PRENTENKABINET DER RIJKS UNIVERSITEIT LEIDEN. / INV. B. MCM/XXX. NO. /   VERHANDE LING OVER * * B N T £ N,  I  VERHANDELING —over Z^*T^ v^JPrenten^ ) door l/ïl' s/>é>£j£7tcrelsc£ Vertaal. BijT.en J.Holsteijri MDCCLXXXVII   BERICHT VAN DEM UITGEVER. W^ij bieden den Liefhebberen der prentkunst In deze bladen eene vrije vertaling aan van een werkje *t welk wij dachten volgens het origineel geen beter tijtel te kunnen geven dan yan Verhandeling over prenten. Men heeft in de vertaling van dit werkje zich bevlijtigd om het origineel zo naaiiwkeurig als mogelijk was in goed nederduitsch over te zetten , behoudende egter het gebruik van zeekere bekende onduitfche kunstwoorden, die beter oordeelende, dan door de vertaling daar van, lang. wijlig en onverftaanbaar te worden. De uitdrukking, van onzen Landsgenoot, welken wij uit het Engelsch in onze vertaling hebben behouden, ziet op Engelfche kunstenaar. Men vind in deeze verhandeling meer en minder uitgebreide aanmerkingen over verre de meest bekende Prenten van verfcheiden, maar niet vafy alle bekende oude meesters, anders mogt meii billijk verwachten daarin ook te zullen gemeld en beoordeeld vinden het werk van den beroem* 2 den  tv BERICHT vam de» den hollandfchen plaatfnijder W. Delf, die een meenigte fchone afbeeldingen heeft in 't koper gebracht, naer de fchilderijen van Miereveld en andere meesters. — Eenen J: Sinderhoef, die uitmuntend de vrije penceels behandeling van F. Hals in zijne gegraveerde afbeeldingen bewaard heeft. — Eenen C: Visfcher van wien onder andere prenten , die van hem uitgaan, de Batteman , de Koekebakfler , de Heidin , de Moor uitmunten ; en welke prenten door de kenners en verzamelaars van prentkunst bewon< derd , opgekogt en bewaard worden , in de tost baarde verzamelingen van prentkunst in ons vaderland: dan het geene vreemd en door mij niet is op telosfen, men vind in deze verhandeling over prenten , niets van deze meesters gemeld. Niet dan ter loops gewaagd de Heer Galpin van J. Luiken , uit zijne aanmerkingen over dien gvooten meester in de Etskunst, fchijnt het mij toe, datzijn Ed: weinig van J: Luikens werken, gezien heeft, ten minften niet alles en zeeker niet het beste van't geenc van Luiken bekent is, anders hadt deze kuultenaar een breeder plaats verdiend ineene verhandeling als deeze, opzettelijk ingericht om o ver de waarde van prenten te handelen, ouder welke die van Luiken een voorname plaats tockoomt. Im-  UITGEVER. y Immers als"men met aandacht befchouwd, het groote aantal geheeie veis platen, vervattende de gefchiedenisfen van het oude en nieuwe verbond, en van welkende Heer Gilpin gewaagd, als men de menigte groore en kleine prenten van dezen meester befchouwd, die hij gemaakt heeft inden Jofephus. in de Jjodfche en Mofaifche oudheden, befchreven door W: Goeree, in de liiftoricvan Frankrijk, in zijne zogenaemde kinderboekjes, in het Treurtoneel der doorluchtige mannen en vrouwen, en in meer andere werken 4oor hem gemaakt, dan moet men verbaasd ftaaa over de werkzaamheid van dien man, over de rijkheid en verfcheidenheid van zijne gedachten, over de werking en over de uitdrukking der hartstögten in zijne beelden, hoe klein ook, over de rijkheid van zijne bijwerken , en over de (helheid) vastheid en kragt, die er in zijne prenten te vinden is. Jammer is het dat in veele van zijne groore prenten door gebrek, aan behoorlijke partijen van ligt en bruin de houding ontbrtekt. Ook maakt de heer Gilpin geen het minde gewag van den Franfchen plaatfnijder Andrau, die met regt door zijne werken grooten roem behaald heeft. Dan het zij hier mede zo het wil, deze verhan* 3 de-  vi B E R I C H T en z. deiins; over prenten, die wij den liefhebberen in deze bladen aanbieden, vervat naar ons oordeel, veele bondige en geestige aanmerkingen, over de werken van zeer veele en onder ons bekende oude hol landfche en andere meesters — aanmerkingen die waardig zijn geleezen en overdacht te worden van de liefhebbers in't algemeen en vooral van jonge liefhebbers en beoerfenaren der fidele Schilder Teeken en Graveerkunde, zij kunnen door het leezen dezer verhandeling, kennis krijgen aan de Meesters en hunne werken en leeren oordcelcn over de meerdere en mindere waarde dcrzelven , zij kunnen hier uit leeren oordeelcn over de vereischtens in eene goede prent, evenveel door wien en waar gegraveerd, het kan hun dus nuttig zijn in hunne fhidien en den verzamelaar van prentkunst dienen om zijne verzameling metoordeel in te richten. Dit was zekerlijk het oogmerk van den fchrijver; het is het zeker van deze onze vertaling en aan dit oogmerk wenfehen wij dat voldaan moge worden. .VOOR.  VOORREDEN VOOR DEN DERDEN DRUK. voorname oogmerk van den Auteur, in het hier volgende Werk, was, de fraeje Liefhebberij van het verzamelen van Prentkunst, op een verftandiger en reden-matiger voet in te rigten; en den onkundigen en onervaren Liefhebber eenige weinige regels ter zijner hulpe aan te bieden. Volgens dit oogmerk oordeelde hij het noodig, om de grondregels der Schilderkunst op de Prentkunst toe te pasfen: en zijn zijne aenmerkingen ten dezen opzichte niet altoos nieuw, dezelve zijn ten minften zeer beknopt voorgemeld. ■ Zijn berigt wegens de Graveerders kon hij, door het nafchrijven van anderen, uitgebreider gemaekt hebben ; inzonderheid kon hij zich bedient hebben van de fchrandere nufpotingen van den Heere vvalpole, Èoch hij vond niet goed, zijn boek te vergrooten, door het gene reeds door anderen, beier dan hij doen kon, gezegt was; maer verkoor zich alleen bij zijne eigene aenmerkingen te bepalen. * 4 De  vin VOORREDEN De Auteur heeft voorbedachtelijk weinig of niet fan de hedendaegfche Prenten gefproken, weigerende hij over ,t algemeen zijn gevoelen wegens nog in leeven zijnde kunjlenaers, vooral wanneer het ongunflig was, te uiten. Doch fchson hij niet voegzaem rondt, kunne gebreken te ontdekken, oordeelde hij echter bij gefchikte gelegentheden wel iets te mogen aen prijzen. Dit heeft hij nogthans bevonden dat kwalijk genomen is. Al wat hij hier omtrent zeggen kan, is, dat het nimmer zi,ne meening geweest is, om door het prezen van den eenen, den anderen als minder verdienjlelijk te doen voorkomen, maer dat. hij zich, enkel ter opheldering van zijn onderwerp , van die Prenten bedient heeft, welke hem in 't geheugen kwamen, zonder zich dieper in het ftuk in te laten. Na de eerfle uitgave van dit Werk, heeft den Auteur gelegenheid gehad, om in des Konings Bibliotheek , eene zeer fchoone verzameling der werken van Hor.LAR te zien; en, na de tweede uitgave, eene andere in de Bibliotheek van de Herioginne Weduwe van Portland. Het doorzien van deze Wee uitgebreide Verzamelingen der Werken van dien arbeidzamen kunflenaer, heeft den Auteur doen oordeelen, dat hij wel iets meerder, ter aenprijzing van dezelve, mogt gezegt hebben. Behalven den Lof die zijne Vogels, btntwerken, fchulpen, en kapellen toekomt; ze hebben veele van zijne andere werken ook groote ver-  voor Dr.N DERDEN DRUK. nc ver dien ft en. De Gothifche fieraditn van zijne hoofdkerken zün veeltijds keurlijk fraei, en zeifs fomtifds vrij behandeld. Het zwaerd van eduarj da 6de, de Beker van andrea Jnmntegna , en de vazen van holbbjn z^n alle z»er fchoon. Veele van zijne kleine gezigtjts zijn ook fchoon en behaeglijk: zijne verfchieten zijn gemeenlijk fraei, maer zijne voorgronden zijn het minfte, Onder deze gezichten is er een zeer fraeje van de Londenfche Brug , en de bijgelegene gebouwen, waer van het gezigtpunt ergens dicht bij het paleis van Sommerfet genomen is. Zijne lugtig geètfte Prenten zijn niet zonder geest. Twee of drie iugtig behandelde ftil leevens zijn vrij meesterlijk, de tekening is net, en de uitvoering vrij. On» der zijne uitvoerige Prenten is ook een fraei ftil heven , welkers ftoffugie beftaet in een opgehangen haes en een korf met gevogelte. Doch hollae&ds be- kwaemheid vertoont zich nergens zo voordeelig dan in zijne navolgingen; voornamenlijk in zijne Prenten naer gouut, callot, en barlow; hij heeft de behandeliag dezer meesters wonderbaerlijk wel nagebootst, vooral die van callot, wiens bedelaers hij verkleint, en echter al derzelver geestigheid bewaerd heeft. Doch wij moeten hier tefens bij aenmerken, dat er in zijn werk een menigte van flegteprenten gevonden worden , welke waerfchijnelijk de eerfte pogingen van zijne genie geweest zijn. Zijne Schepen, 5 z:jne  X VOORREDEN enz. zijne groote Gezigten, zijne Fabelen, zijne Ephefi. fche Matroone, en veele anderen zijn zeer f'gt. Zijne Virgilius en Juvenalis zijn niet waerdig dat men tr aenmerkingen over maekt. De Auteur heeft hier niets verder bij te voegen, dan alleen dat, ingeval hij ergens, in hc: hier volgende werk, ftellig [preekt, zijn oogmerk niet is om sis recht et te befltsfen , macr enkel om de verveelende herhaling van tndetfeilende fpreekwijzen te vermeden. NB. Wanneer er gefproken wordt van een beeld of ander voorwerp aen de rcgtcr hand of zijde» meerit men dat gene, 't welk vlak tegen over des befchouwers regterhand is, en op dezelve wijS is het ook met de linkerhand. VER.  ZI VERKLARING VAN KUNSTWOORDEN E N SPREEKWIJZEN. $amenflelliug (Compofitté) betekend in den uitge* breidften zin, de gcheele Ordonantie van eene Schilderij : in een bepaelder zin, de kunst van de beelden te groepen, en de bijzondere deelen van eene Schilderij zamen te voegen. In dezen laetlten heeft het dezelfde betekenis als Schikking, zie bladz. i-— n. Ontwerp (Besfeiri), hier door wordt, in een' bepaelden zin , voornamenlijk de tekening der omtrekken verftaen. Op bladz. 2. word het in een' ruimer zin verklaerd ; en in den ruimftcn zin betekent het dc gehecle bedoeling van een Schildcrftuk. Een  *SlI VERKLARING VAN Een Geheel is het denkbeeld van één Voorwerp, 'c welk een Schilderij ons moet geeven , wanneer wij alles, wat het bevat, in ééns te zamen befchouwen. bl. 2,7. Uitdrukking (Expresfiej , deszelft bepaelden zin word bladz. 16 verklaerd ; doch dikwerf' betekent het de kracht, waer mede allerlei foort van voorwerpen voorgefteld zijn. Uitwerking (Efe£ï') ontftaet voornamenlijk uit de behandeling van licht en bruin; doch dit woord wordt ook fomtijds bij eene algemeene befchouwing van eene Schilderij gebruikt, bl. 1, 2. Geest j wordt, in deszelfs bepaelden zin, bladz. 22 verklaerd; maer het wordt fomtijds in een' uitgebreider zhi genomen , en betekend dan de algemeene uitwerking van een meefterlijke hand. Manier, is het zelfde met wijze van uitvoering, bl. 20, 22. Schilderachtig: dit is eene fpreekwijs , welke die bijzondere foort van fchoonheid , die in een Schilderij begeerd wordt, acnduid. bl. 19. Schilderachtige Bevalligheid, is eene wel uïrgekoorene gedaente of houding, welke aen een in zich zei-  KUNSTWOORDEN EN SPREEKWIJZEN. XIIÏ zei ven lomp of boersch beeld of voorwerp , 'c welk in een Schilderij voorkomt, gegeeven wordt. bl. 17. 19. 113. Rust of Stilheid, op een Schilderij toegepast, wordt gebruikt, wanneer het Geheet wel zamenftemt, als 'er niets in het licht, de fchaduw , of koleuren is , 't welk te fterk in de oogen fchittert. bl. 90. Stilhouden , of doen wijken, betekent, een zekeren: graed van fchaduw over een te fterk werkend licht heen brengen. bl. 107, 112, Een Tusfchen Tint, is een midden tusfehen een fterk licht, en een fterke fchaduw of donkerheid; deze fprcekwijze wordt, in dit werk, zeer zelden , ten opzigte van eene koleur, gebezigt. bl. 105, l2Ói Schitter - lichten , of kantige lichten , zijn kleine en teffens fterke lichten , welke vallen op fommigc dcelcn van een voorwerp , dat voor het overige in de fchaduw is. bl. 105, 137. Studiën, zijn gefchetste, maer niet geheel opgemaakte ontwerpen, zo van een Geheel als van bijzondere deelen, door dezen of genen Meester. Vrij-  XIV VEBKLARING EK 2. Vrijheid^ is het gevolg van de vlugge uitvoering ee« ner vaste hand. bl. 22. TJiterfie deelen betekent Handen en Voeten, bl. 73. Air drukt voornamelijk de bevallige werking van het hoofd uit; doch het betekent ook dikwerf eene bevallige houding. bl. 148. Tegenwerking (Contrast} is de verfchillendc ftand van het eene deel ten opzichte van het ander. bl. 119. IN'  XI! INHOUD. I. HOOFDSTUK. verweging van de Grondregels der Schilderkunst, voor zo verre dezelve op de Prenten betreklijk zijn. Bladz. i. II. HOOFDSTUK. Aenmerkingen over de verfchillende foorten van Pren- 33 III. HOOFDSTUK. De Chara&ers van fommigen der beroemdfe Meefters. 4» IV. HOOFDSTUK. Aenmerkingen over eenige weinige bijzondere Prenten , in de onderfcheiden Klasfen van zamenfelling, ten einde de reeds gematkte aenmerkingen op te helderen. nj V.  xvi ï N H O U D. V. HOOFDSTUK. Voorzorgen en ophaenheden , welke men, in het verzamelen van Prenten, gebruiken moet. 154 VER-  VERHANDELING OVER ï I E 1 T E E I. HOOFDSTUK. Overweging Van de Grondregels der Schilderkunst, voor zo ver dezelve op de Prenten bitreklijk zijn. Het onderfcheid dat er tusfcheri een Schilderij en een Prent placts heeft, beftaet alleenlijk in da koleuren en de wijze van uitvoering: doch in andere opzichten is de oorzaek der fchoonheid in beide het zelfde, en wij kunnen een Prent, op dezelfde wijze als een fchildeiïj, in tweeërlei licht befchouwen; te weten , (voor eer si) met opzicht tot het Geheel, en (ten tweeden) met opzicht tot deszelfs Deelen. De Prent kan als een Geheel een aengename uitwerking hebben, en echter vrij berispelijk in hare Deelen zijn; en het tegenovergeftelde kan insgelijks plaets hebben; even gelijk een mensch in zijn geheel een goed voorkomen kan hebben , of fchoon aan zijne ledenmaten, afzonderlijk befchouwt, eene nette evenredigheid ontbreekt; en A  I Verhandeling wederom kunnen zijne ledenmatten zeer goed gevormd en echter kan het geheel van zijne gedaente mishaeglijk zijn. Om te maken dat het geheel van eene Prent behaaglijk zij, is het noodig dat men die grondregels welke betrekking hebben tot het Ontwerp , de Schikking, de Houding, en de Verdeeling van het licht, waerneme: en om haer en hare deelen aengenaem te doen zijn , moet men die welke betrekking hebben tot de Tekening, de Uitdrukking , de Bevalligheid, en het Doorzicht, vast in het oog houden. Wij zullen eerst het Geheel en dan de Deelen in overweging nemen, dewijl het eerfte natuurlijk in de bewerking voorgaet. Een Schilder fchetst eerst zijn algemeen ontwerp en fchikt zijne voorwerpen, hoe wel nog maer in het ruwe, op zodanig eene wijze als best is om hen de fchoonfte vorm en de fchoonfte uitwerking van licht en bruin te geven: maar het opmaken der bijzondere Deelen is zijn laetfte werk; even gelijk een Beeldhouwer eerst zijn blok in het ruwe vormt, eer hij onderneemt eene keurige zuiverheid aen de bijzondere ledenmaten te geven. Door Ontwerp, (een kunstwoord 't welk defchil» ders zomtijds in een bepaelder zin gebruiken), verfia ik den geheelen inhoud van het (tuk, aengemerkt als eene vertooning van dus of zodanig een geval of gefchiedenis. Het komt over een met de verftandige fcMkkhïg van omftandigheden ineen gefchiedkundig verhael, en betluit derhalveu in zich ttn  over PRENTEN. 5 ten welgefchikte tijd, eigenaertige charatïers, de fchikking om deze charatïers het fterkjle te doen werken, en natuurlijk welvoegend bijwerk. Ten opzichte van een welg.-fchikten tijd, kan een Schilder goede oude tooneel regels te hulp nemen. Deze zullen hem leeren dat hij maer alleen één punt des tijds moet verkiezen, en wel dat tijdllip 't welk het meest treffende in het geval is; zoo dat er geen ander gedeelte der gebeurtenis onder gemengt moet worden. Dij voorbeeld,in den doodwuAnanias, (wanneer men het tijdftip wacr in hij dood neder vald verkoren heelt) moet men zich wachten van mislagen tegen de tijdkunde te begaen ; ieder deel van het ftuk moet met dat verkoren tijdpunt overeen ftemmen; ieder characïer moet den fterkften indruk van verbaesdheid en affchrik doen blij. ken ; en deze algemeene aendoening moet niet verzwakt worden door er de verbeelding van tederder driften bij te voegen, vermits deze eerst na dat tijdftip werken kunnen. . Wat de Charatïers betreft, deze moet men met het onderwerp doen overeenkomen door de gefchiedkundige waerheid in acht te nemen, ingeval het onderwerp eene Gefchiedenis is, of met de Heidenfche Fabelkunde, in gevalhet onderwerp eene Fa« bel gefchiedenis is. Men moet dezelve ook zo fchikken als noodig is em hen het fierkst te doen werken. Zij moeten op zulk eene voordeeligc wijze geplaetst worden, dat A a de  3J VERHANDELING de voornaemfte beelden, welke de grootfte werker? in het bedrijf zijn, het gezicht terftond naer zichr trekken en het zelve voornamenlijk bezig houden. Dit is een zeer wezenlijk vereischte van eene wel voorgefteldc gefchiedenis. In de eerfte plaets moeten zij de minst bedekte van de gantfche Groepzijn; dit alleen geeft hen reeds eene merkelijke onderfchciding, vervol^ends kan men hen nog verder onderfcheiden, nu eens door een breed licht, dan weder door in het midden van een lichte partij eene fterke fchaduw op hen te doen vallen , fomtijds door eene opmerkelijke werking of houding; en fomtijds door twee of drie dezer middelen van onderfcheiding bij elkander tc voegen. De laatfte zaek welke tot een Ontwerp behoort, ia het gebruikmaken van natuurlijk en welvoegend Bijwerk. Door Bijwerk veiftaet men Landfchappen, Gebouwen, Dieren, in een woord, alles wat immer in een ftuk, tot fieraed en meerder rijkheid wcrdt bijgevoegd. Deze en alle foortgelijke bijvoegfels moeten frrooken met het onderwerp, en aan het zelve ondergefchikt zijn. Bassan heeft zomwijleu eene Gefchiedenis uit de H. S. willen verbeelden 7 doch dezen laatften regel geheel verwaerloost. Hij flopte zijne voorgronden altijd vol met allerlei Vee en plaetste zijne voornaemfte beelden in eene om. aènmerkelijké plaats van zijn ftuk, zo dat men dezelve met moeite moet zoeken. Het is waer, wij ontmoeten dikmaels een laudfchap waerin een ge-. fchiê-  ■over P R E N T E P?; y fchiedenis, in 't klein, tot fieraed, in gebragt is. In dit geval is het Landfchap de hoofdzaek, maer echter zijn teffens die beelden, welken de gefchiedenis vertoonen, de voornaemfte beelden. dJcIiBas. san *s' liandelwijs is geheel verfchillend. In zijne" ftukken is het Landfchap of de Gefchiedenis, geen van beide de Hoofdzaek, maer het Vee. Op zodanig eene wijze een gefchiedenis te verbeelden is ongerijmd. Als nu alle deze regels zijn waergenomen , als men eenen welgefchikten tijd verkoren , eigenaertige characlers aen de beelden gegeven en de zeiven zo verftandig gefchikt heeft dat zij de gefchiedenis op het treffendst voorftellen, en eindelijk, als het bijwerk en de mindere deelen van het ftuk welvoegend en aan het onderwerp onder gefchikt zijn, dan is de Gefchiedenis wel voorgefteld, en het beloop van het Ontwerp is votaaekt. De tweede zaek welke, met opzicht op een Ge. heel, overwogen moet worden, is de Schikking. Door dit woord verftaet men de kunst van de beelden te groepen, en van de verfchillende deelen van een fchilderituk zamen te voegen. Het Ontwerp beoordeeld hoe ieder deel, op zich zelf befchouwt, kan zamenwerken tot het voortbrengen van één Gekeel: — een Geheel 't welk ontftaet uit de eenheid van het onderwerp, en niet uit de bijzondere uitwerking van ieder voorwerp: want de beelden kunnen zeer wel zodanig geordineert zijn, dat zij het A 3 g*.  