HET Vrije *« algemeenë IN DE INRICHTING 'VAN RECHT C H R IS TEL IJ K E KE UK-MAATS CHAPPJJENj- éF hut onverbindende van alle kerkelijke rgeloofsr.egels; en het onwettige van alle burgerlijke vervolging , verdrukking , of bevoorrechting, alleen wegens gevoelens van godsdienst; bijzonder op de nederlanden toegepast , IN TWEE LEERREDENEN, DOOR j. g9 b a c o t, 90ct0r in de wijsgeerte , lid van re haarlemmer maatschappij der weetenschapppnj en leeraar van het algemeenë christelijke protestantsche kerkgenootschap, in duinkerken. v_———• te DUINK EfR KEN, Bij van SCHELLE en COUP. i7$i.  Én daarom verwerpen wij alle menfchelijke vonden, eö allo wetten, dfe men zoude willen invoeren, om God te diepen , en door dezelve de Confcientien te binden, en te dwingen , in wat manieren het zoude mogen zijn. Zo neemes wij dan alleen hetgaene dienstelijk is, om eendragtigheiJ ea cenighcid te voeden en te bewaaren, en alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods. Nederl. Geloofsbelijdenisse, zo als die ir overgezien in de nationale SlJNODE té DOR.* urecijt van xól8 en 1619. Art. .IW/.  KORTE . IE K II O UB* Inleidend Vertoog. P Igemeene befchoüwing der wel overal in ferscht verminderde, maar echter, buiren Frankryk. door pweh Furopay nug staatswyze heerfchende Onverdraagzaamheid.ï—-Vh Het aoaivtin lige eencr meer aljièrrcene verlichting omtrent elks perfoonlyke en norit wettig fchendbaare . recbi ten rot een volledige -er gantsch onbclc'mrr.erde vryheid van Godsdienst; en de verfchillcnde poosingen, hier toe, ook in de Nederlanden, aangewend. BI VI X. Gering gevolg hier van; waar by een vent. over de geftremde Geloofsvryheid, in Pruisfen, door den Staatsdienaar WöUntr. Hl. X!—XIV. _ Eerjle reden van het gering gevolg der poogingen, tot verlichting der Nederlanders, omtrent het vereisen cener rui. mcre Geloofsvêrdraagzaamheid , aangewend : het by'-onder hier tegen ftrydend zelfbelang der leden van die Gezin. beid, die ren koste van anderen bevoorrecht is, door de hieromtrent verdrukkende inrichting en verordeningen van den Staat; El. XIV—XVII. b Tweede reden: de onmogelykbeid, voor de beter denkenden, omdèèzê, door hen niet gefmeede . maar gevondene geweetenskiuisters , by de Maatfchappy , te doen verbree. ken, zo lang by deeze ge^n meer licht hieromtrent plaats heeft, welks verbreiding juist door die hierin zo eenzydige inlichting tegen gehouden wordt. BI. XVII—XV1JI. Derde reden: de ongegronde waan. dat daariclyk geen het minlte gebrek hieromtrent, in de alom zo verdraagzaam geroem le Nederlanden , plaats heeft; zo dat meï>,by bet geen in deezen is vastgefteld, niets af of roe moet doen' — Befchoüwing van den laatften Biddaijsbrief ten deezen opzigtc —Wegens deeze en de eerstgemtJde reden, is bet geen wonder, dat, Hechts zeer weinige meer vellichte braaien uirgezonderd, ook zy , die onlangs een vryerc Staatsinrichting beoogden, in dit ftuk eclrer zich jarrmerlyk nr.péhfc warer : gelyk de Me van Verbintenis, de Eed voor de Utrèchtfóhe Regecring. enz. bewyzen. BI. XVIII— XXVIII. Vierde reden: de niet genoeg toereikende gefchiktheid dee^ zer poogingen zelve, 't zy toevallig, wegens bet rrg,n de Scbryvers pia-rts hebbende vooroordeel, als deeze niet van de .leerfcherde Gezindheid waren; of wegens de riet algemeen verllaanbaare vieemde taal . waaiir: nnn fchrecf: 't zy door den aart der voorriraet ;c]v< , als fli-cbts >i algcrneenc Hellingen berustende , zonder dat men let waageiï ruide, er de byz.,ndcre toepnsfing op de Nedeilandtn van te n:aaken. Bl. XXV1II-XXXVI.  Aanleiding en beweegredenen, tot het opftellen en uitèeeveB 4cezer twee Leettedenen hieromtrent. BI. XXXVI-XXXIX. De aart en gefteldheid der zich hier gevestigd hebbende Al. icmecne Christelyke P-GteïTan'fche Kerk , die elks per* foonlvk- gevoel ns van rechtzinnigheid in hun g. heel hatende, alleen de haatwekkende onderlinge uirfluitingen, en dus de Formulier banden wegneemt. BI. XXX:X—XLII. Zie ook BI. 42—,. 8. Bepaaling van den onderfcheid. nen zin, waarin de Burger. Jyke en Kerkelyke Verdraagzaamheid hier genomen word: BI. 5CLHJ—XLVI. Wederlegging eener (telling van Roti sf au , als of geen Godsdienst , dan die reeds da-dekk in een Staat gevestigd is, op deszelfs burgerlyke Verdraagzaamheid, ter tuelaating, een billyke aanfpraak hebben zon. BI XLV1. enz. Eerfie Redenvoering. De zegenryke en liefdevolle beooging van Jezus Ryk en Leer. BI. t —8. De tot onderlinge verdraagzaamheid, en onverdeelde gem- enfchap van Godsdienst! effening , ten krachtigflen aanfpoorende woorden van Pjiulus, in hun verband en doel , ovcrwo en, en h toogd, dat hy een ligtvaardige afzondering of fcheurint' der K ikgemcenfehap,alleen om eenig verfehil van ibyzondere begrippen, ten ilerkflcn afkeurt, mids men nieahand de vryheid van zyn Jicht en geweeteu betwiste; 't geen Jiy völtockt ongeoorloofd vc klaart. BI. 10—33. Verbaa/en !e afwyking van deeze zyne leer. Ml. 33—42. De. naar gelegenheid dee^er Gemeente en myner eerlieDienstWBvmging, ^efelnkte toepasfing. BI. 42—53. Tweede Redenvoering. De afgekeurde voorbaanthcid ter uirroeying van het onkruid uit eènerj akk r. in 's Heüands gelykenis, bevit een les , tvaar tegen de Geloufsonrerdraagzaamheid ten huogften zondigt. BI. 54—53 Niemand kan zich aan eenig voorfchnfr des Geloof; opeen kracht hebbende wyze verbidden, "f hiertoe een rechtop zyn oveitu gi g overdragen; dit is na'uurlyk en zedelyk onmoge2yk. Aan nnmanl, aan Kerk- noch Burgerftaat, kan dus een geJoofvqorfehryvend g- zag toekomen. BI. 50—74. liet BRbetwmelyke, doch alleen door v-'-ftanrfs verlichting beftrydbaa.re, der Kerkelyke. —• en h r volfi ekt ongeoorloof. de, ja des noods door dwangmiddelen afweerbaaie, der burger yke (),] erdraagzaamheid, 't y die bv de zoogenaamde Cees elylte of VV :r l llyke mrgt wordt g. pleegd. BI. 74—100. Waar ee i heerfehende Kerk is, dat is, wier ledeij als zoiajiji^e, bovea anderen burgerlyk bevoorrecht zyn, en deeze  ze dus, alleen wegens het verfchil hunner Godsdienftige begrippen, met de verfteeking van deeze voordeden gefiiaft worden, daar, en by gevolg ook in de > ederianden, heefteen kwetfing der verdraagzaamheid en der vryheid des ireweetens , een .vaare geloofsverdrukking, plaats; 't welk alles, door verfcheidene voorbeelden van de Ncderlandiche onverd:aagzaamheid , geftaafd wordt. BI. 100—127. Korte plichtvermaanende toepasfing hier op. BI. 127—132. Nadere aanteekeriingén. Ondertekening en eed, door de Kerkenorden van Graaf Lodewyk , vereischt. BI. 133—137. De fchadelykheid, voor de erkentenis der waarheid en des Christendom*, de oorfprong , en de algemeenheid der onverör.' gzaamheid.-BI. 1-8—147. Verregaande blykeii van Kerklyke vervolging en alles tot zich trekkende fifeerschzuche . uit de Gtreminger en Oinmelan Ier Synodale Handelingen der vourigc eeuw. BI. 137, ca H7—-59- DRUK-  " DUUKPOUTEN. In V Inli Vertoog. f ÜI.ADZ. R.ECRT,. LEES, ¥111. 