G 3 iOl   LETTER E N GESCHIEDKUNDIGE BRIEF aan zts Hoog Wel - Eerwaarde, de zeer Geleerde en by Chriftus Kerk welverdienende Heer, DE HEER RUTGER SCHUTTE, Zeer waardig en zeer bemind Euangelie-Leeraar in de Bloeijende Hervormde Gemeinte van Chriftus, te Amsterdam. Nopens De byzondere en bepaalde beteekenis van Pasa OisloumenEj Orbïs Terrasum, degeheele Wereld, en deszelfs, Zo by den Hei!. Luk as, en by de LXX. als by aiï* dere Griekfcbe en Romeinfcbe Scbryvers, zeer gewóón ; maar tot nog toe min beweezen gebruik; waardoor veele Scbriftuurplaatzen, vooral by de Propbeten, een nader en helder licht ontfangen. Te AMSTELDAM, % HENDRIK VIEROOT, MDCCLXXXI,   Pag- 3 H OOG -W EL-EERWAARDIGE EN ZEER GELEERDE HEER! HOOG GEËERDE EN ZEER GEWENS CH T E VRIEND! Uvv HWËw. ben ik ten hoogften verpligt voor het zeer aangenaame en doorgeleerde Lettergefèhenk van Deszelfs naukeurige eii doorwrogte Heilige Jaarboeken, waarin geleerdheid met een fyn oordeel en nette aaneenfchakeling der gebeurteniflen, als om ftryd, uitmunt; alzo UHWEw. daar in de „ grote bedryven en uitmuntende Leerreede„ nen van onzen Heere en Zaligmaker in ,j eene volgreeks van tyd , over het geheel 3, door alle de Euangeliften gehouden, tot vast bepaalde Jaren-, vSaizoenen , Feest - tyden ; ja, in veele gevallen, tot de juifte maan„ den 5 weeken, dagen, nachten, en zelfs uuren, door zinrijke gistingen en gevolgtrekkingen tracht te brengen; leggende, ten aanzien van de Jaren, de juifte en naukeurigfte tydfeekening van onzen in leven dierbaaren, en in de affche als nog eerbied waardigen Hoog-leeraar, -den föherp- en weidenkenden Hieron. van Alphjjw, tot eeuen vasten grondflag. (*) m (*) In de Bylagen van zyne Verklaring over Daniël IX. waarby voor niets te achten, 't geen een zekere verwaande grootfpreker in zyne verdigte bereekening van de LXX. Jaarweeken zo wel, als vollesdig t'zaam ge ■ plunderde verklaaring over Lu kas II: i. 2. ten berde gebragt heeft, orn te bewyzen, dat hy het juifte getal der Jaren des Heilands beeter wist, dan de gewyde Schryver zelfs. Men zie onze nodi ge ErinnerinO agter onze VI. Brief bi. I76. Kan de verwaandheid by een Chriften Wel hooger fteigen? Waarvan Hy ook verA 2  (4) Ik wenfche derhalven UHWEw. niet alleen maar allen beminnaren des heil. Euangeliums I geluk met dit in onze dagen zo zeldzaam pronkituk van geeftryke en geleerde uircyfferingen; daar men thands, helaas! maar met herhaalde, uitgefchreevene en verminkte lappen en lorren ovedaaden wordt, dieegter zoms in onze geleerde Dagboeken door de eigene Schryvers, en hunne toegezondene üittrekzels hemelhoog verheeven worden. i Eertyds verweeten verfcheidene Geleerden in ons Land, en in 't byzonder de vermaarde •Heeren Burmannus aan de Hoogduitfche ichryvers,datze zigalte veel met aanhaalingen, plunderingen en verminkte overzettingen van buitenlandfche Schriften beezig hielden , en niet geheel buiten gegronde redenen : maar ihands konde men wel elders, in een vry gro ter getal, diergelyke naarftjge Uitfchryvers eii wrevele Overzetters vinden. .Dit noemt men dan eene vertaaling op een vrijen trant, wanneer men eenen Aucleur, in