6| VERHANDELING geval treffend voorftellen, en tot dus verre ftrekt zich het Ontwerp uit; maar dan kan er echter die acngename zamenvoeging nog aen ontbreken, welke noodig is om het behaeglijk te doen zijn. Deze aengename zamenvoeging voort te brengen, is het werk der Schikking. In het Carton van Paula; predikende te Ather.e , is het ontwerp volmaekt; en bijzonderlik zijn de characlers zo geordineert, dat dezelve het geval vrij treffend voorftellen; en echter is het er ver af, dat de onderfcheideue deekn van het ftuk behaeglijk zamengevoegt zijn. Indien de fchtkking der voorwerpen van dit ftuk door een Rubbens gemaekt ware, de uitwerking van dcszelfs geheel, zoude zeer verfcbllcnd geweest zijn. Dus het onderfcheid tusfehen Ontwerp en Schikking aengetoond hebbende , zal ik het Jaetfte nog een weinig nader verklaren. Het is een bekende groudregel dat één Voorwerp op één tijdpunt genoegzacm is om, of de zinnen, of het verfrand bezig te houden. Hier uit fpruit de noodzakelijkheid van de eenheid of een geheel in een Schilderij. Het oog moet in ftaet zijn, op een' zekeren afftand, het gantfche fchilderftuk, als één voorwerp te befchouwen, of het blijft onvoldaen. Het is waer, het kan zich vermaken met de bijzondere deelen ieder op zich zeiven te befchouwen , doch een ftuk 't welk op geene andere wijze behagen kan, is zulk een armhartigwerkftuk, • . als  over PRENTEN. j) als een werktuig welks veeren en raderen wel keu. rig net bewerkt, doch onbekwaem zijn overeen ftemmig te werken, en de bedoelde werking voort te brengen. Nu brengt de Schikking, of de kunst van de beelden te groepen en de verfchillende deelen van een Schilderij zamen te voegen, zeer veel toe om het ftuk als één voorwerp te doen werken: want als de deelen verftrooit zijn, hebben zij geene betrekking tot elkander, zij zijn en blijven fteeds enkel deeleni •maer zo dra zij door eene aangename groeping zamen verbonden zijn, maken zij een Geheel uit. In de fchikking der beelden, is er groote kunst noodig, om te maken dat iedere groep zich op zulk eene wijze voordoet als best is om de verfchillende beelden waar uit dezelve is zamen gefteld op het voordeeligst te vertoonen. Ten minfte moet de werking van ieder beeld kenbaar zijn. Geen groep kan behaeglijk zijn zonder Tegenwerking. DoorTegenwerking verfta ik den tegenftand van het eene deel tegen den ftand van het andere. Alle eenzelfdigheid van ftand, houding, of uitdrukking, in beelden van een zelfde groep, mishaegt het gezicht altoos. In' het carton van Paulus predikende te Athene, is de tegenwerking in de beelden onvergelijklijk fchoon; maer in dat van den dood van Ananias, ver«orzackt het gebrek hier aan, darde Groep der Apostelen ten uiterflen ongevalig is. De Tegenwerking wordt niet alleen vereischt tusA 4 fchea  «■ VERHANDELING fchen de bedden van eene zelfde Groep, maer ook tusfchen de onderfcheidene Groepen , en tusfcIiena.V* de vtorverpen welken in het ftuk gevonden worden. In het carton van de fchoone poorte des Tempels , hebben de beelden van de voornaemfte groep, eene vrij goede tegenwerking, maer de bijgevoegde groep is meest al in een zelfde regt op ftaende houding gefchikt, 't welk, gevoegt bij de een vormige regt op gaande pijlaren van het gebouw, een zeer onaengcnamc eenzelfdigheid in dit ftuk veroorzaakt. Een verftandig en bekvvaem Schilder zal altoos, het zij hij groept, zamenvoegt, of tegenwerkt, alle veriooning van eene kunftige fchikking vermijden. De verfchillende deelen van zijn ftuk moeten zo wel bij elkander voegen, dat zijne kunst zich alleen als een uitwerkfel van 't geval vertoont, in het Carton van de Opj'erhande te Lijsteren is het hoofd van den Os neder gebogen, ongetwijfeld met oogmerk om de beelden rondom dezelve welfiandiger te groepen: doch hunne werkingen zijn zo welvoegende bij den ftand van den Os, en alles is zo verftandig behandelt, dat, niet tegenftaende de beelden met de grootfte kunst gefchikt ziju, dezelve zich echter op de natuurlijkfte wijze vertoonen. Het overige gedeelte der groep is een voorbeeld van het tegengeftelde; want jin 't zelve verfchijnen een aental hoofden welke men duidelijk kan zien dat er in gebragt zi,n om de ledige plaetfen te vullen. Maer verder: dewijl een Geheel of de Eenheid, ecu  over PRENTEN. f een wezenlijk deel der Schoonheid is, zo is ontwijflelbaer die Schikking, welke maer ééne groep toelaer, de meest volmaektfrc. Alle onderwerpen Jaren echrer deze naeuwbepaelde waerneming der eenheid niet toe. In dit geval moet er eene verbinding der verfchillende groepen gefchieden, welke voornamenlijk te wege gebragt kan worden door eene goede verdeeling van het licht, waer door zij te zamen tot één geheel kunnen vereenigt worden. Maer dewijl een Geheel ligtelijk verloren gaet ingeval de zamenftellende deelen zeer talrijk worden, zo volgt, dat veele groepen aftekeuren zijn. Verfhndige Schilders hebben geoordeeld dat drie het grootlïe getal was dat men gebruiken moest; en echter is het onweder fpreeküjk dat zommige onderwerpen, gelijk Veldllagen, Zegepralen, en dergelijke, noodzakelijk een groot aental beelden, en gewoonlijk verfchillende zamenftellingen van groepen vorderen. In het behandelen van dergelijke onderwerpen is de grootfte kunst noodig, om een Geheel te behouden. Verwarring in de beelden moet uitgedrukt worden , zonder dat het fchilderij verwart worde. Even gelijk een fchrijver zijn onderwerp klaar en duidelijk kan behandelen, of fchoon hij een verhandeling over de duisterheid fchrijft. _ Ten opzichte van de Schikking zal ik hier alleenlijk nog eenige aenmerkingen over de gedaente of vorm van de groepen, maeken, want dit is oolc ceue zaek, welke onze overweging verdient A 5 Mi-  io VERHANDELING Michael Anoelo was van oordeel, dat de driehoekige vorm de meeste fchoonheid kon geven, en indedaed, in deze vorm is eene vrijheid, welke in gcene andere vallen kan. De groepen van de Apostclen, zo in het Carton van de Sleutel geving, als in dat van den dood van Ananias, zijn beide ten tiiterfte zwaermocdig ; en deze zwaermoedighcid ontftaet voornamenlijk uit de langwerpige vierkante vorm, binnen welkers lijnen deze groepen bepacld zijn. De driehoekige vorm kan ook de meeste verfcheidenheid geven; want de top hoek van eene zo gevormde groep kan op vele wijzen fcherper of ftomper zijn, of men kan ook een driehtek daer een ftuk *f is, gebruiken, 't welk de verfchcidenhetd fteeds doet toenemen. Doch om eene driehoekige vorm de vereischte fchoonheid te geven, moet men zorgen, dat er eene regtftandige linie van het toppunt op de grond linie vallen kan. De Cartons verfchaffen ons weinig voorbeelden van fchoonheid in de vormen der groepen , maer in de werken van Salvator. Ros*, ontmoeten wij dezelve meenigvuldig. Wanneer nu een Schilder een onderwerp uitgekotcn heeft, zo moet hij altoos een of andere fraeje groepvorm, welke best met het zelven ftrookt, arfchetfen, en in dezen omtrek moet hij, zo veel hem, zonder gemaektheid, mogelijk is, zijne beelden beduiten. Mijn eigenlijke bedoeling, in 't geven van dezen regel, is, voor te komen dat de vorm  over P R E N T E W. li vorm van eene groep niet aen het geval over gelaten worde. De derde zaek welke wij, in een fchilderftuk, met betrekking tot een geheel moeten overwegen, is de Houding. Dit woord betekend de onderfchc'den graden van kracht of zwakheid, welke de voorwerpen door hunne nabijheid of affrand ontvangen. Eene naeuwkeurige oplettendheid op de trapswijze verflaeuwing van licht en fchaduw doet zeer veel tot het voortbrengen van een geheel; zonder dit fchijnen de wijkende voorwerpen , in ftedc van met die der voorgrond verbonden te zijn, eerder vreemde zaeken, welken in 't wilde en zonder bedoeling in het ftuk gebragt zijn. Wanneer de vermindering maer alleen ten opzichte der groote placts heeft, krijgen wij eene verbeelding van Reuzen en Dwergen op één t oneel onder elkander vermengt. In de la Bella's prenten, wordt de Houding meest al in groote volmaektheid gevonden , en het gebrek derzelver is zeer blijkbaer in de werken van trwpesta. Het leerftuk der Harmonie is zeer naeuw met de Houding verbonden, en brengt gelijkelijk veel toe tot het voortbrengen van een Geheel. Het heeft in het fchilderen eene verwonderlijke kracht: zelfs zal een ongeoefend oog, door eene verftandige ordening, van overcenftemmende tinten, getroffen worden. De goede uitwerking van een fchüderij hangt, in een groote mate, af, van een hoofdtint, welke even  fi VERHANDELING? even als de grondtoon in een Muziekftuk, de heerfchappij voerd, en in alle de klenrmengelingcn van bet gantfche ftuk doorftraelt. Nu eens heeft de Schilder een purperachtige tint, dan weder eens eene warme bruinachtige verkoren, en inzommige onderwerpen is een groenen gloed, het eigenaertigst. In deze heerfchende tint, welke dezelve pok zij, moet ieder voorwerp van het fchilderftuk, in een zekere mate deelen. Deze lcerftelling is een grondregel, welkers waerhcid op de ondervinding gevcstigt is, en zij brengt, door de Harmonie, waer mede zij ieder voorwerp vereenigt, zeer fchoone uitwerkingen voort. Bonte, harde, tegen elkander fchreeuweade kleuren, zijn het tegengeftélde van Harmonie. Een kundig dooroeffend Schilder zal echter, ingeval het zijn onderwerp toclaet, niet fchromen de grootfte verfcheidenheid van rijke kleuren te gebruiken; en hoewel hij derzelver werking mag verminderen in de Sehaduw partijen, zo is hij nochthans niet bevrcest, haer in de Lichtpartijen, haaren volkomen glans te laten behouden. Zijn kunstvermogen is zo uitgeftrekt, dat hij in ftaet is, de bontheid van de eene levendige kleur, door het bijvoegen van eene andere te benemen; en hij verwekt, door eene keurige zatnenvoeging van de glinfterende kleuren, welke ieder op zich zeiven eene harde bontheid zouden veroorzaken, eenen vereenigden gloed, welke, in den hoogften graed, Harmonieus is. Zelfs lost hij de tegenftrij- dig«  »«tt F R E ft T g ft; r3 digfte kleuren op, in die eenftemmigheid, en doei haer medewerken tot het voortbrengen dier groote uitwerking: even gelijk een kunstig Muzikant dikwerf toonen van .eene vreemde grondtoon in zijn ftuk ia voert, en door die fchijnbare wanluidendheid, de keurigfte welluidendheid doet ontftacn. Doch de> ze groote uitwerkingen der Harmonie kunnen alleen door de tooverkoüst der kleuren voortgebragt worden. De Harmonie, welke in eene prent geb ragt kan worden, is van eene eenvoudiger en minder krachtigen aert; en hoewel een Prent, door een zekeren gelijkaertigen toon van fchaduw, (indien ik Blij dus mag uitdrukken) geharmonieert is, zo zal er echter a!toos een merkelijk gebrek ten dezen opzichte in gevonden worden. Wij ontmoeten dikwerf harde toetfen, in een Prent, als deze dus op zich zelf alleen bleven, zouden zij tegen de Harmonie ftrijden; maar als ieder daer aen palend deei tot dien toon opgetoetst is; dan is hetuitwerkzel Harmonie. Houding derhal ven bepaelt den eigenlijken graed van fterkte der nabij ftaende en afgelegene deelen in betrekking tot elkander. Harmonie gaet een ftap verder, en houd ieder deel met opzicht op zich zelf, en met opzicht op het geheel, in rust. Ik voeg hier alleen nog bij, dat men, in fchetfen en lugtig geëtfte Prenten, geene Harmmie verwachten moet. Het is in dit geval genoeg, alg de Houding bewaert is: Harmonie wordt aUeen in afgemaekte ftukken gevonden. Indien men een zees fterk  *4 VERHANDELING fterk voorbeeld van gebrek aen Harmonie begeert te zien, dan befchouwe men den afdruk van eene afgeilctene plact, welke, door den een of anderen knoeijer, hard en fcherp opgefneden is. De laatite zack welke tot het voortbrengen van ren Geheel vereischt wordt is de behoorlijke verdee~ ling van het licht. Dit is . vooral in eene prentvan het grootfte belang. In eene fchilderij, kan de Harmonie der kleuren derzelver gebrek, in eene zekere mate, vergoeden; maer in een prent kan geene vergoeding placts vinden. Laat het ontwerp, de Cchikking, en de houding nog zo volmaekt fchoon en regelmatig zijn, indien eene goede verdeeling van het licht ontbreekt, zo zal men in ftede van een geheel, flegts een zamen gelapt werk hebben. Ja zodanig een vermogen heeft het licht, dat eene kunstmatige behandeling van het zelvcn, eene fleste fchikking welftandig kan maken. üe algemeene regel betreffende de verdeeling van het licht, is dat het in kloeke partijen verfpreid worde. Dit geeft een denkbeeld van een geheel: want alle groote voorwerpen ontvangen het licht op groote of uitgebreide oppervlakten: maar wanneer het licht, als vlakken. over al verftrooit is, dan verkrijgen wij een denkbeeld van veele afgezonderde voorwerpen, of, ten minfte. ingeval het^enenkel voorwerp is, van iet.» dat niet zamenhangt: en het oog heeft moeste het op eens te befchouwen. Dus is het ook met een Schilderij, of Prent, wanneer  over P R E N T E N. 15 neer wij deze! ven geheel op eens Ixfchouwende groots partijen van licht en fchaduuw zien, dan verkrijgen wij gewoonlijk een denkbeeld van der zeiver Geheel, of Eenheid, maar indien het licht overal in kleine part^en verftrooid is, dan verkrijgen wij een denkbeeld van vcrfcheideu voorwerpen, of, ten minfte, van een gebroken en verward geheel. Tm* aens bekende opheldering van dit ftuk, door ecu Tros Druiven, is fraai uitgedacht en zeer verilacnbacr. Als het licht op den geheelen Tres valdt, en dat dus deszelfs eene zijde verlicht, en de andere befchaduwt wordt; clan geeft dit ons een voorbeeld van de gemelde gt oote partijen welke een Geheel vormen. Maar als de Benen van den Tros geplukt, en over de Tafel verbreid zijn , dan valt het licht op ieder derzelver in het bijzonder, en dan heeft er geen Geheel meerplaets. Dus deze wezenlijke vereischten van een Prent welke een Geheel zal voorftcllen, overwogen hebbende, zo blijftons nu nog over,die te overwegen welke betrekking hebben tot de Deelen: te weten de Tekening, Uitdrukking, Bevalligheid en Doorzie htkunde. Wij moeten vooor af, ten opzichte van deeze vereishtens, aenmerken, dat dezelven in rang, ondergefchikt zijn aen de voorgaenden. Het groote uitwerkfel 't welk men in een fchilderij begeert, is het voort brengen van een Geheel. Een fchilderij zonder Geheel is eigenlijk maer een Jludie: en die vereischtens welken tot het voortbrengen vaa  U VERHANDELING van een Geheel behooren, zijn ook. in het algemeen* de voorname grondflagen der Schoonheid Dus dacht er de groote meester in de zamenltelling, over. Niemand dan die welke een Geheel kon voortbrengen, was, naar zijn oordeel, bevoegt tot den tijtel van Kimftcnaer: Hoe net en uitvoerig iemand zijne ftukken ook moge opmaken , dezelve blijven zonder dit, altoos onvolmackt. Infelix o* peris fumma, qiiia portere tottttn nesciet. Door Tekening verftaen wij eene naeuwkeurige vorming der omtrekken. Zonder eene genoegzame kundigheid hierin, kan men géene goede afbeelding der natuur maken, ieder ding zal verdraeit zijn en het gezicht mishagen: Een kwaade tekening is een walglijke zaek, welke geen oog kan verdragen. Doch fchoon de tekening fomtijds de volftrekte volmaekthcid, in een zekere graedontbreke, zo kan dezelve echter zeer draeglijk zijn . als het gebrek alleen door een oordeel-en ontleedkundig oog ontdekt kan worden; en ik verftout mij te zeggen, dat een Tekening te hoog gefteld wordt, wanneer de bijzon* dere keurigheden derzeive, hooger gefchat worden, dan die wezenlijke hoedanigheden, welke een Geheel zamenftellen. Uitdrukking is de ziel en het leeven van hetfchüV deren, en bevat eene eigenaerrige voortelling der hartnogten en characters, van de hartstogten door de afbeelding van iedere beweging des gemneds, in zo ver dezelve, door eenige bijzondere gebaer- dea,  over P R. E N T E N. r? den, of door de uiterekkirig en zamentrekking dcf %elaetstrekken, uitwendig ontdekt worden: en van de charatïers door liet afbeelden van die bijzondere gebruiken en manieren der tnenfchen, welke aen der zeiver bijzondere gefteldheden en beroepen eigen zijn. De Cartons zijn vol voorbeelden van de eerde foort van uitdrukking, cn ten opzichte van de tweede foort (*) kan men, zonder partijdigheid, niet nalaten onzen landgenoot hogarth te melden daer zijne werken eene verfcheidenheid van characters bevatten, welke met meer kracht voorgeftckl zijn dan de meeste menfehen begrijpen kunnen. Bevalligheid beftaat, in die fchikking der deelen van een beeld, waardoor het zelve eene behaeglijke vorm of ftand verkrijgt. Dit hangt af van de Tegenwerking, en de gemaklijkheid. Tegenwerking is, ten opzichte van een enkel beeld, even het zelfde als ten opzichte van eene groep; namenlijk de tegenftand van het eene deel tegen het ander. Men kan dezelve met betrekking tot het lijf, de armen in heenen, en het hoofd befchouwen. De bevallige houding beftaet zomtijds uit den tegenftand in het een, zomtijds in het ander deel, en zomtijds in alle deze deelen te gelijk. Ten opzichte van het lijf beftaet de Tegenwerking in het geven van eenen gemaklijken zwacij, en het ftellen van de holle dce- len (*) Dit foort van Uitdrukking noemt men in Enge» land, Mannen Painting of Manieren Schilderen. B  tl Verhandeling len tegen dc rond uitgebogene. Hier van is het lijf van I'aulus , in de Ojferhande te Lijstren, een voorbeeld. Ten opzichte der armen en beenen, beftaet de Tegenwerking in de uitftrekking en intrekking, pe opheldering van michael angelo, door het voorbeeld van een Driehoek of Grafnaeld, kan hier pok dienen ; want deze vorm geeft bevalligheid aen een enkel beeld zo wel als aen eene Groep. Alleen kan men in dit geval grooter vrijheid gebruiken. In eene Groep moet, naer mijne gedachten, de Diiehoek altoos op dcszelfs grondlijn rusten; maer in een enkeld beeld mag het omgekeerde plaets hebben , en de driehoek kan op dcszelfs toppunt ftaen. 'n« dien derhalven dc benedenfte deelen zich uitftrekken dan moeten de bovenfte zamen getrokken zin; maer een gelijke bevalligheid word veroorzaekt, door de armen uit te (trekken, en de beenen in één punt bij een te voegen. — De Tegenwerking ontftaet, eindelijk, ook dikmaels uit de houding van het hoofd, welke veroorzaekt wordt door de draeijing der nek van de lijn des lighaems. De Cartons zijn vol van voorbeelden dezer foort van bevalligheid. Dezelve is zeer blijkbaer in het beeld van joannes bij 't genezen van den kreupele: en dit zelve Carton verfchaft ons nog agt of negen dergelijke voorbeelden. Ik handel te korter over dit onderwerp, dewijl het reeds zo wel uitgebreid is, door den vernuftigen fchrijver van dc Analijps of Beauty. Hoewel dus de Tegenwerking de oorzack der Be. val-  over PRENTEN. tf valligheid is, zo moet men echter altoos in gedachten houden, dat dezelve met gemaklijkheid gepaert moet zijn. Het lighaem mag wel gedraeit , maer niet verwrongen zijn ; alle gedwongene houdingen moeten vermijd worden, en iedere beweging zo ingericht als de natuur welke het gemak bemind, ons voorfchrijft. Alles wat wij over dit onderwerp gezegt hebben, heeft eene evengelijke betrekking tot alle beelden, het zij dezelven eenen lagen of hoogen levens ftand verbeelden. En hier moeten wij onderfcheid maken, tusfchen fchilderachtige Bevalligheid, en die Bevalligheid welke uit de waerdigheid van het chura&er ontftaet. De eerfte foort, zijnde die waer van hier gehandeld is, kan in alle beelden plaets hebben ; en men vind dezelve in de Boeren vau berchem, en in de Bedelaers van callot: maer het treffen van dat characterizerende 't welk de laetfte foort onderfcheid, is eene zaek welke tot de Uitdrukking behoort. Ik zal, ten opzichte van dit onderwerp, hier alleen nog aeninerken, dat, wanneer een ftuk uit veele beelden beftaet de tegenwerking van ieder enkel beeld aen de Tegenwerking van het geheel ondergefchikt moet zijn. Het kan, in veele gevallen , dus niet voeglijk zijn, de regels welke wij hier voorgelchrcvcn hebben op te volgen: doch echter behoort een Schilder er, over't geheel, door beftuurt te worden, en dezelve, ten minfee in zijne B z voor'  \ès Verhandeling Voornaemfte beelden, waer te nemen. Indien maer één beeld in een fchilderij voorkomt, bij voorbeeld een Portret, dan kan men niet wel voorbij, de Pijramidale vorm te gebruiken, want het enkele beeld heeft dan dc hoedanigheid van een groep. Doorzichtkunde is de bepaling van dc hoegrootheid der evenredigheden, waer in de nabij- en afgelegen zijnde voorwerpen, en dcrzelver deelen, tot • elkander ftaen. Zij is de gezellin van de Houding, en regelt den omtrek, terwijl de andere het opmaken beftuurt. Zonder eene genoegzame gcoeffendheid in de Doorzichtkunde, is men in gevaer van veele ongerijmdheden [in zijn werk te brengen, en nogthans is een iedcle vertooning van dezelve, zeer gemaekt. Onder deze gemacktheid mogen de verkortingen wel gerekend worden: en, ten zij dezelve met dc uiterfte kunst behandeld worden, zo is het beter hacr te vermijden, want anders veroorzaken zij groote wanftaltigheden. Rubbens is beroemt wceens zijne verkortingen , doch derzelver goede werking is voornamenlijk in zijne fchilderijen, en maer zelden in zijne prenten te zien. Bij dit kort begrip van de regels welke tot het Geheel, en tot de Deelen van een Schilderij behooren, • zal ik nu nog eenigc waernemingen, betreffende de Uitvoering, welke tot beide even zeer behoort, voegen. Door Uitvoering wordt verftaen de manier of wij: ze van werking, welk ieder kunstenaer bijzonderlijk eigen,  oVér P R E N T E M. a* t'gen is. Kunftcnaers kunnen in hunne uitvoering of manier verfchillen , en echter alle uitmunten. Callot, bij voorbeeld, gebruikte een fterke vaste trek; salvator een higtige en losfe; terwijl de manier van rembrant weder van deze beide verfehilt en in onregelmatige kratzen beftaet. Ieder Kunftenaar is in eenen zekeren graed gemonteerd, voor zo ver hij die wijze van werken, welke hem bijzonderlijk eigen is,in alle zijne ftukken gebruikt. Doch het woord, gemanieerd heeft gemeenlijk een bepaelder zin. De Natuur moet altoos het voorbeeld der naevolging zijn, en ieder Voorwerp moet, zo nabij als mogelijk is, in zijne manier uitgevoerd worden. Dus zijn de beelden van salvator, de beesten van du jardin, en de landfehappen van watf.rlo, alle fterk methetcharacter [der Natuur doordrongen. Andere Meesters in 't tegendeel, dezen regel verlatende, hebben in itede van hunnen toevlugt tot de Natuur te nemen, alleen hunne eigene denkbeelden gevolgd Zij hebben zieh een algemeen denkbeeld van een mensch, een paerd, of een boom gevormd; en dc ze denkbeelden gebruiken zij bij alle gelegenheden. Daerom , in trede van die cbdeloofe verfcheideriheden, welke de Natuur in ieder voorwerp ten toon fpreid, uaer te volgen, zo heerscht er eene eenzelvigheid door alle hunne werken. Ieder beeld, ieder boom is in een zelfden vormgemackt. Zoodanige Kimftenaers worden eigenlijk gemanieerden of maB 3 «;>.  