5. „aar den naar de XL g. wclkere welker AjV. 5. verfehillend verfchillenj AVI. atnt. 2. maaken, maaken. AA II. 15. sifl-me Syjlemt Vvvm' *' g°Ie-r<3en geleerden AAAfü. aant. 5 burerftaat burgerftaat " r '7- onrechtzinnige onrechtzinnige ——l. ■ lg_ gejee] geheel vr'w' I0' ho°gmoed hoogmoed >rr r, 6' n;t0cffening uiroeffening AL VII. v.end. 5. ook 0ok, • v.ond. 4. godsgeleerae godsgeleerde In 't Werk zelve. 7. v. owrf. 1. leering leering 15. v. ond. 1. overtuiging overtuiging 23/ 7 nch noch 74,' 17. hoogfgegronde hoogstgegronde 79- 12. zouden. zoude B°- 9- tegen den fchen- ja, tegen den fchqp- der, door dwang- der, doordwangrecht, recht ja, 83. , 3. gewesten geweetens 83!, v. ond. 1. Goodrickc. Goodricke, »4\. 7. ook Ook "5- 7. zelfs hoe zeer zelfs ïio. 6. go.lvuc htig godvruchtig Ï19. v. o»p w.dcr de billijke eerbiediging van alle? bij bejlaaitiraar verdrag , wet- tig Vel eens zeer tegen elkander ovagdle'd kunnen zijn. Het is dus zeker, dn men, zonder het W doen, uit tin geest van eigenwil:"fu:d e f::t:::>■:^Ked:» zich vergaapende waanwijsheid, maar veel eer uit een volie redelijke overtuiging, ji uk ui; ccn wiitcn eerbied voor het alleroudfte voor het eeuwige gezag der goddelijke wetten, en dus der algemeene natuurlijke rechten van het menschdom , een hier tegen 11 rijdend' oud of nieuw, doch altoos onwettig en eigendunkelijk, menfchelijk gezag, zeer wel, met kracht van bond ge , en door een vrije drukpers algemeen gemaakte, redenen mag beftrijden; ja dat dit niet zelden een zeer loffelijke en heilzaame plichtbetrachting is. t * S  ssm INLEIDEND VERTOOG. tig verkreegene rechten zich vestigt, wordt doorgaans maar al te weinig naar behoor en erkend, êf tn V oog gehouden. Bit zag men ook nog, hij de anders zo welmeenende poogingen, tot herflel der verdrukt geachte burgerlijke Vrijheid, even voor de laatfte Staatsomwenteling in de Nederlanden , doorllraaifoz'. V Is waar, 'er wier den , door de voorfanders eener grondwettige her/lelling , verfcheidene Her en daar plaats hebbende misbruiken van verdrukking, omtrent de Roomschgezinden, in het licht gefield en tegengegaan ; 't geen vast niet bij alten en alleen uit het Staatkundig oogmerk om Frankrijk te behaagen, voortfproot. Het is toch mimagelijk , dat recht verlichte en welmeenende iWlerlanders zich zulke bekrompene denkbeelden va.m het dierbaar voorrecht der vrijheid zouden vormen, waarbij de edelfie, naamcnlijk die des geveeten s, geheel uitgeflooten zoude zijn. Een loffe.Ej.ke: overhelling naar meer godsdienstige vrijheid m verdraagzaamheid was, bij de verftandigften, era hunner luisterrijkfte kenmerken. lis vouloient, zeggen de uitgewekene H&llandfche Patriotten , in hunne aan Frankrijks hoage Volksvergadering ingeleverde Memorie, lis vouloient enfin eiiacer tous.es les traces de 1'esprit d'injustiee et d*inégtïtté fociale , en renveri'ant les barrières de 1* iatoierauce reiigieule, et en réparant, a 1' égard «ks Catïtüliqties, les maux qu'üs avoient recus de  INLEIDEND VERTOOG, xxvu de 1' ignorance et de la barbarie des ages precédens. Dan dat men zich zo ver zou hebben verheven? om ten vollen , en volftrekt in Me opzigten, alle affluiüngen der onverdraagzaamheid weg te neemen? daar zweemde het bij de meesten nog zeer weinig na. Bij de grootjle menigte althans was het 'er zeer verre van daan, dat een zo hoogs bedoeling, en een zo groots maats van licht, doorzigt, en vrijmoedigheid, ten deezen opzigte toen nog hefpeurd kon worden; fchoon het te vertrouwen is, dat het voorbeeld van Frankrijk, en '/ geen bij die gelegenheid betoogd en gefchreeven is, aan deezen en geenen ten minsten, thans ■wel wat meer inziens hieromtrent zal hebben gegeeven. Dan ten dien tijde had de kracht des vooroordeels , en de verkeerde Staatkunde, om dit liever te ontzien, ja te vleien, dan verlichting''er aan toe te brengen , bij de meesten nog verre de overhand. De menigvuldige openlijk gedaane verklaaringen hieromtrent, gaven hier van een onloochenbaar bewijs; en bijzonder de Eed, voor de Regeering van Utrecht gevormd. Daar men er ftechts een omzigtig ftilzwijgend voorbijgaan van het hiertoe betrekkelijke , of ten minsten meer algemeene en min bepaalende uitdrukkingen, in verwacht had, zag men juist de ftrengfte en ongerijmdfte bepaaling, omtrent de handhaaving van al de voorfchriften van het oude Leerftelfel, uit vooroordeel of armhartige  xxvni INLEIDEND VERTOOG. ge ftaatslist, tot veeier verbaazing, herhaald, en. dus, ter daadelijk geïifchte voorwaarde, weer voo» altoos vast gefield. Eindelijk, kan men vooral ook , in de vierde plaats , met betrekking tot de Nederlanden, het ontoereikende zelve, in de Faderlandfchepoogingen die ter aanprijzing van een volle geloofsvrijheid, worden aangewend, onder de redenen fielten , waarom dezelve 'er van geen vruchtbaarer uitwerking zijn. 't Is waar het ontbreekt aan geen zeer goede , ja voortreffelijke verhandelingen ten deezen opzigte» (*) Dan wie weet niet, dat ver- (*) Onder de kaUte deezer Nedeilandfche fchriften behoort het vertoog van ongenoemden oorfprong, 't welk, als uit het Fransen vertaald voorkomende, ten opfchrift heeft: Jan mijn, Prqtutantfch,i»dtckrisimtn in Frankrijk. De zeer kundige en zo godsdienst als vrijheidminnende Schrijver, die de aankleevlng aan bijzondere Stélen ook ten hoogftcn afraadt, doch de tijden, voor eene ten volften uitgebreide kerkelijke en burgerlijke verdraagzaamheid, nog niet rijp genoeg keurt, bericht ons, zijne eerst ontworpene uitvoeriger gedachten hieromtrent, in derzelver nadere toepasfing, dicswegens hier niet op te geev.cn; terwijl hij in 't algemeen uit gronden van Godsdienst, reden en kerkgefchiedenis ten krachtigften voor de onderlinge verdraagzaamheid pleit. Doch daar elk , hiertoe bekwaam , verplicht is, ter bevordering dier nog ontbrcekende rijpheid,'door de uitbreiding van beter verlichtende en daade^ijk toegepaste voorftcilen en betoogen, het zijne, te help en toe- bren-  INLEIDEND VERTOOG, xxtï 'ierfcheidene det zelve of fechts in de taal der góleerden gefchreeven zijn , of wegens de vêrfchiP lende godsdienstige Gezindheid der fchrijveren » terftond als partijdig en uit eigenbelang fpreeken* de , zonder hunne redenen zelve behoorlijk te weegen , veelal verworpen worden , ja geheel ongeleezen blijven ; terwijl het fomtijds niet ontbreekt aan de zulken , die , uit eigen duisternis , zo al niet uit min onfchuldige oorzaaien, onophoudelijk, door hunnen in deezen veel vermogenden. invloed , dit vooroordeel aaukweeken, en al wat voor het plichtmaatige eener verdere uitbreiding der verdraagzaamheid gefchreeven is, voorft'ellen? als ter verleiding gevaarlijk, en ter ondermijning ian den zuiveren Godsdienst ingericht, (f) Dus afbrengen, hoop ik, dat hij het eerfte meer volledig ontwerp zijner denkbeelden niet geheel zal blijven achterhouden. (|j De valscheid deezer voorwending blijkt uit den aait zelf van alle burgerlijke en godsdienstige vijheid, die juist elk bij de ongeftoorde belijdenis en uitoefFening van zijnen bij hem het zuiverst gèhoudenen godsdienst handhaaft; doch dit ook zonder onderfcheid of uitfluiting, op een gelijke wijze, doet, tegen alle eenzijdigheid, onrecht of verdrukking; zonder dus eenig bijzonder leerbegrip in aanmerking te neemen, maar derzclver overweeging geheel- aan de wikkende redenkaveling overlaatende. Dan dit voldoet niet. Men wil overheerfchen. Waarheid en Godsdienst noemende, ftrijdt men voor aardfche bevoorrechtingen , kerkmagt , het geestelijk Rechtsgebied van Clasfen en Sijnoden, &e.  