WAARNEMINGEN over de K O O R Z E N, inzonderheid die van het aanhoudende zoort, met een VERSWERENDE ZEERE KEEL VERZELT- als mede Een mrgelykenit dier J^olk-zlekte , met de Scharlake-koors en de kwaadaartige zeere keel, zoo als die door de Jchryveren Is opgegeven; door J. CLAR.K, een der geneesheeren van de newcastelsche ziekenbeurs. Uit let Engels vertaald door C. S. Mei. Bod:. TE GOUDA, Bij M. van L O O P I K & Comp. M d C C 35 C t, Ex Legato VERRIJST.   aan den WEL ED. HOOGGELEERDEN HEERE J. G R E G O R IJ, GENEESHEER, LID VAN 'T KONINGLIJK GENEESKUNDIG GENOOTSCHAP, EN HOOGLEERAAR DER GENEESKUNDE OP DE HOOGE SCHOOL TE EDIMBURG. M ijn Heer! "£7zv onderfcheidende bekwaamheden, en de eerenszvaardigeplaats die Gij in een der beróemfte Geneeskundige Scholen van Europa bekleed, zouden mij door haar zelve eergierig gemaakt hebben om Uzu naam voor de volgende bladeren te hebben gefield; zoo andere beginsels mij bij deze gelegentheid niet aangefpoord hadden. Ik leg onder de grootjle verpligtingen aan zuijlen den beroemden Heer Gregorij, Uzven Vader, niet alleen in de betrekking als vrind, maar ook als Hoogleer aar en indien dezen mijnen arbeid gelukkig genoeg is eenige goedkeuring bij hei Algemeen te verdienen, zal ik mijnen voor/pQed al* 2 taos  «▼ 9 o q /flöi" dankbaar toerekenen aan het voorrecht dat ik van zijn onderwijs heb mogen gemeten. Vergun derhalve dat ik deze openbare gelegentheid omhels, om den hoogen eerbied die ik voor de nagedagtenis Uwes Vkders heb, uittedrukken: vergun mij uffens Uw te fineken deze opdragt aantenemen als een gering bewijs van den opregten eerbied en de hoogachting met •welke ik de eer hebbe te zijn Mijn Heer Uwen Newcastle Onderdanigflen en den 15. Febr. ^80. verpligten dienaar J. Clark.  VOORREDE IHjen nauwkeurige oplettende waarneming, en 't verzamelen van nuttige gevallen, zijn de voornaamfte middelen om de oeffening der Geneeskonst te verbeteren. Op deze wijze heeft Hippocrates, met regt den vader der Geneeskonst genaamt, die tot een wetenfchap gebragt; en indien zijne navolgers haar konst op dezelve wijze gcocffent hadden, zou die reeds voorlang tot een gnoter trap van volmaaktheid zijn opgeklommen. Dan de meerderheid der Geneesheeren welke hem opvolgde ongelukkig de nafporinge van den natuur verlatende, en hare verbeeldingen in bedrieglijke en buitenfporige veronderftellingen den vrijen teugel vierende, hebben de edele Geneeskonst al te dikwils onbepaalt, verborgen, en bedrieglijk gemaekt. Wij behoeven ons ten bewijze van ons gezegde flegts te beroepen op de verfchelende en elkander tegenfprekende leeriteliingen die men in onderfcheide tijden heeft aangeno* 3 men;  vi VOORREDE. men en welke door de voorftelling van oordeelkundiger gisfingen, haar gezag verloren, en in vergetelheid geraakt zijn. Het is waar dat de ingebeelde grondftellingen in deze tegenswoordige eeuw in het algemeen verworpen worden, en dat het gezag der leerftellingen begint te vervallen. Ieder tak der Geneeskunde wordt tegenswoordig in onze fcholen op de klaarde en oordeelkundigfte wijze vcorgeileid, en er wordt geen leerftefiing tot een grondflag voor de offening der geneeskonst aangenomen : ten zij die door zigtbare proeven bevestigd is. Desgelijks hebben eenige onzer uitmuntendfte Geneesheeren, de voorbeelden enlesfen vanHippocrates en Sydenham navolgende, den uitllag van haar eige ondervinding ter neer gefteld ; en men heeft genoodfchappen met dat prijslijk oogmerk opgerigt om elkander zijn oeffenend onderrigt mede te delen. Met een woord er fchijnd in alle takken der Geneeskunde een fnelle voortgang tot deszelfs verbetering op te ftaan; en indien wij onze nafporingen alleen tot het doen van waarnemingen, proefnemingen , en een nauwkeurige daar  VOORREDE. vu daar uit afleidende redenering bepalen, mogen wij ons met de vleijende hoop ftreelen, dat er een betere manier om de ziektens te behandelen zal bepaalt worden. Met oogmerk dan om ook mijne geringe pogingen tot zulk een wenfchelijk einde toe te brengen, heb ik het volgende werk aan de welmeenende overwegingen van het algemeen onderworpen. Deszelfs eenigfte verdienden beftaan daar in, dat het verzameld is uit wezentlijke waarnemingen op de tekenen der ziektens genomen, de gevallen der leiders van dag tot dag aangeteekend, zoo wel als de uitwerking der geneesmiddelen welke voorgefchreven wierden. Het eerfte deel van dit werk behelst waarnemingen over oorfpronglijke koorzen , inzonderheid die van het aanhoudende zoort; en over het onderfcheid van een koors welke in 1777 en 1778 te Newcastle heerschte, welke met hoesten en eenen gierstachtigen uitflag verzelt gong. Ik houde mij verzekert dat zommige mijner lezers zig verwonderen zullen, dat ik in ziektens die to:. hier toe van zulk een groot onderfcheid in haar natuursge* a Helt-  Mn VOORREDE. fteltheid befchoud zijn geworden, een en de* zelve behandeling houde: hier ontrend moet ik de vrijheid verzoeken om aantemerken, dat de gelegentheden die ik gehad heb, om in onderfcheide lugtftreken waarnemingen te maken, mij overtuigt hebben, dat Koorzen in alle landen, wezentlijk het zelve zijn, en alleen verfchelen in de hevigheid harer toevallen. De geneeswijze die ik in de OostIndien (*) op alle breetens het voordeeligfte bevonden heb, is in dit IJland insgelijks met de gelukkigfte gevolgen vergezelt geweest; en het is waarlchijnelijk dat zulks ten alien tijde en in alle lande zal plaats hebben. In het tweede deel van het werk heb ik een verhaal gegeven van een bijzonder zoort van Scharlake koors welke .in de jaren 1778 en 1779 te Newcastle heerschte. Wanneer deze ziekte het eerst verfcheen, had ik nog geen Engelfche fchrijvers gelezen die deze ziekte met opzet behandelde, uitgezondert den Heer Morton; terwijl deze volk- ziek- (*) Zie Obfervations on the Diseafes in long voyages to het countries, parficulat ly on thofe whichprerailin tht East ludieu  VOORREDE. ix ziekte wezentlijk zeer veel verfcheelde met zijn befchrijving. Dit gaf mij aanlijding om deszelfs natuur met de grootfte oplettendheid na te fporen. Ik ondekte heel vroe; in mijne geneesocffening de noodzakelijkheid om deze ziekte in onderfcheide ftaaten af te deelen, naar mate dat de koors met tekenen van een fterke werking der bloedvaten, met tekenen van fwakheid, of van verrotting verzeld ging. Op deze wijze hebben wij zelfs onder de koorzen met uitflag, een opheldering van de eigenfchap der onderfcheidingen welke wij in de oorfpronglijke koorfen hebben trachten ter neer te Hellen. In het beloop van dit werk heb ik mijn gedagten vrümoedig ter neer geïleld: maar wijl ik geen een befchouwende leerftelling heb aangenomen, en mijn eige waarnemingen heb opgegeven zonder in die van andere Geneesheeren met welke ik van gedagten verfcheelde eenig gebrek aantemerken; en dat ik niets, als met daden bewezen heb ter nedergefteld, hoop ik ten minsten een lezer zonder vooroordeel te zullen ontmoeten. In het aanhangzel heb ik eenige opmerkin* 5 gen  x VOORREDE. gen en voorbeelden van tafelen ter verbetering va» ziekelijiten opgegeven. Den lezer zal heel ligc opmerken hoe veel ik aan de vernuftige Gen'eesheeren Perceival en Haygarth verfchuldigt ben. Maar ik wil niet op mij nemen om te beflisfen, of in de verfchelende inftellingen die er tot het gemak der zieken zijn ingefteld, de lijften naar dit ontwerp konnen ingerigt worden. Ik ken niet van mij zelf verkrijgen deze voorrede te fluiten zonder aan mijn lezers toegeventheid te hebben verzogt, over de fouten en onoplettendheden welke mij in de uitgaaf van dit werk ontfnapt zijn, dat wezentlijk in den drift der bezigheden is overgefchreven, en met tusfchenpozingen doormijn beroep is afgebroken. Zo intusfchen een onpartijdig en onbevooroordeelt lezer oordeelen mogt dat ik iets van aangelegentheid tot den algemeenen voorraad der geneeskunde heb toegebragt, zal ik den arbeid en moeite welke mij 't opftellen dier waarnemingen gekost hebben, rijkelijk beloont achten. IN  INLEIDING. y^jedet de oprigcing der Zickebeurs te Nevcaftk, 'c welk de gelegentheid verfchafte, om de beste waarnemingen, in dit werk bevat, zaam re ftellen, zijn er meer diergelijke inftellingen in andere groote Sreeden van dit Koningrijk opgerigt : ik zal, met oogmerk om haar vermeerdering te bevorderen, zonder eenige verdere verfchooning te maken , een verhaal geven van de opkomst ca voortgang dezer liefdegaaf. Een kort Verhaal van de oprlgt'.ng en voortgang van Let Ziekenhuis in Neivcaitle. In de volkrijke en handeldrijvende Stad Newcajlle zijn menig duidend naaiftige arbeiders en ambachtsluiden bcltendig in het werk. Zoolang dezelve gezondheH genieten , hebben zij het in hun vermogen om ten minftsn een dagelijks beftaan voor hun en hun huisgezin te winnen ; maar, door ziektens aangetast wor-  XII INLEIDING. wordende, raken zfj bloodgefteld aan alle de wreeds gevolgen vdn de ziekte en nooddruft. Koorzen, z io wel als andere gemeene en noodlottige ziektens, aan welke dit nuttig flag van menfchen in 't bijzonder onderworpen zijn , konnen, om deszelfs befmettenden aart, niet welvoeglijk in een Gasthuis ingenomen worden: veele andere zijn te fchielijk en geweldig in haren aanval, om naar de weeklijkfche manier van zieken in te neemen , te konnen wagterK De kinderen konnen niet welvoeglijk van hare ouders gefcheiden worden, en de tegenwoordigheid van veele der laatiten is zoo wezentlijk noodzaaklijk in hunne eige woning , dat zij niet konnen befluiten om van deeze liefderijke inftelling gebruik te maken. Vervolgens moet men opmerken , dat het voorraamde oogmerk van Graaffchaps Gasthuizen ingerigt is, om onderftand in te brengen aan die genen, welke uitwendige toevallen hebben , en bijgevolg heelkundige hulp noodig hebben; of aan die genen, welke met zulke ziektens bezet zijn , dat die, zonder den Lijder nadeel toe te brengen, toelaten hem, van verre af, over te brengen. Indien dit het geval niet was, zouden deze voortreflijke inrichtingen nooit het oogmerk van haare welwillende Inftellers beantwoorden. Eenige weinige Hoeren, door zulke overwegingen aangedaan , en te gelijk achtgevende op de voordee- len,  INLEIDING. zin len, die door de inftelling van eene Ziekenbeurs in de Hoofdftad te verwagten waren, ftelden in de maand April 1777. een ontwerp voor, om binnen Newcafile zulk eene Ziekenbeurs op te rigten als een noodhulp voor het Gasthuis (*). Dan aangezien het menschdom zelden eenftemmig is over de verdienften van eene liefdegaaf, ontmoette het menigvuldige tegenfpoeden ; en , niettegenftaande de werkzaamheid en oplettendheid der Infchrijvers, kon het tot innemen van Lijders niet opengezet worden tot de daar aan volgende maand Oftober. De jaarlijkfche intekeningen reezen bij de eerfte inftelling niet hooger dan 143 ponden, maar zedertdat tijdperk zijn deszelfs uitgaven trapswijze vermeerdert. Het is zelfs te beklagen , dat deszelfs inkomften op het einde van het tweede jaar niet toereikende bevonden wierden, om aan het getal en de dringende eisfchen der nooddruftige te konnen voldoen. Maar men mag redelijker wijze veronderftellen , dat in een Stad, die altoos uitgemunt heeft in menfchelijkheid en lief- da- (*) Het Gasthuis was In het jaar 1751 opgerigt tot onderkant van Zieken en lamme Behoeftigen in de drie volkrijke Graoffchappen van Durham, Newcastle^» Northumberland , en is aan heelkundige en alleen zulke geneeskundige gevallen bepaalt , welke haren voortgang door befmetting niet kunnen bevorderen.  XIV INLEIDING. dadigheid, wanneer het groot belang der inftelling genoegzaam betragt wierd , dat zulks daar ook een grooter plaats in de algemeene milddadigheid der ingezetenen zal winnen. De Registers van het NewcafteÜche Ziekenhuis hebben alreeds de onregenzeglijkfte bewijzen ten zijnen voordeele opgeleverd. Door het opmaken van den weldadigen onderftand , op het einde van hec tweede jaar gemeen gemaakt, blijkt het, dat 'er duizend driehonderd en vierenzestig Lijders toegelaten zijn, waar van 'er duizend en agtenvijftig genezen zijn. Het blijkt insgelijks dat 'er 725 met koorzen en befmetteude ziektens , welke niet in het Gasthuis konden ingelaten worden, waren aangedaan,- dat 446 bezet waren met zulke ziektens, die niet toelieten om te wagten naar het uitftel van eene weeklijkfche inneeming; en dat de overige 193 niet welvoeglijk va* een Gasthuis gebruik konden maken, om dat die zieken of te fwak waren om als buitenlijders raad en bijftand te gaan vragen , of door omftandigheden van haar huisgezin , waar haar tegenwoordigheid onvermijdelijk noodzakelijk was. Maar onaangezien de Ziekebeurs in 't algemeen van zulk een bijzonder rut geweest is voor zieken , die aan hunne eigen huizen gebonden waren, is het egter te beiammeren dat de natuurlijke kinderziekte bij aanhoudentheid zulk een fchrikkelijke verwoeftinge onder  INLEIDING. der haar blijft maken, en dat alle pogingen om den zegen der inenting ui tebreiden , onvoldoende bevonden worden. De Magiftraat heeft , met oogmerk om de menfchelijke oplettendheid en 'c medelijden op te wekken, tot de oprigting van een Beurs om in Newcaftle de inenting voort te zetten , de volgende begroocing in Oélober 1779 gemeen gemaakt. Begrooting der jlerfte, door de kinderziekte in Newcaftle veroorzaakt, en van de voordeelen om de inenting voort te zetten. Om te oordeelen hoe gevaarlijk de kinderziekte voor de inwoonders van deze S.ad zij, alwaar de Registers der Dooden geen melding maken van de ziekte, waar aan de lijders fterven , moet men zijn toevlugt nemen tot de nauwkeurige Sterflijsten, welke ia andere Steden opgerfgt zi'n. Ih de Stad Manchester, die zoo volkrijk niet is als JSewcafile, klom het getal der dooden door de kinderziekte alleen, geduurende den tijd van zes jaren, te weten van 1768 tot 1774, onaangezien er de kinderziekte maar tweemaal geheerscht hadt , tot twee uit de dertien , van alle ** ziek-  xvi INLEIDING. ziektens, hoe genaamd (*). In de Stad Chefter is het door Kerklijke getuigfchriften bewezen , dat binnen zes jaren, voor het jaar 1778 , driehonderd achtenzeventig rnenfchen aan de kinderziekte overleden waren, en dat het geheel getal der begravenen geduurende dien tijd; 2522 was. De evenredige fterfte van de kinderziekte, vergeleken met die van alle andere ziektens, is bijgevolg meer( als één in de Het jaarlijks middeltal der begravenisfen, volgens de Kerkregisters van Newcajtle en Gateshead, is , geduurende de zes jaren voor het jaar 1779, zeshonderd drieënzeventig. Maar een groot aantal arme rnenfchen worden op de Ballastbergen begraven:. de begrooting van de jaarlijkfche begravenisfen aldaar ftelt men op 300. Dit laatfte getal , bij het vorige gevoegd, zal het jaarlijks middeltal tot 973 brengen (f). Zoo (») Zie Doét. Ferceival's Es/ais, Vol. III. (*) Voorstellingen , tot voorkoming der fterfte door de kinderziekte in Chester. (f) V Getal der jaarlijkfche dooden kan, in gevolge deze rekening, niet te koog gefchat zijn: om dat, zoo wij toeflaan dat 'er uit de dertig inwoonden jaarlijks één flerve , zal het geheele getal der inwoonders van Kevvcaftle en Gateshead maar tot negenentwintig duizend honderd en negentig komen.  INLEIDING. xvn Zoo wij nu veronderftellen, dat alleen een zevende gedeelte aan de kinderziekte fterve , zal het jaarlijks aantal der dtoJen, door deze ziekte, tot 139 komen. Het blijkt, door verfcheide waarnemingen , dat het aantal van rnenfchen , die aan de natuurlijke kinderziekte fterven , een grooter evenredigheid draagt tot het aantal der genen, die 'er van herftelien , dan daC van één tot zes. Maar indien wij deze evenredigheid ftellen, volgt het, dat 834 rnenfchen jaarlijksin deze Stad de ziekte natuurlijk krijgen; welk getal zesmaal grooter is dan het getal der genen, die fterven. Indien nu 834 te groot een getal fchijnt , volgt het, dat de evenredige fterfte grooter is dan één tot zes. Aan den anderen kant , door de verbeterde manier van inenten fterft 'er niet boven één van vijfhonderd. Maar zoo wij zelfs eens toeftaan, dat 'er onder de behoeftigen , door dar zij da vcorfchriften niet nauwkeurig genoeg volgen, en om andere bijkomende oorzaken 'er één van de vijftig fterft, blijkt het nierteffiin, dat, ir.dien het gebruik algcneen kon gemaakt worden, 'er in plaacs van dac 'er uit de 834 rnenfchen 139 fterven, 'er maar 16 of 17 fterven, en bijgevolg in deze Stad jaarlijks 122 bij het leven zouden behouden worden. hen aanmerklijk geral , vooral wanneer men aanmerkt, dat de flagtoffers der natuurlijke ** a ziek-  XVIII INLEIDING. ziekte de jongere zijn , welker leven van 't grootfte aanbelang voor 't gemeenebest is. Zoo 'er al Gasthuizen opgerigt waren, konden die de inenting egter niet algemeen maken: om dat, volgens hare inftellingen , de kinderen onder de zeven jaren uitgefloten zijn. In groote Steden ontfnappen 'er niettemin weinig de kinderziekte tot dien tijd van het leven. Het blijkt uit de Sterflijften te Manchefter, dat van die genen , welke door de kinderziekte weggerukt worden, bijnaar drie vijfdens onder de twee jaren fterven; en dat van 589 dooden , maar 39 boven de vijf jaren waren. Van 136, die te d ester in het jaar ijjj aan de kinderziekte ftierven, waren 'er maar zeven, die de zeven jaren bereikt hadden , waar onder nog maar drie inboorlingen waren. Dezelve rekening word bevestigd door de Registers der Newcaftelfche Zkkcbeurs. Van 45 lijders met de kinderziekte, waren 'er maar acht boven de zeven jaren , waar onder maar één inboorling was. Maar of fchoon 'er al minnens of oppas ters der zieken bezorgd wierden , konden de Hospitalen nog aan het oogmerk niet voldoen : de onkosten zouden te groot zijn , bchalven dat de armen zelfs niet toelaten zouden dat haar teder kroost hun ontnomen, en in Hospitalen geplaatst wierd. Om deze redenen kan de inenting in 't algemeen voor de armen alleen aan hunne huizen gefchieden, waac  INLEIDING. xix waar tegen men in deze Stad geen gegronde tegenwerping maken kan , daar de natuurlijke ziekte altijd aanwezig is ; en daar de rnenfchen van meerder vermogen hnnne kinderen op onderfcheidene tijden van het jaar gewoon zijn te laten inenten. Het is een algemeene regel dat de kragt der befmecting,evenredig is tot het getal der puistjes. Honden ingeënte lijders, zullen door een gerekent, ieder nauwlijks vijftig puistjes hebben, terwijl het lighaam van een elendige lijder aan de zamen vloeiende leggende, met duizende overdekt is. »t Is derhalve middagklaar dat naar mate de inenting algemeen word, de natuurlijke befmetcing uitgedoofc zal worden, en deeze ziekte door de tijd zal ophouden gevaarlijk te zijn. Het is wezemlijk een ongelukkige omftandigheid dat de armen dezer plaats, tot hier toe het welwillend aanbod, om de inenting voort te zetten niet geacht hebben. Kwalijk gegronde vooroordeelen beletten veele; en het arbeiden van het armfte zoort van vrouwen, is zoo noodzakelijk tot het onderhouden harer kinderen, dat zij, zonder zig zelfs aan de armoe. de over te geven, geen tijd konnen vinden, om hare kinderen gedurende de tijd der inënting op te pasfen. Deeze overweging deedt de beflierders der zieke beurs 't voerlede jaar befluiten om vijff fchellingenaan de behoefugfte te geven, als eene beloning 3 voor  XX INLEIDING. voor het oppasfen van haar kinderen ; maar de inkomften van de beurs dit niet toelatende, is er weing voortgang ten aanzien der inënting gemaakt. (*) Het geven van belooningen aan den armen heeft op andere plaatzen de vooroordeelen tegen dit heilzaam werk weg genomen. Door dit middel alleen heeft de tegen.'woordige Keijzerin van Rmland, de inënting onder hare onderdanen algemeen gemaakt. En Doctor Haijgarth, een uitmuntend en menschlievend Geneesheer te Ckester, heeft ons berigt,dat het Genoodfchap om de inenting algemeen te maken, en de natuurlijke kinderziekte voor te komen, aldaar in het voorleede jaar opgcrigt , reeds een toereikend fonds gevonden hadt om aan dat begeerde oogmerk te voldoen. Een kort verflag gegeven hebbende van de liefdegaaf, welke de gelegentheid verfchaft heeft tot het maken van de volgende waarnemingen, zal het niet ongefchikt zijn deze inleiding te befluiten met de be- fchrij- \ (*) Op raad der Geneesheeren zijn er door den Heelmeester der zieke beurs to kinders ingeënt; en onaangezien die kinderen in V gemeen in vertrekken lagen daar haar broeders en zusters aan zamenvloeiende pokken ziek lagen, (welke eig zeer gevaarlijk toonden te zijn) zijn egter alle deeze ingeente op de zagtjle wijze genezen,  INLEIDING XXI fchrijving van Newcastle, zo wel als de manier van leven van deszelfs inwoonders, immers voor zo ver als deze omftandigheden met de gezondheid fchijnen verbonden te zijn, of invloed op den loop der ziekten hebben. Beschrijving van Newcastle. Newcastle leggende 55 gr. noorderbreedte, en in de lengte 1 gr. 17™ westwaerds van Londen, is gelegen op den noorder oever van de rivier Tijne, ongeveer 9 mijlen van de zee: terwijl het Ty tot twee mijlen boven de ftad vloeijd. Zij is omringd door een muur welkers omtrek meer dan twee mijlen is; egter zijn er verfcheiden gebouwen en ftraten welke nog buiten de ftad voortlopen. Zij word door een brug vereenigt met Gateshead, welke op den ftijlen oever der tegenovergeflelde zijde van de rivier gelegen is; en derhalven konnen die twee plaatzen aangemerkt worden, zamen een groote ftad uittemaken. Het getal der inwoonders in Newcastle en Gateshead word gerekent ten minsten dertig duizend rnenfchen te belopen , 't welk ongeveer tot de evenredigheid van tien rnenfchen voor ieder huis beloopt. 'tls waar dat volgens onze begroting uit de fterflijsten het getal wezentlijk minder zou zijn, dan in zulk een volkrijke plaats, en daar zo vele huisgezinnen onder een ** 4 dak  rxrr INLEIDING dak zijn , is het waarfchijnelijk dat deze begroting nie r te hoog gefchat is. Het laagfte en volkrijkfb gedeelte van Newcastle, en de uitgebreide voorfbd der Zandpoort, zijn aan de waterkant gelegen. De ftraten zijn nauw en de huizen digt geboud. De gangen en floppen zijn ongemeen eng en morsfig; en die op de kaey, en aan de zandpoort, overdekt zijnde door de rijzende oevers, en de huizen aan de noordzijde gelegen, hebben geen vi ije fpeling van lucht. De oude ftad Pandon of Pampedon, in 1299 met Newcastle vereenigr, legt in een diepe holte, binnen de wal. Daar zijn de huizen, zoo wel als buiten de Zandpoort, en veele floppen op de kaey, zeer liegt geboud, en opgepropt met rrenfehen. In 'r opkomen van de rivier, zijn de oevers ongemeen ftijl, en de ftraten nauw: 't bovenfte gedeelte der ftad is een fraaije en Iugtige gelegentheid, veele ftraten zijn breed, de huizen wel geboud, en in 't algemeen zijn die met tuinen voorzien. De gcheele ftad legt op een diepe klijgrond. De velden in deszelfs omtrek open gelegen; het land rondsom volkrijk, wel bearbeid, en vrugtbaar. De markten derhalven wel voorzien met vleesch, visch, vrueten, groentens, wortelen, en alle andere zoorten van voorraad. De ftad wordt voorzien met wa-r  INLEIDING xxni water van de rivier, en door fontijnen hier Pants ge* noemt: verfcheide huizen krijgen haar water door pijpen derwaarts lijdende. Niet te min moet aangemerkt worden, dat zeer weinige der bronnen welke in de ftad zijn, aan alle de noodwendigheden van de keuken beantwoorden: 't eene is te hard, en het andere te veel met een loogzout befwangert. Behalven de ambachtsluij en arbeiders, die er in alle volkrijke fteden vereist worden , word er een groot aantal manfchappen in de koolfchepen (*) gebruikt; zo als ook in verfcheide glasblazerijen, zuikerrafinaderijen, fmelterijen, en in andere handwerken van ijzer, ftaal, loodwit enz. Het vermogendfte gedeelte der inwoonderen leeft er genoegzaam op dezelve wijze als in andere vermogende fteden: maar den ambachtsman zoo lang die welvarend is leeft er misfchien beter, en gebruikt er meer dierlijk voedzel dan die in eenig ander gedeelte van (*) Ieder koolfchip houd to tonnen, en is met 3 man en een jongen bevolkt. Meer dan 460 dezer fchepen worden er beflendig gebruikt om de kolen naar de fchepen te Shields , een hayen aan de mond der rivier, te brengen. De koolputten op verfchillende afflanden van Newcastle aan wederzijde van de rivier leggende, woonen er weinig van de kooldelvers in ét Stad. ** 5  XXIV INLEIDING van het koningrijk, in dezelve omftandigheden zijn» Haar gemeen brood bakken zij van grofwijte meel dat wel gerezen is,en zomtijds een mengztl van rogge en wijte onder malkander. Haren drank is goed gehopt bier. Het hoger gedeelte 'van 'de ftad geniet een zuivere en gezonde lugt; en zelfs mag men zeggen dat in het laagfte en beflotenfte gedeelte van de ftad, delugt door de beftendige beweging van het watergetij, eenigermate bewogen word. Wanneer er onder den gemenen man door onreinigheid of andere oorzaken ziektens uitbreken, worden zij dikwijls kwaadaartig en befmettende. Niet te min lopen er veel omftandigheden tezamen om haar gefteldheid gezon. der te maken, als men zig door een oppervlakkige befchouwing van hare elendige opgepropte woningen zou konnen verbeelden. Overvloed van kolen hebbende, en goede vuuren onderhoudende, wordt het ftilftaan der lugt, in de allerbeflootenfte vertrekken voorgekomen, en de verrotting, door het zuur uit die brandftofTe oprijzende, verbeterd. Behalven dat, de vrouwen bezig met lasten te dragen, en hare kinders buiten lopende fpelen, wordt het grootfte gedeelte van haren tijd, buiten deurs gefleten. Hier door zijn zij in 't gemeen kloek en fterk. Alles zaam genomen kan Newcastle gezonder gefchat worden dan de meeste fteden van gelijke grote in  INLEIDING xxv in het koningrijk. De rnenfchen van het beste zoort genieten er genoegzaam een volkome bevrijding van koorzen, en andere befmettelijke ziektens; endekinderpokjes, de mazelen, zinking koorzen , en fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzelt uitgezondert, heeft er in deeze plaats zedertvele jaren geen volkziekte geheerscht. IN-  INHOUD I. DEEL. Waarnemingen over de koorzen inzonderheid die van hec aanhoudende zoon. L Afd. Befchrijving der koorzen hladz. i II. Afd. Van het onderfcheid der koorzen 3 III. Afd. Van de genezing der aanhoudende koorzen 15 Gevallen van aanhoudende koorzen 26 IV. Afd. Van de aanhoudende koors welke op het la ter einde van het Jaar 1777 te Newcastle heerfchte 126 Gevallen van aanhoudende koorzen welke in 1777 te Newcastle heerschte I33 V. Afd. Van den voorfpoed der geneesoefening welke in de aanhoudende koorzen aangeprezen is 179 II. Deel  I N H O UB II. D E E L. Waarnemingen over de fcharlaken koors met " een verfwerende zeere keel verzelt, zoo als * die in het jaar 1777 te Newcastle geheerscht heeft. Inleiding bladz. 189 I. Afd. Befchrijving der fcharlaken koors verzelt met een verfwerende zeere keel 193 II. Afd. Vergelijking der bovengemelde volkziekte, met de fcharlaken koors, en de kwaadaartige zeere keel der fchrijvers 203 III. Afd. Genezing der fcharlaken koors met een verfwe* rende zeere keel verzelt 233 IV. Afd. Gevallen der fcharlaken koors met zagte ver- fwering der keel gepaart 24° Gevallen der fcharlaken koors verzelt met verft ervende fweeren in de keel 268 Gevallen van waterztigtige fwelling als gevolg der fcharlaken koors 291 V Afd.  INHOUD V Afd. „ Een verhaal van den voorfpoed der aangepreze manier ter genezing van de [charlake hors 308 Be fluit 3,-, Nafchrift 32Q AANHANGZEL. Tafelen van de ziektens der lijders welk in de zieke beurs te Newcastle zijn aangenomen, met aanmerkingen ter verbetering van geneeskundige berigten 34.1 Geneeskundige voorfchriften 349  I. DEEL. WAARNEMINGEN OVER DE KOOIZEI? INZONDERHEID OVER DIE VAN HET AANHOUDEND ZOORT.  Apparet, hos morbos varietate quidem infinitos ratione fijmptomatum, tarnen ex origine non adeo compofitapendere; neque tam varia medicamenta, medendive methodum requirere. BOERHAAVE.  I DEEL. WAARNEMINGEN over. m o o ju z m w enz. I. Afdeeling. Befihrijving der Koorzen: oorzen worden erkend, door te beginnen méé koude of rillingen; gevolgt door een radheid in dé pols; meer dan natuurlijke hitte; en een fvvakheid der vrijwillige bewegingen: zonder haren oorfprong af te leiden van plaatzelijke ontftekingen; bijzonderert uitflag; of andere oorfpronglijke ziektens; welke eeri toevallige koors verwekken. De oude Geneesheeren geloofde de hitte het wezentlijk kenmerk der koors te zijn. Zij maakten niet té min zeer oordeelkundig het onderfcheid, tusfchen eerde of oorfpronglijke koorzen, en die ziektens, iri A weJ»;  2 WAARNEMI N;G E N welke de koors een teken is van de aandoening van, een bijzonder deel Boerhave, van Smeten (§), en andere Geneeshee* ren van de tegenswoordige eeuw, zijn van gevoelen dat de radheid in de pols, het wezen der koors uitmaakt ; en dat dat het eenigfte teeken is om over 't aanwezen der ziekte te oordeelen; wijl de hitte, en andere verfchijnzels, haar gedurende den ganfchen loop der koors niet altijd verzeilen; maar enkel op onderfcheide tijden der koors zich vertocnen. Maar tegen di.t gevoelen konnen insgelijks tegenwerpingen gemaakt worden: want in zommige ilaten der koors, inzonderheid in die, welke met den naam van zenuwkoorzen onderfcheiden worden, overtreed de pols in radheid, zomtijds den gemeenen Haat van gezondheid niet. Dewijl alle koorzen, deeze voorbij gaande uitgezonden , welke haaren oorfprong uic een geweldige beweging, hevige gemoedsdriften, of onmagtigheid ne-- (*) Febribus vexsri vetcres dicebant cegros, qui absque aliqua inflammatione, vel abscesfu, aut dolore, aut eriftpelate , aut> fimpliciter loquendo , abfque aliqua parte pracipus affe&a , male habebant. Si vero, vel propt er lat er is , vel pnlmonis, aut alterius cujusdam fimilis infiammationem fehricitarent, non vocahant illos febricitantes neque febribus vcotatos fed pleuriticos, peripmeumonicos, kepaticos, £?c. Galen. Comment. in Aphor. 73. (§) Van Smeten Comment. Aphor. 570, 571.  over KOORZEN enz. 3 riemen; met de reeds genoemde tekenen beginnen, ën verzelt zijn; zullen zij door de gegevene befchrijving, maklijk onderfcheiden worden. Wanneer de koors zigeens vercoondt,ontftaat er een heel talrijk gevolg van tekenen : het zenuwgeftel word in 't gemeen ontfteld, en al de werkingen van het lighaam, verwart: den geest word dikwijls door ijlhoofdigheid aangedaan: gebrek van eetlust, dorst, en er heerfcht een algemeene ongerustheid; en de heilzame affcheidinge en ontlastingen houden op regelmatig te zijn. Maar welke oplettendeid deze ,en andere verfchijnzels in de befchrijving der ziekte ook verdienen, behooren zij in de bepaling niet toegelaten tè worden, wijl de koors zonder dezelve, aanwezig 2ijn kan. II. Afdeeling. Van het onderfcheid der koorzen: De koorzen zijn in verfcheide geflagten verdeelt gé= worden, en onderfcheide benaamingen zijn haar zd wel door de oude als hedendaagfehc gegeven, afgeleid van de tijd die zij duurde; van een of ander opmerk lijk heerfchend toeval; van de gefteldheid der vöglen/ A z éii  4 WAARNEMINGEN en van andere omftandigheden meer (*). Maar ongelukkig overladen die menigvuldige namen welke er in de ichrijvers gevonden worden niet alleen hetge. heugen, en verwarren den onervarene, maar geven nog daar en boven geen wezentlijk nut in de geneeskundige oeffening. Na een veeljarige zorgvuldige oplettenheid, op de tekenen en natuur der koorzen, zoo als die in verfchelende luchtftreken voorkomen, beken ik vrijmoedig nooit in ftaat geweest te zijn om de fchrijversdoor haare talrijke verdelingen en onderdelingen te volgen. En ik ben volkomen overtuigt, dat of fchoon er menigvuldige veranderingen, overeenkomftig de gefteltheid, het jaargetij, de legging van het land en luchtftreek, voorkomen; de koors egter overal wezentlijk dezelve is, of met andere woorden, maar een geflagt uitmaakt; en dat de eenigfte zoorten welke wel bepaalt konnen worden de volgende zijn, namentlijk Tusfchenpozende , Verpozende, en Aanhoudende. Dit gevoelen denk ik, zal op de voldoenenfte wijze bewezen worden, door een onderzoek der wezentlijkfte tekenen van deze zoorten der koors. Een (*) Hier van daan onder de Ouden de naamen van Ephemera, Synochus, Typhus, Lipyria, Jsjodes, Caufiis, Synochus Putris, Synochus Luputris, &c. En onder de heden~ daagfche, Ontfteking, Zenuw, Kot, Gal, Vlek, Gierst, Kv/aadaartige, Pestkoortsen, enz.  over KOORZEN. enz: 5 Een tusfchenpozende koors,het zij daaglijkfche,anderdaagfche of derdendaagfche begind met koude en rillinge; de gedaante is bleek,- de huid gerimpelt,- de nagels worden blauw, het hoofd pijnlijk,- de ademhaling word rad, en de pols zwak menigvuldig en belemmert. Dezen ftaat word gevolgt door een ongemeene hitte; de pols word hard, radder en fterker; de pis hoog geverft; den dorst onmatig: en op het hoogfte van dezen ftaat, 200 niet eer, raakt de verbeelding verwart, en dikwijls ontftaat'ereen ijlhoofdigheid. Zoo dra het fweet uitbreekt, word de pols zagter, en niet meer zoo menigvuldig, en alle toevallen verminderen. Ten laasten volgt er een volkomen tusfchenpozing, en den lijder blijft wel; tot 'er een anderen aanval wederkeert, die wederom met rillingen aankomt. Een verpozende koors begint op dezelfde wijze nis een tusfchenpozende; alleen is den kouden ftaat in 't gemeen nog zoo lang aanhoudend, nog zoo fterk niet. In den heete ftaat, is den dorst, de hoofdpijn, de fnelheid van den pols, de ylhoofdigheid, en de andere toevallen dikwijls geweldiger. Op het afgaan van dezen iheeten ftaat, komt er een zweet voort; den pols vermindert in fnelheid, en alle toevallen verdwijnen , voor eenige weinige uuren. Na deeze ver. pozing keesd er eenen anderen aanval weer; zomtijds met een koude rilling, en dikwijls zonder die. A 3 Een  6 WAARNEMINGEN Een aanhoudende koors begint op dezelve wijze. Den aanval is dikwijls al zoo geweldig als in een tusfchenpozende koors; en gedurende eenige dagen is de hitte, de hoofdpijn, en de radheid van de pols egaal fterk. Den aanval begint zomtijds wezentlijk met een geringe huivering, in plaats van een rilling, en wanneer de koors volkomen in wezen is, vind men in plaats van die fterke beweging der bloedvaten, welke den aanval van een tusfchenpozende of verpozende koors verzelt, dat de hitte niet veel vermeerdert is; en dat de pols fwak, rad en ongelijk blijft,, De meeste fchrijvers hebben veronderftelt, dat een aanhoudende koors, zonder eenige gevoelige verpozing voortduurde, tot dat de ziekte door de herftelling of de dood eindigde: maar ik heb in een vorige uitgaaf (*) aangemerkt, dat men altijd vermindering en vermeerdering der koors kan ontdekken; en dar. alle koorzen van dit zoort, zig tegens den avond verhefte; en dat het derhalve de natuurs gefteldheid der koors was, indien die door geen plaatslijke ontftekingen wierd verzeld, om te verpozen. Zedert dien tijd heb ik nog geen rede gehad, om van gevoelen te veranderen. In (*.) Obfervaiions at the Difeafes in long voijages £rV. g. I20, 121.  oveh KOORTZEN. enz; 7 In dien zin word het woord ook gebruikt door Hippotrales. „ Een aanhoudende koors," zegt hij „ is zom„ tijds heevig van den beginnen aan, en word erger: „ maar word ontrent de fcheiding, en in de tijd van de „ fcheiding, fwakker. Zomtijds begint die zagtjes en „ als op een vet borge wijze; maar vermeerdert daaglijks „ en heeft verheffingen, en wanneer die op zijn hoog„ fte is, en in de tijd der fcheidinge, breekt zij met ge„ weid door (*)." In dienzelven zin word het woord ook gebruikt door Doéb'. Willis (f); en Doctr. Gullen merkt aan, dat hij in een langdurige geneeskonst oeöening, nog nooit een aanhoudend koors had gezien, welke alleen in een aanval veronderilelt wordt te beftaan (§). Aanhoudende koorzen fchijnen derhalven, niet meer van de verpozende te verfchillen, aïs deze van de tusfchenpozende onderfcheiden zijn. Haar menigvuldige veranderingen van de een in de andere (_§§), too- nen (*) Hippocrat. De Morb. Vidg. p. 963. Edit. Foes. (f) Febris continuo, est cujus accesfio ad plures dies fine apijrexia porttnditur: fua kabet remisfionis, et cxacerbationis tempora , intcnuisfionis vero nequaquam: exardescentia modo eft remisfior, modo intenftor, usque tarnen febricitant (tgroli, do* nee a crifi, aut infenfüi convaieicentia morbus in totum abfolvitur. (§) First li nes of the practicc of Phtjftc. Vol. I. art. 28. De gedaante der koorzen veranderen zomtijds in haftA 4 re»  8 WAARNEMINGEN fien dat zij van hetzelve geilagt zijn; en dat het onderfcheid der gedaantens, grotendeels fchijnt aftehangen van hec onderfcheid der lugtftreek, lichaamsgefteldheid enz.; maar nog meer in 't bijzonder van den zamenloop der afgelegene oorzaaken dér koors, nament-" lijk, een warme en vogtige gefteldheid der lugt, moerasfige dampen, en menfchelijke befmettinge: de twee eerfïe gemeenlijk tusfchenpozende of verpozende, voortbrengende; en de laatfle bijna altijd, het aanhoudend zoort. De hedendaagfche geneeskundige fchrijvers hebben veronderftelt, dat de aanhoudende koorzen uit drie geflagten beflaan, namentlijk Ontfteking, Zenuw; en Rotkoorzen; en veele geneesheeren, genegen om namen te vermenigvuldigen, hebben ieder dezer geflagten, in verfcheide zoorten en veranderingen afgedeeld. Offchoon ik met niemand over namen wil twisten, zal het misfchien niet ondienstig zijn mijn reedenen te geven, ren loop. Wanneer dat gebeurd, te het gemeenlijk op de volgende wijze. Beide anderdaagfche en derdendaagfche koorzen veranderen in dagelijkfe, dagelijkfe in verpozende, en deeze. laatfle worden dikwijls van het aller aanhoudenst zoort. Vis. êitallesrijst een bedenking, dat alle koorzen uit herhaalde aanvallen beflaan , en dat die alleen in de mnflandigheden, en de wederkeering der aanvallen van eikanderen onderfcheiden zijn. Ibid Art. 30, 31.  over KOORZEN. enz. j> yen, waarom ik deze verdeeling der koorzen verwerp. Wanneer wij deeze veronderftelde geflagten nauwkeurig onderzoeken, zullen wij ontwaar worden, dat die alleen verfchillende gefteldheden van de koors uitdrukken; en dat de tekens welke haar onderfcheiden, insgelijks tusfchenpozende en verpozende koorzen vergezellen, DeOnl/ïeekings-koors bij voorbeeld wordt bepaalt, in een fterke hitte, een menigvuldige, fterke, harde, en volle pols, met hoog geverfde pis. Veele koorzen zijn in haar beginnende ftaat met deeze teekenen verzelt; welke niet te min meer voorkomen in de aanvallen van tusfchenpozende en verpozende koorzen , dan in die van een aanhoudende gedaante zijn. Het onderdrukkend vermogen zelfs van befmetting, is niet altijd bevrijd van de teekenen van een fterke werking van het hart, en flagaderen. Gilchrist deZenuwkoors befchrijvende merkt op, „ dat in zommigeden „ aanval en teekenen op den eerften dag, geweldig „ waren: zoo als braken. walgingen, hoofd pijn, een „ volle fterke en harde pols, hitte, en roodheid der „ oogen. (*) " De trilling der handen alleen uitgezonden, is de Gevangenhuis of Hospitaal koors zelfs, van geen andere gemeene koors te onderfcheiden, en de pols is in den beginne veranderlijk in fterkte, en in vol- (*) Edinhurgh, Medic. Esfaijs Vol fk Art. "3. A 5  i© WAARNEEMINGEN volheid. Den Ridder Pringle in deze koors, en Huxham in de Rotkoors raden aderlatingen aan, om de fterke werking der vaten te matigen. Hierom behoord dit niet aangenomen te worden alseen geflagts onderfcheid , hoe veel oplettendheid dezen ftaat der koors in de geneeskonst oeffening ook verdienen mag, wijl het egaal tusfchenpozende, verpozende, en aanhoudende koorzen vergezelt. De uitdrukking van Qntflehhig, behoord naar mijn gevoelen, alleen aan een koors te worden toegevoegt, wanneer die met ontfteking verzeid gaat; en ik moet bekennen, hoe ftrijdig mijn gevoelen ook is tegens hetgezag van Geneesheeren van den eerften rang, dat ik nog nooit een ontftekings koors ontmoet heb, zonder een plaatslijke ontfteking. Den naam zelf moet met omzigtigheid toegelaten worden, wijl die tot aderlatingen en ontlastingen aanleiding geeft. De kortsagtige verfchijnitig van hix. bloed, 'twelk zoo algemeen aanleiding heeft gegeven tot het gevoe-» len dat de koorzen uit ontfteking beftonden, verdient bijzondere opmerking, 't Is zeer welbekend in plaatslijke ontftekingen dat het bloed, wanneer het afgetrok. ken is zeer dikwijls met een korst van zamengerunne wei overdekt is. Zoo lang het leerftel 't welk de oorzaak der ontfteking tot taeijheid en verftoppinge bepaalde, heerschte , was het niet te verwonderen, dat deze oraftandigheid tot bevestiging van die leerftel- ling  over KOORZEN. enz ïï ling aangebragt wierd.' Maar Doctor Fordijce verzekert, dat onaangezien de toefchijnende taaiheid van het bloed, na dat het afgetrokken en koud geworden is, het egter zoo lang het in de vaten omloopt, vloeibaarder is, als in den gemeenen ftaat die er voor de ontfteking was. Uit de proefnemingen van wijlen den kundigen Heer Hewfon die deze leerftelling op een zeer vermogende wijze onderfteunde blijkt het mede, dat in plaats dat de onfteking die geneigtheid van het bloed tot ftollen zoude vermeerderen, die wezentlijk vermindert, ten minsten van dat gedeelte dat de korst uitmaakt (*) Maar welke ook de oorzaak zijn mag van deze verfchijning op het bloed en 't zij men die uit vloeibaarheid of taeiheid afleide, men heeft die korst dikwijls gevonden in ziektens die het tegenftelde van een onftekende ziekte was. Doctor Heberden heeft het bloed dikwijls met zulk een korst overdekt gezien in roosagtige verftervïngen, in rottende zeere keelen , en afgetrokken van uitgeputte en ftervende rnenfchen (f) Dezelve verfchijning is waargenomen op het bloed van rnenfchen aan de gevangenhuis koors leggende (§). De Haen heeft (.*) Zie DoSlor Ferdyce's Elements of the praftice of Phy' pc Vol. I. en Mr. Hewfon's Experiment al Enquiries. (f) Medical Trans Fol. U. (§) Pringle on the diseafes ef the army p. 30 .  f* WAARNEMINGEN heeft het bloed menigmaal van rnenfchen door kwaadaars tige ziektens aangedaan, ja zelfs in de allerfterkfte rotkoorfen, men zulk een fterke korst overdekt gezien „ Centies viderunt mei Auditores, Sanquinem malig„ nis in morbis fpisfum ingentique corio teclum; ita „ quidem ut in febre cum pulfu debilitatem fimulante, „ cum urina five naturali five fcetida, cum extantibus aut „ Petechüs &c. In febribus putridisfimis, quarum his „ miliaria, illis petechia; aliis iterum variolis prodie„ runt, Sanguinem nobis olim frequenter vifum esfe, „ condcnfatum duntaxat, aut crasfocorio teftum: id„ que teque in paucioribus qui tandem obirent, at„ que in illis quibus rediret postmodum falus." (*) Ik heb insgelijks het bloed van een lijder die aan een beflote waterzugt overleed, meteen ontftekings korst overdekt gezien, zo als mede van een ander aan een verfwerende zeere keel leggende, maar ik moet bekennen dat in beide deze gevallen, het bloed vaneen ontbondene geileltheid was. Ik heb de koors bast dikwijls met voordeel toegedient in koorzen daar het bloed door andere voor mij, van te veel taeiheid befchuldigt wierd. Deze omftandigheden zullen op de overtuigende wijze aantoonen dat die korstagtige verfchijning van het bloed geen onwederfprekelijk bewijs van ontfteking is; en dat zoo die niet met andere teekenen, wel- (*) Rat. Mcdend Continuat.p. 86, 88.  OVER KOORZEN. ernu %m welke de ontfteking meer algemeen onderfcheiden ^ verzelt zijn, zulks van weinig nut in het beftier der geneeswijze kan zijn. Wanneer aanhoudende koorzen met een fwakke pols, fchielijk verval van geest en kragten, en veei wanorder in het zenuw-geftel verzelt gaan, zijn die Zenuw-koorzen genoemd geworden, en wanneer er teekenen van een ontboudene gefteldheid van 't bloed verfcheenen, zijn die rotkoorzen genoemd geworden. Maar ik heb alle deeze onderfcheids teekenen van de zenuwkoors, de verpozende koorzen in heete luchtftreken zien verzeilen; en zelfs zijn in dit land alle aanhoudende koorzen, in 't gemeen vroeger of later met zulke toevallen verzelt. En of fchoon de vogten in zommige koorzen van den beginnen aan in een ontbonden ftaat gefchenen hebben, is de verrotting niet te min doorgaans meer een gevolg, als wel een°oorzaak der koors, en verzeld zoo wel tusfchenpozende als verpozende en aanhoudende koorzen. Dus blijkt het dat het zeer onvoeglijk is om zig in de befchrijving van aanhoudende koorzen aan woorden te bepalen, en zulks nog veel meer, wanneer men die daar door van een onderfcheiden natuur ftelt te zijn. Zoo wij in andere ziektens onderfcheidene geuVtcn moesten maken van den onderfcheiden ftaat der vogten, en andere verzeilendeomftandigheden meer, zoo als het gFval is in aanhoudende koorzen, dan zouden wij de ziek-  i4 WAARNEMINGEN ziektens die wezentlijk dezelve zijn, verbazende vermenigvuldigen. De kinderpokjes bij voorbeeld, zijn bijna altijd van koors verzeld, welke in eenige lijders met een fterke werking der vaten verzelt is, in andere met tekenen van fwakheid en aandoening der zenuwen , en in andere wederom met tekenen welke een overhelling tot verrotting in de vogten aanduiden. Ja zelfs zal een en denzelven lijder ('t geen ook heel dikwijls in aanhoudende koorzen gebeurt) in weinig dagen al de verfchelende ftaten der koors, welke deze ziekte verzelt, ondergaan. Niet te min is ieder geneesheer overtuigt, dat de ziekte van een en het zelve bijzondere fmet, voortkomt: en dat deze veranderingen, geen natuurlijk onderfcheid te kennen geven.' Uit het voorgeftelde is het middagklaar, dat alle oorfpronglijke koorzen met een en dezelve wezentlijk ke toevallen verzelt gaan ; en dac het eenigfte onderfcheid daarin gelegen is, dat de tusfchenpozingen eri verpozingen in eenige derzelve volkomen zijn, terwijl die in andere zoo duister zijn, dat die daar door met regt den naam van aanhoudends koorzen verdiehen. Zij verfchelen insgelijks van elkander door zomtijds verzelt te gaan met tekenen welke een fterke werking in het vaatagtïg geitel te kennen geeven; zomtijds hiet teekenen van fwakheid; en zomtijds met zulke Welke een geneigthcid in de vogten tot verrotting aanduid.  Ö ver KOORZEN; e«& i3 duid. 't Is derhalve redelijk om te befluiten, zoo als den grooten Boerhave bij een andere gelegentheid doet dat deze ziektens, of fchoon oneindig verfchelende tera aanzien van hare toevallen, van zulk een zamengeftelden oorfprong niet zijn, nog zulk een groot onderfcheid ivan geneesmiddelen, of geneeswijze niec nodig hebben. De genezing der tusfchenpozende koorzen, in al haar verfcheelendheden, door de koorstbast, is eenvoudig, kragtig en door de oefening allerwegen bepaalt. Ik heb in een vorige uitgaaf aangetoont, dat er groot gevaar is, in naar verpoozingen te wagr.cn; en dat dit groote koorsmiddel niec alleen met het grootfté Voordeel kan gegeven worden in verpozinge en verheffingen der koorzen in heete luchtfcreken, maar zelfswanneer die aanhoudende geworden zijn. Ondervinding genoeg gehad hebbende, van de nuttigheid dezer geneeswijze in de aanhoudende koorzen die gewoonelijk in dit Eiland voorkomen, zal ik niï voortgaan eenige waarnemingen over dezelve te maken/ III. Afdeeling. Van de genezing der aanhoudende koorzen. Onaangezien men een groot onderfcheid in de aan-' houdende koorzen ontmoet; ten aanzien van haar tekenen, en gevaarlijkheid; oordeel ik het niec te mini nood-  'i*. WAARNEMINGEN noodzakelijk op de volgende veranderingen of ftaten der koors acht te geven. I. De aanhoudende koorzen zijn in den beginne dikwijls verzelt met een fterke werking van het vaatagtig geftel; en dezen ftaat kan door de volgende tekenen onderfcheiden worden: den pols is hard, fnel, fterk, en vol; de hitte van het lighaam geweldig, de pis zeer hoog geverft, en dikwils in een geringe kwantiteit; en de zintuigen en geesten blijven in een tamelijken geregelden ftand. Zoo de koors voortduurt, of niet door de hier na te volgende geneeswijze voorgekomen word, word die doorgaans vroeger of later, door den volgende ftaat gevolgt. II. Aanhoudende koorzen zijn heel dikwijls' van den beginnen aan, of kort na dat zij aanwezend zijn, verzeld met zwakheid en verval van levenskragten; en dezen ftaat kan door de volgende tekenen onderfcheiden worden: den pols is fwak,rad, en dikwijls ongelijk; de pis gemeenelijk bleek; de hitte niet zeer fterk; en de kragten en geesten vervallen. Kier komen bij rusteloosheid en ijlhoofdigheid; en de ziekte toenemende, vervalt den lijder in een ilaapzugt: 'er volgt een trilling der pezen; de pis en afgang lopen onwetend af: en den lijder is geneigt om op de minste beweging te befwijken. III. Beide de voorgaande ftaten der koors, worden dikwijls gevolge door, of zijn verzelt met een o- ver-  över KOOR ZEN. énzi t? verhèlling tót verrotting in de vogten, 'd welk door de volgende tekenen Onderfcheiden word: de tong word droog en zwart; den adem en den afgang (tinken onverdraaglijk; Petechla, en paarfe of blaauwagtigé vlekken komen te voorfchijn; zij ontlasten bloed uit de neus, en andere deelen van het lighaam; en hee lighaam geeft dikwijls reeds voor de dood, een doodelijkeh reuk van zig. Aanhoudende koorzén welke doorbefmettende mi. Omata, in bijzondere gefteldheden van den dampkring, voortgezet worden,zijn, bchalven de gewoon lijke tekenen der koors, nog verzelc met zulke, dia een ontfteking der longen te kennen gevem Zoo* danig was de koors welke in 1777 in Newcastle on-« der den gemeenen man heerfchte, en waar van in dè volgende afdeeling, een verhaal zal gegeven won den. De aanhoudende koorzen dus onderfcheiden * en dg önderfcheids tekenen, waar door de meest van aan* belang zijnde ftaten derzelve erkend konnen worden \ opgegeven hebbende; zal ik zonder in een verhaal te treden van de toevallige en buitengewone tekenen welke dikwijls in bijzondere voorvallen voorkomen * de geneeswijze die mij het voorfpoedigfte is voorgekomen , nu kortelijk befchrijven. I. In den eerften ftaat der koors geef ik den braakB wijd  ,8 WAARNEMINGEN wijnfteen. (*) toc zulk een Sift dat die z^es doec braken, en daar na afgang verwekt, gebiedende den lijder een of andere lauwe verdunnende drank, die hem 't aangenaamst is, matig te drinken: hierdoor worden de maag en ingewanden gezuivert; de doorwazeming bevordert, of fweet voortgebragt; en den drift der omlopende vogten gematigd. Indien overmatige hitte, radheid en fterkte van den pols, niet te min. blijven aanhouden, zal het noodig zijn het fpiesglas eenige dagen in diervoegen te blijven gebruiken, dat de ontlastingen geopent blijven: en zoo het geen afgang verwekt, zal een af kookzel van tamarinde, manva, of wat zout behooren gegeven te worden. Zoo dra de fterke werking der bloedvaten ophoudt (want zoo wij in den beginne van dezen ftaat der koors geroepen zijn, behooren wij niet te wagten tot er teekenen van fwakheid voorkomen) moet de koorsbast in zulk een hoeveelheid gegeven worden, als den • leider zijn maag maar eenigzints verdragen kan, zonder op de verpoozingen of verheffingen acht te geven. Indien deze geneeswijze tijdig aangewend word, durf ik (*) In mijn waarnemingen over ziektens op lange reizen in heete luclitftrekcn &c. zijn rede gegeven waarom den braak wijnfteen voor alle andere bereidingen van htt Spiesglas te verkiezen, zijn.  