VERHANDELING vïerhten genoemd. Tempesta, callot en testa zijn alle /manieristen van deze foort- Hunne werken tonnen duidelijk, dat zij de Natuur niet ten voorbedde genomen hebben. Even eens is het gelegen met perelle's Landfehappen , welke ook flègts bloote vruchten der verbeelding zijn. — Doch niettegenftaende dit alles, moet men echter toeftemmen, dat een Kunftenaer, welke in het naervolgen der natuur flegte voorbeelden verkiest, (zo gelijk rembrand dikwerf deed) veel onaengenamer is dan een Manierist, welke ons onthaelt op zijne eigene verhevene denkbeelden, die, fchoon niet volmaekt natuurlijk, echter vol geest en characler zijn. Do ch hij alleen is de volmaektfte Kunstenaer, die de natuur wel naer volgt, maer dezelve in gevallen waer in zij zich keg of gering zoude verwonen-, verbetert volgens zijne eigene denkbeelden van fchoonheid, welke denkbeelden hij zich, door het beoefenen van dat zelfde groote Ori£/»«/,verkreegen ■beeft Zodanig een Kunftenaar was salvator. Door Geestigheid en Vrijheid van Uitvoering, verftaen Wij iets 't welke niet wel met woorden omfchreven kan worden. Wanneer een Kunucnaer geene vaste hand heeft, en zijne denkbeelden niet duidelijk kan uitdrukken, dan is er altijd iets onzekers en zwaarmoedigs in zijn werk. Het tegendeel heeft plaets als zijne hand vast is, en als hij zijne denkbeelden onbefchroomt en ftout ter neder fttlt. Beter weet ik 't gene door geestigheid -rer- ftaen  övfen PRENTEN. 23 flaen wordt, niet te verklaren. Vrijheid op zich» zeiven befchouwt, is het gevolg van de vlugheid der uitvoering; doch indien deze Vrijheid niet met eene genoegzame naeuwkeurigheid gepaert gaet, dan zal de trek, hoe vrij ook, zo ongewis zijn, dat zij daer door alle uitwerking verliezen zal. Het zal niet ondienstig zijn, bij de reeds gemaekte aenmerkingen, eene korte vergelijkende befchouVang te voegen, van de bijzonderheden waer in de Schilderijen en dc Prenten, ieder op zich zeiven uitmunten: dit zal ons doen zien, in welke opzichten, de Schilderkunst den voorrang boven de Graveerkunst heeft. Ten opzichte van het Ontwerp en de Sanienfielling is dc uitwerking in beide gelijk. De Prenten vertoonen dezelve even goed en fterk als het Schilderij. In de Houding heeft het Schilderij den voortang. De dijzigheid welke door den afftand veroorzackt wordt, kan door niets anders dan de kleur der natuur uitgedrukt worden, en hier toe is het penfeel zeer wel in ftast. De Prenten trachten ook deze dijzigheid te bewaren, en 'er een denkbeeld van te geven, doch dit gefchied zeer ünvolmaekt. Zij doen weinig meer dan het geheugen onderfteu* nen. Wij weten dat die dijzigheid in de natuur gezien wordt, en de Prenten geven ons een flaeuw merkteken, ter herinnering van het zelve. Ten opzichte van de verdeeling vau het licht B 4 loop?  $4 VERHANDELING» loopt de vergelijking vrij wijd uit elkander. Eert Schilder heeft hier een meenigte van kleuren tot zijnen dienst, welke hem in deze zaek door haerc ondeifcheidene tinten te hulp komen, en door welke hij zijne verminderingen van Licht en Schaduw, met eene bijna on eindige verfcheidenheid kan doen zamenfmelten. Eene Harmonieufe kleurfchikkiug, heeft reeds op zich zelf eene gelijke uitwerking als eene eigcnaertige verdceling van het Licht. Ondertusfchcn heeft een Graveerder, ter voortbrenging, van het zelfde uitwerkfel, maer twee kleuren tot zijnen dienst, te weten, enkel wit en zwart. ]n een Prent kan men echter de grondregels van het Licht en de Schaduuw gemaklijker naerlpooren. Het Penfeel is het werktuig van 't bedrog; en men heelt het oog van eenen meester noodig, om dc uitwerking van het Licht, en die der kleurfchik-, kiug te onderlcheiden: maer in een prent kan zelf een ongeoeffend oog het geheim dier werking ontdekken en de verdeeling van het licht door alle de verfcheidenheden der tusfehen tinten volgen. Nog eene zaek kan hier ten voordeele der Graveerkunst bijgevoegd worden: Namenlijk, indien een Schilderij geen harmonie in zijne kleuren heeft, doordien dezelve onderling tegen elkander ftrijden , 't welk, zelfs in de werken van beroemde meesters dikmaels plaets heeft, dan is een goede prent naer zodanig een fchilderij beter dan het fchilderij zelve. Zij behoud het gcede , (on-  oyer PRENTEN. agv fonderfleld dat 'er iets goeds in is) en blijft vrij van het gene er in mishacgt. Tot dus ver gaet de vergelijking betreffende die zaken welke tot het geheel behooren: maer ten opzichtevandeTefo»/»£ dc Uitdrukking, de Bevalligheid , en de Doorzichtkunde, kunnen wij dezelve alleen in de twee eerstgemelden voortzetten s want omtrent de twee laetften ftaet mijns oordeels een Schilderij en een Prent gelijk, ten zij men met op. zigt op de Doorzichtkunde, wilde aenmerken; dat een Prent, doordien derzelver lijnen alle naer een punt ftrekken, de grondregels dier werking fterker aentoonde. - De Tekening of Omtrek wordt, in een Schilderij, door het aen elkander fluiten van onderfcheiden kleuren; en in een Prent, door een flellige lijn of trek voortgebragt. Daarom heeft de Tekening in het Schilderij meer natuurlijkheid en beter uitwerking: doch een beoeffenaer der ontleekunde vindt meerder naeuwkeurigheid in die van een Prent. Hij kan 'er de omtrekken gemaklijker in naerfporen en dezelven in alle hunne wendingen door de Licht-en Schaduw-partijen volgen. Deze vergelijking behoort niet tot een zwarte kunst Prent, vermids in deze , den omtrek bijna op dezelfde wijs ais in een Schilderij word voordgebragt. Ten opzichte ^Uitdrukking , heeft een Schilder reden, om op zijne meenigvuldige voordeden te roemen. De verbeelding der fiartstogten ont& 5 vangt  *$ verhandeling vangt haare kragt bijna zo veel van de kleur als varf de trekken des gelaats. Ja zelfs hebben de gelaatstrekken, zonder de kleur, dikwerf eene geheels tegengeffelde uitwerking met het geen men beoog-» de. Wanneer hevige gemoedsbeweegingen ertkel door bloote trekken afgebeeld zijn , vertoonen dezelvcn zich zeer oneigen. Dc kleur der tronie moet dc werking der trekken te hulp koomen. De trekking der oogen, in overmatige fmert, veraert in een gewoon gezigt, ten zij hctPenfeel, door zijne toetfen, er die fterke opzwellingen, welke de.fmarteliike aendoeningen uitdrukken, bijvoegt. Mert vrage den Graveerder waerom het hem niet mooglijk was aan den ftervenden Heilig van dominichino (•), de eigenlijke uitdrukking te geven? Waarom hij, in ftede dier bedaerde kwijning, die in het Origineel gevonden word, eene bleeke fchrik aen denzelven gegeven heeft? Hij zal u met regt antwoorden, dat hij alles gedaen heeft wat door enkele trekken verricht kon worden , maer dat hem het penfeel van dominichino ontbrak, om er die doodfche kleur aen te geven .welke alleen die kracht van uitdrukking aen die Gelaetstrckken geven kon. Dus zijn ook de Ouderdom en Kunne, de Blos der Jeugd, en het Bleek gclaet der Ziekte hunne meest charaéterizeerende merktekens even eens aen het ,Pen« (*) De Prent van St. Frey, naer. de St. Hierom> mus van Dominichino.  ovsr PRENTEN. Penfcel verfchuldigt. —- Dit alleen tan, in de Portretten de verfchillende kleuren der hairen en de onderfcheiden koloriten der troniën aentoonen: gelijk ook in de Dieren , de verfchillende kleur hunner hairen en vederen ; in een Landfchap de bijzondere tinten van de Jaergetijden,van den morgen en avondftond; het teere ligte blacuw van eene zomerlucht; de fmoorheete gloed van den middag; de blaeuwe of purpere gloed, waer mede het meer of minder afgelegene gebergte als overfpreid is; het graeuw van het mosch op de vervallene gehouwen; de Verfchillendheid van het groen, en van de ge» mengelde bruinen in de meijingen van het loof en in de gebroken gronden. In een woord, alle de kleuren van ieder gedeelte der natuur hebben eene verwonderlijke kracht, om aen ieder voorwerp de fterkfte uitdrukking te geven. Van alle deze hulpmiddelen is een Prent ontbloot, deze kan alleen den vorm en de elkander opvolgende tinten van licht en bruin aen de voorwerpen geven. Dit is onder anderen ook de reden dat claudb lorraine , door de aengenaeme ftreken van zijn penfeel, zodanig eene natuurlijkheid en kracht van uitdrukking aen zijne fchilderijen gegeven heeft, welke dezelven onwaerdeerbaer doet zijn; terwijl zijne prenten in 't algemeen niets anders vertoonen dan bemorschte omtrekken vaniets, 't welk hij niet kon uitdrukken. Een  *8 'VERHANDELING' Een Prent kan ons ook maer een zeer onvolmaakt? denkbeeld geven, van die grootschheid, welke zeer groote voorwerpen, op een' zeer grooten afftand vertoonen. Dit wordt voornamenlijk door middel van de kleur uitgedrukt. De lucht, welker natuurlijke kleur blacuw is, is de middelftof door welke wij heen zien, en ieder voorwerp deelt in deze blaeuwheid. Wanneer de afftand gering is, zo is deze blaeuwheid onmerkbaar; doch wanneer dezelve vermeerderd, wordt de blaeuwheid fterkcr; en als het voorwerp zeer ver afgelegen is, zo verliest het zijne natuurlijke kleur geheel en al, en wordt Volltrekt blaeuw. En dit is in de daed een zo gewoon middel om over den afftand van een voorwerp teoordeelen, ten minfte bij hun welke in bergachtige landftreken wonen, dat ingeval een voorwerp de volkomen lucht kleur aengenomen heeft, (indien ik mij dus mag uitdrukken), niet regenftaende het in zijn geheel nog volkomen zichtbaer is, het gezicht als dan ons ogenbliklijk doet befluiten dat het Zeer ver afgelegen is. Als men het gezicht over de uitgeftrekte vlaktens van Egipte laet weiden, ontdekt het de blaeuwe punten der Pijramiden ; het oordeelt door deze klejr over den afftand, en wij worden met verbaestheid getroffen . wegens de grootsheidvan een voorwerp,'twelk zijne gedacnte,opzo een verren afftand,doet kennen. Hier fchiet deGraveerkunst te kort, zij is niet in ftaat, om die ge- waer-*  6 ver PRENTEN. typ Verwording van ver afgelegene grootheden aen ons te geven. Ik kan niet nalaten hier eene korte aenmerking over een gezegde van viroilius te maken. Deez Dichter ons eene befchrijvinggevende, van het fteeds verder wijkende gezicht eener ftad, welke van een fchip in volle zeillen gezien werd, zegt: Protinus aerias Phceacumabfcondemusarees. Ruoecis verklaert aerias door Atlas of eenig anderwoord van een gelijke betekenis 't gene aen dit gezegde 't welk in zijnen aert verkleinende is, eenen vergrootenden zin geeft. Het denkbeeld van grootheid is echter het eerfte denkbeeld niet dat door het fteeds verder afwijken van een voorwerp in ons verwekt wordt. Jk zoude eerder denken dat virgili us, die mogelijk de fchilderachtigfte aller Dichters wasl veel eer bedoeld heeft ons een denkbeeld van eene •kleur, dan van eene gedaente, te geven, en wilde zeggen dat de ftad, door den fteeds vermeerderenden afftand, de aeriale of luchtkleuraengenomenhadde. Even eensfehiet de Prent te kort wanneer de middclftof eene vreemde tint aenneemt door de kleur •die agter de zelve is. Het is onmogelijk dat zwart en wit dat denkbeeld van ijslijkheïd verwekken kunnen, 't welk door eene uitgeftrekte gloejende lucht in den nacht met eenen ver afgelegenen brand in het verfchiet, in ons veroorfaekt wordt. Van der. Velde heeft, met een gelukkigen uitflag, onderno¬ men  So VERHANDELING men, ons een treffend denkbeeld van het Schrik volle gefchitter eener in volle vlam ftaande vloot te geven; doch het zoude dwaasheid zijn ind:en eenGravetrder ondernam zodanig een onderwerp in plaet te brengen, dewijl dat gene 't welk de eigenlijke kracht aen deze vertooning geeft, niet dan door de kleuren uitgedrukt kan worden. Het is bijna geheel onmooglijk in een Prent de doorfchijnendheid te verbeelden. Het is eene zamen fmelüng en ondereen mengeling van twee onderfcheideuc en achter elkander ftaende kleuren, ieder van welke zich, voor een gedeelte,op zichzelf vertoont. Indien men hier toe maar ééne kleur gebruikt, dan zal het voorwerp zich ondoorfchijnend vertooncn. Een fraeje vlees kleur wordt veroorzaekt door een doorfchijnend wit vel, gefpreid over eene groote jneenigte van kleine bloedvaten welke 'er door henen fchijnen. Als de mensch fterft vloejen deze kleine levensbronnen niet meer; De frisfe blos verwelkt en een lood verwige bleekheid, die de kleur des doods is, volgt haer op. Het veel vermogend penfeel kan beide deze uitvverkfels vertoonenhetkan den blos der gezondheid over de wang der fchoonheid fpreiden en het kan even gemaklijk de bleeke doodkleur van een lijk uitdrukken. Een Prent is tot geen van beide in ftaet. Zij vertoond de heldere doorfchijnendheid van heteene, en de kleiachtige ondoorfchiinendheid van het andere, op een en dezelfde wijze. Ten  «ver PRENTEN. 2j Ten laetften fchiet een Prent te kort in het verbeelden van gepolijsftc voorwerpen, welker voornaemfte luister inzonderheid in het wederkaetzen van kleuren beftaet. Het is waer een Prent heeft in dit geval meer vermogen dan in dat van de doorfchijnendheid. In dit geval kan zij bijna niets verrigten, maer in gepolijste voorwerpen kan zij ten minften de wederkaetzing der gedaenten vertoonen. Zij kan de gedaente van de fpiegeling der meijingen van het geboomte, op de randen der M eiren, wel voorftel !en , fchoon zij er de fpiegeling der kleur, niet bij kan voegen. Maer in verfcheiden gevallen kaetzen de gepolijste voorwerpen de kleur weder,zonder de gedaente. In zodanige gevallen is een Graveerder buiten ftact om iets te verrigten. Hij kan den rooden wijn niet in den rand van den gepoliisten zilveren beker,die den zeiven bevat, doen wederfchijnen; of de wapenrustingen zijner Helden dien bijzonderen glans geven , welke dezelven door de karmozijne kleur van het kleed ontvangen. Ik zal deze aenmerkingen beduiten met een enkel woord betreffende de Uitvoering te melden. Omtrend deze zaek is het voordeel geheel en al aen de zijde der Schilderkunst. Die handelwijs is ontwijffelbaer de beste welke de oppervlakten der voorwerpen het natuiniijkfte voorkomen geeft;, en de trekken van het fijnfte Graveerijzer zijn hard ia vergelijking der zachte in een fmeltende ftreken van het Pen-  3» VERHANDELING Penfeel. Het zwarte kunst fchrapen is zekerlijk In veele gevallen de beste manier van Uitvoering hoewel zij in ibmmige opzichten ook hare gebreken heeft. De Houte plaet der oude Meesters in welke een tusfehen kleur gebruikt wierd, gaat, ten opzichte der uitvoering, het Etfen en het Graveren beide, te boven. II. HOOFD*  CVkr PRENTEN. 53 II. HOOFDSTUK. AANMERKINGEN OVER DE VERSCHILLENDE SOORTEN VAN PRENTEN. Er zijn drie foorten van Prenten, Gegraveerde, Geëtfie, en Gefchraepte, of Zwarte Kunst. De bijzondere eigenfchap vandecerfte is fterkte of kracht, van de tweede vrijheid, en van de derde zachtheid. Hoe wel echter alle deze eigenfchappen, in ieder dezer bijzondere foorten, alle te zamen in een zekere mate gevonden kunnen worden. Iedere trek des Graveerders is wegens den vorm van de punt des Graveerijzers eene hoekige infnijdingof eene groef welker zijden fchuins tot elkander toeloopen. Dit maakt de trek , indien dezelve nier zeer fijn is, noodwendig fterk en vast. Als nu deze C trek  34 VERHANDELING trek met oplettenheid gemaekt is kan dezelve zeer net en zuiver zijn , maer groote vrijheid moet men 'er niet in verwachten; want naerdien het eene trek is welke door het koper heen gcploegtmoet worden, zo ontbreekt de gemaklijkheid, en dus ook de vrijheid, in een zekere mate aen die bewerking. Onbepaelde vrijheid is, in tegendeel, de bijzondere eigenfchap van het Etfen. De Ets-naeld, over de oppervlakte van het koper heen glijdende, ontmoet geenen wederftand en kan dus iedere drachtig» welke de hand haer geeven wil, gemaklijk volgen. Het Etfen is eigenlijk niets anders dan tekenen met een Etsnaeld en gefchied even gemaklijk als het tekenen met de tekenpen. — Maer vermids het fterkwater overal even fterk bijt, kan het aen de trekken die onderfcheidene kracht niet geven welke dezelve verkrijgen van het Graveerijzer dat met zijne punt in het koper eene meerder en minder diepe inwijding maekt. Ook is deze gelijke bijting oniBooglijk voor te komen. Het is waer, men kan de kende partijen met was overdekken en dus de algemeene uitwerking der houding bewaeren : maer aen ieder onder deel de behoorlijke mate van ftcrktc te geven, en het geheel te harmonizeeren, vereischt zo veele onderfcheidene graden van fterkte en zulke gemaklijke overgangen van de eene tot de andere, dat het fterkwater alleen hier toe niet in ftaet is. Daerom heeft het Graveerijzer ten deezen opzichte meer vermogen, dewijl het door eea meer cl' vinder die.  over PRENTEN. 35 diepe trek, naer 't welbehagen des kunftcnaers, alle graden van Merkte of zwakheid geven kan. . - Daer dus het Graveeren en het Etfen, ieder hunne bijzondere voordeden en gebreken hebben, zo hebben de beoeffenaers der Prentkonst getracht de vcordeelen van deze twee manieren van bewerking te verecnigen, en derzelver gebreken te verbeteren, door de vrijheid van de eene bij de kracht van de andere te voegen. In de meesten van onze hedendaegfche Prenten is de Plaet eerst geëtst en vervolgens door het Graveerijzer opgemaekt en kracht bijgezet. En als dit wei gedaen is heeft het eene gelukkige uitwerking. De platheid welke uit eene overal even gelijke fterkte van fchaduw fpruit is weggenomen : en de Prent verkrijgt een nieuwe uitwerking door het uitredden van die partijen welke (gelijk de Schilders zich uitdrukken) in de achtergrond bleven hangen. Doch 'er wordt groote kunst tot deze zaek vereischt. Wij ontmoeten veele Prenten , waer aen in hare Etsproeven nog maer weini. ge toetfen ontbraken maer die 'er vervolgens zoveclen van het Graveerijzer ontvingen, dat zij daer door gepijnigd, zvvaermoedig , en onaengenacm wierden. In de Ets-kunst hebben wij de grootflc verfchei. denheid van uitmuntende prenten. De oorzaek hier van is, dat, vermits het Etfen zo gelijk isaen het tekenen, wij daer door de eigenhandige werken van de beroemfte Meesters verkregen hebben, deC a wijl  50 VERHANDELING wijl veelen derzelveii, Prenten van deze foort vefvaerdigt hebben , welke, fchoon lugtig en niet zeer ïiet ópgemaekt, altoos iets Meesterachtigs, en meestal ook iet3 bevalligs en aengenaems in zich bevatten. Het Graveeren heeft in het vertoonen der muskelen van een vrij kloek menfchenbeeld ongetwij» feld den voorrang boven het Etfen. De zachte en keurige overgangen van het licht tot de fchaduw, welke daer in vereischt worden, kunnen niet zo goed door de Etsnneld uitgedrukt worden: en Prenten van een zeer aenmerkelijke groote vorderen in *t gemeen grooter kracht dan het Etfen geven kan, en zijn daerom ook eigenlijk gefchikte voorwerpen van het Graveeren. Maar het Etfen is wederom meer bijzonderlijk gefchikt voor fchetfen en lugtige ontwerpen. Deze houden indien zij met het graveerijzer bewerkt wierden alle hunne vrijheid, en met dezelve ook alle hunne fchoonheid verliezen. Het Landfchap is in 't algemeen ook een zeer gefchikt voorwerp voor het Etfen. De meijing van het loof der boomen, de Ruinen, de lucht ja ieder gedeelte van een Landfchap, vereischt de uiterfte vrijheid. Men kan als men een geëtst Landfchap met het graveerijzer opmaekt (gelijk het genoemt wordt) gcene zorg genoeg gebruiken ter voorkoming van zwaermoedigheid. Wij merkten, hier voor, aen, dat het eene hagchelijke zaek was een geëtile plact op te toetfen, doch  ovia PRENTEK. 