{ 477 ff HET LEVEN II ft • en dï K K D A . A D E N K f LODEWTK PHILIPFUS^g 5 # HERTOG VAN- §L p ORLÉANS, § g% bygcnaatnt &JF || E G A L I T t> M ^ E E R. S T E S T X* K» ^ y ff E - Cf Dc Prys is 8 Stuivers.., M 23 X   HET LÉVEN en de D A A D E N VAN LODEWYK PHÏLIPPUS JET JE JR. X'O O- VAN O XLÉAIS, bygenaamd galité) GeLYKHEID. Ainfi que la vertu , le Crime a fes heros. Voltaire. Uit het Fransch vertaald. Te Am(?erdam , Haarlem , Leyden , Rotterdam , Middelburg,, en verders alöm te bekooraen.   VOORREDE. Indien het eerfte leweegpunB > het ff/" £ £ ^ in den Loopbaan, die hy kerend, befiaat m*$ publiek mt en de onderging van zyncn «^^j zoo zal men hel ons veelligi ten goede houden, dat hier het Tafereel voorf ellen van het leven en daaden van Philips van Qrléans. Gm ^« in ons den afkeer te boven gaan, »elke men geme „elyk «ewaar word onder den last van zoodanig een 12. Z .cl de zugt .m gantfeh Europa, zoo v l zulks mogelyk is te verlichten aangaande een dor «orzaaken,die het mee(l-e hebben toegebragt o» Vrankryk in alle die rampen te fiorten, waann Zich heeden gedompeld vind. Het gecne p *nM y,rVolg van dit vertoog gaan aan V^jggJ Zal tot het overtuigends bewys flrekken, datde^o VZ Orlóans, na alvoorens, door de buttenfpoonghceden van zyn byzonder. leeven te hebben doen verwoeden , hoedanig zyn gedrag in het vervolg zyn kon en wat 'er van hem te verwagten was, emdelyk aUe ,yne wanbedryven bekroond heeft door de ongeoorloofde pogingen die hy in h werk/lelde, om zich een «g J dm throon te baanen, door alle de middelen, welke ie allcrövcrdrevenjie fchclmcrycn hem konden aan de hand doen. . . De Franfche revolutie is een dier gebeuriemsjen, veile het belang uitmaakt van alle Clasfes en allerhande foorten van Mcnfchen, om dat de uttwerkzets èlaar van verrt buiten deszelfs paaien zyn uiïgfrM A 2  IV FOOR REDE. geworden. En vermits het onderwerp waar over wy handelen, zóó onmiddelyk van die groote gebeurtenis afhangt, zoo is het voomaamentlyk onder het Staatkundig gezichtspunt!, dat wy gclooven, dat het de aandagt van den leezer zal opwekken. Wy zyn in de verbeelding, dat wy hem een foort van dienst bewyzen, met hem aan de hand te doen, het geene men al ontwaard heeft, en wat 'er weezentlyk is openbaar geworden, in gevolgen van welke gebeurtenisfen hy tot den oorfpronk yan dat kwaad kan opklimmen, en zyn oordeel vellen. De rol, welke Philippus in de Revolutie heeft gespeeld, fcheen ons toe zeer gefchikt te zyn, om over den zamenhang der liften en geheime oogmerken, welkt plaats gehad hebben, om de zaaken tot dat ysfelyk uiterfte te brengen, waarin zy zich nu bevinden, eenig licht te verf preiden, wy mcenen, dat met dit perfonaadje, in waaragtige en levendige kleuren af te fchilderen en hem als den grootjlcn fchelm, die 'er ooit beftaan heeft, voor te ft ellen, den affchrik der ondeugd en de liefde tot de deugd, in eerlyke gemoederen zal vermeerderen. Zoo 'er ooit menfeh, door deizelfs invloed en het. in 't werk [tellen van zyne middelen, daaden van droevigen nafleep bewerkt heeft, zoo is het zeekerlyk het monfier, eerft bekend onder den naam van Hertog van Chartre en vervolgens onder die van Hertog van OrlÉANS. Hy was het dis alle de wanorders, alle de lui:etifpoorighced.cn en alle de verdeeldheeden vercorzaakte. Plet is op hem dat het bloed van zoo veels on,:elukligen koomt, welke de fagtofers wierden en opgeófferd zyn geworden aan de heerfch-en- fchraapzugt en  VOOJLREDE. v en aan de woede van een uitzinnig Patriotismus. Hy is het eindelyk, die den beften der Koningen het fchaVot heeft doen beklimmen. Wy hebben met zorgvuldigheid alle de flaaltjes by een verzameld, welke kunnen dienen, om het beeidtenis van den held der boosheid des te affchuwelyker te maaken. Maar vermits het altyd moeyelyk valt, zoodanig een onderwerp met de vereifchte omflandigheeden te befchryyen, en dat 'er door het afgryzen, welke zoodanig eent gebeurtenis geeft, een foort van drift, welke voor het gebruik der reeden nadcelig is, min of meer de pen bcficri, zoo hebben wy aan onzen ftyl alle die ju ift 11 eid en netheid niet kunnen by zetten, waar meede de geringe koeveelheid van onze begaaflheeden denzelven zouden hebben kunnen oppronkeil. De leezer gelieve ons deeze nalatigheid te vergeeven. De bevalligheid en cierlykheid zyn zeer moeyelyk te tref en in hei verhaal van afgrysfclykc zamenzweeringen — yan het bewerken van eujcldaadeu; zoo eene ruuwe fcliets kan niet dcni met eene bnitengewoone verwarring worden afgemaald. Nu zou ""er ons, »m den laatfttn penceel jlreek aan dat fchrikkelyf: tafereel te léggen, ongeiwyffeld niets an. ders ontbreeken, dan den eerloozen Pier log van Orlcans in het midden der aller afgryfelykfte en wreedfte jlraffen te zien omkomen. Maar de /laat der zaaien is zoodanig'— zoodanig zyn de dreigende gevaarcn, welke, den fchelm vau alle kanten over het hoofd hangen, dat zonder een propheet te zyn, men wel verzeekeren kan, dat het oogenblik van zyn noodlottig einde niet zeer yerwydcrd is. Het ftaal zelfs van een zyner medeplichtigen , de Cwllotinc of de nog fchri'kkelyker ftraf der A 3 wree-  'VI r O. O R R E D E. wreelers van Lodewyk XVI. —— ja zoodanig is de een* of de andere flraf, die hem te wachten ftaat. Dat het ons geoorloofd z'y deeze voorredt te eindigen met oprechte wenfchen voor de verhspng van Vrankryk. De uitroeijing der bedorven en godlooze wcczcns, wel' Ier verderf]elykcn invloed alles heeft bedorven; het vernietigen der beguicheling en der verblindheid onder de mcenigte, welke zich heeft laat en verleiden en verdwaazen; het ophouden van die zotte vervoering voor eene hersfenfchimmigc vryheid; eindelyk de wederkeering tot de deugd, tot wyze en gematigde grondbeginzels, en wel vooral tot de liefde vfor de monarchie, en den wettigen fouverein; ziet daar het geene de voorwerpen uitmaakt van onze hevigfte verlangens. Ach! mogten xy vervuld worden!.— De Hemel gewaardige zich nog «ens zich over Vrankryk te ontfermen! en wy zullen vtrgenècgd fterven. HET  HET LEVEN e n r> e DAADEN VAN ■ FHILIPPUSVAN ORLEANSi lygenaamd (E ga h té) gkitkhei» IJS T^reel der heldenmoed, of uitmuntend- ndien het J£V;hivkheid vertroost en aan- heid in deugd d^mnC"vCSdwendig het afbeeldzel .moedigt, ^.^^^^drSetólieeden, eemgder .ondeugd enj3«szeirs ,ovc f hieden\sfeii van het zins ^^J^^i£SSm^ .maar al menfchelyk hart, ^ ^wjvan de ceflten in evente veel den meldeenden uwloedvm venvoestendeo wigt ja zelfs overheerftht get » &ts mcnfctóyinvloed van de andeie. »et-tui uiterftens ken'levens bied ons ^jj^* *StStód- Het aan in eene öngejyke ^?,^J^f^%hazA^a ïene »«ntóftAykoj^^J?P'1iet is het een een aangenaam g^^f^et 'andere in al % Seï^^taïï^^^ * kunnen bieden. „ «™ jpczer taaken reeds volWy hebben den eerfan^^eczer t dige kleutert* wanneer ^^m'^^^t' ren , het leven en d%^hen aSchetst. Wy hebzaamlten der Koningen hebben aigeicnet feen  | i ) ben dcttzcivcn vertoond iie „•» heldenmoed bezat te™l 1 ™ IST0-' we,ke cc» heid van bet nS^^^^f ge geftrengderlykl onderwerpW^SK w.f e?™de pogingen van eene0 vetfehriWStï kC"de onder welke op hert losStk iVri ^ yke f^enrotting, derbaarlvk iS: vvv eaar ri*il^ •f b7na ~00 won" woede/haare P«g0°$*ld afl™kn, haar* onzen held te vinden? ' daarvan daap zelve van ito de wy k hp' yv'" il'e vcrw«idfchap verwant. — piet « ^„ \ 15 M zyn bloedOrléans, wellen--^/^^ Heet^g van Heilige waarhol \ g?*'. voorftellen. het eerSe blnentie a^leta-T bez;cl^> to«p ik durfde werpen il roen . Van myn™ KoninS Gewaardigï mv]? 3 dag wederom aan. XVI. mv ni!fteSterim^ ^ Lodewy* kleuren te verdootosl a^}**?*^' om de Maar Eilaas zal iet L? Lrdaadcn ,te Yergrooten. beleedigen, ó^aT^S df ^K!? te te geeven. Ach ' ik hV-n ™ , e ZvVa:!;fc verwen dat* ik een wangèioc"tmïï' i^JSSff^ wanneer ik uwe paden enke' MCil aflcli,ldere^ . doorwandel. "keI eu alleen getrouwelyk wSn^^gde^t'S^^'-^ welk*« aanftutot 3e hoogtevan mvnIJt ™en dcw de rede aan myn p*cn S^^STOf--'**^' *** in onze ziel in te Sk™Jy,all.eeiVn zyt alle de'-vmik^^SS^riJ^ «, ditoogenblik de levendige IffchrS" w^e de tne ^ ophouden uwe beilieè «Mn Elf ?