WOLLEN IN FRANKRYK GEGROEID, VOOR ALLE RFYNS TE L A K E N E N, NIET MIN ALS DE SPAANSCHE GESCHIKT, MET PROEVEN GESTAAFD door den heer. DAUBENTON. Vertaald en met aanmerkingen vermeerderd DOOR P: T: COUPERUS. Te GOUDA, BY W. VERBLAAÜVV, 1792*   AAN DE WEL EDELE HEEREN DIRECTEUREN D E S (ECONOMISCHEN TAKS, VAN DE HÓLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ DER WETENSCHAPPER WORo  VTORDEN DEEZE VERTAALDE VERHANDELINGEN MET SCHULDIGE HOOGACHTING OP GEDRAGEN, DOOR HUN EDELENS DIENJAR P: T: COUPERUS  WEL. EDELE HEERENÏ Js het groeien van fijne wollen, voor Laken Fabrikeurs zo nodig, een bijzonder voorregt aan den grond, of het climaat van Engeland,en Spagnien eigen? of kan dezelve ook in andere Landen , zelfs in het onze, worden geteeld ? was een vraagftuk welks beflisfing mij twijfelachtig fchccn. Bij het lezen van oude Schrijvers , waren mij wel pla&tfen voorgekomen, waar uit het teelen van zeer fijne wollen in Zuidelijker Landen bleek ; maar van zulken, die onder een kouder luchtitreek gelegen zijn, wist ik geene voorbeelden. Dan toen ik voor eenigejaaren de pogingen vernam, door den Ridder Jonas Ahlfiröm in Sweden in het werk gcfteld, om door middel van Engelfche en Spaanfche Raraman, den jammerlijk vervallen tot:(hmd van de Svveedfche Sehaapcn te verbeteren, en den geluk* 2 ki.-  <4> £i'gen uitflag welke deeze onderneming * van fijne Spaanfche Rammen met grofwollige Sweedfche Ooijen te paaren, m de hoederije van gemelden Ridder voor de Sweedfche Fabiiken hadt te weeg gebragt, konde ik over dit ftuk niet langer in twijfel blijven. De proeven in Svveden genomen waren niet dubbelzinnig. De Regering hadt van derzei ver zekerheid zulke duidelij,ke blijken, dat deszelfs aandagt en iever wierdt opgewekt, om dat Huk door haaren invloed te begunftigen: men beloofde niet alleen belooningen aan zulken die vreemde fijnwollige Rammen van elders lieten komen f en van dezelve ter verbetering, van de Schaapen zig bedienden, maar de Koninklijke Commercie Raad ontwierp ter bevordering van dit werk eene korte onderrigting ter behoorlijke beftiering van het wolvee ; welke dooiden druk gemeen .gemaakt, en in het Jajir 1746 in alle Kerken van het Rijk wierdt'  (5 ) wierdt uitgedeeld. In het Jaar 1752 was men reeds zo verre gevorderd , dat op veele Landgoederen Schaaphoederijen van fijnvvollige Schanpen , Uit Spaanfche , en Engelfche Rasfen geteeld, gevonden wierden; zelfs had men volgens den Heer F- HaflferQ ) , geen vreemde Rammen meer nodig , om de verbeterde kudden in ftand. te houden. De kundige uitgevers van het Algemeen OefFenfchool (**; plaatfteu eene verhandeling, grootendeels uit het werk van den Heer Hajlfer getrokken » waar in zij het vooroordeel , dat bij de meefte Natiën van Europa heerfchte, als was Engeland en Spagnien, alleen gefchikt om wol van de aller» *3 fijn. (*) Pag. 14. Voorreden van Haflfers 'aüsfuhrltckcr "umerticlit , von der zucht und wartung der beften art wj Scha/en, aus dem Schwedifchsn ober/etst, neue auflage, Leipzig 1785. (**) Algemeen OefFenfchool, deel. XII. pag. 3^,  co fijnfte zoort tot het fabriceren van Lakenen te leveren, tragten tègën te gaan: mijn verlangen om dat ftuk, door proeven, hier te Lande genomen, beflist te zien , wierdt daar door op nieuw gaande gemaakt ; dan ik had indien tijd geene gelegenheid om zulks 2elve te onderneemen. Intu^fchen vernam ik dat het werk van den Heer Hn.fjier in de Hoogduitlche en Franfche Taaien overgezet, in die Landen zommigen hadt overgehaald, om volgens de daar in opgegeevene manier, tot verbetering van hun wolvee te arbeiden. Ik vleide mij bij de opr'chtmg van den huishoudelijken Tak uwer Maatfchappij ook deeze vrugt daar van in ons Land te zullen zien groeien. — dan de uitgeloofde Pnemien op het ontbieden van vreemde fijn wollige Schaapen , bij de eerfte CEconomifche Vergadering reeds uitgefchfeven , hebben niemand aangefpoord, en de prijfen op het vertoonen van de befte vluifen wol,  C?) wol, waren, zonder het bedoeld oogmerk daar te ftellen, afgelopen. Dit deedt buiten twijfel u de gunftige gelegenheid om eenige Engelfche Rammen in te koopen, fpoedig aangrijpen. Ik vernam zulks met veel genoegen op de Algemeene Vergadering ^van den (Economifchen Tak in het Jaar '1785, wanneer bij dezelve eene commisfie wierdt benoemd, aan welke de zorg dezer Schaapen wierdt aanbevolen , om door dit middel de verfijningvan de Nederlandfche wollen te bevorderen: men befloot tot dat einde die Schaapen, en de jongen uit dezelve door koppeling met inlandfche Ooijen reeds hier geteeld, in Gelderland, Holland, en Groningerland, te verdeden , om aldaar onder het opzigt van des kundige Leden, naar de voorfchriften van de Heeren Doubenton, en Anderfon , zo veel mogelijk, behandelt te worden. * a. Na  C8) Na het afloopen van die Algemeejie Vergadering ontving ik uit handen van de commisfie , het werk van den Heer Daubenton, waar in het onderwijs voor de Schaapherders , en proeven van de in Frankrijk verbeterde wollen, vervat zijn , beneffens dat van den Heer James Jlnderfon, genaamt Obfervations on the means of excHing a fpirit of National indujlrij, met bijgevoegd verzoek, om uit gemelde Schrijve!s eenige beftieringen op te geven voor zulke Leden van den (Economifchen Tak, aan welke de zorg voor de Engelfche Rammen, en het ras, uit dezelve hier toen reeds geteeld , was aanbevolen. Ik vervaardigde fpoedig eenige algemeene regels, zo verre mij die aanvankelijk genoegzaam fcheenen, om in het behandelen dier Schaapen het bedoeld oogmerk te bereiken , de commisfie keurde dezelve goed , en zij wierden gedrukt aan de benoemde Le-  co Léden ter hand gefield. ïntusfchen' hield ik mij onledig met het opfpooren, en naargaan van proeven , in andere Landen omtrent de behandeling van het wolvee'in het werk gefield. Het Duitiche en Franfche Rijk. leverden daar van een aantal op, die fchoon met verfchillenden uitflag , in het werk gefield, echter op meer dan eene plaats bewijzen van de grootfte verbetering der wollen deden blijken. Onder de fchriften over dit fluk uitgekomen , wekten de kundige Schrijvers van de Algemeene Duitfche Bibliotheek door haare loffelijke recenfien (*) mijne begeerte op, tot twee verhandelingen. De eerfle was, de door den Heer Daubenton in het Franfch uitgegeven Catechismus- voor de Schaapherders , in het Hoogduitfch vertaald door den. * 5 Heer ( * ) Allgemeine Dcutjche Bibliothek , Zweij- und~ fcchzigflcQ hirides, zweijtes Jluk f pag. {04 — 598.  