Graaven. V, 235. 36 achten zich door ontucht van hunne Docnteren en Zusters rneerbeleedigt, dan derzeiver Mannen zelve. V, 261. 263 voorbeelden van wraak door hen daar over genomen. V, 261. 264 Arabische Meirboezem, aan denzelven moesten de Israëliten geene vaste wooning maaken. 1, 22. 71. Oorzaak van dit Verbod. 1, 22. 72 Arbeid, zonder tnsfchenpoo» zing , verzwakt het iighaam. IV, 194. i ia Armen , had men onder de Israëliten. 111, 157. 10? verklaaring van Deut. XV. vs. ti-.IT. daaromtrent, alsboven. -— van geboorte waren 'er niet. 11, 73. 29 — konden wederom in ftaat geraaken. 11. 73. 30 —— vonden in het SaböathJaar onderhoud. 11, 75 64. 11, 143. 459 wie men eigenlyk da*r voor te houden hebbe. 11, 142. 440 zyn niet altoos Rece- laars. 11, 142. 439. lil, 157-107 voorllag om dezelve te helpen. alsboven. de Ryken moesten hun leenen. 14, 143. 455 of dit eene gedwongen leening geweest zy. aib. Zie L:emn. • wettenten hunne voor- deele , ten aanziene van den Oogst. 11, J43. 457 het Sabbath-jaar. alsboven. III, 157. 106 ■ de tweede tiende. - 11» '43- 459 Maaltyden. li, 143. 460 een Rechter moest ten hunnen voordeeie niet partydigzyn. VI,397. 127 ASiYRiscHE Monarchie, was tot dep. tvd van Salomo toe, zoo uitgeftrekt niet, als  der .MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. - als men doorgaans denkt. I, 24. 87 ■ .Jfylum. Zie Vryfteden. Athenf.rs, by dezelve waren Dochters van do Erfe. nisfe uitgefloten. 11,78-73 . hadden de naaste . Bloedvrienden in het üak - van trouwen wat te zegs "£n. 11,83.101 hadden het Recht van '• wedervergeldinge by lighaamlyke mishandelingen. V, 231. 64 Atlantische Eilanders van Plato, of men daar onder de Israëliten te- verilaan hebbe. H. 7°- 11 hunne Offeranden by het inwyen van de Tafelen der Wet. -alsb. B. Baalbek, of deeze Stadder Israëliten toebehoort hebbe. 11 25- 9< Bavd, bevel van Mofes betreffende het fcheeren vai denzelven. IV, 225. 381 Bagad , beteekenis van di woord in de Huwelyks Weiten van Mofes. II 88. 12: %an. Zie Verbanning. '. ' Banden , ora de Voeten de Dochteren, ter bewaarjr. ge van haare zuiverheid II, 92. 15 Barvosters , hoedaanig een fuort vanLieden deeze te ,'' tyde van Mofes gewee zyn. U> 8i. 9 VI. Deel Barvoeten , welke betekenis deeze benaming in zaaken van het Leviraat-hu welyk gehad hebbe. 11, 9"- »9Ö Batte Abotb , wat mon daar door verilaan moete. 1, 4.0. 219 BAUMGAK.TEN , deSZüifS- l'U- ' voelen over de verklaaring der verbodens Huwelyk-an II, 101.210 . , over het Verlof- geven tot fommige foort en van dezelve. 11, 1 (2. 265 Bedelaars , wie men daar eigentlyk onder te verilaan hebbe. 11, 142- 44' cnz* -— zyn niet altoos arm. II, 142. 442- Voorbeeld van eenen ryken Bedelaar in Engeland, alsboven. . ■ . (Moedwillige} zyn een last voor den Staat. alsb. ^ vindt men niet in de eerlle tyden van'tMenfehdom. H, Ï42- 448 ; waar zy door ontdaan. U. 141. 446. 1 _ komen in de Wetten i van Mofes niet voor. 1!, J42. 448. '. werden niet onder de , Israëliten gevonden ahb. , de Wetten van Mofes, betreffende de Armen , kunnen op hen niet toegepast worden. H, 142- 449 . Bedevaarten , verbinden het j Volk nader aan elkandee ren. IV, 198- !?3 n . geeven gelegenheid , ,t om "handel te dry ven IV, O 198. IÖ4- ziö F'SS&Q' , S 'e  ï26 tweede bladwyzer. Bedlaken, bewys der kuisheid eener Bruid op het zelve. 11, 92. 154. Voorzichtigheid otn alle bedrog voor tekom?n. alsb. Z\e'Maagdom. Bruid. —— diende den Israëliten teffens voor een Boven- Kieed. 111, 150. 65 —— mocht men geenen nacht over in pand houden, alsb. Beeke van ^Egypten, hoedanig eene Rivierdit geweest zy, _ I, 21. 64 —— die nooit droog werdt. VI, 278. 60 Beeld , of men den waaren Godt daar onder dienen mocht. V, 245. 114 — dienst van Jehovah, onder de gedaante van een Beeld, was den Israëliten verboden. V, 250. 167 —— van vreemde Goden te maaken,ongeoorlooft. V, 248. 144 daar voor mocht men niet nedervallen. alsb. Beelden , den Israëiiten niet volftrekt verbooden. V, 250. 169 —- die alleen ongeoorlooft die op de Godtheid zekere betrekkinghadden. V, 250 170. Zie Hiengiypben. " van onreine dieren werden in den Tempel gevonden. IV, 202. 195 Beeldendienst, waarin dezelve beftond. V , 245. 114 ' is niet altoos Afgode- 17e. V, 245. 115 Beeldendienst , Voorbeelden van denzelven in den Bvbel. V, 245. i]6 —— zonder onderlcheid , was den Israëliten verboden. V, 250 167 was eene halsltraffely- ke misdaad. V, 250. 108 Beeldspraak. ZieHieroglypben. Bekentnis (eige~) was genoeg om iemand terdood te veroordeelen. VI, 305. 170 was niet noodzaaklyt y indien eene Misdaad door genosgzame Getuigen beweezen was. V, 305 171 Beleedigingen kunnen niet altoos volgens het recht van Wedervergelding geltrait worden. V , 242. 78 —• verfchülende Denkbeelden overderzelver gewicht vereifchen ook verfchülende wetten. 1,8.27 Belial betekent in het Oude Testament niet den Duivel maar iets, bet geen laag is. 111, 156. 100 Beloofde Land. Zie Paleefiina. Belustheid na Vleefcb, is fomtyds een Ziekte. IV, 189. 64 Benaja, was Priester, Generaal over de Lyfwachc, en Generaal-Provoost. V, 232. 17 Beneden, betekent by de Hebreeuwen zoveel ais zuidelyk. I, 25. 94 Benjamin (de Stam van j voegde zich by dien van Ephraira. I, 47. 227 B en ja.  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 227 Benjamin (de Stam van') weidt op het laatst met dien van Juda vereenigt. I, 47. 228 Bergmuis. Zie Jarbo. Berg - predikatie , in dezelve verzet Christus zich tegen de valfche Zedenleer der Pharifeeuwen, diezy met de woorden van Mofes voorftelden, V. 242. 91 ■ tot het verklaaren van dezelve behoort veel kennis van de gevoelens der Rabbynen. VI, 301. 149 Btrg-Valk. Zie Rabam. Befcbadiging eener zwangere Vrouwe door Vechteryen moest volgens het Recht van Weder vergeJdinge geboet worden. V , 240. 6c van een' ander' Man: Dieren over het algemeen. 111. 160. 12c van geleende Lastbeesten in het byzonder. lil 159. 1 iS . van iemands Knechten, 111, 160. 161. Zie Recht van Wedervergelding en Ver zeerhigen. Befnyding moefien alleknech ten van de Israëliten ondergaan. 11, 128. 37- . door denzelve werd * men een Lid van het Voll Israëls. IV, 184. . moest plaats hebben <0 by alle natuurlyke Al ftamlingen van Abraham b ) by eiken Lyfeigene Knecht der Israëliten, c by alle Vreemdlingen di Leden van het Israëlitifch Volk willen worden. lVj 184- 5 enz- Befnyding by de Muhammedaanen, is een oud gebruik der ismaëliten. alsboven. door denzelve werden de Edomiten.één Volk met de Kinderen Israëls. IV , 184. 6 ■ men verbond zich daar door om deneenigen waaren Godt te dienen. IV , 184- 7 ■ was geen Religiedwang al'hoven. Vreemdlingen konden zonder denzelve evenwel den Godtsdienst van Israël aanneemen. IV, 184 11 —— was geen Sacrament , zoo als"wy in het N- T. ■hebben. IV . 184. 9 zonder dezelve konden men geen deel hebben aan hetPaafchlam. IV, 184.9 . werd van geeneVreem- delingen , als eene noodzaaklyke Voorwaarde om zalig te worden, geëifcht. IV, 184. 11 . men verbondtzichdoor nr-del van dezelve , tot 1 het'onderhonden van alle E de Mofaïfche Wenen. IV, . 184- 16 i was insgelyks by an¬ dere Volken in gebruike. - IV, 185. 17- Zie , tenaaren , Abysfynen, Ara- 1 bieren. ) van Dochteren in M- i gypten. IV, 185- 25 Sa Bf/ny-  a?.S TWEEDE BLADWVZER Befnyding is by Arabieren en iEgyptenaaren niet enkel een ftuk van Godtsdienst. IV, 185. 25 was ten tyde van Abraham reeds by groote Volken itagebruike. IV, 185. 27 kan op meer dan eé- nerlei wyze verricht worden. IV, 185. 29 - van Auraham en zyne Nakomelingen , bedoelde' inzonderheid het verbannen van Afgoderye. IV, j 86. 32 < is in warme lan den ze', fs dienftig voor de Gezondheid. IV, 1S6. 33 en 44 < ofzy van eenigen dienst zy , om de Huwelyken vruchtbaar te maaken. IV, 186. 37 1 is in het Oosten dikwils noodzaaklyk om de Mannen bekwaam te maaken voor het Huwelyk. IV, 186. 38 of dezelve een middel ■ zy tegen zelfsbevlekking. IV, 186. 41-44 of verbeurte van zyn Burgerrecht de ftraffe voor het verwaarloozen vandezelven geweesc zy. V , 237- 43 » in hoe verre het eene Hals-ftraffelyke Misdaad was dezelve te verzuimen. V, 249. 158 * Konstbehandeling, om ucde-ivc wenerom onzicritbaqr te doen worden. V, 249. 159 Befneedérien van Geboorte. wat dit betckene. IV , 186-45 Betb-Cboffch&b, deafgezon-w derde Plaatje voor Meiaatfen. IV, 210. 267 Betb-Hasjobar, de Straf-gevangnis. V , 238. "48 Bevolking van het Land der Israëliten doornatuurlyke Vruchtbaarheid, was een voornaam doel der Mofaïfche fchikkingen. I, 37. 188. Zie Vruchtbaarheid der Huwelyken. Bitter water. Zie Vloekwater. Blii:de?i , Mofes zorgt voor dezelve in een byzondere Wet. II, 141, 438 Bloed, het eeten daarvan was verbooden. IV, 206.227. V, 248. 151. Straffe van uitroeijing daarop geftelt. V , 249.159. Natuurkundige redenen van dit Verbod. IV, 206. 131 — om zedekun- dige redenen af teraaden. alsboven. uit hoofde van Afgoderye niet veroorlooft'. I, 13. 50 —— van Visjeben mocht wel gebruikt worden. IV, 206. 229. IV, 187. 46 werdt by de Offeranden en het Eedzweeren der Heidenen gedronken. IV, 206. 131 te veel gebruikt, kan doodlyk worden. alsb. -■ Spreekwyzen in het, Halsftraftelyk Recht, die daarvan ontleent zyn. VI, 273- 34 Bloed,  per MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 239 ■gloed', onfchuldig vergootcn ontheiligde het Land. VI, 274. 36 . plechtigheden der Ontzundiginge , indien de Daader niet bekend was VI, 278. 59 . der Menfchen, in de oogen van Godt waard geacht. VI, 274, 37 , Mofaïfche fchikkingen om hetzelve te bewaaren. alsbov. Zie Doodflag. Moord. .—- hec onfchuldig vergie, ten daar van moest zelf aan Dieren geftraft wordet VI, 274, 36. Hier med< Hemmen ook de Wetter -van andere Volken over. één. , VI, 274. 3; • in het Bedlakeiv var Eerscgetronwden , een te. ken van Maagdom. 11 92- 15, . daar, Vai moest eene Gerechtelyki Verklaring gegeeven wor de>n. alsboven Bloeddorst wat daaronder ver liaan worde. VI, 273. r Bloedfcbande , is vleefchiyk ' Gemeenfchap van naabe llaande Bloedverwanter V, 265. 29 —— fommige foorten daai van hebben onderfcheide naamen. V, 265. 295 en: - op fommige Soorte ftondeeneDoodftraffe. \ 265. 29 V, 265. 29 Bloedfcbande , op fommige foorten ftona Onvruchtbaarheid. V, 265. 300 was de ftraffe niet vastgeftelt. V,265.3 01 Bloed ■ vloeijing ( aanhoudende ) van Vrouws-perfoonen , ' maakte onrein.IV,214.326 Bloedvrienden noemen de Hebreeuwen Scheer Bafnr. 11, 102. 214 Huwelyken van dezelve. Zie Huwelyken Qverbeodene ). , Bloedwraak was'theerfebend 1 point d'honneur der Arabie, ren. II, 134. 396 : wordt van Arabifche Dichteren ongemeen gepreezen. 11, 134. 398«!2. gafdikwilsgelegenheid tot langduurende FamilieOorlogen. 11, 1 34. 401 ' om dezelve te oefenen I, oordeelden de Arabieren t alle middelen geoorlooft. ' '!,' J34- 403 . ■ werd dikwils met veele wreedheid geoefent. alsb. VI, 276. 54 ) —— door Muhammed ver- 2 zacht. 11, 134. 404. met weinig verftand evenwel, en zonder dienst voor de 4. Armen. alsb. enz. - vergelyking van dezel- n ve , met het Duêlleeren in ;. Europa. 11, 135. 410 n —— fchikkingen van Mofes ', om dezelve te verzachten. 7 11,136. 415, enz. Zie Vryfeden. 8 S 3 Bloed-  230 TWEEDE BLADWYZER Bloedwraak hield by de Arabieren op heilige plaatzen op. 11, 136 418 ■ duurde by de Jsraëli- ten niet langer , dan tot den dood des Hoogepriesters. 11, J 36. 42 1 een voorbeeld daarvan uit de tyden van David opgeheldert. U , ! 36. 424 Bloedwreeker, zyne benaming in het Hebreeuwfch en Arabifch. li, 131. 384 — algemeene opheldering van oeezen perfoon. alsb. is uit den ftaat derNa- . tuurafkomftig.il, 132.388 —— dient in denzelven tot veiligheid der Menfchen. II, 132. 389 Befchryving. van den Bloedwreeker by de Arabieren. 11, 133- 395 ' Mofes vondt dien in zynen tyd als eene van ouds bekende perfoon. 11, 13Ó. 415 fpooren van denzelve, in de Familie der Aartsvaderen. 11, i?6 417 —— die onder zekere omftandigheden , eenen onfchuldigen doodflager ombracht, werd niet aan het leven geftraft. VI ,273. 33 —— moest door de hand der Overheid geholpen worden.11, 136.48. VI, 27.435 —— indien 'er geen was , oefende de Overheid zyne Rechten uit. VI, 274. 35 —- aan hem was de foort van Doodftraffeovergelaa» ten. VI, 376. 52 Bloedwreeker fheed den Moordenaar u aarlchynly k den buik op. VI, 276. 55 Boeren by delsraëiiten, ver. fchillen grootiyks van de onzen. li, 73. 26 BoerenKryg heeft groote overéénkomst m<.t de Slaaven Oorlogen by de Romeinen. 11, J22. 341 Bobak , eene Ziekte van de huit, die van Melaatsheid verfchilde. IV, 210. 270 befchryvug van dezelve. alsboven. Boni., deszelfs gedachten, te matrimoniis compi ivignoi um, beoordeelt. 11, 115 282 Bo'-je , in den Melk zm\ r Moeder te kooken vei boden IV, 205. 217. Ve fchillende uïtlegginge >an deeze Wet. IV, 205. 219 Boamen , ( Vrucbtdraager.de ) mocht men by Bele-egt ringen niet wegkappen I, 64 331. O^ertreedingvan deeze Wet. alsb* Borgtochten komen by Mofes niet voor. 111, 151.69 menigvuldig in de tyden van Salomo. alsb. Gewoontens , in die gevallen gebruiklyk. Ui, '151 70 ten tyde van Salomo met de grootfte geftrengheid behandelt. alsb. Borstlap van den Hoogepriester, beter het Gerechtscieraad genaamt. VI, 304.169 Boter , was by de Israëliten niet in gebruik.IV, 191.97 Boter,  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 231 Boter , geen Vleefch mocht daarin gebr.aaden worden. ]V , 205. 221. Zie Bokje. Verkeerde Uitwerkingen van deeze Wet by de hedendaagfche Jooden. 4V, 205. 222 geeftligtlyk aan de fpy- Ze eenen kwaa ien fmaak. 'V, 205 220 Bouwen betekent dikwils zo veel als bevestigen. I, 23. 80. 111, 145- 13 Boven betekent in de Aardryks-befchryvin^ der Hebreeuwen zo veel a's ten Noorden. I, 25 94 Bovenkleed had in Scnuldzaaken zeker voorrecht. 111, 158- 46. 47 —— mocht men niet ten onderpand behouden. 111, 150. 65 —— wat daaronder te verilaan zy. 11!, 150- 66 Braak - liggen , huisboukundige redenen daarvoor. II, 74. 40 • in het Sabbath - Jaar. Zie Sabbith- Jair. Brand, door Herderen op het Veld veroorzaakt, indien 'er fchaade van kwam , moest vergoed worden 111, 160. 122 Broederen , hadden by het uithuwelyken van hunne Zusters veel te zeggen. 1!, 83. 10! ., derzei ver Weduwen. Zie Weduwe. LeviraatsHuwelyk. Bruid, moest bewys geeven van haare Zuiverheid. II, 92. 140 Iruidy werdt by mangel van het zelve wederom t'huis gezonden. 11, 92. 149. V, 270. 328 of zy in dit geval gefteenigt wierdt. V, 269. 326. V , 270. 327. Tegenwerping tegen de ftraffa van Sfeeniging, indien zy een Wanfchepfel was , of het Hymen , zonder toedoen van eenen Man, verlooren had. V, 270.328. Verdere bedenkingen daar tegen, en middelen, om dezelve weg te neemen. V , 269. 327. V , 270. 330 enz. werdt niet zoo zeer deswegens , als om haar bedrog geftraft. V't 269. 334. Zie Maagdom. zoo zy Hoererye bedreef, werdt zy verbrand. V, 269. 324 Bruidegom , waarom hy dikwils van zyn Recht, om bewyzen van Zuiverheid by zyne Bruid te eifchen , afftond. II, 9s. 156 werdt geftraft, indien hy zyne Vrouw valfchlyk befchuldigde, dat hy haar niet zuiver gevonden had. VI, 291. 103 Bruidfcbat, was by de Hebreeuwen niet gebmikelyk. 11, 89. j26 Bruilofts -Gasten, getuigden y.an het vinden , of niet vinden van het bewys der Zuiver-  23Ü TWEEDE BLAD W YZ E li Zuiverheid eener Bruid. 11, 92. J54 Bticolia in .32gypten, waren zeer vochtig. IV, 211.190 — maakten een gedeelte van het Land Gofen uit. 1, 21. 66 Buit is eene biilyke belooning van den Overwinnaar. 111, 178.236 —— by de Oude Volken meer in gebruike, dan by dis van laateren tyd. 111, 17S. 257 onder dezelven werden ook Vrouwen en Hinderen getelt. lil, 178. 238 werdt dikwils geheel vernietigt. 1,64. 334. Zie Verb inning.' welk gedeelte van denzelven in laatere tyden voor den Koning v/as. I, . . 59- *99 — was dikwils de eenige oorzaak van het oorlogen. 111, 178.237 _— daar onder behoorden ook het Eigendom van eenen derden , hetwelk men den Vyand ontnomen had. 111, 178.240 — hetgeen men voor den Oorlog van zyne Vyanden' geleent had. 111, 179. 241 ' verfchillende Soorten ' van dezelven. 111,181.254 hoe dezelven verdeelt wierdt. 111, 181. 255 Buitenlanders. Zie Vreemdelingen. Burgers en Boeren by de Isra¬ ëliten niet onderfchGiden. 1, 38. 194 Burgerrecht onder de israëiiten , konde ook door Vrecmdlingen verkreegen worden. II, 139. 430 om het te verkrygen , moest men zich ïaaiun befnyden. IV, 184 r> wie hetzelve al ot' niec verkrygen konde. 11, 139. 43° Bygeloof , heeft gevaariyke gevolgen in eenenBurgerftaat. V, 246. i2i. Voor- ■ beeld uit de Griekfcheen Romeinfche Gefchiednisfen. V, 246. 123 ging by de Nabugren eter Israëliten met veele affchuwelyke dingerLxexgezelt. V, 246.125. Zis IVaarzeggcry. Tovery. Byjlaap , (.Wettige) de tyd daarvan was in de Wetten van Mofes vastgeilelt. II, 118.302 hoe dikwils eene Vrouw dien eifchen konde. alsbovin, Inftellingen der Rabbynen daaromtr. ahb. wordt in den Bybel het ontdekken der Schaamte genaamt. 11, 102. 212 'enz. nuttigheid der Uelïiy- dinge by denzelven. IV, 186. 39. Zie Befnyding. maakte altoos Leviciïch. onrein. ' IV, 214 3.L9 ten tyde der Maande- lykfche Zuivc-ringe verbooden. V, 271. 336 'Byjlaap  der. MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 233 Byjkap ten tyde der Maandlykfche zuiveringe, of dezelve in eenen zedelyken zin ongeoorlooft zy. V , 271- 337 j . is in zuide- lyke Landen gevaarlyk. V, 271. 339 « — kan in heete Landen Venus-Ziektens voortbrengen. V, 27.1. 340 Schikkingen daar tegen in fommige Hoerhuizen van Italien. V, 271. 339 _, welke ftraffe door Mofes daarop geftelt zy. V, 271. 342 flywyven, wat daaronder te verftaan zy. 11, 88. 117 „ . byzondere wetten voor dezelve.alsb. en M- 94-J<59 — wat men by hetverftooten van dezelve had in het oogtehouden. 11, 88.118 "op hoedanig eene wyze zy weaens Overfpel geftraft wierden. 11, 88.126 -— (trekken ten bewyze, dat onder de israëliten de Veelwyveryniet verboden geweest is. 11, 94 IÖ4 . of haare Zoonen mede erven konden. 11, 79- §3 Zie Byzitten Vrouwenhuizen. Dienstmaagden. Pyzitten , door eenen Vader dikwils vóór het Huwelyk aan zynen Zoone gegeeven. 11, 87. 1130 Dit gefchied noch heden tsn dage onder den Adel van PerfienenPortugal.11.87.114VI. Deel. byzitten des Konings , met dezelven te doen te hebben, was eene plechtigheid der bezitneeminge van den Troon. I, 54- 2Ö9- Zie Bywyven. Vrouwenbuizen. C. 3 jé sar. werdt door eenen Waarzeggercjewaarfchuwe en daardoor zyn dood verhaast. V, 253. 197 Canaïn Rechtderisraëliicn op dit Land. 1,28.113 Zie IsRAëuTEN. —— het fchenken van dit Land aan dezelven , gaf'er hun noch geen Recht op* 1, 28. 117 .—- behoorde hun van voor onheuglyke tyden in Eigendom. 1, 31. '49 - de Israëliten verlooren 'er hun Recht nietop door hun vertrek na;Egypten. 1,31. 156. Zie Pa l^e- S TI N A. Cananiten moesten alle verdelgt worden. 1,28. 114 enz. —— of hunne Zonden den Israëliten een recht op hun Land gaven. I, 28. 118. —- of zy in htnnen Oorlog met de Israëliten de aanvallende party geweest zyn. I, 30. 140. Redenen voor en tegen deeze befchuldiging. 1, 30. 14J bezaten Palsftina niet als hun Eigendom. 1,31. . 15* f G A w A»  TWEEDE BLADWYZER. Cananiten waren de oorfpronglyke Bezitters "an dit Land niet. 1, 31. 154 woonden te vooren in idumaDa. alsboven. breidden zich in Pals- ftina uit. 1, 31. 155 die aan de andere zyde van de jordaan woonden , werden door Mofes niet aangetast. I, '31.159 waarom de fsraëliten bun geene Factoryer. in het Land lieten. alsb. met hun mochten de Israëliten geen Verdrag maaken. 1, 62. 309. Tegen werpingenbeanrwoord. 1, 62. 311 fcherp Krygsrecht der Israëliten tegen hen. I , 62. 309 is in het vervolg zoo nauwkeurig niet waargenomen. 1, 62. 312 leefden bynaa in ge- meenfchap van Vrouwen. II, 98. 190 de Israëliten mochten hunne Dochters niet trouwen. 11, 100. 201 hunne gruwelen in ver- boodene Huwelyken. 11, 111-255. Zie Huwelyk. het trouwen met zyne eigene Dochter was by hen niet in gebruike. II , 113. 270 atendeonreinedieren , die Mofes verboden heeft. IV, 203. 200 * offerden Menfchen. V, 247- '33 Cananiten , der zal ver Afgodifche plechtigheden mocht men niet in den dienst van Godt overbrengen. V, 248. 153 Capitulatie moest door de Koningen van Israël bezwooren worden. I, 55. 275 Zie Verbond. Carbonkel , of'de Befnyding een behoedmiddel daar tegen geweest zy. IV, 186.35 C r. t h ag e * s , offerden Menfchen. V, 247. 133 Ceremonie. Zie Plechtigheden. Ceremonieele Wet. Zie Wei der Plechtigheden. Cbagg, wat dat woord betekene. IV , 197. 151 Cballel Bittbo is , als Ouderen hunne Dochteren ter Hoererye veilneevcn. V , "268 313 Cberem, wat het betekene.il, 73. 35. Zie Verbanning. Cherübynen, warenSphïnxe". IV, 2c2. 195 Cbefed betekent Bfóèidfirhnnde tusfchen Broeder en Zuster. V, 265. 296 Chicane. Zie Vitten?. Cbiton , is het Onderkleed. UI, «48. 48 Cbnber Cbaber is de naam'van iemand, dieeenToverlled maakt. V, 255. 212 Cbopfchi, eene vrygelaaten Slaaf, waarom dus genaamt I!, 126. 362 Ch o riten , die in ldumaea woonden, waren Cananiten. I, 31. 154 Chuzctb ,  jjer MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. *3S Cbïizotji, dus noemden de Israëliten de plaatzen, daar zv hun Vee weidden. I , ■ 25- 91 Cicero, pryst de Naasten liefde nadruklyk aan. 11, 72. 21 ColchiERs hadden de befnyding. IV, 185-18 Congiaria , waren te Romen nadeelig. U, 74- 85 Creti, waren ten tyde van David de Uitvöérers van Doodvonnisfen.V,2 32.i7 waren Davids lyfwacht. alsboven. Cynspenning, is Matth. XVII. vs 24, de halve Sikkel , die aan den Tempel betaalt werdt. Hl, 173- l09 , waarom Christus dien betaalt hebbe. alsb. betekent Matth. XXII. den Denarius, dien de Jooden den Romeinfchen Kei. zer moesten opbrengen UI, 173. 210. het antwoon •*an onzen Zaligmaaker aangaande dé "Wettigheii daarvan, opgeheldert. alsl Zie Hoofdgeld. CYRUSj diende maar ééne Godt, en verhinderde daf door den voortgang de Afgoderye. 1, 32- 16 D. Daglooners, fchikkingen ve Mofes ten hunnen opzie te. 11, 129- 31 . mochten van de Ee waaren nuttigen, metd welken zy moesten omgaan. 11, 130- 378 Dak, om hetzelve moest een Leuning gemaakt worden. IV, 223. 383 zonder Leuning , indien 'er een Menfch van afviel, bracht Bloedfchuld op het Huis. alsb. VI, 280. 68 Damascus deed aan het verdeelde Ryk der IsraeUten het meeste nadeel. I, 25 91 Daniël, tle Historie van hem en Susannaïseen onwaarfehynlyk verdichtfel. VI, 300 137 D ankofferanden, een gedeelte daarvan werdt befteet tot Offermaaltvden.il,143 46° aan dezelven moesten de armen deel hebben. alsb. Dansfen, maakte voor een gedeelte het vieren der Feesten uit. IV, 197- J5ï . Aanmerking over de [ Zedelyke Geoorlooftheid daarvan uit het Mofaifch Recht. enZt . D antz, zyne Verhandüng de Müigatd Davidis in Am1 monitas Crudelitate , beoorr deelt. 1 • <*4- 3*7 r Dardanarii. Zie Koorn-joo* 5 den. | David was in den beginne flechts Koning overéénen Stam. 1,46-223.1,54 261 n , de andere Israëliten vie- > len hem by Famihen en 6 Stammen toe. 1, 46- 223 t_ 0p hoedanig eene wyze 3- Koning geworde. 1,54 261 j 3 David ,  236 TWEEDE BLADWYZER David ging weleer op den Koof'als eene geoorloofde zaak. 1, 22. 69 onderhoudt zyn klein Leger van den Buit. I, 59- 2 99 waarom hy onder den Stamme van Benjamin zyne veib'yfplaatsgekoozen hebbe. 1 , 47. 