01 1126 4197 UB AMSTERDAM  ALMANAK ^00* HÉT JAAR  Met dit Jaar telt men: Van de Juliaanfehe periode . . .6511 Janren ■ 1 - de Schepping der Waereld . 5747 ... — ■ " de Zondvloed 4091 —— —— de Geboorte onzes Heeren . 1798 «■ de Joodfche Jaartelling . . 5558 — mm—* de Hcgirao/ rurkfcheJaartelling 1212 —«—* DeZonncncirkelis . 15 Het Guldengetal • . 13 De Epa&a 12 —~ Zondagletter . . G. Quatertempers. De I. 28Febr.2en3Maart m ÏI.3oMaij.tën2jiHiM — III. 19.2icu 22 Sept —► IV. 19. 21 cn 22 Dcc Septuagcfima . . . den 4 Fcbr. Vasten - avond . ... • 20 —— Afch-dag ./.... 21 —— . Paasfchen 8 April...1 Kruis-dag U Maij.; Hemelvaaits - dag . . 17 —-— Pinkftcr 27 II. Drievuldigheid . . 3 JliniK H. Sacrament. ... 7 Advent 2 Dcc. De Lente begint . . 20 Maart. — Zomer .... 21 Junii' — Herfst .... 22 Sept. — Winter .... 21 Dec.    JX^UARIJ %£pawnaand, heeft XXXI Dagen. ó 4 5 6 7 8. lof ii -13 15! 16 17 i8 *9 20 21 22 23 24 25 26 27 23 29 301 31 Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag. Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag. ZO n d a g Maandag Dingsdag WoensdagDonderdagVrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag N. jaars - dag. Macar. Leipf. j. Genov.oudcn. j. Pbaraildus. j. i Tlrelcfpborus. Drie Koningen. Opentyd. Kasfelj. ■ Koppermaandags julianus. Boudewyn. Par.j. Hyginius. ArchadiuSk j Juletta. u. Vontiaan. s. Paulus. Marcelf.Weftz.B. s. Anthonius.ï s, Pielerftoel. M«1ria & Mar'tha. Fabiaan & Scbafh H. Naam J'ffus. s. Vineent. R meren tia. ïiniotheus. s. Paulus B(k. Policsrp.Kortr. j. Chrylbftomus. Carolus Cirillis. Franc, de Salis. Aldeconda. Peur. Nolasfus. Folie Maan,< Dingsdag den 2. Namiddag ten 4 uur. 53 min. LaafJle O nart. Dingsd. den 9. 's morg. ten 7 uur. 44 min. Nieuwe Maan-.t woend. den 17. 's morg. tem, 1 uur. 8 min. Eerfte Qiiart. Dond. den 25, 's morg. ten 5 uur. 42 min. De Zon treed den 20 in dquarius of de Waterman , op ten 8, onder ten 4 uur.  TEBRUARIJ, Sprokkelmaand, heeft XXVIII Da*cn 2 m 4 5 6 7 8 9- 20 ïi 23 ï4 *5 lö 37 18 J9 *o 2,1 12 *3 S4 *5 £8 Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag: Maandag Dingsdag I Woensdag' Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag I Ignatius. Geld. j. j Maria Lichtmis. Blafius. Septuagejima. s. Agatha, s. Dorothea. Richardus. Gadula. s. Apolonia, Scholast. BrenijJ. Sexagefimg, Eulafia. Gregorius. Valentyn. | Fauftinus. Ipcr. j. Juliana. Conftantin. Qiiitiquagefima, s. Ronifacius. ^asten-avond. Aschdag. r. Pitterftoél, Milburga. r. Matthys'. Qjiadrtg.Goud.). Nestor. Leand. Bof.H.Va . Quatertemper» 1 1 1 Félle Maan, Dond. den r, 's morg. ten 4 uur. 40min. Lnatjle Qiiatt. Woensdag den 7. 's morg. ten 7 uur. 35. min. I Nïetiüe Ma*n Dond. den ï$, "s avonds ten 8 uur. 4 min. Eerfle Quart. Vrydag den 23, 's avonds ten 9 uur. 3 min. Öc zon treed len 19 , ia °ifces, of de yisfchen , op en 7 on der 5 uur»  MAART, Lentemaand; heeft XXXI Dn 20 1 27 1 28 f 29 ; 30 I 31: * I Theob. Woerd.k. Maria Fijitatie. Ilyacinthus. Marl. tranfl. Anfelmus. Ed. lo. Jefaias. Deme.tr. Edam. k. Procopius. Utr.k. Scnon. 7 Broed.M. Pins P. en Mi Naboren Felix. Anacletus. Bonaventura. Apost.Sch.YfT.k. Reinildus. Alexis. Arnoldus. Bernulphus. s. Margaretha* Daniël. i.M.Magd.Mtdó.y. Appollin. Dev. j« Vastendag. Hondsd.beg. f.Ja. r. Anna. ?antha!eon. S'afarius. tf.enFelix.Gou.fc. \bdon. . JgJi. Beerast. k. LarijïeQjwrt». Vrydag' dcnJ), 's niorg. ten 6 uur» 49 min. Nieuwe Maan, Viytli den 13, hamidd. ten 4 . uur. n min, Eerfie Quart. Vryd. den 20* 's morg. ten 7 uur. 7 min.. Folie Maan, Vryd. den 27, 's avonds ten é uur. 54, min» De Zon treed den 20 in Lee, of de Leeuw» op ten 4, onder ten 8 uur. I Z 0 nd a g Maandag Dingsdag Woensdag Don cterdag Vrydag Saturdag Zon xy jL c Maandag Dingdag Woensdag Donderdag Vrydag- Saturdag Zonda g Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag , Maandag Dingsdag .Voensdag Donderdag /rydag ; iaturdag ionda.g ] daandag! j , ïingsdag j  AUGVSTÜS, Oogstmaand, heeft TVvr rw- 1 B 4 5 6 ? 8 9 io ï i, t 2.! 14 1^ ïö 17 iSj 19] 20| 21 i 1 22 1 23 ] 24 ) £5 5 26 ; 27 ï 28 I 29 V 30 r. i Woensdag ) Dondetdag Vrydag | Saturdag 'Zondag $ Maandag I Dingsdag I Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag ( Saturdag ) Zondag j Maandag < Dingsdag j Voensdag / )onderdag / /ïydag s Iaturdag Si 'ondag S faandag jt lingsdag L, Woensdag j s, londerda? \ p, rrydag " }pt \s Gieters band. j Fortiuncula. Y Slev. vind. 1 s Dominkiis. Mar. fer Sneeuw. Transfi Chrisü. Albertus. Cydacus. 1 Vastendag. S'jMur.ïfoork.h. 1 Tiburtiu's. j Cl ara. Wyk fc. Hypolitus- { Vastendag> Maria Hemélv. tlochus. [eroen. IelenaMonn. k. -udov. Zard. k. \ !• Bern ard. 'rivatus. Imotkeus. rastendag. . Bartholomeus. £ ■ Ludovicus. . ever. Muyd. k. artjesd. Rot. k. ^ Auguft.Bom.k. Jan Qnth. \% :Iix M. y ■Laat/Ie Qjia?t, Saturd. den 4, I 's avonds ten ■ioiuu-. 35 min. Nieuwe Maan, Saturd. den n, 's avonds ten ii uur. 47 minj Eerfie Qpart. Saturd. den ï8 , aamidd. een 2 .uir. 26 min. yolle Maan, 'ond. den 20", 3 morg. ten o ur. 47 min. 'e Zon treed en 22, in Vir' , of de [aagd, op ten onder ten uur.  ■SEPTEMBER, Herfstmaand, heeftXXX Dagen. i O 3 4 51 6 O o 9 13 i i 12 13 14 15 16 I? 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 20 3° ,Saturdag Zondag Maandag Dingsdag woensdag Dond.rdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag 'Z o kdag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag I Vrydag |Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag j Vrydag Saturdag |ZONDAG s. Gillis. Justus. Weespk. Scraphin.Nijm.k. Hmdsdag. einde. Viétorianus. Eleuthems. Cioudon, 'Maria Geboorte. Gjrion. Loen. k. Ni colaas Tol. Thcodofius. Guido. Amatus. f Verheffing. ■Nicodemus. Cornelius. s. Laaib.Amft.lo. Sophia Amft. !o. Quatertemper* 'Vastendag. QjiaU sMatlh. Quatertemper. Tecla. Amit. k. Gerardus. Firmian. Supr. en Justus. Cosra. en Dam. Weuceslaus. s. Michiel. s. Hieron. Lacttjle Qiiart. Maand, den 3, 'rmorg. ten 8 uur. 44 min. Nieuwe Maan, Maand, den 10, 's morg. ten 7 uur. 22 min. Zerpe Qtiart. Maand, den 17, 's morg. ten 1 uur. 6 min. Volle Maan, Dingsd.den 25» 's morg. ten 2 uur. 23 min. De Zon treed den 22 in Libra of de Schaal, maakende d'Herfftfnede , dag en nacht even lanj op cn onder ten 6 uur.  i 3 4 5 6 7 8 9 JO li it 16{ 27 18 19 20 i 21I 23 f C4j 25 : 26'' 27|! 28 ; ap/I 34 v ! Maandag Dingsdag | Woensdag j Donderdag I Vrydag, : Saturdag jZONDAC [ Maandag [ Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag >attirdag | zonda g Maandag Dingsdag WóeHsdag- Donderdag /rydag iaturdag jondag j laan dag l n'ngsdag < Woensdagj; s. Bayo. Engelb. b. Leyden Ontvet Piacidus. Bruno. Mare. Lis.Blar.k Alkmaar Ontzet. Dloujft!/s4 s. Vtctor. ; Gommarus. | MaximUiaan, ! Eduard.. Donatiaan. 1 Therefta. Deodatus. FJoms.. s. Lucas. Irena* Wcndela. s Urf. Ueemsk.k. Mauritius. Severhuis. E vergist ti s. C rispmus. Kvaristus. Vastendag. ■ Shnon en Juda. Varcisfift, ümeon. J ïtstendag. ÏLaatJIe Quarté IWoensd. den 3, 's morg. ten o uur, 50 min. • Nieuv/e Maan. Dmgsd. den 9, namidd. ten 3 u«rs §6 min. Eer ft e Quart; Dingsd. den i6t: namidd. ten 3 uur. 36 min. Voilé Maan, Woensdag den24» 's avonds ten 7 uur. 53 mm. Dc Zon treed den 00, ju Scorpto, of den Scorpioen , op. ten 7, onder ten 5 uur.  -NOVEMBER, Slagtmaand, heeftXXX Dagen. I Donderdag 2 Vrydag '3 Saturdag 4 zondac 5 Maandag 6 Dingsdag 7 Woensdag 8 Donderdag 9 Vrydag ïo Saturdag ■ii 'zondag 12 'Maandag 13 Dingsdag 14 Woensdag 15, Donderdag ïö: Vrydag 17 Saturdag i'6 Zondag 19 : Maandag 20 - Dingsdag 21 | Woensdag 22 Donderdag 23 i Vrydag 84 Saturdag 25 1 Zond a q 26 i Maandag 27'Dingsdag 28, Woensdag 29' Donderdag •gp') Vrydag Allerheiligen, Allerzielen. Hubenus. Carol. Borom. Blandina. Leonardus. s. JVillehrord. Godfried. Salvdtor, Juftus. s. Maart. Spar. k, Jonas. Uitg. k. Bridhrs. Bertram. Machutus. Silvescer. Gregorius. Eugenius. s. Elifabeth. Rapliael. Maria prefent, s. Cecilia. Cleinens. Chryfogoïit. s, Cathdrina. Conradus. Piet er Al ex. O da Maagd. Vastendag, [s. 4ndriss% i Laalfte Quart. Dond. den 1, 'smorg. ten ie uur. 51 min. Nieuwe Maan, Dond. den 8 , 's morg. ten 1 li min. Zon-Ecli»s. lierfte Quart. Dond. den 15, 's morg. ten $ uur. 41 min. Volle Maan, Vryd. den 251 nam. ten 1 uur. 4 min. Maan-E clips. Laat/Ie Quart» Vryd. den 30^ 's avonds ten 7/ uur. 14 min. De Z 0 n treed den 21, in Sa~ gittarius of de Schutter, oP, ten 8 onder 'HB 4, mti  ( i i » IC II 12 » 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 *4 25 26 27 23 29 30/ 31'. 1 Saturdag 2 Z o n d 4 < 3 Maandag 4- 'Dingsdag 3 Woensdag Donderdag "I Vrydag 'j Saturdag Zondag ! Maandag ! Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag . Zond ag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag , Saturdag Zondag j Maandag ^ is. Eloy, \ j i Adv. Bofcli j. jis Francifca.. Is Bai'bara. Sabbas. js NisoLaas, ]s Ambrojlus. Maria Ontfang. 2 Advent. Meichiades». Damalius. Rod. j. Alexfs.Joadijm.j. \s. Lucia. jNieafius. Rysf, j. Eufeb.T'ongel. j. 3 Advent. ïlelm.j. Lafarus. Berg. j. Wumbaldus. Quatertemper. Va ft en dag. Quaïërt. s.Thom. Ojiat. Hafle bev. 4 Advent.. VaftciuLg. Kersdag, ide Kersd. s. Stey. 1. Jan Ëyang. Jnnozète Kinder. \ rhomas Cantelb. 1 Jabinus. ' < .Si/yefter, . f, | Nieuwe Maan t Vryd. de» 7, nam. ten 2 uur. 23 min. Eer ftc Gaar. S'cluïé. den 15 , 's morg. ten 6 uur. 06 o.]in. Zond. den 23. 's morg. ten 4 U'«ir. 37 min. 3 Laat/ie Quar f. Zondag den 30 's morg. ten 2 »ur. 57 min. De Zon treed den 20 in c«pricornus , of den Steenbok, hebbende haar grootftc Zuiler Declinatie, naakt alhier len koriften '  E C L I P S E N Foor Het Jaar 1798. Vier Eclipsen.zullen in dit Jaar zich op het Aardrijk vértoenen. als. twee aan de Zon en twee aan de M a a n , doch welke alle Buiten ons Gezicht vallen. . De Eerste zal zijn aan de Zon den 15 Maij j zullende de Conjunctie voorvallen 's Avonds ten 8 uurcn 24 min. en zal in de Jlille Zuidzee tus1'ehen Nieuw Zeeland en Zuid Amerika, als meede in de Straat van Maggellaan Zichtbaar zijn; deeze Zon Eclips zal middelpuntig en ringvormig op den middag verduifteren als het bij ons ( 's Avonds ) 8 uuren is , op de Zuiderbreedts van 48 graden en op de lengte van 2600 : voorts is de Etrfie plaats, daar de Zon bij dêszeli'sopgang, centraal en anr.ulair verduifteren zal gelegen in de Jlille Zuidzee op 582 Zuider breedte en 242 lengte ; en de laatfte plaats daar zulks by Zons ondergang gefchieden zal, is gelegen ten Zujden van Lima in de Jlille Zuidzee op 27° Z. B. en 300° lengte. De Tweede zal zijn aan de Maan, den 29 Maij, 't Avonds ten 6 uuren 34 minuten,zullende geheel verduifteren in A s 1 a , en het Ooftelijk gedeelte van Europa en Afrika over al daar de Maan boven den gezigteinder is. Te Batavia, bij voorbeeld , zal dezelve naar hunnen lijd te zien zijn. Het  Het begin's Avonds ten n uuren S5 infanten geheel verdinfterd den 30 Maij 's Molens ten S uur: 53 min. ° Ul 0 Het midden '? Morgens ten 1 uur: 17 mm. het begin der verlichting . tcn t 41 minuien. Het einde — 's Morgens ten 3 uuren. De Derde zal zijn aan de Zon,den 3 November; zullende de Conjuncric voorvallen's Morasten j uuren1 ri minuten , en zichtbaar zijn in het Noord Ooftelijk gedeelte van Asia , alwaar dezelve op eemge plaatzen totaal zal verduifteren. De Vierde zal zijn aan de Maan, den 23 November Namiddag ten 1 uur: 4 min: zullen' de 7, duim aan de Zuid-zijde verduifteren, en in Asia zichtbaar zyn : By voorbeeld ook weder om te Ba t a via naar hunnen tijd. Hét begin's Avonds ten 6 uuren 17 minHet midden —.ten 7 uur : 45 min • Het «inde mmmmm ten 9 uur : 13 min ;* ' t)e Planeet, die van «'en Maart i~o8t,ot ai. Maart 1799. regeert, is Jupiter,  HET AFVAAREN de R. VOLK- MARKT-SCHUITEN, SCHEEFEtf, E»z. van AMSTERDAM op 'Arnhem, j».iat Woensd. avonds een Schip van de Cotvemers- burgwal, bij het Oade Manhuis, doch in Dec Jan. en Febr om de 14 dagen. '* Alkmaar, alle morg. ten 9 uur en Maandags midd. ten z uur nog een Schip van het Water ' Amerroaort, 's morg. ten 8 uur een Schip, van 't Water bi, de V rouweft. uitgenomen 's Maand. ïs Wint. alleen Zond. Dingsd. Dond en Saturd. den Bosch,, alie Saturd. avond, een Schip, van de angel, bij de Toren. ' Broek in Waterland, Maand., Woensd en Vriid. nam ten z uur een Schuit van de Texeifcbe Kaaij, of ovet Buik/loot met de Schuit op Edam. Buik floot, alle uur een Schuit, bebalven 's Wint 'smid.* ten 12 uur, van de Nieuwe Stads-H-rberg • Crammenie, Maand., Woensd. en Vrijd. nam ten 2 uw een Schuit van de Haringpakkers Toren. 'f Deventer, Dingsd. Dond., en Saturd. een Schip, van t Water aan de Oude Brug. de Diemermeer, Maand , Woensd. en Vryd., ten 12 uuï een Schuit, van 't Rokkin bij de Visfteez D/e»;Ê« erf Z),W6,-«g , Maand, en Vrydag ten I uur een Schuit, van 't Rokkin, bij de Doelenfluis W Burgerdam, Zom. ten 8, 10, 2 en 4 uur 's Winh «.„ S, 10, ren 3 uur, ookZond;tcn 1 uur een Scnuï.  C 2 ) Edam, Monnikendam en Purmerent, dagelijks een Markt» fchuu ten i uur de eerlre van de Tcxelf. Kadi en de tweede van 't Water, (zie verder op Hom.) Gouda, in Maart, April, Sept. en Od. 's morg. ten Ven m Maij, Junij, Juüj en Aug. ten 7 uur een Schuit. I)e Nachtfchutt 'tgeheele Jaar 'savonds ten 8 uur van de Beerebijt, ook alle dag de Tker, van de Pijpenmarkt. 's Gravelend, alle dagen een Schuit, nam, ten 2 uur. oehalven Zondags. Groningen , Dond. en Zond. met het openen der Boom. Haarlem, alle uuren een Schuit met heropenen derHaarü rooit tot 's avonds ten 8 uur, dagelijks de Matktfch. van t Water bi; de Papenbrug. den Haag en Delft, alle midd. ten I uur een Schuit van tRokkin ten 2 uur van de Beerebijt, or'over Leijden. Harderwijk , alle avond, een uur voor Boomfluiten een Schip van de Slijpft Op Elburg, Dingsd., Dond enSaturd. Harhngen, alle avond, doch 'swint. Maand. , Woensd. en Vrijd. een uur voor Boomfl. een Schip van de Tex. Kw bij de N". Brug Van waar dagelijks gelegenheid is om na alle de Vriesfche plaatzen te reizen Hasfelt, Zond. Maand. Woensd. en Vrijd. doch 'swint. Maand, en Vriid. een uur voor Boomfl. een Schip van de Oude Brug , of alle avond, met de Zwolfihe Beurtman. Hinlopen, Maand, Woensd. en V'rijd. een Kw van dé Teertuinen. Hoorn ,over Monnik, en Edam gaat van deni Odober tot 2i Mant dagelijks ten 7,11, en 2 uur een fchuit. Ten 3 en s uur tot Edam toe. Van 1 April tot 30 Sept. ten 6 , 9. en 2 uur. Ten 4 en 6 tot Edam toe. Hoorn over Purmerent gaat van 1 Od. tot ?r Maart dadelijks ren 8 uur een Schuit tot Purm. toe. Ten 9, r en 4 uur over Puroi. Van 1 Apr. tot 30 *ept. ten 6 uur toe Purtiï. toe. Ten 8 uur over Purm. Ten 11 uur tot Purm. Ton r en 4 uur over Purm. Ten 6 uur tot Purm. toe. ea Maand, en Vtijd, 's midd. ten 3 uur ook een Schuit  C3) tot Purm. toe. Verders het geheele jair door de Nachtfcb met Boomfl. over Purmer, Ook een Schip alle avonden voor Boomluid. van de N, Brug. Kampen, Zomers, Maand Woensd. en Vrydag een Schip, 's Winters Dingsd. en Vryd. (zie verder Zwol.) Leeuwaarden, Zond. en Dond. 's morg. met het openen der Boom een Schip van het Water voor de Valkefteeg, of over Harlingen. Leijden, alle morg. (behalve Nov Dec. Jan. en Febr ) een Kaag van de Overtoom, De Marktfch. Zom. ten"* en s Winters ten 4 uur van 't Cing. bij 't Latynf. School de Lemmer in Friesl., alle dagen een Schip met Booml van de Papenbrug. f Loenen en Maarfen en temp, alle dagen bebalven Zond s midd. ten 11 uur van 't Cing. bij de Munt of 2 maal daags met de Utr, Schuit. MedeMik, Maand, en Woensd. 's midd. ten 2 uur"een Schuit van den N. Brug- en Saturd. 's midd. ten 2 uur'een Schip van de Slijpfteenen. Middelburg, alle Saturd. morg. een Schip van deHeeregragt, bij de Rom. lteeg, of over Rotterdam. Muiden en Waarden, Zomers Zond, ten 5, 7, r0 z on 4 en half 6 uur; in de Week ten 6, 8, 10, 2, 4*eri haf 6 uur, 'sWint. ten 7 , 9, 'U , I, 3 , en S uur eer] scliuir, van de Princegragt bij den Arnftel, van waar bij toewater een Postwagen rydt. J Nieuwendam, \ morg. ten 10 en 12 uur, namldd. ten a •>? 4J"UA' ~n In de ??mer °ük *s av- tcn 6 ^r een Sch. van de O. Teertuin, bij de Schreijers Tooren. Nteuwkerk, Dingsd. Dond. en Saturd. een Schip voot Boomfl. van 't Water bij de Raamskooij. t u'**x?"U aHe Woensd. een Schip van 't Cingel bij de 1-utn. N. Ketk. Oostzaanen, in de Zomer'smorg. ten 7, en 10, nar» ten 2, 4 fn 6 uur, »,Wint. ten 8, ,0, l'cn $ uur. Be* nevens alle Markfch. ook 's midd. ten i uur een Schuit van de Oude Stads Herberg. • *  C4) Retterdam, alle midd. ten n uur een Schuit van 'tRokJein, ten 2 uur van buiten aan de Bcerebijt, ook over Delft of Gouda. Verders Woensd. en Saturd. nam. ten 4 uur een Beurtfch. van 't Water bij de Pap. Buig. Schiedam, Dingsd'. en Dond. een Marktfch. ten 12 uui Van 't Rokkin ten 3 uur van buiten. Sneek, van den 1 Maart tot. 6 Dec. Maand. Dond en &at*ird. s av. een Schip van 't Water bij de Valkeft. Stavoren, alle avond, met Boomll. van 'c Water voor de Kapelfteeg. Steenwijk, Blokzijl, Meppett en PTollenhovcn , Dingsd. en Saturd. voor 't luiden der Boomk.. van de Meppeler Stijger op 't Water, of alle avond, n et de Beurtman op Zwol. Texel, Dingsd. Dond. en Satutd. s'avonds een Kaae Van de Texelfche Kaïij. s Utrecht, alle dag 's morg. ten 7, 's namidd. ten 1 een Schuit, van da Achtergragt bij de Utrcchtfe Poort, en «le Nachtfchuit ten 8 uur. van de Beereb doch 's Wint. 