57 4och dit is in het landfchap bijzonderlijk een zeer teder ftuk. De voorgronden en de (lammen der daer op ftaande Boomen, mogen eenige weinige fterke toetfen ontvangen, en hier en daer mogen eenige harmpnizeerendeftreken de uitwerking bevorderen, maer indien een graveerder zich verftout om verder te gaen is het een groot geluk als hij geen nadeel toebrengt. Een Gegraveerde Plaet, mits dezelve niet zeer zwak gegraveertzij, zal zeven of agthonderd goede afdrukken geven, Doch dit hangt ook, in een zekere mate, van de meer of minder hardheid des? kopers af. Een geëtfte Plaet zal niet boven de tweehonderd goede afdrukken geven, ten zij dezelve zeer ftraf gebeten is, in dit geval mogen er misfehien driehonderd van komen, maer daer na moet de plaet weder worden opgeëist, of de drukken zullen te flaeuw zijn. ^ Tot het Graveeren van de Prenten worden, gewoon, lijk koperen platen gebruikt, doch er.zijn ook Prenten welke op tin en op hout gegraveert zijn. De tinne platen geven eene grofheid en morfigheid aen de prent, die dezelve veejal onbehaegljjk maekt: maer het graveeren op hout is. vatbeer voor groote fchoonheden. Doch over dit laetfte foort van graveeren zal op eene andere plaets meerder gezet worden. ö Het Zwarte kunst fchrapen verfchilt zeer veel van het Etfen en het Graveeren, want daer in de twee c 3 laetsf.  tTBRHANDELlNÖ laetstgenocmde de fcliaduwon gctnaekt worden, zo xnaekt men in de zwarte kunst de lichten. Zeeden: den tijd van dcszelfs uitvinding , welke jn 't gemeen aen Prins Robbert toegefchrceven wordt, zijn in het zwarte lunst fchrapen meerder verbeteringen gemaekt dan in het etfen of graveeren. Ten opzigtc van het etfen zijn zommigc van de eerfre etswerken mogelijk dc beste: en het graveeren heeft ook zedert den tijd van goltibsciimuller, zo 't mij voorkomt, geene groote vorderingen gemaekt. Maer de tegenwoordige zwarte kunst, met dcszelfs ooffprongelijken ftaat vergeleken, is, bijna eene nieuwe kunst. Indien wij fommigcderhedendaegfchc zwarte kunstprenten , bij voorbeeld, de Joodfche Rabbi, het Portret van Juffr, Lascelles ,met eer. kind op haren fchoot; Garrick tusfehen het Treur en Blij/pel, en verfchcidcnc andere even goede prenten van onze hedendacgfehe zwarte kunst fchrapers , vergelijken met de werken van white en SMiTH, zo overtreffen zij dezelven zo ver als deze Meesters b&cket en simons overtroffen. Men moet teffens bekennen , dat zij beter Origineelen hebben om te kopijëren; en dat de Portretten van kweller vrij lomp zijn, als men hen met die van onze hedendaegfche kunftcnaers vergelijkt; en dat zij ook weinig of niet gefchikt zijn voor eenige goede uitwerking van Licht en Schaduw. Wat de werken van Prins robbert aengaet, ik heb nimmer iets gezien 't welk met zekerheid gezegt kon worden  over P R E N T E N. 35 den zijn werk te zijn: doch ik twijfel niet of het zal uitgevoerd z'jn in den zclven zwarten harden cn onaengenamen fmaek, welke zo fterk, in de Meesters die hem opvolgden , doorftraelde. Het eerfte uitvinden deezer kunst is echter iets voortreffelijks, en de eer hier van , komt aen de eerfte Meesters toe; dan de waerheid is, dat de hedendaegfche Meesters de vernuftige werktuigkunde te hulp geroepen hebben; deze heeft eene voorbereiding van den grond uitgevonden, welke den vroegeren Meesters onbekent was : cn zij welke met het zwarte kunst fchrapen bekent zijn, weten dat aen den grond zeer veel gelegen ligt. Zachtheid is de bijzondere eigenfchap der zwarte kunst. Hier door is dezelve voornamenlijk best gefchikt voor Portretten: of voor een ontwerp uit eenige weinige vrij kloeke beelden beftaende. Niets behalvcn het fchilderen, kan het vleesch, de golving der haairlokken, de ploojingen der kleederen , of de fchitterlichten der wapenrustingen natuurlij, ker verbeelden. In gegraveerde en geëtfte Prenten moeten wij de onnatuurlijkheid der gekruiste lijnen of trekken, welke, in de natuur, op geene oppervlakte van eenig lichaem plaets hebben, over Happen: maer in de zwarte kunst worden ons die oppervlakten op het natuurlijkfte vertoont. Indien echter de beelden te veel op e kander gedrongen zijn, dan ontbreekt aen de zwarte kunst de kracht om dc onderfcheidene partijen behoorlijk te doen C 4 uit-  40 VERHANDELING ui-komen en uit elkander te redden; en indien de beelden zeer klein zijn, dan kan zij aen dezelve die netheid en zuiverheid niet geven welke dezelve alleen door de lijnen van den omtrek, of, gelijk in het fchilderen, door een verfchillende kleur verkritgen kunnen De oneffenheid van den grond, veroorzaekt alsdan eene onzuivere tekening, en zelfs iets onhebbelijks, vooral in dé handen en voeten. Sommige geringe kunstenaers hebben dit getracht te verhelpen door hunne beelden met een gegraveerde of geëtste trek om te trekken: doch deze hunne poging is flegt uitgevallen. De fterkte van den trek komt in 't geheel niet overeen met de zacht, heid van den grond. Ik fpreek hier niet van die verHandige mengeling van Etfen en Zwartekunstfchrapen, die eertijds door whitb gebruikt werdt; en die onze bckwaemfte zwartekunst fchrapers tegcuwoor. d'g nog gebruiken, om kracht aen bijzondere partijen te geven; maar ik fpreek alleen van die harde en cnverftandige handelwijs welke de lijnen of trekken des omtreks doet bemerken. Dc zwarte kunst munt ook bijzonderlijk boven de andere foorten van Prenten uit, door haer vermogen om defchoonfte uitwerking van het lichten bruin voort te brengen, en dezelve op de zachtte wijze te doen in een fmelten. Rbmirand fchijnt dit opgemerkt te hebben: hij heeft waarfchijnlijk eenige van de eerfte Zwartekunst-Prenten gezien, en deze uitwerking derzelve, met eene goedkeurende verwon- do-  ovir PRENTEN. # dering bcfchomvende , heeft hij getracht dezelve in liet Etfen over te brengen, door het ongeregeld over artfertn zijner fchaduw partijen. Men kan van een Zwarte Kunst-plaet niet veel meerder dan honderd goede Afdrukken krijgen. Dezelve wordt door dc vrijving van de hand i'chielijk afgefleten: doch als men haer'geftadig herftelt dan kan zij vier of vijhonderd tamelijk goede afdrukken leveren. De eerfte drukken zijn hier niet altijd de beste. Want deze zijn te zwart en te hard. Men heeft de beste Drukken gewoonlijk van de* veertigfte tot de zestigfte: de harde kanten zijn dan zachter geworden en teffens is de geestigheid en kracht genoegzaem bewaeit gebleven. Ik kan deze aenmerkingen niet befluiten, zonder melding te maken van die manier, welke men het werken met de drooge naeld noemt. Deze wijze van werken is tusfehen het Etfen en Graveeren in. Dezelve wordt verrigt door met een ftale punt . als een penfeel gehouden, in het koper te fuijden, en zij verfchilt alleen, van het Etfen in de kracht waer mede men werkt. Deze manier wordt,, door alle Plaetfnijders, in de lucht en andere teere partijen gebruikt: ook maken fommige derzelven er een algemeener gebruik van. C 5 III. HOOFD'  4* VERHANDELING III. HOOFDSTÜ K. CHARACTERS van zomwice der. meest beroemde MEESTERS. HISTORIE SCHILDERS. A lbert durer, (een Dultfcherj) was een van de eerfte verbeteraers der Graveerkunst, doch de uitvinding derzelve moet aen hem niet toegefchreven worden. Hi] was te gelijk een Schilder, een Geleerde, en een Wijsgeer; En 'rgene zijnen roem nier weinig vermeerdert, hij was een boezem, vriend van den grooten erasmus. Het is zelfs vrij waerfchijnlijk dat dezefommige van de werken,welke durer in 't licht gaf, eerst naergezien heeft.—> du" d e  otsr PRENTEN. 43 Durer was in vccle opzichten een bekwacm en werkzaem man, en bek! eed e gedurende verfcheiden jaren de voornaemfte Posten in de Regering van zijne geboorte plaets Neurenburg. Zijne Prenten hebben groote verdienden , vooral wanneer men dezelve befchouwt als de eerfte pogingen ter verbetering van eene nieuw uitgevondene en nog weinig bcoeflendc kunst: en bet verwekt met reden onze grootftc verwondering dat hij deze eerfte proeven tot zo groot eene mate van volmaaktheid als zij bezitten, gebragt heeft. In fommige van die prenten welke hij op koper graveerde, is de graveering buitenge-» jncen zuiver cn fijn. Inzonderheid is zijn Hehch Toneel, 't welk hij in 't jaer 1513 graveerde, eene zo uitvoerige prent als er immer gegraveert is, ook is dezelve zeer gelukkig uitgevallen , en den arbeid , welken hij er aen befteed heeft, is van eene volkomene uitwerking. Zijne Houtfneden baren ons ook zeer veel verwondering door,' ons zo veel bedoeling en oordeel in eenen zo vroegen meester te ondekken ; en teffens de hooiden zo wel gecharacterïzeert en ieder deel zo wel'uitgevoert, voorteftellcn. Deze Kunlienaer fchijnt eene volkomene kundigheid in de Grondregels van het Ontwerp bezeten te hebben. Zijne Zamenflelling is veeltijds behaeglijk, en zijne Tekening is over 't geheel goed: maer hij hadt zeer weinig kennis van de verdeeling van het licht en noch minder van de bevalligheid', doch zijne denkbeelden waren  4* VERHANDELING ren echter zuiverder en fierlijker, dan men van den vali'chcn fmaek, en de onbevallige voorbeelden , die zijn geboorte land en opvoeding hem verfchaften, kon verwachten. Hij was onbetwistbaer een man van eene uitgebreide genie, en zoude, gelijk vasari aenmerkt, een alles overtredend Kunstenaer geweest zijn, indien hij in plaetfe van eene Duitichc, eene Italiaenfche opvoeding genoten hadt, en aldaer in de Schilderkunst onderwezen was. Het getal zijner Prenten is zeer groot; en dezelve wierden reeds bij zijn leeven zeer hoog gefchat en gretig opgekocht: om welke reden zijne vrouw, wier geaerthcid zeer ongemaklijk en hebzuchtig was, hem geduurig lastig viel, om meerder tijd aen het graveeren te belleden, dan hij anders gedaen zoude hebben, indien hij zijne eigene verkiezing opge» volgt hadt. Hij was rijk, en verkoor zijne kunst liever als eene Liefhebberij, dan als eene Kostwinning te behandelen : Hij ftierf'in het Jaer 1547. De navolgers van albert durer, welken hem onmiddelijk opvolgden, waren lukas van leiden, aldegraef , pens, hisbein, en eenige anderen van minder achting. Hunne werken zijn veel al in den zelfden fmaek als die van hunnen Voorganger; cn wierden indien tijd waer in men noch niets beters gezien hadt, zeer hoog geacht. De beste van aldegraefs werken zijn twee of drie kleine ftukken uk de gefchiedenis van Lot. Goltius bloeide konen tijd na den dood der ge- mei-  öveï PRENTEN. 45 melde Meesters en bragt het Graveeren tot eene groote volmaekheid. Hij werd in Duitschland geboren en in de fchilderkunst onderwezen, maer naderhand in Italien reizende, verkreeg hij aldaar eenen beteren fmaak. Men ontdekt duidelijk, in zijne werken, eene mengeling van de Vlaemfche en Italiaenfche fchool. Zijne omtrekken hebben fomtijds een zweemfel van den verheeven fmaek, doch de Duitfcher (gelijk men zegt) ftraelt er gewoonlijk in door. Goltius flaegde veel al gelukkig in het Ontwerp en de Schikking, maer in de Ferdeeling van het Licht is hij zeer gebrekkig. Zijne voornaemfte uitmuntenheid beftaet in de Uitvoering. Hij Graveerde in eene zuivere vaste en uitdrukkende manier en zelden is hij daer in door een der volgende graveerders overtroffen. Ook is er in zijne uit. voering eene verfchcidenheid die zeer behaaglijk is: Zijne Prent van de Befnijdenis is een der beste van zijne werken. Het geval is goed voorgefteld, de groepen zijn op eene behaegelijkc wij3 gefchikt, en de uitvoering is verwonderlijk fchoon, maer de beelden zijn in den duitfehen fmaek en het gebrek aen eene goede verdeeling van het licht veroorzaekt zulk een algemeene fchittering, dat het geheel daer door een verwarden hoop gelijkt. Muller graveerde zeer veel in de manier van goltius en zelfs ineen nog flouter en vaster fmaek. Wij ontmoeten ten opzichte der uitvoering nergens zo grote ineesterftukken dan in de werken van dezen Kuns-  46 VERHANDELING Kunstenaer. De doop van joannes is mogelijk het fchoonfce proefftük van eene ftoute graveering "c welk in wezen is. Abraham bloemaert was een Hollandsch Meester en een tijdgenoot van goltius. Wij zijn niet onderrigt, welke bijzondere middelen van vordering hij genoten heeft, maar het is zeker dat hij in een verhevener fmaek tekende dan iemant zijner landgenootcn. Zijne beelden zijn veeltijds bevallig , uitgezondert alleen dat hij hen zomtijds een gemaekte ftijve drajing geeft, welke in de vingers voornamelijk zichtbaer is. Deze wordt ook fomtijds in de Prenten van coltius gevonden. Een van bloemaerts' meesterftukken is die Prent welke de Opwekking van Lazarus verbeeld, In deze Prent zijn veele fchoonheden en veele gebreken welke het characterizeerende van dezen Meester vrij duidelijk aentooncn. Terwijl de Duhfche en Nedcrlandfche Kunftcnaers de Graveerkunst tot zoodanig een aenmerke lijken trap van volmaekrheid bragten, zo werdt de. zelve ook in ltalien ingevoerd door andrea man tegna, aen wien de haliaenen de uitvinding derzelve toefehrijven. De fchilderijen van dezen Meester zijii vol verhevene gedachten, doch er heerscht teffens eene ftijfheid in welke dezelven onaengenaem maekt. Het ftnk van de Zegeprael van Julius C&far, dat te Hampton Court is, kan tot een voor-  over P R E N T E N. 47 voorbeeld hier van verftrekken. Zrj'ne Prenten, welke, zo men zegt, op tin zijn gegraveert, zijn vruchten van dezelfde manier van denken. Men ziet in dezelven den zuiveren naeuwkeurigen omtrek en dc edele eenvoudigheid der Romeinfche fchoole, doch er is ook niets meerder in te vinden, zelfs niet de minfte blijk van eenige poging tot het zamcnftcllen van een behaeglijk Geheel. En in de daed wij vinden, zo 't mij voorkomt, in 't algemeen, dat dc Meesters der Romeinfche fchoole, zich meerder oefTenden in die grondregels der fchüderkunst welke tot de Deelen behooren, terwijl de Vlaemfche en Nederlandfche Meesters, zich meerder toeleiden op die welke het Geheel betreffen. Hier door tekenden de eerften verhevener beelden cn ontwierpen de laetften beter en aengenamer Ordonanticn. Mantegna werdt opgevolgd door Parmegiano en Palma, beide zeer beroemde meesters. Parmsgiano hadt door het geftadig beoeffenen der werken van Rafael en Michael Angelo een zeer zuiveren fmaek verkreegen. Hij heeft veele enkelde beelden en eenige ordonantien , in houtfnede , in 't licht gegeven, welken, indien men mag oordeclen volgens die weinige welke wij fomtijds ontmoeten, in alle opzichten uitmuntend zijn. Of Parmegiano de kunst van op hout te graveeren uitgevonden heeft, blijkt niet zeker: maer deszelfs regt op de uitvinding van het Etfen is minder betvvistbacr. Hij gaf  40 VERHANDELING gaf verfcheidenlugtige ftukken, in die manier beharr* deld, in het licht, welke hem veele eere aandoen. Hij werdt in't midden van dezen zijnen arbeid, geftoort door eenen ondeueenden kunstmakker die hem alle zijne platen ontftal. Buiten ftaet zijnde om dit verlies te dragen, zwoer h'j zijne kunst af en gaf zich geheel en al aen de ftookkunst over. Palma hadt het zo volhandig met fchilderen dat hem maer weinig ledigen tijd rot het ütfen overfchoot. Hij heeft echter verfcheiden Prenten nagelaten , welke wegens de keurigheid der tekening, en de vrijheid der uitvoering, opmerkenswaerdig zijn. Hij etfte in eenen losfen doch mee terlijken fmaek. Zijne Prenten zijn fchaers, en wi| ontmoeten zelden eenige der zeiver, welke, met regt, eenen anderen naem dan die van fchetfen verdienen. Franciscus paria fchijnt de manier van palma met een goeden uitflag naergevolgt te hebben. Doch zijne Prenten zijn noch fchaerfer dan die van zijnen Meester; en wij hebben ook geen genoegzaem aental derzelver om over zijne verdienden te kunnen oordeelen. Doch de groote verbcteraer van de kunst om in hout te graveeren, en die dezelve in eens tot zodanig een trap van volmaakthe;d bragt, dat hij daerin, tot hier toe, door niemand is overtroffen , was andrea andrfani van Mantua. De werken van dezen Meester zijn aenmerkenswaardig wegens hun» ne  oter PRENTEN '0 rff vrijheid , kracht, en geestige uitvoering ; d* Eerlijkheid en naeuwkeurigheid der tekening; en , in het algemeen, wegens hunne uitwerking. Zij hebben eene kracht welke door geen puntig werktuig op het koper voortgebragt kan worden: en de tusfcheptint, welke uit een zeker gekleurd vogt of natte verw befraet, geeft 'er al de zachtheid eener gewasfchen tekening aen. Doch het gebeurt zelden dat wij de werken van dezen meester in hare volmaektheid befchou wen kunnen. Zijne Prenten zijn fchacrs, en als wij deze]ven al ontmoeten, zo is het een groot geluk indien de drukken goed zijn, daer ondertusfchen de fraciheid dezer Prenten voornaemlijk afhangen van derzelver goede afdrukken: en dikwerf gebeurt het dat de omtrek te hard gebleeven is, doordien de tusfeheu tint niet genoeg geraakt heelt, of dat dczelaetfte buiten hare bepalin^ gevloeid is. ö Wij moeten niet vergeeten, bij de oude Italiaenfchc Meesters, Mauco Ancon.o., en Augustijn van Venetië te melden. Zij hebben beide een grooten naam en 'er zijn veele Prenten door hen nacrde fchlderijen van Rafakl gegraveert. Doch hunne Oudheid, maer niet hunne verdienden, moet de oorzaek van hunnen roem zijn want hunne uitvoe. ring is hard en üijf tot in den hoogden graed, en indien hunne Prenten ons eenig denkbeeld van de werken van Rafael geven, dan is het onbegrijplijk, gelijk PtCART te regt aenmerkt, hoe dezen Meester D zoo  5» VERHANDELING 200 groot een roem vckrecgcn heeft. Doch moga-» lijk kunnen wij hier te lande geen welgegrond oordeel over deze Meesters vellen. Mij is verhaeld, dat hunne beste Prenten zeer gewacrdeert worden in Italien en dat dezelve aldaer z.odanig door de liefehbbers opgekogt worden dat daer door maer weinigen van hen in andere landen komen kunnen; en dat die gene welken wij hier noe, krijgen geene andere dan alleen het uitfchot zijn. Frsderik Barocchi wierdt te Utbino geboren. Men zoude kunnen zegden dat de Geest van zijnen ftadgenoot Rafael hem ook aengeblazen hadt, want hij begaf zig reeds in zijne vroege jeugd naer Romen, gaf zich aldaer aen eene onafgebrokens beoeflening der Schilderkunst over en verwierf daer door binnen korten tijd eenen grooten nacm in deze kunst. In zijne ledige uuren etste hij eenige weinige Prenten nacr zijne eigene ontwerpen: dezelve zijn zeer uit voerig en met veele zachtheid en keurigheid behandeld. Zi n voornaemde Prent is de Groetenis , doch wij ontmoeten 'er zelden andere drukken van dan de afdrukken van een opgefneden plaet, en deze zijn zeer hard. Anthonio Trmppst\ wordt xtFlorence geboren, doch zijn voornaemfte verblijfplaets was te Romen , alwaer Gregorius Xlil hem als Schilder gebruikte. Zijne Prenten zijn vrij talrijk . en alle naer zijne eigene ontwerpen gemaekt. Veldüagen en Jagtpartijen waren de onderwerpen waer in hij het meeste uit-  over PRENTEN. 