79 8 F-2 aan het C O N G JL E S t £ R A S T A De door eenen STAAT S-MAN. UIT HET HOOG-DUITSCH. Te L E Ti) E N hij D. du MORTIER en ZOON. mdccxcviii.   INHOUD, h Algemeens Aanmerkingen. • . » Bladz. i. I I. Alle nadeelige gevolgen van den Vreede komen op Rusland en Pruisfen. Vergrooting der Oostenrijkfche Macht. —— Noodzaaklijkheii deezer yergrooiing. ..... Bladz. 4. I I I. Pruisfen. ......... Bladz. 13. I V. En waarom moet de Bataaffche Republiek deeze grenzen hebben? . . . . .' . Bladz. 17. V. Noodzaaklijkheid om den Linker oever van den Rhijn aflefïaan, zoo wel voor Frankrijk als voor Duitschland Bladz. 23. VI.  tï INHOUD, V I. Vervolg. . . Bladz. 33. VII. Maar hoe zal het met de drie Keurvorstendommen aan den Rhijn gaan? . . Bladz. 38. VIII. De Rhijn gr en rfc1: ei ding met betrekking tot de Groote Republiek. . , . . Bladz. 43. I X. Vervolg. I. De naavwere vereeniging van den Franfchen handel met dien der Bataaffche Republiek zoo wel in tijden van vreede als van' oorlog, welke van het grootfte aanbelang is: — Gelijk ook met dien van' de andere Staaten van Duicschland Bladz, 50, X. Vervolg. 2. Noodzaaklijkheid van het bezitten van den Linker Rhijn-Oever voor Frankrijk met betrekking tot militaire fchikkingen. Bladz. 53. XI. 4  1 N H O U P. vu X L Vervolg. 3. Noodzaaklijkheid van den Linker Rhijn-Oever voor de Franfche Republiek met betrekking tot het Staatkundige en Finantieele. . . ....... Bladz. 56. x 1 i. Schaadeïoos - flelling der Waereldlijke Vorsten. .......... Bladz. 61. XII h Hoe kunnen de Vorsten fchaadeloos gefield worden? \ . . . . . 4 . i Bladz. 6^ X I V. Duitfche Rijks-Steden, .... Bladz. 67. X V. Verzoeken aan de Franfche Republiek. Eerfte verzoek: — dat men van allen dwang, met opzicht tot gevoelens, bevrijd blijve. Blaaz.. 70. X V h Vervolg. Tweede verzoek: — Verwijdering der Emigranten uit Duitschland. . Bladz. 72. XVII.  mi INHOUD, XVII. Vervólg. Derde verzoek: — Verbod, dat geekè vtjandlijke Armeeën door Duitschland mogen trekken. ........ Bladz. 75. XVIII, Vervolg. Vierde verzoek: — Dat Rusland tot het guarandeeren van den vreede niet toegeladten worde. ........ Bladz. 78* X I Tt. Heeft dan de Franfche Republiek werklijk voor Rusland te vreezen ? of voor eene nieuwe coalitie? Bladz. 82. X X. Befluit * • Bladz. 87. AAN  AAN HET C Ö N G tR E 3 rrbjai rsv to :cqöd >c*ö .gmbKrtdJW -iid 'ii'jnia'jl .B9t flslifcJldoi naisniw r:9J ,hïo; rtavlos R A S T A D. jfegi*"" , ' 1 """^ JBSULj ■—** j Algemeene Aanmerkingen, M et genoegen neem ik de pen in handen, moge^ lijk voor het laatst in deezen tijd, daar de groote Eufopifche twist nog niet geheel en al is bijgelegd. Mee genoegen zeg. ik; om dat het tijdftip eener algemeene vreede onder de befchaafde Volken van Europa ( want de Bricfche wilden behooren onder de half befchaafde Barbaaren) daar is, en de Vorsten van Duitschland omtrent dc noodzaaklijkheid van denzelven, voor zich en voor hunne Staaten, op het leevendigst overtuigd zijn, en deeze vreede derhalven niet meer twijfelachtig ,ÏS. • - . -^OörtsjiMCKl fC'M ..>• ca jgnv Maar hoe — en op welke voorwaarden zal die ge- ' flooten worden? Zal dezelve duurzaam en in zijne gevolgen gelukkig, of flechts voor weinige dagen zijn^ Van het beantwoorden deezer vraagen hangt oneindig veel af. Ik vermeet mij niet, de wijsheid der vreedes onderhandelaaren te willen beftuuren, Mijn befcheiden oogmerk is, denkbeelden optegeeven, die hunne oplettenheid niet onwaardig zijn; die nieuwe denkbeelden kunnen voortbrengen, welken door de meerdere -,vijshcid der Onderhandelaaren gefchaafd, de behoorA lüke  S AAN HET CONGRES lijke gedaante en betrekking tot het geheel verkrijgen; die, wanneer zij met hunnen last nier ftrijden, tot uitbreiding, nadere bepaaling of verbetering van denzelven iets, ten minsten misfchien iets, kunnen bijdraagen. Door den laatften te Udine geflooten vreede, is de Europifche Staatkunde ongemeen en wel geheel en al veranderd. Deeze meesterlijke vreede, zoo wel wat de Republiek als wat Oostenrijk betreft, valt met zijne zwaarfte kracht, met opzicht tot zijne gevolgen, vooreerst op Rusland, en dan op Pruisfen , hoewel meer rechtftreeks op den laatften. Dit zullen wij op zijne plaats nader ontwikkelen. Als hoofdftelling van al het geen ik hier over zal zeggen, neem ik als eene onwederfpreekbaare waarheid aan: ,, Staaten worden flechts daar door tot goede Geal* „ lieerden gefchikt, wanneer zij geen belang of plaats* }, lijke ligging htbben, om malkander te bevechten'''. Met betrekking tot deeze Helling zou men denken, is er geéne macht in Europa beter gefchikt tot eene Alliantie met de Franfche Republiek dan Rusland. Hier is, naar het uiterlijk aanzien, alles, wat tot een vast en duurzaam bondgenootfehap gevorderd wordt. Ik herinner mij ook niet, dat Rusland zich ooit, de laatfte tijden alleen uitgezonderd, rechtftreeks met Frankrijk in oorlog bevonden hebbe, en zelfs dit laatfte was niets minder dan een oorlog; want Rus* lands fchijnbaar deel neemen, welk geheel op het rechtftreeks belang van het Hof van Petersburg, en wel op eenen prijswaardigen vasten polltieken voet, met betrekking tot Oostenrijk, Pruisfen en Engeland juist berekend was, ontzenuwde de Staats- en te gelijk de Militaire krachten van zijne grensnabuuren, en van den  TE R A S T A t). 3 den aai'tsfchatmeester van Europa, die zich eens in deri afftand van Okzakof mengde, uit hoofde van zijn berucht crediet viel, en even zoo veel geweld maakte als thans door zijne bankbreuk* Men zegt, dat Rusland tot het fluiten van den te» genwoordigen vreede medegewerkt heeft. Dit geloof ik niet; want vooreerst kan deeze Afiatifche macht eene Natie, welke grootere en meer nabij liggende vijanden niets achtte" $ niet doen vreezen. Vervolgends zou Rusland ook wel begreepen hebben, dat door dcezen vreede, zoo als die is geflooten geworden, het gansch gewigt der Oostenrijkfche macht geheel en al .na het oosten van Europa geleid wordt. Beide partijen hadden één belang, welk, zonder medewerking van eene macht, welke flechts kan drijgen , zonder dat zij in verzoeking komt, om die bedrijgingen uittevoeren, daar zij te wijs en te fchrander is, om haar eigen belang te miskennen, den vreede bewerkte. Pruisfen is door deezen vreede geheel en al in die betrekking geplaatst, in welke Oostenrijk te vooren tot Frankrijk ftondt, en kan niet anders, dan onder de politieke noodzaaklijke vijanden van de Republiek gerekend worden. Duitschland heeft door denzelveri reeds zijne geheelheid (integriteit) zoo zeer verlooren, dat over dezelve in ernst niet meer kan gefprooken worden, en zoo veel te minder over dezelve ook moet worden gehandeld, daar zij den grondflag van deszelfs ganfche vernietiging leggen zoude, wanneer de Keizer en de Republiek dezelve wilden behouden. Het is voor Duitschland de grootfte weldaad, wanneer de Republiek den linker Rhijn oever grootmoediglijk aanneemt, en met denzelven het Spruitje van Duitschlands toekomende gsheele verdeeling en te onderbrenging uitroeit. A a Om  4 aXn riET c O N G R S S - öm de Duitfche Vorsten, welken bier bij verliezen fchadeloos te ltellen , zijn, midden in Dui/.* dert, en het daarom aan het Congres te Rast ad als een eerde plicht fchijnt voor te fchrijven. — Men överweege de volgende aanmerkingen. De Bataaffche Republiek kan vooreerst deeze fchadeloosftelling, met recht, vraagen, daar zij van haar grondgebied een gedeelte verlooren en aan de Groote} Republiek afgedaan heeft. — Alle die landen, welken binnen die gemelde grenzen liggen, zijn weinig bevolkt én flecht bebouwd, maar kunnen onder de handen van zulk eene werkzaame Natie, als de Bataaffche is, fpoediglijk tot bloei komen. Bijgevolg is dit geene al te groote fchadeloosdelling, en het voordraagen hier van zoo weinig overdreeven , dat alle Staatkundigen zullen moeten toedaan, dat het voor geheel Europa voordeelig zijn zoudê, wanneer men het ganfche Bis^ dom'van Munfter, of liever ook dat gedeelte, welk B aan'  x8 aan het Congres aan den rechter oever van de Eems ligt, 'er bij* voegde. De Bataaffche Republiek fieeft door haare verkleefdheid aan de Franfche Republiek meer dan Twee Honderd Millioenen guldens verlootcn, en rekent derhalven, met zekerheid, op eene fchadeloosfteïling, waar door zij zal kunnen in Haat gefield worden, om verdere opofferingen niet te achten. — Maar wanneer wij ook den grond van recht ter zijde willen zetten, dan vinden wij hier toe nog veel meer dringende redenenf in het belang van geheel Europa, Groot - Brittanje alleen uitgezonderd. Zal de Bataaffche Republiek, welke f door alle tijden van haar beflaan, een vreedzaam fijstema tegen alle machten van Europa koesterde; nooit eenige eerzuchtige plans tegen dezelven fmeedde; aan elk eenen, in tijd van vreede en oorlog , de noodige behoeften bezorgde; door eenen onvermöeiden wedijver in den handel het evenwïgt in denzelven bewaarde, en alles op eenen billijken prijs hieldt; het Magazijn was va» handel Voor alle Staaten van Europa, en juist daar door een doorn in de oogen van de Britfche Alver-' flinders en Monopolisten; — welke uit haare altijd wel aangevulde voorraadfehuuren eiken flaat (want zij beoeffende tegen een ieder de ftrengfle onzijdigheid) dat geen' met bereidwilligheid leverde wat dezelve behoefr de; — welke alle machten van Europa met haar geld ©nderfteunde, en nimmer woeker nam; — zij, W-elka voor alle Staaten eene onderhoudende moeder Was, overal, bij' alle ongelegenheden, die uit den weg konden geruimd worden , tusfehen beiden tradt en hielp; —s zal, met één woord, de Bataaffche Republiek deeze voor allé volken zoo voordeelige rol blijven voortfpeelen, dan moeten die Staaten ook begrijpen , dat het nood*  TE RASTA D. If noodzaaklijk is, haar in dien ftand te plaatfen, dat zij haare geleden groote fchade wederom kunne herftellen. Door Engeland vijandlglijk behandeld, juist ora dat zij deeze rol op zich nam, moet zij zoo veel verilerkt worden,' a'ls de ftaatkundige betrekkingen zulks maar eenigziris toelaaten. . Alle Staaten',' welken aan deeze Republiek iets fchuldig zijn \ ftellen haar daar door in de mogelijkheid, om die Capitaalen hun langer te laaten behouden; dewijl 2ij daar toe medewerken, om voor dezelve bronnen te openen, met behulp van welken zij zich buiten verlegenheid kan brengen. Tegenwoordig ftaat de Bataaffche Republiek, welke niet meer dan door agttien maal honderd duizend menfchen bevolkt is, in geene