- ne die Zonder die ze nooit geWkfe SS??1"1 J,11G,orde' of «ever danig vertoone als Iw was f" fdcrvi"den' ^oopgehouden heeft te zZ Z" ?ooda°1g ^ hy nooit deSgendften, den bedonentl 'S' f'yk den a!!ero«- ' digiten der njShen ' Cn den a] Strafwaar- De 3 April van het Jaar m% was de noodIottige  C p ) dag, ^at de Hemel in haaren toorn aan de natuur beval , den gcenen voort te brengen, welke eens tot fchandvlek moeft dienen van het menfcbelyk gcflacht, en den auteur moeft zyn der rampen van zyn Vaderland. Orgetwyfi'eld' was het om ten groot voorbeeld te geeven van de ongeregeldheid tot weiken een menfeh kan vervallen, dat het Urperweezcn hem in den hoog» ften rang geplaatst had, op den voet van den throon en in een gedacht ,, waarin dj goedheid en weldadigheid erffelyk waaren. Lodf.wyk Philippus van Ori-4ans wierdirebooren, cn met hem het zaad der overdreevenfte driften en der ftrafwaardigfte geneigdheeden. Deezen inborst had hy nogthans nies erffelyk, als uit den bloede, want zyn Vader toonde genoeg in den vrcedzamigen loop zyns leevers, dat de goedheid in hem eene natuurlyke hoedanigheid was.— Dat zyn hart het heiligdom was der piyzenswaardigfte deugden, die hem, om my dus uitte, drukken> alleóh' eigen waaren; en zoo men al aan zyn Móeder cenigen van die dwaalingen, die meer van de lighaametyke gefteldheid, dan van het zedelyke afhangen, verwyteh kan; dan kan men nog niet Zeggen, dat de ondeugd den grond gelegd heeft aan zynen inborst. Ten hoi.gften .genoomen zyn de zwakheeden van eene vrcu'w zomtyds misdaadën; maar zy baanen zeer zeldzaam; den weg tot de ondeugd; de oorzaak zelve, die ze voorbrengt, ftrekt om ze van de ondeugd te venvydcren. (*) Phii.ippus van Ort-éans was derhalven aan niemand, dan aan zich ze!ven zyne booze neiging verfchuldigd; het was in zich zeiven dat by de vruchtbaare bron van zyn wangedrag vond, cn van die bedorven gevoelens, in de welken- te ontwikkelen hy i a zyn (*) Mea iveet, dit de He rtog van Ob téa ns z lf 'er roem op gedrag;n heef;:, dtt hy de soon van een' koetzier wis. De laagheid , welke de grond van zynen inborft uitmaakt, maakt deeze vooronderftelling zeer vraarfchynelyk. Mea moet zich dus nergens meer over verwonderen, «Ssa ©ver zyne buitenfpoórific guiterye» ' A 5  ( io ) mp tjfupjni fehepte, geduurende den loop van een ailerftrafwaardigft leven. De opvoeding, welkers inzichten zyn om de natuurlyke gebreeken tc verbeeteren, of ten minden om die zoo veel mogclyk te bedekken, en om aan onze goede hoedanighecden eene gelukkige inrichting en alle de werkelyke kvagr by te zetten, waar voor zy vatbaar zyn: die DRVoedmgbragt in hem die gcwoonelyke uitwerking met voert; en veranderde niets aan een al te derk zeedelyk mdrukzeb, welkers eerde carafter niets veranderen kon. Ja; die opvoeding gaf hem zelfs een gebrek te meer, te weeten • de veragtelyke kunft om een goed gedeelte xm zyne gebreeken te bedekken, en dezelven onder het fchnonfchynendd en bedriegeiykd momaangezicht, zoo dikmaals zyn belangens zuiks vereilchten, te verbergen. De veinzerye is maar al te gemeen aan het hof; ia zoodanig is zelfs dikmaals de nnodzaakeliitherd der onnatuurlyk aangenoomen uitenykheedens, dat de bedriegerye 'laar als. een deug.l word aange' merkt. Maar in P hi hip p üs v a n Ur vi a n s was de veinzerye deeds een ondeugd, en mep kan zelts. zeggen, dat het de affchuwelykde van altezyne ondeugden was; om- dat hy 'er zich van bediende om zoo veele rampzalige oogmerken te bereiken. — om dathy die veinzerye zoo dikmaals deed dienen , onjzyne drafwaardige voorneemens te bedekken en die a&cmwelyke zamenzweeringen, welke vr^ryk m de crootdc rampen gedompeld hebben; De eerde iaai-en m het menfehelykeJeeven worden semeenelyk in eene gelukkige ongevoeligheid doorgebragt; de kindsheid is gelyk een gcüeepe glas, het geene overal eene gelyke oppervlakte laat aanzien. Wv zullen ons over dien leeftyd van Puilippus van Orléans niet opbonden, dan om aan te merken, dat zyn ondeugende inbord aan alle de pogingen zyner opvoeders wederdand bood, wèfce vruchteloos trachtten om goed zaad te zaayen m eene aarde, wel? ke nergens voor bekwaam gemaakt kon worden, d„n ©m onkruid voort te brengen. ("J lN1JS '(•) Gewis waaren de kindfche jaaren van Philippus van Crléuu «in ef meer bloot gefteld tin de gewoone,lyke  ( II > Niets kon in hem de opftyging der pllerhnatelykfte driften beteugelen , noch de uitbarihng eer laagfta gevoelens; ja, welhaast ftelde hy dezelven m het erootfte dagiigt. , . , Het is gemeenelyk tot de wellust, dat de geneigdheid der menfehelyke driften zich het eerft ontwikke-id. Maar die uitbarfting der zinnen, welke dikmaals ae bron der deugd word, was in Philip pus mets anders dan een~werkend grondbeginsel van ondeugd en wangedrag. In het gevoelen van die aanlokkciyKnceden, welken ons overhaalen om ons weezen teverdubbeen, was hy niet of weinig in P.aat, om die zoete neiging van het gevoel gewaar te worden, die ej oc bron van zuiveren cn de ziel opwekken. De eerfte (lappen van den Hertog van Ch ar tres, wanneer liy zyn intrede in de warreïddeed, waaren met ae al lerbrooddronkenfte overdaad gedrukt, en hy was welhaait tot de hoogte gefteegen van de losbandigiten van het Hot, Wv zuilen hem in dezen nieuwen loopbaan met vou gen, wy zullen met hem niet in die huizen binnen treeden, alwaar de verouderde ondeugd, den aanwas? fenden ondeugd bewerkt; het zou te al'craiwel\ k zyn, een tafreel te vertoonen van die waigvoile bacnus. fees-i klippen, waaröp de jonkheid fchipbr.us lyd ; en met tegenftaande de waakzaamheid van zyne leeimeeftera, zoo beletteden de vleyerye, het voorbeeld, de iaffe beleefdheid van eenige bedorven weezens, min. cf meer de uitwerking Yin hunne zorgvuldigheid. Maar bet leven van Phihppus bewyfl genoeg , dat iSie oorzaaken van bedorvendheid , op Jiem geen beflisfehende invloed hadden; en men kan zegfe*, dat hy de bederver van zich zeiven was — Ondertusfehen was Pbtfippus op den ouderdom van vyf;ien jaar, als een wonder aangezien; alle de geenen, welken hem tot belchermer zogten te verkrygen — alle die hem toegedaan W3aren, pochten op zyn verftand en inborit Maar een v-rftandig man, die xeekerlyk het zeedelyke inwendige van den Hertog befpied had, zeide in die tyd : Het is eei| berg, die door rieszelfs gefchreeuw weihaait zal belooven eenig wonder voort te brengen; maar die niets ander» 4?$ aene onzuivere Rot zal baaien.  •Refter), van die afgrysfelyke onkuisfche toneelen, waar van de Hertog de held was. Wy zullen ons alleendyk bepaalen, met verfche^de ftaaltjes, welke ons kunnen dienen om zyn woeften inborft af te beelden, uit de gefchiedenis te trekken; en wy zullen 'er ongeluk-, kiglyk maar tl te veel vinden, zelfs in omftandigheeden, in dewelken'de metfch nog geen gebruik van zyne zinnen kunnende mtaken, gewoonelyk nog geen ondeugd uitdenkt. Naa alvoorens den haatelyken kring der. oncebondenfte vrouwsperzoonen van de hoofditad doorloopen te' hebben, maakte de Hertog yan Chartres kermis met ecue dier vrouwen, wélke men juist wel niet ongebonden noemen kan, om dat deszelfs Val veel eer eer, uitwerking van gevoeligheid, dan wel van bedorvendh" 1 des harten is. Uit die verbintenis van Philip pus met Mevrouw S — wiert een vrucht voortgebr igt, • welke deeze ontaarte Vader; nfet tegenftaande ..'