51 •tntrrumte. Zijne verdiensten befb.en voornamenlijk in de krachtige uitdrukking zo van de wezenstrekken als van de bedrijven , in verhevenheid van gedachten en in rijkheid van uitvinding. Zijne beelden zijn meestal fraeij en bevallig, en zijne hoofden zeer geestig en net getekend. Zijne Paerdcn zijn te vleelchig en misrekend ; vvaerfchijnlijk heeft hij dezelven nimmer naer 't leeven gekopijeert ; doch er is echter eene groote verhevenheid in , en de verfcheidenheid van fchoone houdingen is in dezelven verbazend groot. — Doch teffens loopen zijne gebreken ook fterk in 't oog. Zijne zamen ftelling ■is over 't algemeen flegt. Men mag hier of daer eene cnkclde goede groep vinden , maer zelden vindt men een aengenaem geheel. Hij bezat de kunst niet van zijne achtergronden zwak te houden, en dus kunnen wij geene uitwerking van eene goede houding bij hem verwachten. Zijne behande. ïing is hard, en hij is volftrekt onkundig van eene goede verdeeling van het Licht. Doch niette- genftaende alle deze gebreken, zijn zijne verdienden echter groot genoeg, om zijne Prenten een hooger rang, in de kabinetten der liefhebbers , te doen verwerven dan dezelve gemeenlijk gegeven wordt; want als men haer als Studiën wil aenmerken , dan zal men onder haer naauwelijks één eenige vinden, die geene overvloedige voorwerpen voor eene uitmuntende zamenftelling verfchaft. Augustijn Carrats heeft eenige weinige D a Pren.  0 VERHANDELING Prenten geëtst, welke om haere keurige tekening en vrije uitvoering zeer geacht zijn. Doch dezelve zijn zeer plat en zonder kracht. Etswerken in dezen fmaek verdienen eerder als fchetfen dan als opgemackte Prenten befchouwt te worden. De geëtste Prenten van guido , welke meest alle klein van formaet zijn , worden geacht om de eenvoudigheid van het ontwerp, de fraeiheid en naeuwkeurigheid van den omtrek, en om die bevalligheid , welke aen dezen Meester bijzonderlijk eigen is. De uiterfte deelen zijn inzonderheid zeer naeuwkeurig behandeld. Doch er is in de werken van guido dezelfde platheid , welke wij in die van zijnen Meester carrats vinden, cn tellens minder vrijheid. De Deelen zijn wel opgemaekt, maer het Geheel is verwaerloost. Cantarini volgde de manier van guido, gelijk paria die van palma volgde ; en hij llaegde hier zo gelukkig in, dat het dikwerf moeilijk is om zijn werk van dat van zijnen Meester te onderfcheiden. Callot hadt weinig kennis van de voorname .grondregels der Schilderkunst. Hij was geheel onkundig in het zamenftellen, en in het verdeden van het licht. Doch niettegenftaende hij geen goed geheel konde maken , was hij echter in het rekenen van een enkeld beeld verwonderlijk bedreven. De Handen, welke hij hen geeft, zijn over 't algemeen bevallig, uitgezonderd die, welke door een u fterke  over PRENTEN; gj ke verdraeijing, gemaekt en onnatuurlijk zijn. Zijne uitdrukking is fterk , zijne tekening naeuwkeurig , en zijne uitvoering meesterachtig, doch een weinig gepijnigt. Zijne Markt kan tot een goed proefftuk voor alle zijne werken dienen. Als een Geheel aengemerkt, is het een verward mengelmoes van allerlei denkbeelden; maer als men de Deelen ieder op zich zelf befchouwt, dan blijken zij het werk van eenen Meester te zijn. Het zelfde ooideel moet men ook vellen over zijne Elenden des Oorlogs, 't welk zijn beroemdfte werk is : en waer in men ook,zo in de bedrijven als in decharafters meerder uitdrukking vind dan mogelijk immer in zulk een klein beftek vertoond is. Ik twijffel echter of zijne Bedelaers niet voor zijn beste werk te houden zijn. In de Elenden des Oorlogs traeht hij eene zamenftelling te maken, en dit was in 't geheel zijne zaek niet. Maer zijne Bedelaers zi;n enkele beelden , en dit was de zaek waer in hij bijzonderlijk uitmuntte. Ik heb gelegenheid gehad om een zeer uitgebreid werk van dezen Meester te zien. Het beftond in twee groote Prenten , van vier voeten in 't vierkant, en verbeeldde de belegering van Toulon. Dezelve verdienen veel eer den naem van doorzichtkundige Platte-gronden, dan vanfchilderachtige ontwerpen. De arbeid , welke hij aen dezelve befteed heeft, is verbazend groot. Zij bevatten eene ontelbare menigte van beelden , en vertoonen, in liet klein, al het gewoel en alle de beD 3 drij.  $4 Verhandeling drijven van een Le.:cr. Ik moet bij dit alles nog maer alleenlijk aenmerken , dat er doormalle de werken van dezen Meester een trek van fnakcrij heen fchijnt, welke, zomtijds, als hij dezelve onbedwongen involgt ; gelijk in zijne St. Antonui temptatie , een vrij khigtige vertooning maekt. De Graef gaude maekte te Rome kennis met Adam Els hei mer, en graveerde eenige weinige Prenten, naer de ontwerpen van dezen Meester. — Gaud was een jong Edelman , die eene reize dede, en oeffende het graveren nimmer als een beroep. Hij zoude dus, met regt, onze toegevenheid vorderen , ingeval zijne Prenten weinig verdiensten hadden : Doch dezelve zijn fraei in haere foort; maer over 't geheel ftijf en niet zeer aengenaem. Zij zijn ten uiterften uitvoerig en net, maer bier door zijn zij ook van alle vrijheid ontbloot. De onderwerpen van zijne verkiezing waren Maenen Fakkel-lichten, en hij muntte bijzonderlijk uit in het wel verbeelden van de werkingen dezer onderfcheide lichten. Zijne Prenten zijn meest alklein. Daer is er, zo ver mij bekend is , maar één van een grooter formaet , namenlijk de Fiugt naer Mgipte. Salvator rosa heeft meerder Landfehappen dan Historiën gefchilderd , doch zijne Prenten' zijn voornamenlijk historieel. Hij was tot de Schilderkunst opgebragt, en verftond zijne kunst in alleopzichten volmaakt , uitgezonderd dc vcrdeeling van  cvfen PRENTEN. |g van liet licht , waer van hij geene kennis fchijnd, gehad ie hebben. Te Chiswich is een groot Landfchap, do^r hem gefchildert, 't welk een voortref» felijk huk is. De vinding, zamenffelling, wijking, beelden en al het bijwerk is fchoon; dan ten opzichte van het licht kon het misfchien verbeterd zijn geworden, indien hij een zon-licht over de beelden van den tweeden grondgebragthadt. Salva- tob munt ever het algemeen uit in het ontwerp, en vooral in de zamenftelling. Hij tekende zijne beelden in een allerkeurlijkften fmaek. Dezelve zijn bevallig, van edele houding, fraei gegroept, en vol verfcheidenheid van de behaeglijkfle ftanden. Het is waar , zijne beenen zijn gemaniëert. dcrzelver tekening is wel goed, maar zij zijn alle als inéénen vorm gegoten. Er is ook eene üijfheid in de bovenzijden van zijne uitgefpreide handen : doch de palmen zijn fchoon: Deze gebreken zijn echter van weinig gewigt. Zijne manier is te lugtig om eenige zachtheid of uitwerking voort te brengen , en echter is de eenvoudigheid cn fierlijkheid, welke in de zelve plaats heeft , ten uiterfte behaagl jk , cn toonen het characterizeerende van eene Meesterlijke hand ten fterklte aen. Sibi guivis fperet idem. —Er is in zijne manier van fchaduwen ééne handeling , welke onaengenaem is , hier in beftaende, dat hij dikmael de eene helft van zijne aangezichten met knge ftreken overfchaduwt , even gelijk tnen een eij zoude doen : dit maekt, in een zo klein D 4 en  VERHANDELING en teder voorwerp, een zeer ongevallige affnijdingj en doet de onderfcheidene werking der wezenstrek» ken geheel verloren gaen.— Salvator was zo wel een man van geleerdheid als van genie, en hij had geftadig gelegenheid om deze beide hoedanigheden in zijne werken te vertoonen. Zijn ftijl is verheven . ieder voorwerp, 't welk hij invoert, is in ee« nen heldhaftigen fmaek, en zijne onderwerpen geven over 't algemeen duidelijke blijken van zijne groote kundigheid in de aloude Gefchiedenis en in dc Fabelkunde. De neiging tot een zwervend leeven , welke hij, zo ons verhaeld wordt, ten vollen opvolgde, fchijnt zijne gedachten eene zekere wildheid bijg zette hebben Men verhaelt, dat hij zijne vroegfte jeugd onder eene bende van bauditen doorbragt, en dat hij die romaneske denkbeelden van het landfchap, welke hij zo zeer beminde , en 20 uitmuntend fchoon afbeelde, aen de rotsachtige en woeste plaetfen , waer in zij hunne fchuilplaets zochten, te danken hadt Zine enkelde beelden, welke men gewoonlik zijne roovers noemt, worden onderfteld naer het keven getekend te zijn. De zaek waer in rembrand, als Schilder, voorpamenlijk uitmunte, was de behandeling der kleuren. Zijne bekwaemheid in dit ftuk is zoo groot, dat zij de gebreken, welke in zijne fchilderijën plaets hebben, meest al over t hoofd doet zien maer zijne Prenten, waer in dit hulpmiddel jniet werken kan, moeten haere waerdc alleen van zijne bs*  bVta PRENTEN. # mindere bekwaemheden ontvangen; en deze beftaen in de uitdrukking, in eene vcrftandige verdeeling van het licht, in de uitvoering, en zomtijds ook in de zamenftelling. Ik noem deze hoedanigheden op in die orde. waer in hij dezelve fcbijnt bezeten te hebben. Zijne uitdrukking vertoond hare meeste kracht in het charaéler des ouderdoms, welke hij zulke fterke merktekenen geeft als de hand des tijdszoude kunnen doen: ook bezit hij, in eene groote mate die mindere foort van uitdrukking, welke de ftof, waeruit de voorwerpen bellacn, duidelijk voorfteld, en dus de ondcrfchciden f>oiTen der klederen het bontwerk, het metacl en alle dergelijke voorwerpen hun eigenaertig character'zeerend voorkomen geeft. Zijne behandeling van het L icht beftaet voornaemenlijk in de fterke tegenwerking van ééne voorname lichte partij tegen alle de overige meer of mindere befchaduwde partijen , 't gene dikwerf een zeer goede uitwerking geeft. Daer zijn echter ook veele prenten van hem • welke ten dezen opzichte geheel zonder uitwerking zijn; en dit geeft ons re« den om te dei ken, dat hij in dezen naer geene vaste beginfels werkte, cf dat hij dergelijke prenten heeft uitgegeven, voor dat hij zijne grondregels, hier omtrent, vast gefield hadt. Zijne wijze van uitvoering verfchild met alle andere, en is hem bijzonderlijk eigen, zij is ruuw of net, naer dat hij eene fchets, of een opgemaekt ftuk bedoelde te maken , doch zij is altijd vrij en meesterachtig-. Zij D 5 be-  53 VERHANDELING beftaet in arzéringen, welken elkander in allerlei rigtingen overkruifen , en komt den aert van het fchildcrcn nader, dan de uitvoering van eenig ander Meester doet. Geen Schilder was immer zoodanig ontbloot van alle denkbeelden dier looit van bevalligheid, welke zo noodig is om een verheven charafter uit te drukken, dan rrmbrant. Zo lang hij zich tot den kring van zrne genie bepaelt, en zich met lage voorwerpen bezig houdt, verdient hij eenigen lof. Maar zo ras hij onderneemt voortreffelijke en bevallige vooiwerpen te behandel.n, dan ,is er eene groote mate van toegevenheid noodig om te kunnen onderftellen dat hij llegts alleen een grap heeft willen vertoonen of cnrkatures maken. Geene Schilders waren tegenilrijdiger in hunne denkbeelden dan rembrand en salvator. Deze laetfte vormde alle zijne denkbeelden volgens de natuur, wanneer dezelve zich in hare grootfte bevalligheid en verhevenheid vertoont: terwijl de etrfte haer op zogt en naevolgde in haer laegfte en gering* fte voorkomen, en die afbeeldingen op zijne verhevenfte characlers ovetbragt. Hier door verhief salvator zijne Rovers tot Helden , terwijl i embrand zijne Patriarchen tot Bedelaers vernederde. Het fchijnt zelfs als of uemura.nd deze verktertheid moedwillig bedreeven heeft. Hij was een grilziek mensen, die altijd met hen, welke het anttque beoeffenden , den fpot wilde drijven lk zal u mijne antiques laten zien, zeiue hij, en dan bragt hij zijne  Over PRENTEN. 59 re vrinden in een kamer, waer in hij allerleije foort van kapfels, kleedingen, huisraed, en gerecdfchappen bcvvaerde, „ Deze", voegde hij 'er bij, „ zijn van meerder waerde dan alle uwe antiques". De beste van zijne geëtfre Prenten is de zogenaemde honderd guldens-Prent, welke zo zeer in achting is, dat men, gelijk mij bekent is, dertigguineas voor een goeden afdruk derzelver betaeld heeft. In deze prent vindt men alle zijne uitmuntenheden, en ik mag *er bij voegen, ook alle zijne gebreken, bij elkander. Ouderdom en elende zijn 'er verwonderlijk wel in af getekend, maer het voornaemfte beeld is ten uiterften laeg en gemeen. Volgens het gene ons verhaeld wordt , heeft rembrand omtrent driehonderd Prenten na gelaten, van welke 'er gééne gcdagtekent zijn voor het jaer 1628 of na hetjaer 1650. Dezelve waren reeds bij zijn leeven in zodanig een achting, en werden zo fterk gezocht, dat hij vcrpligt was ibmmige derzelve tot vier of vijf malen weder op telnijden. PfETRo tiïsta volgde, in zijne beoefening der Schilderkunst, eenen geheel verfchillenden weg, dan die van salvator of rembrand. Deeze meesters vormden, ieder op zijne wijze, hunne denkbeelden naer de natuur, maer testa vormde de zijne naer het antigue, 't welk hij oordeelde een verhevener voorbeeld te zijn. Door een fterke neiging tot de fchilderkunst aengezet, begaf hij zich, in het gevvaed van een' Pelgrim naer Romen , zonder ee-  «O VERHANDELING Eerige andere hulpmiddelen ter vordering, drm die, welke zijne genie alleen hem verfehalte. Hij hadt geen belang gcfteld in zich eenige aenbeveling te bezorgen, cn hij hadt ook niemand wacrbij hij zich kon vervoegen, ten einde zich een behoorlijk onderhoud in zijn verblijf te vcrfchaffen; dus moesten dc openbare werken der beeldhouwkunst, de voornaemfte voorbeelden zijn, welke hij tot zijne beoeffeniug gebruiken kon; en deze beoeffende hij óók zo. fterk door hen geitadig op allerlei wijze naer te tekenen, dat hij, zo men verhaeld, hen alle, Uit zijn hooft, afbeelden kon. Deze bekwaemheid verkregen hebbende, vatte hij nu het Penfccl op; maer hij ondervond ras, dar het fchool, waer in hij zich geoelfend hadt, niet genoegzacm was vooreen Leerling der Schilderkunst. Hij hadt verzuimt om zich eene goede behandeling der kleuren eigen te maken, en hier door werden zijne fchilderijen niet geacht. Deze te leurftelling trof hem zeer fterk, hij wierp het penfeel ter zijde, en leide zich geheel en al toe op het etfen, waer in hij goede vorderingen maekte, en niet tegenftaende zijne Prenten in geringe achting zijn, zo hebben dezelve echter groote verdienden. Wij moeten 'er zekerlijk niet veel zamenhang van 't ontwerp in zoeken. Er fchijnt een ftrael van geestdrijverij in alle zijne zair.enftellingen, en men gist, met reden, dat zijne herfens niet volkomen wel gefteld waren. Wij vinden gemeenlijk, in zijne ftukken, zodanig een verwar-  over PRENTEN. 61, warde op een pakking van met elkander onbeftaenbare denkbeelden, dat het dikwerf zeer moejelijk is, (legts maer eenige gisiing wegens derzelver bedoeling te maken: hij was even onkundig in de verdeeling van het licht als in de regels van hetontwerp; doch niet tegenftaande dit alles, bevatten zijne werken een onuitputtelijkcn voorraed tot een aengenaem onderhoud. Er is eene overvloed van vinding en eene rijkheid van verbeelding in , welke , met alle hunne wildheid , behaegen. Zijne denkbeelden zijn edel en verheeven, zijne tekening fraeij en naeuwkeurig, en zijne hoofden ongemeen geestig behandeld, en bezitten zeer veel uitdrukt king; zijne beelden zijn bevallig, maer hebben te veel van het antigue; zijne groepen zijn veeltijds zeer fchoon; cn zijne uitvoering is, In zijne beste ets werken, zeer meesterachtig , maer fomtijds is hij zich zeiven ongelijk. («) — Weinige Prenten zullen aen een fehilder meerder nuttige vcrfchaffen. De Optogt of Procesfte van Selenus, indien wij, bij gisting, eenen naem aen dit verward ontwerp mogen geven, kan tot opheldering van al het gezegde verfïrekken. Dcszelfs Geheel is zo zeer zonder zamenhang als deszelfs Deelen fchoon zijn. — Deze ongelukkige fehilder is in den Tijber verdronken , maer ("0 Zommige zijner werken zijn door Ca«: Tecta geëtst.  6s VERHANDELING maer of dit bij ongeluk , dan of het door eigen fchuld gebeurt zij, is onzeker. Spanjolet etlte eenige weinige Prenten in een zeer geestigen fmaek. Hij verftond dc kracht van iedere toets welke hij maekte, beter dan iemand, Selenus en Bacchus en de Marteldood van St. Barthclomeus zijn de beste van zijne hiftorieele Prenten, doch dezelve moeten echter wijken voor fommige van zijne Caricatures, welke verwonderlijk fchoon uitgevoert zijn. MicHAëL dorignij, ofdeoude dorignij, gelijk hij veeltijds genoemd wordt, om hem van nxcoiaes te onderfcheiden, was, tot zijn ongeluk, de fchoonzoon van simon vouct, wiens werken hij graveerde, en wiens gebreken hij navolgde. Zijne uitvoering is vrij, en hij heeft de lichten op de enkele beelden zeer wel bewaert; ook is zijne klcedij natuurlijk en wel geplooit, maar zijne tekening is zo flegt, bijzonderlijk in de uiterfte deelen, dat zij zelf beneden de berisping is. Hij wierdt in dit opzicht door zijnen Meester misleid. VouëTs' uitmuntendheid beftond in het zamcnftellen, waar van wij, in de Prenten van dorignij, veele voorbeelden vinden. Villamena behoeft maer voor weinige graveerders te wijken. Hij mag gebrek aen fterkte en uitwerking hebben, maer hij heeft echter in zijne manier eene keurigheid en teerheid welke onnavolglijk is. De afneming van het kruis is een van zijne bei-  over PRENTEN. <5j beste Prenten. Doch zijne werken komen zo weinig voor, dat wij zelden in ftaet zijn, om dezelve tegen elkander te vergelijken en daer door te oordeeJen welke van haer de meeste verdienften hebben. Stefakus de la bella was een kunstenaar van geringe genie, zijne manier is te zwak voor eenig groot werk, doch zeer gefchikt voor kleine voorwerpen: dezelve heeft eene groote vrijheid bij eene ongemeene netheid. Zijne beelden zijn geestig behandeld en fomwijlcn is zijne zamenftelling goed; doch zelden geeft hij eenig blijk van eenige kundigheid in de behandeling van het licht, hoewel d't gebrek door de kleinheid zijner ftukken zekerlijk minder in het oog loopt. Zijne Pont Nmf geeft ons een goed denkbeeld van den aen zijner werken. De flegte verdeeling van het licht veroorzaekt dat er zich in 't minfte geen Geheel vertoont fchoon de zamenftelling, de heden laegfche bouworde uitgezonderd , anders nog al redelijk is. Doch de beelden zijn zeer fchoon getekend, en er is een buitengemeene fraeiheid in de wijkingen der onderfcheiden Gronden. Er zijn onder zijne enkele hoofden fommigen , welke zeer lchoon en bevallig zijn. Het werk van le fage beftaet meestal uit fchetzen. Deze Meester munt voornamenlijk uit in de tekening, waer in hij volmaekt ervaren was. Het blijkt uit zfne ftukken . hoe onopgemaekt de. zelve ook mogen zijn, dat hij zeer kundig was in de ontleedkunde en de evenredigheden : doch uit uit. ge-  H V E R H A ND E L I N G gezondert is cr weinig meerder van waerdij. in : wij mogen een enkele reis hier of daer eenige bevallig.» heid en uitdrukking vinden , maer zelden zien wij eenige goede zamenftelling, zijne beelden zijn in 't algemeen, of te veel op een gedrongen, of te veel verftrooit. Hij moet geheel onkundig geweest zijn. ten opzichte der uitwerking van het licht en. de fchaduw , want anders kon hij nimmer zo verregaende blijken van eenen flegten fmaek gegeven hebben, als hij gedaen heeft, door zijne ontwerpen , zonder de geringfte aenduidiug van licht of fchaduw partijen, uit te geven. Wij hebben aen* gaende dit gebrek zo wel ftellige als ontkenncn.le bewijzen , want overal , waer hij eenige werking, van licht en bruin heeft willen voortbrengen, heelt hij getoond hoe weinig kennis hij hier in had. Zij* ne bekwaemheid vertoont zich voornamelijk in dc kromme fprongen der Nimfen cn Saters bij hunne optogten en rinkelrooijerijcn, doch er is zo veel onkuisheid en vuile onbefchoftheid in dit foort van zijne Prenten , dat zij naeuwelijks eenig onfchuldig vexmaek kunnen geven, hoe fraei zij. anders ook zijn mogen. Daer zijn ook zommige Prenten van hem, waer in hij de verhevenfte characlers heeft willen voorftefen, en deze heeft hij een verwonderlijk eerwaerdig voorkomen gegeven. Sommige zijner Chriftus beelden behoeven voor die van rafa e l niet te wijken ; en in eene lugtige fchets, de Roeping van Mofes genaeuid , is de Godheid mes  otek PRENTEN, tfg wet een verbazende Majefteit ingevoert; -— Zijne beste werken zijn, naer zijne tekeningen, lugtig geëtst, door er tin c e r , welke hem regt gedaan heeft. Bolswaert graveerde de werken van rubbsns ir» eenen fmaek, welke dezen meester waerdig was. Een zelve vrije en krachtige manier, welke in de fehilderijen plaets heeft, wordt ook in deze Prenten gevonden. Men verhaeld dat uubbens de proeven van dezelve nazag, cn dit is ook vrij waerfchijny lijk, dewijl de denkbeelden van den Schilder ze* volmaekt in het werk van den Graveerder overge. bragt zijn. Pontius heeft ook verfcheiden prenten van rubbens gegraveerd, en zoude een grooter naem ver. worven hebben, indien bolswaert zijn mededinger niet geweest ware. Schiamosi etste eenige weinige Prenten van de verborgenheeden der Rozekrans, in eenen meesterlijken fmaek. De zamenftelling heeft wel geene groote fchoonheeden, maer de tekening is goed, dc beelden zijn bevallig, en de hoofden zijn zeer gees. tig behandeld. De uitvoering van romein nE hooge is onnavflglijk. Mogelijk beeft geen meester immer in een vnjer en geestiger manier geëtst, en teffens is er eene rijkheid in, welke men zelden zoo Proot ontmoet. Zijne beelden zijn veeltijds goed; doch zijne zamenftelling is in 't gemeen gebrekkig : zijnde E de-  VBRHANDELING dezelve gedrongen en zeer verward. Hij hadt weinig of geene kennis van de behandeling van het licht, en de overmatige veelheid van zijn bijwerk is hinderlijk voor een oog 't welk in de eenvoudigheid behagen fchept. Zijne Prenten zijn veelal Historieel. Een derzelver, verbeeldende de overftrootnitifZ bij Koeverden , is zeer fraei. De Hoooe werdt door de Schrijvers van zijnen tijd veel gebruikt tot het maken van Tijtelplaten , en onder deze vind men eenige, die zeer fraei zijn. Jan Luiken etste in dezelfde manier als de boog e, hoewel in een minder meesterlijken fmaek. Zijne Bijbelfche Gefchiedenisfen maeken een groot werk uit. Men vind ,in dezelve veele goede beelden en eene groote vrijheid van uitvoering ; maer teffens eene armhartige zamenftelling , zeer veel verwarring en weinig kennis in de verdeeling van het licht. Deze Meester heeft ook een boek van de Onderfcheide Doodfltafen geëtst , en onder deze zijn verfcheide goede Prenten (*). Girard de Laieesse etste in eene losfe, vrijë (*) Dit werk is mij onbekend , of het moesten de Prenten van het Mjrtelaersboek zijn , doch deze zijn meest van Caspar Luiken. De beste Prenten van Jan Luiken worden in zijne Gedichten gevonden , en zijn klein van formaet, doch deze fcivijnen onzen Auteur onbekend te zijn.  bvia PRENTEN. é? vrïjë en meesterlijke , hoewel niet zeer uitvoerige manier. Zijn licht is meest altoos wel verdeeld , doch zijne fchaduwen zijn niet fterk genoeg om zijne ftukken behoorlijk te doen werken. Schoon hij een Nederlander was. vindt men echter, in zijne werken , niets van den gewoonen fmaek der meeste Nederlandfche Schilders. Züne zamenftelling is, in 't gemeen , fierlijk en fchoon , vooral wanneer er maer weinige beelden inkomen. Zijne beelden zijn op zich zeiven ook bevallig en fterk van uitdrukking. Ook munt hij bijzonderlijk uit in de plooijing en behandeling der kleedij. De eenvoudigheid en verhevenheid, welke overal in zijne werken uitblinkt, deden hem den bijnaem van NederJandfchen rafael verkrijgen, en dezen tijtel verdien» de hij inderdaed. Ook mag hij een Zedekundig Schilder genaemd worden , want hij field in zijne Prenten gewoonlijk de eene of andere godsdiens' ige of zedektindige waerheid voor; en helderd zijne afbeelding op door eene Latijnfche fpreuk, onder aen den rand der Prent geplaetst. Castiglioni was een Italiaenfchen Schilder, welke wel niet tot de Meesters van de eerfte Klasfe behoort, maer echter nog al eenige uitmuntendheden bezit. Hij tekende zijne menfehen-beelden bevallig en met naeuwkeurigheid , doch hij verkoor gewoonlijk zodanige onderwerpen , waer in fcha» pen, bokken en andere dieren te pas kwamen , en deze maken ook dikmael de voornaemfte voorwerE a pen  ♦53 VERHANDELING pen van zijne ftukken uit. Er hecrscht eene be> haeglijke eenvoudigheid in zijne ontwerpen, ëri hij munt bijzonderlijk uit in het zamenftellen. C. macee heeft, naer zijne fchilderijen, een ftelPrenten, in een luchtige en vrijë manier geëtst, waerinveele voorbeelden van fraeije groepen gevonden worden,1 bijzonderlijk in die van de Reizen der Aartsvaders^ Hij heeft ook eenige eige geëtste Prenten nagelaten , welke veele verdiensten hebben. De Onderwerpen van fommige derzelver zijn inderdaed misfelijk en dwcepig, en de zamenftelling is niet gelijk aen die van fommige der Prenten, welke, door eene andere hand, naer zijne Schilderijen gemaekt zijn, doch de uitvoering gaet deze ver te boven. Hij munt uit in vrijheid , fterkte en geestigheid; en, in geval hij zijne Prenten uitvoerig opgemaekt heeft , ook in teerheid en keurige behandeling, waer van eenige voorbeelden voor handen zijn. Be Ing.wg van JSoach in de Ark is een zijner beste Prenten. In dezelve zijn de zamenftelling, de verdeeling van het licht , de geestigheid en uitdrukking, waer mede de dieren behandeld zijn, en de vrijheid der uitvoering, alle verwonderlijk fchoon. Tiepoli verdient ook onze aenmerking, hoewel niet door de veelheid zijner etswerken , maer door derzelver verdienden. Het werk waer op zijne achting gevestigt is,beftaet uit twintig platen, van omtrend negen duimen lang, en zeven duimen breed. De onderwerpen derzelve zijn zinnebeeldig,  over PRENTEN. 