evenredigheid tot het inwendig vermogen haarer Staatskrachten. Zij kan aan ongelijk meer handen, dan zij heeft, werk. verfchaffen: zij kan meer Fabrieken aanleggen dan haare tegenwoordige bevolking toelaat. Indien Europa waar voordeel van deezen ftaat, die voof1 alle machten eene zorg draage'nde moeder zijn kan eri zijn wil, zal trekken, dan moet die ook zoo vergroot worden, dat die vergrooting evenredigheid bezit tot het geen door denzelven kaö en moet gedaan worden. Zal de Bataaffche Republiek in ftaat zijn, om de overmacht der Engelfchen op zee te beteugelen; zal zij met daadlijke hulp haare Efondgenooten bijftaan, dan moet men aan dezelve ook eene genoegzaame macht geeven, en eene bevolking, uit welke zij Matroozen en Zeelieden kan trekken. Indien wij bijftand van dit dapper zeevolk willen hebben, dan moeten wij aan die Republiek ook die middelen en bronnen niet weigeren door welken zij ons hulp kan bewijzen. Men verbeelde zich h#t Bataafsch Gemeentleh als B s slïe  20 AAN li E T C O N Ö R E S alle zijne krachten te vergeefsch, ten besten van Eit* ropa, uitgeput te hebben, als genoodzaakt, aan den koophandel alle handen te onttrekken en die tot 's lands zeedienst te gebruiken, étt' dus buiten ftaat, om aan de behoeften der volken te voldoen; zullen zij dan niet in de handen der Engelfche Monopolisten moeten vallen, en verplicht zijn, alles tot dien hoogen prijs, als zij maar voorfchrijven, te koopen, wanneer de Bataaf geene handen genoeg heeft, om den handel in de hoogst mogelijke uitgebreidheid te drijven}? Ik kan hier niet meer dan alleenlijk eene fchets geeven ,• maar mij dunkt, ze is ook voor alle denkende Staatsmannen genoeg; om hen te overtuigen, dat de vergrooting deezer Republiek met het Munfterfche door alle Mogendheden noodzaaklijk gevorderd wordt. Dat die Republiek hier door van de landzijde tegen Duitschland al te machtig zou worden is ten eenmaal ongegrond. Deeze Republiek kent,* dóór een verftandig naadenken, haar eigen Staatsbelang al te wel, dan dat mett voor eenen land-oorlog van haar behoeft te vreezen. Zij heeft geheel Duitschland en alle Europifche machten te zeer noodig, om haaren handel te doen bloeien, dan dat zij haar verftandig fijftema van neutraliteit, welk zij door alle tijden heenen volgde, zou verlaaten. — De Gefchiedenis levert nog geen één eenig voorbeeld op, dat zij, bij eenigen oorlog, welken zij gevoerd heeft, aanvaller is geweest, zij voerde ze alleenlijk tot eigen verdediging. Die Republiek kan ook geene reden hebben, om zich van zulk een op wijsheid gegrond fij-stema te verwijderen; het bezit doch van Manfler maakt haar nog niet tot eene grootere landmacht- dan zij thans is, ten minften in die betrekicing is de vermeerdering van weinig aangelegenheid. 'Wij zullen deeze zaak nog eens beknopt]ijk in eenige lii-  T E R A S T A D. ftl kijzondcre betrekkingen befchouwen. — Kan Oostenrijk 'er bij lijden ? — Nooit. — Verwijderd van de grenzen Act Republiek kan deeze kleine vergrooting voor hetzelve nimmer gevaarlijk worden. Integendeel, daar Oostenrijk door het Venetiaanfchc in grootere handel betrekkingen komt, zoo is de Bataaffche Republiek voor hetzelve, ten allen tijde, een onmisbaar en welmeenend Bondgenoot, door wien deszelfs handel zich moet opbeuren. ■— Engeland moet, uit nationaal belang, den handel van alle volken onderdrukken. — De Republiek wint in tegendeel door den grootereo omloop van den handel, alzoo zij meer -verzendt dan uit de cerfte hand verkoopt. Tot dien einde heeft zij'veel e co.rnmisfien ? .indien zij veel voordeel wil trekken, noodig; en het ,is zeker, dat zij, met betrekking tot den Levantfchen, Jtaliaanfchen en verderen handel, liever met Oostenrijk dan met Engeland, wiens fijftema van Zeevaart voor alle Europifche Staaten zoo naadeelig is, zal willen te doen hebben. Oostenrijk heeft derhalven hett hoogde belang, dat de Bataaffche Republiek tot den besten ftand gebracht worde, om met naadruk overeenkomften omtrent den handel met dezelve te kunnen aangaan. Het belang van Pruisfen vordert dit niet minder. — De handel van Dantzig is in de handen der Engelfchen, die aldaar een groot aantal huizen van Commercie houden. Alle waaren, voor zoo veelen die Engeland aangaan, worden door Engelfche fchepen'ingevoerd. En wanneer dit zoo al niet ware, het geen echter voor de reederij van aanbelang is, dan zou evenwel de handel met Holland voor de Pruisfifche Staaten ongelijk voordeeliger zijn dan die met Engeland gedreeven wordt; om dat de Hollanders meer crediteeren, de wisfels langer laaten loopen, geen onmaatigen inB 3 te-  «2 AAN HET CONGRBS terest neemen, en met minder Commisfie-geld te vreeden zijn dan de Britten. Het geen echter voor alle Staaten van Europa va* het hoogst gewigt moet zijn, is: „ Dat het geheel in ftand blijven van kunnen handel van de naauwfte vereeniging met de Hollanders „ afhangt.'''' De tegenwoordige treurige gefteldheid van de Engelfche Bank en handel compagnien, welkers fondfen in handen van de infolvente Regeering zijn, moet bij eene Bankbreuk ook die van den handel ten gevolge hebben. — De onmogelijkheid, dat de Bank met klinkend geld elf honderd millioenen Guldens op brief jens aan Toonder zou kunnen betaalcn, en daarom reeds de betaaling heeft moeten opfchorten, en wel haast geheel en al zal moeten ophouden; — dat de Oost Indw fche Compagnie zonder fonds, pn tegenwoordig, door haare fchuldcn, op het punt is om eene Bankbreuk te maaken, waar in zij de grootfte huizen van Negotie zekerlijk moet medefleepen , — de onzekerheid van de commercie in zulke handen, daar het voornaam beftaan van dezelve op een onmeetlijk fijftema van overdreeven Papieren crediet rust, behoort waarlijk alle volken zoo verftandig te maaken, dat zij begrijpen , dat zij niet alleenlijk zekcrer zijn bij den Bataaffchen handel, maar, dat ook dwang en noodzaaklijkheid hen zal verplichten, bij het in een ftorten van het Engelsch fijftema van negotie, na Holland wederom te rug te komen. — Deeze en nog meer andere redenen moeten alle Staaten van Europa aanfpooren, om de Bataaffche Republiek in zulk eenen ftand te brengen, dat zij handen genoeg bezitce, om aan de behoeften van den Europifchen handel, in zulke gevaarvolle tijden, te kunnen voldoen. Geen  TE RASTA D. SJ Geen Staat in de waereld heeft de hulp van het Bataafsch Volk meer n'oodig dan Duitschland. Alle zijne behoeften trekt het grooten deels van hetzelve, alles, wat het te verzenden heeft, en op de Rivieren, die met den Rhijn en anderen gemeenfchap hebben, kan verzenden, levert het 'er aan. — de tcgenwoordige'handel van Hamburg met Engeland is flechts eene verfchijning van den dag, om dat Engeland thans geenc andere plaats heeft, om met Duitschland commercie te drijven. — Het is derhal ven duidlijk, dat Duitschland geene k'eine opofferingen moet ontzien, welken voor zijn aanflaand toeneemend welvaaren en zijne dringende handel betrekkingen te gelijk zoo noodzaak•lijtc als weldaadig zijn. Ik geloof dan, dat het Staatkundiglijk wijs zijn zoude, aan de Bataaffche Republiek het Munflerfche geheel, of ten minften tot aan de Eems, afteftaan. y» Nopdzaaklijkheid om den linker oever van den Rhijn afteflaan, zoo wel voor Frankrijk ah voor Duitschland. Het is onwederfpreeklijk waar, fax. Duitschland zijn ci^en belang zou miskennen, wanneer het op het behouden van den linker Rhijn oever aan het Rijk wil» de blijven ftaan. Rivieren, Bergen of Meeren zijn de natuurlijke grensfcheidingen van Staaten. — De ligging der Franfche Republiek is van dien aart, dat, wanneer zij al voor het tegenwoordige van haar plah, om deezq grenzen te hebben, wilde afzien, zij echter vroeg of laat de noodzaaklijkheid van deeze grensfcheiding moet inzien. Hier ontflaat dan nu de vraage: -r- ,, of het „ dienstiger zij, deeze grensfcheiding thatts toetejlaan. B 4 » °f  «4 AAN H E_T CONGRES >» of binnen korten tijd deswegens eenen nieuwen oorlog te voeren, en dan, nda groote geldfommen yerfpild 3, te hebben, naa nog meer ondergebracht te zijn &c. pi dezelve te moeten inwilligen P Maar wanneer dan eens de Franfche Republiek, naa groote krijgskosten befteed te hebben, zich van deeze groote waarheid overtuigde,' dat de Noordzee een ongelijk betere grensfcheiding is, en dat de Wezer, de Fulda én de Main de beide Republieken eigenlijk geheel aan een fluiten, en zich' dan die ftreëk, tot voldoening van de gedaane krijgskosten, liet afftaan? Zou men dan geen berouw hebben, dat men tegenwoordig het gelukkig oogenblik zonder gebruik heeft laaien vóóri bijgaan, en tot vermijding Van een grooter kwaad het kleiner niet verkooren hebbe? . 'Die dit zonderling vindt, vergeet, dat het Duitfche Rijk, toen de Elfas, Lotharingen, de ltaliacnfchi Leenen en de Eurgondifche Kreits afgëfcheurd werden , niets minder als onwaarfchijnlijk hieldt, dan het géeri ik hier nu gezegd heb.' — De Franfche Republiek voelt s tegenwoordig reeds, "hoe Hamburg haar in haare militaire en nog meer in haare commercieelé oogmerken tegen Engeland in den weg is. Zij zal fpoediglijk van de noodzaaklijkheid overtuigd zijn, dat zij alleenlijk door die grenzen, cn het plaatfén van gewigtige militaire posten aan den uitloop van de ÏVezet in ftaat is, om op Hamburg naar behooren een waaleend oo* te flaan,' en daardoor den Engelfchen handel op Duitschiand te vernietigen. Ik ftaa toe, dat ik mij niet kan overtuigen, dat de grenzen van de Republikeinfche Regeeringsvorm aan den Rhijn een einde zullen neemen: en dat ik onmogelijk kan gelooven, dat 'er een beter middel voor handen is, om Noord Duitschland zekerheid te geeven, dan het  TE RASTA -D» Jiet afftaan van den linker Rhijn oever, waar door 'deeze gebeurtenis, ten minften voor nog langen tijd, verfchooven wordt. ^ Wanneer Pruisfen, dat, gelijk als alle handelingen van het Berlijnër Hof doen vermoeden , uitzichten heeft op Noord Duitschland, dczelven eens tot daadlijkheid zal trachten te brengen, zijn 'er twee zaaken onvermijdlijk. — Voor eerst, dat de beide Republieken in het westen en zuiden deeze onderneeming in het geheel niet zullen toeftaan, dat een gemeenfchaplijke oorlog tegen Pruisfen, wiens vermeerdering van macht tegen het westen met het belang der Republieken gehcellijk onbcftaanbaar is, zal uitbreeken, dat Pruisfen dat genoemd deel van Duitschland aantastende, de Republieken zal noodzaakcn, bezit te neemen van een land, welk, zoo langen het machtloos voor eiken aanval vaii