Jü£x INLEIDEND VERTOOG, afgefchrikt , acht men het veiliger , zich hij iet!, dat zo zwart wordt afgefchilderd , geheel niet op te houden , en zijne weetgierigheid liever tot ee. nige andere takken van kennis alleen te hepaalen.' Dan het geen wel voomaamenlijk hier in aanmerking koomt, en, ter bereiking van een algemeene^ vrucht, ook die fchriften min toereikend doet zijn , die zelfs , ten minsten door overzetting , in de gemeene volkstaal te kezen , en tevens van leden der Heerfchende Kerk oorfpronglijk zijn , is dit: dat zij, bij het pleiten voor de uitgebreidfte verdraagzaamheid, en den vollen eisch der gcweetensrechten , deeze waarheid echter (veelligt uit vreeze voor onaangenaame gevolgen, van hen, die zich anders ligt gekwetst mogten achten ) flechts in het algemeen, en zonder eenige bijzondere toepasfing , Hellen. Althans de voorbeelden, die, ter fiaaving van de rampzalige gevolgen der onverdraagzaamheid, Worden bijgebragt, zijn gewoonlijk alleen uit de oude gefchiedenisfen , of van vreemde volkeren ontleend. Bewijzen uit de nog tegenwoordige gebeurtenisfen , en toepasfingen op de daadelijk plaats hebbende Staaisgefieldheid, vinden geen plaats. De voorvallen van den dag Zijn elk veelal bekend ; die aan te haaien fchijnt te laag ; Het duidt geen kunde aan. Iets, uit de oudere Gefchiedenis overgenomen, heeft meer luistert en wekt geen haat. Zo durft men ook vrijer van andere volkeren fpreeken. Zolang men geen ongunstige toepasfingen op zijn eigen Vaderland  INLEIDEND VERTOOG. xxxt land maakt , loopt men minder gevaar. Deeze gaat men dan liefst met flilzwijgen voorbij ; daar dezelve aan de groote menigte ligt maar aan font zouden geeven , en een verfiatidig leezer toch, uit de gefielde gronden , de natuurlijke gevolgtrekking zelve zeer wel kan opmaaken. Doch hiertoe zijn de meesten gewoonlijk al te zeer vooringemsmen. Men denkt in 't geheel niet , dat deeze gebreeken ook ten zijnent te vinden zijn. Dus wordt de bedoelde heilzaame uitwerking genoegzaam geheel bij dezelve gemist. Ieder niet al te eenzijdige leezer gevoelt wel over V algemeen de kracht der redenkaveling tegen de onverdraagzaamheid , maar hij vermoedt zelfs niet eens, dat dezelve op zijn zo uitmuntend verdraagzaam geoordeeld Vaderland mede eenigzins toepasfelijk zot* kunnen zijn. De klemtaal van een Noot en anderen , die zo natuurlijk tot het bezef van een, in het zelve ook nog plaats hebbend, misbruik, ett van de benoodigdheid der herflelling of verbetering hieromtrent , moest opleiden , ziet hij veel eer, met een ftreelend genoegen , als alleen een ingewikkelde lofspraak voor 'thier omtrent zo gantsch onberispelijk geachte Nederland, en de eenige uitwerking bij hem is , dat hij fiechts een blik van afkeuring en medelijden op zodaanige volkeren werpt , waarbij de geweetensrechten , met een nog verdergaande ongerechtigheid, worden vertreden , door de geweldoefening van lighaamelijk mishandelende wreedheden , auto da fé 's, en wat dier-  xxxn INLEIDEND VERTOOG. diergelijke gruwelen der uiterste onmenfchelijkhehl meer zijn ; buiten welker bereik gefield te weezen in zo vern m.k Qok gen sgvoe( ^n vre^ f»: m Van da»kbaarheid aan de goddelijke gunstbefilering, moet voortbrengen (*) Men (*) Het ware vco'r het Menschdom alierwenfchelijkst,' Indien die gezonde, edele, en voor Godsdienst recht en reden zo véreeren'de en heilzaame begrippen, omtrent het uitoeffenen der verdraagzaamheid, meer algemeen en, ten minsten bij alle voor 't overige eenigzins verlichte vrijheidminnaars, immer te vinden waren, die zo billijk (wat men ook van hunne verdere gevoelens al of met moge denken) door het verzamelde genootfchap der Unifdrisfcn te Londen , in hunne plechtige ioasts, 0f bekerwenfchen, naar 's lands wijze, op den 14 April laatstleden, wierden geuit; naamenlijk: De Ergerlijke en godsdienstige vrijheid van alk volkeren op de wereld. Op de fpoe'dige intrekking van alle Jlrajwettin. vet betrekking tot den Godsdienst. Dat het jfdats-voorBeeld van Amerika alle volkeren leere de Godsdienst onderfebei denheden te -verwerpen , en de menfchen alleen naar hun gedrag te beoordeelen. Op allen die de burgerlijke en Godsdienstige vrijheid met mond en pen hebben voorgeftaan. Dat geen burgerlijke of kerkelijke maatfchappijen ooit eenige richten verkrijgen die zij aan anderen niet tevens toe willen jlaan. Op de Vrijheid van de Drukpers. Dat alk Regeerman op Aarde leeren , dat geen Overheden recht hebben, om den mensch voor tejchrjyen, wat hij te gdooven , en op wat wijze hij de Godheid zijn Eerdienst te bcwijz'ri hebbe. Op dAieooe Algemeene Vergadering der F, anfehen; in  INLEIDEND VERTOOG. xxx;ii Men ziet hieruit , hoe zeer het , om ten min■'fl-en de oogen der welmeenende meer te openen , van een onmijdbaare noodwendigheid zij , bij de verdeediging en aanprijzing eener onverminkte godsdienstige vrijheid, in geen algemeenheden flechts te en dat alle dwangzuchtige Regeeringen een fdorUel'ijke ómwenteling ondervinden, enz. Soortgelijke plechtige Tafelwénfehen, voornaamenlljk tevens betrekkelijk cp alle Verdere heilzaame Vrijheid , in de inrichtingen van den Burerftaat, volgens den eisch der natuurlijke gelijkheid der menfehelijke rechten, waarbij geen Adel dan die der deugd bekend is, hadden op den 14 Julii, in verfcheidene Engelfche Steden, en ook in andere Landen; plaats, bij de jaarviering van de gezegende Staatsomwenteling in Frankrijk. Dan men weet, hoe de vervolgzieke geest der kerk - en Staatsdwinglandij, die dooide laagfte werktuigen in het duistere woedt, waar zij zich niet openlijk vertoonen durft, naar gewoonte,door heimelijke ophitimg van het plundergraage en domme grauw , te Bïrmingham, zich op het affchuwelijkst wist te wreeken, Men weet ook hoe, behalvcn twee kerken éener hier onreehrzinnige of niet Bisschoppelijke Gemeente, 'die men onder anderen gedeei verwoestte , inzonderheid de wegens zijne in alle takken uitfteekendé kunde , vrijheidliefde , en voorbeeldige ftoutheid in het ontmaskeren der vooroordeelen, zo zeer geduchte Priestlei, der deerlijklte vernieling op zijne vreedzaame landhoeve moest ten prooi zijn, en in de verliezen diens wijsgeers de geleerde wereld tevens een onherftelbaarë fchade ondervinden. Tantum Re//:";o -"oterit [nadere malorüm. • * * *  xxxiv INLEIDEND VERTOOG. te berusten , maar op een befcheidene en van alle perfoonlijkheden