228 - erfde het Serrail van zynen Voorzaat. 1, 54. 269 gedraagt zich onmidde- lyk naa den dood van Sa ui als Koning. 1, 54. 261 : nam Wraak over den dood van Saul. VI, 295. 120 r— ftrafte den Moord van Ischboïeth. ], 54. 262 had veele Vrouwen. I, 54 268 _— Schatten die hy vergadert heeft. _ 15 54. 273 bekleede in den beginne zelf het Rechtcrampt. ï, 57-286 ■ was haastig in zyne Rechtsoefeningen zonder iemands voorkennisfe. 1, 57- 2gö word met te veel Rechterlyke bezigheid overlaaden. 1, 57- 286 s fielt de Leviten tot Rechters aan. 1, 57. 288 i ftraft de Ammonitcn , wegens den hoon, zynen Gezanten aangedaan. I , 64- 32j ar-r zyn gedrag tegen dezelve ggrechtvaerdigt. I, H: 324 David doodt twee derde deelen der Moabiten. I , 64 322 brengt de Inwooneren van Rabba om. alsboven. zyn Vonnis , om den Akker, dien hy aan Ziba gefchonken had, met Mephibofeth te deelen, verdeedigt, 11, 77. 71 gedraagt zich regen Ab- falon als Bloedwreeker. II, 136. 424 . begeert van Nabal, volgens het oud herkomen , een gefchenk. 11,143.463 —r— telt het Volk. 1, 27. 110. 111, 174 213 —- bezondigt zich daarmede, alsbov. Zyne misdaad beftond eigentlyk niet in hoogmoed. 111, 174. 214. Ook daar niet in , dat hy den vereifchtenfikkel niet hadt laaten betaalen. 111, 174 216. Maar daar in, dat hy het Volk onder een flaafsch verband van Krygstucht zocht te brengen. 111, 174. 217 1 liet beurtlings 288000 Mannen in de Wapenen oefenen. 111, 174. 219 4— zocht aan den Israëlitifchen Staat eene krygskundige gedaante te geeven. alsbsven. was de eerfte Infteller van goede Krygstucht onder de Israëliten. 111, 175. 227 s— was in zyneRegeeringe bepaald. I, 55- 276 D avi d  beu MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 23^ David deed willekeurige (Jitfpraaken , door eene zucht lot alleenheerfching I, 56. 280 * verlamt de veroverde Paarden. I, 64. 334 > zyn vonnis tegen hem, die den armen Man zyn eerig Schaap ontnomen had. VI, 285. 86 . zyne Lyfwachten wa- .ren de Creti. V , 232. 16 «—- neemt Abifag van Sunem tot zyne Byzit. zonder met haar te doen te hebben. 1, 54- 270 —— ftelt eenen Opvolger op zynen Troon. 1, 55. 276 — verleent genade aan Simei, die zich aan de Misdaad van gekwetfte Majefteu hadfchuldiggemaakt VI, 295. 119 Decalogus, behelst geene Zedek ur.dige,'maar Burgerlyke Wetten. 11, 72. 23. V, 256. 223 •r— heeft geene Geestlyke betekenis. VI, 272. 5 Democratie. Zie Volksregeering. Denemarken, byzondere Wet van dat Ryk, ten opzichte.der ftraffen van zekere opzetlykeMoordenaaren. VI, 272. 10 JDeppfitum, wat te doen, indien het geloochent wierd. 111, 162. 128. VI, 289..96 ,~— in welke gevallen het vergoedt moest worden. VI, 289. 9; —— verloochening van he zelve kon meteen Schuld. Offer afgemaakt worden. V, 244.108. VI, 289 97 Despotismus. Zie MeenheerJcbing. Dibs, zekere Syroop uit druiven gemaakt. IV, 190.73 Dichotomie, geene ftraffe by de Israëliten. V, 231. 11 Dieven, werden Lyfeigenen, als' zy het geftolene nist konden weaergeeven. II, 123. 150. VI , 282- 71. VI, 284. 83 *— die des nachts by iemand inbraken , kondes ongeftraft gedood worden, VI, 273. 3 U nadere bepaaling in dit geval. alsb. Diefjlal van de goudeenzilvereVaten, daarvan kunnen de Israëliten niet befchuldigd worden. 111 , 179.245 moest twee- vier- of vyfvouwig vergoed worden. V', 243.97. VI ,282. 71. VI, 284. ,82. De redelykheid van deeze ftraffe breedvoerig aangetoont VI, 282.72. Deeze ftraffe kan by onze omftandigheden geene plaats hebben» VI, 282. 78 —■— ftraffe daar van by de Perfiaanen. VI, 282.72 werdby de oude^gyp. tenaaren harder geftraft , dan Mofes bevolen heeft. VI, 283. 79 ■ uit honger, fchynt by Mofes ecnigszinrs verfchoont te worden. Vr, 282.73. VI, 284.84 T 3 ÜiefM  238 TWEEDE BLADWYZER Diefftal ten tyde van Salomo werdt de ftraffe verhoogt. VI, 285. 85 • met geweld, of daarvan in het Mofaifch Recht iets ■voorkome. VI, 286. 87 van het Heiligdom. VI, 287. 88 ■ van Menfchen. Zie Menfchen- roof. Dienstmaagden, of haare Zoonen deel kon ten hebben ■ aan de Vaderlyke Erfnisfe. 11,79-83 aan de Zoonen , vóór derzelver Huwelyk , tot Byzitten gegeeven. 11, 87. 113. Voor deeze moest, wanneer de Zoon trouwde zorg gedraagen worden. 11, 87. 115- '1, 94- '7°Deeze werden op het ze-vende Jaar niet vrygelaaten. 11, 88. 117. Mofes heeft ten opzichte van deeze noch andere Wetten gegeeven. alsb. Zie Bywyven. die men in den Oorlog gevangen had, of de Israëliten dezelve trouwen konden. 11, 88. 123 wat men doen moest, indien men dezelve verftooten wilde. 11, 88. 124 > derzelver overfpel werd zachter geftraft , dan dat van eene wettige Vrouw. .11, 88 126. V, 264. 289 aan de Dochters dikwils als een Huwelyksgoed medegegeeven. U , 89.127 ' —— konden in plaatze van haare Vrouwen, Kinderen baareu. alsb. Dienstmaagden, of zy over't algemeen in het zevende Jaar vrygelaaten wierden. II, 327. 371 Dieren, die van eenen ander befchadigt of gedood waren, moesten vergoed worden. 111, 160. izo. Zoo ook defchade, die zy veroorzaakt hadde-n. alsb. die in eenen gedekten kuil gevallen waren, daar voor konde men insgelyks vergoeding eisfchen. VI, 280. 67 indien zy onder hunnen last bezweken , moest men ze helpen. 111, 163. 132 de Mofaïfche Wetten zyn zeer redelyk voor dezelven. 111, 164.135 die een Menfch gedood hadden, werden geftenigt. VI, 274.36. onder welke omftandigheden derzelver Eigenaar , om die reden , ook met den dood geftraft wierdt. VI, 280. 67 byzondere fchikkingen ten aanziene van dezelven. III, 164. 138 het gedrag der Menfchen jegens dezelve heeft invloed op hunne denkwyze. alsboven. mochten niet gefnee- den worden. 111, 168.158. 111, 168. 163 op hoedanig eene wyze getemd. 111, 16S 162. geduurende de reize in de Woestyne mochten de Israëliten 'er geene flachteu ,  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 239 ten, zonder ze teffens voor den Tabernakel te offeren. 111, 169. lóó. Zwaarigheden tegen deeze Stelling weggenomen, alsbov. enz. Deeze Wet werd niet zeer zorgvuldig waargenomen. 111, 169. 17Ó. Zy werdc in Palaeftina ingetrokken. lil, 169. 175 Dieren , van verfchillende foorten , mocht men niet laaien paren. IV, 220. 374 uit zulk eene vermenging geboren, of dezelve mochten gebruikt worden. alsboven. verdeeling van dezelven. lil, 165. 141 (huislyke} onder deeze waren de Osfen de voornaamfte. UI, 166. 144 hadden rust op den Sabbath. 111, 167.156 dewelke geoffertmochten worden. IV, 187- 46 (Wilde}. ZAe Wild. ( Onreine} ayn zulke , die men niet gewoon is voor Spyze te gebruiken. IV, 202. 189 van dien aart heeft men ook fommigen onder de Europeërs. alsb. enz. de Wetten van Mofes aangaande dezelve zyn op een oud herkomen gegrond. VI, 202. 192 zyn geene Zedelyke Wetten. IV 204. 211 ■ of de Jooden daa: mede mochten omgaan IV, 202. igt Dieren, (onreine} men had fommige afbeeld falen daar van in den Tempel, alsb. oogmerken van deeze Molaïfche Wetten. IV,203.197.IV,204.2I3 gezette grondregelen van deeze Wetten , ' ten aanzien der viervoetige Dieren. IV, 204. 206. ten aanzien der Visfen. IV, 104.209. tenopzichtedcr. Vogelen, alsb ten aanzien der lnfe&en. IV, 204. 210. Nadere bepaaling van eenige twyfclachtigegevalier:. IV, 204. 2G7 derzelver. Aas mocht men niet aanraaken. IV , 204. 212 verontreinigde. IV, 216. 331 hoe dezelve gelost wierden. 111, 145. 21 dewelke door Ziekte geftorven , of verfcheurc waren , mocht men niet eeten. 205. 2 f5. Byzondere redenen voor deeze Wet. IV,' 205. 206 (reine} indien men 'er Gode een Gelofte van gedaan had , konden zy niet gelost worden. III, 145 2 t —'■ die niet door betMes geftorven waren, verontreinigde. IV, 216. 331 (heilige} der iEgypte- naaren , mochten op ftraffe des doods niet gedood worden. 111, 169 172 • werden naa derzelver dood gebalfemt. e IV , 216. 3 3 2 Doch-  240 TWEEDE BLADWYZER Dochters , konden in gewoone gevallen niet erven. 11, 72- 73 J waar zy van moesten onderhouden worden , is ia de Mofaïfche Wetten niet bepaald. 11, 78. 74 konden erven , indien 'er geheel geene Zoonen nableeven. alsboven. wanneer zy erfden , mochten zy niet buiten haaren Stam trouwen. 11, 78. 75. 1', 100. 201 een Vader konde haar onder zekere omftandigheden een gedeelte der Erfenisfe toevoegen. 11, ^S. 76. Voorbeelden daarvan. 11, 78 77 enz. over haar had een Vader grooter gezag , dan over zyne Zoonen. 11, 83 100 betekent in de Wetten nooit Schoondochters. 11, 87 115 der Oosterfche Koningen worden dikwils aan iemand uitiietrouwt om hem daar mede een gefehenk te geeven. 11. 86 112 Pmfinen der Koningen. Zie Koningen. Djsd betekent dikwils niets meer dan ftraffe in het algemeen. I, io. 44- Vl, 285 86 Doodflag , onder welke uitdrukkingen dezelve in den Bybel worde voorgefteit. VI, 273. 17 onderfcheidene foorten daarvan, alsb. Zie Mom d. Doodflag , befchryving , en onderfcheiden kenmerken VI, 277. 22 is iets anders ais Moord. alsb. het geen'er tusfchen bqiden open blyft, is uic het Mofaifch Recht niet gemaklykintevuiien. alsb. foorten van Doodflag, die in het geheel niet geftraft werden. VI, 273.31 -—- aan eenen Lyfeigenen gepleegt, werdt of in het geheel niet, of ten minften niet met den dood geftraft. VI , 277. 55. Dit geldt ondertusfcnen alleen van vreemde Knechten. VI, 277. 58 -— Kif onvoorzichtigheid , werdt in zekeren opzichte geftraft door eene verbanning in de Vryfteden. VI, 279. 63- Zie Vryfteden. beeid, het ftooten vaneenen Os , veroorzaakt, of dezelve geftraft wierdt. VI, 280. 66 ——daar men den Daader niet van wist, hoe men het Land daar 'tan moest zuiveren. Vl. 278. 60 Djod -ftraffen. Zie Leevensftraffen Doode Licbaamen lang boven aarde te laaten, is gevaarlyk. IV, 215. 325 werden by de M- gyptena-ren van Kinderen tot Kindskinderen bewaarti alsbovem Doode  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN» 24 s Doode lichaamen van hen, die in eenen Veldilag gefneüvelt waren, hue men daar medehandeie. IV, 2 15 326 Dooden bezwaren, eene foort van Waarzeggerye. V , 254. 204 — —Saul maakt'er gebruik van V , 254 205 Doovtn , voor dezelve heefc Mofes, door eene byzondere Wet , gezorgt. 11 , 141. 438 Dravik onder het Koorn , is nadeelig. iV, 218. 348 , —1 ■» Aanmerkingen daarover, alsb]. enz* Dnnkaart, die niet te verbeteren was, werd op de klichte van zyne Ouders gefleenigt. Vl", 294. 112. Ver- . dediging van deeze fchikking. Vl, 294. 113 enz. Dronkenfchap heeft in Zuidlyke landen gevaar!yker uitwerkfelen, dan in 't Noorden. VI, 294- < <6, 11: .-—— of men tiaar toe in he Zuiden ligt er, dan in hei Koorden kome. alsb Druiven Jap was in /Egyptn niet verboden. IV, 190.8; -—- heeft, gegest of onge. gest , eene verfchilk-ndi kracht. IV, 190. 81 Duellen Zie Tweegevechten. E. Eb At, ofdeSteenen, waa in de Wet gegraveer was , daar op gelegt zyt 11, 69. TL Deel. Eis al, of op deezen berg de Zegeningen en Vloeken uirgefproken zyn. 11,70.9 Echt. Zie Havielyk. Echtbreuk een rede van Echt» fcheidinge. 11, 120. 32c» met eene Lyfeigene konde door een Offer afgemaakt worden. v, 244' 108. V, 264. 289 > ftraffen der Siaauinne in dit geval. V', 264. 291 . - waarom de . ftraf hier minder was. alsb. wat daar ouder in het- Mofaifch Recht eigentlylé verftaan word. V, 259 243 uit het Arabifch opge- heldert. V , 259. 249 wordt in het gemeene' leeven in eene uitgertrekteren zin genomen , dan in Rechten. V j 259. 245 deszelfs ftraffe was by de LsraëlitendeDood. V3 260 250. tegenwerpingen daartegen beantwootd uit de omftandigheden der fsraëlitën. , V , 260. 251 , onderfcheid van het Mofaifch en Muhammedaanfeh Recht in het ftraf! fen van Echtoreuk. V , » 2Ó1. 259 enz- waarom Muhammed deeze Misdaad niec df.n met 100 Hagen deed ftraffen. V, 261. 27O r ^— de foort e van Dood1 ftraffe daar op is by Mo1. fes niet vastgefteld. V $ r 2Ó2. 27c?  uja TWEEDE BLADWYZER. Echtbreuk, de foort van doodftraffe beftond niet in wurgen. V, 262. 271 -— waar- fchyniyk in de fteeniging. V, 262. 272 de moeijelykheid van deeze misdaad te bewyzen werdt door het afneemen van den Eed by het Vloekwater vermindert. V, 200. 258. Zie Eed van Zuivering en Vloekvoater. Echtscheiding wegens mangel van't natuurkundig teken van Zuiverheid, is rechtmaatig. li, 93. 160. Wat liet Huwelx ks-Recht der Christenen , ten dien opzichte behoorde tebeveelen, en wat hetzelve waarlyk beveele. 11, 93. 161 Mofes was niet voor dezelve. 11, 119. 307 de Wet daarvan uitvoerig verklaart. II, 119.309 gefchiede volgens Mofes , zonder den Rechter daar in te kennen. 11 , 119. 310 deoorzaak daarvan laat hy aan het GewTeeten van denManover. 11, 119.313 Plechtigheden van dezelve by de Arabieren II, 129. 314 by de Israëli ten. alsboven. ■ of het Huwelyk na dezelve wederom vernieuwt konde worden. II, 119. 319. Byzondere gewoonte der Arabieren indit geval. 11, 119 321 Echtfcheiding, twist tusfchen de fchooneHilielsenSchamai over de oorzaaken van dezelve. 11,120.323. het oordeel van Christus over de geoorlooftheid van dezelve. II, 120. 325 gewaande Oorzaaken • tot' dezelve, die men in eie woorden van Christusnier. vind, getoetst. 11,120. 328 ftrengheid van het li u- wely ks- Recht der Christenen in,dit geval ten deele gepreezen. II, f2o. 335 verlegenheid , waarin Theologanten en Rechtsgeleerden zich dikwils bevinden, wanneer hun bericht gevraagt wordt. Zie Scheldbrief. Ed"- I, 45- 214 Edomiten, aangrenzen.ieNabuuren der fsraëiiten. I, 22. 63 konden het Burgerrecht ,onder hen bekomen. ll'^p 431 hadden de Befnyding. IV, 184. 7 Eed, is heden ten dage geen krachtig middel , om de menfch en tot gehoorzaamheid aan de Wetten te verbinden. II, 70. 14. VI, 3©i- l..— omring een dubbeiddeel vandeErfni'sfe. 11,79.81 voor den tyd van Mofes daar voor de eerft? Zoon der meest beminde Vrouw verklaart, 11, 79 83 kwaadc gevolgen daaruit voortij Oiïltndc, alsboven, Eerstgeboorne, wie daar voor te houden , door Mofes vastgeftelt. alsbov. li, 84* 105. 11, 94. 169 -■— had verfcheiden Rechten op de andere Kinderen? 11, 84. 107 sr*— wat men onder de tweeden Eerstgebooren te verdaan hebbe. IV, 139. 107 Ecrftelingen , moesten van al wat leeven had, en van alle Vruchten gegeeven worden IV, 193. 104 de eerfte waren voor den Priester, alsb. Van de tweede was een gedeelte voorde Armen. 11, 143 459 onderfcheid tusfchen offerbaare en niet offerbaare dingen. IV, 193.104 enz. van Hinderen , werden door den Priester gewaardeert. IV, 193. 305 —;— van onreine Dieren , hoe daar mede gehandelt wièrd, alsboven. -— van Vruchten, behoorde den Priester. IV, 193. 106 van eenen anderen aart moesten op het Altaargebragt worden.IV, 193.107 watondertweedeEerst- lingen te verftaanzy. alsb. Eetwaaren vandezelvemochten zy eeten die daar mede omgingen. 11. 130. 380 uit het groeijend R;k, geeven niet veele fterkte. IV, 109.69 Zié%é. Elle naar dezelve was* in den Tabernakel alles gemaakt. JV, 227. 398 Me,  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 245 EUe , diende in vervolg van _ tvd voor eenen Maafftaf. IV, 227. 400. Zie Gewicht ■ Maat. Emir een Stamoverfte by de Arabieren. 1, 46. 217 ■ Engeland, veelvuldige Vineryen aldaar over de Trouw- ple chtighederi. 11, 91. i,vó ■ -— fcheidde zich van de Roomfohe Kerk by gebrek eener gezonde verklaaring van de Mofaïfche HuwelyksWeiten. 1!, 101 207 ... heelt al te ftrenge Wetten tegen Schuldenaaren. III, 147. 40 * aldaar zyn deSlachiers van het Rechterampt van twaalf perfoonen uitgefloten. Hl, 164. 136 een'ge Aanmerkingen over de Wedlopen en Stoeteryen aldaar. III, 166. 153 -— burgerlyke flraffe aldaar op het ligt vaardig zweeren V,\<57. 237 , is zonder vrucht. alsboven. E p h it a 1 m , tusfchen deeze Stam en dien vanjuda was een geduurigeNayver. i, 47. 22Ö E pip h anus , zyn geruignis aangaande de verdeeling der aarde van Noach beoordeelt. 1, 29. 131 Erfdeel , was alleen voor de Zoonen , maar niet voor de Dochteren. 1!, 78. 73 konde door den Vader ook wel aan zyne Doch¬ ter worden tocgevoegt. II, 78 74 ïrfJeel bekwamen de Dochteren , als 'er geene Zoonen waren. alsin — bezat Maria, de Mo iflei van Jezus. '■ 11, 78. j6 Erfelyke opvolging der Konin"gen. 1, 60. 3C2 -— Verpachtingen , heb ren onder de fsraëliten geCTlH plaats gehad. II, 77. öp Erfenis , boe dezelve onder de Zoonen verdeelt wit r.!. 11, 79- 81 ■ wanneer men dez« re aanvaarde, gal'men bj Cl i Arabieren iets aan de Armen. II, 143. 462 . wierdt dikwils by het L.ot verdeelt. VI, '304.169 Erfvyandén der Israëliten opgetelt. I, 63. 3i£ Ervath Dab ar wordt opgehelderd. 11, 120. 325 verkeerde Verklaaring deezer Uitdrukkinge. II, 120. 337 Etymologie. Zie Naamsafleiding. Enpbraat , was de Oostlyke Grensfcheiding der fsraëliten. _ I, 23. 76 Eeuwig , wat dit 'woord in de Mofaïfche wetten voor eene betekenis hebbe. I, 9 35 Ezels zyn in het Zuiden luchtiger dan in het Noorden. Hl, 166. 155 daar van te eeten , is fchandelyk. IV, 202. J91 V 3 F. Fa.  lefi TWEEDE BLADWYZER F. Familien , eene mindere afdeeling der Stammen. I, 46. 2fq derzelver nadere verbinding onder eikanderen is geen oogmerk van de Mofaïfche Huwelykswetten. II, 106. 230 derzeiver macht tegen te gaan was het doelwit niet, Waarom Mofes de Hawelyken ouder Bloedverwanten verbood. 11, J06. 231 hadden hunne byzonde re Feesten. VI, 201. 185 -— Hoerery in dezelven , maakt een Volk ondeugend.' II, 108. 237 Feest der Bazuinen. Zie Nieuw - yaar. Feesten Qbooge') gaven byde Jsraëliten gelegenheid tot Koophandel. I, 39. 195. IV , 198. 164 — ■ op dezelve was'er ftilftand van Wapenen in den Oorlo~. I, 65. 335 Offermaaltyden gehouden. IV, 189.62. IV, 197.145 werden met Dan- fen en Lofzangen geviert. IV, 197- «52 de voornaamften waren het Paafch-Pinxteren Loofhutten-Feest. IV, 197. 154 enz. . duurde zeven dagen , die evenwel alle geene Vierdagen waren. IV, 197- 148 Feesten (booge} welke dagen van dezelve rustdagen geweest zyn. IV, 197. 149 dienden om lichaam en geest'te verkwikken. IV , 198. 158 derzelver Itaatkur- dig oogmerk «'as het Volk onder eikanderen meer te verbinden. IV, 198-160 ring en Oorlog voor te komen.' IV, 198. 162 waren dienltig om den Almanak te verbeteren. IV, 199. 169 werden naar den Oogst gerekent. IV, 199. 170 andere Feesten , zoo als der Nieuwe Maane , het Feest der Bazuinen, en de Verzoendag. IV, 200.178 Mofes verbiedt niet in het vervolg noch andere in te ftellen. IV, 201. 185 Familie - Feesten waren niet ongewoon, alsboven. —'■— waarom geene van dezelven by de Israëliten in den Winter vielen. IV, 201. 186 Finlanders worden van eenige Sweedcn voor Nakomelingen der tien Stammen Jsraëis gehouden. I, 29. 138 Formulier van Eedzweersn.byde Hebreeuwen, VI, 303.157 by de Arabieren. VI, 303. 159 van bedriegelyke Eeden. VI, 303 165 Frank-  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 247 Frankryk men vind daar op de Ontleedkamers zelden eéri Hymen. 11, 92. 14,5 1 vermindert van Eeuw tot Eeuw aan Inwoonersalsb. Reden van die ver. mindering. alsboven. ■ Overfpel wordt daar veeltyds als een Galantery aangemerkt. V, 260.257 G. Ganzen, of dezelve onder de verbodene fpyzen behoort hebben. ^,203.203. IV, 205. 223 derzelver Vet gebruiken de hedendaagfchejooden, in plaatze van Olie. IV, 205 222. Zy doen'etniet wel aaiv alsboven. Gahisim of men op deeze Berg de Steencn , waarop de Wet gefchreeven was , heeft nedergelegt. U, 69. 5 op denzelven is Zegen en Vloek uitgefprooken. 11, 70. 9 door de Samaritaanen voor de waare Offerplaats gehouden. IV, 188 54 Redcntwist daar over tusfchen de jooden en Samaritaanen. IV, 188. 55 s Gastmaalen moesten op zekere tyden van't overblyffel der dankofferanden gehouden worden. ii, 143- 4ö° de. Armen wierden 'er by genodigt. 11, 143- 461 " waren weleer meestal Offcrmaalty'den. IV, 189. 62. Waren zeer gemeen. alsj. Zie Offermaalfjden. ledacbten , die in iemand , ondanks zich zeiven, opkomen, moeten van Geloften onderfcheiden worden. ■ 1U, 145. 9 Godtsksterhjke, die men wil , dat door den Satan ' worden ingegeeven. alsb. Gedenk - Ceduls , door Mofes bevolen. IV, 122. 380 Gedenktekens aan de Handen en voorhoofden der Israëliten. alsboven. aanvde posten deiDeuren. IV, 222. 381 Gekruisten , waarom als vervloektaangez. V, 235. 32 moesten voor Zonnen- Ondergang afgenoomca worden. alsboven. Geld deszelfs nuttigheid beftaat in de draagbaarheid. I, 54- 271 van Metaal hebben de Israëliten al vroeg gehad. ii, '81. 92 werdt in den be. ginne flechts gew.oogen. ii, 82. 95 voordeel van het gewogen Geld boven het gemunte. 11, 82. 96 hoe deszelfs alloy bewezen wierd. 11, 82. 70 men hadt ten tyde van Mofes nauwlyks het vyftigftedeel van't geen men nu heeft. V, 243. 100 Geldboete was voorde beleedigde Party, niet voorde Overheid. V, 243. -97 Geldboete  248 TWEEDE BLAD WYZE R. Geldboete , verfcheiden foorten daarvan. V, 243. 97 —— werdt door Mofes niet in Vee, maar in Zilver bepaalt. V,r43.99 moet verhoogt worden naar maate de veelheid van Zilver en de rykdom by een Volk toeneemen. 1,9. 34 de hoogfle was in den tyd van Mofes 100 lik kelen Zilvers. V, 243. 99 heeft in vervolg van tyd hoger moeten gefieldworrit'n. V , 243. joi -—- moest een Man geeven, die zyne Vrouw vaMehlyk befchuldigde, dat hy haar .liet zuiver bevonden had. VI, 291. 104 Geleende Lastbeesten, wat Mofes belasfe, indien zy befchadigt wierden. UI, i5. 119. Zie Leenen. Geloften , eene Akker , die daar door Gode geheiligt ■ WdS, konde gelost worden. 11, 73- 8ï " of Ouderen , door middel van dezelve , hunne— , Kinderen Gode konden heiligen. Hl, f45 24 ' iemand konde daardoor een Lyfeigen van het Heiligdom worden. 11, 124. 354- Op welken voet eenen zodanige gewaardeert wierdt , indien men hem losfen wilde. alsboven. ■ mosten van Godt aan- - genomen worden. III, 144. I en 5 Geloften , wat Jer vereifcht worde , indien zy in eenen Zedekundigen Zin goed zuilen heeten. Hl, 144- * en 3 indien zy tegen gewichtigere plichten aanlopen , zyn zy zondig alsb. —— hebben in het Nieuwe Testam. geene verbindende kracht. lil, 144 4 —— Mofes heeft ze uit het oud herkomen laaten over blyven, en 'er zekere bepaaling aan gegeeven. III, M4- 5 -— hoe een wetgever zich ten haaren opzichte te ge* draagen hebbe. 111, 144.6 ■ by de Israëliten heeft Godt zelf zien daar over verklaart. alsboven. —- moesten met den mond ui (gefproken worden. UI, 145 8. Redenen van deeze verordening. alrb. die alleenlyk in dcgedachten gedaan zyn, kunnen iemand gewetensangst veroorzaaken. 111, 145. 9 * enkele denkbeelden , die in iemand , zyns ondanks, opkomen, moeten daar van onderfcheiden worden. alsboven. — van fommigen konde iemand ontllagen worden, van andere niet. UI, 145.11 *— misbruik van dezelve. lil, 145. iQ — (enkele} verfch'ilien nog van Cherem. 111, 145. iI( Zie Verbannen. Geloften,  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 249 Geloften , Soorten daar van waren a ) Offeranden, i? ) Landeryen, c) de Perfoon 2^-lve die de gelofte deed, om een Lyfeigen te worden van het Heiligdom , d) Nafireërs, e) Tienden. 111, 145. 2t enz. * of onder dezelven ook; die van eeuwige kuisheid behoorde. UI, 145- --1 konde men gedeeltlyk met geld afmaken gedeeltlyk niet. Hl, Mo- 22 *—- het ontflag van dezelve moest van den Priester komen. 111 j 146 33 ■ van Dochters of Vrouwen , konden door derzei» ver Vaders of Mannen vernietigt worden- lil, 146.34 ■ men vindt by Mofes niets, om iemand daar toe over te haaien. alsb. * (kwaadaartige) van Kinderen , ten naadeele hunner Ouderen, worden van Godt niet aangenoomen. VI, 293. io8 Gelykenis van Christus , van bet Onkruid onder de Tar ner Wetten. alsb. van Susanna en Daniël is een onwaarfchynlyk verdichtfel. VI, 300. 