över KOORZEN. enz; |g) ik met veel vertrouwen zeggen dat de ziekte zelden tot de andere ftaten der koorts zal overgaan; of om het op een andere wijze uit te drukken, een zenuw oi rot koorts zal worden. In zommige gevallen van aanhoudende köórzerij, kan de zaak na het gebruik der fpiesglas middelen, aaii de natuur toevertroud worden: ik heb hec dikwijls ge-, daan, wanneer de ziekte geen wanorder in het zenuvw geitel aantoonde, en dat er geen verdenking was dat dé Ziekte haaren oorfprong uit befmetting voortkwam; Maar in twijfelagtige gevallen is de veiligfle manier Da dat de koors tot het einde van den vierden dag geduurt heeft, om aanftonds met de koors bast te beginnen; want terwijl de ziekte aanhoud, is er geert zekerheid om zig op eenige andere wijze, tegen dé verfchrikkende en gevaarlijke toevallen, die zomtijds onverwagc opkomen, te beveiligen. Ik ben overtuigt dat de aderlating* in den beginne der koorzen, het kragtigfte middel is om het ge welt en fterke werking der vaten te verminderen en dac het algemeen door de Geneesheeren in .dezen ftaat der koors is aangeprezen: maar wijl allé kóorzen, ten minften die gene welke mij in de genecsoefening zijri voorgekomen, fchielijk door fwakheid gevolgt worden , of door toevallen welke een neiging der vogteri tot verrotting te kennen geven, moet deze ontlasting met omzigtigheid gefchieden. Daar konnen in der B 2 daad  to WAARNEMINGEN daad eenige gevallen van koorzen zijn, welke de aderlatinge in den beginne noodzaaklijk maken , inzonderheid wanneer er zigtbare tekenen zijn dat het bloed zig naar het hoofd, de longen, of eenig ander deel bepaalde," wanneer den lijder fterk en volbloedig is; en wanneer de ziekte haren oorfprong uit andere oorzaken als befmetting voortkomen. Den braakwijnfteen op de reeds aangetoonde wijze toegedient, zal niet te min de noodzaaklijkheid der aderlating grotelijks verminderen. In een zeven jarige geneeskonstoefening heb ik maar twee maal gelegentheid gehad , deze ontlasting in aanhoudende koorzen in welke er geen tekenen van een plaatzelijke ontfteking was, werkftellig te maken: en ik kan er nog bij voegen dat ik nog nooit een lijder verloren heb door het na te laten. II. Inden tweeden ftaat der aanhoudende koors, die met fwakheid en verval der levenskragten verzelt is; geef ik, wanneer ik in den beginne geroepen wordt» en de huid heet en droog is, de fpiesglas middelen zo als die in den vorigen ftaat aangeprezen zijn; egter gebruik ik die nooit zoo lang, dat die fterke ontlastingen konnen voortbrengen. Maar zoo den lijder zeer verfwakt of de ziekte te ver gevordert is, zijn de fpiesglas middelen onveilig, en behooren geheel nagelaten te worden : en wat de verdere geneesmiddelen betreffen,' ik vertrouw hetganfche werk der gene- zing  over KOORZEN. enz. 21 zing aan de koors bast toe, zonder na verpozingen te wagten. III. In den laascen ftaat der koors welke met tekens van verrotting verzeld is, behoord de koonbast met een milde hand te worden toegedient, te gelijk met het zuur uit plant gewasfen, of van vitriool, rijpe vrugten (*), wijn, en andere bederf tegen ftaande vogten. Het gebruik van de koors - bast in dezen ftaat der koors is zo overeenkomftig met devastgeftelde geneeswijze, dat het onnoodig is daar verder op aan te dringen. Indien de bovengemelde manier van genezen in de verfchelende ftaten der koorzen gedurende de eerfte week word aangewend, zal het die heel dikwijls weg nemen: maar is de koors eens aanwezig, dan zal die meestentijds in weerwil van alle geneesmiddelen blij. ven voortduren. Al wat er in zulke gevallen van (*) ,, Het zap van rijpe vrugten " zoo ah van Swieten „ aanmerkt „heeft geen bereiding noodig, verdrijft den dorst, „ vermindert de hitte, bevordert de pis en ftoelgang, en ver„ fchaft de grootfte verligting voor de onder een verrotte gal „ kwijnende maag" Comm. Tom. i p. idó. De rijpe vrugten zijn in der daat niet alleen verllerkende, waar tejfens de verrotting zeer tegen gaande; en volgens mijn oordeel verdienen die in koortzen met ontbinding der vogten gepaart, grootelijks de voorkeur, aan het tegenswoordig heeeJehend gebruik van vafle lugt t»e te dienen. B 3  |a WAARNEMINGEN fan de koors bast kan verwagt worden, is de fwakheid voor te komen, de verrotting tegen te gaan, en de gevaarlijke bepaling dier iTof na deingewande, dat de voornaamfte oorzaak der dood is, (*) voor te 'komen. In . (*) Door het onderzoek der lighamen welke aan koorzen overdeden waren heeft men ortflekingen, verfveringen , en ver fiervingen in de hersfenen en andere ingewanden gevonden. Deze toe"allen zijn niet te min alleen ah gevolgen, en niet als oorzaken der ziekte aan te merken. Zulke verfchijnzels zijn zeer gemeen gevonden, wonneer men de lighamen onderzogt van diegene, welke aan rot koorzen overleden waren. Den Ridder Pringle berigt ons, dat toen de gevangenhuis koors zig gevaarlijk toonde te zijn , die zig in de wezentlijke verfterving van eenig d< el bepaalde; dat de ingewanden in U bijzonder zeer tot verjlervirg geneigt waren ; en dat er in de hersfens 'verfweeringen gevonden waren. In de verpozende rot koorzen '•van Minorca , vond. Doctor Cleghorn dc ingewanden der overledene of geheel of gedeeltelijk verdorven , en gedeeltelijk ontpikcn. Öartholinus berigt ons insgelijks dat de maag en twaalf yingerfgen darm , van die aan de koors welke te Coppenhage. 'in 1652 heerfchte, overledeu, ontftokenen verflorvenbevonden pierden. Door talrijke na/peuringen op de gene gedaan welke te Marfeille aan de pest, en te Rouen aon.de kwaadaarti"e koors overleden zijn, heeft men eenige van de ingewanden altijd 'tot ontfleking of verflervingoverheHende, bevonden. Zie den Ridder Pringfe zijne verhandeling over de leger ziektens. Traité 'de la peste,part. 1. Le Cat zijn verhaal over dekwaadaartige koorts te Rouen. Phil. Frans. Vol* 4JJ. Part. 2 Hofman de Febribus Petechialfs &c. Wijl  over KOORZEN. enz. 23 In den loop der koorzen ontftaan er dikwijls verontrustende toevallen, welke een verandering van geneesmiddelen konnen vereifchen; niet te min ftel ik in de algemeene genezing der koorzen, groot vertrouwen in de volgende hulp middelen, en welke ik tegelijk met de koors bast gebruik, namentlijk voetbaden; 't vrij toelaten der koude lugt; de lijders uit het bed te nemen; ligt te dekken; een geregelde ftoelgang te onderhouden; en in zommige gevallen, het gebruik van rust middelen, en fpaanfche vliegen. In het begin der koorzen in welke de fwakheid niet zeer groot is; inzonderheid wanneer de huid droog, of het hoofd aangedaan is, is er niets nuttiger dan het gebruik van een voetbad, en den lijders beenen behooren ten minften alle avonden in warm water gedoken te worden. Deze manier komt niet alleen de ijlhoofdigheid voor, maar verdrijft die dikwijls, wanneer die reeds plaats heeft. Zoo den lijder niet in ftaat is om op te zitten, behoort men warme Hovingen om de beenen en voeten te Haan. De kamers der zieken moeten ten allen tijden, zeer zuiver gehouden worden, en er verfche lugt door- "fpee- Wijl mij in mijn genees oefening zulke gevaarlijke toevallen wei* tiig ontmoet zijnft zij in koorzen in heeteluchtftreken , of'hier te lande , kan het voorkomen van zulke toevallen alleen worden toegefchreven aan het vroegtijdig en rijkelijk gebruik der koors bast, B 4  a.4 WAARNEMINGEN fpelen laten; en zoo dra de fterke werking der bloedvaten verminderd is, moet de koude lugt langs deuren en vensters, vrij toegelaten te worden. Men moet den lijder vrijheid geven op te ftaan, en naar welgevallen op te zitten; en zelfs indien er tekenen van fwakheid of verrotcing zig vertoonen, zal men veel voordeel gewaar worden, door de lijders uit het bed te nemen: maar in diergelijke gevallen zal de voorzigtigheid altijd vereifchen, die op een rustbank vlak neder te leggen, om dus het gevaar van befwijming voor te komen. Of fchoon flaapverwekkende middelen, in zommi^ ge gevallen van koorzen, van de gelukkigfte uitwerking zijn, moeten die niet te min met omzigtigheid gebruikt worden. In koorzen die met groote fwakheid verzelc gaan, die zig tegens den avond verheffen, en met ijlhoofdigheid gepaart gaan, zijn de rust middelen zeer gefchikt. Wanneer de huid heel droog is, meng ik den opium doorgaans met den braak wijnfteen, of geef het op dezelve wijze als het poeder van Dover ie bed gaande. De rust middelen, zijn insge¬ lijks de eenigfte middelen waar op men zig kan ver* laten in een buikloop, die niet als een fcheiding der piekte moet aangemerkt worden ; of wanneer de koors bast door den afgang afloopt. Ten aanzien der fpaanfche vliegen ben ik ver, van yoor haar algemeen gebruik een voorfpraak cc wezen; en  over KOORZEN. enz, sj en geloof, dat zij zelfs in zenuwkoorzen, waar in zij freest algemeen aangeprezen zijn, maar al te dikwils kwade uitwerkingen hebben voorcgebragt. Indien de geneeswijze welke ik alreeds heb voorgefleld, vroegtijdig werkftellig gemaakt word, zal het zelden noodwendig zijn die te gebruiken. Maar zoo de koorzen verzuimt zijn, en er ijlhoofdigheid, met een fwakke pols gepaart bij komt, verzelt met een gevaarlijke flaperige geneigtheid, heb ik 't leggen van fpaanfche vliegen op het hoofd, van de beste uitwerking gevolgt gezien. Zij zijn insgelijks bijzonder nuttig wanneer de koorzen met zijde wee, of long ontftekende fteektens verzeld gaan. In alle ftaten der koors behoort de levens wijs enkel uit meelige fpijzen, zoo als water gruwel en diergelijken te beftaan: rijpe vrugten van alle zoorten moeten bijde, zoo wel wanneer er een fterke werking der bloedvaten plaats heeft, als dan, wanneer er een overhelling tot verrotting is, gegeven worden. Zo lang de werking van het vaatagtig geftcl in kragt blijft behoord het drinken matig warm toegedient te worden : maar wanneer er tekenen van fwakheid of verrotting komen, behoord het koud en met citroenzap, aalbesfenjelei, of eenig ander zuur uit plantgewasfen zuuragtig gemaakt, te worden gegeven, waar bij een genoegzame hoeveelheid goeden wijn kan gevoegd worden. In die omftandighedcn konnen de mout- B 5 dran-  s6* WAARNEMINGEN dranken, als de bederving zeer tegenftaande, insgelijks als een zeer gefchikte drank toegelaten worden. En zoo den lijder om koud water vraagt, moet men't hem geeven: en alle andere ongewoone malingen om iets, behooren ingewilligt te worden, Deeze waarneemingen over de vooanaamfte geneesmiddelen welke ik in aanhoudende koorzen gebruikt heb, gemaakt hebbende: zal ik er nu eenige bijzondere gevallen, uit een groote menigte diergelijke,van die ik onder mijn zorg gehad heb uitgezogt, bijvoegen. Gevallen van aanhoudende Koorzen. I. GEVAL. Hendrik Young, oud vierentwinting jaren, van een fterke en gezonde lighaams geftelthcid wierdt na twee dagen onpasfelijk geweest te zijn, op den derden Oclober 177a, met rillingen, hoofdpijn, en mattigheid aangetast. Des nademiddags was hij ver- pfig't zig te bed te leggen; en des avonds om negen uuren , gong ik hem zien. Zijn huid was heet, of fchoon hij over. koude huiveringen bleef klagen; Zijn tong was wit,-zijn pols deed 100 (lagen in een minut ; hij was ongemeen rusteloos, cn had eene geneigt-  over KOORZEN. enz. ay neigtheid tot braken. Zijn voeten "en beenen deed ik in warm water Keken, en fchreef een drankje waar in een grein braak wijnfteen was, voor. In een half uur daar na wierd hij rood in 't aangezigt; ■de koors vermeerde; en hij braakte een aanmerkelijke menigte gal. Ten elf uuren was zijn pols fterk, en floeg 120 maal, en zijn huid was vogrig. Ik verliet hem, met hem een tweede drankje met den braak wijnfteen voor te fchrijven 't geen hij ten een uur des nagts meest inneemen. Tweeden dag. Hij hadt 's nagts wat gcflapen. Des morgens om zeven uuren was hij door een koude rilling aangedaan geweest, welke door een vermeerdering der koors gevolgt was; een half grein braakwijnfteen wierd voorgefchreven, en hij viel vroegtijdig in een matig zweet. Ontrent den middag vond hij zig zelfs zo veel verligt dat hij tegens mijn bevelen aan zig zelf kleede, en in de keuken gong. Hij was niec lang uit het bed geweest of de toevallen der koors keerden weder. Des nademiddags ten drie uuren vond ik hem zeer heet; zijn pols gaf 100 Hagen; en hij klaagde over een ondraaglijke hoofdpijn. Ten vier uuren kreeg hij een kouden aanval; kort daar na liep de koors zeer hoog, en hij wierdt zeer rusteloos; zijn ademhaling was zeer fchielijk, en hij zugte dikwijls. Een vierde van een grein van den braak wijnfteen wierd er alle twee uuren  *8 WAARNEMINGEN ren toegedient, na het gebruik van een voetbad. Derden dag. Hij fweete des nagts en had twee ftoelgangen. Toen ik hem s'morgens om agt uuren bezogt, Waagden hij over fware hoofdpijn; Zijn oogen waren wacerageig ; zijn pols lloeg 120 maal, vol cn hard; en zijn gelaat was blozende. Tien oneen bloed wierden hem in den arm afgetrokken, 't geen geen bewijs van ontfteking vertoonde: die ontlasting bekwam hem wel, en hij verbeelde zig dat het hem eenige verligting toebragt. Ten negen uuren had hij niet te min een Kerken aanval der koors, door koude rillingen voorafgegaan. Den braak wijnfteen wierd als te voren herhaalde: 's namiddags ten vier uuren was hij in een fterk fweet; zijn pols deed 100 flagen; en zijn pis was zeer hoog geverft. Tegen den avond had hij een geringen aanval van koude. Ten agt uuren was zijn vel ongemeen heet; hij tobde heel zeer; zijn oogen ftonden wild; en zijn pols flocg 128 maal, zagt, en gelijk. Vijf en twintig droppelen Laud: Liq: wierden bij zijn drankje gedaan, om te, nemen na dat zijn voeten in warm water gedoken waren. Te gehjk moest hij alle twee uuren twee oneen van een fterk afkookzel van de koors bast gebruiken. Vierden dag. Hij fliep tot vier uuren des morgens, wanneer hij het afkookzel der koors bast wederom gebruikte; een vijf uuren kreeg hij een verhef van  over KOORZEN. êtZi &>> Van koors, door koude huiveringen voorafgegaan. Ten agt uuren floeg zijn pols nó maal, zijn aangezigc bloosde; zijn tong was droog en hoornagtig Hardlijvig zijnde wierd hem een clijsteergezet, 'tgeen een afgang verfchafte. De koors was ontrent twaalf uuren zeer fterk, en duurde onverminderd voorc tot 's avonds ten negen uure. Te dier tijd had hij twaalf oneen van een fterk afkookzel der koorsbast gebruikt. Het rustverwekkend drankje wierd herhaald, en last gegeven om des fmorgens alle twee uuren een halve drachma poeder der koors -bast met twee oneen van het afkookzel in te geven. Vijfden dag. Hij hadc den vorigen nagt wat gerust, toen ik hem ten elf uuren bezogt, hadt hij het afkookzel en de koorebast viermaal gebruikt; zijn pols floeg 108 maal, zijn huid was zeer heet, en zijn hoofdpijn onlijdelijk. Wijl hij hardlijvig was wierdt hem een clijsteer gegeven, 't geen de vereiste uitwerking deedt. De koors nam niet te min toe; zijn pols floeg 120 maal in een minut; en hij raakte ijlhoofdig. Des avonds om zeven uuren kwam hij weder bij zijn zinnen; maar was zeer rustloos, en klaagde fterk over hoofdpijn. Een drankje met een vierde van een grein van den braakwijnfteen, en vijftien droppelen Tinei. Thebaic wierdt ingegeven. Ten 10 uuren was hij in een zagt fweet, en was in allen opzigte veel verlicht. Een drachma van de koorsbast wierd voor ge- fchre-  3o WAARNEMINGEN fchre ven om alle twee nuren met zijn drank in te nemen.' Zesden dag. Hij fliep 's nagts zo wel, dat die hera oppaste maar eens gelegen'theid gehadt hadt hem in te geven. In den morgenftond was zijn vel matig koel; Zijn pols hadt 124 (lagen, maar hij klaagde fterk van hoofdpijn. Hij was gedurende dezen dag ver¬ fcheide reizen buiten zijn zinnen, maar bleef de koorsbast regelmatig gebruiken. Ten elf uuren had zijn pols maar 90 (lagen; en kwam geheel tot zig zelfs*Dezen dag gebruikte hij een ons koors bast in poeder, en veertien oneen van het afkookzel. Zevenden dag. Hij fliep wel gedurende den nagt: maar hadt in den morgenftond een verhef van koors, die met een zagt fweet afgong. Op den middag; was zijn huid koel; zijn pols had 98 (lagen; Zijn tong wierd aan de randen een weinig vogtig; maar hij bleef aanhoudend klagen over groote fwakheid; en zijn pis hieldt aan amber vervig te zijn. Ten negen uuren des avonds had zijn pols maar 74 (lagen in een minut. Dezen dag hij zes drachma koors¬ bast gebruikt. Achtften dag. Bij menig een onderfcheiden on. derzoek overtrof zijn pols geen 70 (lagen in een minut. Hij hadt geen koorzige hitte; maar zijn tong bleef droog, en met barsten in de midden. Men hield aan met het gebruik der koors bast. Negenden dag. Zï]n water was dik, en hij klaag-  over KOORZÉN. enz 31, Waagde over niets uitgezonden fwakheid. Dezelve geneesmiddelen wierden voort gebruikt. Tienden dag. Hij verliet zijn kamer, en bragt tegens mijn raad aan, den ganfchen dag in de keuken onder zijn bedienden door. Des avonds klaag¬ den hij over mattigheid, en pijn in zijn keel: niet te min verdweenen die klagten op het aanleggen van het vlugge fmeerzel (*) om den hals, en door het drinken van wat warme wei van melk met wijn gemaakt, te bed gaande. Weinig dagen daar na keerden hij weder tot zijn beroep : ik had hem geraden om daaglijks eenige giften der koors bast te gebruiken, met oogmerk om 't gevaar van op nieuws in te ilorten voor te komen; maar deze voorzorge verzuimde hij niet te min. Korten tijd daar na lTorcen hij weder in; ik zelfs door een koors, te huis verbonden zijnde, wierdt een ander Heer geraadpleegt , die hem een aderlating, fpiesglas middelen, en fpaanfche vliegen voorfchreef. Na verloop van veertien dagen zijn lijder daaglijks fwakker en erger wordende, en verpozingen gewaar wordende, waagden hij ten laaste om hem den koors bas te geyen. Zijn herftelling was egter zeer lang wijlig; en zijn linker arm vermagerde, die wel een jaar verlamt bleef. Het (*) Dit vind men befchreven in de nieuwe Britfche Apotheek Vertaald en te Amft, gedrukt 1772.  j-fS WAARNEMINGEN Het is een aanmerking die oplettendheid verdiendt, dat den lijder op den tweeden, derden, en vierderi dag dezer koors, tweemaal des daags een nieuwen aanval kreeg,- een omftandigheid welke aanhoudende koorzen dikwils verzelt: maar in die word den aanval Zeldzaam door koude voorafgegaan. Maar eens toegeftaan zijnde, dat de koude het onderfcheidend kenmerk der aanvallen van een tusfehen pozende koors zijn; deze koors had ondertusfchen van den beginnen aan een neiging om in een aanhoudende over te gaan j en wierd zulks wezentlijk op den vijfden en zesden dag der ziekte. Na de koorsbast rijkelijk inge- fiomen te hebben, had hij op den zevenden dag een Volkomen verpozing der koors. Deze Uitwer¬ king heb ik dikwijls van dit geneesmiddel gezien, wan* heer zulks gedurende de eerfle week der koors gegeven word. In den zomer en Herfft van het jaar 1770, tusfehen mijne reizen naar de Oosr Indien, bragt ik mijn tijd in het Graaffchap van Roxburg door, daar ik bij verfcheide lijders aan de koors ziek leggende, geraadpleegd wierd. Op wat wijze de ziekte ook bégon , wierdt die wel haast door fwakheid, en aandoéning der zenuwen gevolgdt. Na de eerfle wegen geZuivert te hebben, wierdt de koorsbast rijkelijk gebruikt: 't is waar dat de koors haren loop volgde, maar hec einde was in alle gevallen voorfpeedig. Mijn  over KOORZEN. enz. 33 Mijn aantekeningen zo nauwkeurig niet zijnde, als ik die wel wenschce, zijn geen van die gevallen hier in begrepen. II. GEVAL. RobbertEllis, oud veertien jaren, wierdt op den 9 April 1773, met huiveringen, hoofd pijn, en pijnen door 't geheele lighaam aangetast. Op den 11 wierdt hij gedwongen het bed te houden; en op 't verzoek van de Juffrouw bij wien hij diende bezogt ik hem. Zijn pols was klijn, maar rad; hij klaagde over ijlhoofdigheid, en was ongemeen moedeloos. Ik fchreef een braak middel, benevens eenige andere geneesmiddelen voor, maar naar zijn moeders huis gezonden zijnde, wierdt hij des anderendaags ader gelaten, en geen der voorfchriften die ik gegeven had wierden gevolgt. Den 13 April, zijnde den vijfden dag zijner ziekte, wierd ik door zijn Juffrouw verzogc hem te verzorgen. Ik vond hem blozende in het aangezigc; zijn oogleden gefwollen , en gefloten; zijn huid droog en hard; en zijn pols gaf 120 flagen in een minut. Zijn tanden waren heilagen, en zijn tong met een hoornagtige korst overdekt. Hij hadt fterke walgingen, en was eenigzints ijlhoofdig. De kamer waar in hij lag, was befloten en vuil; dus deed ik C deur  3I W A A R N EMINGEN deur en venfters open zetten, en fchreef een drankje* voor, waar in een zesde gedeelte van een grein braakwijnfteen kwam, 'c welk alle twee uuren herhaald wierdt. Zesden dag. Men kon geen merklijke verandering ontdekken; maar zijn pols vrij fterk zijnde, wierdt met de bovengemelde drankjes aangehouden. Zevenden dag. Hij was des nagts zeer ijlhoofdig geweest. Zijn pols hadt nu maar ico flagen, was zagt, en eerder fwak. De fwelling van zijn oogleden begon te Hinken. De voorfchreve ge¬ neesmiddelen deden hem twee maal braken, en gaven hem eenige afgangen. Hij kreeg de fprouw in zijn mond , met eenige kwijling verzelt gaande, ïk liet hem alle twee uuren twintig grein van de koorts bast in twee oneen van deszelfs afkookzel toedienen, de vensters wierden open gehouden, en liet hem voor zijn gemeenen drank limonade gebruiken. Agt[ïen dag. Verfcheide Petech'ne wierden er over zijn lighaam ontdekt; zijn adem was ftinkend; en de kwijling vermeerderde. - Een afvegende gorgeldrank wierdt voorgefchreven, en met het gebruik der koorsbast voort gegaan. Negenden dag. Hij hadt des nagts fterk geijld: toen ik.hem ten twaalf uuren bezogt, was zijn pols, fwak, trillende, en zoo rad, dat ik hem niet tellen kon. Men hadt verzuimt hem zijn geneesmid- de-  over KOORZEN enz. 35 delen te geven, en zijn vensters gefloten gehouden. Na hem wat wijn te hebben gegeven, en de kamer door nieuwe lugt te hebben ververfcht, wierdt zijn pols in een half uur geregeld, en gaf maar 112 flagen in een minut. Kort daar na klom zijn pols tot 120 flagen. Geen afgang gehad hebbende , •wierd hem een Clijfteer gegeven; en met het gebruik der koors bast voortgegaan. Tienden dag. Des morgens was hij flaperig; en zijn oogen (tonden droevig; zijn tong was fwart; en de Petechice naar het blaauwe overhellende. De kwijling bleef voort duren. Toen ik hem des avonds ten zes uuren weder bezogt , vond ik hem ongemeen fwak, en zonder iemand die hem verzorgde. Hier onderzoek naar doende vond ik dat zijn moeder door haar nooddruftige omlTandigheden, hem voor eenige uuren verlaten hadt ; gedurende welke tijd zijn geneesmiddelen, en wijn, verzuimt wierden, en er geen nieuwe lugt ingelaten wierdt. Ziende, dat ten ware de geneesmiddelen regelmatig toegediend wierden den lijder een flagt offer moest -worden, gong ik hem van dien tijd af, drie maal des daags bezoeken, en zond tusfehen beide een bediende , om te zien of alles wat ik voorgefehreven had, nauw keurig wierdt nagekomen. Elfden dag. Hij was flaperig; zijn pols overtrede dc 110 flagen niet in de onderfcheide bezoeken C 2 die  36 WAARNEMINGEN die ik deed; zijn tong en verhemelte waren met een fwarte korst overdekt, onaangezicn er een afvegende gorgeldrank dikwijls ingefpocen wierd. De koors bast en wijn wierden nu fterk gegeven. Twaalfden dag. Hij was bijna in dezelve ge- fteltheid als gister; alleenig fcheen hij grager te zijn om voedzel te nemen. Wijl hij nu een grooten weerzin toonde om de koors bast te gebruiken, wierd een afkookzel daar van in de plaats gefteld, en alle uuren twee lepels vol met Spir. Vitr. ten. gezuurt, ingegeven. Dertienden dag. Sloeg zijn pols i co maal in een minut zijn tong wierd aan de randen vogcig; maar zijn verhemelte bleef nog fwart. Behalven hec afkookzel gebruikten hij een half ons van de koorsbast in poeder. Veertienden dag. Den vorigen nagt hadt hij wel geflapen: Zijn huid was vogtig: zijn pols deedt maar 100 flagen, vrij fterk: en zijn water liet een dik zetzel nederzakken. Men hieldt aan met de koors bast. Binnen drie dagen hier na verliet hem de koors geheel; en er fcheide zig een dikke fwarte korst, van een duim groote van zijn verhemelte. Men gaf hem een voedzame levenswijze, en hij herftelde van dezen tijd af aan traps wijze. III. GE-  o v e ft KOORZEN. enz. 37 III. GEVAL. D , Oud zeventien jaren , wierdt op den 14 Junij 1773, met een rilling aangedaan, die door de gewoone tekenen van een koors gevolgt wierden. "Des anderdaags was hij weer in flaat om uit te gaan , en hielde het zoo nog drie dagen buiten hec bed, of fchoon hij nieuwe aanvallen van koude hadt, en heltendig van een doffe pijn in zijn hoofd klaagde. Op den 2s Junij zag ik hem voor de eerfle maal; wanneer hij reeds vier dsgen het bed gehouden hadt. Zijn koors was nu aanhoudend; zijn pols gaf 130 flagen; zijn ademhaling was korcen moeijiijk, en zijn tong en tanden met een bruine korst gedekt. Zijn Gogen flonden fwaarmoedig; zijn kaken bloosde; en zijn oppasfers berigte mij dac hij den nagt door meestentijds ijlhoofdig geweest was. Hij lag in een befloote planke bedflcde , en in een klein bedompt kamertje. Hij wierdc op mijn raad aanflonds in een grooter kamer gebragc; maar de bedflede was het zelfde, daar geen lugt bij kon, dan door twee openfiaande deuren, De vensters van de kamer wierden dus beftendig opengehouden ; en wijl hij hardlijvig was fchreef ik 't volgende drankje voor, om daar van alle twee uuren twee lepels vol in te nemen. \ 3  38 WAARNEMINGEN Mann. Opt. unc. j. Aq. Bullient. unc. vij. Tart. Emet. gr. ij. Ai- Cinnamom. fisnpl. unc. j, M. Vijfden dag. Iljj bragt den nagt rusteloos door, 'c Voorfchrevene geneesmiddel deedt hem 'twcemaals braken, en gaf hem drie losfe afgangen. Zijn huid bleef heet ^zijn pols gaf 130 flagen; hij hadt ligte fubfultus fèhdinum ; en was ijlhoofdig, Ori^ der zijn brood water wierdt hem ook wijn gegeven , en alle drie uuren een drachma van de koorsbast. Zevenden dag. De koors hieldt met weinig of geen vermindering aan; zijn pis was bleek; maar hij was meer bij zijn zinnen. Hij hadt nu anderhalf ons van de koorsbast ingenomen: en het voetbad wierdt alle dagen gebruikt. Negenden dag. Zijn tanden wierden nog fi-erker beladen; zijn pols floeg 120 maal; hij was doof, en zeer bedwelmt. Men deedt hem een Clijsteer zetten, en met zijn geneesmiddelen voortgaan. Tienden dag. Hij was nu nog wezenlozer,' zijn vel was heet en droog; de koorsbast wierdt hem in een drankje met de falia neutra gegeven en na het voedbad nam hij tegens den nagt het volgende,  over K O O-R Z E N. enz. S9 f„ Calch Anthr.o'?. iUot. gr xvl Aq. Cinnatno:nm fimph unc. >■ Sijr. Limon. unc. fem. M. Twaalfden dag. Hij hadt den vorigen nagt wei¬ nig of niet geflapen. De Subfultüs tendhnm waren Merker. Mij was in geen twee dagen uil zijn bed geweest, en zijn vrinden weigerde tegens mijn voorfchrift aan, om hem uit die beüote plaats te nemen, en hielden daar bij de venfters van de kamer gefloten. Een drankje met een fcrupcl nmsctis wierdt alle acht uuren gegeven, en met de koorsbast in de tusfehenpoozingen aangehouden. Dartienden dag. Zijn pis was van een amber vervige kleur; de nrascus verminderde de Subfahus tendiuum niet. Men hieldt aan met de koors¬ bast. Vijftienden dag. Zijn koors bleef voortdu¬ ren; maar defubfultus tendhusm waren zoo menigvuldig niet. 1 lij begon de geneesmiddelen met weerzin in te nemen. Wijl zijn r.-isstbcfhande weigerde om met de koorsbast voortcegaau verliet ik hem; met last om hem anrdbijen en cimas appelen te geven; cn de kamer \v,el lugtig te houden. Pp den io juiij, wierd ik wederom verzog: hem C 4  4© WAARNEMINGEN te bezoeken. Het was nu den drieentwintigften dag van zijne ziekte,'te rekenen van de tijd dat hij 't eerst het huis moest houden. Hij was nu tot de alleruiterfte fwakheid vervallen, lag in een doffe wezenloze ftaat; en had een onophoudelijke trilling der handen. Zedert den tijd dat ik hem laast ge¬ zien hadt, was hij nooit uit het bed geweest, nog eenige geneesmiddelen genomen. Ik was overtuigt dat er nog mogelijkheid was om hem te redden, dus drong ik aan dat hij opgenomen moest worden, en na een rustbank in de kamer te hebben doen brengen , plaatfle ik hem daar zelfs op, om dat ik van zijn bloedverwanten geen hulp kon verkrijgen; die zijn dood als onvermijdelijk befchouwde, hem niet ontrusten wilde: ik bleef eenige uuren bij hem, hield de venfters, wijl het zeer heet was open, en gaf hem twee maal een drachma van de koorsbast; hem van tijd tot tijd met een weinigje wijn verfrisfende. Hij kwam tot zig zelfs voor dat ik hem verliet, en zijn oogen ftonden levendiger. De verandering ten goede was in der daad zo zigtbaar, dat zijn vrinden met vrolijkheidj beloofde voortaan te zullen doen, hét geen ik beval. Ik gelaste hem alle twee uuren een drachma van de koorsbast te geven, en rade haar om hem alle morgens op zijn rustbank te plaatzen. Des anderendaags was zijn huid vogtig; zijn pis dik;  over KOORZEN. enz. 41 dik; en zijn pols deed 108 flagen; en hij nam de geneesmiddelen gewillig: den volgenden dag gaf zijn pols maar 90 flagen; hij hadc geen teken van koors; maar was zoo fwak, dat zijn handen beefde wanneer hij die opligte. Van deze tijd af aan herflelde hij traps¬ wijze : maar het duurde verfcheide weken eer zijn kragten wederkeerde, onaangezien een goede voedzame levenswijze, en het paard rijden zoo dra zijn kragten zulks toelieten. IV. GEVAL. Den 7 Julij 1773, wierd ik door den Heer O. . . verzogt zijn meid, een jong vrouwsperzoon van een gezond en fterk lighaapsgcftel, te komen zien. Zij was reeds drie dagen koorfig geweest, en fchreef de oorzaak van haar ziekte toe, aan het bezoeken dat zij gedaan hadt, van een ander vrouwsperzoon in hec zelfde dorp, die aan een koors lag. Haar pols was zeer rad en fwak, haar oogen ftonden fwaar; zij klaagde over fware hoofdpijn, en over pijnen over haar geheele lighaam. Ik fchreef voor om alle twee uu¬ ren kleine giften van den braakwijnfteen in te nemen, 't welk de eerfte wegen zuiverde, en een matig fweet aanbragt. Des anderdaags morgens begon zij den koorsbast te c $ ge-  42 WAARNEMINGEN gebruiken, waar van zij alle twee uuren een drachma in nam. Ieder gift die zij nam zeide zij haar nie- we kragten te geven, en in drie dagen verdween haar koors geheel. V. GEVAL. Juffrouw —-■, een mijner naastbeflaande, wierdc met hoofdpijn, mattigheid, en pijnen over haar ganfche lighaam aangedaan; maar verpligt zijnde om in een groot gezelfchap te komen , verborg zij haar klagten. Des anderdaags morgens was zij zeer onpasfelijk; nademiddag kreeg zij Kerke koude huiveringen, die door grooten dorst, benauwtheiJ, en hoofdpijn gevolgt wierden. Des avonds wierden haar beenen in warm water gedoken, en hui van melk met heel weinig wijn gemaakt, voor haar gemecne drank gegeven. In den morgen van den derden dag, was zij blozend in haar wezen; haar pols deed 120 flagen; en zij klaagde over fwarc hoofdpijn. Den braakwijnfteen wierdt in kleine giften voorgefchrceven: dat geneesmiddel werkte naar behooren, maar gaf haar weinig vèrligting, en zij bragt den volgende nagt door,zonder den minften vcrfrisfcadc flaap te genieten, Des  over KOORZEN. «fs. 43. Des morgens den vierden, gaf haar pol-s 120 flagen; haar denkbeelden waren verwart; de hoofdpijn bleef geweldig fterk; en haar pis bleef van een bleeke kleur. Alle oraftandigheden wel overwogen, en de aanhoudentheid van haar ziekte vrezende, fchreef ik haar den koors bast voor, gaf haar dezen dag zes drachma" met mijn eige handen in; en had het vermaak haar merkelijk verligt, en haar water dik te vinden. Vijfden dag. Zij hadt des nagts vrij wel geflapen; en toen ik haar des morgens bezogt, gaf haar pols 100 flagen , zij hadt weinig hoofdpijn, maar klaagde van draaijingen wanneer zij opzat. Zij nam dezen dag een ons van de koorsbast. Des avonds deedt haar pols maar 90 flagen; en haar water liet een wit en dik zetzel doorzinken. Des anderendaags klaagde zij over niets , dan over eenige draaijingen in 't hoofd. Zij gebruikte de koorsbast nog vier dagen langer, en herlïelde fchielijk tot haar gewoone gezondheid. Zommige rnenfchen mogten oordeelen dat de twee laatfle lijders, in gemelde tijd genezen zouden zijn geweest, om 't even of men haar de koorsbast gegeven hadt of niet. Het eerfle geval niet te min hadt zijn oorfprong waarfchijnelijk van befmetting; en het laatfle was vroegtijdig verzeld met tekenen die gevaar voorspelden, Maar ik behoefde mij op deze twee gevallen  44 WAARNEMINGEN alleen niet te beroepen: herhaalde waarnemingen hebben mij in de gedagtcn bevestigt, dat de meeste koorfen in haar begin, door een diergelijke behandeling konnen weg genomen worden; of ren minsten dat het gevaar derzeive kan verhoed worden. VI. GEVAL. De jonge Juffrouw ■ , oud drieën twintig jaren, wierd,op den 27 November 1773, met ligte verwisfelingen van hitte en koude aangetast, die door hoofdpijn, onrust, en levenloosheid gevolgt wierden. Den 3 December wierdt ik verzogt haar te komen zien. Zij klaagde van fwaarmoedigheid, verwarring in haar hoofd, en flaauwigheid. Haar tong was droog, haar kaken bloosde, haar pols klein en rad; haar vel was heet; en zij had ligte Subfultus tendinum. Haar water was bleek; zij was hardlijvig; en gantsch wanhopig van te zullen herftellen. Ik fchreef een half grein braakwijnfleen voor, met last om dezelve gift nog eens te herhaalen, indien het binnen een uur niet werkte. Des anderen daags morgens, liet ik alle twee uuren, twee lepels voi van het volgende drankje gebruiken, Aq. Mentha vuig. fimp. unc. vij. Pulv. Cort. Peruvian. unc- j. Aq. Nuc. Mosch. dr. vj. Syr. e. Cort. Aurant.unc. fem. i' M. Achh  «ver KOORZEN. enz. 45 Achtfen dag. De lijderes verre van mij af wonende zag ik haar nier voor in den namiddag. Haar tong was met een bruine korst overdekt zij was fwak had draeijingen in 't hoofd, en was zeer mismoedig. De kamer waar in zij lag was lugtiggenoeg; maar zij hadt de gordijnen van haar bed digt toegefpelc gehouden. Wijn en koud drinken wierdt haar gegeven ; de venfters van de kamer wierden zomtijds open gezet; en met de koors bast op een geregelde wijze voortgegaan. Tienden dag. Ik vond haar des nademiddags in een zagt fweet; haar pols was geregelt en fterker, maar wanneer zij opzat, of uit het bed genomen wierdt , wierdt zij flaauwen befweek, 'c geen haar bij aanhoudentheid van haar herftelling wanhopig maakte. Zij hadt van de tijd dat ik haar het eerfte gezien had drie Oneen van de koors bast gebruikt; waar mede ik beval aan te houden. Twaalfden dag. Haar vel was koel, haar pols floeg 72 maal, en haar water was dik. Zij hadt het grootfte gedeelte van den nagt geflapen, en was geheel vrij van koors. Men hieldt met de koors bast nog voor weinig dagen aan, en zij herftelde zeer fchielijk. VII. GEVAL. Juffrouw , oud twaalf jaren, zufter van de lijderes wiens geval zoo voorgefteld is, lag terzelver tijd aan  46 WAARNEMINGEN aan een koors, mee dezelve tekenen; uitgezonden dit •de werking der bloedvaten toen ik haar de eeiftemaal -bezogt, ff erker was. Den braak - wijnfteen in •kleine giften voorgefchreven; en na dat die zijn werking verrigt hadt, liet ik het afkookzel van de koors bast gebruiken. Achtften dag. Haar pols was klijn, fwak, en deedt 120 (lagen in een minut; haar oogen ftonden fwaar; zij was zeer ijlhoofdig, .eneenigzints ongevoelig. Wijl men op haar niet kon verwinnen dat zij de koors bast gebruikte, wierdc er een aangenaam hart verfterkend drankje in de plaats gegeven: wei met wijn gemaakt, en met citroen zap gezuurt wierdt voor 't gewone drinken gebruikt, en haar voeten in warm water daar een weinig -azijn in was, gebaad. Tienden dag. De ijlhoofdigheid bleef voortduren, met menigvuldige Subfultus tendinum; en haarranden waren mee een fwarte korst overdekt. Het afkookzel der koorsbast wierdc op nieuws voórgefchreven, en haar moeder verzogt, zulks regelmacig in te geven. Wijl zij in een bed lag dat de lugt niet vrij toeliet, wierdt verzogt om de venfters open te houden, een voorzorge die men toe hier toe niet gevolgt had. Twaalfden dag. De toevallen waren volkome dezelve als bij mijn laaste bezoek. Wijl zij de geneesmiddelen met zeer veel tegenzin nam , zei mij .de moeder, dat zij verzogc om de ziekte geheel aan de  over KOORZEN. ent 47 de natuur, en de levenswijze die ik voorgefchreven had , over te laten. Den 20 December, wierd ik wederom verzogt haar te komen zien: 't was nu den Drie entwintigften dag der ziekte. Zij was nu tot het uiterfte punt van; fwakheid gebragt: hadt haar water en afgang gedurende verfcheide dagen ongevoelig laten lopen. . Zij lag nu aan een prevelende ijlhoofdigheid; was geheel doof, en plukte de vlokjes van de dekens. Het bed waar tb zij lag zeer Hinkende, wierdt zij na haar een weinig wijn gegeven te hebben in een ander geplaats. Kort daar na gaf ik haar twee lepels vol afkookzel der koorsbast, de moeder aanmoedigende daar mede voort te gaan als het eenigfte waarfchijnlijke middel om haar leven te redden. Zij gebruikte haar geneesmiddelen regelmatig; gebruikte wat meer wijn; en de koors verliet haar binnen weinig dagen, zonder eenige merkelijkefcheidende ontlasting. Maar door de langdurigheid van haar ziekte zeer verfvvakt zijnde, duurden het meer als zes weken eer zij 'in Haat was uittegaan. Een jonger zuster, lag mede aan de koors; maar regelmatige verpozingen hebbende, herftelde die, door het gebruik der koorsbast in weinig dagen. Door het aanhoudend oppasfen, wierdt de moeder dezer lijderesfen met koude rillingen aangedaan, die ge-  48 WAARNEMINGEN gevolgt wierden door ongefteldheid, geweldige hoofdpijn, . en mattigheid, waar door zij gedwongen wierdt zig te bed te leggen: dan de koors wierdt voorgekomen door het in nemen van fterke giften der koors bast. VIII. GEVAL. Jan Cranston, oud zeventien jaren, hadt het bed reeds agt dagen gehouden door een koors, welke hij, zoo als mij bericht wierd, door befmetting gekregen hadt van een lijder welke daar aangeftorven was; wanneer ik op den twaalfde December 1773, verzogc wierd hem te bezoeken. Hij lag in een prevelen¬ de ijlhoofdigheid; zijn mond was met een fwarte taaije flijm overdekt; en zijn pols deed 120 flagen in een minut, die zeer fwak, maar gelijk waren; Hij hadt een gedurige walging; neigingen om te braken; een ligtenhik; Subfultus tendinum\ en liet zijn water ongevoelig afbpen. Een zagt braak middel voorgefchreven ,en na dat dat gewerkt hadt, wierden hem alle twee uuren vier lepels vol van een fterk af koozel der koors bast gegeven, en een rustverwekkend drankje tegens den nagt. Negende dag. Ik ging hem tegens den avond zien.  over KOORZEN. enz. 49 zien. Hij hadt den nagt te voren wat geilapen; den hik was verdwenen; maar de fubfultus tendinum en de ijlhoofdigheid hielden aan; en er ontdekten zig verfcheide Petechia op zijn borst en armen. Ik gelaste hem uit zijn bed te nemen, en in een ander te leggen dat open was,en daar de lucht een vrijen doorgang toe hadt: wijn en rijpe vrugtcn wierden hem gegeven, en behalven dat men aanhieldt met het afkookzel van de koors bast, wierdt hem nog alle drie uuren een halve drachma in poeder ingegeven. Tienden dag. Bij de vorige toevallen , kwam nu het bloeden uit de neus, hij fcheen fwakker en meer bedwelmde, of fchoon hij de koors base rijkelijk gebruikt hadc, zo als mij door den fchoolmeefter van hec dorp die hem uic menfchenliefde dikwijls bezogc, berigc wierd. Maar mij wierd gezegc dat hij nog uit zijn bed niet genomen was geweest, 't welk doorzijn maakzel, den toegang der lucht verhinderde. Hij wierdt derhal ven in'mijn bijzijn in een ander bedgebragt; en fcheen daar door zeer fchielijk verfristt. Wijl hij het poeder der koors bast met weerzin nam, fchreef ik hem voor, vier lepels vol van het volgende drankje alle drie uuren in te nemen. Decocl Cort, Peruv. unc. viij. Tinei Cort. Peruv. unc. ij. Spir. Vitriol. dulc. unc. sem. ten. gutt xl. M. D Hij  5o WAARNEMINGEN Hij gebruikte zijn geneesmiddelen de zes volgende dagen gezet, en bragt dagelijks een uur uit het bed door. De Petechia verdwenen, zomtijds was hij bij zijn zinnen-, maar zijn koors bleef aanhoudend. Zeventienden dag De koors en ijlhoofdigheid namen toe; zijn water was bleek; en zijn pols fwak; en hij hadt menigvuldige fiibfühus tendinum, en beving der handen. Ik fchreef voor om ieder rijs dat hij zijn drankje nam, er een halve drachma van de koors bast mede in te geven, en men gaf hem meer wijn. Met deeze geneesmiddelen wierden tot den eenentwintigden dag zijner ziekte voortgegaan, wanneer ik hem vrij van koors vond; en van dezen tijd af aanr nam hij dagelijks toe in kragten. IX. GEVAL. Den 3 December 1773, bezogt ik Jan Graij, een boeren knegt, oud vierentwintig jaren , van een gezond en fterk lighaams geftel. Den boer zijn vrouw, een oordeelkundig mensch , deedt mij het volgende verhaal ; dat hij verfcheide dagen voor dat hij bedlegerig wierdc, overvallen  over KOORZEN. enz. 5Ï len hadt gehad die zij aanzag voor koude rillingen van een koors , en dat of fchoon hij gaande bleef, men opgemerkt hadc, dat zijn zintuigen verwart waren. Hij wierdc eindelijk verpligc hec bed ce houden, en raakten zoo geweldig aan 't ijlen, dat die hem oppaste, Veel moeite hadden hem te behandelen. Ik vond hem zeer woelende, zig van de eene op de andere zijde in het"bed omwerpende, en geheel buiten verftand. Zijn aangezigt ftondt wild; zijn oogen met bloed beloopen ,• en zijn pols deedt 120 flagen, die gelijk en zagt waren. Zijn huid was droog en hoornagtig, zijn tong en tanden beladen; en hij was eenige dagen zonder afgang geweest. Zijn ziekte hadt nu een week geduurc. Ik liet de ven¬ fters door den dag open houden en twee lepels vol van hec volgende drankje alle twee uuren in geevcn. Tamarind. unc ij. Aq. Puree uuc. x. Coque ad unc. viij. & Colat. adde. Tart. Emet. gr. v. Mam. opt. unc. *ƒ. M. Negenden dag. Hij hadt verfcheide reizen geO 2 braakt  52 WAARNEMINGEN braadt5 imafar bleef zonder afgang. Hij was des nagts zeer ijlhoofdig geweest: maar fcheen dezen dag iets beter bij zijn zinnen te zijn; hadc menigvuldige fubsultustendinum, en liet zijn water ongevoelig aflopen. Ik beval hem een drachma der koors bast alle twee uuren in te geven, en fchreef een clijsteer voor. Zijn drank wierdt met citroen zap zuur gemaakt, en hec gebruik van wijn toegelaten. Tienden dag. Na dat ik hem gieter verlaten had, was hij zoo raaskallende en onhandelbaar geworden, dat men hem het clijsteer niec hadc konnen coedienen. Hij bleef gedurig aan, in 'c bed op- fpringcn; maar nam zijn geneesmiddelen en drinken wanneer die hem gegeven wierden. Omtrent den middag bleef zijn ijlhoofdigheid nog aanhouden, of fchoon met een g roote ongevoeligheid, prevelende onophoudend in zig zelfs; en zijn pols deedt 120 flagen. In ™:'in biJziin liet ik hem een clijs* tee°r geven, 't geen de vereischte uitwerking deedt, zonder dat hij er egter de minne kennis van hadt: liet hem aanftonds twee drachma der koorts bast ingeven; en belaste voort tegaan,hem alle twee uuren een drachma in ce geven , wanneer hij wakker was. Elfden dag. Er was geen verandering, uitgezonden dat zijn tong en tanden meer beladen waren, en er kleine fweertjes op zijn amandelen ontdekt wier-  over KOORZEN, enz. 53 wierden. Men ging voort met het gebruik der koors bast en ik liet zijn drinken met de volgende droppen zuur maken, jjf, Spir. Vitr. dulc. dr. vj. ten dr. ij. M. Twaalfden dag. De ongevoeligheid was fterk vermeerdert, en hij plukte onophoudelijk op de dekens. De koors- hitte was zeer fterk, fchoon zijn pols maar 100 flagen in een minut deedt. Ik gaf hem twee drachma der koors bast, 't geen hij zonder tegenzin nam; maar door de hoofdigheid van een zijner naastbeftaande, die hem oppaste, hadt hij toe hier toe nog maar twee oneen gebruikt. Dertienden dag. De ongevoeligheid was wel minder, egtcr liec hij zijn water onwetend aflopen. Hardlijvig zijnde liet ik hem een clijsteer geven. Vijf lenden dag. Ik bezogt hem tegens den avond; hij hadc twee afgangen gehad van een gifc Calomcl. die wijl hij hardlijvig was hem des avonds te voren gegeven was, De ijlhoofdigheid bleef nog voort duren, zoo wel als de fuhfultus tenditium; en zijn tong en tanden wierden met een fwarte vuiligheid beladen. Zijn zuster nu gekomen zijnde om hem D 3 op  5* WAARNEMINGEN op te pasfen, hoorde die dat er nog mooglijkheid wn? van zijn behoud, indien hij de geneesmiddelen naauwkeurig in nam; dus beloofde die nauwkeurig acht te geven. Een drachma der koorsbast fchreef ik voor om alle drie uuren met het zoute drankje in te geven. De drie volgende dagen nam hij zijn geneesmiddelen gezet in. Hij kwam tot zijn zinnen; zijn pols wierdt fterk, en niet boven den gezonden ftaat; zijn water wierdt bezet; en hij kreeg trek tot voedzel. Zijn Vrinden woorden gehad hebbende met zijn meester, wierdt hij den 15 December, in een open rijtuig, zes mijlen ver, naar zijn eigen huis gebragc; en fchoon het in het midden van een fterke fneeuwvlaag was, was zijn vervoering met geen kwade gevolgen verzelt; in tegendeel fcheen hij des te fppediger te herftellen. Den 10 Febr. daar aan volgende kwam hij mij bezoeken, en bedankte mij hartelijk voor zijn herftelling. Hij was toen zeer gezond maar hadc zijn gewoone fterkte nog niet weder gekregen. X. GEVAL. Juffrouw. B. Oud omtrent 36 Jaaren, van een gejonde lighaams gefteldheid, hadt, reets acht dagen de koors  over KOORZEN. enz. 55 koors gehadr,, toen ikhaardenó" April 1775 des avonds' bezogt. Haar vel was heet, en haar pols klijn, rad, en met tusfehenpozingen. Haar gelaat was wild; en haar borst overdekc met een gierstagtigcn uitflag,met Petechics doorzaait; zij hadt een bedwelmde ijlhoofdigheid, en liet haar afgang ongevoelig aflopen. Zij lag in een ruim vertrek, en mij wierd berigt dat zij van den beginnen aan koel gehouden was. Den Heer Davidfon, haar Heelmeester, nu ze Kei' fo woonagtig, kwam met mij over een om de volgende geneeswijze werkftellig te maken. Deur en vensters wierden bevolen dikwijls open te houden; sc gebruik van wijn wierdt toe gelaten ; een hart verfterkend drankje wierdt voorgefchreven om lepels wijze ter verkwikking te geven; en de koors bast voor den volgende morgen,, Negenden dag. Toen wij haar bezogten was zij nog ijlhoofdig, en er was geen verandering ten goede als nog te ontdekken. Des middags gaf men haar twee drachma der koors bast, 't geen haar geen ongemak toebragt; en dewijl zij het van haar bediende geweigert hadt, verzorgde den Heer Davidfon haar den ganfehen dag, en gaf haar, haar geneesmiddelen dikwijls. Gedurende de vier volgende dagen bleef zij genoegzaam in den vorigen Haar ; alleen was zij des nagts zoo d 4 'llu  56 WAARNEMINGEN ijlhoofdig, dat zij uit het bed opflondt en voor het open venster gong Haan. Wijl zij altijd bedaarder van het venster te rug kwam, wierdt de meid gelast haar niet te verhinderen om uit het bed te gaan wanneer zij wilde. Veertienden dag. Den giersragtigen uitflag en de Petechiee waren genoegzaam verdwenen ; haar pols was zeer rad en zwak; de ijlhoofdigheid bleef aanhouden, en men ontdekce een verderving op haar heup. Zestienden dag. Zij kreeg *t gebruik harer zintuigen weder, en haar koors wierd matiger. Zij hadt gedurende de laaste drie dagen, drie oneen van de koors bast ingenomen : maar weigerde nu volilrekt het gebruik van eenige geneesmiddelen. Achtienden dag. Zij klaagde over een pijn in het hijpochondrium dextrum. De verftorvene korst op haar heup fcheide zig af, de wond Mondt zuiver; maar zij hadt meer koors. Wijl haarpijn doot hardlijvigheid fcheen veroorzaakt te word;n,wierd? er een clijsteer en een drankje met Rhabarber voor*gefchreven. Des anderdaags hadc zij twee losfe afgangen, en de pijn verdween. Men hadc haar nu overreed een afcrekzel der koors bast (*j) te gebruiken; weinig da» C) De algemeine vurfchrtfïtn der geneesmiddelen waar  over KOORZEN. enz. 57 dagen daar na verdween de koors geheel; en alhoewel zij zeer vermagert was, kwam zij fchielijk tot haar vorige gezondheid. XI, GEVAL. Den Heer — Oud ontrent 16 jaren, na meer dan een week onpasfelijk te zijn geweest, wierdt hij Saturdag der 3 November 1775, met koude rillingen, pijn in het hoofd, rug, en in alle zijne beenderen aangedaan ,• welke gevolgt wierdt door een ligten hoest, zinking op de neus,en andere tekenen van een Epidemifche verkoudheid (§). Hij was door den Hr. van in dit werk gewag gemaakt word, vindt men aan het einde van het aanhangzel, (§). Omtrent den 22 OStober 1775, ver fcheen er te New Castle een epidemifche zinking koors, die zo algemeen wierdt, dat weinig inwoonders vrij bleven die er niet min of meer van gewaar wierden. In den tijd van 18 dagen ongeveer hadt die haar kragt verloren, en verdween fchielijk geheel en Ah Door ingekome berigt en van verfcheide oorden bleek het, dat die ziekte ontrent dezelve tijd, zig over het geheefe Eiland verfpreid hadt. De ziekte begon in het gemeen met lusteloosheid, fwakheid der ledematen, ft ij f te in de keel, hoofdpijn, en pijnen door het ganfche lighaam, Bij deze toevallen kwamen hoest, P 5 't b*  58 WAARNEMINGEN Hr. Keenlijftde een der Heelmeesters van het New» castelfche gasthuis ter ader gelaten , hadt een drankje met de middelzouten, en een olijachtige amandel melk gebruikt. Den 6 November wierd ik 'verzogt hem te komen zien, zijn pols floeg no malen, vrij vol, en zeer zagt. Hij hadt fterke draaijingen in 'c hoofd , op¬ zittende, en bleef aanhoudend klagen over een ketelenden hoest: zijn vel was droog, en zijn borst zeer beladen. Twee lepels vol van het zoute drank¬ je , met een klein gedeelte van den braak wijnfteen, wier- V lopen der neus, draajingen, hitte; en dikwijls een verval van geest en krachten. De tong was vuil; den dorst ma. tig; en de afgangen in V gemeen galachtig. ff'anneer de ziekte niet fterk was, was V huis blijven , en het drinken van verdunnende 'd''anken genoeg om de genezing ie bewerken. U'anncer het met hitte , en veel koors ver¬ zelt was, wierden de bevordering van V fweet, het open houden van den buik met fpiesglas middelen, en rust verwekkende middelen om den hoest te bedaren, noodzakelijk. Op de Ze wijze verdween de ziekte gemeenlijk in drie of vier dagen. l'oor zoo ver als ik onderrigt ben , is er in deze plaats geen van die ziekte geftorven, behalve oude en aamborftige rnenfchen. Zommige die de ziekte verzuimde , vielen eenige weken daar na in ontftekingen van V rihbevlies, welke ruime , en herhaalde aderlatingen , met het gebruik der Spaanvliegen vereischten. En in zommige gevallen eindigde ie ziekte op het laaste der Epidemie in fluipkoorzen met ijlhoofdigheid verzelt, welke deer de koors bast genezen wier den,  over KOORZEN. enz. & wierden voorgefchreven om alle twee unren in te geven; en wei met heel weinig wijn gemaakt, voor zijnen gemeenen drank. Vijfden dag. Des morgens deedt zijn pols ioo flagen; hij was klam over zijn ganfche lighaam; en zijn water liet een dik zetzel doorzinken. Zesden dag. Zijn hoest was opgehouden; zijn water was dik; maar mij wierd berigt dat hij den gantfchen nagt rusteloos geweest was. De koor? bleef aanhoudend; en zijn pols begon in kragten te vervallen: 't gebruik van wijn wierdt vrijer toegelaten; en een halve drachma der koorsbast met het soute drankje vermengt, wierden voorgefchreven alle twee uuren te gebruiken. Hardlijvig zijnde, wierden hem tegens den nagt eenige greinen Rhabarbcr gegeven. Zevenden dag. Hij hadt een ligte bloeding uit zijn neus, welke de lakens waar op het dropte maar naauwlijks verfde, zijn pols was fwak, en deedt omtrent i oo flagen. De Rhabarber hadt twee afgangen verwekt. Een rust - middel wierdt voorr gefchreven tegens den nagt; en men hielde aan met het gebruik der koors bast. Agfïen dag. Hij hadt den ganfehen nagt een klamme huid gehad. Zijn pols deedt des morgens maar 78 flagen ; en hij klaagde over niets, als over fwak-  6o WAARNEMINGEN fwakheid. In den nademiddag dropten er wede- om eenig bloed uit zijn neus. Hij hieldt nog eenige dagen met het gebruik zijner geneesmiddelen aan; zijnen eetlust: kwam weder; en zijn kragten herftelden fchielijk. XII. GEVAL. Den Heer , oud 14 jaren, hadt het bed nege dagen met een koors gehouden, welke met fwakheid, en een fterke aandoening van het zenuw geftel verzelt was: wanneer ik op den 5 Junij 1770, mee den Heer Gibfon, een der Heelmeesters van het gasthuis verzogt wierd hem te komen zien. Den lijder zijn vel was heet, zijn pols deedt 116 flagen in een minut en zijn pis was bleek en rauw. Hij lag zedert twee dagen in een gedurige ijlhoofdigheid; en hadt nu Subfultus tendinum , en plukte de vlokken van de dekens. Zijn voeten wierden in warm water geftoken; wei met wijn gemaakt wierdt voorgefchreven; en wijl hij zedert tweq dagen geen afgang gehad hadt, en alle geneesmiddelen weigerde te nemen, lierxmen een weinig van den braak wijnfteen in zijn drinken fmelten. De ijlhoofdigheid en andere toevallen bleven des avonds ten zes uuren nog voortduren; en hij hadc den dag door de wijn - wei en al andere drankge'  over KOORZEN. ent. 61 geweigerd. Ten acht uuren kreeg hij door een clijsteer ontlasting; en wijl het niet ra ooglijk was hem eenig geneesmiddel in te krijgen, wierdt hemeenfpaanfche vlieg tusfehen de fchouder bladeren gelegt. Tienden dag. Hij hadt den nagt door zeer ijl¬ hoofdig geweest: maar hadt zoo veel van den braakwijnfteen ingenomen, dat het hem beide van onder en van boven werkte. Ten tien uuren waren de Subfultus tendinum minder; maar de andere toevallen bleven voortduren. Men liet de vensters open houden; en wijl hij nu niets weigerde te nemen, wierdt er voorgefchreven alle twee uuren drie lepels vol van het volgende drankje in te geven. g> Pulv. Cort. Peruv. unc j. et fem. Aq. Fontan. unc. xvi. Coque ad unc. viij. addendo fub flnem. Gum Arabic, dr. iij. Colat. adde.' Aq. nuc. Mofch. unc. fem. Sijr. e Cort. Aurant. unc. u M. De ijlhoofdigheid en Subfultus tendinum waren tegens den avond zeer fterk. Men hieldt aan met de  6a WAARNEMINGEN de koors bast, en men fchreef een drankje voor, waar in twintig grein Muscui kwam, 't geen alle zes uuren moest herhaalt worden. Op den i iden dag nam hij de geneesmiddelen gewillig; maar men kon geen verondering ten goeden ontdekken. Twaalfden dag. Hij hadt den vorigen nagt •verfcheide reizen wat gerust. Toen den Heer Gildon en ik des morgens ons bezoek deden vonden Wij hem volkomen bij zijn zinnen, en hij verzogt orrr wat wijn en water te drinken , zijn pols deedt nu maar ïoo (lagen; maar hadt nog geringe fubfultus tendinum. Men belaste alle twee uuren vier lepelsvol van voorfchreve af kookzels in te geven. Ten zes uuren des avonds hadt zijn pols 116 (lagen, en de ijlhoofdigheid kwam wener. Het afkookzel zedert den morgen uit gebruikt zijnde, wierdt zulks herhaalt ; en men liet zijn voeten wederom in warm water fteeken. Dertienden dag. De koors en ijlhoofdigheid hadden des nagts heel hoog gelopen. Des mor¬ gens om tien uuren (tonden zijn oogen zeer wild, en de ongevoeligheid en fubfultus tendinum waren zeer fterk. Men liet dikwijls warme ftovingen om zijn voeten (laan; en fchreven voor om hem behalven het afkookzel der koors bast nog alle vier uuren een halve drachma in poeder in te geven. Des avonds ten negen uuren hadc hij een fterken aanval van een koors.  