vervreemde, doch tevens rondborstige wijze , nog eenige flappen nader te komen , en het daadelijk plaats hebbend gebrekkige hieromtrent, in de Nederlanden, duidelijk en onbewimpeld aan te toonen. Zonder al te angstvallig de heimelijke of openbaare fmaad en hoon braakende boosaardigheden, of wreede en doemzuchtige vervolgingen van een dus ligt in V harnasch gejaagde heerschziicht, vooroordeel, hoogmoed en eigenbaat te vreezen , moet men niet alleen het onbeflaanbaare van alle geloofsverbindend gezag , welken naam men hier ook aan geeven moge, aantoonen; maar ook de regelrechte toepasfelijkheid hiervan op die zo genaamde Formulieren van Eenheid , die opgeworpene bolwerken en uitfluitende middelmuuren der affcheiding , die wel fchutswapenen der partijfchap , maar als zodaanige , voor de uitbreiding van een op vrij onderzoek en redelijke overtuiging gegronden Godsdienst , met de daad zeer nadeelig zijn ; als ook voornaamenlljk op dat geese, dat 'er de uitwendige burgerlijk verbindende, hoe zeer innerlijk onbeftaanbaare, kracht dan geeft; naamenlijk, op de wettelooze vastflelling van de daar door afgeperkte Gezindheid, tot eene keerfchende , of ter verdrukkende benaadeeling en verongelijking van anderen, met ambtsbevoegdheden enz- uitfluitend bevoorrechte kerk:; h osda anige Staatsinrichtingen , waar die ook plaats hebben , of liever hot.. algemeen die ook zijn mogen,  INLEIDEND VERTOOG. XXXV gen , in zo verre alom ook het uitwerk fel zijn , van donker vooroordeel, dweepzucht of list ; en een waare, fchoon in trap en wijze zeer onderfcheidene , dwingland ij des geweetens. En inderdaad, wanneer wij , met een op de uitwerkfelen hiervan gevestigd oog , de Kerk-en Wereldgefchiedenis en de 1 gefleldheid aller volkeren , door alle tijden, nagaan, kunnen wij maar al te wel, met den bekenden Schrijver van de Lettres de la montagne zeggen : Je ne dis, ni ne penfe qu'il n'ij ait aucune bonne Religion fur la terre; mais je dis , et il est trop vrai , qu' U n'ij en est aucuns parmi celles , qui font ou qui ont été dominantes , qui n' ait fait a 1' humanité des plaijes cruelles. Ik weet , dat , in plaats van aanmoedigende toejuiching , de haat, laster en veroordeeling der verblinde , of zich in haare belangen, hoe onrechtmaatig deeze ook weezen mogen , gekwetst achtende menigte doorgaans bij hen te wachten jlaat, wier oprechte , op een duidelijk inzigt en reine menfchenliefde gegronde , en in der daad gemoedelijke ijver voor recht en waarheid het onfehendbaarfle en gewigtigfte deel der Vrijheid , die des geweetens , zonder omwegen dus in deszeifs gantfche volledigheid durft voorjlaan. Dan genoeg, dat hunne-heil en gerechtigheid bedoelende poogingen de goedkeuring van meer edele en weldenkende zielen, van eenige vrije en verflandige Deugd- 1 J' Z,.... i/irf b/>minn/7nricht, anders toegedaan zy , vooronderfteld of gevorderd. Zij onderfcheidt ?»ch alleen door liaare vormelijke gefteldheid ter ruimere Uitbreiding der onderlinge Christelijke gemeenfehap, zo verre de bijzondere gevoelens van een of eenige leden ?an niemand der overige, als een voorwaarde, worden VOOI't  INLEIDEND VERTOOG. xu aan den eisch der reden, het reine doel des Evangelies en de rechten van Godsdienstige vrijheid en verdraagzaamheid beandwoordt. Ik weet toch, dat deeze kleene Gemeente van eenige uitgeweekene Nederlanders die hier thans, nevens nog een andere laater opgerichte, meer talrijke, en aan den ouden gewoonen engeren kerkvorm zich flipter verbindende, plaats heeft, niet wegens den inner lijken aart haarer inrichting, maar wegens de toevallige omflandigheden, waarin wij ons hier bevinden, van een zeer wankel ftaande ge duurzaamheid is. Wegens ligt tusfchenkomende verfpreiding , vertrek van hier, verf erf, of andere gebeurelijke in- of uitwen- voorgefchrceven. Zij vormt geen nieuwe fcheiding, maar zij vereenigt het verdeelde; indachtig de woorden des Heüands: Wit met mij nut vergadert die verf rooit, (j) En welke maatfchappij, die niet ten allen rijde het recht heeft, om het gebrekkig geachte haarer inrichting te verbeteren ? Alleen, waar deeze met den burgerlijken Staatsvorm ongelukkig door een geklonken , en den zeiven als ingelijfd is, is haare verandering noodwendig met eene verandering in het geftel des burgerftaats, althans ten deezen opzigte , verbonden, en daar door de bewerking derzelve, hoe noodig die zijn moge, dies te meer bezwaarlijk. Geen wonder, dat eene verwaande of heersch-en baatzuchtige partijdrift, zich alom, door zodaanige bolwerken, op het fterkste tracht verfchanst te houden! (f) Metth. 12;r 30. * * * 5  xiai ' INLEIDEND VERTOOG. Wendige oorzaaken van uiteenfplijting der zo weinige leden, en van het dus ook welrasch al te bezwaarhjk vallende der middelen tot haare verdere inftandhouding, is zelfs voor haar, f echts opeene van jaar tot jaar wgegaane ver bindt enis, berust end beft aan, zonder een onvoorzienbaaren fleun- en aanwas bevorderende» zegen, met geen hooge waarfchijnlijkheid, een langduurige of beftendige aanhoudendheid te vermoeden. Maar het zij deeze bijzondere Gemeente hier al of niet in ftand blijve, haare vrije en «lge;neene inrichting echter zal altoos aanprijzenswaardig en dcrzelver uitbreiding wenfchelijk blijren; dewijl deeze op liefde, recht en billijkheid gegrond, en met de lesfen van den Zalizmaaker en z>jne eerste Zendelingen alszlns overeenkomstig is. Dit laatfle heb ik voornaamenlljk, bij de befchouwmg van Paulus woorden, in de eerfte Leerreden aangetoond; terwijl ik, in de tweede, het innerlijk onwettige en zo natuurlijk als zedelijk onbeflaanbaare ran alle voorwaardelijke geloofsregels, in derzelver, door burgerlijke bevoorrechting of anderszins, uitwendtg verbindend gemaakte kracht, uit de eerfie grondbeginfelen der reden en der algemeene onoverdraagbaare rechten en verplichtingen van den mensch, in zijn geheel betoogd, en, zo veel het befek toeliet, 0p de gewoone gefteldheid van den Bar. gerfiaat, en wel bepaaldelijk 0p dien onzer Nederlanden hieromtrent, heb toegepast. De oprechte Vaderlandlievende zucht, om zo veel mogelijk er mede eenige opwekking en aanleiding, tot  INLEIDEND VERTOOG. xuu tot vroegere of laatere verbetering, in dit opzigt, te geeven, en het natuurlijke van een Nederlander , tot Nederlanders in hun moedertaal fpreekende , billijken genoegzaam deeze bepaalde toepasfing. Hoe onrechtmaatig en fterk de drift der Partijfchap mij, nevens zo veel anderen, in mija Vaderland, toch vervolgd en beroofd hebbe; (waaromtrent, en over het daartoe betrekkelijke, ik het echter hier de plaats niet geoordeeld heb opzettelijk te fpreeken, dewijl zulks elders afzonderlijk ■verricht is; ) 't zij verre dat echter mijn Vaderland zelve, wegens een menigte betrekkingen, mij niet ten allen tijde dierbaar zoude blijven. Sed tamen exiguo quodcumque e peclore rivi Fluxerit, hoe Patrice fervi.it omne mea;. Wat de uitvoering aangaat, beken ik, dat een nette en kunstige