C 10) lieer Wichman, met bijvoeging van veele waarnemingen, door kundige Duitfchers op eigene ondervindingen gegrond, om daar door- het werk, oorfpronkelijk door den Heer Daubenton voor Frankrijk gefchikt , voor Duitfchland van een algemeener nut te doen zijn. Het tweede ftukje , door de fchrijvcrs van de Algemeene Duitfche Bibliotheek aangeprezen, was eene naamlooze Verhandeling onder den tijtel, Die fchdfereij CEconomifcb betrach* tet, fammt einer anweifung wie folche Kjerbejfert, und zu allgemeinem nutzen behandelt werden könne. Jk zag onder veele andere loffelijke aanmerkingen in die recenfïe het volgende fehr richtig ijl befonders die veredlung der zucht óurch Spanifcbe Widder gelehret. DU zelbe accurat fa behandelt, wird nie Misflingen zu befürchten tnachen, wie es bisher beij unfern verkehrien Behandlungên, gefchehen, und daber diefe Metbode 'tt\ L  ft was in Ver achtung gekommen ijl. Bank% vielen dank, musf man dem verfasferfürfei» nen warmenPatriotismus fchuldig bleiben. Ik ontbood beide gemelde {hikken., dog ontving alleen in dat Jaar het laatfle , «n/ontdekte daar in zo veel tot gebruik v< oririineLandgenooten, datik eenen kundigen Vertaaler gevonden hebbende , befloot het zelve in het Nederduitfch uit te geeven, met bijvoeging van eenige aanmerkingen, deels uit mijne eigene waarneemingen, deels uit andere fchrijvers, en brieven door mij over dat fluk gewisfeld , zamem gefield. , De drukker dezes hadt de uitgave reeds in de nieuwspapieren bekend gemaakt, en er ontbrak, in September 1787, weinig aan de vertaling en aanmerkingen, om het een en ander ter drukpers te kunnen overgeeven; dan ik wierd, buiten mijne fchuld, verhinderd de gedaane belofte |e volbrengen, ja zelf door het mi sfen van  van de hier toe nodige papieren buiten ftaat gefield, om het werk te hervatten. Ik bleef des niet tegenftaande bedagt, om tot verbetering onzer wollen aan lïwe begeerte, en mijne genegenheid te voldoen. De verhandeling van den Heer IV. G. Ploucquet, Profesfor te Tubingen , fcheen mij niet ongeschikt , om veeier vooroordeelen , omtrent het verbeteren der wollen weg te neemen, en de verbetering zelve, door deszelfs nuttige waarnemingen te bevorderen. De Algemeene Vergadering van den CEconomifchen Tak, in 1788, hier van onderrigt, verzogt mij de vertaaling en het drukken van gemelde ftukje te bevorderen , en ik had aan iemand die vertaaling reeds fmaakelijk gemaakt; dog eer hij dezen arbeid begon , ontving ik een ander werk over de Schaapen, en derzei ver behandeling, aan Heeren Directeuren van den CEconomifchen Tak * door  ( 13) door den fchrijver gezonden, om aan. zulke Leden van de (Ecohömifchë Maatschappij , die met de zorg van haare Schaapen waren belast, gegeven te worden. Ik ontving het zelve uit uwen naam, en las het met veel genoegen , ik: zond het aan den Heer van Raaphorst, met wien ik de eer heb te deelen in de zorg over gemelde Schaapen , welgem. Heer fchrecf mij het zelve met het uiterfte genoegen geleezen en herleezen te hebben, en veele daar in gemaakte aanmerkingen door eigene ondervinding ook te kunnen ftaaven. De Vertaaling van dit werk, (*) fcheen mij nog beter aan het voorge- ( *) Dit Hoogduitfche werk wierdt genaamd, Dat üdnze der Schaf zucht , aus beurtheïlung und berichtigung alterer und neuercr Tkeorien, nach grimden und cignet erfahntng von C. F, Germershaufeii, II. deelen Leipzig 1789, en J7yo,  ( H y tfelde doel , als dat van Proftffor Plmcqvei te zulleh beantwoorden. Ik zogt iemand met de vereifchte kun-, digtieden tot de vertaaling van het zelve te vinden, dog eer ik het zo' verre hadt gebragt, vernam ik, dat de loffelijke Maatfchappij ter bevordering van den Landbouw te. Amfterdam eene vertaaling hadt bezorgd der Franfche uitgave van het bovengemelde werk van den Heer Daubenton. Ik hoop dat die Vertaaling mijne Landgenoten opmerkzaam zal maaken op de verbetering van ons wolvee , cn dat de daar in vervatte lesfen, op zulke naauwkeurige en aanhoudende waarneemingen van den Heer Daubentên gegrond , waar van veelen Mier re Lande ook kunnen dienen , nuttig zullen zijn, ter beftieringe van zulken die genoeg van vooroordeelen bevrijd zijn, om de nodige proeven, ter verbetering van onze Schaapeu, naar die regels» bij de hand te neemen. Dan  C 15 ) ttati daar in deeze Vertaaling niet go vonden worden de bewijzen van deri gelukkigen uitflag deezer verbeterde wollen in het fabriceren van Lakenen» zo heb ik opgemerkt, dat, niet tegengaande al het geen over de verfijning der wollen daar in gemeld was, onze Fabrikeurs nog twijfelden, of de uitflag daarvan in het fabriceren van Lakenen, zelfs in Frankrijk wel zo gunftig zoude zijn. De Heer Daubenton hadt ook in dit opzigt voor de nodige bewijzen zorge gedragen: in het Jaar 1784 las hij in de Academie der Wetenfchappen eene verhandeling voor, over het eerfte ftuk Laken, van fuperfijne in Frankrijk gegroeide wollen; die verhandeling is in het Jaar 1785 te Parijs uitgekomen, en in het Jaar 1786 door mij te Leiden gekogt eo, gelezen, dog in 't volgende Jaar met bovengemelde papieren verloren geraakti Ik dagt daar van gebruik te kunnen maaken in eenige aanmerkingen welke ik  C I* ) ik voornam achter Germershaufens, werk te voegen , en fchieef naar Parijs om mij die verhandeling, toen hier nergens te bekomen, van daar te bezorgen ; ook h.id ik gelegenheid bij den Heer Daubenton te verneemen , of er behalven gemelde ftukken, nog meer betrekkelijk tot dat onderwerp , door Hem gemeen was gemaakt '9 teffens vrijheid vragende, om een en ander in'het Hollandfch te vertaaien ; ik ontving hier op tot antwoord , dat Hij behalven het onderwijs voor de Herder» , en de daar bijgevoegde verhandelingen nog in het Jaar 1784 hadt voorgelezen , en in 3785 uitgegeven, eene memorie over het eerfte ftuk Laken van fuperfijne 211 Frankrijk gegroeide wol, en dat in bet Jaar 1786 nog een volgend ftuk hier toe betrekkelijk, te Parijs was gedrukt, beide die ftukken hadt Hij de goedheid mij tot een gefchenk toe te fchikken , dog eenigen tyd opgehouden  ( 17) <3en öntving ik dezelve eerst in dit loopend Jaar, en daar ik tot vertaaling van Germersbaufen nog niemand gevonden had, fcheen het mij nuttig deeze twee ftukken van den Heer Daubenton , zo fpoedig als mogelijk ïs , mijne Landgenoten, in hunne taal te bezorgen, om met de Maatfchappij van den Landbouw, tot het zelve doel mede te werken. De Uitgeevers van het vertaald onderwijs voor de Herders , hebben deeze ftukken niet gekend , immers achter de vertaalde Voorreden van dat werk wordt gezegd : „ Men heeft „ te Parijs laaten verneemen, of de Heer „Daubenton,na dit werk, nog anderen „ over de Schaapen heeft uitgegeven, „ dog niet kunnen ontdekken, dat die „ Schrijver iets meer betrekkelijk tot dit „ onderwerp heeft gemeen gemaakt". Intusfchen zijn deeze verhandelingen van zo veel gewigt, om de aandagt van mijne Vaderlanders op te wekken  ( 18) en uwe pogingen tot verbetering deé Nederlandfche wollen aantemoedigen, dat ik befloot de vertaaling daar van zelve te onderneemen, en aan U ingevolge de aan mij verleende vrijheid, op te draagen. En ik houd mij verzekerd dat derzelver inhoud uwen iever tot verbetering onzer wollen , door het inkoopen van de Engelfche Rammen zo blijkbaar, op nieuw zal aanvuuren tot heilzaame maatregelen, óm in deezen tot nut van uwe mede-burgers v en herftel derFabriken, werkzaam te zijn. Het is waar, die aankoop van vier vreemde Rammen, heeft aan het voor* gefteld doel, niet naar wenfch be* antwoord ! Het fpoedig verlies van dezelve , en andere oorzaaken, waar van echter geen gevolg ten nadeel van dé wolverbetering, als was deeze hier minder dan elders mogelijk, getrokken konde wgrden; hébbën alleen deeze te leurftéllingen te wege gebragt. En  (19) En fchoon zommige Leden van uwen CEconomifchen Tak, en andere , onkundig van, of onoplettende op deeze omftandigheden , in het oud vooroordeel omtrent de verbetering der wollen in ons Land , zelfs door het gebeurde met de Engelfche Rammen, zijn gefterkt, en den moed hebben laaten vaaren , ontbreekt het echter niet aan zulke Leden