over KOORZEN ent. 6*3 koors. Ik wierd ontwaar dat de poeder der koors¬ bast verzuimt was. Wijl hij hardlijvig was, wierdt er een clijsteer voorgefchreven, en ik drong ten fterk. fte aan op de volftrekte noodzaaklijkheid, om nauwkeurig met het gebruik der geneesmiddelen voort te gaan. ( Veertienden dag. Hij hadt een zeer rusteloze tagt doorgebragt. Hadt de koors bast vijfmaal ingenomen. Ten tien uuren deedt zijn pols 100 flagen in een minut, en hij lag in een prevelende ijlhoofdigheid: op zommige oogenblikken kende hij zijn vrinden; maar prate een oogenblik daar na in 't wilde, en plukte de vlokke van de dekens. Hij hielde aan zijn geneesmiddelen den ganfehen dag door nauwkeurig te gebruiken; niet te min verfwaarde des avonds alle toevallen. Vijftienden dag. Hij was des nagts zoo ijlhoofdig geweest, dat men hem met de uiterfte moeite in zijn bed gehouden hadt. Toen ik hem des mor¬ gens met den Hr. Gibfon bezogt, deedt zijn pols maar ïoo flagen. Hij kende zijn vrinden nier; prevelde onophoudelijk inzigzelfs; plukte op de dekens; greep naar voorwerpen in de lucht; en liet zijn water ongevoelig aflopen. Hij nam een drachma van de koors bast in twee oneen van deszelfs afkookzel in ons bij zijn: en op dat dat geneesmiddel in dit wanhopig geval behoorlijk zijn uitwerking verrigten zoude, be-  64 WAARNEMINGEN bczogt ik den lijder dikwijls, en gaf hem zelfs zes drachma van de koors bast: deze en twee drachma hem door de bediende ingegeven, behieldt hij zonder eenig ongemak bij zig. Tegens den nagt nam hij een drankje met Muscus- en vijftien droppen Land. Liq. Zestienden dag. In den voornagt was hij zeer ongevoelig; gedurende welke tijd zijn vader hem twee drachma van de koors bast gaf. Des morgens ontrent vijf uuren viel hij in flaap, zonder tot den middag toe te ontwaken. Men liet mij roepen, en ik had het genoegen hem volkomen bij zijn zinnen te vinden, bevrijd van alle trillingen en fubfultus tendinum, en zijn pols deedt maar 92 flagen. Hij hadt 's namiddags verfcheide malen verkwikkelijk geflapen: en nam dezen dag zes drachma van de koors bast. Zeventienden dag. Hij hadt des nagts zeer wel geflapen: zijn pols deedt maar 80 flagen, en hij hadt eenigen trek tot voedzel. Dezen dag gebruikten hij een ons van de koors bast. Gedurende eenige tijd nam hij de koors bast nog driemaal daags, met oogmerk om het inftorten voor te komen; en onaangezien de hevigheid van zijn ziekte , was hij zeer fpoedig tot zijn vorige gezondheid en kragten herfteldt. De nieuwigheid en den voorfpoed der gcneesoeffening in het boven gemelde geval, zoo wel als in ver- fchei-  • ver KOORZEN. enz, ?5 inheide andere, welke kort na dat ik in de ftad van Newcastle was komen wonen , voor vielen, wierdc het onderwerp van veel zamenfpraak onder mijn konst genoten. Het gebruik der koorsbast was te voren bepaalt geweest tet dien ftaat der aanhoudende koorzen, in welke zig de tekenen van verrotting vertonen. Den vernuftigen en oprechten Heer met wien ik den zieken bezogt, beproefde deze manier in zoortgelijke gevallen: zijn goeden naam raakte vrij fchielijk algemeen: en ik geloof dat het nü door alle ge. neesheeren in deze ftad aangenomen is. SUL GEVAL, Jan Dorman oud 50 jaren, wierdt op den 3 September 1776, met huiveringen, pijn in den rug, en ziekelijkheid aangetast; welke door hitte, dorst, en groote rusteloosheid gevolgt wierdt. Vrijdag den 6 September bezogt ik hem op verzoek van zijn meester, mee den Heer Leighton; zijnen heelmeester. Zijn vel was heet en droog, zijn oogen ftonden dof en fwaar; zijn tanden waren met een fwart flijm overdekt; zijn tong was bruin, en met barsten; hij fteunde onophoudelijk; was des nagts ijlhoofdig; en hadt daar en boven van den beginnen aan niet geflapen. Zijn pols floeg 120 maal in een minut; zijn huid was ongemeen droog; en hij was zeer hardlijvig. E Zijn  76 WAARNEMINGEN Zijn voeten wierden bevolen in warm water te worden gedoken, en twee lepels vol van het volgende drankje alle uuren in te geven. Tamarind unc. i. Crem. Tart. dr. i. Cpq. ex Aq- pur. unc. xij. ad unc viij. coiuturaï adde Tart. Emet. gr. iv. Mannes opt unc i & Jein. . M. 't Vertrek waar in hij lag, was klein, laag en bedompt ; en in dit beflote vertrek moesten zijn vrouw en vijf kinderen zig beftendig ophouden. • Toen ik hem des avonds bezogt, hadt hij een klamheid over ' zijn lighaam. Het geneesmiddel hadt van boven en onder gewerkt. Garste water met citroen zap gezuurc, wierdt voor zijn gemeene drank voorgefchreven. Vijfden dag. Hij hadt den ganfehen nagt geijlt. Zijn pols deedt nog 120 flagen; hij was zeer rusteloos, fteunde fterk, was ijlhoofdig als hij op zat en zijn handen waren door een fterke trilling aangedaan. Ik liet hem alle twee uuren een drachma van de koorsbast met een weinig geestrijk water verwarmt in geven. Zes-  over KOORZEN. enz. ?? Zesden dag. Ten tien uuren 's morgens was zijn huid vrij koel, en zijn pols deedt 108 flagen: maar -de benauwtheid en rusteloosheid bleven voortduren. Hij hadt zes drachma van de koorsbast ingenomen: ik belaste om daar gezet mede voort te gaan. Des avonds deedt zijn pols maar 108 flagen en was fterker. Hij verlangde naar een weinig ale of fterk bier, 't geen hem gegeven wierdt; wijl hij hardlijvig was, wierdt hem een clijsteer gezet. Zevenden dag. Toen ik hem des mor¬ gens bezogt lag hij in een gezonden flaap; maar zijn vrouw verhaalde mij dat hij in den voor nagt zeer ijlhoofdig was geweest: ik belaste met de koorsbast aan te houden*. In den namiddag wierdt hij .op mijn verzoek een uur in de open lugt gebragt waar na hii zig zelfs zeer verfrist vondt. Des avond.; ten ze¬ ven uuren hadc zijn pols maar 80 fLgen. Agfteii dag. Hij hadt een rustelouze nagtdcorgebragt, door krimpingen in de ingewanden, 't geen hij aan een teug zuur bier dat hij s'avonds genomen hadt, toefchrecf. Toen ik hem ten tien uuren bezogt hadc zijn pols maar 86 flagen, en de hitte van zijn wel was weinig meer als natuurlijk : zijn pis was helder, maar hij bleef over groote fwakheid klagen.' Hij was niet in ftaac om dezeu dag buiten gedragen'te worden, zat twee uuren voor een open venster. Des avonds zeer fwak zijnde, lier ik eenige wijn gebruiken. E 2 Hij  73 WAARNEMINGEN Hij hadt geduurende de laaste vier dagen, vier onceo van de koorsbast gebruikt: en ik beval om daar mede aan te houden , en wijl er drie van zijn kinderen in 'c vertrek aan de koors lagen, rade ik dat men hem des anderen daags in de open lugt zoude helpen. Negenden dag. Toen ik hem bezogt, vond ik hem in een zagc fweet, geheel vrij van koors. De koorsbast wierdt voort gebruikt. Hij ging dagelijks in de open lugt, en herftelde van deze tijd af aan, fchielijk. Drie van zijn dogters, twaalf, tien, en zeven jaren oud, lagen aan de koors , met ijlhoofdigheid; en een zeer radde pols vergezelt, zij wierden op dezelve wijze behandelt, en herltelden fpoedig. XIV. GEVAL. Den Heer , oud dertig jaren, wierdc den 24. Juli] met al de tekenen van een koors overvallen, waar om hij op mijn voorfchrifc een braakmiddel innam» Hij vondt zig den 25^ in ftaat om uit te gaan; maar. kreeg des avonds een fterke koors; zijn pols deedt 120 flagen in een minut, en hij klaagde over een bittere fmaakin zijn mond. Ik fchreef voor om alle vier uuren een vierde van een grein van den braak-wijnfteen in te geven. Derden dag. Hij braakte veel gal, maar wijl hij geen afgang gehad hadc, en ik buiten de ftad was, fchreef  over ROOR.ZEN. enz. 79 fchreef hem den Heer Leighton een gift zouts voor. Vierden dag. Hij was ongemeen koorzig, klaagde over fware hoofdpijn, en bitteren fniaak in zijn mond. In geen drie dagen afgang gehad heb¬ bende, wierdt een ontbinding van zout_ van Rochelle met Manna voorgefchreven, om lepels wijze te gebruiken. Vijfden dag. Hij hadt gistereenige galachtige afgangen gehad; maar was gedurende den nagt zeer ijfhoofdig en rusteloos geweest: toen ik hem ten tien uuren bezogt, deedt zijn pols 120fwakkeflagen; zijn vel was zeer heet; zijn gedaante vervallen; zijn oogen droevig; zijn adem haling rad; en wanneer hij zig tragte te bewegen, zeer flauw. Een drach¬ ma van de koorsbast wierdt voorgefchreven om alle twee uuren te gebruiken, en 't gebruik van wijn wierdc toegedaan. Des avonds hadt hij een ons van de koorsbast ingenomen. Zesden dag. Hij was den vorigen nagt zeer ijlhoofdig geweest; maar was dezen morgen vrij wel bij zijn zinnen'; hadt eenige klamheid over zijn huid en zijn water begon door te zinken: zijn pols deedt maar 101 flagen; maar zijn kragtcn waren zeer vervallen, en hij klaagde over flauwheid. Met de koorsbast en wijn wierdt in groote giften aangehouden. Na twee dagen verliet hem zijn kpors geheel' maar fwak zijnde wierdt hec nodig geoorE 3 deelt»  8o WAARNEMINGEN deelt, om nog eenige dagen met de koors bast voort te gaan. Zijn Vrouw en kind die de koors ook kregen , wierden des gelijks door de koors bast genezen. XV." GEVAL. Den Meer oud agt en dertig jaren, wierdt op" den 22 Juli] 1776 door een koors aangetast, waar voor bij ader gelaten was, en eenige drankjes met de middel zouten genomen hadt, die, geen verligting toe bragcen. Den 28 Julij wierd ik verzogt om hem met den Heer Carr, die te dier tijd bij den Heer Tijzack Heelmees ter in Ncuwcastle de heelkonst oeffende, te bezoeken. Wij vonden hem ongemeen geesteloos, en geweldig met hoofd-pijn aangedaan, inzonderheid in de regten flaap van het hoofd. Zijn tong was droog en heilagen; zijn pols deedt niet boven de 90 flagen; maar zijn vel was ongemeen heet. Zedert de lauste drie dagen was hij dikwils met den hik geplaagt geweest; was duizelig en fwak, opzittende; en hadt van den beginnen aan fterke koorzen gehad, die des nagts met ijlhoofdigheid verzelt gongen. Hij was nu bij zijn verftant, maar zeer bezorgt voor de koors tegen den avond. Hardlijvig zijnde, wierdt hem een clijsteer toegedient, en een drachma van de koorsbast met  over KOORZEN. ent. 81 tnet vier greinen Rhabarber voorgefchreven, om alle twee uur met zoo veel nodig van het zoute drankje in te geven. Den geest van Salpeter wierdt insgc» lijks in; zijn drinken voorgefchreven. Agtften dag. Des morgens deedt zijn pols maar ji flagen; hij was beter gemoed; zijn vel was koel en klam; den hik hadt hem weinig geplaagt; en mij wierdt gezegc dat hij een beter nagt gehad hadt, dan naar gewoonte. Hij klaagde nog over hoofd-pijn ; men liet met de koors bast voortgaan. Negenden dag. Des nagts ten twaalf uuren was hij door een fterke koors overvallen geworden, welke zeven uuren lang aanhieldt, en met grooten dorst, en onlijdelijke hoofd-pijn verzelt gong; hij gebruikte zijn geneesmiddelen met de uiterfte naauwkeurigheid gedurende deze koors; en viel des morgens ontrent agt uuren in flaap. Toen wij hem des middags om twaalf uuren bezogten, vonden wij dat zijn pols maar 74 flagen deedt, zijn vel was koel en klam; maar hij bleef over flaauwte en den hik klagen. Zijn pis was amber kleurig. Zedert^mijn eerfte bezoek hadt hij twee oneen van de koors bast ingenomen: waar mede men gezet liet voortgaan. Tienden dag. Den aanval der koors keerde gister avond naar gewoonte weder; en hij was eenige tijd buiten zijn verftand geweest. Toen wij hem ten tipn uuren bezogten , was hij geheel zonder koors, E 4 zijn  8a WAARNEMINGEN zijn pols deedt maar 70 flagen , en hij hadt weinig of geen hik. Zijn tong was aan de randen vogtig, en zijn water liet een dik zetzcl doorzakken. Twee fcrnpels van de koorsbast wierden voorgefchreven om alle twee uuren met twee lepels vol van het volgende, drankje ingegeven te worden. Sal. Abfljnth: dr. ij. Succ. Limon. unc. iij. Aq. Alexet. Simpl. unc. vi. Tinct. Cort. Huxham. unc. f, M. Na dat hij 'er eens van ingenomen hadt fliep hij vier uuren, s'Avonds ten zeven uuren klaagden hij genoegzaam over niets, als over fwakheid. Wijl hij dezen dag een halve ons van de koors bast ingenomen hadt, liet men hec hem nu maar om de vier uuren innemen. Elfden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen; zijn pols deed maar 60 flagen m een minut; zijn water liet een dik zetzel doorzinken; den hik was genoegzaam over: men liet hem zijn geneesmiddelen voort gebruiken. Hij hielde nog drie dagen langer aan met het gefert-ik. der koors, ba^c.: waar na hij de§ avonds geen verhei  over KOORZEN. enz. g3 hef van koors meer gewaar wierdt; den hik verliet hem geheel; en hij wierdt fpoedig herfteld. XVI. GEVAL, Den Heer , oud dertig jaren, door tegenfpoe- den en huishoudelijke wederwaardigheden gedrukt, wierdt na drie weken lang met mamgheid, pijnen door zijn ganfche lighaam, en ligte afwisfelingen van hitte en koude aangedaan te zijn geweest, op den 28 Januarij 1776 aangetast met een koude rilling, die gevolge wierdt van fware hoofd-pijn, mislijkhcid, dorst, en andere tekenen van koors. Van dezen tijd af aan hadc hij een beftendig braken, onaangezien den Heer Gibfon hem verfcheide geneesmiddelen, oordeelkundig hadt voorgefchreven. Den 1 Februarij wierd ik verzogt hem te komen zien. Zijn pols deedt 104 flagen in een minut, zijn vel was heet, of fchoon hij overmatig fweete: hij hadc flerken dorst, en klaagde over pijnen door zijn ganfche lighaam: hij was flauw, fwak, en duizelig wanneer hij opzat; zijn gelaat zag vervallen uit; en hij hadc een buik-loop. Wijl het vertrek waar in hij lag zeerklijn was? W;erc-£ belast de lugt dikwijls te vervel fchen.-en alle twee uuren twee lepels vol van het volgende drankje in. te nemen, E $ t» Pub.  84 WAARNEMINGEN y. Pufv. Cort. Peruv. unc. i. Coq. ex. Aq. pur. unc xvj ad unc viij Colat adde. Sal Abftjnth. dr. i. - Succ.'Limon. q. f. ad faturat. Aq. Nuc. Mefch. unc. u M. Zesden dag. Hij hadt den vorigen nagt niet wel gerust; niet te min hieldt hij de geneesmiddelen bij zig, en hadt zedert hij die hadt beginnen te gebruiken maar eens gebraakt. Zijn pols deedt des morgens 100 flagen; zijn water was dik; maar hij fweete nog overmatig, zonder daar van eenige verligting ontwaar te worden. Men liet hem dikwils van linnen veranderen ; zijn kamer deur open houden; zijn geneesmiddelen herhalen, en men liet wijn in zijn limonade en broodwater doen. Wijl hij hardlijvig was gaf men tegens den nagt een Scrupel Rhabarber in Zevenden dag. Hij hadt des nagts verfcheide {tinkende galagtige afgangen gehadt: klaagden des morgens over groten dorst, en eenigermaten overwalgingen. Zijn buik was desgelijks zeer opgeblazen, en hij was zeer geesteloos. Het zoute drankje met Huxham's Tinftur der koorsbast wierdt hem voorgefchreven alle drie uuren in- te nemen. Agt ft en dag. Hij hadt twee zeer Hinkende afgangen gedurende den nagt. Hij klaagde zeer over dorst  over KOORZEN. enz. 85 dorst cn inwendige hitte. Hij was zeer duizelig zoo dra hij zijn hoofd van het kusfen opligte, en zijn buik was gezwollen. „ Een halve drachma PJiabarber wierdt hem in het zoure drankje voor gefchreven. Hij hadt zes afgangen en vondt zig zelfs ver¬ ligt. . Rusteloos zijnde wierd hem een grein $pecacuanna met een half grein Opium voorgefchreven om tekens den ragt in te nemen. Zijn kamer zeer klein en dompig zijnde, werdtzijn vrouw verzogt naar een andere woonplaats om te zien. Negenden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen; en toen ik hem des morgens bezogt was zijn koors zeer matig. Hij klaagde niet te min zeer over inwendige hitte, en hadt een neiging tot braken. Vijf greinen Ipecacuanna wierden hem voorgefchreven, waardoor een aanmerkelijke menigte groene gal ontlast wierdr. Na dat zulks zijn werking verrigt hadt, wierdt hem voorgefchreven alle twee uuren vier lepels vol van een fterk afkookzel der koors bast in te nemen. Des avonds ten negen uuren hadt hij twee losfe afgangen ; hij was zeer flauw en geesteloos; zijn plos deedt 100 zagte, maur aanhoudende en gelijke flagen. Tegen den nagt werdt een rust middel voorgefchreven. . Tienden dag. Ik bezogt hem met den Heer Gibfon ontrent tien uuren, 's morgens, wanneer hij opgewekter fcheen dan voorheen; maar zijn tong was droog,  66 WAARNEMINGEN droog, zijn randen beflagcn, en men ontdekte verfcheide Petechics. Zijn vrouw een lugtig vertrek gekregen hebbende, of fchoon op den afltand van 5 a 6 minuten gaans, wierdt hem geraden derwaarts te vertrekken. Hij wierdt in een draag-ftoel daar heen gcbragt, en hij verdroeg dat ongemak beter als men zou hebben konnen verwagtcn. Van den beginne van zijn ziekte aan veel gefweet hebbende, beval men de kamer zeer koel te houden; en men liet met het afkookzel der koors bast voort gaan. Elfden dag. Ik konde hem niet bezoeken voor tegens den avond. Hij hadt zedert mijn voorgaand bezoek, vier zeer Hinkende galachtige afgangen gehadt. Zijn tong was droog als hoorn; hij Ha¬ merde in zijn fpraak ; hij hadt een klam koud fweet in de flapen van zijn hoofd; en zijn pols floeg maar 96 maal in een minut. Men liet toe wijn te ge¬ ven, en twintig grein der koors-bast ieder reize in hec afkookzel doen, te gelijk met eenige weinige droppen Land. Liq. om voor te komen dat die niet door den afgnng afliep. Twaalfden dag. Hij hadt des nagts eenige ver¬ kwikkende rust gehadt;. den buikloop, en het koude fweet hielden op; toen ik hem des morgens bezogt was zijn pols niet te min zeer fwak en deedt maar 96 flagen in een minut, zijn oogen ftonden zwaar; hij was bij zijn zinnen, maar zeer mismoedig, en wanhopig van  over KOORZEN enz: *7 van zijn herftel. Hij hadt gedurende den nagt een half ons van de koors bast ingenomen, behalven het afkookzel, en men hieldt met dezelve geneesmiddelen aan. Dertienden dag. Hij hadt van gister avond elf uuren tot dezen morgen ten 5 uuren geflapen. Zijn pols deedt nu maar po flagen; zomtijds was hij flauw, en hij klaagde over ruisching in de ooren: zijn water liet een lichtverwig zetzel doorzinken. Hij hadc gedurende de laaste vier en twintig uuren behalven het afkookzel, een ons van de koors bast gebruikt. Veertienden dag. Z\]r\ water liet een dik zet¬ zel doorzinken ,• hij hadt zeer weinig koors; zijn pols deedt 96 flagen; en men ontdekte nergens geen Petechia; maar hij bleef klam in de flapen van het hoofd, en nu en dan met een ligten kik geplaagt. Hij hadt zedert gister wederom een ons van de koors bast ingenomen. Vijftienden dag. Hij hadt 's nagts wel geflapen hadt in den morgenflond een neiging tot braken, eenigzints met hik verzeld. Zijn water was zeer dik; hadt geen afgang gehadt zedert gister. Men bleef met de koors bast voortgaan. Zestienden dag. Hij klaagde 's morgens over mislijkheid en den hik; fweete fterk. Toen ik hem ten tien uuren bezogt, was zijn buik en borst mee een gierstagtigen uitflag overdekt. Zijn geesten waren  53 WAARNEMINGEN ren levendiger, en klaagde nergens over als over een hik. Zes drachma van de koorsbast zedert gis¬ ter avond genomen hebbende, wierdt hem een drankje met twinrig greinen muscus voorgefchreven. Hen hik nam tegens den avond tot een geweldige hoogte toe , men liet het drankje met de muscus notr eens herhalen, waar in vijftien droppelen Land. Liq. gedaan wierden. Zeventienden dag. Onaangezien dat drankje hieldtden hik tot s'morgens ten drie uuren even geweldig aan, die hem zomtijds een walging veroorzaakte. Toen ik hem ten negen uuren bezogt hadt hij weinig koors, maar klaagde over een fteekte in de regter zijde; en zijnen hik was zo geweldig fterk, dat die het b. 3 waar in hij lag deed fchudden. Den gierstagtigen uitflag was nog zeer talrijk. Heel kouden vriezend weder zijnde, verzogt hij om vuur in zijn kamer te hebben, 't geen ingewilligt wierdt. Ik * fchreef zes greinen Ipecacuanna voor, en den hik 'hield op, kort na dat hij die ingenomen hadt. Hij braakte tweemaal, en bragt een aanmerkelijke menigte taaje flijm op. Den hik keerden weder,, zo fterk als hij hem nog gehadt hadt; weshalven het muscus drankje met Opium voorgefchreven wierdt, en een fpaanfche vlieg gelegt in de zijde in welken hij over de fteekte klaagde. Ik bezogt hem dien dag driemaal; zijn koors was verdwenen; en hij klaagde over niets als -  over KOORZEN. enz. $

S Agttienien dag. Het ruscmiddel deedt hem des nagts wel flapen; ik vond hem 's morgens zelfs bedaard rustende. Des nademiddags ten vijf uuren deedt zijn pols niec irrer dan 90 flagen,- de fubjultus tendinum was verdweenen, en hij was volmaakt bij zijn verltand; zijn tong was aan de randen vogtig; maar het velum pendulum palati en de lel waren met een korst van fprouw overdekt. Wijl hij hardlijvig was, wierdc hem aanftonds een clijfteer toegedient. Hetrustverwekkend drankje wierdt hem tegens den nagt wederom gegeven, met een gift van het Pul*. Eccoproticus om de hardlijvigheid voortekomen. Negentienden dag. Hij hadc des nagts wel geflapen. Zijn pols deedc 's morgens ten negen uuren niet meer dan 84 zagte, gelijke, en vrij volle flagen. Hij liet zijn water zomtijds nog zonder waarfchouwen afloopen; maar de grootlte overblijvende klagten, waren fwakheid, en pijn van de verfweringen aan de randen van zijn tong. Het mengzel met de koorsbast wierdc bij aanhouding gebruikc. Twintigften dag. Zijn tong nog vol fweren zijnde wierden honig van Rozen met Borax voorgefchreven, om die daar mede te bevogtigen , en het mengzel mee de koorsbasc wierdc vernieuwd. Een en twintigften dag. Zijn vel was koel, zijn pols deed maar 72. flagen : en zijn water liet een dik zetzel doorzinken. Het voornoemde mengzel wierdt herhaalde. F 3 Twee  96 WAARNE M INGEN Twee en twintigften dag. Zijn tong was geheel ïuiver en begon te genezen. Hij hielde aan met een ons van de koorsbast daags te gebruiken. , Op den 23ften. Wierdt hij met een fteekte, door Vinden verwekt, aangedaan. Wijl hij hardlijvig was, wierdt hem een cüjfieer gegeven, en een drankje met Rhabarber, waardoor dicklagten verdwenen. Den 251101 klaagden hij over fware pijnen in zijn voeten, en een verfwering, ais een gevolg van zo lang op zijn rug te leggen, wierdt er op het heilig been ontdekt. Men ging voort met het drankje met de koorsbast, waar bij een weinig Rhabarber gedaan was, om een zagten afgang te onderhouden. Op 'den26fte» te fterk aan den afgang geraakt zijnde, wierdc de Rhabarber nagelaten. Op den 27^'* klaagden hij nog over pijnen in zijn voeten en teenen: zijnen eetlust herftelde zig niet te min, en zijn pols was zeer gematigd. Hij ging voort met de koorsbast drie maal daags in te nemen. Den 28ften was hij in ftaat, om doorzijn kamer te wandelen In korte dagen ging hij uit, en was fpoedig, van de grootftc vermagering , tot zijn volmaakte gezondheid herfteld. In een vorige uitgaaf (*) heb ik aangemerkt dat de Muscus tot de hoeveelheid van twintig greinen alle vier uuren ingegeven, zelden misten van den hik, en an- Obfervatiomcnjheclifetifesoflong voyages &c.pag. 142.  over KOORZEN. éttz, 07 ander toevallen van het zenuwgefiel, welke in koorzen voorkomen, te verminderen , en als een kragcig hartfterkend en fweetdrijvend middel, werkten. De gevallen waar in ik dit geneesmiddel beproefde, komen 't meeste in China voor, daar ik mij veel moeite gaf, om het onvervalst te krijgen: zedeit dien tijd heb ik het dikwils tegen zoortgelijke toevallen aangewend die de koorzen hier te land verzeilen; maar zelden of nooit mee eenig merkelijk voordeel, ten ware met Opium vermengt. Dit zal uit verfcheide gevallen in de¬ ze verzameling klaar blijken, zo wel als uit dit laatfle geval dat ik nu verhale; om die rede heb ik het gebruik van dat ingebeeld hulpmiddel ter zijde gefleldr. Zedert mij deze gevallen voorgekomen zijn, heb ik in hardnekkige hikken die na koorzen overblijven,een ontbinding van de Afa fcetida met een Akali volatih vermengt, met de beste gevolgen gegeven. XVIII. GEVAL. Den Heer T. , oud agttien jaren, wierdt op den 10. Juli] 1777- mec de gewone tekenen van een koors overvallen; waar tegens door den Heer Carr, een braakmiddel, en daar na een buikzuiverend middel wierden voorgefchreven. Op den 7den dag zij¬ ner ziekte, de toevallen ongerustheid verwekkende, wierdt mijn bijftaqd verzogt; maar niec te huis zijnde F 4 wierde  93 WAARNEMINGEN wierdt Doctor Brown geraadpleegt. Hij lag toen aan eene buikloop , ligte trillingen en fubfultus tendinum. Den Doctor liet een fpaanlche vlieg tusfehen de fchouderbl iden leggen, en garlte water met Arabifche gom en falpetergeest voor zijn gewoon drinken gebruiken. Den 18. Julij wierdt ik verzogt om hem met Doctor Brown te bezoeken. Wij wierden onderrigt dat den lijder dennngt rusteloos, e i eenigzins ijlende hadt doorgebragt. Zijn tong was droog, en mer een korst overdekt; zijn oogen ("waar; zijn pols fwak, en deedt maar ic8 flagen in een minut,- hij hadt fterke fubjultus tendinum en plukte beftendig op de d.kens. Ik (telae hergebruik van den koorsbast voor; het welk Doctor Brown goedkeurende, wierdt die op de volgende wijze voorgefchreven. # Pidv. Cort. Peruv. unc. ij. Aq. Pura libr. ij. Coque ad libr. i. injiciendo fub finem. Gum. Arabic, dr. ij, Colaturje turbida; adde. Sijr. e Cort. Aurant. unc. ij, M. Sumat. cochlear. iv. tertia quaque hora. Tienden dag. Wij bezogten hem omtrent elf uuren ,  over KOORZEN 'ené' 99 ren, en wierden berigt dat hij een tamelijken goeden nagt gehad hadt, onaangezien hij met vlagen niet bij zijn zinnen geweest was. De toevallen dezelfde zi nde als den vorigen dag, wierdt hem een halve drachma van het poeder der koorsbast ieder reis met hec afkookzel ingegeven. Men liet coe om hem in de 24 uuren een pint. Port wijn in zijn drank en fpeis te gebruiken. Des avonds had: hij drie dunne ftoelgangen. Doctor Brown uit de ftad zijnde, fchreef ik een ruscverwekkend drankje voor. Elfden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen. En toen de Heer Carr en ik hem des morgens bezogten , was zijn koors zeer matig; maar hij was fwak, en hadt nog trillingen in de handen. Wij gelas¬ ten om de koorsbast nog fterker te gebruiken. 'aal/den dag. Hij was ijlfoofdig geweest gedurende den voorgaande nagt; en in den morgenftond vier zeer Hinkende afgangen gehad. Zijn pols deedt nu maar ioo flagen; zij vel was matig; zijn tanden beladen; en men ontdekte vele Petechia van een purpere kleur op zijne armen. De trilling en het plukken op de dekens was genoegzaam verdwenen. De vensters wierden van den dag af aan dat ik hem bezogt had, door den dag open gehouden. Men liet hem aardbeijen eten, en alle twee uuren twee iepels vol van het afkookzel der koorsbast, met een halve drachma van het poeder innemen; waar bij vijf droppen F 5 vl.h  WAARNEMINGEN van de Tinct. Thebaic. gevoegt wierden, tot voorkoming dat de geneesmiddelen niet door den afgang afliepen. Dertienden dag. De Petechia waren talrijker; den afgang was opgehouden; en zijn pols deedt maar 84 flagen. Gedurende de laaste 24 uuren hadc bij een pint van het afkookzel der koorsbast, en een halve ons van deszelfs poeder gebruikt. Een ons van de koorsbast, wierdt in een drankje van acht oneen, met eenig Noten muscaat water voorgefchreven om in 24 uuren gebruikt te worden. Veertienden dag. Den Heer Carr en ik bezog¬ ten he:n ontrent elf uuren, wanneer wij hem in een ftoel vonden zitten; zijn oogen (tonden niet te min zeer fwaar, en hij hadt veeltijds trillingen der handen, zijn pols deedt maar 90 (lagen: hij was zeer fwak en duizelig, en zeer moedeloos: zijn vel was heet en droog; maar de Petechia waren van een beter kleur, zijn drankje wierdt herhaald. Hij fliep des nade- middags zeer veel: en des avonds ten negen uuren waren zijn zeiden vol meteen witten gierstachtigen uitfiag. De vensters wierden dezen dag, om dat het zeer winderig was, gefloten gehouden; echter hielde men er een op den trap open, welke dicht bij zijn kamerdeur was. Vijftienden dag. ik bezogt hem met Doctor Brown ontrent den middag, wanneer zijn pols maar 76  over KOORZEN. enz. 101 76 flagen deedt; zijn tong wierdc aan de randen vogtig; zijn oogen Honden levendiger,* hij was van alle trillingen der handen bevrijd; en den gierstachtigen uitflag was bijna geheel verdwenen; zijn afgang was natuurlijk; en zijn water helder; en men liec hem cijder voor zijn drank gebruiken. De vijf volgende dagen gebruikten hij daaglijks een ons koorsbast. De Petechiae waren geheel ver¬ dwenen, en hij klaagde bij na over niecs als over fwakheid. Den twintigflen dag liet zijn water een dik zetzel doorzinken,- zijnen eetlust herftelden zig daaglijks; en hij herftelde fchielijk tot een volmaakte wcliTand. XIX. GEVAL. Den 22 Augustus 1777 wierd ik door een Lantman die eenige mijlen van Newcasle woonde, verzogt omzijn zoon, dochter, en twee zijner bedienden die alle aan de koors lagen te komen zien. Kortheids halve zal ik maar een van die gevallen op een bijzondere wijze verhalen. Sufanna Hamsworth, de melk meid, hadt zedert veertien dagen het bed door een koors moeten houden, welke, kort na haren aanvang met verval van geest en krachten, en ijlhoofdigheid was verzelt geweest. Den Heer  102 WAARNEMINGEN lieer Keenlijfide hadt vroeg in den aanvang der ziekte het zoute drankje met de Conf. Cardiaca voorgefchreven ; maar zij was onwillig om dat, of eenig ander geneesmiddel te gebruiken. Toen ik haar bezogt vond ik dat haar pols 103 flagen in een minut deedt, haar tong was droog en bruin. De raaskalling was nu onophoudelijk, met menigvuldige Subfultus tendinum: Zij was zeer doof; en mij wiefdt berigt, dat zij haar water reeds eenige dagen ongevoe lig hadt laten lopen. Zij hadt fterk gefweet, en haar borst en hals waren vol met een gierstachtigen uitfiag. De koorsbast wierdt aanilonds voorgefchreven; een clijsteer toegediend; en wijn en water koud gegeven om haar te verfrisfen; en de vensters van de kamer wierden bevolen open gehouden te worden. Zij fcheen den daar aan volgenden dag beter bij haar zinnen te zijn, haar pols was fterker en niet zo meni;vuldig; of fchoon zij noch bij aanhoudencbeid in een prevelende ijlhoofdigheid lag. Zij hadt zes drachma van de koorsbast inbenumen; waar mede men gelaste voort te gaan. Zeventienden dag. De koors bleef noch aan¬ houdend ; maar was van de Subfultus tendinum bevrijd, en den gierstachtigen ultflag v. as verdwenen. Zij verlangde om wat mtlk, 't welk haar gegeven wierdt, en aan de huishouding belust, om haar in te willigen wat z:j begeerde. Zij  over KOORZEN. enz. 103 Zij fliep gedurende eenige volgende dagen zeer veel, én was op den 21 geheel vrij van alle klachten, fwakheid alleen uitgezonden. Haren eetlust keerden weder, en zij herftelden haar krachten veel fchiclijker dan men hadt konnen verwagten. De koorsbast vroeg in den beginne der ziekte van de drie andere, vourgefehreve geweest zijnde, wierdt de kwaadaartigheid en gevaarlijkheid daar van voor gekomen, en zij alle herftelden in zeven dagen na mijn eerfle bezoek. Een jong vrouwsperzoon die bovengemelde lijders hadt komen oppasfen, wierdt eenigen tijd daar na door een koors overvallen. De ziekte was verre gevordert voor dat zij de koorsbast gebruikte. Zij herftelde niet te min, maar behieldc een profiuvium menjlum voor vele maanden daar na. XX. GEVAL. Juffrouw oud zeventien jaren, hadt agt dagen aan een fterke koors niet groot verval van geest en kragten verzelt,ziek gelegen, wanneer ik op den 3.Oétober 1777. vezogt wierd haar te komen zien. Ik vond haar ongemeen rusteloos en benauwt; hac'r vel was heet; haar tong droog; en haar pols deedt 128 flagen. Zij klaagden over fware hoofdpijn; haar oogen ftonden iwaar en wezenloos, en was hardlijvig. Wijl  ïo4 WAARNEMINGEN Wijl zij alle geneesmiddelen weigerde , wierdt den braakwijnfteen in een heele geringe hoeveelheid onder haar drinken gemengd, en men liet haar voeten twee maal des daags in warm water Heken. Negenden dag. Ik bezogt haar met den 1 leer Keenly/ïde haren gewonen heelmeester omtrent tien uuren des morgens. Wij wierden onderrigc dac zij zeer rusteloos geweest, en op zommige tijden van den nagt buiten haar verftand geweest was. Haar pols deedt 130 flagen, haar kaken bloosden, en zij hadt flerke fubfidtus tendinum. De fpiesglas poeders geen ontlasting verwekt hebbende, wierden vermeerdert. Toen ik haar des avonds bezogt, hadt zij eens gebraakc, en was eens dun afgeweest. Haar aangezigt en hals waren klam; haar oogen Honden wild; en haar pols was veel radder dan te voren. Wijl zij een volftrekten weerzin tegens olie geneesmiddelen toonde, wierd ik zeer over den uitkomst van haar ftaat bezorgt: ik fchreef derhal ven het volgend aangenaam aftrekzei voor. jjt. Pulv. Cort. Peruv unc i 'et sem. Aq Cinnamom. fimpl. bullient. libr. i. Macera per noclem, et cola. Om'daar van alle twee uuren twee lepels vol in te geven; en belaste dat men.haar wei met wijn geraaakr, ca  over KOORZEN. enz. 105 en met citroenzap gezuurt, voor haren gemeenen drank zou geven. Tienden dag. Zij was des nagts ijlhoofdig geweest ; des morgens deedt haar pols 130 flagen in een minut. Zij hadt menigvuldige fubfultus tendinum en klaagden over eenen moeijelijken hoest. Ik gaf haar drie lepels vol van bovengemeld aftrekzei der koorsbast; en den Heer Keenly/ide gaf haar het zelve nog eens omtrent den middag. Des avonds was haar tong droog en haar tanden, beladen; de fubfultus tendinum waren nog flerker; en haar koors nam toe: ik gaf haar wederom van haar geneesmiddelen, en verzogt dat men daar gezét mede voortgaan zoude. Elfden dag. Er was nog geen wezentlijke verandering dezen morgen. Zij nam haar geneesmiddelen gedurende dezen dag vrij wel. De fub* fultus tendinum begonden des nademiddags te verminderen. Wijl zij hardlijvig was gaf men haar tegens den nagt eenige greinen van het puh. Eccoprotic. De twee volgende dagen kon men noch weinig verandering gewaar worden maar op den 14 en 15 dag der ziekte fliep zij heel veel; haar tong wierdt vogtig^ den hoest hieldt op; en zij hadt een goede doonvazeming. Zij gebruikte de geneesmiddelen nu zonder wederzin. Op den 16 dag was zij ge¬ heel vrij van koors of fchoon haar water bleek bleef: en het aftrekzei wierdt voor gebruikt. Den daar aan  icc? WAARNEMINGEN aan volgenden dag liet haar water een wit zctzel doorzinken ; en zij herftelde fchielijk* toe een volmaakte welftand. XXI. G E V A Li ■ Klerk bij eenKoopman inNewcastle wierdc op den 14 April 1778 met koude rillingen bevangen. Hij hielde het egter noch drie dagen fltpende, maar wierdc op den 17 verpligt het bed te houden. Den zo. April, zijnde den zesden dag dat hij het huis hieldt, wierd ik 's avonds ten tien uuren verzogt hem te komen zien. Ik vond hem in een flaap- zugtige geileltheid en in ijlhoofdigheid, met een pols die maar 100 kleine en fwakke flagen deedt. Hij plukte onophoudelijk der vlokken der dekens; hadt zomtijds fterke fubfultus tendinum, altijd trillingen; en hadt zijn afgang en water zederc drie dagen ongevoelig laten lopen. Den Heer Lambert, heelmeester , hadc in den beginne fpiesglas middelen voorgefchreven. en daar na een afkookzel der koorsbasc met Laudan: waar door den fterken buikloop geftile was. Een drankje waar in twee Scrupels poeder der koorsbast was, wierdt voorgefchreven, om alle vier uuren ingegeven te worden, en men Het bij cusfehenpozingen hec afkookzel voortgebruiken. Zt*  over KOORZEN. enz. 107 Zevenden dag. Hij was volmaakt het zelve als gister. Ik liet Hovingen om zijn voeten en beenen flaan; liet hem toe wijn te gebruiken; en mee de koors bast voortgaan. Agjlen dag. Geduurende den nagt wilde hij nog wijn nog geneesmiddelen wemen. Zijn pols was dezen morgen ten tien uuren zeer laag, en kwam niet boven de 90 flagen in een minut: de trillingen en fubfultus tendinum waren zeer hevig en de gevoelloosheid was zo groot, dat men hem niet nis met veel moeite ontwaakte. Ik liet fpaanfche vliegen aan de enkels leggen; en fchreef het volgende drankje voor, om daar van alle twee uuren twee lepels vol in te geven. i Aq. Puree unc. v. Cinnamon fempl. unc. j. Sal. Corn. Cerv. vol. Scrup. ij. Sp. Lavendul comp. dr. ij. M. Zijn pols was des namiddags flerker, wanneer hij *C voorfchreve drankje reeds geheel hadt uitgebruikt, en eenigen wijn gedronken hadt. Hij gebruikte, desgelijks drie drachma der koorsbast eer het avond was: des niet tegenflaande ontdekte ik 's avonds ontrent neger) uuren weinig beterfchap. G Ne-  io8 WAARNEMINGEN Negenden Dag. De trillingen en fubfultus tendinum waren des morgens niet zo fterk, zijn pols deedt ico (lagen; en de hitte van zijn lighaam was weinig boven den natuurlijken (iaat. Hij bleef bij aanhoudentheid flacpzugtig; maar fprak verftandig wanneer men hem ontwaakte. Des avonds on¬ trent zeven uuren deedt zijn pols 116 (lagen, en alle de toevallen verergerde. Zijn voeten en beenen waren den dag door met Hovingen omflagen; en hij nam alle twee uuren een drachma der koorsbast, in eenige drank. Hardlijvig zijnde liet ik hem te¬ gens den nagt een clijsteer toedienen. Tienden dag. Hij bleef den ganfehen dag nog flaapzugtig, en zijn pols deedt op verfchelende tijden onderzogt, niet boven de 136 flagen. M;n hieldt aan met de koorsbast; en hem wierdt tegens den avond wederom een clijsteer toegediend. Elfden dag. Men kon geen verandering ge¬ waar worden; wijl hij hardlijvig was, wierden er eenige greinen Rhabarber onder de koorsbast gemengd. Twaalfden Dag. Volgens 't verhaal van die hem oppaste waren de ftuip bewegingen en raaskallingen fterker dan ooijc geweest. Des morgens was hij fiaapzugtiger , maar zijn pols deedt maar 100 flagen, en die, redelijk fterk. De koorsbast, zo als die gister met Rhabarber voor gefchreven was, verwekte drie zeer (tinkende afgangen,welks  over KOORZEN. enz. 109 ke hij ongevoelig liet lopen. Men liet een groo* te fpaanlche vlieg op hec hoofd leggen; en men liet voortgaan met de koorsbast waar bij men ieder reis twintig droppen van de Tinei. Valerian. vol: voegen liet. Dertienden dag. De flaapzugt was vermindert zijn pols deedc 100 (lagen, bleef den ganfehen dag raaskallende; hadc fterke fubfultus tendinum-, er! zijn wacer bleef bij aanhoudencheid van een amber vervige kleur. Ik gelasce om gezet met de koors* bast te blijven voortgaan. Veertienden dag. Hij hadt een goeden nagt" gehad; en was van de fubfultus tendinum bevrijd» Zijn pols deedt dezen morgen maar 88 flagen; en de flaapzugt was bijnaar verdwenen. Men hielde mee het gebruik der koorsbast aan. Vijftienden dag. Was hij geheel vrij van koorsj maar zeer fwak en wezenloos; zijn water bleef bij aanhoudentheid klaar en bleek, Op den zeventiende deedt zijn pols maar 6*0 flageri hij begon wederom bij zijn verftand te komen, alhoewel zijn denkbeelden tusfehen beide verward waren. De koorsbast en wijn wierden bij aanhoudenheid gebruikt. Van dezen tijd af aan,'herftelden zijn krachten da. gelijks. Den 2iften dag zijner ziekce was hij in Itaac om door zijn kamer ce gaan; weinig dagen daar na ging hij uic, en herftelde fchielijk toe zijnegewoone gezondheid. G a öra  iio 9 WAARNEMINGEN Om alle de omftandigheden van den voorfpoed def genees oeflëning die ik aangeprezen heb, te verhalen , zou de palen van dit voornemen overtreden: ik zal deze afdeling derhal ven befluiien, met het verhaal van eenige weinige gevallen van koorfen, welke het register van de Newcastclfche zieke beurs opleveren. XXII. GEVAL. Jacobus Drijden, oud vijf-en-veertig jaaren, wierdt den i Oclober, 1778 , tot de zieke beurs toegelaten Drie zijner kinderen hadden aan een heete koors ziek gelegen ; en hij in het zelve vertrek leggende, raakte befmet. Het was nu den derden dag zijner ziekte; zijn pols deedt 130 flagen; en hij Jaagden over geweldigen dorst en hoofdpijn. Ik fchreef voor om alle twee uuren twee lepels vol van het braak drankje in te nemen. Vierden dag. Dit geneesmiddel van onder en van boven gewerkt hebbende, was de werking der bloedvaten fterk vermindert, waar om een drachma der koorsbast voorfchreef om alle twee uuren te gebruiken. Vijfden dag. Hij was den vorigen nagt bui¬ ten zijn zinnen geweest; maar dezen morgen wederom volkomen bij zijn kennis. Zijn pols deedt 120  V over KOORZEN. enz. in 120 flagen, die zagt en zelfs fwak waren; en hij was k zeer moedeloos. Zesden dag. Wijl hij hardlijvig was wicrden deze dag eenige greinen Rhabarber onder ieder gifc der koorsbast gedaan. Zevenden dag. Hij hadc den vorigen nagt flerk geraaskalt: maar was dezen dag weer volkomen bij zijn kennis; niet te min bleef zijn koors aanhoudend. Achflen dag. Hij was geheel van de koors bevrijd. Negenden dag. Zijnen eetlust begon zig de herik liet» Van den vierden dag der ziekten gebruikte hij daaglijks een ons der koorsbast. Maarzijn vrouw de koors van hem krijgende, hicldt men met dat geneesmiddel nog drie dagenlanger aan, om daar door het weder in ftorteq voor te komen. Zijné kragten herftelden van dag tot dag, en op den si Oclober bedankten hij voor zijn genezing. XXIII GEVAL. EÜfabet Ferncij, oud dertien jaren, wierdr op den 10 October, met de gewoone toevallen van een koors aangetast, maar was in de zieke beurs niet voor den 16 aangenomen. Zij hadt van den beginnen aan een beftenaige walging , geweldige hoofdpijn , en dorst gehad, welke den vijfden nagt door krimpingén in de ingewanden en galachtige ftoelgangen gevolge g 5 w*crri  lis WAARNEMINGEN wierden. Toen ik haar bezogt was haar pols fwak, en deedt 120 flagen, haar tong was met een witte korst overdekt, cnhaar walging en buikloop bleven voortduren, Ik fchreef haar het braakdrankje voor, en een rustmiddel tegens den nagt. Zevenden dag. De geneesmiddelen hadden haara behoorlijke uitwerking gedaan; haar afgangen waren menigvuldig , galachtig, en Hinkende, die door krimpingen in de ingewanden wierden voor af gegaan. Men ging voort met haar van het braak drankje in kieinder giften in te geven, en haar drinken wierdt met citroen pp zuur gemaakt. Agtflen dag. De koors was matig; maar de krimpingen in de ingewanden, en den galachtigen buik-? loop aanhoudende, gebruikte zij het drankje door den dag, en een rust middel tegens den nagt, Negenden dag. Zij was des nagts buiten haar verftand; den buikloop bleef noch voortduren, en de toevallen der koors vermeerderde. Ik fchreef haar voor alle twee uuren, twee lepels vol van het koorsbast drankje in te nemen. Tienden dag. Haar oogen Honden fwaar: haar pols ongemeen rad en dobberende, zij lag in een heftendir ge prevelende ijlhoofdigheid; en haar afgangen beg< mden onverdraaglijk itir.kend en menigvuldiger te worden. Wijl zij het koorsbast drankje weigerde te nemen, fchret-f \\ voor *i In-  over KOORZEN. enz iij Infus. Cort. Peruvian. unc. vlij. Spir. Vitriol. ten. guit. xj. m Om daar van alle uuren drie lepels vol in te geven. Rijpe vruchten wierden toegelaten; en limonade voor haaren drank. Elfden dag. Haar ijlhoofdigheid bleef voort duren; haar tong was droog en bruin;maar den buikloop was matiger. Het aftrekzei der koorsbast wicfdc herhaald, waar bij even zo veel van het koors bast drankje gemengd wierdt. Twaalfden dag. Haar oogen ftonden zeer doods; haar tong was met een taaije flijm overdekt; en zij hadt een geringe bloeding uit haar neus. Zedert men haar de koorsbast voorgefchreven hadt, hadt zij daar twee oneen van.in poeder, en ontrent een pont van deszelfs aftrekzei gebruikt. Dertienden dag. Zij was nu geneigt tot flapen; maar bleef noch in een prevelende ijlhoofdigheid; haar pols was beftendig; en haar afgangen geregelc De geneesmiddelen wierden weder herhaald Vijftienden dag. Zij hadc een zeer rustelozen nacht door gebragt; en onaangezien men haar mond beftendif zuiver "gehouden hadt met een aftrekzei van falie met honig en azijn vermengt, was haar tong en keel nier te min met een fprouwagtige korst overdekt. Ik G 4 fchreef  ii4 WAARNEMINGEN fchreef haar den gemeenen gorgeldrank met een weinig borax voor; met de koorsbast wierdt aangehouden en wijl zij drie afgangen hadt gehad, wierdt haar tegens den nagt een rustmiddel gegeven. De drie volgende dagen bezorgden haar den Heer Staart Apothecar der zieke beurs, die met de koorsbast liet voortgaan. Negentienden dag. Ik vond haar zeer doof, en noch altijd ijlhoofdig; maar haar tong en keel fchenen v&l beter; haar pols was beftendig; haarwater van een bleeke kleur, zonder het minfte zetzcl. Zij ging voort haar geneesmiddelen zeer gezet te gebruiken; op den vier en twintigften dag harer ziekte was haar pols beftendig, en zij hadt zeer weinig koors. Op den vijf en twintigften dag klaagde zij over eerten hoest, die op het gebruik van hetfperma coeti drankje verdween. De twee volgende dagen fliep zij heel veel ; maar of fchoon alle tekenen der koors verdwenen waren, bleef zij zeer fwak , en was voor meer als veertien dagen niec volkomen bij haar zinnen. Men hieldt aan de koorsbast driemaal des daags te laten gebruiken, haren eetlust keerden weder, en zij herftelden fpoedig tot haar vorige wclftand. Na het ophouden der koorfen, inzonderheid van die, welke in haren loop, met grooce fwakheid en aandoening der zenuwen zijn verzelt geweest, gebeurd het niet zeldzaam dat er eenige dwaasheid of mania voor  over KOORZE-N. erft. 115 voor eenige weken overblijft. Die klagten heb ik altijd naar mate de lijders in krachten toenemen, dooreen voedzame levenswijze, het vrije gebruik van wijn, en een matige beweging zien herftellen. XXIV. GEVAL. Maria Hunter, oud dertien jaren, wierdt den 12 Januari)" 1779 in de ziekebeurs aangenomen. Zij hadt het bed reeds acht dagen door een aanhoudende koors gehouden. Haar pols was zeer rad; haar tanden waren fwart beladen, haar oogen ftonden fwaar; haar vel was met Petechia overdekt; en zij hadt een klein hoestje. Ik fchreef haar de volgende geneesmiddelen voor. rf. Infus Cort. Peruvian. unc. xij. Extract. Glijcijrrhtz. dr. iij. M. Gap. Cochlear. ij. alternis horis. Mixt. e fperm. coet. dr. vi. Tinct. Thebaic. guti. vi. Vin. Antim. gutt. xx. M. F. Haust. H. S. S. Negenden dag. Zij was zeer doof, en buiten verG 5 ftand,  iir5 WAARNEMINGEN ftand, en de Petechia fchencn erger, Ik gelaste om met ieder gift van bovengemeld aftrekzei een halve drachma der koorsbast in poeder in te geven ; en liet zo dikwijls als zij dronk, daar twintig droppels van hec volgende indoen. Spir. Vitr. ten. dr. i. dulc. dr. iij.. M. Zij ging met de grootfle nauwkeurigheid door den ganfehen loop van haar ziekte voort, met het gebruik der geneesmiddelen. De Petechia verdwenen vroegtijdig; en op den veertienden dach van haarziekte, kwam zij weder tot haar verlland; haar pols wierdt volder en niet meer zo rad. Van den Veertienden tot den Twee en twintigften, deedt zij bij naar niet als flapen, als in den tijd dat zij voedzel of geneesmiddelen nam. Op den twee en twintigften was zij geheel vrij van koors, en kreeg trek tot voedzel; maar haar maag was zo verfwaktdat zij de fpijze niet in wilde houden. Ik fchreef voor. ij . Julap. Salin. unc. vij. Tinct, Cort. Peruv. unc. x. M. Liet  over KOORZEN. enz. 117 Liet haar daar van alle twee uuren twee lepels vol in nemen. Het braken bleef niet te min eens of tweemaal des daags tot den 27 aanhouden. Van dien rijd verteerde hare fpijs wel; en was acht dagen daar na in Haat om uit te gaan. XXV. GEVAL. Jan Hunter, Oud tien jaren, wierdt den 15 Janua- rij 1779 met een diergelijke koors bevangen. De toevallen waren volmaakt dezelve tot op den twaalfden dag van zijn ziekte, wanneer er een fprouwachtige korst in zijn keel ontdekt wierdt. Hij nam de koorsbast van den beginne aan overvloedig, en was op den vijftienden dag bij zijn zinnen , en vrij van koors. Het gebruik zijner geneesmiddelen na¬ gelaten hebbende, (torten hij na verloop van twee dagen weder in; de koorsbast op nieuws voorgefchreven zijnde, verdween de koors geheel na het verloop van vijf dagen. Kort daar na wierdt hij door een braking overvallen, welke op dezelve wijze als het bovengemeld geval behandeld wierdt en den 16 Febr. wierdt bij als herfteld zijnde verlaten. XXVI. GEVAL. Tomas Hunter, oud zeven jaren, broeder van de bo-  iiS, .WAARNEMINGEN bovengemelde lijders, welkers geval zo verhaak is, wierdt den 2 Februarij 1779 door dezelve koors overvallen, en den derden dag zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen. De werking der bloedvaten fterk zijnde wierden hem drie greinen van het fpies glas poeder voorgelen'even om alle twee uuren in te nemen; en na dat dat zijn uitwerking verrigt hadt, moest hij alle drie uuren drie lepels vol van hei afkookzel der koorsbast gebruiken. Vierden dag. De fpiesglas poeders deden be¬ hoorlijke uitwerking, en hij ontlaste twee lange wormen van het zoort der ter es; zijn koors, bleef niet te min zonder de minde vermindering voort duren. Men liet met het gebruik der koorsbast voortgaan. Vijfden dag. De koors bleef nog aanhou¬ dend, onaangezien hij het afkookzel der koorsbast rijkelijk gebruikt hadt. Wijl hij hardlijvig was , wierden hem twaalf greinen van het Pulv. Mercnr. voorgefchreven, om des avonds in te nemen. Zesden dag. Hij hadt door het poeder twee afgangen gehadt, zonder echter meer wormen te hebben ontlast. De twee volgende dagen was er geen wezenlijke verandering te ontdekken. Op den negenden dag braakten hij een langen worm van hei zelve zoort uit; en men ontdekte verfcheide vlekken en Petechia op zijn armen en zijden. Men ging voort met de koors-  over KOORZEN. enz. 119 koorsbast; en hsiPulv. Mercur. wierdc tegens den avond wederom voorgefchreven. Hij ontlaste geen wormen meer, en zijn koors bleef zonder verligcing voorcduren. Op den veertien- den dag zijner ziekte was hijflaap zugtig; zijn kaken waren blozende; zijn pols deedt 120 flagen, en de opperhuid begon met meelachtige fchubbetjes af te fchilferen. De fcharlaken koors en zeere keel (*) nog in de ftad heerfchende, gaf ik van den beginnen aan nauwkeurig acht op dezen lijders klachten, maar hij hadc door hec ganfche beloop der ziekte, nog dien uitflag, nog de minfte aandoening der keel. Men bleef mee hec afkookzel der koorsbasc voortgaan. Den Vijftienden dag. Vond ik hem geheel vrij van koors. Op den zeventiende kreeg hij trek tot voedzel. Op den agtienden klaagden bij over walgingen, en braakten zomcijds; oordeelende dat deze toevallen enkel uit een fwakheid der maal'voortkwamen wierdc de TinB. Cort. met Sp. Vitr. ten. voorgefchreven. Hec braken hielde na twee da¬ gen geheel op: hij bleef niec ce min fwak, en de opperhuid bleef coc den zeven en cwincigften dag der ziekte affchilferen. Den 7 Maart wierdt hij als herftelt van de lijst genomen. Wormen worden in heete koorzen dikwils ontlast, een (*) Zie het tweede Deel..  