TAFEREEL VAN C A Y E N N E, FRANSCH GUIANA.   TAFEREEL Van C A Y E N N E> o f FRANSCH GUIANAj ^> '} naar het fran schj r ' boor (PJC) Mr. JOANNES van der LINDEN, ADVOCAAT TE AMSTELDAM. £ * A. en J. HONKÖÖÏ»* » l> C c e.  Intsr crimina ingrati animi & hoe duxtrim, quod naturam Terrae ignoramus. * jT\ plinius, Hifior. Natur. ■ CL/!' \) Lib. II. Cap. 64.  VOORBERICHT VAN DEN S C H R IJ V E R. Schoon Fransch Guiana, ook wel het Middel - lijnig Frankryk genoemd, waar van Cayenne de hoofdftad of hoofdplaats is, niet verder van Europa is afgelegen, dan de meefle onzer andere Americaanfche Volkplantingen , fchijnt men eene affpraak gemaakt te hebben , om het zelve te befchouwen als één van die afgelegene landftreeken, waar naar men, in zekeren zin, geen belang heeft om onderzoek te doen, en waar van de zeelieden het aanzijn bewezen hebben, zonder het gordijn, het welk dezelven aan onze nieuwsgierigheid onttrekt, volkomen op te haaien. Twee derde van de genen, die 'er over fpreken, hebben 'er de geringde kennis niet van; zij weten 'er noch het lucht-geitel, noch de voortbrengzels van, noch zelfs op welk gedeelte van den aardkloot * 3 het  VI VOORBERICHT. het gelegen is; en anderen hebben 'er zig eenjge, maar verwarde en zeer onvolkomene, denkbeelden van gevormd. Het is buiten twijffel moeielijk de oorzaaken aan te wijzen van dusdanige onverfchilligheid omtrent de belangrijkfte Volkplanting, de gefchiktfte misfchien om tot een grooten ftaat van voorfpoed te geraaken; intusfchen is dit maar al te waar, en veele lieden, fchoon anders vrij bedreven, deelen 'er in. Het fchijnt, dat het loc van dit trïtgeftrekte Land is, om aan den één geheel en al onbekend te blijven, en aan den ander zig te vertoonen door eene dikke wolk, die deszelfs waare gedaante doet miskennen. Eene reize naar St. Domingo of Martinique houdt men in Frankryk voor een fpeelrcisje, en, reeds lang voor de tegenwoordige tijds omHandigheden, was men gewoon, met een zoort van fchrik, van eene reize naar Cayentie te fpreken, hoe zeer niet langer, noch moeielijr ker zijnde. In onze Schouwburgen zelfs (*} maakt zij een voorwerp van boercerije, welke het volk fteeds met een gunftig oor aanhoort, en (T) De reize ynn leander en pierrot,, ia het ftak, genaamd le Tableau partant'.  VOORBERICHT. vh en die geheel zouteloos worden zoude, indien Cayenne niet over 't algemeen als één der onbekendfte en afgelegenfte uithoeken der weereld befchouwd wierd, daar intusfchen, als de wind een weinig gunftig is, men 'er zig in vijf' en twintig of dertig dagen kan naar toe begeven, Indien het al onmogelijk is een zoo verkeerd gevoelen te wettigen, men kan 'er misfchien eenige uitlegging aan trachten te geven. De gelukkige Franfchen, in het midden van overvloed en vermaaken levende, gaven zig de moeite niet, om berichten in te winnen omtrent een arm afgelegen Land, waar van zij niet, dan na een lang tusfchen• verloop van tijd, hoorden fpreken, waar bij zij geen belang hadden, en waar van zij toen zelfs niet droomen konden dat zij nog te eeniger tijd eene reize derwaarts doen zouden: men berekende deszelfs afgelegenheid naar maate van de betrekkingen , welken men 'er toe had. De rijkdom integendeel van St. Domingo en de andera Volkplantingen, de aanhoudende betrekkingen, welken men met dezelven onderhield, het fchitterend fortuin, het welk men zomtijds aldaar in een oogenblik maakte, het groot getal * 4 van  vin VOORBERICHT. van lieden, welken men onophoudendlijk of van daar zag te rug komen, of op het punt zijn van zig derwaarts te begeven, dit alies liep te zamen, ten einde haar, om zoo te fpreken, met het Moederland in te lijven, of ten minften een gedeelte van de tusfchen - ruimte, die haar aficheidt, te vervullen. De armoede van Guïana deed die Land op den aardbol de nietige rol fpelen, waar van zij in de Maatfchappije zoo dikwerf de oorzaak is. Maar thans, daar de nieuwe Franfche wetten een groot getal van perfoonen derwaarts verbannen, die allen, uit hoofde van hun onheil , op onze belangneeming eene billijke aanfpraak hebben; thans, daar uit een zoort van eerbied voor het algemeen begrip, ,het welk zig tegen het bloedvergieten verklaard heeft, de verbanning naar de woeftenijen van Guiana, in de plaats der fchavotten van robespierre, gekomen is, zoude de onverfchilligheid omtrent dit Land misdadig zijn. Welke ook de aart of zwaarte zij der misbedrijven, die de {haf van uitbanning te weeg brengen; hoedanig ook zijn mogen, zoo wel de vergrooting, waar mede men het tafereel van dit Land heeft afgefchetst, als de llaatkundige begrippen van  VOORBERICHT. IX van hun, die zig in die geval bevinden; het denkbeeld van eene eeuwigduurende verbanning naar ver af gelegene en zoo weinig bekende Gewesten, dit onheil, hetwelk ons onherftelbaar ontrukt aan de plaatzen, alwaar wij het levenslicht aanfehouwden, heeft iets zoo aandoenlijks, dat 'er geene gevoelige ziel is, die deswegens eene treffende en fmartelijke- gemoeds-beweging kan ter zijde (lellen. En, in de daad, wie zoude met onverfchilligheid kunnen aanzien, dat broeders, dat bloedverwanten, dat vrienden, dat eenvoudige roedeburgers, voor altijd van den geboorte-grond verwijderd werden, zonder te verlangen om hen, ten minften met het oog der gedachten, te volgen, en zig een denkbeeld te vormen van hunne nieuwe verblijfplaats, van de gevaaren, welken zij, uit hoofde der luchts-gelteldheid, uitftaan, en van de bronnen tot onderhoud, welken de oorfprong der natuur aan deeze vreemde kusten voor hun heeft weg gelegd. Om aan zulke aandoenlijke en der menschheid zoo waardige oogmerken te voldoen, en om tevens Fransch Guiana in deszelfs waar daglicht te vertoonen, deelt de Schrijver van dit werk, in de krijgskunde en allerleije weeten-  x VOORBERICHT* \ tenfchappen bedreven , aan het Publiëk dé naauwkeurige waarneemingen mede > welken hij zelf op zijne onderfeheidene reizen heeft opgezameld. Gelukkig, indien hij daar door de fchuld van dankbaarheid kwijten kan, die hij wel eer aan deeze Volkplanting gemaakt heeft j om aan het Moederland 'er al het belangrijke van te keren kennen; en nog gelukkiger, indien hij de fmart van zoo veele troostlooze bloedverwanten mag lenigen, door hun onderrichting te geven van de plaatfen, alwaar de voorwerpen hunner teedere liefde zig bevin* den»  INHOUD DER HOOFTSTUKKEN. êerste hooftstuk. Bladz. Van Guiana in het algemeen 5 tweede hooftstuk. Van Fransen Guiana. 9 derde hooftstuk. Algemeen denkbeeld, tegenwoordige flaat, en bijzondere gebruiken der Volkplanting van Guiana ^ vierde hooftstuk. Luchtflreek van Guiana. . .''«'*'♦.■." a eens' langwerpig vierkante ga.  van CAYENNE. ei konst in dit Land gemaakt worden. McifVapent jzig boven dien met fcherpe fabels of mesfen, om de heestergewasfen , en andere hinderpaalen van dit zqort weg te mijden; fnaphaanen , om bij het gelukkig ontmoeten van eenig goed wildt, of van eenige zeldzaame vogelen, daar van gebruik te kunnen maaken ; en het gezelfchap neemt de reize aan. Als dan regelt het zelve den tocht, door middel van een goed compas, en den raad van eenige leidslieden, die geene andere verdienden hebben, dan dat ze een weinig beter in die dreeken bekend zijn, en tot het houden der maaltijd houd men halte. Dewijl in zulke reizen op geene herbergen te rekenen valt , houd het gezelfchap des avonds ftïl, wanneer de avond aankoomt, of wanneer men goed water ontmoet; een voordeel, dat in Guiana zeer gemeen is, als men een weinig van de kusten verwijderd is. Dan gaat ieder aan het werk; de één om de kleine maaltijd gereed tc maaken, vuur aan te leggen, waar van men dikwerf de noodzakelijkheid gedaante, gewoonlijk dienende, om de daar in gefiotene goederen voor den regen te beveiligen, en tot dit oog. merk ook volmaakt gefchikt , worden zomtijds zeer fterk gezocht. Zij hebben een dekzel van dezelfde (lof, waar in de mand bijna geheel en al infehiet, en het gehetle werk is uit twee flukken zaamgevlochten, welke tegen elkander aan gevoegd zijn , en waar tusfehen men bliden van baaanus-boomen legt, die het zelfde nu,s doen als gowascht linnen. B 3  &4 TAFEREEL heid des nachts in de bosfchen ondervindt, en de ander om takken van boomen af te houwen, waar van men in een oogenblik een zoort van verhemelte maakt, door het welk de regen niet kan doordringen , en waar onder men de hangmat aan twee boomen vast maakt. Bij de zee zoude men bovendien genoodzaakt zijn tegen de wreede beeten der infecten eene Schuilplaats te zoeken ; maar men heeft mij verzekerd, dat men daar van niet meer gekweld . word, wanneer men de groote bosfchen, zoo als men die in dit Land noemt, bereikt heeft. Indien men eene Plantagie ontmoet, kan men ftaat maaken van aldaar op eene zeer gastvrije en edelmoedige wijze ontfangen te zullen worden. De inwooners van Guiana zouden met veel voordeel gebruik kunnen maaken van de voortbrengzels , welke de natuur hun tot het maaken van goeden cier in meenigte verfchaft. Zij zijn over 't algemeen zeer weinig gezocht, of ten minften de wijze van zoeking gelijkt een ieder niet. Dit word men gewaar, zoo dra men te Cayenne koomt, en men is daar over dadelijk verwonderd, wanneer men zig een weinig van daar verwijdert, om naar de Plantagiën te gaan. Uit hoofde van een zonderlingen fmaak , welken de Europeanen naauwlijks begrijpen kunnen, maar die meer of min de fmaak van alle Volkplantingen is, geven zij aan visch en gezouten vleesch, boven het geen versch is , den voorrang, en zijn verbaazende liefhebbers van al wat maar gezouten is. Dit koomt daar van daan , dat de werktuigen des lichaams hier , even als in zeer  van CAYENNE. *3 zeer heete Landen, over 't algemeen een weinig tot bederf neigen, en men gevoelt, hoe dusdanige gewoonte daar toe moet medewerken ; misfchien is deeze trek tot voedzel, het welk minder aan verrotting onderworpen is , eene aanwijzing der natuur. Wat daar ook van zij, zij maaken zeer veel werk van alles wat prikkelend en fterk is , eii dienvolgende kwecken zij verfchillende zoorten van Spaanfche peper aan , waar van zommigen ondraaglijk heet zijn, en zij maaken daar van een aanhoudend gebruik in hunne keuken. Het word voornamelijk gebeczigd op de avond - maaltijden , op welke de hoofdfchotel doorgaans uit een geregt van Spaanfche peper beftaat, een zoort van zeer geliefde ftooving, alleenlijk beftaande uit visch , met veel water gekookt, en gewoonlijk met peper aangezet, zoo dat ze den mond bij één trekt. Men gebruikt egtcr vrij dikwils de omzichtigheid om deeze pepers , die niet grooter dan een pimpernoot zijn , in eene afzonderlijke tchotel op te dienen, en dan neemt 'er elk één van op zijn bord, en drukt dezelve meer of min fterfe naar zijn fmaak; de minfte drukking is voldoende , om aan eene groote hoeveelheid faus een prikkelenden fmaak te geven. Het is moeielijk, om een zoo fterk betoonden fmaak voor gezoutene fpijzen en fpecerijen overéén te bréngen met den bijna algemeenen fmaak onder de Creolen van Cayenne, en vooral bij de vrouwen, voor de casfave , het laffte voedzel , dat men bedenken kan. Het is een zoort van groote ronde' koek, van drie lijnen dik , en eeniglijk beftaandeB 4 uit  *4 TAFEREEL U't meel van Manioc-wartel, grof gewreven, dip men op een metaale plaat naauwlijks iaat gaar woir den. Niets is gemeener dan de Creolen op de Plantagien de casfave als brood te zien eeten , en daar aan, op de grootfte maaltijden in de Stad , den voorrang boven het witfte en beste brood te zien geven. Hpt is yooral hij geregten nlèt Spaanfche peper toegemaakt , dat zij het zelve fteeds boven iets anders verkiezen. Voor 't overige vindt men in Guiana de meeste fpijzen, die in de andere Volkplantingen bekend zijn, en onder anderen de Calalon, een zoort van lijmachtig ftoofzel, waar van de vrucht eener plant, Cojnhau genaamd, dengrondflag uitmaakt. Een laatfte gebruik, het welk niet behoorde aansangeroerd te worden , zoo het geene gelegenheid gaf om van iets anders te fpreken , heeft zonder verzuip op alle maaltijden plaats. Een Neger, van een fles Taffia voorzien, ftaat gereed tusfehen de twee gerechten , gaat de tafel rond om 'er aan alle de gasten yan aan te bieden, en ontmoet zehden veel weigering. Dit noemt men het middelfchot. De Taffia van Cayenne, altijd helder als rots-water, is een zeer gezonde drank, en gefchikt, om, wanneer ze oud is, zeer aangenaam te worden, vooral na dat de invoering der fpecerije- planten geleerd heeft dezelve met verfche kaneel pyer te haaien. Het opfchrift van dit hooftftuk zoude tot een groot getal uitweidingen en nieuwe aanmerkingen gelegenheid kunnen geven ; maar de eene en andere zul-  van CAYENNE, zullen zig nog veel natuurlijker geplaatst vinden in de volgende hooftilukken , en ik haaste mij, org tot het artikel der luchtftreek over te gaan, als zijnde dat geen, het welk men het meeste belang heeft te kennen, en waar van men over 't algemeen zee? verkeerde denkbeelden heeft. B 5 VIER-  *<5 TAFEREEL VIERDE HOOFTSTUK. Luchtftreek van Guiana. S choon de luchtftreek van Guiana onvergelijkelijk minder ongezond is, dan die van alle onze andere Americaanfche Volkplantingen , zonder uitzondering, is men egter gewoon om zonder onderzoek voort te vernaaien, dat men aldaar eene pestachtige lucht inademt, en 'er van te fpreken, zoo als men van Batavia, en andére weereld-deelen, die in dit ftuk billijk worden uitgekreeten , met reden zoude kunnen doen. Ontegenfprecklijke daadzaaken zullen tot bewijs dienen , hoe vergroot dit gevoelen is, terwijl de droevige herdenking van 't geen wij tans fchetfen , de bron en oorzaak daar van ontvouwen zullen. Men kan gemakkelijk gisfen, dat , wanneer ik van droevige herdenking fpreek, ik het oog hebbe op den al te beruchten tocht naar Kourou , die omtrent voor dertig jaaren, onder het beftuur en op last van den,Heer de choiseul gebeurd is. Na de Volkplanting van Cayenne en derzelver inwooners tot dien tijd toe geheel en al te hebben laaten vaaren , en naauwlijks onder het getal der Franfche bezittingen gerekend te hebben , Icheen de  van CAYENNE. de Regeering eensklaps zig daar mede erndig bezig te houden , maar dit gefchiedde alleen , om tot groote kosten doorllaande blijken van eene voorbeeldelooze onvoorzichtigheid te geven , en naderhand heeft zij zulks weder laaten vaaren , aari dit Land wijtende , het geen het natuurlijk en noodzakelijk gevolg was van haare onvoldoende maatregulen , en verkeerde berekeningen. Men befloot , in dit tijddip, om pogingen van aanbelang ten voordeele van Guiana te doen , en men bedemde tien duizend menfchen , om deszelfs onmcetlijke woestenijen te gaan bevolken. Maar in plaats van , zoo als een eenvoudig goed verdand dit aanduide , de goederen en. gereedfchappen, welke zij bij hunne aankomst het meest zouden noodig hebben, voor af te zenden ; in plaats van het Land voor te bereiden, om eene vermeerdering van bevolking te ontfangen , die deszelfs geheele bevolking te boven ging ; in dede van de plaatfelijke om Handigheden, en de orde der jaargetijden te raadplegen ; bragt dezelfde vloot, waar in de tien duizend menfchen ingefcheept waaren , ook de levensmiddelen , de doffen , de gereedfchappen tot den landbouw, enz. over, die voor hun gefchikt waaren , en kwam te Kourou aan , twaalf mijlen onder den wind'van Cayenne, in het fterkde regen-faifoen. Men vond een Land, dat overdroomd en zonder voortbrengzels was ; alles ontbrak 'er zonder uitzondering , tot fchuuren om voor magazijnen te dienen, en men bouwde die in aller ijl, en ftapelde alle de goederen, waar mede de  SS TAFEREEL de fchepen geladen waaren, daar in onder malkan» der. De ftofFen , het meel, de geneesmiddelen, geraakten onder de vaatjes olij. De hitte en vochtigheid te zamen bragten wel dra gisting en verrotting te weeg; de menfchen , door eenen langen overtocht vermoeit; de één op den ander geftapeld; zonder Schuilplaats tegen de ongeregeldheden van het jaargetijde, dat uittermaaten regenachtig was; door bedorven voedzel gevoed ; en wel dra aan alle de verschrikkelijkheden van den hongersnood overgegeven , wierden op de vreeslijkfte wijze doorziekten weggemaaid (*). Deeze kleine bende van nieuwe, Colonisten verdween „ om zoo te Spreken, in een oogenblik; men Hond in Frankryk over eene zoo Schielijke ontvolking verbaasd ; en men belloot 'er uit, dat zij, die van honger en elende geftorven waaren , de Slachtoffers van de ongezondheid der luchtftreek waaren geweest. Dit vooroordeel houdt nog volkomen Stand ; dit heeft de Volkplanting van Cayenne bedorven , het zij door de Regeering te wederhouden, om 'er haare aan- (*) 'Er was een tijdftip, dat men op de Eilanden, genaamd les lies du Salut, tegen over Kourou, de rotten verkogt voor een fchclling het ftuk, Ik heb omtrent deezen elendigen tocht de naauwkeurigfte en echtfte berichten gehad, door de inwoónders van het Land, die 'er ooggetuigen van geweest waaren, en zelfs door eeni£en van die ongelukkigen, welke aan de algemeens verwoesting ontfnapt waaren.  van CAYENNE. Aandacht op te vestigen, het zij door eene rrieeiiigte van Europeaanen, of bewooners der Antifa lifche Eilanden aftefchrikken, om zig aldaar te komen nederzetten. Het is hier de plaats om de luchtftreek van Quiana wel te doen kennen, eene té algemeen verfpreide misvatting tegen te gaan ^ door daadzaaken te beantwoorden losfe befchuldigingen , die door Voort te vertellen geloofd worden , en gelegenheid geven tot vooroordeelen , welke'voor het Land j waar toe 2e betrekking hebben, verderffelijk zijn* Ik zal zonder partijdigheid alles zeggen , wat voor en tegen is ; een ieder kan 'er vervolgens zijn oor* deel over vellen.- Men merkt aldaar twee zeef onderfcheiden jaar* getijden op, het faifoen van droogte, en het re* gen-faifoen. Het eerde duurt gewoonlijk van hetbegin der maand Juny tot het einde van September , en' geduurercde het grootfte gedeelte van dien tijd is het brandend heet} de lucht is bijna altoos helder , en naauwlijks vallen 'er eenige droppelen waters, om den' dampkring te verkoelen en te zuiveren. De maand Oftober' brengt Ongevoelig de fegenbuien aan , die in December , January , February en Maart , meenigvuldig en m eenen onmatigen overvloed zijn, en dan beginnen zij dagelijks meer en'meer te verminderen', om tot het vol* gend faifoen langzamerhand voor te bereiden.- Geduurende het geheele regen - faifoen , dat is, gé-'  $o TAFEREEL geduurende zeven of agt maanden van het jaar , J# de hette zoo gcmaatigd , als men in de nabijheid van den middel - lijn zoude kunnen hoopen ; de Negers klagen 'er zelfs [zomtijds van koude , en men is 'er in 't algemeen bijna zoo welvaarend als in Europa. Alleenlijk in den tijd, dat ftilftaande wateren door eene lange droogte uitgedroogd of bedorven zijn , openbaaren zig, geduurende omtrent twee en een halve maand, koortfen , die niet befmettelijk zijn , maar altoos eenige verwoesting aanrechten. Dit jaargetijde koomt over één met den winter op de Eilanden voor den wind , het welk aldaar ook het gevaarlijkst tijdperk is; maar het is zoo niet onderworpen aan aardbevingen , overdroom ingen , en die verfchrikkelijke orkaanen, welke voor de inwoónders , zoo wel als voor de zeelieden , zeer geducht zijn ; deeze droevige verfchijnfels zijn aldaar bij geluk onbekend. De Heer laborde (welken ik meen dat in het departement van Gers nog in leven is,) toen Geneesheer van den Koning te Cayenne, en die zedert dertig jaaren de Krijgs - Hospitaalen van alle de Volkplantingen, en in 't bijzonder die van St. Domingo , van tijd tot tijd bezogt had, heeft mij verzekerd, dat de luchtftreek van Guiana onvergelijkelijk minder verwoestend was; en behalven andere tallooze waarneemingen , welke hij gelegenheid gehad hadde te maaken , oordeelde hij 'er over uit hoofde van het klein getal der foldaaten, die in Guiana omkwamen , in vergelijking van de waarlijk verfchrikkelijke vernieling van menfchen, welke  van CAYENNE. 3t ke de andere Regimenten in de Volkplantingen gewoonlijk ondervinden. Alle de inwoónders , waai* onder ik verfcheiden tachtig jaarige grijsaarts gezien heb, hebben mij dit getuigenis bevestigd; de gezonde kleur is aldaar bijna zoo algemeen verfpreid, als de blaauwachtige kleur , die men de Patatekleur noemt , op onze Eilanden gemeen is. Eindelijk een laatfte onwraakbaar bewijs beftaat hier in , dat na zeven en een halve maand agter elkander , bij mijne eerfte reize, te Cayenne verbleven te zijn , zonder een enkel man van het fcheepsvolk te verliezen , 'er ons twintig afftorven in de vier maanden , die wij onmiddelijk daar na in de Baaij van Fort - Royal te Martinique doorbragten. In mijne twee volgende reizen, wanneer ik omtrent vier maanden te Cayenne verbleven ben, ftierf 'er van ons volk flechts een enkel man , op een getal van omtrent honderd twintig ; en men weet niettemin , dat de dood zijne grootfte verwoestingen in America onder de matroozen en foldaaten , uitrecht, om dat zij minder in de gelegenheid zijnde , om zig aan den fchadelijken invloed der luchtftreek te onttrekken , of denzelven tegen te gaan voor 't overige alles doen, om 'er de eerfte flachtoffers van te worden. Het is ook waar , dat men in 't algemeen tusfchen de zonne-keerkringen heeft opgemerkt, dat de lucht, die men op de fchepen en op de reeden inademt, veel gezonder is, dan de land-lucht. De hondskramp (Z>/*»«*)» die verfchrikkelijke Ziekte, welke de ligtfte wonden in America zom- tijds  P TAFEREEL Üidè zoo gevaarlijk maakt , en gezwindelijk dei dood veroorzaakt , na de wreedfte ftuiptrekkin-ert te hebben doen ondergaan, koomt veel minder te' Cayenne 4 dan in eenige andere Volkplantingen voor ■ Lr is nog eene andere ziekte, in dit Land bekend' onder den naam van de ziekte van het kaakeheen welke aldaar in de daad de grootfte verwoestingen aanrecht , maar zij tast alleenlijk de kinderen aan m de eerfte zeven, of ten langften in de eerfte negen dagen na hunne geboorte. In 't jaar 1788 het tijdperk van mijne laatfte reize naar Cayenne Gelukte het vrij dikwils, door het in acht nemen van Zekere voorzorgen, om deeze kwaal, die bijna altijd ongeneeslijk was, voor te komen; maar tot dien tijd toe fleepte zij bijna de helft van het pas' gebooren gedacht weg , - zoo onder .de blanken als bij de zwarten.- 1 Dewijl ik mij verbonden heb om' de zuivere waarheid te Spreken , en dat het zoort van partijdigheid waarvan men mij zoude kunnen verdenken, wan* neer ik over Guiana gunftiger oordeeïé, dan men' doorgaans gewoon is, Hechts eene rechtmaatige' hulde is, aan dit Land verfehuldigd; zal ik niet. ontveinzen, dat 'er eene ziekte heerscht,- misfchien' de verfchrikkelijkfte van allen ^ die aan het zelve , bijzonder eigen-Schijnt; ik bedoel-de ziekte , waaf aan men in dit Land den naam geeft van'de roodc ziekte , en welke de Geneeskundigen melaatsheid' (elephantiafis') noemen. Zij tast zoo wel de blanken , als de zwarten van beide kunne aan ; maar gelukkig is zij zoo zeldzaam , dat men in de gekeelt  van CAYENNE. 