vrijheids-lied eren DER FRANSCHEN,   'VRYHEIDS LIEDEREN DER F1AI S C HEI„ UIT HET FRANSCH VERTAALD. TE DUINKERKEN, Bij R. BLISCQÜE,   NATIONAAL GEZANG, o » MARSCH DER MAR.SE1LLAANEN. Welaan J Rechtfchapen Vaderlanders! De Dag van roem en Eer breekt aan; 1 De vuige Heerszucht plant heur ftanders, Zij zwaait haar bloedige Oorlogs-vaan: hit. Hoort gij, in de aangelegen Oorden s Niet reeds 't geloei van 't Oorlogs Volk? Tot in uw arm dreigt zelfs hun dolk, Uw vrouwen en uw kroost te moorden. A Te  C a ) Te Wapen, Burgerij! — dat elk zig ftrijd- waard fpoei! Rukt aan! rukt aan! dat heilloos Bloed . »• uw vrijen grond befproei. Wat moeten al die flaaffche Horden? Verraders — Vorstelijk Eedgefpan ? Wien moet die ftrik gefpannen worden? Wien dreigt die oude kluister dan? bis. 6 Franfchen! waakt voor uw belangen! Wat fmaad word ons niet aangedaan! Wij zijn het, die men durft beftaan In 't oude flaaffche juk te prangen. Te Wapen, enz. Hoe! zouden onze Wet en Rechten Staan aan een buitenlands geweld? En door bezoldigde Oorlogs-knegten Het Burger Krijgsvolk zijn geveld? bis. 6 He-  C 3 ) 6 Hemel! zouden flaaffche handen Het juk ons wringen om den hals! Despooten, altoos laag en valsch, Ons kluistren aan vervloekte banden! Te Wapen, enz. Beeft, Dwingelanden! en gij wreeden, Die eiken aanhang ftrekt tot hoon. Beeft.... het ontwerp, dat gij dorst fmeeden, Uw valsch gedrag krijgt haast zijn loon. bis. Elk is Soldaat om u te vellen; Slaat ge onze jonge Helden neêr, Dan levert de Aarde ons andren we4r, Die zig aan onze fpitfen flellen. Te Wapen, enz. Voert toch, ö Franfche Heldenfchaaren! Grootmoedig 'tfchittrend Oorlogszwaard, A a En  C 4 ) En wilt die droevige Offers fpaaren, Met weêrzin tegen u gefchaard. bis. Maar die Despooten — Dwingelanden.., Die 't zaamgezwoornen van Bouillé... Die Tijgerdrom, die, wars van vreê, Wroet in zijn 's Moeders ingewanden. Te Wapen, enz. ó Zucht voor Haardfleên en Altaaren! Geleid, Beftuurt onz' arm ter wraak! Strijd, in het barnen der gevaaren, Met ons, ó Vrijheid! voor uw zaak: bis. Dat, op uw Roepftem, de Vidtorie De Eer van de Franfche Vaan vergroot! En zie, in uwer haatren dood, Uw zegepraal en onze Glorie! Te Wapen, enz. HKT  Bet behoud VAN 'T VADERLAND. Wijs: Vom qui cPamoureufe avanture. Befchermen wij onze Rechten! Staan wij voor het Vaderland pal; Daar Koningen ons bevechten, Bezweeren wij ook hunnen val! Vrijheid! Vrijheid! Dat elk ftervling zijn eerbied u wijë! Tirannen, beeft! Reeds neigt zïg uw zetel ten val: Veel eer de dood dan flavernijë n Is de oorlogskreet van eiken Gal.y'*' A 3 ó Va-  C 6 ) 6 Vaderland! aan uw lauwrieren, Hangt 's Aardrijks bloei en geluk, Zoo dwangzucht moet zegevieren, Zijn alle de volken, in 't juk. Vrijheid! Vrijheid! Dat elk ftervling zijn eerbied u wijë! Tirannen, beeft! Reeds neigt'zig uw zetel ten val; Veel eer de dood dan llavernijë, n <• Is de oorlogskreet van eiken Gal. S Euroop! daar ge uw grond zaagt ontheiligd. Wreekt u van de tirannij: Ruk aan, daar ge uw regten beveiligt, Oogst lauwren aan onze zij! Vrijheid! ai geef, Dat wij faam verëenigt verwinnen! Beef vrij, dwinglandij! Wij zullen daar we u reeds zien vliên, Eén Vaderland, één Vrijheid minnen, En 't heil der aard gevestigd zien. D3  DE ALTAAR. DES VADERLANDS. Wijs: De Tom jfones, je vous oblïèn. Mijn Zoon! hoort gij die juichflem klimmen 1 Hoe!.. flaapt ge, in 't roemrijkst tijdgewrigt? Ontwaak! de heilzon verft de kimmen, Haast fpreid haar gloed het fchoonfte lichr. Ontwaak, en volg verrukt mijn fchreeden, Naar d'Altaar van het Vaderland: De Vrijheid, vol aanminnigheden, Wenkt daar, en bied u reeds de hand. l A4 Zie  C 8 } Zie van alle oorden faamen krielen Een volk dat haar zijn bijftand bied! Befchouw dat heir van Heldenzielen, Waar van gij 't Vaandel floddren ziet. De zucht tot Vrijheid ftiert hunn' fchreeden, Wenkt hen, naar 't Vaderlandsch Altaar, Voor haar, zoo vol bekoorlijkheeden Trotfeert hun moed, het grootst gevaar. 'k Zie in uw oog een hartstocht woelen, Die aan mijn Vaderhart behaagt: 6! Laat uw ziel al 't grootsch gevoelen, Van 't fchouwfpel daar 't Heelal van waagt! Ga, ga, uwe eerfte kragten wijden. Mijn Zoon! aan 't Vaderlandsch Altaar. Daar roept u de eer des Volks ten ftrijde. De Vrijheid eischt uwe eeden didr! Gij  C 9 ) Gij hebt hem reeds aan mij gezwooren Dien eed, die 't recht der menschheid vest, o! Blijf fteeds naar de roepftetn hooren, Der wet, en 't vrij Gemeenebest! Hoe wierd in die gewijde ftonden, Uw hart door Vrijheidsvuur geblaakt! Sterf eer, bedekt met duizend wonden, Dan, dat gij ooit dien eed verzaakt. U wenken ook nog andre plichten, Waar 't vaderhart zijn vreugd in vind; Een magt, waar voor het al moet zwichten, Een godheid wien elk ftervling mint. Aan plicht en Vaderland verbonden, Zweer dan der Vrijheid) ten geval: Dat Frankrijks eer, te fnood gefchonden Nooit om uw liefde bloozen zal. A 5 Was-  C 10 ) Wanneer gij deugd en reine zeeden, Bij 't zagt en maagdlijk fchoon bemind, Dat dan de trouw vol zaligheeden Uw harten aan elkander bind'! Vlieg met haar, die uw boezem griefde Mijn Zoon! naar 't Vaderlandsch Altaar, Dat fchennis van uw plicht en liefde, Uw fchedel nooit met fchuld bezwaar! Zoo in deez" Goddelijke banden, De Vadernaam uw vreugd vergroot; De huuwlijksmin die 't hart doet branden Een Zoon aan uwe liefde bood; Dat dan uw deugd, dien huuwlijkszeegen, Den Vaderlandfchen Altaar, wij', Op dat de telg door u verkreegen Opk mede een Zoon der Vrijheid zij! 'k Zal  C » ) 'k Zal eens uw hand dit wapen geeven, Ge aanfchouwt verrukt deez' viïjheidskling; Dit ftaal, beflist de dood of't leeven, Van eiken zwakken fterveling: Wel aan! thans moogt gij 't vrolijk hangen Mijn Zoon! aan 't Vaderlandsch Altaar, Tot dat 'sLands Vrijheid zig voelt prangen, En u te hulp roept in gevaar. Wen kragt des tijds, leed en gevaaren, ö Dierbre Zoon! mijn broos beflaan Heeft ondermijnd, en 't wicht der jaaren, Het konftigst werktuig ffil doet ftaan; Delf onder 't Altaar van de Vrijheid, p Dierbre Lieveling! mijn graf, Daar wagt ik dan met Englen blijheid, Het tijdltip der vergelding af  VADERLANDS LIED. Wijs: Pauvre Jacques. ✓ t Volk! toen gij uw Koning hebt gevleid En met de Vadernaam verëerde, Hield hoofich geweld vooru de boei bereid, Daar ze alle voorfpoed van u weerde. Maarthans herkrijgt geuwouderegten weêr, Geleid door 't ligt der zuivre reeden: De Tirannij ligt ftervend voor u neêr, 't Geluk verzeld op aard uw fchreeden. Voor-  C 13 ) Voorheen deed {leeds den {loet der dwinglandij Vergeefsch, u zijne woede blijken: Thans tart ge, ó volk! hun helfche razernij, Zij zijn op aard flechts uw's gelijken. 6! Waakt voor'tregt van't vrij gemeenebest! Herdenkt het leed dat u bezwaarde: Uw oog blijve op der Grooten doel gevest! Zij zijn de geesfeh deezer aarde. Dat nu die drom vrij knersfetand van fpijt! Gij tart de wraak dier ftookebranden: Plukt lauwerloof- vliegt juichend naar den ftrijd, En breidel eens de dwingelanden! Staaft, {laaft ö volk! uw oude waardigheid! Straft die vermeetle dwang-gezinden: Is ooit een Gal zijn dierbre Vrijheid kwijt, Hij kan op aard geen vreugd meer vinden. Ver-  C H ) Verdelgt eenVorst, die eed en trouwe fchond! Wil groot, geftreng, regtvaardig u betoonen, Zijt nimmer zagt; zo zult ge aan't wareldrond Een edel, heerlijk voorbeeld toonen! Wen u een raad, die nuttig is behaagt, En gij 't geluk ftelt op zijn waarde: Dan word' door u de Vorftendrom verjaagd. Want zij zijn pesten deezer aarde. VOLKS.  VOLKSLIE D. Wijs: Pauvre jpacques. Gelukkig volk! door lasten {leeds geplet, Toen'tKoningfchap uw ramp verzwaarde, Doch thans gerust, in'tzagt gebied der wet, Smaakt gij de giften deezer aarde. Voor al uw werk, is niet het geld den loon-, Dit kan der Vuigen heil vergrooten: Der dwingren goud, ö ja! was zéker fchoon, Maar ach! gij hebt het fchaarsgenooten. Gelukkig volk! door lasten {leeds geplet, Toen'tKoningfchap uw ramp verzwaarde, Doch thans gerust, in't zagt gebied der wet» Smaakt gij de giften deezer aarde. Ge-  C 16 ) Gevoelt, hoe ligt, voortaan uw moeite zij, Bij't vrolijk zaam'len van uw kooren! 't Was voor den ftoet, der hooffche vleierij, Dat vaak uw zweet droop in de vooren. Gelukkig volk! door lasten fteeds geplet, Toen'tKoningfchap uw ramp verzwaarde, Doch thans gerust, in't zagt gebied der wet, Smaakt gij de giften deezer aarde. De Vrijheid bied 't betooverendst geluk, Weet immer, dit met regt te fmaaken: Gelijkheid, die u opheft uit het juk, Zal der Tirannen firaf volmaaken. Gelukkig volk! door lasten fïeeds geplet, Toen'tKoningfchap uw ramp verzwaarde, Doch thans gerust, in't zagt gebied der wet, Smaakt gij de giften deezer aarde. LOF'  LOFZANG DER LUIKENAARS. Wijs: Marfeilliaanfche Marscb, Verheft uw hoofden, Luikenaaren! Uw wreekers nadren herwaards aan, 't Laaghartig woên van uw Barbaaren ' Ziet zich welhaast, ter nederflaan. Haast zal in uwe vlaktens prijken, De ontrolde Vrijheids Zegevaên, Zij brengt u heil en voorfpoed aan, Wijl Dwingelanden, fiddrend wijken. TeWapen! Luikenaars ! dat elk zich ftrijdwaard fpoei* Rukt aan! rïikt aan', dat heilloos bloed, Uw vrijen grond befproei*! B Een  C 18 ) Een monfter, in de Hel gebooren, Heeft zich (leeds met uw leed verblijd; Al fchreiè'nd, zaagt ge uw klaagftem fmooren, En u der flavernij gewijd: Gij ziet de dag der glorie naaken, Dat Vrankrijks arm uw zaak bedecht: 'tHeil, door vermeetlen u ontzegd, Zult gij voortaan de vreede fmaaken. TeWapen! Luikenaars! dat elk zich ftrijdwaard fpoei* Rukt aan! rukt aan! dat heilloos bloed, Uw vrijen grond befproei'! Ik zie dat vrolijk heilligt ftraalen, 't Geen 't wereldrond verligten zal: Niets, Vrankrijk! moet uw magt bepaalen, Breek, breek, de keetens overal! Blijf vrij, door uw roerarugtig ftrijden! Wees aller volken Vaderland! De flaaf, blijf' flechts belaén met fchand, Tirannen moeten alles lijden! TeWapen! Luikenaars ! dat elk zich ftrijdwaard fpoei* Rukt'aan! rukt aan! dat heilloos bloed, Uw vrijen grond befproei'J Wij  C 19 ) Wij zullen in den Grafkuil daalen, Die 't ouderlijk gebeent' bewaard, Daar zal onze aandagt zich bepaalen, Op hunne deugd en Heldenaart: Naarijvrig om hun roemrijk fneeven, Naarijvrig om hun lauwerblaén, Wreekt hen onze arm, of wy vergaan, Dien edlen trotsch is ons gegeeven. TeWapen! Luikenaars ! dat elk zich ftrijdwaard fpoei* Rukt aan! rukt aan! dat heilloos bloed, Uw vrijen grond befproei'! Dat Vrijheids-liefde