13? X Gejcbied*  250 TWEEDE BLAD WYZE R Gefchiednis van Susanna en Daniël is niet gefchikt om aan 't Mofaifch Recht eenige opheldering te geenen. VI, 300. 137 fpronglyk in het Griekfch befchreeven. alsboven. dubbeld. verhaal van dezelve. VI, 300. 139 ; —— aanmerkingen daarover, alsb.enz. Gefïacbt C evenredigheid tusfchen 't Manlyk en Vrouwelyk) ishetnadruklykst bewys tegen de Veelwyvei7- H, 9?- 172 ■ (ofhetVrouwlyke") in Aflen talryker zy dan het 1 Manlyke. II, 96. I?7 Geflacbt- Registers , door de Schryvers opgemaakt. I, . . , Si- 237 in dezelve zochten de Israëliten eenen byzonderen roem. I, 37. 188 Getal der Inwoonderen van Palaiftina. I, 26. 101. 111, 173. 398 - is niet te groot voor hetzelve I, 26.' 104 kanuithetge- - tal der Paafch-lammeren niet opgemaakt worden. 111, 173. 204 betuigen maakten het begin met de uitvoeringe van doodvonnisfen. V,233.21 (twee) die in hun ge- — tuigenis overéénkwamen, maakte eenen Misdaadiger des Doods fchuldig. V, ■ 233. 21. VI, 299. 133. Aanmerking daar over. n, . V » 233- ü betuigen moesten altous, eer zy getuigden, eenen Eed doen. VI, 299. 132 werden eik byzonder, maar in tegenwoordigheid van den Befchuldigden , gehoort. VI, 290. 135. Het geen uit de géfchiednisfe van Sufanna upgehe'. dertword.VI, 300.137 enz Getuignis (valfcb) verboden. VI, 192. 105 in welke gevallen ^ geftraft. VI, 292. 106 levangenneeming in den Oor„ log. I, 64. 332 gevangenis was geen middel om eenenSchuldenaartot betaaling te noodzaalcen. 111, 149. 56. Eerst in vervolg van rvd by de Jooden in gebruik gekomen, lil, I49. gT — als eene ftraffe , was in ^Egypten in gebruik. V, 338. 47 — befchryving vandézel* ve, zoo als zy daar plaats vindt. V, 238.48 — men bediende zich daar toe van Putten of Waterkuilen. V, 238. 49 —■ komt by Mofes niec onder de Lyfftraffen voor. alsb Redenen daar van by- gebracht. alsboven. — in laatere tyden by de Israëliten aangenomen. V, 338 51 Gevan-  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 251 -Gevangenis, foorten daarvan. V, 238. 52 — is voor eenen Europeer eene hardere ftraffe , dan >our eenen Afiatifehe. V, 238 51 Gevoeg (hun) mochten de Israë'.iten in het Leger niet doen. lil, 182. 258- Redenen van dit verbod, uit den Eerbied voor het Leger. I, 13- 50 Ceweetensdwang , vindt men niet by de Godtsdienftige Wetten van Mofes. I, 33168. IV , 184. 7 enz. Gewicht wordt door allerleie toevallige om Handigheden verandert. IV, 226. 390 de verandering van het zelve word geduuriggrooter. alsboven. ■ voorflagen om één en het zelfde Gewicht altoos te houden. IV, 426. 394 > met het zelve hielden zich in iEgypten de Priesteren op. IV, 227. 395 —- Schikkingen van Mofes , om het zelve altoos onverandert te bewaaren. IV, 227. 398 . het echt Model daarvan was aan den Tabernakel, IV, 227. 407 . de Priesters hadden 'er het opzicht over. IV. 327. 40; of de Israëliten vreemt gewicht hebben mogen ge bruiken. IV, 227. 41: (vreemd') waaromdoo Mofes niet verbooden IV, 227. 412. Zie Elle. Maat. Gewoonte (oude) vooronderftelt Mofes by veele zyner Wetten. I , 3. 10 Zie Herkomen. dezelve te willen affchaffen , is dikwils gevaarlyk. 1, 7- 21 Gewoonte -recht [j*s confuetudinarium] vooronderftelt Mofes by zyne Wetten. I, y 10 Gibeoniten verkrygen, door bedrog, Vreede. 1, 62 - 311 Gideon maakt een Beeld der Godheid. V, 245.118 Gier-Arend. Zie Raham. Gilead , da gelegenheid van deezen Berg bepaald. 1, 23. 78 Godt noemt zichzelf Koning der Israëliten. I, 34. 170 fchryft zich in eenen byzonderen zin , het Eigendom toe, van Palxftina. I, 34- 171 gaf zelf Wetten aan de Israëliten. I, 35- '74- zie Godtsregeering. Goden, dus werden byde Israëliten derzelver Overheden genaamr. 1, 35. 175 VI, 29S u8 -—■ der Heidenen, of Mofes verbooden hebbe, hen te lasteren. V , 151'. 179 . Godtsdienst en Wetten gaan by Motbs gepaart. 1, 13. 47 . —— geeft mcerkrachts aan de Wetten. alsboven. X 2 Gsdts-  cga TWEEDE BLADWYZER. Godtsdienst is't eerfte hoofdoogmerk van den Mofaïfchen Staat. 1, 23. 162 is geen hinderpaal in het maaken van een Verbond. J, 61. 305 ~ (dwang in den) vondt by de Israëliten geene plaatze. IV, 184. 7 Godtslastering was . zoo wel aan Vreemden als Inboorlingen, op ftraffe des doods ■verbooden. V, 251. 178 ! of daaronder ook het lasteren van Heidenfche Godheden begreepen ■worde. V, 251. 179. De Wetten, waaruit men dit zoekt te bewyzen , kunnen ook eenen anderen zin hebben. alsboven. 1 was altoos zondig maar zulk eenen , waarby de naam van Jehovah werdt uitgefproken , werd als de_ grootfte Misdaad aangezien, en met de* dood geftraft. V, 251. 184 Godtslasterlyke gedachten , die iemand tegen wil endank invallen , wat men daarvan te oordeelen hebbe. _ . HU 145- 9 bodts- regeermg , wat daaronder 'Verftaan worde. I , « nukken, waaruit dezelve beftond by de Israëüten. I, 35. 174 Godtfpraaken der Heidenen , l deeden in eenen Staat veel kwaads. V, 246. 122. V, *94' Waren onzeker en on verftandig. alsb. Zie Waarzegger*]. Gocl . de oorfprong van dit woord is onzeker, f, 15. , 54- 11 > 131- 385 tt-» een bynaam van eenen naasibeftaande.11, 137.426 —!-! konde eenen verkochten Akker losfen. 11, 73. . fl8. II , 137. 425 Zie Bloed - wreeker. l.eviraat r Huwelyk Voogd. Gonorriicea. Zie Zaadvloed. Gosen, over de gelegenheid vau dit Land wordt getwist. I, 21.65 ftrekt zich verre ten Oosten in Africa uit. I, 2t. 66 t— mocht niet van de Israëliten verovert worden. 1, 54 266. Redenen van dit verbod. I, 21. 67 Gtud, werdt in den beginne alleenlyk tot cienad gebruikt , en eerst ten tvde van David als Geld. 11, _ , 82. 94 «712. hraaden , of Mofes dezelve by zyne Huwelykswerten bedoeld hebbe. IV, i0i. 209. Redenen voor en tegen, alsboven. Zie verboodene Huwelyken. ?i«,pp*Tiis, zyn niet altoos* Schrifigeleerden , maar ook Amptenaaren, die de Monfter-rol hebben. Hl, 176. 229 jraven , moesten verre van de Wooningen zyn. IV, 2'5- 023 Graven-  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 253 IrWn in de Kerken , zyn zeernadeelig.lV.215 923 Qrenfen der Israëliten. Zie Palejlina. Grenspaal™ mochten niet verzet worden. IV, 224 384 Grondregelen van den Israëlitifcbèn Staat waren o) de uitroeijing van Afgoderye 1, 34. 171- &) de Israëliten van andere Volken aftezonderen. I, 37 -86. c) te maaken dat de Akke ren niet konden vervreemd worden. I, 38. 191 Ofmvel , war men daar onder te veifuan hebbe. U , ui. 255 H. Haagdisfen fommige foorten daar van mochten niet gegeeten worden. IV, 204.21 o —— verontreinigden^ wanneer zy (lierven , alles , daar zy in gevallen waren. IV, 216. 333 o— of de menigte vandoode Haagdisfenin iEgyptcn hedendaags de oorzaak van dèPestzyn. IV, 216. 334 Uaazen worden by de Arabieren gegeeten. IV, 203. 20i H aller deszelfs ontleedkundig bericht aangaande het Hymen. 11, 92. 145 Handwerken , worden by de oudfte Israëliten niet gevonden. 1, 38- I92 Hanover , hoe men aldaar de Huwelykswetter van Mofes , met betrekkinge totdeGraaden, opvatte. 11, 101. 209 Hardheid des harten , Mofes veroorlooft des wegen veele dingen , die hy anders niet goedkeurde. 1, 5. 17. zooalsdeVeelwyvery. 1!, 96. 180. de Echtfcheidin^ 11, 119. 307. den' Bioedwreeker. 11, 136. 415 Hayr, het uitvallen daarvan ' is niet altoos een teken van Melaatsheid. IV, 210. 272 wat Mofes aangaande 't fcheeren van'tzelvebevolen hebbe. IV,225 386 Hebreeuw, wie daaronder te verdaan zy. 11,127. 364 Heb ron , Abfalon geeft voor, daar te willen offeren. IV, 188. 59 . Heeren , derzelver Rechten om tien t hunne lyfeigenen. 11, 126. 360 wanneer meer bepaalt. 11,127. 363 Zie Lyfeigenen. Heeren dienjlen } moesten de lsraëliten fomuylen hunnen Koningen bewyzen. 1, 59. 296 daartoe gebruikte men meestal de Cananiten , die in het land waren overgebleeven. a'sboven. Hier in volgde men de Staatkunde van ^Egypte. 1, 59. 297 Heidenen, van dezelven moesten de Israëliten afgezonden blyven. 1, 37. 186. 1, 41. 207 X 3 Hl"1-  251 TWEEDE BLADWYZER. Heidenen betwisten aan Jehovah zyne Godtbeid niet. 1, 33. 167 —- met hen in verbond te treeden , was niet verboden. 1, 6\. 304. waarom de Propheeten daar zoo fterk tegen geyvert hebben. l,6i. 307 ■—— vereerden de Ondergoden, om tydlyk voordeel. . t .,. 33- 167 de Israehten mochten, onder zekere bepaalingen, derzelver Dochteren trouwen. 11, 100. 203 Heilig land , wat daar onder eigcntlyk verftaan worde. Zie Palajlina. Heilige Plaatzen , op allen mocht niet geofi'ert worden. IV, 188, 5£ Zaaken , Diefftal aan dezelve, konde dooreen Schuld-offer geboet worden. _ V, 244 104 indien men'er zich aan bezondigr had, raakte men op dezelfde wyze vry. . V, 244. 107 of 'er in het Mofaifch Recht iets voorko- ■ me , betreffende het ontvreemden van zoodanige, die inden voorhof behoor- den. VI, 287. 88 Heiligen , betekent dikwils zoo veel als Verbannen. 111, 145. 15. Zie Verbanning. Gelofte. Hekfery Zie Tovery. Hemath, dus noemden 1 ds Israëliten de Stad Epi- pbania , aan den Orontes. 1, 25. 94 Herders (zwervende) hadden hunne eigene gebruiklykheden , die op de Mofaïlche Wetten invloed gehad hebben. 1, 4.14. Zie Nomaden. Herkomen (oud) vooronderftelt Mofes by zyne Wetten. 1, 3. jo. 1, 7. 21 veroorzaakt in 't Mofaifch Recht veele gaapingen. 1, 3. 11 deszelfs gebruik by de Huwelyks-wetten. 11, 110.252. 11, 98.187 Her m o n een gedeelte van den Antilibanon. 1, 25. 95 HittODoTtis verdient geloof in hetgeen hy van JEgypten zegt. iV, 190.75 Hetwogenea [dingen van verfchilienden aart] , by e', kanderen te voegen, was den Isrnëliten verbooden. IV, 218. 342. Zie Dieten. Klederen. Zaad. Hieroglypben behelsden by de -fëgyptenaren fchatten van geleerdheid. V, 250. 173 werden van den gemee- nen man als eene Godtheid aangezien. V, 250. 174 zyn door Mofes verboden, alsb. Redenen van dit verbod bygebragt alsb.enz. zyn tot op deezen dag on verftaan baar, en zullen het wel altoos blyven. V, —. 25c 176 iierogrammateis by de . 359' Huid (Ziektens der) tegen dezelve verzette'ïich M ofes in zyne Spyswetten. IV, 203. 302. IV, 205. 222. iv, 206.226. iv, 209.262 Huisraad, met hetzelve konde eene Schuld - eisfcher zich betaalt maaken., 111, 148. 54 '- hoe het verontreinigd wierdt IV, ai?. 336 VL Veel. Huizen , mochten door de Israëliten vervreemd worden. II, 73- 32 konde aan eene fchuld- eifcher vervalle. 111,148 46 door de Nabatreers voor hunne Vryheid naadeelig geoordeelt. IV , 190. 83 -— Melaatsheid aan dezelve. IV, 2iï. 289 Zie Melaatsheid- Snipeter. ■ aan de Posten van dezelven moesten de Israëliten Gedenk - Spreuken fchryven. IV, 223. 381 zorgvuldigheid ten opzichte van de Daken. IV i 223. 38*3- VI, 2H0. ÓS aai-* der Vaderen, wat daarmede bedoeld worde. I, 46. 219 Huwbaarheid, in het Zuiden" komt men vroegertotdien Haat dan in het Noorden. 11, 96. 181 Huwelyk , Rechten der Ouderen by het Huwelyk van hunne Kinderen. 11, 83- 90 —1— gefchiedde doorgaands door middel van koopen. II, 85. 107 van de hedendaagfche Jooden door den Grosfcfani li, 85. 1C9 ^— voorbeelden van zulke Huwelyken , waar by de Vrouwen niet gekocht waren. . H , 86. 111 plechtigheden daar van door Mofes wyslyk niet bepaalt. , 11, Ülf f3c -—• Plechtigheden by, dé y isra-  258 TWEEDE BLADWYZER Israëliten vóór de Babylonifche Gevangenisfe. 11, 9-- 139 (vroeg) het aangaan daar van zocht Mofes te bevorderen. 11, 90. 130 is in het Oosten, een gevolg van vroege Huwbaarheid. 11, 96. 181 ' konde tusfchen Lieden van verfchill. dammen gefloten worden 11, 100 20I ■ der Melaatfen was niet verbooden. IV, 210. 264 welke byzonderheden Mofes by "het Huwelyk met Vreemdelingen bevolen hebbe. 11, 88. 117 het zelve te bevorderen is heilzaam vooreenen Burgerftaat. 11, 90. 130 kan door geene Wetten gedwongen worden, alsb. algemeene fchikkingen van Mofes tot deszelfs bevordering. II, 90. 131 ■ byzondere fchikkingen ten aanzien derKrygsdienilen tot dat zelfde einde. Hl- "77- 233 by hetzelve werdt niet op gelykheid van (iaat gezien. 11, 99. 199 waar op een Priester by hetzelve te letten had. II, 99. 200 belofte van hetzelve , dikwiiseen middel om jonge Dochters te verleiden. II, 108. 237 ï eener Dochter, daarin had haar Broeder veel te zeggen. II, 83. ior tusfchen Ouderen en Kin¬ deren, heeft verfchrikiy'ke gevolgen. II, 108. 237 Huwelyk tusfchen Ouderen e,i Kinderen, was zonder eenige hoop van veroorlooving verboden. 11, 108. 237 — Vader en Dochter , was by de Cananiten niet in gebruike. 11, 113. 270 • waarom door Mofes niet uitdruklyk verboden. 11, 113.269 Moeder en Zoone , is verboden. 11, 113. 271 Broeders en Zusters is op zich zelf niet zondig. 11, to8. 245 heeft ailer- verderfelykfte gevolgen. 1!, ic8. 237 was van eenen anderen aart by de Kinderen van Adam. 11, 108. 544 ■ was niet ongemeen ten tyde van Abraham. 11, 110. 255 is volftrekt verboden. 11, 112 360 op hetzelve was de ftraffe van Uitroeijingegeftelt. 11, J14. 270 V, 265. 298 mes*zyne Kleindochter , uitdruklyk verbooden. II, 113. 273 met Moeder en Dochter , daar op was de Dood geftelt. V , 265. 297 met zyne Stief - of Schoonmoeder , konde nooit toegelaaten worden. II, 112. 260. 11, 113. 272 eer-  t,ER MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 259 eerfie ftond den Vloek , 11. 113. 27a- Wordt ook met den Dood geftraft. V , 2.Ó5. 297 Huwelyk met zyne Stief- of Schoonmoeder, word tn het N. Testatn. onder de affchuwelyke Ontuchtigheden der'Heidenen geftelt. H, 113 273 •—- met zyne Moey , zoude voor Ouders fmartlyk hebben kunne zyn. 11, 107 235 ^ uit dergelyk een H uwlyk is waarfchynlyk Mofes gebooren. .11, 110. 252 , ,— den Israëliten alleen verbooden 11, 112. 265. 11, 116. 252 . met de Zuster zynerover- leedene Huisvrouvje geoorloofd. 11, 116. 288. 11, 1.1.7. 295 . . met twee Zusteren te gelyk verboden. 11, 116.288 Rede voor deeze gedachte en tegenwerpingen beantwoord. alsboven met de Weduwe zyne. Broeders , indien dezelv< Kinderen had nagelaaten verboden. 11, 9S- l9' ï_ - het Verbot daar van geldt alleen d Israëliten. 11, 112. 26. - wat men dor de Onvruchtbaarheid, al eene Straffe van dit Hu welyk, te verftaan hebbi 11, 116. 290. Zie Lev raats Huwelyk. Weduwe e nes Broeders. «-— met zyne Nicbte geoc loofd. U, I17-295 Huwelyk ■tusfchen aangehuwde • Kinderen, of Mofes dit verboden hebbe. 11, 115.282 ■ met de Weduwe van zynes Moeders Broeder , niet verbooden. 11, 117. 295 ?ii'«t zynes Broeders of zynes Zusters 'Louis Weduwe , niet verbooden. alsbovei.. met de Weduwe van zynes Vaders Broeder verbooden. 11, '09- 25I alleen den Israëliten verboden. 11, 112. 267. 11, 116. 292 , . of dit verbod ook op eene Stiefbroeder zie. 1), u6 293 de ftraffe daar op geftelt, was onvruchtbaarheid. 11, 116. 292. V, 265-300 met de Stiefmoeder zynes overheden Huisvrouwe was geoorloofd. 11, 11.6. 294 . met zyne Stief- of Schoondochter , volftrekt ongeoorloofd. 11, 112. 266. U, 113. 274 , Reedenen , waarom onder de Christe! nen niet te veroorlooven. alsboven. , , op het laat- - fte door Mofes eene doodt ftraffe geftelt.. V, 265. 296 s met Zyne Stief- kleindoch¬ ter verboden. 11, 11 3. 274 met zyne halve Tjuster , Él volgens het oud herkomen 1- geoorloofd. 11,110.252 — in hoe verre r- het zelve al , dan niet , y 2 zoude  aöo TWEEDE BLAD WYZER zoude kunnen toegelaaten worden. II, 112. 266 Huwelyk met zyne halve Zuster door Mofes verbooden. 11, 114- 277 5 waarom Mq- fes bet zelve tweemaalen verbooden hebbe. 11 , 114. 279 met de Kinderen zyner Minne verbood Mofes niet. 11, 112. 260 — mag by de Arabieren geêue plaatze hebben. alsboven. -—— van Slaaven , Kinderen daaruit gebooren , waren Lyfeigenen. II, 113. 351 Huwelyken (verhoodene ) Van Bloedverwanten, verfchillende gevoelens der Geleerden over dezelve. 11 , 101. 204 ; of zy alle onder de gruwelen der Canani. ten moeten getelt worden. 11, ioi. 209. [1, 108. 244 11, J12. 259 • verfchillende foorten van dezelve , 0) van naaste Bloedvrienden. 11, 108. 237- 11, 112. 260. b) van zulke die eikanderen zoo naa niet heliaan. 11, 109. 245. 11, 112 260 wat men, om de rede van derzelver ongeoorlooftheid te vinden , te vooronderftellen hebbe. II, 103. 219 érr.—:— de rede waarom Mofes dezelve verbooden he_b.be zyq a) niet horror natural's. 11, 104. 221. Z>) niet om hec omaarteu der menfchen voor te komen. 11, 105. 223. c) niet om hec menichelyk Geflacht onderling meer te verbinden , en te verhoeden dat enkele Familien niet te machtig wierden. 11, 106. 230. dj nietde betrekking tusfchen Bloedverwanten te bewaaren. 11, 107. 231 maar e) om hoerery onder de Familien voortekomen. II, 108.236. Zie Horror Nmiralis RefpeSus parentelce en Hoerery in de Familien. Huwelyksgoed , was een Eigendomder Vrouwen. 11, 89. 127 beftond meestal in Slaaven. alsboven. ■ werdt aan armeDoch- teren niet gegeeven. 11, 89. 128 Huwely'zsplicht. Zie Byflaap. Huweiyks - Recht r Mojaïfcb ) met betrekking rotde tekenen van maagdly ke kuischheid. ü, 92. 140 ( Cbristelyk) ten dien zelfden opzichte. II, 93. 162. Z ie Maagdom en Bruid, is ftreng ten aan- 1 zicne derEchtfcheidinge. il, 120. 326 Huwelyks-wetten van Mofes, te na beftaande Bloedverwandfehap betreffende , zyn voor ons van veelgewichts. 11, 101. 204 Hüwe.-  tor MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. Ui fJuwelvks-ivuen van Mofes, zyn gewichtiger voor Protestanten dan voor E oomsgezinden. 11, lol. 206 «_ door eene gebrekkige kennis van dezelve, ging England vandeRoomfehe Kerk af. 11, 101.207 , . of zy ons onder het N T. verplichten. 11, 101. 205. V'erfchillende gevoelens der Geleerden daar over. 11, ipi- 207 . of zy alleenlyk de Perfoonen bedoelen , van welken zy fpreeken ; dan of men dezelve verder hebbe uitteftrekken. 11, 101. 207. Bewyzen voor het eerfle gevoelen. 11, 117. 295 . .—■ Sommigen zyn Zedekundig, anderen burgerlyk. 11, 101. 209. 11, in. 254 . vanhoedanige de Overheid al of niet qntflag verleenen kunne. 11, 101. 21c Woorden en S preek wy zen daarin voor komende opgeheldert. 11, 102. 212 . bepaalde het ouc herkomen. 11, 11 o. 252 . of en in hoe verre zy een ftuk der Zedelyke Wetten uitmaaken 11, iii. 25 c Hydrops ovarii, was de ftraf fe der Meineedigheid ii zaaken van Overfpel. V 263. 28 Hymen, is aan elke Dochter van natuure eigen. 11,92. H3 -— de aanweezenheid van hetzelve word door Franfche Ontleedkundigen geloochent. 11, 92- 145 - kan zonder Hoererye verlooren gaan maar nooit zonder Onkuischheid. 11, 92. 148 of het zelve naa ééne' en andere Huweiyks-gemeenfehap ongefchonden kunne blyven. 11, 92. 14Ó -— Ontleedkundige berichten van H aller en anderen des aangaande. 11, .92. 145 enz. - Wat de Ouderen tot bewaaiing van het zelve zullen gedaan hebben. 11 j 92. 1.51. Voetketenen waren 'er geen genoegzaam middel toe. 11, 92. 152 Vitteryen en uitvluchten der-Rabbynen ten dien opzichte. 11, 92. 140.155 Zie Maagdom. I. Jaagen was by de Israëliten geene byzondere kostwinning. 1, 40. 205 . Mofes maakte ten opzichte vanhetzelvegeene fchikkingen. 111, 170.178 ; alleenlyk de Jacht op Vogelen uitgezondert. 111, i _ 171. if9 , Jaar , de duuring van heti zelve werdt naar het ryY 3 pen  26a TWEEDE BLADWYZER pen der Vruchten berekent. IV, 199. 174 Jaar , ( Huishoudelyk ) is de beste Tydrekening. IV , 199.175- Zie Zonne-jaar, Maan -jaar. Jabam , de oorfprong van dit woord is onzeker. I, is 54- II- 98. 186 J a c 0 b , ftond by zyn vertrek na iEgypten voor zyne Naak ome lingen niet af van hun Recht op Canaün. 1, 3', '56 kocht zyne Vrouwen voor eenen dienst van zeven Jaaren II, 85. 109 J a kb o (de Bergmuis ) eene fpyze der Arabieren. IV, 203- 201 Jefta doet eene ongeryinde gelofte, lil, 145- '8 » • heeft zyn dochter waarlyk gedood, lil i. 145 19 . deed haar geene Nonue worden. Hl, 145. 29 Jehovah of het verboden geweest zy deezen naam uittefpreeken. V, 251. 183 Aanmerkingen daarover. alsb. zulk een verbod konde eenig nut hebben. V , 251. 185. Zwaarigheden tegen dit gevoelen bygebracht. V , 251. 186 het zelve ronduit tegengefpro- - ken. V, 251. 188 —— de Heidenen betwisten denzelven de Godtheid niet. I, 33- i67 —■— werdt voor den ee'nigen Godt der Israëliten verklaart. I, 33. 169 J e r 1 c h 0 moest niet weder gebouwt, dat is, verfterkc \t orden. lil, 145. 14 Jeroboam werdt Koning buiten Jebovab. 1, 54.264 verbood de Jaarlykfche Optochten na Jerufalem , om de afzondering der beide Ryken altoosduurende te maaken. V, 198. 162 telt her Volk onder zy- ne regeering. 1, 27. 112 maakt verandering in de Wetten van Mofes. IV, 198. 162 laat Beelden der Godtheid maaken. V, 245. 118 Jerusalem was ten tyde van David noch niet veiklaart voor de plaatze van den Godtsdienst. IV, 188. 53 werdt naa de Babylu- nifcbe Gevangenisfe als de éénige plaatze, daar men mocht offeren, aangezien. IV, 188. 60 1 v e n , fchryft twee Twisffchriften , de Inftitutis ö3 Ceremoniis Legi? Mofdicce a-te Mo/en. I, 3. 14 IfictTiiv , is het Bovenkleed Hl, 148. 48 Inenten van Boomen, of het verboden geweest zy. IV, 219. 372 Inkomften der Leviten opgetelt. I, 5a. 239 der Koningen.1,59.291 InfeUen verbooden te eeten. IV, 204. 210 fommige foorten van Gevleugelden geoorlooft. IV, 204. 2 11 hvoitr  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 263 Invoer van Vreemde Waaren , in welke omftandigheden dezelven een Land arm maaken. I , 39. 197. IV, 190.80. V, 198. 168 ___ het Verbod daarvan geeft gelegenheid tot Sluikeryen. IV , 190. 80 Zie Koophandel. hvvoooneren van Palceftina , liepen op drie Millioenen. I, 26. 102 fchynen voor dat Land te veel geweest te zyn. alsb. deeze zwaarigheid weggenomen, alsbav. hnvoonderen , evenredigheid van dezelve met de uitgeftrektheid eenes Lands in het Zuiden. 1, 26.'107 Jongenfchennis. V , 258. 239 heeft de verfcbrik- lykfte gevolgen, wanneer zy tn een Land de overhand neemt. V , 258.241 —— is niet gemaklyk weder uit te roeijen. V, 2*58. 242 — op dezelve is de ftraffe des Doods geftelt. V, 258. Z43 Jooden, ( Recht der hedendaagjché) komt by het Mofaïfche in geene aanmerking. I, 18. 59 Joab misbruikt het Recht van eenen Bloedwreeker. II, 136.423 was een opzetlyk Moordenaar, alsb. 111,174 220 -— wordt geftraft. VI, 273 21 ~~- raadt d.m Koning het tellen van het Volk af. 111,. 174. 220 Jorbaan was de eigen iyke Grensfcheiding van het Heilig Land. 1, 23. 74 het geen aan de over- zyde van die Rivier lag , was voor Vee weiden gefchikt, maar werdt het Erfdeel van de derde Halfftammen. alsboven. deeze Grensfcheiding naderhand verder uitgezet- alsboven. Joseph wordt geftoolen en verkocht. VI, 288. 91 wil zynen Broeder , onder een verdicht voorwendfel van Diefftal, by zich houden. VI, 283.79 Josephus , de Gei'cbiedfchryver , zegt niets van het verdrag van verdeelinge tusfchen de Zoonen yan Noach. 1, 29. 130 zyne Redevoering tegen den Zelf moord. VI, 272. 2 geeft aan zyne befctiry. ving van de Opftandins; der Dooden eenHeidenfch Optooifcl. alsboven, } o s u a was de hoogfie O verheid vanden Israëlitil'chen Staat. 1, 53. 251 of hy als Bevelhebber in het Leger uitgemunt hebbe. 1, 66. 543 Ischhosciiet wordt ten Koninge gezaift. 1, 54. 262 David neemt wraalc over zynen dood.' alsb.' 1 j ma ë-  £64 t\yee>de bladwyzer isMAëliTEN Mofes heeft ten hunnen opzichte niets bevolen. 1, 24. 86 Israëli ten hadden recht op het Land Canaan. I , 28. 113 waar hun Recht op dit Land op gegrond was. I, 28. 117. Ji8. 1, 29. 