49C A 28   RECHTSGELEERD AD VIS IN DE ZAAK VAN DEN GEWEZEN STADHOUDER, EN OVER DESZELFS SCHRYVEN AAN DE GOUVERNEURS VAN DE OOST- EN WEST-INDISCHE BEZITTINGEN VAN DEN STAAT. DOOR DË BURGERS U\ B. F 0 0 R. D A E N M\ J. VAL C K L N A E R. tngelevert ter Vergadering der Provifioncclc Reprefentanten van het Volk van Holland. Op den 7 January i7pö. En in 't licht gegeven op last der zelve Vergadering r In den HAAG, ter 's Lands Drukkerye van Holland 1796.   C i ) Rechtsgeleerd Advys in de zaak van den gewezen Stadhouder, en over deszelfs fchryven aan de Gouverneurs van de Oost- en West-Indifche Bezittingen van den Staat. (jfezien by ons ondergetekende, Rechtsgeleerden, de navolgende Stukken van A. toe G. 2do loco. A. Copy van eene Misfive van den gewezen Stadhouder, Willem V., in dato den 7 February 1795 > gefchreven uit Kew in Engeland , aan den Gouverneur van Suriname, J. F. Friderici. B. Copy van eene Misfive van de Directeuren der Colonie Suriname > aan Hun Hoog Mogende gefchreven in 's Hage den 3 Augustus 1705, dienende ten geleide van bovengemelde Misfive van Willem V,, in Authentica Copia aan Hun Hoog Mogende gecommuniceerd. C. 1. 2. locis. Twee Extraéten uit de Decreeten van de Vergadering van de provifioneele Reprefentanten des Volks van Holland, in dato den 4 en 5 Augustus deszei ven jaars, waar by opgemelde Misfive van Willem V.i'va Holland commisforiaal gemaakt is. D. 1. £. locis. Een breedvoerig Rapport, in dato den 29 September deszeiven jaars, door de Burgers J. G. H. Hahn, P. Gevers, P. Paulus en A. J. la Pierre, ter Vergadering van Holland uitgebragt, en ten zeiven dage aldaar geconverteerd in een Decreet, en daar heenen ftrekkende, dat Hun Hoog Mog. de opgemelde Stukken ten fine van confideratien en advis gelieven te ftellen in handen van de beide Ondergetekenden.; E. Een Extraft uit het Register der Refoluden van Hun Hoog Mog., in dato den 5 Oclober laatstleden , waar by de Gecommitteerden van Holland verzogt worden by hunne Principalen te willen effectueeren, dac omtrent de zaak ten principale het advis van de Ondergetekenden worde ingenomen, met verzoek om, het zelve ingekomen zynde, aan Hun Hoog Mogende te willen fuppediteeren. F. Extreét uit de Decreeten der Vergadering van de provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland, in dato den 7 October 1705. Nog by ons ondergetekenden gezien de Copyeener Misfive van A.J.Sluysken, provifioneel fungeerend Gouverneur van de Colonie aan de Kaap de Goede Hoop , in dato den 10 July, en gefchreeven aan ....... , met Extraffc uit de Decreeten van Holland, in dato den 19 October 1795 , G. & , sdo locis. A ï-uidende  t a 3 , Luidende dezelve Stukken, als volgt: Extraét uit de Decreeten der Vergadering van de provifioneele Reprefentanten van hec VoIk van Holland. Dingsdag den 4 Augustus 1795. het eerste jaar der bataafsche vryheid, D e Gedeputeerden ter Generaliteit hebben lecture gedaan van de Misfive van Directeuren der Colonie Suriname, op heden by Hun Hoog Mogende ingekomen, hebbende tot Bylaag eene Misfive van den gewezen Stadhouder aan den Gouverneur van Suriname, met ordres, om op gemelde Colonie de Engeljche Troupes te admitteer en; zynde laatst gemelde Misftves van den volgenden inhoud: A. Edele, Erentfeste, Vroome, onze Lieve Getrouwe. hebben nodig geacht, UE. by dezen aan te fchryven en ts gelasten, om, zoo te Parimaribo, als verder in de Colonie van Suriname , te admitteeren de Troupes, die van wegens Zyne GrootBrittannifche Majefteit derwaards zullen worden gezonden, en op de Rivieren zodanige Oorlogfcheptn, Fregatten of gewapende Vaartuigen, die van wegens hooggemelde Zyne Groot - Brittannifche Majefteit der. waards zullen worden gezonden; en dezelve te confidereeren als Trou\ pes en Schepen, van eene Mogendheid, die in vriendfehap en Alliantie is met Hunne Hoog Mogende, en die derwaar ds komen om te beletten,, dat die Colonie door de Frmfchen worde geinvadeerd. Waar mede, Edele, Erentfeste, Vroome, onze Lieve Getrouwe, wy UE. keveelen in Godes heilige protectie. UE. goedwillige Vriend, {Getekend) W. Pr. van Orange. Keur den 7 Febr, Ter ordonnantie van Zyne Hoogheid, by I79S> abfentie van den Geheim-Secretaris. (Getekend) J. W. Boejinck. Acctrdeert met de origineels Misfive. (Getekend) H. van Heert, Aan den Gouverneur van Suriname. Secretaris. HOOG  C 3 Ö Bi HOOG MOGENDE HE EREN! X^^y hebben de eer, aan de verontwaardiging Van U Hoog Mogende aan te bieden Copie eener Misfive, door den geweezen Stadhouder, op den 3 February laatstleden uit Kew aan den Gouverneur der Colonie Suriname, J. F. Friderici, gefchreven, en door dezen aan ons toegezonden; wy zyn, dank zy den Almagtigen, in /laat hier by te voegen, dat deze misdadige poging, ten einde de braafheid des Gouverneurs te furpreneeren , het voor gefield fucces niet heeft: dat deze integendeel gehoorzaam aan de gevenereerde bevelen van U Hoog Mogende, by hem ontvangen, ons by herhaaling deze plegtige betuiging gedaan heeft, alles te zullen verrichten, wat men van een manvan eer, die alle zyne plichten kent, en het behoud der Colonie voor het moederland boven alles jlelt, kan en mag verwagten. Brengende voorts de laatst by ons ontvangen Misfive, in dato 25 Mey laatstleden, het aangenaam berigt mede, dat de goede ordre en rust tn deze importante Colonie onafgebrooken bleef voortduwen. Waar me de, Woog Mog. Heeren, God Almagüg biddende, de Regee. ring van U Hoog Mog. gezegend en voorfpoedig te maaken, blyven Uw Hoog Mog. dienstwillige en onderdanige Dien aar en. 's Hase 3 Aug. Be Diretleuren der Colonie Suriname, '795- Het 1 Bé en in derzeher naam, jaar der Ba- ' (Getekend) taaffcheVtyheid. A. Vereul. C. 10. loco. Waar op, na dat de Vergadering deszelfs hoog/ie verontwaardiging had gemanifesteerd over deze verraderlyke poging des gewezen Stadhouders, gedelibereerd zynde, is goedgevonden en ver ft aan, de Misfive van gemelde Directeuren aan te fieemen voor notificatie; terwyl de Misfive van den gevezen Stadhouder is gehouden in advis, om daar op verder te rtfolveeren als bevonden zal worden te behoor en; zynde voorts op voordracht van den Burger A. Vereul, gerefolveerd, de Gedeputeerden ter Generaliteit te gelasten, het by Hun Hoog Mog. daar heenen te dirigeer en, dat, daar de Gouverneur der Colonie Suriname , Jurriaan Francais Friderici, zich, in weerwil der misdaadigè poging des gewezen Stadhouders, in zo zorgelyke en kommer lyke ogenblikken, niets dan zyn plicht gezien, en plechtig betuigd heeft, alles te zullen verrichten, wat van een man van eer, dh het behoud der Colonie voor het moederland boven alles fielt, Hun Hoog Mog. by eene fpeciale Refolutie hoogstderzelver genoegen over dit braaf gedrag des Gouverneurs tot heden gehouden, gelieven te betuigen, en denzelven tot het manmoedig perfevereeren op dit zelfde lofeiyk voetfpoor aan te moedigen ; en hem Extra® dezer Reflutie by eer ft e gelegenheid toetezenden. Accordeert met de voorf* Decreeten. ^ a Earaft  ( 4 ) C. 20. loco. Extract uit de Decreeten der Vergadering ^ van de Provifioneele Repraïfentancen van hec VolK van Holland. Woensdag den 5 Augustus 1795- HET EERSTE JAAR DER BATAAFSCHB VRYHEID. gisteren in advis gehouden zynde de Misfive van den gewezen Stadhouder, den 7 February dezes jaars uit Kew, aan den Gouverneur van Suriname, J. F. Friderici, gefchreven, en door den laatstgemelden aan DireQeuren van die Colonie gezonden, zonder te obedieeren aan den last daar in vervat, tot admisfie der Groot - Brittannifche Troupes en der Schepen van die Natie, breeder onder de Notulen van gisteren. dezelve in nadere deliberatie gelegd, en by Copie gefield in handen van de Burgers Hahn, P. Gevers, P. Paulus en la Pierre, om daar op te dienen van advis; waar toe Extraü dezes aan den eerstgemelden voor de Comnnsfie tot narigt zal worden gegeeven. Accordeert met de voorfz. Decreeten. D. 10. loco. ExtracT: uit de Decreeten der Vergadering van de Provifioneele Reprefencanten van hec VolK van Holland. Dingsdag den 29 September 1795. HET EERSTE JAAR DER BATAAFSCHE VRYHEID, ,D' Burgers Hahn, P. Gevers, Paulus en la Pierre, doen, ter voldoening aan het Decreet van den 5 Augustus laatstleden, het navolgend rapport wegens de by hetzelve Decreet ten fine van advis in hunne handen gefielde Misfive van den gewezen Stadhouder, uit Engeland aan den Gouverneur van Suriname gejchreveri den 7 February laatstleden, welke door den laatften aan Hun Hoog Mog. overgezonden, ter hunner Vergadering op den 4 Augustus ingekomen, en aldaar door de Gedeputeerden ter Generaliteit is ever genomen, zynde gemelde Misfive breeder in de Notulen dezer Vergadering van den 4 Augustus vermeld. Gelykheid, Vryheid, Broederfchap, J. G. H. HAHN, P. GEVERS, P. PAULUS en A. J. LA PIERRE. AAN DE FR OVISIONEELE REPRESENTANTEN VAN* MET VOLK VAN HOLLAND. BURGERS REPRESENTANTEN' et heeft Wieden behaagd om by Decreet van den 5 Augustus laats-t-  C 5 ) laastleden in onze kanden, ten fine van advis, te ft ellen, de Misfive van den gewezen Stadhouder, gefchreven uit Kew den 7 February deezes jaars, aan den Gouverneur der Colonie Suriname, J. F. Friderici, en houdende den verrader-fyken last, om zo te Paramaribo, als verder in de Colonie van Suriname te admitteeren de Troupes die van wege zyne Groot - Brittannifche Majesteit eerwaards zouden worden gezonden, en op de Rivieren zodanige Oprlogfchepen, Fregatten of Gewapende Vaartuigen, ais van wegens denzelfden derwaards zouden worden gezonden, en om dezelve te confitiereeren als Troupes en Schepen van eene Mogendheid, die in vriendfehap en alliantie is met Hun Hoog Mogende, en die derwaards zouden koomen, om te beletten dat die Colonie door de Franfchen wierde geinvadeerd. fVy zouden ten deezen rads lang van onze confideraticn hebben kunnen dienen, maar de geftadige verwachting dat het -zogenaamde Huis van Oranje, deszeifs ondankbaarheid jegens zyn Vaderland, eerlang zou bekroonen met een openbaar Manifest, en eene gewapende aggresfie van hei zelve, heeft ons terug gehouden, daar zulks in dit en in andere landen wierd verzekerd, en wy veronderftelden, dat Gydeden van zodanig Manifest legale kennis krygende , de behandeling van dat alles dan liever in eens zoudt hebben afgedaan. Dan wy willen en wy mogen niet langer draalen om aan uwen last te voldoen, tn hebben zeer weinig woorden van nooden, om de zwaarte van de misdaad, in deezen jegens den .geheelen Staat gecommitteerd, te doen opmerken, niet flechts naar de eeuwige beginfelen van dat algemem Staatsrecht, dat op de natuur en op de reden fleunt; maar t>r.k naar de meer bekrompene en zogenaamde confiitutioneele inrichtingen hier te Lande tot dus verre plaats hebbende. Trouwens dat Willem de V., na den verraderlyken rol, dien hy zedert 1780 gefpeeld heeft', na al het geen, wat 'er voor, in, en na den Engelfchen Oorlog gebeurd is; na zyne roekeloze tegenkanting, tegen den wilder Staatsn, en zyn toenmalig verhaten van den Haag; na zyne bedekte en openbaar e zamenzweeringen tegen 's Lands Vryheid en Onafhanglykheid ; na geheuld te hebben, met vreemde Mogendheden; na zyn fchandelyk Amersfoortfch Manifest van den 11 September 1787; na V Land overweldigd te hebben met vreemd Krygsvolk; na het vervuld te hebben met moord, roof en plundering; na der aangehitfte muitzucht den vryen teugel gevierd te hebben; na duizenden van Huisgezinnen geruineerd, en den lande uitgejaagd, aan de vervolging van de Patriotten de deur wyd open gezet, en onder den naam van Confiitutioneele maatregelen , een waarachtig fchrikbewind, van zyne factie ingefteld , en gedurende meer dan zeven jaar en lang in ft and te hebben gehouden • na dit land, alleen om zich zeiven te behouden, te hebben fefkept in den verderfiykften Oorlog , die hun Hoog Mog. immers gevoerd hebben; na ftroomen bloedscnmillioenenfchatsyerfpild'te hebben; na alle de rampen over ons Land in ruime maate te hebben uitgestort, welke onaffcheidelyk zyn van het toneel des Oor logs, en by zonder van J3 het  ( 6 ) het daarzyn eener Engelfche Bende; na het toppunt van verwarring te hebben veroorzaakt in alle de takken onzer Regeering, en na eindelyk f toen het 'er op aan kwam, en God zelf de Franfchen tot in het hart van ons Land geleidde, na op den 18 January dezes jaars zich en de zynen, door eene fchandelyke vlucht geborgen te hebben, en aan hun Hwg Mog. op dien dag in eene fameufe misfive te hebben gefchreven ; dat hy niet willende een obftakel zyn aan den Vrede die voor de goede Ingezetenen dezer Landen nodig was, gerefolveerd had om voor een tyd zich en zyne geheele Familie van hier te retireeren, in hoop dat Hun Hoog Mog. zulks niet zouden afkeuren , biddende den Allerhoogflen om zyne dierbaarfire zegeningen over het lieve Vaderland te willen uirilorten Ikc. doende het hem leed van niet meerder nuc te hebben kunnen zyn, en hebbende het ontflag verleend van het Commando van het Leger aan beide zyne Zoons die met hem vertrokken: dat . zeggen wy, na dit alles, en na dat hun Hoog Mog. hadden befloten, om aan de Colonels ofCemmandeerende Officieren van de Regiment en en Ccrpfen in dienst van den Staat, mitsgaders aan de Gouverneurs , Commandeurs of Gomman deerende Officieren, kennis te geven, dat Zyn Hoogheid zich voor eenigen tyd geabfenteerd had, en dat ook beide zyne Zoons van het Commando waren ontflagen, Willem de V. evenwel zyner rerraderlyke dienstbaarheid aan Engeland zo verre den teugel heeft gevierd, dat hy zonder eenige de minfte macht of eu&oriteit daar toe te hebben, den Gouverneur van eene zo belangryke Colonie van den Staat fub- en obreptief, en alzo verra. der lyk, tot eene daad heeft getracht te verleiden, -waar van de gevolgen voor den Lande, indien dezelve aan zyne verachtelyke oogmerken beantwoord hadden, allerverderftykst zouden zyn geweest; dat Willem de V, zich aan de misdaad van- hoog verraad ten aanzien der Republiek heeft fchuldig gemaakt, daar aan vermeenen wy, dat door niemand meer kan worden getwy feld, en dat de opnoeming der daadzaaken ten betoge daar van alleen genoegzaam is. Ondertusfchen moeten wy bekennen, dat dit alles ens minder verwonderd dan verontwaardigd heeft. Er is niets onder alle de openbare en heimelyke aanrandingen van het Folk van Nederland in het algemeen, en van de 'vryheid en onafhanglykheid van Holland in het hy zonder, dat men van Willem den V., na alles wat men tot hier toe heeft zien gebeuren, niet zoude verwachten, en onder alle de Stadhouders, waar van de historie melding heeft moeten maken, kennen wy 'er geenen, wiens misdaden tegen het Vaderland, die van den laatften, in aanhoudendheid en vermetelheid evenaaren, en wiens acte van befchuldigir.g alzo ligt er optemaken zou wezen. Het I's daarom, Burgers Reprefen ■ tanten, dat wy het allernoodzaakelykst oordeelen, dat deeze in behoorlyke form worde vervaardigd. Europa zal dan zien, dat de afschaffing van het Stadhouderfchap geen ligtvaardig befluit was; elk vryheidsmtnnaar zal het zelve en onzer gezegende Revolutie toejuichen zyne aanhangers zullen fchaamrood worden , en aan veelen waarfchyn ■ lyk de fchillen van de oogen eent vallen. Wy zyn echter van ge- dach-  dachten, dat deze "Procedure niet te naauwkeurig en plechtig kan aan gevan"en, beftierd, en ten einde gebragt worden, en omziende naar gefchikte Mannen, om den Lande en Vlieden daarin te dienen, hebben wy geoordeeld, en wy zouden Vlieden derhalven adviferen: Om, gelyk de bovengemelde Misfive van den gewezen Stadhouder uit de Vergadering van Hun Hoog Mog. ter tafel van deeze Vergadering is nebracht, door uwt Gecommitteerden ter Generaliteit, zo ook dezelve wederom benevens dit advis, in handen te jlellen, van de gemelde Gecommitteerden, met last, om daar van aan Hun Hoog Mog. kennis ie geven, en het voorts aldaar, daar henen te dirigeren, dat 'deze (lukken met de meesten fpoed wierden gefield in handen van de Leid/che Hoogleraren, Bavius Voorda, en Jan Valckenaar, ten einde Hun Hoog Mog. te dienen van confideratien en advis, nopens den aanleg, en de directie, der Criminele Procedure ten dezen, zo wel als om aan Hun Hoog Mog. te fuppediteren, eene Succinte Acle van Accufatie, tegen den voorfiz. Willem deV., met faculteit omme van hunne zyde, zodanig iemand te asfumeren , of in het werk te fielten, envifie van zodanige Staatspapieren te mogen nemen, als zy tot volvoering hunner commisfie nodig zullen oordeelen. Wy refereren ons niet te min tot VUeder beter oordeel. >s ffage (JVas getekent} den 29September J. G. H. Hahn, 1795. P. Gevers, Het eer ft e Jaar P. Paulus, der Bataaffche A. J. la Pierre. Vryheid. D. 1\ loco. Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden en verft aan , conform het Zelve advis de Copie der voorfk.. Misfive benevens het Advis zelve te pellen in handen van de Gedeputeerden ter Generaliteit met last als daar by verder is vermeld. Accordeert met de voorfz. Decreeten, E. Extraót uit het Register der Refolutien van de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal der. Vereenigde Nederlanden. Lmce den 5 October 1795. he t eerste jaar der bataafsche vryheid. J3fc' Gecommitteerden van Holland hebben ter Vergadering ingebragt en laaien kezen de Refolutie van hunne Principalen, waar by dezelve proponeeren om van wegens haar Hoog Mog. de Misfive van den gewezen Stadhouder uit Engeland aan den Gouverneur van Suriname gefchreven den 7 Fe. bruary, en den \ Augustus daar aan volgende, alhier ter Vergadering inge- B 2 . ko-  C 8 ) komen , mei de Bylagen te (tellen in handen van de Leidfche Hoogleeraaren Voordara Valckenaar, volgende de voorfiz. Refolutie hier na geinfereert. Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden en verftaan, mits deezen te verzoeken de Gecommitteerden van Holland, om by hunne principaalen te willen efectueeren, dat omtrend de zaak ten principale het advis van de Leydfche Hoogleeraaren Bavius Voorda en Jan Valckenaar, worde ingenoomen, mei verzoek *m het zelve ingekomen zynde, aan Hun Hoog Mog. te willen fuppediteeren. R Extract uit de Decreten der Vergadering van de provifioneele Reprefentanten van het Vo ;c • van Holland. Woensdag den 7 October 1795. HET EERSTE JAAR DER BATAAFSCHE VRYHEID. D' Gedeputeerden ter Generaliteit Communiceeren eene Refolutie van hun P/oog Mog. van den 5 dezer, op het ter Generaliteit uitgebrmt Advis deezer Provintie over de Misfive van Willem de V, aan den Gou verneur van Suriname uit Kew den 7 February dezes jaars gefichreeven] Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden en ferfiaan dat alle de Stukken en Decreeten betrekking hebbende op gemelde Misfive zullen worden gefield in handen van de Burgers B. Voorda en T Valckenaar Hoogleer aar en te Leyden, om deeze Vergadering te dienen van confidl. ratien en advis, nnpem den aanlegen de directie der Crimineel» 'procedure ten deezen, zoo wel als om aan deeze Vergadering te fuppedtteeren , een Succinte Acte van Accufat ie, teegen den voorn. Willem de V, met vrylating tevens aan gemelde Burgers Voorda en Valckenaar ommevan hunne zyde zodanig iemand te asfiumeeren, of in het werk te fielten, en Vifie van zodanige Staatspapieren te vraagen , als zy ter volvoering van deeze hun opgedraagen Commisfie nodig zuilen oordeeten En zal Extract deezer aan de Burgers Voorda en Valckenaar, gégeeven worden, tot informatie en naricht. Aceordeert met de voorfz. Decreeten. Dirk de Weille. Extract uit de Decreeten der Vergadering van de provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland. Maandag den 19 October 1795. «et eerste jaar der bataafsche vryheid. D Frefldent communiceerd eene aan hem gefuppediteerde Misfive van den ad-  ( 9 ) ad interim fungeerenden Gouverneur aan de Kaap de Goede Hoop, A. J. SJuiskcn , geflïireeven in het Kasteel de Goede Hoop den 10 Juny deezes jaars» betrekkelyk den toeft and aldaar, breeder hier na geinj'ereerd. O. I". loco, Wel-Edele Gestrenge Heer! ïk heb de eer de Heet en Bewindhebberen by deeze kennisfe te geeven, dat het Schip Columbia, gevoerd door den Schipper William Malei, op den liftte Juny jongftieeden by zyn inkomen in Baaifals ter ordre van den zich aldaar met drie Schepen van 74 , drie van 64., mitsgaders twee Fregatten en twee kleine Schepen bevindende Engelfche Admiraal Ei'phirjftcne is gearresteerd, en den Capitein zyne depêches, zo voor Batavia als dit Gouvernement afgeëifcht en genomen: — waarna het gemeld Schip op gisteren alk ter is aangekomen, zonder eenige Papieren als een IVanslaat van zyne cherte party en andere alleen tot het Schip zelf} betreklyk, terwyl gedachte Admiraal aan ons heeft toegezonden eenige door hem geopende brieven. Myne beoordeeling over het gedrag van den gem. Capitein Malei tot eene nadere geleegeniheid uitfteller.de, laat en de tegenswoordige omftandigheden my alleenlyk toe, om welgemelde Huren Bewindhebberen verder te berichten, dat gezeide Admiraal Elphinüone ons by zyn arrivcment alhier, met toezending eener Brief van den Heere Prinfe van Orange, uit Kew op den 7 February jongstleeden gedagteekend, op den 11 Juny eerst heeft aangeboden de adfistentie van zyne GrootBHttannifche Majesteit, en daar na by Proclamatie ons en de Ingezetenen heeft geïnviteerd en gerequireerd om de Colonie onder proteêlie van zyne gedachte Majefteit te (lellen, tot de Republiek zoude herfteld wezen, en V welk wy beneyens alle Ingezetenen en Burgers van de hand geweezen hebben, te zamen vast be(loten hebbende om getrouw te blyven aan den Eed, aan den Lande gedaan, en dus de Colonie tot het laatfle toe te verdeedigen , te befchermen, en zelfs het Land voor de wettige Souverain te bewaaren; waartoe alle de bewooners der buiten diftri&en met allen yver herwaards zyn gekomen , en de voorige verfchillen, die gereezen waren in het Diftricl van Zwellendam en verders, fchynen vergeeten of ten minfte in deeze omjtandigheden geheel en al ter zyde gefield te hebben. . Ondertusfchen hebben de Engelfchen het Schip de jonge Bonifacius, dat van Batavia is aangekomen, mitsgaders de uitkomende Schepen de Geertruy, de Willemftad en Boetzelaar in beflag genomen, en tot nu tce verhinderd herwaards te komen, buiten 't welk 'er tot nog toe geeve Vyar.delykheeden hebben plaats gevonden; dog ik mag niet verzwygen, dat zo de Engelfchen onderneemen om de Kaap te willen neemen, zy oneindig meerder refiftentie zullen vinden, dan zy verwachten. — de animofiteit is tot den hoogflen top geklommen en het bloedbad zal yerfchriklyk zyn. — terwyl dan zelfs, wanneer voor een overmacht mogten moeten bukken , V nut 't welk de Engelfchen als dan van ds Kaap zullen kunnen tukken , weinig weezen zal.  ( 10 ) Ik hoofs dat U Wel-Edele Geftrenge myne Brief per het Deenfch Schip Cronenborg afgezonden, wel zult hebben ontvangen. Waar mede de eer heb met gedistingueerde hoogachting te zyn Wel Edele Gestrenge Heer ! In~ 't Gas- Uwer Wei-Edele Geftrenge zeer teel de Goede ootmoedige en onderdanige Die- Hoop , - den naar. i o jfuly (Getekend ) 1795' A. J. Sluysken. , Voor Copie conform. G. 10 loco. C, Scheffer. Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden en verftaan, dat van het gehouden gedrag door den Burger A. J, Sluysken ,aan de Kaap ,honorable rnentie in de Notulen en in het Dagblad deezer Vergadering zal worden gemaakt; en dat voorts van deeze Misfive eene geauthentifeerde 'Copie aan de Burgers Voorda' en Vaclkenaar, zal worden gezonden, om daat van in de op te maakene Acte van befchuldiging tegens Willem de V, zodanig gebruik te maak'en, als dezelve Burgers zullen oordeelen te behooren, waar toe al meede Extract deezer aan dezelve zal worden ter hand gefield tot informatie. Accordeert met de voorfz. Decreeten. C. SC heffer. En gelet hebbende op den inhoud, zo van het Decreet van de Volksvertegenwoordigers van Holland, in dato den 7 October laatstleeden, als van de Refolutie van Hun Hoog Mog. van den '5 daar te voren, bevinden wy, dat beide aanzienelyke Vergaderingen van ons begeeren confideratien en advis, dog op verfchiliende zaaken: want, dat de Vergadering van Holland op grond van het op den 29 September door Commisfarisfen uitgebragt Rapport, en ten zeiven dage bekeerd in een Decreet, om voor Provinciaal Advis ter Generaliteit te dienen, onze confideratien en advis begeerd nopens den aanleg en de directie der Crimineele Procedure tegen den gewezen Stadhouder , Willem V, te beginnen, niet llegts wegens zyn fchryven aan den Gouverneur van Suriname, maar, zo 'c ons toefchynt, te gelyk wegens eene menigte daaden, door hem, geduurende zyn bewind in vroegere jaaren, verri x. of gepleegd, welke in het voorfchreven Rapport en Provinciaal1 Decreet ten zynen laste als misdaaden van de ergfie foort gebfagt, en met den naam van hoog verra ad, tegen zyn Vaderland en de hooge Regeering begaan, getekend worden. Volgens het gemeld Decreet van Holland van den 7 October wordt het mis iadige zo van Willem V. Misfive aan den Gouverneur van Suriname, als van alle die andere voorgegaane daaden, breder in 't Rapport van den 29 September omfchreeven, als eene ontwyffelbaare'' waarheid, die aan eik in h oog loopt, onderfteld, en wy alleen gevraagd om advis nopens den aanleg en de directie der Crimineele Procedure, tegens hem deswegens moetende plaats hebben, en tevens om aan deeze Vergadering (van Holland) te fuppediteerén een fuccinte Acte van Accufatie tegen den voorfchreven Willem V. Daar 9m 1  c m x Daar en tegen hebben Hun Hoog Mog. na dat het voorzeirie Hollandfché Provinciaal Advys, op den 5 October laatstleden geopend was, ten zei ven dage goedgevonden en verftaan, mits deezen te verzoeken de Gecommitteerden van Holland, om by hunne Principaalen te willen effectueeren, dat omtrent dz zaak ten principale het advis van de beide Ondergetekenden worde ingenomen; met verzoek van hetzelve, ingekomen zynde, aan Hun Hoog Mog, ie willen fuppediteeren. Dus begeeren Hun Hoog Mog. . door de Ondergetekenden niet te worden voorgelicht, (immers voor als nog niet) nopens de forme en marsier van procedccren, als mede niet, dat door hun eenige Acte van Accufalie ontworpen worde;'want dat onderfteldt ook misdaad, het geen Hun Hoog Mog, voor alsnog niet begeeren te onderftellen. Maar Hun Hoog Mog. begeeren onze confideratien en advis omtrent de zaak ten principale, te weeten, of Wülem V onzes eragtens, misdaad begaan hebbe; waar in dat misdaadige gelegen zy; van welken aart en natuur die misdaad zy; en cf'er genoegzaame grond voorhanden zy, om hem daar van* het zy in Rechten, het zy buiten het Gericht, te befchuïdigen, of vcrdagt te ^ houden? . • > En deeze zaak ten principale omvat, naar ons inzien, niet alles, het geen | in het voorzeide Hollandfché Provinciaal Advis aan Willem F. als misdaad word toegereekénd, maar bepaald zig eenvoudig en daidelyk tot zyn fchryven aan den Gouverneur van Suriname : want deeze Misfive was van wegens Directeuren der Colonie van Surinamen op den 4 Augustus by Hun Hoog Mog. ingekomen , overgenomen door Holland, en was in Holland de aanieidende oorzaak geweest van het Rapport, en dien conform door Holland op den 5 October ter Generaliteit uitgebragt Provinciaal Hollandsen advis, bevattende alle die verdere onderfielde misdaaden van Willem V. Deeze derhalven zyn, met betrekking tot de zaak van Suriname, door Hun Hoog Mogende befchouwd, en kunnen ook door ons Ondergetekenden niet anders befchouwd worden, dan als byvoegzelen, tor dat geen, hen welk het oorfpronkelyke was, te weeten, de zaak van Suriname, welke zaak alleen, en geene andere, door Hun Hoog Mog. bedoeld word met de zaak ten principale. Om nu aan het geen beide deeze Collegien op ons begeeren, zooveel als in ons vermogen is, te voldoen, fchryfe de natuur van de zaak ons deeze orde voor, dat wy, beginnende met de zaak van Surinume, onderzoeken, cf'er iets misdadigs, en, zo ja, welke misdaad, gelegen zy daarin, dat Willem F. zittende op het Lusthuis Kew in Engeland, op den 7 February 1795 by Misfive den Gouverneur van onze Colonie van Surinamen aanfehryft en gelast, om de Troupes en Schepen van den Engelfchen Koning toe te laaten in dezelve Colonie, en die te befchouwen als Troupes en Schepen van eene Mogendheld, die Friend en Bondgenoot van de Republicq is. Dit met bedaardheid, en met aflegging van alle vooroordeel, te wikken en te weegen van weerszyden, al was 'took, dat Hun Hoog Mog. zulks niet op de Ondergetekenden begeerden, komt ons des te noodzaakelyker, en voor de Provintie van Holland zelve des te belangryker voor, om dat 'er onder C 2 hct  ( 12 ) het Volk van Holland, geiyk den Reprefentanten niet onbekend kan zyn, een menigte Ingezetenen gevonden worden, die den gewezen Stadhouder, ze'.fs na zyne overhaaste vlugt, en na dat hy zyne Aanhangelingen en het geheele Land heeft haten dry ven, op een tydftip, waarin zyne tegenwoordigheid meest nodig fcheen, in hunne gedagten blyven aankleeven, en by zich zeiven niets vuriger wenfehen, dan dat hy terug kome. Deze lieden zullen op de biooce uitfpraak hunner Reprefentanten, dien zy naar hunne denkwyze juist het beste hart niet toedragen, en die zy in allen gevalle weeten, dat een politicque Vergadering, en geenzins een Vergadering van Justiciers is, zeer bezwaarlyk gelooven, dat Willem V. zig aan iets onbehoorlyks, veel min aan de afgryfelyke misdaad van hoog' verraad, zonde hebben kunnen fchnldig maaken. Hoe 'zoude toch hoog verraad kunnen vallen in een Vorst uit het Huis van Nasiliü, dat zo veel Helden opgeleverd heeft, die voor 't Vaderland gertreden, hun leven gewaagd, en fommigen zelfs 'er by ingefehoocen hebben. Hoe zoude men van Willem V. kunnen vcrwngten, dat hy de Republiek vcrradelyk zoude hebben willen berooven van haare overzcefche Bezittingen, de bronnen van haare welvaart? Deeze bedenkingen verpügten ons, om, willen wy niet op een zandgrond "bouwen, en ons van eenzydighcid verdagt maaken, hts voorgegevallene nopens Suriname, zo wel in zyn voordeel, als in zyn nadeel te befchouwen, voor en aleer wy onze gedagten over het meer of ruin misdadige uiten. Wy onderftcilen dan in fa&o, (overmits wy niets dan een Copy van een Copy hebben) dat Willem V. waarlyk zulk een Brief, en woordclyk van dien inhoud, aan den Gouverneur van Suriname gefchreven heeft, en dat die oorfpronkelyke Brief nog daadelyk vorhanden is, dan is de vraag, of dat fchryven van Willem F. op dien tyd, en in die omftandigheden, waar in hy was, en waarin de Repu•.. bliek zo met betrekking tot de Franfche Natie, als met betrekking tot de Kroon v\j Engeland zig bevond, misdadig,- en in 'c byzonder, of het hoog verraad zy ? Efct behoefc geen betoog, dat hoog verraad begaan wordt, zoo wanneer een Ingezetenen of onderzaat, en veel meer, wanneer een gezaghebber, *t zy in 't po\ticque of in 'c militaire, met den vyand heulende, fterhen, Vestingen Bezittingen van den Staat in 'svyands handen levert, of zelfs tragt te leeve-, ren, (want de poging alleen, fchoon zy mislukt, wordt voor de ukgevoerde daad gehouden /. I- D. ad l. pul. Mat. in verb: cujus opera dolo malo confilium initum erit &c. Bynkershoek. Obs. lib. 3. cap. 10. En wat zyn ontdekte zamenzvveeringen toch anders, dan mislukte pogingen? zameazweeringen nu tegen de oppermacht, cn deszeiver heerfchsppy, ter bcguniliging van den Vyand van den Staat, zyn ook Majefteit• fchennis en hoog verraad. /. 4. in init. D. eod ) Maar het is aan den anderen kant niet minder zeker, dat het gcenzins misdaad, maar veel eer een prysvvaardige voorzorg is, wanneer men by een algemeen doorbreken van den Vvaud, die het Land overftroorat, deszelfs dierbaarfte Bezittingen tracht te bergen en in veiligheid te Hellen, dezelve, als 't ware, in bewaaring geevende, aan een nabuurige Mogendheid, met welke de Staat door een Verbond van vriendfehap en onderlinge befcherming op het naauw-  C 13 ) na&uwfte verknogc is; aan eene Mogendheid, van wier goede trouw men zig verzekerd kan houden, dat zy, zo ras de gefchiüen tusfchen-den Overwinnaar en den Overwonnenen door verdrag zullen vereffend zyn, dezelve Bezittingen, op den eerften aanzoek gaaf en ongefchonden zal terug geven. Nademaal nu Willem V. zig in zyn Brief aan den Gouverneur van Suriname uitdrukkelyk gronde op de Friendfchap en Alliantie tus/chen zyn GrootBrittannifche Majefteit en dezen Staat, fubfiileerende , wiens Troupcn, zo hy zegt, derwaarts komen om te beletten, dat de Colonie door ie Franfchen worde geinvadeerd: zo ontftaat de eerlle en voornaamfte vraag, met epzige tot de misdaad van hoog verraad: Was de Kroon van Engeland op den 7 February, toen hy aan den Gouverneur van Suriname, en, zo als uit de Brief van Sluysken, interims Gouverneur van de Kaap de Goede Hoop, biykt, ook aan denzelven Sluysken fchreef, Vriend en Bondgenoot, of Vyand van den Staat der Vereenigde Nederlanden? En hier op menen wy zonder eenige twyffeJing te konnen en te moeten antwoorden , dat de Koning van Engeland, onaangezïen het Traftaat van Vriendfchap en verdediging, in April 1788 aangegaan, op voorfchreven 7 February 1795, was openbaare Vyand van onzen Staat. Zynde die zogenaamde vriendfehap in openbaare vyandfehap verkeerd van het eerfte ogenblik af, dat de Franfche Legers, op den grond van de Provincie van Holland voet zetceden, en misfehien nog wel iets vroeger, toen men zeker bericht uit Holland ontving, dat de Franfchen volftrekt niet te fluiten waren; van dien tyd af, en dus reeds ongeveer van half January af, heeft Engeland de Republiek vyandlyk aangetast, en behandeld, niet alleen, maar ook aan dat vyandlyk voornemen, tegen het Recht der Volkeren, terug werkende uitwerkfelen gegeeven. Waar van de volgende daadzaken alomme bekend, en dus onlochenbaar zyn: voor eerst, het in bellag nemen van onze uitgaande Oost-Indifche Compagnieschepen, een groot aantal Koopvaardyfchepen, alsmede van onze Oorlogschepen,-die in de Havens van Engeland eenigen tyd te voren, ter goeder trouwe, ingelopen waren. Dit beflag is reeds gelegd op den 20 January, volgens authentiek Extrad uit de Misfive van 'sLnnds Capitein Oorthuis, van den 21 Maart 1795 , hier ageer met Bylage No. 6., mitsgaders authentiek Era* uit de Misfive van Muilman, van denzelven datum, hier agter met No. 7., Ten anderen, het in beflag nemen der Interesfen, die reeds op den 5 January 1795 verfchenen waren op de Capitaleu, die de Ingezetenen van de Republiek in de Engelfche Fondfen hebben, welke Jaaifte geheel ongehoord, en zelfs in vorige Oorlogen met Engeland, met naame die van 17S1 en 178a, niet gepraclifeerd is geweest, zonder dat men dit vernisfen kan, met voor te wenden, dat de Interesfen aan de Ccmmisfionarisfen van de Nederlanders betaald worden , wanc het komt voor dezen op 't zelfde uit , of de Engelfche Thefaurie niet betaald, dan of dien Commisfionarisfen verboden word, het betaalde per Wisfeï over te maken. Des Konings ordre is de oorzaak, dat de Nederlanders over N hunne eigendommen geen vrye befchikking hebben. Sommige Correspondenten hebben nogthans, zo als wy onderrecht zyn, de Dividenten by Wisfei. overgemaakt, te weten de wakkerde, voor en aleer'het D b.r.  C 14 ) beflag gelegd; was, doch het welk zeker Vjor den ao January is gefchied. Wy zouden hier nog kunnen byvoegen, ter nadere bevestiging van het geen wy var» de vyandiyke oogmerken der Britfche Staats-raad gezegd hebben, die door dezelve reeds te midden van Tanuaiy 1795, zyn aan den dag gelegd, dat ons uit particuliere brieven uit Engeland, den 12 January 1795- gefchreven, gebleken is, dat de Paketboot de Zwaluw reeds toen Zeilrede lag binnen Fahnouth, met brieven van de Board of Controuf f^welk eene foort van politieke fuperintendentie is over de Engelfche bezittingen in Azien is, onder de Directie van Lord Bundas') voor de Oostindiën, en dit toe.i algemeen aldaar gelooft vvierd , dat die brieven betrekkelyk waren, tot het overbrengen der nodige orders aan de Engelfche Gouverneurs in die Gewesten , om de Hollandfché Bezittingen in Azien onder fequestralie te brengen, dat is, dezelve voor Engeland te verzekeren, zelfs met verguizing van het gezag van de toenmalige Regeering van de verëenigde Gewesten van Nederland. Voorts is 't zeer aanmt-rkelyk, dat deze Engelfche Paketboot twee a drie maanden daar naar in Baayfals by de Kaap de Goede Hoop, quansvvys als vriend, nog eenige tyd heeft opgehouden, en kort Vóof dat enze Retourschepen de reis na 'i'Vaderland aannamen , van daar naar Sc. Helens gezeild, en onder de Engelfche Schepen die van daar uitgelopen zyn, om op onze Retourvloot te pasfen, erkend is. Zie Bylage N°. 10. Deeze vyandelykheden heeft Engeland van zyn kant begonnen, zonder dat, van de zy e der Republiek, voör zoo veel ons bekend is, iets beledigends voorafgegaan was, of ccnig hoegenaamd ongenoegen aan Engeland gegeeven. Zelfs dit, dat de Franfchen, geholpen door de harde vorst, tot in het hart van de Republiek zyn doorgedrongen, is louter het lot des ongelukkig gevoerdea Oorlogs geweest, na dat, van de zyde der Republiek, alles, wat Willem V. zelve begeerde, in 'twerk gefield is, om hen te fluiten; by welken Oorlog de Republiek haar goed en bloed, enkel om Willem F. en om Engelands wille, en op huii aandryven, heeft moeten opzetten; dies de Republiek met reden eene betere belooning van de Kroon Engeland had mogen, vcrwagten, Doch hoe vreemd ook het gedrag van Engeland jegens de Republiek zyn mag, inzonderheid, daar de Republiek op haar grond den Oorlog heeft moeten voeren, en alle rampen daar aan verknogt, van vriend en vyand, fpeciaal van dc Engelfche zogenaamde Hulpbenden, ondervonden heeft, zo is nogTHaris het gedrag van' Willem F.<, onzes bedunkens, nog veel vreemder en 111 de daad onnatöurly'<ér. Deeze, in de Republiek geboren, aldaar met dc hoogfteeer-ampten bekleed, en een gezag, ten deele wettig, ten deele aangematigd, voerende, dat den Souverain, als men niet op den naam, maar op de daad ziet', boven 'thoofd gewasfen was, gaat vlugten, en zet nauwiyks in Engeland voet aan Land, of fpant met Engeland zaaien, en is hetzelve behulpzaam, om aan de Republiek haare buitenlandfche Bezittingen afhandig te maken. Waar door niet alleen de opperhe'erfchappy van Hun Hoog Mogenden zeer merkelyk gekrenkt en verminderd ftond re worden, maar ook 's Lands Ingezetenen van hunne wettige Bezittingen beroofd, en die in Engelfche handen óvergebragt. Hier tegen zal men waarfchynlyk van de zyie van Willem F, voorwenden dat  dar de Franfchen' de Zeven Vereenigde Provintien overflroomende, tot den Hage incluis, zo wel de Souvereiniteit van iedere Provintie, als de onafhankelykheid van het geheel lighaam van den Staat vernietigd was: dat de Republiek een overwonnen Land en een Wingewest van Vrankryk geworden is, en dus zeden hunnen inval opgehouden heeft een vrye Republiek te zyn: dat tot de misdaad van Majesteitfchennis , en in het byzonder van hoog verraad, in de eerfte plaats naar rechten vereifcht wordt, dat de Staat, aan wien men afbreuk doet of zoekt te doen, een vrye, dat is van geen andere Mogendheid afhankelyke Staat zy, veel min een door uitheemfehe wapenen geheel ondergebrachte en vernietigde Staat. Zie Matthaeus de crimln. ai til. D.aü-Jul. Ma], cap. 2. § 4. in verbis Civitates et Provincia quantumcumque ampla, ft fv.periorem agnoscant, ma'] est at em non habent, adeoque magi.iiudinis violatie quicstiones exercere nequcutit. Dat voorts, met betrekking tot der Nederlanderen eigendom en het genot hunner Bezittingen, hier in door de toelating van Engelfche Krygsmagt te Suriname geen verandering zoude voorvallen: Dat de Engelfche alleen kwamen om de Ingezetenen, zo hier te lande woonagtig, als in de Colonien zelve gehuisvest, met hunne eigendommen, te dekken, te helpen en te beveiligen tegen vermoedelyke of gevreesde invallen van de Franfchen. Dat, gevoigclyk in den last door Willem V. aan den Gouverneur van Suriname hy Misfive van 7 February en op denzelven datum by gelyke Misfive aan den Gouverneur van Demerary, zo wy vermenen, gegeven, gelyk mede by Misfive van den zelfden 7 February aan het Gouvernement van de Kaap de Goede Hoop, niet alleen geen dolus mal as, geen opzettelyk; boos voornemen, veel min een animus hostilis, het eigenaartig kenmerk van Hoogverraad, gelegen zy, maar dat het voornoemde fchryven het uitwerkzel van een pryswaardige voorzorg is, en als zodanig moet befchouwd worden. Tot het gebruiken van welke voorzorg hy Willem V. des te meer bevoegd, ja verplicht was, nadien by het zesde Anicul van het Traclaat in April's78fl tusfehen Groot-Biïttannie en de Republiek gefloten, ukdrukkelyk over en weer vastgefteld, en beloofd is, „ dat zo ras een der contracterende partyen „ in zyne Bezittingen in Afia en Africa gelegen, door een Europeëfche Mo„ gendheid geattacqueerd , of NB. zelfs gedreigd werd, de Gouverneurs van „ de Bezittingen der andere contracterende party op het fpoedigfte de meest„ kragtdadige hulp aan de geattaqueerde ef gedreigde party zullen moeten by., zetten, en dat men in die waerelddeellen wederzyds geene gewapende Vaar„ tuigen van de aanvallende, of aanval dreigende Mogendheid zal toelaten, in „ de havenen der geattaqueerde of gedreigde Partye contractante, ter tyd toe „ dat de Vrede tusfehen dien aanvaller en de aangevallene gefloten zal zyn. •„ En dat de wederzydfche Contractanten terftond na het teekenen van öitTrac,, taat, de nodige bevelen dien conform aan de Gouverneurs van hunne re„ fpc&ive Bezittingen zullen afzenden; en zulks ten einde door de afgelegenbeid der Piaatftn, en het rydyertrek, nodig om ordres dien aangaaiule uit Europa over te brengen, ds geheele ftipulatie van wederzydfche hujp niet „ verydeld worde.". . Zie onder anderen dit Tra&aat in de fecreete Refolutien van Holland, m dato den iS April 1788. Da Maar  . j ( 16 ) Maar, hoe zeer dit alles het gedrag van Willem V. in den eerden opflag fchynt te wettigen, zo komt het ons nogthans by nader inzien voor, dat die redeneringen ter betoog van zyn onfchuld, geen (teek konnen houden. Want, wat in de eerde plaats betreft het overdroomen van de Republiek door Franfche Krygsbenden, dit is niet gcfehied, om de Republiek te conquesteren en haar tot een wingewest van Vrankryk te maken , en heeft ook zulks niet ten gevolge gehad. De Franfche Reprefentanten by de Noorder Armée , hebben tcrdond eene Proclamatie doen uitgaan, waarin zy onder anderen met zoo veel woorden zeggen: Au milieu des horreurs de la Guerre, nous ns cesfames de vous regarder comme nes Anus el nos AHiós: Ccst fur ce pied i qïie nous fommes a pré/ent au milieu de vous. Nous tiapportons point la terreur, mais la confiance. Nous ne venons point chez vous pour vous fub» juguer: La Nation Francaife respectera votre indépendance. Zie. Franfche Leidfche Courant van 17 January 1795. En dit hebben zy tot hier toe in de daad geprredeerd , zynde Godsdienstoeffening, Finantie, Policie, Adminiftratie van Justitie, van hunne zyde volkomen onaangeroerd gebleven. De Vergadering der gezamentlyke Bondgenooten en de refpective RegeringsCollegien, hebben geen ogenblik opgehouden te beflaan en werkzaam te wezen , offchoon de perfonen, waar uit zy bedonden, fuccesfivelyk zyn veranderd geworden, doch welke verandering niet door de Franfchen ef begeerd of daargefteld is, maar in iedere Provintie en Stad door de demmen der Burgeryen. De Franfchen hadden den oorlog niet aan de Republiek, maar aan den Stadhouder van de Republiek, verklaard; het welk, hoe vreemd zulks inden eerden opilag fchynen moge, ten minden dit bewyst, dat zy tegen de Natie als Natie, niets hadden, maar alleen een perfoneelen haat tegen Willem V. en zyn beduur, door wiens toedoen, onder anderen, de Republiek in 2788, een verdedigend Verbond met Engeland had aangegaan, het welk nadelig , ten minden in zeker opzigt, voor Vrankryk was, en ook niet overéén te brengen met het derde feparaat Artikel, by het Tractaat met Vrankryk in 1785 aangegaan, gevoegd, zo als wy hier beneden nader zullen betogen. Wel is waar, dat de Republiek op een en denzelfden tyd kan daan in twee Verbonden van vriendfehap en verdediging, het een met Vrankryk, het ander met Engeland aangegaan, waar by de Republiek aan ieder van die Mogendheden, indien zy door de andere wordt-aangevallen, hulp in Volk en in Schepen toezegd; hier in is op zich zeiven niets drydigs; en nooit kan de Republiek daar door in 't geval komen, van aan beide in denzelfden Oorlog hulp te moeten zenden; want een van beiden is altoos aanvaller, hoewel dit zomtyds moeijelyk te onderfcheiden is. Maar dit is, aan den anderen kant, ook waar, dat door het aangaan van het verbond met Engeland de Republiek, in t Seval als Vrankryk aanvaller was, zig niet onzydig kon houden, maar verpligt wierd om Engeland te helpen, waar door dan Vrankryk , in dat geval twee vyanden voor een dond te krygen: wat meer is, het Verbond met Engeland drydt tegen het vroeger Verbond met Vrankryk opgerigt, want by deszelfs derde feparaat Artikel bedingen Vrankryk en de Republiek onderling: En  C 17 ) J?«\'vertu de i'Alliancé fignèe ce jour\d'hui, iant Sa Maj. Tres Chréiienne que les Seigneurs Etats Généraux procurcront & avanceront fidellement le bieh & la 'prospérité de Vun ■& de Fautre, par tont fupport ou de confeil ou d'asftjlance rée'lle en ioute occafïon & en tout tems, & ne confentiront, a aucuns Traités ou Négociations, qui pourroient -apporter du domniage „4 Vun ou a Vautre, mals les romprotit & détourneront & en donneront avis réciproquemem avec foitt & fincérifé, ausji'tot qiiils en auront connoisfance. In plaats nu, van door Engeland aangezogt zynde tot zulk een aan Vrankryk fchadelyk Verbond, dit van de hand re wyzen, heeft de Republiek zelve, op voorflag van de Provincie van Utrecht, Engeland daar toe aangezogt, als blykt uit de fecreete Refolutie van Utrecht van 12. October 1787. Zie Bylage ï\°. 1., mede vermeld in de fecreete Refoluden van Holland, van 16. Ocrober en 14. November 1787. In plaats van kennis voor af aan Vrankryk te geven, en by het Franfche Gouvernement te onderdaan, of het zelve in 't aangaan van zulk een verdedigend Verbond tusfehen Engeland en de Republiek, iets nadeeligs roor Vrankryk meende gelegen te zyn , zoo fluit men, heimelyk en met den meesten fpoed, met Engeland. Dit is, als wy het wèl befchouwen, regelrecht bondbreukig. Voeg hier by, dat, van bet oogenblik af, dat het Verbond tusfehen Enge-, land en de Republiek zyn beflag kreeg, Vrankryk wel vast en ftaat kon de maken, dat, ingeval van Oorlog tusfehen Vrankryk en Engeland, de Republiek, door invloed vaft den Stadhouder, de Franfchen altoos als de Aanvallers befchouwen, dus aan Vrankryk altoos hulp weigeren, en aan Engeland geven zoude, waar door dan het geheel verbond met Vrankryk zoo goed als te niet liep; want, Engeland by het derde Artikel van het Verbond in de fterkfle uitdrukkingen de Sradhouderlyke zogenaamde Conflitutie guarandeerde, was IVillem V. wederkeerig verpligt, om al z'ynen invloed in de Republiek ten voordeele van Engeland te gebruiken. Zoo dra het Franfche Hof de lugt van dit Verbond kreeg, leverdeCaülard4 waarnemende de Franfche zaken by Hun Hoog Mogenden, eene Memorie in, met klagte over het zesde Artikel, waar by, zo men zeide: „ hoofdzakelyk „ overeengekomen was, dat, ingeval eene der contracteerende Mogendheden _„ vyandlyk aangetast of bedreigd wierd, het zy in Africa of in Afia, de Gou„ verneurs van derzelver Bezittingen in die Waerelddeelen zouden gelast worV, den, om zonder ordres uit Europa af te wagten, der aangevallene of be.„ dreigde Party den fpoedigften en kragtdadigften byftand te verkenen, en dat .„ Partyen Contractanten niet zouden toelaaten, dat eénig Schip van Oorlog „ van de aanvallende Mogendheid, in wat geval zulks ook.zoude mogen zyn, „ ra eenige van de Havens der gemelde Bezittingen kwame"; enz. Op deze Memorie heeft men van de zyde van de Republiek, fehoon naar inhoud van dezelve niet kwdyk ingerigt ,* nógthans in den grond niec dan een beuzelachtig antwoord weeten te geven. (*) Ze- (*) In het oorfpronkeiyk Tracmt met Engeland, vindt *ien het zesde Artikel aldus ■ „ Dan dewyl het kan gebeuren (uit hoofde der afgelegenheid van verfcheide Bezittingen der hooge Partyeti Contractanten} dat de voordeelen, welke zy wederzyds, uit de fluiting - c . ' • „ van E  C is > Zekerlyk krenkte het zesde Artikel van het verbond met Engeland , hec recht aan Vrankryk uit deszelfs vroegere verbond gefchapen. Eensdeels om dat, in het geval als Vrankryk den oorlog aan Engeland aandeed, de Republiek zoude verplicht zyn om Engeland by te fpringen, hoedanige belofte nadeelig voor Frankryk was, en volgens het derde feparaat Arti. kei van het verbond met Frankryk, zonder deszelfs voorkennis en bewilliging door de Republiek niet aangegaan mogt worden, gelyk gezegd is. Anderdeels, om dat in 't geval als Engeland den oorlog aan Vrankryk aandeed, de Republiek verpligt was om Vrankryk te helpen tegen Engeland, en dus om der Franfchen ondernemingen tegen de Engelfche Colonien niet te helpen afweren, maar te bevorderen. Doch in het voornoemde zesde Artikel wordt geen onderfcheid gemaakt , wie van beiden aanvaller in den oorlog is, Vrankryk of Engeland; en het ii evenwel zeer mogelyk, dat in een oorlog, waar in Engeland de eerde aanvaller was, de „ val dit tegenwoordig Tractaat moeten trekken, kunnen verydeld worden byaklien men geene ma.at„ regelen tot onderlinge verdediging der gemelde Bezittingen kan nemen , voor dat derzelver rel'pec„ tive Gouverneurs de nodige ordres daar toe uit Europa ontvangen hebben, is bepaald enovereen„ gekomen, dat , ingeval een van dezelve vyandlyk aangetast, of gedreigd wierd, vyandlyk „ aangevallen te zullen worden door eene Europeïfche Mogendheid, in zyne Bezittingen „ het zy in Africa of in Azia, 'er aan de Gouverneurs van derzelver Bezittingen in die „ beide Waerelddeelen zal gelast worden om onderling te raadplegen over den te geven l>y. „ fiaiid.cn, ingeval van nood, dat fecours aan de aangevallene Party op de fpoedigfte en kragtdadiglle ;, wyze te verleenen : etc." Op deze wyze leest men het in de nieuwe Nederlandfche Jaarboeken van Mey 1788. bJ. 750., het welk volmaakt overeenkomt met het. oorfpronkelyke, zynde in de Franfche Taal, en ouder de Staatspapieren berustende. In de Franfche Memorie van beklag wierd alleen de zakelyke inhoud opgegeven, met uitlating van de curcyfgedrukte woorden. En dit leverde aan onze Staatsdienaars de eerde uitvlugt op, te weeten; „ dat de „ publiek gemaakte Affchriften , die men in Frankryk gezien had, niet nauwkeurig waren, /, want dat de wederzydfche Gouverneurs niet gemagtigd waren om willekeurig, en in allen „ gevalle, zodanige onverwylde byftand te doen. maar dat hetzelve zich alleen bepaalde ,, om, ingeval van vyandlyke bedreigingen, onderling te concerteeren omtrent de hulp, dié „ men op de fpoedigfte en meest kragtdadige wyze zoude kunnen toebrengen, ingevalle die „ bedreigingen niet de daad een vyandlyken aanval ten gevolge hadden". Wyders beklaagde zich het Franfche Hof, dat het voornoemde zesde Artikel „ feheen in te (luiten, dat de Holland„ fche Bevelhebbers in de Indien, onder de ordres vnn die van Engeland zouden ftaan , „ zo dat zelfs de Hollandfché Bevelhebbers noch het recht zouden hebben, zich omtrent „ de waarheid van dergelyke voorgevens te verzekeren, noch de vryheid om ordres af te 9> wagten, alvorens tegen een Bondgenoot van de Republiek vyandlyk te ageeren etc". Van de zyde der Republiek is, niet ten onrechte, hoofdzakelyk geantwoord: ,, dat het „ Tractaat over en weder, even verbindend zynde, de Gouverneurs van de Hollandfché Bezittingen niet meer onder de, ordres van die der Engelfchen zouden ftaan, dan de „ Engelfchen onder de hunnen ; en dat dus de Magt en Plaatfen der Hollanders in deeze „ Waerelddeelen niet meer vnn de Engelfchen zouden afhangen, dan die der Engelfchen „ dependent zouden zyn van de Republiek, etc" Zie de Memorie van Vrankryk en hetAnt- . woord van de Republiek, in de nieuwe Nederlandfche Jaarboeken van Mey 1788. pag. 7S8—802. Dit Antwoord, het welk op de Memorie zeer wel floot, was het werk van een fchrande r vernuft. Maar hetzelve zuiverde geenzins de Republiek van trouwloosheid; want de Franfchen hadden in hunne Memorie misgetast in het aanwyzen van liet prajeiefe point van tegenftrydigheid der beide Tractaaten, en noch het hunne, 'twelk zy met de Republiek hadden, byzonder deszelfs derde feparaat Artikel, noch het voornoemde zesde Artikel van het Tractaat met Engeland, om dat tegenftrydige te vinden, genoegzaam tegen elkander yergeleeken, en overwogen.  ( 19 3 de Franfchen eene Engelfche Colonie dreigen of aanvallen. De ordres, aan de wederzydfche Gouverneurs gegeven, waren te algemeen en konden van de zyde der Republiek, zo dikwyls Engeland den aanvaller in den oorlog was, niet worden uitgevoerd, zonder te kort te doen aan het geen zy beloofd had aan Frankryk. De Franfchen hadden derhalven gegronde reden, om over dat Tractaat met Engeland buiten hun weten en overleg aangegaan, te onvre-den te zyn, en wel voornaamlyk op Willem V., want dat hy de voornamen aanlegger van dat Traéraat geweest is, en dat het zelve op zyn aandryven, voor zo veel de Republiek aangaat, in de waereld gekomen is, blykt eensdeels uit deszelfs derde Artikel, waarby Engeland in de allerflerkde termen het Scadhouderfchap, en wel zo als Willem V. daar van in de posfesfie was, in het Huis van Nasfau erflyk guarandeerde, waar door hy dan de eerde en onmiddelyke vrugten van hec Traftaat ftond te plukken ; anderdeels, blykt zulks daar uit, om dat, nadat de Pruisfifshe inval ten behoeve van Willem V. de verlangde uitwerking, byzonder ook te Utrecht, had gehad, de Regenten van dat Gewesc nauwlyks in hunne Posten herdeld waren, of zy deden ter Generaliteit den eerden voorflag tot het aangaan van een Verbond zo wel met Engeland als met Pruisfen, blykens de Provinciale Refolutie van die van Utrecht van li Odober 1787 den 15 daaraanvolgende ter Generaliteit geopend, zie Bylage No. 1. Onder alle de VereenigdeProvintien nu was 'er geene, wier Regenten hem meer raar de oogen zagen,of zich meer gedwee door hem lieten inblaazen alles, daar hy. zelfs niet goedvond openlyk mede voor den dag te komen, dan van de. Provincie Utrecht. De trek derhalven, die Willem F.in 1788 aan Vrankryk gefpeeld heeft door hec in de wereld brengen van dat Tractaat, heeft de Franfchen met reden tegea Willem V. verbitterd. Inzonderheid, als men agt geeft op de onnatuurlyke en in de daad geweldadige middelen, die hy in 1787. gerugdeund , onder de hand, door Engeland, gebruikt heeft om de Republiek van de zyde van Vrankryk aan die ranEngeland te brengen. De Franfchen hebben, derhalven, tegen den Stadhouder den oorlog gevoerd, en niet tegen de Natie, ten mirften tegen de Natie niet verder, dan voor zoo verre deszelvs Overheden door hem genoodzaakt zyn geworden, het harnas voor hem aantetrekken, en 's Volks goed en bloed niet voor het Vaderland, maar voor des Stadhouders ingebeelde byzondere Famillie belangen, op te offeren. Hier van daan is het ook, dat,zoras deeze het Land geruimd had, alle Vyandlykheden van zelfs, en zonder wegens een dildand van Wapenen overeen te komen , van dat eerde ogenblik af hebben opgehouden. Indien Willem V. een jaar vroeger het Land verlaten had, houden de ondergeteekende zich verzekerd, dat de Franfchen geen fchot op de Ingezetenen noch op de vaste Plaatlen van de Republiek gedaan, noch een voet.op haar grondgebied zouden gezet hebben. Wel is waar, dat de komst van de Franfchen verandering in de Regeeriug te wege gebragc heeft en dat van die verandering wederom het gevolg is geweest, dat de Republiek een nieuw Tractaat met Vrankryk fluitende, de Vriendfchaps banden in 1785.gelegd, van welke zy haares ondanks in i78^- E 2 af*  C, ïo $/ «getrokken was, nauwer toegehaald heeft; maar dit kwetst, dit roert in heC rn.nite .Lancts Oppermagt en onafhankelykheid niet, even weinig- p!s de R ohek haare Oppermagt en onafhankdykheid in ,787. verloor, daar door,dat de Fruisfifcpe Troupes ten gevalle van Willem V> de hekken van Regering zyn ko. men verhangen, en hem in het maken van de toen voorgevallene verande nngen, in het hart van Holland, gewapender hand gerugdeund hebben, waarvan verandenng in het Staatkundig ftelzel van de Republiek met betrekking tót Engeland en Vrankryk het noodwendig en onmiddelyk gevolg geweest is; en om welke verandering te bereiken en op den duur ftaande te houden, Engeland niet minder dan Pruislen de zogenaamde Guarandeur van de zogenaamde Stadhouderlyke con! Ihtutie destyds geworden is. 'Noch Engeland, noch Pruisfen, noch Willem V. noch iemand, die zyner zinnen magtig is, zal kunnen beweeren, dat de Republiek des tyds haare Onpermagt, haaren rang onder deonafhankelyke Mogendheden verlooren hebbe en een Wingewest, het zy van Pruisfen, het zy van Engeland, of van beide' geworden, zy. Uit al het welk de Ondergeteekenden menen dit belluit te mogen trekken, dat, onderfteld zynde, dat tot het begaan van Majesteit -fchennis en Hoog - verraad * de Oppermagt en onaf hankelykheid van den Staat een zelfdandig vereischte is dit vereischte zoo wel nu in de Republiek gevonden wordt, als voor de omwente* ling van January 1795. Maar, daar en boven dient aangemerkt, dat naar rechte tot het begaan van die misdaad met vereischt wordt een volkomen gaave Oppermagt en onaf hankelykheid van den Staat, tegen wien zy begaan wordt. De Keurvorsten en de verdere Vorsten en Stenden des Duitfchen Ryks zyn zekerlykniet bekleed met een volkomen Oppermagt, daar niets aan ontbreekt; want zy allen zyn ondergefchikt aan de befluiten van de Ryks Vergadering, beftaande uit den Keizer als het hoofd en uit Ryksvorsten. Zie Carpzovius\Prax. Crimin.'quast. 4i. num 70-87' En nogthans voeren zy,.ieder in de zyne, het regt uit van gefchonden Oppert magt en Hoog - verraad, en zulks niet als Raadslieden van den Keizer, of als deelgenooten en integreerende Leden van het Ryk, en van de Ryks - Vergadering maar m eigen naam en als Oppermagtige Vorsten op hun grondgebied. Carp. zoyius, dtcto loco, num. 75. 82, 83 . Men Helle, by voorbeeld, dat de Keurvorst van Deyeren in Oorlog is met den Keurvorst van Saxen, of met het Huis van Oostenryk; zal hy niet zynen Bevelhebber, die zyn Leger verraadt, of met den Vyand verftand houdt om hem zyne Vesting of Bezitting afhandig te maaken, als fchuldig aan Hoog-verraad aanmerken, en als zoodanig ftraffen? Zekerlyk, ja. Dit nu doet hy niet als hand haver van des Keizers, maar van zyne eigne Oppermagt, hoe zeer deze in zeker opzigr eenigzints beperkt is, en weder een ander, noch hooier, Oppermagt boven zich erkent. - ö Tot noch toe, nu is de Republiek niet tot die laagte gevallen, dat zy tegenswoordig de Franfche Natie in eenig opzigt als Oppermagtig boven zich behoeft ^erkennen; niet meer voorwaar, dan zedert 1787 tot ,794. Engeland of PruisHet doet almede niets ter zaake, dat de Republiek thans de Franfche zyde houdt£  r 2i > !ioudt,me£ Frankryk in een nauw Verbond Maat, en hetzelve, zoo men wil, naar <3e oogen ziet, en-dat dit alles door dc Franfche Wapenen te wégé gébracht is. Want, om niet te herhaalen, dat dit ten aanzien van het gebeurde in 1787. en de daarop gevolgde Verbonden, zoo met Engeland als met Pruisfen, kan V/orden terug gekaatst, om welke Verbonden'de Republiek destyds by niemand ge» acht is geweest een grein van haare Onafhankelykheid te verliezen, zo diend, daarenboven, aangemerkt, dat ook tegen zulk een Staat of Republiek, die zelvë beoorloogd en geheel en al overmeesterd is, de misdaad van hoogde Macht fchending en van Hoog-verraad begaan kan worden, zo wanneer de overwinnaar af dand doende van de vrugten zyner overwinning, aan dat Volk by verbond toedatt zyne eigene Wetten, Zeeden, Regeeringsvorm, te behouden , en raar zyn Vvèfgevallen te fchikken, onder beding alleen, dat het overwonnen Volk den Overwinnaar, als den machtigden met zeker ontzag of toegeevelykheid fégdrd behandelen, zig met hem verbinde, en met hem ééne lyn tegen andere M gendheden trekke. Door zulk een Verbond zegt Matchasus de crimirt. ad L. Jul. tr.nl cap. 2. num. 5. 6. waar van hy uit de Romeinf.:he Historie voorbeelden bybren wordt het recht van Oppermacht wel eenigzins gekrenkt, maar niet vefni■ en is van gevoelen, dat ook jegens zulk een Volk de misdaad von gekw hoogheid begaan kan worden. Wanneer men nu met zulk een overwonnen Volk vergelykt het lot van de Republiek, hec Verbond door haar met Vrankryk aangegaan, en den daat, waarin zy tegenwoordig is, al dele men al het zelve in het nadeeligst daglicht, zoo zal men het tog nooit verder kunnen brengen, dan dat zy, voor zoo veel haare Souvereinitcit betreft, volkomen met zulk een Volk, waar van Matthaus fpreekc, gelyk daat, dat is, dat haare Souverainiteit wel eenigzins-gekrenkt, (hoewel niet meer dan door de Pruisfifche Wapenen, en de daar door bewerkte guaran* tie,) doch niet vernietigd is, veel min in zoo verre, dat tegen haar geen misdaad van gekwelde hoogheid en verraad , zoude kunnen werden begaan. Wat nu belangt het ander point, te weeten, dat Willem F. zyne poging om Engelfche Troupen en Oorlogfchepen in de Colonien van Suriname, Demerary en de Caap de goeie Koop te brengen, wil doen aanzien als een pfyswaardigë voorzorg, om die Bezittingen regen een inval en overmeestering van de Franfchen te dekken,- dit zoude zich 'aten hooren, indien hy ter goeder tróuwe tv. El had kunnen verbeelden, dat ook na zyn vertrek uit de Nederlanden, de Republiek, met wiers volk en geld hy tot hiertoe de Franfchen beoorloogd had, in eigener naam den Oorlog zoude willen voortzetten: En dat, daar en boren, Engeland, zich even zeer met de Republiek verbonden zoude rekenen na zy vertrek, als voor zyn vertrek. Doch die alles is te ongerymd, dan dat men hem die verbeelding zoude kunnen toefchryven. Want, wat belangt de onderdelde Oorlogzugtigheid van de Republiek, hy wist, hoe zeer de Sraaten Generaal,, hoe zeer alle de Pro vintien, ja, hoe zeer hy zelve, nu 't Krygsgeluk hem was tegengelopen, wars van den Oorlog waren, en hoezeer elk nar - Vrede reikhalsde. Om Vreede, zoo mogelyk, te bewerken, waren in December I794. Brant* fer. en Repelaar naar Parys gezonden: om Vreede was het, dat Hun Hoog Mog» F ' 'by  ( 22 ) by sc nader nypen van den nood op den 13. January 17 9S. een nieuwe Depu». tie, te weecen Spaan van Voorfionds en Royer naar het Franfche Leger met een open Patent afzonden, hier agter Bylage 2. In welk Patent mea met zo veelcWoorden leest: „ II est de la derrière importance pour le bonheur des Peuples „ de temer tous les moyens d'amener u/te cesfation d'hostilités" Om Vreede teverkrygcn, wordt W. Six op den 16 January met ampeler raagt naar Parys afgevaardigd: Om Vreede te verkrygen, gaat 'er op den 18. january, den dag van WiUenis vertrek, noch een nadere Commisfie uit naam van de Provincie van Holland, naar den Franfchen Generaal en de Reprefentanten, zich by »e Leger bevindende, welke Commisfie beftaan heeft uit de Heeren Boetzelaer, Heer van Kyfhoek, en Calkoen, beide Gecommitteerden in den Raad van Staate, welke Commisfie trapsgewyze en fnbordinatelyk eene drieledige Inftrnftie had, waar van de twee eerfte ftrekten om de Franfche Troupes hec verder indringen in Holland te beletten, doch waar van het uiterfte gedeelte Art. 1. woordelyk behelst „ dat de Franfche Troupes overal in Holland als Vrienden zullen geadmitteerd „ worden, en de Staaten van Holland zullen ordres geeven, dat geen defenfie „ tegen dezelve zal mogen worden gedaan, doch zal de Commisfie tragten te be* „ dingen, dat den Haag, als de Refidentie van het Gouvernement, van inleegé„ ring van Troupes bevryd blyve.V En, Art. 3. „ Dat het Gouvernement zal „ blyven in handen van de Staaten van Holland onder de Conltitutie, die hec „ Land aangenomen heeft, zonder daarin eenige verandering te brengen." Art. 4. „ Daar zal een volkomen veiligheid zyn voor alle lighamen van Regeering, „ Politie en Justitie, en andere van publieke Adminiftratie, Perfoonen Regen, „ ten en Ministers, gelyk ook voor alle Ingezeetenen, van welken rang of Lat „ zy zyn, 't zy gewapend of ongewapend, en niemand zal mogen geinquireerd „ of gemolesteerd worden uk hoofde van deszelfs opinien over zaaken van hec „ Gouvernement, noch uit hoofde van zyne gedragingen des aangaande, zoo „ voor, als geduurenfie den tegenwoordigen Oorlog." Deze InflruéKe, die geboekt is in de Secreete Notulen van Holland van dien dag, en hier ageer voor Bylage, Num. 14. dient, is met Willem's voorkennis gearrefteerd; want, toen men ze hem vertoonde, maakte hy, zoo wy infrcia geïnformeerd zyn , 'er deze fchampere aanmerking op, dat hy wel zien konde dat men hem abandonneerde, overmits 'er van hem niet byzonder gefprooken wierd; doch waarop men hem antwoordde, dat men dat om best wille gelaaten en hem onder de algemeene benaming van Perfoonen van Regeering en Gouverne! ment begreepen had. Uit dit alles blykt, hoe zeer ook Holland fpeciaal van alle verdere verdeediging wars was, en naar Vreede hygde, en hoe zeer dit aan Willem bekend was voor zyn vercrek. Alle deze pogingen tot Vreede worden in 't werk gefield met voorkennis, en in conformiteit van de confideratien en het hoog wys advys van Zynff Hoosheid- zie Bylage N°. 3. ö * ' By zyn Affcheids - Misfive van den 18 January gefchreven aan Hun Hoog Mog. zegt hy, dat hy geen obflakel tot den Vreede wilde zyn, en erkent met ronde woorden, dat de Vreede voor de goede Ingezetenen van den Lande nodig is. Zie Bylage N°. 4. ö En  C 23 ) En in den avond van dien zelfden 18 January, in de Scheepskooy liggende, fchryft hy aan Mr. Laurens Pieter van de Spiegel, destyds Raad-Pen. lionaris van Holland, dat het hem aangenaam zal zyn den uitfiag van de Comtnisfie van Hun Ed. Groot Mog. op heden aan den Franfchen Generaal af. gezonden, te verneemen: zie Bylage N°. 5, War. mensch nu, die dit alles overweegt, kan aan Willem V. op 't Lusthuis Kew zittende, de onfchuldige verbeelding toefchryven, dat de Republiek na zyn vertrek in den Oorlog volharden zoude? En, wil men een nader bewys, dat zyn vertrek in de geneigdheid van Hun Hoog Mog. tot Vreede geen verandering gemaakt heeft, men leeze de Refolutie aldaar den 19. January genomen, toen de Raad-Pcnfionsris den zo evengemelden Brief inbracht. Zie Bylage N° 5. Zy betuigen hun genoegen, dat hy verlangt -weder te komen, en zeggen deszelfs terugkomst ook hartelyk te verlangen , ten einde met den voortduurenden raad en daad van zyne Hoogheid 'sLands zaaken zouden mogen worden waargenomen. „ En, dat deze Refolutie Cdus vervolgen Hun Hoog Mog.) door den Minister van den Staat te Lon„ den, Baron van Nagel, aan zyne Hoogheid, waar hy zich bevinden moge, „ zal worden toegezonden." Het viel dus niet in bedenking, ja men mag veilig onderliellen, het flreed met de denkbeelden van de Staaten Generaal, dac zyne Hoogheid, zonder bewiliiging en voorkennis van hen, van welken hy zich den gehoorzaams» Dienaar gewoon was te noemen, zich zoude veroorlooven, om in Engeland voor zyn terugkomst, op eigen gezag, maatregelen te nemen, die onvermydelyk de Franfchen verbitteren en de Vreede verwylen moesten. Indien Hun Hoog Mog. die toen voorzeker noch niet konden gezegd worden den Franfchen invloed te volgen, begeerd hadden, dat de vyandlykheden zouden worden doorgezet, of van onze zyde door het nemen van Militaire maatregelen uitgedaagd, als daar was het inbrengen van Engelfche Troupes in de Colonien van den Staat, dan zouden hoogstdezelve het zeker by die Refolutie hebben te kennen gegeven, en dan zoude Willem V. zich tegenwoordig met zoodanige Staatstukken kunnen dekken. Maar wy moeten betuigen, datwy, offchoon omzigtig gebruik gemaakt hebbende van de op ons verleende authorifatie, om de Staatsilukken, byzonder de Secreete Refolutien van dien tyd, na te gaan, geen fpoor hebben kunnen ontdekken, van eenige begeerte by de toenmalige Leden van het vorig bewind, die Willem V. als de wettige Regeering befchouwde, om eenige dadelykheden in of buiten Europa, op hunnen naam of hunnent wege te plegen, waar door de gevaaclyke toeihnd van dit Land, tot wiens binnenfte de Franfchen waren doorgedrongen, konde verergerd worden. Daar nu, al wie het tegengtltelde wil beweeren, gehouden is, zulks met autbenticque Stukken te bewyzen, zoo kan men met recht aan Willem V. vragen. Waarmede bcwyst gy, dat gy door de toenmalige Regeermg gemagtigd zyt geweest tot deze zoogenaamde voorzorg voor de Colonien, gemagtigd om daar aan zoo wel het moederland, ten aanzien van de Franfchen, als de Colonien. ten aanzien van de Engelfchen, te waagen ? Gclvk nu, om alle de voorichreeven drangredenen, Willem V. op hetEn- F 2 ge]sch  'C 24 y geiser, grondgebied zi.h opb„udende . . , m verbeeld», te de R^*;»" * f» ««Aft** 6wft „„. '7PS- afzenden van de p4tte|) f'^e en nir Wtin Janmry Deze r,„ 2yn „„„ daad « '> veen betond bebos* fam.eei crediet hnnner N ' * *J™nen met ^ zel[s v,n amnchap h«fi mikm • ™ ™ fee betde daaden van openbaare °' bewoste Brfevea aan de * °? '' Lw*«* A~ £ tanen zyn. tornen febreef, „ie, raUll,.r Zffle poging, derhalve,, om p„ -gen wM geen ; 2* t Kn h « , - » *>o, vyanden, l%™ » *« thermen, meesteren. * w,st' °at *« vyanden waren, te h„„„ » ,ajt(.,i over- W« meer ,s, ;„ zyn ej «neten het tot ons ,eedwc2e„ héJ^ fJ^™»*» Sudra™> Cwy geland ,ya„d was, doeh welt „ ™ f dac "> »*• *t En- * wien by ze * „ienden verborg voor de Con^ Engeland onze Vriend en l»^?*»?* * ^ *» " »«. 2 brouwt, raaar hy b£last of*t /!'£k in 't gemeen h «* deeigendC: Lt^T "iT^ £ ^ C moederland. paftiCuiieren , 20 wei daar re Lir^ 1 • , ^ancie, ais 111 hec Immers zouden de Engelfchen . ^n, 2o'„ ^ werden ^1^^ ^ deze ten een VCrnieJd C" V^^sC) den e.Veni, l £ ZeJ^e " ee0,gen ^ oncvveldigd, ia' ocfla~ '° N^ -onende, hui- *-»WMl«h en vervolgens, gdyk zy met  C SS ) met on-e Schepen handelen, verbeurd verklaard en verkogt zyn geworden; af* les onder voorwendfel van den Oorlog tegen Vrankryk te voeren, en afbreuk aan Va kryk te doen. Waar door dan zoo wel de Eigenaars dezer Colome, waar in de Stad Amfterdam alleen voor een derde participeert, op eene allergevoeligfte wyze in hunr.e bezittingen cn inkoffiften zouden gekrenkt zyn geworden, als de Staan zelve, in yyn oppermagt en territoriaal recht» Dit lot zouden alle de Colonien en overzééfche Bezittingen van den Staat ondergaan hebban, indien het voornemen van Willem V. gelukt was, maar boven al Siuirame, op welke Colonie de Engelfchen nog een oud eigen zou^ den voorwenden. Namclyk die Colonie was in Maart 1667. door de Zeeuwen veroverd op de Engelfchen: doch in October daar aan volgende hadden de Engelfchen haar weder ontweldigd aan de onzen. Tusfehen beiden wierd te Breda de Vrede gefloten , en daar by bedongen, dat elk in de Bezitting zoude blyven van 'c geen by op den 20. Juny bezeten had. Nademaal nu op dien 8fc Suriname in Staatfche handen was geweest, zoo moesten de Engelfchen de Colonie weder inruimen aan de onzen. Maar dit gelukte niet , dan ha zeer veel moeite, cn gevaar, dat zy de Colonie zouden verwoesten, als te zien is by IVagenaer Vaderl. Historie, 13. deel bladz. 406 — 409. Zedert dien tyd is die Colonie- door wyze inrichtingen, en door de nyverheid der Hollanders tot zulk een bloei en rykdom gebragt, dat zy den Engelfchen in de oogen fleekt. Geen wonder derhalven, dat zy list en geweld te iamen.paaren om ze magtig teworden. De Ondergeteekende begeeren niet te verzekeren, dat aan Willem V. toen hy aan den Gouverneur van Suriname den bewusten Brief fchreef, dit gewaand eigen der Engelfchen op die Colonie voor den geest gefpeeld heeft. Maar die dunkt hen, te mogen vastftcllen, dat aan niemand beter dan aan Willem V, bekend is, hoe de Engelfchen met de Peifonen en Goederen van de Nederlanders handelen, zelfs dan, wanneer zy als vrienden en befchermers, als nauw verknogte Bondgenoten, komen. Stelen, roven, branden, vrouwenkragt, verwoesten van alles, dat zy niet kunnen of willen met zich voeren, is de befcherming die zy aan hunne Vrienden cn Bondgenoten verkenen. Dit hebben de Meyery van 'sHertogenbofch, Gelderland, en alle Plaatfen, daar zy doorgemarcheerd zyn , in het afgelopen jaar 1794. op eene erbarmlyke wyze ondervonden. Dit heeft Willem V. voor zyn vertrek uit dit Land, gehoord en gc« zien, ja, zoo men zegt, beweend. Dies het ons onbegrypelyk voorkomt, dar, hy zoo gereed geweest is om de Engelfchen zelfs als vrienden, in Suriname en in de verdere Colonien, toe te laten. Te zeggen, dat hy dit gedaan heeft üit goede voorzorg, om de Franfchen tc voorkomen en te beletten , dat de Colonie niet wierd door deze, zoo als hy • fchryft, geinvadeerd, dit is, onzes bedunkens, eene weinig beduidende verdee(Jfging- Want hy droeg immers kennis van het zesde Artikel van het Tractaat van 17 80. van welk Tractaat hy zelve de bewerker, en 't voornaamfte voorwerp was. Hy wist, welke orders de Gouverneurs onzer Colonien, uit kragte van dat Tractaat hadden ontvangen. Die Gouverneurs konden in loco oneindig beter, dan hy,in Engeland zittende, van den toefland hunner Colonie, en var* hec wezenlyk , of gewaand gevaar oordeelen. G Dar,  ( 26 ) Dat Tracliat derhalven, al befchouwd men op Willems voorbeeld , de Engelfchen als Vrienden, en de Franfchen als vyanden van den Scaac, befchuldigt hem van de grootfte, ja van eene ftrafbare onvoorzigtigheid en voorbarigheid,, overmits hy het oordeel over het gevaar aan zich trekt, niet tegengaande de hoge Contractanten zelve dat overlieten aan de refpective Gouverneurs der Colonien; alleen zorg dragende, dat men noch van de eene, noch van de andere kant, om hulp aangezogt zynde, zig zoude kunnen behelpen met te zeggen: Ik heb geen er der om U by te Jlaan. Maar nu bewezen is, dat Engeland op den bewusten 7. February reeds vyand van den Staat was, en denzelven vyandlyk, en teffens trouwloos behandelde; nu gebleken is, dat Willem V. van dit omgekeerd gedrag van Engeland kennis heeft gehad, nu blyft het by geen onvoorzigtigheid, maar 't wordt een boosaartig voornemen, om de werkelyke, j\ openbare, Vyanden van den Staat in 'c bezit van deszelfs dierbaarfte Panden te Hellen; Panden, daar hy geen den minden eigendom, noch heerfchappy, noch bellier of befchikking, hoegenaamd over had, zelfs niet al was hy hier in 't Land gebleven, en nu nog veel minder, daar hy de vlugt genomen, en de Republiek voor weêr en wind had laten dryven. Dit leidt ons ongevoelig tot de befchouwing van Willem V. als Stadhouder, Capitein en Admiraal Generaal,alsOpperbewindhebber van de Oost-cn West-Indifche Compagnien, als Opper-Direcceur of Opper-Gouverneur, zo men wil, van de Colonie Suriname,- en zulks met betrekking tot zyne refidentie in Engeland. Willem F. toont door zyn fchryven, byzonder aan den Gouverneur van Suriname, van begrip te zyn, dat hy, in Engeland zittende, daar ter piaatfe de hoge waardigheden» die hem hier te lande opgedragen waren ,konde en vermogtete bekleden,en alle die Pesten werkelyk blyven uitoeffenen. Uit dien hoofde heeft hy ook van de Capkeins der Hollandfché Oorlogfchepen aldaar liggende gevergd, dat zy aan hem de berïgten en rapporten van den toeftand hunner Schepen zouden toezenden, doch 't welk hun van herwaards over verboden is. Zie Bylage No, 15. Aan den Gouverneur van Suriname fchryfe hy op zyn gewonen Stadhouderlyken toon, Wy hebben nodig geacht U by dezen aan te fchryven en te gelas. ten, &c. Nu komt het den Ondergeteekenden buiten bedenking voor, dat Willem V. met Vrouw, Kinderen, en met alles dat mede gevoerd, konde worden, het Land . verlatende en een goed heenkomen in een vreemd Land zoekende, aldaar niet kan'regeeren , als Stadhouder en Beffierder van Nederland, noch daar terplaatfe beschikken over de Bezittingen van dit Land, en van deszelfs Ingezetenen. Zo 'er eenige Post of Bediening in het Land is, om welke uit te oeffenen plaatfelyk op-onthoud vereifcht word, dan zyn het de Ampten, die hy bekleedde. Wel is waar, dat hy by zyn veitrek die Ampten niet had neergelegd, dat zy hem ook niet opgezegd waren; maar dit, op zyn gunftigst befchouwd zynde, kan alleen dit bewyzen , dat hy ze inmiddels titulo tenus behield. Ja wat meer is, met betrekking tot de Provincie van Holland, die voor zoo een aanmerkelyk gedeelte als eigenaresfc onzer Colonien moet befchouwd worden, is het niet moeijelyk te bewyzen, dat Willem V. zelfs niet titulo tenus zyne Ampten behield ,  hield, en dat, volgens een vooraf gearrefteerd en gepubliceerd Pïacaat, om wiens wille alleen zyn Vaderland in Oorlog betrokken was. Hy zet nauwlyks voet aan Land, in het voor de Franfchen zoo vyandig Engeland, of hy beraamt de meest gepaste maatregelen, niet om de Franfchen uit zyn Vaderland te doen vertrekken; maar om Engeland in het bezit onzer dierbare Colonien te ftellen, die het ons zoo lang benyd heeft. Het is hem om 't even, of de Oorlog daar door heftiger, en tegen zyn Vaderland zelve, ontbrande en voortduure, of zyn Vaderland, door zyn toedoen, fcherper geteisterd worde, of de nog overig zynde bronnen van welvaart voor zyne Medeburgeren, eensklaps- gedopt worden. Niets van die alles werkt op zyne aan Engelands belangen verflaafde ziel. Hy gelast de Colonie Suriname , en waarfchynlyk ook Demerary en de Caab de Goede Hoop, om Britfche Land- en Zeemagt in te nemen! De Ondergeteekenden kunnen ook niet van zich verkrygen, om met ftilzwygen VOOrby te gaan, het verbazend onderfcheid tusfehen dit zyn gedrag, jn Engeland gehouden, en zyne woorden en betuigingen, by zyn vertrek uit de Republiek gebezigd. Zyne Brieven toch, op den dag en op het oogenblik van zyn vertrek, zoo aan Hun Hoog Mog., als aan Mr. L. P. van de Spiegel gefchreven, te vinden in de Bylagen fub Num. 4. en 5., ademen niets dan zucht tot Vreede, en ge-  ( 31 ) geven eene zielsgefieldheid te kennen; om lydelyk af te wagten, wat lot *er vérder over hem en over zyn Vaderland befchoren was. ,, Hy wil geen obftakel zyn voor den Vreede: De Vreede is voor 's Lands Ingezetenen noodig. „ Hy bidt den Allerhoogften om zyn dierbaarfle zegeningen over het lieve Va„ derland te willen üitftorten in eene ruime mate: „ Het doet hem leed, van niet meerder nut te hebben kunnen zyn: „ Hy heeft alles gedaan, om zyn Vaderland wel te dienen: „ Hy bemint dat Vaderland hartgrondig: „ Hy gaat naar één van 's Lands Schepen, die in Plymouth liggen: „ Hy verlangt den üitflag der Onderhandelingen re vernemen: „ Hy betuigt, dat, zoo de ömftandigheden het immer of ooit toelaten , om weder van nut te zyn aan zyn Vaderland, hy daartoe gereed bevonden zal worden: Maar, hy is zoo dra niet in Engeland aangeland, of het blad keert om. i°. Hy verwekt, zoo veel hy kan, de grootfte hindernisfen tegen den Vreede, door, onder den naam van bèfcherming der Colonien, de Engelfchen tot eene onderneming tegen dezelve aan te vuuren. 