GESCHIEDENIS FAN KAREL FERDINER IV. D E E t.   GESCHIEDENIS van KAREL FERDINER, door J. J. D U S C Hj fSCHRYVER VAN DE ZEDELYKE BRIEVEN TOT VERBETERING VAN HET HART.) triT HET HOOGDUITSCH VERTAALD. vierde deel. /fLUNIvX TeAMSTELDAM, By m. s c h a l e k a m pV mdcclxxx.   GESCHIEDENIS VAN KAREL FERDINER. C L X XV I I BRIEF. Leonore aan Charlotte. Farmbull, den $dcn OStober^ 1761. .p^s^feat de Hemel den toeftand, in welken gy, ^ [) ^ waarde vriendin, zo ik my verbeele, te^f^^P' êenwoordig zYl 5 beftendig doe zyn ! Gy moet een ongemeen genoegen fmaaken in een ftaat, in welken gy rust en genieting van goede dagen niet behoeft te laaten aankomen op de getrouwheid van een' Man. Maar vergeet toch . niet, terwyl gy met eenige uwer vriendinnen het goede geniet , dat gy hier twee klaagende Meisjes hebt achtergelaten , wel zwakker Schepzels dan gy; maar evenwel ook uwe vriendinnen, die zulk een genoegen niet fmaaken! Verbeel u eens, als deeze twee elkander onderhouden , welke gefprekken het kunnen zyn ? Vooral wanneer zy, die zonder tcgenfpraak ongelukkig is , de andere moet opbeuren , A 3 die  6. GESCHIEDENIS van die zich alleen verbeeld het te zyn. Ik heb zeker» lyk dit boven Julie vooruit, dat ik gemcenzaamer met het lyden, aan myn ongeluk reeds byna gewend ben , en meer geleerd .hebbe van de fmartelyk; Jojnst van verdragen en gelaaten te zyn. Maar de ondervindingen, op welke dit voordeel gegrond is, zyn, dunkt my, de alleröngefchiktfte die men zou kunnen hebhen, om eene bekommerde Bruid gerust te ftellen. "Er blyft weinig vertrouwen overig , op een Geilacht, over welks trouwloosheid zich zo veele beklagen ; en die door onze eigene ondervinding bevestigd word! Ik ben nochtans door myn ongeluk nog zo ver niet gekomen, dat ik de fchuld van een! enkelden, door wien ik zelf lyde, op het gantfche geflacht zou wreeken ; en, fchoon 'er zo veele rampzalig gemaakte Leonore's en haare verdrukkers, zyn, Mynheer FerdinerzsX, echter, de laatfte Man zyn, die ik zal wantrouwen. Gy begrypt ondertusfehen ligt, dat myn gezelfchap voor Julie niet zeer aangenaam of nuttig kan zyn ; offchoon ik alles doe wat ik maar kan. Zy is zeer ongerust, myne vriendin ; cn wel alleen om dat Mynheer Ferdiner niet fchryft, terwyl de bepaalde tyd tot den trouwdag zo naby is. Deze oorzaak ten minfte , geeft zy duidelyk genoeg te verdaan. Zoudt gy hem hier van niet een teeken kunnen geeven ? Eéne regel van hem, zo hy mis-' fchien haar niet onverwachts denkt te verrasfehen, zal meer uitwerken, dan alle myne woorden. Dit moet u nochtans geene oorzaak geeven, om Ignges; in Hamburg te blyven. Al fchryft hy ook,, • '' • ' zo'  KAREL FERDINER, 7 zo verlangen wy alle daarom niet minder na uwe terugJcomst; Sara zelfs niet uitgenomen, die my by elke gelegenheid te kennen geeft, dat ik de plaats van Lotte zeer flecht vervulle. Mynheer Wohmr is byna onverduldig. „ Misfchien" zei hy gisteren, „ is Ferdiner van gedachte om overtekomen, en zy, om party met hem te maaken. Het is wel van haar overlegd, dat zy iets uitwint als zy kan; doch waai' toe die overtollige fpaarzaamheid ? Zy weet immers dat ik Paarden en Wagen hebbe, waar van zy zich kan bedienen." By alle eifchen aan u, moetik nog twee andere voegen , waaronder een van mynen kant. Deeze beftaat hier in: ik weet zelf niet, hoe lange ik nog hier kan blyven. Myne Hospita fchryft my , al voor veertien dagen, dat zy my fpoedig hoopt weder te zien. De goede vrouw heeft nog een Rechtsgeding in Lubek, en vindt het noodig daar na toe te gaan, om zich eindelyk eens naauwkeurig van den ftaat der zaake te doen onderrichten. Maar om dat de dagen hoe langer hoe korter, en het weder onbeftendiger worden , vvenscht zy zo dra als mogelyk is te vertrekken, op dat zy nog in een goeden tyd terug kon komen. Nu zou ik niet gaarne, omdat zy my zo veel beleefdheids bewyst, deeze eerfte vergelding afflaan, daarzy zelve my 'er de gelegenheid toe geeft. Als gy nu den twaalfden of den veertienden wildet overkomen , dan zou dezelfde wagen die my naar huis brengt, u van Hamburg kunnen afhaalen. Deeze voorflag is, in het voorbygaan gezegd, de gelukkige inval van onze bedachtzaame Sara, die ik A 4 met  S GESCHIEDENIS van met alle myne vriendelykegebaarden, en dienstvaardigheid, niet een eenigen vriehdelyke'n opflag van' het oog kan aftroggelen. En als zy iemand wil zeggen dat zy hem niet gaarne ziet, zo weet' gy wel, dat zy om woorden of draaijen niet verlegen is:; maar zy zegt het byna zo regt uit , als zy hèt denkt; men mag'het dan opvatten zo als men wij. Toen Mynheer Wolmer zeide : „ dat gy maar te fchryven hadt, wanneer de wagen moest komen;" —voegde Sara 'er met veel overlegs by : „ hy zou dan over Gehrfen kutnen ryden". Na Gehrfen, — gaf Ivlynheer Wolmer hier op ten antwoord , die over dit zeggen meer misnoegd wierd dan ik, ryd hy op een' ander' tyd, Sara." De gewichtigfte 'oorzaak , om uwe overkomst te verhaasten, is, dat de Oom van Julie van Amfleldam heeft gefchreeven , dat men met de voltrekking van het Huuwlyk, niet op zyne overkomst behoeft te wachten. Terwyl Mynheer Wolmer deezen Erief aan Julie, over Tafel, gaf, fprak hy nog van een' anderen Brief van eene Oudtante, welke zeer ernftig begeerde, zélf de hand van haa're Nicht in die van haaren Bruidegom te leggen, en d'eswegen eene reis van Riga naar hier niet ontzien zoude. Ik kon niet zien, of Julie of Wolmer al 'of niet genegen waren, deeze begeerte te vervullen. De eene fcheen het antwoord van den anderen aftewachten; en hier door zweegen zy beide. CLXXF1II  KAREL EERDINER. C L X X V I 11 BRIEF. Leonoee aan Charlottk. F armhui!', den Zften. Ik begryp het niet langer. Wy hebben een Brief, en het is zö veel te erger! Gy kunt u niet verbeelden, waarde Vriendin, wat ik federt de drie of vier laatfte postdagen met Julie had uitteftaan; hoe dikwyls ik dezelfde verontfchuldigingen herhaalen , en het tienmaal gezegde op nieuw moest zeggen, om haar ongeduld van den eenen dag tot den anderen te maacigen ! Eindelyk trof het heden door een gelukkig toeval dat ik juist alleen by der hand was, toen de Boode kwam. Ik ontving twee Brieven van Ferdiner, een aan Wolmer cn een aan Julie. Den eerden geeve ik over en wil met den anderen naar Julie. Mynheer Wolmer houdt my eenigc oogenblikken op ; toen ik van hem terug kome , komt Julie my al te gemoet, die de Boode had zien heen,gaan, gevraagd, en , daar niemand iets van een' Brief wist, zelfs niet meer vermoed had dat 'er een was, „ ziet ge wel?" zeï ze. Deeze aanfpraak geeft my den inval, haar eerst een poosje in haare dwaaling te laaten, om haar zo veel te aangenaamer te verrasfchen. „ Al wêer niets? " val ik haar in 't woord; ,, de man moet buitengewoon veel bezigheden hebben!" -— Ons eeuwigduurend gefchil wordt wêer leevenA ï dig.  ro GESCHIEDENIS van dig. Ik verontfchuldige ; zy wederlege; ik brenge haar wederom , zo als altyd, op myne eigene ondervindingen , en zegge eindelyk : een Brief kan ook wel dwaalen. Alles , zelfs het geval , fchynt vermaak te fcheppen , in het ongeduld van eene minnende te befpotten. Het is my meer dan eens gebeurd , dat myne Brieven in verkeerde handen be- fteld wierden. De gebaarden waar mede ik dit zeide verraadde het geheim. „ O 1 gy hebt een Brief!" borst Julie uit. „ En zo — gaf ik ten antwoord , kan men zich bedriegen! Hier is hy, en nu is ons gefchil beilist." „ God dank!" zei ze, zo uit het diepfte van haar harte, als of zy met deeze uitroeping alle bekommering uitademde, nam den Brief en viel my met oogen vol traanen om den hals. „ Ik wed ook dat gy het nu met u zelve eens zyt, welk Portrait hy zal hebben!" Zy hal my eens gezegd, dat zy niet wist welk Portrait zy aan Fcrdiner zou zenden , het vreemde of haar eigen. Zy grimlachte , fcheurde het Couvert meer dan dat zy het opende , en las. Ik bemerkte zeer fpoedig eene nieuwe verandering in haar gelaat, vermoedde dat Ferdiner iets was overgekomen, en vroeg 'er na. Doch zy was met haare gedachte van huis, liet de hand, waar in zyden Brief had, zakken, en ging peinzende aan het venfter ftaan. „ Wat is het toch ? uw kleur veranderd, myne waarde; is de Brief niet van Ferdiner V' vroeg ik. „ Men zou 'er aan twyfelen, als men kon! "zei ze, en zette zich met een zwaare zucht op haar. ftoel. Ik  KAREL FERDINER. if Ik plaatfte my naast haar, en hield haar in mynen arm. „ Hoe zeer zyn wy toch alle gelykaan eikanderen! 'er is geen oogenblik rust! onophoudclyk ongeduld, of twyfel, of vrees, of de uitgelaatenfte vreugde. Deeze werken in ons hart tegen elkander; en wy zorgen zelve, zo lange Wy gelukkig zyn, om deeze op- en ondergang te behouden: wantö! welkeen Hemelsch genot is de overgang van het eene tot bet andere! Daarom vertoonen wy ons als onvrede, wanneer wy zulks het minftezyn, en vinden altyd ietsom te twisten , op dat wy wederlegd zullen worden. Zo zyt gy thands, zo was ik voorheen: - voorheen myne waarde Julie, toen ik nog zulk een gelukkig meisje was als gy nu zyc! Maar nu is het met my altoos hetzelfde; alles dezelfde gedaante ; fmart, geenen overgang meer, enkel fmart; heden als morgen, en morgen als altyd! - Maar laat my hooren wat gy hebt: weet hy het bericht van uwen oom ? wil hy komen ? Misichien nog een paar dagen laater dan hy moest? — Zy gaf geen antwoord, en las den brief voor de tweedemaal. Ik voer voort: „ hebt gy'mogelyk vergeeten, hem dag en uur te melden? Ofmoethybepaalen, en dringt hy 'er niet op aan?" Zy liet haar hoofd weder in haare hand zinken — 3, zeker dat is hetf'voer ik voort;,, en dat moet men niet maar zo ongevoelig laaten voorby gaan! Al had hy zich ook nog zo goed verontfchuldigd, zo is het toch onverantwoordelyk, ons deeze ongerustheid te veroorzaaken, en ons zo te beledigen! ware hy nog zelf gekomen! Dan was immers in één oogenblik alles weêr goed geweest; want wat is 'er dat de tegenwoordigheid van een' beminden niet weêr goed maakt!  12 GESCHIEDENIS van maakt! Een enkel opflag van het oog kon hem duizend woorden befpaaren. Dat niet te weeten ! zyn eigen voordeel zo weinig in 't oog te houden! te fchryven, als men zich moet verontschuldigen! een brief te zenden, als men zelf verwacht wordt! " „ En zulk eenen!" viel Julie my in de reden, waarby zy de handen en de bevochtigde oogen op- floeg; „ Gy fchertst wel, maar gy weetniet," voegde zy 'er by; en nam wederom haare- voorig; houding aan. Ik fnapte voort. „ Maar een' brief! Misfchien maar een korten, ter loops gefchreeven! — neen het moet zyn reden hebben! daar zit nu zyn ongerust meisje, dat zich den gantfehen dag met de leevendigfle voorftelJing van zyn beminden heeft onderhouden , zich bem in iedere beweeging, gelyk hy is, gaat, en ftaat, zo beminlyk verbeelde; zich eene menigte gewichtige omftandigheden leevendig erinnert: daarzithet, vol van hem ; gloeijend; met een kloppend hart; elke bloedsdruppel, alle leevensgeesten in vollcwerking; dat pas droomde hoe de moetwillige het eensklaps overviel: heeft alle genieting in deeze omhelzing gedacht, gewenscht, gevoeld; kan de aangenaamc begoocheling niet vaaren laaten; vermoed, gelooft, verwacht hem zelf: en daar koomt maar een brief O! de vuurige liefkozingen die dit goed kunnen maaken, moeten nog befchreeven worden." „ De zynen kunnen het zekerlyk niet doen! fpreek zelf! „ zei Julie, en gaf my den brief. Ik las hem, en bevond in de daad dat hy ter loops, in groote ongerustheid , wel zeer leevendig en met drift ge- / fchrce-  KAREL FERDINER. H fchreeven was, maar verfcheide uitdrukkingen inhield, die door een jaloersch meisje verkeerd konden uitgelegd worden. In één woord, hy behaagde my ook niet zeer. Maar wie weet de omftandigheid, in welke hy gefchreeven is? wat valt 'er niet al te zeggen en te denken, om eenen-brief' te verontfchuldigen, die niet in alles zo is, als een teder tóeisje, dat buiten dien reeds op den weg van jaloezy is, het verwacht? Gy zult ligt begrypen dat ik dit alles by bragt; maar het deed niets af. Geene verontfchuldiging kon eenigen ingang by haar vinden. Zy hoorde, zy antwoorde my naauwlyks. „ Als gy het wist; als ik het kon zeggen!" Dergelyke afgebrokene antwoorden , en te gelyk voorbygaande aanmerkingen wegens het Portrait, waren alles waarmede zy myne gerustftellingen afwees. Waarlyk myne vriendin, een of ander bezwaarend geheim werkt in dit ongerust harte. Haare verbeelding heeft, waarfchynlyk, eenig verband weeten te vinden tusfchen het langduurend ftilzwygen van Ferdiner en het waare of ingebeelde Origineel van het Portrait; waarin zy nu, door eenige uitdrukkingen in den brief zelfs, verfterkt wordt. Genoeg , dat Julie zeer Iydt; of het met grond, of door haar zelve veroorzaakt ié, dat is tegenwoordig voor haar hetzelfde : misfchien begrypt gy 'er meer van dan ik: misfchien zal zy ook openhartiger tegen u zyn; ]aat my daarom u nog eenmad verzoeken, dat gy uwe Overkomst toch niet langer dan tegen den twaalfden uitftelt! CLXXIX  j4 GESCHIEDENIS va» CLXXIX BRIEF. Eduards aan Ferdiner, Kiel, den gden. Tndien ik ook alle uwe vermoedens voor waar hield j ~f- en zo zy dit waren, wat zou of kon my be- weegen om ze tegen fe fpreeken ? zo zou ik evenwel de gevolgen, die gy daaruit trekt, als harsfenfchimmen van een'dwaalgeest moeten verwerpen, want, waarde Ferdiner, moet hy juist ophouden uw vriend te zyn, die aan een' ander' Perfoon den raad geeft van zo te handelen, als de oprechtheid en de eer van hem zo wel als van u vordert ? Keer weder van uwe dwaaling! Alle tiwe vermoedens zyn even zo zeker begoochelingen der verbeelding, als het gevoel en ernftige overweeging my u doen verzekeren, dat ik uw vriend was, ben en zyn zal, offchoon .ik ook deeze of geene van uwe bedryven ten vollen afkeur. Ach! dat .'er menfchenzyn, die dit niet begrypen! Of, dat een man van uw verftand, die dit zo wel begrypt, zich zo verre door zyne drift laat vervoeren, dat hy afkeuring van onbillyke handelwyzen, en vyandfchap jegens hem voor hetzelfde aanziet! De zaak, waarover gy my met Etize doet raadpleegen, is in 't geheel niet van dien aart, dat zy daaromtrend myn raad behoefde inteneemen. Zy heeft daarom ook geen raad van my gevraagd; ik heb haar daaromtrend geen raad gegeevenj en wat de vyfhon- derd  KAREL FERDINER, 15 derd Dukaaten belangd, ik weet alles wat my daarvan bekend is, alleen uit uwe eigene brieven. Indien gy my nu niet geheel wantrouwd, zo moet deeze beflisfende verzekering u zo goed zyn als honderd Eeden; én deeze zaak moet hier mede afgedaan zyn. Toen ik vooruit zeide dat Elize uw gefchenk niet zou aanneemen, toen had ik, zegt gy, goed voorzeggen. Gy hebt gelyk. Ik voege 'er nog by: en daarom ju;st kon ik het zo goed treffen. Uit bekende oorzaaken kan men, zonder eenige gaven van voorzegging, de gevolgen met groote zekerheid Propheteeren: en het kon my, wien het uitmuntend chara&er van Elize genoeg bekend was, niet in 't hoofd komen, van haar onedeler bedryven te verWachten , dan van een gewoon goed en eergierig meisje. De eerfte toegeevenheid van eene beminde verwekt by een' Minnaar hoop tot eene tweede: Hoop groeit by hem aan tot Verwachting; en VerWachting tot Aanfprnak, wie weet eindelyk tot hoe groote? al beeft hy maar een' kleinen flap gedaan. Om dit op te merken wordt noch veel menfehenkennis noch veel ondervinding vereischt. Ieder Vrouwsperfoon doetdit,denkik, dagelyks; of heeft ten minfte zo overvloedig gelegenheid om het vroeg of laat te doen, dat het een regel in het gedrag van dit ge-acht tegen het onze is, of zyn moest. Kunt gy u dan nog verwonderen, dat Elize ze volgde? zy, die gy eerst een brief, wel dra een gefchenk, toen een bezoek opdrongt,, en nu gy zult zelf best weeten, wat gy haar meer denkt op te dringen! Voeg'er by, wat ik hier herhaale3 dat uw gefchenk, door  i5 ÖËSCHlÈDÈNiÖ van* door dë ofiftüimigheid van uwen aandrang , noodwendig by Elize verdacht moest worden; en dat het Voor elke edele ziel geene kleine overwinning is, in zékere ofnfta'ndigheden zulke aanbiedingen aantehedmefl; vooral voor een Vrouwsperfoori, aan wel» kc de welvoeglykheid veel bepaalder wetten voorfchryfti voëg, zegge ik, dit 'er by, wat is 'er dan in Elize's afwyzing van uw aanbod onoploslyks, of aanftootlyks, of beledigends voor u ? Mögelykwas het beeld in den Spiegel (*),' zoals gy'het noemt, met al te fterkë kleuren gefchilderd? Ik fprak ernftig, en verkoos juist de zachtfte Uitdrukkingen niet, die het gemaklykfte over dé fchadelyke plaatzen heen glyden. Is het dit, wat gy my vetwyt, dan bidde ik aanftonds hartelyk om vergeeving, indien zulks , na Het geene ik u hier wilde zeggen, nog noodig zal zyn. Vriendfchap moet durven afkeuren', maar zekerlyk nooit willèn bele. digen. Dat zy ondertusfchen dit niet doet, is even zo wéinig in haare macht, als dat tegenfpraak geene' wonden maakt. Dit hangt alleen af van de gevoeligheid van den wederfprokenen , eh van het denkbeeld en den trap van overtuiging, wélke hy van het charadïer, de onfchuld, liefdeen overeenftemming van zynen vriend heeft : en zo kan men , als éen,van beiden zich beledigd acht, altoos met even veel gronds ftryden, wie meer of minder vriend is, hy, die' zich beledigd acht, of de gewaande belediger? Ik wil nochtans niet twyfelen aan uwe vriendfchap ; enwatmy belangd, ik gevoele dat ik uw vriend bén' (*) iii Deel clxx1v Brief.  KAREL F E R D I N E R. ben , in de ruimde beteekenis van dit wuord. Want, waarde Ferdiner , geloof my , wat ik ben. moet ik geheel zyn. Befchouw my dan als vriend; en — Ik hoope dat' ik daarom niet eerst behoef te bidden laat my het blyven , zo. als ik het geweest ben; geen gewoonlyke vriend uit den om-* gang, die in het eerde oogenblik tegen u wordt; wac hy tegen een ieder is: een mensch, die zyne armen heeft, alleen om anderen daarmede te omhelzen , met een hart zonder gevoel en oprechtheid, en een tong vol Honig ; maar een gevoelige g hartelyke vriend , die met u over de allergewichrigde veranderingen van onzen dand, en onze bedryven vryer dan een broeder met zyn' broeder , oprechter dan menig hart met zich zelve, alles wat hy gevoelt en denkt, leevendig en vuurig, zo als 't hem op het hart legt, durft zeggen ; met woorden, welke zich het eerde, by het opkomen van eene gedachte, voordoen, en zonder verfyning van de tong rollen, of uit de pen vloeijen ,• zonder derzeiver fcherpte, die hen alleen de hartelykfte, oprechtde gevoelig, heid kan byzetten, eerst in de bevallige fpraak der beleefdheid te verfmelten ; maar tevens ook, zonder te duchten, dat gy bitterheid kunt vinden in de woorden van hem, diens hart voor u alleen liefde en toegenegenheid bezit. O! Myn Ferdiner,. wat is vriendfehap zonder vertrouwen , zonder wedcrzydfche volkome overtuiging van de oprechtheid en liefde van den eenen en den anderen ? En wat is vriendfchaps-taal , zonder deeze vertrouwelyke en onverminkte mededeeling van gewaarwordingen en gedachten? Men heeft, om een paar uureo met een IV ceel. £ Ver.  i8 GESCHIEDENIS vAw vermaaklyk praatje doortebrengen , geen' vriend noodig. 'Er zyn kaakelaars by menigte, die allé genoeg bekwaam zyn, om ons met hunne brieventas van nieuwigheden te vermaaken. Wanneer gy, in de dagelykfche verkeering , over de zwakheid van uw geheugen klaagt, zo weet de welleevende Man wat hy moet antwoorden, en is aanftonds met eene vleijery voor uw verftand gereed. Maar uw vriend begrypt en beantwoord die klagte op eene andere wyze. Gy doet niet wel, zegt hy, dat gy dit groot vermogen van uwen Geest niet aankweekt. Haast u , doet het nog! Is het wel iets anders, als. gy my, volgens uw eigen zeggen , ( * ) geene van uwe zwakheden verbergt ? waarom zegt gy dat, myn vriend ? is het een eisch aan my , om uwe rondborftigheid te vergelden; of verwachtte gy eene loffpraak over uwe andere goede hoedanigheden? „ Dit laatfte niet," zult gy zeggen; „ de vriend is een arts, maar de arts is geen Beul. 'Ér zyn zo veelerly woorden en uitdrukkingen in de taal; myn vriend moesfde zachtfte verkiezen.'* —Evenwel na dat de omftandigheden het vorderefi, Niemand fnydt, zo lange 'er hoop is, dat balzem dé •wonde zal kunnen heelen; maar als het vuur het gekwetfte deel heeft aangetast , dan heeft, onder al. 1en, hy het grootfte, het oprechtfte medelyden, diehet Mes neemt om een deel uit te fnyden, op dat het geheel behouden blyve. Zachte woorden, minder graad van afkeuring zyn voor gewoonlyke zwakheden uitgevonden, gelyk zachte middelen voor geringe (*) lil Deel CLXXIV Brief.  KAREL F E R D I N E R. 19. ïinge wonden; maar wanneer beide kwaadaartig engcvaarlyk worden, dan grypt de Heelmeester de fcherpfte middelen ; en de vriend moet uitdrukkingen verkiezen, welker fcherpte den trap van zyn misnoegen en de onbetaamlykheid van het bedryf ten vollen verklaart. Wat denkt gy van den zedelyk kranken, die zo zeer verergerd is, dat hy het geene, wat hy te vooren befchouwde als eene zwakheid die hy moest overwinnen, thands, wel verre van eene zwakheid voor eene zwakheid aantezien, verdedigd, rechtvaardigd ; en niet alken rechtvaardigd, maar ook befloten heeft aan haar zich overtelaaten , en de heiligde verbintenisfen en plichten opteofFeren ? Deeze kranke wie is die anders als Gy ? En zou uw' Eduards nu nog met u op den» yelven toon fpreeken als voorheen? Ach! ik moet het hier nog eens herhaalen , het is door die vervloekte vleijende taal der wellevendheid, dat 'er zo weinig waarheid heerscht in de onderhandelingen, bedryven en verkeering der menfchen (*). Moet de natuur en haare taal ook niet meer tusfchen vrienden en minnenden plaats hebben; weg dan gy weinig oprechte en gevoelige zielen! begeeft u uit die Staatkundige faamenleevinge van Schepfels, voor welken gy, of die voor u zo onnatuurlyk zyn! Indien ik uw vriend ben , zo moet ik als vriend met u fpreeken. Nog eenmaal dan van uwe voorneemens omtrent Elize en Julie. Ik zal my tot twee vraagen bepaalen. Wat. kunt gy van Elize verwachten ? Wat zyt gy aan Julie en «te pfa'm . - * ÉMEl M :; .' : É , • tt C) III Deel CLXIX Brief. B a  so GESCHIEDENIS van u zeiven verfehuldigd ? De eerfte is zo gemaklyk te beantwoorden , 'dat ik nog eens voorzeggen en raaden wil. Alle omftandigheden en alle uwe waarneemingen tot hier toe, overtuigen my, dat gy Elize niet door eenig middel zult overhaalen om uwe aanbieding aanteneemen. En als gy dan deeze hoop vclftrekt moet opgeeven, waarde Ferdiner, bedenk tóch Maar ik hoop niet dat de oplosfing van de eerfte vraag u eerst tot opmerkzaamheid op de tweede zal leiden ; dat myn braave vriend' alleen uic wanhoop de eerfte beminde zal laaten vaaren, om aan de andere terug te brengen, het gëene hy haar zo al niet meer uit hartelyke en oprechte liefde, ten minfte uit eerbied voor billykheid en goede trouw verplicht is te geeven ! De laatfte vraag alleen zonder eenig terugzicht op den inhoud van de eerfte, moet uw befluit bepaalen. Nog eens, kunt gy voor u zeiven, voor een eenig oogenblikmaar, het onwêerfpreeklyk recht van Julie op uw hart en hand verloochenen ? Kunt gy u wel verbeelden, dat gy zonder het goed vertrouwen, de oprechtheid of de eer te beledigen > het woord moogt intrekken, welk gy haar openlyk voor Getuigen, te gelyk met den ring, een pand dat de plaats van een'Eed vervuld, gegee ven hebt? Denk aan den naam waarmede men in de faamenleevinghem brandmerkt, die zyn gegee ven woord breekt! Dit is nog niet alles waaraan ik u moet erinneren. Een bedryf word Hechter, na maate de gevolgen van hetzelve droeviger zyn; en deeze zyn niet in uwe macht. Een huis in brand te iieeken, en zich niet Se bekommeren of de daarin woonenden door de vlam  KAREL FERDINER. ar vlam verteerd worden , is een bedryf, welk de menschlykheid doet yzen. De minder gevoelige fchreeuwd luide om wraak over den daader; en de zachtmoedigfte menfchenvriend zou wel eer. brandende balk willen opneemen, om aan hem de Gerechtigheid voldoening te verfchaften ; Doch ik zegge u, 'er zyn bedryven, die even zo wreed zyn, offchoon de openbaare Gerechtigheid niets meer doen kan, dan de fchouders 'er over optrekken; van welken, terwyl misfchien het verachtelykfte deel van het menschdom 'er over lacht , de braafheid heimelyk 't ziddert. Een Vader van onmondigen mag by den aschhoop van zyn afgebrand eigendom hecte traanen Horten; nochtans kan het mededogen zyner goede medemenfchen , de onderfteuningen zyner vrienden, of den zegen van zynen weldadigen God het verlies vergoeden en de fmart geneezen; maar in het hart van een onbevangen, goed en gelukkig meisje eene hartstocht optewekken, aanteftooken en te voeden, en het dan den rug toe te wenden, dat is een vuur in den onfchuldigen Boezem ontfceeken, daarna het bedrogen fchepzel zich in de grootfte fmart te doen verteeren,, en zo al niet zyn gantfche leeven , ten minfte de beste en edelfte jaaren van hetzelve verwoesten. —r- Deeze heete traanen ter zyner verantwoordinge. te hebben zulke affchuuwlyke ondankbaarheid, voor al die hartelyke toegenegenheid, al die onbepaalde goedgunftigheid , die beste wenfchen, die zoetfte, hartelykfte toegeevenheid, waar mede zy de wenken van zynverraader ontmoette en voorkwam — O! Ferdiner,indien gy ju/ie verlaat, gy, die my zo dikwyls, mee B 3 zullj  22 GESCHIEDENIS van zulk een leevendig welbehaagen, de liefdens uitflortingen van haar uitmuntend harte verhaalde: met welke aandoeningen zult gy eens u zeiven de uitbarfting van haare fmarten, de zichtbaare en verborgen traanen, de beroering eener anders geruste ziele, hetlyden, den langzaamen ondergang van een uitmuntend fchepzel vöor den geest brengen ? Hóé zult gy de folterende bewustheid draagen dat gy de bewerker daarvan zyt ? Hebt gy ook wel een eenige verontschuldiging, of maar een eenig voorwendzel, om u zeiven te bedriegen, en uw eigen geweetenin flaap te wiegen? Is 'er wel eenigen fchyn van billykheid op uwe zyde ? „ De vraag, zegt gy, is niet: hoe zeer ik Elize beminne?" — zekerlyk niet. Hoe komt deeze vraag hier ook te.pas, of wat zou zy goed maaken ? Gy voegt 'er daarom zeer gepast by, de vraag is: met hoeveel of hoe weinig recht ? En de rechtmaatigheid van uwe liefde tracht gy te bewyzen uit het gedrag van uwen Oom, die uwe vroegere verbintenis met Elize vernietigde. Ik wil u hierop niet ten antwoord geeven : dat gy het evenwel waart, die deeze eerfte verbintenis opgaf, en de andere verkoos; dat gy, na alle voorafgaande aanleidingen die uw Oom u gaf, nochtans de ontegenzeglyke vryheid had, van Julie te verkiezen, of aan eenen anderen over te laaten; dat noch dwang noch bepraating, maar alleen uwe eigene neiging u daar trok, waar uw oom u begeerde te hebben. Ik wil Zelfs toelhan, hét geen gy als zo gewichtig aanziet, dat hy niet wel handelde met de eerfte verbin- te-  KAREL FERDINER. «8 tenis los te maaken; en niet voorzichtig, niet de tweede te bereiden: maar wie moet nu daar voor lydeh ? Indien gy al de fchuld met de vader niet wilt deelen, blyft Julie evenwel niet volkomen onfchuldig ? moet zy boeten voor het bedryf van haar' vader, het geen gy zelf eindelyk goedkeurde? wilt gy den Oom in de onfchuldige Dochter ftraffen: gaa dan heen, Ferdiner, verniel het kind van eiken vader die u misdaan heeft 1 Ik laat u immer nog te veel recht tegen uwen oom behouden; en het ware billyk hem terug te geeven, het geene ik hem onrechtvaardig ontnam; alleen om dat ik het overtollig achte: want hoe zou ik kunnen denken, dat gy aan zyne liefde voor u , of zyne dochter twyfelt ? Hoe zou men kunnen gelooven, dat een vader den man, dien hy voor zyne dochter verkiest, niet bemint? Hoe zou men kunnen denken — maar ik houde niet,in 't oog, dat ik vap eene zaak fpreeke, waar van gy vooraf door my niet behoeft overtuigd te worden. Indien uw oom dan daarin al dwaalde, dat hy uwe verbintenis met Elize vernietigde; zo gefchiedde het nochtans, wat gy 'er ook tegen inbrengen wilt, uit liefde voor u; en daarby is het bjllyk dat gy alleomftandigheden, die tot zyner verontfchuldiging dienen , te faamen neemt ; als: de gewaande begeerte van uwen vader, wiens, voor my zelfs onbegrypelyk , ftilzwygen, hem in de war moest brengen, en misfchien zyne begeerte bepaalde ; zyne vaderlykc bezorgdheid voor uw geluk, en de vrees van u aan eene hartstocht over te laaten, van welke hy het voorwerp niet kends, en waarvan de VQö.rzic.h.tig£ 4 beid  24 GESCHIEDENIS van heid hem leerde vreezen, hoewel voor ditmaal die vrees onnoodig was, het geen eene menigte ondervindingen bevestigen. Voeg hier by, al de goedheid , al de liefde die by u naderhand beweezen heeft; uwe volkomene verzoening met hem; de gantfche vergeetelheid van het geene gefchied was; uwe eigene vergenoegdheid, en de vriendfehap, van zynen kant, door het waardfte pand dat hy u van zyne liefde kon geeven verzegeld , en van uwe zyde, toen ten minde, met zulk een vuurig te gemoet komen, zulk een vol hart aangenomen: voeg dit alles te faamen, zegge ik, en onderzoek zelf, hoe ligt alle deeze reeds eens verworpen gronden weegen, tegen het gewicht der verplichtingen, welke rechtvaerdighcid van u, voor vader en dochter eischt! Ik heb aan u, als vriend, myn hart opengelegd, en veel gefchreeven. Nu daar ik ten einde ben, verbeele ik my, dat het alles overtollig is. Het was, zonder twyfel, in eenig oogenblik, waarin uwe hartstocht u vervoerde, dat gy uwen laatden brief fchrceft. Deezeoogenblikken zynvoorby. Gyzult, hoop ik, in het antwoord van uwen vriend niets leezen, dan het geene^ gy zelf reeds gedacht hebt, en behoeft myn raad niet meer, daar dezelve na uw eigen bepaalingen te laat komt. O! hoe gaarne wilde ik u dan om vergeeving bidden voor de overhaasting, waarmede ik u een postdag voorkwam! Ik heb my, voor ditmaal, tyd noch plaats overgelaaten, om iets my of myne nicht betreffende te fchryven. Dit moet ik evenwel melden, dat ik :herdeld ben. God zy gedankt! Na eene korte terug reize naar Sleeswyk ga ik, van daar , naar Lubek. CLXXX,  KAREL FERDINER, 25* CLXXX. BRIEF. Leonore aan Charlotte. Farmbull den iaden, Ik moet nog eens aan u fchryven, en u terug ei* fchen. Zo even ontvange ik een brief van Bunkei, over Gherfen, die my fchryft, dathy deeze keer mondeling met my fpreeken moet; en my zyn bezoek tegen den dertienden aanzegt. God weet wat hy te zeggen heeft! Ik bidde vooraf al om krachten om te kunnen lyden: want ik kan bezwaarlyk, van dit bezoek, iets goeds verwachten; en ik moet zyn waar hy my wil hebben, al was het ook aan den rand van het Graf! Hierom gaa ik overmorgen al terug; en dit maakt eene gantfche verandering in het my voorgeftelde plan van myne reize. Ik wenfche, om Julie, dat gy ook het uwe veranderen , en een paar dagen vroeger kondet vertrekken. Mynheer Wolmer wenscht hetzelfde, fchoon ik juist niet weet of het wel uit dezelfde oorzaak is ? Sedert den dag op welken de Brief van Ferdiner kwam, is hy maar gantsch niet wel te vreede. 'Er moet zekerlyk iets zyn voorgevallen, dat onaangenaam is. — Hy zou gaarne zien, zei hy, dat het Rytuig, dat my naar Gehrfen zal brengen, u tegelyk van Hamburg af haalde. Het kon, om dat ik, overmorgen, eerst tegen den middag vertrekkers nachts in Gehrfen blyven, waar door gy nog twee dagen B $ wint,  25 GESCHIEDENIS van wint, om u tot de reis gereed te maaken; en des noods naar Gehrfen kunt- fchryven, of ik het naar Hamburg, of naar Farmbull te rug zal zenden ? - Ach! laat dit u tot eene nieuwe aanfpooring dienen, om uwe overkomst te verhaasten! Gy ziet hoe hier alles op u wacht: uwe Leonore ook, myne waarde vriendin, die met den grootften tegenzin eene plaats verlaat, alwaar gy komt. Kondt gy toch uwen weg over Gehrfen neemen! Doe het myn lieve Lot, dan heb ik nog vroeger dé blydfchap van u te omhelzen, dan onze Julie! Uw antwoord zal ik in Gehrfen wachten; of uw ftilzwygen opvatten als een last, om het Rytuig naar Hamburg te zenden, C L X X X 1. BRIEF. AüGÜSTE aan SOPHIA. Lubek den icden. Uw ontwerp (*), myne Sophia, doet uw hart en uwe denkwyze eer aan. Maar ongelukkig, dat dit alles is wat ik 'er van kan zeggen! De uitvoering heeft te veel tegen zich, ten minste voor my te veel aanftootlyks, dan dat ik zelve, om u te vergenoegen, daar aan deel zou kunnen neemen. Dit zal eene verontfchuldiging noodzaaklyk maaken, en die zult gy, oa alles ryplyk overwogen te hebben, hier leezen. Voor (*) In een terug gelaatenen Brief vervat;  KAREL FE.RDINER. 27 Voor eerst moet ik u verzoeken u alie de bitterheden te erinneren, waarmede de Familie vanZarner, voornaamlyk de vader, myne Elize vervolgde; omdat hy eenmaal voorgenomen had, zynen ongelukkigen zoon aan de ryke Wilhelmina te verkoopen. Welke onbegrypelyke blindheid van eenen Vader die zelf zo veele fchatten bezit! — Maar zo veel te erger, indien fchraapzucbt, de ongeneeslyklte aller kwaaien, zyne voornaamfte beweegreden was! Men zegt wel, dat hy van deeze party heeft afgezien, en dat Wilhelmina, uit verdriet en weêrwraak, zich reeds aan een' anderen heeft verbonden. Doch indien dit al waar mocht zyn; zo ziet ge wel dat de nood alleen hem hiertoe gedwongen heeft. En zo ar diezelfde noodzaaklykheid hem verder dwong, om ook nog de laatfte flap te doen, met de keus van zyneri zoon goed te keuren: wat is 'er dan in het vervolg van hem te wachten? welke achting, —— van liefde wil ik in 't geheel niet'fpreeken, welke achting, voor eene aangetrouwde dochter die hy haat? Elize dit aanteraaden, is zo veel als haar aan het wreedfte hartzeer blootfiellen, en het beste hart aan de grilligheid van laage, verachtelyke zielen , en de boosaartigheid van vooringenomene bloedverwanten ten besten te willen geeven. Als ik eenig gevoel hebbe voor waarde en welvoeglykheid, zo is het daarby niet alleen voor de eer van myne vriendin, maar ook voor de eer van ons gantfche gcflacht aamtootelyk, na zulke openbaare blyken van haat en verachting, met zodanige luiden dan nog zulk een verbond te fluiten. Het zou, dunkt my, een fterk vermoeden geeven, dat Elize geene an-  28 GESCHIEDENIS van andere beweegoorzaak kon gehad hebben, dan het verachtlyk vooruitzicht van baatzucht, en hoogmoed: en gy weet hoe verre die beneden haar zyn! Zo ik ook al wilde hoopen, dat Elize, door haare onwederftaanlyke zachtmoedigheid , eindelyk den vader zelfs winnen, (want aan den Oom, ea ook, denk ik, aan de Moeder behoeft men niet te twyfelen) en deeze man van het ergfte deel van onze Familie, zo geheel zou verwyderen, dat zyn oor niet meer voor hunne inblaazingen en lasteringen open ftond;. bedenk dan evenwel wat het te zeggen is, met eenen man te trouwen, die zyn ver- ftand verlooren heeft! Men moet hoopen , zegt gy,.„ dat hy het weder zal krygen." Zekerlyk moet men dit hoopen; maar met welke waarfchyn- lykheid kan men zulks? „ Guldefiein geeft groote hoop." God geeve dat ze waarheid worde! Ik voor myn deel, al heb ik zulke fterke hoop niet, ik wenfche het echter met al myn hart. Doch al neeme ik wenfchen voor zekerheid, zo twyfel ik nog, daar hy reeds zo lange en zo veel geleeden heeft, dat hy lange zal Ieeven. En, in het een of in het ander geval, wat zou 'er van Elize worden ? „ Een fterk Huuwlyks- Contract," zegt ge,,, moest tot haare toekomende gerustheid en zekerheid „ dienen; en deeze verzekering moest myn Broeder „ op zich neemen." Uw Broeder ? Wat behoef ik het te verbergen , dat ik, na het geene wat ik lange tegen hem hebbe, nog geen vertrouwen op hem kan verkrygen ? Ik kan, even min als onzen goede Larner, hem ver-  KAREL FERDINËR. vcrgeeven, dat hy het geene tegen Elize gedaan is, goedkeurde, en door de kleine Familie-trotschheid, of, zo het geen trotschheid was, door dehaatelyke voorwendzels eener jaloerfche, deeze fchadelyke vooroordeelen tegen Elize opvatte, waar door hy met de Oom byna overhoop raakte. Heeft hy zich verder bedacht, zo als gy verzekerd, het is alleen, zegge ik u , door tegenwoordige noodzaaklykheid. Eindelyk, al ware het ook alles zo, als gy u verbeeld, denk evenwel niet, dat Elize, met alle haare menschlievendheid, en bereidwilligheid om beledigingen te vergeeten; met al haare genegenheid en vuurige begeerte, waar van haar hart overvloeid, om eenen goeden, ongelukkigen jongeling te redden, en eener bedroefde moeder haaren zoon te willen wedergeeven, zich aan eenen Man zou verbinden, dien zy niet bemind, en niet kan beminnen , zo lange haar hart eenen anderen toebehoort. Laat voor altoos deeze hoop vaaren, Sophial Ik geef ze ten minfte zo geheel op, dat ik by Elize zelfs niet eens deswegen zou willen verdacht worden. Verdacht: dit woord gebruike ik met opzet, want het denkbeeld dat ik heimelyk het oogmerk had, van haar tot deeze party te willen overhaalen ,zou een volkomen mistrouwen verwekken op het geene wat ik voor hebbe; en wat-ik van haar, voor my alleen, wenfche te verkrygen, haar als enkele voorbereiding tot deeze verbintenis verdacht maaken; en dan zou niets in ftaat zyn, om haar in onzen oord te doen verblyven. , Om my duidelyker te verklaaren; ik moet haar terug hebben, met haar leeven, my door haare tegenwoordigheid eenigzins vergoeden, wat ik verlooren heb-  go GESCHIEDENIS vaïi hebbe, al het goed wat ik bczitte met haar deelen, om zelve het met eenig genoegen te kunnen genieten* Hierover houde ik,.reeds byna zo lang als zy in Hamburg is geweest, briefwisfeling met haar; en ben weêr bezig aan een. nieuwen brief over dezelfde zaak. Het opftel van mynen eersten brief hier over vinde ik gelukkig nog onder myne papieren. Ik zal het door Erneste, zo goed zy kan, laaten affchry ven; vermids gy daar uit kunt zien hoe veel ik over deeze zaak alleen, met Elize, te kibbelen hebbe; op dat gy u zelve zoveel te meer kunt overtuigen hoe weinig gy van den voorflag van een Huuwlyk verwachten moogt; en hoe voorzichtig ik moet zyn, met my geen woord daar van te laaten ontvallen. Gy zult déezen Brief hebben, zo haast Ernestina daar mede gereed is. Zy fpeld juist niet breed.; daarom moet ik haar zo veel meer tyds laaten. Evenwel kan zy 'er in éénen dag wel één afkrygen. C L X X XI 1. BRIEF. AtTGUSTA AAN EtlZE. Lindendorff den 25. Augustus. T^ooraf zeg ik u dank voor uw' lieven Brief, waar* .de Elize; de zusterlyke kusch,die 'erbyhoord 'hoope ik haast op uwen mond te drukken. Gave God dat dit hier gefchiede,en dat myne Elize belloot in ftilte op Lindendorff Cp eenmaal dat geene aan haare Augusta terug te geeven, wat zy federt veertien dagen Vergeefsch gezocht heeft: ik meen  KAREL FERDINER. 31 de genieting van alle de onfchuldige vermaaken van het Buitenleeven,. die ik niet kan fmaaken zonder dat gy 'er deel aan hebt! Ja myn kind, ik ben hier reeds al veertien dagen: want wat zoude ik in de Stad uitvoeren, federt datgy 'er niet meer waart? — Het geene ik konde doen, om in myne eenzaamheid dit gebrek te vergoeden of te vergeeten deed ik. Ik wierp my in den draaykolk der verkeering; gaf en ontv ng bezoeken, en verbeeldde my, in deezen maalftroom ten minste naar eene weldaadige vergeetelheid te zullen ronddraaijen. Maar deeze Gezelfchappen, deeze Vriendfchappen van de verkeering, sch Elize.' Ik bevond, dat zy maar alleen gefchikt zyn voor «nik flag.van menfchen, welker grootfte behoefte beftaat in tydkorting, om hunne dagen te flyten; aileen voor zielen die, of niets in zich zeiven vinden „ om altoos zich zelfs te kunnen onderhouden, of dat geene wat zy nog vinden, liever vergeeten zouden, en daarom naar elke menfchengedaante rond grypen, gelyk een kind naar zyn fpeeltuig. Gezelfchappen' jWW/fcr-partyen, fpel, dans, gepraat, en wat het jaargety mecbrengd, mogen voor hen de geliefdde dingen zyn voor my waren zy het gantsch niet. Ik voelde wel dra dat ik voor geen ander vermaak gefchikt was, en op geen ander aanfpraakkon Diaaken, als op die vergenoegingen van het harte, wejke Da eene geftoorde liefde nog overig bly ven , de Goed■willigheid , de Onderlinge trek en de Vriendfchap. •Deeze zyn ook, wel befchouwd, van grooter waarde, dan duizend van de andere foort! Maar hoe zulk eene vriendin .wedextevinden, als ik  $i GESCHIEDENIS van ik verlooren had? Zulk een hart, dat zo met het myne overeenftemde ? — Ik beproefde eenigen tyd deeze en geene, welke my boven andere behaagd hadden, en die my met eene vuurige, hartelyke toegenegenheid , in dit of dat gezelfchap fcheenen te gemoet te komen. Maar op 't laatst had het niets om 't lyf: het zy door dat de kunst van welieevendheid zo ver gebragt is, dat zy ook de hartelykheid zeer natuurlyk kan nabootzen; doch dat ten laatfte weder vervalt tot het geene het waarlykzy, dat is: kunst; of, ( om dat de omgaDg en de vriendfchap van myne Elize my voor alle andere verkeering ongefchikt gemaakt heeft. Dit alles deed my haast befluiten om my wederom aan defmarten overtegeeven, welke, in mynen toeftand, aan de eenzaamheid verbonden zyn, wanneer de fchoone dagen van deeze maand het denkbeeld van het Buitenleeven in my verleevendigde. „ Vlieg naar het Veld!" dacht ik; „ nestel liever „ met deZwaluuwen in eene of andere gastvrye boe„ renhut, dan dat gy hier zit en verfmacht! Daar v vindt men, zo lange het goede jaargetyde duurt, altoos kleine, fchuldelooze tydkortingen en aange„ naame bezigheden, om zich van den eenen dag, „ de eene week, de eene Maand tot de andere den „ tyd draaglyk te maaken." „ En zyt gy mrgeholpen?"zultgy vraagen. Myn kind! Ik heb het zekerlyk beter dan gints. Ik haale in de open lucht vryer adem; ik zie den blyden morgen , en den luisterryken avond 5 ik kenne elke ruifchende Beek; laat mydoor elklispelnd windje,onder de fchadiiuw van het geboomte, in zoete myme- ring  KAREL F E R D I N E R. 2(i ring brengen ; of begiet de Bloemen , vergader de Duiven om my, en voeder, met een mildehand, de Hoenders en het talryk Gevogelte van myn' waarden Neef. De oude Man zit dan digt by my , onder zyne vier geliefde Lindenboomen , die hy in zyne vroege jeugd met eigen handen geplant heeft; en, offchoon zy niet op de rechte plaats ftaan, en geene evenredigheid aan een ander oog zouden vcrtoonen, nochtans zo heilig acht, dat hy nergends anders gaatzitten, als onder hunne fchaduuw', en dien erfgenaam zou onterven, van weikeu hy vooraf wist, dat hy geweetenloos genoeg zou kunnen zyn , om eene geweldige hand aan hente Haan. — Aldaar zit hy dikwyls en ziet my lagchend aan: ook zegt hy wel eens, „ 't is jammer dat eene vrouw, zo vol liefde en weldaadigheid jegens alle fchepzelen, geene Moeder van eene menigte kinderen mocht zyn! Bedroge Augufia, bedroge JIJ ried!" voegt hy 'er dikwyls by; en dan — O ! . Myn liefde zitplaats van allen is het werk van onze eigen handen , de Grasbank onder de Beukenboomen. Als ik gezelfchap zoeke ben ik daar, laat de murmelende Au naast my fpreeken, en hoore in haar zacht gemurmel, en in het geruisch van fpeelende bladeren naast en boven my, de Rem van een' onzichtbaarcn geest van eenig Meisje dat openhartig bemind, welke myne gedachten en gewaarwordingen fchynt te verftaan en te beantwoorden. Maar als daar door myn hart zo vol word , de aandoeningen elkander verdringen, en mynen Boezem doen zwoe,gen; als ik dan alles 'er uit wil brengen, in 't ronde zie, en geen wezen dat 'er deel aan neemen kan om IV deel. C my  34 GESCHIEDENIS van my vinde: dan wordt het gevoel van myn gemis driemaal fterker; en ik rykhals naar myne waarde Elize. ~ Indien ik uwen Brief wel verftaa , zo hebt gy deeze uuren voorzeker niet minder dan ik. Dit weet ik van u zelve, dat onze lotgevallen zo veel overeenkomst met elkander hebben, als onze harten: en ik denk zelfs dikwyls , dat de overeenftemming tusfchen de eerfte, die van de laatften eerst volmaakt heeft. Maar door wie of voor wien dat hart moet lyden , dat heeft myne Elize my nog niet willen openbaaren, gelyk ik ook altoos myne nieuwsgierigheid heb terug gehouden van 'er na te vraagen. Waart gy hier , o ! ik weet voorzeker dat het oogenblik zou komen, in welk het zich geheel opende ! Misfchien , misfchien gevoelt gy nu al in uwe eenzaamheid dezelfde noodwendigheid van eene vriendin ; en daar ik weet, dat deeze vriendin geene andere is als uwe Augusta, waarde Elize, waarom fpoedï gy u dan niet naar my ? Veroorzaakt u het koelzinnig antwoord van nwe ftiefmoei, pp uwe vraag (*), droefheid? Hoe? was het u dan ernst om van uwe Augusta te vertrekken? -— My veroorzaakt het dit niet; ook verwonderd het my niet eens. Familie, myn kind, al waren het ook bloedverwanten , is toch niet meer dan Maagfchap : wel uit hetzelfde bloed gefprooten, maar dat, misfchien , door zeer verfchillende harten bewerkt en omgevoerd, zeer onregelmaatigkan flaan. Eene ftiefmoei zal u veel kwalyk neemen: want <;*) Deeze Brief van Elize is achter gelaaten, om herhaalingen te ▼ermyden»  KAREL FERDINER. 37 want zy denkt en gevoeld alles geheel anders als gy. Zy kan koel worden, om dat gy haaren raad, die haar noodwendig de beste en verftandigfle moet toefchynen,om dathy van haar zelve is, niet aanneemt j en om dat hiér vooraf de baatzucht voordeel enfchade,. winst en verlies te berekenen heeft, zal zy lange, zeer lange met zich zelve raadpleegen, of zy ja of neen moet zeggen , als gy haar uw gezelfchap aanbiedt. Aanbied 1 Welk een woord! Èlize zich aanbieden! — Lieve vriendin ,'weet gy dan niet, hoe veel August a 'er voor gaf, indien uw gezelfchap te koop was ? Hebt gy dan van alle myne uitnoodigingen, en verzoeken ook niet een ecnige voor welmecnend aangezien - en dit moeten herhaalen; wilt gy, zo als gy verzekerd, dit aanbod, zo koelzinnig , meer met neen dan met ja beantwoord, herhaalen? voorwaar, dan moet gy my niet meer liefhebben; en myn gezelfchap begeeren të vermyden; of geheel onbegrypelyke oorzaaken moeten u dringen, niet alleen Hamburg maar ook deezen gantfchen oord te verlaaten ! In dat geval — waarde vriendin, zoudt gy niet verplicht zyn aan uwe Augusta, alleen om haar gerust te Hellen wegens het denkbeeld dat gy haar niet meer bemind, deeze oorzaaken te ontdekken ? Het zou veel moeten zyn, indien eene vriendin niet meer uitwerking kon en moest doen, dan eene Bloedverwante! In de daad, myne Elize, gy moet dit voorneemen opgeeven. Ik moet, ik moet u te rug hebben; eo zou het eigenzinnigheid noemen , als gy föy dit wygerde. Waarom zouden wy niet te faamen keven, daar C i wy  3$ GESCHIEDENIS vin wy,om dit leeven nog zo goed te genieten als mogelyk is , zo onontbeerlyk voor elkander zyn ? of kunnen wy niet ? Ik zal u kort het gemaklykfte en natuurlykfte plan van de waereld mededeelen. Gy koomt naar Lindendorf; wy onttrekken ons hier aan het oog der waefeld, tot aan den laaten herfsttyd, en trekken voor den winter naar Lubek, waar wy in allen geval ons zeiven genoeg kunnen zyn, en geenen omgang noodig hebben. O! Als gy my deezen wensch vervullen, en de vleugel van het eerfte morgenrood wilde neemen, om u hier aan my weder te geeven! — Of ik zal zelve u voorkomen: 't is beter, ten minfte welvoeglyker, dat ik my naar Hamburg fpoedc, om Elize in ftilte naar Lubek terug te voeren. Aldus moet het zyn! Schryfmy maar, mynwaardfte,dat gy wilt; en bepaal dag en uur aan uwe vriendin. C L X X X I 1 I BRIEF. AüCUSTA AAN ELIZE. Lindendorff den 25 September* TTNat myne Êlize my zo kan kwellen! dat zy zó -L'eigenzinnig kan zyn! Eigenzinnig, ja, zo wil ik het noemen ; want uw Brief, uit het hart van eene vriendin gelchreeven , veroorloofd my niet meer te zeggen , zo koelzinnig! Wist gy eens hoe zeker myne hoop was van u wel haast hier te zullen omhelzen, federt dat ik mynen laatften Brief had gefchreeven! —— waarom niet, dacht  KAREL FERDINER. c'acht ik, wat kan zy 'er tegen inbrengen? Niets. Zy zal zekerlyk komen, en my verrasfehen eer ik 'er om denke ; hoe gelukkig zullen wy te faamen zyn, of, zo al niet gelukkig , ten minfte hoe wel te vreedel Met dit vooruitzicht lag ik my ter neder; ik ftond 'er meê op; ik onderhield 'er my mede op myne wandelingen. O! Gy had my moeten zien, hoe ik op onze Grasbank nederzat , alle erinneringen der aangenaame uuren van onzen omgang terug riep, uwen Geest tot my noodigde, in verbeelding omhelsde, met hem praatte,en, als deeze begoocheling verdween, wenschte wat ik niet had, hoopte wat ik wenschte, op nieuw in de verbeelding genoot het geene 3k hoopte, en myzo telkens weder in de eerfte begoocheling bragt; daarop het toekomende zo voor my zag leggen, en het eene plan na het andere doordacht, als: hoe wy het beste genot van ons beider leeven zouden hebben; goed en kwaad met elkander zusterlyk deelen en draagen; elkander troosten en opbeuren; elk oogenblik verzoeten of veriigten; onze geheime wenfehen en aandoeningen vertrouwelyk aan eikanderen mede deelen en de ledigheid die verloore liefde in onze harten gelaaten heeft, door ieevendige vriendfehap weer zouden trachten aan tevullen; en dat wy alzo, misfchien , eindelyk het geheugen van het voorledene uitwisfehen, en de eene voor de andere zou willen worden, wat die geenen voor ons niet geworden zyn, van-welken wy het mochten hoopen. — Zo hadt gy my moeten zien, myne waarde! En voorwaar, ik dacht telkens: zo zal zy u nog eens verrasfehen! ■— Maar een MeisC 3 je  38 GESCHIEDENIS van je dat bemint —> ik kan het immers zeggen, daas ik het zelve ondervonden heb; en kan het ook aan u zeggen, daar gy my, door dezelfde ondervindingen , verftaat een Meisje dat bemint verkwikt zyn hart aan zoeter' en leeyendiger' verbeeldingen al? het zich in eenen hoek heeft afgezonderd, en daar neder zit, verlooren in den droom van een gelukzalig terugzien, den beminden die afweezig is, tegenwoordig ziet, zich zo zeer verbeeld al het uitgelaatene gevoel der omhelzing te genieten, dat eene huivering door alle de fpieren vaart, de zwoegende Boezem zich fneller verheft, en een heete, tedere traan van innig genoegen , langs de gloeijende wangen glyd. Ongelukkig Meisje, als in deeze zoete begoor cheljng eene boodfchap u de droevige verzekering brengt, dat gy u tot een eeuwig afzyn moet bereiden ! Hoe wanhoopend ftaat gy daar, als of alle? onder en om u verging! Zodanig was ten naasten hy het einde van myne begoocheling. Ik zag n?yne Elize rnet verlangen, hoop en zekerheid te gemoet; en ziet, eindelyk komt 'er een Brief, dat zy niet - kan, zegt zy; - %vil, zeg ik. Kan! laaten wy eens zien, of de verontfchuldiging zo gewichtig is, dat gy met recht kunt fchryven : ik kan niet? „ Zouden wy wel" vraagt gy, „ zouden wy wel zo ftil op Lindendorf kunnen leeven, als gy denkt? Het is niet wel mogelyk; en als het ook maar weinigen , maar de twee braaven , gy en de waardige Oom, bekend ware, zouden deeze edele zielen, by  KAREL FERDINER. 