6$ dig, doch moejelijk te verklaren. Zij bevatten ech" ter een grooter verfcheidenheid van rijke en fraeje zamenftellingen, van uitmuntende beelden, en van fraeje oude hoofden en characters, dan ik bijna, ergens ontmoet heb. Zij zijn zeer fchaers, mij zijn dezelve ten minften zelden voorgekomen. Ik heb nog eenige weinige andere Prenten van dezen Meester gezien, maer gééne, buiten de gemelde, die, mijns oordeels, éénige uitmuntenheid vertoonden. Hij was van eenen wonderlijken grlzieken aert, en zijne beste werken zijn waerfchijnlijk die gene waer in hij zijne wilde verbeelding den vrijen loop gege. ven heeft. Van der meulen heeft ons de Hiftoriëele afbeeldingen van verfcheide hedendaegfche Veld(la„ gen gegeven. Zijne Prenten zijn doorgaens groot van formaet, er zijn veele goede beelden en behaeglijke groepen in, maer de uitwerking ontbreekt haer, en zelden vormen zij een geheel: Ook heeft er in alle een verveelende eentoonigheid plaets. Otho Venius heeft volkomen het voorkomen van een Italiaenfchen Schilder, welke zich ook in de Nederlandfche fchool geoefend heeft. Hij heeft de eer gehad van den beroemden rubbens te onderwijzen, en deeze heeft aen hem zijne kundig, heid in het licht en bruin voornamenlijk te dan,, ken. Venius heeft een boek met minnebeelden in 't licht gegeven, waer in de Cupidoos ongemeen £ 3 iraeij  fa VERHANDELING fraeij gegraveert zijn. Zijne Prenten uit de fabel» gefchiedenis zijn van minder waerdij. Galestruzzi was een uitmuntend kunftenaer. Hij heeft eene groote vastheid en netheid, in zijne trekken. Zijne tekening is goed,zijne hoofden wel behandeld, en zijne kléedijën zeer fraeij. Hij heeft eenige ftukken naer het antique geëtst, waer van fommige zekerlijk maer middelmatig zijn. De beste der Prenten welke ik van hem gezien heb, is een lange fmalle prent, verbeeldende de Hifiorie van Niobe, naer Polidoor. Meilan graveerde in een grillige en vreemde manier. Hij maekte zijne fchaduwen alleen door evenwijdige trekken , welke hij zeer fraei, op allerlei wijze, rondsom de muskelen zijner beelden, en de plooijen zijner kléedijën heen wond : deze manier is zacht en teder, maer heeft geene fterkte, en doet weinig uitwerking. Zijne zamenftellingen vormen zelden een geheel, maer zijne enkele beelden zijn doorgaens fraeij. Zijne heiligen en zijne ftandbeelden zijn , over't algemeen,zijne beste ftukken. In verfcheiden van de eerfte is zeer veel uitdrukking, en zijne kléedijën zijn dikmael onvergelijklijk fchoon geplooit. Een zijner beste Prenten heeft tot bijfpreuk, per fe furgens; en de bijfpreuk van een andere zeer goede Prei t, beftaet in dit zonderling gezegde van augustinus; Egt Evangelie non crederem, tiifi me catholica commove- rit  ovi* PRENTEN. yt rit autorit as. Het Christus hooft, 't welk hij door ééne omloopende trek gemaekt heeft, is een meesterlijk ftuk, maer teffcns zo wel een bewijs van zijne grilligheid, als van zijne bekwaemheid. De geëtfte Prenten ran Ostade zijn, even gelijk zijne fchilderij en, verwonderlijke natuurlijke af beeldingen van geringe levensftanden. Haer verdienften beftaen in een groote mate van grappigheid en uitdrukking, doch buiten dit is er niets in, onze opmerking waardig. Zijne zamenftelling is in 't gemeen maer middelmatig, en zijne uitvoering verdient in 't geheel gééne aenmerking. Enkele reifcn Ziet men eenige uitwerking van het licht. Cornelis Bega etfte zeer veel in de manier vaa. ostade ,• doch met meerder vrijheid. Men vind in de Ontwerpen van van Tulden niets van de gewone denkwijze der meeste Nederlandfche Meesters, dezelve fchijnen veel eer in den antiguen fmaek gevormt, en zijn zuiver, fierlijk en welgefchikt. Zijne manier is meerder vast en dui« delijk dan vrij en geestig. Het voornaemfte zijner werken is De Reife van Ulysfes in agt en vijftig platen : men vind in dezelve eene groote verfcheidenheid van fraeije ftanden, uitmuntende characters van hoofden, en een goede tekening, en de uitwerking van alle deeze goede hoedanigheden wordt dikwerf nog vermeerderd door goede groepen, maer zijne kléedijën zijn zwaermoedig. Jossr Parocelles was een Battailje Schilder van E 4 Lo*  li VERHANDELING Lodewijk xiv, hij etfte verfcheiden prenten naef zijne eigen ontwerpen. De beste derzelve zijn agt kleine veldslagen ; doch deze komen zelden voor, vier daer van zijn grooter dan de overige, en onder deze is de Feldjlag, en liet uitfchudden der dooden zeer fraaij. Onder de vier kleinere wordt die, welke de Vesper genaemt is, voor de beste gehouden. Zijne manier isruuw, vrij, en meesterachtig; en hij is zeer kundig in de behandeling van het licht. Het grootfte werk 't welk hij ondernomen heeft is het teeven van Christus in een reeks van Prenten, doch dit is een onnacuwkeurigenhacstigopgemaektwerk* De meeste dezer prenten zijn niets meer dan fchetfen, en vele derzelver zijn, zelfs in dit licht befchouwt, flegt; doch de vrijheid van zijne behandeling is zelfs in de flegtfte behaaglijk. Dc beste derzelver zijn de 14de, i?de, 19de, zifte, S-SJte, 3Q/!et 4-ifte, 42/ie, cn 43/?e. V. l k Febre heeft vele ontwerpen van titiaen en julio romano, op een jammerlijke manier, geetst. Zijne tekening deugd niet; zijne kléedijën zijn klittig, zijne lichten zijn liegt bewaert en zijne uit' voering is zeer onaengenaem : en niettegenftaende dit alles, vindt men zijne prenten in voorname Kabinetten. Bellang e's Prenten zijn zeer uitvoerig, en zijne behandeling is gantsch niet kwaed. Zijne beelden hebben een zweemfel van bevalligheid , en zijne  over PRENTEN. ff Zijne lichten z'jn tamelijk wei gekoppeld. Maer zijne hoofden ftaen niet regt op hunne rompen; zijne uiterfte deelen zijn onnaeuwkeurig getekend ; en de evenredigheid is , in zijne beelden , flegt waergenomen; in 't kort zijne gantfche tekening is zeer üegt. Claude Gillot was een Fransch Schilder, die , zich door een Medekunstenaer overtroffen vindende , het penfeel vaerwel zcide , en zich geheel aen het etfen overgaf. Zijne onderwerpen zijn gemeenlijk allerlei danfen en rinkelroojerijè'n , verfiert met Saters, Nymfen, cn Faunen: en hij heeft een nieuw foort onder deze wezens ingevoerd, door de brzondere opflag, welke hij aen de oogeri ziiner Sijlvacns gegeven heeft. De vindingen en invallen van dezen Meester zijn zeer behaeglijk, en zijne zamenftelling is veeltijds goed. Zijne manier is zeer luchtig: en dit is het beste, dat ter verfehooning van zijne llegte tekening gezegt kan worden. Watt eau heeft groote gebreken, maer ook groote verdienden. Hij vloeid over van al dat geflodder, en die gemaektheid, welke een zeer onacngenaem gebrek in de meeste Franfche Schilders is. Doch men moet te gelijk erkennen dat hij goed tekende , bevalligheid cn teerheid aen zijne beelden gaf, en zijn licht veeltijds zeer fchoon deed werken. Ik fpreek hier voornamentlijk van die prenten welke door anderen naer zijne fchilderijen ge. graveert zijn. Hij heelt zelve eenige weinige prenE 5 ten  VERHANDELING ten, in een lugtigc" trant, geëtst, welke zeer vrij en fierlijk behandelt zijn. De beste derzelver worden gevonden in een klein boekdeel vol beelden, welke veelerïeij Handen en kleedingen vertoonen. Cornklis Schut munie voornaHicnlijk uit in de uitvoering, en fomtijds ook in het zamenftellen, doch hij hadt geen kennis van het bevallige, en Leeft over 't geheeel weinig verdienfte. Wilhelm Baur.'s manier van etfen is zeer vrij en geestig. Zijne grootfte prenten zijn Hiftoriëel. Veele der veldflagen en belegeringen, welken Vlaenderen in de zestiende eeuw verwoesteden, zijn door hem in plaet gebragf. Het kan zijn dat derzelver afbeelding naeuvvkcurig is, en vvaerfchijnlijk is dit zo, maer het zijn eerder plans dan fchilderkunftige verbeeldingen ; en zij bezitten , buiten de hiitoriefche waerbeid, en de vrijheid der uitvoering, weinig,*! welk haer aenbeveelt. De beste prenten van jtaua zijn fommige characters van verfchillende Volkeren, waer in hij de bijzonderheden zeer wel waergenomen heeft. Zijne Oridius is een elendig Cegt werk. Coïpel heeft ons eenige weinige prenten, door hem zelf geëtst, nagelaten. De voornaemfte derzelver is een Ecce Homo , welke zeer geestig behandeld is. Hij heeft ook verfcheiden van zijne eigene ontwerpen eerst zelf geëtst, en de plaet ver* volgens door de graveerders laten opmaken. Waer1'chijnlijk heeft hij hun werk nagezien, dochdepren- ten  over PRENTEN. 75 ten zouden zekerlijk beter geweest zijn , indien wij Ze zuiver van zijne eige etsnaeld ontvangen hadden , het gene dezelve dan in kracht verlooren mogteri hebben, zoude door de meerdere geestigheid rijkelijk vergoed zijn. Pic art was een derverfiandigfte Graveerders, welke Frankrijk ooit voortgebragt heeft. Onder die zijner werken, welke onzen aendacht hetmeefte bezig kunnen houden, moeten boven al zijne Navolgingen gerekend worden. In zijnen tijd viel de fmaek alleen op de werken van oude Meefters , en men verwaerdigde zich niet om de werken van hedendaegfche of nog in leeven zijnde Meeftcrs, met eenige oplettejiheid te befchouwcn. Picart, geftoord over dit onverftandig vooroordeel, etfte fommige ftukken in den fmaek der oude Meeftcrs, en flacgde hier in zo gelukkig, dat hij die Meeftcrs, welke hij nabootste, meest al in hunne bijzondere uitmuntenheden overtrof. Deze prenten werden aengezien en bewonderd als echte werken van gui. do, rembrand, en andere, welke hij nagebootst hadt. Na dat hij zich naer zijn genoegen met dit onfchuldig bedrog vermaekt hadt , gaf hij deze prenten uit onder den tijtel van Impostures innocentes. — Wat pic arts eigen manier aenbelangt, deze is zeer uitvoerig , doch tefFens rijk, ftout en geestig. Zijne prenten zijn doorgaeus klein, en de meefte derzelver zijn, naer de ontwerpen  Jrs VERHANDELING pen van andere Meefters. Een van de beste dezef prenten is die, welke gemaekt is naer die fchoone Ordonnantie van pqussin, in welke de Waerheid door den Tijd, aen de Nijd ontrukt wordt. Onze landgenoot arthur pond flacgde verwonderlijk in die manier van navolging, welke men Prenttekcning noemt. Hij heeft verfcheide zeer verdienstelijke prenten in deze manier geëtst , bijzonderlijk twee ovale Landfehappen naar sa l vator , een Aep in roodaerde naer c a r- rats, -— twee of drie ruïnen naer fanine, en meer anderen , alle even uitmuntend. Doch deze manier van Prenttekeningen te maken, is allergelukkigst geoeffend door den Graef cayius, een zeer fchrander fransch Edelman , wiens werken van deze foort verfcheidene deelen uitma. ken. Hij hadt, ten dezen einde , het Kabinet des Konings van Vrankrijk tot zijn gebruik, en hij heeft in het zelve bijnaer geen éënig Meefter van eenigen naem overgellagen, van welkers tekeningen hij ons, geene uitmuntende proeven verfchaft heeft. Zo dat, in geval ervan de werken dezerMeeilers niets meerder overig was dan het gene in het Prentwerk van den Graef ca ylus gevonden wordt, wij echter zeer wel in ftaet zouden zijn om ons een goed denkbeeld van dezelve te vormen. Hij is zo bekwaem in het navolgen der verfchillende manieren, dat hij ons even gemaklijk een' bevalljgen omtrek van  over. PRENTEN. ff van rafael, eene ruwe fchets van rembrand, en een keurig teder portret van van dij e vooroogen fielt. Le Clerc was een uitmuntend Graveerder, hoewel voornamenlijk in den kleinen flijl. Hij heeft, in 't klein, Alexander en Lodewijk XIV.vereeuwigt. Zijne ontwerpen overfehrijden zelden de afmeting van zes duimen in 't vierkant, doch binnen deze palen kan hij zeer behendig twintig duizend man optekenen. Buiten callot en de la Bella kon geen Kunftenaar kleine beeldjes zo geestig behandelen; ook fchijnt hij caliot's manier gevolgd te hebben ; doch zijne trekken zijn minder vast en meesterachtig. Petrus Bartoli etste in een vrijen fmaek, doch zijne manier is niet behaeglijk. De Gallerij van Latifrank is het voornaemfte zijner werken. Jakob Frey graveerde verwonderlijk fchoon. Hij vercenigde de fterkte en zachtheid in eenegroote mate te zamen , en geen Graveerder drukte im4 mer de kracht van het fchilderij zo wel uit dan hij. Hij heeft ons de klaerfte denkbeelden van verfcheïden der beroemdfte Meefters gegeven. De tekening en uitdrukking van het oorfpronkelijke wordt door hem zeer wel bewaert, en dikmaels verbetert hij deszelfs uitwerking. In zijne manier is eene rijkheid, welke zeer behaeglijk is. Men ziet zijne kunst op 't volmaekfte, in eene treffelijke prent naer mARAï, getijtelt, Incompectuangelorumpfallamtibim Pv  ?8 VERHANDELING . R. van Ouoenaerd kopieerde veel ftukken naef C. marat en andere meesters, in een ftijl welke zekerlijk vrij minder was dan die van J: Freïj; (wiens rijke uitvoering hij niet bereiken kon,) doch echter niet zonder fierlijkheid. Zijne manier is zuiver en uitvoerig, maar zonder uitwerking. Zijne tekening is goed, maer zijne lichten zijn klittig. S. Geubelin is een zeer oplettend en arbeidzaera graveerder. Zijne genie is niet zeer uitgebreid, maer hij is pijnlijk naeuwkeurig. Zfne werken zijn meest al klein, en de voornaemfte derzelvenzijnzijne kopijen van het Bankethuis te Whitehall, en van de Cartons, Zijne manier is ftijf, maer hij heeft echter de geest van zijne origineelen zeer wel weten te bewaren. Er zijn geene kopijen van de Cartons welken zogoed zijn als de zijne: doch het is jammer dat hij dezelve niet in een grooterformaet gegraveert heeft. Le Bas etfte in eene klare, duidelijke en vrije manier. Hij kopieerde voornamenlijk de werken van teniers, wouwerman en bsrchem ., en heeft dezelve groote eere aengedaen. De beste zijner Prenten zijn die, welke hij naer berchem gemaekt heeft. De geëtfte werken van bisschop hebben iets dat zeer behaeglijk is. Zij zijn luchtig en vrij, en bezitten echter fterkte en rijkheid. Veele van zijne ftandbeelden zijn goede beelden : de tekening is fomtijds niet zeer net, maer de uitvoering is altijd zeer  oVsr PRENTEN. fy Zeer fchoon. Veele van de Prenten in zijn Tekenboek zijn ook goed. De grootfte van zijne afzonderlijke prenten, is de verbeelding van Jofef tn Egipte: Ia de zelve zijn vele misdagen zo in de tekening alsïn de uitwerking, waer van fommige op zijne reke-' ning, en fommige op die des meesters, welke hij kopiieerde , gefield moeten worden: doch het is echter over 't geheel een bchaeglijke prent. Francis. PeuRiERwas de z^on van een goudfmit in het FranschCompté. Hij hadt zich geheel aen een ongebonden leeven over gegeven, en toen hij doof zijn degtgedrag genoodzaekt was z:jns Vaders huis te verlaten, voerde zijne neiging hem naer ltalien. De wijze op welke hij derwaerd reisde was zeerzonderling. Hij vergezelde een blinden bedelaer, met wien hij over een kwam, dat hij hem leiden zoude voor de helft der aelmoefen welken zij zouden ontvangen. Te Rome leide hij zich toe op het fchllderen, en maekte grooter voortgangen, dan men van zijn losbandig leeven kon verwagten. Hij gaf eene groote verzameling van ftandbceldcn cn andere oudheden in het licht, welke in eene vrij meesterlijke manier geëtst zijn. De tekening is veeltijds onnaeuwkeurig, maer de houdingen zijn wel verkoren , en de uitvoering is geestig. Veele derzelver fcliijnen in haest opgemaekt te zijn , doch aile dragen merktekens van genie. .Marot, de bouwmeester van Koning Willem UI, heeft ook eenige ftandbeelden geëtst in eene vrij mees-  8a VERHANDELING meesterlijke manier. Alle zijne werken zijn in de daed verwonderlijk uitgevoerd, doch dezelve beitaen meest al in fieradien, welke tot zijn beroep bchooren. Fran. Koeitiers etste in een ftoute manier, en met vrij veel geestigheid, maer er is eene hardheid in zijne omtrekken, welke oiiaengenaem is, alhoewel dit weinig in'toog loopt, door dien zijne tekening over 't a'gnmeen goed is. Weinig kunstenaers hebben een op een pakking van beelden zo wel be. handeld, of dezelve, door eene welgefchikte verdeeling van het licht, beter doen werken. Men ziet eenige voorbeelden van deze verftandigc behandeling in de kruisdraging en in de kru jiging, welke de twee voornaemfte zijner Prenten zijn. N.kolaes Dorrigny was opgeleid tot een Rcgts« geleerde , maer maektegeen opgang voer dc Regtbank, waer op hij zich aen liet fchilderen begaf, en zich vervolgens op het graveeren toelcide. Zijn voornaemfte werkfiuk is de Gedaente verandering. Deze Prent noemt de Hr. addissom de edcllle Prent der wereld, en het is ook onteg^eggelijk een treffelijk werkftuk, doch dorrigny fchijnt 'er al zijn genie op uitgeput te hebben, want hij maekte naderhand niets dat waerdig was om in eene verzameling bewaerd te worden. Zijne Cartons zijn zeer armelijk; hij graveerde dezelve in zij. nen ouderdom, en was verpligt om medehelpers te gebruiken, doch deze voldeden niet aen zijne verwagting. POR-  ovï* PRENTEN. y. PORTRET SCHILDERS. Ond er de Portrctfchilders behoort rembrand het eerst genoemd te worden. Hij heeft, in zijne hoofden, de natuur verwonderlijk naergevolgd; 'er is eene onbefchrijdijke uitdrukking en characteri" zering in, en mogelijk zijn dezelve de beste van zijne werken. Van Vliet volgde Remb8anü's manier, en heefthemin verfcheidenopzichten overtroffen. Sommige z'jner hoofden zijn overtreffend fchoon. De kracht, welke hij aen iedere wezenstrek geeft, de rondheid der muskels, de geestigheid der uitvoering , de fterke uitdrukking van het characler, en de uitwerking van het geheel, zijn alle verwonderlijk fchoon. J. Lievens etste in den zelfden fmaek; zijne hoofden z'jn zeer geestig behandeld, en verdienen een placts in dc beste verzameling van Prenten; alhoewel zij zekerlijk minder zijn dan die van van vliet. — Van vliet cn lievens etsten ook eenir ge hiftoriëele Prenten, inzonderheid de laetstge» noemde; wiens Lazarus n.aer rembrand een trefF fe-  I* VERHANDELING