2°. Hy kent den Vreede voor zyn Vaderland zoo weinig noodig, dat hy,; niet te vrede van hetzelve in Oorlog met de Franfchen te hebben ingewikkeld ^ aan hetzelve, zoö geen nieuwen Vyand onder de hand berokkent, ten minden dien Vyand behulpzaam is, om aan onze Volkplantingen gewapenderhand een zoogenaamde protectie aan te bieden, en by derzelver weigering, vyandelyk aan te vallen en te overheeren. Want, het blykc uit de Caabfche Misfive, vermeld fub G. 1 °. loco, dat de Engelfche Admiraal, Elphinftone, die de vyandlykheden tegen de Caapenaars reeds in Juny 1. 1. begonnen heeft, en dus met die ordre uit Engeland moet Vertrokken zyn, de overbrenger van de Misfive van fVili lem F. aan dat Gouvernement geweest is. 3C. In ftede van zegeningen in Engeland, over zyn Vaderland, af te fmeeken, doec hy hetzelve de bittere vrugten van eenen nieuwen Oorlog met een magtigen Vyand fmaken, en moedigt hem, door zyn voorbeeld en voorgang aan, tot het maken van buit en conqUesten. Immers, zoo wy Engeland thans willen befchuldigen van ons onverwagt en onverdiend te hebben overvallen, kan dat Ryk zich altoos verdedigen met de hoogwyze Confideratien van Zyne Doorluchtige Hoog» heidy onzen teêrgeliefden Stadhouder, die hun den weg, door zyne Brieven,gebaand heeft. 40. In ftede van leedwezen van geen meerder nut te doen, aanvaart hy de gelegenheid, om aan zyn Vaderland nog meerder kwaad te doen, dan hetzelve tot dien tyd toe, door het Oorlog geleden had. 5°. Hy dient zyn Vaderland zo wél, dat hy de fleutels van onze dierbaarfle Bezittingen, aan den ergften, en roofzuchtigften Vyand van den Staat, in handen ftelt. 69. Hy bemint het Faderland hartgrondig: Maar Engeland nog veel meer; want hy zoekt het Vaderland te beroven, en te verarmen, om Engeland te verryken. 70. In plaats van naar éé» van 's Lands Schepen té gaan, gaat hy naar het Lusthuis Kew. H a 8°,  ( 32 ) 8°. Wel verre van den uitflag der Onderhandelingen met de Franfchen a£ te wagten; Onderhandelingen, die door geen Vyandlykheden meer gevolgd ?|n loopt hy dezelve vooruit, en verydelt dezelve, voor zoo veel in hem is, door verlenging van vyandelykheden uit Engeland, te bewerken. 9°. In plaats van de omftandigheden af te wachten, om in zvn Vaderland van nut te zyn, zoo omhelst hy de eerfte gelegenheid, om zyn Vaderland en Mede burgeren den meest mogelyken afbreuk te doen , en in den grond te helpen en teffens den natuurlyken en dadelyken Vyand van zyn Vaderland te verryken. De Ondergeteekenden weten niet, of de angst en fchrik, die, volgens het getuigenis van den Schipper van de Pink, gedurende de reize van Scheveningen naar Harwich, Willem F. bevangen heeft (zie de Befehryving van dezen Togt m de Bylage W. 8.) in zyne gemoedsgesteldheid, eene zoo plotzeivke verandering veroorzaakt heeft, dan of hy begrepen heeft, dat, nu hy in En geland zit, niet flegts zyn politiek, maar zelfs zyn phyficq beftaan, en dat van zyn Vrouw en Kinderen; van de genade der Engelfchen afhing, en dac hy nu noodig had, zich by hun des te verdienftelyker te maken. Zeker konde hy de Engelfchen nooit groter dienst bewyzen, noch een Merker blyk van zyne verkleefdheid aan hen, boven zyn Vaderland, geven dan hy gedaan heeft met het bewuste fchryven aan de Gouverneurs, zoo vanSuname, als van de andere Colonien. 41 De Ondergeteekenden vinden derhalven in het fchryven van dien Brrf aan dengouverneur Frederici, en in het medegeven van denzelven aan de Engelfche Krygsmagt, eene onlochenbare zamenfpanning met Engeland, 't welk hy wist, dat op dien tyd vyand was, en vyandelyke ageerde tegfn zyn Vaderend en m den inhoud van dien Brief, een dadelyk aanzoek en verleiding tot afval! ontrouw, en meinè'edigheid; waartoe hy den Gouverneur getracht heeft over te halen, en zulks door middel van bedrieglyke voorgevens. Of zyn fchryven aan A. Sluiken, interims Gouverneur van de Caab de Goede Hoop, in dato denzelfden f. February i795., volkomen van denzelfden mhoud, en dus even misdadig zy, kunnen wy niet volkomen verzekeren nade maal wy den woordelyken inhoud van die Misfive niet hebben gezien dan alken de Copy eener Misfive van gemelden interims Gouverneur, in dato io TX 1T9S., waarby hy meldt, dat de gemelde Admiraal Elphinftone met een En.il/Z Scheepsmagt, op den ir. Juny daar te voren jn Li Viu - , - ,. » In oaai-fals ingelopen is en met toezending van een Brief van den Prins van Oranje, gedagtcekend Kew den 7. February, eerst heeft aangeboden adfiftentie van zyne Groot - Brittanni. fche Majefteit, en daarna, by Proclamatie, ons en de Ingezetenen heeft oe\ inviteerd en gerequireerd, om de Colonie, onder protectie van gedachte Zyn'e Majefteit, te ftellen, tot dat de Republiek zoude herfteld wezen De Engelfchen, eene Mogendheid op zich zelfs uitmakende", én jegens hunne Naburen, byzonder jegens dit Land, geen ander recht, dan dat van ««robelang convenientie, en geweld volgende, konden op die wyze, als slysken Tnlir \ ?l0niC ^ Caab dC G°ede H°0P handele°> z°nder zich met Durgerlyke misdaad te bezoedelen. Maar die fs anders gelegen met Willem F., Zoo hy, ge]yk wy bykans ge„ nood-  C 33 ) noodzaakt worden om vast te ftellen, dè oogmerken der Engelfchen, om onder den naam van protectie, zich in het bezit dezer belangryke Colonie te ftellen, die de neutel van Nederlandsch Indië is, door zyn fchryven begunftigd heeft. Het vuil en vyandig oogmerk van de Engelfchen fteekt ten klaarden door in het Relaas van den Gouverneur, volgens 't welk zy niet hebben gewagt, tot dat de Gouverneur hen om byfttnd verzocht; maar zy komen dien, ten dien einde, niet van het Eiland Sc. Heieens, maar uit Engeland afgezonden, aanbieden. En, bedankt zynde voor hun beleefdheid, nodigen zy het Gouvernement en allen Ingezetenen, ja zy requireeren, dat de Colonie zich onder hunne zogenaamde protectie begevc. Hec gevolg van die protectie, waartoe Willem V. de hand leent, is, zoo zy den Engelfchen gelukt, ligt te voorzien. (*) By de Engelfchen behoort het tot de Vriend - nabuurfchappelyke protectie, dat zy de Nederlandfche Schepen, die zy zich in Baai - Fals vonden, in beflag nemen: Dat zy Schipper William Maley, voerende het Noord-Amerikaansch Schip Columbia, op zyn reize naar de Indien, in Baay-Fals inlopende, aldaar arresteeren ,hem zyne Brieven.en Depêches , zoo voor het Gouvernement van de Caab , als van Batavia, afeisfehen, en afnemen, en de andere Brieven niet, dan, nadat zy geopend en gelezen zyn, terug gegeven. Zie dit alles breder in den Brief van Sluysken, hier voor met G. i°. loco. By de Engelfchen heet het proteftie en befcherming, dat zy de Nederlandfche Oost- Indifche Retour - fchepen in volle Zee aanranden , onder voorgeven , dat de Koning, op verzoek van den Prinsxvan Oranje, hun ordre gegeven heeft, om die Schepen naar Engeland te geleiden, ten einde ze te beveiligen tegen de Franfchen: Dat men al aanftonds aan de Schippers het Commando hunner Schepen ontneemt, en de Capiteins alleen aan boord laat, om hunne lading te verantwoorden. Voorts heet het almede protectie, dat, wanneer men onder fchyn van vriendfebap zich meester van de Schepen gemaakt heeft, ftraks daar na, kwanswys op tyding, dat hec Oorlog tusfehen Engeland en Holland is, den Capitein en al het Volk ontwapent, en krygsgevangen verklaarc, gelyk dit alles breder gezien kan worden in de Brieven van G. E. Overbeek, gefchreven aan Bewindhebberen van de O. I. Compagnie, hier agter voor Bylagen Num. 10., als mede in den Brief van Viïke Barends, in dato 13. September 1795., op de Rivier van Limmerick, in Ierland, gefchreven aan Richard Muilman, te London, hier agter Bylage Num. ir. In dezen Brief leest men, dat de zes of zeven Retour • fchepen door de Engelfchen, by het Eiland Sc. Heieen, aangehouden, en in bezit genomen zyn, in (*) Terwyl wy dit fchryven, vernemen wy met aandoening de tyding, dat de Engelfchen, afleggende het masker van Vriend, de Colonie, als Vyand, door overmagt, hebben ingenomen, waarvan de omftandigheden te zien zyn in twee Misfives van den Heer Goetz, Secretaris van de Regeering van de Caab de Goede Hoop, in datoden 10, en 13. September 1795-, met bygevoegde fommatie van de Engelfchen, gefchreven aan een Huis van Commercie te Coppenhagen, en van daar door onzen Minister herwaards gezonden; alles hier agter Bylage' * Num. 9- Zie daar een nieuw (taaltje, waarom het den Engelfchen, met hun aanbod van Protectie, door Willem F. begunftigd , eigentlyk te doen was. I  ( 34 ) *■ naam van den Prins van Holland, zich bevindende in Engeland: dat de Nederlandfche Schippers alles, wat de Engelfchen goedvonden te doen, hebben ingefchikt , om dat het in naam van onzen Prins gedaan wierd. De Ondergeteekenden kunnen niet met volkomen zekerheid bepalen, by gebrek van precies bewys op dit Huk, dat het gebruik, het welk de Engelfchen van den naam van Willem V., by de Nederlandfche O. L Schepen gemaakt hebben, met zyn voorkennis, en op zyn gezag, gemaakt is, zynde het niet volftrekt onmogelyk, dat de Engelfchen valfchclyk mee zyn naam geipeeld hebben, om, zonder flag of ftoot, de Schepen te nes: te fleepen. En de Ondergeteekenden begeren Willem F. niet meer te bezwaren, dan hy door zyn fchryven yan den 7. February, aan de Gouverneurs der Colonien, zich zei ven bezwaart, en laten het overige aan elks oordeel. Maar gefteld zynde, dat hy zyn naam tot hec aanhouden en overmeesteren van die Schepen niet geleend heefc, dan blykt uit de voorzeide Documenten nogthans, op welk eene wyze de Engelfchen met een afterbóosaardigst hart hunne zogenaamde Protectie, door arglistigheid en vaifche ftreken, weten uittemeeten, voor en al eer zy ze, gelyk ook aan deze Schepen wedervaren is, mee geweld opdringen. Van een geheel anderen en beteren aart was da protectie, welke Vrankryk aan de Colonien van de Republiek in 1781. en 1782. tegen de woede der En relfchêri verleende, en waar over Hun Hoog Mog. nog in den jare'i'789., toen de Oranje-Regeering alhier reeds in vollen luister herfteld was, zich in zekere Memorie in deze dankërkentelyke woorden hebben uitgelaten: „ Hun Hoog Mogen„ den hebben by alle gepaste gelegenheden erkend, en zy behagen zich het „ wederom te herhalen, dat in den Oorlog, waarin zy met het Ryk van GrootBrittannien zyn ingewikkeld geweest, om oorzaken en over objecten, die aan Zyne Majefteit niet onbekend zyn, de Republiek de grootftc en gefigna„ ieerdfte blyk van Zyne Majefkics genegenheid ontvangen heeft, dat Hoogst,, deszelfs Wapenen, door hec behouden, of hernemen, der Bezittingen van „ dc Republiek, niet alleen den gemeenen Vyand afbreuk gedaan hebben, „ maar dat ook Zyne Majefteit de heroverde Bezittingen op eene edelmoedige ,. wyze aan de Republiek heeft gereflitueerd." Zie de Secreece Refolutie van Hun Hoog Mogenden van 22. January 1789-, en de Memorie daarby gevoegd. De waarheid perfte deze betuiging Willem V. en zynen aanhangeren uit den mond, hoe zeer zy verkoren door 't fluiten van het TracWt met Engeland, ondankbaar te handelen. Insgelyks durven wy niet volkomen verzekeren, dat Willem F. een zoortgelyken Brief, als aan den Gouverneur van Suriname, ook gefchreven heeft aan Groveftins, Gouverneur van Demerary en Esfequebo, om dat de oorfpronkeiyke of deszelfs Duplicaat , zoo 't fchynt, niet herwaards overgezonden is. Men vindt nogthans eene Copy van zulk een Brief van Willem V., al mede van den 7. February, uit Kew aan dien Gouverneur tot gelyk einde gefchreven, als Bylage gevoegd by de geauthentizeerde Stukken, rakende al het geen in de Colonie van Demerary, betivkkelyk het aanzoek van de Engelfchen, is voorgevallen.; en welke ftukken, alle te gelyk, met de opgemelde Misiive van Willem V. ' zoo  ( 35 ) zoo als zy by malkander gedrukt zyn, in een Amderdamfche Extra-Courant, van den 13. Augustus laatstleden, in allen opzigte de gedaante van echtheid hebben , waarop men zich, ten minden extrajudicieel, en als Historisch bewys, fchync te mogen verlaten; hier agter te vinden in de Bylagen, lub Num. 12, Onderfteld zynde de echtheid van Willems Brief aan den Gouverneur van Demerary, Grove fins, en dat hy, woordelyk zoo luidt, als in die Extra■ Courant opgegeven is, zoo lydt het geen twyffel, of Willem V. heeft zich nopens deze Colonie aan dezelfde misdaad, als nopens de twee anderen, fchuliig gemaakt. Wy zeggen aan dezelfde misdaad. Immers het behoeft geen breedvoerig Rechtsgeleerd, betoog, dat het overleveren, en zelfs dc daaelyke poging» om in 's Vyands handen over te leveren» Vestingen, Bezittingen, Colonien van den Staat, gepleegd dooreen Ingezeten, en wel door een geboren Ondergaat, opperde magt • fchending en hoog-verraad is. In L, 3. D. ad Leg. Jul- Majeflatis wordt eerst deze befchryving van de misdaad gegeven: Crimen Majejlatis eft, quod adverfus populum Romanum vel adverfus fecariiatem ejus committitur. En verbolgens, onder veele andere voorbeelden, ook deze gegeven, die allen op Willem F., en op zyne Brieven aan de Engelfchen, voor de Gouverneurs onzer Colonien medegegeven , vo'.komen quadreeren. Cujus opera dok malo cov.fMum initum erit, quoquis contra ranpubheam arma ferat. Hiertoe voorzag en magdgde hy met zyne Brieven de Engelfchen, als of deze uit hun zelve niet heet genoeg waren op het beroven der Nederlander?. , Qui hoftibus populi Romani ■ litteras mif&rit: Of zulks Brieven zyn, behelzende openbaring van geheime raadflagen, dan zulke, als Willem F. hun mede gegeven heeft, komt op 'c zelfde uit. Qui f cerit dek malo, quo hostes confilio juventur adverfus rempubttcam. Der Engelfchen raadflagen liepen daarop uit, om aan het Vaderland van Willem alle mogelyke afbreuk te doen, < n zich zeiven in 't bezit van deszelfs Colonien te feilen. Die raadflagen begunftigt Willem F. met zyne bewuste Brieven aan de Gouverneurs. In lege 3.. Qui civem hosti tra4iderit. Willem F. levert, of doet zyn best, om in 's Vyands handen te leveren niet één Ingezeten, maar zoo veele Ingezetenen van den Staat, als 'er in de Colonien woonen. Qid arcem non t$nuerit, aut caflra concesferit, te weeten; als een Krygsbevelhebber dit ui: bkóhartigheid doet. Maar, hoe veel te meer, als een Opper. Generaal en Admiraal, hoedanig Willem F. by de Gouverneurs wilde aangemerkt worden, met opzetten willeen voorbedagten rade, zonder (lag of lloot aan den Vyand, quafi ais aan een Vriend, Steden of Sterktens van den Suat , tragt in de hand ce fpcltn? Qid injusfu prineïpis helium gesferit —- qui prhatus pro pot est at e Magiflratuve quid fcfns dolo malo gesferit. fflOMem F. was, toen hy die Brie.ven fchreef, aropteloos , of buiten bediening > (homo privatus), niet fiechts naar zyne of der Engelfchen abufive onderftelling, die bet Landvoor een Wingewest van Vrankryk houden, waarin dan zekeriyk hy, als hy zich zeiven gelyk wilde blyven,-niet voor Stadhouder,'ens ageeren kon; maar inzonderheid, om dat hy in Engeland zat, en buiten het Territoir van de Republiek onbevoegd was tot hec I 2 waar-  ( 3* ) waarnemen zyner hoge Ampten, die hy in de Republiek tot dus verre bekleed had: Hy was homo privatus; om dat, al onderftelt men in hem, dat hy m ingeland zynde, mogt dienen als Nederlandsch Stadhouder, hy zyn magt te 'buiten ging. Hy mogt immers in Engeland als Stadhouder werkzaam zynde reno" . men dat hem dit vry ftond, niet meer doen, dan hy als Stadhouder mo« doen m de Republiek zynde. In de Republiek nu zynde, mogt hy op eigen gezag geen Oorlog voeren, of vervolgen, na dat zyne Heeren en Meesters, en wel 0p zyn eigen aandryven , de wapenen nedergelegt, en de Franfchen om Vreede gebeden hadden. Dat hy ten aanzien van de Colonien, zyn magt verre te buiten gegaan is blykt ook uit het zesde Artikel van de Opdragt in November ,749- gedaan, vol! gens welk de Bezittingen van de West-Indifche Comp.' wel zyn onder het beleur en de directie van Willem, IK (nu Willem V.) maar niet zoo verre gaat die du-ectie , dat hy 'er eene vreemde Mogendheid onder den naam van protectie, op eigen gezag, en zonder Hun Hoog Mog. als den territoriaalen Souve rein, en zonder Bewindhebberen te kennen, mag inroepen, en dus voor den Staat en voor de eigenaars weerloos maken. En, volgens het 7. Artikel, is hy verpligt zyn best te doen, om den vervallen ftaat van de Compagnie weder op te beuren. Wy weeten niet, hoe hiermede ftrookt, dat hy zyn best doet, om aan eene Mogendheid,- eene Natie, die hy wist, dat zelfs in ftaat van Vreede en uit wendigevriendfchaps- vertoning, altoos op de Nederlandfche Bezittingen loert ja, die hy wist, dat destyds Vyand was, de Bezittingen van de Compagnie fn handen te ftellen. Qui quid eorum, qu* fupra fcripm funt, facere curaverit. Al het geen voorzeid is heeft Willem V. getracht daar te ftellen door zyn leugenachtig, or ten mmften argelistig, fchryven aan de Gouverneurs. L. 4. D. eod. Cujus opera dolo malo hostes Populi Romani, commeatu, armis tehs, equis, pecunia, aliave qua re adjuti erunt. Cujusve opera dolo malo factum erit , quo magis pecunia , jumenta hostibus Populi Romani dentur adverfus Rempublicam. Willem V. heeft niet aan één van deze zaken, maar aan allen , en daarenboven aan de gronden en Bezktingen der Nederlanders 's Lands Vyanden getracht te helpen,, en daar door de bronnen van hunne wel! vaart over te brengen naar het vyandig Engeland. L. 10. D. eod. Majeflatis crimine accufaripotest, cujus ope, confilio, dolo malo, provmcia vel civitas hostibusprodita est Fn ,„r Z o , • , ,,. „ , . . f'oaita est. wat zyn onze Colonien, in betrekking tot het point in questie befchouwd, anders dan provincie et civiLs Populi Belgici? Ook wordt de misdaad van Willem V. niet verligt uit dien hoofde, dat zyne pogingen by de Gouverneurs onzer Colonien mislukt zyn. Wanc in 't ftuk van oppermagt-fchending en hoog-verraad, ftaat de poging ten eenemaa! gelyk met de welgelukte daad. Voluntas fceleris eadem feveritate, qua efe&us, punitur. I. S- Cod. ad L. Jul. Maj. En dit is geen nieuwigheid, die, voor dat die wet het hcht zag, onbekend was, maar van ouds zoo begrepen, als blykt uit de Ux. r6. Princ. D. de poen. Confilia puniuntur, ut conjurationes, quosque ^os fuadendo juvisfe, Jceleris est inflar. Ook ftaan hedendaags alle Natiën in dat begrip, raec «aame, Engeland en Pruisfen, ge!yk hier na zal blyken. Zo  (37.) Zodanig is het gelegen, als men het gedrag van Willem V. vergelykt by de Leeritukken van het Romeinfche Recht, het welk wy alhier met Voet, Groentveegen en andere Nederlandfche Rechtsgeleerden meenen veilig te mogen inroepen , om reden, dat, zoo veel wy weeten, de Nederlandfche Wetten geen byzondere befchry ving van den aart en natuur van de misdaad van oppermagt - fchending, en van hoog-verraad geven. Het caracleristiek, of eigenaarrig kenmerk van hoog-verraad is, wanneer iemand animo hostili, mee een vyandig gemoeds-geftel te werk gaat jegens zyn Vaderland , en dat met daden toont. /. uit. D. ad L. JuL Maj\ In weerwil nu van ons zei ven, zyn wy genoodzaakt, onaangezien alle zyne protestatien, dien animus hostilis, dat vyandelyk voornemen, in hem te erkennen, om dat hy op dien tyd,toen hy de bewuste Brieven fchreef, ge weeten heeft, dat Engeland van Vriend in Vyand veranderd was, en des niettegenftaande de Gouverneurs der Colonien heeft willen doen geloven, dat het nog Vriend cn Bondgenoot van Staat was. . Maar, als die alles zoo gefteld is, zal misfehien iemand vraagen, wat men zeggen of denken moet, *van de zoo hoog en zoo dikwils geroemde Vaderlandsliefde van Willem V., die, onder anderen, in twee Propofiden, op den a8. February 1703. en u. February 1794., ,ter Vergadering van Hun Hoog Mogenden, mondeling gedaan, deze uitdrukkingen gebruikt. Op deze gronden (van Gods hulpe en voorzienigheid) [leunende, verklaar ik voor heg oog van de gan/c/ie waereld, dat ik wel verre van den moed te laten zinken% tot myn laetfte oogenblik voor de defenfie van den Staat zal blyven waken; dat, gelyk reeds een gedeelte van myn goed en Domeinen door den Vyand geoccupeerd is, ik het overige mg veil hebbe voor den dtemt van den Staat, zoo wel als myn bloed en leven. In deze gevoelens ben ik opgevoed: 'Zy waren de kenmerken van myne Vwr ouders, en derzelver doorluchtige voorbeelden hebben de Princes myne Gemalin en ik, aan onze Kinderen ingeprent, en zy blaken reeds van denzelven yver, om dat zelve voetfpoor te betreden. Nog kater zelfs, op den 14. July 1794., by het naderen der Franfche legers aan ons Grondgebied', betuigde hy , bereid te zyn, en vastelyk befloten te hebben , om goed en bloed op te zetten voor de verdeediging van het Vaderland, en geen middelweg te kennen tusfehen kloekmoedig fïry den, en laf hartig te bukken, en voor de onafhangelykheid dezer Natie, waar onder hy was geboren en opgevoed, gereed te zyn, zyn leven opteoferen: ^ " v ixr-u tt 1J*'-i-ict>emtaande wil vasthouden, dat Wihem F. wel gedaan heeft, dan moet men aan den anderen kart Kh bergen befchuldigen, dae hy, door 't geven van zulk een raad, 's Lands walm belang eegen gewerkt heeft,- ja dan zyn de Gouvernementen van de drie Cd nien Suriname, Demerary en de Caab de Goede Hoop, ten hoogfien ihafwaardig, dae zy aan de bevelen van Wtllem F. niee hebben gehoorzaamd. ' Maar men behoeft, om deze lieden niee Hechts vry van fchuld ee erkennen maar zelfs ee bedanken, en eepryzen, dat zy aan de vuüe aanzoeken van Willem F geen gehoor gegeven hebben, zich niee ee binden aan de Nederlandfche w ten en scheen, veelmin aan voorbeelden. &o veele «h^mreh. * wy hebten „ag=0,ge„, ienicn over  ( 4i ) over de misdaad van hoog - verraad, eenftemmig met het geen hier voor uit hec Romeinsch Wetboek voor Neêrlands Recht is opgegeven, en wraaken derhalven het bedryf van Willem V., nopens de Nederlandfche Colonien, niet minder iïerk. De Napolitaanfche Ridder Filangieri, in zyn uitmuntend Werk, La fcience de la Légiflation, te Napels, in den jaare 1784. in 't licht gekomen, Tom.V. pag. 89. over de misdaad van hoog-verraad handelende, zegt: Le Traite eft celui, qui liyre ou cherche a livrer aux ennemis TArmée ou la Patrie. Dam les Gouvernemens les plus libres ce délit a toujours paru digne de toute la rigueur des Loix. U e ft direct ement contre le Souveram, paree qu'il tend Ole priver de la föuverainité ou a affoiblir la force qui la garantit & la con* ('erve. De Engelfche Schryver Franciscus Llutchefon, die omtrend het midden van deze Eeuw Hoogleeraar aan de Academie te Glasgouw was, fchryft in zyne Element. Philof. Mor al. lib. 3. c. 3. § 4., ter gelegenheid, dat hy over het Recht van Oppermagt handek: Principibus, quorum probit as fidesqus fatis eft fpectata, debetur piet as omrits et obfervantia neque culpis eorum leviori- bus, qualia interdum in viros minime malos cadere posfunt, cives ab ea obligatione exfolvuntur. NB. Ast fi hoe incidat, ut devincantur, et a bignitate deturbentur vel ab imperii competitoribus vel ab hostibus externis, ita ut nulla fpes fit reïiqua, eos jus fiuum antiquum r ecuper are posfe, principum eft regumve, de jure fuo ultro ceder e, imo ö omne pro exstincto habendum eft; quum omnis inter imperantes et populum obligatio fit mutua, mutuisque officiis confervanda qua cum ab altera parte praftari nequeunt, nulla alter ifunt praftanda. Voorwaar, een fchoone les voor Souveraine, doch uit hun Ryk verdreven, Vorsten; en die op Willem P\, die zich zelfs erkent geen Souverain, maar alleen Stadhouder, Capitein- en Admiraal-Generaal, en dus ondergefchikt aan de Oppermagt des Souverains te wezen, even daarom van des te fterker toepasling is. Heeft het lot der Wapenen over zyn Recht van Stadhouderfchap ten zynen nadeele bcflist, zoodanig, dat hy, zich zeiven niet veilig achtende, een goed heenkomen gezogt heeft, zo is hy, volgens de leere van llutchefon, verpligc, om van dat oogenblik af, dat te laaten varen. Ja, dat Recht moet gehouden worden voor vernietigd, en het Volk is ook van zyne zyde los van alle verpligring en betrekking op hem, nademaal de verbintenis tusfehen Vorst en Volk wederkeerig is, en de wederzydfche pligten, uit die verbintenis voortvloeiende, zoo ras zy van de eene zyde niet meer kunnen vervuld worden, ook van zelve ophouden van den anderen kant. Jure tgitür (dus vervolgt Llutchefon) omnibus prius tentatis,populus fe victori fubmittet, quum fua faluti aliter confulere nequeat. Willem V. derhalven heeft geen de minlle aanfpraak meer op onze Burger -maatfehappy, zelfs niet uit kragt van de eeden, voormaals tot handhaving van het Stadhouderfchap gedaan. Zonder dat ook de woorden ut nulla fpes fit reliqua omnibus prius tentatis, hem veroorloven het Land, nu hy uit zich zeiven daar uit geloopen is, op nieuws van buiten aan te vallen, ter herwinninge van zyne vorige Rechten; want die woorden zien niet op L 7 P°*  % 42 ) pogingen, om 'er weder in te komen , maar op pogingen, die mep aanwendt, om in 'c Land en in 'c bezit te biyven... Het laatfte is geoorloofd, doch het eerde ongeoorloofd en misdadig, blykens des Schryvers volgende woorden: Mine quidem arrogantie foret, ft quis su/ë dignitatis aüt utilitatis caussa totam civitatcm & populum pessumdatum velit ut laniatum. Nu zal niemand in twyffel kunnen trekken, dat door zulk een aanval van buiten, gemerkt den tcgenfland, die van binnen te wagten is, de Republiek, die Zedert de laatfte èf. jaren van zyn bewind, zeer verzwakt is, en thans, om zoo tefpreken, op haar uiterfte ligt, den laatften doodüeek zoude krygcn. Is nu deleere van den Engelfchen Hutchefon wys, billyk en goed in Engeland; is zy in Engeland zelve altoos gevolgd, mee naame in 't geval van Koning Jacobus den Tweeden, die insgelyks ui: 't Ryk gevlugt is, die toch na zyn vertrek, zyne aanhangers en goedgunners in het Ryk had, zo klemt zy even zo fterk op Willem F. cn het geval, waarin hy zich thans bevindt, ja nog Merker, omdathy, volgens zyn eigen bekentenis, geen Souverain was, en even daarom des te minder over de Republiek, en 't geene haar toebehoort, befchikken mag. Mag hy, en mogen de zynen, om het Stadhouderfchap ce herwinnen, niet gewapenderhand hec Land op nieuws aanvallen, zoo ftaat het hem ook nietvry, het Land van zyne dierbaarfte, fchoon O/erzééfche Bezittingen te beroven. £n dit heeft hy gedaan, ten minften opentlyk gepoogd te doen, of met oogmerk, om langs dien weg weder in hec Land, en in zyn vorigen luister en gezag te geraken (fchoon de Ondergeteekenden moeten bekennen geen doorzigt te hebben, hoe zulks langs dien weg ooit zoude kunnen gelukken) of zonder dat oogmerk, en louter uit wraakgierigheid, om de Republiek te benadeelen, nu hy 'er geen voordeel meer van kan trekken. En, in beide gevallen, is'het even misrladig, als het in Koning Jacobus geweest zoude zyn, zoo hy na zyn vlugt uit Engeland naar Vrankryk, de Engelfche Colonien getrachc had toe afval te bewegen, en in vreemde handen te brengen. By hec getu'genis van den beroemden Hutchefon voegen wy, om verder te doen zien, wat men in Engeland voor hoog-verraad houdt, dat van den niet minder beroemden Engelfchen Rechtsgeleerden Blackftone, Comm. on the Laws of England 4. Book , Ch. 6. (*) wiens weinige woorden, wy vertaald hier inlasfchen: „ Indien iemand een aan- ,, han- (*) Blackftone Commentaries on the Laws of England, IV. Book, Chap. 6. §. 