123. I, 30. 140. 1, 31. 149 —- hebben den Cananiten, die zich in Palotftina uitbreidden, dat Land nooit afgeftaan. 1, 31. 156 - verlooren hun Reent op het zelve niet , door hunnen tocht na-•Egypten. alsb. Tegenwerpingen beantwoord. 1, 3 J. 100 • hun werden door Godt zekere Wetten gegeeven. 35- 173 ■ moesten van alle ande re Volkeren afgezomiert blyven. 1, 37. 186 door de Natuurlyke vruchtbaarheid te vermenigvuldigen, '-.vas eene der voornaamfte bedoelingen van Mofes. I, 37. 188 —— hunne wonderdaadige Uitvoering uit iLgypten, was de grond, waarom zy Jehovah alleen dienden. J, 33- -69 hadden allen eenen eigenen erflyken Akker I, 41. 206 neigden tot de Volksregeering. I, 43. 210 —- oefende niet altoos het iirengfie Krygsrechttegen de Canamten. I, 02. 312 IsitAëLiTEN hadden fommige Voiken tot hunne Erfvyanden. 1, 63. 314 mochten hunnen erflyken Akker niet vervreemden. 11, 73. 23 onder hen vondt men geene Bedelaaren. 11, 143 448 ■■ redenen waarom met. alsboven. - behielden , het geen zy van de jEL:yptenaaren geleent hadden, als wettigen Buit. 111, 179. 245 -— worden door rl e r 0dotüs Pbteniciers en Syriers genaamt. IV, 185 18 zyn niet wegens Melaatsheid uit jEgypren gejaagt. IV, 2C-9. 259 Jsjar al Nepbafcb, Wat uit betckene. Hij 145. 24. Zie Nafiteërs. ' Jubeija»r, de naamsafleiding daarvan in't Hebreeuw fen is onbekend. II, 73. 27 - iii hetzelve vervielen de landeryen wederom aan derzelver vorige Bezitters. dlsbovs.i. *=?--= —— — werden alle fehuld-eifchen vernietigt. alsb. 111, 158. 115. Zwaarigheden daartegen. 111, 15.116. Zie Tabula nova. —— het oogmerk daar van was, door het teniet doen van de fchuldvorderingen ecu einde van allé twistgedingen te maken. II, 74 38 -— of hetzelve op het 49, dan op hec 50. Jaar viel. N< 73- 37- U> 74- 40  eer MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 265 Jubeljaar de Wet van hetzelve is eenen geruimen tyd verwaarloost. II, 76. 66 in dit Jaar werden de Slaaven vrygelaaten. 11 , 127. 366 Ju da bedryft ontucht met zyne Schoondochter. 11, 98. 188 —— verfchoont haar , om dai hy haar het LeviraatHuwelyk gewVigert had. 11, 98. 189 ■ (de Stamvaii) nayverig tegen dien van Benjamin. li 47 225 I z a t v. s, Koning van Min ■ bene neemt den Joodfcbeu Godsdienst aan. IV, 18412 K. Kr-nlkop , verfchilt van Melaatsheid. IV ,213. i73 —— Waarom Möfes deeze ziekte afzonderiyk noeme. alsboven. Kadescb betekent iemand die zich toi de ftomme Zonde veil geeft. V, 2.s8. 240 Kahal ( de Vergadering ) wat dit betekene. 1, 45. 214 Kalk, daarmede zyndefteenen overtrokken , op welke de Wet gefchreeven is. 11, 69. 2 Kalvetdienst, tot denzelven gaf Aiiron ds eerfte gelegenheid. V, 245. 114 ■ werdt door Jeroboam voortgezet. V, 245. 118 • hield Handander de tien Stammen. V , 245. 119 VL Deel. Kdverdicnst, de zonde van Jej-obenrngenaamt. V, 245 I19 Kameelen , eene gewoone Spyze by de Arabieren. IV, 203. 2C5 het eeten daarvan was den Israëiiten verbooden. IV , 204 208 £112. Katten, dezelve ie dooden, was in Egypte op levensftrnffe verboden. lil, 169. 172. Merkwaardig voorbeeld daarvan. alsboven. Kedejcha, een openbaare Hoer waarom dus genaamt V", 268. 318 Keleb , een Jonge , die zich tiitde ftojrime Zoude iaat gebruiken. V 258. 240 K enmi got, zyne gedachten over de Steenen der Wet getoetst U , 69. 3 Kere.n, de'betekenis vandtt Woord bygebrachr. IV, 219 366 Kerk , de Koningen van Israël hadden in dezelven groot gezag. Ij 58. 290 Kerkboete of openbaare boetdoening is ni-t gebleeven, het geen zy in den beginne was. V , 244. 102 Kerkenroof, daar over'heeft men in het Mofuïfch Recht geene Wetten. VI, 287 88 Kerkvaderen, oofdeelen dikwils verkeerd over de Mo-a faïfche Wetten. I * 8 31 Kermis, oorfprong dezer benaaming. I, 39. 195. IV, 198. 166 Kerue Haè'da, wat daaronder te veiitaan zy. lt 45 2ls Z iLefcheft  n66 TWEEDE BLADWYZER. Kefcbef, Tovery ¥,255.210 Keteltrom der ouden befcbreven. iV, 197- 154 Keuken-gereedjcbappen werden dooreen Aas, 't welk daar in gevallen was , verontreinigt. IV, 205 2(4 — (kopere) zyn naa- deelig voor de gezondheid. IV, 217. 338 Waarom Mofes dezelve zachter behandelt dan die van aarde gemaakt zyn. Zie Vaten. Kinderen, wegens de fchuiden hunner Ouderen tot Lyfeigenen gemaakt. 111 ,"148. 50 de menigte daar van , hielden de Israëliten voor een bewys der Godtlyke gunfte . I, 37.189 groove Misdaaden van dezelve tegen hunne Ouderen werden met de dood geftraft. 11, 83. 99 VI, 293. 107 -*— moesten aan hunnen Ouderen gehoorzaamheid en eerbied betoonen. VI, 293. 109. Beweegredenen van dewelke Mofes zich tót dat einde bedient, alsb. 111, 171. 191 —— hadden eene byzondere toezegging , indien zy dit deeden. alsb. Het oordeel van Philo daar over. VI, 293. iio ——- moeten niet voor hunne Ouderen fterven. V, 229 d. Redelykheid deezer fchikk'mge. alsb. dewelke evenwel niet altoos opgevolgt is. alsb Tegenwerping uit de gefchiednisfe van Achan. V, 229. 6 Kinderen, hoe Godt aan hun de zonden der Ouderen ftraffe. V, 229. 5 of dezelve in eene At- godifche Stad met en benevens de volwasfenen zyn omgebracht. V, 246 12Ö Kleederen , in hoe verre zy een Objetlum executionis geweest zyn. 111, 148. 46 Melaatsheid aan dezelven. IV, 211. 276. Zie Melaatsheid. die uit linnen enwolie teffens beftonden, mochten door gemeene Israëliten niet gedraagen worden. IV, 220. 375 Of het den Priesteren geoorlooft was zulke Kleederen te draagen. alsboven. van Mansperfoonen , mochten door geen vrouwlieden gedraagen worden; en omgekeert. IV,222.37 8 Kleinoodien , mochten om fchuiden aangetast worden 148. 54 Knechten werden in het Sabbath-jaar vry, en vonden overal hun onderhoud. II, 75 63. 11, 127.367 derzelver middelmaa- tige prys was 30Sikkelen Zilvers. 11, 85. 109 —— (vreemde') vonden veiligheid by de Hebreeuwen. II, 122. 343 Knechten,  mr MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 267 %nechten , onderfcheid tusfchen Vreemde en Hebreeuwfche Knechten. H, 127. 363. Zie Lyfeigenen en Lyfeigendom. Koning der Israëliten; dezen naam heeft Godt zich zeiven gegeeven. 1, 34- '7° ten aanziene van deszelfs verkiezing heeft Mofes eenige Wetten gegeeven. I, 54 256 . moest '•-ene Inboorling zvn. alsb. Eenige aanmerkingen over en bepalingen van deze ftelling. 1,54 *57 , in hoe verre dezelve al of niet geftraft konden -worden. I? 10 42 moest door God zelver gekozen worden. 1,54-255 ~ -— moest niet veele Vrouwen hebben. 1, 54 -of 11, 97- l8i , . mocht niet veel Goud: en Zilvers verzamelen. I 54. 271. Aanmerkingei over deeze Wet. alsb. era moest'tRechtderlsra ëliten kennen. 1, 54- 27 - . 0f dezelve het Rt.ch gehad hebbe om Misdaa digers zwaarer te ftraffen dan de Wet eifchte. I 10. 4 -— was doof een verdra van Overgaave in zyn macht bepaald. I,55-27 . dezelve was geen or bepaald Alleenheerfche I, 55- 25 -—- nochtans helde hy ti etme vrymachtige Rege ring over. I, 5Ö« 2I Koning , of de Koning zei f Rechter geweest zy- I » ■ 1, 57. 281 moest in duistre Recht- zaaken den Hoogenpriester raad pleegen. 1,57- hoedanig een Recht dezelve in Oorlogen Vrede gehad hebbe. ï, 58-. 289 had groote macht in de Kerke I, 58- 290 zyne Inkomften opgenoemd 1, 59 291 hoe zyn Opvolger benoemd wierdt. I, 60. 303 eaf nieuwe Wetten. 11, 71. 18 . zyne Perfoon voor onkwetsbaar gehouden. VI, 295. i'9 Koningryk der Israêiiten , of het zelve Erflyk geweest zy. 1, 60 303 . . • de verdeling | van het zelve is de bron geweest van alle de vol[ gende rampen 1, 46 22a 1,54 264. 1 , 55-277 Koopen enverkoopenvan Lande|. ryeiizagmaaropde Vrucht ten van dezelve. 11, 73. 27 . gefchiedde in de Poor- , ten. 11, 8' 89 . Van Vrouwen, was eene l gewoone manier van iroul wen. 11, 85. 107 e —. had eenen on- c semeenen invloed in'tHu- weiyks-recht. 11, 85. ui c. van Knechten , was de 7 meest gewoone wyze van )t Slaaven te verkrygen. 11, e- 123- 345 em- t9 Z 2 Koof"-  268 tweede bladwyzer Koop-brieven waren onder de Israëliten niet geheel ongewoon. 11, 81. 89 Koophandel h door Mofes niec verbooden, maar ook niet begunftigt. • J, 9. 34 ( binnenlandfche*) werdt by de Israêiiten door dedrie hooge Fees'en bevordert 1,39.195 IV, ipg. 1Ó7 • ( buitenlandfcbe) behoorde niet onder de oogmerken der Mofaïfche Wetten ] j 59 '95- Tegenwerrin. gen tegen deeze fchikk'ing van Mofes beantwoordt, alsboven enz. * beredeneering van het vóór en nadeel van denzelven in een Land i, 39. 197 enz. IV , 198. Ió8 ■ nadeel van dien voor de Israêiiten breedvoerig aangeweezen. 1, 39. 200 i —— was een middel, waar van Salomo zich bediende, om zyne inkomften te I vermeerderen. 1,59.300 ■ daar dezelve plaats vind kan men het neemen van Rentennietverbieden.il!, - v , , 155 96 Koorn , ai te laage pns daar van is voor een Land na- I deelig. U, 74. 5i • met veel Dravik vermengt , veroorzaakt duu- ren tyd , en gebrek aan Graanen. IV, 218. 355. Zie Zaad. «?— hetzelve op te leggen, K was één der Oogmerken van het Sabbath 'jaar. li, h- 4f Hui»houkundige redenen , byzonder daar voor. _ II, 74. 63 Koum , in dit ftuk waren de Rometnlche Wetten zeer gebrekkig. U, 74. 5fj de oplegging daarvan in kleine hoeveelheden belee duuren Tyd en Hongersnood. 11, 74.61 Koorn-Jooden, tweeërlei betekenis van deeze benaaminge. 11, 74. 49 r> bewaaren een land voor Hongersnood en verkwisting van het koorn. II, 74. 50 enz. i ■ veroorz;.aken dikwils Duurte buiten noodZaaklykheid. li, 74. 50. H, 74^6o ■— Wetten tegen dezelven worden beoordeelt. r t L \ 11 > 74- 5i woonkamers buiten 's lauds te hebben, is vooreen Land _ nadeelig. U, 74. s6 Icorn - magazynen , of zy genoegzaam "zyn, om Hongersnood afteweeren. 11, ' 74- 4<ï ■ Huishoukundige zwaarigheden tegen dezelven. alsbovgn. loper, tot Keuken-g:ereedfchappen te gebruiken, is zeergevaarlyk.IV.217.33S -— waarom Mofes de K'ópere gereedfehappen gunftiger zy , dan de Leeme. alsboven. orban wat het als een Vloek tegen Ouderen gebruikt, betekene. VI, 293. 308 Kotveïn.  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. Kost-joinnir.ge i, in hoe verre zy eenigen inylped hebben in het voimen van eenen Staat. 1, 38. 190 Kraai] en , door derzelver gantfchelyke verdelging vermeerderd het Ongedierte. 111 , 171- '*a Kraamvrouw was onrein iV, 214 314 Onderfcheid ten aanzieneder yerfchillende Lotbia. alsboven. —— haare onreinheidduurde by eene L)«ch:eriangtr dan 'by eenen Zoon. alsb. —^- wordt door Mefes op geene Geneeskundige gronderi bepaald. IV, 214 »>S T&téti en Plcti waren Oavids tyfwacht. 111, 174- "8 K-üetschmar ftookt ee. ne ai te hevige vcrvo'gtnge tegen de Musfchin in Fruisfen. lil, 171. 18Ó Kiyg- Oorlog. Krygsdienjlen, daartoe waren alle Israëliten , boven de 20jaaren oud, verplicht. 111 , 175. 223. Nochtans , -werden Zy'erniet alle wezenlyk toe gebruikt alsb. Zie Opbod. Monftering , ■ wie daarvan zonder fchande vry was. 1U , 177 232 — ■ mochten op den Sabbath gedaan worden. IV , 196. 135 Krygsgevangene. I, 64- 3 31 Maagden, of de lsr.ë.iien dezelvetrouwen mochten, Hj 88. U3 \.rygsgevangenen maakten de Veehvyverye gemakiyk. II, 96. 1Ü2 1— —— werden meestal verkocht. H, 12 j 14© —— konder. Vrouwen en Kinderen gemaakt worden 1, 64. 332. Ongemakken daar uit ontltaan. I, 64. 333 ICrygsrecbf der Israëliten over het algemeen. 111,175 222 *— tegen deCananiten was zeer hard, 1, 62. 309 • tegen andere Volken , die geen Cananiten van afkomst waren. 1,64 319 — de Wreedheid, die 'er in 'chynr gevonden te vt orden, verdedigt. 1, 64.320 —— ten opzichte van gevangene Vrouwsperfonen. II, 96. iSi was hard tegen de Ge- vangenen. II, 123. 345 Kruis lood der Romeinen verfchilt van't Ophangen der Israëliten. V, 235. 34 werdt ook by de Jooden als affchuwelyk aangezien, alsboven. die denzelven onderging , werdt, wegens de Wet van de Opgehangenen, als vervloekt aangemerkt. V, 235. 32 Kuilen , (ongedekte) kunnen een ongeluk veroorzaaken waar van hy, dien deeze Kuilen toebehooren , de fchaade draagen moest, III, 160. 121 Z 3 Kuis*  27c TWEEDE BLADWYZER " Kuisheid , ( belofte van altoosduurende) vondt men onder de israëliten nkt. 111, 135. 27 ■ of dezelve door de üocnter van Jefta heelt moeten gedaan worden. Hl, 145. 28. Zie Miagdom, — welke middelen men in het Oosten aanwende om dezelve te bewaaren II, 92. 151. Zie Maagdom. Kunften , werden door vrye liedengcoetent. I, 38 193 daaromtrent heeft Mo fes geene Wetten gegeeven. alsboven. Ku<, was by de Romeinen een teken van Bloedverwandichap. 11, 109. 2^7 Kwasten aan de vier hoeken van een Laken bidden een Godgeleerde en zinnebeeldige betekenis.IV, 222 378 Kwylmiddelen of dezelve tens tyde van Mofes bekend ge- c weest zyn. IV, 212. 302 L. Land (einde van het) wat dus genaamt. I, 24 83 . (voortbrengfelen van een) derzelver vertier is voor een land nuttig. L 39. 197 Landeryen, behoorden onder de Domeinen der Israë litifche Koningen. I,59-293 en Landbouw. Zie Akker en Akkerbouw. Land-dagen , ( gcmeenfchaplyke) fomtyds door de Stam¬ men van Israël gehouden; 1, 4Ö. 222 Land-ftraffen , het dreigen van dezelve, is in Mofes een bewys der Godly kheid van zynezending. i, 14.51 Lasteren van vreemde Goden en Godtsdienften is onredelyk. V, 251. 180 Lastering , daar op is geene flraffe geftelt. VI, 291.102 Ukgezondert in hei geval, wanneer een Man zich daar aari lehuldig maakte met betrekking tot de kuisheid z>nerBruid. VI, 291.103 Latifundia tegen dezelve verzetten zich de Hebreeuwfche en Romeinfche Wetten. 11, 73. 31 de Propheeten klaagen daar over. 11, 76. 66 Latzemithcetb verhopen , wat dit betekene. 11, 73. 37 Leenen fj ter leen geeven _] is dikwils beterdan een Aalmoes. 11 , 143 456. 111 , 156. 100 Mofes vermaant daar nadruklyk toe, maarzonder evenwel iemand te dwingen. alsboven. - het te weigeren , noemt Mofes eene laagheid, alsb* —~ was by de oude Israëlinen in zekeren opzichte een Aalmoes. 111, 147. 37. 111, 156. ior 'erwasin Palseftina zor- ge gedraagen , dat men dit veilig konden doen. 111, 156. 106 Leenen,  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 27t Leenen , of de fchikkingen van Mofes daar omtrent voor onze tyden voegen. 11!, 155 9Ó- HU 156.105 het geen men van zyne Vyanden vóór denOorlog geleent had,' werdt naderhand voor goeden Buit verklaart. Hl, 179- 24r . waarom het Krygsrecht van laatere tyden ten deezen opzichte anders zy. 111, 179 242 • ■ het eeen de Israëliten van de iEgyptenaaren geleent hadden , by hunnen Uittocht behouden. 111 , 379.245. verdediging vm dit gedrag, alsb. enz. Oplosiing der tegenwerpingen van anderen. 111, 180 249. verdediging der Rabbynen 11, 129. 377 '11, 180 25' . . op Panden geeft aanleiding tot veele onrechtvaar digheden. 111,150 60 Zie Onderpand. Leeraarampt door Mofes niet ingefteit. 1, 52 243 . is eerst naa de Ba- bvlonilche Gevangenisfe, by de wasfende Behoeftens der Kerke, ontdaan I, 52- 244 Leeven (eeuwig) daaruit ontleent Mofes geen beweegredenen voor zvne Wetten I 14.51 VI, 272. 5 -— ( larg ) is de belofte van het Vierde Gebod, als ook voor hen die barmhartig zyn jejjers Dieren- UI, iyt. 190. VI, 203. ÏG£) Leevens - ftraffen , de Rabby. nen geven ons van dezelvegeen rechtgefchiedkundig densbeeld- V, 231. 8 breedvoerig Be» richt van die der Jooden, in een Werk, 't welk genoemt wordt. V, 231.10 van vreemde V ol- ken, waarvan in den Bybel gefproken * ordt, behoren niet tot'tMofciïfch Recht. V , 231 11 wie dezelve ter uitvoer moest brengen , word door Mofes niet bepaald. V , 232. 12. in Mgypien en te Babyon gefchiedde dit door et nen bogt;n Amptenaar Je Konings, V , 23^. 13 WaarfchynlykdenG neraalder Lyfgarde. V, 2^2 14. By de Israëliten, ten tyde der Koningen , deeden het da Kreti, of derzelver Gene» raai. V, 332 16 By de Romeinen de Spiculatores. V , 233.15. Waarom Mofes daartoe geenen byzonderen Amptenaar heeft aai fïfcftelt. V , 233. 19 byzondere fchikkingen van Mofes tenaaaziene van derzelver voltrekking. V, 233. 20 onder dezelve velt Mofes alleen het Zwaard enhetSteenigen. V, 234. 2a Zie elk op zyne plaatze. door Mofes bevolen houden den middenweg tusfchen al te groote zagtheid  a?2 TWEEDE BLADWYZER heid, en buitenfpoorige wreedheid. V, 234. 27 Leevens -ftrafftn op fommige van dezelve volgde Onteering naa den Dood. V , 235 28. Zie Verbranden. Ophangen. Steenigen na den Dood, zyn niet altoos iii flaat om misdaaden voor te komen. VI, 272. 10 — werden ook fom¬ mige Dieren aangedaan die een Menfch doodgettoten hadden. VI", 374. 36. als ook die, met dewelke;iemand fchande bedreeven had. V, 258. 241 en 244. • op eenen eigenlyken Moord konde niet afgekocht worden. VI,275. 40. echter konde de Oppermacht iemand dezelve kwytfchelden. VI , 275. 42 enz. Zie Recht van Genadebewyzing. — de wyze daar van werdt aan den Bloedwreeker overgelaten. VI, 276. 52. Of in dit geval het Recht van Wedervergelding plaats vond. alsboven. werden zeer vaardig en zonder voorbereiding uitgevoert. VI, 307. Ï73. Of dit te hard zy , wordt onderzocht. alsb. Leger , in hét zelve mochten de Israêiiten hun gevoeg niet doen. 111, 182. 257 ——- werdt als een Heiligdom aangezien. 111, 182. Sfiö- Ij 13 50. Leges pofitivce miverfales , cf 'er zoodanige Wetten zyn. VI, 273. 24 Lenocimum van eenen Vader , hoe de Hebreeuwen 't zelve noemen. V, 268. 313 waarfchyn- lyk geftraft. alsboven. Leviten maakten eenen Geleerden Adel uit.1,42 209 "— ui: dezeive nam men de Rechters. I, 35.178 1,5a. 347. I, 49 231. als mede de Schryveis. 1,51. 237 ■ hadden zeer groote inkomften I, 52. 339. het welk tegen Morgan verdedigt wordt. 1, 52 241 -—' hielden hec tegenwicht tegen de Volksregeering. I, 52. 239 *—— waren niet flechts Priesters, maar Geleerden van allerlei foort. I, 52. 242 *■— Ondertusfchen waaren zy evenwel Dienaren van den Godsdienst. 1,52.245 waar hun dienst in beftaan hebbe. alsboven. — hieiden zich onleedig met de beoefening der Geneeskunde. 1,52.246" ■*— maakte in de Woestyne de Lyfwacht van Mofes uit. I, 52. 243 -—- of zy ook tot uitvoering vaudoodvonnisfen gedient hebben. V, 233- so" Leviraats- Huwelyk , al öooieen oud herkomen in gebruike, vóór den tvd van Mofes. li, 98. 187 Leviraats -  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 273 Levlraats- Huwelyk werd vódr den tyd van Moies zeer ftreng gehouden. II, 98.187 de onthouding »an het zelve gaf gelegenheid tot de hoererv van Ta-mar. '11, 98 188 — door de Veelwy- very veroorzaakt. 11, 98. j91 - deszelfs oorfprong uit de zeden der Mongolen afgeleid. ' alsboven. — by de Israëliten meer befchaafd. alsboven. heeft groote ongemakken. 11, 98 '193 ftraffe der weigeringe van het zelve. 11, 98 195 die evenwel zeer zachi was. 11, 98. 19Ó —— heeft thans onder de Jooden tenéénenmaale opgehouden. 11,98.198 Levlraats-Recht wien hetzelve gold. I, 98. 186. 198 Libanon , naauwkeurige befchrvviug van denzelve. I , 25. 92 deszelfs benaamingen. 1, 25. 93 enz. ——- diende tot beveiliging der Israëliten. 1, 25. 96 Liefde des Naasten, wat men daaronder in het Mofaifch Recht te verftaan hebbe. 1!, 72. 19. V!, 290. 101 Ligging van hetJoodjcheLand. Zie Palceftina.^ dende oorzaak van fomrni• ge der Wetten van Mofes. I, 8. 24 VI. Deel. Linnen , was in het Oosten zeldzaam. IV, 2 t i. 280 met Wol'.e gemengt , -rnocht niet tot een Kleed gedraagen worden. IV , 220 375 Locliia rubra verontreinigt èn een Ki aam vrouw , maar de witte {Lochia Alba) met. IV, 214. 314 — Mofes reeft de during daarvan niet Geneeskundig, maar ais Rechtgeleerde bepaalt. IV,214. .3'4- 3'5 Lolyk , dcor de Raoby-en valfchlyk voor verbasterde" Tarwe gehouden IV,218. 345. het welk uit zekere Gelykenis van Christus wed'erlcgt kan worden. IV, 218. 347 is zeer fcbadelyk. IV , 218 349- 363 Huishouk eindige aanmerkingeovcr dit Onkruid. iV. 218.355 Lonf- hutten - Feest , u as het Dank-feest vour de inza- / meling van Boomvruchten en Druiven. IV ,197 147 Losgeld betekent zoveel als het afkoopen van Ly; en Levens ftraffen V, 243 9$ ■ gevallen., in welke hec plaats vond. alsboven. • werd van geenen Moordenaar aangenomen. VI, 275.40. redenen voor deeze uitzondering. VI, 275. 4i. door M u h a m m e d geoorloofd. II, 134 405. VJ, 275. 40 —— door zekere Vrouw , A a wel-  274 TWEEDE BLAD WYZER welker Man vermoord was geweigert. VI, 375 41 Losfen van Akkeren. 11, 73. 32 van Slaaven in het algemeen. 11,123. 347. van. Slaaven des Heüigdoms. 1), 124 354 —— door den Coël. 11, 73. 33 U-, '37- 425 ■ van geiolten. 1.1, 145. 20 Lot werdt gebruikt by deelingen en duistere Recht2aaken. VI, 304 1*9 • door het zelve werdt Sadl Koning. 1,54. 260 men bediende zich daar toe van het Liira en Thummim. VI, 304. 169. Zie Urim en Ibummim. «— diende in lyfftraffelyke Zaaken tot ontdekking, maar niet tot overtuiging van eenen Misdaadigen. VI, 304. 170 Lucbtfireek , of dezelve invloed hebbe in de evenredigheid tusfchen de beide Geflachten. 11,96 177 —— Mofes heeft zyne Wet ten voor een gedeelte naar dezelve gefchikt. I, 8.23 of Mofes om haren wille de Veelwyvery jreoorlooft hebbe 11, 96. 178 enz. Lues Venerece haare verfchillende tydperken door As truc befchreeven. IV, 213 303 1 of zy ten tyde vim Mofes reeds in de waereld geweest zy. alsboven. —— of deeze ziekte be- faieilyk zy. IV, 212 305 Lues Venerece of dezelve door het byflaapen , ten tyde der Maandlykfche Zuiveringe ontdaan kunne. V, 271. 340 Lust (booze") oibcgeerlykceici, in hoe verre dezelve op het einde der T^en Gebeden verbooden worde. 1., 72. 24 Lyfeigenen , moesten by ós oudfte Israëliten de handwerken doen. I, 38. 192 veranderden door middel van verkoping van Eigenaar. 11, 123 346" ! men konde zich daa - toe zelfs verkoopen fi, , j li ,23" 347 konden door hunnen naaste bloedverwanten we» derom gelost w orden a'sb9 Oud-ren konden 'er hunne' Kinderen toe verkoopen. .11,123 347.348. Voordeelen , die daar uic voortvloeiden, bygebragr. - ' , 123 3'f8 Scnuidenaarei! , die niet betaalen konden, tot Lyfeigenen verkocht. II, 1J3 250 dit wss ook her lot van. Dieven, die, het geen zy geftolen hadden , niet korden wedergeeven. alstov. VI, 287. 8,1. VI, 284.82 derzelver Kinderen waren insgelyks Lyfeigenen. H, '23 350. Uitzondering- 11, »3.3- 351 hun prys verfchilde , volgens de omfiatidighcdtn. 11, 124. 3^4 LyfeU  ™u MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 275 Lyfeigenen, door Mofes op eenen middelmatigen prys Geftelt, 11» '24- 354 — v?n het Heiligdom- li, 1:4. 354- 11 . 125- 358. 111, 145- 23 . . derzelver prys verlctiilde naar de Jaaren. 11, 124- 354 byzondere aanmerking over den prys van zulke , die.tustchisn wf en twintig Jaaren waren. 11» !2f 356 wie derzelver waardye bepaalde. 11, !24 354- Hl- '45 ƒ3 waren al \oor .en lVd van Mofes bekend J 11, 125- 359 we'rden tot * allerleie Uage dienften ge brui iet. ^Ikk»» _— droegen dei naam van NeMnim. alsb konden by de Hebreeu wen een Eigendom h:b ben. ll'"£3ï . mochten van hunn Heeren gellaagen wordei U, 126 161. byzondereb£ paaling daaromtrent, ain _L indien zy door hunne Heer gewond of gedoe werden , werdt dezeh ceftraft. 11,126.301- V' l„ cc. echter maakte h Jgpoot verfchil ofzu een Lyfeigcne een Israëli of een Vreemde was. V 277. 1 - derzelver loslaatin 11, 126. 362. lMondi heid in het zevende Jaar. 11, 127, 366 Lyfeigenen , konde van hun 'Recht . 0:11 vry gelaaten te worden , afzien. 11 , 127. 36^. Hoe men in dit geval met hen handelde. 11, 127. 269 der Hebreeuwen bad den verfeneiden vooirechten. H, 127. 