313 F 10   BEDENKINGEN over de STERFLYKHEID en het GETAL des VOLKS, t e AMSTERDAM, In vergelyking met andere Plaatfen: door M. HOUTTUTN, Med. Doiïor, Lid van de Hollandfche en Zeeuwfche Maatfchappy'ën der Weetenfchappen, enz. Te AMSTERDAM, By de Erven van F. HQUTTUYN. * 7 3   VOORBERIG T. f\nder het kezen van verfcheide fraaV ■ uitgewerkte Vertoogen , welke door* gaans hunne Op ftelleren, Mannen vanke* kende Geleerdheid, Eer aandoen, m de Alp-emeene Vaderlandfche Letter - OerTcningen van het voorgaande en van dit kapende Jaar, zyn my eenige Zaaken voortgekomen , die wel nader onderzoek vereifchten. Inzonderheid werd ik getroffen , door het nadeelig denkbeeld, dat aangaande onze Stadwerdt ingeboezemd,  iv V O O R B E H I GT, dtótf/w «K

AA$onder my de beflisfing te willen < > aanmaatigen» of de Herfstziek* Sw^Kh ten' in '£ aISemeen> öü qpvv^p Dampen , dan uit andere Oirzaaken. geboren worden ; terwyl ik Vastelyk geloove, dat eene uitdrooging der Lig* naams-Vogten en helling van dezelven tofi Verrotting, eene voornaame aanleiding, o£ wel eene voorbereidende Oirzaak daar toe zyt immers de geweldige verzwakking % fomtyds doodelyk , welke men door groo* te Hitte gewaar wordt, toont de Gevolgen van een lang aanhoudende Hitte Zonneklaar: zo dat ik dezelven veeleer aan Toevallige Oirzaaken toe zou fchryven * A daft  a De Sterflvkheib en 't getas; dan aan de legging en gefteldheid van een Land of Stad; 't welk eenigermaate daar door bevestigd wordt, dat men de gevaarlyke Rotkoortfen, na eenen heecen droogen Zomer , zelfs op hooge drooge plaatfen aantreft: wil ik nogthans niet ontkennen. 1. Dat de Uitwaafemingen van ftilftaande Modderige Poelen, inzonderheid die byna uitgedroogd zyn, of daar de Modder begint bloot te leggen, zeer fchadelyk en Oirzaaken van veele Ziekten zyn. 2. Dat oox eene te overtollige Vogtigkeii van den Grond of van het Weder, benevens de Woonplaats in een Waterige Landsdouw , aanleiding tot Ziekten geeven kan en dik wils gegeven heeft, is te minder onbetwistelyk, alzo de Hinkende Mist en Nevel, die veel op zulke plaatfen heerfcht, een blykbaar nadeel toebrengt aan de Gezondheid. Maar ik oordeel, dat men een groot verfchil moet maaken, tusfchen de Uitwaafemingen van zoete en brakke , van Itilftaande Wateren en die eenen Uitloop of ten minfte, eenige fchuuring hebben. De  l tres Volks, te, Amsterdam* 3 De Modderige Grond der Zoete Wateren heeft niets dat de Verrotting wederltaat. Doorgaans zynze gevuld met Mosfen en andere Waterplanten , die verrottende fchroomelyk ftinken en de Lugt met eeri Zeer fyn Gift vervullen: even als men zulks aan het buiten 't Water broeijende en rot* tende Wier en Zee-Ruy ook waarneemt. • Het Zeewater, op zig zelve, levert door Uitdamping wel geen Zout, maar een bitteren Bitumineuzen Waafem, welke, doop die zelfde hoedanigheid des Gronds aange* zet, de Lugt meer of min bezwangert,me£ Zwavelige Dampen, of'roet phlogijion, zo men wil, De Waafem, nu, van niet aangeftoken Zwavel, is zeer frifch, gezond en heilzaam. Zelfs is het bekend, dat he£ Water onzer Putten , zo blykbaar dergeJyken Dampuitgeevende, eene Lugt, met rottende deelen en Stank vervuld, zuivert en verbetert, Even 't zelfde toont de On? dervinding, aangaande den Waafem van Plantgewasfen, die frifch gefneeden zyn .5 des men hier ook by kan voegen het keven* de Geboomte, dat eenen min of meer Zuur» of Salpeterachtigen verkoelenden Damp uitgeeft ■, en welks Schaduw derhalve zo Verkwikkelyk is. Kunnen niet deeze bei? A 2 4en^  5f De Sterflvkheid en 't getal den, vermengd , de Lugt zodanig btilfeihen, dar. die minder nadeeiig voor de Gezondheid worde , zelfs dan eene al ce zuivere frisfche Lugt? Past men, nu, zulks op deeze Stad toe, dan is het, (ondanks den Stank der Graf ten op'fommige tyden in de Zomer, welke Buitenlieden dezelve zo doet verguizen, dat onpartydige óns Amsterdam bykans onbewoonbaar achten zouden;) dan is het, zeg ik, nictongerymd, dat dezelve,, gelyk de Wel Ed. zeer geleerde Heer J. P. Michell, kundig Praktizyn alhier, aanmerkt, onder de gezondfle Steden onzes Lands te tellen zy (». Immers, geduurende.den tyd van meer dan dertig Jaaren, dien ik, toen van buiten en wel uit Rhynland komende, in deeze Stad Burger geweest ben en de Geneeskunde geoefend heb, is my geenblyk dier groöte Ongezondheid voorgekomen, welke fommigen daaraan toefchryven, en dit zelfs, zodanigen, die nimmer onze Stad, inhaa- , ijP -*>»"-. '• • . io 11*::. i . y. ;jfj c .v?,- '.*•''£) *,k . (a) In zyn Wel Ed. Rrief aan den Wel Ed. Heer A. Ypcy, A. L. M, PhiL B Met DoBor , Leflor 'in de Ontleedkunde te Franekeiv Alg. pad. Letter" 'X)ef. IV. Deel', Mengelw. bladz. 524. 1 r?