GEDENKSCHRIFTEN om te dienen tot de Geschiedenis der JACOBIJNEN. boor DEN ABT B A R R u E L, vijfde deel. Naar het Fransck te Hameuro, bij P. F A U C H É, MD CC Cl.   2 AME NZ WEERING van de SOPHISTEN, der Godloosheid, en der Regee- ringloos hei d. Historiesck gedeelte. NEGENDE HOOFDSTUK. Nieuwe hoofden, nieuwe listen der Illuminaaten; de uitvinding van de Jefuitifche ^rijtnetfelarijs opgang van dit yerdicht/bl. de geheime gefchriften, die de fedle, ie vergeefs, voor het oog van den richter had tragten te verbergen, vond men deze opmerkJijke annteekening, door Zwach zelve gefchreven: „ Om onze vervalle zaaken weder te her„ (lellen, moeten eenige van onze broederen, n die den ftorm, welke ons getroffen heeft» „ ontkoomen zijn, en de meeste bekwaamheden n bezitten, de plaats van onze (lichters innee„ men; zij moeten zich ontdoen van de onte- V. Deel. a w' » n vree.  2 Hl E tl VS HOOFDE N, „ vreedese, en met die geenen, welke op nieuw „ verkoozen zijn, eenftemmig arbeiden, om aan » onze fede hare voorige fterkte te geven (*,>.'* Weishaupt zelve was niet ver van Ingolftadt ge» vlugt, of hij dreigde alle de genen, die hem van daar verdreven hadden, dat hij hunne vreugde eenmaal in geween zou veranderen Cf). Het bleek klaar, dat de illuminaaten niets minder dagten, dan hunne zamenzweering te laaten vaaren. Intusfchen, hoe verfchriküjk en gevaarlijk deze zamenzweering zich ook vertoond had, zou men gezegt hebben, dat alle mogendheden hun best deden, hun alle de middelen te laaten, om dezelve met nieuwen moed voorttezetten. Behalven Weishaupt, die zijne rechters had vveeten te ontfnappen, wierdt geen een der zaamgezwoorenen in Beijerland tot zwaardere ftraffen, dan tot ballingfchap, of eene korte gevangenis veroordeelt. Voor het overige wierdt in geheel Duitschland, van Holftein af tot Weenen, en van Lijfland tot Straatsburg toe» geen het minst onderzoek in hunne loges gedaan; de meeste ingewijdden, die men voor de fchuldigfte kende, vonden meer bel'cherming dan verachting, zelfs bij die geenen, tegen welke alle hunne zamenzweeringen ingericht waren. Wiet- (♦) Ecrits orig. T. i. derniers pages. Ct) Letire k Fifclier.  EN LISTEN DER ILLUMINAATEN, eÜZ. 3 Niettegenftaande de geloofwaardigfte en duidelijke bewijzen van zijne trouwloosheid, en zelf weinige dagen, na dat men alle bewijzen tegen hem had bekoomen, verkreeg en vertoonde Zwach getuigfchriften van zijne braafheid en getrouwheid aan de wetten van zijnen vorst, die men veeleer zou gezegt hebben, door zijne medepligtigen, dan door de leden van eenert hofraad onderteekend te zijn (*). £n de vom van Salm-Kijrburg riep hem aan zijn hof, waarfchijnlijk om er met dezelfde getrouwheid vatt gedient te worden. De zaamgezwoorenen BrutusSavioti en Diomédes-C^*^ konden> ovefaI behalven in Beijeren, ingewijdden voor hunne zamenzweering vormen, zelf ten kosten van den, vorst, die hen in zijne (laaten ontdekt had Tibenus-Af^, van wiens eerloosheid de oorfprongiijke fchriften getuigen, zegepraalde in zoo verre, dat hij tot het gevolg van den af zant des rijks bij het Deenfche hof, wierdt toegelaaten. De ingewijdde Alfred-Wto, ver. wisfelde llegts de gunst van zijnen vorst, tegen die van den Hertog van Tweebruggen, en meQ was reeds ,n het geheim werkzaam, om hem na Munchen* te doen terugkoomen. Spanacus zelve genoot, geiust in zijne fchuilplaats, de jaarwedden bij de vorsten, die veeleer zijne flachtoffers, dan zijne kweekelingen waren, Niw- (*; V. Sou appendix aux ecrits orig. p. J5 & 36, A a  NIEUWE HOOFDE N» Nimmer beftond er eene affchuuwelijker zamenzweering, waarvan men tevens zoo grondig onderricht was ; nimmer hadden zaamgezwoorenen zoo veele middelen gevonden, om dezelve voort, tezétten zelf onder begunftiging van die geenen , welke de voorwerpen van dezelve waren. Alles kondigde dus aan, dat de vlugt Van Weishaupt voor de fecle niets anders zou wezen dan de vlugt van Mahomet voor het Islamismus, te weeten de Hegira van nieuwe en grooter voor* fpoed. Doch hier ontbreeken mij de geheime jaarboeken der feéle om dezelve in hare onderaardfche holen te volgen. De ondervinding had Weishaupt geleert, dat hij zijne maatregelen voorzichtiger moest neemen, om in zijn nieuw heiligdom, volgens zijnen geliefkoosden ftelregel, al den fchijn van werkeloosheid, met de hulpmiddelon van de grootfte werkzaamheid te vereenigen. Of misfchien was hij te vreeden, dat hij de grondflagen van zijne zamenzweering gelegt had, en thans zoo verre was gekoomen, dat hij alle mogendheden veilig kort uittarten zijn werk te vernietigen 5 misfchien was het hem genoeg, dat hij mannen gevormt had, die voortaan zijnen areopagus konden beftutiren, en vergenoegde hij zich alleen in buitengewoone gelegenheden zijnen raad medetedeelen, terwijl hij het bijzonder beftuur en den post van gewoone opperhoofden, aan andere ingewijdden overliet. Hoe dit ook zij, al was het ook bewezen, dat hij  RN USTEN DER IIXUMINAATBN, enz. i hij in de hoedaanigheid van opperhoofd der fefte niet meer werkzaam was, en al waren de geheime fchriften der fecte nog zoo zeer verborgen, het zou ons aan geene bewijzen ontbreeken, dat zij zich nog geheel bezig houd met hare zamenzweering. Hare opentlijke gedenkftukken zullen de plaats van hare geheime fchriften bekleeden. De ingewijdden waren bekent, het was voortaan gemaklijker hunne bezigheden nategaan, en hunne listen en kunstgreepen optemerken; er zijn ons in Duitschland ijverige fchrijvers in deze loopbaan vooruitgegaan. Het zal de gefchiedenis hjer ook aar* geene bewijzen ontbreeken. De grootfte zorg der Uluminaaten, na dat hunne geheime fchriften waren openbaar geworden, beftond daar in, om geheel Duitschland diets te maaken, dat hunne order niet meet beftond, dat alle de ingewijdden, niet alleen hunne verborgenheden der zamenzweering hadden laaten vaaren, maar alle betrekking onder zich, als leden van een geheim genootfchap, hadden verbrooken. Zij -waren de eerfte fchurken of aankleevers eener feclre niet, die hun ceftaan als hersfenfchimmig poogden voorteftellen, zelfs dan wanneer zij het ijverigst beezig waren met het voortplanten van hunne zamenzweering en beginfelen. Doch hier heeft de dwaaling zich zeiven wederfprooken, in den mond van hare ijverigfte verdedigers. Bij de A 3 eer-  $ NIEUWE H O Ó fl) t K) eerfte verfchijning van die werken, die in En» geland, de zamenzweering door de ïllumi'tiaaten gefmeed, en in dé hoogere loges der vrijmetfelaarij voortgezet, ontdekten, hebben de ijverige broederen aan de oevers van den Teems de hulp der Duitfche broederen verzogt om deri indruk te vernietigen, dien het leven van Zimmermann, het werk van Kobifon-, en mijne gedenkfchriften gemaakt hebben. De klagten der Engelfche broederen, en het antwoord het welk hen helpen moet, gefchreven door den broeder Bóttiger zijn te vinden in den Duitfchen Mercurius C*> Bijna hetzelfde antwoord is na Engeland overgezonden, om door middel van the Monthly Magazine (t> aan de Engelfchen te zeggen, dat al wie zich bezig houd met het ontdekken van het Illuminatismus, niets anders, dan eene hersfenfchim, najaagt; nademaal hetzelve reeds zeedert lang vergeeten is; dat men zeedert het jaar 1790 geen de mirtfte aandacht op de Illuminaaten gehad heeft, en men zelf zeedert dien tijd daarvan geen melding maakt in de Duitfche loges; en eindelijk, dat men voor dit gezegde duidelijke bewijzen kan vinden in de fchriften van Bode, die het opperhoofd van deze order was geworden, en in het jaar 1784 was overleden ($)- In deze woorden van (*) No. 11. p. 267. (f) Na. &7 Januarij 1798. (§j Monthly Magazine, No. 27 Januarij i798  SN LISTEN DER ILLUÏUNAATEN, enz. t van Bóttiger ligt eene eerfte opmerkelijke bekentenis, die men in Duitschland reeds tot befchaaming der Illuminaaten heeft opgemerkt. Ijverige fcbrijvers hebben hun gezegt: Gij bekent thans, dat de verborgenheden van het Illuminatismus in de loges der Vrijmetfelaars waren overgegaan, en dat zij in dezelve, ten minden tot het jaar 1790, hebben plaats gehad; dan hebben ten minften die maandwerken en die fchrijvers, welke bij aanhoudendheid, de vorsten hebben tragten oplettend te maaken op de Illuminaaten, dan hebben Zimmermann,Hofman, ■S'.arck, en zoo veele andere fchrijvers, wier werken de feéte tragt te verduisteren, recht gelild, wanneer zij het publiek onderrichtten, dat de zamenzweering door hare ontdekking in het jaar 178Ó, of zelf in het jaar 1785, niet is vernietigt, zoo als alle fchrijvers, die tot de fecte behooren, of door haar bezoldigt worden, tot tiu toe, onophoudelijk, hebben voorgegeven C*> Tegenwoordig meenen de zaamgezwoorenen, dat het genoeg is, hun aanweezen zeedert het jaar 1790 als hersfenfchimmig te doen befchouwen, om hunne ontwerpen zonder tegenftand voorttezetten. Ook deze list zai verijdeld worden, en de volken zullen weeten, dat de fecte wel heeft kunnen veranderen van gedaante, docü dat <*) Eudeoonia T. 6, No. s. A 4  3 NIEUWE HOOFDEN f dat haar verderflijk vermoogen en de middelen» daartoe flegts vermeerdert zijn. Eene tweede bekentenis, die Bóttiger (*), de Don (*) Deze Bóttiger, beftuurder van het gijtnnafiura te Weymar, èie door den lof van Bode,; waarmeê] men in Duitschland gelachen heeft, berucht geworden is, heeft zich door zijne fchriften nog meer belpotlijk gemaakt. De Engelfchen mogen hem verfchoonen wegéns de zotternijen, die hij begaan heeft in een half dozijr/ maandwerken, aan welke hij de band leent, in zijne verhandelingen, over de Romeinfche Jufferfchap, hare kaptafels en 'waaijers; over America, over China, bet vaatwerk der Hetruriers, het fpet van eenen poetfemaaker en verfcheide andere dingen; maar hst geen men in Engeland moet weeten, wanneer men ons het gezig van dezen man tegenftelt, is, dat hij in Duitschland even zeer vermaart is wegens zijne overdreve beginfclen van volks-vrijheii, als wegens zijne verhandelingen over de kaptafels en de waaijers; en dat hij zich niet gefchaamt heeft, de woede van zijn Jacobij» nismus uit te drukken, bij gelegenheid van de zoo beflisfende overwinning van den admiraal Duncan, febrijvende van dezelve in zijn maandwerk, dat liet twijfelachtig zij, of deze overwinning den Engelfchen van boven of van onder, uit den hemel of uit de hel geworden zij; en dat veele lieden van meening zijn, het ware voor het geluk der Engelfcben beter, dat zij dezen flag verlooren dan gewonnen hadden. Ziet daar dan den man, wiens brieven men tegen het patriottismus van Robifon overftelt. Deze zelfde man fchrijft aan de Engelfchen, dat hij geen Illuminaat zij; in Engeland gelooft men hem, maar in Duitschland vraagt men hem, wat hij dan te doen had in de loges van Minervals » Weymar, in welke hoedanigheid hij de fchriften van een oppov hoofd der Illuminaaten heeft kunnen erven, die volgens de wetten van de fccle niet dan aan broederen kunnen worden overgegeven; in welke hoedanigheid hij, die te vooren zoo naauw met Bode was verbonden, naderhand den ingewijddeu Wieland zoo ijverig helpt in het febrijven van den Nieuwen Duitfchcn lyjcrcurius ? Desa  EN LISTEN DER ILLUMINAATEN , tnz. Don Quichot van de Üluminaaten en inzonderheid van den broeder Bode, hier aflegt, is, dat Zijn held indedaad het opperhoofd wordt der Illuminaaten in Duitschland. Geen ingewijdde had deze bekentenis nog gedaan, maar dezelve bevestigt volkoomen het geen men mij omtrent dezen vermaarden ingewijdden bericht had. Wij zullen derhaiven de werkzaamheden en de lot^ ge- peze zelfde man fchrijfc ook nog aan de Engelfchen, dat de Hertog van Saxen Gotha, geene bedenking zou draagen, om zoodraa hij daartoe verzogt wierdt, de geheime papieren van Bode te laaten onderzoeken; maar hij draagt wel zorg, dat hij hetzelfde voorftel niet aan de Duitfchcrs doet; hij fpreekt hun van eenen vorst, bij wien deze fchriften berusten, zonder dat hij den vorst durft noemen. Hij weet zeer wel, dat zij die de, zelve kunnen onderzoeken niet zoo ver van de hand zijn, en ztch gerust zouden laaten vinden ; wanneer nogthans iemand geloof mogt (laan aan Bóttiger, en meende, dat de vorst zijne re. denen heeft, waarom hij de twee pakken met geheime fchriften, die hij duur gekogt heeft, niet openbaar maakt, en waarom bij niet opentlijk dezelve uitnodiging doen Iaat als het Beijerfche hof voor de oorfpronglijke fchriften gedaan heeft. — Zoo verzoek ik de» fchrijver van the monthly magazine, dat hij deze aanmerkingen in. zijn maandwerk plaatfen wil, gelijk hij den brief van Bóttiger tegen RoMfon gedaan heeft. Ik doe dit verzoek, wijl men mij belicht heeft, dat veele lieden,door dezen brief misleid.de feae en hare gevaarlijke en listige ontwerpen niets anders, dan als hers, fenfchimmig befchouwen. Voor het overige, alle de geheime papieren van Bode zijn niet te Gotlia. Een groot gedeelte van zijne brieven zijn op dit oogenblik op de pers; en men meld mij, dat zij mijne gedenkfchriften volkoomen bevestigen. A5  10 NIK UWE HOOFDEN, gevallen der fefte thans moeten volgen onder het beftuur van dezen held, wiens gefchiktheid voor de zamenzweering zoo zeer beviel aan Knigge. De aandacht van het volk op verdichte zamenzweeringen lokken, om alle hunne zamenzweeringen te doèn vergeeten, hunne overwinningen in de loges der vrijmetzelaars voort te zetten, dezelve over de geheele clasfe van geleerden uitbreiden, en eindelijk den geheelen hoop des volks door hunne beginfelen te befmetten, dit waren de ontwerpen van Amelius% Bode, en van de nieuwe areopagiten, die de IIluminaten tot hunne hoofden hadden verkoozen, na dat Weishaupt gevlugt en de Beijerfche ingewijdden verftrooit waren. Onder de groote middelen, waarvan zij zich bedienden, is er inzonderheid één, het welk ik voor een belachiijk en verachtlijk verdichtfel houden zou, en naauwlijks waardig zou keuren om het te vermelden, indien de fe&e niet een verbaazend en rampzaalig voordeel daarmee* had weeten te doen; ik bedoel het verdichtfel der Jefuitifche vrijmetzelaarij. Er is in Duitschland een groot aantal van gefchriften uitgekomen, zoo van de uitvinders van dit verdichtzel, als van die geenen die de noodzaaklijkheid gevoelden, om het publiek voor deze nieuwe kunstgreep der Illuminaaten te waarfchuuwen, Ik zal mijne leezera met de omftandigheden van deze gefchriften niet bezig houden, maar mij enkel bepaalen tot dat geen,  EN LISTEN DER ILLUMINAATEN, «J3. J- geen, wat men noodig heeft daarvan te weeten öm de fetfte in haren gang te volgen, en haar re zien naderen tot het tijdilip van hare magt in onze omwendingen. Door zijne eerde daad van onderworpenheid aan den despont Weifhaupt, had Knigge den eerden toon aangeheft van het verdichtfel, dat de Jefuiten gewaande vrijmetselaars zijn, in zijn werk. het welk in het jaar 1781 onder den iiaam van Aloyfius Meyer in het licht verfcheen. Hij herhaalde zulks in zijnen rondgaanden brief, insgelijks op last van Weishaupt aan de Vrijmetzelaars loges gefchreeven; hij drong er op aan in zijne bijvoegfelen tot de gefchiedcnis der Vrij metzelaars (*). De ingewijdden Ostertag te Regensburg , Nicolaï en Brèster te Berlijn, Helen in hunne fchriften niets onbeproeft, om dit -verdichtfel geloof te doen vinden. Tot nog toe was het echter moeilijk zich een juist denkbeeld van de gefchiedenis dezer Jefuitifche Vrijmetzelaarij, het zij dan dat zij waar of valsch zij, te vormen. Eindelijk verzamelde Bode alles wat men gezegt had en zeggen kon over dit zelfde onderwerp. Hij zond zijne bouwftoffen naar Parijs aan den broeder Bonneville (f); en uit de pen Van den nieuwen ingewijdden kwam het werk, getijtelt, de Jefuiten uit de Vrijmetzelartj ver. ban- (*) V. Ces ouvrages & les ecrits orig. T. 2. Lett. 22 de 'Wtishaupt & 1 de Philon; & la circulaire part. 2 fecf);. £. Cf) Endliclies fchikfal pag. jï.  CS MIEUWE HOOFDEN, bannen, te voorfchijn, het welk aan alle vastgeftelde loges wierdt verzonden, als.den laatften flag om het verichriklijk gedrogr ter neder te vellen. Wanneer men alle deze voortbrengfelen ts zamen vergelijkt, ziet men, dat het hun voor* naam oogmerk is, de Vriimetzelaars te doen geloven, dat alle hunne loges in het geheim door Jefuiten beftuurt werden, dat zelf hunne verborgenheden en geheimen, alle hunne wetten en inrichtingen geheel het werk der Jefuiten waren, dat alle Vrijmetfelaars, zonder dat zij het zelf vermoeden konden, de werktuigen waren van dit genootfchap, het welk men zeedert lang als vernietigt befchouwde, maar welles leden, hoewel verfpreid, eenen invloed en magt hadden behouden, die voor de Vrijmetzelaars fchandelijk, en voor de Vorsten en volken gevaarlijk is. Het oogmerk, waarop alles in dit verdichtfel eindelijk neerkwam, was, dat men,, pm de echte verborgenheden der Vrijmetzelaarij te weeten , dezelve moest zoeken, niet bij de Roozen-kruifers, of bij de Schotfe Ridders, veel minder nog bij de Engelfche Vrijmetzelaars, en bij die van de Stricle Obfervantz, maar alleen bij de loges der uitgekoozenen Óoges éleftiques) die door de Illuminaaten beftuurt worden (*). Be (*) V. la Circulaire de PMlon & fa conclufion.  BN LISTEN DER ILLUMINAATEN, eoz. De naam van Jefuit is zeer verfchriklijk voor veele menfchen, inzonderheid voor die geenen, welke in deze geestelijken nimmer konden dulden, dat zij zulke ijverige voorflanders waren van den Roomsen Catholijken Godsdienst; en men moet bekennen, dat, wanneer de ftandvastigheid, waarmede zij voor deze kerk ftreeden, eene misdaad was, zij den haat hunner vijanden volkoomen verdient hebben. Ook maakte dit verdichtfel inde Duitfche Staaten, inzonderheid in die waar de loges met Protestantfche broederen vervult waren, zulk eenen indruk, dat men langen tijd over niets anders fprak, dan over de Jefuiten, die onder de Vrijmetzelaars fchuilden, en over hunne zamenzweering. Men zou gezegt hebben, dat de zamenzweering der Illuminaaten was vergeeten. Doch dit was niet alles, wat zij bedoelden. De Vrijmetzelaars van de gewoone loges, hoorden zoo meenigmaal herhaalen, dat zij de fpeelpoppen der Jefuiten waren, dat zij hun roofe-kruis, en hunne ftri&e obfervantz verlieten, om zich bij de loges der uitgekoofenen te voegen, onder het beduur der Illuminaaten. De omwending der Vrijmetzelaarjj was zoo volkoomen, en zoo nadeelig voor de oude Vrijmetzelaarij, dat de beftuurders, die met hunne oude verborgenheden ingenoomen waren, in dit verdichtfel alleen eene zamenzweering meenden te zien, waardig eenen Dunton en  I4 NIEUWE HOOFDEN, en Robespierre (*). De broederen, die meer doorzicht hadden tragtten te vergeefs de list te ontdekken, om hunne eer te verdedigen, en het verlaaten der loges te verhinderen; de bewijzen kwamen te laat. Zij waren daarteboven gefchre» ven door Protestanten, die zelve hunne vooroordeelen hadden omtrent de Jefuiten, of die hen niet recht kenden (f). Toen Duitschland eindelijk dit verdichtfel begon intezien waren de meeste Vrijmetzelaars reeds tot de Illuminaaten overgeloopen, uit vrees van Jefuiten te zullen worden; en de anderen hadden bijna alle de loges verlaaten, om noch Vrijmetzelaars noch Jefuiten te zijn. Aldus werd de bedreiging van Weishaupt in Duitschland vervult, dat hij de ftricire obfervantz, en de Roofe-kruifers, overwinnen , of vernietigen zou. Indien het vooroordeel niet fomtijds de rede en het verftand verduisterde, zou het niet te begrijpen zijn, hoe de Vrijmetzelaars zich door deze lompe list lieten verfchalken Men zegge indedaad tegen de moeder-loge van Edimburg, tegen de groote loges van London en York, en tegen hunne Beftuurders en Grootmeesters: gij hebt u verbeeld, dat gij het aigemeen beftuur had (*) Endliches Schickfal p. 32. .(■fj Endliches Schickfal; der anfVzogene vorhang der Freymaurery. Vooral de laatrte honderd bladzijden, über die a!ts?i und neuen mysteriën, Hoofd. 16 era.  EN LISTEN DER ILLUMINAATEN, «W. Jiad over de Vrijmetzelaarij, en gij befchouwde u zeiven als de bezitters van de geheimen, de uitdeelers der lastbrieven van de Vrijmetzelaarij, maar gij waart en zijt nog niets anders, dan de tpeelpoppen der Jefuiten, die u leiden en beftuuren, zoo als zij willen; kan men iets uitdenken het welk meer beledigend is voor het gezond verftand, hetwelk men ten minften bij deze helden der Vrijmetzelaarij veronderftelt, dan dit verdichtfel? Intusfchen koomt hetzelve hier geheel op neder. De fchrijvers en voortplanters van dit verdichtfel, zeggen, wanneer zij van de Engelfche Vrijmetzelaars fpreeken, uhdruklijk; „ Er zijn wel eenige onder hen* „ die merken, dat ze bij de neus worden om„ geleid, maar nogthans -weinige.... Er zijn „ onder hen, meer dan elders, leden, die het „ denkbeeld van onbekende beftuurders van „ tijd tot tijd vernieuwen." En die onbekende beftuurders, die de Engelfchen bij de neus omleiden, zijn geene andere dan Jefuiten (*). Weldraa wierdt het verwijt algemeen; de geheele meenigte van graaden, die in Vrankrijk, Zweeden en Duitschland uitgevonden zijn, werden zoo wel als de Engelfche en Schotfe graaden voor het werk der Jefuiten uitgekreeten (f). De befmetlijke domhejd der Vrijmetzelaars alleen C*) Les Jefuites chasfés de Ia Macoonerie, p; i, p, 31 & 32? (jO L» Circulaire de PhUoa*  16 SlIÉUWE HÓÓFDEN, leen belet hen de flavernij te voelen. Zoodaa* nig is het natuurlijk gevolg van dit verdichtfeL Hoe is het moogelijk, dat de Duitfche broederen, de ongerijmdheid van hetzelve niet gemerkt hebben? Hunne groote ingewijdden, hunne uitgekoozenen van alle volken liepen na Wilhelmsbad; hielden in minder dan dertig jaaren vijf of zes algemeene vergaaderingen; hoe is het moogelijk, dat alle deze broederen, die hunne geheimen, hun beduur en hunne wetten, met elkander vereenigden, hunne verborgenheden en hun geheel wetboek, overzagen, doordagten en verbeeterden, zoo onnoozel waren* van ten minden niet op het vermoeden te koomen, dat zij aldaar, even als in hunne loges, niets anders waren , dan .de laage werktuigen en flaaven der Jefuiten? Een van tweeën moet waar zijn, of alle de Vrijmetzelaars zijn niet anders, dan domöoren en dwaazen ; en wat moet men dan denken van dat groote licht, die weetenfchap der weetenfchappen, die zij geduurig zoo hoog opvijzelen? of de gefchiedenis der Jefuitifche Vrijmetzelaarij, is een fchandelijk verdichtfel; en waarom loopt men dan na de loges der Illuminaaten, uit vrees dat men in de loges van Jefuiten is? Dit verdichtfel wordt nog ongerijmder, wanneer men aan het hoofd der Vrijmetzelaars vind eenen Philippe ffOrlêans, eenen Condorcet, eenen S...... MirabeaU) en zoo veele ongodisten en go-  Elf-LISTEN DER ILLUMINAATEN, enz. 1? Godistén, zoo veele hevige vervolgers en moordenaars der Jefuiten, en van allen die den Godsdienst, welken de Jefuiten preedikten, belijden. In welken tijd maakt men déze geestelijken tot Grootmeesters en beftuurders der loges, die van het oosten tot het westen verfpreid zijn? Nadat de befluiten en lastbrieven tot hunne vernietiging reeds zijn uitgegeven ; nadat zij zeiven niet meer een ligchaam of geheel kunnen vormen, maar zonder beftuur en algemeene vereeniging overal verftrooit zijn, en even als. alle andere geestlijken, onder het opzicht van hunne Bisfchoppen de bezigheden der Geestelijkheid waarneeraen; op zulk eenen tijd fchrijft men aan hun het beftuur toe van een zoo tal» rijk genootfchap , als dat der Vrijmetzelaarij! Op eenen tijd, dat men ze van alles berooft, uit hunne wooningen verdreven, en naauwlijks het noodige voedzel gelaaten heeft; geeft men voor, dat zij de fchatten der Vrijmetzelaars loges in overvloed bezitten! Op eenen tijd, dat zij onder het juk der vervolging, de Euangelifche deugden, door leer en voorbeeld verkondigen; fchildert men hen af als menfchen, die eene listige ftaatkunde, met de Godlooste ontwerpen vereenigen! Waarlijk wanneer zij dan al boos wigten moeten zijn, duld dan ten minften, dat wij ze voor even zulke domme en dwaaze booswigten houden als die geenen zijn, D"l> £ wel-  18 NIEUWE HOOFDEN, welke aan hun, eenig verftand toefchri jven. Men noemt hen Godloozen en ongodisten, men zegt dat zij oproerzuchtig zijn, en niets anders dan regeering'oosheid bedoelen, en zij hebben hunne rol zoo flegt gefpeelt, dat de Godloozen en de Ongodisten der Vrijmetzelaarij, die zij beft'uuren. en alle anderen hunne ergde vijanden zijn! Men geeft voor, dat zij de uitvinders zijn van die nieuwe verborgenheden der Vrijmetzelaarij; die zij door hunne helden, welke meestal Protestanten zijn, in de loges hebben laaten invoeren; zoo als de Baron de Hund, en Zinzendorf; en deze verborgenheden hebben niet zoo draa de overhand gekreegen in de loges of men ziet nijd, haat en inwendige verdeeldheid , die alle de bijeenkoomften der broederen niet hebben kunnen vereffenen, in de loges ontdaan! Is dit (ik vraag het nogmaals) het werk van een genootfchap, welks fchraudere daatkunde men roemt! Meenden dan die verfchriklijke Jefuiten hunne magt te vermeerderen, door hunne fpeelpoppen tegen elkander te verbrijzelen, in plaats van ze te vereenigen, en er eene verfchansfing tegen hunne vijanden van te maaken? Doch de ongerijmdheid van dit verdichtfel word nog in het oog loopender, wanneer men de bewijzen, waarop hetzelve gebouwt is, in overweeging neemt (*). Wan- (*) Veele leezers zouden mij kunnen verdenken, als of ik alles . wat  EN LISTEN DER ILLUMINAATEN, tHZ. 19 Wanneer men in de haatlijke aanmerkingen, welke Philon-Krugge, Nicolai en Bode met hunne wat de Illuminaaten bijbrengen, om te bewijzen, dat de Vrijmetzelaars-loges door de Jefuiten beftuurt worden, alleen als het*, fenfcbimmen en ongerijmdheden behandel', enkel om daardoor ontHagen te zijn van eene wederlegging, waartoe ik misrehien geen kans zie. Welaan ! wijl men het dan begeert, zoo laaten wij die werken onderzoeken, van welke de ingewijdden met den grootften lof fprceken, te weeten die welke-volgens den ingewijdden Mirabeau, of liever volgens zijnen leermeester Mauvillon rafa als een zamenftel, maar als eene volkoome en naauwkeurige verzameling van de voornaamlte daadzaaken, die in Duitschland tot de ontdekking van deze Jefuitifche Vrijmetzelaarij den weg gebaand 'hebben, moeten befchouwd worden 0. Laaten wij dat beruchte boek: „ De Jefuiten uit de Vrijmetzelaarij verbannen, en hunnen „ dolk door de Vrijmetzelaars verbrooken," eens inzien. Op de eerfte bladzijde ziet men eene plaat, verwonende eenen dolk, waarop men tevens compasfen, winkelhaaken, driehoeken aren! den, fterren, en alles wat men voor de zinnebeelden der Schotfe Vrijmetzelaarij opgeeft, afgebeeld ziet. Vraagt men bij welken Jefult deze dolk gevonden is, men geeft hierop geen het minst antwoord, maar ziet bier op welk eene wijs de fchrijver tragt te tetoogen, dat de voornaamlte uitvinders en beftuurders der Schot, fe Vrijmetzelaarij Jefuiten zijn: 1. Vooreerst ziet BonnenlU in deze Vrijmetzelaarij vier graaden; de leerling, de gezel, de meester, en de Schotfe meester. De wagtwoorden van deze ouden zijn, Booz en Trtbiteairi voor den eerften; Sciboleth, Chiblim en Notuma voor de «„deren. Met Booz was nij verlegen; hij gaat het voorbij, en plaatst de aanvangsletters in de volgende order T. S. C. N. De Jefuiten hadden ook vier graaden, de broeders leeken, dit bij <*; MiïiAtau Monarchie Prusfienne, f. 5. Liy. 8. p. 774 B 2  ao NIEUWE 8 O O F B ü », ne fpitsbroederen over de Vrymetzelaars maken * den- naam van Vrymetzelaars of Roofe-kruisfers in bij de Jefuiten genoemd wierden Coadjuteurs temporels (tijdelijke toulpgenooten of waarneeiners der tijdelijke belangen). Bonneyille. gaat bet woord Coadjuteur voorbij, en neemt alleen de aanvangsletter van het woord temporel; dit is reeds een T, die in den broeder Jefuit de T. van deze leerling der Vrijmetzelaars aantoont. De tweede graad bij. die der Jefuiten was die der jonge lieden, die zich met hunne eerfte ftudien beezig bielden; men .noemde ze leerlingen Scholastici; maar zij wierden meesters magistri, wanneer zij hunne ftudien volbragt hadden, en in de vrije .kunsten onderwijs gaven. De aanvangsletter van Scholastici Icoomt Bonneyille te pas, hij maakt er de Schiboleth van, van den gezel der. Vrijmetzelaars, De derde graad der Jefuiten was die van Coadjuteurs Spirituels (geestlijke medehelpers of behartigers der belangen van de ziel). Toevallig is bier de zelfde aanvangsletter als in Chiblim, ook twijffelt Bonneyille er niet aan of de Coadjutenr Spirituel der Jefuiten, is de Chiblim der Vrijmetzelaars. De vierde graad eindelijk der Jefuiten is die der Profès, die bij de drie gewoone. geloften nog die bijvoegden, van bet Euangelie te zulkn vetkondigen overal waar de Paus hen zou .zenden. De aanvangsletter van het woord Profès bragt BonnevilU in de war, hij moest eene N. hebben, hij noemde de Profès , de onze Nostri, en ziet daar de N. die den Profès der Jefuiten rot ■ den Notunia, den Schotfen meester der Vrijmetzelaarij herfchept (*). Wilt gij volgens den zelfden Bonneyille bewijzen, dat bet woord Mafon Xmetzelaar) den volmaakten graad (grade parfait) van de Jefuiten, te weeten die van Profès, opleevert, vcróndeiftek, dat de letters A, B, C, de getallen i, 2, 3 en zoo vervolgens, uitmaaken, zoo dat de laatfte letter Z 24 is; veronderftelt, dat de .. £*) Les Jefuites cliasfés de la maconnerie, T. a, p. 5 & &  EN lïSTEH DÉR ILLUMINAATEN, e"Z. 2i dien van Jefuiten verandert, zal men het fpoor, hetwelk alle de fchrijvers van het Illuminatismus volgen, getroffen hebben. Het is even als de Jefuiten dit zoo gemaklijk cijffer-fchrift hebben'aangenoomen, en zegt vervolgens met Bonneyille: in het woord Mafon, maaken de vier letters M, A, S, O, ïn het gebeel 45 uit; terwijl er everfchiet N. dit is de aanvangsletter van het zoo vermaard Noster den volmaakten graad van de Jefuiten, die men niet kan beJtoomen, dan na dat men 45 jaaren oud is (♦). Jammer is het, dat deze Noster, volgens Bonneyille, de Profès van de vier geloften zij' CD, en dat men volgens de inzettingen der Jefuiten dezen graad kan bekoomen, wanneer men boven de 25 jaaren ïs, en zijne theologifche ftudien volbragt heeft (§). Jammer is het, dat de Jefuiten meest alle in den ouderdom van 33 jaaren de geloften van Profès deeden. Wanneer ik thans wilde zeggen, dat de God der Vrijmetzelaars bij Bonneyille de Generaal der Jefuiten is, wij! Generaal met een C begint, dat 'Jubal de toonkunstenaar der Vrijmetzelaars insgelijks een Jefuit is, wijl Jubal en Jefuit met een J. beginnen; dat de Hiram-Abif der verborgenheden al wederom een Jefuit is,'wijl H. 8, A. 1, en dus in het geheel 9 uitmaakt, en J. ook 9 is; wanneer ik eindelijk zeide, dat dit flegts de minfte zijn van de vijf of ze, honderd zotternijen, die men ons voor bewijzen wil in de band ftoppen, voor de Vrijmetzelaarij der Jefuiten, zoo vertrouw ik, dat men mij bezwaarlijk zal gelooven eene getrouwe opgaaf te hebben gegeven van het werk van Bonnayille. Jk vind mij derhalven verpligt den leezer tot dit werk zelve te wijzen. Laat den geenen, die op het leezen der eerde bladzijden, zich niet met verontwaardiging en afkeer voelt aangedaan over «enen fchrijver, die zoo onbefclmmd den fpot drijft met het publiek, dit werk zelve onderzoeken. CO ld. p. 9. (f) id. p. 6. <$> Conftit. Soc. Jef. pars 1 C. *. No. 12. de «endi*. B 3  2» tl I E II W E HOOIDEN, als qf een fchrijver, die de gefchiedenis en het wetboek van Weishaupt wilde fchrijven, op den inval kwam, om overal den naam van Jefuiten in plaats van Illuminaaten, te plaatfen, hoewel hij niet in ftaat is eenen enkelen Jefuit optenoemen, waaromtrent de befchuldiging doorgaat, offchoon men overtuigt is, dat deze lasteraars zich niet ontzien, maar een, groot vermaak hebben zouden eenige als fchuldige optenoemen. Zii fpreeken zich geftaadig tegen. Zij zijn het niet eens omtrent den tijd, omtrent de graaden, en omtrent de verborgenheden van deze Jefuitifche Vrijmetzelaarij. De eenigfte daadzaak, die eenig onderzoek zou verdienen, wanneer men het gezegde met eenig bewijs geftaaft had, is, dat de Jefuiten de Vrijmetzelaarij tot eene zamenzweering hebben gebruikt om de Stuarts weder op den troon te plaatfen. Maar welk belang, konden de Vrijmetzelaaas in Zweeden Rusland, Poolen, Duitschland en Holland, in dit geheim hebben? En hoe is het vooral moogelijk om de Engelfchen en de Schotten te overreden, dat hunne Vrijmetzelaarij, deszelfs wetboek, en zinnebeelden reeds voor het tijdperk van de Stuarts, niets anders zijn, dan verborgenheden, alleen uitgevonden om de Stuarts weder op denthroon te zetten? Wanneer iemand de gefchiedenis van de menfchelijke dwaasheden fchrijven wil, moet hij inzonderheid die geene, welke de Illuminaaten tot walgings toe herhaalt hebben, om  ÏN LISTEN DER ILLUMINAATEN, 6KZ. 1% om dit verdichtfel geloof te doen vinden, niet vergeeten ; indien dit verdichtfel hen niet maat al te zeer te pas ware gekoomen in het voortplanten hunner zamenzweering, zou ik mij zelve verbeelden, het zelve al te emftig wederlegt te hebben. Er zijn nog kunstgreepen van eene veel gevaarlijker zamenzweering, dan die der Jefuitifche Vrijmetzelaarij, te ontdekken. TIENDE HOOFDSTUK. Duitfche Unie; de voornaamfte hoofden van dezelve, en de overwinningen, die de fe&e aan haar te danken heeft. X^Zaarom is het mij, na zoo veele zamenzweeringen befchreeven, zoo veele listen ontdekt, zoo veele middelen van bedrog en misleiding, die in het hol der Godloosheid uitgevonden zijn, aan het licht gebragt te hebben, niet vergunt, mijne veeder uit de hand te leggen, en al die lage uitvinders van den leugen in hunne holen der vergeetelheid over te geven, om liever het beeld te fchetfen van den deugd, zaamen man, of van een gelukkig volk, hetwelk onder de befcherming der wetten onder eenen beminden en geëerbiedigden vorst, die B 4 veel-  24 DI7ITSCHE UNIE, VOORNAAMSTE HÖOÏÖEN veeleer den naam van vader, dan van koning zijner vreedzaame onderdaanen verdient, de genoegens van den vreede fmaakt! Doch er is geen volk meer, dat onder de befcherming zijner wetten gerust is. Alle troonen waggelen of ftorten in; alle (laaten zugten over den ondergang van hunne regeeringsvorm en van hunnen Godsdienst, of worstelen en putten zich uit, om den algemeenen ramp te ontkoomen. Het gevaar is overal voor de deur; wij moeten niet meer fpreeken over onze fchoone dagen, dan om derzelver wederkoomst te verhaasten, door de verdere ontdekking van de oorzaaken onzer rampen, die reeds al te lang onbekend waren. Wij moeten het ons nog laaten welgevallen, dat ons hart verfcheurt worde, en de fnoode ontwerpen der duisternis van de kinderen van Weishaupt volge. In plaats, dat het ons vergun? zij, ons zeiven met aangenaamer onderwerpen beezig te houden, moeten wij weder nieuwe kunstgreepen ? nieuwe zamenzweeringen en listen befchrijven. Het zijn die Van eene nieuwe vereeniging, door de voornaamfte ingewijdden van het Illuminatismus gevormt, en in Duitschland berucht onder den naam van Duitfche Unie. Om het oogmerk van deze Unie recht te begrijpen, moet de gefchiedenis opklimmen tot zamenzweeringen , die vroeger waren dan die van Weishaupt. ■ Wij hebben Voltaire meenigmaal hooren juichen óver de voorderingen van het ongeloof in. het  EN OVERWINNINGEN DER SECTE, tHZ, 25 'het noorden van Duitschland. Deze voorderingen had hij niet alleen aan zijne zamenzweeringen, als hare eenigfte oorzaak, te danken. Hij kende zelve alle zijne medehelpers niet. Er was in den fchoot van de Protestantfche kerk en deszelfs ichoolen, eene zamenzweering tegen den Protestantfchen en tegen den gehelen geoopenbaaroen Godsdienst, ontdaan, die even als de club van Holbach, hare eige middelen en aanvoerders had. De club van Parijs randde Jefus Christus en het geheele Christendom opentlijk aan; de clubs, of liever de fchoolen van het noorden van Duitschland, verbanden uit de Protestantfche kerk, onder voorwendfel van dezelve te zuiveren, en het waare Christendom te herftellen, alle de verborgenheden van het Evangelie, en bragten dezelve tot dat Deïsmus, hetwelk men met den naam van natuurlijken Godsdienst verfierde, en hetwelk de ingewijdden weldraa zoo verre brengen zou, dat zij geenen Godsdienst hoegenaamt erkenden. Hunne nieuwe meesters verwerpen de oopenbaaring nog niet, maar de geheele oopenbaaring was bij hen niets anders dan de leer der rede. De zamenzweering tegen den Christlijken Godsdienst ontftond in Frankrijk onder die geenen, welke den naam van Wijsgeeren droegen, die dus uit hoofde van haren lland onbekend waren met alle die weetenfchappen, die in Godgeleerden gevorderd worden; in Duitschland B 5 nam  %è ■ DMTSCHE UNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEM nam hij zelf in den fchoot der hooge fchoolen, en onder de leeraars der Godgeleerdheid haren oorfprong. In Frankrijk poogden de zaamgezwoorene Sophisten den Roomsch-Catholijken Godsdienst te vernietigen, door de vrijheid voor de Protestantfche kerk, zonder dat ze daarom nogthans eenige meerdere genegenheid voor deze laatfte gevoelden; in Duitschland misbruikten zelf de leeraars van de Protestantfche kerk deze vrijheid, om in plaats van den Protestantfchen Godsdienst dien der wijsbegeerte te ftellen. De eerfte van deze Duitfche leeraars, die onder den dekmantel der Godgeleerdheid, tegen den Christelijken Godsdienst hunne zamenzweering vormden, was Sem/er, hoogleeraar in de Godgeleerdheid, aan de hooge fchool te Halle in Opper-Saxen. Al het gebruik, hetwelk iiij van zijne kundigheden maakte, fcheen aan te toonen, dat hij dezelve veeleer uit Bayle, dan uit de echte bronnen der Godgeleerdheid gefchept had. Terwijl hij hier en daar eenige nuttige waarheden verfpreidde, had hij dezelfde neiging als deze, tot wonderfpreuken en twijffelaarij. Zijn ftijl, even vlug als die van Voltaire, zonder nogthans eenige fierlijkheid te bezitten, evenaarde dien niet dan in, de meenigte en de verscheidenheid der tegenftrijdigheden, tot welke hij elk oogenblik verviel. „ Het „ is zelf niet zeldzaam , dat men hem in een en „ dezelfde zinfneede, het zelfde gevoelen, dat « hij  EN OVERWINNINGEN DER SiCIE, aas. »jt „ hij eerst beweerde, hoort tegenfpreeken. Zijn „ heerfchend ftelfel, en het eenige, hetwelk „ men uit zijne meenigvuldige fchriften kan „ opmaaken, was; dat alle de geloofs-artikelen „ en de Seélen van het Christendom, eene zaak „ van geen aanbelang zijn; dat de Christlijke „ Godsdienst een zeer klein getal van belangrijn ke waarheden behelst, dat ieder een deze „ waarheden voor zich zeiven kan uitkiezen, „en, naar zijn welgevallen, bepaalen. Nooit „ heeft zijne twijffelaarij hem gedoogt een eenig „ Godsdienftig gevoelen vast te ftellen, behal„ ven dat, waarvoor hij duidelijk uitkoomt, te „ weeten, dat de leer der Protestantfche kerk M de waarheid even min aan hare zijde heeft, „ als alle andere feétens; dat dezelve eene „ groote hervorming noodig heeft; en dat liet „ de taak van zijne amptgenooten de hoogleer„ aaren aan de hooge fchoolen is, deze heryor„ ming te maaken (*)." Deze nieuwe hervormer begon zeedert het jaar 1754 zijne leer te verfpreiden; hij ging voort dezelve onder duizenderlei verfchillende gedaantens, in de Duitfche en Latijnfche taal voort te planten; nu eens onder den tijtel van, gefchiedkundige en uitlegkundige verzaameling, dan wederom onder dien van, vrij onderzoek om- (O Nouvelles d'une coaluion fccrète lontre la Religion & la Monarchie. Preuves Justificatives No. 9.  fiS DDITSCHE ÜNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEN omtrent, de kerklijke wetten, nu eens onder dien van, Onderwijs in den Christlijken Godsdienst, en vooral onder dien van, Proeve omtrent de kunst en de fchool eener vrije Godgeleerdheid. Weldraa wierdt deze hervorming, dat is, de vernietiging van die verborgenheden, die Luther en Calvijn nog in den Christlijken Godsdienst overgelaaten hadden, door eenen nieuwen leeraar beproeft. Deze leeraar was Willem Abra~ ham Teller, eerst hoogleeraar te Helmftadt, in het hertogdom van Brunswijk, naderhand Con. fistoriaal-Raad, en Provoost van eene kerk te Berlijn. Zijne eerite poogingen om de verborgenheden van het Christendom te vernietigen, beftonden in eenen Catechismus, die, terwijl hij de Godheid van Christus hoonde, den geheeïen Godsdienst in het Sociaanismus verkeerde. Weldraa verfcheen zijn zoogenaamt Bijbelsch woordenboek, waarin hij de Duitfchers leerde, „ op welke wijs zij de'heilige fchrift verklaaren „moesten, om in den geheelen Christlijken„ Godsdienst niets anders te vinden, dan de „ leer van den natuurlijken Godsdienst, bekleed „ met het gewaad en de zinnebeelden van het t, Joodendom (*). Omtrent dien zelfden tijd verfchenen twee andere Protestantfche leeraars, die nog ftouter cn cmbefchroomder hun werk maakten, den Godsdiëtist C9 Pieuves Justificativts, No. 10,  EN OVERWINNINGEN DER SECTE , eitZ, ü$ dienst in eene antichristlijke wijsbegeerte te doen ontaarten. Deze leeraars waren Damm en Bdhrdt, de eerfle rector van een collegie te Berlijn, de andere Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Halle, doch die zoo berucht is wegens zijne losbandige zeden, dat Knigge zelve zich fchaamde hem te vinden op de lijst der uitgekoozenen van IVeishaupt, en dat hij dien niet durfde uitfpreken Löffler, Superintendent van de kerk te Gotha, onderfcheidde zich. in dezelfde loopbaan door hetzelfde foort van Godloosheid; befialven deze leeraars (tonden er nog veele anderen op, die zulke flegte leeringen voor den dag bragten, dat men zou gedagt hebben, dat zij voor epopten van het Illuminatismus beftemd waren. De razernij, om de Godgeleerdheid met geen ander oogmerk te beoeffenen, dan om alle verborgenheden van den Godsdienst te vernietigen, wierd in Duitschland zoo algemeen , dat het fcheen als of de Protestantfche Godsdienst, door zijne eige leeraaren zou vernielt worden, tot dat eindelijk die geenen van deszelfs leeraars, welken'nog belang (telden in hunne leerrtukken, niet konden nalaaten hunne (tem te verheffen tegen eene zamenzweering van dit foort. De Hoogleeraar Desmarées , Superintendent van de kerk te Desfau, in het vorstendom van An- C*) Endlicbe QtkISrung, p. 132,  30 DÜITSCHE UNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEN Anholt, en de Hoogleeraar Stark, beroemt we* gens ziine geleerdheid, en zijnen ftrijd tegen het Illuminatismus, waren de eerfte, die zich tegen deze hervormers verzetten ; de eerfte deed dit in zijne brieven over de nieuwe herders dér Protestantfche kerk; en de tweede in zijn aanhangfel op het Crupto-Catholicisme en Jefuitisme. Niets toont duidelijker de diepte der nieuwe wond van de Protestantfche kerk, dan de korte inhoud der geheele leer van deze nieuwe herders, zoo als die door den Superintendent van Desfau ons wordt voorgeftelt in deze woorden: „ Onze Protestantfche Godgeleerden tasten * van tijd tot tijd alle de fundamenteele artike„ len van het Christendom aan. Zij laaten geen „ één artikel van het algemeen geloof, van den „ Schepper van hemel en aarde, tot op de op„ danding des vleesch, ongemoeit (*)." Terwijl deze Godgeleerde ingewijdden alle hunne geleerdheid ten kosten leidden, om Duitschland met hunne looze wijsbegeerte te overftroomen, wierdt te Berlijn eene tweede vereeniging gevormd, om hunne werken, als de eenigfte, die onze geheele achting waardig zijn, te verheffen. Aan het' hoofd van deze vereeniging was de boekverkooper Nicolaï. Vóór (*) Uber die neuen wachter der Protestantifchen Kirche ; erfjes heft, S. 10. '  EN OVERWINNINGEN DER SECTE , OM. ft} Vóór dezen man had men wel boekverkoopers gezien , die door eene buitenfpoorige winzucht aangedreven, de Godlooste en oproerigfte werken, zoo wel als die geene welke het fterkfte voor den Godsdienst waren, verkogten; maar men had er nog geen gezien, bij welke de Godloosheid fterker was dan de liefde tet winst, en die liever alle werken, welke den Godsdienst verdeedigden, uit hunnen handel en die van hunne mede-boekverkoopers verbannen, dan de gewoone voordeelen uit derzelver vertier trekken wilden. Nicolaï is de eerde boekverkonper, zoo als d'Alembert hem wenschte, en zoo als hij zelve zou geweest zijn, wanneet zijne omftandigheden hem tot dit beroep opgelegt hadden. Hij had zijnen handel en zijne bekwaamheden in het vak der weetenfchappen inzonderheid toegewijd aan de voortplanting der Godloosheid. Want hij diende de Sophisten ook met zijne pen. Hij was nog niet ingewijd in de geheimen van Weishaupt, maar had reeds het ontwerp gevormt, om in Duitschland den Christlijken Godsdienst te vernietigen, dooreen van die middelen, wier vermogen de hoofden der maatfchappij nimmer gekent hebben. Daar hij zich als boekverkooper aan het hoofd van eenen zeer uitgebreiden handel bevond, had hij zelve een foort van letterkundig weekblad beginnen te fchrijven, onder den tijtel van algemeent Duitfche Bibliotheek. Ea als fchrijver en als koop-  g* aurrsciiE unie, voornaamste hoofdkn koopman ontbrak het hem aan geene SopliistÊ* fche medehelpers. Hij wist zieh tevens te verbinden met mannen van verdienden, met geleerden, wier ftukken in zijn tijdfchrift, tot eenen dekmantel of vrijpas moesten dienen voor al die Hukken, welke al het vergif der Godloosheid tot de leezers van het geheele Duitfche Rijk moesten overvoeren. De gevaarlijkfte ftukken van dien aart, waren die, welke uit zijne pen vloeiden, als mede uit die van den vermaarden Jood Mendelfohn, van Biester, opziender der kooninglijke boekzaal, en van Gcdike, Confis■toriaal-raad te Berlijn. Men herkende in Duitschland weldraa den geest, die in dit tijdfchrift heerschte. Men zag in hetzelve juist die geenen met loftuitingen overladen, wier leer alle de verborgenheden van het euangelie, omverwierp. De man, die de oogmerken van Weishaupt zoo wel begunftigde, zonder dat hij. hem kende, kon de opmerkzaamheid der broederen uitvorfchers niet lang ontgaan. De feéte had er eenen, wiens naam te eeniger tijd vermaard worden moest, te weeten den broeder Leveller~Leuchfenring, weleer leermeester van de vorsten van Hesfen-Darmftadt, ja zelf van de vorsten te Berlijn. Deze Leuchfenring, die een dweepachtige werver, en niettegenftaande zijne praatachtigheid zeer geheim was met de verborgenheden, reisde te dier tijd als broeder werver. Hanover en Neuwied waren de plaatfen  EN OVERWINNINGEN DER SECTE, enz. 33 fen, alwaar hij zijnen ijver had geoeffend; te vergeefs waren zijne poogingen geweest bij den ridder Zimmermann; Nicolaï liet zich veel gemaklijker door hem winnen; Gedikt en Biester volgden hem, en vereenigden hunne zamen. zweering met die van Weishaupt. De hoogleeraar Bahrdt was voor den bijzitter Diu/urth eene even ligte buit geweest; dan het was voor dezen hoogleeraar geenszins voldoende te verneemen alles wat de fefte reeds gedaan had, om zijne oogmerken en zijne gefchriften tegen den Christelijken Godsdienst te begunstigen. Hij meende, dat men bij al de kunstgreepen van Weishaupt, Knigge en Nicolaï nog meerdere zou kunnen voegen; en zijn helsch vernuft verfchafte hem de middelen daartoe. In het ontwerp, het we'k hij vormde, bedoelde hij niets minder, dan voor eerst geheel Duitschland, en vervolgens alle andere volken buiten ftaat te ftellen andere Jesfen te ontvan* gen, en andere boeken te leezen, dan die hun door de Illuminaaten zouden verfchaft worden De middelen om de geleerde waereld onder dit meuw foort van flavernij te brengen, waren alle vervat in de wetten, welke deze fnode ingewijdden uitgedagt hadden, om daar uit eene vereeniging te vormen, die in Duitschland vermaard is geworden onder den naam van DuitfcheÜnie *). Aan O) De Heer BMs,r übnjft uit het hart van Duitschland, en V' DuL c ,TO  "34- DÜITSCHE UK IE, VOORNAAMSTE HOOFDEN Aan het hoofd van deze vereeniging moesten zich twee en twintig ingewijdden bevinden, die gelaat zulks in de Engelfche tijdfchriften (Monthly Magazine Januatij 1798O plaatfen , dat de Heer Robifon dit ontwerp, en de geheele vereeniging van Bahrdt, niet anders heeft leeren kennen, dan door het Journal van Giesfen, een zeer weinig getrokken en verachtlijk gefchrift. Dit gefchrift was alleen verachtlijk in de oogen der Illuminaaten en derzelver aanhangers. Zij hadden hunne redenen, waarom zij hetzelve in minachting zogten te brengen ; maar die zelfde redenen, maakten hetzelve dierbaarder bij de braave lieden. Hoe kan die zelfde Bóttiger vervolgens zeggen, dat dit de eenigfte bron is, waar uit de Heer Robifon zijne berichten gefchept heeft ? Toont niet de meenigte van gefchriften , door Robifon aangebaalt, dat hij eenen overvloed van bewijsftukben gehad heeft? Ik beleide openhartig, dat het moeilijk was zich er méér 'te verfchaffen. Hij zou genoeg gehad hebben aan dat vermaarde werk, het welk in Duitschland bekend is onder dien tijtel van mthr noten als text, oder die Deutfche Union der Zwey und Zwanziger. Is dit werk, het welk, volgens het getuigenis van Böttiger voldoende geweest is, om het publiek de oogen te oopenen, ook niet anders bekend geweest, dan door het Journaal van Giesfen ? — Deze zelfde Kampvechler der Illuminaaten heeft de onbefchaamdheid, om ons dit gefchrift als bet werk van Bode in de hand te ftoppen; even als of er de minfte waarfchijnlijkheid was, dat Bode zeer veel belang zou gefteld hebben in de ontdekking eener zamenzweering, in welke hij zelf zulk eene groote rol fpeelde; en dat hij aan de algemeene befpotting zou hebben blootgeftelt, die Baronnes van Recke, Gravin van Medem, gebooren van JVandern, wier bevalligheden hem geenszins onverfcbillig, en wier fchriften hein zoo wel bekend waren. Indien Bode dat werk heeft gefchreeven, waarin de .Duitfche Unie zoo duidelijk wordt ontdekt, waarom laat men dan de eer daar van aan den Heer Göfchen, bockverkooper te Leipzig, die  EN OVERWINNINGEN SER SECTE, ««. 35 gekoozen waren uit dat foort van menfchen, welke of uit hoofde van hunne beezigheden, of uit hoofde van hunne kundigheden, meerdere gefchiktheid hadden verkreegen, om het algemeen gevoelen tot alle de dwaalingen van de fefte te belluuren. Alle de overige vereenigde broederen, die overal verfpreid waren, aan alle kanten toenamen, en zich in alle fteden bevonden, moesten tot het zelfde oogmerk medewerken, onder het opzicht van deze twee en twintig hoofden, die even als de areopagiten van Wehhaupt elk hun bijzonder departement hadden om daarmede briefwisfeling te houden, en daarvan verflag te doen. Zij moesten hun bijzonder werk maaken om alle die zich zelve als fchrijver daar van genoemt heeft? — Men merkt wel, dat ik deze aanmerkingen alleen maak, om het publiek te waarfchuuwen, van op zijne hoede te zijn tegen alles wat de Illuminaaten verder fchrijven, om hunne ontwerpen als hersfenfchimmig te doen voorkoomen, terwijl zij zich nog op alle moor gelijke wijze beijveren, dezelve voort te zetten. Voor het overige-zal ik hier bijna dezelfde fchrijvers volgen als de Heer Robifin, wijl zij buiten dien met mijne gedenkfchriften overeenftemmen. Het geen ik in dit hoofdftuk zal zeggen, zal voornaamentlijk zijn getrokken uit de volgende Duitfche werken t Berigten van een groot en onzichtbaar verbond, tegen den Chrisl. lijken Godsdienst en de Monarchie. — Ha fielfd der wereldburgers ontdekt. — IPeener Journaal van Hoffmann. — Tijdige iTaarfihuuwing, door denzelyen. — Meer noten als text, enz. — Ken. nis der Menfchen en der WaeieU, enz. - Gedenkfchriften en Brie. ven over de Illuminaaten, C 2  SÖ DUlfSCHE UNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEN alle fchrijvers, postmeesters en boekverkoopers* te winnen. Hier was geene uitdruklijke uitzondering dan omtrent vorsten en derzelver (laatsdienaars. Deze uitzondering ftrekte zich geenszins uit tot gunftelingen, of leden van de bureaux van hét hof. Alle dézé vereenigdè bondgenooten waren verdeeld in eenvoudige leden, en werkzaame broederen. Het geheim der vereeniging was alleen aan deze laatften bekend. Hunne inftructien omtrent het waare doel der broederen warén ingericht naar de wending, die Bahrdt en de andere afvallige hoogleeraars der Protestanten zeedert langen tijd namen, om het Christendom tot hunnen zoogenaamden natuurlijken Godsdienst terug te brengen , door van Mozes, de Profeeten, en van Jezus Christus zelve menfchen te rcaaken, die, wel is waar, door hunne wijsheid hebben uitgemunt, maar die voor het overige niers Godliiks hadden in hunne leer of werken.1 Men had tegen de broederen gezegt, het is ons oogmerk , het bijgeloof uit te roei* jen, de vrijheid aan het menschdom weder te geven, door hetzelve te verlichten en de bedoelingen van den (lichter van het Christendom zelve, zonder geweldige middelen te bevoorderen. Tot dat einde hebben wij een geheim genootfchap opgericht, waartoe wij alle die geenen uitnodigen, die dezelfde wenfchen koesteren, en het belang daarvan gevoelen. Om  IN OVERWINNINGEN DER SECTE, tnz. 3? Om deze wenfchen te vervullen, en dit gewaande licht overal te ver'preiden, moesten de werkzaams broederen in elke ftad leesgezelichappen oprichten; waar zich alle die geenen verzamelen , die geene toereikende middelen bezitten, om zich alle de dagelijks ujtkoomende boeken aan te fchaffen. Dezelfde broederen moesten in deze gezelfchappen zoo veele leden werven als zij flegts konden, zij moesten da keuze der boeken, welke zij lazen, bertuuren, hunne gevoelens befpieden, lang, merhand de gevoelens van de order inboezemen, die geene van welke zij zich geene bijzondere belangftelling beloofden, of in welke zij geene uitmuntende bekwaamheden ontdekten, moesten zij onder het getal der gewoone broederen laaten, maar die geenen, waarvan zij gewichtige dien. ften konden verwagten, of die zij de oogmerken en het ftelfel der order toegedaan zagen, moesten zij, na het afneejnen der nodige eeden, inwijen. Het genootfchap moest zijne nieuwspapieren en tijdfchriften hebben, die beftuurt wierden door ingewijdden, wier bekwaamheden het meest bekend zouden zijn; en men moest niets onbeproeft laaten, 0m alle andere tijdfchriften den voet te ligten. Alle de bibliotheeken van deze leesgezelfchappen, moesten beftaan uit boeken voor $et oogmerk pasfende. De keuze van deze C g boe.»  38 DUITSCHE UNIE , VOORNAAMSTE HOOFDEN boeken, en de zorg, om dezelve aan de leden te doen geworden, was toevertrouwd aan fecretarisfen, en inzonderheid aan boekverkoopers ingewijd in de verborgenheden van de zamenzweering. De hoop, welke de uitvinder van deze leesgezelfchappen, op dezelve gebouwd had, wierdt aan de uitgekoozenen voorgefteld als eenen kragtigen fpoorflag voor hunnen ijver om dezelve te vermeerderen. Hoe veel moeten wij niet winnen op *iet bijgeloof, zeide hij tegen hen, terwijl wij dus zelve het beftuur hebben over alles, wat in deze gezelfchappen gelezen wordt? Wat zullen die menfchen niet voor ons doen, die ingenoomen zijn met onze ontwerpen, die overal verfpreid zijn, en de boeken, welke wij verkoozen hebben, aan alle kanten, tot zeifin de hutten der behoeftigen zullen invoeren! Hebben wij het algemeen gevoelen eenmaal voor ons ingenoomen, dan zal het ons niet moeilijk vallen, om alle dweepachtige gefchriften, welke in andere tijdfchriften worden aan» gekondigd, der verachting en der vergetelheid prijs te geven; en integendeel alle werken, die onze wenfchen begunftigen, aantebeveelen. Wij zullen den geheelen boekhandel van tijd tot tijd in onze handen krijgen. Dan mogen de dweepers voor het bijgeloof, en de despooten fchrijven, zij zullen geene verkoopers, geene leezers of koopers meer vinden. En  EN OVERWINNINGEN DER SECTE, enz. En op dat de boekverkoopers zich tegen zulk eene inrichting niet mogen verzetten, moeten zij zelve daartoe worden overgehaald door de voordeden, die men hen zal voordellen, of door de vrees, dat hunnen handel geheel te niet gaan zal, wanneer zij niet toetreeden tot de oogmerken van het genootfchap. Men verzeekerde hen, dat de broederen alle mogelijke middelen zouden in het werk ftellen, om het vertier te bevoorderen, van de werken, welke met het doel der Unie overeenkoomen; maar men verzeekerde hen tevens, dat afie boeken, die met dit doel ftreeden, in de tijdfchriften der Unie en door alle hare ingewijdden zouden veracht en haatelijk gemaakt worden. Daarteboven behoefden zij niet te vreezen, dat het getal der te verkoopene boeken verminderen zou. Het genootfchap wist zijne fchrijvers aantefpooren tot het vermeerderen hunner werken, door het voordeel dat het hun verzeekerde. Er moesten eindelijk fondfen worden opgericht, pm alle boekverkoopers fchadeloos te nellen, die, in plaats van de boeken, welke ftrijdig Zijn met het oogmerk der Unie, te verkoopen, dezelve zouden verduisterd hebben, of die ze ïn hun magazin lieten liggen, en niet te koop aanbooden, of die zich hielden als of zij ze niet kenden en geene exemplaaren daarvan hadden; en op allerlei wijzen het vertrouwen der fchrijC 4 vers  40 DUITSCHE UNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEN vers en van het publiek misbruikten (?). Zoodaanig was het ontwerp van deze Duu> fche Unie, het groote werk van Bahrdt. Nimmer had de wensch om een onbeperkt gebied te voeren óver de algemeene denkwijs een fnooder ontwerp ingeboezemd. Men verbeeld zich den droom te leezen van den Sathan, die gezwooren heeft, om zelf het geringde fpoor van Godsdienflige en maatfchaplijke kennis uit het hart der volken te wisfchen. Doch er zijn wandaaden, die den braven man als het ware onmogelijk en hersfenfchimmig fchijnen, en die nogthans bij den booswigt naauwlijks eenige moeilijkheid hebben. Hij die dit geheel ontwerp had uitgedagt, wierdt zelve aan het hoofd der zaamvereenigde broederen gefteld. Zijne zedeloosheid en losbandige levenswijs hadden hem zoo ver gebragt, dat hij niet meer ordentelijk kon beftaan; intusfchen zag men hem weldraa een zeer groot huis in de nabijheid van Halle bekoomen, het welk hij naar zijnen naam Bahrdtsruhe noemde. Dit huis was de hoofdplaats der nieuwe Unie. Maar Nicolaï, die reeds zedert lang de lesfen en wetten van Bahrdt gevolgd had, was de man door welke dit ontwerp voprnarnemlijk moest werden begunftigd. De (*■) Uittrekfel van verfdieide werken, in de voorige aanmerking aangehaald.  EN OVERWINNINGEN DER SECTE, e»Z. j|| De betrekkingen, welke zijn handel hem op de boekverkoopers van geheel Duitschland bezorgde, het foort van gebied, het welk hij zich in de geleerde waereld reeds verworven had, door zijne algemeene Bibliotheek , de af hanglijkheid der meeste fchrijvers van hem, wier opgang en geluk door hem wierdt bepaald in zijne bibliotheek, of in het Berlijnsch maandwerk, en inzonderheid, de kunstgreepen, die hij wist te beezigen, om een aantal boekverkoopers te winnen, maakten hem dat geen gemaklijk, het welk de heerschzugtigfte monarch naauwlijks zou hebben kunnen uitwerken. Zijne fpitsbroederen in het llluminatismus, Biester, Gedike en Leuchjenring verdubbelden hunnen ijver, hunne ftoutheid en Godloosheid, in de tijdfchriften die zij met hem fchreven. Bode had ook zijn .maandwerk te Weijmar, onder den naam van Algemeene Letterbode. Een foortgelijk werk wierdt te Saltzburg gefchreven door Hübner^ die, even als alle andere maandwerkfchrijvers, een ingewijdde van het llluminatismus was. De leerlingen van Wehhaupt wisten allen hoe veel belang zij in de gefchriften der feéte moesten ftellen; zij waren de verfchrjklijkfte geesfels voor alle fchrijvers, die voor de waarheid durfden uitkoomen. Het verdichtfel der Jefuitifche Vrijmetzelaarij wierdt toen nog vermeerderd met eene nieuwe vinding, die eiken fchrijC 5 yer|  4» dcïtsche unie, voornaamste hoofden ver, die zich tegen de fedte wilde verzetten» fchrik aanjaagde. Die zelfde Jefuiten, welke de feéte te vooren had beftempeld met den naam, van listige fnoodaarts, die in het geheim de Vrijmetzelaars loges beftuurden, waren vervolgens niets anders, dan Catholijke ijveraars, die zich .heimelijk onder de Protestanten hadden vermengt, om alle hunne provintien weder tot de Room;cb, Catholijke kerk en onder de magt van den Paus terug te brengen. Al wie flegts één van die leerftukken, welke de Protestanten even zoo wel als de Roomsch-Catholijken, aan de openbaaring te danken hebben, durfde verdedigen, was verzekerd, dat hij als een Jefuit, of als een lage flaaf van de Jefuiten, zou worden uitgekreeten. Men zou gezegd hebben, dat de Protestantfche provintien opgevult waren met Jefuiten, die eene heimelijke zamenzweering hadden aangegaan tegen den Godsdienst der Protestanten, En men gevoelt ligt, welk eenen indruk deze befchuldiging maaken moest in deze provintien * omtrent een werk of fchrijver, dien dezelve trof. Noch Predikant noch Super-intendent bij de Protestanten, was voor deze befchuldiging veilig. Zelf hij, die uit ijver voor Luther en Calvijn, zijnen haat en zijne vooroordeelen tegen de Jefuiten had aan den dag gelegt, bleef daarvan niet vrij. Dezelfde Starck, die in zijne oude  EN OVERWINNINGEN DER SECTE, «I*. 