37I gunliige Schikkingen van Mofes , ten hunnen voordeele , niet altoos waargenomen, li, 127 3<'3 moesten alle bellieden' zyn 11,128.37 1 IV, 184.8 ■ waren op oen Sabo.m vry van werken. II, 128.375 werden mede aan de Offermaaltyden toegelaaten. alsboven. mochten van de Ëet- baare waaren, met dewelke zy omgingen, nuttigen. II, 130 381 Lyfeigendom , was al vóór 3 den tyd van Mofes inge■i voert. U, 122. 340 1, geeft veele ongemak¬ ken, maar ook veele vooi1. deelen D , '22. 34» n deszelfs hardheid door d ivlofes verzaat. U, 122 343 ü wyzen hoe 'er ienr. 1 in vervallen konde. 11, 12 3. * 344 •352.111,148.50.. Vl, k 182. 7 1. Vl 184 83 st verhindert deBedelary \ 11, 142 451 ;g was een gefchikt mid- tr del om zekere misdaaden, x. zonder dat 'er den Staat Aas  276 TWEEDE BLAD WYZE R kosten van had , te ftraffen 11, 122. 341 Lyfgarde van Mofes in de Woestyne, waren üe Lev«en I, 52 248 ' van David , waren de Kreti. V, 132. 16 de Generaal van dezelven voerde de Doodftraffe uit. rdsb. • de Overfte daar van had by de jEgyptenaaren ' de bewaaring der Ge'ian- genen. V, 238. 48 Lyfjtraffen, daar onder is de Gevanr- nis niet. V, 248 47 Zie Gevangnis. • de gemeenften waren Slagen. V, 239. 53. Zie Slagen. Lyken van Menfchen verontreinigden de Israëliten over het algemeen , en de Priesteren in het byzonder. IV, 2J5. 32I, 322. Het geen met deezefchikking bedoeid werdt, was a j den voortgang vanbefmetlyke Ziektens teftuiten IV, 315. 322 i)het begraaven der Dooden te verhaasten IV, 2/5 325. O de aarde van doode l i irhaamen te zuiveren. IV. 215. 326. d) de Begraafplaatzen van de Woonplaatzen aftezonderen. 1V, • 215.329 M. Maagd (ieder ) heeft van natuure een Hymen, li, 92. 143 Maagd, moe.bt een Hoogepriester ter V rouwe riemen. 11, 99. tco — (. sene verleide j moest door den Beurieg. r getrouwt worden. V, 207.305 —— bleef zelve ongw-ltraft , en waarom ? V, 267. 308 Maagdenroof voorbeeld daar van in ne Gefchiedenisle der Israëliten. VI, 288. 92 Wer-it niet voor Menfchenroof gehouden, alsb. Maagdom het bewys daarvan moest by eene Jong-ge-" trpuvvde: .. oetekene 139- 434 Mancipin publica. Sacra-; -li , J25. 328. Zie Lyfeigenen. Manicbeën hadden eenen af,keer > au Wyn. IV,uoo 82 veroorlooven het gebruik'van Druivenlap ij? MamifaSuuren , voor rekening van ryke Israëli ten , door Lyfeigenen gewerkt. I, 38. J92 Mafbith , eene byzondere bennaming voorde Renten vanGewasfen 111, 153 75 Maria, de Moeder van j e s u s, had een eigen Erfdeel, en trouwdedaarom niet buiten haaren Sram. 11, 78 76. 11, 100. 201 Maskith , waren de Hierogly^ pben. V , 250. 172 Mastikboom , onder dezelven gaf men voor dat Sufanna Overfpel gepleegt had. VI, 300. 144 a 3 Ma:Utf>  a78 TWEEDE BLADWYZER Mastikhoom was op dien tyd te Baby Ion nier te vinden. ' VI. 300. 145 Meineedigheid, men geeft 'er aanleiding 'oe door't vermenigvuldigen van EedZv* eeringen. II ,70 15 —— hue men zich daar v^n ontdoen konde, door middel van bekentenis, en het brengen vaneen fchuld offer. V, 244. 107. V, 2JÓ 216. Verdedisniis deZer febikking. V, 256.2 17 Zulk eene bekendtenis maakte niemand terloos. v, 256 2j6 Redenen daarvan. V,2e6 218 230 Verdere Aanmerkingen daarover. V,256 225 inzonderheid behoorde daar toe de valfche Eed van eenen Getuigen. V', 256 234 en zuik een Eedzweering, waar door men zich van de befchuldiging "an Dief ftal gezuiverthad. V, 256. 235 Buitengewoone ftraffe dnarvan in her geval vanOverfpel. V,260 2^0 V, 263 281 —— de Israëiuen be- lchouwden deeze misdaad van eenen vreeslyken kant die ondertusfchen de waare is. V, 256. 216. 217 op dezelve hadden de Romeinen geene ftraffe geftelt. V , 256 218 *«— — Godt zelf wil 'er afraak over neemen. V, 256. 225 en 228 Meineedigheid voor fommige ioorten daarvan was itne Lyffmiffe vastgeftelt. V, 256. 225 hoe dezeKe voor de Waereldlyke Overheid ftrafbaar wierdt V, 256. 226 by bet l'even des Ko~ nings, werdt byde Uuden als eene misdaad van Staat aangemerkt, alsboven. Of dit ook by de Israëliien dus gefield geweest zy, is onzeker. V , 256. 227 ontflond ook uit ligtvuardig en onbezonnen zweeren. V , 256 236. In hoe verre de 373 23 —- Werktuigen , met dewelken eene eigenlyk zoo genaamde Moord konde gepleegt worden. VI, 273 27 op denzelven ftond eene doodftraffe. VI, 274. 35. Zie Bhedwrtek'r. om de Menfchen daar meer van af te fchrikken, werden zetfè' Dieren', die een Menfch gedood hadden , omgebracht. VI. 274 36. Daar mede Hemmen ook de Wetten van ande- B b ié  28a TWEEDE BLAD WYZE R re Volken overéén. VI, 274. 37 Moord , de Doodftrafte, die op deeze misdaad, ftond , konde niet afgekocht worden. VI, 275. 40 of de Koning enz. eenen Moordenaar de doodftraffe konde kwytfchelden. Vl, 275. 46 Dit verfchil van dezelve aftekoopen VI, 275. 43 de uitvoering der ftraffe , en de wyze daarvan , werd aan den Bloedwreeker overgelaaten. V,233. 20 VI, 274.35 VI, 276 52 waarvan de Dader niet bekend was , moest door zekere ftaatlyke plechtigheden ontzondigt worden. VI, 278 59. Zie Doodflag. ■ ( verraaderiyke ) is de haatlykfte foort van moorden. VI, 273. 21 de vervolgingen des Bloedwreekers , moeten daar van onderfcheiden worden, altbov. Moorsn, Slaven inAmerica , zyn zeer geneegen tot zelfsmoord. VI, 272. 13. VI, 288. 95 Mordochai was geenzins de Voogd van Esther. II, '37* 427 Morgjn heeft den Israëlitifchen Staat, valfchlyk voor eenen Staat van Priesteren uitgegeeven. I, 52. 241 Morgen-gaave , van dezelve vindt men geen fpoor by Mofes. II, 89. 129 Morgen-gaave , was by de Duitfcuers een gefchenlc aan eene jonge Vrouw , voor het vejiies van haaren Maagdom. 11, 92. 158 Mofcheën worden by de'lurken zeer zuiver en heilig gehouden. 1,13. 51. III, 182. 259 Moses vormde eenen geheel hieuwen Staat. 1,1.3 vooronderftelt by zyne 'Wetten een oud herkomen. 1, 3. 10 nam het goede, dathy by andere Volken vond, 111 zyne wetten over. 1,4.15 verbondt zyne Wette!) met zyne Gefchiednisfen. 1» '7-57 telt de Israëliten. 1. 27. 109 neemt zeker Hoofdgeld van dezelve. 111, 173.198 Zie Teding des Volks. geeft Krygswetten tegen de Canahiten, zonder de gerechtly ke oorzaak by te brengen. f", 31. lót maakt de Eenheid van Godt toteenen grondregel van zynen Staat. I, 31 162 hoe hy zyne Wetten teeen de Afgodery fchikte. I5 33-166. daarmede was geen gewetensdwang verbonden. I, 33. 170 tracht geene Vreemdelingen in het Land te lokken. I, 37. 186 veroorlooft den Israëliten in't vervolg eenen Koning te kiezen. I, 54 254 Moses  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 283 Moses was geen groot Veldheer. 1, 66. 339 1—— bedient zich van Eedzweeringen, Offerhanden, Vloekwenfchingen en Zegeningen om zyne Wetten heilig te maaken. H , 70. 6 en 9 ■ is niet voor het Lyfeigendom, de Veelwyvery, Bloedwraake en de Leviraats-huwdyken , maar veroorlooft het één en 311der , onder zekere bepaalingen. 11, 122. 343. 11, 95. 171. H, 136- 11> 98. 194 •—— laat veel toe , om der Jooden harten hardigheid. J, s. 17. 11, 96. 180. 11, ii9« 307 —— bevvyst deGodtlykheid zynerzendinge, inzonder beid door de ftraffe op eenen valfchen Eed van zuivering , in zaaken van 0verfpel. V , 256. 2-2-5 dreigen van LandftrafTen. 1, 14. 52 — bewyst zyne Wetgeevende Wysheid door bet verbieden van renten. 111, 155.87. doordeinftellinc van bet Sabbathjaar. 11, 74. 1 41 door zyne Spyswetten. IV,203. 197. IV, 190 72. IV , 192. 93. door zyne fchikkingen tegen Zelf bevlekking. IV, 214. 316 waarom hyvannatuur- en zede-kundige Zaaken geen nauawkeuriger be¬ licht geeve. IV, 199- '72 IV, 208. 257 Moses, of hy vandeonfierflykheid der Zielen overtuig! geweestzfcVf, 272.7 op hoedanig eene wyze hy over den Zelfmoord gedacht hebbe. Vl", 272. i<5 Mofaifch Recht, behelst veel goeds , het geen van andere Volken ontleent is. 1. 4. 14 is niet het heden- daagfche Recht der jooden. 1, 18 58 . moet niec uil den Tbalmud of de Schriften der Rabbynen gezocht worden. alsboven. deszelfs éigently- ke bronnen worden bygebrachr, 1,3- 11 _ heeft zynebyzou. dere woorden en fpreekwyzen. 11, 98. 186. 11, 102. 212 verfchilt inzonderheid in Schuidzaaken van alle andere Rechten. III, )47- 3Ö . is door Mofes niet in een geregeld famenftel gebracht, maar beftond uit eene verzameling van bvzondereftukken. UI, J48. 42. Zie Wetten (Mofaïfche) Staatsrecht. 1, 19. 60 byzonder Recht (Jus privatum) 11, 96. I inzonderheid Rechten , die de Goederen betroffen. 11 , 73 24. Rechten van perfoonen, 11, 83. 99. PerT? b 2 fa-  s84 TWEEDE BLADWYZER. foneele Rechten en verplichtingen. 144. i Mofaifch Staats Policy Recht UI, 172. 193 \ Krygs-Recht. 111,175. 222 Kerklyk Recht. IV , 183 1 Policy - Recht. IV , 202 88 s Lyfftraffelyk Rechc. V, 228. I r— —i dekenn's van hetzelve is noodzaaklyk. 1, 1. 2 • overtuigt ons dat het ons heden ten dage niet meer verplichte. 1, t. 6 ■ :— rechtvaardigt verfcheidene nieu v/e Wetten, alsboven. dient tot verdediging van den Godtsdienst. Kj 2. 9 — —— heeft verfcheidene gaapingen , die uit 't oude herkomen dienen ingevult te worden. I, 3. 11 l,i6. 56.111, 148.42 Mohammed was een Bedrieger en Dweeper teffens IV , 190,84 ——- mengde de vooroordeelen van zyn Volk in zyne Zedenleere. IV, 190. 85 r—— predikte dennatuuriyken Godsdienst. IV, 190 84 is— verklaarde den Wyn voor eene uitvinding van den Duivel. IV, 190. 85 of hy daarby Staatkundige Oogmerken aehad hebbe. }V, 190. 86. Muhammed , deszelfs fchikkingen ten a.mziene der ftrafien op Overfpel. V, 261. 260 hoe hy zyne eigen firydigheden verontfehurdige. V, 2ói. 261 zet aan de wraakzucht der Arabieren. over het onteeren van hunne Dochteren , paaien. IV, 261. 262 ■ veroorloolt hec neemen van Losgeld voor eenen Moord. 11,134.404 VI, 275' 45" bewys: daarmede, dat hy in het geeven zyner Wetten een zeer zwak gezicht gehad heeft. alsb. zyne Dichtkundige Eedzweeringen. IV, 3°3- 'óp Munten daarvan zyn de Phceniciers de Uitvinders geweest. 11, 82 93 —— door de Jooden vóór de Babyionirche Gevangnisfe niet geflaagen. 11, 82. 95 de oudfte Munten "uur Jooden zyn van den Vorst Simeon. alsb. Zie Geld. Musjeben doen groot nadeel ■ aan de Velden. 111, 171. 186 derzelver al te hevige vervolging veroorzaakt nog grooter fchaade. III, I7i. 187 N- Naafo.  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 285 N. Naiktheld. Zie Schaamte. Naaleezing in den Oogst was voor de armen. 11, 143.457 Naam , deszelfs onllerflvkheid door middel van Nakomelingen , wordt zeer hoog geacht. I, 37. 189 11, 83. 103. 11, 90. 133 II, 98. 189 Naams-afleiding [ Etymologie J veroorzaakt in het Molaïfch Recht veel zwarigheids. 1, 15. 54 — van het Jubeljaar. II, 73. 27. van Jabam is onzeker. IV , 98. 186 van Scheerhafar. II, JOX. 2 »4 van Zimma. 11 , 102. 216 van Thehel. 11 , 102. 217 van Cbefed. 11 , 102. 218 - van Nidda. alsb. « van Goè'l. 11, 131 385 van Mamfer. 11, 139- 435 van Nejchecb 111, '53- 75 van Schemitta. 111, 158. 113 van Zemithutb. 11, 73- 37 i — van Schebua. V1, 302. 128 Naarab , betekenis van dit woord. II, 92. 342 Naaste , wat het Mofaifch Recht daar onder verftaa. U, 7a. 21 Nabal, verongelykte David , in plaatze van hem het gefchenk te zenden , dat men van hem verwachtte, il, 143. 463 Nasot , zyne Akkeren worden verbeurt verklaart 1» 59 194 Nabuur en der Israëliten, derzelver betrekkingen ophen geeven den grond tot eenige Wetten. 1, 8. 25 1, met fommigen, inzonderheid die van eenen roofzieken aart waren, konden zy nimmer vreedehouden. 1 , 8. 26. 1,22, 68 «rli- hadden nooit volkomen geflooiene Grensfcheidin-» gen. 1, 22. 70 naar hunne (trekking opgenoemt. 1, 32. 73. 1, 24 83 Nal-omelingfchap (erne talryke) was by de Israëliten eene Eer , en maakte het land gelukkig. 1,37.]88 II, 83. J03. 11, 98 189 iemand, die deeze niet hadt, moest dulden, dat zyn naam opdeStamlysten uitgefchrapt wierd. I) 37- '89 Naflreè'rs , zyn al voor den tyd van Mofes bekend ge weest. 111, 145.25 waarin hunne geloften beftonden. alsboven. waren het niet voor hun geheele leeven. Ui, 145- 3ö Naturalifatie. Zie Burgerrecht, B b 3 #0.  286 TWEEDE BLADWYZER. Naturalisten, by hen verliest eene Eed veel van zyne kiacht. V, 356. 219 Nayver onder de lsraëlitifche Stammen. 1, 47 Neder te vallen , voor eenen Menfch was niet volftrekt verbooden. V, 248. 144 Neocori , eene foort van ALgyptifche Priesters. IV. 210. 266 Nefcbecb, zyn eigenlyk Renten in geld. 111, 153. 75 Nejïe Eda Ke-ie Moed , wie dus genaamt. 1, 45. 215 Netbinim wat dit voorlieden geweest zyn. II, 125 359 Neus-ring , een middel om fommige Dieren te temmen. 111, 168. 162 — komt dikwils in Arabifche Dichtftukken voor. alsboven, Niccah- Elmakt, dus noemde de Arabieren het trouwen van iemand met zyn Stiefmoeder. V, 265. 269 Nicbt ("zyne) ts trouwen , niet verboden. II, 117 298 Niddab, dus word het huwelyk met zyns Broeders Weduwe genaamt. 11,102 218 V, 265. 269 fJitxew-Jaar der Israëliten, , viel in onze maand October. IV, 200. 179 Nieuws - Maan , het is onzeker, hoe dezelve bepaald wierdt. JV,200.178,179 waar het vieren van dat Feest in beftaan hebbe. alsboven. —— —— van de zevende Maand werd als een Snbbath geviert. IV , 200. INoach, zyne verdeehr.g van de Waereld onder zyne drie Zoonen is een verdichtfel. 1, 29. 113. Het getuignis van Jofepbus in deeze zaak zegt volftrekt het tegendeel 1, 29. 130 Andere geruignisfen beoordeelt. 1, 29. 131 Noges,*een Schuidheer, die zyne fcnJdenaren tot lyfeigenen neemt. 111,148. 53 Nomaden hadden een byzonder Weide-Recht. I, 25. 91 wat daar onder in 'tMofaifchRecht verftaan worde. 1,31. 149 worden noch in deeze dagen doorüe Arabieren vooredel aangezien 1, 44. 21 3, > '— Mofes behielt hun - ne manier van leven, zonder zynen ftaat juist daar op te vestigen. 1, 44 211 — of die van eenen laateren tyd den Israëliten hun recht op Canaan moften opdraagen. I, 31 16» uit hunne gewoon-- tens zyn veele dingen in het Mofaïfch Recht ontleend. 1, 4. 15 \tonne fchryft eene Verhandeling , de Juftitia armorum Israè'titcrUm adverfus Cunanteos: eii word wederleg!. X, 29. 123 NOKKÈ  dbr MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 287 N o n n e verklaart de Wet, aangaande de Vogelnesten, in eenen verbloemden zin , van zeker verbooden Huwelyk. 111, 171. 180 Nonnen komen byde Israëliten niet voor. 111, 145. 27" Nood-weer, in welke gevallen dezelve , volgens de Analogie des Moi'aïfchen Rechts , plaats hadt. VI, 373. 3a Noschecb , de naam van iemand, die Geld oprenten uitzet. 111, 153- 80 O. Oepken wordt wederlegt. 1, 31. 150. Zie Stiebiuts Offeranden bydeGsdenkftee'nen der Wet. 11, 70. 7 waren de gewoonlyk- fte foort van geloften, lil, 144. 5 en 21 van Jefta , wat men daar van te denken habbe 111, 145 ió- Zie Jefta. zyn wezeniyk als voor- beeldfelen van Christus , door Godt bevolen. IV, 183.2: maar worden hier van den Rechtsgeleerden kant befchouwt. IV, 183.3 konde ook door vreemdelingen , die niet befneeden waren, gebracht worden. IV, 184. io afdeeling van derzelver onderlcheidene foorten IV , 187. 45 —— (bloedige ~) üreeden tegen de gewoonte der iEgyptenaaren. IV, 187.47 Offeranden mochten opg&ene andere plaaizen , dan die Godt voor den Godsdienst ) had vastgefleit, gebracht worden. IV, 188 50. bepaaling van deeze Weta/jó. het oogmerk daarvan was Afgoderye voortekomen. IV, 188. sa — de gewoone plaatze daar vóór was de Tabernakel. IV , 188. 57. Afwyking van deeze Wet. alsb. en verv. hadden ook zekeie Staatkundige nuttigheid. IV, 189. 61 by dezelven deed men de piecbtigfte Eedzweeringen. alsboven. waarom daar Wyn by moet zyn? IV, 190. 72. waarom olie? IV, 191.93 de Heidenen dronken 'er bloed by. IV, 206. 220 moesten door Melaat- fen by hun rein-verklaaring gebracfjr worden. IV, 216. 269 —— Schuldofferanden waren eene MulBa en abolitio criminis. IV, 189 62. V, 244 Zie Abolitio criminis. Waren befchaamende , maar niet fchandelyk. V , 244. 102, 103. als eene MulBa befchouwt, waren zy zeer draaglyk. alsb. Hoe hoogzulk eene Offerande, wauneer men iets van net Heiligdom ontnomen had, gewaardeert wierd. V, 244. 104. in welkegeyallen dezelve  %m TWEEDE BLAD WYZER zeiven konden gebracht worden. V, 244. 107. had- . den geene piaaize by mis- < caaJen , waar by hec gemeenebest belang bad , dat zy opde gewoone wy- • ze geftraft wierden. V," 244. 109. veroorzaakten ■ geene vergiffenis van zonden by God , maar alléén ontfiag van de burgerlyke ■ ftraffe. V , 244. i 10 Offeranden mocht men geenen Afgoden brengen. V, 248. 147 indien iemand, die on- - rein was , daar van at, was dit een balsftraftelyke misdaad. V,249.159 ( Menfcblykej door Mo- - fes verboden. 111, 145. 16. IV, 187.46. V, 247. 129 waren onder de Ca- - nanitengemeen.V,s47.i34 van Kinderen zyn affchuwlyk. V, 247. 133 ■ waren onder de - jsraëliien fterk in gebruik geraakt. V, 247.130. twyfelingen daaromtrent, al.-b. ( Redenen, dewelke op ee- . ne beflisfende wyze doen C zien , dat de Israëliten dit gebruik in der daad van de Cananiten gefëèrt hebben. V, 147 132 ■ wat daaronder ei- - gentlyk verdaan worde. V. 247. 137 —— op dezelve ftondt deSiceniging. V,247-140 —— mochten zelfs niet ter eere van den wauren Godt gebracht wordsn. V, / ' 247. 141 ~)ffemw.altyden daarop moesten zelf de knechten genodigd worden. II , 128 376 ftrekten ook ien voorde-ceder armen. I),143 460 van dien aart waren weleer alle groote Gastmaalen. JV , 189 02 moesten op hooge feestdagen gehouden wor-i den. IV, 197. 152. voordeden, die'er uitontllonden. IV , 189. 63 maakten , dat aimen lieden, ten minften nu en dan eens, Vleesch aten. IV, 189. 64 bewaarden ue Israëliten voor de gevoelens der ^Egyptenaren. IV, 189 66 voor de nüdeelige gevolgen eener ganschly. ke onthouding vanvleeschfpyzen. IV, 189.69 mochten niet zuinig aangelegd worden IV , 189. 71 Officieren der Israêiiten. li!, 176- 228 Uk wordt injEgyptenniet gewonnen. IV , rpf>. 94 — wast in Paloeftinaopeene uitftekende wyze. ahb. en IV , 205. 219 — de Israëliten werden'er aan gewent, door deszelfs gebruik by hunne Offermaaityden. IV, 191. 96" Gevoigen daar van. alsb. en IV, 205- 221 mie  nuu MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 289 Olie fmaakt beter als boter. IV, 20S. 230 -— in plaatze daar van gebruikende hedendaat-'febe Jooden Vet. IV, 205 222 Omjlandigbeden ( verandering van) verandert eern-Wet. 1, 9- 33 O n a n ( Zonde van ) waarin dezelve beftaanhebbe. 11, 98. 188 Onder- Goden werden door dë Heidenenalleen uit tydl\ k belang gedient. 1, 33- 167 derzelver dienst w as niet algemeen, alsb.enz. Onderkleed. 111, 148- 48 Onderpand , wat daar ouder in het Mofaifch Recht verdaan worde, lil, 150- ói . daar kunnen groote misbruiken by plaats vinden. 111, 350 62 - het geen onze Wetten ten dien opzichte zeggen , past niet op de tyden van Mofes. 111, 150. 64 . dingen, die men niet ten Onderpand neemen mocht. 111, 150. 65. Verdere uitbreiding daarvan 111, 150. 68 Ondeugden van een Volk , geeven ons geen Recht , om het zelve te beoorlogen. 1, 28. 117 en 1 2 1 Ongedierte mochtniet gègeeten worden. IV, 204. 210 Onkruid. Zie Lolyk. Onreinen mochten niet in het Leger zyn- 111, 182. 256 —— mochten geen OfFervleesch eeten ¥,249 159 VI. Deel. ' daarop flondt eene Doodftraffe. V , 249. 159 Or.remigheid (Levitijehej wat - daar onder te verftaan zy. IV, 207. 235 verfchilde in trappen en duuring. alsboven. - was nii t lira! baar maar wel dat men zich niet reinigde. IV, 207. 236 foorten da::r v.att Bygebracht. 1V,2c8 237 enz- Zie Melaatsheid Zaadvloed. Kraamvrouw. Zelfshevlikkhig Maandelykj'cbe Zuivering. Btoedvloeijinge. Lyken. Aas. ■ wat een Wetgeever daarby te doen hebbe. IV ,214. 313 -—— der Gcreedfchappen. IV, 205. 214, IV,216. 333 IV. 217 3'36 Onflerflykbeid der Zielen was aan Mofes bekend. VI , 272 7. Ontaarting der Menfchen, door het trouwen onder Bloedverwanten , kan niet beweezen u orden. 11, 105'. 226 enz. is geene Oorzaak, waarom Mofes zulke Huwelyken verboden heeft* 11, 105. 224 * kan toevalliger wyze uit het Hu wel) k van eenen Broeder met zyne. Zusterontftaan.il, 108. 240 der Baar den: 11,105 224 - der bewonerenvan Noord- Americx. 11, 105, 22f C c Qnteering  59© TWEEDE BLADWYZER Odteering naa den Dood bellondt in het verbrande»., o, hangen en fteeaigen. V , 235 28. 36. Zie van elk. op zvne plaatze. —— by levendigen Iyve, is geene (traffe van het Mo fuïfcb Recht. V , 236. 39" — Aanmerkingen daar. over. alsboven Onthoofden is geene ftraffe van het Mofaifch Recht. V, 234. 23 Zie 'Zwaard. Oitmannen van Dieren, was verbooden lil, 168. 159 1' 1 95' J7 3- van Dieren, tegenwerping beantwoord UI, 168 159 der Rammen in Span- K-n. T68. 164 Ontmanden , mochten onder hi t Israë'itifch Vo'k niet z>n 1U 95 '73 — zyn tn het Oosten Op p.isfers der Vrouwenhuizen. alsboven. waren van het Burgerrecht Ier Israëliten uirge fWven. 11, 139 433 O tfltg van den Krygsdienst , vier oorzaaken daar van , die met geene fchande verbonden uaren. 111,177 232 Zie Krygsdienst- Ontflag-verteening is fomtyds noodig om meer kwaad voortekomen. I, 10 37. IV, 275. '9 vóór den tyd der Koningen oefend : herganfche Volk dit Recht. 1, 10. 41 4 werdt door de Koningen naar gegronde rede¬ nen geoefent. alsb. Voorbeelden daarvan. 1, 10 42 Ontjlag - verleening in zaaken die het Huweivk betreffen , op de Mofaïfche Huwelykswettengegrond. IÏ, 101. 205 —— wanneer dezelve plaats had. 11, 101. 210 konde by zulke Huwelyken plaats nebben , die niet uitdruklyk verboden waren, alsb gelyk ook by zulke , die Mofes niet lelt onder de gruwelen der Cananiten. 11, 101 au. als mede in getallen, waarin Godt zelf wel eer ontflag verleent heeft. alsboven. de Huwelyken , by welke dit gefchieden konde worden nader.genoemt II, 113. 207 in Hals-zaaken. Zie Recht van genadebewyzing. Ontzegging , eene byzondere foort van Geloften. 111, 145. 24 Zie Nafireërs. Onver koopbaarheid der Akkeren. 11, 73. 25. fchynt eene naavolging te zyn van eene fchikkingder^Eijyptenaaren. 11,73 26. was voor den Israëliiïfcheh Staat zeer nuttig 11,73.28 was in fommige gevolgen bepaald. 11, 73 33 Onvruchtbaarheid , wat dit fomtyds beteekenei 11 , 116. 290 ■ is de ftraffe voor fommige foorten van B'oedfchande. V, 265 300 Oogst  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 291 Oogst konde tot op het Jubel-jaar verkocht woidtn. II, 73- 23 . of dezelve vóóï't Sabbatbjaar dubbeid geweest zy. H, 74 4» —-— wat daarvan vooi den Armen « as. 11, 143 457 ■ een Schuldeifcner kon daardoor aan zyne betaaling komen, lil, 148 45 —— Wanneer die begon. IV, 197- J4S bracht de tydrekeiimg der Israëliten op eenen vasten voet. IV, 199. 169 Ooren der Knechten werden doorboort , ais zy hunne Vrylaating niet wüdeaanneetnen- 11, 127 368 Oorlog der Israêiiten tegen de Cananiten , of dezelve wettig geweest zy 1, 28 115. de redenen door fommigen voorde Wettigheid daarvan opgegeeven, worden beoordeelt. 1, 28-11 6 1, 29 1 23 1 3 1,1 so 140 Zie (shaei.itun Canaan. —-ofd- Koningen op hun eigen Gezag iemand den Oorlog konden aandoen. 1, 58 289 ■ tegen de Midianiren , wasrechtvaardig 1,63 317 —-— was één der middelen , ■ waar door men in flaaverye konden geraaken. 11, 123- 344 Op.zebangenen moesten vóór . Zonnen ondergang afgenomen worden. IV, 215. 328. V, 235. 3*c Opgebangtnen , waarom als vervloekt aaneemerkt. V, 2 35 34 deeze by.'üiidcrheid is geene vooi fpelling yan Christus, alsboven. Ophangen gefcfiiedde by Mofes eerst naa den Dood. V, 235. 29 was de allerfterkite ont- eeiing naa den Dood , en waarom ? V , 235. 32 —— verfcnilde van'tkruisfen onder de Rome nen, V, 435. 