Pruisfen bloot ftaat, haar in altoosduurende onrust moet houden. Vervolgcnds geloof ik ook, dat de algemeen gehaat»? Pruisfifche Regeering, bij de eerfte fchreede, welke zij, tot uitvoering van deeze haare bedoeling , doet, de Volken van Noord. Duitschland daadlijk zal overnaaien, om zich liever, onder de befcherming van de Republieken, tot eenen onafhanglijken vrijen ftaat te maaken, dan zich aan de Pruisfifche accijs- en tol-bedienden en presfing te onderwerpen. • Mij dunkt hier blijft voor het tegenwoordige en toekomende geene andere keuze óver, dan het afftaan van den linker Rhijn oever, of het verliezen van geheel Noord Duitschland aan de beide Republieken, of dat het, onder haare befcherming, tot eene Republiek gemaakt worde. En wat kan Duitschland toch ftellen tegen die groote linie van vestingen , door welken Frankrijk .en B 5 Duitsch*  |6 AAN HET CONGRES jPvitschland tegenwoordig gefcheiden zijn ? Zal het drie yeien vestingen aan deeze en de andere zijde van den jRhijn tegen de beide Republieken aanleggen, van welken de tweede linie reeds tot aan den Rhijn moet komen? Eene eenige linie langs den rechter Rhijn oever is ongetwijfeld meer gefchikt, zekerer, en op eene yerftandige wijze ook alleenlijk uitvoerbaar. De ondervinding heeft het getoond, wat vestingen aan deezen kant van den Rhijn vermogen, en wie zal aan derj anderen kant van den Rhijn vestingen aanleggen ? Mogelijk de Aarts/lichten? — Zeer bezwaarlijk. De zekerheid alleen van het Rijk vordert reeds, dat 'er zulke landen van afgefcheiden worden, die Duitschland over het algemeen aan ophoudenlijke gevaaren van overmeesterende oorlogen bloot Hellen, welken noodzaaklijk eenmaal met de ontbinding van het ganfche Staatslighaam, of met de verdrijving van alle Vorsten en Standen uit het noordlijk deel van hetzelve moeten eindigen- Niet alleen is Frankrijk, door zijne vrije Staatsgefteldheid, ongelijk machtiger geworden, maar ook zijn de omltandigheden ten nadeele van Duitschland over het algemeen zeer veranderd. De Keizer, als Bezitter Van den Burgondifchen Kreits, hadt een geheel bijzonder eigenbelang, om het Rijk té befchermen. Daar hij dien Kreits nu heeft afgeftaan is dit geheel veranderd. De Keizer kan voor het toekomende, daar hij bij ondervinding weet, hoe weinig de machtige Vorsten zich, bij eenen Rijks oorlog, aan hunne verplichtingen, tot welken zij als Rijks* Vorsten verbonden zijn, houden, het voor zijn belang dienstiger achten, alleenlijk zijn fchuldig Rijks contingent te leveren. En daar het gevaar juist bepaaldlijk dat gedeelte van Duitschland kan treffen, dat van alle tij-  TE RASTA D. Q? rijden her, meer dan andere gedeelten, tegen zijnen plicht handelde; dat zich in de laatfte zwaare tijden van alle lasten eens moeilijken oorlogs ontfloeg, en onder de vleugelen van den zwarten Pruisfifchen Adelaar begaf, ■wiens belang het Oostenrijkfche altijd beftreedt, daar zou het Oostenrijk ook wel eens moede kunnen worden, om zich voor den Landgraaf van Hesfen-Casfel en de Confederatie van Hildesheim in eenen nieuwen oorlog te wikkelen. Duitschland', welk zich in den laatften oorlog uit een fcheurde, zal ook onverfchillig blijven, wanneer aan het eene gedeelte vergolden wordt het geen het verdiend heeft. Het zuidlijk Duitschland zou niets nuttigs uit de ondervinding geleerd hebben, jndien het in eenen toekomstigen oorlog niet het tegenwoordig voorbeeld- van het noordlij'k gedeelte volgde , zich onzijdig verklaarde , onder Oostenrijkfche befcherming eene Demarcations Linie tegen Noord-? Duitschland trok, en met een gerust oog aanfehouwer bleef van de twisten en de gevolgen, welken 'er uit kunnen voortvloeien'. Keur Brandenburg, Hespen* Casfel en de gezamenlijke Hildesheimfche Confederatie is hier in met zujk een fchitterend voorbeeld voorgegaan , dat het eene zonderlinge verfchijning zijn zoude, indien Zuid-Duitschland 'er niet verftandig door ge* worden ware. Wanneer Noord-Duitschland dit alles bijzonderlijk overweegt, zal het bevinden, dat zijn geheel bijzonder belang het afftaan van den linker Rhijn-oever nood* zaaklijk vordert. Maar dit is op verre na nog niet alles. Ik kan Duitschland nog daar te boven bewijzen, dat 'er gebeurtenisfen ontftaan kunnen, jaa zelfs moeten, wanneer het ' van de beide Republieken zal afhangen, Noord-Duitsch- lani  tS AAN HET CONGRES land zonder flag of floot, wegteneemen, en nog wel geuiaklijker dan dit. met Poolen gedaan is. Daar, gelijk ik in het hier boven reeds aangehaald gefchrift: Frankreichs Politifche verhaltniffe zum ubrigen Europa enz. genoegzaam heb beweezen, Europa zich, door de verdeeling van Poolen, in twee Staatkundige Half Ronden gedeeld heeft; daar verder de gistingen tusfbhen Oostenrijk en Pruisfen noodzaaklijk eens moeten uitbersten , wie zal het dan de Fran~ fcnen en Bataven kunnen beletten, dat zij Duitschland tot aan de Elbe toe bezetten? — Rusland, Oostenrijk en Pruisfen hebben aan Poolen beweezen, dat dit maar zoo kan gedaan worden. — Konden aldaar de Jacobijnfche Vrijheidsftellingen aan deeze drie Mogendheden het recht geeven, om een groot Koningrijk te deelen, waarom zouden dan niet de flaafachtige Monarchaale grondftellingen van Duitschland, welken voor de zekerheid der Republieken niet minder gevaarlijk zijn, dan deeze voor de Monarchien zijn konden, ook niet eenen genoegzaamen billijken grond tot de verdeeling van Duitschland opleveren? Zouden die drie Oostlijke Machten wel eenigzins gegrond hier op kunnen ant.woorden, daar zij zeiven eerst het voorbeeld gegeeven hebben ? Waarlijk, wanneer Duitschland op zijne geheelheid {integriteit j blijft aandringen, dan is de helft zijner Forsten verloeren. Tegenwoordig kunnen zij nog fchadelcós gelleld worden, maar dan niet. Tegenwoordig kunnen de Wacreldlijke Vorsten nog buiten nadeel blijven, 'daar men de grenzen door onderhandelingen tracht te bekomen, maar in het ander geval kunnen zij niets verwachten, wanneer de oorlog hen onderbrengt. Van welken kant ik deeze zaak dan ook befchouw, ik bevind, dat het belang van Duitschland nog meer dan dat  f Ê R A S T A D. a£ dat van Frankrijk het afftaan van den linker Rhijn Oever vordert. Het is de redding van Duitschland wanneer het deezen ftap doet,- zijn ondergang wanneer het dien naalaat. En wel moet deeze afftand, wanneer Duitschland zeker zal zijn — den geheelen linker Rhijn Oever > zonder eenige uitzondering bevatten.- — Wanneer da Moe/el de grensfcheidin'g werdt, dan konden juist de overige kleine landen van Keulen, Meurs en Kleef'm voor zoo verre zij aan den anderen kant van den Rhijn liggen, aanleiding tot eenen nieuwen oorlog geeven, iawelken noch Oostenrijk uit vrees voor Pruisfen ? noch Pruisfen uit vrees voor Oostenrijk wegens Silefië, zou-, den kunnen of willen tot hulp toefchieten; of mogelijk, dat zij zeiven in eenen oorlog ingewikkeld hiertoe buiten ftaat zijn zoude. Dat dan Noord-Duitschland zich in het allergrootst gevaar zou bevinden is zeker dat dit alleenlijk aan het behouden van deeze niets beduidende ftreekjens land zou moeten worden toegefchreeven, is onwederfpreeklijk. Die den buik verliest moet 'er den ftaart bijgeeven, beter, dan dat 'er meer en alles verlooren gaa. Ik ftaa toe, dat het belang der Republieken 'er meer bij wint, wanneer Keulen enz. bij het Rijk blijftv dan wanneer het afgeftaan wordt. Alle voorwendzelen tot verdere besitneemingen zijn daar door weggenomen; alle aanleiding, om zich aan deezen kant uü> tebreiden, afgefneeden, welken niet kunnen misfen, of zij moeten voorkomen, zoo langen het Rijk nog een voet breed lands aan de andere zijde behoudt — Om den Keurvorst van Keulen fchadeloos te ftellen, zijn aan deezen kant van den Rhijn een overvloedig getal van geestlijke bezittingen, welken, wanneer Duitschland zija waar belang kende, zonder één eenige  $Q AAN HET CONGRES ge mttezöndereh'; moesten' gefecularifeerd worden.' En voor den Hertog van Kleef, den Graaf van Meurs en den Heere vail Gelder is in den Frankifchen Kreits zulk eert ruim veld tot fchadeloosfleïling dat eigen* zinnigheid zich hier alleen tégen kan verzetten , welke, wanneer de Republiek toegeeft, voor hèt Rijk zeer verderflijk kan worden. Om echter geheel duidlijk in het daarftellen van deeze ganfche zaak te worden, en volkomenlijk te doen zien, hoe verkeerd het Duitfche Rijk zou handelen, wanneer het aan zich hét klein diftricl va*n de Moezel tot aan de Maas, èn dé kleine breedte van h'e't land van Keulen, Meurs, Kleef eri Gelder wilde behouden, zoo verzoek ik het verlicht Congres te Rastad een oog op de wetten van het Duitfche Rijk te flaan, uit hoofde van welken het üitdruklijk verboden is —» deeze grenzen tegen Frankrijk te befchermen". Volgends de Verkiezings Capitulatie, mag — j, noch door den Keizer noch door het Rijk eenige vesting ,, worden aangelegd; alzoo dit dan eiken Riiks/land „ zeiven in zijn eigen land toekomt1". — Maar nu' reiken alle de jaarlijkfche inkomsten van deezé genoemde landjens, naa aftrek der kosten, welken tot het fieftuur gevorderd worden, niet toe, om Hechts één eenig Fort, en nog veel minder, óm in elk land znlk eene Vesting aanteleggen, dóór welke het Rijk aan dien kant 20u kunnen gedekt worden. Bij den eerften aanval zijd deeze landen derhalveri in de handen der Republikeinen, en maaken dus den overtocht over den Rhijn gemaklijker, dewijl déeze Vorsten niet zoo veel over hebben , om aan deezen kant van den Rhijn vestingen aan* teleggen. Of Dusfeldorf wel zoo in handen van hét Rijk zal blijven is mij onbekend, maar ook dit gefield . zijn-  TE RASTAS» 3t zijnde, zijn 'er nog tegenwerpingen van eene ander* natuur; Gefield al eens men ware in ftaat, aan den anderen kant vart den Rhijn drie vestingen van géwigt aanteleggen , dan vraag ik wederom: hebben die Heeren wel Soldaaten genoeg, om die vestingen te bezetten? In alle gevallen zouden zij doch eigen garnifoenen vorderen, en ik ben overtuigd, dat de geheele krijgsmacht vafl Keulen voor ééne vesting niet genoegzaam zijn zoude. Daar te boven zou het aanleggen van vestingen aan de andere zijde des Rhijns tegen de Franfche grenzen Hechts daar toe dienen, om aart de Republikeinen het toekomend bezit dier landen te verzekeren. Rijkstroepen zouden dezelven moeten verdedigen, en ten laatften , daar geene vesting het tegen den honger kan uithouden, zouden zij zich, op de eene of andere wijze, moeten overgeeven; In. dit maar al te zeker geval zouden zij meer tot fchade en naadeel dan tot voordeel van het Rijk verftrekke'n'. Dat de Koning van Priti fcn zijne vestingen zou kunnen bezetten, twijfel ik in het geheel niet. In vreedes tijd zeker meer dan genoegzaam. Maar hoe, indien de Republiek dan eens den aanval doet, wanneer Pruisfen met eenen van zijne nabuuren reeds in oorlog is? De ondervinding heeft het geleerd, dat de grootfte Koning #an Pruisfen met zijne twee maal honderd duizend geöeffende krijgers niet in ftaat was, zijne Erf Staaten v Pruisfen, en nog veel minder Westphalen te dekken. En waar van daan zou dan in de tegenwoordige tijden, daar nog niéuwe onmeetlijke grenzen in Poolen moeten gedekt worden, die mogelijkheid komen, dat een Koning van Pruisfen zijne Staaten aan den anderen kant van den Rhijn zou kunnen befchermen? Het is doch niet genoeg, eene vesting te bezetten-, en van binnen te ver- de.