34? heele Volkplanting naauwlijks vijf en twintig of dertig menfchen telt, die 'er door befmet zijn , en dat zij geene anderen aantast, dan die ze door hunne buitensporigheden hebben op den hals gehaald. Deeze ziekte is van een befmettelijken aart, zoo dat men zig verplicht gevonden heeft, om alle de ongelukkigen , die 'er door aangetast worden, zonder ondcrfcheid te verbannen naar het Eilandje la Mère, nabij de kust, drie mijlen boven Cayenne, gelegen. Men heeft daar van het Lazaret der Volkplanting gemaakt, en men geeft hun aldaar kleine landerijen om te bebouwen , en alles Wat geduurende de nimmer ophoudende afzondering j waar toe zij venvezen zijn , hun afgrijselijk lot verzachten kan. Deeze ziekte is eert zoort van melaatsheid , waarvan de uitWerkzels Vcrfchrikkelijk zijn» en welke men als ongeneeslijk beSchouwt. Dit kan ik ten minften verzekeren, dat zij niet altijd erffelijk is, want ik heb dikwils te Cayenne eene kleine Negerin gezien, op het Eilandje la Mère van twee deczer melaatSchen gebooren , en welke de Artfea volmaakt gezond geoordeeld hadden» De kinderpakjes, in de andere Volkplantingen zeer gemeen, en dikwils zeer vernielende, zijn in Cayenne ten eenemaal onbekend ; men draagt groote zorge, om zig te doen onderrigten, of zij op de fchepen , die in de haven willen inlöopen , bij toeval gevonden worden, en zoo iemand van het Scheepsvolk 'er maai- in het minst van befmet is , zoude het Schip afgezonderd moeten blijven liggen; dat is , alle regelrechte gemeenfehap met het Land C zou*  34 TAFEREEL zoude' aan fie£ zelve ten ftrengften verboden worden ;' tot dat 'er geen gevaar meer was, om de befeetfl ting te verfpreiden. ; ' De overvloedige uïtwaasfeming , die langzamerhand het bloed uitdroogten het zelve van zijne ballcmaehtjgfte deelen berooft , gevoegd bij de vochtigheid der lucht, en de fchefpte van het voedzel , waar van men dikwifs gebruik maakt , zijn' oorzaak , dat het moeiclijk is een lang verblijf in Guiana te houden , zonder meer of min door fcheurbuikige kwaaien aangedaan te worden. Een gedeelte van dezelfde oorzaaken maakt de fchurft* achtige uitflag zeer gemeen, even als in alle onze Jme* rikaanfche Volkplantingen ; maar men geeft weinfe om dit ongemak, het welk, fchoon op zig zelf zee? akelig zijnde , ten minften het voordeel heeft, om een zoort van voorbehoedmiddel tegen aBe andefe zoorten van ziekten te zijn, In 't algemeen, om in korte woorden alles zaam te trekken, de luchtftreek in Guiana, fehoon met de gezonde Franfche luchtftreek niet te vergelijken: zijnde , is ontwijffelbaar minder verwoestend, dan die var <■ 312;e andere Jmerikaanfche Volkplantingen , en is in verre na zoo flecht niet, als men 'er het denkbeeld van heeft opgevat. Hij, die aldaar een gematigd leven lijdt ,. en voor 't overige kleine voorzorgen in acht neemt, die onvermijdelijk zijn , wanneer men de gezengde weereldftreek bewoont , kan op een lang leven hopen , zonder aan groote verzwakkingen onder worpen te zijn, hoe verfchijlend ook de  Van CAYENNE. $5 de warmte van het Land , alwaar hij geboren is , zijn moge. De Europeanen , en Vooral de meenigte vluchtelingen van Canada , die zedert een groot getal jaaren aldaar eene fcliüilplaats gezogt hebben, leveren 'ér dagelijks het ontegenfpreekelijk bewijs, Van op ; maar ik moet 'er tevens bijvoegen , dat zoo wel de een als de ander de gezondheid, welke zij genieten , teil kosten vart ziekten verkregen hebben, die tusfchen de zonne-keerkringen bijna altijd noodzakelijk zijn , öm te geraaken tot het geen men noemt: zig aan de luchtftreek te gewennen, en dé orimiddélijke werking der Zon , waar voor de anderen altijd noodig hebben zig te wagten, zonder (chroom 'te kunnen trotfeeren. Hoe later die ziekten, welke men niet ontlhapt, zig openbaaren 3 hoe zwaarer en gevaarlijker zij doorgaans zijm Uit het getrouw verhaal, het welk ik tans onder het oog van mijne lezers breng, vloeit nog voort, dat zoo het al niet vreemd is, om op zijne reizen luchtltreeken te ontmoeten , welker bewooning meer gevaar in heeft, 'er echter geene onaangenaamer is , uit hoofde van de op elkander volgende plasregens en brandende hette, waai door men verplicht word Zig geduurende meer dan de helft van 'tjaar opo-eiloten te houden , en van het overige gedeelte Hechts bij korte tusfchenpoozingen genot kan hebben. Het is voorts gemakkelijk naar te gaan, welke tallooze ongemakken zulk een verbaazende vochtigheid te weeg brengt, door de groote neiging van alle eet- en andere waaren tot fehimmel en bederf. C 2 pe  Sd T A F E R B E L De regen is egter veel minder overvloedig aan de kusten, dan binnen in 't Land , en zij vermindert engevoelig, naar maate de bebouwing der landen zig uitbreidt en vermeenigvuldigt„  van CAYENNE, *f VIJFDE HOOFTSTUK, Landbouw, Oin dit ftuk meer verftaanbaar te doen zijn, is het dienftig met het geven van een zeer duidelijk denkbeeld van de hoedanigheid en gefteldheid van het Land een begin te maaken. Zonder te Spreken van de verdronkene Savantn ,die tot den Landbouw niet gefchikt Schijnen, .en de onmeetlijke velden, welke de natuur tot voeding van het vee fchijnt beftemd te hebben , beftaat het over 't algemeen uit bergen van een middelmatige hoogte, en groote vlakten, die naauwlijks een weinig hooger zijn dan de zee. Het een en ander is men gewoon te beftempelen met den naam van hooge en laage landen. Alles fchijnt aan te duiden, dat de eerstgemelde , waar van echter zommige tegenwoordig zeer verre binnenwaarts gelegen zijn, voorheen door de zee befpoeld wierden, welke naderhand de laatstgemelde door geduurigen aanwas gevormd heeft, De onierScheidene zoorten van beddingen , die men aldaar duidelijk bemerkt, Schijnen in dit opzigt geen twijffel over te laaten, Deeze bewerking, waar van de natuur veele aai C 3 dere  "SS TAFEREEL dere voorbeelden oplevert , is alhier gemakkelijke*" te ontvouwen, dan ergens anders. De meer of min fierke ftroomen, die over de ^e-, heele uitgeftrektheid der kusten van Guiana beftendig heen vloeien, werpen des te gemakkelijker het Vittermaten zacht flijk op , het welk bijna overal den aart van den grond vormt , om dat het zelve in 't algemeen zeer nabij de oppervlakte is : dit gaat zoo ver, dat de wateren der zee , die altoos zeer vuil zijn , zomtijds naar een mengzel van modder gelijken, en dat de ondervinding alleen de Zeelieden omtrent een zoo buitengewoon vcrfchijnZei kan gerust Hellen. Op die gedeelten der kust, welke door een uithoek befchut worden , of waar dezelve een bogt maakt, en de ftroom zig bij gevolg niet laat gevoelen , werpen deeze wateren aanhoudend flijk op, en men kan daar uit opmnaken, hoe, na verloop van een langen reeks van jaaren, een gedeelte zig vormt tot die laage landen", waar. van ik hier fpreeke. Maar een fchielijker en nog gevoeliger middel word veroorzaakt door een ontegenfpreekelijk verfchijnzel , waar van men dagelijks op de kusten van Guiana getuige is; ik weet niet, of 'er elders, voorbeelden van zijn. 'Er vormen zig , men weet niet hoe, banken van een meer of min zacht flijk, zomwijlen zeer klein , en zomtijds verfcheidene mijlen groot , die geheel en al door den ftroom worden mede gefleept , en met denzelven drijven. Dan eens gaat dit zeer gezwind, dan eens zoodanig *  van CAYENNE. 39 *ig, dar men 'er den voortgang naauwlijks van bemerkt , en altoos eindigt het daar mede , dat de banken na verloop van eenigen tijd vast geraaken , of zig verdeden. Wanneer een van deeze flijkbanken zeer nabij de kust nadert, en aldaar , om zoo te (preken , buiten het bereik der ftroomen blijft haaken, groeit aldaar bijna dadelijk en van zelf eene meenigte van Palmietboomen , wier onder ecu gevlochten wortels eene vastheid aan den grond geven , en van dien tijd af aan word het een aangeworven land, 't welk voor altoos buiten het bereik van de zee is. Op die wijze verandert het laage gedeelte van de kust onophoudelijk van gedaante, en een inwooner, die voor drie jaaren uit zijn huis het onbelemmerd uitzicht op de zee had, vindt 'er zig tans door een bosch van afgefchekieii. Laaten wij tot den landbouw in Guiana te rug keeren. L)e eerfte Colonisten aldaar, donr den vervaarlijken overvloed van plasregens , en den ftaat der laage landen , die altoos zeer dras, est zomtijds geheel en al onder water lagen , afgefchrikt wordende , beftoten allen, cm , tegen dit zoort van tijdelijke overftrooming , op de bergen of kooge landen, eene Schuilplaats te gaan zoeken. De fraaiheid der aldaar groeiende hoornen fcheeif hun een zeker bewijs van de groote vruchtbaarheid en den overvloedigen oogst, waar mede de nutuur hunnen arbeid beloonen zoude ; en zonder verder onderzoek, vernielde men alle die oude bosfchen, een nutteloos cieraad in een Land, alwaar» Wd verre van , zoo als in een gedeelte van Europa, C 4 de  4» TAFEREEL de vrees van gebrek aan hout te ondervinden, het hout altijd de eerfte hinderpaal is, welke men moet te bovenkomen, om iets van het land te trekken. Men beproel'de van tijd tot tijd alle verfchillendê zoorten van voortbrengzels , en de wtflag bedroog nimmer de venvagting, maar ging dezelve verre te boven. De eerfte oogften gaven het zeker vooruitzigt van het fchitterendst en gezwinds* fortuin ; men begon te gelooven , dat men waarlijk in het beruchte Land van el Dorado, was , het welk prachtige befchrijvingen in Guiana plaatsteu , en alzoo geloof te geven aan de inneemende verdichtfelen welke men op rekening van dit Land had gelieven te verfpreiden, Niets konde hen, geduurende de twee of drie eeufte jaaren, van eene zoo verderffelijke misvatting doen te rug komen , dewijl men altoos genegen is, om zig overtuigd te houden van het geen men vtl langt, en alles zamenliep, om aan die bedrieglijke hoop voedzel te geven; maar kort daar na, bragt de aanhoudende en fchielijke vermindering van den oogst de onaangenaame zekerheid aan , dat zoo veele fraaije verwagtingen niet dan een ijdele droom waaren. Ongetwijfteld waaien deeze landen vruchtbaar , wanneer zij, door het geftadig vallen van de bladeren der boomen gemest, bovendien door derzelver wortels wierden bij elkander gehouden; maar zoo dra men ze van dit cleraad , het welk tevens hunne vastigheid uitmaakte, beroofd had, en dat men de bloem van derzelver oppervlakte had afgehaald , trokken de regenbuien dezelve fchie»  van CAYENNE. 4* fchielijk naar de vlakte , en 'er bleef niets meer overig, dan een uitgemergelde grond, die wel voor de behoeften van deszelfs eigenaars bij aanhoudenheid overvloedig voldoende was, maar hun niet meer toeliet, om zig met de inbeeldingen , welke zij al te ligtvaardig hadden opgevat, te blijven ftreelen. Door moeielijken arbeid , en aanzienlijke voorfchotten , die hunne zaaken hadden in den war gebragt, aan hunne nieuwe bezittingen gehecht zijnde, dachten zij echteï niet om dezelve te laten vaareu. Toen een gedeelte van hun land geheel pn al was uitgeput, vergenoegden zij zig met in de nabuurfchap eenigen nieuwen aanleg te maaken, en door middel van arbeid en ftandvastigheid , de fchadelijke gevolgen hunner misrekeningen een weinig te herftellen. Op deeze wijze heeft Fransch •Guiana een eindeloozen tijd in een ftaat van elende doorgebragt, waar uit het eindelijk op het punt fcheen van te zullen geraaken. De Volkplanting van Surinamen, welke aan die van Cayenne naast gelegen is , en welkers luchtftreek en grond volmaakt dezelfde zijn , deelde ook een oogenblik in de misvatting omtrent de hooge landen , maar men had aldaar verftand genoeg, om zulks in tijds te ontdekken en te laaten vaaren. De Hollanders , gewoon den Oceaan door dijken palen te ftellen, en tegen het water in Europa onophoudelijk te worftelen , vreesden niet, om i.t-t zelve in America te beftrijden, en deeden dit met een verwonderlijk goeden uitflag , en door de eenvoudigfte middelen. Deeze onbebouwde landen, C 5 ge-  4* TAFEREEL gevormd door het flijk, het welk de ze» cn de rivieren van het begin der weereld aluaar hadden opgeworpen ; en dooi- alle de verliezen der hooge lan. den verrijkt zijnde, hebben hun voor hunnen 'arbeid honderdvoudige vergoeding bezorgt, en deeze Volkplanting Spoedig in, den fchitterendften ftaat van yoorfpoed gehragt. Langen tijd waaren de inwoónders van Cayenns hier van getuigen geweest, zonder te bedenken , dat de natuur Van hun Hechts dezelfde pogingen vervvagtte , óm ze met denzelfden goeden üitflag te bekroonen; maar die langduurige ftaat van middelmatigheid , die de elende en de dood voor de Volkplantingen is , had aan de gemoederen allen lust benomen; en het rijk der gewoonte zegepraalde aldaar, zoo als elders, over het getuigenis der ïcden en der klaarblijkelijke overtuiging, Op het einde van den laatften oorlog, befloot de Baron pe bessner , een Duitfcher, Gouver^ neur van Fransch Guiana , door de aanzoeken en het getuigenis van een klein getal wel onderrigte inwooners aangefpoord, om alles te werk te Stellen , ten einde dit Land uit deszelfs doodelijke kwijning te redden (*); en hij deed eene reize naaide (*) Ik kenne al te wel het aandeel, het welk andere «eden bij deezen gelukkigen omkeer in den landbouw wn Guiana gehad hebbes , öjn zoo onrechtvaardig te zijn,  va» CAYENNE, 43- d.e Hollanders te Svrinamen , bijna met dezelfde oogmerken , die peter 1. bewogen om hunne timmerwerven in Europa te gaan bezoeken. Hij doorkruiste de Plantagiën , nam verfcheidene noodzakelijke berichten in, en zekerder zijnde dan ooit, dat alle de plaatfelijke omstandigheden dezelfde Waaren, nam hij met zig naar Cayenne een Zwitfcr , genaamd cuisan , een man in den Landbouw zeer ervaren , die het droog maaken en bebouwen der laage landen in den grond verltond, en daarenboven met die naauwgezette eerlijkheid begaafd was , welke in onze gematigde luchtftreek zoo zeldzaam word , en tusfchen de zonne-keerkringen bijna buiten voorbeeld is. Alle de belangen der Regeering , en van de werkplaatfen voor dc Negers , wierden hem toevertrouwd. Men verkoos de fchoone Rivier Jprouago , twaalf pf vijftien mijlen voor den wind van Ca~ zijn, dat ik den roem daar van bij uitfluitimg aan den Baron de bes,sner zoude to.efchrijven. Schoon hij een goeden werkzaamen wil gehad heeft, weet echter niemand beter dan ik, hoe zeer en door wien hij ten frerkften is onderfteund geworden , maar de hulde, die ik aan zijne nagedachtenis doe, is daarom niet minder volkomen rechtvaardig , en ik heb niet gemeend onder bet oog van het Publiek te moeten brengen verfcheidene , anderzints achtenswaardige mannen , maar die simVer ter zijner kennisfe gekoaen zijn.  44 TAFEREEL Cayenne af gelegen , om ten kosten, van den Ko, ning , den Gouverneur en Opzichter, eene proeve Van den nieuwen Surinaamfchen aanleg te nemen, en de Heer cuisan, die de algemeene achting tot in den hoogften graad bezat , aan de inwooners een doorflaande bewijs van zijn vertrouwen op de laage landen willende geven, plaatfte zelf daar in het grootfte gedeelte zijner vermogens, Men roeide op verl'cheiden plekken lands het geboomte uit; men groef rondom dezelve breede gragten, waar in andere kleinere gragten, die het land van alle kanten doorfnegden, zig ontlastten; en door middel van fluizen van een eenvoudig en vernuftig maakzei, waar aan men den zedigen naam van koffers gaf, liep het water , het welk geduurende het eene getij door een ongevoeligen afloop zig bij één vergaderde , bij het volgende getij van zelf in de Rivier weg, Wel dra waaren de landen tot bebouwing gefchikt , en men verloor geen oogenblik, om proeven van allerlei zoort te doen. Na deeze geheele landflxeek met haare landbouwers doorkruist te hebben; na deezen eerften aanleg , waarin men met een zoet genoegen de beginzelen eener bloeijende Volkplanting ontdekte, te hebben zien geboren worden, ftond ik eenige jaaren daar daar na (in 1787 en 1788) over derzelver gezwinden aanwas verbaasd. Meer dan twintig inwooners hadden aldaar huizen gebouwd, en hunne werkplaatfen overgebragt: de klaarblijkelijke vorderingen hadden den één te rug doen komen, en d?n ander fterk verbaasd; de nunachting der hooge landen  van CAYENNE. fM den had veel veld gewonnen. Men konde het voor* oordeel als overwonnen aanirterken; van alle kanten beijverde men zig om zeerst om vergunningen te verzoeken , welke Voor niet werden toegedaan , eri waar aan de Regeering bovendien groote voordeden verknocht. Een fuikermolen , welke door het water iri beweging word gebragt, en Welke ik meen, dat de beste inrigting van dit zoort is , die in America gevonden word, was reeds in volk Werking. ' Alle de voortbrengzels- Haagden even gelukkig; de koophandel, door het aannaderend vooruitzigt van winst aangemoedigd , en ziende eindelijk een vast onderpand , begon den ingezetenen voordeden te bezorgen de vreemdelin-gen, van de vrijheid der haven gebruik maakende, bragten aldaar Haven aan tot lagen prijs ; de geheele Volkplanting was in eert zoort van overdre- ! venheid en verrukking «, en tans konde men zig gerustelijk daar aan overgeven , om dat het voorbeeld van Surinamen ten waarborg verftrekte. Eindelijk , tot overmaat van geluk, en tegen alle verwagting , genoten de inwooners en Negers , op de nieuwlings drooggemaakte landen , veel meer dan in eenig gedeelte van Guiana, eene goede gezondheid. Het is van gewicht , uit vreeze, dat de verbedding , na van haare vooringenomenheid te zijn te rug gekomen , in eenen tegen over geftdden zin de paaien der waarheid niet overfchreede, hier aan te merken, dat 'er in de daad eene zeer groote ttótgeftrektheid van deeze goede laage landen is, ge-  46 ï A F È R Ë Ë t genoegzaam om, zelfs nog langen tijd , aan allé  van CAYENNE, 49 hingen te verzoeken , dan langs de Rivieren, zoo om dat de landen, aan den oever liggende, bijna altoos de beste zijn , als om de onwaardeerbaare gemakken , welke zij tot het overvoeren der koopwaaren aanbrengen. Bij het toeftaan der vergunr ning, bepaalt men de juiste lengte der oppervlakte , die door de Rivier befprocit word, als mede derzelver diepte, wanneer ze zig van de oevers verwijde* , en deze ganfche uitgeftrektheid, die geheel en al met hout bedekt is, is altoos veel aanmerkelijker, dan het geen men in ftaat is tot bouwland te maaken,. ten minften bij den eerften aanleg. Men begint dan met eene zekere hoeveelheid gronds, aan den oever der Rivier, uit te kiezen , en men graaft rondsom , aan de drie andere kanten , een breede gracht of vaart, die aan wederzijden van de ftrook, welke aan de Rivier legt, uitloopt. Deeze eerfte bewerking is voldoende , om het watet van de oppervlakte , in deezen omtrek begrepen, te doen afloopen, en te kunnen overgaan tot het omver hakken van alle de boomen, 'waar mede de grond bedekt is. Tot deeze bewerking verkiest men gewoonlijk de eerfte fchoone dagen bij het afnemen van het regenfaifoen. Men hakt zonder onderfcheid, op verfchillende hoogten , die oude bosfchen om, welke in Europa van eene onberekenbaa-re waarde zijn zouden, en naauwlijks draagt men zomtijds zorg om 'er het beste hout, door de fchrijnwerkers gebruikt wordende , uit te zoeken. Drie of vier maanden daar na , wanneer de droogte en hette der D zost  50 TAFEREEL zon al dit geboomte genoegzaam hebben uitgedroogd, wagt men alleenlijk een weinig harden zeewind (brife~) ; men fteekt het eene einde ia brand, en dadelijk lp reiden zig de vlammen van alle kanten uit, maaken den grond fchoon, terwijl zij dien teffens in overvloed de kostelijkfte mest vcrfchaffen. 'Er fehiet dan niets meer over, dan eene laatste vrij lastige bewerking; maar die men altijd zeer oppervlakkig doet, namelijk het uitroeijèn der wortels, alvoorensde voorgenomene bepooting van den grond te doen. ZES.-  van CAYENNE. gt ZESDE HOOFTSTUK. Van de Indianen, of Wilden. N a dat Wij ons tans een algemeen denkbeeld van Guiana gevormd hebben , fchijnt het voegzaam te zijn, dat wij, alvoorens tot derzelver betere kennis door te dringen, ons bezig houden met die van haare Voortbrengzels, welke op ons belang bet meeste aan-' fpraak heeft, deii mensen namelijk ; want het is met dit Land niet gelegen, als met de meeste andere Volkplantingen , wier eerfte iuwooners door Ae. Europeanen Van tijd tot tijd geplonderd en vernield zijn. Dewijl eenige nietzeer talrijke en zeervreedzaame bevolkingen hun in dit uitgeflrekte vaste Land weinig in den Weg -konden zijn, vind men aldaar nog de natuurlijke inboorlingen des Lands, welken mert in 't algemeen zeer wel behandelt , en waar mede men beftendig in de beste verflandhouding leeft. Men heeft zelfs niet getracht hunne vrijheid in het allerminst te belemmeren , en daar in heeft men den roem van rechtvaardigheid en gematigdheid verdiend, want zij waren volflrekt buiten ftaat, om dezelve te verdedigen, anders dan door naar het bin-» nenfte des Lands weg te vluchten ; maar deeze vlucht zoude in meer dan één opzicht een onheil geweest zijn. Da P«  éi TAFEREEL De Colonisten geven hun, bijna zonder ondei^ fchëid , den naam van Indjaneh, of Wilden, en deeze laatste benaaming past op hun alleenlijk , voor zoo verre men daar door te kennen geeft, eenvoudige onbcfchaafde lieden , bijna in den borfprongelijken natuur-ftaat levende. Zij zijn voor het overige de zachtfte wezens , die men met mogelijkheid ontmoeten kan, maar in de daad van dat zoort van zachtheid, waarom men niemand hoogfehat, om dat ze meer op eene lafheid van ziel, dan op eene gelukkige hoedanigheid van inborst fchijnt uit te kropen'. Laaten zij, die nog aan deri invloed der luchtftreek op het menschdom twijfFele'n, de inb'oorlihr gen van Canada en van geheel Noord- America met die van -Guiana vergelijken ; laaten zij den moed, den ijver, en het groot caracter der eerstgemelden vergelijken bij de gevoellooze lafheid, kleinmoedigheid en domheid der laatstgenoemden, en laaten zij vervolgens eene andere voldoende reden-zoeken, om zulke tegenftrijdige uitwerkzels te ontvouwen. De inboorlingen van Guiana verdienen echter eenige achting, uit hoofde van dien rijken voorraad van goedaartigheid, die hun caracter vat-. maakt. Men heeft in 't algemeen zoo weinig verftand en middelen-noodig oin fleeht te zijn. •. Hunne huid heeft eene roode koperachtige kleur, en zij geven aan deeze. natuurlijke verwe een nieuwen luiftcr, door hun geheele lichaam met Roucoii te befmeeren, waar door. zij eene . onaangenaame ... . reuk  van CAYENNE. 