Ifl0 WAARNEMINGEN een gevolg der hitte en der verrotting in de ingewanden , welke haar, het verblijf daar moeijlijk maken. Dat zelve gebeurd mede in de kinderziekte, mazelen, en in alkandere ziektens of toevallen welke een koors beweging in de gefteltheid van zulke jonge voorwerpen veroorzaken. De worm k;ors, zo als diezogenoemt wordt zelfs, wordt naar mijn gedagcen meest altijd ten onregten aan wormen toegefcbreven, en kan derhalven maar zeldzaam door middelen tegens de wormen genexen worden. Ik begin in zulke gevallen na het toedienen van een braak middel, en een gift Calomel. en Rhabarber, welke in geval van noodzaaklijkheid konnen herhaaldt worden, aanftonds met de koorsbast: op deze wijze worden de toevallen van het zenuwgefkl, welke de koors, in de tedere gefteldheid der kinderen zo dikwils verzeilen, meestentijds gelukkig vermijd. XXVII. GEVAL. Antonie Westgarth, oud zeven en twintig jaren» wierdt den 24 Maij 1779 in de zieke beurs aangeno. men. Hij was door een fterke koude rilling aan¬ getast geworden, en het bed zedert drie dagen moeten houden. Hij klaagde nu over hoofdpijn, en pijn  over KOORZEN. enz. 121 pijn in zijn keel. Zijn pols deedt nu 120, ge¬ lijke, en niet zeer fterke flagen; zijn amandelen fcheenen ontdoken en een weinig gezwollen. Ik ge¬ laste het vlugge fmeerzel om te liaan, en fchreef hec braak drankje voor, hec welk van onder en van boven zijn uitwerking verrigtende, bij naar cogenbliklijk de klagten over de keel wegnamen. Hij fweette den ganfchen nagt, en [ik vond hem den volgende morgen geheel vrij van koors; maar een van zijn kinderen in het zelve vertrek leggende aan de koors, dat even begon te herftellen, en die ik zorgde befmettelijk te zijn, beval ik hem de koorsbast te gebruiken : dün hij verzuimde mijnen raad, denkende dat hij verder geen geneesmiddelen meer nodig hadt. Den volgenden dag kreeg hij een geringe huivering, die, welhaast door een koors, die hem s'nagts aan 'c ijlen bragt, gevolgt wierdc Den 28 Maij, wel¬ ke ik den derden dag zal ftellen, zederc (dat de koors zig vertoont hadt, wierdt er om mij gezonden. Zijn pols was rad, zagt en fwak; hij was bij zijnverfland, maar zeer geesteloos; hadt trillingen, en befwcek wanneer hij zig oprigte. Ik fchreef voor om alle twee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje in te geven; en belaste hem onbekrompe wijn te laten gebruiken , waar mede den gene die hem aangegeven hadt, hem mcnschlievend verzorgde. Fier.  lts WAARNEMINGEN Vierden dag. Hij hadc des nagts geijld: toen ik hem des morgens bezogc was hij niet volkomen bij zijn zinnen, alhoewel hij op zommige vragen redelijk antwoorde- Zijn pols deedt maar 100 fwakke Dagen. Hij hadt zedert gister een ons van de koorsbast gebruikt ; hier mede gelaste ik voort te gaan. Vijfden dag. Zijn tong was droog en bruin; zijn fpraak was belemmert; zijn pols was nog meer gevallen, fen hij lag in eene prevelende ijlhoofdigheid / N Zesden dag. Hij bleef volmaakt in denzelven ftaat. Zevenden dag. Hij hadt menigvuldige fub¬ fultus tendinum; zijn oogen ftonden ongemeen droevig en fwaar; hij was flaapzugtig, en zo dra hij aan 't fluimeren raakte, wierden de fpieren van zijn aangezigt ftuipachtig getrokken. Zijn pols deedt i ia flagen, die zagt en gelijk waren. Hij hadc nu zederc den aanvang drie oneen van de koorsbast gebruikt; ik belaste om daar gezet mede voort te gaan; en liet een fpaanze vlieg op het hoofd leggen- • Agficn dag. De fpaanfche vlieg hadt wel ge¬ trokken , maar men liet die nog twaalf uuren leggen, en met het gebruik der koorsbast voortgaan. Negenden dag. Ik vond hem des morgens • , ten  over. KOORZEN. enz. 123 ren tien uuren in een zagt fweet en zijn tong fcheen vogtig. Hij was beter bij zijn zinnen, maar hadt nog ligte fubfultus tendinum. Handen dag. Hij hadt des nagts wel geflapen en ik had het genoegen hem dezen morgen vrij van koors te vinden: maar wijl hij fwak was, ging hij voorc met de koorsbast te gebruiken tocden twintigfTe, wanneer hij in ftaat was om uit te gaan, en zijn gewoone fterkte herftelde fchielijk. XXVIli. GEVAL. Margareta Westgarth, de huisvrouw van voorgerhelden lijder, wierdt den 23 Junij 1779 met een koors bevangen; maar kreeg geen briefje om tot de zieke beurs toegelaten te worden, tot den Zevenden dag van haar ziekte. Ik bezogt haar des avonds wanneer haar pols Iö8, zeer fwakke flagen deedt; haar kaken bloosde; en haar vel was zeer heer. Zij lag in een bedwelmde ijlhoofdigheid, klaagde over mislijkheid, braakten zomtijds, en hadt een buikloop. Een braakmidel van Ipscacuanna wierdt voorgefchreven. en een rustmiddel tegen den nagt: en er wierdt lasc gegeven om haar vroeg in den morgenftond vier lepels vol van het afkookzel der koorsbast te geven, en zulks alle twee uuren te herhalen* dgflen dag. Er was geen verandering, uicH ge-  124 WAARNEMINGEN gezonden een vermindering in de walgingen. Ik beval om ieder rijze dat zij het afkookzel gebruikte, er een halve drachma van het poeder der koorsbast onder te mengen. Negenden dag. Zij ijlden fterker; was be¬ lemmert in haar fpraak; hadt menigvuldige fubfultus tendinum , en haar pols was gevallen. Zij wei¬ gerde het poeder, maar nam het af kookzel gewillig. Wijl haar vel zeer droog, en zij zeer rusteloos was, wierdt haar een drankje met eenige droppen Fin. Antimon. en Laud. Liqu. tegens den nagt ingegeven. Tienden dag. Zij hadt zes uuren geflapen. Haar pols was ontrent den middag nog fwak, en de fubfultus tendinum bleven voortduren. Men plaatfte haar een fpaanfche vlieg tusfehen de fchouder bladeren, om dat haar vrinden met een vooroordeel bezet waren om die op het hoofd te plaatzen. Zij gebruikten daaglijks ontrent een pint van het afkookzel der koorsbast; maar men kon op haar niet verwinnen om die in poeder te nemen. Elfden dag. Zij bleef het zelve: en met het afkookzel der koorsbast wierdt voort gegaan Twaalfden dag. Haar zinnen begonnen nu op te klaren, en de fubfultus tendinum, was bij naar verdwenen. Op den dertienden en veertienden dag fliep zij veel, maar nam haar drank zo dikwils als die'haar gegeven wierdt.  over KOORZEN. enz. 125 wierdt. Of fchoon de ijlhoofdigheid bleef voort¬ duren verlangde zij" om kaarne melk, die ik beval aanHonds te verzorgen en haar te geven. Vijftienden dag. Zij hadt des nagts fterk ge- fweecHaar pols hadt des middags niet boven de natuurlijke radheid, maar bleef nog fwak; haar water bleef bleek, en zij bleef nog eenigermaten ijlhoofdig. Zestienden dag. Haar pols deedt 80 flagen, die Veel beftendiger waren, en men ondekte een aantal witte gierstachtigen uitflag op haar borst. Met het afkookzel der koorsbast wierdt voortgegaan. Zeventienden dag. Zij was volkomen bij haaf zinnen, en begon trek tot voedzel te krijgen Van' dezen tijd af aan begon zij daaglijks te herftellen ; of fchoon haar beenen tot den zeven en twintigften dag van haar ziekte veelfwollen. Den 22 Julij wierdc zij als volmaakt herfteldt bij de zieke beurs aangegeven. Ik heb in deze afdeling getfagt; om zo veel verandering van aanhoudende koorzen op te geven als deze palen wilden toelaten. Eenige der gevaarlijkfte gevallen welke mij in de geneesoeffening zijn voorgekomen, heb ik met oogmerk uitgezogt, op dat hec blijken zoude, welk vertrouwen men in de genezing van aanhoudende koorzen, op de koorsbasc ftelien kan. De gevallen welke ongelukkig zijn afgelopen zullen H a bij  iz6 WAARNEMINGEN bij het verhaal van den algemeenen voorfpoed dergeneesoeffening die ik aangeprezen heb, in het bijzonder verhandeld worden. Ik zal nu voortgaan eenige aaemerkingen op te geven over de koors welke op het later einde van het jaar 1777 in Newcastle geheerscht heeft. IV. Afdeeling. Van de aanhoudende koors welke op het later einde van het jaar 1777 in Newcastle geheerscht heeft. De lente van dit jaar was laat en koud, en den zomer opmerkelijk koel, met menigvuldige regenvlagen. Op het later einde van Julij was het weder zeer nat, en de lucht zelfs dan wanneer hec niet en regende , vogtig. In Augustus en September was de lucht zeer broeijende, maar in October was het na de eerfle of tweede week meescencijds nevelachcig, regen of miscende. In Julij, Augustus, en September, waren er verfcheide huisgezinnen onder den middelflant en het lager zoort van volk, zo wel in de ftad als in deszelfs omtrek door koorzen overvallen; die, zeer vroeg met tekenen van fwakheid verzelt waren; en heel dikwijls met zulke, die een gcneigcheid tot verrotting in de vog-  over KOORZEN. enz, lij vogten aanduiden, waar van er in de vorige afdecling eenige gevallen zijn aangehaalt. (*) In Oétober November en December was de koors met hoest, en zomtijds met zulke tekenen verzelt, welke een ontfteking der longen te kennen gaven, en dit was het allergemeenfte onder het arme volk, - welke in het lage en vogtigfte gedeelte van de ftad woonde (f). Omtrent Kersmis toen het kouder wierdt, verminderde de ziekte, niet te min bleven er vele mede bezet tot April 1778. Wijl dit onderfcheid van aanhoudende koorzen, mij toefchijnd door de geneeskundige fchrijvers niec genoegzaam opgemerkt te zijn geworden, zal ik zonder in deszelfs natuursgeftelthéid te treden; of deszelfs oor- (*) Zie de gevallen N°. XVIII, XIX, XX. Ct) Of fchoon er eenige voorbeelden van de ziekte in verfemelende gsdeeltens van de ftad voorkwamen, waren echter van de twee en zestig leiders , die er in de maanden van Oc toJ>er, November en December, in de zieke beurs onder de naam van koorzen aangenomen wierden, zes en veertig dit Aan deze koors, in de nauwe fleegjes op de kaai], Pandon en na bi] gelegene plaatzen ziek lagen. In Januari] , Februari/, en Maart '778 , ftoop die in de volkrijke voor ft ad'van de Zandpoort; maar was ganfeh niet algemeen, wijl ik gedurende deze maanden niet meer als achtien lijders met deze ziekte kreeg. Zie de iefchrijving van Newcastle in de Inleiding, H3  128 WAARNEMINGEN oorzaak te onderzoeken, kortelijks de tekenen befchrijven, en de wijxe van genezen welke ik aan genomen heb ophelderen, door er eenige gevallen bij te voegen. De ziekte begon met lusteloosheid, of huiveringen, ongefteldheid der maag, en algemeene pijnen. Den pols was in den beginnen in 't algemeen, zeer klein en rad. Zommige klaagden bij dcrzelver eerfle aanval over eenen hoest, fpanningen en drukking op de borst, verzelt met ligte fteektens in de zijde; en een gepiep in de ademhaling: maar deze toevallen vertoonden zich meestentijds niet voor dat de koors volkomen aanwezig was. Op welkeen wijze de ziekte ook haar aanvang nam, waren de kragten en geesten van den leider, in weinig dagen vervallen, de tong wierdt droog, brui 1 en fwart; en de tanden wierden met een dikke kors' overdekt. In 't gemeen vertoonden zig vroegtijdig een ligte ijlhoofdigheid, gevoeleloosheid, of flaapzugtigheid , en deze toevallen bleven gemeenelijk noch eenige dagen aanhouden , na dat de koors verdwenen was. Omtrent den achtflen oftiendendag der ziekte, zomtijds vroeger, en zomtijds wat later, wierden er beide rooden en witten, gierstachtigen uitflag op den hals, horst, en zijden van den lijder ontdekt; en zomtijds eenen meer algemeenen rooden uitflag, die naar mazelen geleek. Behalven dezen uicflag wierden de  over KOORZEN. enz. 129 Petechia zeer gemeen ontdekt; en in eenige fcheen het ganfche lighaam gemarmert. In vele was het aangezigt gefwollen, de oogen Honden fwaar, en met bloedbelopen; de keel meteen fprouwkorst overdekt , en de galachtige en verrotte afgangen, liepen ongevoelig af. Verfcheide lijders hadden die koors, zonder eenig teken van long ontfteking; maar in de meeste dezer, kwam er na dat de koors verdwenen was, een allerlastigftVn hoesr. De langdurigheid der ziekte was onzeker, en zommige ftorten weder in, 't welk zich niet te min niet noodlottig toonde. Zomtijds wierdt de fcheiding door een zagt fweet te weeg gebragt; echter gebeurden hec meer dat den lijder ongevoelig, in een flaapzuchcige geftelcheid door de ziekte woriklde. De ziekte was zigtbaar befmettelijk: zelden of nooit gebeurden hec onder hec gemeen of de ganfche huishouding wierdc aangetast; en onder de lijders van de zieke beurs, kon men de befmetting maklijk van huis tot huis nagaan. De volgende, was de voordeeligfte wijze om deze koors te behandelen. Den braakwijnfteen in den beginne in zulke giften gegeven dat die een braking, verwekte; en daar na op zulk een wijze dat die een zagt fweet voortbragt; te gelijk met het Elix. Paregoric. om den hoest te ftillen, waardoor de koors zomH 4 tijds  130 WAARNE M IN GEN djds op een maal weg genomen wierdt. Maar wanneer de.ziekte zig eens volkomen geyestjgt hadt, of fchoon de fpiesglas middelen, wanneer de krachten van den lijder haar gebruik toelieten, noch van nut Waren, was echter het eènigfte geneesmiddel dat zig van een zonderling nut toonde te zijn, de koors bast in zulke fterke giften gegeven, als de maag des hjder9 maar eeriigzints konde verdragen (*) In- (*) In de Fcbris Nova van het jaar 1685, welke een groote overeenkomst Jchijnt te hebben, met de bovengemelde koors, raadt Sijdemham om de koorsbast te geven wanneer die met fprouw, en hik verzelt was, of wanneer er tusfehenpozingen gebeurde. Maar ten aanzien van een meer algemeen gebruik der koorsbast in de genezing van deze koors, vinden wij de volgende aanmerking. „ De Geneesheeren welke door „ de ondervinding geleerd hadden, dat al zulke koorzen , „ welke maar de minfle tusfehenpozingen hadden, en die wcli, ke dikwils niet verpoosde, van het jaar 1677 af, tot het het begin van het jaar 1684 toe, zekerlijk voor de koorsbast 5, weken, behandelde deze koors met liet zelve geneesmiddel. „ Maar hoe redelijk deze handelwijze ook was, lukte dit zo „ wel niet als in de voorgaande jaren. Want het nauwkeu„ rigst onderzoek gemaakt hebbende, vond ik, dat of fchoon „ de koorsbast rijke/ijk gegeven wierdt, de ziekte daar zeldzaam voor week. Dierhalve» moet ik de her/lelling „ van den lijder veel eer toe fchrijven aan het gelukkig tindigen der ziekte, als aan de kragt van het geneesmiddel" Sphedula Montori-^ de nova; febris ingresfu. Uil het laaste ge-  over KOORZEN. enz. 131 Indien de ziekte aan den natuur was overgelaten, maar nog meer in hec bijzonder, wanneer er in den be* gin- declte dezer aanhaling, fchijnt het te bleiken, dat den fchrijver vcrwagte dat de koors bast even zo kragtig en fpoedig in de genezing van aanhoudende koorzen zou vezen, als hij zulks in tusfehen pozende koorzen bevond. Maar om hier een andere aanmerking plaats te geven : den vermaarden Sijdenhain hadt de eer om den eerflen te zijn die de koorsbast in groote giften toediende, en dat zelfs op een tijd. dat den tuist der Geneesheeren van dien tijd, dezelve hij ■naar geheel uit de Materies Medica als een gevaarlijk, of ten minften als een nutteloos middel verbannen hadt. In verfcheide plaatzen van zijn werk, vinden wij hem deszelfs deugden onfchuld verheffen, en het ruime gebruik daar van in koorzen aanprijzen. Hij fchroomdè niet om wanneer anderdaag- fche koorzen in aanhoudende veranderde , 'de koorsbast in het alleraanhoudenfte van dit zoort te geven; en hij merkt op , dat hoe nader tusfchenpozende koorzen tot de aanhoudende komen, het zij uit haar eigen aart, of door een te heete behandeling , hoe noodzakelijker het is om de koorsbast rijkelijk tot te dienen. „ Cum autemfebres qua jam apud nos gras„ fantur, etfi post fecundum tertiumv* paroxysmum reponere ,, fe in clasfem cthtinuarum nitantur, tarnen ad intermitten„ tes debeant referri; nulla mihi est religio Corticem vel in „ maxime Continuis hujus fpeciei fumendum proponere, qui „ dicto more iteratus ad apyrexiam eerto oegrum perducet modo aspduus lectuli "cahr, el intempestivus cardiacorum „ ufus continuitatem febri non conciliaverint; quo in cafu Pcruvianum Corticem nihil quicquam propeis fe plus femel H -5 «*.  i2a WAARNEMINGEN ginne fterke ontlastingen door aderlatingen waren in hec werk geftek, heb ik al te dikwijls hec ongelukkig ein- .» obfervavi. Neque mihi unquam contigit ut viderem „ nutn in quo propinatur Cortex (qttod jure qtiis pos fit fu„ fpicarf) febricitanti obfuiffe; e contra vero ca'or,fitis, c&,, tei aque febris ftjmptomata ut plurimum post asfumptam hu* „ jus remedii quantitatem fufftcientem, mox evanescent, yino ,, haud obftante, Hic autem obfervandv.m qtiod quo ma- „ gisfebns five fponte fud ,five regimine calidioi i adcontinuita„ tem accedat, eo major corticis quantitas exhibenda; ita ut „ nonnunquam viderim morbum hunc non niftfefiui-ttncice , vel „ unciis ejusdem duabus cesfisfe." Epist. Refponfor I. Sydenham. Op. p. 26S. In de Febris depuratoria, welke in dit Eiland no% een zeer gemeene verandering in de aanhoudende koors is, voegt er onzen wijd"ermaarden Schrijver op het einde van zijn brief bij „ Of „ de koors last deze koors zo zekerlijk zal genezen, als zij ge„ meenelijk de tusfchenpozende doet, kan ik hiet zeggen; maar ,, zoo die in de pest, en de aanhoudende volk gorzen, die daar „ doorgaans op volgen, gegeven wordt, moeten wij er dezelve ,, uitwerking van verwagten, die wij nu zien dat die in het „ Zijdewee, Long ontfteking, 't Bruin in de keel, en zoortge„ lijke ontfteking koorzen voortbrengt, in welke die oogen„ fchijneltjk gevaarlijk is. Dat de koors bast in het ziide wee en andereplaatzelijke ontftckingen, fchadclijke gevolgen zal voortbrengen , willen wij gaarne geloven: n.aar wij konnen dat gevoelen niet enderfchrijven, dat die in de Pestenaanhoudevolkkoorzen , gevaarlijk zijn zeude; om dat die in zommige ftaten dezer ziekte, het r.uttigfte van alle geneesmiddelen zal bevonden worden.  over KOORZEN. enz. I33 einde daarvan gezien. Maar wanneer het lancet niec gebruikt wierdt, en de ziekte wei behandelc wierdt, (lierven er weinig van. Van vier en zestig lijders, die ik van de zieke beurs onder mijn zorg kreeg, had ik het geluk er maar twee van te verliezen. Gevallen van de aanhoudende koors welke in ijjj in Newcastle heerschte. I. GEVAL. Jeanne Graij, oud dertien jaren, in een nauw gangje op de kaai wonende, wierdc den 5 October in de zieke beurs aangenomen. Zij was reeds acht dagen bedlegerig geweest, gedurende welke tijd zij bij naar altoos geijld hadt. Haar oogen (tonden droevig, haar tanden waren mee een fwarte- korst overdekt, en haar pols deedt 120 (lagen. Haar vel was droog, en zij was hard lijvig. Ik fchreef haar het fpiesglas poeder voor, om daarvan alle drie uuren drie greinen in te nemen. Negenden dag. Zij hadt in den voornagt drie galachtige afgangen gehad, en was tegens den morgenflond in flaap gevallen. Toen ik haar op den middag bezogt, was zij nog ijlhoofevig, en haar pols was zeer rad en fwak. Men fchreef haar voor wijn te gebruiken, en twee lepels vol van het afkookzel dep koors bast alle twee uuren te nemen. Tien-  m WAARNEMINGEN Tienden dag. Er was geen verandering,uitgezonden dat zij mee eenen hoest geplaagd wierdt. Het afkookzel der koors bast met den Spir, Vitr. ten gezuurt, wierdc bevolen in grote giften toegediend te worden. Elfden dag. Haar klagten waren dezelve. Ik fchreef haar voor een lepel vol van het koors bast drankje alle twee uuren in te nemen; en wijl zij haid lijvig was een gift van het Pulv. Eccoprot. tegens den nagc. Twaalfden dag. Zij fteunden fterk, was zomtijds buiten haar zinnen, en onbekwaam om haar zeiven te bewegen, maar haar pols was fterker en veel in radheid vermindert: mee hec koorsbasc drankje wierdc voortgegaan. Dertienden dag. Haar pols was nu maar weinig radder dan natuurlijk; maar haren hoest was las-! tiger: men ging voort met de koorsbast. Veertienden dag. In den morgenftond was haar tong vogtig; zij hadt drie afgangen gehadt, en fliep veel door den dag: men hielde aan mee de koorsrbast Haar tong was den zestienden dag zuiver, en zij was volmaakt bij haar verftand; den hoest was minder; maar zij was ongemeen vermagerc. Van dezen cijd af aan begon zij erapswijze ce herftellen; maar ik oordeel den hec nodig om noch eenige dagen langer met den koorsbast aan te houden. Der*  over KOORZEN. enz. 135 Den 19 October was zij in (iaat weder uit te gaan, en herftelden fchielijk tot haar vorige krachten. De vader dezer lijderes wierdt den 14. Odtobermet de koors bevangen, hij wierdc op dezelve wijze behandelt, en de koors verliet hem den vijftienden dag; maar wierdt noch wel een week daar na door den hoest geplaagc. II. G E V A L. Maria Knox, oud zeven en twintig jaren, die in een nauw gangje bij de kaai woonde, hadc reeds agt dagen aan de koors gelegen , die met neus-bloedingen en verheffingen tegens den avond mee ijlhoofdigheid verzelc gingen. Zij was den 7 Oclober in de zieke-beurs aangenomen. Haar pols was fwak, en deedt 110 flagen in een minut; en zij hadc blauwagtige Petechia over haar lighaam. Ik fchreef haar twee lepels vol van hec koorsbast drankje voor alle twee uuren in te nemen. Negenden dag. Haar pols deedt 116 flagen; zij hadt onophoudelijke walgingen, braakten zomtijds de geneesmiddelen uit, en hadc cwee fcinkende afgangen in den nagt. De kamer waarin zij lag was klein, en niet luchtig zijnde, wierden de vensters bevolen open gehouden ce worden; en vier lepels vol van hec vol-  13*5 WAARNEMIN GE N volgende, wierden belast alle twee uuren ingegevei te worden. ^ Infus Cort. Peruv. unc. xij. Sal. Tart. dr. i. Sp. Vitr. ten. q. s. ad faturacionem. M. Tienden dag. Zij fweete des nagts overmatig.Haar pols deedt maar 90 flagen, en den afgang was matig. Het voorfchreve geneesmiddel wierdt herhaald. Elfden dag. Zij hadt eenen zeer rustelozen nagt, en veel ftoelgangen gehad. Haar pols deedt 100 flagen , zij was zeer vervallen, en de Petechia bleven voort duren. Twee lepels vol van het koors bast drankje met eenige droppen Laad. Liqu. wierden haar alle twee uuren voorgefchreven. twaalfden dag. Zij hadt des nagts twee afgangen gehad, maar hadt eenigzints gerust. Haar koors hielde des middags noch aan, haar drankje waar in een ons van de koors bast was, uit gebruikt hebbende, wierdf zulks herhaald. Dertienden dag. Den afgang was verdwenen; maar wijl haar koors bleef voortduren, wierdc haar koorsbast drankje herhaald, maar zonder Laud. liq. Veertienden dag. Zij hadt dezen nagt wel geflapen lag  over KOORZEN. enz. 13? lag 's morgens in een goed zagt fweet; de Petechice begonnen te verdwijnen, en zij hadt minder koors Haar "drankj» wierdc op nieuws wederom vervaardigt. Den Sestiendèn dag. Was zij, fwakheid alleen uitgezonden , vrij van alle klachten. De koors bast wierdt haar nu maar drie maal daags gegeven. Op den tv/incigsten begon haar bui k te fwellen, weshalven haar een giïtRhabarbar voorgefchreeven wierdt:van dezen tijd af aan herstelden zij fchielijk, en was den 21 Oclober in ftaat haar briefje aan de zieke beurs te rug te brengen. De dogter dezer lijderes de befmetting deelachtig geworden zijnde, wierdt den elfden dag in de zieke beurs aangenomen, en door dezelve wijze van behandelen, den zeventienden dag der ziekte van de koors genezen. III. GEVAL. Elizabet Wegent, oud zeven en veertig jaren, wierdt den j Oiftober in de zieke beurs aangenomen: zij hadt reeds nege dagen hec bed gehouden. De ziekte hadt haar fchielijk overvallen, en was met walgingen, en verval van geest en krachten gevolgt geworden: toen ik haar bezogt was zij zeer verfwakt, haar pols deedt maar 100 flagen; en mij wierdt berigt dat zij zedert twee dagen fterke krimpingen in de ingewanden en een zeer (tinkende buikloop gehad hadt. Het afkook zei der koors bast met Laud. Liqu. wierdt haar voor- ge-  138 WAARNEEMINGEN gefcbreven en men Het Port wijn in haar drinken doen. Tienden dag. Haren afgang was nu gematigder,en haren pols veel beftendiger ,* ook begon haar tong aan de randen vogtig te worden. Men liet het af¬ kookzel herhalen, en haar tegens den nagt een gifc Rhabarbar in nemen. Zij hieldt nog twee dagen met het afkookzel der koors bast aan. Den 13 dag vermeerderde de koors. Zij wierdt duizelig en befweek regc op zittende, en zij was geheel wanhopig van haar herftelling. Den afgang hadt opgehouden; en haar wierdt alle drie uuren een drachma^ van de koors bast voorgefchreven in te nemen. Gedurende de volgende drie dagen was er geen wezentlijk onderfcheid te ondekken. Op den 18 was zij volmaakt vrij van koors, maar zeer verfwakt; en hadt een onophoudelijken hoest,zonder eenige ontlasting uit de borst. Ik fchrec f haar voor twee lepels vol van het Mixt. Oleos. met h :t Elix. Paregoric. alle drie uuren in te nemen. Binnen twee dagen daar na verdween den hoest, en zij herllelden fpoedig tot een volmaakte welstand. Deze lijderes woonde in een eng beflote gangje,bij de kaai, plumber chare genaamt; in welke plaats deze koors gemeen was geweest, en voor vele der gene, welke haar aün den natuur toevertrouwd hadden ,zeer noodlottig. IV.  over KOORZEN. enz. 139 IV. GEVAL. Johanna Cook, oud acht en dartig jaren, met de Zelvelijderes welkers geval ik zo verhaak heb, op dezelve verdieping wonende, wierdc den 10 Oftoberinde zieke beurs aangenomen. Zij hadc reeds elf dagen aan de koors gelegen haren pols was fwak en deedt 120 flagen in een minur; hec wie van haar oogen was met bloed belopen, haar tong was droog en bruin, en hare tanden fwart,zij raaskalde onophoudelijk, en hadt van den beginne der ziekte aan, beftendig gehoesc, niecs dan wac flijm uitwerpende. Zij was hardlijvig, liet haar wacer ongevoelig aflopen, en lag in een klein kamertje. Ik fchreef haar voor alle cwee uuren een vierde van een grein van den braak wijnfteen in te nemen, tot zulks een braking zoude verwekken-, en liet haar wijn - wei met Oxijmel. fimpl. gemengc voor haren gemeenen drank gebruiken. Twaalfden dag. De fpiesglas poeders hadden haar driemaal doen braken en haar eenen zagten afgang verwekt; maar maakte verder geen verandering in haar klagten. Drie lepels vol van het afkookzel der koors bast wierden voorgefchreven alle twee uuren in te nemen. Dertienden dag. Haar pols was voller en niet zo menigvuldig, niec ce min blaakte zij in haar aangezigc I ea  i4o WAARNEMINGEN en den hoest en ijlhoofdigheid bleven voortduren. Twee lepels vol van het koors bast drankje met den Sp. Vitr. ten gezuurt, wierden alle twee uuren in gegeven. Veertienden dag. De ijlhoofdigheid bleef nu onophoudelijk voortduren; haar oogen Honden zeer wild; en zij liet haar water ongevoelig aflopen. Haren mond was vol met taaiflijm, en zij hadt een geratel in haar ademhaling. Ik fchreef een gorgeldrank voor; het koors bast drankje wierdt herhaald, en men zondt haar een fles oude Porcwijn, om naar vereisch, met haar voedzel en drinken vermengd te worden. Vijftienden dag. Zij fprak nu voor de eerfle maal verflandig zedert dat ik haar bezogt; maar raakte, weinig minuten daar na wederom aan 't prevelen en buiten verftand. Maar pols deedt maar 80 fla¬ gen ; haar oogen Honden fwaar, en zij liet haar water nog ongevoelig aflopen. Het koors bast drank¬ je wierdt herhaald. Zestienden dag. Haren pols deedt 90 flagen; en zij was buiten gemeen doof en flaap zuchtig. Haar drankje wierdt vernieuwt. Zeventienden, dag, Zij hadt gedurende den nagt fterk geijh: haar koors was deezen morgen matiger ; haar tong vogtig, en haar tanden wierden zuiverder. Zij gong met het gebruik van het drankje voort. Ach-  over KOORZEN. enz. 141 Achiicnden dag. Zij waarfchöuden nu wan¬ neer zij moest wateren; maar bleef flaapzuchtig; en bij haar zelfs prevelende Den hoest zeer ver- moeijend zijnde, wierdc haar het Mixt. e fperm. coeti met het Elix, Paregoric. tegens den nagt voorgefchreven. Negentienden dag. Z\] hadt den ganfcheri Voorleden nagt geflapen. Des morgens was zij geheel vrij van koors, maar zeer doof. Twintigften dag. Zij klaagden over niets, uit¬ gezonden fwakheid en hoest , weshalven haar voorgefchreven wierdc om alle vier uuren twee lepels vol te nemen, van Mixt. e. Sperm. coet unc. viij. Elix. Paregor. drach. ij. M. Den drie en twintigften was haren hoest geheel verdwenen ; en zij was in ftaat op te zitten; kort daar na was zij volkomen herfteldt , en bedankten haren verzorger. V. GEVAL. Anna Stuarc, oud zeven en veertig jaren, met bo1 » ven  J4a W A A R N E M I N G E N • vegenoemde lijderes in een huis wonende , wierdt op den 10 October in de zieke beurs aangenomen. Drie van haar kinderen waren van de koors herfteld, en het was nu den negenden dag zedert zil door de koors overvallen was. Haar ademhaling was zeer kort en piepende; zij klaagde over eenfpanning,maar over geen pijn in de borst, en over een geweldige hoofdpijn. Haar tong was droog, haar oogen met bloed beloopen, en zij hadt fterke walgingen; haren pols deedt 100 flagen in een minut die zeer klijn en vervallen was ; en zij hadt fterke fubfultus tendinum. Men liet haar wijn gebruiken, en alle twee uuren twee lepels vol van het zee ajuin drankje , waar in een weinig van den braak wijnfteen gedaan wierdt. Tienden dag. Dit geneesmiddel deedc haar braken, 't welk haar van de fpanning op de borst bevrijde. Zij lag dezen morgen in een warm algemeen fweet; haren pols deedc maarioo flagen, en Was in allen opzigte veel verligt. Elfden dag. Den hoest was ruimer, en zij ontlaste een aanmerkelijke menigte flijm uit de borst. Ik fchreef haar een drankje mee een half ons vsn de koors base voor, dat mee den fpir. vitraeu. gezuurt was. Op de 14 was zij geheel vrij van koors, maar bleef bij aanhouientheid fwak. Den  KOORZEN. enz. 143 Den zestienden nam den hoest toe , waar om haar alle drie uuren twee lepels vol van hetfperma ceeti drank j je met het Elix. Paregor. gegeven wierden. Op den twintigsten was den hoest geheel verdwenen, en was weinig dagen daar na volmaakt herfteldt, VI. GEVAL. Robbert Cormick, oud negen jaren, wierd: op den 14 Oétober in de zieke beurs aangenomen. Hij woonde in een nauw gangje bij de kaai, en hadt het bed reeds vijf dagen moeten houden. Toen ik hen be¬ zogt, klaagden hij over mislijkheid, en braakte veel gal, hadteen geweldige hoofdpijn, en hadt geen afgang; zijn pols deedc 116 flagen, zijn vel was heet en droog; en mij wierdc berigc dat alle toevallen tegens den nagt verfwaarde. Ik fchreef voor alle drie uuren drie greinen van het fpiesglas poeder in te geven; en een poeder met Calomel. en Rhabarber tegens den nagt. Zesden dag. Hij braakten verfcheide reizen, en hadc eenen afgang gehad; maar was des nagts zeer wezenloos geweest. Zijn pols deedt 120 flagen, de walgingen hielden aan, brakende zo dra hij zijn hoofd van hec kusfen ligte. Men hadt de voor- gefchreve Rhabarbar vergeten in te ge ven, dus wierdt die jn mijn bijzijn toegcdient. I 3 Z*  i44 WAARNEMINGEN Zevenden dag. Hij was den voorleden nagt zeer ijlhoofdig geweest: rijnen pols deedt dezen morgen ico flagen. Ik fchreef voor. # Iulap. Acid. unc iv. Pulv. Cort. Peruv. dr. ij. M. Cap. cochl. i. alternis horis En belaste dat men hem tegens den nagt twaalf gieinen van het Pulv. Eccoprot. zoude ingeven. Achfien dag. Ilij hadt een zeer rustelozen nagt doorgebragt: zijn pols was fwak, en deedt 118 flagen: bij vlagen was hij buiten zijn verfland, plukte op de dekens; en men ontdekte verfcheide Petechia op zijn lighaam. Zijn drankje wierdt weder ver¬ nieuwt, en zijn poeder als voren tegens den nagt, Hij bleef coc den veertienden dag genoegzaam m den zei ven flaat, gebruikte zijn geneesmiddelen niec te min gezet; waar na de koors hem verliet, maar hij behieldt eenen lastigen hoest. Den vijftienden dag der ziekte nam den hoest fterk toe, waar om hem het olieachtig drankje, met hes Elix. Paregor voorgefchreven wierdt. Den hoest verliet hem op den agtienden dag; zijnen eetlust kwam weder, en hij herftelde fchielijk tot zijn yorige gezondheid. Vil.  over KOORZEN. enz. 145 VII GEVAL Richard Yeoman, oud zeven jaren, wierdt den 1 % October in de zieke beurs aangenomen; woonde in een nauw gangje bij de kaai. Zijn zuster herftel- de even uit een heete koors, en eenige andere lij Jert door de zieke beurs verzorgt,' lagen in hec zelve huis ziek. Hij was buiten verftand; zijn pols deedc 140 flagen in een minut,- zijn vel was heet en droog en zijn aangezigt gloeijde; hij hadt geeuen hoest maar zijn ademhaling was kort en moeilijk: hij was hardlijvig. Het zesde gedeelte van een grein van den braak wijnfteen , wierdc voorgefchreven alle uuren te worden ingegeven. Vierden dag. Hij fweete des nagts, maar hec Spiesglas poeder bragtgeen andere ontlasting voort. Des middags was hij bij zijn verftand, en zijn pols deedc 130 flagen; en men liet met het gebruik der geneesmiddelen voortgaan. Vijfden dag. Zijn pols deedt 1 10 flagen, zijn tong was wit en beladen ; en hij was volkomen bij zijn zinnen. Hij verlangde dun bier te mogen drinken 't geen hem voor zijnen gemeenen drank wierdt toeftatm. Zesden dag. Zijn koors bleef aanhoudende, en 2ijn pols was zeef zagt. Ik beval dat men de vensters zoude open houden, en hem alle twee uuren I 4 eea  146 WAARNEEMINGEN een lepel vol van het koorsbast drankje in ziu ge.'en, en om dat hij hardlijvig was, een gift van het Pulv. EccoproHcus tegens den nagt. Achtften dag. Hij was zeer koorzig, en te¬ gens den avond buiten zijn verfland. Geen afgang gehad hebbende onsangezien hij 's avonds te voren een weinig Calomel gebruikt hadt, liet ik hem een aftrekzei van zenebladen lepelsvvijze gebruiken; en na dat dit zijn uitwerking verrigt hadt, liet men hem met het gebruik der koorsbast voortgaan. Tienden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen. Des middags was zijn vel klam, zijn pols deedt 100 flagen en zijn tong fcheen zuiver. Men ontdek¬ te een aantal gierstachtigen uitflag over zijn hals en borst. Hij bleef met het gebruik van den koorsbast voortgaan , den gierstachtigen uitflag verdween; maar zijn vel bleef op 't gevoel zeer rouw. Den zestienden dag was hij geheel vrij van koors, en zijnen eetlust begon zig te herftellen. Op den negentienden was hij zo wel, dat ik het onnodig dagt hem verder te bezoeken. VIII. GEVAL. Nicolaas Hanfon, zeventien jaren oud, digt bij de laai wonende, wierdc den 23 Oclober in de zieken beurs  over KOORZEN. enz. i47 beurs aangenomen: hij hadt het bed reeds zedert tien dagen gehouden; gedurende welke tijd hij genoegzaam altijd buiten verftand was geweest, en zeer met eenen hoest geplaagt. Zijn pols deedt maar i oo flagen in een minut, en die, zeer fwak; zijn oogen ftonden droevig; zijn ilapen met een klam fweet, en zijn keel met een fprouwachtige korst overdekt; echter flikten hij zonder moeite. Zijn borst was vol Petechia, en hij was gedurende eenige dagen hardlijvig geweest. Ik fchreef eenen gorgeldrank voor, om zijn monden keel te wasfchen; en beval dat men hem alle twee uuren twee lepels vol van het volgende drankje zoude ingeven. ^ Mixt. Peruv. unc. viij. Pulv. Rhei Scrup. ij. M. Elfden dag. Hij hadt den ganfchen nagt zeer geraasdkald, en fterk gehoest. Zijn tong en tan¬ den waren dezen morgen fwart, en hij hadt een dunnen afgang. Ik fchreef voor dat men hem een drachma van de koorsbast zoude ingeven, zo lang zijn maag zulks maar verdragen wilde. De drie volgende dagen, gebruikten hij daaglijks anderhalf ons der koorsbast. 1 5 Op  148 WAARNEMINGEN Op den veertienden vond .ito hem, na een rusteloze nagt doorgebragt te hebben , in een diepen llaapï waar in ik beval hem niet te (tooren. Op den vijftienden was zijn vel koe!, zijn tong zuiver, en zijnen pols deedt maar 70 (lagen: hij klaagde over eenen moeilijken hoest, en pijn in zijn keel, welke niet te min, op het onderzoek volmaakt gezond fchenen. Men hieldt met het gebruik der koorsbast aan. Weinig dagen daar na verdween den hoest geheel, zonder daar eenige geneesmiddelen toe voor tefchrijven. Zijnen] eetlust en krachten keerden weder, en ik verzogt hem den vijfden November voor zijn verzorging te gaan bedanken. IX. GEVAL. L Dikfon, oud dertien jaren, lag in dezelve kamer met haar fwager; den lijder, wiens geval ik zo even verhaalt heb. Zij wierdt op den 13 November, zijnde den tienden dag van haar ziekte in de zieke beurs aangenomen. Haar oogen (tonden fwaar," haar tanden waren fwart; en men ontdekte Petechia over haar lighaam: haren pols deedt 120 (lagen , was met vlagen ijlhoofdig, en hadc een moeilijken hoest, die haar ziekte van den beginnen aan verzeld hadc: haar vel was droog, en zij was hardlijvig,  over KOORZEN. enz, 149 vig. Ik liet haar mee de beenen in warm water (leken, en alle twee uuren twee lepels vol in nemen van: W- Julap, Emet. unc. vi. Elix. Paregoric. dr. i. M. Elfden dag. Dit geneesmiddel deedt haar vijfmaal braken, en verwekte eenige zagte ftoelgangen. Den hoest was vermindert, maar zij hadt fterke trillingen. De ijlhoofdigheid was fterker, en haar tong was zeer droog en met barften. Ik fchreef voor, om haar alle twee uuren drie lepels vol van hec afkookzel der koorsbast, mee eenige weinige droppen van hec Elix. Paregoric in te geven, Twaalfden dag. Zij hadc des nages iecs geflapen, haar pols deedc dezen morgen 120 flagen, en zij fteenden en praten heel veel. Haar tong was meteen fwarte taaie flijm overdekt, en haar keel met een fprouwachtige korst: zij ftamerde in haar fpraak; en de Petechia bleven voort duren. Ik fchreef eenen afvegende gorgeldrank voor, en drie lepels vol van het volgende drankje alle twee uuren te gebruiken W fn-  iSo WAARNEMINGEN Infas Peruv. unc. x. Pulv. Cort. Peruv, unc fem. Sp. Vitriol. q. f. ad gracam aciditatem. M, Dertienden dag. De keel was beter; maar de overige toevallen waren als gisteren. Veertienden dag. Zij hadt den voorgaanden ragt wel gerust: haar tong fcheen dezen morgen zuiver; den hoest was matig, en haar fpraak natuurlijk; de fubfultus tendinum waren verdwenen; en haar pols deedt 100 vrij geregelde flagen. Ik iiec haar drankje wederom vernieuwen, maar liet daar nog eens Zo veel van de koorsbast in doen. Vijftienden dag. Zij hadt des nagts wel geflapen ; en haren pols was dezen morgen minder rad, dan in den gezonden flaat: haar drankje wierdc wederom vernieuwd. Haar genezing wierdc voor een dag of drie vercraagt, door een braking die zij kreeg, zonder eenige mislijfe. heid. Zij was zeer graag in 't eeten, terwijl haar maag zeer fwak was; men verzogt haar matig te eten, en drie maal des daags eenige weinige droppen van het Elix Vitrioli te nemen. Den een en twintigften verliet haar het braken ganfchelijk, en zij herftelde fpoedig tot haren vorigen welfland. X'  over. KOORZEN. enz. 151 X. GEVAL. Maria Lamblij, oud vijf en vijftig jaren, en van een teder lighaamsgedel , wierdt na gedurende een maand met een lichten hoest gekwollen te zijn geweest door een koude rilling overvallen , welke gevolge wierdt door een geweldige hoofdpijn en een deekte in haar zijde, dit gebeurde drie dagen voor dat ik haar bezogt. Zij woonde in een nauw gangje bij de kaai; en was door 't bezoeken van zieken veel aan befmetting bloot geilek geweest. Een briefje voor de zieke beurs gekregen hebbende, bezogt ik haar voor de eerde maal op den 24 Oétober. Haar pols deedt 112 flagen in een minut, en wasklijn, fwak en dobberende; zij klaagde over geweldige hoofdpijn, boeste veel, en de dëekte bleef aanhoudend: maar haar krachten waren zo vervallen, en zij was zo flauw, dat ik niec wagen dorst om een aderlating voor te fchrijven: ik liec derhalven alle drie uuren een vierde van een grein van den braakwijndeen in nemen, en twee lepels vol van hec fperma coeti drankje; en liec een fpaanfche vlieg op de zijde leggen. Vierden dag. Zij braakte een merkelijke me¬ nigte gals. en kreeg door de fpiesglas middelen twee afgangen, welke haar zo veel verügting aanbragten dat zij de fpaanfche vlieg niet gebruikte. Des mid-  i5i WAARNEMINGEN middags deedt haar pols ico flagen, de fteekte was verdwenen, maar zij klaagde flerk over krimpingen in de ingewanden: men ging voort met het gebruik der geneesmiddelen; en men liet haar toe wijn wei voor haren drank te gebruiken. Vijfden dag. Zij was hardlijvig, en klaagde over een pijn in haar maag en ingewanden. Haren pols deedc 100 flagen , en de hoofdpijn bleef met evenveel geweld aanhouden; ik liet een fpaanfche vlieg agter ieder oor leggen, en alle twee uuren twee lepels vol van het volgende drankje in geven. \Y Julap. Salin. unc. vj. Pulv. PJiei. dr. i. M. Zesaen dag. Een roden uitflag wierdt er op haar borst ontdekt, die met eenige vlakken als Petechia vermengt was; haren pols was zagt en zeer' fwak ; zij hoesten dikwijls hadc geen pijn , maar een fpanning in haar ademhaling. Drie lepels vol van hec afkookzel der koorsbast, wierden voorgefchreven alle twee uuren gebruikt te worden. Zevenden dag. Zij hadt dezen dag verfchei¬ de afgangen: toen ik haar des avonds bezogc, was zij ongemeen fwak, en haar cong was droog en fwart. Ik fchreef voor om tegens den nagt twaalf greinen van hec Puit.  over KOORZEN. enz. 153 Pulv. Dover, in te geven, en met het gebruik der koorsbast voorttegaan. Agflen dag. Zij hadt des nagts wel geflapen; was des morgens in een matig fweet, en den afgang hielde op. Met het gebruik der geneesmidde¬ len wierdt aangehouden. Negende dag. Zij hadt drie galachtige afgan¬ gen gehadt, hadt eenen zeer rusteloze nagt door gebrag en zomrijds buiten verftanc geweest. Des mid¬ dags deedt haar pols n8 flagen, zij hadc ligte fub. fult tendinum; hoeste, en piepce fterk, ademhalende. Den uicflag was bij naar verdwenen. Men liet haar meer wijn gebruiken, mee hec afkookzel der koorsbasc voorc gaan, en hec Pulp. Dover, tegens den nagt. Tienden dag. Haar ademhaling was nu zeer moeijlijk, haar pols was zeer rad en dobberende. Een drankje met het Acet. Scill. wierdt voorgefchreven, en een fpaanfche vlieg tusfehen haar fchouders gelegt. Elfden dag. Den hoest was minder; maar de fubfultus tendinum en raaskalüng waren zeer fterk, en de Petechia talrijker. Ik fchreef voor alle twee uuren vier lepels vol van het afkookzel der koorsbasc met Oxijmel Scill. in te geven. Twaalfden dag. Zij raaskalde nu onophoudelijk, haren pols was zeer gevallen, zij hoesten dikwijls  154 WAARNEMINGEN wijls, maar wierp niets uit, Een halve drachma der koorsbast wierdt ieder rijze met het afkookzel in gegeven. Dertiende dag. Zij hadc den vorigen nagt haren afgangen water ongevoelig laten aflopen. Haaf pols deedt dezen morgen 120 swakke flagen ; zij hadt onophoudelijke ftuipagtige kramptrekkingen in haar aangezigt; en haren hals en borst waren vol met een witcen gierstachtigen uitflag. Wijl zij buiten ftaat was de koorsbast te gebruiken, voorfchreef ik fterke wijn wei met Citroen zapgezuurc en een hertfterkend drankje met een weinig Oxijmel Seill. Op den zeventienden dag waren haar handen, armen, en haar ganfche lighaam ovefdekt met een witten gierstachtigen uitflag ; haar ademhaling was piepende en racelende; en men oncdekce een verfterving op haar heup. Zij was in geen vier dagen in ftaat geweest eenige geneesmiddelen in ce nemen, . Des avonds omtrent zeven uuren wierdt haren linker arm door een windzugtige fwelling aangedaan, en zij ftierf 's nagts ontrent twaalf uuren. XI GEVAL Richard Wilks , oud vijfcndartig jaaren, hadt ontrent' veertien dagen voor dat ik hem bezogt, vijf dagen aan een koors gelegen. Den 15 October kreeg hij  over KOORZEN. enz 155 hij op nieuws een koude rilling, welke met de gewone tekenen van een heete koors gevolgt wierdt; en op den 27 wierdt hij in de zieke beurs toegelaten. Hij klaagde over een groot verval van krachten; zijn pols was klein en rad; zijn tong beflagen; hij hoestefterk; en was zeer geesteloos. Ik fchreef hem het vol¬ gende braakmiddel voor. # Pulv. Ipecac. gr. xij. Tart. Emetic. gr. i et fem. Aq. Pura unc. i. M. De drie voorgaande nagten geen rust genoten hebbende , beval ik tegens den nagt twaalf greinen van Dover s poeder in te geven. Vierden dag. Hij hadt gister avond een mer¬ kelijke menigte gal's gebraakt, en vier afgangen gehad. Zijn pols deedt dezen middag 100 flagen, en was ongemeen fwak. Hij klaagden over hoofd¬ pijn , draijingen, en over eenen bitteren fmaak in zijnen mond. Ik fchreef hem aanftonds twee fcrupels en een half van het Pulv. Eccoprot. voor. Des avonds kreeg hij drie ftinkende galachtige afgangen; zijn koors was matig, maar hij was gansch wanhopig van zijn herftel. Ik liec hem tegens den nagc het volgend drankje ingeeven. K  156 WAARNEMINGEN Pulv. Lover. Serup. i. Anthnonial. gr. tij. Aq. Puree unc. i. M. Den wijn wierdt toegelaten vrij te gebruiken Vijfden dag. Hij was zeer ijlhoofdiggedurende den nagt geweest: maar was in den morgenftondin een zagt fweet; zijn vel was gematigd, zijn pols deedt 100 flagen, en zijn water liet een dik zetzel doorzinken. Ik fchreef voor alle twee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje in te geven; en het laast voorfchreevene drankje in geval den buikloop weder kwam tegens den nagt. Zesden dag. Hij hadt gister nademiddag drie afgangen gehad, en dezen morgen eenen. Des middags klaagden hij over een pijn in zijn maag, maar zijn pols deedt maar 92 flagen. Het koorsbast drankje wierdt vernieuwd en het voorgemeld drankje wederom tegen den nagt ingegeven. Zevenden dag. Hij hadc 's nagts geijld: hadt dezen morgen verfcheide afgangen; en klaagde over persfingen, en pijnen in zijn ingewanden. Ik liet hem een gift Rhabarbar in wat van het zoute drankje toedienen, en met zijn voor gemelde geneesmiddelen aauhouden. De pijn in zijn ingewanden was de volgende dagen mak-  over KOORZEN. enz. 157 maklijker; hij ruste des nagts redelijk wel, en den buikloop was matig; niet te min bleef hij nog beftendig in het begrip dat zijn herftelling onmooglijk was. Zijn tanden wierden op den tienden dag fwart en beladen; zijn vel was heet, maar zijn pols deedt maar 84 dagen. Den elfden dag fweeten hij fterk, zijn pols deedt 100 (lagen, en hij was zomtijds buiten zijn verftand. 'i Den twaalfden dag deedt zijnen pols 100 (lagen; zijn oogen (tonden wild ; en hij liet verfcheide malen zijnen afgang die zeer rottig was, ongevoelig aflopen, die door krimpingen in d- ingewanden voor afgegaan wierden. Ik fchreef een braak middel voor, en daar na het aftrekzei der koors base, met Tinei. Thebak. De drie volgende dagen bleven gemelde toevallen aanhouden, of fchoon hij behalven het afcrekzel der koors bast, alle drie uuren brokjes met Ipecacuanna innam. Zijn borst en zijdens waren den vijftienden dag vol met een witten gierst achtigen uitflag. Den zestienden was zijn buik gefpannen, zijn tong fwart, en den roctigen buikloop bleef aanhoudend, hij kreeg den hik, en raakte buiten ftaat iets meer te konnen innemen. . Den zeventienden wierden de bekleedzelen van den K 2 buik  i58 WAARNEMINGEN buik blauwachtig, zijn ledematen wierden koud en hij ftierf des avonds. XII. GEVAL. Elifabet Johnson, oud twintig jaren, wierdt den 15 October in de zieke beurs aangenomen. Zij hadt reeds tien dagen aan de koors en buik loop ziek gelegen. Haren pols deedt 100 fwakke flagen; haar tong was droog, haar tanden beladen, haar oogen Honden droevig, en haar verlïant was bedwelmt. Ik fchreef voor alle fwee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje met eenige droppen van de Tinei. Thebaic. in te geven. Elfden dag. Zij hadc des nagts fterk geijld, en hadt een ligte bloeding uit de neus gehad. Des morgens was den buikloop matig, maar zij klaagde over den hik ,■ het drankje der koorsbast wierdt vernieuwt, maar zonder Land. Twaalfden dag. Er was geen onderfcheid van eenig aanbelang te ontdekken. Om dat haar maag de koorsbast niet fcheen te willen verdragen, liet ik haar alle twee uuren vier lepels vol van het aftrekzei daar van in geven. Dertienden dag. Den hik was minder maar de koors en ijlhoofdigheid bleven voortduren. Veertienden dag. Den hik was verdwenen \ zij  over KOORZEN. enz. 150 zij was bij haar kennis, haren pols deedc maar 80 flagen ; maar zij was zeer zwak. Men gong met het aftrekzei der koorsbast voort. Vijftienden dag. Den hoest voor haar nu zeer vermoeijend zijnde, fchreef ik het fperma cceti drankje mee Elix Paregoric voor. Zestienden dag. Zij fliep , bijna aanhoudende. Zeventienden dag. Zij kreeg den hik weder¬ om, haar cong bleef bij aanhoudendheid droog; zij was zeer flaperig ea wezenloos, en wanneer zij opzat fchudden haar hooft. Zij hadt eene geneigtheid tot braken. Daar pols deedc maar 60 flagen, en haar vel was matig. Ik fchreef een zagt braakmiddel voor: en een aftrekzei van kruizemunt met wat geest van Salpeter, voor haar gemeen drinken; en liec haar toe zo veel wijn te gebruiken als zij begeerde. Den hik vertoonden zig zomtijds noch gedurende drie dagen lang, niet te min fliep zij bij tusfehenpozen veel; nam echter het aftrekzei der koorsbast gewillig wanneer haar zulks aangeboden wierd. Den twee - entwintglten klaagde zij fterk over den hoest. Den trek tot eten begon weder te ko¬ men. Den zevenentwintigften was zij in ftaat om door de kamer te wandelen, en van die tijd af aan hei Helden haar gezontheid en krachten trapswijze* K 3 Twe*  \6o WAARNEMINGEN Twee zusters dezer lijderes lagen gelijktijdig aan de koors: dejongfte, tien jaren oud, hadt eenen hoest, ijlhoofdigheid, en buikloop: zij gebruikte de koorsbast als voorfchreve, en [was den agtienden dag herfteld. De oudfte, zeventien jaren oud, hadt behalven de bovegemelde toevallen, een pijn in haar borst, ligte fteektens een piepende ademhaling, en een menigte gierstagtigen uitflag. . De koors verdween door dezelve middelen op den agtienden dag; maar zij was door de ziekte zodanig uitgeput, dat het verfcheide weken duurde voor dat zij tot haren gewonen ftaat van gezondheid herftelde. XII. GEVAL. ThomasLillic, oud agt jaren, in een gangje bij de kaai wonende, had reeds zes dagen aan een koors gelegen , zijn pols deedt 120 flagen, de werking der bloedvaten was zeer fterk, en hij hadt alle avonden een verheffing van koors met ijlhoofdigheid verzelt. Ik fchreef het fpiesglas poeder voor, om daar van alle twee uuren twe'e greinen in te nemen. Zevenden dag. Zijn tong was hoornagtig, zijn vel zeer heet, maar de hevigheid van den pols was door de fpiesglas poeders, merkelijk vermindert, die hem agt ftoelgangen verwekt hadden. Ik fchreef voor dat men hem het aftrekzei der koorsbast, zo  over KOORZEN. enz. 161 zo dikwijls, en zoveel zoude geven, als zijn maag zulks verdragen wilde, Achtften dag. Hij hadt des nagts fterk geijlr. Zijnen pols deedt dezen morgen 120 flagen. Zijnen hals en borst waren met een roden gierstachtigen uitflag overdekt, en hij hoeste dikwijls zeer fwaar. Het aftrekzei der koorsbasc wierdt herhaalt, dat met een ontbinding van [penna coeti verzagt wierdt. Negenden dag. Men ontdekte weinig veran¬ dering. Den tienden, was den hoest maklijker, hij was volkomen bij zijn kennis, en zijnen pols deedt 118 flagen , maar den uitflag bleef even rood. Twaalfden dag. Zijn pols deedt 1 &o flagen , zijn tong was droog en bruin, en hij hadc een beftendige walging. Ik fchreef een braak middel voor, en liet met de koorsbast aanhouden. Veertienden dag. Hij hadt 's nagts wel geflapen. Den uitflag fcheen nu doffer van kleur e» begon af ce fchilferen. Vijftienden dag. Hij was geheel vrij van koors; maar den hoest was zeer vermoeijende, waarom ik hem het drankje met Sperma coeti en Elix. Paregoric. voorfchreef. Vijf dagen daar na verliet hem den hoest, en hij herftelde fchielijk tot zijn vorige gezondheid. t 4 XlVa XIVa  16% WAAR.NEM IN GEN XIV. GEVAL. Thomas Boag, oud vijftien jaren, woonde in een nr-nuw gangje bij de kaai, wierdt den 25 November in dé ziekebeurs aangenomen. Hij was door zijn moeder befmet geworden, welke, hare riekte aan de natuur toebetroud hebbende, daar aan was overleden: en hadt met twee van zijn broeders, die reeds begonden te herftellen, in dat zelve bed gelegen : het was nu reeds aen zevenden dag zijner ziekte: zomtijds was hij buiten kennis; zijn pols deedt 120 flagen; cn zijn vel was met eenen gierstachtigen uitflag, metP dat zij heel wei verdroeg, gebruikt hadc. 's Middags kreeg zij een neus bloeding die flaauwce te weeg bragt. Men fchreef haar (*) Zie deszelfs bereiding voren bladz. h54 L  ira W AARNE M I K G EN haar Tln'ct. Rofar. en roden wijn, van elks evenveel voor haren gemenen drank voor. Ten negen uuren des avonds kon men nog geen verandering gewaar worden , als alleen dat de neusbloeding ophield, en den buikloop gematigder was; met de geneesmiddelen wierdt belast gezet voort te gaan. Elfden dag. Zij was gedurende den nagt flaapzugrig, en zomtijds raaskallende geweest: had: tegens den morgen eenen dunnen Hinkenden afgang, gehad. Een fcrupelvan het poeder der koorsbast wierdt bevolen ieder reize met het aftrekzei ingegeven te worden. Haar pols was des avonds geregelder ; zij nam den koorsbast maklijk; en hadt dezen dag maar twee afgangen gehad. Twaalfden dag. Zij was zeer flaapzugrig, maar antwoorde verlhmdig wanneer men tegen haar fprak.