van dezelve , die door U aangemoedigd, in het neemen van de noodige proeven, met iever voortgaan, en van eenen gewenfchten uitflag eerlang zulke bewijzen hoopen te vertoonen , die ten klaarften zullen doen zien, dat het verfijnen van de wollen, zelfs om er fijn Laken van te maaken, ook hier geen herfenfchim gerekend kan worden; daar zulks in Frankrijk en Sweden , door duidelijke proeven beveftigd is, waarom zouden wij hier traag en afkeerig zijn, om dezelve bij de hand te vatten ? Ik zag met fmert in de * 2 Voor-  Cao) Voorreeden van het bovengemeld ftuk , over de verfijning der wollen , door Profeflbr Ploucquet, in het Jaar 1785 uitgegeeven, dat de Hollander, de voortijds wegens, zijn wakkerheid zo bekende en geroemde Hollander, gefchetst wordt dat hij , die Scblafma ze ubers obr ziebti Mogt Neerlands ievér eens worden opgewakkerd, en de oude geest» van fpaarzaamheid en vlijt, ook in deezen herleeven ! Wat zoude er van onze kwijnende, doodelijk kwynende Fabriken worden, indien men in Spagnien, (zo als de Heer Daubenton, en andere met hem, voorzien,) den uitvoer der wollen verboodt ; indien wy als dan derzelver gemis door onze eigene niet konden vervullen! Mogt de verbetering der wollen , beneffens de andere reeds daar zynde voordeden eene vrugt zyn van den huishoudelyken Tak uwer Maatfchappy , dan zoude ik myn wenfch en UWEds, derzelver on-  C 2t ) onbaatzugtige pogingen, tot wel van uwe mede - burgeren naar wa bekroond zien ! God geeve daar toe zynen mil zegen , en fpaare U tot welzyn . de Hollandfche Maatfchappy der Wetenfchappen, en deszelfs huishoudelyken Tak. Wordt het my geguüt den tyd, welke my, tot uitfpanning, van myne beroeps-bezigheden overig is, tot dat zelve einde te gebruiken het zal my geen minder eer als genoegen zyn , te toonen dat ik blyf WEL EDELE HEEREN» UWE. D. W. Dienaar P. T. COUPERUS, GOUDA, i:n 31 July 179»»   Aan den Lezer, De aanmerkingen , welke ik gedagt had by deeze Vertaaling te voegen, zyn te breed uitgeloopen , om onder aan de bladzyden, der ftukken, geplaatst te worden. Ik heb daarom beflooten dezelve te laaten volgen, in een byvoegzel, het geen ik hoop, dat voor het eind van dit Jaar geleverd zal kunnen worden. De weinige Drukfeilen, inzonderheid in het eerfte blad overgebleven, gelieven de Leezers gunftig te verfchoonen. DE VERTAALER.   Verhandeling OVER HET Eerste stuk laken van allerfynstB wol, in frankryk gewonnen. T ot heden toe is men niet in ftaat geweest fijn Laken te maken, dan met Wollen van de Spagnijaards gekogt: maar deze Natie, die reeds zulke welgeveftigde Fabrijken heeft, dat zij haar eigen Zijde geheel verwerken kan , zal niet verzuimen alle haare Wollen te behouden, zodra derzelver Laken - fabrijken in ftaat zullen" zijn die geheel te gebruiken. In zulk een geval zoude men in Frankrijk geen fijn Lakén meer kunnen vervaardigen , err Wij zouden genoodzaakt worden hec zelve uic Spagnien te dóen koomen. Ik had in het Jaar 1766 de eer, dat de* Heeren de Trudaine, deze belemmeringen int den handel voorziende, mij hier over raadpleegden, om te wéten, of er mogelijkheidT zoude zijn, de Franfche Wollen zodaanig ce verbeteren, dat dezelve, het gebrek van vreemde Wollen, in onfe Fabrijken, komden vervullen. A Dc  4> 4 €• Üe waarneemingen door mij zederd1 tingen tijd omtrend de gemengde raflèn vin de Huisdieren, in het werk gefield, deeden mij vermoeden, dat men door wei uitgezogte Rammen en Ooijen, onderling te paaren, in ftaat zoude zijn, de Wollen, fijner, of langer te doen woiden. Uit aanmerkirtge hier vart deeden de Heeren de Trttdaine mij den voorflag, om de hier toe nodige proeven in het werk te ftellen. Ik nam dezelve op mij, met zo veel te meer hoop van wel te zullen Hagen, om dat de lucht van Frankrijk mij voor het Wolvee gunftiger fcheen, dan de Spaanfche of Engelfche, overmits dezelve in Frankrijk niet zo heet, als in Spagnien, en minder nevelagtig dan de Engel»fche is. Dc Heeren de Ttudaine verkfeegen van den Heer dverdij, toen Conti arolleur Generaal der Finantien, alles wat tot mijne proeven veTeifcht werdt. De Regeering oncboodt van tijd toe rijd Rammen en Ooijen, uit Rousfillon, Vlaanderen , Engeland, Marokko , Thibet en Spagnien. Ik br;;gt alle deze Rasfen van Wolvee ïn mijne Schaaphoederije, nabij de ftad Montbard, in eenc wat bergagtige, en gevolgelijk gunirirje (treek, ter voortbrenging van de allerfiinfte Wollen, het geen door mij voomament- lijk  * 8 # lijk bedoelde wierdt. Ik vervaardigde geen fiaï \ maar liet al dit Vee het geheele Jaar door, ij ragt en dag, zonder eenige bedekking in de opene lucht. Deze proeve flaagde volkomen, i zo als ik aan de Akademie in haare algemeene i Vergadering, van het Jaar 1769, berigt heb» Ik paarde Rammen met de allerfijnfte, aan Ooijen met de allergroffte Wolle, en die ruim . to veel hair, als wolle hadden, om , door 1 deze uiteriren te kunnen oordeelen, over den I invloed , die de Ram op de Ooij hadt; en ilc j was zeer verwonderd uit deze vermenging een Ram met allerfijnfte Wolle te zien voorc tomen. Deze gpoote verbetering gaf mij te meet lioop, van gelukkig in mijne onderneming te j zullen (laagen, om dat dezelve door eenen I Rousfilonfchen Ram (want Spaanfche bezat ik i te dier tijd nog niet) was te weeg gebragt. In het Jaar 1776 ontving ik Spaanfche Ram! men en Ooijen , en had toen zeven zêer ver; fcheidene Rasfen van Wolvee, daar onder be« j grepen het Ras van Auxois, waar mijne hoeden lije ligt. Ik heb tot hier toe al die Rasfen buicen I vermenging gehouden, om te weeten wat van i dezelven, in mijne hoederije worden zoude. —— Ook heb ik deze «even Rasfen aan elk anderen A a ger  * 4 ❖ gekoppeld, om daar uit andere gemengde Ra& fen te hebben, en te ontdekken, tot welken trap dezelve invloed op eikanderen zouden hebben , met opzigt tot de verbetering def Wolle. Door deze proeven, tot voorkoming van alle tvvijffeling,• met de grootfte voorzorg genomen, bragt ik alle de Rasfen van mijne hoe* denje, tot den hoogden trap van fijnheid, welke de Spaanfche Wollen bezitten, zonder rriewe Rammen van daar, of van Rousfillon te doen koomen. Men kan de dadelijke proeven hier van zien in de kudden van mijne hoederije, en in eene kleine kudde., welke ik heb laaten brengen in de Veegaarde, van het Veeartfenije fchool te Alfort, nabij Charenton. Ik had moeite mij zeiven van deze fchoone' verbetering te overtuigen. Er zijn trappen» van fijnheid in de Wollen , welke het onmogelijk is, door het gezigt, of gevoel te onderfcheiden: Toen ik het zo verre had gebragt, konde ik niet meer zeker zijn, of, door ver. dere vermenging van Rasfen, de wol bij mij beter, dan wel fiegter wierdt. Ik bragt toen eenig» mor fiers van die Wollen te Parijs ,• erf' mtt de meest kundigen, in dit ftuk, raadplegende, bevond ik die even onzeker als mij zeiven,  ven, en befïoot daar uit. dat noch de Verkoo^ pers, nog de'Koopers van de Spaanfche Wolle, noch de Fabrikeurs die dezelve gebruiken, in ftaat zijn, de verfchillende fijnheid daar van , voor dat zij er Laken van gemaakt hebben , te onderfcheiden. Het -was echter volftrekt noodig aan den uitflap -mijner proeven , den hoogden graad van juist en zekerheid te geeven: Om daar toe te komen ftelde ik mij voor den omtrek der draaden van de Wollen te meéten , door een Micrometer , voorzien van een Microscoop, en hier iti fiaagde ik volkomen. Ik ontdekte daar door duidelijk den voortgang in de verbetering van de Wollen, en dit is ook het eeni^fte middel om denFabrijkeuF,die Wol beziet, juist te doen oordeelen , omtrent den trap der fijnheid van het Laken, dat hij zig voorftelt te maaken. Dog daar het Microscoop niet in ieders handen is. Zo heb ik aan de e'genaars van kudden, en aan Herders een gemakkelijker manier", om de verfchillende trappen van fijnheid der Wollen te kennen , aan éc hand gegeven , er» het verilag hier van is vervat in de memorie van de Akademie der Wctenfcbappen van 1777 , in het Onderwijs voor de Herders, in het Jaar 1782, door mij uitgegeven. ' Na dat ik volkomen zeker was mijne Wol A 3 "»  4» 6 *• cot den hoogften trap van fijnheid gebragt te hebben, wierdt nog vereifcht dezelve in het vervaardigen van Laken te beproeven, en het daar van gemaakte Laken te vergelijken met het geen van Spaanfche Wollen vervaardigt was. — Ik zond in het voorige Jaar aan den Entrepreneur van de Koninklijke Laken-fabrijk van Chateau du Pare,bij Chateauroux in Berrij, agt honderd, agt en twintig ponden, voor het fcheeren, op de Schaapen gewasfene, Wollen. Eer de prijs bepaald wierdt, maakte hij ver* fcheidene gekleurde Lakenen van dezelve, en na deze proeven verbondt hij zig dezelve te betaalen tot den hoogften prijs, die voor Spaanfche Wollen in Frankrijk ingevoerd, gegeeven worde, en minderen looptijd voor den wisfel te (kllen: 1. Om dat hij in de door mij verbeterde Wollen meer fterkte en veerkracht, met dezelve fijnheid voor het oog, en Sagcheid op het ge» voel, gevonden hadt. 2. Om dat dezelve zig niet alleen even fijn had laaten uitfpinnen, maar ook zonder te breeken fterker gedraaid konde worden, en de werklie» den bevonden hadden, dat de ketting van de uit deze Wollen vervaardigde Lakenen , mc^r flevig en fterk was, dan die van de Spaanfche. Hoe zeer de mijne gefponoen cn gewecven wa« tl  in de gtootfte koude van den Iaatften Winter, zo heeft het Laken zig zeer lievig laaten vullen, en is zwaarder geweest dan Laken van Spaanfche Wollen in Frankrijk gemaakt. Het gelijkt meer naar het Engelfche. — De Fabrijkeur fceeft zig de moeite gegeeven om van de door mij gezondene Wollen zwaar Laken te maaken, om dat hij geloofde, dat het zelve duurzamer en beter tegen den regen beftand is, en meer aftrek, in den Noordfchen handel hebben zal.— Hij gaat aan het werk om van die zelve Wollen leniger en zagter Laken , zo als wij van de Spaanfche Wollen vervaardigen , te maaken. De vervaardiging van het eerfte Laken Uit fijne Wolle in Frankrijk gegroeid, is gewisfelijk eene zeer belangrijke gebeurtenis vooc de Fabrijken, en den Koophandel dezes Lands. De middelen door mij aan de hand gegeven, ©m den groei van de allerfljnfte Wollen te bevorderen (vervat in verfcheidene Verhandelingen, en in het Onderwijs voor de Herders) zijn ge* makkelijk, en weinig koftbaar, zo wij dezelve in het werk ftellen, zijn wij in ftaat van onze ^Vollen fijn Laken te maken. De beftendigheid van deze verbetering is ioor eene proefondervinding van zeftien Jaaren, met de Rousfillonfe, en van agt Jaaren , mee jJeSpaaaishe Wollen beveiligd, — Men heeft in A 4 Kwak  Frankrijk meer andere voorbeelden van h.et verbeteren der Wollen, tof een grooten trap van fijnheid ; eenige eigenaars van kudden , weikei zich hebben voorzien van Rammen, wier Wol. fijner was dan die van het inlandfche Ras, -hebben het genoegen gehad van te zien, dat hunne Wol verbeterde, en in prijs toenam. Spaanfche Rammen en Ooijen zijn , zonder te ontaarten, in onze Provinciën reeds Jaaren achter een in den zelfden ftaat gebleeven. — Door mijne eigene ondervinding, en die van veeje anderen ben ik overtuigd , dat alle bergagtige ftreeken in Frankrijk , allerfijnfle Wollen, kunnen voortbrengen, en dat wij in de grafige weiden van ons vlakke Land, zeer lange Wolle zullen kunnen hebben. De wijze verordeningen door het Provinciaal bellier in Berrij gemaakt, om een School voor hoederije en beperking van de Schaapen op te rigten, heb ik met- veel vermaak vernomen, en ik heb mij gehaast een mijner Herders daar tot Leermeeller te geeven, en de Rammen door die Provincie van mij verzogt, zal ik insgelijks zenden.— Om in Frankrijk de allerfijn/te en lange Wollen te vermenigvuldigen, hebben wij geen vreemde Schaapen noodig; uicgezogteRam. men van Rousfillon , en Vlaanderen, zullen zulks fpoedig bezorgen , indien wij dezelve naar  4> f4» ijver, als de Engelfchen hebben, om van onze kudden best partij te trekken, en de Regering zulks begunfligd. — De nood zoude ons misfchien werkzaamer maaken : zo vreemden weigerden ons van de allerfijnfte Wollen te voorzien , zouden wij volveerdig onze moeite verdubbelen , om dezelven in Frankrijk te doen groeijen, liever dan dat wij de Fabrijk en den handel van fijn Laken zouden misfen. De gelukkige uitflag der proeven, door mij gedurende agtien Jaaren omtrent de kudden, en het weiden van dezelven, met veel zorge in 't werk gefield, moedigt mij aan, om zulks met dezelve naauwkeurigheid te agtervolgen , in alles wat tot verbetering der Wollen ftrekken kan, en ik zal, zo dra mogelijk, eene on* derrjgting over de behandeling, en het gebruik der Wejden bekend maaken. As  ê  BYVOEGZEL, TOT DE VERHANDELING OVER HET EERSTE LAKEN, VAN SUPER. FYNE WOLLE, IN FRANKRYK GEGROEID. Voorgeleezen in de Koninklijke Akademie. der Wetenfcbappen. DEN 23 AUGUSTUS 17 84. Door den Heer DAUBENTON. T oen ik mijne Verhandeling over het eerfle Laken, gemaakt van allerfijnfle in Frankrijk gegroeide Wolle, voorlas, hadt men nog geen ander, als zwaar Laken van mijne verbeterde Wolle vervaardigd. Het ongunftig winter-Taifoen hadt belet dezelve fijn genoeg te fpinnen , en zo te vullen , als tot lenig Laken nodig was. Thans heeft men zulk Laken van mijne Wolle, in de Koninklijke Fabrijk te Chatean du Pare gereed. De Fabrijkeur dagt dat het 2elve even zagt was, als het geen van de belle Spaanfche Wollen wordt gemaakt. Hij hadt, M  •ft 15 Ba elk der onderfcheidene bewerkingen van d« Fabrijk, opgemerkt, dat de verbeterde Wol, Cf nebijzondere lievigheid bezat, welke haar meer fterkte, en veerkragt gaf dan aan de Spaanfche, Men hadt deze hoedanigheid bij het gereed maaken van zwaar Laken T waar van ik m de vorige Memorie verflag deed, ook reeds op* gemerkt. Deze waarneemingen geven-grond om te vermoeden, dat Wollen in het middelfte gedeelte van het Franfche Rijk verbeterd, niét alleen zo,fijn zouden kunnen zijn,, maar zelfs meer flerkte en veerkragt, als de allerfijnfle Spaanfche bezitten ; en dat deze kragt bij denzelfden graad van fijnheid zal afneemen , naar maate de kudden zich in de meer Zuidelijke Provinciën x&n Frankrijk zullen bevinden. Dit vermoeden is gegrond op mijne eigene ondervinding, en nog meer. op den' uitflag, welke het invoeren van eene groote menigte van Wolvee , uit Spagnien, naar Engeland,: in de vijftiende eeuw beeft gehad. De Engelfchen verdeelden, onder verfcheide. se bijzondere eigenaars, duizend Caftjlliaanfche Rammen , en twee duizend Ooijen (*). Dit was, (*) Over het geen de Heer DAUBENTON hier van, het.invoeren dezer Spaanfche Rammen en Ooijen in EnjeJanJf opgeeft, zowel, als over het'gevolg dat zulks  13 ♦#» Was bet vWrna'amfte