en Vriendfchaps - boeien Het doelwit van ons pogen zij ! Een zelvde vuur moet ons doorgloeien, Tot pletting van de dwinglandij! Dat vuur doe ons verëenigd blaaken] De trotfche vijand neigt ten val: TriumfJ dan zal de braave Gal, Deeze ijsfelijke flotzang ftaaken: TeWapen! Luikenaars! dat elk zich ftrijdwaard fpoei* Rukt aan! rukt aan! dat heilloos bloed, Uw vrije grond befproei'! B a LOF-  LOFZANG VOOR HET PLEGTIG FEEST DEN TRIOMF DE VRIJHEID. OPGBDRAAGBN AAN ALLE ONZE WAPENBROEDERS. Wijs: Du ferin qui te fait envit. Ik zie het jeugdig groen herbooren, De vreugd beheerscht ons gantsch geitel: 6 Dat hij, die zich wil verlusten, Mij thans naar 't open veld verzeil*: Koomt, koomt, Natura's Voedfterlingen! Koom Vaderlandfche Burgerfchaar! Zet u in *t lagchend groen ter neder, Ik zing 'den Lof der Vrijheid daar. De  C 21 ) De Meimaand onder 't groene hülfel, Spreid al haar fchoonheid om mij heên: Vermeerder, dierbre Heilgodesfe! De prijs van uw weldadigheên! Zou op deez' aard een Eden weezen? Hier kan 'r betooverd oog het zien: Ik mag op 't nedrig gras gezeten: De Vrijheid hier mijn hulde biên. Val aan! op 't wenken van Bellone, ö Gal! die van geen vlugten weet! Dat zich de donder der kanonnen Vermengen met uwe oorlogskreet! Wie zou aan de overwinning twijfflen, Als een' gevreesden Generaal Met Franfchen, zoonen van de Glorie De Vrijheid wreeken door het ftaal? B 3 Haast,  Haast, haast u, vrijgezinde Belgen.' Ontfangt ons in uw Vaderland, De Franfchen, naadren als uw Broeders, Met vrede - olijven in de hand: Weldra ziet gij door hunne handen, Uw fchouders van het Juk ontflaan, En in uw fteên, op trotfche toorens, De Standaart van de Vrijheid ftaan. ó Volk! gevoelig en grootmoedig! Al grooter fteeds in elk geval: Doordring, alöm, met liefde en achting, De volken, voor den fleren Gal! Dat u de Vrijheid onderfchraage! Nog meer dan uw' ontembren moed! Het is de deugd in deeze wereld Die Vrijheid zegevieren doet. PA-  C 27 ) Welk een ijsfelijke Duivel, Deed het Eedverbond ontdaan, Om het fchoonfte rijk des weerelds, Weder in de boei te flaan? ö Gewijde, en groote Apostlen! Hoe bemin ik uwe leer! Door haar, flaan wij in dit tijdftip, Vrije handen aan 't geweer. Haatlijke Oppermagtl gij zijt het, Die, fchoon vrugtloos 't fpel bedekt, En aan 't vuur der harsfenfcbimmen Tot een vuige ftQokfter ftrekt: Ter herwinning van 't vermoogen, Dat regeert door euvelmoed, Ziet men u van wraaklust branden, Dorsten naar het Franfche bloed: Dat  C aS ) Dat de gal zich voele ontvlammen! Met de wapens in de band, Uit zijn fluimering ontwaake, Op den kreet van 't Vaderland! Dat hem dapperheid verëene, Door haare onverwinbren gloed! Tegen een verfchriklijk monfler, Dat de keetens rammlen doet! *k Hoor de klaagtoon van de Vrijheid, „Burgers!" (roept ^ in ,c geweêr, „ Strijdt bij 't woeden van de Heerszucht „ Voor mijn fhood beleedigde eer." 't Grootst gevaar omringt die fchoone, Zie 't verderf voor haar bereid , Dat alle andere belangen, Wijken voor haar Veiligheid! Als  C 29 > Als de vlam, de top der daken Met de felfte woede raakt, 't Schip naar d'afgrond dreigt te zinken, Wijl de ftorm zijn masten kraakt; 'k Heb geen aanfpraak dan van nooden, Plicht, bepaald dra mijn befiuit, En, door zelfsbehoud gedreeven, Steek ik reddende armen uit. Laat het aan de valfche roemzucht, Dat zij door verniste taal, In het oog der vuige domheid, Boven de eedle braafheid praal'. Waare Grootheid vliegt naar 't ftrijdperk, Is het Vaderland in nood, Wint daar frisfche lauwerbladen, Of den fchponften Heldendood. Veel  C 30 ) Veel te lang, vermeetle trotsheid! Hebt ge elks denkwijs ftiood verdeelt Om ons allen te verpletten, Heeft de hoop uw hart geftreelt: Monflerl heeft tot uw befcherming Oostenrijk zijn Porfenna ? Denk: in 't vrije Frankrijk zijn 'er Duizenden, als Scevola. AAN  AAN DB TEGENWOORDIGE WETGEEVERS VAN HET FR.ANSCHE VOLK. Wijs: Je faime mieux au village. Wilt uw' fleren moed betoonen, Braaven! door het volk bemind! Dat in 't woeden van de ftormen, Zich elks hart te faam verbind'! Hondert vuige Dwingelanden, Blaazen moord, met helsch vermaak, Tragt het Vaderland te hoeden. Of red zelf u, van hun wraak! ö! Wat  C 30 6! Wat kunt gij niet beproeven, Door uwe onverfchrokkenheid, Om het uit den poel te redden, Tot zijn -wis verderf bereid! Helden, fier en onverfchrokken, Zijn de fteunfels uwer daên: Zien zij zich door u geleiden, De Overwinning lacht hen aan. Ziet die horde moordenaaren! Ja, uw blikfem kan hen liaan: Jaagt de hooge rang dier muiters Immer u verfchrikking aan? Had der Reuzen trots zich voortijds, Tegen 's Hemels magt verzet, Jupiter, in wraak ontftooken Heeft als dwergen hen verplet. Stijgt  t 53 ) Stijgt tot 't punt van uw beftemming, Dit eischt Uwe, en Vrankrijks eer! Is dit tijdftip eens vervloogen; Mooglijk vind gij 't nimmer weêr: Wreekt dc Wet; ilraft den Verrader Wie 't ook zij, hem trefF den dolk!Toont u waardig als het werktuig Van een vrij en edel Volk. Als een Hercules, ja fierder, Daar ge op driften zegeviert, Ziet men u de magt verbrijslen Van al 't Vorstlijk ongediert'! Op uw ftem zal 't trots verwandfchap, Roofgebroed en priestrenrei, In het ftof ter nederzinken, 't Waare loon der Tierannij. C Valer-  C 34 ) Vaderland! reeds veel te lange, Heeft het goddeloos gedacht Van verfoeiëlijke monfters, Uw geheiligt regt verkragt; Al te veel, gekroonde dwingers, Hebben op uw heil gewoed, Zij, zij flapten, vrije Burgers! In uw traanen, in uw bloed! Landgenooten! 't is het tijdflip, Dat gij onder 't rijksgebied, Der geheiligde Gelijkheid, Zuivre Vrijheidslugt geniet. Dat de zon des regts heel de aarde Moet verwarmen door heur gloed, Wijl ze om weggeworpen ketens 't Vrije menschdom juichen doet. Vrank-  C 35 ) Vrankrijks fiere Wetbezorgers! Plettraars van de Dwinglandij! Doet óns fteeds met blijdfchap ftaaren Op der deugden heerfchappij! Maakt het waarheid, 't heilrijk teken, Waar op eiken ftervling let, Dat alöm, de voorfpoed, 't werk zij Van de zegepraal der wet! C a G-ODS-  GODSDIENSTIG e n VADERLANDSCH GEZANG, om op de hationaale feesten en plegtigheden gezongen tk worden. Wijs: Wel aan regtfchapen Vaderlanders! Öneinpige! wien 'tmenschdom huldigd, Schoon met verfchM van naam en eer; Zie op den dienst aan, U verfchuldigt, Op 't' Volk, dat U eerbiedigt, neer. Heel de Aarde valle, ö eeuwig Weezen! Uw heiige wil gedwee te voet, Uw Goedheid geelt ons hoop en moed, Schoon we Uw Regtvaerdigheid zelf vreezen. Verbrijzel overal het Juk'der flavernij, ó God! ö God! geef vreede aan de aarde, En maak het menschdom vrij. Gij  C 37 ) Gij vormde naar uw beeld de menfehen, En fchiept hen vrij gelijk Gij zijt; Den Mensch in flavernij te wenfchen, Hoond dus uw wet, uw magt ten fpijt. Weêrfta der Dwingelanden pooging, Sta wreekend God! uw fchepflen bij, Hun aller Vader tog zijt Gij, En U alleen voegt hun verhooging. Verbrijzel overal het Juk der flavernij! ö God! ö God!. geef vrede aan de aarde, En maak. het menschdom, vrij. Koomt Kinderen yan alle jaaren! Koomt jonge Dogters! blij te moê! Den God, die ons hier deed vergaêren, Zwaaije elk verrukt zijn hulde toe! Smeekt rein van hart, en fchuldloos beiden Smeekt Hem, dat Zijn weldadigheid Zo heerlijk op \ Heelal verfpreid, Zich op de Franfchen uit moog breiden (*) Verbrijzel overal het Juk der flavernij, ö God! ö God! geef vrede aan de aarde, En maak het menschdom vrij. ó Schep- \ (*) Cboor van Kinderen en jonge Dogters. C 3  C 3* } o Schepper! Allerhoogfte Weezen! De Hemel vól van Majefteit, Geeft ons uw groote Magt te leezen, En de Aarde uw Goedertierenheid. De Hemelbollen, Starrekringeh, Hebt Ge TJ ten voetbank toegerigt Uw honderd-oogig flikkerligt Kan in het hart der aarde dringen. Verbrijzel overal het Juk der flavernij, ó God! ö God! geef vrede aan de aarde, En maak het menschdom vrij! Door den Burger Benort la Mothe. FEBST-  FEESTZANG AAN DE V R IJ H E I D, BIJ DE INWIJDING VAN DEN TEMPEL DER. REDEN. 2 Dicadi so Erumaire. Wijs: Dtfieni » Uberti, &c. Daal, Dogter der Natuur! daal edle Vrijheid neder, Uw altaar is op 't puin, van 't grijs bedrog gedicht; Het volk hernam zijn magt, zo onvervreemdbaar weder, Gij zijt uw tempel hen verpligt. Koomt, Vorftendwingers! hoort Euroop n vnurig danken , Koomt, uwe hand verwtnn' nn ook de valPAe Goón, Daal, heiige Vrijheid! daal! Uies als Godin der Franken Deez' grootfehen tempel u ter woon, — C 4 Uw  C 40 ) Uw vriendlijk oog doet zelf het woest gebergte bloeiën, Doet oogilen op een rots; Gij doet op 't barfte ftrand, Beneepen door bet ijs, de fcboonde bloempjes groeien, 't Lagt onder 't ftreelen van uw hand. Gij kunt, en deugd en geest, vernieuwde kragten geeven, Die onder uw banier te veld trekt vreest geen magt; Die B niet kent, kent ook 't geluk niet van het leeven, Gij zelf, gy hebt ons voortgcbragt. Op 't bloedig oorlogsveld, fmeên al de Vorflen banden, Maar dat zij ó Godin.' voortaan u hulde biên; Welhaast, zal men op de asch, der wreede Dwingelanden De lieve Vree bezwecien zien. Gij! Vrijheidshelden! groöt en dapper in uw poogen, Uw menschlijk zwaard verzagt de fchrik des krijgs hoe ftraf De laatlle Haaf bezwijk'voor uw gedugt vermoogen, En fterve op 't laatfte KoniDgs graf. AAN  AAN ALLE VRIJE FRANSCHEN. Wijs: Vermeilk rofe* ö Fiere Braavenl Wier heldenaart Verwondring baart, En 't regt durft ftaaven, Door 't oorlogszwaard. Die Vorsten, met hun {toet, Zoo moedig durft braveeren; Uw eed, verzegeld door uw bloed. C 5 Thans  C 4* 5 Thans eind uw lijden; Thans wijkt de nagt, Daar gij met magt U vrij durft ftrijden, ó Fier geflacht! Ja braave Gallen! God ftaat u bij, De Dwinglandij, Moet nedervallen; Heel d'aardbol vrij! Tirannen zien het ligt Der vrijheids zonneflraalen, En dekken 't grijnzend aangezigt. Die regt-verwurgers Dat heilloos rot, Dreigt 't ijslijkst lot, Hun magt ö Burgers! Hebt gij geknot. ó Vrij-  ( 43 ) 6 Vrijheids" Zoonen! Sta immer pal: Blijf aan 't heelal Uw deugden toonen; ó Braave Gal! Roei uit, de vuige pest, Die 't Vaderland doet kwijnen! Dan ziet ge uw hei! volmaakt gevest. Roem, zij uw Helden, Wier fiere hand, Tot 's dwinglands fchand, Reeds d'eer herftelden Van 't Vaderland! -— D X  T> E VADERLANDSCHE JONGELING. Wijs: Que h Sultan faladin, 'tls voor 't lieve Vaderland, Dat mijn jonge boezem brand, • 'k Zal die liefde nooit verzaaken,, Steeds in Vrijheids-ijver blaaken, 'k Zie haar hoed nu op de fpeer, 't Geweer, 't geweer Draag ik moedig voor haar eer; Vuige heerszucht moet bezwijken, En Vrijheid prijken. 