39 al haare liefde en vooringenomenheid voor Elize, niet moeten vreezen; wat zal toch een ander wel denken , als hy het gewaar word? welke oogmerken, welk een opgemaakt plan wy hebben , waarom wy zo zorgvuldig haare tegenwoordigheid verborgen houden. Behoeft een volkomen onfchuldig bezoek bedekt gehouden te worden ? Zou het dan wel pasfen", zegt gy, „ zou myne eer wel toelaaten, in 't geheim op Lindendorf te zyn ?" Kiefche , kiefche ziel ! De grootfte naauwgezetheid , tot zelfs in de geringfte van uwe bedryven, is een der heerlyke trekken van uwe uitfteekendheid 1 O \ moet dan uwe Augusta niet leeren u gelyk te worden ? ziet gy wel hoe zeer ik noodig hebbe dit uw gevoel van welvoeglykheid te koesteren en aantekweeken. Ik had daarop geen acht gegee- ven : nu, daar gy my 'er aan doet denken , kan ik voelen dat het waar is, t Maar, dacht ik, het is daarom geen verontfchuldiging dat zy niet kan komen. Neen, zy behoeft niet heimelyk hier te zyn, en zal ook niet! Wy zullen - het ruchtbaar maaken , en gezelfchappen laaten komen, die het zien; het gerucht zal ons zyne menigte tongen leenen, op dat het , als eene zegepraal, in geheel Lubek bekend worde } Augusta heeft haare Elize terug, Dit, gelyk ik gezegd hebbe, dacht ik; toen las ik verder: „ En, myne lieve droomfter, zou uwe Elize den twist in eene Familie aankweeken, en de breuke tusfchen twee Broeders, diezy, hoewel onfchuldig, veroorzaakte, voorbedachtelyk verwyderen en onherftelbaar maaien?" C 4 O!  4o GESCHIEDENIS van O! deeze Familie! dien Broeder! ongelukkig is dit alles wat ik daarop kan 'antwoorden. Ik moet dan de hoop opgeeven van u hier te hebben ? — Maar indien gy omtrent de tegenwoordige geneigdheid van deezen Broeder dwaalde, en a]s hy neen dat wilde ik niet zeggen laat het wee- zen zo het wil ! Ik fta af, van u naar Lindendorf te willen haaien; maar ik wil u naar Lubek, by my, in myn eigen wooning terug brengen opcnlyk voor het oog van de gantfche waereld. Zeg my, wat hebt gy hier tegen ? Of zo gy Lubek ook niet weder zien wilt, dan kome ik evenwel naar u; niet om u terug te haaien , maar om my zelve aldaar met u nedertezetten ; dit zal ik zo zeker doen als ik u bemin. „ Welke reden hebt gy daar voor?" dat is een vraag ! uit eene plaats , waar gebrek is aan de behoefte van myn hart, naar eene andere te trekken , alwaar voor my overvloed te vinden hl Het geene ik bezit te verruilen, voor het geen wat my ontbreekt: u, u terug te hebben! - O! als of gy nooit gevoeld hadt dat ik aan u ontbrak! Dat ik u misfe is een gevoel dat my meermaaien overkomt, dan honger en dorst. Waarlyk, myne vriendin, wy hebben met eikander op verre na nog niep uitgepraat'. Wy hebben eikanderen nog eene menigte gedachten, aandoeningen, hartsgeheimen, kusfehen, geneugten, traanen, zoet en bitterheden mede te deelen ; en om alles aftehandelen, wat onze zielen eikanderen nog te zeggen hebben , is dit weinigje leevens zelfs niet lang genoeg! Dit zal immers wel genoeg zyn tot antwoord op meer dan hon-  KAREL FERDINER. 4* honderd diergelyke vraagen; en ook beflisfend op alle zwaarighcden ,_: welke gy nóg 'zondt-kunnên maaien. In de daad, als ik alles, wat gy tegenLin. dendorf en LkM'-inbrengd , 'a-l toeflfaa, zb kan ik ten minfte gantsch niet begrypen, waarom gy met zülTc een angst wenscbt uit Hamburg te vertrekken, dat gy u te Rojtok wilt aanbieden ! ( * ) Hierom is het, het moet 'er maar uit, —- dat ik uwe ftiefmoei bedank' voor' haare koelheid, welke, na myne gedachte, door haar ftilzwygen bcweezen wordt: hoewel gy hetzelve voor een goed' teeken wilt aangezien hebben. De Stiefmoeijen zyn immers niet anders als andere manlyke en vrouwlyke bloedverwanten! En weet ik niet dat de vyandfchap verklaard is, ais wy maar geloven redenen te hebben, waarom wy ons niet kunnen verbinden aan dien Man, met welken zy ons verzorgen willen ! Verzorgen: ik denk dat dit hun gewoon woord is ; ook wordt eigenaaftig al het goede, wat zy ons geeven willen of geeven kunnen, daar door uitgedrukt: een weinigje brood myn kind, veekyds' in. zeer bittere traanen geweekt! Ik begeere geencn dank omtrent uwe goede Maria. Laat Sophia my daar voor danken ! Het kwam zo recht van pas dat ik in het laatst van Augustus voor een paar dagen te Lubek was. P *) (*) De Biief van Elize aan 'J~«jj5iti wns van den ne. Sept De Leezer zal de oorzaaken, vriii van Angusto. onkundig was, wel begrypen . als hy zich het Tooneel te binnen biengd, welk in het 3e. Deel CLXII. Biief befchieeven woriit. (**) III. Deel, CXLVII. Brief. e j clxxxiv.  42 GESCHIEDENIS van CLXXXIV BRIEF. CflARLOTTR aan L.eonore. Farmbull, den 17. OStober. TTergeef my dat ik hier ben, zonder te Gehrfen V geweest te zyn! Ik wil ten minste myne liefde voor u buiten alle verdenking ftellen, en de oorzaaken daar van melden, Ik ontving uwe onderrechting van Farmbull nog wel vroeg genoeg, en was op dit teeken gereed,om zulke fchikkingen te maaken, als gy begeerde. Doch het Rytuig, dat nog voor den middag hadt moeten komen , kwam eerst 's middags ten drie uuren.' Dit was het ergfte nog niet: ik zou evenwel ten minste nog tegen middernacht by u hebben kunnen zyn. Maar de knecht, die zich wegens zyn langzaamheid verontfchuldigde, bragt redenen by, die ook voor de terug reize dienden. De weg tusfchen Gehrfen en Hamburg is in de drooge Zomer- en Wintermaanden byna drie uuren korter dan in de natte jaargetyden; om dat hy meerendeels uit Veengrond beftaat, die niet altyd kan bereden worden. Hy had gedacht, zei hy, dat deezen Zomerweg nog zou te beryden weezen , maar was in het naaste Dorp, aan geene zyde Gehrfen, van het tegendeel overtuigt, alzo hy daar genoodzaakt wierd, langs een verren omweg op den bruikbaaren te komen, en de langfte weg te kiezen. Als ik nu over Gehrfen wilde ryden, voegde hy 'er by, zo zou ik daar den volgenden dag moeten üil Wy.  KA REL FERDIHER. 4$ bïyven, want hy vreesde dat zyn Span, zonder eenen dag uitterusten, het den gantfehen. weg naar Farmbull niet zou uithouden; en in dat geval zou een Akkerwerk moeten ftilftaan, dat in deezen tyd van het jaar een weinig fpoed vordert. My dacht, dat de veroorzaaking van dit verzuim ceneonbefcheidenheid zou zyn, die ik niet wel zou kunnen verantwoorden: hierom was ik genoodzaakt, 's nachts te blyven waar ik was, en de paarden te laaten uitrusten , en den volgenden dag den kortcren weg te neeT men. Dit van myne reize en tot myne yeront» fchuldiginge. Met Julk, wier verandering, zo wel ten opzichte van haare vrolykheid als haar uiterlyk voorkomen , geduurende myn af zyn , my zeer in 't oog viel, heb ik my nog niet willen in laaten, om dat ik Metta nog niet gefproken had. Het Meisje paste zelve op een gelegen tyd daar toe, en vond dien heden eerst. De gantfche ongerustheid van Julie", zei ze, „was zekerlyk yooreerst de traagheid van Ferdiner in het fchryven , en zyne onbegrypelyke achteloosheid wegens den trouwdag" — Die, zei ik, was ook maar zo ter loops, en niet voor vast, tegen het midden van November bepaald. „ Dat is goed," gaf zy ten antwoord, „ maar daarby komt nog dat verwenschte Portrait, 't welk zeker iets kwaads moet beteekenen. Want waarom zou Mynheer Ferdiner het anders zo plechtig bewaard hebben? Waarom de oude, vervalle kamer, wederom van nieuws, als een gedenkplaats van een'dooden hebben laaten opfieren? Zeker," \oegde zy 'erby, „ het moet het Portrait van  44 GESCHIEDENIS van van eene beminde zyn, die hy met droefheid verloren heeft." „ Dan zal hy haar ook al beweend hebben:1'' zei ik: „ want de geftorvene worden eindelyk vergeeten." „ Als zy geftorven was," zei Metta, dan was het goed; maar als zy anders door eenig toeval van hem, of hy van haar, alleen verwyderd was, en zy kwam nu eens zo ongeroepen weder, als Lysj'e (*), Deeze woorden ontroerde my, omdat ik my juist de oude vertelzeltjes van onze Sara te binnen bragt. Echter vond ik niet goed om openhartig tegen Metta te zyn ; en zei tegen haar: dat ik niet hoopte,, dat zy Julie met deeze grillen verontrustte. Zy gaf my ten antwoord : hoe ik toch kon denken dat het haare grillen waaren ? dat ze my geen woord meer zeide, dan het geene zy van tyd tot tyd uit de uitdrukkingen van Julie had opgemaakt; en dat ze zich zeer zou moeten vergisfen, als dit denkbeeld niet de oorzaak van haare zwaarmoedigheid was. Dit is alles wat ik van deeze zaak weete. Zo dra ik meer ontdekke, zult gy het ook weeten. Maar laat my, daartegen, ook niet lange op den inhoud van uw gefprek met Bunkei wachten. 1 (*) n. Deel LXXV Brief. CLXXXF.  KARÉL FERDINER. AS CLXXXF. BRIEF. Ferdiner aan Eduards. Hamburg, aen iSden. „ T~"n gy ook, mynBrutusf" vroeg de uit drieën-t-> twintig wonden bloedende Cafar, als ook Brutus hem met eenen ontblootten dolk tegen fprong. — Gy weet, Ca/ar beminde Brutus: misfchien zo tederlyk als ik mynen Eduards. Denkt gy, dat ik nog niet genoeg lyde; of verbeeld gy u verplicht-te zyn, als die onnozele yveraar, ook uwe handvol ftroo op den brandftapel, waarop ik brande, te moeten werpen ? Ik wil nochtans uwen Brief eens herleezen. Heeden ben ik in eene eenigzins al te goede luim daar toe. Ik had hem byna tot de helft doorleezen, waar in gy verzekert: dat gy myn vriend zyt; waarover ik my hartelyk verblydde; en dan bewyst: dat de eene vriend den anderen mag pynigen; dat my een weinig tegenftond. Ik wil liever op een' ander' tyd aan my de proef laaten neemen, hoe ver gy het in deeze kunst van pynigen gebragt hebt. Ik weet dan nu, dat gy met Elize geen affpraak gemaakt hadt, en dat het van den Hemel gevallene Geld niet van u is Beide geloove ik met zo veel te meer zekerheid , daar ik den Geever reeds op het fpoor hebbe , dat my dan weêr op Dankivart zou kunnen brengen. Het leezen van het overige befpaare ik, gelyk ik gezegd hebbe, tot eene andere gelegenheid.  0 GESCHIED E N I S van heid. Het zal, zo als ik my Verbeele, niet gefchreeven zyn, om eenen kranken te vervrolyken; en wat myne gezondheid betreft, ik zweeYe,federt eenigen tyd, tusfchen de blydfchap die uit de Hoopontftaat, en de zwaarmoedigheid,- met zulk eene overhelling naar de Jaatfte, dat eene kleinigheid genoeg is om my, zelfs in myne besté uuren, geheel neder te flaan. Daarom moet ik de goede dagen, welke ik zelden hebbe, wel in acht neemen! Van deeze foort nu zyn de vyf of zes dagen, federt dat ik doch ik durve u , deeze reis, niets daar van zeggen: want als den toon van myn antwoord te vrolyk wierd, en tegen den in uwen gantfchen Brief, zonder twyfel, uitroependen te zeer zou affteéken;• wie weet, hoe erg gy de ontydige vrolykheidzoudt uitleggen /Misfchien verhaale ik het dan de volgende reis; vooral, als het gewichtig bezoek, dat ik morgen, of overmorgen , of als ik 't het gevoeglykst vinde, dénk afteleggen, na wensch uitvalt. Gy denkt! Neen, dat niet: enkel een bezoek by Juffrouw Sommen, van welke ik een uitgezocht kleed voor myne Bruid moet koopen. Ik heb dus vooreerst genoeg te denken ; en als het goed uitvalt • misfchien hoord gy eene volgende reis meer. CLXXXVl  KAREL E Ë R D I N Ë R. 4? C L X X X V I B R 1 Ê F. Charlotte aan Leonore. Farmbull, den loflen, Uwe weduwe fchreef my maar alleen war, gevolg uw gefprek met üwen rustverftoorder op uwe gezondheid hadt. Dit was zekerlyk ook genoeg voor my om den algemeenen inhoud te kunnen gisfen. Maar vermids ik geene omftandigheden weete, zo kan myne vertroosting ook maar algemeen zyn. Evenswel heb ik alles gedaan, wat de vriendfchap in zulke gevallen doen kan. Ik heb met Mynheer Wolmer gefproken. De Man wil gaarne; en moet zich tusfchen beide ftellen! Waarlyk, Leonore, het kan zo op den zachten weg niet langer gaan. Mevrouw Kebeimde Financie. raadf' Gy ziet wel dat ik haar zie? Ik, die haar nooit gezien hebbe, en nooit begeer te zien, ik zie haar op dit oogenblik, met eene hooge borst, en het hoofd in den nek, in de volle trotsch der bewustheid van haare Financieraadfche waardigheid voor my ftaan, en haar hooge tytel in haaren tongval uitfpreeken I wint tyd. Haaren, misfchien ■— dat God geeve! — onfchuldigen, Frederik wordt meer en meer bedrogen, vergeet eindelyk zyn Leo. nore, en laat zich bepraaten om eene beminde tegen eene adelyke Zottin te verwisfelen, die mennietkan beminnen. Dit hoop; de Moeder; daar na neemt zy haare maatregels, en wint alles als zy tyd wint. Wat zul-  43 GESCHIEDENIS van zullen dan alle uwe voorftellingen baaten; alle verzekeringen en betuigingen van uwe onfchuld; alle' afschilderingen vafi uwe toeftand ,• góéde woorden; beroepingen op het geweeten van een wyf , dat geen geweeten meer heeft, en daarenboven u voor een Kptter houdt, waaraan zy geene rechtvaardigheid fchuldig is; wat zullen de flaagen doen op het hart van 'eene trotfche, die door de onbefchaamdheid van den Rykdom en Burgerlyke hoogmoed, om de Stammoeder van een half adelyk Huis te worden,. tegen alle ge•voel van medelyden en rechtvaardigheid verhard is? Geloof voor vast, dat zy haaren zoon even arglistig bedroogen heeft',' als gy zelve bedrogen zyt; dat geen regel van alle uwe brieven onder zyne oogen komt; dat hy door zyne Moeder en haare Rechtsgeleerde fchurken de haatelykfte berichten wegeiis u ontvangt. Verzeker u hiervan, dat bidde iku ernfb'g,en laatMyirbeer Wolmer doortasten! Hy wil gaarne, zo dra gy hem volmacht geeft, aanftonds aan zynen Broeder fchryven,die zonder twyfel met zynen Zoon in eene even diepe onweetenheid gehouden wordt. Hy wil hem het nietige van het voorwendzel klaar ontdekken ; en als het niet anders kan zyn, met uwen va< der eene gemeene zaak tegen hun maaken, en u de eenige vergoeding verfchaffen, welke de omftandigheden vereifchen. Dit wil hy doen, myne vriendin; en hy zegt, het moet gefchieden. • Neem hierom een fchielyk befiuit, en laat my niet lang op een naauwkeurig verhaal en uwe volmacht wachten. De weduwe Strodheim wenschte, dat ik toch by u kwam; en God*weet hoe gaarne ik het zou doen! Maar  KAREL E E R D I N Ë R. 49 Maar gy weer immers wat my hier vast houd ? De toeftand van Julie begihd den uwen gelyk te worden. Zy lydt zeer; en haar lyden tast haare leevensgeesten te meer aan, hoe meer zy haare krankheid tracht te verbergen. Het geene in traanen en klagten wegvliedt, dat beangst en kwelt ten mir.ste het harte niet meer; maar als het alles zo biyft opgefloten, dan moet het benaauwde hart eindclyk barsten! Zy wil haar vader fpaaren, en fpaart daar door haar eigen leeven nieti CLXXXVII BRIEF. Augusta aan Sophia. Lubek, den ziften. \Y"7el nu, dat was pryzen, gelyk een zuster pry* ™ zen moet! Als gy zo voort gaat, dan zal ik moeite 'hebben om woorden te vinden, waarmede ik uwen broeder om vergeeying bidden en na verdienften zal roemen ! Ondertusfchen, zonder u hier te zeggen, dat uwen lofredende brief my verwondert, en waarom, ftaa my toe, alleen te zeggen, dat al de lof, die ik eindelyk uwen broeder zaf fchuldig zyn, alleen op de vraag aankomt: of hy door zyne moeite Elize dienst doet? En hier aan twyfele' ik geheel! Gy ziet dus wel, dat ik voort, in het begin van mynen brief, in het gewichtigfte artikel niet zo hartelyk verlange ais wie? Gy, of uw'Eroe- IV, deel. D der?  jo GESCHIEDENIS van der? D't zal misfchien hetzelfde zyn: wantj zo als ik uit uwen Brief zie, gy, die altoos de toegeevendfte zuster onder de zon waart, ook meer dan ik gedacht hadde, hebt u na zyne denkwyze gefchikt. Welk eene diepe nedcrbuiging voorden Geest van Voorzegging en Menfchenkennis, die zo rykelyk over u is uitgeftort! Van een karakter, zo bedekt en ondoorgrondelyk als dat van uwen broeder, fliptrJyk vooruit te melden, niet alleen wat hy thands wil of wenscht, maar ook wat hy zal willen, wenfchen en bedryven, dat heeft vry wat in! Ik denk dat ik de draaden eer uit malkander zou trekken, als de kunstige vinger van uw lieve Jntje aan uw knoopwerk had gearbeid! Hier mede heb ik u immers te kennen gegeeven, dat hy by my geweest is. Het was eergisteren: ongelukkig trof het opeen gedenkdag, op welken ik, voor vyf jaaren, het droevigfte bericht ontving, dat ik ooit zou kunnen ontvangen. Het was alzo juist by my een vastendag; en gy weet in welke gefteldheid men gewoonlyk op zulke dagen is: want zo ik my niet vergis, viert gy zelf zulk een' dag. Ik wil dit nochtans niet vooreen kwaad voorteeken neemen ; en nog minder wenfche ik dat het plan van uwen Broeder by Elize dezelfde aanftoot mag verwekken, die zyn gedrag my gaf. De fchuld lag misfchien meer aan my dan aan hein. Men ziet met geelzuchtige oogen niets voor wit aan, en in den loop die juist toen myne gedachten hadden , verftaat men ligt alles maar half, en ergert zich aan dingen, die geene ergernis waard zyn. Om iets tot een Haaltje byte brengen, ik kon vooreerst,  KAREL FERDINER. ji eerst, den man aanziende,geheel niet begrypen,hoe gy over zyne groote verandering zo kondet fchreeuwen. Ik vond hem volkomen zo, als ik hem altyd gevonden heb. Geen lid van den gantfchen man bewoog zich fpoediger of onregelmaatiger dan anders. Hy ftond voor my, recht en ftaatig, gelyk een kamerjonker die zyn post bekleed ; de rechterhand, als altoos, gerust in zyne borst, de fpaanfcheRotting met den gouden knop aan zynen arm fungerende; de linkerhand in zyn kamizoolzak; ernstig, deftig en koel. Echter wierd 'er van Elize gefproken ï Evenmin begrypeik, het geene gy, met zulk eene praal, van zyne dienften aan Elize fchryft, „ Dat een braaf Man , ook eens eene dwaasheid , zelfs wel eene onbillykheid aan zynen evenmensch betoonen kan, dat is menfchelyk." —- O ja { en hy is liefdeloos, die zwakheden niet kan vergeeven! „ Dat hy wederom van andere gedachte wierd, en toèfi zich niet als de gemeene man, met elke vergoeding te vreede kon Hellen/' Dit verftaat zich ook! Ook geloofde ik dit alles met het eenvoudige geloof van eene goede bloedverwante van uwen Eroeder, en maakte, zo als gy zonder twyfel verwachtte, de toepasfing van uwe aanmerking op hem. Maar my dunkt dat gy Zyne verdiensten altyd veel te veel verheft. Was ik ook hier in al te groote vriendin van Elize, of gy al te veel de zuster van uwen Broeder? Gy gelooft dat hy, tot vergoeding van zyn aandeel aan de belediging, veel gedaan heeft. Misfchien weetgy dan van dit aandeel minder, of van het geene hycot vergoeding gedaan heeft, dan ik. Volgends het geeD 2 »ë  52 GESCHIEDENIS van ne my van beide , bekend is, denk ik dat hy nog te weinig gedaan heeft. ■-- Een paar honderd Dukaaten, myne lieve Sophia, men teile: die zo lang men wil, zyn toch niet meer dan tweehonderd Dukaaten. En al waren het zo veel düizende: geld alleen is nooit eene voldoende vergoeding van beledigde eer. Doch zyn tegenwoordig voorneemrn zal het overwicht nog in de fchaa'1 leggen,- Daarom wil ik afwachten, hoe hy £/Le aan ich zal verplichten. Welk eene rol ik in dit plan zou fpeelen,ik,die nog geen voornemen heb eene eenige te fpeelen, heeft hy my nog niet gezegd. De bedachtzaamheid kruipt als de Hakken ; .— en Sopbia's Broeder heeft altoos eenen nog veel groteren omweg genomen , dan andere menfehen. Misfchien verwacht hy wel dat ik hem my zelve zal aanbieden. Maar om dat ik de eer * van mvne vriendin voorzeker niet te grabbel denk te gooijen, zo zal hy den geheelen weg naar my alleen moeten afleggen. Hadt gy het my niet zo duidelyk gefchrecven, ik zou zelf nog twyfelen, of hywaarJyk wel zulk een plan ontworpen had! Even min begrype ik de traagheid, ik mocht wel zeggen de koelzinnigheid, waar mede hy zyne zaak voortzet: daar nochtans de gezondheid van den Jongeling, gelyk my dunkt, een dringende oorzaak is om fpoed te maaken, en de daaruit ontftaandc noodzaaklykheid de eenigfte beweegoorzaak is, waarom hy het Huuwlyk wil doorzetten. Genegenheid voor Elize neen, ik kan het maar niet inzien, dat de grond 'er van zulk eene genegenheid is; en dit dient om my die zaak ./eer weinig aantebeveelcn Doch hoe het ook zy, als ik vinde, dat wy Elize ,  KAREL FERDINER, 5 3 op dcezc wyze gelukkig zouden kunnen maaken, zo willen wy den dienst dien by ons voordraagt., niet van de hand wyzen, zonder de beweeg'o zaak met delicaièsfe te onderzoeken. Ik zegge : ais wy haar op deeze wyze gelukkig kunnen maaken; merk dit toch wel op ! Het wil voor het minste zo veel zeggen , dat ik daar aan twyfele. Maar kan het gefchiedèn, zo is 'er weinig aan gelegen waar door zy gelukkig wordt. De Hemel heeft de krachten, die tot behoud en welzyn van allen werken, niet enkel in mens.chlievendheid en grootmoedigheid gelegd De kinderen weeten zelfs dat ook de ftormwinden en watervloeden tot welzyn der Natuur dienen; en dit mogen alle vergeetene, bedroefde en vervolgde tot hunne vertroosting doen dienen. 'Er is eene Regeerende Macht over alles, die uit de verrichtingen der menfchenkinderen Jaat voortkomen, het geene zy dikwyls zelfs niet dachten noch begeerden. Hierom moet baatzucht, vyandfchap en haat, even fterk aa'u uwen, mynen en aller welvaard arbeiden, als vriendfchap en liefde. Als 'er maar uit voortkomt het geene wy wenfchen, laaten wy dan onze oogen fluiten, en een ieder die daar aan medewerkte, dankzeggen; zelfs ook al was het niet gefchied met oogmerk om dank te verdienen. Wy hebben laatst, gelyk gy nu wel ziet, nog zo yeel als niets van de zaak gefproken ; hoewel gy verzekert, dat het de eenigfte oorzaak van zyne reis naar Lubek was. Mi.-.fchien is myne rol wel de gcringftc, en de zwaarigheden aan den kant van welken ik zou moeten medewerken worden mogelyk a!s de minsten aangezien. Ook wenfche ik maar, dat men zich daar D 3 in  54 GESCHIEDENIS va4- tn niet vergist, en wil gaarne toezien. Op eene volgende reis moet ik zekerlyk een tweede bezoek verwachten; en dan hoop ik ook mynen last te verneemen. Gy hebt onderüwfchen wel gedaan, met my een weinig voortebereiden. Ik kan nu overleggen, wat my te doen ftaat: want in goeden ernst, het mytoegedachte aandeel in die zaak is, op zich zelfs, het moeiIykUe, en, ten mynen opzichte alleen, dat de meeste bedenking onderheevig is. Ik blyve liever van Jasten van anderen verfchoond; zy zouden myn eigen plan kunnen omver ftooten: want myn eerfte befluit, om Elize weder by my te hebben, blyft onveranderlyk: Hoe zou ik deezen winter de eenzaamheid uithouden? Het naricht dat gy uwe Maria Helmers (*) zo uit de keel hebt gedrongen, is voor my een der gewichtige van uwen gantfehen brief. De man die in gevaar ftaat van zyne vrouw te verliezen, is juistdie geene dien de ftieftante aan Elize voorfloeg, toen zy nog in Roftok was. Hierom ben ik vry zeker dat Elize den uitflag deiziekte Zal afwachten ; en dit is ongetwyfeld de ver. iegenheid, waarin zy zich,volgends de bekentenis van Maria, bevind. Indien zy fterft, dan zal Elize geen groote fpoed maaken. Maar zo zy weder herfteld word! wat dan ? Deeze tusfehentyd van haare onzekerheid moet op alle mogelyke wyzen van nut gemaakt worden. (*) Thands in dienst van Sqbia op Gnmbuy. Zie III Deel CXLVK CLXXXVUI  KAREL FERDINER. 55 P L X X XVI II. BRIEF. Charlqtte aan Leonore. Farmbull, den 2?/len. Jn mynen brief van den zeventienden , die in grooI ten haast op het papier kwam, vergat ik u te melden , dat Julie in het begin van OStober een bezoek gan Juffrouw Althuizen had gehad; en Metta meent opgemerkt te hebben, dat zy van dien dag af, zo droefgeestig geweest is. Als de Meid goed gezien heeft, (en ik kan haar dit wel toevertrouwen; want zy ziet fcherp; ook komen de omftandigheden zeerwel met elkander overeen, zo als gy naderhand hoq-^ ren zult;) dan verwondert het my zeer, dat het u: ook niet in 't oog gevallen is, of dat gy my geen woord daar van gerept hebt! Waart gy mogelyk by dat bezoek niet tegenwoordig? Het is zeker dat 'er toen van het Portrait moet gefproken zyn : want voort den volgenden dag had Julie het naar Lubek gezonden; en ik weet nu ook uit haar eigen mond, dat zy het Origineel, ten minste zo als zy gelooft, met zekerheid meent te kennen. Ik bragt haar gisteren op dit ftuk, en bemerkte dat zy aan de liefde van Ferdiner zo goed als wanhoopte. Het geene Sara zo dikwyls verhaald heeft, zei ze, was toch zo geheel ongegrond niet. Het Portrait en de zorgvuldige plechtige bewaaring van hetzelve, was een bewys, hoe ongaarne Ferdiner zich van het origineel had verwyderd: en als de oudeverD 4 bin-  56 GESCHIEDENIS VA» bintenisfen weder nieuw worden, zo worden de Jaa. tere weder 0ud. — Alzo, voegde zy'er by, is het mttons -daan i" „ AIs ikook bedenkej -y voort, dat zy de eerste was, die hy beminde, die de eerste rechten, de eerste liefde bezat; en'dan haar met my vergelyke ■ dit weinigje kleur en gedaante, dat nu nog zo veel verlooren heeft, met haare lcöoonneid — dan mag ik my niet over hem bezwaaren. Myn vader zelf, toen ik hem myn vrees te kennen gaf, zei wel dat deeze verbintenis geheel verbroken was, maar hy liet niet na uit de getrouwheid en itandyastigbeid, waar mede Ferdiner deeze braave Juffrouw bemind had, een bewys te trekken, om my te overtuigen hoe ftandvastig en teder hymy zou beminnen. Dit was toen ook fterk genoeg voor my-; maar nu, als ik bedenke dat het zyne eerste liefde was, dan zie ik wederom niet wat die geene kan hoopen, die alleen maar aanfpraak op de tweede heeft. O.' Lot, voegde zy 'er by, de eerste liefde is alleen liefde ] Alleen de openfiuiting van het geheele hart, dat zich dan met alle zyne onverdeelde nagingen in haare leevendigfte krachten uitftort; gelyk de frisfche Bloesfem dan alleen, als de knoppen zich even geopend hebben, de beste en geurigfte reuk uitademt. Naderhand, — ja het kan wel toegenegenheid, trek zyn; maar geene liefde, die door allé aderen dringt, alle zinnen vervuld, den gantfehen mensch bezield : eene waare liefde is het niet meer! wat kan 'er, na dat de krach tigfte geuren vervlogen zyn, nog overig blyven, als een aangenaam? doch zwakke reuk." Juff.ouw Althuizen moet dan Julie, die over het Por- m  -'KAREL FERDINER. 57 Portrait nog in twyfel mag geflaan hebben, in zer kerheid gefield hebben. Doch ik kan maar niet begrypen , hoe zy een Portrait kon kennen, waarvan zy het Origineel niet kende? En welk een toeval moest het geweest zyn , dat zy een Meisje, dat misfchien nooit uit Saxen geweest is, zou gezien hebben? Metta wil wel uit gezegdens van Julie befluiten, dat zy in de Nabuurfchap moet geweest zyn, zo zy 'er niet nog is; maar dit is al te romanesk! (*) Hoe het ook zy, zo dra ik Juffrouw Althuizen zie, moet zy my verhaalen wat 'er is voorgevallen. Nu nog een woord of twee wegens Mynheer Wol. pier, Hy riep my, eenige dagen geleden, alleen ; en deelde my den inhoud mede van den brief, dien hy van Ferdiner had ontvangen. Ferdiner geeft daar in hoewel met een draaij die zeer fyn is • zyn wensch te kennen, dat de voltrekking van het Huuwlyk tot dien tyd wierde uitgefteld, welke voor zyn Ocm te Amsterdain. ten minste gemaklyker was, dan het tegenwoordig natte faifoen; ook als hy zich uit infehiklykheid al mocht aanbieden om over te komen, dat men hem niet moest afwachten- Mynheer Wolmer maakte daar by verfcheide gepaste aanmerkingen. Dit natte faifoen J"zei hy. „ Men zou denken dat hy van de eerste acht of veertien dagen fprak; maar als men het wel berekend, zo duurt deeze tyd tot by Kerstyd; en dan kan de ftrenge koude,'immers tot vér in Maart, eene evenzoongefchikte tyd om te reizen zyn, vooreen ongezond Man, (*) Cbarlofts was juist tc Hamburg., toen Elize zich te Farmbuli ophield, Men ziet het II Deel LXXXI en XC Brief, D s  JJ8 GESCHIEDENIS vp Man, als deeze natte. „ Verder"voer Mynheer Wolmer yoort, „ is het Byvoegzeldat hy 'er wel zo uitdruklyk bypiaatst; als Tomas ook uit infchiklykheid zich wilde aanbieden om over te komen; "dat men hem niet moest afwachten, niet zonder eenige beduiding. — Dit heeft Tomas reeds gedaan; en zekerlyk zo wel by Ferdiner als by my. En uit mynen Brief blykt duidelyk genoeg, dat het niet enkel nit infchiklykheid maar in goeden ernst gefchied'is: fchoon Tomas belialven dat,'geen Man is die Complimenten maakt. — Het erglte van de gebeelezaafc is het in 't oog loopendc, dat de Bruidegom uitftej begeerd! Deeze onbeleefdheid verdriet my geweldig; en als ik het meisje niet moest fpaaren, dat buiten dien al genoeg lyden moet, zo had ik al party gekozen. Ondertusfchen heb ik my zeiven niet kunnen onthouden, van hem nit zyn voordeel te zetten, dat de opzettelyke dwaaling,de infchiklykheid van .mynen Broeder betreffende, hem gegee ven had, Ik heb hem aanftonds ten antwoord gefchreeven ,dat wat dit (luk betrof, de voltrekking van hetHuuwIyk in Gods naam gefchieden kon; en dat ik de verantwoording op my wilde neemen. Wat kon hy hier op antwoorden ? Niets. Daarom heeft hy liever, gelyk gy ziet, geheel niet geantwoord, endenktden terloops bepaalden dag voorby te laaten gaan." Ik nam de moeite op my om Ferdiner te verontfchuldigen, alleen om zynen oom te vrede te nellen, en nam een verdichtzel te baat. „ Zonder twyfel,zeï ik, zou Ferdiner zich verbeelden, dat men reeds befloten hadt, de overkomst van de Tante aftewach-. ten. Leonore heeft my daar van gefchreeven, en ik erin»  ■KAREL F E R D I N E R. 50 erinnermy, met Ferdiner daarvan gefproken te hebben als van eene zekere zaak; want ik verftond niet anders, als dat het zo tusfehen Mynheer Wolmer en Julie was afgefproken. „ Gy zult niet liegen!" leerde myn kleine Catechismus my al, toen ik nog een meisje van zes jaaren was. Maar een Leugen is zekerlyk alleen eene onwaarheid tot nadeel van mynen evennaasten : doch ik had hier van geen ander voordeel als het genoegen van vriendfehap te bevorderen en wel te doen. Mynheer Wolmer merkte dit buiten twyfel ook ■wel; maar daar hy, midden in zyne bekommering, belang fielt, om nog eene verontfchuldiging voor ■Ferdiner in voorraad te behouden, zo liet hy gelden, het geene eigentlyk niets afdeed. „ Dit zou dan,zeï hy, nog het eenigfte voorwendzel zyn ,waar door Julie zich voor eerst mocht laaten gerust Hellen, en wy willen het niet verwerpen. Alleen wil ik vooraf overleggen , hoe ik haar op de beste wyze tot dit uitftel kan ovcrhaalen." Zodanig Haan de zaaken hier. Vergeef mydatikb'ii doe deelen in eene onfchuldige en nuttige onwaarheid. C L X XXIX. 3 R l E F. Charlotte aan Leonore. Farmbull, den ziften. Het fnydt my door de ziel, dat ik onze lieve Julie zo moet zien lyden! 'er is niets waar uit haare keurigheid geen voedzel trekt; en zy geeft zich met  60 GESCHIEDENIS van met haar geheele hart over aan het geene dezelve tan voeden. Myn verblyf in de Stad heeft myn beminjyk Land wederom voor my vernieuwd. Ik was voor eenige dagen, door den tuin, achter in bet Bosch gegaan, alwaar ik eene aller aangenaamfte plaatsvond, en my nederzette. Het was eene even fchoone morgen als het nu geduurende vier dagen geweest is omtrend tien uuren. Sederd myne reis naar Hamburg was het de eerfte maal dat'ik onder den vryen Hemel wederom ademhaalde. Des te meer waaren myne zintuigen geopend om het verkwiklyke in te flurpen, dat zich rondom my van alle voorwerpen uitftortte. Het veelvoudige groen van het gras; het vallende loof der Heesters, Heggen en Boomen; de tintelende zonneitraalen, die zich overal in de daauwdruppelen fpiegelden, en om en op my door de ontbladerde takken der Boomen vielen; de geftreepte, ftilJe Hemel boven en de ftille warme Herfstlucht rondsom my —- het is my niet mogelyk tebefchryven welk een inwendig gevoel van het voorrecht van het Landkeven my dit alles gaf ! Ik zat wel een uur daar, baadde my, om zo te fpreeken, wellustig in de verkwikkende Zonneitraalen; en was, toen ik t'huis kwam, nog zo vervuld met myne gevondene plaats, dat ik Julie dezelve befchreef en aan prees. Dit was recht gefchikt voor haaren toe/tand. Zy zocht ze voor haar alleen op, en was daar vervolgends alle ' morgen. Ik begreep wel fchielyk waar zy was, als ik haar miste; maar om dat zy, zo te zeggen, zich weg geflopt had, wilde ik haar niet gaarne ftooren. Evenwel was het de Eenzaamheid 'niet, wat haar dieq.  KAREL FERDINER, <5i dienftig wasi Daarom volgde ik haar heden toen ik haar weder miste, en vond haar aldaar in haare gewoone zwaarmoedigheid. „ Is het hier zo aangenaam," vroeg ik haar, „dat men geheel geen gezelfchap noodig heeft?" Zeer aangenaam;" zei ze; „ ook om dat dit de laatfte fchoone dager, zyn, en men niet ligt veele zulken meer zal hebben." —-, „ Dan moet men 'er ziGh van bedienen , gelyk van alles goeds, zo lange men het heeft;" gaf ik ten antwoord. ,, Doch als men gantsch eenzaam is heeft men te weinig weêrwerL" „ Ik ben evenwel genoeg bezig," hervatte zy, als ik hier zo zit en zie hoe van oogenblik tot oogenblik alles rondsom my affterft en vergaat, de ontkleurde bladers zich , het een na het ander, zacht van hunne takken losmaaken, en ftil naar beneden daalen, -— ?t Is overal verandering, Lot! gefcaadige afwisfeling van wording en eindiging! Eergisteren zat ik hier nog meerendeels in de fchaduw; gisteren minder, heden nog minder, en morgen als ik wederkomc ftaat misfchien dien Boom geheel bladerloos en dood. — Myne wangen zyn federd ee- nigen tyd ook bleek en flap geworden. Zeker- lyk myne Herfst is nog verre af, daar zelfs myn Zomer nog niet begonnen is. — Doch 'er is zo veel dat fchiet, uitbot, en bloeit, zonder zyne lente te overleeven ! " —- Onderhoud gy dan hier u zelve? Neen, dan weet ik aangenaamer tydkorting;" zei ik, terwyl ik my naast haar zette, „ ziet gy wel wat ik onderhanden heb?" „ Myn  6è GESCHIEDENIS vaï! „ Myn Doodkleed ? vroeg zy. SJ Üw Doodkleed! Dat mag de jorigfte Dochter van uwen eerften of tweeden Zoon naaijen! ik naaij' uwe Negligé voor de Bruiloftsnacht. „ Men maakt zo veel fehikkingen, die niet noodig zyn!'' zei ze.. „ Het zal, boope ik," voer ik voort, „geen Maand meer duuren, dat gy 'er gebruik van maakt: want uwe Oud-Tante zal immers wel weeten, dat men zulke veranderingen niet gaarne lang uitfteld, en daarom fpoed maaken; of men zal niet langer op haaf wachten." „ Ach ja! Het Zal ten laatfïen alles goed worden;" zei Julie. 30 Ik danke God, voor deeze zekerheid!" Ik ook, Lot; en zal het met geduld afwachten!" hervatte zy. s, Wanneer krygt gy u Portrait van Lubek?" vroeg ik, om het gefprek om te wenden. „, Ik weet niet," zei Julie, if wanneer de Goudfmit gereed zal zyn. Ik heb een ander overgezonden tot een Model, waarna hy het moet bezetten." „ Ik hoop," hervatte ik, „ dat het fehieiyk gedaan zal zyn. Henrieae wacht met ongeduld op het öur, m welkzy het vermaak wil hebben van Ferdiner te verrasfehen.'' Zy zweeg. Ik voer voort: „ Zy wil een middel bedenken, om 'er naby en ooggetuige van te zyn, als hy de zonderlinge verandering gewaar wordt." „ Belooft zy zich,zo veel genoegen daarvan?" vroeg Julie. 01  KAREL FERDINER. 63 i, Ö! zy kan daar niet aan denken, zonder 'vooraf al een gedeelte van het vermaak te genieten!" „ Het vooruit genotene,"hervatte Julie,,,is veeltyds alles! 'Er zyn maar weinig dingen, Lot, welkers nitflag aan het begin beantwoord! En wat het geene betreft, waar van wy nu fpreeken, het is zo twyfelachtig niet, hoe het af beeldzei van een onverfchillig meisje in plaats van eene wedergevonde beminde zal opgenomen worden! Myn tyd is voor by, Lot! 'Er ontbreekt nu alleen nog maar aan — " „ Dat hy komt, en het origineel van het afbeeldzei afhaalt: want een af beeldzei blyft ten laatftetoch maar een afbeeldzel." „ Gy meent Elize DewaldP Ik denk dal zy al in Hamburg is;" „ Welke naam is dat ?" vroeg ik; „ Elize DewaldP " „ Van eene der beminlykfte juffrouwen;" gaf ze ten antwoord. „ Wel! de Juffrouw heet niet Elize Dewald; maar Julie Wolmer." Zeï ik , en wierp my om haaren hals. „ O! gy bevallig meisje, maatig, ik bidde u,maatig het te ver gedrèeven wantrouwen op u zelve een weinig, en laat u zeggen, dat 'er maar weinige zo beminlyk zyn als gy zyt." „ Hebt gy het Portrait niet gezien , Lot ? Het is zeer ^elyk; Juffrouw Althuizen kende het aanftonds: maar de fchilder heeft 'er veel minder in uitgedrukt, dan 'er in het origineel is.*' „ Maar alle Schilders zyn vleijers," gaf ik ten antwoord. „ Ik heb het gezien. Het is fraaij! zeer fraaij! Doch zeg wat gy wilt, gy zyt bevalliger! " „ On-  H GESCHIEDENIS va» „ Ondervraag het hart van Ferdiner daar na;" hervatte Julie, „ Juist dat moet ons gefchil bellisfen." ,, Ach ja! " zuchtte Julie, „ den vyftiende November volkomen, zo het niet reeds beflist is; en juist daarom is het zo als ik zeide." (In het voorbygaan, deeze vyftiende November is de bepaalde dag van het Huuwlyk; doch dat weet gy al.) Deeze antwoorden, bragten my zelve eindelykvan niyn ftuk; doch Metta kwam juist by ons, engafmy gelegenheid om hetgefprek te veranderen. „ Goed dat gy daar zyt;" zei ik tegen haar; „ gy weet zulke aartige Historiën. Gaa zitten meisje, en verhaal ons 'er eene." „ Het geval van uwe Nicht!y' (*) zei Julie. „ Dat was zekerlyk nog niet aan 't eind?" vroeg ik, en wenkte Metta. „ Nog niet geheel;" gaf de Jooze deern ten antwoord; „ Maar hoe ver was ik ook gevorderd?" „ De Vreijer van uwe Nicht was weêr naar zyn Lysje gegaan ;" zeï ik. „ Zo is het ook;" zei Metta, en begon het verhaal te vervolgen. „ Hy was dan, eer myn Nicht het kon denken, weêr naar zyn eerfte meisje gegaan." „ En hier mede was het afgedaan?"., vroeg Julie. ,, Neen vooral niet;" antwoordde Metta, „ dat was maar de hoe noemt men dat toch? de —— Apoftrophe," „ Ca. (*) II Deel LXXV Brief.  KARÈL FERDINER. 65 „ Cataflrophe," zeï ik, „ is het woord, als gy, toch een vreemd wilt hebben. Gy zoudt anders korter kunnen zyn en zeggen: de knoop." „ Om de waarheid te zeggenV' hervatte Metta, „ ik hou meer van vreemde woorden." „ Zy zyn fierlyker;" gaf ik ten antwoord. „ Dat was dan maar de Cataflrophe;" voer zy voort; „ naderhand ging het weêr geheel anders!" „ Dan behoort het overige niet by dat geene waar van wy gefproken hebben:" zeï Julie: „ daarom zullen wy het op een ander' tyd wel hooren!" „ Als Juffrouw het zo gelieft;" antwoordde Met* ta; „ buiten dien zou tegenwoordig de tyd misfchien daar toe te kort zyn: want ik kom vraagen, of juffrouw niet wil gaan ryden? ' „ Laaten wy dat doen!" zei ik tegen Julie. Julie zuchtte, ftond op en wy gingen naar huis om te gaan ryden. C X C. BRIEF. Augusta aan Sophie. Lubek den liften. Het fchynt my, dat ik uit het gedrag welk uwen broeder onlangs hield, zyne gedachten duidelyk ontdekt hebbe. Hy hield eene verbintenis met eenen jongen Larner voor de gelukkigfle Party, die eene vreemde, ouderlooze, verlaatene Juffrouw, in Elize's onhandigheden, kon voorgeflagen worden. IV DEEL. E Hy  65 GESCHIEDENIS vak Hy geloofde, dat Elize deezen voorilag niet alleen ah eene zeer rykclyke vergoeding voor alle aangcriaane beledigingen, maar ook voor Ik fchaamé my haast het woord te fchryven! voor eene weldaad aanzien, en voor zich zelve zonder eenige bedenking moest aanneemen. De bloote voorfiag zou by gevolg het eenigfte zyn, wat noodig was, om haare toellemming te verkrygen. Echter zou het béter kunnen zyn, uit hoofde van zekere vrouwelyke bedenkingen , of gemaaktheid, en om de uitcrlykewel^ voeglykheid Waarreneerhen , dat eene vriendin deezen voorfiag deed; die 'er dan ook een woord of twee fot verontfehuldiging van het gedrag der Familie vatt Larner liét invlbeijen, en 'er bier en daar ook.be, weegredenen om haar overtehaalen onder mengde; alleen om de geliefde verwaandheid wat te getooet te komen. In éért woord, hy dacht, dat de eenigfte zwaarighcid, die Elize zou maaken, alleen daarin beftaan zou, datzy, hoe gaarne zy ook wilde, niet met gevoeglykheid zou weeten terug te keeren, nadat zy zo dikwyls verklaard had, hoe ver h'^t aanneemen van de party van haar was ; al wierd die haar ook door de geheele Familie aangeboden. Deeze verzekering, of liever dit gezwets, zou dan wel eene kleine offerbande Vah vleijereijen en goede woorden noodzaaklyk maaken. — Dit, zeg ik, was ten naasten by zyn gevoelen, welk uit zyn gedrag in onze eerste onderhandeling was op te maaken: en nu heeft eene tweede my Overtuigd, dat ik het zeer goed begreepen heb; hoéwei ik hem op het eind merkelyk achteruit gezet hebbe. Dit tweede bezoek heb ik dan eindelyk van hem ge-  KAREL PERDINER. 67 gehad. Ons gefprek was niet kort: daarom krygt gy voor dit maal een langen Brief. Hy kwam van Larner, de Oom; en fprak, naeenige aanmerkingen over de ongelukkige ziekte van den jongeling, van het u en my federd lang bekende oogmerk van den braaven Oom, Deeze party is zyn geliefkoost denkbeeld;" zeï hy, met eene lagchende mine, die ik lk hoop het i— misduide, en dus zonder reden kwaalyk nam. „ Hy was zelf," voer hy voort; „ van begrip geworden, dat het gefchieden moest." Het woord moest, en den toon op welken hy het üitfprak, deeden alles wat zy konden, om, indien 'er in zyne verklaaring nog iets aangenaams voor my had kunnen leggen, het volkomen om te ftooten.—— „ Want hy was nu," voegde hy 'er by, „ zo ver onderricht, dat hy geheel van zyne eerfte gedachten omtrend Elize was afgeftapt." „ O! hoe veel Goedheid!" wilde ik uitroepen; maar ik bedacht my, en zei in de plaats: „ ö! hoe veel moeite, Neef! Het ware jammer dat ze te vergeefsch zou zyn!" Misfchien begreep hy my; maar een uitvorfchend opflag van het oog was echter zyn geheele antwoord. Hy vervolgde: „ Ook heb ik zo even met den Oom afgefproken, de zaak -by myn neef ernftig doortezetten; en kome by u, met oogmerk, om ook uwen byftand te verzoeken " „ Wat is het dan toch dat gy van my begeert ? " „ Uwe bemiddeling by Elize;" gaf hy tenantwoord ; „ als wy by den anderen ons oogmerk bereikt E a heb-  68 GESCHIEDENIS rAN hebben. De grootfte zwaarigheid geliefde hy 'er by te voegen moet noodzaaklyk het eerst uit den weg geruimd zyn." Ik kon niet nalaaten te lagchen, „ Dat is waar; maar moet men ook weeten —— maar wil liever voortgaan!" Hy herhaalde myne laatlTe woorden, en vroeg: wat ik wilde zeggen ? • „ Misfchien iets van geen belang; dat altyd even goed kan gezegd worden. Ik wil ® tegenwoordig niet ftooren." Hy boog zich en voer voort: „ Het zou zekerlyk den vader niet weinig kosten Hier trok hy zynè fchouderen en wenkbraauwen zeer in de hoogte om fommige niet geheel ongegronde vooroordeelen te overwinnen; nochtans denk ik voor zyne inwilliging wel borg te kunnen blyven; als gy dan ook de goedheid wilt hebben om voor het goed gevolg van den voorfiag in te fhan " jj I" te ftaan, Neef? Gy wildet zekerlyk zeggen: den voorfiag op u te neemen ? " „ Dat," gaf hy ten antwoord,wedergrimlagchende, „ is van eene vriendin, die zo veel invloed op Elize heeft als gy, gelyk ik hoope, volkomen hetzelfde." Wel gefchooten! Als men 'er het Compliment afneemt, dan blyft 'er de Geloofsbelydenis van alle mannen wegens ons genacht overig. „ De invloed die de vriendfchap heeft, is evenwel niet zonder' paaien," hervatte ik. „ Maar als ik nu- al op my neeme het voorde! te zullen doen; zo wat meer, Neef? Uw reden was nog niet geheel uit." Zo  KAREL FERDINER. 69 Zó'zouden 'er, dacht hy, anders geene groote zwaarigbeden te vreezen zyn, die ik niet gemaklyk zou wegruimen. Ei! Vooral niet1 Het volwasfe Meisje grypt naar een zoete lievé Man, als'het kleine naar een Pop! Die verwaande fchepzels! Dit fchryve ik niet aan u, -weduwe Sophia Althuizen , die my reeds by voorraad, uit het hart van uwen Broeder, ten antwoord hebt gegeeven: ,, Wat doet een Meisje, van alle hulp verftoten, niet, om verzorgd te zyn ? " Maar kunt gy u nog de gevoelens en begeerten van uwe gelukkiger jaaren, die gy in dit oogenblik fchynt vergeeten te hebben, vertegenwoordigen ; kunt gy u verblyden by de erinnering dat gy uit eene menigte gegoede aanzoekers, uwe hand juist gaf aan dien , die niets bezat om u weder te geeven, als een Hart; en kunt gy heden nog, even als voor twee jaaren, na het verlies van alle uwe goederen, en onder de verdrukkingen van kwaadaartige bloedverwanten, tegen de fchaduwe van uwen man zeggen: „ Myn lief! het doet niet zeer!" laat dan de zusterlyke liefde u niet weder verleiden, om trouwloos te worden aan uw eigen geflacht; welkgy tot eer verflrekt hebt! ZLn nu, Sophia , dat ik u geene gedachte vergeeve, welke gy, alleen uit infphiklykheid,van uwen Broeder overneemt 1 De uitdrukking van uwen Broeder beledigde my. Niet als een algemeen oordeel befchouwd, waar onder myne niets betekenende Perfoon mede begrepen was: ik had toch de onbegrypelyke zwakheid gehad, van my iemand, door myne Familie verkooE 3 ren,  ?o GESCHIEDENIS van ren, te laaten opdringen, in plaats van een' beminden, die men door uitgeftrooide geruchten en Brieven ter gelegener tyd had weeten uittetrouwen: hierom verdiende ik deeze erinnering zeer wel; maar als een algemeen oordeel, waaronder myne Elize mede be. greepen was, en welke ik volftrekt niet, door zulke aanmerkingen, wil laaten beledigen, was ik 'er zo zeer over geraakt, dat ik in dat oogenblik hevig zou hebben kunnen uitvaaren. Ik vatte zyne laatfte uitdrukking weder op, „ anders zouden 'er geene groote zwaarigheden zyn, zeidet gy? De grootfte zouden dan aan den kant van den vader zyn? My dunkt datde Familie gevaar loopt van zich grof re bedriegt»*" „ Zy zou haare dwaaling gaarne verbt-terra; maat was verder zeer geneigd om te hoopen er; i g ^dqr< n het geene zy wenschte;" gaf hy ten antwoord, „ I als Elize van de welmeenendheid van bc< 'tuk ,. overtuigd zyn dan." Hkr l i j om dat hy, geloove ik, eene uitdru' ... . _ \ , ; ' haar niet te zeer vernederde, zonder cevc : eer der Familie te veel te bcneemen. „ Zal zy niet het minfte 'er tegen in brengen," viel ik hem in de reden. „ Verdoof toch uwe gedachten niet!" „ Dat was het niet wat ik dacht," hervatte hy. „ Ik vestige myn gevoelen alleen op dat geene, wat ik van den Oom gehoord hebbe; deeze acht de zwarigheden " „ Van geen belang?" Viel ik hem in 't woord. Hy boog zich, en zei: „ Onoverkomelyk zou ik gezegd hebbe." „ En dat hoop ik beteekend in de taal der mannen iets  KAREL FERDINER- 7* Jets meer dan het eerfte," voegde ik 'er by; „ Mag ik ondertusfchen u myn gevoelen zeggen? — een Vrouw kent immers de zwakke en fterke zyde van haare lexe beter dan een Mansperfoon." „ Dat is volkomen waar," viel hy my in; en niemand zou hem daaromtrer-d beter kunnen onderrichten , dan Elize's vriSndin, eene Dame van zo veel doorzicht, zyn Nicht, Ik. Hier had men eerst, gelyk aan het Compliment voegde, de Pantomine van eene diepe buiging van myne zyde, en een nog diepere, tot vergelding, van zynen kant; vervolgens myn antwoord: „ ik kenne myne vriendin zo wel, dat ik weinig, zeer weinig voor u durve hoopen. En juist daarom wenfche ik dat iemand anders van de familie, die qp de mannelykfte wyze kan hoopen, een zo geringe zaak, van voor het gevolg van den voorfiag in te ftaan, wil overneemen." . Dit verwachtte hy niet. „ Heb ik my ongevocglyk uitgedrukt," zei hy. „ Zo vergeef het my. Voor het gevolg van den voorfiag in te ftaan ,zeide ik niet in dien zin, als gy het fchynt op te vatten. Ik zei het maar in een even zekeren zin, als ik voorheen gezegd hadt, dat ik voor de toeftemming des Vaders borg wilde blyven; en in vertrouwen op uwen invloed op Elize. —r- Wyders geloove ik ook dat een voorfiag, die, zo als het fchynt, het middel zou zyn om Elize gelukkiger te maken, een braaven jongeling de gezondheid en twee gedrukte ouders hunnen eenigen erfgenaam wedertegeeven, door eene vriendin van de eerfte en bloedverwante van de anderen nipt zo volftrekt behoord verworpen te worden. De zaak ©p E 4 zich  7* GESCHIEDENIS van zich zelve is immers zeer goed;" voegde hy 'erby; „ en ik weet niet, hoe een voorfiag van een Huuwlyk een Juffrouw zou kunnen beledigen? Ik acht zulk een voorftel veel eer voor een wezenlyk eerbewys." Dit was weer een les voor my! Misfchien was hy eenigzins gevoelig geworden, over myne vrypostigheid van hem te kennen te geeven, dat ik de vóórHellingen van de Familie van Larner van te weimV waarde achtte, om ze een onfchuldig meisje aan te pryzen. Ik had moeten bedenken dat op zich zelfs elke voorfiag van een Mansperfoon een Vrouwsperfoon vereerd: hoe veel te meer dan, wanneer dit Mansperfoon een Larner \sl of verflaa ik uw broeder altyd verkeerd? 