4S oude en nieuwe verborgenheden gezegd had, dat de vorsten, door het vernietigen der Jefuiten, aan den Godsdienst, de deugd en d® menschlijkheid, eenen dienst hadden bewezen, die nimmer genoeg kon erkend worden; die zelfde Starck, die toen Predikant, Hoogleeraar en Confistoriaal bij de Protestanten te Darmftadt was, en nog is, vond zich nogthans verpligt, verfcheide bladzijden van zijne verdeedigingsfchriften te befteeden om te bewijzen, dat hij geen Jefuit, geen Roomschgezinde, en inzonderheid geen van die Jefuiten was, die profe's der vier geloften genoemd wierden, en zweeren moesten, dat zij overal als zendelingen gaan zouden, werwaads hen de Paus zou gelasten den Roomsch-Catholijken Godsdienst te verkondigen (*}. De Ridder Zimmermann werdt op de zelfde wijs behandeld, wijl hij juist te dier zeiver tijd de zamenzweeringen van het llluminatismus had aan den dag gebragt; en den fpot had gedreven, met den ingewijdden Leuch/enring, die gekomen was om hem overtehalen, dat hij zich ook zou voegen bij de vereenigde broederen, die de waereld hervormen, en welhaast beftuuren moesten (f). Deze zoo vermaarde man, die met recht verdiend lid te zijn van de koninglijke maat- C*) Son apologie, p. 52, 59, &c. (ƒ) Vie de Zimmermann. par Tisfjt.  44 BUITSCHE UNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEIS maatfcbappij te London, was, zedert dien tijda bij de maandwerk-fchrijvers van de fecre niets anders, dan een domme en bijgelovige vijand, van het licht (*). • De Hoogleeraar Hoffmann onderging hetzplfde lot, niettegenftaande die zelfde maandwerk* fchrijvers hem, voor dat hij: tegen de feéte bewijzen had gegeven van zijnen ijver voor den Godsdienst en de maatfchuupij, hemel hoog hadden verheven. Nooit hadden de aanhangelingen van Weishaupt, de wet van hun opperhoofd naauwkeuriger uitgevoerd: Brengt eiken verdienstelijken man, dien gij tot ons niet kunt overhaalen, in verachting. Nicolaï gaf in zijne Duitfche Bibliotheek, of in zijn Berlijns maandwerk den toon, de broederen te Jena, Weijmar, Gotha, te Erfort, te Brunswijk, en Slees wijk, volgden in hunne tijdfchriften, en herhaalden dezelfde lasteringen. „ Weldra zag men duide„ lijk,dat eene menigte maandwerkfchrijvers met „ dezen nieuwerwetfchen Lucianus zamenfpan„ den. Zij preezen alles, wat hij had geprezen; en laakten alles, wat hij ge aakt had. Het wa„ ren dezelfde wendingen, fomwijlen de zelfde „woorden, waarmede zij laakten of preezen, „ inzonderheid dezelfde befchimpingen, of de„ zelfde lompe zetten (t>" Er bleven in Duitsch- (*) Ibid. Ct) Lc dernier fort de la maconnerie, p. 30; & nouvelle^ d'une asfociation invifible; pièces Justific. Mo. 11,  ÉN OVERWINNINGEN DER SECTE, eHZ. 45 Duitschland ter naauwernood twee maandwerken over, die niet door de vereenigde broederen, of in den zelfden geest gefchreven wierden. Intusfchen overfboomden de Illuminaten, zoo als Bahrdt, Schulz, Riem en PhMo* Knigge zelve, die, hoewel hij de broederen had verlaaten, nogthans voortvoer hunne zamenzweeringen ten diende te (taan, en honderd andere fchrijvers van de feéte, het publiek met hunne werken, met hunne lasrerfchrifren, in dichtmaat en in pröfa, in blijfpelen, romans, liederen en verhandelingen; alle de grondflagert van de maarfchappij, van den Roomfchen niet alleen maar ook van den Protestamfchen Godsdienst, wierden met eene voorbeeldelooze onbefchaamd heid aangetast. Het was nu de tijd niet meer de Protestanten op de Roomschgezinden te wreeken. Het ontwerp, om zoo wel den eenen als dén anderen Godsdienst te vernietigen, wierdt opentlijk bekend gemaakt. Ondertusfchen wierden die broederen, welke de Godloosheid en het oproer het ftoutfte predikten, het meest gepreezen (*;. Het geen eg, er nog meer te verWonderen is, was, dat deze zelfde menfchen, die het verfchrrklijkfte despotismus uitoeffenden omtrent al de geenen, die moedig genoeg waren anders te denken en te fchrijven dan zij, voor zich en voor anderen, geen ander recht van de vors-  (jS DUITSCHE UNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEN vorsten fcheenen te verzoeken» dan het geen zij voorgaven van de natuur ontvangen te hebben , het recht namentlijk , om hunne gevoelens en delfels vrij en onbefchroomd aan anderen mede te deelen. Bahrdt verzogt dit gewaand recht inzonderheid, in zijn' werk over de vrijheid van de drukpers. Dit was een boek van eenen waaren ongodist, die al het vergif der regeeringloosheid en der Godloosheid met volle teugen aan het publiek aanbood, de fchrijver wierdt nogthans door de ingewijdde maandwerkfchrijvers gepreezen; en de broederen gingen niettegenftaande zijn verzoek om de vrijheid van de drukpers, met vereenigde poogingen voort, zoo wel de fchriften als de gevoelens van die geenen, welke niet even zoo dagten als zij, te onderdrukken. Het gebruik , het welk de vereenigde broederen van deze vrijheid maakten, wekte eindelijk, ten minden voor een oogenblik, den aandagt van eenige vorsten op. Fredrik Willem* Koning van Pruisfen, door de Godlooze en oproerige gefchriften, die in zijne Staaten elkander dag aan dag opvolgden, verontrust, meende deze losbandigheid te moeten beteugelen. Hij maakte bij die gelegenheid nieuwe reglementen, Religie-edift genaamd. Dit edift wierdt door de Illuminaaten met eene doutheid behandeld , die reeds fcheen te zeggen, dat zij derk genoeg waren, om met de vorsten den fpot te drijven. De  EN OVERWINNINGEN DER SECTE, ttSZ. De vorst eb de nieuwe wet wierden door hen met bittere fpotternijen overladen, en hevig uit. gekreeten. Hunne vermeetelheid maakte de beleedigingen volkoomen, in een werk, het welk uit het hol van Bahrdt te voorfchijn kwam, en het welk de fpotternij den naam gegêven had van Religie-edidt. De overheid, wier zaak was deze beleediging te ftraffen, had bevel, om zich meester te maaken van de perfoon en de fchriften van Bahrdt. Dit bevel wierdt ter uitvoer gebragt. Men vond alle bewijzen voor het beftaan der zamenzweering en derzelver oogmerk, die men zou kunnen begeeren. Het koomt mij voor, dat het hof van Berlijn het Beijerfche had moeten navolgen, en alle deze bewijzen publiek had moeten maaken; maar de ingewijdden hadden te dier tijd te veel invloed ©p het ministerie. Het ontbrak geenszins aan voorwendfels om de fcViften van deze nieuwe, zamenzweering der vergeetelheid overtegeven. Alles wat men er van ontdekte, was dat er een wezentlijk plan der zaamgezwoornen beftond, en dat eene meenigte van fchrijvers en boekverkoopers, zelfs van menfchen, waarvan men het het minst zou gedagt hebben, in deze zamenzweering deel hadden. Men kan niet met zeekerheid zeggen in hoe verre Wmhaupt zelve deze zamenzweering had begunftigd. Men weet flegts, dat hij tweemaal in de voornaamfte plaats der vereenigde broederen gekoomen is, dat hij zich  '*\9 nurrscHE unie, voornaamste hoofdeh zich aldaar verfcheide dagen bij Bahrdt heeft opgehouden; dat de ingewijdden van Bahrdt* ten minden de ijverigfle en de werkzaamfte, ook ingewijdden waren van Weishaupt. Wanneer men Bahrdt geloven mag, dan wierdt zijn geheim verraaden door twee perfoonen zijner waardig. Het waren twee liehtemisfen, die bijna tot den bedelzak gekoomen waren, maar die hij genoeg onderwezen, vooral laag genoeg gevonden had, om hem voor boekhouders te dienen. Hoe klaar zijne misdaad ook bewezen was, was hij nogthans vrij met eenigen tijd vast te zitten. Het overige van zijn leven bragt hij in armoede door, zonder dat hij zich nogthans beeterde. Genoodzaakt tot het houden van een koffijhuis te Basfendorf in de nabijheid van Halle , eindigde hij zijnen loopbaan door eenen dood, even fchandeliik als zijn leven. De Illuminaaten hebbe% gemeend hem te moeten overgeven aan de: verachting, die zijne fchandelijke levenswijs verdiend heeft; maar offchoon zij zich zeiven over hem fcheenen te fchaamen, vervolgden zij nogthans zijne zamenzweering. Op het oogenblik, toen deze gedrogtlijke Unie ontdekt wierdt, had zij in Duitschland reeds al te veel voorderingen gemaakt, dan dat zij met haren voornaamften lèigter zou te niet gegaan zijn. Ook was Pruisfen en het overige Duitschland reeds befmet met die leesgezel- fchap.  EN OVERWINNINGEN DES. SECTE, et)Z. 49 fchappen, die in een zeeker opzicht niets anders waren, dan eene nieuwe gedaante der minervaale fchoolen van Weishaupt.. Weldraa was er geen ftad, zelfs geen gehugt, waar zich niet een van deze clubs gevestigd had, of waar geene.logé van Illuminaaten was opgericht, en overal waren de ingewijdden van Weishaupt aan het hoofd van beiden. ■ . . Het groot oogmerk van Bahrdt was geweest, om de ftudie en het leezén van zijne vereenig. de broederen te beltuuren, inzonderheid, om hen en alle andere leezers, als het waare, in de onmogelijkheid te brengen, hunnen geest met eene andere leer, dan die der ingewijdden, te voeden; en daar deze hun best deden, eene meenigte van boekverkoopers in hunne fecïeintewijden, waren zij daartoe ongemeen: in lïaat. De gedaante der zamenzwëeringen moge veranderd zijn, maar het wezen bleef. Zelf na hunne ontdekking zag men hunne uitwerkingen nog duidelijker. Toen kon men veel minder verbergen , dat er eene wezentlijke vereeniging moest plaats hebben, tusfchen de boekverkoopers en de maandwerkfchrijvers van de feöe. om alle de boeken, die met haren dubbelen gee.t van Godloosheid en oproerigheid Drijdig waren, te onderdrukken. Te vergeeft poogden brave en Godsdienltige fchrijvers, die in. de handhaving der wetten belang (lelden, het volk te verlichten ; nu eens vonden zij geene boekverkoopers,  gè DUITSCHE UNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEN die hunne fchriften wilden verkoopen of drukken ; dan eens deeden die geene, welke op zich genomen hadden dezelve te drukken, hun best, Om den fchrijver, 'door een langduurig uitftel en allerlei voorwendfels, van zijn voorneemen te doen afzien. Liet de fchrijver zijne werken voor zijne eigen reekening drukken, zoo bleven de ftukken, geduurende eenigen tijd, in het magazijn liggen, zonder dat zij te koop wierden aangeboden, en zonder dat zich één boekverkooper de moeite gaf die te verkoopen; naderhand wierden zij aan den fchrijver terug gezonden, eveh als of niemand die gewild had. Er wierdt zélf geeii melding van hun aanwezen gemaakt, op die markten, die in Duitschland bijzonder tot den boekhandel gefchikt zijn. Op eenen anderen tijd wierdt de fchrijver nog erger bedrogen; zijn handfchrift wierdt aan de fchrijvers van de feiSe gezonden, en de wederlegging (indien men béleedigingen, bittere fpotternijen en drogredenen den naam van wederlegging geven mag O wierdt zelf op de 'andere zijde van zijn boek gevonden, zoodraa hetzelve voor het eerftemaal in het licht verfcheen. Meer dan een fchrijver zou in dit ftuk hetzelfde rechtsgeding hebben kunnen beginnen, als waartoe zich de heer Starck omtrent zijnen boekvetkooper genoodzaakt vond, en dezelfde toegeeflijkheid voor de feéte, hetzelfde misbruik van het vertrouwen* dezelfde verraaderijen hebben  EN OVERWINNINGEN DER SECTE, etlZ, 51 ben kunnen aantoonen. . Het is ten minften » eene zaak, die men kan bewijzen door een „ aantal brieven van verfcheide geleerden, dat » zij van alle kanten te vergeefs aan de boek„ verkoopers fchreven, om verfcheide van die „ werken, over welke de Illuminaaten alleen „ ontevreeden waren; dat alle deze brieven on„ beantwoord bleven; dat die zelfde boekver„ koopers, aan weJke de fchrijver zelf geheele „ dozijnen van exemplaaren gezonden had, in „ plaats van ze te geven aan de geenen die er n na vroegen, voorwendden, de verkoop tot de „ volgende mis uit te ftellen. Zeggende, dat » er zich geen koopers opdeeden." Het is niet minder zeeker, dat verfcheide boeken van dien aart naauwlijks bij de boekverkoopers waren aangekoomen, of zij zonden ze aan den fchrijver terug onder de haatelijkfte voorwendfeien. - En het geen het meest te verwonderen is, is dit, dat die fchrijvers, welke het onbefchroomdst voor de verdediging van den vorst uitkwamen, inzonderheid aan deze weigering waren blootgefteld. Zelf in de Staaten van den Koning van Pruisfen kon meo er niet toe koomen, om de verdeediging van den Koning en van zijn Religie-edift te doen afkondigen , en langs den gewoonen weg te verkoopen. Naauwlijks hadden de boekverkoopers er eenige afdrukken van bekoomen, of zij zonden ze allen aan den fchrijver terug. — Wan-° 3 neer  52 DIHTSCME UNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEN 'neer integendeel de fchrijvers van de feéte hun* ne verhandelingen, hunne fpotternijen, hunne lompe aanvallen tegen den Godsdienst, en de vorsten, tegen de geenen die in eer en aanzien gefield zijn, wilden in het licht geven, deden de boekverkoopers hun best om die te veikoopen, de Journalisten met ze aan te kondigen, -en door de grootfte loftuitingen de meenigte van leezers uit te lokken (*). ' Van den eenen kant verfchafte de handel, dien de fecte in dit vak dreef, de meenigte van 'hare gefchriften en drukpersfen, de zeekerheid van het vertier in hare leesgezelfchappen, en van den anderen kant de toelagen der rijkere broederen, groote fchatten aan de Unie. Voegt hier bij die fchatten, welke zij ontving van zoó 'veele andere broederen, die aan de hoven, in de kerk, in de rechtbankèn geplaatst waren, en dan eens hunne bezoldiging, dan wederom het inkoomen van den vorst of de kerk met den beftuurenden areopagus deelden; en men zal kunnen begrijpen, dat alle deze fchatten toe« 'reikende waren om die boekverkoopers fchadeloos te (tellen, welke door het onderdrukken van werken, met het oogmerk der zamenzweering (trijdendé, zich zeiven hadden benadeeld. ; , : jEr (*) Nachrichten von einero grosfen aber unfichtbaren Bünde, (Pieces Justic. No. 8 & 13, & le Journal de Vienne, par Hof. . mann.*)  EN OVERWINNINGEN DER IECTE, Er wierdt een fonds voor deze fchadeloosheid bepaald. De boekverkooper behoefde flegts op den bepaalden tijd de lijst te toonen van de boeken, welke hij onderdrukt of geweigerd had te verkoopen; wanneer hij daarvan bewijzen gaf, wierdt hem eene fom , ten naastenbij toereikend om zijne fchade goed te maaken, ter hand gefield. Mijne gedenkfchriften en verfcheide brieven verzeekeren mij, dat dit fonds en deze inrichting nog in Duitschland beftaan, en dat de Franfche omwending nog veele andere middelen daarbij gevoegd heeft. De groote uitwerking van eene zoo wel ingerichtte vereeniging beftond voor eerst daarin , dat zij het grootfte gedeelte van het nut verijdelde , het welk eerlijke fchrijvers, door het ontdekken der listen van het llluminatismus, bedoelden; voorts dat zij den grooten hoop van broodfchrijvers, die geene bedenking dragen, ©m waarheid en leugen aan de meestbiedende te verkoopen, in haar belang kreeg; en eindelijk, dat zij die groote meenigte van Sophisten, die in Duitschland onder de fchrijvers talrijker zijn dan in Frankrijk, flout maakte. Dichters gefchied- en toneelfchrijvers, namen bijna alle den toon aan, die zij wisten dat hun den lof der vereenigde broederen gewis veroveren moest. Het grootfte kwaad ontftond daar uit, dat de feéte zich de moeite gaf, om de hoogleeraaren der .Protestantfche hoogefchoolen, de fchoolD 3 4 mees-  54 DtHTSCHB UNIE , VOORNAAMSTE HOOFDEN meesters en de gouverneurs van vorsten in hunne geheimen in te wijen. Ik zeg het ongaarne, maar ik zeg het op het gezag van die geenen, welke de gefchiedeins van de voorderingen der Illuminaaten het naauwkeurigst onderzogt hebben; en wijl het thans toch niet moogelijk is om het verborgen te houden; het grootfte gedeelte der hooge fchoolen van het Noordelijk Duitschland waren te dier tijd, en zijn helaas nog tegenwoordig de fchuilplaatfen, alwaar al het vergif van het llluminatismus, in gefchriften en lesfen, gelijk die van de hoogleeraaren Frederik, Cramer, Ehler of Koppe verfpreid word (♦}. Men waane echter niet, dat het onderwijs der Roomsch-Catholijke provintien vrij was van de befmetting. Weenen inzonderheid was vol van die broederen, die allen ijver in het werk ftelden, om de beginfelen van de feére te verspreiden. Het fchijnt dat de Ridder van Bom, die zich met eenen anderen roem had moeten vergenoegen, als verjnaard fcheikundige in deze ftad den toon gaf aan de andere broederen. Toen de fe&e in Beijeren ontdekt wierd, was hij reeds zoo fterk voor dezelve ingenoomen, dat hij zijne acTre van lidmaatfchap aan de hooge fchool vnn Munchen terug zond, en opentHjk verklaarde, dat hij zich fqhaamde de minfte ge? ' («5 V. L'aYeviisfement de llojmm, Seft. 16, 17 & 18.  EN OVERWINNINGEN DER SECTE, enz, J£ gemeenfchap te hebben met menfchen, die de verdisnften van Weishaupt zoo weinig, gekend hadden. Na dezen Weenfchen ingewijdden, was de heer Sonnenfeld, een van die fchrijvers, die wen fraaije vernuften noemt, wijl men hun den lof niet geven kan van gezond verftand te bezitten, een der ijverigfte voortplanters van het llluminatismus, die zich tot dat einde van geleerde genootfchappen als eenen dekmantel, waar agter hij zich verborgen hield, bediende. Ik weet het van die geenen, welke hij tot zijne vergaaderingen uitnoodigde, en die hij gaarne daartoe had willen overhaalen, dat zijne vergaderingen wezentlijk even als die van gewoone academiën, wierden geoopend en gehouden; maar het oogenblik kwam, wanneer men de vergaadering fcheen te fluiten: als dan bleven alleen de ingewijdden, en de academie was niet meer dan een geheime raad van ingewijdden, alwaar alles volgens de wetten der vereenigde broederen beraamd en voorbereid wierd. Indien een man als Profesfor Hoffmann meer gevoelig was geweest voor den lof, welke de Illuminaaten hem toen nog (*) toezwaaiden, en zich (♦) Het is grappig, wanneer men ziet, hoe de Illuminaaten dezen Hoffmann tegenwoordig verachten, en daarmede vergelijkt de loftuitingen, welke zij hem toezwaaiden, voor dat hij tegen hen gefciireven had, zelf die brieven, die vol zijn van lef over D 4  $5 DUITSCHE UNIE, VOORNAAMSTE HOOFDEN zich' in hét vervolg niet met' den vérmaarden Zimmermann vereenigd had, irt het ontwerp om de Illuminaaten te ontdekken, zou hij voor de vereenigde broederen van veel belang geweest zijn uit hoofde van zijne vermaardheid, en zich zoo veele beleedigingen van hunnen kant niet hebben op den hals gehaalt. Volgens het be* richt, het welk de heer Hofman» ons geeft, kwamen de •wervers der Illuminaaten hem zelf te Pest in Hongarijen opzoeken. Hij ontving den a6 Junij 1788 eene uitnoodiging van twee en twintig hoofden der Unie, om lid te worden van het letterkundig genootfchap, het welk zij toen in die ftad hadden. „ Mijn antwoord was, p zegt hij, dat ik mij vleidde, men zoude mij „ een naauwkeuriger bericht geven omtrent deze w genootfchappen, en dat als dan mijn plicht „ en voorzigtigheid mijne keuze zouden bellis„ fchen. — Men gaf mij ook van tijd tot tijd „ nadere berichten omtrent de meening van het j, ftelfel. Men zond mij verfcheide maaien de lijs„ ten der nieuwe leden. De onderteekening der „ twee en twintig hoofden, diende om mij van ¥ de echtheid dezer ftukken te verzeekeren j „ maar juist deze echtheid deed mij begrijpen, J dat er agter deze genootfchappen eene ver„ fchrikkeliike zamenzweering fchuilde." J Men zijn vernuft, zijnen ftijl en zijne bekwaamheden, welke' zij hem, »og in het'jaar 1^90 fchreven, om hem tot hunne partij over ts gaaien, Idem SecV 19.  EN OVERWINNINGEN DER SECTE , etlZ. $f Men begrijpt ligt, dat dit genoeg was voor een zoo braaf en verdienftelijk man als Hoftnann is, om foortgelijke vereeniging geheel van de hand te. wijzen. Zij hadden zijnen naam reeds op de lijst gefield, zij moesten hem weder uitfchrappen. Tot een bewijs, dat hij hen naar waarheid beoordeeld had, diend een brief, welken hij aanhaald van eenen deugdzaarnen en fchranderen flaatsman, die op zich genoomen had, om amptshalven het geheel onderwerp der Duitfche Unie te onderzoeken en hare geheimen te ontdekken; „ Het zijn afgrijslijke din„ gen, waarvan de haaren te bergen rijzen Dit waren de uitdrukkingen van dezen flaatsman. Deze afgrijslijke dingen waren nogthans verre van dezelfde gevoelens inteboezemen aan de apostelen en kweekelingen der Duitfche Unie. Intusfchen fcheen Wtishaupt flegts een ftU aanfchouwer te zijn van zijn llluminatismus, en geen deel aan hetzelve te neemen; zijne ijverigfte ingewijdden woonden in zijne nabijheid, te Gotha, Weijmar, te Jena en te Berlijn; men zou gezegd hebben, dat hij onverfchillig was geworden omtrent hunne voorderingen. Behalven eenige bezoeken, die hij van de broederen ontving, en eenige reizen, inzonderheid die geene f welke hij na den grooten uitvinder der Duitfche Unie gedaan had, ziet, men in hem niets, dat gelijkt naar den (lichter en den beftuurder, die de fefte der zamenzwëeD 5 rer$  58 DUrTSCHE unie, voornaamste hoofden rers blijft regeeren. Maar men vergeete zijne lesfen niet omtrent de kunst, van te midden det grootfte werkzaamheid geheel werkeloos te fchijnen; men herinnere zich inzonderheid de Jbedreigingen, die hij, zes maanden na zijne vlucht uit Munchen, in zijne brieven deed: Laaten onze vijanden zich verheugen, deze vreugde zal eenmaal in geween veranderd worden. — Meent niet, dat ik zelf in mijne afzon* dering werkeloos zij (*); wanneer men dit bedenkt, zal het niet moeilijk vallen om te begrijpen , waar op zijne gewaande onverfchilligïieid omtrent de voorderingen van zijne zamenzweering neêrkomt. Hoe heimelijk hij zijne rol ook fpeelde, zag hij nogthans al te juist bewaarheid worden, het geen hij in het tweede jaar van zijn llluminatismus aan zijne voornaamfte ingewijdden fchreef. De groote hinderpaalen zijn overwonnen, voortaan zult gij ons leuze ftappen zien doen. De fecie had nog geen twaalf jaaren beftaan, en reeds was het getal van hare ingewijdden en half-ingewijdden verbaazend groot in Duitschland. In Holland, in Hongarijen en in Italien wierd hetzelve dreigend. Een van hare ingewijdden, Zimmermann genaamd, die eerst het hoofd was van de broederen der loges in Munchen, en weldraa even ijverig wierdt voor de voortplanting van hunne za- (*) Lettre a 1'adepte Fifcltsr, 9 Aoüt 1785.  SN OVERWINNINGEN DER SECTE, tM. 59 zamenzweeringen, als de vermaarde Zimmermann voor de ontdekking van hunne ontwerpen , beroemde zich, dat hij op zijne reizen door Italien, Zwitferland en Hongarijen, alleen meer dan honderd van deze clubs der zamenzweerders, onder den naam van letterkundige genootfchappen of Vrijmetzelaars loges gedicht had. Om in Europa de loopbaan der omwentelingen te oopenen, en deze meenigte van verwoestende ingewijdden in beweeging te brengen, had de fecte niets meer noodig, dan hare wenfchen en verborgenheden over te brengen tot eene natie, die werkzaam en magtig, maar helaas! dikwerf meer vatbaar is voor die hevige opbruifing, welke het nadenken verhinderd, dan voor bedaard overleg, hetwelk de rampen vooruitziet; tot eene natie, die in hare hevige vervoeringen al te ligt vergeet, dat er tot waare grootheid meer behoord, dan die dapperheid, welke de hinderpaalen trotfeerd, dat zelf de Vandalen en Barbaaren hunne helden hebben; tot eene natie, eindelijk, die nimmer te vergeefs door verblinding beheerscht wierd; die, voor dat zij de wijsheid raadpleegt, in haare eerfte aanvallen, en troonen en altaaren kon omverwerpen, en zoo lang in hare verblinding kan voortgaan, tot dat er eindelijk voor haar niets overig is, dan te weenen op de puinhoopen. Deze natie beftond in het uitgebreide Frankrijk, eene natie, die misfchien in meer dan een op»  ta VIERDE TIJDPERK DER SECTEj cpzicht de eerfte natie van Europa verdiend genoemd te worden, dan die helaas al te vatbaar was voor groote misleiding. De areopa» gus had zijne befpiedende oogen op dezelve, gevestigd. Hij meende het oogenblik te hebben zien koomen om zijne gezanten tot de oevers der Seine te zenden. En met dit oogenblik neemt het vierde tijdperk van het Beijerfche llluminatismus eenen aanvang. De leezer maake zich gereed, om hetzelve het tijdperk van groote beroeringen, van allerlei misdaaden, en van alle rampen der omwenteling te zien worden. ELFDE HOOFDSTUK. Vierde tijdperk der feSlc; afgevaardigden van hei llluminatismus van Weishaupt bij de Vrijmetzem laars te Parijs; toeftand der Vrijmetzelaarij ten tijde van de aankoomst dezer afgevaardigden; hunne •werkzaamheden en voorderingen; vereeniging van de zaamgezwoorene Sophisten, Vrijmelzelaars^r > en Illuminaaten, waar uit de JaQobijnm qntflaati. ï*t_eeds in het jaar 178a hadden Knigge en Weishaupt het ontwerp gevormd, het Franfche volk  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, tflZ. 6t Volk tot hun llluminatismus övertehaalen; maar deszelfs vuurige, ongeduldige en ontembaare geaartheid, deed deze twee opperhoofden wijslijk befluiten, hunne overwinningen aan geene zijde van Straatsburg niet al té zeer te verhaasten. De uitbarsting in Frankrijk zou misfchien te voorbaarig kunnen zijn; dat al te voortvaarend, opvliegend en driftig volk zou welligt zoo lang niet kunnen wagten, tot dat de anderen overal insgelijks gereed waren tot het groot ontwerp; en Weishaupt was vooral de man niet, die zich vergenoegde met eene gedeeltelijke er» plaatslijke omwenteling» die tot niets anders dienen kon, dan de nnderfcheide vorsten van Europa op hunne hnede te doen zijn. Wij hebben hem in zijn heiligdom zijne ingewijdden zien voorbereiden, dé gelederen met zulke list, met zulk eenen keeten van gemeenfchap zien in orde Hellen, dat hij, wanneer de voor zijne groote zamenzweeringen gunftige dag zou gekoomen zijn , het teeken flegts behoefde te geven. Toen deze keeten gevormd was, en de benden der broederen gewaarfchuuwt waren, om op het bepaalde uur uit te gaan uit hunne clubs, uit hunne loges, uit hunne academiën, uit hunne holen, en alle hunne onderaardfche lchuilplaatfen van het Zuiden tot het Noorden, van het Oosten tot het Westen, moest geheel Europa in é,éa oogenblik zich io eene omwenteling bevinden. Alle volken hadden te gelijker-  tf» VIERDE TIJDP-ERK DER SECTE; kertijd hunnen veertienden Julij; alle koningen ontwaakten op dien zelfden dag, even als Lodemjk de Zestiende, als gevangenen hunner onderdaanen. De altaaren en de troonen Hortten overal, op het zelfde oogenblik, in (*> De Franfchen moesten, volgens dit plan, natuurlijk de laatften zijn, die tot het Illuminatismus wierden overgehaald, wijl men zich verzeekerd hield; dat hunne levendigheid zoo lang niet zou wagten, tot dat de uitbarsting algemeen zou zijn op ée'n oogenblik. Intusfchen waren er reeds eenige ingewijdden in het midden van dit rijk. Eenigen waren reeds toegelaaten tot de geheimen van Knigge* zeedert de bijeenkoomst te Wilhelmsbad. Zeedert dat zelfde jaar bevond zich Dietrich , die hoofd-officier van Straatsburg, welke in den Elfas navolger van Robespierre was, reeds op de lijst der Illuminaaten (!)• Zij hadden eenen nog gewigtiger ingewijdden in den Marquis de Mi' rabeau, dien de omwenteling zoo berucht moest maaken. Door welke rampzaalige omftandigheid zijn toch de ministers van den braafften der koningen daartoe gekoomen, dat zij een gedeelte van deszelfs belangen toevertrouwden aan eenen man, wiens geheele leven tot dus verre niets anders was , geweest dan eene aaneenfchaa> ■ Pn ke- CO V. Tom. a de ces memoires, Chnp. iS. (t) Welt- und menfchen-kentnis, p. 130.  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, CHZ. 6$ keHng van huislijke verraaderijen, en de af> fchuuwlijkfte zedeloosheid? Het was niet genoeg, dat de zagtmoedigheid van Lodemjk den Zestienden hem aan zijne rechters ontrukt ervan het fchavot bevrijd had; zijne fnoodheidi moest zich nog beloond achten door eene geheime zending, die eenigermaate het vertrou»wen van zijnen vorst vooronderdel de. Mirabeaü. na Berlijn gezonden, behandelde aldaar de zaaken van zijnen kooning even als die van zijnerj vader en zijne moeder. Bereid om alle partijen van dienst te zijn en te verraaien, bereid om zich aan den geenen over te geven, die zijne misdaaden het best zou betaalen, en die hem er de meeste zou te doen geven, omringt van Illuminaaten in Pruisfen, wierdt hij weldraa door hen opgezogt. Nicolaï, Biester, Gedike, Leuchfenring, wierden zijne meest geliefde vrienden. Te Brunswijk vond hij Mauvillon, den waardigen kweekeling van Knigge, die toen hoogleeraar was aan het Carolin Collegie. Hij wierdt door hem in de hoogde verborgenheden van het llluminatismus ingewijd (*). -• Voor dat Mirabeau ingewijd wierd, kende hij reeds alle de listen der Vrijmetzelaars loges; en hij gevoelde van hoe veel waarde die geenen (*) Disc. d'un mattre de loge fur le dernier fert de la mrcon. Serie; appendix a ce discours; avis important $ Hof mm, g. $e£t. vil. &c»  64 VIERDE TIJDPERK DER SECTE; rien voor de omwendingen waren, welke hef vernuft van Weishaupt daarbij gevoegd had. Toen hij in Frankrijk terug kwam voerde hij zelve de nieuwe verborgenheden in zijne loge, genaamd de Philaleten, in. Zijn eerfte makker was die affchuuwlijke abt de Perigord, die zich reeds gereed .maakte om de rol van Judas te fpeelen in de aanzienlijkfte order der kerk. Mirabeau was niet voldaan met het invoeren der verborgenheden van Weishaupt ia. zijne logei hij achtte het nöodig zendelingen in Frankrijk te roepen, die beeter bekend waren met het wetboek der Illuminaaten, dan hij. Hij wist om welke redenen de hoofden van die. order nog geene moeite gedaan hadden, om Frankrijk te winnen, hij wist hen te overreden, dat het tijd was, zich te vertoonen aan een volk, het welk Hechts op hunne middelen wagtte om eene omwending te beginnen, tot welke zoo veele andere zaamgezwoorenen hetzelve, zeedert langen tijd, voorbereidden, en die. zijne nieuwe broederen gewislijk het best zouden helpen bevoorderen. De geheimen, die uit de briefwisfeling tusfchen hem en Mauyillon (*) ontdekt itcsJ .m v . . .. zijn,, ■ =f> 1 1 • " v ^MW^s tUtfa (*) De Diiitfchers geven dezen zelfden Mauyillon de eer van een voornaam deel gehad te hebben aan twee werken, door ML rebeau in het licht gegeven, het een onder den tijtel van Mo. narchie Prusftenne, en het ander Esfa^Jur les llluminées. Hier aan moet men die verbazende loftuitingen, die in het eerfte aan mis-  AFGEVAARDIGD EN NAAR PARIJS, enz. 8$ zijn, zullen den gefchiedfchrijver, niet vollee« di'g genoeg onderrichten omtrent alle de raadwagen en listen, die op deze briefwisfeling gevolgd zijn; maar hij is ten minden zeeker, dat de ftaatkunde van Mirabeau in den areopagus van Weishaupt de overhand had. Er wierdt met eenpaarigheid van ftemmen beiiooten, dat men Frankrijk in de geheimen van het llluminatismus zou inwijen. Deze last was al te gewig. tig om denzelven aan gewoone ingewijdden optedragen. Die zelfde Amelius Bode, dien men, zedert het vertrek van Weishaupt, voor het opperhoofd van de order der Illuminaaten gehouden had, die waardige opvolger, tevens van Knigge en Weishaupt., bood zich aan, en wierdt verkoozen tot afgevaardigden aan de loges, met wel- mishaupt wórden toegezwaait, en alle die kunstenarijen, welke in het tweede heerfchen, toefchrijven. Dit laatfte werk was met geen ander oogmerk gefchreven, dan om het publiek te misleiden, terwijl het de geheimen der léde fcheen te verraaden, trok het den aandagt der leezers op geheel verfchillende voorwerpen, zonder nogthans iets te zeggen, waardoor men de fefte kon leeren kennen. Door deze list wierden de Franfchen in het denkbeeld gebragt, dat zij het llluminatismus kenden; zij hadden er zulk een verkeerd denkbeeld van, dat alle hunne fchtijvers de ingewijdden van Weishaupt met die van Zwedenhurg verwarren. Deze list diende daarteboven aan Mirakau om zijn IUumi:.atismus in Frankrijk intevoeren, zelf in een tijd, wanneer hij fcheen te fchrijven om hetzelve te ontdekken. Zelf de naam van Philaleten, die hij aan zijne loge gaf, was een kunstgreep; want deze naam van Phihletcn, bsteekende Illuminaaten van een ander foort. V. Dttl. £  66 VIERDE TIJDPERK DER SECTEJ welke dit zendelingfchap beginnen moest. Men gaf aan Bode tot makker dien anderen kweekeHng van Knigge, dien de fecie den naam van Baijard had gegeven, en wiens waare naam was, Willem^ Baron van Bufche. Deze Baron , die kapitein was in Hollandfchen dienst, en een aanzienlijk vermogen te wagten had, die veel loosheid en listigheid bezat, bij de broederen wervers voor voorzichtigheid en wijsheid gehouden, had eerst in last gehad om de'zamenzweering der fecte voort te planten zelf in die provintien, die. in hem eenen officier meenden verkregen te hebben, die gereed zou zim, zijn leven voor de handhaving der wetten opieofferen (*> De ijver, waarmede hij zijne eerfte zending volbragt had, zal waarfchijnlijk hem de eer verworven hebben om het opperhoofd der order in zijne zending naar Parijs te vergezellen. De omltandigheden konden niet gunftiger voor de afgevaardigden, noch nadeeliger voor Frankrijk wezen, dan zij te dier tijd waren. De wijsbegeerte der eeuw had in de loges alles gedaan, wat men verwagten kon van leerlingen van Voltaire en Rous/eau, om het rijk van die gelijkheid en vrijheid, wier eerfte verborgenheden , door Weishaupt, die der. Godloosheid en der volftrekte regeeringloosheid wierden, voortebereiden. Er was eene grensfeheiding. gemaakt, (*) Ecrits orig. PhüoU Berichten 6.  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS , etJZ. <6f maakt, tusfchen de oude graaden der Vrijmetzelaarij en tusfchen die der nieuwere. De eerfte Wierden met alle hunne kinderfpelen en duistere' zinnebeelden tot de gemeene broederen verwezen. De andere onder den naam van Wijsgeerige graaden, waren voornaamentlijk die geene, welke ik reeds heb leeren kennen onder den naam van Ridders der Zon, Rooze-kruisfers én Ridders Kadosch. Aan het hnofd van alle deze loges, het zij dat ze bepaald waren aan de oude verborgenheden of in de nieuwe ingewijd, bevonden zich in Parijs drie loges, die inzonderheid merkwaardig zijn, wegens den invloed en het gezag, hetwelk zij over de andere logés uitoeffenden. De eerfte, het groote Oosten genaamd, was niet zoo zeer eene loge als wel eene vereeniging van al ie reguliere loges in het Koningrijk, welke door hunne afgevaardigden vertegenwoordigd wierden. Deze was als het waare het groot parlement der Vrijmetzelaarij, beftaande uit zijne vier kaamers, die, vereenigd zijnde, de groote loge van den raad uitmaakten, waar alles, wat betrekking had op de belangen van de order, zijn vdkoomen bellag kreeg. De vier kaamers wierden genoemd de kaamers van Beftuur , van Parijs, van de Provintien, van dè Graaden, de laatfte was uit haren aart de geheimfte vau allen, en liet memand der broederen bezoekers tot hare zitting toe. Maar alle Ei d8  *5& VIERDE TIJDPERK DER SECTB, de vertera'belen konden de gèwoone werkzaamheden der andere kaamers bijwoonen. Aan dit Parlement der Vrijmetzelaarij waren drie groote amptenaaren verknogt, genaamd Grootmeester, Algemeene Beftuurder en Grootbewaarder. Toen de afgevaardigden van het llluminatismus kwamen, was de doorluchtige broeder de Hertog van Orleans* eerfte prins van den bloede, de eerfte van déze groote amptenaaren. De twee anderen waren ook broederen van hogen adel. Hun naam alleen zou genoeg zijn om ons te zeggen, dat er zelf in den hoogden raad van de order-graaden waren, die flegts eershalven gegeven wierden aan die geenen, wier rang diende om de zamenzweeringen te befchermen, maar aan welke men geenszins de geheimen toevertrouwde (*). Dit was op verre na het geval niet met Philippe d'Qrkans. Z\\n post als Grootmeester, zijne Godloosheid en zijne welbekende wenfchen om alles aan de wraak opteofferen, verkondigden aan de afgevaardigden van het llluminatismus alles wat hij bereid was te doen voor hun bij die meenigte van loges, die hem voor Grootmeester erkenden. Men ziet uit de Üjst zijner briefwisfeling, dat er zedert het jaar 1787 alleen in Frankrijk niet minder dan tweer (*) V. Ie Tableau Alphabdtique de U correspondatice deï ges du grand^Orienc de France.  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, etiz. fia twee honderd en twee en tagtig (leden waren, die alle hunne reguliere loges hadden, (laande finder dezen Grootmeester. Hij telde er zeedert dien tijd alleen te Parijs, een en tagtig. Hij had er zestien te Lijon, zeven te Bourdeaux, vijf te Nantes , zes te Marfeille, tien te Montpellier, tien te Touloufe, en bijna ia elke ftad, een naar deszelfs volkrijkheid geë* venredigd aantal. Dit beduur over de Franfche Vrijmetzelaars was nog niet genoeg; dezelfde lijst van briefwisfeling, die tot het gebruik der broederen gedrukt is, toont ons dat de loges van Chamberij in Savoijen, van Locle in Zwitferland, van Brusfel in Braband, van Keulen, Luik en Spa in Duitschland, van Leopold en Warfchauw in Poolen, van St. Petersburg en Moscou in Rusland, zelf van Portsmouth in Virginien, van Fort Roijal te Grenada, en in alle Franfche Colonien, door den zelfden Groot, meester beduurd wierden, en hunne inftructiea ontvingen van het groote Oosten te Parijs. Dus verzeekerde Phtlippe iïOrleans en zijn groot Oosten aan de fecie bijna even zoo veele overwinningen, als zij in Duitschland onder Kmgge en Weishaupt reeds behaald had Onder dit groote Oosten was te Parijs eene andere loge, inzonderheid gelast tot de brief, wisfeling na, buiten-Hands.,, genaamd Amis. Re*» (*) Xd. art. Pays Eiranjers. £'3>  fö VIERDE TIJDPERK DER SECTË, iiis. In deze loge onderfcheidde zich voörnaatbentlijk de beruchte voorftander der omwending, Savolette de Lange, Deze ingewijdde» aan wien de koninglijke fchatkist was toevertrouwd , eene eer die flegts den getrouwden onderdaan toekoomt, was tevens lid van alle loges van alle zanienzweeringen en bekend met alle verborgenheden. Om deze loges en zamenJÊWeerjngen alle te vereenigen, had hij van zijne loge eene vermenging gemaakt van alle ftelfels der Sophisten, MarMnisten en Vrijmetzelaars. Doch om het publiek nog des te meer te misleiden had hij tevens alle de vermaaken en buiteftipoorigheden der aanzienlijken in zijne loge ingevoerd. Eene lieflijke muziek, concerten en danspattijen lokten de broederen van hogen adel derwaards i zij verfcbeenen daar in wijdfchen ftaat. De omtrek was voorzien van wagten, opdat de meenigte van rijtuigen geene wanorder löOgt veroorzaaken. Deze feesten wierden als het waare, onder de befcherming van den Koning gevierd. De loge was luisterrijk. De rijken Onder de Vrijmetzelaars bekostigden het Orchest* de flambouwen, de verversfingen, en alle de vermaaken, die zij ais het eenige oogmerk van hunne vereeniging befchouwden; maar terwijl de broederen, met hunne vrouwlijke ingewijdden , in de getneene zaal dansten of de aangenaamheden van hunne gelijkheid en vrijheid fiöHgettj wisten zij niet» dat er boveö hen een ge*  AFGEVAARDIGD EN NAAR PARIJS, £82. 71 geheim committé zat, waar alles voorbereid wierd, om deze gelijkheid weldraa buiten de loge uitteftrekken over alle rangen en bezittingen, over alle paleifen en hutten, over alle marquifen en burgers. Er was wezentlijk boven de algemeene loge eene andere, genaamd het geheim committe' der vereenigde vrienden, en de groote ingewijdden van deze loge waren twee mannen, die even zeer door hunne verborgenheden beroemd zijn, zoo wel te Lijon als te Parijs, de een de groote W.... en de andere Chappe de la Henriere. Zoo lang het feest duurde, verdeedigden twee verfchriklijke broeders, gewaapend met hunne degens, den ingang van dit nieuw heiligdom, de een beneden aan de trap, en de andere aan de deur. Hier waren de geheime papieren der briefwisfeling; hier mogt zelf die geen, aan welke alle de paquetten der broederen uit Duitschland of Italien geadresfeerd waren, niet over den drempel koomen. Hij kende het geheim gefchrift der briefwisfeling niet. Hij wierdt alleen gebruikt om de brieven te beftellen; Savalette de Lange kwam ze af haaien, en het geheim bleef in het committé. De leezer zal ligtlijk bevroeden van welken aart deze briefwisfeling was, en welke raadpleeging over dezelve wierdt gehouden, wanneer ik hem zal gezegd hebben, dat het, om tot dezelve toegelaaten te worden, niet genoeg was in alle de E 4 ouHe  7* VIERDE TIJDPERK DER SECTE, oude graaden ingewijd te zijn; men moest ook, zoo als het de broeders noemden, meester van alle wijsgeerige graaden zijn, dat is, men moest met de Ridders der Zon haat gezwooren hebben tegen het Christendom, en met de Ridders Katiosch* tegen allen eerdienst en alle Koningen (*). Minder bekende, maar veel gevaarlijker holen waren die, alwaar de broederen van Avigron, kweekelingen van Zwedenburg en St. Martin , hunne verborgenheden met die der Roozefcruifers, der gewoone en der Sophistifche Vrijmetzelaars vermengden. Deze nieuwe ingewijdden, die het uitwendig voorkomen hadden van kwakzalvers en dweepers, fpraken niets andqrs dan over hun vermogen om geesten opteroepen, yer- (*) Jk weet Tiet van een dezer broederen zelve, die langen tijd niets anders was dan overbrenger, van deze brieven, dat hij bcgeerig zijnde om zich in de?e graaden te laaten inlijven, opdat hij ingang mogt hebben in het committé, daarvan was afgefchrikc, door de belofte, die men van hem vorderde, dat hij zich voor zijn geheele leven moest verbinden, en 's jaarlijks zes honderd livres opbrengen- Ik weet ook van dezen, dat de gewoone kosten voor eiken broeder 's jaarlijks die zelfde fom bedroegen, en dat men het doen der reekening hiervan liet aankoomen op den broeder Savalette, die nooit reekening deed. Dit is nog eenp bron, die gevoegd moet worden bij alle de bronnen der agtei> loges, voor de kosten der zamenzweeringen. En wie kan zegl gen, hoe Zeer deze bronnen toegenoomen zijn onder de handen van een man die het beftuur voerde over de fchatkist van dea Koning 1 De zaamgezwoornan weeten welke mannen «1 fc^dieniR? jen zij móéten verkiezen, t  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, et)Z, 73 yerfrorvenen te raadplegen en te doen verfchijjien, en honderde wonderen van dien aart te verrigten. Deze wonderdoenders fmeedden in het verborgene hunner loges bijna even dezelfde zamenzweeringen als die van Weishaupt, uitgezonderd dat ze nog veel affchuuwelijker waren ïn hare gedaanten. Ik heb hunne verwoestende verborgenheden befchreven, toen ik die van Zwedenburg en St. Martin heb verhaalt; ik durfde nog geen geloof flaan aan die verfchriklijke proeven, aan die afgrijslijke eeden; die ik hun door veele fchrijvers zag te last leggen. Ik wenschte wel, dat ik van dezelve, alleen op het gezag van hun wetboek, of van hunne ingewijdden kon fpreeken j die geenen, welke ik tot dus verre ontmoet heb, leerden flegts een gedeelte der verborgenheden kennen. Maar uit liet geen zij er van weeten, kan men zeer ligt opmaaken, wat zij nog zouden moeten leeren. Voor eerst is het bewezen, dat deze Illumiïiaaten van Zwedenburg, die in Frankrijk onder den naam van Martinisten bekend zijn, en die zich ook dikwerf Weldaadige Ridders noemden» hunne reizigers hadden even als de Illuminaaten van Weishaupt. Het is insgelijks bewezen, dat deze gewaande Philaleten of vrienden der waarheid, hunne wétten hadden, gereegelde vergaderingen hielden, en zich even als Weishaupt hadden ingedrongen in de Vrijmetzelaars loges, om daar menfchen te zoeken, die genegen waE 5 ren  ^4 VIERDE TIJDPERK DER SECTEJ ren hunne verborgenheden te omhelzen, en in hunne nieuwe graaden ingewijd te worden. Onder deze graaden is er onder anderen een, dien zij Chevolier du Phénix noemen. Weinig jaaren voor de Franfche omwending bekleedde een van deze Ridders, die znh voor een Sax en een Baron van het heilige rijk uitgaf, en die voorzien was van fchitterende getuigschriften van verfcheide Duitfche vorsten O het ampt van zendeling in Frankriik. Na dat hij eenige dagen in eene centraale ftad verkeerd, de loges bezogt en de broederen gade geflagen had, meende hij er drie te hebben leeren kennen, die waardig waren tot de hoogde kennis verheven te worden. Onder het getal van deze uitgekoozenen bevond zich de Venerabele of de meester der loge, dien ik zijne gefchiedenis zelve zal laaten vernaaien. „ Toen wij onze „ toeftemming daartoe gegeven hadden, begaven „ wij ons alle drie naar onzen Illuminaat, zeer „ begeerig zijnde naar de groote verborgenhe„ den, die hij ons aankondigde. Daar hij ons „ de gewoone proeven niet kon laaten ondergaan, » ont- (*) Ik zou deze man genoemd hebben, die in mijne gefdireve gedenkftukken aangehaald wordt, als een in Pruisfen zetr berucht geïlluminifeerd Philaleet; mair de omftandighedcn, in welke zich tegenwoordig in Frankrijk zelf iemand, die, zoo als men zien Zal, zoo verontwaardigd was over deze vettorgerheden, bevind, leggen mij nog de verplichting op, alle 'de naamen te verzwijgen.  .AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, etlZ. 7$ „ ontfloeg hij ons van dezelve zoo veel hij „ zulks doen mogt. In het midden van zijn „ kamer had hij een komvoor met een kool „ vuur geplaatst. Op een tafel lagen verfcheide „ zinnebeelden, en onder anderen een Phenix, „ omringt van een Hang, die, terwijl zij den M Haart in haren bek hield, eenen cirkel uit» „ maakte. Hij begon de verborgenheden te ,, ontvouwen door eene verklaaring van de H kool vuur, en de andere zinnebeelden. Dit „ vuur, zeide hij, onder anderen, is hier ge„ plaatst om u te leeren, dat het vuur de o'or„ fprong is van alles; dat hetzelve alles doet » in de natuur, alles in beweeging brengt; dat „ de mensch zelve het levens- denk- en werkm vermogen aan hetzelve te danken heeft. Dit „ was de hoofdzaaklijke inhoud van zijne eerfte » ic». — mcjuy ging uij over ioi ae anaere „ zinnebeelden. Wat deze Hang aangaat, zeide „ hij, de cirkel, die zij vormt, is eene afbeel„ ding van de eeuwigheid der waereld, die n even als deze cirkel zo min een begin gehad „ heeft, als een einde hebben zal. Gij weet „ daarteboven, dat de flang hare huid veran„ derd en 's jaarlijks vernieuwt; hierdoor leert „ gij de omwendingen van het geheela'1 kennen, i, en de veranderingen der natuur, die op fom„ niige tijden fchijnt afteneeraen en te vergaan, h maar die in de grenzenlooze eeuwen flegts n verouderd, om op nieuw weder jong te wor- » den,  ■f'S VIERDE TIJDPERK DER SECTEJ „ den, en zich weder tot nieuwe omwendinge» m voortebereiden. — Deze Phenix verklaart u n de opvolging en de voortduuring van deze H verfchijnzelen nog natuurlijker. De fabel „ laat hem 3lleen daarom uit zijne asfche weder „ gebooren worden, om ons te leeren, hoe dit „ geheelal geduurig uit zijne asfche gebooren m wordt en gebooren zal worden. » Om ons deze geheele leer te verklaaren had de geïllumineerde Baron niets anders dan de „ gewoone belofte van geheimhouding van ons „ gevorderd; maar op eenmaal zweeg hij ftil» » en zeide ons, dat hij ons niet meer daarvan „ kon ontdekken , zonder van ons eenen eed te „ eisfchen, welken hij ons voorlas, om te zien» „ of wij bereid waren denzelven afteleggen. „ Wij ontroerden alle inwendig op het hooren s, van dezen eed. De woorden zijn mij bijna „ geheel ontfchooten; maar het was een belofte „ van gehoorzaamheid aan de hoofden van zijn „ llluminatismus, in de affchuuwelijkfte uh> „ drukkingen vervat. Om tot de hoogfte ver* „ borgenheden te koomen, deeden wij ons best» „ om onze verontwaardiging te onderdrukken i M maar eindelijk vorderde hij van ons, dat wij „ zelf de heiligfte betrekkingen van burger» „ van onderdaan, van geflagt, van vader en w moeder , vriend , kind en echtgenoot zouden M afzweeren. Bij deze woorden kon zich een 9 van ons niet langer bedwingen; bij liep haas? ft!£  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, tmS. ft » tig de kamer uit, kwam terftond weder met „ den degen in zijne hand, en viel met de „ woede van iemand, die zich zeiven niet „meester is, op den Baron aan. Gelukkig »weerhielden wij hem nog tot dat hij een „ weinig bedaard wierdt. Doch toen begon hij „ den Baron uit te maaken voor eenen fchurk, „ en hem te bedreigen, dat wanneer hij zich „ niet binnen vier en twintig uuren uit de ftad „ maakte, hij hem zou laaten vastzetten en op„ hangen." Men begrijpt ligt dat de Baron zich haastte om de uitvoering der bedreiging te ontgaan. Het geen ik nog verhalen moet, om eenig licht te geven omtrent deze verfoeili ke fedte, is niet in Frankrijk, maar te Wenen, in Oostenrijk, gebeurd. Een jongeling van een zeer aanzienlijk geflagt, en die zich in den tegenwoordigen oorlog door zijne dapperheid heeft onderfcheiden , had ook de zoo algemeene dwaasheid, om Vrijmetzelaar te worden. Zijne loge was, zonder dat hij het wist, een van die geene, waarin het zelfde llluminatismus heerschte. Dikwerf moest hij brieven beftellen, die hem verdagt fcheenen. Het gebeurde zelf, dat hij ze terug bragt, zonder ze te beftellen, onder voorwendzel, dat hij die geenen, aan wie ze gefchreven waren, niet had kunnen vinden, doch indedaad wijl hij vreesde voor een werktuig van verraad te dienen. Daar nogthans de nieuws-  7Sr VIERDE TIJDPERK DER SECTE; nieuwsgierigheid bij hem de overhand had, liet hij niet af te verzoeken, om tót .de hoogere graaden toegelaaten te worden. Hij moest daags daaraan worden ingewijd; hij ontvangt een brief, waarin hem iemand op de dringendfte wijs verzoekt op een zeekere plaats te koomen. Hij vind aldaar een ingewijdde, die een oude vriend van zijn vader was: H lk doe, zeide K deze vriend tot hem, voor u éenen (lap, die „ mij gewis het leven zal kosten, indien gij niet „ de ftipfte geheimhouding in acht neemt. Maar. ^ik heb gedacht, dat ik denzelven verplicht „ ben aan de vriendfchap, waarmede uw vader „ mij vereert heeft, en die ik voor u gevoel. „ Ik ben verboren, indien gij niet de diepfte „ itilzwijgenheid omtrent mij in acht neemt; n- maar ik waarfchuuw u er voor, gij zijt zelf „ verboren, zoo gij u om den graad, dien gij „ verzoekt, bij de loge aanbied. Ik ken u, gij „ zult den eed niet doen, dien men u zal voor„ ftellen; gij zijt niet in ftaat om te veinfen , » veel minder nog om zoo te denken en te „ handelen, als men van u zal vorderen. Uw „ afgrijzen, het welk gij op het hooren der „ voordellen, welke men u doen zal, gevoelen w zult, zal u verraaden; en dan is het met n „ gedaan. Gij zijt reeds als verdagt op de „ zwarte lijst. Zoo' als ik u ken, zult gij wel» „ draa op de roode of bloed-lijst koomen; en dan is er geen hoop voor u, dat gij hun ver- „ gif  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, ttte. „ gif of zendelingen zult ontfnappen." Het was geenszins de vrees, die dezen Jongeling overhaalde. Voor dat hij van befluit veranderde,, wilde hij ten minden weeten, welke verfchriklijke verbindtenisfen het waren, die hij niet zou kunnen nakaomen. Zijn vriend zeide hem hierop den eed, dien men hem zou voordellen,, hij vond in denzelven wederom de verloochen ning van alle de heiligde betrekkingen van den Godsdienst, de zamenleving en de natuur, om geene andere wet te erkennen dan de bevelen van zijne geïllumineerde hoofden. Hij was indedaad aangedaan van afgrijzen over deze verbindtenisfen: hij gaf zich gevangen, en in plaats, van zich tot de inwijding aantebieden kwam hij niet meer in de loges. De omdandigheden van de omwending hebben hem uit den Oostenrijkfchen in den Engelfchen dienst doen overgaan, maar hij heeft mij zelf gezegt, zeer te vreezen, dat zijn vriend, voor den dienst, dien hij hem bewezen had, op de roode lijst gekoomen was. Hij vernam ten minden kort daaraan van zijnen' dood. Mijne leezers zullen begeerig zijn dat ik met hen terug keere tot de afgevaardigden van het Beijerfche llluminatismus, maar om des te duidelijker te doen zien, hoedaanig de uitwerking van hunne zending wezen m est, is het noodig te zeggen, hoe die loge, bij we»ke wij hen zul-  Ö» VIERDE TIJDPERK DEK SECTEJ zullen zien aankoomen, zaamgefteld was; en uit dien hoofde moet ik nogmaals fpreeken over dat ander foort van Illuminaaten, die zich Theofophen noemden, en die hun in Frankrijk waren voorafgegaan. Vergelijken wij voor eerst dat geen, wat ik zoo even omtrent de zwarte en roode lijst gezegd heb, met eene daadzaak, die ik lang in twijffel getrokken heb, tot >da* ik eindelijk de omftandigheden Van dezelve vernoomen heb door zulke, die er zeer naauwkeurig van onderricht waren. Men weet, dat het kasteel van Ermenonville, toebehoorende aan den heer Girardin , tien mijlen van "Parijs gelegen, een vermaarde fchuilplaats van dit llluminatismus geweest is. Men weet, dat aldaar, bij het graf van Jean Jacques, onder voorwendfel van de menfchen tot den ftaat der natuur terug te brengen , de verfchriklijkfte zedenloosheid heerschte. De beruchte kwakzalver, St. Ger* main genaamd, was voorzitter in deze verborgenheden ; hij was de God van dezelve ; en hij had ook zijne roode lijst. De Ridder de Lescure had daarvan de droevige ondervinding. Hij wilde dit verfoeilijk genootfchap verlaaten, misfchien ook wel aan den dag brengen. Een doodlijk vergif wierdt in zijnen drank gemengt, en hij wist de oorzaak van zijnen dood niet. Voor dat hij ftierf, zeide hij ftellig tegen den marquis van Montroi* zijnde de generaal, dat hij  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, enz. 8l hij als een flagtoffer van deze fchandeljike bende van Illuminaaten iïierf (*). Daar ik van deze daadzaaken volkoomen overtuigt ben, fchroom ik voortaan niet meer op de lijst der gefchiedkundige waarheden te plaatzen, vooreerst alle die geloften zoo verdeiflijk voor den Staat en den Godsdienst, die geheele leer, die zoo veel overeenkoomst heeft met die gee- (♦) Niets evenaart de fcbandelijke levenswijs, die onder de bende van Ermonyille heerschte. Alle vrouwen, die tot de verbolgenheden wierden toegelaaten, wierden algemeen voor de broederen. Die geene, welj» St. Germain voor zich gekoozen had, wierdt maagd genoegt. Zij was de eenigfte, die bet voorrecht had nirt afteliangen van de toevallige keus deezer echte adamiten, uitgezonderd, wanneer St Germain goedvond eene audere maagd voor zich te kiezen. Deze veraclulijke kwakzalver, behendiger dan Cagliostro, had wezenilijk zijne ingewijdden in het denkbeeld gebragt, dat hij in het bezit was van het elixir der onfterflijkheid; dat hij fntusfehen door de zielsvethuizing verfcheide veranderingen ondergaan had; dat hij zelf tot driemaal toe geftorven was, maar dat hij niet meer fterven zou; dat hij zeedert zijne laatfte verandering reeds vijftien honderd jaaren geleef; bad. Er waren zwakke menfchen, die de bewijzen van het Euar.gelie niet wilden geloven, en die nogthans geloof gaven aan de zielsverhuizing, en de vijftien honderd jaaren van hunnen St. Ger. main. Zij wisten niet dat dit alles flegts een verdichtfel is van de Vrijmetzelaars graden. Volgens dit verdichtfel is de lecling der Vrijmetzelaars, drie jaaren, de gezel vijf, de mecsrer zeven jaaren oud. Dezen ouderdom neemt in zeekere graaden zoo toe, dat de Schotfe Ridder eindelijk vijf honderd jaaren oud is. Wanneer derhalven een Vrijmetzelaar u zegt: ik ben zoo cud, zoo beteekent dit eenvoudig; ik heb dien graad (gefebishte der unbekannten, grades Ecosfois.) F. Deel. jr  82 VIERDE TIJDPERK DER SECTBJ geene, welke ik uit de werken der fecie ge* trokken heb, en eindelijk alle die eeden en afgrijslijke proeven, die door eene meenigte van fchrijvers omftandig worden opgegeven. Ik zal derhalven, zonder vrees van te lasteren, zeggen, dat het onderfcheid tusfchen dit foort van illuminaaten en tusfchen de feéte van Weishaupt flegts in de wijze beftaat. De ongodisterij is zoo wel het doel waarop hunne gewaande theofophie neerkomt als in de verborgenheden van Weishaupt. Bij hen is de natuurmensch even als bij hem niet beftemt om onder de wetten der maatfchappij te leven; bij hen zijn de vorsten even als bij hem niets anders dan dwingelanden. Alle middelen, die dienen kunnen om de aarde van de priesters en de koningen, van de altaaren en de wetten te bevrijden, alle misdaaden, met dit oogmerk gepleegt, zijn verheve daaden. Maar zij bezitten nog beeter dan Weishaupt de kunst om hunne Seijdes te vormen, hunnen ijver in de loopbaan van moordenaars te ontfteeken. Hier kunnen de verborgenheden van Weishaupt zelf niet eenmaal vergeleken worden met die der theofophife Illuminaaten. Men ooideele hieromtrent uit de volgende verklaaring; Wanneer een van die geenen, die de fecte tot de geheele verbijstering der dweeperij heeft weeten te brengen, eindelijk hoopt de kunst van wonderen te kunnen verrichten, de weeten- fchap  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARJJsT ttlZ. fchap der weeten fcllappen in de laatfte verbor. genheden der ingewijdden, te zullen vinden; ftelt men hem voor, dat hij zich volkoomen moet verbinden aan de hoofden, die deze weetenfchap in handen hebben. Het is een nieuw verbond, het welk hem tot een blind werktuig maaken moet van alle de zamenzweeringen, waartoe men hem vervoert. Op den dag, die tot zijne inwijing bepaalt is, word hij langs een duister pad na het hol der proeven geleid. In dit hol bedient men zich van alles wat de verbeelding ontflellen en beurtiïngs van fchrik tot dweeperij kan doen overgaan, zoo als eene afbeelding van de dood, verfchijningen van fpooken, het drinken van bloed, lijk-lampen, onderaardfche (temmen, tot dat hij eindelijk door ontfteltenis en vermoeijing buiten ftaat is zijn redens-vermogen te gebruiken, en genoodzaakt is, den indruk, die men hem geeft, te volgen. Daarop laat zich de item van eenen onzichtbaaren hierophant in dit hol hooren, het gewelf weêrgalmt van zijne bedreigingen, hij gebied den inwijding het formulier van dezen verfchriklijken eed, dien hij hem voorfteld, natezeggen. „ Ik verbreek de vleeschlijke banden, welke „ mij verbinden aan vader, moeder, broederen, * zusters , echtgenooten, naastbeftaanden, vrien„den, minnaresfen, koningen, bevelhebbers, „ weldoenders, en aan wie het ook zijn moge, F 2 , aan  J4 VTERDE TIJDPERK DER SECTE? * aan welke ik trouw, gehoorzaamheid, dank„ baarheid of diensten belooft heb. „ Ik zweer, dat ik aan mijn' nieuw opper„ hoofd, het welk ik daar voor erken, alles » zal ontdekken, wat ik gezien, gedaan, gelee„ zen, gehoort, vernomen of geraden heb, en (, dat ik zelf onderzoek doen en uitvorfchen „ zal, alles wat zich niet aan mijne oogen ont„ dekken mogt. Ik zweer, dat ik het aqua „ toffana zal waardeeren als een zeeker fpoedig „ en noodzaaklijk middel, om de aarde door „ den dood of door verdooving te zuiveren van „ alle die geenen, welke de waarheid tragten „ te verduisteren, of uit mijne handen te ruk- * ken (*>" Zoo draa de inwijding dezen eed afgelegt heeft, zegt hem die zelfde Item, dat hij van dit oogenblik af aan ontflagen is, van alle de :eeden, welke hij tot dus verre aan het vaderland en de wetten gedaan heeft. „ Vlied, zegt „zij verder, de verzoeking, om dat geen te ,,, openbaaren, wat gij gehoort hebt, want de „ donder is niet zoo fnel als het Haal, het welk „ u, overal waar gij u bevind, zal aantreffen." Aldus wierden de ingewijdden gevormt van deze affehuuwelijke fecte, die uit de krankzinnige mijmeringen van Zwedenburg haren oor- fprong (*) La loge rouge devoilée, p. n, & 1'liiftoire de 1'aslasünat de Gustaye lil, Roi de^Suede, fect. 4,  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJJ, tUZ. iprong had genomen, en van tijd tot tijd uit Engeland, Avlgnon en Lijon na Parijs wierd overgebragt. Zeedert het jaar 1781 was in deze laatfte ftad, in de ftraat de la Sourdière, eene. club ontftaan, die geheel zaaragefteld was uit dit foort van Illuminaaten ten getalle van 125 tot 130. Hun opperhoofd was wederom die zelfde Savalette de Lange, dien wij in het committé' des Amis Réunis zoo beezig gezien hebben met zijne briefwisfeling. De beruchte graaf van St. Germain kwam ook in deze zelfde lege. En Cagliostro wierd door bijzondere afgevaardigden ook daartoe genoodigd. De verborgenheden van dezen laatften waren tot dus verre flegts die van eenen kwakzalver geweest; hier wierden ze die van eenen zaamgezwoornen. la deze loge leerde hij de omwending kennen, waarmede hij Frankrijk in zijnen Profeetifchen toon en gebaarden, bedreigde, toen hij uit de Bastille gekoomen was en in Londen weder verfcheen. Hier kreeg hij zijne zending, om zelf te Rome zijne omwending te gaan voorbereiden. Een van de ingewijdden, dien de loge de la Sourdière aan hem had afgevaardigd, was de Heer de Raymond, weleer postmeester te Befancon, een rechte dweeper, die zijn hoofd vol had van Zwedenburg en deszelfs gezichten. Van hem heeft men vernoomen, dat deze loge te dier tijd bijna 130 leden had, die te Parijs woonden, en meer dan 150 die reisden, of met F 3 t haar  86 VIERDE TIJDPERK DER «ECTE* baar briefwisfeling hielden, en over de geheele aarde verfpreid waren ; dat zij even als de club van Holbach hare fchrijvers en drukkers had, die zich bezig hielden met het opflellen en overal verfpreiden van hare oproerige gefchrif- m *■. Dietrich, die in deze zelfde loge den post van Secretaris waarnam, vereenigde in zijn perfoon alle foorten van llluminatismus. Hij had bij zich dien Condorces, die alle de zamenzweeringen van Weishaupt flegts behoefde te kennen, om ze alien aanteneemen, wanneer het waar is, dat Dietrich hem niet reeds tot eenen fpitsbroeder van Weishaupt gemaakt had. — De lezer merke wel op, uit welk foort van leden deze loge was zaamgefteld! Wij zullen eens tot dezelve moeten terug keeren, om verfchriklijke dingen te ontdekken. Maar laaten wij nogmaals in de nieuwe holen der Vrijmetzelaars, die van belang zijn om gekend te worden, indringen, om alle de feöens, die deze verfchriklijke dingen (*) A.le deze omftandigheden weet ik van iemand, die zeer veel verkeering had met den postmeester Raymond, doel) die alle aanzoeken van dezen, om zich in de verborgenheden te laaten inwijen, had wederftaan. Deze zelfde man, wiens oprechtheid mij zeer wel bekend is, verzeekerd mij, dat bij de handelingen van dezei ogc gezien heeft, dat ze gewoonlijk bij Cloujier, in de ftraat der Sorbonne, gedrukt wierden, maar dat zij zoo doormengt waren met teekenen en zinnebeelden, dat niemand dan de Ingevvijddeu ze lezen konden.  