'k Ben  C 45 } 'k Ben een Jakobijn, ö ja' Daar ik voor mijn Vrijheid fta, 'k Wijd mijn bloed aan haare rechten, Schoon den dwang haar durft bevechten, Blijft haar hoed nog op de fpeer, 't Geweer, 't geweer Veld haar trotfche haters neêr; Vuige Dwangzucht zal bezwijken, En Vrijheid prijken. AAN  AAN DE MEISJES. Wijs: Pauvre Jacquet &o. Lieve Meisjes! bedwingt uw traanenvloed, Helaas! wij moeten van u fcheiden: Ja! Vrankrijks eer, eischt onze heldenmoed, De Vrijheid roept ons weer ten ftrijde. Het roept zijn kroost, dat dierbaar Vaderland, Die ftem brengt elk zijn pligt te binnen; BeeftDwinglandij! daar onze moed ontbrand, Wij zullen fterven of verwinnen. Lie-  C 47 ) Lieve Meisjes! bedwingt uw traanenvloed, Helaas! wij moeten van u fcheiden'; Ja! Vrankrijks eer, eischt onze heldenmoed, De Vrijheid roept ons weer ten ftrijde. Elk Franschman is vol vaardig voor 'sLands eer, Zijn leeven en zijn goed te waagen; Elk kent zijn pligt, en 't fcherp gewet geweer, Zal monfters van den aardbol vaagen. Lieve Meisjes! bedwingt uw traanen vloed, Helaas! wij moeten van u fcheiden: Ja! Vrankrijks eer, eischt onze heldenmoed» De Vrijheid roept ons weer ten ftrijde. Wij zweeren faam, veeleer den Heldendood, Dan vuige flavernij te minnen: Gij God des krijgs! verfterk ons in den nood En doe der Gallen moed verwinnen! Lie-  C 4» 3 Lieve Meisjes! bedwingt uw traanenvloed, Helaas! wij moeten van u fcheiden: -Ja! Vrankrijks eer, eischt onze heldenmoed» De Vrijheid roept ons weer ten ftrijde. Spitsbroeders! koomt, en ftreven wij naar eer! Steeds moet ons fiere moed bezielen, Zoo vliegen wij, kloek met geveld geweer, Op 'c monfter dat ons wil vernielen. Lieve Meisjes! bedwingt uw traanenvloed, Helaas! wij moeten van u fcheiden: Ja! Vrankrijks eer, eÜcht onze heldenmoed, De VrijheM roept ons weer ten ftrijde. ZE-  VOLKSZANG, TBR. GELEGENHEID VAN HET FEEST, GEVIERD TE PARIJS, DICADTt 10 NIV0SE WEGENS DE HEROVERING VAN TOULON. Wijs: Toulon redevenu Fraiifois. Toulon, aan Vrankrijk weêrgebragt, Doet niet meer 't oog de kluiftere dugten. Zijn Rots door wakkre heldenmoed Gezuiverd, dreigt den Brit in 't vlugten Hun vuuren naar hun zelf gerigt, Zijn blikfems voor die valiche vrinden; Hun vloot, de Tirannes der Zee, Ziet zig vervolgd door weêr en winden. D 2 Zij  Zij worden overal verdelgt, De haaters van de fiere Braaven; De Deugd flrijd voor het Franfche volk, De misdaad vegt voor bitfche flaaven, Gods Almagt zend van haaren troon, Op 't vrije Volk den besten zegen, Maar aarde en water, lugt en vuur, Staan 't doelwit der tirannen tegen. Slechts flaaven dienen eenen Vorst; Toulon walgt van zijn fnoode kindren; Een edler volk roept op zijn kust: Niets moete 't regt der menfchen hindren. Daar men 't verdervend hof verlaat, Zal men het effen veld beftreeven, Een haven zoeken aan deez' berg, Om daar in waar geluk te leeven. Uw 1  C 53 ) 1 Uw dienstbre vloot trouwlooze Brit! Geverft met bloed der Genueezen, | Befleevende eene Franfche fïad, En deed ons voor uw kluisters vreezen. Maar de onze zal op Plymouths ree, 't Verdrukt Kanaal niet meer doen klaagen En op de fombre Theems, het ligt Der edle Vrijheidszon doen daagen. Vergeefsch wilt gij nog op de zee, Den drietand eens tirans zien eeren; Gij Koning! Raad! en Punisch keir! Dat flechts met goud kunt triomfeeren, 't Heelal ontwaakt, en wil dat wij De Egaliteit elk doen bezielen; 't Wil dat de Frankifche Romein, Het nieuw Carthago zal vernielen. D 3 Rijs  C 54 ) Rijs Dogter van den Oceaan! (men; Tooi 't groodche hoofd op nieuw met bloeGij, op wier kragt de Italiaan, Zoo wel als de eedle Frank mag roemen: Voer uit het Adriatisck meir, Een fchat in onze haven binnen, Gebied, en fchenk den overvloed, Aan die de lieve Vrijheid minnen! Verwinnaars! Franfchen! edel Volk! Uw lot, zal 't lot der wereld weezen, Een nieuwe Zon, wier koestrend ligt Bezielt verheugd, bevrijd van vreezen: Elk zegent haare wondre kragt; Zij diend tot vraagbaak voor de pligten, Haar vuur dat Dwingelanden ftraft Voedt elk die men haar ziet verligten. VA-  VADERLANDSCH X I JE JD. Wijs: Pauvre Jacques &c. Daal tot ons neer, ö zuivre Vrijheid! daal, ö Gods gefchenk aan ons gegeeven! Kan zonder u, wat heil ons ook beftraal Een fterveling gelukkig leeven? Herwonnen Pand! kan zonder u, is 't nood De mensen wel foltering verduuren ? 6 Burgerfchaar! of vrij te zijn of dood, Die fpreuk blijve immer ons ontvuuren! Daal tot ons neer, ö zuivre Vrijheid! daal, ö Gods gefchenk aan ons gegeeven! Kan zonder u, wat heil ons ook beftraal Een fterveling gelukkig leeven? D 4 Be"  C 56 3 Beftuurders van het vrij gemeenebestl Wil aan 'sLands wet de fteunfels geeven; Dat ze op hetregtder menschheidzij gevest, Zo moog' de gouden eeuw herleeven! Daal tot ons neer, ö zuivre Vrijheid! daal, ö Gods gefchenk aan ons gegeeven! Kan zonder u, wat heil ons ook beftraal Een fterveling gelukkig leeven? De Almogenheid, fchiep al heur fchepflen vrij, En zouden wij dan flaaven weezen? Zijt ge eens geveld, ö trotfche dwinglandij! Nooit zal men meer uw kluister vreezen. Daal tot ons neer, ö zuivre vrijheid! daal, 6 Gods gefchenk aan ons gegeeven! Kan zonder u, wat heil ons ook heftraal Een fterveling gelukkig leeven? VA-  VADERLANDSCH DANKLIED. Wijs: Ce font vos charmes que fadore. Gij! reine bron van zaligheden! De Gal mag thans naar 't Altaar treeden, Het Altaar aan Uw dienst gewijd; Hoor God der Vrijheid! hoor zijn galmen, Zijn zegelied, zijn vreugde-pfalmen, Om 't heil aan 't Vaderland bereid! Gij Vader van de ftervelingen! Regtvaerdig God! Gij. haat het dwingen, Gij fchiept den mensch gelijk en vrij, Uw Wil, zal nimmermeer gedoogen, Dat 't pronkftuk van Uw alvermoogen Den Dwingeland ten lastdier zij. D 5 GiJ*  C 58 ) Gij haat die vuige wangedrochten; En deelde aan 't hart van uw gewrochten, Den edlen trek van vrijheidsmin: Gij bliest hen, afkeer voor de banden; Ver'agting voor de dwingelanden, Met d'eerften vonk des levens in. En zouden dan de vrije zielen, Voor zulke monfters nederknielen? . Zich buigen voor hunn' ijzren vuist? ó Neeni gij wenkt ,hun tot hun waarde, Verdelgt Tirannen van Uwe aarde, Terwijl gij hunnen ma^t vergruist. De noodftorm was voorheen aan 't loeien; Het eerloos hof klonk ons in boeien; De flaaffche keten drukte ons zwaar: Maar nu, nu legt die magt verbroken, Terwijl wij dankbaare Offers rooken Op 't Vaderlandfche dankaltaar. Nu  C 59 ) Nu heffen wij de vrije handen. Niet meer gekneld door flaaffche banden Tot u, 6 groote Vrijheids God'. En zien, hen die 's Lands welvaart haaten, Van uw gedugte hulp verlaaten, Ja deelen in 't verachtlijkst lot. ö Blijf ons met uw goedheid kroonen! Doe hier de Vrijheid eeuwig woonen; Bevestig haar door uwe hand! Lok welvaart op de Franfche kusten, ö Doe Uw' besten zegen rusten Op mijn verheerlijkt Vaderland! Jaag Heerszucht naar des afgrondskolken, Op dat de ftem der vrije volken Op hun verdrukkers triumfeer'! En maak verblinde ftervelingen, Wien duistre nevels nog omringen, Haast vatbaar voor de Vrijheidsleer! Zoo  Zoo blijv' geen volk in boeien kwijnen; Zoo zal de Zon der voorfpoed fchijnen; Zoo wijkt de nagt van flavernij; Zoo moogen we op Uw bijftand boogen; Zoo worde door Uw Alvermoogen, Nog eens de ganfche Wereld Vrij. AAN  AAN DE MOEDIGE VERWINNAARS DER MUITELINGEN in Ja Vendèe. . "i Her os! Combattant pour la Franc e. J ' j Volfchone meisjes, Vrijheidstelgen. Triumf, ö dappre Landgenooten! Die door uw vuist de Vrijheid fchraagt, En op het wrokken der Despooten Met regt uw roem en glorie draagt, bis. Gij hebt, ö ja! verdrukte ureeken Door uw heldhaften arm gered, De Muiters zijn in 't ftof bezweeken, En 't heilloos woeden perk gezet. bis. Zoo  C 6a) Zoo ftraalt voor ons na donkre tijden, De blijde ligtftraal van geluk; Zoo wijken bij het eind van 't lijden De dikke nevelen van druk: bis. Genieten wij die volle blijheid! God veld's Lands haaters neer in 't zand, En öaat tot ftaaving onzer Vrijheid Zijn oog op 't dierbaar Vaderland, bis. Het Vaderland! ö 't juicht u tegen, 6 Broeders! het erkend uw deugd, En wijst u op den Vrijheidszeegen, Die 't hart van eiken Gal verheugd: bis. Nu moet geluk het leed vervangen; TJ eiken broeder hulde biên, En gij, met blijde zegezangen, TJ van alom verheerlijkt zien. bis. Nu  C 63 ) Nu moeten Vrankrijks bastaards zuchten, Zij, zij bezweeken voor uw moed, Slegts enkelen die 't ftaal ontvluchten Van u, ö fiere Heldenftoet! bis. Geregtigheid vervolgt de flaaven, En fmakt den troon der Heerszucht neêr; Haast voert ze u, onbezweeken braaven, Bij Haardftede en Altaaren weêr. bis. Dan ziet ge u weêr door vriend en maagen, Met vreugd, aan't kloppend hart gedrukt, Terwijl gij van gevaar ontflagen, De vrugten uwer daaden plukt: bis. Dan denkt gij vrolijk, dierbre broeders! Aan 't nederploffen van 't geweld, En vliegt op d'eerften kreet der Vrijheid, Weer naar het roemrijk oorlogsveld, bis. Nog  C <54 ) Nog eens, triumf regtfchapen fleren! U, zij ons Zegelied gewijd! De Vrijheid kroont u met lauwrieren, Lauwrieren die gij waardig zijt: bis. Het juichend Vrankrijk, juicht u teegen, Ontfangt voor uwe trouw den loon, Het fchenkt, om 't heil door u verkreegen 6 Franfchen! u de burgerkroon, bis. Zoo ftraalt voor ons na donkre tijdén De blijde ligtftraal van geluk; Eens zien wij 't eind van ieders lijden, Het breeken van der volken Juk: bis. Dan. fmaaken wij de volfte blijheid, Eh roemen Gods gedugte hand; Dan eeren wij dezelfde Vrijheid, En kennen maar één Vaderland, bis. DE  DE VEROVERING DEK BASTILLE. Wijs: Deployez votre courage. Speeld hier een beguichling onder? Waak ik! — onverwagt geval! Vrankrijk! welk ontzettend wonder, Geeft verbaazing aan 't Heelal? Al uw fterkte is overtollig, Launay! ja, God wreekt onze eer; Slechts één oogwenk bromt het koper, En — uw Bastille is niet meer. E Dat  C 66 ) Dat het vuur waar door ik blaake, Meer en meerder gloed verkrijg'! Dat ö Franfchen uw verrukking Op dit tijdftip hooger ftijg'! De ijslijke oppermagt der Vorsten, Tot verdrukking fleeds gereed, Zag op eens, zijn fterkte waglen, Op der burgren Vrijheidskreet. Zoo wierd eens in' vroeger eeuwen, In 't ontzettendst oogenbHk, Jericho welëer zoo prachtig, Ook vervuld met vrees en fchrik; Toen 't zijn trotsch verheeven muuren, Op het klinken der Bazuin, Van Jofucfs moedig leger, Nedervallen zag ia puin. Gij,  C 