tijdpefk van vefbeterisg der Engel fche Wolle. En welk was er de uitllag van ? wat is ei geworden in de Engelfche Provmtien, van de fuper ftjnfte Wolle uit Caftilien? zij is van haare hoogfte fijnheid ontaart, maar zij heeft eene andere eigenfchap verworven 5 in de frifchs en vrugtbaare grond, welks overvloedige Weiden, door de vogtige dampen onderhouden worden, is dezelve in lengte toegenomen. Indien wij op den tegenwoordigen toeftand der Wolle in Frankrijk acht geven, ofitdeTckea wij dat de fijnfte natuurlijk geVondan wordt 4 op hooge gronden , als die van Rousfillon» aan den voet van het Pijreneefch gebergtes die van Boargondien , nabij den oorfprorik van de Seine; die van Berrij, digt bij dien van de Indre, en Theols. - Integendeel valt ds bngfte Wol in de vlaktens van laagere Provinciën , vooral in Vlaanderen; het was daar zo wel als in Braband, dat de Ingezetenen in de veertiende eeuw, zulk eene voordelige Wolteelt hadden, dat PMlippus de Goede, Hertog van daargehad heeft, verzoekt de Vertaler, datdeLeeienhn» oordeel gelieven op te fchorten, tot dat zij zijne aaninerkingen op dit ftuk (te uitvoerig om hier te plaatzen , gakezen zullen hebben, in een bijvoegzel , dat gijn* aanmerkingen over deeze vertaalde ftukken van xknLfees Daubentor., vetvatten, en fpoedjg volgen zal,  f4 <& »an Bourgondien, toen Souverain van dat Land # de gedagtenïs daar van, (zo als men zegt> fteeft willen vereeuwigen, door de order van iet Gulde Vlies in te ftellen., Naar het verhaal van eenige had men in de vorige eeuw, een nieuw zoort van Wolvee in Vlaanderen gebragt, het geen de Hollanders «k Ooft - Indien gehaald , en op de kust wan Texel geplaatst hadden. Dat Ras is nog tegenwoordig rijkelijk voorzien met lange Wolle. — Zo ik uit enkelden, door mij ontledigt, oordeelen mag, heeft dit Ras mij toegefchenen van alle andere, in deszelfs vorming «nderfcheiden te zijn; want ik heb in den rugjraad van het zelve zeven wervelbeenderen gevonden, daar ik in andere Rasfen maar zes heh waargenomen. Deze vorming duidt aan, dat het Ras van Vlaamfche Schaapen vatbaar is voor eene groote verbetering, zo wel in de grootte van het Schaap , als in de hoedanigheid en lengte wan deszelfs Wolle. Het zoude waarfchijnelijk de befte Engelfche Rasfen overtreffen, fclioon men reeds onder dezelve hier en da?r een heeft gehad, bij 't welke de Wol tot de lengte van twee. en twintig; duimen gekomen was. De Natuur neemt door koppeling van de huis*  -f» «s ♦ huisdieren, duizenderleije verfcheidenheden s&n' wij zien er dagelijks even onbeiwistbaare ^is duidelijke voorbeelden van. De Natuurkenners ftemmen over een, dat alle Hondea van een en het zelve Ras afkomen ; de grooie Deen is nochtans van eene zeer hooge ligchaams geftalte in vergelijking van de veel kleinder honden; het hair van den Wind hou3 is kort, terwijl dat van de Wolfshond veel langer is: De Wagthond heeft een grof en fterk hair, maar dat van den Krulhond is fija en zagt: alle deze verfchillende Rasfen van het zelfde zoort, ontdaan voornamentlijk door het koppelen van onderfcheidene zoorten mee «lkanderen. Het geflagt van de fchaapen zal buiten twijffel aan zoortgelijke verfcheidenheid onderhevig zijn. Wij hebben reeds verfcbülende Rasfen van dit dier, en wij kunnen er, z» veel als wij willen, van maaken, zo als gefchieét is, en dagelijks gefchiedt, van Koeijen, Geiten, Varkens, Konijnen, en Katten. Het is een algemeene Natuurwet, dat alïfe eigenfehappen van de dieren, die niet van derzelver wezen onafscheidelijk zijn, kunnen veranderen , en om zo te fpreken, in het oneindige verfchillende, Rasfen voortbrengen. Die Rasfen houden gemeenlijk ftand, als men zorge draagt, elk zoort op welks kenmerkea mets  -3« 16 4* mea behoorlijk acht flaat, zonder vermenging van' andere Rasfen, te koppelen. Wij hebben dagelijks hier van bewijzen voor het oog in de zorgvuldig gepaarde Rasfen van de Jagthonden: Ja zelfs in Rasfen , waar op men minder acht geeft; als, bij voorbeeld de Siamfche Varkens, de Herders Höndeh , en de Spuanfche Katten Een nog overtuigender blijk leveren mijne proeven, uit, met de Rasfen van Rousfillonfche, en Spaanfche Schaapen. Ik heb dezelve, een aantal Jaaren, iri denzelfden ftaadt bewaard, op een grooten affiand van de plaats, en in eene verfchillende iuchtftreek als die, waar uit zij oorfpronkelijlé zijn. Het belang dat de Heer de Calonne, Contrarolleur der Finantien, ireldé' in mijne Verhandeling over het eerfte Laken uit fuper fijne Wolle, in Frankrijk gegroeid, eh zijn ijver om dezelve onder het oog van den Koning te brengen, en door den druk, hoe eer hoe beter, gemeeri fe maken, bewijzen, dat die Staatsdienaar voor heeft, de Wolverbetering te begunfïigen. Ik ben, door het geen ik de eer had van hem te verneemen, overtuigd, dat hij, met geen min. der oordeel als oplettentheid, de befte middelen tot deze verbetering in overweeging zal neemen , en dat zij ondernomen, en uitgevoerd zullen wor-  «f? 17 «8r worden, met die wijsheid en voorzigtigheid in Bét bellier, die zo nodig zijn, om nieuwe, en gewigtige uitvindingen voor de Landbouw , in een groot Rijk, wel te doen flaagen. De Graaf de Vergennes is ook overtuigd van de dringende noodzakelijkheid om de Franfche Wol tot nut van den Koophandel te verbeteren. Die Staatsdienaar is bereid, daar toe zelve mede te werken. Hij laat de kudden op zijne Landgoederen, door de zorge van een Herder, uit mijne hoederije, verbeteren. EINDE, B EX-  jf» iS EXTRACT uit de Regifiersvan de Koninglijke Akademie der Wetenfchappén, van den 4 September 1784. De Heeren Fougeroux, Desmarest, en Vtcq dAzir, verflag hebbende gedaan aan de Akademie , van eene Verhandeling van den Heer Daubenton , over het eerfte Laken, van fuper fijne Wol in Frankrijk gegroeid, en van een bijvoegzei tot deze Verhandeling, heeft dezelve geoordeeld, dat dit werk deszelfs goedkeuring waardig was, en met deszelfs Privilegie in het licht konde vcrfchijnen. Paris den 4 September 1784. DE MARQÜIS DE CONDORCET. S E C RETARIS.  WAARNEMINGEN OVER DE -VERGELYKINGE VAN DE NIEUWE ALLERFYKSTE FRANSCHE, MET DE SCHOONSTE SPAANSCHE WOLLE, IN HET LAKEN BEREIDEN. Gekezen bij de Openbaare Vergadering van de Kont nk fake A'kademie der Wetenfchappen. DEN l6 NOVEMBER I7S5- C3m in Kunfler. een ftuk, als op natuurkundige gronden geftaafd , volkomen te beflis» jfen , worden er langdurige waarnemingen, en herhaalde proeven gevorderd. Na deze gronden heb ik gewerkt in hac verbeteren van de Franfche Wolle, tot de grootfte fijnheid. Ik heb aangevangen met mij zeiven te overtuigen dat ik de allergroofïle Wolle tot den allergrootften trap van fijnheid gebragt, en die Wolle, van een ras uit Roufleilloufe Schaapen getrokken , geduurende agtien, en uit een. Spaanfche foort, negen Jaaren, in dien ftaat had bev/aard, B 2 Ife  - - - j! Ik lier vervolgers onderfcheiden proeven rltë» j ur.ii. ' • 1- t-> 1 .. iiicu met ueze vvoue, in ae r aonjKen van Chateau du Pare, Abbeville, en Lovries, om te weten, of dezelve de plaats zoude kunnen vervullen van de Spaanfche Wolle , die tot hier toe, .ih het maaken van fijn Lakeft, niét Heeft kunnen gemist worden. Van een ftuk Laken, in de Fabrijk van Chateau du Pare, in Berrij, van de door mij, in mijne Bcmrgondifche hoederije verbeterde Wolle, vervaardigt, heb ik