4. „ lf a man be adherent to the King's Enemies in bis rcaim, glving to them aid ahdcomfort in the rca'm, or elfewhere," be is allo declared guilty of' High - Trcafon. Tbis must Jikewife be proved by fomc overt act, as by giving them intelligence, by fending them proviiions, by felling them arms, by treacherousiy furrencfering a Fortrefs, or the like. By enemies are here underftood the fubjects of foreign Powers, with wbóm we are at open war As to foreign Pirat.es or Robbers, who may happen 10 invadé otrr coasts, without any open hosnlitics benveen thefr Ndtion and our own, and without any commisiion from any Prince or State at enmity with the Crown of Great • Brittain,. the giving them any asfiftarice is a!fo clearjy Treafon; either in ibe iight of adhering to the public enemies of the King and Kin^dorii, or elfe in that of levying war against his Majefty. And, most irr.iisputablyJ'thc farne acts' of adherence or aid, which (when applied to foreign enemies) wi!I conftitute Treafon under this branche of the ftantte, will (when afforded to our own fcl'ow - fubjects in actual Rebelliöri at home) amount to high-treafon under the defcription of lewing war against the  ( 43 ) „ hanger zy van 's Konings Vyanden in zyn Koningryk, hun hulpe en onder- „ ftand in 't Koningryk geevende, of elders in dien gevalle worde ,, hy insgelyks fchuldig verklaard aan hoog - verraad. Die moet insgelyks be- wezen worden dooreen opentlyke daad, als door hec geven van narichc aan de ,, Vyanden, door hun behoeften te zenden, door hun wapenen te verkopen, „ door hun verraderlyk een fterkte over te geven, of iets diergelyks. Door „ Vyanden worden h:er verftaan, Onderdaanen van vreemde Mogendheden, met „ welken wy in open Oorlog zyn." Dit laatfte punt, het welk Blackftone tot hoog-verraad fchynt te vereisfehen , is in cas fubject aanwezig; want, uit de vergelyking van de datum, op welke de Engelfchen beflag op onze Schepen gelegd hebben, met de datum van de Brieven , door Willem F, aan de Gouverneurs onzer Colonien gefchreven, blykt, dat de Republiek toen reeds met openbare vyandfehap wierd aangevallen, en du Willem F* dat geweten heeft. Evenwel dunkt ons, dat de grote Blackstone zich eenigzins vergist, als hy meent, dat de misdaad van hoog-verraad dan alleen aanwezig is, wanneer een Onderzaat den openbaren Vyand van den Staat hulpe toebrengt, of op eenigerlei wyze in de hand werkt. Dit laatfte wordt, om die misdaad daar te ftellen, eigenlyk niet vereischt, maar alleen een boos en vyandig opzet (animus hostilisj tegen den Staat, en om dien afbreuk te doen; nu kan iemand een vyandig hart hebben t en dat met daden tonen, al is 't zo, dat geen vreemde Mogendheid in ftaat van Oorlog met het Vaderland zy, welke hy tracht te helpen. Toen de Hertog van Monmouth in 't jaar 1685. zich in Engeland voor Koning liet uitroepen, had Engeland geen Oorlog met iemand zyner Nabuuren. Mon* mouth bewees aan niemand hulpe, maar hy tastte den Koning en den Staat vyandlyk aan, in eigen naame, en ten behoeve van zich zeiven; en dit hebben de, Engelfchen zelve voor hoog-verraad aangezien, en als zoodanig in hem geftraft. De natuur van de zaak leert ook, dat het eigenlyk onverfchillig is, of men een vreemde Mogendheid, die Vyand is, helpt, dan niet, maar dat het kenmerk van de misdaad gelegen is in het vyandig hart van den daader, door uicerlyke daadzaken betoond. En hier van daan is het, dat in de Romeinfche Lex. 11. D. ad L. Jul. Majeft. precies van een animus hostilis, maar niet van een anderen uitwendigen Vyand gewaagd wordt, als mede, dat in de Lex i.l %.l. 3. eod. zo wel zulke voorbeelden van hoog - verraad worden opgegeven, daar geen vreemde Mogendheid als vyand mede gebaat wordt, als zulke, die tot hulp van eene tegen het Vaderland oorlogende vreemde Mogendheid ftrekken. Al waren dan de Engelfchen op den f. February 1795. geen openbare Vyanden van de Republiek, ja, al waren zy Vrienden geweest (fchoon het tegendeel waar, en niemand beter, ton-Willem V. daar van overtuigd was) zoo beftaat zyne misdaad van hoog-verraad, onzes bedunkens, toch daarin, dat hy enkel uit haat tegen de Franfche Natie, en uit fpyt en weerzin tegen het verdrag, het welk de Republiek met die Natie gefloten had, of ftond te fluiten, (fchoon hy by zyn vertrek daar zelfs toe geraden had) de Republiek zulk een onherftelbare afbreuk tracht te doen, als is het overleveren van hare Bezittingen in vreemde, en dat wel in En» gclfche handen. Waar door hy riet alleen het verdrag of de Onderhandelingen L 2 met  ( 44 ) met Vrankryk tegenwerkte, maar ook de Engelfchen, al waren zy Vrienden, ja, al waren zy voornemens geweest Vrienden te blyven , en aan de Republiek , zoo veel in hun was, het hare te laten behouden, aanmoedigde en aanhitiïe om Vyanden te worden, en zich hare zwakheid ten nutte te maken. Dit is, onzes bedunkens, hoog-verraad, en niet flegts hoog-verraad van de derde of ligtfte zoort, maar van de tweede Clasfe of zoort, als men het vergelykt by het ontwerp van een algemeen Wetboek voor de Pruisfifche Staaten, op Koninglyk bevel, zamengefteld, en in twee Deelen, of vier Stukjes, inde jaren 1784.—1787. te Berlyn en te Leipfig, by George Jacob Decker gedrukt. Men vindt in dat Werk, I. Deel. 3. Afdeeling Tit. 8. (*) de misdaad van hoog-verraad in drie graden onderfcheiden. Want, na dat §. 84. in 'e algemeen gezegt wordt: Al wie den Staat en deszelfs Overheid vyandlyk behandeld, bsgaat hoog verraad. Zoo (*) Th. 1. Abth. ui. Tit. 8. Abfch. 11. vom hoch verrath. J. 84. Wer den Staat und desfen oberhaupt feindlich behandelt, begeht einen hoch verrath. $■ 85. Ein Unternehmen, welches, auf den umfturtz der Staats- Verfasfung abzielt, oder das Leben , oder die Freyheit des oberhaupts im Staat unmittelbar angreift, ist der hochfte grad des hoch verraths. §. 92. Landesverratheryen, und begunftigungen der feinde des Staats, wenn folchö den umfturtz desfelben, oder das Leben und die Freyheit des Regenten nicht eigentüch zur Abfieht haben , find der zweite grad des hoch verraths. J. 93- Diejenigen, welche fich desfen fchuldig machen, follen mit gefcharfter Todesftrafe, und Confiskation ihres vermogens belegt werden. §• 94* Diefe ftrafe trifft alfo die, welche Verratherifcberweife die feinde des Vaterlands und deren imternehmungen begunfiigen-, Kriegs - Vorrathe und Magazine des Staats in Brand (teken oder fondst Verderben; oder auch dem feinde zu ueberfallen und Eroberungen behulflicb find. • ' $. 95- Ferner diejenigen, welche zum Angriff des Vaterlands Trappen wei-ben, oder in der Aflicht die unternehmungen der feinde desfelben zu befördern, folche mit Lebensraitteln umi Kriegsbedürfnisfen unterftutzen. §• 97. Wer fremde Staaten, gegen fein Vaterland, durch verhetzungen aufbringt, und dasfelbe geflisfentlich in Kriegs - gefahren verfetzt, ist ebenfalls als ein hoch verrather der zweyten Clasfe anzufehn und zu beftrafen. §. 98. Gleicbe ftrafe triefft denjenigen , welcher atisvvartigcn Machten, die mit dem Vatcrland* !m Kriegeftehn, oder dasfelbe damit bedrohen, heimlichkeitcn des Staats verrath, urkunden, festtmgs, oder operations-Plane, unddergleichen Nachrichten, anderen Geheimhaitungdem wohl des Staats gelegen ist, Gefiihrlicherweife bekannt macht. §. 102. Wer in Veiübung eines hoch verraths der zweyten Clasfe fo weit gegangen ist, dafz riur die würkliche Ausfühnmg, oder gar nur der fchadliche Erfolg, durch ausfere von ihm nicht abhangende umftande verhindert worden, der foll für jfrfam erklart, und mit ewigen vestungs Arrest belegt werden. §• 113- Wer ausfer dem fa!l eines Kriegs, die Rechte und das intresfe des Vaterlands an aus. . war- \  ( 45 ) Zoo volgt §. 85. Eene onderneming, die de omkeering van den Staat bedoek, of die hec leven en de vryheid van de Overigheid onmiddelyk aangrypt^ is de hoogde graad van hoog verraad. §. 92. Land-verraderyen en begunftigingen der Vyanden des Scaats, indien zy de omkeering deszei ven, of hec leven en de vryheid des Regencs niee eigentlyk ten doelwit hebben, zyn de tweede graad des hoog• verraads. §. 93. Die geenen die zich daaraan fchuldig maken, zullen met fcherpe doodftraffe en verbeurd-verklaring hunner goederen beregc worden. §. 91. Deze ftraffe treft diensvolgens hen, die op eene verraderlyke wyze de Vyanden des Vaderlands in hunne ondernemingen begunftigen, enz. of ook den Vyand toe overvallen en veroveringen behulpzaam zyn. $, 95. Of, mee oogmerk om de ondernemingen des Vyands ee bevorderen, hem mee levensmiddelen en krygsbehoefcen onderfteunen. §. 97. Al wie vreemde Staaten tegen zyn Vaderland, door aanhitzen, in beweging brengt, cn dat zelve opzettelyk in krygsgevaren voert, is even gelyk een hoog-verrader van de tweede Ciasfe aan te zien, en te ftraffen. §. 98. G.iyke ftraffe treft hem, die aan vreemde Magten , die met het Vaderland in Oorlog zyn, of hetzelve daar mede bedreigen, Staatsgeheimen verraadt, of Staatspapieren, of Plans van Vestingen, of van Krygsverrichtingen en dergelyke narigten, aan welker geheimhouding den weltland des Scaats gelegen is, bekend mrakt. §. 102. Als in de uitvoering van hoog-verraad van de tweede Clasfe zoo ver gegaan is, dae evenwel de werkelyke uitvoering, of de fchadelyke gevolgen door andere, van hem niet af hangende, omftandigheden, verhinderd worden, zulk een zul infaam verklaard, en met altoosduurend Vesting arrest gefirafc worden. S 113. AI wie buiten het geval van Oorlog, het recht en het belang des Vaderlands aan uicheemfche Magten verraadt, of deszelfs zekerheid tegen zulke, Magten in gevaar fteldt,. die begaat hoog-verraad van de derde Clasfe, en zal naar bevind van de omftandigheden, met levenslange, of tydelyke gevangenis gefirafc worden. §. 114 Wie zich aan de §. 98. gemelde verraderyen van de geheimen van den Staat jegens vreemde, niet vyandlyke, Magc fchuldig maakt, die wordt mee thnjarig, en zelfs mee levensduurend Vestings • arrest geftrafc. 5. 125. Heimelyke Verbintenisfen, waar door de Staat, op eenigerlei wyze, l->>vf; <; iJ-.. . . gum wartige Machte Verrath oder die ficherheit desfelben gegen folche Machte in gefahr fetzt, der begebremen hoch verrath der dritten Clasfe, und foll nach Bevvandnis der umftande, mit Lebenswierigom oder Zeitigem Gefangnisz beftraft werden. , h W* Wer fich der §. 9S. befchriebenen Verratherey der Heimlichkeiten des Staats, gegenfremde nicht feindiiche Machte fchuldig macht, dér wird mit Zehnjahrigem bis Lebensvvierigem {•'csrungs-Arrest belegt, §. 125. HcimUche VerMndangen, durch weiche der Staat, auf irgend eine Art, in a'.isferc unficherheit,, oder ge iibriiche Verwikelungen gerathen könnte, foüen, wenn die Abficht der Verrchwörung noch nicht ztir Ausfühfung gediehen ist, mit mehrjahrigcr Fesmngs-Strafe geahndet werden. M  C 46 ) in uiteriyke onzekerheid of gevaarlyke inwikkelingen geraken kan, zullen, als het voornemen van de famenzweering nog niet ter uitvoer gebragt is, met veeljarige Vestings - ftraffe beflecht worden. Men behoeft maar deze Artikelen, een voor een, oppervlakkig by hec bedryf van Willem F. te vergelyken, om overreed te worden, dat ieder op zich zelfs hem veroordeelc. De Ondergeteekenden draagen nogthans geen kennis, dat het ontwerp, waar uit zy de bovengemelde Artikelen hebben aangetogen, door den Koning tot Hand gebragt, en met de kragt van Wet begaafd is geworden; Maar dit is ten dezen opzichte onverfchillig; want al had hetzelve de kragt van Wet in alle de Pruisfifche Staaten, zo had hetzelve die kragt niet in de Republiek. Het bedryf van Willem V. moet naar onze, en niet naar uitheemfche Wetten beoordeeld worden. Maar de Ondergeteekenden brengen het gezag van de Italiaanfche, van de Engelfche Schryvers, en van hec Pruisfisch ontworpen Wetboek alleen by, om te doen zien , dat alle Volkeren, en byzond?r die Vorlïen en Natiën, op welke Willem F. de naauwfte betrekking heeft, over de bewuste misdaad even eens, en ten minften niet ligter denken, dan men in Nederland doet, en aldaar voor Recht is aangenomen. En het is meer dan waarfchynlyk, dat de inhoud van de opgegeven Artikelen van het Pruisfisch ontwerp, geen nieuwe uitvinding van deszelfs Zamenlleller is, maar reeds lange te voren, ja altoos als Recht is betragt, fchoon misfehien door hem eenigzins nauwkeuriger, en in betere ordre voorgedragen. Indien dan Willem V., of Capitein • Generaal van de Pruisfifche Legermagt, of Groot-Admiraal van Engeland was, eri aan een van die Koningen den trek gefpeeld had, om, door 'c fchryven van zulke Brieven, als hy voor de Gouverneurs onzer Colonien heeft mede gegeven aan eene vyandelyke , of ten minden ten uiterften verdagte Krygsmagt; dezelve Gouverneurs heimelyk toe afval en Landverraad te bewegen; wy houden ons verzekerd, dat het hem by den Koning van Pruisfen, zo al niet op zyn leven, ten minften op een eeuwigduurend gemis van zyne vryheid zoude hebben komen te fiaan, ja, dat het hem in Engeland* zonder eenige genade, zyn hoofd gekost zoude hebben. En wy houden ons niet minder verzekerd, dat, byaldien , geduurende den loop der jongstleden K.-ygsverrichtingen van Willem, een Burger van eene door de Franfchen belegerde Stad, uit aanmerking, dat de Franfchen niet eigenlyk den Staat, maar Willem V. beoorloogden,- en om van de rampen der belegering, en van den ondragelyken overlast van Engelfche bezetting een einde te maken, de Stad had getragt door list in Franfche handen te brengen, en dus met even goed oogmerk als Willem V. voorwendt; hy Willem F. de eerde geweest zoude zyn , om dien Burger zyn beftaan met zyn hals te doen boeten. Wel is waar, dat aan dien Burger niet ftaat het oordeel, welk van beide voor de geheele Republiek de kleinfte ramp zy, het ififaaten van de Franfchen in die Scad, dan het verder uithouden van de belegering: Maar men zal op zyn beurt aan ons moeten toeftaan, dat het aan Willem F. , al was hy hier in rc Land, ja met toelating van de Franfche Natie, ifi funclie gebleven, even weinig ftond om te oordeelen, welke van beide de Natiën, de Franfchen of de Engelfchen, in de Colonien van den Staat met hec minfte gevaar, 'c zy van verwoesting, of van ze voor altoos kwyt te raaken, konden toegelaten worden. Veel  ( 47 ) Veel minder ftond nu dit oordeel aan hem, daar hy buiten het Land, en ge. heel niet zyn eigen meesrer was, en even daar door onbevoegd, om in de uitoeffening zyner Ampten te volharden. Zo lang hy hier in 't Land was, fteunde alles, wat hy deed, op den uitdrukkelyken, of ftilzwygenden en vermoedelyken last van Hun Hoog Mog., en alle zyne daden werden altoos, zonder overweging, of zy binnen de paaien van zyne Commisfie bleven; veel min of zy meer ten doelwit hadden de vergroting van zyn gezag, en het Familie - belang van zyn Huis, dan wel het welzyn van 't Vaderland, met loftuitende Refo'urien bewierookt. Maar op deze toegevendheid konde hy, in Engeland zittende, geheel niet rekenen, en dat in een zaak van groter en bekommerlyker vooruitzigt, dan hy in alle de jaren van zyn bewind op aangematigd gezag had ondernomen. Hy konde op zulk eene voorbeeldeloze toegevendheid niet rekenen, zelfs niet by die Regenten, die zyne Creaturen waren, die hy by zyn vertrek in Tt bewind gelaten had, overmits het bezetten der Colonien, mee oogmerk, om 'er de Franfchen uit te keeren, regelrecht ftrydt met de maatregelen, die de hoge Regeering niet alleen lange te voren, maar ook fpeciaal op den 18. January, dac is, nog vóór zyn vertrek, tot Vrede nam, te weten, dat men van alle verdediging afzag, en verbood verdere tegenweer te doen, ten minften aan den Franfch en aanbood om het te verbieden, en om hen overal, daar bezetting was, vry in te laten, als te zien is in de geheime Infiructie, aan Boetzelaer en Calkoen mede gegeven; zie Bylage fN°. 15. In gelyke zaken nu, het zy van een gemeen Burger, het zy van Zyne Doorluchtige Hoogheid, oordeelen wy, dat', zonder aanzien van perfoon, gelyk recht moet plaats hebben. De Ondergeteekenden hebben tot nog toe het gedrag van Willem F. alleen aan de Burger-wetten getoetst: Maar, zo men ze verkiest te toetzen aan de Krygswetten, dat is, aan den Artikel ■ brief, of Ordonnantie op de Discipline Militair, het welk wy meenen, dat wy ter oorzake van zyne Militaire waardigheden, veilig mogen, ja moeten doen, zo zal het befluic nog ruim zo ongunftig moeten uitvallen. Immers in den Artikel - brief van den Jare 1705. word Art. 5. gefield voor Wet: Die iets gedaan of geconfpireerd heeft, waar door de Landen in eenige fchade of perieul zouden komen, mitsgaders die daartoe confenteeren, zul lel, zonder eenige genade, gehangen worden. Are. 12. Memand zal in bezette of belegerde Plaatfen NB. ofte anderzins den Fyand toevallen, of eenige hulpe doen, op levensflraffe. Art. 53. Niemand en zal opgeven of den Fyand overleveren eenige Plaatfen , die hem bevolen of belast is te bewaren, op lyf of levensflraffe. En offchoon dit Artikel eigentlyk ziet op een Commandant in loco, zo moet hetzelve toch ook op den Capitein - Generaal coepasfeljk zyn, ten ware men aan den laatstgemdden zoude willen veroorloven, het geen men aan den Officier, die onder hem commandeert, als misdaad toerekent. In tegendeel, daar het zyn post en pligt is, om alle Krygslieden, die tegen de voorzeide Artikelen misdoen, ter ftraffe te vorderen, zo komt het ons voor, dat de opzettelyke overtreding van deze drie Artikelen, door Willem F., als M 2 'Ca-  ( 48 ) Capitein - Generaal begaan, zo veel zwaarder misdaad in hem is, dan in een aan hem ondergefchikc Commandant, als hy boven dezen, in luister, aanzien , gezag, verheven is. Om al het welk voorfchreven is, de Ondergeteekenden , uitende hunne confideratien en advis op de zaak ten principale, onder fubmisfie aan heter gevoelen, van gedagtenzyn, dat Willem van Nassau, bekend onderden naam van Willem V., gewezen Stadhouder van de Vereenigde Nederlanden, door zyn schryven aan de gouverneurs van de volkplantingen van dezen Staat, Suriname, Demerary en Essequebo, en de Caab de Goede Hoop, in dato den 7. February 1795. zich schuldig gemaakt heeft aan ontrouw, meineedigheid, aanmatiging van hoog gezag, misbruik en overtreding van Magt, en aan hoog-verraad jegens zyn Vaderland; ten minste, dat 'er zeer gegrond fundament voorhanden is, om hem van dif, misdaaden crimineelyk te beschuldigen, en in gerichte te vervolgen, behqudens nogthans alle middelen van verdediging, die hy in der tyd zal goedvinden te gebruiken. En aldus kunnen wy met zo veel te meer ruimte van ons gemoed advifeeren, om dat het bedryf van Willem F. naar ons* inzien, van nature misdaadig is, even veel onder welke Staatsgefteldheid, of form van beduur men ook leve, Stadhouderlyke, of Stadhouderloze Conftitutie. Geheel anders was het in 't Jaar 1618. en 1619. gelegen met de onderftelde misdaad van de Groot, Oldenbarneveld en Hoogerheels. Deze hadden , ter hand. having van de Souverainiteit van Holland, zich op 't fterkite verzet tegen de Staaten Generaal. Dit was misdaad, als men onderflelt, gelyk by de condemnatie onderfteld wierd, dat de Oppermagt by de Staaten Generaal was: Dan het was geen misdaad,, zo iedere Provintie by de Unie haar eigen opper - gezag had behouden: Dus hing het al of niet misdadige van dit betwist punt af, by weike van beide de Souverainiteic van ieder Provintie was. Maar verdediging quafi tegen den Vyand- te willen doen, na dat de Souverain voor hem als Vriend de pooi ten open zet, zich Stadhouderlyk gezag aan te matigen, na dat men wist, dat men niet meer in bedryf was, of konde zyn; de dierbaarfte Bezittingen van zyn Vaderland, zo veel in hem is, over te leveren aan vreemde, ji aan vyandlyke Magt; de Gouverneurs der Colonien met verraderlyke Brieven te bedriegen, en te misleiden; zyn alle zaken, die niet af hangen noch van een betwist-gefchilfluk in het Staatsrecht, noch van de wi: fdvalligheid van omwentelingen in den Staat, maar zyn, als het Recht zyn gang mag gaan, zo we1 ftrafbaar, wanneer Willem V. in hec Land, en alle de Regenten, die hy gela'en heeft, in 't bewind gebleven waren, als onder de tegenwoordige Befluurders. Die misdaaden zyn niet tegen de Befluurders des Volks, maar tegen het Volk zelve begaan. Willem V. ftaat derhalven volkomen gelyk, met die lieden, die, in tyden van burgerlyke Panyfchappen, hunne Medeburgers, die van eene andere party zyn, plunderen en uitfchudden, om quanswys de goede zaak voor teflaan: want even zo helpt hy Engeland aan de Bezittingen van zyn Vaderland, onder voorwendzel van bewaren en befchermen. De Ondergeteekenden fluiten dit advis met deze twee aanmerkingen. De eerlte is, dat, zo Willem F. waarlyk ter goeder trouwe ia de verbeelding was, dat  C 49 'O dat de Colonien gevaar van de Franfchen liepen, het wonderlyk moet voorkomen , dat hy in al die twee jaaren tyds , dat hy tegen de Franfchen geoorloogd heeft, niet gedagt heeft om haar Engelfche of Staatfche bezetting te bezorgen: Dat hy, voor zo veel ons bekend is, geen de minde voorflag daartoe ooit gedaan heeft, zelfs niet op het laatfte oogenblik , dat hy ftond te vertrekken; veel min op eigen gezag iets dicrgelyks Ondernomen. Dit is dan wel eene uitnemende flofheid en onbedagtzaamheid in hem geweest, indien men onderdek, dat de Colonien in dien tyd wezenlyk dat gevaar hepen, hetwelk hy, to^n hy op het Lusthuis Kew zat, zich verbeeldde. Of zo zy in die twee jaren tyds geen gevaar gelopen hebben, van door de Franfchen overmeesterd te worden, dan zoude hy dienen te bewyzen, dat dat gevaar, zèdert zyn aankomst in Engeland, geboren is, en teffens zo dringende geworden, dat hy, om zulks af te wenden, eene voorziening, erger dan het gevreesd onheil zelve, moest in 't werk ftellen. Kan hy dit ook niet bewyzen (en waarlyk, fchoon de Franfchen het Moederland overftrcomden, zoo kwamen hunne Krygsbenden daar door geen een voetflap digter by de Colonien; dan blykt het klaar, dat het voorgeven, ten einde ■ de Colonien niet door de Franfchen gein. yadeerd worden, niets anders, dan een masker is, agter het welk zyne waare gemocd\t in ftaat van wyzen mogt komen, niet kan ter einde» lyke Vonnisvclling overgelaten worden aan vyf, zes of zeven verfchillende Collegien van Juftitie, in zoo veele Provintien, ieder in den. haren, befoigneerende. Al waarom Willem V. in dit geval, en in dit opzigt gereekendmoet worden, fchoon hy 't hoofd van den Raad was, veel meer met een Minister^ dan met een Lid van den Raad .gelyk te daan. Ook heeft deze. fchikking dit avantage, dat op die wyze volftrekt vermyd zal Worden alle natefyk denkbeeld van gedelegeerde Rechters aan hem gegeven te hebben, het welk zo goed niet vermyd kan worden, byaldien uk ieder van de Hoven van Juftitie een of meer Leden, te zamen een Rechtbank ad hunc atlum zullende uitmaken, verkoren worden, ten zy men goedvindt, om ze te kiezen by lotinge, het zy uit den vollen Raad van Juftitie in ieder Provintie, Jiet zy uit de oudde helft. Wat nu belangt de Acte van Accufatie, het welk 't ander point was, dat by Decreet van 7. October laatstleden van ons gevorderd wordt; byaldien men door een Acte van Accufatie verftaac een Register van alle die daaden, die door Willem V., geduurende zyn bewind, gepleegd zyn, en die als misdaaden by het O meef-  rrfëergemëld'Rapport worden voorgedragen, dan vinden wy het werk door de Coramisfarisfen by dat Rapport, wat het zakelyke betreft, vóór ons reeds afgedaan , het Welk een zoodanig beknopt Register, in een treflënden ftyl gefchreven , in zich bevat. Doch zoo men door Acte van Accufaüe verftaat een Stuk van Juftitie, of ten minften een ftuk, dat met het Jufticieele verbonden is, en tot gebruik en vordering van de Juftitie dienen zal, om daarop de Rechtspleging te gronden, of ten minften te beginnen, dan moeten wy tot ons leedwezen betuigen, niet te weettn, wat in de Crimineele Rechtpleging en Practyk een Acte van Accufatie zy. Niemand van hen, die opzettelyk over den ftyl en manier van Procedeeren in Crimineele zaken gefchreven hebben, gelyk Mr. Pieter Bortt maakt eenige melding van diergelyk een Acte, veel min, da: hy ons befchryve, wat het is, en waartoe hec dient: Ja, wy zouden byna durven verzekeren, dat in de geheeïe Nederlandfche Crimineele Praótyk zulk een ftuk onbekend is. Me: welke verklaring wy hoopen en vertrouwen, dat wy ten aanzien van het laatfte Lid, van 't geen by Decreet van Holland van 7. Oct. 1795. Van ons gevergd is, zullen kunnen volftaan. Ten flotte moeten wy aanmerken, dat men uit den omflag, die 'er nodig is geweest, om, nopens dit één punt, het welk de Colonien raakt, te advifeeren, kan opmaken , hoe veel 'er aan vast zoude zyn om alle die daadzaken, die in het voörzeid Rapporc gemeld worden, aan gronden van Rechten te toetzen, en coc dac einde de tot bewys dienende Stukken by malkander te verzamelen, en dac derhalven een Juridicq-Advis over alle die daadzaken, één voor één, die in hec meergemeld Rapporc van 29. Sept. 1795, aan Willem V. te laste gelegt worden, een arbeid zoude zyn, die het doorreizen van de geheele Republiek , het doorbladeren van alle de Scaats- en andere publieke Registers, ten minften van hec Jaar 1780. af, in de onderfcheiden Provintien; en jaaren arbeids zöttdë vereisfchen. ' Waar by nog eindelyk dit komt, dat door hec prafumptivelyk vervoeren en verduisteren van zoo veele Papieren en Brieven, alle tot het beftuur van Willèm V. in zyne onderfcheiden Qualitëiten betrekkelyk, als mogelyk is geweest, zeer dikwils, en op notabele pointen gapingen zouden ontftaan, die veelligt den geheelen arbeid voor het Vaderland nutteloos zouden maken. * Aldus geadvifeerd binnen Leyden, den