fchikking, een Ugte, aangenaame en fier lij ke ftijl', en eenhartvermeesterende, vuur-en krachtvolle welfpreelendheid, volmaaktheden zijn, die ik waarlijk wenschte, dat hier minder ontbraken. Dan hoe zeer dit aan de geringheid mijner vermogens hieromtrent beandwoordend gebrek , daar het de uitwerking niet weinig verzwakt, eenige billijke berisping moge v er oorzaaken, vlei ik mij echter, dat men zulks , in het weezenlijkfie, door de tastbaare bondigheid des betoogt, eenigzins zal vergoed zien. Eindelijk moet ik hier nog vooraf iets herinneren , omtrent de onderfcheider.de beteekenis, waarin  SLIV INLEIDEND VERTOOG. in ik de veelal te zeer onder een verwarde kerkelijke en burgerlijke verdraagzaamheid heb genomen Tot deeze zinshepaaling heb ik geoordeeld, mnder de zo genaamde kerkelijke of wereldlijke en dtkwerfook, als bij de Geestelijke Forsten , in een gefmoltene perfoonen , waardoor dezelve uitgeoefend wordt, dan het inwendig verfchil van ieüersJ""-t, te moeten in aanmerking neemen. Door de Kerkelijke verdraagzaamheid verflaa ik zooda«'ge ons door de wet der liefde en billijkheid, en den Chnstenen in V bijzonder ook door het Evangeh, omtrent de min volftrekte godsdier.strechten onzer naasten, voorgefchreeveneplichtbetrachting, tot welker meer fteUige vervulling deeze niet bevoegden, ons door dwang te noodzaaken, maar van ons eigen oordeel, omtrent het betaamende hm van, dit moeten afwachten; aangezien de te hort koming hieromtrent hen geen dwang veroorzaakt, of in kunne vol f rekte of meer volledige rechten belcedlgt.. Hiertoe behoort, bij voorbeeld: met de verfcntllend denkenden de gemeenfchap des IL Avondmaalt te vieren. Zij behoort dus tot de officia httmanitatis , qus jure tantum inperlecto petuntur, gelijk men op de Schooien fpreekt en waartoe die, welke de Godsgeleerden pietatis Uinstiana; noemen, dus mede te brengen zij:; Dewijl nu ook aan de Kerk, of het Christendom, als zodaanige, in alle derzelver godsdienstige inrichtingen, geen aardfche heerfchappij of dwangmgt tockoomt, en zij alleen door middel van hart.  INLEIDEND VERTOOG. hnrtoverreding werken mag, zo ziet men hierin de gepaste reden deereer benaaming. De burgerlijke verdraagzaamheid in tegendeel is die, welker in acht neeming iemand niet van ons eigen goedvinden flechts heeft te laaten afhangen, als ware die mede^ ten aanzien der nitoeffening, alleen betrekkelijk tot ons bijzonder oordeel, omtrent de toepasfelijkheid van wet en plicht ; maar welke, ( bij voorbeeld, den verfchillend denkenden in deengefloorde bezitting zijner wettige eigendommen ta laaten,) deeze, jure perfect.0, of door een zo volftrekten eisch van rechten, vorderen kan, dat hij zelfs, des noods, den plichtfchender, tot der zeiver betrachting , door dwang, mag noodzaaken; als zijnde zulk een noodzaaking inderdaad niets anders dan waare zelfverdeediging ; aangezien de afwijking hier, in feitelijken dwang , beleediging , en door geweld of berooving gejlerkte verkorting van eens anders volledige geweeten- en godsdienstrechten heftaat. Daar nu , in de tegenwoordige, bij alle niet geheel woeste volkeren, algemeen ingegaané maatfchappelijke betrekking , waarin wij leeven, alleen bij den Burgerftaat de opgedraagene geregelde uitoeffening van alle dwangrecht is, om door daartoe gefielde overheden wettig te worden gehandhaafd, zo blijkt weder de grond deezer benaaming. Ook zien wij dus , dat deeze aanvertrouwde dwangmagt nooit tot fchending dier verdraagzaamheid, waartoe niemand gerechtigd was, maar alleen terbeveiliging en verdeediging van dezelve , tegen allen ge-  xlvi INLEIDEND VERTOOG. geweldigen aanval, waartoe elk voor zich natuurlijk bevoegd was , kan gegeeven zijn , en dus g$bruikt mag worden. Het moet in der daad verwondering baaren, dat een zo fchrander brein, als dat van den beroemden J. J. Rousfeau , hieromtrent nog zulke ondoorgedachte en der onverdraagzaamheid niet weinig ter fteuning dienende jïellingen beweeren kon, als wij, in zijnen Brief aan den Aartsbisfchop de Beaumont, aantreffen. Deeze thans bij zo veelen te los en zonder onderfcheid in alles toegejuichte, en bij nog meer anderen, even voorbaarig, met een blinde en hevige bitterheid in alles veroordeelde, geduurende zijn leeven deor de verfoeielijkfle vervolgzucht, in zijn perfoon,eer en goederen, zo wreed vervolgde, na zijn dood, thans door een f andbeeld zo hoog vereerde man, van wiens werken men ook in den Haag , om in de betooning der onverdraagzaamheid geen anderen op het fpoor te wijken, de Emile, door beulshanden, openlijk verbrand heeft , doch die, ondanks het zo zonderlinge van eenige zijner gevoelens, gewis aan zijnen fchoonen fchrijftrant een zeer diepdringend oordeel, een rijk vernuft , en de rondborstigfle oprechtheid en welmeensndheid paarde , dacht, dat men meer grond had, om op de godsgeleerde en kerkelijke verdraagzaamheid aan te dringen, dan op de burgerlijke. Van den Rechtzinnigen, of zich nevens elk in het rechte geloof achtende, zegt hij: dat die aan eene vreemde godsdienstoefening den ingang in zijn land belet-  INLEIDEND VERTOOG. Xlvii lette , dit is billijk; maar dat hij daarom de zodaanige niet verdoeme, die niet met hem van dezelve denkwijze zijn. Ik hoor onophoudelijk zeggen, dat de burgerlijke en niet de godsgeleerde verdraagzaamheid behoort toegelaaten te worden. Ik denk juist het tegendeel. Ik denk, dat een deugdzaam man , in welken Godsdienst hij ter goeder trouw leeve, behouden, of zalig, worden kan. (aj Ik ben verre van den fchrijver omtrent het laatfte tegen te fpreeken , of niet even zeer het onverandwoordelijk fout en haatelijk verdoemen van onze verfchillend denkende natuur broeders af te keuren, weelende met Paulus, dat bij God, die het hart aanziet, geen eenzijdige of redenlooze aanneeming des perfoons is, maar dat, in allen volke, degeene, die naar zijn licht hem in oprechtheid, eerbiedigt , en gerechtigheid werkt , hem aangenaam is. Ik weet ook dat zo wel de meer befchouwende, of godsgeleerae, als de daadelij k beoefenende kerkelijke verdraagzaamheid , door middel van redelijke overtuiging, doch ook niet anders dan door dit middel alleen, alszins te be- vor- {d) Qu'il empêche un culte étranger de s'introduire dans fon païs, cela est juste; mais qu'il ne damne pas pour cela eeux qui ne penfent pas comme lui. J'entends dire fans cesfe, qu'il faut admettre la tolérance civile, non la théologique; je penfe tout le contraire. Je crois qu'un homme de bien, dans quelque religion qu'il vüve de bonne foi, peut être fauvé.  