'smorg. ten 8 uur. De Marktfch. ten half 4 uur van 't Cing. Weesp, van half Maart tot half Oclob. Zond. ten 6, ff, 10, half 3 en half 6 uur, in de Week ten 6 , 9, half i, half 4 en half 6 uur. Half Odtob. tot halt Maart Zond ten 8 , 10 , half 3 en half 5 uur; in de Week ten S , 10/ half 2, half 4 en half j uur een Schuit, van de Princegragt by den Amftel. Woerden, Zom Maand en Dond. 's Wint. alleen Maand ten li uur een Schuit, van de Colv. Burgwal, en ten % uur van deBeerebijr. 0 Wormer , Wormerveer, Zaandijk en de Koog, een Schuit Maand. Woensd. en Vnjd. ten 2 uur. van de Harin°pakkers Tooren. or Zaandam, van 1 Apr. tot I Oclob. alle uur. een Schuit van het opengaan der Boom tot s'avonds ten 6 uur, en van 1 Oclob. tot 1 April tot 4 uur. Zwol, alle avonden een uur voor Booml. een Schir»  (5) "Verders gaan alle Maandagen, wanneer hef te Amflerdam groote Marktdag is, verfcheiden Dorpfibuite», meest alle ten 12 uur van het Water, het Rokkin, den AmItel, het Ongel, enz. van ALKMAAR op Amfterdam, alle morgen ten half 10, en Zond. de Nachtfch. s'av. ten 8, en s»Wint. ten 9 uur. Enkhuizen, Vrijd, nam ten 2 uur een Schip. den Haag, Saturd. nam. een Schip. Haarlem, Saturd. s'morg. ten 9 uur een Schip. . U?or£i daSel'0ks s'morg. ten 8, nam. ten 4 uur, djch m de Winter nam. ten 2 uur. Medenblik, Woensd. en Saturd. Vm. ten half ro een Sch. Scbagen, Ümgsd. Vrijd. en Saturd. een Schuit nam. ten2u. de Zijp, dagel'jks een Schuit, s'morg ten 7 en nam ten i uur. doch vau 1 O&ob. tot r Apr s'morg. een uurlater van den BOSCH op sfrnflerdam, Zondags een Schip Bieda, 4 maal per week s'morg. een postw. en 2 maal een Tourkar, Bvlft, een Schip alle Dingsd. Dirdrecbt, Woensd. Dond. Vrijd. en Saturd. eenSchip. Oirkirm, alle dagen behalven Dingsd. een Schip. Gouda en Haarlem, alle Vrijd. een Sehip. dm Haag, Maand. en Vrijd. een Schip. Rcturdam, Zond. Dingsd. en Dond. doch in Jan ert Febi, alleen Zond. en Dond. van DELFT op Artderdam, alle midd ten % uur een Marktfchuit. Birgen op Zoom , Tertoolen en Bommel, Vrijd, s'av. een Schip den Bosch, 4 maal per week een Schip's'av, ten 6 uur. den Briel, Dond. en Saturd. s'morg. ten 8 uur eenSchip Delfshaven, alle namid. Zomers ten 4. en s'Winters ten 2 uur een Schuit. Gouda, alle Maand, s'midd. ten 12 uur een Schip Ren Haag, alle dagen een Schuit van *»morgensten 7, half 8, halt 9, 9 uur, half 10, halt n half sa, 3.3  C 6 ) namidd. ten half t, half 2, half 3, half 4, half y, half 1 ' £ V en half 8> doch vai1 1 Apr. tot go Sept. de laatlte Schuit ten half 9. De Marktfch. Maand, s'morg. ten 6 en Vrijd. s'morg. ten 7 en namidd. ten half 4 uur. Haarlem, Dond. midd. ten 2 uur een Schip. Ltijden, s'morgens ten 5, 7, 9 en half 11. De Marktfchuit ten 11 uur, nam, ten half 1, half 3, half 5 en half 7 uur een Schuit. Maas/luis, alle dagen een Schuit s'morg. ten half 8, half 10, half 12, nami.i. van den 1 April tot den 1 Od. ten 2 en 4 uur , van den x Od. tot 31 Maart ten 1 en 3, de laatlte fchuit s'avonds ten 6 uur. Rotterdam, gaat alle uuren éen Jaagfchuit van den I April tot half Sept. van s'morg. 5 tot s'av. half 9 uur. van half Sept. tot half Od. s'morg. ten 6, en van half Od. tot ultimo Maart van s'morg. 7 tot s'avonds 7 uur. Schiedam, van 1 Maart tot 30 Sept. namid. ten 4 en van * Od. tot ultimo Febr. nam. ten 3 uur, benevens alle Donderd. nam. ten 2 uur nog een Schuit, Gaardingen, in den Zomer nam. ten 3, en s'Winters ten 2 uur een Schuit. van DORDRECHT op Amfierd. Middelb. en Antvoerp. alle 8 dagen een Schip. Bergen op Zoom, Dingsd. en Saturd een Schip. Gouda, alle morg. een Veerfchuit eu s'Woensd. een Marktfchuit met vallend water. Rotterdam, alle morgen ten 5, 6, 7, 8 of ten 9 uur, gaande dagelijks een uur later een Marktfchuir. van EDAM op Amflerdam, alle morgen een Marktfchuit ten ƒ 'uur. Zie verder van Hoorn op Amfterd. Rurmerent, in dein Zomer Dond. nam. ten 3 en s'Wint. ten 4 uur een Schuit. van GOUDA op Alphen, Dond. s'midd. ten 12 uut. Amflerdam.i gaat alle avond,, ten 8 uut een Nachtfchuit.  ( 7) cn van pmo. Maart tot uit. Oclob. ook s'morg. ten H uur een Dagfchuit. Bodegraven, alle dagen s'morg. ten 9> namiddags ten i, en s'av. ten 9 uur. Doch van half Odob. tot half April de midd. Schuit ten half 11 uur. Dort, alle dagen een Zeilfchuit met vallend water, of N. of V. Maan, s'morg. ten 6 uur. Leijden, Woensd. Dond. Vrijd. en Saturd. s'morg. ten 11 uur een Schuit. Middelburg en Vlisfingen, Maandag een Schip. Rotterdam, alle dag behalv.Zond. eenSch. ten half 12 u. Schoonhoven, Dingsd. en Saturd. s'morg. ten 10 en Dond. s morg, ten ir uur. een Schuit. van den HAAG op Amfterdam, alle dagen nam. ten half 4uurde Marktfchuit. den Bosch en Geertruid. Maaud. en Dond. ten 1 uur eenSch. Delft, alle dagen en uuren op het half uur. Heusden, Dingsd. en Vrijd. ten half 1 uur een Schip. 1 Leijden, s'morg. ten 5, 7, 9 en half 11 , namidd. ten halt ,1 half 3, half 5 en half 7 uur. De Marktfchuit tf,^,.half 2 en SatUfd. in den Zomer s'morg. ten 4 en s Winters ten half 5 uur. Rotterdam, dagelijks ten half 2 een Marktfchuit cn b;J Deflooten water s'morg ten 10 uur een Wagen. van HAARLEM op Alkmaar, Dingsd. s'morg. ten 9 uur een Schip. Amfterdam, gaan ai le uuren tot s'avonds half 7 uuren Jaagschuiten, en Zom. 3 maal daags en s'Wint. a maal aaags voorm. een Schip. Lcijdtn, alle dag. van 14 Maart tot 3 0&. s'morg ten 6, 8, fo en n uur. nam. ten 1, 2, 4en (.uur. DePakfchuit Maand Woensd. en Vrijd. s'morg. ten 11 u. Van 40a. tot 12 Maart s'morg. ten 6, 10 en 12, nam. 2, 4 en 6 uur. de Eakf. s'morg. ten II. De Nachtf.'t geh. Jaar door ten 11 u. Rotterdam , Woensd. en Saturd, s'mot£, ten n uur.  C 3 ) ra HARLINGEN op «'« ^ w' alle morS ten 9 uur een Schip, doch Van "nNo"- tQt i2 Febr. Zond. Woend en Vrijd. nokkurn en Sneek. s'morg. ten 9 uur een Schip. Stikhuizen, Saturd. s'morg. ten 11 een dito. traneker, s'morg. ten 9 en ï ,., namid. ten 1,3 en 5 uur, en Dond. s'morg. ten 7 uur een Schuit. Leeuwaarde, s'morg. ten 4 en 9 eu namid. ten l'.cn 4 uur een Schuit. a van HOORN op Alkmaar, alle morg. ten 8 uur en via 1 April tot 30 öept. nam. ten 4 uur, doch van 1 Oei. tot 30 Maart ten 3 uur een Schuit. Amfterdam, ovet Purmerent, gaat van 1 Oftober tot 3t Maart dagelijks ten f (joch Maand, en Vrijd. ten 4 uur) ten 9 en 1 uur. Ten 4 uur tot t>»rm. toe. Van den 1 April tot 30 Sept ten 4 * 9»1, half 4 en de Nachtf. tiet geheele Jaar door, ten 10 uur over Purmerent, Amft. over Monnik, en Edam. gaat 't geheel; jaar doot ten ó' I' en hall 3 uur een Schuit. Ten Tuur tot Monn. toe. De Beurtfehepen alle avonden met Boomluid. van L El] U E N op Amfterdam, alle avonden ten 9 uur een Nacbtfchuit en dagelijks, except van pmo. Nov tot uit. Febr s'morgens ten 11 uur een Kang. De Marktfchuit in den Zom. nam. ten 5 en s'Winters ten 4 uur. Delft en den Haag, dagelijks s'morg. ten half 4, 6 ,8 en haifii, nam. ten half 1 , hal' '3, fen half7uurecn fchuit. JJen Marktfchuit op Delft -ten 11 en op den Haag ten 1 uur. Gouda, Woensd. Dond, Vrijd. en Sat, ten half it uur Haarlem, van 14 Maart tot 2 O&ob. s'morg. ten half 4, half 7, 9 en n uur, nam. ten half r , 2 , 4 en S uur. De Pakfch. Dingsd. Dond. en Saturd. ten 10 uur Van 3 Oclob. tot 14 Maart s'morg. ten half $, 9 eri ii, nam. ten half 1, i, 4 en 6 uur. De Nachtfchuit het geheele jaar door ten H uur. Rotterdam, alle mor», ten half 10 uur eon Marktfchuit-  C 9 ) ■Woerden en Utrecht, van half April tot half Odt. voorrri. ten 9, en i uur en van half Od, tot halt April voorin, ten n uur, en 't geheele jaar 's avonds ten 9 uur een Schuir; verders Saturd. Marktdag zijnde, gaan en komen verfcheide Marktf.huiten. van MEDEMBLIK op Alkmaar, Dingsd en Vrijd. S'morg. ten4uureenSchni<*.' Amfterdam, Zond. en Dingsd. s'morg. een Schuit en Woensd. een Schip. Hoorn alle motg. ten half 7 en s'Wint. ten half 8 een Wag. van MIDDELBURG op Amfterdam, alle weektn een Beurtfchip'en Woensd. en Saturd. eèn Bode, doch bij befloten water over land. Breda , Heusdin en ter Goes ■ Dingsd. ïr.et't Y eenSchip.1 Bergen op den Zoom, om den anderen dag een Schip, Dort en Rotterdam, dageli.ks een Schip. Gouda, Woensd. en Saturd. een Schip. den Ha.ig en Haarlet», alle weeken een Schip. Sluis, alle weeken 1 Schepen. Vlisftn°en en ter Veere , alle uuren Wagens; ook op Vlisftngen Dingsd. een Schip. Zierikzee, alle weekeT drie Sc'ieep. en tweemaaleenBod. van ROTTERDAM op Amfterdam, alle midd. ten f* uur een Schuit en 2 ma»! 'sweeitseenSch Bij befl. wat. rijdt s'mor.ten8 uureenWag. Antwerpen, Diivsd. en Vrijd. een Schip. Bergen op den Zoom, Woensd en Vrijd een Schip. den Bosch, Zond. Woensd en Vrijd doch in Jan.'en Febr. alleen Zond. en Woensi. een Schip. denBriel, dagel. een Sch. en Zond. en Woensd. een Schip. Delft, van 1 April tot 30 Sept. s'morg. ten -5 uur, en vervolgens alle uur tot s'av. te i 8 uur een Jaagfch. Doch van 1 Ocl tot ?i Maatt de eerfte Schuit s'morg. en de laatfte s'av ten 7 uur. Dort, gaat alle dagen een Marktfch. met 't begin der eerfte en laatfte quartier der Maan s'morg. ten half 6, * $  C 10 ) ^ftt#U5^ * '< van de volgende i:%;af\zof te^alf uur ecn schuit, ' uur een Sch en butnTS™ ^ * en S'Wint« *«» -£«y^«, aiie nL. In\ ,1 CrS ni°rg-ten9uureen Wag. a Ie 2 df ,n "r'0 U"r ««Marktfchuit. S envandaar ^ Zon^; ^aly' ,Zond' ten half' »° uur, Sluis in naandl£ r? V? S'tUrd* een S^P' Pmo. Nov^oTu?Vcb ^u' D^d' en Saturd' d°c" van Schip met 't eerfte getij!* " W°enSd' en Samrd- C£n van UTRECHT on NB. bij bcfl. waïef sW ;Wmu * uur «n SchJ. buiten de Catlu Poort! S' h*lf 8 Cen WaScn Maar/èn, alle nam."zom * > • Leijdm door /W« -Ta^," * C" SV,nt' ten 1 uur. IS Ocl. s'morg. ten 7 e„1?W,B' van ^ April tot IS Ocl. tot ff Anr \eJaV' ten 8 UUr> <"och van befloot. waterVioS f"V llU,t ten 12 uur. NB. bij * «-rr, s'morg ^n 6° ? "ï eeQn ^ °P tc;ftuT«nnfchuit 20,n' nam' ten 3 en in de wi„ter *»d.£^  (") HET AFRIJOEN der POSTWAGENS. van AMSTERDAM op Arnhem, en ttrugzom. s'morg. ten 6uur. ens'jvint.met I het open,der Poort, rijdt afvan't Cing.bij de Beul. ftraat. Alkmaar, bij befl. water, s'morg. ten 10uur. van't H. pl. den Haag enterug, Van Pmo. April tot Uit. Od. des Midd. I ten ee'nuur, en van Pmo. Nov. tot Uit. Maart, des mors gens te 9 uur van 't Nieuwe Zijds Heeren Logement eer» I Wagen, namentlijk Maand. Woensd. en Vrijd.van Amfteri dam na den Haagj en Dingsd. Dond. en Saturd. van'den I Haag na Amfterdam; doch bij befloten water alle dager» 1 een Wagen. De vragt is binnen in ƒ4 : 18; en voor in i f 4 : 16; als mede voor een Kind dat op de fchoot zit i de helfc van de vragt, buiten het paslagiegeld. Het i Corrpt wordgehoud. re Amft. in de Beursftr. in No. 19» Ten huize van C. Guit* alwaar ook belteld wordende . Afgeh. Postwagens voor vier en zes perfoonen cn Post1 chaifen na den Haag en andere plaatze; en 't Compt. in i den Haag ten Huize vau J. Custers, in de hooge Nieuwftraar. Rosterd. bij befl. wat, een W. ten 8 uur van de Reg. Breit. Utrecht, rijdt bij befl. water dagelijks s'morg. ten O 1 uur een Postw. van de Reg. Breeft. En een dito van 't [ Utr. Veer op de Achtergragt bij de Utr. Poort. Alsme: de Maand. Dingsd. Vrijd. en Saturd een Pakwagen ten : half 10 van »t Cingel aan her Mrtkt of Schletfch. Veer. van ALKMAAR op Haarlem en te rug , alle morgen ten 9 uur, van AMERS VOORT op Utrecht en te rug, ZonJ. Woensd. Vrijd. en Sar. s'morg. ; ten 7 en s'mid ten 4 uur en dagelijks ten 8 uur een Kar. Zwol en te rug. Dingsd. s'morg. ten 7 uur. van den BOSCH op Antwerpen, alle Woensd, s'morg. ten 8 uur een Tour;Jcat en _Zond. te rug. Maaftricht,'van 14 April tot if Sept. s'morg. ten $ juur. Van 16 Sept, tot J3 April met Poort openen.  *re*a en de Graaf% dage!, bebalv. Zond. e-n Tourkar -^..Dingsd. en Vrijd. s'moïg" ! SatuTd s^org. Icfö"^ *° SepU Maand' *°cn4 « if^w Van GOUDA op t«°»rdamenj.r«jr,yan half Maart eot uft. Sept. s'morg. «»r. Van* P°o Od Zl kTIt^" haif '' *• * « en \i „,," P UCt' tot half Maart s'morg. ten 7 o s'morg. tS 6 en na 5\ half Maart toC half Oftob. Maart s'more ten T' " 4 UUf< Van halfoa- tot h fff Stads Doden. 7 Cn nam' ten 3 uur- R*dt af aan de *• . van HOORN od Enkbmzev en «Mi,/*//, en te rug, dagelijks. '« ^«««<%t en Donderdag. Op Vrankrijk, », av. ten haJ fQ uur enlSVh^ ^ °p Braband, SjS en Fransen Vlaanderen, s'avonds ten half q uur VERTREK der POSTEN t>«« Leyden. tcbe Steeden, 't sticht van Utrecht, Breda, >s Bosch Geertruidenberg en Zeeland ten 8 uur. ' * Dingsdag en Vrijdag, naar Gelderland, Venlo, Kleef Breslau, Gulik, Malïjk, Keulen,Munfteren, VVesSen ^ pienmöntUUrH °rP Lo"eriD8«» • Zwitzerffl G™ neve, 1 ïemont , Hesfen , Lunenburg , Saxen . Ma-t- brandenburg , Pomeren, PiWen , Dantzif, Poolen Rusland, S.lefiën, Bohemen, Hongarijen en alle Oos*tennjkfcbe Landen, alsook op Zwol, Bentheim Emh den, Oostvriesland, Lingen, Oldenburg, *eï?n H?t ïiidd'i"^' HolfteinlZweeden, Denemnrkc,"'enz s ™d' en " ■«* - Op Braband, Vlaanderen, Henejou. ^50 verdere Oostenrijkfche Nederlanden, Bergen Sn ml\d ■ uP ErnS?land> Schotland en Ierland, 's Bosch Maaftricht, Lu,k, Aken, Luxemburg, Limburg, Na', men, Sedan en verdere Steeden in Champagne 'alsmede OP Omijsfel,.Vriesland, Groningen, Sh^enTweï the, 'S avonds ten half .0 uur. cn Donderdags op Vrankrijk,Spanje, nam. ten half 1 uur  05) Saturdag, op Zwol, Bentheim, Embrfen , Oostvriesland ' Lingen, Oldenburg, Bremen, Hamburg, Lubek, Hoi* , item, Denemarken , Zweden cn verdere Noordfche gewesten , 'smidd. ten 12 uur.-Naar Overiisf., Vriesland Groning. Drenthe en Twenthe, 's avonds'ten half 10 uurl VERTREK der POSTEN. Van 's Gravenhage. «w ,Br, ,0NDSN op allcStedenvanZuidholI. Zeeland. «Bosch. Breda. Geerttuidenb. endeProv. van Utrecht s'av. ten 8 uur. Op Araft. en geheel Noordholland ten 9 uur. Dingsd. en Vrijdag, op Gelderl Duitschl. Pool. Honearijen, Bohe^men Zwitzeil. Ital. en Turkijen, s'midd. ten ti uur. Op Grootbritt. s'av, ten 10 uur, Dingsd, en Saturdag. op VrieSl. Grortmg. Overüsfel en Embden s'av. ten 8 uur. Op Denemarsen en Hamburg, s midd- ten ra uur. Zond. Dingsd, en Vrijd. op sBosch, Maastr. Eindhor. en Tilburg, s'av. ten 8 uur. Dingsd. op Vrankr Brab. Vlaand. Bergen op Zoom, Steenbergen, de Willemftad , enz. Donderd. op Spanie en Portugal. AANKOMST der POSTEN in s'Gravenhage Zond. en DonderdMt Duitschl. Denemark. Zweeden Pool. Hongarijen Zwitzerl. en Gelderland. Maandag.Vrijd. uit Hamburg, enz. Dingsd. en Vrijd. uit Braband en Vrankrnk. mensdag uit Duitschland. Italien en Zwitserland. Vrijdag, uit Spanje en Portugal. Uit Engeland naar de wind is VERTREK der POSTEN van Rotterdam. Alle avonden op Breda. SBosch enz, ten 7uur.Ot> Amfterd. Leijd. s'Hage. Oord. en verdere Zuidholl. Stee1 den en de Frov Utrecht ten half o uur, na klokkeflaj? . moet bu ieder brief een ftuiy, gegeven wórden.  (is) Maand. enVrijd. s'av. op Hamb. mits franc» Amfterd. Maand, en Donderd, savonds op Vrankrijk. Maand. Dingsd. Dond en Vrijd s'av. opB ra band en Vlaand Dingsd. en Vrijd. s'av. op Grootbrittanien * Dingsd. en Vrijd. op geh. Duitschl. Pruisf. Pomniefen. Tool. Rusl. Zweed.Dsnem.Ital. en Zwitzetl. s more ten half n uur. 5* 1 Dingsd. Donderd. en Vrijd. op Portugal er, Spanje cn?. doch Franco t at. Antwerpen. AANKOMST der POSTEN te Rotterdam. Alle mor gen. uit Amfterdam, Haarl. sHaee Dord +n verdere Zuidholl: Steden ' Zond. en Donderd. uit geh. Duitschl. Pruisf Pommeren Pool Rusland, Zweed. Denem. Iral, en Zwitzerl Dingsd. en Vrijd uit Vrankrijk, Brab. en Vlaanderen Dingsd. en Saturd. uit Ha-r burg. Uit Engeland naar de wind is. P RIJ. Z E N der ZEGELS. Z.v. 3 ft. kost/:- 5.:|Z. v. 4 p!.kost/5 a-t 6 9-'\ 4-1 oft: 5'i4-: I2, :.IÖ.. 6gL—. 7 ij.. JI— 8 10 l8 i-4-:- 9 11. 6-: . 24 i-u : | . . ro . , J.2.11-: 3c 1-19:1 12- ■ 15 - 1 -: 36 2-6:! • ,6 20 i-. 4a 2 I4 . l8 . aa xi-j ' 4» ~ ■ 3- 2 : ; • ao a5. :. . * gl. — 3. i?-J 24 . so* :•-  * Ordonnantie va„ ^ 1 fc» Voogden, Esee. Curat, 0/ Adminiflrateurs, eoz. En:°ntn 01 ,ü'4, ,e 35 en daarp.op een 6fl Z. F°° - - - - i2ft. . 300 - - _ . 24ft# , S6o° - - - - 48 ft. - »O0O - - - _ l '. I fooo - - _ „ y . •000 - - ■ «. J2 • ;000 - - - _ 18 ": 1 ened. de 50 op een 3 ft. z rsn fsototbenedioo 6ft. ioo - 200 12 ft. 200 - 600 24 ft, 6co - 1000 ƒ 3 : _ " looo - 2000 6 ; - 2000 - 3000 8 : ■ 3000 - 4000 12 : ■ 4coo - öooo 16 : • 6000 - 12000 18 : * 12000 en daar bov. 24 ; " e Huurders moeten Copijen hebben op een Zegel van 6 ft. Doch van 3 ft4 in. dien de Huurcedui zeljra van 3 ft, i*,.  HET LUIDEN BftH POORTKLOKKEN. Van Amfterdam, •t verlangen, '* verkenen 'smo 's av. "smo.'s a Den 22 Jan. half 7 nalf S Den 8 Au?r. half 5 half 8 Febr. 6 5 25- 1 ïj. 24 half 6 half 6 9 Sept.jhalf 6 half 14Maart. 5 <* 21 -.half 6 a8 5 half 7 I3 0a. 6 half 10 April, half 5! 7 21 — ihalf 7 22—-- halfSjhalfS öNov. 7 half 7 Maij. 4i 8 Van 7 Maij tot 8 Ang. blijv. de Poorten, tot 'sav.h 11 uuren open. Van HAARLEM en ENKHUIZEN. 