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, etizi 87 gen veroorzaakt hebben, zich te zien vereenigen, tot ééne eenige, en weldraa niets anders uitmaakende dan eenen hoop van zaamgezwoornen, onder den noodlottigen naam van Jaco* bijnen. Behalven alle de reeds genoemde loges, waren er in Parijs nog twee andere, die des te meer opmerking verdienden, wijl zij ons doen zien, hoe de zaamgezwoornen zich zeiven onderfcheidden, en als het waare in rangen verdeelden, naar maate van het foort van dwaaling of het belang, het welk hen tot de zamenzweering bragt. De eene wierd de loge des Neuf Sazurs fder negen zusters) genoemt, deze beftond uit die Vrijmetzelaars, die zich voor wijsgeeren uitgaven. De tweede Candeur (oprechtheid, braafheid) genaamt, beftond voornaamentlijk uit Vrijmetzelaars van hogen adel, maar die nogthans in hunne loges zamenzweeringen aangingen zelf tegen den adel, en vooral tegen de koninglijke regeering en den Godsdienst. In de loge des Neuf S<&urs was de ongelukkige hertog de la Rochefoucauld de fpeelpop en de befchermer der Sophisten , terwijl hij, even als zij, zamenfpande, en alle hnnne ontwerpen gunftig omhelsde; de Venerabele van deze loge was die Pastorel, die in het openbaar de aristocraaten vleidde, zelf den Godsdienst ontzag, doch over wiens rol in de omwending men zich minder zou verwonderd hebben, wanneer men V 4 ge-  88 VIERDE TIJDPERK DER SECTE; geweeten had welk eene rol hij in het verborgene der loges fpeelde. Men zag in deze loge wederom dien Condorcet, wiens naam men overal waar eenige samenzweerders zijn, aantreft. Bij hem waren alle de Sophisten van dien tijd, Bwfot, Garat, de Commandeur Dolomieu, Lacepède, Bailly, CamiUe des Moulins, Crutti, Fourcroy, Danton, Millin, Lalande, Bonne, Clmicau-Randon, C henier, Mercier, Gudin, Lamétherie, en de Marquis de la Salie, die de loge van Contrad-Social niet wijsgeerig genoeg vond, en zich dus bij Condorcet kwam voegen; ook was hier die Champfort, wien de omwending der vrijheid en gelijkheid nooit fpoedig genoeg voortging, tot dat zij hem in boeiien floeg, en zijne wijsbegeerte, tot wanhoop gebragt, hem geene andere vrijheid vertoonde dan in den zelfmoord. Onder de afvallige abten of o:onniken zag men hier N..., Pingré, Mulot. Deze twee laatften waren benevens Lalande ook nog leden der geheime committé's van het groote Oosten. In de eerfte dagen van de omwending voegde zich in de loge des Neuf Sceurs bij hen, Dom Gerles, Rabaud de St. Etiemie en Pethion. Fauchet, Goupil de Préfeln en^ Bonneyille ondervonden weldraa de allesvernielende 'kragt van het kanon. Wat S aangaat , hij verzamelde uit alle de heetfte broederen van deze loge en uit andere ijverige vocrftanders der omwending eene nieuwe loge voor zich  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, etIZ. 8? zich zelven in het koninglijk paleis, onder den naam van club der twee en twintigen: dit waren de uitgekoozenen uit de uitgekoozenen (*). Men kan inzonderheid opmaaken, in hoe verre de revolutionaire denkwijs de overhand had in de loge der Neuf Sceurs, uit de werken, die uit de pen" der broederen vloeiden, op het oogenblik dat het hof de onvoorzichtigheid had de Sophisten uittenoodigen om hun gevoelen aan het publiek medetedeelen over de wijs waarop de Staten Generaal moesten worden zaamgefteld. Men las een van deze werken, te weeten dat van Lamétherie, bij den hertog de Rochefoucauld; een Fransch Heer, die mij deze anecdote verhaalt heeft, nam de vrijheid aantemerken, dat het ontwerp ftrijdig was met het gezag van den Godsdienst en met het recht van den Koning; welnu! antwoordde de hertog, die geheel ingenomen was door deze Sophisten, of het hof ftemt onze ontwerpen toe, en dan hebben wij wat wij wenfchen, of het hof verzet zich daar tegen, en dan zetten wij 't hetzelve betaald, door ons van den koning te ontdoen. Dit was in de daad het algemeen gevoelen van de Sophisten onder de Vrijmetzelaars, zoo als Bailly, Gudin, Lamétherie, Dupont (f). Zij moesten eenen Koning hebben die onderworpen was (*) Mem. fur les loges. Cf) Ziet hunne gevoelens en werken in het tweede deel van deze GetknUfchriften. F 5  PO VIERDE TIJDPERK DER SEG TE} was aan de vrijheid en gelijkheid van hun oppermagtig volk, het welk door hen de wetten gaf; of deze gewaande wijzen begeerden geenen Koning. Wij zullen nogthans zien, dat er toen reeds in die zelfde loge Sophisten waren, die, even als Brisfot, in geene onderhandelingen wilden koomen met den Koning, en die hem enkel met dat oogmerk verneederden om hem te vernietigen. Andere broederen, geheel vervuld met andere ontwerpen, paarden hunne eerzugt met de vrijheid en gelijkheid der Vrijmetzelaaren in de loge Candeur, alwaar men de rechten van den mensch reeds ilatnelde, en bij voorraad den opftand als een der heiligfte pligten verkondigde. Lafayette, de leerling van S , droomde daar van den roem van Washington. De Lameths, bijgenaamd de ondankbaaren, zogten daar niets artders dan het hof te itraffen over deszelfs Weldaden ; gelijk de Marquis de Montesquieu, Moreton de Chabrillant en Custine hetzelve over zijne verachting zogten te flrafFen. Doch daar bevonden zich ook die geenen, welke meer bijzonder verkleeft waren aan Philippe d'Orléans. Zijn raad Lactos, zijn kancelier la Touche, de laagfte zijner flaaven Sillery, en de affchuuw Jijkfte van zijne vermumde perfoonen, d'Aiguilten K*> In deze zelfde loge waren nog de • MarC) Geheel Parijs weet, dat hij op den vijfden Oétober te Ver., m  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, ttiZ. t}l Marquis Lujtgnon, en de prins de Broglïo, die door jeugdige Hgtzinnigheid eenen naam ging befmetten, die zulk eene belediging niet verdiende. Guillotin, de eenigfte broeder die niet van adel was, welken ik in deze loge zie, ondervond weldraa haare geheele magt, toen hij, wegens een oproerig gefchrift door het parlement gedagvaard zijnde, duizende van ingewijdden ter zijner hulp zag toefchieten, die door hunne bedreigingen en zamenrottingen de overheid deden gevoelen, dat het geen tijd meer was om geftrengheid te gebruiken tegen de vereenigde Vrijmetzelaars. Zoodaanig was de ftaat der raerkwaardigfte loges en der broederen Vrijmetzelaars te Parijs, toen de afgevaardigden van het Duitfche llluminatismus daar verfcheenen. De meeste fchrijvers verhaalen dat zij aanlandden in de ftraat Coqheron, en hunne zending verrichtten in de loge van het Contraél-Social. Ik vrees, dat ik zelf mijne leezers tot deze dwaaling voorbereid heb, toen ik in het tweede deel van mijne gedenkschriften, het 15de hoofdftuk, van het oprichten eener loge in deze zelfde ftraat, gefprooken heb. Maar men kan aanmerken , dat ik toen niet anders gefprooken heb, dan van de Sophisten die aan den hertog de Rochefou- cauld Ëilles was onder de viswijven, even ais zij gejupt, gekleed «K ge wapent.  Pa VIERDE TIJDPERK DER SECTEJ cau/d. vërkleeft waren, waarvan er geen één lid was van het Contradt-Social. Het is mogelijk, dat ik mij heb bedrogen omtrent de ftraat waar zich de zaamgezwoornen vereenigden, maar ik heb mij ten minften niet bedrogen omtrent de zaamgezwoornen zelve. Om Uien des te beeter te onderfcheiden, en de Vrijmetzelaars van een ander foort niet met hen te verwarren, heb ik het naauwkeurigst onderzoek gedaan; ik heb uiij onder anderen eene talrijke lijst der. broederen van het Contracl-Social aangefchaft {♦); ik heb er geene anderen op gezien dan die zeer voor den Koning waren , en geen een van die geenen, die zich door hunnen ijver voor de omwending hebben onderfcheiden. Ik heb daarteboven de bron gezien, waar uit deze dwaaling, zoo beleedigend voor deze loge, ontdaan is ; te weeten uit het geen de fchrijver des ma?ques arrachés, fder afgeligte mom-aangezig. ten) onder den verdichten naam van Jacques le Sueur, daarvan gezegt had, in zijnen vuilen Ro* f*) ïlf zon deze lijst hier gaarne opgeven, maar ik weet niet of zoo veele rnarquifen, barons, graven en hertogen, bet wel gaarne zien zouden dat dezelve algemeen bekend wierd. Ik fchrijf hier de gelchiedenis niet van de broeders, die bedrogen wierden, het is mij genoeg, dat ik de zamenzweerders ontdek, ke. — Maar ik moet aartperken, dat de Koningin zelve, na de vereeniging, waarvan ik zal moeten fpreeken, raadde, dat men eenige bioederen zou aanpeeraenl, dife minder aristocratisch waren, op dat de toge «iet al te zeer in het oog zou loopen.  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, enz. Q% Roman, die vol is van laster tegen de achting, waardigfte mannen. Deze fchrijver fielt op de lijst der revolutionaire zamenzweerders menfchen, die ik te Parijs gekent heb, en die altijd vijanden geweest zijn van de omwending. Hij maakt tot ingewijdden van het Contracl-Social zulken die nooit tot deze loge behoorden, zoo als de hertog de Rochefoucattld', de abt Fauchet* Bailly en Lafayette, Hij noemt Philippe d'Orléans als grootmeester van deze loge; en nooit ftont zij onder eenig gezag dan dat van Edinburg. Hij fchrijft tegen de openbaare meening, aan den eenwaardigen Cardinaal van Mechelcn zulke zeden toe, die opentlijk worden wederfprooken door de achting waarin deze prelaat Haat, door zijne wijsheid en alle zijne deugden. Kortom, ik zie niet dat men zich op het gezag van dezen gewaanden Sueur kan beroepen, of het moest wezen in dat geen wat hij zegt van de aanneeming der Illuminaaten Philaleten; en ook hier in mengt hij de haatelijkfle lasteringen van eenige perfoonen; hij doet zich als een toneelfpeelder voor, daar hij niets anders is dan de letterdief van Mirabeau. Daarteboven weet ik zeeker, dat de ingewijdden van Weishaupt zich nergens konden vervoeden, waar men meer afkerig was van hun ftelzel, dan bij de leden van het Contracl-Social; wijl zij ih de volle loge het beroemdfle werk van Bonncyilk) dien grooten vriend van Bode, * ver-  94 VIERDE TIJDPERK DER 8ECTEJ verbrandden. Eindelijk heb ik het recht bewijs in handen, gefchreven in den flijl der Vrijmetzelaars door iemand, dien ik gekend heb, te weten den brief uit naam van het Contract-Socia!, gezonden aan een aantal andere loges, om die te bewegen, dat zij zich met Lodewijk den XVI. tegen de Jacobijnen zouden vereenigen. Het is waar de koningsgezinde broederen van het-Contradl-Social waren geheel bedrogen in dit ontwerp der vereeniging van de Vrijmetzelaars; zij noodigden de loges uit om zich te vereenigen tot handhaving van den Cnnftitutioneelen Koning van J789; Lodemjk de XVI, die indedaad voorneemens was den eed, dien men hem voor deze Conflitutie had afgeperst, natekoomen, was zeer in zijnen fchik met de lijst van deze vereenigde Vrijmetzelaars ; de minister de la Porte oordeelde er anders over. Toen hij het plan en de menigte onderteekenaars zag, zeide, hij, het is onmoogelijk dat deze menfchen geene Conflitutioneelen zijn, en dat men er echte koningsgezinden maaken kan. — Laten wij beginnen, zeiden de hoofden van het Contract-Social met den Koning te handhaven zoo als hij is, en vervolgens zullen wij zien of wij de waare monarchie weder kunnen hertlellen. Dit antwoord verfchoond de broederen van het Contract-Social; maar zij waren nogthans door hun voorneemen geheel verblind. Voor eerst konden zij zien, en echter  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, enz. ter zagen zij niet, dat het grootfte aantal der onderteekenaars menfchen waren, die te vreden waren met hunne vrijheid en gelijkheid, onder eenen Koning, die de doge was van. het oppermachtig en wetgevend volk, dat Lafayeite, Bailly en veele anderen het plan zouden hebben onderteekend, en nogthans Jacobijnen en oproerlingen gebleven zijn. Zij zagen niet, dat die zelfde Conftitutioneele broeders zich tegen het Contraét-Social verzet zouden hebben, wanneer zij wisten, dat men den Koning in alle zijne voorige rechten wilde herftellen. Zij zagen niet dat het gemaklijker was de Conftitutioneelen de fterkfte beginfels der volks-regeering van de groote club te doen omhelzen, dan er waare koningsgezinden van te maaken. Zij wisten inzonderheid niet, dat er in de loges veele voorftanders der volks-regeering waren, die hen als verraaders van de vrijheid en gelijkheid zouden aangeven. Dit gebeurde juist. Te vergeefs eindigden de ontwerpers van dit plan hunnen brief met deze woorden. „ Dit plan n is alleen voor uw kapittel; gebruikt hetzelve „ met omzichtigheid. Wij hebben twee zeer „ heilige belangen in acht te neemen, de Fran„ fche monarchie en haren Koning, de Vrijmet. „ zelaarij en hare leden." Het belang der Vrijmetzelaarij overmeesterde alle andere belangen. Terwijl de half-ingewijdden het plan onderteekenden, gaven de meergevorderde broederen het-  5JÖ VIERDE TIJDPERK SER SECTE| hetzelve van alle kanten aan bij de groote club; en die van het Contract-Social wierden verbannen. Daar ik deze daadzaak zeeker weet, en daarteboven de broederen van het Contract-Social in het zelfde plan uitdruklijk hoor zeggen, dat er in het gemeen geene ftaatkundige en raadplegende clubs wezen moesten, daar mij voorts door verfcheide Vrijmetzelaars verzeekerd is, dat de uitnodiging om te koomen raadplegen met de Duitfche afgevaardigden van het committé des amis réunis kwam, kan ik die fchrijvers niet volgen, die zeggen , dat zij zich bij het Contract-Social voegden, en die aan deze loge de ftaatkundige committé's toefchrijven, welke zeedert hunne koomst wierden opgericht; Het kan wel wezen, dat een van deze ftaatkundige committé's, uit hoofde van de gefchiktheid der plaats, in deze zelfde ftraat hare bijeenkoomst gehad hebbe, maar het waren gewis dezelfde leden niet als die in het Contract-Social. Het is insgelijks een verdichtfel, dat Orléans dit opfchrift op de deur van deze loge zou geplaatst hebben: leder brenge hier zijne lichtflraal mede. Het was derhalven bij het committé des amis réunis, en niet bij het ContractSocial, dat Mirabeau de Duitfche broederen deed aanlanden. Savalette en Bonneville hadden dit committé tot het middenpunt gemaakt van de heetfte voorftanders der . omwending en de. verst-  «FGRVAARDIQDEN KAAR PARIJS j ttlZ, 97 Verst gevorderden in de verborgenheden. Aldaar kwamen op gezette dagen en uuren, uit alle loges van Parijs en zelf uit dié der provintien, zonder onderfcheid alle . die geenen, welke de fecte tot . hare hoogfte raadsvergaderingen, riep.. Hier Vérgaderden de uitgekoozene Philaleten en de Kadosch of Roofekruisfers, die van de ftraat la Sourdière, die van Neuf Soeurs en Candeur, en zelf van de geheimfte comités van het Groot Oosten. Hier was de bijeenkoomst der rijzende broederen, die van Lijon, Avignon of Bourdeaux kwamen. De Duitfche broederen, konden in Parijs geen middenpunt vinden, hetwelk gunftiger was voor hunne zending. Daar ontdekten zij het oogmerk en het belangrijke van hunne zending. Het wetboek, van Weishaupt wierd op het buréau gelegt;. er wierden gecommitteerden benoemd , om hetzelve te onderzoeken, en daarvan rapport te doen. Ej .. . . .: Doch hier Worden de deiiren van dézen raad der duisternis voor den gefchiedfchrijver geflooten. Ik vlij mij niet dezelven te openen om de bijzondere omftandigheden van hare raadpleegingen te kunnen opgeven. Ik ken verfcheide broeders, die zich deze zending in het gemeen nog wel kunnën herinneren, maar zij kunnen zich Amelius Bode en Bayard Bufehe ^iet meer voordellen dan onder den volks-naam van Duitfche broeders. Zij hebben wel gezien, V. Deel. G dat  0 VIER SR TIJDÏERR DER SZCTE? dat men hun in onderfeheide loges de eerbe* wijzingen deed, die men gewoonlijk aan de broederen bezoekers van hogen rang betoont; maar in dit foort van bezoeken handelde men niet over de vereeniging tusfchen de oude verborgenheden en die Van Weishaupt. Alles wat mijne gedenkfchriften er van melden, is dat men werkelijk tot onderhandelingen kwam, waarvan de afgevaardigden aan hunnen areopagus verflag deden, dat deze onderhandelingen langer duurden, dan men te vooren verwagt had * dat deze onderhandelingen eindigden met het befluit, om de nieuwe verborgenheden in de Franfche loges intevoeren, zonder iets van hare oude gedaante te veranderen, om ze tot loges der Illuminaaten te maaken, zonder haar zelf den naam der fecte, die haar deze verborgenheden mededeelde, te leeren kennen, en om uit het wetboek van Weishaupt niets ander» te neemen, dan de middelen, die naar de omhandigheden gefchikt waren om de omwending te verhaasten. Indien de gebeurenisfen , dier kort na deze onderhandeling voorgevallen zijn , ons geen meerder lichthadde n gegeven omtrent deszelfs uitflag, zouden wij onkundig zijn omtrent het verflag van de verrichtingen door Amelias en Bayard aan de Duitfche broederen gedaan. Doch deze gebeurenisfen hebben den gefchiedfchrijver van de moeite ontflagen om hiervan een verhaal te geven» laaten wij ons de tijden her.  aFCEVAARDIODEN «AAR PARIJS, enz, $fr Herinneren, en het zal ons weinig moeite kosten om daar uit optemaaken, hoe veel de Franfche omwending aan deze beruchte zending te danken heeft. Ten tijde der Duitfche afgevaardigden waren er te Parijs nog een aantal kwakzalvers, die de geesten en de dooden opriepen voor het geld der levenden, of die hun werk maakten van het magnetifeeren en fomnambulifeeren Ciemand in den ftaat van eenen nagtwandelaar overbrengen) van zeer looze voor het oog eenvoudige halzen (des moutons tres rufés) dat is , van fielten, die zeer ervaaren waren in de rol, die zij moesten fpeelen, en in de kunst cm afwisfelingen of veranderingen der ziektens voor te wenden, en zich in betrekking te (lellen; er waren er zelf die deze gewaande eenvoudige halzen, offchoon ze zeer gezond waren, genazen voor het geld der kranken; kortom het waren nog de dagen der zegepraal van Mes* mer. Ik maak hiervan gewag, wijl het zeeker is, dat de afgevaardigden der Illuminaaten het oogmerk hunner komst in Frankrijk verborgen onder het voorwendfel, dat zij zich wilden laaten onderwijzen in de weetenfehap van Mes, mer, waarvan het gerucht hen uit het hart van Duitschland gelokt had ; ik maak hier inzonderheid gewag van, wijl ons dit doet zien, dat de k; , nm der Duitfche broederen niet laater dan 1787 kan gefield worden; want in het volGa gen.  SQQ VÏER9B TIJD PERK DER S ECTË» gende jaar bemoeide men zich te Parijs bijnS niet meer met de kunst van Mesmer. De vlootjes, die tot het magnetifeeren gebruikt wierden, wierden enkel gevonden bij eenige ingewijdden, die de voorwerpen der algemeene befpotting waren geworden , en wier gebied zichf niet verder uitftrekte dan tot het hotel van de hertogin yan Bourbon } het voorwendfel zou even belacblijk geweest zijn,, als die geenen welken door Mesmer bedroogen waren. De notabelen, het parlement, Brienne en Necker hielden de Parijfenaars met belangrijker zaaken bezig. Daarteboven mijne gedenRfchriften, en lieden die het best onderricht zijn» benevens Vrijmetfelaar-s zelve, wier loges zij, in de hoedanigheid van broederen bezoekers, kwamen zien, bepaalen de koomst van deze afgevaardigden tot de eerfte bijeenroeping der notabelen, wier vergade. ring wierdt geopend den 22 Februarij 1787. juist in dit zelfde jaar openbaarde zich ondet de Franfche Vrijmetzelaars de geheele invloed van het wetboek van Weishaupt. In dit jaar verdweenen vooreerst de verborgenheden van de Amis réunis, en van de andere loges in Parijs, die aan de gewaande geheimzinnigheid der Martinisten verknogt waren 5 Set fchijnt zelf dat de naam van Philaleten aldaar in vergeetelheid geraakt is. Er wierd eene nieuwe wending gegeven ' aan de gehei* msn der VrijmetfelaariJ, een nieuwe graad in d&  AFGEVAARDIGDEN RAAR. PARIJJ , tttZ. ïer de loges ingevoert, en de Parijfche broederen zonden denzeiven ten eerften aan de broederen in de provintien. De ingewijdden kwamen zaamgeloopen tot de nieuwe verborgenheden. Ik heb een gedenkfchrift voor mij van eenen broeder , die in het jaar 1787 op eenen afltand van meer dan tachtig mijlen van Parijs, het wetboek van dezelven in zijne ïoge ontving. Deze nieu» We graad behield, volgens de gemaakte bepaaling, de zinnebeelden en de plegtigheden der Vrijmetzelarij ; het lint was goudgeel, eene fier was het fieraad; en het feest wierd geviert ten tijde der nagteveningen. Maar het waare der verborgenheden was eene redevoering gefchoeit op den leest van den hierophant der epopten bij de Illuminaaten. De morgenftond van eenen fchoonen dag wierdt aangekondigt, het geheim der Vrijmetzelaarij, het geen tot dus verre verborgen was geweest, zou weldra het eigendom worden van alle vrije menfchen. — Het waren alle de beginfelen der gelijkheid en vrijheid, en van den gewaanden natuurlijken Godsdienst, die Weishaupt in zijnen graad van Epopt uitkraamt , zij wierden met dezelfde geestdrift opgedischt. De redevoering van den inwijer Chevalier du Solëil (Ridder der Zon) of Kadoseh, was niets in vergelijking van deze. De Vrijmetzelaar van wien ik dit eenvoudig bericht heb, had alle andere graaden ontvangen, en nogthans ergerden hem de nieuwe verborgenheden; hij G 3 wei-  10* VIERDE TIJDPERK DER SECTÉJ weigerde aangenomen te worden; doch hij" voegde er bij, dat de meeste broederen, die zijne loge uitmaakten, zoodaanig waren ingenoomen* dat zij de ergfte roervinken in de omwending wierden, Dat zelf eenigen aanzienlijke posten in dezelve bekleed hebben, en dat één van hun in het ministerie is gekoomen. In dezen graad wierd echter de naam van Illuminaat niet genoemt ; hij beftond enkel in eene nieuwe verklaaring van den oorfprong der Vrijmetzelaarij en deszelfs geheimen. De broederen waren rijp voor deze verklaaring, zij waren in Frankrijk juist op die zelfde hoogte, als de Vrijmetzelaars van het Protestantsch gedeelte van Duitschland, zoo als Kntgge hetzelve 'fchilderd; zij. hadden geene langere beproevingen noodig, zij wierden even gemaklijk Illuminaaten, want de naam doet weinig ter zaak; zij ontvingen den graad, en wierden met dezelfde geestdrift bezielt. Tot dus verre was het uit de gefteldheid der Vrijmetzelaars loges niet ligt optemaaken welk foort van omwending de overhand hebben zou. Over het gemeen waren de Vrijmetzelaars voor eene verandering in de ftaatsregeling, maar hunne vrijheid en gelijkheid vertoonden zich, alleen aan de uitverkoozenen der uitverkoozeisen in hare vernielende gevolgen. Hunne verborgenheden wierden in hunne achter-graaden geopenbaard, doch hier heerschten meer de ver-  *?CEVAAR»IG»EH KAAR PARIJS, «nx. -102 wrfchriklijke en ontzettende proeven, dan de middelen van overtuiging. Ik ken Franfchen,, die in den graad van Kadosch haat hadden gezwooren jegens alle Godsdienften en Koningen ; die nogthans kort daarna hunnen eed vergaten, en zich voor de koninglijke regeering verklaarden. De Franfche geest had bij het gros der broederen de overhand boven den geest der Vrijmetzelaarij. De denkwijs en het hart bleef nog voor den Koning. Over deze denkwijs en geestgefteldheid der broederen moest men zegepraaien ; en daartoe had men al de kragt der drogredenen, en alle de verblinding der hierophanten nodig. Het fcheen of Weishaupt in den graad van epopt zijn geheel vernuft had uitgeput, om zijne kweekelingen van de verachting voor de outaaren, tot den haat jegens de troonen te doen overgaan ; hier legde hij de beginlèlen, drong de gevolgen kragtig aan, en plantte dien zelfden woedenden haat, dien hij jegens de Koningen voedde in de harten zijner kweekelingen. Dit was ook het gevolg van zijnen epopt Vrijraetzelaar. Doch het was niet genoeg de broederen der oude loges voor het llluminatismus gewonnen te hebben; de epopt van Weishaupt vermaand zijne ingewijdden, dat zij zich door de meenigte zouden verfterken. Ook zag men ten tijde van dezen nieuwen graad, en na het vertrek des afgevaardigden te Parijs en in de provinG 4 tien  £04 .VIERDE TIJDPERK DER SECTEJ tien de -loges meer dan ooit in getal toeheemefl* en het ftelfel der Vrijmetzelaarij omtrent de keu-ze der broederen veranderen. Hoe zeer ook de Vrijmetzelaarij reeds verlaagt was, zelden heitonden nogthans hare vergaderingen uit ambachtslieden van de heffe des volks. Toen zag men de voordeden van St. Antoine en St. Marceau weemeien van zakkedragers en kruijers, die Vrijmetzelaars warén. Toen begonnen de ingewijdden die in de dorpen en vlekken verfpresd waren, loges op te richten, alwaar de geringfte ambachtslieden, en boeren kwamen ora van gelijkheid en vrijheid te hooren fpreeken, en zich door de voorftelling der rechten van den mensch het hoofd te laten warm maaken. Toen zelf riep ürleans die benden van Franfche garden, die befierat waren om de Baftille en Verfailles te belegeren, tot de verborgenhe? den, en deed hen tot Vrijmetzelaars aanneemen; men vrage het de officieren van deze benden, en zij zullen zeggen, dat zij toen de loges der gelijkheid verlieten, wijl zij zagen, dat dezelve yol wierden van hunne onderhoorigen. • Te dier zelfder tijd wierden ook te Parijs eene meenigte van clubs, leesgezelfchappen en genoptfghappen opgericht in dien zelfden fmaak £ls de Duitfche Unie aan de andere zijde des ^Rhijns geftjcht had., Het waren nu qiet meer ■ eenvoudige loges, maar beftuurende en ftaatgprait^So Alle dj clubs hadden hunne f O raad'  AFGEVAARDIGDEN NAAR. PARIJS, «MS. Mj raadpleegingen; en hunne befluiten wierden even als die van het comité der zwar e-; (comité des Noirs) verzonden aan hei comité van correspondentie van het groot Oosten, en van daar wierden zij naar alle Vénérabelen in de •provintien verzonden. Het was de keeten van Weishaupt; de kunst om het volk van het Oosten tot het Westen, van het Zuiden tot het Noorden in opftand te brengen. De laatfte of hoogfte van deze beftuurende clubs was niets anders dan de areopagus uit Duitschland na Parijs overgebragt. In plaats van Spartacus, Philon en Marius, waren het Orléans, Mirabeau,S...... Savalette en Condorcet. Naauwlijks konden zij de keten van Weishaupt, of dezelve was reeds gevormt en iïrekte zich aan alle kanten uit. De inftructien kwamen zelf tot aan de uiterfte grenzen; en de Venerabelen wierden gelast kennis te geven van het ontvangen derzelven, en bij hun antwoord te voegen den eed van getrouw en naauwkeurig alle de bevelen, die hun door dezen weg zouden geworden , natekoomen. Zij die hieromtrent aarfelden, wierden bedreigt met het aquatophana en de dolken, die den verraaderen ie wagten ftaan (♦_). De (♦) Het tijdtlip van deze brieven bevelen en bedreigingen was juist toen de ftaaien van Bretagne bij elkander kwamen, omtrent £e maand van Junij en Julij 1788: ten minften toen wierdt de G $ frief  toé VIERDE TIJDPERK OER SECTE; De broederen, bij welken deze bevelen fchrik en afgrijzen verwekten, hadden geene andere toevlugt, dan onder allerleij voorwendzels, die de fchrik en het afgrijzen konden aan de hand geven , de loge en den mookhamer te verlaten. Andere broederen, wier ijver fterker was, namen hunne plaats in, de bevelen volgden elkander op, en wierden verdubbeld tot op het oogenblik waarop de ftaaten generaal bijeen kwamen. De dag van den algeoieenen opftand, wierdt bepaalt op den 14 Julij 1789. Op dien dag hoorde men het geroep van vrijheid en gelijkheid, buiten de loges; Parijs was vol van zulken, die met bijlen, bajonetten en pieken door de ftraaten zworven ; de bastille viel, de bodens die de tijding hiervan in de provintien bragten, kwamen terug en verhaalden, dat zij de dorpen en lieden overal in opftand gezien hadden, en dat het geroep van vrijheid en gelijkheid even als bij de broederen der hoofdftad, op alle wegen gehoord wierdt. Op dien dag waren er geene Vrijmetfelaars loges en holen meer. Men vond de echte ingewijdden nergens aaders dan in de wijk- en in de ftadshuizen, en in de revolutionaire comités. Even zoo als zij de overhand hadden in de kiesvergaderingen, zoo brief ontvangen door een Vrymetzêlaar, die den graad van Kadosch had tn lid was van deze ftaatea. De nieuwe graad wat zes maanden te vooren vtfianden.  AffGEVAARDISDEN NAAR PARIJS , «MS, Ie/ zo gaven zij ook den toon in de vergadering, die zich de nationaale noemde. Hunne ruovers beproefden hunne kragten; de barrièren van Parijs wierden verbrand, in de provintien ftak men de vlam in de kasteelen; men begon het vreeslijk fpel der lantaarnen, de hoofden wierden op pieken rondgedragen; de koning wierdt in zijn paleis belegert; zijne lijfwagt vermoort; wonderen van getrouwheid en dapperheid redden het leven der koningin; de koning wierdt gevangen in zijne hoofdftad gevoerd. Doch laten wij de gordijn fchuiven voor deze gruuwelen, Europa kent dezelven en ziddert er voor; doch laten wij terugkeeren tot de hand, die de keeten van dezelven beftuurde, en ze naar een zeeker plan deed afloopen. De kunst der briefwisfeling deed de broederen uit hunne loges te voorfchijn koomen; en Frankrijk vertoonde op e'én en denzelfden dag een millioen furiën die overal hetzelfde geroep van vrijheid en gelijkheid deeden hooren, en dezelfde verwoestingen aanrichtten. Welke mannen hadden tot hiertoe het beftuur over deze rampen? De geheele gefchiedenis toont ons een nieuw hol, alwaar onder den naam van Club Breton* Mirabeau* S....% Barnaye, Cha» pellier, de Marquis de la Coste* Glezen, Boucht en Pethion* dat is te zeggen alwaar de voornaamfte ingewijdden van de hoofdftad en de provintien, het committé central aanvallende, door  I«f VIERDE TIJDPERK DER SE C T8} door raiddel der briefwisfeling, het oogenblik en de wijs van den opftand bepaalt hebben. Doch zij hadden flegts hunne eerfte wandaaden gepleegt, de lange fchakel van die, welke zij nog voorbereidden vorderde eene vereeniging van middelen en armen. Om dezelve alle te beftuuren, verlangden zij zeer uit hunne duistere fchuilhoeken te voorfchijn te koomen. Het was in eenen tempel van den God van het Evangelie, in de kerk van de geestelijken, Jacobijhen genoémt, alwaar Mirabeau alle ingewijdden der Parijsfche loges bijéén riep. Daar vestigde hij zich met al de geenen welken zijne Club Breton uitmaakten. De benden zijner mede zaamgezwoorenen volgden hem weldra. Van dien tijd af aan is deze tempel in de gefchiedenis der omwending niet anders meer bekent dan onder den naam van Club; de naam van die oude geestelijken, die denzelven te vooren deden weergalmen van den lof van den levendigen God, ging over op die bende zelve , welke denzelven hervormde in eene fchool van Godslasteringen, en het middenpunt van hare zamenrottingen. Weldra ;waren de hoofden de bewerkers, begunftigers en beftuurders der Franfche omwending door geheel Europa niet anders bekent, dan onder dezen zelfden naam van Jacobijnen. L-aten wij het wagen dit hol intetreden, het welk het voorbeeld was, van alle die geenen? wel'  AïCEVAARDIGIMSH KAAS PARIJS, ffl», 10^ Welke de fecte onder denzelfden naam in alle provintien in meenigte oprichtte. Hier moesten wij eindelijk koomen uit hoofde van den taak die wij ons hadden opgelegt, om zo veele zamenzweerende fe&ens van hunnen oorfprong af te volgen, tot op het oogenblik waarin wij dezelve alle vereenigd zien, flegts een gedrochtelijk geheel uitmaakende van wezens, Jacobijnen genaamt. Tot dus verre was het hun gelukt zich in het duistere te verfchuilen; en misfchien hebben onze bewijzen meenigen leezer nog niet kunnen overtuigen , dat deze noodlottige vereeniging was begonnen zodra de Sophisten in de Vrijmetzelaars loges gekoomen waren, en dat dezelve tot volkoomenheid gebragt is toen de Sophisten zich vereenigden met de afgevaardigden der Illuminaaten; maar hier in dit hol vertoonen zij zich alle te gelijk; alle vereenigen zich door denzelfden eed. Hier ziet men Sophisten, ingewijdden der agter-Ioges, Rpofekruisfers,. ridders van de Zon, Kadoseh, discipulen van Voltaire en Jean Jacques, ingewijdden der tempelieren, Kinderen van Zwedenburg, en St. Germain, epopten van Weishaupt, met vereende kragten de verwoestingen en gruuwelen der omwending ter uitvoer brengen. De Godlooze, die het eerst zwoer dat hij den God van het Euangelie zou verdelgen, is niet meer, maar zijne eedgenooten beftaan nog; zijne kweekelingen zijn nog in volle kragt. Wij heb-  tlÓ VIERDE TIJDPERK DER 3fECTEJ hebben ze zien ontftaan in hunne academiën en kweekfchoolen; langen tijd hadden zij hunne Godslasteringen in de gezelfehappen uitgebraakt* onder begunftiging der vrouwlijke ingewijdden, zoo als de hertogin van Anville, de Marquifin Dudefant, Mevrouw' Geofrin, PEspinace, Necher en Stael; hunne zamenzweeringen bepaalden zich voor een tijd lang bij Holbach; om bij de verblinding hunner drogredenen Öe fterkte van benden te voegen, drongen zij zich in de geheimen der Vrijmetzelaars loges; zij zijn niet meer in hunne fchoolen, zij hebben hunne ge» zelfchappen verlaaten; te vergeefsch zou men ze zelfs in het hotel van Holbach of in hunne loges zoeken; zij hebben ze met hunne nieuwe fchuilplaats verwisfelt. Zij zijn alle in de club der Jacobijnen; en daar hebben zij zelf den mantel hunner Wijsbegeerte afgelegt. Daar ziet men ze alle pronken met de roode muts. Condorcet, Br'isfot, Bailltj, Garat, Cerutij", Mercier„ Rabaud, Cara* Gorfas, Dupui, Dupont, Lalan» de, Atheisten, Deïsten en Cijclopédisten, (Economisten , en allerlei foort van gewaande wijsgeeren; zij ftaan alle op de lij>t aer Jacobijnen; in den eerften rij der oproervinken, even zoo als' zij de eerflen waren onder de Godlozen. Daar zijn zij bij het uitvaagfel der roovers en der loges, bij de zulken die het meest uitmuntten in wandaaden en in de verborgenheden, bij de bannelingen van PhHippe d'Orléatis, bij Chabroud zij-.  *?0EVAARDIGDEN NAAR PARIJS, 4Êt\ \\% zijnen meest geachten advocaat, en Lafayttte zijnen mededinger. Daar zijn zij bij alle die geenen die de partij van den adel hebben verlaaten , en bij alle geestelijken, die de rol van Judas gefpeelt hebben ; bij den hertog van Chartres* de Marquifen van Montesquieu* la Salie* de graven van Pardieu* Latouche en CharlesTheodore Cameth* Vi&br de Broglie* Alexander Beauharnois* St. Fargeau, S en Perigord d^Autun* N...* Chabot Dom Gerles* Fauchet en die geenen , welke hij op eene onwettige wijs in kerkelijke bedieningen had ingedrongen. Het was geenzins toevallig, dat men in dit algemeen hol al de oude zaamgezwoorenen der Parijsfche genootfchappen en loges zag; en dat zich daar al die broederen kwamen vereenigen, die in de loges der provintien hadden uitgeblonken, Barrire* Mcndouze* Bonnecarrère en Collot dTHerbois. Het was geenzins toevallig, dat al de Clubs der Jacobijnen, zoo. wel te Parijs als in de provintien, over het gemeen beftonden uit Roofe-kruislers of Ridders van den Tempel, Ridders van de Zon of Kadosch, en inzonderheid uit die geenen, die onder den naam van Phila. leten,te Parijs, te Lijon, Avignon, Bourdeaux of Grenoble , de verborgenheden van Zweden* burg hadden nagevolgt. Men zoeke op dit oogenblik na de zoo ijverige broederen van St.' Martin, de Savalettes de Lange* de M**** of Zij hebben zich alle met Weishaupt a ver» O Het is eene opmerking die den Duitfchers niet ontglipt is; m die ik in mijne gedenkfchriften weder aantref; dat de Vrijmetzelaars, die eerst onder de' Roofe-kruisfers of de Philaleten groote'. dweepers waren, weldra de ijverigfte apostelen van Weishaupt en zijne omwending wierden. De Duiifchers maken inzonderheid gewag van den Martinist Hülmer, die in.Pruisfen zeer berucht is, en van eenen G'eorge Fösier, die in de verborgenheden van Zvit' cknburg fomtijds veertien dagen met vasten en bidden doorbragt, nu eens om eenen geest te zien, en' dan wederom om den fteen der wijzen te bekoomen. t Beide zijn thans de dolfte Jacobijnen* In Vrankrijk heeft men ook verfcheide voorbeelden van dien aart gehad. Wij kunnen inzonderheid tot een voorbeeld bijbrengen dien Prunelle de Lierre, die eerst een zeer beminnelijk man enf zelf een goed natuurkundige was, maar <3ie naderhand een ver-acbtlijk martinist'is' geworden, eindelijk is bij andermaar veranderd in eenen evan-uitzinnigen Jacobijn als Föstcr. />**** was te Lijon voor de briefwisfeling der martinisten, het geen Savalette te Parijs was, maar hij gebruikte minder omzichtigheid. Men Z?g hem na de loge gaan gevolgd door eenéh knegt die eene portefeuille droeg, die zoo iwaar was, dat zijn knegt ze naauwlijks houden kón. De verborgenheden van Weishaupt kwamen in deze porte feuille; de omwending vetfeheen, en />***» Was een des. heetfte Jacobijnen zo wel als zijn mede ingewijdde Af*»**. Wat kan men niet zeggen van de Martinisten van Avignon ? Kan ec iets uitgedagt worden, het welk de woestheid overtreft, die de' aanftookers van deze loge betoont hebben? Dit alles fterkt mij dagelijks meer en meer in mijn gevoelen, dat er tusfchen de its», jgewijdden van Zwedenburg en die van Weisliav.pt flegts één ftap> te doen was. De zoogenaamde tbeofophie van den éénen is niet beeter dan de ongodisterij van den anderen. Weishaupt koomt meer regelrecht tot zijn oogmerk, maar de vernietiging van allen' Godsdienst, is het algemeen doel van hunne verborgenheden. ' Ik?  1 AFGEVAARDIGD EN NAAR PARIJS, U3 vereenigt, en zij zijn benevens zijne ingewijdden de heetfte Jacobijnen geworden Doch aan welke oorzaak men deze vereeniging van zoo veele zaamgezwoorenen en zoo veele ftelzels, ook moge toefchrijven, dezelve kan niet in twijfel worden getrokken. Zij was begonnen met de koomst van Bode; het is ten minften zeeker, dat zij in de Club der Jacobijnen voltooit is. Wij hebben ze alle in dit hol gezien; hunne lijst is in druk gegeven, zij bevat alleen al de-lijsten der hoogfte ingewijdden, die tot dus verre in hunne loges verfpreid waren. . En het was hier niet flegts eene plaatslijke vereeniging , het waren niet alleen dezelfde zaamgezv/oorenen, maar ook dezelfde beginzelen, dezelfde gedaantens, eeden en middelen; het zaamenkoomen van deze zaamgezwoorenen bevestigt hunne vereeniging. Men leeze alle de redevoeringen in deze Club uitgefprooken. De broederen hebben voortaan hunne dagbladen, en hunne openbaare archiven. Vol- CO 2iet de lijst der voornaamfte Jacobijnen, in het werk getijtelt Caufes et effets de la reyolution. Het Verdient zelf opmerking, dat iPeishaupt ook, op het punt was zijne verborgenheden te gronden op de geheele theofophie Van het vuur-beginfel, zoo als de Ridders van Phenix, de Philaleten en martinisten gedaan hebben (•). C*) Ecrits Origin. T. i. lett. 4Ö. V. Deek H  114 VIERDE WjDPERK DER SECTI}. Voltaire en Jean Jacques zijn daar hunne goden, gelijk zij reeds de goden der Sophisten waren in hunne fchoolen. Daar weergalmden dezelfde drogredenen, dezelfde lasteringen tegen het Christendom, als in het hotel van Holbach* die zelfde geestdrift voor die gelijkheid en vrijheid, die de hoogde geheimen uitmaakten van alle fe&en, toen zij nog in hunne loges waren beperkt. — De ingewijdden van deze gelijkheid en vrijheid, verbeeldden zich nog in hunne oude fchuilhoeken te zijn, toen zij in de Club der Jacobijnen kwamen. De kleeding en de zinnebeelden waren verandert; de roode muts, waarmede het fchootsvel en de winkelhaak Wierdt verwisfeit, fchetst het doel der oude verborgenheden zoo veel te getrouwer af. De prefident is niet anders dan hun Venerabele» de broederen vragen hem , en hij geeft-of'-weigert hun het woord, met al den toeftel der loges. De raadplegingen worden voorgeftelt, en de (temmen opgenomen, juist zoo als in de zaal der verborgenheden. De wetten der Jacobijnen en die der Vrijmetzelaars omtrent de aanneeming, of verbanning , zijn insgelijks dezelfde. Even als in de loge van het groot Oosten., of des amis réunis, en.jn alle anderen, word niemand aangenomen dan die door twee peeters welke voor zijn gedrag inftaan, aan de Club is voorgeftelt. Het onderpand der onderwerping is hier wederom hetzelfde als dat der Vrijmetzelaars, die  afgevaardigden naar parijs , etlZt U j. die. in de hoogde verborgenheden ingewijd zijn. Om Jacobijn te worden, moet de inwijding, even als die geen, die of Rooze-Kruisfer der Illuminaaten of broeder van Weishaupt wilde worden, eene blinde en volftrekte onderwerping aan de befluiten der broederen zweeren. Inzon» derheid moet hij zweerenvooreerst, dat hij al de befluiten, door de nationaale vergadering volgens de bepaalingen der Club, genomen, zal nakoomen of doen nakoomen. Hij moet vervolgens zweeren, zich te verbinden, om al die geene bij de Club aantegeven, die hij weet dat zich verzetten tegen de befluiten, op aanraading van de Club, genomen; dat hij van deze aangifte niet zal uitzonderen zijne beste vrienden, noch zijn vader of moeder, of iemand van zijn geflagt. Eindelijk moet hij even als al de ingewijdden van Weishaupt zweeren , dat hij alles zal volbrengen of doen Volbrengen , wat de geheime leden der Club zullen bevelen, en zelf al de bevelen, die misfchien met zijn verftand of met zijn geweeten konden llrijden (*> Want de Jacobijnen hebben even als de broederen van het groot Oosten ook nog hunne comités en geheime broederen. Alle deze broederen hebben hunne loges niet verlaaten om afiland te doen van hunne middelen tot begunjtiging, verhaasting en voortplanting der omwendingen. Zij heb- fcO Mem. fur le Club des Jacob, H z  1lt TIERDE TIJDPERS DER StCMi hebben even als in het groot Oosten een comité van bericht, van finantien en briefwisfeling, en eindelijk een vierde, het welk bij uitneemenfceid het geheim comité' genoemt word. En al de leden van deze comités zijn dezelfde, welke wij reeds uit hunne loges na de Club hebben zien loopen (*). Eindelijk heeft de Club der Jacobijnen, even als de agter-loges der Vrijmetzelaars onder de Illuminaaten, ook hare wetten van uitfluiting en verbanning; zij hebben eene zwarte en eene roode lijst, en deeze roode lijst is ook eene bloed—lijst, nimmer vind men den naam der uit» geflootene broederen te vergeefs op dezelve. Parijs heeft hunne naamen meer dan eens op dezelve gelezen; het heeft hen onder de bijl zien vallen, of door de vlugt den dood zien ontkoomen (f> Dus is in dit hol der Jacobijnen alles hetzelfde als in de achter-loges , welke het heeft vervangen. Dezelfde ingewijdden, dezelfde oogmerken, beginzelen, zaarnenzweeringen, middelen en eeden; alles toont aan den gefchiedfchrij. ver eene vereeniging van de ingewijdden der Godloosheid, der rebellie en der regeeringloos- heid C*) Ziet de lijst van deze comités, in het reeds genoemde werk les caufes et les effets de Ia revolution, of Montjoie Confpirations it'Orldans, Liv. 13. (t) ïbïd. en Biisfot a fes conjrr.etttnf, apres fon exclafiof «te» Jacobinj.  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, «JS. heïd, die voortaan flegts ééne en dezelfde feéte uitmaakeh, onder den nootlottigen naam van Jacobijnen. Wij kennen de eerfte onder den naam van Sophisten, de andere onder dien van achter-Vrijmetzelaars en de laatfte onder dien van Illuminaaten. Zij hebben zelf deze naamen, die hen van elkander onderfcheidden, verloorgn; zij zijn niet meer dan Jacobijnen. Het is geen geringe taak geweest om deze gedrochtelijke vereeniging te bewijzen. Wij hebben van dien dag af, waarop Voltaire, ingenomen met zijne gelijkheid en vrijheid, zwoer den eerloozen te- verdelgen; van dien dag af, waarop Montesquieu, in alle volken, die onderWorpen zijn aan koningen en wetten, welke zij zelf niet gemaakt hebben, niets anders dan flaaven zag; van dien dag af, waarop Jean Jae* fues, den geenen, die het eerst een ftuk gronds omheinde, en op den inval kwam te zeggen: dit is het mijn, en dus de ftichter was der burgerlijke maatfchappij, als eenen verwoester van het menschlijk geluk befchouwde, tot op dien dag toe, waarop de ingewijdden van Valtaire, van Montesquieu en Jean Jacquet, in den naam van die zelfde gelijkheid en vrijheid, in deze Clubs der Jacobijnen, alle drogredenen hunner academiën, tegen Christus, alle zaamenzweeringen der loges tegen de koningen * alle lasteringen van Weishaupt tegen God, tegen de koningen, tegen het Vaderland en tegen de H 3 maas-  VIERDE TIJDPERK DER SECTE'J maat'fcbappij, kwamen vereenigen, om hu»' fpoor nategaan, veele ftelzels moeten onderzoeken, veele kunstgreepen en listen moeten ontdekken , en in vele holen moeten indringen. Maar hier zien wij ze eindelijk in dat hol> waarin zij alle hunne zamenzweeringen én mid^ delen moesten vereenigen. De gefchiedfchrijver zal voortaan mijne navorfchingen kunnen ontbeeren, om aantetoonen, dat al de gruuwelen en rampen der Franfche omwending, uit dit hol zijn voortgekoomen. De openbaare gedenkfchriften, en de dagbladen of archieven der Jacobijnen zelve toonen hem voortaan duidelijk genoeg aan, dat al de rampen en gruuwelen der Franfche omwending uit dit hol ontftaan 2ijm Ik zou derhalven mijnen taak als afgedaan kunnen befchouwen. Men kan intusfchen zelf in de overftrooming van deze geesfels een zeekere order befpeuren. Er is in de vereeniging der fnoodaarts eene gedrochtlijke wijsheid optemerken, die den gang der wandaaden beftuurt, en dezelve van lieverlee, op den gefchikften tijd, doet gebooren worden. Deze wijsheid gepaart met de ergftê Valschheid, gebruikt de minder fnoode van hare medepligtïgen tot werktuigen om den weg te baanen ; zij weet zich van hen te ontdoen, wanneer zij niet meer van dienst kunnen zijn, maar in plaats van eenvoudige werktuigen, tot feinderpaalen worden. Er is derhalven bij de Ja-  AFGEVAARDIGDEN NAAR PARIJS, fH*. (IQ cobijnen zelve, en in het hol hunner vereeniging eene trapsgewijze opklimming der zamenzweeringen en der fneodheid; ijdere fecte behoud daar hare laatfte verborgenheden, en ijder zaamgezwoorene zijne hartstogten en belangen. Hun algemeene wensch is, alles wat er beftaat omver te werpen, en hunne gelijkheid en vrijheid op eene nieuwe order van zaaken te vestigen; doch ter bereiking van deze nieuwe order van zaaken, zijn er nog wenfchen, die tegen elkander inloopen. Alle verfmaaden den. God van het Euangelie, maar de een wil den God zijner wijsbegeerte; en de wijsbegeerte van den anderen duld geenen God, Lafayette begeert eenen Koning-Doge, onderworpen aan het gebied en de wetten van een oppermagtig volk; Orlians begeert geenen koning of hij zelf moet het wezen. Brisfot begeert zoo min den koning van Orléans als dien van Lafayette* maar eene volksoverheid, Mirabeau is te vreden met elke order van zaaken, wanneer hij llegts de groote beftuurder van dezelve is. Pietrich* Condorcet* Baboeuf en de hoogfte inge■wijdden van Weishaupt begeeren geenen anderen beftuurder dan den mensch-Koning, die volftrekt zijn eigen meester is. Dus zijn er zoo wel in de wandaaden als in de verborgenheden, graaden; de grootere ingewijdden, weeten de mindere aan de fpits te ftellen. De ftrijd der driften kan den gang der hoogfte zamenH 4 zwee-  ï?» TOEPASSING DER ZAMÏNZ WEERINGEN zweerers vertragen. Ik zal derhalven nog tragten aantetoonen, in welke order de Franfche omwending dezelve heeft ontdekt; en ik zal deszelfs trapsgewijze voortgang op den gang der verfchillende fecles, die denzelven met zulk eene diepe wijsheid hadden beraamt, toepasfen. TWAALFDE HOOFDSTUK. Toepasfing der drie zaamenzweeringen op dt Franfche omwending \^aarfchijnlijk is de leezer mij dikwerf vooruit geloopen in dat geen, wat ik omtrent den aart, het oogmerk en de middelen van zoo veele onderaardfche zamenzweeringen, gezegt heb, toetepasfen op dat geen, wat hij zelve heeft zien gebeuren: Meenigmaal zal hij bij zichzelven gedacht hebben: Wat is toch die aaneenschakeling van wandaaden , verwoestingen en gruuwelen, die de Franfche omwending, tot fchrik van de geheele waereld heeft veroorzaakt, indien zij niet is eene trapsgewijze in werking brenging der beginzelen en oogmerken van zoo Veele zamenzweerende Se&es! Alles wierdt in de duisternis beraamt, alles vertoonde zich in het openbaar; men zou de gefchiedenis der omwen-  ü* DE FRANS CH E OMWENDING. 121 wending kortelijk, de ontdekking van deze zamenzweeringen , noemen kunnen. Dit is duidelijk genoeg beweezen, en behoeft in geene bijzonderlleden, die flegts verveelen zouden, te worden aangetoont. Ik wil ten minden die bijzonderheden , welke niet zoo zeer noodig zijn om mijne leezers te overtuigen, maar flegts dienen zouden, om de nog bloedende wonden te openen, met ftilzwijgen voorbijgaan. Ik zal de Franfche omwending befchouwen in hare voorbereidzeien, en in hare trapsgewijze aanflagen, tegen den Godsdienst, de koninglijke regeering, en eindelijk tegen alle maatfchappijen; maar een vlugtige bük op deze aanflagen zal genoeg zijn. Laaten wij terug keeren tot dien tijd, wanneer de zaamgezwoorenen van allerleij foort nog in hunne holen waren, en zich bezig hielden met het befpieden van het, voor hunne ontwerpen, gunftig oogenblik. De leerlingen van Montesquieu en Jean Jacques hadden in het jaar 1771 reeds gezegt: eene algemeene vergadering van afgevaardigden des volks, moet den mensch in zijne oorfpronglijke rechten van gelijkheid en vrijheid, en het volk in deszelfs onvervreemdbaare rechten van oppermagtige wetgevers, herftellen. Zeedert dien tijd hadden de Sophisten ook gezegt, dat de groote hinderpaalen voor de herftelling van deze gewaande rechten, gelegen was in de oude onderfcheiH 5 ding  I2S TOEPASSING DER ZAMEN2WEERINGE» ding der drie ftanden de geestelijkheid» den adel, en de burgerftand (*). De verkrijging van de bijeenroeping der Staaten Generaal, en de vernietiging van deze geheele onderfcheiding in drie ftanden, door de Staaten zelf, moest het eerfte middel der omwending zijn, en was het ook inderdaad. De uitgeputte toeftand, in welken Neckcr de fchatkist naliet, de ftrooperijen en de verwarringen van eene eeuw zonder zeden, wijl de Sophisten dezelve tot de eeuw van allerlij Godloosheid gemaakt hadden, hebben eenen kor ning, die te midden der verwarringen , welke hem omringden, bijna alleen de oude zeden bewaarde, bewogen tot het bijeenroepen der aanzienlijken van zijn rijk, om te voldoen aan zijn eenig verlangen, te weeten de bevoordering van het geluk van. zijn. volk. De wensch die hij hieromtrent uit, is het voorwendzel waarvan de zamenzweerders zich bedienen, ter verhaasting van die volks-vergadering, in welke alle hunne ontwerpen moesten zegepraalen. Alles wat de wijsheid der aanzienlijken aan Lodewijk den XVI kon raaden, wierdt reeds zonder onderzoek verworpen; Qrléans en zijne ftaatkundige comités, moesten de Staaten Generaal hebben; de volksmannen moesten opftaan, om hunne rechten tegen den koning ftaande te houden. Om (*) Ziet het ade deel van deze gedenkCchrilten, hoofd. 4 en 6.  OP DE FRANSCHE OMWENDING- Ia3 Orléatis die zich aan het hoofd van alle deze zamenzweerders bevond was ook de eerfte die voor hun opftond. Voor het eerst toont hij opentlijk zijnen ijver voor de zaak des volks * de eerfte daad van zijnen ijver is eene plechtige verklaaring tegen de fchikkingen van Lodewijk den XVI ter voorziening in de behoeften van den ftaat (*). In zijne handelingen tegen den koning vereenigde hij zich met al die regenten, die zich toen door hunne zucht tot verdeeldheden kenbaar maakten; met dien De'prémesnil» die nog ijlhoofdig was van de dweeperijen en gezichten der martinisten, en van de beginzelen der omwending; met de raadsheren van Monfabert en Sabatkr, die de hevigfte vijanden wa' ren van het hof ; en zelf met dien Frótau* die eenmaal voor den dood des konings (temmen zou. Hij dreef den fpot met het eerfte parlement, en bewerkte door middel van geheime ftreeken, dat het zelve voor het eerst op eene wettige wijs om de bijeenkoomst der Staaten Generaal verzogt. De gisting der gemoederen deed Lodewijk den XVI draalen, Orlians vermeerderde deze gisting, zijne roovers verfpreidden zich door Parijs; hij bezoldigde de opftanden. Eindelijk meende Lodewijk de XVI de bijeenkomst van deze Staaten Generaai te moeten toeftaan. De fecte die dezelve aan Qrldans \% C) Seance royale pour lc timbre et l'iirp&t territoria!.  JS|. TOEPASSINC DER ZAMBNZWEERINOEIt te danken had, behoefde flegts eenen nrnister, die de bijeenroeping van dezelve, volgens den pest der fecle beftuurde. Deze minister was juist een der zamenzweerders, die den afgrond opende. Het was Necker, wiens verraderlijke ftaatkunde de fchatten van den Staat verfpilt heeft; Necker, de vriend van de heerschzugtige hovelingen, welke hem op nieuw bij den troon plaatften, om daardoor zelve nader bij den troon te koomen; de vriend van de prinfen de Beau%>eau en de Poix, van den Marfchalk de Castries. van den Hertog van Ayen, van BefenvAl en van Cuibert; de vriend der zamenzweerende hove» lingen, van Lafayette en de Lameths; de vriend der voornaame Sophisten van de Godloosheid wier zamenzweeringen zoo wel in zijn huis, als in de Glub van Holbach, beraamt wierden; eindelijk de man wiens beeld in de zegepraalen der omwending, met recht, naast dat van Or* kans rondgedragen wierd, Lodewijk de XVI heeft gelegenheid gehad dezen trouwloozen minister te leeren kennen; hij had al de ontwerpen, die Necker en de ingewijdden van zijne wijsbegeerte beraamt hadden, gezien. Dan helaas! deze vorst, die al te goed was om zulk eene huichelaarij en fnoodheid te kunnen geloven, moest eindelijk uitroepen : Waarom heb ik voor elf jaar geen geloof gegeven aan het geen ik nu ondervind? Men heeft het mij tpen reeds vooruit gezegt. Deze klag-  OW SB V&ANICRB OKWÏBDlKOi l*$ klagten die al te laat waren betroffen Necker.. Reeds toen hij voor de eerfte maal minister was, wierdt hij en de ontwerpen, welke in zijn huia en in de Club van Holbach beraamt wierden,, kenbaar gemaakt in een memorie welke aan den graaf van Maur.epas; en aan Lodewijk den XVI wierd overgegeven. Maar de zaamgezworenertbafuinden op nieuw de deugden en bekwaamheden van den Geneeffchen verrader uit, etl Lodewijk de XVI, door hunne ftreeken misleid, meende nogmaals den man, die Frankrijk redden moest, in hem te vinden; hij vertrouwde hem de bijeenroeping der Staaten Generaal.: Dit was de man, dien men hebben moest, orn deze Staaten Generaal tot het rijk van alle zamenzweerders te maaken C*> Hij wist dat hunne (♦) Ik kende dezen man niet genoeg, toen ik !iem flegts met Bfalesheries en Turgot in eenen rang ftelde. Laat deze fchurlw achtige en eerzuchtige pagter zijn eigen beeltenis fchetzen in zijn gefprek. — Honderd duizend kroonen zijn voor u, wanneer gij mij controleur-generaal maakt. — Ik ben rijk, en heb geene geboorte; in zulk een geval moet het goud de plaats van den adel vervullen. Wanneer men hetzelve kan vetfpreiden, moet men het voor de eerzucht durven te gebruiken. — Gij fpreekt mij vao het volk, het kan nuttig zijn, en ik zal er mij van bedienen; maar het kan ons niet fchaden (en ik zal er den fpot mede drijven). — Wat den Godsdienst aargaat; het volk moest eenen Godsdienst hebben, maar het Cluistendotn jieeft het niet ntdig, en wij zullen het Chiist'endom vernietigen. — Lajt tftcktr te voorfchijn koomen en mij vraagen, wanneer, en bij welke gelegenheid by dit Godloos gefprek gevoert heeft; .TOEPASSING DER Z&UmZWEERINOEK ne hoop in de menigte gelegen was; dat dd groote hinderpaal voor alle zamenzweeringen tegen den koning, in de.Staaten Generaal, beliaan zou in de oude verdeeling der drie (landen, te weeten de geestelijkheid, den adel eri den. derden of burgerftand, en in het tegenwigt der Hemmen. Hier aan kon hij niet twijffelen: het was de derde ftand, door welken de zamen1 zweerden man noemen, die zijne honderd duizend kroonen ontvangen beeft, wyl bij hein controleur-generaal gemaakt had. ' Vervolgens zal ik hem zeggen: Dit geiprek hebt gij gevoerd tegen dien man zelf,, die moeds genoeg had, u het zelve, te midden van uwe grootheid, in het aangezicht, te verwijt;»; tegen dien zelfden man, wien uwe zagte menschlievenheid over zijne droefheid om zijnen, broeder berispte, en die u verweet dat gij zijnen broeder had van kant doen heipén,'wijl gij vreesde, dat hij u verklappe» ion; tegen dien zelfden man, die geweigert had zich te laaten aanneemen in het gezelfchap der Sejans en der Tigellins, die beftemt waren om u, door duizend Vallche béfchuldigingen, door u en door hen, ih die fnemoricn, welke gij aan Lodewiik den XVI deed geworden, den weg te baanen, om hem al die geenen, welke posten bekleedden, die gij voor u zeiven of voor uwe aanfiangers begeerde, verdagt te mank-n. — Tegen dien zelfden man, door welken gij den minister Sarftne bij Lodewijk den XVI wildet laaten befchuldigen, dat hij van de drie en vijftig millioe. rien, twee en twintig geftoolen had, en die hem hier van flegts behoefde te verwittigen om de valsheid daarvan duidelijk te toonen; — tegen dien zelfden man, welken gij in uwe ftreeken noodig had, die eindelijk u als een verfoeilijk fchepfel leerde ken»en, en uwe fnoode ontwerpen en valfcha ftreeken aan Maurepas en Lodewijk den XVI ontdekte. — Indien uwe geheime wandaaden eene plaats in de gefchiedenis moeten bekleeden, weet dan dat alle de bewijzen voor dezelven no^ niet verlooren zyn.  CP DE PRANSCHE OMWENDING. 12? Zweerders hunne wenfchen na eene omwending reeds lieten hooren; in dezen, ftand heerschteti de oproerige volksmannen, en om te maaken dat deze volksmannen de meerderheid van Hemmen zouden hebben, liet hij een dubbel getal van afgevaardigden uit den derden ftand in de Staaten Generaal zitting neemen; Zij kwamen met geweld aan; en, ftout op hun aantal, noemden zij zichzelven alleen de nationaale ver» gadering; te vergeefsch eischte de adel en de geestelijkheid het recht terug, niet zoo zeer om hunnent wil, dan wel om den ftaat, het recht namentlijk om de raadplegingen tegen elkander opteweegen, de raadplegende lighaamen aftewisfelen, de befluiten te wikken in het eene, die het belang, de drift of de list der volksmannen, misfchien in het ander lighaarn bij overhaasting had doen neemen ft te ;vergeefs offerden de geestelijkheid en de adel; om dit recht te behouden, alle hunne uitfluitende voorrechten, alle de voordeden in geld-, welke zij in de verdeeling der belastingen hadden op; het waare voorrecht, hetwelk Necker (*) en alle . at) h\ j; iKüA rjga « [ 5 za- (*) Om haren'wsardigen vader in den twist der {tanden te ondcrfteunen, fpaarde tïevrouw Stad seene. kunstgrepen in de ftad, terwijl hij zijn best deed aan het hof. ,Zij had aan haar huis een bureau van onderteekenin^ Lafaydte en Lameth bragien de verraaders aan hare tafel, en daur deed zij hunne namen overgaan op de bist der laagliartigen, die bel ;ofden hunnen ftand te veria»-, ten, en zich bij den derden ftand te 'züllen voegen.  