navolging van Plato, iets doet zeggen, waaraan hy niet gedagt heeft. Dit is die geroemde befchaafdheid van onzen tyd, die alle misflagen en ondeugden verfchoont; dit is die onkreukbaare vryheid van de Drukpers, waarmede men alleen welmeenende en rechtzinnige Leeraars , en door hoogerhand geftaafde Leerftellingen hoonen en vrijelyk ha- ve- che en doorfiaande blyken gegeeven heeft, zo in zyne wrevele inaugurale Oratie, ais in de zogenaamde Hiftoiia Critica Comit. Holl. waar in deels zeer gemeene zaaken en geflagttafels met uitgefchreevene aanmerkingen t'zamen geraapt en gelapt zyn, gelyk by de Hukken', ais het nodig was, konde aangetoond worden.  (5.) venen mag: maar voor heidenfche fchandvlek-< ken , en huichelende onchriftenen den hemel openen moet, wil men niet als een ruim en zvoefte Keltermaker te boek gefield worden. Hier van is 't, dat geene waarheid, of dwaling meer tot de grond toe kan en. mag onderzogt, en in een helder daglicht gefield worden. Men fchryft maar naar de fmaak, tot vermaak, en om brood; en men leeft, om te leezen, zonder leeren , overweegen en onderzoeken, ja, zo eene zaak, al is dezelve van belang , ten tweeden of derden maale nader en van nieuws onderzogt wordt, om tot zekerheid te geraaken, zo krygt men 'er doorgaands een walge van,en fteekt 'er den draak mede. Dit doet veelzins brave mannen zwygen , en huurlingen en fpotters fchryven. Lof en dank verdient derhalven UHWE, dat UHWEw. daar door zigniet heeft laaten affchrikken, om het gewigtig ftuk van Chriftus Jaren, en Leeftyd nog eens op te vatten, en, zo naukeurig, als doenlyk was, te bepaalèn. Ik leezei en herleeze daarom met nut en vermaak deze keurige Jaarboeken; alhoewel aan alle derzelver Hellingen en gezegdens myn zegel nog niet hangen kan. UHWEw. edelmoedige wyze van denken eifcht dat ook van niemand, buiten volle overtuiging , en zal my wel vergunnen eenige bedenkingen te opperen, wier oplosfing my zeer aangenaam zyn zoude. Myne voornaamfte zwarigheid nopens het beroemde Befchryvings - Bevel van Cé'far Auguftus, beruft als nog in- en omtrent het Land, waar die Befchryviug gefchieden zoude? Men vertaale voor 't overige de woorden A 3 van  co van.Lukas, zo als men wil; zo komt het toch altyd, en voor al, op de vraag aan,waar dezelve volgens dit Bevel gefchièden moeit? alzo de bepaaling van het Land tot een tuak in de verklaaring des heil. Schrvvers dienen moet , en wy geen zeekeren en veijigeh haven bereiken konnen, indien wy in dit Land miffen. Om dan hier in vaft en zeker te gaan: zo zal UHWrï. voor eer ft mede coertemiren , dat de heil. Gefchied-Schryver van eui het zelfde Land vs. i. en 2. ipreeke; of men moeft Hem voor een zeer gebrekkige Schryver willen vcrklaaren, die ftilzvvygens van een ander Land vs 2. fpreekt, dan dat hy vs. i. genoemd hadde! Daarentegen flaa ik ten tweeden, UHWEv/ zeer gereedelyk toe, dat men uit geen enkeu plaats , het 'zy by de LXX. of by Josephus , voldoende zonde konnen bewyzen, en met zekerheid bepaalen, welk Land, Aarde, Wereld. door die ruime uitdrukking paJa oikoumene bedoeld en aangeweezen worde. UVVHVVE. zal alzo ten derden myne beftendige zetregel