67 ) Gij, die ons de ziel doet krimpen, Door uw ramp, die affchrik wekt, Van die fchandlijke Bastille, Ons de fchriklijkheên ontdekt; Staakt, voor ware menfchenvrienden Droevige offers! tog uw taal; Elk gevoelig hart moet bloeden Op dit ijsfelijk verhaal! Doodelijke jammerklagten, Door de wanhoop voortgebragt, Doen het fchrikverblijf verfoeien, Van den Vorst der helfche magt: Dog bij deez' vervloekten kerker, TJitgedagt door 't fnoodfle brein, Moet de Hel, hoe ook affchuuwlijk, Een paleis der wellust zijn. E 2 On-  C <58 ) Onder langzaam fleepende uuren$ Wijl het oog geen zonligc ziet, Zat verdrukte deugd te kwijnen, In het folterendst verdriet; Wie zag zig, in zulk een tijdvak Vaderland! in uw beftier? Was hij, in die helfche woede Koning, of een monfterdier? Gij verfchriklijke Saturnus! Die zelf op uw kindren woed; Die uw hovelingen vetmest, Door der onderdrukte bloed: Schonk jjupijn, in zijne gramfchap TJ den fterveling tot ftraf? Zeker, dat hij u ten Vader Aan gekroonde beulen gaf. Valt  C 69 ) Valt de wreede dwingelandije, Voor uw forfche flagen neêr, Vaderlandfche, vrije Helden! ?k Zing dan enkel voor uwe eer! Uwen moed ten top te heffen, Moed, die alle proeven tart; Dit alléén, ó Franfche Burgers! Zijn de wenfchen van mijn hart! Mogten mijne Gloriezangen, Stijgen tot de Hemelzaal, En het Godendom doen deelen In uw grootfche Zegepraal! Dat ze u in uw poogen fchraagen, Ieder uwe daaden roem'! En de vrijgevochten Gallen, 't Braaffte volk der wereld noem'! E 3 DE  DE SOLDAAT DER V R IJ H E I D. _ . n Celebrom la haute faite. !]s' £ Voor het Vaderland en Vrijheid* 'k Heb de Vrijheid trouw gezwooren, Trouw tot in den Jongftert nood; 'k Zal haar roepftem immer hooren, Haar befchermen tot mijn dood. 'k Haat de dwinglandij; 'k Vloek de flavernij; Ja mijn hart, aan deugd verpand, Franfchen! klopt voor 't Vaderland. Zou-  C 71 ) Zoude ik voor de Heerszucht knielen? Neen! getrouw aan mijnen eed, Zal mijn ftaal heur magt vernielen, Daar ik van geen vlugten weet. 'k Haat de dwinglandij; 'k Vloek de flavernij; Franfchen! 't hart aan deugd verpand, Klopt voor 't juichend Vaderland! Wijkt, gevloekte huurelingen! Die van de eêlfte zucht ontaart, Braave volken ftout befpringen, Neen! mijn kling is 't Vrijheidszwaard, 'k Haat de dwinglandij; 'k Vloek de flavernij; En mijn hart aan deugd verpand, Klopt, voor 't heil van 't Vaderland. E 4 Aan  C 7* ) Aan 't belang van laffe grooten, Zijt gij door het goud gehegt: Nimmer vecht ik voor Despooten Tot verdrukking van 's volks regt. 'k Haat de dwinglandij; 'k Vloek de flavernij; Ja, mijn hart aan trouw verpand, Mint het vrije Vaderland. Dat Tirannen ons beftrijden, Franfchen! 'k grijp ook 't blank geweer3 'k Help u van de boei bevrijden, Of ik fneuvel voor 's Lands eer, 'k Haat de dwinglandij; 'k Vloek de flavernij; ja, mijn hart aan deugd verpand, Klopt voor 't lieve Vaderland! skHeb  C 73 ) sk Heb de Vrijheid trouw gezwooren, Trouw tot in den Jongden nood; Zou ik naar haar ftem niet hooren, Daar'k uit't bloed der Franfchcn fproot? 'k Haat de dwinglandij; 'k Vloek de flavernij; 5k Sterf veeleer aan trouw verpand, Op de puin van 't Vaderland, E 5 DE  DE HERBOOREN DAG DER V R IJ HEID V O • B TOULON, N U PORT BE LA MO NT AG N E. Wijs: Al Ion s en fans de la Pair ié. Xriumf! triumf! ó Landgenooten! Daar breekt de dag der Vrijheid aan ; Uw vijand, die uw hield beflooten, Voelt zig met kille fiddring flaan: bis. Wij zien het ligt der voorfpocd blinken, Triumf! regtfclrapen Patriot! De magt der Britten ligt geknot, Die monfters moeten nederzinken: Verhef, ó Stadgenoot! uw trouwe Broedrenfehaar, En juicht, en juicht, de blijde dag van uw geluk is daar. Zijt  C 75 ) Zijt welkoom, welkoom in deez' oorden, 6 Franfchen ! dierbre Broedrenrei ! Triumf! triumf! j;een vuige koorden Zijn nn meer 't merk der flavernij. bis. Hoe zagen wij ons wreed verdrukken, Door pesten van ons Vaderland! Maar thans koomt weêr ons heil tot ftand, Uw moed verbrak de Britfche Jukken: Verhef, ó Stadgenoot! uw trouwe Broedrenfchaar, En juicht, en juicht, de blijde dag van uw geluk is daar. Dat Georgc , mee zijn Vloekgenooten , StaJg roemen op onmcnschlijkheid ! Het Burgerbloed door hen vergooien, Eischt wraak van de Oppermajefteir. bis. Dat wraakvuur volgt hen op de hielen; Hun luister , Franfchen ! is niet meer ; Zij knielen voor de Vrijheidsfpjur, Die Burgers voor hun neór deen kni.len! Verhef, ó Stadgenoot! uw trouwe Broedrenfctmr, En juicht, en juicht, de blijde dag van uw geluk is riiir. De  C 76 ) De Braaven zaten in de banden, Waar in 't gevloekt verraad hen klonk, Door Spaanfche en Britfche dwingelanden, Wien woede en wraak uit de oogen blonk; ik. Maar thans verdwijnen de onweerwolken, De Zon der Vrijheid lagt ons aan; \ Geweld ziet zig met fchand belaên, En zinkt naar 'safgronds jammerkolken: Verhef, ó Stadgenoot! uw trouwe Broedrenfchaar, En juicht, en juicht, de blijde dag v?n uw geluk is d^r. De omlarte Franfchen, monsterdieren, Wier hand, aan Britten hulp dorst biên, Zij moesten bij uw zegevieren , Hun welverdiende ftraf ontvlien ; bis. De fchrik beving die Wangedrogten, Aan ontrouw en verraad verpand, Die op het puin van 't Vaderland, 't Herllel der dwinglandijë zogten. Vervloek, 6 edle Gal! hun nagedagtenis, (baaris. Zoo lang, zoo lang uw deugdzaam hart, voor Vrijheid vat- Nog  C 77 ) Nog eens triumf! ó trotsch Brittanjet 't Verraad bemagtigde Toulon , Maar thans, in Port ie la Montangne, Herrijst een nieuwe Vrijheidszon. bit. Vlugt vuige roovers! ruk op dwingen, Die door het goud uw lauwren koopt, En gruwelen op gruwelen hoopt, Eerlang zal u de wraak befpringen; Dan fla u 't blikfemvuur, der Godlijke almagt néér, En wreekt, en wreekt, 't verdrukte volk en zijn gefchon* (den eer. COÜ-  COUPLETTEN, BIJ GELEGENHEID VAN HET BOMBARDEMENT VAN R IJ S S E L. Wijs: Disparoisfez laches Brigands. Verdwijnt ó laffe roovrenftoet! Die 't plondren houd voor heldenmoed, Gaat, gaat, uw nederlaag betreuren! "Verbaast u om de Heldendaên, Van 't volk dat gij ter neêr wilt flaan, Dat gij als tijgers wilt verfcheuren. Vlugt  C 79 ) Vlugt naar uw duistre holen heên! Weet, dat in onze vrijë fteên, Sceeds Burgers, ,vol van moed regeeren: U, jaagt de dood verfchrikking aan; Maar nooit, kon zij met fiddring flaan Hen, die we als waare Franfchen eeren. ó Rijslaars! in gevaaren groot! U koomt van uwen Landgenoot, De lof voor uw manmoedig ftrijden: Aan u, ftandvastig, vrij gezind, Zal elk die waare grootheid mint, Zal 't Vaderland zijn wierook wijden. Nooit, Burgers! nooit vergeet de Gal, Hoe gij uw fel gebeukten wal, Hebt vrijgeftreeden van Barbaaren; Uw lauër, uwe burgerkroon, Zal fteeds de wereld op den loon, Van uw verheven deugd doen ftaaren. DE  D E REPUBLIKEINSCHE JONGELING. Wijs: o Frangois marchant au Combat. Mijn bloed is voor het Vaderland, Ik wij het aan "zijne eer; 'k Ben aan de Vrijheid fteeds verpand, En draag voor haar 't geweer: Haar vuur blaakt mijn gemoed, Met onuitbluschbren gloed, En, zweert de Heerszucht haaren val, 'k Sta voor haar regten pal. bis. De  C 81 ) Dé Vrijheid is het hoogfte goed, Dat God den ftervling gaf; 'k Smaak door haar invloed 't heilrijkst zoet, En eer haar tot in 't graf: Veracht haar, vuige flaaf! De vrije Frank fteeds braaf, Is fchuuw van alle dwinglandij, En min het zalig Vrij. bis. Mijn ziel ftreeft naar de Gloriekroon, Der Franfche Heldendeugd; 'k Roem op de naam yan Vrijheids Zoon, In 't prilste van ■ mijn Jeugd: Is 't Vaderland in nood, Ik vrees niet voor den dood, Maar wijd' met moed mijn ftrijdbre hand, Aan 'c lieve Vaderland, bis. F > Koomc  C 8a ) Koomt Jongelingen! gordt met fhifo De blanke wapens aan! Dan zal geen vuige dwinglandij, Ons ooit in keetens flaan: Zoo zie 't Gemeenebest, Zijn veiligheid gevest, Zoo zijn we op d'eerften oorlogskreet, Tot zijne hulp gereed, bh. DE  T» E GEWAPENDE BURGER. Wijs: Amour! vöus qui fait mon bankeur. Ik draag vol moed het blank geweer, voor 't Land. 'k Heb mij aan Vrijheid en haar eer, verpand. Ik gord het blinkend ftaal op zij, Tot affchrik van de dwinglandij, Die fteeds gevloekte pest. Fa *k Heb  C 84 ) 'k Heb.mij aan 't Vaderland gewijd, ó ja! En daar de Heerszucht ons beftrijd, ik fta! Zoo lang mijn hart nog klopt en gloeid, Mij 'tFranfche bloed door de aderen vloeid, Voor zijn gefchonden regt. ïk wierd wel eer in flavernij, verdrukt, Maar thans legt zelf de tirannij, gebukt; Ziet hoe zij dervend ijslijk grimt, Terwijl de zon der Vrijheid klimt, ö Franfchen! juicht triumf! De Wapens in der Burgren hand, ftaan fchoon. Hun vlecht het dankbaar Vaderland, een kroon. Elk waag dan fleeds vol heldenmoed, Voor Vrankrijks Vrijheid goed en bloed, En leeye of fterv* met eer! h e x  HET VADERLANDSCH MEISJE. Wijs: Qtie faime difoit Climène. Zou ik 't Vaderland niet minnen, Even als een Jongeling? Ja! de Vrijheid ftreelt mijn zinnen, Daar ik hejl van haar ontfing Zeker ja! mijn maagdlijk harte, Klopt bij 't blikkren van 't geweer, 7 Vrankrijks rampfpoed baart mij fmarte,J Vrijheids glorie, is mijn eer. F 3 Kan •  C 86 ) Kan mijn hand geen wapens draagen, Voor dat lieve Vaderland! 'k Zie met vrolijk welbehaageu, Hier de Vrijheidsboom geplant; Draag de- fiere Jongelingen, Hartlijk al mijne agting toe, Die door hunne heldenklingen, Haar befchermen blij te moe. Moet dit hart eens liefde kweeken, st Zij dan voor een Vrijheids Zoon, Die in ijver onbezweeken Streëft na de eedle burgerkroon. Die voor geen geweld zou zwichten, Immer blijft een vrijheidsvrind En getrouw aan eed en pligten, »t Vaderland als mij bemind. Zou  C 87 ) Zou ik' 't Vaderland niet minnen, Even als een Jongeling? Ja de Vrijheid ftreelt mijn zinnen, Daar ik heil van haar ontfing. Ja! zoo ooit de nood mogt daagen, 'k Zou ontgloeid door haare min, Zelf voor haar mijn leeven waagen, Liever dood, dan een flavin. F 4 AAN  AAN DB VERDEDIGERS VAN HET VADERLAND. Wijs: Vous dont la vertu guerriere. Gij! die door uw heldendeugden 't Noodlot van den krijg braveert; Nimmer door moorddadig woeden Uw zoo grootfchen naam ontëert, Dat geregtigheid uw pooging Altoos fchraage, en u geleid'; Zoo toont gij aan heel de waereld, Dat gij edle Franfchen zijt. Dat  C 89 ) Dat de ftoet van moordenaaren, Strafbaar in der volken oog, Handen wringen om uw triomfen, Nergens fchuilplaats vinden moog'! Opperweezen! wreek de fnoodheid, Van dien drom die ons verried, 't Bloed dat omloopt in hunne adren, Is het bloed der Franfchen niet. Zoonen van de dierbre Vrijheid! Zoete hoop van 't Vaderland! 