'f verlangen. '* verkorten. 'smo. s av. ** mo, 's a Den 8 Tan. half 7 half 5 Den aöjulij.i 4 1 Feb. 6 5 HAug. 4 half ,8 6 half 6 22— half 5 half 02 half 6 half 6 29 h»lf 5 „ 4Maart, half 6 6 12Sept. 5 half 11 5 half 7 1 Oa. half 6 ï April, half 5 7 10 half 6 half ,6 -1— fealf 5 half 8 18 — 6 half 1- 4 half 8 as 6 1 Maii 4 8 10 Nov. half 7 ao 11 half 4 half p 11 half 7 hal 30——! 7 hall 4 Dec. 7 De GroOte Föot, Z/j7 en Kennemer Poorten zijn alle avi den tot n nur open: en de Spaarwouder tot het aanKl men der laatfte Trekfcbuit. Elk der Poorten, kau men ii uur, voor 30 Stwiv, doen openen.  MENGELINGEN i n v P Ó E Z IJ en P R O Z A.  De zucht voor Godsdienst, Deugden 't Heil der MMtfcbappyf Befntar» altijd de lier vmt Neérltnds Dicht'ren rijt  Met veël genoegen bieden wij onsen geeerden Landgenooten weder een kleine verzameling van nieuwe oir» fprongkelijke Dicht- en Proza-ftmken in dit Jaarboekje «an. Wit vleijen on», dat hetzelve over 't geheel niet minder dan de voorigen zal behagen , en betuigen des Dichters en Dichteressen onzen dank, door wier vriendelijke medehulp wij in ftaat gefield zijn, om ditWeikje in denzelfdea finaak te achtervolgen: terwijl Tvij ons tevens in de z.:lver voortduurends gunst, ei de mededeelzaamheid van andere fraaije vernuften in one  Vaderland, nedrlg blijven aanbeveelcn, kunnende men zich verzekerd houden dat wij, van onzen kant, geene kosten noch moeite zullen fpaaren, om dit Werkje, bij aanhoudendheid , de goedkeuring van onze kunst- en letterminnende Landgenooten te doen wegdraagen. Veele ftukjes, die wij, door de kortheid van ons beütek, dit Jaar moeten achter wege laten, hopen wij in een volgend mede te beginnen. Wij verzoeken de üukken, die men ons gunlrig wil toezenden , vooral toch voor den eeiften Mai 1798, te mogen ontvangen. Amfterdam , / DB WEB, J. D OLL,   i Veem //zif iA  ? C J'ÜMte ; • '■>■ -'ü-»h,s,, hu';,.   ONGEMEENEGROOTMOEDIGHEID BELOON D; Het noodlot, dsnr men elk fehïer daaglijks van hoort fpreke», lïSchoen ons de zin van 't woord nog nimmer is gebleken , i Schijnt mij, indien ik vrij mijn mening uiten zal, Een -vvondre famenloop van zaken, het geval; Dit fpint fomtijds voor ons, met rampen overladen, In »t mWden van den druk, een lot van gouden draden ; De ramp brengt menigmaal een goed aan dat bekoort, iEn 't doomigst ongeluk de fchoonfte rozen voort. Toen 't fiere Portugal, iu Neêrlands oorelofren, Hovaardig op zijn land- en op zijn zeevermogen, Den dappren meho, de eer van zijn geboorteland, Naar 't goud» en krutdrijk Oost' verzond met onderftand, Om Neêrlands waterleeuw, gewoon aan triomferen, Ten luister van den Taag, zeeghaftig af te keerea, ^egunflïgde de wind dien grootfehen watertogt, 'Waarop de Portugees de fchoonfte laauwreu zocht.  Aan 't puntig nederdeel der Afrikaanfche ftrandena' Daar Gamji met zijn kiel het eerfte durfde landen, Steekt een vermaarde hoek het hoofd op in de plas, Die vóór held Gamaas tijd voor elk ontzaglijk was, En die, om 't ftormgeweld, hier op den troon gezeten, Door 'tovrig aardsch geftacht, het ,, ftormhoofd3' wierdge De kust, die overal zich hoog en klippig toont, (heetea. Word dooreen woest geflasht, dat,, C^r*" heet, bewoond.. In vroeger tijd zo wreed voor droeve fchepelingen, Als 't puntig klippenheir waardoor *t zich ziet omringen;,! Wie daar de dood ontkwam te midden uit den vloed, Stond daar gewis ter prooije aan 's Caj&rs ziedend bloed;! De Luzitaniër, bij deez' geduchte wallen, Door buldrend ftormgeweld ten fpoedigfte overvallens Ziet hoe de doile wind het zeil in flarden flaat, En 't fiingerende roer des ftuurmans hand ontgaat, Daar't breizlend ftorteud nat en dek en kuil doet kraken> En ieder golf de dood vertoont met open kaken. De masten zijn reeds los, en zwepsn tot elkaêr, Da pomp is reddeloos, en 't zeeflot word te zwaar Door 't ftroomcnd pekelfchuim ter fcheepsbuik ingeflopen^ Waardoor men word verpligt omftraadwaartsaan te loppen, , Ver-  C 3 ) Verkiezende eer den wrok der Caffirs uit te ftaai, Dan in het zeegeweld de fraoorlug te ondergaan. Geen bede aan heilige», in beeldtais meê genomen, Is inagtig om 't geweld der golven in te toornen, :En 't loeijen van den itorm, wat klaagtoon, 't volk ook CU, $elet den naren galm dat die ten Hemel ga. De bange Luzitaan wringt hopeloos de handen, 2Iet eindelijk de kiel nabij een inham ftranden, IDaar de aklige eenzaamheid nu zoet is voor den geest, Dewijl de fcheepling hier geen Cafferwoede vreest. , Na weinig uren rast aan deze barre kusten , ;Scheen 't buldrend ftormgeweld genegen om te rusten; 't Valt langzaam in den flaap, daar op de kalme plas Geen fpoor van Nereus woên meer te befpeuren was. De Huurman, eerst door fchrik voor 's landvolks haat geVoelt ée'nflags in de ziel de zoete hoop herleven, (dreven, Ju doet dus, half van vrees in 't fiddrend bart ontdaaD, Zijn hoop, door deze taal, in 'c fcheepshoofd overgaan. v De ftilte van de zee doet ons rechtmatig hopen,. Des Caffirs wreede woede aan deze kust te ontloopenj „ Men dien' zich van de floep, en van de kloeke boot, „ Die 't lot ons overliet in »t nijpendst van den nood, Aa „Obï  C 4 ) ,, Om Madagsscars ftrand, niet vert' van hier gelegen, Te kusfchen, door de hulp van Go.idelijken zegen. De wind, op onzen togt. zo 't fchijnt, tot nog te onvreên, „ Port ons ter afreize aan, en blaast nu derwaarts heen. ,, Ops dapprè mbllo! op.' mijn kloeke togtgenooten• ,, Hiervoegtgeen langberaad, hier diént gezwind befloten. De dood is hier ors lot, wanneer ons *t landvolk ziet» ,, Daar ons en wind en zee de kans ter redding bied." De kloeke me li o, verr'van hier een'raad te fpannen^ Bevracht en floep en boot met zee- en oorlogsmannen, Steekt af naar't ruim der zee, Cn juicht nu't zwakke boord, Hem en zijn volk ontdraagt aan 't woeden van den moord. Maar e\nsflags doet een ftorm, niet aangebragt door winden, Hem op den kahneu vloed een' wreeder rampfpoed vinden , Dan dien hij door den wi.id , verkeerd in een' orcaan, Vóór 't ftranden van zijn Hiel, op zee had ondergaan. Haast was de vracht te zwaar die 't vaartuig had te dragen» Straks flaat de Luzitaan aan 't kermen en aan 't klagen, Op 't zien hoe hij, ontgaan aan 's Caffirs zucht tot bloed, Voorzeker in de plas het leven derven moet. 1 n'tbart des fchepelinys eischt ftraks de zucht voor'tleveu, Een zcspaar van de vracht de zee ter prooi te geven; Daar  C S ) Daar ieder hunner hoopt, het fcbriklijk lot te ontgaan. Pat hem verwijzen zal Om in den oceaan , 'Ter redding van den drom van zijn gedreigd* vrinden, Als offer van den nood, een zekre dood te viLCen, Welhaast bepaalt het lot al de offers die de vloed, Voor 't algemeeu belang, teiftond verzwelgen moet. iBij hen die 't grillig lot tot offers had verweezen, iBevoad zich Pedro, uit een' zelfden ftam gerezen, Met Goraes, die na hem ter waereld was gebrast, iÉen edel broederpaar, door mhllo hoog geacht; ïDe laatlte wierd bevrijd van in den vloed te fnevea, «Dees valt voor mello neêr, de handen opgeheven, :En hevig faam' gedrukt, en zegt: ,, Geliefde heldi ,„ Och; zo gij immer prijs op ouderliefde ftelt, „ Zo gij de waarde ooit wist van 't kinderlijke harte, L Gelijk mijn hart vertrouwt, neem deel in mijne fmatte. Mijn vader, zonder fchuld; verarmt, heeft geen meer troost, Dan deez* gedpemden man, en mij, zijn eenig kroost, ,. Dat, om hem, op her eind' van zijn behoeftig leven, j, Zich moedig heeft gewaagd , om met « om te zweven; iHib deernis met zijn wee ; komt mijnen broeder om, Ii, Dan fterft mijn vader niet door zijuen ouderdom, A 3 Maar  Maar door 't gebrek, dat hem gewis de dood zal baren,", „ Naardien mijn broeder dient om hem het licht te fparen, ,, Waartoe zich mijne jeu^d te krachteloos bevind. „ Gij moord den vader, door het fparen van een kind „ Dat nutloos is voor hem, en door den zoon te doden „ Door wien in 't lijden hem noch hulp word aangeboden. „ Neem mij in zijne plaats; befchaam een grillig lot; „ Voldoe de menschlijkheïd, en wacht uw loon van God." Held Mello ftaat verbaasd, weet niet wathij zal uiten.] De iqngelirjg 1-ervat: „ Gij mart in uw befluiten! „ Terwijl de bodtm zinkt, en alles.kermt en klaagt! GenoegJ ik heb mxx u 't geen reedlijs is gevraagd." Naauw'is die fïoute taal, in wanhoep, uitgefproken, Of onze jonge held is iu den vloed gedoken, En 't volk, door nood verhit, eischt, langer morren moe', Dat M.el t. o ftraks den eisch des jongelings voldoe, Die zo grootmoedig zich gcjflort had in de ftrooraen, Om zijnen broeder 't lot der dood te doen ontkomen ; En meiio fpaart den man dien 't lot verwezen had, Voor 't algemeen belang te fheuvlen in het nas.'  (7 5 211 de ofFers worden ftraks ter baien in gefrceten, Daar zij eenflags hunn' ramp en 's aardrijks ramp vergeten» Maar hij die van het lot der menfchen meester is, Bewaakt het broederpaar in deez' gcfccltenis: De kiel land eindlijk aan bij Madagascars {trauden, Van waar de zeeliên dra aan Gcius kristen landden; Daar 't edel broederpaar elkander teer ontmoet, En in elkanders arm den broederpligt voldoet. -. ..» Een vaartuig vind den held, in 't midden van de baren; De hoofdman neemt hem in, doet zijnen fchiik bedaren, Herftv.lt hem in zijn kracht, brengt hem in Goaas wal, Daar 't vok hem blijde ontfangt met iuigchenü'vreugdgfif^haï,. Hie rna ter fhd des Taags behouden aangekomen, Daar 'c lot van 't broederpaar verwonderd yi'itrd veraomejn , v*eie'ert de Koning zich, door 'c fchenken van een iooa floogst waard aau een geflacht vereerd door zulk een'zooa.  (O •AAN LEüCONOE, Laat af, x, ■ o c o * o e ! ('t betaamt niet,) «a te fporeïi 3 Wat door het Godendom ons beiden is befchoren: Vorsch door geen wichlarij 't geheim van't noodlot na9 Opdat , wen »t eindlijk treff', het u te minder fcaac; En of Jnpijn u nog meer winters zal bewaren; Ban of deez' winter, die Tijrrhenaas woeste baren Beroerd, n voeren zal ten prooij voor 't vratig graf: Spoel liever met den wijn uw zorg en kommer af. Wil in geen engen kring op lange dagen hopen, ' Terwijl ik met u fpreek is reeds het uur verlopen, Het haatlijk nur vliegt voort: geniet, geniet deez' dag, Onzeker of uw oog het licht van morgen zag. TT O. « o r a t i v s vrij gevolg*.  ( 9 ) D E , KRAGT der. LIEFDE.. Liefde, een 'ieder zoon der aarde Huldigt uwe Godenvreugd, Gij doet hemelblijdfchap froaalsen* Die op aarde ons hart verheugt. Gij doet waereldklooten rollen In de fchoonfte harmonie: Daar gij zwaait uw» zagten fcepter, Ademt alles fijmpathïe. Gij knoopt zelfs den Fleer der waereld Aan de waereld, die hij fchiep; En uw (tem klinkt door de fcliepping, Sints God haar ten voorfchijn riep. Gij maakt, dat de Cherubs - fchepper Ook de vriend van 't wormpje wordt, • Dat het voedzel van den ceder Dalwaanls naar 't viooltje ftort.  Clo } Gij wierd door Gods. liefdebanden Ter vermindering onzer fmart, - Ter verecdling onzer vreugde, Ingeplant in »s menfchen hart. Gij flrooit roozen op de paden , Waar gij wandtlc , voor uw treén. En dan rolt de ftroom der nuien Met meer vreugd en kalmte heen. Gij maakt, dat de jonge dichter Febus en Parnas vergeet: Dat zijn lagchend, lonkend meisje Da eer van »t Negental bekleedt. Gij keert dikwerf woestenijen Tot een Tempé en Eden om ; Ja, gij fchept uit norfche Catoos Citherea's Priesterdom. Zelfs de Wijsgeer vormt zijn iteifels In uw roozen verwig kleed; Gij geefc miithe, i,i plaats van lauw'ien, Aan den held, dis moedig ftreedr.  Cu ) Voor uw lagcbjeg j vreugdenteelfter ? Staan Monarchen rijken afj En de Vorften leggen 't purper In uw' fchoot, met hunnen ftarV Gij zwaait overal uw fcepter, Alom knielt men voor u aeêr; - En uit uwen neftarbeker Drkiken we allen min of meêr. Daar, waar geene bronnen rnifchen; Waar in 't dal geen roosje bloeit 5 Waar voor de bevalligheden Nooit de» Dichters ziel oatgloeit. Daar, waar door geen nacbtegaalen 't Hart gevoelig wordt geraakt; - Daar nog werden lleene harten , Liefde' door u murw gemaakt. Wie maakt dat in barre ftreekea Zelfs Tartaar gelukkig woont, En dat hij een vrolijk leven Ia zijn arme hutje troont? t%l  f U) Wie maakt voor het oog der Lappen 't Hooge Sneeuwgebergte fchooaV Waaijen niet uw zegetekeas A)öm daar gij Iticht uw' troou! - Knaap en jong'liag, man en grijSaart, Neemeu uwe kluisters aan, - Volgen uwe toverftemmeu, Die in »t bart gefchreevea ftaan* Cij maakt dat het vrolijk knaapje Hupp'lend naar zijn meisje fpoeit; * Dat de morgen van zijn leven Als een beekje hcenen vloeit. Gij voert aan de hand der meisjes Onze jouglingfchap voorbij , Even vrolijk als de dagen In het fchooafte jaargetij. Gij verzoet door lieve lagchjes Des mans lasten, die hij torsent} Zonder kusjes van zijn' gade Ptikkelt roem noch eer zijn bom.  < 13 ) Gij maakt nog den Jongden avond Van den eed'len grijsaart fchoon; Stille vreugd wordt door uw iagchjes Nog vermeerderd op zijn koon. Zijn vermoeid en koude harte Wordt nog door uw vuur geftoofd; 'c Klopt nog blij bij 't fcbaldloos boerten, Schooa bijna van kragt beroofd. Lagchend Haart bij op de lijkbus Waar reeds de cipresboom bloeit. Wen bij, Lisfde, ziet zijn kind'ren Met geluk door u befproeid. Gij, die alle levenstijden, Eiken oord met heil bedeelt, - Die ook lagcht in 't knaapje en mets]? , Waarin gij bevallig fpeelt. Zegen, lieve Godheid! verder De aarde, daar uw vreugde woont j Ieder van uw lievelingen Worde mild door u beloond.  ( 14) Strijk het rimplig voorhoofd effen, Maak de ruuwe harten zagt, — D.ruk den zuig'liug in de ziele Reeds uw beeld, dat minzaam lagcht. Doe ons nog uw ftemme hooren In des uachtegaals gefchal, Eu in 't ruifchen van het beekje, Dat zich kronkelt door het dal. Wen de nijd en laage wangunst Van mijn lauwer mij berooft; tl Druk dan uw krans van mirthen Op uw's blijden zangers hoofd. Geef ook een bevallig meisje, Van gevoel en deugden warm, Liefde, aan uw' getrouwen dichter Eenmaal in zijn huilenen arm. Mr. M. F. H. 'trevolgd naar bet Hoogduitsch , van den Heer Daszdtirf.  (15 ) S IJ EEN BEEK. Zoete Beek! hoe liefljk ruiscbt gija Uw gemurmel treft mJJti ziel j Mogten zoo mijn zangen vloeien, , Als nwgolfjens, klaar en zacht I Gij verfchaft mij ft0f tot zingen; Bij het zitten aan uw boord, Gaar ik nutte wijsheidslesfen, Die mijn hart tot voedfel zijn. Gij vloeit zacht, zijt vrij van fmetten5 Ach! was >t ook zoo met mija zieïf" Mogt ze als gij, aanvallig Beekjen» duiver, vrij van zonden zijn! Gij houdt fteeds dezelfde fnclheid In uw' loop, en wijkt niet af Van uw fpoor; ach! wat is hier in Beekjen I aan uw ftroom gelijk!  (15 ) Week ik nooit in al mijn daden Van het glibbrig pad der deugd! Daar mijn hart zoo vaak een "wakheid Mot een trauend oeg betreurt. Gij, gij leert mij door nw kromtens, Dat mijn leven hier beneên Loopt door kronkelige paden, 't Zij van voor of tegemfpoed, Ln ziet ge uwen ftroom verdwijnen, ïn een meir, dit leert mijn geest, Dat eens 't Beekjen van mijn leven , In de Zee der eeuwigheid Zal vergaan, en zoo dan Jcfus Aan mijn ziel in gunst gedenkt; Dan, dan heb ik niets te fchroraen, Wen eens 't uur van fcheidea naakt. Gij klimt nimmer tot uw' oorfprong, Dan mijn ziel, aan 't ftof ontboeit, Klimt tot haar geduchten Schepper, Wen de dood baar banden flaakt. O.    ■v?, o. herderinnen.'   CT7> DE LENTE. Mutat terra vices. Lieve Lente! vreagd van't leven, Die aan al wat adem heeft, Nieuwen moed en krachten geeft, 'k Voel mijn aanglust aangedreven, ' ÜH1 het zielbetovrend fchoon Door mijn zwak penfeel te-maleH, D«ge, 6 Lente! fpreidt tentoon Over bosch en berg en daIen# Tijrus moog op pKrper roemenj Gij verdooft den purpergloed Door uw kleed, omzoomd met bloemen, Dat onze oogen fcheemren doet • 't Vuur der jeugd kunt gij ontliekea Ia de reeds verkoude borst: Gij, gij kunt het aardrijk brekeu Uit de harde waterkom, 9  ( i3 ) De echo doet het veld weergalmen Van de herders , die uw lof Zingend kwelen op bun halmen, Als de rijkfte en fchoonfle ftof: Daar bij 't vlechten van de kransfen 3i Maagdenchoor uw roem vermeldt; En de veldgodinnen dansfen Op het pas ontloken veld. Grijze winter! die tïe Landen, Met een fnecuwgewaad omkleed, Knelde iu hard bevrozen banden, Wij vergeten thands dit leed: Koude gij vijvers, vlieten, beken Vormen tot een hecht kriltal; fk Zie door Lentes aêm verbreken Uw geduchten waterval, ?t Vee, dat, in de muffe fta!'en, Heul zocht voor uw vreeslij* woên; Ziet men thands, bij duizend tallen, Zich met malfchen klaver voên:  C 19 ) ** 7As de znivelvolle koffen Scheren 't lang e„ fpichtij! knfid E° Van vreuSde en blijdfchap Ioeiëa Op-den kink van M,104as luie. ''Jengdïg lam, zoo Hef, zoo teder, Dat van de eerlle onnozelheid, Zorgloos dartiend heen en weder, Scnoonfte beeld voor ogen fprcid; l8Sent ocs die gulden eeuwen Eer Afh-ea de aarde ontvlood •tMen.chdom.Eiet veraart i„ ^ Vrjjheid, rust eu Vreé genoot. 