128 TOEPASSING EER ZAMEtNZ WEERINGEN zamenzweerders hun benijdde, was het recht, om alle befluiten tegen den Godsdienst en de eenhoofdige regeeringsform te kunnen vernietigen. Te vergeefs deed Lcdewijk de XVI, meer als Vader dan als Koning, in zijne verklaaring van den 23 Junij zulke groote opofferingen, dat men dezelve uit hoofde van den inbreuk die zij op zijn gezag maakten reeds eene omwending noemen kon; doch dit was de omwending niet, welke de zamenzweerders verlangden. —* De Sophisten hadden gezegt, dat, zou de gelijkheid en vrijheid zegepraalen, dan moesten de ftemmen niet meer naar de ftanden gewogen, maar volgens de hoofden opgenomen worden; de geestelijkheid en de adel moest zich in de meenigte verliezen en vernietigd worden; de meerderheid van hunne kamers moest in het groot geheel der afgevaardigden des volks, de minderheid uitmaaken. Te vergeefs gebood Lodewijk de XVI dat de drie ftanden, volgens de oude Staatsregeling moesten worden gehandhaaft; de zamenzweerders verzetten zich hier tegen : hun voorzitter Bailly roept hen tot een nieuw toneel, een kaatsbaan is de plaats alwaar de eed van opftand word afgelegt; alle zweeren daar, dat zij aan Frankrijk de Staatsregeling, door hen ontworpen, geven zullen, zij brengen hunne plunderaars reeds op de been; de eerwaardige hoge-priester van Parijs word reeds met fteenen geworpen; het leven van den Ko-  OP DB FRAKSCHE OMWEHDlHQ, lap Kofling koomt in gevaar: eindelijk word die nootlottige vereeniging, die het rijk onder het juk der meenigte brengt, tot ftand gebragt. Daar zijn zij zeeker, dat zij al die afvallige en laaghartige, welke door hunne listen en kunstgrepen tot afgevaardigden uit den adel en de geestelijkheid verkoozen zijn, op hunne zijde zullen hebben; daar verdubbelt Necker het getal der afgevaardigden uit den derden ftand, op dat zij in hunne befluiten de meerderheid van flemmen zouden hebben. Hij maakt van de Staten Generaal alles, wat de Sophisten, voor hunne zamenzweeringen , daarvan maaken wilden. De tijd zal eens koomen, dat hij de wandaaden en rampen der omwending met leedwezen zal befchouwen; intusfchen verdient hij nogthans dit graffchrift: bij heeft dezelven veroorzaakt. Nu noemden zich de zamenzweerders, die nu geene hinderpaalen, geene tegenftreeving of verwerping hunner befluiten te vreezen hadden, de nationaale vergadering. Zij maatigden zich het recht aan om wetten te maaken en die aftekondigen; de geheimen der fecten en der fchoolen, konden nu te voorfchijn koomen. Zij wierden, onder den naam van rechten van den mensch, de grondflag der omwending. De eerfte wet verklaarde alle menfchen voor vrij en gelijk; kende alle oppermagt oorfpronglijk aan het volk toe, en noemde de wet de uitdruk- V. Deel. I king  J3» TOEPASSING DER ZAMENZWEERINGEW king van den algemeenen wil. Het zelfde hadden Montesquieu, Argenfoti, Jeafi-Jaquef e« Voltaire zedert eene halve eeuw in hunne ftelfels gedaan. Dit vrij, gelijk, en oppermagtig, wetgevend volk wilde in derf beginne nog, dat zijn Godsdienst in deszelfs zuiverheid gehandhaafd zou worden, en dat de Koning al die^magt zou bezitten, welke hij nodig had, om opróerigen en weerfpannigen in bedwang te houden. De liefde voor hunnen Godsdienst en voor hunnen Koning was nog niet uit het hart der Franfchen gewischt. De zamenzweerders hadden eene fterkte nodig, dié uit den boezem van het volk zelve getrokken was, en die zij naar hunnen wil, voor of tegen hetzelve zouden kunnen gebruiken, naar mate dat zij hetzelve buigzaam of eigenzinnig zouden vinden, en vooral eene fterkte, welke de magt ;van den Koning moest vernietigen. Alles was vooraf bepaalt; zedert langen ! tijd hadden de Sophisten gezegt: „ O! „ welk eenen gröoten ftap zouden, wij gedaan „hebben, wanneer wij van die vreemde ge- huurde Soldaaten ontflagen waren! eene ar„ mee van landskinderen zou zich, ten minften „ gedeeltelijk voor de vrijheid verklaaren; maar „ om die rede houd men vreemde troupen (.*)." De (*) Lett. attiibué a Manitsautcu T» a, de ees men. cli. *<  01? DE F R A NS CII Ê OMWENDING. 131 De Sophisten • hadden het reeds zedert dertig jaaren gezegt, de zamenzweerders hadden het niet vergeeten. Hunne armee van landskinderen was reeds ge vormt, eri üit de Vrijmetzelaars-ioges kwam het voorbeeld en de leus te voorfchijn. Dezelfde Savalette de Lange, de Voorzitter van het geheim Comité des amis* reunis, de grootmeester der briefwisfeling, verfcheen voor de regeering van Parijs, en deed deze aanfpraak: „ Mijne heeren ik ben onder„ officier; ziet hier burgers, welke ik geleert heb „ de wapenen • ter verdediging van het Vader„ land te gebruiken. Ik heb mij niet tot hun„ nen majoor of generaal gefïelt, wij zijn alle „ gelijk, ik ben eenvoudig onderofficier; maar „ ik heb het voorbeeld gegeven. Beveelt dat „ alle burgers het volgen; dat het volk de wa„ penen opvatte, en de vrijheid is onoverwin„ nelijk." Toen Savalette zich dus liet hooren, waren er niet meer dan zes of zeven plunderaars bij hem, die even als hij als Soldaaten gekleed waren. Hun gezigt en het herhaald gefchreeuvv, laaien wij het Vaderland redden, wekten de geestdrift op; eene ontelbaare meenigte volks omringde thans de Regeering, en het voordel van Savalette wierd in een befluit verandert. Daags daaraan wierd de armee der Parijsfché nationaale gardes op de been gebragt, en weldra telde men duizenden derzelven in alle provintien I z van  tS9 TOEPASSING DER ZAMENZWEERINGEff van het rijk C*)* Alle waren zij de zaak der zamenzweerders toegedaan, en Lodewijk de XVI ondervond weldraa hun vermogen. Hij joeg den trouwloozen Necker weg, maar zij hadden hem nog van noden, en zij noodzaakten den Koning hem terugteroepen. Hij aarfelde de rechten der gelijkheid en vrijheid van den mensch en de oppermagt des volks te bekragtigen; doch men toonde hem weldraa de magt van dit volk. Om de bekragtiging dezer rechten te verkrijgen, vereenigden zich alle de zaamgezwoorenen, zeggende: Zoodra Necker wederom bij den troon her- if*) Vrele fchrijvers hebben zich omtrent de oprichting van deze nationaale garde laten misleiden Zij halen tot een bewijs aan, een bcfinit van het comité van kiezers,.bet welk van het ftadbuis na alle de wijken van Parijs gezonden wierd om deze garde optericbten, en getcekent was door de heeren de Flesfelles. Tas/Sn, de Leutre, Fauchet en de Marqüis de la Salie; nu is hel zeeker, dat i. deze garde niet dan twee dagen na het inneeme» der Bastille, is opgericht; 2. dat Mijnheer de Flisfelles, op dient zelfden dag, toen de Bastille ingenomen wierd, vermoort is; doch het geen zoo bekend niet is, is dat het procesverbal van dit befluit, zoo als alle andere, van dat geen, wat op het ftadiiuis voorviel, geduurende het eeifte jaar der omwending, niet dan het jaar daaraan volgende wierdt opgeteekent door die Fermer onder opzicht van Lafayelte,, die uiettegenftaande veele aanmerkingen, niets liet veranderen, van het geen bij daar had late» leggen, en die inzonderheid niet zeer in zijn fchik zou zijn ge* weest, wanneer hij zag dat de waereld onderricht wierd omtrent Öen wézentlijkcii oorfprong, van de nationaale garde, op welk* Mi als bevelhebber zoo «ofs- was. 1  OP DE PRANSCHE OMWENDING» Ifó herftelt is, moet hij het volk door uithongering tot den opftand noopen; de broederen opwiggelaars moeten de feekfen der voorlieden zenden om bij Lodewijk de XVI brood te vragen. Bailly en deszelfs bijzitters aan het hoofd der ftadsregeering, moeten dezelven door de benden der nationaale gardes doen volgen, en Lafayette moet hen na Verfailles voeren, onder voorwendfel van voor de veiligheid van Lodewijk de XVI te zorgen, moet hij hem door deze omringen, en de Koning zal zich op hunne befcherming veilig verlaaten. Mirabeau, Pethion en Chapellier, Moniesquieu en Dupont, Carles Lameth, Laclos-, Sillery en d^AiguMon, moeten de vergadering vooraf verwittigen, dat het volk flagtoffers behoort te hebben; zij moeten hetzelve beletten van zich bij den Koning te vervoegen ter befcherming van zijn leven (*); zij moeten zich van de duisternis bedienen, om het gemeen, de plunderaars en de foldaaten optehitfen. Zij hebben reeds allen het hart der furiën, zij zullen nu ook nog de houding en de kleeding van dezelven aanneemen, om hare flagen te beftuuren (f). Qrléans moet zijne gedrochten met den zwijmeldrank der woede en uitzinnigheid drenken, en de Koningin als het eer» O Ziuing van den sden Oflober. (t) Gereclulijke veiklaafingen en getuigenisfin 15/, 8£" De nagt tusfchen den 5 en 6 O&ober openbaarde reeds de gruuwelijke aanflagen, die deze waardige vertrouwling niet mogt fchrijven; de gefchiedfchrijver heeft mijne gedenkfchriften niet noodjg, om de afgrijslijkheid derzelven te teekenen; de verklaaringen door getuigen voor het gerechtshof afgelegt, zullen dezelven aan de nakoomelingfchap duidelijk genoeg vertoonen. Maar (*) Brief van den 5'.'en Oétober.  09 DE FRANS CHS OMWENDING. Ï3S Maar Orléans verbleekt; een' hand vol volks van de lijfwagt, die door de trouwlooze verzeekeringen van Lafayette niet verhinderd was, bij Lodewijk de XVI te blijven; vormde rondom hem en Maria Antoinetta eene verfchansfing van helden. Hunne dapperheid, .beteugelt door de bevelen des Konings, die hun zelf niet wilde toeftaan het bloed van zijne moordenaars te Horten, belette hun geenzins het hunne te Horten. Door wonderen van dapperheid en getrouwheid hebben zij weêrftand weeten te bieden aan eene ontelbaare meenigte van pieken en bijlen en Orléans belet, zijne fnoode ontwerpen (•) De dag van den 6den O&ober was de laatfte der koningljjke regeering van Vrankrijk. Wanneer dezelve herftelt wordt, behoort er een gadenkteeken te worden opgericht voor die dappere ridders, die dezelve gcwislijk zouden hebben gehandhasft wanneer zij flegts in het aan den dag leggen van hunnen moeii minder waren beteugelt geworden. Laat de gefchiedenis ten minften hunne naamen der vergectelheid ontrukken. Ik wensebte dat ik hier de lijst kon plaatzen van die zestig helden, welke zich toen in het flot bevonden, en die den naam van lijfwagc zoo zeer verdienden. " Ik heb mij flegts de volgende naamen kun° «en verfchaffen: De Hertog van Guiche, kapitein; de Marquis van Savonniere, dief de brigade; de onder-Graaf van /gqull^ de onder-Graaf van Sesmaifons; de graaf van Maulton; de Ridder van Dampier.n; de Ridder van St. George. Gardes du Corps-: Ce twee gebroeders Eerard; de ÏHuilliers; de Marquis van, 1 4 ra.  136" TOEPASSING DER ZAMENZ WEERINGEN pen ter uitvoer te brengen. De dag, dié dözejverf openbaarde, deed zelf zijne plunderaars van fchaamte bloozen over de gruuwélen* tot welke hij hun als werktuigen gebruikt had; de nationaale gardes herinneren 'zich eindelijk dat zij Franfchen zijn. Hun algemeene wensch is Lodewijk de XVI in hun midden na Parijs te voeren , en hem daar in het paleis zijner vaderen te zien woonen. Hij wist niet, wie van dit zoo fpoedig teruggekeert nationaal gevoel had weeten gebruik te maaken, om dezen wensch inteboezemen. Hij meende dat hij zich aan de liefde van zijn volk overgaf; en hij volgde flegts den indruk der zamenzweerders. Hij wist niet, dat dit nog de laatfte toevlugt der zamenzweerders was, om niet al de vrugt van dezen afgrijslijken nagt te verliezen. Toen zij zagen hoe bezwaarlijk zij hem hadden kunnen overhalen tot de bekragtiging van de rechten van den mensch en van de verwoestende beginzelen, begrepen zij zeer ligt,-dat zij hunne plunderaars zouden nodig hebben, om deze beginzelen toetepasfen en in wetten te veranderen. Elk van die befluiten die trapsgewijze den Godsdienst Varicourt, gefneuvelt; de Ridder Dtshutes, gefneuvelt; de Mio. wandre; de Baron Dur/pclte; Deniers; Moucheron; de Ridder 4e la Tranchade; de Ridder de Buret; de Ridder de Valory; de Graaf de Mouthier; Bernady; de drie gebroeders Hurtiic; de drie jebroedcrs de Melderet} Renafdij; de Lmotu- de ridder 4e Mo». WH Piign»  Ot DE FRANSCHE OMWENDING. IJ/ dienst en de koninglijke regeering moesten ver* nietigen, kostte eenen opftand; altijd moesten de lantaarens en de pieken bij de hand zijn , om de ftemmen te dwingen, den Koning bevreest te maaken, en de herroeping re verhinderen. Voortaan was Lodewijk de XVI binnen Parijs als een gevangene in de magt van fchurken, die door Necker en Orléans in de ftraaten en Voorlieden bezoldigt wierden. Lafayem maakte oopentlijk bekend, dat de opftand een der heiligde pligten is, en nu was die ook geduurig aan de orde van den dag. Mirabeau, Chappellier en Barnave bepaalden het uur en het oogmerk van denzelven; uit hunne huizen kwamen de bevelen tot de Jacobijnen en de voorfteden, en de Koning, de geestelijkheid en de adel, benevens alle de genen, die zich tegen de befluiten van den dag zouden kunnen verzetten, zagen zich alle dagen op een bepaalt uur omringt van het gemeen, welks gefchreeuw en gruuwelen door de zamenzweerders beftuurt wierden (*). De (*) Eenige van deze plunderaars, die doorgaans bezoldigt waren tot den dagelijkfchen opftand, gingen des avonds tusfchen tien en elf uur na hun huis; ik hoorde ben affcheid neemen, zij deeden het luidruchtig in deze bewoordingen : „Dat heeft van daag „ goedgegaan; vaartwel: maar wij verlaaten ons op u, tegen „ morgen. — Ja, morgen, hoe laat; bij het openen der vergade„ ring. — Waar moeten wij de bevelen halen? wel, zoo als „ gewoonlijk, bij Mnieau, CJiappeltter of Barnayi." Tot nog I 5 tos  *38 TOEPASSING DER ZAMENZ WEERINGEN De zaamgezwoorenen gevoelden het belangrijke van den uitfladder afgrijslijkheden, op den vijf. den en zesden Odober gepleegt, offchoon dezelve niet in alles aan hunne verwagting beantwoordde: „ Wij zijn te vreede, fchrijft de „ vrouw van Necker nogmaals aan Germani ; al» les is wel afgeloopen. De aristocraaten zou„ den de overhand gehad hebben; wij waren. „ genoodzaakt om ons van het gemeene volk te » bedienen (">" Hier eindigt dat geen, wat ik de voorbereidzelen der omwending genoemt heb. Necker had van zijne nationaale vergadering gemaakt, wat hij wilde; hij had ze in die ftad overgebragt, alwaar hij ze ter bereiking der omwending, begeerde te zien, Hier begint, in den gang, door de,Sophisten afgeteekent, om den eerloozen te verdelgen, de oorlog der wetten tegen Christus, Wij hebben in het eerfte deel van onze gedenkfchriften gezien', dat de vereenigde middelen der Sophisten, ter verdelging van den geheelen Christelijken Godsdienst, hierin belton,den, om vooreerst aan de kerk de geestelijke order te ontneemén, en de overige bedienaars van dezelve, onder voorwendzel van ftaatsbe- hoef- to; bad il; niet kunnen gcloysn, dat deze wetgevers dagelijks geboor verleenden,aan de plunderaars, om het oogmerk en de wijs van den opftind te bepaslcn. (\) Brief van den 8 Oét.  OP DE FRANSCtlE OMWENDING. 139 hoeften, van hun beftaan te beroven, het gebouw in ftilte te ondermijnen, en eindelijk die geweldige maatregelen te gebruiken, die zij de Herkulesfen en Bellérophons plegen te noemen; wij hebben tevens gezien, dat zelf de minst overdreevene. verborgenheden der achter-loges hier op neêr kwamen, om den Christelijken Godsdienst, door den eerdienst van hunnen grooten bouwmeester van het geheelal, het Euangelie door het licht van hunne loges, en den God der openbaaring door den God hunner gewaande rede te doen vervangen. In plaats van den Christelijken Godsdienst, andere Godsdiensten uittedenken en te Hellen, en die aan het volk te geven, tot dat hetzelve zich zou gewennen, allen GoHsdienst te kunnen ontbeeren; zelf in den naam der vrijheid en gelijkheid magtig en gedugt te maaken, vervolgens alle die geenen, welke zich nog zouden kunnen verzetten tegen het Rijk der Godloosheid en der ongodisterij, de handen te binden, te onderdrukken en te fmooren; zoodanig waren de wenfchen en bedoelingen van den Epopt, den Regent en Wijsgeer der Illuminaaten. Wij hebben hun wetboek gezien, en hunne eeden gehoort; heeft niet de omwending alle de wenfchen en bedoelingen van zoo veele zamenzweerende feétes volkoomen vervult? Eerst wierden de Godsdienftige geloften gefchorst, weldra wierden zij afgefchaft; de gees- s- te-  Ï4» TOEPASSING DER ZAMENZ WEERINGEN telijkheid wierd van haare eigendommen berooft, alle de fondfen der kerk in asfignaten verandert, om de pagters te betaalen; al het heilig vaatwerk gefchonden en gerooft; al het goud en zilver der kerken, zelf de klokken, waarmeê het volk tot • den Godsdienst pleeg zaamgeroepen te worden , in munten verwisfeld, om de roovers zelve daarmeê te betaalen; doch dit was flegts een beginfel van den oorlog, dien de omwending de Christelijke kerk aandeed (*> De kerk had haren waaren fchat, te weeten het geloof, nog behouden; en Mirabeau had gezegt; dat de omwending niet eer zeeker zou zijn, voor dat de Roomfche Godsdienst in Vrankrijk ware vernietigd. Op deze uitfpraak volgden de befluiten eener burgerlijke Czoo als hij het noemde) Staatsregeling, welke hij tot het wetboek der geestelijkheid maakte. Dit was de Staatsregeling der fcheuring en afval. Het was de eerfte Godsdienst, welke men had uitgedagt, om het volk tot eene volflage ongodsdienstigheid te gewennen. Deze Godsdienst, gegrond op de beginfelen van gelijkheid en vrijheid, verklaarde het vólk voor oppermagrig zoo wel in het heiligdom , als bij den troon; hij gaf aan dit oppermagtig volk de rechten, welke het Euangelie alleen aan deszelfs herders toeftaat. Het was de (•) Beduiien -van den 35 0&. a Nov. 19 Dec. 1789 en 15 Eeb. 1730.  OP DE FRANSCHE OMWENDING. I4I de Godsdienst van Camus, van den afvalligen van Tpres, en van de Utrechtfe fcheuring, die zedert lang in den ban gedaan was. De Franfche Bisfchoppen en Priesters van den tweeden rang zagen, niettegenftaande al dit uitwendig voorkoomen, de listen en itreeken, die daar achter verborgen lagen; zij weigerden den eed des afvals en boodeu hun hoofd aan; weldraa wierden de getrouwe Priesters, uit hunne gemeentens verdreven, en overladen met allerlij lasteringen en beleedigingen, en ondervond de geheele uitwerking, van het geen de wetgevende comités belooft hadden : Onderneemt alles tegen de geestelijkheid, gij zult onderfteuning vinden. De nationaale Godsdienst wierd nu niet anders dan door mijn eedige en onwettige Priesters bedient; alle waare Priesters van Jefus Christus wierden uit hunne kerken gebannen ; die van Nimes en Avignon wierden reeds vermoort, en hij die zwoer dat hij Jefus Christus zou verdelgen, en hij die ftout genoeg was het Euangelie van Jefus Christus voor een Euangelie van ilaaven uittekreiten; en hij die de Franfche omwending begon, met den raad te geven van den Godsdienst van Jefus Christus in Vrankrijk te vernietigen , genooten de eer van vergood te worden! De pragtigfte tempel welke Vrankrijk voor Jefus Christus geftigt had, wierd nu de mosquee van Vohaire, Jean Jacques en Mirabeau, het pantheon der go-  14* 'TOEPASSING DER ZAMENZWEEDINGEN goden, waartoe Vrankrijk de aanvoerders der Godloosheid verhefte (*> Dit was ook nog maar het werk der eerfte wetgevers van de omwending Nieuwe zamenzweerders vervingen deze eerfte wetgevers, en zetten de ontwerpen tegen de priesters verder voort. Er wierden aan de priesters nieuwe eeden, die nog listiger waren, voorgeftelt; zij ontdekten in alle deze eeden den afval en de list. Hunne ftandvastigheid deed hunne vervolgers het geduld vérliezen; zij die zich tegen den God der Prièsteren aankantten, faefchouwden deze Priesters als wederftreevers der wet; op de belluiten van meineed en afval volgden weldra de befluiten van verbanning (*); en deze befluiten zelve waren voor de plunderaars flegts een teeken om dat geenue doen, het welk de wetgevers niet opentlijk durfden zeggen. De plaatslijk'e Regenten 'droegen zorg, dat zij die Priesters , welke ter deportatie waren verwezen, in de kerken, die nu in gevangenisfen veranderd wierden, opflooten; de plunderaars ftonden voor de deuren gewapend met pieken en bijlen, dit was de dag der Herkulesfen en Bellérophons Séptembrifeurs ; het was üè ■ (*) Zitting van den 10 April, 24 Augustus, 4 Januarij, 4 April, 30 Maij en 27 Augustus. (*) Tweede verg. beiluiten van den 29 November, 6 Apiil, 36 Maij en 26 Augustus.  O? DE FRANSCHE OMWENDING. H3 dé dag der ingewijdde beulen, die in de Iaatfle verborgenheden geoeffend waren om Abiram te wreeken, de flagtoffers te dooden, het hart uitterukken, en de hoofden der zoogenaamde profaanen, in zegepraal rondtedragen. Laat de gefchiedfchrijver, wanneer hij de afgrijslijfcheden van die dagen fchildert, zich den eed der Kadoschs en de perfoonen, waarop zij zich moeten wreeken , herinneren. Laat hem die plunderaars in de loges volgen, welke Vhilippe d'Orïdans in dezelven deed inwijen, en hij zal zich minder verwonderen, wanneer hij zoo veele Opperhoofden en Priesters op dien dag zal zien opofferen aan den haat der ingewijdden, en de fchimmen van den ftigter (*). Te- (*) Het doet mij leed, maar ik mag het niet verzwijgen; de brave Vrijmetzelaars zullen er van zidderen, maar zij moeten liet weeten voor welke monsters hunne loges geopend'' waren. Geduurende'al den tijd van het oproer, zoo wel bi) het ftadhuis als bij het klooster dér Karmelieten, bedienden zich de plunderaars van de tekenen der Vrijmetfelaars om zich te vereenigen en elkander als broedéren te omhelzen. Zelf op het oogenblik der moorderijen reikten de moordenaars, even ah de Vrïimerzelaars, de hand toe aan die geenen van de aanfchouwcrs, welke onder hun bereik kwamen. Zij omhelsden ze of flieien ze terug, naaar maate zij hen bedreeven of onkundig vonden in de teekenen van beantwoording. Ik beb iemand uit het geineene volk gezien, die mij toonde hoe de beulen hem de hand toereikten, op de wijs der Vrijmetzelaars, en die door hen met verachting wierd terug geftooten, wijl hij niet kon antwoorden, daar intusfchen anderen, die beeter bedieeven waren in deze reekenen, te midden der moor-  T44 TOEPASSING DER ZAHENZWEERINGE» . Tegen alle verwagting der zamenzweerders» weigerde , het volk de moordenaars natevolgen: geheele benden van flagtoffers, die men in de provintien tot den dood beftemd had, ontkwamen den moprd; te vergcefsch noodigde de Regeering der hoofdftad geheel Vrankrijk uit, om in den dood van zoo veele weerbarftige Priesters hun heil te zoeken te vergeefs liep Lafitte en de andere afgevaardigden der zamenzweerende wetgevers het platte land en de fteden af, om het volk te zeggen, dat de geest van het befluit, waarbij de Priesters verbannen worden, niet alleen hun bannisfement, maar ook hunnen dood behelsde ; het volk was voor deze afgrijslijkheden nog niet rijp. Het ontbrak den zamenzweerders meer aan beulen dan aan befluiten van deze tweede vergadering. Intusfchen kan men met grond zeggen, dat het hun- moorderijen, met eenen glimlach omhelst wierden. — Ik heb zelf .eenen Abt gezien, die door middel van dit teelten, bij het ftadhuis aan de woede van deze moordenaars ontkwam. Zijne kennis der Vrijmetzelaarij, zou hem wel is waar, weinig geholpen hebben, wanneer hij zich niet had verkleed; want de moordenaars aan welken hij ontkomen was, zogten na hem, toen zij hoorden dat hij een Abt was. Ook is het zeeker, dat het teelten der Vrijmetzelarij weinig zou geholpen hebben, aan die broederen, die men voor Aristocraten hield; maar de Abts en de Aristocraten, die tot de Vrijmetzelaarij behoorden, konden hier uit des te beeter zien, hoe zeer zij door de broederfchap der agter-loges waren bedroogen. £*) Adres van den 3 Septbr.  OP DE FRANSCHE OMWENDING. '45 hunne fchuld niet was dat het werk der eerfte vergadering niet voltooit werd. Onder de eerfte verjoegen zij alle priesters, die aan God getrouw waren,, uit hunne gemeentens, onder de tweede .offerden zij hen met honderden op; en zij meenden van fpijt te bersten, toen zij zagen dat de overigen aan hunne woede ontfnapten, en aan vreemde volken, zoo veele duizenden van priesters, om hun geloof en den God van het Euangelie uit hun vaderland verbannen, vertoonden. Tot dus verre wierd nogthans het waare oogmerk der vervolgingen bewimpeld. De feéte had nog niet gezegt welken Godsdienst zij in de plaats van den Godsdienst onzer vaderen wilde (lellen. De Roomschgezinden hadden nu in Frankrijk geene kerken meer, maar de onwettige conftitutioneele priesters, de volgelingen van Luther en Cahijn noemden in hunne kerken den naam van Jefus Christus nog. De derde ,vergadering ligtte het masker af. De hierophanten van Weishaupt hadden in hunne verborgenheden gezegt, dat er eenmaal een tijd zou koomen, wanneer de rede het eenigfte wetboek van den mensch wezen zou: de ingewijdde Hébert verfcheen met dit wetboek; Frankrijk moest geenen anderen eerdienst dan dien der rede hebben. Het was de eerdienst van den So.phist, wien zijne rede zegt, dat er een God is; het was de eerdienst van den Sophist, wien zijne rede zegt, dat er geen God is; het was F. Deel. K de  ï^i ' TOEPASSING DER ZAliHNZWEERINGEB de eerdienst van den Sophist, die zich zelve», zijne rede, of zijne gewaande wijsheid aanbid; het was de eerdienst der buitenfpoorigftê krankzinnigheid; en nogthans was het de eenigfte eerdienst van deri vrijen en gelijken Jacobijn. Meisjensj die den wellust ten dienst Honden, ivareh de afbeeldfels zijner rede. Al de wierook moest voortaan dezen afgod worden toegebragt. Alles wat van den ouden eerdienst tot dus verre was overgebleven moest nu voor de bijl bukken \ het was nu de tijd om alles in zijne geboorte te fmoóren, wat er van hét Euangelie beftoiid, orh zelf het aandenken aan den God der Christenen, de heiligen en hunne feesten te Vernietigen. Hunne dagen 'wierden uit den almanach van het volk gewischt, zoo ais dit reeds voor lang uit de almanachen der fecïe gefchied was; de gewoone telling der weeken, der maanden en der jaaren wierd veranderde De groote dag des Heeren, de zondag, wierd afgefchaft; deze dag herinnerde aan het volk de rust en het béflaan van God den Schepper. Geloofde het volk nog, dat er een God beftaat, die de boosdoe'nders na-hunnen dood ftraft, het 'wierd weldraa gerust gefield. De kinderen lazen op het graf van hunne vaderen, en óp dat, waarin zij zelve eenmaal zouden worden gelegd, deze laatfte verborgenheid: Ds 'dood k 'jlegts een eeuwige Jlaap. Waren ér nog tenige priesters over van God den Schepper, : die  OP DE FRANSCHE OMWENDING» I47 die de euveldaaden ftraft, zoo moesten zij het karakter van het oude priesterfchap geheel afzweeren, of in de gevangenisfen, of, onder de guillottine , of door de waaieren omkoomen. Dit was het rijk der zamenzweerders van Hóbert en Robespierre. De Dwingelanden wierden onderling verdeeld en verflonden . elkander ; de omwending had zelve hare omwendingen: te midden dezer af» wisfelingen, veranderde de Godloosheid van gedaante, zonder den oorlog tegen Jefus Christus en zijne priesters te itaaken. Zij fcheen terug te keeren; het volk begeerde hare rede zonder God niet; Robespierre gaf aan hetzelve voor een tijd lang, het Opperwezen. La Re» veittère Lépaux verfcheen met zijnen theophilantropifehen eerdienst; dit was de vierde uitvinding van de fecte. Dit Was wederom de dwingeland van Israël, die aan het volk zijne goude kalven geeft,'cm voortekoomen, dat hetzelve den waaren God niet diende. Dit waren wederom de wijsgeeren van Weishaupt, die den eenen Godsdienst en den eenen God na den anderen uitdenken, opdat het volk eindelijk eenen afkeer zou hebben van alle Goden. ZJj veroorloven hetzelve weder den naam van God uit te fpreeken ; doch laten wij ons nogmaals begeven in deze holen der gewaande theophilantropes. Daar ziet men hen den man, die nog aan God gelooft, als eenen krankzinnigen dwaas, als K 3 ie-  Ï48 TOEPASSING DER ZAMENZWEERIMGEÏI iemand die nog vol is van vooroofdeelen, vatt het gemeen behandelen. Daar verbergen zij Biet meer, dat al die nieuwe altaaren even als de oude moeten vallen, wanneer het hun ooit gelukken mag, het volk even zoo wijsgeerig te. maaken als zij zelve zijn (*> Dit was wederom een bedrieglijke eerdienst, waarin de woede tegen de priesters van Jefus Christus nog fteeds heerfchende was. De fecte fcheen de bijl, die zij boven hun hoofd opgeheven hield, weggeworpen te hebben; doch een langzamer en wreeder dood Hond hen te wagten. De fe&e gaat voort met de gelijkheid en vrijheid aftekondigen , en de priesters moeten deze vrijheid en gelijkheid ten koste hunner oprechtheid, door het afleggen van den eed der zamenzweering koopen Cf)- Wee! de geenen die dit wederom weigeren! Te vergeefs bied de burger hun eene fchuilplaats in zijn huis aan; alles word omver gehaalt om hen te zoeken. Te vergeefs verbergen zij zich in de bosfchen en holen, ook daar zijn zij voor de vervolgingen niet veilig; zij worden ontdekt, na de woestijnen van Guiane verbannen, terwijl men hen derwaards doet overvoeren, door fcbippers, die door O Dit is volmaakt liet geen mij door iemand, die zich te faiiis onder de tegenwoordige phflamropen had IateH aannecmen, wftaaft \u <+) Jkfluit van den 10 Jannarij 1796.  OP DE FRANSCHE OMWENDING. U9 door hunne ruuwe zeden voor hun ondraaglijker zijn, dan de gevaaren der flormen. Aldus openbaaren zich de ontwerpen der Sophisten van de Godloosheid, welke zij zoo lang in de duisternis hebben beraamt; dus heeft de Franfche omwending den wensch hunner verborgenheden vervult: Laaten wij Christus , zijnen Godsdiens, en Priesteren, verdelgen en vernietigen. Doch bij deze zamenzweerders der Godloosheid, voegden zich die der oproerigheid. De ingewijdden hadden insgelijks gezegt i Laten wij den Koning en zijnen Troon vernietigen ; hier loopt de lezer mij vooruit en zegt: De omwending heeft hunne wenfchen tegen den Troon , zoo getrouw als die tegen het altaar vervult. Welk eene meenigte van gruuwelen en fnoodheden vertoont zich hier aan den gefchiedfchrijver! Laat hij derzelver aantal en affchuuwelijkheid fchetfen, indien zijne veder hem dezen dienst niet weigert; doch Iaat hij de fecte, die dezelven deed ontftaan, nimmer uit het ong verliezen. Laat hij haar fpoor volgen; te vergeefs veranderen de perfoonen, de zamenzweerende wetgevers volgen elkander op, alle koomen uit dezelfde holen te voorfchijn. Han ontwerp blijft altijd hetzelfde hoe zeer het ook door verfchillende handen gegaan zij. De gelijkheid en vrijheid zijn (leeds-de grondflagen van hstzelve; en de daaruit afgeleidde gevolgen teK 3 gen  ISO TOEPASSING DER ZAMENZWEERING EN gen de Koningen, de maatfchappijen, tegen God en den Godsdienst, blijven zichzelven fteeds gelijk. In de" omwending van deze vrijheid en gelijkheid wisfelen de fnoodheden en misdaaden elkander af ; van daag ziet men hen woeden tegen Christus en zijne Priesters, morgen zal het op den Koning en den adel losgaan, overmorgen zal men het op de rijken verzien hebben, en zoo zal men weder op nieuw tegen den altaar, tegen den troon, tegen de rijken en den adel beginnen te woeden ; doch alle deze befluiten koomen uit dien fchuilhoek, alwaar wij de ingewijdden zich hebben zien vereenigen onder den naam van Jacobijnen. Hunne eerfte zamenzweerende wetgevers, Mirabeau, S , Barnave, Orléans, Laj"ajeite, Lameth, Chabroud, Grégoire, Pethion, Bailly , Rabaud, Chapellier. en alle de geenen, welke zij de afgevaardigden van den berg noemen, koomen gewoonlijk van de Tribune der Jacobijnen op dè Tribune van de manege. Daar wordt de eerfte Staatsregeling zaamgeftelt, welke ten oogmerk heeft, om dat geen van den troon te maaken, wat men van het altaar gemaakt heeft; om Lodewijk de XVI te berooven, te verzwakken, hem de genegenheid des volks , de befchikking over zijne legers, de hulp van zijnen adel, en dagelijks een gedeelte van zijne magt, welke den Koning uitmaakt, te ontneemen. Twee geheele jaaren ,wierden doorgebragt in lasteringen, opftanden en  OP DE FRANSCHE OMWENDING. IJl fcefluiten, nu eens tegen de geestelijkheid, en dan eens tegen den Koning. Alle deze befluiten te zamen maakten eerst eene Staatsregeling uit, die aan Vrankrijk niets anders dan den naam van Godsdienst overliet; en eindelijk ontftont uit deze befluiten eene Staatsregeling, die aan Lodewijk de XVI niets anders dan den tijtel van Koning overliet. Terwijl men hem in zijn paleis als een gevangene opgeflooten, en even als de Priesters door moordenaars omringt heeft, moet hij even als zij, door eeden de wet bekragtigen, welke hem berooft. De Priesters verfchoonden zich door zich te beroepen op de pligten van hunnen fland, Lodewijk de XVI beroept zich op de pligten van Koning. Hij eischt even als zij zijne vrijheid; hij meende dezelve gevonden te hebben in zijne vlugt naar Varenne. De verraader (*) Lqfayette laat hem voor een oogen? (*) Het is mogelijk, dat de openbaare gedenkfhikken, die den gefchiedfchrijver het gedrag van Lafayetie bij deze gelegenheid, moeten leeren kennen, zullen ontbreeken. Veele hebben willen doen geloven, dat hij van het vertrek des Koru'ngs niet wist; ziet hier boe de zaak zich in de daad heeft toegedragen: eene Dnitfche vrouw mei eenen Franscbman, wiens naam was Roclif' reuil, gehuuwt, bekleedde in den dienst van de Koningin den post van fchoonmaakiler der flaapkamer. Deze vrouw had zoo veele verontwaardiging betoont en zoo vccle traaneti geftort ovet de gruuwelen van den gden en Cden Opiober, dat de Koningin haar met haar vertrouwen verwaardigde, haar bei bereiden van hare foupen opdroeg, en in de benedenfte verdieping van baar verblijf deed woonen.in een kamer, welke geacenfehaj? h-d met K 4 *S  15- TOEPASSING DER ZAMENZWEERINGEN oogenblik in dezen waan, om hem met fchande overladen terug te voeren, en zijne banden te verliet verblijf, waarin de hertog de Villequier zich onthield. Toen de Koningin in het begin van Junij op bare vlugt bedagt was, liet zij de vrouw Van Rochereuil in eene andere kamer overgaan. Deze begon te vermoeden dat men ontwerpen voorhad; zij be. fpiedde den Koning en de Koningin. Het vertrouwen, hetwelk men in haar ftelde, gaf haar gelegenheid, om naauwkpurig onderricht te worden, omtrent de vlugt van den Koning. Den 10 Junij gaf zij kennis van de toeberéidfelen tot dezelve aan Lafayette, Gouyion, en aan het committé van onderzoek der Nationaale Vergadering. In negen dagen fprak zij elfmaal met ben. Na deze gefprekken gelastte Lafayette dertien officiers, waarop hij vertrouwen ftelde, dat zij alle nagten in den omtrek derThuiilerien zouden patrouilleren, met geheim bevel, om de vlugt des Konings te begunftigen. Deze zelfde bevelen wierden gegeven omtrent den weg, dien de Koning nemen zou. Drouet wierd vooraf onderricht welke rol bij fpeelen moest. Het overige van dezen noodlottigen dag van Varennes en van het aanhouden van den Koning kan men gemaklijk begrijpen, alleen dient men nog te weeten, dat Lafayette ongemeen trots was op zijne overwinning, en dat hij aan Lodewijk de XVI. de grievendfte beledigingen deed pndergaan, op zijne terugreis naar de gevangenis der Thulllerien. Het verdient insgelijks gezegt te worden, dat deze vrouw, na dat de Koningin, van hare verraaderij onderricht, haar weggejaagt Jiad, de ftoutbeid had, eene memorie, door eenen afgevaardigden opgefteld, aan te bieden, verzoekende weder bij de Koningin in dienst gefteld te worden, en voorgevende, dat zij geen beter bewijs van bare dankbaarheid en getrouwheid had Itunnen afleggen, dan door te verhinderen, dat de Koningin den raad der Royalisten volgde. —- Deze memorie gaf de Koningin aan den Heer Prleur, gefchiedfchtijver van liet departement van buitenlandfche Sakcn. Wat het aanbrengen van de vlugt des Konings aangaat,  OP Dff FRANSCHE OMWENDING. Iff verzwaaren. Eindelijk bekragtigt Lodewijk in zijne gevangenis deze Staatsregeling der gelijkheid en vrijheid. Hij draagt nog den naam van Koning. Nu koomen er andere fchelmen andere ingewijdde wetgevers om de tweede Nationaale Vergadering uittemaaken. Zij vinden Lodewijk de XVI in zijn paleis gevangen; zij vervolgen den taak, waar hunne voorgangers dien hadden laaten fteeken. Elke dag verfcheenen er al meer en meer beledigende befluiten voor den Koning; elke dag hadden er oproerige beweegingen plaats tegen de kerk of tegen den troon. Eindelijk verfcheen de tijd, om beiden den laatften flag te geven. De Jacobijnfche plaatslijke regenten hadden de lijst der prlesteren, die omgebragt moesten worden, reeds opgemaakt; de Jaco* bijnfche wetgevers omringden het paleis van Lodewijk de XVI met hunne benden, en de fchrikverwekkende wapenen hunner moordenaars. Hij was genoodzaakt om zelf in die Vergadering, welke deze moordenaars had opgeruid, een fchuilplaats te zoeken. Zij neemen het befluit, het welk hem bij voorraad den koninglijken tijtel ontneemt, en op dat hij weeten moge, welke zijne misdaad zij, waarom men hem in de koninglijke waardigheid fchorst, die men hem niet anders, dan door het oppermagtig volk 'gaai, het gefchrift, hetwelk dezelve bevat, wordt in de zoogenaamde nationaale, srchiven zor£vuld!g bewaart. K 5  IS4 TOEPASSING DER Z AM ENZ WEERINGEN votk, geheel kan doen verliezen, befluit men van dezen dag af aan eene nieuwe tijdreekening te beginnen, en den eed van gelijkheid en vrijheid te vernieuwen. Zij befluiten dat er eene nieuwe Vergadering zal worden bijeengeroepen, die het lot van den Koning zal beflisfchen. Alle deze befluite:i worden genomen in de tegenwoordigheid van Lodewijk de XVI die op eene verneederende wijs op de Tribune, opgeflooten en gevangen gehouden wordt, om toch alle die beledigingen, van welke hunne zaal weergalmt, of de wetten, die zijnen fcepter hebben verbrooken, naauwkeurig te kunnen hooren. Men heeft reeds op de muur van zijne fchuilplaats met bloedige letters dit woord den Dood, gefchreeven; en men zend hem in den toorn van den tempel om daar den dood aftewagten (*). Gaarne wilde ik degruuwelen, die de afgrijslijke overwinningen der tweede Nationaale Vergadering kenfchetften, of de listen, die dezelven hadden voorbereid, met ftilzwijgen voorbij gaan, wanneer de gefchiedfchrijver niet noodig had hier voorgelicht te worden. Het eigentlijk ontwerp van zoo veele fnoodheden is nog niet genoeg ontdekt. Brisfot had hetzelve beraamd. De fefte verleende hem bijftand; maar hij was fteeds de aanvoerder der zamenzweering van den 10 Augustus. Hij was geduurende een geheel iw (*) Zitting van den 10, n en it Augustus.  OP DE FRANSCIIE OMWENDING. 155 jaar bezig met dezelve te beraamen. Van het oogenblik af aan dat hij zich tot wetgever benoemd zag, had hij dezelve reeds geheel bij zich zeiven ontworpen. Daar hij in al de verborgenheden van de club van Holbach ingewijd was, en zelf aan Condorcet de eerfte plaats onder de Sophisten van Voltaire betwistte, had hij naauwlijks zitting genomen in de Vergadering, of hij wenschte zich zelve geluk, dat hij zich geroepen zag, om die voorzegging, die zij zoo veele jaaren reeds te vooren hadden aangekondigd, hare vervulling te doen bekoomen: De fcepter der Bourbons zal verbrijzeld en Frankrijk in een gemeenebest veranderd worden C*)- Zoo- (*) Lodewijk de XVI. was nog een kind, toen Lord Oxford, die meer bekend is onder den naam van Horatius IValpole, omtrent het ontwerp der Sophisten, die hij geduurende een zeer kort verblijf te Parijs had leeren kennen, aan den Veldmarfcbalk Cowey, in zijnen brief van den 28 Oétober 17C5, het volgende fchreef: „ De Dauphin (de vader van Lodewijk de XVI.Ï zal „ waarfchijnlijk flechts weinige dagen meer leven. Het vooruit,, zicht van zijnen dood vervuld de wijsgeeren met de levendigfte „ vreugde, wijl zij vreezen, dat hij de Jefuiten zou tragten te „ herftellen. Het moet u zeker vreemd fchijnen, dat ik in ftaat„ kundige berichten melding maak van wijsgeeren en derzelver .„ gevoelens; maar weet gij wel wat wijsgeeren zijn, of wat dit „ woord betekend? Voor eerst verftaat men hier onder dezen „ naam bijna alle menfchen; ten tweede betekend deze naam „ zulke menfchen, die, onder voorwendfel van te ftrijden tegen „ den Roomfchen Godsdienst, gedeeltelijk er op uit zijn om al., len Godsdienst te vernietigen, cn gedeeltelijk, welke nogthans „ het  156 TOEPASSING DER ZAMENZWEERINGEN Zoodraa had hij geene zitting genomen, of hij zag rond, om die geenen te ontdekken, aan welken hij zijn ontwerp ter vernietiging van het hersfenfchimmig beeld des Konings, hetwelk zijne voorgangers nog op den troon gelaten hadden, k-^n openbaaren. Hij vond dien zelfden haat, welken hij koesterde, in het hart van Pethion en Bozot, van Vcrgniaux, Guadct ,Genfonne en Louyet. Hij vertrouwde zijne ontwerpen aan hun het eerst. Volgens het plan, hetwelk de zamenzweerders zelve ontworpen hebben, moest Frankrijk eerst overftroomt worden van dagbladen, waarin men het volk voortaan zou uitnoodigen, om eindelijk é het talrijkfte zijn, de koningiijke regeeringsform tragten afte> „ fchaifen. — Waarfchijnlijk vraagt gij mij: hoe weet gij dit, si daar gij nog eerst zes weeken in Frankrijk geweest zijt, waarti van gij er drie in uwe kamer opgefloten hebt doorgebragt? — „ Hierin hebt gij gelijk, naar geduurende de drie eerfte weeken beb ik overal bezoeken afgeiegr, en ik heb niets anders dan „ over dit ftuk ;hooren fpreeken. Geduurende mijn verblijf op -,, mijne kamer wierd ik overladen met bezoeken, en dikwerf „ hield ik lange en omftandige gcfprekken met verfcheide perfoo„ nen, die zoo denken als ik u gezegt heb, en met eenige die „ van een tegenovergefteld gevo:len zijn, doch die echter zeer „ wel weeten, dat dit plan beftaat. Onder andereu had ik on,, langs twee bejaarde officieren bij mij. En ik had werk om „ voor te koomen, dat zij geen hevig verfchil kreegen; in de ,, hitte van hunnen twist zeiden zij mij meer, dan ik door veel '„ onderzoek zou kunnen vetne:m.eru" Oeuvres de Walpclt, tot*. 5, lett. 8, Oft. i7fJ5.  OP DE FRANS CUE OMWENDING. ÏS7 lijk het werk van de vrijheid te, voltooijen. Men moest den Koning en de Koningin, door middel van fchimpfchriften en lasteringen de achting der Franfchen ontneemen. Weldraa vonden zij uit om de vreemde mogendheden optehitfen» om Lodewijk de XVI. in de afgrijslijkheden van eenen buitenlandfchen oorlog te fleepen, opdat zij des te gemaklijker van binnen over her» zouden kunnen zegepraalen. Zedert dien tijd hoorde men hen in hunne clubs dat geen zeggen , wat Erisfot naderhand aan de generaals van zijne omwending fchreef: Europa moet aan vier hoeken in den brand worden geftooken; daarvan hangt ons welzijn af Door middel van ingewijdden en clubs, die binnen's lands verfpreid waren, deden zij tevens geduurig oproerige beweegingen ontdaan» om het haatelijke van dezelven op het hoofd van den Koning en de Koningin te doen nederdaalen. Men maakte in den fchoot der Vergadering, onder voorwendfel van de gevaaren, aan welke Frankrijk door zoo veele onlusten fcheen blootgedeld te zijn, af te weeren, een geheim committé, onder den naam van buitengewoone commisfie, welke men de Girondijnfche factie heeft genoemd. In dit committé beraamde Brism fit. aan het hoofd van die geenen welke hij had uit- (*) Conflddr. fut Ia nature de Ia Révol. par M. Mallet du Pan, p. 37*  Ï58' TOEPASSING DER ZAMENZWEERIKGEM' uitgekoozen en ' als voorzitter der commisfie, in ftïlte< de ontwerpen en de befluiten, welke den opftand moesten voltooijen. Hij wilde denzelven doen voorkoomen als eenen geheel wijsgeerigen opftand, dien een geheel wijsgeerig volk, hetwelk zijne koningen moede was, en geen ander opperhoofd begeerde dan zich zei ven, begeerd had. Hij vaardigde zijne zendelingen af naar de provintien; deze kwamen terug en berichtten hen, dat het volk zijnen Koning niet wilde misfen. Hij onderzogt het gevoelen der Nationaale Vergadering zelve ; de groote meerderheid d'agt nog als het volk. Het geen hij, als Sophist, door overtuiging, niet had kunneri volbrengen, wilde hij ten minden, als dwingeland, door middel der pieken en geweeren der moordenaars, uitvoeren. Hij riep alle de geenen, welke de omwending in het Zuiden, onder den naam van Marfeilliaanen, verzaameld heeft. De jacobijnen van het Westen werden gelast om alle hunne moordenaaren van Brest naar Parijs te doen naderen. In Parijs zelve ontdekte hij zijne ontwerpen aan alle de hoofden der Jacobijnen. Barbaroux en Panis, Carra en Beaujois* onwettig Vicaris van Blois, van Bcsfe de la Dróme, Gallisfot de Langres* Foumier de Creool* de generaal Westermann, Kieulin van Straatsburg, de brouwer Santerre* Anioine van Metz, de dagbladfchrijver Gorfas , voegden zich bij de Girondijns. Zij hielden hunne vergaderingen dan  OP DE FRANSCHE OMWENDING. I5 DE PRANSCHB OMWENDING. l6l „ Juist daarom moest de oorlog door den Ko„ ning worden gemaakt, wijl deze mijneedige # Koning den oorlog moest beftuuren, en hij ,, zulks niet anders dan als een verraader doen „ kon, en dit verraad zijnen ondergang moest „ berokkenen. — Ik bedoelde de vernietiging „ der Koninglijke regeering, toen ik den oorlog „ deed verklaaren. — Doorzichtige mannen be„ greepen wat ik zeggen wilde, toen ik den 30 December iföi aan Robespierre, die „ geftaadig van verrraad fprak, waar voor wij ,, te vreezen hadden, antwoordde : ik vrees „ flegts een ding, te weeten, dat wij niet ver„ raaden worden. Wij hebben het verraad no„ dig; daarvan hangt ons welzijn af. — Het ver,, raad zal dat geen , wat zich tegen de groot,, heid van het Franfche volk verzet, te weeten, „ de koninglijke regeering, doen verdwijnen." Terwijl Brisfot hier van zoo veele verraaderijen fpreekt, én zich beroemd op dat verraad het welk hij tegen Lodewijk de XVI fmeedde, als op een ftuk, hetwelk hem recht gaf op de bewondering der Jacobijnen, wagt hij zich wel te melden, tegen welken prijs hij de verraaders zelve zou verraaden hebben, wanneer Lodewijk de XVI te dier tijd rijk genoeg geweest was hem dezen prijs te betaalen. Den negenden Augustus , daags te vooren toen al de zaamgezwoorenen moesten op de been koomen, vroeg hij aan den Koning twaalf rnillioenen, ora afV. Deel. L ftand  iSi TOEPASSING DER ZAMENZWEERINGEW ftand te doen van de zamenzweering, en deszelfs uitvoering voortekoomen Welke wezens zijn tog die Sophisten! welke denkbeelden vormen zij toch van' hunne duizende deugden ! Laaten wij ons zeiven geweld, aan doen, en nogmaals luisteren'naar dezen Sophist; want de gefchiedenis hunner fnoode daden is in hunne eigen verdediging te vinden. Laten wij dezen zelfden Brisfot zich zien verheffen op zijne fnoode daden, wegens den tijd, dien hij aan het beraamen van dezelven befteedde, en vervolgens zijne ongevoeligheid te midden den afgrijslijkheden als een voorbeeld van grootmoedigheid hooren voordellen, die op dien dag de gruuwelen der Cannibaalen zelve moest doen vergeeten. .. . „ Men befchuldigt mij \ zegt hij verder, dat „ ik voorzitter ben geweest in de buitengewoone „ commisfie; doch indien de fchrandere geesten „ van deze commisfie, zelf lang voor den 10 „ Augustus , de befluiten , die Vrankrijk moes„ ten redden, niet hadden voorbereid, te weeó ten, de fchorsfing van den Koning, het bijeen„ roepen van . de conventie, en de organifatie „ van een Republikeins Beftuur; indien men „ door wijze kuiperijen, het denkbeeld van ge„ weid en fchrik, in deze befluiten niet had p, verwijderd; indien men op deze befluiten den ftem- O' Memoires Je M. Serlrand ministre d'Etat, t, 3, Chapp. sz.  OP DE FRANSCHE OMWENDING» IfjJ * flempel van grootheid, van koel en bedaart nart denken, niet gedrukt had; zoo zou de om„ wending van den 10 Augustus in het óóg van „ Europa niet anders dan eene omwending van „ Ganibaalen hebben gefcheenen. Maar Europa „ geloofde dat Vrankrijk behouden was, toen „ het zag dat de wijsheid zelve te midden van „ dezen ftorm voorzat-, en zelf den dorst na „ bloed beteugelde. Men laake den dag van „ den 10 Augustus zoo veel men wil; de dap„ perheid der vereenigden, en de weldoordachte „ befluiten der: Nationaale. Vergadering, door „ de commisfie voorbereid, zullen dézen dag alM tijd onfterflijk maaken (*>" Laten wij dezen zonderlingen Sophist verder hooren. Na dat hij gezegt heeft hoe hij Lode. Wijk de XVI hééft verraaden, gaat hij voort met ons te verhaalen, hoe hij zelf het volk en de Vergadering verraaden. heeft ; hoe hij en zijne aanhangen*èt 'hebben aangelegt om het volk en de meerderheid1 van dëzé: Vergadering tot wandaaden te brengen', die het volk en deze meerderheid niet wHde. „ Men heeft mij mijn „ gevóelen (van den 9 Julij) over het vervallen «van den Koning van zijne rechten 'op den „ tröon, verweeten, zoo als men ook aan Ter* m gfiiaud' 'gedaan heeft. — Ik beroep mij hier- „ om- (*) Lett. de Bris/bt a tous ie« Ripiiblicains de h France de h focitSté des Ja'cobins, 34 Odt. 1792. L z  !tï4 ' TOEPASSING DER ZAMENZ WEBRINGEN „ omtrent op allé mijné amptgenooten; ik be„ roep mij op alle die geenen, welke de ge» fteldheid van onze Vergadering, de zwakheid „ van de patriotten < het bederf door den fehrik „ verwekt en den afkeer der overdreevenen voor n de hofpartij, gekent hebben; zeer zeker beU hoorde er eenigen moed toe,om temidden deert zer Vergadering, de welfpreekende grondftel» Hi>g van Vergniaux over de misdaden der Kow ningen te durven waagen. Er behoorde ge» wis moed toe, om daags na die vereeniging, « die de partij der patriotten verzwakt had, een » kragtig tafereel te fchetfen van de misdaden H der Koningen, om het voordel te durven „ doen, van dezelven voor de vierfchaar te dagen. „ Dit was in de oogen der meerderheid heilig„ fchennis; en nogthans zeide ik het fond uit." Vervolgens fpreekende van de Girondijnen, zijne, voornaamfte hulpgenooten, zegt Brisfot* k zii waren geduurig bezig met hunne misftapM pen te verbeeteren , en deeden hun best, om „ in vereeniging met de andere verlichte paw triotten het volk voortebereiden tot de fchorsm Gaë van den Koning. — Het volk was hier „ van nog zeer afkeerig; en dit was de rede „ waarom ik het waagde die vermaarde rede*- n voering van den 16 Julij, omtrent het verval„ len van den Koning van zijne rechten , uitte„ fpreeken; eene redevoering die aan gemeene „ verftanden eene verandering van gevoelen „ fcheen  Of DE ÏRANSCHE OMWENDING. •6S „ fcheen te behelzen, doch die door verlichte „ mannen flegts als een voorzichtige en noodzaak„ lijke ftap befchouwd werd, — Ik wist dat die "m van de rechterkant zeer begeerig waren om , de vraag over het vervallen van den Koning, „ aanteranden, wijl zij zich vleiden zeeker te w zijn vaa den uitflag, om dat de denkwijs in „ de departementen, nog niet rijp was. — De „ patriotten zouden gewis de onderliggende partij m geweest zijn. Het was derhalven nodig te la„ veeren ten einde tijd te winnen, om of het „ algemeen gevoelen te verlichten, of den op» „ ftand rijp te maaken; want de fchorsfing des „ Konings kon zonder een van beide deze midm delen niet gefchieden. Dit waren de drang„ redenen, die mij bewoogen om de redevoering m van den 26 Julij, te houden, eene redevoem ring, waardoor ik mij zoo veele beledigingen H heb op den hals geladen, en die de oorzaak „ was, waarom men mij onder de koningsge„ zinden rangfchikte, terwijl de Franfche Pa„ triot Cdit »s de naam van het dagblad, het j welk hij fchreef) geftaadig bezig was de ge„ moederen, in de departementen, voorteberei' „ den tot deze buitengewoone maatregelen." Laat de leezer te midden der bedenkingen, die deze hekentenisfen aan de hand geven, een oogenblik ftilftaan bij deze woorden 5 het wat derhalven nodig te laveeren, ten einde tijd te winnen, om of het algemeen gevoelen te ver-* L 3 HcHt  l6G TOEPASSING DER ZAMENZ WEERINGEN J) lichten, of den opftand rijp te maaken. Deze woorden leeren ons eene gewichtige waarheid in de befpiegeling der- omwendingen. Zij leeren onsr dat die oproerige beweegingen ,^die men aan ;het volk, aan de meerderheid der natie toefchrijft, niets' anders zijn dan het werk der factiën tegen de meerderheid der natie; dat, indien de natie even eens gedagt had als deze faólrien, zij niet zouden nodig gehad hebben alle hunne moordenaars te vereenigen om door middel van wapenen, en fchrikbaarende middelen over een weerloos volk, dat niets anders dan zijne denkwijs heeft, bij overrompeling te zegepraalen. Welligt werpt men.mij tegen, dat Vrankrijk in; dien [tijd zijne Nationaale Garden had; dit is waar, mm.Brisfot was niet voornemens dezelven te roepen. Hij had hen zien zamenkoomen uit de provintien tot de federatie van den 14 Julij, en zij waren het alleen, die zich voor waare federaaten uitgaven. Doch zij hadden allen de duidelijkfte bewijzen van verkleefdheid aan den Koning en de Koningin gegeven; men begreep wel dat men onder het; oog en in de tegenwoordigheid van de Nationaale federaaten den Koning niet zou kunnen onttroonen. Wat doen de zamenzweerders ? zij roepen alle die moordenaars die men Marfeilliaanen noemt, niet om dat zij inwoonders waren van de ftad Marfeille, of in Provence te huis hoorden, maar om dat zij voor het grootfte gedeel-  Off DE FRANSCHE OMWENDING. l6f deelte van de galeien van Marfeille waren gekomen. Zij geven den naam van federaaten aan deze galeiboeven, die fchelmen en gaauwdieven uit alle landen ; zij dwingen het volk der voorlieden om met hen te trekken; zij vermoorden den commandant van de Nationaale Garden, om dezelve magteloos te maaken, en flegts dat gedeelte der Garde, het welk de hoofden der zamenzweering in hun belang gekreegen hadden , met deze bandieten te laaten handgemeen worden. Zij geven vervolgens den naam van wil des volks, opftand der natie, aan dat geen, het welk volgens hunne eigen bekentenis niets anders is, dan hunne zamenzweering, en de opftand van hunne fchelmen tegen de natie en tegen den Koning. Op deze wijs heeft zich de geheele omwending toegedragen ; zij is geheel het werk van dsgelijkfche opftand, dat is, volgens de bekentenis der hoofden, van geweldige en fchrikbaarende middelen, welke eene natie, die door geene andere middelen kon vervoerd worden, onder het juk bragten. Even duidelijk zal de gefchiedfchrijver do geheele gebeurenis van deze wreede omwending van den 10 Augustus vinden,' in de redevoering van den afgevaardigden Louvet; hij zal dezelfde zamenzweeringen en listen, op eenen pochenden toon zien befchrijven. w Wij begeerden den s) oorlog, zegt deze Louvet onder anderen, wij „ Jacobijnen begeerden den oorlog, wijl de vree.L 4 Om de gelijkheid der Republiek te bevestigen, moeten alle benaamingen, die eenige meerderheid, achting, ja zelf beleefdheid uitdrukken, zoo wel als die vaa Koning worden afgefchaft; alle naamen behalven die van burger moeten uit de maatfchappij worden verbannen (f). En op dat het enkel gezicht van eenen Franschman, die zich weiligt getrouw jegens zijnen Koning betoonde, het dénkbeeld aan den Koning niet weder doe herleven, mag niemand der uitgeweekenen weder den voet op den bodem der nieuwe Republiek zetten; dé dood is jegens hen beflooten (§), En-dezelfde ftraf word bepaald jegens den geenen , die in Vrankrijk de herftelling der koninglijke regeering durft voorftellen (**). Aldus naderde de fecre tot de voltooijing'der verborgenheden. Maar die Lodewijk, die Koning geweest was , leefde nog, en de ingewijdden wierden niet te vergeefs geoeffent in het hol der Kadosch, om de kroonen met voeten te treeden, en het beeld der Koningen het hoofd af te flaan. Deze wreede fpelen moesten nu door wezentlijke wraakoeffeningen vervangen atv nxJsoifusj sjjatadbuq lt> .... w0** (*) Zitting van den 21 Sept. 179». (t) 9 Oét. 10 Nov. (.«*; 4 Decemb»  OP DE FRANSCHE OMWENDING. I7I worden. Robespierre treed op het toneel ; zwijgen wij van hem en van alle zijne beulen; hij is flechts een wild dier dat door de feéte is losgelaaten. Hij heeft Lodewijk de XVI niet verflonden maar de fecle deed d ; Laaten wij in dezen Lodewijk zelve het flagtoffer opmerken het welk zij vervolgt. Haar haat was niet op zijn perfoon gericht ; de Jacobijnen zouden hem zelf bemint en geacht hebben, indien hij geen Koning waare geweest. Zij doen zijn hoofd vallen, zoo als zij de ftandbeelden van den goeden Hendrik den Grooten nederwerpen: Zij haaten hem nergens anders om. Hij was Koning, en alles wat aan het beftaan van Koningen herinnert, alle gedenkteekenen, alle zinnebeelden der Koningen moeten door de bijl worden verbrijzelt. Deze vandalen voeren den oorlog niet tegen Lodewijk maar tegen de ko« ninglijke regeering. Zij hebben gezegt dat Lodewijk de XVI een dwingeland was, zij zeggen het nog, maar zij weeten zeer wel in welken zin zij dit verdaan. Zij noemen hem eenen dwingeland, even zoo als hunne Sophisten alle Koningen dwingelanden noemen. Zij weeten, dat Lodewijk de XVI, geduurende eene regeering van negentien jaaren, meenig een van den dood heeft vrijgefprooken, maar geen één doodvonnis onderteekend heeft, zulk een Koning kan men waarlijk geen dwingeland noemen. Zij weeten dat Lodewijk de XVI niet zoo draa Koning  17* TOEPASSING DER ZAMENZ WEERINGEN ning was geworden, of hij omfloeg zijne ondérdaanen van de fchatting, die zij hem bij zijne koomst tot den troon verfchuldigt waren. Hij fehafte de heere-dieniten voor zijn volk, en zelf de pijnbank voor de misdaadigers af; en zoo handeld waarlijk geen dwingeland. Zij hebben hem zelf zijne leenrechten aan zijn volk zien afftaan, opdat hij door zijn voorbeeld, dat geen voor zijn volk verkrijgen zou, wat hij zonder krenking van het recht van eigendom niet gebieden mogt. Zij weeten dat Lodewijk de XVI geen een van die gebreken had, die voor het volk drukkend of haatelijk zijn ; hij was Godsdienstig, een vijand van alle pracht; hij was raeedoogend en mildaadig omtrent de armen: zij hebben hem alle zijne fchatten zien aanbieden, om de behoeftigen te verkwikken, te kleeden en te voeden, en hem zelf zijne onderfteuning zien bewijzen in de hutten der noodlijdende. Zij hebben zelf het gedenkteeken gezien het welk de armen in de gedaante eener naald uit fneeuw vormden ter eere van Lodewijk de XVI, die de geftrengheid der winters voor hun verzagtte; en zij weeten wel, dat de dankbaarheid der armen voor geene dwingelanden zoo hartelijk en tevens zoo vindingrijk is. Zij noemen hem eenen heerschzugtigen dwingeland » maar zij weeten wel, dat nooit een vorst ijveriger was in het vervullen 'zijner plichten, en minder op zijne rechten geftelt dan Lodewijk de XVl%  O* DB ÏRANSCHE OMWBNDINCS. IJS XVI. Hij kende flegts één recht, te weeten het vertrouwen en de liefde. Heeft hij ooit met gezag op den toon van eenen meester die gehoorzaamheid vordert gefprooken, het was, toen hij door moordenaars omringt zoo meenigmaal tegen zijne lijfwagt zeide: wanneer er flegts e'én druppel bloeds -moet worden geftort om mij te verdeedigen , begeer ik dat zulks niet gefchiede. En dit zijn waarlijk geene' bevelen van eenen dwingeland. Verkiest men voorttegaan hem te lasteren, men leeze de laatfte gevoelens van Lodewijk, door hem zelve gefchreven: „ Ik bid alle de geenen, die ik misfchien „ onweetend heb beledigd (want ik kan mii M niet herinneren, dat ik iemand opzettelijk be„ leedigd heb) of die ik welligt een kwaad „ voorbeeld of ergernis gegeven heb, dat zij „ mij het kwaad, het welk zij meenen van mij „ aangedaan te zijn, vergeven?" Laten deze koning-moorders verder leezen! hij fpreekt van hun zelf wanneer hij zegt: n Ik fchenk van har„ ten vergeeving aan alle die geenen, die mijne ■m vijanden geworden zijn, zonder dat ik er hun n eenige rede toe heb gegeven; en ik bid God, „ dat hij hun vergeving fchenken wil." Laten zij hem eindelijk volgen daar hij het fchavot beklimt; laten zij hem befchouwen, zoo zij durven, en zien zijne inwendige bedaardheid, in het midden van zijne beulen, op zijn gelaat afgeteekend. En indien zij nog durven, laten zij  *74 .TOFPASSING DER ZAMENZWEERItSGEN, zij hem in:dit laatfte oogenblik hnorea; maar neen zij durven niet, zij haten zijne ftem door het geluid der trommels fmooren; zij weeten het maar al. te wel, dat geen dwingeland dus leeft Veel minder dus'fterft. . Alle die zamenzweerende rechters wisten het voor dat zij hem oordeelden; vraagt hun in het oogenblik, wanneer zij voor den dood van Lodewijk de XVI Hemmen, Waarin zijne misdaad beftaa, en waarom, zij hem ter dood veroordee.r len? Zij hebben het duidelijk genoeg gezegtLodewijk de XVI was Koning, en wij wenfchen den dood, vwut|leJConingei»v, is dit Met] de meening van den Jacobiin Robert, .toen hij dus itemde : „ 11c- veroordeel den-dwingeland ter dood; km terwijl ik dit vonnis uitfpftek, fpijt mij „ niets meer dan dat mijne magt,zich niet zoo „ verre uitftrekt, dat ik alle dwingelanden tot „. dezelfde ftraf ver.oordeeJemkan." Is dit insgelijks „de meening niet van den Jacobijn Carra: „ Om eene les te geven aan alle volken, van „ alle tijden en plaatfen, en om'dwingelanden „ te doen beeven, ftem ik voor den dood." Wat moet men er anders door verftaan wanneer de Jacobijn Chabot befluit: % Het bloed der dwin„ gelanden moet de Republiek vast maaken; ik „ ftem voor den dood." En wanneer de Jacobijn Boi/eau er bijvoegd: „ De volken, die ge^ „ woon zijn de Koningen als- geheiligde voorwerié pen te befchouwen, zullen gewislijk zeggen i ,. de  0j> db fransche omwending. 1?$ „ de hoofde» der Koningen moeten toch zcm* „ heilig niet wezen, wijl de bijl ze kan treilen, "„ en de . wreekende . arm der. gerechtigheid ze* «kan afflaan:. Zoo doende zult gij ze in de « loopbaan der, vrijheid voorthelpen — ik ftem> „ voor .den dood (*)." Indien, deze verklaarin.gen niet duidelijk genoeg te kennen geven, dat men in het ter dood brengen van Lodewijk de XVI nog andere oogmerken had; zoo keere men terug, tot die club van Sophisten, in welke Condorcet geleerd- werd ons te zeggen, dat er eenmaal een ;tijd z°u komen , wanneer de zon niet dan .vrije menfchen zal befchijnen, wanneer de Koningen- en. Priesters alleen in de gefchiedenis en op het toneel zullen aanweezig zijn (f). Keert terug in de achter-loges der Vrijmetzelaars , en tragt, zoo gij kunt, deze groote gefchiedkundige waarheid voor 11 zelve, te verbergen : Lodewijk de XVI is op het fchavot geftorven, wijl hij Koning was. De dogter des Keizers is omgebragt, wijl zij Koningin was, wijl zij zulks juist het meest verdiende te zijn in die dagen, in welke zij, te midden der zamenzwee* rende beulen, van haren gemaal en haar, zoo. veele getrouwheid en grootheid van ziel betoonde. Mevrouw Elifabeth is omgebragt, wijl -ai «;is toVBfiul liü r„, \ \L ,.