*o " * A  dbs Volks, te Amsterdam- g re Schuilhoeken bezogt hebben, waar toe de Praktyk gelegenheid geeft. Onbegrypelyk bynais het, als men met zyn Gogen befchouwt, hoe veel Menfchen onderaards woonen, in diepe Kelders en naauwe'Gangen, ja zelfs in Onderhuizen, daar men op het midden van den Dag Licht moet branden, om te kunnen zien; daar de morfigheid onder en boven en aan de Wanden ,; zo wel als in de Geuten en Gangen, waar men de Modder naauwlyks over kan Happen, altoos regeert. „(Men behoeft flegts de plaatfen, daar het geringde Volk der Jooden huisvest; het Franfe Pad en ander Agterftraaten, in een nat Saizoen door te gaan, om hier van overtuigd te worden.) Onbegrypelyk byna, zeg ik, is het, dat aldaar niet dagelyks aanfleekende Rottige Ziekten geboren worden; waar toe gebrek aan bekwaam Voedzel en Dekzei nog meer aanleiding geeven moest. Dit gebeurt nogthans zeer zeldzaam, en in meer dan vyftig Jaaren is daar uit geen algemeene Volkziekte hier ter Stede ontftaan. Ik wil, in dat opzigt, deêze Stad niet pryzen. Wenfchelyk ware het, dat in de agterhoeken meer Zindelykheid konde onderhouden, en de afgryzelyke Morfigheid A 3 op  6 DÉ StÈRFLYKHEÏD EN 't GETAL op fommige plaatfen in de Straaten, wel* ke tot die der Huizen gelegenheid verfchaft, konde verbeterd worden. Wenichelyk ware het, dat de Wooningen egaaler Verdeeld waren: terwyl men in het eene gedeelte der Stad ruim en lugtig * in het andere zö bekrompen leeft, dat 'er naauwïyks plaats is Om zig te reinigen: maar. de Gefleldheid, de Kostwinning en Gewoonte, maaken hier van een nooddwang, en, ftiettegenftaaude de groote zorge der Hoogloffelyke Regeering, en de zwaare Kosten tot de opruiming der Vuiligheid dagelyks aangewend wordende, maakt de menigvuldigheid des Volks dit ondoenlyk: terwyl niettemin ver het grootfte gedeelte der Stad, in ruimte, lugtigheiden zindelykheid, een verblyf uitlevert, in den Zomer de vermaakèlykfte Steden en Buitenplaatfen tartende. De Wandelingen, inderdaad, langs de Graften, en zo aan den Amfrel als aan den Zeekant , door de verfrisfching van het Water en de Schaduw van 't Geboomte, zyn'er doorgaans zo vérmaakelyk als elders. Niettegeriftaande het voorgemelde (waar nóg bykomt de Stank van zo veel duizend Lykên, als hier Jaarlyks begraven worden, Öië min of meer 5 zo in de Huizen, als in Ker-  dbs Volks, te Amsterdam. 7 Kerken en op Kerkhoven, zig openbaart;) heeft men te Amfterdam , naar evenredigheid, niet meer Befmettende Ziekten dan in kleinere Steden: zelfs heb ik dikwiis opgemerkt , dat die meer door Kinderpokjes , Mazelen en dergelyken geteifterd werden s dan deeze ; ja dat zy 'er zelfs gevaarlyker waren. Jn de geweldige Sterfte van den Herfft des Jaars 1779, op zo veele plaatfen in ons Vaderland, was hier het getal der Overleedenen, naar evenredigheid, minder dan elders ; minder dan zelfs in Steden , die wegens de Situatie anders voor gezonder gehouden worden. Ook hebben de Rkeumatieke Kwaaien, van den voorleeden Zomer , ons minder dan andere getroffen o> Sommigen willen, niettemin, uit de Evenredigheid van het getal der Geftorvenen, tot dat van 't geheele Volk, geduurende een reeks van Jaaren, befluiten, dat hier: meer Menfchen flerven > dan te Haarlem, by voorbeeld; waar men de Evenredig- (i) Zie de Fraaije Aanmerkingen van gedaoten Heer Doftor J. P. Michell, over de Zinking-Koorts .welke in Juny des Jaars 17^2 te Amfterdam geregeerd .aeeft. Alg. Vad. Letter-Oef IV. Deel, bl. 389* A 4  H De Sterplykheid en 't getal digheid als i tot 24 bevonden hgdt. ' De WelEd. Heer Ypey, Leétor inde Ontleedkunde te Franeker in Friesland, beiveert (c), dat dezelve te Amfierdam als i tot 19 zy: zo dat hier van de negentien Menfchen één flerven zoude in een Jaar, Zyn Ed. maakt zulks op uit het getal der Huisgezinnen, 't welk in den Jaare 1747 opgenomen was', 41.561 te zyn: dit Ge. tal vermenigvuldigt hy met 3$, als het Ge'tai der Menfchen in een Huisgezin uitdrukkende , en verkrygt dus een Getal van *55- 853 voor de Inwooners deezer Stad Qd). Zyn Ed. verwerpt het 4J van den Paftoor SusMiLCH(¥),waar door hy reeds 180,000 en daar boven zou bekomen en fchynt niet bedagt te hebben, dat hier meer Menfchen in een Huisgezin zyn dan in kleine Steden of-ten platten Lande : 1. Dewyl men meer Dienftboden houdt: 2. Alzo • -zeer ® « • • - 'on tP3tpm r/fcv ^issï «-:•->••:• .r!fiOT - (c) In zyn Antwoorden den Wel Ed, Heer T P Michell. V. Deel. Mengelw, bJadz. 53. ' (d) Vertoog van den Heer A. Ypey, A. L. M, fhil. & Med. Doel. Leclor Anatomi® te' Franeker over den aart der üitwaasfemingen van bedorvea Water, Algem. Vad. Letter- - Oef. IV, D. Mengelw. b\. 438, enz. (?) Zie dien aangaande zyn Wel Ed. Antwoprd, als Qovep,bladz. <52a  des Volks, te Amsterdam. £ 7). Alkmaar, nu, is eene Stad, die in Legging en Levensmanier veel overeenkomst heeft met de voornaamften der Noordhollandfe Dorpen (q). Maar gedagte Aantekening is, voor % overige, niet vry van verwarring en ongeloofbaar in fommige opzigten; gelyk byy zonderlyk dit ingevoegde. ,, 't Getal „ der Dooden te Haarlem Jaarlyks ge„ middeld 800 zynde, en dit gemültipli- 5> c&exd (0) Aldaar, bladz. 591. (p) Aldaar, bladz. 