denklyk niet wraken, dat, als men de waare ea bepaalde beteeken is van een woord of fpreekwys by een gewyde, of ongewyde, Schryver wil opmaken; vooral dan op het gewoon gebruik van dien Schryver zelfs en zyne Land- en Tydgenooten gelet moet worden, en niet zo zeer op het gebruik van uitheemfche vroegere of laatere Schryvers en Digters. Het is derhalven Lukas ze fs, en zyn tydgenoot, de zuivere en cierlyke Griekfche Sclïryver Josephtjs, en onder de Latyhfche de gelyktydige et? kundige Roaieinfche Gefchied - Schryver  (7) ver Livius, die het toenmaalig gewoone gebruik van pafa oikoumene, orhis terrarum, de. gebeele wereld, beft en zekerft ons aanwyzen konnen en moeten. UHWEw. verwerpt daarom met recht, die aller bekrompenfte, nooic beweezene, en by bovengemelde Schryvers niet te vindene beteekenis van een ftrookje Lands, of zeer klein Gewest, gelyk Jud aJS >JuWEw. zig XIX. 27. (**)! g n' XVII. 6. en Trouwens UHWEw. fbhvnr? w ir • veel ftaat op te ma Jn Sï i ZeIfS niet geen ««SSjen zf ï derMra gcKumen. Men kan derhalven n>er pp«n fi**™ van waarheid , eene andere XVII. b!.Cïï *"5? hénr °l'er h,etP' S" V3n ^ II. 2W ■heil. Schriften ftrydende vre^de verklaari.gen fer  ( i5 ) XVII. 6. verftaan, dan alleen de Afiatifche * alzo Paulus nog langen tyd hierna betuigt, dat Hy alleen van Jerufalem afv tot lllyrien toe , het Euangelium van Chriftus vervuld hebbe : maar nog niet naar Italien en Spanien, Vrankryk, Engelant, &c. gekomen was. Rom. XV19—24. Veel minder nog is aan een andere Wereld te denken in de laatft aangehaalde plaats, Handel. XIX 27. alwaar onze Overzetters al wederom goedgevonden hebben, zeer te onpas het woord geheele in te laffchen, dat in geen een handlchrift hier gevonden wordt; doch van UHWEw- in navolging van onze Overzetters ook in het Griekfch zelfs bygevoegd is. Smaakt dit niet wat na de zo gewoone douleia hypothefeoos 2 Wy merken dan hier alleen aan, dat onze Silas, fprekende van Afien, naar de toenmaalige doorgaande gewoonte, hier en overal Klein Aften verftaa, en door oikoumene, wereld, het grootere Afien, dat de Romeinen het Ooften, Orientem noemden; (***) 't welk ik niet weet, dat van andere reeds in diervoege opgemerkt is, en aan veele plaatzen licht byzet. Ten minften hebbe tot nog toe geen eene plaats, nog uit de heil. Boeken des N. T. nog uit de LXX, bygebragt gevonden , die fieek houd, (gelyk UHWEw. in een gelyk geval gelieft te fpree- ken) (**'*) Men zie b. v. van Afien onzen S ilas Handel. II. 9. vergel. met 1. Petri I: 1. Handel. VI: 9. en XIX: 26. vergel. met 2. Corinth.1: 8. en Handel. XXI: 27. en XXIV. 8. met vs. 5. orn nu andere plaatzen voorby te gaan. Het oikoumene vinde maar VIII. maal by Lukas , en het pa/a, of hole oik. maar op de twee plaatzen, waar van wy reeds gefproken hebben.  ( 15 ) ken) en . van het uitgèftrekte R. Ryk moet verklaard worden. ' 1ÜEI Maar UHWEw. fehynd deswegén toevlugt te neemen tot de GriÊkfche en Romeinfch Schryvers, en houd ftaande, dat dezS^ nxagpaja oih „ orbis terrarum, de geheele We„ reld nooit anders van dezelve gebruikt V T-J dan van het «"tgeftrekte R. Gebied Indien dit zo was, dan bekenne gaarne, dat zulks eenige waarfchynlykheid aan Uwe verklaaring byzetten konde, alhoewel het niet tegen het ftandvaftige gebruik der Heil. Schryveïen opweegen kan Edoch ook daarin fmag ik het rondborftig onder welneemen zeggen ) vergift zig UHWEw. heel zeer. Het bf/kt immer gge UHgwp dh2ejfs- d,°?rkneAde Schrifte!1 > dat UHWEw. den cierlyken Griekfchen Schryver ,l$j\nVS (a,hoeweI een >od) en tydgeJoot van Lukas, door en door geleezen hebbe, die met op £ ene enkele, maar op tien en meer plaatzen , met alleen het enkele oikoumene,m^t ook pafa oik. de geheele wereld van een aanzien, lyk en vooralAfiatifch gedeelte zelfs gebeezigd, en maar zelden van het Romeinfche Gebied in de mond van andere fpreekers gelegd heeft Dat meer is, UHWEw. ftaat dit zelfs ten Janzien van eene onwederfpreeklyke plaats toe;(]osEPH. VIII. Antiq. C. XIII.) waar door reeds het noit anders zyn kragt verheft : maar verzwvgt, tót onze verwondering, zo veele andere, die wv bygebragt hebben, en deze nauwere beteekenis buiten twyffel ftellen. (*) Hef L tn 6' XIV- 7- XIX. H. 4. en vari de Jocdfcbe Oorlog*  Hei is egter JosePhus alleen niet, dié du'si v~an een aanzienlyk gedeelte van de wereld, en niet flegts van het uitgeftrekteR. Gebied fpreekt; het zelfde döen ook de befte Griekfche en Romeinfche Schryvers, die dus voornaamlyk de geweftenrondom de MiddelandfcheZee dkoumene plegen te noemen s zo wel voor ; als na datza onder het Romeinfche Juk gebragt zyn. Men beröept zig doorgaands op dë voortreflyke Polybius ; maar denklyk niet met genoegzaame oplettenheid. (*) Want Hy zegt aan^ ftonds in het begin van zyn eerfte boek, dat de Romeinen binnen LUI. jfaaren zig meefter gemaakt hadden , bykans van de geheele wereld (Jjapanta ta kata ten oikoam.) Egter was dat niet het geheele uitgèftrekte R. Ryk: maar leen, dat voornaame gedeelte rondom de Mid' delandfche Zee, dat zy in zo korten tyd vermeefterd hadden. Want hy begint van de II. Carthaginenfifche Oorlog, waarin , en waardoor de Romeinen de heerfchappy van de Zee verkregen hebben. Even zó fpreekt ook dezelve log II. B. het 16 H» alwaar hy van vérfcheidene werelden gewaagt, en VI. B. het 6. H. of volgends andere liet 13 en 14. H. alwaar hy fpreekt van de hem bekende wereld, 20 binnen als buiten het R. Ryk, en voornaamiyk op Babylomen en jEgypten oogt. Waar uit blykt, dat hy deze fpreekwys onverfchillig van vérfcheidene aaniienlyke werelddeelen gebruikt heeft. Zie mede ook Philo in zyn boekje van Jofepb. hier vooren al gemeld, alwaar hy zegt, dat deiEgyptifche bongersnoodf dé geheele wereld rondom geplaagd hebbe; en dsze Held hy tegen Judasa over. in zyn gezantfchap aan Key2er C. Caligula, blz. 1038. fj Zie Raphel, (door UHWEw. ten dien ein-ds aangehaald) ad Luc. II. i. p. m. 456.  