-  ga AAN HET CONGRES «ledigen, 'er behooreff ook nog Armeën bij om die"^ wanneer zij belegerd zijn, te ontzetten, anders zijn zij zekerlijk zonder eenige nuttigheid. Op Pruis/en te rekenen, dat, door Oostenrijk Rusland opgehouden, zich in eenen oorlog met de Groote Republiek zou inlaaten, was eene der grootfte Staatkundige dwaalingen.. En op het Rijk zich te verlaaten zou geene mindere dwaaling. zijn. De Hooge Rijk/landen zullen zich wel gelieven te herinneren, hoe. de Romermaanden tot onderhouding van de beide Rijks Vestingen Kehl en Philipsburg, zijn opgebracht. En wat zou 'er dan te wachten zijn , wanneer 'er nog drie vestingen met haare bezettingen moesten onderhouden worden? En. dan is nog de vraag: of het Rijk zou wijlen helpen? . Noord Duitschland heeft getoond, hoe veel deel het' aan het lot van het Zuider gedeelte neemt, en zal in dit geval ook met zich zeiven' genoeg te doen hebben daar een aanval op het zelve niet zonder reden altijd te vermoeden was. Oostenrijk is, in geval van eenen oorlog door Pruisfen of Rusland al te zeer belemmerd, dan dat het om Keulens wille eene Armee zou laaten' marcheeren, en is het in eenen oorlog met Pruisfen, dan moet zelfs het wegneemeu van alle Pruisfifche Ves- " tingen en landen voor zijn belang gewigtig zijn. En hoe gemaklijk kaft een oorlog tusfehen Oostenrijk en Pruisfen aanleiding geeven, dat alle IVestphaalfch: landen van den-Koning genomen worden ? Pruisfen heeft een zeer , bijzonder belang, zijne beide landen van eenige weinige quadraat mijlen aan de andere zijde van den Rhijn, welken niet meer dan veertig bedraagen, zonder bedenken voor niets overtegeeven, alzoo zij de naaste oorzaak tot het verliezen van alle zijne JVestphaalfche Staaten zijn kunnen. Daar Oostenrijk doch van de grenzen van Frankrijk verwijderd, de eigehfehap van eenen natuurlijken  TE k A S. T A Di %% Geallieerden met het zelve heeft; en Pruis/en door het grenzen aan Oostenrijk, 'er een natuurlijk vijand van is, zoo is öök met zekerheid zeer fpoediglijk een oprecht Bondgenootfchap tusfehen Frankrijk en Oostenrijk te wachten, waar uit zeer gevaarlijke diverfien in des Kouings Weslphaalfche Staaten kunnen voorvallen. Een fchrander Staatkundige ziet niet alleenlijk op het tegenwoordige, maar berekent ook het toekomende. Op deeze wijze is aldus het nadeel, zoo als het mij Voorkomt, duidlijk aangetoond, welk voor geheel Noord- j Duitschland tot aan den Weter of JLlbe voortvloeit, wanneer het Rijk niet alle landen aan den anderen kant Van den Rhijn afftaats Het behouden van het land tusfehen de Moezel en de Maas, zou niets anders zijn dari 1 een opgehangen lokaas, om Noor d - Duitschland in dè Val te brengen, en wel in eene val, welke niet de Republiek maar Duitschland voor zich zeiven zou gezel hebben* — Gelijk nu een kundig heelmeester, om hetligi haam te redden, niet in het kranke maar in het gezondêdeel de voet afzet, zoo behoort ook Duitschland lidVer, om zich zeivcU te behouden, dat deel weg tè lieemen, welk aan de verdervende leden het naaste is* v i. Vervolgt Ik Ohderftel, dat alle Waercldïijke Vorsten, zoo wel Van Noord- als Zuid-Duitschland, inzien, dat elkë oorlog van het Rijk tegen Frankrijk voor hun hoogstverderfiijk is* en dat zij > uit hoofde van deeze onder-  34 AAN HET CONGRES Helling, van harte wenfchen, zoo voor zich als voor hunne naakomeüngen, nooit wederom in eenen nieuwen gewikkeld te worden. Hier moet dcrhalven, wanneer Noord- Duitschland zijn verder beftaan oprechtlijk wenscht, in het geheel geen acht worden gefl'aagen op het geen de Vorsten van Oost - Duitschland hier tegen zeggen, noch ook op het geen de Geest lijke Aarts- /lichten hier op aanmerken. — De eerften zijn van Frankrifks grenzen te zeer verwijderd, dan' dat zij zulk een rechtftreeks belang in het afftaan van den linker Rhijn-oever kunnen hebben.— De laatften verliezen 'er onmiddelbaar bij, en juist daarom komt hun geene ftem toe, alzoo hun bijzonder belang lijnrecht tegen het algemeen belang van het Rijk over ftaat. Zoo zullen de Oostli/le Vorsten mogelijk groote bezwaaren tegen Oostenrijk inbrengen, dat de geheelheid (integriteit') van het Rijk gefchonden wordt. — Het antwoord hier op kan zeer kort zijn: — ,, Dat men „ zich niets meer zonderling kan verbeelden, dan dat „ Rijks/landen, die, door zieh aan de algemeene zaak •„ van Duitschland te onttrekken , aan deeze treu* ,, rigc gebeurtenis eigenlijk alleen de-fchuld heb„ ben, zich niet fchaamen, om van eene geheelheid „ (integriteit) te fpreeken, welke juist door het naa* „ lasten van die plichten, die zij aan het Rijk fchul„ dig waren, zoo verre is gekomen, dat zij niet meer „ bewaard kan blijven, — of men zou hun vriiheid ,, kunnen geeyen, om nu voor den dag te komen, en „ die, indien zij het mogelijk rinden, nog te bewaa„ ren."* Indien de geheelheid (integriteit) van het Rijk de Vorsten van Oost- en Noord-Duitschland zoo naa aan het hart hadt gelegen , dat zij zich gerechtigd kunnen  TE R A S T A Ö. 35 fién befchouwen, orri tegen zeker op handen zijnde afftaan van landen te protefteeren, dan hadden zij ook het hunne i, uit al hun vermogen, moéten aanwenden \ om het bewaarcn van deeze geheelheid (integriteit) mogelijk te' maaken. —Keur ~ Br■andenburg, Keur-Ha'* novèr, 'Hcsfen-Casfel en de gezamenlijke Vorsten, die zich achter de Demarcations-Linie tegen hunne Rijksplichten verichanften en verborgen, en gerust uitzagen ^ t>f Frankrijk over het nog vechtend gedeelté van heE Rijk overwinnaar zóu zijn of niet; — alle deeze Vorsten, welken het bijzonder belang hunnér landen meer' tér harté ging dan het algemeen belang van het Rijk '; die dc zuc-ht voor het algemeen welzijn verlochenden j en eené bijzondéré partij tegen Frankrijk, Oostenrijk 'en Zuid-Duitschland uitmaakten, zich van het 2elvè fcheiddert eri alleen gingen ftaari, deezé kunnen geené ftem eifcheri, wanneer het door hun verhaten Zuid* Duitschland voor zich Traclaaten fluit, zoo als zijn tea genwoordig én toekomend belang dit vordert. Indien Oostenrijk, Frankrijk, en hét aan zijii eigen, noodlot overgélaatén deel van het Rijk toeftaan, dat Keur - Brandenburg , de Vorsi van Flesfen Casfel éri anderen, die zich aan het vérbreeken van hunnen, Rijks-eed hébben fchuldig gemaakt, mede in de voordeden van den vreedé deelen, dan is dit ovennaatigë grootmoedigheid en niets minder dan verwacht rechti Naar de Rijks-wetten doch zijn die Vorsten, %velkeiï den Oorlog verklaarderl, én dan deh Keizer en hei Rijk "ér voor lieten zitten, in een verbond — tegen den Keizer en het Rijk. — Eri hurtne landen zijn dërhaiven volgends die Rijks-wetten van zelfs vervallen CU verbeurd. — Een Landgraaf van Hesfen - Casfel kari óp geenêrlei wijze fchadeloos ftelling voor zijne verloos jféri PrOvirttien ëil Steden aan den anderen kant van ded C & MijH  3-  TE R A S T A D. 29 opgegeeven wijze, op waereldlljke Vorsten overtedraagen. Ik zou denken, dat het lang genoeg is, dat de Geestlijken in het wedcrrechdi|k bezit van waereldfche dingen, tegen alle voorfchriften van hunnen eigen Godsdienst, en de uitfpraakcn hunner verftandigfte Pauftn geweest zijn. Nooit heeft wel de Heilige Geest verflandigeruit de mond van eenen Paus gefproken, dan uit dien van. paschali s denTiVeeden, toen hij zeide: Het is zoo wel door de godlijke als kerklijkewetten bevolen, dat de Geest lij' ken zich met waere.'dfche zaaken niet zullen bezig „ houden, en dat zij zelfs niet eens aan het Plof zullen „ komen, dan om eenen gevangenen te redden, of zul„ ken, die in druk zijn, hulpc te verghaffen. Daarom „ zegt ook de Apostel pad lus: wann:er gij het ge„ richt houdt, zullen dit de geringflen onder Wieden „ doen. Bij Vlieden in Duitschland echter zijn de „ Bisfchoppen en Abten zoo zeer met waereldlljke zaa„ ken overlaaden, dat zij beftendiglijk aan het Hof zijn, of Irijgs-diensten moeten bewijzen, welken niet zonder roof, brand en doodjlaan kunnen gedaan „ worden. De Dienaaren van het Altaar zijn Die„ naar en van het Hof geworden; dewi/l zij Steden, „ (Keurvorstendommen) Hertogdommen, Graaffclüip„ pen, Munten, Vestingen, Tollen, Markt-gerechtiglieden, Voogdijen, Rechten van honderd mannen, „ (Centgrafen) Pacit -goederen, Vafall&n, Sloten (**} „ en andere dingen, door welken zij aan het Rijk tot „ diéns- (_*) ld efl: civitatis, iucatus, marebias, eomitatus, manitas, teloncum , niercatum , advoeatias, o,nnia jut* centu* rionum, id eft villicorum , turres et villas, fuae rtgni trant, cum omnibus pertincutiis fuis , militiam tt cajlrar. — C 4  4<* AAM HET CONGRES ,» diensten verplicht zijn, bekomen hebben. Dit alles, zijn zij gehouden de Koningen te rug te geeven"1 (**)•> Deeze verordening van eenen der verftandigfte Paufen verplicht de Aarts -Bisjchoppen van Ataintz:-, Trier en Keulen aan de Franfchen alle die landen aan den an-. deren kant van den. Mijn afteftaan, welken uit de giften van kar el den Gr ooien en l ode wijk den vroomm hun zijn toegevloeid. Zoo verplicht zelfs het geweeten de Geestlijke Vorsten aan den Rhijn hunne landen aan Frankrijk afteftaan, welks vroegere Koningen dezelven van den Staat gefcheiden hebben. Men zal in de zevende afdeeling van het tijdfehrift: Europens politifche lage und Staats lnteresfe, dat thansop de pers is, in de verhandeling: Deutschl.ands gegen-* wartige lage, dit nader ' ontwikkeld vinden, als ook beweezen zien, hoe zeer liet de Majefteit van het Rijk beledigt, dat een klein 'aantal van jongere zoonen uit adelijke farailien, in het Rijk, onder den naam van Kapittels , zich als gerechtigd durft befchouwen, om