6 Verfterk door heel uw leeven, Die gewijde broederband! Door 't vermoogen uwer wapens, Keert de Vree dan overal; „, ft Krijgsgefchrei beroert dan 't heil niet Van den onverfchrokken Gal„ F 5 aam;  AAN 'T FRANS CHE VOLK. „... è "7 Laisfons Varifiocratie. £ Ce mouchoir, belle Raymonde.! Strijders voor uw wet en regten! Franfchen! edelst volk der aard; Ziet hoe op uw fctioone daaden, Heel de wereld, juichend ftaart. Franfchen! Gij, 6 Vrijheidminnaars, Zijt het, die de ketens breekt, En 't gefchonden regt der menschheid. Op verharde Dwingers wreekt. . Gij,  C 91 > | pij, met roem en eer bélaaden; Gij, met lauwren als bedekt, ; Zijt het, die gekroonde dwingers, Overal ten geesfels ftrekt; ! Siddrend, zien ze uw Legerbenden Onder 't Vrijheïdsvaên gefchaard; st Is zelfs, 't glinftren uwer wapens Dat de Haaf verfchrikking baart. Al der Vorften Lauwerbladen, Zijn bevlekt met menfchenbloed; Schooner, zijn uw zegetekens, Edeler uw heldenmoed; "Wereldvorsten, ftrijden immer Voor hun harsfenfchimmige eer, Gij, mijn Broeders! fiere Franfchen! .Schenkt aan de aard de Vrijheid weêr. Lang  ( 92 ) Lang heeft u de flaaffche keten, Van ,'t baldadig hof gedrnkt; Lang waart gij, ö edle Gallen! Voor uw dwingers neêrgebukt; Laage vleiers, wufte grooten, Voedden zich met ■ burgerzweer; Gij waart fteeds het doel der fchraapzucht Van die monfters, laag en wreed. Maar, uw heldenmoed aan 't gisten, Door 't gevoel van zelfwaardij-, Schiep een heilligt uit het duister, -Streed u van verdrukking-vrij: Ras hebt gij de Reuzenfterkte, Van de dwinglandij geknot; Hoofden uwer onderdrukkers Neer doen vallen op 't fefcarot.  C 93 ) ïs gètergde moed aan 't gloeien, Wie kan dan haar kragt weèrftaan? Als een volk, fier en grootmoedig, Zig van 't Ichandjuk wil ontdaan. | Duizenden van Heldendaaden, ITuigen van uw dapperheid, Tot herkrijging uwer regteu, Overal ten toon gefpreid. Brumwijk, dien gehalten fnorker, ,. Waande reeds uw val nabij, Maar wij bleeven , dierbre Broeders \ Van zijn vuige keeten vrij; Coburg met zijn Legerdrommen, Woedend op ons aangerukt, Heefc voor.vrije Frantche burgers, Meer dan eenmaal neêr^ebukr.  C 94 ) Spanje's trotsheid mooge ons dreigen I Nimmer tog, ö fiere Gal! Blusfchen zij de Vrijheidsfakkel, Die heel de aard verligten zal. Laaten Vorsten famenfpannen, Woedend — brandende van wraak! Vrij te zijn, en vrij te blijven, Is der Franfchen gróotfche taak. Volken! volken! kent uw regten, 't Uur der Vrijheid is nabij! 't Rijzen van der Franfchen voorfpoed is den val der dwinglandij: Mensch! bij al het grootsch der fchepping, Zijt gij 't Godlijk meesterftuk; Waarom zoud ge uw hals dan krommen Als een lastdier onder 't Juk? Oor- i  C 95 ) Oorlogshelden! Vrijheidsvrienden! Strijders voor het menschlijk regtt Immer blijve de overwinning Aan uw Zegevaên gehegt! Elk van ons grijp' naar de wapens, Als het wet en regten geld! Zoo weêrftaan we als vrije burgers 't Heilloos woeden van 't geweld. Dat de donder der Kanonnen In den ftrijd 't gehoor verdoov'! Dat de damp van vuur en zwavel Zelf de zon het ligt ontroov'! Dat verwoesting zig verfpreide, Rondwaar' met het gonzend lood! Midden in die ijslijkheden, Blijven vrije Franfchen groot. Nira-  C 96 ) Nimmer zal 't der dwang gelukken Ons weêr in de boei te flaan, Of wij zullen onder 't ft/rijden, Met het Vaderland vergaan. Eenmaal van het Juk ontheven, Dat zoo lang ons heefc gekneld, Zullen wij veel liever fneuvlen, Dan te bukken voor 't geweld.' Dat de vijand ons bedreiger Steden nederfchiet tot puin! Gallen, trots op hunne Vrijheid, Staan als pijlers van arduin. Waan: tog niet, vermeerde flaaven! Dat den ramp, die ge ons bereid, Immermeer een perk zal Hellen Aan onze onverfchrokkenheid. ö Wij  C 9? ) ó Wij waaken voor de Vrijheid! Tot in de allerjongfte nood; Vliegen als regtfchaapen Franfchen, Voor die Vrijheid in den dood, Zingend daar Kanonnen buldren, En 't Musket zijn blikfems fchiet, Wijken wij voor dwingelanden Zelfs ééne enkele treede niet. Zien wij 's vijands heir genaaken, Nimmer word ons 't harte bang; Juichend vliegen wij hun tegen Onder 't Marfeiljaans gezang: Dan, dan fterkt het vuur der Helden, 't Vuur der Vrijheid, onze vuist, Tot wij onze regt-befpringers, Voor de voeten zien vergruist G Rus-  C 98 ) Rustig dan ö Medebroeders! Grijpt de wapens in de hand, Wijd op 't wenken van de Vrijheid, Uwen arm aan 't Vaderland! 't Opperweezen fchraagt ons poogen, Hief ons eenmaal uit het Juk, En bevestigt door zijn almagt, Vrankrijks voorfpoed en geluk. AAN  AAN DB FRANS C H E SOLDAATEN. Wijs: Pauvre Jacques, &c. Brave Krijgers! waart ge ander 't Koningsvaên Niet altoos in de grootfte elenden? Thans bied u't volk de hand der vriendfchap aan Om al uw onheil af *e wenden. De Burger deelt vol ijver in uw werk, Hij vliegt met u in 't veld der glorie; Gij gaat hem voor—gij wijst hem 't helderjperk En hij verkrijgt met u victorie. G 2 Bra-  Brave Krijgers! waart ge onder't Koningsvaên Niet altoos in de grootfte elenden? Than- bied u't volk de hand der vriendfchap aan Om al uw onheil af te wenden. Beteuglen wij der grooten euvelmoed, Hun woede moeten wij verbreeken; Gelijkheid zal, ö fiere heldenftoet! Ons van hunne ijzren Scepter wreeken. Brave Krijgers! ja! onder 't Koningsvaên, Zaagt gij niet anders dan elenden; Laat ons voor regt en wet,manmoedig ftaan, Zoo zullen onze plagen enden. Zijt gij getrouw aan eed en overheid, Dan moeten Vrankrijks haaters vreezen, En daar gij u, aan de eêlfte pligten wijd, Zult ge anderen ten voorbeeld -weezen. Bra-  C ioi > Brave Krijgers! waart ge onder t Koningsvaên Niet altoos in de grootfte elenden? Thans bied u't volk de hand der vriendfchapaan Om al uw onheil af te wenden. 't Is onder't vaên van't fran'chejrolk, dat de eer U tot een trouwe gids zal (trekken; De Vrijheid bied u weldaên, meer en meer, Welk hart voelt thans zijn moed niet wekken ? Brave Krijgers! waart ge onder 't Koningsvaên Niet altoos in de grootfte elenden? Thansbiedu't volk de hand der vriendfchapaan Om al uw onheil af te wenden. Dat d'akkerman door u fteeds zij befchermd, En nooit met woeste taal bejeegend! Zoo word' zijn hart door vrijheidsgloed verwarmd. En Vrankrijks wet door hem gezeegend! G 3 Bra-  C 102 ) Brave Krijgers! 't was onder 't Koningsvaên, Dat hem uw woest gedrag deed vrèezen; Hij zie voortaan, u zonder fiddring aan, Gij moet de fchrik der. grooten weezen! Eens word de vree, door uwen heldenmoed, Tot heil van 't Vaderland herb ;oren! Een zagte rust en onverwisfe'.d zoet, Zij dan uw leevenskring befchooren. Brave Krijgers! waart ge onder 't Koningsvaên Niet altoos in de wreedfte elenden ? Thar sbied u't volk de hand van vriendfchap aan Om 't onheil van u af te wenden. Fiere Franfchen! ja onder 't Koningsvaên Hielpt gij den troon des dwinglands fchragen; Het volk ziet thans u als zijn broeders aan, Blijft voor zijn heil uw leeven wagen. PA-  PATRIOTTISCH A I R. Wijs: Cest Ia petite Therèfe. Welke wonderlijke grillen, Hoort men van den Pruis al niet! Die de Gal zou drukken wi'len, Maar zijn hoofd met fchande ftiet, Wijl hij beter uit zijn billen,. Dan uit zijn houwitzers fchiet. Die in fteê van Gloriekran?fen, Zuure druiven heeft geplukt; Die van vrijgeworden Franfchen, Voortijds veel te lang verdrukt, Carmagnole leerde dansfen, En zijn toeleg zag mislukt. G 4 Loop  C 104 ) Loop deed f red rik ij slijk loopen,. Daar hij 't kortfte toepad nam, Dorst hij op de zege hoopen, Brunswijk, korts geleên zoo gram, Moest tog meê de broek afftroopen, Huilen, fchoon hij zingend kwam. Zeg, hoe {maakten u de druiven? Helden van den nieuwen tijd! o, Laat af, die meer te kluiven, Want mislukking baart tog fpijt, 't Vet zou van uw darmen fchuiven, En gij raakte uw glorie kwijt. 'k Hoor den Held der Pruisfen roepen: „ Vrees niet dat ik wederkeer, „ 'k Hi-b de buik al vol van 't fn-epen, Ik voor mij bedank voor de Eer; „ Laat de Keizerlijken poepen, „ Mij gevalt die grap niet meer." cou-  COUPLETTEN, TE DOORNIK GEZONGEN. ^S' £ Uw fchuld tien duizend ponden zwaar. Elk Koning dreigt ons van alom, Met een gevree.-de Legerdro n , Dit zou ons 't hart verfcheuren; Maar elk tirannisch opperhoofd, Vlugt fpoedig, met de kous op 't hoofd, Dit diend ons op te beuren. Te Rifsfel, welk een naar fchildrij! Verminkten, ach! van alle zij! Dit moet ons 't hart verfche'imn: Maar 't fcherm verschuift, en Doorniks wal, Is aan den blijden vriien Gal, Dit diend ons op te beuren. G 5 Het  C 106 ) Het oorlog, dat verwoesting kweekt, Heeft lang den grond'met bloed doorweekt, Dit moet ons 't hart verfcheuren: 't Is hier om dat elk braave weent, Maar Belg en Frank is thans vereent, Dat diend ons op te beuren. 't Is waar, dit werk van onzen moed, Betaalen wij door ftrocmen bloed, Dit moet ons 't hart verfcheuren: Maar die ons drukt word neêrgeveld, En glorie ficrt den Fjanfchen Held, Dit diend ons op te beuren. Wij zien, aan 't fpits van 's Vi'ands vaên, De grootfte legerhoofden ftaan, Dit zou ons 't hart verfcheuren: Maar Vrankrijk kweekt tot zijn behoud, Oók Helden in het oorlog flout, Dit diend ons op te beuren. LIED  LIED DOOR D U G A Z O N. Wijs: Citoyens, trovpe guerriertt Burgers! roemrijke Oorlogshelden! Die Gelijkheid mint en eert! 'tls gantsch Vrankrijk dat de Vrijheid, Met een leeuwenmoed verweert; Boeiden Rome's oorlogsknegten, 't Wereldrond in flavernij, Wij, die 't regt der menschheid kennen, Strijden ons van keetens vrij. Vo-  C 108 ) Volontairen! Grenadferen! Ouders! Vrienden! Nageflacht! Eensgezind voor de eedle Vri heid Heeft ons de Eer in 't veld gebr'agt. Slaan wij 't helfche Bondgenoodfchap, Dat de wet der Franfchen hoont! ' Met den luister der verwinning Word ons poogen wis bekroond! Dat de ftflte in uw geleedren, Aan uw Generaals, alöm Proeven geev' dat tugt en orde, Heerscht in uwe legerdrom! Franfchen! welk een fchoon vooruitzigt! Haast ziet ge elk met zijne vaên, In uw midden wederkeeren, Overdekt met lauwerblaên. Niet  C 109 ) I Niet meer zijn wij vuige flaaven, Noordfche Dwingelanden! beeft! — Zie, hoe om.voor 't regt te fterven, 't Franfche volk het voorbeeld geeft. Zie Euroop uw daèn befchouwen, Wijl 't om onze zegen juicht! 