'ifcie, 'kzie thands natuur herleven, En voor Cijpris rijksgebied Menig jongen veldknaap beven Die zijn hart in boeien ziet' Weest vrij ftlUll.sch> fl Herderinnen» Spot vrij met nw minnaars pij0, * »w hart niet te overwinnen, Eens zal >t overwonnen zij«. E 2  C 20 ) Dan is alle zorg vergeten, Dan heeft Venus de overhand; Clorïmene» en Phhete» Zijn vereend door Hymens bandï Dan, dan vlecht men malfche rozen Met iNarcisfen om den disch, Daar de vreugd, die elk doet blozen, Op 'c gelaat gefcbilderd is. Thands voelt elk de zinnen ftrelen: Philombel! gij treft het oor Met al de andere orgelkelen. 't Bloemtapeit, vol fchonen gloor, Kan gezicht en reuk bekoren, En de ziel, van vreugde ontgloeid, Doet den reinften danktoon horea, Voor het heil haar toegevloeid, Ceres wil nw vlijt belonen Laadmanl 't lieflijk bloeiend graas Zal uw kostlijk zweet bekronen, Wen uw hand de zeis zal flaan:  C si ) Dan flraait blijdfchap ah nws ogei}j Vreugd veifiert uw bruia gelaat/ Al uw droefheid is vervlogen, Wen gij 't graan in fchuren laad,. 1 Bloeiend ooft ftreelt oog en handen, Flora vormt d' ontlaten grond Tot Thesfaalfche lustwaranden, Waar ook 't oog zich wende' ia »t rond. Lente J uw gadeloos vermogen Streelt, verrukt, verblijd mijn geest, Gij perst tranen uit mijae ogen, Gij, die aljnijn fmart geneest. Hartenftreeldfter! vreugd van 'tleve»! 'k Heb van uw bevallig fchooa Slechts een flauwe fchets gegeven: Neen; miju zwakke en doffe toon Kon uw waarde niet verheffen.- Wie, dan 't hemelsch zustertal, W ïa ftaat een beeld te treffen D*t een God vertonen zal*  C 43 ) N atuur gaf Ilieren hoornen, Den Paarden harde hoeven, Den Hafen fuelle voeten, Den Leeuwen ijsie tanden , Het zwemmen aan den Visfchen, Het vliegen aan den Voogien, Beleid en moed den Wannen, De Vrouw niets van dit alles. Wat gaf zij haar dan? fchoonheid, Voor ondoordiingbre fckiklen, Voor fcherpgepunte lpeeren. Zoo dat cen lieve fchoonheid, Den glars van 't blinkend ijzer , Het flikkren van den vuurgloed , L.nedeu zich ziet blijven, o. AKACREON gcvolgda  C=3) D je MORGEN. Daar daagt de Zon ; haar rozengloed Vcrwt wolk en berg en bosch en vloed; Haar warmte droogt de natte bladren; De weste wind verfrischt natuur; De werking van, het zonnevuur Giet vreugd en leven door heui' adren. Met vergezicht fmelt in den damp; Het grazend vee meldt leed noch ramp., '■Maar baadt zich Jh fret vergenoegen; 't Gevogelt zinfcï zijn minnelied; Het vischje dartelt ia den vliet, Verlof! van 's vi*fichen iastig zwoegen. 't lufeét flujpt thans den febuilhoek uit, En zweeft om 't bloemgewas en kruid, Of,waar hem zoete geuren trekken; Het ïiaclitgedic-rte, fc'uw van 'c Jicht, Verbergt zich voor dit grootse» gezicht, Waar in zijn oog niets kan ontdekken B 4  De veldling grijpt den arbeid aan» De handen aan de ploeg te flaarr, Is al zijn vreugd en zielverlangen ; Mij weet wat vrucht de vlijt hem geeft,. Daar zijn gezin gelukkig leeft, En hen dus leed noch honger prangen* Wat ftervling acht den arbeid niet, Waar door hij zich gelukkig ziet? Wie is niet dankbaar voor den Morgen ? De voorraadfchuur van 't huisgeluk, Die fchoven draagt voor 's hongers druk, En rijken looa voor 't vlijtig zorgen. Cij die den morgenftond verflaapt, Den glans der Zon op 't bedde aangaapt, Zijt ge ongevoelig voor den luister Die 't vrolijk morgenlicht verfprefdt ? Voelt gij meer trek tot vadzigheid? Kiest gij voor 't licht het vale^duister?  C 2S } Weest niet ondankbaar; -. weeg nw lot^ H Hij, die den Morgen geeft, is God, - Uw Schepper; aller fchepzlen Vader! Wilt dan geen dierbie gunst verfmaên,. Maar vrolijk, dankbare ogen Haan Op 't heil van aller zegenader* Gij, die in 's levens morgenftond Bloeit op den zegenrijken grond, Wilt tijd en vlijt met kragt beltenen, Om ee»s der maatfcbappij ten nut, Ea 't zalig huisgeluk ten Hut, la 't fpoor vaa deugd en vlijt te treden, U zij de Morgen der natuur Ten beeld van 's levea» uchtenduar: P Ziet in nw hart de wijsheid dagen j Grijpt aaar de nutte wetenfchap; Gaart voorraad op, bij eiken fbp, Om 't heil der maatfchappij te fchragea. B5  ( 26- ) 4» Zon.' wijl gij nw iicht va.fpre;d f Ontgloeit mijn hare van dankbaarheid; Mijn Schepper! doe uw zegen dalen Op al wat gij ten leven riep ; Op alles, waar toe gij ons fchiep; Hoedt ons, van 't Ipoor der deugd te dwa Uw heilzon zij der ziel ten licht; Uw zaligheid ons vergezicht; }Jw rijkdom al ons zidbegeren; Uw grootheid, goedheid, liefde en magt, Doortintien ons met vuur en kragt, . Om onzen pligt volmaakt te luren! J. v. IJ.  (27) Db MIDDA G. Wees welkom , heucblijk Middaguur», D* gloed der zon vermoeit natuur; Geen brede fchaduw geeft verkwikking! Geen wolkje breekt den zonnefchijnj "t Zoude alles mat en werkloos zijn, Bij 'ï derven van de fpijshefchüking. Het paarcl, van 't zwaar gareel ontlast Gaat aan 't verfrisfchend gras te gast. De werkman treedt zijn woning binnen , Waar koelte en voediel op hèm Wacht' En vrouw en kroost hem tegenlacht, ■Eu hond en kat zijn aankomst minnen. Natuur is rasch geftild, te vreên: Verzadigd gaat het kroost uit ten,' En volgt den vaiet naar de lommer, Waar hij zijn leden rust befchut, En 't fmaakli:k pnp^ hem verkwikt, ft Wijl >t rustuur wegvloeit zonder kommer.  Nu vangt hij d' arbeid vrolijk aan, Tot dat heé licht zal ondergaan} Geftreeld door al de zaligheden Van 't zoet en fchuldJoos huisgeluk, Acht hij het werken voor geen druk, Maar tot eea fpoor van brave zeden. Gij die in vadze ledigheid U zelf verveelt, en 't uur verbeidt Waar in ge uw ligchaam moet verfterkee; Wordt door u ooit naar rust gehaakt? Wordt ooit de kragt der fpijs gefmaakt »oor u, vermoeid door vlijt noch werken? Voor u is middagrust onnut: Het voedfel is h wel ten flut, Maar niet gefaaust met al 't rergnoegen, Daï aaarftigheid zo mild geniet, Wen al 't gezin haar welkom hiet, Tea loon voor 't onvermoeide zwoegen #  C 20 ) Niet dat aan eiken leveasfland Dit zalig faeil niet is verpand; Wat werkzaamheid men ook moog kiezen j Het blijft in eiken ftand of kring Geaietbaar voor den fterveling; Slechts luiheid moet dit heil verliezen; Wees welkom heuchlijk Middag-nur! Ea ilerk de vcêrkragt der natuur, Wij zien op u met daakbare ogea : 't Is God, die groei ea wasdom geeft, Tot voedfel vao al wat 'er leeft; Daak zij het gunftig Alvermogen 1 Gedenken wij ia »t nar van rust Aan U, o Vader! laat dea lust Der ziel, uw naam ter ere gloeiea.' De dankbaarheid woon' in ons hart! Och! laat ia vooifpeed en in fmart, Uw zegea op dea arbeid vloeièa.' J. v. H,  ( 30 ) D s AVOND. De dag buigt neer, en de avondwind Brengt frisfche koelte door de dreven; De lieve rust, van elk bemind, Zal den vermoeiden laafnis geven; 't Veelverwig fchooa veiilaauwt, verkwijn:, Nu 't vrolijk daglicht zjcht verdwijirc Vermoeid , vergnoegd keert de arbeidsma» Tot zijoe herbergzame woning, Daar hij de rust genieten kan, Bij 't huisgeluk, meer dan een koning; Waar rust vermoeide handen ftreelt, Wordt deugd en dankbaarheid geteeld. De lecligganger fmaakt dit niet, Waar hij zich wendt, woont zelfverveling; »t Genoegen ziet hij in 't verfchiet, Maar derft zijn aangename ftrelicg: Het hart. van weelde en wellust zat, Voelt niets dan doornen op zijn pad.  c-sï) Blaar de arbeidsman met zijne gaé% In de avondkoelte neergezeten/ Kout met zijn buut van bark en fpa, Wijl zij bun dagwerk nooit vergeten 5 De buurvrouw ft.pt van H groeiend kroost, Daar 't kinderfpel hun rust verpoost. De jeugd, door 't fcboolwerk afgemat Stoeit in het gras met valige ogen," ierw!jl de daauw haar kleedren nat, En 't fpeelnirr fpoedig is vervlogen j Zo ergens »t waar vergnoegen woont, 'c Is hier, daar het zijn invloed toont. Eerbiedig zwijgt en rust natuur: Alleen de kikvorsen laat zich horen. En 't nachtgefauis, voor 't zonnevuur Te fchuw, zal de avondkalmte Horen, Tot dat de flaap de leden boeit, Eu nieuwe kracht door de adiea fproeit.  (32 ) Wijl alles reinen wellust drinkt, Ligt de aarde in 't zwarten floers gezonken j De ftrekgefpanne hemel blinkt Reeds hier en daar met heldre vonkenj De fchemering zinkt naar beneên, En 't avondrood wijkt fpoedig heen. Gelukkig hij, wien d' avondftond Bedeelt met zijne aanvalligheden; Gelukkig bij, wiens hart en mond Roemt op de vlijt en brave zeden; Hem is de ware rust bereid, Wanneer de nacht zijn fluiër fpreidt. Rust zachtjes, daar de flaap u wenkt, o Vergenoegden! legt u neder, Terwijl hij uwe leden drenkt, Groet u eerlang de morgen weder. Uw have en huis blijft met uw lot Bevolen aan den goeden God. J, v. !&  C 49) Da N A C II T. Wanneer de donkerheid Op 't halfrond ligt gefpreidj Natuur angstvallig zwijgt, JEn alles nederzijgt In de armen van de rust, Wanneer de flaap ons kuscht, Ten fteua der levenskracht, Dan heencht de fombre Nacht. Het huilen van den ftorrn, En 't glimmen van den worm; Het loeien van de stee, Aan de afgelegen» reê: De bleke glans der maan Door 't weemlen van de blaên: De gtootfche ftarrenboog, Verzeilen ^t oor en oog. C  ( 5» ) Wie mijmering bemint, Noemt d' ouden nacht zijn vrinsJj Thans zit hij zuchtend neêr, En voelt zijn ramp nog meerj Elk hol of zacht gedruïsch Schept hem een nachtgefpuisj Wijl 't fijngevoelig hart In 't bijgeloof verwart. Maar hij die nnttïg leeft, Naar geen verbeelding ïlreeftj Door d' atbeid is vermoeid, Ligt in den flaap geboeid; Zo zalft de rast zijn leên, Voor nieuwe bezigheên; Hij fchnwt het aulig beeld, Dat ziel noch zinnen ftreelt. Geen ongevoeligheid Ligt op zijn ziel verfpreid: De grootfcne Hemelboog Verrukt zijn ftaread oog,  Als hij Gods grootheid ziet Ia 'c mateloos verfchiet; Natuur wijdt hij geen traan Op 's levens nutte baan. Neen, vrolijkheid en licht, En deugd, en reinen pligt Is al zijn levensdoel, En zedelijk gevoel; Mij weet hoe aller lot Befchikt wordt door een God j Hij zoekt geen doornen uit, Maar gaart het heilzaam kruid. Zo rolt het nacht-floers voort5 Zo flaapt men ongefloordj Zo wordt natuur verkwikt, En aller heil befchikt, Door »s Hemelshand bedekt, Tot ons de fcheemring wektj Wanneer de Nacht verdwijnt, ï» 'c morgenrood verfchjjat.  ( 36) SELINDE aan een BLOEM. Bloempje! 'k zsg u kwijnen, Uwen glans verdwijnen, Weg is al uw rood j 's Morgens had g» een geurtje, '«Middags nog een kleurtje, >s Avonds waart gij dood. Eren zijn mijn dagen, 'Jc Moog uw lot beklaagen, Zelv' beklaaglijk zijn; Ach! ons menschlijk leeven, Grootsch, ea hoe verheven, ls net u, ets fchija. J. J. H.      Het ZIEKBED van ALKANDER. Al.ahder den oroote, Koning v*n Macedonië» ■et zijn leger in Mediën zijnde, overviel eene zwaare aiekte omdat hij bezweet zijnde zich in de rivier de Cydnus gebaad had, zo dat zijne dienaars, hem bijtt. levensloos en geheel buiten zich zeivcn, aa zijne ten*e bragten. Aldaar een weinig bekoomen zijnde , liet hij zijne vrienden te gelijk met zijne Medicijnmeesters, voor hem koomen en fprak hen das aan: zie, welk een tijd. flip het lot gekoozen heeft om mij aan te vallen; mij isberigt, dat binnen vijf dagen, darius in CHicii* zal inrukken; ik , die hem den Oorlog hebbe aangedaan, zal dan de vrugt van zo veele overwinningen verlï«en, gebonden mijnen vijand overgeleverd worden, en welligt in zijne tente den laatften adem uitblaazen.' Gi, had dan met mijn noodlot geraadpleegt „arïus? iranneer gij mij zulk eenen trotfchen brief fchreef ' h°0r ik 'C ^0ns - «««etter der vijandelijke wa! ! *enen, reeds >t getrippel hunner paerden om mij h». C 3  (38) nen! maar bij de goden neen ! zulks zal niet gefchieden , zo lang ik de zorg voor mijn herftel flechts zelve beftiere. Traage en langzaam werkende geneesmiddelen, zijn mij in de tegenswoordige omftandigheden nutteloos, en ik wil liever fterven dan langzaam geneezets te worden I Dus gij geneeskundigen, zo 'er eenige konstvermogen in ulieder magt is, vervaardig mij dan zulke middelen waar door , niet zo zeer mijne dood voor* kooinen, dan wel de Oorlog kan volbragt worden! Verlegenheid trof alle omftanders op dit haastig ett gevaarlijk befluit,zij fmeekten hem den nood niet te vermeerderen door ongeduld , maar zich liever aan de zorg van geneeskundigen over te geeven. Ongewoone geneesmiddelen komen ons thans zo veel te gevaarlijker voor,riepen zij allen uit, daarsARius heeft laaten afkondigen, dat die geene, welke alexansgr zoude dooden, duizend talenten ter beloning zal ontfangen,en daar bij alles in 't werk ftelde om zijne huis. genooten zelfs hier toe om te koopen, zo dat 'er waarfchijnlijk niemand gevonden zoude worden, die eenig geneesmiddel zoude durven voerftellen, dat door zijne nieuwigheid eenig vermoeden konde verfpreiden. Onder de voornaame geneeskundigen, welke ai.ex-  C 39 ) Ahdbr uit Macedoniën gevolgd ware» , was >„ ee■en, genaamd philippos, dien men in z,jBe kindsheid als medegezel en oppasfer bij hem geplaatst bad. Deeze was den Koning bijzonder getrouw, beminde hem niet alleen als zijn Vorst, maar als zijn kweefeeImg. Deeze beloofde den Koning geen zo haastig, «Jaar een zo kragtig geaeesmiddel te zullen geeven waar door de ziekte, hoe hevig ook, zoude geneezen Worden. Deze belofte vond geene vooronders, als alleen den aan ten dienfte van wien zulks moest uitgevoerd worden. Echter hinderde alexander ecne zaak hier in beftaande, dat, volgens >t zeggen van phh1ppc! * geneesmiddel eerst over twee dagen gereed zijn kó*S de, een te lang Wtftelj voor hem die zich reeds van de overwinning verzeekerd hield , zo hij zich Hecht* voor zijne baniere konde vertoonen. Evenwel wat gebeurt'er, alexahder ontfangt een brief van parmeni0n, den getrouwfte zijner hovelingen, waar in deeze hem meld dat p h 111 p r u s *ich voor duizend talenten en 't huwelijk met de zuster van d a r i o s, heeft haten omkoopec, o» hem van «tleeven te beroven.  C 40 Dit ontzet aiex anbsr, en vrees enhoopbraga ten hem beurtelings alle voor- en tegenreedcnen voor den geest, wegens 't inneemen van het, door phiXippus bereide geneesmiddel. Zal ik bet gebruiken, zeide hij bij zich zeiven, en dus de fchijn hebben mijnen dood zelfs verdiend te hebben? Zal ik het niet gebruiken , en lafhartig en ziek mij in mijn eige tent laaten vermoorden? daar bij de trouw van mijnen Art» verdenken ; neen, wij zullen 't geneesmiddel inneemen! Hijhad den inhoud des briefsaan niemand geopenbaard, maar na denzelven met zijne eigen ring verzeegeld te hebben, onderzijn hoofdpeuluw geftooken. Eindelijk brak den door philippos belïemdcn dag aan, en hij zelve verfchetn voor den Koning, met eea beker gevuld met het bereide geneesmiddel. Alexander ziet hem, beurt zig een weinig op, en den brief van parmenion in de linkerhand houdende, neemt hij met de regter den beker aan, en drinkt dien uit; toen laat hij philippus den brief leezen en vestigt het oog op hem terwijl bij leest, als willende op zijn gelaat, ontdekken, wat 'er in zijne ziele omgaat. Maar p hi l i p p u s , onder 't leezen, toont meer fpijt en toorn, daa vrees en fchrik, en zij-  C4i ) aen mantel nevens den brief voer *s Eonings bed nede* geworpen hebbende, riep hij uit, ó Koning! altoo* heeft mijn aanweezen van uw wil afhankelijk geweest, maar na zal ik met u en in u zeiven leeven, en uw geneezing zal mij van Konings moord vrij pleiten , ja door mij in 't leeven bewaard, zult gij mij ook in 'e leeven behouden , waajom ik u bidde, ó Koning, u Van alle vrees te ontdoen, en mijn geneesmiddel, eenen. vrijen loop, in uw aderen te laaten. Deeze woorden boezemde alexanbbr blijdfehap en hoop in. Philippus! zeide hij, wanneer de Goden u de keus gelaaten hadden , op wat wijze gij n van mijn genegendheid t' uwaars wildet verzeekeren, xoud gij u zoeker van een ander middel daar toe bediend hebben! doch een zeekerder bewijs daar van, als >t geen gij op dit oogenblik gekrecgen hebt, zoudet gij zeekcr. niet hebben kunnen wenfehen. Na dat ik deezen brief ontfangen had, hebbe ik evenwel 't middel, dat gij mij toebereid had, ingenomen, en geloof dat nwe trouw mij uwaards niet minder dan mijne herftel. ling ter harte gaat. Na eenige twijfelachtige verfchijnzelen, welke het üaik werken van 't geneesmiddel veroorzaakte, begon C S  (42) *ïch 't geneesmiddel, door de aanhoudende zorge va» fHiiiPPüs, door de aderen te verfpreideu, en de zekere vërwagting van genezing over 't geheele lig* Chaam te vertoonen. J. J. Roussbau, wiens doordringend en fijn ge» voel, »t merg van alle verhevene gewaarwordingen,en groote daden zo juist heeft weeten te omvatten, laat aich, met zijne bekende welfpreekendbeid, ;in de volgende paiTage uit zijne emile, welke wij, liefst weor; ideïijk vertaald, hier mede deelen, omtrent dien daad vatidctiMacedoni/cben Held, dus uit. Emile torn. r. Eindelijk kwam de gefchiedenis van phuippui op het tapijt ; daar wierd veel over geredekavelt , de meeste genodigden veroordeelden de ftoutheid van Alexander, en anderen bewonderden zijne ftandvastigheid en moed: * geen mij deed gdoeveu , dat geene van ken die tegenswoordigwaren,begreep, waar in de waare fchoonheid van dieu daad beftond: voor «ij, zeide ik, mij dunkt, dat, zo 'er eeni.e moed of ftandvastigheid in de daad van alexander geleegen is, dezelve Hechts ecne buitenfpoorigheid genoemd kan worden. Ik flüud op het pmu m ,M Meer Qya ^ ^  C43 ) I gen, wanneer eene vrouw, welke naast mij zat en nog I geen woord gefprooken had , mij zachtkens in 't ooe ! fluisterde, zwijg mijn vriend; zij znllen u niet begrip I pen, ik zag haar aan, wierd ontroerd, en zweeg. Zommige Leezers, niet te vreden met het mtjgm^ brit»d, zullen mij waarfchijnlijk vraagen, wat ik daa doch eindelijk zo fehoon viude, in de daad van alexiander? Ongelukkigeu 1 zo het u moet gezegd wor;den, hoe zult gij het begrijpen? - Het is dat alex* ixh de r in de Deugd geloofde; het is, dat hij 'er op izijn hoofd op zijn eigen leeven aan geloofde; het is ; omdat zijne groote ziel gefcbikt was om 'er aan te igeloovcn. ó Wat is dat ingenomen geneesmiddel eeinefchoone geloofsbelijdenis geweest 1 nooit wierd 'er zulk eene verheveue door eenig fterveling gedaan: en indien 'er hedendaags een alexanber aanwezig ijs, kat men hem dan aan zulke trekken kenbaar maakea.  <44> AAN P H IJ L L I S, Laat allé rampen zich vereenen , En dondrend ploffen op mijn hoofd, Door al het zuchten, klagen, wenen, Van al -zijn geest en kracht beroofd : Mijn voorfpoedszon zij uit-jefchenen, Geen enkel flraaltjen zelfs van licht, Dring» door de donkre nevlen henen, Waar ook het turend oog zich richt'. Waar wat mijn boezem moog beroeren, Geen leed, geen foltrend ongeval, Zal ooit uw beeld mijn hart ontvoeren, o Dieibaarst JYIeisjen in 'c heelal!  (4y) Laat alles zich te famen fhoeren, Wat leven, blijdfcbap , jeugd, vergaltNiets kan me uw dierbaar beeld ontvoeren, Tot dat mij 't bloed in de adren ftalt. Dat beeld blijft immer mij verzeilen, Des daags, des nachts, ja altijd door, 'k Waan zoms u in mijn' arm te knellen , Maar 'k heb, helaas! een fchaduw voor; 'k Waan zoms mijn ïhjjllis te vertellen, Dat, wat me ook in mijn' druk begeeft, De hoop mij nog niet wilde omfnellen. Maar flauw nog in mijn boezem leeft. Laat aHes, alles, mij verlaten, Maar p HijtLisï ach verlaat mij niet! Zoudt gij den trouwftcn Minnaar haten, Die kwijnt door foltrend zielsv&rdriet ? Wat zal mij toch mijn leven baten , Zoo gij uw hartjen voor mij fluit, Dan zal mijn adem mij verlaten, En vlucht ten droeven boezem uit.  C 45 ) Een zee van ramp en regenlieden 1$ mij een kelk vol zoeten wijn , Wanneer mijn p Hijr-i, is, op mijn fchredea, Mijn zagte gezellin mocht zijn. Maar, derve ik, dierbre ] n hier beneden. Dan is mijn voorfpoed bittre gal En de Aard', fchoon anders mij een Eden, Een droevig doorn- en jammerdal. iaat, laten al mijn ongelukken, Mijn beeld, dat, in uw zagten geest , De vinger van de min mocht drukken, Weleer u dierbaar is geweest, Wiet uit uw dierbren boezem rukken: Maar laat mijn min, op deugd gegrond, Na zoo veel leeds eens vruchten plukken, En 't zegel weêr der liefde drukken Op uw aanbiddelijken mond. O.  C47) JE SUS' VERREEZEN Eene Cantate* Solo. Hij ftierfj - helaas! - Hij Isrels hoep, De blijdfchap van ons leven , Moest fel geteisterd, bits gehoond, Aan 't vloekhout jamm'ren, fnceven» Nn rust zijn lijk in jofefs graf. Daar moest die Heilzon daalen Hoe lang? - wanneer? -. riJS Leveas-zoo! Met nieuwe glorieftraalen: Choros, Vreest niet bedrukte Apostelfchaarf Zoude u de hoop begeeven? Gedenk - gedenk aan 't zalig woordj 4oo troostrijk zoo verheven ! D« Hij, de onfterfelijke, fprak» **l«»e*n gij wittel  C 48 ) Rbcitatif. Ja: Jefüs vrienden! vreest niet meer ! Triumph! daar daalt een Cherub néér Om zijnen boei te flaaken; Hrj floot den fteen van *t aklig graf, En 't krachtloos zegel fpringt 'er af, Ja Jezus zal ontwaaken 1 De wachter fiddert, beeft en vliedt, Zo dra hij *t licht des Engels ziet, En werpt de wapens neder , Wijl kille fchrik zijn lippen fluit; De heilvorst treedt den kerker uit , En keert in zege weder. 6 Ja! triumph nu Dood en Hsl! Gij krimpt voor Vorst immanuel -Voor zijnen zegewagen! Juigcht Kristenen juigcbt! uw Losfer leeft.' Die u de onfterflijkheid hergeeft En 's Vaders welbehageu. Gewis: het Godslam wierd geflagt, Heeft op het bloedig hout volbragt Wat wij God fchuldig waren; Maar waar 'er Hechts aan 't recht voldaan, Ei»  ( 49 ) En Jezus niet weer op^efhtan; Wat heil zoude ons wtêivaareu? CïtORABl. Ja jezus leeft! Hij is verreezen! Zijn ledig graf kaatst .de ecbo weerj Hier fliep, ontwaakt, verrijst uw h e e ft» Laat wachters fidd'/erj, joodeu vreezen! Die fchrik n;oet onze blijdfchsp veêa , Hij leeft! -- wij ze gevieren.' Zï2 merken van zi n bloedrantzoeo Zijn voet en zijde en hand verfiereni Chorus. Ja: we erkennen leeven vorst Korts aan »t vloekhout vast geklonken ï 't Sai.hedrin had heet van dorst Zich aan »t Gods-bloed zat gedronken! Maar het fchrikt nu „mr het beeft. Want de kraifelirrg herleeft. Ia: daar rijst de leevecsvorstf Zie de diepgeflagen wonden • D  ( ?o ) Die ciet meer ce: bloed beaiorst, Tot geneesing o;;Eer zonden Eeuwig vloeien van genaè! Zondaars juigchtj Hallelujah! aria. Zo is de bloec'nrïjs opgebr,™gt! De zonden-fcbuld verreekend Bij God; zijn fterf woord: ri is vtlbragth In 't fchuldboek aangerekend! De Hel gefnuikt — de Dood geveld!* Triumph! Hofanna! ftcrke Held! Chorus. Kniel, Adams kroost! Fid zwijgend aan; Wilt Englen all' de citers flaan; Knielt zondaars! ... zwijgt! ... bidt aart!.0< Bidt aan! • <• Recitatif. Wie -» wie is meer onze eerbied waard' Dan Hij — de hoop der vadren ? Dat wij den God van 't gantsch Heel r.1 Met dankbre ontroering nadr«n! Je socdaars! moest gij 't liveuslicbt  C 51 ) Sn uwen ftamkeer derven, Hij, de andere Adam iiierf voor k °Pdat gij niet zoud ftervenj Ja wat » de appelbeet 0«n«n ScheoKt n thands jBÏ«swederJ Want «ü-gij ftierft... herieefe ^ HiJ(| Knielt zondaars J~ kIjieIc daa neder j * ^ J DüETTO, A. Mogen zondaars zich verblijden Honers van de majefteit ? * Kommerloos hun' harten wijden Hem, den HEBa der heerlijkheid? B. Jnsus leeft! de Borg dier fuoodenl Je sus, die op Golgotha Stierf ten zoen van Gods geboden; Hij, 'c gefcbenk van Gods gen*/. A. Mogen Adams fchnldige erven , Zelf in fpijt van dood en hel, Vrolijk leeven, zalig fterven/ Hoopende op iMMAHogt?Da  ( 52 ) 3*» Étêf *.«** mjÉ^ft rr ,4 Weg roet doodsangst, fchrik en rouwe» Hij, die Edens vloelc voldeed, Schuld'looze abam» 't zaad der vrouwe Is 'c, die 't Hofferpeut vertreedt! A en B. Zijn wij zondaars: je sus leeven Is de bron van onzen troost. Wacht ons 't graf: in je sus leeven Leeft het flervend Adams-kroost. Chorael. Christenen! - juigcht - vervangt die toonen! Ja jesus wil bij zoudasrs woonen! En eens — eens woonen wij bij hem! Eens zult gij 't vreedzaam graf zien fcheuren HêtcTOÖid van uwe peuluw beuren Op 't hooren van die liefdesem , Van 's Heemels hocgften top: „ Staat ftille dooden op • »» Hem aanfchouv.-en Der Englen Heer.'  C 53 ) U heil.. uwe eer , En uimmer ïlerfc gij weêr: Choob, Zielverzadïgend genoegen.' Je sus leeft! eens zien wij h e m; Spoedt ujaaren-t graf omworfteld, In 't volmaakt Jeruzalem! Vrienden, maage„,G0Dsgezaai. Sluimrende in dit Heiligdom j Daar zult ge ons bij hem verzeilen, Kom! ai heere jesuJ kom! Slot es Zegezas . Waar is uw prikkel, dood? Nu jesus is verreezen; Waar uwe zege, Hel ? ^ïi jesus is verreezen. ó Menschdom! zie uw heil Van agter 't graf verrijzen » .. Van agter 's Heilands graf.' Juigcht Eüg'le„!-.juigchtl.. knieItM D 3  ( 54 ) Want ziet! -- de Godmenscb leeftJ Komt Haan wij onze harpen Dat het heelal weergalm'! En deeze toouen vangei Triumph! de Godmenscb leeft!... De Godmensen leeft!... Hij leeft.'... R, en C. V. E.  AAN PHIJLLIS 2 IJ HAAR GEBOORTEFEEST. Geeft, o teedre zanggodinnen» Vuur en leven aan mijn lied; En ontrekt uw hulp en biiftand Aan mijn «wakke poging nietLeert me een tooE mijn rmjiiy waardig, Waardig aan dkn fehunen dag, Toen dj njaagd het eerfle k;:ei£ea Van het blo^etd zonlicht zag. Toen de fchoonheid', Godsdienst, wljrteid, Bij haar wieg en cedexzeeg , Zij van deze trits vau Schonen Dat een rnaag.i volmaakt verkreeg, o Zoo ik der Phcenïxdichtrea Ooit hun kunstgaaf heb benijd 5 Ooit mijn zwakheid droef betreurde; Het is r,u gij jarig zijtj Laat mijn zangen kreupel wezen, 't Is doch taal van 't bar:, dat fpreekf O 4  Dat de oprechtheid dan vergoede 't Geen 'er aan de knrst ontbreekt. Driewerf welkoom, blijde morgen! Daag met ongewonen gloed! Dat uw eerfte ftraal mijn ph ijllis Juichend uit mijn naam begroet! Zeg haar dat een onbekende Thands den reinften wellust fmaatt, Dbnkbre zuchtjens voor baar welzijn Tot den Hemel heeft reflaakt. o Mijn ph ijl lis! dat uw jaarfeest Steeds met nieuwen luister keer'! Dat uw bJijdlcbap, flil geüoegeri, leder ogenblik venneer! Ga door zichtê Rózebgaafden Met de voorfpocd om u been, Dat geen Sephir ooit een süchtjen Vange aan uwe borst ontgleen. God bewae u Reeds als d'appel Van zijn vlekloos heilig oog, En bewake u door zijn Engtl Van d» azuren wolkenboog,  ( 57 ) ZachtkenSj als een effen beekjen, RoiJe uw dierbaar leven voort, Paar de bics eier ftille blijdfehap Steeds op uw' wangen gloort. Vindt naar zoo veel woênde ïtormen Rust voor uw gevoelig hart, Dat kloekmoedig al het woelen Van verwaten ontrouw tarr. Dan genoeg: geen nieuwe wonden tn uw zachte borst gedrukt, Liever aan uw geest een voorwerp, ■Aller gramfchap waard, ontrukt. Vindt, zoo geen der ftetvelingen U niet gantsch onwaardig is, Eens een minnaar, die de trouwheid, En de oprechtheid zelve is.. Vindt in ..... datl wat nacht, van neevlen Rijst voor mijn bedwelmd gezicht; Mógelijk eerlang verdreven Door het heerlijkst morgenlicht. Smaak, i'maak al die zaligheden Dia de fterveling geniet, D5  C f8) Wen hij zich op aard gelukkig, Aaa zijn heil geen eindpaal ziet. Godsvrucht moete u fteeds verzeilen t Wijsheid blijve uw gezellin ; Blijdfehap woon fteeds in u boezem: Welvaart fluipe uw woning in. Steeds moet gij de lust, de vreugde, En het dierbaar ogenlijn Van de tederfte aller vrouwen, Van de braaffte Moeder zijn. Dierbre p n ij l r, i s! *k vraag verfchosing Voor mijn zwak en kunstloos lied: Ach verfnaad de oprechtte weafchen Van etc onfe>:kendeu niet. O,  C 59 ) ODE AAK DB Z 0 N. Weldadig Wezen ƒ Bron van >t lichtl In u verblijd zich het gezicht; In u, die glans en vrolijkheid ©P 't groot naiuurtoneel vetlpreids o Zon! het is uw glans en gloed, Die het planeetftel leidt en voedt. Elk halfrond lacht u vrolijk aan, Als 't u aan de nchtendkim ziet flat», En gij natuur in 't purper balt. Den dampkring met uw ftralen vult, De fchaduw van den nacht verdringt , Wijl al'er ilem uw loflied zingt. Uw gloed blaakt ia hst middagland, Daar gij in eiken keerkring brandt , En rechte llralen uederfchiet, De zandwoeftijnen overziet, En alles doscht in 't rijkst gewaad, Meer dan in matiger klimaat.  C se) Zo vriendlijk als uw morgengloed, Zo hartjijk is uw avondgroet, Wanneer de dag ten einde raakt En alles naar de fchadüw haakt, Dan troost uw fchcemring *t peinzend oog, Tot zij verdwijnt van 's hemelsboog. Uw invloed werkt op dier en plant, En fteen in 's aardrijks ingewand; Door u ftaat alles in den bloei; Door u rijst wasdom, kragt en groei, Als gij de dampen opwaards trekt, De fcheikunst der natuur verwekt. Uw vuur beftraalt het nuttig graan, En doet den distel tierig liaan; De deugd dient bij uw licht baar God; De fchandvlek woelt bij uw genot; Uw aauzijn is we'dadigheid, Daar rijk en arm uw troost verbeidt, üw licht brengt blijdfchap voor den geest, Daar godvrucht juicht en boosheid vreest : Maar de AiU2agt, die elks weikin ziet,  ( 6t ) Wacht ons, bij'tgrootsch- aaafhandverfchiet.o Zon! het is des Hoogften hand Die u en 't al houdt ia verband. Men doem' geen Heiden die u eert Daar gij zijn welvaart fteeds vermeert • Wijl geen vernuft zijn bersfens flijpt Is 't dat hij zich aan u vergrijpt j Een Godheid kent hij 't weldoen toe , Ea eert u daarom wel te moe. De Christen, door Gods woord verlicht • Verheugt zich daaglijks bi, »t gezicht Van uwen invloed, maar de lof Uws groten Scheppers geeft hem ftof Tot onderzoek, tot hemelvrei?c,d , Tot dankbaarheid en zuivre deugd. Wees gij der deugd ten beeld, o Zoa! Gelijk uw gloed, zo is haar bron; Gelijk uw nat, zo is baar kragt, Daar \ zedenrijk bwr invloed w'acat. Tot ze eens den froogftep wellust drinkt, En in haar oorfprong gansch vemnkt. J. v. H.  ( 62 ) W A ARM O N D aan de tOFff AARDIGE SEtlNDE^ Ja: wij zien de bloemtjes kwijnen Xn, haar fchoonheid rasch vergaan: Waar een heïr van onweersvlaageu Haar ontzielt, ter needer flaan. Dan, se einde, om u te kennen, Is een zegen voor deeze aard; Cij toont mij een liefdrijk Vader, Aller fchepzlen hulde waardi Schoon de ftormen vreeslijk woeden , Al bezv-eek gehéél Natuur, \ Hart fmaakt onverlieshaar voedfel In de wil van't Godsbefhn?r!  ( 63 ) Zitie is, op een zoraer-avoadV Zuchtende, aan uw rechterhand*. Gij - gij heft mij 't hoofd naar boven, Wijst me op beter Vaderland Toont mij duizend Waereid-boliert Zichtbaar op het Hemelfpoorj En gaat mij, in dankbre hulde ' Aan den God der liefde, voer. Smaakt nw geest ooit ftil genoegen, 't liart gepaste en reine vreugd, Door 't beoefenen van pligten, Eu »t gevoel van waare deugd, *t Is, wanneer geprangde ellende Om uw' raad en bijftand fchreit 9 En gij baar een bron van zegen Door nw hulp en troost bereidt.' Do? nog grooter, mijn s «lude, Stijgt uw lof, ten fpijt der hel- W«« ge als fristen, nw» verzoening Vindt bij Vorst Emaaucij  C <50 Dit verdrüft een heïr van neevleu Voor uw opgeklaard gezicht: En, doet u. bij donkre wolken, Scaaren op h.t neuglijkst Jicht' U, Vriendin! dus na te voïgen Op deeze aar< fcha rampwoeitijn, Leert den menscb zijn juiste waarde, Doet hem fteeds gelukkig zijn. Welkeen roem, beminde Vrouwen! Een set,inde in uw geü\icht, Die haar pligt, als Menscb en Ciristen, U ten voorbeeld, fteeds betracht? -- Volg haar, op het pad des levei s, Maare beeldnis blijve u bijl En ontfluit een bron vaa eegen Voor de kerk en maatfchappij! S.  («5 ) E E R R jj K üij het grap van S IJ L V I A. \ O fnel vlietende beekjens! die om de boorden der we! ligfte landsdouwen kronkelend ftroomt} wier zagt gei murmel wel eer mijn oor kon ftreelen, toen ik in de : armen van s rj l vi a, aan uwe oevers, de zaalge vreugd , die de reine min den ftervelingen fchenkt, fmaaken ! inogt; thands, ja thands, daar 't wreede noodlot, veor ; eeuwig, die lieve van mij afgerukt heeft, vernieuwt ; gij flegts mijn fmart. Statige eiken ! die uw kruin prag. ftig ten hemel beurt, die door uwe fchaduwe» de herders, wen de gloed der heete middagzon hun drukt, rverkwikt; ook uw gezicht doet de wond van mij» gefolterd hart op nieuw bloeden : hoe vaak heeft mijn hand, daar ik met sijlvia de fchoonheid der milde natuur gaöuoeg, heur zaalgen naam in uw dikke fchorsftn gegrift I dan ach J die heuglijke ogenblikken zija E  verdweenen, ea de weeiklank doet die naam, die va5? mijn fraaraerendc lippen vloeit, door bosch en veld ■weergalmen. Hier, van 't ftadsgewoel ontflaagen, vonden wij in elkanders bijzijn een Paradijs , onze ziel voor elkander gefchaapen, om nimmer gefcheiden te zijn, koa, daar cen heuvel ons tot een bank verftrekte, in dit bosch de rijkdommen van een Crefus, en da magt van een trotfchen AUxandtr met voeten treeden: gewis de natuur fchcen in onze min genoegen te nemen; gewis, wen wij hand aan baud den grond, gelijk een pragtig tapijt, met malfchen klaver en duizend fchoone lentebloemen verllerd, betraden, liet Pbilomccl heur zielbetooverende toonen veel fcheller hooren; de tortel Haakte dan haar droeven treurzang, en het talloos heir van gewiekte orgels paarde vrolijk hunne liederen: De onnozele lammeren en huppelende geitjens fpeelden aan oaze voeten, en wilden , als 't ware, onze oogen tot zich trekken; Dan even als een hellen blik. fem aan den donkeren Hemel, van bagelbuijcn en rateleadea donder zwanger fchijnt, en geen fpoor nalaat, zoo ziia deeze ftonden in din Oceaan der eeuwigheid verdweenen, doch zij laten in mijn hart fpooren na, door geen tijd of eeuwigheid imrner uit cc wisfen.  ( 6> ) zon van mijn geluk fcheen in vollen glans aan de Oosterkiuimen, niets fcheen haar purpren gloed te kunnen verdooveu, deeze Aarde fcheen mij, om sijn. via, een Eden, niets kon mij buiten haar vermaakcn, zij was de vreugd van mijn ziel, de lust van mijn leeven; haar bijzijn achtte ik meer dan het glansrijke goud, dan de diamant die door haar gloor de oogen fcheemeren doet; dan ach' toen ik ia mijn dwaaze verbeelding de gelukkigite mensch meende te wezea , bevond ifc mij de rampzaligfte te zijn; de deugdzaame s ijl via wierd door een woedende koorts aangegreepen , het purper, dat weleer heur kaakjens omboorde, verdween , en maakte plaats veor de dodelijkfïe bleekheid: gelijk bij 'e loeien der bulderende ftormwindea, en het opfteeken der woedende golven, een fchip telkens dreigt of in den afgrond te ftorten, of op een klip te vergaan; zoo was de Haat van mijn geflingerd hart ia die bange ogenblikken: fchoon nog wel een flaauwe ftraal van hoop zi«h opdeed, wierd dezelve dadelijk door eea bange wolk van druk verdreeven, niets kon het kwaad meer bedwingen, en fchoon mijn sijlvia langen tijd het geweld der ziekte tegenftond , drong eenter het dodelijk vergift meer en meer in haar jeugdi. E 2  C68 ) ge aderen: even als een moedige leeuwenwelp lang d& menigte zijner befttijderen weêiftaat, rraar eindelij cP het flrijdveld, door zij,, bloed bedaauwd, van matheid en kraeteloosbeid neervalt , zoo was mijn sijlvia; wat leed haar gefoltetd lichaam! dan hoe groot was haar verheven hart! wanneer ik met mijne traVren de veege ziel drei£de te zullen uitblaazen , vertrooste e„ beurde zij mij op • verwonde rinss waarde grootmoedigheid! zij, die zelve nodig bad vertroost te werden, vertrooste; en bij, die opbeuren moest, wierd opgebeurt: hoewel het lichaam Ve wreedfte folteringen meest ditftaan, behield de ziel de eige grootheid; eens, wanneer ik uitgilde: Sijlvia! gij zult dan uit mijne armen gerukt worden? een wreede Godheid , die een ontaart vermaak in de rampen der Hervelirgea vind, zal dan onze echtknoop , naauwlijks* toegehaald, zoo ras weer verbreeken ? wreed noodlot dat den onzaalgen eerrijk noopte het haatlijk daglicht te asnfcbouwen! gewis, dan waar ik de gelukkigüa aller mèttfcben geweest, wanneer ik of nooit geboorea, of, daar mij sijlvia toegefchikt was, de onflerfLjkheid gefmaakt had; dan wat vermoeië ik mij ia nuttelooze Itlagten, die niet zullen basten ? Eer.