mm INLEIDEND VERTOOG. vorderen en aan te prijzen is. T)och het is tevens zeker dat men op de burgerlijke verdraagzaamheid den allervolftrektflen eisch heeft. En waarlijk, indien ik anderen, omtrent de verkeerdheid van hun vermetel oordeel, erdoor zij mij, om het hloote onderfcheid van gevoelens, voor eeuwig verloren achten, geenszins kan overtuigen, moet ik deeze theologifche, 0ok in gevoelens en derzelver vrije uiting befiuande , onverdraagzaamheid wel dulden, indien ik zelve niet regelrecht tegen den plicht der verdraagzaamheid wil aangaan. Al fluit hun oordeel mij van hunne bijzondere Kerk gemeenfchap mt, ik heb, zo lang verder geen daadelijke belediging plaats heeft, geen recht, om hen tot dé toelaating te noodzaaken, en zou, onder de voorwaarde van een in deezen met hen gelijkvormige denkwijze , er ook geen lid van willen of kunnen zijn, Schoon zij die femelen, waarmede zij deeze toelaating openen of toefluiten, met den trotfchen naam van fleutelen des Hemels beflempelen ik weet, dat hun verdoeming op zich zelve mij geenszins kan fchaden, en dat de fleutelen van Hemel en [Jel aan geen zo zwakke en fleeds mistastende handen zijn toevertrouwd. Wanneer zij zelfs een bekommerend mededoogen met mijnen vermeenden ongelukkigen toefland betoenen, dan erken ik er nog met dankbaarheid de welmeenende goedheid in van hun hart. Maar wanneer zij ( onder voorwendfel dat mijne afwijking van hunne gevoelens ftrafbaar is, en het dulden daar van ver- woes-  INLEIDEND VER.TOOG. xu$ Weestende plangen over Land en volk door etn Goddelijk oordeel , brengen zou ) de Overheid, van de verplichte handhaavixg en befcherming mijfier geweetensr echten, tegen den mishandelenden aanval van hunne vervolgzuchtige woede, zoeken aftetrekken , ja een, door zogenaamden heiligen doch inderdaad helfchen ijver, dus in gisting gebragte blinde menigte , of dweepende Richters, hierin tot werktuigen hunner verdrukkende, beroovende, of mishandelende wreedheid te maaken, dan heeft eèn daadelijke beleediging plaats; dan is veiligheid en zekerheid voor mij verloren; ja dan is allom, zo ver hun invloed reiken kan, het gantfche met hun niet eensdenkende menschdom ongelukkig. Doch dit is juist, al ware de plichtfchender ook een kerkelijk perfoon, een vertreeding van de burgerlijke verdraagzaaamheid, wier heillooze geest van vervolging zijn heerschzuchtige dwangmagt zelfs tot in vreemde Rijkspaalen vaak tracht uit te f rekken, en een geheel volk in een poel van jammeren forten kan. Heeft niet Frankrijk zelve dit voorheen maar al te dikwerf ondervonden, door den zogenaamden geestelijken ban , welken de weinig christelijke en al te baatzuchtige trots van het Hof van Romen er zo ligt over uit blikfemde? Hoe veel te zekerer zal de onverdraagzaamheid dan, binnen de grenzen zehe van den burgerflaat, de bijzondere voorwerpen van haar en haat, tot flachtoffers hunner rondborstige eerlijkheid en geweetensvrijheid maaken, wanneer de Overheden, of zelve, ♦ * * * in  t INLEIDEND VERTOOG. in hunne blindheid, deeze vervolgen, of althani hun de befcherming, tegen het woeden dier drift; al te eerloos onthouden.' Had Rousfeau geen gerichtsvonnis van het Parlements Hof tegen zich gehad, maar in tegendeel, op de billijke beveiliging zijns perfoons, tegen de oprüijing van het ligt tot daadelijke geWeldsoeffening, door een wrokzieke geestelijkheid, misleide grauw, naar behooren kunnen ftaat maaken, dan zou hij misfchien , over het kerkelijke vonnis van den Aarts-Bisfchop, zo verri er althans niet hier en daar nog eenige nutte aan* leiding , tot nadere overdenking van 't eene of andere, in mogt voorkómen , f echts de fchouderen hebben opgehaald. Ingevolge zijner feiling, acht hij het èah niet onbillijk, dat men aan een vreemden Godsdienst, den toegang in het land belette. Doch waarop grondt zich deeze billijkheid, Z9 deszelfs beoefening niets beleedigends of rustverftourends bevat, en er tevens zijn, die zich tot deszelfs omhelzingin geweeten verplicht achten ? Zo toch de woelende vervolgzucht, alleen van haare zijde, hier bij aanleiding tot rustverftooring neemt, dan is zulks oofc niet aan de belijders van dien Godsdienst , maar aan deeze driftvolle geloofsijveraars, alleen toe te fchrijven , die dus alleen er ook voor verandwoordeüjk en ftrafbaar moeten zijn. Van waar dan het recht der burgerlijke dwangmagt, om een onbeleedigende geweetensvrijheid hierin tegen te W.2 gen ft aan? Al ware ook alle vorm van den uiter-  INLEIDEND VERTOOG. w terlijken Eerdienst op zich zelve een zo onverfchlllige zaak, als Rousfcau vermeent, indien er het wezenlijke van den algemeenen zedelijken Gods, dienst maar tevens bij gevonden wordt, zo zou het iwg genoeg zijn, dat die echter zeer verre zij, van bij allen als zodaanige te worden befchouwd, en dat zijn oordeel aan niemand lot een gezag hebbende regel kan zijn. Ik geloof ook dat de bloote Eerdienst , van het weezenlijke van den Godsdienst, 't welk in de eerbiedige onderhouding van Gods zedelijke geboden en 't vertrouwen op zijne volmaakte alver ordenen de goedheid en wijsheid begaat , zeer onderfchelden is; en dat er geene zelfs, met een volf rekte noodzaakelijkheld, toe behoort. Doch vcele plechtigheden, die, 7 geen van allen niet gezegd kan worden, op zich zeiven. onverfchilllg, en de eene niet meer verkiesbaar of verwerpelijk zijn dan de andere, ontvangen echter haare betrekkelijk heilzaarae kracht, van de in onderfchei-. denepirfoonen, tijden, en landen, zeer verfchillen, de gewoonten, omflandigheden en begrippen , waar. door het eene beter voor deezen, het andere voor dien, tot /lichting zijn zal, en dezelve eerbied bij den Jood, door de dekking, als bij den Christen, door de ontblooting van het hoofd, onder het gebed, ge* woonelijk uitgedrukt wordt. Feele plechtigheden ven den eerdienst kunnen ook, door de,zeiver te groote opeenftapeling en zinnelijke praalvertoonlng , min gefchlkt zijn, om tot weezenlijke plichten tp te leiden , dan om er het oog, door dit alleen * * * * o en  INLEIDEND VERTOOG. w te bijgeloovig 0p zich gevestigd te doenzijn, tegen het oogmerk van af te trekken, ja zelve ongelukkig er de 0J)e„e /W a/j ,f ^ ^ ^ vervullen, Er kannen ook Godsdienstplechtigheden *>jn, dre geheel betrekkelijk tot zekere Leerfiuk*' en ^op alleen gegrond, voor hen die deeze net omhelzen, onmogelijk als zodaanige kunnen beoefend worden. Eindelijk zijn er vermeende godsdienstigheden, die zelfs uit hun aart met de natuurlijke befiemming en verplichting van den mensen geenszins te verefenen zijn. Ik fpreek met van de beleedigende ofers aan een Molcch, Sat'ur™s , of Odin; ik zie flechts op de toewijding aan den ongehuwden ftaat, aan het ongezellig kluizenaars leeven , aan lighaam martelende boetdoeningen, enz. En zouden zij, die dit inzien, dezelve met moge»'verwerpen? Of zoude hun, aan den anderen kant, die, naar hun oordeel, er fomtijds het wezcnlijkjh van den godsdienst in gelegen achten, zo lang dezelve geen derden beleedigen , eenige gewetensdwang mogen worden aangedaan ? Veel min mag het om de gevoelens of leerbegrippen gefthieden. Alleen kan het voorwendfel van godsdienst niet beletten, dat vervolging, oproerftooktng en aanfpooring tot- of pleeging van openbaar geweld , gelijk dat dier dweepzieke wederdopers, die, ter oprichting van een zo genaamd geesterjk Rifk, zich meester van Munster