Keurvorsten te maaken. Een voorrecht volgends welfc zelfs het Opperhoofd van het Rijk minder is dan zulk<^en Kapittel. — En wel Keurvorsten,, die offchoon zij maar, wanneer zij nif-c uit vorstlijken bloede zijn, den \ir.e\ van Keurvorstlijke Genade voeren , evenwel bovenalle Keurvorstlijke Doorluchtigheden zijn, en boven aan zittc::, hoewel zij niets meer dan een perkement, waarop hun adel met het woordjen — von —- gefchreevenftaat, voor den dag kunnen brengen... Naar- (**) Ecc/efiae decitpis et oblaticnibus. fuis conlentae fin];, verg praetfia et regalia , quae a carolo et icflo, vi.cq,, altq.no et BENRlfo, tccltfiis. eollata fuift., fibi** fWWÜb&Sdb K*fipu»l et jetincat., do.ft.caiti 44  TE RASTA D. At Naar den geest van den Kristlijken Godsdienst is de onderfte plaats voor de Geestlijken, cn het betaamt hun niet, boven aan te zitten, gelijk de Schrift-geleerden en Pharifecn ; dewijl dit even zulk eene trotfche overweldiging is, als dat zij over het algemeen in den waereldlijken raad van het Rijk zitten in plaats van te prediken, te leeren en te onderrichten. Ik zie niet in, waarom men aan deeze Keurvorstendommen geen einde zou kunnen maaken, te meer, daar het Rijk te vooren wel met minder dan met agt Keurvorsten heeft kunnen beftaan. — Men zou echter de Keur -waardigheid ook wel op IVurtenberg kunnen overdraagen, maar dit zelfde te doen met den Landgraaf van Hesfen- Casfel en den Hertog van Brunsuijk, die zich tegen den Keizer en het Rijk gewapend hebben, en gereed waren, om het vuur van eenen burgerlijken oorlog in het hart van Duitschland aanteftooken , wanneer men hunne wapening niet eerbiedigde , dit zou een gevaarlijk voorbeeld geeven, en eene onvoegzaams belooning zijn. Om niet te zeggen, dat hier door het ovcrwigt aan den kant der Protestanten zou komen, welk met het tegenwoordig fijstema zou ftrijden; hoe onverfchillig het anders voor mij is, of zich de geest van luther of van hildebrand in de belangenvan het Rijk menge. Het Duitfche Rijk kan ook in de daad niet veel met Keurvorsten aan den Rhijn zonder kracht en genoeov zaame grootheid gediend zijn. — Hesfen-Casfel, hoewel het in oorlogs tijden twaalf duizend man in her veld heeft gebracht, bezit te weinig inkomen, om dat getal tot verdediging van het Rijk altijd op de been te houden. Deeze Armee werdt beftendiglijk door fubfidien onderhouden , of ftondt in vreemde betaaling. Twee Millioe«en inkomsten zijn van te weinig aangelegenheid, omc 5 zulk.  4£ AAN HET CONGRES zulk eene krijgs-macht te onderhouden. En daar de Landgraaf eenmaal onvermijdlijk bij het Bankroet van de Ëngelfchc Regeering, het grootfte gedeelte van zijne fchatten of Bloedgeld, van zijne opgeofferde en verkochte onderdaanen voortgekomen, moet verliezen, zal eene groote afdanking van Troepen 'er wel het gevolg van zijn. Het past zulk eenen kleinen Vorst in het geheel niet, zich eene vertooning van eene groote Mogendheid met een ftaand leger te geeven, even als of de ploeg en het land geene arbeiders behoefde, waar aan hij 'er reeds zoo veelen ontrukt en . op de llagtbank geleverd heeft. Om enkel eene vertooning te maaken heeft het Rijk geene Keurvorsten noodig. Dat anders het Duitfche Rijk met zijne geestlijke Keurvorsten, welken de voor aan liggende Rijks - landen bezitten ( de Keurvorst van Keul?n uitgezonderd die door Munfeer ongelijk machtiger is dan de Landgraaf j 'er flechter aan is, en aan deezen laatften Despoot meer zou hebben dan aan Maintz en Trier, lijdt geen twijfel. — Maar helaas! zijne vijandige, menfehen haatende en hoogst despotieke grondftellingen maaken zijn perfoon tot dit ambt en tot eene vermeerdering van macht aan den Rhijn ongefchikt. — Zijr.e grondftellingen wijzen hem eene plaats aan de uiterfte grenzen van Poolen, onder die ongelukkigen, welken aan het Despotismus zoo gewoon zijn. — Zijne Staatkunde is zoo ellendig, dat hij zijnen haat tegen de edele en groote Republiek niet kon verbergen, toen zijn hoogst belang ten minften het veinzen vorderde. Terwijl hij, uit hoofde van zijne aan den anderen kant van den Rhijn liggende landen, geheellij k en alleenlijk van de grootmoedigheid van Frankrijk afhangt, verjaagde hij onderdaanen, welken hij jaaren lang in zijne Baftille hadt laaten fmachten, om dat uien hen van genegenheid  tb rasta». 43 heid tegen de Republiek befchuldigde, met vrouw en kinderen, in het midden van eenen zwaaren winter, uit huis en hof, en dit daar de Republiek hunne loslaating begeerde. — In het voorig jaar gaf hij, terwijl de vreede met de Republiek reeds gemaakt was, een bevel, dat alom werdt verzonden, om alle kunstenaars, manufacturiers en handwerks gezellen, wanneer zij uit de landen van de Republiek kwamen, op de grenzen tegen te houden, geenen over dezelven te laa-. ten komen en aan niemand arbeid te geeven* Wie kan zich van lagchen onthouden, wanneer hij den ftrijd van eenen Pygmee met den grootften reus van de waereld ziet? — wanneer dat ftaatkunde is, nu dan misgunnen wij den Landgraaf de zijne niet. — Maar of zijne gezanten op het Vrecdes Congres zulken diergelijken toon thans tegen boonaparte en de Afgezanten van Frankrijk voeren zullen? — Hier twijfel ik zeer aan. — Hoe zou het gaan indien de grondftelling van Rome Parcere fubje&is, ac debellare fuperbos omtrent hem ter uitvoer gebracht werdt ? VIII. De Rhijn grensfcheiding met betrekking tot de groote Republiek. Zoo noodzaaklijk is het afftaan van den linker Rhljn-^ eever voor het Duitfche Rijk, dewijl daar door eene meer Overwonnenen te fpaaren en trotfen $nder te brengen.  44 AAN HET CONGRES meer duurzaame vreede wordt behouden, en alle omHandigheden, welken dcnzelvcn zouden kunnen ver■ breeken, worden voorgekomen. En even noodzaaklijk is het verkrijgen van deezen linker Rhijn-oever voor de Groote Republiek. Deeze Republiek heeft doch, zedert haare gelukkige vestiging, niets anders, dan het grootst en edelst doel, het geluk der onderdrukte menschheid, voor oogen gehad, zoo ve'ele volken van de ketenen der flavernij bevrijd, en aan dezelven de vrijheid gefchonken: waarvan onze gelukkige naakomclingen de weldaadigheid in de vruchten van dezelve zullen ondervinden; ten welken einde in den tegenwoordigen tijd de zaaden gefixooid worden. Het is mogelijk, dat 'er Provintien aan den Rhijnjlroom gevonden worden, welker inwooners door egoisme cn hebzucht flegts willen oogften, zonder iets voor den volgenden tijd te werken. — En evenwel twijfel ik, of de meerderheid van de Inwooners zich tegen de vrijheid wel in goeden ernst verklaaren zouden. Wanneer de Bewooners van Eon en Coblentz voor een gedeelte tot de laagheid van eenen verachtlijken sudder zoo diep hebben kunnen wegzinken, dat zij de ketenen van flavernij boven de weldaad, van vrije menfehen te zijn, hebben kunnen verkiezen, moet men echter daar uit, met opzicht tot alle volken, die aan den Rhijn woonen, geen befluit opmaaken, dat zij allen de vrijheid zouden haaten. — Eene laagheid' van zulk eenen fchandlijken aart, ligt niet in de menschlijke natuur. Tot handhaving van de eer der menfehen moeten wij over het algemeen de oorzaak van deeze denk - en handel - wijze in hunne bijzondere omftandigheden zoeken. Gedeeltlijk hebben de Prhsters ( die natuurlijke vijanden- der vrijheid zijn, om dat hun beftaan alleenlijk vaa  T E RASTA D. 45 ▼ftn de flaavernij der vooroordeelen afhangt) hun de lorapfte denkbeelden omtrent de gevolgen der vrijheidingeboezemd, en hen daar door zoo tegen dezelve ingenomen, dat zij voor hunne bijzondere belangen het harnas hebben aangcfchooten. — Gewoon, om alles te gelooven dat een Priester zegt, gelooven zij ook de ichandlijkfte lasteringen , met welken de Adel en het Priesterdom de zaak der vrijheid hoonen. Gedeeltlijk echter worden ook zeer veelen door het onzekere van hunnen ftand te rug gehouden, om zich openlijk te verklaaren. Niet weetende, welk hua toekomend lot zal zijn , en of zij niet wederom onder hunne voorige Heeren zullen komen ? houdt bedachtzaamheid hen te rug. Men weet doch, dat Priesters zich als Duivels, en zonder paaien te kennen, wreeken. Voor dar. derhal ven het lot der Cis - Khenaanfche landen bepaald is, kan men geene meer openlijke verklaaring verwachten. En aan eenen anderen kant is de oude Regeering, bevreesd geheellijk en altijd buiten beftuur te zullen ko-* men, de aanftooker en verfpreider van allerlei vrees en kommer verwekkende bedrijgingen, hoe alles eenmaal zal afloopen? — De Adel en het Priesterdom onderhouden aller wegen zendelingen, om het Volk vaa befluiten aftehouden, door welken hunne Tienden, Inkomsten en Leenftelzels nadeel zullen lijden. > En eindlijk is 'er nog een zeker onkruid heerfchend, welk de Koningsgezinde Emigranten met veel moeite geplant hebben. Om alle deeze door kunst verwekte indrukken weg te neemen, behoeft men flechts de vrijheid voor korten tijd te genieten, en de natuur der menfehen, welke meer edel dan verdorven is, zal haare rechten wederom verkrijgen. Met verbaasdheid zullen dan deeze tot v dvvaa-  46 AAN HET CONGRES dwaaling geleide menfehen op die verblinding, met wel* ke Priester-bedrog en Ari/iocraaten - tijrannij hen begochelde, te rag zien. Menfehen van deezen aart, die door vooroordeelen, vrees en dwaaze bezorgdheid door hunne Leidslieden beftuurd worden, zijn als onmondige kinderen, die bij de doodlijkfte ziekten de heilzaamfte en weldaadigfté geneesmiddelen van zich ftöoten,, en die men dikwijls uit pligt tot gezondheid moet dwingen, waar voor zij ook niet ondankbaar zijn, wanneer het gevoel eener gezonde gefteldheid hen hunne voorigc dwaasheid leert kennen. En zoo is ook werklijk het grootfte gedeelte der menfehen in dien ftaat, dat het niet bekwaam is, recht te oordeelen. Deezen moet het meer wijze gedeelte der Natie, zoo draa het tot vrijheid beftemd | is, te hulpe komen. Men behoeft alleenlijk deezé Vraage te doen: — wenscht gij een mensch te zijn, wiens recht door niemand mag gekrenkt worden? — Indien hij deeze Vraag met jaa beantwoordt, dan is 'er ook niet meer noodig. De middelen e» we* gen, om hem daar toe te brengen, kunnen hem mogelijk even zoo min duidlijk als de verftandigfte be* weezen worden, als hij bekwaam is eenen Staat te or* ganifeeren. Het zou befpotlijk zijn, hem te Vraagen: — w)lt gij vrij zijn ? — Daar Tijrannen en Bedriegers dit edel en groot woord zoodanig door lasteringen gebrandmerkt hebben, dat helaas! elk mensch, die niet tot een rijp * nadenken gevormd is, daar voor gruwt, — Hij beeft voor de naam, en heeft de zaak waarlijk lief, zonder daarom in ftaat te zijn, de gronden zijner gevoelens, als een wijsgeer, te kunnen opgeeven. — Iemand zelfs met eenigen dwang gelukkig te maaken, is zoo mirt misdaadig, bijzonderlijk bij eenen nog onverlichter* hoop.  