aan de Akademie reeds verflag gedaan. De bewerker van het zelve erkende, dat deze Wol, meer fterk'te , en veerkragt hadt, als de Spaanfche, even fijn voor het oog, en zagt op het gevoel was: dezelve hadt zig hiec alleen fijnder laaten uitfpinnen, maar Was ook, zonder te breeken, mCer gedraaijd, terwijl de ketting van de zelve bevonden wierdt gróter kiagt, en fterkte, te bezitten. En fchoon deze Wolle in de hevigfte Winterkoude gefpon. nen, en geweeven was, zo hadt het Laken zig zeer digt laacen vullen, en was vafter geworden ,• dan Laken van Spaanfche Wolle in Frankrijk, geduurende den Zomer, gemaakt. Die zelfde Fabrijkeur vervaardigde, van de in mijne hoederije verbeterde Wolle, een ander ftuk Laken, het geen meer leenig, en even zagt was, als Laken d* van Spaanfche Wolle Wordt gemaakt. ^m  4 ïi é IVÏcn heeft te Abbeville , en te Louviers, nog meer ftukken Laken van dezelve Wolle gereed De Heer Berlier, Intendant der Generaliteit van Paris , die zig beijvert om in het lionink. lijk School te Alfort, alle deelen der Veeartzenijekunde, met de Veld CEconomL' te vereenigen, verzogt mij op het einde van het Jaar 1783, eenige Schaapen uit mijne hoederije , om proeven tot verbeetering van het Wolvee, in het fchool van de Veeartzenije te neemen. — Behalven het belang dat ik ftelle in het gelukkig flaagen van dat fchool, en de begeerte welke ik hebbe om het mijne daar oan toe te brengen, zag ik gaarne dat er, zo nabij Paris, zig eenige Schaapen bevonden met Wolle, zo als dezelve door mij verbeterd, en tot deri hoogften trap van fijnheid gebragt, en in dien ftaat bewaard was. Ik had de bewijfen van deze twee ftukken ïn mijn onderwijs voor de Schaapherders ontleent van de kudden, mijner hoederije, maar daar dezelve vijftig uuren van Paris afligt , verlangde ik, dat men nader bij de Stad, ten minften een gedeelte van die kudden konde zien. Ik liet uit. mijne hoederije vier Rammen, en negen Ooijen voor de Veegaarde van het Veeartzenije fchool komen : deze kleine kudde hl het Jaar 1784 gefchooreh zijnde, verlangdé B 3 de  11 *{§• 3e ITeer Bertier om daar meede eene proeve te neemen in het vervaardigen van Laken, en zondt aan den Heer van Robais, té Abbeville alle de afgefchooren Wollen , waar van de vlui. fen, na alvoorens op het lijf van de Schaapen gevvasfehen te'zijn, te zaamen feven - en - dertig ponden beliepen. Men maakte daar van een ftuk Konings Laken van zes-en-twintig en een vierde elle lengte, en vijfagfte el breedte: Jiet wierdt aan den Heei van Bertier bezorgd die het aan de Maatfchappije van de Landbouw ver oonde. Dit Laken wierdt den Koning aangeboden door den Contrarolleur der Finantien, als een Laken van de fijnfte Wolle, in Frankrijk gegroeijd. De Heer van Robais hadt aan den Heer Bertier gemeld , dat het verlies van deze Wolle ien naaften bij het zelve als van de Spaanfche Wolle was geweest; dat in het fpinnen en vervaardigen geen verfchil hadt plaats gehad; en dat men het ftuk Konings Laken, door hem vervaardigt, vergelijkende met een ftuk Konings Laken uit Spaanfche Wolle gereed, men al een kenner moest zijn om over het onderfcheid te Beflisfen, zo veel is in alle geval zeker (Voegt er de Heer van Robais bij) dat er geen het minst verfchil in het fpinnen en vervaardigen plaats heeft. ljj  £3 Ik heb ook aan den Heer, Jan Baptist de Creiét, Laken Fabrikeur te Louviers, twee* en-zeftig ponden van de Wolle uit mijne hoederije gezonden. De Heer de Cretvt genegen om met de grootle oplettenheid eene proef van Laken bereiden uit deze Wol te nemen, nam voor om dezelve in alle daar toe vereifcht wordende bewerkingen , te vergelijken met de Spaanfche Wol: en om aan deze proeven het meefte gezag bi] te zetten, verzogt hij den Opziender, en de gezvvoorens van de te Louviers geveftigde Facrijk, om daar van getuigen të zijn: men nam drie monfters van de Wollen, uit mijne hoederije, ongezuiverd. Het een is aan den Opziender , het ander aan het Comptoir van de Fabrijk, en het derde aan den Heer de Cret6t> in bewaringe gegeeven. Zoortgelijke bewerkingen zijn er gerchied, met de fchoonfle Spaanfche Wollen, Keiferlijke Leonfche genaamd, die dat Jaar het pond voor een honderd vijftien franfche duivers verkogc is: en met eene andere Spaanfche Wol, die men Molineefche noem: , die dertig Huivers per pond minder geldt, dan de Keizerlijke. Men heeft van deze beide zoorten Spaanfche Wollen even gelijke deelen, als van de mijne, genomen, men heeft dezelve alle drie afzonderlijk B 4 even  •8» 24 *S* even eens behandeld, met dezelfde hoeveel» heid, en zoórt van drogerijen, door dezelfde handwérks lieden, en ten zëlven tijde, op dat ér in de bewerkinge geen verfchil zoude zijn, nog eenig onderfcheid in de Luchtgefteldheid, welke van invloed Zoude kunnen zijn op het bereijden van deze Wolled. De Wol van mijne hoederijen hééft bij het zuiveren meef als de Spaanfche in gewigt verlooren. Zij heeft de verf zeer wel gevat, zij heeft zig zeer wel , zelfs een weinig fijnder laten Spinnen , als de Keizerlijke Leonfche. Dé Molineefche Spaanfche, liet zig niet zo goed, als de mijne, of als de Keizerlyke, fpinnen. Men heeft, van elk der drie tot eene proevé genomen zoorten Wol, een ftuk Laken gemaakt; deze drie ftukken Laken zijn in den zei ven volmooleri, en in dezelve kom, na eikanderen gevuld, om geen gevaar te loopen, dat onderfcheid vari warmte in het vullen eenig aridef verfchil maakte, als dat, 't welk uit het onderfcheid van dé Wol, én draad ontftondt. Het Laken uit de wol van mijhé' hoederije vervaardigd, liet zig gemakkelijk, en binnen denzelven tijd vullen, als het Laken van Keizerlijke Leonfche wol , en dit hadt na deze bewerkinge een half elle lengte méér als het mijne. De  »5 De proef waar van ik fpreek is nog niet/ (zo als de Heèr de Cretêt mij belooft hadt j ten einde gebragt, zijnde de ftukken alle nog niet bereid, maar hij fchrijft mij te kunnen melden, dat mijn Laken in de bereiding zeer wel voldoet. Het blijkt uit deze opgaave , dat de wol uit mijne hoederije even gemakkelijk, en fpoedig gevuld is, als de allerfchoonfte Spaanfche, Keizerlijke Leonfche genaamd, en dat zij dezelve in den draad overtrof, om dat zij zig fijnder liet fpinnen, en ook bij het bereiden zig zeer wel gehouden heeft. Het verlies van dezelve Was, volgens den Heer van Roèais, ten naaften bij het zelve, maar volgens de opgaave van den Heer de Cretêt hadt dè mijne meer afgelegd Ik za! de oorzaak van dat verfchil tragren te doen zien. Mijne Wol is na den fcheering alleen met water in manden, of èet dat zij gefchooren is, op het lijf van de Schaapen gewasfchen. De Fabrikeur Iaat die vervolgens, om het Vet Weg te neemén, mét pis zuiveren, om dat het fineer door het water, niet ontbonden kan worden: ter zeiver tijd dat die zuivering het fmeer weg neemt, voertfe ook mede het geen er van ander vreemd vuil, na B 5 dat  4 £fj # dat die gewasfchen is, was overgebleeven, Waar uit volgt, dat zo de Keijzerlijke wol beter als de mijne gevvasfchen is, dezelve ook bij de zuivering minder van haar gewigt moet verloren hebben, zonder van een beteren aard te zijn. I Dat onderfcheid in gewigt na de zuivering, moet dus na maate van het wasfchen, en de hoeveelheid, en aard van het fmeer, waar mede de wol bezet was, verfchillen; ook heeft de Heer de Robais