- Zij hadt maar eenen afgang gehad: en haar pols op drie onderfclieide tijden van den dag onderzogt, kwam niet boven de 100 flagen in een minut. Zij ging niet het gebruik der geneesmiddelen voort. Dertienden dag. Zij hadt gedurende den nagt veel geilapen; haar pols deedt des morgéns niet meer als 88 flagen; haar vel was van een gematigde warmte; en z-i-j was volpakt bij haar kennis; maar haar torig:bleef fwart, en haar tanden beladen. Veertienden dag. Haar pois was vrij geregeld en  over KOORZEN. enz. i7% en zagt, deedt niet boven de 80 flagen, maar haar tong en tanden waren als gister, onaangezien die met het aftrekzcl van rozen en roden wijn, dikwils fchoon gemaakt wferden. Met het poeder en afcrekzel der koorsbast wierdt voortgegaan. Vijftienden dag. Zij was gedurende den nagt raaskallende geweest: haar vel was dezen morgen heet en droog, haar pols deedt 100flagen, en zij lag nu iaeen prevelende ijlhoofdigheid. Haren rug, was ter plaatze daar men in den beginne van haar ziekte de fpaanfche vliegen geplaatst hadt, ontdoken, zeer pijnlijk i en etterde fterk. Zij kreeg dezen dag drie afgangen, en haar koors verhefte zig fterk tegens den avond. Men liet haar tegens den nagt een drankje met eenige droppen van den Vin Jpecacuan* en Tinei. Thebaic. in geven, en met de koorsbast voortgaan als voren. Zestienden dag. Des morgens hadc zij een neusbloeding: haar tong was droog, fwart, en aan de randen met fweerejes bezet. Des avonds raas¬ kalde zij wederom, maar haar pols bleef vrij geregeld. Zij nam hec afcrekzel mee genoegen, maar weigerde hec poeder der koorsbast meer te nemen.Wederom eenen dunnen afgang gehadt hebbende-, wierdc hec ruscmiddel herhaald; en wijl haar den roden wijn begon cegen te' Iban, tóe men hn&r ouden rijnfehen wijn met *?ater voor kmn gemeden drank gebruiken. L % Ze*  174 W-A A'RNEMINGEN Zeventienden dag. Zij hadc gedurende dezen nagt wel geflapen; en wij hadden hec genoegen te vinden dat haaT pols dezen morgen maar 80 flagen ineen mirur deedt, dat hare oogen haren luister weder gekrei gen hadden; en dat zij trek tot voedzel kreeg. Met verwondering vonden wij haren pols des avonds 120 flagen te doen, en alle andere rekenen der koors vermeerdert: hiér onderzoek naar doende, vonden wij dat zij haar zelve vermoeijd hadt, door mee een bode die van haren vader gekomen was, te pracen: wij fchreven dierhalven om den drift der geesten te bedaren , een rustmiddel voor, om tegens den nagt in te nemen. •■- Agtienden dag. Z\] hadt eenen zeer rustelo- zen nagt doorgebragt, en geijld: haar borst en zijden waren des morgéns , onaangezien deur en venfters van haar vertrek, zo lang ik haar bezogt hadt, van tijd tot tijd waren open gebonden geweest, met eenen witten gierstachtigen uitflag overdekt: het binrtönlle van haar lippen, haar keel, en Velum pendtilum palati met fprouwachtige fweertjes overdekt, en haar pols deedt 120 flagen. Wijt-zij -de laaste twee dagen wei- nÜT koerstest gebruikt h'uir , bevolen wij het aftrekzei fterke- re geven, wijl haar maag het poeder -niet-verterc*-w?tëé,.i»1''' <■ t ntt t» #1 > '• '• b ' Negttrt^e'-Bfig. Haren monden keel'fchenen erger, haaf pols deedt 123 flagen en-den gierscachti* .1 gea  over KOORZEN. enz. gen uitflag was menigvuidigcr. Wij fchreven èencn gorgel drank mer Mei. Rofar. en fp. [al. Marln voor, lieten met hec aftrekzei der koorsbasc voortgaan, en wijn wei mee citroen zap gezuurc, voor haren gemencn drank gebruiken. Twintigsten dag- Was het het zelve als daags te voren. Ik gaf haar 's morgens een ferupel van het poeder der koorsbast met het aftrekzei in, 't geen zij binnen hielde; en hier mede wierdt den ganichen dag door, gezec voort gegaan. Een en Twintigfien dag. Des morgens hadt zij een verpozing van koors; maar die verhefte zig wederom tegens den avond. Men gaf haar wederom Rijnfchcn wijn met water voor haren gemenen drank, die zij voor de wijn wei verkoos, Twee en Twintigfien dag. Zij was vrij van koors de keel fcheen zuiver, en den gierstachtigen uitflag begon af te fchilferen. Drie en Twintigfien dag' Haar vel was nu koel haar pols natuurlijk, maar was met een klein hoestje geplaagt, en cot den laagsten crap van fwakheid vervallen. De koorsbasc wierdt vooregebruikc. Vier en Twintigfien dag, Zij zac een uur op en begon crek toe voedzel te krijgen: haren rug daar de fpaanfche vlieg gelegen hadt, was nu bij naar genezen, Ik liec het poeder en 'c aftrekzei der koorsbast nu maar driemaal des daags gebruiken. E 3 Ha-  176 WAARNEMINGEN Haren hoest was de vijf volgende dagen zeer lastig, waarom men haar een drankje met Sperma coeti en hec Elix. Paregoric. tegens den nagt voorfchrcef. Zes dagen daar na vertrok zij naar haar vader, die meer dan 60 mijlen van Newcastle woonde, en of fchoon zij zeer fwak was, volbragt zij die rijs in drie dagen, ik had het genoegen berigt te worden, dat zij tot haar gewone gezondheid en krachten fchielijk herftelde. XX. GEVAL. De Heer oud twintig jaren wierdt na gedurende een' week onpasfelijk te zijn geweest, op den ao October door een koors aangetast; hij was in den beginnen door den Heer Hawdon zijnen heelmeciler ter ader gelaten, hadt een braak en fweet middel, en eenige andere geneesmiddelen gebruikt. Ik wierd den 31 Oftober verzogt hem te komen zien ; vond hem doof, en zeer vervallen; zijn pols deedt 104 flagen; hoeste dikwils; zijn vel was door-eenen gierstachtigen uitflag ruw, die nu echter begon af te fchilfcren; en hij befweek wanneer men hem oprigte. Ik belaste dat men de lucht van tijd tot tijd door da vensters zoude ververfchen, liec hem wijn en water voor zijn drinken geven, en drie lepels vol van het afkookzel der koorsbast, alle twee uuren. Twaalf-  over KOOR ZEN. enz. 177 Twaalfden dag. Hij hadc den voorlede mgt zes afgangen gehad, waar van hij er eenen ongevoelig hadc laten lopen. Hij zag er dezen morgen wild uit, zijn pols tmfc fwak, en zijnen hoest hol; ik beval dac men hem ieder rijs eenige droppelen Laudanum mee hec afkookzel der boorsbasc geven zoude, maar hij hadc hec des avonds nog maar eens ingenomen,'hadc twee Hinkende afgangen gehad ; zijn oogen ftonden ongemeen doods; den hoest was lastiger; hij liec zijn water ongevoelig aflopen; zijn pols was gevallen, en er rolde groote droppelen fweet van zijn aangezigr. Ik liec een fpaansche vlieg cusfehen zijn fchouderen leggen, liet meer wijn gebruiken, en verzogt zijn zuster dac zij hem de koorsbast gezet ingeven zoude. Dertienden dag. Na dat hij zijn geneesmiddelen hadt beginnen te gebruiken, was den buikloop ras geftilt, en hij hadt des nagts wat geflapen, hadt inden morgenftond een zagc fweec; zijn pols was geregelder en deedc maar 80 flagen in een minut, maar zijn borsc was op nieuws met eenen gierstachtigen uitflag overdekt. Tien oneen van een fterk afkookzel der koors base mee dertig droppelen Laudanum gebruike hebbande , liec ik de koorsbasc door den dag in poeder, en des nagts hec afkookzel gebreken. Veertienden dag. Hij hadt 's nagts fterk gehoest, overmatigd gefweec zomtijds met eenen hik gekwollen ge weest. Toen ik hem des morgens belt 4 zogt  178 WAARNEMINGEN zogt lag hij te (luimeren, maar hadc een ftuipachtige beweging in de onderfte lip. Des avonds deedt zijn pols ioo (lagen, den hik was zeer vermoeijend, en zijn oogen ftonden hol in 'c hoofd, ik liec mee den koorsbasc en wi;n vooregaan. Vijftienden dag. Hij hadc des nagts wel geflapen : des middags was zijn pols fterker; hij hoorde beter; en waarfchoude om te wateren, dat ambervervigwas. Ik liet hec afkookzel der koorsbast herhalen. Zeftienden dag. Hij deedc nu bij naar niets als llapen. Zeventienden dag. Hij hadc den voorleden nagt vijf afgangen gehad, en zommige ongevoelig laeen aflopen: zijn pols was dezen morgen fwak, zijn gelaat was nog wilder, cn fliep met half geflote oogen. Ik liet alle vier uuren een brokje met anderhalf grein Ipecacuan in geven, en met het afkookzel der koorsbasc voortgaan. Achtienden dag. Hij deedt nu bij naar niets als flapen:den buikloop was matig,maar fweete onaange-: zien de vensters open gehouden wierden, onmatig; maar den hoest was bij naar verdwenen. De twee volgende dagen fliep hij veel: hardlijvig zijnde, wierdt hem een gift Rhabarbar voorgefchreven, Zijn water liet den twee en twintigften des avonds een dik wit zetzel doorzinken: ik liet met het koorsbasc drankje voortgaan. Des anderdaags was hij geheel vrij  over KOORZEN. enz. i79 vrij van koors, fchoon ongemeen fwak, en van dezen tijd af herftelden hij trapswijze. Uit verfcheide gevallen zo wel in deze als in de voor? gaande afdeeling, zal het klaar blijken, dat of fchoon men de lucht vrij toe laat, en de lijders koud drinken laat gebruiken, den gierstachtigen uitflag zig niet te min dikwijs vertoond. Ik heb ook nooit ontdekt dat dezen uitflag als een fcheiding der ziekte kon worden betragt, maar die altijd als een teken befchoud: desgelijks kan ik mijn toeftemming niet geven aan de genees? heeren die ftaanden houden dat het altijd het gevolg van een te heet bellier is. V. Afdeeling. Van den voorfpoed der geneesoejfening. welke in de aanhoudende koorzen aangeprezen is. Alhoewel men uit de gevallen die alreeds opgegeven zijn, zou konnen oordeelen over de nuttigheid der aangepreeze geneeswijze in aanhoudende koorzen , zal ik echter met oogmerk om deszelfs voorfpoed door het algemeene gevolg te bepalen, een verhaal geven yan een evenredig getal van leiders welke herfleld zijn, tot die welke daar aan overleden zijn. Om dit; {e doen zal ik mij zelf tot die gevallen van koorzen E 5 be-  vto WAARNEMINGEN bepalen, welke van de zieke beurs op.der mijn zorg gevallen zijn; niec om dac ik daar in voorfpoediger geweest ben, als in mijn bijzondere genees oeflening, maar alleen om bet getal der gene die tot de weldadigheid der algemeene liefde gaaf toegelaten zijn geworden, en de uitkomst van haar ziekte, het zij die herftelde, of daar aan overleden, met groter nauwkeurigheid kan bevestigt worden. Zedert de eerfle oprichting van de Newcastelfche zieke beurs, is er een naauwkeurig dag verhaal van de namen, ouderdom, ziektens der leiders, en den uitflag harer gevallen gehouden haar briefjes cot aanneming worden mede zorgvuldig bewaart; die behelst een kort verflag van de cekenen van ieder ziekce van dag tot dag, en van de uicwerkingder aangewende geneesmiddelen. Uic hec dag verhaal nu blijkc het dac er van den i Oftober 1777. tot den 1 Oclober 1779. twee hondert en drie lijders door aanhoudende koorzen aangetast, onder mijn opzigc gekomen zijn; van welke er honderd zes en negentig herfteld, zes geftorven zijn, en een om ongeregeltheid weg gezonden is. I. Het eerste geval dat ongelukkig eindigde, is in de laaste afdeeling N 0. X verhandelt. Dit was een zamengeftelde koors met ontfteking der longen, welke het onbepaalt gebruik der koorsbast derhalven belette. %  «ver KOORZEN. enz. 181 II Richard Wilkes, wiens geval in de vorige afdeling N ° . XI. verhaak is, hij gebruikte de koorsbast twee of drie dagen, die hadt echter geen uitwerking genoeg om de kwaadaartigheid der ziekte voor te komen. III Jacobus Brijan, oud drie en vijftig jaren, wierdr den 13 Maij 1778. in de zieke beurs aangenomen, zijnde reeds den zesden dag zijner ziekte. Deze armen man hadt met zijn vrouw in een bed gelegen, toen zij een grote verderving op de heup hadt, die door den Heer Anderfon heelmeester der zieke beurs verzorgt wierd. Wij befloten beide dat hij door zijn vrouw befmet was geworden, te meer wijl hij het verband , dat zeer rottig was, altoos behandelde. Toen ik hemde eerste maal bezogt, deedt zijnen pols 108 flagen in een minut, hij hadt reeds drie dagen aan eenen zeer Hinkenden buikloop ziek gelegen, en van alle noodwendigheden ontbloot zijnde, was hij totdeuiterfle fwakheid vervallen. Ik liet een gift Rhabarbar en een rustmiddel tegens den nagt gebruiken; hij wierdt onbekrompen met wijn onderfleund, en ik liet het afkookzel der koors bast zo fterk gebruikm, als zijn maag zulks lijden wilde. Men kon oe'vier volgende dagen weinig verandering ondekken, en een volftrekten weerzin tegens alle geneesmiddelen hebbende, hadt hij niet meer dan een pint van het afkookzel der koorsbast gebruikt, zedert dat ik hem de eerfte «aal bezogt had. Den elfden dag zijner ziekte was  iBs WAARNEMINGEN was hij flaapzugtig , zijn tong was fwart, en men ondekte eenen roden uitflag op zijn borst; met vlagen was hij buiten kennis, en hadt menigvuldige fubfultus tendinum. De flapen van zijn hoofd waren tegens den avond met een klam fweet bezet, hij kon niec meer fwelgen; en ftierf des ander daags morgens vroeg. IV AnnaTeafe, oud vijftig jaren, wierdt den iö September 1778 in de zieke beurs aangenomen; wan-, neer haar koors reeds vijf dagen geduurd hadt, die met een fterke rilling aangekomen was. Toen ik haar voor de eerfte maal bezogt, klaagde zij over een geweldige hoofdpijn; haar vel was heet; haar pols fwak, en deedt 112 (lagen; en hadc dikwils een klein hoestje; zij was zeer flaauw wanneer zij zich oprechte; en men berichte mij dac zij voor dat zij de koors gekregen hadc, een fterken bloedvloed gehad hadc. Ik fchreef het afkookzel der koors bast, en het vrije gebruik van wijn voor, en om dat zij hardlijvig was, een weinig Rhabarbar. Hare krachten waren des anderendaags nog meer vervallen, en haar gelaat was wild en verwoest. Den achften dag van haar ziekte was haren pols zeer gezonken, en hare dijen wierden aan de binnenfte zijde blauwagtig. Zij wierdt buiten ftaat om iets meer door te fwelgen, en ftierf des avonds om tien uuren, Ik befchoude het lighaam des ande*  Over KOOR. ZE Ni enz. 183 rendaags morgens, wanneer ik den hals, heupen en deiien blauw vond, en den reuk van het lighaam Zeer beledigend. Zij hadt van mijn eerfte bezoek af, niet ireer dan ander halve pint van hec afkookzel der koorsbast gebruikt. V Maria Whireoak, oud twee en twintig jaren, pasten haren.man in de twee laaste maanden van haar fwangerfchap op, die aan een rotkoors ziek lag, en onder de oplettende zorg van Doctor Pemberton, een mijner kundigfte medebroederen, herfteldwierdt: zij zelfs wierdt den 31 December 1778 door de koors aangetast, welke haar den arbeid verwekte, en zij wierd den 4 Januarij daar aan volgende verlost. Zij wierdc den negenden, dac den tienden dag van hare riekte was in de zieke beurs aangenomen: zij hadt eenige volgende dagen over zware pijnen in den buik geklaagt, eenen rottigen buikloop gehadt, tegelijk met een fterke ontlasting der kraamzuiveringen. .Haar pols was ongemeen rad en zwak, haar gelaat wild en ijsfelijk; de flapen van haar hoofd waren mee een klam zweec bedekc; en haar borst en armen digi mee breede blauwe PctechLs bezec. Of fchoon -al de toevallen een fpoedige ontbinding voörfpelde, fchreef ik om de fpnnning van den buik te verminderen, en den afgan.tr, te matigen , een. drankje voor •met het Pulv. e Ihh cum Opio: liet Hovingen en het vlugge fmeerzel op den buik leggen: eu belaste  iS4 WAARNEMINGEN te dat men het afkookzel der koorsbast dikwijls geven zoude; waar bij men eenige droppen van de Tmct. Thebaic. voegen konde, ingeval zulks door den afgang afliep. Het drankje verligte haar pijnen eenigzints; zij raakten buiten ftaat om eenig ander geneesmiddel meer te gebruiken, en ftierf des anderdaags morgens ontrent tien uuren. VI Anna Scorfield, oud negen jaren, wierdt den 18 Februarij door een koude rilling overvallen, die van mislijkheid, en een geweldige hoofdpijn gevolgt wierdt: des morgens waren hare klachten iets minder; maar men onderrigte mij, dat zij den ganfchen nagt buiten kennis was geweest. Den 23 Fe* bruarij zijnde den zesden dag harer ziekte, wierdt zij in de zieke beurs aangenomen: zij was zeer heet ea koorzig, en de walgingen bleven voort duren: ik fchreef fpiesglas middelen voor, en het afkookzel der koorsbast voor den volgenden morgen; maar men 'kon op haar niet verkrijgen om geneesmiddelen in te nemen. Den negenden dag harer ziekte was ha¬ ren pols zeer in radheid vermindert, was fterker, en vrij vol; haar oogen ftonden niet te min dof, haar tanden wt-rcn beiaden, en zij lag bedwchnr.. Ik fchreef haar drie greinen van het Pulv. Antimon. voor, *t geen haar twee maal deedt-. braken, en haar eenige rverligting te weeg bragt. Zij bleef de drie vol¬ gende dagen genoegzaam in den zelven ftaat, alleen begon  over KOORZEN. enz. ifg gort haren pols onaangezien her gebruik van wijn, wederom te zinken, f l\1en tragce dikwijls om haaiden koorsbast in te brengen , maar te vergeefs. Op den veertienden dag wierdt zij ilaapzuchcig, haar tong en tanden wjerden fwart, en men ondekte eenige fprouwachtigt fyveenjes in haar keel, en op de amandelcn. Van de^en tijd af, flikten zij niets meer door, dan'liet geen men haar met een fpuit in de- keel bragr.-: de fprouw verfpreide. zich wel haast ©ver de geheele keel, een rottigen.buikloop volgde, en zij ftierf ;den achtienden dag ,van haar ziekte, in den morgenliond. De wegens ongeregeltheid weg gezónde zieke was Elizabet Dickman, oud drie en vijftig jaaren, die vaneen tedere.lighaams gefieltheid was: zij hadt meet; dan acht maanden gezukkelt, wanneer zij door een koude rilling wierdc aangedaan»'die op den 5 Augustus 1.778 door de gewoone tekenen van een 'koors gevolgt wierden: zij wierdc den vijfden dag van hasr ziekce in de zieke beurs aangenomen: klaagde over een groot verval van haar krachten, hoofdpijn, en walgingen; haren pols was zwuk, en deedt' 100 flagen in een minut; en was van den beginnen aan,zeer hardlijvig geweest, waar om ik haar het zoute drankje met een weinig Rhabarbar voorfchreef. Den zt-sden dag liec ik' hec afcrekzel der koorsbast gebruiken, waar mede zij fchoon op een onverfchillige wij- . .ze^j  i86 WAARNEMINGEN ze, tot den elfde aanhield. Den twaalfden bra¬ ken haar lippen uit, haar pols deedc na flagen, ert zij begon ce hoesten. Moeij geworden zijnde 'van hec gebruik der geneesmiddelen, wierdc zij op haar verzoek verlaten; en Weinig dagen daar na wierd ik onderrigt dat zij overleden was. De uitkomst der gevallen van ieder leider die aan •een aanhoudende koors gelegen heeft, en Wegens de ziekebeurs onder mijne zorg gekomen is* gegeven hebbende, zal ik er maar alleen bij voegen, dat indien ik bijzonder voorfpoedig geweest ben, ik zulks niet aan mijn meerder kundigheid toefchrijve; maar aan de zorg en oplettendheid waar mede ik alle de toevallen welke zig in den loop van ieder koors opdeden, aantekende. Op deze wijze kan men zig van de gefchikte tijd om de koors bast te geven, verzekeren: want ik begrijp, dat indien die zonder onderfcheid , ten allen tijde van een aanhoudende koors gegeven wordt, zonder op de tekenen acht te geven, zulk een handelwijze niet alleen een kwaden naam op dat geneesmiddel zal brengen, maar te vreezen is zulks tot nadeel van den leider zal uitvallen • Maar indien het beftier, 't welk ik in deze verhandeling voor geftelt heb, tijdig en gefchikt werkftellig gemaakt wordt, houd ik mij verzekert dat koorzen zeldzamer ongelukkig eindigen zullen. dan eenige andere ziekte van aanbelang, waar aan het menschdom onderworpen is. H* DEEL  'Ü. D E È L. WAARNEMINGEN OVER DE SCHARLAKÉ KOORS, VERZELT MET EEN VERSWERENDE ZEERE KEEL, Zo als die zig in het jaar iy8 te Ne*J castle vertoond heeft.  Est tarnen proeter Sydenhami fcarïatinam alia, quoe naturafua etiam vera maligna diciqueat, variis in Europa plagis obfervata. De Haeh,  II. DEEL WAARNEMINGEN OVEK. DE SCHARLAKEN KOORS, VEftZELT MET EEN VERSWERENDE ZEERE KEEL. J0)en zomer dezes jaars was ongemeen droog en broeijende, en den herfst regenagtig , maar anderzints gematigd. In November én December was de wind gemenelijk uit den Zuidwesten , zonder dat men fneeüw nog vorst gewaar wierdt Den 31 December was er 's nagts een opmerkelijken florm van regen en wind uit den noordwesten, waar door vele fchooriïeenen en daken omver geworpen wierden. Den wind liep fchielijk naar het Oosten, en men kreeg den i Januarij 1779 eenigen fneeuw, en den vorst was ftreng. Deze M a ge-  190 WAARNEMINGEN gefteldheid van hec weder hielde echter maar weinig dagen aan, en het overige dezer maand was ongemeen gematigd. De lucht was in de eerde week van Februarij zagt, of fchoon eenigzincs vogcig. Van dezen cijd af aan, tot het einde der maand, was het bedaard wéder, met een heldere lucht en zuidwestelijke winden: de velden begonden groen te worden, en de bladeren der heesters, en boomen overvloedig uit te botten. ' In de eerfle week van Maart hadt men des; nagts vorst, maar over dag was het warm en dikwils broeijend. Op den 17 cn 18 viel er eenigen regen: maar het overige der maand was ongemeen aangenaam met westelijke winder , het weder was warm en droog; en die zelve gematigheid hadt ook gedurende de maand April plaats. Dusdanig was de gefteltheid der lucht in een gedeelte van de jaren 1778 en 1779 , en zulk eenen zagten winter en voorjaar was er bij de heugnis der oudfte rnenfchen in dit land nooit gekent. Een bijzondere zoort van fcharlaken koors vertoonde zig in het beginne van Junij 1778 ce Newcasde, die zig fpoedig tot verfcheide fteden en dorpen in* de nabuurfchap uitftrekte ; beide in de Graaffchappen van Durham en Northumberland. In de maan¬ den Augustus, September, en Oétober was die het allerfterkfte'; en verminderde na de maand van December  over KOORZEN. enz. 191 bcr (*) eenige weinige gevallen dezer koors vertoonde zig niec te min tot in Augustus 1779. De ziekte was bijzonder eigen aan kinderen, en jonge rnenfchen; niet ce min waren er verfcheide bejaarde, die, aan de befmetting bloot geftelc geweest zijnde zulks niet ontfnapten. De ziekte was niec, gemeen onder het beste zoort van rnenfchen, maar woede met een grote fterfte onder hec minder zoort. De kinderziekte heerfchte omtrent den zeiven tijd,en men ontdekte eenige gevallen van ontftokene en roosachtige zeere kelen. De mazelen vertoonden zig injanuarij 1779 , en volgde op deze ziekte als een volkziekte. Uit de volgende tafel die uit het getal der leiders welke in de Newcastelfchê zieke beurs aangenomen geweest zijn onder de zorg van alle de Geneesheeren, blijkt het, dac kinderen onder de cien jaaren oud,het meest aan die ziekte onderworpen warendat die beueden de twintig jaren oud, het aarjtal van hec manlijk en vrou- (*) De waarnemingen dezer volkzïfkte waren vit d& aan tf keningen welke tk in Januari] lJ79 Uxat; opgefield, maar eer die tot de pen wierden overgegeven , wierdt het\nsdig geoordeelt om alle de gevallen welke ge dm cr.de den winter enden daar cp volgende zomer bij de zieke keurs waren voorgekomen, er bij te voegen. De ziekte was in eenige dorpen in den amtrek -van Newcastle het fierkfie gcaurende-den zomer, en herfst i?79f tn VBOr zo ver ik gehgentheid had die ne te fpeuren, verfcheelde die niet veel met die van vroeger jaren M *  ï9ft WAARNEMINGEN vrouwlijk geflagt evenredig was; maar dat boven dat tijdperk, hec getal der vrouwen, dat der mannen grotelijks overtrof, een omftandigheid daar echter maklijk reden van te geven is, wanneer men overweegt, dat de vrouwen door het oppasfen der zieken, meer voor de befmetting bloot geftelt waren. Ouderdom. iVismijk. Vrouwiijli; 'lom. Maanden.' onder i jaar 6 I 7 van I tot 10 44 47 9 ' Junii- ' + io tot 2C 12 13 25 Julij- 6 20 tot 30 4 14 18 Augustus. 18 30 tot 40 o 22 September 33 40 tot 50 o 3 3 0ftober- 34 November. 12 December. l5 1779. Januari]. 2 Februarij. I Maart. 5 April. 1 Junij. 4 Augustus. 1 j | 66 1 80 1 '4ó | 1 '4* In de verhandeling dezer volkziekte zal ik deze wijze in acht nemen, dat ik i de vooruaamfte toevallen  over KOORZEN. enz. len van die ziekte kortelijk zal befchrijven, en derzelver oozakcn onderzoeken. 2 Zal ik die verge¬ lijken met de fcharlakenkoors door andere fchrijvcrs opgegeven, zo wel als met de kvvaadaartige zeere keel. 3 De geneeswijze voorftellen. 4 Zal ik er verfcheide gevallen bijvoegen; en een bij* zonder verhaal doen van den ukflag der aangepreze geneeswijze VI. Afdeling. Befchrijving der fcharlaken koors met een ver~ fwerende zeere keel verzelt. Geen volkziekte, de kinderpokjes alleen uitgezonden , wierdc ooit opgemerkt in onderfcheide lijders aan een en dezelve befmetting bloot geilek zijnde, zo verrchelende te zijn, als de fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzelt. In zommige was die zo zagt, dat die weinig hulp van de geneeskunde nodig hadt; ja zelfs herftelden zommige alleen door de pogingen van de nawar , terwijl die in andere zo kwaadaarcig was, dac die voor geen geneeswijze hoe genaamc week. Hec zou zeer moeilijk zijn om alle omftandigheden der ziekte in een nauw beftek voor te ftellen, waar om ik de voornaamfte toevallen alleen zal voordragen, terwijl ik de onregelmatige verfchijningen zal overlaten om in de bijzondere gevallen verhandelt te worden. INI 4 D»  ?94 WAARNEMINGEN " De ziekte begon in yz gemeen met mislijkheid, rnattigheid, koude of huiveringen; daar na klaagden den leider fchielijk over hoofdlijn, en over een pijn of gevoeligheid in de keel, zijn vel wierdt heet; zijn pols zeer rad dikwils vol en fterk; maar zomtijds ook klijn en fwak ; of fchoon in het algemeen hard: des avonds wierdt de koors fterk, de lijders waren rusteloos , en dikwils ijlhoofdig. Kort na derj aanval febenen de amandelen , het zagte verhemelte en de lel ontftoken: de zwelling en roodheid dezer delen vermeerderde; men ondekte ras witre vlekken en korsten, die, naderhand zo vele f weertjes wierden ; het (likken wierdt pijnlijk, en dikwils zeer moeilijk, de ademhaling rad, en dikwils moeijlijk ; den adem was heet, egter met Hinkende, de tong wierdt wel haast met een witte korst die er als > oom uitzag, overdekt, dei] monden keel met een taai llijm overladen, die, te gelijk met de fwellingder keel, zelfs heel yroeg in de ziekte, een gereutel inde ademhaling verwekte. Dusdanig was den gemenen Icop der ziekte gedurende de eerfte drie dagen, maar in vele gevallen was den aanval dezer tekenen piet braken, afgang, en ijlhoofdigheid verzelt. Wanneer den aanval der ziekte heel geweldig was f wierdt den roden [uitflag dikwijls van den eciften dag dt-r ziekte waargenomen; maar in het gemeen vertoonden zig d»3 niec voor den tweeden qf derden , en zom. tijds  over KOORZEN. enz, 195 fijds niet voor den vierden da?. Den uitflag befiondc uit een ontelbaar aantal klijne pukkeltjes, dieza# menlopende, het vel met een doffe rode kleur verfde. Deze rodigheid wierdc men het allereert gewaar in het aangezigt den hals,, en borst, en ftrekce zig dikwils over hec gehele lighaam uic, 't welk eeniger maten gefwollen fcheen ; bij andere was den uitflag weder om hier en daar in vlekken verfpreid, maar de deijen armen , en beenen waren er gemeenelijk van overdekt, en de handen en vingers dikwijls door een zugtigefwelling aangedaan, die wanneer men dezelve drukte pijnlijk waren. De langdurigheid van dien uitflag was onzeker; in 't gemeen echter wierdt die den derden of vierden dag bruin; de huid wierdc rouw en pelde in zemelagcige fchilfers af, en zeer dikwijls in breede dikke en gefcheurde (lukken. De affchilfering was in eenen lijder zo volkomen dat 'zijn nagels zelfs afvielen; en in verfcheide bleef de opperhuid tot na den dartigflen dag der ziekte affchilferen, te tellen van den eerflen aanval der koors. Den uitflag bragt zeldzaam eenige verligting aan. Wanneer de ziekce kwaadaarcig was vermenigvuldigde de korflen, de kaak en oor klieren fwollen , de oogen wierden droevig en fwaar, hec aangezigc en den hals kreegen dikwils vlakken en een zugcige fwelling; en den lijder lag of zeer onruscig, ijlhoofdig, of flaapzuchcig. M 5 in  ï96 WAARNEMINGEN In zagter gevallen verminderde de koors, en de {"weren genazen zo dra de huid begon af te fghilferetJ, en de lijders waren fpoedig tot haren vorigen welftand herfteldt. Niettemin waren er verfcheide , welke pf fchoon zij de ziekte niet fterk hadden, in een algemene fwclling, en in een ware hijdrops pulmonis of waterzugt van de celachtige zelfftandigheid der longen vervielen. Eenige, na dat zij reeds begonden te herftellen bleven kwijnende , cn of fchoon zij door den dag zonder koors waren ,] hadden zij heete en rusteloze nagten. In zulke gevallen bleef het aange? zigt bleek en opgeblazen, en de kaak of kwijl klieren van den hals, bleven gefwollen. Een dunne bleke ftof liep hen uit neus en ooren; op 't laaste volgde een verettering van de buis van Eastachius welke den trommel vernielde; en zommige lijders verloren de ger boor beentjes. In Jien de zieke lang wagte voor dat zij hulp zogten ging de ontfteking tot de luchtpijp en longen over, welke heerfcheid, onophoudelijk hoesten, en een piepende en reutelende ademhaling verwekte. Een kind in deze gefteitheid wierdt zelfs den veertienden dag van zijn ziekte in de zieke beurs aangenomen; en ik heb verfcheide andere ongelukkige voorwerpen gezien welke het zo lang uitgerekt hadden , en met verfweringen die het zagte verhemelte doorboord hadden, en met ontvelling van den mond, lippen, cn de deelen omtrent den Anus, waren aangedaan. De  over KOORDEN, «ia. 197 De langdarigheid der ziekte was zeer onzeker: zeldzaam wierdt er een zigtbare fcheiding ontdekt. Zommige herftelden heel fchielijk andere wederom hadden voor den twaalfden of zestienden dag geen gunftige tekenen. Niet meer dan vijf van die gene welke ik ' verzorgt heb, zijn voorden achtften daggeftorven; vier op den negenden ; en in al de andere getallen die ongelukkig uitgevallen ?ijn, rekten de lijders haar ongelukkig beftaani tot den ï^den, ï^den, ïóden, ijden, en zomtijds tot den 19^» dag der ziekte uit, zelfs dan wanneer die met geen wacerzugtige fwelling verzelt was. Kort na het overlijden wierden de lighamen van alle die welke ik befchouwd heb, blauw of violet kleurig ; en zomtijds liep er een verrotte bloedige ftof uit neus en mond. Terwijl deze volkziekte heerschte hadden eenige lijders een roosachtige ontfteking der keel, zonder verfweringen; andere hadden verfweringen der amandelen i zonder eenigen uitflag, en zommige hadden den fcharlaken kleurigen uitflag en koors, zonder de minste aandoening in de keel. In gemeenc koorzen hadden verfcheide lijders een meelachtige affchilfering van de opperhuid, zonder eenige voorafgaanden uitflag: desgelijks ontdekte men in eenige gevallen der kinderziekte en mazelen, verfweringen der amandelen en men ondekte eenige gevallen van de roos en Angi-, na maxilïaris. Dac  io8 WAARNEMINGEN D-at de fcharlaken koors en zeere keel grote overeenkomst met de angina maligna heeft , blijkt uit het boven verhaalde; het onderfcheid kan in vele gevallen wezentlijk niet wel bepaalt worden , waaróm die met regt voor een en het zelve geflagt konnen gehouden worden. Ik heb mij veel moeite gegeven om uit den voorr raad dien ik bezat, de end dcheide ftaten dezer volk ziekte te bepalen. Van zes en dartig lijders die ik in mijn bijzondere geneesoeftening verzorgde, waren er zes en twintig die de fcharlaken koors hadden, met ligte fweertiesin de keel verzelt; een in wien die van een waterzugt gevolgt wierdt, en negen die dezelve met aile tekenen der angina maligna verzelt hadden; niet te min waren in alle deze gevallen de bronnen der befmetting waarfchijniiik een en dezelve. Uit vijfen negentig lijders die van de zieke beurs onder mijnzorg gekomen zijn, waren er negen cn veertig die de fcharlaken koors hadden, met ligte fweerejes in de keel verzelt ; in twee en twintig was de ziekte van een waterzugt gevolgt,- en in vier en twintig was die met een angina maligna verzelt. De evenredigheid derhalven van die welke de ziekte onder de gedaante van een angina maligna hadden, ftond onder alle de lijders die ik behandeit heb, als een tot vier. Maar wanneer men daar bij aanmerkt, dat een groot aantal de ziekte op zulk een zagce wijze hadt, dac die geen ge:  over KÖORZEN. enz. 190 geneeskundige hulp nodig hadden, en dat men die zo wel in de bijzondere geneesoeffening, als in de zieke beurs niet ondervroeg, ten ware den lijder fterk door de ziekte aangetast wierdt , moeten de kwaadaartige gevallen, onder alle die door de ziekte aangetast zijn geworden, mogelijk niet hooger als een tot twintig bepaalt worden. . Maar, onze volkziekte verfcheelde in de meeste lijders van de angina maligna. of rottende zeere keel, in de volgende bijzonderheden. Zij was in den beginne verzelt met een fterker werking der bloedvaten ; en de fweerties waren van een zagter natuur. Den lijder klaagde in den beginne zeldzaam over fwakheid of flauwtens; den uitflag was gemeenlijk overvloediger, en de afschilfering der huid volkomener. Aan de angina maligna zo als die door de fchrijvers is ter neder geftelt, fterven de lijders meestentijds den %den of a^den dag, en de ziekte fterk zijnde, waren ër weinig die krachten genoeg hadden om den zevenden te overleven; terwijl die met de fcharlake koors zelfs dan wanneer die met verftorvene fweeren in de keel verzelt waren, gemeenelijk veel langer leefden. Maar voornamentlijk hadt deze volkziekte een groote geneigtheid om tot een waterzugt over te gaan, iets dat geen fchrijver opgemerkt heeft het gevolg der angina maligna te zijn. Alhoewel de fcharlaken koors , even als de mazelen met  too W AARNEMINGEN met mislijkheid en braken begon, kan die echter vati laastgenoemde ziekte makiijk onderfcheiden worden wanneer men op de na volgende omfhndighederi acht geeft. De mazelen zijn van den aanvang der uic bottende koors verzelt met heerfcheid, eenen menigvuldigen drogen hoest, eenige öntdekmg en hitte iri de oogen, de tranen zelfs lopen uit de oogen, de lijders niesfen en haar neus loopt: terwijl de tekenen van zinkingen in de fcharlaken koofs zig nooit als zeer laat vertoonen. De uitbotting is mede zeer onderfcheiden ; in de fcharlaken koors is die roder, minder aan •malkander gelijk, en meer algemeen over de ganfche huid verfpreid als in de mazelen. Behalven dat is de eerst genoemde ziekte bijna altijd met een zeere keel verzeld een toeval dat zig in laastgenoemde zeer zeldzaam laat zien. De fcharlaker. koors zo wel als de kinderpokjes en mazelen kan niet dan door haar eigen fmec worden voortgebragt;maar hoe die 't eerst in Newcastle voortgekomen is, is eene omftandigheid, die niet makiijk te bepalen is. Dit is niec te min zeker dat er weinig of geen door de ziekte aangetast wierden, die niet voor de befmetting bloocgeftelc geweest waren, en dat zo dra die in een huisgezin zig ontdekte, gemeenlijk alle de kinderen er door aangetast wierden en zelfs oncfnapte bejaarde perzonen zulks niet altoos. Het fêbijnc deihalven redelijk te befluicen dat het eigentlij- ke  over KOORZEN. enz. sol ke fmet door de inademing der ziekelijke Hof van befmecte perzonen overgebragt wierdt, en dat men die als de eenigfte te weeg brengende oorzaak moet befchouwen. Maar om deszelfs onmiddelijke oorzaak na te fpeivren, en te trachten om te verklaren op wat wijze die befniette uitwazeming deze verfchelende tekenen voortbrengt, zoude ons alleen in een doolhof van gisfingen en onzekerheden verwarren. Uit het opgegeve verhaalj der ziekte blijkt het niet te min klaar genoeg, dat het fmet op een bijzondere wijze naar de keel beftierd wierdc; en inliet algemeen fchielijk een rottende gefteldheid der vogten, zo wel als die van de keel en de nabij gelegene deelen te weeg bragt: want alhoewel men niet gevonden heeft dat die roe vallen ieder zoort der fcharlaken koors verzelde; en of fchoon er verfcheide voorbeelden in deze volkziekte voorgekomen zijn, dat de ziekte heel gematigd was, kan deze verandering toe te fchrijven zijn, aan het onderfcheid van de kwaadaartigheid der befmetting de hoeveelheid die den lijder is deelachcig geworden, hec onderfcheid van lighaams geftelcheid, en van de werking van andere afgelegener oorzaaken. Zulke omftandigheden brengen in de kinderpokjes, mazelen, en andere befmeccelijke ziekcens veranderingen voorc; ja zelfs heeft men de pest met onderfcheide trappen van kwaadaartigheid, verzelt gevonden, naar dat  aöi WAARNEMINGEN ilat die in onderfcheide jaartijden, gelegentheden, en lighaams gefteltheden, voorviel. De afgelegener en uitwendige oorzaken welke den zigbaaruen invloed hebben om een volkziekte kwaadaartig te maken , konnen tot de volgende bepaalt worden , namentlijk, de hitte en vogtigheid der lucht; en de befmettende uitwafeming die er ontdaan, wanneer er vele rnenfchen in een huis, en zomtijds ineen Vertrek opgehoopt zijn. In den aanvang dezes is het opgemerkt, dat den Zomer opmerkelijk heet en droog was, dat den Herfc regenachtig en vogtig, en den Winter ongemeen gematigd was. De waarnemingen van alle tijden en in .alle landen hebben bevestigd, dat zulk een gefteldheid van den dampkring, een vermogende begunstiger van de verrotting is, en het voortbrengen van kwaadaartige ziektens zeer begunftigt. In kleine huisjes daar "•root gebrek vanverfche lucht is,daar de huisgezinnen van arme menfehen tterk bij een opgepropt moeten leven, en daar weinig acht op de zindelijkheid gegeven word, zijn de dampen door de uitwafeming en ademhaling van een aantal menfehen, dikwijls zo befmettend geworden, dat die de alleraanftekendfte koorzen hebben voortgebragt: menigvuldige voorbeelden van dit zoort hebben de gevangenhuize, ziekenhuize, en andere bellote plaatzen opgelevert. Den  over KOORZEN. enz. ' 203 Den zamenloop derhalven van zulke vermogende, oorzaken, met het fmet der fcharlaken koors invallende , is voldoende reden voor de kwardaartigheid en menigvuldigheid dier volkziekte onder het behoeftigei gedeelte der menfehen. Om de verfchelende gedaantens welke de fcharlaken koors in vroeger tijden, en in verfchelende plaatzen aangenomen heeft voor te Hellen, zal ikden lezer een korte vergelijkenende fchets voordellen van de ziekte, zo als die door eenige der meest beroemde fchrijvers waargenomen is. II. Afdeling. Een vergelijkenende fchets der bovengemelde volkziekte, met de fcharlaken koors der fchrijve* ren , en de bwaatlaartige zeere keel. In de werken van Hippocrates vindt men geen gewag gemaakt van de fcharlaken koors; noch is de Exanthema febrilis door een der ouden als een onderfcheide zoort van koorzen befchreven, maar enkel als toevallige tekenen. Wij ontmoeten dus geen nanwkeurig verhaal dezer ziekte voor de zeventiende eeuw; en deszelfs kwaadaartigheid in de tegenswoordige eeuw, maakt die bij de geneeskundige het voorwerp der aller ernfligfle overwegingen. Den groten Sijdenham met alle de vermogens die  204 WAARNEMINGEN een nauwkeurig waarnemer uitmaken, begaaft, doet het volgende verhaal, van de fcharlaken koors. (*). Zij kan op alle tijden van hec jaar voorkomen, maar gemeenelijk vertoonde die zig op hec hec einde van den Zomer, wanneer die ganfche huisgezinnen, maar inzonderheid kinderen aancast. In den beginnen is deszelfs eerfren aanval met koude en huiveringen, maar zonder grote ziekte ; naderhand worde de ganfche huid mee rode vlakken overdekc, welke breder en roder , maar niec zo over eenkomende zijn als die welke de mazelen uitmaken. Deze vlekken blijven cwee of drie dagen, en na dac hec de opperhuid begindt af te pellen, blijven er zemelagtige fchilfers over het lighaam verfpreid, die cwee of drie rijzen scheer malkander afvallen, en wedjr komen. De behandeling welke hij voordek is zeer eenvoudi"". Uil wederhoudc van aderlatingen en van het clijfteren in den beginne; en oordeelc het voldoende wanneer den.lijder zig van dierlijk voedzel, en alle zoorten van geestrijke vogten onthoudt , zijn kamer', maar niet altijd het bed houdt; en dat hij na de affchilfering een zagt buikzuiverend middel gebruike. Op deze wijze voegt hij er bij, dat deze ziekte (alleen in naam) gemaklijk en zonder moeice of gevaar genezen worde. Nieccemin merkt hij op dac er in kia- (*) SjtUn/iam Oper. Sc 8. VI. Cap. II.  over KOORZEN. enz. 205 kinderen en jonge lijders zomtijds ontrent den tijd der uitbottinge, ftuipen of eene flaapziekte bij komen, welke een fterke fpaanfche vlieg in derf nek, en alle avonden een paregoric. gedurende de ziekte nodig hebben. Prosper Martianus verhaalt nog van eene fcharlaken koors, welke meer dan anderhalve eeuw geleden te Romen gemeen geweest was, en door het gemeene volk Koifalia genoemd wierdt. , De ziekte was even zagt als die door Sydenham befchreven ; want dien Schrijver voegt daar bij: „ At experientia docet „ nullum fere ex Rosfalia interire, & nifi miracula „ quodam, & ob errata maxima, qua; aut tegri com„ mittant, aut medici ; pocisfimum vero fanguinem „ mittentes." (*) Verfcheide andere Schrijvers , zo wel in Engeland als elders, hebben de fcharlaken koors zo zagt, zonder eenige aandoening der keel befchreven. De fcharlaken koors was gedurende4den zomer van het jaar 1689, het jaar fat Sydenham overleedt, algemeen. Den vermaarden Morton doet ons in zijn Pyretologia een verhaal dezer ziekte, welke hij niet te min aanmerkc van de mazelen in de manier der uitbot- (*) Comment. in Epid. Hippoc. Lib. II. Secl. III. N 2  io5 W AARNEMlNGE N' bottinge te verfchelen (*). Hij bevat beide die ziektens in een en dezelve befchrijving ; en onaangezien hij met de toevallen, die beide die ziektens onderfcheiden, bekend fchijnt te zijn (f), zegt hij niet te min dat Leucophlegmatia en afcites op beide deze ziektens zonder onderfcheid volgen : deze ziektens mag men niet te min zeggen, dat meer bijzonder op eene fcharlaken koors volgen. Wanneer hij daar na voorbeelden opgeeft, verhaalt hij vijf gevallen van fcharlaken koorzen, in welke de ziekte met wreede pestachtige toevallen verzeld was geweest; namendijk merkelijke fwelling der oorklieren, die een moeilijke ademhaling te weeg bragten, en het lopen van een knagenden etter uit de neus, ooren, en keel. In eenen lijder maakt hij melding van een pijnlijk gefwe!, dat zig onder den oxel zette , dac verzwoor , en verfcheide dagen etcerde. Hij (*) „ Hunc mvrbum ( utut üniverfsli medicorum confenfu titulopeculiari donetur') prorfus eundem esfe cum mot-billis „ een fes, & folo efflorefetntia modo ab illis dtfiare" Pyretol. P. II. Ed. 1694. p. 69. (f) In morbiilis, "Ititerftitiisettaminterpswfo ejl hac ef9, fiorefcentia, maccularum fimilibus, incerl* admodummagni„ tudine & figura oblonga fcilicet quadrata multanguld pr  over KOORZEN. enz. 507 Hij gaat vervolgens voort met een bijzonderen aandagt op de aandoeningen der keel te geven, zo als de (welling der amandelen, lel, keel, verfwering der klieren van neus en keel , enz. De kwaadaartigheid, welke deze fcharlaken koors verzelde, is in het" geval van een oude Dame van omtrent 70 jaren oud , zo fterk afgefchildert, dat ik het nier zal vertalen , maar het geheel in des fchrijvers eigen woorden zal opgeven. „ Verum Öomina Barnardiston , cum ad „ plures dies male fe habuisfet, & omnium remedio„ rum ufmn neglexisfet, tandem poft fex vel feptem » dies eiapfos, carcinomate paulo fupra pubem corri„ piebatur, quod fpatio unius vel alterius diei pra „ virulentia veneni per partem afleftam excreti gan„ grtena tentabatur. Alexipharmacis autem & e„ pispafticis diligenter adhibitis, & auxiliis chirurgia cis perite applicatis, prater fpem adftantium abhac „ pefte, licet difficulteradmodum evafit, atque poftea » ad tres annos fuperfuit. A pefte (inquam) evafit, quonium venenum morbi prasdidtum , peftilen„ tialis ferrpeoti malignitatem ada:quabat,- etfi quando n venenum iftius modi morbiilofum crifi perfedta per „ cuticulam propelli haud poreft , tanquam venenum „ peftilentiale glandulas fponte petit narium , fauci„ urn, inguinum etc. easque inflammat & cxulcerat, „ nee non carcinomata, bubonès & parotides excitat. „ Quantum tonfillas , uvulam , fauces, nares, & N 3 „ quara-  2o8 W A A R N E M I N G E N „ quamdiu intumuisfe vidi ! quam turgida nonnun'„ quam labia ! & quam ibrdida fcabie obdu&a et „ exulceraca ab eadem caufa animadvcrti ! ut nuper„ rime filiolo Domini Blaney accidic , qui post ef„ florescentiam pernclam febre, comate , ec prtedicto „ fymptomace diu affligebatur." (*) Den fchrijvcr prijst dezelve geneeswijze in de fcharlaken koors, als die in de mazelen aan. Wanneer de ziekte in den beginne kwaadaartig is , waarfchoud hij tegens alle ontlastingen die de krachten verminderen ; en bijzonder tegens de aderlating, ten zij eenig ongewoon toeval zulks noodzakelijk maakt. Het is waar daï hij in drie gevallen , op den vierden en vijfden dag van den uitflag de aderlating voorfchreef, dr.ar de werking der flag-aderen fterk was ; en daar het leven der lijdsrs in groot gevaar was door de moeijelijkheid in °t flikken, vaneen fwclling en ontfteking der oorkïieren veroorzaakt; maar toen noch met eene fpaarzame hand (f). De voornaamfte geneesmiddelen, waar in hij eenig vertrouwen fteldt, zijn fpaanfche vliegen, Akxipharmaca , zo als de Contrajerva en Slangenworcel , en de Koorsbast ia groote giften toegedient, zo dra de koors verpoost. Hec fchijnt ook dat dezen fchrijver niet verzuimt heeft (*) ïfrd. p. K. 87. (t) Ibid. p. 85.  over KOORZEN, enz. .zo? heeft om geneesmiddelen binnen in de keel ann te wenden, wfl hij in het tweede geval een gorgeldrank voorfchreef van Af. IHantag. & Mei. Rojar. om mee een fpuic in de keel van een kind, dat aan de fcharlaken koors lag, ingefpoten te worden. Den geleerden de Haen, eertijds vermaard Hoogleraar der Geneeskunde in de Universiteit te Weenen, merkt in zijne Verhandeling, Thefes fifties febriwu dlvifiones genaamt, op, dn er, behalven tie zagte fcharlaken koors van Sydenham, een ander zoort van een kwaadaartiger natuur is, welke in verfcheide gedeeltens van Europa zig vertoond heeft. Na gemeld te hebben dat Morton dac zoort in Engeland, Chrijl. Joan. Langhis in Saxen , en Kerujci die in Italien gezien hadden; geeft hij een verhaal van eene, welke hij zelf in de jaren 1748 en 1749 in 's Hage heeft waargenomen, welke een groot aantal kinderen, veel jonge , cn oude rnenfchen wegsleepte (*). De ziekte begon mee een zeere keel, en was vcrzeldt met ver- (*) Anno iu/em 1748 & 1749 p(:fl:::a fcarlatina *fe#S Baiavorum fait, cum ' valide angina inc 'ioaus , plurimosque infante^, turn & beng viulfos juvenes , at que adultos occU dein; imo fauces, carncsque buccarum , in tilcera maligna, tifa maxillarurn in cariem pes/imam convertens , jlmiliaqut etiam produccin in cruribus. Ntnmmauam paroiïs' nor. juvatis, fed indurefcens, adirat. TtfeC Sli\, p, 25, 9$ N 4  2IO WAARNEMINGEN verfwering der keel en kaken , bederving der kakebeenen, en zomtijds met eene ontfteking en verharding der oorklieren. De fcharlaken koors , in den Winter van het jaar 1771, te Weenen een volkziekte wordende, verfchafte aan den zeiven Schrijver een ruim veld tot waarnemingen; en hij verhaalt drie gevallen, op een heel nauwkeurige wijze , in welke de ziekte kwaadaartig was. Wijl dezen Schrijver naast Morton de nutrigfle waarfchouwingen tot behandeling der fcharlaken koors en zeere keel opgeeft , zal ik den Lezer de daar in nauwkeurigfle gemelde onhandigheden voordragen, wijl het ganfche verhaal te wijdlopig voor eene aan¬ haling zijn zoude. I. Een jongetje oud vijfjaren, wierdt, na dat het agt dagen lang over pijn , een roodheid en fwelling van het linker oor , pijn in den buik en voeten geklaagt hadt, op den 14. Febr. 1771. door een koors aangetast , en dien zeiven avond maakte een fcharlaken3 uitflag zijne verfchijning. Den derden dag na den uitflag wierdt de flikking belemmert, en zijn aangezigc en oogen wierden rood. Den vijlden dag fwollen zijn handen en wierden pijnelijk , en de gewrigten zijner vingers fwollen en wierden rood. Den uitflag wierdc aan de bovenfte deelen van zijn lighaam van een hooger kleur, en hij fliep dag noch naüc, Op den zesd.-n dag verminderde de fwelling  over KOORZEN. enz. au ling van zijn handen, maar de pijn in zijn keel hielde echter aan ; zijn lighaam was heet, zijne neusgaten raakten verdopt, en zijn Item was nauwlijks verdaanbaar. Van dezen tijd af tot den zestienden dag, hadt hij om den anderen dag een ilerke verheffing van koors ,yerzeld van een radde ademhaling, hoesten in den nagt, flapeioosheid , en ijlhoofdigheid. Den aanval op den 19 geweldig fterk zijnde, wierdt bij adergelaten , en fpaanfche vliegen aan zijn beenen gelegdt. Op den eenentwintigtien dag wierdt er een onceiïa^. Cort. Perifv. in een drankje voorgefchreven, dat voor den fmaak zoet gemaakt wierdt ; en zo veel nam hij voor verfcheide agtereenvolgende dagen. Den volgenden dag ontdekte men drie grote puisten in het binnenfte van zijn regter kaak ; op den vijfentwintigHen verdwenen die, en hij was fchielijk tot zijn voorgaande gezondheid herlleld. Een fcrophuleus gezwel in den nek, dat zig het eerst in deze ziekte vertoonde, bleef over ; en zijn opperhuid begon den 24 Maart, van zijn voeten af te pellen. Zijn jonger broeder en zuster wierden insgelijks door de fcharlaken koors aangetast , die zagt, en van eenige kwaadaartigheid bevrijd was (*_). II. (*} Vide Ratio Medend. Continuata. Tom, I. p. 44. NS  3i2 WAARNEMINGEN "II. Den vader dezer kinderen , oud drie en veertig jnren, wierdc den 25 Februarij 1771 onpasfelijk. liet eerfle ceken was een pijn in zijn keel ; hij bragt den nagt flapeloos door, en den tweeden dag hadt hij vroeg in den morgenflond een jeukte over zijn lighaam, en was met den fcharlaken uitflag algemeen overdekt; De plaatzen of vlekken waren breed, gelijk, en maar weinig verheven:} den dorst was groot, en de pijn in de keel vermeerderde. Den der¬ den dag wierdt hem des morgens een buikzuiverend middel met]Sal Sedlicens voorgefchreven , 't welk hem zeer fterk deedt braken en afgaan. Des avonds wierdc hem een rustmiddel gegeven. Vierden dag. Hij fliep van vijf tot zeven uuren in den morgenftond. Den fcharlaken uitflag befloeg nu beide hec onderfte en liec boyenfte gedeelte van zijn lighaam. Des avonds wierdt hem an¬ derhalf grein Opium in twee reizen ingegeven. Zesden dag. Hij fliep 's nagts natuurlijk, en zijn vel was nat door een zeer flinkend fweet , het geen hem grootelijks verligte. Zijn handen en voeten begonaen te f wellen: en den volgenden morgen wierdc hem een drachma Rhabarbar gegeven. Op den agtften dag begon hec vel zijner gcfwolle handen te rimpelen ; zijn water wierdc dik , en van een donkere kleur: hij hadc minder vlugheid en krachten dan in de vorige dagen; en de fweiiing zijner voeten  f over KOORZEN. enz. aij ten bleef aanhouden. De kwaadaartigheid der ziekte zigtbaar , en de waterzugtige {wellingen in verfcheide gevallen rampfpoedig geweest zijnde, nam men toevlugt tot de koorsbast: hij gebruikte gedurende een en twintig dagen een halve ons daar van in poeder alle dag; en alle vier dagen twee fcrupels Rhabarbar. De fwelüng van zijn voeten bleef zonder vermindering voortduren tot den veertienden dag zijner ziekte; die den twintigften bijnaar geheel verdween. Het vel van zijn handen en buik pelden gedurende veertien dagen af, zomtijds in zemelachtige fchiifers, en zomtijds in groote brede lappen; en de ganfche vervelling •was niet gefchiedt voor den veertigften dag der ziekte', en mooglijk daar na. Hij herftelde niet te min tot volmaakte gezondheid (*). III. De kamermeid van het zelve huisgezin , drie en twintig jaren oud, (welke in hare kindsheid beide de kinderpokjes en mafelen gehad hadt) die zeer onderworpen was aan neusbloedingen, en aan een zeere keel, maar anderzints gezond, wierdt den 24 Februarij door een koors aangetast , en dien zeiven avond met den fcharlaken uitflag en zeere keel. Zij nam den tweeden dag des morgens een buikzuiverend middel; dronk overvloedig ontfteking tegengaanden drank; O Ibid. P, 43. 49.  