't Franfche volk moet overwinnen, Daar het voor geen Vorsten buigt. Dog zoo ooit de kans des oorlogs, Deeze hoop bezwijken doet, Denkt dan, dat ge alöm op dooden, Wreede monfters! woeden moet; Want het vrijgezinde Vrankrijk Bied dan, aan uw lauwerblaên, Een onoverzienbaar kerkhof, Mst vermoorde Burgers aan! — AAN  AAM DE GE WEE ZEN KONING. Wijs: Ce fut par la faute du fort. Monarch! weleer zoo zeer bemind! Gelijk een Godheid aangebeden! Waar is uw fteuniel? — welke vrind Vertroost u nu in tegenheden? De vleierij koomt u niet meer In'tfchoon gewaad der vriendfchap tegen, Want ver is 't koor der fchittrende eer, Van uwen kerker afgeleegen. Uw I  Uw leeven was 't geluk gewijd; Laat uw geweeten zelf getuigen! Wie goed is, blijft zulks t'allen tijd, Wen hij zijn hart naar deugd wil buigen: Maar, de ondeugd heeft u afgeleid, 't Volk haat bedrog en flinkfe ftreeken, Uw ftraf voor 't kwaad hun toebereid, Leert u, hoe eindlijk zig kan wreeken. VA-  VADERLANDSCH L I E D, EN AANMOEDIGING. Wijs: Amis! partons pour les pontières. Koomt, dat wij nanr de grenzen fnellen, Om met des vijands. heir te flaan! Laat ons hem poogen neer te vellen, Koomt Broeders! vliegt ter gloriebaan! Ko.imt, zuiveren wij de aard van fnooden, Gelijkheid blaze ons ijver in; Zoo voel' hij, onzen grond ontvlooden, De kragt der Franfchen Vrijheidsmin! Of  f "3 ) OP DE EMIGRANTEN. Dat zij het eerst ter nederzijgen! Die monfters krijgen geen gcnaê! Doen we onze wraak ten toppunt ftijgen, En volgen wij hunn' woede na! De dood voegt aan de Landverraders.' Triomf! — of ftervcn in den ftrijd; Het Vrijheidsbloed doordroomt onze aders, Onze arm is 't Vaderland gewijd! Verbaten we onze dierbre Schoonen, Onze Ouders, Kroost, en Echtvriendin! De palm der glorie zal ons kroonen, Dan vliegen wij hun arm' weèr in. Elk Franschman moet ontembaar weezen', Bij 't ftrijden voor den vrijen haart, Zoo is hij, wijl zijn hjiaters vreezen, Het zoet genot zijns Vrijheids waard, H Dan  C "4 ) Dan zijn wij trouwer Echtgenooten, En beter Vaders dan voorheen, Wen 't bloed des vijands is vergooten, Heeft elk van ons voor hun geftreên. Dan zal voor ons een heilligt dagen, Wijl ons Gelijkheid juichen doet; Dan fmaaken wij, van leed ontftagen, 't Bekoorelijke Vrijheids-zoet. Die ons bellieren, voor ons ftrijden, Dat ons vertrouwen hen vereer'! 't Voegt ons hen achting toe te wijden, Op dat hunn' ijver fteeds vermeer'! Ons Land mogt altoos mannen kweeken, Voor 't oorlogsveld en voor den raad, Wier heldenijver nooit bezweeken, Het welzijn vestigt van den Staat. " ., .. op ,  C "5 ) OP DE DUITSCHERS. Ons kwamen ze in den wijnoogst kwellen, De druif tog heeft hun vuur verdoofd; Men had hun 't fap der muscadellen, De fchoonfte meisjes zelf beloofd! Wil nimmer meer de huid verkoopen, Voor gij den Beer hebt in uw magt, Want fomtijds doet de loop u loopen, En 't oogmerk blijft dan onvolbragt. Ha LIED.  X X JE JD>. ")Citoyef!S c'est pour votre gloire. Wijs.^j-je oori0gSZang der Marfeillaans. 'c Is voor u glorie fiere braaven! Dat gij te faam vereenigt zijt; Gij Burgers! zult uw luister ftaaven, Schoon 't haailijkst monfter u beftrijd. De Dwingelanden deezer aarde, Zien hunnen hoop geheel vergaan, Gij zult in 't ftof hen nederflaan, "VVier euvelmoed u rampen baarde. Grijpt moed! vliegt naar den ftrijd, De Godheid ftaat u bij! Gij wint, gij wint, of fterfc met rcem Voor "t edel burgervrijl Gij,  C 117 5 Ja! alles ftreeft natuur te boven, Zoo gloeiend is uw vrijheidsmin, Om Dwinglandij den kop te klooven Verlaat gij kroost en bedvriendin: Wij zien een moeder zonder kermen, Zig fcheiden van haar lieveling; Zijn minnares reikt hem de kling, En rukt zig juichend uit zijn armen. Triumf! vliegt naar den ftrijd! De Godheid ftaat u bij, Gij wint, gij wint, of fterft met roem Voor 't edel burgervrij. Die aandrift die u mag bezielen, Geeft fiddring aan het dWanggebroed, Zij zal de ftoutheid haast vernielen Van Brunswijk en zijn roovrenftoet. H 3 De  C «8 ) De dag der wmke moet genaaksn, Vergeefsch is 't woên der dwinglandij, De Franschman vegt zig roemrijk vrij; Een Godheid zal voor de onfchuld waaken. Grijpt moed! vliegt naar den ftrijd, ö Franfche Burgerij! En wint, en wint, of fterft met eer Voor 't edel burgervrij! AAN  AAN DB EMIGRANTEN. l^Ljfe vous oblien, &c. Gevloekte monfters! vuige fnooden! Die cijnsbaar aan de Dwinglandij,. Zijt uit het Vaderland gevlooden, Tot ftaaving van de Tirannij; Barbaaren ! woeste ftookebranden! Ontaart van 't echte Franfche bloed, Die met gevlekte moordershanden, In 't lichaam uwer moeder woed! H 4 Uw  C "O ) Uw fnoodhcid tor den top geklommen, Hitst wreede Vorsten op ons aan, Om met hun vuige flavendrommen, De Vrijheid in 't gareel te flaan. Uw Adel doet uw trotschheid rijzen, Die ramp op ramp ons heeft bereid; Terwijl uw fnoode daên bewijzen Dat gij de laagfte monfters zijt. Maar neen! uw doel zal 'nimmer flagen, De Godheid waakt voor Vrankrijks eer; Zij die het heilrijkst ligt deed'dagen, Slaat uwe ontwerpen ijlings neêr: Zij wil dat al der dwingren poogen Verijdelt word' — in rook verdwijn'. En 't pronkftuk van haar alvermoogen, Geen lastdier voor den Vorst zal zijn. Het  Het vrije bloed des volks aan 't gisten, Ontftak hun hart in heldenmoed, Zoudt gij het dan zijn regt betwisten, Verlaat dien waan, ö vuig gebroed! De dwingelanden, hoe vermetel, Zijn magtloos als de Godheid wenkt; Haast bonst hem de Almagt van den zetel Die- 't regt van haare fchepflen krenkt. Wanneer bij 't donderen der kartouwen, Ons 't krijgsgefchrei in de ooren klinkt, Dan kunt ge 6 fchandlijk rot! befchouwen Hoe vreugd op ieders aanzigt blinkt; Dan voelen wij den boezem gloeien, Der lieve Vrijheid ten geval, En 't denkbeeld van vervloekte boeien, Beflist de glorie van den Gal. II 5 Blijft  C 122 - ) Blijft met Tirannen n verëenen, Verbondelingen van Bouillé ! Gij ftuift als nietig ftof daar heenen, Want God verhoort der volken beê; Gij, gij alléén zult ketens draagen, Wijl volk bij volk de boeien breekt, En Vrijheid op haar Zegewagen, Alom geluk en voorfpoed kweekt. AAN  AAN 'T VAD E R L A ND. Wijs: Au matin brusquement. è Dierbaar Vaderland! Ach', wat ramp hebt gij geleeden, Toen gij aan alle kant, Bekneld wiertf door den Dwingeland; Toen ge uw regten zaagt beftreeden, Vrankrijks wetten fnood verkragt, Door der Hovelingen magt, En 't vrije volk in 't ftof vevtreeden; Deugd en menschlijkheid verkragt, Door der fnooden woeste magt, Door der fnooden woeste magt. Dat  C 124 ) Dat landverdervend rot! Dorst uwe braaven doemen, Hoe wierd de Patriot, Door vuigen Adel ïteeds befpot? Die Hechts op ondaên kunnen roemen; Wier gevloekten euvelmoed, Stapte in 's Burgers zweet en bloed, Wijl zij de onfchuld durfden doemen: Jeugd noch grijsheid wierd verfchoond, Het regt verkragt — de deugd onttroont, He,t regt verkragt — de deugd onttroont. Thans daagt een blijder dag, Zie 't vrolijk heilligt fchijnen, Nog fchoonder dan het plag! Staakt ö Franfchen! uw geklag; Zie thans de nevelen verdwijnen, Daar de Godheid zelf u red; Perk aan uwe haaters zet; Ja 't Vrijheidsligt vangt aan te fchijnen, Daar de Godheid zelf u red, De Eerkroon op den fchedel zet, De Eerkroon op den fchedel zet. Tri-  C i*s ) Triumf! de Heerszucht vlugt, Het dwangjuk legt verbrooken; Triumf! de dwingland zucht, De braave P*atriot fchept lugt; 't Vrijheidsoffer word ontftooken, Op het Vaderlandsch Altaar, ö Juicht, verloste Burgerfchaar! 't Vrijheid'-offer' word ontftooken, Op het Vaderlandsch Altaar! ö Juicht, verloste Burgerfchaar! De groote dag der roem is daar. DE  D E i VERHEUGDE P A T R I " O T. Wijs: Man honneur dit qu» je feroit eoupahle. 'k Zag lang het woén van vuige hooffche flaaven , 'k Zuchte onder 't Juk der harde dwinglandij, Dog fteeds getrouw met Vrankrijks fiere braaven Doemde ik hun trots, en't eerlijk hart bleef vrij. Ondanks my zelf in keetenen geklonken, Heb ik voor dat rot mij nimmer neêrgebukt: •tVuur dat mijn borst voor Vrijheid deed ontvonken Steeg hoojer zelf hoe meer ik wierd verdrukt. *k Dagt I  C i»7 ) 'k Dage bij mij zelf, waarom tog zou ik vreezen? 'k Min naar mijn pligt het lieve Vaderland; 'k Wagt op de hulp van 't gunftig Opperwezen, Hij haat de magt van eiken Dwingeland, 'k Zal fchoon in de boei, met moed het uur verbeiden Waar in zijn gunst een eind maakt van 't geweld, Eens zal zijn magt de volken heil bereiden, Eens word het regt van d'edlen mensch herftsld. Thans ziet mijn oog het vrolijk tijdftip naaken, Waar in mijn Land zijn luister ziet herfleld; Tc Voel, welk een vreugd! de flaaffche boeien flaakea. 'k Zing blij te moê de neerlaag van 't geweld. Zoo word de deugd gered uit angst en noodea, Daar 's Hemels wraak den kop der fnooden plet. 't Juk ligt vertreên; de Heerszucht is gevlooden. En 't Vrijheids-kroost uit al zijn leed gered. fk Neem  C 128 ) 'k Neem thans vol moed de fabel in de handen, Bleef ik getrouw aan Vrijheidsmin en Eer, TtZal aan heur dienst mijn leeven blij verpanden, Nooit, vuige dwangi- buig ik mij voor u neer; Schoon ik mij door u in keetens zag geklonken, 'k Heb voor uw troon mij nimmer neêrgebukt, Thans voelt mijn hart zig meer en meer ontvonken, Daar Vrijheid zig uw klaauwen zag ontrukt. 6 Vaderland! uw glorie ftreelt mijn harte! . Aan uwen dienst is mijnen arm gewijd; Leed vaak mijn ziel om n de felfte fmarte, Thans fchenkt uw heil mij de eêlfte zaligheid. A Dat altoos uw luister moge bloeien l Stijg fteeds in roem, ö vrij Gemeenebest! Zie dag aan dag uw blijde voorfpoed groeien, En Vrijheids-troon altoos in u gevest. AAN  AAN DE ENGELSCHEN. „^itfranpois au ein de la FiStoire. ^S' SAvec les yeux dans le village. Gij Britten! durft ge op Vrijheid roemen? Gij! die het regt der volken fchendt, Durft gij den fleren Franschman doemen, Gij die u zelf aan gruuwlen wendt? Is dan het fchenden der verbonden Een deugd die voor uw braafheid pleit? Hoe vaak hebt gij natuur gefchonden, Door wpestheid en wreedaartigheid! I ■ 6 Gij!  