2314      SCHETS der EERSTE LES. Voor den 8. November 1780. § 1. J)e Aarde heeft een klootfche gedaante. De verfcheide Reizen rondsom den Aardkloot be- wyzen derzelver ronde gedaante ; dat zy ten naasten by Klootvormig is , lee- ren onder andere bewyzen de Maan Eclipfen. De Aarde heeft echter niet volkomen een klootfche gedaante. §. II. De Aardkloot draait, even als een kloot die van een as voorzien is , welke in een bepaalden ftand gehouden wordt. Er zyn dan aan de Oppervlakte van den Aafdkloot twee recht tegen elkander overftaandepunten , welke by deszelfsdraaijing in rust blyven, en om welken hy draait. 1 tan t. Bepaaling. De Poolen van den Aardkloot noemt men de gemelde punten ; men onder jcheidt hm in Noord - póol en Zuid-pool. •2. Bepaaling. De rechte lyn welke men zïch kan voorjlellen door de heide Poolen , en dus midden door der. Aardkloot te gaan, i,oemt men deszclfs As —- In dien zin zegt men i de Aardkloot draait om <*jen As. §. III. Uit de omwenteling van den Aardkloot, welke eenmaal in 24 uuren gefchiedt, worde het verfchil van Dach en Nacht geboren. Het Schemerligt ontftaat door de buiging dedlichtflraalen in den Dampkring. §. IIII. De Aardkloot loopt jaarlyks eenmaal om de Zon.  Bepaaling. Men verbeeldt zich een ronde lyn of kring op den Aardkloot , welke midden tusjchen de beide Poolen ligt, en dus deszelfs Oppervlakte in twee gelyke deelen deelt \ deeze lyn noemt men daarom den Equator. 4. Bepaaling. Den af (land dezer lyn van elk der Poolen verdeelt men in 90 deelen , welke men Graaden noemt j men begint dezelven te tellen van den JEquator af. Door deeze graaden drukt men uit de af (landen der plaatzen van den JEquator, welke af (landen breedcens genaamd worden. Men noemt de breedte van een plaats Noorder -of Zuider-breedte paar maate zy ten Noorden of ten Zuiden van den! Mquator geleegen is. 5. Bepaaling-i Pen kring, dien de Aarde jaarlyks om de Zon befchr^ft , en welken men zicb door een*lyn gewoon is voortefiellen , noemt men den Loopkring des Aardkloots, en het vlak , bet geen tusfchen deezen loopkring ligt, noemt trien het Vlak van des Aardkloots loopkring. Dit denkbeeldig vlak gaat door het midddenpunt der Zonne. §. V. De fchuine ftand van den As des Aardkloots op het vlak van deszelfs loopkring is oorzaak, dat 'er, by de verfchillende (landen van den Aardkloot in zynen loopkring , verfchil van Jaargetyden gebooren wordt. Indien de As van den Aardkloot rachtftandig ftond op het vlak van den Loopkring, dan zoude'er geen verfchil van jaargetyden plaats hebben. — Dach en nacht zouden alsdan op alle plaatzen bet geheele jaer door even lang zyn : vermits de tyd dat elke plaats door de Zon betchenen wordt, juist zo lang zoude zyn, als de Aardkloot tot de helft zyner omwenteling nodig zoude hebben- — De  De As van den Aardkloot hélt met een hoek van 23* graden, m k fft4£tzrz?j ü Den ii. Juöv üaat de Noordpool van den As naa de Zon gekeerd. f — — Dan vallen de Zonneftraalen met de minfte fchulnte op de Noordelyke ftreeken van den Aardkloot. 1 . —— Dari zyn. hier ook de dagen op het langde: vermits de tyd,.waar in de plaatzen, ten Noorden van den ^Equator tot op 13I graden afftand van den Pool liggende, befchenen worden, langer is, dan. dë Aardkloot tot de helft zyner omwenteling nodig heeft.' Den qi. September ftaan de Noord • en Zuid - Pool even ver van de Zon. ■ — Dan is de fchuinte der Zonneftraalen , die op de Noordelyke ftreeken vallen , grooter. — Dach en nacht zyn dan op alle plaatzen even lang , om dat de tyd, dat elke plaats door de Zon befchenen, wordt, juist zo lang is, als de Aardkloot tot zyne /omwenteling nodig heeft. 's Winters ftaat dé Noordpool, van de Zon afge- Dan is de fchuinte der Zonneftraalen het grootfte. — Dan zyn hier ook de dagen het kortst, vermits dè tyd", waarin de plaatzen, ten Noorden den JÊqüator "tot op 231 graden afftand van den Pool liggende, befchenen worden, korter is, als tot de hélft der omwenteling van den Aardkloot vereifcht wordt. Den 21. Maart ftaan de Noord- en Zuid-pool weder even ver van de Zon. — De fchuinte der Zonneftraalen is dan weder minder. . • .... — Dach en nacht zyn dan weder even lang , om dezelfde rede als op den 2.1. September. -— Deeze tyden noemt men JSTacbt-eveningen, 5 VI.  $. Vï. De loopkring van den Aardkloot is geen cirkel, maar een langwerpig rond , of Ellips, waar in de Zon niet in het middenpunt, maar in 't eene brandpunt geplaatst is. Dit wordt uit het verfchil van de fchynbaare middellynen der Zonne in dev erfchillende-jaargetyden wiskundig berekend. — Des winters ftaat de Aardkloot het dichst by de Zon; in den Zomer is hy'er 't verstaf. De verfchillende Afftanden ftaan tot .elkander als de getallen 983 en 1017. de Elliptifche Loopkring van den Aardkloot verfchilt dan .weinig van een Cirkel. ■ De grotere afftand van den Aardkloot m den Zomer is oorzaak, dat de Zomer langer is? dan den Winter ; hun verfchil is 7 dagen , 11 uuren , 5-3 minuten. §. VII. De Aardkloot doorloopt zynen kring in 365 dagen 5 uuren , 48 minuten, en 47 fecunden; dezen tyd noemt men het Zonnenjaar. Om het veragteren der jaartelling, welke uit dit verfchil van het Zonnenjaar en het gemeene jaar ontftaan moest, voortekomen, heeft men, ten tyde van Julius Cesar , om 't vierde jaar een jaar van 366 dagen, by ons Scbrikkel- jaar genaamd, ingeïïeld. Dit Schrikkel - jaar deed de jaartelling vooruit loopen. .