-  sijk wierd een wreed lot befchooren, en moet aan zijn beftemming beantwoorden : goot haar zaalge mond olij in mijn gapende wonden, en fprak: bedaar EE rrijk! bedaar! befchnldig geen God, die, in alle zijne daden, het best voor zijn kinderen bedoelt ; \m af van een onedel tegenmorren 't geen zijn hoogheid braveert, gewis wat is tot het langtte leeven in verge. lijking van de eeuwigheid? minder dan een ftofken aan de weegfehaal-. Ja, eerrijk! fchoon gij mijn bijzijn op aard znlt moeten derven, kunt gij.evenwel troost vinden, zoo vaak gij de azuuren ftargewelven aanfehouwt, denkt dan daar woont sijlvia , die van een laage ftofbewoonfter, een henuling, ja me^r dan Engel, dan Serafijn geworden is: Stel u dan dit voor oogen, lmkt dan de vaale dood uw door druk verzwaarde oogleeden , geen nood gij gaat naar sijlvia, en zult , met haar vereenigd , ue eeuw ge liefde van den oneindigen verbreiden , en uien gij u door uwe klagten hoont, zult gij eenmaal, m.;t dn|zec^en van Engelen, iu't vlekloos licht, den btiurjjer en weldoener van zijn volk door uwe lofpfaloien noemen j S ij lVIa, vermoeid en kragteloos door 'c fprse er. , rijk*e mij beur kille hand toe. ik drunte die met wrvueE 3  *\*g aan mija hart, en befproeide die met mfm traanen ; er kwam van tijd tot tijd «03 wel een flikkering van hoop, dan acbj het was niet anders dan een ijdien fchijH , opdat haar fteeven mij des te ftnèrtïïjker zon vallen; eindelijk daagde de doodlijke Hond aan >s Hemels kimmen, dat sijlv. a het graf ten rrooi moest flrekken, zij fneefde , en met baar al de wellust mijrer ziel: nu kan mij niets bekooren dan alleen de zalige plaats waar heur dierbaare overblijfzelen lusten, hier dwaal ik eenzaam, vroeg en fpaê , en kan, daar de Godsdienst mijne alte fterke aandoeningen beteugelt, mij in het lot van mijn sijlvia verlustigen, daar de hoop van eenmaal hetzelve lot met haar te zullen fmaaken mij opbeurt: hier vlegt Ik bloemkranrfen en hang dezelve aan h«ar lijkbusch, die op cca voetftu'k van marmer rust , en befproei dezelve met mija traanen : doch het zijn geen traanen die het morren tegen de Voorzienigheid mij afperst , maar fH 11e traanen van een zaalge hoop ; en vergaat de i aam des rechtvaardigen niet, dit , dit voegt ook op sijlvia: ja! hier moog henr ftoflijk deel den worm en made ten fpijs verftrekken, maar de reuk van heur deugden blijft eeuwig, cn zoo lang de zilvre Nacae*  (ft) vorftin , aan 't b'aauwe Üarrendak , heur glansfen fpieid , zal dezelve ongele honden blijven. Vliet , viiet vrij fnelle jaaren. Ik haak na 'c ogenblik dat mij aan den oever van 't graf voeren zal5 dan leef ik met sijlvia, om nimmer te fcheiden, dan zijn wij hemeilingeu, dau zullen wij, door 't bloed des Lams genet, met witte Choorkleederen eeuwig pronken : 6 Cod; vervroeg die Honden l ik verlang! O, OP DE WA ARE e» VALSCFIE VERLICHTING. De waare gelijkt den zonnefehijn , Verlicht, bevrucht en geeft verkwikking; De valfche gelijkt het bliksemvuur, Verblindt vernielt en baart verfchrikking. R. E4  ( 72 ) op een Z W A L U W. Waar mede, o fcbuchtre Zwaluw,, 0 Lieve kleine foapfter, Waar meê zal ik u ftrafien? Zal ik uw teedre vleugels, Uw gafe vleugels knotten; Of liever, sis de gade, De wrede gaê van Progne, U uwe tong ontrukken? Waartoe bij 't vrolijk dagen Van 's ucbtends eerfte ftralen, Dosr uw ontijdig fchreeuwen, WaHneer de flaap mijne oogen Nog knelt in zijue nanden , Eu duizend zoete dromen Mij 't fchoone beeld van Phijlli» Voor mijn verbeelding malen, "Waar toe aan door uw fchreeuwen Mij al die vreugd te ontroven ? A O "ANACRüon gevolgd.  (73) VREES voos. ONWEDERS. Die kinderagtig 't Onweêr vreest, Mist kloek verftand en kracht van geest, Maar denkt het fchtander brein verheven , Dan fchroomt men niet, om 't wolkgevaarc Te aanfchouwen, en van 't rond der aard8 Den Schepper lof ea eer te geven, Die ftorm en donder grootsch regeert, En 't menschdom zijne goedheid leert. Drukt u dea gloed der hete Incht, Het onweêr brengt de fchoor He vrucht * Straks ku ;t gij ruimer ademhalen. Ziet gij het zwerk in "t akl e znart, Geen doodsangst knel)' 't ba epen 'harï§ God Helt de blikftms perk en p.ueu } Zij zijn zoms roeden in zijn hand. Maar meest tot zegen voor netland* Es"" *  ( 74 ) Wis, elke blikfem, die gij ziet, Treft u met zrjne pijkn niet, En 't hol geluid der donderflagea Brengt nimmer iemand fchade toe ; Hoor dan de donders bi j te raoó, I ie niets gevaarlijks met zich dragen; Het licht is fnelder daa »t geluid, ?t Welk langzaam rolt en eindüjk. fluit. Wanneer de buiè'a fier en hoog Wegdrijven, heeft uw Harend oog Geen leed noch ongeval te vrezen: Het weerlicht fchittre in het rond, ~ De donder dreun' den losfen grond, Gij ziet het, en zult veilig wezen; - Vermaak h zelfs met dat toaeel Van heil, dat alles valt ten deel. 2*et gij een bui die naauwlijks drijft, En laag in 't ronde woelend blijft, Door wind geperst, uit dwarsfche ftrekea, barst 'et ligt een woeste oman,  C 1 s ) Of hoos , die alles neêr kan flaau; Dus dient dit fel gevaar ontweken: Men mijde al wat ten wolken firckt, En ligt den blikfem,naar zich trekt. S;huil nimmer onder 't hoog geboomt',, Hoe fel de regen nederftcoomtj Ga niet bij torens of gebouwen, Wier fpitzen zo veel leiders zijn; Dus zoekt men het gevaar, in fchija Van op hun fchutting te betrouwen; Maar al wat laag, wat effen is, Befchermc, beveiligt u gewis» Natuurgenoot { bedenk vooral, ii De hoge God regeert het al!" Die God is aller fchepz'len Vader! Oak de uwe! zie, -- aanbid zijn hand, — Terwijl gij dwaze vrees verbant j - Want aller wezens zegenader Doet ons, zo wij hem hulde biên, 2ijn goedheid uit zijn werken zien.  ( 75 ) Treedt dan, o ouderdom en jeugd'. Op 't zang pad der fchone dei]gd< _* Nooit moet gij voor Gods werken beven, Maar weest nooit roekeloos of ftout, Wen gij Gods groote dada befchouwtj Dus zulc gij recht gelukkig leven; D»s wordt gij door ai 't heil verkwikt, Waar toe ge op aarde zijt géfchikt. , j. v. rr. DRINKLIED, Mag ik flechts een, friffchen teug Muskadelzap drinken; 'k Voel dan aan mi n vrolijk hart AUe zorg ontzinken •En, wat zou mij 't naar gefleen, 't Knagend zuchten baiec; Daar ik toch, al wilde ik niet, t Leven moet verlaten? Laat dan 't pu-per drnjvenbloed In mijn beker fehuimen, Want Lyaeuj ecdie gift Wèeit de kwade- luimen, O.  C?7) DAM ON" bij HET graf VAN P H I L A S. 't Is nacht, en damon-, die, vol zorgen. Van d' avondftond hijgt naar den morgeuj Van d' ochtend tot den avond zucht j Door bittren klagt op kiagt, de Jugt Weergalmen doet, fins uuba's liefde Des jongelings teedren boezem griefde, Zwerft hooploos door 'e geboomte heer?». Slechts de Echo hoort naar zijn geween , En antwoord op zijn droeve klagteu. Gantsch diep verzonken in gedagten, Genaakt hij aan het fomber oord , Waar piiilas, door geen zorg geftoord,,. Den ijzren doopfiaap ligt te fiaapeu. Bij 'c graf van de eer der herders knaapen Zocht du de droeve damon heul, De aar4 is hem te eng - >t heelal zijn beul.  ( >8 } Hij werpt zich op het graf ter neder -j De fchoone maan rijst ftil en teder — Terwijl't geftarnte voor haar flaauwt, En damon 't graf met traanen daauwt... Maar Hamel J welk een heïr van fchimmen Komt damon nu in eens begrlmmen ? Da;r, fchoon natuur rondom hem zwijgt, Het hair hem fti f te berge Hijgt; Daar fpooken om hem henen waaren . .. Hij roept ,, ö Goden ! Haat mij bij ,, Help laüra! laura help toch mij, Daar zit een vleermuis in mijn haairen. L. OVER DOCTOREN, Geneesheer! n ontbreekt één zaak. Theologie, dit 's ook uw taak Ik b'd ei laat u leiden. Dan kondt gij tevens uw patiënt (OrimicUijk na 't Recept, komt toch zijn levensënd) Met een ter dood ber«ideu. J. v. d. H. Naar Hosgd.  T H I R S 1 ^ Een Befyleg'eUng, tees deugdzaam Jong'Hngfchap hoe th««i in den We* ■ Befpieg'lead op het veld Gods wondre grootheid prees Ea hoe zijn daak'bre ziel gevoelvol opgetoogen ■ Als met een Eag'len vlucht van de Aard ten Hemelrees^ Thesis tradinden morgenftond, na dat eeuefchie: Jüke ontwaaking hem uit de flaweele boeijea des flaaps ! gerukt had ter ftulpdeure uit an zijne beftemmïag voor i den nooddruftigen mensch, ea het wachtend vee met vrolijkheid te voldoen. .. Alles ademde weltevredenheid, de Zon koesterde het door den daatiw bevochtigd Aardrijk met haare verrukkelijke ftraalea , de vlie. igende orgels hielden zijn aandacht met verrukkïn, i„ ^pgetoogenheïd, en de liefelijke geuren dero.derfchei-ene bloemen ftreelden dermaate zijne zinnea dat hiji, eene befpiegelende verrukking bleef ft.llTaan en moest  ( 8o) uitroepen! n Welk een aangenaamen morgenfton ïEa hoe veelen mijner Natnurgenoten misfen nu dit ziel. üreelend genoegen! — Hoe veelen Wijven door wellust of vadzigheid aan haare zachte rustkoets tot laat aan de middag geboeid, vergeeter.de haaren Schepper te verheerlijken, waarin het zingend gevogelte haar tot kering verflrekt en a'smet mij toeroepen, koom herwaards en befchouwt in bewondering de grootheid des Allerhoogften! befchouwt de Zon en het geheele ft el* zei des luchts, den vrnchtbren grond met het kleiufte bloempje tot den febaduwrijke zv/aare getakte mastboom en daal van de grijs geworden hoog getopten eijk tót den moscbplant — van het moedige ros tot het geringde wormpje, en let op de wateren waarin zo meetiig wriemelend visje zijne zilver gefchobde rompjes fpringende op de golfjes vertoonen, daar duizende onziebtbaare fchepzeltjes hun leeven en wording, als ik zeiven,van de krachtdadige hard van God hebben ontvangen* — van God, wiens oneindige grootheid voor den zwakken aardworm ondoorgrondbcar is; maar die mijn ziel bij het gefchapere dermaaten houd opgetoogen, dat,ik, is het niet met Eng'len-toonea, met menfchelijke toonen van dankbaarheid en liefde zo lang  C st ) ne voet den aardbodem mag drukken, zal trachten nis te boezemen: O! welke genoegens doen deeze afwisfelende befcuouwingen mijne ziel gevoelen! ! Wie is 'er die buiten het getjilp der ringelmeesjes, en het klinkend geklater der Vinkgor gels, bij het lieflijk > zingend opwaards Hijgen van de gemeenzaamen Leeurik, I deelen wil in mijne verlustiging? Wie anders dan gij, mijne Natuurgenoten , gefchapea I om God te verheerlijken? Ontwaakt gij die ilaapt, ontwaakt en befchouwt, bij bet lagchei.de morgenrood ee« ner zomerlente, hemelfche en heilrijke vooruitzichten eener eeuwige leste, waarin wij onzen Schepper zullen lofzingen , en ons verlustigen inde befchouwing van het gefchapene op eenen verheemelden Aardbol, waarin gerechtigheid woontj als de Engelen met blijde Halels ea God verheerlijkende lofgezangen zullen zeegevierea. Welk eene kalmte! Dan zulk eene befpiegeling doet u, ö mijn ziel, in de ruimte der eeuwigheid verliezenzwijg en verblijd u! ik zet mij een oogenblik op deezen grasheuvel neder ter or tfpanning mijner gedachten eener zo groote gelukzaligheid. Nu zweeg Thir sis, en ftiile zijt.de, wierd hij als uit 2ich zeiven terug geroepen. Indachtig wordende F  C 8 -2 } dat het grarende vee verlangende naar hem uitzag „«, van hunnen last ontheven te worden, keerde hij blij. moedig tot zijne beftemming, ea voideed ia ^ j geveinsde liefde met danlutggIns tUe. zijne bezighe*, Een Waere-d.ing roem vrij op weelde en aardfche fchatie j Of m.nder ruim bedeeld, op vuigen zonden lust 1 Zija^iel zal met den crafi„ de afgrond weeDend ^1 44i ruls.sis ia den rcaoot van GoëI z.ngend^ m C. H. geb. v. d. S. ~~— o, RAADSEL. Van aarde ben ik voortgekomen} Liet ieder mij ten akker ftaan , Ais dan wierd nooit papier vernomen; Slecht zou het met de wijsheiu gaan. * Raad, Lezers! wie dat ik moog' wezens Reeds deed ik klaar mijn' naam n lezen/ Zie bet Antwoord in de Inbond»   - té (    Da GROOTS TE GENEESHEER SER, DROEFHEID. Een Vrouw, in Babels wal geboren, Had onvoorzien haar eenig kn d, Haar' zoon, <(oor haar zo teêr bemind, Als de appel van haar oog, veriaoren, Haar hart was bi/ hem in zijn graf; z'j Sing ge-n vrienden meer bazoeken; "Zij fneed zich van de waereid af, En zucht haar» troost in ftille hoesen • In 'c kort, die lieve zoon wierd dag en nacht betreurd. Al w ie de waereid vlied, ontvlied zij op haar beur'; Maar hier leeft niet éé.r men.ch , hoe fel gedrukt door lijden, (Voor 't mirst is hier geen vooroeeld van,) Die van de maatfchappij zich duurzaam af kan fni,den,' Eu Èeuwig aan wclwelv' genoegzaam wezen kanj De trek tot ons geliik laat door cie ftuKfte mannen, Noch door de gemelijkfte vrouw, Het zi| uit menfehenbaat, of rouw, Zich immer uit het hart verbannen, E 2  ( S4 ) Niet verre van dees vrouw, gedrukt door ongeval , Die ikEMiRE noemen zal, Omdat de Mode der poëeten, Steeds voorfchrijft, dat ze in een verhaal, Wel degelijk, in klaare taal, Ons moeren held, heldin en hun verblijf doen weten; Wierd deze zorg door hen gefpaard, Dan waar »t verhaal geen penning waard'; Nu dan, emire, in rouw gezeten, Had niet verr' van haar af een ftreng en ftatig fflJm Dien ik een wijsgeer noemen kan, Omdat zelfs houding, fpraak en treden, Hier gaf bij daagüjks blijken van , En >t was zijn hoofifte roem, gefchoeid was naar de reden. Wat is de reden toch eeH overheerlijk ding! *i Is jammer dat de fterveling Niet altijd zich door haar laat leiden; Helaas.' hij neemt zich daagüjks voor Te volgen haar doorluchtig fpoor; Maar ... driften komen tusfehen beiden, De wijze man ging tot de vrouw, Om haar, in >t nijpendst van baar' reuw, Dien hij onreedlijk achtte, een' weinig troo.t te geve», t Is ejgen aaa den menscb, dat hij met Wijdfch.p ziec  ( H } Al wie hein troost ia zijn verdriet; „ Mevrouw.» dus fpreektde maa, waarom bedrukt televen! „ Ontnam de Heinel u uw lief, uw eenig kind, „ Zijt gij 't alleen die u in dat geval bevind? „ Och; hoeveel ouderen is zulk een lot befchorenf" Toen bragt hij vlug aan haar verftand Al de ouderen die in het land Hun eenig kind, de hoop van hun geflacht, verloren. Hij bragt haar duizend reden bij; Maar niets verdreef haar fmart, daar zij Slechts uitborst in te fterker tranea. Hij, ziende dat hij vruchtloos fprak, En dat 'er eindloos veel ontbrak Orn haar den weg tot vreugd te banen, Zweeg, ea liet hare droefheid loop, En ging Hechts met geaeezenshoop. De vrouw, vert' dat haar fmart zou flijten, Doorzijn beredeneerde taal, Vergat welhaast het gantsch verhaal, Om, als voorheen, alleen te krijten; De mensch gedompeld in verdriet, Vergeet zijn eigen lijden niet, Door 't leed van andren aan te hooren, Eén maand was nu voorbij gegaan, f 3 i  ( 86 ) Wanneer de buurt haar deed verfhari, Dat ocze philofooph zi;n zoontje bad verloren , En dat hij om dit eenig kind, Gelijk zijn eigen ziel bemind, Scheen in geween te zullen fmooren. Toen telt zij, op haar beurt, hem op hoe veel de Had Bedroefde vaders in zich had , Die «t eenig manlijk oir door »t tlerflot moesten derven; lVl.ar dit verhaat verftrekte ook niet Tot minriring vsn zijn bartverdriet; Niets, zei hij, kon hem troost op de aarde doen verwerven* Nu moest een leëfc neef zijn groote goedrea erven. Hierop raad b«m de redre vrouw: Dat hij aan eene nieuwe trouw, Daar hij geen vrou* had, fluks zou denken, Die hem noen wel een» andren zoon, Een nieüu e paerel aan zijn kroon, Een' nieuwen etfueiaam, kon fchenken; Doch, verr» van hier aan 't oor te (laan, Hief hij een' droeven treurtoon aan, Er. ging terftond de vrouw b^evea, Om bij zij) tranenbrood te leven. Na ruim drie vierde van één janr, Oiumoetca 2ïj bedaard elkafir,  («*) Ia eenen tuin, ea al de droefheid fcheen geweken; IVlen wachtte zich, gelijk 't behoort, Van met elkander Hechts ééa wo< rd Van 't uitgeftaan verdriet te fpreütnj Blaar kwam (hlzwijgeude overéén Om, met twee vr<*u ke g> ziften , Dtn tijd een beeld van marmerlteen, Aan 't einde van den tuin te ftichten, Waar onder men dit fchrijven liet: w2>e bbs-te trooster , ek geneesheer IS verdriet." J. RAADSEL. Ik ftrek tot fmaak en tijdverdrijf; Elendig m*ger is mija lijf, Mijn kop is twintig malea dikker; En ben mtj zei ven tot een maag; lk beu veeltijds een vrouwenplaag ; 't Vuur maakt mij zwart gelijk een nikker, En *t maakt mij op zijn beurt weêr vit. Nu, vrinden! raad, wat ding is dit? '£M Ut Antwoord ia de Inhoud, F 4  (38 ) De K L A G