't is ook evenveel' Ik gaf hem ten antwoord: dat ik van het zelfde gevoelen was. Doch dat de voorfiag, die voor een Eerbewys moet worden aangezien, nochtans aan den kant vin den voorfteller voor geen weldaad gehouden moet worden. Deeze moet zich niet door eenig bedryf in verdenking brengen, dat hy alleen uitnood toeftaat, het geene hy niet kan veranderen. En daar myn hart nu eens ontfloten was, zo wilde ik alles, wat ik zo lange daar in bewaard en verzameld had,uitftorten. Ingevolge hier van zeide ik: dat het eene volftrekt onbegrypelyke blindheid van de Familie van Larner was, dat zy zich van Elize's afkeer van die party door de oogenfchynlykfte bewyzen niet hadden willen laaten overtuigen; dat niets de dwaasheid overtrof van haaren waan, dan alleen de aanhoudende hardnekkig, heid, waarmede zy zich in dezelve volftrekt fchéneu te willen bevestigen; dat ik tegenwoordig de Jange, ongehoorde gefchiedenis van haare beledigingen  KAREL FERDINER. 73 gen niet kon nog mocht herhaalen. Ik ftelde vast dat hy zelf ook uit het ongetrouwe en vervalscht verhaal van de Familie genoeg moest hebben overgenomen , om te kunnen zien dat Elize alles gedaan had wat mogelyk was, om de argwaan der Familie weg te neemen, en ze van haare zyde volkomen gerust te Rellen: „ Zy heeft verzoekingen, lasteringen ,va!fche en ernstige, heimelyke en openbaare aanbiedingen en voorflagen, dit alles heeft zy en elk op eenewelvoeglyke wyze, met koelheid en verachting, of met zedigheid en ernst afgeweezen. Ondertusfchen heeft deeze Familie by aanhoudenheid alles gedaan, wat men zou kunnen doen, om haar zelfs het denkbeeld van eene verbintenis aan zulk eene Familie haatlyk te maaken: genomen, dat haare neigingen voorheen tusfehen verkiezen en verwerpen in evenwigt gehangen hadden; doch dit heeft by Elize nooit plaats gehad:" en om hem daar van ten vollen te overtuigen , moest ik hem, hoe ongaarne ook, een geheim openbaaren. „Elize "voer ik voort, ,, heeft al federd lange geen macht meer over haare neigingen gehad. De Mannen, 't is waar, hebben wel, wanneer'er van de ftandvastigheid van onze fexegefproken wordt, de fraaije Historie van het Vrouwtje \an Epheze verzonnen ; doch van alle dit zelfde oordeel te vellen kan men niet wel wysheid noemen, ik zou u anders uw Zuster maar te binnen kunnen brengen ; en als gy wist, Neef," voer ik voort want ik kon de aandoeningen die my by deeze erinnering overvielen, niet wederftaan „ als gy wist wat dit hart te lyden heeft, zo zou ik my nog op eene andere kunnen beroepen. O! waarlyk 'er zyn zielen E 5 on-  74 GESCHIEDENIS vak onder ons geflacht die maar eens beminnen. — Daar hebt ge eene korte befcbryving van 't harte en de gevoelens van myne vriendin." Uw Broeder hoorde my zeer oplettende aan: het fcheen als of hem ik weet niet welken gloed op het gezicht kwam. Hy werd peinfende, en zei eindelyk met meer deelneming en zorge: dat hy moest toeftaan dat hy iets van eene voorige verbintenis van Elize gehoord had; maar dat die volkomen weder vernietigd was. „ En men kan gisfen," voegde ik 'er by, „ door wiens fchuld.' —- Ü! dien braaven befpotter der wispeltuurigheid van mynefexe! -— hoewel de Minnaar van myne vriendin kan geheel onfchuldig zyn. Er zyn in meerFamilien vindingryke bloedverwanten; en zo de denkwyze der Larnersm zyne Familie plaats had, wedde ik dat zy zyne beminde Elize na Lisbon hadden kunnen affcheepen, en aldaar met een ryke Roomschgezinde Bankier verbinden ; gelyk zo eene Bankiers weduwe met een zekere verloofde verbonden werd: gy erinnert u wel wie, Neef?" Dit was myn eigen geval, zo als gy weet. Nu was uw Broeder zekerlyk de man niet dien ik het moest voorhouden; maar het kwam nu in den zamenhang zo net te pas, en het kon hem ook dienen tot opheldering van dat geene, wat ik doorgaands van de denkwyze der Larners gezegd hadde, waar mede hy zelfs zekerlyk een weinig befmet is. Het fcheen ook uitwerking te -doeq, Hy vatte grimlagcheyde myne hand, die hy met zyne gewooue welvoeglykheid kuschte. „ Ik heb zekerlyk deeze kastyding niet verdiend;" zei hy; „ maar ik eerbiedige het hart¬ zeer  KAREL FERDINER. 75 geer, waar van zy een bewys is, en de hand die ze uitdeelt! Ik ben wel verre af geweest van die uitvinding ooit goedje keuren; doch laaten wy gelooven dat verkeerd begrepen voorzorge de oorzaak 'er van geweest is; en alzo vergeeven en vergeeten wat niet veranderd kan worden ? ". „ Ik bekenne," zeide ik, „ dat ik ongelyk zou hebben, indien ik dit als een verwyt gezegd hadde, met het een' ander als de uitvinders daar van voorteleggen ; doch ik wilde maar alleen daar aan erïnneren: is dit nu ontydig gefchied zo vergeef my deeze onbedachtzaamheid. In het oogenblik dat eene cr'ïnnering ons treft, vergeet men al ligt de verdere om- Handigheden. Wy fpraken van El/ze. Zy was met een minnaar verbonden, die ik niet kenne;doch haare verbintenis werd, gelyk gy zeer wel zeidet, wederom vernietigd ; 't is het zelfde waar door." Uw Broeder merkte aan, dat dit voorval reeds vier jaaren geleden moest zyn , en nu misfchien reeds vergeeten was. „ Vergeeten zyn ? " viel ik hem in 't woord, „ ö Neef! 0f fpraaktgy van haaren beminden?" Hy dacht geen van beiden met ditzeggen eenig verwyt te willen doen, gaf hy ten antwoord. Zy beide konden even onfchuldig aan de fcheiding zyn. En ook zo als de zaaken thands misfchien Honden -— wist men niet, als deeze beminde het vergeten hadt, of het niet het beste voor veele andere Perfoonen zou zyn. „ Voor hem ja! -— en ook voor alle die anderen beter!" hervatte ik. „ Maar ik weet niet; of die geene, welke een getrouwer geheugen bezit, ook  7ö GESCHIEDENIS van , ook zelfs maar zou kunnen wenfcben het niet te hebben ? Sommige fmarten hebben zulk eeneonuitfpreekJyke zoetigheid, dat men de erïnnering daar van om mets ter waereld zou willen verwisfelen. Wat zyn zy anders, in den grond bezien, Neef, als alleenfpraaken van een oprechten teder fchepzel, en by gevolg het genot van de nieuwe bewustheid der goedheid van het eigen harte; . maar het betreft hier Elize. Ik verzeker u dat ik haar kenne als my zelve; neen, zy heeft geen hart waar toe een zwak, ongetrouw aandenken behoort; het is haar onbegrypeJyk dat men meer dan eens kan beminnen, dat een vereeniging zonder liefde mogelyk, of dat een Paleis, al ware het ook van eenen vorst, een gefchikterplaats zou zyn om te beminnen als eenig ftil, eenzaam en gerust hoekje. Met zulk een hart kwam zy uit haar geboorteplaats" „ Misfchien,"viel hy my in dereden, „toen nog met eenige hoop, van haar beminden in deezen oort te zullen wedervinden; welke nu toch moet verdwy- nen." Dit misfchien verwonderde my! „ in deezen oort?" vroeg ik: „ hebtgy redened om te vermoe. den, dat hy uit deezen oort van geboorte is?" „ Wel lieve Nicht," zeï hy Iagchende, terwyj hy zyn eene hand op myne borst en de andere op myn rug Ieide en my drukte, „zou ik kunnen gelooven dat Elize de naam van deezen beminden voor haare vriendin, voor de vertrouwde van haar hart, zou verzwegen hebben ? Dat gy niet zoudt weeten" hier zweeg hy, en fcheen binnen te houden wat hy nog wilde zeggen : hy voer voort: „ Waarlyk gy'weet meer als by * dien  KAR ÉL FER DINER. ff dien gy vraagt! willen wy niet liever openhartig handelen, myn braave Nicht, en gezamentlyk medewerken aan een Huuwlyk, dat, buiten uwe Vriendin en onze Familie, misfchien nog de rust aan eene andere waardige Familie zou kunnen geeven?" Wat wilde hy hier mede zeggen? welke andere waardige Familie? wat meende hy dat ik wist? Ik verftond 'er geen woord van;en zo veel te meerdeeden zyne redenen my verwondert ftaan. Vermoedde hy ook groote geheimen by my, welke hy door deezen fchyn van vertrouwlykheid 'er dacht uittelokken! Dit geloove ik vast i Het was duidelyk dat hy nog veel tot lasten van Elize op zyn harte had: de gedachte, dat zy naar deezen oort was gekomen om haar beminden optezoeken, was 'er een gedeelte van. Hoe aanftootlyk was dit! het verdroot my, en ik wilde hem dit doen gevoelen; waarom ik ons gefprek weder opvatte, en vroeg: ,. Weet gy dan dat ElizeS beminden uit deezen oort was ? " „ Ik durf byna verzekeren dat ik het weet," gaf hy ten antwoord. „ Misfchien uit HamburgV' Hy grimlachte. „ En Elize zou hierna toe gekomen zyn om hera weder te zoeken?" „ Dat is maar eene gisflng," gaf hy ten antwoord. „ Die kan ik dan ten minste wederleggen;" hervatte ik; „ neen, Neef, zy heeft wel een hart dat maar eens beminnen en niet weer vergeeten kan 5 maar waarachtig zy is niet gefchikt om een' ondankbaaren minnaar na te loopen! Met dit hart trok zy uit haare geboorteplaats, niet naar Hamburg, niet naar  ?8 GESCHIEDENIS va» naar hiernaar naar Rostok, by eene aangetrouwde Zuster van haar' overledenen vader, by welfce zy een half jaar bleef, tot dat men haar met nieuwe voorflagen begon lastig te vallen; toen trok zy, met hetzelfde harte,naarZaM,by haare zieklykeTante < en met hetzelfde hart vlood zy eindelyk voor diergelyke vervolg.ngen, die u bekend zyn, 0p het Land. Het verblyf in Lubek was haar reeds aangenaam geworden; want zy had gevonden het geen haar hart noodig had, te weeten vriendfchap. Ach.' ik hoopte — wantzy beminde als eene Zuster behoord lief te hebben ik hoopte een fpeelgenoot aan haar te vinden, die alles met my zou deelen en genieten. En hoe gelukkig zou ik geweest zyn? Maar deeze Larner\ De «dele, beminnelyke ziel ontweek de zinnelooze jaJpezy van eene zottin en haar gebroed, om Heets maar uiterlyke rust te hebben. Wat heeft het beholpen? Zelfs dat geringe wat zy zocht, heeft zy met gevonden. Naauwlyks was zy in Farmbull of zy verlangde weer weg te zyn: deeze plaats was haar vooraf als onveilig afgefchildert of tegen gemaakt. Misfchien lag ze in Mlhelmina's zin niet ver genoeg af: Zy kon wel met den jongen Larner zyn afgefproken,, dat hy haar zou volgen, en dan terftond een Prester laaten komen, om door een huuwlyk haar jaloezy te befpotten. —- Dit zyn ten minite bekommenngen, die zo wel voegen in het denkbeeld^ famenftel van onkundige, bekrompe zielen, dat ik naauwlyks kan begrypen waarom zy zolaatby haar ontftonden! Ondertusfchen zy moest gerust gefteld worden. Zy wenschte haar, die zy voorheen zo boosaartig had zoeken te yerdryven, nu wederom  KARËL FERDINER. 79 terug, en onder haare oogen te hebben. Wat doet het Vrouwsperfoon? Zy zendt haare al te grootmoedige vriendin, die alleen door haare zachtmoedigheid haare verwaandheid gaande gemaakt en vermeerderd had, het aanzienlyk gevolg na, om haar weder op te ligten: en dit flecht, verachtelyk bedryf gefchiedde ik meen op uw goed, Neef!" „ Noch met myn weeten, noch met myn Wil," zei uw Broeder, terwyl hy de hand uit zyn borst trok, en met den vinger aan zyn hoofd wreef; en ze weêr, zonder eenige verlegenheid, in zyn borst ftak. „ Grol beriep jzich ten minfte op uwe toeftemming," gaf ik ten antwoord. „ Maar ik geloof u wel; want hy die tot zulk eene laagheid in ftaat is, ftelt ook geen zwaarigheid in 't liegen. Zie nu, dit zyn de bedryven van haar, van welke Larner volftrekt wil vermoeden dat haar oogmerk is, zich in zulk een hoogaanzienlyke Familie te willen indringen. Eéne, een eenige trek maar, welke nietrechtftreeks haaren openlyken afkeer van deeze fchepzels bewyst, zo gêeve ik de verdediging van haar geheel op! Maar verdediging! Wat behoeft het verdediging?Laaten zy den voorflag beproeven, hunne mishandelingen bekennen, verontfchuldigen, zich vernederen en haar liefkozen, en ik zal de zegepraal genieten van hen afgeweezcn te zien." „ Liever de zegepraal, Nicht, van verzoening te weeg te brengen, en gelukkigen te maaken!" ze! uw Broeder. „ Verzoening" hervatte ik, „ is van Elize's kant zeker niet noodig, en van de zyde van Larner niet te hoopen. Zy zullen nooit met een goed hart, uit achting.  So GESCHIEDENIS van ting, bewondering en liefde voor Elize, eene verbintenis aangaan, welke zy nu alleen uit nood begeeren. Wie zou zyne geachte, geliefde vriendin in de handen van zulk eene Familie overleveren.?" „ Wy willen evenwel niet wanhoopen," zei hy; „ vergun my maar dat ik op een ander tyd wederkome. Tegenwoordig doet gy een zeker wantrouwen ' omtrend my blyken , dat ik, misfchien, een weinig .verdient hebbe, en welk ik dus niet wel anders als ,door daden kan vernietigen. Indien myn oogmerkden gewenschten uitfiag. heeft, zo verzeker ik u, op ■myn woord van eer, dat 'er voor Elize op eene wyze :gezorgd zal worden, welke haar eige verwachting te boven gaat. Houd my by myn woord! Maar nog eens , myn lieve Nicht," voegde hy 'er met meer vuurs by, dan ik geduurende ons gantfehe gefprek bemerkt had, drukkende daar by myne hand, „ wy kunnen buiten uwe vriendin en onze Familie, nog eene an• dere Familie dienen, die ik hoog acht. Ik vreeze niet zonder grond , dat eene opgehouden verbintenis, weder aan den gang zou kunnen komen, waar door verfcheiden perfonen zouden moeten lyden, die een beter lot verdienen. -—- De vertrouwde van Elize verftaat my zekerlyk wei, als zy maar wil!" Ik wilde nog eenige opheldering omtrend deeze raadzelachtige woorden verzoeken ; maar hy vertrok, en verliet my in de volle onweetenheid, en in de grootfte infpanning, om ze my door eigen overdenking uitteleggen. Maar ik peinze vergeefsch; en denke, daar ik hem reeds zo menige harsfenfchim wederlegt hebbe, dat hy 'er ligt nog één mag terug gehouden hebben, die hartnekkiger dan de andere by hem gevestigdis. CXCI  \ KAREL FERDIN ER. 8* CIC/ BRIEF. Ferdiner aan Eduards. Hamburg, den i%Jlen. „ \V7el waarom niet?" z'eide zy. „ Daar fteeke W immers niets ter waereld in! Ik gaa naar boven, om u" In 't midden van een gefprek, en gy weet zo min waar, als met wie, of van wat. Om nu dit alles van het begin af optehelderen, moet ik u ter loops aan mynen laatften brief erinneren. Ik fprak daarin van zekere haastige voornemens, (*) en gaf niet Onduidelyk te kennen, dat ik nu en dan, by tusfchenpoofen, een overmaatige trek tot een reisje naar Farmbull gewoelde. Na een lange ftryd tusfehen veele zulke vóorneemens zo voor als tegen, zoude het eerfte bykans getriomfeerd hebben, zo niet — zal ik zeggen by geluk of by ongeluk? een gedachte in my opgekomen was van die foort, aan welke men meest altoos wyten mag dat vast beiloten voorneemens in rook verdwynen. Het is immers zeer mooglyk, dacht ik by my zelve, Elize, eer ik my op reis begeef, nog eens té mogen fpreeken; laat hec dan ook maar eene affcheidsvifite zyn! En om dat juist in dat zelfde oogenblik de Modekraamfter Som. mers in myne gedachten kwam, begaf ik my regelregt naar het huis van de Modekraamfter Sommers. „ Hoe C*) III Deel CLXXVI Brief, IV deel» g  8t2 GESCHIEDENIS van >» Hoe kom' ik," vroeg.zy, „ aan deze byzondere eer ? Maar die is ongetwyfeld aan my niet toegedacht: en als dan moet ik u beklagen, dat" Dus was zy my, gelyk gy ziet, in de voorbaat met deeze voorafgaande klagte; die ik echter, om goede reden ,g6én lust had te begrypen, veel minder tot het einde toe aan te hoorcn. „ Kent gy my nog Juffer?" viel ik haar in 'i woord. Ik? Als of ik u van myn leeven duizendmaal gezien had! Mynheer Eduards/" antwoordde zy op een zeer leveudigen toon, en met eene mine , die aan haare woorden de gedaante gaf van eene weezenlyke plichtpleging, om niet te zeggen van eene gunstverzekering. Ik dankte haar derhal ven voor - haare opmerkzaamheid op myn perfoon, zonder de naam waarmede zy my vereerde aanteneemen of terug te geeven hergeen ik Mynheer Eduards verzoeke wel aantemerken, op dat hy my niet ten tweedemaal van een misbruik befchuldige, het welk Juffer Hommers maar alleen te verantwoorden heeft. Wat my zelve betreft, ik was wel zo verre van u een nieuwe ergernis te willen geeven, dat haare aanfpraak onder deze naam my in het eerst zeer verwonderde, alhoewel ik daarentegen niet ontkennen wil, dat dezelve, nadat die verwondering een weinig over was, my zo veel te meer verheugde. Juffrouw Sommers, dacht ik, weet tot heden toe nici anders of ik ben Eduards. By gevolg moet Elize zekere reden gehad hebben, om haar die heilzaame dooling niet te ontneemen! Dat ik haar ook onder een vreemde naam bezoek, moet aan zodanige, die niet wee-  KAREL FERDINER. 83 weeten welke betrekking Wy Op elkander hebben, Voorzeker zeer wonderlyk voorkomen. Doch wat Elize uit ftaatkunde verzweeg, mag Ferdiner zulks aan den dag brengen ? Hier ziet gy nn myne toereikende ontfthuldiging, en de reden waarom ik moest aanneetnen wat my gegeeven wierd. Het aangenaamfte by deze omftandigheid, ten mynen opzichte, was het fchielyk opkomende denkbeeld : genomen, Elize had haar eens in die waan gelaaten, op dat Ferdiner nog meer gelegenheid mochte hebben om haar zelve te misleiden? -— Een onwaardig denkbeeld ten aanzien van Elize l Ach, myn Vriend! wat hoopt en verbeeld zich die niet al van de wederliefde zyner beminde, die zo > zo z0 .— , En hiervan wilde ik op ftaande voet de proef neemen; maar echter, omdat de Juffer mymet haare voorafgaande klagte in de voorbaat geweest, was, niet zonder eenige omzichtigheid. Toen zy dienvolgens myne dankzegging en compliment met zeer diep te neigen beantwoord, rnyóm In een klein kamertje te treden genodigt, haare gunfteling, zynde een goudgeele Kat, van de leuningftoel gejaagd, haare witte boezelaar driemaal over het kusfen gezwaaid, fen my driemaal om plaats te fteemen verzogt had; toen, om kort te gaan, alles wat daar ter plaatze tusfchen ons gezegd worden ed gebeuren kon, gezegd en gebeurd was, en wy beide gezeten waren, hervatte Juffrouw Sommen ons gefprek in dezer voegen: „ Wat is 'er van uwen dienst ? Een bezoek aan —- —— — Moet ik u misfchien * Ik vrees maar dat het juist —- — — In waarheid F 2 My*.  «4 GESCHIEDENIS vaïï Mynheer Eduards, her. zoude haar zeer fpyten* dat gy te vergeefs de moeite had genomen want" Al deeze omflag van woorden gaf my een vermoeden , dat, offchoon Elize myn naam verzweegen had , zy echter aan Juffrouw Sommers zeer wel konde belast hebben, om voor den Heer Eduards, by aldien deze mocht wederkomen, een goede lange neus gereed te houden. Dan, dewyl ik daarmede niet zeer gediend zoude zyn, ontweek ik dezelve, door de Juffer ten tweedemaale in haar woord te vallen. „ By die Dame myne opwagting te maaken ,"zeide ik, „ geeft my wel ten allen tyde een waarachtig genoegen; doch voor deze reis, myn lieve Juffer, kwam ik met een gansch ander oogmerk; dit bezoek was alleen voor u beflemd." : Zy ftond op van haare ftoel., en terwyl Zy de handen voor baar fchoot zamcnvouwde en haar oogen zeer befcheiden .néderflocg, bedankte zy my wederom met een diepe neiging. Haare wangen verkreegen ter ze]ver tyd een fcharlaken-gloed; maar ik kan niet zeggen , waarom? - „ Om 't u koit te zeggen," vervolgde ik, „ jfc ben Bruidegom, en wilde myne Bruid een fraai kleed fchenken, na de eerfte fmaak. Gy hebt daar immers goed toe? " In geheel Hamburg," gaf zy tea antwoordj ^ Js dat nergens zo goed te bekomen:" dit kon zy oprecht zeggen. i ,, Zo heeft men my ook verzekerd," zeide ik » en, al was het dat ik het in alle winkels evengoed Konde koppen, zo zoude evenwel het uwe, by my al-  KAREL FERDINER. 8j altoos dc voorkeur hebben. Want Ha! dat zal een bezoek voor onze lieve Dame zyn !" Het is myn fchuld, wanneer gy dit iaatfte niet begrypt. Want ik behoorde vooraf gezegd te hebben , dat juist in dat oogenblik, voor het venfter alwaar ik zat, een koets ftil hield. „ Ik vraag wel verfchooning Mynheer:- gaf Juffrouw Sommen ten antwoord. „ Deze koets is voor myne Dame befteld, die beezig is met zich te kleeden, om by eene vreemde die \x\ ■ Coppenbagen logeert, een bezoek afteleggen;- en dit-was dereden waarom ik vreesde " - „ Zegt gy zo! dan zou ik zekerlyk te ongelege» ner tyd gekomen zyn," hernam in. „ Maar voor deze reis is evenwel myne voornaamfte beezigheid, gelyk gezegd is, het kleed." Zy wilde my eenige foorten laaten zien, en liep haaftig na een ander vertrek, van waar zy verfchcide bordpapieren doozen medebragt, die zy opende, en vier of vyf verfchillcnde Rukken op de tafel uitfpreidde. „ Deeze," zeide zy, „ zyn alle foorten die ik ■thans te huis heb; eenige andere zyn, om de waarheid te zeggen, tegenwoordig buitens huis. Maar onder deze zyn twee zeer kostbaare ; dit — en dat." ,, Het kostbaarfïe, myn lieve Juffer," hernam ik, zo het meteen het fynfte is,zal voor myne Bruid het gevoeglykfte zyn." „ Gelieft Mynheer dan maar uittekiezen, terwyi ik ondertusfehen voor een oogenblik na boven gaa 3 om de Dame te zeggen dat haar koets gekomen is:" antwoordde zy, en wilde heenen gaan. Nog één oogenblik geduld:" zeice ik, haarby F 3' den  £6 GESCHIEDENIS van den arm terug trekkende. „ Wy mansperfoon en zyn van zulke dingen fjegte kenners; de Dames- hebben beter kennis daarvan. En zo onze lieve Dame dewyl het juist nu zo gcvallig treft, dat zy deze ka, mer voorby moet ^ zo zy nog eenige minuu, ten vertoeven kon weet gy wie de vreemde is, die zy meent te gaan bezoeken? Derzelver naam wilde haar in dat oogenblik niet invallen; doch die vreemde, zeide zy, was gisteren van een landgoed naby Lubek gekomen, „O, Juffrouw Althuizenl" zeide ik, „ by die ik heden ook nog een bezoek zal moeten afleggen." . ai Dezelfde;" antwoordde de Juffer. „ Dan zal het met haar bezoek op geen minuut of wat aankomen. Ik zoude zelfs*' bier zag ik op myn horologie — „ het is waarlyk juist de tyd - ik zoude zelfs de eere kunnen hebben die lieve Dame derwaards te verzeilen, zo zy vooraf eenige oogenblikken wilde vertoeven. , Het fpyt my dat gy tegenwoordig alle uwe forteeringen niet te huis hebt! Wat dunkt u, wanneer wy de koop vooreerst uithielden, tot dat gy uwe geheele voorraad , te gelegener tyd, aan die Dame kondet laaten zien om daaruit te kiezen ? Dit zal ik zelve haar by voorraad verzoeken, als zy my toeftaat met haar te mogen ryden. Vervolgens behoeft gy het ftuk dat zy uitgezogt heeft, met de reekening daarby, llegts aan myn huis te zenden. Of gelieft gy de moeite te neemen zelve by my aantekomen?hoewel . gy weet, men dingt nooit in deze omftandigheid! Zy zoude zelve komen, zeide Juffrouw Sommen. . ^Ik kon dan," vervolgde flty 4, myn voorgenomen  KAREL FERDINER. 87 m?n bezoek meteen afdoen. Wat dunkt u, lieve Juffer, zoude onze Dame zulks willen toe- ftaan ? " Zie hier nu haar antwoord, waarmede jk deeze brief begon: „ Welwaaromniet?" zeide zy; „ daar (leekt immers niets ter waereld in! Ik gaa naar boven, om O. aantemelden." „ Dop zo, myn lieve Juffer, doe zo," hernam ik, terwyl ik één van haare handen tusfchen de myne drukte. „ Zeer gaarne," zeide zy: en was reeds een paar fchreden op weg. „ Of nog beter," riep ik haarnaa; „ want waartoe dient dat aanmelden ? Het veroorzaakt maar omftandighedcn -— en zoude die Dame meer of min ongelegenheid kunnen aandoen. Doe het dan liever niet! Het zal veel beter en gevoeglyker zonder al die omftandighcden gefchikt worden, wanneer gy maar alleen gelieft te zeggen dat de koets gekomen is." „ Zo als Mynheer goedvindt," zeide Juffrouw Svmmers, terwyl zy heenen ging. Hemel in welke verwachting liet zy my toen alleen : Hoehévig klopte toen myn hart! Met welk een vreesachtige en aangeuaame huivering wierd ik in dat oogenblik bevangen! Ik had de deur wyd opengezet om haar niet te misfen. De Juffer kwam fpoedig terug, *«—| „ Zy zal terftond hier zyn," zeide zy. Ik zat ondertusfehen by de tafel, en bezag het ééne ftuk na het ander. Maar zo haast ik die engel - gedaante over de vloer zag zweeven, fprong ik op van myn ftoel —— „ Zo als wy afgefproken hebben F 4 luis»  88 GESCHIEDENIS va» luisterde ik de Juffer fchielyk in. En, terwyl zy te gelyk met my uit de kamer rrad om Elize de huisdeur te openen, vroeg ik haar overluid: „ gy hebt het. dan verzogt? . En zy heeft het toegeflaan? J3?" !—• Voorts, zonder haar antwoord aftewacbten, of my om hetzelve te bekommeren, ging ik Elize aanftonds tegemoet, en: „ ö; myne waardfte, " zeide ik: „ gy ftaat my toe dat ik u naar Juffrouw Althuizen vergezelle! ** Elize fehrikte wel een weinig, doch zy hernam met een ongelooflyke fpoed haare geheele tegenwoordigheid van geest. In haar vergenoegd gelaat bleek niet de minfte fchyn van misnoegen. Het was veeleer vriendelyk dan ernftig. Zy beantwoordde myne aanfpraak, terwyl myn ziel nog veel dieper dan myn lichaam voor haar nederboog, met een allerbevalligfte houding. „ Het bezoek by Juffrouw Althuizen, " zeide zy, „ is myn laatfte. Ik moet vooraf nog een ander afleggen, en vrees dat gy daardoor al te lang opgehouden zoudt worden. Vergun my daarom dat ik u van dat ongemakbevrydcn mag!" :' „Ik zal u zeer gaarne daar heen verzeilen ?" hernam ik. ,, Want waarlyk ik heb, wanneer de geie- gendheid het'vereischt, een ongemeen geduld. Ik kan wachten gy gelooft niet met welke ftand- vastigheid! Ik moet u op uw eerfte bezoek verzeilen , al was het maar alleen om de twee of drie woorden, die ik wegens eene kleinigheid te zeggen heb, waarover ik zo even met Juffer Sommen in gefprek geweest ben." „ En dat betreft?" vroeg zy San de Juffer. „ £en  KAREL FERDINER. 89 „ Een kleed voor de Bruid van Myriheex Eduards , antwoordde deeze. „ Het geen ik u verzoeken wilde," vervolgde ik, „ om voor my uittekiezen, alzo ik daarvan geene kennis hebt." „ O! van harten gaarne," zeide zy. Met welk een vrolyke bereidwilligheid in haar gelaat en hou- ding! Deze mine hadt gy moeten zien! God- lyke, Godlykeziel! „ O! van harten gaarne," zeide zy, „ en deze zyn waarfchynlyk de ftukkea waaruit ik zou kiezen?" Zy trad daarop aanftonds in het vertrek, en had in hetrelfde oogenblik reeds een ftuk, dat zy bezag, in haare fchoonehanden. „ Niet alle," antwoordde de Juffer. „ Ik heb by ongeluk maar alleen deze weinige te huis. Doch dc Heer Eduards heeft de goedheid om nog zo lang te willen wachten, tot dat gy uit myn geheele vooraad kunt uitkiezen." „ Van harten gaarne," zeide Elize nog eens:„waü tyd het u gelegen komt^ myn lieve Juffer." ——• Alzo," vervolgde zy, terwyl zy zich naar my keerde, alzo is uwe kleine bezigheid vooreerst afgedaan , en gy behoeft dus nu de moeite niet te neemen, om my te verzeilen." Noemt gy dat moei te, wat voor my een zo overgroot genoegen is?" „ Maar," hernam zy, met de allerbevalligfteminzaamheid, ,, het één verzoek is immers ook het ander waard; en ik verzoek zeer daarom. Ik verzoek zeer daarom!" hernam zy nog eens, op zulk een toon, en met eene uitdrukking in haar gelaat; F 5 die  go GESCHIEDENIS van die my geen willen overliet: daarmede verliet zyhet vertrek, en ik .— Vatte haare hand, die zy my ook niet weigerde, en leidde baar $ot aan de koets. Zy trad in dezelve, vertrok, en ik bleef terug: doch al wie my daarom een Zotskap wilde noemen, om dat ik my van een der lchoonfte gelegendheden niet wist te -bedienen, moest zelye de onbefchaamdfte Zotskap zyn, èieParys ooit heeft kunnen formeeren, of hy moest Elize niet kennen. Terwyl ik in dezen toeftand de koets met myne oogen volgde, en my in diervoegen terug gelaaten zag, wierd ik misnoegd met my zelve. My fchoot middelerwyl een goede gedachte te binnen; ik maakte Juffer Sommers myn compliment, en ging niet waarhenen gy vermoedt, maar keerde regt- foeeks naar huis. C X C I I BRIEF. Ferdiner aan Edüards. %- Hamburg, den npflen, Welk een Zot ben ik! wat lyde ik! hoe rukt en pynigt my alles! hoe worde ik getrokken, geltcoten en gefcheurd! wat lyde ik 1 —— En, ach \ hoe gelukkig had ik kunnen zyn! zo bemind, als iemand onder de zon zou kunnen bemind worden;met de volkomenlte onbepaaldeovergeeving van een der gevocligfte en beste vrouwelykeharten; die  KAREL FERDINER. oj, die ik voorheen al haare liefde beantwoordde,, en al haar vuurigfte bcpaaldfie hartelykheid nog tegenwoordig kan beantwoorden! Voor die myn hart bloedt Ten zich omkeert, als ik bedenke en 6! welk een dwaas ben ik! Myn God! met welk een yzeren keten van het noodlot moest ik geklonken worden aan haar, die kan beminnen en wederom niet beminnen! die de macht heeft zich vry te maaken als zy wil! die dien ontwykt en den rug toekeert dien zy voorbeen lief had! en ach! ach J dat is het loon niet dat ik had moeten wagtcn! . „ Alles, wat wy noodig hebben, fchreef Elize my , is: te vergeeten. (*) En waarlyk hy is gelukkig die bezit het geene hy noodig heeft, Zou zy het dan ook zyn; zy, die vergeeten kon, toen zy het noodig had! wat'zou ik tegen het vergenoegen en net geluk dier. geene kunnen hebben, die ik, met opoffering van myn eigen rust, maar gelukkig wilde maaken, en die ik met zulk een onbepaalde en- onuitputlyke hartelykheid beminde ? ^rrr Maar moest Ferdiner zo uit haar hart geroeid worden , dat alles van hem vernietigd wierd; dat 'er geen waardeering, ja zelfs geen .achting voor hem mee* overig bleef! Moest ik zo vergeeten worden, dat ik ter zyde geworpen konde worden, gelyk eenjdeed, wanneer de.Mode verandert; en dat alleen, om dat vergeeten alles is wat Elize noodig had? Van liefde tot veraehi» ting! Onpieetelyke afftand! 'Er zyn dflizende wyzen en mida £*) HL Deel CLXXV Brief.  p2 GESCHIEDENIS van middelen voor den eenen Menscb om den anderen te kwellen en te folteren: voor een braaf gemoed is het uitgezochtfté uit deeze allen, de verachting: deeze laat een vergiftigenden Angel in de ziele terug, waar door haar edelfie levensdeel, de zelfswaardeering, verteert. En dit was het vergeeten dat Elize behoefde! Was dit het laatfte voor my, die zy boven geluk en leeven plagt te fchatten ? Ach ! ach! hoe ondankbaar! hoe wreed ! Ik gevoelde wel haast de wónde, dat Elize zich niet van my wilde laaten verzeilen. Maar de zagte woorden en de Engelen-vriendelykheid, waar mede zy iets weet te ontzeggen, zo lange zy nog in myne ooren weergalmden en op myne verbeelding werkten, verzagteden de fmart. Klank en verbeelding verdween; en wat was 't, het geen by my 'er van overig bleef, meer dan ontzegging? Vergif, hoewel in Honig gemengd! Ik befloot aanftonds. de proef te neemen, hoe ver dit gaan zoude, fpoedde my derhalven na huis, reed naar de Herberg en liet my by Juffrouw Althuizen aandienen, juist op den tyd dat Elize by haar moest zyn, en ik werd afgewezen. — De kleine halffran-. fche Zot gaf myn knegt ten antwoord: 'zy is uitgereden. —— Het kwam my vreemd voor dat een Dame die bezoek verwachtte zou uitgereden zyn. Echter dacht ik, het kan zyn: misfchien is het uur, tot het bezoek bepaald, nog niet geflagenf Na een groot uur kwam ik wederom: ik wierd afgewezen! Dezelfde windmaaker gaf ten antwoord, dat zy niet by der hand was^ Niet byjdor hand? Is zy t'huis? Weet zy dat ik 'er  KAREL FERDINER. 03 'er ben? is haar dat gezegd? Myn knegt keert terug, vraagt nog eens, en brengt ten antwoord : Neen, niet by de hand. Vervloekt! Ik wil weeten of haar gezegd is dat ik, dat Ferdiner hier is. Ja maar zy wilde geen bezoek ontvangen. Ah ! dat is wat and£rs! De beledigde in haare gevoeügfte deelen gewonde natuur knerscht iu my, en ik ryde naar huis. Dit was juist het regte oogenblik om het overige gedeelte van uwen brief te leezen. Ik las het, en ftelde mynen verfcheurden boezem vrywilüg aan denzelven bloot; en ik zweere dat niet een eenige flag is voorbygegaan! 't Is waar, 't is alles waar dat gy zegt! Myne affchuuwlyke ondankbaarheid voor al die hartelyke toegenegenheid, die onbepaalde goedgunftigheid, die beste wenfehen, die zoetfte hartelykite toegeevenheid, waar mede Julie de wenken van haar' verraader ontmoette en voorkwam! Gy hadt 'er nog wel by mogen voegen: en de pyn van het gevoel deezer ondankbaarheid in uwe gefolterde ziel ? O ! het knagen der tanden van een otter in het vleesch is niets, in vergelyking van de vreeslyke fmarte die in hetgevoel der ondankbaarheid van een beminden gloeit! En zo draag ik al reeds de ftrafFe voor myne eigene; ondank, voor ondank, als ooge om ooge! Godlyke rechtvaardigheid, Gy moet bevredigd worden ! „ Hoe ik eindelyk die bewustheid zaldraagen? —- Dit vraagt gy my met recht. Ik heb zomtyds voorgevoelens en belchuldigiDgen van myn geweeten;  §4 GESCHIEDENIS vaw ten; waar by gedachten in my opkomen, dat ik *éf van ziddere! i Wanneer ik uit myne innige j duistere ZelMryd üitzip in het toekomende; vooruitzie, hoe alies nog meer verward, duisterer, verfchriklyker in de ge^ volgen zal Worden; en 'ef geen ontknoping, geeri uitgang> geen einde aan zie, zo Tyd'Tyd.' Gy die alles ontknoopt en eindigt, dus of zo; ontknoopt ook dit, 20 als gy wilt! Maarfpoedtu, fpoed duizendmaal met die vluchtigheid waar mede gy den Blikfem inhaalt; dat maanden in oogenblikken en het jaar in één uur te zamen fmelten; op dat maar het eind der zaaken deeze maand op de hielen treedt, en alle tusfchen- tyd voor my vernietigd moge zyn! Gy fchynt te denken dat ik nog wel konde omwenden, en den weg gaan op welken gy my hebben wilt. Maar fchaamte! Ach! meent gy dat het zoge» makiykgaat, den beledigden onder de oogen te zien ? Is 'er iets dat zo fmartelyk zo vernederend is als de aanfchouwing der door ons beledigdeonfchuld?Noerfi my een fmert, maar niet verachting en misnoegen van eene beminde; noem my die en ik wil ze ondergaan ; wanneer het boeten kan en my het gevoel der fchaamte bcfpaaren, zo wil Ik ze ondergaan , Eduards; en het krieken van den eerften dag te baat neemen, om daar te komen waar gy my wenscht. Maar ben ik niet reeds veel te ver om terug te keeren ? De bepaalde trouwdag is voorby. Ik kwam niet, dacht 'er niet om, en werd van mynen Oom *er niet aan erinnert. Is dat geen bevvys genoeg dat hy  KAREL FERDINER. 9$ hy de zaak heeft opgegeeven, of denkt optegeeven? Vooral daar Dankwart zeker zyn voordeel niet zal verzuimd hebben! Dankwart! Deeze rei* niets meer van hem. Ik kan aan den kaerl niet denken, of ik beef. C XC III BRIEF. Sophia aan Augusta. Grumbuy, den aden November. Gy kondt niet ligt denken dat ik zo even van Hamburg zou terug komen ? Ik heb eenige berichten mede gebragt die u misfchien niet onverfcbiïlig zullen zyn; daarom haast ik my, om ze nog op Papier te ftellen voor dat de Boode vertrekt. Vóór vierdagen zond myn broeder, met een eigec knegt, my een brief, behelzende voornaamlyk: dat hy my bad , liever heden als morgen naar Hamburg te gaan; om dat Auguste vreesde dat Elize zich daar niet lang meer zou op houden. De vriendfchap, fchreef hy, moet op allemogelvke wyzenonderhouden en het vertrouwen van Elize, door haar dikwyls te bezoeken, zo ver gewonnen worden, dat men haar, als het mogelyk was, naar Lubek kon terug doen keeren. Of ik iets van de oogmerken der Fa* milie wilde ontdekken , was een zaak die hy aan my overliet. Augusta vond het volftrekt niet goed: maar dat wenschte hy -— en dat zou myn meesterft.uk Zyn —» dat ik haar zou kunnen bepraaten, om met my,  o6 G.ES CHIEDENIS van my, voor zo Jarig zy het goed vond* naar-Grumbuy te gaan. t Ik maakte aanftonds fchikkingen; reed denzélfdcn middag van Grumbuy af, was 's anderen dags namiddags ten twee uuren in de Herberg Koppenhaagen, bezocht Elize al ten vyf uuren : en den geheelen volgenden dag waren wy met ons beiden alleen, In het eerst fpraken wy, zo als gy ligt kunt denleen, van onverfchillige zaaken; ver volgends Werd ons gefprek leevendigrr, en kwam meer uit het hart. Zy begon van het geld te fpreeken, dat haar in myn byzyn was toegeteld. Ik begreep haar oogmerk en hield my zo onweetend en onnoozei als myn Antje. „ Ik heb het geld," zeï ze, „ nog zo leggen als ik het ontfangen heb; en ik ben 'er ongerust over, omdat in myn wooning niet veel zekerheid is, om 'er duizend daalders te bewaaren; het zou my lief zyn als ik ze een vriendin in bewaaring mocht geeven." Hier had Sophia haar kabinet moeten aanbieden; maar Sophia houd zich even ongaarne op met geld te bewaaren als Elize. „ Gy kunt niets beter doen," zeï ik, „ dan het door Juffrouw Sommers in de bank laaten brengen. Of gy kent immers Mynheer Ferdiner; geef het dien." Zy wilde, zo ze zeide, niet gaarne iemand daar mede lastig vallen: Misfchien byaldien zy nog een geheele maand moest bly ven, zou Augusta haar deezen dienst wel willen doen. Ik nam deeze gelegenheid waar om myne uitnoodiging op de baan te brengen. „ Het beste en ze. kerlte" zeide ik, „ was, dat gy metmy naar Grumbuy gicgt, en deeze maand aldaar doorbragt. Door dat  KAREL FERDINER. P7 dat myn Broeder, het grootfte gedeelte van den winter, zich in Lubek ophoud, ben ik 'er zo eenzaam dat ik dikwyls my zelve verveele." Gy zult u ligt. voorftellen, dat ik niet naliet haar dit zo veel ik kon aantepraaten; maar het was vergeefsch. Zy wist met zeker, zeï ze, en hoopte ook niet dat zy nog zo lange hier zou moeten zyn. Alleen maakte zy zwaarigheid om haareStieftante zo haastig te overvallen, daar haare huishouding , door het overlyden der vrouwe van haar vrienden Compagnon,, een groote .verandering zou ondergaan; vermids dezelve, als een erflooze weduuwnaar, zyn eigen huishouding dacht optebreeken en by haar te gaan inWoonen. „ Deeze omftandigheïd", voegde zy 'er by, „ Veroorzaakt my een gantsch onverwacht uitftel, en ontrust my eenigzins." Dewyl gy my het noodige omtrend deezen We* duuwnaar gefchreven hadt, zo behoefde ik na de oorzaak van deeze ongerustheid niet tevraagen. -—Maar ik denke dat de omftandigheïd van belang is; en gy myn waarde moet u fpoeden met u dezelve op de beste wyze ten nutte te maaken, daar het my mislukt is. Eindelyk nog iets, en dat betreft het Portrait vaa -Elize. Ik zei haar dat ik het onlangs by Julie gezien hadt. „ Zo!" zei ze, en fcheen 'er over aangedaan. Echter na eenig bedenken, voer zy voort: „ zyzal het van Mynheer Ferdiner gekregen hebben: die zag het by my in Dresden. Het ftuk is goed gemaakt: het behaagde hem, en myn Vader ftond 'er op dat ik het hem zou-geeven: want hy beminde Mynheer Ferdiner,-. als de Zoon van zyn vriend, van welken . VI. deilu G hY  £8 GESCHIEDENIS vaï* hy hem op de vuurigfte wyze was aanbevolen." * Hier mede was die ook afgedaan; nochtans fcheen zy my een goede wyle daar na nog in eene foortvan mymering te zyn, en ja, wat dan? Het was- immers aanleiding genoeg, om haar aan haare voorige gelukkigere omltandigheden in haar vaders huis te erinnerenren dit kón haar immers ook wel eene traan in 't oog brengen? Als het dan ook baar noodlot was: wat meer? of denkt gy? Vaarwel J bedient u van dit bericht als het te pas komt. C X C I V BRIEF. Ferdiner aan Edoards. Hamburg, den qden. yV/anneer Thais een eenige valfche traan uit haare *V oogen wischt, zo legt Pbadria aanftonds aan haare voeten. Elize heeft ook dat niet om mynent wille gedaan; en nochtans heeft myn hart nog liefde genoeg, om haar onfchuldig te vinden. Dit kan zy volkomen zyn, zeide ik tot my zei ven; zy kan onfchuldig zyn aan de onbefchaafde plompheid van Juffrouw Althuizen; zy kan niets van myne aandiening geweeten hebben. Deeze looze Zuster van Dank. wart heeft zekerlyk dat bevel voor haar zelve gegeeven; om geduurende den gantfehen dag haare vriendin voor haar alleen en zo te hebben, als 't het beste met het oogmerk haarer reize overeenkwam. Als 't het beste met het oogmerk haarer reize overeen-  KAREL fÊRDlNER. ft ëen kwam! Ik zeg het nog eenifc Want zy heeft een oogmerk 5 en dit oogmerk is het geene het kan zyn, als gy alle reeds bekende omftandighe- den by een voegt het is, haaren broeder het naafpel van my te laaten winnen. Doe ik misfchien deezen broeder nog onrecht? Wel nu, als dat vervloekte geld, welk wy geen van beiden gegeeven hebben, van Dankwart gekomen was, wat zou Eduards dan van deeze onbegrypelyke milddaadigheid denken ? ~—- Wat Eduards zou denken ? ■wel; alles goeds! want wanneer denkt Eduards kwaad? De dolk zou hem reeds in't hart moeten zitten, eer hy kon gelooven dat iemand het oógmètk had hem te vermoorden! Daarom wil ik niet vraagen wat Eduards zou denken; maar, wat hy kon en matst denken; en het antwoord moest dan Zyn: buiten die weldaadige is 'er geene die duizend daalders weggeeft , als Je baatzuchtige. Nu omtrend Dankwart'! Het is uitgemaakt dat hy het is, die dat geld heeft gegeeven! Hier hebt gy in *t kort het verhaal van myn navorfching. Nog voor dat ik uwen brief ontfing, had ik een' van myne Comptoir-bedienden na den Heer Ems gezonden ; maar hy vond toen de bediende, dat eea landsman en goede vriend van hem is, niet thuis. Gister had hy het geluk van hem aan te treffen, en werd toen gewaar wat hy weeten wilde. Ems bezorgd de zaaken van een aanzienlyk Koopman in- Lubek3 de Commisfionaris Van Dankwart. Die bediende had zelf de vyfhonderd dukaaten uitgeteld; hy noemde mynen bedienden de plaats en tyd, befchreef de Dame, verhaalde alle omftandigheden, haare verG z on-  roo GES CHIEDEN.IS vis wondering, haare.aarzeling om het aanteneemen, haare woorden tegen eene andere Dame, die by haar was, het antwoord en. het ■ aanpraaten van deeze, ec ■ ja, en da naam van dezelve, zo als zy die zelve' uitgefproken had, Sophia Althuizen (*). Doe ik nu deezen Dankwart onrecht ? Ik ftaa u zelfs de waarheid toey van alle.uwe. verwytingen, die gy my doet met betrekking tot JuHe; maar dit vermoeden zult gy my nimmer ontneemen! Vermoeden! Als het niet meer dan vermoeden, als het niet zekerheid en overtuiging was, zo goed de natuur der zaak hef toelaat! Ik bidde u, .voeg alles by een, en ziet eens hoe de man werkt! Waarom, en waartoe deeze moeite ? Dit komen, gaany en wederkomen van Juffrouw Althuizen ? Deeze onkosten? Dit gefchenk? Wat heeft hy niet gedaan of laaten doen? Navorfchingen, door vraagen en brieven aan my, Julie geheime berichten in 't oor gefluifterd, gezogte, opgedrongen gemeenfchap met Elize, dan vriendfchap, dan vertrouwelyken omgang , niets, niets nagelaten, wat tot zyn oog. merk kon dienen; en nu my by Elize zelfs in minachting, en -— ach! ik mag het haatlyk denkbeeld zyn rechte'naam niet geeven l - Hoe kan ik deeze onbegrypelyke onverfchilligheid, deeze minachting van Elize,' hoe'kan ik die anders uitleggen? Het geen 'er nu nog aan ontbreekt, is, dat deeze looze zuster Elize bepraat, om met haar naar haar' lieven broeder op Grumbuy te vertrekken; en datzy daar (*) III Deel. CXLVI Brief.  KAREL FERDINER. ici daar verder toebereid worde om met hem een gemeene zaak tegen my te maaken, tot vernietiging van de verbindtenis met Julie; zo ze niet reeds al vernietigd is, —- Ik voorzegge, en gy let 'er op! C X C V BRIEF. Elize aan Adgusta. Hamburg, den $den. . Ach! dat ik uwe goedheid niet verdienen, niet vergelden kan, waarde Augusta! Voorwaar dit is een der menigvuldige fmarten, onder welke myn noodlot my doet zuchten! Behoef ik u nog te zeggen hoe uw lieve Brief my aan den eenefi kant verheugd en aan den anderen kant bedroefd heeft? Ik heb hem veertien dagen lang, dit kan ik byna in den letterlyken zin verzekeren, in myn' boezem gedraagen, als eene Bruid het lieve briefje van haar' Bruigom. En met reden! Wat zo uit 't hart weg gefchreeven is, moet ook maar aan 't hart vertrouwd worden. Ik haalde hem telkens voor den dag, om hem weer te leczen; en overwoog dan alles, of ik een middel kon vinden,.om my het genot van het zoet gezelfchap mogelyk te maaken, welk gy my met zulk een gul hart aanbood. Maar myn lieve* waarde Augusta -— ik mag het naauwlyks ter nederftellen, en ik moet! Lees dan liever de oorzaaken die my het terug komen naar Lubek G 3 on-  107. GESCHIEDENIS van onmogelyk maaken, en als gy my gerechtvaardigd vindt; dan, mynewaardfte, antwoord uzelve; fpreek uwe Elize vry van dat geene, wat gy eigenzinnigheid zoudt noemen,' en laat af van uw bemind en ongelukkig Meisje, met de gerustftelljng, dat het u niets heeft afgeflagen. Ik moet het herhaalen, ik kan niet,. Wat het verblyf op Lindendorff aangaat, gy denkt daarover reeds eveneens als ik; en deeze zaak is tusfehen ons afgedaan. Maar hoe veel dringender is dat geene, wat ik tegen Lubek heb bytebrengen ? En Hamburg? —~ Dat is nu gantsch onmogelyk. Over de eerfte plaats zal ik my verklaren. Misfchien is u iets bekend van de oogmerken van myn Broeder, wiens vriendfehap met Orbens veel fterker geworden is na zyne terugkomst uit Saxen, dan zy te voren was. Hy is my federd dien tyd, uit Lubek, telkens met brieven en voorflagen lastig gevallen, en zou zich verbeelden een gewonne zaak1 te hebben , als ik deeze plaats tot myn verblyf verkoos. In zyn laatfte brief verzekert hy my, dat hy my het voor hem uitgefchoten geld — hy meend daar mede het van den jongen Larner op myn naam geleende binnen kort te rug zal geeven: en ik maak zwaarigheid het aanteneemen, als myne omftandigbeden my 'er niet toe noodzaaken;wantikheb reden om te vreezen, dat Orbens, die zelfs op de allerminfte verplichting van mynen kant niet moet kunnen roemen, dit geld zal opfchieten, Dit in 't voorbygaan. ^Maar alle de bekommeringen van deeze zyde als. niets geacht, zeg my, myne waarde, kan die plaats my  KAREL FERDINER. 