34 Opperkleed. Zie BoveiiKked. Oproeping van het geheele Volk ten Oorloge had nu en dan plaats. Iii, 175 224 — heeti altoos gei-ne ^orde gevolgen. Ui, 175. 21g —— wie dezelve doei) moest lil. 1 76. 227 Opschriften te Palmva beeft men ontcyffert V, 250 176 Dpftanding der Dooden dit leerftuk was by de Grieken nietmdemode V.. 272 2 Orakels. Zie GodtJ' ranken. Dsjen , deed men . wanneer zydoi fchten, geene muilband om 11, 130. 379. dit is noch in gtbruik m het Oosten alsb. van waar deeze gewoonte haaren oorfprong heDbe. alsbov. vergoeding der fchade, doord'.zelve veroorzaakt, of aan dezelve geleeden. 111, 160. 119 —— zyn onder de huislyke Dieren de voornaam den. 111, 166. 1 44 c 2 Oojen,  293 TWEEDE BLADWYZER Osfen, redenen der hoogachtinse die de Ouden voor dezeive gehad hebben, lil,; 166 145 «— mochten niet met Ezelen ondereen Jukgefpaiinen worden. 111, \66.149 IV, 220 375 Zinbeeldige betekenis daarvan.- ahh. onder deeze naam worden dikwils andere reine Dieren meede begreepen. VI, .274. 36 —- ongefneeden wil men, dar zy moediger zyn, dan nadernand. 111, 168. 160. Aanmerkingen daar over. alsboven. ■ indien zy een JVlensch dood itietten , werden zy geftenigt. VI, 274. 36 onuer welke omftandigheden de Eigenaar daar van met de dood geftraft wierdt. VI, 280. 67 ! die geftolen waren , • waarom zy vyfvouwig moesten vergoed worden. VI, 284- 83 Ouderen, hunne Rechten by het trouwen van hunne Kinderen. 11, 83, pp ( konden hunne Kinderen tot Slaaven verkopen. H, 123. 147. Nuttigheid deezer fchikkingevoorde Armen. 11, 123. 149 -— of zy eene Gelofte konden doen , van hunne Kinderen Gode te zullen fchenken. 111, 145. 24 " moesten niet voorde Kinderenfterven. V , %io. 2. Zwaare misdaaden der Kinderen tegen hen werden met den dood geftrafr. Vl, 293. 107 Ouderen , Mofes prent den Kinderen zeer zorgv uldiglyk in hen te eerbieden. VI, 293. 109. Middelen, waar van hy zich tot dat einde bediende, alsb. verklaaring van het byvoegftl des Vierden Gebods alsb. Ouderdom heeft in het Mofaifch Recht groot aanzien II, J40. 437 hoogachting daar voor voegt b> zonder voor eene Volksregeering. alsboven. Oudjlen , wie by de Israëliten dus genaamt wierven. 1, 46. 219 Overheid ( hoogfte) van den Israëlitifchen Staat, door Mofes niet bepaald. I , 53- 251 — wordt aangezien als Godts Stede - hou eresfe. 1, 35- '75- VI, 295 119 hoonende woorden tegen dezelven verbooden. VI, 295. j 18 Overtreding der Levittjcbe Wet, die niet opzetlykgefchied was , werdt door een Schuldoffer verzoent. V, 244. 107- — ( epzethke ) met den dood geftraft; V, 24p. 155. Zie Wet der Plechtigheden. p. Hm  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 293 p. Beierden, mocht een Koning van Israël niet in menigte hebben. I, 54. 165 werden van de-israëli ten niet tot den Landbouw gebezigt. 111, Jöó. 150 -— waren tot den tyd van Salomo niet menigvuldig. 111, 166. 15a —>— Salomo deed 'er handel mede. 1, 59. 301 het vervoeren van dezelve te water is kostbaar. 1, 59 30a waarom de Arabifche thans de besten zyn. 111, lèö. 153 i door de Franfchen in Belegeringen tot fpyze gebruik', maar door de Duit* icbers niet. IV, 202. 189 —— die David veroverde, werden verlamt. 1,64 334 Z;e IVeilleopen- Pairdenftoetery , eenige Aanmerkingen over dezelve» II- 105. 224 heeft Mofes niet zoeken te bevorderen, en waarom nier? III, 166 154 Baa'cb Feest , viel in onze Maand April.IV, 197. 145 , naa het zeive begon de Oogst alsboven. . - hoe dit Feest geviert wierd- IV, 197.. 146 Baafcblam, uit het getal van dezelven konde men niet wel het getal des Volks leeren. 111, 173. 204 -rrr die het wflcle ea- ten, moest befneeden zyn IV, J84. 9 Paafcblam , indien men met voordacht naliet hetzelve te eeten, maakte men zieh aan eene zwaare misdaad fchuldig. V, 249 150. Palestina, het Oostlyk gedeelte van dit Land is noch zeer gebrekkig befchreeven. 1, 19, 6Q de Kaarten van dat Land, van Hase en d' Aan ville , zyn de besten. alsboven. wat men daarin ei- gentlyk het Heiiige Land noeme. ], 23 7g — —— deszelis Grem- feneidingen ien Westen. I, 20. 62 den aan den Westkant var? ^gypten. 1, 21. 64 üostiyken kant tegen Arabien. 1, 22. 68 ten. I, 23. 74. I, 24 83 deszelfs Noorde- lyke grensfcheiding is zeer onzeker. I, i5. jjp -■— -—. deszelfs Inwoone. ren beiiepen drie Millioenen. I, 26. 101 ~~ — werden op verfcheidene tyden ge^ telt.L27.1c9. 7AeTeïlsng. deszelfs grootte in vierkante mylen berekent I, 26. 103. evenredigheid van deszelfs Onderdaanen daar mede. alsboven. C c 3 Pa-  294 TWEEDE BLADWYZER. Palestina , deszelfs Vrucht baarheid kwam overéén met het getal der Onderdaanen. I. 26. 104 Recht dei 1-raëli- tenopditLmd. 1, 28 113 Zie IsraSiiten. —. —— was van onheugbaare tyden af een Eigendom der zwervende Her deren. I, 31. 149 — was in eenen by- zonderen zin Godts Eigen dom. I, 34. 17 F — had overvloed aan Wyn en Olie. IV 190. 88 IV, 191. 94 . Melaatsh-id , is daar een gewoone Ziekte. IV, 209 058 „ Menfchen - roof, ■ kond tarinligtlyk gerleegt worden. VI , 288 94 Palmyrrn door Salomo gebouwt, ten minften bevesiigt. I, 23. 80 — de opfehnften daar vun zyn on^cjffert. V, 250. 176 Pand. Zie Onderpand. Partydigbeid der R-.chteren verbooden. Vl, 297. -16 Patriarchen , oeffenden het Recht van Eigendom over Canaan. 1, 3 '■ '49 " • waren'zwervende Herderen. I. 'i 14 —— erkenden de Cananiten niet voor hunne Overhe den I • 31- '5o ——- oefende het Rechr van Doodftraffen over hunne huisgezinnen !, 31. 151 Patrarcben wat deeze bennam ng eig-ntiyk te kennen geeve. 11, 79.81 —— derzelver rykdom beftorjd. in Osfen, Scnaapen, Edelen en Kamtreh-n, maar niet in Paarden. III, 166 '50 Patrmi, eene foort daar naa kvm\ in 'i Mei ï' eb Recht voor. Vl, 298 130 Peab moet van den Knevelbaard verftaan worjen. IV, 225. 387 Persen, waren Vyanden van den Afgoden-diei.st. I. 32 165 Pest, eene Hoofdziekte van iEgypien. IV, 213. 310. IV, 216. 334 —- daarvan komt by Mofes niets voor. IV, 213.311 Pbarifeeuwn zeggen dikwils vlak hei tegendeel van het geen Molësze^t- i, 18.58 ftclden onder zyne woo den eene valfche Zede*« leer voor V , 242 91 fchaften doo, n.,-n- ne doo'ing, aangaande zekere Geloften van onyehoorzaame Kinderen, het Vierde Gebod af. Vi , 293 108 — de Rergpredikatie van Christus verzet zich voornatfmlyk teuen hunne leerfiellingen Vl,30i 149 hunne vitteryen , ten op/.ichie van het Eedzweeren , ontdekt Vl , 303. 161 P h e l e c y  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 29$ Pheleg, van wa^r deezen naam afkonxiig zy. i , zy. 136 Phster Recbem , wat a t b~-tekene II , 84 105 Philastrius , deszelfs getuianis , aangaande de verdeeling van den Aard b"dem . oor Noach , beoor eeid l , 20. 1 34 P"h i.listïnen zyn geene Cananiten 1, 30, 144 P h 1 l o deszelts gedachten over de rechtmaaiicheid der Eeozweeringen. VI , 3°3- '58 PucENIClStts zyn Cananiten I, 31. 151 de Uitvinders der Munte. 11, 82 93 —. worden by Heko doot Israêiiten genaamt. IV, 185. 18 —— offerde Menfchen 247 136 Pink lier-Ft est, was het OosstFeest der Israêiiten. IV . 197. 147 Plagium daarop (ion te Komen weleer eene^e dboete VI, 2:18 9.5. naderhand de flraffe des Joo.ls. alsb —— is van eene uit^tflrekttre betekenis, dan Mm fch -n - roof. alsboven Pl.j.to, deszelfs Befahryving van de Atlantifche Eilanden. II. 70 11 Plechtigheden , ( Af^odijcbe ) die den Israêiiten verboden waren , breedvoerig opgetelt. V. 248 144 ,53 by hu Efd'/woeien. V., 303. 152 Plechtigheden. Zie [Vet der plecixigbsden, Pana talionis. Zie RecH na» •wedervergelding. Point d' bonneur , naar hetzelve fchikt Mofes eenige Weiten> 1, 8. 27 PoKken , kunnen gemakJyk: door Bedelaaren verfpieid worden. 1, 142. 443 eenige Aanmerkingen over dezelve alsboven en IV, 213.310 Policy-Recht der Israêiiten. lil ,172 193. IV,202 188 Poluttio notèturna , verontreinigde IV, 2J4. 315 Polyandrie. Zie Veei-mannery, Polygamie Zie Veel-wyvery. Poort was de Gerecn. plaai s. II, 81.89. VI, a,8. (.9 aldaar vergadeiden oe Menfchen VI", 298. 130. Voordcelen daar van. aishoven enz. n«jn(* , wat dit betekene. '1, 93 160 is Marth. V. v> 32 de rechte leezing 11,120 338 Posten, Gedenkfpreuken aan deze;ve. IV, J23 382 Predikanten « aren aan Moles onbekend. 1, 52. 444, kunnen met de Leviten niet vergeleeken «orden. alsboven. Pre montv«l betwist de Veelwyveiyoer Israëliten. II .94 170 Priesters, beflistten duistere Rechtza-ken II , 71. jg welk foort van Vrou= wen zy niet trouwen mog- ten. u, 99. 2co Fries-  Q9<5 TWEEDE BLADWYZER Priesters konden buiten hunnen Stam trouwen. 11, 100 20i ontfloegen van Gelof ten. 111, 146. 33 of zy, om datzy Dieren tlacnten. onbekwaam waren om Rechters te zyn Hl, 164. 139 hun werk was bet bezichtigen der Melaatfen. IV, 210. 265 —— beoefenden de Geneeskunde, alsboven. -— werden door een Lyk en het 'treuren over eenen Dooden onrein. IV, 215. 322 hunne dochters werden als zy zich in ontucht verliepen, geflenigt .V , 268 320 Zie Hoogepriester. Procesfen over fchuldzaaken eindigde met 't Jubeljaar. U, 74- B8 —— waarom het Mofaifch Recht daarvan geene voorfchrifren geeft. VI, 296.121 « vinden by den eerften opkomst der Volken geene plaatze. alsboven. Propbeeten, maakten dikwils de Wil van Godt, ook in Waereldlyke zaaken, bekend. I, 35. 179 hadden een byzonder Recht in den ftaat der Israêiiten. I, 36. 182 leugenachtige Proprieten werden ter dood veroordeelt. I, 36. 1S3 . (\valjcbs) werden met den dood geftraft. V, 252 190. Wie daar onder verftaan wierd- V, 252. 190 192. Zie IFawzeggery. Propbeeten (Stiatkundige) zyn in onze dagen gevaarlvk. li 36. 183: V, 25'. 193 „ V> 253; 195 der^Egyptenaaren. IV, 210. 26.5 n»es-xi«si» niet volftrekt verooovien. V, 248. 144 Pruissen groot nadeel aldaar geleeden dooreen algemeene vervolging der Musfcbeh. lil, 171. ig^ Prys maar deering der Lyfeigenen in het algemeen. 11, 124. 352 der lyfeigenen des Heiligdoms. II, 124 354 der Vrouwen. 11, 85- lc. Ptolemais , het bozit daarvan is voor Palreftir-a van gewicht. 1, 20. 63 Purim het Feest van die naam is van eene nieuwe in ftelling. ' IV, 001 18Ó Pynbank was by de Israêiiten niet in gebruik. 111, 140. 58 VI, 306. 172 Pynigers, wat daarmede bedoelt word. 111, 149. 58 R. Rah Hattapacbim, de Uitvoerer van Doodftraffen V, 232- 13 Rabbynen kunnen ons de mening der Wetten van Mofes niet leeren. I, 18. 58 IV, 218. 346 Rabbynen  dek MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 29? Rabbynen geevÉsn zich veele moeke, om de Wet over het bewys van ongelchonde kuisheid te verzachten 11, 92. 141 .-,— geeven ons valfcne denkbeelden aangaande de Doodftraffen. V , 231. 10 — hunne Vitteryen ten opzichte van het Eedzweeren. VI, 303 156 R a h am , in Jigypten een zeer nuttige Roofvogel. 111, 171. 184 . voorzorg der Mnham- medaanen voor denzelven 111, 171. 185 -—■ zuivert het Land van Doode Lichaamen. IV, 216. 232 Rafcbim , Rafcbe Betb Abotb. 1, 46. z\a Ratzach, deszelfs betekenis. VI, 273. 17- word in het vyfde Gebod van eenen eigenlyken Moord gebruikt Vl, 273. 19 Richt (Mofaifch') Zie Mofmfcb Recht. . der Israëliten op'tland Canaan. Zie Israêiiten. van doortocht. I? 68. 345 van Genadebewyzing , is iets 't geen aan de opperfte Macht toekomt. l,io. 37 werdt by de Israêiiten door hunne Koningen geoeffent. 1, 58289. VI, 275. 46 ^ in hoe verre h.'tzelve by eenen eigent, jutten Moord plaatshebVL Deel. be. VI, 275. 46. Zie Ont- fiag -verkening. Recbl der Gezantfcbappen. i, 67- 344 ■ van hervorming der Isra- ëlitifche Koningen. 1,58. 290 Recbteren, door Mofes ingefteld. 1 , 49- 23i als Stadhouderen Go.ls aangemerkt. 1, 35- 175 uit den Stam van Levt genomen. I, .35- J* 49. 232 die hunnen Stam niet vóórftelden ( repreefenteerden). I. 49 231 deeze naam eene benaming der Opperfte Macht. I, 53- 25.1 -— waren geene beuendige Overheid der Israêiiten. I, 53- 252 -— fommigen van dezelve hadden het bewind flechts over enkele Stammen. I, 46. 220. 1, 53- 253 hadden de Macht niet van eenen Koning. 1, 53* 253 —w derzelver gedrag , ten opzichte van vreemdeKoningen was geene rebellie. I, 54 257 -— of een Koning in ffgen perfoon 't Rechterampt kan waarneemen. 1,57 282 of men daartoe vieekn- houwers benoemen moge. Ui, 164. 137 moeten geene Gefchcukenaanneemen. Vl, ap7- i2ö D d Ricb'  298 TWEEDE BLADWYZER Reciteren behooren niet party dig te zyn tegen de Armen VI, 297. 127 Rechtsgeleerden , moeten bet Mofaïfch Recht kennen. 1, 2. 6 Rechtspleeging over fchuldzaken was volgens het Mofaifch Recht zeer vaardig. 111, 148. 43 VI, 296. 121 de Voorwerpen daarvan waren a) de Erflyke Akker, b) Huizen, c) Kleederen. d) de Perfoon van den Schuldenaar zelve e) zyn Vee. fj Huisraad enz. 111, 148. 45-54 — in balszaaken. Zie Leevensftraffe. Reg, (naaste) wat men daar onder te verftaan hebbe. 11, 72. 22 Regeeringswyze der Israëliten I , 35- 173- 1, 45- 214. Zie Theocratie. Grondregelen daarvan bygebracht. 1, 32. 162. I, 37. 186 Regenbak (onbedekte ) als 'er een Dier in viel,, moest de fchaade vergoed worden, VI, 280. 67 —— welke de ftraffe was , zo 'er een Menfch in viel, bepaalt Mofes niet alsboven. Rehabeam van hem val. len Tien Stammen teffens af- I, 46. 223 weigert zeker nieuw verdrag. I, 55. 277 veroorzaakt daar door. eenen gantfchlyken afval. • alsboven. Reiniging, het. verzuim daar van was in fommige gevallen eene Halsmisdaad V, 249 i59 Rente te neemen, door Mofes niet volftrekt verboden Hl, 152. 71. 111, 354. 81. Billykheid van dezelve beweezen. III, 152. 71 enz. Inzonderheid met betrekking tot laatere tyden. lil, 155. 86 enz. verdeeling van dezelve in verfchillende foorten. Tr 111 j 153 75 Renten van Vruchten waren in de Mofaïfche Wetten niet veroorlooft. 111, 153, 76 Billykheid van dit verbod, alsb, enz. Waren volgens de Romeinfche Rechten grooter, dan die van Geld- 111, 153. 77 de Mofaïfche Wetten, die daar over handelen , zien op verfchillende tyden. 111, i54. 82 in de laatfte Werten verbiedt Mofes den Israëliten Renten van eikanderen te neemen. III, 154. 85. Redelykheid daarvan. Hl, 155- 87. Men kan dit Verbod niet op laa'ere Tyden of andere Volken overbrengen. 111 , jffi5. 90. 90" van Vreemdelingen re neemen, was veroorlooft. 111»'55-97' deeze vryheid was den Israêiiten nietnadeelig. alsboven. — alle oude Volken denken  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 299 ken *er ongunftig over. 1 111, 155- 93 .Renten Mofes heeft ten dien opzichte veel Wysheids ■ getoont. alsboven. Refervationes mentales cntftaan natuurlyk, wanneer men het Eedzvveeren vermee- • nigvuldigt. 11, 70. 15 der Pharifeeuwen VI, 303. 161 RefpeBus parentel* , wat men "daar onder te verftaan hebbe. 11, 107. 232 . komt alleen in het Roomfch, maarniet inhet Mofaïfch Recht voor. alsb. , waarom dezelve voor geene genoegzaame reden voor het verbieden van fommige Huwlyken te houden zy. 11, 107. 234 wordt niet by alle verboodene Huwelyken gefchonden. 11, 107. 235 is geene onveran- derlyke betrekking alsb. wat dezelve doen konde , zo men met zyne Moei trouwde. 11,107 236 Reukwerk (heilig) het zelve na te maaken , was eene dood- fchuldige Misdaad. V, 249. 160 Rhinocoiura , aldaar wil men dat Noach de waereld onder zyne drie Zoonen verdeelt hebbe. 1, 29.124 Roes , of men dien in het Noorden eer bekome dan in 't Zuiden. VI, 294.116 Romeinen, waren een hard Volk in den Oorlog. I, 64. 326 Iomeineh hunne Koornwetten zyn zeer gebrekkig ' 11, 74- 56 by hen (trekte de Va- derlyke macht zich verder uit, dan by de Hebreeuwen- 11, 83- 100 weten in hunne Wetten niets van eenig teken van ongefchonde kuischheid. ■ 11, 92- '57 ■ hunne Huwelyks-wer- ten kunnen wy heden ten dage zeer wel misfen. 11, 101. 205 by hen was de Rente van Vruchten hooger dan die van Geld. 111, 153- 7°" ■ fchikten zich injudxa naar de Wetten van Mofes. V , 235. 34. Reden van deeze infchiklykheid. V, 235- 35 hadden in den begirne het Recht van wedervergelding by lyfs-verzeeringen , het geen naderhand buiten gebruik raakte. V, 241. 65 enz. hunne gefchiedenisfen toonen de droevige ge volgen van Waarzeggeryen. V, 253. 201 —— maakten veel werks van het Eedzweeren. V, 256. 218 Helden geene burgerlyke flraffe op Meineedigheid. alsboven. derzelver wetten ten opzichte van menfchen-diefftal verfchillen van die van Mofes. VI, 288. 95, 96 D d a Rood  3©o TWEEDE BLADWYZER Rende Mek , aan het zelve mochten de Israëliten zich niet nederikan. 1, 22. 73 Roofvogels hebben by de Israêiiten zulk eenen kwaaden naam niat als by ons. 111, 165. T42. Mofes droeg zorg voor derzelver onderhoud. 111, 171. 182. zyn voor een gedeelte van zeer veel nut. alsbov. zuiveren den grond van doode lig. baamen. IV, 2i5.32°7 Roovcry was by fommige oude Volken geene eerlooze broodwinning. 1,40.203 i Mofes zocht 'er zyn Volk van aftebrengen door middel van den Landbouw I, 40. 204 *— door David , als een eerlyk werk , gepleegt. I 32. 69 Boden hadt het Recht zyner Eerst-geboorte verbeurt. 11. 8*. 105 Ruilen van Akkeren n iet verbooden. II, 73. 85 Ruitery ( Jlerkej mocht door geenen Koning van Israël gehouden worden. 1, 54. 26.5. Zie Paarden. Rykdom van fommigen is eene rede, waarom anderen zich op het bedelen leggen U,, 142. 449 Rytuigen der Ouden waren zou gemaklvk niet als de onze. 11), 166.155 S. Sabbatb op denzelven waren de Knechten vry van werken. 11, 128. 3?jr dezelve was insgelyks voor de Dieren een Rust. dag. 111, 167. 156. IV, 195. 122 **—'f ten aanziene van de wyze , op welke dezelve ten tyde van Mofes , als een dag van Godtsdiensroefening gevierd werdt, is ons niets bekend. IV, 194 109. gisfingen daaromtrent IV, 195. 119 —<— was een Dag van Uitfpanning. IV, 194. 310. hoe dit met den Godsdienst kan verbonden worden IV, 194. 114 Mofes vondt dien, als een oud herkomen. IV, 195. iió ■ is door Godt zei ven bevolen. V, 249. jg, ■ was eene bekentnis dat men den Schepper der waereld als den waaren Godt vereerde. IV, 195. i20 deszelfs ontheiliging , was zoo veel te zeggen als Godt te verloochenen. V, 249. 162. Op deeze . misdaad was de Dood ge fielt. V , 249. 160 behoorde tot eene eer grondregelen van den Mofaïfchen flaat. IV, 195,120 - belette het Afgodifch dienen der Sterren, alsb. en 121 S>hh,,th  dep. MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. gói Sabbatb het rusten op denzelven , was geene volftrekte werkloosheid. IV, 195- 123 • op denzelven was lig- haamlyke arbeid verboden IV, 195. 125. maar niet die tot den Godtsdienstbe'hoorde. IV, 105.133 ook niet het vegten in tyden -van Oorlog. I, 65. 337. IV, 196 135. redenendaar van. alsb. enz- Men heeft daar geene zwaarigheid in gevonden, dan naa de Ba bylonifche Gevangnis. IV, 196.136 — wat men van de zoogenaamde nood-werken te houden hebbe. IV, 195.127 • Vuur aan te Heken was verbooden. alsboven. •■ zelfs in den Oogst was het niet geoorloofr op dien dag te arbeiden. IV, 195. 131 deeze Wet past niet voor onze luchtftreek.«M>. •—— verfchiltgrootlyksvan den Zondag der Christenen. V, 249. 161 enz. Sabbatb- Jaar. II, 74. 38 . of uit de In ftelling van hetzelve de Godtlyke zending van Mofes kunne bewezen worden. II, 74.41 bad ten oogmerke, dat men Koorn bewaaren zoude. II, 74. 44. 62 . noch eenige andere voordeden van betzei ve- 11, 75 63 o-— :— fchynbaar nadeel van hetzelve. 11, 75. 65 Sabbatb- Jaar , de Wet, die van hetzelve handelt , is eenen geruimen tyd iarg niet waargenom. 11,76.66 de Vruchten, dié in hetzelve voortkwamen, waren voor de Knechten. 111, 75. 64 11, 128.375 geduurende hetzelve mochten geen fehuldenaaren gemaant worden. III, 157. 160 of de fchuiden in hetzelve vernietigd wierden. 111, 158. 109 — in hetzelve mocht men geen Wild van zyn Land jaagen. 111, 170.177 Sabbatb-J'cbennis, wat daaronder eigenlyk verftaan worde. V, 249. 163 • daarop was eene Doodftraffe geftelt. V, 249 164. Voorbeeld, waarin deeze Straffe voltrekken wordt, alsb aanmerkingen daarover. V , 249. 165 Sabbaths-iveg is eene uitvinding der Pharifeeuwen. IV, 195.124 Sacrilegium , ten opzichte van deeze misdaad vindt men geene byzondere Wet van Mofes. VI, 287. 88 Salomo bedryft handel in Goud, Zilveren Paarden h 59- $ÓQ, 30 f zyn Tempel. 1,59.296 door David rot zyn'opvolger benoemd. I, 60. 303 waar in zyne zonde by zyne Huwelyken belfond. ' 11, 100. ?.oz Dd3 S..u  Soa TWEEDE BLADWYZER Salomo wordt tot Afgodery verleidt. I, 32. 64 hadt veele jVjoüwen. I, 54- 268 —— ftraft Simeï wegens zy. ne misdaad van gekwetfte Majefteit. VI, 255. 119 Salpeter , het is goed dit van de huizen aftefchraapen. IV, 211. 296 Zie Melaatsbeid. der Huizen. Samaritaanen hielden den Berg Garizim heilig. U , 696 5 Samenhang, ( Syflematifcben j vindt men in de Wetten van Mofes niet. I, 1655 Samüel door zyne Moeder Gode toegewyd. lil, 145. 24 Sanhedrim. Zie Synedrium. S a r a h geeft haare Dienstmaagd aan haaren Man tot eene Byzit. 11, 86. 11 2. jaagt dezelve naaderhand weg. alsboven. Saturnus, werdt door de Israëliten in de Woestyne heimlyk gedient IV, 195' 121 Saul wordt Koning door ' het Lot. 1, 54. 260 hadt in den Stam van Juda weinig te zeggen. 1, 47. 227. I , 55. 278 ■ was ten voordeele van den Stam van Benjamin partydig. alsboven. —— Zyn Geflacht van de Regeering uitgeflooten. I, 54- 260 —— verdnft de Waarzeggers. V, 254. 205 Saul bedient'er zich zelf van. V, 154 205 wordt ongelukkig. V , 254. 206 was genegen tot eene vry machtige regeering. 1, 56. 279 veroordeelt 80 onfchul. dige Priesters zonder onderzoek. 1, 57. 285 —7- wordt een Zelfmoordenaar. VI, 272. 15 Schaamte, het aangrypenvan dezelve door eene Vrouw by een gevecht van Mannen , werdt aan haar door het afkappen der Hand geftraft. VI, 281. 71 — o:\tblooten , beteekeut wettigen en onuettigen Byflaap. U, 102. 2 12. wordt voornaam- lyk van Mansperfoonen gezejt. 11, 102 213 word fomtyds ook gezegt van eene Vroüivsperfoon. alsboven. Scbaicb by de Arabieren. 1 r 46. 219 Schelamim. Zie Maaltyds Offeranden. Sc h am ai R. deszelfs gedachten over de oorzaiken van Echtfcheiding. 11, 120. 323 Schatten (groote) mochten de Koningen van Israël niet vergaderen. I, 54. 271 kunnen voor een Land nuttig zyn. alsboven enz. Schatting , of de Israëliten die aan hunne Koningen gegeven hebben, 1,59. 300 Scbebuah  ber MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 303 Scbebuab, \_sen Eed,~] da afleiding vanditwourd. VI, 302. 154 Scheer Bazar een nabe(taande. 11 > 122. 214 - betekent niet üegts Kinderen en Kleinkinderen , maar ook verdere graad en. alsboven. ~~ . deszelfs afleiding. alsboven. . is by de Arabieren de Goël. 11, 102. 215 Scheldbrief is eene Echtfchelding buiten den Rechtbank U, 119- 3'0 Omftandigheden by het geeven van denzei nen. 11, 119. 314 waardoor een man het Recht verloor om dien te kunnen geeven. 11, 119. 322. VI, 291. 104. Zie Echtfcheiding. Scheldwoorden, worden onder het woord Vloeken mede begreepen. VI, 293. 167 ~ tegen zyne Ouderen verboden. VI, 293.108 tegen de Overheid voor misdaaden verklaart. VI,195.118 Scbemitta , het Vryjaar. _lllf 158. 112. Zie Sabbathjaar. Scherprechten. Zie Leevensjlraffen. Scbinos betekent geene Lin- • de- maar eenen Mastikboom. VI, 300. 144 Scbocbad , was eene byzondere benaaming der Gefchenlcen, die een Rechter niet mocht aanneemen VI,'397. 13$ Schoen , het uittrekken van denzelven was een bewys dat men van zeker Eigendom afftondt. 11, 81. 90 ■ wanneer men het Leviraats - Huwelyk we igerde. H , 98. 196 Scbopbetim. Zie Rccbteren. Schoterim , zyn aanzieniyke Lieden I. 5«- 238. waren in^Ëgypten bekend. 