— derzei ver herftelling in het jaar 15-82, door Paus Grkgorius de XIII. — oorfprong der ouden en nieuwen Styl. .— hoe men ten tyde van Grkgorius de Juli- aanfcbe jaartelling veranderd hebbe, om 'c voor- uitloopen van dezelve te visrtietercn.  SCHETS der TWEEDE LES. Voor den 15 November 17 Go. §. VUL De dagelykfche omwenteling van den Aardkloot om zynen as(i 2) is oorzaak, dat de Sterren - hemel en de Zon zich in 24, uuren rondfotn denzelvefchynen te beweegen. Er zyn dan aan den Sterren - Hemel twee punten , die recht tegen over de Poolen van den Aardkloot ftaan , en dus met dezelven in eene lyn Mg. gen, welke Punten by de fchynbare omwenteling van den Sterren - Hemel in rust blyven. 6. Bepaling. Deze Punten, om welken de Sterren - Hemel fchynt te draaien, noemt men de Hemel • Poolen. 7. Bepaling. Men verbeeldt zich aan den Hemel een lyn , welke in V zelfde vlak als de loopkring van den Aard-Kloot ligt; deze lyn noemt men den Hemel-iEquator. 8. Bepaling. De afftanden tuffchen dien /Equator en de Poolen aan den Piemel verdeelt men, even als aan de oppervlakte des Aardkloots, (bepalingtf) in 90 graden, die men insgelyks van den /Equator af begint te tellen. §.1X. De omloop des Aardkloots in zynen loopkring is oorzaak , dat de ftand van de Zon aan den Hemel dagelyks fchynt te veranderen, en dat zy in een jaar den Hemel ichynt rond te loopen, in een lyn, welke met  met den loopkring van den Aardkloot in her zelfde vlak ligt. 9. Bepaling. De wech, xvelke de Zon aan den Hemel fchynt af te leggen, wordt de Ecliptica of Zor.ne-wech genaamd. §. X. De Ecliptica, of fchynbareZonnewech fnydt den Hemel üïquator in twee tegen over elkander ftaande punten, met een hoek van 23I graden. Want, vermits de Hemel - /Equator in het zelfde vlak ]jgc als de ^Equator des Aardkloots, (bepal. 7.) en zyne loopkring en de Ecliptica ook in de zelfde vlskte liggen , zo maken derhalvcn de L3emel - JEquator en de Ecliptica denzelfden hoek met elkander, als de ./Equator des Aardkloots met zynen loopkring. Deeze hoek is 23! graden , vermits de helling van den as ofiï graden is. D is is dan de grootfte fchynbare af- wyking der Zonne van den ./Equator 23^ graden. Uit de fnyding van den ./Equator door, de Ecliptica in twee tegen over ftaande punten volgt het: — 1 dat de Zon jaarlyks tweemaal in den Hemelequator moet fchynen te ftaan, cn twee naai op het verfte van denzelve, eens ten noorden , en eens ten zuiden. — 2. dat de Zon zich dagelyks van den ^Equator moet fchynen te vcrwyderen , of naa denzelve te rucb te keeren ; en dus dagelyks een anderen Kring aan den Hemel moet fchynen dcor te loopen. 10. Bepaling. Het ogenblik tuffchen het ophouden van de verwydering der Zonne , en het begin zyner te ruch keering, noemt men den Zonne - Uil. fland. De  Dezelve gebeurdt den 21 Juny ten Noorden, en den 21 December ten Zuiden van den /Equator. II. Bepaling. Een met den /Equator evenwydi' ge cirkel, die door bet ver ft e punt gaat, bet •welke de Zon ten Noorden van den /Equator Jcbynt te bereiken, noemt men den NoorderKeerkring (Tropicus Cahcri). Een zoortgelyke lyn, welke door het ver (le Zonne -punt ten Zuiden gaat, noemt men den Zuider- Keerkring (Tropicus Capricorni.) Beiden zyn zy 234 graden van den Hemel - ^Equa- tor gelegen {§• 10.) 12 Bepaling. Het Top-punt (Zemth) noemt men dat punt, het geen boven ons is. Elke plaits van den Aardkloot heeft dus elk ogenblik een verfchiliend top-puDt. 13 Bepaling. Den Gezicht-einder (Horizon) noemt men die denkbeeldige lyn aan den Hemel, beneden welke wygeene Hemel-lichaamen zien kunnen. Zy ftaat overal go graden van het top • punt af. 14. Bepaling. Men verbeeldt zich aan den Hemel een lyn of cirkel, welke door de beide Poolen en het top-punt van de plaats gaat waar men zicb bevindt: Deze wordt genoemd de Middag-cirkel van die plaats, om dat de Zon op die plaats dan op bet hoogst, en het dus middag is, wanneer zy in die lyn gezien wordt. Deze lyn gaat door het Zuiden, waarom zy ook de Meridiaan genaamd wordt. 15. Bepaling. Op den Aardkloot verbeeldt men zicb insgelyks lynen of cirkels, welke door de Poolen gaan, die men Meridiaanen noemt. Elk van deze lynen is de Meridiaan van alle de plaat > zen, welke onder haar gelegen zyn. Het  Het is dus middag op alle de plaatzen, die door de Zon te gelyk befchenen worden, wanneer de Zon recht tegens over deze lyn Haat, dit is, wanneer dezelve in het zelfde vlak met de Hemel - Meridiaan gekomen is. 16. Bepaling. De Langte ener plaats noemt men den afftand zyner Meridiaan van de Meridiaan eener andere plaats. Om dezen affïand uit te drukken verdeelt men den Meridiaan in 360 deelen of gr aden, en men zegt, hoe veel van deze graden de Meridiaan der plaats van de Meridiaan esner andere •willekeuriggenomeneplaats, waar van men begint aftetellen t oost waards af gelegen is. De Franfche Sterrekundigen neemen