103 niy wel behaagen, waar ik de laatfte tyd met zoveel verdriet heb doorgebragt? En kan het aandenken aan al dat geene was ik ondergaan moest, hoe weinig het ook aan mynen kant met vyandfchap verbonden is tegen een eenige der beledigers, kan het by my wel iets anders verwekken, dan af keer van Lubek, en bekommering voor diergelyke verdrietlykheden? Daarby de ongunftige beoordeelingen, die ik noodwendig ondergaan moet, zo al niet van alle onpartydige menfchen, welke een deel van myn wedervaaren en de oorzaaken daar van weeten, nochtans van de meeften uwer bloedverwanten. Wat is zekerder myne Augusta, dan dat alle die geenen, die voorheen myne vyanden waren, in dentegenwoordigen ftaat der zaake, nog veel grooter vyanden van my zouden zyn,als ik weder kwam?Misfchien heeft myn afzyn hunne gedachten omtrend my wederlegd of twyfelachtig gemaakt, en hunne wraakgierigheid verkoelt; maar zo ik terug kwam, wat zouden zy denken en kunnen denken. Elk oog ziet de bedryven; het oogmerk daar van weet de bedry ver maaralleen: en wie onder allen die myne wederkomst wist ■ die zekerlyk geen geheim kon noch moest bly ven —— wie zou 'er even eens van oordeelen als myne Augusta ? Ik mag u niet erinneren aan al dat geene wat ik aldaar ondergaan hebbe; maar breng u maar alleen de liefdelooze uitleggingen van myne welmeenendfte en onfchuldigfte bedryven te binnen. Ik zou maar geen ftap moeten doen, of men zou 'er in vinden een oogmerk een opzoeken, een ik fchaame my het woord te noemen, over welks beteekenis ik moét G 4 bloo-  io4 GESCHIEDENIS van bloozen ! h het eene zwakheid, rnyne vriendin> zo wilt my die vergeeven, daar ik misic,;ien te vee! dé eer en een goeden naam bemin, om in alle gevallen het waare van het valfche naauwkeurig genoeg te onderfcheiden, en met bedaardheid te verdraagen dat lastertongen die zekerlyk geen uitdeelers van eer en fchande, maar nochtans altyd het grootfte ge. tal zyn met myn goeden naam den fpot dryven. Veele van dezelve, die myne verwydering alleen voor een ftaatknndige ftap wilden doen aanzien, hebben voorzegt, dat ik my, als ik het myn tyd oordeelde , wel wederom aldaar vertoonen zou: bedenk nu eens, als het den fchyn maar had, dat ik deeze voorzeggingen waar maakte! Deeze oorzaaken, myn waarde Augusta, zyn immers van ongelyk meer gewicht als die ik tegen het verblyf op Lindendorff hebbe; en die hebt ge zelfs gewichtig genoeg gevonden. Dus kan ik met nog grooter recht zeggen: ik kan niet na Lubek terug komen. • Of ik omtrend de tegenwoordige geneigdheid des vaders van uwen jongen Neef dwaale: dit weet ik niet; misfchien begryp ik niet eens uwe gedachten, Doch indien zyne geneigdheid omtrend my veranderd is, en zo gy hetzelfde wilt zeggen, wat ik door eenige uitdrukkingen in de brieven van Sophia verftaan moet, zo komt 'er by de reeds bygebragte beflisfende oorzaaken nog eene, die alleen my zou moe- ten doen befluiten, om Lubek niet weêr te zien. My blyft niets overig dan te vertrekken! Wat Hamburg betreft, myne Augusta, ik moet het herhaalen : ik kan noch mag 'er niet bly ven! Gelooft toch dit  KAREL FERDINER. ioy dit van uwe Elize ,die zich niet gaarne daar over verder wil verklaaren; offchoon zy zich, en gewis tot overtuiging van Augusta, met de gewichtigfte rede* nen daar over zou kunnen verklaaren. O! voorwaar, het kan niets dan de dringendfte noodzaaklykheid zyn, wanneer men, met een voor alle onbefcheidenheid onvatbaar harte, zich byna opdnngt aan eene Familie, die haare armen niet op datoogenHik uitfteekt cm ons te ©ntfangen! -— C X C V I BRIEF, AOGUSTA AAN ELIZE. Lubek, den 6den, Zo blyft u dan niets overig als te vertrekken? Ik moet aanftonds deeze vraag met de terug gaande Post beantwoorden! — Dit antwoord isen blyft nog geftaadig: gy-moet blyven! En ik bezweere u, by de befchermengelen der onfchuld en der tedere Vriendfchap van twee vereende zielen, te blyven! Ik bezweere u, aldaar te blyven, of my de onbegrypelyke oorzaaken te zeggen,die,wanneer ik ze niet wederleggen, noch geen middel kan vnv den, om het aanftootlyke of de zwaarigheden, die zoudt brengen, uit den weg te ruimen, my als dan alleen gerust zullen {tellen in het wantrouwen, dat myne Elize my niet genoeg bemind. Heeft men geen redenen om te vermoeden dat de oorzaaken niet gewichtig kunnen zyn, die met opzet G 5 ver*  ie* GESCHIEDEN IS vak verzwegen worden? Moet ik niet gelooven, datgy zelve aan het gewicht daar van twyfelt, om dat gy 'er hever van zwygt! Een geheim kan het niet zvn • want ben ik niet uwe Augusta, en zou myne Elize voor my een geheim hebben? Hier leg ik dan myne liand op uw hart, roep de liefde die voor my daar inleeft, al deszelfs vriendfchapen oprechtheid tot getuigen, en bezweereuby die allen, fpreek.'fpreek en ziet 1 want indien uwe verklaaring my zo wel voldoet, als uwe laatfte tegen Lubek, en indien ifcgeen zeker m.ddd v.nde Qm aanfioot en zwaarigheden, die gy als de voomaamfte bybrengt,te verwyderen en wegtenemen,zo betuige lk u oprechteIyk,datik my gewillig aan eeneaffcheiding van u zal onderwerpen, zonder u,myn waarde, verder met myne aanzoeken te verontrusten 1 Dit is mynen wettigen eisch aan myne Elize! op de eene of de andere wyze moet gy my voldoen! C X C V1 I BRIEF, Leonore aan Chareotte. ) Gehrfen, den %ften. |k heb nu ook een Brief van Dmkel ontfangen. Na i het gefprek, dat ik met hem gehad had, moest ik gelooven dat myn lot al bellistwas: en nu weet ik weer niet, of ik moet hoopen, of vreezen ? Hoewel hoopen, of vreezen lik heb Dunkel bereids te kennen gegeeven, dat ik my op een voet zal Hellen, dat  KAREL FERDINER. ic-7 t ■ - ' dat ik het.eene noch het andere noodig heb; en het zal voor my het beste zyn dat ik daar by blyve! Laat ik u eens in \ kort van beiden bericht geeven. Dunkel kwam op denzelven dag, dien hy gemeld had; 'smiddags ten een uur. Myne weduwe was zo beleefd om hem voor 's nachts een flaapplaats aantebieden; om dat zy niet kon denken, dat hy met de korte dagen nog weer terug zou gaan; en daar hier in 't Dorp anders geen gelegenheid is. Maar hy bedankte; want hy moest nog na Wblfier dorp omtrend anderhalf uur van hier gelegen, alwaar hy by eene bloedverwante van hem zou overnachten. Zyn bezoek duurde geen drie uuren, van welk ons gefprek ver het minfte deel wegnam , hoewel het nochtans voor my al veel te lang was. Hy begon hetzelve met eene inleiding, welke tot eene verontfchuldiging voor hem moest dienen. De Man behoord ook onder die luiden, welke, met den fchyn en de gebaarden van veel zachtmoedigheid en deugd, de zaaken der onrechtvaardige party voorftaan, en de weërlooze onfchuld uit het bezit haarer rechten zoeken te praaten, „ Het was hem van harte leed," verzeekerde hy, „ dat hy niet als Boodfchapper van een gewenscht naricht by my kwam. Ons beroep " zeï hy, „ brengd het zo mede, dat wy dikwyls onaangenaame dingen moeten zeggen: want wy zyn maar des Commisftonaires, welke den last, ons van anderen opgelegd, uit voeren • en hierom moet men zekerlyk zich zeiven overwinnen. tornt de remede!" • Jk antwoordde; „ dat ik niet twyfejde, of hy zou my  io8 GESCHIEDENIS tan my liever aangenaame dan onaangenaame berichten brengen; want dat ik niet wist waar mede ik hem ooit zou hebben kunnen beledigen! Doch'wanneer dat geene, wat hy my te zeggen had, maar rechtvaardig was, zo had hy alle verontfchuldiging aan zyne zyde." „ Rechtvaardigheidgaf hy tenantwoord, „was, om de waarheid te zeggen, een Pbenoméne, dat van elk oog difcwyls klaar en duidelyk gezien werd; maar ook door elk aan een andere, byzondere plaats; daarom kon men de plaats waar niet beflisfen. Een Gevolmachtigde moest daarom, en kon met raifon vast Hellen , dat zy aan de zyde van zyn principaal was." „ Dan ftaa [de Almachtige God de onfchuld by!" zeï ik, „ wanneer rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid zich niet door zulke zekere kentekens onderfcheiden, dat men ze beide als licht en duifternis kan kennen! Men kan ze zekerlyk" voegde ik 'er by, „ vermaskeren, en door vcrvalfchingen en leugens verduisteren; maar dan blyft 'er toch, denk ik, nog middel overig, om alle deeze ver'valfchingen af te fchiften, waardoor, ten minftein de meefte gevallen, de Rechtvaardigheid in 't oog moetloopen." „ Maar dat is de zaak van een Rechter" gaf hy ren antwoord. „ Wy gevolmachtigde gelooven, en zoeken na ons beste vermogen doortezetten. Voila la maxime du métier !" voegde by 'er by. „ Maxime exëcrable!" zei ik- „ Vergeef my datik het zegge. Maar Mynheer, gy zyt ten minfte van begrip dat uwe zaak rechtvaardig is?" „ Wel voorzeker!"gaf hy tenantwoord; „nochtans  KAREL FERDINÊR. ic$ tans, hoe zeer dit myne vaste mening is, zo is zy dit toch altoos fans confequence fóur la juftice de Vo- tre party ' „ Dan zal, om uwe mening te veranderen ' hervatte ik, „ het maar alleen daar op aankomen,• dat gy van de rechtvaardigheid van myne zaak overtuigd wordt. Wfflpy zelve betreft, ik ben zo zeker daar van, -dat ik, zo dit oogenblik het laatfte van myn leeven was, met deeze verzekering zeer gerust zou kunnen fterven." Hy haalde zyn Snuyfdoos voor den dag, en nadat hy eenfnuyfje genomen, zyn fchouders en handen ■opgeheven en eens gefnuyft had, zeï hy : „ Ik geloof i het! doch Mejuffrouw heeft mogelyk zo UE. het my niet kwalyk neemt, UE hebt mogelyk niet'genoeg-— hoe zal ik my nu het bestuitdrukken? 4 In het Fransch zeggen wy, fauver les apparences." „ Ik heb my niet genoeg vóór den fchyn gewagt?" vroeg ik. ,, Ah!" zeï hy, „ Mademoifelle entend le franpis? " „ Een weinig, zo als de meesten, van onze land* genooten;" gaf ik ten antwoord, „ óm dat wy., volgens de dwaaze Mode, raidden in ons lieve vaderland het fransch moeten leeren na klappen; nochtans, " voegde ik 'er by, „ is myne moedertaal my veel aangenaamer." s, Ik had my dan,' begon hy weder, „ misfchien niet genoeg voor den fchyn gewagt: en en fait d'amour was men een weinig delieat. Ik  iio GESCHIEDENIS va» Ik verzocht hem dit nader te verklaaren; om dat ik wel de woorden maar niet de beteekenis verftond. „ 'Er was een zeker Heer, Scblauer, s' zeï by — „ Een zeker afhangeling, wildetgy zeggen," viel ik hem in 'c woord! „ Maar gelieft voort te Saan-" -m» „ Die my bemind had," voer hy voort, „ nog beminde, en de Iterkue.gerecbtelyke aanfpraak op myn perfoon begeerde te hebben, van welke hy niet dacht aftezien." „ Het kan waar zyn dat dees afhangeling my bemind heeft: een Vorffinkan het niet kwalyk neemen, dat zy van haar' deurwagtér wordt bemind. Maar zo die Mensch zich op eenige gerechtejyke aanfpraak op myn perfoon beroemd, zo kan ik'er niet anders op antwoorden als dat by myne gebeele verachting verdient.". „ Daar nu deeze zaak" voer Dunkelyoott, „niet ligt tot genoegen van beide partyen te beflisfea is.'* . „ Niet te beflisfen is?" vroeg ik: „ houd men dan het voorwendzel van dien zekeren Heer Schlauer voor waar ? " . . Hy haalde zyn fchouders óp, en zeï: „ Schlauer zegt het, en men gelooft hem!" „ Om dat Schlauer het zegt?"hervatteik; „Men wil het zo gelooven , Mynheer. Maar om dat mea het zo gelooven wil, is daar mede de zaak uitgemaakt ? " „ En fait damour,» zeï hy, „ is gelooven zo goed als zeker zyn. Ten minfte zo is het by den jon-  KAREL F E R:D I N E Rv ttr jongen Heer Wolmer geweest; die ook ,, al kon hy nu nog van het tegendeel overtuigd worden, toch niet weer terug zou mogen keeren ; want " Deeze laatfte woorden,en de ftyf vooruit puilende ©ogen, waar mede hy my als doorzien wilde, als hy fprak, deeden my verbleeken; myn hart floeg geweldig en angftig. Hy had nog niet ujtgefproq. ken. — „ Want?" vroeg ik. „ Trekt het u niet te fterk aan, Mademoifelle," voer hy voort, met gelaatstrekken die deelneeming moesten uitdrukken, en nochtans zo koel waren ! Hy is federd een Maand verloofd." Ik vloog van myn ftoel op, zonder een woord te kunnen fpreeken, wrong myne handen en ging heen en weder. Hy ftond ook op, ging recht naar de deur, riep om een glas water, en nam wederom een fnuyf je. Dit verhaalde my een meisje van twaalf jaaren, dat ik gaarne by my hebbe; ik zelve had op Bunkei weinig acht gegeeven. Myne weduwe kwam,in de kamer, en vroeg waf my deerde ? Ik was niet in ftaat haar te antwoorden; en moest het vertrek verlaaten: zy. ging met my. Volgens het verhaal van myn meisje zou Mynheer Dunkel, heen en weer wandelende, een liedje gebromd hebben. ■ Ik had my voorgenomen niet weer naar hem toe te gaan, en hield 'er my by; offchoon hy zich nog een groot uur ophield en my afwachtte. Myne goede weduwe, welke tusfchen ons af en aan ging, had my opgebeurd zo goed zy kom* voornaamlyk door de verzekering, dat het een bloot voorwendzel moest zyn: daar, indien de zaak waar was, Mynheer Wolmer* door Julie of Gbarktte, of ten.  i ut GESCHIEDENIS ViN ten minfïe Mynheer Ferdiner my iets daar van zonden hebben doen blyken. Ondertusichen begon het Dunkels tyd". te worden ; doch hy wenschte my nog eens toe te'fpreeken: "wafit toen hy weg zou ryden moest de weduwe hem by my in de kamer brengen;en ik toonde rrïeejkrag* ten dan ik waarlyk had. i Hy bad om vergeeving over de onrust die hy my 'had veroorzaakt, en kwam; zo hy .zeide, deels pour prendre Congé, deels om te horen , of ik nog iets te zeggen of hem ergens mede te belasten bad; 'twelk hy dan en hohit-bomme op zich nemen wilde. I j, Als de jonge Wolmer verlooft-is," gaf ik:ten antwoord, „ dan hebben wy niets meer zamen te fpreeken, Mynheer/' , • * : - „ 't Is waar" hervatte hy, zyne fchoudcr-s optrekkende, „ dat niet té veranderen is moet nun verdraagen. Maar ik.ben 'er volftrekt voor, dat UE. een vergoeding gedaan wordt. - Geef my.uwe volmacht," voegde hy 'er by, terwyl hy-myne hand drukte. „ Faites moi ce plai/ir-la." „ Verfchoon my!" antwoordde ik; „ zo ik iets te verrichten heb, zo heb ik al twee Mannen die het gaarne op zich willen neemen: Mynheer" Wol. mer, de Broeder van Mynheer de geheime Financieraad; en Mynheer Ferdiner, de vriend van den Zoon/' ri-ft „ Waarlyk braave luiden! "zeihy. „ Maar hy dorst toch wel verzekeren dat geen van beiden voor my dat geene zouden kunnen uitwerken; wat hy, als gevolmachtigde van den anderen kant, verzekerde te zullen kunnen doen, en van harte gaarne doen wil-  R" A R E L FERDINER.. *|J wilde; de zaak dacht hy zou toch niet verder als tot een proces komen. „ O! vrees daar niet voor!" viel ik hem in de reden; „ Ik zal om een Man niet procedeeren." „ Maar wat dan anders ? " vroeg hy. „ De affchuuwlyke behandeling van de Moeder, den Vader, en den Zoon bekend maaken," zei ik, „ en dan, Mynheer " „ Dan Mademoifclle?" „ Verder niets verwachten of vreezen." „ Maar het lieve kind, Mademoifclle?" zeï hy. „ Hebt gy de gefchiedenis van Medea niet gelezen?'" vroeg ik. „ Mon Dleu!" zeï hy, en floeginzyne handen. „ Waarom verfchrikt gy?" vroeg ik. „ De moeder, wier zaak gy, met het geweeten van een Advocaat, als eene rechtvaardige zaak hebt doorgezet, deeze wreede Moeder is zulk eene Medea, en zy heeft alles in 't werk gefield om my tot eene Medea te maaken!" • Maar gy, Mademoifelle?" vroeg hy wederom. „ Maar ik, Mynheer, ik zal het lieve kind , dat van Grootmoeder en Vader zo gewetenloos verlaaten is, dit zal ik alles zyn wat deeze niet willen zyn, eene Moeder." Voila le fentiment digne de vous /" zeïhy: „maar zo veel te meer verdient gy alle vergoeding. Ik wenschte wel dat gy maar wildet bepaalen " „ Verfchoon my, Mynheer, van het geen gy wildet zeggen!" „ Nu ik wil beproeven," hervatte hy, „ of ik Bwe verwachting kan overtreffen. Wilt maar zo IV deel. H goed  H4 GE S C H l E D E N I S vaït goed zyn: daar gy tóch alle aanfpraak opgeeft, om een klein briefje te onderteekenen" terwyl hy in zyn brieventas na het briefje zocht zeï hy „ un bon accord, zegt men gemeenlyk vaat mieux qifun mechantproces." By vondt het, „ah Uevoila!" zei hy en gaf het my over. Ik las hetzelve. Het behelsde dat ik voor een jaargeld van 8coRyksdaalders, van alle aanfpraak waar toe ik meende recht te hebben, zou afzien. „ Neen, Mynheer," zeï ik; „ dit briefje is voor my niét gefchreeven ! Ik moet my verwonderen óver uwe onbefchaamdheid, dat gy 'aan my, waar van gy ten minlte niet weet of ik tot laagheid genegen ben, zulk een jaargeld durft aanbieden! Misfchien is het ook een Maxime du metier, dat de Heeren Gevolmachtigden alle harten volgens hun eigen beöordeelen. Ik heb u reeds gezegd, en herhaal het nog, dat ik geen aanfpraak begeer te hebben op een man, die geen hart meer voor my heeft; doch dit recht wil ik niet verkoopen, maar terug fchenken: en wanneer ik goed vinde daar van een handfchrift te geeven, zo zal ik het uit myn eigen hart weg fchryven, met een pen in myne traanen gedoopt: en dit Handfchrift zal een Broeder zyn' Broeder en een Vriend zyn' Vriend overhandigen." „ Enfin vous levoulés!" zeï hy, en Hond opleggende tegen myne Weduwe. „ Madame, ik beveel my in uwe Vriendfchap!" en tegen my : „ Made. moifelle votre treshumbïe ferviteur," en hier mede ging hy weg. Nog een woord óf twee van den brief. Hy heeft, fchryft hy, van myne grootmoedige verklaaring bericht  KAREL FERDINER. nj richt gegeeven , welk zeer wel was opgenomen. Ook hadt hy niet vergeeten, dat geene, wat ik wegens Scblauer gezegd had, te melden: maar die had verzekerd , dat hy, indien hy maar met my kon fpreeken , nog zo veel op my zou vermogen, dat de oude liefde over myn hoogmoed zou triompheeren. Hierom vermoedde hy, om van den kant van zyn principaal alles te doen wat men kon, dat men Scblauer zod overzenden; zullende hy dan niet nalaaten hem op zyn geweeten te ondervraagen; en indien hy in hem een bedrieger vindt, zal hy de zaak zulk een keer doen neemen, dat ik volkomen zal te vr'ed? zyn. De verlooving van den jongen Wolmer was toch nog zo zeker niet, waarom het in allen opzichte het beste was dat ik voor eerst de twee braave Mannen noe buiten het fpel hieldt; want die zouden ligt alles weêr bederven. Raad mv nu wat ik moet doen? IÏC vertrouw dien Dunkel in 't geheel niet. C X C V I I I BRIEF. Sophia aan Augusta. Grumbuy, den ?Jleh. Zo even heb ik uwe Elize andermaal zeer van 1 naby gezien, en ik mocht my thans wel de fpraak tan eenen minnaar toewenfchen, om u te zeggen ,•' hoe fchoon zy was; Haare zagte oogen fchee- nen de Nicht van haare geliefde Augusta aan te lagchen, en haare hemelfche lippen zich te openen, H' 2 om  H6 GESCHIEDENIS vak om my de tederfte uitboezemingen en gevoelens van haar hart jegens u mede te deelen. Ik verftond, dacht my, de taal van het geheel fprekend gezicht; beftaande alleen in de zagtfte toonen van liefde van goedwilligheid, en hartelyke vriendfchap, die voor een ligchaamlyk oor onverftaanbaar zyn. Heb ik u een raadfel opgegeeven ? Dan raadt gy gewis, dat ik haar zelve niet gezien heb ,maar alleen van het meefterlyk getroffen portrait van Elize fpreeke; hoe zulks echter in myne handen gekomen zy, moet ik u verhaalen. Tweemaal heb ik het, gelyk ik u gezegd heb, voor my gehad, en van beide deze keeren zal ik u melden. Maar voor af nog een voorval dat by de eerfte reis gebeurde, welk ik vergeeten heb u te melden. In 't begin van Odtober gaf ik een bezoek op Farm. Ml. Julie ontving my volgens gewoonte met eenen Jcus, die toen gevoeliger was dan voormaals;'omdat hy, volgens haar zeggen, voor drie moest volftaan; want zo dikwyls ten minfte had zy my reeds te vergeefsch verwacht. Ik meende eenige verandering aan haar te befpeuren, zo wel in dé flaauwereoogen en verbleekte kleur van haar aangezicht, als in de veel minder natuurlyke leevciidigheid van haar' geest. „ Gy zyt niet, zo als gy behoort" zeide ik. Gy ziet'er veel bleekeruit, dan gewóonlyk" Ik heb het haar ook reeds gezegt," voegde haar Vader daar by, „ maar zy wi] het niet gelooven. üf is het mogelyk de gewoone kleur van eene bruid, die Hechts vier of zes weeken van haar' Trouwdag af is." Dit  KAREL FERDINER. 117 Dit veroorzaakte natuurlyk eenige fcherts; doch weldra werd 'er van u geiproken. Gy begrypt ligt, dat ik wel ras bericht van u gaf: want gy kent myne trotsheid, dat ik my gaarne by alle gelegenheden door braave menfchen, met welken ik verkeer, of door maagfchap ben verbonden, wil doen gelden. Hoe geringer dan derzelver aantal is, des te meermalen ben ik genoodzaakt dezelfde perfoon weder te benoemen. Daarop zeide Julie aanftonds: Zy wenschte, 't geen 'zy altoos gewenscht had, maar thans met meer ernst 1 dan immer te voren , met u bekend te worden ; en dwong my haar te belooven, dat ik u binnen kort moest trachten over te haaien om over Farmbull naar Grumbuy te reizen. Hier vindt gy dus ten eerHen , zo als billyk is, opdat ik-het niet weder vergeete, de plechtige uitnodiging van Julie en van my zelve. Van u liep het gefprek op twintig andere dingen; eindelyk op portraiten. Julie vroeg my, of ik voor haar niet een' goeden Goudfmit wist ? Zy had zich op Farmbull latenportraitetren; de Schilder, die te Lubek woonde en het portrait ter verdere voltooiinge had mede genomen, was nu gereed, en het moest in goud gezet worden. Wist zy eenen bekwaamen konttenaar in Lubek, zo behoefde zy het dan niet over te laaten komen om naar Hamburg te zenden. Ik noemde haar den besten, en nam op my om de commisfie te bezorgen. Zy bedankte my en fchreef alleen zynen naam op. Doch zy moest ook zelve fchryven, zeide zy, om dat zy eeèprjfatt tot een model moest mede zenden, na welk het haare moest H 3 Se'  118 GESCHIEDENIS van gemaakt worden. Na dit zeggen ftond zy op om hét portrait te haaien: „ ik weet niet," voer zy vöörè terwyl zy het bezag en aan my over gaf, „ \^mt met, of deeze inrichting u wel zal bchaagen Men heelt ze tegenwoordig misfchien na nieuwerw^tfcher teekeningen, waarin echter de fmaak dikwyls zeer eigenzinnig is; doch ik voor my vinde hierin eene eenvoudigheid, die my uitfteekend bevalt." Ik had dit portrait naauwlyks in de hand, of het origineel ftond in zyn geheele voortreflykheid voor my; „ Elize Dewqld," zeide ik. „ O! gy afbeeldfel van een' Eingel, ik moet u een kus geeven ,'* en deed het ook. „ Kent gy het zo ras?" vroeg Julie, zo my dacht, met-geene mindere aandoening , terwyl zy een weinig verbleekte, en daarna Wéder ro d werd. Zy herfteldc zich doch weder, toen ik vroeg, van wien zy zulks had? en my antwoordde, dat het haar niet toebehoorde. Ik kon pok wel uit haar bloozen afnemen, dat de wyze, waar,p zy daaraan gekomen was, in allen opzigte' niet regtmatig zyn moest. Dus wilde ik niet verder vraagen , en hier mede eindigde ook het eerfte •bezoek. Heden , terwyl ik voornemens was weder heen te ryden , komt de boode van Lubtk. welke de Heer Wolmer en myn Broeder te famen voor hunne rekening on derhouden. DewyJ Grumbuy van b Jcwam weder om te vraagen; en had een kistje  KAREL FERDINER. 119 kistje voor Julie. Zyne kleine pinkende oogen, en zyne gewis overtollig yricndelyke gebaarden decden my, nietN zonder reden, vermoeden, dat hy, gelyk dikwyls gebeurd, thans ook dronken was. Dus nam ik hem het kistje af. Zoom deszelfs zekerheid,als ook om hem den verderen weg te befpaaren, en daardoor een wyl tyds flaapens meer te vergunnen : ik zette my daarna op den wagen, en reed naar Farmbull. Metta vloog my uit ,het huis te gemoet, en zeide my, terwyl zy het hek openmaakte; dat Julie, die zich niet wel bevond, met Lotj^an haren Vader was uitgereden, om zich wat te bewee- gCn. Wy zyn reeds zo gemeenzaam, dat wy fn zulke gevallen zonder plechtplegingen flechts op elkander wachten. Dus kwam ik van den .wagen, liet my in Julie's kamer brengen, zette myn,kistje op haar Toilet, en zeide aan de meid ; dit heb ik voor den Lubekfchen boode af te leveren. „ God dank," zeide Metta, „ is het portrait hier eindelyk! Ik wenschte, "• voegde zy 'er by, „ dat het op dit oogenblik al te Hamburg was!" Nu erinnerde ik my myn laatfte gefprek met Julie, en, gelyk het gewoonlyk gaat, myne onbevredigde nieuwsgierigheid vond hier gelegenheid ter voldoening; doch van welke ik zoo ronduit geen gebruik wilde maaken. „ Ah ! zo het portrait van den Goudfmit," zeide ik. „ Goed dat ik het den boode heb afgenomen: 'er is mogelyk haast mede." „ Weet gyhet al?" vroeg Metta, met een looze mine; „ 't is regt gelukkig voor Willem, dat Mynheer Ferdiner den diefftal nog niet bemerkt heeft!" Dat was zo ik meen, duidelyk genoeg gezegd, dat ' . . . . H 4 het  iao GESCHIEDENIS van het portrait van Elize aan Ferdker toebehoort, ea dat het door Willems hulp, en eenige geheime maatregelen, waarover Julie toen mogelyk bloosde, in naare handen gekomen is. Dit is waarfchynlyk gelukkig geraden! Maar, zo als het met nieuwsgierigen altoos gaat, naauwlyks heeft men zich ééne vraag beantwoord, of daaruit ontftaan twintig anderen. Hoe komt Elize'sportrait m de handen van Ferdiner? Ik heb reeds honderd mogelyk gevallen uitgedacht, en van die allen kan my geen een voldoen. Ook kan ik my niet ligt bedrogen hebben; want waar vindt men twee zo fchoone meisjes, die zo na elkander gelyken als twee waterdruppen?^ wilde my echter beduiden, dat ik de eerftemaal gedwaald had, en verzogt my, ditmaal my ten minfte zo te houden, wyl Ju Ite tegenwoordig ligt door iedere kleinigheid konde verontrust worden. Dit deed ik dan ook! toen JuUe ons het portrait hétzien; maar het tweede aan fciu. wen overtuigt my nog des te meer dat ik de eerfte maal zeer wel gezien heb. Weet gy dit alles beter e verklaaren, dan ik, zo help my toch hoe eer hoe iiever uit deeze zwaarigheid. cxcix  KAREL FERDINER. 121 C X C I X BRIEF. Charlotte aan Leonore. Farmbull, den loden. Ik kan my Ferdiner's gedrag niet langer begrypen; Julie s bezorgdheid is maar al te gegrond; hec origineel van dat verwenscbte portrait doch hiervan nader; eerst de hoofdzaak, waarover ik fchryf, zynde de beantwoording, van uwevraage. ■ Gy hebt den Advokaat, juist zo terug laaten gaan als ik wenschte. Hy zou zeer gaarne uwe volmacht gehad hebben; maar zag hy niet vooruit, dat gy hem ledig naar huis zoudt zenden ? hoe onnozel was dan zyne bemoediging ? doch misfchien was het enkel onbeschaamdheid. Zyn brief bewyst, hoe ongaarne hy zien zou, dat de Heeren Wolmer en Ferdiner mede in het fpel betrokken wierden: des te eerder moet het ook gefchieden, ja., zo my dunkt, zonder eenig het minfte vertoeven. Ik vroeg den eerften,of hy ook wist of geloofde, dat zyn Neef reeds ten huwelyk verbonden was? Op beide vraagen antwoordde hy, neen: en dit antwoord werd gister op eene zonderlinge wyze bevestigd: want de Moeder van uwen, buiten allen twyffel misleiden, Fredprik hoopt nog fteeds op een huwelyk met Julie, zoo als gy naderhand zien zult. Daarby kwam het my nu zeer duidelyk voor , waarom Bunkei zo veel moeite doen moet, om zyne verbindtenis met u uit den weg te ruimen. Waarfchynlyk heeft hy ook bericht wegens H 5 het  m GESCHIEDENIS van bet misver/tand tusfchen Ferdiner en ons; en wie weet, welke bedekte middelen hy ter hand neeme, om zieh hetzelve ten nutte te misken 1 ongetwyffeld is hy het die dat flegte wyfin Frankfort daar™rbericht gegeeven heeft Gy kunt u dus'nog gerust ftellen; ïaake? r gY gehed ^ ^ maaken. Tot hiertoe van uwe zaaken: nu nog ïets van Julie. , ö :Be *?* * te rug gekomen. Eer- gister, toen wy van een re/stogtje te huis kwamen, vonden wy daar W®Wfotm dié reeds een wy! tyds naar ons gewacht en dezelven badmedegebragt. » droeg het kistje, zonder het te openen, naar haar kabinet. Nu vroeg ik Juffrouw Althuizen, of zy dat vreemde portrait kende? „ Kem „ heJ dan niet?» antwoordde zy, „ doch ik erinnermy, cfat gy te Hamburg waart, wanneer wy hier het ori. ^/hadden. Deszelfs baaifamM&vD^ald, een SS6 Engd' dC beste'"iendin van myne die a'Je moeite aanwendt, om haar w^der te te hebben. Tegenwoordig is zy in Ham- burg." Oordcel eens, hoe ontfteld ik wierd! Wat fcheelt u " vroeg Juffrouw Althuizen. „ %. wil het n wel openbaaren/' zeide ik; „ juUe is fedcrd eemgen tyd een weinig ongerust." „ Dat heb ik ook bemerkt, " was haar antwoord. „ Ik geloof wel gedeeltelyk" hervatte ik, „ uit eene foort van ialoezy, die haar beheerscht." Dat goede kind ! " riep zy al Iagchende uit; „ zy kan echter daar over zeer gerust zyn!" „ Dat geloof ik ook: ondertus- ichen Gy weet het mogelyk beter, dan ik: want gy hebt ook wel zo iets ondervonden." „ Ach ja!"  KAREL FERDINER. 123 *a i "■ z'-ide zy, „ het eene meisje is in dit ftuk even gelyk het ander." „ Wel nu," voegde ik 'er by, m data maar toe, hoe gy haar die grillen beneemt. Gy hebt haar gezegd, het was het portrait van Dewald: maak dit nu, zo dra het in de reden te pas komt, haar weder twyffelachtig." Dit deed zy ook, en Julie zelve gaf daartoe getegenheid. Zy kwam met beiden portraiten te rug, om ons over het inzetten van den goudimit te laaten oordeelen. Juffrouw Althuizen nam het. eerst de beeldtenis van Julie, en bezag ze. „ Gy zyt meescerlyk getroffen," zeide zy tot Julie. Daarop nam zyhet ander, bekeek het met oplettendheid, en gaf het my zeer onverfchillig over. „ Waar hebt gynu het portrait van myn Elize , " vroeg zy. Julie zag Juffrouw. Althuizen met verwondering aan, en antwoordde, dat zy zulks zo terftond aan my had over-, gegeeven. „ Dat!" riep. Juffrouw Althuizen met nog grootere verwondering , en nam het my weder uit de hand. „ Ik moet het bekennen!" voer zy voort, nadat zy het weder bezien had; „ heb ik dan tegenwoordig andere oogen? Ik zou 'erop gezworen hebben, dat zy het was! Maar toen was hetfehemer avond, en nu is het dag. O! welk een onder. fcheid!" ' ïk weet doch niet, of het wel van veel uitwerking geweest is: Julie heeft daarvan niet weder gefproken. — Nu het laatfte bericht, welk voor myne Leonore gelukkiger is, dan voor Julie. .— Uwevyandin -— dus kan ik haar met regt noemen heeft gister aan Sara gefchreeven. Haar. brier is een origineel, zo  124 GESCHIEDENIS van zo als men van de dochter eenès hoedenmaakers, welke de moedwillige fortuin , om haare grillen op te volgen, tot de vrouw van eenen Geheimraad gemaakt heeft, verwachten kan. Ik fchryf voor u daaruit een paar coupletten; want.wie kan alles uitfchryven? Eén, welk voor ons waarlyk zeer veel kwaads beduidt, oi.derlteld zynde dat het van de Schryffter niet verdicht of vervalscht is, welkmy nog twyfFelachtig voorkomt, luidt in zyne eigene woorden aldus: Nadat zy zich over Ferdiner beklaagd had, dat hy haar niet eens ter bruiloft had genodigd, zegt zy: „ Het ergert my voorzeker, dat die Ferdiner zo* onbefchaafd is, en alle RefpeSt regens zyn Oom, als een Geheime Finantie Raat, geheel vergeete heeft, hy toont nu, dat hy geen opvoeding gehad heft," dan verder: „ Gister heb ik een brief geleze van Ferdener an myn Zoon. Hylege Maria wat heb ik my over die brief verwondert! Hy fchryft, dat het met zyn trouwen nog niet vast is, en dat hy ten minften nog eenige maande tyd mot hebben, om hem te bedenke." Heeft Ferdiner dat gefchreeven : dan arme Julie! en zyn vertoeven? Hierop verzoekt zy Sara om eenig bericht, 0f dat huwelyk niet zou doorgaan? en dan volgen 'er eenige woorden die u aangaan: „ ik dogt ook niet, dat 'er veel aan gelegen was, als Ferdiner myn Nicht niet tot zyn Vrouw kreeg. Zy kan veel voordeeliger trouwen met een Man die in de regeering is. Wat myn Zoon angaat, zo heft zyn Keurvorftelyke Genade toegezyt, dat hy hem tot hofrad zal anftellen uit byzondere ggnegenhyt voor myn Man, die  KAREL FERDINER. ™5 die van al zyn adelyke vrinde, gehyme Raadc en andere grootte lui geduurig geplaagt wort, om hem aadelyk te laate maaken. Het is dog eenerly, en zal zich wel niet anders fchikken, omdat zyn hooge bedienig hem al adelyk maakt. Darom was myn Zoon voor Nicht Julie een beter party als^rdiner Het i*,vry wèt beter, dat het fchoonc Landgoed van onze Heer Zwager eenmaal in dehande van een Edelman komt als dat een gemeen man dat krygt. De brief was onderteekend: Maria Jofepha Wolmer, gebore van Hopfbeim. O' welken gekken brief, en nog dwaazerenhoogmoed van die Maria Jofepha, die nu op eenmaal den titel geboren van heeft bekomen! Zou een mensch van gezond verhand zich kunnen voorftellen, dat een enkele titel eene vrouw van gemeenen rang tot eene zo groote, wanfehapene, ja volkomene Zottin kan maaken? CC. BRIEF. Ferdiner aan Eduards. Hamburg, den \iden. Wat vermag niet een klein glinfterend vonkje hoop! welke oneindige waarde heeft niet de onaanmerklykfte bevalligheid van eene Beminde! Juffrouw Sommen bragt my zo even tweeftukken, waarvan^ een had uitgezocht. Zy verzekerde my ü&EUze dezelve zo dikwyls in haare hand genomen, en  iatf GESCHIEDENIS VAw en dan het een na het ander, dan beiden tegen elfratf. der zo-naanw bezien had, als zy zekerlyk niet zoa gedaan hebben, indien het voor haar zelve geweest was. De zaak wegens het kleed was my federd de laatfté bejegening, om u de waarheid te zeggen, zeer onVèricbillig geworden; maar door deeze verzekering van Juffrouw Sommers begon zy my weer van belang te worden. .Deze moeite geeft aan het goed eeric waarde, welke het zonder dezelve nooit had kunnen verkrygen — ten minfte, dit zeide my myn gevoel, wanneer ik hetzelve tot een denkbeeld vormde; en zeker dit denkbeeld zou op hetzelfde oogenblik' geuit zyn geworden, had my niet nog de nafmaak van het aandenken aan de afwyzing ten fterkften geftooten. Dus zeide ik 'er niets van. „ Zy kon," zeï de Juffer, „ in langen tvd met zich zelve niet eens worden, welk van beiden zy boven het ander zou verkiezen. Eindelyk dacht zy, dat het alleen op de liefhebbery aankwam zulks "te beflisfcn; en dus zou het best zyn, dat ik ze beiden medenam. Dewyl Zy echter," voegde 'er de Juffer by, „ wanneer zy kiezen moest naar haaren zin, het één boven het ander zou verkiezen , zo heeft zy 'er nommers opgezet, en zich in een bygelegd briefje over haare.keuze verklaard. Dus een bygelegd briefje! Zoude 'er ook nog iets naders by verklaard zyn ? Mogelyk —- Hoop ' van een minnaar, welke ligtgeloovige Zottin zyt gy! Datevenwel niet, dacht ik weder: zu'ks zou te fchielyk en te veel op eenmaal wezen. Maar  KAREL F ER Dl NE R. Ï27 mogelyk eene verontfchuldiging wegens het laatfte voorval? —- , Ik zal 't eens nazien," zeide ik tegen juffrouw Sommen, „en fchoon onze keuze al niet mocht overeen ftemmen; dan zal toch geen van ons te vergeefsch noch kwaalyk gekozen hebben: wy willen dan beiden onzen zin hebben!" Daarmede nam ik de papieren doos in myn kamer, om myn gevoel volkomen en onverhinderd wegens den inhoud van het briefje bot te vieren. Het eerfte, waarna ik zocht, was het briefje. Ik had my een verzegeld papier verbeeld en vond nu alleen een open: maar, fchoon dit bedrog zyne onaangenaamheid had, zo waren toch de letters daarop door de dierbaarfte hand gefchreeven! Elize gaf daarin met betrekking tot de bygevoegde nomniers te kennen, welk zy verkiezen, en tevens de reden, waarom zy zulks doen zou. En zy voegde 'er by: „ ik wensch te vernemen, dat myne keuze ook de uwe zy; ik zal dan verzekerd zyn, dat wy het beste treffen." Waarlyk, myn Eduards, vergeef het my en fpot niet myn hart was genegen aan deze eenvoudige woorden veel meer beteekenis te geeven, dan zy verdienen. Wat zy thans beteekenen moeten , verftaat ieder mensch duidelyk: 't geen zy beteekenen kunnen, verftaat naar myne gedachten hy alleen, wiens hart, met dat van Elize volmaakt overeenftemmend, daarvan de uitlegging geeven kan, Zy wenschte te vernemen. Myn hart vertolkte my dit': zy zou gaarne zien, dat ik haar fchreef; en  128 GESCHIEDENIS van- en Ik fchreef reeds. Rasfer, dan ik zelfs be- grypen kon, las ik deeze woorden op het papier: „ Ach! onze harten Hemmen met alle haare neigingen, hoopen wenfchen te famen genomen, veel naauwer overeen, dan onze fmaak in onze keuze. Die eerften moesten Hechts beiden ftandvastig en zich zeiven altoos gelyk zyn gebleven! Daarin heb ik gewis den voorrang aan mynen kant. In het ander wyk ik zonder eenige bedenking voor u; en het door Elize ö! dat ik u zo onverfchillig gewor¬ den ben, om niet te durven zeggen, door myne Elize! Het door u gekozene ftuk blyft tot dat oogmerk, waartoe het gekozen werd. Ik kan echter niet voorby te bekennen, dat ik zelf het ander beter keur, en bid u, my ook hierin mynen zin te geeven. Dan zal ik voldaan zyn, wanneer Elize my verwaardigt om de door my gedaane keuze te billyken, dat is: aan te neemen- O! verwerp het ten minfte niet, zo als gy Ferdiner onlangs verwierp, wanneer hy u wilde begeleiden; zo als gy veinsde niet te huis te zyn, wanneer b.y zich aan het Logement Coppenhagen de eerftemaal liet aandienen; en zo als gy hem andermaal liet afzetten, met eene koelzinnigheid, met eene minachting, met eene dat gehaatte woord verachting wil niet uit de pen vloeijen! — die zyn hart doorgriefd heeft." Ik lag het papier, na het verzegeld te hebben, by het ééne ftuk, zeide aan Juffrouw Sommers, Zy moest my de Reekening voor beiden brengen, en dit aan haare Juffrouw, welke ik gebeden had dat aan te neemen, welk ik den voorrang gaf, overhandigen. Juf-  KAREL FERDINER. ï%$> Juffrouw Hommers fcheen zeer wel te vrede mee my te zyn, en ik ó! ik zoek my aan een vonkje verkregen hoop te verwarmen, zo lang my mogelyk is! C Cl BRIEF. Elize aan Augusta. Hamburg, den iidem Zekerlyk moet de oorzaak , dië uw laatfte voorflel I niet in myne keuze laat, zekerlyk moet zy, zo als gy denken kunt, zeer gewigtig zyn! Het komt 'erop aan, waardfte Augusta, om my van üaftezonderen! Gy twyffclt echter, zegt ge, Wyl ik my niet verklaar? — Is niet, myne waardfte, gewoonlyk dat geen altoos het gewigtigfte, welk wy gaarne zelfs voor onze vertrouwdften, een gé' eim laaten blyven? Kost het zo weinig zyne zwakheden te bekennen; en gebreken, zo geen mïsflagen, die men voor zich zei ven gaarne alleen verborgen hielde, aan den dag te leg* gen, fchoon men 'er niet toe verpligt was? Maar wegens myfi zwygen wilt gyu verzekeren i dat ik daartoe geheel geen reden heb! Myne verzekering zou dus niét dan een bloot voorwendfel zyn! Gy vordert van myne liefde, van myneopregtheid,. en myne vriendfehap, u te zeggen, Wat my noodzaake, om Hamburg te verlaaten, en belooft, zodra ik my verklaar, niet langer op myn vertoeven te zullen aandringen. Wel aan, myne Augusta, IV deel. I ' llS  130 GESCHIEDENIS van . ik- zal u gehoor geeven, en geen geheim voor u 6ê. waaren; daar gy u reeds verzekerd houd, „ dat onze lotgevallen zo zeer met elkander overeenftemmen > als onze harten ? " Bovendien heb ik U myne zwakheid dikwyls brieden, en nog meermalen verraden. Laat dan myne Zuster ook weeten, "t geen zy nog niet wist maar wie weet,of zy het niet reeds vermoedde? . Laat zy weeten, „ waarom of voor wien het hart vaü haare Elize moet lyden." Ferdiner mag ik hem nog met die aandoe- ning noemen, waarmede ik weleer zynen naam durfde uitfpreken of fchryven? hem, die nu aan eene ander verloofd is! O! gy, gy^die my noodzaakt hem te noemen, vriendin van myn hart; bezef, en gevoel want gy kunt en wilt het gevoelen! gevoel en bezef alle de drangredenen, die my van u fcheiden, in weinige woorden: Ferdiner is het,dien ik beminde, en dien ik laat my zelfs het ge- ringfte zeggen, opdat gy my in alles zoudt kunnen verontfchuldigcn I dien ik nog niet vergeeten kan. Vergeeten kan? O die dwaasheid! Myne gloeijende wangen overtuigen my van myne onredelykheid: en ik moet en zal geene vergeving verlangen, waar ik 'er geene verdiene. Niet vergeeten kan ? Neen, ik zal en moet opregt zyn; Ferdiner, dees verloofde aan eene die waardiger is, Ferdiner is het dien ik nog bemin! Maar juist omdat ik hem nog bemin, ben ik des te fterker genoodzaakt, alle oorden te verlaten,. waar hy zich op. houdt. Die zich niet flerk genoeg acht, om den flryd  KAREL FERDINER. 131 -fti-yd uit te houden, wat kan die beter doen, dan viuchten ? Denk niet myne waardfte, dat ik door deeze opregte bekentenis myne liefde by u wil regtvaardigen, maar laat zy my alleen veroorloven, om u die omftandigheden voor te dragen, die myne fchuld mogelyk verminderen. Hy is het, zeide ik, dien ik eenmaal beminde; en mocht beminnen durf ik zeggen. Laat het eenvoudig verhaal myner gefchiedenis voor of tegen my getuigen! _ Als de Zoon van eenen ouden vriend werd hy in zyne ftudenten-jaaren, welken hy te Leipzig doorbragt, van mynen Vader met diezelfde liefde aangenomen, als waarmede hy hem was aanbevolen. De eerfte verheugde zich in de gelegenheid van de me. nigvuldige blyken van genegenheid van den ander op eenmaal te kunnen vergelden. In het eerfte jaar hadden wy elkander nog niet gezien. Ferdiner was maar eenmaal van Leipzig naar Dresden gekomen, op een tyd dat ik eene myner bloedverwanten bezocht. Naderhand bezocht hy ons meermaalen, was reeds van den beginne onze gastvriend geweest, en werd nu zo goed als een medelid van ons huisgezin. Twee zielen, zegt men, die elkander op het eerfte oogenblik haarer ontmoctinge beminnen,zyn ook voor elkander gefchapen. Is deeze ftelling waar, dan maar waarom alleen twee ? Waarom kunnen niet veelen gelykelyk voor elkander beftemd zyn? Julie was het gewis voor hem niet minder. — Zodra'hy my zag, een jong, goedhartig meisje, in het genot van den onfchuldigen ouderdom van zeI a ven-  132 GESCHIEDENIS van ventien jaaren, met een hart, welk tot dus verre zo vrolyk, zo luchtig geweest was, niets gevoeld had, dan goedwilligheid jegens allen, vriendfchap en behulpfaamheid voor weinigen, liefde alleen voor dezen of geenen myner fpeelgenoten wanneer hy my voor de eerftemaal zag iedere omftandigheid is nog tegenwoordig voor myn geest! Het was op eenen tyd, dat myn Vader van hem antwoord op eene vraag verwachtte hy bleef in zyne rede ftee- ken, vergat zich zei ven, en ylde my, die met myne ftiefmoeder in de kamer kwam, te gemoet, als had hy haar geheel niet gezien. Hoe leevendig zie ik dat nog alles! Die verbaasdheid, dat onophoudIjk bloozen, die vuurige opflag van het oog,dienog lang in myn aangezicht ftand greep, die diepenederbuiging! ■ Dat alles overraste my even zo zeer, als hem zeiven. Hy had myne hand genomen, en boog zich des te dieper, om haar te kusfen, hoe minder zy hem naderde. In Saxen ismen deeze hoflykheid niet gewoon. Men zou ze aldaar veeleer als een bewys van gemeenzaamheid aanmerken. Ik bloosde dus, en myne oogen waagden het niet om de zynen te ontmoeten. Deze behandeling kwam my ftoutmoedig voor, en echter vond ik daarin meer eerbied, dan üoutmoedigheid. Zy bevreemde, zy bragt my in verwarring op het zelfde oogenblik, waarop my het edele en de fchoone welvoeglykheid zyner vrye bewegingen onbefchryflyk geviel. Myn Vader, die bemerkte, dat ik zeer ontfteld was, wilde my te hulp komen, of mogelyk — en dat behoefde zo weinig . de ftoutheid van zynen vriend  KAREL FERDINER. 133 vriend verontfcbuldigen, en zeide eerst tot my: „ deze foort van eerbetuiging is in Ferdiner's geboorteplaats de gewoonte" daarop tot Ferdiner, wiens verwarring by als een misnoegen over myne zonderlingheid misduid had; „ laat het u niet vreemd zyn, dat myne dochter uwe hoflykheid thans met niets anders,beantwoordt, dan met roode wangen. Ik wil wedden, dat uwe lippen de eerftenzyn, die ooit haare hand gedrukt hebben. Dit is voor u genoegzaam, om den tyd uit te rekenen , waarop wy begonnen hebben elkander te beminnen. Vroeg genoeg! en waarlyk veel te vroeg, wanneer ik my erinner, welke overtuiging by my niet reeds geboren wierd uit het leevendig genoegen in zyn tegenwoordigheid, zo wel, als uit de nog leevendigere onrust en het gemis derzelver in zyne af wezenheid! Moest dat zo wezen, myne Augusta, en is het zo by allen, of was ik het alleen, welke het zo diep trof? Naauwlyks had het eerfte aanfchouwen van deezen waardigen man zo fterk op my gewerkt, en geheel nieuwe aandoeningen by rhy veroorzaakt, of myne eigene krachten, inbeelding en myn aandenken aan hem werkten tot zyn voordeel; zo dat de afwezenheid dat geen voleindde, welk de tegenwoordigheid had begonnen:en ik gevoelde, dat het genoegen van hem te zien de band der vereeniging van onze zielen in verre na zo vast niet had famengetrokken, als wel het gevoel van het gemis, welk alles in my opwekte om dat geene, wat my ontbrak te vervullen. Daar zat dat zwakke meisje, welk fteeds aan aangenaame erinneringen bot vierde, en nu door verj 2 beel-  GESCHIEDENIS van bee'dingen het tegenwoordig gemis tot de volgende ontmoeting vergoedde. Intusfchen, met de waardy van 't geen men ziet of hoort, geiyk gefield , zo kan doch het genoegen der hectfte vei beelding ia verre na niet opweegen tegen dat letvendiger genoegen oy het aanfchouwen, welk alle onze zinnen vervult; altoos vermengd met de bewustheid van het gemis, en dus ook wat anders kon by my daaruit voortfpruiten/ dan wensen, verlangen, zucht om hem weder te zien; Door dit alles heeft hy pok by zyne volgende wederkomst zo oneindig veel op myn hart gewonnen, dat ik nu zelve verzekerd wierd te beminnen. — Waarlyk, myne Augusta, jk wist geheel niet, hoe veel ik voor hem deed, zo lang ik flechts geloofde my onfchuldig te vermaaken, wanneer ik aan hem dacht. Dat ondervindt men dan eerst, wanneer het te laat is! Ferdiner kwam na dezen tyd mcermaalen naar Dresden, waar hy dan ook van myn Vader, zo lang de vakantie duurde, gaarne werd ontvangen, en zich gaarne ophield. Eindelyk openbaarde hy zich aan myne ftiefmoedcr, die h m toen meer aanmoedi6de, dan affchrikte; doch hem echter tot mynen Vader wees. Dees zag zyne al te vroege neiging ongaarne, en vond zich om zynes vriends wille vet pbgt, hem geene hoop te geeven. „ Gy zyt my een zeer waarde gastvriend," zeide hy tot hem; „ maar verontrust my niet door eene neiging, die mogelyk met de oogmerken van uwen Vader geheel ftrydig zyn kan, en thans nog ontydigis." Ferdiner antwoordde niets, en verminderde zyne bezoeken voor eenige dagen ,zodat myn Vader dacht, dar'  KAREL FERDINER. 135 dat hy zyn antwoord kwaalyk genomen had; doch dit was de oorzaak .niet. Hy kwam rasfer weder, dan wy hem verwacht hadden, en bragt een brief, dien hy in myne tegenwoordigheid aan myn Vader overgaf. Myn Vader las hem, en ik bemerkte reekenen van verwondering en wel te vredenhcid in zyn gezicht; doch hy fprak geen woord van den inhoud, en hield dien eenige weeken voor zich. Ferdiner werd zigtbaar ongeduldig; en dewyl hy te vergeefsch eene verklaaring van myn Vader verwachtte , kwam hy hem daarin te gemoet, en herhaalde zyn voordel, welk ditmaal met geene afwyzing beantwoord werd, maar alleen met de bede, dat hy hem tyd moest laaten, om de zaak te overleggen. Ferdiner, die dezen tyd niet kon afwachten, reisde te rug, en verzocht weder, om de pinkfterweeken by ons door te brengen. In deezen tusfehentydriep myn Vader my alleen by zich. Hy had den eerden brief Van FerdinerVader beantwoord, en nu den tweeden gekregen. Hy hield den brief in de hand, zonder dat ik wist tot welk oogmerk, en verlangde myne gedachten te weeten omtrend den jongen Ferdiner. Roode wangen, nederflaande oogen, en verwarring waren de antwoorden op zyne vraag; antwoorden zo duidelyk ongetwyffeld als woorden. Myn Vader verftond ze volkomen. „ Ik zie" zeide hy; „ dat hy u bemint en zie het ook gaarne: beide Vaders zyn gelykelyk te vrede! hier is de tweede verzekering van mynen vriend. Aan uwe zyde echter, myne Dochter, zyn nog eenige bedenkingen overig: want een meisje heeft in zulke gevallen altcos meer behoed1 4 zaam-  33 wat gy u van een minnend meisje by zulk eene gelegenheid kunt verbeelden! Ik begreep weinig van 't geen ik zag en hoorde. Des te fterker invloed had het'opr my,  i4o GESCHIEDENIS van my, en overweldigde geheel myne gedachten. Myn vader, fchoon hy alles verftond, nadien hy wist 't geen tusfcben Ferdiner en hem in zyne kamer was voorgevallen, had echter dit voorval even zo weinig verwacht, en werd even zo zeer verraschr, als ik. Hy zogt hem door verfcheidene voortellingen te ontwyken; maar te vergeefsch. Ferdiner herhaalde en verdubbelde zyne fmeekingen, en myn vader moest bezwyken. Dat heet," zeide hy eindelyk, geweld tegen my gebruiken. Ik hoop echter geene verontfchuldiging te behoeven; maar zo gy ooitzulc bemind worden, zoo moet gy behoorlyk fpreeken Kom hier," voer hy voort, terwyl hy Ferdiner aan de hand naar my geleidde, eh myne hand in de zyne lag; „ hier is de hand van het meisje, welk gy van my begeert, benevens den zegenhaares vaders!" Hy omarmde Ferdiner-, dien hy toen voor de eerftemaal zynen zoon noemde, en verliet ons met traanen in de oogen. Welk een oogenblik voor my! Welke omftandigheïd! — Zo fchielyk veranderd en, in zulk eene betrekking, in de armen alleen gelaten te zyn van hem, dien ik nu Ach! laat ik nu vergeeten, 't geen ik geloofde voor hem te zyn, nu, daar ik weet, wat ik hein niet ben, en,niet zyn mag' Doch dat het gelukzaligft oogenblik mynes leevens' dat geen zyn moest, waarmede het famenweeffel van het lyden myner overige dagen een aanvang nam! ■ Ferdiner moest eigenlyk anderhalfjaar in Leipzig, en dan nog anderhalf jaar op eene andere univerfiteit welke hy verkiezen zou, ftudeeren, èn eindelyk een reis-  KAREL FERDINER. 141 reisje doen. Echter had hem zyn vader op zyn begeerte veroorloft, om zyne gantfche ftudie te Leip. zig te voleinden. *Er waren nog geen anderhalfjaar, en na deeze verlooving, welke myn vader zonder eenig vertoeven aan zynen vriend had bekend gemaakt, mogelyk Hechts drie of vier maanden verlopen, wanneer Ferdiner een onverwachtten brief ontving, die hem zonder eenig uitftel naar huis riep. De brief was van zynen Oom in zyns vaders naam gefchreeven nadien deeze een zwaar aanval van beroerte «ekreegen had. Wy moesten nu even ras van elkander fcheiden, als wy in deeze verbindtenis getreden waren. Zal ik u het affcheid verhaalen? Neen! Ik zwyge van zynen en mynen toeftand, van de kommerlykfte gewaarwordingen aan mynen, en deduure verzekeringen aan zynen kant; van die traanen, gebeden , vermaaningen en herhaalingen van onze wederzydfche gegeevene en ontvangene beloften. Echter zou ik hier nog ééne omftandigheïd aanvoeren, zo ik niet vooruit zag, dat ik die op eene andere plaats veel gevoeglyker kan inlasfchen. Hy vertrok en fchreef uit zyne geboorteplaats aan myn vader en aan my met al dat gevoel, welk men zich na eene zo kortlings voorgevallene afzondering ligt verbeelden kan. Ik beantwoordde zyne brieven. Ik heb nog van die allen de affchriften, die ik hiernevens zende, omdat zy my de moeite benemen, om veele omftandigheden te verhaalen. Op mynen laatften, dien hy mogelyk niet in Hamburg heeft ontvangen , kreeg ik geen antwoord of naricht van hem: en myne ftiefmoeder, die reeds na de eerfte maand federd Ferdiners vertrek geduurige zwaarighe- den  142 GESCHIEDENIS yfc, den wegens onze verbindtenis opperde, en myn vader van overyhng befchuldigde, had , zo zy zeide vernomen, dat hy zich te Amfterdam ophield, en zy' ne reis nog niet begonnen had: dit was vyf maanden na zyn vertrek. Kort daarop veranderde de omftandigheden onzer familie merkelyk. De val van eenige aanzienlyke huizen veroorzaakte ook dien van mynen vader. Zyn hart en zyne gezondheid Jeeden daardoor zo fterk, ab zyn vermogen. Hy overleefde den val Hechts weinige maanden, en door zynen dood ging ons huis geheel te gronde. By zyn tweede huwelyk was myne geregte erfportie van den kant myner moeder vastgemaakt, en dit geld ftond volgens gewoonte onder beftiermg.van voogden. De zaaken van myn' vader waren in zeer ïlegten ftaat; en hieruit ontftond onder veele fchuldeifchers een zodanig gemor ten nadeele van mynen geliefden en zo dikwyls betreurden vader, dat ik myne voogden aanhoudend bad, dezelven uit het myne te vrede te (lellen, en van dit geld, al kostte het ook myn geheel vermogen, het beste gebruik te maaken, als mogelyk was, namelyk-om den goeden naam van mynen vader weder te doen herleeven; dan, zy wilden en konden ook niet Ik deed, 't geen my nog overig was, liet de fchuldeifchers by my komen, gaf hun verzekeringen volmacht om zodra ik meerderjaarig was, voor hun aandeel beflag te mogen leggen op myne bezittingen, en had het genoegen om het kwaad gerucht te doen ophouden fchoon ik zekerlyk van een zeer aanzienlyk kapitaal alleen het tiende gedeelte behield.- Dit ZyD' °m het h?deeze gelegenheid te melden, die goo daal-  KAREL FERDINER. 