C 130 ) ö Gij! die door geweld en listen, Uw roofzugt voed op alle zeên! Nephtun de drietand zoudt betwisten, Uit haatlijke eigenbaat alléén; Durft gij den Gal onmenschlijk noemen, .Om dat hij fchuldigen vernielt? Gij die uw Koning ook dorst doemen, En op 't fchavot hem hebt ontzielt. Durft gij den edlen Frank bevechten? Gij, die op valfche Vrijheid ftoft! Om dat hij tot herftel de rechten Een Dwingeland ter neder ploft? Bloost, bloost ö Britten! om uw daaden! Die niemand dan u zelf iets gunt, En van den Frank geen lauwerbladen Dan door verraad Hechts krijgen kunt. Tou-  C 131 ) Toulon ftrekt hier van tot getuigen! Daar was uw fnood ontwerp geflaagd, Dog fchoon het voor verraad moest buigen Wij hebben u 'er uit gejaagd; Daar zaagt gij 't vuur der Vrijheid gloeiën, Der Vrijheid die de Frank waardeert; Waarvoor hij fchoon 'tgevaatmoog groeien, Met Heldenmoed de dood trotfeert. Daar hebt gij met de laffe Ibeeren, Voor Franfche dapperheid gebukt; Zoo mogt de Vrijheid, triomfeeren, Zoo wierd Toulon uw klaauw ontrukt. Of, waaren 't fchooner eerlauwrieren, Die u 't beleg van Duinkerk boodt? Daar gij in ftee van zegevieren, Voor fans culottes heenen vloodt. I a De  C 13a ) De Gal ftrijd woedend voor zijn regten; Hij vreest geen lood noch blikkrend ftaal, Om 't even wie hem durft bevegten, Dat tuig' de brand van Rozendaaï. Laat af, uw volk en geld te fpillen, Leer zelve vrij te zijn, 6 Brit! Of zoudt gij»langer bukken willen, Voor 't haatelijk gezag van Pitt? Ziet gij de magt der grooten ftijgen, De Volksftem fmooren door het geld? De welvaart kwijnend nederzijgen, En blijft gij bukken voor 't geweld ? Hoe 't ga, wij zullen ons verzetten, Ten fpijt van die ons tegenftaan; Euroop erkenne Vrankrijks wetten, Of Vrankrijk zal met roem vergaan. aan  AAN 'T VOLK EN 'l 4 VADERLAND. Wijs: Par pus, o Peuple Magnanimel De Vrijheid was voorheen verbannen, Het zuchtend volk verplet; Ten doel aan duizende tirannen, Gevloekte fchenders van de wet. Welk ijslijk lot was u befchooren, Vernederd Vaderland! — Men zag alom de ftem der fchreiënde onichuld fmooren, Door 't woên van eiken dwingeland. I 3 Maar  C 134 ) Maar de Almagt met uw lot bewoogen, Zag 't fchreiënd Vrankrijk aan; Schoot gloênde blixems uit den hoogen, En deed de Koningstroon vergaan. Nu rijst de heilzon uit de kimmen, 6 Franfchen! wij zijn vrij! — Schoon Vorsten van alöm ons woedend tegengrimmen,Geen nood! de hemel ftaat ons bij. —- Het Vrijheidsligt bij ons helfreezen, Verfpreid zig overal; Geen menfchen moeten flaaven weezen, Elk volg' den fleren Gal! — Beeft monfters! die het volk verdrukken, De groote dag ligt aan, Waar op, en Diadeem-, en Troon en flaaffche Jukken, En Dwingland zal vergaan! Door den Burger Xavier de Cholonne. AAN  •AAN DE REPUBLIKEINEN. De laatfte Koning ftierf— gij zaagt ö fiere Gallen! Het hoofd van Lodewijk door 't zwaard der wetten vatlen, Zoo wreekt zich 't vrije Volk, op ijder die 't misleid; Dog, flechts uw Koning niet, maar elk die 't regt wil krommen, Schoon hij zich in 't gewaad der Vrijheid mogt vermommen, Zij de eigen ftraf bereid! AAN- * Gevonden op de plaats der revolutie , kort na de onthoofding des Konings. 1 4  AANMOEDIGING tot oen 1 VELD-TOGT. Wijs: Avec les yeux dans k village. ' Grijpt Franfchen ! grijpt het flaal in handen, Uw hart volg' thans de ftem der eer! Het Vaderland 't welk gij befchermde, Bied u de blanke wapens weer; Gij hebt die tot zijn roem gedraagen, Een roem die nooit verwelken zal; 't Geweld legt thans ter neêr gezonken, En Heerszucht ziet haar wisfen val. "Zoudt  C 137 ) Zoudt ge in uw ziel de ftem niet hooren, De roepftem van uw Vaderland? Uw arm is aan zijn dienst geheiligt, Uw leeven aan zijn heil verpand. Ja Franfchen grijpt het zwaard in handen, Uw hart volg' nu de ftem der eer! Uw Vaderland verlost van keetens, Bied u de blanke wapens weêr. Wanneer de Heerszucht met haar flaaven, Wier de aanval op üw legers waagt, Toont dan, ó nooit bezweeken Braaven! Hoe moedig gij de wapens draagt. Maar zoekt in uwen kring de fnooden, Wier hand 't verraad der moorddolk gaf, En fla dan, wijl gij hun verplettert De buitenlandfchen Dwingland af. I 5 Tuur  r 138 ) Tuurt op reeds weggefnelde tijden , Hoe vloog uw fiere Broederfchaar, Met duizenden naar 't veld des Oorlogs, Toen 't Vaderland was in gevaar; Zij hebben Pruisfifche onderdrukkers Een fchandelijke vlugt geleerd; Zoo mag de Vrijheid zegevieren, Als 't braaffte volk zijn pligten eerdt. De Heerszucht hoe zij ook moog' woelen, Wat oorlogsmagt haar fchreên verzeld, De Heerszucht, Broeders! zal bezwijken, Heur woede worde een perk gefteld! Zij heeft voor alle vrije volken, De fcherp gewette dolk bereid, En gij, gij draagt ö fiere Franfchen! Het heilig zwaard der menschlijkheid. ó Grijpt  ( 139 ) ó Grijpt dan 't blinkend ftaal in handen, Uw hart volg' nu de ftem der eer! Het Vaderland verlost van keetens, Eischt Burgers! uwen bijftand weêr; Vliegt op de alarmkreet van de Vrijheid, Naar Mavors roemrijk oorlogsveld! Zoo word der volken Juk verbrooken, De regten van den mensch herfteld. EER-  EERKRANS VOOR DEN GESNEUVELDEN GENERAAL DAMPIER E. Wijs: Quand j'etois dans mon jeune age. 't Is voor u, 6 lleun der regten ! Van ons juichend Vaderland, Die zijn haaters dorst bevegren, Dat elks haat in liefde brand! Gij hebt reeds in vroeger dagen, Vrijheid van heur val gered; Volks - tirannen afgeflaagen , En hun woeden perk gezet. Laa-  C 141 ) Laaten waereld - dwingers ftreeven, Naar den ftaf der Heerfcbappij; De onfchuld voor hun zwaard doen beeven, Keetenen in flavernij; Al hun daên zijn 't merk der fnoodheid, Gij! bekranste Vrijheidszoon! Streefde naar de waare grootheid En verwierf de Burgerkroon! Schoon de Heerszucht tuk op moorden, Z waare keetens ramm'len deedt, "Vrijheids-minnaar! Vrankrijks oorden, Tuigen hoe gij haar beftreedt! Schrik beving de recht-verwurgers, Toen uw magt hen weêrftand boodt; Zingend vloogen Franfche Burgers Voor de Vrijheid in den dood. Dat  C 142 ) Dat heet moedig zegevieren, Daar men 't vaên der Vrijheid plant; Dat heet, blinkende eerlauwrieren Plukken voor zijn Vaderland: 6 Dampière! zulke kransfen, Aan den ftaalen dwang ontroofd, Voegen op den kruin der Franfchen, Voegen op uw edel hoofd. Eer, voor uwe Landgenooten! Keetens-breeker! Vrijheids vreugd! Schrik en geesfel der Despooten ! Beeld, van waare heldendeugd! Gij! geheiligt aan de wetten, Vriend der deugd, niet Hechts in fchijn, J£ende nimmer andere eerzucht, Dan uw volk tot nut te zijn! Smaa-  C 143 ) Smaaken wij na zorg en lijden, Vreede en Vrijheids edel zoet, Dan herdenken we ook uw ftrijden, Roemen uwen heldenmoed. Deed vijandlijk lood u fneeven, Altoos zal de fiere Gal, Van uw daên 't getuignis geeven, Dat uw naam verëeren zal. JUIKD  LIED OP HET TE RUG KEEREN DER EMIGRANTEN BINNEN LUIK. C De Calpechie. ^''(.Qu'appercois-je dans notre ville. Hoe! Emigrees! wat mag u deeren, Dat gij met fchand te rug moet keeren? In fteê van 't Vrijheidskroost te flaan, Hebt gij gewis niets opgedaan; Gij, gij woud Vrankrijk overheeren; Gehoorzaamheid doen wederkeeren, Voor dwang die 'tmenschlijk regt verdrukt, Maar al uw poogen is mislukt. - • wij,:  C MS ) Wij van uw fnorkerij getuigen, Terwijl u niemand wist te buigen, Zjen thans, u, dappre helden! weêr, Maar, wat floeg tog uw moed ter neêr? Waar is uw trotschheid tog verdweenen? Gij hebt ons nooit zoo mak gefcheenen; 6 Zegt ons Adelijke ftoet! Wat onheil is u tog ontmoet? „ Helaas! ons is de hoop benoomen, „ Om ooit in Vrankrijk weêr ;e koomen; „ De Patriot zoo woest en ftug, si Joe§ ons *n deezen 00rd te rug; t De koude en honger hebben beiden, 3J Ons 't onbefchrijflijkst leed doen lijden, „ Wij zijn omringd door fchrik en vrees, „ Ach! waarom zijn wij Emigreest K „Welk  „ Welk onheil ftaat ons niet te dugten, „ Wij voelen ons den moed ontvlugten, „ En weeten niemand, die voortaan, „ Ons in het lijden bij zal ftaan: ,, Een Koning heeft ons willen helpen, „ Maar 't geen ons hart moet overftelpen „ Zijn talrijk leger wierd geklopt, „ En de Emigrees zien zich gefopt." Uw ongenade is een der grootffcen, Uw daaden zijn van de allerfhoodften, Dog laat ïn h ongeluk u raên, Niet meer de Vrijheid'te weêrftaan; De tirannij de nek te keeren;' De Vrijheid en Gelijkheid eeren; Ziet daar, 't geen in uw ongeval 6 Emigrees! o redden zal. Hebt  C 147 ) Hebt gij tot nu, uw pligt vergeeten? Volgt 't ligt der rede en van 't geweeten; Hoort, hoe uw' fleren Landgenoot Voor wien het Vorstenleger vloodt, TJ roept tot haardftede en altaaren Q*) Zoo gij 't verraad wilt laaten vaaren, Welaan! herfteld verloOren eer, En blijft geen Emigranten meer. (•) Men kan de voorwaarde zien, in het Dtcreet der NationaaU Conventie, betrekkelijk di JSmigrees. Ka JUICH-  JUICH-TOON DER. REPUBLIKEINEN. Vair: Du Deferteur. CHORUS. Juicht nu vrolijk vrijë Franfchen! Juicht om 't heil van 't Vaderland, Daar gij vrijheids heil-banieren, Ziet op uwen grond geplant. SOLO. Na een nagt van duisterheden, Na een Itorm van leed en druk, Breekt voor u uit onweerwolken, 't Schittrend ligt van 't blij geluk. 't Va-  C 149 ) *t Vaderland zag zich vernedert, 't Was gefchonden in zijne Eer, Thans herleeft, ten fpijt der fnooden, Thans herleeft zijn luister weêr; CHORUS. Juicht nu vrolijk fiere Franfchen! Juicht om 't heil van 't Vaderland,' Daar gij vrijheids heil-banieren, Ziet op uwen grond geplant. SOLO. Welk een reeks van bange dagen Sleet ge ö lang verdrukte Gal! 6 Hoe drukte u de ijzre keeten Van de Heerszucht overal; Welk een fmaad heeft u bejegend, Hoe veel leeds wierd u bereid, Door gevloekte burgerbeulen, Warsch van alle menschlijkheid. K 3 CHO-  CHORUS. Juicht tiu vrolijk braave Gallen! v Juicht om 't heil van 't Vaderland, Dnar gij thans uw regtverdrukkers Neer ziet ploffen in het zand. SOLO. Thans zien vuige Ariflocraaten Eindlijk hunn' gevreesden val; Thans zien zij hoe 't Opperweezen, 't Regt der Menfchen flaaven zal. Ja, gewis natuurgenooten! God fchiep u gelijk en vrij, Nimmer zult gij 't voorwerp blijven Van den trotsch der Dwinglandij. CHORIS. Juicht nu vrolijk vrije Franfchen! Juicht om 't heil van 't Vaderland, Daar gij thans de boom der vrijheid, Ziet op uwe grond geplant. so-:  C 151 ) SOLO. Moedig nu ó Vaderlanders! Slaat de handen aan 't geweer; Gord het blinkend {taal op zijde, Waakt voor uw herkreegen eer. Duld niet in uw kring de fnooden, Die vermomd, alleen in fchijn Vrienden van de dierbre vrijheid, Maar in 't hart heur haaters zijn. CHORUS. Juicht nu vrolijk dappre Franfchen! Om 't herltellen van 's Lands eer; Vrankrijk, vrij, van flaaffche banden, Vrankrijk, eert gêen Koning meer. SOLO. Vrijheid! eelst gefchenk van 't leeven! Sterk, beziel ons door uw vuur, Dat uw min in 't hart der Gallen Hemelfchoone! eindloos duur'! K 4 Dooi  C 15» ) Door u zal de voörfpoed bloeien, Door u blijft het regt in (tand, En 't verkreegen heil bevestigt, Van 't geredde Vaderland. CHOBIS. Juicht nu vrolijk Dwangverwinnaars! Bij de neerlaag van 't geweld; 't Menschlijk regt mag «egevieren, En de Vrijheid is herfteld. RB-  JR.EPUBLÏKEINSCHE