53 reuk van zig' geven. Deeze daad, welke zij insgelijks omtrent hunne hangmatten en huisraad uitoefïenen, is klaarlijk uit een nuttig grondbeginzcl voortgefproten, als hebbende het groot voordeel, om hen tegen het ftcekcn der infeclen, die door de reuk van de Roucou verdreven worden, te beveiligen ; maar zulks is naderhand een ftuk van fmaak en cieraa'd geworden. Op die wijze zouden wij, naar alle waarfchijnlijkheid, daar wij bij eene vluchtige befchouwing van de zeden der wilde volken, dikwerf niet dan ongerijmde gebruiken befpeuren , na een rijper onderzoek misfchien een oogmerk van nuttigheid ontdekken, het welk door de plaatfelijkc ligging wordt aangewezen' cn gewettigd. Zij zijn van eene middclmaatigc grootte, van eene zeer onbeduidende gedaante, van een zwak gefpierd geftel, en hebben die dikte en rondheid, welke men gewoonlijk bij de vrouwen aantreft. Lange hairlokken, die zeer zwart, nietlgekruld , en bij het aanraaken ruuw zijn, bijna als paardenhaar, bedekken dikwils hunne naakte Schouders t en zomtijds maaken zij met een koordje daar van een ftaart. Wanneer zij te Cayenne komen, alwaar zij altijd zeer wel onthaald worden, bellaat hunne opfchik, voor de HooSdftad, in een huig hembd van linnen , of een zoort van doek, genaamd Gin* ga ( * ), waar bij zommigen een broek voegen, maar (* ) Eenige Jndiaanfche volken, een weinig van de kusten af woonende, draagen bij zekere plechtige omftanD 3 dï£-  Si TAFEREEL maar dit is eene weelde, die zeer zeldzaam is. De Vrouwen draagen , halsbanden en armringen, gemaakt van kleine koraalen van verfchillende kleuren, welke men Rdsfade noemt; en één van hunne voornaamfle cieradien beftaat daar in, dat zij het been, onder en boven de kuit, met zwagtels van eene roode ftof, naauw toebinden, daar hun de kuit nooit , zoo fraai voorkoomt, dan wanneer die wel gefpannen en zeer doorfchijnend is, en de gedaante van een dik kusferi heeft. Op de ftraaten van Cayenne, om het voorkomen te hebben van zig een weinig naar onze gebruiken tefchikken, doen zij een kjein linnen overtrek aan, maar zonder kousfen, fchoenen of hcmbd; en hij alle andere gelegenheden draagen de lieden van beiderleije kunne geene kleederen, dan die volftrekt noodig zijn, om uiterlijke hulde aan de fchaamtc te doen. Men kan naargaan, hoe weinig dit te beduiden heeft, daar het ten aanzien der vrouwen eeniglijk beltaat in een ■klein voorfchaot van Rasfade, van eene onrëgelmaatig vierkante gedaante, omtrent agt of neren' duimen hoog, vier of vijf duimen breed van boven, en van onderen ten hoogften het dubbeld van dien. Dit klein voorfchoot wordt Koujou genaamd, en is doorgaans zeer net bewerkt; van agteren ziet men digheden, kleederen en nimfen van groote kostbaarheid, met zeldzaame en fchoone pluimen. Ik heb eene meeritgfe van dien opfchik gezien, die altijd van ee«e vrij groote waarde is.  van CAYENNE. 55 men niets, dan een klein koord, waar mede het om hét middellijf is vast gemaakt. Ik heb eenige van deeze vrouwen gezien, die tot drie {pelden binnenwaarts door de onderfte lip geftooken hadden, zoo dat de kop van de fpeld dezelve van binnen tegenhield, en bijna de geheele fpeld buitenwaarts uit kwam. Nimmer heb ik kunnen ontdekken, welke de waare reden was van deezen opfchik, die men in den letterlijkftcn zin fteekend noemen kan; men heelt mij beurtelings verzekerd, dat het tot een geneesmiddel en tot verciering {bekte; doch dit fchijnt zoo weinig aan cén van deeze einden te voldoen , dat men niet weet, wat 'er van te gelooven. In twijffclachtige gevallen van dien aart, moet men de naauwkcurigfte onderrigtingen niet bij de mannen gaan zoeken, want die lieden zijn uittermaaten jaloers, en in deeze drift fchijnt al hun moed te wezen opgellotcn; in zoo verre zelfs, dat, zoo als men verzekert, wanneer men 'er hun maar even billijke reden toe geeft, zij hunne zachtmoedigheid en natuurlijke vreesachtigheid vergeeten zouden, om 'er op eene verfchrikkelijke wijze wraak over te neemen. Het is ten minften zeker, dat men nooit met hunne vrouwen fpreekt, en dat men de Europeaanen, wien de nieuwsgierigheid naar hen heen drijft, in de eerfte plaats aanbeveelt zig te wagten, om op die vrouwen geen acht te (laan. Niets bewijst klaarder, dat de jaloersheid veel eer in een tegen wil en dank attngemaatigd D 4 récht  56 TAFEREEL recht beltaat, dan in de waarde, welke men aan het voorwerp hecht; want deeze kleine Sultans behandelen hunne vrouwen met veel onvetfchUli , heid hardheid en verachting. Uitgenomen het visfehenen jaagen, zijn zij met alle 20rgen * g forten van arbeid belast. 0p de reizen, en de ze: vallen d.kwUs voor, gaan zij gebukt ^ ^ last van hunne kinderen, een hangmat, en kle tasraad, terwijl de man, zonder met iets ande" dan me zijn boog cn pijlen belaaden te zijn, me*t eene belachelijke deftigheid, alleen in ftilt eenT4 Rhreeden voor Uit gaat. De inwooners der binnen Janden en de Bevelhebbers der wachtposten , de veifchillende gedeelten der Volkplan i ^ he bennnj verzekerd, dat de beuzelachtig^ r d,, van misnoegen, en zomtijds eene enkele e7^zt -gbeid, in ftaat is hen over te aJ^^X dors te gaan nederzetten, of hun reizen van nvin tJg °f V1Jf en mijlen ver te doen onde^e ^^eenig. alleen om aan hunne opvattu^ De gdiede bevolking van dee» |WrI,m • reiken, Jiike kleine troep heeft *•«„ f j .... Opperhoofd, c„ m£n had? ^-vvkXV bedacht, om hen f0 eej e u terhjke vercierfelen te onderfcheiden. Deze ve beftonden in een blaauw kleed met goud beï d vr, veel gelijkende naar de monteering der ol' Officiers; eenrotting mc£ eeile §mm kno0^ bij.  van CAYENNE. 57 bijna als die der Tambours Majors , en een gedenkpenning van het zelfde metaal j verbeeldende het borstbeeld van- den Koning, hetwelk zij op de borst droegen. Ik heb hen verfcheiden maaien te Cayenne in deeze deftige kleeding gezien, met loshangende of met een koord bij elkander gebonden haircn, en zonder kousl'en cn fchoenen. Voor 't overige waren deeze 'Opperhoofden niet hovaardig , nog op hun gezag , nog op de voortrell'elijkheid van hunne kleeding. Een van , hun had op zig genomen om mij het werpen van pijlen met den boog te leeren, en een Hok Taffia, die hij op 't einde van zijne les ontfing, deed hem zoo veel genoegen , als aan den geringlten zijner onderdanen. De begeerte om eenige goederen te verkoopen, en den ontfangen prijs tot eenige kleine aankoopen te bcltceden , doet hen dikwils met hunne vrou■wen en kinderen te Cayenne komen, en zij begeven zig derwaarts , zonder het minde wantrouwen, het geen zij ook van hunne zijde in 't geheel niet inboezemen. Buiten de poort van de Stad , aan den kant der Rivier, is zelfs eene opene loots (*), die ( * ) Over dag gaat alles doorgaans aldaar zeer gefchikc in zijn werk, maar tegen den avond, wanneer de Taffitt het hoofd ontfteld heeft, is het niet zeer zeldzaam, om bedreigingen, twisten, en zomtijds zelfs vechterijen onder hen te zien. Wanneer dit al te hoog loopt, komen een Corporaal en twee of drie Soldaaten de drifcigften D 5 mede  5* TAFEREEL die in 't bijzonder voor hun gefchikt is, 4i| bij hunne aankomst hunne hangmatten ophangen Deeze loots, alleenlijk beftaande uit eenige houté itijlen, waar over een klein dak gelpannen is en voor t 0Verige van alle kanten open, is voor hunne behoeften voldoende, en kan ons van den Haat deinatuur een denkbeeld geven. Zij, wien het niet gelegen koomt , om hen in hunne gehuchten of woonplaatfen (Carbets^ te gaan zien , kunnen op hun gemak hunne zeden, hunne gewoonten waarnemen, want zij vinden het zeer eenvoudig dat men hunne kleine bezittingen koomt aanfehouwen en ontzien zig voor niemand. Men kan doorgaans zelfs met hun fpreken, vermits, uit hoofde* van inmne veelvuldige betrekkingen tot de Plantazen er bijna altijd eenigen onder zijn , die gebroken ƒ ramch fpreken, het geen men leert verdaan. Zii lpreken altoos gemeenzaam met jij, 0f gij te zegen , cn geven zonder onderfcheid aan ieder een den tnel van Banaré, hetwelk in hunne taal wil zeggen, mijn vriend, en welken titel men hun insï ge- mede nemen , en brengen dezelven in gevangenis ,• zii worden denzelfden avond, of ten langfte„ des anderen daags weder ontflagen, en dit houden van goede orde fchaadt mets aan de goede verftandhouding. Het is buiten voorbeeld, dat zij in dusdanig geval immer getracht hebben tegenftand te'bieden : zoo kleinmoedig zijn zij van aart, en zoo groot is ook het denkbeeld, het welk t\\ van de overmagt der blanken hebben opgevat.  van CAYENNE. 59 gelijks geeft, wanneer men met hun fpreekt. Het is niet vreemd , om inwooners en Negers te ontmoeten , die hunne taal fpreken 5 en men kan 'er een beknopt woordenboek van vinden in een werkje , hetgeen anders zeer Hecht gefchreven is, van zekeren de prefontaine, tot titel voerende, Maifon rustique de Cayenne. Ik heb gelegenheid gehad, om in 't voorbijgaan te zeggen, dat de inboorlingen van Guiana uittermatcn dom zijn, en het zekerde bewijs misfchien , het geen men daar van zoude kunnen bijbrengen , beftaat hier in, dat de befchouwing van de wonderen der natuur niet in ftaat geweest is, om hen tot het denkbeeld' van derzelver maaker op te leiden. Men vindt zelfs bij hen het geringde fpoor nier van die afgoden-dienden , die ten minden een zekeren zamcnloop van opmerking en gevoel voorondcrdellen, en die, fchoon een gevolg van dwaaling zijnde, cgter van den kant dcczer eenvoudige menfchen niet anders dan als eene hulde van bewondering en dankbaarheid jegens het Opperwezen kunnen befchouwd worden. Hun aanwezen verfchilt ten deezen opzigte weinig van dat der beesten ; zij leven, of liever zij zwerven rond , zonder ooit te denken om uit dien engen kring te geraaken, welken hunne gewoonten en noodwendigheden rondom hen hebben afgeperkt. Zij zijn uittermaten lui en achteloos. Hunne geheele arbeid bepaalt zig tot het bepooten van eenige voeten gronds met Roucou , om zig zelf , en het groot-  6o TAFEREEL grootfte gedeelte van hun huisraad daar mede n befmeeren; als mede een weinig catoen, om hunne hangmatten te maaken, en hunne pijlen in orde te brengen; en eene zeer kleine hoeveelheid Ma] oc fitnes welke zij tot voedzel uoodig hebbe gaan zij , zoo dra zij gegeten hebben , in h' matten liggen , maaken op een zoort van flS * f m een ftuk bamboes-riet beftaande, e nig 1 arde en vvantoomge geluiden, die eindigen wanne z m flaap vallen, en zij vlaaien dikwils deezen fiW van dofheid niet, dan wanneer de honkte dwingt, om zig met hunnen boog te wapenen ten einde op de visicherije ofjagt tf gÏn! behoeften en verlangen zijn zoo* bepaald , e„ de i^wT VnmdeVOldOCni^ d^ van zoo ge! .makkehjk , dat zij zig aan alle de'zorgeloosheid overgeven , welke aan heete ïuchtftreeken eio-e„ jf De mensch heeft noodig, om door zekeren prikkel te worden aangevuurd; en de ondervinding bewijst reeds, dat, zedert men hun nieuwe behoeften heeft doen kennen, door hun nieuwe genietingen te bezorgen, men met hun zaaken uitwerkt, waarvoor zij in 't begin niet vatbaar fcheenen, Deeze •C*) Deeze fluit heeft niets anders, dan een groot W,het welk zij met de rechte hand toehouden, en Het is onmogelijk om 'er iets mede uit te voeren; het is een Speeltuig, om geraas mede te maaken, maar niet om X zachte toonen voort te brengen.  V a N CAYENNE* 61 Deeze groote onverfchilligheid; die men in hun opmerkt, verdwijnt- egter door het gebruik van Taffia, en andere zoorten van fterke dranken, waar van zij ongemeene liefhebbers zijn; door dit onthaal is men zeker van hun alles te laaten verrigten , wat men wil. Dewijl zij niet in ftaat zijn, om zig dezelve dagelijks te verfchaffen, Hellen zij in de plaats, en drinken zig dronken aan uitgegiste dranken van hun eigen maakzel; de meest gewoone is de Wicou, die voornamelijk van Manioc gemaakt word, en een leeüjken fmaak heeft. Behalven hunne meenigvuldige bijzondere feesten , zijn 'er ook algemeene feesten in hunne gehuchten, alwaar men altoos eene groote loots vindt , die daar toe beftemd is. Men heeft mij verzekerd , dat ze zomtijds eenige da°-en duureri , zij zitten in de rondte, en de vrouwen worden daar bij alleenlijk toegelaaten, om uit een groote ton Wicou, of anderen.fterken drank, die in het midden ftaat, met calebasfen te fcheppen , en die aan 't gezelfchap rond te dienen. Eene in de daad zeer merkwaaadlge zaak , en die tot een nieuw bewijs verftrekt, hoe de natuur zelfs aan wezens, die uiterlijk minst begunftigd fchijnen, al de fchranderheid, w.elke tot hun behoud noodig is, gefchonken heeft, is de manier, waar op zij de Manioo toebereideni Men weet, dat dit heestergewas , waar van men alleenlijk den wortel gebruikt, ia zijnen natuurlijken ftaat een waar vergift is , en het is buiten twijffel zeer verwonderlijk, dat een aanzienlijk gedeelte van Zuid-America m de gedachten gekregen heeft, om daar naar te zoeken , en geflaagd is, om daar in een voedzel te vin-  fe TAFEREEL Si Df 0«dervindïng hun geleerd hebbende dit aMcen het fap vergiftig is, en dat, wanneer the zelve ,s uitgetrokken , eene meelachtige zelfftandil h«d van eene goede eigenfchap overig blijft Sr teweT ^5**^* doen, in Lel ^ te weik. Zij neemen een dikke plank van hard hout, omtrent twee voeten fan» en *• ,, aid dezelve zeer diep met kleine ^ gerangfchikt zijnde , zoo |dat de hoekje l an fn naar binten uitdringen ; ik heb hen aan dit w ^ zien arbeiden. Dit maakt een zoort van rasp d l ~ üT in ^ La"d b£kcnd tel „rr T,V Waai' °P Zij' den Manioc-vvor. te , na die te hebben afgefchild, fij„ Wrijven ™% hebben vervolgens een zoort van mand 0fhS werpige fiang, van omtrent drie of vL A ■ en vijf voeten lengtr^vtr tuu lijken ftaat, maar waar van het los weer>el Z fclnkt is , om zig meer dan de helft te kunnen h korten, waar door men dan in de wijdte S geen men in de lengte verliest. AU dln vJ dezelve met geraspte Manioc , men hangt ze S eene einde aan een boom op, en. hecht aan " der emde een zwaaren (leen, welks rewichf/ zwaare persling veroorzaakt ,' en 4S2SÏÏ het fchadehjk vocht uit de Manioc doet uitloopen ^werktuig, zoo vernuftig, als eenvoudig S CoucUVf, é, Van hflt overfchot^an de ' Manioc maaken zij vervolgens Casfav of Couac het welk niets anders is , dan dit grof meel 2 een plaat gedroogd en gebakken. Hunne fchran! derheid bepaalt zig daar niet toe.. Zij'weten ook ccij  van CAYENNE. 6$ een zoort van aardewerk te maaken, dat bij de inwooners zeer geacht is, om dat het van eene uitnemende hoedanigheid is , en aan het vuur volmaakt wederftaat; maar zij maaken 'er zoo weinig van, dat het zeer moeielijk is 'er iets van te krijgen^ en zij zeiven koopen te Cayenne het grootfte gedeelte van het aardewerk , dat zij gebruiken. A.1 hun vaatwerk, het welk niet gefchikt is om op vuur gezet te worden, beftaat alleenlijk in uitgeholde calebasfen van verfchillende grootte, en zomtijds zeer net bewerkt. Zij maaken daarenboven verfchillende zoorten van manden, waar van zommigc met zoo veel fmaak en konst gevlochten zijn, da° zij aan de Europeefehe Schranderheid eere zouden aandoen. Hunne hangmatten zijn ook van een zeer dicht en vast wcefzel, maar zij maaken van alle die dingen niets meer, dan zij tot hun eigen gebruik nodig hebben, en de Taffia alleen kan hen zomwijlen doen befluiten, om 'er zig van te ontdoen. In den winter', dat is , geduurende het regenfaifoen, ziet men te Cayenne alleenlijk een klein gedeelte Indiaanen uit de nabuurfchap komen. Zij verblijven aldaar dan Hechts eenige oogenblikken, en dit is het gunftig tijdftip rrict, om waarnemingen omtrent hen te maaken. Integendeel in den zomer, begeven zij zig derwaarts van de uiterfte eindpaalen der Volkplanting in zeer groote bezeilde prauwen; en zoo al derzelver maakzel hen niet van verre kenbaar maakte, zou men heu gemakkelijk onderfcheiden door het fchel ge- fchreeuw  6* TAFEREED fehreeuwder papegaaijen , parkiten , merriën ^'nneonaf. hangehjkheid ongefchonden wordt bewaard, deedt de Gouverneur der Volkplanting zomtijds onder hen een zoort van gedwongene vorderingen, voor «aken, die befchouwd Wierden het aigén^h weJ  van CAYENNE. B jfcijn te betreffen; maar men was deswegens vooraf in 't vriendelijke overeengekomen, als ook over den prijs, dien men voor hunnen dienst betaalen roude. Men nam voornamelijk toevlucht tot hen, om bij de groote jagt op de Maroni - Negers of overloopers voor leidslieden te dienen. Zonder hun zouden de. Blanken in de onmogelijkheid geweest zijn dezelven in de bosfchen te vervolgen, en met hunne hulp ontdekte men dezelven zomtijds in de meest ondoordringbaare en verborgene plaatzen. Zij leenden zig des te gewilliger tot dit zoort van jagt, dewijl zij in 't algemeen eene groote verachting voor de Negers hebben, maar dit duurde echter flechts zoo lang, als 'er niet te vechten viel; zoo dra de Negers toonden tegenftand te willen bieden, hielden de Indianen zig ter zijde, tot dat het gevecht beflist was, en wanneer dit al te ernftig wierd, fcheidden zij zig zomtijds geheel en al af. Verfcheiden Officiers, die op zulke tochten geweest waren, hebben mij ongelooflijke dingen verhaald van de aangeboren neiging, die hen in de bosfchen beftuurt; dit verfchaft hun zoo veel voordeel ten aanzien van het vangen der dieren, welka de bosfchen bewoonen, en zij weeten daar door ook meefter te worden van die meenigte levende papegaaijen, parkieten en aapen, die zij te Cayenne aanbrengen. De groote meenigte Kreeken en Rivieren, waai? mede het Land doorfneden is, en die geduurige hinderpaalen aan hunnen tocht zouden toebrengen, maakt hun het zwemmen tot eene behoefte bijna E 5 van.  ** T A F E R E E L van de eerfte noodzakelijkheid: zij oeffèr,™ daar m van hunne eerfte kindsheid af enï ,1 'S het m die volkomenheid dat- h„, J leeren ten als de tweede h00fdftof Water ee^nnaa. liik Pn , fcheepvaart daar door moeie. hjk en gevaarlijk wordt, overtreffen ^ 7 blijkbaar; hunne praauwen Sn f "«*, „m hen te doen keme„, ^m" d„ „ £" voelen welk voordeel ran hun „ „u"0""** gefchikt. J °°r de natuur fchiJ'nt v°°* ZE-  van CAYENNE. 7f ZEVENDE HOOFTSTUK, Van de voortbrengsels van het Planten-rijk., D e voortbrengzels van Guiana zijn zoo verfchillende, dat het noodig is dezelve met een weinig orde te rangfehikken, zelfs in een werk van dien aart als dit, veel eer gefchikt, om een naauwkeurig en voldoende denkbeeld te geven, dan om eene volledige verhandeling, aangaande deeze Volkplanting, uit te maaken. Wij znllen ons derhalven alleenlijk bepaalen tot de voortbrengzels van het Plantenrijk, die koopwaaren, om uit te voeren, worden kunnen, of die aan den mensch tot eenig nut of aangenaamheid verftrekken. Men kweekt in Guiana alle de onderfcheidene voortbrengzels der Volkplantingen aan, als het fuiker-riet, de koffij, cacao, catoen, indigo, rijst en tabak; maar zij zijn in 't algemeen van eene uitmuntende hoedanigheid, en 'er kan noch twijtfeling, noch vooringenomenheid omtrent plaats hebben: want de kooplieden geven 'er beftendig den voorrang aan, door zelve deeze waaren in 't Land veel duurder in te koopen, en 'er vervolgens op de lijsten der koopmanfchappen in Frankryk een afzon-  76 T A F E R E E L wonderlijk artikel van te maaken P„ > . hoager prijs voor te ftellen ' W VeeI - tl? — omtr,nt dee, " fPraak erkend t S ,! ^"11 0 20nder *gen, ^ffiji en de bi^nderet "T' de e" de ie^r éa^'^^^m, die omtrent een fterker en ter J I ^ ' en heeft V00ral die de voorwerpen Z• , V-f * memand is» heeft, 0f bif zafl "^S?1** °°der het oog ^n voorr2 Ïn ^blikfeelijk den verdien! lente, den andértn5?^den i» de foen.' D voonduTl^ ^ h" die de overv o ^ 1 en °°§St* hangt geheel ^ J^"^ * b-e de regenbuien laat of lIZ T af' Ind^n oogst zeer laat in het k°men' du™ de lijk veel op; elke ££5T'f* °nt2achegeeft eene^vervlollrLr:?' " zig beijvert, om Lfx>3±f' wdken »«« ïig te ftellen: maar oob Ppte t0evalJen vefc geval, verr t op fta Le" ^ ^ °^geftelde meenigte catoen door dP ^* f** Verbaazende vochtigheid te * hitte e„  van CAYENNE. 77 De aankweeking van dit kostelijk heeftergewas, Waar toe weinige zorgen vereischt worden, en welke van het eerfte jaar af aan den Planter fchadeloös {lelt, zoude al te voordeelig zijn, indien, behalven de vervroegde komst van het regen-faifoen', die aan de inwooners de helft van hunnen oogst ontneemen kan, dezelve aan geen bijzonder ongemak onderhevig was, het geen dien oogst zeer wisfelvallig maakt. Men kan alles in een oogenblik verliezen, bijna des avonds Voor dat men ftaat in te oogften. Het ftuk catoen, het welk 't treftelijkst gezicht en de verwagting van den voordeeligften oogst vertoont, wordt zomtijds eensklaps verwoest door zwermen van rupfen, die zoo eindeloos in getal zijn, dat het dwaasheid zijn zoude aan derzelver uitroeijing te denken,' en zeer rukeloos om te hoopen, het geen echter nu en dan wel eens gebeurdt, dat 'er iets aan hunne wraatzucht ontfnappen zal. Het is als een kanker, die door afzetting alleen te fluiten is. In dusdanig geval verkiezen dus ervaaren inwoonef9 eene noodzaakelijke opoffering te doen, om ten minflen nog eenfg voordeel te trekken. Zij laaten alle hunne catoen• boomen affnoeijen, en de toppen van de takken, met de rupfen, waar mede dezelve bedekt zijn, verbranden; de boom fpruit dadelijk met eene ongemeene kragt weder uit, en, mits het jaargetijde als dan niet te Ver verloopen is, is het nog tijd om een kleinen oogst in-te zamelen. De Indigo, die men op onze Eilanden naauwlijks twee of drie maaien 'sjaars fnijdt, gaf aanhoudend,  r A F Ë R E E t •dend, in de niéuw' aangelegde: Planr^;-Rivier Aprouago, Zes zewn • WantaêleQ. dé 'bevondt £j ji ^ °0§ften< Ifc ^twoord van de HooSSoiT ÏT het die aan dezelve gezondentvaren%Zl PT** woord bragt uitdrukkelijk medé !^ allerbeste zoort was en Jf • Z1J Van het -n de band, om £ dere volkomenheid te 7**«" De ZW/^o is, zoo wel nle U** fteld, om door een bijt L wier zwermen niet minder taLl en ^ vernielende zijn, te wm-w ■ ' lliet minder dit È^m^üm^-"^^ Wanneer tó, het zij dezelte ^ritSnt °?*ahla*** met: men werpt die Z 2 ï, g*k°lnen is da* «aar verflinden! in de kool ÏÏF?^ ■tnij verzekerd, dat ï? **** en men h«« loi wis, ' at Z1J daarom va« geen minde* * De j0j$ in Cayenne, die in l hoog geacht is, fchijnt die ™S ^ m" 'ede11 oog niet te (««4^^^^ gemeen groot en pht T a , " 18 0Ver x & Van.de voorma ge FrZl 'V' ^k met «* den. Eene h^Ze^^^T^^ in,  Van CAYENNE, 79 ?n, dat men deeze koffij op de vlakten en laagfte landen aankweekt. De wortel van deezen kleinen boom, die altoos in den grond recht nederwaarts groeit, kan aldaar zijn voedzel in eene groote diepte zoeken, en de beplantingen duuren aldaar een eindeloozen tijd, terwijl men integendeel in onze andere Volkplantingen de koffij altijd aankweekt op hoogten of bergachtige plaatzen, Cmornes'). 