waar genomen , dat de wol van de kleine, voor het Veeartzenije School gefchikte troep, genoegzaam het zelve verlies, als de Spaanfche hadt geleden. Het heeft mij toegefcheenen, dat er meer vet is in de allerfijnfle, als in de grovere wolle, en ik geloove, dat dit vet de wol fmeediger, en zagcer, en misfchien ook fijnder maakt, maar ik weet niet welke invloed het zelve in het fabriceeren van Laken zouden kunnen hebben , ik heb op dit ftuk geene proeven genomen, en kan dus niets bepaalen. Er is nog een andere oorzaak van het verfchil dat in het gewigt, tusfchen deze twee zoorten van wol, Ra de zuivering, plaats hadt, te weeten, dat de wol van mijne hoederije niet was gefcheiden , de vluifen waaren in hun geheel: Men hadt, zo als men in Spag- ni-  & =7 * ***> * ~ * jjien doec, de tweede en derde zoort, die oc groffte is, er. niet" uitgefcheiden, om niets over te haten, als'de eerfte zoort, die men moeder wolle noemt, om dat zij de fraaifte en fijnfle is. De groffte wol van e n Schaap is teffens de vuilfte, om, dat zij op die deelen van des. zelfs lijf zit, die het mee.it den grond,en den mist raaken , en doo.r deszelfs afgang, befmet worden. Deze wol moet bij het zuiveren meer van deszelfs gewigt, als de eerfte zoort, verliezen : Het is dus geen wonder, dat de wollen van mijne Schaapen - troep , waar in de tweede en derde zooit ongefcheiden gebleeven waren, meer als de Keizerlijke verlooren hebben, bij een van de proeven , ter» wijl het verlies bij de andere proeve ten naas» een bij gelijk was. De Heer Cretot is mij, in het doen van deze uitlegginge, voorgekomen. Hij voegt er bij, dat bij gebrek van fcheiding der zoorten welke mijne wol niet hadt ondergaan, het ftuk ook eene halve elle minder, als dat van de Keizerlijke Spaanfche wolle, hadt opgeleverd. Dan het baart verwondering, dat mijne wolle, fchoon niet gefcheiden, zig fijnder, als de allerfchoonfle eerfte Spaanfche, heeft laatera fpipnen! De zorg, welke ik veele Jaaren, tot verbet-s*  iS & cering van de kudden heb aangewend", gaf n§ altijd genoegen, maar het zelve Js 'nu veel vergroot , door de echte proeven" van welke ik heb verflag gedaan, die duidelijk Haven , dat de wollen van mijne hoederije, in het bereiden Van Laken, met de fchoonfte Spaanfche gelijk öaan, ja dezelve in eenige opzigten overtreffen. Deze gelukkige uitflag mijner proeven , moedigt mij aan om voort te 'vaaren met de verbeteringe der Franfche kudden. Men ontmoet altijd eenigen, fchoon dikwïls ongegronden tegenftand, als men aan het algemeen nieuwigheeden voordraagt, fchoon dezelve nuttig, en wel be weezen zijn ; maar in het ftuk daar het hier op aankoomt, zijn alle redenkavelingen overtollig. Het is mij genoeg kudden te wonen , met de allerfijnfle , door 'mij verbeterde wolle, en Laken van die wolle gemaakt. Ik zie met genoegen dat veele particulieren zig met deze vérbetering bezig houden. 'Ik raad de eigenaars van Land, en de hoevenaars ernftig aan , om alle oplettenheid op hunne kudden aan te wenden*, de zorg zal hun rijkelijk beloond worden , door de waarde van de Schaapen , den prijs der wolle , de voordelige gevolgen van de beperkinge, en de in oopèn iucht gemaakte mist, welks kragt, tot het vrugrbaar'maaken van de gronden, veel groter is, dan ?fie, welke men in de Hallen verzameld.  B Y V GE GZEL . .• TOT BE, waarnemingen omtrent de allerfynste franscue met de schoonste spaansche wol, in het fabriceren van laken. Oekezen in de Koninklijke Akademis der Wetenfchappen. < DEN 20 MAART 17 £6. Door den Heer DAUBENTON, lid van dezelve academie» Ü)e Heer Crew, Fabrijkeur te Louviers, al de arbeid en waarnemingen , welke hij zig hadt voorgefteld, ter vergelijkinge vas Laken, gemaakt van wolle uit mijne hoederije , met de Spaanfche Moline , erj Keijzerlijke Leonfche wolle, ten einde hebben-  *S» ■ bende gebragt, fchreef mij :de volgende Ietteretip MYN HÊER! ; ' Z .-.L i 2T2^0OH'-.-2 2 <1 * Ik heb eenige dagen uitgefleld met aan u té zenden het verflag, dat ik u hadt toegezegt, om dat ik alvoorens dé werkinge welke het perfen op het Laken, zo. van de Keizerlijke„ als Moline wolle gedaan'zoude "hebben, wilde zien, . j . -, ••. .. Gij zult zelf gemakkelijk hebben opgemerkt dat al het geen ik in mijne twee brieven u heb onder het oog gebragt, hier op uitkwam ï. Dat uwe wolle zig gemakkelijk liet zuiveren, ik wil zeggen , dat zij zig van de vet« tigheid, welke zij bezit, gemakkelijk liet ontladen. % Dat dezelve na gezuiverd, gerlaakt, gewasfchen , en geplofen te zijn, omtrent een derde, en de Spaanfche ten naalten bij een vierde verlies, hadt, bet, geen bijna verfchil van een tiende deel maakt, tot voordeel van de Keizerlijke. —, Dit verfchil moet, ren minflen voor een groot gedeelte, voortkomen, om dat de tweede en derde zoort van wol, in uwe hoedeiije er niet uitgefcheiden waren, ZO  4 31 €• to als men in Spagnien gewoon is, *t welk ia *t wasfchen een differentie geeft, als 4 tot 5. 3. Dat uw wol de verf wel heeft gevat. 4. Dat dezelve zig zeer wel liet fpinnen „ ten naaften bij een vijf - twintigfte deel fïjnder dan de Keizerlijke. 5. Dat de weever, daar van een zeer fchoon ftuk gemaakt heeft. 6. Dat dezelve zig even gemakkelijk, en in denzelven tijd, als de Spaanfche, maar minder zwaar, heeft laaten vullen , het geen niet te verwonderen is, vermits de tweede en derde wol, als die wat grover zijn, zig niet zo fterk laten vullen, als de eerfte wol. 7. Dat uw half ftuk zig zeer wel liec bereiden , dog dat het zelve door den droogfcheerder, wat minder moest gefchoren worden, als het Keizerlijke, dat meerder vilt en vaftheid hadt, en daar door digter van ftapel was in de bereiderije. Er is tusfchen de kleuren dezer drie ftukken eenig verfchil, fchoon zij geverfd zijn met dezelve maat van verf; dit wordt veroorzaakt, of door een weinig meer of minder hitte, of wat meer of minder water in den ketel, of dat zij Wat langer óf korter in dezelve gebleven zijn. Het is opmerkenswaardig, dat deze kleur, yan de drie Lakens, (te weeten ligt Olijf) de wol  •8» 3* wol niet vermoeid, maar teffens de gebreken zo in de wol, als in het Fabriceeren plaats hebbende, gemakkelijker doet opmerken , dan in Lakens met een donkerder kleur geverwd » die , terwijl zij de harde en droge wol tederer maaken, dezelve verfijnen, en zulken , die yeel fijnder zijn doen evenaaren. Uw Laken heeft deze proef wel kunnen doorftaan, en kan vergeleken worden met de Spaanfche wol van de eerfte zoort. Uw Laken, zo als gij, uit het fraai, dat ik er uw van toezende, zien zult, is zeer fijn en fraai, en overmits het zelve niet fterk gevuld is, heeft het iets van het Koninklijk zoort, anders Zomer- Laken genaamd. Het ftuk, daar het in dit geval op aankwam, was meer om een proef van vergelijkmge te nemen, dan wel van eene bijzondere bewerking , maar de ondervindinge heeft mij doen zién, dat om gevuld en ftevig Laken van dezelve te hebben, men zoude dienen. i. De tweede en derde wol uit te fchiften, eene bewerkinge welke veel gemakkelijker in uwe hoederije, aan het gëheele vluis, of vollen vagt, dan in onze fabrijk zoude gefchieden, om dat dezelve gelegen is, in de wol van den buik , voeten , agterlijf, billen en fchouderen af te zonderen. 