vonr de eerfte Meridiaan, de Meridiaan van Parys; de Engelfchen de Meridiaan van London; de Nederlanders üe Meridiaan die over den berg Pico op het eiland Teneriffa-gelegen is. §. XI. Dewyl de Zon by de omwenteling van den Aardkloot zich van het ooflennaa het weften fcbyn: te bewegen , zo gefchiedt derhalven des Aardkloots omwenteling van het weften naa het ooften. Dus moeten dan de ooftelyker gelegene plaatzen vroeger, en de weftclyke laater door de Zon befchenen worden. Een verfchil van 15 graden langte Ooft-of Weftwaards geeft een uur vroeger of laater Op-of-Ondergang der Zonne. r Hier uit is het te verklaren, waarom een Schip, het geen den Aardkloot is rond gezeild, by zynen te rug foujft een dac[j in zyne dach.rekening ver-  SCHETS der DERDE LES. Voor den 22. November 1780. OVER de MAAN. XII. T^e Maan is een ronde kloot, wel1-^ ke uit zich zelve geen licht geeft, doch welke, even als de Aardkloot, door de Zon verlicht wordt. De teruchkaatzing der Zonneftraalen van haare oppervlakte is dus alleen de oorzaak , dat zy op den Aardkloot gezien wordt en denzelven verlicht. g. XIII. De omwenteling van den Aardkloot om zynen As is de oorzaak , dat de Maan fchynt op en onder te gaan. §. XIV. De Maan loopt om den Aardkloot*, even als de Aardkloot om de Zon. §. XV. De omloop der Maane is oorzaak van derzelver verfchillende fchyngeftaltens. Wanneer de Maan rechtftreeks tusfeben de Zon en den Aardkloot ftaat, dan is derzelver verlichte zyde van den Aardkloot afgekeerd, en kan dus van ons niet gezien worden ; in deezen ftand zeggen wy dat de Maan nieuw is. — Wanneer de Maan zo ver in zynen loopkring gevorderd is , dat zy met den Aardkloot en de Zon in eenen rechten hoek Haat , zo zien wy de helft der verlichte zyde; dit noemen wy het eerfte kwartier der Maane. —- Staat de Maan en de Zon tegen over elkander ter weérzyde van den'Aardkloot , zo dat dezelve rechtftreeks tusfehen de Zon en de Maan ftaat, zo  «o ziet men de geheele verlichte zyde der Maane ; en men zegt dan: het is volle Maan. — Is de Maan wederom zo verre in zynen loopkring gevorderd , dat zy met den Aardkloot en de Zon'eenen rechten hoek maakt, dan zien wy maar weêr de helft der verlichtezyde , en men zegt dan, dat het laatfte kwartier is. 17. Bepaaling. Wanneer de Maan rechtjlreelts tusfchen de Zon en den Aardkloot [laat , zegt men: de Maan is met de Zon in Zamenftand. §. XVI. De tydt die 'er verloopt tusfchen de Zamenftanden der Maane, dat is de tydt tusfchen twee op elkander volgende nieuwe Maanen, is 29 dagen, 12 uuren en omtrent 43 minut. Deze is de fchynbaare omloop3tydt der Maane om den Aardkloot. §. XVII. De omloop van den Aardkloot , verzeld van zyne Maan , is oorzaak , dat de fchynbaare omloopstydt der Maane veel grooter is , dan de tyd , waar in de Maan haaren loopkring om den Aardkloot aflegt: want deze is flegts 27 dagen, 7 uuren en omtrent 43 minuten. §. XVIII. De Maan koomt dagelyks eenigen tydt laater op: dit wordt veroorzaakt door den fnellen voortgang der Maane in haaren loopkring, waar door zy telkens, na elke omwenteling van den Aardkloot, verfcheide graaden ooftelyker aan den Sterren-hemel moet gezien worden. §. XIX.  §. XIX. De loopkring van de Maan is , even als de loopkring van den Aardkloot, een Ellips, in wiens eene brandpunt de Aardkloot geplaatst is. Dit blykt uit de verfchillende fchynbaare middelIynen der Maane. — Haare verite en naaste afftanden van den Aardkloot verfchillen omtrent als de getallen ioi en 177. §. XX. De loopkring der Maane ligt niet in het zelfde vlak met den loopkring des Aardkloots , maar maakt met denzelven eenen hoek van omtrent 51 graaden. §. XXI. Wanneer wy de volle Maan door een veel vergrotend Telescoop befchouwen , dan zien wy, dat haare geheele oppervlakte veele lichtere en duiflere vlakken heeft. §. XXII. Deze vlakken blyven in alle ftanden der Maane genoegzaam dezelfden. De Maan heeft dus alcoos byna dezelfde zyde naa de Aarde gekeerd ; — waar uit het volgt, dat de Maan , in den tydt, dat zy haaren loopkring aflegt , juist éénmaal om haaren As draait. §. XXIII. Men heeft echter door de befchouwing dezer vlakken aan de Maane eene fchynbare fchommeling of wieg-bewe^ waargenomen. Zy fchynt naarnlyk een wet mg heen en weer ce draaien , zo dat een klein  klein gedeelte der anders onzichtbaare zyde , nu aan den eenen , dan aan den tegenoverftaanden rand der Maane , waargenomen wordt. Deze wieg-beweging is alleen fchynbaar , en hangt af van de fchuinte van haaren As , hellende naa den loopkring des Aardkloots. §. XXIV. Kort voor of na nieuwe Maan is de geheele fchyf der Maan by eenen helderen Sterren-hemel zichtbaar; deze verlichting ontftaat uit de Zonneftraalen , die van de oppervlakte des Aardkloots naa de Maan worden te ruch gekaatst.  