TE RAST AF). Af hoop, als beftraffingen misdaadig zijn, met welken wij kinderen tot het goede opleiden of onredelijke menfehen van booze handelingen afhouden, om hen daar door aan meerdere draf en ongeluk te ontrukken. Ik ben dus volkomenlijk overtuigd, dat de Groote Republiek waardiglijk haarer grootheid handelt, wanneer zij de weldaad der vrijheid aan de volken van den linker Rhijn-oever fchenkt, ook dan wanneer zij die niet verlangen. — De tijd zal fpoediglijk komen, dat zij hunne weldoeners zullen danken, om dat zij hun hunne dwaaze- en kinderachtige wenfehen, om verachtlijke fiaaven te mogen blijven, geweigerd, en aan dezelven geen gehoor gegeeven hebben. Zoo moeten wij insgelijks veel aan de gewoonte, om cp eene tirannieke wijze behandeld te worden, toefchrij. ven. — De onbekendheid met de voordeelen der vrijheid, onder goede' wetten moet hier ook niet vergeeten worden. — Maar zullen wij dan, om dat een land eeu-i wen lang nachtfehade, wolfsmelk en andere vergiftige kruiden droeg, het daarom niet bebouwen, geen beter zaad op het zelve ftrooien? — Zullen wij den misdaadigen niet van de galei, wanneer de tijd daar is, verlosfen, om dat hij aan de roei-riemen gewoon is? — Wil iemand zich zoo diep beneden de menschlijkheïd vernederen, dat hij geheel en al een verachtlijke flaaf wil zijn. — Nu laat hij dan in vreede heenen trekken, in kerkers zich begeeven, die hij overal, waar geene vrijheid is, vindt. — De vrije ftaat mag zich met zijn Verlies en met dat van alles, wat de vrijheid verkort, geluk wenfehen; verachtlijke zielen zijn doch niet gefchikt voor verhevenheid; zij zijn der weldaad onwaardig, om wetten te gehoorzaamen, die geluk aanbrengen. Het komt 'er ook nog veel op aan, hoe men de Duitfche  43 AAN HET CONGRES fche Natie tot vrijheid leidt? Stille warmte, krachtvolle overtuiging, maatiging van gevoel is, hier boven •alle vuurige voordragt, die Hechts declameert, te verkiezen. — Hier vermag de waardigheid van eön voor» ftel, welk op gronden rust, alles. — Heeft de Duilfcher deezen eerst ingezien, dan doet hij in werkzaamheid en fterkte van. gevoel voor geen volk onder. Hij neemt dezelven met manlijke fterkte aan, en beftuurt ze als een man tot het groote doeleinde. Ondertusfchen zijn 'er nog meer redenen, welken de vereeniging van den linker Rhijn ■ oever met de Republiek of eene Cis-rhenaanfche Republiek noodzaaklijk maaken. — Het is onbetwistbaar, dat dit het plan van de Groote Republiek zedert langen tijd is geweest, en dat alle verftandigen en vrienden van vrijheid uit dien hoofde openlijk verklaarden; — Veele duizenden der beste en edelfte menfehen zouden ongelukkig zijn, wanneet zij wederom in de ketenen der voerige flaavernij overgeleverd worden. Hoe men deeze behandelen zoude, blijkt genoegzaamlijk uit dat onwaardig gedrag, welk de Pruisfifche Slaaven - knechten, onder het commando van kalkrëuth, omtrent zulken hielden; toen men de eerwaardigfte grijsaarts tusfehen twee paarden fleepte, en hun zulke pijnigingen aandeedt, voor welke de menschlijkheid terug beeft. — Wanneer men dit op het bevel van f redrik willem den veel geliefden konde doen, wat hebben zij dan van eene horde gruwzaame Paapen, die geene aandoeningen van mededogen kennen, en vart menfehen-plichten in het geheel geen denkbeeld hebben, te wachten? - Ik kan of mag aan de treurige gevolgen niet denken, welken het terug geeven van deeze landen voor veele duizenden, die, in het enkel ver* \  TE RASTA D. 49 Vertrouwen op- de grootmoedigheid der Republiek, voor de vrijheid werken, hebben zouden. Nooit handelen de vrienden van vrijheid en menfehen-rechten als die laage tijrannen-knechten, die alleenlijk hulploozen drukken, en zulken, die met gelijke krachten tot den ftrijd gereed Haan, niet onder de oogen durven zien. — De eerften verfchoonen de dwaaling, en werken met ijver, om dwaalenden te recht te brengen. — De laatften vervolgen, om dat zij niemand van hunne laage grondftellingen kunnen overtuigen. — En waar zijn die wellustige Priesters of dat Priesters -beftuur, dat zich hier mede bezig houdt? Men zou kunnen tegenwerpen, dat men door een Vreedes - Artikel Amneftie zou kunnen bedingen. Maar dit is op verre na niet genoegzaam. — Voor eerst zou het met de groote grondftellingen der Republiek ftrijden, vergeeving te bedingen voor begrippen, die te edel, te waar, te verheven zijn, dan dat 'er vergeeving voor dezelven kan gevraagd worden; daar zij de achting van alle rechtfehapenen en verftandigen verdienen. — En dan ben ik ook nog overtuigd, dat de Gevolmachtigden der Franfche Republiek ook zeer wel gevoelen,- dat de ftelligfte voorwaarden aan de vrienden van hun ftaats-geftel geene zekerheid zouden kunnen geeven tegen alle chicanen, van welken het Priesterdom zich zoo bijzonderlijk, om het merg uit de beenderen zijner vijanden te zuigen, weet te bedienen. — Men kent zijne vervloekte voorfchriften, zijn abcas in pace, waar mede het de ongelukkigen veroordeelt, om tusfehen muuren gemetfeld te worden. ——■ Dit duivelseh gebroed pleegt, in den naam van God, gruweldaaden, en werpt over zijne eerloosheid den fluier van Godsdienst, om zijne verfoeilijkheid te bedekken. D Ik  5° AAN HET CONGRES Ik maak van deeze redenen, welken op de grootmoedigheid der Franfche Republiek betrekking hebben, eerst gewag, om dat ik door de ondervinding overtuigd ben, dat zulken, die uit het belang ontleend worden, voor dezelven zeer veel moeten onder doen» I X» Vervolg. ■ Maar de redenen, welken uit het algemeen Staats* eelang genomen worden, zijn ook van zeer groot gewigf. — Tot deezen breng ik: t, De naauwere vereeniging van den Franfchen handel met dien der Bataaffche Republiek zoo wel in tijden van vreede als van oorlog, welke van het grootfte aanbelang is. — gelijk ook met de andere Staaten van Duitschland* Het is bekend, dat 'er van Germcrsheim tot aan de Bataaffche Grenzen vier- en - twintig en van daar tot Rotterdam vijf Tollen zijn, welken, in elk jaar, meer dan een Millioen Guldens opbrengen, waar door de kandel tusfchen den Elfas of het Departement van den Boven - en Beneden-Rhijn buitengemeen belast en bezwaard wordt. — Op dezelfde wijze is het gefteld met de tnsfchen beiden liggende Staaten van Duitschland aan de Rivieren, welken van de noord-zijde zich in den Khijn ontlasten. Door de Stapel-Steden Sp:ers, Maintz en Keulen wordt de handel van de Bataaffche Republiek zeer bepaald, daar dezelve haare fchepen niet verder dan tot Keulen mag zenden, verplicht ie., aldaar te ontlaaden, en haare waaren met Keulfche iche-  TE RASTA». 51 fchepen verder te vervoeren. — Hoe voordeelig over het algemeen voor de Franfche en Bataaffche Republiek als ook voor geheel Duitschland een meer vrije handel zijn zoude, heeft geen bewijs noodig. — Rechtftreeks gaat de FJiijn tot aan. Bafcl ongehinderd, en van daar, de waterval van Schafhaufnn voorbij zijnde, onderhoudt dezelve door de Boden-zee den handel met Helvetie. — Door den Moezel geeft dezelve den vrijen handel op Lotharingen, zoo opent dezelve ook door den Main den handel over Frankfort, •Wurtsburg en Bamberg in Frankenland, — Door den .Nekkar tot aan Stutgard in Zwaben. 1— En zoo ook door de Lahn, de Lippe en de Rhoer. Dat zelfs, door middel van de vrije fcheeps - vaart op den Rhijn, de Engelfche handel op den Wezer en Elbc, alzoo die Rivieren met zwaare tollen bezet zijn, groot nadeel zoude lijden, is duidlijk. Alleenlijk van Pima in Saxen tot aan Hamburg moet men op de Elbe twee en dertig tollen pasfeeren; zoo als ook de Engelfche handel van Ham '>urg na Frankfort aan den Main over Hanover en Casfel door het vervoeren over land moeilijk gemaakt wordt. Maar bijzonderlijk moet het bezit van den Linker Rhijn-oever in tijd van oorlog zeer voordeelig zijn; alzoo dan de toevoer uit de BataafJche Republiek door geene tusfehen beiden liggende ftaaten geftremd , of door •lastige ftapel - rechten belemmerd, of door tollen duur \ emuakt wordt. Hier door kunnen de Republikeinfche Armeeën in eenen Rijks-oorlog tot in Frankenland, en zelfs, wanneer het noodig is, tot in Zwaben, den •toevoer bekomen. Maar het geen bijzonderlijk de Republiek betref: is de Stad Maintz, welke in vervolg van tijd, meer dan Frankfort aan den Main, .de ftapel-plaats van den D $. Eran-  "52 AAN HET CONGRES Franfchen, Bataaffchen en Duitfchè'n handel moet wor-* den, waar voor ze $ en ook wat de gemaklijkheid der verzending aanbelangt, ongelijk beter gelegen is. — De ligging van Maintz is van die natuur, dat 'er flechts eene overeenkomst tusfchen de beide Republieken gevorderd wordt, om dezelve tot het groot Depot van den geheelen Duitfchen handel en van een groot gedeelte van den Franfchen met geheel Duitschland en de Bataaven te maaken — frankfort zou dan zekerlijk ophouden te zijn, het geen het thans is, maar geene Natie kan 'er ook het minfte bij verliezen, wanneer de Mis van Maintz die van Frankfort verdringt. De Volken zullen 'er integendeel zeer veel bij winnen ; alzoo de vrijheid van handel en fcheeps - vaart de prijs der waaren zeer zal verminderen, waar aan, zoo lang het, met opzicht tot het ftapel - recht en de tollen, bij den ouden regel blijft, en Frankfort dezelfde betrekking behoudt, niet kan gedacht worden* — De vrije handel zal geheel Zuid - Duitschland doen bloeien, het mededingen in denzelven zal toeneemen, en de manufactuuren aan den rechter - oever zullen zoo bloeiend* worden, als zij nog nooit geweest zijn. — Deeze affchaffing nu van ftapel - rechten en tollen kunnen deeze landen zoo weinig van de tegenwoordige Bezitters vart dezelven aan den Rhijn verwachten, dat zij veel eerder eene verhooging en vermeerdering van dezelven moeten te gemoet zien, wanneer de Franfche Republiek die ftaaten niet aanflaat, of uit dezelven eene nieuwe bijzondere Republiek vormt. Dat de invloed deezer fchikkingen, tot diep in de Republikeinfche Departementen toe, de manufaótuuren zal doen toeneemen, is zeer natuurlijk. Over het algemeen fchijnt de natuur den bloei der landen aan den Rhijn en der aangrenzende ftreeken aan het bezit van s - de-  TE RASTA D. 53 dezelven en aan de hoogheid der Franfche Republiek of aan den invloed van dezelve verbonden te hebben; daar de menigte van Duitfche Forsten den handel door tollen en kwellingen het merg als uitzuigen, en het toeneemen van commercie en manufacturen daar door verhinderen. v 's.l rtabstfag n X' ' ■ t Vervolg. 