felijk ftuk is, doch hunne Portretten maken het beste gedeelte van hunne Prenten uit. Wij moeten, onder de navolgers van rembrand onzen Landgenoot woedlidoe niet vergeeten te melden. Hij heeft de manier van dien Meester op eene ve nuftige wijze naergevolgt, en dezelve fomiijds verbetert. Niemand verftond het tekenen van een hoofd beter. — Zijne kleine Prenten naer antique gefteentens zijn ook net en meesterlijk. VeelevanvAN djjks eige geëtste Prenten ftrekken hem tot eere. Men ontmoet dezelve voornacmlijk in eene verzameling der Portretten van beroemde kunstenaers, om welke te doen graveeren, van dijk de onkosten droeg. Dezelve zijn maer lugtig geëtst, doch dragen echter duidüjke blijken van eene meesterlijke hand. Het Portret van Lukas Forfterman is een der beste. Het is vrij waerfchijnüjk dat van dijk de tekeningen voor alle deze Portretten gemaekt heeft, want men kan in allen zijne manier befpeuren. Er gaet een vrij uitvoerige geëtste Prent van een Ecce Homo, op den naem van dezen meester uit. Dezelve is over 't geheel wel vrij goed, maer voldoet echter niet aen het gene men van een van dijk mag verwagten. Wij hebben insgelijks eenige weinige Portretten door den Ridder Peter Lely geëtst, doch er is niet veel bijzonders in dezelve. R. White was de voornaemfte Portret-graveerder  ©vb* PRENTEN. |3 derten tijde van Karei den tweede; doch zijne Portretten zien er ellendig uit; men zegt datde gelijke» nis goed was, en dit kan waer zijn; maer het zijn echter zeer (legt behandelde Prenten. De namen van becket en simons zijn bijna niet waerd gemeld te worden. Zij waren de éénigfta Zwarte kunst fchrapers van hunnen tijd, en dit alleen is de oorzaek, dat zij eenigen nacm verkregen hebben. White de zwarte kunst fchraper, en zoon van den Graveerder, was een kunstenaer van groote verdienfte. Hij kopieerde de werken vau G: Knelier, en men verhaeld, dat hij denzelven zodanig met zijne proeven plaegde, dat deze hem het huis verbood. Zijne Zwarte kunst prenten zijn zeer fchoon. Bapttste, Wing, Struges, en Hooper zijn alle verwonderlijk fchoone prenten. Hij zelf was gewoon te zeggen, dat de oude en jonge Parr de beste Portretten waren, welke hij immer fchraepte, zijne manier was ten zijnen tijde hem nog maer al. leen eigen, maer naderhand is dezelve ook door andere Meesters gevolgt. Dezelve beftond hier in, dat hij zijne plaet eerst etfte, en daerna fchraepte, en hier door behouden zijne platen, tot het laetfte toe, eene geestigheid, welke in de laetfte afdruk' ken van andere zwarte kunst platen zelden gevon. den wordt. Smith was een leerling van becket: doch hij overtrof wel ras zijnen Leermeester. Hij werdt F a voor  VERHANDELING voor den besten zwarte kunstfchraper zijnes tijds gehouden, hoewel hij mogelijk minder was dan white. Hij heeft eene groote verzameling van - Portretten nagelaten; die zo talrijk zijn, dat zij dikmael twee dikke folio banden vullen. Hij kopieerde dezelve naer kneller, in wiens huis, men zegt, dat hij een bijzonder vertrek tot zijnen dienst hadt. r— Lord Sommers was zo ingenomen met de werken van dezen meester, dat hij zelden reisde zonder dezelve in zijne koets mede te nemen. — Onder zijne beste prenten rekent men twee Heilige Famieljes, de Portretten van Anthonij Leigh, Maria Magdalena naer Schalken, Ladij Elifabeth Cr omwel ter halver lijf, De Hertog van Schomberg te paard, De Gravin van Salisburij, de Beeldhouwer Gibbon, en een zeer fraije Valkenjagt naar T. wijk. —Doch hoe fraeij deze prenten ook zijn, moet men echter toeüaen, dat dezelve moeten wijken voor die gene , welke de tegenwoordige zwarte kunts fchrapers ons leveren. M el lans portretten zijn het minfte van zijne werken. Zij zijn zonder kracht, geest, of uitwerking. Pitteri heeft onlangs een ftel prenten , beftaende uit hoofden naer piazzetta, uitgegeven. Dezelve zijn in den ftijlvan mellan, doch in een veel fraejer fmaek , zo in de zamenftelling, als in de behandeling , en hoewel hij , even gelijk mellan, zijne attféringen nimmer overkluist, heeft  ovln PRENTEN* % heeft hij echter meerder kracht en geest aen zijne hoofden weten te geven. De hoofden van j. mor in zijn op eene zeerbij» zondere manier gegraveert. Dezelve zijn geflippeld met het graveerijzer op de wijze van zwartekunst, en hebben eene goede uitwerking. Zij zijn krachtig en tcffens zacht. Over 't geheel genomen zijn er weinig beter portretten. Guidio Bentivo' lius naer van dijk is een der beste van dezelve. j. lutma heeft zijne hoofden op dezelve wijze behandeld: hij deedt dit, zo onsverhaeldwordt met een foort van een beitel en een beuk - hameitje! Zijne hoofden zijn minder dan die van Morin. doch echter niet zonder verdiende, j Edm. marmion etste eenige weinige Portret* ten in de manier van van dijk, en waerfchijn* lijk naer denzelven. Zij zijn gemaklijk en vrij behandeld. Hij heeft zijnen naem maer alleen onder één derzelven ge (leid. De Hoogduitfche Graveerder wolfgang be« handelde het graveerijzer met zachtheid en keurigheid, en teifens bcwaerde hij eene aenmerkelijke mate van geestigheid : doch zijne werken zijn fchaers , en ik mack deze beoordeeling indedaed alleen naer dén enkel Portret , te weten dat van H«et, de Bisfchop van Avranches , 't welk het eenige is, dat ik van hem gezien heb. D r e v e x's Portretten zijn net en fierlijk , doch F 3 ter»  85 VERHANDELING ten uiterften zwaer bewerkt. Dezelve zijn naer r i g a u o en andere Franfehe Meesters gekopijcerd, en zijn opgevuld met al dat geflodder van eene on. geregelde kleedij , welke zo ftrijdig is met de eenvoudige en zuivere, denkbeelden van den goeden fmaek. Drevet muntte voornamenlijk uit in het kopijëeren van rigauds kleederkraem , gelijk kanten, galons, zijde ftoffen, fluweel, bonten,en andere verfierfels der kleedije. Richaroson heeft verfcheidenhoofden,voor Mr. Pope en andere zijner vrienden geëtst- De« zelve zijn higtig behandeld, doch geven echter blijken van de geestigheid des Meefters. Het profil van Pope is het beste derzelven. Vertue was een goed oudheidkundige en een man van verdienden , maer geen Kunste. naer. Hij kopijëerde met eene pijnlijke naeuwkeurigheid , in eene drooge onaengename manier , zonder kracht of vrijheid. Men zal , onder alle de hoofden , welken hij gcmaekt heeft, naeuwlijks zes , welke goed zijn , kunnen uitzoeken. De zwarte kunst fchraper faber was een gelijkzoortig kunftenaer. Onder de Prenten , welke hij heeft uitgegeven , zijn wel geene zeer ilegte, doch echter verdienen weinige derzclve een plaets in eene verzameling. Het Portret van Ms. Collier is een zijner beste prenten , en ook vrij goed. Ms. Cellier leunt, in dezelve , regens een pijlaer , op wiens  over PRENTEN. 8? wiens voetftuk het geval van den gouden appel gegraveerd is. Hou brak en is een man van genie. Onder zijne Engelfche portretten zijn er verfcheiden, welke op zijn minst gelijk ftaen met de beste portretten, welke in die manier gegraveerd zijn. Zodanig zijn, bij voorbeeld , de Portretten van Hamden, Schomberg, de Graef van Bedfort, en bijzonderlijk de Hertog van Richmond, en meer anderen. Doch men moet teffens erkennen, dat er onderzijnePrenten ook veele flegte zijn. In zijne beste is eene verwonderlijke vereeniging van zagtheiden vrijheid; en geen Graveerder maekte immer iïerlijker en vloejender trekken. Onze Landgenoot frij heeft eenige weinige zeer fchoone hoofden in zwarte kunst gefchraept. Zij zijn alle naer het leeven gekopijeerd, en zijn zeer zagt en geestig, maer zonder kracht. De zwarte kunst is niet gefchikt voor zulk een kloeken werk, als zijne hoofden zijn. F 4 BEES«  H VERHANDELING BEESTEN SCHILDERS. T) J->e genie van berchem isregt herderlijk, en ftelt ons de aengenaemfte tooneelcn van het Landleeven voor oogen. De eenvoudigheid der Arkadifche leevenswijs wordt nergens beter , dan in zijne werken, afgebeeld. De verzameling van de Prenten , welke naer zijne Ontwerpen gemaekt zijn , is zeer uitgebreid. Onder dezelve zijn veele door hem zelf, en veele door andure Meesters geëtst. Die , welke hij zelf geëtst heeft, zijn Jugtig, doch meesterlijk behandeld ; en zijne uitvoering is onnavolglijk. Zijne Beesten , welken altijd de voornaemfte voorwerpen in zijne ftukken zijn, zijn wel getekend, verwonderlijk gecharacterizeerd , en over het geheel wel gegroept. Weinig Schilders munten zo zeer uit in het zamenftcllen, dan berchem doet; doch men vind hier van meerder voorbeelden in de prenten, welke door anderen naer hem gemaekt zijn , dan in die, welken hij zelf geëtst heelt. Er zijn onder zijne eigen geëtste prenten eenige kleine met enkele fchapen en bokken, welke zeer hcog gewaerdeerd worden. Nim.  over PRENTEN. «9 Nimmer vertoont zich j. visscher voordeeKgerdan als hij berchem kopijeert. De uitmuntende ichoonheid zijner tekening , en dc vrijheid zijner uitvoering, zetten zijne prenten eene groote wacrde bi] ; en dezelven hebben meerder het aenzien van origincelen, dan van kopijen. Hijveritaet beide het etfen en het graveeren meesterlijk. Zijne lugtigfte geëtste prenten , fchoon maer kopijen, zijn het werk van eeu Meester , en als hij het graveerijzer gebruikt, weet hij fterkte en vastheid bij de onbepaelde vrijheid en geestigheid te voegeiu Hij hadt eene volkomene goedkeuring verdiend, ware hij niet gebrekkig geweest in de verdeeling van het licht : en het is meer dan waerfchijnlijk, dat hij deszelfs werking, in de fchilderijën , welke hij in plaet bragt, niet opgemerkt heeft. Danker Dankerts heeft Berchem ook uit. muntend gekopijeert. Alles wat van visscher gezegt is, kan ook van hem gezegt worden, en mogelijk op nog fterker wijze, maer hij was ook, even gelijk visscher; gebrekkig in de behandeling, van het licht. Honoius was een Rotterdammer van geboorte, maer het grootfte gedeelte van zijn leeven heeft hij in Engeland doorgebragt. Hij lag zich voornamenlijk toe op het fchildercn van beesten, en was vrij in Zijne behandeling, maer zeer bont in zijn Koloriet, onnaeuwkeurig in zijne tekening, onkundig in de werking van het licht, doch zeer groot in de F 5 - uit-  po VERHANDELING uitdrukking. Hier door zijn 'zijne Prenten beter dan zijne Schilderijen; want in dezelve ziet men zijne voornaemfte uitmuntendheid met minder gebreken vergezeld. Dezelve zijn zeer geestig in uitvoering. en verwonen zulke fterke verbeeldingen van dierelijke woede als ergens, buiten de natuur zelve, gevonden worden. Zijn Gejaegde Wolf is in dit opzicht een verwonderlijke Prent. Du Jardin was misfchien de kundigfte van alle Schilders in de ontleedkunde der huis-of tamme dieren. Zijne tekening is verwonderlijk naeuwkeurig, en echter ziet men 'er de vrije behandeling van den Meester in. Hij volgde de Natuur wel rtrikt, maer niet flaefsch, na, en hij geeft ons niet alleen de juiste gedaente , maer ook de characteristike bijzonderheden van ieder dier. Hij is ver af van zijne dieren met zulk eene woeste Woede te bezielen, gelijk hondius deedt. Zijne genie is van veel zachtmoediger aert, en vertoont in alles ftilte en rust. Zijne honden, van de jagt weder t'huis gekeert liegen op hun gemak uitgeftrekt, cn de vermastheid, welke door een heete zomerlucht veroorzaekt wordt, heerscht gemeenlijk door alle zijne ftukken. Zijne zamenftelling is zeer fchoon, en zijne uitvoering net en teffens geestig. Zijne Prenten maken te zamen een getal van ruim vijftig ftuks, en onder dezelve zal men naeuwlijks eene flegte vinden. De jagtpartijen van rubbens overtreffen ontwij. fel.  over PRENTEN. ot felbaar over 't geheel alles wat 'er van dit foort van fchildcrftukken is. Dezelve hebben meerder uitvinding en een grootfcher fmaek van zamenftelling dan wij ergens anders aentrefFen. Ik fchik dePrenten, welke naer dezelve gemaekt zijn, onder den naem van ruebens, vermids zij door zo veelerlei Meesters gegraveerd zijn, dat men hen onder geenen anderen naem vereenigen kan. Deze Prenten zijn alle flcgte kopijen der fchilderftukken, waer naer zij gemaekt zijn , en gelijken naer dezclven, als de fchaduw naer het lichaem. Men ziet iets van de gedaente , maer de uitvoeaing is geheel verlooren. En wij behoeven in 't geheel niet te twijfelen, of de lompheid, het opgefmukte en het misvormde der characters, welken wij overal in deze prenten ontmoeten, zijn, in de origineelen, ftoute verkortingen, fterke werkingen van het licht en treffelijke blijken van uitdrukking. Doch het is even moejelijk om den geest vau rubbens in de kopijen te brengen , als om die van pindarus te vertalen , want beide vervliegen onder het overbrengen. De zamen Hellingen van wouwerman zijn ge. meenlijk met allerlei klein bijwerk vol gedopt. Hem ontbrak een gezuiverd oordeel om deze overtolligheden te verbeteren, en hier door is er geen eenvoudigheid in z'jn werk — Visscher was de eerlle, welke prenten naer zijne dukken gegraveerd heeft. Deze verkoor alleen eenige weinige goede ontwerpen, en voerde dezelve meesterlijk uit. Vervol-  P* VERHANDELING volgens heeft het moyreau ondernomen, ener eene uitgebreide verzameling van in 't licht gegeven. Zi'ne prenten zijn zeer uitvoerig, en met meerder zachtheid, dan geestigheid behandeld* maer hebben echter een goed voorkomen , en verfchaffen eene groote verfcheidenheid van vermaeklijke gezichten en vertooningen , als Kavalkades, Optogten, Jagtpartijën, en Kampementen. Rosa van Tivoli etste in een vrij uitvoerige manier. In zijne zamenftelling en uitvoering behoeft hij voor niemand te wijken, en daerboven is hij zeer kundig in de behandeling van het licht; Zijne ontwerpen zijn alle in den herderlijken fmaek, doch veeltijds is er iets van het heldhaftige onder gemengt, 't welk zijne zameufteUingcn des te meerder aengenaemheid geeft. Zijne prenten zijn fchaers, doch, al waren dezelve gemaklijk te bekomen, zouden zij echter waerdige prenten blijven. Stefanus de la Bella kan onder de Bcestcnfchilders geteld worden; fchoon weinig van dit foort zijner werken ecnigen anderen lof verdient, dan die van fierlijk uitgevoerd te zijn. Zijne beesten zijn in 't algemeen niet goed getekend, en niet goed gecharacterizcerd ; fommige koppen van kameelen en drommedarisfen zijn het beste , dat er onder dit foort van zijne werken gevonden word. Anthoni tempesta heeft verfcheidene pi-enten met enkelde paerden en ook van jagtpartijën geëtst. Hij geeft eene groote uitdrukking aen zijne  over PRENTEN. 93 zijne dieren , maer zijne zamenftelling is, in deze prenten , meer dan gemeen flegt: ook is in gééfte derzelver eenige uitwerking van het licht. J. Fijt heeft eenige weinige Beesten geëtst. Men ziet in dezelve, behalven zijne manier van tekenen , ook iets van die onnavolgbare kracht en geest, welke in zijne fchildcrijën doorilraelt. Doch hij heeft alleen eenige weinige op zich zeiven ftaende voorwerpen geëtst, maer niets, waer in hij zijne ervarenheid in het zamenftcllen, en in dc behandeling van het licht, laet blijken , en in beide deze ftukken was hij zeer kundig. Men ontmoet fomtijds in zeer keurlijkc Kabinet' ten eenige weinige geëtste prenten van Cuip. De fchilderijen van dezen Meefter munten uit in kleur, zamenftelling, tekening, en uitdrukking van de characters. Zijne prenten hebben ook alle deze uitmuntenheden, uitgezonderd de eerfte. Pieter de La er. heeft verfcheidene kleine prenten met paerden cn andere dieren geëtst. Dezelve zijn wel gecharactcrizeert , en in eene (route en meeftcrlijke manier uitgevoerd. Sommige derzelver zijn enkele beelden. In de zamenge[telde is zijne zamenftelling over 't algemeen gced, en hij doolt zelden in de verdeeling van het licht , 't welk hij veeltijds zeer aengenaem laet werken, en zijne tekening is gemeenlijk ook goed. Pieter Sroor kwam, met de Koningin Katharina van Lisfabon, naer Engeland, en trok aldaer de  VERHANDELING de verwondering tot zich, tot Wijk's overtreffende kunstverdienften de zijne verduifterden. Hij heeft een Beek met paerden geëtst. Dezelve zijn in 't algemeen naeuwkeurig getekent, natuurlijkgecharacterizeert, en geestig behandeld; en hierom wordt dit werk ook zeer hoog gefchat. De Leeuwen van rembrand zijn in zijne gewone manier geëtst, en de opmerking van een kundig liefhebber waerdig. De Leeuwen van blotelino zijn zeer uitvoerig, maer meerder net dan geestig. Paulus Potter heeft verfcheidene prenten met koejen en paerden, in eene meesterlijke manier,geetst. Zijne manier is in de daed beter dan zijne tekening, welke, vooral in zijne Schapen, maerzeer middelmatig is, en nergens characlerizeert hij hen met eenige naeuwkeurigheid. De geëtfte werken van barlovv zijn talrijk, en het grootfte derzelve is zijne opheldering van Efophus. Schoon de zamenftelling en manier van dezen meester geen van beide uitmuntend zijn, is er echter iets behaeglijks in. Zijne tekening is maer middelmatig; en geene zijner dieren vertoonen hun natuurlijk character. Zijne vogels over 't algemeen zijn beter dan zijne viervoetige dieren. Flamen heeft verfcheidene Prenten met vogels en met visfehen geëtst. De eerfte zijn liegt, maer de laetftc zijn de beste prenten van dat foort, welke voor handen zijn. Hol-  öve* PRENTEN. 9J Hollaerd heeft verfcheidene prenten met Beesten uitgegeven; en voor zoo ver dezelve misfchien onder de beste van zijne werken behooren, komen zij des te meerder in aenmerking. Twee of drie kleine prenten met Huisvogels, Eenden, Houtfneppen en ander Wild zijn vrij goed. Zijne fchulpen en Vlinders zijn zeer fraei. Ik zal dit berigt wegens de Beesten-Schilders befluiten, met een der grootlte van dezelven, namenlijk met ridinger. Hij is wel nog in leeven, doch vermids hij in dit ftuk zo zeer uitmunt, kan ik hem niet met ftilzwijgen voorbijgaen. Deze Meester drukt de characters der dieren , vooral die van de wildfte foorten, zeer fterk uit. Zijn werk kan voor eene Natuurlijke Hiftorie dienen. Hij voerdt ons in de Wouden bij de Be eren en Tijgers, en hij befchrijft hunne gedaente, verblijfplaets en levenswijs met al de naeuwkeurigheid van een Natuurkundigen. Zijne zamenftelling is over 't algemeen fraei, en hij vormt gewoonlijk een aengenaem Geheel. Zijne landfehappen zijn ook fchilderachtig en ro« manesk, en voegen zeer wel aen de onderwerpen, welke hij behandeld. Maer aen de andere zijde moet men bekennen dat zijne manier zwaermoedig en zonder vrijheid is. Zijne menfchenbeelden vertoonen zelden eenige geestigheid ; zijne paerden zijn mistekend en liegt gecharacterizeerd ; en zijne tekening in 't algemeen is indedaed niet zeer net. Zijne prenten zijn veeltijds de afbeeldingen van we - zend-  05 VERHANDELING lijkc gebeurtenisfen; cn de bijzondere dieren, welke op die of die jagtpartij gevangen zijn, worden in dezelve naer 't leven afgebeeld ; ook vind men fomtijds onder aen de prent een verhael van het geval in de hoogduitfche tael befchreven. Het denkbeeld, dat dc zaek waerlijk gebeurd is , geeft een meerdere kracht aen deze afbeeldingen , en wij vinden een nieuw vermaek in het befchoiuvcn van een dier , dat, negen uuren lang , een tijdverdrijf aen een der Vorsten van Duitschland verfchaft heeft. De werken van ridinger zijn vrij talrijk, en voor 't grootfte gedeelte goed. In 't alge. meen zijn zijne jagtpartijën, en verfchillende wijzen van de dieren te vangen, de minst fchilderachtigüe van zijne werken ; doch het onderwijs is ook zijn hoofdoogmerk in dezelve. Veele van zijne Fabelen zijn zeer fchoon , bijzonderlijk de 3^, yde, »J?e cn icde. Ik moet hier nog bijvoegen, datzijnboek van Wolven- cn Vosfenkoppen eene bijzondere lof. ftraek verdient. Zijne allervoornacmfte prenten zijn twee groote, in de hoogte : dc eene verbeeldeen Hert, 't welk door de Beeren verfcheurd word ; en de andere verbeeld wilde Zwijnen, die ineen Woud te rusten liggen. LAND-  V E R H A ND ELINO Een der bij Sanders zegt tegen den nog bedwelmden man j 5i dat is uw Zuster." Hij zelf, zijne veiïuooide denkbeelden verzamelende, richt zijne dankbaerheid tot Christus. Jefus richt de zijne hemelwacrds. Tot dus verre is het Ontwerp goed. Maer waer toe dienen die niets betekenende beelden ter regter en linkerhand ? Sommige van hen fchijnen geen de minfte betrekking tot het geval te hebben. Het is waer , twee der voornaemften zijn er als Grafdelvers ingevoerd; maer zelf in die hoedanigheid komen zij er niet te pas, want ons word verhaeld dat de plaets een fpclonk was, en dat er ven fteen opgelegd was. Wanneer het Onderwerp, 't welk den Schilder moet voorftellen, armoedig is, dm moet hij zijne groepen zo goed zamenftellen als hi] kan, maer hier heeft geene armoede plaets. De Schilder kon hier zeer eigenaertig, in deplaetfeder Grafdelvers, fommigen van de