SCHETS der VIERDE LES. Voor den 29. November 1780. over de PLANEETEN en haare MAANEN. §. XXV. Behalven den Aardkloot zyn 'er vyf andere lichaamen, welke zich , even als dezelve , rondsom de Zon bewegen ; zy worden Planeeten genaamd. Twee van dezen ftaan binnen den loopkring des Aardkloots : de naast by de Zon ftaande heet Mercurius ; de andere Venus. De 3 overigen ftaan buiten des Aardkloots loopkring : die het naast by denzelven gelegen is , heet Mars ; de daar aan volgende Jupiter ; de verst afftaande is Saturnus. %. XXVI. Alle deze Planeeten worden, even als de Aardkloot, door de Zon befchenen , en zyn, gelyk de Maan, alleen door het te ruch gekaatste licht voor ons zichtbaar. Dat de Planeeten uit zich zeiven geen licht geeven, blykt inzonderheid by die genen , die binnen den loopkring van den Aardkloot gelegen zyn , vermits men door Telescopen duidelyk waarneemt, dat alleen haare zyden , die naa de Zon gekeerd ftaan , verlicht zyn. Immers hebben zy , even. als d»^ Maan , in haare verfchillende ftanden verfchillende fchyngeftaltens; en wanneer zy tusfchen de Zon en den Aardkloot ftaan , zo ziet men geen licht aan dezelven.'— Aan Mars neemt men ook verfchillende fchyngeftaltens waar i doch niet aan Jupiter of Saturnus, wegens hunnen grooten afftand van de Zon. §. XXVIIf.  $. XXVII. Door den voortgang der Planeeten en des Aardkloots in hunne loopkringen wordt veroorzaakt, dat de Planeeten telkens aan een andere plaats van den Sterren ■ hemel gezien worden. Haare plaats - verandering fchynt zeer ongeregeld : dan gaan zy voorwaarts van het Weften naa het Ooften: dan fchynen zy ftil te ftaan : dan fchynen zy te ruch te gaan. Deze ongeregelde loop is flegts fchynbaar. §. XXVIII. De Planeeten bewegen zich allen , even als de Aardkloot, in Ellipfen, en elk heeft, gelyk de Aardkloot, de Zon in het ééne brandpunt van haaren Elliptifchen loopkring-. De brandpunts afftanden van de middenpunten dezer Ellipfen zyn zeer verfchillende. Wanneer men de halve middellyn der Ellips van elke Planeet op 100000 ftelt , dan is, volgens de berekening van Kepler , de brandpunts afftand van Mercurius aiooo Vsnus 694 de Aardkloot 1800 Mars 9263 Jupitcr 4822 Saturnus 57°° §. XXIX. De loopkringen der Planeeten liggen niet in 't zelfde vlak met den loopkring van den Aardkloot, maar fnyden denzelven snet verfchillende hoeken. Volgen 9  Volgens de Tafelen van m la Lande is de hoek der inyding van den loopkring van Mercurius 7 graden Vems 3 - - 23 min. to fee. Mars i - . ^ £ . „ Jupiter 1 - , 19 - - 10 - - Saiurnus 2 - - go - - 20 - - §. XXX. Door veel vergrootende Telescopen ziet men op de Planeeten Venus, Mars en Jupiter duistere vlakken ; de meeften op Vmus ; op Jupiter ziet men daarenboven drie banden , welke hem omringen. — Op Mercurius en Saturnus kan men geene vlakken gewaar worden. §. XXXI. De voortgang dezer vlakken van den eenen rand dezer Planeeten naa den anderen leeren , dat zy , even als de Aardkloot , om haare Aszen draaien. Volgens de laatere waarnemingen van Bianchinï volbrengt t enus haare omwenteling in 24 daeen 8 uuren , en haare As maakt met het vlak van haaren loopkring eenen hoek van ir graden. Volgens Cassiki draait. Mars in 24 uuren, 40 minuten om zynen As, en Jupiter 111 9 uuren yó minuten ; hunne Aszen ftaan byna recht op de vlaktensvan hunne loopkringen. Of Mercurius en S.iturnus zich omwentelen , is niet te ontdekken, vermits men geene vlakken op dezelven kan waarnemen. §. XXXII. De Aardkloot is niet alleen van een Maan of Otnloper voorzien. Galujeus heeft door verrekykers ontdekt, dat Jupiter vier  vier Maatien heeft; naderhand heeft men' by Saturnus vyf Maanen waargenomen. Zy worden ookSatelliten of'Wachters genaamd. §. XXXIII. Saturnus is daarenboven omvangen van eenen zeer dunnen en platten ring, welke overal van de oppervlakte der Planeet even ver fchynt af te ftaan. Zv fchynt als de ^Equator van de Planeet te zyn , en helt naa haaren loopkring met eenen hoek van * omtrent 30 graden , bly vende in alle (tanden van de Planeet naa denzelfden kant gekeert. — Van daar is het , dat deze ring zich gedurende den omloop der Planeet onder verfchillende gednantens , en fomtvds in 't geheel niet vertoont. De middellynen van Saturnus en van zynen ring verfchillen als de getallen 3 en 7.  SCHETS der VYFDE LES. Voor den 6. December 1780. Over de AFSTANDEN , OMLOOPS-TYDEN en GROOTHEDEN des AARDKLOOTS ' der PLANEETEN, en der MAANEN. §. XXXV. De Afftanden der Hemel-lichaamen worden berekend uit hun Ferfchüzicht ( Parallaxis ). 18. Bepaaling. Het Verfchilzichc (Parallaxis) is het verfchil tufjchen de plaats, waar een hemel lichaam van de oppervlakte der Aarde gezien zynde, fehynt tt\ zyn , en die , wvar het zelve zou fchynen te zyn, indien het uit het middenpunt der Aarde bezien wierd. ö §. XXXVI. Kepler heeft in het laatst der zestiende eeuw uit zyne waarneemingen berekend de evenredigheden der middelbare afftanden des Aardkloots en der Planeeten van de Zon ; het middenpunt des Aardkloots op 100 gefteld zynde , komen zy ten naastenby hier op uit: Mercurius 38 Venus 7& de Aardkloot 100 Mars 152 Jupiter 520 Saturnus 953 §. XXXVIÏ.  §. XXXVII. Uit het verfchilzicht van de Zon, volgens de waarnemingen van den laatllen overgang van Venus over de Zon in 't jaar 17 69, wordt berekend, dat de afftand der Zonne van den Aardkloot omtrent 40000 millioenen Rhynlandfche roeden bedraagt. §. XXXVIII. Uit den bekenden afftand des Aardkloots, en.de evenrigheden der afftanden der Planeeteri (§. 