587, enz, (£> 't Gene in 't gezegde Antwoord, bladz.416, gemeld wordt j hoe men voor 't meerder gedeelte m Noordholland gebrek heeft aan Ooft; ais ook, dat aan da Steden en Dorpen aldaar te veel Moestuinen onthreeken, is ook voor iemand die weet, hoe veel Fruit dat 'er op de Markten komt en uitgevoerd wordt, ja in fommige Jaaren maar al te rvkelyk is te bekomen; zo dat het dikwils al te veel en tot bederf van zwakke Maagen gegeten worde; niet zeer aanneeme-  *4 De Sterflykheïd en *t getal „ ceerdmet33, maakf 25.400, 't getal der „ inwoonderen uit." Hier van wil de Heer Ypey zig Meefterlyk bedienen, om aan te toonen,dat Haarlem gezonder dan Amfterdam zy. Evenwel fchynt zyn Ed. het niet voor volkomen zeker te houden; gelyk het ook flegts eene Speculatie moet zyn of eene bedenklyke Stelling; want geen van die drie Getallen komt de Waarfchvnlykheid naby. De Heer Struyck bevondt, uit het Getal der Dooden [van eenige Jaaren voor 1750, het Jaarlykfe Getal 1116 en dus de Proportie als 1 tot 24, de Inwooners op .26.800 rekenende (r). Het Getal der GeHorvenen in zeven Jaaren, van 1758 tot 1764, uit de Jaarboeken neemende, .vind ik te zyn 7304, dat is ruim 1043 in 't Jaar5 en dit met 24, volgens den Regel van. Str.uvck , vermenigvuldigende, kryg ik 25.032 voor het geheele Getal der Menfchen. Dit zou wel niet veel van het voorgemelde 25.400 verfchillen; maar het is ontwyfelbaar, dat het Volk van Jaar tot Jaar in Haarlem vermindere , 't geen ook de Lyften der Geboorenen aanwyzen, wier Getal voor dertig Jaaren eens zo groot was als (V) Nader Ontdekkingen, Amft. 1753. bladz, 113,  des Volks, te Amsterdam. xy als tegenwoordig. Zo ik daar uit, met een ongenoemden Schryver (s) , wilde opmaaken, dat het Getal des Volks aldaar tot de helft verminderd ware; zo zou het thans geen 14.000 moeten zyn. Welk eene Proportie zou daar uit voortvloeijen ? Ondertusfchen wil ik het zo laag niet ftellen. en rekenen flegts de helft der Inwooneren, welke door eene Telling voor 160 Jaaren in die Stad gevonden werden; als wanneer het nog geen 20.000 Menfchen zou bedraagen (J~), Dus ziet men, hoe zeer omtrent den/rap der Sterflykheid in 't wilde gefchermd worde. Want offchoon het Getal der Geftorvenen ten Platten Lande, in Engeland, als 1 tot 40 ware, kon zulks nogthans met geene billykheid, of voor een algemeenen Regel, of als op ons Land toepasfelyk, opgegeven worden. Ik ben, door lang- duu« (s) Vertoog over de Volkrykheid van China.-«ra*. rad. Letter-Oef. V. Deel. bi. 19. g ' (t) De Wel Ed. Gelhenge Heer Paludanus heeft, ten opzigt van Alkmaar, aangetoond, hoe zulk een gebrek door het inkomen van Vreemden, die zig, waar flegts gelegenheid is,nederzetten,aanmerkelyk verminderd worde.  i£>; De- Sterflykheid en 't getal duurige verkeering met wylen den Heef Struyck 5 en door het zien van zyne oirfpronkclyke bewysftukken, wegens zyne zorgvuldigheid in het nafpooren van de Waarheid genoegzaam overtuigd, dat niet zo zeer zyne Gisfmgen, welke zekerlyk veel gegronder zyn dan de loutere Onder [tellingen van fommige anderen ; alswel zyne Nadere Ontdekkingen, veel zekerheids behelzen O). In zo veele met de uiterfle naauwkeurigheid voor hem getelde Dorpen, is nagenoeg de gemelde Evenredigheid tusfchen i tot 20 en 25 bepaald-, en, die allen door malkander neemende, vondt hy dezelve als 1 tot 22Ief daar omtrent. Dit achtte hy, dat men als eene algemeene middel -Evenredigheid ten Platten Lande kon aanmerken; doch volgens den Heer Marti net zou dit ; nog u (v) Wylen de Heer Struyck , in 't Jaar 1740 ageer zyn Werk over de Algemeene Geographie en .SterTekunde, zyne Gisfmgen over den Staat van het Menfchelyk Geflagt aan 'c licht gegeven hebbende , bekhreef daar na, onder den tytel van Nadere Ont' dekkingen, in 't jaar 1753 uitgekomen, het gene hem ledeit, uoor veele Ondervindingen, ten dien opzigte bekend geworden was , om tot bevestiging; of verbetering van 't voorige te flrekken.  des Volks, te Amsterdam. 17 nog grooter Sterfte zyn , dan in de allergrootite Steden (w). Ik weet wel, dat de Heer Susmilch aaiet begrypen kon , hoe Struyck zulk een grooten trap van Sterflykfaid gevonden had in de Hollandfche Dorpen; terwyl zyn Ed. in het Pruisfifche dezelve nooit zo hoog als 1 tot 30, maar doorgaans zelfs als 1 tot4o of 45 hadt waargenomen. Maar, behalve dat de Lands- en Lugtsgefteldheid hier in een aanmerkelyk verfchil kan voortbrengen^}, zo is het zeker, dat de regte opneeming van het Getal des Volks, en zelfs dat der Geftorvenen, in eene Plaats, veel moeielykheid in heeft en veel zorgvuldigheid vereifcht. Welke misflagen hier uit, zo in 't algemeen als in 't byzonder, ontilaan, en hoe gebrekkelyke Lyften of Tafels daar ui t geborenzyn,heeft onze Struyck op (w) Catechismus der Natuur, als boven. (V) Zo veei echcer niet, dat de groote Halter. reden hadt, om-wegens de Proportie van 1 tot 24 ons Nederland yaor ongezond en kortleevig uit te maakcn (Elem. Phyftolog. Corp. Hum. zie Paluoanu^ hl 589.) want by Parys en zelfs te Rome is de Proportie" maar weinig verfchülende gevonden. In heere'd'00 ge Landen zyn de Menfchen vroegst huwbaar ën ▼rugtbaar, doch tevens korst van Leev^n B  iS De Sterflykheid en 't gêtaü öp veele plaatfen in zyne Werken aangek toond. De Opneemers^ van 't Oogmerk onbewuft, gaan dikwils daar in te werk, volgens byzondere inzigten, of met agteloosheid.. Neem eens, by voorbeeld, datzy, naar 't getal des Volks gevraagd wordende, de Zuigelingen niet onder de Menfchen re* kenen, en dus alle Kinderen voorbygaan, onder de één of twee Jaaren oud, die maar onder den Arm gedragen of op eene andere manier, dan gewoonlyk, begraven worden, zodanig dat die niet op de Lyften der Aanfpreekeren, of Doodbidderen, worden opgetekend. Welkeen verfchil maakt dit? en zulks is geen Herfenfchim. Zelf heb ik* naar de Jaarlykfe Dooden van zekere Stad verneemende, ondervonden, dat men dié allen overgeflagen had. Wanneer nu zulks gefchiedt * dan heeft men ten minfte een derde minder Geliorvenen, en dit toepasfende op de Waarneemingen in het Brandenburgfe en elders ten Platten Lande, zou men, m plaats van i tot 40, de Evenredigheid, byna, als van 1 tot 27 hebben* Mooglyke Dwaalingen zyn eerder toe té itaan, dan omkeeringen van de Algemeene Orde (yy Het (j)Dat die vahKER.ssÉB00M,i £ot35,of36,geen fteek houdt3  ï>Es Volks, te Amsterdam, ig Het is een zonderlinge Waarneéming, dat in Leeuwaarden flegts van de 3 8 één, te Harlingen van de 25 Menfchen één; als ook dat in de ééne Stad van 1 2.000 flegts 313, inde andere van 8.000 Jaarlyks 322 overlyden ? In Leeuwaarden thans ten minfte zo veel Menfchen zynde, als 'er in 't Jaar 1748 waren, is het vreemd,.dat aldaar zo weinig Menfchen fterven zouden ; terwyl 'er het getal der Geflorvenen, nu omtrent dertig Jaar geleeden, bykans 600 was in't Jaar (2). De Evenredigheid was toen aldaar, zo de Heer Str uyck- bevondt, ook als 1 tot 24, en derhalve nog grooter dan thans te Harlingen, alwaar de Wel Ed. Heer P. Camper dezelve als 1 tot 25 berekend heeft. houdt, fs reeds door verfcheidene beweezen: dat die van Struyck, i tot 24, de Waarheid zeer naby komt, blykt in veele opzigten. Waar voor moet men dan die van 1 tot 30 en daar boven , gelyk van 't Eiland Madéra en Nieuw Jork opgegeven wordt, laanzien ? Wat moet men denken van die te Maas'Jluis, 1 tot 117, gelyk het in de gedagte Aantekening opgegeven wordt?doch op bladz. 195(Ho'I. Maatfch. XVIII. Deel,) blykt, dat zulks een Drukfeil zy, en dat de Jaarlykfe Sterfte 1 jo zal moeten wéezen ; tloch dan zou nog de Proportie, aldaar , nagenoeg als 1 tot 40 zyn. Hoe veel fterven 'er niet van de Sluigenaars op Zee? (z) Zie Nederl. Jaarboeken van 1747, bladz. 56. B 2 ai.  so De Stèrflykheid en 't getal heeft. Geenszins wil ik de naauwkeurigheid zynerEd. Rekeningen bétwiften, doch ik zou, volgens zyne Lyft, het gemiddeld Jaarlyks getal der Geftorvenen in die Stad niet op 322 maar op 3 00 bepaalen: het welk uitkomt, wanneer men de 50 ordinaire Jaaren neemt (*), en met die twee ongewoone Sterfjaaren,van 1728 en 1779,mede in Rekening brengt (a). Ik moet my ook verwonderen , dat die Hoog Geleerde Heer de Sterfte van 1779, te Harlingen , een fchynbaar groot getal irejtorvenen noemt ; terwyl dezelve de sewoone Sterfte anderhalfmaal overtroffen heeft; zynde aldaar toen twee en een halfmaal zo veel Menfchen als gewoonlyk, te wee- Aldaar waren geflorven in 'c Jaar 17*6 Ri543; 1748 , «8 MenfchV Slf vVnd k\?ê niet opgetekend. Z,e ook WyjsÏ NaZ 0^ f fangen, bladz. 10?, 106. *» gerekend , dat van de 22* * Jaars iïerve (*> Hier ziet men geen gaapingen van 50, 40, 30, ao, gelyk eldfrsfnfch ook met van 1 tot 40 op het Land, van 1 tot 32 m kleine Steden, van 1 tot 28 'in grooterö en van 1 tot 25 in de allergröotfte, gelyk de Onderwyzer leeraart (J). Welk eene moeite door gedagten Heer Str uyck aangewendzy, om met eenjen grond het getal des Volks in zyne Geboorte-Stad en Woonplaats te bepaalen, blvkt uit het gene daarvan, zo omftandig, door hem is te boek gefield (k% Ondertusfchen heeft zyn Ed., daar omtrent, nietsvolflretu of Stelligs durven te berde brengen, op eene •j^sïfss' ""pm *• '4*1* (g) De zelfde bladz. 160. ■Qi) Phil. TranfaSl. Vol. LIX. n. {$5 niï ef!efismus der TNatu»r, door M \ r t i n f t I Deel, bladz. 