2. Men  4» 33 a. Men zoude het Laken langer en fterker moeten vullen, en dit zal ik laaten doen met een ftuk, dat ik moet vervaardigen. Jk heb de eer te zijn MYN HEER! UW &c. (Get.) JAN BAPTIST DE CRETOT-. bouviers i^Nov* In de Fabriken van Berrij, Abbeville en Louviers, Laken van de wol mijner hoederije hebbende doen maaken, om te weeten of het zo fijn als dat van Spaanfche wol zoude zijn v verlangde ik ook te zien, of het gefchikt was, de fchoone Scharlaken kleur aan te nemen. Om er een proef van te hebben, zond ik aan den Heer M. Oger in de Gobelinfche Fabriek honderd pond wol, uit mijne hoederije. C D«  4* 34 *8" De Heer Oger, na een Scharlaken gekleurd ftuk van dezelve vervaardigd te hebben, deelde mij zijne waarneemingen mede, in den volgenden Brief. MYN HEER! Het Scharlaken gekleurd Laken, 'twelk wij u beloofd hadden in onze Fabrijk te zullen vervaardigen, uit de hondert ponden wol, van de in uwe hoederije gefcho.ren vluifen , kóomt zo aanftonds uit de perfe, en wij hebben het genoegen U te betuigen, dat wij daar in zo weinig verfchil zien tusfchen. die van de eerlle Spaanfche Leonfche wol zijn gemaakt, dat men al een grooc kenner moet zijn om het zelve te bemerken. Er is zelfs reden om te gelooven , dat bij aldien uw wol, die zig met het grootlle gemak van deszelfs vettigheid ontlaste, en die gevolgelijk darfchitterend wit, 't welk zo nodig is om aan ons Scharlaken den regten gloed te geeven, volkomen bezat in de eerfte, tweede en derde zoort, zo als men in Spagnien doet, gefcheiden en gewasfchen was , het verfchil van de eerfte wol, ten voordeel van de uwe geweest zoude zijn* Indien gij u in vervolg de moeite wilc geven , om dit fchiften en wasfchen in het  •8» 35 *S» het werk te Hellen , houden wij ons verzekerd dat er dan geen meer verlies op uw wol, als op de Spaanfche plaats zal hebben ; die verliest tien ponden op de honderd, daar de uwe twintig heeft afgelegd, het geen wij bijzonder toefchrijven aan de tweede en derde wollen, die veel korter zijnde, onder het vlaaken verloren gaan , en ons een verfchil van omtrent een twintigfte deel hebben doen lijden , op de lengtev an het ftuk; fchoon wij even veel inflag en ketting hadden genomen, als voor onze andere Lakens van Leonfche wol,welker fijnheid dezelve voor meer inflag vatbaar maakt. Hoe het ook zij, wij zijn bereid u dezelve prijs als voor de Spaanfche te betaalen, en wij bedingen dezelve alle in vervolg, en zullen ons zo wij de voorkeur hebben, daar voor zeer verpligt rekenen. Wij verlangen allerhartelijkst dat alle bezitters van kudden, kennis van deeze proef ontvangen, en zig beneerftigen zullen om u naartevolgen, in de zorg welke gij genomen hebt, om tot deeze volmaaktheid te geraaken, dit zal de heerlijkfte belooning zijn voor uwen ijver , waar door gij alle Fabrikeurs voor altoos zo veel te fterker aan u verpligt hebt, naar maate zij, door zig te moeten onderwerpen aan de ondraagelijke tolrechten, welke men telkens in Spagnien vor-  •$» # vordert, minder zeker zijn, van die wol nog lang tot hun gebruik te zullen kunnen houden. Wij zijn met hoogachting MYN HEER! UfVEd. onderdanige Dienaar DE JULIENNE OGER & COMP. Eigenaars van de Koninklijke Laken-fabriken en Ververijen van de Gobelins. In de F abrijk van de Gobelins, i Maart 1786. De Vluifen in de Fabriken van Berrij., Abbeville Louviers en de Gobelins, tot het Laken gebruikt, waren van Rousfillonfqbe en Spaanfche Rammen en Oofien, en van die rasfen gekoppeld met Schaapen van Apxois, Vlaanderen, Engeland , Marokko en Tibet , welker wol in mijne hoederije verbeterd is, tot den hoogden trap van de Rousfillonfche en Spaanfche fijnheid. Het Rousfillonfche Ras heeft zig in denzelyen trap van fijnte gehouden, zedert 1767 tot heden, en het Spaanfche zedert 1777, zonder dat ik om het in ftand te houden , genood» zaakt ben geweest, in mijne hoederije een eenig Ram of Schaap van Rousfillon of Spag- ni-  *$♦ 3? «8* trien op nieuw te doen komen, zo dat men het behouden van de over fijne wol, niec moge toefchrijven aan de vernieuwing van oorfpronkelijke uit Rousfillon of S'pagnien ontboden rasfen. En fchoon de wol van mijne hoederije» tot* het maaken van Lakenen gebruikt, niet in drie zoorten was gefcheiden , nóg zo goed als de Spaanfche gewasfchen , nogthans liet dezelve zig fijnder fpinnen in de Fabrijk van den Beer Cretót te Louviers, en zij nam een even fchoon wit aan, na dat ze gezuiverd was, en vervolgens een niet min fchoone Scharlaken kleur ïn de Julienfe Fabrijk van de Gobelins. — De Fabrikeurs hadden bij het ontvangen van dezelve in den eerften opflag er zulk eene goede verwagting niet van, om dat zij daar in niet dezelve gunflige tekenen als in de Spaanfche bemerkten ; en in de daad het was geen Spaanfche wol? maar Franfche , in Burgundien, in het midden van het Koninkrijk verzameld. Die ongunftige fchijn wierd veroorzaakt, om dat die wol niet was gefcheiden , men had de aller groffte en meest befmette, die men de tweede en derde noemt, in de vluifen laten blijven, daar deeze uit de vluifen van de wol, welke men uit Spagnien bekoomt en waar van men alleen de prime , die in elk vluis de fijnfle en witfté ïs, ontvangt, wordt weggenomen. C 3 k  4» 38 * In Fabriken waar in men alleen de allerfijnfle Lakens maakt, als te Abbeville , Louviers en van de Gobelins, is men niet geoefend in het fcheiden van de wol, en men heeft die van mijne hoederije, tegen mijn oogmerk, zonder dezelve te fchiften, gebruikt, en nogthans heeft dezelve zig fijnder laten fpinnen, is zo wit geworden, en heeft de verf zo goed aangenomen, als de best uitgefchifte Spaanfche. Ik heb dus bij een volgende fcheer, reden om te vermoeden, dat zij nog betere eigenfchappen zal bezitten ; als ik dezelve in mijne eigene hoederije gefcheiden zal hebben, in plaats van zulks aan de Fabrikeurs over te laten. Indien ik mijn wol, met dezelve zorg, als tot de Spaanfche aangewend wordt, laat wasfchen, zal zulks zekerlijk, volgens bericht van Fabrikeurs zelve, verhoeden, dat het verlies bij het zuiveren gioter als dat van de Spaanfche is, zo als de Heeren Cretót en Oger zeggen : terwijl intusfchen de Heer van Robais verzekerd heeft, dat het verlies van dezelve ten naaften bij gelijk mee de Spaanfche geweest is , en dat er geheel geen onderfcheid, nog in het fpinnen , nog in het bereiden heeft plaats gehadt. In de grond heeft het verfchil in verlies minder betrekking op de wezenlijke eigenfchappen van de wol, dan wel op het bijzonder intrest van  •8» 39 van den Fabrikeur; wattt die verliest op de door hem gekogce wol, al het gewigt van vreemde ftoffen, die tot zijn waar niet behoren, en die door het wasfchen hadden moeten zijn verwijderd eer de wol verkogt was. Ik konde deeze, door mij gemelde, kleine gebreken niet voorzien, voor dat ik, door de waarneemingen van de Fabrikeurs, bij het doen van proeven , om uit mijne wol Laken te maken, daar van onderrigt wierd. Ik zal niet verzuimen , dit gebrekkige voor te komen, maar het fpijt mij niet dat het heeft plaats gehad ; om dat het bewijst, dat deeze kwalijk gewasfchen wol, zonder gefcheiden te zijn, in de vergelijking tegen de belle Spaanfche Keizerlijke Leonfche beftand is geweest, dat zij die in fijnheid zelfs overtroffen heeft, als zijnde een vijf en twintigfle fijner gefponnen; en eindelijk om dat ze op dezelve prys, als de Spaanfche, gefchat, en betaald is.