maakten , of van dien Zweedfchen dweeper , die dekleene kinderen, uit zucht voor derzelver zaligheid, van wel-  INLEIDEND VERTOOG. UÖ Wlke hij hen, wegens hun onfchuld, of een gewaande kracht des doops , nu zeker, doch hl} het opwasfen , door het zondigen, ten grootften deele verftoken achtte, omhragt, en wat diergelijke misdaaden meer zijn, met recht als zodaanige door de hooge burgermagt worden belet, geweerd en gejlrafi. Maar op gronden, in mijn tweede Leerreden hier aangetoond, is het weeren van iets, dat, niet beleedigend zijnde, het geweeten betreft, altoos onrecht; en de onderscheiding, door Rousfeau gemaakt, tusfehen een eerst aanvangenden of reeds gevestigden godsdienst, is van geen de minste waarde. "Jk ftaa, zegt hij, zonder omwegen toe, dat de Hervormde Godsdienst bij deszelfs geboorte geen recht had om zich, ondanks de wetten , in F:anklijk te vestigend' (t) & andwoord hierop, met de woorden der tegenwoordige grondwetten van de Franfche Staats en Regeeringsvorm, (*) " Pj wet heeft geen recht, om eenige andere daaden te verbieden, dan die fihadelijk zijn aan de maatfchappf." Op deezen grond had Rousfeau alvorens de billijkheid van zulke met de natuurlijke geweetensrechten onbeflaanbaare wetten moeten betoogen, eer hij er het befluit, tegen het recht van den Godsdienst, (f) Je conviens fans detour, qua Ja naisfancs la rehgion rejormée navcit pas droit de ïetabhr cnïrance , malgré les loix. (*) Declar. des drcits de'/homme et du citoijen, Art. 5. La lot na pas te droit de (Idjendn yue les c$ion.s gli'pbles d lafociete'. * * ♦ * 3  m INLEIDEND VERTOOG, dienst, met reden uit had kunnen aaiden. Hij had moeten aantoonen dat die geweetensrechten van minder kracht waren voor hen, die het eerst zich in gemoede tot de omhelzing van den Hervormden Godsdienst verplicht oordeelden, dan voor hunne laa tere nakomelingen. Zou men allen ingang aan de mededeellng der begrippen, of de zo mondelijk, als door brieven en gedrukte berichten, zich verfpreidende kennis, van hetgeen, ten aanzien der Heryarmtng, i„ Didtschland voorviel en gedacht wierd even ah den invoer van een verbodene (luikwaar, hebben Kunnen en mogen beletten? Of zou een Dragonderbekeering tegen hen, die met de vastgefeble gevoelens niet konden blijven overeenfiemmen, in oen aanvang, met de recktvaardhcidmeer zijn overee,,gekomen? Indien de belijdenis en uitoefening van den Hervormden Godsdienst van dien aart was, dat zij een derden in zijne natuurlijke of wet tig verkreegene rechten, waarlijk beleedigde, en dus dqadelijk fcbade aandeed aan de maatfchappij da» had men ten allen tijde dit fchaadend'onrecht mogen en moeten tegengaan, al was dit in den beginne ook verwaarloosd. Blaar nu wierd, door de verbreeking van V Edict van Nantes , niet alleen ionder het ij del voorwend/cl van het verderfelijke !** ^ Z° WVteinnigen Godsdienst) tegen de slangen van het R!jk, endegegeevenetrouw , maar ook tegen de op zich zelf en buiten dit alles, ten allen tijde, kracht hebbenden eisch der mmurlipke billijkheid, gezondigd. Ik weet, dat, hoe  INLEIDEND VERTOOG. hoe zeer het elk moet vrij /laan, ter verbetering der wetten, zijne gedachten, met eene hefcheidene doch ook rondborstige welmeenendheid, te uiten, de daadelijke gehoorzaaamheid aan dezelve, zo lang zij plaats hebben, echter de hoofdplicht van een burger, en de noodige grondzuil van alle orden en zekerheid is, in den Staat; dan hierom moeten dezelve ook van die hierbij vuoronderflelde inrichting zijn, dat zij, zonder geweetenkWêtfing, gehoorzaamd kunnen worden. IVeinig bezonnen is toch de reden, die Rousfeau er van opgeeft, ah hij ontkent, dat men wettig vreemoc Godsdiensten , zonder vérjof van de hooge Overheid, in een land zou kunnen invoeren; dewijl, indien dit geen regelrechte ongehoorzaamheid is omtrent God, het echter een ongehoorzaamheid aan de wetten is ; en hij, die dj wetten niet gehoorzaamt, ook ongehoorzaam is aan God. (f) IVelk eene, in der.zelver onbepaalde algemeenheid, allerengerijmdste jleUingl Ons gemeenfchappelijk welzijn , en dus Gods wil, die alleen ons heil bedoelt, vcreischt, dat wij, in de burgermaatfehnppij zijn-, de, alle leflaanbaare wetten zullen gehoorzaamen. Maar wij zijn mer.fc'.tn , eer wij burgers zijn; iu- (t) "Qu' on puisje ligitimemtnt introduin en unpais des rcligions e'trangeres, jans permisfon du Souverain^ bar fi cc tSeslpas direciemtnt dcfubéir d Dicu, eest desobc'ir aux 1 oix : et qui dcfobeit aux loix défobcit d Dicu. * * * * 4  iv> INLEIDEND VERTOOG. indien dan, door vooroordeel, misverfand, ofboos^d, d,e maatfehappelijke wetten, tegen onze hoogpre verplichtingen, of de goddelijke natuurwetten regelrecht aankopen, tegen eikanderen f'rijden , of het van onzen wil niet af hangende van ons vorderen, zal God dan nog gefteld kunnen worden, derzelver gehoorzaamheid van ons te eisfhen'? Indien niet flechts het bijgeloof, in Indostan, het sis iets edels voorfchreef, maar ook de wet het zelfs gebood, dat de weduwe zich met het lijk haar es mans moest verbranden laaten, zou dan haare ongehoorzaamheid aan deeze wet ook eene ongehoorzaamheid aan God, of, het geen hetzelfde is , aan haare natuurlijke verplichtingen zijn ? Zou het noodig zijn, dat zij, in zulk een gevat, een onmiddelijk uit den Hemel ontvangen bevel ten voorfchijn bragt, om te kunnen zeggen, dat men Gode meer moet gehoorzaamen, dan den m>nfchen? 't Is waar, in dit geval, zegt Rousfeau, moet men met het zijne liever ten lande uitgaan. Dit zou zeker meestal, boven het lijden, of verdeedigend pleegen, van meer geweld, verkiesbaar zijn; hoe zeer het reeds ten bewijze der daartoe noodzaaiende onbillijkheid verfrekken zou. Maar wit , als ook dit door de wet verboden wordt ? Hoe zullen zij, hierdoor, de ongehoorzaamheid ontwijken , als, gelijk na 't verbreeken van 't Edict van Nautes, volgens zijn eigen aanmerking, een contrain- dre  INLEIDEND VERTOOG. tv»l dre a rester fans les vouloir tolerer, of een dwingen om te blijven zonder hen te willen verdraagen, plaats heeft ? Zo een volk, of deszelfs vertegenwoordigers, wetten aan den Godsdienst vootjchrijven,' en de invoering van eenen vreemden, gelijk de Hervormde als zodaanige aanvangelijk voor Frankrijk was , wettig beletten mag, offchoon dezelve geen feitelijke verflooring van de gemeene rust, orden en veiligheid vervat, dan zou de burgermagt, bij de Jooden en Heidenen, ook niet onbillijk de eerste invoering en verdere voortplanting van het Christendom, hoe vreedzaam ook gefchiedende, door de aanvertrouwde openlijke dwangmiddelen, hebben tegengeflaan. Maar de valschheid hiervan is tastbaar, zo rasch men in 7 oog houdt, dat deeze magt, alleen op overdragt /leunende, zich nimmer tot iets verders wettig kan uitftrekken, dan tot die rechten, die alle de leden der maatfchappij, 't zij ten aanzien van zich zeiven of van anderen, bezaten , en tevens konden overdraagen , en dus geenszins tot de eeuwig onvervreemdbaare