ai4 WAARNEMINGEN drank ; en gorgelde daar te gelijk mede. De koors en den uitflag namen niet te min toe, waarom zij Ier adergelaten wierdt. Den vierden' dag wierdt zij tweemaal ter ader gela;en ; en haar Catamenia verfchenen op haren gewonen tijd. Haar amande¬ len waren des avonds zo gefwollen , dat die elkander aanraakten : haren pols was zeer rad en belemmerd, en zij fliep genoegzaam niet gedurende den nagt. Zij braakte fterk op den vijfden dag. Haren pols was zomtijds zeer rad , zomtijds vrij , en zomtijds wederom zeer duifter; en zij hadt fterke pijn in haar keel , dorst en mattigheid : een gorgeldrank wierdt in de keel gefpoten, zij nam een buikopenend middel , 't geen drie kleine afgangen verwekte. Den zesden dag was de fwelling der keel verminderd, maar de pijn en 't braken waren het zelve. Zij hadt vier en twintig uuren met een opftopping van water gelegen ; weshalven den Catheter ingebragt, en een pond drabbig water afgetrokken wierdt. Des avonds wierdt haar wederom anderhalf pond afgetrokken , wanneer haren pols zeer rad , en haare ademhaling moeijüjk was. Men fchreef haar een rustmiddel voor, echter fliep zij nauwlijks een uur. Op den zevenden dag was haren pols zeer rad, ingetrokken, maar gelijk; de ademhaling was nog moeijlijker. De fwelling der keel was wel minder , maar meer pijnlijk. Haar wierden veertien oneen bloed, dac  ©ver KOORZEN. enz. fii5 dac zeer ontdoken was, afgetrokken , het geen eene befwijming veroorzaakte. Haar oogen wierden pijnlijk,* des avonds kon zij haar mond niet open krijgen, en zij was zomtijds buiten verftand. Men liec een fcherpe pap om haar keel liaan, en zij fliep wel door een rnstmiddel. Op den agtften dag was haren pols niet zo menigvuldig, vryer, en zij ademde maklijker. Des nademiddags maakte zij haar water zonder moeijce , dac zeer ras ftinkend wierdt; zij flikte zonder moeite; haar ademhaling gefchiede zomtijds mee moeice, maar wijl zij aanftonds door een gorgeldrank verligc wierdc, fcheen zulks alleen veroorzaakc te worden door een. taai flijm dac in de keel huisveste. Den negenden dag kon zij haren mond openen ,die becragtende vond men de keel noch fterk gefwollen, of fchoon minder dan ce voren ; de regeer zijde was mee een bedorve ftof overdekc, en overal was die wir. Zij hadc fubfultus tendinum. Haren pols was zeer rad, maar vrij en egaal, zij ademde metbenauwtheid, maar haar oogen ftohden beter; zij hadt ecnigen rrek naar voedzel , en weinig dorst. Haar water was dik, en noch Hinkende; wanneer den gorgeldrank ingefporen wierdt ontlaste die een groote menigte taaie flijm en bedorve ftcffe, Deze verfchijnzels blijvende aanhouden, en den Schrijver ongerust zijnde, das de ziekte in een verfterving en de dood zoude eindigen»  zi6 WAARNEMINGEN gen, befloot hij om de koorsbast voor te fchrijven. Haar drinken beftond uic Wei met Tamarinde gemaakt, en met zo veel Splr. Vitriol. gezuurd als haar keel verdragen konde. Den tienden dag bleef haren pols noch zeer rad, en haar ademhaling kort en metgeluit; zij hadt een pijn in de regter zijde der borst. Hec volgende geneesmiddel wierdt vervaardigt, en zij gebruikte zulks inden tijd van 24 uuren, tot den een en dartigften dag harer ziekte. Pulv. Cort. Peruv. Unc. tij. Coque bihorio pura aqua libr. tres Colatce d. u. Ad hujus unc. iv./ólius Syr. Rub. Idei unc. iij. adjice oportuit. Op den derdienden dag was haren pols fterk , gelijk, en matig rad, haar ademhaling ging wel, maar pijnlijk wanneer zij hoeste. Haar keel zag er nu natuurlijk uit. Den veertienden dag was de rad¬ heid van haar pols en de kortheid van haar ademhaling onbeilendig. Zij hadt een ligte pijn in haar borst; en haar keel fwoer van buiten. Op den agtien¬ den dag ftond alles gunltig. Van den agtienden tot den zeven en dartiglten dag der ziekte klaagde zij min of meer over mattigheid," zoals ook over pijn, zomtijds in haar regter, en zomtijds in haar linkerarm, zom-  over KOORZEN. enz. 217 zomtijds in de borst. Van den zestienden dag tot den yeertigften was er een beftendige affchilfering der opperhuid, of in zemelachtige, of in meelachtige fchubbetjes, of in groote vellen. Niet te min volgde een volmaakte en beftendige welftand op deeze geweldige ziekte (*). Uit deze gevallen blijkt het, dat onzen Schrijver in den eerflen ilaat der fcharlaken koors, vertrouwen ftelt op aderlating, verkoelende buikzuiverende middelen, en de koorsbast, en hij voegt er bij , dat indien een fterk en onbepaald gebruik van dit laatfte geneesmiddel in eenige ziekte aangewend moet worden, zulks in de fcharlaken koors behoort te zijn. - In de Waterzugtige of Leucophlegmatlce ftaat der ziekte, die zo dikwils gevaarlijk is, om dat de Wei op de onderfcheide ingewanden , maar in het bijzonder op de Iongen valt, prijst hij pisdrijvende en buikzuiverende middelen van eenen verkoelenden aart, en tusfehen beide de koorsbast. Plenciz, een uitmuntend Geneesheer te Weenen, gaf in het jaar 1762 eene V6rhandeling uit over de fcharlaken koors. In gevolge het verhaal van dezen Schrijver begint de ziekte met matdgheid , verlies van krachten, dat gevolgt worde door hitte, huiveringen, en koors. Ontrent dcnzelven tijd, inzonderheid in (*) Ibid. p- 4p &c.  u8 waarnemingen in hec kwaadasrtige zoort, wordt den lijder door fterke hoofdpijn , ijlhoofdigheid , geneigtheid tot flapenj, walging en braking overvallen : hec flikken wordt moeilijk: den lijder klaagt van rusteloosheid, benauwt* heid, en een fpanning oncrent de pracordia, 'endeademhaÜng is kort, rad en moeilijk. Onrrenr den cweden en derden dag , en zomtijds later, verfchijnc er eenen roden ongeüjken uitflag, in den beginne in onderfcheide vlekken, maar naderhand zamenlopende , het ganfche lighaam wordt met een gelijke rode kleur overdekt. Den uitflag wordt allereerst in hec aangezigc, hals, keel, en borst ontdekt, en daar na op den rug, buik, en andere plaatfen. Dezen uitflag is in den beginne van een vermillioen rode kleur; maar regens hec einde van den derden, of hec begin van den vierden dag, wordt die bleker , en de roodheid verdwijnt geheel crapswijze. Op hec einde der ziekte verveld de huid in lange, brede, en dikke fehilfers, evenredig aan de roodheid, die er te voren heeft plaacs gehad. Alle de deelen in de keel wierden in deze ziekte in het bijzonder aangedaan; het verhemelte, de amandelen, de lel, rong, het ftrottenhoofd en keel wierden rood, en fwollen zo fterk, dat die niet alleen het fwelgen belemmerden, maar verdikking dreigden. Öncrenc den zesden of zevenden dag van het begin van den uitflag ontdekte hij in zommige gevallen een me-  over KOORZEN. enz. tig menigte puistjes op handen en voeten , wel naar eenen witten gierstachtigen uitflag gelijkende; maaronderzogt zijnde, waren die geheel verfchelende; en opgefneden zijnde , wierden die bevonden door een oplichting der opperhuid te beflaan, en niets dan lucht te bevatten. Ontrent den veertienden of vijftienden dag na het eindigen der koors, en zomtijds later, wierdt den lijder dikwils gemelijk , fwak en kwijnende. Het aangezigt, de handen , voeten , buik, balzak , ea zomtijds het geheele lighaam, wierden door eene leuvophlegmatke fwelling opgeblazen. De pis wierdc maar in eene geringe hoeveelheid ontlast, en dat nog bloedig , als water daar vleesch in afgewasfchen is. Dezen ftaat derziekce, is ons verhaalt, volgde voornamentlijk op hec ergfte zoort van fcharlaken koorzen ; egter vondt men er verfcheide voorbeelden van zelfs na het zagtfte zoort. Dit kwam doorgaans tot een grooter hoogte in kinderen als in bejaarde; was opmerkelijker in den wincer als in den zomer; en die lijders, welke zig vroeg in de opene luchc begaven , wierden er fterker door aangedaan , als die welke haar langer binnen huis hielden. Men heeft opgemerkt dat er meer lijders in dezen ftaat ge* norven zijn, als in den eerften tijdkring der ziekte. Deze zijn de gewone toevallen der ziekte , egter O ko- \  sïo WAARNEMINGEN komen er vele andere voor , welke" twijfelachtige mogen genoemd worden; zo als het bloeden uitdeneus, bloedig fpeekzel, niezen , het fwellen der oorklieren en der klieren in den nek , en nu en dan verfweringen der keel, ooren, der borilen, en andere deelen van het lighaam. In de behandeling van het zagter zoort der fcharlaken koors, berigt ons den Schrijver dat er weinig meer nodig is als een nauwkeurige oplettenheid op haar levenswijze. Maar in het kwaadaartig zoort, prijst hij ruime aderlatingen aan, inzonderheid op den voet, fpaanfche vliegen in den nek en de onierlte ledematen ; verzagtende clyfteren, en overvloedig verdunnenden drank. Na dat den ontftekenden ftaat der ziekte over is, raadthij de koorsbast als een hoofdmiddel aan. Maar wijl die om de fwelling der keel in geen genoegzame hoeveelheid in poeder kan genomen worden , fchrijft hij het Extracl daar van voor; en het afkookzel daar van , om als Clijfteren toegediend te worden. Ter genezing der waterzugtige fwelling prijst hij een aftrekzei van Jeneverbesfen, en andere pisdrijvende middelen aan ; maar in hartnekkige gevallen lteldt hij zijn voornaamfte vertrouwen in de navolgende pillen.  over KOORZEN. enz. aa, *. RheiElecl. Sp. Sal. Coagulat. ana dr. ij. Mercur. dulc. Aur. Fulminant. Extr. Scillce ana dr. Sem. F. Pilul. cum Rob. Juniper. pondere uniut alteriusve grani. Een of cwee dezer pillen worden alle twee of drie uuren ingegeven naar mate van de jaren en krachcen van den lijder, en indien zij hem dagelijks geen drie of vier afgangen verwekken, laat hij de gift dasr van vermeerderen, of laat er eenig ander buikzuiverend middel, zo als de Diagridium of de Pilul. Cochia bij doen. Op deze wijze worde de kwijling voorgekomen i maar zij moecen niet gebruikt worden wanneer de koors fterk is (*). Sauvages befchrijft een ziekte onder den naam van Scarlatina Anginofa , die in 't jaar 1765 te Moncpellier heerschce, welke naar mijn gedagten een veel nader overeenkomst heeft met onze volkziekce, als eenig zoort van fcharlaken koors , bij eenig andei Schrijver opgegeven. „ De ziekte heerschte onder „ de ' (*) VUe Plencix TraSt. de Scarlat. or the Edinb. Mei. Comment. Pol. V. O t  aaa WAARNEMINGEN „ de kinderen, het ganfche lighaam was zeer roody n de ftem fcbor, en die wierdt verzeld met een fwe„ rende, en in eenige meteen verderving der keel (*). „ De genezing, worden wij berigt, hong van een „ braakmiddel af, hec geen door walging aangeduid „ wierdt; daar na van buikzuiverende middelen, en „ het wasfchen der keel met gerftewater, honig, en „ een weinig geest van Zeezout. Daar na , wan„ neer de koors verpoosde , wierden de fweren met j, een loog van levendige kalk en honig opgedroogd. „ De kinderen niet te min , ten jware de angina zeer „ zagt was, of ten ware dat men haar gemaklijk ge„ neesmiddelen konde inbrengen, ftierven er dikwils „ aan. Zommige andere buitenlandfche Schrijvers (§) hebben (*) Hat m{latc Monspelii viget aptti Infantes fcarlatina, in qua totus truncus intenfe rubet cux voce rauca , & tngina ulcerofa, imo in quibusdam gangranofa, qua/is ante biennium fola {me fcarlatina plures infantes abjlulit. Curatur emetico qutd naufea indicant , dein catharticis, wux vero deterfione fancium ope meilis & decocti hordei cum pauxill» acidi mar.'ni ; dein remisfa pyrexia , lixivio calcis viva cum melte ulcus expccatur; verum fapius infans e medi» tollitur, nip angina fimplex fuerit, & docilis ager remedia admittat. Morbus hic contagiofus apparet, ut &? cynanckc maligna ante biennium fuerat, Sadvaces Ne- fblogia Method. ed. 4to Clasf. I1ITC. Yliï. Sp. 6. (§) Storck, Navier, enz,  over KOORZEN. enz, %25 feen de ziekte befchreven als woedende met kwaadaartigheid in onderfcheidene plaatzen. Maar zedert de dagen van Morton ontmoeten wij maar een voorbeeld van een aantekening der fcharlaken koors met een zeere keel verzeld , die in dit Eiland eene volkziekte geweest is (*). Deze verfcheen te Edenburg (f), in het jaar 1733, waar van wij het volgende verhaal vinden ; » In . D De Febris AnS'nol«5 door Hüxham gemeld, welke in net jaar 1734 te Plymouth gemeen was, en zig in het jaar 1752 op dezelve tyd dat de verfwerende zeere keel woede , wederom vertoonde, fchynt een groote overeenkomst te hebben gehad met de fcharlaken koors en zeere keel. De ziekte was verzelt met pyn, fwelling, en verfwering der keel, Jcharlaken of puistag. tigen uitflag \ en van een groote jeukte en affchilfering der huid gevolgt. De pols was in V gemeen hard, rad, en klein: den adem heet, en wierdt met moeyte gehaald, met een groote drukking in de Prajcordia ,• en de ylhoofdigheid kwam vroeg fan. Den Schryver voegt er op een andere plaats by: „ Of fchoon de kwaadaartige zeere keel eea ziekte fui generii „ fchijnt te zijn, hadt die egter een groote overeenkomst met „ de Febris Angmofa," Met een mord > de flefk ontftokene kinderziekte verfcheelt zo veel, of meer , van de kwaadaartige, ^ls de Febris Anginofa van de pestachtige verfwerende zeere keei. fy. Hüxham de Aere & morb. Epid. pag. 92 94. in zjne Proeven over de Koors , Vde Druk, p. 271, 272, 2(j5, 2p7> (IJ) Edinb. Med. Ef. and OM. Vol. III. p. a*. ° 3 IS  524 WAARNEMINGEN „ In Julij hadt men vele klachten over zeere ke-len, hoeden, en heerscheid , en de kinderen wier„ den door een fcharlaken koors en zeere keel aan„ getast, die in de twee volgende maanden algemeen „ wierdt, minder en zagter was in October , maar „ den ganfchen winter en volgende lente aanhieldt. j, De ziekte begon gemeenlijk met een radde pols, „ hitte, dorst, hoofdpijn, pijn in de keel, en aik„ wils met eene fwelling van de amandelen. Ve,, Ie kregen bij den eerden aanval een braking en :, buikloop Na een dag of twee fwol hetaange„ zigt of de ledematen, en zomtijds het ganfche lig? „ haam, het vel rood zijnde , fcheen er een water„ agtige klaarheid door henen. Zomtijds ging de „ fwelling en roodheid trapswijze van het eene deel „ tot het andere over. Die menfehen , welke te „ voren de fcharlaken koors gehad hadden , kregen „ nu de koors en een zeere keel , zonder uitflag; „ maar alle die aan de fcharlaken koors ziek lagen, ,v kregen desgelijks de zeere keel. ,, Velen , die in den beginne verzuimd waren, „ dikten door de Angina. Weinig, die tijdig „ en rijkelijk ter ader gelaten wierden, dierven er „ van, de koors daar door verfwakt , en de keel ver„ ligc wordende; en dit was het eenigde middel dat „ het braken en afgaan dilde. Na dat den pols „ door aderlatingen gedold was , wierden de fpaan- „ fche  over KOORZEN. enz. 425 „ fche vliegen van nuc bevonden , en daar na wierdt „ de genezing door buikopenende dranken voltrok„ ken." De Angina maligna fchijnc niets anders te zijn geweest, dan de fcharlaken koors met een verftervende zeere keel vermengt. Den vernuftigen Doft. Fothergill was onder de eerfle , die deszelfs rottende natuurs gefleldheid verdagt hieldt, en hij, zo wel als Doét. Hüxham, hebben derzelver tekenen mét nauwkeurigheid en oplettendheid befchreven. De'volgende zijn de bijzondere omftandigheden , welke deze ziekte verzeilen. Deze ziekte vertoond haar zelfs het allergemeenfle in den Herfst, en in het begin des Winters. Het tast menfehen van allerhande lighaams gefleldheden aan, wanneer die voor de befmetting blood gefield zijn; maar meer in het bijzonder kinderen, fvvakkeen ziekelijke. Het komt aan met duizeligheid, koude en huiveringen , mislijkhtid , braken of afgang, of beide te gelijk. Den lijder klaagt fchielijk over een fcherpe pijn in zijn hoofd, over hitte en moeilijkheid, of liever pijn in de keel, en ftijfheid van den hals. Het aangezigt wordt kort daar na rood en gefwollen , de oogen ontftoken , en als in de mazelen wateragtig, met rufteloosheid , benauwdheid {. en flauwtens, Kort na den eerflen aanval fchijnt de keel van binnen blozend rood, en de lel en amanO 4 delen  u6 WAARNEMINGEN delen fwellen. Men ontdekt ras witte aschverwlge korften op deeze deelen, welke fweren verbergen. Zij worden het eerst op den top of punten der amandelen zelfs ontdekt, en zij dekken dikwils den wortel der tong onder de gedaante van een dikke korst. Wanneer de ziekte niec zeer fterk is , vindt men in plaats van deze korst, een oppervlakkige fweer op een of meer dezer deelen, die nauwlijks van het o-ezonde te onderfcheiden is, als alleen door de ongelijkheid, die het op de oppervlakte veroorzaakt. In het algemeen verfchijnt den fcharlaken uitflag op den tweeden dag der ziekte , (of fchoon zomtijds wel later) in het aangezigt, den nek, borst, en handen tot aan de toppen der vingeren, met een zigtbare fwelling verzelt zijnde; en de vingers zien er dikwils uit als of die met het zap van framboizen bevlekt waten. Behalven de roodheid vertoonen zig een grote menigte kleine puisjes van een veel hoger kleur, op de armen en andere deelen. Zo dra de huid deze kleur krijgt, verdwijnt de ziekte gemenelijk, de braking en afgang houden van zelf op, en duren zeldzaam na den eerften dag. De oor- en kaak-klieren fwellen fterk, worden hard en pijnlijk op het gevoel, en zoo de ziekte heel fterk is, wordt den hals en' keel met een grote zugcige fwelling aangedaan, die zig zomcijds tot op de borflUicftrekt, welke een verftikking dreigt, een reutelen-  over KOORZEN, enz. aa7 lende ademhaling verwekt, even als of den lijder geworgc wierdt. Tegens den avond vermeerderen de hitte en rusteloosheid, en dikwils komt er eene ijlhoofdigheid bij; maar het fweet in den morgenftond uitbrekende] brengt eene verpozinge teweeg. Gedurende den ganfchen loop der ziekte is den pols gemenclijk zeer rad, maar zonder kragt of vastigheid. De lijders klagen over flauwtens meer dan over iets anders; en zijn gemeenlijk flaperig. De lel en amandelen zijn zomtijds zo gefwollen, dat die maar een zeer nauwe opening naar de keel overlaten; en deze opening is dikwils met korften omringt, fchoon den lijder daarom met weinig moeite of pijn fwelgt. Wanneer de ziekte zeer kwaadaartig is, is den adem doorgaans zeer ftinkend , en de fweertjes worden van een blauwachtige kleur, het binnenftc vlies der neusgaten is rooden ontlloken, en ondaft een dunne fcherpe ftof, die een nieften veroorzaakt. Deze fcherpe ftof doorgeflikt wordende , verwekt zulks afgang, en eene ontvelling van den anus, en de omleggende delen, Deze toevallen komen doorgaans in kinderen voor. De werktuigen der ademhaling worden dikwils aangedaan , en de ontfteking gaat over tot het ftrottenhoofd en luchtpijp , die een fchielijke verftikking en de dood aanbrengen. 0 5 De  ia8 WAARNEMINGEN De ziekte heeft geen vastgefïelde fcheiding, nog een ftandvastig tijdflip , 't geen men de hoogte of het tijdpunt der ziekte noemen kan. Zommige wor¬ den na den eerften aanval beter, en in 'c gemeen vertonen zig de tekenen van beterfchap op den 3den f 4den of §den dag. De ziekte rampipoedig wordende, gebeurt zulk gemenelijk tusfehen den 2den en den/den dag. Wanneer de lijders herftellen, verfchijnen de tekenen op de volgende wijze. De roodheid der huid, en de hitte, verminderen, den pols wordt langzamer, de uitwendige fwelling van den nek vermindert, de korften vallen af, de fweertjes worden opgevuld , en den flaap en eetlust keeren weder. Maar in tegendeel; zoo den uitflag fchielijk verdwijnt, of blauwagtig wordt ; zoo de verfweringen der keel fwartagtig worden; de oogen haar glans verhezen , en de fwelling van den nek en van het aangezigt toenemen ; teffens verzeld zijnde met dunne afgangen , die den lijder ongevoelig laat aflopen , mag men het gevaar dringend oordelen (*). In de kwaadaartige zeere keel , die meer eigentlijk de fcharlaken koors met een verflervende zeere, keel (*) Zie Hüxham on the Ulcerous Sóre Throat, en Forher ill ou the Putrid Sore Throat.  ovir KOORZEN. enz. aso keel (*) mag genoemt worden , zijn alle ontlaftmgen, die de krachten verminderen, nadelig; maar aller- (*) De voornaamfte oorzaak van het verfchil der Schrijvers ten aarzien der ware manier om deze ziekte te behandelen , is mijns oordeels daar aan toe te fchrijven, dat zij alle de veranderingen der fcharlaken koors met fweertjes in de keel verzelt, onder den algemeenen naam van Angina maligaa befchreven hebben. Indien er geen onderfcheide zoorten , of ten minflen veranderingen van deze ziekte zijn, hoe zullen wij dan de ftrijdige geneesoefentng der volgende ervarene Geneesheeren vereffenen ! Doltor Raffel bij voorbeeld, raad in de Angina maligna, die hij waargenomen heeft aan, om ter ader te laten, en zoo hij vroegtijdig geroepen is, een weinig Manna te geven , en betrouwde daar na het werk aan de natuur. Den vermaarden Sauvages, en DoSlor Grant, een uitmuntend Geneeseer in Londen, prijzen aderlatingen en zagte buikzuiverende middelen in den beginne aan. Doiïor Fordyce prijst insgelijks eon ontfteking tegengaand en verkoelend beft ier, den buik met Manna & Tart. Solub. open te houden, de krachten met Wijn-wei te onderfteunen , en de doorwazeming door fweetdrijvende middelen te bevorderen. Doctor Fothergill daar en tegen , veroordeelt de aderlatingen en het gebruik der buikzuiverende middelen; ja wat meer is, hij zegt, ..„ dat, na eenige weinige afgangen door de Manaa verwekt te " „ hebben, de roodheid der huidverdween, en den toevloed der „ vochten verbazend vermenigvuldigde : zoo het gebeurd dat „ de ontlastingen door den afgang voortduren, neemt de fwelling van den hals toe, de keel wordt ftap, droog, en blauwagtig, en den lijder fterft weinig uuren daar na.n Hij raadt'  530 WAARNEMINGEN lerbijzonderft aderlaten en purgeren. Weshalven een zagte verfterkende beftiering van den beginne aan * moet aangewend worden , en ten aanzien der geneesmiddelen , moet men zijn grootst vertrouwen in de koorsbast, en bederf tegengaande gorgeldranken (lellen. Ik ben des te wijdlopiger geweest in het geven van dit verhaal der fcharlaken koors , om dat die in verfcheide gedeeltens van Europa is waargenomen , en van de Angina maligna, om dat ik van oordeel ben dat die niet als onderfcheide ziektens moeten betrage worden, maar alleen als onderfcheide zoorten van dezelve ziekte. Door een nauwkeurige betragting zal het blijken dat den rooden uitflag een voornaam te- raadt om van den beginne aan een verfterkend bejlier aan te venden, en alle vier of zes uuren warme geestrijke Alexipharluaca, zo als het Pulv Contrajerv. Confeft. Cardiac. en diergelijke te laten gebruiken. In de Foor re de van de laatjle uitgaaf van zijn Esfay on the Putrid fore throat , merkt hij wel aan , dat de aderlating in zommige fterke en bloedrijke lijders zomtijds toegelaten kan worden; maar ftelt zijn grootfte vertrouwen in V gemeen op de koorsbast, te gelijk met het Pulv. Contrajerv. Conf. Cardiac. en diergelijke. Zie Rusfefs Oeconomy of nature. Sauvages Nofolog. Method. ——. Grant's Obfervations on the nature and cure of fevers. Dr. W. Fordyce's Esfay on fe- vers. —— Dr. Fothergill on the Putrid fore thrott.  over KOORZEN. enz. a3I teken.is, en dat in beide de ziektens er een bepaling van de zieke ftof naa de keel is. Dan , hoe ver ik uit de overweging der overeenftemming tot dit gevoelen ook gekomen ben, zou ik niet gewaagd hebben zulks voor te ftellen , indien ik de fcharlaken koors niet tweemaal als een volkziekte gezien had; en dat in zommige lijders zo zagt als die die door Sy der ham befchreven is ; en in andere met een verfwerende zeere keel verzelt; en wederom in andere , met alle de omfhndigheden yan de Angina maligna (*). Ik (*) In httjbegj,* van Augustus 1774, ver fcheen de fcharlaken koors te Kelfo, in het Graaffchap van Roxburg , en was tot in het begin van December in dien omtrek zeer gemeen. De ziekte was in't algemeen zeer zagt, en hadt zelden eenige geneeskundige hulp nodig. Jk heb geduren. de de herfstmaanden vele kinderen met eene meelagtige affchiU fering der opperhuid zien uitlopen , in welke de koors zo gering geweest was , dat die hen flegts voor weinig dagen het huis hadt doen houden , en die op dat tijdfiip niet fchenen eenige aandoening In de keel te hebben 'gehadt, I„ veU ge. vallen was die niet te tuin met fwelling en verfwering der Amandelen verzeldt, en door een fterke vervelling der opperhuid gevolgt; en twee kinderen, welke ik in den\beginne, dat die ziekte begon te heerfchen. behandelde , ftierven met alle de tekenen der allerkwaadaartigfie Angina. Eenige kregen verettering der wren , en verfwering der wei-kliercn in den nek: en twee hadden waterzugtige gezwellen ten gevolg.  S3* WAARNEMINGEN Ik ben wel overtuigt dat er goede tegenwerping?! konnen gemaakt worden , en dat het mogelijk de vereende pogingen der geneeskundige Maatfchappij , en de ondervinding van vele jaren zal vereifchen om de waarheid van dit gevoelen te bevestigen. Men kan inbrengen, dat de kwaadaartige zeere keel een gansch andere behandeling nodig heeft , als verfcheide zoorten der fcharlaken koors: dan die omftandigheid is niet te min niet voldoende om een geflagts onderfcheid te maken , wijl het zelve in verfcheide omftandigheden der kinderziekte mede plaats heeft, die niet te min, volgens de eenftemmige overeenkomst van alle Geneesheeren, uit een en het zelve fmet voortkomt. Men kan noch tegenwerpen, dat de fcharlaken koors de lijders maar eens in haar leven aantast, terwijl het geen beveiliging is tegens de kwaadaartige zeere keel, die eens gehad te hebben. Dit fchijnt in der daad van veel gewigt: maar ik twijfel heel zeer of ooit de Angina maligna tweemaal in denzelven lijder met den fcharlaken uitflag is verzelt geweest: alhoewel het waarfchijnelijk is, wanneer die ziekte algemeen wordt, dat een en den zeiven lijder, bij herhaling, ongemak in de keel kan krijgen. Maar zonder de ziekte in die uitgeftrektheid te befchouwen , ben ik verzekert dat men in de behandeling dier lijders niet omzigtig genoeg kan ziju ; en dat er in het behandelen van ziektens, die aan elkan-  ovbr KOORZEN. enz. j.33 kander zo gelijk zijn, noodwendig misvattingen moeten plaars hebben. Ik kan deze afdeling niet befluiten , zonder jonger Konstoeffenaars tegens het onbepaalde gebruik van het lancet, in alle zoorten van fcharlaken koorfen te waarfchouwen , niet tegengaande dat de Hoogduicfche Schrijveren het cegenftelde hebben aangeraden : het is over bekend dat zij in alle fcherpe ziekten groote voorn-anders der aderlatingen zijn- Sy denham wederhieldt zig van hec aderlaten in de zagce fcharlaken koors, die hij opgemerkc heeft; en Morton liec die niec als in den allerdringendfte noodzakelijkheid te werk ftellen , en dan nog met veel fpaarzaamheid (*J ■' Mogelijk zullen de Spies¬ glasmiddelen , wanneer er in den beginne een ontftekende prikkeling is , wel aangewend zijnde , het gebruik van die ontlasting, welke voor jonge voorwerpen zo verfwakkend is', en die doorgaans het ilagtofFer van die ziekte zijn, geheel opfchorten. III. Afdeling. De genezing der fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzelt. Of fchoon dat die ziekte, wanneer die zig'het eerst te Newcaftle vertoonde , voor mij niet geheel nieuw was (*) Morton de Febr. Scarlat. p. Zjt '  * *34 WAARNEMINGEN was, moet ik echter bekennen, dac door den zamenloop der tekenen die een ontfteking, en die , welke een rotting te kennen gaven, ik in verfcheide gevallen verlegen was hoe die te behandelen , inzonderheid in den beginne dat die ziekte begon te heerfchen. De fterke overeenkomst dezer ziekte mee de Angina maligna, en de lijders meeftendeels de jongfte en de tederfte zijnde , wederhield in ons alle gedagten om ter ader te laten. Vindende dat de volgen¬ de manier van genezen aan alle oogmerken, om de prikkeling der ontfteking, die zig in den beginne vertoonde, te verminderen, voldeedc, heb ik de uitwerking dezer ontlascing, zelfs in be:aarde perzonen, niet meer als eens beproefd: dus kan ik hier ontrent weinig uit ondervinding fpreken: niet te min ben ik zeer geneigt om te denken, dat het in de meefte gevallen nadelig zou geweest zijn. Wanneer ik zo vroeg geroepen wierd dat de wer« king der bloedvaten nog fterk was , voorfchreef ik, na alvorens des lijders voeten en beenen in warm water te hebben doen baden , den Braakwijnfteen in zulke giften , die eene braking te weeg bragten ; en daar na zo, dat die eene zagte buikzuivering verwekte. Op deze wijze wierdt er dikwils een grote menigte gals ontlast, de koors verminderde , en de keel wierdc maklij ker. Wanneer dac kort na den aanval der ziekte wefrkftellig gemaakt wierdt, wierdt de  over KOORZEN. ehzt 23^ de ziekte daar door zomtijds op eenmaal weggenomen,- en die wierdt bijnaar altijd zo zagt, dat die voor zulke bereidingen van den koorsbast week , die men den lijder gemaklijk konde doen innemen. Wanneer de keel in bejaarden gefvvollen was, begon ik de gehezing zomtijds met eene buikzuivering van het Engelscb Zout, in plaats van Spiesglasmiddelèn; dan, ik vond zelfs in die gevallen , dat de eerst-* gemelde manier den voorrang verdiende. Maar Welke tekenen van ontfteking er zig in den beginne ook vertoonde , nam de ziekte , wanneer die kwaadaartig was , vroegtijdig die van verrotting aarï< Wanneer ik in een verder gevorderden ftaat der ziek-* te geroepen wierd , zo dat die reeds naar den aart van een Angina maligna begon te leikenen , 't welk men onderfcheide door de verfchijnmg der korfter^ het blaken in het wezen , den f.vakken pols , en de fwelling der kaak en oorklieren , te gelijk met eend fwelling van den hits , was ik , door de voorfchrifcert van den ervarenen Doet jr Fothergill gewaarfchouwd „ afgefchrikt om den Braakwijnfteen voor re fchrijven ; en ftelde mijn grootfte vertrouwen in de koorsbast,en hartfterkende middelen voor het inwendig gebruik/ Wanneer deze geneeswijze in dien ftaat der ziekte Vroegtijdig aangewend wierdt, was die van een voorde* lig gevolg. Niet te min vondt men dfc vermogend geneesmiddel in eenige gevallen , of fchoon rijkelijk P tos»*  s36 WAAR N E M I N G E N toegediend, onvermogende , 't geen aan den zamenloop van rottende cn ontftekings toevallen toe te fchrijven was; en deze, welkers gevallen inden beginne het gebruik der Sriesglasmiddelen toelieten, he fielden doorgaans het beste. Ten aanzien nu van de bereiding der koorsbast, behoorde men het poeder daar. van altoos te verkiezen : maar om de aandoenlijkheid der keel , en om dat men zo veel moeite heeft om de kinderen tot dit gebruik te brengen, fchreef ik doorgaans in den beginne het aftrekzei daar van voor , daar bij het vervolg wat van het poeder onder mengende. Ik gebruikte het volgende voorfchrift doorgaans, 't welk. aangenamer en krachtiger als het afkookzel is , wijl het op deze wijze met al het kruidrijke, dat de koorsbast in zig heeft, voorzien blijft. iji. Pulv. Cort. Peruvian. unc. j. Aq. Cinna:nom. Sp. unc. fan. vel unc.]. Bullïent. unc vnf Infunde per viij. vel xtj hor as & Cola. Dit wierdc zomsijds met Drop -toet gemaakt, of roet Citroenzap, of een Acid. Vuriol. of Marin. gezuurt, en het misten zelden of men kon de lijders ovei reden, om het op een of andere dezer wijzen te gebruiken. Ik  over KOORZEN. enz. 257 Ik gaf door den grjpfchen loop der ziekte nauwkeurig acht op de keel , en lier derhalve gedurende den tijd der fwelling, bederf tegengaande gorgeldranken, naelkwarm in de fat/ces infpuicen ; en het was verbazende wat een menigte taaije flijm op deze wijze zo wel uit den neus als uit den mond ontlast wierdt. De gemeene gorgeldrank bettondt uit een afcrekzel van Sa.'y, Honig en Azijn ; maar wanneer de fweren zig uitbreiden , of dat de korden begonnen af te vallen, wierdt daar e.n Acid. Mar. bijgedaan, en ik liet de deelen zomtijds met een kwastje, in het volgende mengzel gedopt, bevogtigen. fy. MelL Rofar. Unc. j. Sp. Sak Mar. gun. xx. M. Wanneer de kaakklieren fterk gefwollen waren; liet ik het Linhn. vol. uitwendig omfLan: niet te min vond ik in zommige gevaiien het omflaan van warme pappen , uit Haveremcel, Oly en Azijn te zaam gefield, van groter nuttigheid; echter wierden die niet voorgefchreven dan bij zulke lijders , daar ik zeker was, dat die eer dat die koud wierden , zouden worden vernieuwt. Wijl er geen teken meer gunflig was, dan eene geneigtheid tot fweten , terwijl de huid in den beginne P 2 heet  23S W A ARNE M I N G E N heet en droog bleef, of het hoofd fterk , aangedaan was, liet ik twee- of meermalen des daags een warm voetbad gebruiken, en in eenige gevallen, waar in de fwelling der keel fterk was , en er geen fterke tekenen waren , die verrotting te, kennen gaven, was het warm bad van meer nut, dan eenig ander middel. Om dat ik een geval ontmoete, waar in het aanleggen van fpaanfche vliegen met eene verfterving gevolgt wierdt, heb ik die niet dikwils op de keel laten aanleggen. Maar in verfcheide gevallen, in welke de kecls ontfteking fterk was, waren die in den nek aangelegt, van een voordelig gevolg. Het voedzel beftondt uit Sago , en waterpap met een weinig wijn daar onder, en ik liet de lijders het gebruik van cinaas rppelen cn alle zoorten van rijpe vruchten toe; ook heb ik nooit waargenomen dat die te veel afgang verwekten. Het drinken beftend ïn den beginne uit garftewater of wijn - wei met citroensap gezuurt; en wijl de zieken dikwils naakoud water en kaamemelk verlangden , wierdt hun dien drank in overvloed toegeftaan. In den gevorder¬ den ftaat der ziekte, wanneer cr hartfterkende middelen vereisen t wierden, wierdt den wijn-wei fterk gemaakt , of men li'et Pcrto wijn gebruiken ; niet te min moet ik hier aanmerken dat de hartfterkende middelen ïn den beginne, in het gemeen zeer Öngefehikt waren. Wanneer den wijn noodzakeiijk wierdt, wier-  over KOOR ZEN. em aia werden de armfte, die in de Ziekebeurs aangenomen waren, of uk de weldadigheid hunner buuren, of van die haar aanbevolen hadden , overvloedig verzonoi De vertrekken der zieken wierden zo zuiver gehouden als het mooglijk was, en de verfche lugt wierdt door de venfters ingelaten; en dit, en het befprenkelen der vertrekken met azijn, is, naar mijn gedagcen, de beste wijze om de nadelige uitdampingen , welke van de Hghamen der genen , die aan rbtténde ziektens leggen, voortkomen, te verbeteren. Ia de warerzugtige gefteldheid dezer ziekte , volgde ik genoegzaam de geneeswijze door de Haen voorgefchreven, namentlijk buikzuiverende en pisdrijvende middelen, nier een tusfehenpozend gebruik der koorsbast. Voor buikzuiverende middelen vond ik hec grootfte nut in de Calomel met Stille vermengt. Wanneer dezen ftaac der ziekce met koorzen verzelt ging, dat heel dikwils hec geval was, gafikcersc den braakwijnft-en in zulke giften , dac die walgingen verwekten , en daar na den koorsbasc; waar bij ik het Sal. Diuretic. of hec 'Acet. Scill. voegde. Wan neer er in dezen ftaac der ziekce een reuteling in de ademhaling en tekenen van eene longontfteking bij kwamen, wierden er, behalven de opgegevene middelen; fpaanfche vliegen in de zijden, 'en tusfehen de fchouders aangelegt : en^ deze handelwijze vond ik altijd voorfpoedig , ten ware d*n wanP 3 neer  a4o W AARNEMINGEN neer den lijder aan een waterzugt in de celagtige zelft Handigheid der longen kweinde. TV. Afdeling. GEVALLEN. Ik zal nu, om de natuur dezer volkziekte cn des* zelfs geneeswijze meerder op te helderen , voortgaan met het verhaal van eenige bijzondere gevallen : en op dat zulks :e klaarder zij, zal ik beginnen met deze gevallen, in welk de fcharlaken koors met ligte verfweringen der keel verzeh ging. Vervolgens zal ik eenige gevallen verhalen, in welke die verzelt was met verftorvene fweren in de keel, of daar de ziekte in allen opzigce naar de Angna maligna geleek ; en "laatftelijk i.a! ik eenige voorbeelden opgeven van waterzugtige toevallen, als gevolgen dezer ziekte. Gevallen der fcharlaken koors met ligte verfweringen in de keel verzelt. I. GEVAL. Johanna Sadler, oud zeven jaren, wierdt den 6 Julij 1,78 door hoofdpijn, walgingen, die doorbraken en  over KOORZEN. w;. 241 en afgang gevolgt wierden, 'aangecasr; zij wierdt des nagts ijlhoofdig , en haar lighaam was des anderdaags morgens met den fcharlaken uitflag overdekt; zij klaagde over ha-T keel , en fwolg met moeite. Op den 9 wieidt zij in de zieke beurs aangenomen. Toen ik haar bezogt, vond ik haren pols ilerk, drföfcde 130 flagen in een minut : haar ganfche' lighaam was met een doffe fcharlaken kleurige -puistagtigen uitflag overdekt: de onderkaaks kii.ren waren uitgezet; het zagte verhemelte, de amandelen , en de lel rood en gefwuüen, en me t eenige korften bezet: haar tong was san deszelfs grond met een witte kor^t bedekt; trren mond vol met taai flijm ; eu haar ademhaling was rad, moeilijk, en reutelende ; zij was ongemeen heet en rusteloos: zij flikte alles met de uiterftemoeite en weerzin; en men berigte mij dac zij gedarende den nagt buiten kennis was geweest. Zij haic geen afgang. Ik fchreef d.*n gemeenen gorgeldrank en hec vlugge flneerzel voor, en alle twee uuren twee lepels vol van hec Julap. Emetlc. (*) in te geven: en liet haar beenen in warm water fteken. Vierden dag. Zij hadt eenen zeer rustlozen nagt doorgebragt, echter tvas haar keel beter. Men hielde (*) Zie de voorfchrifien der Geneesmiddelen in dit en in de veigende gevallen aangehaalt, in den Appendix. P 4  W A A R N E M I N G E N hielde met het gebruik der voorfebreve geneesmiddelen aan. Vijfden dag. Zi] braakten verfcheide reizen door h voorfebreve drankje, de fwelling van haar keel was iets gefionken; maar de kaakklicren meer gefwollen, en wijl zij in geen drie dagen ontlasting gehad hadc, wierdt haar een buik openend middel voorgefchreven. Zeiden dag. Zij was zeer koorzig, maar de korften'waren bijnaar geheel afgevallen, en kreeg des avonds drie ftoelgangen. Gedurende de drie volgende dagen was de koors matig, maar hadt alle avonden een verheffing. Tienden dag. De opperhuid begon in grote ftukken af te pellen : haren buik en benen waren eerjigzims gefwollen, bleef zonder eetlust, hardlijvig , en des avonds koorzig. Men gaf haar tegens den nagt tien greinen van het Pulv. Mercur. in , en een aftrekzei van Zenebladen in den morgenffond : en men fchreef haar den volgenden dag voor om alle drie uuren twee lepels vol van de volgende bereiding der koorsbasc in te nemen. 5.-. Infuf. Cort. Peruv. Unc. vSal. Diuretic. Spir. Nitr. dulc. ana dr. ij. Syr. Jïinp. Unc. fem, M. Twaalf-  over KOORZEN. enz. 243 Twaalfden dag. Zij hadc gister vier afgangen gehad ; de fwelling van buik en voeten was vermindert. Men ging mee hec gebruik der koorsbast voort. Veertienden dag. De huid pelden in grote ftukken . van haar handen en voeten af: zij was geheel vrij van koors, haren eetlust begon zig te herltellen, maar de kaakklieren bleven nog gefwollen. Zeventienden dag. De kaakklieren waren aan de linkerzijde zeer hard en pijnlijk, en zij hadc een vrij fterke Symptomatifche koors: men liec er een pap opleggen , en mee de overige geneesmiddelen vooregaan, Twintigfien dag. De klieren fchenen langzaam cot veretcering over te gaan ,• zij was fwak, en des nagts ongemeen rusteloos. De opperhuid bleef nog affchilferen. De verfwering der klieren brak niet open voor den agcentwintigflen dag der ziekte , en zommige klieren bleven zelfs daar na in den nek nog gefwollen. Men fchreef haar Purgant. Mercur. bij tusfehenpozingen voor, en wierdc den 20 Augustus, zijnde den vijfenveertigiten dag harer ziekte, van de zieke beurs verlaten , vrij van eenig ongemak j en bijnaar tot haar vorige kcachcen herfteld zijnde. P 5 1%  «44 WAARNEMINGEN II. GEVAL. Jobannis Sadler, negen jaren oud, en broeder van de voorgaande lijderes zijnde, wierdc den :oJu!ydoor waigingen en koors overvaiicn, en klaagde heeiichie-. lijk over pijn en moeilijkheid inde keel. Hij wierdc den derden da£ zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen , wanneer ik hem over wttlgmgen vondt klagen; zijnen pols was zeer rad , zijn vel was heet en droog , en overal met den fcharlaken uitfl.ig -aangedaan. De keel was rood en gefwollen, mee eenige vlekken op de amandelen , hec vlugge fmeerzei en den gemenen gorgeldrank wierden voorgefchreven; en twee greinen van het Pulv. Antunon. aHe uuren tot het de gewone ontlasting te weeg bragt. Vierden dag. Hij braakte verfcheide reizen, en hadt eenen afgang gehad. Zijn keel was gemaklijker, «ijn vel vogtig, en de koors gematigd. Ik liec alle drie uuren een der Spiesglas poeders ingeven. Vijfden'dag. Den uicflag wis dof, de fwelling der keel was gevallen , en de korden waren verdwenen. Hardlijvig zijnde, wierdt hem wmi Rhabar. bar ingegeven. Zesden dag. Zijn vel was nu ruw en begon af te fchüferen. Zevenden dag. Hij klaagde over hoest, die den achtlten dag zeer lastig wierdt. Hij wierdc beersch, en  over KOOR ZEN. enz. 245 en klaagde over eene fteking in zim zijde; zijnen pols was rad, maar fwak; en hij bleef hardlijvig. 5Vlen liet hem tegens den nagt hec Pulv, Mercur. wederom innemen, en een lepel vol van het volgende drankje, wanneer hem den hoest overkwam. i?. Mixt. Oleof. unc. v. Elix. Paregor. dr. ij. M. Tienden dag. De korsc was nu bijnaar verdwenen; zijn huid Icbilferde af; hadt geen koors ,• maar begon over pijnen in den buik ce klagen; men liec hec pulv, Mercur. dus herhalen, en hem 's morgens een afcrekzel van zenebladen innemen. Van dezen tijd af begon hij daaglijks te herfrellen, en was den 5 Augustus, zijnde den vijftienden dag na dac hij ziek geworden was, volkomen genezen. lil. GEVAL. Barbara Hall, oud vierentwintig jaren , wierdt den p July, in de zieke beurs aangenomen, zijnde den elfden dag na dat zij mee de gewone coevallen van de fcharlaken koors was overvallen. Haar keel was zeer gefwollen en ontftoken, men ontdekte een asch- ver-  a4ó* WA ARNE M IKGEN verwige korst op ieder amandel, en het was niet dan met de uiteifte moeite dat z;j iets konde doorfwelgen. haren pols was zeer rad, fwak en hard: haar vel was algemeen met den uitflag overdekt, en men ontdekte op hare armen onregelmatige vlekken , die hoger gekleurd waren. De onderkaaks klieren waren uitgezet ; zij was rusteloos; en was gedurende den nagt doorgaans buiten haar kennis geweest. Ik fchreef een voetbad en den gemeenen gorgeldrank voor, en een fpaanfche vlieg in de put van den nek,* en alle uuren twee lepels van eene ontbinding van Manna en Tart.Solub. tot dat zulks uitwerking verrigte. Vijfden dag. Zij hadt den voorleden' nagt fterk geraaskald , en kon tegens den middag maar zeer weinig beter fwelgen. Haren pols deedt 130 flagen in .een minut ; zij was zeer moedeloos ; de fpaanfche vlieg hadt iterk getrokken ; maar het buikzuiverend middel hadt niet gewerkt: waarom haar eene ontbinding van het Sal. Cathartic. met Qr?m. Tart, voorfchreef, om lepelswijze in te nemen. Zesden dag. Zo dra de afgang verwekkende middelen begonden te werken vondt zij verJigting ; de -fwelling der keel was des middags merkelijk vermindert; nier te min bleef een der amandelen gefwollen, echter flikten zij met gemak. Den uitflag was -pvervloedig en helder rood. Ik fchreef haar voor  over KOORZEN. enz. =47 voor alle twee uuren vier lepels vol in te nemen van Decocl. Perurian. jfülapj Sa/in. ana unc. vj. M. Ik bezogt baar den zevenden dag niet. Den achtten was de koors matig; maar zij klaagden eenen rustelozen nagt te hebben doorgebragt: zij was zeer fwak, en men ontdekte een grote vlek op de gefwolle amandel. Het Gargar. Antifept. wierdt dus voorgefchreven , en alle twee uuren vier lepels vol van het DecocP. peruvian. met eenige weinige droppen van het flappe Sp. Vitr. Zij gebruikte hare geneesmiddelen met ongemene nauwkeurigheid tot den dertienden dag , wanneer ik haar geheel vrij van koors, of fchoon zeer fwak bevond. Haar huid ging voort in grote ftukken te vervelbn , en haar keel was vrij van eenige verfwering, maar bleef vetflapr. Ik fchreef haar voorop alle drie uuren een drachma der koon-bast in te nemen, en een gorgeldrank met de Tinei. Rofar. encea weinig Aluin, Nngentiendcn dag. Zij was in ftaat om door het huis te gaan; maar bleef bij aanhoudendheid fwak, of fchoon zij de koorsbast ge^et ingenomen hadt. Tuin-  a4S W A A R N E M I N G E N Twuitigflen dag. Een der klieren van den nekbe* gon te fwellen ,• haar huid bleef vervellen, en men ging met het gebruik der koorsbast voort. Drie en twintigften dag. De fwelling van den hals was zeer groot, maar wijl die geen geneigtheid tot verfwering vertoonde , liet ".en die met het Lininu volat. befmeren, en eenen buik openenden drank drinken. Dertigften dag. Het gefwel was geheel verdwenen , en zij begon nu te hei (teilen. De affchiifering over het lighaam was nu voorbij, echter vervelde de opperhuid van haar handen en voeten noch in gro te (tukken. Den 6 Auguftus, zijnde den ze^s en dertigften dag zedert het begin van hare ziekte, bedankte zij voor hare genezing. IV. G E V A L. Johanna Campbell, oud elf jaren, wierdt den 30 July in de zieke beurs aangenomen; zij was maar den vorigen dag ziek geworden. Haren pols deedt iüo flagen in een minut, haar vel was heet en droog, haar keel zeer ontdoken en gefwollen , met eenige vlekken op de amandelen, en haar ganfche lighaam was met den fcharlaken uitflag overdekt. Ik fchreef haar voor om alle twee uuren een lepel vol van het Julap. E-  \ over KOORZEN. enz. 249 Emetic. in ce r.emen, een voetbad-, het vlugge fmeerzel, en een gorgeldrank. Derden dag. Zij braakte eenige reizen en hadt eenige ftoelgangcn door 'c gemelde drankje : dan de werking der flagaders even llerk blijvende, en de huid rood en eenig'ints gezwollen , liet men zulks daar na maar in een geringer hoeveelheid gebruiken. Vijfden dag. De kragt van haar p >is was verminden , en men onderrigte mij dat zij des nagts geijld badt. De fweiling der keel was vermindert, maar men ontdekte-eenige korden op de amand Jen. D.ri uitflag was, dof. Ik fchreef het aftrekzei der koorsbast voor. Zesden dag. Er was weinig verandering, dus ging Zij met het gebrjujk der geneesmiddelen voort. Zevenden dag. De opperhuid begon af te fchilferen: zij was (wak . klaagde over hoest; en hadt des avonds een verhef van koors. Agttfen dag. De koiften op de amandelen fpreiden zig!nu verder uit, en zij had:meer'koors. Eenen bederf jegengaande gorgeldrank wierdt haar voorgefchreven , en om alle drie uuren een halve drachma der koorsbast in te nemen. Na drie dagen verdwenen de korden geheel; maar de koorsverheffingen bleven des. avonds voortduren, onaangezien het gezette gebruik der koorsbast. Den elfden dag wierdt haar , om dat zij hard- lij-  *5o WAARNEMINGEN lijvig was, een gift van het Pulv. Eccoprot. gegeven. ■ Den veertienden dag ontdekte men een grote fwelling onder ieder oor, men liet het vlugge fmeerzel gebruiken, en met het gebruik der koorsbast voortgaan. De fwelling verdween in weinig dagen, de opperhuid fchilferde met grote 1'chubbetjes af, tot den negentienden dag toe, en den een en twintigllenjdagwas zij volkomen herfteld. Een kind , in dezelve kamer leggende , hadt de koers en den fcharlaken uitflag, met eene fwelling der onderkaaks klieren, maar zonder eenige aandoening in de keel. V. GEVAL. Richard Gow, vijfjaren oud, wierdt den 15 Augustus door de fcharlaken koors aangetast, en den i§ in de zieke beurs aangenomen; mij wierdt berigt, dat hij gedurende den nagt zeer ijlhoofdig geweeft was, en dat zijn ganfche lighaam dezen morgen zeer rood geworden was. Op een nauwkeuriger onderzoek vond ik zijn lighaam inderdaad beide rood en gefwollen. Zijne amandelen en het zagte gehemelte waren gefwollen en van een fcharlaken kleur; echter wierden er geen korften ontdekt. Zijnen pols deedc 120 flagen, was hard en ingetrokken , en zijne kaak- klie-  óvér KOORZEN. enz. 351 klieren waren gefwollen. Ik fchreef het voetbad, den gemenen gorgeldrank, en Spiesglas poeders voor. Vijfden dag. Hij hadt verfcheide reizen gebraakt, eenen zeer rustelozen nagt doorgebragt, en was nu buiten zijn verftand. Den uitflag was dezen morgen hoger gekleurt, en men vondt heele tropjes met rbde puistjes hier en daar over zijn vel verfpreid, Zijn pols was zwak , en de amandelen waren met vuile korften bedekt. Onrruft zijnde over deze verfchijning, zette ik de fpiesglas middelen ter zijde, en liec het afkookzel der koorsbast, met den geest van koperroot een weinig zuur gemaakt, zo fterk gebruiken als het mogelijk was in te krijgen. Zesden dag. Er was wéinig verandéring , hardlijvig zijnde , wierdc hem een clijfteer toegedienr, en tegens den nagt acht greinen van het Pulv. Eccropmcus ingegeven. Zevenden dag. De opperhuid begon nu af te fchilferen; maar hij bleef bij aanhoudendheid koorzig; waarom men mee het gebruik der koorsbasc voortging- Jgtften dag. De koors bleef aanhoudende; maar dê korften waren van de amandelen verdwenen. Wijl hij bij aanhoudendheid hardlijvig bleef, liet men hem den volgenden morgen een afcrekzel van Zenebladeren gebruiken. Negenden dag. Hij was nu vrij van koors en hadt Q een  25ü waarnemingen een zagt fweet. Met het gebruik der koorsbast wierdt aangehouden. Zijn buik was den twaalfden dag zeer gefwollen, waarom ik tegens den nagt zes greinen van het Pulv. Mercur, liet innemen, en den volgenden morgen wederom een aftrekzei van zenebladeren. Deze geneesmiddelen wierden met vereischte tusfchenpozingen herhaalt. De opperhuid bleef met grote fchubben aftchilferen tot aan den agtienden dag der ziekte, en op den twintigften van alle onpasfelijkheid herfteld zijnde, wierdt hij voor gezond opgegeven. * VI. GEVAL. Juffrou w - -, oud veertien jaren, wierdt den nf Augustus met koude rillingen en walgingen aangetast, 't welk door hitte en pijn in de keel gevolgt wierdc. Den fcharlaken uitflag vertoonde zig reeds den volgenden morgen. Derden dag. Mij wierdt verzogt om haar met den Heer Leïghion te verzorgen. Den uitflag was over (*) Degevallen, welke my inmync byzondere geneesoefening zyn voorgekomen , en in deze Verhandeling gewag van make, heb ik van die, welke tot de zieke beun behoord hebben, door het voorzetten vsn een fierretje onderfcheiden.  over KOORZEN..enz. 253 over het geheele lighaam verfpreid: de amandelen en hec zagce verhemelte waren gefwollen en met vlekken overdekt, en de kaakklieren der regcerzijde zeer gefwollen. Haren pols deedc 130 flagen in een minut; haar vel was droog en zeer heec: zij klaagde over hevige pijn in de keel wanneer zij iets wilde .doorfwelgen; hadc fvvare hoofdpijn, en was duizelig wanneer zij zig in hec bed opregce. Ik beval da° men haar beenen in het warm water zoude Heken, fchreef het vlugge fmeerzel voor, beneffens een gorgeldrank, en een afkookzel van Tamarinde met den braakwijnfteen. Vierden dag. Zij hadt verfcheide reizen gebraakt, gedurende den nagt iets geflapen, en was in een zagt' fweet toen ik haar des morgens bezogt. Den uicilag was volkomen en bloeijend rood, zij was hardlijvig, klaagde over flauwtens en was niet in ftaatjom op te ziccen. Ik liet haar een clijfteer toedienen, en fchreef voor om alle twee uuren twee lepels vol in te nemen van \. lnfus Peruvian. unc. vlij. Syf. e Succ. Limon. unc. j. M. Vijfden dag. Zij was den voorleden nagt buiten kennis geweest. Des middags vertoonden zig Q 3 nog  *$4 WAARNEMINGEN nog meer vlekken op de amandelen : haar pols deedc 104. flagdh in een minuc. Men ontdekte eene meelagtige afïchilfering in haar aangezigt, anderzïnts bleef den uitflag op hec overige van haar lighaam even rood. Ze:den dag. De koors was nu gematigder ; den uitflag wierdc nu bruin, en over haar lighaam ruw, maar op haare beenen was die zeer hoog gekleurd. Zij bleef nog vooregaan om de voorgefchreve hoeveelheid der koorsbasc dagelijks in te nemen. ' Zevenden dag. Zij was den voorleden nagt zeer koorzig geweest; maar kreeg in den mergenftondeefi verpozing , en lag des middags in een zagc fweec. De fweerejes op de amandelen waren bijnaar genezen. Ik liec haar alle cwee uuren een halve drachma der koorsbasc ingeven ; en wijl hec gebruik van Cinaasappelen en andere rijpe vrugcen geen open lijf hielden , liec ik haar tegens den nagt een fcrupel van hec Pulv. Eccoproüc. ingeven. Agtften dag. Zij was nu geheel vrij van koors, maar klaagde over een klein hoestje. De opperhuid bleef aanhoudend mee dikke fchubben affchilftren : en mee hec gebruik der koorsbast wierdt aangehouden. Negenden dag. De opperhuid fcheide nu van de handen en beenen in breede vellen. Zij gebruikte de koorsbasc nog eenige dagen langer, en wierdc fchielijk tot een volmaakte welftand herfteld. VII.  over KOOR ZEN. enz. 255 VII. GEVAL. Robbert Douglas, een kind van nog maar negen maanden oud, wierdt den 9 September in de Zieke beurs aangenomen : het hadt reeds zes dagen aan de fcharlaken koors gelegen : zijn pols was ongemeen rad en fwak; zijn keel was zeer gefwollen , en met een witte ftof overdekt , en het fwelgde niet dan met d? uicerfte moeite. Zijne ademhaling was met gereutel , en het wilde de borst niet meer nemen. Het geval hopeloos befchouwende , fchreef ik geen inwendige geneesmiddelen voor ; maar liet het mee wijn - wei, met theelepeltjes vol verkwikken; en liec aan wederzijden van den hals, onder hec oor , een grote fpaanfche vlieg pleiiler aanleggen. Zevenden dag. De fwelling der keel was vermim. dert, en het kon beter flikken ,• maar zijn gelaat was wild, en het was ongemeen fwak. Ik liet hec alle uuren ecu theelepeltje vol van het afcrekzel der koorsbast ingeven. Agtjlen dag. De kaakklieren waren zeer uitgezet; zijn gelaat was bleek, en opgeblazen; en er liep een dunne ftof uit zijn ooren. Den negenden dag nanj het wederom de borst. Den elfden liep er een bedorve ftof uit beide zijne ooren , en het raakten aan den afgang , die niet te min door weinige droppen van de Tinei. Thebaic. gefluit wierdc. Q 3 Dit  &5<5 WAARNEMINGEN Die kind gebruikte dagelijks drie oneen van het afcrekzel der koorsbast van den tijd af dat die eerst voorgefchreven wierdt; het kreeg zijne krachten langzamer hand weder, en was den 24 September geheel herfteld. * VIII. GEVAL, Een kind van - - -, ontrend zes jaren oud, klaagde den 14 September over een ph'n en ftijfheid in zijn keel: was den volgenden dag zeer koorzig , ademde des avonds zeer moeilijk, en raakte aan het ijlen. Een Linim. volat, Camphorat., was door den Heer Leighton, den gewonen Heelmeefter van dat huisgezin , voorgefchreven , en den braakwijnfteen ingegeven , maar hec hadc geene uitwerking. Vierden dag. Ik wierdc verzogt om hec te komen bezoeken, vond het blakend in zijn aangezigt, zijne oogen ftonden wateragtig, uitpuilend en wild: er liep een fcherpe ftof uit zijn neusgaten, die de deelen daar het langs liep ontftak; zijne ademhaling was rad, moeilijk en met gepiep , en lag beftendig met een open mond. De keel was met een taai flijm overladen , en het kon niet onderfcheiden meer fpreken. Zijn vel was ongemeen heet en droog ; zijnen pols fwak, en deedt 130 flagen in een minut. De Ie], het zagte verhemelte , en de amandelen waren zeer ge-  over KOORZEN. enz. 257 gefwollen, en van een karmozijn kleur; men ontdekte echter nog geen korften of fweren. De kaakklieren waren zeer uitgezet, en iedere poging om iets door te flikken , dreigde verdikking. In dezen hagchelijken ftaat zijnde, fcheen het te fwak om hcc verlies van bloed te konnen verdragen; maar wijl het geen ontlasting gehad hadt, liet ik het een clijfteer toedienen; liec het in een warm bad zetten , en van tijd toe tijd een fpuit vol met een warme gorgeldrank in zijn keel fpuiten ; liec een fpaanfche vlieg pleifter in hec pucje van den nek aanleggen , cn een warme pap van havere meel, met olij en azijn geraaakc, rond de keel. Des avonds vond ik hec merkelijk ver- ligc, en wijl hec eerfte clijfteer geen uitwerking gehad hadc, liet ik hec een tweede geven. Vijfden dag. Het was des nagts bij beurten dan ijlende, en dan wederom flaapzugtig: maar zijne wijze van ademhalen was vervaarlijk , echter ontdekte men dat die na het gebruik van den golgeldrank altijd gcmaklijker was, die ieder reis eene menigte taaije (lijm deedt ontlasten. Des morgens ten negen uuren was zijn vel klam : de fpaanfche vlieg hadt fterk getrokken : het was bij zijn kennis, en kon nu fpreken. Zijn pols deedt nu 1:2 flagen, en het kon nu gemaklijk flikken, maar ademde met moeite. De keel bleef nog merkelijk gefwollen, en mee een taai flijm q 4 be-  253 WAARNEMINGEN bedekt. Ik liet hec een gift van het Pulv. Ecco* proticus ingeven, en belaste dat men den gorgeldrank dikwils gebruiken moeft. Het hadt des nagts twee fterke afgangen, en het ademde nu zonder moeite : ik liet het aalbesfen jelei, Cinaas - appelen , en alle zoorten van rijpe vruchten gebruiken; en om dat zijn vel heet was , liet ik zijn beenen in warm water fteken. Zesden dag. Het was inden beginne van den nagt rufteloos en zomtijds buiten kennis geweeft, maar fliep in den morgenftond verfcheide uuren, alhoewel zijre ademhaling door eene ophoping van flijm reutelende was. Des morgens lag het in een zagt fweet: de fwelling der keel was vermindert , maar de kaakklieren bleven nog even gefwollen. De fpaanfche vlieg hadt wel getrokken, cn de pap hadt verfcheide pijnlijke puistjes, ter plaatze daar die gelegen hadï, voortgebragt. Ik liet in deszelfs plaats eene verzagtende pap aanleggen, en alle twee uuren twee Iepels vol van het aftrekzei der koorsbast ingeven. Het hadt dezen dag drie afgangen gehad , en lag des avonds toen ik het bezogt in een gezonden flaap. Twee dagen daar na was de fwelling der keel geheel verdwenen, en het was fchielijk tot zijnen vorigen welftand herfteldt. Dezen lijder hadt genen uitflag, maar een ligte af- fchil-  ovjer KOORZEN. enz. t59 fchilfering der opperhuid. Zijn jonger 'zuster wierdt ziek toen hij herftelde-, maar hare ziekte was zeer zagt. IX. GEVAL. Maria Thomfon, twee jaren oud, wierdt, na door; eenen buikloop uitgemergeld te zijn, door een koors èn zeere keel aangetast. Zij Wierdt den tweden dag harer ziekte in de zieke beurs aangenomen: ik vondt haar zeer koorzig; zij hadt een neiging tot braken ; de amandelen en het Zagte verhemelte waren gefwollen en ontdoken: maar den afgang hadc zedert eenige dagen opgehouden. Ik liec hec voetbad gebruiken, fchreef een braakmiddel voor, v.