\ \ ■: Zie de Moniteur, zitting van den 2 Januarij en volgende dagen' 1793. (■jO Esquifc des progtes de 1'esprit httnain, ep. 10»  I76 TOEPASSIMG DER ZAMENZWEERINGEN er geene deugd, geene onfchuïd, geene edelmoedigheid is, die in het oog der Jacobijnen de misdaad kan uitwisfchen van de dochter en tante des Konings te zijn. Te vergeefs diendfr Orléans de feclre met zijn vermogen, met zijn» laagheden en wandaden; te vergeefs vervalt hij tot die laagheid en onbefchaamdheid, dat hij mede voor den dood van Lodewijk de XVI ftemt; te vergeefs verzaakt hij zijnen rang, zijnen naam en zijnen vader, onder den naam van gelijkheid; zoodraa de feéte zijne fchelmerij niet meer nodig had, moest hij fteiven, wijl hij van het geflagt der Koningen was. De zaraenzweerders: vreezen, dat de bijl uit de handen der beulen zou ontvallen, wanneer zij zelf het beeld der deugd in de hertogin van Orléans moesten óp offeren; meer dan te veel opofferingen van den kant der hertogin van Bourbon, en den prins van Conti, hebben hun getoont dat zij overblijfsels waren van het koninglijk bloed, die aan de omwending weinig nadeel konden toebrengen; intusfchen moesten alle die geene, die flegts eenige druppelen van dit bloed in hunne aderen hadden, den bodem der Dieuwe Republiek verlaaten. Om eindelijk dezen haat tegen de Koningen beftendig te maaken, moet de dag op welken Lodewijk de XVI op het fchavot zijn leven verloor, voor altijd een feestdag zijn voor het vrij en gelijk volk; op dien dag moeten alle overheidsperzoonen, den haat tegen het ko-  OP DE FRANSCHE QMWEN,DINO. \"JJ Koningfchap plegtig zweeren; en van dezen eed alleen moeten de rechten van burger en de voordeden der omwending geheel afhangen; alle deze befluiten worden afgekondigd , en ter uitvoer gebragt; en de doodftraf word eindelijk bedreigd jegens alle die geenen, welke de herftelling der Koninglijke regeering in Frankrijk durven voorftellen (*;. Welke ftroomen bloeds het ook aan Frank, rijk kost, om dit tijdftip der aanflagen tegen het Koningfchap te bereiken, de Seéte en haare werktuigen zien hetzelve overal vlieten met de woeste blijdfchap der Cannibaalen. De guillotine is permanent in Parijs» zij doorloopt de Provintien tot het opfpooren van Koningsgezinden , zoo wel als van Geestelijken. Zij is niet meer toereikende voor derzelver .beulen; de taal der vaderen heeft zelfs geene woorden genoeg om hunnen kinderen de menigte der flagtoffers uittedrukken, die gelijkerhand vallen door de moordende musketfchooten, of die verdronken worden in de verzwelgende Itroomen. Zou het dan nog al de Sedte zijn, die het hart der Jacobijnen dus wreed maakt? Moet men dan wederom aan haare lesfen de keus en het getal haarer flagtöifers, de koelbloedigheid haarer aanhangers, en de vervoering en .wreede blijdfchap haarer beulen wijten ? Ja, gij vergeet haa- C*) Decreet van den 4 December. V. De$l. M  TOEPASSING DER ZAB1ENZ WEERINGEN 9 haare geheimen, en gij noodzaakt ons. om ü dezelven te herinneren, dewijl gij de waare bron Van zoo veele gruwelen ergens elders dan in de grondflellingen zelve der SecTre waant te kunnen vinden. Ja, zij is het, die bij het fchouwfpel der op pieken gedraagen wordende hoofden, aan Bejrnaye dien gedwongen glimplagch aflokt, benevens dit geheim der wreedheid: was dit. bloed dan zoo zuiver , dat men geenen droppel van hetzelve zou kunnen vergieten P. Ja, zij is het, die, op het gezigt dtr moordenaaren, die toeliepen om het Kasteel van Verfailles met bloed te overflroomen, om inzonderheid zich te verzadigen met het bloed der Koningin, door Chapellier, Mirabeau en Gregoire doet afkondigen, dat het volk Jlaglöfèrs moet hebben. Zij is het, die zelfs tot het gevoel verdooft van den broeder voor den broeder, van het kind voor den vader, wanneer de aanhanger Chenier, bij het gezigt van eenen den beulen overgeleverden broeder, koeltjes antwoordt: Indien, mijn broeder niet vóór de omwending is, dat hij dan opgeofferd, worde; wanneer de aanhanger Philip den Jacobijnen in zegepraal het hoofd zijns vaders en dat zijner moeder brengt. Het is de Secte, altoos fmagtende naar bloed, die door den mond van Marat nog tweemaal honderd en zeventig duizend hoofden eischt, die weldra dezelven niet. anders meer tellen wil dan bij millioenen. Zij weet dat de verborgenheden haarer gelijkheid  OP DE FRANSCtiE, OMWENDING. 17$ heid piet in derzelver ],ast(te gevolgen kunnen voltooid worden, dan door de wereld re ontvolken j en zij antwoordt door Le Bo aan de gemeentebeftuuren van Montauban, die verontrust waren door het gebrek aan levensmiddelen: „ fpeest te vreden, Frankrijk heeft genoeg voor „ twaalf millioenen menfchen; alle de overigen , „ dat wil zeggen de twaalf andere millioenen „ Franfchen, moeten om hals gebragt worden , en n als dan zal u geen brood meer ontbreeken C*)." Wij fidderen, wij wenschten ten minflen flechts alleen op Robespierre of op Marat alle deze gruwelen te kunnen wijten; maar de regeering van Barnave heeft die van Robespierre voorafgegaan; het is noch van Barnave , noch van Robespierre, het is van de Se&e dat den eed g komen is om ouders en vrienden, broeders en zusters aanteklaagen; en om ieder, die niet deelde in de gevoelens der reyolutionnairen, zonder uitzondering als een banneling te befchouwen. Deze eed was die der L'oges, alvoorens hij die der Jacobijnen wierd. Het is niet van Robespierre, het is van de club van Holbach, dat Condorcet leerde in de volle Wetgevende Vergadering uiltefchreeuwen: Dat veel eerde wereld verga, dan dat wij onze grond/lellingen van gelijkheid opofferen. Het zijn niet de plonderaars alleen, het C*) Rapport van het Committé van algemeen welzija, zitiir,{ Van den 8 Aug. 1795. M a  180 TOEPASSING DER ZAMENZ WEERINGEN het is)S , het is Garat, het is de keur zelfs der Sophisten, het is de club van tweeëntwintigen, die meesmuilen op ons fidderen. Het zijn die wijzen zeiven, die op onze verwijtingen antwoorden, het geen S antwoordt óp die van den Heer Mallet du Pan., omtrent het afgrijzen dat deze reyolutionnaire middelen inboezemen : Gij /preekt altoos van onze middelen , ei, Mijnheer! het is het einde, het ontwerp en het doelwit dat men moet leeren inzien. En dezen grondregel, die S over zoo veele gruwelen gerust fielt, hebben -zij al wederom van de Secïe geleerd; wij hebben haar zien overgaan van de Loges en het wetboek van Weishaupt tot het wetboek der Jacobijnen (*). 'Er zal misfchien een tijd komen, dat de gefchiedenis meer bijzonder zal aanduiden hoe, en in welke altoos met bloed bemorste fluipholen, de Sefte haare flagtöffers uitkoos, en haare aanhangers voorbereidde om zich niet door de menigte dier flagtöffers te doen affchrikken; doch onder deze fluipholen is 'er e'én, tot het welk ik beloofd heb mijne lezers terug te zullen (•) Ik Iaat het aan den Heer Mallet du Pan om zelf te opentiaaren al het geen hij hoorde in deze elub, en het afgrijzen wei. ke hetzelve hem inboezemde; met welke vetontwaardiging tvq de aanzoeken afflotg der tweeëntwintigen, om hun medelid ic worden; maar het is uit den mond zelf van dezen met re ebt vermaalden Aotheur, das ik het antwoord vernomen heb r hetwelk S hem gaf op zijne verwijtingen.  ÖPJ>E fRANSCHE OMWENDING. 1*1 len brengen ; het is dat van de ftraat Sourdière, dat waarin die Savalette de Lange voorzat, die de gezanten der Illuminaaten onthaalt had, en die Dietrich, die het eerst hunne geheimen in Frankrijk had overgebragt. De volgende trek zal den gefchiedfchrijver kunnen dienen om de bron van veele gruwelen te ontdekken. In dien tijd toen de plunderaars tot revoluiionnaire daadelijkheden begonnen overteflaan, toen de kasteelen in de Provintien brandden, toen de hoofden der Edelen in alle oorden vielen, had de Abt Roijou, toen reeds zeer bekend wegens zijnen iever tegen de Sophisten, zich genoodzaakt gezien Parijs te verlaaten, om de banditen van het Palais-Roijal te ontfnappen. Hij had eenigen tijd gezworven van het eene dorp tot het ander, tot hij heimelijk weder in Parijs bij mij kwam, des morgens ten vier uuren. Ik vroeg hem hoe hij het op zijn vlugt had gehad. „ Ik heb," antwoordde hij mij, „bijna „ altoos bij Priesters geweest, en ben zeer wél „ door hen onthaald, doch kon niet lang bij de„ zelfden blijven , uit vrees van hen aan het„ zelfde gevaar blootteftellen, waarin ik was. „ De laatlte, waar ik geweest ben, werd mij „ verdagt, toen hij een' brief, ontving van Parijs, „ dien ik hem zag openen en lezen met eene „ houding, welke mijne vermoedens vermeerder„ de. Bijna verzekerd dat dezelve mij betrof, w nam ik het oogenblik waar, dat zijne bezig' M 3 he-  TOEPASSING DER ZAMENZWÉERINGEI* ' „ beden hem elders riepen, om in zijne kamet „ te gaan, alwaar ik den brief vond. Hij was „ vervat in deze bewoordingen:-£/w brief, mij» h waarde vriend! is gelezen in de tegenwoordigj, heid van de gantfche Club. ' Men is' verwonderd n gewéést van zoo veele Wijsbegeerte in eenen m Dorpspriester te vinden. Wees' geruitmijn „ waarde Pastoor ! wi/ zijn driehonderd■ jierk; » W w'jzen de hoofden aan , en zij ■ vallen: ■ Voor „ het geene waarvan gij mij /preekt, is het nog „ geen tijd. Houd fi'echts uw volk gereed; bereid „ uve parochiaanen om de bevelen uittevo'érèn, zij „ zullen u op zijn' lijd geworden " „ Deze brief," voegde de 'Abt Roijo'u 'er bij, „ was getekend Dietrich, Secretaris."' Bij de aanmerkingen, die hij moet'doen ontdaan, zal ik alleenlijk voegen, dat de Club, vanwaar dezelve kwam , de plaats haarer zittingen veranderd had, en overgegaan was in de voorftad Saint-Honoré; en dat dezelve aldaar aan het Hof onbekend bleef, tot het oogenblik van een dier feesten, welks doelwit den Koning op nieuw het lot aankondigde, dat hem te wagten ftond. Bij een dezer maaltijden, die in den naam der Iroederfchap gevierd wierden, daken alle de Broeders zich in den arm, lieten liet bloéd in hun glas druipen, en dronken allen van dit bloed , met den uitroep : Op den dood der Koningen ; en dit was de laatfle gezondheid van het broederlijk feest. Dezelve zegt ons genoeg wel-  OP SE FRANSCHE OMWENDINO. 1^3 welke menfchen. dat legioen van Twaalfhonderd 'gevormd hadden, welks vestiging Jean de Brie ■aan de Vergadering voorftelde, en waarvan het oogmerk was zich in de bijzondere Rijken te verfpreiden, om alle Koningen der aarde te vermoorden. Op deze wijze was de Secle gefchikt, om, onder den naam van broederfcliap, en door de krankzinnigheid haarer gelijkheid, door den aart zelf haarer grondftellingen, door den dorst naar bloed, dien zij bij haare wreede fpellen wist inteboezemen, om door dit alles de harten te ontaarten, om clubs te vormen der driehonderd ouden van la Montagne, en om haare grootfte 'medewerkers in woeste beulen te veranderen. Op deze wijze verklaart zich, door ;de verborgenheden zeiven der Secte, de wreede blijdfchap van Marat, van Saint-Just, van Leion, van Carrier, van Collot d'Herbois, en de nog wreeder kalmte van de Sophisten der om« wenteling , in het midden der moorden en der ftroomén bloeds. Doch God, die in deze ftroomén bloeds Frankrijk fchijnt te willen reinigen van deszelfs godloosheid , geeft de wereld nog een ander toonbeeld van zijne wreekende gerechtigheid. Christus heeft geenen Altaar meer in Frankrijk, dé Koningen hebben 'er geenen Troon meer ; zij., die en Troon en Altaar hebben omver geworpen, fpannen zamen tegen.eikanderen. De In* M 4 rrut,  I&4 TOEPASSING DER ZAMENZ WEERINGEN trus, de Deïsten en de Atheïsten hebben de Catholieken vermoord; de Intrus, de Atheïstett en de Deïsten vermoorden elkander. De Con* ftitutionneehn hebben de Koningsgezinden verjaagd, de Republikeinen verjaagen de Conjlitutionneelcn ; de Democraaten der eene en onverdeelbaare Republiek verdelgen de Democraaten der gefedereerde Republiek; de factie van la Motitagne guillotineert de factie van la Gironde. De factie van la Montagne verdeelt zich in de factie van Hébert en van Marat, in de factie van Danton en van Chabot, in de factie van Cloots en Chaumette, in de faétie van Robespierre* die allen verflind, en die op haarbeurt verflonden zal worden door de factie van TalHen en van Fr ér oh. Brisfot en Genfonné, Guadet, Fauchet, Rabaud, Barbaroux en dertig anderen zijn veroordeeld door Fouquier-Tinville, even als zij Lodewijk den XVI veroordeeld hebben ; Fouquier-Tinville is zelf veroordeeld, even als hij Brisfot veroordeelde. Péthion en Buzot, in de bosfchen dwaalende, vergaan door den honger; Perrin fterft in de boeien, Condorcet vergiftigt zich in zijne gevangenis, Valage en La. bat doorfteeken zich met eenen dolk, Marat wordt gedood door Charlatte Cordaij ; Robespierre is niet meer; £ blijft nog overig, om dat Frankrijk nog eenen geesfel moet hebben. De hel, om de Regeering der godloosheid te vestigen, en de hemel om hetzelve te ftraffen, geeft  • » DE FRANSCHE OMWENDING. 1*5 geeft Frankrijk, onder den naam van Direéïcurs t deszelfs vijf Tirannen en zijnen dubbelen Senaat. Rei/bel, Carnot, Barras, le Tourneur en la Réyeillère-Lepaux ontrooven hetzelve zijne legers, verjaagen de afgevaardigden van zijne gelijkheid en vrijheid, nijpen het in hunne klauwen en leggen het een ijzer juk op. Alles beeft voor hen ; zij verfchrikken, benijden en verbannen eikanderen; doch nieuwe tirannen verfchijnen en verëenigen zich; de uitbanning, de verftomming, de fchrik en de Directeurs, ziedaar de Goden, die in dit tijddip Frankrijk beheerfchen. De ftilzwijgendheid der vrees in deszelfs gebied, of in zijne uitgeftrekte gevangenis, twintig millioenen flaven, allen verdommende onder de roede op den enkelen naam van de Guiana, van Merlin of van Rewbel, ziedaar dat volk, zoo dikwüs verklaard voor gelijk, vrij en eppermaglig. Het zou kunnen fchijnen als of de Seéte, door het midden dezer opvolging van moorden, factiën en tirannen heen , den draad haarer aanflagen verboren had; zij heeft geen oogenblik opgehouden dezelven te vervolgen. Meer dan ooit vervolgt zij die in dit tijddip, door haare Directeurs , tegen de Priesters en de Edelen; en tegen deze Directeurs zeiven heeft zij nog de laatde haarer verborgenheden. Te vergeefsch poogen zij, om hunnen troon op de puinhoopen van düjn der Bourbons te vestigen , nog een M 5 over*  WSS TOE^SSrNG DER ZAMENZWEERING EN oVerblijffel van burgerlijke maatfchap'pij te willen handhaven ; zij heeft haare uiterfte ontwer* pen niet uit het oog verlooren. Zij heeft ge*, zegd: deze puinhoopen der troonen en van alle maatfchappijen zullen vergaan met de overblijffels der eigendommen: Onder haare eerfte wetgeevers heeft zij aailvanglijk die der Kerk vernietigd , weldraa zijn die der uitgeweeken Edelen verdweenên. Die van binnnen hebben de hunne door Verbeurdverklaaring zien-verfmelten. De aanhangers Bruisfan, Robespierre en de twee Juliens hebben wel fpoedig gefchreven, dat het tijd was om de Aristocratie in den Koophandel", even als die der Edelen , te vernielen. Zij Üebben in hunne vertrouwlijkheden gezegd, even als Weishaupt in zijne verborgenheden zeide , dat men den Koophandel moest verdelgen; dat daar, waar veel groote Handelaars zijn, ook veel fchürken waren, en dat de vrijheid 'er haar gebied niet kon vestigen (*>; en de beroovingen en afpersfingen hebben de burgers en de kooplieden uitgefchüd, even als de Edelen en de Kerk. En dit zijn. de laatfte flagen niet, welken de Secle beraamt tegen alle eigendommen, om eindelijk alle maatfchappijen te vernietigen. Laa ten wij de adresfen lezen, die de Directeurs zeiven voor het volk bereiden, en die de aan- han- t' . - •••• j ) (li) j.1 C. .. fUll ,ü; fj" >r3 (*) Z!o de fluHen bij Robespierre gevonden,'én gedrukt op bevel der Vergadering, k°l 43, 75, 89, 107, &c.  • F DE FRA VsCHÉ OMWENDING. \%f hangers Drouet, Baboeuf en Lagnelot trachten té handhaven. ■ UITTREKSEL van het Adres aan het Franfche volk, gevonden onder de papieren va* Baboeuf. „ Volk van Frankrijk ! geduurende vijftien „ eeuwen hebt gij in flavernij, en bijgevolg on* „ gelukkig geleefd. Zedert zes jaaren ademt gij „ ter nauwernood in de verwagting der onaf* „ hang/ij kheid, van het geluk en van de gelijkheid. „ Ten allen tijdè en overal wiegde men de „ menfchen in flaap met fchoone woorden; nooit „ en nergens verkregen zij met het woord de „ zaak. Van onheuglijke tijden herhaalt men „ ons huigchelachtig: alle menfchen zijn gelijk', „ van onheuglijke tijden drukt de gedrochte* „ lijkde ongelijkheid verwaten het menfchelijk w gedacht. Zedert ""er burgerlijke maatfchappijen „' be/laan, zijn de fchoonde rechten van den „ mensch buiten tegenfpraak erkend, doch heb* „ ben nog nimmer tot wezenlijkheid kunnen ko„ men: de gelijkheid was niets anders dan een fraai „ en onvruchtbaar verdichtfel der wet. Thans, „ nu zij met eene fterke dem wordt ingeroepen „ antwoordt men ons: Zwijgt, elendigen ! de „ gelijkheid van zaak is niet dan een harsfen„ fchim; vergenoegt u met de voorwaardelijke „ gelijkheid, Gij zijt aljen gelijk voor de wet.  ïftff TOEPASSING DER ZAMENZWEERIN6EH „ canaille! wat begeert gij meer? Wat wij „meer begeeeren ! . Wetgevers , Regeer er s* n Rijken, Landbezitters! hoort op uw beurt. „ Wij zijn allen gelykl. Deze grondftelling „ blijft onbetwistbaar „ Wel nuf wij eisfchen voor daan te leven en fe w flerven zoo als wij gebooren zijn. Wij willen „ de wezenlijke gelijkheid, of den dood. Zietdaar „ wat wij begeeren; en wij zullen deze wezen„ lijke gelijkheid verkrijgen, het zij dan ook „tot welken prijs. Wee hen, die zich tusfchen rt haar en ons zullen jlellen l Wee hem die „ dezen uitdruklijken wensch tegenftand zou „ bieden. De. Franfche Omwenteling is flechts „ de voorloop/Ier van eene veel grooter en veel j>leg„ tiger Omwenteling, welke de laatjle zal zijn..... „ Wat wij meer begeeren dan de gelijkheid „ van rechten? Wij begeeren niet enkel deze „ gelijkheid, zoo als die omfchreven is in de „ verklaaring der rechten van den mensch en „ bwger; wij willen dezelve ook in het mid„ den van ons , onder de daken onzer woonin» „ gen. Wij ftemmen in alles toe voor dezelve , * om ons flechts aan haar alleen te houden. „ Dat, indien het zijn moet, alle wetenfchappen „ vergaan, zoo ons de wezenlijke gelijkheid „ flechts overblijft! „ Wetgevers en Beftuurers!..,. rijke en meê„ dogenloote LandeigenaarsI tevergeefsch poogt » gij onze heilige onderneeming onverfchiüig „ to  OP DE FRANsCflB OMWENDING. „1e maaken, door te zeggen: „ Zij doenniet „ n anders dan die akkerwet herroepen, die reeds „ „ verfcheiden maaien vóór hen gevorderd is." „ Lasteraars! zwijgt op uw beurt; en hoort « in de ftilzwijgendheid der befchaaming, onze „ eisfchen, ingegeven door de natuur en gegrond v op de rechtveerdigheid. De akkerwet of de verdeeling van den grond* „ was de oogenbliklijke begeerte van eenige : foldaaten zonder gronditeliingen, van eenige "volken, meer veranderlijk uit hunnen aart, l dan door de gezonde rede. Wij fireeven naar „ iets verhevener* naar iets rechtmaatiger* naar „ het gemeen welzijn, of de gemeenschap „ van goederen ! Geen ondeelbaare eigendom n van grond meer; de aarde behoort aan niemand. „ Wij eisfchen * wij begeeren het gemeenfchaplijk genot van de goederen der aarde: derzelyer „ voordbrengfels behooren aan alle menfchen....» Verdwijnt eindelijk* haatelijke onderfcheidin„ gen van rijken en armen * van grooten en klei* n nen, meesters en knegti, van bejiuurers en bejluurden! Dat 'er geene verfcheidenheid meer onder de menfchen zij* dan die van jaaren en „ kunne..,.. (*)." De Autheurs van dit adres hebben ongetwijfeld te haastig gefprooken; doch wie ziet echter (*) Uittrekfel der ftukffh gevonden bij Baioeuf, gedrukt 09 bevel der Vergadering. -  ïlfO, TOEPASSING DER ZAM ENZ WEERINGEN ter niet, dat zij even gefproken hebben als de Hierophant Uluminaat, de Mensch-Koning van Weishaupt? Frankrijk is ongetwijfeld nog niet rijp bevonden voor dit laatfte ontwerp; maar 'er zijn aanhangers, die men ter befpieding moet uitzenden, die vooruit moeten gaan om den grond te peilen, al zou de Secte, om zich te beveiligen, dezelven opofferen door hen te loogchenen. Doch fchoon Baboeuf als een flagtoffer der verborgenheden geftorven is, zijne medeftanders leven nog; de fchrik hunner legioenen heeft de rechters van Drouet en zelfs de Directeurs doen bukken. De aanhangers verwagten andere tijden. Zal één enkele fchok, na zoo veel voorfpoed, na zoo veel ongeftrafte inbreuken op de perfoonlijke eigendommen, na de volftrekte uitfchudding van de eerfte clasfen der maatfchappij, na de plondering en beroovjng van zoo veele burgers en kooplieden, zoo wel als van de Edelen en geestelijken, zal één enkele fchok toereikende zijn om ons te zeggen dat de dag niet zal komen, wanneer de Seéte fterk genoeg zal zijn tot het eindelijk afkondigen dier vrijheid en dier gelijkheid van zaak, die alle die ondericheidingen van rijken en armen, van grooten en kleinen, van meesters en Knegts , en laatftelijk van bejluurers en befiurtrd wordende zullen doen verdwijnen? Wij vleien ons nog dat onze wetenfehappen dien barbaarfchen tijd, dien tijd van menfchen, ge-  OP DE FRANJCHE O M V. EN D INQ. I£f> doerad om zonder wetten noch opzigt te zwerven, zullen verwijderen; maar zijn onze wetenschappen zeiven, wij hebben het gezien in de verborgenheden, voor de Sedte iets anders" dan de grond-oorzaaken onzer rampen en van de gewaande flavernij onzer maatfchappijen En indien de zaaken nog niet duidelijk genoeg fpreeken, indien zoo veele gedenktekens var» in een oogenblik vernietigde konden niet nadruklijk genoeg zeggen, wat voor den Jacobijn. ajle voordbrengfelen van vernuft zijn, indien 'er nog een overfchot van fchaamte of van fchijn» baare eerbied voor de Vaderen der geleerdheid beftaat, dat wij ons echter wel wagten van te gelooven dat de aanhangers wezenlijk gebloosd hebben over hunne Wandalen-Carmagnolen. Het vuur en de bijl hebben flechts de voordgangen verhaast, over welke zij zich toejuigchen. Baboeuf is de eenigfte niet om te zeggen: Dat, indien het zijn moet, alle konjlen fterven, zoo wij flechts in het bezit blijven der wezenlijke gelijkheid. Zoo hij oprecht wil zijn, zal de Jacobijnfche Wijsgeer u in zijne vertrouwlijkheden zeggen het geen zijne wetgevers op hunne fpreekgeftoelten zeiden: Waartoe toch dienen uwe Collegiën en uwe Academiën en uwe Boekerijen? Is 'er dan zoo veele ftudie en zoo veele boeken nodig tot de eenige waare weten- fchap? (*) 'Zie den graad van Regent-lllntninaat.  Tg» 10BPASSINC OER ZAMRN2 WEERINGEN fchap? Dat de volken de rechten van den menscti leeren kennen, eti zij weeten genoeg (♦). i ïk weet het, men fpreekt van de voortreflijkheid van dat Muféum , van dat gedicht, waar de omwenteling het leven fchijnt te willen hergeven aan de konden en wetenfchappen; maar dat in het midden van dit ftatig Muféum de verdandige opmerker dil da 5 getroffen door de groote menigte van diefdallen en rooverijen, die aldaar fchaamteloos als zegetekenen zijn opgericht, zal hij voorzeker in zichzelven zeggen: zij weeten dan zelfs tot het denkbeeld van eigendommen te braveeren, die mannen, die de vruchten hunner drooperijen en druikrooverijen zoo hemelhoog uitmeeten 1 Na in hun eigen land alles uitgeplonderd te hebben, gaan zij de vreedzaame Natiën van de Sambre, van de Schelde en van den Tiber bedeelen ; zij verdeden het goud, dat zij voor hen geroofd hebben; en hier dellen zij openbaar ten toon het geen zij voor! het Vaderland hebben gedolen. In dezen tempel der konden zijn de eigendommen dood, even als in de fchool dier aanhangers, (♦) Ik weet niet meer wie de Wetgever is, die deze reden op den fpreekftoel voerde: maar ik kan ten minden verzekeren, dat in de focieteiten dit de taal was van den Sophist-Wetgever Ralaud de Saint-Etienne, en dat zelfs deze taal fomtijds aanleiding gaf tot hevige twistredenen met eenige geleerde mannen, en bij naatne met den Heer Defilet, in het begin der Omwenteling.  DE FRANSCHE OMWENDING. 1% gers, wier oogmerk Diet is» dat de maatfchappij dezelven overleve. Wat is ook dat Nationaal Lijcéum van den Landmeeter Laplaee; van den Sterrenkijker Lalande, van den Rijmelaar Chenier, van den uitlegger.des Zodiaks Dupui, van den Gefchiedfchrijver der bergen Lametherie, die alle hunne geleerdheid bezigen om te bewijzen, dat 'er geen God zij? Zie, hoe de Seéte meesmuilt over hunnen arbeid, zij weet» dat de maatfchap* pij even als de eigendommen, dat de koniten zeiven en alle wetenfchappen moeten fneeven onder het Atheïsme; wat raakt het haar, dat het grootfte gedeelte der geleerden blijft ftilftaan op het pad der verborgenheden ? Zij dienen haar zonder het te weeten \ in het vak zelf waartoe zij zich bepaalen. Zij heeft haare uiterfte graaden; zij weet» dat van den Sophisr en Jacobijn Atheïst de ontördenende Jacobijnen geboorea worden; zij ziet haare kinderen in het Lijcéum der Sophisten arbeidzaams Atheïsten, even als in de legioenen van Baboeuf'en Drouet. Zij hebben allen haare grondftcilingen, het zijn allen Jacobijnen. Wat raakt het haar dat zij zelfs dezen naam met verachting verwerpen ? Het zijn de naamen niet, het zijn de grondflellingen die haare discipelen uitmaaken. Dezen houden ftil bij de eerfte uitfpoorigheden ; gee« nen zijn zelfs niet verontwaardigd over de la-atfte; zij bepaalt de eenen tut de eerfte graaden, V, Deel. N zij  Ïp4 TOEPASSING DER ZAMENZ WEERINGEN zii ontdekt aan de anderen de uiterfte geheimen. Wat raakt het ook haar of zij door geTeerden of door domkoppen werkt? In de Franfche omwenteling heeft zij altoos haare rollen weeten te veranderen, dezelven weetën te verdeden even als haare giaaden, en (leeds tot het laatfle oogmerk te doen ftrekken. Zij heeft tegen God haare Intrtis, haare Deïsten en haare Atheïsten gehad. De eerden hebben de Catholieke Altaaren verwoest; de tweeden die van de Calvinisten en Lutheraanen, en van alle Godsdienden die tot het Christendom behooren ; de laatften laaten volftrekt geene Altaaren méér overig. Tegen de Monarchie had de Secle haare Neekerisien, haare Fayetisten, haare Conftilutionnee' len, , haare Girondyncn, haare Corïvctitionneèleri, Hier wist zij inzonderheid zich te veranderen, de rollen te fchifcen en te verdeelen om tot de laatde ontknooping te komen , hier toont de gefchiedenis aan dat dezelven allen getrouw vervuld waren. S verklaart dat de tiran zal derven; die tiran is Lodewijk de XVI. Necker neemt hem en levert hem over aan de befcheidenheid der zamenzweerers van den wetgevenden dand: Lafaijette, Baillij en hunne conflituanten ontvangen hem in dezen daat, en laaten hem niet anders dan eenen verdeelden fcepter en zijn purper. Zij verlaaten hem, na alvoorens het volfê geleerd te hebben hem te fleepen van Verfailles- naar  oe De Pransche omwending. 1^5 Ia Greve, van Varennes naar de Thuilleriën. Di£r laten zij hem omringd van banditen en van alle de wapenen der muitzucht. Brisfot en zijne Girondynen, den weg door Necker geopend en door Lafayette effen gemaakt, vervolgende, hadden flechts nog t^ blaazen om den Troon te doen vallen; hij ftört in, en Lodewijk de XVI gaat over van de Thuilleriën naar den Toren van den Tempel. Daar gaan Robespierre, Péthion en Marat hem haaien; en Lodewijk de XVI wordt van den Tempel naar het Schavot geleid. In deze gantfche opvolging van oproerigheden, muiterij en verraderij, tot aan de volvoering van den Koningsmoord, zie ik zeer veel onderfcheiden medewerkers, en ik zie niet dat de een minder fchuldig is dan de ander. Dit alles behoort tot dezelfde ontwerpen van de gelijkheid en van de vrijheid ; dit alles komt uit de moordholen van dezelfde Secte ; dit alles is Jacobijnsch. In de zamenzweering tegen de eigendommen en tegen de maatfchappijen, al wederom dezelfde grondftellingen, dezelfde onderfcheiding in de aanhangers en in de rollen , dezelfde volftandigheid in de Secte om het laatfle oogmerk te bereiken. De ongodsdienflige Sophisten van alle clasfen pionderen de Geestelijkheid; de Sophisten van de ieverzuchtige burgerlijke clasfen pionderen den Adeldom; de Sophisten-banditen pionderen de kooplieden en alle rijke burgers ; Na de  ' I 196 TOEPASSING DER ZAMENZWEERtFfefirf de Sophisten overwinnaars roemen op de pion* dering der Natiën ; de Sophisten Atheïsten vefbreèken den laatften band der "maatfchappij; Zij hebben zich flechts een gedeelte 'van de laatfle geheimen der Sefte toegeëigend j de Sophisten ftruikroovers ejrenen zieh dezelven in hun geheel toe. Voor* hen moet 'er volftrekt geen eigendom meer beflaan, noch voor de Kerk, noch voor den Adel, noch voor den burgerfland, noch voor iemand. Uit kragt van de gelijkheid moet de aarde aan niemand toebehooren en derzelver voordbrengfels aan allen. Uit kragt van de vrijheid weigert Condorcet gehoorzaamheid aan God , en Brisfot aan de Koningen; uit kragt van deze zelfde vrijheid weigert Baboeuf gehoorzaamheid aan de Republiek, aan de Magiftraaten en'volftrekt aan alle Beftierers. En vanwaar zijn ook deze menfchen uitgegaan? Alle komen zij uit dezelfde fluipholen der Jacobijnen; allen zijn derwaards toegeloopen uit het Lijcéum der Sophisten en uit de Loges der verborgenheden; allen hebben zij tot vaders Voltaire en Jean-Jacques; de Achtbaaren van Kadosch en den Beijerfchen Spartacus. Dus in haare aanflagen en derzelver gevolgen tegen God , tegen de Koningen , zoo wel als tot in haare laatfle poogingen tegen de Republieken zeiven en tegen de laatfle kenmerken der maatfchappij, dus duidt alles, volftrekt alles, in. de Franfche omwenteling ons de Sec-  OP DE FRANSCHE OMWENDING» ÏO7 Secte aan,.onophoudelijk haare ontwerpen voordzettende, en onophoudelijk haare discipelen, haare aanhangers en haare geweldenaars van alle graaden in beweging houdende, om het laatlte oogmerk haarer zamenfpanningen en wenfchen te bereiken. Het is haar nog niet gelukt, en wij hoopen dat het haar nimmmer zal gelukken, de maat derzelven vol te meeten; maar dat het menfchelijk vernuft, indien het kan, alle de gruwelen en rampen optelle, die Frankrijk reeds aan haar té wijten heeft; altoos zullen ons die geenen te voorzien blijven, welken zij nog beraamt; altoos zullen wij nog moeten denken aan deze woorden van de aanhangers zeiven : dat de Franfche omwenteling flechts de voorloopfler is van eene veel grooter en veel plegtiger omwenteling. Laat ons, om de Natiën waakzaam te doen zijn, hen nog in de laatfle eigenfchap der Franfche omwenteling aantoonen wat hen allen, zonder onderfcheid , met dezelfde rampen bedreigt, die zij Frankrijk heeft doen ondergaan. Want de Secte heeft het gezegd in haare geheimen; het is niet flechts tot één volk , dat haare ontwerpen zich bepaalen; zij bedoelt alle volken. Ik zal dan wederom de daadzaaken onderzoeken, en wij zullen zien of dezelven ons ,riet alles zullen zeggen, wat het wetboek der Secte gezegd heeft, omtrent de uitgeftrektheid en algemeenheid haarer zamenzweeringen. N 3 DER-  106 VAN DE VO0RDERINGEN DER SECTE-, DERTIENDE HOOFDSTUK. Algemeenheid van de voorderingen der SecHe, verklaard uit de algemeenheid haarer ontwerpen. V an alle verfchijnfelen der Franfche omwenteling, is ongetwijfeld het verbaazendfte, en ongelukkig ook het onbetwistbaarfte, de fneihe'ul der overwinningen, die reeds de omwenteling veroorzaakt hebben van zulk een groot gedeelte van Europa, en die het gantsch Heelal met eene omwenteling bedreigen. Het is niet minder de gemaklijkheid met welke haare Legers derzelver driekleurigen flandaard opgericht, en den boom haarer ontördenende gelijkheid en vrijheid geplant hebben in Savoyen en in Belgien, in Holland en aan den Rhijn-oever, in Zwitferland en aan de andere zijde der Alpen, in het Piemonteefche , in het Milaneefche en zelfs tot in Rome. In de verklaaring van deze beklagenswaardige gevolgen zal ik mij niet door het vooroordeel laaten beheerfchen. De lust om alles toetefchrijven aan de listen en verborgenheden der Secte zal mij niet beletten te erkennen, dat de omwenteling een gedeelte ïjaarer overwinningen verfchuldigd is aan het ver-  EV AtOEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 10$ vernuft, de dapperheid en het caracter van dit volk, naïeverig op de eer der zegepraal, verfchriklijk in deszelfs aanvallen , en dat zich thans beroemt op deszelfs krijgsverrichtingen, in naam «ener bedrieglijke vrijheid, even als het voormaals deed op het veld van Mars voor deszelfs JVIonarchie. Nogmaals ftem ik toe, dat de omwenteling een groot gedeelte haaren zegepraalen te danken heeft aan eenigen haarer Bevelhebbers, waardig, door hunnen moed en hunne bekwaamheden , om eene betere zaak te dienen. Indien 'er eenige eer zij in. den tegenswoordigen oorlog de dapperheid betoond te hebben, welke hen kan onderfcheiden , laat ik aan deze Franfche ■foldaaten en aan hunne Officieren alle die lauwren , welken om de roode muts zijn gevlogten. Ik laat hen hunnen roem en de wroeging van denzelven behaald te hebben , door voor verachtelijke Jacobijnen, voor hunne tirannen, dat geen te doen, wat onze getrouwe en dappere voorvaders voor Lodewijk den XVI en Hendcrik den IV deeden. Maar in deze verbaazende uitgeftrektheid van overwinningen is echter een groot en veel grooter gedeelte, waar van de klaarblijklijkheid zelve ons verbiedt de oorzaak te zoeken in de wonderen van dapperheid. Wij hebben Generaals zonder ondervinding en zonder verdienden de kunde en maatregelen zien te leur Hellen van heiden, die het meest geoefend waN 4 ren  aea , van de voorderingen der secïe, ren in de krijgskunst; wij hebben horden van Carmagnolen en krijgshelden van éénen dag hunne zegepraalende intrede zien doen in Provintien, waar al de dapperheid, al de geoefendheid der legioenen van Oostenrijk, van Hongarijen en van Pruisfen , zedert zoo veele jaaren onderwezen in de konst van oorlogen, opgevoed in het veld van Mars door de grootfte Veldheeren , nutloos waren geweest. Ondanks het beleid der Vaubans en der Coehoorns openden zich de vestingen enkel op de verfchijning dezer nieuwe overwinnaars; en wanneer zij zich genood.zaakt zagen om wederom de wapens optevatten, verfchafte eene enkele zegepraal, of zelfs eene nederlaag, in één'dag, hen landftreeken, die twintig veldflagen en lange veldtochten zouden gekost hebben aan Marlbourg en aan Turenne-. Boor een nieuw wonderwerk worden de Jacobijnfche helden door de overwonnen volken als broeders onthaald; hunne legioenen vermenigvuldigen daar, waar die van ieder' ander vijand vernietigd zouden zijn geworden. Zij leggen het allerdru'ikendst juk op; de ftrooperijen, de verwoestingen, de heiligfchending, de verkrachting van Goddelijke en menfchelijke wetten, kentekenen overal hunnen weg; en zij worden ontvangen onder de toejuichingen en vreugdezangen eener menigte, welke haare verlosfers fchijnt te gemoet te gaan. Dit zijn de wonderen, waarvan de gelchiedfchrijver de yerklaa-  KN ALGEMEENHEID HAAJLER ONTWERPEN. SOI ring te vergeefsch zou zoeken in de zigrhaare legers der omwenteling. Laat ons, om het geheim daarvan optehelderen , rondborftig fpreeken ; de Sefte en haare zamenlpanningen, haare legioenen van geheime zendelingen gingen overal haare legers vooraf; zij had reeds de gevoelens doen voorün trekken, alvoorens haarerï Pichegru ze'f en haaren Buonaparta te zenden. Haare middelen waren gereed, de verraders waren in de iterkten, om de poorten derzelven te openen; zij waren zelfs tot in de legers der vijanden, in de raadsvergaderingen der Vorften, om alle derzelver ontwerpen te doen mislukken. Haare geheime Clubs en haare Liges, haare Sociëteiten van correspondentie, haare Journaalen en haare voortplantende Apostelen hadden reeds de volken voorbereid en het ipoor gebaand. De tijd zal komen dat elke Natie haare eigen gefchiedenis der eeuw zal hebben; en welke is, van heden af, de Natie, die niet in dezelve zal moeten voegen, of de verraderijen, waarvan zij het ilagtöffer is geweest, of de aanhangers, die zij heeft moeten ftraffen, en de voorzorgen, die zij heeft moeten gebruiken, om zich te beveiligen tegen derzelver aanflagen? Om de waa^ bron daarvan aantetoonen, ga ik terug tot die tijden, waarin de Franfche omwenteling begon doortebreeken. Het is in de Vrije-Metfelaars-Loges dat de aanhangers der reyolutionnaire gelijkheid en vrijN 5 heid  $01 VAN DE 'VOOS BERINGEN - DER SECTE, heid gevveeken zijn; in de eerfte dagen der om* wenteling gaat van het middenpunt dezer Loges in Fran .rijk, van het Groot Oosten van Parijs» in zeker opzigt den tweeden Aréopagus van Weishaupt geworden, een manifest uit, gericht aan alle Vrije-Metfelaars-Loges, aan alle Beftuuren gelast om het behoorlijk gebruik daarvan te maaken bij alle de Broeders in Europa verfpreid. Door dit manifest, en uit kragt der Broederfchap, „ worden alle de Loges vermaand m om zich te verbinden, om alle hunne poogingen „ te ver lenigen tot onder/leuning der omwenteling, „ om ztch deelgenooten, vrienden en bejchermers ^ te maaken , om de vlam aanteblaazen en de „ gemoederen optewekken, om den iever aante„ moedigen in alle landen , en door alle mogelijke w middelen." Dit manifest is niet twijfelachtig; het werd zelfs naar Engeland gezonden, waar de Loges over het geheel het minst geflemd waren om aan hetzelve te voldoen; het werd voora! gezonden naar Duitschland, waar Keizer Jqfephus de 11 'er een exemplaar van ontving, getekend Philippe d'Orléans Nimmer was een bevel van eenig Vorst van meerder kragt. Op het tijd flip toen dat der Secte in de Loge kwam, Helden alle haare Journalisten zich tot het verheffen der omwenteling en derzelver grondlteliingen ; alle haare Schrijvers volg- t*) Ans important d''Hofmaan, t. 2 feSt. 15.  SN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 403 volgden de Journalisten. In Holland gaf Pie* ter Paulus zijne Verhandeling over de gelijkheid uit; in Engeland Thomas Payne zijne Rechten van den mensch; in Duitschland Campe zijn' Franfchen Burger; Philo Knigge bereidt zich om zijn loop. baan te eindigen, en overtreft zichzelven door zijne Staatkundige geloofsbelijdenis C*j; Italiën heeft zijn' Gofani; iedere Natie heeft haaren Patroon van het fouvereine volk. Deze oproerige fchriften, en duizend anderen van dezelfde foort, worden onder het gemeen verfpreid; en ter fluik tot zelfs in de hutten geworpen. Dit zijn nog .niet anders dan de algemeene middelen der Secte. Menfchen, die de magt der publieke denkwijze of dwaalingen weinig achten, fpotten met deze revolutionnaire noodvlugten; de groote zamenzweerers weeten dezelven te waardeeren. De naam van Fransch Burger is voortaan voor hen de groote titel van adeldom; zij maaken 'er de vergelding van voor Campe, voor Thomas Paijne, voor Cramer, en voor allen, die zich (*) Door dit hoonend gefchrift alléén zou het gemaklijk zijn te Tiewijzen, dat, indien Philo Knigge wezenlijk afltand deed van de Orde der Illuminaaten, hij echter voordging met derzelver grond, ftellingen voordteplanten. Doch wil men nog klaarer bewijs hier van, het is in zijne gantfche historifche lofreden. Zij is doof dezelfde hand gefchreven als de Apologie van Robespierre, naamlijk door den zeer berucliten Jacobijn George Frederik RebmantS (Zie la Sentinelfe, ScUInwachte, t, art. Knigge & Franje  Ü04 VAN DE VOORDERINGEN DER SCCTE, 2ich door deze oproerige voordbrengfels" zier» onderfcheiden. Zij roepen uit het hart van Duitschland en bezoldigen de verachtelijke fchrijvers, maar dweepzieke Illuminaaten, Nimis, Dorsch en £lau, om in Parijs zelf, en onder hunne oogen alle die tijdfchriften zamen te ftellen, beftemd om tot over den Rhijn al de geestdrift hunner omwenteling te brengen. Zij verzamelen om zich Leuchfenring, Rebmann, Hoftnann en alle de andere discipelen van Weishaupt * die zijn toegeloopen om bij hun de verraderijen te beraamen, die hunne overwinningen moeten uitbreiden op landflreeken, waar de andere aanhangers de gevoelens kneeden. Zij kennen zoo wél de uitwerking dezer gevoelens op de volken, dat zij, om dezelven te winnen door hunne voordplanters, door hunne Journalisten en alle hunne, fchrijvers, zedert het eerfte jaar hunner ftrooperijen, reeds dertig millioenen uit de publieke fchatkist hebben getrokken ; en dat in het laatfte jaar wederom eenentwintig millioenen op de rekening hunner uitgaven zijn gekomen, om door dezelfde middelen het fpoor te baanen voor hunne legers In- (*) Zie, omtrent de dertig viiUioeiien, de Memoriën van Dn* imurier. Wet beitelt de eenentwintig millioenen op rekening van dit jaar gebragt tot hetzelfde gebruik, deze omftandiglieid is geopenbaard door een dier afgevaardigden door de Difcfteurs ter depurtatie verwezen.  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN» 30$ Indedaad, Volgen wij deze legers, en vergeit j* ken wij hunnen marsch met dien der voord* plantende Secte, met de bewegingen haarer Apostelen» volgen wij dezelven in Duitschland , in Belgien , in Holland, in Spanje en in alle hunne overwinningen: en zien wij of de omwenteling minder v'erfchuldigd is aan de geheime legers der aanhangers, dan aan de legioenen en aan de krijgskunde haarér helden Carmagnolen. Die haarer helden, het meest opgeblaazett over zijne gevolgen, en die zich dezelven het minst had behooren te belooven, om dat hij het meest ontbloot was van die onverschrokkenheid en talenten, die groote Veldheeren kenmerken , de Generaal Custine, heeft, zedert der» eerden reyolutionnairen veldtocht, Europa verbaasd door de verovering van Spiers en Worms, en inzonderheid door die van Maintz; maar dat Europa weete waar alle deze veroveringen wierden voorbereid ; .en op de verwondering zal de verontwaardiging volgen over de Club van verraders, aanhangers van Weishaupt. Condorcet, Bonneville en Fauchet hebben de verflandhouding van hunne Voordplanters in Departementen verdeeld ; Straatsburg is het middenpunt, dat de Franfche aanhangers aan die van Duitschland verëenigt. Aan deze zijde van den Rhijn, en in Straatsburg zelf, onderfcheiden zich de,hoofden der Illuminaaten Loges, Stamm  SSÖ VAR DE V00RDERINOEN DER SECTE, Stamm en die Herman», wiens krijgsnaam fa Hydrophilus, in afwagting, dat de Elfas, me£ meerder recht, hem den bijnaam geve van Guillottineur, zoo wel als aan Dietrich, zijn medebroeder in het llluminatismus. Aan geene zijde der frontieren zijn de correspondeerende aanhangers voor Worms en Spiers, de dienaar van Calvinus Endemann, de Sijndicus Peter/dn, of wel de Belifarius van Weishaupt, de kanonnik Schweikhart zijn Cijrillus van Alexandriên, Köh. Ier zijn Zeno van Tharfen,- Janfon zijn Lucius van Apulda, Hullen zijn Virgilius, de kanonnik Winkelmann, en inzonderheid Böhmer, Profesfor te Worms. Deze aanhangers zijn in eene volmaakte veritandhouding met de Club van Maintz, dat wil zeggen met die, op welke voornaamlijk de verdediging van deze ftad berust, met Eic* henmaijer, Collonel Ingenieur , en met Metterm nich , Benzei, Kolborn, Fcdckind, Blau, Haufer, Forfter Haupe en Nimis, Het is met weêrzin dat ik de bladzijden der gefchiedenis met alle deze naamen bezoedel; doch dezelve heeft be-» wijzen nodig, en het is altoos een bewijs zelfs de naamen der verachteliikfle zamenzweerers aanteduiden, allen zijn zij bekend (*). Zedert langen tijd waren alle deze aanhangers werkzaam om Maintz en den gantfchen Rhijnoever aan de Jacobijnen te onderwerpen, om de ' (*) Zie Hoffmann, avertisf. import, fcél 15.  ËN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. iQf de Burgerij en de landlieden tot de omwenteling voortebereiden, door den lof met welken zij dezelve verhieven, en door hunne zendelingen. In het eerfte oogenblik, dat Custine te vdd trekt,toont zijn Aide-de-camp, die zijn gefchied» fchrijver is geworden, ons hem reeds aan als zijn vertrouwen fchenkende aan dienzelfder» Stamm, vermaard aanhanger te Straatsburg. Weldra nodigt eene afvaardiging der voornaam, fte Illuminaaten Custine, om in het land te dringen, en verzekert hem, dat hij den wensch vervullen zal van het grootfte gedeelte der inwooners.' Zij voegen daarbij, dat, zoo hij bedenking mogf maaken omtrent de oogfchijnltjke zwaarighedenzij hem konden verzekeren, dat zij en hunne vrienden magt genoeg hadden, om hem te belooven* van dezelven te zullen wegruimen; dat zij de werktuigen zijn van eene talrijke focieteit, in welker naam zij hem eene volkomen verkleefdheid belooven en den grootften ieyer om tot zijne voorde* ringen bijtedraagen (*). Aan het hoofd dezer Deputatie munt inzonderheid uit de aanhanger Böhmer, hij wordt met Stamm de eerfte vertrouwelingen van den Generaal. Gerugfteund door alle de Broeders afgevaardigden, bellieren deze aanhangers alle de bewegingen van het leger der Carmagnolen; zij doen hetzelve Worms veroveren ; zij willen het nu naar Maintz doen trekken; (*) Memoires dt CustUe, t. i, pag. 46 St 4?'.  SOS VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE j ken; deze onderneeming verbaast Custine; zij «oopen hem, zij dringen aan.; hij befluit eindelijk, en zijn leger bevindt zich vóór dit bolwerk van Duitschland. Op het enkel gezigt van deszelfs wallen hernieuwt zich de verbaasdheid van Custine ; de Broeders Hellen hem gerust, en fchrijven hem de opëisfching voor, welke hij aan den Generaal Gimnich moet doen; het antwoord, dat hij van dezen bekomt» doet hem op den aftogt denken, alvoorens nog zelfs den aanval begonnen te hebben. Den volgenden nagt doet een brief van dg Broeders van Maintz zijne bekommering verdwijnen, en geeft ■ hem nieuwe hoop. Deze is gea'ddresfeerd aan den Broeder Iüumitiaat Böhmer, en bericht hem, dat de vertrouwde vriend van den Commandant beftoten heeft, alles in }wt werk te fiellen om dezen te overtuigen van de onmogelijkheid om de plaats te verdedigen; dat de Broeders de Burgerij in hun belajng hebben weeten te krijgen ; dat. het genoeg zij bij de eerfte opëisfching nieuwe bedreigingen te voegen. Genoopt door deze aanmoediging, neemt Custine den toon aan van eenen overwinnaar, die zich gereed maakt tot eenen algemeenen aanval , die Maintz aan de plondering en aan alle de woede van den foldaat wil overgeven. De vriend aanhanger, dat wil zeggen die zelfde Eickenmaijcr, die het vertrouwen van den Commandant bezit, en de Baron van Stein, Afgezant van Pruisfen, verëenigen hunse  in Algemeenheid haarer ontwerpen. ao De gefchiedfëhrijver kan Custine en de andere Bevelhebbers, die hem opgevolgd zijn, volgen naar Frankfort; hij zal nabij deze ilad het Prinsdom Ifinburg vinden; en didr zal hij insgelijks zien hoe de Sedte haare aanhangers befchermt. Rondsom dit Prinsdom is alles verwoest door de Carmagnolen. Maar in Ifenlurg zit de Illu- mi- (*) ld. t. i, p. 92 & fuite. Zie daarënboven VHistore de la Revolution, par Fanlin-Defudoards, Citoyen Fratiew, t. I, Ttr. 2, N'. 24, Sft» V. Deel. O  2J0 VAN DE VOORDERÏNGEN DER SECTE, minaat Pitsch vóór in den Raad der Broeders; uit dezen Raad komen alle de voorfchriften, d'e het Jacobijnsch leger nodig heeft om haaren .narsch naar interichten ; Ifenburg is een heiligdom, dat door de ftruikroovers geëerbiedigd wordt; geen hunner durft hetzelve naderen, zelfs niet om het te pionderen. Maar de Raad der Illuminaaten verdwijnt met Pitsch ; de betovering houdt op; de vruchtbaare velden van Ifenburg hebben geene befchermers meer tegen de geesfels der Carmagnolen De legers zijn onderhevig aan wisfelvalligheden ; dat der Carmagnolen wordt uit Maintz verjaagd; de vereeniging tusfchen de Broeders wordt echter niet afgebroken , en nieuwe dienften van de Seele bereiden de Omwenteling nieuwe gevolgen. Van de aanhangers, zoo getrouw aan Custine, verwijderen fommigen zich flechts voor eenen tijd en keeren in Maintz terug; anderen, wel onthaald in Parijs, beraamen aldaar met de Direfteurs de middelen om deze zelfde ftad te herneemen, welkers wallen voortaan weinig genaakbaar fchijnen voor alle de Custines der Omwenteling; en Europa verneemt op nieuw met verbaazing, dat Maintz, dat alles wat de Wapenbroeders aan deze zijde des Rhijns verlooren hebben, wederom in de re ya. C*5 dpptndise. au Autin i?, & Èlcmoim,  ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. alt •yolutionnairé magt is. Aanvanglijk is dit nu de Cisrénaanfche Republiek ; weldra wordt bet een eenvoudig Departement van de Parijsfclie Repupliek. Maar het zijn wederom de discipelen der Secte, het zijn wederom de voormaalige Profesfors Metternich, Böhmer en Hofmann* Dorsch en Rcbmann, die beloond moeten worden voor, door de listen der Loges en door die van Weishaupt, dat geene gedaan te hebben, wat de Diredteurs niet van hunne helden konden verwagten. Metternich krijgt den post van Commisfaris Directeur van Frijburg; ïloffmann dien van Ontvanger Generaal van den Rhijn, met een inkomen van vijftig duizend guldens; Rebmann dien van eerften Cisrénaanfchen Rechter. Aan alle deze zamenzweerers verëenigen zich de Geheimraad van den Keurvorst van Keulen, de Illuminaat Kempis, en zijne medebroeders in het llluminatismus , de ProfeMbr Gerhard, de Advocaat Watterfai, de Konstwerker Conrad; en op dat men wél weete door welke menfchen de omwentelingen bewerkt worden, zal ik ook nog noemen den Snijder Brizen, den Schoenlapper Theisfen , den Kruidenier F/üher, den Paruikmaaker Broches en den Kroeghouder Rhodius (*> Nieuwe aanflagen der Secte zullen onzen aandagt naar Duitschland terug roepen; maar Du. ma»' (*) RUm. fur Mayence, O a  SI3 VAN DE VOORBERINGEN DER SECTE, mourier overwint den flandhoudenden held vat» Verdun, en vliegt om zich meester te maaken van Belgiën. Dat wij de kuiperijen in eenen ondoorgrondelijiken afgrond laaten, die hem meerder tijd gaven om zijne verfpreide legioenen te herëenigen, dan het overwinnend leger nodig zou gehad hebben om tot aan de muuren van Parijs te naderen, en Lodewijk den XVI te ver* losfen. Wagten wij ons vooral om den regeerenden Hertog van Brunswijk te verëenigen aan de aanhangers van Weishaupt; ik weet, dat hij hen verfoeit; ik weet, dat Frederik Willem de III door trekken van dapperheid heeft weeten te bewijzen , dat, fchoon hij de fpeelbal heeft kunnen zijn van een ander foort van llluminatismus , hij oprecht en ongeveinsd is in zijnen oorlog tegen de ontördenende Jacobijnen, doch de raadgevingen zijn aan raadgevingen onderworpen. Bisfchofs-Werder is te Berlijn; Luchefini heeft zijne verftandhoudingen ; de aanhangers zijn in de Ministerie»; de invloed is vreeslijk ; en de Secte heeft het gezegd: Zij is Jlerker met haare Minhteriën dan met den Vorst zelf. In welken tijd ook dit raadfel opgelost zal Worden van een leger, dat terug trok op het tijdftip, dat het heelal de tijding van deszelfs laatfle zegepraal verwagtte, laat ons ten minflen dat gedeelte opligten van den fluiër, die ons niet anders laat zien dan den held van Jemappe in Dumourier, den veroveraar van Belgiën. 'Er ont-  BN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 413 ontbreekt veel aan, dat zijne lauweren hem alle toebehooren. De zaamgezworen aanhangers hebben oneindig meer voor hem gedaan, dan zijne legers; en het is te Londen zelf, veel meer dan te Jemappe, dat de Oostenrijkfche Nederlanden veroverd zijn. De Secte had haare Loges in Braband ; en van der Noot, die in hun geheim was, had hen zijne geheele partij gewijd. Hij wist in welk licht de Broeders de Franfche Omwenteling voorftelden, óm dezelve door het volk te doen begeeren. Hij wist uit welke Loges die verzoekfchriften gekomen waren aan de Parijsfche Vergadering, om dit volk in het bezit te ftellen der revolulionnaire gelijkheid en vrijheid. Van der Noot was toen te Londen, onder den naam van Golehcroix. Zendeling van de Parijs-; fche Club, beraamde hij aldaar andere aanflagen met Chauyeliu, Perigord d'Autun , Noèl, Bonnet en agt andere aanhangers, gelast om in Engegeland eene Omwenteling te bewerken. Van der Noot had vertrouwelingen, welken hij niet kende, doch die hem wel kenden; zijn geheim ontfnapte hem, en zie hier hetzelve in zijn geheel. In hunne onè'enigheden, en zelfs in hunnen oorlog met Jofephus den II, dagt het grootfte gedeelte der Brabanders ongetwijfeld aan niets minder, dan om zich onder het juk der Franfche omwenteling te begeven; maar de Sefte had ook hier haare medewerkers; en deze O 3 de?-  iH* - VAN BE VOORDERINGBN SER SECTf ff deeden alle poogingen om het volk te overreden dat het waare middel om deszelfs rechten te herkrijgen was, zich met de Franfchen te verëenigen. H Ik kende deze fchikkingen," zeide van der Noot zelf tot zijne vertrouwelingen. „ Naauwlijks waren wij onderricht van het „ geen voorgevallen was tusfchen den Hertog van „ Brutunijk en Dumourier, of wij fchreven on„'middelijk naar Parijs en naar het leger. De M Courier bragt ons het ontwerp van den veld„ togt, en een affchrift van het Manifest, dat „ Dumourier moest uitgeven bij zijne intrede in de „ Nederlanden. Ik vond hetzelve ingericht naar „ het plan, dat Custine gevolgd had bij zijne „ afpersfmgen in Duitschland. Ik voorzag dat w het alle onze poogingen zou verïedelen, en „ dat het niet anders zou dienen dan om de „ Belgen tegen Frankrijk voorïnteneemen; in „ plaats dat, zoo men mijne denkbeelden wilde „ volgen, naar de kennis, welke ik had van dit „ volk en deszelfs geestgefteldheid, ik inftond n dat het den inval zou begunftigen , en dat de„ zelve het gelukkigst gevolg zou hebben. Op „ aanzoek van Chauvelin en Noèl ontwierp ik „ als toen het plan, dat gevolgd, en het Ma„ nifest dat uitgegeven moest worden, ingevolge M mijne plaatfelijke kennis en mijne ondervin„ ding, en wij zonden die op ftaanden voet naar „ Parijs. Beide deze ftukken werden onmiddelijk aangenomen. Dumourier veranderde „ geen  SU ALGEMEENHEID- HAARER ONTWERPEN. lig „ geen woord aan het Manifest, dat ik te Por*. „ man Square gefchreven had. Het volk , ge„ wonnen door onze medewerkers, en door dit „ Manifest, wierp zich in onze armen, en Vlaann deren was veroverd." De lezer vordert ongetwijfeld niet, dat ik hier de lieden noem, aan welken deze vertrouwlijkheden gedaan wierden: maar ik kan verzekeren, dat zij zelfs de Ministers wierden aangebragt, wier wijsheid van der Noot, Noèl en hunne medepligtigen voor eenen tijd in London toelieten, houdende egter het oog op hen, tot zij naar elders gezonden wierden om zamenrottingen te fineeden, en de middelen te beraamen , om door eene geveinsde zagtheid die volken te winnen wier wapenen zij vreesden. Op de verovering van Belgiën volgde die van Holland; en hier vooral verwondert zich Europa, van zoo veele geduchte fterktens zich als van zeiven te zien openen voor de overwinnende Carmagnolen. Doch hier moet men ook wederom afdaalen tot in de fluipholen der Secte, om het raadfel haarer zegepraalen optelesien. Zedert 1781 had ÏVeifoaupt zijne Apostelen in Holland (*). Hunne gevolgen zullen zich niet bepaalen tot de onnoemlijke fommen, die de Duitfche Illuminaaten van hun ontvongen. Reeds heeft de Stadhouder beproefd hoe zij dc fac- C*) Eerits orl'g, rapport de Pkihn, 04  3)0 VAN SE VOORDEKINOEN SER SECTEs factiën en oproerigheden kunnen uitbreiden, de Franfche omwenteling, vermeerdert de hoop der. aanhangers, en hunne werkzaamheden verdubbelen. Braband heeft zich voor de tweedemaal aan de Jacobijnen overgegeven; de Engelfcherj herzamelen zich, om ten minden de vrijheid dezer Republiek, haare voormaaüge Bondgenoote, te handhaven. Vergeeffche poogingen; de Hol* landers begeeren niet meer die burgerlijk? vrijheid; zij moeten volftrekt de Jacobijnfche hebben -y. de Parijsfche Broeders zullen de wet ftellen in Amfterdam, en met deszelfs rijkdommen fpeelen ; hun Koophandel zal verzwolgen, hunne Coloniën hen ontweldigd worden; en Holland zal volftrekt onbeduidend worden in den rang der Mogendheden ; het zal niets anders worden dan de eerfte Haaf onder het juk der Franfche Directeurs. Geen nood, dat Pichcgru flechts kome; hij wordt met het grootfte verlangen verwagt; de verdedigers der waare vrijheid mogen op den aftogt denken. Het land, dat zij befchermen, is vol hinderlaagen en zamenfpanDingen, die alle tegen hun gericht zijn, ter be» gunftiging van de omwenteling. In Amfterdam alleen heeft de Secte niet minder dan veertig clubs; en ieder dezer clubs telt omtrent tweehonderd revolutionnairen. Uit de keur dezer clubs vormt zich het Committé centraal, het Bureau van correspondentie met de binnen- en buhenlandfche Broeders, en nog daarenboven, in  IN JkLGEMEENHEI» HAARER ONTWERPEN. i\f in naarvolging van de Aréopagiten van Weishaupt, is de opperde Raad zamengefteld uit de agteraanhangers, uit de wezenlijke hoofden, wier befluiten worden overgebragt aan de verfpreide Broeders. Mannen, de goede zaak toegedaan , fpeelen in deze clubs den rol van medeleden, om de aanflagen te doorgronden; de Verkiezers van Weishaupt voeren hunne taal in Amfterdam, even als te Munchen; de zendelingen van het Gouvernement worden herkend; de Sefte ftelt hen te leur door hen den fchijn der eerfte clubs te laaten; doch zij vormt nieuwe, waarin alleen zulken toegelaaten worden, die na de allerftrengfte beproeyingen blijken geven van hunne voN maakte verknochtheid aan de gelijkheid en vrij-; heid der Jacobijnen. Lei/den heeft deszelfs afgevaardigden in de tentraale club ; en de clubs en de Broeders te Leijden zijn naar evenredigheid talrijker, althans nog oproeriger dan die van Amfterdam. De aanhangers van Utrecht overtreffen de een en anderen in revolutionnaire geestdrift. De waakzaamheid van het Gouvernement, en de nabijheid der le» gers verjaagen hen uit hunne clubs ; hunne opperhoofden verzamelen zich op de Buitenplaatfen; en hunne beraadflagingen zijn behulpzaam aan die van den Aréopagus van Amfterdam. Rotterdam veinst zich onzijdig; en deze ganfche onzijdigheid is niet anders dan een Jacobinisme, dat flechts op gelegenheid wagt om zich te verO 5 toe*  81S . VAN BB VOORDEBINOEN DER SECTE, toonen. De Minister en aanhanger Martux telt in Naarden nauwlijks een vierde gedeelte der inwooners, dat zich nog tegen zijn Apos* telfchap verzet. De Commisfaris Aiglam zou in Haarlem geen' enkelen burger meer dtilden, die niet geheel verkleefd ware aan de aanhangers van Amfterdam (*). Om de handelingen te bellieren van deze oproerlingen, en van alle de Broeders in de an« dere lieden van Holland verfpreid, hebben de aanhangers der Conventie in Amfterdam tot geheimen Minister den aanhanger Malabar, en töt Commisfarisfen Larchevéque en Aiglam. Het gantfehe vertrouwen bezittende van de muiters, die zich toebereiden om hun Vaderland overte» leveren, en in dat van Pichegru, die hetzelve moet veroveren , vertoont Malabar zich niet dan in den Are'opagus der zaamgezworenen, waar hij de befluiten regelt. Larchevéque en Frcfine zijn de tusfchenwerkers, die de gevolgen 'er van aan den Bevelhebber der veroveraars doen toekomen. Aiglam is te Amfterdam en te Haarlem de Intendant der geheime tuighuizen, waar de Broeders op het beltemde oogenblik wapens kunnen bekomen. Zoo op dat oogenblik de befcherming der Magiflraat nodig mogt zijn, zij hebben vóór hen Dedel, aanhanger en Burge- mees- (*) Extralt ïun mèmo'ire fièrèi [at Tl.at de la Hollandej vat 'ie msis ayitrJ Finyrifwr.  