143 daalders, die ik binnen kort zal ontvangen, nadien myn Stiefbroeder in zyne laatfte reis naar Saxen de zaaken met de fchuldeifchers en voogden vereffend beeft. Myne Stiefmoeder, die my door haar verzoek voor den "reeds gemelden Edelman meer en meer verontruste , toonde my eindelyk een brief van FerdinerS Oom, waarin hy betuigde, hoe zeer zyn overleeden broeder, zo wel als hy zelf te onvredcn- geweest was over onze verlooving, daarby nog veele zwaarigheden aanvoerde, van andere uitzichtenfprak,die zy met Ferdiner hadden , my zeer weinig hoop gaf, en eindelyk alle vergoeding aanbood, welke wy zouden begeercn. Het ontzeggend gedeelte van deezen brief was alleen hard van des fchry vers zyde, en voor my zeer kwellend; maar dat milddadig aanbod was voor hem zeer onedel, en voor my ten minfte zeer beleedigend. Men kon my dan, naar het fchynt, hem, dien ik beminde,en dien ik regtmatïg tot mynen minnaar bekomen had, naar welgevallen ontneemen, en ik moest het dulden;maar 't zymen hem my billyk of met geweld ontnam, 'er behoefde in beide gevallen geen losgeld plaats te hebben voor rekening van hun, die zulks begeerden. Moest ik dan niet alleen gekweld maar ook befcbimpt worden ? Deezen brief had myne Stiefmoeder nog by het leeven mynes Vaders ontvangen, maar had dien zo zy zeide in zyne ziekte niet willen vertoon en. Wat bleef aan uwe Elize,myne waardfte Augusta, anders overig dan alleen de gebeurtenis, zo als zy was, in antwoord aan deezen Oom voor te draagen, daar-  tM GESCHIEDENIS Van daarby nog de brieven te voegen van den ouden Ferdiner, en zyn overtollig aanbod vrymoediglyk geheel van de hand te wyzen; doch het overige alles geduldig toe te laten, en van alle die regten en verwachtingen af te ftaan, die men my niet wilde doen genieten? Myne Moeder nam öp zich,ditmyn antwoord uit mynen naam aan dien Oom ter hand te Hellen, en heeft naar haar zeggen zulks getrouwlyk uitgevoerd- Dus werden wy weder van elkander gefcheiden! Het verlies onzer góederen, de dood van mynen Vader, de ongelukkige toeftand zyner verlatene Familie , en deeze verandering met Ferdiner. Goede Hemel 1 was het niet op éénmaal te veel voor een jong zwak meisje, voor welk ieder geval op zich zelf genoegzaam was om haar onder den zwaaren last geheel te doen bezwyken ? Ik moest myne Stiefmoeder dra verlaaten, en begaf my, zo als u bekend is, na een kort verblyf by eene weduwe te Naumburg, naar Kofloch, Pn van daar naar Lubek, waarheen myn Stief broeder my geleidde. Myne Tante had veel genegenheid voormy, en deelde gaarne met my haar geheel inkomen,welk uit de interesfen belfond van een klein kapitaal, in eene jaarwedde en in de renten uit verfcheidene weduwen - fondfen. Aan rust, wanneer ik daarond :r alleen de verzorging en uiterlyke zekerheid verftaa, ontbrak het my niet; fchoon ook dit niet langer, dan anderhalfjaar duurde: Mocht ik maar die'rust genoten hebben, welke hy, die niet ligtvaardig is, niet anders dan door fterkte en eindelyk door vergetenheid weder kan verkrygen. Maar  KAREL FERDINER. HS Maar neen! myn aandenken aan hem was te ge trouw. Altoos, telkens erinnerde my dan dit, dan een ander klein voorval eene diergelyke omftandigheid, die vericheiden andere gebeurtenisfen met zich fleepte; en zo doorliep ik zonder ophouden mynen geheelen leevensloop. Was 'er niets anders, welk my bekommerde, zo was het zyne beeldtenis, of een zekere gordyn - ring ; dan ftond weder ons wcderzydsch afïcheid geheel voor mynen geest,en alle myne traanen werden op nieuw vergoten; dan was alles, alles —- C C I I I BRIEF. Elize aan Augusta Befluit. Ik neem de pen, die my uit de hand viel, wedef op, om te beproeven of ik myne gefchiedenis kan ten einde brengen. Deeze gordyn-ring! Hy is voor my onwaardeerbaar Zoudt gy het Wel gelooven, myne Augusta, en kan de liefde zulk eene tegenftrydigheid vereffenen? hy is voor my onwaardeerbaar, juist omdat daaraan die erinneringen gehecht zyn, van welken ik my moest trachten te ontdoen! ■—— Myn Vader had onze handen in een gelegd, en deeze veiiooving zonder alle andere plechtigheden, dan alleen zynen zegen, was voor ons zekerlyk ge- IV deel. K Boeg-  HS GESCHIEDENIS van noegzaam. Onze ringen hadden wy niet gewisfe'd , en dachten daar niet aan ; Ferdiner erinnerde my dit op zekeren tyd , doch zulks werd toen uitgefteld, en naderhand geheel vergeeten, tot op het oogenblik van ons affcheid. Wanneer ik myn portrait voor het zyne te rug gaf, trok hy my eenen fyn bewerkten ring, van geene aanmerklyke waarde, van den vinger, om hem aan den zynen te fteeken; maar de ring brak, toen hy daarmede bezig was. - U Als ik de voorteekens beminde.'" zeide hy al fchertfende. „ Daar tegen zal ik u van mynen kant gerust Hellen," antwoordde ik, en haalde daarop eenen gouden ring, die wat wyder was, en weleer door myne Moeder, eene vry gezette vrouw, gedragen werd, en Hak dien aan zyn vinger. Hy trok daarop zyn eigen van de hand, doch liet hem, terwyl hy dien aan myn vinger zou fteeken, door zyne haaftigheid op den grond vallen. De ring was verbogen, en Ferdiner, die hem regt wilde buigen, brak hem verder. „ 't Is vreemd J " zeide hy „ het breekt alles by my!" „ Geef my maar één flukjedaarvan,"antwoordde ik, „ doch zonder dat zulks iets verder beduide;" „ Dat bindt alleen de tafel-vriendfehap," hernam hy, en poogde den gebroken ring met zyde aan een te binden, doch te vergeefsch. „ Ik zal u te regt helpen," zeide ik al fchertfende, en gaf hem een gordyn-„ring, dien ik op de venHer-bank vond. Hy neemt hem. „ Nu zal alles goed werden!" zeide hy, en bond de gebrokene Hukken met eene draad 'er om, en ftak hem aan myn vinger." »t Zo,  KAREL FERDINER. 147 „ Zo ."hernam hy, „nu heb ik het myne gedaan j i laat 'er toch niets Van verloren gaan." „ Moet ik daar voorzorgen?" vroeg ik. „ Gantsch niet! Ik begeer liever deezen heelen ring: de waarde doet niets tot de zaak. 'k Ben door deezen gordynring even vast aan u verbonden, als of het een gouden was. Wilt gy hem in het toekomende voor deezen gebroken weder inruilen, zo draag zorg om dë brillanten te bewaaren. O! gy hebt voor my nog iets te bewaaren, welk veel kostbarer is!" Daarop deed ik ras de Hukken van den ring af, en hy nam ze eindelyk te rug, om zei hy, het gebrokene weder te laaten maaken, en alle kwaade beduidingen voor te komen." Een gering toeval zéker, welk op het oogenblik, waarop het voorviel, alleen eenig fchertfen veroorzaakte ! Zo dikwyls ik echter den ring zie, is de geheele gebeurtenis weder voor mynen geest tegenwoordig, en het fchertfende dier zaak wordt voor my ernftig,'wanneer ik van agtercn befchouw, welke beteekenis haar deeze verandering der omflandigheden fchynt gegeeven te hebben. Met deeze neiging, om het gebeurde van vorige jaaren té herdenken, welke ik had moeten vergeeten, en pm die tedere aandoeningen weder te gevoelen , die myne zwakheid Hechts voedfel verfchaffen , en myn lyden moeten vereeuwigen, verliet ik Lubek om redenen, die u bekend zyn. Hoe had ik nu kunnen droomen het geen my werk lyk gebeurde! Ik wilde myne rust van eenen anderen kant in zekerheid ftellen, en geraakte in eene omHandigheid, waarin ik al dat geringe aandeel van geK 2 »a-  I4« GESCHIEDENIS VAn matigdheiden kalmte, of van onderwerping aanmya noodlot, welke ik my door den tyd had eigen gemaakt , op éénmaal weder verliezen moest; in eene omftandigheïd die gewis alle geloof en uitdrukking te boven gaat. Dat ik vervolgd, aangehouden en befchermd werd, is u bekend. Myn befchermer, dien ik op het eigen oogenblik niet kende,- kwam aan den wagen. Steunende op zynen aangeboden arm klom ik af, en naauwlyks zag ik hem aan, of zeeg ter neder, en bevond my, wanneer ik uit myne bezwyming ontwaakte, in de armen.' O! myne Augusta, het is onverklaarbaar ! in de kluifterende armen van Ferdiner. Hy, hy was de'es befchermer, hy, die my Aanftonds floeg myn hart by het zyne, alsof, welk een denkbeeld! — als of daarin nog genoegzame vonken van liefde waren, om myn verkoud hart te verwarmen; en myn uitgebluscht leeven we- der te ontvlammen! (*) Zulk eene hoop echter was geenszins de eerfte myner aandoeningen, wanneer ik weder tot mv zelve kwam. Was zy het in de daad geweest, dan zou zy op het zelfde oogenblik weder verdweenen zyn! Een bloozend dienstvaardig meisje bewees my met de leevendigfte, deelneming, allen onderftand, welken myn ftaat vereischte, was zeer bekommerd en verlegen, reikte my een reukflesje toe, lag myne hand in de haare, geleidde my aan haaren arm naar de wooning van Vrouw Wilms, en vroeg on- C*) II Deel. LXXXVII en XCVI Brief.  'KAREL FE R'D I N E R. M9 onophoudelyk naar mynen toeftand. Ach! Augusta! deeze minnenswaardige was de Bruid van Ferdiner, de dochter van zynen Oom, van dien man welke verfchillende erinneringen by het noemen van den een of den ander! Ferdiner's Bruid! Ik had het lang, reeds zeer lang, kunnen vreezen; maar nimmer had myn hart zulks van Ferdiner gevreesd! — Ik was al te zeker de zyne! Maar de tyd! — Zy, die eertyds Hechts Ferdinefs nicht was, werd nu zyne Bruid genoemd! Nu eerst binnen kort was zy in deeze verbindtenis met hem getreden, en morgen zouden zy plechtig aan elkander verloofd worden. Welke uitgezogte omftandigheden, welk een afgemeten tydftip, in welk wy ons moesten aantreffen! Het gelukzaligfte voor de ééne, het ongelukkigfte voor het geheele leeven van de ander! Dit bericht was bykans het eerfte, welk ik van vrouw Wilms vernam, dieniet wist, hoe zy myne onrust en traanen zou verklaaren, en door de onfchuldigfte en welmeenendfte vraagen myn hart doorgriefde. Het berouwde my duizendemaalen, dat ik Lubek verlaten had. In Farm' buil blyven, kon noch wilde ik, en was dikwyls van gedachten om vrouw Wilms te verzoeken, dat zy my te rug of naar een afgelegen dorp wilde bezorgen; maar welke waarfchynlyke redenen zou ik bybrengen, van deeze fchielyke verandering, om myn geheim te verbergen? Dagelyks verontrusten my myne eigen zwakheid en vrees; de nieuwsgierigheid en menschlievendheid van anderen; wat ik dacht, wat ik my erinnerde, wat ik zagi wat ik hoor« de! -— Fetdiner's Bruid • die. gelukkige, ge- K 3 luk-  ijo GESCHIEDENIS van lukkige maar, God weet het, geenszins van my benydde Julie —. zy iiet dag aan dag na den toeftand der ongelukkige vernemen, droeg de grootfte zorg om my het verkwikkendst voedfel te verfchaffen, bezocht my, beklaagde myn toeval, prees deeze daad van haaren beminden, verzekerde my van zyne hartelyke deelneming, van zyn misnoegen tegen de vermetelheid van dien onbekenden; verhaalde de hevigheid van de aandoeningen zynes harte, welke hem eene onpaslykheid had. veroorzaakt, verontfchuldigde hem, dat hy niet met haar was gekomen, en gaf my eindelyk verzekering, dat hy zou — dat hy moest komen. O Hemel! het was te veel! Niets ontbrak 'er aan, dan de vervulling van haare verzekering, dat hy zelf zou komen, hy Ferdiner . de verloofde van zyne gelukkige Julie, om te zien, hoe zwak en ongelukkig de vergetene Elize was. Ik werd door myne bekommerdheid deswege ten uiterften beangst. Ik floot my op in myne kamer en verbood aan vrouw Wilms alle bezoeken zonder'uitzondering. Zo dikwyls ik eene mannelyke Item hoorde, fcheen zy my altoos die van Ferdiner te wezen, en alle myne Ie- den beefden. Maar in tegendeel, wanneer hy niet kwam? O! hoe zwak was dan, myne waardfte Augusta, uwe Elize, en hoe weinig kon zy dan op haare kracht zich beroemen! Als hy niet kwam Hy, dien ik vreesde, en nimmer weder wenschte te zien. Zie daar het tegenftrydighart van eene zwakke vrouw! als hy niet kwam,' dan doorgriefde my zulks zo fterk, dat myne leevensgeeften zelfs daardoor wierden aangetast. Hoe! aan  KAREL FERDINER. iji - aan my niet deeze gewooneplechtpleeging,dacht ik, aan my geenszins die geringe welleevendheid, die hy zelfs by geen vreemden immer zou verzuimd hebben ? Ik konde het niet dulden om langer in deezen'oord te blyven,en nam in deezen mynen nood den zonderlingften voorfiag aan van eenen onbekenden. Waarom zou ik niet? Het was voor my onmogelyk in een droeviger toeftand te komen, dan in die geene, waarin ik my tegenwoordig bevond. Zeker Koopman, Eduards, fchreef aan my, beriep zich op de kennis,' die ik had aan zyne nicht Clara Dormer, die ik door u had leeren kennen, en noodigde my by haar te Hamburg. Deeze noodiging bevreemde my; maar zelfs dit vreemde was voor my eene verklaaring en overreding om het verzoek geenszins af te liaan. Natuurlykerwyze vermoedde ik, dat myne bedroefde omftandigheid hem niet onbekend was; en het was niet te verklaaren hoe hy die v in een ander had kunnen te weeten komen, dan alfuen door Ferdiner. Dus moest hy ook Ferdiner's vriend wezen,en de noodiging kwam zekerlyk door hem. Met welk een oogmerk? vroeg myn hart: en het antwoord, welk de overweging my gaf, vernederde 'my zo fterk , dat myne wangen van fchaamte gloeiden. Hoe dieper ik dit gevoelde, des te leevendiger en vaster werd myn befluit, om den voorfiag aan te neemen. Misvattingen veroorzaken mogelyk, myne waardfte, het grootfte deel der beleedigingen, die ons overkomen. Ik had zo als my naderhand de ge. volgen leerden, in Ferdiner's handelwyze gedwaald. Ik had moeten bedenken, dit zyne omftandigheid K 4 ^ niet  152 GESCHIEDENIS va» niet min droevig was dan de myne, en dat hy uit eene welmeenende kloekzinnigheid gelegenheid moest verfchaffen tot eene wederzydfche fcheiding; Maar ik verbeelde my behoef ik het u nog te zeggen? Een nieuw voorval overtuigde my, dat zyne genegenheid voor my ten minfte niet geheel was vcrdweenen. Drie vreemde mansperfoonen waren by vrouw Wilms in huis gekomen, hadden zeer nieuwsgierig rondsom gekeken, na veele omftandigheden vernomen, en één van hun geleek naar haar zeggen, zeer fterk op eenen van myne vorige vervolgers. By dit haar verhaal werd ik zeer ongerust, en vreesde voor eene nieuwe geweldadigheid. Vrouw Wilms was intusfchen buiten myn weeten in alleryl naar Julie relopen , en kwam, terwyl deeze drie mansperfoonen , zynde naar de Meid haar verzekering alleen reizende handwerks-luiden, reeds vertrokken waren, met het bericht wederom, dat de Heer Ferdiner oogenbliklyk zelf zou komen. Ziet gy nu, hoe het toeval alles te famen bragt, om my Neen, geen toeval ! Het was eene fchikking en beproeving van Hem, dien ik met demoedige traanen om byftand fmeeke, om dezelven door te ftaan. Intusfchen moest ook dit voorval gefchieden, opdat ik Ferdiner nog eenmaal zage. Ik dank God, dat hy my echter niet onverwacht overviel.' (*) Ons gefprek moet ik met ftilzwygen voorby gaan. Ik had geene kracht genoeg, om het zo lang uit te houden, tot dat hy zelf afbrak: ik moest daaraan fchie- (*) UI Deel CVII Brief;  KAREL FERDINER. i?3 fehietek een einde maaken. Wanneer hy de oorzaak gemerkt heeft, die als dan te gelyk eene verontschuldiging voor de gekwetfte welleevendheid zyn konde, zo moet hy my wegens myne zwakheid vergeeven. Heeft hy het niet bemerkt, dan kan ik my ten zynen opzichte door myne eigen bewustheid verontfchuldigen. Voor het overige werd ik, geenszins tot zyn nadeel, dan wel tot myne eigen gerustheid, nog in myn vermoeden gefterkt, dat de Heer Eduards zyn vriend is; dus reisde ik fpoedig naar Hamburg. Dan, laat ik myne treurige gefchiedems ten einde fpoeden,en u alleen nog de dringende redenen melden , waarom ik niet langer in Hamburg kan vertoeven. Reeds op Farmbull had ik bemerkt, dat ik aan Ferdiner gantsch niet onverfchillig was geworden, en zulks ftelde my eenigzins gerust; fchoon het onderfcheid zekerlyk tusfchen de liefde, waarmede hy my eertyds als zyne Bruid omhelsd had, en zyne tegenwoordige genegenheid of eenzydigheid, indien ik het zo noemen mag, verbaazend was. In Hamburg betoonde hy dra eene meer gevoelige en edele deelneming. De prys uit de Lotery, die u bekend is, heeft hy my: op de aartigfte wyze doen toekomen; en, was ik niet door een ander gefchenk, welk fpoedig daaraan volgde en ook zonderlinger was, op dit alles opmerkzaam geworden, zou ik ongetwyffeld m myne dwaaling gebleeven zyn: maar, zodra ik dit edel bedrog ontdekte, vorderde het behoud van myne rust volftrekt van my, het geld weder te zenden met betuiging van die dankbaarheid, welke hy zo regtmatig verdiend had, K 5 Ter'  154 GESCHIEDENIS van Terwyl ik dacht, dat hy het geld niette rug zou neemen,had ik gezorgd, om, nadien ik, eer myne zaaken m Lubek in orde gebragt waren, myne reis niet wel ondernemen konde, in Hamburg my in 't geheim op te houden, en nam myne intrek by Jufvrouw Sommen. Maar ook dit was te vergeefsch. Hy had middel gevonden om te weten, dat ik nog daar was, en myn verblyf uit te vorfchen. Terwyl ik op zekeren tyd den Heer Eduards, die zich by my had laaten aandienen, verwachtte, vond ik mv weder in die zelfde gelegenheid, als by myne aankomst op Farmbull. Deeze Eduards, dien ik verwacht had,. was Ferdiner zelf, die, 't welk ik echter, fchoon ik hem aanftonds kende, toen ten tyde geenszins verwachtte, zich met al het gevoel al het vuur, en alle de drift zyner vorige liefde op zyne onfchuld beriep, my zyn noodlot wilde verhaalen, zyn regt en aanfpraak op my te rug eischte, my fmeekte, my op een eed vergde om myn woord te houden, en met een eed bevestigde,dat hy (*) Gy kunt wel gisfen, 't geen ik niet kan ter nederftellen Ik had daaronder moeten bezwyken, indien de kracht, waarmede ik dit oogenblik doorftond, alleen myne eigen geweest ware; maar, dank zy den Hemel, die ze my verleende 1 Ik heb hem geene, geene de minfte hoop gegeeven; daarvoor behoede my God! Welke rechten heb ik op hem, aan wien ik ze allen zonder uitzondering heb afgeftaan? En welke kan hy op my hebben, onderfteld zynde zelfs, dat andere menfchen ' al. O IUDecl. CLXII Brief:  KAREL FERDINER. 155 alles gedaan hadden, welk gefchied is; welke rechten kan hy hebben, die naderhand door zyn verlooving aan Ju/ie het gebeurde heeft toegeftemd, en onherroeplyk de haare is? lntusfchen is zyne drift zo onftuimig, en zyn voornemenzo ernftig, dat ik gewis eene verbreeking vreeze tusichen hemen Julie, wanneer ik hem niet de éémge hoop beneem, die hy beftendigzal vast houden, zo lang ik daar tegenwoordig ben. _ Ziet gy nu, myne waardfte Augusta,is met deeze ééni-e reden, die my noodzaakt om Hamburg te verhaten, de dringendfte van allen? Ben ik wel een oogenblik zeker, voor hem? Zal ik my moedwillig in°eenen ftryd waagen, wiens uitkomst gewis dan aan myn zvde is, wanneer ik ter zyde wyk? Doch al had ik by de eerzucht, welvoeglykheid en rechtvaardigheid fterkte genoeg om denzelven door te ftaan' Wanneer doch zal hy den ftryd eindigen? En, zo de breuk tusfchen hem en Julie plaats. greep? _ . Neen, mvne waardfte, myne beste Augusta, hoe zeer my ook onze fcheiding het hart dooi griefd, hou op met my te kwellen. Ik moet weg; en,gave God, dat het my mogelyk ware, liever heden, dan morgen, lntusfchen beloof ik u, niet te zullen wegreizen, zonder u nog eenmaal gezien,nog eenmaal omhelsd, en mondeling affcheid van u genomen te hebben. De hier nevensgaande brieven zyn in die orde na elkander gefchreeven, als de nommers, die ik boven aan dezelven geplaatst heb, aanduiden. Waar-ik het noodig achtte,heb ik aan den kant eene opheldering, of ook Vf el eens eene aanmerking ter neder gefteld.  ij* GESCHIEDENIS va» Nro. r. C Cl V BRIEF. van Ferdiner. Farmbull, den \6den Sept. 1758. TTier ben ik, zo ver gefcheiden van Elize.' zonj- * der genoegen, zonder Jeevendigheid, zonder rust, zwaarmoedig, droomende en in eenzaamheid peinzende! Cy, myne waardfte, begeerde het zo, en ik moest my onderwerpen. Maar het was te hard, van u te fcheiden, zonder onze regtmatige, door onze ouders goedgekeurde en door hunnen zegen geftaafde verbindtenis door priefterlyke inzegening te voleinden, al ware het zelfs in het laatfte oogenblik van ons affcheid gefchied. Dan ó ' hoe veel geruster zou ik zyn, en het jaar onzer afzondering doorltaanJMaar gelyk het thans gefchapen ftaat Gy by eene ftjefmoeder, die by zodanige vooruitzichten op een Edelman wie kan by dit alles gerust zyn? Zoals ik my thans bevinde, met dit onftuimig en bekommerd hart, welk alleen voor zyne Elize gevoelen, vreezen en hoopen kan, kan ik niets het minfte deel neemen in alles, wat grootftendeels om mynentwille gefchiedt; ik hoor, ik zie, ik vergeet alles, wat my omringt, met eene gevoellooze onverfchihigheid, en worftel om ieder oogenblik mee den tyd. Dus heb ik na myn affcheid van u eerst zes,  KAREL FERDINER. 15? zes en na myne aankomst alhier, eerst twee dagers gefleten' Welk een leeven! — En op deeze- wyze nog een jaar te leeven, eer ik u wederzie ? Wanneer my deeze gedachte beheerscht, o! mocht ik dan op het zelfde oogenblik terugkomen, om nogmaals myne trouw aan myne Elize te bezweeren, en haar niet eer te verlaaten, dan nadat zy door haare getrouwde hand myne gelukzaligheid voleindde en my van alle onzekerheid bevrydde! Ik vind hier wel, zo als ik vermoedde, het hartelykst onthaal. Myn Vader, die reeds byna herfteld was, moest naar den raad zyner Geneesneeren de buitenlucht genieten, en was reeds een dag of twee vooruit gereisd, toen ik te Hamburg kwam. Hem dus niet meer daar vindende, begaf ik my des anderen daags op reis. Vader en Oom beyveren zich om flrvd, om my den tyd van myn verblyf aangenaam te maaken, maar te vergeefsch! - - Had ik by ben myne Elize, als myne Echtgenoot, als hunne Dochter en Nicht kunnen medevoeren, ja, dan was 'er geen oord in de waereld, daar ik liever zyn wilde , dan op Farmbull Myn Oom is alleen myns Vaders ftiefbroeder, maar eene meer dan broederlyke genegenheid heeft dat misnoegen, weggenomen, welke het toeval by de verbindtenis onzer ouders veroorzaakt had. Zyn «root geluk (dit woord niet enkel in de gewoone beteekenis voor rykdom genomen) was alleen een gefchenk van die magt, van welke ik ook al myn geluk verwacht; een gefchenk van liefde. En zou dan • Zyn hart zo ondankbaar zyn, om my een gelyk voordeel te misgunnen? Ongetwyffeld is hem onze door  • ij.8 GESCHIEDENIS van door mynen Vader gewettigde verloving beleend - enwanneer ik hem myne echtgenoot in plaats van myne bruid had voorgeftcld, was dan niet enkel eene geringe, doch in haaren aart aangenaame bevreemding het mterfte geweest, welk ik van hem had te vreezen ? Hy trouwde met zyne vrouw, die nu reeds tien jaaren overleden is, met alleen zonder, maar zelfs tegen den wil van haaren vader, en deeze verbindtenis werd altoos zeer geheim gehouden, fchoon deeze liefde aan den vader reeds lang door de geboorte van eene dochter gebleeken waSi Vyf jaar was dit kind oud, wanneer zyn onverbiddelyke grootvader ftierf en aan zyne dochter de geroofde vryheid te ruggaf' welke de Natuur haar reeds lang verleend had, om met haaren beminden openlyk te trouwen, of liever, haare reeds lang voltrokken echt bekend te maaken. Julie, deeze dochter, en het éénige kind uit deezen echt, myne jonge nicht, een meisje van zestien jaaren, moet haaren vader geduurig erinneren, wat hy zelf toen in zyne omftandigheid moest uitftaan • welk een medelyden zou hy niet met de mme heb ben? (O Dit, myne dierbaarfte, doch a! te bekommerde Elize, heb ik u zo dikwyls gezegd om u te overreeden; maar het was onmogelyk u Hechts een (l) Het blykt uit dit, zo wel als uit veele andere gezele^ dat FeriwrS Oom zeer veel op zyne Stiefbroeder vermogt en zo' kan het fchynen, dat wy tot onze verlooving de bewilliging van den Oom even zeer behoefden, als die van- den Vader De & Komst, dunkt my, bëwyst dé waarheid van deze aanmerking. Aanmerk, vw Mist.  KAREL FERDINER. i5S> tred verder te brengen, dan de letterlyke goedkeuring mynes vaders ging; en zie nu, in welken ftaat sv my gebracht hebt. Niets is hier voormy genoeglyk dan alleen deeenzaamheid, wanneer ik in myne gedachten met u fpreek, of ook wel'het gezelfchap van Julie. Julie is fchoon; ja, ik zou haar zeker voor een der minnenswaardigfte meisjes houden, zoniet het denkbeeldige in myne ziel, naar welk ik thans alle fchoonheid afmeet, de beeldtenis ware van myne Elize. Nochtans, myne waardfte dan, laat deeze belydenis u geenzins met minnenyd vervullen! Een Engel kan daar toe geene mindere oorzaak hebben dan Gy nochtans vergenoeg ik my inwendig met eene groote gelykheid : want iedere waare of .Hechts ingebeelde overeenftemming van gebaarden, van ftem, van gang ontvonkt myne geheele verbeelding, en dan ftaat plotsling het hemelfche beeld van myne Elize voor my. Misgun toch uwen Karei dit genoegen niet! Het is het éénige, ik bezweer het u by het teder vermogen, waarmede gy geheel myn hart beheerscht, het éèni-e, het éénige voor welks genot ik thans vatbaar0 ben! En —- de waardy, welke Julie door deeze overeenkomst met u ontvangt, deeze geeft zy u tien dubbel weder. Wanneer ik haar zie, dan is altoos de hemelfche geftalte van myne Bruid voor mynen geest tegenwoordig. Gy, myne tedergeliefde, de éénige, die my doet gevoelen hoe dierbaar het leeven zyn kan, voor welke ik leef, denk en hoop; myne vreugde, myne gelukzaligheid; ö! Gy weet niet, welk een genoegen  fo, GESCHIEDENIS vaé gen het zy aan u te denken! en wel in die betrekking aan u te denken, waarin ik, den Hemel zy gedankt, tot u fta! welke vreugde het vetfchaffe my met uwe fchaduuw te onderhouden, en haar al dat tedere te doen herhaalen, welk gy my te vorm mededeelde! Gy weet niet, hoe zeer-myn hart zwelt van de hoogmoedige bewustheid,van u, u te mo*en beminnen! Van de erinnering, dat ik, terwyl'gy my met uwe beeveudearm omhelsde, terwyl ik uwe bevallige lippen aan de mynen drukte, de dierbaare verzekering uit uwen mond gehoord heb, dat gy my bemmdet, en ik daarop, terwyl onze handen, door den zegen van uwen vader vereenigd, in elkander Jagen, deezen ring van u heb ontvangen! ~_ Wan neer ik dit herdenk, dan verdwynt de geheele waere.d van voor myne zinnen, en ik weet van geene behoefte, dan alleen uwe tegenwoordigheid Deezen brief ontvangt gy door dien jongen koopman, van wien ik mogelyk reeds mondeling by u heb gefproken. Hy heeft eenige jaaren by myn Va ' der op het kantoor geweest, en ik heb gelegenheid gehad hem eenigen dienst te doen. Ik vrees dus niet • dat hy onredelyk zyn za!. lntusfchen weet hy noz mets van onze betrekking, behalven het geen hyuit myn verzoek, om u deezen brief zelf te overhand! gen, moge gisfen; en laat hygisfen, wat hy wij. De vrees, dat de brief, wanneer ik hem met den gewoonen post verzond, in handen van uwe moeder mocht maken, bewoog my, dit middel ter hand te neemen. Bevindt Gy, myne waardfte, dat wy 0D deezen mensch kunnen vertrouwen, zo behoeven wy de moeite niet te neemen, om een anderen . weg  KAREL FERDINER. 16I weg op te fpooren. Ik zal in dit geval üw antwoord , in een omflag aan hem geadresfeerd, verwachten. Vaarwel, myne waardfte, myne geliefdfteElize.• ó! dat ik fchryven konde, myne Echtgenoot! Nro. 2. C C V. BRIEF. Antwoord. Dresden, den zijlen Sept. 1758.. Vier dagen was ik reeds ongeduldig geweest, wanneer ik uwen aangenaamen brief ontving. Twee daarvan komen voor rekening van uwen gevolmagtigden; de anderen heeft myn waarde Ferdiner zelf te verantwoorden; had hy niet evèn goed uit Hamburg kunnen fchryven? Twee onrustige dagen ten minfte had gy my kunnen beneemen. Waarom door een langzamen commisfeonair, en niet liever met de altoos reizende post? Waarom ook onder adres van den Heer Carlfon, en niet liever ronduit aan Elize Dewald? In het laatfte verontfchuldigt gy u door uw wantrouwen tegen myne Stiefmoeder: maar,zoudt gy nietdwaalen? (2) Hoe <2) Ik zal echter zelve mogelyk meer gedwaald hebben, dan de Heer Ferdiner. Aanmerk, van Elize. IV DEEL. L  162 GESCHIEDENIS van Hoe het ook zy, myn waarde, het ontvangen en afzenden der brieven door eene tweede hand, motet ik my zelve in het toekomende geheel verbieden! Onze betrekking, die waarlyk geen geheim kan of behoeft te wezen voor hun, van welken onze briefwisfeling eenige onzekerheid heeft te vrcezen , indien dit al plaats heeft, krygt daardoor,ik weet niet welken fchyn van ongeoorlofde handel, 't geen ik ten uiterften verfoei! — Ook moet ik u verhaalen, in welke verlegenheid my uw commisjionair gebracht heeft. Hy had eerst by myne Tante na my gevraagd. Zy verzekerde hem, hy kon haar zyne belangen zeer gerust vertrouwen; want zy wist maar al te wel, dat ik geene geheimen had, die haar niet bekend waren of zouden bekend worden. ■ Maar Neen zy moest hem verfchonen ! Dus wees zy hem dan naar het huis van myn Vader, en juist was myne Stiefmoeder by de hand, tusfchen welke beiden daarop hetzelfde tooneel weder volgde. Eindelyk liet zy my roepen, omdat by daarop aandrong om my zelve te fpreeken; en hoeveel moeite had ik zelf nog om den goeden man zyn geheim af te vraagen ! Ten laatften gaf hy my echter den brief, dien ik toen, ten bewyze dat hy geene geheimen behelsde, genoodzaakt werd aan myne Stiefmoeder te laaten leezen, 't welk my gantsch niet aangenaam was. Dus gaat het, myn waardfte Ferdiner, met de getrouwfte commisfionairen: ik bid u,hoe zal het gaan, wanneer zy niet getrouw zyn ? — O] het is eene zo• heer!yke zaak, wanneer men by zich zeiven van een  KAREL FERDINER. 163 pen oprecht en rein hart bewust is! Men kan zo vry ademen, ieder oogwenk zo ftout bejegenen, en iedere geneugte zo onbewimpeld voor elks oogen fmaaken! Waarom zouden wy dan, die, God zy gedankt, dat alles kunnen doen, geheel onnodige omwegen inflaan, om het geen goed en onfchuldig is, verdacht te maaken? Gy fchryft nu al te weinig van uwen goeden Vader, niet alleen ten aanzien van zyne gezondheid, maar ook moet ik u nog zeggen, wat my na dit het gewigtigfté is? En echter fchryft gy 'er my niets van? Integendeel gy vaart des te langer uit tegen myne halftarrigheid ? Gy noemt het flechts hardheid, en zwaarmoedigheid,en ik verbeel my evenwel, dat gy, de zaak naauwkeurig befchouwende, zult beyinden, dat ik niets minder gedaan heb, dan iedere bruid in myne piaatfe zou gedaan hebben. Mogelyk was het by u ook niet meer dan eeneleevendige, of fehielyk opkomende gedachte, of mogelyk een enkel fchertfen. - Waarde Ferdiner, roert aan deeze zyde niet te Iterk. Ik vrees, zy zou wanklank geeven! Wanneer ik thans by my zelve eens nadenk, thans, daar het te laat is d n komt by my altoos een twyffeling op, of 'ik u niet meer heb toegegeeven , dan ik had behooren.te doen? Ten hoogften ben ik d ar voor beducht, of ik zulks wel kan herftcllen Het zou zeker welvoeglvker geweest zyn, cat ik my eerst na uwe terugkomst aan u verloofd had. Wact nu, indien myn waarde Ferdiner eens redenen vond van berouw ? - Deeze vrees had my eer behooraa te vervullen, dan mynen vader. Want wat zou 'er L 2 in  36-4 GESCHIEDENIS va» in dat geval van my worden ? - Ongetwyffeld zou het beter geweest zyn, dat myne liefde zo lang een geheim van myn hart was gebleeven; en waarlyk, ik belyde het thans voor u, nog was myn voorneemen te zwygen, zo gy niet mynen Vader en my zelve in het gewichtigst oogenblik hadt overweldigd.' Of Weet gy het beter,welke goedhartige zwakke fchepfels wy zyn, om, wanneer wy eenmaal beminnen, ondanks alle vaste voornemens, echter zo veel toe te geeven? waarom waart gy dan zo ondeugend, lieve verraader, om my het eene kleine voordeel na het ander behendiglyk te ontrooven ? Hoe het ook zy, met het voorbeeld van ftandvastigheid en geduld moet en zal ik u ten minfte voorgaan, en deezen zullen voortaan even zeerftand houden Dus dient dan myn lieve Karei ook tot een dergelyk geduld te befluiten. Tyd en uur moet uw braave vader met den mynen affpreeken, en ik bid u onderwerp u zeiven zonder eenige voorwaarde aan hunne goedkeuring. Daartegen wil ik u gaarne toeftaan, uwe bloozende Nicht, welke gy my echter wat al te leevendig affchetst, zo dikwyls te zien, als gy begeert, wanneer gy namelyk daardoor my op de beste wyze voor u kunt vertegenwoordigen, en, let op dit navolgende! — wanneer zy in waarheid niet ouder is, dan zestien jaar. Vier weeken, zeidet gy my, zoudt gy by uwen Oom vertoeven, dan naar Amfterdam, van daar naar Engeland, Frankryk, en zo door Duitschland naar — ? dit is eene vraag, die ik my zelve roet geene zekerheid kan beantwoorden. Eerst weder naar huis, en dan te rug naar Bresden; of over Bresden naar huis, om een zeker meisje mede te nee-  KAREL FERDINER. 165 neemen? Heb ik het regt onthouden? My dunkt het was het laatRe. En de eerfte vier weeken zyn nu reeds verlopen. Ziet gy nu, dar ik even goed dagen kan tellen en jaaren berekenen, als gy ? En konden wy dit jaar gevoeglyk korter maaken, ik zou gaarne, van harte daarmede te vrede zyn! Leef gelukkig, myn lieve Karei, en vergeet doch niet, tot welk een pand gy my den ring gegee ven hebt! — Voor ditmaal moet ik u wel gehoorzaam zyn om mynen brief onder den voorfchreeven omflag af te zenden: maar laat ik voor den volgenden niet te vergeefsch gebeden hebben! 2v>. 3. C C V I BRIEF. van Fisdiner. Farmbull, den i6jlen Sept. 1758. Ik lees uwen brief zonder ophouden, en ken hem reeds van buiten; fchoon hy niet meer is, dan eene wedervergelding voor het ontvangen van den mynen. Ik wist wel, dat myn boode getrouw was, maar, dat hy door zyné te verre gaande trouw juist dat toeval veroorzaken zou, welk ik door hem wilde vermyden, zulks had ik my nimmer kunnen verbeelden. Verdient onze Stiefmoeder het vertrouwen van myne Elize wel? Ten minfte weet ik zeker, dat zy L 3 :n  166 GESCHIEDENIS van in zekere zaaken meer nieuwsgierigheid bezit, dan zich uit den aart van haar geilacht alleen laat verklaaren : en eene geheime toegenegenheid voor zekeren Edelman , welke zy voor my geenszins heeft kunnen verbergen, daarby gevoegt, heb ik altoos gedacht , en denk bet nog Waarheid of inbeelding , waardfte Elize, gy zult het my gaarne vergeeven ; want gy ziet, dat het alles voortkomt uit vreeze van u te verliezen; alles'Uit liefde, onuitfpreeklyke liefde voor u, — kan het u dan aangenaam zyn, wanneer zulks uwen Karei verfcheide uuren lang moet pynigen ? — Daarom vergeef het my dan ook, dat ik my nogmaals bedien van deezen allergetrouwften boode, dien ik echter nu war beter heb te regt geholpen. Kunt gy zeggen, dat u eenige voordeden ontroofd zyn ? Hebt gy my zelfs wel een éénige bede toegeftaan ? Helaas! ik ben hét nog niet vergeeten , hoe uwe hand terug week, wanneer myne lippen het eerfte zegel onzer verbindtenis daarop wilden drukken, en hoe my zulks tot in myne ziel doorgriefde I Myn hart vorderde by aanhou¬ dendheid ; en dit kon niet misfen, want het wilde en moest wederliefde, zo wel als de verzekering hebben , dat Elize, die het gevoelde alleen voor my gefchaapen te zyn van bet eerfte oogenblik af waarop ik haar zag, de myne zyn wilde. O ! hoe veele duizende wenfchen waren my toen nog te doen, tusfchen deeze handkus en die omhelzing > waar mede ik eindelyk in tegenwoordigheid van uwen besten vader begiftigd werd? Hoe veele duizende wenfchen, zeg ik, waren 'er toen nog voor  KAREL FERDINER. i<*7 voor my te doen ! Maar welken doch , ik vraag het u op uw geweeten , welken doch hebt gy verhoord? — Verhoord! - Hemel! mogt de beevende Ferdiner met zyn gloeijend har: , mogt hy zich wel eens verflouten te zegten , het geen hy wenschte , wanneer hy daar voor u ftond , terwyl gy door de fchoonheid en ftandvasngheid om. ringd werd, even of zich eene wacht van Engelen rondom u gelegerd had? (*) De laatfte bede had gy dan naar uw gedachte niet moeten toeftaan , om dan nu te kunnen roemen , dat gy uwen Minnaar Hechts één voordeel vergund hebt , deeze laatfte gelofte namelyk oP het oogenblik, waarop gy my den ring gaart, om u aan my te verbinden: dan, is dit iets anders, dan het voorige? r Ik heb onlangs met myn Vader daar over gefprooken. Zonder eenige bedenking voerde ik hem te gemoet,dat het niet myne, hoe zal ik het noemen, verdienfte of fchuld? was, dat ik met Elize niet gehuuwd, en zonder haar gezelfchap was thuis gekoomen. Hy antwoordde: — O! Let eens op! hy zeide •juist het geen ik moest verwachten, en reeds honderdmaal te vooren gezegd had i „ Indien bet ge. „ beurd was, dan was het gebeurd." (*-) Zinfpeelmg op eene plaats van MUnn; V Grootmoedigheid, verzeld Met fier gebaar ftaat vriendelyk ten toon In haar gelaat, en baart rondom ontzag, Als met een wacht van Engelen omringd. Adnme k. des Uitgeeicn. ■ L4 '  168 GESCHIEDENIS van Ik onderfh-eep deeze woorden, op dat: gy ze niet zoudtkunnen over/laan. „ Indien het',gebeurd was' „ dan was het gebeurd'*" zeide hy; en^het Jaatfte gefchiedde met eenen harden toon, ik herhaal het, mvne waardfte en tederfte Elize, met eenen toon , die my beftrafte, dat het niet gefchied was Ware het nu gebeurd , dan was gewis alles vol' voerd, zo als het behoorde té weezen, en myne Elize, gy en ik waren van alle onrust bevryd seweest. (3) . b 't Is geenzins eene vertering, myne waardfte; neen; ik zal ter uwer overtuiging zelfs alle zyne' woorden herhaalen. „ Wanneer het gefchied was dan was het gefchied, en uw Oom had het u moe! ten vergeeven: maar. om zynent wil is 't my aangenaamer, dat het niet voltrokken is; want hy weet nog niets van de geheele zaak, en hy kon het my kwaalyk neemen , dat ik zulks voor hem geheim hield, waartoe ik myne redenen had. Laat hem vooreerst maar in deeze onweetenheid," voegde hy 'er by, „ volg myn plan, en laat voor my flechts de zorg over, om hem ten bekwaamen tyde daarvan te onderrichten." Indien dit nu het gewigtige zy, waarvan gy eenig be- Verk,3aril* ™ kwam my i„ den beginne «er wlUekeu„g voor, als ware Zy alleeD ten 2ynen voordeeif " maakt: „aderhand, wanneer ik 't geen zyn vader, naar zyn JL ven zo gaarne en vrywillig had toegeftaan , by het zyne voegde werd Ik overreed om te ge,ooven , dat hy onze ech , als mÏe' derzelver verhaasting i« ernst gewenscbt had. Aanmerk, van Elizt,  KAREL FERDINER. 169 bericht verwachtte, zo vindt gy hier myne verontfchuldiging wegens uwe berisping, dat ik myn eerften brief namelyk vroeger afzond, dan ik met myn vader daarover gefproken had. Ook verzocht hy by deeze gelegenheid, terwyl hy wist, dat ik fchryven zou; door de omftandigheden zyner ziekte by uwen Vader verfchooning wegens zyn ftilzwygen. Zodra hy weder te Hamburg is, zal hy zyn verzuim weder inhaalen. Zyne ziekte was een beginzel van beroerte, die hy nog eens te voren, fchoon minder hevig, gehad heeft. Thans is hy echter weder herfteld; alleen hebben hem de Geneesheeren, die beducht zyn, dat hy het weder zal krygen, vooreerst de uiterfte rust en kalmte van geest aanbevolen , en deeze kon hy nergens beter vinden, dan op het landgoed van zynen adelyken Stiefbroeder, waar alle oogen en handen flechts op zynen wenk wachten , om zyne beveelen terftond te volvoeren. Maar nu wegens uwe vraag; ö! hoe verrukte zy my! Gelukkig ben ik, dat myne Elize niet alleen dagen telt, maar ook het jaar berekent! Gelukkig ben ik, wanneer zy ook een goed gedeelte , —of waarom niet alle die kwelling gevoelt van ongeduld en verfmagtend uitfiel, die uwen Karei alhier folteren! Maar hoe kan zy dit gevoelen ? Uw Karel wordt hier niet omringd van eene Stiefmoeder, noch van zekeren Edelman, die hem benydt, en van deeze Stiefmoeder heimelyk geholpen wordt. — Doch ik wil de zaak in evenwigt Hellen, en beweer , dat bet geen uwe Stiefmoeder voor my is, zulks mogelyk myn Oom voor u kan weezen, en 't geen myne fchoone Nicht alhier voor u is, zulks L 5 de  170 GESCHIEDENIS van de Edelman voor my zy. Ziet gy nu? Oog om oog wil ik u vergelden! Dan, al wedér tot uwe andere vraag. Ach * welke gedachten vormt gy van my ! Neen, niet eerst naar huis, en dan naar Dresden; maar over Bresden naar huis, om myne Elize in zegepraal mede te voeren. Dit lydt geene tegenfpraak! wanneer ik ü weder zie, dan zyt gy de myné! ~ En waarom zouden wy ons jaar niet zo zeer kunnen verkorten, als wy maar wilden ? Waarom niet den tyd onzer afzondering zo zeer in een trekken, dat het morgen de laatfte dag was? Wat belet zulks? Heb ik u zo even niet verhaald , het geen myn Vader zeide ? „ Wanneer het voltrekken was, dan was het voltrokken. " Dat raakt even goed, zou ik denken , den toekomenden als den voorleden tyd. — Neen, 't is nog niet zeker, dat uw Karei zyne reis niet daar zal aanvangen, waar hy ze moet beHuiten , of dat hy van Hamburg over Bresden zal reizen, en daar Hemel 1 welk een denkbeeld! -— daar dezelve ftaaken , en dan in de verzekering, dat gy de zyne zyt, met u weder in allen fpoed naar zyne geboorteplaats keeren, dan of hy om zyne reistogt te voleinden , en het letterlyke plan zynes vaders te vervullen, na eene vlugt van twee maanden door half Europa, weder daar zyn zal, waar hy wezen wilde! CC VII.  KAREL FERDINER. 171 Nr°. 4. CC V IL BRIEF. Van Ferdiner. Farmbull den tèften. "tk moet nog éénen brief fchryven ; en mogt gy i u ■ terwyl gy dien leest, het einde van mynen eerden leevendig erïnneren! Ik ben nog al te Farmbull, en zal 'er nog wel eeti maand blyven. Dat heeft iets te beduiden ! Julie is dikwyls ja — zeer dikwyls by my! ATs wy wandelen, dan ligt haare hand in mynen arm ; als zy uitrydt , dan moet Ferdiner haar geleiden ; als wy in parry fpeelen met anderen , dan fpeelen wy uit ééne kas; als wy aan tafel zitten, dan zit zy doorgaans naast myn Vader, en IK naast myn Oom; maar of het by toeval zo gefchieden kan , dat onze oogen die gevaarlyke ftrikken elkander altoos ontmoeten, dit moogt gy be- oórdeelen. Ik zeg het u, dit heeft iets te beduiden ! . n „ Wilt gy1, geen uitfpanni'ng neemen Kinders,' vraagt myn Oom, als het goed weêr is. „ Julie kan zeer goed ryden; welaan Neef," zegt hy d'ajp, „ doet een tourije'met haar." (4) Wy ryden dus dikwyls te fa- (*) Uit deeze woorden, welken doch geene enkele fcherts kuilen weezen , en dan uit het geen Ftriimr van zyn Vader zegt,  172 GESCHIEDENIS van famen: en ó! Gy moest dat meisje eens te paard zien zitten! dat zeg ik u. Maar onze Vader? Dien begryp ik nog niet volkomen! Geduurig erinnert hy my aan u met eene ernftige vermaaning; en echter houdt hy zo veel van het meisje, als van eenen zyner oogen, zonder uitzondering, het regter of het Zinker; dat is, zonder dat het biykt, of hy meer houdt van haar dan van my. En daarom moet zy aan tafel altoos naast hem zitten. Ik heb meermaalen bemerkt dat hy met peinzende oogen haar aanziende, vóór haar ftond, en haare hand in zyne regter hield, terwyl hy die met de linkerhand flreelde. „ Wat gelykt gy fterk naar uwe Moeder!" zeide hy. „ God zegene u, myn lieve Kind !*' voegde hy 'er by, kuste baar, en trad, zo , ik merkte, met traanen in de oogen terug. . Waarlyk, ik zeg u andermaal, alles is nadruklyk! Leg uw lieve hand op uw teder hart, myne Eli- ze, en voel, of het klopt! Ik zal u meer aan den dag leggen, want ik heb 'er belang by, dat gy onrustig wordt; want jaloers is geen woord, dat een gevoel kan uitdrukken , welk in zo eene ziel, als de uwe, kan opwellen. Onlangs had myn Oom de dubbele alléc van lindenboomen, die aan beide 'zyden eenen langen vyver in den tuin rondom befchaduwen, een keer of twee zou men befluiten, dat de Oom geheel andere oogmerken had, dan de Vader. In eenen volgenden brief komt nog eene dcrgelyke plaats voor. Aanmerk, van Elize.  KAREL FERDINER. 173 twee met ons op en neder gewandeld, en was daarop terug gekeerd. Terug gekeerd? Ja ! En ik zat aan het eind van den vyver naast het minnenswaardig meisje. Alleen? Geheel alleen; en haare hand lag fteeds gerust in mynen arm. Dus zaten wy, en hoorden beiden naar het geraas van 't water, welk zich door een pyp in - den vyver ontlast. Eene lange reeks van verbeeldingen , fchakelde zich aan elkander. 'Er ontftonden bymy, ik weet niet, welke denkbeelden, die my het voorleedene in de plaats van het tegenwoordige fielden, en ik — zal ik het u openbaaren ? —- ik greep met drift de hand van Julie, welke ik drukte en met een kus bedekte; en het onfchuldig meisje bloosde, als of daarby moet ik u zeggen, dat een kus op de hand hier zo algemeen is, dat het bloozen daarover volftrekt iets moet beduiden! Tast nu in uwen.eigen boezem, en vraag u zelve: wat dacht of wat gevoelde toen Julie? Nog meer! ik wilde u dit teder meisje befchryven maar de befchryving mislukte. Nu zal ik ze alleen fchilderen ; dat zal myne dagelykfche bezigheid zyn, en gy, gy zult het portrait hebben, om te zien, hoe fchoon zy is! Verbeeld nu u zelve , hoe zy dagelyks vóór my zit! hoe uw Karei ieder fchoone trek met zyne gloêijende verbeelding opneemt! hoe zyn geheele ziel dagelvks uuren lang op haar aanzicht ftaart ! hoe hy zich niets anders vorrftelt, dan haar alleen! hoe hy eindelyk met deeze minnenswaardige beeldte-  .174 GESCHIEDENIS vak tenis zich ter neder legt en opftaat. — Verbeeld u dit alles, en fchryf my in alleryl, dat ik overvliege by u, 6m het te voleinden. Of verlaat gy u daarop, dat ik in alle deeze trekken alleen u aanfchouw, in alle deeze gedachten alleen op u kan denken ? O! wat verbindt gy m} N-o. 5. C C VIII. BRIEF. Antwoord. Dresckn den jden OStober. Ti/lag myn lieve Karei fteeds de hand van zyn teJ-V-l der Nichtje in zyn arm houden, haar te paard geleiden, aan den fpeeltafel haare zyde kiezen ? Mag hy fteeds tegen haar overzitten, of, wanneer hy haar fchildert, ieder fchoone trek van haar gezicht met zyne gloeijende verbeelding opneemen , en met de minnenswaardige beeldtenis zich ter rust begeeven en ontwaaken? Ik zeg hem, hy moet het doorftaan, en zyne beproeving even zo ftandvastig uithouden, als ik de myne! Ik zeg hem, gelyk ik hier door zyn moedwil met onrust te ftryden heb, , even zeer zal hy moeten kampen tegen de bekoor lykheden van zyne minnenswaardige 'Julie.' Ziet gy i^u ? Wy zyn weder gelyk. ,f Dus beantwoorde ik uwen laatften brief het eerst. Mogelyk om dat een gedeelte daar van voor my het ge-  KAREL FERDINER. 175 gewichtigst was? Ja, myn waarde! By eene zekere plaats moest ik my de oogeft afdroegen, dewyl my eenige, fchoon aangenaame, traanen ontvielen! Geenzins die woorden, waarop gy ongetwyffeld het eerst zult denken, wanneer uw Vader zeide- „ ware het voltrokken, dan was het voltrokken ; " maar, hoe hy daar ftond vóór zyne lieve Nicht, haar aanziende met een oog, welk fcheen -te weiden in haare bloozende bekoorlykheden, terwyl hy haare hand in zyne regte hield, en die met zyne linker ftreelde , onder het uitboezemen van „ God zegene u, myn lieve Kind!" Daar was het, myn lieve Karei, dat myn hart klopte _over deeze zo zagte , zo leevendige voorftelling , dat ik my verbeeldde , zelve vóór uwen Vader te ftaan, terwyl hy zyne hand aan myne lippen drukkende, my insgelyks het „ God zegene u, myn lieve Kind" toevoegde, en myne lippen met dankbaare traanen befpoeide: dit waren die hemelzoete traanen, welke uit myne oogen vloeiden! Sederd dit oogenblik zeg ik dikwyls tot my zelve: ja, gy moet lyden, gy moet tegen uwe begeerten ftryden . en ieder vaderlyk bevel tot op het laatfte oogenblik gehoorzamen, en alles overwinnen! Dan zult gy voor al dit lyden, voor al dit worftelen;, voor alle die ftandvastigheid en overwinning eenmaal die heerlyke belooning verkrygen, dat de Vader van uwen Karei vóór u ftaan, uwe hand in de zyne leggen, en u ook dit „ God zegene u, myn lieve Kind!" zal toevoegen. „ Dat had gy reeds kunnen verkrygen, " zult gy, myn lieve Karei, naar myne gedachten antwoorden, want  ï76 GESCHIEDENIS va „ want myn Vader zeide immers, ware het voltrokken, dan was het voltrokken ! f Maar liet hy 'er niet op volgen j „ doch 't is my aangenaamer, dat zulks niet gefchied is?" Dus is het ook my aangenaamer; te meer , daar wy dan nog de vergeeving van uwen Oom behoefden. Vergeeving noodig te hebben is immers geheel iets anders , dan het wel gemaakt te hebben en goedkeuring te verdienen.' Overdenk gy zelf eens, of het niet duizendmaal beter is, na een kort geduld de gehoorzaamheid te zien beloonen, met alle de bekoorlykheden der liefde, die men zich verbeelden kan; dat men op al het voorleedene met' genoegen kan terug zien, en geene vergeeving van Vader of Oom heeft te verwachten; dan, wanneer men eenigen tyd vroeger begint, met koelzinnige verwondering aangezien, en eindelyk fchoon niet geheel met tegenzin ,. echter met onverfchilligheid te worden aangenoomen , zo dat men alleen zeggen kan; „ wyl het gefchied is, zo is het gefchied.' " Vervaar my dan niet langer, myn waardfte Karei, met uwe hevige vervoeringen, en maak niet, dat ik uwe tegenwoordigheid, die anders voor my het aangehaamfte denkbeeld is, als eene bedreiging moet vreezen! Ik bezweer het u , ik moet en zal my geen letter van het bevel uwes vaders laaten ontrooven. En wanneer gy my van harte bemint, zult gy dan zelf u niet wachten, om my in eenigerleien opzicht in myne voorneemens te doen wankelen? O! weet gy niet, dat hy, die by één voorneemen niet ftandvastig is, zulks ook bezwaarlyk in andere gevallen zyn zal ? En, meent gy wel, dat de overwin-  KAREL FERDINER: M 'Winning, om hem, dien ik alleen bemin, aanftönds myne hand te geeven, my even veel zou kosten, als het voorneemen, orii deezen Minnaar niet eerder weder te zien, dan niet goedkeuring van zyn Vader en Oom gefchieden kon? My zekerlyk, die bewust ben, dat ik alles door uitftel kan verhezen, wat moet my dit alles kosten! Gy wantrouwt myne Moeder ; maar , al ftaa ik ü eens toe , dat zy andere oogmerken heeft, dan ik, (5) zult gy u dan, ter uwer gerustftelling, van myn vast befluit en myne ftandvastigheid niet geheel kunnen verzekerd houdeft? Ben ik ooit in éen geval wankelmoedig geweest; heb ik ook voor u in zo verre moeten zwichten , dat ik u vryheid gaf, om uwe reis, die over Dresden naar Hamburg een einde zöu neemen, in tegendeel van Hamburg over Brem aan te vangen ; hoé kunt gy u dan verzekert houden , dat ik myn befluit ook in andere opzichten geenzins zal veranderen ? Gewis , myn waardfte, men moet'zich by zekere grenzen bepaal len, en deeze geenen voetftap zelfs overfchreeden ; anderszins loopt men gevaar van onophoüdelyk af te wyken. Heb derhalven geduld, myn Ferdiner! Uw geduld zal my verzekeren , dat gy onder allen van myne Sexe , die gy mogelyk fchooner keuren, of in wier groote bekoorlykheden gy u gaarne zoude ver* (5) Dit gaf zy my toen reeds, fchoon zekerlyk' niet zo.openbaar en voor de vuist , als naderhand, te kennen, zo als gy uit myn eigen verhaal gezien hebt. Aanmerk, van Elize, IV DEEL. M  i?8 GESCHIEDENIS vak vermaaken, my echter alleen bemint, en de onvéranderlykheid myner beiluiten, die my waarlyk meer kosten , dan gy u verbeelden kunt, kan u tot verzekering ftrekken , dat Elize zich aan geen ander dan aan Ferdiner zal verbinden; — en ik voeg 'er nog by, daf zy het zelfs niet doen zal, al ware het dat eenig toeval het ongelukkigfte , welk my zou kunnen bejegenen - u verbood de myne te worden. Wat hebt gy dan te vreezen? Gy? Maar ik? Myn Karei reist immers in de groo- te waereld! Hy zal 'er nog honderden van myne Sexe zien, door welke hy my kan vergeeten! Hy heeft immers een zo teder hart! — En de Mannen , zegt men — Neen! vergeef my, myn waardfte! ik wantrouw u niet. Ik ken uw hart; en de verzekering , die ik door deeze kennis bezit , fielt my ten vollen gerust, en verfchaft aan uwen ring een zo fterk regt, als hy mogelyk voor zich zelf niet bezit ; want voor welken regtbank anders , als dien van het hart > zou ik dien kunnen vertoonen ? Was dit ook een verzoek om een anderen ? Ja, om opregt te handelen, terwyl ik dit ter neder fchreef, dacht ik zo iets; maar naderhand bedacht ik my: _ wanneer uw hart my eenmaal niet meer mogt toebehooren , waar toe zou my dan de ring, ja zelfs uwe hand dienen ? Ik fchryf u, gelyk gy ziet> en we]k -± {e vooren reeds van u verzegt heb, voor de vuist zonder een vreemd adres. Mogt ik u eindelyk verbidden, om even zo te lchrvven!  