1,5»- 236 i werden uitdeLe- viten.genomen 1, 51. 238 —- de Opperfte van dezelven had de Monfterrol. 111, 176! 229 waar hun ampt ei- genlykin beftond. 1.51.238 S c h 0 'i la n d , aldaar heefc. men in plaatze van renten, die verbooden zyn , het wederom inkoopen in gebruikte. Hl, 135- 93 Schrikkelmaand , richtte zien naar den Oogst tyd. iv, 199. 175 Scbryven was by de Israêiiten geene aigemeenekonst. I, 52- 245 Scbryvers. Zie Schoterim. Scbnldeifchen waren,in het Jubeljaar vernietigt. 11, 73. 28. 111, 158. 108. of Mofes dit dus belast bad. lil, 158 110 dit kan men niec zeggen van het zevende Jaar. 111, 158. 108. 'tgeen tegen de Rabbynen beweezen wordt- alsboven. . 't vernietigen van . dezelve is fomtyds noodzaak-  304 TWEEDE BLAD WYZE R. zaakiyk. 111,158.109. Zie TabuUs nova. Scbuideij'cben van Vreemdlingen hielden op, alVer Oorlog tegen hen oiuiïaan was. 11!, 179. 241 Schuidenaaren, dieniei betaalen konden, werden Lyfeigeneilaaven. 11, 123. 350 Hl , 147' 37- 'H, 148. 50 — i hebben in het Dokfche Recht groote voorrechten. 111, 147 40 worden in Engeland hard behandelt, alsb. — werden by de Israêiiten dikwils onderdrukt door het misbruiken der vaardige Rechtsoefeninge. UI, 148. 43 —— (anne) mochten in het Sabbathjaarnietga maant worden. 111, 157. joó wel ryke ahb. Deeze Wet zag niet op Vreemd lingen. lil,* 157, 108 Sckdd- offer was eene abolitio criniinis en muleta 1V,j89 ' 62. Zie Offeranden, abolitio criminis. Schuld - zaaken hadden by dc Israëliten eene geheel andere gedaante dan by ons. 111, 147. 36. Redenen van dit on.ierfcheid, alsbuven, worden ' by de Aftanen fpoedig afgedaan. Ui, 147. 38. Misbruik daar uit ontliaan. Ui, 148. 43 *■ ten dien opzichte v indt men in het Mofaïfch ' Recht gvoote gaapingen. 111, 148. 42 Ssrrail, een Koning van Israël moest geen groot Serrail hebben. I, 54. 266. hier tegen werdtdikwilsgezon» «igt. »'» 54. 2Ó7 een Opvolger op den troon erfde dat van den vorigen Koning. 1, 54. 269 —— de üppasfers van h*t zelve zyn in hzt Oosten Gefneedenen. 11,95. 174 dient meer voor ftaaüie dan voor het gebruik. i, . 54- 267 S1 c k e m was, met tegenftaande deszelfs gelegenheid, den isaaèliten eigen gcbleeven. 1, 28. 115. 11, 69. 6 by deeze Stad werden de fteenen, waarop de Wet gegraaven was , nedergelegt 11, 69. 5 SinoN behoort niet onder de Cananiten , die uitgedelgt moesten worden. 1,25.97 Tegenwerping daar tegen beantwoord. alsboven. was voor de Israêiiten een nuttige nabuur. 1,25.98 Sii-iON weigerde den Israëli* ten den doortocht. 1,2 3 75 wordt daarom als Vv- and behandelt. alsbo-Sen had den Moafcirenlsnd ontnomen, het welke den Israêiiten ten deeie viel. J, 23. 77 Sikkel, een gewicht van dien raamo. IV, 227. 407 —— was ten tyde van Mofes kleiner, dan in de ii&gen van Christus. 111,173.200 Sikkel  Der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 305 Sikkel werdt in den tyd van de Maccabeers eerst eene murit. 11!, 173. 206 i ( halve) werdt Jaarlyks aan den Tempel betaalt. 111, 173. 201 . is iets geheel anders, dan de halve Sikkel, dien Mofes by gelegenheid van de telling des volks eifehtte. lü, 173. '99 Sikkel (halve) was niets dan eene inftelling der oudften. 111, 173. 206. 209 t. is door Jefus be*. taalt, lil, 173- 2°9. maar niet als eene belasting aan de waereldlyke Overheid alsb. enz. 1 wordt in het Grieks ^a^a genaamt. alsb. zie tfns - penning. Simei , wegens ae misdaad van gekwetfte' Majefleit door Salomo geftraft. VI, 295- 119. Simla, wat dit was. lil, 150. 65 Slagen waren de gewoone lyfftraffe V , 239. 53 - werden niet altoos met de bullenpeeze, maar ook wel met eenen fiok gegeeven. V , 239. 54 • hoe Mofes de al te groote ftrafheid van dezelve beteugelt hebbe V, 139. 55. Schikkingen der Rabbynen ten dien opzichte. V, 239. 56 >— waren niet onteerende. VI. Deel. zoo als by ons het fieesfelen. V, 239.57 Slagen maaken by de Mu•hammedaanen de ftraffe uit voor Overfpeelers. V> 2/5'. 259 waren de ftraffe voor eene Slaavinne , dewelke Overfpel bedreeven had. V, 264.289 ftraffe voor eenen Man , d.e zyne Vrouw valfchlyk befchuldigde , van haar niet zuiver gevonden te hebben VI j 391 103 Slangen te eeten , was verbooden. IV , 204. 2101 —— te bezweeren was eene gemeene Tovery in het Ooften. V, 255. 21a —— die een Muficaal gehoor hebben. V, 255. 213 Sluier . buiten dien mocht zich onder de Israêiiten een Vrouwsperfoon van niemand, dan haare naaste B'oedverwanten , laaten zien. II, 109. 247 Vrouwen , die men zonder denzelven mocht zien , mocht men nooit: trouwen. 11, 109. 249 Sluikeryen worden dikwils door valfche vroomheid verontfchuldigt. 111, 173. 208 . brengen een zwaaren last over een geheel Land. alsboven. Sluikhandel wördt door het verbieden van den invoer van É e .  3o6 TWEEDE BLADWYZER van vreemde Waren veroorzaakt. IV, 190. 80 Snydem van Dieren. Zie ontmannen.Sodomitery werdt met den dood geftraft. V, 258. 241 Soldy , in plaatze daarvan , diende, by de meeste oude voiken, in tyden van Oorlog , het buitmaaken. 111, 178. 237 Sopber , was de Generaal , die de monfterrol bad. 111, 174- 217. lli, 17Ö. 229 Sorer , is iemand , die allerlei gevaarlyke onrusten veroorzaakt. VI, 294.112 Spiculatores of Speculatores , hunne bediening by de Romeinen. V, 232, 15 Spreekwoorden in het Mofaifch Recht. 1, 15.53. veroorzaaken heden ten dage vry wat duisternisfe. alsb. enz. Springbaanen, of zy kunnen gegeeten worden. IV, 202. 191 . welke foorten daarvan den Israëliten tot fpyze geoorlooft waren. IV, 204. 211 i Spyze, welke Dieren totdat einde by ons niet gebruikt worden. IV, 202. 189 verfcheidenheid daarvan belet naauwe verëe» nigingen met andere Volken. IV, 203. 197 ! (reine en onreine) dat is — gewoone en ongewoone , van Dieren. IV, 202.189. 2 ie Dieren. (verboode) behaiven de onreine Dieren. i\ , 205. 214 Spyze , Wetten der Israëliten. IV , 202. 193. Zie Eetwaaren. Staat der Israëliten, was door wonderwerken gefticht. , ,J> 34- J7* dezelve had de ■ gedaante van eene Godtsregeering. I, 33. 173 Staat (misdaad van) door iemand in het byzonder bedreeven , of het goed zy, die aan zyn geheele genacht te ftraffen. V , 229. 2 fchikking van Mofes daartegen is niet altoos in gebruik geraakt, alsboven enz. dikwils tot een voorwendfel gebruikt, om onfchuldigen van kant te ^ helpen. I, 59. 2p3 Maatkunde en Zedenleer zyn twee verfchillende zaa- , ken- I, n.45 itaatsrecbt der Israëliten. I, 19. 60. ten opzichte van vreemde Volken. I, 61. . 304 tammen , volgens dezelve hebben alle nakomelingen van Abraham zich byéén gehouden. 1, 46. 217. "> 83 99 -— waren in groote en kleine familien"verdee!t. I, 46. 219 — hadden hunne noofden. alsboven. — derzelver Vorften vondt men noch onder de alieenheerfching. I , 46. 220. gedioegen zich dikwils als by-  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 307 byzondere Gemeenebesten J, 46- 220 Stammen , hadden gemeenfchaplyke Landdagen , Rechters en Koningen. 1 , 46. 222 werden door hunne Feesten nader onder elkanderen verbonden. IV, 198. 160 —— fommigen waren fter-. ker, andere zwakker. I, 47. 224 • onder dezelve waren . die van Ephraim en Juda nayverig ten opzichte van eikanderen. alsb. enz. tot dezelve werdt een zeker getal van Hoofden vereischt. 1, 48. 2x9 of een Erfdeel uit den eenen Stam, doormiddel van een Huwelyk in den anderen komen konde. "5 73- 36 . een Israëliet mocht buiten dezelven trouwen, maar geene Erfdochter. II ,100. 201 Stamtafels , daarin kwamen alleen de naamen van die geenen > dewelke Kinderen hadden. I, 37. 189. Zie Scboterun. Steden van het Oosten, houden meer Vrouwlieden dan Mansperfoonen. II. 96. 175 -— bouwen , betekent dikwils zoo veel als bevestigen. 1,23. 80.111, 145- 12 Steenen , daarin werden de Wetten van Mofes gegraveert. II, 96.: Steenen , werden vervolgens met kalk overtrokken. II, 96. 2. het gevoelen van Kennicot wederlegt alsb. worden misfchien noch eens ontdekt. 11, 69. 4 zyn iets anders dan het fteene Altaar. II, 70. 8 ■ met figuuren. ZieHie- roglypben. Steenboopen in plaatze van. graiftcenen. V , 235. 36 Steenigen was fmartlykerdan het onthoofden , maar niet zoo pynKk als het rabraaken. V , 234 22 —— ma den dood , was een openlyke onteering. V , 235- 36 is ook by de Arabieren in gebruike. alsb. by fommige Volken niet fchandelyk. V, 235. 37 was de ftraffe op Afgodery. V, 246. Ï2I op het ontheiligen van den Sabbath. V , 249. 165 Steenigen was de ftraffe op Overfpel. V, 262. 270 _— Jongenfchennis. V, 258. 239 , de hoerery van eenes Priesters Dochter. V , 268. 312 Stierritz , onder deszelfs voorzitting houdt Oepken een twistfchrift, de jujlitia caujjte Israëlitarum in bello adverfus Cananitas fuJceptce , hetwelke beoordeelt wordt. Ij 30. 140 E e 2 ' Stief-  3o8 TWEEDE BLADWYZER Stiefmoeder, wordt in de Mofaïfche Wetten nimmermeer Moi-der genaamt. 11, 83. 104. Huwelyk met dezelve , zie Huwelyk. , Stilftand van wapenen ten ty de der Feesten. 1, 6,5.336 —— was ook by de nabuuren van Israël in ge. bruike. alsboven. Straat/cbendery komt in de Wetten van Mofes niet voor. VI, ?g6. 87 Straffen, derzelver oogmerk . is andere aftefchrikken. V , 230 7 r • niet altoos den geftraften te verbeteren. alsboven. verdeeling van dezelve V , 23 1. 8 Zie Leevensftraffen , Uitbanning , Lyfftraffen , Wedervergelding , Geldflraffen. , moeten , zo de misdaaden toeneemen , grooter worden. 1,9 33 > zyn door Mofes verandert. 1,9 35 .of een Koning dezelve verzwaaren kon. 1, 10 43 ■ konden in fommige gevallen afgekocht worden. V, 243. 98 -j— des toekomfligen lee' vens komen by M°fes niet voor. • 1, 14. 51 Suffetes eene Magiftraatsperfoon te Carthago. I, 53. 252 Susanna (Historie van) is een onwaarfchynlvk verfehtfe'. Y", 300. Susanna ( Historie van ) kan het Mofaïfch Recht niet ophelderen. alsboven. - is oorfpronglyk in net Uriekfch befchreeven. VI, 300. 138. behelst veele dingen , die het Mofaïfch Recht tsgenfpreeken. VI, 300. 141 ongerymdheden in dit Verteiïël. VI, 300, 143 Switjerland , met hetzelve wordt de Israëlitifche Staat vergeleeken. 1, 46. 222 Sycomoren , hoedanige hoornen het geweest zyn. 1 , 59-295 Symbolifcbe Boeken , worden dikwils valfch bezwoeren. 11, 70. 16 Synedrium van zeventig mannen door Mofes ingeftelt. I, 50. 234 is niet altoos van duur geweest, alsb. naa de Bab) lontfche Gevangnisfc , was iKchts eene navolging van het eerfte. I, 50 236 Syrië , was ten tyde van Mofes in verfcheidene kleine Koningryken verdeelt. 1, 25. 90 aldaar is de Melaatsheid eene gewoone ziekte. IV, 209. 258 Syjriers aan de Rivier Thermador, wie dezelve geweest zyn, IV, 185. 19 Tt  der MERKWAARDIGSTE ZAAREN. 309 T. Tabaks-?vp , geval van eenen Boer in het Mee kienburgiche , die daar mede doodgefhgen werdt. VI, 273 30 Tabbocbim zyn geene Koks , maar uit voerers van Doodvonn'sfen. V , 232. 13 Tabernakel , had in zich de oorfpronglyke Maaten , Eilen, en Gewichten. IV, %lf- 392 Tabulce nova: werden in het jubeljaar gemaakt. 11,4738. Zwaarigheden tegen dit gevoelen 111,158- uo. Voorbeeld daarvan uit de tyden van Nehemias. 111, s'58 117. Zie Jubeljaar. Tadvior zie Palmyra. Tadiiim vit* , is dikwils eene beweegrede tot het begaan van'misdaaden. VI, 272. 11 Tair. Zie Rloedvoreeker. Talio- Zie Recht van Wedervergelding. Thamar bedryft bloedfclunde met Juda. II, 98 18Ï wordt uit het Levi- raats -recht vrygefproken. II, 98- 18c Teken-duidery was verbooden V , 24S. 151 Tela ignita Satan*, wat mei daarvan te houden hebbe 111, 145 i: Telling des Volks door Mofes 1, 27- I0i ___ door anderen alsboven Telling des Volks inzonderheid door David. I, 27. uo. Zwaarigheden daarby. I, 27.111. Waarom dezelve Gode mishaagde. 111,174. 214 Zie David. komt met de gezonde Staatkunde overéén. 111, 172 195 „ ftrydt niet tegen den Godtsdienst. alsbtven. byzondere. omHandigheden, op dewelke voornaamlyk gelet moet worden. 111, 172-. 196 'of dezelve alle Jaaren gefchieden moest. III, 173. 197 moest waarlchyn- lyk eiken leeftyd eens plaats hebben. 111,173. 200 werdt in het vervolg verzuimt, alsboven. onder Urias moet met die van David niet vcrwisfelt worden. 111 , 174. 231 Tempel van Salomon , was in zynen tyd een prachtig gebouw. 1, 59 296" Tempel-voying , een Feest voor de laatere Jooden. IV, 201. 186 Temperament , of het genot van zekerefpyzen invloed in hetzelve hebbe. IV , 1 203. 205 . Testamenten heeft men ten : tyde van Noach noch niet gehad. I, 29.136 1 —,— konden de - Israëliten onder zekere bepaalingen maaken. 1), 80. 84 Ee 5 7cs*  3io TWEEDE BLADWYZER Testamenten , plechtigheden by het maaken van dezelve heelt Mofes niet befchieeven. 11, 80. 87. worden uit den Koran'opgeheldert. alsboven. Thalmud , daar uit kan men het Mofaïfch Recht niet leeren kennen. 1, 18. 58 Tbarbitb betekent de renten voorgewasfen. 111, 153.75 Tbebel betekent ontucht met zyne Schoondochter. 11 , 102. 217. V , 265. 296 1— fchande met Vee. V, 258. 240 werdt met den dood geftraft. alsboven. Theocratie. Z\eGodtsregeering. Thierry fchryft tegen het gebruik van koper Keukengereedfchap. IV, 217. 3?9 ■ Tbaba , wat het betekene. H, 111. 255 Tiende (eerfte) van aile akkeren en kudden was voor de Leviten IV, 192. 99 — konde onder zekere voorwaarden afge- ! kocht worden. alsb. — (tweede) was al ten tyde van Mofes een voorou- ! derlyk gebruik- IV, 192. 100 ■ werdt tot Offer- ! maaltyden gebruikt, alsb. \ men moest daar van alle drie Jaaren afre- kening houden. IV, 192. 101 - ■ konde afgekocht worden. alsboven. Tiende ( tweede ) billykheid van het Mofaïfch Recht in dit ftuk. IV, 192. 102 een gedeelte daar van was voor de armen. Li, 143. 459 *• waren eene foort van geloften. 111, 145. 22 (derde) kreeg ae Koning van landeryen en wynbergen. 1, 59. 292 Toerekening van de misdaaden der Vaderen aan Kinderen , en omgekeert , moest geene plaats hebben. V , 229 2 Zie Ouderen. Kinderen. Misdaaden van Staat. Zonden. Toeft and naa den dood , uit denzelven neemt Mofes geene beweegredenen. VI, 272. 7 is Mofes niet onbekend geweest. alsb. Toezeggingen van het beloofde Land gaven aan de Israëliten noch geen recht , om hetzelve inteneemen. I, 28. 117. I, 30. 140 Vofcbad was iemand , die geen eigen huis had. 11, r . r > " I38- 428 toveres te Endor was eigenlyk eene bezweerder. V, 254. 207. V, 255. 214 roverlied. V, 255. 214 rovery is verboden. V, 248. — of'ereigenlykeTovery plaats heeft. V, 255.207 — is eene fchandelyke manier van het gemeen te bedriegen. V, 255.208 Tove~  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 311 Tovery , wegens de ligtgeloovigheid van het Volle zyn 'er Wetten tegen noodzaaklyk. alsb. -— werdt ten tyde van Mofes niet aan de Duivel , maar aan anderen Goden toegefchreeven. V, 255.209 onderfcheidene foorten daarvan ten tyde van Mofes. V, 255. 211. enz. -— was eene foort van Afgoderye. V, 255. 214 —- moest in Israël niet ge-, duld worden. alsboven. Treuren , buitenfpoorige plechtigheden daarby ver. booden. IV, 225. 388 Troglodyten , die in ldumsea woonden , waren Cansniten. I» 31 J54 Troons- opvolger , hoe dezelve verkooren wierdt. i, 60 303 Trouwen , daarmede hadden de Priesters niets te dosn. ll,oi. 138 plechtigheden daarbv , voor de Babylonifche Ge vangnisfebefchreeven. 11, 9'- '39 Tweegevechten nooit door Dichteren in ernst bezongen. 11, 134- 398 —- zyn inden ftaat der Natuure geoorlooft. 11, 135. 410 —— veel beter dan het Recht der Bloedwraake. 11, 135 4ii hoe dezelve best afte- fchaffen , is eene moeilyke viaag. 11, 135. 413 Tweegevechten , eenige voorflagen , om ze aftefchaf* fen, beoordeelt. 11, 135. . 413 Tydrekening naar Maanjaaren is ongemaklyk. IV , 199 170 —- hoe Mofes dezelve volgens de Oogst-tyden gefchikt heeft. IV, 199.171 Tyriers waren voor de Israëliten nuttige nabuuren. I,25.99 u. Uitbanning komt by Mofes niet onder de ftraffen voor. V, 237. 43 —- daar van wordt eerst naa de Babylonifche Gevangenis gewag gemaakt. v> 237 44 waarin dezelve beftond. V, 237. 42. enz. —— eene foort daar van was , zich in eene Vryftad te moeten ophouden. V, 237. 46. VI, 279. 63 ■— voorbeeld van dien aart ten tyde van Salomo V, r a , 237>47 — of men dezelve onder de uitroeijing te verftaan hebbe. V , 237. 43. Zie Uitroeijing. Uit delging van Misdaaden , door Zoen- en ScnuldOfferanden. IV ,189 62 in welke gevallen zy al, in welke niet plaats vond. V , 244 107 Uit.  3iü TWEEDE BLADWYZER 'Uitdels ing van Misdaaden , ontlloeg alleen van tydiyke ftraffe. V, 244. 110 Uitroeijing uit den Voike , de Rabbynen geeven bier eene vallche verklaaring van V , 237. 41 . tellen eenendertig foorten daar van op. V , 237. 45 . betekent dikwils eene leevensftraffe. V , 237. 42 *— verbeurte van zyn Burgerrecht. V , 237* 43 . eene afzondering van het Volk. V, 237- 45- V, 271. 342 1— was geftelt op het verwaarloozen der befnydinge. V, 237. 43 was de ftraffe voör fommige foorten van bloedfchande. V , 265. 298. Zie Uitbanning. Uitflag (.witte) verfchiltnoch van Melaatsheid. IV, 210. 270. Zie Bobak. Uitjpuwen bv het Weigeren van een Leviraats - Huwelyk , hoe dit moet verklaart worden. U , 98. 195 Urïm en Tlmmmim, daar door werdt Godt gevraagt. I, 35- 179 , , ■ wat dit geweest zy. 1,52.249 men bediende 'er zichvan in duistere Rechtzaaken. VI, 304. 170 Lj. cie lap , daar het in was , heette het Ge¬ rechts-cieraad. VI, 3044 1Ó9 Uwen , deeze benaaming komt in het O T. niet voor. IV, 199- 173- V. Vaderen, derzelver Rechten, ten aanziene van hunne Kinderen. 11,83 99 . inzonderheid by het Huwelyk van hunne Zoonen 11, 83. 103 * waren by het uittrouwen van hunne Dochteren bepaalt. ' alsb. oefenden meer gezags over hunne Dochteren , dan over hunne Zoonen. 11, 83. 104 Vaderlyke* macht , hoe lang die moest duuren , door Mofes niet vastgeftelt. 11, 83. 100 was by de Israëli» . ten niet zoo groot als by de Romeinen. alsb. Varkens -vleescb is ongezond. IV, 203.202 den Israêiiten verbooden. IV, 203. 203 Vasten , op gezette tyden , is nadeelig voordegezondheid Hl ? 144- 3 Vastendag, de Israêiiten hadden niet meer dan éénen. IV, 201. 183 Vaten moesten toegebonden worden, als 'er een Lyk in huis was. IV, 215. 321. Zie Keuken - eereedjebappen. Va-  eer. MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 313 Vaten werden door een inge vallen Aas , vooral van Haagdisfen, verontreinigt. IV, 216'. 333 ■ door welk middel zy noch meer verontreinigt wierden. IV, 217. 336 -— door de Israëliten van de iEgyptenaaren geleent. 111. 179. 245 met welk Recht door hen behouden, lil, 179. . 246. gedachten van ande- • ren daar over ter toetfe gebracht. 111, 180. 249. enz. —— (aarde) deeze fchynt Mofes niet gunfttg geweest te zyn. IV, 217. 337 -— (kopere) geeft Mofes meer aanpryzing. alsboven. zwaarigheid daar tegt n , en haare oplosfing. jV, . , 2.17 338 fee, zich daar van , in plaat ze van Geld , te moeten bedienen, is ongemakhk. 11, 82.93 —— zo iemand fchuiden had , konde men zich daar mede betaalt maaken. UI, 148 54 —— (geleend ) indien 'er fchas. deaan toegebracht wierdt, in welke gevallen men het vergoeden moest. 111, 159. u8. zoo ook, als het iemand te bewaaren gegeeven was. UI, 162. 130 —- fchande met hetzelve. V , 258. 239 werdt met fteeniginggefiraft, en het Vee gedood. V, 258.243.244 VI. Deel. 1 Veel, wat dit in de Veelwyverye betekene. 11, 97. 185 Vee'godery-was onder de nabuuren vande Israëliten de heerfchende Godtsdienst. I, 32. 163 Mofes geeft'er Wetten tegen. I, 33,166. Zie Afgodery. Veelmannery vindt by de Mongolen plaatze. 11, 98. 191 Veehvyvery , was den Israëliten niet verbooden. I , 54. 266. 11, 94. 164 was eene oorzaak om de Vrouwen te koopen. II, 85. 108 -— was niet in alle huisgezinnen even fterk in gebruik. 11, 94. 167 —— dient in het üosten rot pracht. 1, 54. 267 was ten tyde van Mofes zeer gemeen. 11, 94. 168 heeft naderhand afgenomen. 11, 95 175 — met twee Zusteren is verbooden. '1,94.170 van Mofes geoor.ooft, maar niet goedgekeurt. 11, 95 171. redenen daar van. 11, 96 177 —- daartegen ftrydt de eerfte Gefchiednis van het menschlyk geflacht. II, „ , 95- 17» — ftrydt het verbod van gefneedenen te maaken. il, 95 173 ; ftrydt de evenre» digheid tusfchen de twee ' f Sex-  3H TWEEDE BLADWYZER Sexen. II, 95.17a Veelvuyvery , middelen *an Mofes, om dezelve moeilyk te maaken. H, 95.175 — gedachte van Montesquieu daar Over getoetst. 11, 96.177 —— of Mofes dezelve om der luchtftreeke wille geoorlooft hebbe. 11,96.180 • bepaaling daar van. 11, 97.184 -— heeft invloed in het bepaalen van den Huwelyksplichi. 11, 118. 302 Vegtery , of een Doodflag , daar door veroorzaakt, een Moord zy. VI, 273 25 wat Mofes bevolen hebbe , indien 'er zwangere Vrouwen door befchadigt wierden. VI, 240. 61. Vl, 273- 25, VI, 281. 69 —— wanneer de Vrouw van den eenen Man , geduurende een gevecht , den anderen by het manlyklid greep, werdt haar de hand afgekapt. VI, 281. 71 Veldheer, of Mofes en Jofua goede Veldheeren geweest zyn. 1, 66. 343 hoe dezelve by de Israêiiten wierdt aangeftelt. 111, J76. 231 Venusziekte. Zie Lues Venerea. Zaadvloeijing. Verandering in de Wetten van Mofes naa zynen dood. >> 9- 32 Velden, het geen 'er het eerst afgemaait werdt, was voor den Koning. 1, 59. 299 Verbanning , wat daar door G >de geheiligt was. kon¬ de niet gelost worden. 11, 73. 82. 111, 145. 12 en 20. Verbanning was eene foort van Geloften. 111, 145 «i van Steden in den Oorlog. 111, 145. 12. voorbeeld daarvan. 'alsb. van eenen misdaadiger maakte de kwytfchelding zyner ftraffe onmeoglyk. 111, 145. 15 is onder eene Volksregeering nuttig. alsboven.' misbruik daar van in Saul en Jefta. alsb. enz. van Steden , die zich aan Afgoderye fchuldig gemaakt hadden. V , 246. 127 —— roof van het geen dus geheiligt was werdt met den dood geftraft. VI, 287. 88 Verbeelding van eer en fchande , zoo wel als van de grootheid q>r beleedigingen en ftraffe , de grondflag , waarop veele der Mofaïfche Wet; en gebouwt zyn. I, 8. 17 Vtrbeurt - verklaaring door dezelve vermeerderden de Koningen hunne Inkomften. 1,59.293. 11,73.35 Verbond der Koningen, dus werdt hunne Capitulatie genaamt. 1,58.276 (een) maaken , betekent dikwils zoo veel als de Capitulatie aanbieden. I, 62. 310 —— mocht met de Ca- naniten niet gefchieden. J, 62. 309 Ver.  der MERKWAARDIGSTE ZAAREN. 31S perloni met Heidenen was niet volftrekt verbooden. I, 61. 304 „. . door de Prophee- ttn daar tegen geyvert. 1, 61. 307 l . meer uit ftaatkunde , dan om zedekundige redenen afgekeurt. 1,61.308 FefJra»irfe?tbyleevendigenlyve , was by de Israëliten niet in gebruike.V ,231.8 „. naa den dood was eene ftraffe van onteering. V, 235. 28 Verdeeling der Erfenisfe. Zie Erfenis. Erfdeel. (Verdrag van) tusfchen de Zoonen van No ach is een Verdichtfel. I 29. 12; ; konde den Israëli ten geen Recht geeven 01 het Land Canaan. 1, 25 13 Verdrag. Zie Capitulatie. Vergadering der Israëliten, wi men daar onder te verftaa hebbe. 1r45;?> waren met alle li raëliten, maar flechts e< nige afgezondenen. 1, 4 Vergoeding van fcbade , do knechten of dieren , ai knechten of dieren veroc zaakt. Hl, 160. 120. ^ 343 97- Zie Recht vanli dervergelding. . door ongedek kuilen of brand. 111, i< 121. enz. VI, 280. Verjaaring , daar door v< looren de Israëliten h Recht niet op Canaan. I, 31. 156 Verkoopen (voor altoos j wordt genaamt , verkoupen tot ftilzwygen. 11 , 73- 37* Zie Koophandel. Verkrachting , op deeze misdaad is in het Mofaifch. Recht geene ftraffe geftelr. V , 266. 302. tegenwerping uit Deut. XXU. 25. beantwoord. V , 166. 