JtN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN, iïp meester. Om de kosten van den opftand te gemoet te komen, hebben zij vooral in de hui. zen van Koophandel de Kantooren van Texier, van Couderc en van Retiereau. Zij hebben daarenboven de fchatten en den revolutionnairen iever van den Jood Saportas Onder de Clubisten onderfcheiden zich de aanhangers Gulcher en Lapeau ,even als onder hunne wapenleverantiers, Latour en />****. De zamenzweerers hebben ook nog die geestdrijvers nodig, zoo bemind bij het volk om hunne welfpreekendheid. In Amfterdam, even als in Maintz en in Parijs, hebben zij hunne ftraatredenaars in Termachc, Leiain, Müllner, Schneider en eene menigte anderen. Bij het berekenen hunner magt tellen zij niet minder dan veertigduizend mannen, gereed om zich te verëenigen om het leger der Carmagnolen te gemoet te gaan, en om dat der geallieerden, of de legioenen, die getrouw zijn gebleven aan de Staatsregeling en aan hun Opperhoofd, tusfchen twee vuuren te brengen. Hen ontbreekt niets anders meer dan een' Generaal, bekwaam om hen te leiden; de Broer ders van Parijs voorzien daarin, en zenden hen den Generaal Euftache. — Deze zamenzweering, zoo wel beraamd, fcheen eenflags voorgekomen te worden door het goed beleid van den Hertog van Tork en van den Engelfchen Minister. Hunne Agenten ontdekken de zamenfpanning aan het Hollandfche Gouvernement. Malabar, de held der  ia« VAN DE VOORDERINCEN DER SECTE 4 der verborgenheden. Latour, Frefine, dertig andere zamenzweerers , en Euftache zelf worden in hechtenis genomen; de echte burgers fchep-. pen adem, en waanen zich bevrijd van den Jacobijnfchen geesfel. Maar reeds hebben de Magiftraaten de vermetelheid der Sedle ondervonden. Wettige afkondigingen verbieden de vergaderingen der clubs, onder welk voorwendfel het ook zou mogen zijn; de aanhangers ftellen hunne afkondiging tegen die der wet; en de Broeders worden aangefpoord om zich te wapenen, om veeleer hun leven opteöfferen, dan de clubs te verlaaten. De Engelfche Generaal verzoekt te vergeefsch, dat men hem de gevangene aanhangers zou overleveren, om zich van hunne perfoonen te verzekeren ; de Secte heeft invloed genoeg om Euftache te doen opëisfchen door den Minister der Vereenigde Staaten, onder voorwendfel, dat hij een Amerikaan is. De an« deren worden gevonnisd; en tot de plaats hunner ballingfchap wijst men hen juist de Heden der voorposten aan, waar door het leger der Jacobijnen onderricht is deszelfs intrede te doen, Nijmegen, Utrecht, Willemftadt, Breda, Gornichem, Bergen op den Zoom en Amfterdam, worden genomen even als Maintz. Zoo derzelver overwinnaar geen ander recht had op zijne lau-. weren, zou hij, even als Custine en Dumourier„ kunnen zeggen: Ik kwam, ik zag, en ik overwon, dewijl ik, in plaats van foldaaten om te be- vech*  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. ' BUI vechten, aanhangers vond, om te omhelzen (*). Een ander foort van middelen zullen de overwinningen der Secte verklaaren in Spanje. De braave Ricardo herinnerde de Castiliaanen hunne oude dapperheid; hij durfde te dreigen, de gevangene Jacobijnen even zoo te zullen handelen als het leger de Franfche Uitgewekenen, die het krijgsgevangen gemaakt had , doen zou; \\etAqua Tophana verloste de Sedte van dezen trotfcheti vijand; hij ftierf door vergif. De Spaanfche fterktens openen zich, bij het aannaderen haarer legioenen , even gemaklijk als die van Holland. Maar Reddckon vindt goed zijn verraad op prijs te ftellen; hij verkoopt Figueras, het bolwerk der Spanjaarden, voor een millioen Ilvresde Secte heeft weinig nodig om tot dezen prijs verraders te koopen. Zij geeft hem te Parijs zijn millioen in asfignaten, ter waarde van agtënveertigduizend Uvres; hij beklaagt zich over de geringheid dezer fom, en wordt geguillotineerd. Zijn verraad heeft Spanje ter befcheidenheid yan de Carmagnolen gefteld; het koopt den vrede; zij verkoopen die voor eenen tijd; en alles zegt ons, dat 'er in Madrid genoeg Broedersïijn om zich op dezelven te kunnen verlaaten ter vestiging van hunne vrijheid en gelijkheid. In Portugal durven de aanhangers zich nog niet vertoonen; maar mogelijk zal het Hof ten ee- • (*) Utm.  8SB VAN DE VOORDERtNöEN DER SECTE j eenigen dage de briefwisfeling ontdekken, welke gevonden is in de papieren van den Brabander Segre. Deze voordplanter was overgebragt in de gevangenis van Lisfabon; de Broeders herinneren zich, dat een echt aanhanger eerder moest weeten te fterven, dan zijne medepligtigen te verraden; hij vergat ook zelf dit niet. Hern een matras zendende, zorgden de Broeders hem te doen weeten, dat in dezelve een fcheermes verborgen was. Weldra werd hij op deze matras, in zijn bloed zwemmende, gevonden. Het werd niettemin bevestigd, dat zijne ontwerpen, even als die der Sedle, ftrekten ter omkeering van den Staat, en tot het bederf der gantfche Koninglijke familie. Men voegt 'er bij, dat in de papieren van dezen zamenzweerer eene aanè'engefchakelde briefwisfeling gevonden wierd met den Prins de la Paix, en dat de Minister van Spanje, verneemende dat hij gevangen was, zich haastte om hem opteeisfchen; dat die van Portugal antwoorde: dat dewijl God dit Rijk beveiligd had voor het grootfte gevaar, waarin het immer geweest was, zijne Allergetrouwfte Majefteit aan zich behield om over deze zaak te handelen met zijne Catholieke Ma» jefteit. Doch al waren ook alle deze omftandigheden volledig bewezen, wie weet de toevlugten der aanhangers niet? Somwijlen doen zij zich ftaatkundige comraisfiën geven door eenen Minister; en onder zijne befcherming ver-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. flJJ vervolgen zij aanflagen, tot; welken zij door niemand dan door de 'Secte gelast zijn. Dat het ons genoeg zij , haar te hebben aangetoond als zamenzweerende in Portugal, gelijk de openbaare tijdingen haar aangewezen hebben als zulks doende te Turin en te Napels. Laat ons ook hier het geheim eerbiedigen den Hoven die de omftandigheden verbergen. Dat van Napels deed het proces der fchuldigen beginnen ; alle de bewijzen waren ingewonnen; op bevel van zijne Majefteit zelve waren zij verzameld en in orde gefield door een Magiftraatsperfoon van erkende» verdiende en eerlijkheid, door dien zelfden Mr. Reij, dien Lodewijk de XVI beftemde tot Minister der Politie van Parijs. Het gevolg toonde inzonderheid eene menigte Grooten, die niet wisten, dat agter de aanflagen, waar toe zij behulpzaam waren, tegen de Koninglijke familie , nog andere ontwerpen fchuilden , waarvan zij zeiven de flagtöffers moesten zijn. En de Koning en Koningin van Napels hebben liever hunne goedertierenheid willen betoonen aan de voornaamfte medepligtigen, en hen het leven willen laaten in de gevangenisfen, dan hen, na een openlijk vonnis, het fchavot te doen beklimmen. Maar de omftandigheden, die de ftaatkunde gemeend heeft in de duisternis te moeten dompelen, hebben niettemin het algemeen oogmerk der zamenzweerers ontdekt ge. laaten. Steeds  524 VAN DB VOQ'RDERÏNGEN DER ïECTE, Steeds vervuld met haare ontwerpen, trekt de Secte meer zegepraalend naar Milaan , naar Venetiën en naar Rome. Haare legers zijn met Buonaparte in Italiën getrokken, nog minder voorzien van de gewoone middelen ter overwinning, dan die van Custine in Duitschland; doch hij zag talrijke legioenen onder zijne vaandels toeloopen, en dezelven verrijken met alle krijgsbehoeften. Alle de oevers* van de Po , Mantua alleen uitgezonderd, bevonden zich even zoo bereid tot de omwenteling als die van den Rhijn. Laaten wij, om ook de gemaklijkheid van deze overwinningen te verklaaren, ons de Apostelen herinneren, door Weishaupt in deze ftreeken gezonden, de gevolgen, die Knigge hem daarvan beloofde, en die, waar over de aanhanger Zimmermann zich toejuigchte. Wij zullen de Metfelaars-Loges in Italiën, zoo wel als die van Duitschland, ingewijd zien in de laatfte geheimen; en de overwinningen van Buonaparte in Italiën zullen niet verwonderenswaardiger zijn, dan die van Custine te Maintz. Om te verklaaren hoe de moed van Prins Karei en die zijner foldaaten, zich in zeker opzigt bezweken vond voor de Carmagnolen ; hoe alle de meerderheid der posten nutloos wierd voor de krijgskunde van dezen Vorst, zoo waardig om het bevel over helden te voeren; zal het niet genoeg zijn den Adjudant Generaal Fischer . aantetoonen, aangeklaagd als van de Direeïeurs duï*  IN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 2 55 duizend louïfen ieder maand ontvangen te hebben , en als een echt aanhanger zijn toevlugt neemende tot het patet exitus, dat wil zeggen zichzelven vergiftigende , om alle befchuldiging en alle nader onderzoek voortekomen wegens het getal en de hoedanigheid zijner medepligtigen; men moet zich ook herinneren, dat de Sedte haare aanhangers zoo wel in de legers heeft weeten te verfpreiden als in de Raadsvergaderingen, en dat zij het nut heeft voorzien, hetwelk zij ten eenigen dage zou kunnen trekken uit de dienden der lafhartigheid en van het verraad, onder de dandaarden der Koningen. Moeten wij ook nog zeggen wat de revolu* tionnaire legers naar Rome roept? Dadr, voorzeker , is zelfs geen fchijn van tegendand te overwinnen; AOlï drekt een tagchentig jaarig Opperpriester de handen niet ten Hemel, dan voor de rust en het geluk der Geloovigen, wier gemeene Vader hij is. vorderen alle deugden en alle opofferingen, uitgezonderd die van het geloof, eerbied en bewondering voor hem, zelfs van de allerwreedde harten. Buonaparte weet dit, en hij zelf veinst geheel in dezen eerbied te deelen; maar Plus de VI is het hoofd van dien Godsdienst van Jezus Christus, dien de Secte gezworen heeft te zullen verdelgen, en Rome is het middenpunt daarvan. Zedert het begin der omwenteling hebben de V. Deel. P aan-  Ojtf? VAN DE VOORDER1NGEN DER SECTE, aanhangers geen geheim meer gemaakt van hunne oogmerken tegen Rome en deszelfs Opperpriester. Ik heb Cerutii onbefchaamd den Secretaris van den Nuntius zelf van dezen Opperpriester zien naderen, en hem , in zijne godlooze blijdfchap, met eenen meêdogenden' glimplagch, hooren zeggen: Pas wél op uwen Paus; bewaar dezen zorgvuldig, en baifcm hem wél in na zijn" dood; want ik zeg het «, en gij kunt 'er jlaat op maaken, gij zult geenen anderen meer hebben. Hij vermoedde toen niet, die gewaande Propheet, dat hij nog eerder dan Pius de VI verfchijnen zou voor dien God, die, ondanks de ftormen van het Jacobinismus, en ondanks zoo veele anderen, met Petrus en zijne Kerk zijn zal tot aan het einde der eeuwen. — Maar Cerutti laat die aanhangers van Kadosch na, die insgelijks haat zweeren regen de Pausfen, even als tegen de Koningen. Hij laat alle die Broeders na , die reeds zoo lang werkzaam zijn om het fpoor te baanen voor het leger der ongodisten. Rome is zedert lang het gemeen voorwerp van alle de aanflagen, en de verzamelplaats van allerlei foorten van aanhangers. In weêrwil van den kerken-ban hebben de discipelen van Cagliostro 'er hunne Metfelaars Loges op nieuw geopend. De Illuminaaten van Zweden, van Avignon en van Lijon hebben 'er in het geheim het gedrochtelijkfte collegie gevormd, en de verfchriklijkfte vierfehaar voor 1 'ie  EN ALGEMEENHEID HAAREN ONTWERPEN. 227 de Koningen, die, welke hen aankondigt, dat hun tiid gekomen is, die de beulen benoemt, en die de dolken en het vergif toebereidt O*). In Rome zijn ook nog de Illuminaaten van Weishaupt, gevoimd door zijnen Apostel Zimmermann. De God van Rome, eindelijk, is de God, tegen wien alle deze aanhangers zamenfpannen; allen verëenigen zij zich om zijn heiligdom te ondermijnen. Hunne aanflagen zijn beraamd; zij doen zelfs de vertegenwoordigers der Koningen in dezelven treden. De Monarch van Spanje wankelt in Madrid op zijnen Troon, en de openbaare papieren toonen Don Azara, zijn' Afgezant te Rome , aan, als de Carmagnolen toejuigchende, welke dien van den Paus gaan omver werpen. Buonaparte kan zijne legioenen doen aanrukken. Hunne zegepraal heeft geene andere tegenkanting meer in Rome, dan de (*) Zoo het beftaan dezer Vierfchaar niet genoeg bewezen is fioor het geen de Gefcbiedfchrijvsr van den moord va > Gustayus ons daarvan zegt fe£t 4.. het is ten mififten zeker dat deze Illuminaaten te Rome zeer magtigc Broeder* hadden 5 want de Nuntius van Avignon den llluminaat Pernelti en zijne aanhangers bevolen hebbende, het Graaffchap binnen den tijd van een maand te outruimen, hadden die van Rome of den invloed om een tegenbevel te verkrijgen, of misfchien wtl de listigheid hetzelve te fmeeden en in tijds te doen aankomen. Deze zaal; werd in Rome agtervolgd door het gevangen neemen van een' aanhanger, wiens proces de Broeders van Avignon in geene kleine ver. legenheid bragt, uit welke zij niet gered wierden dan door dc voorderingen der Omwenteling. P 2  BS8 VAN DE VOORDERIKOEN DER SECTE? de reeds lang vertrapte fchaamte van afteftaan zelfs van den fchijn van eerbied voor de rechten der Natiën, en van met volle ftroomén de bitterheid te ftorten in het hart van eenen tagchentig jaarigen Opperpriester. Deze barbaarfche zegepraalen zullen traanen van vertedering en achting ontrukken aan alle eerlijke en gevoelige zielen. De Jacobijnen zullen opfpringen van blijdfchap, en hunne Dire&eurs zullen van de allerfchandelijkfte verovering de overwinning maaken van Brennus in het Capitool. Hen ontbreekt nog eene andere, reeds lang verwagt in de verborgenheden; die, welke de oogmerken moet vervullen, door de wraakzucht voorgefchreven in de iluipholen der aanhangers Tempeliers , Roozen-Kruifers en van Kadosch. Het noodlottig oogenblik voor de Ridders van Maltha is gekomen. , Uit vrees dat de verontwaardiging de geheimen zou verraden, was alleen het kruis dezer dappere Ridders een oorzaak tot uitfluiting uit de Metfelaars-Loges. Eene betere overlegde list maakte hunne dapperheid minder geducht. De aanhangers deeden omtrent Maltha, het geen zij omtrent de Kerk gedaan hadden. Zij zeiden: wel verre dat wij deze Ridders van Maltha niet meer als onze Broeders zouden befchouwen, moeten wij onze Broeders zeiven tot Ridders van deze Orde maaken ; door hen zullen wij meester worden van dit Eiland, hetwelk al*  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 209 alle onze vereenigde vlooten te vergeefsch zouden belegeren. Dus zeiden zij, en de brieven van -echte Ridders bereidden ons reeds vooraf tot de tijding hunner rampen. Zij fchreven ons, dat een aantal valfche Broeders, inzonderheid van de Italiaanfche en Spaanfche Natiën, in hun midden was. Met Dolomieu, Bosredon en den laaghartigen Hompesch, was de Secte daar geheel. Buonaparte vertoonde zich; en even als of de Secte ons wilde bewijzen hoe zij de geduchtfte fterktens weet te vermeesteren, door de aanflagen van zulken, die dezelven behoorden te verdedigen, vergunde zij zelfs haaren held den fchijn eener belegering niet. Buonaparte vertoonde Zich, en de aanhangers van binnen onthaalden de aanhangers van buiten. Op deze wijze zijn de verborgenheden der Secte altoos verfchriklijker en magtiger, dan haar gefchut. Dat de held van Maltha zeil maake naar Alexandrie ; ook daar zijn Broeders die hem verwagten, en de Ottomannifche Porte zal weeten welken prijs de revolutionnalren hechten aan het gefchenk dier rijke diamanten, geftolen uit de kleedkamer der Kroon, aan al het goud, dat zij in haare Hoofdftad verfpreiden , om haaren Divan in flaap te koopen, terwijl zij zelf waaken en elders de verovering beraamen haarer afgelegen Provintiën. Zij zal weeten hoe zij gebruik maaken van haare flaapzieke onverfchilligheid, om hunne Apostelen aan den eenen P 3 kant  S3« VAN DB VOORDERJNGEN DER SECTE,' kant in Africa, en van den anderen tot in het hart van Aiia te verfpreiden. Het is vooral in Conftantinopolen dat de Seéte in de keus haarer voordplanters de nodige voorzorgen behoort te gebruiken, om de zendingen te evenredigen aan de bekwaamheden. Om het gebied der vrijheid en gelijkheid uittebreiden onder alle deze Natiën, zoo langen tijd gewoon aan het wetboek der halve Maan, waren mannen nodig, die geoefend waren in de zeden» de belangen en de onderfcheiden betrekkingen dezer volken. In den Autheur van een werk getiteld Tafereel van het Ottomannifche Rijk, in den Ridder Mouradgea d'Hohfon, een Griek van geboorte, voormaals Internuntius, en vervolgens Ambasfadeur van Zweden bij de Porte, vonden de Broedeis alle deze kunde en voorrechten verëenigd. Hij betoonde zich aanvanglijk weinig genegen voor hunne zaak; de fommen en jaargelden, waar over het Committé van algemeen i/elzijn befchikte, overwonnen eindelijk dezen afkeer. Te Conftantinopolen terug gekomen , ftelde de Ridder Mouradgea d'Hohfon zich aan het hoofd van de Jacobijnfche Apostelen van het Oosten. Hij zelf vond alle de bekwaamheden en verëischten tot het Apostelfchap in dien Mr. Ruffin, eerst taalgeleerde te Parij*, vervolgens verbonden aan den Enron van Tott in de Crim, naderhand opgebragt in de bureaux der Marine, en eindelijk Profesfor der  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWEItPlN. 931 der Oosterfche taaien in het Koninglijk Collegïe. Mr. Ruffin fcheen insgelijks eenigen tijd be* fchaamd om de zaak der Koningen te verraden, aan welken hij zijne opvoeding en zijne eertekenen onder de Ridders van St. Michiel te danken had ; dezelfde overredingen doen hem de zaak en de weldaaden der Koningen vergeeten. Mr. Ruffin wordt in Conftantinopolen de mede-Apostel van Mouradgea. Beiden doen zij voor Mr. Lesfeps het geen zij voor hunzelven gedaan hebben: deze Jongman , een der reisgenooten van La Peijroufe, behield nog gevoelens van erkentenis voor Lodewijk den XVI; de twee vrienden maaken hem tot deelgenoot hunner voordplanting. Onder het bellier dezer drie mannen bewerkt een gedeelte der onderhoorige medehelpers het volk van Conftantinopolen; anderen verfpreiden zich in Afia, reizen naar Perfié'n, naar de Indien, nog anderen doorloopen, met de Rechten yan den mensch de voornaamfte lieden van de Levant, terwijl dat, aan den Nijl, de meer in de geheimen gevoorderde Broeders het Ottomannifche Hof doen gewaar worden, wat het aan hetzelve kosten zal de eerfte voorzorgen tegen de Secte verzuimd te hebben (*> Voormaals, en nog maar weinige jaaren vóór de C*) Mem. fur les Jacob, He ConJIatiliiiopte. P4  23» VAN DB VOORDERINGEN DER SCCTEj de Omwenteling, hadden de Turken voor de Metfelaars Loges al het afgrijzen, dat het Oosten geduurende zoo veele eeuwen had voor die van Manés. De Ottomannifche Porte zou geen' enkelen Franfchen Geestelijken te Jerufalem hebben geduld, zoo zij niet geweeten had, dat het een ftandvaste regel was, niemand, die als Vrije-Metfelaar bekend was, tot het bezoeken der Heilige plaatfen toetelaaten. 'Er beftond zelfs tusfchen het Hof van Frankrijk en den Grooten Turk eene overeenkomst, uit kragt van welke de Overfte dezer Geestelijken ieder Fransch Conful uit de Oosterfche fteden kon en moest wegzenden, die eene Metfelaars Loge zou hebben opgericht. Wij weeten van eenen Geestelijken, tegenswoordig te Londen, en die zeven jaaren in deze zending is geweest, dat de uitoefening van dit gezag niet zonder voorbeeld was. De Omwenteling heeft deze en zoo veele andere voorzorgen vernietigd. De voordplanters der Seéte doorkruisten met hunne gewaande Rechten van den mensch de Middelandfche zee; zij vonden tot Broeders Koophandeldrijvende Franfchen, die, onder voorwendfel van overal vrienden te ontmoeten, zich in de geheimen hebbende doen inwijden, geene Loges nodig hadden om zich te herkennen. De voordgangen der gelijke en vrije Broeders in Frankrijk ontvlamden (den iever der gelijke en vrije Broje?  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN» «33 Broeders in Africa. Uit de wijze alleen, op welke de Directeurs de aankomst van Buonaparte te Groot Cairo bekend maakten, is gemaklijk te zien wat de listen der zendelingen te vooren gedaan hadden voor den overwinnaar van Egipten. Zoo hij het flagtöffer niet wordt van die zelfde Directeurs, wier naïever Pichegru opofferde ; zoo hij gelukkiger is dan Brueys, en geenen nieuwen Nelfon op zijnen weg ontmoet» verwagten hem andere Broeders in de Oost-Indiën, waar zij de Rechten van den gelijken en vrijen mensch , van het wetgevend en oppermagtig volk, doen rondloopen in de Malabaarfche taal, en in alle de landfpraaken dezer ftreeken. De Engelfche Generaal, die Pondicherij op hen veroverde, vond in hunne drukkerijen de persfen en de caracters, welke dienden om het wetboek der Secte , en alle haare reyolutionnaire voordbrengfels, onder deze volken te verfpreiden. Dat de zegepraalende legioenen, even als de pest op de vleugelen van den wind gedraagen, doordringen tot in America: ook iiix zijn Apostelen, die de Negers deze Rechten geleerd heb» ben, die dezelven gevestigd hebben door Guadeloupe en St. Domingo tot woestenijen en tot de grafplaatfen hunner eigenaars te maaken. In het Noorden, en bij een nog aanwasfend volk , zullen zij zulk een groot aantal Broeders vinden, dat Philadelphia en Boston gevreesd hebben derzelver Confiituiie verwis/bid te zullen P 5 Aan het hoofd der Loges of der Clubs had Lucern Pfifer, Bern Wehf en Bazel Ochs. De koust- gree* (*) Nutts fur 'la Sutift.  *3» VAN DE VOOSDERINGEN DER SECTE, greepen der Jacobijnen wisten in den Grootên Raad van Bern tweeënnegentig hunner aanhangers te plaatfen: de Direéteur Rewbel zond van Parijs de medehelpers Maingaud, Mangourit en Guyot; en ook d^-ir, even als in Holland en in Mamtz, baanden de oproerige zamenkomfien en brufmsfelingen het fpoor voor de legers. Het lot van Zwitferland en de roem der veroveraars moesten dezelfde zijn C*). Ondertusfchen beftaan 'er nog Monarchiè'n zelfs in Europa. Ja, ondanks alle de woelingen der Seére beftaan 'er nog; maar welke der Souvereinen, uitgezonderd de Koning van Denemarken , bij wien de Broeders eene onzijdigheid vinden te dienftig voor hunne ontwerpen , om nog te trachten hem te onttroonen; welke der Souvereinen van Europa heeft niet eenige proef gehad van hunne zamenzweeringen ? Gustavus de III van Zweden is gevallen onder de flagen van Ankcrftrom; maar Ankerfirom, uit de groote Club van Parijs gekomen, en zelfs zulken, die zijn misdrijf als afzonderlijk trachten te doen voorkomen, fpreeken van aanhangers, welken het ontfnapte te zeggen , dat zij vooraf wisten dat Gustavus moest vermoord worden, en dat geheel Europa dit wist (f> Wie waren dan die menfchen zoo wél onderricht in gantsch Europa, (*) Zie VHistoirc ie ceste Reyulution, par Mr. Mallet du Pan. (TJ Hut. de l-asfisfwat de Guslayc, fe». 4.  feN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 237 pa, zoo het die aanhangers niet waren, aan welken de Secte haare laatfle befluiten niet verborg tegen eenen Vorst, van wien zij noch traagheid nog verfchrokkenheid verwagtte, in den oorlog, tot welken hij zich gereed maakte tegen de vijanden van den Troon ? Hun vermoeden op den Hertog van Sudermanland doende vallen, gronden zich deze zelfde fchrijvers daar op, dat hij Groot -Meester is van de Zwecdfche Loges, even als d'Or/éans het was van de Franfche Loges; zij fpreeken ook van de veele afgrijslijke verborgenheden der Metfelaars Illuminaaten in Zweden verfpreid (*). Zeggen zij ons daar door niet, dat Ankerjlrom niet anders was dan het werktuig der Secte , welke hem beloonde voor zijnen Koningsmoord, door hem een borstbeeld opterichten in de Club der Jacobijnen? Ik zal welhaast aantoonen hoe de aanhangers onderricht waren van dezen fnooden toeleg, en men zal zien dat dezelve reeds vooraf zeer duidelijk was aangekondigd, tot zelfs in de nieuwspapieren; maar laat ons nu de Secte haare aanflagen zien overbrengen van Stokholm naar St. Petersburg. Na den dood van Lodewijk den XVI vorderde de Keizerin te vergeefsch van de Franfchen, die zich toen in Rusland bevonden, den eed van getrouwheid aan den wettigen erfgenaam der (•) Wem.  »38 VAN CE VOORDBRINGEN DER SECTE, der Bourbons, en afteftaan van alle verbindtenis met Frankrijk, tot dat de Troon van Lodewijk den XVI zou herfteld zijn. Deze voorzorg hield alle de aanhangersin Rusland, aan welken de Secte geleerd had te fpotten met eeden zij deeden die van getrouwheid aan den Franfchén Troon , om dien van Rusland zoo veel te zekerer omver te werpen. Hier hadden de zamenzweerers aan hun hoofd Genet, voormaals Agent van het Hof van Verfailles, en vervolgens agent der Jacobijnen. De iever, met welke hij zijnen last uitvoerde, vervulde Petersburg reeds met Clubs, zamengefteld uit menfchen, die, geen woonplaats in hun eigen land hebbende , hunne rollen gaan fpeelen in de vreemde Hoofdlieden. Kappers , Koks, Knegts , Bankroetiers, Franfche taalmeesters te St. Petersburg, alle deze lieden bereidden zich reeds tot de omwenteling der pieken. De ieverigften en doorCO De Apostelen van Knigge in Courland en Lijfland hadden ongetwijfeld hunne zending uitgebreid; ik heb ten rainften door een' Rus hooren vethaalen, dat een dier voornaame aanhangers voorzat in eene Academie te Moskow, betraande uit Kinderen van den Adel. Alles fcbeen dezelve tot eene voortrefiijke fchool te zullen maaken, toen men langzaamerhaml bemerkte, dat de recbtén van den menscb, geïUuminifeerd door bet Jacobinismus, een voornaam gedeelte uitmaakten der geheime Icsfrn van den grooten Onderwijzer. Men was genoodzaakt hem wegtezenden, om de kweekelingen te doen wederkeeren tot de grondftellingen van den Godsdienst en tot die der maatfchappij.  EN ALGEMEENHEID KAMtïR ONTWEREN. 33J» doortraptllen hadden juist hunne hiiëenltomiter» aan het hotél van den Ridder Charles IVhitvorth, Ambasfadeur van Engeland. Zij vergaderden daar iedere maand, onder-het toeverzigt van drie Franfche bedienden, die de aanhangers zijne Excellentie hadden aanbevolen als goede voorwerpen. Eindelijk klaagde het openbaar gerucht, en de Ridder Whitworth zelf, de Club aan, bij den Minister der Politie. De navorfchingen dezer waardige aanhangers, en die der papieren, die zij in de geheimfte hoeken verborgen hadden, (laafden de volgens het plan en de oogmerken der Secte gevórmde verbindtenisfen. In Rome was zij geholpen door eenen Ambasfadeur van den Koning van Spanje; te St. Petersburg was in haare geheimen de Heer de Bosfi, Legations-Secretaris en Zaakgelaste van den Koning van Sardiniën. De ontdekte aanhangers werden geflxaft volgens de RusfiTche wetten. De deplomatieke post van de Bosfi ('paarde hem voor eenigen tijd de fchande, van niet, even als de anderen weggejaagd te worden. Doch Czaar Paul, nauwlijks de"n Troon beliegen hebbende, beval hem St. Petersburg bin« nen vierentwintig uuren te verlaaten, en zoo fpoedig mogelijk zijn gantsch gebied te ontruimen (*). Ik zal niet ililhouden bij de werkzaamheden 1 der (*) Extraiï ffun Mémoire fur la Rusfii.  O*}? VAK DE VOORD ERINÖEN DER SECTË, " der Secte in Polen. Onder deze Apostelen zou ik melding kunnen maaken van dien Bonneau, door de Rusfen naar Siberiën gezonden, van dien Duyeyrier, procesverbaalmaaker voor Lafayette, in Coppenhagen betrapt met een' verdichten last om graanen intekoopen, en met een wezenlijker last om de Broeders van Polen en Rusland te bezoeken, om 'er de aanflagen doortedringen, en om op zijne reis, voegen onze Gedenkfchiften 'er bij, een' aanflag te maaken op het leven vbh den Graaf van Artois, even als de Duitfche Boeders zedert gedaan hebben op het leven van Lodewijk den XV11I. Onder de medgezellen van dezen Duveyrier zou ik kunnen noemen eenen zekeren Lamarre, en dien Castella, zedert in hechtenis genomen met Sémonville, met alle de fchatten , die de Ministers van Conftantinopolen aan de Omwenteling moesten geven; maar om de menigte der zendelingen te doen kennen, welken de Secte in Polen onderhield; zal het genoeg zijn melding te maaken van het gezegde van Cambon, den thefaurier der Omwenteling, waar bij hij betuigt, dat het Frankrijk reeds meer dan zestig millioenen kostte, om de Broeders in Warfchau te helpen. Men ziet uit deze bekentenis hoe de Secte de gemeene inkomften gebruikt, zich weinig bekommert om in Frankrijk de binnenlandfche fchulden te betaalen, aan haare zigthaare legers de zorg laat om te leven van de con-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. cöntributiën, die zij op de vijanden heffen, maar rijklijk de onzigtbaare legers van geheime zendelingen en medehelpers beloont, die het fpoor baanen tot haare overwinningen. Men ziet ook hier hét belang, dat de groote aanhangers ftelden in hunne Omwenteling aan den Weisfel. Indedaad, meesters van deze ftreeken, hielden de Jacobijnen de drie Mogendheden in bedwang, die het allergeduchtst waren bij de zaamverbinding det Vorften, wiet kragten door deze verdeeling noodzaaklijk moesten verzwakt worden. De vrijheid en gelijkheid hadden te vrijer ingang door geheel Rusland; de Pruislifche en Oostenrijkfche Broeders vertoonden zich ftoutmoediger. Reeds fcheenen alle hunne oogmerken vervuld te zullen worden; Kosciusko had Warfchau, Wilna en Lublin in opftand gebragt; de Bisfchop van deze ftad en verfcheiden Edellieden hadden reeds hun leven aan den galg geëindigd ; de ongelukkige Poniatowski had vruchteloos getracht een minder wreeden keer aan de Omwenteling te geven; de laatfte dagen van Polen naderden; het verloor deszelfs Koning en onafhanglijkheid. Mijn oogmerk is niet de Mogendheden te beöordeelen, die alle deze Provintien onder elkander verdeelden, maar om de Secte aantetoonen als overal zamenzweerende. Duitschland, waar haare diepfte aanhangers gebooren werden, heeft haar reeds veele rampen en fchaden te wijten; V. Deel. Q en  %4% VAN DE VOORDBRlNQEN DER SECTE, en nog is liet niet tot dien toeftand gekomen* welken de Secte voor hetzelve bereidt. Jqfephus de 11 had den tijd gehad om zijne gebreklijke ftaatkunde te leeren kennen; hij beklaagde zich reeds over zijne Wijsbegeerte, wel= ke, het geloof der Brabanders pijnigende, en de plegtigfte tracïaaten verbreekende , zijne onderdaarjen , die een beter lot waardig waren, tot wanhoop bragt, toen het Manifest - van het Groot. Oosten hem nieuwe dwaalingen aantoonde in.de befcherming, die hij verleend had aan de Metfelaars-Loges. Zoo ik geloof hecht aan het Rapport van Kleiner, of ten minften aan het uittrekfel, dat een zeer geloofwaardig Heer daarvan gemaakt had, was het toen dat Jofephus de U dezen Kleiner gelastte om zich intedringen in de Loges der Illuminaaten, en dat hij door dit middel onderricht wierd van de diepfte verborgenheden der Secte. Hij zag de Zweedfche aanhangers volftrekt hetzelfde oogmerk bedoelen als die van Weishaupt, en de Metfelaars-Loges tot fchuilplaatfen dienen voor de eenen en anderen. Ik weet van een perfoon, die onderfcheiden gefprekken met hem had, dat Jofephus de H als toen doordrongen was van fpijt van zich zoo fchandelijk bedrogen te zien door menfchen, die hij begunftigd had; en inzonderheid van te zien, dat in plaats van zelf zijne Staatsbeambten te verkiezen, indedaad zijne keus beflierd werd door de ingewijden in de Scdte der 11-  EN ALGEMEENHEID HAAREN ONTWERPEN. 243 Illuminaaten. Hij verklaarde openlijk dat hij de Vrjje-Metfelaars niet anders befchouwde dan als een hoop Jchoften en googchelaars (qu'un corps d'efcrocs & de Jongleurs). Hij fchrecf zelft aan de agter-Vrije-Metfelaaren het grootfte gedeelte der dieverijen toe, die op de fchatten van den Staat gepleegd waren. Hij had befloten om hen uittefluiten van alle burgerlijke en krijgsbedieningen. Hij was verontwaardigd van hen een tweede Rijk in zijn Rijk te zien maaken. Hij zou als toen tegen hen alle de bewegingen zijner grarafchap gevolgd hebben, zoo hij niet vernomen had, dat onder de Vrije-Metfelaaren verfcheiden zijner eerlijke en getrouwe onderdaanen waren, en zelfs zulken, die hijhet meest beminde en achtte, als onder anderen de Prins Lichtenftein. De meesten van dezen deeden afftand van de Loges. Jofephus was nog geheel bezig met hunne uitroejing en met zijn berouw over de verfchriklijke dwaalingen zijner Wijsbegeerte, toen een te vroe. ge dood een einde maakte aan zijne regeering. Ldopold, zijn opvolger, ieverzuchtig om in zijne nieuwe, Staaten de aanflagen en het vermogen der Secle te leeren kennen, deed zich daar meer bijzonder van onderrichten door den Profesfor Hoffmann. Niemand was indedaad beter in ftaat om hem hier omtrent naauwkeurige inlichting te geven. Hoffmann had van aanhangers zei ven brieven ontvangen, welke, bij alle Q 2 den  344 VAN DE VOORDERINGRN DER 3EC7B, den lof, dien de Secte hem gaf, hem nodigdea' om zijne pen te wijden aan de zaak der om wen» teling; maar van een' anderen kant hadden verfcheiden Metfelaars, befchaamd van zich dooide Illuminaaten te hebben laaten verleiden, hem gewigtige geheimen ontdekt, en verëenigden zich met hem om de Seéte te leur te ftellen. Hij had van hen vernomen ,, dat Mirabeau zelf „ aan zijne vertrouwelingen had verklaard, dat w hij in Duitschland eene zeer uitgebreide cor„ respondentie had, doeh nergens belangrijker dan „ in Weenen. Hij wist, dat het ftelfel der Om„ wenteling1 het gantseh Heelal omvatte; dat „ Frankrijk flechts het tooneel was, uitgekozen tot w eene eerjle uitbarjling; dat de Voordplanters „ alle volken voorbereidden; dat de zendelingen m verfpreid waren in de vier deelen der wereld, „ en vooral in de Hoofdlieden — dat zij hunne w aankleevers hadden, en zich voornaamlijk „ poogden te verfterken te Weenen en in de „ Oostenrijkfche Staaten, — In 1791 had hij, „ zoo wel als verfcheiden andere perfoonen, „ twee brieven gelezen , een uit Parijs ,. en de „ andere uit Straatsburg, welke in cijfer de „ naamen aanduidden van zeven Commisfarisfen „ der vtordplanting in Weenen gevestigd, en bij m welken de nieuwe Commisfarisfen zich moesten „ vervoegen, zoo om het loon voor hunnen arbeid, n als om raad inteneemen omtrent hunne ontwer„ pen. — Hij had verfcheiden dagblaadjes ge- „ zien5  i!n algemeenheid haarer ontwerpen. 245 „ zien, die , ieder week uit Weenen komende, „ en vervuld met haatelijke anecdotes tegen het „ Hof, met grondftellingen en redeneeringen „ tegen het Gouvernement, al het fenijn van „ het Jacobinismus verfpreidden in de Heden en „ dorpen van het Rijk en in de nabuurige lan» den, zonder dat de geenen waar zij aan ge„ zonden wierden ooit op dezelven hadden ingeM tekend, en zonder dat men hen ooit den prijs of het vragtloon daar van vroeg. Hij had m zelfs eenigen dezer brieven aan het Gouver„ nement doen toekomen. — Hij had het oog„ merk ontdekt der reizen van den Iiluminaat „ Campe naar Parijs, en zijne betrekkingen met » d'Orléans en Mirabeau. _ Hij wist ook uit „ zekere kond/chap de ontwerpen van den Duit„ fchen Mirabeau,'''' dat wil zeggen van Mauvillon, aanhanger en werver van Mirabeau, en dezelfde die in eenen onderfchepten en in de de archiven van Brunswijk bewaarden brief, aan den Iiluminaat Cuhn fchreef: „ De zaaken „ der Omwenteling gaan (leeds beter in Frank» rijk; ik hoop dat binnen weinige jaaren deze „ vlam ook overal zal vatten, en dat de ont„ fteeking algemeen zal worden: als dan zal „ onze Orde groote dingen kunnen-doen C*>" goffmann, zeg ik, wist, dat deze zelfde Mauyillon een uitgebreid plan gevormd had „ om ge- » heef (*) Jnni i^i,  H$ VAN DE VOORDERINOEN DER SECTE, „ heel Duitschland te revolutionneeren ; dat dit plan, gezonden naar de meeste Vrije-Metfe„ laars-Loges, én in alle de Clubs der Illumi» naaten, rondliep bij de zendelingen en voord„ planters, die reeds werkzaam waren om het „ volk optehitfen in de voorposten en in alle h de frontieren van Duitschland (*>" Terwijl deze ieverige burger de konstgreepen der Secte aan Léopold openbaarde, correspondeerde hij met Mr. Zimmermann van Bern, even geacht bij de geleerden, waardig aan de goede burgers, en gehaat bij de Jacobijnen Illuminaaten , wier verborgenheden hij niet kende, dan om de maatl'chappij te waarfchuwen tegen hunne aanflagen. Mr. Zimmerman ftelde van zijnen kant eene belangrijke Memorie op voor denzelfden Vorst, betreffende de middelen om de voordgangen der Omwenteling te fluiten (f_). Maar de Jacobijnen zelf waren ook reeds onderricht van den haat, dien Léopold hen toedroeg. Zij wisten, dat de voornaamfte bewerker van het tradtaat van Pilnitz niet minder voor hun te vreezen was dan Gustavus; en zij hadden vast bejloten te bewijzen, dat zelfs geen Keizer zich meer ongejlraft tegen hunne aanflagen zou verietten (§> Op (*) Extrait ie la fett. 19 , avis important S'Hoffmann. (t) Zie lett. d'Hoffmann dans VEudemonia, t. 6, No. st, ($) Avis import.  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 24? Op het oogenblik dat deze twee Souvereinen toebereidfelen maakten, had de Koning van Pruisfen zijnen Ambasfadeur, de Baron Jacobi Kloest, dien de Broeders befchouwden als hunne zaak te zijn toegedaan, van Weenen terug geroepen. De Graaf van Haugwitz, toenmaals meer vóór het tra&aat van Pilnitz, moest de plaats van Jacobi vervangen. Deze tijding werd door de aanhangers nieuwsfchrijvers van Straatsburg bekend gemaakt met het volgende bijfchrift: * De (taalkundigen voorfpellen hier uit, dat de „ gevestigde eensgezindheid tusfchen de twee „ Hoven bekragtigd zal worden. Het is ten „ minden zeker dat het goed is dit aan de Fran„ fchen te doen gelooven; maar in de despo„ tieke landen , in landen, waar het lot van „ verfcheiden millioenen menfchen van eene geringe v kleinigheid afhangt, kan men op niets meer /laat „ maaken. Wanneer men zelfs Verönderdelt dat w het Hof van Pruisfen ter goeder trouw han* „ delt met dat van Oostenrijk , het geen be„ zwaarlijk is te gelooven; of dat van Oosten„ rijk met dat van Pruisfen , het geen nog on» gelooflijker is, is 'er flechts eene onge/leldheid „ in de maag, een kleine overloop van bloed nodigt „ om deze fchitterende eensgezindheid te verbree» ken*' Dit bijfchrift in den Courier van Straatsburg, N°. 53, was gedagtekend Weenen den 2ö Februari/ 1792 , Léopold dierf door vergif den. eerden Maart daar aan volgende, en GustaQ 4 vus  248 VAN DE V00RDERINGEN DER SECTE, vus werd vermoord in den nagt tusfchen den 15 en ió derzelfde maand (*). De eerfte zorg van den jongen Keizer was, alle de Italiaanfche koks wegtezenden, om de geenen niet bij zich te hebben die voor zijnen vader het vergif gemengd hadden, bekend onder den naam van 'Bouillon de Naples. Erfgenaam van de gevoelens van Léopold voor het bondgenootfchap, vergenoegde Franciscus de II zich niet met zijnen iever tegen de Sec^e te betoonen door den moed, welken hij in de legers deed blijken. Om het llluminatismus tot in deszelfs, fluipholen aantetasten, deed hij in 1794 op den Rijksdag van Regensburg de affchaffing voordellen van alle geheime focieteiten, van Metfelaars, Roozen-Kruisfers en Illuminaaten van allerlei foort. 'Er waren bij dezen eerften Raad van het Duitfche Rijk ieverige aanhangers. Zij fielden hunne konstgreepen tegen de vordering des Keizers. Zij wendden voor dat het ligchaam dezer Illuminaaten niet anders was dan kleine focieteiten van jonge fchoolieren, waarvan mei zoo veel voorbeelden zag op de Protestantfche Hoogefchoolen. Zij deeden door de Agenten van Pruisfen, van Brunswijk en van Hanover tegenwerpen, dat de Keizer de Loges kon verbieden in zijne eigen Staaten; maar dat zij voor de anderen de Germannifche vrijheid inriepen. Alp (?) Foyage de deux Francais dans h NorcL, T. 5. Chap. vu  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 24S> Alles wat de Keizer kon verkrijgen, was een Decreet tot affchaffing van de corporatiën der fchoolieren. Niet alleen dat dit Decreet de voornaame aanhangers in het vol bezit liet hunner Loges, maar het bleef zelfs zonder uitwerking op die geenen, die zij in de meeste Collegiën hadden ingedrongen, om de jeugd te Illuminifeeren (*). Ter- (*) Dit zelfde jaar, in de maand Februarij, was de Regeering van Jena genoodzaakt een twaalftal dezer fchoolieren te ftraffen, wier Sociëteit, onder den naam van Amicisten, door aanhangers beftierd werd. Om hen voortebereiden tot alle de verborgenhedea van het llluminatismus, hielden deze geheime Ovetften hen den eed, dien zij aan hunne Sociëteit gedaan hadden, voor als de allernaauwfte verbindtenis, welks febending de verfclirikiijkfte ftraf voor hun zou ten gevolge hebben. — Vervolgens vroegen zij hen of zij verlicht genoeg waren om te gelooven, dat zij, zonder hun geweten te kwetfen, den eed konden vergeeten, dien zij aan den Overften van het Collegie gedaan hadden, van in geene geheime Sociëteit, hoe ook genaamd, te treden? — Of zij zich oprecht genoeg gevoelden om zich aan hunzelven te houden, en om nie« mand te befchuldigen, ingeval de Regeering hen ftraf te over het verbreeken dezer belofte? — Of zij zich moedig genoeg bevonden om in hunne Sociëteit te blijven, dan zelfs wanneer men hen zou genoodzaakt hebben dezelve aftezweeren? —< De Iiluminaat door hun antwoord voldaan, ftelde hen het wetboek der Amicisten ter hand; en zij lazen in hetzelve, dat zij met hunne bondgenooten een Staat in den Staat vormen; dat zij hunne eigen wetten heb» ben , volgens welken zij over zaaken oordeelen, die zelfs buitett hunnen kring zijn, het geen de diepfte geheimhouding vorderde; dar, indien vtrfcheiden bondgenooten zich in dezelfde ftad bevinden , zjj 'er eene Loge zullen vestigen; dat zij met al hun ver» 5 ma-  VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, Terwijl de jonge Keizer werkzaam was om de aanflagen der Secle te vernietigen, was zij be« mogen zullen medewerken tot de voordplanting hunner Sociëteit ; dat, zoo zij van woonplaats veranderen, hetwelk zij niet moeten doen dan bij de uiterfte noodzaaklijkheid, zij briefwisfeling moeten houden met hunne Loge, welker, Secretaris correspondeeren zal met de andere Loges, en hen den naam, de hoedanigheid en de geboorteplaats der nieuw aangenomenen zal aanwijzen; dat zij zullen gehoorzaamen aan de Overften der Orde; dat zij de Broeders behulpzaam zullen zijn; en hen bevoordering zullen bezorgen; dat zij eindelijk bereid moeten zijn om voorde Orde hun fortuin en hun Moed optepferen. Verfcheiden dezer jonge Amicisten, wier Orde tot dien tijd toe befchouvyd werd als eene der onfchuldigften, hebben geweigerd om de lijst der Broeders te geven, ten einde dezelven niet blooticftellen. Zij llebben gezegd, dat op deze lijst zich bevonden mannen van rang, Magifflraats- en andere in waardigheid gefield» ferfoonen. (Zie le proces verhal de ce jugement, of wel de Staats und gelehrte zeitung van Hamburg, N°. 45, 13 Maart.) Zoo men verlangt te weeten in welken ftaat de jonge lieden uit deze Loges en deze Collegiën terug kwamen, zie bier daarvan een voorbeeld, afgefchreven uit de berichten, die ik uit DuitschJnnd heb ontvangen. „ In het oogenblik dat ik dit fchrijf, (den »> '3 Julij 1794) bevindt zich in de baden, vier mijlen van Ha. 1, nover, een jongman, die vóór weinige dagen van de Hooge. „ fchool van Jena is gekomen, waar bij zijne ftudiën verrichE „ heeft. Het is de regeerende Graaf van Plmemierg, een des; 3, rijkfte Heeren van Duitschland, 24 jaaren oud, gebooren van „ Catholieke ouders, en neef van den Minister Prins van Cau. » nitz. Ingevolge de ftudien van dezen jongen Heer te Jena, >, kleedt hij zich volkomen in den fmaak van een' Democraat, » en bootst alle de onbefchoftbeid daarvan naar. Hij heeft ge,, wild dat zijn bediende nevens hem zou zitten aan de Open ta„ fel, doch dit is hem geweigerd. Deze jonge Egalité zingtj ■ . 9V?%  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 251 bedagt op dat ontwerp, hetwelk de Omwenteling moest bewerken in alle de Oostenrijkfche Staaten. Zij had in Weenen een haarer voornaamfte aanhangers verlooren, door den dood van den Ridder van Born , die van alle zijne rijkdommen niet naliet dan onnoemlijke fchulden, de vruchten zijner milddaadigheid aan de Broeders voordplanters. Twee aanhangers, niet min- i, overal met de jonge lieden, die liern omringen, bet ca 'tra en „ bet Marfeillaanfche lied. — Dat men dit niet neeme voor een ,, vertel/eitje, dat flechts een' enkelen zot Betreft. Zijne dwaas» ,, heid is thans de heerfchenie dwaasheid onder de fludenten van „ alle Univerflteiten van Duitschland; en dezelve is de vrucht der „ leerflellingen, waarin zij onderwezen worden door hunne Pro„ fesfirs, zonder dat de Gouvernementen zich daar tegen ver* „ zetten." Uit dezelfde berichten, die ik van eenen Protestant heb ontvangen, ziet men dat de Univcrüteit van Halle in Saxen, waat het grootfte gedeelte der onderdaanen van den Koning van Pruisfen gaan ftudeeren, niet het minfte wijkt voor die van Jena. Ia Apiil 1794 gingen de hoofden van de Keligionncire Commisfie te Berlijn, de Heeren Hermes en Ilümer, uit last van den Koning van Pruisfen naar Halle, om het Lutersch Gijmnaflum te bezoe. ken, en veele dingen in hetzelve aftekeuren. De fchoolieren ontvingen hen onder een vervaarlijk gefchreeuw, en noodzaakten hen op het fpoedigst de vlugt te neemen. Hunne geestelijken Zijn aan dezelfde mishandeling bloot gefield; zij hitlèn de honden aan tegen hunne Predikanten; zij veröotlooven zich in hunne Tempels, het geen men zich op de ftraat niet zou veroorloven. „ De llluminaa:en maaken zelf deze fchandelijkhéden ruchtbaar, „ ten einde de kweekelingen van hunne Sociëteiten van Amicisten ,, den moed zouden hebben om insgelijks zoo te doen," Dus wordt de jeugd gevormd, overal waar de Secle bcerscht.  #5 2 VAM DE VOORDERINGEN DER IECTE, minder ieverig en meer onderneemend, wareti hem opgevolgd. De een was Hebenftreit Plaatsluitenant te Weenen, de ander een Croatisch Ex-Capucijner, Mehaloyich genaamd, dien Jofephus de II de onvoorzigtigheid had gehad van te voorzien met een Prelaatfchap in Hongarijen, om hem te belogen voor de bereidwilligheid , welke deze afvallige betoond had om behulpsaam te zijn aan alle die zoogenaamde hervormingen in de Kerk. Met deze zamenzweerers had zich eene menigte van andere aanhangers verëenigd, waar onder zich voornaamliik onderfcheidden de Capitein Bikck, Profesfor in de Wiskunde op de Academie van Neuftadt, de Luitenant Riedel, de Profesfor in de Wijsbegeerte Brandftater, de domme maar rijke koopT man Hackel, en eindelijk Wolftcin, een dier aanl hangers, van welken de Sedte listig genoeg was geweest om het Apostelfchap en de reizen te doen betaalen door Jofephus den II, onder voorwendfel van kennis optedoen in de Veegeneeskunde, waarin die aanhanger Profesfor was geworden. Het gewigt en het getal der zamenzweerers doet zich kennen uit het plan zelf, dat zij in 47§5 beraamd hadden. Hun invloed bij he* Hof had hen het middel verfchaft om in Wee* nen eene bezetting te vormen, geheel beftaande uit welgeitelde en fatfoenlijke burgers, weinig, gewoon om de wapenen te voeren. Zjj koozer^' de-  EN ALGEMEENHEID HAARER. ONTWERPEN. 353 dezelven uit deze clasfe, zich voorziende van de nodige bevelen om hen tot dezen foort van dienst te noodzaaken, onder het voorwendfel der gevaaren van den Staat. Altoos de bevelen van den Keizer aanvoerende, behandelden zij hen op de hardfte wijze, oni hun misnoegen gaande te maaken, en om hen tegen het Hof vooringenomen te vinden, op het tijdftip der Omwenteling, welke zij beraamden. Het graauw was op hunne zijde, en zij wisten hetzelve nog meer aan zich te hechten door het uittefluiten van den krijgsdienst, zonder het daarom uittefluiten van de fommen, die zij heimelijk ver* fpreiden onder de banditen, voor welken op den bepaalden dag het arfenaal moest geopend worden. Op dien dag moest een algeraeene opftand plaats hebben, geduurende welken Heben~ Jireit, gevolgd van eenige legioenen, zich meester moest maaken van den perfoon des Keizers, terwijl andere benden het arfenaal zouden overweldigen, en hunne posten op de wallen neemen. Den Keizerin handen'hebbende, moesten de zaamgezworenen hem noodzaaken om hun Wetboek der Rechten van den mensch te tekenen, dat wil zeggen verfcheiden reeds opgeftelde Edicten, bij welken de rechten der Heeren of rijken werden vernietigd, en alle menfchen gelijk en vrij verklaard, onder de Conftitutie van het fouvereine volk. Deze Ediften moesten naar alle Provintien gezonden wor-  254 VAN DE WOORDERINöEN DER. SECTE, worden, uit naam van den Keizer zelf, even als of hij zijne volle vrijheid genoot. Voor het overige moest zijn perfoon fchijnen geëerbiedigd: te worden, ten naasten bij als die van Lodewijk den XVI onder zijn' cipier Lafayette. Men weet niet of het Aqua Teffana gebezigd moest worden tot de geestbedwelmende of doodende dofis; het fchijnt zelfs dat het oogmerk was dezen jongen Vorst te fpaaren, ten minden als gijzelaar ; doch in alle gevallen moest hem de vrijheid niet hergeven worden, dan na dat het volk, gewend aan de nieuwe gelijkheid en vrijheid, zich in het bezit zag van de Heeren goederen, en van de nodige magt om de terugkeering der oude Conditutie onmogelijk te maaken. Alle de voorbereidende maatregelen waren ge'nomen; de cathecismus der Rechten van den mensch en alle aanhitfende fchriften waren in overvloed in de dorpen en hutten verfpreid. De Omwenteling had zelfs haare vrouwelijke aanhangers, gelijk de Dames Staèl of Necker. De Gravin Marchowich vooral onderfcheidde zich in Hongarijen, door haaren iever om de nieuwe cathecismus te verfpreiden. De noodlottige dag was op het punt van aantebreeken, toen een zeldzaam voorval, hetwelk de zaamgezworenen niet hadden voorzien, alle hunne ontwerpen in duigen deed vallen. Bij afwezigheid van Méhalovich, een zijner bedienden zich met zijn' makker verlustigende , vond  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 25 J vond goed het Capucijner-kleed aantetrekken, hetwelk zijn meester in zijne kleedkamer bewaarde, toen Méhalovich geheel onverwagt aanfchelde. De bediende, weinig aan den kap gewoon , en zich niet ipoedig genoeg van denzelven kunnende ontdoen, zond zijn' makker om de deur te openen, en verftak zich onder het bed van zijnen meester. Deze trad binnen, verzeld van Hcbenfireit en Hackel. 7A\ geloofden alléén te zijn. De bediende hoorde hun gantsch gefprek. Hetzelve betrof den aanflag, die binnen drie dagen moest uitbarften ; Hebenfireit vernieuwde op zijnen degen den eed der zaamgezworenen; Méhalovich ftelde hem tot de uitvoering van het ontwerp vijfmaal honderd duizend guldens ter hand, die hij in een clavecimbaal verborgen had. Zoodra de bediende zich in vrijheid bevond vloog hij naar de Ministers, om verflag te doen van al het geen hij gehoord had. Alle de gehoudene raadplegingen waren eenftemmig over eene ontdekking v?n dit gewigt; de voornaamfte zamenzweerers werden in hechtenis genomen daags vóór dien, dat het oproer moest uitbarften. Hebenjlreit werd opgehangen in Weenen, en Méhalovich onthoofd te Presburg, met zeven Hongaarfche Edellieden, zijne medepligtigen. Verfcheiden anderen werden gevonnisd, fommigen ter ballingfchap, en anderen tot eene eeuwigduurende gevangenis. Even  VAN DE VOORDERtNGEN DER SECTE , Even als de Keizer in Weenen, had de Kc iiing van Pruisfen de zamenzweeringen voorge* koomen in Berlijn. De papieren van den aanhanger Leuchfenring hadden Wilhelm den III reeds verwittigd van die, welke door de Broeders beraamd wierd; 'er bereidde zich eene andere in de maand November 1792. Het teken tot den opftand was, het vuur te fteeken in twee huizen, in verfchillende hoeken der ftad. Op den beftemden dag werden deze huizen werklijk in brand geftoken. Maar de Broeders hadden zich gevleid dat de bezetting derwaards zou toeloopen, om de vlam te blusfchen en de wanorde te beletten. Op het oogenblik dat dezelve de posten zou verlaaten hebben, moesten de rebellen zich daarvan meester maaken, en den vrijen teugel geven aan de geweldenaars. Gelukkig dat de Gouverneur, de Generaal Möllendorff reeds onderricht was van dezen aanflag. Hij beval de troepen op hunne posten te blijven. De zaamgezworenen zich voorgekomen ziende, durfden zich niet vertoonen. De brandftichters werden gevat, de zamenzweering mislukte, én Wilhelm de III behield zijne Kroon. Onderricht van de oogmerken der zaamgezworenen, en van alle hunne betrekkingen met de Franfche Jacobijnen, fchijnt het dat deze Vorst meer ftandvastigheid had behooren te betoonen in het Bondgenootfchap der Vorften tegen de Fran-  EN ALGEMEENHEID HAARER. ONTWERPEN. S$? Franfche Omwenteling. Hof-jaloefiè'n, kleine onëenigheden, die maar al te dikwils ontdaan tusfchen Weenen en Berlijn, noopten hem mogelijk tot een' vrede, dien hij niet van harte maakte met de vijanden van alle Mogendheden; maar het is ook moeilijk zich het vermogen te verbergen, lietwelk op zijne befluiten diezelfde menfchen hadden, wier ontördenende grondftellingen hij verfoeide. Men heeft de aanhangers van Weishaup zich zien verfchuilen in het hart der Metfelaars Loges; men heeft Philo Knigge wonderbaarlijke ontdekkingen zien aankondigen, die aan de Sefte al het vermogen der verblinding konden geven op ligtgeloovige gemoederen. Ongelukkig voor Frederik Wilhelm de lil, had hij zich in die Loges begeven, waarvan de Illuminaaten, onder den naam \iXiRoozen~Kruisfers, het fchouwtooneel hunner wonderen, dat wil zeggen hunner kwakzalverijen, gemaakt hadden ; en zie hier wat de brieven van een' geleerd' Protestant, die met zijne Pruisfifche Majesteit zelve lange gefprekken had gehouden over de Vrije-Metfelarij, daar omtrent bericht hebben. Om aan Wilhelm den eerbied voor de Schrift te beneemen , was het deze Roozen-Kruisfets gelukt hem te doen gelooven, dat de Bijbel en het Evangelium der Christenen gebrekkig waren ; dat 'er een verhevener leerftelfel beftond in de gewijde boeken yan Enoch en yan Seth, die men verlooren waanV. Deel. R de.  $58 VAN DE VOORDERINOEN DER SECTE, de, doch van welken zij zeiden alleen in hét bezit te zijn. Zoo Wilhelm beter onderricht had kunnen worden, zou hij bewilligd hebben in de aanzoeken van onzen geleerden, én overgegaan zijn tot het lezen van deze zoogenaamde boeken van Enoch en van Seth, dat wil zeggen van die Apocrijphe grollen, die men hein opgaf voor zulke onfchatbaare, zeldzaame en geheime voordbrengfels, zedert langen tijd gedrukt in de verzameling van Fabricius. Zijne Majefteit fcheen de listen dezer wonderdoende kwakzalvers intezien; doch de nieuwsgierigheid heeft haare zwakheden. De Hierophanten RoozenKruifers fleepten hem op nieuw mede, door de begoogcheling hunner gewaande verfchijningen. De ligtgeloovigheid van Wilhelm in dit vak was zoo bekend, dat men in 1792 op de kermis te Leipfig vesten verkogt, genaamd van den Berlijnfchen Jefus (Berlinifche Jefus vesten), ter gedagtenis, dat de Broeders onverwagt de verfchijning van Jezus Christus aangekondigd hebbende, en Wilhelm eenvoudig genoeg zijnde om te vraagen hoe hij gekleed was, zij hem hadden geantwoord : in een fcharlaken vest, met zwarte om (lagen en gouden lisfen. Zoo men geloof mag geven aan het bericht, welk ik door denzelfden weg heb, verdiende Wilhelm in zeker opzigt deze vernedering; want het groot vermogen, hetwelk deze kwakzalvers op zijnen geest hadden, kwam niet enkel dat zij ■ ' «ij-  EN ALGEMEENHEID HAAREN ONTWERPEN. 259 zijne geneigdheid tot de ongerijmdheden der toverkonst vleidden , maar nog veel meer door dat zij zijne ongeregelde verknochtheid aan de fexe billijkten, door hem te zeggen, dat zij wisten dat Jezus Christus hem veroorloofde dozijnen vrouwen te gelijk te hebben. De beruchtfte zijner Courtifanen was die Riez, naderhand Gravin van Lichtenau. Het proces, dat men tegen haar aanging, zou waarschijnlijk de geheimen ontwikkeld hebben der verltandhouding, waarin men haar geloofde met de Franfche Jacobijnen, van welken men zegt dat zij zulke rijke gefchenken ontving, en met Eisfchofs-Werder, die men zegt thans werkzaam te zijn met geheel verfchillende ontwerpen. Wij zouden den wezenlijken haat van Wilhelm tegen de Jacobijnen , en den perfoonlijken moed , dien hij betoonde in dezelven te beftrijden , overeen hebben kunnen brengen met den vrede, welken hij met hen maakte, in eenen tijd, dat de legers zoo kragtdadig konden medewerken tot derzelver verwoesting. Doch zijn opvolger heeft zijne goedheid en voorzigtigheid meenen te betoonen, door de papieren dit proces betreffende in het vuur te werpen, zeggende dat hij die niet wilde lezen, uit vrees van in deze aanflagen mannen betrokken te zien, die nog nuttig konden zijn. Andere Vorften zouden het misfchien verftandiger geoordeeld hebben dezelven te lezen, om daar door mannen R z te  260 VAN DE VOORDERINCEN DER SECTE, te leeren kennen, die nog zeer nadeelig kunnen zijn. Wat 'er ook zijn moge van de waare beweegredenen , die deze gedenktekenen aan de gefehiedenis ontrukken, alles zegt ons dat Fre derik Wilhelm de IV den haat geërfd heeft van zijnen vader tegen de Se&e, zonder zijne zwakheden en zijne dwaalingen te erven. De Berlijnfche Vrije-Metfelaars hebben het eerst hem durven verzoeken om hunne Loges te bevestigen door verlofbrieven ; hij zond hen weg met te zeggen, dat eene diergelijke gunst ftrijdig zou zijn met het geen hij aan zijne andere onderdaanen verfchuldigd was; dat zij intusfchen ftaat konden maaken op zijne befcherming, mits zich onthoudende van alle ontwerpen ftrijdig met de algemeene rust. Deze verzekering is ongetwijfeld gevolgd van de belofte der Vrije-Metfelaaren, van zich altoos getrouw te zullen betoonen aan zijne Majefteit. Zij deeden alle dezelfde beloften onder den overledenen Koning; en ondertusfchen heb ik in Londen eerlijke Metfelaars gezien, die verontrust waren over de redenen, die zij in de Pruisfifche Loges ge* hoord hadden, flechts weinig tijd vóór "den dood van Wilhelm de III. Volgens hun verhaal weeken de dreigende redenvoeringen der Loges, in geenerlei wijze voor de krankzinnige aanfpraaken van de groote club der Jacobijnen te Parijs. „ Wanneer zullen wij eindelijk verlost m worden van den tiran ? Wanneer zullen wij on-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. &6l n onze Parijsfche Broeders naarvolgen? Is het „ dan geen tijd ook voor ons, om ons kinderen „der vrijheid en gelijkheid, en echte Vrije„ Metfelaars te betoonen ?" Deze redenen, en nog veel hoonender uitdrukkingen voor den Koning, waren niet in den mond van een' enkel' Broeder; geheele Loges waren met deze heerfchende dolzinnigheid befmet, vooral eenige aanhangers, die nauwer aan de Franfchen verknocht waren. Ziedaar waarvan verfcheiden Vrije-Metfelaars, die van Pruisfen te Londen kwamen, mij in tegenwoordigheid van eenige perfoonen verzekerd hebben getuigen te zijn geweest in de Pruisfifche Loges. De Omwenteling, welke de Loge, te Berlijn de RoijalTork genaamd , ondergaan heeft, is insgelijks eene omftandigheid in de gefteldheid der Broeders, die niet verwaarloosd behoort te worden. Men weet door de openbaare tijdingen, dat deze Loge in derzelver midden heeft gevestigd een Bejiuur, een Raad der ouden en een Raad der jongen, ingevolge het voorbeeld van het tegenswoordig Fransch Gouvernement. In hoe verre duidt deze omwenteling in den boezem der geheimen het ongeduld aan naar die, welke de Broeders en de Directeurs van Parijs algemeen trachten te maaken?Dit is niet aan mij om te beflisfchen; doch het geen ik fteliig weet, is, dat de Parijsfche Jacobijnen elders dan in de Loges hunne hulptroepen hebben. Zij hebben ook R 3 hun-  S6» VAN DE VOORDERINOEN DER SECTE, hunne Broeders afgezanten van Parijs tot zelfs in de Pruisfifche legers. Zij hebben hunne foldaaten, die van den eenen kant betaald worden door den Koning van Pruisfen voor de onder» fteuning van den Troon, en van den anderen door de Directeurs, om de Pruisfifche regimenten te bewerken en hen te leeren den Troon omver te werpen. De edelmoedigheid der Jacobijnen gaat zelfs zoo verre, dat zij in Frankrijk de vrouwen onderhouden van deze als foldaaten vermomde Apostelen. Het geen gantsch Europa nog op dit oogenblik weet, is, dat de aanhanger Ambasfadeur S te Berlijn is. Indien zijne zending derzelver doel bereikt, zullen 'er nogmaals nieuwe veroveringen te verklaaren zijn, even als die van Italiën. Het geen ik eindelijk weet, is, dat gantsch Duitschland reeds zedert lang zou bezweeken zijn voorde aanftookingen, indien de Illuminaaten 'er zoo veele overwinningen als aanflagen konden tellen. Verdrietig over die gebrekkige verraderijen, die niet dan eene ftad of eene Provintie van het Rijk aan den vijand leverden, had in 1793 de Raad der aanhangers, toen zitting houdende in Weenen, of het plan beraamd, of de nodige bevelen ontvangen tot de uitvoering van een ontwerp in dertig artikelen verdeeld, om eenflags het gantfche Rijk aan de Omwenteling overtegeven. Reeds waren van deze ftad brieven vertrokken, gefrankeerd tot Egra, naar Go-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. Gotha, Weimar, Dresden en honderd andere fteden, welken den eerften November bepaalden aan de Broeders, tot den algemeenen opftand, en die alle Burgers nodigden om zich op dezen grooten dag te voorzien van allerlei foorten van wapenen, 'al waren het ook jlechts mesfen; om zich te verzamelen op eenige open plaatfen of buiten de fteden; om zich hoofden te verkiezen en zich in lioopen te verdeelen; om zich meester te maaken van de gemeene kas, van de arfenaaien van de kruidmagaztjnen en van het Gouvernement. Overëenkomflig het ontwerp moest op denzelfden dag zich eene Nationaale Vergadering in eene der fteden vestigen, en alle de in opftand zijnde Broeders moesten hunne afgevaardigden in dezelve zenden. Deze brieven liepen reeds door het Rijk in de maand Oftober j gelukkig werd 'er een aantal van onderfchept groot genoeg om de zamenzweering te fluiten. De Sefte getroostte zich dit wederom, in de hoop dat de tien jaaren, door JfëauviHon aangekondigd, niet zouden verloopen zonde? dat geheel Duitschland omgewenteld was. Da aanhangers zijn 'er indedaad zoo talrijk, dat het verwijl dezer omwenteling onbegrijplijk zoude zijn , zonder de traagheid van een volk , van natuur weinig vatbaar voor de veré'ischte ©pgistingen tot groote fchokken. De brieven, die men uit deze ftreeken ontvangt, vloeijen over van klagten over deze me^ R 4 nig-  VAN DE VOORDERINGEN DES. SECTE , nigte van Illuminaaten. Om te verklaaren hoe zulke Vorften, die dezelven het beste kennen»echter genoodzaakt zijn hen toetelaaten, meen ik hier uit mijne Memoriën over Duitschland een artikel te moeten overfchrijven, dat ik heb zien bevestigen door de daaromtrent best onderrichte perfoonen, en vervat in deze bewoordingen : „ Een der Souvereinen van Duitsch„ land, die zeer veel verftand heeft, de Hertog 99 van Brunswijk, heeft toegedaan dat onder de „ befcherming van Campe, Mauvillon en Trapp, „ alle drie befaamde Illuminaaten, de Hoofdftad „ van zijn land eene openbaare. fchool wordt y, van ongodsdienftigheid en Jacobinismus. Dit yt zou kunnen doen vermoeden dat deze Vorst w zelf een weinig befmet is door de grondftel„ lingen der Jacobijnen.- Maar men zou hem in„ dedaad het grootfte ongelijk doen; want hij „ duldt deze fchelmen niet, dan om hunne aann flagen te ontfnappen. Zoo ik hen verwijder, „ zegt hij, wat zal dan gebeuren ? zij zullen „ elders gaan en zij zullen mij belasteren. 