'Ef zijn zeer weinige gronden,. die daar voor dienen kunnen, en het is niet zeldzaam, dat men de -vruchtbaarheid van Koffij-Plantagien fchier eensklaps ziet ophouden, wanneer de boom kwijnt door de hinderpaalen, die deszelfs wortels in het voort-fchieten ontmoeten. Een tak van handel, dien ik in de andefe Volk* -plantingen nimmer gezien heb, of ten minden in -eene zeer kleine hoeveelheid, zoo dezelve 'er' al .gevonden wordt, is de Roucou; een zoort van korrel, ineen fteekelachtige fckil vervat, en overdekt door-een purperkleurig vleesch, het welk dient om rood te verwen. Zij is tot deeze laatfte -tijden toe: het voornaam voorwerp van den landbouw in Guiana geweest, om dat, fchoon dit Voortbrengzel minder voordeelig is dan de meefte -anderen, het bijna geene oppasfing vereischt, aan -dezelfde wisfelvalligheden niet onderworpen is, en op weinig na vooraf kan berekend worden. De Roucou-boom is een zeer fraaije en groote boom, welke op reijen geplant zijnde, tot wandeldreeven .dient, en een alleraangenaamst gezicht oplevert. Even als de koffij-boom, begint hij eerst op de drie  Zé TAFEREEL 'drie of vier jaaren vruchten tc dragen, en is eerst óp de vijf of zes jaaren tot volkomenheid; maaf ook, wanneer hij tot die hoogte gekomen is, heeft men naar den gewoonen loop der natuur bijna geen -kans meer te wagen, en niets is met zoo veel ze* kerheid te berekenen, dan de winst van deeze beide voortbrengzels^ Teh voordeele der Volkplanting van Cayenne -heeft Zig bovendien een nieuwe bron van rijkdom' men geopend. Door 'een behendig en gevaarlijk bedrog, het welk men als een aanflag op den eigendom der Hbllandets beichötvwen kan ,\maar eenigermaaten te wettigen is door de onmaatige geftrengfheid, waar mede zij zig dien handel, met uitfluiting van alle andere volken, fteeds hebben aarigemaatigd, was het voor omtrent vijf en twintig jaaren gelukt, om hun een gedeelte der rijke voortbrengzels vart CeyJon en der Molukfihe Eilanden 'te ontrieemen. De peper, de mufcaat-nooten, de kaneel en de kruidnagelen wierden te Cayenne geplant, en alles deedt zien, dat de luchtftreek 'er' bijzonderlijk toe gefchikt was. Dewijl deeze gebeurtenis weinig bekend is, en niét te niifl van dien aart, dat ze misfchien te éeniger tijd belangrijk worden konde , zal men buiten twijffel wel te vreden zijn, om de gevolgen daar Van eenigzints omftandig uit den mond van een ooggetuigen te ver' fteemen. De peper is met veel kragt voortgezet, maar men Vernam Wel dra, dat-zij de waarepeper niet wa»s; teiï  van CAYENNE* ten minfteri dit Was het algeméén gevoelen iri tlë geheele Vólkplanting. Ik heb ze zorgvuldig onderzogt, eh niets anders bevonden, dan een zoort vark heefter, hellende naar den kapper-boom, met vrij groote bladeren, omtrent als die van de tafémr* of Windei Men had van de Molnhfihe Eilanden niet meer flati twee looten van den Mufcaat-boom kunnen mede neemen, waar van de een op de reize zoo veel geleden liad, dat dezelve kört daar na'in de Volkplanting gcftorven is; en dewijl deeze één van die vreemde böomen ïs, die maar eene kunne hebben , en waar van het wijfje noödig heeft door de tegenwoordigheid van het mannetje, die 'er dicht bij geplant wordt, vmchtbaar gemaakt te worden, heeft de dood van den een de andere onvruchtbaar doen worden; Ik heb dien. boom in zijne volle kracht gezien, geheel met bladeren bedekt ; in deii tuin van den Heer noyer, Heelmeefter der KrijgsHöspitaalen , alwaar .dezelve waarfchijnlijk nog te virtdert is; maar zoo lang die alleen is, kan men zig-niet vleijen, om 'er vruchten van te ziens De Kaneel-boom en Nagehboom zijn beiden, boven verwagting, gelukkig geweest, en men heeft het getal der eerften vermeerderd door het in deri grond fteeken van looten, en de tweede door middel van vruchten, bekend onder den naam van moeder-nagelen, welken de eerfte looten hadden voortgebragt; De Regeering heeft dezelve onder alle de inwooners uitgedeeld, die daar mede zeer in htm' F fehik  U TAFEREEL fchik waren, en heeft bovendien op den berg Cf* bri'èlle, veertien mijlen van Cayenne, een aanzienlijk plantfoen doen aanleggen, om aan een ieders aanvraage te kunnen voldoen, zoo dat ik aldaar eene beplanting van vier duizend zes honderd Nagel-boomen in derzelver volkomenheid gezien heb. Deeze boomert, die uit haaren aart eene lijnrechte gedaante hebben, en van alle kanten geurig zijn , zoo als ook de Kaneel-boom, waren allen Van het fchoonfte zoort, en maakten een verrukkelijk boschjen. Men had verfcheiden honderde ponden vruchten , door die boomen voortgebragt, naar Frank* ryk gezonden, en volgens herhaalde waarneemingen , waren zij, zoo als ook de kaneel , van een zeer uitmuntend zoort bevonden. Volgens deeze proeven in 't groot, ert den volmaakt goeden uitflag, waar mede alle proeven varj dien aart in de verfchillende ftreeken der Volkplanting waren bekroond geworden, berekende het ongeduld der Franfchen reeds het tijdftip, op welken het, naar.de verfchillende afgelegenheid, gemakkelijk zijn zoude, de Hollanders onder den voet te krijgen, door altoos aan de fpecerijen eenen lageren prijs te geven, dan waar op zij die ftellen konden; maar indien Frankryk van zijnen geroofden buit geen gebruik maakt, zullen de gevolgen voor de waate eigenaars waarfchijnlijk dezelfde zijn. Dé laatfte reize, welke ik naar Cayenne gedaan heb, had alleenlijk tot oogmerk, om aldaar alle de nuttige voortbrengzels na te fpooren, die aan deeze Volkplanting bijzonder eigen zijn, en onder ande- ren  van CAYENNE. ren den Kaneel-boom en Nagel-boom, waar van wij drie of vier honderd fluks naar Martinique, naar Kaap-Franfois, en vooral naar Port au Pritite gebragt hebben; zij zijn allen in den besten ftaat aldaar aangekomen; ik zelf heb 'er een aantal van onder verfcheidene inwooners uitgedeeld, en het is waarfchijnlijk, rtaar het geen zedert is voorgevallen, dat zommigen van deeze kostbaare hoornen teeds op de Engelfche Eilanden zijn geplant geworden. Indien zij aldaar gelukkig voortteelen, en verfchillende Volken zig met deezé aankweeking bezig houden, terwijl het geen Europa ten gebruike noodig heeft, van niet veel aanbelang is, in vergelijking van de meenigte fpecerijen £ welken men gemakkelijk kan aanvoeren, Zoo zal daai' uit Voorts vloeijen, dat zij eindelijk tot zeer laage prijzen zullen vervallen, en een voorwerp van koophandel wordert, het Welk bijna van geert aanbelang is. Te gelijkertijd, met de looten derfpccerij-hoornen, heeft men te Cayenne eenige Mangas-hoornen aangebragt; zijnde een boom uit de Oost-Indiën, die een uitfteckende en volmaakt gezonde vrucht, Mangas genaamd, voortbrengt. Zij hebben aldaar voortgeteelt, als in hun geboorteland, en hebben zig thans dermaaten vermeenigvuldigd, dat de Mangas één der gemeenfte vruchten van Guiana geworden is. Men telde in 't jaar 1788 ten minften dertig duizend Mangas-hoornen in hunne volkomenheid. Dit bewijst ongetwijffeld voldoende, dat de luchtftreek van deeze Volkplanting zeer gefchikt is, om de voortbrengzels der beide Indien op te leveren. F 2 Meri  84 TAFEREEL Men vindt te Cayenne alk de vruchten Van onzti Americaanfcht Volkplantingen zonder onderfcheid j als de ananas, de bananen, de fapotille , de kaneel* appel, de corr'ofol, de advocaaten-peer, de goya* ve, de barbadille, enz.* en even gelijk in die zelf» de Volkplantingen, alwaar men gewichtiger bezigheden om handen heeft, laat men aan' de natuur alleen de zorge over, om die vruchten voort te brengen 5 men vergenoegt zig met planten en inzamelen ; het fnoeijen en' enten der boomen is aldaar ten eenemaal onbekend, en het is uit de verbaazende gevolgen, die wij dagelijks in Europa ontwaar worden, gemakkelijk na te gaan, voor welke verbetering de- meefte deezer vruchten vatbaar zijn* De ananas bevat alles, wat men zoude kunnen ver* langen, en fchijnt niet verbeterd te kunnen wor* den. Zij is oneindig beter,- dan die van de Eilanden voor of onder den wind, en bijna eens z"oo groot. In plaats van 'er het maatig gebruik van aa-fl te beveelen, zoo als in deeze onderfcheidene Volkplantingen gefchiedt, moedigt menu aan, om 'er zoo veel van te eeten , als- derzelver aangenaame geur en fmaak u aanzetten om te doen, en men geeft die zelfs als een geneesmiddel aan koortzige lieden in het Hospitaal. Het is zeker, dat 'er geen waterachtiger vrucht is, en die de verrotting Merker 'wederftaat, terwijl de uitdrooging van het bloed, en de geneigdheid der vochten tot verrotting , de vruchtbaarc bron zijn van bijna alle de ziekten in de gezengde luchtftreek. Zomiöige vruchten, die men op de Antiflïfeht Ei»  vam CAYENNE. 85 Eilanden aankweekt, zijn oorfprongelijk van Guiana, en onder dit getal is onder anderen de vrucht, welke men op gemelde Eilanden Pomme de liane noemt., en in Guiana, onder den naam van Maritambour, bekend is; de bosfchen zijn'er vol van. Zij bevatten bovendien een oneindig getal van andere vruchten, die mij in de daad grootendeels zeer middelmaatig zijn tocgefcheenen, maar waar van de inwooners veel werk maaken, en die elders geheel en al onbekend zijn. Verfcheiden van dezelven zijn betrekkelijk tot de onderfcheidene Palm-boomen, een zeer gemeen en zeer verfchillend zoort van boomcn in Guiana, en komen bij groote pakken of in geregelde kisten, zoo als de vrucht van den Dadel- boom, in de zuidelijkte gedeelten van Europa. Behalven deeze jaarlijkfche vruchtgeving, verfchaffen alle Palmboomen een zoort van vrucht, die zeer oneigentlijk Kool van den Palm-boom QChou Palmifte} genoemd wordt, en welke men 0111 de lekkerheid bij de artisjok, en bij het geen wij in onze tuinen als het beste kennen, kan vergelijken; maar men kan 'er niet meer dan eenmaal genot van hebben, en elk cjeezer genietingen wordt gekocht ten kosten van eenen boom, die twintig of dertig jaaren gegroeit heeft. Dit is in zulk een naauw bellek, als dat van onze Eilanden, buiten twijffel een groot verlies; ook begint de Kool der Palm-hoornen aldaar zeer zeldzaam te worden; maar op een uitgeftrekt yast Land, zoo als dat van Guiana, zalmen nog verfcheiden eeuwen lang dit zoort van gebrek kunF 3 uen  16 TAFEREEL nen trotfeeren, De Kool is het bovenfte gedeelte, van den Palm-boom zelven, dat gedeelte van zijnen ftam , het welk niet houtachtig is , eri waar uit alle de takken voortfpruiten; en dewijl het volkomen bewezen is, dat men 'er zig niet van voor? zien kan, dan ten kosten van den boom, begint men doorgaans met den boom op twee of drie voeten van den grond af te hakken, ten einde 'er met des te meer gemak den top van te kunnen af neemen. Eenige dagen daar na vormt zig in het midden of op den ftronk, welke is blijven ftaan, een groote leelijke witte worm, van een duim lang, m die van dikte in zijn huid barst; het is eene Jekkernije, 'm'Guiana onbekend, maar bij de Creolen, op de Eilanden voor den wind, misfchien het meest geacht onthaal, als welke niets kennen, dat bij den Palmboom->.worm haalt. Dewijl ik in mijn leven niets zoo walgelijk gezien heb, heb ik mij nimmer door hun kunnen laaten overhaalen, om, 'ervan te proeven. De Kokos-boom draagt de beste Kool der Palm - baomen van allen , maar de boom Js te kostbaar, dan dat men 'er denzelyen zoo ligt-; waardiglijk aan zoude opofferen, Een zwaare boom, welke groot nut aanbrengt4 groeit natuurlijk in de meefte gedeelten van Guiana, en is aldaar onder den naam van Guiamadon bekend. Ik weet niet, of het dezelfde boom is , waar aan men ia verfcheidene Reisbefchrijvingen den naam van Wasch-boom geeft, maar men maakt 'er ten minden een gelijkzoortig gebruik van. Dooriniddel yan eene zeer eenvoudige handgreep, die gee-s  van CAYENNE. «7 jeene kosten vercischt, kan men, de pitten 'er van kookende, 'er eene kostbaare wasch uit haaien, waar van elk inwooner kaarsfen tot zijn gebruik maakt. Deeze wasch is van eene geele vrij onaangenaame kleur; en indien de herhaalde proeven, die men zoo in Frankryk, als in de Volkplanting, genomen heeft, om dezelve wit te maaken, geen vergeeffchen arbeid hadden opgeleverd, zoude zij welligt een tak van handel, ter uitvoering naar de andere Volkplantingen, en zelfs naar Europa hebben kunnen wörden. Voor 't overige brandt zij zeer goed, en fchoon verre af zijnde, om in waarde bij onze kaarsfen te kunnen haaien, is zij ten minden oneindig verkiesbaar boven het kaarsfmeer, waar van zij noch de lcelijke reuk, noch de weekheid heeft, die in heete Landen zoo hinderlijk is. Men vindt bovendien in de bosfchen van Guiana den boom, die de balfem Copayva voortbrengt; hij fchijnt aldaar niet zeer gemeen te zijn, maar de manier, waar op hij aldaar koomt, toont duidelijk, hoe gemakkelijk zijne vermeenigvuldiging zijn zoude. Een uur, eer men op den berg Gabrïèlle koomt, om de beplanting van Nagel-boomen, waar van ftraks gehandeld is, te gaan zien, bragt men mij een weinig ter zijde van den weg, om één van die boomen te zien, die in de Volkplanting eenigermaaten fchijnt geacht te zijn. Hij is ongemeen groot: ik (tak mijn geheelen arm in een daarin gemaakt groot gat, en haalde 'er met een lepel een volle fles van deezen kostbaarcn balfem uit. Behalven deszelfs bekende eigenfchap tot geneezing van F 4 eeni»  88 T A F E RE E L pcnige \'cnerifche ziekten, maakt men 'er te Cayem ne een groot gebruik van in wonden, door mijdende werktuigen veroorzaakt, cn ik heb 'er wonderbaarlijke uitwerkzels yan hporen aanhaalen, De inwooners van Guiana hebben mij herhaalde maaien verzekerd, dat zij insgelijks in hunne hosfchen den boom bezaten, waaruit bij infnijding de gom vloeit, af liever de elastieke harst, waar van de teckenaars gebruik maaken om het potloot uit te wrijven; ik heb nooit gelegenheid gehad dezelve te zien , maar de nabuurfchap en gelijkzoprtigheid der voortbrengzels van de Portugeefche Volkplanting Para, alwaar deeze boom in overvloed groeit, maaken dit gezegde zeer waarfchijnlijk. Zoo men 'er geen voordeel mede doet, is de oorzaak daar van, zoo men mij zegt, daarin gelegen, dat men de manier niet kent, waar op de Portugeezen 'ermede te werk gaan, en welke, van hoe weinig aan? belang ze pok wezen moge, zijlieden, altijd na? ijverig, altijd argwaanig zijnde, beftendig geweü gerd hebben bekend te maaken. Zij ontfangen deeze harst in vormen, alwaar, zij allerleije gedaanten, aanneemt, en zij maaken 'er tot laarzen van, die, het voordeel hebben yan door het, water ondoordringbaar te ?jjn, De Pitre, fchoon zij in onze andere America.aufche Volkplantingen natuurlijk voortkoomt, fchijnt mij op de lijst der nuttige voortbrengzels van Guiana eene plaats te verdienen. Zij is een plant, waa^ yan men een zoort van hennip maakt, mindey zacht^  van CAYENNE. 3? zacht, minder volkomen, dan onze hennip in Eur ropa, maar die echter haar gebruik eenigermaaten vervullen kan. De inboorlingen des Lands maaken 'er koorden van voor hunne Soogen, hangmatten, en alle de touwen, die tot tuigagie van hunne praauwen dienen; het is waarfchijnlijk, dat het aan de Europeefche fchranderheid wel gelukken zoude dezelve te volmaaken, en 'er het gebruik van, Uit te breiden. Het hout, tot liet inleggen van fchrijnwerk di&? nende, in dit Land onder den algemeenen naam van gekleurd hout bekend, maakt reeds voor Guiatia een gewichtlgen tak van koophandel, cn geene der Franfche bezittingen kan vooral in dit ftuk daar mede gelijk geftcld worden. Behalven de meer aan-? zienlijke meenigte, welke dit Land in deszelfs cin-, delooze bosfchen verholen heeft, vindt men het in groot aantal, het welk van eene zeldzaame fraaiheid, en elders volftrekt onbekend is, als daar is het effen en gevlakt letter-hout, het violet-kleurig hout, Acpanacoco, het fat ij n-hout en andere, waarvan men het kostbaarst huisraad maakt. 'Er is een zoort van roozen-hout, het welk zoo gemeen is, dat ik 'er ruiffels voor de paarden van heb zien maaken; deszelfs reuk herinnert in 't begin, zoo fterk, dat men 'er zig hi vergisfen zoude, de bloem, waar van het den naam draagt, maar deeze reuk vermindert dagelijks, en wanneer het hout droog wordt, verdwijnt dezelve geheel en al. Alhier van het hout van Guiana fpreekende, F 5 meen  9° TAFEREEL meen ik verplicht te zijn, met een enkel woord te gewagen van de bladen of planken, uit een enkel ftuk beftaande, en van eene verwonderlijke grootte, Welken het vrij gewoon is alhier te vinden, en die' zomtijds naar Frankryk verzonden worden; niets fchijnt natuurlijker, dan in evenredigheid eene berekening te maaken van den boom, waar van zij gekomen zijn, en de verbeelding, die gaarne in het wonderbaarlijke valt, vertegenwoordigt zig wel dra zoodanig een boom, die in de natuur nimmer is aanwezig geweest. Men zal zig daar over minder verwonderen, wanneer men weet, dat deeze ftukken hout nooit een gedeelte van den ftam van eenigen boom hebben uitgemaakt, en dat men ze eenigermaaten als uitwasfen befchouwen kan, die eigentEjk tot den boom niet behooren. Het is een vreemd verfchijnzel, het geen ik nergens anders gelegenheid gehad heb op te merken, dat de wortels van zekere boomen in Guiana zeven of agt voeten hoog boven den grond uitfteeken, en rondom den ftam fchooren of zuilen vormen, welker einde zig tot op eenen vrij grooten afftand uitftrekt. Dit zoort van fchot heeft omtrent drie duimen dikte, en is binnen 's Lands bekend onder den naam van Arcaba. Deeze Arcaba's zijn 'er zomtijds in een zeer groot aantal, dikwils geheel en al ongeëvenredigd aan de grootte van den boom, waar toe zij behooren, en van dezelve maakt men die ongemeen groote bladen of planken, over welker uitgeftrektheid men me? reden zoo verwonderd is. Guiana, op het zelfde vaste Land, en bijna op ge-  van CAYENNE. $r gelijke breedte als Peru gelegen zijnde, was het vrij natuurlijk te hoopen, dat men den onwaardeerbaaren Kina-boem, welks fchors van zulk een groot gebruik in de Geneeskunde is, ook aldaar zoude kunnen vinden, ten minften dat men op deeze gewichtige nafpooring ernftig zoude zijn bedacht geweest. Dienvolgende had men zedert lang bij de Regeering aanzoek gedaan, om tot dat einde last te geven, en ik heb te Cayenne een Geneesheer, tevens een Planten-kenner zijnde, zien aankomen^ die opzettelijk was afgezonden, om in de binnenlte gedeelten van Guiana door te dringen, altijd eene aangewezene breedte volgende, op welke deeze boom aan de tegen over gelegene kust van ZuidAmerica welig groeit. Hij moest denzelven met zig brengen, het koste wat het wilde, en daartoe zijne navorfchingen vervolgen, tot dat zij den gewenschten goeden uitflag gehad zouden hebben r Eenige Blanken, benevens een vrij groot getal Negers en inboorlingen des Lands, moeften zig tot deeze onderneeming, waar bij alle gedeelten der Kruidkunde belang hadden, vereenigen, om de goederen, tot de reize gefchikt, te dragen, waarncemingen te maaken, elkander te helpen, de hinderpaalen, door de natuur in den weg gelegd, op te ruimen, en de posten van Jagers en Visfchers waar te neemen. Ik ben van den uitflag volkomen onbewust, maar dit is zeker, dat de weinige kennis, die men van Guiana heeft, ons de binnenfle gedeelten des Lands vertoont als eene vruchtbaare mija  TAFEREEL mijn in voortbrengzels der natuur, wier ontwikke* ling naauwlijks begonnen is, Het fchijnt, in 't algemeen, dat de Regeering, verwonderd over de gemakkelijkheid, waar mede een groot getal vreemde boomen of planten te Cayen™ «e worden voortgeteeld, aldaar de kostbaarfte voortbrengzels van Africa en de beide Indien wilden verzamelen. Reeds kweekte men aldaar de Sago met eenen goeden uitflag aan, en men wagte aldaar onder anderen den Brood-boom, waar van Kapitein coock op zijne reizen zoo veel voordeel genoten heeft; de Mangoufan, eene lekkere vrucht, en de beste, die men in de Oost ^Indien vindt; en het Aapen-brood, een boom uit Africa, de gedrochtelijkfle van grootte, die 'er bekend is, en welken men als de wal visch van het Planten .rijk befchou, Wen kan. Men heeft moeite, om geloof te flaan, aan het geen valmont de bomare in zijn werk zegt, dat 'er zijn, die zeven en dertig voe* £en mjddellijns hebben. AG T-  van CAYENNE'. AGTSTË HOOFTSTUK. Middelen, tot levens-onderhoud dienendej welke in Guiana gevonden worden * 33ehalveii de onderfcheidene vruchten, die aan het Land eigen zijn, waar van in het voorige Hooftftuk gehandeld is, en eenige wortelen van veei waarde, als de Patnten enlgnames; vin'dt men aldaar oranje-appelen, meloenen, granaat-appelen, eil de meeften Van onze tuin-groenten. 'Er zijii eenige, welke men aldaar nooit heeft kunnen voottteelen, als de bloemkool, de köol-fpruiten, de aard-appelen; andere die aldaar Hechts onvolkomen voortteelen, als de gewoonc kool, die aldaar niet fluit; dn de uijen, die als een kruid opw'asfen, zonder in den 'grond die dikke knobbel te maaken, welken wij gebruiken. — Dit laatfte artikel is dooi' de Americaanfche fchepen uit Nieuw-Engeland derwaarts overgebragt. — De luchtftreek % ongetwijffeld een groote hinderpaal; maar de inwooners zeiven bemoeien zig zoo Weinig met hunne tuinen, eri vertrouwen derzelver bebouwing aan zulke Onkundige en lompe handen, dat het nog niet moge' lijk is te beflisfen, of de luchtftreek zulk een onoverkomelijk beletzei zij. De ongemeene vruchtbaarheid van den grond, gevoegd bij de uitwee kir.g  P4 f A .F E li E E t king vari vochtigheid en hitte, noodzaakt de plan» ten tot eene al te fchielijke ontwikkeling, en «reeft haar den tijd niet, om haare fappefl tot rijpheid te brengen. Men moest in dit Land de vruchtbaarheid beftrijden, zoo als men die elders poogt te begunffigen, en de luchtftreek dwingen doormiddelen, welke het tegen over geftelde zijn van die geencn , welke in onze ftookkasfen in Europa gebezigd worden^ Men vindt bovendien, in vrij grooten overvloed maai- van een minder zoort, de ondericheidene tamme dieren, als osfen, kalven en fchaapen, waar van Wij tot levens-onderhoud in Europa een beftendig gebruik maaken; en bovendien een zoort Van geit, die zeer goed om te .peten is, en aan Amerha bijzender eigen fchijnt; zij is uittermaaten gemeen, kleiner dan de onze, zonder baard, en draagt, oud of jong zijnde, in dit Land den naam van Cabrit. Met eenen goeden uitflag kweekt men op de voorpleinen het zelfde gevogelte aan, als m Frankryk, en men is bovendien geflaagd met eenige üitfteekende vogelen der bosfchen tam te maaken h waar onder de Hocos met eene voortreffelijke pluimaadje, eene aanzienlijke grootte en de hoedanigheid van deii kalkoen zamen paart. De eendvogelen en duiven zijn aldaar met reden zeer gerfcht, zoo als de laatstgemelden fteeds in alle Warme Landen zijn. De land-fchildpad kan ook de lijst der gediefteft Van het voorplein en van de levens-middelen, die men  Van CAYENNE. 95 min altoos in ftaat is zig te bezorgen, vergrooten, dewijl men Ze beftendig op de meefte Plantagiën aankweekt. Die gefchikt zijn, om in 't kort gegeten te wordeii, plaatst men afzonderlijk; men voedt hen dan alleenlijk met bananen % zij worden zeef fchielijk vet, en zijn dart eene' lekkere fpijze. Zij leveren ook een gewichtig middel tot levens-onderhoud op aan de fchepen, die op deeze ftreeken vaaren, naardien het zeer gemakkelijk is hun te voeden. Dagelijks vonden wij eieren, met een fchaal omkleed, in het kleine perk, waar in zij opgefloten waren, en wij hebben ze op allerleie manieren geproeft. Zij zijn minder lekker dan de hoender-eieren, en hebben bijna dezelfde grootte. De Zee en de Rivieren leveren öm ftrijd eene groote meenigte visfchen op, waar van zommigen uitfteekend zijn, maar men kan zig niet vleijen om, dezelve aanhoudend te hebben, zelfs niet te Cayenne. Verfcheiden inwooners gebruiken hunne Negers om te visfchen, en doen alles verkoopen, het geen zij tot hun eigen gebruik niet noodig hebben, zoo dat, dewijl niemand bijzonderlijk gelast is om het volk van voorraad te voorzien, 'er dan eens een ruime overvloed,, dan eens een volftrekt gebrek is. De krabben leveren, vooral aan de behoeftige gemeente , zoo Blanken als Zwarten, een voedzel op , het geen hun tot merkelijke vervulling dient. Alle morgen ziet men praauwen met Negers van Cayenne vertrekken, die zig naar Macouria, op vier mijlen afftand, begeven, om dit zoort van jagt te gaan ver-  9$ TAFÈRËEü verrichten* en des avonds komen zij met een ¥8Ü baazenden voorraad; dien zij in eeh óogenblik ilijten, terug. Béhalven dat' de-Creolen 'er veel werk van maaken, is het onder die voédzels, welker toe* bereiding gemakkelijkst is ; men hakt liet vleesachtig gedeelte van het dier af, men ftooft het een weinig, en zijn eigen fchclp dient tot een fchotel, om hem gaar te kooken; Deeze krabben zijn in 't algemeen zeer groot, cn het is onbegrijpelijk, dat^ daar men ze aanhoudend, zedert een langen reeks van jaaren, op dezelfde plaats gaat zoeken, dit gooit niet geheel en al is vernield geraakt.