343. Londen is de grootftë en Vn'lfr A^r" f"* ?r^Uiöpa' aan volgt S^ eï dm Weenen, Lisfabon, enz! Y *U W Nader Ontdekkingen, uls boven,bladz. i^enz.  des Volks, te Amsterdam. m$ eene duidelyke manier. Eensdeels, dewyl hy iri een zeer ongunftige tyd fchreef, toen de Stad weezen tlyk in verval was ; gelyk blykt uit de 1022, in't jaar 1741, na den Verhuistyd te huur firaande Huizen, door hem geteld Q)% 't geen inde volgende Jaaren wel iets minder was , doch zekerlyk door de troebelen van 1747 en 1748 niet zal verbeterd zyn geweeft. Immers, niet lang na dien tyd , kon men de BurgerWoonhuizen voor veel minder Prys koopen en huuren, dan tegenwoordig. Doch1 federt een reeks van Jaaren is de Stad zodanig toegenomen, dat, daar het. getal der Huizen en Gebouwen, volgens 't Quor hiervan 1732, maar 26.035 was, in't Jaar 1768 door den kundigen Wagenaar- gefchreeven werdt, dat het getal der bewoon-, de Huizen toen weinig minder dan 30.000' ware (in). De Heer Ypey heeftbehalve het gene zynEd. aangaande het getal Huisgezinnen en dat der Overleedenen gemeld hadt, nergens iets- dan kutere Gisjïngenih dat fchryvens- van den- Heer S t r u y c k , ten- opzigfc van (?) De zelfde, bladz. 131. (m) Zie 't Verheugd Am/cerdatn, bhclz* yo*< B S  ?10 DB SteRFLVKHEID EN 'T GETAL van Amfterdam, kunnen -vinden; dan dar die Autheur het, op bladz. 146, waarfchynlyk ftelde, dat 'er diestyds, naameJyk in 1752, geen tweemaal honderd duizend Menfchen. zig in de Stad bevonden (n\ Zelfs gaat zyn Wel Ed. nog verder, en zegt,^ de overige Rekeningen van den Heer Struick m loutere Gisfmgen, zonder befluit, % Paan. Ik wil zyn WelEd. gaarn het pleiZier doen, van dit alleenlyk op te neemen, als ten opzigte der bepaalinge van het Getal des. Vdks gezegd zynde: dewyl het anders een groote Ongerymdheid zou behelzen. Maar zyn Wel Ed. zal ik, in dat opzigt, met den Vinger wyzen op bladz. 142, geheel omlaag, effen-.boven de Aantekening: alwaar de Heer Struyck zegt, hoe uit het voorgaande volgt, dat als V 100 Menfchen in Amfterdam fterven, daar 6 Perfoonen van de Joodfche Natie* onder zyn , en 'er by voegt; dat het getal van alle de Jooden niet veel van 12.000 zou verfchillen. Wanneer nu de Jooden,' in deeze Stad, tot alle de anderen te famen in Evenredigheid Honden als 6 tot 94 , zo blykt dat zyn Ed. weezentlyk, diestyds, het Getal der Menfchen in 00 Antwoord van den Heer A. Ypey, aaa den Beer £. $ hf 1 ca el l, als boven, bladz. 6a.  .des , Volks,, te Amsterdam a£ in Amfterdam opomtrent 200.000 gefchat hebbe. En om te toonen, dat 'er ten minfte zo veel Menfchen , oud en jong, in deeze Stad zyn. (Ik fpreek flegts in 't algemeen* zonder acht te geeven op de vermindering, welke 'er door den verderflyken Oorlog, federt twee Jaaren ons door Engeland aangedaan, zo het te hopen en te vertrouwen is ? maar voor een tyd heeft plaats gehad. Welke vermindering ook zoo groot niet is, «dat zy tot nog toe een aanmerkelyken,.af-» flag, in de Pryzen der Huizen of Huurett veroirzaakt hebbe.) Zo moet men in aanmerking neemen: t. "1 fö ' i Ij t koel hit M 1. Dat, in ,den Jaare 1622, alle de In* wooners geteld wordende, men derzelver Getal bevondt, om en byde honderdduizend Zielen (o> 't Getal der Dooden was toen Jaarlyks ruim 4.000. Indien men, der-halve, het hedendaags Getal der Geftorvenen neemt, dat ruim 8.000 is in't Jaar, zoi moet het tegenwoordige Getal der Ingezetenen niet minder dan tweemaal honderdduizend bedraagen. ?t 1 ? /. .Ps? - ■• ■ tè t|§& (0) Nader Ontdekkingen, bladz. 118»  £8 De Stèrflykheid en 9t cetal 2. 't Getal der bewoonde Huizen was, volgens Wagenaar, in 't jaar i7<58 weinil minder dan 30.000 q>> Sedert zuUen 'er Jaarlyks , naar gedagten, wel vyftig aangebouwd zyn: des dit Getal thans vry meer nioet gerekend worden. Maitland, de Snndigfie die ooit den toeftand van Londen heeft nagegaan en befchreeven, en wiens Werk tot een Spiegel ftrekt van naauwtoirigheid, rekende dat aldaar, in'tvoorfle- deezer Eeuw, nog geen honderddui*M,Ï of lïader 95,968 Huizen waren, WÉ 1 725.903 Menfchen C?> BïtöaM veel meer dan zeven in een Huis, en ik vind teen reden , om zulks , ten maften by , niet op deeze Stad toe te pasfen: dewvl ik verzekerd ben , dat 'er minder Huizen |B|daar êeen vier , dan zodanigen, daar tien en meer Menfchen in woonen Dit het welke voor iemand buiten dé Stad ' zelfs ook in Friesland, daar de «reheeï^ Provincie zo veel Volks niet heeft Cr) naanwlyks te begrypen is, brengt het M tal onzer Ingezetenen wederomen metmm der uit. r u , a . -•. , . .~r._ ... . 3- t (r) Camper Aanmerkingen, als boven, bladz.233.  dbs Volks, te Amsterdam. 29.., 3. ït Getal der Huisgezinnen, dat in 't Jaar 1747 bevonden was 41.561 te zyn, zal, al waren 'ex toen in 't geheel geene overgeflagen, na dien tyd , wegens den aanbouw der Huizen en welvaart der Stad, ten minften tot 46.000 vermeerderd zyn: weshalve, tusfchen vier en vyf Menfchen in ieder Huisgezin ftellende, gelyk beyoorens aangetoond is zeer redelyk te zyn, het Getal der Menfchen wederom als vooren , en, zo men. het op omtrent vyf neemt j zelfs hooger uitkomt. Wat zou het zyn ? als men het.,, met den Eerw. Heer J. van Iperen , op zes Perfoonen rekende faf; 4. Maar nog duideiyker blykt zulks uit het Getal der byzondere Religiën. Dat dér JLedemaaten van de Publieke Kerk 70.000 zynde , gelyk my verhaald is, moet men de helft vergrooten, om dat de minfïenonder de zestien Jaaren aangenomen worden (Y). Dit maakt dan 105.000 Gerefor- meer- (*) Verhand, van 't Bataviafch Genootfchap. III. Deel. Eatavia r^gj; bladz. 