'Er „ moest eene overeenkomst zijn tusfchen alle Duit' „fche Vorjlen, om hen nergens te dulden" In afwagting van deze overéénkomst zijn 'er in deze ftreeken andere Gouvernementen, die zelfs het openlijk onderwijs dulden der uiterfte geheimen van het llluminatismus. M In Saxen, * bij voorbeeld in Jena, laat men toe dat een h Profesfor de jeugd leert, dat de Gouvernement » ^n  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 5.6$ „ ten ftrijdig zijn met de wetten der rede en der „ menschlijkheid; en dat bij gevolg binnen twintig, „ binnen vijftig of binnen honderd jaaren geen „ Gouvernementen meer in de wereld zullen „ zijn (*)." Men zou zelfs in zeker opzigt kunnen zeggen, dat de meesten dér Duitfche Vorften niet willen dat de fchrijvers dit leerftelfel en de Secte, die hetzelve voordplant, beftrijden. Een gezelfchap van achtenswaardige mannen en goede burgers, gelijk men kan oordeelen uit hun Journal getiteld de Eudemonia, wijdde zich tot het ontmaskeren der ftrikken, der grondftellingen en der gevaaren van het llluminatismus. Bijna geen enkel Vorst, die dit Journaal begunftigt, en verfeheiden hebben hetzelve verboden in hunne Staaten, terwijl zij 'er alle de fchriften. der Jacobijnen ongeftoord laaten rondloopen. De Eudemonia is zelfs verboden in de Staaten van het Huis van Oostenrijk, onder het fchoonfchijnend voorwendfel, dat het oogmerk van dit Journaal goed is , maar dat hetzelve grondftellingen doet kennen, die niet genoeg wederlegd zijn, Het bewijs, dat zij veel beter wederlegd zijn dan de Illuminaaten wel wenschten, is, dat hun Patriarch, dat hunne Gazette littéraire de Gotha de verdediging reeds wisten en bekend maakten, alvoorens nog het blad zelf in Weenen ver- fchee- C) Memoires fur le Jacoiinisme en Allemagne, ann. 1754. R5  iSS VAN DE VOORDBRINGEN DER SECTE, fcheenen was. Het fijne van dit voorwendfel zal minder verwonderlijk zijn, wanneer men zal weeten dat onder de Commisfarisfen der recenfit, dat wil zeggen onder de beoordeelaars van dit Journaal en van alle publieke werken in Weenen, zich ten minften de twee wel bekende Illuminaaten Sonnenfcls en Retzer bevinden, die zeer zeker voor boeken van eenen anderen aart de vrijheid der drukpers zouden hebben weeten interoepen. Eindelijk is 'er in Duitschland nog eene andere foort van Jacobijnen, die hedendaags de grootfte voorderingen maaken. Deze zijn de discipelen van den God Kant, uit zijne fchuilhoeken gekropen en uit het chaos zijner rangfchikkingen (cathégories), om ons de geheimen te ontwikkelen? van zijn zoogenaamd Cosmopolitisme. Het is volgens het ftelfel van dezen befaamden Geleerden i. wanhoopig zich verpligt te zien om in de hoop op eene andere wereld het doel en de beitemming van het menfchelijk geflacht te zoeken. 2. Geen der menfchen wordt door de rede geleerd, even als de dieren geleid worden door het ingefchapen gevoel (finjlinSi). Deze hebben ieder tot doel de ontwikkeling van alle hunne vermogens; dit doel wordt bij de dieren vervuld door ieder individu. Onder de menfchen, integendeel, is dit doel voor het gantfche geflacht, niet voor ieder individu; want de leeftijd van den mensen is te kort om de volmaaktheid,  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN» 26/ heid, de volledige ontwikkeling zijner vermogens te bereiken. In de clasfe van den mensen, fterven alle individus; de foort alleen blijft, is alleen onfterflijk. — 3. Voor den mensch ook nog kan het doel van het geflacht niet vervuld worden, dat wil zeggen zijne vermogens kunnen zich niet geheel ontwikkelen, dan in de volmaaktfte maatfehappij. 4. Deze volmaaktfte maatfehappij zou een algemeen bondgenootfehap zijn van alle volken, zoo nauw aan eikanderen verè'enigd, dat 'er niet meer gefproken werd van verdeeldheden, van naïever, van heerschzucht of van oorlogen. 5. Duizenden en duizenden van jaaren zullen misfchien voorbijgaan vóór het gelukkig tijdftip van dezen altoosduurenden vrede; doch „ welk denkbeeld men zich „ ook maake van de vrije uitoefening van den „ wil, is het echter zeker, dat de waarfchijnlijke „ gevolgen van dezen wil, de handelingen der men„fchen, even als alle andere natuurlijke dingen, „ bepaald zijn door algemeene wetten.'" Deze natuur gaat met eenen langzaamen doch zekeren tred tot haar oogmerk. De deugden, de ondeugden , de wetenfchappen, de verdeeldheden der menfchen zijn voor haar niet dan zekere en onfeilbaare middelen, door welken zij het menfchelijk geilacht, van nakomelingfchap tot nakomelingfchap, tot de volmaakte befchaaving geleidt. Het tijdftip van het algemeen bondgenootfehap, van den altoosduurenden vrede, zal vroeg of laat komen. Ou-  Só8 VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, Ondertusfchen zal op dit tijdftip ze]f het menfchelijk geflacht nog flechts halverwegen van deszelfs volmaaktheid zijn. — Ik weet niet of God Kant goedvindt ons te zeggen wat de andere helft is van den weg, die nog afgelegd moet worden Maar intusfchen zegt ons het groot aantal zijner discipelen, dat „ Europa zich „ noodzaaklijk moet ontbinden in zoo veele Re„ publieken als 'er thans Monarchiê'n zijn; en „ dat dan eerst het menfchelijk geflacht zich „ zal vertoonen in alle deszelfs kragt en groot* heid' dat men dan geen onbekwaame wezens „ meer aan het hoofd der Natiën zal zien ; dat „ zij tot dien hoogen trap van volmaaktheid zullen 19 komen, waarin Frankrijk zich thans bevindt, m waar de geboorte niets meer is, waar men tot „ alles komt door vernuft en bekwaamheden (f)." Intusfchen gevoelen nog andere discipelen volkomen wat de andere helft van den weg is, die nog afgelegd moet worden, om tot de volmaaking van het geflacht te komen; en voor dezen is de volmaakte mensch die mensch, die geenen anderen meester heeft dan zichzelven , geene andere wet dan zijne rede; het is de mensch van den Profesfor van Jena, de mensch van Weishaupt en van Baboeuf. On- (*) Zie Idêe d'une kist. univ. dans les vues du citofjen du moii* ie, par Rt. Kant; fpeBattur du Nord, April 1798. Ct) Mém. fur le Jacobinisme en Allemagne.  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 2<50 Ondanks het verfchil in de handelingen, is het echter gemaklijk te zien, dat het ftelfel van Kant, thans nog Profesfor te Koningsbergen, zich uiterlijk vermengt met dat van Weishaupt, voormaals Profesfor te Ingolftad. Het is bij den een* en bij den ander' dezelfde haat tegen de openbaaring, dezelfde geest van ongodisterij, die het denkbeeld niet kan verdraagen van eene toekomende wereld, waar alle de raadfelen van deze worden opgelost door de wijsheid en rechtveerdigheid van den Schepper, waar het groot oogmerk van ieder mensch en van het gantfche menfcheb:jk geflacht zich ontwikkelt voor de vierfchaar van een wreekend en beloonend God. Het is in Kant en Weishaupt dezelfde trotsch op het vernuft, geftraft door de dolzinnigheid hunner ongerijmde (tellingen, die aan het tegenswoordig gedacht, tot troost in deszelfs rampen, niet anders laat, dan het ingebeeld rijk dier Cosmopoliten, met welken zij goedvinden na verloop van duizenden en duizenden jaaren de wereld te bevolken. Het is in beiden dezelfde huigchelarij van gevoeligheid en deugd, welke zich zoekt te verbergen, dat elk individu, overtuigd dat de natuur geen bijzonder oogmerk met hem heeft, hem geen bepaald en perfoonlijk doel heeft gegeven, zich welhaast zelf'er een zal vormen volgens zijne belangen of zijne vermaaken, en zich weinig zal bekommeren over die toekomftige Wereldburgers, over hun- nen  27° VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, nen altoosduurenden vrede, en over een geluk, dat niet eer verfchijnen moet, dan twintig of dertig eeuwen na zijnen dood. Het is dezelfde krankzinnigheid eener dweeperij, welke ons overal de natuur aantoont als doende al het geene zij wil, ondanks onzen wil, en alle onze handelingen beftierende door haare algemeene wetten j die zich niet minder beklaagt over onze traagheid om het groot oogmerk der natuur behulpzaam te zijn, even als of het ons vrijftond om door onze handelingen alle haare ontwerpen te befpoedigen of optehouden. Het gantlche onderfcheid, hetwelk ik hier zie tusfchen deze twee helden van het Duitfche Jacobinismus, is, dat de een, in het midden zijner fchool te Koningsbergen, zich omhult met alle vreedzaame uiterlijkheden, terwijl de ander, in zijne verborgenheden, zijne aanhangers dringt en aanvuurt, en zijnen geestdrift en woede inblaast aan zijne Epopten, hen den tijd aanwijzende om tot gewelddaadigheden overteflaan, en om alles te verpletten wat hen tegenftand bied. Maar de vreedzaame Godheid van Kant boezemt in de fchoolen niet minder het verlangen in naar dien grooten dag, op welken de menfchen der vrijheid en gelijkheid zullen heerfchen. Zijne collegiè'n in de Hoogefchoolen herhaalen deze grondftellingen niet allen met dezelfde koelbloedigheid. De discipelen verhitten zich, de Ja. cobijnen meesmuilen; en naar maate het ftelfel zich  IN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 3? 1 zich uitbreidt verëenigen zich de kweekelingen van de eene en andere fchool, en vormen hunne geheime verbindtenisfen. Onder voorwendfel van dezen altoosduurenden vrede, die de toekomftige gedachten verwagt, verklaaren de eenen aan het gantsch Heelal eenen oorlog der Cannibaalen ; en van de anderen is 'er nauw» lijks een, die niet bereid is om zijn Vaderland, zijne wetten en zijne medeburgers opteöfferen, om het Rijk te verhaasten hunner Cosmopoliten , aangekondigd door de Godfpraak van Kant, of dat van den Mensch-Koning, voorzegd door den Hierophant Weishaupt. Zoodanig is hedendaagsch de ftaat der Sedte in Duitschland. Zij is in de Clubs, in de Loges, in de letterkundige Sociëteiten, in de Bureaux der Ministeriën, en in den boezem zelfs der Vorften. Zij verwisfeit haare gedaanten en haare naamen; maar onder alle mogelijke naamen en gedaanten houdt zij deze ongelukkige ftreeken onder de aanflagen eener geduurige za« menzweering. Alle Troonen ftaan 'er als op eenen brandenden berg, welks vuur niet wagt om uittebarften, dan het gefchikt oogenblik tot den fchok. Waarom is het mij niet vergund te zeggen, dat de zamenzweerende Secte ten minften dié Natie geëerbiedigd heeft, welke, het beste te vreden met haare wetten, zich ook het ftandvastigst moest betoonen in het beftrijden der ont- or-  «7a VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, ordenende verborgenheden en aanflagen? Maar de aanhanger Rxr.tgen, Leeraar te Petkum, onder de befcherming van een' groot' Vorst naar Londen gezonden, is de eenigfte Apostel van Weishaupt niet, die den Oceaan overftak om Engeland te Illuminifeeren. Op den enkelen naam van Zaverius Zwach herinnert men zich -te Oxfort het verblijf, dat die waardige kweekeling van den Stichter aldaar geduurende een jaar gehouden heeft, na zijne vlugt uit Beijeren. De naauwkeurigheid zijner aftekening, zoodanig als ik die heb overgefchreven uit de oorfpronglijke Schriften , heeft niet veroorloofd den echten Cato der Orde te miskennen. Men heeft toen begrepen wat zijn waar oogmerk was, hoewel hij voorgaf niet in deze ftad gekomen te zijn, dan om zich in derzelver vermaarde fchool te onderrichten. Maar de tijd en plaats waren weinig gefchikt tot eene zending of tot grondftellingen , die niet konden ftrekken, dan om hem de billijkfte verachting der Profesfors op den hals te laden. Die hunner, welke hem eenige ontdekkingen aanvertrouwde, de Astronomist Homsbij, heeft niet minder bevat hoe de aanhanger Zwach deze ontdekkingen in Duitsland heeft kunnen uitgeven, als de vruchten van zijn eigen vernuft; en hoe hij, door de Univerfiteit veracht, vermijd heeft zich op nieuw te vertoonen, hoewel hij bij zijn vertrek zijne terugkomst tegen het volgend jaar aankondigde. An-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 9?3 Andere Apostelen vervingen zijne zending; en onze iever voor de waarheid, onze erkentenis voor eene Natie, aan welke wij eene fchuilplaats te danken hebben» verpligten ons haar te waarfchuwén, dat deze zending der kinderen van Weishaupt niet geheel zonder vrucht geweest is voor de aanhangers. Toén Mr. Robifon openbaar maakte, dat 'er in Engeland Metfelaars Loges beftonden, befmet door de tegenwoordigheid en de broederfchap van Beijerfche Illuminaaten, hield de Vaderlandfche eer zich gebelgd; mannen, die zich een foort van rechterfchap aanmatigen op de publieke denkwijze, meenden het rechtte hebben om van den achtenswaardigen fchrijver bewijzen te vorderen. Ik weet niet wat het antwoord geweest is van Mr. Robifon; ik weet alleen, dat hij hen had kunnen zeggen : Wanneer perfoOnén in gezag gefield mij willen ondervraagen, ben ik bereid om te antwoorden. Ik zou ook hen antwoorden, die zonder gezag mij deze bewijzen vraagen ; doch daar zijn 'er, welken de omftandigheden beletten openbaar te maaken. Daar zijn 'er, welken het genoeg is aan het Ministerie te ontdekken, ter oorzaake van de te neemene voorzorgen om de Seéte te leur te ftellen. Daar zijn 'er zelfs, die onbetwistbaar zijn voor een' Autheur, door eene menigte van toevallen, die dezelven klaarblijklijk maaken, zonder dat hij die echter ftaaven kan door het V, Deel. S geen  2^4 VAN DE VOORD ERINGEN DER SECTE, geen verëischt wordt om ze wettig te maaken. Ik maak deze aanmerkingen met des te meerder grond, dewijl zeer zeker de Ministers behoorlijke bewijzen in handen hebben , die echter hunne wijsheid hen niet veroorloofd openbaar te maaken. Ik maak die om dat Mr. Robi. fon 'er ons ten minften genoeg van zegt in zijne nooten, om ons te overtuigen, dat hij genoegzaam onderricht is, wanneer hij de indringing aanduidt der Illuminaaten in eenige Engelfche en Schotfche Loges, zonder zich verplicht te gelooven deze Loges aantewijzen, of zelfs zonder die te kunnen aanwijzen. Maar hij heeft ongetwijfeld zich niet willen blootftellen aan het lot van den vermaarden Ridder Zimmermann, die , gelijk bekend is , in gelijke omftandigheden het flagtöffer is geweest van den Iiluminaat Knigge, zeker niet om dat deze laatfte valsch befchuldigd was-, maar om dat hij een dier bewijzen tegen hem ontbrak, die men wettig noemt; om dat het toen nog niet gemaklijk genoeg was te betoogen, dat Philo en Knigge niet anders waren , dan twee naamen van denzelfden man , het geen thans zoo klaarblijklijk is uit zijne eigen werken en uit die zijner aanhangers. Het ware te wenfchen, dat dezelfde mannen, die zich veröorlooven Mr. Robifon voor een' lasteraar te houden, opgemerkt hadden, dat de Secte veele middelen heeft om invloed te maaken op diergelijke beöordeelingen; dat haare wet-  f.r» ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 3?5 wetten medebrengen om verdienftelijke fchrijvers, die zij niet in haare netten kan lokken, bij het gemeen gevoelen verdagt te maaken ; dat Mr. Robifon zeer zeker een der geenen is, die een wezenlijk recht op haaren haat hebben. Ik voeg 'er gaarne bij: het ware te wenfchen, dat Mr. Robifon had kunnen antwoorden door het openbaar maaken van alle zijne bewijzen; ik ben ten vollen overtuigd, dat zelfs die geenen, welken hebben kunnen goedvinden hem op zulk eene onvoegzaame en beledigende wijze te beöordeelen, hem hunnen dank zouden betuigd hebben voor den dienst, dien hij bewezen heefc aan zijn Vaderland, voor hetwelk hun hart ongetwijfeld even zoo wel liefde voedt als het zijne, doch waarvan zij niet even als hij het gevaar hebben kunnen kennen. Ondanks de tegenftrijdigheid, die zich bevindt tusfchen dezen achtenswaardigen Schrijver en mij omtrent eenige artikelen, en inzonderheid omtrent den Catholieken Godsdienst (*) en omtrent (*) Ik denk hier aan niets minder dan te antwoprden op de Godsdienftige vooiöordeelen van zekere fchrijvers tegen de Catholieken ; maar wat doen de biegt, de kloostergeloften, de aflaaten, het enkel geestelijk gezag van den Pans, en andere artikelen van dezen aart, tot de Franfche Omwenteling? Het bewijs, dat alle deze onderwerpen wel vetre zijn van iets bijtedraagen tot deze Omwenteling, is, dat de Jacobijnen niets fpaaren oro dezelven te verdelgen. Op welken grond betoont gij dan, in een wetlt tegen deze Jacobijnen, den haat, dien ons Sijmioluin u inS 3 boe.  &?ê VAN DÈ VOORDERlNGEN DER SECTE , trent de Jefuïten, waarvan hij zeker zeer verfchillend zou gefproken hebben, indien hij, even boezemt? Ik zou tegen veele fchrijvers, die zich aan deze onVoorzigtigheid hebben fchuldig gemaakt, kunnen zeggen: begint ten minden, Mijnheefen! met Ons geloof beter te kennen; erk in de gelegenheid zult gij zien of wij hetzelve weeten te verdedü gen. Ik zou tegen anderen kunnen zeggen: laat aan ons zeiven de zorg om te verklaaren wat wij gelooven en wat wij niet gelooven. Üwe rechtveerdigingen, zelfs in dit opzigt, zouden ons tot last kunnen zijn, in weêrwil van uwe goede oogmerken. Mr. Robifon gelooft zeer zeker ten voordeele der Franfche Kerft gefproken te hebben, wanneer hij zegt, dat deze Kerk zich zeriert lang onafhangfijk gefield had van het Hof van Rome. Zoo bij door het Hof van Rome verftaat een tijdelijk oppergebied van den Paus, heeft de Franfche Kerk zich nimmer van dezelve behoeven te onttrekken; zij heeft die nooit erkend. Zoo hij 'er door verftaat het enkel geestelijk gezag van den Paus, zijn onze Bisfchoppen, onze gantfche Geestelijkheid, en alle onze Franfche Catholieken wel verre van zich aan hetzelve te willen onttrekken. Allen gelooven zij nog, het geen zij altoos geloofd bebben, dat de Paus, als opvolger van St. Pieter, op de Franfche Kerk, even als op alle andere, het recht heeft van eerden Herder. Allen weeten , dat dit gezag van den Souvereinen Opperpriester tot onze geloofsbelijdenis behoort, als een wezenlijk gedeelte der Hiërarchie, gevestigd door Jezus Christus. Maar allen weeten ook, dat dit gezag van den Paus, even als dat van alle andere Bisfchoppen, geenzinds een Rijk van deze wereld is; dat hetzelve onze pligten niet wegneemt omtrent.de Souvereinen, en dat het ons op geenerlei wijze ontflaan kan van onze getrouwheid en onderwerping aau de wetten van den Staat. — Ik protesteer dus ernftig tegen hen, die uit mijne achting voor Mr. Robifon meenen te kunnen befluiten, dat mijne lofredenen over zijn werk ook dat gedeelte van hetzelve betreffen, waarin mijn geloof mij verbiedt toetefterumen.  IN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 277 even als wij, het bewijs voor oogen had, dat de gantfche gefchiedenis hunner Metfelarij niet anders is, dan een verdichfel en een konstgreep, waarvan de Illuminaaten zich bediend hebben om de Metfelaars te misleiden, en den aandagt van het publiek van de waare zamenzweerers aftewenden. Ondanks deze tegenftrijdigheid zal ik niet nalaaten te zeggen, dat hij de erkentenis verdiend heeft zijner landgenooten, door hen de gedrochtelijke SecTre aantetoonen , welke hen, niet minder dan andere Natiën , in haare aanflaagen bedoelt. Ik zal altoos mijne goedkeuring hechten aan de rechtveerdigheid zijner zaak, aan de hevigheid van zijnen iever en aan de oprechtheid zijner oogmerken, In afwagting dat hij zal meenen zijne bewijzen bloot te kunnen leggen, omtrent het geene hij gezegd heeft van het llluminatismus van fommige Engelfche Metfelaars Loges, zal ik ten minden een gedeelte der mijnen aanvoeren, 'Er zijn in Engeland twee mannen, welken ik weet dat gezogt geweest zijn door de Apostelen Illuminaaten. De een is een zeer eerlijk Officier van de zeezaaken, die alle de verachting voor hen gevoelt, waarvoor een eerlijk hart vatbaar is, en die hij verkreeg toen hij zich fchandelijk misleid zag door eenen Broeder Werver, die, onder voorwendfel van de geheimen der Metfelarij te ontwikkelen , hem in die van Weishaupt fleepte. De ander is eeq S % man  2?$ VAN DE VOORD ERINGEN DER SECTE, man van verdienden, die 'er meerder van had kunnen weeten, zoo hij zijne waare denkwijze niet verraden had, doch wiens brieven mij inftaan voor de echtheid der volgende daadzaaken: Onder de boeken, die ons het best de mej nigte der geïlluminifeerde Loges aantoonen, onder die zelfs, welken de Broeders Wervers aan hunne Candidaaten van een' zekeren rang geven, is 'er een, hetwelk ten titel heeft, De Afdeelingen (Les Paragraphesy Men ziet in dit werk dezen aanhanger, een voornaam reiziger van denzelfden naam als de Ridder Zimmermann. geheel trotsch van in Engeland gedaan te hebben, het geen hij gedaan had in Italiën en Hongarijen, van naamlijk voor zijn llluminatismus verfcheiden Loges gewonnen te hebben van Engelfche Vrije-Metfelaars. In eenigen dezer Loges werd het llluminatismus zeer wel onthaald; doch van vijf, waarvan de brieffchrijver zeker is, waren 'er twee, die wel fpoedig afftand deeden van de verborgenheden van Weishaupt; de andere drie behouden die nog. Een nieuw Apostel, die in Londen Zimmermann opvolgde, is de geen, die in Engeland gekomen was onder den naam van Doftor Ibiken, een verdichte naam mogelijk, even als de Broeders reizigers dezelven ontleenen naar de omftandigheden. Wat 'er ook van zij, deze zich noemende Ibiken, zendeling van de verkiezende Lo-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 2*0 Loges van het llluminatismus, begon met zich te verëenigen met eenige Kwakers; hij werd vervolgens ontvangen in eenige Loges; hij voerde de voorbereidende middelen in dezelven , en eindigde met eenige misleide Broeders volledig te Illuminifeeren. Hij beroemde zich ook op zeer veele gevolgen in Ierland en in Engeland; hij kondigde zijne kweekelingen aan, dat in hunne armhartige en elendige Vrije-Metfelarij welhaast eene groote omwenteling zou voorvallen. — Zij, voor wien deze taal onverftaanbaar was , zeggen mij dezelve volmaakt begrepen te hebben, zedert ik het wetboek der Secte publiek heb gemaakt. — Zij verlooren Do&or Ibiken uit het oog. De waakzaamheid van het Ministerie noodzaakte hem zijne verborgenheden naar elders te brengen. Weinig tijd na dezen Ibiken verfcheen in En« geland nog een vierde zendeling, zich zeggende een Elzasfer te zijn en voormaals Prediker in Franfchen zeedienst. Deze kwam uit America, onder den naam van Réginhard. Hij verwagtte wel onthaald te zullen worden door eenige Engelfche Loges, die in verftandhouding waren met de geene, die hij in Boston gelaaten had, en die, zeide hij, groote voorderingen gemaakt hadden zedert hunne vereeniging met de Broeders, die uit Frankrijk in America geland waren. Deze Réginhard fcheen minder jeverlg, dan de andere apostelen; hij verboig S 4 zelfs  fl80 VAN DE VOORDERINOEN DER SECTE, zelfs den afkeer niet, dien hij gevoelde voo» eene zending, die hij zelf zeide weinig over» eenkomftig te zijn met zijnen ftaat. En het is inzonderheid van hem, dat de fchrijver van den brief, die mij deze omftandigheden mededeeld, het beftaan leerde kennen van het Illu» minatismus aan de boorden van de Theems. Ziedaar genoeg om te bewijzen, dat de Illuminaaten Engeland niet hebben doen vergeeten door hunne zendelingen. Ik zal zelfs meer zeggen; ondanks de verëerende uitzondering, welke ik gemaakt heb van de Engelfche Loges, ben ik niet meer verwonderd, van het llluminatismus onthaald te'zien door een zeker getal hunner leden. En het is hier vooral, dat ik meen te moeten herhaalen, dat ik in deze uitzondering niets anders begrijp, dan die foort van Vrije-Metfelarij, die ik genoemd heb de Nationaale, die, welke zich bepaalt tot de drie eerfte graaden.- Zedert de eerfte uitgave van mijn tweede Deel, zou ik de oplettendheid gehad hebben, deze uitzondering uitdruklijker te bepaalen, zoo ik kennis had gehad van een werkje, getiteld, Free Mafonry, a word to the wïfe! Ik zie in hetzelve de Engelfche Broeders zich beklaageri over de invoering van een aantal graaden, van welken het de pligt van het Gouvernement is, de zedenloosheid en ongodsdienftigheid te beteugelen, inzonderheid yan die der Rooze/i-Krui/ers (pag, 9.) En. ik.meen be-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. a8l bewezen te hebben, dat van het ftelfel dejigter-Roozen-Krui/èrs tot dat van Weishaupt deovergang gemaklijk is. 'Er beftaat nog een ander werk, voor vijftig jaaren gedrukt, onder den titel, Van den oorfprong der Vrije -Metfelaaren en van hun leerjlelfel. Dit werk zou mij van zeer veel nut geweest zijn, indien ik hetzelve eerder gekend had. Dat men mij niet meer befchuldige van het eerfte openbaar gemaakt te hebben, dat eene ongodsdienftige en ontördenende gelijkheid en vrijheid het groot geheim waren der agterLoges. De fchrijver van dit werk legde dit even zoo ftellig bloot als ik, en betoogde dit toen reeds, door van ftap tot ftap de graaden te volgen der Schotfche Metfelarij, zoodanig als zij toen beftonden. De tijd heeft derzelver vorm kunnen veranderen; maar zeer zeker heeft de menigte der graaden, zelfs die der Wijsgeerige genaamd, niets kunnen voegen bij den geest van het ftelfel, welk zich toen ontwikkelde in de Loge der Broeders genaamd Schot-, fche Bouwmeesters. De Metfelaars van dezen graad zijn niet beter dan onze Illuminaaten. Men zou, niet kunnen gelooven hoe listig zij zijn. Dewijl zij nog verfpreid zijn in Engeland en in Schotland, is het nog tijd om 'er een woord van te zeggen, ten einde de oplettendheid van het Gouvernement tegen hen optewekken. Doch S 5 gaan  *83 VAN DE VOOHDERINGEN DER SECTE , gaan wij terflond over tot hunne uiterfte verborgenheden : „ Wanneer een Candidaat zich voordoet om „ als Schotsch Bouwmeester te worden aangeno„ men, vraagt hem de Poortier (Verfchriklijke n Broeder) of hij neiging heeft tot de vrijheid, v tot de gelijkheid, tot de gehoorzaamheid, tot n den moed en tot de flandvastigheid. Zoo hij w ja antwoordt, wordt hij in de zaal geleid. * Het tafereel, op de vloer gefchetst, verheelt «hier niet meer den Tempel van Salomon, n maar de volgende vijf dieren; een Vos, een „ Aap, een Leeuw, een Pelikaan en een Duif.,% Na dat de tekenen en het leuswoord Adonaï aan den Candidaat gegeven zijn, begint de Redenaar eene raadfelachtige aanfpraak, waarvan het volgende een gedeelte is : „ De listigheid, „ de veinzerij, de moed, de liefde, de zagtheid, „ de loosheid, de nabootling, de woede, de „ meêdogendheid, de tevredenheid, de kwaad„ aardigheid, de fnaakerij, de wreedheid, de n goedheid en de vriendfchap zijn alle eene 99 en dezelfde zaak, en zijn in eene en dezelfde „ zaak. Zij verleiden, boezemen blijdfchap in 99 en veröorzaaken droefheid, verfchaffen voor99 deel en kalme dagen. 'Er zijn vijf van deze 99 dingen, en echter maaken zij flechts één uit. „ Welhaast, welhaast, welhaast, door hem die n is , die zijn zal, en die geweest is, enz." „Het  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 9.83 Het overige van deze redenvoering is in denzelfden fmaak. Hoe duister ook deze din„ gen fchijnen, zijn zij echter zeer klaar, wan„ neer men acht geeft op de figuuren , die het „ caractter der Vrije-Metfelaars aanduiden. De n listigheid van den Vos is dus die, onder welke „ de Orde haar oogmerk verbergt. De nabootfing „ van den Aap, die buigzaamheid van geest, die „ behendigheid, met welke de Vrije-Metfelaars n zich voegen naar de onderfcheidene bekwaamhe„ den en naar den finaak der inwijdelingen.... „ De Leeuw betekent de kragt en den moed van m hun, die de Sociëteit uilmaaken. ...De Pelikaan „ is het zinnebeeld der tederheid, die onder de „ Broeders heerscht.... De vreedzaame aart van de Duif verbeeldt den vrede van de goude eeuw, n of wel die kalme dagen , welken de Vrije-Met„ felaars aan het Heelal belooven." De fchrijver, van wien wij deze berichten hebben, heeft langen tijd verkeert met deze foort van Metfelaaren; hij bevond zich dikwils in hunne Loges, en bij hunne raadplegingen over de middelen om hunne ontwerpen uittevoeren, en hij voegt 'er bij: „ Wanneer men „ overgaat tot de inwijding van een Schotsch „ Candidaat is 'er geen regel, welke verpligt „ om hem in het oogenblik zijner aanneeraing „ het doel der Sociëteit duidelijk te kennen te „ geven, maar alleen in algemeene bewoordin. „ gen, om hem de zedenleer en ftaatkunde, „ die  884 VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, „ die vérèenigd zijn aangenomen, te doen verw ftaan. Den avond van zijne inwijding zegt » men hem niets anders, dan dat de vrijheid w en de gelijkheid tusfchen de Broeders het „ eenigst oogmerk is der Sociëteit. — Maar H zoo de aangenomen Bouwmeester blijken geeft „ van eene volmaakte ondergefchiktheid aan het « oogmerk der Sociëteit, als dan ontdekt men „ hem het onderfte der kaarten , of het hooftdoel „ der Sociëteit, hetwelk is, alle menfchen tot eene „ wederkeerige gelijkheid te brengen, en het „ menschdom de natuurlijke vrijheid te geven. n Eindelijk, na eenige bijëenkomften, zeggen zij „ openlijk, dat de uitdrukking van alle menfchen » onder elkander gelijk te, maaken , en de vrijheid „ van het menfchelijk geflacht, onbepaald bevat n alle perfoonen , van welken rang of hoedanigm neicl ZV ook mogen zijn, zonder zelfs de Re. „ geer ings leden , grooten of kleinen, uittefiui- De plegtigheden en cathecismus van dezen graad onderfchraagen volmaaktlijk deze uitleggingen. In een woord, alles toont zoo wél het oogmerk aan dezer uiterfte verborgenheden iq de gelijkheid en vrijheid, dat de fchrijver den oorfprong of ten minften de herftelling der Vrije-Metfelarij meent te kunnen toefchrijven aan Cromwel en aan zijne Onafhanglijken. Hij zou CO He Vorigine des Franc-Mafons, grade d'Architeffe,  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. &tj £ou zich zeker aan de herftelling gehouden hebben, zoo hij ten minften het manufcript van Oxford gekend had. 'Er ontftaan altoos uit dit werk gewigtige gevolgen, fommigen voor de gefchiedenis der Vrije-Metfelarij, ert anderen Voor het Gouvernement. Het is aanvanglijk ligt optemaaken, dat de verwoestende verborgenheden der agter-Loges althans ouder zijn, dan het rijk der Franfche Sophisten. Deze hebben dezelven ongetwijfeld hunne wending gegeven; zij hebben de graaden vermeerderd en veranderd naar hunne wijze; maar hunne grondftellingen waren in de Loges reeds lang vóór Voltaire. De Kadosch zelf was vóór in den Vrije-Metfelaar Schotsch Bouwmeester. Wanneer men dezen volgens zijn cathecismus vraagt hoe hij heet, antwoordt hij, loos en eenvoudig; de Kadosch kan antwoorden, jloutmoedig en ongeduldig. Het verfchil is in het cara&er en niet in de Hellingen. Deze graad van Schotsch Bouwmeester verklaart ook nog vanwaar dat vermogen komt der Schotfche Loges, en waarom de anderen, in de onderfcheidene Rijken, zoo begeerig zijn om te correspondeeren met de Moeder-Loge, gezegd van Héredom van Kilvinning in Schotland. Het is da&r, dat de befaamde Bouwmeesters van de gelijkheid en vrijheid altoos verönderfteld zijn geworden bezitters te zijn van de Jaatfte verborgenheden. Het is ook ddar, dat, ondanks den invloed van het Groot-Oosten van Parijs, een  e.85 van de vo0rder1nüen der. secte, een groot aantal Franfche Loges, gelijk die van Marfeille, van Avignon, van Lijon, van Rouan en veele anderen zich hebben trachten te doen ordenen. Het geen eindelijk de ontdekking van dezen graad van Schotsch Bouwmeester belangrijk maakt voor de Gouvernementen, inzonderheid voor En: geland, zijn de gevaaren van eenen Staat, in welken, onder alle deze Broeders eener fchuldelooze gelijkheid, 'er altoos een aantal beftaat, toereikende om de uiterfte verborgenheden der Secte intevoeren. Ondanks de geheimhouding, welke deze foort van aanhangers onder elkander in acht weeten te neemen, wie ziet echter niet, dat hun beftaan eene geduurige zamenzweering is tegen den Staat? En hoe zou men zich kunnen verwonderen, dat de in deze ftreeken aangekomen Illuminaaten 'er menfchen gevonden hebben, geheel bereid om zich met hen te verbroederen, en om hunne aanflagen en middelen te verëenigen? Hoe zeer ook het grootfte gedeelte der Engelfche Metfelaaren vrij zijn van deze aanflagen, is het echter niet genoeg te zien dat de geesfel nog uit hunne Loges kan uitgaan, en dat de tegenwoordigheid der goeden 'er langen tijd niet anders geftrekt heeft, dan om de oogmerken der kwaaden te bedekken? Dat men niet zegge, dat de goeden de kwaaden verhinderen om hunne aanflagen werkftellig te maaken; ' want  EN ALGEMEENHEID HAARER. ONTWERPEN. iS/ want 'er zijn bijëenkoraften, waarvan de Iaatften de eerllen weeten uittefluiten , hoewel eene en dezelfde Loge algemeen is voor allen. 'Er zijn zelfs thans, en ik weet dit van lieden, die het Ministerie 'er bericht van gegeven hebben, 'er zijn Metfelaars-Loges, die, volgens de uitdrukking van een' der Broeders, die dezelven nog vóór weinige maanden bijwoonde, volftrekt niemand toelaaten van zulken, die zij Aristocraaten noemen, zelfs geer? enkelen. Men verftaat deze taal; en hoe veele verborgenheden verklaart dezelve niet? 'Er zijn zelfs Loges, waarvan de ingang een wezenlijk doolhof is. De leden gaan nimmer weder hetzelfde huis uit, dat zij zijn ingegaan. Dikwils, om de naarfpooringen van het publiek gezag te ontfnappen, trekken zij om uittegaan een kleed aan, verfchillend met dat, waarmede zij ingekomen zijn. Doch al had ook de Setfte deze hulpmiddelen niet in fommige Engelfche Loges , Chauvelin en van der Noot wisten bij hun vertrek uit London 'er andere agenten te laaten (*). Het al- (*) Bij gelegenheid van dezen Chauyelin zal ik aanmerken, dat eene der bijzondere eigenfehappen van bet Jacobinismus is, de Ambasfadeurs in Hoofden der zamenzweering te veranderen. Holland, Oostenrijk, Italiën, Zwitfcrland en Conftantinopolen hebben dit bij opvolging beproefd. Wat Engeland betreft, het beeft het bewijs daarvan gehad niet alleen in Londen, maar ook in deszelfs Amerikaanfche bezittingen. Den 21 Julij 1797 veroordeelde de Rechter van Qutbcc ter dood den zich noemenden Da.  288 VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, algemeen gevaar doet zich kennen door bijzondere daadzaaken; dat men zich dus niet vefwondéfe van mij in de volgende omftandigheden te zien treden, omtrent het gedrag der Secte en der zendelingen van het Jacobinismus in Engeland. Het geen eene weldaadige Natie bedreigt is niet onverfchillig voor de erkentenis. 3 Van het eerfte jaar der uitwijking (émigration) af, overladen met de goedheden van Mr. Burke* leidde ik een' man bij hem in, die gelast was zijn gevoelen te verneemen over eenen brief gefchreven aan Manuel, toenmaals de heerfchende Robespierre in de gemeente van Parijs en in de groote club der Jacobijnen, en met nog een ander voornaam man, de beftuurer der moorden van September. Deze brief was gefchreven voor een'Franfchen Heer, die, voor eenigen tijd naar Frankrijk willende terug keeren, zich meende tókl bti \' I ' ■'■> %■ sri : te Dayid Lêan, befchuldigd en overtuigd van als zendeling Canada doorloopen te hebben, vermomd als-een koopman, en indedaad eene zamenzweering berokkenende, welke de geheele Colonie aan de Jacobijnen moest overleveren. Reeds had hij alle de voorzorgen der Sefte genomen. Hij had Broeders aan zich verëenigd, die verbonden waren door den gewoonen eed van de diepfte geheimhouding. De Broeders van Quebec en van Montréal moesten zich tegen de aanftaande lente gereed bevinden rer hulp van eene vloot en tienduizend foldaaten, gezonden door de tirannen van Frankrijk. De bron van dezen aanflag opfpoorende, werd bevonden, dat dezelve was beraamd geworden te Philadelphia, en dat Dayid Léan de zendeling wa,s van den Heer Adet, toenmaals Minister der Directeurs bij de Vereenigde Staaten.  ALÖËMEEfiHEID HAARER ONTWEREN, 380 te moeten doen aanbeveelen door een' Jacobijn aan den grooten Beftuurer. De echtgenoote van dezen Heer hield de aanbeveeling verdagt en ontzegelde dezelve. De brief begon indedaad met eene foort van aanbeveeling, doch eindigde met - Mandei te berichten, dat voor het overige gezegde Heer een rechte Aristocraat was, waarvan hij zich moest ontdoen door de pieken of door de guillotine, om hem te beletten weder in Londen terug te keeren. Tusfchen deze twee artikelen was het verflag aan Manuel van den flaat der Broeders zendelingen in Londen. Men las onder anderen, dat zij op hunne laatfle vergadering vijfhonderd fterk waren geweest; dat zij 3llen vervuld waren met iever; dat hun getal dagelijks toenam, en dat alles de grootfte gefchiktheid aankondigde om de revolütionnaire cocarde optezetten. 'Er viel niet veel te raadplegen over dezen brief; dezelve werd onder het oog van den Minister gebragt. In weêrwil van alle de voorzorgen, die de wijsheid kan ingeven, deeden de zendelingen der Secfte te Londen niet dan te vermeerderen in plaats van te verminderen. Weldra had zij 'er meer dan vijftienhonderd, zelfs van die geenen, die men kan noemen het legioen van Jourdan coupe-téte. 'Er bevonden zich toen in Engeland twee mannen, zeer ervaaren in de Parijsfche politie, aan welken de Engelfche Ministers den last opdroegen om de eerlijke Emi- V. Deel. T gran-  VAN 0E VÓÓftDERÏNGEN DER SECTE»' granten te onderfcheiden van deze nieuw aangèkomenen. Het bleek ten klaarden, dat deze ïaatften het uitfchot waren der ftruikroovers van alle Natiën, en inzondèrheid van banditen voormaals gevangen geweest te Bicêtre of op de Galeien, of zelfs veroordeeld tot de fchandelijkfte ftraf, doch waarvan Neder, Orléans en Mirabeau de groote wer&tuigen der Omwenteling gemaakt hadden, en die hunne opvolgers uitzonden om het fpoor te baanen in Engeland. Het is vooral aan deze ontdekking, dat de wijze voorzorgen te danken zijn van de BUI betrek. Kjk tot de vreemdelingen. Maar de Secte is ftandvastïg; zij brüischt zedert lang tegen de hinderpaalen , die Engeland haar tegen ftelt. In London, in Edimburg en in Dublin heeft zij ook de Nationaale Broeders, de zamenzweerende en correspondeerende focieteiten. In London heeft zij zelfs misleide Broeders in de allerfterkfte Aristocratie, die in hunne maaltijden het oppermagtig volk begroeten, terwijl andere Broeders in hunne fluipho. len beraadflagen hoe zij het zullen aanleggen, om in de magt van het fouvereine volk te ftellen de bezittingen van de Broeders Lords, de fchatten van de Bank en de magazijnen der rijke Kooplieden. Daar raadplegen ook andere Broeders hoe zij, onder het lokaas van eene hervorming in de Britfche Conftitutie, dezelve zullen doen vervangen door de Conftitutie van Thtf  EN ALGEMEENHEID HAARER. ONTWERPEN, &$l Thomas Paijne, van S , van de Directeuren; door die der moorden» der verbanningen , der geldveripillingen en van alle de vruchten van den boom der vrijheid en gelijkheid. Daar on* derwijzen ook andere Broeders de aanhangers in de konst der moordenaaren, nog anderen fmeeden in voorraad de pieken en de bijlen. Ja, de Secte is dien Oceaan overgeftoken, die Groot-Brittanniën affcheidt van het overige van het Heelal. De aanhangers hebben het Vaderland hunner voorzaaten niet vergeeten, dat der Puriteinen , der Wederdoopers en der Onaf hanglijken. Zij hebben die hervonden in het hart dierzelfde fluipholen, waar Cromwel hert wist te verbannen, na alvoorens door hen zijnen Koning onttroond en onthoofd, het Parlement ontbonden, en, even als onze Directeurs, de misleide Natie onder het juk gebragt te hebben. De Broeders van Avignon hebben hunne voorouderen gezien in de Illuminaaten van Swedenburg; zij hebben zich de gezantfchappen herinnerd van de Loge van Hampftead; onder de befcherming van Maineduc hebben zij zijne discipelen dezelfde wenfchen zien vormen naar dat Hemelfche Jerufalem, naar dat zuiverend vuur (dit zijn hunne uitdrukkingen, ik heb die uit hunnen eigen mond gehoord), naar dat zuiverend vuur, hetwelk door de Franfche Omwenteling het Heelal niet moest ontvlammen, dan om overal, en in Londen zoo wel als in Parijs, de T % ge-  593 VAN DE VOOBlDERINCEN DER SECTE» gelijkheid en vrijheid der Jacobijnen te doen zegepraalen. Maar welk eene opvolging van zamenzweeringen biedt zieb voor den Engelfchen Gefchiedfchrijver niet nog aan in de Jaarboeken dieE focieteiten, zich noemende fommige confiitutionneele en andere correspondeerenden Hier hebben het gefheng oog der Ge*echtigheid, de berichten der Overheden, de wijsheid der Ministers de nevelen opgeheven. De jaarboeken der zaamgezworenen zeiven zijn geopend; en daar hebben wij de Broeders van Edimburg gezien, verbonden «ot dezelfde aanflagen met die van Dublin en van Londen, van Scheffield* van Manchester, van Stockport, van Leicener, van twintig andere fteden, en allen in verftandJiouding omtrent de verlangens, de nodigingen en de gelukwenfchingen gericht aan de Jacobijnen Wetgevers (*)• De Moederfocieteit heeft ons alle konstgreepen vertoond der gehei* me Committés van het GrootmOosten onder Phi~ lippe d'Oriéans, alle die van den Bijerfchen Aréopagus onder Weishaupt, alle die zelfs van de (*) Zie omtrent alie deze zamenzweeringen en omtrent da correspondeerende Sociëteiten de berichten der Commités aan de Parlementen van Engeland en Ierland. Zie ook het Aanhangfèl, hetwelk de iever van den Éngelfchen Vertaaler dezer Gedenkfchiirtcn hem bij■ dit laatfte Deel heeft doen voegen, betreklijk de aanflagen die meer- bijzonder zijn Vaderland bedreigd hebben*  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 5JJ3 de Club van Holbach onder d'Akmbert, om de volken te verleiden, en om hen, met dezelfde ongodsdienftigheid, in dezelfde muitzucht mede te fleepen; om de raadflagen te verëenigen en de poogingen der verfpreide Broeders op dezelfde Omwenteling te doen uitloopen. In Enge» land, even als in Frankrijk, hebben de zaaraverbondenen hunne intekeningen gehad, en het daar uit voordkomende werd gebruikt tot het drukken en in omloop brengen, zelfs tot op de dorpen, van het Euangelie van Thomas Paijne, het waare Wetboek der rebellie; terwijl andere Broeders, om onder het volk op zijne eigen kosten al het fenijn des ongeloof» te verfpreiden, zich niet fchaamden van huis tot huis intekening aftebedelen op alle de godlooze voordbrengfels, gevloeid uit de pen van Voltaire, van Diderot, vin Boutenger, var) Lamétherie, van alle de Deïsten en van alle dfe Atheïsten der eeuw; en dat onder voorwendfel van de onkunde te verlichten, door dezelve beter in (laat te ftellen om alle de Godslastc ringen der Sophisten te beftudeeren. De Broeders van Edimburg, even als die van Berlijn, hebben zich niet enkel gehouden aan deze middelen van verleiding. De aanhangers Downte en Wait fcheenen van denzelfden Aréopagus dezelfde bevelen ontvangen te hebben tot denzelfden gang in dezelfde aanflagen. Ondanks den afltand der plaatfen is het dezelf-  *5?4 VAM DE VGORDERINGEN DER SECTE, de oplettendheid om de waakzaamheid der 'troe* pen arteleiden door brandftichtingen, om, door de wanorde ie zegepraalen op de publieke magt, en om ten midden der oproerigheden het Jacobijnsch wetboek aftekondigen. Tot zelfs in Londen hebben de aanhangers hunne Broeders Koningsmoorders gehad. Zoo in Parijs het hoofd van Lodewijk den XVI, gevangen Koning in zijne Hoofdftad, gevallen is onder de fcherpte der guillotine; zoo dat van Lodewijk den XVIII, vlugtend,Koning te Uberlingen, door een moorddaadig lpod werd aangevallen ; dat van Géorge den III, tenxmidden van zijn volk, omringd van toejuigchingen en van vervoeringen der billijkfte liefde, was beftemd voor het fchietgeweer der ftruikroovers. Zoo de Hemel den KoDingsmoordenden kogel afwendde, liet hij echter aan de Sefte het bewijs, de. fchande en de ihoodheid van dezelfde aanflagen. Zij is verdrietig geworden over haare geheime gruwelen. Om te gelijker tijd tegen den Troon, tegen het Parlement en tegen de geheele Britfche Staatsregeling alle de kragten van het Rijk optewinden, verfpreidde zij onder de legioenen van het vaste land de drogredenen en lasteringen der oproerigheid; zij leerde dezelven , even als in Frankrijk, alle krijgstucht te verachten, de hoofden leerde zij ieverzuchtig te worden en te (lachten. Zij bezat de list om haare zendelingen op de vlooten te plaatfen; zij blaasde de mis- lei-  EK ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN, Bp$ leide matroofen alle de meinëedigheid, alle de konstgreepen der muitzucht in; en dezelfde menfchen, die de Hemel verkozen had om op den Oceaan ten geesfel der Jacobijnen te ftrekken, wilde zij tot verraders maaken, om hunne vlaggen aan de Jacobijnen overtegeven. In Ier* land zich betere gevolgen voorftellende, beloof» de zij aan een verbijsterd volk de onafhanglijkheid van deszelfs Altaaren en wetten, ten prijs eener Omwenteling, die alle Altaaren haat en verbrijzelt, die aan Frankrijk, aan Corfica, aan Braband, aan Savoijen, aan Holland en aan Italiën geene andere wetten laat, dan de flavernij onder het juk van vijf tirannen. Het is inzonderheid onder dit volk , dat zij , met alle de meinëedigheden van het llluminatismus, he£ gebruik heeft ingevoerd van alle de konstgreepen van het wetboek van Weishaupt. Het is. vooral dadr, dat de aanhangers, zich fterk genoeg waanende, bij legioenen uit hunne fchuilhoeken zijn uitgegaan. Reeds waren het niet meer enkele aanflagen, die verïedeld moesten worden \ reeds moest men de gantfche magt der legers, ftellen tegen de menigte der zaamgezworenen, die onophoudelijk de ^legioenen der Broeders. Carmagnolen inriepen en verwagtten. — Gezegend zij de Befcherra-engel, die zoo veele aanflagen weet te doen mislukken; die tot hier toe dit Rijk bewaard heeft, hetwelk meer dan alle andere veroordeeld was in den Raad der zamtnT 4 zwee-  SglS VAN DE VOORDÊRINGEN DER SECTE j zweerers ! — Magt de Gefchiedfchrijver, na het fchetfen van den oorfprong, het wetboek, de vereeniging, de aanflagen en de gevolgen van zoo veele Sectes, zamenfpannende tegen God en Christus, tegen de Troonen en Koningen, tegen de maatfehappij en haare wetten, ten allen tijde kunnen Uitrusten in deze fchuilplaats van zoo veele rampzalige flagtöffers, eh bij het eindigen zijner treurige vernaaien ten minften eenen vertroostenden blik op de Engelfche kusten kunnen flaan! Mogt hij altoos kunnen zeggen : daar verbrijzelden alle de poogingen ; daa*r ftranden alle de aanflagen, alle de konstgrepen en alle de woede der Jacobijnen, even als hunne vlooten! Wij zullen ook ons zei ven gelukkig achten, zoo wij door onzen arbeid 'en onze naarfpooringen iets toegebragt hebben, om den aandagt der volken optewekkert omtrent de waare oorzaaken van alle rcvolutioqsiatre aanflagen en rampen! Wij zullen ons vooral gelukkig achten, zoo wij ons kunnen vleien van omtrent haare eigen gevaaren die Natie verlicht te hebben, van welke alle andere in dit tijdftip derzelver heil verwagten; die Natie , welke, door haare weldaadigheid ons tweede Vaderland geworden, ons voor haar en voorhaaren Koning dezelfde wenfchen ziet vormen, die de natuur ons inboezemt voor onzen eigen Monarch en voor onze medeburgers! Wij zijn .verre af van te waanen onzen taak zoo-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERVEN. 99f aoodanigte hebben vervuld, dat wij de infchiklijkheid onzer lezeren niet zouden nodig hebben. Wij belijden gaarne de geringheid onzer bekwaamheden , en de onvolmaaktheden, die wij zelve vinden in Gedenkfchriften van zoo veel belang voor de gemeene zaak. Doch het geen wij met alle vertrouwen kunnen verzekeren, is, dat wij oprecht geweest zijn, en dat, gelijk wij het geweest zijn in het bloot leggen van de oorzaaken der Omwenteling, wij het ook zullen trachten te zijn in het aantoonen der waarheden en der middelen, die ons voorkomen het ge^ volg onzer verroogen te moeten zijn. BESLUIT. Welk een' treurigen en moeilijken loopbaan heb ik eindelijk afgelegd! Hoe dikwils heb ik in het midden dier moordholen, waar, in de ftilte der duisternis, het graf der Altaaren en Troonen gegraven werd , in die onderaardfche Clubs, waar de grondflagen van allen Godsdienst en van alle maatfehappij werden ondermijnd; hoe dikwils heb ik daar met eene bedrukte ziel, met een bekneld hart, met van fchrik verftijfde zintuigen , mijne ftandvastigheid op het punt gevoeld van te bezwijken ! Hoe dikwils, verontwaardigd over de ontwerpen, die ik zag beramen, over den uitgebreiden keten van gruwelen, dien ik nog zag vergrooten, heb ik niet tot mijT 5 *Si "  J$8 VAN 08 yOORPERINGEN DER SECTE, zeiven gezegd: Laat die laage en gedrochtelijke zamenzweerers daar; laat hen in den poel hunner gruwelen. Mogelijk is het nog beter hun flagtöffer te worden, dan uwe gedagten te bezoedelen met zoo vee! godloosheid, met zoo veel fnoodheid ; dan de nakomelingfchap te doen weeten, dat uwe eeuw zich daaraan fchuldig heeft kunnen maaken. — Maar in deze eeuw zijn 'er nog menfchen te behouden; 'er zijn nog Natiën, die niet onder het juk der Jacobijnen zuchten; om eindelijk te befluiten hetzelve aftewerpen, zal het voor uwe landgenooten mogelijk nuttig zijn te zien welk eene opëenftapeling van zwarte aanflagen en konsgreepen het hen heeft opgelegd; mogelijk zal het voor de nakomelingfchap nodig zijn te weeten welke de verderflijke Secte onzer dagen was, ten einde den geesfel tg beletten herbooren te worden. Deze hoop alleen heeft in mij gezegepraald over den weêrzin, zoo natuurlijk aan een' eerlijken fchrijver. Zij alleen heeft mijne ziel onderfteund in eenen arbeid, tegen welken zij zich Verzette, om dat hij haar onophoudelijk de haatelijke beeldtenisfen voor oogen ftelde van zoo veele zamenzweerers, en de ai te klaarblijklijke bewijzen der gruwelen en rampen, welke» zij nog het Heelal bereiden. Zou ik mij bedrogen hebben in deze hoop? Ach! indien het dus zij, dat zij dan verfcheurd worden alle deze bladen, die ik wijdde om de aan-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN, 2t>5». aanflagen, die tegen u beraamd worden, uit de duisternis ten voorfchijn te brengen. Koningen, Opperpriesters , Magiftraaten, Vorften en Burgers van alle clasfen! Zoo het waar zij, dat wij. voortaan de noodlottige verblinding te vergeefsch trachten te verdrijven; zoo het waar zij, dat de verpestende damp der Jacobijnen, uwe ziel en uwe zintuigen verftrammende, u reeds in eene doffe flaapzucht gedompeld heeft; zoo het waar zij, dat eene onverfchillige luiheid u reeds ongevoelig maakt voor uwe gevaaren, voor die uwer kinderen, voor die van uw Vaderland, van uwen Godsdienst en van alle uwe wetten; zoo gij reeds niet meer bekwaam zijt om de gelingfte pooging, de kleinfte opoffering te doen voor het welzijn der gemeene zaak en der uwe ; zoo 'er anders 'niet meer in de wereld zijn dan die laffe zielen , geheel bereid om zich aan het juk der Sefte te onderwerpen; wel nu , weest dan flaven der Jacobijnen. Weest het van de grondftellingen hunner aanhangers, en dat uwe fortuin ten prooi zij van hunne ftruikroovers; dat uwe Tempels, uwe Troonen, uwe Gouvernementen, dat die paleizen en wooningen, die u thans ten fchuilplaats ftrekken, inftorten onder hunne bijlen. Verfcheurt, met deze bladen, de voorzegging dezer rampen: wagt in de vreugd, in de weelde, in de feesten en in de flüimering af, dat het uur der Omwentelingen qok voor u fla. De Jacobijnen neemen de zorg op  300 VAN DE VOORDBRINGEN DER SECTE»1 ©p zich van hetzelve te verhaasten. Het ora? kei, dat dit uur aankondigt, 20U niet dan eene te vroege en nuttelooze kastijding zijn. Sluit het oor voor het geraas , der ketenen , die voor U gefmeed worden. Wagt u voor de voortekenen uwer onheilen van nabij te befchouwen, en zoekt Propheeten, die u aangenaamer dingen voorzeggen. Doch zoo 'er nog menfchen zijn, die flechts dp vijanden der Altaaren en des Vaderlands behoeven te kennen, om dén moed der deugd en de reddingsmiddelen eener dappere ziel te betoenen; dan is het voor zulken, dat ik gefchreVen heb. Het is aan zulken, dat ik zeg: ondanks alle de aanflagen der Jacobijnen en alle de konstgreepen hunner Secte, ondanks alle de magt, die zij reeds verkregen hebben, is echter de wereld nog niet aan hun. Het is nog mogelijk deze Sec> te verdelgen, die zweert «wen God, uw Vaderland, uwe geflachten en bet gantfche gebouw uwer maatfehappij te verdelgen. 'Er zijn voor u en voor het Vaderland nog middelen van behoud. — Maar in den oorlog, dien de Sefte u aandoet, even als in alle andere oorlogen , hangt dit behoud aanvanglijk af van de overtuiging uvyer gevaaren, van de waare kennis van den vijand, van zijne oogmerken en van zijne middelen, Het is niet zonder rede,, dat ik de bewijzen der klaarblijklijkheid vermenigvuldigd heb, om u in het Jacobinismus het  ÈN ALGEMEENHEID HAAREN ONTWERPEN. 3'Of het bondgenootfehap aantetoonen van de St* phisten der Ongodsdienftigheid', die zweeren om alle de Altaaren van den God van het Evangelium omtewerpen; van de Sophisten der Re* bellie, die zweeren om alle de Troonen der Koningen omtewerpen ; van de Sophisten der Regeeringloosheid', die bij den eed van alle de Altaaren des Christendoms te verwoesten, dien voegen,van allen Godsdienst, hoe ook genaamd, te verdelgen; bij den eed van alle de Troonen der Koningen omtewerpen, dien, van alle Regeering, hoe ook genaamd, te vernietigen, zoo wel als alle eigendommen en alle maatfchappijen door wetten beftierd. Ik wist, dat men alle middelen van behoud verwaarloost, zoo lang men de gevaaren flechts als ingebeeld befchouwt. Zoo mijne bewijzen u nog zonder overtuiging laaten , en gij de klaarblijklijkheid zelve wederftaat, omtrent de wezenlijkheid van de aanflagen der Secte, dan heb ik al de vrucht van mijnen iever verlooren; 'er blijft mij als dan niet anders overig, dan uwe verblindheid te betreuren. En dan zijt gij juist in dien toeftand, waarin de Secte verlangt u te vinden. Hoe minder geloof gij zult flaan aan haare ontwerpen hoe zekerer zij is van dezelven uittevoeren. Ik dring dan nogmaals aan; verfchoont den ernst, die geen ander oogmerk heeft dan uw behoud en dat van de gemeene zaak. Veroorlooft ons te verönderftellen, dat men u  3°2 VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, u komt waarfchnwen, dat gij omringd zijt van menfchen, die zich verbergen agter het masker vari vriendfchap, doch die flechts het gunftïg oogenblik afwagten ter uitvoering van het zedert lang gevormd ontwerp, om zich meester te maaken van uw goud en van uwe velden, om uwe wooning in brand te fteeken, om het misfchien toeteleggen op uw leven, op dat uwer naastbeftaanden, uwer vrouwen of uwer kinderen: veronderftelt, dat men u van dezen tegen u beraamden aanflag het duizendfte gedeelte der bewijzen gegeven heeft van die, welken ik aangevoerd heb van de aanflagen gevormd tegen den Staat, tegen alle Staaten zonder onderfcheid ; zult gij dan nog in iedele redeneeringen, in overbodige twijfelingen omtrent de wezenlijkheid van uw gevaar, den tijd verfpillen, dien de verraders zullen belleden om uw bederf te verhaasten ? Of zouden 'er dan nog vermaaningen nodig zijn om u tot verdediging te noopen ? Wel nu, het geen ik hier wil zeggen, het geen gij zeer wel wist, Vorften, Rijken en Armen, Edelen , Kooplieden en Burgers van alle clasfen ! is, dat alle deze zamenzweeringen der aanhangers Sophisten, der aanhangers Vrije-Metfelaaren, der aanhangers Illuminaaten, zamenzweeringen zijn tegen u, tegen uwe fchatten, uwe kantooren, uwe geflachten en uwe perfoonen. Het is, dat bij het overleveren van uw Vaderland aan den algemeenen brand, het pa- leis,  EN ALGEMEENHEID HAARRR ONTWERPEN. $0^ ieïs, of wel het huis, dat gij bewoont, niet uitgetekend zijn om aan de vlam te ontfnappen; het is, dat uwe fortuin, zoo wel als de fchatten van den Saat, beflemd is ten prooi der llruikroovers, of wel aan de requifitiën hunner .Directeurs; het is, dat de bijzondere eigenfchap van eene door feftarisfen bewerkte Omwenteling* is , dat derzelver gevaaren niet verminderen door algemeen te worden; het is , dat zij de fchrik, de armoede en de flavernij op ieder zoo wel als op allen doet nederlïorten. Zoekt in de gantfche uitgeftrektheid der oorden, waar de Sefte zich oppermagtig heeft kunnen toonen, in Frankrijk, in Holland, in Braband, in Savoijen, in Zwitferland en in Italiën, zoekt daar indedaad één' enkel rijk man, die zijne fortuin onbefchadigd heeft behouden; één' enkelen behoeftigen, die niet de requifitie zijner armen, zijner naarftigheid of zijner kinderen te vreezen heeft; ééne enkele familie, die niet het bederf of den dood van iemand haarer leden heeft te beweenen; één enkel burger, die zich ter rust kan begeven met het vertrouwen van bij zijn ontwaaken zekerer te zullen zijn van zijne goederen, van zijne vrijheid, van zijn leven, dan die geenen, welken hij den voorigen dag heeft gezien of geplonderd, of in boeiën gekluisterd, of dervende op het fchavot; gij zult 'er geenen vinden. Laat dan af uzelven te vleien. Het gevaar is zeker, het is aanhoudend ,  384 VAN DE V00RÖERIN6EN DER JEÖT2m het ons te leeren; Men overwint geene Natie, die zich ernftig poogt te verdedigen. Weet, even als zij, te willen, en gij zalt niets meer van hen te vreezen hebben. De echte Jacobijn kent dien enkelen blooten wil niet, die voor den geringften tegenftand bezwijkt. In de verborgenheden der Secte vindt men niet dan een' onverfchrokken, algemeenen , ftandvasten en onbeweeglijken wil; dien van, ondanks alle hinderpaalen, tot de uitvoering haarer uiterfte ontwerpen te geraaken. De eed, en de eenigfte van haare onherroeplijke eeden, die van de oppervlakte des aardbodems omtekeeren, van het gantsch Heelal aan haare Hellingen te onderwerpen, zietdaar het echte grondbeginfel van haare hulpmiddelen, van al dien iever, met welken zij haare aanhangers bezielt, van alle de opofferingen, die zij van dezelven weet te verkrijgen; van al de geestdrift, die zij haare krijgslieden inboezemt; van alle de woede en razernij, die zij haare geweldenaars inblaast. Het  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 30$ Het is daar door, dat zij Secte is ; het is daar door, dat zij irerk is; het is dUr door, dat zij onophoudelijk haare aanhangers, haare legioenen , haare clubs en haare Loges tot hetzelfde oogmerk beftiert. Maar het is ook dddr door, dat zij u de nadruklijkfte les geeft in den aart zelf haarer aanflagen. Het is diir door, dat zij ons gerechtigt om u te zeggen: Deze geheele Franfche Omwenteling is niet anders dan de vrucht der eeden, die de Secte haare aanhangers inboezemt, dat wil zeggen, van dien wil, van dat onverfchrokken, ftandvastig en onbeweeglijk befluit, om overal het Altaar, den Troon en de maatfehappij omtewerpen. Het is door dat zij weet te willen, dat zij zegepraalt; om dus over haar te zegepraalen moet men, ten voordeele van het Altaar, den Troon en de maatfehappij, haar hetzelfde befluit en denzelfden wil weeten tegen te ftellen, even zoo hartelijk uitgefproken, even zoo onvatbaar voor verflauwing, als de belofte haarer aanhangers. Dat dan niet meer gezegd worde, dat de Jacobijnen alléén weeten te willen , alléén hunne ontwerpen weeten te volgen. Alle de rampen, met welken de Omwenteling u bedreigt, te kennen, en oprechtelijk, wezenlijk en hartelijk te wenfchen u aan dezelven te onttrekken, ontflaat u ongetwijfeld niet van de middelen, die beraamd , van de poogingen en opofferingen, die gedaan moeten worden , om u daarvan te V. Deel. V be-  VAN DE VOCRDERÏNGEN DER SECTE, bevrijden; maar verbeeld u ook niet, dat wij te vergeefsch aandringen op den ernst en wel» meenendheid van dezen wil. Het is met de Franfche Omwenteling even als het is met de ondeugden en driften. Men weet in het gemeen, dat 'er gevaaren en rampen aan derzelver gevolgen verknocht zijn; men wil zich tegen dezelven verzetten, doch men wil dit flechts flauwelijk; de driften en ondeugden zegepraalen , en men is onder het juk. Is het mij integendeel gelukt u den moed tot befluiten inteboezemen? Kan ik mij vleien, dat u niets ontbreekt dan flechts de middelen te kennen, om over de Secte te zegepraalen? Ik zeg het u ftellig: dan is de Secte verdelgd, en alle de rampen der Omwenteling verdwijnen. — Denkend lezer , dien deze woorden: dan is de Sedte verdelgd, zouden kunnen ergeren; herinner u, dat, toen ik u zeide ï de Sedte der Jacobijnen moet verdelgd worden, of de gantfche maatfehappij moet vergaan, ik zorgde 'er bijtevoegen: eene Sedte te verdelgen is niet haare woede te volgen, en de moorddaadige geestdrift, waar mede zij haare kweekelingen bezielt. Herinner u, dat, toen ik u zeide: de Sedte is gedrochtelijk, ik mij haastte te vervolgen: maar haare discipelen zijn niet allen gedrochten. Ja, vernietig den Jacobijn, maar laat den mensch leven. De Sedte beflaat enkel in haare gevoelens; zij beflaat niet meer, zij is dubbel •verdelgd, wanneer haare discipelen haar verlaaten, om  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 3Ö7 om zich aan de grondftellingen der maatfehappij wedertegeven. Het was om tot de middelen te geraaken om het Jacobinismus deszelfs flagtöffers te ontrukken , om die aan de maatfehappij te hergeven, en niet om ze opteöfferen, dat ik zoo veele zorgen bedeed heb om u de ontwerpen en den gang der Secte te doen kennen; en ik verheug mij eindelijk te zien, dat deze behoudende middelen het gevolg uitmaaken dezer Gedenkfchriften. Ziet hoe veel de wapenen, die ik tegen haar wil gebruiken, verfchillen van die, welken zij haare discipelen in handen geeft. De Jacobiinen doen den geest der volken eengeheimen oorlog aan van verblinding, van dwaaling en van duisternis; ik wil, dat men hen eenen oorlog tegen ftelle van wijsheid, van waarheid en van verlichting. De Jacobijnen doen de Vorften en de Regeeringen der volken eenen oorlog aan van haat tegen de wetten en de maatfehappij, eenen oorlog van razernij en verwoesting; ik wil, dat men hen eenen oorlog tegen fteile van vereeniging, van menschlijkheid en van behoudenis. De Jacobijnen doen de Altaaren en den Godsdienst der volken eenen oorlog aan van ongódsdienftigheid en verdorvenheid ; ik wil, dat men hen eenen oorlog tegen ftelle van zedelijkheid, van deugd en van bekeering; en ik zal mij verklaaren. Ik verfta hier, door eenen oorlog van verblinV 2 ding,  3®8 VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, ding, van dwaaling en van duisternis, dien, welken de Sefte voert door de fchriften haarer Sophisten , door de valftrikken haarer zendelingen, door de verborgenheden haarer Clubs, haarer Loges en haarer geheime Sociëteiten. Het is hier geen tijd meer om dit te daaven, wij hebben dit tot verzadigings toe betoogd: dit zijn de groote middelen ter voorbereiding van de revolutionnaire overwinningen. Het is daar door, dat het Jacobinismus flaagt in het invoeren haarer grondftellingen van eene verwoestende gelijkheid en vrijheid, van eene harsfenfchimmige, doch voor den hoogmoed der menigte altoos vleiende oppermagt, die altoos wordt voorgewend door de Tribunen , die deze menigte overheerfchen. Het is door onder het oog dezer menigte alle de drogredenen te brengen van hunne iedele Rechten van den mensch; het is door de buitenfpoorige uitvaaringen tegen de daadelijke wetten, door de fierlijke befchrijving van het geluk, dat zij voor ons bereiden, door de proeven, die zij ons daar ten minden van voordellen; dat de zendelingen der Jacobijnen zich bij het volk verzekeren van het gebied dezer gevoelens, die de poorten uwer deden voor hen openen, veel zekerer dan hun gefchut uwe wallen ter neder werpt. — Uit deze voordaan onbetwistbaare daadzaaken befluit ik: zoo het u ernst is de rampen onzer Omwentelingen te voorkomen, begint dan met aan de Secte alle deze mid-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 309 middelen van begoogcheling te ontneemen. Verwijdert van het volk alle deze oproerige werken; en wanneer ik zeg van het volk, dan bedoel ik alle de clasfen der maatfehappij; want ik ken 'er geene , die onvatbaar is voor de begoogcheling. Ik bedoel zelfs meer bijzonder die clasfe welke gij het meest verlicht geloofde. Ik bedoel die clasfe van onze Geleerde Sophisten; van Voltaire, van UAlembert, van Jean Jaoques en van Diderot, van onze Academisten en onze Leeraaren van de Muféüms. Want het is juist deze clasfe, die het meest bewezen heeft hoe veel vermogen de begoogchelingen der drogredenen op haar hebben. Het is in deze clasfe, dat zich de revolutionnaire Ministers bevinden, als Turgot en Necker,- het is in deze clasfe, dat de groote revolutionnaire medehelpers zijn, als Mirabeau, S , Laclos en Condorcet; gelijk ook de revolutionnaire bazuinblaazers Brisfot, Champfort, Garat, Mercier, Pastor et, Gudin, Lamétherie, Lalande en Chenier; en zelfs de revolutionnaire beulen Carra, Freton en Mavat. Ik bedoel ook die geheele clasfe van Ad< vocaaten, zoo vruchtbaar in woorden en zoo rijk in uitzinnigheden; want in deze clasfe bevinden zich Target, Camus, Treilhard en Barrère; als mede de revolutionnaire tirannen Lareveillère-Lepaux, Rewbel, Merlin en Robespierre, Want deze clasfe van Sophisten der Geleerdheid, der Academiën en der. Baliën heeft bewezen, V S daï,  31° VAN DE VOORDERINCEN DER SECTE, dat, zoo zij meerder middelen had om verleidelijke kleuren te geven aan de drogredenen der oproerigheid en der ongodsdienftigheid, en aan alle de grondftellingen der Omwenteling, zij ook het vergif het greetigst en overvloedigst inzwelgde; dat zij te gelijk het meest verpest en befmettend was, het haastigst om het fenijn inteademen en het gevaarlijkst, bet ieverigst om hetzelve te verfpreiden. Neen, ik maak geene uitzondering van clasfen, daar zijn 'er geene, die mij daartoe recht geven, wanneer ik tot de publieke Regeeringen, tot de Souvereinen zeg: wilt gij de rampen der Franfche Omwenteling ontwijken? verwijdert dan van het volk alle die voordbrengfels, alle die fchotfchriften der godloosheid en der oproerigheid. Dat hij, die dezelven fchrijft of verfpreidt, geftraft worde als een verrader, wanneer hij het kwaad, dat hij aan de maatfehappij doet, ziet en weet; dat hij, die meent te kunnen verleiden en de gevolgen der verleiding te kunnen afweeren, geftraft worde als een krankzinnige. Dan, reeds verheft zich de kreet van onverdraagzaamheid, van tirannie, van onderdrukking van gevoelens in het vak der Geleerdheid! Ik voorzag wel, dat ik te fpreeken zou hebben tegen mannen, die zeggen te willen, en die niet willen j die zeggen de Omwenteling te verfoeijen, en die fchroomen de zaaden derzelve te verdelgen. Maar gij, wier eerwaardig beroep is, de Na-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 311 Natiën te verlichten door uwe fchriften, de Vorften de pligten aantewijzen, die zij moeten vervullen tot het welzijn hunner onderdaanen; gij, wier oogmerk geftaafd wordt door de heiligheid der grondftellingen, door uwen iever voor de wetten, door de wijsheid uwer lesfen; komen deze tegenwerpingen ook van uwen kant? Neen, neen, de boeijen, die den vergiftiger der algemeene gevoelens bedreigen, jaagen den eerlijken fchrijver geen fchrik aan; de wetten, die de dolken verbieden, ergeren niemand, dan den moordenaar. Het is geen tijd meer om ons door die iedele woorden, vrijheid van gevoelen, vrijheid van de drukpers, te laaten verleiden. In den mond der Jacobijnen zullen alle deze tegenwerpingen voordaan zeer liegt den ftrik bedekken. — Ziet wat de Secte zelve doet, om de waarheid te beletten de oogen van het volk te openen. Vraagt overal waar de aanhangers heerfchen wat hedendaagsch die vrijheid van denken, van fpreeken en van fchrijven is. Zij verdelgen den fchrijver, den verkooper en den kooper van alle boeken, die ftrijdig zijn met hunne ftellingen. De persfen van Crapart, de Journaaien van la Harpe en de redevoeringen van Jourdan zijn zamenrottingen, die de Directeurs doen boeten in de woestenijen van Guiana. Het is tijd om eindelijk alle de begoogcheling te bevatten van die gewaande onderdrukking der gedagten en der gevoelens. Zoo de Regeering V 4 mis-  3i: VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE , misleid wordt door deze kreeten, is het volk het flagtöfFer daarvan; en het is het volk, dat men moet beveiligen voor de begoogchelingen, ten einde hetzelve te beveiligen voor de Omwentelingen. Hij is hun vader, en geenzins hun despoot of tiran, die zijne kinderen het werktuig ontrukt, dat in hunne handen voor hunzelven doodlijk kan worden. Te vergeefsch fpreekt de Sophist u van nuttige onderzoekingen. Vraagt den Senaat van Rome waarom hij zich haast om alle die Griek« fche Sophisten, zoo ervaaren in onderzoekingen, van den Republikeinfchen bodem te verjaagen; hij zal u antwoorden, dat men niet onderzoekt om te weeten of de pest nuttig is; dat men zich haast om alles, wat met dezelve befmet is, en alles wat de zaaden daarvan kan voordplanten, verre van de volken te verwijderen. Vreest voor het volk de redenen, de tegenwoordigheid dezer verachtelijke verleiders; maar vreest nog meer hunne godlooze en oproerige fchriften. Alle uwe wetten zijn gewapend met het zwaard tegen den zamenzweerer, wiens aanflagen flechts door een eikel woord ontdekt worden; en gij duldt, dat de zamenzweerende Sophist door zijne fchriften geduurig verkeert met uwe onderdaanen ; dat hij door zijne boeken geduurig in het midden hunner kinderen is; dat hij dezelven onophoudelijk zijne lesfen herhaalt; dat hij hen alle de beginfelen daarvan inboezemt; dat hij  EN ALGEMEENHEID HAAXER ONTWERPSN. 