- 'Ër fchiet mij nog overig te rpfeken van de groote meenigte wildt, zoo viervoetige dieren, als vogelen , welken de bosfchen voortbrengen; De geireenfte van allen, en die ten deezen opzigte met den Èitropéefchen haas overeenftemt, waar van hij .ook bijna de grootte heeft} is de Jgoutt. Het is zeer ge-makkelijk hem lévend te vangen, op' te voeden en volmaakt tam te maaken; ik heb 'er gezien,die bijna als de honden fpeelden en vriendfchap betoonden; maar het beftendig gebruik,- het welk zij van hunne tanden maaken , om te knaagen aan alles wat Zij vinden, gedoogt niet, dat men hunnemaatfehappelijke hoedanigheden aankweekt ( * > (*) Men heeft algemeen opgemerkt, dat de dieren uit dit gedeelte van dmerica, zoo wel vogelen, als viervoetige dieren, gemakkelijk zijn tam te maaken, en zee* gefchikt zijn, om huisdieren te wórdeïi.  van CAYENNE, Wanneer men den Agouti vervolgt ^ neemt hij meestal de wijk ih de hólen der hoornen, waar uit men hem door rook-, of door middel van kleine hondjes, verdrijft; men heeft mij verzekerd, dat het niet zeldzaam was hen op den top van zekere uitgeholde hoornen te doen komen, alwaar zij binnen doorkruipen, trachtende den rook, of de Vervolging der honden, te ontwijken-, De andere viervoetige dieren van Guiana, aar» welken de menfchen den oorlog aandoen, om 'er zig mede tc fpijzen, zijn; Een zoort van harten van middelmaat!ge groot» te en zeer korte hoornen, waar van het Land overvloeit, en die men zeer dikwils tot fpijze gebruikt, zijnde dezelve zeer goed om te eeten. De inwooners geven den naam van hinde, zonder onder* fchcid, aan de mannetjes en wijfjes. De Pac, die de grootte heeft van een fterk fpeenvarken, en waar van het vleesch zeer lekker is. De Acouchi, een lief dicrtjen, goed om te eeten ft maar waar van men zeer weinig gebruik maakt, uit hoofde, dat hij zoo ongemeen klein is. Hij heeft ten naaften bij de grootte van een Indiaansen varken. Men zoude hem wel opkweeken, indien hij niet alle de vernielende hoedanigheden der rotten had, benevens tanden, die nog veel fterker zijn. De Tatou of Armadilla, een klein vreesachtig G dier,  9® T A F £ U U dier, van het zonderlirtgfte zoort, bedekt met eetf harnas, door verfcheiden beweegbaare banden ver* deeld, en gelijkende naar' den keten, die de viervoetige dieren aan hunne fchelpen vast hecht. Hij rolt zig als een kloot in één, ten naaften hij als de egel; en dit is de eenige verdediging, welke hij doen kan, wanneer men hem verre van zijn hol verrast, want hij verbergt zig in holen even als de konijnen ; dikwils zelfs ftelt deeze onderaardfche wooning hem niet veilig voor de vervolgingen der jagers , die het hol van boven open graaven, en henj levend vangen. Indien het geflacht van de Hagedis misfchien zoude kunnen fchijnen hem vart deeze lijst der viervoetige dieren te moeten uitfluiten, heeft hij een onbetwistbaar recht, om daar onder begrepen te worden, als een uitmuntend wildt, en het lekkerfté misfchien van alle Landen. Mits men het zoort van afkeer, waar van de Europeanen in het begin 'moeite hebben om zig te ontdoen, en welken zijne mismaakte gedaante zeer gefchikt is in te boezemen, ter zijde ftelle, kan men niet tegenfpreken, dat het vleesch van dit dier, het welk zoo wit is als hoender-vleesch, in fijnheid daar Voor niet behoeft te wijken. Wij hebben, toen wij van de inboorlingen des Lands fpraken, de manier befchouwd, om deeze hagedisfen, door het werpen van pijlen, te vangen. Den meeften tijd doen de (Negers, die hen ter verkoop te Cayenne brengen ^ hun geen kwaad, en vergenoegen zig met hun de voorpooten boven den kop vast te binden j niets i» zoo»  van CAYENNE. 9* •zonderlinger, dan hen in deeze houding te zien, met groote oogen rond kijkende, en op een kooper wagtende. Dewijl zij zeer fterk zijn, zoude de drukking van hunne kakebeeneh, van tandeh onvoorzien zijnde, eene pijnlijke beet kunnen veroorzaaken, maar dezelve heeft niets vergiftigs. Dee= ze hagedisfen zijn in de Volkplanting zeer gemeen j 'er zijn'ei', die tot vier voeten lengte hebben \ maar het is waar, dat omtrent twee derde van deeze iengte beltaat in deri ftaart, die al te dun is, om 'er èenig voordeel van te trekken. Het is niet zeldzaam , dat men ze van dcezen ftaart beroofd vindt, Wanneer die bij toeval afgebroken is, als bij onze kleine Europeefche hagedisfen, en het gemis vari dit lid fchijnt aan hunne kragt ö'f gezwindheid Ih 't minst niet te hinderen; Wij zullen niet ortderneemen de befchrijving van alle de nuttige vogelen te geven, welker lijst zeer talrijk iSj wij zullen alleen van dé volgende fpreken i De koeos, waar vart wij reeds gelegenheid gehad hebben te fpreken, bekleedt onder dezelven den eerden tang; zij vliegen troepsgewijze * en zijn in zommige ftreeken zeer gemeen. Men ontmoet iri eene ongelooflijke meenigte , irt zekere Savanen, verfcheidé zoorten van poclfnippen, en een houtfnip, die van- de Europeefche niet fchijnt te verfchillen, dan door de verfcheidenheid van vederen, die de luchtftreek noodwendig mede brengt. De wilde eendvogel van Europa is aldaar ook bekend, en in Ga. 4t *l+  ioo TAFEREEL h algemeen is het zoort van water-gedierten aldaar talrijk en verfcheiden. Men vindt aldaar bovendien verfchillende zooftert van goede wilde duiven, waar van 'er één is, die door de fraaiheid van derzelver vederen uitmunt; twee Zoorten van patrijzen, in Europa ten eenemaal onbekend, waar van de eene, zoo groot als een hoen, fraaije groene eijeren legt , welken men in de kabinetten bewaart. Voor 't overige zoude men de binnenfle gedeelten des Lands zeer lang hebben moeten bewoonen, om deuitgeftrektheid van deszelfs voortbrengzels ten deezen opzigte te kennen; want 'er is zoo weinig beftendige gemeenfchap tusfchen deszelfs onderfcheidene gedeelten, dat zij bijna geene ruiling van hunne bijzondere voortbrengzels doen. NE-  van CAYENNE. ipi NEGENDE HOOFTSTUK. Visfchm, Ï"Ïet gedacht der visfchen van Guiana is zoo oneindig verfchillend, en bevat zulke merkwaardige bijzonderheden, dat ik, zonder mij voor te doen, als of ik die verder, dan Hechts oppervlakkig, zoude doen kennen, gemeend heb daar aan een afzonderlijk Hooftftuk te moeten bedeeden. De hoofd-verdeeling, die in dit Land is aangenomen , is die der gefchubde en ongefchubde visfchen , en om dadelijk te toonen, hoe verkrijgbaar dit zoort van voedzel voor lieden van bekrompene middelen is, zal ik 'er bijvoegen, dat te Cayenne de eerstgcmelde op zes, en de tweede op vier Fran* fche duivers het pond gefchat wierden. Deeze verdeeling , van het voornaamde uiterlijk onderfcheid afgeleid, past ook op het verfchil van derzelver waardije, want deeze twee zoorten komen met elkander in geene vergelijking, ten aanzien van hunne lekkerheid; bijna alle de gefchubde visfchen zijn uitmuntend, en men waardeert onder dezelven voornamelijk de Acoupa, de Soubine, de Harder en de Groot - oog. De laatstgemelden, die van hun bijzonder maakzel hunnen naam ontleenen, en waar G 3 van  m TAFEREEL van de grootfte naauwljjks een derde van een pond wegen, zijn uittermaaten gemeen, zwemmen altijd troepsgewjjze aan de zeekusten, en y/el zoodanig óp de oppervlakte yan het water, dat hunne oqgen, die een halve duim voor uit fteeken, zig geheel en al buitenwaarts vertoonen. Men doodt dezelven gewoonlijk door fnaphaan - fchoten , of wel met eene zoort yan pijl, die vier of vijf takken heeft? eeniglijk tot dit gebruik gefchikt is, en 'er zom« tijds yerfcheiden te gelijk doorboort. Even gelijk het ongelukkiglijk eene te algemeene Waarheid is, dat het geen niet deugt, in overvloed gevonden wordt, zoo zijn de ongefchubde visfchen onvergelijkelijk meenigvuldiger, dan de anderen, zoo ten aanziqn van derzelver zoorten, als het getal dergeenen, die tot elk zoort behooren» Zommigen zijn overdekt met een zoort van lijmachtige zelfftandigheid, ten naaften bij als de aal, en allen meer of min met fteekels gewapend, die waarlijk te duchten zijn. De ligtfte wond van deeze fteekels js bijna altijd gevaarlijk, en kan den dood veroorzaaken; men heeft daar van in de Volkplanting verfchrikkelijke yoorbeelden gezien, en zie 'er hier één, waar yan ik getuige, geweest ben, D.e kano kwam van de yisfeherije te rug, en men had eene zoó kleine visfchen, van de dikte van een vinger, uitgefchoten, en in eene afzonderlijke korf gedaan. Een foldaat, daar in de hand geftoken hebbende, om, ze om te roeren, en te zien, of'er ook nog betere yan onderen lagen, gevoelde zig als met de punt van eene kleine fpelde geftoken, en gaf daar op in liet  / va n C A Y E "N N E. iqg het begin geen acht; maar een oogeublik daar na kreeg hij eene zeer deekende pijn, zijn vinger wierd ontdoken, men moest hem naar het Hospitaal brengen , en hij kwam 'er niet uit, dan na verloop van twee maanden, na verfcheiden maaien gefneden te zijn geworden, en toen was zijn vinger binnenwaarts in de hand gekromd, zoo dat hij voor zija geheele leven verminkt was. Deeze visfchen, met deekels gewapend, en waar van zommigen zig door de fraaiheid hunner kleuren ©nderfcheiden, zijn die geene, welken men doorgaans met de lijn vangt; men moet wel oppasfen, om 'er niet door gekwetst te worden, wanneer men hen van den haak afrukt, om dat zij dan hunne deekels opzetten, en zig van al hun wapentuig fchijuen te willen bedienen. Dit wapentuig is hun ongetwijffeld gegeven, om aan de verflinding van die meenigte vijanden te ontfnappen, die hen onophoudelijk aan de kust vervolgen; zoo dat de haaijen zelfs hen met omzigtigheid aantasten. Onder dit zoort is de Machoiran, uit hoofde van zijne grootte, de eerde in rang; wij hebben ze wel met de lijn gevangen, die twintig ponden zwaar waren, en 'er worden 'er nog veel grootere gevonden. Op den rug, onmiddelijk onder den kop, hebben zij een beenachtig harnas, in de gedaante van een hart, van eene ongemeen vaste zelfdandigheid, aan welks midden fcharniers-gewijze een fteekel vast zit van de dikte van een vinger, en vier of vijf duimen lengte. Dit verfchrikkelijk waG 4 pen  io4 TAFEREEL pen boezemt hem vertrouwen genoeg in, om zon* der fchroom zomtijds met den Zwaardvisch te kampen ; en ten tijde van mijne eerfte reize naar Cayen■ m, viel 'er dikwerf zulk een gevecht voor, waar van een groot gedeelte der Stad, nog kort te vooren, ooggetuige geweest was. Men zag verfcheiden maajen bij den mond der Rivier twee groote visfchen, die beurtelings boven het water uit fprongen, en dit trok wel dra een grooten toevloed van kijkers derwaarts. Het was een Zwaardvisch van middelmaatigc grootte, en een zeer groote Machoiran, die elkander woedend vervolgden, en op die wijze uitfehoten om hunnen vijand te overweldigen. In de hitte van 't gevecht naderden de twee kampende visfchen ongevoelig de kust, en na een geruimen tijd aan de aanfehouwers eene zeer merkwaardige Vertooning te hebben opgeleverd, lieten zij zig heiden voor hunne voeten vangen. De Machairan, in 't naauw gehragt zijnde, hief zig met alle zijne mjigtop, en kwam op het ftrand neder; en de. Zwaardvisch, daar door op het levendigs* aangezet om hem te vervolgen, fprong hem oogen-. biikkclijk na, en ondervondt het zelfde lot. Deeze zoo zonderlinge gebeurtenis is zekerlijk in de Volkplanting nog algemeen hekend, ■ , Behalven de twee, zoo even opgenoemde, talrijke en duidelijk onderfcheidene zoorten, vindt men op de kusten van Guiana eene tallooze meenigte van verflindende visfchen, onder het geflacht der groote visfchen behoorende, die hunne onophoudelijke vijanden zijn: de voprnaamfte zijn de Zwaardvisch, de  van CAYENNE. jej de Juffer of Hamervisck, en de Haai of Zeehond van verfchillende zoorten. De laatstgemelden zijn meestal van eene middelmatige grootte, en zoo meenigvuldig, dat op eene vrij lange vaart langs de kust, om boven den wind te komen, ons fcheepsvolk daar aan bij aanhoudenheid voedzel gehad heeft. 'Er waren dagen, dat wij 'er .twintig met de lijn yongen, en wij hebben van dit zoort van voedzel nooit eenig fchadelijk gevolg ondervonden ; ik zal gelegenheid hebben, om dit zoort van visfeherije meer bijzonderlijk te doen kennen. Dewijl het onderfcheidend kenmerk der groote visfchen daar in beltaat, dat .zij levendige jongen werpen; behoort de Roch te Cayenne, waar van men verfcheiden zoorten telt, een gedeelte derzelven uit te maaken; ik kan ten minden als ooggetuige beweeren, dat dén van deeze zoorten van Roch ontwijfelbaar gerechtigd is, om daar onder begrepen te worden.. Dezelve heeft een daart van vier voeten lang, die, zoo dra hij geboren wordt, meteen zeer groote getande deekel gewapend is; de bijzondere naam, dien de Natuurkenners aan denzelven geven, is mij onbekend. De Heer de bomare fpreekt, in zijn Woordenboek der Natuurlijke Ge* fchiedenis, van de meenigte eijeren, welken men in zekere zoorten van Roch vindt, en ik geloof, dat zulks, ten aanzien van de even gemelde, waar is; maar zie hier, wat Ik gezien heb. Op de kust van Guiana ten anker liggende, vong één van onze matroozen, naar een haai visfcheiide, één van deeze Roch, wegende omtrent zestig ponden. Naauw» G 5 lijks  S©6 TAFEREEL lijks hing dezelve aan den haak boven het fchip, of deeze geweldige gefteldheid, het oogenblik van het werpen haaren jongen verhaaflende, deedt een jong te voorfchijn komen, het welk fpoedig door drie anderen gevolgd wierd. Zij kwamen alle vier ter Weereld, als wafels in één gerold, en hadden de grootte van een klein gewoon tafelbord. .Wij wierpen hen dadelijk in een bak vol water, waarin zij niet dan zeer twijfelachtige teekenen van leven gaven, en eindelijk wierpen wij ze in de zee, alwaar ze waarfchijnlijk zeer fpoedig door de haaijen wierden ingeflokt.. Op de kusten van Guiana is nog een ander zoort Van Rock, van eene vervaarlijke grootte, en onder den naam van Duivel,Roch bekend; het is één der gedrochtelijkfte zee-visfchen, en één der vijanden van den Wahhch. Deezen naam van Duivel-Roch draagt hij, indien men de lieden van het Land ge* looven mag, van wegen twee zoorten van hoornen, waar mede hij gewapend is; zijne zwaarte is bijna ongelooflijk. Ik heb de Duivel-Roch zeer dikwils tot boven het water zien fpringen, op eenen vrij kleinen afftand van het fchip, en met een verfchrikkelijk geweld weêr neder vallen, maar ik heb nimmer gelegenheid gehad, om dezelve op mijn gemak waar te neemen, en het fchijnt, dat men in Guiana geen middel weet, om ze te vangen. Ik kan ten deezen opzigte nog eene kleine gebeurtenis aannaaien, die onder mijn oog is voorgevallen. Wij lagen op omtrent drie mijlen van de kust ten anker; het weder was allerfchoonst; onze groote boot was van agte- ren.  van CAYENNE. 107 ren, zoo als gewoonlijk, met een kabeltouw vast gemaakt. Eensklaps, zonder eenige in 't oog loopende oorzaak, nadert deeze boot aan het fchip , met eene gezwindheid, die onmogelijk te befchrijyen is, zijnde de punt geheel en al in 't water gedoken , en floot tegen het fchip met zulk een geweld, als of dezelve yan dén zou barden; de geen, die 'er in was, had den tijd niet, om de floot zoa yeel mogelijk te verminderen, en rolde tusfchen da banken onder den voet. Indien wij geen inboorling des Lands bij ons gehad hadden, zouden wij nimmer geweeten hebben, waar aan zulk eene vreemde gebeurtenis moest worden toegefchreven; maar de Joots van de kust van Cayenne verzekerde ons, dat het een Duivel-Roch was, die tusfchen bet fchip en de boot door zwemmende, in het kabeltouw was verward geraakt, en een geweldigen fchok gegeven had, om zig los te rukken. Wij za* gen in de daad dien zelfden morgen Duivel-Rochen, die zig in de nabijheid van het fchip boven het water verhieven. De Zwaardvisch bijt nooit aan den haak; men vangt hem in groote netten, Folies genaamd, die verbaazend fterk zijn, en welken men in de behoorlijke plaatzing, door middel van kleine ankers, die men op zekeren afftand laat vallen, vast maakt; 'er is eene visfcherije van dien aart gevestigd op het Eilandje la Mère, drie mijlen van Cayenne, De Zwaardvisfchen loopen van zelf in die netten, en men moet, wanneer men 'er dezelven uit haalt, zorgvuldig oppasfen van hun verfchrikkelijk wapen niet  koS T A F E R E E L niet teraaken, dewijl de minfte kwetzing doodelijk zoude kunnen zijn. De Negers eeten zijn vleesch , het welk zeer flecht is, en doorgaans geheel en a! gebruikt wordt, om 'er traan van te maaken. Het gebeurt zomwijlen, dat de Duivel- Rocken in dee, ze netten loopen,.maar het is zeer gelukkig, wanneer zij zig fpoedig uit dezelve ontwarren; want zij.maaken daar in een verfchrikkelijk geweld, en fcheuren eindelijk alles aan flarden. Men heeft mij verzekerd, dat 'er eens een op het Eilandje la Mère gevangen was, die, na alle de ankers los gerukt, en bijna op dezelfde hoogte tot elkander getrokken te hebben, zoodanig was verward geraakt, dat hij geene beweging meer maaken konde, Onder het zelfde artikel bevat , ik ook de groote £ee-Schildpadden, waar naar-aan den kant der Rivier Sinamari, agtticn of twintig mijlen onder den wind van Cayenne, bijna den geheelen zomer door, gevischt wordt, D.e inwooners van dit gedeelte, alwaar eene zeer groote ftreek van zandkusten is, plaatfen bij den aanvang van den nacht hunne Negers op zekere afftanden aan het ftrand, en doen .hen aldaar verblijven om de fchildpadden af te wagten, zonder dat zij eenige beweging maaken mogen, of een enkel woord fpreken. Het gebeurt zomtijds, dat zij te rug komen, zonder icts&gezien te hebben, maar nu en dan ook wordt deeze visfcherije eensklaps vermaakelijk en voordeelig. Eene zeer groote fchildpad nadert het ftrand met een bomen tred, houdt zig ftil zoo dra zij het land bereikt heeft, en blijft eenigen tijd beweegloos, het hak  van CAYENNE. ioöj halve lijf buiten het water fteekende, öm te luifteren. Zoo dra zij maar het minfte gerucht verneemt , gaat zij niet verder * öf begeeft zig weder in de ruime zee. Indien het haar integendeel van rondsom ftil toefchijnt, ziet men haar onbefchroomd het ftrand naderen, om haare eijereri iri het zand neder te leggen. Maar zij heeft in deeze richting Hechts eenige fchreden afgelegd, wanneer de Neger, die het naast bij ftaat, naar haar toe loopt, haar omkeerende, op den rug legt, en haar in die gefteldheid vruchteloos laat woelen, en ftilletjes naar zijnen post te rug keert, om eenen nieuwen gelijkzoortigen buit te befpieden- Deeze fchildpadden, Waar van de grootfte twee honderd en vijftig tot drie honderd ponden wegen , worden gelegt in groote vijvers , die door fchuttirfgen gefloten zijn, ell waar in het zeewater in loopt. Aldaar bewaart men dezelven, om ze levendig te verkoopen aan de galjooteu, kotters en andere kleine vaartuigen, die in dit tijdftip van de Eilanden aan den wind komen, om 'er eene landing van in te neemen. Zij beginnen doorgaans met te Cayenne de goederen te brengen (*), waar van zij den voordeeligften aftrek verwagten kunnen, zij neemen (*) Zij zijn dikwils met kalk geladen, om dat 'er binnen 'sLands geene kalkachtige iteenen zijn, en met» niet in de gelegenheid is, om van fteenachtige zee-gewasfen of fchelpen kalk te maaken, gelijk op de AntiU lifshe Eilanden sa St. Domingt.  !io TAFEREEL men aldaar eene laading catoen en gekleurd hout in, en eindigen met op de kust van Sinamari ten ankër te gaan leggen (*), alwaar zij zoo veelè fchild-' padden inlaaden, als de grootte van het vaartuio- , zonder ian het fcheepswerk hinder toe te.brengen] veelen kam JÖe weinige kosten eh oppasfing, welken zij noodig hebben, zijn zeer gefchikt* öm 'ei-, 200 veel zij maar laaden kunnen,- ih te heemen ivant alles koomt hier op neder, dat men ze op het dek van 't fchip, de eene naast de andere, legt, twee of drie maaien daags met eenige emmers zeeWater befproeit, en haar alle morgen met een doek de oogen uitwrijft. Op deeze wijze, ten minden t deeden Wij* op aanraading van den verkooper* de zindelijkheid in acht neeffien, met eene fchildpad van omtrent drie honderd ponden, welke wij van Sinatnari naaf Martinique Voerden. Dit fchraal onderhoud duurde ruim twintig dagen, vermits wij ■ inmiddels te Surinamen waren ingeloopen; maar de bovendë fchelp, die in het begin door eene zeer' gfoote klomp vleesch als buitenwaarts uitdak, was ten minden ruim vier duimen ingevallen^ Het voordeel.,- ( * } Aan de oevers deezer Rivier, maar op een zeketen afftand van de kusten, zijn, zoo men zegt, die ongelukkigen', welke tot uitbanning verwezen Waren, tóf elkander gebragt. Het is een zeer woest, armoedig eiï onbebouwd gedeelte der Volkplanting, maar waar de natuur anderzints zeer aanvallig is. 