C 18 ) ye in zyn IV. B. in het 2. H. bi. *9f dat joift op die zelfde tyd de wereld (pantatakT* ten WO eene nieuwe gedaan* g^ra heb be ; en om zulks te bewyzen, haal: hv de vet andennge op,niet,die in het uitgèftrekte R R maar die m de byzondere Ryken rondom dé Zee voorgeval en zyn. Dus onderfcheid Hv ook de heerfchappy der Romeinen nltalien van de heerfchappy der wereld die zy ten tvde van Polybms erlangd hebben. Waaronder dan Engeland, Vrankryk, Duitfchland, en andere m het Ooften van Europa niet konnen be! fSs "door"! di£ "a d£ ^« £ klïïïder' blS i vermeefterd zyn. Nog van t XV R l kS Wï h" aangehaalde 9van t AV. 13. alwaar deze Oofterfche W^W TARCHHwp luunte gebruikt ook PLU. tarchus deze benaammg, gdvk wv zulks met vérfcheidene plaatzen ook uit dezen Sch v ' ver reeds voldongen hebben, eTgetfluft vinden, d e weder or> - \ J ë haaien. P ' og meer om te le ^LrooTM™ °nbegfyPeIy^dat zo veeL I ™a?nen deze zo eigene en gewoo- je beteekems hier by over heï hoofd Se„ Xfl'iT? e onbed^aamheid, UHWEw denklyk heeft overgehaald , om te geloven en te zeggen dat dit woord of fpreekwys nooit anders dan van bet uitgèftrekte Rol GelZ van Grieken en Romeinen gebruikt worde. iJaar nu deze ronde en fterke verklaaring on- (**) Men zie onzen derden Bundel, bl 26 en 27.  C 19 ) onkundigen op den dwaalweg kan brengen , en het ons beide enkel om de waarheid te doen is: zo houde my verzekerd, dat Dezelve myne poogingen niet zal kwalyk duiden ; om den waaren en eenvoudigen zin en verHand van dit gewigtig ftukje des heil., Euangeliums aan het licht te ftellen, al moet ik daarin van UHWEw. behoudens myne hoogachting voor Deszelfs uitneemendfle kundigheid, verfchillen. In dit vertrouwen blyve met fchuldjge eerbied en heilwenfch, Hoog-Wel-Eerwaarde en zeer Geleerde Heer! Hooggeëerde Heer en zeer waarde Vriend 1 UHWEerw. volvaardige en gehoorzaame Dienaar Jan Daniël van Hoven, Campen i Febr. 1781. P. S. In haaft zoude wel byna het gebruik van deLatynfche Spreekwys Orbis terrarum (waarop UHWE. zig mede beroept) overgeflagea hebben, en wil daarom liever door dit Nafchrifi eenige Haaltjes uit den voornaamften Romeinfehen Gefchied - Schryver Liviüs, die veelzins Polybius tot een Leidsman gehad heeft , hier nog by voegen, alhoewel eenige plaatzen uit den zei ven reeds in myn II. Bun. dsl bygebragt hebbe. Te meer om dat deze be«, B 2 teé*  C 20 ) teekenis daar van in Ghsfario Liviano noviBmo vergeet» is. Om dan deze nauwere en nog toe onbeweezen gebleevene Afiatifche beteefenis,ontegenzeglyk,niet met een of twee voorbeelden ; maar als eene doorgaands gewoone fpreekwys met meerdere te beveiligen f zo gelieve UHWEw. de moeite te neemen, van d?n beroemden Paraviner eens op te flaan, en na te Zien L. XXXV. i9. XXXVJ. 41. XXXVII *ff 45 en 54. XXXVI1I. 8. T7 en 50 voor al de ten vollen bedillende plaats* I nC'^5° en 52, a,vraar wy uit den mond kezen 'rfeUn' ^ ^ Macedonifche Kom°g, ieezen . „ Omma, quce deorum indulgential ?? qua regia cura praparanda fuerant, plena „ cumulataque habere Macedones. Animum ha„ bmdum effe, quem habuerint major es eorum „ qut turojpa omni perdomita , tramgreRi in „ AJiam, incognitum farna aperuerint armis „ Orbem terrarum ; nee ante vincere de/ie„ nnt quam rubro mari inclafis, ?W mfc* 9, ™x&f™rit.» Kan'er wel tezz geheele Wereld nader bepaald worden.? en nogtans heeft geen van alle de Uitgevers en Uitleggers van LiS Z«Z\^7f\ beteeke™> niynes weetens geler. _ Ik hebbe daarentegen als nog geen plaats by Gnekfche en Latynfche Schryvera onrSoet, alwaar n.