.e traanen en fmeekingen van de Moeder, naar het Vin leling-huis liet brengen- Ja; eenigé dagen daarna ve liet hy onvoorzien? zyne fchoone, zonder haar eene der aan haar gedaane beloften te houden. Zie daar een der blykbaarfte proeven, welke dè 'Hertog yan Chartres van zyn affchuwelyken kofoorft gaf; hy toonde van dan af, dat de gevoelen? ^Cr natuur in zyrj harX. onbeftaanbaar waaren;-— dat de gevoelloosheid-—, de laagheid- en de venigtelykite kaaiigixid in hot." zeiven heerfchten. Het is byna fteeds in den fchoot der welluft zelve dat de ongebondenheid haar ftraf vind. De Hertog, yan Chartres moeft natuurlyker wyze des te minder, dit gevaar vermyden; vermits zonder naauwgezetheicb in deszelfs verkiezingen, niets anders zoekende, dan eene verandering, welke zyne ongebonde geneigdhee-den ftreelde, het eerfte voorwerp, dat zich voor-hem vertoonde, verzeekerd was, zyne onkuisfche driften gaande te maaken. Die Prins, welkers hart reeds verkankerd was, wierd welhaast natuurkundig gewaar, hoe verderlfelyk deeze ongebondendheid voor zyne gezondheid was. Het vergif, het welk de ongerccgeldkeid in zyne aderen gefchooten had, maakte des te fter-  fterJkci voortgangen, om dat hy de beul zynde van zyne z: gen, gejyk 'er oneindig veel jonge lieden zyn, hy nergens! aandagta dan aan het-gehot, van ongereegelde vemui.en. Die onöveiwinnelyke neiging, welke hem tüt al wat hem diergelyke vermaaken kon verlchaficn, vervoerde, deed hem ook van zyne tederfte jeugd in ee;i ander gebrek vervallen, te weeten, de dronkenfch?p. Die drift voor de wyn groeyde met de jaarcu aan; en de punten, waarvan zyn gezigt doorzaayd is, geeven genoegza-une getuigenis van zyne buitenfpoorigbecden in dat zoort. Cv) Zoodanig was het Zeedelyke van Phi/ippus —zoodanig was zyn gedrag, wanneer Hoogstcteszclfs Heer Vader van zyne buitenfpoorigheeden onderrigt en hecpende deze!ven tegen te werken, voornam om hem. aan de Dogter van den Groot Admiraal van Vrankryk uit te huwelyken. De naam van Mejufvrouw van Penthievre uitfpreeken, is de deugd zelve nocnien, wy zullen hier haare loftuitingen niet aanhaalen ; is 'er wel een Franfchman, aan wien de goedheid en de fchoone hoedanigheeden van die a-nbiddelyke Princes onbekend zyn ? Het was eeu Engel, wélke de Kemel op de aa'rde gc- ( *) Dranken zoo wel als nuchteren (heeft reeds voor ons een oordeelkundig fchryver gezegd) was de Hertog van Cb'rtres ftee s een ondeugend menfeh. Het was in zyn dronkenfehap dat hy verfcheiden zyner hoerea doodftak; Het is in zyn bedronkenheid ,' dat hy op meer dan een zyner dienaaren ichcot. en voornamentlyk op een van zyne piqueurs in her clein van St Denis. Wanneer hy zyne zeedelyke vermogens bezit, dat is te zeggen, als hy by volle verlland is, is hy nog veel verderfelyker.— Eene waar,heid maar al te veel d«or zyn gedrag beveiligd! Die befefcuidiyingen van een fchryver, daar wy om gee« de reeden weinig geloof aan flaan, kunnen uitvindingen zyn van den laftefj e» zeekerlyk, om van Philippus kwaad te fpreekeii, heeft men niet nodig, zich vai. zulke wapenen te bedienen, maar zulks bewyst ten miriflen, hoedanig hy veragt en gehaat was, Zelfs nog voor dat de maat zyser fchanddaaden overliep.  C 14 ) gezonden en met eene menfehelyke gedaante bekleed had om het geluk te maaken van een Man, welke minder bedorven zoude geweest zyn .. Lodewyk XV hield zelf om dit Huwelyk by den Groot Admiraal aan,- en het wierd onder begunstiging van dien monarch voltrokken. Mejufvrouw van Penthterre kon niet anders doen, dan gehoorzaamen, zy nam voor haaren Gemaal den geenen , welke haar Vader met Hoogstdeszelfs verkiezing vereerd had. ' Lodewyk XV. wien het behaagde op deeze bruiloft' voor te-zitten, droeg zorg van aan den Hertos van Chartres, welkers ongebonden gedrag hem bekend was, aan te beveclen, eerst zyne gezondheid te herftellen, voor dat hy zich in het Huwelyksbed begaf. Deeze recommandatie van den Monarch doet eer aan Hoogstdesze fs eedagtems, en ondekt de zuiverheid van zyn ziel; Hy kende de deu^d van Meiuifrouw van Penthievre, en het zou hem leed o-edaan hebben van deeze Prmcesie het üagtöffer te maaken der losbandigheid van den Man, welken hv haar gaf. Het Huwelyk, dat meerendecls een toom is voor de driften en aan de ziel eene zeekere gunstige richting <*eeft, tot de indrukzelen der rede en des verftands0, veranderde niets in het gedrag van den Hertog van Chartres, hy voer des met tegenftaande s-eftadia voort in zyne ongebondendheeden , en de ferfoon die het gefchikfte was, om zyne ger.eegenheid te winnen — om hem tot de matiging zyncr driften te brengen en zelfs op het pad der Deugd te geleiden , had het hartzeer van alle haare pogmgea vruchteloos te zien worden. Ieder een weet, wat al onaangenaamheeden van allerhande aart zy heeft moeten uitftaan van deezen haaren Gemaal, die te gclyk nors en «naetrouw was — met wat eene wonderlyke ftandvastiffheid zv zvne buitenfpoorigheeden verdroeg, waar van zv zelve het Hagtöffer was. Nooit hoorde men haar een eenia klastvvoordje uitten. De'zoethartigheid, fineeken en traanen zyn de eenigfte wapenen , van welken zy zich ooit omtrent hem bediend beert. De «ierigheid, welke maar gemecnelyk een gebrek  is van oude, of bejaarde lieden, door den prikkel der heerlcbzucht aangefpoord. Be gierigheid, we ke de buitet.-ïpoorigheid der jeugd fchynt buiten te fluiten, was rog een der gebreeken van Phï lippus van Orléans, welke van in zyne tederfte jeugd doorbrak. Het gevolg bewees, dat dit gevoelen vaa gierigheid de voornaamfte der oorzaaken was, welke hem overhaalden , cm zich met de Dogter van de» IJcnog yan Penthitvre te verecnigen; de grot te goeé heii , welke dit huis bezat, hadden zyne fchraapzucht cf gewekt. Maar hy was "er alleen geen Erf-, m van; zyne Gemalinne had een broeder, welke niet lang geleeden met eene bekoorlyke Prineesfe gc5 - d was. De Hertog van Orléans verflcnden van het verlangen, om die ryke nalaatenfchapin tellokken, vond, om dat oogwit té bereiken, het affchuwerykftè . middel uit. Hy verbond zich door zeer naauwe vriendfehap met den Prins van Lams alle en .zyn vo. reëel doende met het vermocgen, het geene zyne doorfleepc ichelmerye hem gaf op de vertrouwvolle Jongheid en ünervarendheid van dien Prins, bragt hy hem tot buitenfpoorigbeeden van alieriye aart. (*) Deeze onderneeming gelukte hem ; de ongelukkige p iris van Lamballe, flagtöffer der verleiding van z n trouwelooze bloedverwant, ftierf in den bloem zyns levens zonder Erfgenaamen na te laaten. Deeze verhaaste dood was de vervulling der wenfchen van Philippus van Orléans; maar hy ontveinsde zyne blydfchap; ja, zelfs geliet hy zich, als (*) M Hoe gevoelig ben ik over de losbandigheid vaft » myn Broeder Lamballe ( zeide hy eens tegens een » der hovelingen.) Het is een man zonder verftandj hy m breekt zich den hals. — Hy vergeeft zich. Ik" bemin hem p zoo veel als ika^ting voor hem heb; hy zal my den dood, > aandoen van droefheid, dat ik hem zich zeiven zoo zy* » ne dagen zie verkorten." Kan men de gniterye en de trouweloosheid wel verSer brengen? Lecaers, erkent aan dit Haaltje jPbilippus ««n Qtièans,  C * ) als of hy uftermaaten bedroefd was. Die geenen welken hem genoegzaam kenden , om de affchuwelykheid van zyn ziel gewaar te werden , waaren de fpeelpop niet van die flimme ftreeken; en zagen den Hertog van Chartres geiladig aan , als den moordenaar van den Prins van Lambal-lü. (*) Ja; zoo die Guit in die zelve oogcnb'Iikken, de deugdzaame Vader van dien Prins en "deszelfs Gemaiinne zelve in het graf had kunnen nedërftorten , gewis zoude hy geen oogenblik langer hebben in beraad geftaah, om een guitenituk te jneer, te bedryven. Maar het is een geluk, dat 'er fomtyds euveldaden gevonden worden , die buiten het bereik zyn der ondeugende menfclien. Zoo Piulïpj?us van Orlkans alle de fchehnftukken , welken hy in overleg had* had kunken ten uitvoer brengen, dan zou de geheele waereld het flagtöfl'er van zyne guiterye zyn, zyne verfchrikkelyke invloed, is eilaas.! nog al te groot geweest. Dezelfde beweegreedenen,welke deHen'ogvanChartres hadden aangezet om de gezondheid van zyn bloedverwant te ondermynen, was eindelyk oorzaak, dat hy op de zyne begon acht te flaan. Het verlangen, om de vruchten van zyn boosdaad te plukken, en aan zyne (#) Verfcheide liedea verzeekeren, dat de Hirtog vau Chartres, den Prins van Lamballb, op een driakpartye een poeyertje ingaf, het welke hem onbekwaam maakte tot het byflapen ; andere zeggen z;lfs , dat het een langzaam vergift was. Maar it het nodig, herhaalen vry nog eens, van aam dat wangedrocht een misdaad toe te fchryven, van welkers weezentlykheid, wy «let volioomen verseekerd zyn? inderdaad} men heeft hem waarïieeden genoeg te verwyttn! Daarenbooven is het genoeg, dat hy het was, die den dood van zyn Schoonbroeder veröorzaakte , met hein zyne gezondheid te bederven', door baiteafpeorige ongereegeldheeden, naar welke losbandige bedryven, hy hem telkens van die brandende, of met honing flegt-toeferoaakte dranken deed drinken, welke de borst verdroogen, en het werktuigelyke verzwakken ; is dat inderdaad zyn moordenaar niet geweest zyn?  ( 17 ) zvne andere driften te voldoen, deed hem paaien Hellen aan zyne ongereegeldheeden. Hy had door eene ondervinding, waaraan hy zelf de oorzaak gegeeven had o-eleerd, dat de tederfte deelcn van den menlcn ftomp"worden, en verzwakken door een al te groot misbruik der vcrmaaken. Hy wierd dan gematigder, dat is te zesgen een weinig minder losbandig; maar die gematigdheid, welke in anderemenfchen de vrucht is van een wys overleg en van eene deugdzaame wederkcering tot zich zèlven, was in den Hertog mets anders dan het gevolg van de haatclyklte bespiegelingen ; Het verlangen om langer te Ieeven ontftond nergens anders uit, dan om nog meer guiten Hukken te kunnen bedryven; Hy verminderde zyne buitenlpoorigheeden in het eene, enkel en alleen, om des te grooter fchurk te kurmen zyn in het andere. De driften volgen elkander op in het hart yan ondeugende menfchen, met zoo veele gezwindheid, dat men naauwelyks kan onderfcheiden, welke de heerfchende is. De omltandigheeden en de voorwerpen richten onregelmatiglyk hunnen verderifelyken invloed af; maar alhoewel de eene voor den anderen fchynt onder te doen ; zoo heerfchen zv tog allen in den grond van het hart. De gewaande ftilftand, waarin zy zomtyds beruften; wel verre van derzelver krachten te verminderen, geeft aan dezelven meer werkzaamheid , wanneer zy door een of andere oorzaak in beweeging gebragt worden. Zoo was het ook met de neiging tot losbandigheid in het hart van den Hertog van Chartres; want alhoewel d;zclve daar in tot ftiiftand gebragt fcheen, zoo fcheelde 'er nogthans veel aan, dat dezelve daar uit geheel en al zoude uitgeroeid geweest zyn, ja zelfs wierd'er in't vervolg de uitbarfting des te heeviger van. Hy deed dezelve door de gierigheid—de drift tot fpel en weddenichappen ven angen. Maar vermits 'er in eene gantfeh bedorvc ziel nooit geen drift gebooren word, zonder de gebreeken, die 'er meede in gemeenfehap Haan, en 'er zelfs de *■ uitwerkzels van zyn, zoo kreeg ook de gauwdieverye in het hart van Philippus zynen oorlprong te gelyk met de geneegendheid tot het fpeelen. . B Een  C 18 ) Een Prins van den bloede! — een Perfonaadie, welke de inkomften van verfcheide millioenen geniet, een dief worden, en wel zoo'n dief, als de grootftc beur- fefnyder van de Hoofdftad! Dit is nogfhans de waarheid, zoodanig was de trap der volmaaktheid tot den welken zich Philippus van Orléans verhief. De drift om ongeoorloofde winften te doen, bragt hem zoo ver, dat hy zich in de zoogenaamde Griekfche kunften, of guicheltas liet onderwyzen, en 'er alle de behendigheeden van leerde. Hy nam zoo gereegeid lesfen~van een jonas — van de Commisfen en dePenettis, als of hy een aftronomifchc of mathematifche ftudie voltrok. Welhaaft wierd hy een der behendigfte en gaauwfte guichelaars van de Hoofdftad , en hy droeg zelfs roem op deeze begaafdheid. Van de kornis van deeze verderffelyke konft, ging hy fchielyk over tot het in 't werk ftellen. Want %yn Voordeel doende niet het vermogen, het geene hem zyn rang gaf, ma.ikte hy een misbruik van de toegeevenheid der hovelingen, om hen van hunne goederen te berooven. JEn op die wyze bragt hy 'er meenig een tot airroede; ja, het aanfehouwen der behoeftigheid, in de welken hy hen geftort had, fpoorden zyne fpotternyen en een drift om 'er nog meer te ruïneeren, meer en meer aan. Philippus had ook nog een andere bcfpiegelirg gemaakt, die hem gelukte. Hy was het die in naarvolging der Engelfchen het paarden - rennen in Vrankryk invoerde. De fmaak voor dat rennen heerfchtc welhaast aan het Hof; ieder hoveling wilde met den Hertog van Chartres in het ftryd perk treeden , en deeze had zorg gedragen, dat hy de befte harddravers bezat.,—- Daar wierden aanmerkelyke weddenfchappen gedaan, welke de Hertog meest altyd won, om dat hy nog daarenboven geheime middelen aan de hand had, om zich van den uitflag te verzeekeren. Eéi v?u deeze middelen was, van in ftilte de piqueurs cn ftalknegts der geenen, tegens welke hy onbepaald wedde om te koopen.; en beloofde hen eenige beloonmg, indien zy zich door zyne harddravers lieten voorbyryden. Het gebeurde hem ook dikmaals, dat hy aan een ep denzelfden perloon onder de hand verfchil- lende  C 19 ) lende weddenfchappen voor deed liaan, in dewelkenhy voor een tiende deel nam, terwylhy ondertusichen de helft kond aan de tegenpartve dus is het dat de eerwaardiefte perfonaadjen van het Hof, in een voorwerp van tvdverdrvf, dat ook zvne nuttigheid kon bybrengen, zonder het te wccten," de flagtoffers waaren van de ^uiterve des Hertogs yan Chartres. & De "Koning, welke-met naliet van deeze kunstgieepies van zvn onwaardigen bloedverwant, en van liet Verlies daar" uit ontdaan onderrigt te zyn, verbood het Paardrennen. Dat was de eenigfte krat, toUc* deeze al te toegevende Vorst den geenen oplag, die het bloed van Bourbon onteerde ~o neen; zeeKer met: ny neen het zelf gezegd — het bloed der Bourbons kraak mee door zyne aderen; dat bloed is te zuiver, enkeit tot die laagte met kunnen verbakeren. De goedneid, dewelda'ï-cheid en boven al de oprechtte trouwz n ae aan deeze Famillie al te eigenaartige noec-.ajjjgl.ee; den. — En het wangedrogt, welke den aoobaientizen naam draagt, heeft in .den loop van zyn at:chu«elyk leeven niets dan grove gebreeken getoonu, iuydig met de deugden der Bourbons. (*) De Graaf van A. had een zeer fchoon paard, bekend onder den naam van Koning Pepin. Op een tyd, dat deeze Prins meende zeeker te zyn, van den prys te winnen, zoo haalde de piqueur van den Utrttg van Chartres die van den Graaf van A. by en reed zoo heevig , maar met onderhandfeh overleg van den laatften , tegen nee paard Pepin aan , dat die harddraaver , het ,beea verwrong. — Deeze flegte daad is door de twee paardryder* zelf beveiligd geworden. ' Ziet hier nog eene andere gebeurtenis, welke de wyze fpaarzaarnheid van Lodewyk XVI. met een ook bewyst; de Marquis van C .;. hem hebbende komen boodfehappen , dat alle de Hovelingen in die renpartye voor aanmerkelyke fommen waaren ingewikkeld en den monarche willende overhaalen, om 'er ook deel in te neemen. Zoo antwoorde Z. M. aldus: Zw gaarne, ik ztl 'er van guisr bartt, een icu aan dat hy ons niet op zyde koffie. Voor 't overige kan men wel denken, dat dit liegt vermoeden der Nvmphjes van Parys ten opzigten van den'Hertog, uit "geen edel grondbegmzel .ontfproot. Veelen onder haar herinnerden zich ds lastige bezoeken van dat Perfonaadje, welke ter belooning haarcrgunsten, haar niets anders overliet, dan een bittere fpyt, in plaats van zyne edelmoedigheid omtrent haar te toonen. Want zoodanig was zelfs de laagheid yan den Hertog, dat hv dczelven, zeo Wel uit gierigheid, als uit een fo'ort "van vermaak, beroofd liet van het oeene de Lvgfte van het gemeene volk ter betr.ling niet zoude geweigerd hebben. Dus is het dat Philippus ieder een tót voorwerp hield van zyne beddegeryën, zelfs tot onder het