zevenden January, zeventien honderd fes-én-negentig. B. VOORDA. JOH. VALCKEN AER. BTJ vi : ■ 'oob nsfn* fftiblevd s<W bi^LloySi t;r:r. tnet flwbsittrcsi iodtr£>Ö n.:v ywa&X »ri vd tzUtrizlsi vis , rs;i,l'g.. Vv^yfenjwstf &(% «fansfatól^-; .. i  B Y L A G E N- Scci'cct ' EXTRACT uit het Register N°. i. der Refolutien van de Hoog Mog. Hee- ren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. Luncs den 15. Oclober 1787. D en aanwezende Heer Gedeputeerde van de Provincie van Utrecht, heefc ter Vergaderinge ingebragt en laten lezen de Refolutie van de Heeren Staten van Hooggemelde Provincie, zyne Principalen, rakende het aangaan van een defenfive Alliantie met de Hoven van Groot - Brictannien en Pruisfen, en verdere Obje&en daar in gemeld, volgende de voorfz. Refolutie hierna geïniereert. . EXTRACT uit de Refolutien der Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands van ; Utrecht. Venerh den 12. Oclober 1787. T J-s na deliberatie goedgevonden de Heeren Gecommitteerden dezer Provincie ter Generaliteit te authorifeeren, zo als geauthorifeerd worden by deze, omme ter Vergadering van Hun Hoog Mog. opening te doen en te proponeeren, gemerkt het deel, 'c welk de Hoven van Londen en Berlin wel hebben gelieven te nemen in de Onlusten, die deze Republiek tot op den oever van een onherflelbaar baderf gebragt hadden, en Hoogstderzelver aangewende pogingen tot herftel van de rust en eensgezindheid binnen dezelve, of niet dienltig, en met de ware bélangens van het Vaderland overeenkomflig zoude zyn, zo tot .bewaring en verder herftel der ruste, als ter beveiliging, tegens alle ftoornis, ,die de Republiek, zo vanbinnen als van buiten, zoude kunnen worden aangedaan, dat'er getracht wierde eenige nadere defenfive Verbintenisfen ook met de Kronen van Engeland en Pruisfen aan te gaan, op gelyke wyze als thans met hec Hof' van Vrankryk plaatfe hebben; mits nogthans zoodanige Alliantie op billyke en favorable Voorwaarden, ten meesten voordeele van de Republiek, konde worden ten effeéte gebragt; en mits het cafus Fcederis, zo veel mogelyk, daar by klaarlyk bepaald en gedefinieerd werde, ten einde by voorn, gelegentheden de Republiek voor alle onaangename discuifien over dit poinft, gelyk voorheen wel eens hebben plaats gehad, blyva gepraferveerd, zoodanig ook, dat voor andere Mogendheden den weg geopend blyve, omme tot dezelve Alliantie te konnen accedeeren. O 2 Au-  58 B Y L A G E N. Auclorifeerende Hun Ed. Mog. gem. Heeren Gecommitteerden ter Generaliteit al verder, om, ingevalle by de andere Bondgenooten mede geneigdheid tot het aangaan van een diergelyke defenfive Alliantie mogte gevonden worden, als dan het daar heen te trachten te dirigeeren, dac van wegens Hun Hoog Mog. Zyn Majefteit dé Koning van Pruisfen, by Misfive móge worden bedankt voor de Verlosfinge, aan deze Republiek toegebfagt, en daar benevens te kennen gegeven het verlangen van Hun Hoog Mog,, om eene defenfive Alliantie met Zyn Pruisfifche Majefteit aan te gaau op biilyke en redelyke voorwaarden, zoo als ten mecsten voordeele der beide Landen geoordeeld zal worden te behooren, met verdere communicatie, dat ook Hun Hoog Mog. voornemens zyn een diergelyke defenGve Alliantie aan Zyne Majefteit van Groot-Brictannien te proponeeren, cn aangezien de Liaifons, welke tusfehen Zyne Pruisfifche Majefteit en den Koning van Groot-Brictannien plaatze hebben, zich verzekerd houden, dac zulks aan Zyne Pruisfifche Majefteit niet onaangenaam zal zyn, en dac op gelyke wyze door Hun Hoog Mog. eene diergelyke propofitie aan den Koning van Groot - Brittannien, hoe eerder zoo beter gedaan werde. Wordende eindelyk de Heeren Gecommitteerden ter Generaliteit mede geauthorifeerd, omme alzoo Hun Ed. Mog. niet anders kunnen verwachten, dan dat de Pruisfifche Troupes nu eerlang het Territoir van deze Republiek zullen verlaten, dezen aftocht, zoo veel mogelyk te helpen faciliteeren en bevorderen, ot indien by de Bondgenoten nodig mogte geoordeeld worden ter beveiliging van deze Republiek, een gedeelte van dezelve Troupes nog eenigen tyd binnen dezelve te behouden, dat in dien gevalle Zyne Pruisfifche Majefteit verzocht werde eenige weinige Regimenten voorzekeren te bepalen tyd in Soldye en betaling, 1 s ook in den Eed van de Republicq over te laten. Zullende Extract dezer voorn. Heeren Gecommitteerden ter Generaliteit worden toegezonden. (Onder ftond) Accordeert met voorfz. Refolutie. (Was geteekend) H. A. LAAN. Waarop gedelibereerd zynde, hebben de Heeren Gedeputeerden van de zes andere Provinciën de voorfz. Refolutie Copyelyk overgenomen, om in den hareü breeder gecommuniceerc te worden. Accordeert met Yoorfz. Register. Num. ft.  B Y L A G E N. 59 Num. 2. ' - * , Extract uit het Register der Secreet. Refolutien van de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. Mart is den 13. January 1795. Des avonds om 7. uur. By refumtie gedelibereerd zynde op de Propofitie, door de Heeren Èxtraordmaris Gedeputeerden van de Provintie van Utrecht, dezen morgen aan de Heeren Haar Hoog Mog. Gedeputeerden tot de Buitenlandfche Zaken in het Secreet Befögne gedaan; waar by dezelven in fubliantie hebben te kennen gegeven , de dispofitie van de Heeren Staaten van hooggemelde Provintie derzelver Principalen, ten einde, uit hoofde van het dringend gevaar, waarin het lieve Vaderland, door de vorderingen van de vyandelyke Wapenen, tot in het binnenfte van het Land is gebragt, van wegens Haar Hoog Mogende eenige fpoedige démarche wierd gedaan, om den voortgang van den Vyand op te houden, ofte te fluiten; en in agting genomen zynde de presfante nood van het Land, en dat 'er geen oogenblik is te verliezen, om te beproeven a;ie de middelen, welken tot dat einde zoude kunnen medewerken. Is, na rype deliberatie, en in conformiteit van de confideratien en het hoogwys advis van Zyne Hoogheid, goedgevonden en verftaan, dat één of twee Heeren zuilen worden verzogt en gecommitteerd, om zich ten fpoedigfte te begeven naar het vyandelyke Leger, om aldaar, 'czy met den Generaal en Chef, ofte met den Reprefentanc ofte de Reprefentanten van de Franfche Natie, over eene dadelyke ftiiftand van wapenen te handelen, en dezelve ftiiftand met den eerften tot (land te doen brengen; alles op de Inftructie hun tot dat einde te geven. En hebben de Heeren van Spaan van Voorflonde, Haar Hoog Mogende Minister Pienipotëntiarïs aan het Hof van Portugal, en Royer, Secretaris van de Heeren Staten van Holland en West-Friesland, daartoe door Haar Hoog Mogende, gedespicieerd en verzogt zynde, en in het Befogne gecompareerd zynde , verklaard bereid te zyn, om dien last, ten dienste van het Land, en met dankbetuiging voor het vertrouwen in hun gefteld, op zich te nemen, en met den eerften te zullen vertrekken. Zullende een open Patent voor beide gemelde Heeren worden opgemaakt, om te ftrekken tot Creditif. ( Fiat Infertio van het Patent.) Accordeert met voorfz. Register. P ' Num. 3.  6q b y l a g e n. * Num. 3. Translaat uit het Fransch van Secreet. de opene Brieven, in dato den 13. January 1795., aan de Heeren Spaan van Voorftonde en Royer, door Haar Hoog Mog. meede gegeeven. Den 13. January 1795. Des avonds. D e Staaten Generaal van de Vereenigde Neederlanden, allen die deeze zullen zien en hooren, falut! Daar het in de teegenwoordige omftandigheeden, gedurende de Onderhandelingen, welke Wy met Frankryk, door middel van Commisfarisfen, ten dien einde van orzentwege naar Parys venrokken, ingevolge de geneigdheeden van de zyde der teegenwoordige Franfche Regeering aan den daggelegt, begonnen hebben, van de uiterfte noodzakelykheid is voor het geluk van beide de Volken, dat men geene middelen, om een ftiiftand van vyandlykheeden daar te ftellen, onbeproefd laate, zo is het, dat Wy door deeze teegenwoordige opene brieven verklaaren te hebben geauthorifeerd de Heeren van Spaan van Foor[tonde en Royer, om over dit onderwerp te kunnen handelen , het zy met de Generaals, Commandanten van de Franfche Leegers, of met de Verteegenwoordigers van de Franfche Natie by hec Leeger zig bevindende, of eyndelyk mee hem of hen, die mogten oordeelen, dat zy ten deezen genoegzame machc hebben j Alles overeenkomftig de beveelen, welke voornoemde Heeren van ons ontvangen hebben: aan welk alles wy willen dac geloof zal worden gegeeven. Gedaan in den Haag, den 13. January 1795 , onder hec Zeegel van Staat, de Onderteekening van den Prefilent, mitsgaders die van den Griffier van onze Vergadering. Num. 4. EXTRACT uit het Register der Refolutien van de Hoog Mog. Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. Dominica den 18. January 1795. Des morgens ten half twaalf uuren. Is gehoord het Rapport van de Heeren Grootenraay en anderen, Haar Hoog Mog. Gedeputeerden tot de Militaire Zaa"ken, hebbende, ingevolge en ter voldoeninge van derzelver Refolutie Commisforiaal van heeden, met en de neevens eenige Heeren Gecommitteerden uit den Raad van 'Staate geëxamineerd de Misfive van Zyne Hoogheid, gegeeven alhier in den Hage op heeden, houdende, dat de omftandigheeden, waar in de Republicq zich bevind, Zyne Hoogheid doende vooruic zien, welk Loc hoogstdezelve te wagten hadde, zoo de Vyand verder indrong, en niee willende een obftakel zyn aan de Vreede, die voor de goede Ingezeetenen deezer Landen nodig was; Zyne Hoogheid gerefolveerd hadde, om voor een tyd zig met hoogscdeszelfs geheele Familie van hier  B Y L A G E N. 61 hier te retireeren; in hoope, dat Haar Hoog Mog. zulks niet zouden .afkeuren, biddende den Allerhoogften, om zyne dierbaarlle zeegeningen over het lieve Vaderland te willen uitftorten in eene ryke maate, en dit voormaals gelukkig Land te zeegenen, en te maaken, dat het wedeiom gelukkig moge worden; betuigende Zyne Hoogheid alles gedaante hebben, wat in hoogstdeszelfs vermogen was, om zyn Vaderland wél te dienen, en daartoe altyd zyne pogingen aangewend hadde; doende het aan Zyne Hoogheid leed, van niet meerder nut te hebben kunnen zyn: En dat, zoo de omftandigheeden immer ofte ooic toelieten, dat Zyne Hoogheid wederom van nut aan zyn Vaderland, het welk hoögstdezelve'hartgrondig beminde, konde zyn, H. H. Mog. hem altcos gereed zouden vinden, om daar toe alle zyne pogingen aan te wenden; zullende zyne beide Zoons, aan wien Zyn Hoogheid het ontllag verleend had van 'c Commando van het Leger, met hem vertrekken; van welk een en ander Zyn Hoogheid zich verpligt geacht hadde H. H. Mog. kennisfe te gceven. Waarop gedelibereerd en in agting genoomen zynde, dat de omftandigheeden eenige oogenblikkelyke voorzieningen vorderen, waar omtrent de gewoone form van delibereeren en refolveeren fömtyds niet in allen opzigte zal konnen gevolgd worden; Is goedgevonden en verdaan, vooraf te verklaaren, dat uit al het geen in deezen zal gedaan en gerefolveerd worden, geene Confequentie voor het vervolg zal kunnen of mogen getrokken worden. En is dien volgende goedgevondenen vcrftaan, dat aan de Collonels of commandeerende Officieren van de Regimenten en Corpfen, in dienst van den Staat, mitsgaders aan de Gouverneurs, Commandeurs of commandeerende Officieren van de Steeden en Piaatfen met Troupes van den Staat bezet, zal worden kennis gegeeven, dat Zyne Hoogheid den Heere Piinfe van Orarje en Nasfau zig voor eenigen tyd geabfenteerd hebbende, en dat ook de beide Heeren Prinfen van Oranje hoogstdeszelfs Zoons van het Commando over het Leeger zyn ontflagen. Dat mitsdien gemelde Collonels of commandeerende Officieren, mitsgaders Gouverneurs en Commandeurs , weegens alle zodanige Rapporten als gewoon zyn geweest aan hooggem. Heer Capitein Generaal te doen, of weegens zodanige ordres, als denzelven gevraagd hebben, gedaan moeten worden, zullen worden aangefchreeven, om zig by provifie te moeten adresfeeren aan den Raad van Staate der Vereenigde Nederlanden. En is voorts goedgevonden en verdaan, dat aan den Geheim-Secretaris van Zyne Hoogheid de Larrey, zal worden aangefchreeven, om alle zodanige Brieven, als aan het Adres van Zyne Hoogheid mogtcn arriveeren, cn welke prefumptivtlyk eenige Militaire rapporten behelzen, ongeopend, en zoo ook die, welke geopend zynde, van die natuur bevonden worden, aanftonds te bezorgen aan welgem. Raad van Staate. En zal Extracc van deeze HrH. Mog. Refolutie gezonden worden aan den Raad van Staate'tot informatie en narigt. Accordeert met voorfz. Register. ' P % Num. 5.  62 B Y L A G E N. Num. 5. EXTRACT uit het Register der Refolutien van de Hoog Mog. Heeren Staaten Gene- v raai der Vereenigde Nederlanden. Luna den ip January 1795. D e Heer Raadpenfionaris van de Spiegel heeft aan Haar Hoog Mog. gecommuniceert en geëxhibeerd eene Misfive , by hem ontfangen van Zyne Hoogheid, gefchreeven in de Pink de Johanna Hogenraat, voor hec ftrand van Scheeveningen, op gisteren den Ï8. dëezër lopende maand, hierna volgende met de Bylage geïnfereerd. ^ WEL EDELE GESTRENGE HEER! Ik hebbe van den Heere van Enghuifen vernoomen hec andwoord, dat van Parys ontfangen is. Ik heb, na dat zyn Wel Edele Geftrenge hier is geweest, met de Zee - Officieren gefprooken, en de Stuurman van de Pink. Ik zende U Wel Ed. Geftr. bier neevens derzelver antwoorden. U Wel Edele Geftreni/e zal daar uit zien, dat men in geen Haven komen kan, dan in Engeland, en geene Armifiice zynde, kan men niet van my vergen, om in Zee te dobberen, in af. wagting van den ukflag van de Commisfie van Hun Edele Groot Mogende aan de Franfche Generaal, die myns bedunkens, niet beletten zal de aankomst der Franfchen in 's Hage; Ik gaa dus na een der Engelfche Havenen, en zal, zoo doenlyk, my begeeven op één van 's Lands Scheepen, die ik vermeene, dat te Plymouth moeten zyn; Ik hoop U Wel Edele van daar te fchryven en te melden, waar of ik aangekomen zal zyn, en na welke Provincie ik my zal begeeven. ik vraage excuus over het flegte fchrifc, maar ik fchryve, leggende in de Kooy, en blyve wyders met achting WEL EDELE GESTRENGE HEER! In de Pink de Johanna Hogenraat, voor hec ftrand van Scheeveninge, UW. Ed. G. D. W. Dienaar den 18. January 1795. W. Pr. van ORANGE. P. S. Ik hoope, als de geleegenheid hec toelaac in een der Provinciën, of in 's Ha ze te reverceeren, iets nieuws van den uitflag der op heeden afgezondene Commisfie te verneemen. BY-  B Y L A G E K Si B Y L A G E. Vraag-pointen door Zyne Doorluchtige Hoogheid, den Hooggebooren Vorst eri Heer, Pnnce van Orange, Willem de Vyfde Erfstadhouder, Capitein, Admiraal - Generaal der' Vereenigde Nederlanden. Aan de Ondergeteekenden voor gefteld 'j Avonds den 18. January 179 5* VRAAG 1, ANTWOORD. Is 'erop dit moment mogclykheid, om Neen, volftrekt niet, de wind is Oost , na een der Havenen van de Republiek de gaten zyn vol ys, ook zyn de Pinken te gaan? te zwak, om daar meede te kunnen wa¬ gen , in de fchorsfen te komen. V R A A G. 2. A N T W. Of 'er mogelykheid is, om ergens an- Neen, het is met alle andere Havèdersdan in Engeland te komen? hen eeven eens, onmogelyk, door hét Ys, de Elve en de Weezer, ook dö Ooster- en Wester-Eems zyn zodanig met ys bezet, dat de Havens aan dezejve geleegen, niet te genaaken zyn. VRAAG s* ANTw. Of het raadzaam is, het hier ten an- De geleegenheid is thans goed, dag ker te houden, en of daar geen gevaa- zoo de wind aan het Westen loopt ren in te voorzien zyn ? zoo als dikwyls met het fpring hec ge' val is, en men kreeg ruw weer, zou het wel met gevaar gepaard kunnen weezen, wanneer men weederom moest Landen, ook legt men bloot voor attaques, die de Vyand zou kunnen onderneemen, zoo hy ook met gewapende Pinken van het ftrand kwam. Aétum den 18 January, in de Pink Johanna Hogenraat, voor het Scheeveningfche ftrand. (ge*0 J. O. VAILLANT. Capitein ter Zee. L. S. G. van HEIDEN. L<: ter Zee. f Dit is het merk, eigenhandig ge» fteld door Johan Ross, Stuurman van de voorfchreeve Pink. In prefentie van my (getO H. W. BENTINCK. $ X Dil  62 B Y L A G E N. Waarop gedelibereerd, en welgemelde Heere Raadpenfionaris voor de voorfchreeve Communicatie bedankt zynde, hebben Haar Hoog Mog. verklaard, met groot genoegen uit de voorfchreeve Misfive te hebben vernoomen het voorneemen van Zyne Hoogheid, om zig naar de eene, of andere der Provinciën van het Bondgenoodfchap te rug te begeeven; dat Haar Hoog Mogende Hoogstdeszelfs vertrek aangemerkt hebben als eene maatreegel van de ukerfte necesfiteit, en dienvolgens dezelve hebben geapprobeerd, en verlangen, te mogen verneemen, dat behouden in een of ander der Engelfche Havenen , op een van 's Lands Scheepen zal weezen aangekomen, om zyne te rug reize, 't zy naar deeze, ofte eenige andere Provincie aan te neemen, naar mate de omftandigheeden van den Lande daartoe het meest gefchikt zouden mogen zyn. En is nog, by Refumtic gedelibereerd zynde, op de Misfive van Hoogscgedagte Zyne Hoogheid op gisteren ter Vergadering van Haar Hoog Mogende ingekomen, daar by in fubflantie kennis geevende van Hoogstdeszelfs vertrek, met kort verhaal van de reedenen van dien; goedgevonden en verflaan, dat Copie van de voorfchreeve Misfive van Zyne Hoogheid, mitsgaders Copie van Haar Hoog Mogende Refolutie op gisteren op dezelve, ten aanzien van de ordres voor de Militie, genomen, gezonden zal worden aan de'Heeren Staaten van de respective Provinciën; zullende daar neevens worden gezonden Copie van de Misfive en Bylage door den Heer Raadpenfionaris invoegen voorfchreeve geëxhibeerd,* met by voeging, dat Haar Hoog Mogende in het vaste vertrouwen zyn, dat Hooggemelde Heeren Staaten, neevens Haar Hoog Mogende met blydfchap zullen verneemen, dat Zyne Hoogheid, na eene zodanigen periceuleufen togt in dit ongemeene guure jaargety, behouden zal zyn overgekomen, en met groot genoegen deszelfs retour hier te Lande zullen verneemen, ten einde met den voortduwen den goeden raad en daad van Zyne Hoogheid 's Lands Zaa« ken tot mainden van Conftitutie en independentie van den Staat zouden mogen blyven worden waargenoomen. En zal Extract van deeze Haar Hoog Mogende Refolutie met de Bylage gezonden worden aan den Heere van Nagell, Haar Hoog Mogende Excraordinaris Envoyé en Plenipotentiaris aan het Hof van Zyne Groot-Brittannifche Majefteit, om te ftrekken tot deszelfs informatie, en met last, om Extract van dezelve Haar Hoog Mogende Refolutie, welke hem daar neevens voor Zyn Hoogheid zal worden toegezonden, aan Hoogstdezelven te doen toekomen, in het geval, dat zig eenige geleegenheid daartoe zoude mogen opdoen. Accordeert met voorfz. Register. Num. &  BYLAGE N. £3 Num. 6. EXTRACT uit een Misfive, gefchreven door 's Lands Kapitein G. Oorchuys, in 's Lands Schip Brakel, in de Hamoufe te Plymouth, den 21. Maart 17954 aan het bewind der Oost - Indifche Compagnie. H et is heeden de eeriïe zeekere gelegenheid, dat ik UEd. Agtb. kan kennis geeven, zeedert dat 's Lands Scheepen zyn geflopt door het Engelsch Ministerie den 20. January, en dat het Embargo is gelegt op alle de Hollandfché Scheepen. Accordeert met de origineele Misfive, P. A. BRUGMANS. Num. 7. EXTRACT uit een Misfive door Richard Muilman & Comp., gefchreven aan Bewindhebberen van de Oosc-Ind. Comp. ter Kamer Amlterdam, gedagteekend London 27. January 1795. O \^Jn$ Gouvernement heeft goedgedagt, om op de Scheepen der Edele Maatfchappy eene vriendelyke Embargo te leggen, het welk in de delicaatfte manief gefchied is. Accordeert met de origineele Misfive. P. A. BRUGMANS, Num. B. EXTRACT uit de DeGreeten der Vergadering van de Provifioneele Reprefentanten van 't Volk van Holland. Dingzdag den 24. February 1795. Het Eerfte Jaar der Bataaffche Vryheid. H X Jet Committé van Algemeen Welzyn doet vervolgens rapport, en "gaf ter voldoening, aan het Decreet dezer Vergadering van den 6. dezer, aan de Vergadering over een Proces-verbaal, ingevolge waarvan hetzelve Committé da Schippers der geretourneerde Pinken, die den gewezenen Stadhouder naar Engeland hadden overgevoerd, voor twee hunner Leden, als Commisfarisfen, had doen hoorenj breder hierna volgende»  s Y L A G E N. Den jp. Febraary 1795. compareerden voor ons Pieter Roos ,Lz.,en Herman Forten, als Commisfarisfen, door onze Medeleden van hec Committé van Algemeen Welzyn in Holland, in 's Gravenhage, by Deereer van den 14. dezer, daartoe benoemd: De navolgende Pink-fchippers, allen vaarende van, en woonende te Scheveningen; als: t. Cornelis Bal. %, Bastiaan Pronk. 3. Cornelis Verhey. 4. Hendrik Verhey. 5. Piecer den Heyer. 6. Gysberc Korvingh. 7. Cornelis Jol. 8. Ary Ros. 9. Pieter de Graaff. 10. Michiel den Heyer. 11. Klaas Baak. 12. Pieter Groen, den ouden. ' * 13. Ary Westerduyn. 14. Cornelis de Jongh. 15- Simon Jol. 16. Cornelis Harteveld. 17. Jochem Beekhuyzen. 18. Jan Ros. 19. Fuips Bal. 20. Ary de Ruyter. Ert üi. Cornelis Spaane. En hebben alle dezelven, door ons gehoord zynde, verklaard: Dat zy lieden en Willem Geele Kuyper, den welke niee is gebruikt geworden, zyn uitgeloot, om den geweezen Stadhouder, deszelfs Huisvrouw en Zoonen, mee verfcheide andere Perfoonen en gevolg, benevens eene meenigte goederen, naar Engeland over te voeren. Dat den eerstgenoemden, den 13 January laatstleden, ingevolge Pas daartoe van doenmaalige Gecommitteerde Raaden van de Staaten van Holland en West-Vriesland denzelven dag verkreegen, naar Harwicb heeft overgevoerd M. van Maafien, geene goederen, dan alleen reis-equipage by zig hebbende. Dat den tweeden, den 15 January laatstleden, op gelyk Pasport, naar Harwich heeft overgevoerd J. du Casfe;'als mede J. H. Lloud, met deszelfs huisvrouw en drie Domefticquen; — C. p. Pinetti, met deszelfs huisvrouw; Du Moulin, met drie onmondige Kinderen, en C.duBland, Cornet: en dat alle die Perfoonen, behalven du Casfe, verfcheide goederen by zich gehad en mede gevoerd hebben, Dsit 4> 5> 6, 7, S, 9, io, 11, 1%, j3) en i4den Zondag ♦  B Y L A G E R 2@ dag den 18. January 1795, 's middags omtrcnd twaalf üuren van Schevening vertrokken, en den volgenden dag te Jarmouth aangekomen zyn, dat aan boord van den tienden geweest is de Huisvrouw van den geweezen Stadhouder, en eenige hen onbekende Perfoonen; en dat de overigen, verfcheide Perfoonen, welke hen onbekend waren, en veele Kisten, Kasfen, Pakken en Goederen aan boord gehad en overgevoerc hebben. Dat de 15, en 16 denzelven Zondag, 's namiddags tusfehen één en tweeuuren, met verfcheide hun onbekende Perfoonen en Goederen, van Scheveningen gezeik, en den volgenden dag te Harwich aangekomen zyn. Dat de 17, 18 en 19 den 's nagts, tusfehen opgemelde Zondag cn Maandag den 19 January 1795, ten half twaalf uureh, van Scheveningen vertrokken, en den ao January 1795, des morgens, te Harwich binnen gekomen zyn; dac zy lieden insgelyks verfcheide Perfoonen en Goederen overgevoert hebben; edoch dat alle dezelve Perfoonen hen mede onbekend zyn, behalven den geweezen Stadhouder en zyne twee Zoonen, dat die door den 18 zyn overgebragt geworden. En dat de 20, Maandag den 19, enden 21, Dingsdag den 20 Januaiy 1795, beiden 's morgens ten vyf uuren, met eenige Perfoonen, welke zy niet gekend hebben, en verfcheide Goederen, van Scheveningen gevaren, en ieder van hun, daags na derzelver vertrek, te Harwich aangekomen zyn. Dat den 18 aan ons heeft gezegd, dat voor zyn vertrek van Scheveningen, aan hem en twee Zee - Officeren, welke mede by hem aan boord waren, door den geweezen Stadhouder zyn gedaan drie fchrifcelyke vragen, en dat die door hem en dezelve twee Zee - Officieren eenparig zyn beantwoord, door een van die Officieren zyn opgefchreven, en door hen driën ondertekend geworden; en dat dit dezelve Vragen en Antwoorden zyn, waarvan aan ons Copie is ter hand gefield, alzo wy, na dac deze Schipper ons den zakelyken inhoud opgegeeven had, die Copie aan hem voorgelezen hebben , en hy die vraagen en antwoorden, als woordelyk dezelven, welken aan hem gedaan, en door hem gegeven zyn, erkend heeft. Dat hy verder bemerkt heeft, dat deze vraagen en antwoorden zyn naar den wal gezonden, zonder dat hy weet, aan wien dezelven zyn afgezonden, en dat, terwyl hy nog voor Schevehingen lag, twee Perfoonen, zoo hy meent, Leden uic de Vergadering van de Scaaten Generaal, by hem aan boord geweest, en den gewezen Stadhouder gefprooken hebben, zonder dat hy weet of gehoord heeft, waarin dat gefprek heeft beflaan. Dat alle de bovengemelde Schippers aan ons eenparig hebben verklaard: dat hun op Zee, niets hoegenaamd, is bejegend; dat niemand hunner dooi' eenïg Oorlo-fehip is geconvoyeerd geworden, dat zy lieden zo min op de uit, als op de terug reize, eenig Schip ontmoet of gezien hebben, als alleen drie of vier Visfchers Schuiten. Dac geene omftandigheden hebben plaats gehad, als alleen, dat het 11 , fchcep  66 B Y L A G E N, fcheep brengen der Goederen cn Perfoonen mee de grootfle overhaasting en verwarring is gefchied, en dit alle de overgevoerde Perfoonen, geduurende de reize, buiten ftaat zyn geweesc, om ais 'c ware te fpreeken, door de angst en vrees, welke hen prangde, en de ziekte, die dezelven door de beweeging van het vaaren, hadden, en dienvolgende dat geene gefprekken gehouden, immers door hen geene gehoord zyn. Dat zy lieden te Jarmouth en Harwich niets vernomen nog ondervonden hebben, als alleen, dat de Perfoonen aldaar van boord gegaan en hunne ingeladen Goederen uitgelost, en verder naar Engeland vervoert zyn; en dat aan ieder van hun door den Secretaris Boeynck, zo te Harwich als te Jarmouth, betaald zyn geworden driehonderd en vyftig Gulden voor de reis; en zy lieden de een voor en den anderen na, de terug reis aangenomen hebben, en geene byzonderheden, van wat aart of natuur die ook zouden mogen wezen , meerder te weten of te kunnen opgeven. Gedaan en ondertekend in 's Gravenhage, ten dage als boven by ons. (get.) PIETER ROOS Lz. en HERMAN FORSTEN. Waarop gedelibereerd zynde, is hetzelve aangenomen voor Notificatie, doch inmiddels het Committé, by acclamatie voor derzelver zo wel uitgebragt rapport, bedankt. Accordeert met de voorfz. Decreeten. C. SCHEFFER. Num, 9. Dat. il Ree. ojDec. 