geweetensrechten. Niet minder ongelukkig is de reden, die Rousfeau van den voorouderlijken Godsdienst ontleent, om dat deeze, bij de eer/Ie Invoering of omhelzing van eenen vreemden , geen plaats kan hebben. Het is geheel iets onderfcheidens, zegt hij, een nieuwen godsdienst aan te neemen, of in die, waarin men geboren is*te lecven; het eerfte ge* * * * 5 val  ï-viii INLEIDEND VERïüOQ. val alleen is draf baar. (•) Kan het zijn! Straf., haar? Dus fpreekt een ftaat-enzedekundige wijsgeer? de Schrijver van het Contrael: focial.?en wel in eene verdeediging der verdraagzaamheid? Zal de Godsdienst dan een erfgoed zyn ? en wel van eene •poging, die, zonder zich fr af haar te maaken, onverlaatelijk geaanvaard moet worden? Ik zal niet herhaalen , wat ik hieromtrent reeds gezegd heb. Alleen merk ik hierbij nog aan, dat, wanneer het de vraag niet is, wat recht en reden vorde-. ren, maar wat meestal daadelijk plaats heeft , deeze gewoone en als 't ware werktuigelijke overgang van den Godsdienst, alom onwederfpreekelijk te befpeuren is. De bloote nabootfing van het ouderlijke voorbeeld, en het blind vertrouwen op deszefs gezag, zijn bij de kinderen , die van dezelve de liefdaadigjle bezorging , en ook hunne eerfc denkbeelden, roornaameniijk ontvangen, al te natuurlijk eigen , om ook niet in dit opzigt , van een alom heerfchende kracht te zijn. Hier van d^an, dat men gezegd wordt, in deezen of geenen bijzomieren Godsdienst geboren te weezen; en dat meest elk ook deezen, als aangeborenen, 't zij Gereformeerden, Roomfchen, Lutherfchen, Joodfchen, of Mahomedaanfchen Godsdienst, zonder verder onderzo, k of twijfel, altijd blijft aanè/eeven. Veslen zijn ( ) // est bien different d'en.brasjer urn religion r.ouveile, ou de vivrt dansje.de oii l'on tst ne; lt premier é'ej feut es. puni.'fublh  INLEIDEND VERTOOG. »* ook, zelfs bij zeer goede zielvermogens, tol vee! eigen nadenken hieromtrent niet eens in /iaat; daar zij, om den fobcren kost, geftadig zich aan den daartoe vereuchten arbeid geheel en al moeten toewijden. De godsdienstkeuze is dus, b'f het gro' des menschdoms, niet minder, dan een vrije, welbedachte en op bekomen eigen dcorzlgt en overtuig f»| gegronde daad; en verre zij het van mij, een hxra en liefdeloos vonnis te vellen , over deeze menfcheljkr, zwakheid, in het zo algemeene, ja voor veelen onvermijdelijke, en dus onfchuldige, gebrek van een min of meer blinde, of op vooroordeel en navolging f echts berustende, doch ter goeder trouw, bijna we; ktuiglijk gefchledende omhelzing dery door opvoeding, 'óns als eigen gewordene godsdienstige Gezindheid. Geen wonder der halven, dat men dus den Godsdienst mede aanmerkt, als iets, waarover men naar welgeval ien befchikken, en, omtrent zijne kinderen, zich Pj verdrag, verbinden kan; gelijk niet zelden, bij huwelijken van verfchdlend denkenden, of door de burgerlijke wet, of door vooraf'gemaakte vooorwaarWaarden, bepaald wordt, welke godsdienst der ouderen die der kinderen zijn zal: waarbij veelal de navolging van den Vader voor de zoonen, en van de Moeder voor de D achteren , Wordt vast gefield. En inderdaad, hoe ongerijmd dit op zichzelf, en in het oog der gezonde reden zij , kan het echter, bij zoodaanige denkwijze, ter twistvermijding noodig, en dus van eene hiertoe betrekkelijke billijkheid weeS&en; mids het ouderlijke gezag nooit op het recht deitot  M INLEIDEND VERTOOG. tot rijpheid des verftands opgewasfene kinderen, omtrent eene vrije keuze in deezen, eenige inbreuk doe. Geenszins kan hierdoor echter zo een blijk van onverdraagzaamheid gebillijkt worden, als nog, voor weinige maanden, te Delft, zoude z,jn voorgevallen ■ naamenlijk dat, door de Roomfche kerk voor eenen t'jd te f uiten, en zo men wil, nog daarenboven door een geldboete, een gantfche onfchuldige Gemeente geftraft werde, om dat een Roomfche Moeder haare in de Gereformeerde Kerk gedoopte kinders, hier tegen, met zich naar haare kerk nam. Schoon nu de daadelijke algemeenheid van een recht vrije en verftandige Godsdienstkeuze, bij alle tnenfchen, te willen verwachten, een ijdele harsfenfchim zou zijn, en zelfs zeer weinigen f echts hunne bepaaling in deezen op een voorafgegaan redelijk onderzoek en vrije beoordeeling vestigen, waar van de verlichtende kennis en overtuiging hun gewis noch van hunne ouderen aangeboren, noch met de moedermelk Ingezogen , noch door de plechtigheid des lijae/ijk ontvangenen kinderdoops medegedeeldzijnhet „ echter zeker, dat elk, zo veel zijne omftandigheden en vermogens toelaat en, verplicht is, om ook vooral hierin, naar de volmaaktheid eens redelijk werkzaamen weezens te trachten. En wanneer hij getrouw aan deezen plicht zoekende te voldoen, tot eene overtuiging en inzigt toomt, met de begrippen zijner ouderen niet overeenftemmende, en zijne oprechte belijdenis dus van de hunne afwijkt, zal hij daarom met recht burgerlijk ftrafbaar worden ge. acht?  inleidend vertoog. lx* echt ? Is het mogelijk, dat, ook in dit fluk, zodcaxige ongerijmdheid aan eenen Rousfeau ontvallen kon? Nooit kan zulk een jJrafrecht uit eenig beftaanbaar grondverdrag van Staat, of uit het oogmerk der Burgermaatfchappij worden afgeleid. Gelukkig, dat de oordeelkundige vormers van de tegenwoordige grondwetten der Franfche Staatsgefteldheld zich veel redelijker denkbeelden hieromtrent voor gefield hebben. (*) Zie daar, wat ik vooraf nog meende te moeten herinneren. Gelukkig zal ik mij achten, indien mijne zwakke doch welmeenende poogingen niet geheet onvruchtbaar, maar, onder Gods volmaakte albepiering, ter medebevordering der bedoelde heilzaams (*) Men zie ficlits de volgende, met de door mij hier beweerde grondbeginfelen zo juist overeenkomstige woorden, uit de de Vtrklaaring van de mensch- en burgerrechten, tn uit de eerste hoofdafdeeling, of tijtel, in de Acte CotiJtitutionnel. Le but de toute asfociation politique est la confervation des droits naturels et impréscriptibles de l'homme. Ces droits font la Liberté. la proprieté, la fureté, et la refiftance a 1' oppresfion. Le principe de toute Souverainité réfide eEfentielle1 ment dans la nation. x La liberté confifte a pouvoir faire tout ce qui ne nuit pas a autrui. Toute focieté, dans laqueüe Ia garantie des droits a' est pas asfurée , ni la féparation des pouvoirs determi#ée, n' a point de conftitution. La  tM INLEIDEND VERTOOG. ne einden der min bekrompene gewetensvrijheid, der onderUnge liefde en billijkheid, en der voorfpoed.gfte uitbreiding van een verlicht, heilig en redelijk Christendom , gezegend mogen zijn. « des talens. ^suncüon que ceiie des vertus natur^lfTSt 1araÜ,£tpardl!emft Comm€^ i^&öe«paiic oppemr^berust —^ i« niet bepaald ts Ciêft geen6 2£S£»g* der De Gwyfewfc verzekert a KÏL r iSV°rm/ jijie rechten, dat alle 'bu geren ^^T«ed.en.ngen ontvangbaar ffi'JSi*%Bff2g W^rm^rr^ in S^.f' ^^^ »*• *** hhr dus De Conjliiutie verzekert nn Ar-,P^,~ •■ tunrhjke en bég^^f^JgfA^ C ^«enstplUltX'afe^ SSSl^