\RJiabarbar mee Magnefia voor den volgenden morgen. Derden dag. De kaakklieren waren uitgezet, haren pols was zeer rad, en men oncdekte korden op de amandelen. Ik Het haar aile twee uuren cwee lepels vol van hec afkookzel der koorsbasc met drop zoet gemaakt gebruiken, en den gemeenen gorgeldrank dikwils in de keel fpuiten. Vijfden dag. Haar aangezigc was gefwollen en opgeblazen, de kaakklieren nog meer gefwollen, en de tong en kaken mee fprouwkorflen bedekt. Zevenden dag. Hare amandelen waren no°- fterker verfworen, zij flikte mee zeer veel moeite, en Q 5 wan^  2t5o WAARNEMINGEN wanneer zij iets dronk kwam er een gedeelte van door den neus te rug. Zij was loslijvig, en haren afgang was fwart en Hinkende. Wijl hec den koorsbast niec weigerde , wierdc daar mede voorcgegaan, en een fpaanfche vlieg pleiner in den nek gelegt. Negenden dag. Het zagte verhemelte en de amandelen waren zeer gefwollen , en vol met witte kórHen : de kaakklieren nog meer uicgezec: haar ademha. ling was fchielijk en reutelende, en haren pols fterk, vast, en deedc 140 flagen in een minuc. Vindende dac de ziekce daaglijks meer en meer toenam , en men van het gebruik der geneesmiddelen niets te verwagten hadc, wijl haar den drank wederom door den neus uitkwam, heb ik haar in een lauw bad latenzecten , en zo lang inhouden als zij hec mee voordcel fcheen ce verdragen. Tienden dag. Zij bleef een kwarcier uurs in het bad, na weikers gebruik hec gedurende eenige uuren geruft fliep. Dezen morgen verwonde zig eenen roosagcigen uitflag, die niet ongelijk was aan den netel uitflag, en die zig over haar borsc, deien en beenen uieftrekte. De keel was uic- en inwendig zeer gefwollen , en een gedeelce van het geen zij dronk, bleef haar nog langs de neus uiekemen. De fweren in de keel waren den elfden dag van een donker bruine kleur : op den twaalfden begon de fwelling der amandelen te verminderen , en de iel was  over KOOR ZEN. enz. &6i was met een witte fprouwkorst overdekt. Den 'dertienden begon zij gemakkelijk te flikken ; er liep eene bedorve flof uit haar linker oor , en er bleef bij aanhoudendheid veel vogt uit de fpaanfche vlieg lopen. Men hieldt nog vijf avonden met het gebruik van het lauwe bad aan, en mijne kleine lijderes bragt den tijd altijd met vermaak daar in door , en hadt na deszelfs gebruik altijd een verfrisfenden flaap. Den negentienden dag kon men geen verfweringen meer in de keel gewaar worden , niet te min bleven de kaakklieren nog verhard, en wanneer zij dronk, kwam er altijd nog een gedeelte langs de neus uit. De hoeken van haar lippen verfworen, en zij hadt, onaangezien het gebruik der koorsbaft , des avonds verheffing van koors. Haar opperhuid bleef tot den negen en dertiglren dag der ziekte affchilferen; en de bedorve flof bleef aanhoudend uit haar oor lopen: Kaar gezondheid herftelde trapswijze, en zij wierdt den drie en veertigften dag na het begin van hare ziekte verlaten (f). X. (t) Dit kind verfehafte gedurende den ganfchen loop dezer volkziekte het eenigfle voorbeeld, dat een en den zeiven lijder de ziekte tweemaal' kreeg: want op het einde van Juny hadt zy de fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel gehad, tn zes maanden daar na wierdt zy op de hier hoven befchreve wyze  3:sl.;i^ i ■ . : *. •.'•..*. . !" ■ ï. GEVAL. Maria Innes, oud vijftien jaren, wierdt den 23 Junij in de zieke beurs aangenomen. Ik wierdt onderrigt dat zij op den 19 door koude rillingen, duizeligheid en een braking was aangetast, welke door hitte, hoofdpijn, een ftijfheid in den nek, moeilijkheid in 't flikken, en eenen afgang gevolgt was ; dat haar lighaam den tweden dag geheel rood was geworden, en dat zij alle avonden buiten hare kennis geweest was. Ik bezogt haar voor de eerfte maal op den vijfden dag van haar ziekce; zij was gefwollen in haar wezen, en de kaakklieren in het bijzonder; beide de amandelen waren mee vuile diepe fweren bezec ; zij klaagde nog bij aanhoudendheid over walgingen, braakte tusfehen beide, hadt eenen rotcigen buikloop, en eenen radden en fwakken pols. Ik liet haar een afcrekzel van kruis en munt met Oporto wijn voor haren  over KOORZEN. enz. a(Jo gewonen drank gebruiken ; fchreef eenen bederf cegengaanden gorgeldrank voor , en alle twee uuren drie lepels Vol in te nemen van een afkookzel der koorsbast, met den Spir. Lavend, verwarmt. Zesden dag. Den afgang bleef nog voortduren, terwijl de overige tocvall:-n nog het zelve als den vorigen dag bleven. Ik fchreef haar een flaapver- wekkend middel voor , en men ging voort met hec gebruik der vorige geneesmiddelen. Zevenden dag. Zij hadc 's nagts wel gerust: den afgang hieldt op: de koors was maciger; en de fweren begonnen op te vullen. De fweren verdwenen den daar aan volgenden dag; en zij was den 20 Juny zo wel, dac zij geen verdere hulp nodig hadc. •II. G E V A L. Den jongen Heer , omtrenc vijfjaren oud, wierdc door eene braking overvallen, en korc daar op heec en rusceloos, en klaagde over zijn keel. De fcharlaken uicflag vercoonde zig den cweden dag ; en hij was 's nagcs buiten zijn kennis geweesc. Den 7 Auguftus wierd ik verzogc hem te komen zien. Zijn pols deedc 130 flagen in een minut; zijn vel was heec ; zijn aangezigc , armen , handen, deien en beenen met den fcharlaken uitflag overdekt, R 2 die  27° W AARNEMINGE N die op het gevoel ruw was,.en zijn ganfche huid was zigtbaar gezwollen. De kaak - en oorklieren wa¬ ren zeer uitgezet, en de amandelen met korften overdekt. Den Heer Huw don, Heelmeester van het huisgezin , hadt hem eenen gorgeldranken een drankje met de koorsbast voorgefchreven; maar wijl hij zulks uitbraakte, en met groten tegenzin innam, fchreef men het volgende voor. iji. Puh.Cort. Peruvian. unc. j. Aq. Cinnamom. Spir. dr. yj.Bullient. unc. viij. Infunde per vi. horas. colatura adde Sp. Fitriol. ten. gutt. xx. Syr. e Cort. Aurant. unc. j, . M. Men liet hem wijn-wei met Citroenzap en Spir. Nitr. didc. voor zijnen gemenen drank drinken: liét hem eenen gorgeldrank met Mei Rofar. en Spir. Sal. Mar. in zijn keel fpuiien: en een Linim. Volau Camph. uitwendig omflaan: en men liet de venfters door den dag open houden. Den 8 Augustus was hij eenigzints ijlende gedurende den nagt. Des morgens was zijn vel zagt en vogtig, en men ontdekte ook weder gierstaebcige puist-  ovks. KOORZEN. enz. i?\ puistjes op zijn borst. Hardlijvig zijnde liet men hem toe om cinaas appelen en alle zoorten van rijpe vrugten te gebruiken; en met hec afcrekzel der koorsbast voortgaan. Negenden en Tienden dag. Er was nog weinig verandering ce ontdekken. Elfden dag. Een nieuwe menigce van gierscachcigen uicflag vercopnde zig op zijn borst, jijden en hals: hij klaagde fterk over jeukzel ; en de korften bleven nog op de amandelen, i De venfters wierden open gehouden ; hij gebruikte het fruit met vermaak , en kreeg dagelijks eenen ftoelgang. Twaalfden dag. Hij was 's nagts buiten zijn kennis geweest. De korften begonnen nu af te fcheiden; en een vervelling der opperhuid begon zig te vertonen : maar de kaakklieren bleven nog gefwollen. De fweren der amandelen duurden , onaangezien het beftendig gebruik van den gorgeldrank en het gezette innemen van den koorsbast, tot den 20 Augustus; en zijn herftelling wierdt door een pijnlijke fwelling der klieren van den nek vertraagd , die eindelijk tot verfterving vervielen. Na dat men hem een paar maal door buikzuiverende middelen ontlast hadt, rade men hem op het land de buitenlugt te nemen , van waar hij in weinig weken in een volmaakten welftand wederkeerde. R 3 llU  f?a WAARNEMINGEN •III. GEVAL. De jonge Juffrouw , twee jaren oud , zuster van voorgemelden lijder, wierdt den 12 Auguftus des avonds koorzig, braakte , en bragt eenen rustelozen nagt door: ik bezogt kaar 's morgens den 13 , vond hare keel karmozijn kleurig, de amandelen gefwollen enverfworen, en het fwelgen moeilijk en pijnlijk. Haar pols was fterk en beftendig, en deedt 140 flagen in een minut. . ik fchreef haar een voetbad voor, en een Julap. cum Tart. Emet. waar door zij tweemaal braakte; echter vond ik haar desavondsnog weinig verligt. Derden dag. Den fcharlaken uitflag vertoonde zig; maar noch de koors noch de andere toevallen waren eenigzins vermindert: haren pois bleef bij aanhoudentheid fterk ; men liet haar met het voorgemelde drankje voortgaan, maar zij nam te weinig om er eenige uitwerking van te hebben: tegens den avond wierd haar een clijfteer toegedienc. Vierden dag. De oor- en kaakklieren waren zeer gefwollen, haar aangezigt opgeblazen, en de verfweringen waren dieper: men beproefde om haar het aftrekzei der koorsbast van haren broeder in te geven, maar zij weigerde zulks te nemen. Vijfden, dag. De lel en amandelen waren zo gefwollen dat die den doorgang naar de keel bijnaar toeft*-  over KOOR ZÉN. enz, 273 (loten : zij was hardlijvig; hadc eenen Merken pols. Ik fchreef haar wederom een drankje mee den braak, wijnfteen voor, en gaf haar daar zelfs driemaal van in, 'c geen haar deedt braken: en des avonds fcheen zij verligt. Zesden dag. Alles wat zij doorflikken wilde kwam haar wederom de neus uit. Ik liec haar een groce fpaanfche vlieg pleifter om de keel leggen. Zevenden dag. De lel en amandelen waren met korften omringt: de oor- en kaakklieren en den ganfchen hals was ongemeen gefwollen: hare handenwaren tot aan de toppen van de vingeren zugtig gefwollen en rood gekleurd. De fpaanfche vlieg hadc wel getrokken, maar geen verligting aangebragc. Van dezen dag af aan nam de ziekce in kwaadaartigheid toe; een dunne fcherpe ftof liep haar uit de neus, die de lippen deedt ontvellen; en zij kreeg den dertienden dag der ziekte eenen fterkenafgang, welke den anus en omleggende delen deedc oncvellen. Den vijftienden dag wierden de tanden , tong, en de ganfche keel inwendig fwart, en haar aangezigt was zo opgefwollen , dat zij hare oogen niet konde openen. De fwelling van den hals was groot, en dat gedeelte, daar de fpaanfche vlieg pleifter gelegen hadc, wierdc blauwagdg. Van dezen tijd af bleef zij flaperig en ongevoelig leggen met den reutel in de keel, en kon weinig of niets meer doorfwelgen, R. 4 l§  s74 WAARNEMINGEN Zij ftierf den zeventienden dag der ziekte , en haren rug en hals wierden aanftonds na de dood blauwogig- De koorsbast wierdt in dit,geval-inaftrekzei, in afkookzel , met het Conf. Cardiac. en op alle andere wijze beproeft, cn wijl er geen mogelijkheid was om haar die te doen innemen, wierdc die insgelijks door clijfteren toegedient. Bederf tegengaange gorgeldranken wierden onophoudelijk gebruikt, en pappen van de koorsbast uitwendig omgeflagen, met een woord alle mogelijke zorgen waren voor haar aangewend. VI. GEVAL. Anna Donaldfon, oud zeven jaren, wierdt den 4 Auguftus met walgingen, koors, en pijn in de keel aangetast: des anderendaags vertoonde zig de fcherlaken uitflag, en zij wierdt den 7 Auguftus in de zieke beurs aangenomen. De amandelen waren zeer gefwollen en mee breede korften gedekc, egcer flikte zij vrij gemaklijk: hare oogen ftonden fwaar en wezenloos , en zij was zeer flaperig. Den uitflag was over haar ganfche lighaam verfpreid; haren pols ongemeen rad en fwak; met vlagen was zij buiten kennis . en ijlden des avonds altijd: zij was desgelijks zeer hardlijvig. Men liec haar toe cinaas appelen en andere vrugten te eten; ik fchreef een gorgeldrank voor  over KOOR ZEN. enz. a?5 yoor om dikwils ingefpoten te worden ; en liet haar alle cwee uuren twee lepels vol van het afkookzel der koorsbast innemen, en wijn-wei met cicroenzap zuur gemaakt, voor haren gemenen drankgebruiken. Vijfden dag. Zij hadt eenen zeer ruscelozen nagt doorgebragt: en was buiten kennis: de korften vermeerderden, en de kaak- en oorkliercn begonden te fwellen. De cwee volgende dagen was zij of ijlende of flaapzugtig, weigerde egter nooic om hare geneesmiddelen in te nemen. De kaakklieren zeer gefwollen , en den hals opgeblazen zijnde, liet ik een warme pap van havere meel, 0ly, en azijn gemaakt, rondde keel omflaan , belastende die te vernieuwen voor dac zij koud wierdt. Agtfien dag. De uicwendige fwelling was verminderc de kórften der amandelen waren blauwagtig, haar aangezigc zugtig gezwollen , en zij hadt eene ioping van ftoffen uit haar neus, en een ligte fniefing. Haren pols was zeer rad en fwak : zij hadc agc oneen yan hec afcrekzel der koorsbasc dagelijks gebruikt, die ik nu met den Spir. Sal Mar. liet zuurmaaken; 'men kon op haar niet verwinnen om den koorsbasc in poeder in ce nemen. De twee volgende dagen konde ik geen wezentlijke verandering gewaar worden; maar den elfden dag begon de opperhuid met grote fchubbetjes af te vallen; 5 niet  t76 WAARNEMINGEN niet te min bleven de korften op de amandelen nog voorcduuren, en hare voeten fwollen. Den twaalfden fcheiden zig de korften af, en hare koors wierdt matiger. De fweerrjes in haar keel waren den vijftienden dag geheel verdwenen; maar zij bleef fwak, en hadt heete en rusteloze nagten. De fwelling van ha¬ re voeten verdween, maar de klieren van den nek bleven uitgezet. Zij hieldt aan om dagelijks agt oneen van het afcrekzel der koorsbast in te nemen. De fwelling der klieren wierdt groter, zig van het linker oor tot aan het fleutelbeen uieftrekkende , en hare genezing wierdt door een toevallige koors vertraagt. Het gefwel den vier en dartigften dag zeerontftoken zijnde» Het ik verzagtende pappen aanleggen. Van dezen cijd af begon hec ce flinken, en was den twee en veercigften dag geheel verdwenen. Zij bleef mee hec gebruik der koorsbast nog aanhouden , en men liec haar met vereischte tusfehenpozing zagte buikzuiverende middelen gebruiken. De opperhuid bleef in grote en dikke ftukken tot, den vier en dertigften dag der ziekte vervellen, en de affchilfering gefchicde zo volkomen , dac de nagels zelfs van de vingers afvielen. Op den 2ÓOcl:ober, zijnde den drie en vijftigften dag na dat zij ziek geworden was , dagt ik het onnodig om haar langer te bezoeken. Zij ging dagelijks uic,  over KOORZEN. enz. 277 en was in korten tijd tot een volmaakte gezondheid herteld. * II. GEVAL. J R , zeven jarenoud, wierdt den 10 September met walging en koors overvallen, en zijn vel was des anderendaags ongemeen rood: door den dag hadt hij eenige verpozing, maar des nagts was hij rusteloos en ijlhoofdig. Ik bezogt hem den vijfden dag zijner ziekte ; zijn vel was overal met den fcharlaken uitflag bezet, de amandelen waren zeer gefwollen , en vol met diepe aschklcurde fweren : de oor- en kaak-klieren waren zeer uitgezet, en zijnen hals gefwollen : zijn oogen ftonden zwaar en wateragtig; hij was ongemeen rusteloos ; zijn vel was heet; zijn keel overladen met een dikke taije flijm; hij hadt een gereutel in de ademhaling; zijnen pols was dobberende, en deedt 130 flagen in een minut. Den Meer Leïghton had des morgens een afkookzel der koorsbast, en eenen gorgeldrank voorgefchreven; waar mede ik verzogt gezet voort te gaan: liet een voetbad, en een rustmiddcl tegens den nagt gebruiken. Zeiden dag. Hij hadt eenen rustelozen nagt doorgebragt, maar genoot eenigen flaap in den morgenflond ;' zijn vel was vogtig,' maar hij was flaapzugtig; en  e?8 * WAARNEMINGEN cn de fweerties hadden zig tot over de Iel uitgefprcid: men liet hem alle twee uuren twee lepels vol van hec afcrekzel der koorsbasc innemen , en dikwijls eenen gorgeldrank met de Spir. Sal. Mar. en MelRofar. bereide infpuicen. Zevenden dag. Mij was des nagts zeer ijlhoofdig geweeesc; zijn 'canden waren mee een fwarte vuiligheid beladen; zijn aangezigt was opgefwollcn en gedrongen; zijnen pols was zeer rad; hij fteunde en fluimerde beurtelings; en hadc een reutelende ademhaling. Agflen dag. De fwelling der amandelen was verminderd; maar de fweren bleien aanhouden: zijn Hem was heerseh, en hij hoesce fterk. Negenden dag. Zijn huid begon in groee ftukken te vervellen; zijn koors was matig, maar den hoest en heerscheid vermeerderde. Hij hadc nu daag¬ lijks agt oneen van het aftrekzei der koorsbasc ingenomen; en wijl hij onaangezien hec gebruik van fruit hardlijvig bleef, wieret hem des avonds "een clijsteer toegediend. leenden dag. De fweren fchenen beter, maar hij bleef heerfch en koorzig. Elfden dag. Den hoest onophoudelijk, en zijn ftem ongemeen heerseh zijnde, fchreef ik hem hee volgende voor.  • ver KOORZEN. enz. 275» * 01. Amigdal. dak. Mell. Opt. ana unc. i. Mvcilag. Gum. Arabic, dr. ij< Bene fubaétis admifce. Aq. Hord. Unc, iv. Cinnam. Simpl. unc. i. M. Cap. Cochl. i. urgent, tusii. Twaalfden dag. De fweren begonnen te genezen maar de kaak en oorklieren bleven verhard. Van dezen tijd af tot den tweeën twintigften dag zijner ziekte, bleef zijn vel bijnaar van al de deelen van zijn lighaam vervellen. Hij bleef eenigen tijd teringagtig, herflelde echter door het gebruik van melk en verandering van lucht. VI. GEVAL. Jacobus Johnflon, vier jaren oud, wierdt den ia September door walging, braken, en een pijn in de keel aangetast, en zijn vel was des ander daags met den fcharlaken uitflag overdekt. Derden dag. Hij wierdt in de zieke beurs aaoge? nomen, het zagt verhemelte, de lel,en zijn amandelen  figo WAARNEMINGEN lcn waren mee korden gedekt, zijn kaak en oorklisren waren hard en gefwollen, zijnen mond was vol met eene taaje flijm, hij hadc een gereutel in zijn ademhaling, en fwolg mee veel moeite, den uitflag was met puisjes van een rode kleur, en mee grooce jeukce verzelt. Zijn pols was ongemeen rad maar llerk , 't geen mij deed befluicen een braakmiddel van fpiesglas middelen voor te fchrijven, en na dat zulks gewerkt hadt, het gebruik van den koorsbast; het vlugge fmeerzel wierdc mede voorgefchreven en eenen gorgeldrank om melk-warm ingefpoten te worden. Fier den dag. Hij hadt eens gebraakt, en gedurende den nagt drie afgangen gehad; de kaakklieren waren noch meer gefwollen, zijn keel was noch het zelve, maar zijnen adem was Hinkend geworden. Men liet voortgaan om het afcrekzel der koorsbasc ZO fterk in ce nemen als zijn maag zulks maar lijden wilde; welke hij onaangezien de fwelling van zijn keel,, zeer wel naar zig nam. Fiji den dag. Zijn keel was nog'meer gefwollen; hij was den voorleden nagc buiten kennis geweest, en zijn geneesmiddelen geweigerd, echter nam hij die door den dag en dronk eenige limonade, onaangezien dac ieder poging die hij deedc om te flikken, zeer pijnlijk was en hem de tranen uit de oogen persce. ' Zesden dag. De uitwendige fwelling van den hals hadc toegenomen, en hij reutelde nu zeer fterk in  over KOORZEN enz. 281 in het ademhalen. Zijnen pols was rad en fwak. Men liet met het gebruik van het aftrekzei der koorsbast aanhouden. Zevenden dag. Zijn oogen ftonden wateragtig, uitpuilende, en wild, zijn geneesmiddelen en drinken kwam gedeeltelijk door de neus te rug. Zijn pols deedt 120 flagen maar fterker dan te voren: ik liet een fpaanfche vlieg in den nek leggen, en in weerwil der clijfteren hardlijvig" blijvende, voorfchreef ik een buikopenend middel in den morgenftond, 'c welk twee afgangen verfchafre: hij fcheen des avonds daar door verligt; en ik liet hem zijn voeten in warm water fteken. Agtfien dag. Zijn kaak en oorklferen waren zo gefwollen dar hij zijnen mond niet koude openen. Zijnen pols deedt 140 flagen: en zijnen buik was zeer opgeblazen. Tienden dag. Hij hadt des nagts eenen galagtige buikloop gekregen waar door hij teflens zeer veel winden ontlaste, 'c geen hem verhgting fcheen toe te brengen. Zijnen pols deedt des morgens 130 flagen, en hij ademde maklijker: hij was niet te m°in zeer gedrongen in zijn aangezigt, zijn oogen met bloed belopen , en de tranen liepen hem ongevoelig over de oogen. De ftof die hij door den afgang ontlas¬ te zo fcherp zijnde dat die een ontvelling aan den Asus veroorzaakte, liet men hem een lijmig afkookzel als  2Si W AAR. N E M I N G E N als een clijfteer toedienen, en liet eenige droppen van de Tinei Thebaic in het aftrekzei der koorscbast doen. Elfden dag. Den buikloop was matiger. Twaalfden dag. De fwelling was zo fterk ver. mindert dac ik hem in de keel zien kon , in welke men verfterving ontdekte. Zijnen buikloop wierdc des avonds fterker en hij ftierf des anderdaags morgens. Zijn ganfche lighaam wierdc aanftönds na de dood blauwagcig, maar den rug en nek in het bijzonder. In die geval wierdt een fterk afkookzel der koors1bast bijzonder beproefd; ik gaf het zelf twee maél eri zomtijds driemaal op eenen dag zelfs ih, en men gebruikte ten aanzien der verfchoning, 'c verfrisfehen der lugt, en over het ganfche beftier, de grootfte oplettendheid. De zuster van dezen lijder wiërdc tot de bediening der zieke beurs toegelaten, om dat zij tanden krijgen* de, de koors hadc: zij kreeg de ziekce van haren broeder ; maar de toevallen der kwade keel waren in haar Veel zagter, en zij herftelde. VII. GEVAL. Wilm. Frafer, vier jaren oud, wierd door veel ia het vertrek der bovengenoemde lijders ce zijn, beftnet; hij wierdc door koude rillingen, walgingen eh braken aangetasc, zijne oogen ftonden even als in de mazelen wa-  över KOORZEN. enz. s9$ wateragtig; en hij klaagde over een pijn in zijn keel Ik bezogt hem kort na den eerflen aanval, fchreef den Tart. Emetic in zulke giften voor, dac die hem fterk deed braken. Zijn koors was des anderendaags matiger, en ik liec hem de koorsbast béide in poeder en in aftrekzei gebruiken; des avonds vertoonden zig den fcharlaken uitflag. Zijn keel was den derden dag nog pijnlijk en ontdoken; maar er vertoonden zig geen ko.ften. Den zesden viel den uitflag in meelagcige fchubberiés af, en de koors verdween ge, heel. Zijn aangezigt opgeblazen en zijne beenen mee eene zugcige fwelling aangedaan.lijnde, fchreef ik zagte buikzuiverende middelen voor om mee vereiste njdverpozinggebruikt te worden; terwijl men tusfehen beide met de koorsbast liet voortgaan.- en hij was fpoedig tot zijn vorige welftand herileld. VIII. GEVAL. jozep Scheriff, oud vijftien jaren, wierdt den ->o September met braken, hoofdpijn, en pijn in zijn keel aangetast; en raakte dien zei ven avond aan het ijlen. Den vijfden dag der ziekte wierdt hij in de zieke beurs aangenomen, zijn ganfche lighaam-was met den fcharlaken uitflag overdekt, zijne handen waren tot aan de toppen der vingeren gefwollen, en zeer hoog gekleurd: de oor en kaakklieren waren hard en S zeer  „84 WAARNEMINGEN zeer uitgezet: de amandelen waren rood gefwollen, en met vuile korften bedekt, zijnen adem was ftinkende; zijnen mond vol met eene taaije flijm, en zijn ademhaling kort en hol; zijnen pols was fwak en deedt 120 flagen. Ik fchreef bem eenen gorgeldrank voor, liet hem wijn-wei gebruiken , en alle twee uuren twee lepels vol van het aftrekzei der koorsbast, met een halve drachma van deszelfs poeder daar in, ingeven. Zesden dag. Er was weinig verandering, waarom ik met voorgemelde geneesmiddelen liet voortgaan. Zevenden dag. Den uitflag was nog hoger van kleur geworden. Hij gebruikte van den beginne aan dat ik hem bezogt had, dagelijks drie drachma der koorsbast, en agt oneen van deszelfs aftrekzel. Agtflen dag De koors was matig; de fweren begonnen te genezen; den uitflag wierdt bruin, en hij hadt een zagte vogtigheid over zijn vel. Een fterke affchilfering der opperhuid begon zig in te ftcllen: zijnen eetlust keerden weder; en den veertienden dag na dat hij ziek geworden was, wierdt hij vrij zijnde van alle klagten, verlaten. IX. GEVAL. Chriftoffel Waters, oud zes jaren, wierdt den 2? September met koude rillingen, hoofdpijn, en bra-  over KOORZEN. enz. «85 ken overvallen: hij klaagde fterk over zijn keel, ert den fcharlaken uitflag vertoonde zig des avonds. Hij wierdt den derden dag zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen; zijnen pols was fwak dobberende, en-deedt 130 flagen in een minut: zijn aangezigt was gedrongen, en de oorklieren zeer gefwollen: de lel en amandelen mee blauwagtige korften overdekt, en zijnen adem was ondraaglijk ftinkende. . Hij hadc meer als twee dagen in een flaapzugtigen en wezenlozen ftaat gelegen, maar was nu zeer rusteloos. Ik liet hem wijn gebruiken, fchreef de koorsbasc beide in aftrekzei en in poeder voor; en beval zijn moeder hem aan te zetten, die op zijn tijd in te nemen, en teffens den gorgeldrank dikwils in te fpuiten. Vierden dag. Hij was des nagts zeer ijlhoofdig geweest; zijnen hals was zugtig gefwollen,- zijn aangezigt ftond gedrongen en glinfterende; zijn ademhaling was kort en reutelende. Ik liet hem clijfteren van de koorsbast toedienen. Vijfden dag. Zijn ganfche lighaam, maar in hec bijzonder zijnen hals en aangezigt, waren zeer gefwollen ; en den uitflag wierdt hier en daar blauwagtig. De fweertjes der amandelen wierden geheel fwart, en hij ftierf des nademiddags ten twee uuren. Hij hadt den derden en vierden dag zijn geneesmiddelen zeer gewillig ingenomen : de kamer was fchoon gehouden , en al wat ik voorgefchreven hadt was S 2 nauw-  a86 WAARNEMINGEN nauwkeurig nagekomen: Het bleek niet te min dat er niets in ftaat was om de kwaadaartigheid dier ziekte te fluiten* X. GEVAL. Johanna Mils, negentien jaren oud, wierdt den 8 October in de zieke beurs aangenomen, zijnde den vijfden dag zedett dat zij ziek gevallen was. Haar ganfche lighaam was met den fcharlaken uitflag overdekt; hare amandelen waren gefwollen en diep verfworen , en de kaak- en oorklieren zeer uitgezet. Haren pols was zeer zwak, en deedt 130 flagen in een minut; haren mond was vol met taaije flijm, en zij was des nagts ijlhoofdig geweest. Ik fchreef eenen bederf tegengaande gorgeldrank voor , en een drankje, dat een ons van de koorsbast bevatte, gelaste ik binnen de 24 uuren uit te gebruiken. Zesden dag. Zij hadt des nagts wel gerust; maar den koorsbast een loslijvigheid te weeg brengende, liet ik bij ieder gift eenige droppen Laud Liq. doen. Zevenden dag. De koors was matig, en de fweren (chenen beter. Agtften dag. Haar keel was bijnaar wel; den uitflag op hare armen (die gefwollen waren) hadc de kleur van framboizen; haar vel wai rouw op 't aanraken  over KOORZEN. enz 287 ken , en zij klaagde over een ondraaglijke jeukre ; haar ftoelgangen waren geregeld: men liet met het gebruik der koors bast voortgaan. Zij begon van nu af daaglijks te herftellen: de af. fchilfering der opperhuid duurden tot den 23 dag der ziekte, en was de volkomenfte die ik in eenig lijder gezien heb. De gansche huid fchilde van den elleboog, tot aan de toppen der vingeren; en van de kniën tot aan de tenen, in grote dikke ftukken af. De opperhuid kwam van zommige vingers heel af; en indien zij niet zo ongeduldig was geweest in het af te trekken, zou ik bezitter geworden zijn van een volkome handschoenen van vel. Zij kreeg haar vorige gezondheid weder, en bedankte den 28 Octo ber voor haar genezing. XI. GEVAL. Dorothea Smith, oud twaalf jaren , wierdt den 25 November fchielijk door een braking en flauwte aangetast, welke toevallen ras door ijlhoofdigheid gevolgt wierden, en den volgenden morgen vertoonden zig den fcharlaken uitflag. Zij wierdt den vijfden dag harer ziekte in de zieke beurs aangenomen; haren pols was fwak en deedt 140 flagen in een' minut; haar aangezigt was gefwollen en gefpannen, en haar kaak en oorklieren waren S 3 uit-  m WAARNEMINGEN uitgezet. Zij hadt eenen fterken uitflag, was buiten kennis, hadt Subfultus tendinum, alles grijpende wat onder haar bereik kwam. Haar amandelen waren met blauwagtige korften gedekt, en haren adem was ftinkende. Hardlijvig zijnde wierdt haar een clijsteer toegediend ; en haren verzorger voorzag haar gulhartig met wijn. Ik liet haar dikwils eenen bederf tegengaanden gorgeldrank in de keel fpuiten, en beval dat men haar alle twee uuren, twee lepels vol zoude ingeven , van # iftfus. Peruvtan. unc. vi. Pulv. Cort. Peruv. dr. iij. Tinei. Cort Peruvïan. unc. i. M. Zesden dag. Zij nam haar geneesmiddelen en al wat men haar aan bood met zeer veel gulzigheid; en bleef beftendig ijlende : men liet haar drankje herhalen. Zevenden dag. De fwelling der amandelen was vermindert, en de fweerties ftonden zuiverder; zij was ook meer bij hare kennis : de opperhuid begon af te fchilferen; maar haar voeten waren zugtig gefwollen. Haar drankje wierdt wederom herhaalt. Agt-  over KOORZEN. enz. 289 Agtfien dag. Zij was nu volmaakt bij haar verftand, en lag in een zagt fweet. Twee dagen daar na verdwenen de fweerties geheel; maar des avonds een verhef van koors hebbende , hielde men met het gebruik der koorsbast gezet aan tot den vijftienden dag der ziekte. Haar vel bleef tot den twintigften dag toe affchilferen. Den vier en twintigften was zij in ftaat om uit te gaan, en was fpoedig tot een volmaakte gezondheid herfteldt Een broeder dezer lijderes, die met haar in het zelve bed fliep, hadt de fcharlake koors en zeere keel zes dagen te voren gehadt; maar de ziekte was van een veel zagter natuur, en hij was den agtften dag na den aanval reeds weder in ftaat om uit te gaan. Haar zuster, zeven jaren oud, wierd daags daar na ziek, hadt eenen overvloedigen fcharlaken uitflag, en eenige vlekken op haar amandelen, welke fchielijk verdwenen; en zij was den zevenden dag na den aanval herfleld. Uit deze drie gevallen zou het fchijnen, dat eenig onderfcheid der gefteldheid de ziekte zagt of kwaadaartig maakt; immers kan men hier niec twijfelen, dat de bron van befmetting hier voor alle drie de zclvq> was. Ik zou verfcheide andere diergelijke voor¬ beelden meer konnen opgeven. S 4 XII G E-  m WAARNEMINGEN XII. GEVAL. Anna Robertfon, veerden maanden oud, wierdt den zesden dag harer ziekte jn de 'zieke beurs aangenomen, lk wierd onderrigc, dac zij door eet? braking was overvallen geweesc, cn dac haar vel op derj derden dag over al als 'fcharlaken geweest was. Den uitflag ftond nu zeer dof; en haar lighaam en dijen hadden door purpere vlekken , een gemengde kleur: haren pols was fwak en deedt 120 flagen in een minut; zij ademde mee moeite; maar de keel fcheen weinig aangedaan. Zij hadt van d,en beginnen der ziekte aan vier groene afgangen daags gehadt, en was nu zeer flaapzugtig. Ik j^hreef het een braakmiddel van Ipecacuanna voor, en daar na alle uuren eenen lepel vol van het afcrekzel » der koorsbast, met drop zoet gemaakt. Zevenden dag. De purpere vlekken waren talrijker, men kon het weinig of geen geneesmiddelen in brengen. Ik liet het mee wijn- wei verkwik¬ ken , en liec het door den dag alle twee uuren een drachma van het poeder der koorsbasc mee wac vleespat gemengt, bij wijze van een clijsteer toedienen. Des anderdaags Was het maklijker, en men kon het wat van het afcrekzel doen doorflikkcn. Den ne¬ genden dag Monden de purpere vlekken becer ; maar haar reg-  over KOORZEN. enz. 291 regter oog was eenigzints gefwollen, hethoestefterk, piepten in de ademhaling, enwaszeer koorzig. Ik fchreef een braakmiddel voor, dat eens werkte: met het aftrekzei der koorsbast, en de koorsbast clijsteren bleef men aanhouden. Den tienden dag ademde zij maklijker, maar haar lippen en de randen van haar tong waren vol met fprouw: ik liet die dikwils bevogtigen door een pen • ceel gedoopt in ifi Mell. Kof ar. unc. i. Borac. Scrup. i. Mi De opperhuid begon den dertienden af te fchilferen: den vijftienden verminderde de koors: de fprouw was bij naar genezen maar het was fwak, heesch, en hoeste fterk. Men bleef voortgaan met het aftrekzei der koorsbast in te geven. Men liet het in de open lugt dragen; en na verloop van veertien dagen , was hec tot zijn vorige gezondheid herfteld. Gevallen van waterzugtïge fvelüngen , als gevolgen der Scharlaken koors. I. GEVAL. Maria Malcolm, drie jaren oud, wonende ineen S 5 huis  api WAARNEMINGEN huis met een kind dat aan de fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzeld, overleedt; wierd den 22 Junij met de gewone tekenen dezer ziekte aangetast. Den tweeden dag van haar ziekte wierdt zij in de zieke beurs aangenomen. Haar amandelen en zagt verhemelte waren ontftoken, en de kaakklieren uitgezet. Den derden dag vertoonden zig den fcharlaken uitflag; de koors vermeerderde, en men ontdekte korsten op haar amandelen. Den vijfden dag wierdt den uitflag bruin, en haar aangezigt was met meelagtige fchubbtties bezet. Den zesden ontdekte men eenige korsten in de keel: de koors duurde met weinig vermindering voort tot den veertienden dag der ziekte, en de kaakklieren bleven uitgezet. Van den tijd af dat ik haar bezogt hadc was zij volgens den meermale aangeprezene wijze behandelc. Den Zeventienden dag begon hec vel van haarborsc, zijden, en dijen in dikke fchilfers af ce vallen. Een der nek klieren was zeer gefwollen, en fcheen langzaam tot vereccering over ce gaan; men liec pappen aanleggen: en om dat zij alle avonden een verhef van koors hadt ging men mee hec gebruik der koorsbasc voorc. Tot den drie en twintigften dag was er weinig verandering, wanneer de fwelling van den nek verdwenen was, maar zij hadc een fwelling onder het oor dac geen geneigtheid toe fweren vertoonde. Ik liet haar te-  over KOORZEN. enz. 293 tegens den nagt zes greinen van het Pulv. Mercur. in geven , en des anderen daags een aftrekzei van Zenebladeren. De S welling van den nek begon daar na te vermeerderen, zij bleef fwak, hoeste fterk, en onaangezien het gebruik der koorsbast, vermagerde zij van dag tot dag, waar om zij den 18 Julij naar buiten vertrok om de uitwerking van een vrijer lugt, en een levenswijze op melk te beproeven. Den 2 Augustus zijnde den twee en veertigftendag van haar ziekte kwam zij weder té rug, wanneer de kliergefwellen in haren hals bij naar geheel verdwenen waren: men onderrigte mij dat zij zedert tien dagen reeds over haar geheele lighaam gefwollen was. Haar aangezigt, handen, beenen, buik, en fchaamdeelen waren ongemeen opgeblazen , cn de bekleedzelen hielden overal de indrukzels der vingeren. Zij piste zeer weinig, en die geleek naar water daar vleesch in gewasfehen was , latende een fwart zetzel doorzinken; ik fchreef haar voor, om des avonds in te neemen 9-'. Pulv. Biercur. gr. vi. Antimon: gr. ij. M. Liet haar des anderdaags een aftrekzei van zenebladen  894 WAARNEMINGEN den met wat Acet. Scill. vermengt, lepelswijze gebruik ken, tot dat er afgang volgde. Drie en veertigften. dag. Voorfchreve genees? middelen fterk gewerkt hebbende verminderde des avonds de waterzugtige fwelling reeds. 't Voorfchreve poeder , en buik openend middel wierdt met behoorlijke tusfebenpozingen herhaald, en het aftrekzei der koorsbast met Sal Diuretic. tusfehen beide gebruikt. Door het naarstig gebruik dezer middelen , ontlaste zij een grote menigte pis: en den drie en vijftigften dag der ziekte waren alle waterzugtige tekenen verdwenen , en zij herftelden fpoedig tot eenen goeden welftand. II. GEVAL. Johanna Hastings, vier jaren oud, met het voorfchreve kind in een huis wonende, wierdt den 29 Junij in de zieke beurs aangenomen. Ik wierdt onderrigt dat zij twaalf dagen geleden, door de fcharlaken koors fchoon wel zeer ligt, was aangetast geworden. Haren eetlust keerden ondertusfehen niet weder, en zij bleef fwak en kwijnende. Twaalfden dag. Zij hadt reeds vijf dagen het bed gehouden, walgagtig geweest, dikwils gebraakt, en ontlaste maar weinig water. De kaak en oor- klie-  bvÉR KOORZEN. enz. «95 klieren waren hard en gefwollen; haar aangezigt was bleek, en zo opgeblaazen dat zij haar oog leden niet konde open doen; en zij hadt een leucophlegmatifche fw< Hing over haar ganfche lighaam : haar vel was heet, haren pols rad , en hare ademhaling kort en moeijlijk. Ik fchreef haar voor om alle twee uuren eenen lepel vol van het Julap. Emetic. met Spir. Nitr. dttlc. in te neemen. Dertienden dag. Zij hadt door dat drankje veel gal gebraakt: ik belaste, dat men daar mede, maar ih geringer giften zouden aanhouden. Veertienden dag. . Zij hadt des nagts veel ge» fweet; loste een groote menigte waters, en haar fwelling verminderde. Hardlijvig zijnde, wierdt haar een zagt buikopenend middel voorfchreven. Vijftienden dag. Zij hadt den voorleden avond een fterke koors gehadt en gedurig eenigen tijd buiten hare kennis geweest: waarom haar voorgefchreven wierdt alle twee uuren twee lepels vol van het aftrekzei der koors bast met Spir. Nitr, dulc. in te neemen. Zeventienden dag. De Waterzugtige fwelling was verdwenen; maar de koors keerden des avonds weder, en zij kreeg eenen moeijlijken hoest. Twintigften dag. Zij fwete fterk, en de aanvallen der koors kwamen onaangezien 't gebruik der koors bast weder: haar bor-st was vol meteenen witten giesc- ach-  206* WAARNEMINGEN achtigen uitflag, en haar aangezigt opgeblazen; maaiden hoest was bij naar geheel over. Twee en twintigften dag. Zij hadt deze twee dagen verfcheide wateragtig afgangen, hare koors was matig, en de fwelling van haar aangezigt verdwenen. Vier en twintigften dag. Den afgang bleef nog voortduren, waarom haar een giü Rhabarbarvoorgefchreved werd. Zij wierdt den zes en twintigften wederom meteenen moeijlijken hoest aangetast, waar om ik haar het Mixt e fperm. coeti met het Elix. Paregor. voorfchreef: maar wijl hec fcheen dat zij in een tering zoude vervallen , rade men haar naar buicen ce gaan. Een tamelijken wclftand verkregen hebbende, bragc zij haar briefje van verzorging den 25 Julij aan de zieke beurs te rug. Kort daar na wierdc zij aamborscig, den hoesc keerden weder, zij wierdc door fterke hartkloppingen gekwollen. Deze toevallen vermeerderende, verzogt zij wederom om den bijftand der zieke beurs: ik bezogt haar den 12 Februarij 1779. Hare ademhaling was kort en moeilijk, haren pols klijn en belemmert haar gelaat bleek en zugtig, mee een zugcige fwelling der enkels. Zij pisce zeer weinig, en de hartkloppingen waren zo fterk, dac er hare kleederen door bewogen wierden. Alle deze coevallen verfwaarden des avonds, en waren zo fterk dac men reeds eenige da-  over KOORZEN. dagen voor haar leven gevreesd hadc. Ik oor¬ deelde dac hare klagten grotelijks van een waterzugtige gefteldheid van de celagtige zelfftandigheid der longen afhing, waar om ik haar een fpaanfche vlieg tusfehen de fchouders liec aanleggen, en des avonds en 's morgens een der volgende pillen in nemen. Sapon. Hispan. dr. fem. Pulv. Scillar. gr. x. Calomel. prap. gr. tv. Sijr. Simpl. q. s. F. Pil. x. Den 16 Februarij. Zij hadc door deze pillen dagelijks vier waceragcige afgangen , de harckloppingen waren niec meer zo fterk, en zij hadc ruimce in de ademhaling: ik liet de fpaanfche vlieg open houden, en met het gebruik der pillen voortvaren. Zij gebruikte deze pillen nauwkeurig tot den 2 Maart, wanneer zij genoegzaam tot haren vorigen welftand herfteldtwas; als alleen dat haar aangezigt bleek bleef. Men liet de pillen vernieuwen, maar zonder Calomel. en zij gebruikte drie maal daags tot den 20 Maart toe* twee leepels vol van het af kookzel der koorsbast, wanneer zij toe een volmaakcen welftand herfteld zijnde, verlaten wierdt. UI.  so8 WAARNEMINGEN . III. GEVAL. Robbert Horsleij, agt jaren oud, wierdt den 3Julij in de zieke beurs aangenomen: ik wierdt onderrigt dat bij drie weken geleden aan de fcharlaken koors ziek gelegen hadt, welke hem maar weinig dagen het bed hadt doen houden. Hij was daar niet te min zeer langzaam van herfteld, en na verloop van veertien dagen , waterzugtig geworden. Een en twintigften dag. Zijnen pols was rad, zijn gelaat bleek en zugtig: zijn ganfche lighaam maar inzonderheid zijn beenen, de'ien , buik, en balzak waren waterzugtig; hij was zeer kortademig, en ontlaste weinig pis. Ik liet hem des anderdaags mor' gens een aftrekzei van zenebladeren met een drachma Acetum ftcill. in nemen. Twee en twlntigBen dag. Hij hadt eens gebraakt, en drie afgangen gehadt: de fwelling was echter niet vermindert , en hij bleef bij aanhoudentheid fwak, koorzig, en kortademig. Ik fchreef hem voor alle drie uuren een lepel vol in te neemen van het volgende iji Aq. Menth* vuig. unc. iv. Sal. Duirei ic dr. i. Acet Scill. dr. iij. M. Hij  over KOORZEN. enz. «n Hij waterde fterk zedert hij dit hadt beginnen te gebruiken: de waterzugtige fweliing verminderde over al uitgezondert in zijnen balzak. Ik liet het buik openend middel herhalen, en de andere dagen gebruikte hij laastgeméld drankje; Door het gezette gebruik dezer geneesmiddelen, wierdt zijn ademhaling vrijer, en in vijf dagen was de waterzugtige fwelling geheel verdwenen. Den negen en twintigften dag kreeg hij een bloeding uit de neus, en zeer fwak en koorzig zijnde, wierdc hem het afkookzel der koorsbasc, mee hec Sal. Diuret. in plaacs van hec voorgemeld drankje ingegeven. Wijl de waterzugcige fwelling tusfehen vel en vleefch zig den drie en dertigften dag wederom vertoonde, wierdc hec buikopenend middel wederom voorgefchreven om bij verpozing ingenomen ce worden; waarbij men den negendercigften dag de koorsbasc en een zagce beweging voegde, wijl alle toevallen, fwakheid uitgezonderd , verdwenen waren. Zijn gezondheid en kragcen herftelden crap^vvijze ; en den 13 Augustus, zijnde den drie en zestigften dag na het uicbreken van den fcharlaken uicflag, wierdc hij verlaten* III G E V A L» Anna Wouters, oud agt jaren, wierdc den S4 AdT gus-  3oó WAARNEMINGEN gastei in de zieke' beurs aangenomen: zij hadt drie weken geleden aan de fcharlaken koors met eert zeere keel ziek gelegen. Na dat de koors hadt opgehouden, was zij kwijnende gebleven, en ontrent Veertien dagen na den aanvang der ziekte begon haar aangezigt te fwellen , en daar na het ganfche lighaam, doen ik haar de eerfte maal bezogt, hadc zij eén algemeene waterzugt tusfehen vel en vleesch, en .het water in den buik: hare ademhaling was kort: zij was zeer koorzig: piste weinig: braakte bijnaar alles uit wat zij dronk: en was zeer hardlijvig. Ik fchreef een Bol. Mercur. jegens den nagt voor; en om het braken tegen te gaan, dikwijls een lepel vol te nemen van Julap. SaUrn unc. tv. Spir. Nitri dulc. dr. ij. Tinft. Thebaic. gutt. xij. M. Drie en twintigften dag. Het braken verminderde, cn zij hadt/oor hec brokje drie afgangen gehad. m en twintigften dag. Zij braakte wederom geweldiger: haar aangezigt wierdt nog zugtiger; en de kaakklier/n begonden uit te zetten. Ik liet haar voor haren gemenen drank een aftrekzei van krui- ze-  over KOORZEN. enz. 301 gemunt met Spir nitri. drinken; en hec voorfchreve drankje herhalen. Vijf en twintigften dag. Het braken hielde op maar de waterzugtige fwelling bleef aanhouden. Ik liet het Bol. Mercur. herhalen. Zes en twintigften dag. Zij raakte wederom aan bet braken, fchoon wel niet met die hevigheid als te voren: zij hadc drie afgangen gehadt. De op¬ perhuid bleef in dikke fchubben afvallen, en de fwelling van den buik was verminderd. Zeven en twintigften dag. Er was weinig verandering. Ik fchreef voor om het Bol. Mercur. des avonds wederom intenemen, en den volgenden morgen een aftrek zei van zenebladeren. • Agt en twintigften dag. Zij braakte wederom zogeweldig, dac men haar het buikopenend middel niec konde ingeven; zij was zeer fwak en koorzig. Ik fchreef haar voor om alle cwee uuren een°Iepel vol van hec Julap. Salin. mee hec afkookzel der koorsbasc in te nemen. Negen en twintigfien dag. Zij weigerde geneesmiddelen ce gebruiken; het braken bleef aanhouden; de waterzugtige fwelling vermeerderde; zij hadt meer koors en ademde met de uiterfïe moeite. Ik liec een fpaanfche vlieg pleister cusfehen de fcHoüders aanleggen, en een pleister uic de Theriaca mee Camphor. T 2 ■* ver-  3o2 WAARNEMINGEN vermengt op de harte put, en liet het Julap. Salin. vernieuwen. Dertigfien dag. Het braken Was vermindert; de fpaanfche vlieg hadt fterk getrokken; hare. ademhaling was maklijker: maar haren pols deedc 128 flagen, en zij behieldt de waterzugtige fwelling. Twee en dertigen dag. Zij wierdt door een alLrhevigfte Orthopnoea aangetast, verzelt met eenen moeilijken korten hoest. De waterzugtige fwelling nam toe: zij piste weinig of niet, en raakte dikwijls buiten kennis. Wijl zij hardlijvig was liet ik haar een cliHïeer toedienen: en haar zo dikwils als men 't haar inbrengen kon een lepel vol van het zoute drankje met het Acetwn fciUit. ingeven. Vier en dertigpen dag. De koors, moeilijken ademhaling, en den hoest bleven aanhouden; zij piste meer: de fpaanfche vlieg deedc veel wei ontlasten, maar de waterzugtige fwelling fcheen toe te nemen. De plaats daar de fpaanfche vlieg aangelegt was een kwade vertoning aannemende, fchreef ik den koorsbast met het Spir. Nitr. dulc. en Cardiaca voor. De drie volgende dagen was hare ademhaling ligter; et ontlaste zig bij aanhoudenheid veel wei door de fpaanfe vlieg: en zij nam haar geneesmiddelen nu beter dan men zou hebben konnen verwagten . De braking kwam den negen en dertigften dag weder: zij  over KOORZEN enz. 303 zij kreeg een gereutel in de ademhaling; en er vertoonden zig een menigte purpere vlekken over haar lighaam, dat algemeen zugtig en gefpannen was. Des anderdaags wierdt zij van al haar lijden verlost: haren hals, rug, en dijen wierden aanftonds na haar dood van een donkere violet kleur. Na hec verhaal der bovengemelde tekenen van verrotting welke in dic'lighaem zamenliepen, is hec bij. naar onnodig om te zeggen, dat in de zweer welke door de fpaanfche vlieg pleister veroorzaakt was daags voor hare dood verderving gekomen was; onaangezien dac den Heer Anderfou heelmeester der zieke beurs haar mee alle mogelijke opleccenheid die zijn konsc verfchafce zeer liefdadig hadc bijgedaan. * IV. GEVAL. Thomas Wood, vier jaren oud, wierdt den vierentwintigften Augustus in de zieke beurs aangenomen; Hij hadc reeds agt dagen aan de fcharlaken koors mee een zeere keel ziek gelegen; zijn amandelen waren nog ontdoken en verfworen, en zijnen ganfehen hals was zugtig gefwollen: zijnen pols was zwak en zeer rad, zijne oogleden waren gezwollen, zijn opperhuid viel nog in grote fchubbecies af: cn hij was van den beginne aan niec hardijvig geweest. Ik fchreef hem' yoor pm alle twee uuren cwe? lepels vol van' hec afkookzel der koorsbasc incenenien. T 3 Ne* '  304 WAARNEMINGEN Negenden dag. Zijn aangezigt, armen en handen en met een woord den ganfchen celagtigen rok van zijn lighaam was fterk gefwollen; hij hoesten dikwils, reutelde in zijn ademhaling; ontlaste geen pis, en was hardlijvig. Ik fchreef voor om hem zo veel van een aftrckzel der zenebladen in te geven met het Acetum j'cill. vermengd, tot het uitwerking verrigte. Tienden dag. De fweren der amandelen waren nu bijnaar verdwenen, en de waterzugtige zwelling verminderde; maar hij was fwak en ontlaste nog zeer weinig water: ik fchreef hem voor om alle drie uuren twee lepels vol ih te nemen van yt lnfus. Cort. Peruv. unc. vi. Acet. Scill. Extract. Glijcijrrh. a dr. ij. M. Zijn koors was den dertienden dag geheel verdwenen , maar de waterzugtige fwelling hadt toegenomen: een buikopenend aftrekzei wierdt hem dus voorgefchreven , om met zo veel tusfchenpozing als zijn kragten zulks toelieten te gebruiken; en op de dagen tusfehen beide gebruikten hij het aftrekzei der koorsbast. Den 14 September, zijnde den agtentwintigften dag zedert den aanvang zijner ziekte, wierdt hij volmaakt gezond zijnde verlaten. V.  over KOORZEN. enz. > 305 V. GEVAL. AdamEwart, oud vijf jaaren, wierdc den 15 Auguscus, en den derden dag zijner ziekce in ce zieke beurs aangenomen. Zijn keel was ontftoken, en hij flikte met moeke; men ontdekre egter geen korften in zijn keel: zijn vel was heet en droog, en zijnen pols zeer rad. Ik liet een voetbad ge¬ bruiken , en alle drie uuren een lepel vol van het Julap. Emetic. innemen. Vierden dag. Men ontdekte eenige vlekken op zijn amandelen: de werking der vaten was fterk; men hielde ann met het Julap. te gebruiken. Vijfden dag. De keel was bijnaar wel; maar wijl hij koorzig bleef fchreef ik hem de koorsbasc in poeder en in afcrekzel voor. Agflen dag. De koors bleef voortduren, en zijn aangezigc armen en beenen wierden wacerzugtig, waarom ik hem een aftrekzei van zenebladeren, met een weinigje van den braakwijnfteen er in voorfchreef om mee verdeelde giften des morgens in ce nemen. De zugcige fwelling was den elfden dag nog dezelve; hec buik openend middel wierdc herhaalr, waar door hij verfcheide malen braakte. Zijn kragcen fchenen niec te min, onaangezien het gebruik van den koorsbasc ce vervallen, en de fwelling toe te nemen, ook ontlasten bij weinig water. Ik fchreef hem voor T 4 om  3oó WAARNEMINGEN om alle twee uuren eenen lepel vol van het Julap. Scill. mee het fal Diuretic in te nemen. Van dezen tijd af, ontlaste hij veel pis, de fwelling verminderde trapswijze, en den drieën twintigften dag. was hij tot zijn gezondheid herfteld. VI. G E V A L. Sara Wilfon, oud agt jaren, wierdt den 30 September in de zieke beurs aangenomen; zij was drie weken te voren door de fcharlake koors en een zeere keel aangetast geworden. Na dat den uitflag' verdwenen was bleef zij gemelijk en fwak, er vloeide, een dunne ftof uit hare ooren, en op het laast kreeg zij een zugtige fwelling. Toen ik haar bezogt, vond ik haar ingelijks doof te zijn, en hadt onder ieder oor een gefwel; die mij berigt wierd dat in groote vermindert waren, zedert dat hare ooren hadden beginnen te lopen. Zij was fwak, wierd des a- vonds koorzig, en de ftof die uit hare ooren liep begon rottig te worden. Ik fchreef haar een buikzuiverend middel voor, en tusfehen beide de koorsbast in poeder. Den 3 Oélober waren de waterzugtige tekenen verdwenen , en de fwelling onder de ooren kon men des anderdaags nauwlijks meer gewaar worden; maar zij bleef doof, en de ontlasting dier rottige ftof bleef voortduren, Ik liet haar dikwils melk en water in  over KOORZEN. enz. %0? fn'den gehoonveg infpuiten,. en met het gebruik der koorsbast aanhouden. . Den aó Oélober ontlaste zig een der gehoorbeentjes, 't welk haar moeder aan de. Beftierderen der ziekebeurs bragt, daar het in k bijzijn van de Heeren Anderfon, heelmeester, en &«,. apothecar der zieke beurs onderzogt wierdt. Den 9 November was de ontlasting dier fcherpe ftof genoegzaam opgehouden; en ik vernam met vermaak dat zij haar gehoor niet geheel verloren hadt. Den 16. November. Vele fcherpe ftoffe ontlaste zich bij aanhoudentheid uit hec regter oor: ik fchreef het Aq. Cakis met TinB. Wjrrha voor, 'om in het oor gefpoten te worden ; en liet haar den koorsbast drie maal des daags gebruiken. Hare gezondheid herfteld, en behalven het lopen Uit haar oor geen klagten meer hebbende, dage ik het nutteloos haar langer te bezoeken. Ik ging het kind op het einde van Februarij nog eens zien; wanneer er nog ftoffe uit het regter oor hep ; zij hoorde niet te min onderfcheiden , gaf gepast antwoort , zelfs dan , wanneer ik op een goeden afftant tegen haar fprak en dat ik het linker oor met kattoen hadc laten opvullen. Alle lijders zijn egter zo gelukkig niet geweest, want ik ken nu noch twee kinderen in de ftad, die uit een zoortgelijk geT 5 brek  3o8 WAARNEMINGEN brek, hec gevolg der fcharlaken koors zijnde, geheel doof gebleven zjn. Uic dit geval blijkt derhalven dat het trommel vlies niet volftrekt nodig is tot hec gehoor, en dac het uitwendige geluid na de vernietiging van dit vlies, noch coc de gehoorzenuw kan overgebragt worden. V. Afdeling. Een verhaal van den voorfpoed der aangeprezene geneeswijze , in het behandelen der fcharlaken koors. De geneeswijze welke ik voorgefteld heb , door het verhaal van bijzondere gevallen opgeheluerc heb bende, zal ik nu voortgaan om een getrouw verflag te geven van den uitkomst der ziekte van ieder lijder die ik met de fcharlake koors en verzwerende zeere keel behandelt heb. Van zes en dartig lijders (*) welke ik in mijne bijzondere geneeskonstoefening behandelt heb, zijn er twee en dartig geueezen, en vier geftorven: en van (*) Ik behandelde in den Herfst 1779 in mijne bijzondere geneesoejfïning zes lijders die met da fc 'zarlaken koors en zeere keel ziek lagen , welke gevallen gelukkig afgelopen zijn} maar die zijn in V bovengemelde getal niet begrepen.  