KAREL FERDINER. i?0 No. 6. C C 1 X. BRIEF. Van Ferdiner. Hamburg, den gden O&ober. Zo fpoedig hier, en nog maar zes of zeven dal gen! Laat ik u de oorzaaken van deeze fpoedige verandering verhaalen. Ik had nog over de veertien dagen te Farmbull kunnen vertoeven ; want als dan wilde myn vader zelf met my naar Hamburg wederkeeren, om alles te befchikken, dat ik myne reis tegen het midden van November kon beginnen. Maar een brief van zynen Broeder uit Amflerdam, deed het geheele plan veranderen. Die man wenschte my hoe eer hoe liever te zien, en myn Vader was 'er zeer voor, dat ik geen dag zou verzuimen; fchoon myn Oom my liever te Farmbull had willen houden. (6) Zou hy dan (6) Dit is de plaats, waarop ik te vooren doelde. „ Wonder is het" zegt Ferdiner, „ dat myn Vader fcherpere oogen heeft dan die van Julie." Aan de fcherpte der oogen zal het wel niet gehaperd hebben; want het vervolg toont, dat hy zyne dochter voor Ferdiner beftemd had, en dit zal Ferdiner's Vader wel ingezien hebben, terwyl hy fcheen te vreezen, dat de Oom het huwelyk van zyn Zoon niet gaarne .zien zon, en daarover eenigzins in verlegenheid fcheen se ,zyu. Anmerk. van Elize. M 2  ito GESCHIEDENIS van dan niet bemerkt hebben, het geen myn Vader was ontvallen, „ vergis u niet, Karei, denk aan uwe' Elize'" of het geen hy my onlangs zeide, na dat ik met Julie gefchertst had , en daar na met hem alleen was, met- zyn vinger omhoog-V „ Julie fc met voor u, zo gy weet: vergis u niet? Won der is het, dat hy feherpere oogen hééft, dan de vader van Julie! Haare beeldtenïs' is daardoor niet afgemaakt; want \ om u de waarheid te zeggen, zy heeft niet eens gezeten; ik wilde het alleen maar op perkament ter' neder Hellen. Des te dieper en leevendiger moest ik daarom my zeiven ieder trek in myne verbeelding drukken , des te menigvuldiger en opmerkzaamcr moest ik haar aangezicht met aandacht befchouwen < en daar van was het gevolg, dat ik altoos meer gelegenheid kreeg om in haar gezelfchap te weezen • dat ik met haar fchertfte, om de bevalligheid van haar lagchen regt te treffen; haar in myne armen druKte, en met haar om eene kus worftelde, om de fchoone trekken haarer zedigheid, en den opkomenden blos op haare wangen, wanneer tederheid en fchaamte kampen, te befpieden; en dit alles welk eenen vader volftrekt opmerkzaam moet maa' ken! Ja, durf ik u nog een voorval verhaalen? Elize tElize ! waarlyk het hart van uwen Karei ftaat de be proeving door; het heeft oogen blikken uitgeftaan die gy u nimmer kunt verbeelden! Denk eens, wy reeden uit. Een vinnige boeren hond fchiet uit eene berookte hut voort, en valt woe-  KAREL FERDINER. 181 woedend op het paard van Julie aan. Het paard net de lieve Amazone het veld in , en ik het na. Zy was deerlyk verfchrikt, en hield zich alleen aan l vliegende maanen vast, wanneer ik den teugel greep, fchielyk van myn paard op den grond fprong, % haar, terwyl zy van het paard viel, in myne ar- men ving' Daar raakte zy buiten zich zelve, lag koud en zónder beweeging aan myn borst, en ik had niets om haar te doen bykomen. Wat verom> fchuldigtée nood niet al! Maar, maar! Menig ^en is 'cr verdronken , die een ander uit het water hielp ! Zy kon geen adem fcheppen: zy moest fpoedig lucht hebben: en uw Karei — wat waag. de die vermetele! hy maakt het fnoer van haar keurslvf los; draagt haar in zyne armen naar een beek;'gaat met haar op zynen fchoot op de grond zitten ; lehept water in zyne hand, befprengt en wryft daar mede'haar voorhoofd , haare wangen , haare armen, haaren boezem, tot zy eindelyk met den wederkeerenden adem als uit den flaap on waakt, en eene nieuwe fchoonheid vertoont, wel- ke een Schilder gewis nimmer zou vergeeten. Hemel! wanneer ik herdenk, hoe zy m myne armen viel, hoezy in haaren angst my vast hield! — vergeef het my, myne waarde! — myn hart klopte toen op eene ongemeene wyze, en ik üaü geen tyd om aan uwe laatfte omhelzing te denken! Zou ik met dit hart wel kunnen belooven u zo getrouw te zyn, als Gy ? En echter, wanneer ik ophoude met u te beminnen , dan is de geheeM 3 16  182 GESCHIEDENIS van k natuur weder in haare ooirfprongïyke verwar» ring! (*) ■ , Het ^een ik' van uwe Stiefmoeder gedacht heb , jaartn Iaar? ~"~ ' ™ D°g ^ ë"heel Gy moet volftrekt een anderen ring hebben : op heden geef ik Carlfon daar order toe. Maar wel' te verftaan tot eenen gouden j want ik moet my tegen de ftreeken der Rechtsgeleerden beveiligen. Den diamanten ring breng ik u uit Londen mede. ■ En nu moet ik affcheid neemen. Affcheid? — waarom? Ben ik twintig of duizend mylen verder met even zo vanu afgefcheiden, als toen gy, alleen een enkele muur tusfehen beiden, by uweStiefmoe. der m de .eene, en ik by uwen Vader in de andere kamer zat? ö! Wat mnptf ■ , ■ „ war moest ik toen niet al uitftaan, wanneer ik flecüts een voet hoorde beweegen ! Wat luisterde ik met myn kloppend hart niet aandachtig naar ieder toon , ën hoe dikwyls meende ik niet van ongeduld te zuilen bezwyken ! Dus is Het thans niet, als wy eenige mylen van elkander zyn. — Maar daar tegen heb ik weder die onzekerheid, en bewustheid, dat ik niet tegenwoordig zyn kan, wanneer ons eenig onheil wordt berok kend. — Ach! 't zy ik nader, of verder af ben 't is doch alles het zelfde j Konde het jaar flechts vleugels neemen! —- Myn (*) Zinfpeeling op eene uitdrukking van Shakefreav: Yeas, I do love thee: and when I love thee not, Chaos is kome again!  KAREL FERDINER. i33 Mvn v der is nog op Farmbull gebleeven ; doch II- heb rogmaals dj herhaalde verzekering van hem ontvangen, dat, zo dra hy te Hamburg komt, hy dan alles zal bezorgen. Terwyl ik nu flechts weinige dagen hier vertoeve , zal het bezwaarlyk zyn , UW antwoord nog hier te ontvangen. Gy moet my voorts te Amfterdam zoeken ; maar wie weet , of „V my vinden kunt! Liever wil ik geduld oeffenen, dan in gevaar zyn, dat het niet te regt komt. L*at het dan flechts berusten, myne Elize, tot gy zelve van my eenig bericht ontvangt, waar mede ik my ten fterkften zal fpoeden. Maar denk ook des te meer aan uwen Karei; en om hem te overtuigen , dat ry aan hem denkt, fchryf dan dagelyks, en aend hem op eenmaal het geheele paket. Vaa-wel, Engel uwer Sexe ! Laat dit geheele iaar voor u flechts, eene éénige gefchakelde gedachte zyn, die my aan u vertegenwoordigt; en fmaak daarin al dat genoegen, welk het hart van uwen Karei doet zwellen, wanneer hy zich zyne betrekking tot u erinnert! Nog ééne vraag: wie heeft het opfchnft op uwen fenef gefebreeven ? Het was wel de hand van eene Vrouw; maar geenzins die van myne Elize, welke foy al te bekend is. (7) Mogelyk is het die van uwe Tante. Dan is alles wel. • N">. L\ Hy heeft zich mogelyk niet vergist! Zodra ik zyn naricht 1„ vreesde ik zulks ook, en herinnerde my, dat één zyner voorgaande brieven ook niet zo verzegeld was , als alle anderen, die hy my te vooren gefchreeven had. Ik wilde hem echter niet verontrusten. Aanmerk, van Elizt. H 4  m GESCHIEDENIS va, Nro. 7. C C X. BRIEF. Antwoord. Dresden, den l^den O&ober. jk zou u niet fchryven, dan na dat ik bericht van u had ? Gy zoudt vertrekken , en ik zou affcheid genomen hebben, zonder u met myne gebeden te begeleiden? — Hoe kon ik dat doen, myn waardfte! } O ! als gy eens wist, hoe plegtig voor my het oogenblik was, waarop ik uwen Jaatften, my zo aangenaamen brief las! Nimmer heeft myne ziel u vuunger bemind. Nimmer heb ik u met meerdere angst omhelsd. Want zie, het was voor my de tóatfte omhelzing van eene bruid , die vol is van het zwaarmoedig denkbeeld, dat zy üem , die zy thans omhelst, nimmer weder zal hebben. Des te vaster drukt zy hem aan haare zwoegende borst trefct hem weder terug in haare armen, wanneer zy hem even had los gelaaten, en kan hem dat laatfte onbefchryflyke vaarwel niet genoegzaam herhaalen ' ~- Daar lag imeEtize, myn Karei., op haare knieen; bad met eene zo vuurige aandacht, als zy nog nimmer had gebeden, tot haaren en uwen God, en baadde haare gevouwen handen in haare heete traaflen. Ach !. dat Hy, die enkel Liefde is; Hy, die hem aan my gaf, hem ook voor my behoude!- Voor  KAREL FERDINER, 185 my, wanneer het hem nuttig is, en wanneer geen van hun , die hem thans nog nader zyn, dan ïfc , daar tegen is! Maar , wanneer het zo niet ware , zo als ik mogelyk niet moest vreezen , doch waar voor ik nog fteeds beducht ben, dat Hy hem dan alleen voor haar hehoude, voor welke het Zyner Wysheid best dunkt! dat kommer en gevaar die ?eeën verlaaten, die hy moet bevaaren , en gunftige winden , ' zo gunftig , als de zugten en wenfchen , die zyne Elize hem nazendc, de zeilen mogen fpannen, om zyn fchip van den eenen oever naar den ander te voeren! En, — mag zich een baatzuchtige wensch in een gebed mengen, ■ dat, wanneer hy dan voor my wederkomt, en deeze handen, welke nu voor hem' gevouwen zyn , zich als dan voor hem zullen uitbreiden om hem weder te omhelzen , en aan myn juigchend hart te drukken, dan ook het zyne even zo getrouw, even zo rein en teder kloppc , als op het oogenblik, waarop hy van my fcheidde! Vaarwel Waarde, Beste, Uitverkorene! duizendmaal vaarwel! — Dit is alles, wat de kortheid des tyds aan uwe Elize toelaat te fchryven: want de reizende post zal u deezen bezorgen; en de Voorzienigheid zal gewis het blad van eene onfchuldige en tedere liefde begunftigen, en u nog in handen geeven, al ware het öp het oogenblik, waarop gy zult afreizen. NB. Gy zult doch kwaalyk gezien hebben. Het opfchrift was van my zelye gefchreeven. Maar het is zeker , dat. Carlfon , die uwen brief aan myne Stiefmoeder overhandigde, geenen ring heeft afgeM 5 le-  186- GESCHIEDENIS van leverd, en op myne navraag zeide, niets het minfte daar van te weeten. — Maar laat het flechts zo blyven. „ Heb ik immers uw hart niet J" (8) C C X I. BRIEF. Chaklotte aan Leokohe. Farmbull, den i^den Nov. i76 r. Ooe gelukkig," zeide ik onlangs tegen Julie. Wanneer wy op ons fpeelreisje de eene fchoonheid van het land na de ander voorby reeden « hoe gelukkig is niet hy, die op het land kan lee' ven ! Drie weeken heb ik in eene Stad vertoefd by welke omtrent haare uitgezogte vermaaken wei' nige Steden in yergeJyking komen ; maar van den vrolykflen dag zelfs , dien ik daar gefleeten heb weet ik my geen één te erinneren , die myn hart zo ongevoelig innam, en myn geheele ziel met zulk een bedaard genoegen vervulde, als dat, welk ik in deeze dagen gefmaakt heb , en nog op dit oogenblik gevoel. Ik begryp niet, hoe een mensen zich zo van het eenvoudig, natuurlyk leeven ontwennen , en in den droevigen kring van bezigheden waarin hy door de Mode bepaald wordt, eeuwig'' kan (8) Dit is myn ka#e brief , w,aroP ik geen verder antwoord bekomen heb. Ik twyffel, of hy dien ontvangen heeft. Ik kon he> met van my verkjyge», hem daarom te vraagen. Waartoe kon het my dienen? Aanmerk, van Elize.  KAREL FERDINER. 187 kan heen {leuteren ! Hoewel , hy , wiens hoofd, eens aan het hollen is, die is onvatbaar voor de tederfte en beste aandoeningen. Ik wenschte wel, dat Ferdiner ook denzelfden fmaak had, als ik! — doch," voegde ik 'er by, „ daar aan hapert het hem niet." „ Ten minfte is 'er een tyd geweest," antwoordde Julie , „ waarop hy dien bezat. Wanneer ik my erinner, hoe onuitfpreeklyk hem deeze manier van leeven geviel, hoe hy hier alles zo hartelyk gevoelde en fmaakte, en hoe hy geene woorden kon vinden , om my zyne aandoeningen te befchryven !• 1 „ Niets ," plagt hy te zeggen, wanneer wy met ineen gefloten handen 's morgens of 's avonds hier of gints heen wandelden , „ niets zou ik hier willen misfen! Zelfs niet deezen ouden, hollen wilgenboom , die over dit lieve beekje van den eenen kant tot den anderen reikt, om my daar te kunnen plaatfen , en dan in de hoogte een bosch van groene takken vormt, om my voor den middagzon te dekken 1 . Indien hy eens kwam te fterven ," voegde hy 'er by , „ myn geheel gevoel, geloof ik, zou veranderen." De boom is niet geftor- ven , fchoon hy die verandering ondergaan heeft! dat is in andere woorden: andere neigingen, andere zinnen ; niet waar Charlotte ? " „ Neen,"zeide ik, „ gy moet zeggen andereomftandigheden , andere zinnen. Wanneer hy thans liever in de Stad , als op het Land fchynt te zyn , zo zyn het gewis de omftandigheden, die hem daar roe noodzaaken. De gewichtige en menigvuldige bezig-  188 GESCHIEDENIS van Bigbeden van eenen omflaglyken handel laaten hem weinig tyd over om tot zich zejf te komen." „ Wat bclet.hem om afftand daar van te doen," vroeg zy, „ zo als hy reeds vast befloten had?"' „ Verlies I " antwoordde ik. /, Schoon ik voor my byna niets van den koophandel verftaa, heb ik echter zeer dikwyls van Forfier en Feldhcim geboord, dat het hem, zonder gevaar van zyn half Ka. pjtaal te verliezen, niet mogelyk is binnen één jaar tyds zich uit de negotie te begeeven. Neen , myn kind, men kan niet alles krygen, wat men wel wen, ichen zou! " „ Charlme, " hernam Julie, „ wy kunnen altyd veel meer doen, als wy willenl " „ Zo fpoedig echter," zeide ik, „ aIs wy dikwyls wenfchen , kunnen wy maar zeer zelden Op, bet ééne oogenblik wordt dikwyls iets met drift befloten , en in het ander ziet men eerst de zwarigheden, die daar tegen famenloopen." „ En dan," voer zy voort, „ verkoudt de drift, en wy vergeeten het geen reeds bcflooten was " ,, Wy zyn menfchen ," hernam ik , „ en alle menfchen worden door de omftandigheden heen en weêr gedreeven, gelyk de zwemmer door de golven. De beste heeft geene kracht genoeg, om ieder golf meester te worden. En wat zal men dan anders doen, als toegeeven, en het oogenblik afwachten, waarop men veilig aan land kan komen ? " „ Wanneer het hem dan nog maar ernst is, of wanneer hy dan maar de verlaaten oever kan weder vinden, en lust heeft om terug te keeren. Fer- di-  KAREL FERDINER* 189 ■diner heeft het uit het oog verloren en vergeeten* Hy denkt thans zekerlyk nimmer aan Farmbull! " „ Wel nu," antwoordde ik, „ wanneer hy udaa eerst naar Hamburg geleidt, zo kan 'er weder een tyd komen , waarop Gy hem naar Farmbull terug voert. Deezen tyd zult gy doch zeer aangenaam doorbrengen , fchoon op eene plaats, waar gy met zo gaarne zyt, als hier. Maar ik, myn kind, wat zal ik beginnen, wanneer ik u moet misfen? De tyd onzer fcheidinge is waarlyk zeer naby! " „ Waarlyk!" zei Julie. „ Wie weet, hoe lang ik nog maar leeve?" Ik hield my, als of ik haar niet verftond, en antwoordde; „ naar den gewoonen loop der natuur langer, dan ik. Maar zo lang zullen ten minfte onze harten vereenigd zyn, al liet gy u zelfs overreeden, om in Hamburg te blyven ! want Farmbull zult gy toch niet geheel verlaaten; en dan hoop ik, dat gy my zult toeftaan om u op te pasfen." „ Charlotte!" zeide Julie met drift, en wilde meer zeggen, maar haar hart was te vol om daarin voort te gaan. Haare oogen zwollen vol traanen, en zy viel my om den hals. „ Het denkbeeld der fcheiding , " hernam ik , „ doet u te fterk aan, myne waarde Julie: Maar deeze fcheiding immers zal zo goed als niets zyn , wy mogen, willen en kunnen elkander nu en dan weder zien." „ Ik bid u," vroeg Julie, „ waartoe dit alles?" „ Voor eerst," voer ik voort, „ geleiden wy u voor eenige weeken; uw Vader, ik en Metta. In den  m GESCHIEDENIS van den Voorzomer zyt gy weder Mpt c„ i i u u y ' en haalt 0"s we¬ der naar Hamburg, en zo al voort." zat in gedachten, en antwoordde niets Wilt gy my niet aanhooren, myn lieve kind?" zeide ik en omhelsde haar: „ wilt gy my niet aanhooren? Zeg my, wat bekommert u?" „ Dat het reeds zo ver met my gekomen is !'J antwoordde zy. „ Het is zeker " hernam ik, „ reeds zo ver met ü gekomen, dat ik niet aan uwen toeftand kan denken, zonder traanen van blydfchap te Horten'" „ Aan mynen toeftand?" vroeg zy. , » Aan dfn^en," antwoordde „ die zo gelukkig is!' b „ Als die van een ziekelyk kind," voorzy voort „ welk de Geneesheer heeft opgegeeven." „ Als eene Bruid," zeide ik weder, '„ die wel ras zal bekroond worden. En deeze Bruid vergelykt gy met een doodziek kind? Hoe meent gy dit?" „ Een ziek kind fpreekt men welftaanshalve voor wat het dan hebben, dan worden of doen zal - dui' zend zoetigheden, om de gedachten van het gevoel dat het fterven zal, te verwyderen." „ En is het zo met u ?" vroeg ik. „ Wanneer zy die my lief hebben', - antwoordde zy, „ zich genoodzaakt zien met my te fpreeken ate met zo een Kind, is het dan niet ver genoeg met! my gekomen?" - Ach, dat zy dit begreep! dacht ik. Dus was onze geheele famenfpraak, en zo zyn zy allen. Gy ziet daaruit „dat de herroeping van Vrouw Alt. hul-  KAREL FERDINER. 191 huizen, die anders ongedwongen genoeg werd bygebragt, weinig geholpen heeft. Ik heb befloten een beter middel te beproeven, of ik Ferdiner's geweeten niet zal kunnen doen ontwaaken ; hier over denk ik fpoedig aan Henriette te fchryven. CV XII. BRIEF. Charlotte aan Leonore. Farmbull, den ijden. yulie weet nu, 't geen zy, zo ik meen , reeds vermoed had , dat de bruiloft wordt uitgefleld. De Heer Wolmer heeft het haar op eene zo treffelyke wyze bekend gemaakt , dat Ferdiner, als hy maar fchryft, by haar geheel buiten eenig vermoeden deswegen zal blyven. Aan tafel verhaalde hy, (en Sa. ra, zo als gy ligt kunt denken, was de eerfte, die volkomen met hem eens was,) dat hy de begeerte van zyne Oud-Moei overwogen en bevonden had, dat noch hy, noch Julie haar, op haar aanhoudend verzoek, een uitftel van eenige maanden zonder haar te beledigen konde weigeren ; eensdeels , om dat 'er haar zo veel aan gelegen lag om daar tegenwoordig te zyn, dat zy daarom in haaren ouderdom nog eene zo verre reis zou onderneemen ; andersdeels, om dat zy deeze weigering niet anders zou aanmerken, als dat hy haar de oude oneenigheden met haaren Man , waar - aan zy mogelyk geen deel had , weder erinneren, en de oude vyandfchap en koelzinnigheid  m gèschIédénis vAit heid tegen haar wilde aankweeken. Hy had dus, voer de Heer Wolmer voort, terug gefchreeven ,' dat men haar zoude wachten, en by Ferdiner, dié ook buiten dat van wegen zyne menigvuldige bezigheden een maand uitftei zou verzogt hebben, had hy zich volkomen verontfchuldigd. Terwyl nu Sara, fchoon juist met geen goed voorneemen , ten minfte met geen voorneemen om de eenmaal vastgeftelde party voort te zetten, maar nog fteeds in de hoop van Dankwart, met grooten ophef verzekerde , dat men dit verzoek niet wel konde afflaan, zo ontftond 'er uit d^t kwaad dit goede, dat de zaak by Julie beter ging, dan ik gedacht had. Ten minfte liet zy geen mistrouwen hoe genaamd blyken tegen haaren Vader, noch toonde zich eenigzins bekommerd. Wat echter Wolmer zeiven betreft, ik heb zeer veel moeite gehad , hem daartoe te beweegen, en zeker niet zonder dat verdicht ontwerp te herhaalen, waar van ik u reeds gefchreeven heb. Hy had namelyk opzettelyk gewacht op het geen Ferdiner op zynen laatften brief zou antwoordden , waarin hy hem de uitvlucht benam wegens de overkomst van zynen Oom Thomas. En, nadien Ferdiner geduurende deezen gantfchen tyd niet fchreef „■ was Wolmer daar over zo verftoord , dat hy alle vriendfchap met hem wilde verbreeken, en myn gefprek , welk ik met hem hield, vermogt niets by hem Hy had intusfchen verfcheiden maaien met Dankwart deswege gefprooken , en ik denk, dat deeze het meest heeft toegebragt, om hem te bevredigen. Ein-  KAREL PERDINER. m Eindelyk fcheen hy myn verdichtfel voor waaraan ïe neemen , en zeide ; hy zou den.uitflag der zaak Bog eenen tyd lang afwachten, en by voorraad Jute door de zekerheid van het uitftei trachten gerust te ftellen Onzekerheid diende haar tot mets anders , dan alleen om aanleiding te geeven tot de ergfte vermoedens. Maar hy wilde zich volftrekt met aa, ten beweegen, om nog eens aan Ferdiner te fchryven „ 't Geen ik met hem heb af te handelen, zeide hy „ dat zal ik hem ook wel op zyn tyd mondeling zeggen. Ik zal toch binnen kort naar Ghickftad moeten, en, als ik op dien tyd nog geen brief van hem heb, zal ik een dag vroeger over Ham. burg reizen." Dus konde alles nog weder in orde raaken, ais Ferdiner maar fchreef. Wat nu Vrouw Althuizen betreft; uit het geen zy zeide by gelegenheid dat ik met haar fprak over de jaloersheid van Julie, (die echter, naar de ftrikte beteekenis van het woord, van alle jaloersheid verre af is ,) kunnen wy verzekerd zyn, dat wy van haar, die alles in de war kon, brengen , niets te vreezen hebben ; en dus kon Ferdiner nog wei tot beter gedachten komen. Ik heb deswege ook aan Henrictte gefchreeven , aan welke ik zekerlyk het geheim moest openbaaren. Des te yveriger , denk ik, zal zy daar aan arbeiden. Wegens de reeds gemelde oneenigheden tusfehen den Heer Wolmer en Julie's Oud-Moei , of liever haaren overleeden Man , kan ik u, als gy daar na begeerig zyt, eenige opheldering mededeelen. Dees man heet Ahrenhof, een hebzuchtig Koopman, zo IV DEEL.  194 GESCHIEDENIS vün als my Sara, en zo het fchynt niet zonder grond meer dan eens heeft verzekerd; want hy had liever gezien , om door den tyd alle de bezittingen dier üamilie in handen te krygen, dat Aïndtid, de nicht van zyne vrouw, niet in het Huuwlyk trad, en had haaren vader Fabrhs, als zynde zyn Schoonbroeder, de voorgeftagen party weeten af te raaden- Maar dees vader, een zieklyk man, ffierf hem te vroeg , wanneer daarop Amalia, die pas negentien jaar oud was , zich met Wolmer in den echt verbond. Van dat oogenblik af had hy zich als vyand tegen Wolmer verklaard. De oneenigheden wegens de verdeeling der erfenis namen een aanvang , en tusichen de beide vennaagfchapte famihen was alle gemeenfchap afgefneeden; welke vervolgens geheel ophield, door dat de eerfte van Riga fpoedig naar Archangel trok, wanneer Julie een jaar oud zal gewecst zyn. De Heer Wolmer echter verzekert, 'dat oeUud-Moei meer dén wil van haaren Man, dart haare eigen verkiezing volgde, en, zo lang zy zich in Rtga had opgehouden, nu en dan met zyne Amaha, van welke zy als haare Wicht zeer veel hield bnefwisfeling gehouden had. Na dat hy echter zelf naar Holflein was vertrokken, had hy niets het minfte van hun vernomen, tot op deezen laatften brief, die hy onlangs van haar had ontvangen. Ik kan u thans zelfs een geflachts-Iyst mededeelen, die ik toevallig in eeu ouden Rigafcben SchryfAlmanak, door eene vrouwenhand, naar het fchynt, fchielyk ontworpen, onder eene menigte oude papieren en rekeningen gevonden heb. Volgens deezen waren Julie en Catbarina, twee zusters van ze- ke-  KAREL FERDINER. ipj ker geleerden, genaamt Hofmann , die van zyne renten leefde. Julie, vier jaaren ouder dan Catha. rina, trouwde in haar negentiende jaar met gemelden Fabrits, wiens dochter, Amalia, de Moeder van onze Julie, zeventien jaar jonger was, dan haare Tante, welke in haar drie en wintigfte jaar met dien Ahrenhof trouwde, die zich zo vyandig tegen onzen Wolmer had getoond. Hy had drie kinderen by haar, waar van de jongfte Zoon nog maar alleen overig is, die als dan negen jaar ouder zyn moet, dan onze Julie, de éénige dochter, van Amalia. De naam van Julie ftaat in deeze lyst aldus: „ Frederika Julie (g. F. gen.) Wolmer." De letters (g. F- gen.) verlta ik niet, C C X I I I BRIEF. Ferdiner aan Eduards. Hamburg, den icften. De Juffer komt niet! tweemaal heb ik het haar laaten zeggen. Zy zeide aanftonds; en komt echter niet. -— Hoop , gy getrouwfte Voedfter van den verlaatenen en ellendigen, gy éénige vriendin , die, fchoon hem alles verlaaten mogt, hem echter byblyft , zyt gy voor my alleen dat geen niet, welk gy voor alle anderen zyt? — Zy doet zich voor my op, ik neem haar gaarne aan, ik noem haar Hoop : maar het lydt niet lang, of zy verandert in verlangen, in verfmachtende begeerte , m N 2 rus*  i9<5 GESCHIEDENIS un rusteloos ongeduld, en eindelyk wordt.het,alles bedrog ! Het is zekerlyk het uiterfte, welk Elke doen konde, toen zy deeze kleinigheid affioeg! 't Is het zegel op voorige minachting, welke my zo doorgriefde ! Moest zy ten minfte niet , wanneer ik daarin dwaal , moest zy dan ten minfte niet deeze gelegenheid waarneemen , om my deeze knellende dwaaling te beneemen ? De waardigftc Vrouw zelfs ontziet zich niet, zulk eene vereering van een onberispelyk Man aan te neemen; en welke redenen kan zy dan hebben, om deeze kleinigheid af te flaan ? Om dat zy van my komt ? Van my ? — Ik kan, ik kan het in waarheid niet gelooven! Het is - ö! Ik kan en wil het niet gelooven ! lntusfchen , waarom kryg ik niet één éénigen regel tot antwoord? Waarom blyft de Juffer weg? O ! welk een rampzaligen toeftand fusfehen verwachting en vrees , hoop, en voorgevoel van het bitterfte ongeluk ! Wat foltert my deeze onzekerheid , wat wordt niet het ééne denkbeeld door het ander, de ééne begeerte door de volgende vernietigd, en hoe zeer raak ik daardoor buiten ftaat, om één éénige myner voorneemens Kr uitvoer te brengen ! Ik konde het nog wel omwenden , dacht gy in den beginne, ik dacht toen anders, JNogthans hebt gy gelyk: maar wanneer ik nog eens wilde omwenden, zo zal het in dit tegenwoordig oogenblik zyn, en naderhand nimmer. En — 6 God ! Gy telt alle de Hagen van myn verdeeld harte! Gy weet, hoe menigen daar onder zyn voor haar, aan welke ik  KAREL FERDINER. 197 ik my verloofd heb ! Het is u bekend hoe veelen 'er uit de onrust van myn g weeten, hoe veelen 'er uit een brandend medelyden; maar ook hoe veelen 'er uit eenevuurige deelneeming, hoogachting, begeerte ja, waarom zou ik het verzwygen? uit liefde ontfprooten zyn! Zo waar als ik leef, Eduards , ik heb menige , menige oogenbükken, waarop ik gevoel, dat ik Julie thans weder met dezelfde hartelykheid zou beminnen , waar mede ik haar eenmaal bemind heb; Was ik maar op dien weg voortgegaan , dien ik in den beginne met zo veel moed bewandelde! Ac':;! mogelyk zou ik nog op dien zelfden weg terug komen , zo maar niet deeze bedricglyke hoop aan den eenen , en die verwenschte fchaamte aan den anderen kant, het eerde gelukkig voorneemen altoos in zyne geboorte fmoorden. Thans is het de tyd, dat ik wordt opgeëischt, zo niet op eene volmacht van Julie zelve, — ik ben zo trotsch niet om my zulks te verbeelden ; en wmneer ik genoopt wierd om zulks te gelooven, dan ware het gewis de uitftorting van eene ongemeene liefde, die alle myne dankbaarheid regtmatig zou afvorderen, — dan van een ander perfoon , die nimmer gewoon is te dwaalen in de gevoelens van Julie. Henriette, de vriendin van Julie, en de vertrouwde van Charlotte, heeft my op heden de uitdaaging toegezonden, ongetwyffeld op aanfpooring der laat. fte. De inhoud — doch ik mag my dien niet weêr erinneren. Lees de uitdaaging zelf, N 3 CCXIV.  193 CES-C B IE D.ENIS v.a-m CCXLV. BRIEF. Henriette aak Ferdiner. Hamburg,, den icftem fly maakt u federd eenigen tyd zo geldig, als of gy van gedachten waart u in het toekomende alleen voor geld te laaten zien. Alle uwe vrienden klaagen daar over, en de een vraagt den ander na de onbegryplyke redenen van dit u gedrag. Ik voor my dacht eerst zulks nog eenigzins te kunnen verklaaren, 't geen deezen zo moeilyk fcheen. „ Wat wilt gy van den man?" zeide ik; „ heeft hy niet zyne Bruid?" Maar federd ik van Farmbull' verneem, dat ook aldaar alles even ftil van u is, als. hier, is alle myne wysheid ten einde. Hoe is het? Wanneer vangen wy eindelyk de reis daarheen aan, waar toe ik reeds zo lang geleden genodigd ben? Wy zouden nu al.weder moeten terug zyn , en zyn nog niet eens daarheen vertrokken ? Gewis, gy zyt de eerfte, die een zo vast bepaalden tyd verzet hebt,»- Zekerlyk moet het aan uwen Almanak haperen, die mogelyk van het jaar 1661 is , en reeds federd honderd jaar zyn creditheen yerlqpren. Uit dien hoofde zend ik u 'er een van dit jaar. Zie nu zelf eens na,, van het midden van gepasfeerden OBober tot aan de boven gefchreeven Datum, is meer dan een geheele maand verIpopen.  KAREL FERDINER. 199 In ernst! Gy moet noodzaaklyk heen gaan , en zelfs hoe eér hoe liever. En, al trof dees brief u niet aan, dewyl gy fchikkingen tot de reis maakte, zo als ik van harte wensch; zo moet ik u echter zeggen, dat dees myn wensch volkomen belangloos is ten mynen aanzien, en alleen uw eigen genoegen bedoelt!' Gy zult, al verzweeg ik zulks , wel ras ontdekken , dat eene andere perfoon door my fpreekt. Een brief van Charlotte heeft my zo zeer verbaasd , dat ik in zeven minuuten geen adem kon fcheppen. Om 's Hemels wil, welke verandering is dat! Vriendfchap te breeken en vyandig te zyn met de geheele waereld ! Met Dankwart hebt gy reeds tamelyk lang geleden de vriendfchap gebroken, maar nu ook met Wolmer, en met Julie? Drie brieven van eene Bruid onbeantwoord te laaten! Haaren Vader dubbelzinnig en flechts met gemeene welleevenheid te antwoorden, wanneer hy over den trouwdag fchryft! deezen dag weder gaarne uit te ftellen, en geen anderen te bepaalen! Ondeugend mensch! wanneer gy maar niet jaloers zyt! anders kan het u nog vergeeven worden. Maar dan ook nog niet, of gy moet uwe groote misdaad erkennen, en om vergeeving fmeeken. Ik openbaar u hier iets van het geen my gefchreeven , en ook maar opgemerkt is. Het zyn deels uitgekipte woorden , die Wolmer ontvallen zyn , deels beluisterde gedachten : het is u bekend , van welk eene fchoone ziel! De eerfte die gy zo hoogacht, zou nogthans zo veel geduld niet gehad hebben, als de andere, van welke gy zo onuitfpreeklyk bemind N 4 wordt,  2co GESCHIEDENIS van wordt, was 'er niet een zeker toeval tot uw hulp bygekomen, welk ik, zoals thans de zaaken ftaan, een zeer gelukkig toeval moet noemen. Hy dacht eene geheele verandering aan u te befpeuren. Hy achtte zich zelf, zo wel als zyne dochter, (en dit is ook naar myne gedachten de waarheid,) op eene gevoelige wyze door u beleedigd ; en wanneer hy daar omtrent geduld zou oeftenen, zou zulks alleen gefchieden , om zyne neerftachtige dochter te verfchoonen, die, hoe zeer zy ook met haare droefgeestigheid worftelt, het niet altoos in haar vermogen heeft om de teekenen van haar geheime lyden te fmooren. Ten regten tyde kwam zeker gelukkig toeval, welk daarin beftaat, dat Julie's Oud - Moei om uitftei verzogt heeft. Charlotte, die zo getrouw uw plaats vervuld , maakte zich dit ten nutte en bouwde daarop een gelukkig verdichtfel, om Julie en haaren Vader te bevredigen. Zy wilde liever voor praatachtig gehouden worden , dan nalaaten goed te doen. Zy gaf voor, dat gy van haar het verzoek dier Tante, en de begeerte van Wolmer om daar aan te voldoen vernomen had; en dit was dan ongetwyffeld de reden , waarom gy het uitftei voor afgedaan gehouden hadt, en niet gekomen waart.. Dit, Mynheer Ferdiner, zyn berichten van Char. lotte, die zich met betrekking zo wel tot u als tot Julie in de grootfte verlegenheid bevindt, en wel haast alle gronden, waarop zy u nog kan verdedigen , zal zien uitgeput, wanneer gy u niet binnen kort van deeze verontfchuldiging, die zy u aan de hand heeft gegeeven , bedient, terwyl gy ü zeiven maar ftoutmoedig op haar moet beroepen, In  KAREL FERDINER. aoi In haaren naam, of, wanneer de bede van één meisje nog niet genoegzaam is, dan ook in dien van my zelve, raad, bid , ja, bezweer ik u alles wat gy maar wilt! bedien u van deeze gelegenheid, en vertrek zo fpoedig als mogelyk is p dit is het éénige , waarlyk het éénige middel om het geen gy verbruid hebt, weder goed te maaken! Bedenk ernftig, dat een Vader geenzins zo langmoedig jegens u is, als eene Bruid ; en echter is hy nog veel langmoediger, dan Uwe Dienaresfe Henriette. C C XV. BRIEF. Henriette aan Charlotte. Hamburg, den z^fien. Uwe Commisfie aan den dubbelzinnigen Ferdiner, heb ik ter uitvoer gebragt. De uitwerking daar van wacht ik nog af, en geef alle hoop nog met °-eheel op ; echter heb ik heden, fchoon reeds vier dagen geleeden , nog geen antwoord ontvangen. Maar dit antwoord behoeft ook niet. Hy had aan den brenger van mynen brief gezegd : hy zou antwoorden als het noodig was ; wanneer hy nu aan Julie fchryft, is het zekerlyk aan my onnoodig. Dus zult gy vroeger weeten , dan ik , welk befluit hy genomen heeft, Is 'er echter nog niets van ge-  202 GESCHIEDENIS van komen , zo gevalt my zyn zwygen niet; en zelfs dan nog veel minder, wyl het reeds erg genoeg is, als het bewyst, dat hy tyd van beraad heeft moeten neemen. Welke Bruidegom kan zich hier in nog eerst bedenken ; en hoe veel minder nog, na een tyd van beraad verlangen ? lntusfchen , ter¬ wyl gy my niet alles verklaard hebt, geloof ik voor eerst nog, dat alles uit een misverftand voortkomt tusfchen hem en Wolmer, welk Ferdiner, voor zo verre ik uit eenige woorden, die hy zich nu en dan. heeft laaten ontvallen, befiuiten kan, mogelyk aan Dankwart toefchryft. Nu nog een woord van onze ongelukkige Clarai Zy houdt zich, naar de.gedachten van myne vriendin , die haar onlangs gezien en gefproken heeft, thans zo wel, als men naauwlyks in haare ongelukkige omftandigheden doen kan. Naar de gedachten van myne vriendin, zeide ik; want hoe veelen zyn 'er, die eene genoegzaame fynheid van gevoel bezitten om zich zo geheel in de omftandigheden van den lyder te plaatfen, dat zy in de hevige uitboezemingender droefheid niets bm'tenfpoorigs vinden? Is het een lyden, welk geheel uit liefde zyn ooirfprong neemt, wie kan zulks mede gevóelen, of hy moet ook aan den anderen kant even fterk' beminnen ? daarenboven zyn 'er ook zekere edele zielen, welke in dit foort van aandoeningen altoos veel dwaasheids vinden! Terwyl nu onze Clara dit ook zeer wel bewust is, zal zy van haare zyde door eene zekere heerfchappy over .haaren kommer, zich naar de waereld en naar die maate van medelyden fehikken, die zy van dezelve verwachten kan; en dus  KAREL FERDINER. 203 dtjS wat behoeft men zich dan te verwonderen, dat zy aan fommigen , die, om dat zy beter met haar fympathifcerd.cn, ook meerdere droefheid vermoed hadden, als 't ware al te onverfchillig voorkomt? Ik weet echter uit alle haare brieven, dat zy zich niet zo wel bevindt, fchoon het ook na den laatften, dien zy gefchreeven heeft, beter met haar gefteld zy ; want het is nu vast befloten, dat zy hwen Gripnpin zal nareizen. Moeder en Oom hebben- eindelyk beiden daarin bewilligd. Ik crinner my dat wy dikwyls daar over gefproken hebben, toen zy nog hier was. Zy vroeg my, wat ik van haar voorneemen dacht? Ik zeide haar; zo lang my de omftandigheden van Grifenfiein onbekend waren, was het ook moeilyk haare vraag te beantwoorden. „ Echter zyt gy zyne vrouw , " voegde ik 'er by „ en dus ook met hem verbonden ; waar hy ook is, moet ik ieder ongeluk met hem deelen;" antwoordde zy. Naar myn ge¬ dichten heeft zy gelyk ! Een Vrouw zal Vader en Moeder verlaaten en haaren Man aanhangen! Zeg my , Charlotte , is dit een gebod , of eene bloote befchouwing van het geen dikwyls plaats grypt? Ik mogt 'er fomtyds zelf belang in hebben, daarom dénk binnen kort eens op het antwoord ! Of ik dan reeds verloofd ben ? Gantsch niet , maar ik vrees —• of moet'ik zeggen, ik hoop? — • Ik hoop? Geenzins! Het ftaat aan myne vrye keus; en 't geen men volgends eigen verkiezing hebben kan, daar van kan men niet zeggen, ik hoop. Ik vrees alleen, het is maar al te naby. Wat doet men eindelyk niet al uit wanhoop, om maar van het eeu-  se* GESCHIEDENIS vak eeuwig aanraaden ; fmeeken en kwellen bevrvd te weezen ? Nog één enkel woord van Clara, die nu zo als ik zeide, geheel tot de reis bepaald is. Haar'es mans vnend, Benning, fchryft zy, heeft haar vóór eenige weeken een brief van Grijfenflein bezorgd, die in een ander aan hem zei ven was ingeflooten. Benning denkt zelf daar heen te reizen, en heeft zich aangeboden, om aara's reisgenoot te zyn. Dees voorfiag, fchreef zy, geviel haar echter niet: want zyne dienstvaardigheid kwam haar, als eene bloofe vnendichap met haaren man befchouwd, een weihi^ te vuurig voor; fchoon zy anderszins zyne befchei! denheid en gematigdheid in het fpreeken moest roe. men , had zy echter geen zin in het beduur zyner oogen, en in andere geenzins willekeurige betuigingen van zekere gevoeligheid , die hy echter alleen den naam van hoogachting gaf. Deeze bedenking heeft te weeg gebragt, dat zy, zo lang zy geen anderen reisgenoot weet, haare reis heeft uitgefteld. Benning zou gaarne hoe eer hoe liever afreizen ; maar had zich nog opgehouden in hoope van een aangenaam gezelfchap aan haar te zullen hebben. Eindelyk heeft Eduards zelf befloten haar te geleiden, fchoon hy thans nog afweezig is, en eerst by zyne overkomst naar Lubek den dag der reize bepaalen zal. En hier door 'is Benning te rade geworden, de zyne binnen acht of veertien dagende beginnen. Van Louife heerscht in alle uwe laatfte brieven een diep ftilzwygen , als of 'er reeds mos op haar graf was gegroeid. Ik weet ten minfte iets van het ar-  KAREL FERDINER.. 205 arme meisje; dat zy namelyk by eene gemelyke'en affchuuwlyke bloedverwant van den haatelyken Dunkel bewaard wordt, en onlangs van hem zelf een bezoek gehad heeft. Deeze vrouw heeft eene landhoeve,, ik weet niet in welk Dorp , naby Gehrfen. Misfchien kon Leonore of haare waardin , als gy nieuwsgierig zyt, nadere en meer zekere berichten van haar ontvangen. ■ Ik voor my ben zeer be- geerig om te weeten, hoe het thans met dit lieve meisje gefteld .zy. CC XV I. BRIEF. Ferdiner aan Eduards. (*) Hamburg, den i6jlen. VV/anneer eene beminde ontroofd wordt' en de Vv fchuld daar van aan my is, zo is zy echter niet u, maar my zeiven ontroofd ! Waarom floot gy dan , als een jaloerfche, uwen dolk in mynen boezem ? Trek de verhaaste bedreiging weder in, Eduards, dat ik 'er geene behouden zal: die gedachte maakt my zinneloos! Welke van die beiden zou het zyn, die ik my zeiven zou ontroofd hebben? — Het zou een verdiend loon zyn, wanneer die geene eindelyk my verachtte, welke ik bereid was fchoon (*) Een antwoord op eenen brief van Eduards, dien men weg gelaaten heeft, om dat de voornaamite zaaken daar uit in dit antwoord worden aangehaald.  öoö GESCHIEDENIS vau fchoon waarlyk geene broederlyke liefde in vergelyking kome by die, waar mede ik haar nog altoos omhels aan de andere op te offeren; maar dat zy my verwerpen zou, aan welke ik dit groote offer aanbood , dat zou eene ondankbaarheid zyn , waar over zich de Natuur zou moeten fchaamen.' Neen , zeg ik u; zo wanhoopig , als gy u verbeeldt, is myn Haat in lang niet! Ik heb het nagedacht , en de redenen gevonden, waarom Elize dus handelt, namelyk , om dat zy thans dus handelen moet. 7-, Dit is klaar; ik moet eerst vry en ontheven zyn van die banden, die my aan eenige andere verbinden , eer zy mynen voorflag kan aanneemen. Dat is het oogenblik, welk zy, zonder eenig toedoen, of zonder dat te verhaasten , Hechts afwacht. Of wanneer dit woord nog te aanftoo- telyk zy, het oogenblik, welks toebereiding zy met volkomene verloogchening van haar zelve, zonder de minfte deelneeming aan het geen 'er gebeurt ja zelfs volftrekt in dit geval onwerkzaam, fchoon/zo ik hoope, geenzins onverfchillig, 0f het kome'dan niet, aan de omftandigheden en handelingen van anderen geheel en al overlaat. Uit deezen hoofde geeft zy my geene andere hoop , dan welke ik altoos zelf in myne liefde vind; ontzegt my zelfs" haare tegenwoordigheid, en alle briefwisfeling maar blyft doch fteeds dezelfde, die zy altoos geweest is. ö! Mag zy my geene hoop geeven , ik zal dan, zo lang zy hier is, genoeg weeten te neemen. Mogelyk ziet zy myn ftryden niet onverfchillig aan. Mo-  KAREL FERD1NE R. 207 Mogelyk is het oogenblik niet verre af, waarop zy, van myne hardnekkige ftandvastigheid overtuigd , denken zal; het is eindelyk genoeg ! Mogelyk is zy zelve zo fterk niet meer , om den ftryd uit te houden; en dit haar laatfte ftilzwygen, welk my zo folterde , was een lang aanhoudend overleg, welk een gelukkiger uitfiag zal hebben , als dat vreeslyk •ftilzwygen fcheen te dreigen. Neen, myn ftaat is geheel niet wanhoopig. Gy wist nog niet, dat Juffrouw Sommen, een uur omtrent geleeden, na my gevraagd heeft. Zo ernftig,' zobelangryk .'zeide men my; — want ik was ongelukkig uitgereeden. Waarom zo belangryk , wanneer Juffrouw -Sommêrs niet overtuigd geweest wa's , dat zy my een wenfchelyk en aangenaam be- r,gt> of 't geen zy mogelyk anders had af te leeveren brengen zou ? —— Ik ben nu zo dikwyls reeds te leur gefteld, en heb nog fteeds bevonden , dat het ééne vonkje hoop na het andere begon te glimmen; en my altoos gekheden deed bedryven ; — maar dit weet ik echter, Elize is bier! en dat zy hier is, — overdenk gy het zelf is gewis een vaste grond, waarop myne hoop veilig kan ankeren! Ik moet my zeiven poogen op te rechten, zo goed ik kan. Wee den ongelukkigen, die, wanneer hy door den ftroom wordt gefleept, om hulp fchreeuwt, in plaatfe van de onbefuisde golven met beide handen van zich te zweepen! lntusfchen doorgrieven die redenen, welke gy my voordraagt, geheel myn hart. — ,, Gy zult nimmermeer willen ; daar voor behoedt u de grootheid u-  208 GESCHIEDENIS vas uwer heldendeugd. En, wanneer gy ook wilde, zo durft gy niet. Eerzucht alleen, en het oordeel der waereld maakt het u onmogelyk." 'Ach! dat gy waarlyk gelyk moet hebben ! Waar vindt men meer gelaatenheid en tevens meer beraad? Meer vrouwelyke' tederheid en tevens meer heerfchappy over zich zelve? meer vernedering met meer gepaste eigenliefde? En, hoe zal ik al het overige met woorden uitdrukken ? ■ Waar vindt men van alle kanten zo veel voortreffeiyks in één perfoon vereenigd? Wanneer ik zulks inzie, hoe diep zink ik dan' van de moedige hoop tot de dobberende vertwyffeling van eene onmeetlyke diepte ter neder! En daarby Julie — Ach! dit is my een dolk in het hart! Ja , deeze band moet ontbonden worden, en viel zulks my zo ligt, dan zou het reeds volvoerd zyn! — Hoe onrechtvaardig zyt gy dan, om my een zo bitter verwyt te doen, dat ik zulks niet kan volvoeren? „ Ik aarzer- zegt gy. Nog al meer Eduards! Ik zid- der by deëze gedachte tot in 't binnenfte myner ziel ! Doch my daar over te berispen en zo fterk door te haaien, dat is wreedaartig ! Hy, die den dolk ontbloot, om dien eenen onfchuldigen in het hart te ftooten, mag naar myn gedachten ook wel zidderen ! Zie daar, hier ben ik met den ontblootten dolk in de hand. Zeg nu nog éénmaal, dat ik te zwak ben! Doorgrief my nog éénmaal met uwen bitteren fcherts, als gy maar durft! Deeze woorden uit uwen brief, ■ hebt gy die aan een vriend gefchreeven? Maar ik vergeet bet  KAREL FERDINER. 209 Bet geen gy aan my gedaan hebt; de ééne vriend hïeft het regt om den ander te kwellen: Hy is een, Geneesheer, en de Geneesheeren moeten dikwyls, -eftreng zyn. (*) Gebruik gy dan ook alle vryheid jegens my . Hier is de kelk , welke ik my zeiven zou hebben ingefchonken ! Welaan , ik zal al uw vergif daarin omfchudden , en zal het tot op den droesfem zelfs uitdrinken, . op dat de knoop eindelyk los worde, en geene andere ziel moge lyden * dan de fchuldige! ■ • . - ■ Zal ik het doen of zal ik het laaten? De Fabel van den hond viel u, by myne befluiteloosheid in , dié een ftuk vleesch door de rivier droeg. — „ Hy wilde twee ftukken hebben, kreeg niets; en juist dus was het billyk," roept gy uit! Dat Ichreef my — wie? Dankwart immers niet? Ik denk, dit noch'hy, nüch ierifiand anders1 dit zou waagen 1 Eduards fchreef het, en Eduards verzekert, dat hy —- myn vriend is! Liever wenschte ik den brief nooit geleezen te hebben. Dan , fchoon ik ook dat verduuren kon, dat gy zo durfde fchryven, zo kan ik echter nu volftrekt niet naar Farmbull reizen, of eenige beweeging maaken om my zeiven te vernederen. Eduards zou my met duim en vinger nawyzen , en uitroer pen: daar is hy, daar zwemt hy heen, die het ftuk vleesch verlooren heeft, en nu de fchaduw zoekt! Dus moet dan zekerlyk alles binnen kort beflist wor« (*) Hier doelt Ferdiner op het gezegde van Eduards in een VOO» rige Brief. Zie hier voor Brief CLXXIX. , IV DEEL. O  aio GESCHIEDENIS van worden. Dat weet ik, en het laatfte oogenblik is haby. Maar wanneer de band tusfchen Julie en my niet zagtjes los gemaakt, maar met geweld moet verbroken worden, waarom moet ik dan juist den- zelven verbreeken? Myn Oom verftaat zulk foort van dingen beter. Hy heeft reeds eenmaal daarin zyn proef gedaan. Nu kan hy het voor de tweedemaal doen ! Vriend Dankwart draagt zelfs een mes in zyn boezem, dat hy hem gaarne zal toereiken. Voor my zy het genoeg, wanneer ik dit Verbreeken geduldig doorftaa. Gy zegt — maar ik zal liever den brief wegleggen : 't is thans niet noodig, dat ik hem verder lees! C C X V 1I. BRIEF. Augusta aan Sophia. Lubek, den i6ften. is niets aan te doen ! Uw laatfte brief is *^ eene nadere bevestiging, dat ik niets kan vorderen, zonder geweld te gebruiken; en dan moet en zal het ook gelukken: te meer, daar ik verzekerd ben, dat Elize, na het fterfgeval, waar van zy my kennis gaf, ten zwaarften met haar zelve zal te ftryden hebben, om tot de reis naar haare Tante te b'efluiten. Dit dunkt my, is zeker, wanneer ik my in haare plaats fteJ. Den man, dien ik voorheen niet konde dulden, dien ik van Rojlok tot aan Lubek pot-  KAREL FERDINER. 211 ontweek, met gevaar zelfs van my de koelzinnigheid eener anderzins goede bloedverwant op den hals te haaien, dien man nu als weduwenaar weder aan éénen tafel , in één huis, altoos en eeuwig rondom my te hebben ; en dan nog van nieuws af aan de zielroerende predikatiën van Oom en Tante te hooren ik moet u zeggen , dat ik veel liever met naaijen en breijen myn brood zou winnen. Aan den anderen kant, wanneer ik het gevaar en de denkwyze van myne beminde, ongelukkige Eli. ze overweeg , ben ik van de noodzaaklykheid deezer reis vast overtuigd, ó! Gy edele, beste, groo- te ziel! moet dit uw noodlot zyn? Doch het heeft dus en niet anders moeten weezen , om uwe geheele deugd in haaren vollen luister te doen uitblinken. Geduld! Ik zal het eens beproeven, om met geweld voort te vaaren. Ik zal my voor eerst te Hamburg nederzetten , Sophia. Myne fchikkingen zyn reeds gemaakt ; in St. Gcorge is voor my een goed huis gehuurd ; ik heb den goeden Philip in myn dienst genomen , en verwacht hem alle dag uit Hamburg; Erneflina is bezig, om de noodigfte meubelen in te pakken; zy gaan morgen reeds van hier, en overmorgen hoop ik zelve daar te weezen. Elize weet nog nergens van. Zo even kryg ik een brief van haar, die my boos maakt. Zoude zy my trachten te misleiden? Zy fchryft my wegens eene vriendin , die op mol* gen avond hier doorreizen, en mondelinge berichten van haar geeven zou, en verzoekt my haar, als O 2 een  2x2 GESCHIEDENIS van een zieklyk doorreizend perfoon een bezoek te vergunnen , of haar zelve in de Klokkengieter-Straat by de Weduwe Peter/en te bezoeken. —- ^ Wanneer zy eens zelve die doorreizende perfoon was? —- Zie daar my in alle myne voorneemens, hoop en moeite te leor gefield 1 -— Wy zullen zien ! ■ Vaarwel voor ditmaal. ■ C C X VI I I. BRIEF, Chaklotte aa,n Leonorë. Farmbull, den 29/len. „Ik dacht de éénige op Farmbull te zyn,'' zeide -■ Julie onlangs , „ die gevoelt, hoe fmartelyk het zy van zynen minnaar te worden verlaaten. Nu heb ik eene deelgenoot! Zulk een lyden had ik echter geenzins op het land verwacht: maar ik befpeur, dat eigen belang en ligtzinnigheid niet en* kei onheilen van eene flad zyn. Het is overal hef zelfde!" Zy fprak van een jong boeren meisje van negentien jaaren, welk tot nu toe by ons gediend heeft, de hupschte meid van de geheele nabuurfchap. Een boeren knecht, die nog voör een half jaar mede in onzen dienst geweest was , had zich aan haar verloofd , maar was , zo als het zeggen is, naderhand door zyne moeder en anderen opgeflookt en verleid, om zich in 't geheim aan eene welgeflelde Weduwe van zekeren Hovenier te verlooven, met welke hy nü  KAREL FERDINER. 