'Er zijn veele goede zand - woeftijnen of natuurlijke velden, op' vvelkea metó beeften weidt»  van CAYENNE. m deel* hetwelk men dadelijk bij zijne aankomst 'er inet zekerheid van trekken kan, is nog meer aan-r lokkelijk, dan de gemakkelijkheid der vervoering j Want de fchoonfte fchildpad kost aan de kust vart Guiana niet meer dan twintig Franfche krooncn, en wordt op de Eilanden aan den wind tot voor zes en zeven Louis d'Or verkogt. De fchelp van dit zoort Van fchildpadden, die ongemeen dun is, heeft wei* nig of geene waarde* Men zoude een veel overvloediger vangst hebben, wanneer men zig van groote netten, Folkt genoemd, bediende; maar derzelver gebruik is ver* boden, om het getal dcezcr fchildpadden niet te veel te verminderen, of liever, zoo als men mij gezegd heeft, uit vreeze, dat zij, door fchrik bevangen wordende, zig niet langzaamerhand gewennen zouden op eenen anderen oord hunne eijeren te gaan leggen. Alles, Wat Wij ten deezen opzigte gezegd heb* ben, heeft alleen betrekking tot zee-visch, of de Visfchen, die zig ophouden iii dat gedeelte der Ri-* vieren, alwaar eb en vloed plaats heeft; men heeft mij verzekerd, dat in de hoogere gedeelten der Ri* Vieren uitmuntende visfchen. van zoet water gevonden worden, maar ik ben weinig in de gelegenheid geweest, om ze te kennen (*> Een groot aantal dee* (*) In de verdronken Savanen van Guiana vindt men groote Aal, zoo lang niet als de onze, en binnen 'sLanda bo»  ttt TAFEREEL deezer Rivieren zijn vol Kaymans of Krokodillen, zoodanig dat, volgens liet eenftemmig getuigenis der inwoonefen, de oppervlakte van het water 'er' zomtijds door bedekt fchijnt* als met drijvende ftukken hout. : Doctor laborde, dien ik reeds gelegenheid gehad heb aan te haaien, heeft mij gezegd, dat hij met zijn fnaphaan gewapend zijnde, en langs eene Rivier gaande, die haar uitloop heeft naast de Rivier Oyapocki, de Kaymans zig rondom hem meefter maakten van meer dan de helft van het gevogelte, door hem gefchoten, eer hij tijd had, om dezelven te kunnen opneemen. De reuk, dien zij verfpreiden, is zoo fterk, dat men Ze doorgaans daar aan ontdekken kan, eer men ze ziet. bekend onder den naam van Bevende Aal, of Aal der Savaneh. Naar den Krampvisch gelijkende, geven zij aan den geen, die hen aanraakt, een fchok, even als die men van een eleótrizeer- machine ontfangt. Ik ben van her gevoelen van kundige lieden, die dezelven zorgvuldig hebben waargenomen, dat deeze fchok zig insgelijks doet gevoelen, wanneer men ze met een ftuk metaal aanraakt, het welk ajs dan tot een geleider dient, en dat zij bovendien eenigermaaten het vermogen fchijnen te hebben, om dien fchok naar hun welgevallen te richten. In de daad, wanneer men ze zachtkens in een ton met water aanraakt, is de fchok zeer zwak, en vermeerdert, naar maate men het beest kwaad maakt, zoodanig, dat dezelve ondraagelijk wordt. TIEN*»  Van CAYENNE. na TIENDE HOOFTSTUK; InfeElem Een zeer bekwaam inwooner van St. Domingo ± die, door middel van een uitmuntend vergrootglas , eene door konst gemaakte weereld als rondom zig 1'chiep, zeide mij eens, dat eën vierkante mijl gronds, onder de verzengde luchtftreek gelegen, meerder levendige fchepzelen in zig bevatte, dan. een geheel uitgeftrekt Gewest in Europa. Indien deeze verzekering, die in den eerften opflag een weinig verdicht fchijnt, eenigermaaten grond heeft, het is ontwijffelbaar in Guiana; en met dit te zeggen, beweere ik niet 'er een loffpraak van te geven. Het getal der beledigende lnfeélen is aldaar zoo groot, dat men ze als eene waare foltering kan befchouwen voor de ongelukkige vreemdelingen, die aldaar aankomen, ten minften in den eerften tijd. Dewijl de overvloed van uitwaasfemende vochten nog niets heeft doen verliezen aan de zuiverheid vari. het Europeefche bloed, kwellen zij dezelven bij voorrang zoodanig, dat men 'er verdrietig onder wordt. Zij tasten voornamelijk de beenen aan * eri dewijl hunne angels dwars door de digtfte ftoffen doordringen, heb ik geen ander middel gevonden + Om 'er mij voor te beveiligen, dan dezelven met paH pief  ii4 t A f ë r è ë l pier te bedekken, of nog liever Iedere kousfén te dragen. Hunne fteeken zijn zoo brandende, dat het zeer moeielijk is zig niet te krabben, doch het geen de wond meer en meer kwaadaartig maakt. De eenige manier om deeze brandende pijn te ftillen, waar van men gebruik maakt, beftaat in zig dikwils te baden, en met kleine volfappige citroenen, waar van men een groot aantal in het bad doet, te wrijven. ' Hoe langer men in de Volkplanting Verblijft, hoe minder men van dit ongemak te lijden heeft; de oude inwooners worden 'er zelfs in 't geheel niet door gekweld." Het zoude dikwils onmogelijk zijn een oog toe te doen, indien de flaapplaatzen niet omhangen waren met gordijnen van gaas of zeer fijn linnen, welke voor hunnen aanval beveiligen. Dit huisraad noemt men Mouftiquiere, naar één der geduchtfte vijanden, Mouftique genaamd, tegen wiens aanvallen het zelve, geduurende den flaap, veilig ftelt, als geene de minfte opening hebbende. Het hangt tot op den grond, en men is verplicht het op te.ligten, en 'er onder door te kruipen, om in zijn t>ed te komen. De Maringouin, die niets anders is, dan de groote'mug met lange pooten, welke wij in Europa zien, is de talrijkfte en lastigfte. Het fcherp geluid van zijn gebrom, het welk een teeken is van zijne tegenwoordigheid, en de voorbode van een nabij zijnde fteek, veroorzaakt eene onuitfpreeklijke verveeling.- De kamers, die aan den wind zijn bloot ge- field,  Van CAYENNE. it$ field, en eene doorfpeling van lucht hebben, zijn 'er naauwlijks van ontheven; maar deeze Infedten verzamelen zig in meenigte binnen'shuis, voornamelijk, wanneer men de kwaade gewoonte heeft, om een badkuip vol met water te laaten Haan. Het licht lokt dezelven ook veel aan, en dewijl echter de hitte nu en dan noodzaakelijk maakt, om de venfters open te laaten* zet men 'er raamen voor van grof doorfchijilend doek, het welk deeze Infedten tegen houdt, en tevens de doorfpeling der lucht niet verhindert. Bij ftilftaande wateren, en in zekere bosfchen, vindt men ze bij tallooze zwermen, vooral in den voor-nacht, en men wordt van de eene zijde opgegeten, teiwijl men zig van de anderë poogt te beveiligen. 'Er is in zoodanig geval geen ander middel op , dan twee groote vuuren te ftooken op eenigen afftand van eikander, en zig tusfchen beiden te plaatfen^ Mits men zorgvuldig vermijdt om over het gras teloopen , is men beveiligd voor de bijtende fteeken Van een klein rood Infedt, hetwelk zig gewoonlijk aan de beeften vast zet, en de menfchen niet ontziet. Het zelve is des te meer geducht, om dat men moeite heeft het zelve, van wegen zijne kleinte, te bemerken, en om dat het in de beenen indringt , en aldaar eene ondraaglijke jeukte veroorzaakt. Het citroen-fap is 'nog het eenige middel* óm 'ei- zig van te ontlasten. De Ckiques, kleine zwarte Infeclen, die haar eeri vloo gelijken, en even als dezelve fpringen, zijn H i al-  ii6* T A F E R E E t aldaar ook zeer gemeen. Men kent ze meer of mirt in alle de Americaanfche Volkplantingen. Zij drin-» gen in het vleesch van den voet in, meestal zonder dat men ze bemerkt, eri in vier of vijf dagen verkrijgen zij aldaar de dikte van een erwt. Eer dit gebeurt, wordt men 'er doorgaans van gewaaffchuwd door eene zeer gevoelige jeukte, en dan moet men geen oogenblik tijd verliezen, om 'er dezelven met eene fpelde te doen uith&alen; bijna alle de Negerinnen zijn tot dit zoort van werk zeer knaphandig en geoeffend. Zoo dra men te lang wagt, om dit te doen, of dat men de beurs, waar in de eijeren van de Chique zitten, niet geheel en al weg neemt, loopt men gevaar, dat zij uitbroeijen, en dat eene nieuwe meenigte van dezelven zig op gelijke wijze ter zijde nederzet. De Negers zijn voornamelijk daar aan onderhevig, en de Chiquen veroorzaaken hun zulke wonden, dat men 'er ziet, die niet kunnen loopen, en wier voeten van zweeren als doorknaagd zijn. Gebrek aan zindelijkheid en oppasfing Is "er meest al de waare oorzaak van;, maar men heeft opgemerkt, dat 'er onder hen waren, aan welken zig de Chiquen bij voorkeur vast hechten; en wanneer dit bekend wordt, is 'er niets meer noodig, om hen veel van hunne waarde te doen verliezen. Bij de huizen in Guiana, en zelfs in de kamers, ziet men onophoudelijk Infecten, die voor het oog zeer geducht zijn, en de gedaante hebben van een wesp, fchoon drie maaien grooter zijnde; men noemt dezelven Meuches a drague. Zij hechten hun-  van CAYENNE. «7 hunne nestjes of kleine korven tegen de balken, die de galereijen der huizen onderlteunen, en beneden de daken. Derzelver fteek is zoo verfchrikkelijk, dat men 'er de koorts van krijgen kan; maar, zoo als men fleeds heeft opgemerkt, men heeft 'er niets van te vreezen, mits men ze maar niet opzettelijk tergt-; 'er is zelfs veel noodig, om hen wraak te doen neemen over alle de mishandelingen, welken zij hebben uit te ftaan. Dit zelfde kan men niet zeggen van de redenlooze Vlieg, wier naam derzelver characler en handelwijze genoegzaam aanduidt; gelukkig, dat deeze zig alleenlijk in de bosfchen onthouden. Het is genoeg, dat men zig op haaren weg, of in de nabijheid van haar nest bevindt, om haar met woede op u te doen aanvallen. Haare fteek veroorzaakt eene zeer fmartelijke pijn, en het gedierte zelfs is 'er niet voor beveiligd. Op zekeren dag van Cayenne naar Remire rijdende, op den breedften en meest begaanen weg van het geheele land, fprong het paard, waar op ik zat, fchoon zeer mak zijnde, eensklaps in de hoogte, en, toen ik 'er de reden van vernam verzekerde men mij, dat de flegtfte paarden, die voor zweep en fpooren geheel ongevoelig zijn, dit zoort van pijn niet kunnen uitftaan. Be Hout-luis is bij ongeluk in Guiana ook zeer gemeen. Deeze plaagen de menfchen niet, maar zij tasten het hout der huizen in zulk eene talrijke meenigte aan, en doorknagen het met zoo veel gulzigheid, dat 'er flechts eenige dagen noodig zijn, om H 3 de  ii3 TAFEREEL de voornaamde (lukken 'er van te vernielen. Men tracht hen op verfchillende manieren uit te roeijen, en vooral door rottekruid. Men kan de Mieren insgelijks als eene waare plaag befchouwen; zij kruipen door alles heen, richten in de tuinen groote vervvoeftingen aan, en zijn in de huizen uittermaaten lastig. Hoe meer men ze doodt, hoe meer hun getal fchijnt te vermeerderen. De duiven - hokken Haan doorgaans op zig zeiven, en rusten op pilaaren, rondom van waterbakken voorzien. Indien men deeze voorzorge niet gebruikt, kruipen zij in de nesten, en verfliuden de jonge duiven. De Infedten, die .kleederen, papieren en boekeu aantasten, zijn ook zeer mcenigvuldig, en men is 'er niet voor beveiligd, dan door ze zindelijk te houden, en door middel van fierk riekende dingen, bijvoorbeeld, campher. In 't algemeen moet men zig in Guiana altijd zeer in acht nccmen tegen deeze legerbenden van vijanden, die, door hunne verdriet-verwekkende voortteeling, over alle pogingen der menfchen, om dezel-, ven zoo al niet uit te roeijen, ten mihllen merkelijk te verminderen, zegepraalen. ELF-  van CAYENNE. 119 ELFDE HOOFTSTUK. Vluchtige befchouwing van Fransch Guiana, met opzigt tot de Natuurlijke Gefchiedenis. Schoon Fransch Guiana eenige land- en zee-fchelpen voortbrengt, levert het geene ruime ftoffe aan den liefhebber van fchelpen op, om dat de laage ligging van haare kusten, cn het flijk ,• het welk jnen bijna overal op den bodem der Zee vindt, aan dit zoort van voortbrengzels hinderlijk zijn. De beminnaar van Mineralen zal aldaar een nieuw land aantreffen, het welk voor hem, wanneer hij een weinig landwaarts doordringt, misfchien een ruim veld van zeer merkwaardige en nuttige ontdekkingen zal kunnen worden (*); en de eerfte aanmerking, die hij maaken zal, is deeze, dat het gee- (*) In de zand - woeftijn, bij den ingang van Cayenne, vindt men een groot getal ijzer-deeltjes, die zig aan de kompas-naald hechten. Ik heb ftukjens van geele mijnfiof uit de binnen-landen gezien, welken men beweerde, dat een groo.ten overvloed van goud in zig bevatten, maar men heeft 'er nooit onderzoek naar gedaan, «a nog minder opzettelijk werk van gemaakt. H 4  TAFEREEL geenerhande zoort van kalkachtige fteenen bevat. Maar het is vooral voor den kruidkenner, en voorhem , die zig bezig houdt met het zoo gewichtig gedeelte der Natuurlijke Gefchiedenis, betreffende de viervoetige dieren, het kruipend gedierte, de vogelen, de kapellen en de infeéten, dat Guiana eene vruchtbaare mijn, eene onuitputtelijke bron van rijkdommen is. De natuur, die aldaar nog in haare zuiverheid is, fchijnt behaagen gefchept te hebben, om alle haare wonderen aldaar ten toon te fpreiden, en onder het zelfde gezicht-punt bij één te verzamelen dat geen, waar van men in Europa flechts hier en daar de onvolmaakte ftaalen vindt. Guiana is ten deezen opzigte zoo wel bekend, dat de beminnaars van de Natuurlijke Gefchiedenis der geheele weereld aldaar kennisfen trachten te maaken, en den een of ander met de waarneeming van hunne belangen te belasten. De onderfcheide-: ne voorwerpen van dit zoort zijn aldaar ook zoo bijzonderlijk gezocht, en men ziet'er ieder een bezig met het maaken yan verzamelingen, het zij vooreigen rekening, hetzij op last van anderen, of om zig in Europa vrienden te maaken. Degeenen, die zig, uit hoofde van hun beroep, met het inpakken van die zeldzaamheden bezig houden, kunnen niet voldoen aan de navraag, die hun onophoudelijk gedaan wordt, en men ziet geduurig Negers, die hun viervoetige dieren, Hangen, kapellen of vogelen, ter verkoop aanbrengen. Onder de laatstgemelden zijn veele merkwaardige»  van CA'YENNE. 121 ge, uit hoofde van de verfcheidcnheid en fchitte» renden glans hunner vederen, vooral onder den tal> rijken reeks van de Cotlnga, de Tangara, de Dikbekken of Toucans, Papegaai]en, Parkieten ( * ) en Haras. Men telt daar onder ten minflen vijftien zoorten van Colibrietjes of Brom - vogeltjes, waar van zommige den fchitterendften weêrfchljn hebben, en met topaas en fmaragd bekleed fchijnen. Men fchiet deeze lieve diertjes met musfchen-hagel, op het oogenblik, dat zij als onbeweegbaar zijn, met de vlerken uitgefpreid, en den bek in den kelk van den één of anderen bloem gedoken; dit is des te gemakkelijker, om dat zij zig in meenigte bevinden , overal waar een boom ftaat te bloeijen, en dat zij geen vrees of wantrouwen hebben; men kan hen zoo dicht naderen als men wil, enhetfchot, het welk één van hun treft, maakt zelfs de anderen niet bevreesd, Men vergenoegt zig met de vogelen te Cayenne in ftroo in te pakken, en men zendt dezelven in dien ftaat naar Europa, om 'er verglaasde oogen in te zét- (*) Ik zoude onder het artikel van het wild de Pap£gaaijen en Parkieten hebben kunnen begrijpen, die o,p de meefte Plantagiè'n binnen 's Lands ongemeen veel gegeten worden; deeze dieren verfchafien eenq vrij goede fpijze, en zoo gemeen, dat men ze onophoudelijk met talrijke hoopen ziet vliegen, en bij het opvaaren der Rivieren door hun gefchreeuw verdoofd wordt. H5  m tafereel zetten, en 'er eindelijk met ijzer-draad de richting aan te geven, die hun natuurlijk eigen is; deeze laat/Ie bewerking wordt genoemd opzetten. Meq begint met den vogel zorgvuldig de huid af te nee* men, zonder de vederen te befchaadigen, endezelven met catoen op te vullen; na de binnen-kant der huid, en het binnenfie gedeelte van den kop met een opflorpend poeder, uit camphcr en'aluin be-, ftaande, gewreven te hebben,' Behalven de meenigte vogelen, welke gedood worden, om 'er de kabinetten der Natuurlijke Gefchiedenis mede te verderen, doet men bovendien eene verfchrikkelijke flagting van vogelen, om tot den kleeder-opfchik der Europeaanen te dienen. Het is niet zeldzaam , ten dien einde verzendingen te zien van verfcheiden duizenden van vellen van Colobrietjes, of kroppen van Toucans. Men plakt dezelven ook met lijm op groote bladen wit papier, welken men achter een glaszet, en men maakt daar door natuurlijke fchilderijen, voor wier kleur die van de grootfte mee-: fiers zwichten moet. De lijst der Kapellen en Infecten is nog onverge-. lijkelijk rijker, en men maakt 'er verzamelingen van, die verrukkend fchoon zijn. Onder dezelven zijn 'er twee, die verdienen, dat men 'er bijzonder re melding van maakt; de dén uit hoofde van deszelfs fchranderheid, de ander van wegen zijnen nuttigen dienst. De eerfte is een zoort van vlieg, bijgenaamd de Carton-wesp, om dat hij op een tak van een boom een nest maakt, of liever een korf, die in de daad verwonderens - waardig is, van het fchoon-  van CAYENNE. rï j fchoonfte bord-papier, en van binnen verdeeld in onderfclieidene verdiepingen, van holligheden voorzien, die gemeenfchap met elkander hebben, en op het zelfde einde uitloopen (*); de tweede is een mier uit de Binnen-landen, die van afgevallen bladeren eene fponsachtige zelfftandjgheid maakt, in dit Land bekend onder den naam van Mieren, nest, men bedient 'er zig met een ongelooflijk nut van tot ftelping van het bloed in de zwaarfte bloedftortiu-r gen, en deszelfs uitwerking is veel fchielijker en zekerer, dan die van de zwam, bij het doen van afzettingen. Eene der aartigheden, die men gewoon is aan de Europeaanen, welke te Cayenne aanlanden, wijs te maaken, in de eerfte oogenblikken, dat eene meenigte van onbekende voorwerpen hen meer of min tot ligtgeloovigheid aanzetten, beftaat hier in, dat in dit Land de oefters aan de boomen groeijen; hoe vreemd dit ook in den eerften opflag fchijnen moge, zal men zien, dat 'er niet te min eenige grond van waarheid in is. Wij hebben gefproken van die boomen, Paletuvier- of Manglier-hoornen genaamd, die in de Zee groeijen , als mede aan de kanten der Rivieren bij derzelver uitwatering. De oefters hechten zig in meenigte aan derzelver wortels, zomtijds zelfs (*) Deeze nesten of korven der Carton -wespen zijn in Guiana zeer gemeen, en men vindt geduuriglijk gelegenheid, om dezelven te bekomen.  1=4 TAFEREEL zelfs aan hunne takken, en men verkoopt ze altijd met het ftuk hout, waar aan zij vast zitten. Deeze oefters zijn klein, niet meer dan middelmaatig, en meest al zoo laf, dat men verplicht is 'er zout bij te doen, om ze te kunnen eeten; over 't geheel is hunne waare plaats veel eer in een kabinet der Natuurlijke Gefchiedenis, rondom den tak, dien zij bedekken, dan op eene goede tafel. Deeze vreemdigheid is in onze andere Amerkaanfche Volkplantingen insgelijks hekend. Het kruipend gedierte van allerlei zoort en grootte vindt men overvloedig in Guiana; elk oogenblik ontmoet men hagedisfen of Hangen; en wij hebben 'er zelfs verfcheiden maaien aan boord aangetroffen, die in Europa voor groot zouden zijn doorgegaan, en ongemerkt met het hout waren ingefcheept. Gelukkig, dat deeze onderfcheidene dieren geenzints fchaadelijk zijn, en dat het gebeuren van eenig toeval bijna buiten voorbeeld is (*); 'er zijn 'er van eene ongemeene grootte, in dit Land eeniglijk bekend onder den naam van Adders, die de Accouch?s, de AgoutPs, tot zelfs de j'onge harten verflinden. Ik heb de gedroogde huid van één deezèr adders naar Europa mede gebragt; dezelve had vijftien (*) Dit zelfde kan tnen niet zeggen van het Eiland iïtertir.ique, alwaar jaarlijks verfcheiden Negers van de heten van Hangen fterven, en alwaar zij, op ?onunige plaatfen, alle de honden der Planwgié'n vernielen,,  van CAYENNE. zag den voeten lengte, op omtrent vier duimen middelÜjns, en ging te . Cayenne voor zeer klein door. Men zal zig hier over weinig verwonderen, wanneer men weet, dat 'er korten tijd te vooren één was aangekomen, die door zes Negers van de eene plaats naar de andere gedragen wierd, en twee en dertig voeten lang was. Na aan de eene zijde befchouwd té hebben de reusachtige grootte, welke de natuur in America, gegeven heeft aan zekere vruchten, boomen, bosfchen , kruipende gedierten, die dezelven bewoonen, en zee-monlfers, die zig in meenigte op haare kusten bevinden, is men nog meer getroffen over de aanmerking van den Heer de buffon, met opzigt tot de viervoetige dieren; zij fchijnt derzelver vormen eenigermaaten kleiner gemaakt te hebben. Alle dieren in de nieuwe weereld, die hun's gelijken in de oude hebben, zijn zigtbaar van een veel kleiner zoort; men kan 'er in Guiana een treffend voorbeeld van zien in het hert en den tijger; de laatstgemelde is van eene middehnaatige grootte , en heeft zelfs niet dien verflindenden aart, die aan zijn geflacht eigen fchijnt; hij poogt altijd door de vlucht te ontkomen (*). Men vindt aldaar geene (*) De huid van den Tijger in Guiana is allerfraaist; maar men is in dit Land nog zeer onbedreven in de konst, om huiden te bereiden. 'Het is waarfchijnlijk, dat dit dier, thans op het vaste Land als verbannen zijnde,  rraö ,T A F E tl E E L -ne van die groote dieren, als het Zèe-paard, dë ■Rhinoceros, At Kameel, de Buffel, Ast Giraffe. De Manipouri of Tapira-, die de Americaanfche Olijpliant is, heeft naamvlijks de grootte van een ezel' zijne bovenfte lip fteekt veel vooruit, gelijkt naar' eene kleine fnuit, eri heeft 'er alle de beweegbaarheid en buigzaamheid vam Deeze dieren zijn van natuure vreesachtig, en zeer gemakkelijk tam te maaken. Ik heb 'er langen tijd één gezien bij den ■ ^Gouverneur van Cayenne, die, geduurende de maaltijd, van den eenen disgenoot bij den anderen kwam , om een ftuk' brood te ontfangen, en die in -aller ijl weg liep , even als. de vreesacbtigfte hond % wanneer hij zag, dat een Neger een zweep opvatte-, om hem weg té drijven.- • In de bosfchen van Guiana vindt mén zes öndef'4'ch'eiden zoorten van Aapen: i% De Couata, een groote zwarte aap, met een rood en puiftig gezicht* de-leclijkftc en ongefchiktfte misfchien onder alle dieren. — 2". 'De roode Aap, de llerkfte van allen, •en-wiens vleesch men zegt, dat naar kalfsvleesch' 'gelijkt ; men eet het op veele Plantagiëiia en het dient 3£ — , de, zig in grooten getale op hét kleine Èiland vaa Cayenne bevonden heeft, in de eerfte tijden, toen het zelve bewoond is geworden; ten minden, indien men zal oordeelen naar den naam van fijgerberg, dien nog .één van deszelfs voornaamfte heuvelen draagt.  van CAYENNE. 127 dient daarenboven om 'er, in het Hospitaal voor de zieke Negers, loep van te koken (*). — yt De gehoornde Aap of Macaca, die de grootte van een kat heeft; deezen naam draagt hij naar zijne hairachtige hoornen, gelijkzoortig aan die men met vederen ziet op den kop van At'fchreeuwende Kat.—! 4". ï)cMicou, een-kleine Aap, van de grootte van een jong konijn, Vol vrolijkheid en bevalligheid, die dadelijk mak wordt* en welken men gemakkelijk naar Europa kan mede voeren. — Eindelijk ten 5". en 6". De Tamarin en de Sapajou, de klemde Van allen, en de eenigen, die men nog op het Eiland Cayenne' vindt. Alle deeze onderfcheidene Aapen hebben lange ftaarten, en het is moeielijk dieren te vinden, die levendiger, gezwinder en bevalliger zijn, dan de laatstgemelde. De andere viervoetige dieren in Guiana, behalven die geenen , waar van in de voorige Hooftftukken gehandeld is, zijn: — de Tamanair ofgroote Mier-eeter, wiens maakzcl allermerkwaardigst, en wiens beftaan allerzekerst is, om dat men niets dan mieren noodig heeft, om hem te voeden; — de Tijger-kat, die de geesfel is der dier-gaarden en hoender-hokken in Guiana, even als de wezel in Eu* (*) Zij verzamelen zig des nachts bij hoopen op de boomen; en maaken aldaar een naar en klaagend gefchreeuw, het welk men van zeer verre af hooren kan.  