Pharifeeuwfche partij, de daed boosaerdighjk begrijnzende, ingevoerd hebben. ' Ons word verhaald dat er zoodanige tegenwoordig waren ; en daer dezelven in het geval eene opmerkelijke rol hebben , behoorden zij nietgelijk gefchied is, agter af, onder het bijwerk van het ftuk, geplaetst te zijn. De Zamenflelling is meest al onberispelijk. De voornaemfte groep is zeer fraei gefchikt; zij opent zich zeer fchoon , en ieder deel is zichtbaer. Ook zij even fchoon, als racn haer in 't verband met de  over PRENTEN 115 de beelden ter linkerzijde befchouwt. — Hst Licht is liegt verdeeld: hoewel de beelden gefchikt waren om er de allerfchoonfte uitwerking van te ontvan«* gen: alles fchittert even fterk. Het had beter geweest, indien al de beelden op den verheven grond aen de regterzijde fterk overfchaduwt waren. Da uitgeflrekte arm, het hoofd en de fchouder van derGrafdelver konden kantig gedaegd zijn. Er moest een weinig meerder licht op het voornaemfte , ert een weinig minder op het knielende beeld vallen , en de overige beelden ter linkerhand moesten ftil gehouden zijn , dan zoude het licht op de voornaemfte groep zeer fterk verzameld en trapsgewijze verflaeuwt zijn. De Beelden op zich zeiven zijn over 't algemeen aoed. Doch het voornaemfte is niet zo voortreffelijk als men wel zoude wenfehen ; deszelfs character voldoet niet volkomen; ook heeft de regterarm eene verdraeidc houding, zo dezelve al niet mistekend is, en het geheele beeld wordt door de kleedij onaengenaemelijk belemmerd. — Lazarus ia zeer fraei: de tekening , uitdrukking, en bevalligheid van het beeld, zijn alle goed. — Het knielende beeld geeft eene goede tegenwerking aen de ^oep. De Grafdelvers zijn beide verwonder¬ lijk fraei, en het is jammer dat dezelven niet dart onnutte en belemmerende bijvoegzels zijn. De Tekening is goed, doch in de muskels van de II4 borst  ïa j HET PORTRET van den HERTOG van SCHOMBERG door SMITH, naer KNELLER. ICneller was zeer wild in zijn fchilderen,zelfs als hij zich toeleide om uit te munten. Zijn Portret van Koning Willem te paert, op Hamptoncourt, is een zeer (legt fchilderij. De zamenftelling is flegt, het koloriet kakelbont, en het geheel zonder werking; ook is 'er naeuwelijks één goed beeld in het gantfche ftuk. De zamenftelling van het ftulc dat wij voor ons hebben , is veel behaeglijker, fchoon de werking van het zeiven niet veel beter is. Een beeld dat te paerd zit is hoe men het fchikt, een moeijelijk onderwerp, want de pooten van het paert zijn altoos hinderlijk in het groepen. Het is waer van dijk heeft Koning Karei de eerfte te paerd zeer oordeelkundig behandeld, en rubbens heeft te Harr.pton-court, een treffelijk fchilderij van den Hertog van Aiva gemaekt, hoewel het paerd mistekend is. In de Prent die wij voor ons heb. ben, zit het beeld bevallig en deftig, maer het paert is geen Bucephalus, het heeft flegts het character van een afgerigten pasganger. De doomftruik welke bij den knods des Hertogs opfchiet, 1 komt  ï3o VERHANDELING komt daer heel onvoegzaern en breekt de zamenftelling, die reeds te veel gebroken is , nog verder. De uitvoeri ig is doorgaens uitmuntend, en niet tegenftaende fommLe partijen bijna te klein zijn voor de zwarte kunst zo heeft smith haer echter alhaere kracht gegeven. DE  Ovbr PRENTEN. t3i DE ZWARTE KUNSTPRENT van REMBRANDS JOODSCHEN RABBI, door PETHER. I"Iet charader van dit Portret, is dat van een barsen hoogmoedig man, vol verbeelding van zijne eigene waerde. De hoedanigheid van Rabbi isvvaerfchijnlijk verdicht, maer het characïer is zekerlijk naer 't leeven getekent. Het heeft eene groote deftigheid , 't welk in een ftuk van r em brand eene groote bijzonderheid is. In de prent is deze deftigheid volmaekt wel uitgedrukt, gelijk ook die veerkrachteloze logheid das ouderdoms, welke zo natuurlijk in 't origineel afgemaeldis, als dezelve wel gevólgt is in de kopij. Dc drie lichten welke even wijd van elkander ftaen, te weten een op het hoofd, een op het iieraed, en een op de hand, ftaen ongevallig, en hoewel dezelven in de prent niet konden weg gelaten worden, ware het echter verftand.'g geweest indien de twee laetfte wat ftilder gehouden waren. Wat aengaet dc uitvoering. Ieder deel is met de uiterfte zagtheid cn keurigheid gefchraept. Dc muskels zijn rond en poefelig, en derzelver groeven en plooiingen, welke in eeneoude tronie zeer ziclubaer zijn, zijn zeer goed uitgeI 2 drukt  »3* VERHANDELING drukt. Het is moejelijk zulk eene verfcheidenheid van tusfchen linten en fmeltende lichten na te volgen, en echter zijn dezelven zeer teer en malsch behandeld. De losheid van den baerd is meesterlijk, de handen zijn volmaekt die van een oud en vet man; de barfche oogèn zijn vol leeven, en de neus en mond verwonderlijk fraei getoetst. De van een fcheiding der lippen op de eene en de zamenfluitingjop de andere plaets, zijn charactertrekken, welke zeer wel naergevolgt zijn. Dc vouwen van den Tulband en de dunheid van deszelfs ftof zijn zeer lraei. Dc Tabbaerd is omftreeks denfehouder liegt en zonder verftand behandelt, doch dit is de fchnld van den fehilder. In een woord, ais wij deze fraeje Zwarte kunstprent met aendacht befchouwen, moeten wij bekennen, dat geen gegraveerde prent dezelve in zachtheid en malfche teerheid kan evenaerden. DB  $vkr P R E N T E ÏC, 5^$ DE GEJAEGDE WOLF door HONDIUS, ï~ïoewel de Zametiftellitig, in deze kleine prenc goed is, zo is er echter re veel- eenzelvigheid in de rigting van de lijven der onderfcheidcue foorten vart dieren. Ook is de groep te veel gebroken en onr beert die vastheid welke zij noodig heeft om eerê partij te maken. De zichteinder is nu te hoog maer indien de aflijning der prent hooger genomen; was, dan was dit verholpen geweest. De rijzende grond boven het hoofd van den wolf was voldoendes geweest voor het verfchiet, echter is de Rots, welke nog hooger rijst, zo fchoon getoetst, dat het jammer zoude zijn indien men dezelve weg deed. Het licht is zonder eenig oordeel verdeeld. Mogelijk had het verbeterd kunnen worden, indien alle de tusfehenwijdtens tusfehen de pooten en koppen der dieren ftil gehouden waren , en de fchaduvi onder het jonge Hert en den gewonden Hond zeec fterk gemaekt was; dit had de beelden ftout doer» uitkomen, en zoude, zelfs zonder eenige verdere verandering, eene goede uitwerking gegeven hebben. —- l 3 Oa  Ï34 VERHANDELING. De Tekening is niet zonder gebreken De pooten en het lijf van den gewonden hond zijn onnaeuwketirig: ook ftaet de aeuvallendc hond niet vast op deszelfs regter poot. — Wat de uitdrukking betreft, hierin vertoont zich hondius in zijne volle kracht. De uitdrukking zo van den gewonden Hond als van den Wolf, is verwonderlijk, doch die van den aenvallenden Hond is de ftoutftc en mees* terlijkfte naervolging der natuur. In deszelfs houding fchijnt iedere fpier en zenuw ftuipachtig gefpanncn, cn zijn kop is een meestcrftuk van dierlijke woede. — Wij moeten hier echter bijvoegen, dat het gcdoode beest zo flegt gccharaclerifeert is, dat men ter naeuwer nood zien kan wat het is. —■ De uitvoering ftemt overeen met de uitdrukking. Dezelve is net en uitvoerig, doch men ziet in iedere toets de geest van den Meester doorftralen. DE  over PRENTEN. j3, DE VYFDE PRENT uit het WERK vak K. du JARDYN. tTet ontwerp, hoewel niet zeer verheven, is zeer fraeij De twee Henden die , na de vermoeijing van den morgenftond, op den middag leggen uic te rusten, het gereedfehap tot de Vogeljagt, de zo aertig bedachte heg met loop gaten, alles ftemt met elkander overeen en geeven ons op eene aangename wjze bericht van de bedrijven van dien dag. — De Zamenlielling is fchoon, doch had nog beter gewecet, indien nog een anderen hond, of een ander welvoegend voorwerp in de ledigheid van den linkerhoek geplactst was : waer door der groep van de honden eenen beteren vorm zoude verkregen hebben. De netten en ander tuig tot de Vogeljagt, zijn verftandige bijvoegfels, en maken met de honden een behaeglijke groepvorm. De heg voegt 'er nog eene andere pijramidale groepvorm bij, welke nog fraeijer geweest zoude zijn , indien da linkerhoek van het riet een weinig hooger geweest ware. — Het Lick; is wel verdeeld , doch er ia wat te weinig fchaduw in het ftuk. De agterfta Kond en het agterfte gedeelte van den voorften Hond konden wel een weinig overfchaduwd zijn. De Tekening cn uitdrukking zijn volmaekt na •uurlijk, en de uitvoering fraeij en meesterlijk. 1 4 DE  it$ VERHANDELING PE TOBIAS van WATER L00. I"Tet landfchap, 't welk ik beooge is eene prent in dc hoogte, en een van de grootfte formaten welke deze meester immer gebruikte; haere hoogte is omtrent twaelf en hare breete tien duimen. Op den voorgrond ftaet een Eiken boom die de prent van den eenen hoek tot den anderen inde fchuintebïdaet. De Tweede grond beftaet uit een rijzigen grond die aen eene van boven met ruigt begroeide Rots verbonden is. De Eik en het ruigt van de Rots maken een opening of doorzicht, door 't welk men een uitgebreid gezigt over het land verkrijgt. De Beelden, welke beftaen uiteen hngcl, Tobias, en een Hond, vertoouen zich als afklimmende van eenen Heuvel welke door den grond agter den Eik gevormt word. Uit deze befchrijving kan men deze Prent volkomen uit de anderen onderkennen. — De zametiftellittg derzelve is zeer behaeglijk. Door dien dc boomen op den voorgrond zich over het bovenfte gedeelte der Prent uitfpreiden en naer den grond fchuins als tot een punt adoopen , verkrijgen zij daer door den fraeijen vorm van eene omgekeerde pijramide, welke bijzonderlijk in de boomen veeltijds eene fraeije uitwerking heeft. De hellende vlak  evER PRENTEN. 13? vlakte waer op de beelden ftaen is aertig gebroken » en maekt eene goede tegenwerking met den even ge> melden vorm. De Rots is bijna regtftandig en de agrergrond loopt omtrent gelijk met den zigteinder. Dit alles veroorzaekt zoodaenig een zamenvoeging van ftaeije en tegenwerkende linicn of ftrekkingen dat het Geheel daer door zeer behaeglijk word. In. dien men ergens een gebrek zoude vinden dan zoude het moeten zijn in de eenzelvigheid der Hotfeu , in welker gelijkwijdige linien geene verfcheidenheid is en die gemaklijk hadden kunnen gebroken worden. De Houding is zeerwel in acht genomen. De tweede en derde grond zijn beide zeer verftarf» dig behandelt. Het Licht is wel verdeeld. Om het zwaermoedi^e te vermijden is op den top en op denftam van den boom eenig licht gebragt, doch zo dat het zich natuurlijk ftil houd Hier op volgt een fchaduw partij welke zich over den tweeden grond heen fpreid, cn over het water blijft voortgaan. Het Licht valt met eene fterke flikkering op den grond van de Rots, en maekt dat de Lichtpartij geheel blijft, en genoegzame kracht heeft. De boomen, het ruigt, en het bovendeel van de Rots, zijn zeer goed, in een tusfehentint gebragt. De werking van het landfchap in het verfchiet zoude misfehien beter geweest zijn, indien alle dc Lichten die er op vallen ftil gehouden waren, uitgenomen een kantig Licht, 't welk (zeer natuurlijk op de ftad en den rijzigen grond waer op dezelve ftaet, vallen l 5 kon  138 VERHANDELINO kon. De Uitvoering is overtreffend fchoon. Geen Kunstenaar heeft een beter manier om een Boom natuurlijk voorteftellen, dan waterloo, en die boom, welke wij hier voor ons hebben, is een der beste welke hij immer gemaekt heeft. Wij hebben deszelfs vorm alreeds beoordeelt. De ftam en de takfchieting is even fchoon. De meijing is overmeesterlijk. Zulk eene vereeniging van kracht en losheid ontmoet men zelden. De uiterfte takken zijn zeer teer behandeld, en de fterkfte licht-partijen komen uit tegen even fterke fchaduw-partijen, en des niettegenftaende is dezachtheidbewaert. De voorgrond is zeer rijk; en de geheele Prent, en ider deel van dezelve, is in de daed vol kunst, en teffens vol natuur. DE  over PRENTEN. J39 DE DOORBRAEK van den DYK by COEVERDEN üoor ROMEIN de HOOGE. Dit Landfchap is Historiesch, en daer door in deszelfs aett en characler zeer verfchillent van het voorgaendc. waterloo's oogmerk was alleen een fraei Schilderij te maken, cn hier toe kon hij zijne verbeelding door de gantfchc natuur laten heen weiden , en uit dezelve bijeenzamelen het gene hem behaegde. De beelden die hij in zijn ftuk bragt, dienden alleen om het te verfraeijen, maer behoorden 'er niet noodzakelijk toe: eenige andere beelden konden even goed aen dit oogmerk beantwoord hebben. Maer de Hooge was aen veel naeuwer regels bepaelt. Hij moest eene Landfireek aftekenen, en eene Gebeurtenis voor oogen hellen. Deze Landfireek is het omleggende land van Coeverden, (een Stad gelegen in het Land van Drenthe) met een gezigt van dien uitgeftrekten dijk, welke den Bisfchop van Munster, in het jaer 1673, met groote kosten opwierp en verfterkte, ten einde de Stad onder water te zetten. Dc Gebeurtenis is de doorbreeking van dezen Dijk welke door het geweld van eenen zwaren ftorm op drie plaetfen door-  ï4c VERHANDELING doorbrak. Het Onderwerp was groot en moejelijk te behandelen, doch de Kunstenaer heeft 'er zich meesterlijk in gekweeten. De Stad Coeverden maekt het verfchiet uit. De Landftreek is geheel met water overftroomt. De Lucht is woest/gelijk zij zich in een woedende ftorm vertoont,- en de dijkbreuken vertoonen zich in alle haere ijslijkheid. De zamenftelling is, in het verfchiet, en in de* midden partijen, zo wel gefchikt, als een zo uitgeftrekt onderwerp toelaet. Hoe zeer een hooge zigteinder altoos onaengenaem is, zo was dezelve hier echter noodzakelijk, om een duidelijk gezigt van het geheel te kunnen geeven. , Het Licht is ook in goede partijen over de afgelegene gedeeltens verrpreid. De Uitdrukking in de beelden en inzonderheid in de paerden is zeer fterk: die welke de voerman omtrekt, ten einde de ijfelijke kloove welke voor hem is, te ontwijken, vertoonen de grootfte wildheid, welke de vrees en fchrik in die dierente wege kan brengen; en dit gehcele tooneel van verwoesting, gelijk ook de verfchrikkelijke ver. warring welke in ider gedeelte van hetzelve plaets heeft, is indedacd verwonderlijk natuurlijk afgebeeld. — De Uitvoering is goed, doch ftaet niet gelijk met die in vele andere van de hooge's werken. Ook kan men hier bijvoegen dat de vorm dezer Prent liegt is, een weinig meerder lengte had ons een veel uitgebreider denkbeeld gegeven en de Stad was beter, en niet zo net in 't midden ge  over PRENTEN 141 geplaerst geweest. — Doch het grootfte gebrek heeft plaets in dc onevenredigheid cn kleinheid van den voorgrond aen de regter zijde, De Geest des Meesters welke zich anders, hei gantfche ftuk door, even krachtig vertoont, fchijnt hier te veiflaeuwen. En echter was het hier de plaets, alwaer hij het geheele ftuk kon gceindigt hebben met eene of andere treffende verwarring, welke aen de wijkende par« tijen Houding, en den befchouwer den fcerkften indruk van het verfchrikkelijke dier Gebeurtenis zoude gegeven hebben. — In ftede daervan laet hij hier eenige Kalven en Varkens in 't water trappelen en wroeten: Mogelijk heeft hij deeze gedachte ontleent van Ovidius. In 't midden van eene Wereld vol verwoesting» Nat Lupus in ter Oves. DE  143 VERHANDELING De LEVENSLOOP van een LIGTMIS door HOGARTH* e eerfte Prent van dit beroemde werk, is eene Uitmuntende afbeelding van eenen jongen Erfge* naem, die de nalatenfchap eenes Gierigaerts in bezitting neemt. Ce aert der Gierigheid , welke alles, zonder te onderfeheidcn of het al of niet van «teerde is, bij een fchraept en bewaert, is verwonderlijk afgebeeld. 13e Zamenfttll'mg , fchoon niet zeer uitmuntend, is niet onaengenaem. De voorname groep, beftaende uit den jongen deer , den K leedermaker, den Uitdrager, de Papieren en de Kist is wel gevormd: doch de onaengename eenzelvigheid van drie hoofden , welke ten naesten bij op ééncn lijn en even ver van elkander ftaen, valt tcrftond in 't oog. — Het Licht is niet kwaed gefchikt. Het valt op de voornaemfte beelden ; doch de werking van hetzelven kon misfehien verbeterd worden, en het zoude minder rammelen als de buitenftc deelen van de partij, (namelijk het witte fchootsvcl aen de eene zijde , en het aentekenboek aen den anderen kant.) in de fchaduw gehouden waren. Die deelen van een groep , welke eenigzins van dezelve afgefcheiden zijn , moeten maer zeer zeld-  over Prenten. m Zeldzaem eene fterke partij van licht ontvangen. —. In deze Prent zijn geene zeer treffende voorbeelden van Uitdrukking. Het voornaemfte beeld heeft er niets van. Het eenige , waer in men den eigenlij. ken grappigen aert van hogarth ontdekt, is dat van den Waerdeerder, die het goud met zijne vingers beproeft, en wiens gantfche character men in eens bevatten kan. — Het jonge Vrouwsperfoon verfchafte den Kunftenaer de gelegenheid tot het invoeren van een bevallig beeld, en dit zoude veel behaeglijker geweest zijn dan het beeld , dat er ftaet, en het welk in 't geheel geen voorwerp is, waer door iemand zoude kunnen verleid worden. Het Doorzigt is wel net, maer flijf en gezocht. Zo veel venfters en opene deuren mogen den leering, welke den Aucteur bedoelde, aenduiden ; doch zij verfnipperen den agtergrond, en benadeelen deszelfs eenvoudigheid. De tweede Prent vertoont onzen Held midden iij de verkwistingen van een a la modisch leeven. Hij wierdt ons in de eerfte Prent als een Jongeling van agtien jaren voorgcfteld. Hier is hij meerderjarig. Hij heeft nu al de blooheid en lompheid van eenen Schoolknaep afgelegd, en de houding van een Heer du ton aengenomen. In ftede van den Boeren, kleedermaüer , welke hem de maet voor het rouwkleed over zijnen Vader nam; wordthij nu opgewacht doorFranfche Coëfeurs, Fraufche Kleedermakers,Verzenmakers, Modekramers- Roskamnrers, Hoerewaer- den»  *44 VERHANDELING den, en al wat nog meerder tot de op wachters van een a la modi/eken Jonker behoort. — In deze Prent is de Uitdrukking verwonderlijk fterk. De onbefchaemde en ftoute tronie van den HoereWaerd; het fcherp gezigt en de veerkragtigheid van den Schermmeester,- en de glimlachende eigenachting van den Dansmeester , zijn verwonderlijk uitgedrukt. De laetfte is misfehien een weinig geow treerd. De ArchiteEt is eene volmaekte kopij van de Natuur. De Zamenflelltng fchijnt hier aen de Uitdrukking geheel ondergefchikt te zijn. Het fchijnt bijna als of hogarth alle de characters, welke hij hier ingevoerd heeft, in zijn zakboek heeft gefchetst, maer verlegen was met het groepen van dezelven : en dat hij liever verkoor hen als op Zich zelf ftaende beelden te piaetfen, dan door huniie zamenvoeeing iets van de uitdrukking te verliezen. -— Het Licht is (legt verdeeld. Het is ovcral even fterk verfprcid, waer door alle werking van een Geheel weggenomen word. — Wij vinden in geen een dezer beelden eenig blijk van bevalligheid. Het voornaemfte beeld is maer middelmatig. In geene der ledematen is eenige tegenwerking ; en dit maekt op zich zelf altoos een beeld onbevallig. De Uitvoering is goed. Zij is wel bewerkt, en teffens vrij. De Sartire op de Operaës , hoe zeer deze het mogen verdienen, komt hier gedwongen en onnatuurlijk. De derde Prent brengt ons fteeds verder in de Ge-  3VÈR PRENTEN. Gefchiedenis. Wij zien hier onzen Held bezig met een zijner avond tijd verdrijven. —. Deze prent vertoont juist niet veel blijken van Genie. Het 'Ontwerp is goed, en kan een vrij goede afbeelding van het bordeel leeven zijn De Zamenftelling is ook niet kwaed. Doch wij vinden hier weinig van die meesterlijke trekken welke de werken van hogarth bijzonderlijk kentekenen. Het is alles maer bloote Gefchiedenis. De beste gedachte welke men er in vind is die van de Dame weike de wereldkloot in brand fteekr. Ook is er iets grilligs in, dat hij het vertrek met een ftelRoomfche Keizers op- fiert, cn deze niet in hunne orde fchikt. Het Licht is flegt behandelt. Met eenige weinige veranderingen welke als'van zeifin'toogvallen, bijzonderlik door het overfchaduwen van de optooijendc Dame , zoude de fchikking van het zelve draegiijk kunnen zijn. Doch de lastige vraeg, waer „ van daen komt het? " blijft nog onbeantwoord. Hier is wel licht in overvloed maer deszelfs oor- fpronk is niet te bndekken Wij vinden in de gantfche prent zeer weinig uitdrukking. Die van het voornaemfte beeld is de beste. De Dames hebben alle wei het uitzigt en de houding van haer beroep, meer geen verfcheidenhcid in hare characters. in 't algemeen zijn hogarth s vrouwen veel minder dan zijne mannen. En dit is ook de reden wacrom ik zijn Leevemloop van een Ligtmis boven dat van zijn Hoere keven verkoren heb. Ook heeft de ^ vrou»  »4