PLICHTEN, De Wetten fteeds eerbiedig te eeren, Gegrond op Wijsheid, Deugd, en Regt; Aan plicht en orde vast gehegt, Al wat naar woestheid zweemt uit zijn gedrag te weeren; De trotschheid van zich af te bannen; De weelde en overdaad te trappen met de voet; Steeds tot maatfchaplijk heil eendragtig faam te fpannen, Met een bedaard gemoed. Voor eeuwig 't Koningfchap te ontkennen; Niet Hechts een vrijheidsvriend vafchijn, Maar gantsch derheerszucht zich te ontwennen, In elk bijzonder deel, een Patriot te zijn. Getrouw voor 't heilig regt te waaken, En, word de Vrijheid ooit baldadig aangerand In Heren heldenmoed te blaaken, Te fterven (fs het nood) voor de eer van 't Vaderland. K S AAN  AAN VRANKRIJKS GEWAPENDE BURGERS BIJ DB OPENING VAN DEN VELDTOGT. Wijs: i _ . » J c Le jour. 6 Gij! Die blij, Voor Vaderland en regten, Moedig wilde vegten, Braave ftoet! Zie het tijdftip naaken, Waar in uw moed, Weer getrouw zal waaken, Tegen 't flaafsch gebroed. De  C 155 ) De Dwang, Had lang, Der Burgren regt vertreeden; 't Heilloos ketenfmeeden ls thans gedaan: Geen geweld 6 Gallen! Kan ooit belïaan, De Dwinglandij moet vallen, Ja geheel vergaan. Wat vreugd! Uw deugd Mag vrolijk triomfeeren! Hoe 't möog wentlen — keeren, De mensch word vrij: Spant verraad zijn netten, Schoon het listig zij, Wij zien de magt verpletten Van de Tirannij. De  C i# ) De Brit, Mist 't wit, Om hier zijn magt te flaaven, Die Toulonfche Braaven Eerloos heeft verdrukt: Hij heeft uit onze nooden, Vaak zijn heil geplukt, Maar thans zijn wij dier fnooden Vuigen klaauw ontrukt. Hoe blij Hoort gij, 6 Vaderlandfche Helden! Uwen roem vermelden, Gij zijt het waard! Gij woud blijken geeven Van uw fleren aart, Ja, Vrijheid is ons leeven Meer dan dubbel waard.  C 157 ) De Kroon, Staat fchoon, Die gij u hebt bevogten, Wijl gij dwanggedrochten Hebt geveld: Zie de heilzon klimmen, Vrankrijks eer herfteld, Ten fpijt van 't ijslijk grimmen Van het fnood geweld. Thans moet De ftoet, Van Landverraaders vlugten, Dat zij vreemde lugten Nu verpest'! Wreede Volkstirannen! Ziet ons heil gevest, En gij altoos gebannen Uit dit vrij gewest. AAW  AAW DEN OORLOGSGOD. Wijs: Je ne fuis qu'une bergère. God des Oorlogs! op wiens wenken, »t Gantsch heelal' verflagen word, Wen gij om uw fterke lenden, 't Yslijk blikkrend flagzwaard gord' Die de rijkbezaaide velden, Met uw woesten fleep vernield; Duizenden van ftervelingen Door uw bloedig ftaal ontzield. Die  C 159 ) Die terwijl het hart der Vorsten, Van gevloekte winzucht blaakt, Duizend vrouwen — duizend kinderen, Weduwen en weezen maakt. God des Oorlogs! 't is geen winzucht, 't Is geen trotfchen euvelmoed, Die ons thans op uwe altaaren Bloedige offers wijden doet. Neen! het haatlijk dwangvermoogen, Is in Vrankrijk neêrgeveld; Edle Vrijheid en Gelijkheid Hebben 't mertschlijk regt herfteld: Niet om volken te onderdrukken, Niet om harsfenfchimmige eer, Maar voor 't regt van vrije zielen, Handlen wij het krijgsgeweer. Niet  Niet belust op hes te traan en, Wars van rookend menfchenbloed, Is alléén, de onfchatbre vrijheid, Drijfveer onzer oorlogsmoed, 't Zijn de Forsten — niet de Burgers, Waar de feherpe bajonet, Waar het zwaard der fiere Gallen Moedig tegen is gewet, Strndts met ons dan, God des oórlogs! Voor de zaak der menschlijkheid, Helpt den vrijen hafc onttrekken, Aan het Juk voor ons bereid. Als het dondren der kanonnen 't Lugtruim vreeslijk daavren doet; Als de moordlust zich bij 't ftrijden Dronken drinkt aan menfchenbloed. Als  Als de dood met fnelle ichreden, Rondwaard op het oorlogsveld, Schenkt dan, 't kroost der edle Vrijheid, De overwinning op 't geweld I Schenk dan dappren God des oorlogsl Heldenfierheid aan den Gal! Zoo weêrfta Hij 'svijands woeden, En verdelg' hen overal! Zoo verdwijnen eens de rampen, Die gij voor het menschdom baardj Zoo geef eens de lieve vreede, Heil en Vrijheid aan heel de aardi L HARD-  HARDNEKKIG ONGELOOF. Wijs: Qtie mon Colin, &c. Dat V Koningfchap in vroeger tijden Ons zuchten deed, en hevig lijden, Dat is gefchied; Maar, dat de hals, nu vrij van Jukken, Een Koningskeeten ooit zal drukken, Geloof ik niet. Dat Antoinette in vroeger dagen, Het Land met fchulden heeft geflagen, Dat is gefchied; Maar, of zij om haar trotsch te ftreelen, Weêr in 't vervolg die rol zal fpeelen, Geloof ik niet. Dat  C 163 ) Dat een iTArtoh met zijne vrinden, De Natie zogten te verblinden, Dat is gefchied; Maar, of hij zoo zal triomfeeren, Om in Parijs te commandeeren, Geloof ik niet. Dat Brunswijk met zijn heldenzielen, De broek liet zakken op de hielen, Dat is gefchied; Maar, of hij na die dappre fïukken Zal in Champagne druiven plukken, Geloof ik niet. Dat hij ons fchold voor vuige pesten In duizend gekke Manifesten, Dat is gefchied; Maar, of hij met zijn duitfche vrinden,' De weg ooit naar Parijs zal vinden, Geloof ik niet. L a Dnt  C *54 ) Dat Coburg met zijn legerbenden, Ons dreigt met allerlei ellenden, Ja! dat gefchied; Maar, of hij ooit de kunst zal leeren, Om fans Culottes te overheeren, Geloof ik niet. Dat Dumourier die Landverrader, Welëer bemind wierd als een Vader, Dat is gefchied; Maar, dat hij, zoo wtj hem betrappen, De Guillottine mis zal flappen, Geloof ik niet. Dat Pit gewoon aan loos bedriegen, Het Engelsch volk in flaap kon wiegen, Dat is gefchied; Maar, of hij langen tijd na deezen, Met al die magt bekleed zal weezen, Geloof ik niet. Dat  C 165 ) Dat van alöm de Dwingelanden Ons dreigen met hun klaauw en tanden, Ja! dat gefchied; Maar, dat de Frank van 't Juk ontheeven Het immer zal gewonnen geeven, Geloof ik niet. L 3 VOLKS-  VOLKSLIED. CEVOIGD NAAR. HET FHASSCB. AH CA IRA. 3 Ha!... dat 8aat fchoon!... Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... Du» rijst thans ieders ftpute toon. Ha!... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon |.., Dat gaat fchoon!... Hoe fier (treeft elk naar de eiken - kroon !... De muiter ftaart ons t'zid'rend aan ; Jtfen hoort alom een feest-galm flaan, Ha!... dat gaat fchoon'... Dat gaat fchoon.'... Dat gaat fchoon !... Dus rijst thans ieders ftoute toon! Ha!...  c i67 ) Ha!.,, dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon J... Dat gaat fchoon!... Hoe fier ftreeft elk naar de eiken - kroon!... Bij 'sPriest'eren, trots, door hem geveld, Had ons Boileau dit reeds voorfpeld: Eens wact elk Ed'len *t glansrijkst loon, Dien dra gben ijz'ren boei meer knelt.'... Ha!... dat gaat fchoon !... Dat gaat fchoon!.,, Dat gaat fchoon !... Dus rijst thans ieders ftoute toon. Ha!... dat gaat fchoon J.. Dat gaat fchoon I... Dat gaat fchoon!... Hoe fier ftreeft elk naar de eiken - kroon {... Ha!... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon I,.. Dat gaat fchoon!;.. Juist, als *t eertijds was voorzegd, Ha.'... dat gaat fchoon.'... Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon! Is thans dit groot gefchil beliegt!... Verdrukten, eens in 't ftof verneêrdl Uw klagt zien we in gejuich verkeerd!... L4 Ha!...  C x« ) Ha!... étt gaat fchoon. Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... Juist als het eertijds was voorzegd, Hal... dat gaat fchoon!— Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... I* thans dit groot gefchil beflegt!... De vrijheids - glans ftraalt in elks oog, Waar aan zich de euvelmoed onttoog; Daar hem de wet aan kluisters legt, Dat deez dus ftaag 's volks heil verhoog! Hal... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!.... Dat gaat fchoon'. ... Juist als het eertijds, was voorzegd, Ha!... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!.** Dat gaat fchoon!.. . Is thans dit groot gefchil beflegt! Ha!... dat gaat fchoon ï... Dat gaat fchoon»... Dat gaat fchoon!.. Dus galmt thans ieder vrij en blij* Ha!... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... De  C 169 ) De voorfpoed treedt ons ftout op zij* 6 Franfchen eens onmenscht veftreên» Juich, juich daar vlugt de dwangzugt heen!... Ha!... dat gaat fchoon !... Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!. Dus galmt thans ieder fier en blij* Hal... Dat gaat fchoon !... Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... De voorfpoed treedt ons ftout op zij* Dan, Priest'ren! treur vrij om uw goud Thans als den fteun des Staats befchouwd; Daar DüMOüRIER. dus moedig ftrij; En Vrijheid, wet en recht behoudt! Ha!.. • dat gaat fchoon! .. . Dat gaat fchoon!.. „ Dat gaat fchoon!... Dus galmt thans ieder fier en blij', ~Ha!... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... De voorfpoed treedt ons ftout op zij*. • Ha»...  C 170 ) Ha!... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon! ... Dat gaat fchoon!... 6 Vad'ren! op uw koene taal, Ha.'... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon .'. .. Dat gaat fchoon!,.. Torscht 't volk voordaan ftaag 't helden . ftaal! Gij . . . Gij hebt aller oog verlicht, Elk volgt met vreugde thans zijn plicht, Ha !... dat gaat fchoon !... Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon !... 6 Vad'ren l op uw koene taal, Ha!... dat gaat fchoon !... Dat gaat fchoon!,,. Dat gaat fchoon!... Torscht 't volk voordaan ftaag 't helden-ftaal! En hoe de muitzugt immer woel, Elk burger ftreeft naar 't edelst doel 6 Vrijheid! uwe zegepraal» 6!... Welk een heerlijk, grootsch gevoel!... Ha!... dat gaat fchoon !... Dat gaat fchoon!... D" gaat fchoon!... ö Va.  C ï?t ) 6 Vad'ren! op üw koene taal, Ha!... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!..^ Dat gaat fchoon !... Torscht 't volk voordaan ftaag 't helden-ftaal! Ha!... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon! ... Élk Franschman ftrijdt, -— elk is foldaat: Ha!... dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon ! INiet een die zijnen post verlaat! Een ieder roept op dood of vrij! Beef... beef verraad! en muiterij'... Ha!... dat gaat fchoon !... Dat gaat fchoon.'... Dat gaat fchoon'... Elk Franschman ftrijdt elk is foldaat; Ha!... dat gaat fchoon!,.. Dat gaat fchoon!... Dat gaat fchoon!... Niet een die zijnen post verlaat! Dan,  ( 172 ) Dan, Dumoürier tart 's vijands magt De Vrijheids-gloed fchenkt leeuwenkragt, Die nooit *t ontkluisterd volk ontflaat, Dat fteeds de zege minlijk lacht, Ha !... dat gaat fchoon!.. . Dat gaat fchoon 1.., Dat gaat fchoon 1. .. Elk Franschman ftrydc elk is foldaat: Ha!.. . dat gaat fchoon !... Dat gaat fchoon !,.. Dat gaat fchoon! ... Niet een die zijnen post verlaat!