ï2§ TAFEREEL Europa;— de Luyaart (*) of Ai, waarvan meii twee zeer verfchillende zoorten aanmerkt; hei Stekel-varken, enz. Het zoude gemakkelijk zijn deeze lijst der viervoetige dieren, die niet te min de merkwaardigften bevat, nog merkelijk te vergrooten; • maar eene optelling, die langwijliger of omflachtiger was, zoude (t) Niets is merkwaardiger om te leezen, dan het geen de buffon, mét opzigt tot den Luyaart, zegt, maar Ook niets onwaarachtiger, uit hoofde van de vergrooting ; het is een waar fchilderij van verbeelding, waar uit het bijna geheel beftaat. Wanneer men hem Vergelijkt bij het dier, zoo ais het leeft, gelijk ik dit meenigmaalen gedaan heb, bedroeft men zig, dat «en man, dié misfchien de wastdigfte Schrijver over de Natuurlijke Gefchiedenis is, zoo dikwiis vervallen is, öm 'er niets meer dan een Roman Van te maaken. Het valt niet tegen te fpréeken, dat de Luyaart ongemeen traag is; maar wanneer men, onder anderen, leest, dat hij rnet moeite klautert, èn niet meer dan zes voeten in een ■uur afloopt, wordt men' genoodzaakt hem voor vlug te houden, en ik geloof de waarheid niet te vergrooten, Wanneer ik zeg, dat de Luyaart (en dat nog wel de langzaamfte van de twee zoorten ) meer dan veertig maaien die ruimte van plaats in den geftelden tijd afliep. Voor 't overige klauteren zij zoo wel, dat, zoo dra men den geen, dien wij aan boord hadden, maar vergat vast te leggen, hij boven in de groote mast zat, van waat men hem moest gaan haaien»  van CAYENNE. ïs* 8e met ons voorgenomen doelwit niet overéénkomen , en men kan zijne nieuwsgierigheid ten deezeri opzigte gemakkelijk voldoen in de meefte werken over dé Natuurlijke Gefchiedenis. Al wie daar in fmaak heeft, zal in Guiana treffende en meenigvuldige gelegenheden vinden, om dien te verzadigen; èn hij, die 'er fl echts nu eerst op gedacht heeft,' zal tot eene zoo rijke bron fpoedig zijn toevlucht neemen, om de onaangenaamheden van'zijne ballingfchap een weinig te verzachten; te meer, daar hij hier toe zal worden aangefpoord, niet alleen door hei: algemeen voorbeeld van de inwoónders des Lands, maar vooral dooi' de bewondering der rijke veffcheidenheid van de voortbrengzels der natuur, tvélke hij niet zal kunnen ter zijde (tellen. ï TWAALF.  30* TAFEREEL TWAALFDE HOOFTSTUK. Van de Negers'. Z/oo lang de Neger-handel heeft plaats gehad, is dezelve onophoudelijk het voorwerp geweest van de hoogdravende redeneeringen der Europeefche menfchen -vrienden, vooral van hun, die in de. Volkplantingen geene bezittingen hadden; en in de" daad, zij konden geen ftuk verkiezen, het welk zig gemakkelijker laat beredeneeren, en meer gefchikt is voor die trekken van eene door konst verwekte gevoeligheid , die zedert 'eenigen tijd zoo zeer in den fmaak is. Niets bewijst ongetwijffeld beter, dat het met de gevoeligheid even eens gelegen is, als met ,de zeden, en dat men zig het meest beijvert gevoelig te fchijnen, op het oogenblik, wanneer men het wreedst is; zoo als ook de zeden nooit ongebondener geweest zijn, dan wanneer wij ons voordeeden de zedigfte taal te fpreken, en de ongeregeldheid zorgvuldig van onze toneelen te verbannen. Ik ben verre af, om den Neger-handel te willen rechtvaardigen: die fchandelijke handel in menfchen-vleesch is gefchikt, om aan elk eerlijk gemoed een weêrzin in te boezemen, en het is onmogelijk der menschheid eene grooterc belediging aan te doen. Maar dewijl geheele volken niet kunnen han-  Van CAYENNE. g|j handelen volgens die eenvoudige en onveranderlijke i-egels, die het gedrag der bijzondere perfoonen fchetzen. ( * ); dewijl de Volkplantingen met haaren welvaart in een wezentlijk verband daan, en dat het bij alle verflandige lieden eene bewezene zaak is, dat 'er geene Volkplantingen zonder flaaven zijn kunnen; zal men ten minden met genoegen verneemen, dat de flavernije in Guiana minder geftreng is, dan ergens elders. Drie hoofd-redenen zijn oorzaak, dat de Negers óver 't algemeen aldaar met meerder zachtheid behandeld Worden, en de twee eerde fpruiten uit de armoede der Volkplanting zelve voort. Dewijl de inwooners tot hier toe Hechts zeer middelmatig bemiddeld zijn geweest, is de geldzucht in hunnen geest (*) Het maatigt zekerlijk eeri weinig den fmartelijken indruk, waar van men moeite heeft zig te ontdoen, dat het bewezen is, dat het lot der Negers oneindig minder ongelukkig is, dan zij het zelve te wagten zouden hebben in hun Land, en van hunne eigene Landgenooten. Bovendien is het een noodzakelijk kwaad, dewijl men zig met geen grond vleijen kan te zullen zien, dat alle volken edelmoedig genoeg zullen zijn, om eenftemmig dien handel te laaten vaaren, en dat, zoo al één van hun zulks mogtdoen, dezelve daar door de overigen ten zijnen kosten zoude verrijken, en zig ten aanzien van de voortbrengzels der Volkplanting van dezelven afhangelijk maaken, tot wezentlijk nadeel voor het menschdom. i i  ?t%t TAFEREEL geest veel minder levendig opgewekt geworden, ëxi dit vooral maakt de flavernije onder dé gezengde •luchtftreek zoo onmenfchelijk en wreed. Daarenboven ftaan in Guiana de" Negers onmiddelijk onder het beduur dei' eigenaars zei ven, die bij hun behoud een wezentlijk belang hebben; terwijl de meelte rijke inWooners van St. Domingo hunne irtkomden in Europa Verteeren, en de zorge over hunne Plantagiën aan huurlingen toevertrouwen, die op niets denken, dan om de middelen tot vermeerdering der Voortbrengzels te dwingen. De laatde reden eindelijk beftaat hier ifr,■ dat de vrees, om hu'fifle llaaven op een üitgedrekt vast Land te zien weg loopen, alwaar het zoo gemakkelijk is alle nafpooring te ontduiken, hen aanzet, om hunne flaaven niet met die ongemeene gedrengheid te behandelend De Maniok is het gewoone voedzel der Negers in Guiana, cn men deelt bovendien onder hen rijst en gezouten vleesch uit, waar in zij veel gelukkiger zijn,- dan die' van St. Domingo, die alleenlijk van de vruchten" hunner' tuinen leven moeten. De meede inwooners hebben Negers om te jaagen ert te visfchen; de eerden gebruiken alleen een fhaphaan, maar de tweeden ook nu en dan boog en pijl, en dat bijna met zoo veel bekwaamheid, als de Indiaanen zelve. Het zoort van netten, zijnde het beste in dit Land, Uit hoofde Van den aart Van den grond, Wordt Tramail genoemd. De Negers te Cayenne visfchen ook veel met de lijn, een weinig buiten den mond der Rivier; zomtijds maaken zij dezelven vast aan paaien, welken zij in het flijk ftee»  van CAYENNE, Eeeken, en na verloop yan eenigen tijd komen zij "er naar zien; meeüjgmaal zelfs gaan zij in hunne fraauw gerust leggen flaapen, bindende het touw aan hun voet vast, en hatende aan den visch alzoo de zorge om hen te dopn ontwaaken, Niets is vreemder voor een Europeaan, die te Cayenne aankoomt, dan die meenigte Negers en gekleurde menfchen te zien, allen bijna naakt, die yan alle kanten rondom hein zamen dringen; niets ontdekt meer op het eerfte gezicht de armoede der Volkplanting. In alle onze andere Americaanfche bezittingen, zonder te fpreken yan de talrijke meenigte gekleurde menfchen, die vrij zijn en in hunne kleedgr-pracht uitmunten, is 'er geen flaaf, 't zij man of Vrouw, of de fchaamtc is ten minltci? door kleederen bedekt, in een Land, alwaar men waarlijk op het ftuk van eerbaarheid niet kiescli is; maar hier zoude men bijna dadelijk gelqoven , zig in het midden van een hoop Ourang-.Qutangs- te bevinden. Op alle de ftraaten en in de huizen oniv* moet men bijna geene andere vrouwen, dan die van het hoqfd tot haar midden toe geheel naakt zijn , en mannen, wier gebeote kleeding beftaat in een linnen band, van vier vingeren breed, die om de. lendenen gebonden is, en tusfchen de bcenen door-, gaat; deeze kleeding yan eerbaarheid wordt Cafit*% hé genoemd, en doet ter naauwer nood zoo veel uitwerking, als het wijngaard-blad, waarmede een eerbaar beeldhouwer gewoon is zijne naakte beelden te overdekken.. Men gewent zig moeielijk, t>m met yrouvyen aan. tafel te zitten, en. aldaar door-, . ï % NV,  i$* TAFEREEL Negers, in dier voegen gekleed, gediend te wor? den. Even als de Indiaanen, gebruiken de Negers geen ander vaatwerk (*), dan uitgeholde< Calebasfen* 'Er zijn onder deeze yruchten, die de grootte hebben van een vuurkogel, en van eene aanmerkelijke zwaarte zijn, welken men hangen ziet op eene hoogte, die een ieder, welke belust mogt zijn, om onder den boom, deeze vruchten voortbrengende, te gaan flaapcn,. met fchrik bevangen moet. Indien LA fontaine In America gewoond had, of dat de Calebasfen-boom , de Abricozen-boom , en eenige andere boomen der nieuwe weereld, in Europa waren bekend geweest, zouden wij van zijne bevallige Fabel, van-de Eikel en de Pompoen, ontftoken zijn gebleven. Het zoude gemakkelijk zijn in dit Hooftfluk breedvoerig uit te weiden omtrent de zeden en den, inborst der Negers, de behandeling, welke men jegens hen houdt, den arbeid , waar toe men hen gebruikt, enz.; maar de meefte deezer bijzonderheden zijn in eindeloos veel'werken befchreven, en aan alle Volkplantingen gemeen. Dienvolgende, daar mijn oogmerk is, om aan liet Publiek geene andere berichten aan "te bieden, dan die weinig of in (* ) Uitgenomen egter de zulken, die het vuur raoe^ sert doorftaan.  van CAYENNE. ïii 't geheel niet bekend zijn, en mij te bcpaalen tot het geen aan Guiana bijzonder eigen is, zal ik mij vergenoegen met het maaken van eenige aanmerkingen ten aanzien van de Marronage; een naam, dien men in on2e Volkplantingen aan hetwegloopen geeft, het welk onder de Negers altijd zeer gemeen is. Op onze Eilanden konden de wegloopendê Negers, of Marrons, zig niet wijd heen begeven; het grootfte gedeelte wierd fpoedig achterhaald; en de overigen, op fteile bergen in ellende rond zwervende, verwekten geene groote ongerustheden. In Guiana integendeel, het welk door eene groote meenigte yischrijke rivieren en kreeken doorfneden is, en welkers bosfchen van wild en wilde vruchten Overvloeijen; in Guiana, alwaar zij yan alle kanten een onmeetlijk yast Land betreden kunnen, en alwaar men, door even den grond om te fpitten, genoegzaam, ja in overvloed, levensmiddelen verkrijgen kan, hebben de Negers allèrleye zoorten! van bekwaamc gelegenheden, om in voorfpöéd te leven, de pogingen der Blanken te trotfecren, en de geencn, die zig, om hen te vervolgen, in deeze uitgeftrekte woeftenijen te verre durfden waagen van kant te helpen. Reeds eenige jaaren voor de omwenteling, had zig, omtrent dertig mijlen van Cayenne, eene bende van zeven of agt honderd Maroni-Negers opgeworpen, wier verblijfplaats men wel wist, doch welken men onmogelijk oordeelde te onder te brengen; en men was over't algemeen van gevoelen , dat de Volkplanting voor verloren, moest gerekend worden, wanneer zij te eeniger I 4 tijd,  X35 TAFEREEL fijd, de vooroordeelen afleggende, welken een$ langduurige flavernije aan hun had ingeboezemd, tegen dezelve vijandelijk zouden durven te werk gaan. De gefteldheid der Surinaamfche Volkplanting was ten deezen opzigte nog veel bedenkelijker, eh het voorbeeld, het welk zij eenigen tijd bevorens gegeven h'ad, maakte haare nabuurfchap voor die yan Cayenne zeer gevaarlijk. De Hollanders, na vruchteloos buitengewoone pogingen te hebben aangewend , om de mujtende Negers, wier getal men bp tien of twaalf duizend berekende, te onder te brengen of uit te roeijen, hadden, even als in alle voortloppende opftanden, eindelijk aan de muitelingen' vrede en yriendfchap moeten beloven, en tnet hun handelen, zoo als de eene Mogendheid met de andere doet. ;Zij hadden zig zelfs verbonden, om hun verfcheiden dingen te leveren, welken zij zig niet konden aanfchaffen, en onder anderen jaarlijks eene zekere hoeveelheid kruid en fnaphaanen, mits dat zij de nieuwe wegloopers, die zig bij hunne bende voegen zouden, overleverden. Eindelijk hadden verfcheiden honderden van deeze muitelingen , welken de Hollanders ten minden yan tien op één gebragt zouden hebben, Indien zij dezelven hadden kunnen te onder brengen, en die, door hen te bevechten, en voor hunne eigendommen te doen beven, hen tot zachtmoedigheid bewogen hadden, zig op het Fransch grondgebied nedergezet, alwaar nien zig wel wagte, om zig tegen hen te verzetten, dewijl men, indien zij de ontruiming wei- '•; ger-  van GAYENNE. 137 gerden, geen kans zag om hen daar toe te noqdr zaaken. Deeze waren degevaaren, die de Volkplantingen yan Surinamen en Cayetfne voor de omwenteling bedreigden; mij is onbewust, wat de nieuwe orde van zaaken ten deezen opzigte moge hebben uitgewerkt, maar het is gemakkelijk te bevroeden, dat, in aanmerking van haare bijzondere plaatfelijke ligging , onftaatkundige befluiten omtrent de vrijheid der Negers, of zelfs de verkeerde uitlegging, welke het zeer mogelijk was daar aan te geven , welligt zeer fchadelijke, en voor altijd onherflelbaare, gevolgen zouden kunnen hebbem Indien de Negers deezer twee volken, zig met elkander vereenigende, in Guiana de overhand behielden, zoude men met geene befchroomde inboorlingen des Lands te doen hebben, wier tegenfland men altijd gemakkelijk kan te boven komen, of hunne Hgtgeloovigheid verrasfen, maar met onverfchrokkene en dweepzieke menfchen , die in een ontoegankelijk land verfchanst zijn, en de Europeanen te wel kennen, om aan hunne betuigingen geloof te flaan, en zig aan hunne wraak bloot te Hellen. I 5 DER-  133 TAFEREEL' DERTIENDE HOOFTSTUK. Onderrichtingen en waarneemingen, tot de zee* vaart betrekking hebbende. Dewijl het Hooftftuk, raakeude de onderrichting gen en waarneemingen, betrekkelijk de zeevaart, van dien aart zijn, dat zij flechts voor een klein aantal Lëezers in 't bijzonder belangrijk zijn, heb ik het zelve voor het laatst befpaard; en zal mij bovendien wagten, om het met konstwoorden te overladen, welken men meestal op één llapelt, om eene ijdele praal van geleerdheid te vertoo-nen, terwijl ik tevens alles zal aanwenden, om de verveelende droogheid, die behandelingen van dien aart doorgaans vergezelt, 'er zoo veel mogelijk uit te verbannen. Bij de eerfte reize, die ik in 't jaar 1784 naar Cayenne deedt, had niemand op het fchip, waar op ik mij bevond, veertien dagen eer wij uit Frankryk vertrokken, de geringde kennis van het Land, werwaards wij ons heen begaven, en alle onze nafpooringen ten dien opzigte waren niet meer dan onzekere berichten, zonder zamenhang, en zelfs tegenftrijdig, grootendecls meer gefchikt om ons ongerust te maaken, dan om ons tot eene leiding op  van CAYENNE. 13$ jóp onze reize te dienen. Dienvolgende, hoe minder wij op de waarneemingen van anderen konden fekenen, hoe meer wij ons beijverden, om zelve, naauwkeurige berichten op te zamelen, ten einde aan onze Nakomelingen de zoodanigen te kunnen overdragen, als wij die gewenscht hadden van on? ze voorzaten te ontfangen. Men kan daar op een des te volkomener vertrouwen Hellen, vermits ik in de gelegenheid geweest ben, om dezelven door die van de fcheepsgezellen des Lands te verbeteren, en pp mijne onderfcheidene reizen op nieuw te befchayen. Uit hoofde van den ftroom, die over 't algemeen zeer fnel is, zig langs de geheele kust van Guiana doet gevoelen, eir meer of min noordwaarts drijft, indien men zijne cours regelrecht op het gezicht* punt nam, zoude men bijna altijd zeker zijn, van het zelve nimmer te bereiken. De juifle richting, en de graad yan fnelheid dcezer ftroomen, hangen veel af, op hoe verren afftand men van het land is, van het jaargetijde, en verfchcidene andere oorzaa"ken, die al te wisfelvallig zijn, om met mogelijkheid vaste regels te ftelien, en dezelven aan beftendige waarneemingen te onderwerpen; maar eene meer geftrenge naauwkeurigheid zoude tot niets dienen, dan om aan eene ijdele nieuwsgierigheid te yoldqen, en de volgende onderrichtingen zullen Voor de Zeelieden in allen gevalle zeer voldoende zijn. Veelen van hun zijn verongelukt, en anderen, bevreesd om eene onbekende kust te naderen, die een groot gedeelte yan het jaar met dikke wol, ken  Ï4P TAFEREEL kén als overdekt, en flechts bij korte tusfchenpo* zingen zichtbaar is, hebben door hunne fchrpomachtigheid de vrucht van eene lange zee - reize veiv lpren, en het oogmerk van hunne reize gemist. De Franfchen zijn de eenige niet , die bij eene be«. tere en naauwkeuriger onderrichting belang heb, ben;.want het geen 'er te zeggen valt van den weg, dien men neemen moet, om.zig mar Cayenne te 'begeven, is ook toepasfelijk op de Hollanders, die zig naar hunne fchoonc Volkplantingen van Surinamen, Demerary, de Berbices en Esfequebo, begeven. Schoon zij zeer verre onder den wind gelegen zijn, zetten de fchepen van dit volk de cours naar het zelfde punt, om dat de kust benedenwaarts te laag zijnde, en een al te ééntoonig voprkomen hebbende om op eene voldoende wijze kenbaar te zijn, zij verplicht zijn, om, door hoogere landen in 't gezicht te houden, zig zeker te ftellen, aan welken kant of op welke hoogte zij zig bevinden. Deeze voorzorg,'die hun een merkelijken omweg doet neemen , is des te onvermijdelijker, vermits men, geduurende zes maanden yan het jaar, bijna buiten ftaat is hoogte te kunnen neemen, en dat, de Hollandfche kust bijna oost- en westwaartsjoopende, de waarneemingen yaii breedte aldaar niet meer kunnen te ftade komen. Om zig van Europa naar Cayenne,, het welk op, vier graaden zes en vijftig minuuten noorder breed-, te gelegen is , of naar de bovengemelde Hollandfche. Volkplantingen te begeven, moet men zijne cours. * . zoo-  van CAYENNE. i|i zoodanig neemen, dat men de breedte bereikt van drie graaden, of drie graaden vijftien minutlten noordwaarts, op omtrent honderd mijlen van de kust. Op die lioogte gekomen zijnde, kan men gerust dadelijk westwaarts devënëii, en met volle zeilen die plaatzen overvaaren, alwaar de zee met de meeffe woede als kodkt (*); als medé die wateren, welke dan eens geel, dan eens groenachtig, en zomtijds zoo drabbig zijn, dat het een geheel nieuwe vertooning is voor de zeelieden, die deeze {treeken niet bereisd hebben. Men zal bijna altijd den grortd kunnen pijlen, eer meii in de gelegenheid is, om deeze waarnëemingen të maaken; Indien men zig meer in breedte (telde, dat is , indien men minder zuidwaarts opvoer, zoude men door den droom kunnen vermeefterd worden, zoo dat men onder den wind van Cayenne geraakte, eh dan is het, vooral in den zomer, nu cri dan zeer moeielijk, wanneer men, al was 't maar eenige mijlen , langs de kust tegen droom moet opzeilen; 'er' zijn zëlfs fchepen, wien dit onmogelijk zijn zoude, ten minden om het fchip geheel en al van de kust af te houden. Door in een tegenovergefteïd ttiter- ffë Zij heeft zomtijds het voorkomen, als of men op de ontzettendfte manier tegen de rotfen verbrijzelen' zoude, vooral des nachts; maar die is alleen het gevolg Van de kragt van den droom: het naderen deezer kusten gaat met geen fehijn zelfs van gevaar gepaard.-  Mè TAFEREEL fte te vallen, namelijk door te digt aan de linie te naderen, zoude men gevaar loopen, vooral bij ftill weder, Om den invloed van nieuwe ftroomèn, die zomtijds zuidwaarts drijven, te ondervinden, en om weggefleept te worden naar' den mond van de Rivier der Amazoonen, eene gevaarlijke ftreek, om dat wij ze niet dan zeer onvolkomen kennen, eri dat de ftroomèn aldaar met een, voorbeeldeloos gei weid vlieten; Wanneer mén de fouts, door mij aangewezen,* haauwkeurig volgt, zal men op Kaap Casjipour, of* op Kaap Orange belanden , dertig mijlen van Cayenne , en dan moet men van het peilen meer dan ooit" gebruik maaken.- Indien men, niet meer dan vijf of zes vademen water hebbende, nog geen land zag, zal het voldoende zijn'*- dewijl overal langs deeze kust een goede ankergrond is, die ftevig houdt, een anker te laaten vallen, en te wagten,tot dat men land ontdekken kan< Bij de eerfte opgeklaarde lucht, zal nien eene regelmaatige en éénvormige linie Van eene groene kleur ontdekken, dewelke niets anders is, dan een bosch van groote boomen, Palettivters-boomen genaamd, die van zelf op de laage kusten groeijen, en bijna de geheele lengte der kusten van Guiana blijven voortduuren (*)• Verderop, en meer naaf bin- (* ) Het is vrij gewoon, om een oogenblik, na dat men de kust ontdekt heeft, door de matroozen, die de wacht  Va i* CAYENNE, *43 binnen in het Land, zal men hoogc bergen onderfcheiden, en eindelijk, aan den oever der zee, den Zilver-berg, die de gedaante -Van een drieftoel heeft, en geheel en al met hout bewasfen is. Aan deeze zijde bemerkt men de kust het best, en dit is zelfs de eenige plaats. De Zilver-berg is gelegen in de Baai van Oya* pock, waar in drie groote Rivieren uitloopen, en verfchaft een zekeren anker-grond aan verfcheiden honderden van fchepen. Men is door de Kaap Orange aldaar volmaakt voor de zee beveiligd, en ik raade aan de fchepen , die dieper dan tien of elf voeten in 't water gaan, aldaar het tijdftip der groote vloeden af te wagten, om in de Rivier van Cayenne in te loopen. Ten aanzien van den afftand heeft men geene andere onderrichting noodig, om den besten anker-grond te verkiezen, dan dat men op de diepte van het fchip in het Water, en de bevinding der peiling acht geeft, zoo dat men bij laag water eenige voeten water onder de kiel heeft. Men is dan omtrent nog twee mijlen van het land af, aan den 'mond van de Oyapock gelegen, alwaar men, op eene aanzienlijke Plantagie aan den rechter Oever, drie of vier mijlen in het opvaaren, alle benoodigd- ïie- wacht hebben, feinen van de fchepen te hooren geven; maar wanneer men digter bij koomt, bemerkt men fpoedig , dat het groote boomen zijn, die voor aan in zee op zig zelf Haan.  *44 T A F E R É E L heden bekomen kan (*). Op den grónd van iè Baai van Oyapock', Is eeh groot aantal rotfen, waaf van verfcheiden bij eène laage zee bijna gehéél bloot leggen, maar zij zijn te digt bij het land, dan dat èen fchip 'ér iets vari zonde té vreezen hebben.' Van Kaap Orange zet men zijne cours ten noord« westen, eh naaüwlijks' heeft nien den Zilver-berg agter zig; of, wannéér men bijna recht voor zig üit met aandScht oplet, ontdékt men eene zeer groote op zig zelf ftaande rots, genaamd de groote. Konflapel (f ); Waar naaf tóe men zijnen weg richten' ( * ) Voor de omwenteling behoorde dezelve aan eene bevoorrechte Maatfchappij, ónder den naam van Compagnie van Sènégal bekend. ( f ) Indien meri op dit tijdftip nog niets ontdekt, het geen in het regen-faifoen zeer dikwils gebeurt, moet men nog drie of vier mijlen in dezelfde richting voortzeilen , een anker laaten vallen, eh, op den ankergrond, een heldere lucht afwagten, waar door men de groote Konflapel in het gezicht kan krijgen. Wanneer men met de bijzonderheden der kust maar een weinig békend , en aan de zeevaart in die oorden gewoon is, zoude deeze voorzorg onnoodig zijn, dewijl men dan veel naar de rechter zijde kan ftuuren, öm tegen deeze rots niet aan te komen; maar ik geloof, dat zij, die desze kust niet dan onvolkomen kennen, best zullen doen ,ihet de bovenftaande waarfchuwing niet te veronachtz*-' men.  Van CAYENNE. 