200. O) Want,volgens den Tafel van Haluy, maaken, die vyftien en een half jaar of minder oud zyn , drie tienden van al het leevende Volk ui*. Struyck als boven, bladz. 336.  $o> De Sterflykhèid e» 't getai* meerden. Van de Lutherfchen zullen 'erbykans 30.000 Ledemaaten zyn , hier ook de helft by, komt 45.000 , voor allen die tot de Lutherfche Kerk behooren. Dus neem ik die beiden te famen op '150.000 Menfchen, jong en oud. Van de Roomfchgezinden zyn 'er, zo my gezegd wordt, 30.000 Communicanten, waar by ik flegts een derde voegen zal, om dat die jonger aangenomen worden: maakt40.000 (ƒ)• 'c Getal der andere Gezindheden zal weinig minder dan 10.000 zyn: dat der Jooden , dewyl die allengs aangroeijen, mooglyk wel 20.000. Hier uit ziet men weder* om, dat 'er rykelyk tweemaal honderd duizend Menfchen in deeze Stad zig bevinden, en dat derhalve de Proportie der Jaarlyks fter» ' Q) 't Getal der Gedoopte Kinderen, van de RoomfchKathnlyken , op 't jaar 1739 door Struyck bevonden : (zie Nader Ontdekk. bladz. r 2 t); met 23J vermenigvuldigende, komt 34,874 voor hetgeheele Getal, dat federt merkelyk zal vergroot zyn. Ook blykt uit de Ondervindingen van den Heer Paludanus, jten opzigt van Alkmaar, dat men de Geboorenenmet een veel grooter getal in de Steden moet vermenigvuldigen dan in de Dorpen. Alles wil naar de Steden toe, en die 'er inkomen vergrooten meer het getal der Dooden dan der Geboorenen. Vooral heeft dit in een Stad, als deeze, plaats.  ï>ës Volks, te Amsterdam. gï ftervende niet meer dan als i tot 24 of daaromtrent te Hellen zy: het welk tevens aanwyft dat de Sterflykheid hier te Amfterdam niet grooter is dan in andereSteden,jazelfs ten Platten Lande (u). Om nu verder dit laatfte te betoogen, en de blaam van Ongezondheid geheel af te wenden van onze Stad, zal ik hier een Lyft der Geftorvenen te Haarlem en te Amfterdam, in de negen laat ft e Jaaren, uit de Jaarlyke Opgaayen mededeelen (V). OVER- F (u) De Heer Struyck vondt, door haauwkeurige oprekening , 't getal van alle de levendig gebooren Kinderen te Amfterdam, in 't jaar 1739, te beloopen 7771; waar onder byna vierduizend by de Gereformeerden en ruim vyfiienhonderd by de Lutberfchen gedoopt. (Zie Nader "Ontdekkingen, bladz. 120,124.) In 't Jaar 1740 was het algemeene gecal der Gebooienen in deeze Stad 7235. Het middelgetal 7503, met 27 vermenigvuldigende, hadt men toen reeds over de ïoo.ooo Ingezetenen. ( r) Zo 'er aan de Opgaaven in de Nieuwspapieren iets ontbreekt, zal men zeldzaam bevinden dat zy d'e Getallen te groot , maar byna altoos een weinig te klein hebben; des ik daar van alnier onbefchroomd, tot myn Oogmerk, gebruikmaak.  jjja De Sterilykheid en *t getao OVERLEEDENEN. Anno te Haarlem te Amlrerdam. j774 • . 866 . 6649 '775 - . 955 . 7895 J77ö . . 1009 . 8982 J777 • . 966 . S939 1778 . 915 . 779I 1779 - . ixii . 95x8 *78o • • 1436 . 10536 J78i - . j6o8 . io8?;9 M*J ' • . . 1468 . 8445 Dat is in negen Jaaren 10534 79Ö44 En door malkand. Jaarl. 1170 te Haari. 8850 te Amft. Voor eerst ziet men hieruit, hoe vreemd het voorkome, dat men te Haarlem zelf, in 't Jaar 1778, en wel als onder de vlerken van de Hollandfche Maatfchappy der Weetenfchappen , het Jaarlyks getal der Dooden op 800 kon begrooten. Het was ten minite in de vier voorgaande Jaaren over de 900, ja nagenoeg 950 , en in tien Jaaren, van 1755tot i764,omtrento8o'sjaars geweeft. Waar door dan die ongegronde Gevolgtrekking van den Heer Ypey , uit de Aantekening van den Heer van den Bosch ontleend, t'eenemaal vervalt (V). Ten i (w) Zie bladz. 14 , hier voor.  des Volks, te Amsterdam. 33 Ten anderen billykt deeze Lyft de begrooting van den vermaarden Sv- u ■e t' aangaande het Getal der Overleedenen in die Stad, toen hy hetzelve op 1116 in 't jaar berekende. Zyn Ed. hadt wel daar mt opgemaakt, dat te Haarlem Jaarlyks maar t van de 24 Menfchen overleed; doch aangezien het hedendaags getal der ïhwooneten aldaar, volgens het gene te vooren aangetoond is O), met geen waarfchynlykheid hooger dan 20.000 Menfchen gefield kan worden, zo blykt dat, wanneer men flegts het Jaarlykfe getal der Overleedenen op 1050 neemt, aldaar van de 19 Menfchen S in 't Jaar zou iterven. Nam men 't volle Getal der Overleedenen , dan zou de Proportie als 1 tot 17 zyn, en dus dé Sterflyfa held zelfs de gene, welke men Amfterdam aanwryven wil, overtreffen. Voorts blykt uit deeze Lyft de ongemee • ne Sterfte, welke in de laatfte vier Jaaren, 1779 „1782, te Haarlem plaats gehad heeft-, zodanig dat 'er, in die tyd,overleeden zyn 5823 Menfchen, en dus meer dan een vier* de deel van het getal des Volks. -Pok heeft die 00 Zie bladz. 