over KOORZEN. enz. 309 van de vijf en negentig die van wegens de ziekebeurs onder mijn opzigc gekomen zijn; hebben een en tagtig voor hare genezing wezen bedanken; een is om ongeregelcheid verlaten, en dartien zijn er door omgekomen. Ik heb reeds aangemerkt dat de hulp van een geneesheer zelden gczogt wierdt, ten ware dat de ziekte gevaarlijk wierdt; en uit de gevallen die ik aangehaalt heb zal het blijken,dat het grootfte gedeelte der gene welke zig in die omflandigheid bevonden, herfteld zijn. ■ Maar vele zogten hulp wannneer de ziekte verzuimt, de kragten uitgeput, en er weinig hulp van geneesmiddelen te wagten was. Zommige niet te min welke men tot het naarkomen der voorgefchrcve regels brengen kon, genazen tegens alle verwagting; maar in de meeste gevallen van dit zoort, waren de lijders buiten (laat om geneesmiddelen in te nemen, en dus was het mijn lot om den ongelukkigen aanfchouwer van het onherftelbaar geval te zijn. Het zaldierhalven niet ongepast zijn om een kort verhaal van zulke gevallen te doen, wijl zij de kwaadaartige natuursgefteltheid dezer volkziekce verder zullen ophelderen; en den geneeskundigen lezer gelegentheid zullen verfchaffen, om over de verdienden van het ontwerp der behandeling die ik aangeprezen heb, te konnen oordelen. * Een meisje, negen jaren oud, wierdt door haren  3io WAARNEMINGEN ren broeder, wiens geval No. V. bhdz. 250 verhaak is, befmet; zij kreeg den aanval door koude rillingen, en. pijn in de keel, dat gevolgt wierdt door walging, braken, en ijlhoofdigheid. Den vol¬ genden morgen deedt haren pols 130 flagen in een minut; de amandelen waren ontdoken en- met korsten bezet; de kaakklieren waren uitgezet: en zij lag wezenloos. Ik fchreef een braakmiddel voor, en eenen gorgeldrank om dikwils in de keel gefpoten te wqrden, en men nam den tocvlugt aanflonds tot den koorsbast ; maar men kon nooit op haar verkrijgen om laatst gemeld geneesmiddel in een genoegzame hoeveelheid in te brengen, onverfchelig onder welke gedaante men zulks ook beproefde. Den vierden dag was zij zeer flaapzugtig en kreeg eenen buikloop. Den vijfden dag hadden hare oogen haren glans verloren, de fweren in haar keel hadden een flegt aanzien, den afgang was verdwenen; maar haar ademhalen was kort én reutelende, en zij was beurtelings flaapzugtig, of ijlende. Op den zesden dag was haren hals zugtig gefwollen, haar aangezigt gedrongen, de kaakklieren heel zeer gef"-al!cn, haren pols.klein.en fwak, en haren1 adem Hinkende: hare ftem was heerseh, en er liep een dunne fcherpe ftof uit hare neus. Den zevenden dag fcheen haar aangezigt fmerig; de klieren waren nog meer gefwollen, en de ademhaling was seer befwaarlijk. Des anderdaags wierd: haren mond  ©ver. KOORZEN. enz. 311 mond en keel fwart:, hare oogen waren gefwollen, hare handen en voeten merkelijk gekleurt, en zij hadt hier en daar over haar lighaam blauwagtige ftrepem Zij ftierf den negenden dag 'savond; en het lighaam wierdt kort na de dood blauw» * Een jongman zestien jaren oud wierdt des morgens door ijlhoofdigheid, hoofdpijn, braken, en pijn in de keel aangetast, en raakte kort daar na buiten kennis. Zijn ganfche vel was des avonds met den fcharlaken uitflag overdekt. Den tweeden dag voorfchreef hem zijn apothecar een buikzuiverend middel. Hij liet zijnen afgang en water ongevoelig aflopen , en lag in een flaapzugtige gefteitheid. Zijn ademhaling wierdt des avonds reutelende; en zijn vrinden ongerust wordende, wierdc er om mij gezonden: hij lag nu fprakeloos, en zijnen pols was zo duister dat men die niec tellen kon: zijn aangezigt was klam, en gedrongen, en zijne ledematen koud: den uitflag was blauwagtig; hij ademde als of hij geworgt wierdc, en kon niecs meer doornikken. Ik liec wac warme wijn in zijn keel fpuicen, waar van hij een gedeelce met veel moeice doorflikce: op deze wijze wierdc hij gedurende den nagc gelaafc, en hij ftorf den volgende morgen. * Een jongetje van vier jaren, wierdt des morgens door walgingen braken en eenen buikloop aangetast, en hec klaagde teffens over pijn in zijn keel: des avonds was  315 WAARNEMINGEN was zijn vel reeds met den fcharlaken uitflag aangedaan; Ik bezogt hem den vierden dag 's morgens voor de eerfte maal met den Heer Leighton; den afgang hieldt nog aan, ert die was zeer Hinkend: de kaak en oorklieren, en den ganfchen hals waren zeer gefwollen: de amandelen waren met vuile asch - kleurige korsten gedekt, en raakten elkander bij naar, aan, niet te min fwolg hij redelijk gemaklijk. Hij hadt desgelijks een ontlasting van een fcherpe ftof uit zijn neus, die de opperlip deedt ontvellen; zijn ftem wierdc heerseh, en alle toevallen namen coe in kwaadaartigheid, onaangezien hij de koorsbasc rijkelijk gebruikte, die hij met de grooefte ftandvaftigheid innam. Hij ftierf den negenden dag des morgens. IV. Johannes Leech, cwee jaren oud, wierdc den 10 Junij, zijnde den zesden dag van zijn ziekce, inde zieke beurs aangenomen: hij kreeg canden, en cwee bakcanden begonnen uit te puilen. Hij was met den fcharlaken uitflag overdekc: zijn amandelen waren fterk gefwollen, en een weinig verfworen. Na hec gebruik van een braak middel, fchreef ik hem eenen gorgel drank en hec afcrekzel der koorsbasc voor. Den cienden dag was de keel genoegzaam herfteld; maar de kaakklieren waren meer gefwollen; en of fchoon de koors matig was, fcheen hij niec ce herftellen. Zijn tong lm keel wierdt den 13 dag fwarc; hij kreeg fweertjes in de hoeken van zijn lippen; zijn aangezigt ^ wierdc  over KOORZEN. enz. '3»3 Wi'Tdc bleek en opgeblazen, en wanneer men zijn tong drukte liep er een rottige bloedige ftof uit zijn keel Hij kreeg den reutel in zijn keel, hoesce fterk, en ftierf den vijftienden dag zijner ziekte, V. Elizabec Watfon, zeven jaren oud, wierdt den 25 September , zijnde den derden dag van haar ziekte in de zieke beurs aangenomen , zij hadt eenen fterken uitflag, braakte veel gal, de amandelen waren diep verfworen, en zij was buiten haar verftand. Na dat een braakmiddel zijn uitwerking verrigt hadt, wierd haar den koorsbast voorgefchreven, maar men kon haar die op geenerlei wijze inbrengen. Den zesden dag wierden de fweerties blauw, den uitflag wierdt met purpere ftreken doormengt, en zij ftorf des avonds. VI. Johanna Robfon, vijftien maanden oud, wierd den 3 October, en den negenden dag harer ziekte in de zieke beurs aangenomen.^ Hare keel was fterk verfworen, en een gedeelte van't geen zij dronk kwam haar weder langs de neus uit: zij was zeer koorzig , zeer verfwakt, heerfch, piepte in de ademhaling, en hoeste bijnaar onophoudelijk: zij hadt een groot gefwel onder haar regter oor, en eenen onophoudelijken afgang. Den 13 dag liep er een rottige ftof uit haar regter oor, en de fwelling verminderende. De zinkings teekenen vermenigvuldigde, het weigerde alle zoort van voedzel, en het ftierf den negentienden dag der ziekce> VII.  f 14 WAARNEMINGEN VII. Maria Wilmfen, agt jaren oud, wierdt den 5 Oftober, den zesden dag harer ziekte tot de zieke beurs toegelaten. Den Uitflag was nog overvloedig; hare handen waren rood en gefwollen, en haar aangezigt gedrongen.7 De kaak en oorklieren waren uitgezet, en haren ganfchen hals was zugtig gefwollen: haar keel was mede zeer gefwollen en blauwagtig; haren pols fwak en gevallen, zij was buiten kennis, en zeer onrustig; hare afgangen waren onverdraaglijk Hinkend, zij liec die ongevoelig aflopen. Zij weigerde zo wel wijn als geneesmiddelen te nemen, en ftorf den volgenden morgen. VIII. Alexander Drijburgh, twee jaren oud, wierdt den zevende dag zijner ziekce op den 24 Oftober in de zieke beurs aangenomen. Zijn zagt verhemelte en zijne amandelen waren zeer gefwollen, en men ontdekte eenige fwecrties op zijn lel: zijn aangezigc was zugtig; de kaakklieren hard, en zeer uitgezet, en zijnen pols was rad en fwak: er hadt geenen uitflag plaats. De keel was den negenden dag geheel meï fprouwfweren bedekt: zijn aangezigt zo gefwollen dat hij zijn oogen niet konde open doen; zijnen pols was nauwlijks meer te ontdekken, en hij ftierf dien avond. Zijnen rug en ledematen waren des anderdaags morgens blauw geworden. IX. Johanna Taws, twee jaren oudt, wierdt den *4 November en den veertienden dag harer ziekte in de zieke beurs aangenomen. Zij hadt in den beginnen eenen  over KOORZEN, enz. 3i5 eenen Herken uitflag gehad, welke vier dagen aangehouden hadt. Zij vertoonde nu een wezentlijk geraamte. Het zagte gehemelte was op twee plaatzen door fweren doorboord, zij was heerseh, hoesce onophoudelijk, reutelde in hare ademhaling, en ftierf den zestienden dag 's morgens. X. Thomas Gilchrist, drie jaren oud, wierdt den 27 Februarij 1779 zijnde den agtften dag zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen. Hij hadt van den beginnen aan eenen buikloop: de kaakklieren waren zeer gefwollen; en de iel en de hoeken zijnetlippen verfworen. Zijn aangezigt was bleek en opgeblazen , en er liep een dunne fcherpe ftof uic zijn oogen, neus, en ooren: hij was heerseh; en ieder pooging dien hij deedc om iets door te flikken , bragc hem aan 'c hoesten: en een gedeelte van 't geen hij dronk kwam hem wederom langs de neus te rug. Den negenden dag waren zijne oogleden zeer gefwollen en blauw, en de Tunica albugi. nea was met bloed beloopen. Men ontdekte ronde purpere vlekken zo groot als een fchelling op zijne ellebogen, en hij hadt vele blauwe ftrepen op zijn vel. Zijn ademhaling was moeijlijk en reutelende , en hij ftierf des avonds. Toen ik zijn lighaam des anderdaags befchoude, waren zijne armen coc aan de coppen der vingeren purperagcig geV kleurd,  3i(5 WAARNEMINGEN kleurd , 't welk door drukken verdween: en zijn lighaam was aan den hals en rug blauw. XI Johannes Hewic, driejaren oud, wierdt den 8 Augustus, zijnde den veertienden dag zijner ziekte, in de zieke beurs aangenomen: hij was ongemeen fwak; zijn aangezigt en beenen hadden een waterzugtige fwelling; en hij was des avonds zeer koorzig en ijlende : en bij deze toevallen voegde zig noch een walging en braking. Den negentienden dag verviel hec kind in ftuiptrekkingen; zijn ademhaling wierdt moeijlijk en reutelende, en het ftierf dien zeiven nademiddag. XII. Grietje Foster, twéé jaren oud, wierdt drie weken na den aanvang der fcharlaken koors, waterzugtig, maar om dat het in ftaat was om door het huis te loopen, wierdt zulks weinig door haar ouders geacht. Zij wierdt den 21 Augustus in de zie¬ ke beurs aangenomen. Zederc cwee dagen voor dac ik haar bezogt hadc zij hec bed móeten houden, was ongemeen koorzig en aamborftig , en lag aan een allergeweldigfte Qrihopnma, haar gansche lighaam was zugtig gefwollen, en zij ontlaste weinig of geen water. Ik liet haar een fpaanfche vlieg tusfehen haare fchouderen leggen, en fchreef haar een pisdrijvend drankje met den zee ajuin voor. De moeilijkheid der ademhaling vermeerderde, en zij ftierf elf uren na dat zij in de zieke beurs aangenomen was. XIIL  over KOORZEN. «72. 317 XITI. Thomas Slater, twee jaren oud, wierdc den 22 September, zijndedeu cienden dag zijner ziekce, in de zieke beurs aangenomen: hij was zeer koorzig en verzwakc: zijn aangezigc en beenen waren zeer gefwollen , de kaakklieren waren zeer uitgezet, zijn ademhaling was zeer moeilijk, en hij hoesce fterk. Deze klagcen wierden niec te min door een braakmiddel, en een borst ontlascend drankje mee pisdrijvende middelen vermengc verligc. Den zeventienden dag kreeg hij op nieuws een moeilijkheid in de ademhaling, hij weigerde alle geneesmiddelen, zijn aangezigt fwolongemeen, en hij ftorf den negentienden dag. De vier overige gevallen die ongelukkig afgelopen zijn , zijn in de vorige afdeling onder No III/ bladz. 272, VL.bladz. 279; IX. bladz. 284; en III. bladz. 299; reeds aangehaalt. GEVOLGTREKKINGEN. Een volledig verhaal der fcharlaken koors en zeere keel gegeven hebbende, beide, zo als ik die heb waargenomen, en gelijk die door de beroemde fchrijveren is opgegeven; de geneeswijze welke 'c voordeeligde bevonden is, door een menigte verfchelende gevallen opgehelderc hebbende; en den uicllag der V 2 ziek-  Si3 WAARNEMINGEN Ziekte van ieder lijder verhaak hebbende; zal ik zulks me: de volgende aanmerkingen befiuiten. I. De fcharlaken koors is een befmettelijke ziekte, en bijnaar altijd met een zeere keel verzelt; die, zomtijds verfwerende, en zomtijds van een rottende en verftervenden natuursgeilelcheid is. Op den cerfcen, tweden, derden,- of vierden dag verfchijnt er eenen roden uitflag op de huid, die na gedurende drie, vier of meer dagen te hebben aangehouden, in zemelagtige, of dikke brede fchilfers afvald,' en na dat de koors ophoud, eindige de ziekte dikwils' in een waterzugt (*). II. De fcharlaken koors kan op alle tijden van het jaar voorkomen , maar de gemeenste tijd waarin zig die ver- (*) De befehrijving der fcharlaken koon in onze Syfienr. Nofologic- geeft geen waar denkbeeld der ziekte , üifgezohdert van het zagte zoort, door Sij denham waargenomen. Maar de Haan heeft d^.slve zeer gefchikt in de volgende woprden bepaald t: ,, Est'febris acuta , axanthematica , rubras , eas„ demque lataï, macülas profereus , organa deglutitionis non raro impetens , Epidermidis in desquamuiationem abeuus, „ & infamis pracipue pcriodo fua altera, unius, alterius ,„ tertiie , & ultra feptimana , qua tumorc corports varia, „ anxietate., dcb'litate , hominem non raro in tango majus „ discrimen quant in periodo priore ,j:onjicit. Infantiiis marl „ bus appellatur ,quemadmodunt variola: ut vero ha , fic ö? Me, hand infrequenter adoritur adultos." Rat. Medend» Cent. pag. 60.  ©ver. KOORZEN. enk. 319 vertoont is den Zomer of den Herfst, en'die blijft dan gemenelijk den ganfchen winter voortduren. III. Alhoewel ér een groot onderfcheid in de fcharlaken koorzen voorkomt, kan egter het grootfte verfchii in de geneesoeffening bepaalt worden. 1 Wanneer de ziekte van een ontftekende natuurs gefteldheid is; en 1. Wanneer die in de keel in het bijzonder, en door het ganfche lighaam in het algemeen, met een ©verheltende geneigtheid toe verrotting verzelt gaa. IV. In de behandeling van hec zagte zoort, dat door Sijdenham befchreven is; is er weinig meer dan een nauwkeurige oplettendheid op de levenswijze nodig. V. In de fcharlaken koors met een roosagtige ontrteiing der keel en die mee geen korscen of fweerties verzelc is,zijn devoornaamfte middelen waar op men vertrouwenkan fpiesglas middelen, indiervoegen toegedient, dac die een ligte braking verwekken; een ontfteking tegengaande levenswijze, en afvegende gorgeldranken(*). VI. In den aanvang der fcharlaken koors, die met een ligte verfwering der keel verzelt gaat; en terwijl de werking der bloedvaten noch fterk is, zijn bovengemelde geneesmiddelen onvermijdelijk noodzaakelijk: en zo dra de werking der bloedvacen verminden:, moet men zijn grootfte vercrouwen in de koorsbast ftellen. VII. O) De fcharlaken koors van Plenciz fchijnt van dien natuur ie zijn. Zie de II. Afd. v s  320 WAARNEMINGEN VIL Indien de fcharlaken koors mee verftorvene fweren in de keel, en een overhelling tot verrotting door het ganfche lichaam verzelt gaat, behoordt de koorsbast in grote giften voorgefchreven , cn een harefterkend en rotting tegengaand bellier van den beginnen aan in 't werk gefteld te worden. Vfll, Offcho&i de bovengemelde algemeene regels (IV. V. VI. en VII.) ten aanzien der geneeswijze het gevolg der ondervinding zijn, moet men niet te min de manier der behandeling van bijzondere gevallen, in een ziekte welke zulk een onderfcheid van toevallen en verfchijningen aanneemt, aan het vernuftig oordeel van den Geneesheer, en deszelfs zorgvuldige oplettendheid op de natuur der volkziekte, geheel ©verlaten. NASCHRIFT. Nadat ik de voorgaande bladeren voor de pers vervaardigt bad, heb ik met veel genoegen gelezen An account of the fcarlet fever and fore throat door Dr, fVitliering, en een hoofdftuk over het zelve onderiverp door Dr. Culten, in zijn first lines of thePraciice of P/iyfic. *t Zal niet ongefchikt zijn een korte vergelijkenis tusfehen de fcharlaken koors welkedoor deze fchrijvers waargenomen is, met onze volkziekte temaken; wijl zulks  over KOORZEN. enz. 2*1 zulks het groot onderfcheid zal aantonen dar zig in deze ziekte, in verfcheide plaatzen van dit eiland,bijnaar op een en denzclven tijd vertoont heeft. De fcharlaken koors vertoonde zig het eerfte re Birmingham , in het het midden der maand Maij 1778 , en bleef tot op het einde der daar aan volgende maand November heerfchen. Uit de befchrijving die wij daar van hebben (?), fchijnt die een groter overeenkomst te hebben gehadt met de fcharlaken koors van Plenciz (f), als wel met onze volkziekte. De huid was gelijk, zonder pukkekies of puistjes, en was den derden dag zo hoog gekleurt, dat het aangezir/t, het lighaam, en de ledematen van den lijder, aan de kleur van een gekookte kreeft gelijk waren, en die waren tevens fterk gefwollen. De oogen deelden min of meer in die algemene roodheid. Het zagte verhemelte, de lel, amandelen, en de keel, waren rood en gefwollen. Op deze delen ont¬ dekte men geen wezentlijke fweren, maar zomtijds was een verzameling van een dik flijm zigtbaar. inzonderheid in het agterfte van den flokdarm, die fterk naar de korften., die zig in de rottende zeere keel ver- toon- (*) Zie Dr. Withering's Account of the fcarlet fever andf» re throat &c. (t) Zie bladz. 217. V 4  jca WAARNEMINGEN toonden, geleken: maar die wierdt makiijk door eenen gemenen gorgeldrank afgewasfchen. Gedurende den ganlchen loop dezer koors, was den pols rad, klijn, en ongemeen fwak; de ontlasting van water was gering, en in fchijn nauwlijks van dat van een gezond mensch te onderfcheiden. De onder- kaaksklieren zette zig uit, cn waren pijnlijk wanneer die met de vingers gedrukt wierden: en na dat de koors ophielde, was het niet ongemeen dat de lijders aan een, of bijde de zijden van den hals, onder de ooren een verfwering kregen- In October de lugt kouder wordende , was de fcharlaken kleur min gemeen. Bij vele lijders vertoonde die zig in het geheel niet; terwijl andere, inzonderheid bejaarde, gedurende weinig minuten rodepukkelcjes met witte doorfchijnende topjes hadden (*j); maar (?) Gedurende de tijd dat de fcharlake koors en de verfwerende zeere keel in 'het jaar 1778 te Newcastle heerschte, •wierden er geen der bovengemelde toevallen waargenomen; waar in den winter van het volgende jaar behandelde ik hier in de nabijheid een lijder , welke door zijne kinderen befmet was geworden , cn in wien den fcharlaken uitflag zeer hoog gehjeurd, en de topjes der puistjes wit waren. Wijl dat geval heel zeer verfcheelde van [die, welke ik alreeds in de derde afdeeling heb opgegeeven , zal ik zulks te dezer plaats invullen. De  over KOORZEN. enz. 323 maar die vertoonden zig flegts daar de huid het allertederste is. De aandoening der keel fcheen zig in zam- De Heer jf. vijf en dertig jaren oud , eenige dagen onpas, felijk geweest zijnde, wierdt den 4 Decembet 1779 overvallen met een mattigheid en koude , dat gevolgt wierdt van een geweldige hoofdpijn en pijn in de keel, on/esbaren dorst, en een brandende hitte over zijn ganfche lighaam. Hij ging te bed leggen, dronk overvloedig verdunnenden drank , waar door hij in een overvloedig fweet geraakte , V welk zijn hoofdpijn en keel verligte. Den volgenden morgen ontdekte hij den uitflag op zijn borst en amen; en hadt dien dag vijftien dunne ftoelgangen ■• des avonds nam hij op raad van don Heer Leighcon een rus/middel, waar door den af gang gemuit wierdt: de koors wierdt des nagts zeer fterk ; zijn vel was zeer heet, jeukte fterk; en zijn denkbeelden waren verwart. Hij hadt den derden dag des morgens volgens gewoonte -een verpozing van koors • maar kreeg door den dag een ongemeene vermoeltheid, en was , onaangezien hij over een brandende hitte over de huid klaagde , huiverig. Des avonds nam hij een braakmiddel in ; maar bragt door de ondraaglijke hitte en jeukte over zijn ganfche lighaam, eenen rustelozen nagt door. Den 7 December , zijnde den vierden dag der ziekte, bezogt ik hem met den Heer Leighton. Hij lag in zijn bed, maar egter in zijn k leer en; zijn pols deedt 112 vrij fterke flagen ; hij zugte dikwils , en klaagde over een drukking op de borst. Zo dra hij eens tragte op te rijzen en te wandelen, Wierdt V5  3*« WAARNEMINGEN zommige lijders langs den flokdarm nederwaarst tot in de maag uit te ftrekken; in andere ftrekte die zig we- der- wierdt hij mislijk en flauw, en zijnen pols zeer zwak. Zijn aangezigt en armen wier den opgeblazen ; den uitflag was algemeen over zijn ganfche lighaam, en op zijn borst en armen verzamelde die zig in vlekken, die uit rode puistjes beflonden , maar die hier en daar van een doffe kleur waren. Zijn vel was zeer heet, zijn tong zuiver en vogtig ; zijn keel was natuurlijk , en niet het allerminfte gezwollen ; anderzints was hij dorflig, zeer benauwt, en bekommerd voor den aannaderenden nagt. Ik fchreef voor twee lepels vol alle drie uuren in te nemen van Ij:. Julap. Salin. unc. viij. Tart. Emetic. gr. j. Conf. Cardiac. dr. j. BI. De jeukte en de hitte der huid was inden voornagtondraaglijker dan ooit, en zijne denkbeelden waren verwart. Hij kreeg door het voorfchreve drankje eenen flerken afgang, V geen hij zeide het jeukzel te verminderen; en tegens den morgenflond viel hij in een verkwikkende» flaap. Den vijfden dag wierdt mij berigt dat den uitflag over zijn ganfche lighaam volkomen fcharlaken kleurig was, en dat hij met het gebruik van zijn drankje voortgegaan was, dat hem nu geen afgang meer verwekte. Ik fchreef een rustmiddel tegens den nagt voor, hij genoot egter geen flaap; de hitte, het jeukzel, en de prikkelende pijn van zijn huid waren zeer ver-  over KOORZEN. 325 derom langs de Iugcpijp neder tot in de longen, waar door hoest, en long ontftekings tekenen voorkwamen: en vermoeiende; zijn denkbeelden waren verwart, en hij prate zonder zin. Ik bezogt hem op den zesden dag, wanneer den uitflag overvloedig was; op zommige plaatzen van een fcharlaken, en op zommige^ van een doffe karmozijn vervige kleur, in eenig» plaatzen puistagtig, in andere gelijk. Zijn vel was over zijn ganfche lighaam zigtbaar gefwollen, maar in het bijzonder zijn armen, dijen , en beenen, welke op ':et drukken met de vingers zeer pijnlijk waren. De fcharlaken puistjes waren op alle de deelen van zijn lighaam, in zijn aangezigt alleen tiitgezondert, gekroont met witte topjes, die een raelkagtige -yogcigfieid in zig hadden. Zijn pols deedt 120flagen: zijn tong was zuiver: cn de kleur van zijn oogen , neusgaten en keel was natuurlijk. Hij hadt van den aanvang der ziekte af, weinig gewaterd; en bleef fwak cn geesteloos. Ik fchreef hem voor alle twee uuren , twee oneen van het afkookzel der koorsbast, met het Sal Diurecic. en Spir. Nitri dulc. in te nemen. Deze geneesmiddelen gebruikten hij gezet tot den zestienden dag der ziekte, welke eenen ft room van pis verwekte, en zijnen eetlust verbeterden. Den zevenden dag wierdt der. uitflag bruin, en begon van het bovenfte gedeelte van zijn lighaam af te fchilferen. De trek tot voedzel keerde weder, hijfliep ,snagtswel; maar hij kreeg alle namiddagen tot den twaalfden dag toe een heerfcheid, welke des morgens verdween. Daar  526 WAARNEMINGEN en in andere wierdc deszelfs voortgang langs de buis Van Euflachius door fcherpe oorpijnen aangeduid. Die waren de gewonelijkfte coevallen. die deze volkziekce verzelden; maar ik moec den lezer om een meer nauwkeuriger befchrijving, tot hec werk zelfs verzenden , dac veel nuttige onderrigtingen bevat. De ziekte nam heel dikwils een veel rampfpoediger gedaante aan. De kinderen raakten weinig uuren na den aanval der ziekte aan het ijlen; de fcharlaken kleur vertoonden zig den eerden of den cweeden dag, en zij ftorven vroeg op den derden dag. In bejaarde was hec fchielijk coenemen der koors en ijlhoofdigheid zodanig, dac zij den vierden of den vijlden dag daar aan llierven; inzonderheid wanneer er eenen afgang bij kwam. Zommige leefden egcer coc den agc- Daar r.a wierdt hij in flaat om uit te gaan, de vervelling over zijn lighaam duurden tot den 6 Januarij 1780: en ik wierd door een brief van den ri dier zelve maand onderrigt, dat hij een volmaakte welft and genoot, maar dat de huid van zijn voeten nog aanhieldt te vervellen. Fier van zijn kinderen, welke toe n ik hem bezogt, reeds begonnen te her/lellen , hadden in den beginne een fterke ontfteking der amandelen , en een fterke fwelling der kaakklieren gehad. Zijn broeder hadt de ziekte met even zulk eenen fierken gckleurden uitflag, en vele rode puistjes met witte topjes: de ziekte was in hem even geweldig, maar zonder zeere keel: cn hij herftelde desgelijks.  over K O O R Z E N. 3*7 agtften of den elfden dag: in alle deze gevallen was de keel maar weinig of niet aangedaan, en de oogen hadden een ongewone egale glinfterende roodheid, wel gelijkende na die , die men in de oogen van een Fret ontdekt. De ziekte wierdt dikwils door waterzugtige fwellingen gevolge, 't zij tusfehen vel en vleesch, of in den buik. In zommige wierdc het brein dooreen wa- terzugt aangetast,'c welk een Coma vigil, raaskalling, en blindheid veroorzaakte. In andere viel die op de longen , en bragt alle tekenen van een ware wacerzugt in de borst te weeg. / Den vernuftigen fehrijver betragte de ziekte van een omitekende natuurs gefteldheid te zijn: niet te min Vond hij dat de aderlatingen geen voordeel aanbragten, en dat de buikzuiverende middelen kwade gevolgen hadden. Het fweeten deedt geen voordeel, en den kcorshast en harttterkende middelen Waren nadelig. Hij llelde derhalven zijn grootfte vertrouwen in hec herhaald braken met Ipecacuanna. en Tart. Emetic. en in pisdrijvende middelen, inzonderheid den Seneka wortel er. in ontbindingen van een vast loogzout. Doctor Cullen onderrigt ons in zijn tweede deel van de Fifst lines of the pradiee of Phij/ic (*), nu eerst uic- (*) Chap. yi pag. 8p.  %iS WAARNEMINGEN uitgekomen, dat hij in den omtrek van veertig jaren, de fcharlaken koors vijf of zes maal als een volk ziekte in Schotland heeft vveeten heerfchen, en dat die bij de meeste lijders met verfwerende zeere kelen verzelt was " Dat zelfs in zommige gevallen de fweren ,, der keel van een rottige verftervende natuurs geftelt„ heid waren, en de ziekte ter zeiver tijd in alle hare „ toevallen, heel zeer naar een Cijnanc/ie maligna ge■„ leek." Dien Geneesheer is niet te min overtuigc dat zulks befmettingen zijn die wezentlijk van elkander onderfcheiden zijn; en die gedagten heeft hij uit de volgende overwegingen opgemaakt. „ Er is een fcharlaken koors die geheel vrij is van -„ alle aandoening der keel, die zomtijds als een volk» ,. ziekte heerscht; en derhalven is er eenen bijzonder „ fmet, dat eenen fcharlaken uitflag voortbrengt zon„ der de keel ecnigzints aan te doen. „ De febris fcarlatina zelfs, welke, door dat „ deszelfs ftof zig gemeneüjk naar de keel bepaalt, „ eigentlijk Anginofa genoemd mag worden, heeft „ zig in veele gevallen van dezelve volkziekce zonder „ eenige aandoening in de keel vertoont, cn bij ge„ volg mag men vooronderftellen dat het fmet zig „ meer bijzonder bepaalt om alleen den uitflag voort „ te brengen. „ Schoon alle de volkzfektens welke ik zoude kon„ nen aanhalen, die der Scarlatina Anginofa waren, zijn  over KOORZEN. 329 „ zijn er zommige gevallen geweest, welke in der „ natuur der fweren , zo wel als in andere omflandig„ heden, naauwkeurig geleken naar de gevallen van „ een Cynanche maligna; niet te min, heb ik beften„ dig waargenomen dat deze gevallen niet boven een „ of twee onder de honderd waren, terwijl al de ove„ rige met goedaartige fweertjes waren, en met om„ Handigheden, die eenigzints van de Cynanche ma„ ligna verfcheelden , welke hier na zullen befchreven „ worden. „ Dewijl ik aan den anderen kant de Cynanche ma„ ligna twee of drie maal als een volkziekte heb wee„ ten heerfchen, en dat ik onder de befmette perzo, nen gevallen gezien heb die zo zagt waren als de „ Scarlatina anginofa gemenelijk is: maar in deze „ was de evenredigheid omgekeert; en deze zagte „ gevallen maakten geen vijfde van het geheel uit, ,, terwijl alle de overigen van eenen rottigen en kwaad„ aartigen aart waren. „ Desgelijks verdient het zijn opmerking dat de „ meeste gevallen van de Cynanche maligna ramp„ fpoedig eindigden; terwijl die van de Scarlatina „ Anginofa zeer weinig noodlottig afliepen. " De gedagte van zulk een uitmuntend Geneesheer, ben ik overtuigt de grootfle oplettendheid te verdienen; maar hoe vernuftig de drangredenen, die hij tot onderfteuning van dit gevoel aangedrongen heefc, ook zijn  33° WAARNEMINGEN zijn, zijn die verre van befliszende te wezen zij hebben derhalven geen verandering in mijn gevoelen, dat ik op hec einde der twede afdeling van die werk ter neer gefield heb, voortgebragt: want door een dergelijk befluit zou men het fmet der onderfcheide kinderpokjes , van dac der famenvloeijende, eigenaartig verfchelende konnen Hellen; of, de roccende mazelen (*), van dac zoorc welke toe een oiitftekende natuursgeftelthcid overhellen. Maar de Scharlaken koors en zeere keel welke den Heer Dr. Cullen zo dikwils als een volkziekte inScocland opgemerkc heeft, fchijnc in hec algemeen van eenen zeer zagcen aarc cc zijn geweest, en verfcheelde in dezen opzigte waarfchijnelijk zeer weinig van de fcharlaken koors die in het graaffchap van Roxburg geheerAcht heefc (fj). De ziekte begon met huiveringen, en zeldzaam met eenige benaauwtheid of braken. Vroeg in den aanvang der ziekte, voelden men eenig ongemak in de keel, en het flikken wierdc moeilijk. Wanneer men de keel becragce, ontdekte men een roodheid en fwelling, overhellende naar de tekenen der Angina Tonftllaris; iinaar in de fcharlaken koors waren er altoos min of meer (*) Zie Dr. Watson's paper on the mcasles, Lond. Med. Obs. Vul. IF. Art. XI. (f) Zie de aanmerking II. Afd. hl. 23t.  over K O O R Z E N. éjjj meer korsten* Den derden of vierden dag vertoonden zig den fcharlaken uitflag op het vel, even op dezelve wijze als in de Angina maligna, en die eindigde na vier dagen in eene meelagtige affchilfenng. Ter dezer tijd verminderde doorgaans de koors, en het fweet volgde in een zekere maat. De kors¬ ten bleven eenige dagenduren, maar afvallende, ontdekte die, de fwelling vermindert zijnde, een fweer op een of beide de amandelen • en kort na dat de koors verdwenen was, genazen deze fweertjes geheel. Wanneer den uitflag verdwenen was, gebeurden het dikwils dat het ganfche lighaam weinig dagen daar na met een waterzugtige fwelling tusfehen vel en vleesch wierdt aangetast, 't welk wij onderrigt wierden dac fpoedig flonk, en maar zeldzaam eenige geneesmidde* Jen vereiste. Wij zijn onderrigt dat gedurende den tijd dat de fcharlake koors en zeere keel als een volkziekce woede, inzonderheid in deszelfs begin, er altijd eenige weinige gevallen gevonden zijn, in welke de ziekte zeer nabij kwam aan de natuur der Angina maligna, en in die gevallen gebeurden het alleen dac de ziekce met eenig gevaar verzelt ging. Ten aanzien nu der genezing van de ziekte, wanneer de toevallen omtrent dezelve waren als die der Angina maligna , prijft Doft'. Culten dezelve beX han-  S32 WAARNEMINGEN handeling aan, welke hij in laastgenoemde ziekte voorgefchreven heeft. In den gewonen ftaat der fcharlaken koors en zeerè keel welke dien Geneesheer waargenomen heeft, was een ontfteking tegengaand bellier gemenelijk alles wat er vereist wierdt, vermijdende aan den eenen kant de koude lugt, en aan den anderen kant alles wat de uitwendige hitte vermeerderde. Maar wanneer de koors eenigzints aanmerkelijk was, met een fterke fwelling der amandelen, prijst hij, voornamentlijk in bejaarde perfonen het aderlaten aan : niet te min ftelt hij het grootfte vertrouwen in de braakmiddelen in zulke giften toegedient, dat die een braking verwekken , in den buik open te houden, en het menigvuldig gebruik van afvegende gorgeldranken. Zedert de voorgaande bladeren gedrukt geweest zijn, heb ik een brief van DocV. Cotton aan Doclr. Bïead ge fchreven ona particular kind offc ar let fever prevalent at St. Albans near London in the year 1748, welke ik met veel moeite verkregen heb, gelezen. Deze zal een voldoende verdediging zijn voor het gene ik bladz. 222 ter neer geftelt heb; en rjlTens voor dat ik dezen fchrijver zijn nauwkeurig ver-  over KOORZEN. enz. 333 verhaal ter behoorlijker plaats niet aangehaalt heb. De ziekte verfcheen voor het eerst op het later einde van September; in den beginne wierden er de kinderen alleen door aangetast; maar daar na wierden .er ook bejaarden door overvallen. De eerfle toevallen waren in het gemeen walgingen, braken en afgaan: een pijn in de keel verzelde of deze toevallen, of volgden er aanftonds op: de amandelen, oor en kaakklieren fwollen fchielijk tot een aanmerkelijke trap: en wanneer men in den mond zag vond men dikwils, inzonderheid na dat de ziekte een weinig geduurd hadt, Ulcufcula hier en daar in de keel verfpreid, welke op en ontrent de amandelen vrij breed, oppervlakkig, en met een witagtige korst gedekt waren. De oogen ftonden wateragtig, en haar aangezigt v inzonderheid de oogleden waren even als in in de mazelen opgeblazen. In vele waren de armen, handen en hals opgeblazen, en zelfs gefwollen. In ; zommige wierden voorgemelde toevallen insge lijks van eenen hoest verzelc. De fcharlaken uitilag vertoonde zig in zommige bij den eersten aanval der ziekte; altijd niet trapswijze gelijk in andere ziektens met uitflag verzelt, maar was bij eenige fchielijk, algemeen, en van eenhooge rode kleur. Bij eenige verliepen er een of meer dagen tusfehen den aanvang der ziekte, en den fcharlaken uitflag; en bij andere was die gedeeltelijk, en X 2 was  534 WAARNEMINGEN was trapswijze in de uitbotting. De beenen en dijen waren op en neer met vlekken van onderfcheide gedaante bezet, waarvan er zommige zo groot en groter als een dubbelde waren, terwijl het lighaam met zulk'een ontelbare menigte derzelve bezet was, en die zo digt bij een, dat er nauwlijks tusfchenruimtens gevonden wierden: het lighaam was bij zommige rnenfchen zo rood als of het met bloed was geverft geweest. In andere was den fcharlaken uitflag wederom zo gering, en de kleur zoo bleek dat de ziek, te meer door andere bijkomende toevallen erkend wierdt, als door den uitflag zelve. Den fcharlaken uitflag verfcheelden in onderfcheidene perzonen niet alleen in trappen, maar zelve in een en denzelven lijder; in het aangezigt hals en borst gelijk met de oppervlakte der huid fchijnende, in de gedaante van Roos, immers voor zo ver men met het oog ontdekken konde; terwijl den uitflag op andere deelen uitpuilende was, de huid op het gevoel ruw was met al de fcherpheid van het visfe vel daar men brille huisjes van maakt. De pols was in het gemeen zeer rad en klijn; den dorst onmatig; en het grootfte gedeelte der gene die, ziek vielen, hadden een gevoel van een brandende hitte over haar huid. Maar met al dat gevoel van deze hitte, en vermeerderde fnelheid van beweging in het bloed, was de tong doorgaans vcgtig en maar weinig  over. KOORZEN. enz. 335 mg beflagen. Eenige ondergingen vreeslijke benauwtheden: zommige raaskalden gedurende vier of vijf dagen agter eerj. Andere wederom waren flaapzugtig, en wanneer men haar ontwaakte om te drinken fliepen zij aanltonds weer in. Verfcheide andere daar en tegen waren ganfche dagen en nagten agter een flapeloos , zonder eenige ijlhoofdigheid. Alle klaagden zij bijna over een groot verval van kragten en geesteloosheid. Het vel fchilferde af als in andere fcharlaken koorzen ,• en vele klaagde gedurende eenen langen tijd dat haar lighaam inwendig zo pijnlijk was als van buiten. Zij waren inderdaad zo gevoelig dat het haar geheel ongemakkelijk maakte. Wanneer de ziekte zeer geweldig was, eindigde die eenigermate op den vierden of vijfden dag: dac is te zeggen dat die op dat tijdflïp tot haar hoogte gekomen was, cn dan begon af te nemen. Weinig of geen lijders wierden zo geheel door de koors verlaten , dat die niet noch eens, twee, of meermalen tegens den avond wederkeerde, en wierdt bij ieder wederkomst zagter, zo dat die op 't laatst maar even meer te onderfcheiden was: op weike tijd alle kliergefwellen gemeenlijk ook verdwenen. Alhoewel de koors bij zommige op den vierden of vijfden dag merkelijk in hevigheid verminderde , waren deszelfs aanvallen langduriger en fterker, en de lijders behielX g dea  33°" WAARNEMINGEN den tot den agt of negenden dag een grote rusteloosheid. Bij eenen lijder bleef de ijlhoofdigheid, na dac de koors reeds verdwenen was, aanhouden, zijn vel was koel , den pols langzaam en gematigd, en den uitflag verdween langzaam. Bij eenen anderen begonden de oorklieren voor het eerst te fwellen, gedurende meer dan drie dagen , en dat na dat de koors haar hevigheid reeds verloren had ,• wanneer die in eenen nagt meer dan de helft flonken. De fwelling der oorklieren bleef bij twee lijders na dat de koors geheel verdwenen was vportauren, en die veretterde na verloop van veernen dagen of drie weken, zeer fterk. Bij zommige bleef de geesteloosheid, welke deze ziekte door haaren ganfchen loop verzelt had, noch na dat de ziekte reeds over was voortduren; en de lijders vreesden voor den aannaderenden avondftond met een ongewone angstvalligheid; en de fchaduwe, het noodzakelijke gevolg van een aangeftoke kaars, deedt haren geest met een uitfporige fchrik en ontroering aan. Dezen oordeelkundigen fchrijver een der eerfte Geneesheeren in Engeland zijnde die waarnemingen over de fcharlake koors met een zeere keel verzelt (*) heeft uit- (*) De verfwerende zeere keel die in de jaren 1747 «/1748 in  over KOORZEN. enz. 337 uitgegeven, heb ik het bovengemeld verhaal met een bijzonder vermaak hier ingevoegt, om dat hec eenig onderfcheid in de tekenen der ziekce bevat, en om dat zijn gevoelen over de onvoeglijkheid om den naam dezer ziekce te veranderen volmaakt met hec mijne^overeenkomt, zo als uit de volgende aanhaling waarmede ik befluiten zal, zal blijken. ,, Door die onderfcheid van coevallen, heb ik ge„ vonden dac zommige Geneesheeren overhelden om „ te denken dac deze ziekce eigendijk geen fcharia„ ken koors genoemt kon worden: dan ik verbeelde ,, mij dac zulks een blooten woorden twist is: want „ alhoewel er een merkelijk onderfcheid is tusfehen „ de tegenswoordige fcharlaken koors, en dac zagter „ zoort dat door Sydenham befchreven is, zou egter „ indien een flerker aanval van toevallen, en die wac „ kwaadaartiger waren , den Geneesheer geregng„ den , om den naam der ziekte daarom te veran„ deren, vrees ik, verwarring hec gevolg van zulk een in Londen gemeen was, en door den Heer Foihergill zo wet befchreven is, fchiu t wezenlijk dezelve volkziekte te zijn geweest. Doctor Cotton zijn brief aan Deélor Mead is van den 12 Februarij 1749 gedagteekent; cn dewijl hij geen aanmerking maakt van den Heer Fothergill zijn verhandeling, 'en van zijn eigen onderwerp als van eene nieuwigheid gewag maakt, mogen wij bef uiten dat zijn aanmerkingen voltooid waren vovr dat het voorgemelde wierd uitgegeven. X4  338 WAARNEMINGEN „ vrijheid zijn. Om dezelve rede zou men den „ naam der kinderziekte konnen veranderen: want „ er is zo groot of groter onderfcheid niet tusfehen „ de voorgaande en de tegenswoordige fcharlaken „ koors, als er tusfehen kinderpokjes en kinderpok„ jes is; en dat wel allerbijzonderst wanneer men een „ vergelijkenis maakt tusfehen bet zagtfte zoort der „ onderfcheidene, en het hevigfte zoorc der zarnen„ vloeijcnde. AAN-  aanhangzel: TAFE.   TAFELEN DER ZIEKTENS VAN DE LIJDERS WELKE IN DE NEWCASTELSCHE ZIEKEBEURS TOEGELATEN ZIJN , MET AANMERKINGEN OVEB DE MANIER OM GENEESKUNDIGE RAPPORTEN TE VERBETEREN. N a de hulp der noodlijdende, moet het voorname oogmerk van alle inttellingen tot hulp der zieken de verbetering van de geneeskundige kennis zijn. 'c Is niet te min te beklagen, dat de aandagc tot hier toe zo weinig gevestigd is geweest, om dac gewenst ein-  34* TAFELEN der einde re .bereiken. De jaarlijkfe berigten der Gusthuijzen, zieken huijzen, en zieke beurzen zelfs, zouden indien die behoorlijk ter neder geflelc wierden , merkelijk onderrigt aan het geneeskundig genootfchap toe brengen; die tot hier toe zo gebrekkig zijn, dat zij tot geen nuttig einde dienen. De ziektens wel¬ ke men met een weinig meer moeite uit de dagboeken dier inftellingen zoude konnen trekken, worden niet gemeldt; en de manier om de lijders daar uit te verzenden, is doorgaans in zulke algemeene bewoordingen uitgedrukt, dat het onmooglijk is om den uitflag der geneesoeffening daar uit op te maken. Verfcheide uitmuntende Wijsgeren en Geneesheeren hebben reeds opgemerkt het grote nut dat er in de algemene oprigting van nauwkeurige fterflijsren voor de geneeskunde zoude voortkomen. Zij beant¬ woorden wezenlijk aan verfcheide oogmerken van aanbelang, zo wel in het fiaat als geneeskundige: en het algemeen heeft veel verpligting aan de Doctoren Prics, Percival, Haijgarth, en andere (*) voor de verbetering dezer registers, welke te hopen is dat aangenomen, en met er tijd in alle fleden en Parochiën C~)%Ue Price on Reverfwnarij Paijmcnts 3i Edit. p. stio. Si;, 279. Percivars Esfaijs Fol. II. Philos. Tranfaüions hond. Medie. Ois. and Inqutries Fol III.  ZIEKTENS. 343 hien van hec koningrijk ter uitvoer zullen gebragt worden. Maar in een geneeskundig vooruitzigc ben ik van gedagten dat nauwkeurige en voldoenende lijsten der zieken die hec voordeel genieten, van door de weldadigheid der bovengemelde inftellingen in hec koning, rijk, onderhouden te worden, en in het bijzonder die der zieke beurfen, meer nuttigheid zouden voortbrengen. Indien die behoorlijk uitgevoerd worden tafels gewijs, zouden die met den opflag van een oog den aanvang en afneming der volkziektens aantonen; de vergelijkende trappen der fterfte door onderfcheidene ziektens veroorzaakt,- het verfchil der jaargetijden met betrekking tot de gezondheid; de trappen van het ieven waar in het menfchelijkgeflagt het meest aan deze of gene ziektens onde; worpen is; en andere zoortgelijke omftandigheden van even veel aanbelang, meer. En wanneer na verloop van eenige jaren, deze rapporten in een deel bij een vergadert wierden door de Geneesheeren van ieder dier inftellingen , mee bijvoeging van een kort verhaal van het weder, van de aanmerkelijkfte volkziektens, en van de algemeene aangenome manier van genezen, zou er niets gevonden worden dat meer tot bevordering der geneeskundige kennis verftrekken zoude. De verbeteringen welke ik in de rapporten der zieken zoude willen voordellen, en die metdejaarhjkfeberig- \ ten  344 TAFELEN der. ten der Godsbuizen zouden konnen uitgegeven worden* zullen beter door de navolgende tafelen dan door een Woordelijke befchrijving verdaan worden: maar alvorens ik die voordel, zal het nodig zijn de volgende bijzonderheden te laten voor afgaan. i 0 In de volgende tafelen zijn de ziektens in vier algemeene verdelingen afgedeelt, overe-enkomdig de Nqfologia van Doctor Cjtllehi maar in de fchikking van dêrzelve'f geflagten, heb ik de manier welke dén vermaarden Doctor Cregorij in zijn onderwijzingen aangenomen hadt, voornam cntlijk gevolge; met "dat oogmerk, om die ziektens welke de groot-de overeenkomst met elkander hebben, zó veel als mogelijk was onder ieder geflagts verdeeling te brengen. 2°. Wormen, en het uitbotten der tanden, brengen in jonge lijders ziektens voort 'die ongemeen zeer verfchelen, hoedanige zijn, onregelmatige koorzen ,• braken; buikloop; ftuTpéh , en andere krampagtige toevallen. Hoe gefchikt het in een Syftem.: Nofolog. ook zoude zijn, om deze ziekten tot hare geflagten te brengen , niet te min, wijl die zo dikwils van de een in de andere overgaan, en in denzelven zo dikwils zamenlop^en, zou zulks indien men die anders dan in algemeene uitdrukkingen ingevuld hadc , veel veranderingen in het dagboek der ziekebeurs verwekt 'hebben. 3 °. Dc geneesoelfening der ziekebeurs voorname-  ZIEKTENS. 345 mentlijk bepaalt zijnde tot koorzen en andere ziektens Welke een fchielijke hulp nodig hebben, en tot zulke welke van het gasthuis, door deszelfs inftellingen uitgezonden .zijn, toonen de tafels geen naauwkeurige vergelijkende evenredigheid van ziektens in het algemeen. Bij voorbeelc. Tusfchenpozende koorzen, teringen, rheumatismi enz. worden onder het geflagt van koorsagtige ziektens, 't zij als buiten of binnen lijders ontfangen, en derhalven wanneer de omftandigheden toelaten dat zij daar hulp krijgen konnen, niet in de zieke beurs aangenomen. Desgelijks heeft ook de kinderziekte, of fchoon die bij aanhoudentheid rampfpoedig in de ftad woed, een klein aandeel in het getal, om dat het minder zoort van volk, in deze ziekte nimmer hulp zoekt, ten zij hunne kinderen zigtbaar in een uitftekend gevaar zijn. Vele van de geflagten der zenuw ziektens, Cachexia, en plaatslijke gebreken, zijn in het bijzonder gefehikte voorwerpen voor het gasthuis; en derhalven dragen de ziektens tot deze'afdeling behorende, welke in de zieke beurs aangenomen worden, een veel kleiner aantal in vergelijking der heete koorzen, als het anderzins zijn zoude. 4 ° De lijders welke in de zieke beurs aangenomen worden, worden aan haar ei^en huizen bezonr, en ten einde men niet in de handelingen van het gasthuis treden zouden, worden er geene aangenomen die in  34^ TAFELEN der ZIEKTENS. in ftaat zijn om als buitelijders hulp te gaan vragen. Hieruit blijkt teiTens dat men nauwkeuriger verflagkan doen van het einde der ziekte, wanneer die fterven, dan in eenige andere inftelling, wekers inrigting zo wel is om buiten als binnen lijders aan te nemen. EER.  EERSTE TAFEL Een algemeen verslag der lijders welke in de zieke beurs te New-Castte onder des fcbrijvers zorg zijn geweest, van deszelfs begin af den i. Ofiober 1777 tot den 1. Oftober 1779- c I l5l» 6 § § 3 5 a DE ZIEKTENS | | * £| f | | <. O |> -Sb OOO L Afd. Koors ziektens ' , | -7—1 !—ï r~| ! -— . . - ■ ' " l I O 2 1 I 1 uslchenpozcnde koorzen. "~T^o~^\7~^>\ ï~] Aanhoudende koorzen |^o|a^T j i—' \~~6~ TÜndëTpökjes ■ L-j- "MazejerT^ . j-\ ~7r "Scharlaken koors en verfwerende zeere keel. [95-f ff * I _. IJ 0 'roos ■ ■ ^ZZZiZU-UJ-J L_Ji Uitwendige ontltekingen ! 0 ! 10J L l ! L Jeet onttteking ; HrUTÏ *~ Zinkingen _ 1 ~ 1 — —f~~ Kink hoest ____________ 3 t 2. ' ! 1 T Zijde - wee en Long ontftekingen 43 3" i 1 Lotiir- tering en Tering koorzen 1 27 I 1" I 13 —l—L_ UntlLeking der lever . , I 4 I 4 I J_ J ~ T)ntfteking'"dêrTijcren en Graveel . X^. (' l —-—A—j—* Rheurnacifcrie pijnen -3 *— !■ ! 1 Uitbotting der tanden mee kgotg ü£j9i ! L ! L_L ^^^T^fflT^db^ing, en bloed atgang \6 «I j J L_LL T^gbnin^en _ _____ 6 1 o i_ J ! _J Bor^ ■ — -WrM. 1 ) _ | ■ 1 _ Roden '°°P . —, i i j 1 j p ; 1L Aid. Zenuw ziektens |I—J \ L -•n 1 Li I 1 _Beroerte . . r_ 1' j , —~ ~\ S_____- - hr 4 : i I | I ~T~ Stuipen , ,—. — ■ ■ j 1 • ■ —,— "Vallende zkkte . 1 3 ' a 1 1 J Een bijzondere kramo ziekte .. 1 ' I ! 1 ! !____ "Aamborstigheid 1 -* "6| 9 1 » I 1 I l_L -cïïiic ' ' i -* ^3 1 i 1 TrTÏÏÏTeTicTPahfio Tl!I__ZZ_-~ - H4; « i 5 ! ""Swaarmoedigheid ~~~ " ■ ! 1 1 | 1 ' j I I ""Periodicque hoofdpijnen ~*~"—" " ' _ I 3 I 1 I 3 I I ( " -' - t\j^ Caclïëxta " "_______J---- ^ \ ^ 1 I "IVaterzugt tusfehen vel & vtëë^cdTènl^ik"wacerzugt j 14- [ 11 i 1 1 | T| __TT~J Roxsi waxerzugt ~~ 1 1 1 I I j ~| i "Tü^r'Wnên in het hoofd "~~*~^ \ ^ 1 1 1 I 1 HT TSr^fwërën' "" 1 5 I 4 i 1 1 I i | "Haijr wurm . 1 a 1 2 1 I 1 1 I \ 19j 40 ' 9 j 10 | _ j d,s  TWEEDE TAFEL De ziektens der Lijders zó als die maandelijks in de zieke beurs mder de zorge des fchrijvers zijn aangenomen, van den 1. Qclsber 1777, tot den eersten O&ober 177$. 1 DE ZIEKTENS Ö I I •- ¥ | ff 8 £ S g S g £ - a S •_ 5 > U S „ « » • — lafi g_ r» O z; Q j~ < ^< Jc% | » I. Aid. A'f»'/-.r ziektens "~ ~ j~ j j j ] j j \~ Aanhoudende koorzen 24!a.qjszl115i111 5 [ » | 5 [ 8 ju 34I20? Kfoder poku-s ~~~~ iTTTl 5 I jij s| i\ j | qI 43 Long tering en tering koorzen J?anl* , 1 i I 1 I 1' 3' 11 3l 11 11 I 9 j . ~ Vrouwl. j | [ t| a| [ 8| q)J[ | j [ j .j] 27 Ontfteking der lever Manl. ( ] j j j il pTl j j fjf P" _Vrouw_j I i I I i ' II 11 1 I \ j 4 Ontfteking der nieren, en graveel ManL , I | I . C I I I T TT1! 2 1 4 i ! V.ouwl.U | I | 1 j j h| !j [ g| | j' pj 9 Pheumatismi M»nl, j j j j j | j il aj. ij ójTöj-1J rW "p* Vxuwl._J_ | i f f I 1 3l 5| 5l j_ s| Si 2i | 22} 45 Uitbotting der tanoen met koors ^nl} , I S\3 J' ! M III i - VrouwlJi| I I I 1 I I \ I 1 ,c JiJoedl puiging, bloedbrakir.g en bloed rvja,,). |j ) i J 1 ! j~TT j ; f] PT1 7— af^anS ■ Vrouwl. ( / (l ' I 1 I I il l/ST 1 'I 3 J f biüediterting ~ i—i ] ; — ■ e~~~—;—-——JL______ — ivr-ï—h 'r-\ L_Lj__iUL_LL_J j^ ei—b ______ ^O^-^^^ ijr_ JT ■ , ■ j— Geraaktheid " 5^7^01^,^ ^——^—^^^^ ' f!2 j ^ Maagklagten Mp^lTpp j , j pj-~-—' -■_ —■ Vrouw. 1 | I J p _ '51 ,/■ ^i,cndc ^ekce z___i _eRf4iH^ Een bijzondere kramp • ziekte Vro^pp-pTp—f-p] ■. ! -jr-j^LZO 31 [1 Aamborftigheid ^^"TT ! i i~TT ; 'i ■ rT^--!--;-—^— Vrouwl, ' | h in Swaar-oedirheid &U- ' ' 1 l ', [ ^T-UULsi I | l_ü.l__L4 Hericnce hoofdpnn VTo^riU I ——L-lj—' .1 I I' I Tl t ~Tl Af' Cackevi^" ~~ '——-%~J ! U 2 i i TTi i j---£1-:j:-^—™-—^ f—r-1 1 M ' 1 ' H - '' ! Waterzugt en biiikwater "Lf3 , 1 I i ï i i i TT TTT~d—i—TT ; , Vmiwl.| [ ; ,| I | , J J a | V. j J ______water Vroawl.| p~pT~pj , t i |———UiLJ ' ■ 5j : Water binnen in 't hoofd ^7] ' [^Pt^TT^^r 1 1 j T~ / I < » '' 1 Krop fweren iVjanJ- [ l I, l I, 3M M^l T^Tr- "-!^——- ^__1__ Vrouwl._i \ I \ l i\ l \ I ' 4 , 5I - Hai'r wurm_ Vrouwl.i jj I ! I I [ j i"7*~—j ! '—~—■ üüüL TlZtUZMTTThrr:i I li Ti Wormen Manl. I i p pp] 1 p*j r-J—-—i—r-A—^— Tv-jt — Vrouwiy. hjj i i ■ J 4 J ■* ^±2ÊK^n^^ UITT l « T-r-A^A^ -A-3 ^EEEjJEMEEEIF^—vr^TrTpp-^----v 4 4_tmi ^ _ ^ wate^Mn.f r' Vrouwl, i pï J . TT ^^^^ —■ ^rfe  VIERDE TAFEL Behelzende een bijzonder ver/lag van de ziektens., kunne, enz. der gene welke onder de verzorging des fchrijvers zijnde, overleden zijn. Ii dagen j, , DE ZIEKTENS. 'c f' Geflagr. ^ derziek' See' tal< ö dom. ce aan- \, 6 _,. i ftorven. i —— —_«»—,—__ genomen' Koors ziektens. 1 1 ~ N°v- Aanhoudende koors x Vrouw cel q iy — Aanhoudende koors , Jongman ?f * 17 Man t Aanhoudende koors j Man . 5 i2 Septi nber Aanhoudende koors t Weduwe cc «r 8 Januari] Aanhoudende koors , Vrouw 00 1 q „. Maart Aanhoudende koors . Dogter 0 A 18 __r' kinderziekte , Jon«e £ 6 « ~ Kinderziekte Dogter _ o 16 Augustus Kinderziekte , J0nge 4 * g September Kinderziekte J jorjL 3 '5 ^ December Kinderziekte j jon|e • fc £ Kinderziekte T fön 4 ro November Colic door een breuk 1 Vrouw •' 3 g Julij Krampziekte x Vrouw 46J' 21 g0 Cach'êxics. Tonij Waterzugt . r» '' « bétober 'C Water in de borst , JE " AP"1 'c Water in het hoofd i Doter g Maart _ t Water in het hoofd t Dogter '__ Februanj t Water in het hoofd 1 j0[1ge ; Phtatslijke ziektens. Mai? Kanker aan de blaas. r_ Dogter 58 \ Dooden in ieder jaargetij Oftober November December 17 Januari i Februarij Maart 10 April Maij Junij 7 Julij Augustus September 14 "48 Welke waren Jongens beneden de tien jaren 1- Meisjes beneden de tien jaren 1 x Jongman 1 Mans g Weduwnaar 1 Jonge Dogters 3 Vrouwen 6 Weduwe 1 48*  over KOORZEN 34? In alle grote en volkrijke fteden heerfchen de ziektens dikwils in 't eene gedeelte derzeive, terwijl hes andere in zekeren opzigte er geheel van bevrijd blijft; Om zulks door zijn ganfche uitgeftrektheid voor te ftellen, heb ik er de volgende tafel bijgevoegd, welke de fterfgevallen der lijders, die onder de verzorging van een der Geneesheeren der zieke beurs zijn geweest, bevat; en teffens een opgave der begravenisfen fn de verfchelende jaargetijden, zo als die in de vier hoofdkerken van Newcastle aangetekend zijn. (*j) VIJFDE TAFEL. Sterfgevallen bij de Begraafnislen zo zieke beurs in ieder als die in de hoofker- jaargetij van 1777 ken aangetekend zijn, tot 1770. van 1777 tot 1773. Uctober io~j October óiHj November 9 30 November 87 231 December 11J December 83 J Januarij io~i Januarij Sé-] Februarij 11 33 Februarij 63 23c Maart 12 J Maart 81J April 13-t April 84-j Maij 8 30 Maij 97 U64 Junij 9J Junij 83J Julij 8-| Julij 75n Augustus 11 31 Augustus 67 250 September 12 _] September iógjj | 't geheel 124 j 'c geheel 975 [ Ik (O &e voorburg Gateshead buiten de palen der NcwcastelY fcht  I 343 WAARNEMINGEN Ik ben overtuigt dat deze tafel geen voldoende omtrek van jaren bevat, om daar uit eenig zeker be. fiuic op te maken welke jaartijden de meeste zieken opleveren: maar het zou eenen nuttelozen arbeid zijn geweest, om de begraaflijsten verder te hebben naargefpeurd, wijl die noch de jaren, noch de ziektens der overledenen bevatten. Het is verbazende dat men in zulk een grote en volkrijke ftad als Newcastle is, zulk een wezentlijk gebrek in de aanteekeningen zo lang heeft over 't hoofd gezien: maar wijl men onder de aandagt van eenige menschen, die invloed hebben, een ontwerp gebragt heeft, om de fterflijsteri nauwkeuriger en uitgebreider te hebben, is het te hopen dac zulks ter uitvoer zal gebragc worden. fche zieke beurs zijnde, en op den Ballasthill geen aantekening der begraafnisfen gehouden wordende , welke jaarlijks „iet te. min op 300 gefield worden, zijtdebegraafnisfen dier plaatzen. hier niet in begrepen. AAN  AANII ANGZ EL VAN VOORSCHRIFTEN der GENEESMIDDELEN, hier. voren aancehaalt. Decoctum Peruv ianum. y.. Pulv: Cort: Peruv. unc. ij. Aqu