36".) , vindt men de afftanden van Mercurius I 2000 "\ Fenus 28000/ Mars 60000 V. Millioenen Rhynl. roeden. 'Jupiter 200000 C Saturnus 380000 \ §. XXXIX. Kepler heeft in't jaar 1618. ontdekt, dat de vierkanten van de Omloopstyden der Planeeten zyn als de teerlingen der afftanden. De tyden, waar in de Aardkloot en de Planeeten hunne loopkringen omloopen , zyn , volgens de tafelen van de la Lande , voor Mercurius 87 dagen 23 uuren 14 min. 2ƒ fee. Venus 224 16 41 31 de Aarde 36* ƒ .48 45" Mars 686 22 18 27 jupiter 43 ïo 8 58 27 Sdürnus 10749 7 21 50 §. XL. De middellynen des Aardkloots en der Planeeten zyn zeer verfchillende. Volgens de nieuwfte waarnemingen van Mauperïuis , bedraagt de middelbare middellyn des Aardkloots omtrent 3380000 Rhynl. roeden. De  — De middellynen der Planeeten zyn van Mercurius t* ) van de middellyn des Venus §f > Aardkloots. Mars | J Jupiter if| £ maal groter als des AardSatumus 10 > kloots middellyn. Uit de fchynbare middellynen der Planeeten en haare afftanden, worden haare waare middellynen berekend. §. XLI. Uit de bekende middellynen der Planeeten berekent men haare grootheden. Mercurius is ) Venus | ? des Aardkloots. Mars T| ; ^«p/ïar is 1400 ? groter als de Aardkloot. Saturnus 1000 ^ §. XLII. De middellyn der Zonne overtreft verre die der grootfte Planeeten ; zy is 111 maal grooter als de middellyn des Aardkloots. De Zon is derhalven 1400000 maal grooter dan de Aarde. De middellyn der Zonne wordt, even als die der Planeeten , uit haare fchynbare middellyn en afftand berekend. §. XLIII. De Maan is veel kleinder dan de kleinfte der Planeeten. Zy fchynt alleen grooter, om dat zy ons veel nader by is : want haare middelbare afftand bedraagt flegts omtrent 100 millioenen Rhynl. roeden. Uit dezen afftand en haare fchynbare middellyn berekent men , dat haare middellyn omom-  trent T| van de middellyn des Aardkloots is, en dat haare grootheid flegts het ?§ van den Aardkloot bedraagt. §. XLIV. De afftanden der Satelliten van Jupiter volgens Cassini , ïfte Satellit 103 "j ataat het middenpunt der Maane niet naby de Ecliptica , zo kan zy de Zon flegts aan eenen kant verduisteren, of een partiale Eclips veroorzaken. En Itaat de Maan verder van de Ecliptica af, alshaare mid-  middellyn en de halve middellyn der Zonne te zamen be'draagen , zo kan 'er in 't geheel geen Zon* Eclips plaats hebben. §. LV. De Zon Eclips begint altoos aan den weftelyken rand der Zonne : want de Maan van het weften naa het ooften voortgaande en de Zon voorbylopende, zo moet zy eerst haaren weftelyken rand ontmoeten. §. LVI. Vermits de Maan veel kleinder is dan de Aardkloot , zo kan derhal ven haare fchaduw maar een klein gedeelte van den Aardkloot verduifteren. Van daar valt eene totale Eclips op plaatzen van verfchillende lengte op onderfcheidene tyden voor, en gaat voort van ooftelyke na weftelyke plaatzen. Een partiale Zón-Eclips moet ook wegens de nabyheid en kleinheid der Maane, op plaatzen van verfchillende lengte op onderfcheidene tyden gezien ■worden. De kleinere middellyn der Maane is ook de oor• zaak , dat de Zon-Eclipfen zeldzamer op dezelfde plaats dan de Maan-Eclipfön'voorvallen. §. LVII. Onder de Zon-Eclipfen behooren ook de Voorbygangen van Venus en Mercuiius over de Zón gerekend te worden. Zy gebeuren, wanneer deze Planeeten in of dicht by de Knoopen van hunne loopkringen zyn , als zy met de Zon in Zamenftand komen. §. LVIII. De Planeeten worden dikwyls door de Maan verduisterd ; zy bedekken ook zomtyds elkander. J. LIX. De Satelliten of Maanen van Jupiter en Saturnus moeten ook nu en dan door de fchaduw van haare Planeeten verduisterd worden, even als de Maan door de fchaduw van den Aardkloot.  SCHETS der. ZEVENDE LES. Voor den ao. December 1780. Over de Z O N. §. LX. Op de oppervlakte der Zonne ziet men van tydt tot tydt zwarte vlakken, Zy veranderen van grootte en gedaante. ' Men heeft ze ook zien verdwynen , en na een geruimen tydt weder op dezelfde plaatzen wederkomen. Zomtyds ziet men veele vlakken op de Zon ; zomtyds weinigen. §. LXI. Uit den geregelden voortgang dezer vlakken, van den weftelyken rand der Zonne-fchyf naa den ooftelyken rand, blykt het , dat de Zon zich om haare As wentelt, en dat deze omwenteling in 25 dagen 14 uuren en 8 minuten gefchiedt. De As der Zonne ftaat niet rechtftandig op het ylak van des Aardkloots loopkring ,■ zyne helling is door Cassim 7! graden bevonden. §. LXII. De Zon is omringd van eene dunne ftof , die uit zich zelve licht geeft , of door de Zonne - ftraalen verlicht wordt. Een gedeelte van dezen kring is, voornamentlyk in den tyd van den winterfchen Zonne - ftilftand , na Zonne - ondergang of voor Zonne,-kopgang zichtbaar, heeft de gedaante van eene  eene Spil of Piramide , die fchuins op den Horizon ftaat, en wordt het Zodiaks - licht genaamd. De top van dit Zodiaks - licht is dan eens fcherper , dan eens ftomper. §• LXIII. Deze kring der Zonne, die ook wel haar Dampkring genaamd wordt, omringt de Zon niet van alle kanten gelykelyk : aan haare Poolen is hy plat , doch rondsom haaren Equator ftrekt hy zich zeer verre uit. Zomtyds ziet