15. c  34 De Steuflykheid en 'c getal die Stad, van 1759 tot 1762, een floot gehad, wel zo hard niet, doch genoegzaam gevoelig, zynde 'er toen 4578 Menfchen begraven. Het Jaarlykfe getal Geboorenen, dat aldaar voor dertig Jaaren 1020 was, is ïn de laatfte negen Jaaren maar 678, en inde vier laatften maar 572 of 573, en dusbykans de helft minder in 't Jaar ge weeft. Hierom fchynt de herftelling door 'Populatie, gelyk de Wel Ed.Hooggeleerde Heer Camper ten opzigt van Harlingen fchryft (y), aldaar naauwlyks plaats te kunnen hebben: doch hier van mooglyk nader. Thans wil ik my cot ons Amfterdam bepaal en , alwaar, in die Jaaren maar weinig meer Menfchen dan gewoonlyk en in de geheele reeks van meer dan tagtig Jaaren , dat is van het begin deezer Eeuw af, maar eens of tweemaal anderhalfmaal zo veel, en niet meer dan zevenmaal boven de tienduizend (y) In zyn Wel Ed. Aanmerkingen, als boven, IV. Deel , bladz. 227; alwaar de Doodgeborenen mede in Rekening gebragt en tot de Volks-vermeerderingbetrokken worden. Ik begryp' dat het deeze zyn, waar van &r.asmus, in zyne Colloquia, zeer Geeftig zegt. gut non funt, non fuerunt, nee erunt unquam. In de Haarlemfe Opgaaven zyn ze ook niet daar van afgezonderd en maakten, in de laatfte negen Jaaren, een getal van 2|i uit.  des Volks, te Amsterdam. 35 zend Menfchen geflorven zyn. Wie moet nu niet coeflaan , dat de Sterflykheid hier veel minder dan te Haarlem zy. En het gemiddelde Getal der laatfte negen Jaaren , 't welk 8850 is, met 24 vermenigvuldigende , zo krygt men 212.400 voor het Getal der Ingezetenen. Neemt men de laatfte twintig Jaaren door malkander, zo is het Gemiddelde Getal maar omtrent 8470. Dit laatfte met 25 vermenigvuldigende , komt 211.750 voor het Getal der Ingezetenen. Dus ziet men dat de Proportie der Sterflykheid hier ter Stede wel, ten allerbillykfte , als 1 tot 24 gefield mag worden. Want het Getal der Ingezetenen is boven beweezen, ten minfte 200.000 te zyn, en dit is nog weinig in vergelyking met het denkbeeld van den Heer IO e -seboom , door wien het Getal des Volks in Amfterdam, al voor een reeks van Jaaren, op 250.000 begroot werdt (z). Het was voornaamelyk ten opzigt van deeze Stad,dat men gedagt heeft, hetzelve door den Heer Struyck wat klein te zyn genomen. Ik (z) Naamelyk door zyn Ed. Algemeenen Regel van 1 tot 35 of daar omtrent; waar van de ongegrondheid zo door den Heer Struyck in 't algemeen, als door den Heer Palud anus wat Alkmaar aangas, uit Ondervindingen is betoogd. C 2 '  jéTDE StERFLïSHBlD eN't g E T aI» Ik zal ten Hot hier nog by voegen, dat in de Stad Utrecht, die wegens haare hooge en drooge fituatie veel voordeel in Gezondheid boven ons Amfterdam zou fchynente hebben, niettemin nog onlangs eene Proportie van Sterflykheid, vooral niet minder dan die van Amfterdam, naamelyk als i tot 2,4, plaats gehad hebbe(a). de-, . (a) Zie Tegemv. Staat van Utrecht, by Tiriok> Amft. i?5fö- bi: 340.' (Jf) Londen en Paryszyn zekerlyk veel Volkryker: ook Konftantinopolen, alwaar her. getal des Volks dooE Biórwstahl op,een half mtïïwen begroot wordt; gèlyk dc veruiccUe Tourinefort die Stad al nagenoeg zo Volkryk als Parys gefchac hadt. Dit zvn Steden van den eerften en tweeden Rang. (c) Struyck zegt men fyjjg, Fad. Letter-Oef. V. D. Mengelw. bladz. 21.) fielt in Holland en Westfriesland 900.000 Inwooners. Dit was zyn Ed Denkbeeld, in 't jaar 1740 of vroeger: (zie Aanhangz. op. zyne Ghjtngen over den Staat van 't Menfchelyk Geflagt; bladz. 390, 391:) Naderhand is wel zyne Rekening, ten opzigt van de Dorpen of 't platte Land, op 300.000 gebleeven, doch ten opzigt van de Steaen veranderd ; alzo de Gehoorvenen, cmtrent dien tyd, neg geen 20.000 'sJaars beliepen ; zo dat het getal des Volks, in dezelven , toen geen 500.000 en dus het algemeene Getal, in onze Provincie, op 'c meefte 800.000 geweest zyn zoude. (Zie zyne Nad, Ontdekk. Amft. 1753, bladz. 148, 149O Daar door wordt de menigte des Volks' m onze geheele Republiek, welke (A/g. Vad. Letter-Oef. als boven, bladz. 19,)opijoo.000begroo: was, 'nog zeer verminderd.  • juss Volks, tê Abisteer»am- 3? Dit was ik aan dje Eer van eene Stad , de derde in Rang van Volkrykheid waarfchyniyk van Europa die mooglyk een. zevende deel der ïnwooneren van onze geheele Republiek, en byna een vierde deet der Ingezetenen van onze Provincie bevat C c) j gaande alle de overigen , ieder op zig zelve, ver in getal des Volks, en hoe veelmaal in Schatrykheid, te boven : dit was ik aan de Gedagtenis van wylen mynen ouden Vrind, die zig zo veel moeite tot het ontdekken van dergelyke Zaaken gegeven heeft ,• maarwel allermeest aan de Waarheid verfchuldigd. Zo een ander dezelve nader kan komen , zal het my pleizier zyn, daar van onderrigt te worden (dy M. H. Cd) Uit eene naauwkeurige opneeming van het ge* tal des Volks in alle de Koninglyk Pruisfifche Landen, met het getal der Gsflorvenen in agt Jaaren, van 1775 tot 1782, vergeleeken, heeft de vermaarde HeerBcschiwg , (gelyk ik thans in de Wbchentliche Nachrkkten\an 12 Mey 1783, te Berlyn uitkomende, zie:) bevonden, dat aldaar, in_ 't algemeen, door malkander, van de 3i5 's Jaars één fterft: zynde'er depro* portie zelfs, in 't jaar 1772, als 1 tot 24 geweest. Hier door wordt myn vermoeden , ten opzigt van de oirzaak der gebrekkelykheid van Süssjmiichs evenredigheden, daar ik bladz. 