1795. Den extraordina. ris Envoyé van Lynden. Hog. Mog. Heeren' t het Deensch Oostindisch particulier Schip Bergen, Capt. Bordi dezer dagen aangekomen, heeft men alhier nadere narigten van de Kaap de Goede Hoop ontfangen, dezelve loopen tot den 13 September, en ik kan niet afzyn, aangezien derzelver aangelegentheid, U Hoog Mog. hier nevens te doen toekomen, een Extract van twee Misfivens, door den Heer Goetz, Secretaris der Regering van de Kaap, aan een voornaam Huis van Commercie alhier geaddresfeert, waar aan de vryheid neme my te addresfeeren. Volgens andere berigten, en wel door een Engelsman, van de Kaap gefchreven, had de Engelfche Vloot en Armee met veel tegenfpoeden te worftelen, hebbende een totaal gebrek aan Provifie en Ververfchingen, en daar en boven veele Zieken en Dooden, zoo dat, indien men de generale attaque, die den i$Sep. tem-  B Y L A G E N. 67 tember ftond te gefchieden, wederftaan kon, 'er nog veel hoop over bleef, om de Caap de fauveren. De Heeren Flemming en Adelswerth, door het Hof van Zweden herwaards afgezonden, om kennis van's Konings aanftaande Iiuwelyk te geven, zyn alhier aangekoomen, en ftaan morgen hunne Audiëntie by Zyne Majefteit en de Koninglyke Familie te hebben.' Van wegen dit Hof zyn de Graven Baudisfin en van Bernftorff, Zoon van den Staats-Minister, benoemt, om de Complimenten deswegens te Stokholm af te leggen, en ftaan eerstdaags der waards op reis te gaan. De vorige Post wederom uitgebleven zynde, heeft men de Brieven uit de Republiek van den 21 en 24 Nov. te gelyk bekomen; by dezelve vinde ik my vereerd met Uw Hoog Mog. approbatoire Refolutie van den 18 November, op de provifionele benoeming van-Carften Schiod Dul, als Vice Commisfarisder Marine van den Staat te Drontheim, waar voor myn eerbiedige dankzegging betuige, zynde het my byzonder aangenaam, de intentie van Uw Hoog Mog. in dezen te hebben getroffen, om den dienst van den Lande des te fpoediger te bevorderen. Het antwoord van den Heer Graaf van Bernftorff, op myn Nota van den 18 November, rakende het Caapfche Schip de Herftelder, heb ik de eer heden, onder addres van den Heer U Hoog Mog. Griffier af te zenden. Coppenhagen den 1 Dec. Waar mede &c. 1795- Het eerfte Getekent» Jaar der Ba- taaffcheVry- D. W. van LYNDEN» heid. B Y L A A- G E. EXTRACT uit een Brief van de Caap de Goede Hoop, onder dato 10 September 1795. D e toeftand, waar in deze Colonie zig bevind, is ten hoogften beklagenswaardig. Een Vloot van elf Engelfche Oorlogfchepen, onder bevel van den Admiraal Elphinftone, is den 11 Juny jongstleden, in Baay Fals ten Anker gekomen, en onder betragting van de nodige voorzorge, welke de omftandigheden, die ter onzer kennisfe waren gekomen, vorderden, als eene Vrienden. Vloot ontfangen, en van het nodige voorzien. Dan wel haast ontdekte men de oogmerken van die komst, nadien de Vlootvoogden eerst het Gouvernement en de Ingezetenen hebben aangebooden, doch naderhand volkomen gerequireert, om zig te ftellen onder de protectie van Groot-Brittannien, ten einde door de magt, welke zy hadden, de Colonien te bewaren, voor den wettige Souverain, tot dat de Conftitutie van ons Vaderland zou wezen herfteld, en voor-re komen, dat de Franfchen zig van dezelve R i geen  68 B Y L A G E N, geen meester maken. Dan aan deze Requificien door de Regering onmogeïyk voldaan hebbende kunnen worden, hebben de Engelfchen de Baay Fals, die wy uit hoofde van ons zwak Garnifoen hebben moeten verlaatèn, in bezie genoomen, teffens twee Compagnies-Schepen, de Willemftad en Boetzelaar ,'en de Geertruyda, verhindert te vertrekken naar Batavia, en drie van daar aangelande ryk geladen Bodems, de jonge Bonifacjus, het Vertrouwen , en de Louiza An* W»w aangehouden, alle de Papieren,' die zoo per Deenfche, Noord-Americaanfche, Hollandfché ais Zweedfche Schepen aangebragt, geopend, ons niets . anders doen toekomen dan eenige weinige Brieven, waar uit geen volledige kennisfe van den toeftand der zaaken hebben kunnen verkrygen. Vervolgens hebben dc Engelfchen op den ? Augustus eene hevige attacque op onze voornaamfte Voorpost Muifenburg, alwaar ons Campement was opgerigt , om den Vyand de doortogt naar de Hoofdplaats te beletten, gedaan, en door eert geftadig gebulder uit grof Gefchut van twee Schepen, van 74 Stukken ieder, ons geheel Leger op de vlugc gejaagt, waar door zy meester zyn geworden van deze aangelege Voorpost, en ons genoodzaakt, om, naar maate van onze geringe magt, en de wyclte van het ferrain, waar door den Vyand kon trekken, ons Leger te verdeden op drie onderfcheide plaacfen, langs de Gebergtens van Contfantia en in de Vlaktens. — ïn deze poficie zyn de Engelfchen gebleven, en hebben ons in de onze gelaten , uitgezonden alleen eenige geringe fchermutzelingen, die de onze op de Voorposten van het Engelfche Leger hebben begonnen, waar by eenige vart 's Vyands Volks zyn doodgefchoten en Krygsgevangen gemaakt, waar en tegen wy geen enkel Man hebben verlooren. Hoe wonderbaarlyk deze handelingen der Engelfchen aan elk verftandig Man heeft moeten voorkomen, zullen U Wel Ed. ligt bezeffen. Zonder tyding van Oorlog, zonder eenige Verklaaring dat dezelve op handen' was, door eene vreemden magt gedwongen te worden zig over te geven onder de protedie van een Souverain, die de onze niet is, de Regering door beloften, dreigementenen de violenfte hoftiiiteicen te dwingen, eene Colonie aan haare zórge en bewaring toevertrouwt, over te geven, aan iemand die dezelve üit convenientie komt vraagen, ons door een Eed van trouwe aan Zyne Groot Brittannifche Majefteit, welke de Vlootvoogden vorderden, te willen affcheuren van onze duurc verpligting en trouwe aan het Moederland, zyn zeker daden, daar in de ILftorie, myns wetens, geen voorbeelden van zyn te vinden. Ook heeft de Regeringe alle deze aanzoeken en requifiden des Engelfchen finaai van de hand gewezen , en verklaard, deze Colonie tegen alle geweld te zul. len verdedigen , en te zullen bewaren voor den wettigen Souverain, en de wettige Conftitutie van het Vaderland. Dan de in Baay Fals leggende Vloot der Engelfchen op den 3 dezer maand verfterkt geworden zynde met elf groote Schepen, heeft dit onze omftandigheden merkelyk verergerd, terwyl de preeparatien, die zy maaken om ons teattacquaren, door hun Campement, waar in zig, voorzoo verre men heeft kunnen verfpieden, wel drie duizend Man en twaalf flukken Gefchut, bevinden, te verfchanfen, ons dageiyks doen vrezen voor de overmagt te zullen moeten bukken, te meer, daar de Engelfchen by een Gefchrift, gisteren ten dezen Kafteele ontvangen, 1  B Y LAGEN. $§ gen, en waarvan Copy in dezen geflooten, by herhaaling haare protectie willen opdringen, doch die nogmaals door den Ed. Heer Commisfaris Fiseaal geweigerd is te accepteeren, terwyl wy met geduld zuilen afwagten , wat de Voorzienigheid over ons heeft befchoren. Dan in deze omftandigheden moeten wy ons het meest beklaagèn, dat daar ons geheel Guarnifoen reeds federt den jaare 1791 is vermindert tot op (Sao Man reguliere Infanterie en 400 Man Artillerie, en wy onze groote defenfie van de Burgers, die alle Cavalleristen, en zeer goede Schutters zyn, en wel 2000 Man op de been zouden kunnen brengen, hebben moeten verwagten. — Het grootfte gedeelte der Burgers of Boeren uit de Buiten-Diftricten, die reeds zints lange misnoegd zyn geweest, opgerokkend door eenige eerloozé Menfchen van de Kaap, die geen andere uitkomst tot bedekking hunner flegte ftaat van Finantie hebben weeten uit te vinden,dan een a'gemeene wanorder daar te ftellen, hebben een formeelen opftand bewerkftelligd, en zyn tot de alierfoeyelysfte losbandigheid overgeflagen, hebben de Land-Drosten en verdere MagiftraatsPeribonen in hunne Diftriclen afgezet; de Dienaaren der Compagnie, die onder hen Ampten bekleeden, verjaagd, Nationale Land• brosten en Commandanten aangefteld, en het voorneemen gehad, om als een woedende hoop hunne ongebondendheid tot de Hoofdplaats te brengen, aldaar Ampténaaren te removeeren, de Boom van Vryheid te planten, en zich tot een vrye Repubiicq te verklaaren, zoo als zy in hunne lompe Taal hebben gezegd, dewyl de Compagnie hadden bedankt: al het welk jongst gebeurde op dezelfde tyd, dat de Engelfchen alhier aankwamen, waar door dus veele der opgerokkende Burgers niet Kaspwaards zyn gekomen, uit vreeze voor de ftraffe hunner misdryven, terwyl de geene die opgekomen zyn, zich laf hebben gedragen, en van dag tot dag zich, zonder daar toe verlof te hebben, naar buiten begeeven, om van vegten bevryd te zyn &c. EXTRACT uit een tweede Brief van de Kaap de Goede Hoop, onder dato 13 September 1795. f"Jet weigerend antwoord van den gryzen braven Slufysken, orii de Colonie aan de Engelfchen over te geeven, is eerst heden morgen afgegaan, en hoe zeer wy tot weigeren door eer, eed en pligt genoodzaakt zyn, durven wy ons echter niet vleyen de Magt, die tegen ons ageerd, wederftand te kunnen bieden, nadien de moed der Burgers langs hoe meer verflauwd, en zy waarfchynelyk by eerfte aanval van hunne Paarden een goed gebruik zullen maaken, om het gevaar te ontkomen ótc.  -o B Y L A G E N. Copie Translaat. Op de Couverte ftond: Aan de Burgers en Inwoonders &c. &c. van de Kaap de goede Hoop. D e gevoelens van algemeene nienschlievendheid, en van vriendfchap voor de Hollandfché Natie, welke' den Vice-Admiraal Sir Gcorge Siech ElphMone, en den Generaal Major Craig, bewogen hebben, om de Ingezetenen van de Caap de Ooede Hoop op den ia der jongstgepasfeerde maand te addresfeeren, in geen minder kragtige graad werkzaam zynde in den Gen. Clarke, die den laatstgemelde in het Commando van Zyne Brittrmnifche Majefleits Troupen is opgevolgd, zoo vindén zich de Officieren door haar zelve aangezet, om te verzoeken, dat de Ingezètenen in hunne ernftige overweeging willen neemen, dat de verwagte verfterking uit Europa thans aangekomen zynde, de Magt tegens hen ageerende zoodanig is, dat dezelve allen tegenfeand nutteloos maakt. Zyne Brittannifche Majefleits Officieren zyn echter zoo wel bewust van de fentimenten van hunnen Koninglyken Minister, dat zy zich overtuigd houden, dat hec veel aangenamer voor hoogscdezelve gevoelens weezen zal te vernee*men, dac de Colonie de protectie van Groot-Brictannien heeft aangenomen, onder de aan de Ingezetenen reecis aangebodene voorwaarden, dan dat zy door een hardnekkige volharding irt eene vrugtelooze verdediging zich hebben blootgefteld aan de rampen van eenen ftaat van Oorlog, aan welke hoogstdeszelfs wensch nimmer was dezelve te onderwerpen. In den ordinairen loop van Krygs • Opcraticn konde geen onderhandeling van dezen aart plaats grypen, voor en al eer de Armée voor de Werken der Stad is. — De Brittifche Bevelhebbers zyn "echter zoo zeer bezorgd, om zo mogelyk de Colonie te behoeden voor de onheilen, die met hunne vorderingen tot de voorfz. Standplaats gepaart moeten gaan; zy wenfehen zoo zeer om alleenlyk onder zoodanige vriendelyke omliandigheden te naderen, als welke hun in flaat kunnen ftellen, om de veiligheid van allen Eigendommen van ieder foort te verzekeren; zy zyn zoo begeerig, om hec Land te< bewaaren voor de verwoestingen, die voortkomen moest uit de behoeftetis voor de Armée, in den loop van welkers Operatien, Huizen vernield moeten worden \ pm materialen voor Werken te verkrygen, Slaven moeten worden uitgenodigt, Vee moec werden verdelgt, en Tuynen en Velden zullen weinig ontzien worden, dat zy nog eens bewogen zyn te zeggen, dat de tyd nog open is voor Negociatie, om die gewenschte oogmerken ce weege te brengen. Vermits geen onnodige uitftel thans kan worden toegeftaan, zal het antwoord worden verwagt, zoo fpoedig ais mogelyk weezen zal. (Was getekend, A. Clarke, Generaal. Campement G. IC Elphinftone, Vice- Admiraal, aan Muyfen- J. H. Craig, Generaal-Major. burg den 9 Accordeert met het originéele uit Sept. 1795» het Engelsch getranslateerd door my. Was getekend, C. G. Hohne. Num. 10,  B Y L A G E N. ?f Num. io. WEL EDELE ACHTBAARE HEEREN! Niettegenftaande ik Uw Edele Achtbaren, te zaameti, met de Heer Wiefe, Capt. van de Surcheance, een kort Relaas van onzen ontmoeting op de Reize van Cabo de Goede Hoop tot hier heb gegeeven; vind ik my egcer verpligt in Vbyzonder aan U Wel Ed. Achtb. een nader en breedvoeriger berigt, wegens 't voorgevallene op de aan my van 'c Caaps Gouvernement aanbetrouwde bodem' de Meermin, te geven. Den 19 May ligten wy op 't (ein van den Comm. de Jong, voerende 's Lands Schip de Scipio, ons anker, en zeilde uit de Simons Baai met een labber koelte uit het W. N. W., N. W. a Noord, en dik miscig weder, welke in de nademiddag naar 't Z. W., Zuid a Z. O. liep, met een aanneemende koelte en hoge dyning, welk ons belettce, behoorlyk zeil te voeren, en oorzaak was, dac wy in de morgen van den 20 weder de Baai moesten infteevenen, en ons verlaaten Ankerplaats opzoekenna de geheele nagt over en weder gehouden te hebben, tragtende de Baai Fals uittelaveeren; met ons kwam meede ten anker, de Scheepen Alblasferdam, de Zeelely, Mentor, de Surcheance, Dortwyk, en de Fluit de Agatha; in de agtermiddag kregen wy order, om met de eerfte goede gelegentheid, onder 't Commando van Kapt. Keuken, voerende 't Schip Alblasferdam, onze Reize voorttezetten, om, was 't mogelyk, de andere Schepen, welk gelukkig de Baay uitgezeild waren, te agtcrhalen, en met hun gecombineerd de reize re vervolgen. Op den daar aan volgende dag (den 21 May) ligten wy op de middag ons Anker, gecombineerd met de voorn. Schepen, en zeilde in dier voege vooit tot op den 13 Juny, als wy in de voormiddag 3 Schepen, en in de agtermiddag, benevens ;t Eiland Sc. Helena, 5 Schepen oncdekte, maakten op 't fein van den Comm. ons gereed tot Defenfie, rangerende ons in de Liaie van Bataille, latende het na Zons ondergang op 't fein van den Comm. om vreemde coerfe te ftuuren tot N. O., op deszelfs voorbeeld oploeven; in de eerfte Wagt zagen wy een der vreemde Schepen te Ioefwaard van de Vloot, welk door een fchot met fcherp, welk den Comm» op hemdeed, genoodzaakt wierd terug te deinfen. In de voormiddag van den 11 zagen wy, benevens 'c vreemde Schip, welk wy in 't Z. O. peilden, nog 2 Schepen in 'tZ. W. en W. Z. W., en a in 't Zuiden, zig verwonende als wel toegeruste Fregatten, allen onder Engelfche Vlagge, except die, welk hun Comm. fcheentezyn, had 64 Stukken, benevens een 2de, welke wy verkende voor de Paquet de Zwaluw, die een geruime tyd in de Baay Fals had gelegen, en juist vertrok, na dat het feinfehot van den Comm. de Jong, om 't Thuyanker te ligten, gevallen was; formeerden opnieuw op 't fein van den Comm., de Linie van Bataille, en heezen onzen Vlag, dezelve met een fchot verzeekerende; zagen toen, dat hec Oorlogfchip de Scepter 4Chaloupen uitzette, en na boord van eenige onzer Schepen zond, als na den Comm. welk aan 'c hoofd der Linie was, en na de Zeelely, welk agter ons de Linie floot, vervolgens deed de Comm. fein, dat het Schip de Zeelely hem zoude volgen, en de Mentor met de overige Schepen 'c zou zoeken te ontvlugten, verlatende hy 't S % hoofd  1* B Y L A G E N. hoofd der Linie; dog de Zeelely, welke op'de minde beweging onophoudiyk door tOonogfchip wierd befchoten, was genoodzaakt bygedraaid te blvven leggen, zoo ook wy, zagen geen kans om 't door de vlagt te ontlopen, praaide in dien tusfchentyd 't Schip de Surcheance, welk ons vroeg, of wy op 't voorbeeld van den Comm. ook wilden afhouden, dat den Officier, welk met eenChaloup by hem aan boord was gekomen, hem hiertoe wilde noodzaken, andwoorde hier op neen, de Lime niet te zullen verlaten, dan door den Comm. te zyn troepen vervolgens 't Oorlogfchip, \ welk eerst met den Comm. had afgehouden na" ons toewendende, en op zyde komende leggen, kregen wy een gewapende Chaloup aan boord, waar van den Officier lieten overkomen, dog \ Volk wierd door de Wapens te rug gehouden, dog het Oorlogfchip dreigde ons in de grond te zullen fcfneten byaldien eenige wederfland booden, terwyl de Officier ons op zyn woord van Eer verzeekerde, dat 'er geen Oorlog was, en wy niets te vreezen nadden, hebbende zy alleen ordres ons aantehouden, en onder hun Convoy naar Engeiand te geTydéri, doordien de Nederlanden m handen der Franfchen waren en de Prins van Oranje, benevens deszelfs Familie, en veele onzer Heeren Meesters iti Engeland waren, uit welks order en op welk verzoek dit alles gefchieden. Onderling deze zaak met elkander overwegende, befloten wy hun te volgen; voor eerkt, dewyl wy geen order van 't Caabsch Gouvernement hadden, om ons voor de t ngelfchen te hoeden, en ten anderen zagen wy ook geen kans om ons tee.en deeze Magt te verdeedigen, zonder ons alle opteofferen; hier op kwam hun Volk m getal van 26Man, zo Matrozen als Soldaten, over, en de Engelfche Officier matigde zig 't gezag aan ons Volk van boord te zenden, hiervan de rede vragende i ZT h7' bya fen 'er &™ °ori°g was, 't welk hy my 0p zyn woord van Ee had verzekerd, als vyandelyk handelde, antwoorde hy, dat zulks zyne orders tl ren , en byaldien ik aan de waarheid van zyn gezegdens twyfelde, ik de orders welk Capt. Esfington aan boord de Scepter had kon gaan zien, het welk ik liefst verkoos niet te doen alfchoon ik de Capitains van de Zeelely en Agatha na boord van t Oorlogfclnp had zien gaan, dog niet weder terug keeren; alle deeze handelwyze verdagt en vyandelyk voorkomende, noodzaakte my aan de refp. orders van myne Heeren Meesters te moeten gehoorzamen, en op 'c fein, welk ik tot dat einde bepaald had, wierp men alle Papieren over boord , zonder dat het eenigzins bemerkt Wlerd; wy behielden de admimflratie over alles, niets wierd'er zonder ons voorweeten aangeroerd, cgter leefde men zeer ruuw, a.les wierd by de minfre moeyte, welk men m 't een en ander los te maken, ontmoete, 't zy Ln ftTken gekapt of gefneeden, de Hollandfché Vlag bleef waayen. Op den 17 Juny bragt men ons teSt.Helena, alwaar reeds geankerd, en indien zelfden manier geflopt vonden 't O. I. Comp. Schip de Hoegly, Capt. R0gge Den i2. kwam de Capt. van 't Schip de Scepter aan boord, informeerde'my by hem, wegens deze handelwyze, vernam van hem, al 'c geen reeds gemeld en my door den Officier gezegd was, de Officiers wierden gezegd na de wal te gaan, dog ik en myn eerfte Officiers behielden onze vryheid, en niet voor den at noodzaakte men ons de Adminiflratie en de Sleutels der Luiken en Hokken over te geeven, welk ten overvloede met nog een flot gefloten wierd OfffcieVv^V'f ^ *" HClCna' ^ 20 kWam 'ef ee" Chaloup met een Officier van de Scepter a,n boord, met order, om onze Geweer en Wapenen af  B Y L A G E N. 73 if te vragen, hebbende Capt. Esfington van a uitgaande Eng. Comp. Schepen op den 18 dezer vernomen de Oorlogs-Declaratie tusfehen Holland en Engeland, 't welk hem noodzaakte ons als Krygsgevangenen aantemerken, een der Officiers en 3 Cadets wierden genoodzaakt uit 'c Schip te gaan, en wierden getransporteerd op 't Eng. Comp Schip de Afia, welke ons, geduurende de Reize, op 't fleeptouw gehad heeft. Den 1 Sept. deed 't Schip Hougly fein van ongemak en ogenblikkelyke adfiftentie, 't welk al meer maal voorgevallen was, dog 't fcheen van zulk een flegc gevolg te zyn, dat de Chaloepe der Schepen wierd uitgezet, om het Volk te redden, en tegen den avond van gem. dag zag men dit Schip in volle vlam, door dien 't lek , 't welk gem. Schip had gehad, door 't flepen zodanig was vermeerdert, dat men 't niet konde floppen, dus wierd men genoodzaakt, zo veel mogelyk was, van de Lading en Volk te bergen, en 't na dien aan de vlam opteofferen, diergelyk lot onderging 't Schip de Surcheance op den 5den,welk door gebrek van adfiftentie, in ruuw weder gezonken is, de Equipagie is door de Schepen de Goddar en de Busbridge met levensgevaar gered. Den 13 Sept. ankerde wy in de Rivier van Limmerick, 4 der Hollandfché Schepen waren door het flegt beftier, als ook door 't flepen zo lek, dat men genoodzaakt was de Schepen aldaar te laten blyven; de Zeelely en Meermin alleen waren in ftaat om de reize na Engeland, met de overige Eng. Konings en Comp., aanteneemen, verlatende op den 4 Odt. Ierland, na alvorens op den 2 met myne Officiers genoodzaakt geworden zynde met ons benodigde kleederen uit de Meermin te gaan, wordende ik getransporteerd op 't Eng. Comp. Schip de Lord Hawkesbury, en myne Officieren naar boord van 'c Schip de Scepter, den 17 ankerde 't Schip, waar op ik my bevönd in de Rivier de Theems, op 'c welk eenige dagen vertoefd hebbende om naar order te wagten, door den Comm. Officier dier bodem, geen order hebbende my aan boord te houden, verlof kreeg, naar Londen te gaan, al waar ik my ten eerften by Heer Muilman Uw Ed. Achtb. Agent vervoegd heb, hebbende in zyn Wel Eds. handen overgegeeven de Turkfche Pas en Zeebrieven, oordeelende 't zelve by zyn Wel Eds. in goede handen te zyn, te meer, wyl men door de omftandigheid van tyd niet kan voorzien, wat 'er zomtyds mogt komen te gebeuren; verfcheide van 'c Hollandfché Volk heefc men reeds opgeligt, en irf prifon gebragt, na dat dezelve geweigerd hadden den Kcnmg te dienen. 'c Schip de Meermin legt in Plymouth, niet in ftaat geweest zynde de Vloot te volgen, is dezelve weder naar Ierland te rug gekeerd, van waar naderhand weder vertrokken, en in Plymouth binnen gelopen is; 't Schip de Zeelely is op de Sorlings gebleven. Volgens ingekomen informatie, zo by de Heeren Comm. der Holl. Eigendommen, als by de Heer Muilman, zyn de Schepen van Uw Wel Edelens Achtbaare tot nog toe geen prys verklaart, te meer daar ik de eer had Uw Wel Edelens Achtbare te onderrigten, dat dezelve in handen van gem. Commisfarisfen zyn gefteld; egter worden wy niet gevleid met de Reftitutie van 't onze, dat zeker zeer hard valt. Door dit zo ongelukkig geval, hoop ik niet, dat ik 't goed vertrouwen en 't credit by Uw Ed. Achtb. zal hebben verloren, intusfehen hoop ik aan myn ph'gt, T en  7* B T L A O E N. en aan Uw Ed. Achtb. attentie te hebben voldaan; waar mede ik de Eer heb my met alle mogelyke hoogachting en eerbied te noemen WEL EDELE ACHTBAARE HEEREN! Uw Edelens Achtbaare Dw. Dienaar, (was geteekend) G. E. O VERBEEK. Accordeert met dies Origineel. E. V. N. KUYPER. Nam. n; BYLAAG. De Heer Richard Muylman 6c Comp. Ree. i*. Oftob. 1795. Londen. MYNEN HEERE! Als Dienaar van de Wel Ed. Oost • Indïfche Compagnie van de Vereenigde Nederlanden, ter Kamer Zeeland, binnen Middelburg, neem ik de vrymoedigheid, om U Wel Edele, uit naam der voorfchreeve Compagnie, te verwkdgen, als dat met 7 Scheepen in Compagnie van Cabo de Goede Hoop zyn geretouraeerd na Europa, dog dat op den 14 Juny, 's morgens ten 8 a9 uuren 1795» by hetEyland St. HeIena,door den Heer Comm. Esfington, pr. het Eng. Koningfchip the Seeptor, met nog 4 gewapende Scheepen by hem, in de naam van de Prins van Holland, zyn in posfesfie genoomen, Officieren van de En ^ d* van wegens Zyne Brittannifche Majefteit aangeboden befchermmg, op geenerlei wyze kunnen of vermogen te accepteeren beftaanbaar met de Getrouwheid, die door ons, aan onze Wettige Souvereinen verfchuldigd is, hoe zeer wy te gelyker tyd, dankbaar en gevoelig zyn, aan de hooge attentie van Zyne Majefteir. De door ons uit het Vaderland ontvangene tyding en orders van onze Souveremen, Hun Hoog Mogende, op de gewoone allezims legaale wyze aan ons toegekomen, endoor de ons bekende daartoe geregtigde Staats• Perfoonen |ëtekend en gedepecheert zynde, zo als wy de Eer hebben by deeze U W-l Edele Geftr. te informeeren, en waarvan wy moeten fupponeeren, dat U Wel Ede e Geftr. geene wetenfehap hebben gehad, flatteeren wy ons, dat U Wd > E de Geftr nu ze ver onze Refolutie ia een tydfiip van volle Vrede en Vriend fchapmet Vrankryk, ten deezen zodanig genomen, ten allenthalven zul> n billyken; want wy zouden immers ontrouw zyn aan onze Wettige Souvereinen die wy hulde hebben gezwooren, en aan het geen overigens Heilig is Ja zelfde attentie nog protectie van zyn Groot-Brittannifche Majefteit, of van eeni^ Natie meriteeren, maar veeleer hunne veragcing, wanneer wy onder foort-elyk! omftandigheden, als die wy nu aan U Wel Edele Geftr. geaddresfeert hebben aan derzelver invitatie of verlangen, voor die opheldering gemanifefteert, kwamen te voldoen, e„ daar door ons aankanten, tegens de orders van wegens Hun Hoog Mogende, aan ons uitgezonden, met welke hoogstdezelve, onder zeb ev net!!1 ^ ^ ^ ^ de ^ hu"^ «eed, Wd e° 0nZ£ aanh0Ud£nde f?*^ aan k Vry en En  B Y L A G E N. %t En op dat hier van geene ignorantie kan worden gepretendeert, zal deeze worden geaffigeert en ter leclure rond gezonden, mitsgaders door den Druk gemeen gemaakt. Actum in Raade van Politie, deeze 28 Mey 1795. Als Commisfarisfen het Gouvernement waarneemende (Was getekend) ROBERT WESTLEY HALL, A. MEERTEN. j> - (Onder ftond) Ter Ordonn. van Hun Ed. Achtbaarheden (Was getekend) * ANTH. BEAUJON, Secretaris. Accordeert met zyn origineel. (Was getekend) A. BEAUJON, Sec. Copie der Brief, waarvan in de nevensgaande gefproken word: Aan hunne Fxcellentien, den Generaal Faughan, en den Admiraa\ Caldwell, Commandant en Chef van Zyne Briifche Majefteics Machten in de Westelyke Eilanden. Stabroek, Demerary den 4 Mey 1795. MYNE HEEREN.' Ik hadde eer laatstleden nacht de Brief van uwe Excellentie, gedateerd Martinique den 18. April 1795,1e ontvangende gelyk met de Depêches van Zyne Doorl. Hoogheid den Prins van Oranje, welke my ter hand gefteld werden door Kapt Kynnen, voerende Zyne Britfche Majefleits Schip de Zebra, en in Perfoon overgegeeven door den eerften Lieutenanc. In antwoord van uw genoemde Brief, moet ik uwe Excellentie berichten., dat ik affchnften van deeze Depêches gekregen heb van wegens Hun Hoog. Mog. de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, myne Souvereinen, my kennis geevende van de vriendfchap tusfehen de Franfche Natie en de Republiek der Vereenigde Nederlanden beftaande, en dat uitdien hoofde de uitvoering der gegeevene orders ter defenfie, tegen genoemde Natie, ophouden. Ik moet derhalven uwe Excellentie berichten, dat de gemelde omftandighe. den, verbonden met de verdere inftractien, welke my ter zeiver tyd zyn toegezonden, my in de onmogelykheid ftellen, om aan uw verzoek te voldoen. .Ik weet hier niet meer by te voegen, dan U terug te.zenden de Depêches, V ^ wel;  7$ B Y L A G E N. welke gy my voor Surinamen en de Berbice hebt toegezonden, en heb de eer met alle hoogachting te zyn: Uwer Excellenties Onderdanige Dienaar (getekend) W. A. van GROVESTINS, Gouverneur. Generaal. Accordeerd met het Gouvernements Brievenboek, (getekend) c , . , ' E. J. MULLER, Gouv. Sec. Stabroek den 30. Mey 1795; COPIE der Brief van den Prins van Örange, gedateerd 7. February 1705 , woordelyk als volgt: w ▼V y hebben nodig geacht, UEd. by deezen aantefchryven en te gelasten,om, zo wel in Demerary als in Esfequebo te admicteeren de Troupes, die van wegens Zyne Brittannifche Majefteit, derwaards zullen gezonden worden, en op de Rivieren zodanige Oorlogfchepen en Fregatten, of gewapende Vaartuigen, die van wegens Hooggemelde Zyne Groot-Brittannifche Majefteit derwaards zullen worden gezonden, en dezelve te confidereeren als Troupes en Schepen van eene Mogendheid, die in vriendfchap en alliantie is met Hunne Hoogmogenden, en die derwaards komen om te beletten, dat die Colonie door de Franfchen worde geïnvadeert. Waar mede &c. (was getekend) W. PRINCE van ORANGE. Ter Ordonnantie van Zyn Hoogheid, by abfentie van den Geheim - Secretaris. (was getekend) j. W. BOEYINK. Hum. 13. EXTRACT uit de Decreeten der Vergadering van de Provifioneele Reprefentanten van 't Volk van Holland. Saturdag den 7 February 1795. Het Eerfte Jaar der Bataaffche Vryheid. Is geleezen een Misfive van den Lieutenant Admiraal van Kinsbergen aan Hun Hoog Mog., uit Amfterdam gefchreeven, op den 3. February 1795. hierna geïnfereerd. MIS-  BYLAGE N. 79 l MISSIVE van den Luitenant Admiraal Recu 4. February van Kinsbergen. 