veragtelykite looit van Maar hy had een huisje, 't welk hy den Tempel der Dwaasheid (Templc- de la Folie) rio'émde, alwaar hv fomtyds zoogenaamde Minne - leesten gaf. in dewelken hv eene zeekere pracht deed mtichynen ; maar waar fcmeenelvk niets dan van die gemeer.c juffers v.m pïar.er verïcheenen, welke weinig gezogt door perfoonen van aanzien, zich telkens gelukkig adfttëctón, als men zich gewaardigde hen den neusdoek toe te werpen, van wat kant zulks ook mogt komen. Wat aanbelangt dat foort van Juffers van den ïiongen toon, en die vrouwen, welke door hunne bevallighèèdén beroemd zyn, en aan Wigó dien roem zelfs eene nieuwe verdienlte gaf: Vermits deeze den Hertog kenden en wisten, dat hy noch door zyn beurs,*" noch door zyn Perfoon edelmoedig in het betaalen was, hadden ?; een zeeker middel om yan hem ontllagen te komen , wanneer hy fcheen gezind i ' J B 4 te  C 24 ) te zyn , om haar zyn hof te maaken. Zy geheten zich, als of zy eene cerlyke Converfatie hielden en naamen een foort van ingetoogenhcid aan, het geene den Prins wel haast gemelyk maakte en deed vertrekken. De Dapperheid eene hartstogt, welke den Franfchcn zoo natüurlyk is, was zelfs de hoedanigheid met, waar mede de Hertog zyne gebreeken kon bedekken. Ten tyden van den Engelfchen Oorlog deed het aantokkelyke der nieuwigheid veeleer dan de beweging van eene edelaarte Staatszucht, hem verlangen om te dienen op de Vloot onder de Orders van den Heer d Orvillers. De Koning zag zyne hoedanigheid van Prins van den bloede aan, en gaf hem het bevel over eene Divifie. Iederéén weet, wat gedrag hy gehouden heeft op het Schip k St. Efprit aan het boord van welken hy was, in de actie van Ouesfant. De actie was hevig, en men zag Philippus verfcheide reizen in het ruim kruipen, onder allerhande voorwendzels; maar in der daad, om dat die plaats hét minften aan de Engelfche Kogels was blootgeftekh Naar den Slag kwam de Hertog wederom naar Parys, om de overwinning te boodfchappen, en verbet het Esquader. I Jy hield zich zediglyk te vreeden met de Lauwren die hy geplukt had, en zwoer in zyn hart, dat hy nooit meer zoude Oorlogen. De Punt- en Hekeldigten regenden over den Hertog van Chartres, by zyne terugkomst in Parys, na de actie van Ouesfant, en deeze omftandighcid deed genoeg zien, hoe nadeelig het publiek vermoeden, ten zynen opzichten was. Wy zullen ons vergenoegen, tot bewys daar van, hier een aartig gezegde van een Hofdaame ten deezen opzichten, aan te haaien. De Hertog van Chartres, zich in een Cerkel bevindende, verhief een ligte twist over de gezichtsbeelding van zeeker perfoon, en drukte zich met drift uit, om te bewyzen dat hy gelyk had. Mevrouw van F .. . . die tegen hem was ingenoomen (om dat hy gezegd had, dat zy afgrysfelyk leelyk was, gezegden, die eene vrouw nooit vergeeft) nam deeze gelcegenheid waar, om zich te wreeken, en zeide met veel bedaard-  daardheid; men moet in dit ftuk Zyne Hoogheid niet tesenfpreeken, ik vind dat hy veel meer kennis heeft van de Gezichtsteekens, dan van de Scheep-Jemen. Voor dat Philippus naar Brest vertrok, had hy de onwaardige laagheid, van om de plaats yan Groot Admiraal tefollieiteeren, met welke waardigheid zyn Sctoónvader bekleed was, hy deed het, wel is waar van «V zyde, in eene fchoone redenvoering, die hy Z den Kon ng addresfeerde. Maar Zyne Majefteit anïwoordde hem , dat hy nooit geene voortellingen ten deezen opzichten aannam, ten waare ze hem van den Hertog van Penthievre zelf gedaan wierden; dat Hv niet gézind was hem ergens in te dwingen, noch zelfs eenig hoegenaamd inzigt ten deezen opzichte wd- dCD?°Hertog meende niet, dat 'er in dit antwoord eene weezentlyke weigering lag opgeflocten; hy ging dan zvn Schóonvader vinden , en hem zyn voorftel do?n De Groot-Admiraal gaf hem ten antwoord: De Koning is meefter van myn Post, ik zal zyne beVee en aiictgten; en keerden den benunnelyken Zoon, welke hem van zyne waardigheid beroovcn wi de , dS ru"toe. Toen voelde de Hertog zyn Oorlogsdrift cemgzins verminderen, ziende dat de gevaaren, welken hv ging loopen, niet betaald zouoen worden, door het vermaak van zich met eene verhecve waardigheid bekleed te zien; maar hy had zich te verre ingewikkeld, en hy vertrok. . Thilippus gaf nog andere bcwyzen, maar die zoo veel niet in 't oog liepen, yan die kleinmoedig^ hdd, welke zoo wel met den inborst van zyn gemoed ftrookte, en ongetwyffeld zou deeze vlek m zyn zedelvk caracter veel zigtbaarder geweest zyn , en hy W getoond hebben, dat hy de lafhartigfte der men fchen was, zoo wel als alles m hem deed zien, dat hv de grootlle guit ftond te worden, mdien de rangin dewelken hy zich verheevcn vond, hem met veilig gefteld had voor veifcheide proeven, waar aan zich het gemeen der menfchen vind blootgefteld. Oewis was het met oogmerk , om te trachten het ongunstig vermoeden, dat het publiek ten deezen opzaten tegens  C ) hom had opgevat, weg te neemen, dat het hem een 'choonen dag eens in den zin viel, in een luchtbal te klimmen. Philippus meende zeeker zich boven zich zeiven te. verheffen, en een onweederfpreekbaar bewys van zyne ftoutmoedigheid te geeven, toen hy in den Dampkring opvoer. Die drift en de verheffing welke hy in zyne hersfenen fmeedde, hield ce"io| oogenblikken het gevaar voor zyne oogen verborgen. Hy klom 'er met eene tamelyke vrvpo?t|gheid in; maar tot zeekere hoogte opgefteegen zynde, begon zyne verbeeldmgskragt te verkoelen, hy verloor zyne gelatenheid; en de vrees het gevoelen, dat hem h l aangelpoord om dat Waagftuk te onderneemen, overwinnende, bad hy zeer nadrukkelyk zyn reisgenoot; om de luchtbal maar ichielyk te Uien zakken, om dut de verdunning der lucht hem hinderlyk was. De ve~plichtende luchtreiziger geliet zich als of hy de onpasfelykheid van den Prins voor echte munt' aann tra, die zeer voldaan was, wanneer hy zich gezond en fris op het land bevond. Ten tyde van den fchrikkelvken brand van de Opera, welke het Koninglyk paleis dreigde in asl'che te leggen, met alle de daarby liggende ftraaten, was de Hertog van Chartres nergens anda*s meede bezig dan om zyn goud, zyn iuweelen enkoftelykheeden enz. te bergen. Wedergekomen van de vrees, welke zyn ziel benard had , en ziende, dat de brand ophield aan het gedeelte van zyn paleis, daar het gevat bad, befchouwde hy het vuur leunende op het venfter van een koopman, woonende in de ftra-.t St. Honoré, waar hy in gevlucht was, daar durfde hy zeggen, dat die brand een treffelyk tafereel wa's; t ien riep 'er een met èene zeer verftaanbaare ftem, en zoo dat hy 't hoorde: ja; — dat zou een fchoon vreugde vuur zyn, als gy in 'z midden jiond. Een fpotvogel, welke zich ook by dit voorval tegenwoordig vond, en den Hertog in deeze betchcuwing gewaar wierd, zeide de Engelfchen zullen voortaan geen goede dagen meer hebben; -want zyne Hoogheid gewend zich aan V vuur. • Men  C 27 ) Men verzeekerd ook, dat de Ridder Dubois Commandant van de ftrikruiters, aan den Prins een verzegeld bvief je ter hand del ie, dat hy onder de puinhoopen gevonden had, met deeze uitdrukkingen 'erin: Gy zult 'er niet lang den fpot mede dryven , gy en u Koninglyk paleis zult eensdaags branden. De Hertog werd getfoord op den Heer Dubois en zeide: loopt hoepelen (om ons niet van de onbefchofte uitdrukking te bedienen van den Plertog ) gy en alle uwe briefjes - maakers ik zou u allen wel willen geeven voor een voet breed van het geene 'er van myn trap ts afgebrand en die ik zelf op myne eige koften zal moeten laten maaken. "Wanneer een menfeh zich zóó verre heeft kunnen vergaapen, dat hy den fpot dryft met de veragting van het publiek, dan 'kost het hem zeer weinig, om den haat van eenige byzondere perfoonen in den wind te flaan, voornamentlyk als een of andere drift hem tot dien flap aanfpoort. De gierigheid en ter zeiver tyde, het verlangen om kwaad te doen, waar in alle ondeugende