18 van fpreek, en wat dies meer is, zeer beveiligd. C 3 33 y  By de Erven van F. Houtttjyn, te Amfterdam, wordt by continuatie uitgegeven - . - üj? _- ' " NATUUR LYKE HISTORIE, Volgens het Saraenftel van L I N N M U S, Befchreeven door M. HOUTTUYN, Med. DoÏÏor, Lid van de Hollandfche en Zeeuwfche Maatfchappy'ên derWeetenfchappeny enz. Dit Werk is verdeeld in drie Deelen, naar de drie Ryken der Natuur , bevattende dus het Eerste Deel, V welk befiaat uit 18 Stukken in Oclavo t Eene uitvoerige befchryving van alle Gedierten, die op den Aardbodem bekend zyn, verdeeld in de Zes Klasfen; van Zoogenoe Dieren, waar onder de Fiervoetigen zogenaamd; als ook de Walvisfchen en dergelyken,begreepen: van Vogelen: van Tweeslagtigen of Dieren van beiderley Leven, gelyk de Slangen, Haagdisfen , Kikvorfchen , enz: van Visschen: van Insekïen of Bloedelooze Dieren en van Wormen, tot welke laatften ook de Slakken en dus tevens de Conchyliè'n ofHoorens en Schulpen, alsook veele der Schepzelen, die men gemeenlyk Zee-Gewas. Jen noemt, wegens de Diertjes die daar in huisveften, betrokken zyn. Behalve een naauwkeurige befchryving van alle deeze Gedierten, uit de belle Autheuren tot opheldering van het Samenllel van den beroemden Linn.eus, out.  ontleend en veirykt met eigen' Waarneemingen", ié dit Deel ook verfierd met honderd drieën veertig kor;(tig gefneeden Plaaten, meeiïea-deelsnaar de Nacuurlyke Voorwerpen door den beroemden Plaatfnydcr Philips gemaakt. Plet Tweede Deel, • Beftaande uit 14 Stukken in OÏÏavo, Bevat eene ■ omftandige befchryving van alle de Plantgewassen , welke aan dep ouden Pleer L1 n« nüds.bekend waren,, met invulling van verfcheide nieuwe, zyn Ed. niet bekend geweeiï, en insgelykss. verfierd met meer dan honderd' Konfiplaaten van de zelfde Hand, ook meeftendeels gemaakt naar Voorwerpen uit de Verzameling van den Autheur en veelen zelfs naar leevende Planten, de meeften getekend naar nieuwe, bevoorens nog onbekende Soorten, van de Kaap en uit Ooftindie enzodanigen, waar van nog nooit de Afbeeldingen in 't Koper gebragtwaren. Inde befchryving is het Zaakelyke van alle Planten, inzonderheid ten opzigt van dpr'zelver gebruik, zo in de Huishouding als Geneeskunde , zorgvuldig voorgedragen. De drie eerfte Stukken handelen van de B00men; de drie volgende van de Heesters , de vyf daar aan volgende van de Kr u 1 d en. Dit maakt e^Stukken. Het Twaalfde geeft een uitvoerige befchryving vanideBoLplantew, inzonderheid van de genen, die het voornaame Onderwerp van de Liefhebbery 'der Bloemisten zyn. Hier in vindt men de Af beddingen van veele vreemde en raare Soorten,nooit te vooren aan 't licht gebragt,inzonderheid van verfcheidene eerst onlangs in Japan door den Heer Tbdnberg verzameld, in gedagte Verzameling beruftende. In het Dertiende Stuk zyn de Grasplanten , en allen tot dien Rang behoorende, gelyk de Tarw, Gerft, Rog, Ryft en andere Soorten van Koorn, ten naauwkeurigfte befchreeven, en behalve een aantal dergelyke nieuwe Soorten» waar onder zelfs uit Ceylon en Bengale, met een Tafel, waar in de deelen van de Bloem- en Vrugtmaakinge der Grasplanten zig zeer duidelyk onderfcheiden, opgehelderd. Heg  Het Veertiende Stuk van die Deel der Natdurlyke Historie , waar mede het Ryk der Planten begoten wordt,isiegenwoordig op de pers, en zaldeezen Zo raer of Herfst worden uitgegeven. Hier in worden de Planten van dwftere Vrugtmaakingof Paaring; tó^kde Varens Wieren, Mosfen en raddefloehn, befchreeven met alleen , maar tevens door veele dergelyke AfbeeU dingen', die de verfchillerde Kenmerken der Geüasrten aanwyzen, zo vrel doenlyk was verklaard. Van het Derde Deel s _ Zyn reeds 3 Stukken in OSlavo uitgegeven. £eel b,^vat een uitvoerige beichryvibg van alle de S;off(;n, d,e tot het Ryk der Mineraalen betrokken l'tÜ%l(i m de d,ic K;afihl of Afdeelingen vaj Delfftofren, Sternen en MynftofFen. Het Eer/ie en «Stuk behelst, na eene'algimeene voortoinl van de Eigenfchappen der Mineraalen, derzelverOn- derfchejdmg en Rangfchikking;dePetREFakten, fer°S^^&PiaS^ Senaamd> ... uieren,als der Planten; ^„,oi«ens de Steen groemngen .Drup--en Tuffteenen , en8 eindelyk dê kfa7rs?^nnhAfrdaCh?,ge,St0fen- Het «Stuk, Z laatst, in het voorleeden Jaar uitgekomen. bevat al -het gene tot de kennis en onde&MtfS? dei Stel W,.fVa h-e a.Ilerfyflfie tot ^ alIergroffteëtoe , be- en^nd.S'^i/ Van de kanten en andeie Edele Steenen, van de Marmers, %st>is- ■t^Ugafi'\' Zmi> Kttlk- en Rotsfleenen , % handeld. Alle deeze drie Stukken zyn met een Jtfl van 34 Konstplaaten , allen, naar zeldzaam eeS &eTï E de Verf meh"Ug van ^n AutSeur feï cV K°P^r gebraSc zvnde> verfierd. Het laatfte^, ten befluite van 't geheele Werk zul lende dienen, ftaat eerlang te volgen.