men dit Zodiaks • licht zich verder dan ioo graden van de Zon af uitftrekken ,• doch zomtyds'is haare langte veel minder. §. LXIV. De Zon fchynt kort na haaren opgang en voor haaren ondergang veel grooter , dan wanneer zy eene aanmetkelyke hoogte boven den Horizon heeft. Haare fchynbaare middellyn is echrer , wanneer zy door een Micrometer gemeten wordt, dezelfde. Dit gezichts-bedrog ontftaat alleen daaruit, datwy aan de Zon , wanneer zy naby den Horizon is , -een grooter afftand toefchryven. — En de rede, waarom wy als dan mecnen, dat de Zon een grooter afftand heeft, is waarfchynlyk hierin gelegen: dat de Dampkring, door welke de Zonneftraalen dan een veel grooter wech moeten afleggen, het Zonnelicht zo veel meer verflauwt , welke verflauwing ons de Zon als op een veel grooter afftand geplaatst doet voorkomen. Om  Om dezelfde rede fchynt ook de fchynbare middellyn der Maane , wanneer zy kort boven den Horizon is , veel grooter. §. LXV. Hoe de Zon den Aardkloot, de Planeeten, en de overige lichamen , die tot dezelve behooren , verlicht, is een gefchil onder de Natuur - befchouwers. Cartesius , en anderen , die hem hier in gevolgd zyn, Hellen, dat de geheele Waereld- ruimte mee eene fyne ftoffe ( JEtbtr), veele duizendmaalen fyner dan de lucht van den Dampkring zynde, is opgevuld ; en dat deeze Mtber , welks deeltjes zeer hard en veerkrachtig zyn, door de Zon, en door andere lichtende lichamen gebotst , of in trilling gebracht wordt , op gelyke wyze als aan de lucht door de trilling der geluidgevende lichamen een foortgetyke beweging wordt medegedeeld. Deze trillende Mtber tegens de lichamen aanbotzende , neemt daar door andere trillingen aan, die naar den onderfcheiden aart der lichamen verfchillende zyn ; welke verfchillende trillingen van den Mtber , die tusfchen de lichamen en het oog gelegen is , vermits zy de gezicht - zenuw op' verfchillende wyzen aandoen, ons de verfcheidenheid der lichamen doen gewaar worden. ■— Dit ftelzel heeft onoploszelyke zwarigheden. Newton beweert , dat de Zon van alle kanten ononophoudelyk licht-ftraalen uitfehiet, welke zich door het geheele Zonneftelzel uitftrekken; volgens deze (telling zien wy de lichamen door de lichcftraalen, die van derzelver oppervlaktens ca onze oogen worden te ruch gekaatst. Deze ftelling wordt bewezen : — i, door de fchynbare Aberratie der vafte Sterren ; — i, door eene proefneeming, door Michell in 't werk gefteld.   SCHETS der AGTSTE LES. Voor den 3. January 1781. Over de COMEETEN. §. LXVI. Aan den Sterren-hemel verfchynen nu en dan Hemel-lichamen, die, gelyk de Planeeten , telkens hunne plaats veranderen. Zy zyn doorgaans van een licht verzeld , het geen hun even als hair omringt, of 'er van afhangt , waarom zy door de Ouden Comeeten (gehairde Sterren) genaamd zyn. Dit licht ftrekt zich dikwyls aan de eene zyde zeer ver uit; om welke lichtende ftaart deze Sterren by ons Staart - Sterren genaamd worden. Deze Staart is altyd rechtftreeks van de Zon afgekeerd. Men heeft dezelve ter langte van 90 graden gezien. Zomtyds is zy maar weinige graden lang , en maakt dan als 't waare een baard, waarom zodanige Sterren Baard ■ Sterren genaamd worden. Zomtyds is de Ster rondfom gelykelyk van dit hairig-licht omringt. Men heeft'er ook waargenomen , waar aan noch ftaart , noch baard» noch hair te zien was. §. LXVII De Comeeten lichten uk zich zeiven niet, maar zyn flechts, gelyk de Planeeten , door de Zonne - ftraalen , die van haare oppervlakten worden afgekaatst, voor ons zichtbaar. Dit  Dit bewyzen de fchyngeftalten , welken men zo wel aan 'de Comeeten als aan de Planeeten heefc waargenomen. §. LXVIII. De Comeeten bewegen zich , gelyk de Planeeten , in Ellipfen rondsom de Zon, en elk heeft de Zon in het eene brandpunt van haaren Elliptifchen loopkring. §. LX1X. De Elliptifche loopkringen der Comeeten verfchillen echter zeer veel van die der Planeeten: zy zyn zeer langwerpig; zo dat zy in haaren kortften afftand zeer naby de Zon ftaan , en in haaren verften afftand 'er zeer verre van verwyderd zyn. Van daar is het, dat c'e Comeeten maar zomtyds kunnen gezien worden. §. LXX. De Comeeten bewegen zich niet allen naa eenen. kant, gelyk de Planeeten; zommigen bewegen zich oostvvaards, .en anderen westwaards. §. LXXI. De loopkringen der Comeeten verwyderen zich veel meer van den loopkring des Aardkloots , dan die der Planeeten : zy doorlopen den Noorder- en Zuider- Sterrenhemel in allerlei richtingen. §. LXXII. De Comeeten verwyderen zich veel verder van de Zon , dan de verst afgaande Planeet Saturnus, en in haaren naasten  ten ftand ftaan zommigen nader by de Zon dan Mercurius. §. LXXIII. Vermits zy zich , even als de Aardkloot en de Planeeten, zo veel fneller of traager bewegen , naar mate zy nader by de Zon , of verder van dezelve zyn , zo is het verfchil van haare fnelheden , wegens de groote ongelykheid van haare afftanden, zeer groot. Wanneer zy 'naby de Zon ftaan , is haare fnelheid verbazend groot, en in haare verfte afftanden bewegen zy zich zeer langzaam. §. LXXIV. Haare groote verwydering van de Zon , en de geringe fnelheid , waar mede zy zich in de verst van de Zon afgelegene deelen haarer loopkringen bewegen , zyn de oorzaaken , dat zy veel tyds tot het doorlopen van haare kringen nodig hebben. §. LXXV. De fchynbaare grootte , onder welke het lichaam ( de kern ) der Comeeten zich in haare kortfte afftanden van den Aardkloot vertoont, is zeer verfchillend. Meest vertonen zy zich als middelbare Sterren; zomtyds als Jupiter en Venus ; men heeft ook Comeeten gezien , welker fchynbare grootte die der volle Maan evenaarde , en overtrof. §. Lxxvr.  §. LXXVI. De waare grootte der bekende Comeeten verfchilt veel; zy zyn echter allen kleinder dan onze Aardkloot. §. LXXVII. Het getal der Comeeten, welker loopkringen men tot nu toe heeft leeren kennen, overtreft zeer verre dat der Planeeten ; volgens de la Lande bedraagt het reeds 63. Behalven dezen is 'er een zeer groot aantal Comeeten waargenomen , welker loopkringen men niet heeft leeren kennen. §. LXXVIII. De (taarten der Comeeten zyn zeer veranderlyk , en haar licht zeer onderfcheiden, Haare Jangte en helderheid neemt toe en af, naat maate zy de Zon naderen , of 'er zich van verwyderen ; zy fchynen doorgaans op 't helderfte , 'en zyn het langfle, wanneer zy de Zon zyn voorbygegaan.  SCHETS der NEGENDE LES. Vcor den 10. January 1781. Over het COPERNICAANSCHE STELZEL. S. LXXIX. Het Waereld-ftelzel, zo als wy het tot nu toe befchouwd hebben, is eerst door Copernicus in 't begin der 16. Eeuw uitgedacht , en in 't jaar 1543 in 't licht gegeeven. Die Stclzel pryst zich zeiven aan door zyae eenvouwigheid. ïuy'f IOia. i-.:\L'... ', i jA SnSSlOV -'-.'-1 *>/ §. LXXX. Tycho Baahe is de eenige beroemde Sterrekundige geweest, die het Copernicaanfche Stelzel heeft tegengefproken, waar toe hem inzonderheid een verkeerde uitlegging £der- Heilige Schrift fchynt gedreven te hebben. Zyne tegenwerpingen zyn voomamelyk dezen t 1. ) Indien de Aardkloot zich om zynen As draaide , zo kon een kogel of eenig ander lichaam, van eenen tooren vallende, niet aan den voet van den tooren nedervallen : want door de omwenteling van den Aardkloot moest de tooren zich van den daalenden kogel aanmerkelyk verwyderen, eerhy aan den grond koomt. Doch de wetten der zamengeftelde beweging , en de ondervinding , leuren het tegendeel. 2O De  a.} De evenwydige beweging van den As des Aardkloots is, volgens Tycho, ongcrymd ; ora dat men daar toe, naar zyne gedachten ,s'twee verfchillende beewegingen in den Aardkloot; moest Hellen , waar van de eene zyn middenpunt verplaatst en de andere den fland van zynen As verandert. * Doch tot de evenwydige beweging van den As wordt geene byzondere beweegkracht vereifcht. 3.) Tycho meende, dat de loop der Comeeten fchynbaar ongeregelder zyn moest, indien de Aarde om de Zon liep. Deze ongeregeldheid fchynt in de Comeeten , die door Tycho, zyn waargenomen, niet merkbaar geweest te zyn. De fchynbaar ongeregelde loop der Comeet van't Jaar 1681 was juist zodanig, dat zy den loop der Aarde om de Zon volkomen, bewees. §. LXXX. Volgens het ftelzel door Tycho Uitgedacht > en in het Jaar 1572 in 't Jicht gegeven s is onze Aardkloot het middenpunt der beweging van de Zon , de Maan, en de vaste Sterren, en de Zon het middenpunt der beweging van de vyf Planeeten. Zon , Maan , Planeeten, en vaste Sterren , bewegen zich dus alleen, volgens dit ftelzel, dagelyks om den Aardkloot. §. LXXXII. Het ftelzel van Tycho loopt aan tegens de eenvouwigheid , welke wy in de werken van den Schepper zien plaats hebben. 2. Het is niet voldoende ter verKlaring van zommige verfchynzelen. §. LXXXIIL  §. LXXXIII. Het Copermcamfche ftelzel daarentegen is genoegzaam ter verklaring van alle verfchynzelen der Hemel - lichamen ; en het (leunt daarenboven op ontegenzeggelyke bewyzen, uit de a.) fchynbare beweging Qaberratio") der vaste Sterren , £.) de mindere zwaartekracht onder den Mquator , en c. ~) de volkomene overeenftemming van den loop der Hemel-lighamen met de wetten der middenpuntskrachten afgeleid.   SCHETS der TIENDE LES. Vcor den 17. January 1781. Over de krachten , door welken de LIGHAAmen van DIT ZONNE - STELZliL bewogen , en in hunne loop-kringen gehouden worden. §. LXXXIV. De loop van elk Hemel -lighaam moet aan twee verfchillende beweegkrachten worden toegefchreven , waarvan de eene kracht, indien zy alleen werkte , het lighaam rechtlynig met eene zekere fnelheid zoude doen voortloopen , en de andere het zelve uit zynen rechtlynigen voortgang zo veel aftrekt, dat het eenen kring befchryft. §. LXXXV. De beweegkracht, door welke de Hemel - lighaamen rechtlynig trachten voort te loopen , is hun door den Schepper ingelegd. Zy blyven volgens de eerfte wet van Newton voortloopen , om dat zy door geenen weerltand in hunnen loop gefluit worden. §. LXXXVI De kracht, door welke de Hemel • lighaamen in hunne loopkringen gehouden worden, is de Aantrekking der lighaamen , om welken zy zich bewegen. De Aan-  Aantrekking der Zonne houdt den Aardkloot, de Planeeten en Comeeten in hunne loopkringen; de Aantrekking van den Aardkloot houdt, de,Maan in haaren kring ; gelyk ook de Satelliten van jfupiter en Saturnus door de aantrekkingen van deeze Planeeten in hunne loopkringen gehouden worden. Uit deze (telling., door Nwrox uitgedagt, wordt al het geen men omtrent den loop der Hemel-lighaarnen waarneemt, zo volkomen verklaard, dat men dezelve als eene bewezene waarheid raatr aanmerken. ö §. LXXXVII. Uit den aart der beweegkrachten , door welken de Aardkloot, en alle de overige lighaamen , die tot dit Zonneftelzel behoren , bewogen worden , volgt, dat de As des Aardkloots, en die der overige lighaamen, welke hellendeAszen hebben, altoos evenwydig of naa denzelfden kant gekeerd moeten blyven. 