gemoederen hun vermaak fcheppen, waaren de dryfveeren van die haatelyk onderneming , welke de gemoederen nog meer teegens hem deeden giften. De lezer zal zekerlyk wel merken, dat wy hier fpreeken willen van het nieuw gebouw vali hét Koninglyk paleis. Het zou ons te lang vallen alles te vernaaien wat 'er in deeze onderneeming plaats had; en het doolhof te dcorkruisfen der guiteryen en fiimmigheeden van allerlye aart, waarvan Philippus zich bediende, om de eitrenaars der huizen, welke rondom dien zoo iterk bezoden tuin ftonden, te bedriegen, te leur te ftellen en te& berooven. Na hen alvoorens een zeer geringen prys voor hunne bezittingen aangebonden te hebben, dien zy weigerden, zoo mm hy in Kjrrie boosheid, het beüuit van 'er het gantfche gezjgt van te beneemen, door het doen bouwen van een rye huizen rondom de binnenplaats van zyn paleis. Deeze veilbeyelyke list, verlaagde, die eigendommen tot op ten mintten een vierde van 'hunne waarde, daar deszelfs ftand te vooren zeer veel opbragt, zoo dat die geenen, aan wien ze toebehoorden, zich welhaast of geruïneerd of ge- dwon-  C 23 ) dwongen zagen om ze te verknopen. De meeften verkoozen het laatfte. De Prins kogt ze toen nog tegens een veel lager prysj als-hy te vooren gebooden had; hy deed al wat hy wilde, en hv wierd op die w,ze, met weinige kollen, rneefter vaneen foort van Stad, in het midden van Parys, alsdan befemkte hy over die uitgeftrekte plaats'naar zyn wil; hy richtte llraaten in, hy trok prachtige gebouwen oo en fchoone paleizen, welke voor eenen buittnipoorigen grooten prys gehuurd wierden van den rykdom, die in de nabyheid wilden woonen van dat paleis , alwaar de menfeh allevermaaken kon genieten, üitgenoomen die , welke de deugd bevorderen. De Hertoginne van Chartres zelve fteldc alle haare pogingen te werk om hsaren gemaal van dit voorneemen te doen afzien.— „ Wat" zal men van uwe Hoog„ heid denken ? — wat zal men zeggen ?" vroeg zy hem met de uitdrukkingen van fmerten en het tederlte belang: Baar kreun ik rny niet aan, antvvoorde de Hertog met dien nadruk, die hem zoo eigen is. Een e'cu in myn zak is beeter, dan al de publieke geneegenheid. Dat was het gezegde van dien zelfden man, welke eenige jaaren daarna, zyn best deed, om die geneegenheid te winnen, als dan willende voordoen, als of hy de publieke belangens hoogftens was toegedaan, zich met den mantel van Vaderland-lief ie bedekkende. Welk een overmaat van fchyn deugd en guiterye! Men veroorloofde zich in dien tyd (route or.derneemingen tegens dien Prins, onder -anderen plakte men een gefchrift boven aan de groote trap van het Koninglyk paleis, in hot welke men hem een pian van infchryving voordroeg, om het nodige geld te verzamelen tot het opbouwen van die ltraaten; en men verzeekerde hem, dat zoo ieder perfoon, van welken hy met veragting wierd aangezien, niet meer dan een daalder gaf, hy zelfs nog overhouden zou, om eene aanzienelyke Stad te bouwen. — De Hertog yan Chartres had de grootmoedigheid van 'er met die figure» lyke fpreekwyzen op te antwoorden, volgens zyne ge-  C 29 ) gcwoore uitdrukking: ik geef 'er de...: enz. (*) De Komn" zelf, zich op zeekeren dag met den Platos* van Chartres in een gefprefc inlaatende (het geene zeldzaam plaats had) en met nem over een toneelftuk fpreekende, onder den titel van d^Aómng van Ucasne, *t welk toen ter tyd m de hranfche Comedie gcSd wierd, cn gantfch Parys uit ciue, zoo zeide zyne Majefteit tot hem. „Die Koning van Cocagne zet veele buitenlpoorigheeden uit; maar ik ben wel verzeekerd myn Heer den Hertog, dat hy, niettecenitaande zyne dolheid, tog voorzigtiger is , dan iv " — „In wat'ftukkendan Sire? vroeg de Hertog; lm dar, voerde de Koning hem te geniet, hy geen ftraaten in zyn tuin laat bouwen — van dat oogenblik gaf men aan den Hertog van Chartres den bynaam van Straatjes - Prins, welke hem lang bybleef. _ Mie de verrichtingen , welke deeze onuerneemmg volgden waaren met dezelfde munt bettempeld 5 dat b is (•) Het was ook nog ter deezer geleegenheid, dat :zeeker aiitheur van een ftuk dat meer dan een hekeldigt w, het volgende vaersje maakte, En calculant tl'avance, Sm nouveau batimer.t, Chartres en diligence, Arriva dans t'inftant, De ma focieté , dit-ü. je me contente Je fais bdtir un bel bétel D'uu jardin j'ai fais un b Je Juis la dans mon centre. Het geen in onze taal omtrent aldus luid: Terwyl hy van te vooren, Zyn nieuw gebouw belchouwd, Zoo laat zich Chartre» hooren, Daar hy deez' reden houd (haagen 'cGezelfchap, dat ik hier verkies, kanmy be 'k Laat bouwen hier een fchoon kafteel, Van een tuin maak ik een b...... ïk kon nooit beeter flaagen.  ( 30 ) is te zeggen, dat zy alle het Cara&er hadden van gierigheid, loosheid en bedrog. Welhaast geraakte Philippus in twist met verfcheide particulieren, aan wien hy zyne nieuwe huizen Verhuurd had, en welken rondom het Koninglyk Paleis ftonden; hy verwekte hen allerhande moeyelykheeden, verbrak en vernietigde de Huurceelen naar zyn welbehaagen, deed de Kooplieden, welke voor een aantal jaaren gehuurd hadden,'verhuizen, en nam anderen in derzelver-plaats , welke een hooger prys booden; met een woord de Hertog toonde ih al het geene daar toe betrekking had, al het vuile van zyne kaarigheid — al d: kleinheid van'zyne middelen, en boven al; alle het bedriegelyke van deszelik gewrongen, lftag en kruipend 'Caracter. ' Wy zouden naauwelyks met groote Boekdeelen toekomen, indien wy alle de verfchillcnde tlaaltjes van het afzonderlyk leeven van Philippus wilden beichry* ven, dienende om zyn Zielsgefteltenis af te fchilderen; maar wy zullen het genoeg achten, alleenlyk aap te merken, dat de ouderdom , welke een gedeelte onzer gebreeken verbeetert, by hem geene" én dei e uitwerking had, dar. dat z: hem ondeugender, bedorvender en godloozer maakte, en al het zwarte' en afgrysfelyke van zynen afzienelyken inborst in grooter daglicht ftelde. Zich met de fchandelvkfte onbefchaamdheid verheffende boven alle wefleevenheid; welke zoo wel zyn rang, als de beleefdheid hem voorfchrecven, maakte hy'zelf alle zyne buitenfpoorigheeden — alle zyne fchanddaaden, van allerhande aart, overal bekend. Overal vond men het nederdragtige en nooit wierd men in hem iets Vorftetyks gewaar. Gewis was het met voorneemen, om eenigen tyd te ontduiken aan zyn fiegten naam', welke hem begon te verveelen, en hem dikmaals, eenige kleine onaangenaamheeden op den hals haalde, dat het hem eens in den zin kwam om te gaan reizen. Hy begaf zich naarVérfailles, alwaar hy zich anders zoo minmoogelyk vertoonde, en vroeg aan den Koning verlof om voor eenigen tyd afweezig te mogen zyn. De Koning ontfong hem met veel koelheid, en antwoordde hem naar eenige  C 51 ) eeniae oogenbh'kken bedehkings, omtrent m deezer voegen:-- Jk heb een Dcfiiphin; Madame kan mogciyk bevrugt zyn. — Myn Heer de Graaf van Artois heeft verfcheide Prinfen... gy kunt doen wat u goeddunkt —. ik zie niet waarin gy uw Vaderland van nut kunt zyn; vertrek dus, als gy wilt; en komt weer, als t u zal goeddunken. . . De Hertog maakte een diepe buiging en vertrok, weinig voldaan over dit antwoord van den Koning. Maar zvne trotfche ziel kon zich pasfelyk boven de fchande"verheffen, en alle tegenfpoeden verdragen.(*) Wy zullen den Hertog op zyn reis niet volgen. Hy venoonde zich ongetwyffeld zoo laag aar de vreemde Natiën als hv by de Frarfchen gedaan had; bchalven dat zyn flegten naam reeds vooruit gereisd was. (*) Wy kunnen hier de volgende Vaerfen niet ililzwy. gend voorby gaan, welken men daags naar het vertrek van den Hertog aan het Koninglyk paleis aanplakte. Die Vaeifen bewyzen genoegzaam tot hoe Verre Philippus reeds in dien tyd gehaat was. II cfi parti ce Prince ingrat injufte Qn| verfe en ct Je jour l'amertume £? l'br^eur li eji parti, Venus, Hesje Auguft Ecarté fon retour, c'ejt celui du malheur. Dupur fang des Seurbons ct mn/ire a-t-ü pü naüre* Lui qui montroit toujours un cwur f«ux. dèloyal, L'Homme le plus Ajecï ejl plus que jon igol Aux troits de fa figure peut on le méeonntttret ê''/fucun de cette race a t il done l'appartnceï Sa démarche ejl i*noblt, jon air bas & rerapant Auffi reconnoit on le héros d'Oue:jant Dans un Prince du fang le plus noble de Francs. Puisfent les trois furies le fuivie en jon voyagt Qu'elles guident fes pas aux rives ds Cocyte Que Cerbere ö" Minos punisfant ct Therjyte Aytnt dt nouveaux aroits a nêtre juftt hommage.  