313 hij hen die voordoet in een licht, ubgedagt door een fnood vernuft, en hetwelk hij het meest gefchikt oordeelt om hen te verleiden, te bederven en hen tegen u optehitzen! Het woord, dat den Jacobijn ontfnapt, zal mUfchien niet dan eenen ligten indruk maaken; de opëenftapeling van drogredenen, die zijne pen voordbrengt, zullen eenen diepen indruk maaken. Indedaad, uwe wetten zijn niets dan onzinnigheid, zoo de revolutionnaire fchrijver voor dezelven niet de gevaarlijkfte der zamenzweerers is; en gij zijt de onbedagtfte der Regeerers, indien gij alle deze werken vrij laat rondlooper» in de (leden en op het land. Moet men u nogmaals zeggen wat vermogen deze fchotfchriften aan de Sedte verfchaft hebben? De Omwenteling is niet ondankbaar, en haare erkentenis zegt u genoeg wie haare vaders zijn. Volgt den Jacobijn naar het Panthéon. Ziet de eerbetooningen en hulde, die hij hen bewijst. Vraagt hem wat aan Voltaire en aan Jean Jacquet de eer dier vergoding verfchaft heeft. G-ij zult hem dezelve hooren billijken door u te antwoorden: Deze mannen zijn niet meer, maar hun geest leeft geheel in hunne werken; en daar doen zij nog meer voor ons dan onze legioenen. Daar (temmen zij de harten en de gemoederen tot onze grondftellingen; ddar leveren zij ons de algemeene denkwijze, en wanneer het algemeen gevoelen overwonnen V5 is,  3»4 VAN DE VOORDERINGEN DER, SECTE, is, dan vliegen onze veroveraars onfeilbaare zegepraalen te gemoet. O gij, wien deze betuigingen begeerig zouden kunnen maaken naar dezelfde hulde, vertoeft een oogenblik, en ziet, rondsom deze nieuwe Goden, de zweevende fchimmen van de flagtöffers der Omwenteling! Ziet hoe zij fchreiënde en woedende loopen van de lijkbus van Voltaire naar de lijkbus van Jean Jacques! Hoort gij die treffende verwijtingen'? „ Geniet al den wierook, dien de Jacobijnen „ voor u doen branden. Zij zijn het niet, maar V g'i het» die ons hebt opgeofferd. Gij » moogt hun God zijn, maar gij waart onze » eerfte beul. Gij zijt nog de beul onzer kin„ deren; gij waart het van onzen Koning. God „ van lastering en God van regeeringloosheid! dat hun bloed en het onze, dat al het bloed, „ hetwelk de in uwe fchool gevormde geweldenaars vergbien, en nog vergieten zullen.. „ over u kome ! Eefpaart uzelven deze klagten en uwe eigene wroegingen , gij, aan wien de God der maatfehappij bekwaamheden fchonk, die het in uw vermogen is aantewenden tot het verderf of tot het behoud van uwe medemenfehen. Dat de naam der vergode Sophisten u niet doe zwijgen»? Zij hebben het licht verduisterd; het is aan u het gebied der grondwaarheden op nieuw hervoordtebrengen: God, die de menfchen voor de maatfehappij gevormd heeft, gaf hen het wet-  EU ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 315 wetboek niet dier gewaande Rechten yan gelijk' heid en vrijheid, grondftellingen van wanorde en regeringloosheid. God, die de maatfehappij in ftand houdt door de wijsheid der wetten, gaf de onkunde en grilligheid der menigte het recht niet om dezelven te maaken of te bekragtigen. God, die ons het gezag en de handhaaving der wetten aanwijst in de onderwerping der burgers aan hunne Regeerers en Souvereinen, heeft zoo veele Regeerers en Souvereinen niet gemaakt als burgers. God, die de clasfen der maatfehappij zaamverbonden heeft door de verfchilleudheid van behoeften, en die in deze behoeften voorziet door de verfchillendheid van bekwaamheden, van beroepen en handteeringen, heeft den handwerker en den veehoeder het recht niet gegeven van den Vorst, wien het opgelegd is om de gemeene zaak te bellieren. — Geeft aan deze eenvoudige en natuurlijke waarheden dat licht van klaarblijklijkheid weder, hetwelk de Sophisten der rebellie verduisterd hebben, en het gevaar der Omwentelingen zal verdwijnen. Befteed, ter verlichting van het volk, alle die zorgen, welken de Jacobijnen hebben aangewend om hetzelve te verblinden. Hergeeft het zijne grondbeginselen; hergeeft het die in alle derzelver zuiverheid. Geene vermenging met de dwaaling; welke ook de begoogcheling zij, die tot de Omwenteling geleidt, dit verfchilt de Secte niet, indien de Omwenteling flechts  3'6 VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, flechts kome. Zij heeft voor de eenen haare anti-Godsdienftige, en voor de anderen haare anti-Staatkundige drogredenen. Nog anderen toont zij niet dan de helft van de te trekkene gevolgen, of van den te houdenen weg; dikwils zijn het, onder voorwendfel van hervormingen, eenige proeven van de nieuwe middelen, welken zij voorftelt. Verre van ons deze vernuften der Omwentelingen en onzinnigheden! Het is Lafayette, het is Necker, dien de Se<3e vooruit rtelt; het zijn die ftoutmoedige rebellen, Conftitutlonneehn genaamd, of wel die menfchen, ongetwijfeld uit fchimp, genaamd Monarchisten. Deze hebben onze Omwenteling begonnen ; zij hebben nog de dwaasheid van zich te verheugen over het geen zij wilden doen , en van zich te verwonderen, dat anderen den fcepter zijn komen verbrijzelen, dien zij verdeeld hadden. De fchrijvers van deze foort, wel verre van het volk te verlichten, winden flechts den eerften blinddoek van begoocheling om onze oogen,- dit is de dienst der eerfte aanhangers. Wagt u ook van in uwe lesfen dien fchrijver naartevolgen, die meent den Troon dienst te bewijzen, door in den Godsdienst niet dan nuttelooze hulpmiddelen aantewijzen , voor de zaak der Gouvernementen. Waarom gevoelde hij niet beter de gevolgen der fchimpredenen, getrokken uit Bayle en uit Jean Jacques, hij, die, ten midden van zijne billijke en dringende - ver-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 3I7 maaningen aan de Vorften om alle hunne kragten te verëenigen tegen de' Jacobijnen, zich veroorloofde om tot zijne lezers te zeggen: „ In „ een gevaar van dien aart zouden de Romeinen „ zich gewapend hebben met het befluit van te „ fterven of te overwinnen: de eerfte Christenen „ zouden lofzangen gezongen hebben aan de „ Voorzienigheid en ter marteling gegaan zijn: „ hunne opvolgers fterven noch ftrijden niet CV* Voorzeker is het oogmerk van dezen fchrijver niet, de zoo verre gaande verachting van onze Sophisten voor den Godsdienst te vernieuwen; maar ziet gij niet hoe valsch uwe llaatkunde is, dewijl gij de gewaande nietigheid van het Christendom aantoont, wanneer het 'er op aan komt om den moed der volken tegen de revolutionnaire tirannie te ftellen? Het is, gelukkig, niet waar, dat de eerfte Christenen zich vergenoegden met der Voorzienigheid lofliederen te zingen en ter marteling te gaan. De eerfte Christenen waren niet zoo onkundig ; zij vermengden de wettige magt, tegen welke men flechts den moed der marteling behoort te ftellen, niet met die van den overweldigenden tiran, of van den tegen het Rijk gewapenden dwingeland. Onder de vaanen der Cefars wisten zij, zoo wel als de de andere Romeinen, te overwinnen of te fterven ; zij wisttn dit nog beter te doen dan die; en (*) Meicurt Biiitanniqui, yol, premier, iV?. 4, pi 2gai  3Iö VAN DE VOORDERINOSN DER SECTE , en bet is niet zonder reden, dat hunne verdedigers de fchool der Sophisten uitdaagden om in de legers der Christenen laf hartigen of verraders aantetoonen. Zij vergenoegden zich zelfs in onze dagen niet met het zingen van lofzangen, die Christenen van de Vendée, wier moed voor de onverzaagdfte Republikeinen even zoo geducht was als die der foldaaten van Beaulieu of van Clairfait. Wisten zulken onzer Emigranten, wier meêdogendheid hen zelfs op het ilagrveld deed onderfcheiden, ook niet anders dan lofliederen aan de Voorzienigheid te zingen, wanneer het 'er op aan kwam den vijand te beftrijden? Waarom deze driedubbele belediging aan de Christen-helden, aan hunnen Godsdienst, en aan de klaarblijklijkheid zelve der ïede? Waartoe die poogingen om de zoo kragtige en daadelijke onderfleuningen van het Christendom voorteftellen als nutteloos voor het behoud der Gouvernementen? Weegt dan de eerekroon van den foldaat, die fterft voor de wetten, of voor eenen K'.ning, dien God hem gebiedt te verdedigen, niet op tegen alle uwe lauweren? Zegt dezen Christen-foldaat, dat geen lafhartigen het Hemelrijk zullen beërven, en gij zult zien of hij ook niet zal weeten te overwinnen of te fterven. Gij verheelt u ons te dienen tegen de Jacobijtien, door het Christendom ineen befpottelijk licht te ftellen? De Jacobijnen zullen uwe fchimpredenen beloonen, om dat zij de gevolgen der-  EN ALGEMEENHEID HAARER. ONTWERPEN. 3 lp derzelven voorzien. Moeten dan altoos de fchrijvers der Sedte fchranderer zijn dan de onzen? Zij weet hen te leeren te gelijk en den Troon en het Altaar te beftrijden; zullen wij dan nooit den een' weeten te verdedigen zonder het ander te fchokken? Wat is dan hier de oorzaak van deze onvoorzigtigheden, van deze valfche verlichtingen ? Men beftudeert niet genoeg de Secte en haare listen. Men tracht zelfs zich haare magt en haaren invloed te verbergen. Ik bewonder, zoo wel als gij, de welmeenendheid van dien zelfden fchrijver, die den moed der Natiën poogt optewekken; maar indedaad zoo deze zich bedriegt omtrent de waare oorzaaken onzer rampen, wat hebben wij dan niet te vreezen van zulken, die op verre na zijnen nadruk en zijne verlichtheid niet bezitten? Ik vrees zelfs, dat de Sedte hem nog haaren dank betuigt van aan ons gezegd te hebben: „ Het is aan die dweepzucht op het vaste „ land, veel meer dan aan de Illuminaaten, dat „ men de Jlaapziekte der hoogere clasfen moet toe* „ fchrijven" Ik voor mij ken geene dweepzucht eigen aan het vaste land of aan de eilanden; en ik wensch niet dat de Vorften dit gelooven, dewijl men, door die hen inteboezemen, deze flaapziekte zou vermeerderen. Men doet geene poogingen tegen de onvermijdelijkheid. Ik weet echter, dat de Illuminaaten zeer wel te vreden zul-  32Ó VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, zullen zijn zoo gij weinig geloof geeft aan hun> nen invloed; om dat, hoe minder geducht uwe fchriften voor hen zullen zijn, hoe minder voorzorgen 'er tegen hen zullen genomen worden. Ik ben zelfs verzekerd, dat, zoo gij de hulpmiddelen der Broeders Verkiezers bij de hoogere clasfen, en zelfs bij de Hoven beftudeerd had, gij wel andere oorzaaken voor deze flaapziekte gevonden zoudt hebben dan de onvermijdelijkheid. Verre zij van mij de ongerijmde inbeelding van alléén nuttige raadgevingen te kunnen doen; het is integendeel om dat ik wenschte, dat het publiek verlicht werd door de uwen, dat ik u ook beter onderricht wenschte te zien omtrent de oorzaaken onzer ongelukken. Ik wenschte , dat 'er een heilig bondgenootfehap plaats greep van alle zulke mannen, die bij de bekwaamheden en bij de geleerdheid een waaren iever voegen tegen de revolutionnaire dwaalingen. Ik weet al het kwaad, hetwelk de vereeniging der fchrijvers Sophisten van de club van Holbach, van de Sophisten der Metfelaars Loges en van de Sophi ten der fluipholen van het llluminatismus gedaan heeft; ik weet en den invloed hunner grondftellingen op de gevoelens, en dien der gevoelens op onze rampen; waarom zouden dan eerlijke fchrijvers zich niet verëenigen om de gevoelens te verbeteren en de volken tot de  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 3«ï de waare grondbeginfelen terug te brengen, door hen alle de konstgreepen te ontdekken van de Sedte, welke hen heeft doen afdwaalen? In haar wetboek van bijzondere inftructiëri hebben wij gezien, dat aan de aanhangers inzonderheid die jaaren worden aanbevolen, welken het meest vatbaar zijn voor de verblinding. Ik wenschte aan de vaders de zorg inteboezemen om alle verdagte boeken en meesters verre van hunne kinderen te verwijderen. Ik wenschte dat de Gouvernementen zoo veele zorg droegen» om deze revolutionnaire aanhangers te verwijderen van de openbaare fpreekgeftoelten, van de ambten van Leeraaren en Profesfors, als wij de Sedte hebben zien aanwenden om dezelven aan haare kweekelingen te bezorgen, en zich dus van de jeugd te verzekeren. Wee ons, wanneer de menigvuldigheid der voorbehoedfelen ons affchrikt, terwijl de Sedte zelve die zoo weinig verwaarloost! Terwijl zij zich bijna even zorgvuldig betoont omtrent den fchoolmeester, dien zij op een dorp plaatst, als voor den aanhanger, dien zij bij de Hoven indringt, of voor den Generaal, dien zij aan het hoofd haarer legers fielt. Het is inzonderheid eene voor de Jacobijnen dierbaare begoogcheling, welke zij trachten te bewerken door proeven, door halve hervormingen; het is deze, door welke zij zelfs de Engelfchen het meeste in verzoeking gebragt heefr. F* Deel. X Achl  $2S, VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, Achf waarfchuuwt toch vooral de volken tegen alle deze verraderlijke proeven. Zegt hert, dat Frankrijk ook begonnen is met proefneemingen, en dat de gevolgen derzelven maar al te weï bekend zijn. Zegt aan de volken, om den hoogmoed van den Sophist jacobijn te vernederen, en de hoop te doen verdwijnen van al het gewaand geluk, dat hij aan zijne (tellingen hechtt zegt hen, dat de proefneemingen reeds zedert langen tijd gedaan zijn; dat de (truikroovers van Lollards, de (truikroovers van Bégards, de ftruikroovers van Jean de Wall en van Muncer ons ook het geluk der gelijkheid en vrijheid be» loofden; dat het wel der moeite waardig is óns van wijsgeerige omwentelingen te fpreeken, wanneer men niet anders doet dan de dwaalingen der laagfte, der door onze vaderetfhet meest verachtfte, der wreedfte en te gelijk allerverwoestendfte Sectes te vernieuwen,. Wanneer de Jacobijn, onder voorwendfel van waarheden te hebben om optehelderen, u in twistredenen poogt te betrekken ; voorkom dan zijne drogredenen en antwoordt hem , dat men niet woordentwist, nog met Weishaupt, nog met Robespierre. De een zegt ons alles wat de (truikroovers van alle eeuwen zeiden, de ander doet het geen zij deeden. Zoo de hedendaagfehe Jacobijnen iets bijvoegen, is het niet aan de grondftellingen, het is alleen aan de listen, aan de wreedheden van alle deze Seftes. Zij hebben geen  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 3-3 geen ander recht verkregen dan op onze verachting en op onzen haat. Doordrongen van dit tweevoudig gevoelen, dat dan de Secte eindelijk het vermogen verlieze dier begoogcheling, welke haare helden zoo veele overwinningen voorbereid heeft, en gij zult haar zien terug keeren in haare fluipholen, in die agter-Loges, welke haar zoo lang ten fchuilplaats ftrekten. Zij zal 'er op nieuw legioenen van aanhangers trachten te vormen; zij zal 'er op nieuw het verderf der Altaaren , der Troonen en der maatfehappij beraamen. Maar welk eerlijk burger ziet hier zijne pligten niet? Onder welken naam, onder welk voorwendfel of waarfchijnlijkheid de Overigheden hebben gemeend tot hier toe de clubs, de fluipholen of de Loges der geheime Sociëteiten te kunnen dulden , waar naar wagten toch de Regeeringen , die zoo veele legioenen van zamenzweerers uit dezelven hebben zien voordkomen, om ze te verbieden ? Waar naar wagt gij zelf om ze te verlaaten, vooral gij, die recht meent te hebben op onze uitzondering? Hoe kunt gij die perfoonlijke oprechtheid, welke gij voor. wendt, die getrouwheid, welke gij belijdt omtrent den Godsdienst en het Vaderland, hoe kunt gij die voordaan overeenbrengen met de Verkleefdheid aan die Loges, welken gij weet dat ten fchuilp'aats gediend hebben voor zoo veele zaamgezworene Seéies? Wij zijn het niet, X z het  324 VAN DE VOORDERIKGEN DER SECTE , bet zijn de Jacobijnen, en zelfs de gedrochteilijkfte hoofden der Jacobijnen , het zijn hunne brieven, hunne redenvoeringen en alle de Jaarboeken hunner gefchiedenis, die u al het voordeel hebben aangetoond, dat zij wisten te trekken uit uwe verborgenheden en uit alle uwe geheime focieteiten, ora de gevolgen te verhaasten van hunne zamenzweeringen tegen de algemeene focieteit, tegen alle onze wetten en alle onze Altaaren. Te vergeefsch zoudt gij trachten het te bewimpelen: niets is meerder geftaafd in de gefchiedenis; deze zamenzweeringen zijn alle in uwe Loges beraamd; zij zijn daar alle onderfteund door de legioenen uwer Broeders. — Zijt gij niet van de geenen wier eerlijkheid de Sedte in verzoeking durfde brengen? Wij willen dit wel gelooven; maar welk bewijs kunt gij ons daarvan geven? De Sedte weet zoo fchoon aan den meineed den toon der onfchuld te geven. — Wij willen dit wel gelooven \ maar is dit voor ons niet eene nieuwe beweegreden, om u, zelfs in den naam des Vaderlands, te fmeeken, deze Loges toch te verlaaten: want uwe tegenwoordigheid dient flechts om hunne aanflagen te beter te bedekken. Hoe eerlijker gij zijt, hoe meer de zaamgezworen aanhangers gebruik maaken van uwen naam, van de broederfchap en vertrouwlijkheid, waarin gij met hen leeft. — Wij richten onze klagten aan u zeiven; ftem toe, dat wij die zouden kunnen richten aan  sto Algemeenheid haarer ontwerpen. 3*5 aan den Vorst of aan de Regeeringen. Stem toe, dat gij ons het recht geeft om hen te zeggen, dat gij, alles wel overwogen, niet dan een half burger zijt; dewijl gij, uit kragt uwer eeden, Broeders hebt, die u dierbaarer zijn dan wij. Stem toe, dat wij het recht hebben daarbij te voegen: zelfs zijt gij misfchien een geheim vijand van elk burger, die verkleefd is aan zijnen Godsdienst en aan de wetten van zijn Vaderland, dewijl gij lid zijt van eene geheime focieteit, in welke eene menigte van zaamgezworen Broeders beflaat, en om dat het onmogelijk is uwe zaamgezworen Broeders te onderfcheiden van de Broeders, die onfchuldig zijn aan hunne aanflagen tegen onzen Godsdienst en onze wetten. Met welk recht zoudt gij u beklaagen, indien de Vorst en de Regeering u uitfloten vaa alle ambten, die een' geheelen, een' onpartijdigen en van alle verdenking vrijen burger vorderen; daar uwe verknochtheid voor het minst verdeeld is tusfchen de algemeene Sociëteit en uwe geheime Sociëteiten; daar deze verknochtheid, uit hoofde uwer wetten, flerker moet zijn voor de leden uwer geheime focieteiten, dan zij voor ons is; daar het eene betoogde waarheid is, dat de geheime focieteiten, voor een groot gedeelte van derzelver leden, focieteiten van zamenzweering zijn? Te vergeefsch zoudt gij fpreeken van eenige Loges, in welke gij geen gevaar hebt gezien. AI waart gij niet; X 3 i».  3»d VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE,' ingewijd geworden dan in de geheimen der groote Loge van Londen; weet dan, dat, ondanks alle onze uitzonderingen, deze Loge zelve verdagt geworden is, en dat men grond meent te hebben om ons onze uitzonderingen te verwijten (*). Indien gij zoo weinig naïeverig zijt op uwe eer, om ongevoelig te blijven voor deze verdenking, duld dan, dat ik ten minften tot u fpreek in naam van dat menschdom, welks belangen gij zegt u dierbaar te zijn. Nog geene eeuw geleden leefde het overige van Europa in de gelukkige onwetendheid van uwe geheimzinnige Loges. Gij deedt hetzelve het rampfpoedig gefchenk daarvan; zij zijn opgevuld geworden met Jacobijnen; en de verfchriklijkfte geesfel, die immer het Heelal gekweld heeft, is uit dezelven voordgekomen. Qm dien geesfel te doen voordkomen, hebt gij hen de verborgenheden uwer gelijkheid en vrijheid gegeven; om dien rijp te doen worden, gaaft gij hen uwe duistere fchuilhoeken; en om 'er hunne kweekelingen voortebereidenuwe eeden en uwe proeven. Om hem van de eene tot de andere pool voordteplanten, gaaft gij hen eindelijk uwe taal, uwe zinnebeelden, uwe tekenen, uwe caraéters, uwe hiërarchie en alle de wetten van uwe onzigtbaare verftandhouding. De kinderen, ik ftem dit toe, hebben het geheim (*) Zie Motithly review, appeadice au 35 volume, p. 504.  IN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 32* hefm hunner vaders vermeerderd; maar hebben zij dan niet genoeg daarbij gevoegd, om u den band, die u met hen verëenigt, te doen afzweeren? Zijn uwe Loges dan niet genoeg bezoedeld, om u te doen haasten dezelven te verlaaten? Is de geesfel, dien zij uitbraaken, dan niet verwoestend genoeg, om voor altoos alle de deuren derzelven te fluiten ? O gij, aan wien de Hemel zulke luisterrijke overwinningen verleent op de vlooten der Secte ! het Heelal verwagt van u eene overwinning, die mooglijk nog heilzaamer zal zijn. De Secte verdween op helderen dag voor uwe Admiraalen; verjaag haar uit de duisternisfen, waar zij zich beroemt van u gebooren te zijn. Toon, dat, zoo het misbruik van uwe geheimzinnige focieteiten voor het Heelal fchadelijk heeft kunnen zijn, het u weinig kost, aan verachtelijke zamenzweerers een voorwendfel te ontneemen , hetwelk uwen roem kan verduisteren. Bewijs, dat, zoo de bij u onfchuldige fpellen zich in eenen geesfel hebben kunnen veranderen, het u niet zwaar valt, eene opoffering te doen zoo heilzaam voor de Natiën. Uw voorbeeld is kragtig, en het voegt u, dat te geven van verbanningen van alle geheime focieteiten; van de Metfelaars Loges te fluiten, van die alle, zonder uitzondering en voor altoos, te fluiten, hoedanig ook derzelver verborgenheden mogen zijn. 'Er zijn geene dezer holen, waar de Secte niet poogt X 4 i». \  3»8 v.an be voordèringen der secïe, intedringen. Daar zijn 'er geene, waar de Overigheid of de echte burger' verzekerd kan zijn, dat zij niet ingedrongen is met haare aanflagen, met alle haare middelen van verleiding. Hoe ieveriger gij zelf zijt voor onze wetten, hoe minder gij ons ten borg kunt ftrekken tegen haare ontwerpen; dewijl zij wagt tot zij u verleid heeft om zich op u te verlaateu. — Broeders Engelfche Metfelaars.' gij hebt de wereld een gefchenk gedaan, hetwelk zeer noodlottig voor dezelve is geworden! dat uwe gefchiedenis beiluite met deze woorden: De geesfel was voordgekomen uit de Loges, welke zij de Natiën gegeven hadden; zij wisten hunne eigene Loges opteöfferen voor het behoud der Natiën. Het geen wij tegen de Broeders der Engelfche Metfelarij zeggen, waarom zeggen alle eerlijke Broeders op het vaste land dit niet tot zichzelVen? Hunne tegenwoordigheid in die holen der duisternis zou dan den Jacobijnen geene magt meer geven om met alle hunne verborgenheden den wijk daarin te neemen. Aan hunzeiven overgelaaten, zouden de Sophisten of ftruikroovers, vijanden onzer wetten, enkel daar door, dat zij zich alleen zouden bevinden, te vergeefsch fpreeken van de onfchuld hunner fpellen. Zoo zij volhardden met het bezoeken dezer fluipholen, zou de overigheid, hen met geweld tegenftrevende, de vorderingen van eerlijke burgers niet meer te vreezen hebben. Alles zou de-'  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 329 dezelve dan zeggen , dat het tijd ware om alle geheime focieteiten met den banblikfem der wetten te treffen. Als dan zouden alle openbaare fchriften der Seére verboden of met verontwaardiging verworpen worden door alle burgers; de waare grondftellingen aan het volk voorgehouden, zouden de plaats vervangen van alle verwoestende dwaalingen; als dan ook, wanneer de Secte uit haare moordholen verjaagd was, zouden wij ons kunnen vleien de waarheid en verlichting te zien volgen op dien oorlog van begoogcheling, van dwaalingen en van duisternis, die , door de zegepraalen der Jacobijnen Sophisten, overal de overwinningen voorbereidt der Jacobijnen ftruikroovers en pionderaars. Maar zij zijn gekomen, die in de verborgenheden der Seéte zoo lang verwagte dagen, die dagen van roof en verwoesting. De aanhangers hebben zich in de moordkuilen vermenigvuldigd; zij hebben 'er hunne legioenen van doen uitgaan. Zonder dien eerften oorlog van begoocheling te laaten vaaren, hebben zij dien begonnen der pieken, der bijlen en van alle re* volutionnaire blikfems. Souvereinen en Ministers van Staaten! u voegt dé zorg om door de dapperheid onzer helden en de magt onzer legers deze mannen des bloeds te wederftaan. Ik kan niet in den Raad onzer krijgslieden treden ei» met hen de middelen beraaraen om de Sedie op g 5 het  §39 VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, het veld van Mars tegenftand te bieden. Maar om door uwe dapperheid te zegepraalen, zal het ons geoorloofd zijn uwe wijsheid te waar. fchuuwen, dat gij eene andere ftudie behoort te hebben dan die der fterkte. De Jacobijn is geen gewoon vijand. Hij voert oorlog tegen u als Sefte; en men zegepraalt niet op Seétes even als op helden, of zelfs op (truikroovers, die enkel naïeverig op overwinningen of greetig op buit zijn. Alle gevegten zijn hier die van de gevoelens. De Jacobijn heeft alle de krank* zinnigheid, maar ook alle de hulpmiddelen derzelven. Begint dan, om over zijne woede te zegepraalen, met de ontwerpen zijner dolzinnigheid te kennen. Ik heb het gezegd, en ik meen 'er bewijzen genoeg voor verfchaft te hebben: in den oorlog van pieken en blikfems zendt de Secte haare legioenen niet om fcepters te vermeeste* ren, maar om die allen te verbrijzelen. Zij belooft niet aan haare foldaaten, noch aan haare aanhangers, de Kroon der Vorften, Koningen en Keizers; zij vordert van hun den eed, van de Kroonen der Vorften, Koningen en Keizers te verdelgen. Jn u is het uw perfoon zelf niet. dien zij haat, het is het hoofd der maatfchaplijke orde. De oorlog, dien zij tegen de Na-* tién voert, is tegen dezelven wat hij tegen u, is. Het is insgelijks de oorlog der gevoelens, die niet den Engelschman haat, maar de wetten. ; ; v an  EN ALGEMEENHEID HAARER OOTWERPEN. 33. yan den Engelschman; die niet den Duitfcher» den Spanjaard, den Italiaan of elk ander volk, verfoeit; maar den God, de Altaaren, de Troonen van den Duitfcher, van den Spanjaard, van den Italiaan en van elk ander volk. Bedriegt ll niet, haare Directeurs geven zich ongetwijfeld alle moeite om haare ontwerpen en aanflagen naar hunne heerschzucht te plooijen; maar haare verborgenheden hebben het ons genoeg doen zien ; het is niet om cfOrléans, of Barras, of Rewbel op den Troon te plaatfen, dat zij Hem? in den dood van Lodewijk den XVI. Zij bedient zich van haare tirannen om de Koningen te verdelgen; maar zij behoud aan zich om haare tirannen te verdelgen, wanneer zij eindelijlf door hen alle banden der maatfehappij zal ver» broken hebben. Neen, het is geen nieuw Rijk* dat zij wil vestigen; het is zelfs de vernietiging van alle Rijken, van alle orde, van allen rang* van alle onderfcheiding, van allen eigendom, rvan alle, maatjfrhaplijke yerbindtenis, die zij tracht te bewerken. Dit is het uiterfte oogmerk van de verborgenheden haarer gelijkheid en vrijheid; dit is dat Rijk der regeeringloosheid en volftrekte onafhanglijkheid, in haare fluipholen afgekondigd onder den naam van Patriar. chaal Rijk, van Rijk der rede en der natuur. Souvereinen en Ministers, en gij allen, op wien de belangen der Burgers rusten V weet gij waarom wij zoo volharden bij dien heerfchen* den  JS* VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE den en algemeenen haat, de eenigfte uiterfte oorzaak van dezen gantfchen oorlog? Het is óm dat hij u leert de Secte geenen anderen oorlog tegen te ftellen dan dien van liefde en van iever voor de algemeene handhaving der maatfchaplijke orde. Het is om dat gij hier meer dan ooit moet befluiten tot het ter zijde ftellen van alle perfoonüjk belang, van alles wat u het algemeen belang der maatfehappij zou doen vergeeten. Het is om dat, ar moesten ook voor een oogenblik de belangen der Sedte zich met de uwe verëenigen , men hier niettemin alle die wederzijdfche misnoegens met Mogendheden, of zelfs met Natiën, die naïeverig en veel te lang elkander vijandig waren, zoude moeten opfchorten, het is om dat het eene onvoorzigtige Maatkunde zou zijn, een enkel oogenblik te gelooven, dat gij de Secte, of haare grondftellin. gen, of haare armen zoudt kunnen doen dienen tbt uwe eigene wraak, tot uwe perfoonlijke oogmerken, zonder dat de dienften , die gij van haar verwagt niet tegen uzelven keeren! Ik behoor niet tot de geenen, die in de eerfte beroerten der Franfche Omwenteling, de drijfveêren hebben meenen te zien van die ongerijmde en noodlottige ftaatkunde , zich met-de Jacobijnen verëenigende, zoo al niet tot het vernietigen, ten minften tot het verzwakken van gén oud gezag, welks roem zelfs die geenen ver» droot , die het meeste in deszelfs luister deel«  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERPEN. 333 den. Ik weet wat de Secte magtig Was om zei* ve te doen, toen zij uit haare fchuilhoeketi voordkwam. Maar dat de les niet verlooren zij voor de gefchiedenis, dat zij den Souvereinen altoos voor den geest zij, de verfchriklijke les, welke hen de man gaf, die zoo langen tijd is aangemerkt als de grootfte ftaatkundige der eeuw. De Secte vertoonde zich in America met de eerfte hoofdftoffen van haar wetboek van vrijheid en gelijkheid en van fouverein volk, door ongelukkige zamenvoegingen fchooten Lafaijette, d'Estaing en Rochambeau toe, om dit fouverein volk te helpen het juk van het Moederland aftewerpen. Ik treede hier niet in het fchiften der rechten en eisfchen tusfchen Philadelphia en Londen; maar dat hij thans uit het graf ftijge die Vergennes, bewerker in America en begunftiger in Holland der omwentelingen van het gelijk en vrij volk ; en dat hij zie wat de Secte gedaan heeft met den Troon, dien hij voorwendde door haar te wreeken, met eene ieverzuchtige Mogendheid te vernederen. Dat zich bij Vergennes voege die Mercv d'Argentcau, Minister van Jofephus den II; en dat hij zie waartoe de dienften geftrekt hebben van dat fouverein graauw, tot hetwelk hij zich bereidde om opteroepen in Braband, de dienften der gewaande vrienden van het algemeen welzijn, dat wil zeggen van die zendelingen der Secte, toen reeds heerfchende in Parijs, van die Jaco- bij-  33f VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE , bijnen, welken hij onthaalde ch begunjligde, orn doof de regeeringloosheid tot de onderdrukking te komen (*> Neen, de Sefte, die zweert alle fcepters te verbrijzelen, is niet gemaakt om den uwen te onderfchraagett of te wreeken. Weg dan met alle vereeniging van haare grondftellingen, van haare middelen met de uwe! Zij zal de wezenlijkheid haarer ontwerpen niet uit het oog verliezen; zij zal, bij het omwerpen van den Troon, dien gij benijdt, niet fchijnen zich aan u te verklaaren, dan om u alléén te vinden wanneer zij zich tegen u zal keeren. Het zegt weinig, afftand te doen van de verderflijke dienften van een oogenblik; wanneer de algemeene vijand zich vertoont, moeten de hoofden der maatfehappij niets anders meer zien dan den algemeenen vijand om te beftrijden. Alles wat gij tegen hem zult doen, zult gij gedaan hebben voor uzelven, voor uw volk, of voor dat gedeelte der maatfehappij en der Staaten, waarvan gij het hoofd zijt. Weg dan ook hier met alle berekeningen van de opofferingen en poogingen, die het u zou kunnen kosten, of van alles wat u dezelven zou kunnen vergoeden! Wanneer gij de wooning uws nabuurs in brand ziet, is het dan genoeg het vuur niet te vermeerderen ? of zult gij dan eerst vraa- (*) Lett. far les affaires des Pays-Bas Autrkhiens} lett. 2, f. Si.  en Algemeenheid öaarer ontwerpen. 335 vraagen wat de belooning zijn zal voor de moeite , die gij aanwendt om de vlammen te blusfchen? Zult gij, door eene nog dwaazer winzucht aangefpoord, den tijd belleden tot het pionderen van dit brandend huis, terwijl de vlam toeneemt om ook het uwe aantefleeken? Beveilig alle Staaten, en gij zult ook den uwen beveiligen. Alle de geenen, die gij den Jacobijn tijd laat om te vernietigen, zijn zoo veele hinderpaalen, die hij uit den weg ruimt om tot u te komen. Alle de blikfems, die hij uit derzelver puinhoopen weet te haaien, en alle de nieuwe legioenen, waarmede hij zich verflerkt, zullen die uwe fchadeloosflelling verzekeren ? of zoudt gij door vernedering, door bezadigdheid en beleefdheid eenige uitzondering ver* wagten ? en zult gij u vleien dat de Directeur, die niet meerder van u gevorderd zal hebben, altoos onzijdig zal blijven? Of zult gij zelfs, bij de verwoesting der gemeene zaak, iteuneu op vredens-traftaaten, op tractaaten zelfs van eene aanvallende of verdedigende alliantie? O laagheid! o verwaarloozing van de gemeene zaak! ofchande! o lafhartigheid! Neen, neen, gij zoudt niet gedagt hebben aan deze traétaaten , zoo gij de Seöe gekend had, die u dezelve voorfloeg. Gij hebt die getekend! Gij zijt niet in vrede , en gij zijt niet onzijdig ten haaren opzigte ! gij zijt haar ilaaf. Gij hebt met uwen feepter gedaan het geen zij trotfchelijk wilde dat  VAN DE VOORDERINGEN DER SECTS, dat gij met denzelven deedt, in afwagting om dien te verbrijzelen. Gij zijt onzijdig gebleven! Dat wil zeggen, dat gij geen tegenftand hebt durven bieden aan den Jacobijn, die, om u al het gewigt uwer kluisters te doen gevoelen, of om u opteöfferen, naar niets anders wagt dan de geenen overwonnen te hebben, die a zouden kunnen verdedigen of uwen dood zouden kunnen wreeken. Gij hebt vrede gemaakt me"t den algemeenen vijand der maatfehappij! Dat wil zeggen, dat gij gezworen hebt de gantfche maatfehappij te laaten verdelgen, alle de Troonen te laaten omwerpen, alle Mogendheden te laaten vernietigen, zonder den minften tegenftand te bieden. Gij hebt tractaaten van alliantie gefloten! dat wil zeggen, dat gij gezworen hebt de verwoesters en plonderaars te helpen verwoesten en pionderen. Gij gevoelt , even als wij, de fchande, da laagheid, de affchuwelijkheid der onzijdigheid, van den vrede en van alle die tractaaten; maar 'er is eene overmagt.... Wel nu, beken dan, dat gij overwonnen zijt, dat gij reeds flaaf zijt der Secte ; en wij zullen u antwoorden: Moet men dan niet weeten te fterven, liever dan onder het Juk te zuchten? Is dan die Troon behouden, op welken de Secte u flechts laat om door u te regeeren? Is dat volk behouden, welks armen ten dienst moeten ftaan zelfs tot de gruwelen der Jacobijnen? Is de flaaf behouden ,.  Éiï AtGEIÜEËRÜEtD ÜAARER ONTWERPEN. 337 den4 die op de galeibanken geketend is, en wiens armen flechts de riemen kunnen bewegen tot den dienst der zeeroovers ? Ach! indien gij riog eenige kragt, nog eenige vrijheid bezit, verhef u dan, en ftrijdt den flrijd der maatfehappij. Zoo de iedele verbeelding van magt, welke ü de Seéle laat, u nog kan verleiden, hoor dan de Secte zelve, door den mond van Jean de Bry en in het midden der Wetgevers, het Koningsmoordend legioen eisfehende, het decreet, welk twaalfhonderd moordenaars moest uitzenden , niet om één Koning, maar om alle Koningen te vermoorden! Hebben deze wetgevers zeiven u niet duidelijk genoeg gezegd wat zij van u, van uw volk vorderen p wanneer ïij verklaarden te willen verbroederen met allé volken, die het juk hunner wetten, hunner opperhoofden en hunner overheden afwierpen (*)? Hoe! gij zoudt nog gelooven dat 'er een enkel Koning beflaat, die niet door haar verwezen is ? en gij ziet de Sedte jaarlijks het feest vieren der beulen van hunnen Koning; en gij hoort hen in hunne feesten, in tegenwoordigheid zelfs der Afgezanten van onzijdige of van verbonden Koningen » den plegtigften hunner eeden herhaalen, den eed van haat tegen het Koningfchap; Gij ziet hunne aanhangers, zelfs in uwe fpreekgefloelten van openbaar onderwijs, aankondigen, dat, nog eenige jaaren, en de laat- fle- (*J Décret da 9 Nol. ij'pi. F. Deel. Y  33"8 VAN DE VOORDERIN0EN DER SECTEv fte i verborgenheden der Secte zullen vervuld zijn; er zal noch Koning, noch overheid, noch Natie, noch Vaderland* noch door wetten begierde Maatfehappij meer zi;n; en gij zoudt aarfelen om alle uwe perfoonlijke naïever en verdeeldheden te vergeeten; gij zoudt draaien met het ter zijde ftellen van alle die voorwendfels, dat mistrouwen, die onëenigheden en vijand* fchap tusfchen Koning en Koning, tusfchen'volk en volk, tusfchen magt en magt, wanneer het "aankomt op het behoud, niet van uwe magt, maar van alle magten, niet van uw volk, maar van alle volken, die in maatfchappijen leven, het zij onder Koningèn, het zij onder wetten, hoe ook genaamd! Het is nog tijd, de Natiën zijn nog fterket dan de Seéte; dat dan alle Natiën, dat alle hunne Koningen , dat alle hunne Regeeringén, dat alle hunne burgers zich verëenigen; dat geen enkel mensch,'in eene maatfehappij levende, den oorlog als onverfchillig voor zijn' perfoon befchouwe, van eene Secte, die het verderf gezworen 'heeft van alle maatfchappijen. Dat de Jacobijn niet£ dé eenigfte zij, die het vermogen der geestdrift kent. Zal dan de geestdrift voor uw Vaderland, voor deszelfs Altaaren, voor deszelfs wetten, voor uwe fortuin-, voor uwe kinderen, voor uwe wooningen, voor het behoud der :.maatfchaplijke orde, minder werkzaam of kragtdaadig maaken, u minder . moed  EN ALGEMEENHEID HAARER. ONTWERPEN. 339 moed inboezemen, en u minder tot opofferingen doen befluiten, dan de geestdrift voor krankzinnigheid? en zal 'er dan gezegd worden, dat de ftruikroovers altoos de eenigften zullen zijn, die de waarde der vereeniging en overè'enftemming van kragten kennen ? Overal zijn zij niet dan e'e'n; zij hebben ée'n en hetzelfde ontwerp; zij dienen e'éne en dezelfde zaak. Zij zijn overal broeders, daar door alleen, dat zij overal de maatfchaplijke orde zien, die zij willen omkee» ren. Hoofden der Natiën! weest broeders, gelijk zij, daarom alleen, dat het uw aller gemeen belang is, deze maatfchaplijke orde te behouden. Dit is het wat ik eenen oorlog noem van iever voor de maatfehappij, eenen oorlog geheel tegen de Seéte zelve gericht, en de eenigfle, welke haar die hulpmiddelen kan ontneemen, welken haar misfchien reeds te veel verfchaft zijn door eene ftaatkunde, gewoon aan oorlogen van wraakzucht, van naïever en van eerzucht, en niet aan opofferingen, die de oorlogen van een algemeen belang vorderen. Wanneer ik dus alle Mogendheden en alle Natiën uitnodig, om in zeker opzigt niet dan e'éne Mogendheid, niet dan ée'ne Natie ujtteraaaken, om niet dan éénen en denzelfden iever te betoenen in den ftrijd tegen de Secte; vraagt gij misfchien, lezer! waar dan die oorlog blijft van menfchelijkheid en behoudenis, dien ik wenschte te ftellen tegen dien Y a oor-  340 VAN DE V00RDERINGEN DER. SECTE, Oorlog van razernij, van verwoesting en woede, dien zij zelve tegen de maatfehappij voert? Ongetwijfeld, zal ik antwoorden, ongetwijfeld valt het mij zwaar, zelf de alarmklok te luiden, die alle uwe legioenen in het veld van Mars roept; maar dewijl toch die der Secte zich met bloed en roof voeden; dewijl er honderd duizenden en honderd duizenden burgers zijn, wier gerustheid, wier afkeer zelfs voor allen tegenftand hen niet heeft kunnen beveiligen van flagtöffers te worden; dewijl vrouwen, grijsaarts en kinderen nog onlangs vermoord zijn in de Zwitferfche gebergten, even als in de vlakten van de Vendée en in geheel Frankrijk; dewijl overal waar de Sedïe haare legers van ftruikroovers kan doen komen, men de knieën voor den af. god buigen of onder de pieken vallen moet, wie is dan hier de waare vriend der menfehelijkheid? Denkt hij de maatfehappij te behouden, die de legers der Sedte van Braband naar Holland , van Savoijen naar Zwitferland , van Pierpont naar het Milaneefche en naar Rome laat voordgaan, en overijl de maatfchaplijke orde omwerpen, door dat zij overal niet dan een* zwakken en afzonderlijken tegenftand vinden 9 }s hij de vriend der menfchelijkheid, die den geesfel zich laat uitbreiden en geheel Europa verwoesten, of wel hij, die u aanfpoort de eerfte zaaden daarvan uitteroeijen? Is hij de beveiliger van uw leven, die» uit vrees van de wond aai!*  •EN A4.GEMEEKKEID HAARER ONTWERPEN. 34.I aanteraaken, de zaaden des doods daarin laat rijpen; of wel hij, die, vuur en Haal gebruikende, het verrottend lid afknot, om het ligchaam te behouden? O! indien uwe raadsliedea eener wreede menfchelijkheid gezien hadden, dat eene Secte, wier gebied geheel in dea fchrik beflaat, wier middelen die zijn van alle roovende moordenaars, die moet getemd worden door verraderlijke beleefdheden ; hoe veele afgrijslijkheden en ftroomén bloeds zouden zij niet gefpaard hebben! Hoe zou deze fchrik niet aan de Secte veele burgers en foldaaten gegeven hebben, die liever tegen haar, dan met haar zouden geftreden hebben! En hoe veelen van hun zouden zich, in weêrwil van den fchrik, niet bij u hebben gevoegd, indien zij geloofd hadden, dat gij enkel gewapend waart tegen haar, en niet voor uwe eigene eerzucht! Ik ben niet in den Raad der Mogendheden getreden; ik wil gaarne de dwaaling mijner landgenooten kwalijk geplaatst gelooven; en mogelijk moet men die wijten aan de Secte zelve, die 'er zulk een noodlottig voordeel uit trekt; niaar hoe veele foldaaten heeft zij zich niet weeten te verkrijgen, wier moed alles voor u geweest ware, indien het u gelukt was hen te overtuigen, dat uwe zaak enkel die was van hunnen Koning, van hunne wetten en van hunnen Godsdienst; zoo zij niet geloofd hadden tusfchen (wee vijanden te zijn, en verpligt dien ¥3 te-  $fl VA.V D2 VOORDERLNGEN' DZB. SECTE, terug te liaan, die kwam, niet om hen te verdedigen, maar om voordeel te doen met hunne verdeeldheden, om zich hun Vaderland ten prooi te maaken, of om hen het lot van Polen en Venetiè'n te doen ondergaan ! Dat den Jacobijnen dit valsch voorwendfel ontnomen worde; dat alle verdrukte volken, uit uwe oprechte en door daadzaaken gerugfteunde verklaaringen, u leeren befchouwen als hunne waare verlosfers i en uwe legioenen als mannen , enkel gewapend met het oogmerk om de maatfchaplijke orde te herftellen. Maar wat doe ik en wat beloofde ik? Zou ik dan het lot van mijn Vaderland, dat der Staaten, geheel zien afhangen van de magt onzer legers? Ach! 'er is een oorlog, dien de Secte ons aandoet, die nog verfchriklijker is dan die haarer ftruikroovers. De voordgangen haarer ongodsdienftigheid, het bederf der zeden, de afval eener eeuw, die zich de eeuw der Wijsbegeerte noemt, ziedaar haare eigenlijke wapenen en de grote bron onzer rampen. Gij, wien deze waarheden ontflellen, omdat zij u meer van nabij betreffen, klimt op tot de grond-oorzaaken uwer onheilen, en leert dezelven alle te hervinden in dezen afval. Met alle de boosaartigheid der Duivelen riep een rampzalig Sophist uit: Ik zal niet dienen, mijne rede zal vrij zijn. De God der openbaariog moge mij vervolgen, ik zal den God der open-  EN ALGEMEENHEID HAARER ONTWERSEN. 3*3 openbaaring vervolgen. Ik zal eene fchool tegen hem oprichten; ik zal mijne zaamgezworen aanhangers in dezelve hebben, en ik zal hen toefchreeuwen, Verdelgt dan eerloozen, verdelgt Jezus Christus! — Deze fchool is op aarde gevestigd ; de Koningen en Grooten der wereld hebben haare lesfen toegejuicht ; zij hebben die gretig aangenomen, om dat zij 'er de vrijheid hunner driften in vonden. Ziedaar de eerHe ftap tot de Omwenteling. Verveelt mij niet meer met uwe nutlooze aanmerkingen; herleest de jaarboeken van den godloozen, dien gij hebt aangebeden; ddar zijn onze bewijzen. Vorften, Rijken, Heeren! zietdaar de misdaad, niet van elk uwer, maar van zulk een groot aantal onder u, dat ik die in zeker opzigt de misdaad yan uwen rang kan noemen. De Priesters van dien God, dien gij verlaaten had, waarfchuuwden u, dat 'er rampen bereid werden voor de afvalligen ; dat uw voorbeeld noodlottig zou zijn voor het volk, zoo wel als voor uzelven. Herinnert u hoe deze bedreigingen ontvangen werden; maar herneemt de jaarboeken van de fchool, welke gij ons tegenftelde. De Hemel liet in zijnen toorn de kweekelingen der Sophisten vermeerderen als de fpringhaanen. Zij waanden zich ook Goden der rede; zij zeiden ook: Wij zullen niet dienen; doch de oogen op u llaande, voegden zij daarbij: De onderdrukking en de tirannie hebben menfchen op den Troon geplaatst even Y 4 als  344 VAN DE VOORDERINjGEN DER SECTE, als wij zijn; het toeval der geboorte heeft Edelen en Grooten gemaakt, die minder deugen dan wij. Dus zeggen zij, en bet geen de vrijheid der driften u deedt onderneemen tegen Jezus Christus, deed de hoogmoed hunner gelijkheid hen onderneemen tegen u. Zij fpanden zamen tegen den Troon, en tegen de Grooten of Edelen, die denzelven omringden. Met blindheid gellagen, onthaalde gij dezen drom van Sophisten, even als gij hunnen meester onthaald had. — De Priesters des Heeren waarfchuuwden u andermaal, dat deze fchool der ongodsdienftigheid, met den val der Kerk, ook der» uwen, dien der Wetten, der Regeeringen, der Vorsten en der Koningen naar zich zouden fleepen. De rede zelve fprak even zoo luid als uwe Priesters; maar gij had de ooren geftopt voor de openbaaring; gij weigerde de rede gehoor te geven. God, wien uw afval dagelijks vertoornde, liet dezen wolk van Sophisten in den afgrond der Loges indringen; en dadr verè'enigden de agteraanhangers , onder den dekmantel van Metfelaars /pellen, hunne zamenzweeringen tegen het Altaar, tegen den Troon en tegen alle grootheid, met de zamenzweeringen dier Wijzen, wier flagtöffers gij waart. De aanhangers vermenigvuldigden even zoo fterk als de Sophisten. Onder de befcherming van eenen nieuwen wijzen, pngodsdienftigheid bij ongodsdienstigheid, gods- Ï8$'  V* ALGEMEENHEID HAARER. ONTWERPEN. 345 lastering bij godslastering voegende, vormde zich, onder den naam van Illuminaaten, eene nieuwe Sec~te, even als de held van uwen afval bedagt, om Jezus Christus te verdelgen; even als de kweekelingen van dien held, zweerende u zelf te verdelgen; en even als alle de feétes van ftruikrovers, beramende om alle gebied der wetten te verdelgen. — Het was van deze zamenrot» jtingen, dat alle de vruchten der Wijsbegeerte voordkwamen', die gij hardnekkig befchouwde als de waare wijsheid. Weet gij wat uw God, pm u van dezen afgod aftetrekken, en veel minder om zich te wreeken, dan om u tot het geloof en tot de deugden van zijn Euangelium terug te roepen, deed ? Hij gebood zijne Propheeten en de Leeraaren zijner wet te zwijgen. Hij zeide tot hen: „ Houdt op met de lesfen, die gij tegen „ de onzinnigheid der ongodisten fielt. Het is „ tegen mij, dat zij hunne Rede kanten. Het is. „ mijn Zoon, dien zij gezworen hebben te zullen „ verdelgen. Zij willen alleen zijn om dit volk „ te regeeren; zij hebben alleen de zorg op zich „ genomen om hetzelve tot het waar geluk te „ leiden; ik zal hen laaten begaan; ik geef dit „ volk aan hunne wijsheid over. Gaat uit hura „ midden uit, gij allen, mijne Priesters en Leer„ aars; neemt het Evangelium van mijnen Zoon met u; Jaat de wijzen zijne Altaaren omwer„ pen; laat hen in het midden zijner Tempelen, gedenktekenen oprichten voor de helden, die ? 5 *,  34<5 VAN DE VOORDERINGEN DER SECTE, „ hem wilden verdelgen, en dat dit volk geleid M worde enkel door het licht haarer Rede. Gaat „ uit van hun , verwijdert u; mijn Zoon en ik, „ wij geven deze Grooten en dit volk aan hunne „ Wijzen over. Dat zij door hen geleid wor« „ den, dewijl zij met mij en mijnen Zoon niet „ langer te doen willen hebben." Franfchen! dus fprak de God uwer Vaderen. O, hoe weet hij de wijsheid der wijzen, het ver* ftand der verftandigen te verdwaazen ! Doorloopt thans dit uitgeftrekt Rijk, hetwelk hij aan uwe gewaande Wijsbegeerte heeft overgegeven. Zijne Priesters zijn 'er niet meer, zijne Altaaren zijn omgeworpen, zijn Evangelie is verdweenen. Berekent nu de gruwelen en rampen. Doorwandelt de verwoeste plaatfen; befchouwt de overblijffels en puinhoopen. Vraagt dit volk wat geworden is van die millioenen burgers, die de fteden en dorpen bevolkten? Vraagt hen, welk: eene overftrooming van Barbaaren hen is komen verwoesten? Wat geworden is van die ftada zoo trotsch op haare grootheid en op de pragt, haarer paleizen? Wat geworden is van die andere voornaamfte fteden? Waar dat goud gebleven is, hetwelk hunne kielen ieder jaar uit de Westelijke Eilanden aanbragten ? Waarom zijn deze blijdfchap en die vreugdezangen veranderd in klaagliederen en gekerm? Waarom zijn die aangezigten , voormaals de afbeelding van het geluk, thans met den doodfchen ftuiër der fchrik  En Algemeenheid haarer ontwerpen. 347 fchrik bedekt? En vanwaar deze zuchten, die de vrees van gehoord te worden te vergeefsch tracht te fmooren? Gij allen, volken, die onlangs nog Zoo gelukkig .waart onder de wetten uwer vaderen, doch die thans ten prooi zijt aan alle de rampen der Omwenteling, hebt gij haare Wijsgeeren niet en alle de wijsheid haarer Deïsten, haarer Atheïsten of haarer Philantropen? Gij vooral , discipelen en langen tijd ieverige voorftanders van alle deze Wijzen der Omwenteling, vanwaar komt het, dat gij dwaalende en zwervende, arm en verlaaten zijt, over de geheele oppervlakte van Europa? Is deze Wijsbegeerte, waarvan gij uwen afgod gemaakt hebt, thans niet zegevierend in het middenpunt van haar Rijk? Ach! hoe treffend zijn die befchimpingen van eenen niet dan te wél gewroken God ! Rampzalige flagtöffers van uw vertrouwen op deze valfche wijzen! befeft toch eindelijk, dat het verfchriklijk is, overgelaaten te zijn aan het gebied hunner godloosheid. Bekent dat uwe ligtgeloovigheid, uw vertrouwen op deze helden Sophisten waarlijk rampzalig geweest is. Zij hadden u eene Omwenteling beloofd van wijsheid, verlichting en deugden; en zij hebben u eene Omwenteling gegeven van krankzinnigheid, buitenfpoorigheid en fnoodheid. Zij hadden u eene Omwenteling beloofd van geluk, van gelijkheid en vrijheid ; van den gouden tijd; en zij hebben u  m 348 van DE VOORDERInÓeN DER ffECTE, ü eene Omwenteling gegeven, die op haarzelve de verfcbriklijkfte geesfel is, dien een door den hoogmoed en de ongodsdienftigheid der menfchen billijk vertoornd God, immer over de aarde verfpreid heeft; en ziedaar de uitwerking dier godloosheid , welke het u behaagde Wijsbegeerte te noemen. Nog eens, het komt 'er hier niet meer op aan, de eerfte oorzaak onzer rampen te ftaaven; dezelve is te klaarblijklijk. En Voltaire en Jean Jacques zijn de helden der Omwenteling, even als zij de helden uwer Wijsbegeerte waren. Het betreft een perk te ftellen aan uwe verblindheid,'zoo gij niet wilt dat de geesfel voordduurt, of niet onophoudelijk wilt bloot ftaan voor het gevaar van denzelven te zien herboren worden. De Omwenteling moei den dood veröorzaaken van deze Wijsbegeerte Van godloosheid, zoo gij verlangt dat die God, die de Omwenteling niet zond, dan om zijnen Zoon te wreeken j eindelijk eens ophoude. Doör in de belediging te volharden, en de eerfte porzaak uwer rampen in uw hart te houden, zult gij het einde derzelven niet vinden. De groote misdaad van den Jacobijn. is zijne ongodsdienltigheid; maar zijne groote bron is de uwe. Hij heeft de hel vóór zich zoo lang hij Jezus Christus beftrijdt; gij zult den Hemei niet vóór u hebben, zoo lang uw geloof of uwe •zeden u, even als hem, tot vijanden van Jezus .Christus houden. Door uwe ongodsdienftigheid  ER ALGEMEENHEID fiAARER. ONTWERPEN. -345 zijt gij Broeders van den Jacobijn, gij zijt Jacobijnen van de Omwenteling tegen het Altaar} door, gelijk hiji te volharden in dezen haat tegen het Altaar, zult gij God niet bevredigen, die dezen Altaar wreekt door de Omwenteling der Troonen en van alle onze wetten. Zoodanig is de laatlle, zoodanig is de gewigïigfte les, die ons deze voordduurende rampen en geesfels geven, zoo wel als de zamenzweeringen zei ven van de Sophisten der Godloosheid, van de Sophisten der rebellie en van de Sophisten der regeeringloosheid. Mogt ik dezelve, deze Gedenkfchriften eindigende, diep in het hart mijner lezeren gedrukt hebben! Mogt zij vooral het fpoor baanen tot de wederkeering van den Godsdienst, van de wetten en van het geluk in mijn Vaderland! Mogten de nafpooringen, die ik heb aangewend, tot het ontwikkelen van de oorzaaken der Omwenteling, niet vruchteloos zijn voor Natiëu, die zich nog voor derzelver rampen kunnen beveiligen, of wel zich daarvan kunnen verlosfen t En God, die mijnen arbeid onderfleunde, zal denzelven niet onbeloond ge* laaten hebben. Einde van het Vijfde en laatste Deel¬ zo.  353 INHOUD. IX. Hoofdst, Nieuwe Hoofden, nieuwe listen der Illuminaaten; de uitvinding van de Jefuitifche Vrijmetfelarij; opgang van dit verdichtfel. Pag. i X. ' >' ' Duitfche Unie; de voornaamfte Hoofden van dezelve, en de overwinningen, die de Sedte aan haar te danken heeft. . .23 XI. Vierde tijdperk der Sedte; afge¬ vaardigden van het llluminatismus van Weishaupt bij de Vrijmetzelaars te Parijs; toeft and der Vrijmetzelaarij ten tijde van de aan* koomst dezer afgevaardigden ; hunne werkzaamheden en voorderingen; vereeniging van de zaamgezwoorene Sophisten, Vrijmetzelaars en Illuminaaten, Haar uti de Jacobijnen ontftaan. 60 XII. ' ■ Toepasfing der drie zaamenzweerin» gen op de Franfche omwending. 120 XIII. u Algemeenheid van de yoorderingen der Sedte, verklaard uit de algemeenheid haarer ontwerpen. 199