1795. HOOG MOGENDE HEEREN! Ik bebbe my heeden vereerd gevonden, met U Hoog Mog. Refolutie, in dato 2. February, waarby Hoogstdezelve my gelasten, een opgave te doen van de Scheepen en Vaartuigen, waar meede ik Zyne Hoogheid zoude mogen hebben van hier doen zeilen, of Hoogstdezelve doen convoyeeren; mitgaders of dezelve gezeik zyn, en welke narigten daaromtrent by my mogten zyn ingekoomen; hieromtrend, Hoog Mogende Heeren! kan ik Hoogstdezelve verzeekeren, dat 'er geene Scheepen of Vaartuigen, dewelke zig onder myne ordres bevinden, met Zyne Hoogheid gezeild zyn, of met eenige derzelve Hoogstdezelve heb doen convoyeeren; verders neeme ik de vryheid, aangaande de legging van alle de Scheepen en Vaartuigen van den Staat te refereeren, aan de geauthentifeerde Lyste, dewelke op den 23. January de eer heb gehad U Hoog Mog. over te geeven. Ik geeve nog by deeze U Hoog Mog. eerbiedig in confideratie, of het niet hoogstnoodig zoude zyn, om nieuwe Secreete Seinen van verkenning, voor 's L°ands Scheepen, in gereedheid te doen brengen; als meede, of het niet raadzaam geoordeeld zoude worden, de nodige mefures te doen neemen, een paar Vaartuigen uit Brest voor het Canaal te doen kruysfen, op dat daardoor pnecautien konden genoomen worden, dat de Hollandfché Koopvaardyfcheepen in geene Engelfche Havens kwamen binnen te vallen. Na my in de Protectie van U Hoog Mogende te hebben aanbevoolen; heb de eer, met de meesten eerbied te zyn, HOOG MOGENDE HEEREN! U Hoog Mogende zeer gehoorzame Amfterdam den 3. February Dienaar «795. J. H. van KINSBERGEN. Waarop gedelibereerd zynde, hebben de Heeren Gedeputeerden van de Provincie van Gelderland en de Gecommitteerden van Holland en van Utrecht de voorfchreeve Misfive copielyk overgenoomen, om in den haaren breeder gecommuniceert te worden. En welke Misfive by Gedeputeerden, van wegens de Provincie van Holland en die van Utrecht, copielyk was overgenoomen. Waarop gedelibereerd zynde, goedgevonden is, Gedeputeerden ter Generaliteit te gelasten, ter Vergadering van Hun Hoog Mog. op te merken, dat de Lieutenant Admiraal van Kinsbergen, in plaats van rechtftreeks te antwoorden op de vraag, welke ordres, en aan welke Scheepen hy Lieutenant Admiraal V * Se"  8o BV Y L A G E N. gegeeven hidt tot het convoyeeren van de Vaartuigen,' waar meede de S:adhouder-en de zynen naar Engeland zyn vertrokken, zich heeft beholpen met alleen te melden , dat 'er werkelyk ten dien einde geene Schcepen gezeild zyn | met verdere last aan de Gedeputeerden, om, zoo laag hy Lieutenant Admiraal van Kinsbergcn daarop niet regtftreeks, en zonder omweegen, heeft geandwoord, van weegen deeze Provincie, niet te confenteeren in het verzoek van ontflag, door hem aan Hun Hoog Mog. gedaan. Accordeert met de voorfz. Decreeten. C. SCHEFFER. Nu n. 14. Uit het Register van de Secreete Notulen ter Vergadering van Holland gehouden. Saturdag den 17. January 1795. 's Avonds ten 6 uuren. D e Refolutien op gisteren genomen, zyn gerefumeerd, en na voorgaande Deliberatie gehouden voor gearrefteerd. de Secreete opening door de Pvaadpenfionaris, na perfoneele aflegging van den Eed, door alle de Heeren ter Vergadering prefent, aldaar gegeeven van de extraordinaire en ongelukkige omftandigheden deezer Provintie, die een allerernflige^Deliberatie van de meerite csfentie vorderden ; is vervolgens omtrent het ten dien opzigte geproponeerde, na voorgaande Deliberatie goedgevonden en verftaan, dat door eene Commisfie uit het midden van Hun Ed. Groot Mog,, waartoe benoemd zyn de Heeren van Wasfenaar van Scarrenberg, uit de ordre van de Ridderfchap en Edelen, Perduyn, Penfionaris der Stad Dordrecht, Huydekoper, Heere van Maerfenveen, Burgemeester der Stad Arnflerdam, en Verfchuer,ordinaris Gedeputeerde der Stad Alkmaar, met den Raadpenfionaris, aan Zyne Hoogheid, zo in zyne quakeit van Capitein-Generaal, als in zyne politieke betrekking tot deeze Provincie, zal worden verzogt te mogen weeten , of ook aan Zyne Hoogheid bekend zyn eenige middelen van defenfie, die tot behoud deezer Provincie, nog met vrugt zouden kunnen worden aangewend: En is de Secretaris Emants verzogt, ftaahde Vergadering aan Zyne Hoogheid, van de gedecerneerde Commisfie kennis te geeven, en te verneemen , wanneer en waar Zyn Hoogheid de voorfchreeven Heeren, Hun Edele Groot Mogende Gecommitteerden , zal gelieven af te wagten, waarop de Secretaris Emant tkort daarna heeft gerapporteerd, dat hy by Zyne Hoogheid van den last hem gegeeven, zig hebbende geacquiteerd, tot antwoord had bekomen, dat :Zyn Hoogheid de Commisfie van Hun Ed, Groot Mog. in het vertrek naast de Vergadering zoude afwagten, welke Heeren zig in die vertrek by Zyne Hoogheid aldaar gekomen zynde, hebbende vervoegd, by hun terugkomst, na een g..ruimen tyd, hebben gerapporteerd, dat Zyne Hoogheid in fubftantie heeft ge. declareerd, dat de vraag was delicaat en important, en zeer moeyelyk Itellig te beantwoorden ; datingevalle van dooy weder, en als de ftedelyke Burgeryen en de Ingezeetenen optrokken, als van ouds, 'er dan mogelykheid was, om de Provincie te  Ë Y L A G Ë N. 8i te defendeeren; maar dat de vorst aanhoudende, en di: middel van DVfenfie manqueerende, de Troupes dan niet Merk genoeg waren, zynde maar omtrent vyf l zes duizend Man, die verdeeld waren in Gorinehem, en in de kleine Fortificatiën van Holland, behalven de Troüpes, die uit hoofde der Capitulatie niet die; tien konden ; hebbende de Oostenrykfche Troupes Naarden en Nieuwerfluis bezet; dog dat 'er, na menfchelyke iuitzigten, niet veel apparatie Was, dat de provincie van Holland in deeze omftandigheeden behoorlyk zoude kunnen worden gedefendeerd; voor welk gerapporteerde de voorfchreeven Heeren bedankt, en daar uit geconfidereerd zynde, dat, hoe zeer men alles tot defenfie zoude willen opzetten, egter de voorzigtigheid vordert niets cémérair te onderneerhen, en 'er dari niets over bleef, als in de een of ander Onderhandeling te treeden : en is tot dat einde goedgevonden en verdaan, dezelve Heeren, die by Zyne Hoogheid zyn gecommitteerd geweest, te verzoeken met eikanderen te overleggen, welke Arrangementen en Conditiën van fchikking in dit criticq moment, tot behoud ed welftand deezer Provincie, en veiligheid der Perfoonen en Goederen der goede m> gezeetenen, zouden kunnen worden geprojecteerd en werkftellig gemaakt, en in dat onderzoek meede regard te neemeh op de geuite last, die de Heeren Gedeputeerden der Stad Amfterdam, zo eeven van hunne Principalen hadden ontvangen, en der Vergadering daar omtrent morgen ochtend rapport te doen. Zondag den 18. January 1795; D e Refolutie op gisteren genomen, is gerefumeerd, en na voorgaande Deliberatie gehouden voor gearrefteerd. Is geleezen het Credentiaal, door de Heeren Gedeputeerden der Stad Gouda, ter Vergadering geëxhibeerd. D e Raadpenfionaris heeft uit naam van den Heer van Wasfènaer Starrenburg^ en verdere Hun Ed. Groot Mog. Gecomm. by Refolutie van gister avond benoemd, om Hun Ed. Groot. Mog. te dienen van confideratien en advis, omtrent de Conditiën van Verdrag, op het welk de aannaderende Franfche Troupes binnen deze Provincie, des noods zynde, zouden kunnen wórden geadmitteerd, ter Vergadering geraporteerd: Dat zy van advis zouden zyn, dat eene Commisfie van twee Heeren uit Hun Ed. Groot Mog. Vergadering, ten fpoedigften zou moeten gezonden worden aan de commandeerende Generaal of Generaals van dezelve Troupes, of daar het verder nodig zal zyn, ten einde aan de zelve te kennen te geeven, dat de Staaten van Holland met de uiterfte verwondering zyn aangedaan over den voortgang van de hoftile Operatien, na dat de Staaten Generaal van de vereenigde Provintien met de beste trouw en openhartigheid propofitien van Vreede hebben laten doen,' welke te Parys zyn geaceeuilleerd door het admitteeren der Commisfarisfen van deezen Staat; dat zy meenen reedenen te hebben, om van de edelmoedigheid der Franfche Natie te vertrouwen, dat dezelve deeze Negotiatien niet met der daad infructuens zullen maken, door het termineeren der differenten door de Wapenen, en een nteemgte van menfehen flagtoffers te maken van een Oorlog, die X men  82 BYLAGE N. men op het punt is van te eindigen : dat de voorzeide Commisfie mitsdien op het ernftigfte zal infteeren, dat, in afvvagting van den uidlag der Negotiatien, de zaaken niet uit haar geheel worden gebragt, en Franfche Armée geene verdere progresfen trachte te maken op het Territoir van deezen Staat: Dat, indien de voorzeide Commisfie zal vermoeden, dat de noodzakelykheid van fubfidenne de Franfche Armée forceerde, om voorwaards te trekken, zal oiTereeren, dat 'cr mogelyk is, om daar over een arrangement met de Staaten van Holland te maaKen; dog dat, indien de Franfchen naar geene reedenen willen luisteren en abfolutelyk perfifteeren, om deeze Provincie vyandlyk te invadeeren, de vooriehreeven Commisfie zal moeten tragten het geweld van zulk eene ipvafie door een verdrag te verminderen, en diensvolgens zal offereeren in de eerfte plaats, aan de franfche Armee in te ruimen drie of vier gefortificeerde Plaatfen van HoU iand, tot zo lang het antwoord der Conventie zal ingekomen zyn over de geproponeerde Conditiën van Vreede: En wanneer ook deeze aanbieding niet word aangenomen, verder zal voortgaan en proponeeren de navolgende pointer. i°. De Franfche Troupes zullen overal in Holland als vrienden worden geadmitteerd, en de Staaten van Holland zullen ordres geeven, dat geen defenfie teegen dezelve zal mogen worden gedaan, dog zal de Commisfie tragten te bedingen, dat den Haag, als de refidentie van het Gouvernement, van°inleegering van Troupes bcvryd biyve. ^. De Troupes in dienst van de Staaren Generaal zynde, zullen vryheid hebben te vertrekken, uitgezonderd de geene, die door Capitulatie reeis verbonden zyn, om niet teegen de Franfchen te dienen, en de gewapende Manfchappen, die m hyzonderen dienst van deeze Provincie zyn, welke mee-de Franfche Troupes vereenigd, de inwendige rust en publieke veiligheid zullen helpen bewaren. 3°. Het Gouvernement zal blyven in handen van de Staaten van Holland on der de Conftitutie, die het Land aangenomen heeft, zonder daarin eenio-e verandering te brengen. ° 4°. Daar zal eene volkomen veiligheid zyn voor alle lighaamen van Regeering, Politie, en Juftitie, en anderen van publieke Adminiftratie, Peifoo^en var. Regenten, en Minifter», gelyk ook voor alle logeerenen, van welken rang of ftaat zy zyn t zy gewapend of ongewapend, en niemand zal mogen geinquieteerd of gemolefteerd worden,,,uit hoofde van deszelfs opinie», het Gouvernement, nog uit hoofde van zyne gedragingen des aangaande, zo voor, als geduurende den teegenwoordigen Oorlog. 5°. De Godsdienstoefening zo van de Gereformeerde Kerk, als van alle andere getolereerde gezindheden, zal blyven op den teegenwoordigen voet. 6°. Alle publieke en particuliere Eigendommen zullen ten ftrikften worden gerespecteerd, de Imposten, uit naam van de Staaten van Holland opgefteld en naar gewoonte ingevorderd; en de Franfche Armée zal geen Goederen, Gelden of Koopmanfchapden in requifitie ftellen, maar eenige zaaken in reedelykheid nodig hebbende, zig daar over arrangeeren met de Staaten van Holland, die dit benodigde teegen reedelyke betaling zullen bezorgen. ??. Alle Ministers van andere Hoven by deezen Staat refideerende, en Gedeputeerde van andere Provinciën van de Unie, zullen de vryheid hebben van hier  B Y L A G E N. 83 hier te blyven met hunne Effeéten en Archiven, zonder in het minde gemolefteerd te worden, maar indien dezelve verkiezen te vertrekken, zal hen zulks meede vry ftaan, zonder eenige verhindering. En laastelyk, dat wanneer deeze conditiën, of eenige van dezelve, niet mogten worden geaccepteerd, de voorfchreven Commisfie nu voor als dan behoord geauthorifeerd te zyn, om zodanige voorwaarden te bedingen, als ten meesten beste van de Godsdienst, independentie van de Regeering, en veiligheid voor de perfonen en goederen der Ingezeetenen van de Provintie zullen kunnen worden gearrangeerd, en in allen gevalle zal moeten tragten te bedingen, en daar toe alle elforts in het werk ftellen, dac geene andere dan gereguleerde Troupes binnen deeze Provintie trekken. En dat van dit alles ter Generaliteit opening zal worden gegeeven. Waarop gedelibereerd zynde, is het voornoemde Rapportin een Refolutie geconverteerd: — En zyn vervolgens gecommitteerd de Heeren van Boetzelaer van van Kyfhoek en Cal koen, beide gecommitteerd in den Raad van Staate, tot het afleggen der Commisfie in voegen bovengemeld; met verzoek van dezelve Heeren, om tot het uitvoeren derzelver Commisfie ten fpoedigften te willen vertrekken. Ontvangen een Misfive van Z. H. den Heere Prince van Orange, gefchreven in den Hage op heeden, daarby kennis gcevende uit hoofde der omftandigheeden van de Republiek, gerefolveerd te zyn, zig voor een tyd met zyne geheide Familie van hier te retireeren, zullende Zyn Hoogheids beide Zoons, aan wien ontflag verleend had van 't Commando van 't Leeger, meede vertrokken, breeder hier na volgende. Fiat infertio. NB. Woordelyk zo als aan H. Hoog Mog. (*) Waarop gedelibereerd zynde, is goedgevonden en verftaan, de Heeren Gecommitteerde Raaden, zoveel ieder haar quartier aangaat, te verzoeken, om de nodige ordres voor de Militie in deeze Provincie te ftellen, en al wat mogelyk is tot bewaring van de rusc en veiligheid, zo alhier als elders in deeze Provincie aan te wenden. Maandag den 19. January 1795. D e Raadpenfionaris heeft ter Vergadering gecommuniceerd de navolgende Misfive van Z. H. den Heere Prince van Orange, gefchreeven in de Pink de Johanna Hogenraad, voor het ftrand te Scheeveningen, den t8 deezer, hebbende tot Bylage eenige Vraagpointen aan den Capitein ter Zee, Vaillant, den Lieutenant Heiden, en den Stuurman van voorfz. Pink gedaan. Fiat infertio. (Woordelyk zo als in de Bylage Num. 5. te zien is.) Waarop gedelibereerd zynde, hebben hun Edele Groot Mog. verklaard, met veel genoegen gezien te hebben, de poging van Zyne Hoogheid, om zig naar een der Havenen van de Republiek te begeeven, dog *t geen tot hun leed- weeCO Hier begon een nieuw foliuin, dog 't welk maar een half vel papier is, zynde de eerfte helft uitgefneeden. X 2,  84 B Y L A G E N weezen thans onmogelyk is bevonden; met approbatie vervolgens van deszelfs gecommuniceerde intentie, en hartelyk wenfchende, dat Zyne Hoogheid zig fpoedig in ftaat zal bevinden, om aan zyn verlangen, om te reverteeren, te voldoen. Dingsdag den 20 January 1795* D Refolutien op gisteren genomen, zyn gerefumeerd, en na voorgaandé Deliberatie gehouden voor gearrefteerd. De Heeren van Boetzelaer, Heer van Kyfhoek en Calkoen , by Hun Edele Groot Mog. Secreete Refolutie van den 18 deezer, benoemd tot het aflegger] der Commisfie, in dezelve Refolutie vervat, van hunne reize geretourneerd zynde, hebben van den uitflag eerst by monde, en vervolgens fchriftelyk gedaan het navolgend RAPPOR T* T „ J-s gehoord het mondeling Rapport van de Heeren van Boetzelaer van Eyf„ hoek en Calkoert, Haar Ed. Groot Mog. Gedeputeerdens by Secreete RVd„ lütie van den 18 deezer, en hebben dezelve te kennen gegeeven, dat zy in „ gevolge den last en commisfie hun by voorfz. Refolutie gegeeven, zig na be. „ koming van Credentiaal, en de verdere nodige Papieren met allen mogelykeft „ fpoed zig hebben vervoegd naar Woerden, alwaar zy Vernomen hebben,dat „ het onzeeker was, op welke plaats op dac oogenblik (daar het reeds avond „ was geworden) het hoofdquattier van den Commandeerenden Franfchen Of. „ ficier zig bevond. Dat hierop gemelde'Gedeputeerden hebben afgezonden den „ Officieren Trompetter, welke hen vergezelden, teh einde gewaar te worden, , j» waar z'lS ds Commandant bevortd, met last, om terftond in den nagc te re„ tourneeren, zo dra dezelve zouden weeten, waar ter plaatze de Commandant „ Was. Dat; vervolgens aldaar, tot hun groote verwondering, tot de volgende „ ochtend hebben moeten vertoeven, wanneer de bovengemelde Officier te rü^ „ kwam, zeggende, tot Utrecht te hebben moeten ryden, en aldaar by den „ Officier, welke men zeide de commandeerende Officier te zyn, vernomen „ had, dat niet alleen de Generaal Pichegru, maar ook vier Reprefentanten „ van de Franfche Natie zig in die Stad bevonden. Dat gemelde Officier de „ geheele nacht door vrugtelooze inftantien hebbende gedaan, om met eenig „ antwoord te mógen retourneeren, niet voor des ochtends is gepermitteerd te rtfff ,, te gaan, met het antwoord, dat de Gedeputeerden zouden worden opgewagr. „ Dat dezelve intusfehen bekomen hebbende, de nadere tyding van den ftaat der Onderhandelingen in Frankryk, hierop terftond zyn gereden naar Utrecht, „ en aldaar gefproken hebben mee den Generaal Pichegru, welke hen na ver„ klaring, dat het oogmerk hunner Commisfie minder relatie tot hem Gene>, raai, dan tot de Reprefentanten van 'e Volk hebbende; hen Gedeputeerden „ by dezelve liet begeleiden. Dat zy Gedeputeerden aldaar hebben gevonden „ eenige Reprefentanten, met welken zy, na vertooning hunner origineele Cre„ dentiaal, in Onderhandeling hebben getragt te komen, agter volgens hunne In-  B Y L A G E N. Sj „ Inftruftie, met by voeging van alle de Argumenten, welke zo wel uit de gefteldheid, en de gevolgen van eenen vyandlyken aanval, als uit de teegen„ woordige betrekking van de handeling in Vrankryk , en de jongstgenomene Re„ folutien, konden worden bygebragt. Dog dat zy nogtans na veele woordenwisfelingen, tot hun innig en (mertelyk leedweezen hebben moeten gewaar worden, dat 'er geene geleegenheid overig was, om met eenige grond van „ hoop, een beding voor de Provincie volgens hunne Inftructie, of de uitge„ ftrekte zin hunner last te maaken. Want dat de Reprefentanten de tydingen „ hebbende bekomen van de fpoedige voortgang hunner Wapenen niet alleen, 9, maar van de inwendige beroertens in zommige Steeden, voornamelyk te Atn„ fterdam, hen Gedeputeerden na een langdurig gefprek van byna drie uuren , „ wanneer zy Gedeputeerden hadden tragten hen te permoveeren, om eenige „ Artikelen, by wyze van fchikking, (achtervolgens hunne Inftructie) te teeke„ nen, eindelyk tot antwoord hebben bekomen, dat de meeste Artikelen, waar „ over de gefprekken hadden geloopen, billyk en rechvaardig waren, dat zy ook „ geneegen waren daar aan, zo veel zy konden, te voldoen, dog dat zy voor,, neemens zynde, 's anderen daags eene ampele Publicatie aan het Volk van dit „ Land te doen, generalyk hun antwoord daar in begreepen, en dat zy niet voor. „ neemens waren in eenige verdere Onderhandelingen met Gedeputeerden van „ de Staaten deezer Provincie tè treeden. Dat zy Reprefentanten daarna duide„ lyk hebbende gedeclireerd in geene verdere Communicatie te willen treeden, „ aan de Gedeputeerden niets overig is gebleeven, dan inftantien te doen achter„ volgens hunnen last, dog op alles in algemeene woorden zynde beantwoord, „ eindelyk genoodzaakt zyn geworden heen te gaan, zonder zelf het gering ge„ noegen te mogen hebben, van het bovengemeld antwoord eenig affchrift te bekomen." Waarop gedelibereerd zynde, hebben Hun Ed. Groot Mog. de voorfchreeven Heeren voor hec afleggen deezer moeyelyke, delicaate,en onaangenaame Commisfie, en voor hunne aangewende pogingen bedankt, met volkomen approbatie van al het verrigte, terwyl Hun Ed. Groot Mog. met geen minder leedweezen, als zy Heeren Gecommitteerden betuigd hebben, uit hec Rapport vernomen hebben» dat dezelve het gewenschte gevolg niet heeft uitgewerkt; en vervolgens door den Raadpenfionaris, uit naam van de Heeren Gecommitteerde Raaden, kennis gegeeven zynde, dat dezelve uit een voorloopige informatie van den uitflag der voorfz, Commisfie, gemeend hadden een Officier te moeten afzenden aan den commandeerenden Officier en Chef, of Reprefentanten der aannaderende Franfche Troupes, als mede een tweede naar de kant van de Lek, tot het maken van arrangementen, ter bewaaring van de rust en goede ordre, als die Troupes hier zullen komen, op dat alle verwarring, vooral in de Refidentieplaats van de Souverain en hooge Collegien, daar door moge worden voorgekomen; Is goedgevonden en verftaan, het verrigte van Heeren Gecommitteerde Raaden, ten voorfz» opzigte, by deezen te approbeeren. Accordeert met de voorfz. Refolutien. C. SCHEFFER, ¥ B Y«  86 B Y L A G E N. Num. iff.' GELYKHEID, WITHEID, BROEDERSCHAP. EXTRACT uit het Register der Refolutien van de Hoog Mog. Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden. Veneris den 17. April 1795. Het Eerfte Jaar der Bataaffche Vryheid. Is gehoott het Rapport van het Committé tot de Zaken van de Marine, hebbende ingevolge en ter voldoeninge van Haar Hoog Mogende Refolutie van den 8. dezer, geëxamineert een Misfive van den Capitein Gs. Oorthuys, gefchreeven aan Boord van 's Lands Schip Braker, leggende te Plymouth, den 27. Febr. laatstleeden kennis geevende, dat hy den 7. daar te vooren van den Prins van Orange ontfangen hadde een ordre, gefchreeven te Kew, om de weekclykfche Rapporten aan hem tc zenden, waar aan hy voldaan hadde, en meede zoude contmueeren, tot dat met nadere ordres van Haar Hoog Mogenden zig zoude verëert vinden. Waarop gedelibereerd, en in agting genomen zynde, dat gemelde Capitein G. Oorthuys meld, 1*. dat hy cp den 27. February laatstleeden uit de Hollandfché Couranten heeft gezien de veranderingen in de Repnblicq voorgevallen, waaromtrent hy de ordres van Haar Hoog Mogende afwagt, en ten dat hy kennis geevende, dat hy van Zyn Hoogheid, waarmede hy zeeker zal rneenen den geweezen Admiraal - Generaal, een order ontfangen had, om hem de weekelykfche Rapporten te zenden, waar aan hy had voldaan, en waarmede hy zou continueeren, tot dat met nadere ordres van Haar Hoog Mogenden zig zou verëert vinden. ' Is goedgevonden en verftaan, dat aan gem. Capitein G. Oorthuys by de eerfte en beste geleegenheid zal worden toegezonden de Refolutie van Haar Hoog Mogenden, waarby het Erfftadhouder, Capitein en* Admiraal - Généraalfcbap word vernietigd, als meede die, waarby de respective Collegien ter Admiraliteit deezer Landen zyn vernietigd, en het Committé tot de° Zaken van de Marine in derzelver plaats is aangefteld, en denzelve daar neevens aangefchreeven, om, zoo hy niet reeds uit zig zelfs, zedert het fchryven van gemelde Brief op den 27. February; laatstleeden heeft opgehouden, om aan de onbetaamelyke Requifitie van den geweezen Admiraal - Generaal te voldoen zulks direct cp den ontfangst van deeze Haar Hoog Mog. Refolutie te ftaaken, en zelfs geene Correspondentie, hoe genaamt, meer met hem of iemand van de" zyne te houden, oppcone van anderzints Haar Hoog Mogende uiterfte indignatie te zullen incurreeren; met ordre verder, om van dit alles aan cle andere Capiteins of Be velhebbers van Scheepen,-in Engeland zig onthoudende, kennis te geeven,en met verdere last, om , zoo veel mogelyk, de Rapporten relatif de ftaat van zyn Schip, en andere Zaken, die de dienst van den Lande zoude mogen incurreeren, over te zenden aan het Committé tot de Zaken van de Marine. En  B Y L A G E N. 87 ' En zal Extract van dccze Haar Hoog Mog. Refolutie worden gezonden aan het Committé tot de zaken van de Marine, om te ftrekken tot narigt. Accordeert met voorfz. Register. W. QUARLES. Num. 16. PUBLICATIE. De Staaten van Holland en West-Vriesland: Allen den geenen die dezen zullen zien of hooren leezen Salut; Doen te weeten, dat Wy in ervaaring zyn gekomen, dat fommige van Onze Ingezetenen door een ontydige vreeze 'voor de invalie van den Vyand in deeze Provincie, reeds het Land verlaaten hebben, of toeftel maaken met alle hunne tilbaare Bezittingen naar elders te vertrekken, en daar door niet alleen hun Vaderland berooven van de onderfteuning, welke zy aan het zelve, in tyden van ongelegenheid, uit hunne Middelen verfchuldigd zyn, maar ook den fchrik en vreeze onder hunne mede Ingezetenen verfpreiden: ZOO IS 'T, dat Wy om deeze confideratien hebben goedgevonden, zonder in eenige manieren de Vryheid der Ingezetenen in het gaan en koomen te willen belemmeren, by deeze te verklaaren, dac zoodanige Ingezetenen, welke eenige Ampten of Bedieningen dependeerende van Ons, of van eenige Scad of Collegie binnen deeze Provincie, bekleeden, cn, geduurende deezen Oorlog, de Provin- v cie willen verlaacen, ook te gelyk afftand zullen moeten doen van de Ampten en Bedieningen, door hen bekleed wordende, of dat by ontftencenis van dien, dezelve'Ampten en Bedieningen de facto zullen worden Vacant verklaard, en begeeven worden aan zoodanige Perfoonen, die niet fchroomen, om in kommerlyke omftandigheden, zoo wel als in tyden vaa rust, hun beftaan en welvaart aan het Vaderland te verbinden. En op dac niemand hier van eenige ignorantie zal kunnen prarendeeren, gelasten Wy, dat deeze alomme zal worden gepubliceerc en geaffigeert, ter plaat, fen daar men gewoon is publicatie en affictie te doen. w Gedaan in den Haage onder bet klein Zegel van den Lande den 24 September 1794. Onder ftond, Ter Ordonnantie van de Staaten. Getekend, A.'J. ROYER.