C 3* ) was. Er zyn menfchen wiens inborst aanftonds kennelyk word, om dat de menigvuldige ftaaltjes, die men 'er dagelyks van ziet, zeer zeekere fehetzen zyn , waar naar men de kleuren kan afmeeten. Philippus bezat dit voorrecht wonder wel; men behoefde hem niet meer dan eens te zien, om van hem te kunnen oor- F' — —• ■« Mais Jt par un dejïin qui ne je confoit par II revenoit jamais aux bards de nótre tem, Puijje quelque ennemis lui donntr le trepat Et le privtr enfin de la dou.ee lumiere. Dat is : De Vorst, die dit verblyf met angft en fchrik vervulde Die fnoodaard is, ö vreugd', nu van ons weggegaan Venus! Godin der min! zult gy de weêrkomst dulden l Van hem met wien de ramp in deeze plaats blyft Haan! Is dan dat wangedrocht wel uit Bourbon ontfprooten? Wiens aart vol valfcheid was, met trouwloosheid bezwaard Daar de verworpeling hem meer dan evenaart— Zyn aanzigt is bekend aan alle landgenooten. liZiet me hem van dit geflacht wel eenig teekei dragen ? Zyn gang ongemanierd zyn houding kruipend laag — Wie weet niet, als ik naar den Held van Oasfant vraag, Dat hy uit 't edelst bloed van Vrankryk op moet dagen. De helfche rafernye moet met hem heenen reizen, Zy brenge hem op den boord van het Cocytfche ftraud— Dat Cerbeer en Minos, deez' Therfyt van ons band— Ons dankbaar hart zal hen voor eeuwig eer bewyzea. Doch zoo , door 't wonderst lot, dannoch de landgenoot Hem andermaal op onaen bodem ziet verfchynen — Dat dan een moorders dolk hem een' gewisfen dood Bezorge, en hem voortaan doet uit ons oog verdwynen. Ziet daar de wenfehen welken men over tien jaar reeds aan Philippus deed. Hoe veel rechten heeft hy zedert dien tyd op nieuw op dezelven verkreegen!...  C 33 ) oordeclcn, mits nogthans, dat hy geen belang vond, om zich te vermommen. _ , Dit kunnen wy van zyn reis nog melden. Als cie Hertos van Chartres de Alpilche gebergten overtrok, liep hv het grootfte gevaar; zyn rytmg doeg om ver in een foort van een fteile diepte , maar de Hemel, welke fomtyds over booswigten waakt, om hen tot het uitvoeren van haare raadsbelluiten te doen dienen, en voor de menfehelyke ftraf te bewaaren, redde de dagen van den Attila der achtiende eeuw; zoo dat hy 'er ongelukkig geen ander leed van had, dan een liste kneuzing aan de Dye. Ook onderging de Hertog nog eene andere kleine onaangenaamheid; maar van eene gehede andere aart. Wanneer hy in een Stad aankwam, was zyn eerlte zor<7, niet de publieke ftichtipgen te gaan bezoeken, de mcefterftukken van kunst en fchranderheid te bewonderen, maar om de woningen na te vorsfehen van die Vrouwen, welke het vermaardfte waaren door hunne bekoorlykheeden en het fchandelyk gebruik, dat zy 'er van maakten. Als hy te Modena was, maakte hy kennis, met zoo'n openbaare hoer, welke gevleid, dat zy door een perfonaadje van dien rang wierd aancezo<*t, niets verzuimde om hem een goed gevoelen te doen0 opvatten van de fehoonheeden van Modena. Maar de Italiaanfche Juffrouw, welke vcrmoedelyk de fchoonfte reekening gemaakt had op de edelmoedigheid van den Prins, was niet weinig verwonderd , wanneer zy by Hot van reekening in hem de inhaaligheid van een Dienflknegt ontdekte; zy wierd vergramd en overlaadde hem met fcheldwoorden. De Plertog be- ' gon vinnig 'er tegen in te fchelden, terwyl de hoer in de handen klapte en uit een naast by geleegen vertrek, zonder toverye, vier groote kaerels deed te voorfchyn komen, die men de galg uit de oogen kon leezen. Zy bleeven ftok (lil ftaan zonder een woord te fpreeken, en de fchoone fterk aanziende, wachtten zy maar op het minfte teeken, om den Prins op 't lyf te vallen. Deeze voor het minfte zoo angftig, als in den llag van Ouesfant, trok welhaast zvn beurs uit, en gaf ze edelmoediglyk aan dat Vrouwsperzoon, dewelke om hem C haare  C 34 ) haare erkentenisfe te betoonen, aan de vier kaerels wyn deed'fchenken, nam zelve een glas en dronk in compagnie zyne gezondheid. De Hertog zeer voldaan, van 'er voor zyn geld van losgeraakt te zyn, nam zeer fchielyk affcheid van het Modeenfche Nymphje. In zich zeiven vloekende tegens die Italiaanfche Meisjes, welke niet de minfte eerbied hadden voor lieden van zyn rang. De dood van den Hertog van Orléans ftelde Philippus op nieuw in het bezit van aanzienelyke goederen, en bragt hem op denhoogften trap van overvloed. In den onuitblusfelyken dorst naar rykdom; welke hem verflond, had deeze ontaarte Zoon, dikwils met de grootfte onbefchaamdheid zyn ongeduld ten deezen opzigte te kennen gegeeven; ook was dat verlies voor hem eerder eene aangenaame gebeurtenis , dan een voorwerp van droefheid. Hy gaf zich zelfs de moeite niet, om zyne blydfchap te ontveinzen; hy zag zeeker deeze kleine omzigtigheid omtrent het vermoeden aan, als verre beneden hem; hy wilde niet ten halven fchelm zyn. Het is daarenbooven genoeg bekend , dat 'er zedert lang geen gemeenfchap plaats had tusfchen hem en den oorfprong zyner dagen. De Hertog van Orléans had maar al te veel geleegenheid gehad om zyn Zoon te leeren kennen ; hy fchaamde zich heimelyk, dat hy zyn Vader was; maar hy hield het verdriet, het geene deszelfs ongeregeld gedrag en zyne handelwyzc omtrent hem, hem veroorzaakte in zyn hart verborgen. Maar zedert een gerui■men tyd gewoon aan een genist leven, verre buiten het geraas der zaaken, had hy een foort van Stoïcismus aangenoomen, wel ke zyne ziel onvatbaar maakte voor hevige indrukzelen en voor de inblaazingen der heerfchzugt. Ziet hier onder anderen eene van die onwaardige handel wyzen van den Hertog omtrent zyn Vader: — Het is de gewoonte by het Huwelyk dei' Prin/en, dat de Koning een zeekerc fem tóeftaat, voor een bruiloftsgift. De Hertog van Chartres deed deeze fom aan zyn vader afvragen, welke dezelve voor hem ontfangen had. De Hertog van Orléans, welke 800 duizend livres bekoftigd had aan het Huwelyk van zyn  ( 35 ) zvn Zoon, «af voor antwoord, dat hy meende ryke-. Kk aan des Konings inzigtcn voldaan te hebben. Maaf. de Hertog had de^nwaardigheki van zyn vader Voor. den rechtbank te betrekken. Eenigc dagen daarna, gïg hy een bezoek afleggen by Madame deMonU^o, welke'hem vertoonde, boe onbeleefd deeze ^ïandeC wyze was, en zcide hem, dat de Hertog v^.n Orléans geen geld had. Zy bood hem e gdyd< haare juweelèn aan tot pand van de fom, diehyenen . te-welke Philippus nog ^arenbovemde affthu welyke laagheid had van aan te "ecmen, wanneei Ma dame dc Montesfon hem dezelven zond, na. dat hy haar verhaten had. • „U,wW vni de De Hertog van Orléans ondeuigt van te rdelmoedigheid van deeze Dame, deed al zyn best ïïdfcfcS te vinden- deed dezelve aan zyn onwaar-; dÏPc Zoon ter hand ftellen en de dnunanten loslen, wffken hy aan Madame de Montesfon wede zond. Dit.Haaltje alleen zou genoeg zyn, om Philippus na 'tvleeveu af te fcbilderen.. . Zoo wel als d'Orléans getoond had, dat hv eene OeSe Zoon en flegt Man was, niet minder toonde hy een fleoïe Vader te zyn. Zyne kinderen van hunne tede te jeugd aan vreemde handen toevertrouwd, waaen nooit h?t voorwerp van zyne zorgen - zelden van zyne-liefkoozingen ; — zy leerden ™*>*™^J^a zelfs flegte voorbeelden, ongevoeliglyk den oorlpiong hunner dagen kennen- Gewis had de gevoelloosheid , en de kaangheid zelfs van dat monfter, voor wicn de o^voelens dfr natuur onbekend waaren, dezelven in de SeTenheid en de allerdiepe verduiliermg