303 , byzonderheden in de fchikkingen van Mofes , die iemand daar van konden affchrikken. V, 266. 30S Verloerene zaaken, die iemand vondt , moest hy in bewaaring neemen. UI, 103. 131. Zie Vinden. Verlustigingen tot eene uit'. fpannïng naa den arbeid > verfterken het lichaam. IV , 194- 110 3 kunnen met den Godtsdienst wel beftaan. IV, it 194 -"4 a . waren één deroogmer- 4 ken by de hooge Feesten der Israëliten. IV, 19*« !- 157 t. Vermenging der Israëliten met 5 andere Volken was ver)r booden. 1, 37- l86- /ie in Afzondering. r- Verfaagdheid ontfloeg iemand ', wel van Krygsdienften , 'e. maar niet van fchande. 111, 177- 235- ?»?• te Verzeeringen werden naar hst o. Recht van Wedervergel57 dinge geftraft. V , 240.59. ■r. ' Zie Recht van Wedervergelun dinge. F f 2 Vtr-  3KJ TWEEDE BLAD WYZER Verzeerin en by een gevecht, op hoedanig eene wyze gein-aft. Vi.281.69 •>— "au zwangere Vrouwen, movsten volgens het Reent van -ergelding geboet worden. V , 240.63. Yl, 273.25. vi, 281. 6*9 Vet , by de hedendaagfche Jooden in ftede van Olie gebruikt. IV, 203. 203. IV, 205. 22 2 •— hoedanig den israëliten verbooden was. IV, 206. 224 Vet-pukken, mochten de Israêiiten niet tot fpyze gebruiken. IV , 206 223. rede van dit Verbod, alsb. op de overtreeding van hetzelve ftond de uitroeijing. V, 249. i59 Vierdagen (overtollige) moeten afgefchaft worden. IV, 201. 183 hoe veel de Jooden in een Jaar gehad hebben, alsb. « aanmerking over dezelve- IV, 201. 184 , VUlers-boek , was by de Is- • raëliten niet bekend. IV, ■ 216. 332 Vinden, het geen men ge von • den had mocht men niet heimlyk behouden. 111, l63- 131 -— wat ten deezen opzichte in Rechten gold. 111, 7 163. 132 Visfchen kwamen niet op het Altaar. IV, 187, 45 derzelver bloed den Israêiiten niet . verbooden. altièiem Visftber. werden onder de Vleesch - fpyzen gerekent. IV, 189. 68 hoedanige de Israêiiten al of niet mochten eeten. IV, 204. 209 bevorderen de ongemakken der huid. IV, 209.262 Vittery was den ouden Israêiiten onbekend 111, 147. 37 Vleesch , mocht niet in boter , maar moest in olie gebraaden worden. IV , 205.217. hoe de hedendaagfche Jooden deeze Wet waarneemen. IV, 205. 218 Vleesch - eeten was den Israëliten in de Woeftyne geoorlooft. 111, 169. 169. voordeelen van deeze toelating. ; iv, 189 67 men is daar aan in het Zuiden niet zoo gewoon» als in het Noorden. III , 169. 170. IV, 189 64 belustheid na hetzelve is eene ziekte. IV, 189.65 zich daar van geheel te onthouden baart veele ongemakken. alsboven. —— Mofes wekte de Israëliten daar toe op , door het inftellen van Offer- ^maaltyden, IV, 189. 71 leescb- houwers , van dezelve verwacht men niet, dat zy zeer teder zyn ten opzichte van het vergieten van menfchen-bloed. 1115 164. 136 Vleesch*  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 317 Vleesch -huw:-s, zyn in Engeland van het Rechter ampt van twaalf Perfoonen uitgeilooten. 111,164. 137 of men hun veiliglyk het hoaden van Herberge kan toebetroüwen. alsb. Vloek (plechtige) werdt over de Overtreeders der Wet uitgefproken. II, 70. 9 in het byzonder over zulke zonden , die in het geheim gepleegt worden. II, 70. io Vloeken van zyne Ouderen , werdt met den dood geftraft. VI, 293. 107 -— . voorbeeld daar van. Vl, 293. 108 — van de Overheid is verbooden. VI, 295. 118 —- fluit allerlei fcheldwoordenin VI, 293.107 Vloekwatet by den Eed van zuivering in zaake van Overfpel. V, 263. 286 bewyst de Godt- lyke zending van Mofes. alsboven Vittery der Rabbynen ten dien opzichte. V, 263. 284 Voedfel uit het ryk der planten , maakt geene dappere lieden. IV, 189. 64 Vogelen , Mofes zorgt voor dezelve. 111 , 171. 179. zelfs voor de Roofvogels. 111, 171. 181 nadeel van zekere foort geheel te willen verdelgen. 111, 171. 182 —— byzondere reden om dezelve in ftand te hou¬ den voor de Israêiiten. III, 17J. 188 Vogelen , fommige foorteu mochten de Israëliten niet eeten. IV , 204. 209. wel» ke die geweest zyn , valt thans moeilyk om te zeg." gen. alsboven. V egel-nesten , Wet daarvan. 111, 17 r. 181 wordt door fommige Geleerden wonderlyk verklaart. 111, 171. 180 of dezelve een zinnebeeld der barmhartigheid zy. I, 13.49. 111, 171. 189 waarom Mofes geene ftraffe op het overtreeden van dezelve geftelt heeft, ill ,171.190 zegen belooft aan de geenen , die dezelve waarnamen. 111, 171. Volkplaiitingen der Israêiiten in Arabien. I, 23. 81 trokken uit wanneer de familien al te fterk vermenigvuldigden. 1, 41. 206 Volksregeering , tot dezelve helden de Israëliten over. I,43-2io werdt door den Stam van Levi getempert. I , 52. 239 Voltaire, deszelfs oordeel over den Tempel van Salomo. I, 59. 296 —— bevestigt door zyne invallen dikwils , ondanks zich 'f 3  3i8 TWEEDE BLADWYZER zich zelve» , den Godtsdienst. 1, 59. 296 Vtndeling - huizen zyn niec genoegfaam tot onderhoud van arme Kinderen. II, 12 3- 349 «— in dezelve fterven meer Kinderen , dan 'er , naar het getal van die 'er in komen, fterven moesten. alsboven. Voegden, ten hunnen opzichte heeft Mofes niets bevolen. II, 137. 426 of Mordochai een voogd geweest zy. II, 137. 427 Voorbeelden behooren niet tot het Mofaïfch Recht. IV, 183. 2 Voorhuid, konst om dien wederom te doen aangroeijen V , 249. 159. Zie Be* fwjding. Voorzeggingen in den naame van eenen vreemden Godt verbooden V, 248. 152. Zie Propbeeten. zyn geene beveelen. I, 54. 264 Voorzienigheid ( door eene byzondere ) vertoonde ,Godt zich als Koning der Israëliten. I, 35- 180 VorjienderStammen. Z'ieStammen. Vreemdlingen wie men daar onder te verftaan hebbe. H, 138.428. ÏI, I43-46I -—.s twee foorten van dezelve" , die Gen?» en Tofcbabim genaamt worden, alsboven. . wat Mofes ten hunnen opzichte belast hebbe. II, 38. 429 Vreemdlingen konden, onder zekere voorwaarden, het Burgerrecht bekomen onder de Israëliten. 11,139. 430 hadden deel aan de Üf- fermaaltyden. II, 143.46a moesten befneden worden , indien zy als leden van het Jooofche Volk wilden worden opgenomen. IV, 184. 9. zo dit hun oogmerk niet was , hadden zy Vryheid. alsb. — konden Offeranden doen , zonder befneeden te zyn IV , 184. 10 Vreemde Burgets deeze zocht Mofes niet in het Land te lokken. 1, 37 186 zonden , aan deeze maakte men zich niet altoos fchuldig , door dezelve niet aan te brengen. VI, 290 c,8 Vreugde, geeft dikwils niets anders dan eenen maaltyd te kennen 11, 143 460 Vrouwen , een Koning van Israël mocht 'er niet veele hebben. 1, 54. 266 —— werden in den Oorlog, zoo wel als de Kinderen, gevangen. 1, 64. 332 .of 'er in Allen meer dan op andere plaatzen gebooren worden. 11, 96. 177. zie Gejlacbt werden doorgaans gekocht. 11, 85 107 de prys daarvan was verfchiliend. 11, 85- 109 —- Mofes waardeert dezelve volgens den middel-  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 319 delmaatigen prys. 11, 85. 110 Vrouwen zonderlinge betaalingen , die men 'er in vervolg van tyd dikwüs voor doen moest. alsb. die niet gekocht waren , fchynen grooter recht gehad te hebben , dan de anderen. H , 86. 112 „ verfcheidenheid van rang onder dezelve, alsb. 1 het was den Israëliten geoorlooft vier Vrouwen te hebben. 11, 97. 185. Zie Veelwyvery- i derzelver verzorging naa den dood haarer Mannen. 11, J2ï. 339 die van baaren Man ge* jcbeiden waren , of zy dien wederom trouwen konden'. II. >>9 319 derzelver onderhoud. 11,119.321 Vrouwen-buizen. Zie Serrail. Vruchtbaarheid van bet land een Grondflag vanfommiee Mofaïfche Wetten. I, 6 8 24 4 . vanPalceftina de oorzaak van het groot aantal Inwooneren. 1, 26 105 ... tegenwerping be¬ antwoord, alsboven. inzonderheid in wyn en olie.lV,i90. 89. IV, 191. 94 1 van het Huwelyk ftond by de Israëliten in groote hoogachting. II, 90 132 , of de befnyding daar toe iets gedaan hebbe. IV, 186. 37 Vrucbtboomèn mochten in tyden van belegeringen niet uitgeroeit worden. 1, 64. 331 ——■ van derzelver vruchten mocht men de eerfte drie Jaaren niet eeten. IV, 221.377 Vrygelaaten CJlaaf) waarom in het Hebreeuwsch Cbopfcbi, een Onreine , genaamt , 11, 126. 362 dus wierden de knechten in het zeverde Jaar. 11, 127. 363. nadere verklaaring daarvan. 11,127. 3Ö4 —— wat. 'er gefehieden moest, indien een knecht dit niet wilde aanneemen. , 11,127.368 of de flaavinnen ook wierden vrygelaaten li, 127. 371 een knecht , die vrygelaaten werdt , ontfing van zynen Heer noch een gefchenk. II, 127. 370 Vryheid , wat de Arabieren daar onder verftaan. IV , 190. 82 Vryjaar , wat dit in fchuldzaaken betekene. 111,158. 113 Vrymacbtigheid der Koningen van Israël. I, 56. 280. I, 57- 286 Vryfteden werden door Mofes ingeftelt, ter beteugelinge dei bloedwraake. 11, 136. 419 • de wegen, die daar heen gingen, moesten goed onderhouden worden, alsb. Vry-  Sao TWEEDE BLADWYZER Vryfleden in dezelve werdc de zaak van eenen Doodflaager onderzocht. 11 , 136. 420 -— onopzetlyke Doodflaagers hadden daar eene veilige fchuilplaatze tegen den Bloedwreeker. alsb. Vl, 279.63. ongemakken die hier uit voor dezelve voortvloeiden. alsboven. buiten derzelver grenspaalen mocht een Doodflaager niet komen. 11 , 136. 420 —— zyn verblyf inééne van dezelven was eene foort van Ballingfchap. 11, 136. 421. V, 237. 46 1 voordeel, hetgeen zy aan het algemeen deeden. VI, 279. 65. Ziè Illoednvreeker. Dood/lag. Moord. Vuur op den Sabbath. IV, „ , J95-130 Vyanden die geene Cananiten waren , hoe de Israëliten zich jegens hen gedroegen. 1, 64.319. Zie Krygsrecht. W. Wahneü , deszelfs Twistfchrift , onder den titel, David Maabitarum ViÜor crudelium numero eximuur , wordt ter toetfe gebracht. Ij 64. 330 Waarzeggery, onder opzicht van den Staat, een middel om het Volk van zyne vryheid te berooven. 1 V, 246 124. V. 253. 194 —— zonder zulk een opzicht ftort het volk in de uiterfte elende. V, 253. 195 voorbeelden daarvan uit deGefchiednisfen. alsboven enz. Waarzeggery baart onrust. v , 153. 202 is een middel, om on- fchuldigen verdacht te maaken. V, 253. 203 berokkent onheil in familien. alsboven enz. -— was ten tyde van Mofes genoegfaam algemeen. V, 253 203 byzondere foor ten daar van, zoo als zy by Mofes voorkomen. V, 254. 204 op ftraffe van fteeniging verbooden. V, 254. 205 Waterdraagers, daar toe nam men de Lyfeigenen van het Heiligdom. 11, 125. 358 Wed-loof en van paarden zyn eene rede waarom men goede paarden aanfokt. Ul,i66. 103 Wederkoopen was eene foort van leeninge. 111, 155. 93 onder deeze benaaming wordt fomtyds fterk gewoekert, alsboven. is in Schotland zeer gemeen, alsboven. Wedervergelding ( Recbc van~) by kwetfuuren iemand toegebracht , behoudt Mofes uit een oud herkomen. V , 240. 59. VI, ( 2S1. 70 past niet dan voor vrye Volken. alsboven. fchikkingen van Mofes daaromtrent, alsboven.Weder-  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 321 Wedervergelding (Recht van) bepaaling , onder welke het plaats vondt. V, 240. 61 —— konde afgekocht worden. V , 240, 62 *— —— van Mofes , vergeleken met dat der Atheners en Romeinen. V 3 241. 64 enz. 1- redenen vóór dit Recht V, 241. 69 77 — redenen tegen het zelve. V , 241. 77-93 _— past beter' voor Zuidhke Volkendan voor dieNoordlykwoonen. V, 242 93 — vefëischte voorzichtigheid by het invoeren of dulden van hetzelve V, 242. 95 of hetzelve by het ftraffen van eenen Moordenaar plaats vondt. VI, 276 52 , by het befchadi- gen van zwangere Vrouwen. V, 240.63. VI, 273. 25. VI, 281 69 Weduwe, mocht een Hoogepriester niet trouwen. II, 99 200 had haar dee! aan de Offermaaltyden. II, 143460 zonder Kinderen werdt , indien zy Overfpel pleegde, verbrand. V,a69 323 » —- moest door den Broeder of naasten Bloedverwant Van haaren Man getrouwt worden. II, 98. - 186 VI Deeh Weduwe ( Broeders ) behoorde tot de Erfenis. II, 98. 192 - had Recht op haa- res Mans Broeder. II, 984 . 193 —— mocht iemand volftrekt niet trouwen , indien 'er Kinderen van het eerfte bed waren. II, 98. 194. redenen daarvan. 11, 109. 350 —- ——- waren 'er geene Kinderen, dan moest haares Mans Broeder haar trouwen. 11, 98. 186. be» paaling van deezè Wet; II, 98. 194. uitvlucht , zo hy 'er geenen zin aan had 11, 98. 195 -— zie Huwelyk. LeviraatsHuwelyk. Weegen (bet') van zilver is voordeeliger dan met gemunt geld te betaalen. 11, 82. 951 Weelde (Luxus) indien dezelve de overhand neemt, brengt zy veelen aan defi Bedelftaf. 11, 142. 450 Weiden der Israëliten , ftrekten zich uit tot den Euphraat. 1, 23. 76 gemene , daartoe dienden alle Akkeren in het Sabbathjaar. 11,75-65 daartoe mocht men een ander zyne Akkeren of Wynbergen anders niec gebruiken. 111, 161. 126. aie het deedt $ moest 'er voor betaalen. alsboVen. Weisherg zyn bericht aangaande het Hymen. II, 92. 147 G g WeU  3m TWEEDE BLADWYZER Wellustige bedryven kunnen het Hymen kwctfen zonder efgenlyke Hoererye. 11, 92. 148. Zie Hymen. Wet der plechtigheden , voorbedachte overtreeding van dezelve met den dood geftraft. V, 249. 155 —— wat men daar onder te verftaan hebbe. V, 249- JS<5 —— fommige gevallen van dien aart , die door Mofes genoemt zyn . bygebracht. V , 249.158.enz. — onopzeilyke overtreeding van dezelve konde meteen Offer afgemaakt worden. V, 244. 107 Wetten (Mofaifcbe) verschillen van alle andere , die ons bekend zyn. 1,1.3 —— verplichten ons niet meer. 1,2.5.156.i9 •—— fommige bronnen van dezelve worden bygebracht. 1, 3. 10. enz. kunnen uit dege- woontens der Arabieren opgeheldert worden. 1, 3. — waren de besten voor de Israëliten , maar niet voor alle volken in het gemeen. 1, 6. 19 — zyn gefchikt naar de omftandigheden der Israëliten, waar van'er verfcheidene worden bygebracht. 1, 8. 23 moeten heden- daagsch niet alle nagevolgt worden. 1,8.31 Wetten (Mefaifcbe') zyn niet alle in gebruik gekomen. 1, 12.47 zyn met den Godtsdienst verbonden. 1,13. 47 hebben geen fyfte- matiek maar een gefchiedkundig verband. 1, 16. 55 —— zyn eene verzameling van enkele Edicten. I,i6. 56 zyn den Israëliten van Godt gegeeven. 1, 35 174 moesten door de Leviten afgefchreeven worden. 1, 52. 245 ■ werden by de verbondskist bewaart. 11,69.2 werden in fteen gehouwen. alsboven. zyn zeer toegee- vend voor iemands byzonderen appetyt. 11, 130. 380. 111, 161. 125 noemen dikwils alleenlyk enkele gevallen , om alle andere te bedoelen , die tot dezelfde foort behooren. 111, 166. 144. IV, 205. 218 —7 zyn door de Koningen , met andere die zy 'er by voegden , vermeerdert. 11, 71. j8. Zie Wet der Plechtigheden. Wetten de verkiezing van eenen Koning betreffende. 1, 54. 265 Wetboek werdt nevens de verbondskist nedergelegt. 11, 69. 2 Wicbelaary. Zie Tekenduidery. Waarzeggen. Witd  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 323 Wild moest niet geheel uitgeroeit worden. 11, 75. 65 —— mocht ieder Israëliet op zynen Akker dooden. 111, 170. 177 «— moet ilei'k in gebruik geweest zyn. 111, 170.178 —— werdt in het Sabbathjaar in rust gelaaten. 111, 170.179 mocht niet geoffert worden. IV, 187. 47 Winter, waarom geen van de Israëlitifche Feesten in deezen tyd van het Jaar viel. IV, 201. 186 Woejlyne van Arabien, diende den Israêiiten tot beveiliging van hun Land. I, 24 88 wordt het einde des Lands genaamt. 1,14. 83 -—— was voor den Koning, om'er zyn Vee in te laaten jaagen. 1, 59. 298 — men vondt daar in vruchtbaare ftreeken, die men als Eilanden zoude kunnen aanmerken. 1,24. 83 Wolle met Linnen gemengd mocht niet gedraagen worden. IV, 220. 375 Wolle ( geflorve ) overeenkomst van dezelve met de Mofaïfche Melaatsheid der kleederen. IV , 211. 279 Wonderwerken , daar door is de lsiaëlitifche Staat gedicht. I, 34- 17» Wood befchryft , in zyne Esfays on tbeoriginalGenious ( of Homer de armoede der Arabieren. 11, 96.183 Woordfpeelingen in de Gefchiedenisfe van Sufanna bewyzen , dat dezelve in het Grieksch gefchreeven is. VI, 360.144 Wraakzucht eene voornaame eigenfchap van zuidlyke volken. 11, 136 4'8 Wreedbeid van de vyanden der Israëliten. 1,64. 311 wordt op dezelfde wyze vergolden, alsboven. Wurgen was geene ftratfe der Israëliten. V, 231. u. V, 234 27. V , 26». 272 op Overfpel. V, 262- 271. Zie Ophangen. Wyn was in jEgypten verbooden. 1,13. 48 niet zo zeerom itaatkundige redenen , als wel uit een Godts* dienftig bedrog. IV , 190. 76 wordt in /Egypten niet gebouwt. IV, 190.74 Tegenwerping beantwoord. IV, 190.76 namaak fel daarvan uit Garst by de yEgyptenaaren. IV , 190- 74 was ook by andere volken in haat. IV, 190. 82. zelfs by eenige gezindheden onder de Christenen. alsboven. , • door Muhammed voor eene uitvinding van den Duivel uitgegeeven. IV, 190 85 moet niet met druiven- fap verwisfeit worden. IV, 190. 87 '< g a Wyn  gs4 TWEEDE BLADWYZER Ww , dien te verbieden is verkeerde Staatkunde. 1V, 190 90 —— het geen men in deszelfs plaatze neemt, Brandewyn en Heulfap, is gevaarlyk. IV , j9o. 92 "Wynberg ( in den ) van een* ander mocht men zyn genoegen eeten, 111,161.124 er— men mocht daarin geene boomen of tuinvruchten planten. IV, 219 370 ftraffe , daar op geftelt. IV, 219. 371 "Wyngiard werdt weleer tegen boomen opgeleid. IV, 219.367. aanmerking daar over. }V, 219. 367. 368 z. IZaad (tweeërlei j op den Akker te zaaijen verbooden. IV, 218. 342. Verkfaaring van deeze Wet. alsb. Straffe , ingevalle van over- . treedinge. IV, 218. 353 moest gezuivert worden, alsb. op hoe veelerleie vyzen dit.gefchieden konde. alsb. Nuttigheid daar van aangetoont. IV, 218. 355. kwaade gevolgen van dit te verwaarloozen. ■ IV,218.357 ( zuiver ) geeft eenen zuiveren Oogst, IV, 2«8. ■ 363 Zaadvloed was eene ziekte , die iemand Kerklyk en 1 Burgerlyk verontreinigde. IV, 312.299 «~- men verftaat daar onder t9 Virulenta. IV, 212,300. redenen voor dit gevoelen. IV , 212.301. Zwaarigheden tegen hetzelve. IV ,312. 303 enz. Zie Lues Venera. Zacchias ontkent het beftaan van een Hymen. 11, 92. 143 Zeden, eene der bepaalingen voor de Wetten. I, 8. 29 »-.—_ derzelver eenvoudigheid werdt by de Israëliten door den landbouw bewaart. 1, 41. 207 Zedenleer, verfchilt van Staatkunde. 1, 11. 45 —~> uit dezelve heeft Mofes eenige ftelregels in zyne Wetten laaten vloeiien. 11,72. j9 Zedijab , Bloeddorst. VI , 273. 20 Zegel, werdt op het bed-laken van nieuwgetrouwden gedrukt. 11, 92. 154 legen f pleckige ) over hec waarneemen der Wet uitgefproken. 11, 70 9 lelfsbevlekking , de onreinheid , door deeze misdaad veroorzaakt , bevorderde het vroeg trouwen. 11, 90. 1,34. IV, 214. 316 van jonge Dochters kan het Hymen doen verlooren gaan. 11, 92. 1.50 — verhindert de Vruchtbaarheid van het Huwelyk. IV, 186 40 t— die door de enkele verbeeldingskracht bedreef ven wordt, is het allergeyaarlykst. IV, 186. 42  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 325 Zelfsbevlekking, of de befnyding een middel zy , om deeze misdaad voortekomen. IV, 186-42 *-— buitenfpoorige fchikkingen der Rabbynen ten dien opzichte. alsboven. , de Aapen zyn 'er zeer genegen toe. IV, 186. 43 -— veroorzaakt de allerverfchriklykfte gevolgen. (V, 214.318 —— ftraffen kunnen'er niets tegen baaten. alsboven. -— de fchikkingen van Mofes daartegen zyn een bewys van zyne Wetgeevende Wysheid. IV,2(4. 319 Zelfsmoord , de redevoering van Jofephus tegen denzelven. VI, 272. 2 — daar van vindt men niets in de fchriften van Mofes. Vl, 272. 3 het vyfde gebod kan op deeze misdaad niet betreklyk gemaakt worden. VI, 272. 5 . ftraffen baaten 'er niets tegen. Vl, 272. 6 .—- redenen waarom Mofes denzelven niet verbooden heeft. VI, 272. 7 e" M -— de ongeoorloofdheid van deeze daad wordt in den Bybel nergens duidelyk verklaart. Vl, 272. 8 waarom in fommige Landen zoo gemeen, VI, 272. 12.enz. fe—- wy vinden 'er in het oude Testament maar twee voorbeelden'van. Vl, 272- 15 Zelfsmoord werdt in vervolg van tyd gemeenér. V) , 272. 15 Zeven , waarom het Eedzweeren by de Hebreeuwen van dit getal zynea naam hebbe. VI, 302.154 ; Ziba moet metMephibofetri eenen Akker deelen. 11, 77-69 Zielsverhuizing , werdt in iEgypten gelooft. IV, 189. 67 -— tegen dit gevoelen verzette zich Mofes docrzy ne Wetten van het vleefch eeten, en het houden van Offermaaltyden. alsboven-, Zielverkoapers , of dezelve menfchen-dieven zyn. Vi, 288. 91 Zilver werdt voor geld gebruikt. 11, 82 93 -—■ in den beginne ge- woogen. 11, 82. 95 naa de Babylonifche Gevangnis gemunt. alsb. welk van beiden het best zy. 11,82 - 95. 96 -— hoe deszelfs alloy bepaald wierdr. 11, 82. 97 — was ten tyde van Mofes zeldzaam. V, 243- 99 Zimma , oorfprong van dit woord. 11, 102. 216 -— geeft ontucht te kennen met iemand , die onder onze befcherming ftaat. alsboven. wordt nader verklaart. - alsboven, -— betekent ook bloedfchande met zyner Vrou. we Moeder. V , 265. 39S g 3 «»•  32t5 TWEEDE BLADWYZER Zimma , wordt ook van andere foorten van ontucht gebruikt. v, 265. 295. v , 268. 3 j 3 Ziwlelykbeid, daar voorheeft Mofes zorg gedraagen. 111, 182. 256. iv, 205. 214 -— in het Leger der israëliten. 111, 182. 156. 157 — der Koks in Duitfchland boven de Franfche. iv, 217.340 Zins - beboudingen. Zie Rejer- vationes mentales. Zinnelooze Piopheeten , werden niet geftraft. V , 252. 192. Zie Propbeeten. Zondag, het vieren van dien dag , is geene inltelling van de Apostelen. v, 249. 161. 162 • tusfchen het vieren daarvan en van den Mofaïfchen Sabbath is een groot verfchil. alsboven. Zonden der Cananiten , gaven den Israëliten geen Recht op hun Land. I, 28. 118 Zonden van bet eene Volk wettigen het andere niet, om hetzelve te beoorlogen. I, 38. ïai —— der Ouderen, om dezelve moeten de Kinderen niet fterven. v , 229. 2 — hoe Godt dezelve aan de Kinderen ftraffe. v, 229. 5 Zonnejaar ( buisboukundig ) naar hetzelve fchikt Mo- • fes zyne tydrekening. iv, »?9- '73 — is voor den ge- meenen Man het gemak- lykst om nategaan. IV , ,, . 199- '74 Zonnejaar ( Sterrekundigj was ten lyde van Mofes onbekend. alsboven. Zoonen , waren alleen bekwaam om te erven 11, 78.73 hoe de middelen van hunnen Vader onder hen verdeelt wierden. 11, 79. 81 — uit dienstmaagden , of zy mede erven mochten. 11,79.83 bleeven m het huis van hunnen Vader tot zynen dood toe , als meester-, knechts. 11, 83. 103 konden zonder toeftem- ming van hunnen Vader niet trouwen. 11,83. I0° derzelver menigte werdt by de Hebreeuwen als eene groote gelukzaligheid aangemerkt. 11,83. 103. II, 90. 132 —— men gaf hun , voor hun trouwen , eene byzit. 11, die tot ligtmisferyen overfloegen , en niet te verbeteren waren , werden gefteenigt. Vl, 294. 115. Redenen van deeze Wet. alsboven. enz. Zuidelyke Volken , worden vroeger manbaar dan Noordlyke. 11, 96. t8i bedryven in dronkenfchap grootere buiten-' fpoorigheden. Vl, 294. 1 ió Zwaard'  der MERKWAARDIGSTE ZAAKEN. 327 Zwaard ( de ftraffe van het) beftondt niet inhetafflaan van het hoofd. V , 234. 22. maar waarfchynlyk in het openfnyden van den buik. V, 234. 25. VI, 276- 55 Zwangere, Mofes droeg zorg voor haare veiligheid. V , 240 60. VI, 273.25 Zweeren voor den Rechtbank , of het den Christenen verbooden zy. V, 256- 221 tegen nutloos en lichtvaardig zweeren , wordt in het Mofaïfch Recht geene burgerlyke Wet gevonden. V, 257- 237 de Wet in Engeland daar tegen baat niet. alsb. 'weeren het geen onbezonnen gedaan was , konde men met een Schuldoffer afmaaken. V , 244. 107 Zuivering ( Maandelykfcbe ) maakte de Vrouwen onrein. IV, 214. 320 of eene Vrouw geduurende dezelve kunne bezwangert worden. V, 271.337 -— Huwelyks - ge- meenfchap op dien tyd verbooden. V , 271. 336. Zie Ryjlaap. Zfbos , of het Bier of Brandewyn geweest zy. IV, 190. 74