T VAM FERDINAND. Tteurig bosch, vol aklig duister.' Lusthof voor mijn ziel weleer J Thans helaes.' beroofd van luister, Schenkt ge mij geen kalmte meer! Eenzaem moet mijn voet thans dwaelen, Zonder mijne julia. Naauwlijks fchiet de Maen haer ftraelen9 Waer ik dolend ga of fta. Den en fpar, die mij verzeilen, Lijk-Cipres en Rikeblaên* Moet ik mijne ramp vertellen, Bij 't bedrieglijk licht der Maen, •k Hoor mij akelig omringen Door het jamrend uilgekras, Daer de Maen, vol roode kringen , Straelt door 't digte boomgewas, 'k Voel mij reeds uw grafplaets nadren, J»s hoe meer ik voorwaerts ga,  («9 ) Slaet mijn angflig bloed in d'adren, Hier is, hier is julu! Sombre wilgen hingen neder Op uw graf, met most belaêti. Daer roep ik, o tnaegd zo teder; Maer 'fc roep daer vergeefs u acn. Schoon vergesfs, ik zal toch klaegen, 'k Zal uw dik bemosten fteen, Nagt aen nagt, en dag aan dagen, Dekken met mijn droef geween. Julia! ach! kost gij horen! Ja, gij hóórt mij zael'ge maegdj Bij de heil'ge hemel-choren, Hoort gij hoe mijn hart fteeds klaegt, Julia' ach 'k moest u derven! Julia! gij zijt niet meer! Alle vreugd moest met u fterven, Al 't genot zonk met u neêr. Julia, beroofd van leven! Julia, die zuivre deugd ! Julia heeft mij begeven, In de lente van haer jeugd 1 1F5  C «x» ) Ach, dit denkbeeld doet mij trillen , S ddrend fpre^kt mijn Kiel de**' Ueli JVieti, niets zal mijn trteaen fliilen, Voor ik ook ten graeven dael'< Allei doet mijn ziel verfcbnkken, ik bij uw graizer» fta. Hemel, ach; wat ogenblikken! Gij ia 't graf mijn Iülia.'J Alle uit is heen gevlogen, Al uet Uil «alm gerot; Door cen doodfe aagt omtogen, Wagt ik eens mijn gur.ltig lot. Eens zal toch die dag ontwaeken. Dat mi|n zitl Uw aer.zigt ziet; Eens zal toch die dag genaekec , Dat ik Julia geniet. Eens koomt toch die fchooae morgen > Dat in beter vaderland Leeft gerust, bevrijd vaa zorgen, Julia bij fb&dhtahd. W, L. V, HL  ( 9' ) Aas PHILLIS, 6 Phtllis, vol bevalligheden, Zo fchoon van ziel, als fchoon van leden , Vvi^r kaak met roozenblosjes prijkt, Wier bals in kkur geen lelie wijkt. Uw blaauwe tederkwijuende oogen Zo vol van Goddelijk vermogen, Zijn fpiegels van u*r rein gemoed, 't Geen niets dan zuivre lusten voed, 6! Engel, edel en verheven ! Een traan fchept dood; een lach fchept leeven9 En als ge uwe arraen openfpreid Zwoegt op uw boezem zaligheid. Gelukkig bij, die t' allen tijde , lu uwen arm, aan uwe zijde l\lag rusten, dsar de reirile deugd £ich in uw En^'len oog verheugt. Ja fuare.ide op die hem.'lfche oogen, Geheel mij zelf, en d' aard enttcogenj,  ( 92 ) Gevoelt uw teed're boezemvrind Hoe of "een mensen een enge] mint. L, AVONDGEDACHTEN ,« ben BOSCH. Aandoenlijke ftiJte; gij boeit mijne fchreden , ** Ben enkel verrijking - »fc blijf fpraakeloos ftaan! Een huivring, een trilling, bedekt mijne leden, Wat eerbied weerhoud mij om voorwaards te gaan? Natuur 1 wierd ik immer dcor uwe tooneelen Gevoelig getroffen, >t is nu, daar de nacht Het aardrijk omfluijert - o zij fchildert tooneelen, Van wijsheid en goedheid , Van orde en pracht] • Statige Bosfchenj - o f.,mbere wouden- Bij Plekken verlicht door de ftraalen der maan ! Die agter de wolken haar Ichuilplaacs blijft houden, Uaar 'k duizende tintlende ftarreu zie Haan. Heeft de Oudheid met recht uwe fchaduw verkoorenj Om aan haare Goden hun off.rs te bién; ^t zou mij dan hindren - mijn aandacht verftooren, Omniet in deez'ftiUe de Godheid te zien. C. v. d. H, geb. v. L. o.  C 93 ) MOED in RAMPEN. Omringt met bange tegenheden Greep wanhoop vaak mijn moedloos hartj Maar t.'ians -• thans voelt mijn ziel geen fmart, Hoe ook door ramp op ramp beflreeden: Gezegend zij mijn tegenfpoed! Ik zie Gods liefde in al die rampen; 'k Moog hier met bitter onheil kampen, 't Is alles -- ailes wel en goed. De nacht deed mij angstvallig kwijnen, 'k Zwierf eenzaam, en in 't bang verfchiet, Zag ik geen einde aan al 't verdüet; - i, Geen heil kon voor mijn ziel meêr fchijneni" Zo dacht ik in mijn jammerlot; - Geen vreugd gaf mij het vriendlijk iïraalaa Der Maan, noch 't lied der nachtegaaienj Ja, ik mistrouwde zelfs mijn God. k Vervloekte mijn ellendig leven, En fchreide telkens traan bij traan;  r M 5 Den dood fmeekte ik om redding aan, En ble< f voor 'c graf te rugge beeven j Dus dóoicie ik treurig cn alieeia, • Ja, zelfs t!e hoop ontvlood ini;n harte, Die laatile troostvrienriin in foime, Ook zij ontvlood mijn bang geween. Maar eindlijk, midden in de ellende „ Hief ik het roodgekreeten oog Tot eea erbarmend God omhoog , Schoon hij mija hart zo fchuldig kendej Daar ik petroffcn aedeïviel, Smette ik mijn God met v. eenende oogen, En zi;a oneindig mededoogen Hergaf de rust wéér aan mijn ziel. Toen fcheen mijn rampfpoed louter zegen , Door hem klim ik in deez' woeftïjn. Daar God mij wil ten leidsman zijn, Een eindclooze grootheid tegen; 'k Plofte ia geea woesten draaikolk neêr; Ligt kon mijn-ziel in 't fpoorloos rei nen Haat oorfprong en eodi doel raiskeaaen; Miju ramp fchonk me aan mij zeiven wtcrj  Onachtzaam droeg ik eiken Mulsrer Verbhnd - misleid door fch.ngenot'," Draalde ik gevoelloos af van God- Hij wenkte - en '„ MB jn >, 9lri ' ? n m t aM.g cmster; (Ontwaakt al, „it een mijmerij) Een'kénden afgrpnd, ; _ WatanëS, reedsM,2s B ^ « •klank, dte zagt in flJap wiegt? - Een febaduw gc. Wat u de Liefdei Een waterbel- - een flikkerlrraaP- ^ verwarmt wel bet duifje», doek zag aimmer «en zoo. der aarde! Welaan! Jongeling I zijt eaeier verlaat de fchoone kunne!'' ' Dan fchaamte en blos verraadden fpoedig den ver£waadengas, Egf) oieHwe g]oed - ver f1^ °Ver -o fchoon 1 Auror a aarpnrperenhu.ra.. doch OQfc dje « « £ch weder. Het oog is fchaamachtig de WJ welt - tot etndelük de Kluize„aar ifl dea ^eemdehng een - Goddelijk meisjen Ziekt kunt gij WQ fflij> arflj — G *  C ico ) mijne {tomheid vergeaven? - Waar God, en gij t'faameti woonen , tra.! Ik onheilige binnen ! Ach ! zijt toch niet bard over een ïiieisjen, dat om dc liefdé lijdt! — I": zocht rnst; maar wanhoop wkrd mijn deel op 't eein ;ame pad dt-s feéöni - IWijn V\;der , die ii;k, eu van een Ridderlijk pc* flrcht is, wcont aan giuafche zijde van 't gebergte. Zijn geld cn goed was alleen voor mij, zi;n eenige Dochter Een menigte jorgelingen zochten mij den Vaderlijken prm te ontrekken , — zij zochten mij met bidden en weentn te gewinnen -- met wasrichtte, of gekunflelde traanen. Ik vond mij van een Kir van n;innaars dagelijks omringd , dnar ik voer mij nl'één zoo veel geld en goed bezat." ,, Eindelijk kwam ook edwin zijne liefje, die hij in 't eerst voor mij verborg, mij aanbieden.. - Zijn Xleeding was die der eenvouwigen, zonder prac'-c of rijkdom . matr hij bezat deugd ei; wijsheid, bij mij hoo* ger gefchac dan aardfche goederen. — Zijne ziel was onbevlekt als een onbewol't morgenlicht, ja als den zuivelfLn daatiw des Hemels. Der bloemen pracht, en de glans des daznws ïi fchoon, doch veranderlijk; - zoo fchoon was hij, ei, aoo veranderlijk w*s ik. lk was geheel ligtzinnig^  ( lor ) dwaas ea ijdd! [a mijn hart wierd gevoelig voor ïijne fmart, en echter fpotte ik met zi|n Hjdon. Door mij »«i.oa.d overigen, liet hij mij 2an rnJUne trotschhcid over, en ging dooien in een woud, alwaar hij in vreede ontflicp, „ Hoe levendig gevoel ik mjae fchuld eD hoe veel fme-te li,de ik!,..d, dood allee, «1 dat alles doen ein- I ''Ifitn- " Dewi-!«uis, die hij vond, ïoefcii ook, om daarnevens hem te rusten. Ln d.n, gehuId io eerert ft-kdonk'ren nacht, flaap ik ceuen wanhoopigen doodflaap. Zoo ilierf mija EÖIVIN voor mij, Z0Q ft ve ik ook voor hem j » - L^., Dat; dhGocf verhoede!» (riep de En dru,te haar aan zijn hart. ... Zij keert 2ich om, - ziec : hem aan - en was in e d vv i n s armen! -- " Ach! - Anciil ïna ... waaicle! * z:e engel 2ie uwen langvcrlooren e d w i M! - hier hiM leeft h, weder!.... Laat ,1c u aan mijn hart bukken, de, alle «we droef.eesti^id vlagen! - 2al ik „ i nimmer vvcór ver!i-z-n m{! , « vemez.n, nnjn waarde" - mijn alles* - l fprtek toch? ,N-<»ni „}mn ! u,r , • 1 maUKSr 7 Ü Dm^ zal ik u ver. I laaten !- mijn e d win nt.» • , rei* w ' ' ^ . - e, is getrouw en i rein - oa zucht, die uw ïnrr ,.u„ ,  D E CANARIEVOGEL. Ken vogel uit Canarieland, Vrij ingebeeld op zijn vérftaedj Vloog uit zijn kooi door 't huis; men z,g met vreugd liern Men eisckte niets van dezen kn'ant, springen j D;.n flecHts een weinig lieflijk zingen j En hier voer wierd de lieve gast, Gelijk een'koning opgrp.ist. Maar deze zoete flfiat b?g<-n her* re verdrieten: Ik wil, dus dacht rij k er op keer, Gelijk de duiven van mijn» H^er, Dj zoete vrTë lucht genietenj ,, En om mijn llavernij te ontgaan, ,, 7 al i% geen' bek meer open maken; f> Dan zal mijn Ilrer m'jr bocijen flitc-n, „ Om van een nutloos beeit z:ch met vermaak te ontflaan.'» Straks hoort n.en hem het zingeu Haken. Vergeefs fpreekt heer en vrouw den zwijger flrctler.deaan} : IVlen wil zijn zangdrift doen herleven, Do^r dadelijk aan hem te gevtn Al.' 't geen waar voor bij eertijds zongj  C 103 ) Doe!, ren' van dankbaar zich te voege „ Door 't roeren van zijn tedre tong, Naar zijnen ftreeJers zoet genoegen, ' Had hij voor hen noch ton- noch long Men fmeet hein dan flrals in de boomen; „ Zie daar, fprak toen >t ondankbaar he«j s, Ik Leb mijn vrijheid nu bekomen, Die Jang mijn bartwensch is gen eest; „ Na zal ik met de duiven vliegen! *» Waar hoe kan de ontevredenheid, Door onberaden waan gek/;?, Zichzelve in haar ontwerp bedriegen» Nu was de kleine kwant zijn ei4en Fleer, en vrii. Maar vrijheid zette hem noch zaat noch zmker bij, f* "*eds ëewooa » !i°oi of klein vertrek te leven, Had hij geen kracLt om op de vlerk, Gelijk de duif, tot aan het zwerk , ' Gelijk hij had gewenscht, te zweven. Straks viel de morrer op den grond, ' Daar hij voor zich geen voedfel vond. Hij zegt;,, Ware ik weêr t'huis > Is doem mijn malle fpron» Hrer zit ik vrij, maar arm, en doodlijk afgemat. (geaj » -dchj had ü toch Hechts doorgezongen •" G4  ( i°4 ) Hij zucht, en ftraks verfchijnt de kat, Dié hem berooft van bloed en veêren. * * * Een treflijk voorbeeld voor die Heeren, Die, midden in vermaak en vollen overvloed» Te onvrede met hunu' ftaat, begeeren Dat hij die 't wel heeft, hier *t noch beter hebben moet. N. ANECDOTE. De Hertog van HoNtMOR en c i in 't Languedccfibe reizende, ontmoete vier Landwerk slieden, welke onder 't geboomte fpijzigden. Laat ons die goede lieden naderen, zeiile hij tot zijn gevolg, en hooren of zij gelukkig zijn: op de vraag door den Hertog aan hurt gedaan, antwoorde , drie, dat, zig bepalende bij zekere genietingen, welke in hnnne magt flondèn, zij te vree te waren, doch de vierde bekende openhartig, dat zo hij eene erfenis van zijne voorvaderen bekomea konde tot zeker oogmerk dat hem aan *t harte h'ng, hij gelukkig zijn zoude. Wat bedraagt dan de waarde , dier erfenis antwoorde de Hertog? duizend guldens herhaalde de mai. Dat men ze hem telle, zeide Mokt'Mo renci tot zijn gevolg, op dat 'cr gezegd more worden , dat ik eenmaal in mija. leven iemand gelukkig gemaakt hsbbe. K,  C 105 ) VROLIJKE UITKOMST aan E L V I R E. Et vire! fcheen »t gtlók voor eeuwig n ontvlooden , En zat gij hoopeloos in doodfche ('chr duw neêr, I Gedrukt door rampop tamp,.-doorduizend duizendnooden, Nu daagt uw heilzon weêr. |Ja dierbre! ja die Zon ziet gij op «t heerlijkst daagen; Da dikke damp vervliegt op d» aanblik van het licht; iSoms hoort men 't angftig hart nog in den weemoed klagen, Dan, als 'c gevaar reeds zwigt, Wiet altijd heerscht het woêii van ongekeurde baarefej Na 'c hevige golfgeklots woont dra de itüte op zee j '■Ea wen ecu Huurman 't minst een haven kan outwaarea, Daa»t ftraks de blijde reê. Elvire! Godrcscert, en met die zelf Je liefde Waar mtê hij Seraphim en zwakke wormen mint, ïloeghij u gjde, en fchoon het rijplest leed u griefde, Gij bleeft zijn dierbaar kind: GS  C I©6 ) $a, dierbaar in zijn oog.' of kon hij u vergeeten? Neen -- neen een heilig God vergat uv. e ocfchuld niet;' Die onfchuld was de borg voor uw oprecht geweeien, En zingt nu 't zegelied. Laat ou de trotfche nijd en de onderdrukker beeven , Daar fteeds een dolle ip jt en wrevel hem bezield j Maar uwe dankbre zitl aan Goc'.e de eere geven, Voor zijnen trcou geknield. Zo fmaakt gij 't talig loon van uw geduldig wa~ten; Het huilen van den r.acht beltioft den niorgcrdlond, Eu ciudlijk brt-ekt hij aaa - vertroostende gedachten. Met roofen iu den mond. A, P. Aak FER D1N A N D, (Zinfpetlitig op zijn Vaders dood.") Uw noodlot onbewust, mijn lieve ferdinand! Reikt gij uw fpeelgenoot, ai la^chende, een hand; *k Zie u mtedoogend ?an — ö diepe onnoozelheid.'.. Aau u, mijn kleine vriend, zijn traanen toegeweid." J. J. H.  ( 10? ) D E VRIJPOSTIGE MINNARES. Daar was in »t best van Zwitferland, Een Duïtfche prins van veel vermogen [ Die, raar een' doctors raad , een man van veel verftand. (Voor 't minst hij had dien naam ,) was derwaarts heen getoge», Op hoop dat hij, ter goeder trouw, Daar meer gezondheid hebben zon," Das hem de lucht zijns lands tot nog toe had gegeven. De goede prins was jong en fchoon, En naar den Duitfchen aart, gewoon Bij Rhijnfeheu wijn en ham te leven» Bij 'c nadren van een zekren nacht, Nadat de dag met vrolijk leven, Eu keel en maag de laag te geven, Meest aan den discY, was doorgebragt, Verfcheen een Dame, rijp van dagen, Zo lelijk als zich eenig maa Een le'ijk wijf verbeelden kan , lu 's prinfen kamer zonder vragen. „ Mijn lieve prirs; dus wa, haar taal , „ Gij ziet.mij thans voor de eerfte «aal:  ( ioS ) „ Voer lang reeds kost gij mij behagen. Wil moeten in deez' fchoone zsal ,, Een weinig nader kennis maken. Geen complimenten: vlei u niet, „ Schoon gü met tegenzin mij ziet. ,, Dat gij voor eer>t mij kwijt zu'.t raken. De prins verfchoonde zich met kracht, En deed deze onbefcheid,ie weten, Dat hij den andren dag moest eeten Bij 1 iea van bogen Haat, daar hij vast wieTd verwacht. „ Gij zult, hernam de vrouw, op morgen daar niet wezea, „ Neen, neen, mijn lieve prins! ik blijf Deez' nscht bij u te bed, om louter tijdverdiijf. Voor oneer hebt gij niet te vreezen ,, Om 't breken van 't gegeven woord, ., Daar elk 't u gaarne zal vergeven, ,, Dat ge in iiw kamer zijt gebleven, ,, Waaneer men m'j>i viflte hoort. De prins, hoo. t kt orrig do( r die rede, Spra* ,, Ei, mevrouw! laat wij met vrece; ,. Waart gij niet hier gewis, ik diep." », Gij Qapen ! fprü de vrouw, juist ben ik hier f,ckoinen, 1 ,, Opdat de llaap u worde ontnomen " Kier gtff zij hem'cen i,e'vp, waar 'doe>r tij loldVeeh tiep  C io? ) Om bijftand, en cm weg te jagen Haar die zo onbefchaamd hem ft m bed kwgm Maar als een knecht flechts nader kwam/ Dan neep het wijf en voet en handen, Zo dat het alles fcheen te branden, En onze lijder toevlu^t nam, Tot fchreeuwen, en erbarmlijk kermen;'' Doch hoe hij ook bet vrouwmensen bad, Hij wierd niet zagter aang«vat$ Zij wist zelf, 'C woord niet van ontfermen. Altijd was *t antwoordt,, Lieve Prins 1 » Dsnkt »t'i dat ik u ?al begeven ? *» Wii nog wat famen leven; » U zo verlaten! neen, geenszins.» „ H Ging gaarne eens op de JtRt. "Sprak toen onze arme lijders „ Hoe' gij ter jagt gSan, ]ieve vrind"' Hernam het vrouwmensen. „ Gij, gij zijt een flechte rijd » Z ) hn% ik mij bij u bevind. „ Ik zie'bii Rhijnfcheh wij„ „ ievenj » Bii o^ctong, bij ztrur en zout, | Bii all' wat hartig is. en prikkeling kan geven " E" daal°m "iCrif* ,a»* «oormij alsvrieudbefchouwd, „ Gi, zult voor eerst ter jagt niet trekken, , Vermus ik u nog wat zal ten gezejfchap ftrekken.»  C «o ) In 't kort» of de arme prins baar bad, Of hij haar duizendmaal bezweerde , Dat zij hem fterfc incomodeerde , Dat hij veel te verrichten had , Ea 't niet fatzoenUjk of beleefd kon zijn geheten, Te blijven bij een» man van rang, Die zijn misnoegheid klaar deed weten, En dat zo onbehoorlijk lang, De vrouw befloot ruim zestig dagen Den armen prins in »t bed te plagen. Toen fprak zij, op een' avondftond, , Vaarwel, mijn lieve prins! thans ga ik u begeven, Ik wil thans, voor een' t,jl, bij uwen buurman leve», „ Een» rijken graaf, fraai, glad en rond; „ Een man die leeft als gij, juist naar mijn welbehagen, „ En die, zo 't fchijnt, fiats langen tijd, „ Mij als om een bezoek deed vragen. Nog ééns, vaarwel! gij raakt mij kwijt; , Maar mo'ogUjk ,kQine ik u, hoe gij op mij moogt vloeken, Op nieuw in 'c vozend jaar bezoeken." Zij zweeg, en zij verliet hem dra. Thans treed mïj« 1 zer op, en vraagt: „ Vi ia mag het wezen ,., Van vien gij ons dit fraais doet lezen?"Wel, Le/tr. *t lelijk wijf is juffiéWW Podecra.  L A R N ü L, op de WANHOPIGE, Donfcergmuwe wolken rollen over de bergen; ruwe winde» bruisfchen door de verouderde eiken; fchuimeaéa de vlietende beek van de rotzen ef; de ■■chtuU krascht, .