213 m\ binnen eenige weeken zal trouwen. Daar over was dat ongelukkig meisje nog des te meer bedroefd, wy! zy zelve best wist, in welken toeftand die ondeugende haar verlaaten had; en werd binnen kort zo zwak, dat zy vóór veertien dagen den Heer Wolmer verzogt, naar haare Moeder te mogen gaan. De Heer Wolmer vermoedde zeer ras de oorzaak haarer ziekte, welke zy dan ook niet lang ontkende, beloofde haar zyne befcherming, en den kaerel, wanneer zy het begeerde, te dwingen om haatte trouwen. Doch het goede meisje was voor dien tróuwloozen , die het zo flegt met haar gemaakt had, veel tegoed, om hem eenig kwaad te wenfchen , en wilde zich niet laaten qverreeden , om hem voor het gerecht te daagen. „ Waar mede zult gy u dan redden?" vroeg de Heer Wolmer. „ Met geduld, Mynheer," antwoordde het meisje, „ met de arbeid myner handen , en het vertrouwen op God!" „ Braave meid ," hernam hy, terwyl hy zeer was aangedaan, „ gy hebt gelyk! Volhard in dit christelyk vertrouwen, en houd u dan verzekerd, het zal met u en uw kind voorfpoedig gaan; ik zal my in de plaats ftellen van den tróuwloozen vader. * Julie trad naar het meisje , en , terwyl zy haar met een fchreijend lagchen de hand drukte , zeide zy ; „ en ik zal peet over uw kind zyn , en u dikwyls bezoeken, braave meid!" Na dien tyd was dit voor ons een weekiyks bezoek. Op heden zyn wy reeds voor de derdemaal by haar geweest, terwyl zy krank was; en waarlyk, indien haare zie! niet te veel lyden moest, dan zou zy zich gewis by onze verzorging ook zeer wel beO 3 vin-  214 GESCHIEDENIS van vinden. Julie ftelde alles te werk om haar te vertroosten , en zeide my , toen wy terug keerden • a, ik troost het meisje zo goed ik kan , maar weet echter aan my zelve, dat het niet helpen kan ! Gelooft gy wel, Charlotie, dat zy van verdriet zal fterven. En, zeg eens, is zy 'er dan ook niet wel het best aan, wanneer zy het niet vergeeten kan ? Doch dat langzaam fterven valt te hard!" Deeze bezoeken, behalven ook het geheele voorval , zyn my om Julie's wille zeer onaangenaam. Zy zelve, zy, die zo wel als iemand anders, gefchikt is om van verdriet te fterven , Jydt te veel daarby. Waarlyk, haare gezondheid neemt zigtbaar af; voornaamlyk federd agt of veertien dagen, wanneer zy een aanval van hoest gekregen heeft, dien zy alleen aan eene bloote verkoudheid toefchryft. Zy was onlangs van gedachten om aan Ferdiner te fchryven, en ik raadde haar zulks alzins aan. Ik ben getuige, dat Ferdiner, ten minfte in voorigen tyd haar ongemeen beminde, — en hoe zou het ook mogelyk zyn haar niet te beminnen ? - Wanneer ik daarby zyn, zekerlyk edel, hart in aanmerking neem , zo geloof ik, my zelve daarop gerust te mogen verlaaten , dat eene zodanige te gemoetkoming van dit dierbaar meisje, onmogelyk zander een zeer goed uitwerkzel weezen kan. Thans erinner ik haar zulks meermaalen , en zy zegt my met een brief bezig te zyn , dien gy echter eerst zoudt moeten beoordeelen. Ik heb u daar van alleen ter loops kennis willen geeven, op dat gy zulks niet zoudt afraaden! Nu moet ik » nog zekere verrichtingen toebe- rrou-  KAREL FERDINER. 215 trouwen, die Louife betreffen. Gy kent dit arm meisje" uit haar treurige gefchieJenis en haar naam, welk genoeg zyn zal, om u genegenheid en medelyden jegens haar in te boezemen. Ik geloof echter , dat zy in even zo fiegte handen is , als myne Leonore zelve ; namelyk in die van Dunkel en zyne aanhangers. Dit vermoeden is gister by my opgereezen, uit de vergelyking van eenen brief van Henriette met een toevallig berigt , welk gy my zelve hebt gegeeven. De eerfte fchryft my ; Louife bevond zich onder het opzicht van eene bloedverwant van Dunkel, in een nabuurig dorp omftreeks Gehrfen, en had onlangs een bezoek van hem gehad. Dit komt dan overeen met het geen Gy my laatst berigtte, fat Dunkel van Gehrfen naar Wolfter vertrokken was, en dus kon Woljier wel dat dorp zyn , welks naam Henriette zich niet kon crinneren. Ik bid u vriendelyk, verneem daar eens na, zo fpoedig en naauwkeurig als mogelyk is. p. S. Myn brief is gister blyven liggen, om dat ik 'er nog een woord of twee had by te doen, en van 's namiddags van drie tot vyf uuren, wanneer hy weg moest, geen oogenblik heb kunnen misfen om zulks 'er by te voegen. Gy krygt hem derhalven eerst morgen, mogelyk te gelyk met een brief van Julie. 'tGeen ik nog fchryven wilde, beloont dubbel de moeite. Na dat myn brief reeds klaar was, kreeg Julie 'er een van Ferdiner. De inhoud is nog zodanig, dat ik wederom groote hoop heb. Julie kan nu haaren brief als een antwoord terug zenden. \ De Heer Wolmer moet den \zden De- O 4 cent'  2i6 GESCHIEDENIS van cember naar Qluckftad, en zal een dag vroeger afreizen om in Hamburg met Ferdiner te fpreeken, waar van eqhter Julie nog onbewust i§. 0 C XI X, BRIEF. Ferdiner aan Eduards. Hamburg, den i^den December. "Of/anneer de maaijer een heeten dag gehad heeft, v*' dan beloont hem de weldaadige natuur met eene verkwikkende flaap. By my had het tegendeel plaats. Na een harden dag, volgde ook eene rusteloofe nacht. Nog gevoelde ik de doornen , waar mede myn vriend my getuchtigd had, wanneer myn Oom my liet aanzeggen, dat hy in de Stad was, en op morgen voor den middag my fpreeken moes?. Myn hart klopte zonder ophouden. Daar is nu , dacht ik, het beflisfend oogenblik! — Terwyl hét reeds 'jS avonds tien uuren was, konde ik hem vooraf niet bezoeken ; en dus had ik een zeer kwellende tusfchentyd tot myn deel van dat oogenblik af, tot op dat, welk heden aanftaahde is; ó Hemel! welk eene ellendige nacht voor my! — Ik ben der traage Zon, die niet wilde opdaagen, om my de vreesfelyke ftil.te en duisternis te beneemen , lang voor uit geweest, want het zagte kusfen. was reeds yqör-rhy een pynbank. Wanneer ver-  KAREL FERDINER. 21; vermoeidheid myne oogen floot, en de medelydendc fluimering haaren balfem over dezeiven wilde uitftor: ten-, ach! Eduards.' dan was het of ik my de klaagende (tem van eenen geest en de gedaante van Jutic hoorde toeroepen- „ Ik verlaatene moet zonder troost omzwerven , om de rust weder te zoeken , welke ik niet vinde : en gy, gy, die my dezelve qntroofde, gy zoudt flaapen? Geenzins, ö Ongelukkige ! Wanneer onze zielen eikander niet gelukkig zullen maaken, zullen zy altoos byéén zyn, om elkander te kwellen." Twyffelt gy nog wel , of 'er voor my geene liaatelyke oogenblikken genoeg op handen zyn, en of niet die van myn naderend bezoek de ergften voor my zyrt zullen! Ik denk thans meermaalen , dat het beter geweest was , dat ik na de laatfte opeifching naar Farmbull gereisd waar'. De zaak zou zich even fchielyk op deeze of geene wyze ontwikkeld hebben , maar mogelyk zou het ook dan yoor my becter en aangenaamer zyn afgeloopen- Myn Oom is de Man niet, die iets kan opkroppen, 't Geen op zyn hart ligt, moet 'er uit; en daar door laat hy zich menig aanftootelyk woord , welk hem voor de mond komt, ontvallen. Dan zou 'er gewis reeds veel zyn voorgevallen , en de eerfte fchreede zou hy als dan zelf gedaan hebben. Maar nu ik hem aan my laat vóórkomen , fchynt de fchuld zo zeer aan myne zyde, plaats te hebben , dat ik, om my daar van eenigzins te zuiveren, my veel meer zal moeten laaten welgevallen, dan anders noodig was. Aan menigvuidiO 5 Se  2iS GESCHIEDENIS vak ge voorneemens heeft het my ook geenzins gehaperd. Meer dan eens ben ik op weg geweest om myn Willem te beiasten, dat hy alles tot de reis zou gereed maaken : maar altoos kwam my eene harsfenfchim in den weg: dan eens de hoop en verwachting op Elize; dan eens de zo zeer affchrikkende fchaamte van een kwaad geweeten; dan weder de armhartige rol, die ik daar zou moeten fpeelen; eindelyk alle drie deeze duivels te famen. Das is het ligt te begrypen , dat van myn voorneemen om te vertrekken , niets gekomen is, als het geen daar van nog konde voortkomen, het befluit namelyk, om aan Julie te fchryven; en dit werd op het eigen oogenblik volvoerd. Dan denk ik weder, het is best zo gehandeld, als het nu is. Op Farmbull toch zou ik niets hebben durven onderneemen, en het geen ik daar verricht had, -zou mogelyk al te verfoeilyk hebben kunnen weezen. — Ach! denk ik dan, wanneer by die hoogachting , die dankbaarheid , by die gevoeligheid voor Julie, welken uw lydend hart by uwe aankomst nog beheerschten , wanneer by dit alles nog de tegenwoordigheid en het aanfchouwen van haar, die my wel dierbaar, maar tevens door my zo zeer beJeedigd is, zoudt gy het dan nog gewaagd hebben. ■ Neen , Eduards , het is my geheel onmogelyk zo moedwillig en in koelen bloede te beleedi«en! — En dan zou ik met dit hart vol vuurige liefde daar hebben moeten gaan om haar, juist op dat oogenblik, wanneer zy my met alle onuitipreeklyke liefde, zo zichtbaar uit haare oogen, gebaar-  KAREL FERDINER. 219 baarden en aandoeningen , in myne armen vliegt , den doodelykften flag toe te brengen, dan zou jl^ Ach! Ik yze op deeze gedachten! — Beter was het dan , dat ik bleef, waar ik was. Met dat alles kan ik ten minfte zeggen geen kwaad verricht te hebben: en de Hemel zy daar voor gedankt! — — Hier lag ik myn pen neder, om dat ik niet verder dagt te fchryven , voor dat ik met myn Oom gefprooken hadt. Een klein voorval echter dreef my naar myn fchryf - tafel terug, welk, hoe gering het ook zy, my geheel doorgriefde. Ik ftond aan het vengfter, om de Zon, welke even de fpits van den Kerk Tooren verguldde, uit haare Kimmen te zien opdaagen. Daar zag ik op het naastgcleegen dak eene duif haaren doffer liefkoozen , en al kirrende rondsom hem vliegen. Maar die ontrouwe vloog naar eene andere geliefde op een ander huis, en oogenbliklyk fchoot een roofvogel toe, ec verfcheurde de arme verlaatene. Myn hart zwol van droefheid. Ik befpeurde dat myne wangen nat waren, en hield misfchien de afgevallen dauwdruppen, die haar befproeid hadden, voor traanen. Ik moest van het vengfter terug wyken, en werd door, ik weet niet welke, aandrift naar het Kistje gedreeven, waarïn Julie's brieven beflooten zyn. Ik wilde 'er een uitneemen\ doch op het zelfde oogenblik beving my eene inwendige bedroevende ontroering, en eene fchrikverwekkende verbeelding , als ftond ik voor de nalaatenfchap van eene dierbaare overleedene, die van hartzeer om my was geftorven- CC XX.  220 GESCHIEDENIS van C C X X. BRIEF. Ferdiner aan Eduards. Hamburg, den ï^den. TT\at was een Samenfpraak ! Myn Oom is reeds *^ ruim twee uuren van my vertrokken, en echter ben ik nog niet by my zeiven! „ Wy hebben ons, " ving myn Oom aan, na dat wy de wederzydfche pligtpleegingen hadden afgelegd, „ wy hebben elkander zo lange niet gezien, dat wy in gevaar zouden komen van ons niet weêr te zullen herkennen. Ook hebfgy van uwe gezonde frisfche kleur verlooren. Zyt gy ziek geweest?" Om my zelf het verwyt te fpaaren, dat ik geloogen had , erkende noch loogchende ik dit, zo als ook de waarheid was. Had ik echter niet met regt ja kunnen antwoorden? Ach! myn Vriend, hy, wiens hart zo veel te lyden heeft , als het myne , mag wel dubbel Krank gereekend worden! „ Iets dergelyks," vervolgde hy, „ heeft my onze Charlotte verzekerd. Gy moet ook waarlyk eene dergelyke oorzaak hebben; want anders is het geheel onbegrypelyk, dat wy u volftrekt niet zien, en zo weinig van u hooren!" Ik erinnerde my den laatften brief, dien ik'aan Julie gefchreeven heb, en zeide, dat my niet voorftond éénen brief fchuldig te weezen. ,, Wat dat aangaat," zeide hy al Iagchende, „ ik raad  KAREL FERDINER: 221 raad u, laat u daar mede geenzins in , om de wederzydfche brieven tegen elkander te tellen. Voor uwen laatften van eergistcr, beeft my Julie een pakje mede gegeeven om aan u te overhandigen. Ik heb het echter om u de waarheid te zeggen." (Hier fcheen hy zich op eene verfchoonmg te bedenken, en wreef met de hand over zyn aangezicht. ) „ In haast vergeeten ? " viel ik daarop in. „ Geenzins, " antwoordde hy. „ Wanneer het zaaken betreft van myne Vrienden of Geliefden , kan ik my nimmer van vergeetenheid befchuldigen.' Ik hou niet veel van zulke onbedachte luiden. Zy handelen met de menfchen, even als met de zaaken. Neen; ik liet het pakje om zekere reden in handen van Charlotte terug." Of ik dit ook verftond en gevoelde ? Ach! vraag het niet ! Ik verftond zulks zo volkomen , dat ik meer dacht, dan ik toen zeggen wilde : ik was derhalven aanftonds gereed met deeze vraag: „ En die reden, myn Oom?"' „ Zekerlyk moet gy die weeten. Zy loopt regtftreeks op de zaak uit, waar over ik u fpreeken moet. Ik wilde vooraf verzekerd zyn, dat het mogelyk niet te Iaat kwam ; want, om u de waarheid te zeggen, het denkbeeld , dat het door u terug gezonden mocht worden, was my te aanftootelyk." „ Maar hoe kan deeze aanftootelyke gedachte," antwoordde ik, „ by u opryzen? Ik heb vyanden, myn Oom ! Mogelyk heeft men ontwerpen gefmeed, welken mogelyk zyn  222 GESCHIEDENIS vak zyn 'er duivels, die zich, gelyk de padde by Milton aan het oor van Eva, (*) zo ook aan dat van ü en Julie vasthechten." ,, Ik weet niet, wat gy meent," zeide myn Oom ,, Dat gy vyanden hebt, geloof ik: wat mensch heeft 'er geene? Maar wat my betreft, ik weet niemand , die uw vyand is." ,, Zo moet het juist weezen , " antwoordde ik. „ Deeze vyanden moeten onbekend blyven • ja* moeten , wanneer het noodig is , goede vrienden Ichynen te zyn van hem , wiens goeden naam zy poogen te bezwalken ; en zo kunnen zy onder deezen fchyn alles naar hunnen wij ter uitvoer brengen." „ ó! Deeze verftrikkers!" voegde ik'er by, terwyl ikopftond, „ deeze befpieders! die altoos komen en gaan, altoos vraagen en hooren. Deeze uitleggers, die zich altoos verwonderen , die altoos beklaagen , het niet fchynen te gelooven, wat gezegd wordt, zich houden, als of zy ieder wenk, ieder vermoeden, ieder bericht wederfpraken , welk zy zeiven door de derde hand hebben uitgeftrooid! Ik wenschte lie- ver een hond te zyn! — En, ware ik tot een hond gefchaapen, liever nog de kwaadaartigfte hond, die men aan een keeten legt, om dat hy leder voorbyganger aanftonds in 't gezicht vliegt, als een vrien. delyk en geveinsd fchoot - hondje, welk heimelyk een ieder van agteren in de hielen byt!" „ Ik ben geen eerlyk Man," zeide myn Oom zeer verwonderd , „ als ik u verftaa !" Opregt, Neef, is 'er wel een zodanig uitlegger, waar van (*) Paradife lost, book IV. v. 8oo. ^  KAREL FERDINER. 223 gy {preekt , is die wei eens noodig , om my iets te doen begrypen , welk ik zo klaar zie, als den dag?" „ Wat ziet myn Oom dan ?" vroeg ik bedaard, terwyl ik my nederzette " „ Dat gy van ons afwykt, en eenen weg inflaat, die u vermoedelyk naar eene andere party heen leidt." ,, Hebt gy kortelings ook Vrouw Althuizen gezien?" vroeg ik. „ Nu al in geen veertien dagen," antwoordde hy; waarom dat? " J3 Of den Heer Dankwart?" vroeg ik weder. „ Eergister," zeide myn Oom. Maar wanneer ik het oogmerk uwer vraag regt begryp , zo doet gy hem een zeer groot ongelyk aan. Hy is de Man, die u in alle opzichten verontfchuldigt." „ Hy ? My verontibhuldigen, myn Oom ? " ö! Ik bedank dien Heer Dankwart, ik bedank hem zeer voor alle zyne overtollige en zeer onbefcbofte moeite! Zou ik zyne verontfchuldiging behoeven !" „ Niet ? " zeide myn Oom , en zag my zeer fcherp aan. „ Al had ik ze noodig, dan zou ik ze nog niet willen hebben." j, Niet willen hebben ? Verftaa ik u wel ? " vroeg hy weder , zich vol verwondering agterwaards buigende. „ Zeer wel, myn Oom; ik wil ze niet hebben; ik veracht ze."  524 GESCHIEDENIS van Hy werd zo rood als vuur. „ Dat is al vry duidelyk!" zeide hy- ,, En dat om zeer billyke redenen , " voegde ik 'er by. „ Zo komen wy fpoedig ten einde!" zeide myn Oom zeer nadruklyk. ,, Wy zullen ook niet veel woorden meer maaken. Alleen verzoek ik nog, oiri alles te doen , deeze redenen te weeten, als het u gelieft !" . „ Ik moest die allen opnoemen," antwoordde ik, „ of het zou even veel helpen, als had ik 'er geen ééne gemeld. En 'er zyn zo veelen, dat ik eene lange , voor n zeer lastige , en voor niy zei ven zeer verdrietige gefcbiedenis zou moeten herhaalen. Verfchoon my des, bid ik u, van dit verhaal." „ Zo veel te korter," 'zeide hy, ,, wanneer gy alle verdere verklaaring deswege wilt ftaaken ! Dan ben ik, myn Neef, met u volkomen gereed." Hy ftond op, en reikte my de hand toe, onder het zeggen van: „ Het moge u welgaan! Wy blyven, 't geen wy waren , Oom en Neef; niets minder, maar ook niets meer!" Hy wilde gaan, en ik befpeurde hoe hy alle heerfchappy over zich zeiven moest byéén roepen, om de traanen tebedwingenj welke hem in de oogen gekomen waren. Wat fmartte my dit niet! Nochtans begreep ik zyn gedrag niet. Ik hield zyne hand vast. Wilt gy gaan?" zei-; de ik, „ hebben wy reeds afgedaan?" „ Zo meen ik," antwoordde hy. ,, Gy zyt zeer onbillyk, Oom!" „ Dat  KAREL FERDINER* 225 „ Gantsch niet, Neef!" , Heb ik u mogelyk door de leevendigheid van myne woorden beleed.igd?" „ Door de leevendigheid?" vroeg hy. „ Vindt gy dan in de woorden zelf niets nadruklyks? —Wat de leevendigheid of drift betreft; terwyl gy zekerlyk het zelfde veel zagter had kunnen zeggen, toont gy my daar door alleen, hoe zeer het gezegde u ernst zy.". •• ' ■-■ „ Wanneer ik my zeiven bewust ben , antwoordde ik , „ dat ik u door myn zeggen heb willen beleedigen , dan ben ik het haatelykfte. mensch, die geenzins verdien, dat my de Zon befchynt." • ■ '■ ■ , ;;' : Dat is zo veel gezegd , als of ak u konde misverftaan in de duidelykfte woorden , die een taal u^.i _ — Maar ik wil u gelooven! — Doch geef my dan, bid ik u, eene korte opheldering Gy behoefde en wilde geene verontfchuld?, ging aanneemen , waren uwe, woorden. Is daar in eenig misverftand mogelyk, dan komt het alleen op deeze vraag aan : zeide gy zulks ten aanzien der zaak , waar . over ik my bezwaard vond , of alleen met betrekking tot Danhwart?" „ Zou ik waarlyk zo dubbelzinnig gefproken heb; ben, dat dit misverftand mogelyk zy? -— ft! Myn Oom, waar toe zou. het my dienen ? " „ Dat weet ik niet," antwoordde hy; „ of het moest weezen, om iets te zeggen , welk de zaak onder ons op éénmaal zou afdoen, en welk dan nog eene verontfchuldiging toeliet, dat men iets anders daar door gemeend had.'' T\r p « Was IV DEEL. * 55  226 GESCHIEDENIS van ,, Was het dan altyd myne gewoonte om dubbelzinnig te weezen ? " vroeg ik* „ Ik geloofde zulks nimmer," antwoordde hy. „ lntusfchen ontwykt de vraag niet, die ik u voorftelde?" „ Uwé woorden, myn Oom, worden bitter! " hernam ik. ,, Dan heerscht in myne woorden, 't geen myn hart beheerscht; en zulks hebt gy te weeg gehragt. Kunt gy zulks loogchenen ! " „ Wanneer my maar bekend is, de wyze, waarop ik dit gedaan heb, dan zal ik opregtelyk , volgens voorfchryven van myn geweeten , zulks toeftemmen of ontkennen." „ Dan kan ik van u een opregt antwoord op myne vraag verwachten ? " vroeg hy. „ Zo opregt, * hernam ik, „ en uit den grond myns harte, als of ik myne gebeden ten Hemel zend!" „ Waarin heeft Julie u beleedigd ?" vroeg hy, „ My beleedigd? Julie?" „ Uwe verwondering is in der daad het opregtfte antwoord, dat gy u over niets het minfte hebt te bezwaaren. — Maar, hoe kunf gy dan zo koelzinnig, zo onverfchillig, of, laat ik zeggen zo als het is, zo ondankbaar weezen?" „ Onverfchillig," vroeg ik weder, „ koelzinnig, ondankbaar? -— — Dit moet ik volftrekt ontkennen ! Zou ik u alle die hoogachting, die innerlyke toegenegenheid, eerbied, dankbaarheid, — zou ik u alle die tedere aandoeningen openbaaren, welken dit  , KAREL FERDINERi L? dit hart jegens Julie vervullen; waarachtig , Oom» my zouden woorden ontbreeken." „ Neef .'bidt gy altoos zo opregt en hartgrondig?" vroeg myn Oom. „ Waarlyk , Oom , ik weet niet meer , waar voor gy my hoUdt. Heeft men my by u zo zwart gemaakt?" „ Laaten wy elkander toch wel verftaan, " zeidé hy. „ Gy weet, dat de reeds lang bepaalde trouwt dag nu weder verzet is, en weet ook door wie ! Gy zyt in dit ftuk waarlyk de eerfte. Ten minfte zullen de voorbeelden zeer weinig zyn. : Doch dit laat ik voor uwe reekening! Ik heb alleen te vraagen, of ik Chariotte's verontfchuldiging moet gelooven , of verkiest gy liever eene andere party te doen?" Deeze vraag ■ ik wil het niet loogchénen —■ bekommerde my. Ik wilde niet liegen , en echter Wilde ik ook niet op ftaande voet 'er voor uitkomen»' Ik zogt des woorden uit, om een antwoord tusfchen beiden te geeven. „ Chariotte's verontfchuldiging ? " zeide ik ; be» dagt my en ging voort. : ,, Welke andere par> ty, zegt men toch, dat ik doen zou?" „ Zegt men ?" hernam myn Oom. „ Men zegt niet, Neef 1 men ziet uit zyne eigen oogen. Toe welke andere party? Gy zult het immers bést weeten! " „ Ik weet niet. " —— —— „ Opregt?" „ Tot welke andere party ik zou hebben kiinnen befluiten!" P 2 4 Is  228 GESCHIEDENIS van „ Is dit zo hartgrondig, als of gy bad:?" Nu konde ik my niet langer inhouden. Het moest 'er uit. , r Gy dwingt my," zeide ik; „ welaan, dan zult gy alles van my zeiven booten, 't geen gy reeds van anderen gehoord hebt. Ik zal dan met u fpreeken , Oom , zo als myn geweeten my voorfchryft. En, terwyl het fchynt, als of wy elkander moeten kwellen , zal het nu blyken , wie van beiden het meest genoodzaakt ware den ander te verontrusten! -— Ja, myn Oom, ik gevoel thans nog de naween van het geen ik voor éénige jaaren geleeden heb. Gy weet, dat ik Elize Deiuald beminde ; gy weet, hoe vuurig! en ook, wie deeze verbindtenis tegen ging!" Myn Oom werd getroffen; „ Uw Vader, " zeide hy. „ Dus zegt men," antwoordde ik, „ maar met welke waarfchynlykheid ? Myn vader, dien ik niets verzwegen had, die alles wist, alles volkomen gebillykt had, — wilde alleen, fchreef hy, dat ik my eerst na myne terugkomst van de voorgenomen reis zou verlooven. En dat alleen om mynent wil, myn Oom , dewyl hy vreesde, dat ik van voorneemen zou veranderen» Zal ik zyn eigen brief doen getuigen ? " „ Doch hy keurde eindelyk deeze uwe keuze geheel af," hernam myn Oom. „ Wanneer gy de eerfte brieven bewaard hebt, hoop ik, dat gy ,ook een der laatften zult bewaard hebben. Zie daar eens na!" „ Ik heb 'er geen van deezen aart! En, al had ik 1 die,  KAREL FERDINER. 229 die, dan zouden zy de eerften zo rond uit tegenfpreeken , als of zy niet uit een hart gefchreeven waren. Is myn Vader van voorneemen veranderd , dan moet zulks in een tyd geweest zyn , waarin ik myn woord reeds verpand had, en het kon dus van geene kracht meer geweest zyn. Maar, vergeef my dat.ik het zeg, gy, myn Oom, hebt gewis in het voorneemen van myn Vader gedwaald. En > ik ben blyde, dat ik my zulks erinner!" (de oude halve gevonden brief fchoot my juist in de gedachten.) (*) „ Myn Vader zelf heeft waarfchynlyk maar al te wel geweeten , al te zeer aan zich zelf gevoeld, wat het in zich heeft, om de eigenzinnigheid van een haatelyken Vader van een geliefd voorwerp gefcheiden te worden." „ Gy fpreekt immers niet van eene Beminde van uwen Vader?" zeide myn Oom met verwondering „ Of wilt gy hem eene rol laaten fpeelen , waarin gy hem gerust denkt te kunnen volgen ? Ik weet van dergelyke gebeurtenis niet." „ Indien ik u dan eens door een brief daar van overtuigen kon ,antwoordde ik. „ Maar, wie het ook zy, Oom, hy, of een ander, die myne verbindtenis heeft verbroken , het is gruuwzaam gehandeld. Bedenk eens, Oom, wat het zy om eene Wees, eene Engel, op welke de Natuur zich billyk mag beroemen, eene vaderlooze Wees, die nog daarenboven door rampfpoed tot armoede vervallen is, van haare éénige hoop , van haaren minnaar , aan wien zy verloofd was, te berooven, en daar toe {*) I. Deel IV. Brief. P 3  f3Q GESCHIEDENIS van toe zich van de list eener flegte Stiefmoeder te bedienen!" ' Dit zeggen trof hem. Ik zag zyne onrust. „ Neef, " zeide hy eindelyk, „ gy fpreekt van oude dingen , die reeds lang behoorden vergeeten te weezen," „ Maar die nu weder nieuw geworden zyn," antwoordde ik. „ Het moet 'er nu alles uit, dat dit verfcheurde hart zo lang gefolterd heeft. - Gy weet ongetwyffcld, dat Elize Dewald, hier is. - Ten minfte Vrouw Althuizen en haar geliefde Broeder weeten het, _ en gy kondt ook wel vermoeden, dat ik ten haaren aanzien geenzins onverfchillig hen. Maar onderfteld zynde, dat zulks u niet g^egd is, of dat gy dit geenzms gedacht hebt, zo Wil ik mynen befpiederen voortaan alle moeite befpaaren; ik wil het u zelf zeggen, dat het waarach- tig is I 't is waar, myn Oom, in de ftrengfte beteekenis van het woord, het oude, is weder nieuw geworden! Ik min nog tegenwoordig die Elize y die voorheen reeds de myne was , en ik kan u niet genoeg uitdrukken, hoe vuurig ik zulks doei Ach, dat ik misleid moest worden! dat ik los gekogt wierd, door geld, welk een laag vrouwmensen daar voor heeft ontvangen! — waarom? Tot welk oogmerk ? Qm — om — ik heb opregt tegen u gefproken, en kan myne oude liefde regtvaardigen; en zo niet geheel regtvaardigen, ten minfte grootiyks yerontfchuldigen. Mogt hy, welke deeze band van een heeft gereeten, zyne hand op zyn hart leggen , en zyne handelingen en oogmerken even zo  KAREL FERDINER. 231 zo opregt kunnen regtvaardigen of verontfchuldi- gen!" „ Neef," zeide myn Oom, met eene gelaatcnheid, welke duidelyk bewees, dat hy diep getroffen was, „ ik wenschte wel, dat gy uwe opregtheid niet zo ver uitflrekte ! Zo het fchynt, hebt gy reeds party gekoozen. Waarlyk, ik wist niet , dat Elize Dezmld u zo na aan 't hart lag; ik had dit gevolg nimmer vermoed', en uw gedrag te Drtsden, over 't geheel genoomen niet anders befchouwd , dan als een gewoonen minnehandel van jonge luiden , die zo ras zy minnen, ook zo ras weder daar van afzien. Anders zou ik my wel gewacht hebben, om ook van myne zyde tot die fcheiding mede te werken, waar over gy u zo gevoelig beklaagt." „ Dan waart gy hetmynOom," vroeg ik, „ over wien ik my tot hier toe beklaagde ?" „ Ik heb u zeer wel begreepea ! " zeide hy. „ Gy noemde geen mensch, en meende echter my. Doch het zou jammer weezen , wanneer ik myne zaak niet beter konde regtvaardigen, dan gy de uwe. Om kort te gaan, ik wist niets anders, dan alleen, dat uw Vader deeze party, ten minfte op het laatst, niet gaarne zag. En is hy dan door myne voorftcllen van befluit veranderd, zo ben ik by my zeiven echter volkomen gerust, dat ik het met u regtmaatig, billyk, en tot uw best gemeend heb. Het was veel te vroeg voor u om in uwe Akademie jaaren op een huwelyk te denken. Een Vader heeft redenen om van dien kant zeer bezorgd en waakzaam te zyn omtrent zyn Zoon. Ik was dit mogelyk vroeger , dan uw Vader. Is dit nu in my een misdag , P 4 20  m GESCHIEDENIS vak zo befchuldig my dan flechts } dat ik u beminde , om dat gy de Zoon waart van een geliefden Stief; broeder. Ik dacht altoos u ten gepasten tyde eene party te kunnen aanbieden, waar door gy naar myn gedachten gelukkig zoudt worden. Daar hebt gy myne verontfchuldiging." „ Ach , Oom • " viel ik hem in de reden , ik twyftel geenzuis aan uwe goede oogmerken, en dank u hartelyk voor uwe liefde. JVIaar „ Dat ik dank verdien uit deezen hoofde, houde ïk my verzekerd ,!' antwoordde hy. „ Of ik uw zeggen gelooven moet, weet ik zo zeker niet; want hy, die dankbaar is, handelt gewoonlyk zo ftreng »A1 konde ik aan uwen wensch ten deezen aanzien niet voldoen,» antwoordde ik, zo blyf ik u echter dankbaar. Maar ftaa my toe, — ÓT myn hart is thands geheel open! — ftaa my toe ,' Spreek flechts, zo als gy denkt, « zeide hy. ï Y ■ u over '* geen voor my het gewichtigst was, opregter uitgelaaten , dan ik wenfchen , en wanneer ik geen man was, verdragen kon. Wat zal het toch te beduiden hebben, al twyffelde Sy nu, of ik wel dank verdien? Of ik dat alles, wat er gebeurd is, alleen uit liefde voor u , alleen met oogmerk gedaan heb, om u gelukkig te ' « Alleen uit liefde voor my ?.» antwoordde ik. Ran een Vader, d,e voor zyne Dochter zorgt, ja mag  KAREL FERDINER. 233 piag hy dat wel zeggen ? Is 'er zyne eigen vaderliefde niet in betrokken? Doet hy ook niets om dezelve ? En in zo verre ik dit eigen belang noemen mag, doet hy dan niets uit-eigen belang ? „ Ik denk echter niet, '? hernam myn Oom , „ dat gy op de erfenis doelt van uwen Oom Tho'mas, als had ik Julie uit deezen hoofde aan u toegefchikt ?" „ Het zy verre van my," zeide ik, „ om zulks te denken ! Ik fpreek niet van eigenbaat; maar kan Vaderlyke liefde fomtyds ook niet dat geen uitrichten , welk het eigen belang by anderen doet ? En was het dan hier door, dat gy myne gemaakte verbindtenis weder trachtte te verbreeken, bellis gy dan zelf, of ik meer redenen heb om dankbaar te weezen, dan om te klaagen?" Dit verwyt , " antwoordde hy , „ had ik geenzins verwacht. Twyffel echter niet, ■ of ik kan het zelve beantwoorden , wanneer ik niet iets verzwygen moest. ■ Ook wil ik, niet pogchen op myne partydigheid ten uwen aanzien ! Ik ftaa verders alle regt af op uwe dankbaarheid, en dan zyn wy gelyk. — Niettegenftaande dit alles echter zal ik geenzins dulden, dat gy regt meent te hebben , my eenig verwyt te doen , en ik wil het ook niet doen. Nog eens dan, 't geen ik deed was alleen uit liefde voor u. IN iet zo zeer voor Julie, gelyk gy denkt en zeggen wilt. Niet, om dat haare genegenheid zich reeds vroeg voor. u fcheenite.bepaalen ; niet, om dat ik, wanneer gy voor uwe reize op Farmbull waart, Julie- P 5 m-  234 GESCHIEDENIS vah genegenheid voor u, en de uwe voor Julie befpeurde, fchoon ik dit zekerlyk met genoegen zag; niet, om dat ik als een zwakke Vader Julifs keuze my tot een wet liet Hellen! Geenzins; gy had meer dan éénen mededinger. En onder deezen ook " Dankwart ?" zeide ik. „ Des te beter, dat gy het weet," voer hy voort. „ Maar gy moet dan tevens weeten , dat wanneer de genegenheid van Julie zjch zo wel voor deezen, als voor u bepaald had 5 fchoon gy niet loogchenen kunt, dat zyne middelen de uwe verre te boven gaan, en fchoon hy myn Vriend is; zo moet gy, zeg ik, tevens weeten, dat'ik in tegendeel al myn vermoogen zou gebruikt hebben, om te beletten, dat Julie met hem huuwde. Om u hier van te overtuigen, geef ik u alleen maar te bedenken, dat men voor eene Stiefdochter, hoe ?ccr men haar ook beminne , echter geenzins eene zo tedere liefde voedt, dan voor eene, welker Vader men is. Om kort te gaan, Neef, jk ben Julie's Vader niet," - Dat was voor my onverwacht! „ Gy niet, Oom? En echter voert zy uw naam?" vroeg ik. „ Gy niet? Wie dan?" „ Dit doet immers niets ter zaake," antwoordde hy. „ lntusfchen , dewyl gy 'er na vraagt; Haare Moeder had zich fchoon zekerlyk de Va- derlyke toeftemming tot een huwelyk behoort, in het afweezen van haar Vader te fchielyk ü/eene verbindtenis ingelaaten. Dees was nu des te fterker daar tegen. De Dochter moest den Man fpoedig ver-  KAREL FERDINER. «33 yerlaaten; eq gelukkig werd de band door het tydig overlyden vau den Man wel dra verbroken. Uit deeze echt is 'julie gelprooten. Ik hield veel van haar. nam haar aan als myne eigen Dochter, en zo lang ik hier ben, heeft zy myn naam gevoerd, en dien moet zy ook behouden, 't Geen meer tot de zaak behoort, " voer hy voort, terwyl hy opftond, en zich gereed maakte om te vertrekken, ,, is dit. julie is voor u zo waardig, als iemand anders weezen kan. Of iemand meer aanfpraak op uw perfoon heeft, wil ik niet beflisfen. Het meisje bemint u, en , wanneer ik eens een jaar of twee terug zie , dan moet ik zeggen, dat gy 'er grootftendeels zelf de oorzaak van zyt. Uw omgang met het meisje was zo, dat ik zelf niet anders gedacht heb. Met voordacht of niet! Ik wil gaarne het laatfte gelooven: maar genoeg; het meisje bemint u , en gy doet kwaalyk, wanneer ge , na dat alles, wat gy eindelyk in 't werk hebt gefield om u geheel van haar hart te verzekeren , haar nu den rug toekeert, 't Gevolg kan erger zyn , dan gy denkt. Maar het zy verre van my haar u op te dringen ! 't Geen komen zal, moet ik mede dulden; want één gedeelte daar van moet ik verantwoorden. Dat ik echter te veel partydigheid voor u had, daar aan toch zal zo veel niet misdaan zyn, als aan uwe ondankbaarheid. Overleg dat eens, wanneer gy niet reeds met uwe party gereed zyt! Ik geef u tyd van beraad. Met de bruiloft behoeft geen haast gemaakt te worden. Julia's Oud-Moei gelyk gy weet, zo als Charkm verzekert, wil daarby tegenwoordig zyn. Wat my betreft ik had het verzogte uitftei niet toege- ftaan;  236 GESCHIEDENIS van ftaan j maar toen ik zag, dat gy den dag geheel vergat, en nu uwe verklaaring gehoord heb moet ik wel overtuigd worden , dat gy bet uitftei gaarne ziet. Het kan au gemakiyk in de Lente worden ; dus hebt gy tyd genoeg om te overleggen; maar de omftandigheid der zaak vordert zekerlyk eenige fpoed. Binnen den tyd van een maand moet alles afgedaan weezen! .. Nu heb ik myne zaaken verricht. Vaarwel, " zeide hy, en vatte myne hand. Zyne oogen vloeiden over van traanen. Dk deed my ge- weldig aan. Hy ging ; ik hield hem vast. „ Oom," zeide ik, „ ik heb u nog veel te zeggen. Hoor nog eens." Voor tegenwoordig geen woord meer ! " antwoordde hy. * lk wil u een bewys geeven van de volheid van myn hart ; hoe ik u hoogachte, en met welke inwendige gevoelige deelneeming en liefde ik Julie nog blyf aankleeven." k Gy, Neef?"' vroeg hy, terwyl by zyn gezicht omwendde, en my met zekeren ïagch aanzag, die alles aanduidde, wat hy zeggen wilde. x, Ik, Oom ! " was myn antwoord, terwyl ik zyne hand - aan myne lippen drukte en met traanen befproeide." „ God weet het!" zeide hy op een beweeglyke» toon. „ Ik begryp u niet! Dat gy een goed hart bezit, heb ik nimmer in twyffel getrokken. Mogelyk echter Maar neen; ftaaken wy het voor tegenwoordig. Het overylt u ; en het moet u niet overylen! Gy moet het overleggen, —- en na het overleg een vast beftuit reemen.  KAREL FERDINER. 232 men. Ik geef u daar een maand tyd toe. En laat ons thans daar van zwygen!" Hy drukte myne hand, en vertrok. Ik kon echter niet nalaaten, hem nog eenmaal m de herberg, waar hy thuis;was, te bezoeken. Hy bad zich , wanneer ik hem op den middag by my noodigde, daar mede verontfchuldigd, dat hy om twaalf uurea op reis moest, om des avonds nog in Gluckfiad te weezen. Aan de herberg komende, vond ik het gelyk hy gezegd had. De wagen Rond reeds klaar. Myn Oom , die nog een brief gefchreeven had, kwam my reeds tegen , om op de wagen te flappen. Myne tegenwoordigheid fcheen hem wel onverwacht, ,maar ook des te aangenaamer te zyn. Hy omhelsde my. „ Waarlyk, overleg het by n zeiven ," zeide hy, en trad op den wagen. C C X XI. BRIEF. Leonore aan Charlotte. Gehrfen, den i^den. -pKen ingefloten verzoek ik u aan Julie te overU handigen. Het is de brief, die zy aan Ferdiner gefchreeven heeft, en myn antwoord op den haaren. Dewyl gy nu deeze laatfte van haar zelve zult te leezen krygen, wil ik u alleen zeggen, dat ik den brief viermaal geleezen heb , en volftrekt van  23S GESCHIEDENIS van van gedachten ben, dat Julie dien zo moet afzenden, gelyk hy is, zonder daar aan een letter te veranderen. Dit zal wegens deezen brief genoeg zyn want ik haast my om u te berichte» J hóé ik uwe commisfie volvoerd Héb. Öm u dé waarheid te zeggen, heeft het my aan vlyt noch fpoed gehaperd: en echter zou ik bel zwaarlyk zo ver gevorderd zyn, als niet zeker gelukkig toeval, welk my de ontdekking van hët geen ik weeten wilde, gemaktyK maakte, my daarin ^eholpen had. Ik liet aanftonds door eénige luiden, voor Wel.' ' ken ik myn oogmerk echter verborgen hield, verhecmen, of zich niet federd eenlgen tyd eene jonge'Juffer by eene Weduwe in Woljler had Opgebonden ? Schoon nu fommigen verzekerden , dat daar tèr plaatfe federd verfcheiden jaaren eene Weduwe op een klein landgoed leefde, waarop het meeste geld van zekere Familie in Hamburs beleid was , ( 'i welk my aanftonds deed vermoeden , dat deeze de bloedverwant van Dunkel was, ) wisé echter niemand iets van de jonge Juffer, ja niemand had haar gezien. Met alle myne poogingen en moeite niet verder kunnende komen, begon ik wel dra te twyffelen , of het bericht van uwe vriendin niet ongegrond was ? Ook zeide men my het huis der Weduwe ftond vry eenzaam en afgeleegen , zo dat flechts weinige luiden toevallig daar kwamen; en ik zelve dacht, het bezwaarlyk te kunnen gélooven, dat Loüife gedüurende al dien tyd, welken zy daar zou geweest zyn, al had de Wedu¬ we  KAREL FERDINER. 239 we met nog zo veel draaken - oogen over haar gewaakt, door geen mensch hoe genaamd immer zou gezien zyn. Het laatfte middel, waar van ik my nu nog kon bedienen, was óm zelve met myne Weduwe daarbèen te ryden » die zich dan by hét oude Wyf zou laaten aandienen. Het fchynbaar voorwendfel was reeds verzonnen ; men zou naamlyk eens verneemen, hoe duur zy haar landgoed , welk nu , zö als het gerugt liep, te koop was, wel zoude willen verkoopen ? Dag en uur faas reeds bepaald , wanneer een gelukkig toeval, een dag of vyf geleeden, ons beiden deeze moeite fpaarde. Eene boerenmeid , die zonder huur was, kwam haaren dienst aanbieden by myne Weduwe, terwyl zy zeide gehoord te hebben , dat deeze na een dienstmeisje zogt. De zaak was zo , want onze meid was wegens haare ziekte naar huis vertrokken. De eerfte vraag van myne Weduwe was na gewoonte, waar zy het laatst had gediend? en hoe het kwam, dat zy zo buiten tyds haar dienst verlaaten had? Het meisje antwoordde op het eerfte; „ by eene Weduwe in Woljlèr:" en het bleek aanftonds, dat het dezelfde Weduwe was, van welke wy gaarne bericht wenschten. Op het andere gaf zy ten antwoord , dat zy zekerlyk buiten tyds uit haar dienst gegaan was, maar dat die Vrouw ook van een zo raar humeur was, dat goede dienstbooden het niet lang by haar konden houden. lntusfchen had zy het toch anderhalf Jaar uitgehouden, en alles verdraagen alleen om den bouw-knecht, die haar vryer was, en dien de Weduwe niet wel misfen noch  240 GESCHIEDENIS van noch afzetten kon , om dat hy van den Heer zelf in Hamburg als een yverige en trouwe knecht is aangenomen. Dit was nu voor ons de fchoonfte gelegenheid , die wy wenfchen konden, indien Louife daar was! Myn eerfte vraag meende ik dan daarheen in te richten, wanneer myne Weduwe my met eene andere vraag voorkwam, die wel niet van denzelfden inhoud was, maar echter het zelfde antwoord te weeg bragt. ,, Maar- om wat reden dan , " vroeg zy „ zo ïcnieijK uit uwen dienst?" „ Waarfchynlyk had ik, " antwoordde de meid, terwyl zy haare oogen nederfloeg, „ moeten laaten, 't geen ik'gedaan heb, maar het gefchiedde alleen uit medelyden. De Vrouw had nog een jong Meisje by zich." 3, Een jong Meisje ? " vroeg ik. „ Ja," zeide zy, „ nog wel twee jaar jonger, dan ik. Deeze bewaart zy zo naauwkeurig, als haare oogen in het hoofd. Het arme meisje had my meer dan eens gebeden en eindelyk overreed om een briefje, welk zy met potlood gefchreeven had , voor zekere Juffrouw te Farmbull, aan te neemen en veilig te laaten bezorgen. Dit is de Vrouw te weeten gekomen, en heeft het briefje van my terug geeischt, welk ik echter niet overgegeeven, maar verfcheürt heb; en hierom heb ik aanftonds het huis moeten ruimen." Ongetwyffeld Louife. I Nu moest ik nog zeker zyn. Myne Weduwe nam het meisje in haaren dienst, en Griet, dus is haar naamt moest door haa-  KAREL t È R D I N E R.: aft haaren Bruidegom een briefje van my , waarin M de uitgeknipte regels uit uwen bMi in welke uwe commisfie vervat was, gevoegd had, aan Louife geeven , tot Welk alles zekerlyk wel een dag noodig is. Gister kreeg ik eindelyk een klein papiertje van haar tot antwoord , waarop met potloot alleen dat geen gefchreeven was , om welk ik haar verzocht had, re weeten alleen haar naam, Louife Broekhorst. Wat wilt gy nu meer ? Beveel Hechts aan my. En, al moest" ik dit arme meisje' uit de draakenklaauwen rukken, ik zou het gewis ter uitvoer brengen, dat verzeker ik ff! C C X X I L BRIEF. Ferdiner' aan Eduards. Hamburg, den i$den. Waarom zyn de woorden , van mynen Oom thands altoos zo, tegenwoordig voor myn geest , terwyl ze echter in het oogenblik, waarop zy gefproken werden, niet dan eene ras voldaane nieuwsgierigheid by my veroorzaakten? „ Ik ben Julie's Vader niet," zeide hy; woorden, die immers niets kunnen te weeg brengen, dan eene.ras voorby fnellende verwondering ; woorden , die , naar hunne waare beteekenis., voor my de ongewichtigften zyn van onze geheele famenfpraak, en , ik mag ze befchouwen hoe ik wil, voor my in hunne betrekkin- IV DEEL. Q £en'  242 GESCHIEDENIS van gen, noch in hunne gevolgen van eenig belang kunnen weezen. Julie zy de Dochter van myn Oom of niet; 5er volgt echter dadr uit ten mynen aanzien geene de minfte verandering. Zy blyft voer my in alle omftandigheden, zo in haar perfoon als in haare betrekkingen, volmaakt dezelfde; en echter zeg my eens, wat was het, dat tay zo ras beheerschte, toen ik weder aan haar begon te denken, na dat ik myn Oom in den wagen geleid had en naar huis gekeerd was? Na den aart van de aaneenfchakeling der denkbeelden is het my niet moeilyk te begrypen , dat zy weder terug leiden op menige andere omftandigheden van het gefprek, en eindelyk zelfs op de ennnering van myne eigen woorden, waar mede ik bewyzen wilde, dat het myn's Vaders begeerte nimmer heeft kunnen zyn om my van Elize te fcheiden. Maar nog eens, wanneer ik dit alles aan elkander fchakelde en overdacht, zeldzaam waarlyk was het, hoe ik wierdt aangedaan, als gevoelde ik, ik weet niet welke verbindtenis, of overeenftemming, of betrekking tusfehen de eene en de ande. rei En zulks overweldigde my zo fchielyk, dat ik op het oogenblik in myn Komptoir moest, en Wil. lem om den fleutet vroeg, om den lang vergeeten brief (*J nog eenmaal te leezen. ÈVlem, die denzelven meende verlooren te hebben, prevelde een weinig;zeide, dien aan my reeds terug gegeeven te hebben; zogt al, maar vond hem niet; verzogt eindelyk eenigen tyd om zich te beden- (*) Ifte Deel lV4e Btief:  KAREL FERDINER. 243 denken en zyne zakken door te zoeken. Myne ontevredenheid bedaarde zekerlyk niet zonder eenige be risping; myn misnoegen echter werd ligter bevreedigd, dan myne nieuwsgierigheid. Ik belastte hemhet (lot door een Smit te laaten open breeken. De Kaerel prevelde, de Hemel weet wat al! Het zou fchaadelyk zyn voor het (lot en voor de deur ; de fleutcl konde maar verleid zyn; zou mogelyk gevonden, worden, wanneer ik maar tot morgen of overmorgen wilde wachten. . Ik wierdt hoe langer hoe ongeduldiger; Willem kreeg nog eens knorren, en het zelfde bevel, dat ik hem reeds gegeeven had. Eindelyk hy ging. Ik wacht één, twee, drie uuren; er komt Smit noch Wilkm. Terwyl my lntusfchen eene andere bezigheid daar van aftrok , liep de dag daar toede ten einde Willem , dien ik eerst des avonds weder zag , kreeg voor de derdemaal eene zo gevoelige berisping , als hy verdiend had. lntusfchen , terwyl hy verzekerde den Smit befproken te hebben , en dat hy zich verwonderde, dat hy noa niet gekomen was, liet ik het daarby berustenden beval hem den volgenden dag zynwerk daar van te maaken. Heden voormiddag, toen myne gedachten van gister weder leevendig , en myn verlangen meer en meer onrustig wierd , roep ik Willem ; en hy had myn bevel vergeeten. Ik werd toornig en belastte hem aanftonds heen te gaan , en zonder den Smit zelf niet weder te komen. Hy gaat, en, als of hy my aan myn woord wilde houden , blyft weder uit. Eindelyk roeo ik Gearge , en belast hem het zelf» q 2 de»  244 GESCHIEDENIS van de. Wel! zeide hy, de fleutel heeft Willem. Met een loopt hy, vindt hem en brengt hem mede. Myn misnoegen werd door het vermaak van myne nieuwsgierigheid te kunnen voldoen, geheel verHonden, en alles wat my'thans bezielde, Was hoop en nieuwsgierigheid. Ik yl naar bet Komptoir, neem den brief , en lees hem, voornaamlyk op de verbleekte plaatfen, met alle oplettenheid. Inbeelding! ó gy, die ons al fpottende beguigchelt, hoe befchimpt gy den armen mensch met een kinderlyk bedrog, en wezenlooze dingen, die voor hem wegvlieden, wanneer hy ze najaagt, en hem eindelyk veel verder terug zetten, als op de plaats, van waar hy 'er op afging! — In deezen brief ftond waarlyk niets meer. Op het oogenblik vielen my andere gedachten in, gelyk te vooren, 'om de gaapingen daarin aan te vullen; en weg waren de hers. fenfchimmen wegens de betrekking der woorden van mynen Oom op den inhoud van deezen brief! Wat had ik ook anders kunnen verwachten ? De inval, dat deeze Stiefdochter van myn Oom, en het in den brief gemelde gemeenfchaplyk panel der liefde, \ welk my thands waarfchynlyker van het manlyk'dan ' van het vrou welyk geilagt is, eenerlei is, hoe zeldzaam? hoe ongelooflyk ? ja hoe onmogelyk is zy niet, wanneer ik bedenk,dat myn Oom zich zo veel moeite geeft om my aan deeze zyne Stiefdochter uit te huuwen; deeze Stiefdochter, die ~ maar ik wil die dwaaze grillen niet geheel uitfehryven ! In deeze gedachten zat ik regt tegen over een Scbilderftuk, welk myn Vader ongetwyffeld met betrekking tot zyne verbroken liefde heeft laaten fchil-  KAREL FERDINER. 245 fchilderen ,en aan de Spiecel zyde doen plaatzen. (*) Myn oogen vielen op het beeld; ik erinnerde my — ach ! wat Eduards P — Die fcheiding van den een of van den ander, die my haast zelfs treffen moet. Dit denkbeeld overweldigde my. Julie's geftalte zweefde my voor den geest; ik vergeleek haar met het beeld van het meisje , terwyl zy affcheid nam : ik vond eenige overeenkomst, en myne verhitte verbeelding vergrootte dezelve, en verzekerde my uit menigvuldige trekken volkomen de waarheid. Dit gevoel pynigde my : ik vergat my zeiven, en ftelde my geheel in de plaats van den gefchilderden Man, gevoelde al het lyden der fcheiding zo fterk, dat myne wangen van traanen bevochtigd wierden. O! hoe fchoon , hoe fchoon is dat bleeke , door het treuren afgematte gezicht der lydende onfchuld, en hoe alvermoogend is die beheerfehing op ons hart, welke de bewustheid van onze fchuld aan de bekoorlykheden van eene treurende byzetl Nimmer is Julie my fchooner voorgekomen, dan zy op dat oogenblik voor myne inbeelding geweest is. Zelfs Elize, dunkt my , had toen geenzins met eenig voordeel om den voorrang met haar kunnen ftryden. Om my daar van te overtuigen, wilde ik beide beeldtenisfen vergelyken, ging naar dat van Elize, welk ik omgekeerd vond , doch aanftonds aan de regte zyde hield. Onverklaarbaar menfchelyk hart! Ziet gy het niet! riep my eene kille gewaar* wording toe; en ik ik trad terug, Eduards, en (*) IlWe Deel CLfte Brief. Q3  246- GESCHIEDENIS va.h en verliet de Kamer, in eene uit zo veele gewaarwordingen famengeftelde aandoening , waar toe de taal niet woordenryk genoeg is, om ze te benoemen 1 - ' .. i- : C C XXI II. BRIEF. Charlotte aan Leonore. Farmbull, den \$den. T Tartelyk dank, waardfte Leonore, voor uwe ge" nomen moeite , zelfs met betrekking tot dat geen, waarin gy toevallig zo wel geflaagd zyt! Eerst Was ik van gedachten een lettertje aan Louife te fchryven, en u te verzoeken het zelve te bezorgen. Naderhand, toen ik bedacht, dat het weder moeijelyk zyn zou het aan Louife te overhandigen, en van haar eenig antwoord 'te bekom-n , zonder dat het voor haar of voor my van eenig belang was, zal ik my vooreerst daar mede te vreede houden , dat ik weet , waar zy is, en zal de Moeder trachten te overreeden , dat zy my volmacht, of anders zelve my een brief aan Louife mede geeve, als een vrybrief voor haare oppaster, om dus de gevangene te kunnen bezoeken. Daarby moet ik echter vooronderftellen , dat gy my vergunnen" zult uwe plaats voor een dag of twee te bekleeden , en gy intusfchen alhier de myne by Julie. Voor het tegenwoordige zyn deeze gedachten en de lust daar toe by my merkelyk Verminderd door zeker'nieuw voorval,  KAREL FERDINER. 