145 ten moet. Dezelve is zes mijlen ten noorden en zuiden van de fchoone Rivier Aprouago af gelegen* Dewijl de kleine Konflapel, eene andere rots, die 'er meer dan een vierde van een mijl afligt, oneindig minder hoog is, moet men nog een geruimen tijd wagten , eer men dezelve ontdekt. Bij alle de onderrichtingen, welke aan lieden* naar Cayenne gaande, gegeven worden, wordt vail deeze twee rotfen veel gefproken; en door de groote voorzorgen, die inen hun aanbeveelt, fchijnt men hun, in lateren tijd, de rol te willen doen fpelen, .welke de ouden omtrent Scylla en Charybdis fpeelden; maar gelukkig zijn de klippen in Guiana niet gevaarlijker, dan die in de Golf vaa Mesfina. De koopvaardij - fchepen, wien de wind en ftroomen deeze plaats in een oogenblik doen overzeilen, houden zig alleenlijk bezig j om ten fpoedigften mogelijk hun oogmerk te bereiken; en niet zeer naijverig zijnde, zoo als natuurlijk is, om een kost* baaren tijd te verliezen , en zig aan gevaaren bloot te ftellen, om daar door de verzameling van fcheepswaarncemingen te vergrooten, achten zij zig gelukkig gevaaren te zijn te boven gekomen * die hen niet raaken konden. Op die wijze, daar onkunde een be»ftendig voedzel geeft aan ligtgeloovigheid, vereeuwigen zig de dwaalingen., tot dat 'ef iemand in het bijzonder gelast wordt, alle de berichten naar te gaan, en alle twijffelachtigheden weg te neemen. Van dien aart was, zoo als ik reeds gezegd heb, de uitdrukkelijke zending van het fchip, waar op K ik  146 TAFEREEL ik mij bevond; en, na dikwils aldaar te zijn voorbij gezeild, en overal waarneemingen te hebben gemaakt of zien maaken, kan ik 'er voor in ftaan , dat de plaats tusfchen de twee Konftapeh volmaakt niet gevaarlijk is, en dat eene tusfchenruimte van twee of drie mijlen breed, tusfchen dezelven en het vaste land, overal veilig is. Dienvolgende kan men geen gevaar loopen, nog behoeft zelfs de minfte reden voor ongerustheid te hebben, fchoon 'er, in den laatften oorlog, een Konings fchip (*) op de groote Konflapel vergaan is. Het is genoeg, dat het een rots is, om gemakkelijk te begrijpen, dat men 'er fchipbreuk lijden kan, indien men 'er zig moedwillens op werpt. Het is gebruikelijk, wanneer men tusfchen de twee Konftapeh doorvaart, zeer digt bij de groote te blijven, en de nieuwsgierigheid moet altijd'aanzetten, om die plaats bij voorrang te verkiezen. Men heeft aldaar een gezicht, het welk eenig in zijn zoort is, en waar van niets in ftaat is een juist denk» beeld te geven. Deeze groote rots dient tot eene verblijfplaats aan eene, waarlijk ongelooflijke, meenigte van zee-vogelen, die meestal zeer groot zijn, als Fregat - vogels, Zee - meeuwen, Stroo - gatten, enz, Dit toeval is zelfs een bewijs ten voordeele van de groote Konflapel; want bijna al het volk wierd gered, door van boven van de boegfpriet aan land te fprisgen.  Van CAYENNE. ttff -enzi Zoo dra men zig op een derde van een mijl bevindt, onderfcheidt' men hun knarsfend gefchreeuw* en een partijtje van dezelven koomt u een bezoek geven; wanneer men digtef bij koomt, bevindt men zig als in een wolk van vogelen , die zulk een geraas maaken, dat men elkander niet hooren kan, en met dit al fehijnt de rots 'er door bedekt te blijven. Het is als eene affpraak, dat alle fchepen dezelve met een kanons-kogel begroeten , om het vermaak te hebben van de befchoutering Van derzelver tallooze bewooners; maar zij zijn 'er zoö beveiligd, dat ik niet geloove, dat zij 'er allen in wanorde door geraaken; ten minllen, men ziet een groot aantal, die een oogenblik daar na op nieüw gaan nederzitten. Dewijl deeZe rots lijnrecht nederloopt, en dat de Zee 'er bijna altijd meer of min hevig tegen aan flaat, is het vrij zeldzaam aldaar gemakkelijk te kunnen aanlanden; dit is mij bij twee gelegenheden gebeurd (*), met eene tusfchenpoozing van drie jaaren, en telkens hebben wij eene verfchrikkelijke flachting gemaakt, en in die kleine Volkplanting eene groote verwoe-. fting aangerecht* Alle de oppervlakten van de groote Konflapel zijn vol (*) Het fchip lag, op den affiand van een kabeltouw, op die hoogte ten anker. Men moest niet digter bij ankeren, of men liep gevaar, om, bij het onder zeil gaan, 'er tegen aan te flooten. K 9  TAF "E R E E L vol fcheuren, afwaar men deeze onderfcheidene vogelen met de hand vangt, en waarin zig verfcheiden dcrzelven uit domheid begeven, wanneer wij naast hen Haan. Wanneer men op den top gekomen is, vindt men een groot plat dak (*), het welk 'er als mede bezaaid is; men ziet niet dan koppen rondom zig; de meeften zijn in hunne nesten, en laaten zig door fchoppen en ftokilagen dood f!aan , zonder dat zij pogen te vluchten, terwijl de anderen weg vliegen „ en de lucht rondom uw hoofd verdonkeren, als of zij u wilden verflinden. Indien de een of andere ellendeling aldaar alleen gelaaten wierd, is het waarfchijnlijk, dat hij wel dra het flachtoffer zoude zijn van het groot aantal, en van de moederlijke teederheid van zoo veele zoorten van vogelen, die vervaarlijke bekken hebben. Wij vulden onze boot half vol met vogelen en eijeren, waar van zommige, zeer goed om te ecten, zoo groot tils hoender-eijeren waren ; en dewijl de matroozen in dit zoort van duiven-vlucht gewoonlijk geene ledige aanfchouwers zijn, belaadden zij 'er zig zoo mede, dat zij genoodzaakt waren bij eiken tred op den zeer (teilen weg, die naar den oever der zee leidt, 'er van te ftrooijen (f). Wij vongen aldaar ook (*) 'Er groeit natuurlijk op dit platte dak veel porfelijn. Cf) 'Er zijn zomtijds inwooners van Aprouago, die zig uit vermaak, met eenige Negers, ten tijde dat de Pa-  van CAYENNE. 149 ook eene ongemeen groote hagedis, van vier voeten lang; deeze kunnen geen gelukkiger verblijfplaats erlangen, dewijl vogel - eijeren haar geliefdfte voedzel zijn. Van de groote Konflapel, ontdekt men in de verte de Eilandjes van Remire, ten getale van zes , waar van vijf bijna aan elkander vast zijn, en den naam dragen van den Vader, de Moeder, de twee. Dochters cn de Ziekachtige. Men moet ze allen buiten om vaaren, op eenen afftand, gerekend naar de diepte van 't water en de aanwijzing van het peillood, hetwelk, op dezelfde afgelegenheid van de kust, bijna eene gelijke diepte aanwijst. Alle deeze Eilanden zijn met hout bewasfen èn onbewoond, uitgenomen het Eilandje, de Moeder genaamd , alwaar men, zoo als wij reeds gezien hebben, de ongclukkigen, die door het roodvonk aan■■ getast werden, verbannen heeft. Wanneer men op de hoogte is van den kleinen Archipel van Remire, zet men zijn cours naar het zes- Patrijzen haare eijeren leggen, naar de groote Konflapel begeven, en aldaar alle de eijeren, welken zij ontmoeten, aan Hukken breeken, om zeker te zijn omtrent de verschheid van die geenen, welken zij aldaar vervolgens vinden zullen. Na verloop van drie dagen komen zij wederom, en vullen 'er gemakkelijk eene vrij groote praauvv mede. K3  150 TAFEREEL zesde Eilandje, het welk men drie mijlen verder be* merkt, en den verloren Zoon noemt, uit hoofde dat het van de anderen afgefcheiden is , en op zig zelf ftaat. Het ligt ten noorden en zuiden aan den mond der Rivier van Cayenne. Zoo dra men het Fort befpeurt, het welk aan den ingang ftaat, en de uiterfte punt van den rechter oever ten zuid-zuid-wes* ten uitmaakt, moet men een kanon-fchoot doen, en tot de komst van een loots blijven ten anker liggen (*). Het zoude nutteloos zijn de verfchillende manieren op te geven, waar van men zig bedient, om in het Kanaal der Rivier van Cayenne cours te neemen, naardien men, om de duidelijkfte onderrichtingen van dien aart te begrijpen, eene volmaakte kennisfe zoude moeten hebben van de plaatfelijke ligging', het geen ik niet veronderftellen kan. Dit is voor 't overige de zaak van den loots, die met de ebbe vertrekt, om zig aan boord te begeven van alle de fchepen , die op ftroom ten anker liggen, en dezeK ven eenige uuren daar na met den vloed doet binnen loopen, mits derzelver diepte met het water-getij overéénftemt. Om in de Rivier te kunnen komen, moet men een breede plaat van zacht flijk overvaaren, waar op bij een laage zee niet meer dan vier of vijf voeten water blijft, en dewijl dit ten naaften bij (*) De waare anker-grond .is hij de twee mijlen, van het land af.  van CAYENNE. 151 bij de hoogte is, tot welke de zee bij kleine vloeden klimt, zoo volgt daar uit, dat geene andere fchepen, dan die negen of tien voeten diep gaan, ten allen tijde kunnen binnen loopen. De andere zijn genoodzaakt op de kust ten anker te blijven liggen (*\ naar maate dat zij diep gaan; en zoo dra die diepte meer dan veertien of vijftien voeten is, moeten zij 'er zig in 't geheel niet aan waagen. Uitgenomen de rots, rAimable genaamd, die zeer digt bij het Fort, en bij eene laage zee bijna waterpas, ligt, loopt men, bij het inkomen van de Rivier, geen ander gevaar, dan om op het drooge. te geraaken; maar van wegen de hoedanigheid van den grond, is dit onheil zelf niet zeer te vreezen; men koomt 'er, in zoodanig geval, met een klein verlies van tijd af, en men wagt gerustelijk af, dat de eerstvolgende vloed het fchip weder vlot maakt. Dus gebeurt het ook nu en dan, dat de lootfen zelve van het land twee of drie getijen hefteden, om een fchip in of uit te brengen, het welk dan, zoo als natuurlijk is, tusfchen beiden op het droo- (*) Deeze anker-grond heeft niets gevaarlijks, mnar de zee ftaat 'er zomtijds uittermaaten hol; ik heb daarom hier boven aan de fchepen , die merkelijk diep gaan, en bij kleine vloeden aan de kust landen, den raad gegeven heb, om eenige dagen in de Baai van Oyapack door te brengen, Zii zijn altijd zeker, om van daar op éénen dag te Cayenne te komen. K 4  i5* TAFEREEL drooge blijft zitten; maar men moet niet nalaaten, tot ontvouwing van zulk eene vreemde.manier van vaaren, te zeggen, dat het flijk zoo zacht is, dat men zelfs het roer draait, en het fchip wendt, fchoon meer dan ter diepte van een half voet over den grond fleepende, Zoo dra men de plaat van zacht flijk , die bij het inkomen der Rivier van Cayenne gevonden wordt, over is, ontmoet men dadelijk veel meer water, en op de plaats, waar de fchepen ankeren , onder het bereik van het Fort, zijn overal zeventjen qf agttien voeten Water bij laage zee. Bij het aankomen , laat men een groot anker vallen voor het opgaande getij, men werpt omtrent een kabel uit, en laat een tweede anker vallen; zoq dra de ebbe voorbij is, geeft men aan de kabel van het Iaatstgemelde anker een weinig fchoot, en wendt zig naar het andere op die maate, dat het fchip zig tusfchen zijne bei? de ankers op een gelijken afftand bevindt. Dewijl de warmte van het water, en vooral het flijk, waar mede de kabeltouwen fpoedig overdekt zijn, dezelven zeer fchielijk doet rotten, moet men zorge dragen, om dezelven dikwils fchoon te maaken. Mitsdien zal men, bij wasfend water, het anker van de ebbe door een floep doen ligten, deszelfs ankertouw met bezems en borftels fchoon maaken, het zelve vervolgens op de eigen plaats weder laaten vallen, en bij een volgend getij zal men omtrent het andere anker het zelfde verrichten. De waare anker-grond is, omtrent een kabeltouw van  van CAYENNE. Ï5S van het land af, of liever van het uiteinde van een .groote houte brug, die een eind weegs in de Rivier .uitfteekt, op dat de fchepen bij laage zee aldaar kunnen aankomen. Ik heb die brug merkelijk zien verlengen, vermits.het bevorens, verfcheiden uuren lang, onmogelijk was, dezelve bij alle getijen te bereiken. Wanneer men geen tijd hadom.tewagten, was 'er niets anders op, dan in een ligte praauw over te gaan, en de matroozen of Negers wierpen zig in het flijk, om de praauw, tot aan den trap van de brug, voort te trekken. Op twaalf mijlen, onder den wind van Cayenne, en vier of vijf mijlen noord en zuid-waarts'van den. mond der Rivier Kourou, zijn drie kleine Eilanden (*), die midden tusfchen dezelven een uitmuntenden anker-grond opleveren, alwaar het anker volmaakt houdt, en 'er voor allerlei zoort van fchepen water genoeg is, want anders ftaat 'er de zee nu en dan een weinig hol. Uit eene vreemdigheid, waar van men de oorzaak niet weet, geeft men 'er, zonder onderfcheid, den naam aan van lies du Salut of Duivels-Eilanden. Ik raadde aan een fchip, het welk van de zee voor Cayenne te. veel te lijden had, aldaar eene fchuilplaats te komen zoeken , behoudelijk dat het op nieuw de aangewezene plaat- (*) Deeze Eilanden waren overladen met ongelukkige Europeanen, die, qp den tocht van Kourou, aldaar van ellende omkwamen.  154 TAFEREEL plaatfing berneemen konde, zoo dra het weder het zoude toelaaten; die gevallen zijn anderzints ongemeen zeldzaam. Twee van deeze Eilanden zijn geheel en al onbewoond, en op het derde is flechts één huishouden en eenige Negers. Men vindt aldaar eene kleine zand-kreek , alwaar de groote fchildpadden , wanneer het daar toe het jaargetijde is, hunne eijeren leggen, even als op de kust van Sinamari; men fchiet aldaar overvliegende vreemde vogelen en eenige ringel-duiven. Indien een fchip, te Cayenne liggende, verre heen langs de kust wilde opzeilen, om zig, bij voorbeeld, naar den omtrek van de Noord-kaap te begeven, meen ik, dat de eenige verftandige en gepaste manier zijn zoude de cours diep zeewaarts te neemen, op tagtig of honderd mijlen ten minften, overéénkomftig het jaargetijde, en den kant, van waar de wind waait, zoo dat men met het fchip te wenden zijn oogmerk bereikte. Met des te meerder reden moest «wil iilv.iui.ii , vjlll ILlCCJv ÜUg VCC1 VVCi- der uit te breiden, indien men van oogmerkwas, om naar de kust van BraftUën te vertrekken; en men zal zien, hoe duur het ons is komen te ftaan, dat Wij het niet gedaan hadden. Hèt fchip, waar op ik mij bij mijne eerfte reize mar Cayenne bevond, last gekregen hebbende, om zig te begeven naar de Portageefche Volkplanting Para, gelegen aan de kust van Brafilïèn, aan den rechter oever van de Rivier der Amazoonen, hoopten wij dezelve te zullen kunnen bereiken, door langs.  van CAYENNE. *5S iangs de kust op te lavéren. Zoo dra de wind ons een weinig fcheen te begunfiigen, het zij des nachts of bij dag, gingen wij onder zeil; zoo dra de wind, viel, of een weinig in ons nadeel veranderde, lieten wij een anker vallen, en het gebeurde zomtijds , dat wij', na verfcheiden uuren gevaaren, en alle zeilen bijgezet te hebben, bevonden dén of twee mijlen achter uit te zijn geraakt. Eindelijk, het flot van deeze reize was, dat wij na meer dan twee maanden zoodanig geworfteld, en ten minden twee maaien daags, geduurende al dien tijd, de zeilen los gemaakt te hebben, ons voor de Rivier van de Noord-kaap bevonden, ten hoogften zeventig mijlen van de plaats, van waar wij vertrokken waren, genoodzaakt zijnde onze onderneeming te ftaaken, en bij gebrek van levensmiddelen te Cayenne te rug te komen. Een klein oorlogfchip, le Ma* lin genaamd, ging eenige maanden laater met het Zelfde oogmerk; het maakte gebruik van onze ondervinding, koos de ruime zee, landde op de kust van Brafili'èn, en kwam, na eene vrij korte reize, in deeze Volkplanting aan, zonder eenige hinderpaalen, noch gevaaren te ontmoeten, hetgeen men ,zig niet beloven kan, wanneer men aan den mond van de Rivier der Amazoonen zeilt, uit hoofde van de meenigte der Eilanden, en het geweld van den ftroom. Al had het hoofd-oogmerk van onze reize geheel en al gemist, zij had ons ten minften het voordeel aangebragt, om ons de kust, de aldaarheerfchende winden, de fnelheid der flxoomen, de peilingen,  VS6 TAFEREEL gen, en liet eigenaartig zoort van vaarwater, vol-, maakt te doen kennen. Zie hier eene naauwkeurige fchets van het geen ik zelf ten dien opzigte heb opgemerkt, of van den loots aan de kust der Volkplanting, die met ons aan boord was, vernomen heb. i". Wanneer men'voorbij de kust zeilt, vindt men aan wederzijden banken van zacht en hard flijk, en men bemerkt ze gemakkelijk, zonder behulp van het peillood , op het gezicht alleen van het zee-water. Het zelve is fchoon en helder op de eerfte, en zomtijds zeer drabbig op de tweede. Dienvolgende, wanneer men het oogmerk heeft om te ankeren, moet men het oogenblikkelijk doen, zoo dra men een plaats vindt, alwaar de zee helder is, en anderzints nog een wijl voort te zeilen; eenige minuuten zijn dikwils genoegzaam om eene geheele verandering te weeg te brengen, en men kan zulks nu en dan vrij verre met het enkele oog voor uit zien, . z°. Dewijl de ftroomen altijd meer of min ftérk zijn, en dikwils in dezelfde richting als de wind, moet men beftendig de diepte van het water peilen, wanneer men op anker-grond is, om te kunnen weeten, of men vlot raakt, en in dat geval het ankertouw bot geven. Men heeft fchepen gehad, voor Cayenne ankerende, die des nachts verfcheiden mijlen zijn voortgedreven, en het eerst dés morgens begonnen te bemerken. 3°. Men  van CAYENNE. 157 3 '. Men moet een beftendig gebruik van het peillood maaken, en niet vreezen, om onbefchroomd het land tc naderen, naar maate het water diep is; want de dichtst mogelijke nabijheid is gewoonlijk ten minften van ééii mijl» De grond is zoo elfen en zoo gelijk, dat wij met één twee of drie voeten water onder de kiel zeilden. Deeze onbefchroomdhcid moet merkelijk aanwasfen, wanneer men zig op gronden Van zacht flijk bevindt; en deeze zijn ongelijk veel gemecner. Het is ons eenmaal gebeurd, dat wij met een vrij koelen wind op het drooge geraakten, en in het flijk zoodanig inzakten , dat zulks aan. de kanten van het fchip in het water zichtbaar was, en echter gevoelden wij geen ■ den minften fchok. Wij lieten op eenen vrij me lekdijken afftand in de ruime zee een klein anker vallen ; wij maakten bij het aannaderen der hooge zee de greling zeer ftijf aan de fpil vast, en wij draalden niet, om zoo dra* mogelijk uit dien hoek te ko- , men. 4n. De winden veranderen niet meer dan vijf of zes ftreeken rechts of links ten oosten, zoo als dit beftendig in den geheelen omtrek der gezengde luchtftreek plaats heeft. In den zomer waaijen zij doorgaans uit het oost-zuid-oosten noord-oostwaarts; maar in den winter, of het regen - faifoen , draaijen zij meer noordwaarts, en zelfs nu en dan een weinig ten westen. Het opvaaren van de kust is dan even zoo gemakkelijk, als die onderneeming in den zomer langwijlig en moeielijk is. S3- Dfl  1T58 T 'A F E R E Ë t ■ 5"* De ftroomen fpelen bij aanhoudenheid eene groote rol op de kust van Guiana, en, ten dietl opzigte , verdeelt Kaap Casfipour dezelve in twee deelen, die van elkander zeer onderfcheidën zijn. Van Kaap Casfipour naar de Rivier Maroni, aan het west-einde der Volkplanting, volgen de ftroo* mefi ten naaften bij de richting van de kust, en hunne (helheid, met het loch afgemeeten, is vart twee tot drie en een halve knoop. Bij den mond der groote Rivieren loopen zij eeuigen tijd noordwaarts bij vallend waterj en langs de kust, op eenen zekeren afftand, volgen zij hunnen gewoonen loop* 6°. Wanneer men öp de kust Van Guiana ankert, moet men zorge dragen, om floppers of (frikken, die los fpringen, aan het kabeltouw të (laan. Deeze voorzorge, die overal nuttig is, op dat het fchip, door den ftroom mede gefleept, niet met te Veel geweld worde te rug getrokken, is Van eene onvermijdelijke noodzaak, wanneer men de Noordkaap nadert. Men zou zig anderzints bloot (lellen, om zijn ankertouw te breken , een gevaarlijken •fchok voor het fchip te ondervinden, en zijne mast te verliezen. 7". Van Kaap Casfipour tot aan hef andere einde der Volkplanting zijn de ftroomen ongelijk geweldiger, en derzelver fnelheid vermeerdert (leeds, hoe meer men aan de Noord-kaap nadert. Zulks gaat zoo verre, dat daar door altijd een zeer groote hinderpaal aan de zeevaart wordt te weeg ge- bragt s  van C A Y E N N Ei t$? fcragt, en gevolgelijk ook aan den welvaart van dit gedeelte van Fransch Guiana ( * ), het welk bijzonderlijk gefchuwd wordt, en uittermaten weinig bekendis, zelfs bij de zeelieden van dit Land. Op eenen grooten afftand van het land geankerd liggende , verfcheiden dagen Voor de hooge vloeden, hebben wij het loch uitgeworpen, en bevonden, dat de ftroomen meer dan zes knoopen fchot gaven. Maar het volgende voorval, het welk in de Volkplanting bij ieder een bekend is , zal 'er een juifter denkbeeld van geven. In 't jaar 1780 of 1781 kwam Kapitein monache, geduurende de hooge vloeden, en op het einde van het wasfend water, in de Rivier van de Noord-kaap ten anker liggen. De" zee bleef flechts een oogenblik op haare hoogte, en de ebbe begon met eene fteeds toeneemende fnelheid, zoodanig dat het loch, na eene gezwindheid van meer dan twaalf knoopen te hebben aangewezen, bij eene nieuwe proeiheeming, in welke zulks nog merkelijk vermeerderd was, aan (lukken brak. De galjoot eindelijk , reeds van vooren in het water gedoken door de verbaazende kracht, waar mede zij op haar anker werkte, zonk eensklaps bijna geheel en al, en zoude voor de vastheid van het kabeltouw hebben moe- (*) Aan dit gedeelte van de kust waren, voor de omwenteling, alleenlijk eenige kleine wacht-posten en Franfche zendelingen.  iéa TAFEREEL moeten zwichten, indien in en het zelve niet {poe* ] dig met een bijl gekapt had. Ik ben de bijzondere omftandighedeö deezer ongelooflijke gebeurtenis, welker echtheid nogthansniet in twijffel kan getrokken worden, van de mee? ffe lieden , die op dit fchip waren, te weten gekomen. Men heeft opgemerkt, dat de zee aan dit gedeelte van de kust, bij höoge vloeden, en wanneer de vloed niet meer dan drie of vier uuren duurt, zig tot agt en veertig voeten verheft. Het is een verfchijnzel, het welk men fteeds te vergeefsch getracht heeft te ontvouwen of te bevatten, en zomtijds in eenige minuuten öntftaat, door dien drie of vier golven, met een geweld, waartegen niets wederftaat, voortgeftooten, eensklaps het Water tot de verëischte hoogte brengt. Dit verfchijnzel is in Guiana, onder den naam van Barre, bekend, en in de Rivier van Bordeaux geeft men 'er den naam van Mascaret aan. Aan dit gedeelte van de kust bleef dé la co n da mine, toen hij zig naar Cayenne begaf 4 na de Rivier der Amazoonen genoegzaam in derzelver geheele lengte te zijn afgezakt, zeven dagen lang met zijn fcheepjen aan den grond zitten, en geraakte 'er niet af, dan door een zoort van hooge vloed, {Mascaret, ) die hem bijna verzwolg, zoo als men in zijne Reisbefchrijving zien kan. De naam van de Bank van zeven dagen, dien hij aaii deeze ondiepte gaf, tot gedachtenis van het verblijf van zeven dagen, door hem aldaar gehou* den, is naderhand op de kaarten gebleven. 'Er  van CAYENNE. 161 'Er fchict nu nog in de laatfte plaats overig eene onderrichting te geven, die onder deeze zeemanswaarneemingen niet kwalijk geplaatst kan voorkomen , vermits zij tot wezentlijk nut der zeevaarenden ftrekken kan. Ik bedoel de manier, op welke men zig aan de kust van Guiana aanhoudend visch bezorgen kan. Men heeft niets meer noodig dan den een of anderen visch zonder fchubben te vangen, het geen zeer gemakkelijk is, wanneer men een weinig vleesch , of iets dergelijks, aan het einde van een grond-lijn vast maakt. Men ontneemt aan deezen visch zijne fteekels, men fnijdt hem den kop af, men maakt hem met een groote vischhaak (*) aan een loch-lijn vast, en werpt dezelve met een zeer klein lood op vijftien of twintig vademen van het fchip af. Zeer fchielijk is een haai, die deezen visch inflokt, het llagtoft'er zijner gulzigheid, en men bedient zig van zijne lever, om andere visfchen van het beste zoort te vangen. Op die wijze hebben wij met het vleesch van den dén, en de lever van den ander, bij aanhoudenheid eene zeer overvloedige vischvangst gehad, die aan ons fcheepsvolk verfchen voorraad verfchafte. De omtrek van de groote Konflapel is vooral uittermaten vischrijk. (*) Wij bedienden ons gewoonliik van visch-haaken, waar mede men in Terra - Nsva de Abberdaan vangt. EINDE. L