des veifonrk ^elaaten, indien hem niet de noodzaakelykEJ&vcrkeven rang hem fte 1de, om hem eene'«luifterryke opvoeding te doen geven, hem gedwongen had. (*/De gevoelvolle Hertoginne (*) Phiiippus ontwikkelde een aart van zonderlingheid hem alleen waardig, met de Gravinne van Cr.... . met als opvoedfter; maar als opvoeder van zyne kinderen aan te ftellen. Gewis, indien het veriland alleen genoeg is, om, C % "°  C 36 ) van Orléans ftelde zich ten minften fchadeloos door de zoetigheid der moederlyke tederheid, van de ftrafheid van een gemaal, welken zy nooit opgehouden had te beminnen; niet tegenftaahde zv zóó veele reden had om hem te haaten. Onveranderlyk aan haare plichten gehecht, was zv niet gelyk veele andere Vrouwen, van gevoelen, dat de trouweloosheid van een gemaal haar het recht van wedervergelding verfchafte. Zy bleef ftandvaftiglvk deugdzaam, midden tusfehen de aanftootelykheedcn, welke haar van alle kanten omringden; en wanneer ganfeh Vrankryk den Hertog lasterde. — Wanneer deeze zelf zich in gelvkheid ftelde met dc grootfte fchurken, zag zy in hem met anders dan een gemaal, aan welken zy haar trouw gegeeven had— niet anders dan de Vader van haare kinderen. D'Ori.éans volftandig in zyne grondbeginzels ' en in de regels, welken hy zich zeiven h..d voor^efchreeven, bleef geftadig voortgaan, met de ftoutheid der ondeugd en overdreevenfte bedorvendheid, in den hatelyken weg, dien hy zich gebaand had. Den overmaat van rykdom, welken hy verkreegen had deed zyn gierigheid nog grooter worden. Maar'deeze laatfte hartstogt, wierd welhaast bedekt en byna verflonden door een andere drift, waar van de omftandigheeden de ontwikkeling vermeerderden, en die welhaast geheel 111 het hart van Philippus heerfchte Wy willen hier van de heerfchzugt fprceken. Dit ge. voelen, 't geene gemeeneiyk uit een edele bron haaren oor. zoodanig een post te bekleeden, dan had 'er die Dam» zoo veel recht toe, als een ander; maar.... wy zullen dit verder ililzwygend voorbygaan. De taak van de allergeilre»gfte berisping omtrent een menlch te moeten aeffenen, om het Tafereel der ondeugd in deszelfs verfchrikkelyke naaktheid bloot te leggen, is reeds onaangenaam genoeg. Wy zullen ons zeiven al het geene verbieden; wat een geaaante van fchimp aan onze pen zou kuinea geeven,. het geene het onderwerp, dat wy verhandelen, fiiec noodeaakelyk z#u maaken.  C 37 ) oorfprong neemt, was al wederom in den Hertog niets anders dan een gevolg van nederdragtigheid — van een laag misnoegen, het geene hy zedert verfcheide jaaren met alle de zwartheid van zvn Caracler en al de bitterheid van zyn ziel gevoed "had. Ach! waarom wierd die heerfchzticht, welke het grootfte gedeelte van Vrankryks rampen veroorzaakt heeft, in deeze onzuivere ziergeboorent waarom heeft het monfter, dat dezelve gevoeld heeft zich niet bepaald by zyn kwaad gedrag en dc ongeregeldhceden van zyn byzonder leven, "en heeft hy ons als publiek perfonaadje, den verderffelyken invloed van zyne verbasterde zeeden doen gevóelen ?.... Het komt ons wonderlyk genoeg voor, dat Philippus, bekend en naaf waarde beoordeeld, zoo als hy was, door het laagfte foort van volk zelfs, in de revolutie zoo veel figuurs heeft kunnen maaken —zich in die zelve Claffis zoo oneindig veel aanhangers verwerven, en eindelyk een rol fpeelen, welke waarfchynelyk zou geëindigd zyn, door de overweldiging van alle oppergezag, en door het bemachtigen van den throon, indien hy de grdote hoedanigheeden van een Cfomwel zoo wel als deszelfs ondeugden bezeeten had. Dit bewyst hoe ligt het volk te verleiden is; hoe gemakkelyk het zelve om den tuin de leiden is.door het bedriegelvke van den uiterlyken fchyn,en met wat ligtigheid het zelve van het eene uiterfte tot het andere te brengen is. Wy zullen de byzonderheden van het burgerlyk leven van Philippus, door eene anecdote eindigen, welke een nieuw bewys opleevert van het publiek vermoeden ten zynen opzichte. , . Het sebcurde eens,dat geheel de Konmglyke Familie op'het bal van de Opera gekoomen was, d' Orléans was ook daar, maar zonder masker of Domino. Hy ftond in gefprek met eene Dame van het gevóld der Koningin, wanneer een zwart masker hen in hunne zatnenfpraak kwam ftooren. De Hertog over deeze gemeenzaamheid geraakt, zeid tot hem: „ kent gy my niet?""— „ Vergeef het my antwoorde het " masker, gy hebt u al te veel ontmaskerd.'" Niet ■ C 3 tegen-  C 38 ) tegcnftaande het hékelige van dit gezegde, zoo wederhield zich nogthans den Hertog, onbewust, wie dit vermetel masker zyn mogt, welke of wel een perfoon van groot aanzien en macht, of een zeer laag veragtelyk menfch zyn kon. Evenwel de Hertog het masker met zyne oogen navolgende, bleef ook hetzelve den Hertog met eene dreigende ftrafheid aanzien. Toen was dc Prins nog meer verlegen, dan te vooren, en hield op van het na te volgen: en het masker maakte zich onzigtbaar. Het is dan onder het laatste gezigt-punt dat wy den Hertog van Orléans gaan affchilderen; wy gaan hem voordellen als een veragtingswaardig burger, als den verrader van zyn Vaderland, van zyn Koning, van den Adel, daar hy lid van was; men gaat hem zien den ftandaard planten van het oproer, bedriegeryen in 't werk ftellen, zelfs het momaangezigt van deugd en vaderlandsliefde aanneemen, om zyn oogwit te bereiken; en trapsgewyze tot den overmaat van wanbedryven opklimmende", eindelyk den moordenaar van zyn bloedverwant—van den beften der Koningen worden. Wy hebben hier boven op zyn plaats gezegd, dat de Hertog van Orléans, door allemogelyke buitenlpoorigheeden; het bloed, waaruit hy gefprooten was onteerende, zich de veragting van de Koninglyke Familie op den hals gehaald had. Hoe billyker en meer naar verdienden dèeze nrisagting was, hoe dieper de aandoening was, die hy 'er over gevoelde. Dc bloodaard is gemeenelvk wraakzuchtig; maar zyn wraak brengt zyn zedelyk Caracfxr mede; het zelve is laag, wreed en de broeder van het verraad, om dat hy met behulp van dit laatste, minder gevaar"loopt, Het is ook daarom, dat d'Orléans voornam zich te wreeken door het verraad en door alle de middelen, welke de kwaadaartigheid en de heimelyke en booze veinzerye kunnen uitvinden. —- Het maar al te befaamde voorval van de Collier gaf 'er hem het eerst geleegenheid toé. Hy fpeelde daarin eenen heimciykenrol, zoo wel door dc moeite, die hy deed ten Voordeéle van den Cardinal van R,,.,$ als door de flinkiche - • wee-  C 39 J weeg.-n, en de heimelykc dryfveercn, die hy deed weïken om het zedelyke Carafter van eene verheeve Princesfe te bezwalken. Philippus, welke van den al te ligtgeloovigen Prelaat aanmerkelyke lommen ^wonnen had, fcheen uit een foort van erkentenis en vriendfchap in dit geval te handelen., met zich voor hem in te ftellen; maar niet minder is het waai, dat hv andere voorneemens in het hoofd had. "De verfchillen, welken 'er ontftonden tuslchen het Oppergezag en de Hoven van Juftitie, waaren een nieuw middel van wraakneemmg voor Philipi?us. Hv verklaarde zich vóór die rechtbanken, en dat deea hv op eene onbetaamelyke wyze en eeniger maatebooven Vt geene hem zyn gezag toeliet, vermits hy, van de partfe nietzynde, die 'elbelang by had, met dan van ter zvde aan dat verfchil kon deel neemen. De levendigheid en den drift, welken hy in alle zyne vertoogen liet blyken, deed genoeg zien wat voor hcimelyke inzigten hy in 't hart had. Welke noch tot onderftand van de tusfchen beiden komende of bemiddelende Cornora, en nog minder tot nut van het algemeen belang konden verftrckken. UOrléans was veel te bedorven van zeden, om zich aan het gemeene welzyn op te offeren; hy had al teveel zcifsliefde getoond —te veel onverfchilligheid zelfs voor de publieke agtiag, om te kunnen gelooven, dat hv die agting op zekeren prys ftelde, en dat hy weezehtlyk en oprechtelyk zogt, om zvn Vaderland van dienst te zyn. Men moet dan d