247 val, welkmy niet minder ó«n Julie verontrust, en onze blydfchap wegens Ferdiner's laatften brief geheel heeft vernietigt. Eergister zaten wy vry vergenoegd by elkander aan ons naaijwerk, en fpraken over Julie's brief, dien gy geleezen hebt. Julie dacht, dat, zo zy al niet een geheel nieuwen brief fchryven , zy echter zeer veel in den ouden veranderen moest: ik daarentegen raadde haar den brief zo te laaten , als hy is , en 'er dan nog liever een post fcriptum by te voegen. Terwyl wy hier over twisten , komt de onvoorzichtige Metta met traanen hl de oogen , en een brief in de hand in alleryl by ons de Kamer in. Julie verfchrikte zo fterk, dat zy beefde en bleek werd ; en dat haastige meisje fchreide om haaren ofigelukkigen Willem, dié thans onfchuldig voor haare nieuwsgierigheid had moeten boeten, en nu door Ferdiner uit zyn dienst gezet was. „ Om welke reden?" vroeg Julie in groote drift. Metta weende, en gaf haar zonder verder antwoord den brief. Zy las hem , zweeg ftil, en gaf hem eindelyk aan my over. De brief was van Willem, die zich bitter beklaagt over het ongenoegen en de geftrengHeid van zyn Heer. „ Ongetwyffeld had zyn Héér reeds lang geweeten , dat hy den fleutel van zyn Kamer weg gegceven had , en dat het pourtrait daaruit genomen is; maar hy had tot dus verte gezweegen, en eene andere gelegenheid gézogt hem daar voot te laaten boeten. Want het was zeker , dat zyn Heer hem om dat pourtrait zyn affcheid gegeeven had, nadien hy zo vèel van hem gehculen had, dat hy wel O x mis-  ?48 GESCHIEDENIS v« misdagen , die vry wat grooter waren , dan deeze laatfte kleinigheid, naauwlyks berispt had. Het heeft maar niet mogen heeten', dat het pourtrait daar van de oorzaak was, dewyl de Heer Ferdiner ongetwyffeld wist, dat het' in JuüYs handen was." Eradelyk voegde hy 'er nog veel by , van 't geen luiden van zynen Ibaat gewoon zyn te doen , wanneer zy toornig zyn: welk alles myne achting Voor hem vermindert, doch my te gelyk weinig hoop overlaat van Ferdiner''s liefde voor Julie, Metta toonde zich intusfchen zeer gevoelig , en verdedigde in 't byzonder de onfchuld van den armen Willem, in hoop, van hem daar door nader by haar te zullen krygen , en van Julie welhaast toezegging te erlangen , dat zy hem naar Farmbull zou laaten komen, op dat hy dus vooreerst zou bezorgd Syn. \n deeze hoop , zeg ik; want Metta zeide my naderhand zelve: Willem had mogelyk wel verdiend , dat hy op Farmbull 'weder aangenomen wierdt! Dit nu kon Julie onmogelyk toellem- men, zonder Ferdiner openbaar te beleedigen , en hem eenigermiate haare vyandfchap te verklaaren. „ Geen van beiden zeide zy tegen Metta, heeft gelyk , maar alleen de Heer Ferdiner, Willem, moe t zyn Heer trouwer geweest zyn als zyne goede Metta; Metta moest het geen zy wist, voor zich gehouden hebben , en ik had daar van niets behooren te weeten. lntusfchen, terwyl het reeds zo is, zal ik zorg draagen, dat Willem geene fchaa- de lydt." Toen wy alleen waren , vroeg ik Julie of zy den geheelen brief geleezen had ? „ Wtllem , "' antwoord-  KAREL FERDINER. 249 woordde zy, ,, is niet zo een braave Kaerel, al$ waar voor ik hem nog altoos gehouden heb. Toornig te worden , is menfchelyke zwakheid; maar hy, heeft ongelyk ; en al was hy onfchuldig geweest, hy had echter geen kwaad van zynen Heer moeteq fchryven Dat alles is waar! Maar," voegde zy 'er by , ,, deeze onverwachte liefde van Ferdiner. voor — Ach, Charlottel Ja, het is vqorby!" Zy viel my om den hals. Daar lag dat troostelooze meisje, en baadde zich in haare traanen. Ik bad haar goeds moeds te zyn. Wy moesten ook eerst de andere party hooren. Hy zal zekerlyk toornig geworden zyn , en luiden van zyne foort moeten hunnen moed koelen, al zouden zy daarom een leugen verzinnen. „ Waarlyk , " zeide ik , „ waarlyk', ik haat den Kaerel ; en Metta zal ik zelve nog eens doorhaalen, dat zy zo onvoorzichtig , ja, ik mag wel zeggen, zo boosaartig geweest is, van u deezen flegten brief te vertoonen! " Waarlyk de meid verdiende nog eene ftrenge berisping , en die heb ik haar ook gegeeven. Zy is anders zo fchrander; hoe kon zy tot het denkbeeld komen, om Julie zulke berichten te laaten leezen, waar van ik ü het volgende tot een ftaaltje mede deel. „ Dat Ferdiner dat Vrouwsperfoon , welke zich dep vqorigen Zomer by Vrouw Wilms had opgehouden , reeds oycr lang was nageloopen: dat hy met een voorigen knecht van haar, Philip genaamd, dikwyls geheime ontwerpen gefmeed en volvoerd had; dat hy haar groote fommen gelds had willen geeven , die zy echter terug had gezonden ; dat hy dan een ander knecht, dan Willem zeiven dikwyls Q_ 5 ge-  253 GESCHIEDENIS van gebruikt had, om deeze perfoon,die zich altoos voor hem verborgen hield, en hem'nimmer ten antwoord wilde ftaan , op te zoeken; dat hy met haar pourtrait bykans afgodery gepleegd, en zyne bruid om haarentwegen alleen geheel vergeeten had," en dergelyken meer. lntusfchen heeft dat flegte Schepfel zyne wraak geoeffend; maar zekerlyk meer aan de onfchuldige Julie, dan aan Ferdiner. Julie is deswege zo getroffen en neêrflachtig, dat zy deeze twee laatfte nachten geen oog heeft toegedaan; en gisteren van daag was zy zo zwak, dat zy reeds een keer of twee uit zwakheid van zich zelve geraakt is. God geeve u, myne waardfte, en myner lydende Julie wel ras betere dagen ! Dan zal ik dezelven zekerlyk ook genieten. Q C X X I V. BRIEF. Ferdiner aan Eduards. Hamburg, den \%den. ]k heb myn Willem uit zyn dienst gezet. Ik ben anders de Man niet , die fteeds vergeet, hoe hard het lot van dien ongelukkigen is , die het heerlykfte eigeadom , waar toe de Natuur alle menfchen gerechtigd heeft, zyne vryheid, aan anderen verkoopen moet; enkel, om zich zyn onderhoud te verfchaftèn. Welk mensch zou hy zyn , die aan hun, welken onze broeders zyn , niet het genot ver-  KAREL FERDINER- *f« vergunde van alles wat hunnen toeftand draagiyker maakt, op dat zy ook fomtyds het weinigje leeven hier op aarde in vreugde mogten doorbrengen! Moest niet liever hy in alle zyne overvloed dorst lyden , welke uit een vollen bron zwelgt, en met een wangunftig oog neder ziet op den ongelukkigen , die van dorst verfmagt, en de nedervaliende druppen in ayne holle hand ontvangt, om zyn droog jvebemelte te bevochtigen!. Ik vergeef gaarne misflaagen, daar ik zelf 'er zo veele begaa, en verdraag gaarne zwakheden , die het menschdom gemeen heeft met elkander, zo lang hy, die daar mede behebd is, erkent dat ze zodanig zyn. Maar, wanneer hy geene regtmaatige berisping kan verdraagen ; wanneer hy zich tegen billyke redenen verzet; wanneer hy over groot onregt klaagt, en zynen meester liever van onrechtvaardigheid wil befchuldigeir, dan is het tyd om de verbindtenis te brecken, en hem die vryheid geheel weder te geeven , waar van hy onaangezien de bedongen huur niet wil 'afftaan. ' Willem fcheeh in 't algemeen te veel daarop te fteunen, dat hy op Farmbull door Metta, op welke hy vee! vermag , in goed crediet ftond. ■ Daarenboven, by het geen ik u gister wegens zyne nalaatigheid verhaald heb , moet ik tot zyn nadeel, by deeze geleegenheid, nog het volgende voegen. Niet lang naderhand, toen ik uit de Kamer terug kwam, zond Juffrouw Sommers haar Winkeldochter by my, met verzoek of ik geliefde te antwoorden, op het geen zy gister by my gelaaten had. George, "*V ■ die  252 GESCHIEDENIS van die my deeze boodfehap deed , gaf my op my. ne vraag , of die Juffer dan ook gister reeds hier geweest ware ?:ten antwoord , dat Wilhm , toen ik met myn Oom alleen was, mee dat meisje gepraat, en, zo by gezien had , een papieren doos en een brief had aangenoomen. — Ik verlangde zeer na mikm's komst; en George zeide my , hy was naar den Smit gegaan, en nog niet terug gekomen. De doos ftond in zyn Kamer, hy wilde die haaien. Hy brengt de doos. Ik open ze, en vind geen ,«,uci, mam miccu uec eene Kleed, welk Elize ge-' kozen had. By het eerfte aanzien kreeg ik hoop, nat net andere was aangenomen. Om my daar van te verzekeren , liet ik de Winkeldochter zelve by my komen, maar die wist mv geene onderrichting daar van te geeven. Was het briefje ook de rekening? vroeg ik haar. Neen, zeide zy ; het was een verzegeld briefje: de rekening had zy by zich, en met een haalde zy een papier uit de zak , welk zy my over gaf. Deeze rekening inziende, begreep ik de zaak nog veel minder; want op dezelve was maar één kleed bereekend. Myne verbaasdheid behpef ik ze u wel te befchryyen ? Maar alle myne hoop was nu alleen op dat briefje gevestigd ; welk ik met zo veel zekerheid ach 1 aan welke hand kon ik het toch anders toefchryven ? Ik laat het meisje heen gaan, beloof haar wel ras antwoord te zullen geeven, en wacht met een verfmachtend terugkomst. Eindelyk komt hy. Ik vraag naar den bnef, en dat mogelyk met een gelaat, en op een toon.  KARÉL ËERD1NÉR. 253 toon, waar uk myne verftoordheid zichtbaar te bemerken was. De Kaerel werd rood , doorzoekt zyne zakken, vliegt naar zyn Kamer, komt terug, en zegt , het moest in de doos liggen. Kortom , bet briefje was verlooren. Ik wierd driftig, en de Kaerel wilde zich rechtvaardigen. Deeze? nieuwe onvergeeflyke onachtzaamheid erbanerde my die' van gister; ik werp dezelve hem met alle die drift voor, welke voor de gefteldheid van myn gemoed natuurlyk was. Hy regtvaardigt zich weder, en antwoord my: „ hy wist wel, waarom ik thands zo kwaad öp hem was! Het briefje was de reden niet, maar alleen een voorwendzel. Hy was zeer onfchuldig," en ik — toornig wordende, zeg my eens , wat kon ik doen ? Ik telde Willem zyn verdiende loon toe, gaf hem nog een jaar huur daarenboven , en Willem moest terftohd myn huis ruimen. C C X XV. BRIEF. Ferdiner aan Eduards. Hamburg, den igden, (aes jivonds.) Ach, Eduards, zy is weg! het kleed heeft zy geweigerd aan te neemen ! het briefje was niet van haar! en zy heeft zelfs geene mondelinge boodfehap aan my tot affcheid terug gelaaten ! Geene onverfchiliige ver¬ ontfchuldiging zelfs , om de gewoone weliee- vend-  254 G E S C H l E D E N I S van vendheld in acht ce neemen! — Zy is weg, Edu. ards, reeds federd eenige dagen ! En ik be* flis gy het zelf, ben ik niet op eene flegte , verachtelyke, onwaardige wyze van haar beleedigd? Ben ik niet Dwaas , daar gy zyt! Zult gy u beklaagen over den flag, die wel treft en fmartelyk, maar die tevens dienftig voor u is; die uwe voorneemens be> flisfen , bekrachtigen, en verfierken zal , om ook voor uwe eigen rust zo wel als voor die vergetelheid te zorgen > welke u allernoodigst is! c c X X V l £ R 1 e f. Gbaslotte aan Leonore„ Farmbull, den iVden. W/elk een uitmuntend hart bezit doch die Julie SW Onlangs verbeeldde gy u met my , dat zy voor eene zekere maate van jaloersheid vatbaar was; maar, wanneer dit haar lyden zonder eenigen nyd l of eenig inmengfel van haat tegen die waare of vermeende mede-minnares beftaan kan, ó hoe verre is dan Julie af van alle jaloersheid! Gy zyt immers den brief nog niet vergeeten* dien gy eens zelve van haar ontvangen hebt? (■*> Daar hebt gy het waare afbeeldzel van baar hart! *t Geen zy toen daeht, en zo als- zy toen jegens u gezind was , die zelfde gedachten , die zelfde aaa- <*) Zie Ilde Deel G1X Brief. ^Qe*  KAREL FERDINER. 255 aoeningen en geneigdheden heeft zy thans voor E, lïze. Zeer dikwyls fpreekt zy van haar met zeer veel hoogachting , met een zeer vuurig genoegen, en zeer hartelyke vriendfehap; neemt hartelyk deel in haaren toeftand, en wenscht haar alles goeds. £pe> ik kan my naauwlyks van traanen onthouden , wanneer ik my het zonderlinge van beide dee. ze Vrouwen voorftel, èn Julie daar over hoor fpreeken. „ Hebt gy wel opgemerkt," zeide zy,kort na dat Metta vertrokken was, „ wat die Kaerel van Elize fchryft? Hy was zekerlyk toen niet in de ge-, fteldheid van eenen Minnaar, en zou gaarne den omgang van Ferdiner met haar, als zeer gemeenzaam en tevens aanftootelyk hebben voorgefteld, wanneer hy niet van het tegended te zeer overtuigd geweest was ! Dan , zy mag hem zyne gefchenken weder terug gezonden ; zy mag zich voor hem verborgen gehouden, en hem wat kan zy meer doen? niet hebben willen zien, ik boude my echter vast verzekerd, dat zy hem — hoe zal ik het noemen ? bemint, of ten minfte niet haat. -— Ach! wat kan zy dan meer doen ? Myn Vader was wel van gedachten , dat Ferdiner's verbindtenis met haar alleen een opwellende drift der jeugd geweest was; eene van die menigvuldige beloften , die aan onervaaren jonge luiden , welken zich zeiven Hechts zeer weinig kennen, in de hitte hunner eerfte aandoeningen ontglippen ; beloften, die wel regt gemeend worden Op het oogenblik, waar op zy gedaan worden , maar die,, wyl zy op geen  d5d GESCHIEDENIS va w geen genoegzaam overleg gegrond zyn, daarom ook' zo ras te niet gaan , en even zo veranderlyk als onverbindend zyn. Zekerlyk, wanneer ik my dat edele en verheevene erinner, welke my in Ètize's beftendig gelaat en karakter , in dien korten tyd , welken ik met haar op Farmbull verkeerd heb, aanftonds in het oog viel; zo kan ik voor my zeiven niet gelooven, dat deeze verbindtenis eene vluchtige en geheime verftandhoudïng geweest zy, want' deeze zou en zy zelve, en ook haar Vader nimmer hebben toegeftaah, Myn Vader zelf roemde die edele wyze, waarop zy zynen efsch ontzegd had.: Dit is dan ten minfte èen bewys, dat zy eene wezenlyke eisch doen kan. Want anders waar toe zou die vergoeding noodig geweest zyn, van weffcte myn Vader echter gefprooken heeft ? ( * ) „61 Cbarlotte!" voer zy voort, „ ik geloof, dat haar eisch en regt zo wel het eerfte, als ook het billykst en verbindenst is: en dit gelooft Ferdiner even zeker, als ik! ■— En dan nog — bedenk eens, dat zy zich voor hem' verborgen houdt, zyne gefchenken weigert , en hem geheel niet zien wil! Welk eene opoffering is dit niet voor my, die niets, niets hoe genaamd aan haar verdiend heb , dan dat ik tegenwoordig die geen ben, welke haar van haaren Min- naar beroofd heb! Moet ik niet fchaamrood voor haar worden, Charlotte? En moet ik niet gelyk met gelyk vergelden ? Ach, dat ik zo zwak ben!" „ O ! myn Kind ," zeide ik, „ hoe kunt gy' u eene geweetens - zaak maaken, en u de fchuld toe- TCC* (♦) Ifte Dee] LXUle Brief.  KAREL FERDINER. *J7 reekenen van iets,' welk u toen geheel onbekend was? Hebt gy toen geweeten, dat Ferdiner reeds aan een ander verbonden was? Of zyt gy hem vóórgekomen , fen heeft hy ü niet zo vrywillig, als immer een Mansperfoon doen kan, zyne liefde aangeboden? — Hy zal dari ook wel weder tot zich zelf komen. Heb maar een weinig gedold ! Laat deeze onrust flechts geduldig voorby gaan. Ik weet, dat hy u teder bemint. En terwyl hy van Elize zO weinig hoopen kan', zo kunt gy volkomen gerust Van haaren kantantwoordde Julie, „ ben ik volkomen gerust, ó! Neen! Haar wil en oogmerk ftaan by my in geen den minfte twyffeh 't Geen ik vreeze, is alleen met betrekking tot het hart van Ferdiner. En dit hart moet ik zelfs veróntfchutdigen, wanneer ik bedenk, wat ik ben in vergelyking van bet leevendige Origineel van dit afbeeldzel." Verbeeld' u eens, Leönore, dat het lieve Meisje by deeze woorden Elize's pourtrait uit haar boezem haalde, en het met een gelaat aanfchouwde, waaruit vriendfchap en genegenheid, met eehinmengfel van droefheid zo duidelyk te leezen waS! „ Dat beken ik!5< riep ik uit, terwyl Ik vol verwondering myne handen in een flbeg. „ Die beeldtenis van eene medeminnares zo ria aan 't harte. Lieve Kind, gy zyt de minzaamheid zelve! Maar, zo goed gy nü zyt jegens Elize, komt het my échter voor , dat daar alleen^de plaats moest zyn, voor dat van uwen Ferdiner." „ Hy mag het my dan vergeeven," aptwoordde IV CEEt. R %Y>  2j8 GESCHIEDENIS vak zy, „ daar ik het zyne nog niet heb, dat ik dat, welk hem zo dierbaar is, in deszelfs plaats draag. Ja, hy zal het my ook wel vergeeven 1 Ik moet het dikwyls bezien , Charlotte.' Want hoe meer ik het befchouw, hoe meer hoop voor myne liefde , en verfterking in myn lyden ik by deeze verheevcne beeldtenis kryge." „ Vergeet daar door u zelve maar niet, myne waardfte Julie! Ik erinner my by deeze geleegen- heid, hoe is het met uw brief geleegen ? " „' Met den brief ? " antwoordde zy ; „ ik weet niet, Lot! 'Ik ben daar omtrent zeer veranderlyk. Dan komt my dit, dan weder iets anders in de gedachten , en ik kan tot geen vast befluit komen! Som tyds ftel ik op deezen brief veel hoop en vertrouwen , en daar mede verheug ik my dan; maar wanneer ik het weder bedaarder overweeg, dan denk ik, wat zal het doch helpen ? Liefde en Wederliefde moet hartelyk maar niet gedwongen zyn. 6 ! Wanneer eene beminde alleen als 't ware van een aalmoes moet leeven! Dan weder, wanneer my Elize's voorbeeld in de gedachten komt, fchaam ik my voor my zelve, en dan neem ik my voor met haar de zaak te vereffenen. In deeze gedachten heb ik reeds meer dan éénen brief aan haar begonnen, om haar te bidden, dat zy om mynentwil niet langer vertoeve , mynen en haaren geliefden Ferdiner gelukkig te maaken : maa* dat ik zo zwak ben! Ook beheerscht my nog eene andere gedachte, welke met de voorgaande — maar zy zal u te romanesk voorkomen!" —- Ik bad Waar my dezelve te openbaaren. „ Gy  KAREL FERDINER. 2& j, Gy zulc zeggen, " antwoordde zy, „ ik ben een Kind! Trouwens," liet zy 'er op volgen, „ in. zeker opzicht ben ik dat ook! Ik heb dit al lang, federd myn zeventiende jaar, want toen beminde ik hem reeds, by my zelve gedacht. Wanneer hy in den tusfchentyd, dat hy van Leipzig terug kwam, en uit reizen gaan wilde , zich hier eenige maanden ophield, dacht ik reeds van hem bemint te worden. Thands echter zie ik, dat het alleen inbeelding was, waar mede myne eigenliefde my vleide. Alleen gevoelde ik, voor hem, en voor geen ander te moeten leeven. Toen hy Weg was, verkreeg dit gevoel by my den, trap van zekerheid ; en ,, als ik,dan in zekere oogenblikken myner eenzaamheid aan hem dacht , en begon te twyffelen of hy my wel beminde , dan nam ik my zeiven fteeds voor, den eenzaamen ftaat te kiezen, en my in het Klooster te Preez of te Ueterfen , dewyl ik toch niet als eene Non naar de Klooster - Orde kon aangenomen worden , dan in de Kost te befteeden. Dit denkbeeld komt my nu weder te binnen. Vóór eenigen tyd was het zo leevendig voor myn geest, dat ik in ernst by my zélve overleidde om het ter uitvoer te brengen. Toen fchreef ik reeds myn affcheids - brief aan Ferdiner, welke dan met zekere beeldtenis zou verzeld gaan, en daar door bekrachtigd worden." „ En deeze beeldtenis, myn Kind, als ik het vraagen mag?" „ O! gy zult zeker zeggen," antwoordde zy met een droefgeestigeq lagch, ,, dat uwe Julie eene dweepfter is." R 2 » Dat  atfo GESCHIEDENIS van „ Dat is zy, " zeide ik, „ eene lieve beminnelyke dweepfter. Nu moet het geheim 'er uit!" „ Ik liet my tweemaal pourtraiteeren," vervolgde zy. ,, Een van deeze pourtraiten hebt gy gezien ; het ander heb ik u niet durven toonen. Als gy met myne zwakheid niet zult ipotten, dan zult gy het zien. " Ik bad haar onder alle liefkozingen, het my te doen zien. Eindelyk bragt zy my de beeldtenis nevens den brief. „ Nu moogt gy leezen en bezien ," zeide zy, en ging in alleryl met gloeijende wangen van my weg. — Welk een bekoorlyk pourtrait! en de brief — hy was uit het volle hart van eene minnende en bedrukte fchoonheid voortkomende! — Ik moet u by deeze gelegenheid het zagte Idee van het afbeeldzel befchryven; van haaren brief gaat hier nevens een affchrift, Julie, in dit poürtrak nog juister getroffen, dan in het ander, is in Nonnen-Gewaad, met een zwart Kleed, en met eenen witten doorfchynenden Sluijer afgemaald , die van het voorhoofd over de fchouders zo naar beneeden hangt, dat het grootfte deel van haar aanzicht ongedekt blyft. Haare teder lagchende trekken werden door een bleek gelaat vol hartzeer zo aandoenlyk vervangen, dat my de traanen uit de oogen vloeiden. Het op ééne zyde nederbuigend hoofd is eene ware , treffende fchets van gelaatenheid en overgegeevenheid onder haar lyden Zy fchynt iemand aan te zien, en vertoont aan hem een bloempje, welkzy in de regterhand houdt, en de linkerhand wyst op haar  KAREL FERDINER. haar hart. Eene uitmuntende karakterifeerende beeldtenis ! En dit beeld waarlyk, het zal ons van dienst weezen, of alles is reeds verlooren.1 Ik heb het, buiten weeten van Julie, met het pourtrait aan Ferdiner overgezonden. Zy had hem op zynen laatften brief geantwoord , en het ander pourtrait daarby ingeflooten. Haar Vader die den elfden naar Hamburg vertrokken is, zou het mede neemen. Hy gaf het my beimelyk terug, en zeide, het kon wel wachten, tot hy weder kwam ; zo lang moest ik het in bewaaring houden. Waarom zulks gefchiedde, weet ik niet. Dus zond ik hem het andre onder een couvert, waarin ik hem alleen te kennen gaf, dat het van my kwam. C C X X VI 1. BRIEF. Sophia aan A ü g ü s t a. Grumbuy,. den 20/len. Hebt gy den lieven vluchteling ? — Waar zyt gy in de waereld ? te Lubek?. te Lindendorf? te Hamburg? of te Rostock? Om Gods wille roep maar éénmaal uit uwen fchuilhoek, piep! op dat ik hoore, waarheen ik myne brieven moet laaten zwerven ! — Dan, deeze mag zwerven, waar hy wil; als hy maar niet te Lubek blyft liggen, zo zal hy u toch eindelyk wel vinden. ■ Myne nieuwsgierigheid is even zo onbefchryflyk , R 3 als  jö'2 GESCHIEDENIS van als uw ftilzwygen van drie weeken onverantwoor* delyk is. Geen van beiden kan ik langer uitftaan; en deezen fchryf ik u derbalven, om het u te zeggen. AI het overige, welk gy daarin leezen zult, js louter toevallig. Het eerfte ftrekt u tot bericht, dat op denzelfden dag, waarop ik uwen laatften ontving, vyf honderd ducaaten van Hamburg aan mynen Broeder be- fteld werden, met een toegevouwen briefje van Elize Dewald! Iets dergelyks had ik wel gevreesd! Myn Broeder ik geloof zeker, dat hy zulks nimmer ver- WaCuC U3.U , —— I^CiU uamum uui l^. ujtci uuv roerd. — Het andere weet gy reeds; dat namelyk de Huvselyks-zaak in de familie van Larner geheel in beweeging is. Maar wist gy wel, dat myn Broeder het nu fterk wil doordryven, en met onzen Larner in de volmaakfte vriendfchap en harmonie daar mede bezig is ? Ja gewis ! en daarenboven hebben deeze beiden reeds plechtige huwelykfche voorwaarden gemaakt, die voor Elize ten uiterften voordeelig zyn zullen. Maar de redenen van deezen yver mynes Broeders kunt gy bezwaarlyk weeten. De volgende is eene der voornaamften. Toen hy vóór eenigen tyd te Lubek was, kreeg hy een bezoek van zekeren Koopman uit Hamburg, die zich Eduards noemde. Dees zeide hem, dat hy by zeker aanzienlyk Man, ik wil met raaden, wie ! verdacht gehouden wierd, als of hy zekere echtverbindtenis uit a! zyn vermogen trachtte se beletten. Begryp eens, hoe veibaazend dit be- richt  KAREL FERDINER. 2(53 richt voor myn Broeder moet geweest zyn! Ik wou wel eens gezien hebben, hoe hy opkeek! — Dan het raakt ons niet, wat hy gedacht heeft. Ik heb u.alleen te verhaalen , 't geen hy daarop in 't werk (lelde. Hy nam oogenbliklyk met een byzonderen yver de party op voor Elize; en het koste, wat het wilde, fchryft hy my, het huwelyk met Elize moet nu met allen yver doorgezet worden. Hoe nu geene party, welke hy befchuldigd wierd te willen beletten, aan deeze welke hy nu wil doorzetten , verbonden zy, is meer, dan ik weet, en tot nog toe begryp! Nogmaals verzoek ik u ernftig, om , zo gy al geen tyd mogt hebben om eenige blaaden vol te fchryven my ten minfte een ftukje papier met berichten toe te zenden. C C X X V 1 I 1. BRIEF. Ferdinïr aan Eduards. Hamburg, den 22/len. Dat heeft my geheel ter neder geworpen! Ja, ik ben thands bepaald, Eduards.' Ik ben daar, waar gy my hebben wilt: en nu waag ik het u te belooven , van niet weder terug te deinzen ! Onderfteun my, gy verheevene en edele aandoeningen , Gevoel van beleedigde hoogachting, Eeizucht, al waart gy zelf een weinig hoogR 4 moe-  254 GESCHIEDENIS v&8 raoed/g, en. gy Afgryzen tegen verachting , waa; neer fomtyds de zachtere aandoeningen ,. qvereend ftemming, dankbaarheid, toegeneegenheid., en bartelyke. eerbied op zich. zeiven niet machtig genoeg waren , óm het genomen befluit heldhaftig uit te voeren ! —.— Julie, pf liever Charlotte zendt my een pourtrait en daarby een brief. Welk een. pourtrait en welk een brief is dat! ó! dat bleeke, droevige, doch tevens uitneemend fchoon gelaat der lydende onfchuld ! En echter welk een hemelsch minnelyk aanfchyn dier fchoone, tedere , vergeevende,. liefderyke , én. overgegeeven ziel, door de duistere wolken der treurigheid heen- dringende! Uit deeze vriendelyke oogen wij fteeds ieder oogenblik een traan voortvloeijen ; en echter welke hemelfche hartroerende minzaamheid m die onuitfpreeklyke trekken, welke den lagch van eenen Engel afbeelden ! — Het doorgrieft my geheel het hart!,. , De zachte- trek der even geopende hppen fchynt woorden te ademen en te fpreeken» woorden, die myn hare op het se voehgfte treffen! — lk min u echter nog! " dus fchynt zy zich te uiten, „ ik min u echter nog , myn Bruidegom ? Ik heb, geen verwvt hoe genaamd in myn hart tegen u ) Maar ik draag al dat lyden, welk van u komt, gaarne voor u • want myne liefde moet in lyden beftaan, wanneer het met anders weezen kan!" js dit Diet de taal van die lippen , die oogen , van het gantfche gelaat, en van dat nedergebogen hoofd ? Zyn de woor-  KAREL FERDINER. 2O5 woorden van haaren brief iets anders , als dezelfde uitdrukkingen ,. alleen in andere woorden voorgedraagen ? Maar waar toe dat zwart Satyn van uw Kleed , myn Engel, en waar toe die witte Nonnen-Sluijer, die u van het voorhoofd tot op den boezem, neder hangt, welke door een gefmoorden zugt zich opwaards fchynt te verheffen? ■ Hemel, wat beduidt dit! Myn hart treedt al beevende terug ; en mag het oogmerk niet navorfchen van deszelfs beteekenis, terwyl myn gantfche zenuwgeftel bewoo- • gen wordt!- Ik houde het niet uit! DeezeSlui- jer moet verfcheurd! Roofen van liefde, feestelyke mirten - blaaden en maagden - palm, zal ik u in. deszelfs plaats om het hoofd vlechten , uwe bruine hairlökken met geurige orange bloesfems fieren , als mede met uw geliefde bloempje , vergeet my niet, 't welk uwe regtehand my met eenen zo weemoedigen, lagenenden, beftraffenden oogwenk aanbied , terwyl de voorvinger van uwe linkerhand zo nadruklyk op uw liefderyk hart wyst! Ja, dat heeft my doen befiuiten ! Ik zal komen, om ieder traantje van uwe wangen, te wisfehen , en eindelyk zelfs voor myn benaauwd hart rust te vinden aan uwen onfchuldigen boezem , die alleen voor my klopt en zwoegt. Ik zal komen, en de banden, welken my aan u verbinden, zo vast inéén trekken, dat niets dan de dood alleen dezelven zal kiinnen los maaken! Dit heb ik beflooten.1 beflooten , Eduards, met al het vuur des gebeds van eenen boetvaardigen, terwyl ik op myne knieën neder lag, en, onR 5 der  266 GESCHIEDENIS van der het aanfchouwen van Julie's heilige beeldtenis, tot driemaal toe myne twee vingers met traanen in de oogen om hoog hief tot Hem, die alles gadeftaat, en myne linkerhand op myn borst leidde f , En nu oo!c zal ik den brief fchryven , die my weder by haar aandiene, era dat geen voor my onherroeplyk maakt, welk ik beflooten en beëedigd heb. C C X X I X. BRIE F. .Eeoüïore aan Chaheotte. Gehrfen, den 22fien. T Toe zal ik n in éénen brief alles melden , wat * ■ Julie, Louife en my zelve betreft? Vergeef my dan, dat ik over het eerfte kort, en over het laatfte — ook niet veel wydloopiger zyn zal. Het is tegenwoordig maar zo met ons gefteld, dat eigen gewichtige zaaken ieder onzer het meest tot zich zelf bepaalen en bezig houden 1 Geheel naar myn zin hebt gy Julie's brief ei* pourtrait verwisfeld ! Schoon ik den brief maar even heb ingezien, kan ik my echter zynen invloed, dat namelyk deeze onverwachte f;ag zyn hart ten 'fterkften treffen zal, gemaklyk voorftellen. De brief alleen kan niet nalaaten hem te treffen. Hy overtreft zelfs dien, welken ik eerst geleezen heb. Vergeet doch niet my het gevolg daar van mede te deelen, zo dra gy antwoord zult gekreegen hebben; want  KAREL FERDINER. 267 want dat hv niet antwoorden zal, daar ben ik niet bang voor! Van Louife heb ik weinig te melden, als alleen, dat ik gister door onze Griet onverwacht een brief van haar kreeg. De afvaardiging door de handen van twee verliefden gaat, zo my voorkomt, voortreffelyk! Zo het fchynt, moet het oude Wyf den knecht geenzins verdacht houden , en dus kan zy dan ook daarop niet ligt valle-. De tusfchenlopers zyn , behalven zekere Advokaaten en eenen Scblauer , zelden van het mannelyk geflacht. Aan my heert net goeae jvinu ucuh» c«ru «uuiu ui i...^ gefchreeven, waarin zy my ernftig verzoekt, den inlegaenden aan uw in allen fpoed en naauwkeurig te bezorgen, en u over te haaien , dat gy de moei^ 1. «QQm0t, nm nn een of anderen dag naar ic /.uuut 11L1.U11.U 1 ~r Gehrfen te komen. Zy is van gedachten u een goed middel aan de hand te hebben gegeeven, waar door zy ü fpreeken kon. Het overige zal de brief zelf u berichten. Wat nu my zelve betreft, ik heb korts geleeden een bezoek gehad , maar op het zelfde oogenblik weder afgeweezen. Kunt gy uit dit kort bericht raaden , wie de Man is? Schlauer, myne waardfte Vriendin, het onbefchaamdfte, boosaartigfte en laagfte Schepfel, dat den aardbodem betreedt ! Dat de Man nog waagt, zich door de Zon te laaten befchyüen ! 't Geen by Maanefchyn nog voor blaauw kan doorgaan , vertoont zich by den helderen dag aan ieder oog als zwart. Achter m,yn rug heeft hy altyd nog met eenigen fchyn kunnen lie-  .968 GESCHIEDE NIS van liegen; maar in myne tegenwoordigheid moest hy zich fchaamen! Hy kon ligt vermoeden , welk antwoord ik hem Zou hebben doen. geeven, wanneer hy zich vooraf by my had laaten aandienen. Dus wilde hy liever zich zelf vertoonen- Men had hem kostbaar toegerust , de randen van zyn Kleed breed met goud gemonteerd , en de geftalte van eenen verachtelyfcen met een kostbaare pels bedekt. Zo was hy in eene open chais tot vójdr ons huis gereeds , en liet zich door een Kaerel, dien hy waarfehynlyk op het Dorp had aangenomen , als een vreemdeling aandie. oen, die my gaarne wenschte te fpreeken. Ik laat hem inkomen, en in eene andere Kamer gaan, hang myne pélice om, vraag myne Weduwe of bet Dunte ware? Zy antwoordt, neen; ik verzogt haar met my te gaan, en wy treeden naauwlyks de Kamer m of ik zag en herkende dien braaven Man oogenbliklyk. „ Wanneer gy een ander gelaat, en een anderen naam had , " zeide ik tegen hem., „ zo wel als een ander Kleed , dan zou ik mis' fchien vraagen, wat gy my te zeggen had. Maar met Schhuer heb ik geen één woord te wisfelenl" en hier mede liet ik hem ftaan, Myne Weduwe bleef nog, en hy bad haar my te overreeden, dat ik hem zou aanhooren, want hy kwam uit naam van den jongen Hofraad Wolmer. Ik laat hem antwoorden : hy moest my andere luiden zenden. Hy bidt nogmaals ; de Weduwe antwoordde : hy zou zeker niets uitrichten. Tegen dit vooryal had hy zich dan ook gewaapend, en zyne depêches fchriftelyk by zich.  KARÉL FERDINER. 269 zïcfa. Deezen overhandigt hy aan de Weduwe, en zy brengt ze my. Maar ik zend ze aanftonds weder terug. Hy zegt en zweert > het waren brieven van den jongen Wolmer. Ik antwoordde, dat ik my niet ftoorde aan eeden van een Man , die alles, tot zyne ziel zelfs, veil had ! Hy werpt zich toornig en gloeijende over zyn gantfche aanzicht op den tafel neder, gaat zonder een woord te fpreeken heen, neemt plaats in zyn rytuig, en rydt weg. Dat het hem welgaa! Voor my zullen zyne papieren rusten, als waren zy een verzegeld testament voor het derde nageflacht. CC X X X.. B R. IE F. Ferdiner aan Eduards. Hamburg, den 25/len. Ik kon het niet begrypen , dat Elize my zo verachten , of, zo het, gelyk gy van gedachten zyt, (*) geene verachting ware, dat zy dan ten minfte zou vertrekken zonder, welftaanshalve, en volgens de">algemeene welvoeglykheid, my door een klein lettertje, of eene mondelinge boodfchap van eene derde perfoon, eene korte verklaaring te geeven, over het geen haar mishaagde in myn laatften brief, en de redenen te melden, waarom zy deeze kleinigheid weigerde. Ik kon het niet begrypen, •(*) In eenen brief, dien men weggelaaten heeft.  27° GESCHIEDENIS vam pen, en bevind nu eindelyk, dac ik geenzins mis heb geh d. Heden kryg ik eerst éen brief van haar, die reeds vóór veertien dagen , waarfchynlyk nog in Ham. burg, gefchreeven is, waarin zy zich wegens alles nader verklaart; Van het bezoek in de herberg (op. penhagen, toen ik be'lêt had laaten, vraagen en afgeweezen wierd , verzekert Zy niets te weeten. Indien dan van een anderen kant op dien tyd eenig voorwendfel gebruikt zy, zo valt de fchuld zckcrlyk niet op haar : maar zy heeft geheel geen vermoeden, dat Vrouw Althuizen zich aan-deeze onbeleefdheid zou fchuldig gemaakt hebben. Dit wist zy zeker, dat, zo lang zy daar geweest was, de knecht geen één bezoek had aangediend: Het was ongetwyffeld niet meer als eene vergisfing Van den knecht, welk uit een kwaalyk begreepen bevel, öf uit eene al te ver üitgeftrekte beteekenis, en uit eene al te geftrenge uitvoering daar van kan ontdaan zyn. Zy kon zich wel erinneren, dat Vrouw Althuizen by haar aankomst gezegd had.' „ Nu wil ik U geheel alleen genieten , en naar myne fchikking , hoop ik, zal my niemand daarin flooren ; want ik ben deeze keer, van Grumbuy zo ftil weg geflopen, als een verliefd Meisje in de fchemering «tot haaren Minnaar. Dus zal niemand myner waardfte Vrienden my bezoeken ; en wat die kennisfen betreft > dieniets anders te doen hebben, dan deur-briefjes te beftudeeren en in de herbergen te Joopen verneemen , de zodanigen heb ik myn knecht belast nimmer binnen te laaten! " Zy kent, voegt 'er Elize nog  K A R È L FERDINER. 271 nóg by, den knecht wel niet: maar het is doori gaans een gewoonte , dat foortgelyke luiden of te veel, of te weinig verrichten. Het zy zo: Elize wordt door myn hart gaar^ ne verontfchuldigd; maar wat Vrouw Althuizen betreft, daar zullen wy maar van zwygen! De verontfchuldiging, waarom- zy het Kleed van Juffrouw Sommers terug gezonden heeft, is kortelyk deeze. „ Dewyl zy zelve tusfchen dé twee, die haar gezonden waren , bezwaarlyk wist te kiezen ; doch eindelyk, om gemelde redenen het ééne gekoozen , en , om zeker te gaan , het aan myne eigen verkiezing had willen overlaaten, en zy dus beiden naar my moesten toegezonden worden; zo was haar intusfchen zekere gedachte, die ik zelf zeer ligt raaden moest, te zeer beheerscht; en' deeze alleen had het haar 'onmogelyk gemaakt, om my in deezen opzichte te believen." Deeze gedachte was waarfchynlyk, dat het zich zou laaten aanzien, als of zy beiden ftukken ook had gezonden, met oogmerk om dit mag ik u even zo min zeggen, als zy zelve, 't Is waar, voor haar verfynde ziel moest dit aanftootelyk zyn; maar hoe heeft zy zich kunnen verbeelden, dat ik zulks den- 'ken zou? Ik? van Elize? Dan, 't geen om mynentwil niet behoefde te gefchieden, heeft mogelyk om de Winkeldochter moeten plaats hebben, — ik moet my hier mede vergenoegen! Voor het overige, behelst de brief het affcheid van my ! — Maar hier van herhaal ik niets ! En haare toewenfchingen. • „ De vuurig- fte  272 GESCHIEDENIS van fte onder dezelven," zegt zy - en haare leevendifië aandoenlyke taal bevestigt dk, - „ de Vlmri^ ts S ftj d7 °Ddet 3ChJ voor an! ders, Eduards, dan voor Jutte? Amen.' zeide ik, kuste den waardigen brief, 0p welken een vuurige traan uit myne Oogen viel, ge voelde, dat myn teder hart begon te kloppen, nam fpoedig Juke's beeldtenis in de hand, ën — wat nu ? Ik kon een proef neemen van myne ftandvastigheid ! Denk maar op den brief, dien ik op myne kmeën gefchreeven héb. — „ Gy moet u met overhaasten!" zeide myn Oom/ „ gy behoort bet met aandacht te ovërweëgen, en na dit overleg iffüfct gy een befluit neemen ! " Dit viel my juist m , toen ik den brief wilde afzenden. Dus lag ik hem weder neêr, om hem na eenige dagen nog eens te leezen; en, wanneer dan myn hart het met zich zelf eens was, en myne réden meer vermogt dan myne aandoeningen, denzeïven aanftonds af te zenden; maar koa uk myD vo, hm Amen zeggen, Eduards, op den wensch Van ze , fchoon dat hart zo fterk klopte, en kon hier aan een goede proef neemen van myne ftandvastig-' beid, Ik nam deezen beflisfenden brief, las hem , gevoeldë in de aandoeningen van myn hart de bevestiging van iedere verzekering, welke ik in denzeïven gedaan had; en zond hem op het oogen. Dille SiFi CCXXXL  KAREL FERDINER. 273 C C X XXI. B KIEF. Charlotte aan Leonore. Farmbull, den i~ften. Tk zou Schlauer eveneens afgefcheept hebben, als J Gv , maar zyne papieren had ik echter eens doorkeeken. Tot wat einde? zult gy vraagen: en 'ik kan daarop naauwlyks antwoorden. Men kan niet anders verwachten , dan dat het brieven zyn zullen van hem zelf, die vol zyn met voorflaagen aan uw — hart? Neen! Waar aan dan? aan uw eigenbelang, zou ik kunnen zeggen, wanneer ik oyer u dacht, als Schlauer. Maar , wanneer nu eens. een brief van uwen Frederik aan u , of aan een derden , of aan Schlauer zelf daar onder was, hoe veel zou men daar Uft niet kunnen opmaaken? Laat ik maar eens te Gehrfen komen, en geef my dan maar volmacht, om met de papieren na myn welgevallen te handelen! -—• Dit wil zo veel zeggen , als , ik kom zonder eenigen twyffel en zelfs , als gv maar wilt , den eerden dag den besten. Was ik verzekerd, dat gy reeds morgen klaar waart, om met de Ghais , die my by u brengt, naar onze Julie terug te ryden , dan kwam ik morgen al. Doch voor uw gemak kon ik het wel tot op het Miefte der toekomende week, wanneer de Heer Wolmer weder naar Gluckjlad moet, uitftellen. De omftandighccfen zyn dan ook W deel. - S s hier  274 GESCHIEDENIS VAN hier zo gepast, om met elkander te fnuffelen, als zv immer zyn kunnen. De Heer Wolmer „I mogelyk wel veertien dagen te Gluckftad moeten vertoeven Maar Julie — en dit had ik u, als het gewichtigftê en aangenaamfte voor u uit deezen mvn geheelen brief, wej in de eerfte plaats mogen fchryven — Julie heeft, volkomen na haaren wensch, en ook overëenkomftig haar vermoeden, een brief van Fer, dwer gekreegen , en dat wel in een geheel anderen toon, als één zyner voorigen: in eenen toon en in zodanige uitdrukkingen , die volmaakt overëenftemmen met die van Julie's kloosterbrief. Het vernuft van Ferdiner bekleedt geheel de plaats van zyn hart, of ieder regel van deezen brief is alleen uit het laatfte voortgevloeid! Nog eenige dagen geduld, en dan zyn wy buiten alle onzekerheid; want hy verzekert volftrekt zyne overkomst, doch kan dien uit hoofde van noodzaaklyke bezigheden nog niet bcpaalen. Komt hy, dan heb ik Julie reeds beloofd een plechtig feest te vieren , en haar hoofd met eenen krans te fleren, tot welke plechtigheid ik reeds een paar gedichtjens heb gemaakt. Dit heeft, gelyk gy begrypen kunt, een goeden invloed op Julie's gemoed, en ook, zo ik hoop, op haare gezondheid. Aanftonds hernam zy haare voorige gerustheid en hoop, en in haar bleek gelaat begint reeds de opkomende Zon, met zyn gloeiiend morgenrood door de duistere wolken van zwaarmoedigheid door te breeken. Dat ik my zo haaste, om Louife te fpreeken, heeft meer dan ééne reden. Want vooreerst boude !k zeer veel van het arme meisje, en heb haar in  KAREL FERDINER* 275 langen tyd niet gezien: en ten anderen,'heeft ook haar brief, alle myne nieuwsgierigheid gaande gemaakt. Zy heeft, fchryft zy my ter loops , een brief van haar Moeder; waar uit zy met de uiterfte bevreemding vernoemen had, dat de verbindtenis tusfchen Ferdiner en Julie gefcheiden was. Zy vreesde, dat haar eigen Moeder, óp aanraading van een vyand des eerften, zelve daarin behulpzaam geweest Was, of nog heden daar toe medewerkte; en dat zy onfchuldig daar onder ook zou betrokken worden. In dit geval verzogt zy my ernftiglyk te gelooven, en julie in plaatfe van een eed te verzekeren, dat zy deeze handelwyze verfoeide. Daarop bidt zy my, myne overkomst te verhaasten, en verbeeldt zich, dat , wanneer ik my voor eene Vriendin van haare Tante uitgaf, van welke ik met een brief en mondelinge boodfehap aan haar belast ware, haare oppaster als dan geen het minfte vermoeden zon opvatten. Om dit des te waarfchynlyker te maaken , heeft zy een ouden brief van haar Tante, wier hand en cachet de Oude bekend is, by den haaren gezonden, welken ik gemaklyk, door eenige druppen lak onder het gebroken cachet te doen > weder zou kunnen verzegelen. Gy ziet dus dat Dunkei's reis naar Woljler ge* wichtig was, en het geheim daar van is ligt te raaden! Doch ik fpreek u daar over mondeling nader. Maak gy intusfehen, myn Kind, u gereed op overmorgen; zo gy echter als dan geene geleegenheid hebben mogt, laat het my dan op morgen weeten. S 2 CCXXX1I.  276 GESCHIEDENIS van CC X X XI I. BRIEF. Ferdiner aan Eduürds, Farmbull, den- den Januafy \ VV7ac is dat alles hier fchriklyk veranderd .' *T Hier zit ik alleen aan den haart, met myne oogen naar het vuur, orü te zien, hoe het brand en de eene takkenbosch na de andere, welk ik daarin werp,verteerd. Vreugde des Ieevensï Meniche- lyke hoop en verwachtingen Hoe zeer ik de landftreek aanfehouw, ik vind geen ééne dier heerly. ke vertooningen meer, uit welken my de vrolykhcid door alle zintuigen tot in myn hart voortvloeide! Aan alle kanten is 'er eene koude verdooving over de vlakte der gryze natuur verfpreid J ó ! Deeze velden! • Toen ik hier in de aangenaame dagen myner vergeetenheid en ongeftoorde liefde ter neder zat, of onder het genot van een vrolyk leeven, onder het geruisch van beeken en bosfehen wandelde, omringd van geurige uitwaasfemingen, welken het dartel westen-windje uit de blocsfem fchudde en verder fpreidde, ö! hoe zwol dan myn boezem van aandoeningen, wegens myne toekomftige zaligheden ! O! die heerlyke wouden, welken de rondsom leggende hoogten zo aangenaam bekroonden , en dit in den fchoot des dals liggend dorp met een beftendig lommer verfierden ! Hoe is alles zo ge¬ heel veranderd ! Nergens vind ik fpoor of item van vreugde of van leeven 1 Alleen zoekt hier en daar  KAREL FERDINER. 277 daar een treurig paard onder het dorre gras naar een jong fpruitje; hier en daar ziet men een vlucht krasfende kraaijen over den heuvel trekken , ^ en een hol water , weleer een ftroomend beekje , eene menigte van ys-fchotfen en rots - fteenen van de hoogte mede fleepen. Hoe yslyk is alles en hoe geheel veranderd ! En echter waarfchynlyk alles , zo als het geweest is! Hoe kon ik doch weleer in dit gezicht zo veel vermaak fcheppen ! (*) Maar die gevoeligheid voor vrolykheid, welke my zeiven ontbreekt, ach ! deeze zal my de heerlykfte vertooning buiten my nimmer verlchaffen ! De fnaar beweegt zich, maar verfchaft den toon niet, voor welken zy ongefchikt is; en zo ook gy, menfchelyk hart! 't geen niet in u is, zal nimmer buiten u te vinden weezen! j^iet? Goede Hemel! Eduards, hoe zal het dan met my gaan, die, het geen ik niet bezit, ook niet aan my zeiven verlchaffen kan ! Ach ! hoe zal het met my gaan? Zal my alles, wat my omringt, altoos zo dof en doodsch voorkomen ? Wee . my , indien j de tyd deeze ontoonige fnaar in my 'niet doet ftemmen , zo niet vergeeten- heid Julie heb ik nog niet gezien , fchoon ik reeds drie uuren hier geweest ben. Ik had den dag myner overkomst niet kunnen bepaalen, en nu zegt men my, dat zy my niet voor in de volgende week verwacht had. Ik trof het juist, dat zy zo even vóór myne komst met Leonorc want Charlotte is (*) Zie Ifte Deel XVde Brief. S 3  278 GESCHIEDENIS vak is te Gehrfen - naar Auenbrugge gereeden was, offl een bezoek af te leggen. Metta, die mv met een donker gelaat aanzag, welk waarfchynlyk nog op Willerts ongeluk doelde, wilde echter een boode te paard afzenden, doch ik weigerde zulks. Ook is myn Oom federd gister om de voorige rechtzaak 't zo ik hoor, andermaal naar Gluchftad; en, naardien zyne terugkomst van het beloop der zaak afhangt, had hy niet kunnen bepaalen, wanneer hy zou te- rug komen. Julie, zeide my Metta nog, bevond zich federd een maand of twee, en voornamelvk federd de Iaatfte veertien dagen gantsch niet wel. By dit zeggen liet zy haare oogen op haar vingers vallen, met welken zy haar voorfchoot famenvouwde. Een treffend bericht, en een veel beduidend gebaar I om dat ik dit beide gevoelde, zo zweeg ik. C C XXXI 1 I. BRIEF, Ferdiner aan Eduards. Farmbull, (als Avonds om u uur.) jZ-an eene volheid van toegenegenheid en liefde , myn in één gekrompen hart weder ontfpannen , en aan de ontftelde zenuwen weder toon en overeenftemming verfchaffen; dan is voor my onuitputlykheid van beide in deeze tedere ziel; en dan zal 'er ook wel eenmaal weder een tyd komen, waarin de natuur rondsom my dat geen op nieuws zyn zal, welk zy my voorheen geweest is! 0,  KAREL 'FERDINER. a?9 O! gy Engel, wanneer ik u dat alles niet weder vergoede, zal dit myn grootfte ly-ien zyn! -— De Hemel, die myn hart kent, getuige hoe opregt en hartelyk myn wensch is om het te kunnen vergelden ! Heb nu flechts geduld , edele' ziej, nog maar een korten tyd geduld ! Zo dra dit afgemat en bekneld hart den balfem voor zyne wonden uit het aanfchouwen van u, uit uwe oogen , eni uwe gcfprekken getrokken heeft, ö ! zyt dan verzekerd , het zal aan uwen boezem rustende vergeeten , en met eenen overvloed yan liefde, die zelfs voor twee anderen , buiten u en Elize, nog genoegzaam zou geweest zyn , zich aan u geheel overgeeven. Terwyl ik vóór het raam ftond , zag ik de Chais de plaats opryden , ylde naar beneden om, Julie daar uit te leiden, maar kwam te laat. Ik ontmoette haar dus vóór de deur, terwyl zy even de ftoep was opgetreeden , om in huis te gaan. „ Goede Hemel!" riep zy uit, een weinig verwonderd, en in eene zodanige ontfteltenis , als of haar alle zenuwen beefden: „ myn waarde ! myn waarde ! hoe overvalt gy my! " voegde zy 'er by, met eene • zo zachte ftem, als of haar de adem wilde verlaaten, en zy aan myne borst fcheen te fterven. Leonore, die het voor eene flaauwte hield , waar aan zy al meermaalen onderhevig geweest was , vroeg haar: „ wordt gy niet wel, myn Kind?" „ O ! als ik nu niet wel was! " antwoordde die fchoone ziel, met een ongeveinsden lagch van vreugde ! „ Het kwam my te onverwacht voor! 'J S 4 ver-  28o GESCHIEDENIS van vervolgde zy; „de blydfchap was op eenmaal te fterk!" — En daarop my met de bartelykfte blyken van liefde omhelzende; ö 1 gy myn eenigfte 1 " „ Beste, groote, edele ziel,gy hebt dan geen verwyt jegens my ?" vroeg ik haar, terwyl ik haar in myne armen floot. „ Ja ! " antwoordde zy. „ Zo even hebben wy van u gefproken , en toen heb ik veel kwaads gezegd. — Zegt maar waar over,~Leonore/" voegde zy 'er by, terwyl zy zich uit myne armen rukte en naar Leonore wendde. „ Nu kan ik niet zwygen," zeide Leonore. „ ISu moet de Heer Ferdiner weeten, in welk een flegt blaadje hy by u ftaat. Wy twisten geduurig , Mynheer Ferdiner, en wy waren zelfs nog bezig , toen wy uit het rytuig flapten. Ik verzekerde, dat gy hier vroeger zyn zoudt, dan uw brief vermeldde , en Julie beweerde altoos voor my het tegendeel. " „ Gy zyt deeze keer zekerlyk wat lang uitgebleeven ," zeide Julie. „ Lang , " antwoordde ik, „ om eindelyk zo terug te komen , dat nu geene fcheiding nog affcheid meer mogelyk zy ! Ja , myn waardfte, lang ben ik weggeblceven; maar altoos was het de vuurige wensch van myn hart, dat ik my nimmer van u mogt gefcheiden hebben 1 Wie is in ftaat om de toevallen zyner reis, of de verbysteringen van zyn hart vooruit te zien ? De Reiziger , die met een voorneemen en in de hoop van zyn lieve Vaderland wel dra weder te zien, in zee fkekt, denkt om den  KAREL FERDINER. *fl den'ftorm niet, die hem verflinden zal; en de beste mensch zelf is niet verzekerd voor de opwellingen "zyner eigen driften. Beiden vergeeten dan het lieve Vaderland en de zalige rust , zo lang zy na den loop der wind en der hartstogten voortgedreven worden, en alleen naar dien kant heen ftuuren, waar hen het noodlot heen voert. Maar , zo dra Weder en Hartstogten bedaard zyn,en het voor belden geheel opheldert ; dan , dan worden zy weder met de begeerte vervuld om terug te keeren. De een zet alle zeilen by om naar den geliefden oever terug te keeren, waar hy zich met berouw over zyne dwaasheid dankbaar ter neder werpt. De afgedwaalde neemt vleugels der hoop om vergeeving te vinden ,■ en keert tot haar weder, welke hy nu zweert nimmer te zullen verlaaten. „ Hier ben ik nu weder, myne Bruid! heb ik vergeeving by u?" voer ik voort, terwyl ik haar hand aan myne lippen drukte. „ Neemt myne Julie haaren afgedwaalden Minnaar weder aan?" „ Waardfte, waardfte!" viel my Julie in de reden , en omhelsde my met de grootfte vertrouwelyk'heid. „ Dat ik u reeds mogt bezeeten hebben, welk een genoegen zou dit voor myn hart geweest zyn! En dat ik u thands weder kryg ik kan het niet uitfpreeken ! -— Weet gy nog wel, Leonore, 't geen ik altyd zeide? „ Wat zeide dan myne waarde - Julie ? " vroeg ik.„ O!" hernam Julie, wy fpraken weleer dikwyls over de beproevingen der liefde.- Verhaal het doch eens, Leonore; ik ben nu niet in ftaat om dit te doen! " i, Als  282 GESCHIED, vak KAREL FERDINER. „ Als wy ons, " antwoordde Leonore, „ de te. derheid bewust worden, waar mede onze Minnaars eene beproeving beiluiten , en wy gevoelen , dat het maar kleine liefde-twisten waren, was het dat niet, myn Kind?" (*) ,, Dat was uw zeggen," antwoordde Julie, en het myne? )■> Ja, dat gevoel is hemelfche wellust," zeide Leonore. „ Onuitfpreeklyke wellust," voegde'er Julie by. „ En moet de mensch niet dankbaar weezen ? " voer zy voort; en daarop met eene nadrukiyke gebaarde en in een zeer aandoenlyken toon : „ myn ] Ferdiner! " Haare gloeijende wang zeeg op myn borst neder, terwyl zy haare linkerhand op myn hart leidde, en de regte om mynen hals fjoeg. Dus Honden wy vol gevoel, en zwygende. „ Maar wy zullen hier niet van daan komen! " zeide Leonore al fchertfende. „ My dunkt, gy had In de Kamer daar beter gelegenheid toe." ,, Hoe kan men zich zeiven vergeeten ! " hervatte Julie. ,, Men zou ligt daar onder bezwy- ken! In myn Kamer, bid ik u, en dan een, maar één oogenblik alleen, om weder tot my zelve te.komen!" „ Ik bragt haar bykans in myne armen draa- gende, zo was zy afgemat in haare Kamer, en liet haar met Leonore alleen. 0 Zie IIMe Deel CLXIVlte" Brief. Einde van het Vierde Deel.