« de eenzame klove des bouwvalli. gen en met klimöp „.waife» tor ^ »»". v:eesliik en vol aandoeningen rondom ^ De fllngereade bllkzem £oont z.cht. ^nde ogen, de duistere fchim.en der vertoornde H . < den ; „j zieD uic hunue donkew ^» «Hj met bunne luchtige »waMden te dreig „ elk hun ! geheele natuur ftemt in met her ,r • . ' r»et de folterende g^en^T ^T" Kimme»! de Item va Li J T H°0"' ° E- den lijdenden * ^ de üetdnjkfte jongeling va« Was da  ( 112 ■) • lust mijner ziel, en wij deelden ons vergenoegen etr Jijden te zamen; te Murri leerden wij te zamen de» hoge fpanren : te Gazer leerden wij de lans te w erpen; v ij bevochten te zamen de vijanden var Erin, en onze klingen wierden rret bet bloed van LoMin geverwd, met mij deelde hij in elk gevaar, en verhief het zeil raar Ithro , cm de eer des fpeers te verwent". Ik vecht met den fterkr/efp erden kor 10, en 'er ortflond een vinnigen ftrijdr ik riep de vorften tot het dodelijk tweegevrchr; wij treffen den heirvoerder aan op de Vlal te van Sonal; cen pijl doort-cordc mijn zijde en ik viel ter aarde, drch aha r Held zijn fchild voor mij, en de v oede gloeide uit zijn v)?mmerde ogen, hii vefflocg den mrgt'fen kriTgsmair, en cboe? mij naar'htt vaauuig; maar met mi' te-v?r ■et verd.rfiïjk geklank uwer wispelturige tong, en het venijn der driften zegepraalde over mijne ziel; . ik ging en beledigde den jongeling, en dwong n|(n ^ te wapen: - ondankbaar befchimpte ik mim vriend, J i, LARNüt, zeide hij, * met „ treed ik ï„ geer, l tweeltrtjd ik kaQ het bloed van mijnen vriend niet ver, ffete» , doch begeert gij mijn Jeve„ , welaan, ft00t ^ "S ^-'Hüopende zij„Mieflijkenboezem *» doorboor du lijdend hart, bet leven heeft voor *efk klontf -dVMan * boeiend oog; L lfte« klopte munhart tegens fflljne bem._ . no *9 'de m mijnen boezem de. h.h. , s Wel , . ASAr'A ftonten zich in mjjne Va'llende ^ »« "cod. 1 i Vallende, reikte hij tój nog „ oe Te? mt§eft;ekt' riCP hij' * ™' toe, met een gebrokene en zwakke ftem beoeJdU aog mijne liefde en bad 1 beseerde hi) C .'. r »j. ,b"d. z,'tt 8raf^n opterich- j» RN ÜI.j zeide fiïf » :,_  ( "4 ) i s, want hare ogen zijn vergifc voor uwe ziel.'*'sogmaals reikte hij mij zijn hand toe, en zijn grote ziel ontvoer hem met een zucht. Thans zit gij, o vermoorde allar.! tusfche» de geesten onzer Vaderen. Zij verzamelen zich allen rondom u, en vragen: Wie volvoerde deze verfehrildijke daad? - - doch ik zal gaan, - ik zal deze vraag beantwoorden en hun mijn' bloedigen kling vertonen; deze hand, die u verlloeg, zal nog beden die belediging wreken • - - Met woede greep larhül het met bloedbevlekte flaal, en wrong het diep in zijn hart. — in zijn bloed wentelende riep hij overluid; „ o Allar! vergeef het nu aas uwen vriend! - Schel kraschte de rave van de nabij zijnde rotzen. De loeiende winden bruisten nog door de ftenende ei ken. Aklig brulde de donder. De ontzette natuur fcheen te lijden. Een dodelijk zwijgen volgde, en de vlakte lag met een treurige donkerheid bedekt. Naar V Heogduitscb.   toiat tapper yc/\wwX>x .'/  , , Cl'-/'.. , /cufoj   ( «5 ) D c D 0 O D van A s A L A.' De «acht was donker , en de wind i .J ' e WlBd loeide zeer fel* JwvJ»» ge^at, de handen met blced ■ ;.„ 7 "n ;i!,iik gipMde »«* 1111 volge»> en het aklig fPOotfz>i ,«j u H 2  TAih'erd ftond haar gcz'cht; baar gelaat, voorbeen zo lieflijk, was bleek en verward. Treurig ging zij over de beide, bevend doorliep zij bet woud, ..ijzend klom zij den berg af, en eiudlijk bereikte zij het duistere dal. De weêrlicbt flikkerde door de lucht , en vertoonde haar het lijk van den zelfmoorder ti r kul, met een vertrokken gezicht en rondom met bloed bezoedeld. Piotzliug bleef zij ftaan,-- een koude rilling voer door al hare leden; en de vertoornde geest van l arkül fcrak tot haar met een oi.tzachhjke Item. Hier ligt mijn ligchaam asala.'J- • zie de diepe wende in mijn' borst.' — lidder! -- en - befchouw mija bloed! -- Dit fprak hij, en verdween. Vetftomd , befluiteJoos flor:d zij een poos; hare woorden vonden geen uitgang, inwendig lijden verfcheurdc haar' borst, gelijk de zwavelige dampen in Malmors holle ingeuanden balloten, de ruwe zijden des bergs doen fchokkeh en de v aasfemende ftrutken doen beven, terwijl cen grond in 't ronde fchud, het gebergte lteent en een naderende verwoesting bedreigt, aldus ftond de lijdende asala. Eindlijk, na een ijsfehjke rust, brak zij woedende, in d<=zc woorden uit:  C fr? ) ,, Larnül! - ik zie de opeoe wonde van uwe botst} ■- ik zd u volgen tot de luchtige hutten van Lodal - maar richt een wolk tusfchen mij en allar want hoe zoude ik de beftraffiag zijner ogen kunnen uithouden;! - Komt, ftaat mij bij, o verfchrikkingen der NachtI want ik kan dit lijden niet langer verdragen!; "- Vo! wanhoop liep zij naar het lijk, en trekkende den bebloedden kling uit deszelfs boezem, leunde zij met de greep op de aarde, en Hortte zich woedend op de icherpe punt. Zij viel in haren bloede nevens larncl, ea haar geest ontvloog haar fteoende met de huilende winden. De jagers droegen hare lijken weg , en begroeven dezelve, in een van de holen der rotzen. Ruwe door.nen overgroeien deze grafplaats; aldaar fcbud de grijze distel zijn baard in den wind. Dikwils zweven daar hunne duistere Ictuinmen over de bergen, wanneer de bleke maat* haar aangezicht vertoont, door de rollende wolken der nacht, en de loeiende wind door het gras der graven dringt. Geen wandelaar rust bij deze gehaatte fteticn, hij vermijdt het jammervolle dal. Kaar *t Hoogduitscb, j# y> jj H3  r .'8 ) DE SPREEK EN DE HER MI ET. * * andlaarl zoo 't geval U naar mijn wooning troont, Leer dan, dat in dit kluis beftendig vreede woont. Verwijderd van 't gewoel van een fteeds twistende aarde, Gevoelt ge uw nietigheid, maar tevens ook uw waarde. Ja: rukt de dood, eeu vriend van uwen boezem af, Het rustpunt vau geluk veiheft zig boven 't graf. Daar zal 't gevoelig hart geen bange zugten flaaken, Maar eindloos voor Godsthroon in teedreliefde blaaken! anders, 2ie hier in dit ("omber bosje, In deez' neederige kluis, Mensch, op uw vervloogen leven, Op *t onzeekere van uw huis! Treed vrij mijne wooning binnen, Aanzien, Rijkdom, roem of eer Daalt toch eenmaal, vroeg of fpaade, Mét den Menscb in 't doodftof ntêr. Smaak dus, fterveling! uw genoegen In 't beoefenen van deugd , Zij alleen kan u verheffen Tot een euiwi,} blijde jeugd!  D E VADERLANDSCHE JONGELING. De jougling, die ia 't jeugdig bloed Een zucht voor ware vrijheid voedt, En naar 'e bellek van iijn vermogen Leert inzien m 't historieblad, Wat zorg en deugd '«Landsheil bevat, En 't doelwit van het ijvrigst pogen : Die jongling is in zulk een fland De hoop van 't lieve vaderland. Bekoort hem de oefnirtg van bet recht, Hij zal, aan 's Volks belang gehegc, In frisfche en rijpe leveHsjiren, Het vaderland zijn ijver biên, Den veinsaart en den kruiper vliên , Der burgren rechten trouw bewaren, En wars van allen valfchen ichij», De lijfftaffier der vrijheid ai/n. H4  C ) Streeft hij naar der geleerden kring, I>an zal zijn vlijt en oeffening ln 'c eind gelijk een fakkel lichten , En, zonder vreemde pronkerij, Slechts leren, wat meest heilzaam zij, Eenvoudigen en fchandren ftichtenj Zo is zijn ijver elk tot vreugd, En predikt vaderlandfche deugd. Of trekt zijn lust naar handelvlijt, Hij, aan het koopkantoor gewijd , Zal eens met kracht 'slands zenuw ftijven: Hij zal geen vreemde waren bión, Om Neêrlands ondergang te zien , Maar trouw aan zijn beMinslen blijven; 'c Gewin drijft hem ter koopbeur* heen, Maar niet ten koste van 't gemeen. Kiest kij fabriek of nutte kunst, Dan u-acht hij van geen vreemdiing gunst, Om 'c Neêrlands volk te kleêu, te liereni Zijn moed en ijver zoekt in 't rond  C 121 ) Eerst werkftof op zijn eigen grond, Zo zal de welvaart welig tieren, Waut Bato's trouwe burgerfchaar Kiese zijne, voor der vreemden, waar. Zwoegt hij als Land- of handwerksman, En bloeit door hem gerecht en ban , En dorp, wier welvaart hij helpt fchragen; Dan fiert hem d' eerekroen der vlijt, En trouw, en dengd, die 'tal verblijd, Dat 's Lands belangens wil bejagen. De luister van den fterveling Is deugd alleen, maar niet den kring. De voorfpoed van het volksbefttwr Zal dus geregeld, op den duur In krscht en aanzien welig groelfinj Dus heerscht 'er orde , recht en wet} En de ondengd ligt alom verplet, Waar reine vrijheidsbomen bloeiè'n, Die eens, laiet met der bladren fchijn,) Maar rijk in febone vruchten zijn.  ( 122 ) E D U A R D. Op zijn reize naar o o s t ï » d i b n. TT Hier, in het holfte van den «acht, in deeze eenzaamheid, ©P den effen oceaan in eene ranke kiel neêrgezeten, ftoort tiets mijnen peinzenden aandacht: welk eene doodfcbe flilte heerscht hier! .. geen enkel wolkje kan mijn oog aan het ongemeeten azuur des hemels bekennen5 de duizende ftarren titelen in volle pracht; de noordftar ligt onder de kim gedooken en bet zuiderpoolgeftante verheft zich aan de andere zijde boven den horifont; de volle maan treedt «n zijnen afgebaanden loopkring en ftreeft langzaam met fombe-e majefteit door den luchtkreits; geen fephir dartelt met de goltjes; de zse fchijnt een onoverzienbaaren fpieeel; flegts nu en dan hoor ik het zacht en kletfend geruisch der vleugelen van een talloos heir van vliegende visjes, wier vlerken, door herkaatfing van de ftraalen der maan als diamanten fci.itterende, voor het oog een heerlijk flikkerende en vooitflielleude flroom van licht vertoonen; op eenmaal verheffen zij zich, zweeven een ogenblik, en op eenmaal kiêtfen zij neder, bij het verward en fchor getfchrceuw der roofvogelen welke op hen aazeu. - De out-  ( "3 ) zachelnke c?cbelot blikkert gnusch op de onmeetbre oppervlakte van de zee, grimmig werpt hij een zwaare ftraal vap bruifchead water op, gelijk aan eene forsch fpringende fontein , door den weerglans der maan verguld : hij verheft zich, plompt vervaarlijk neder in de barftende zee, en geesfelt het fuifend pekelfchuim met zijnen ftaart. - - Nu is alles weêr ftil i alleen het eentoonig - altoosduurend en langgewoon gekraak van het fcheepswant en, masten, is al wat ik hoor; een kermend gekraak, 't geen de ziel van lieverlee met eene treurige zwaarmoedigheid bedwelmt: - geen ftervling ftoort mijne denkkragtj - allee zwijgt en flaapt gevoelloos in den arm der loome fluimering of ligt als roerloos in gedachten verzonken; de Huurman flaat voor het bijna uitgedoofde nachtlicht, dat" een flaauwe fcheemering over het compas verfpreidt, - hij ftaart op een puut den hemel aaa en richt de koers naar bet gelei van maan en ftarren, terwijl de matroos op zijnen weufc het roer wenden doet. ö Aandoenlijke ftilte ! zo ftil . zo dommelig zal het eens zijn om het skelig graf, wen mijn vermolmd gebeente in zijnen fchoot als op een rustbed liP,t, om na een langen flaap voor de eeuwigheid te oncwaaUn. - 6 Verkwikkende koelte.» boe verfmeht gij dit hart, dit hart het welk den voorigen dag nog vtrfmachte door de brandende hitte der zo». Siaatige nacüt | welke-  C«4) denkbeelden! welk een reê* gevoel fchept ge iD iMj<* »«U -- o m.jn dierbaar Vaderland! - en gij, mijn geliefde Vader! -- ooku, mijne tederbeminde Broeders en Zusters! en 8'j, mijne waarde Vrienden! n allen gedenk ik iu dit «elvertederend ogenblik,- - i traanen voel ik langs mijne Wangen biggelen en diepe boezemzuchten moeten mij ver«gting geevea. - De verengelde fchim mijner zalige moeder zweeft als ora mij heenen, mij dunkt ik zie de fcha-. duuwachtige beeldteais naderen van mijnen waardften • maar helaas! reeds afgeftorven boezemvriend; welligt denken aij welligt denkt gij mijne dieibaare maagen en vrienden! op dit eigen tijdftip aan uwen -- eens bij u genoeglijk woa« rende e board;., mogelijk liggen op dit ogenblik mijne geliefde verftorvene en mijne duurgefcbatre levenden geknield voor den troon des Eeuwigen , om weldaaden voor mij af te fmeeken.- • o Welk eene ontroering! - wat beklemdheid prangt mijn hart! - ach I «lat mijn boezem lucht *njge! - weldaadige traanen «roomt -. lhoomt vrij, hoe verligt gij dit hart! - ómijne geliefden! voelt ge ook. wen ge in uwe afzondering om mij peinst, die toefluuing van uwe harten? moeten dan ook uwe traanen u verlating toebrengen? .. ja, dit is zeker; of zoud gij geen gevoelig hart bezitten of mij niet beminnen' Ach! gij kunt u nog on«derling vertroosten en verheugen; elkander den welmoe-  C 135 ) «endften raad -- den belangloosten bijftand verkenen ; « maar ik, helaas" hoe eenzaam» ja, wreed aandenken, h'oe eenzaam! .. het fchroomelijkst wantrouwen moet mijnen tred geleiden , of de vermomde valschheid biedt mij da hand, om met een' geveinsden lach den judaskusch te geeven, en dan over de zegepraal haarer laaghartigheid als een dwaas te juichen. - • ó Die onbaatzuchtige - deelneemende toegeneegenheid! ja, hoe fterk uw hart de waarde van die wederziidfehe liefde waant te gevoelen, weet, dat alleen haar waarde ten vollen gekend wordt bij deszelfs duldeloos gemis: hoe bitter doordringt die bewustheid mijn lijdende ziel: ach! hoe eenzaam is mij alles nu.' - wie zal mij troosten ? - geen hart Haat eenitemmig met het mijBe, flegts gevoellooze woestheid omringt mij, kwijnend zie ik in bet ronde en zie niets dan de zee , de flmër der duisternis beeft mi, omvangen; verbaazend onderfcheidi bij u, geliefden! zetelt zich thans de klaare middag: . heden lonkt mij de maan met kwijnende ftraalen toe, en op dat eigen heden fchittert de zon op de wolken, die boven uwen grond drijven of op uwe gezellige wooning: i hier doet de alles verzengende hitte des daags, de verfmachtende ingewanden als*verfmelten ; bij u doet ten zeiven tij. de eene alles verftijveude koude des nachts het bloed in de ader.n bevriezen: « Verre landen! - wijduitgeflrekte zeeë, I  ( na •) hebben ons van eikanderen afgefcheiden, m,ar onze lk«e bh.ft eeuwig- ach J hoe pijnigt mij de onbewustheid v,n uw lot, wie weetwelke woeste rampörkaanen thans om u heetten Itormen, ligt i, een van u reeds in den graf.nil mét, , gezonken, ach God! welligt allen 1 - zielverfcheurende , ontroering. - >c weêrbaritig „00dlot fcheurde mij van u af om aan het ander einde der waereid rond te tWri e* ' «immer te rug te keeren, - vloeit zachtkens wMmikm traanen, - gefolterd bart J geef aandrang aan mijne woor. den, op dat ik uw brandend gevoel uitte, neen , dit is oti«ooglijk, mijn fchreiënde oogen , de trekken van fombere droefgeestigheid op mijn gelaat, zij alleen kunnen mijne treurige fmart naar waarheid fchetfen. - ik zal u dan «immer wederzien! 't angstvallig, t herdenken herroept het zielverfchenrend ogenblik, teen ik voor eeuwig-ach' voor eeuwig van u fcheidde, - toen gij mij met uwe bevende armen voor »t laatst - voor k allerlest omhelsde, toen de brandende affcheidsknsfchen, wederzijdsch op onze lippen gedmkt, in luid geween verf moorden: „og fcK.kt het laatst vaarnel! - vaar eeu^ wd, OIltroerende fa ^ ^ ren: «zo zal ik u dan nooit wederzien, ach God | dat * nooit, dat nooit, drukt al te ij.Hjfc op mijn zwoegend hm- nimmer? - ook „iet aau de andere zijde van het f^? hoe ondraaglijk! - * im ik Mir m ZQ GoJ  •4. God „el «. erbarmend Vader «,„ l0„nen ' vloeken - mij zelren - hen, .... 6 h5rae|1 il( „r„ -1 «*«»..» bom, .. «„ gellefden , ó t ».».der - n« vin,, Bij „eêt ee|roost * gloedrood. „„„ „ ie itmpi WM «e .t reedde eerfl, taaien der „„ de, o0 ^fc »ec gloe.ënd g0od benraalen: - de Mtkt omroI[ t™ ™ n Z,ce„ z,arten fl.i5r> „ doe, he£ ]Mt(Ie «•£ U kanend, olieden - en bij nij op dst eiga J£ *»* de d,g Iii0 8taM„d6ew.ed *, „ «er^lg d" d...,.™,., «, «rafelend ii „ot ,„«, op bec „" j ™»t gemis dier koningin der bloemen* Vriendin ! die eens fleehts '« oog oP u geflagen heeft,' Zal u gewis een Lenteroosjen noemen. Wat heil geniet ge, o Wintervorst • Schoon Lente, door haar purpren R reeds van overlang den rang betwisten dorst f d°" °°k op uw beiirt d* hwte^reeifter blozen. Zij ftaat gewillig en voldaan Aan n do zege toe, en lacht u vrierdlijk tegenU Roos heeft door haar knrlstlïeraea Rentes lieveling den vootkenr lang verkregen i " indCUWe "*"> bi>d*° inleest ' ^ ' Zleibetoov^ ^hoon d,s meest befchaafdllen gee!;. • * r O.  I N H O U D. MENGELINGEN in POEZIJ bn PROZA. Ongemeene Grootmoedigheid beloond . Blad. j Aan Leuconoe . • • . * De kragt der Liefde . . * «9 Bij een Beek . *- • • >5 De Lente - . . . . *7 * * • . . . .22 De Morgen ... . . 23 Be Middag . . . % . • 27 De Avond ...» 30 De Nacht . . . * • 33 . Se linde aan een Bloem $• Het Ziekbed van Ai-ex a h de» . . 37 Aan Phijllis . • 44 Jbsds verreezen, eene cantate ... 4? Aan Phijllis bij haar geboortefeest . 55 Ode aan de Zon . • • •- 59 Waakmofd aan de Lofwaardige Selindb. 6% Ebn Rijk bij het Graf van Sijlvia . . 65 I Op de waare en valfche verlichting . . 71 ,j Op een Zwaluw .... "«  INHOUD. Vrees voor Onweder *, , Drinklied . . '* • 76- Da mon bij het Graf van Philas . ( ?? Over DocTroren * * • « 7.8 Thirsis, eene Befpiegeling . # Raad zei er\ eeuer bouwv^H-e Kerk. Voorzichtigheid in den Omgang van het Menscblijk Leven Am ^..«K-^' 7" A*-*1T«.bmck.D. Roemer* vissche». boPHiAof de Ongdukki e bchtgenoot - Hecf^" ^er gem.a«h.%"°C K2o RHmer 'O .\ «1•Mn eea ***** Pl^ia aan een K mei. Carolin* Mathii.de uit haare gevangenis te Cdle*W Mylord Over het weigere : of inwiE van der Ivinderen verzoeken. De U'imllok. He Leven Het S| de'r SS' RCgeien t6r «^^OpS BÉadje.1'5 ft„ivmije CarCOnne * WW* fiephwtdmkte