20. Bepaling. De kracht , waar mede elk Hemellichaam uit hoofde van deze aantrekking naa het lighaam neigt , waarom het zich beweegt , wordt zyne Zwaarte-kracht of Wccging genaamd. §. LXXXVIIL De Zcvaarte-kracht der Hemel-lighaamen, met welke zy naa het lighaam neigen , waarom zy zich bewegen, verfchilt in de omgekeerde vierkante reede van hunne afftanden. Hier  Hier uit volgt de noodzaaklykheid der wet 'door Kepler ontdekt : dat de vierkanten der omloopstyden zyn als de teerlingen der afftanden, §. .,9. §. LXXXIX. De Hemel - lighaamen van dit Zonne - ftelzel worden niet flegts aangetrokken door de lighaamen, waarom zy bewogen worden , maar zy trekken ook allen elkander aan. Hier uit zyn de oneffenheden, welken men in de bewegingen der Maan, der Haneeten , der Satelliten , en der Comeeten waarneemt, volkomen te verklaren. De Ebbe en Vloed der Zee bewvzen de aantrekking der Maane zo wel als die der Zon , vermits alle de verfchynzelen van Kb en Vioed uit dezelven vo'.komea verklaard en berekend worden.   SCHETS der ELFDE LES. Voor den 04. January 1781. Over ds VASTE STERREN. §. XC. De Sterren , welke behalven de Dwaal-fterren (Planeeten) in groote menigte aan den Sterren • hemel gezien worden , zyn Vaste Stenen genaamd; om dat zy onderling dezelfde afftanden van elkander behouden. Die genen , die zich de grootften vertonen , zyn door hun fchitterend licht van de Planeeten te onderfcheiden. §. XCI. De afftanden der vaste Sterren zyn onmeetbaar, vermits men van geene Sterren jaarlykfche Parallaxis heeft kunnen waarnemen. Hier uit berekent men, dat de afftand der naastbyftaande Ster den afftand des Aardkloots van de Zon veel meer dan 206264 maal moet overtreffen. — Hier uit is het aftemeeten , hoe verbazend groot zy zyn moeten. §. XCII. Vermits de vaste Sterren op zulke groote afftanden met een zo fchitterend licht gezien worden , zo blykt het, dat zy door geen te ruch gekaatst licht fchynen , maat dat zy, even als de Zon, uit zich zeiven lichten. §. XCIII.  §. XCIII. De dagelykfche fchynbare op- en ondergang der Vaste Sterren wordt door de omwenteling van den Aardkloot om zynen as veroorzaakt ; en de voortgang van den Aardkloot in zynen loopkring is de oorzaak , dat zy niet dagelyks op dezelfde uuren op en ondergaan. §. XCIV. Het getal der Sterren was te groot, om aan elk eenen byzonderen naam te geeven; men heeft zich daarom dezelven als in hoopen of verzamelingen verdeeld voorgefteld. Deze verzamelingen van Sterren noemt men Gefterntens : men heeft hun de naamen van perzonen , dieren , of werktuigen gegeeven. §. XCV. De 12 gefterntens, door welken de fchynbare Zonne-wech (Ecliptica) loopt, hebben meest de naamen van dieren. Van daar wordt de band of (Treek van den Sterren - hemel, in welke de Maan en de Planeeten verfchynen , en welke zich ter weêrzyde van de Ecliptica 8 graden uitfteekt, de Dieren- riem genaamd. §. XCVI. Het getal der Sterren , welke voor het bloote oog zichtbaar zyn , bedraagt volgens Kepler 1610; volgens Hevelius 1888. Naar haare verfchillende fchynbare grootte heeft men dezelven in 6 klaiTen ver- deew- j. XCVII.  §. XCVII. Wanneer men den Sterren-hemel met veel vergrootende verrekykers waarneemt , vindt men eene ontelbare menigte, die met het bloote oog niet kunnen gezien worden. j T33C0 JÏUt en-Ui) ülo In het Zeven-gefternte heeft men 60, en in het Sterren beeld den Orion 2000 voor het bloote oog onzichtbare Sterren geteld. §. XCVIII. De witte onregelmatige Gordel, die den Sterren - hemel omringt, welke de Melkwech genaamd wordt, fchynt uit eene oneindige menigte voor het bloote oog onzichtbaare Sterren te beftaan, die maar gedeeltelyk door de meest vergrootende verrekykers kunnen onderfcheiden worden. §. XCIX. De witte Vlakken , die buiten den melkwech aan den Sterren - hemel als weinig lichtgevende Sterren zich vertonen , en daarom Nevelachtige Sterren genaamd worden , fchynen , wanneer zy door veel vergrootende verrekykers befchouwd worden , voor het grootfte gedeelte verzamelingen van Sterren te zyn , die door het oog alleen niet kunnen onderfcheiden worden. §. C. De Gefchiedeniszen maaken gewag van verfcheide merkwaardige en nieuwe Sterren , welke verfcheenen , en naderhand geheel verdwenen zyn ; men kent noch heden zoda-  zodanige Sterren, die van tyd tot tyd verdwynen, of in grootheid toenemen, en vervolgens kleinder worden. 'Er zyn door de Ouden verfcheide aanmerkelyke Sterren befchreven, die thans niet meer gezien worden, en andere Sterren zyn 'er, die thans beftendig verfchynen, fchoon zy door de Ouden niet befchreven zyn.