2. Noodzaaklijkheid van het bezitten van den Linker Rijn-oever voor Frankrijk met betrekking tot Militaire fchikkingen. De Duitfche Provintien aan den Linker Rhijn • oever offchoon zij geenen grooten tegenftand kunnen bieden, veroorzaaken echter het grootfte nadeel, om dat zij aan de geallieerde Armeeën eene vaste en fterke pofitie verfchaffen, en, bij eenen oorlog, als de tegenwoordige , het onaangenaame van eenen langen krijg veroorzaaken, eer de "Republikeinfche Armeeën Hechts zoo verre komen, dat zij den geheelen Linker Rhijn-oever van vijanden zuiveren. — Wat Maintz betekent, wanneer het van den Rechter Rhijn-oever allen toevoer kan bekomen, heeft de ondervinding beweezen. — Lhrenbreitftein , hoewel aan den Rechter-oever gelegen, is voor de Republiek van geene mindere aangelegenheid, daar het Coblentz beheerscht, en eene bezetting kan bergen, welke met die van Maintz de vorderingen van elke Armee, die aldaar moet ageeren, moeilijk maakt, en ten minsten een fterk obfervations - corps vordert, om van achteren gedekt te zijn, — Om die reden moet ook Dusfeldorp gedoopt worden; EhrenD 3 breit-  54 AAN H~T CONGRES breit ff cin moet men overgeeven of insgelijks floopen. Het Bruggen-Hoofd van Neuwied moet men insgelijks overgeeven of floopen; dat van Maintz moet nood* zaaklij ic in de handen der Franfchen gefield en behouden worden, wanneer de Republiek wezenlijke zekerheid voor haare ftaaten cn toekomende militaire fchikkingen zal hebben. Is de Republiek in het bezit van den geheelen Linker Rhijn oever , en van de hier boven genoemde vestingen, of zijn dezelven vernietigd, dan kan ze ook in het ..geheel niet aangetast worden. Want daar de hoofd • vestingen aan den Rhijn dan in handen van de Republikeinen zijn; en gelijk wij weeten, zoo gemaklijk niet door communicatie van eenen kant kunnen weg genomen worden, kunnen ook geene vijandlijke Armeeën, zonder dat zij haare macht door groote obfervations-corps verdeelen, ergens indringen; en twee veld-togten zijn, bij eenen aller ongelukkigflen oorlog, niet toereikende, cm met eenige zekerheid tot aan de oude grenzen van de Republiek te komen. Van welk eene aangelegenheid de post bij Lautern is, en hoe goéd het zijn zoude, wanneer die voor af* tijd in handen der Republiek bleef, is aan alle Militairen genoegzaam bekend. Of het echter goed zou zijn, Keulen, Fvm enz. van de be:dt;ihg der Republiek uitteflmten, durf ik niet met jaa beantwoorden. KcüTeh is. zoo wel wat den handel als wat militaire betrekkingen aanbelangt, van al te veel gewigt, dan dat men het bezitten van hetzelve als-iets onverschilligs zou kunnen aanzien. — Als handeldrijvende ftacf ligt zij te na aan de Bataaffche grenzen, dan dat men ze van het g~êrheëri belang van alle commercitcrende Reden aan den Rhijn zou kunnen Uitfluiten. — Het algemeen vereenigd belang kan alleenlijk  TE RAST A D. 55 lijk maaken , dat Keulen voor Maintz, Spiers en Straatsburg niet naadeelig is. — Keulen moet allezins onder dezelfde wetten als die lieden en landen liaan, of het heeft een bijzonder belang, waar onder het algemeen noodzaaklijk moet lijden. In militaire betrekkingen is de oever-flreek van Andemach, of van den Moe/cl tot aan de Maas reeds daarom zeer belangrijk, om dat TFezel en Dusfeldorp dan eenen vrijen overtogt over den Rhijn, om de Republiek aantetasten, zóuden verfehaffen : welk, naar mijn inzien, niet goed zijn zoude, om dat juist van dien kant de gewezen Oostenrijifche Nederlanden het gemaklijkst en voordeeligst zouden kunnen aangevallen worden. Het is duidlijk, dat de Groote Republiek in het vervolg meer op Pruisfen dan op Oostenrijk het oog moet houden, en verplicht is, tegen hetzelve waakzaam te zijn. — Pruisfen zal doch niet ligt de voordeden ver-" geeten, welken zijn erf-vijand door den vreede met de Republiek heeft verkreegen, en waar door die, uit hoofde van het meer en beter aan een fluiten zijner bezittingen , in flaats - krachten zeer is toegenomen. — Pruisjen zal altijd, wanneer de goede verflandhouding tusfehen de Republiek en den Keizer oprechtlijk vöort-i duurt, de Republiek als zijnen gezwooren vijand aanzien, en dit vereischt'maatregelen, die alleenlijk door het bezitten van den Linker Rhijn - oever kunnen daar gefield worden. Wanneer echter de Groote Republiek den geheelen Linker Rhijn- oever te rug geeft, en de oude flaatsgefteldheid dier landen wilde herflellen — dan moeten ook noodzaaklijk alle opgenoemde voordeden vervallen , door welken haare Finantien eenen twee jaarigen reldtogt kunnen befpaaren. D 4 XI.  5*5 AAN HET CONGRES XI. Vervolg. 5. Noodzaaklijkheid van den Linker Rhijn-oever voor de Franfche Republiek met betrekking tot het Staatkundige en Finantieele, Onbetwistbaar is 'er niets billijker dan de aanfpraak van de Groote Republiek op die land-ftreek. — Het is niet toereikende, dat het bijzonder belang van eenen Staat het in bezit neemen van zekeïe landen vordert, dit zou doch ten laatften op poolfche Roverij uitloopen. Neen, deeze eifchen moeten zoo op gronden van rechtvaardigheid rusten, dat zelfs een vijand niets, dat waar of gegrond is, 'er tegen kan inbrengen. Geheel Europa weet, dat de coalitie tegen de toenmaalige Franfche Monarchie reeds langen tijd te vooren te Pilnitz gcflooten was, eer de Franfcha Natie zich in de noodzaaklijkheid bevondt, den vijandlijken aanval voor te komen, en gedwongen werdt, den Keizer den oorlog te verklaaren. — Pruisfen verklaarde den oorlog aan Frankrijk, zonder hier toe eenige billijke redenen of den minsten grond te hebben. Het Duitfche Rijk deedt ten laatften eene oorlogs-verklaaring, zonder eenige gronden van rechtvaardigheid en billijkheid te raadpleegen. — De Franfche Natie gedroeg zich edel en groot, de Duitfche beneden haare waarde. — Eenige bezwaaren der Geestlijke Keurvorsten en andere Vorsten gaven aanleiding tot gefchillen. Een paar Bifchoppen wilden, dat eene Natie van dertig Millioenen menfehen zich naar hunne eigenzinnigheid zoude fchikken, en, om hunnen wil en begeerde voorrechten, van haare inrichtingen zoude afzien. De  TE RASTA». 57 De Franfche Republiek boodt meer dan genoegzaams fchaadeloos-Hellingen aan. —Het Duitfche Rijk zou met dezelven te vreeden zijn geweest, maar vreesde de be-; dreigingen van Pruisfen meer dan het de rechtvaardigheid achtte: het verkoor den oorlog, en denkende, door den vreede niets te zullen verliezen, gaf het aan de overheering zijner ftaaten den voorrang boven het gevoel van rechtvaardigheid. 'Er was waarlijk Hechts eene geringe plaatslijke kennis noodig, om overtuigd te zijn, dat Duitschland het groot toneel van den krijg zou zijn, en dat die krijg overmeesteringen zou veroorzaaken, welken de eifchen van Duitschland verre zouden te boven gaan. — Maar Duitschland, dat alles om niet kon hebben, wat het naar billijkheid kon vorderen, verkopr den oorlog,— wilde oorlog — en Frankrijk moest het zich laaten welgevallen. Niemand kan tegenfpreeken, dat Frankrijk veele Honderde Millioenen zou gefpaard hebben, indien het van eenen aanval van den kant van Duitschland ware verfchoond gebleeven. Het is bekend, dat de vreede reeds zedert eenige jaaren wederom zou herfleld zijn geweest, indien Duitschland den vreede gemaakt hadde. — Alle die Millioenen, welken de Franfchen, wegens de voortduuring van den oorlog, tot den tegenwoordigen tijd hebben moeten befteeden, en die menigte van verflagen Burgers zouden gefpaard zijn geweest. Duitschland! zijt gij overwinnaar in uwen onrechtvaardigen twist geworden, dat gij kunt verlangen, dat de Groote Republiek aan uwe ongerechtigheid alle die Millioenen om niet zal opofferen, waar toe uwe onberedeneerde ftijf hoofdigheid haar noodzaakte? — Gij hebt ongelijk — Gij zijt overwonnen — en verlangt D s van  58 AAN HET CONGRES van uwen overwinnaar, dat hij voor uwe ongerechtigheid zal boeten, dat hij vergeefsch zijne fchatten, ejn, het geen nog meer is, het bloed van dappere Bui> gers zou verfpild hebben? — Welle eene ongerechtigheid ! — Welk eene onzinnigheid! — Betaal de bcft.eede Millioenen, wek de vermoorde Burgers, indien gij kunt, wederom op, en eisch het dan. — Het bloed van Jlepuhtikti en is wel in de oogen van drie honderd kleine Monarchen van zoo weinige waarde, dat zij driest genoeg zijn, om te eifchen, dat een overwinnaar het zich zei ven tot eene eer moet rekenen, hetzelve om niet vergooten te hebben. — Maar dit bloed kan Duitschïand met alle zijne ftaaten niet betaalen — de vergoe. ding der krijgs-kosten is het echter ongetwijffeld fchuldig. De Franjche Republiek handelt met onbegrijplijke gemantigdheid, wanneer het zich met den Linker Rhijnoever alleen wil vergenoegen. Het geheele inkomen van die Landen is niet toereikend, om den jaarlijkfchen Interest te betaalen van dat capitaal, welk ten dien einde befteed is. — En wien treft dan het ongeluk ? Juist de Geestlijke Forsten, die, door hunne eifchen, de eerfte aanleiding tot den oorlog hebben gegceven. — De Voorzienigheid is rechtvaardig, zij gaf de overwinning aan den geenen dien dezelve toekwam; Zij ftrafte de werktuigen des oorlogs, der bloedftortingen en der overheerfching.. De Groote Republiek verkrijgt ongeveer Twee Millioenen nieuwe Burgers, die zij, voor een zeer groot gedeelte, eerst voor haar ftelzel moet laaten vormen, die allen nog zulke grondftellingen niet hebben, welken hen de voorrechten van vrije menfehen waardig maaken. — Eene rechtvaardige en wijze ftaatkunde beveelt haar, deeze kleine landen in bezitting te neemen. Het zou eene roof zijn op het vermogen haarer Burgers,  i ma. t r a s t a d. 59 gers,'dat zij tot den oorlog heeft opgeofferd, indien zjj •zich van dezelven niet meester maakte. — Zij is aan zich tzelve deeze fchaadeloos-ftelling en aan haare eer dit ge* -denk-teken fchuldig, op dat het blijke, dat zij niet over-wonnen is, maar gezegenpraald heeft. — Zou 'er ergens een Monarch gcmaatigdcr in zijne eifchen gevonden /worden, alhoewel hij het duizendfte gedeelte van recht -niet hadt, maar daarentegen zulke overwinningen hadt behaald? En wat zal 'er van het evenwigt van Europa worgden, wanneer de Oo'stlijke Machten onder zich twaalf duizend quadraat ?nijlen van een hun niet tocbehoorcnd land deelen? Zijn zes of zeven honderd zulke mijlen daar voor eene genoegzaame vergoeding? Maar Frankrijk behoeft dit niet in rekening te brengen, om daar door de onrechtvaardige verdeeling van Poolen te wettigen. Zijne eifchen zijn fterk genoeg — rechtvaardig en vol van gemaatigdheid. Met betrekking tot het Finantie-wezen van de Groote Republiek is zij het alleen, welke van deeze landen het meeste nut kan trekken, en die ongelijk meer Opbrengen, dan men mogelijk denkt. — Men kan aanneemen, dat in alle deeze ftaaten twee derde gedeelten uit Vorstlijke en Geestlijke Domeinen beftaan. — Veele van deeze diftrióten bezitten de vruchtbaarfte landen van Duitschland, en veroorzaaken daar door, dat zij, bij het verhuuren, van eene buitengewoone waarde zijn, — Alle deeze nu aan de Forsten, Stiften en Kloosters toebehoorende landerijen worden natuurlijker wijze Nationaal Eigendom. Wanneer nu deeze landen wederom aan het Rijk kwamen, zouden zij voor geen mensch nuttig worden, dan voor Zwelgende Dom-P napen, Luie Priefters en Zingende Nonnen. De' onderdaan zou, even als te voo-  6p AAN HET CONGRES yooren, een flaaf blijven; zou verplicht zijn, tienden optebrengen, heeren-diensten en dergelijken onafgebroken verder te verrichten; zonder andere belastingen, hier mede te berekenen, welken hij aan zijnen LandsHeer moet betaalen. — Hoe ongelijk gelukkiger moet hij zich dan als een vrij mensch bevinden, wanneer hij wel fchattingen, gelijk ieder burger van ftaat, moet betaalen, maar niet op eene wijze en tot einden, welken tegen het gezond verftand aanloopen. Het is doch waarlijk een groot onderfcheid, tot het algemeen welzijn iets te geeven, of met zweet en kommer te arbeiden, op dat Dom-Heeren, Pr hft ers, Monniken en Nonnen eene lekkere tafel houden, en hunnen tijd met fmullen zouden kunnen doorbrengen. Het is ongetwijfeld waar, dat, wanneer de Republiek die Geestlijke Domeinen, welken nooit bij het ftaatsbeftuur in uitgave berekend zijn, flechts op den gewoonen voet laat beftuuren, men dezelven, van Germersheim< af tot aan den Atlantifche Oceaan toe, op een zuiver inkomen van vijftig tot zestig millioenen Livres kan fchatten. Jaa ik zou wel durven zeggen, dat zij van de landen tusfchen de Queis en de Maas jaarlijks veertig millioenen vrij geld kan trekken , welken naa aftrek van het lands-beftuur over blijven. Deeze rekening vind ik niet overdreeven, wanneer ik öp de hofhouding van alle gewezen Forsten, renten van Stiften, Dom-kapittels enz. eene jaarlijkfe befpaaring van tien millioenen Daalders of veertig millioenen 'Livres reken. Maar dit alles kan de Franfche Republiek ook alleen winnen; Duitschland kan het zoo boog niet rekenen; alzoo het door het behouden van die landen over het algemeen geen inkomen of nuttigheid heeft, dan het geen aan kamer-lasten eene ellendige fomme van een en ne-  TB RASTA D. 6t htgeniig duizenden agt en zeventig Daalers bedraagt;, welken daar te boven zoo flecht worden opgebracht, dat reeds In het jaar 1788 "er een achterftal was van vijf maal honderd zestig duizend vijfhonderd en vijf en veertig Rijksdaalers. — Het voordeel van de Republiek is derhalven voor het Rijk geen eigenlijk verlies, en wanneer het zijn waar voordcel kent, dan vergoedt het de Waereldlijke Vorsten hun verlies met den fikkei van het Roomsch- Katholijk eigendom, zoo als Koning david deedt, toen hij, wanneer hij honger hadt, de toon - brooden van den altaar nam. X I L Schaadsloos'flelling der Waereldlijke Vorsten. Ónder de verliezende Vorsten zijn 'er zulken, die op fchaadtloos - /lelling eene billijke aanfprask hebben. — Anderen, die gaarne iets zouden begeer en * en wel meer dan zij verhoren hebben, zonder dat zij hunnen eirch op billijkheid kunnen gronden. — En eindlijk ook zulken, die geene jcha «vergoeding kunnen vraagen, om dat het geen zij tot hier toe bezaten, niets anders dan eene met hunne ambten en plichten flrijdende overweldiging was. Tot de eerften die op fchaavergoeding, door het Rijk te geeven, rechtvaardige aanfpraak hebben, behooren de Keurvorst van de Paltz wegens Gulik, het grootfte gedeelte van den Beneden -Paltz, Bergen op Zoom enz. — Tot deezen behoort verder de Hertog van Tweebruggen en eenige kleine Waereldlijke Virsten, die hnnne landen door erfrecht bezaten, en alleenlijk door de Machtigeren gedrongen werden, deel aan den oorlog te neemen. — Dat deezen bij het geeven van fchaa- ver-  6a AAN HET CONGRES vergoeding boven aan liaan, ftcunt op billijkheid en ■rechtvaardigheid. Verder de Geestlijke Gejlichten QPia corpora) onder welken ik echter de' Kerklijke goederen niet reken, Hier ftaat boven aan de Univerfiteit van Heidelberg, "welke alle haare goederen aan de andere zijde Van den Rhijn verliest. Er kan niets rechtvaardiger zijn, dan dat, bij het geeven van fchaavergoeding, op zulke inrichtingen, welken ten besten der menfehen gemaakt zijn, en met den oorlog tegen de Groote Republiek niets te doen hadden , agt gcilaagen worde; zulken moeten, wanneer 'er in het Duitfche Rijk nog gerechtigheid gevonden wordt, niets verliezen. Tot de tweede clasfe bchooren Keur-Brandenburg en Hesfen-Casfel. Beiden hebben zij zich als onmiddelijke en gezwooren vijanden van de Republiek gedraagen. En dat zij tot deeze clasfe behooren blijkt, om dat zij, zonder het Rijk, eenen bijzonderen vreede gellooten hebben. Zij hebben zich aan de Rijks-plichten en lasten onttrokken, geen deel aan de gevaaren van- het Rijk genomen, zich zelfs tegen den Keizer en het Rijk gewapend, de Landgraaf heeft ook zijne Troepen onder de Engelfche banieren laaten vechten. Dus hebben zij op het Rijk geen aanfpraak tot fchaavergoeding, alzoo zij het Rijk in het ongeluk brachten. — Zij handelden overeenkomstig met hun bijzonder belang, en moeten nu zien, op welk eene wijze zij zich zelven kunnen helpen. Van de Groote Republiek kunnen zij geene fchaavergoeding vorderen, want zij zijn overwonnen, en moeten zich dus aan de wet van den Overwinnaar onderwerpen. — Daar ondertusfehen de Demarcations-Armee, zelfs naa dat de vreede reeds geflooten is, nog blijft ftaan, fchijnt dezelve eene beftemraing te hebben \ wel-  TE RASTA D. 63 j' welke iets meer is dan flechts tegen de conftitutie van i het Rijk te ftrijden. — Men fchijnt een foort van Poo* | lonizeering te bedoelen. — De kabinetten van Berlitt i en Casfel zijn ook veel te voorzichtig, dan dat zij het I Waagen zullen, van het R ijk eene fchaavergoeding of lie| ver eene bclooning tc vraagen, om dat zij hetzelve verI laaten hebben, en door dit verlaaten aanleiding tot her 1 afftaan van den Linker Rhijn-oever hebben gegeeven. I Voot het overige Haat het aan het Rijk, naar dat de I omftandigheden gefield zijn, vrij, of het niet uit grootI moedigheid en uit achting voor de Demarcations-Ar* I inee aan deeze Vorst'n iets wil afftaan. — Dikwijls kan I iets, dat juist niet rechtvaardig is, ftaatkundiglijk beI fchouwd, raadzaam worden. De derde clasfe beftaat uit Geestlijken. — En daar I wij niet gaarne met die heeren, die in de duisternisI der waereld heerfchen, iets te doen hebben, gunnen I wij hun gaarne dat geen, welk, naa dat de waereldlijJke Standen zich zullen te vreeden gefteld hebben, raoo■ gelijk nog zal overfchieten. XIII. Moe kunfien de Vorsten fchaadeleos gepeld worden? 1 Eene gezonde ftaatkunde laat het noch aan de Groakte Republiek noch aan het Rijk toe, cn ook zou het' Ivoor de zekerheid van de Bataaffche Republiek niet Idienstig zijn, wanneer men den Koning van Pruisfen in IVestphalen fchaadeloos ftelde, of hem toeliet, aljdaar landen in bezitting te neemen. — Even zoo imin zou het goed zijn, aan den Landgraaf van Hcsifen-Casfel in die ftreek iets te geeven; en even ftrijjjdig zou het zijn wanneer men zijne landen aan eenfloot  64 AAN HET CONGRES floot rarrondirte)i Deeze Vorst, die niet eens mOef* te doet, om zijne vijandigheid tegen de Groote Republiek te verbergen, kan dan alleenlijk binnen zijne behoorlijke paaien gehouden worden 4 wanneer men hem in allen geval de afgefcheurde ambten van Montabaur en Limpurg prefent doet. Ik hoop doch, dat hij de befcheidenheid zal hebben, om het recht van bezetting in Rhijnfels te houden, als ook de Opper-LandsHoogheid over de aangrenzende landen zijner Aanverwanten niet als iets nuttigs (utile ) maar als iets lastigs {onusj aantemerken» De Maintzifchc Staaten moeten benevens andere landen na de kant van Frankenland', zoo als ook de Abdij van Fulda en een gedeelte van Wurtsburg aan Keur-Paltz en aan Paltz-Tweebruggen, met bijvoeging van eenige ftreeken in Westphalen^ afgeftaan worden. Orange ofNas/au, heeft, voor zoo veel ik mij thans herinner, van zijne Duitfche Staaten niets verlporen, en kan derhalven van het Duitfche Rijk oeene fchaavergoeding vraagen. — Wanneer het Rijk het ver* lies der Stadhouderlijke Waardigheid zou moeten vergoeden, dan heeft de Koning van Spanje wegens Sint Domingo, en die van Sardinië wegens Savoye insgelijks eene wettige aanfpraak. — Wegens zijn geleden verlies, kan het zich bij de Bataaffche Republiek vervoegen; en indien het in de daad iets zal verkrijgen, dan heeft de Bataaffche Republiek een recht, welk ten minsten even zoo goed gegrond is, om een haar welgelijkend deel van Ifestphalen te vraagen: maar in dat geval zouden 'er voor zulke Vorsten, die waarlijk iets verlooren hebben, en volgends recht fchaadeloos moeten gefield worden, Hechts kleine deelen overfchieten. Van den Keizer zeg ik niets. De natuur heeft Oojttnrijk zijn deel aangeweezen, en het zal zijn befluic reeds  TE RASTA D. 6$ reeds i genomen hebben, wat het voor zijne onmeetlijke opofferingen wil vorderen. De Staatkunde laat het even zoo min aan de Groote Republiek als aan Oostenrijk en Pruisfen toe, geheel Duitschland onder ongeveer agt Vorsten, waar over reeds voorflagen genoeg gedaan zijn, te verdeelen. — Dit zou waarlijk een fijstema van roof en plundering van veertien honderd twee cn negentig- Duitfche groote en kleine Souvercinen zijn, en zou Duitschland ook fleeht bekomen. — Elf duizend quadraat-Mijlen onder agt Vorsten te deelcn, hun Honderd zeven en dertig Millioenen Rijksdaalers aantewijzen, zou voor elk van dezelven Agt tien Millioenen Daalers, of Dertig Millioenen Guldens uitmaaken, en aan ieder Drie Millioenen inwooners geeven. — Op zulk eene wijze zouden wij Agt Koningen hebben, die met veele andere Koningen, als bijvoorbeeld met die van Portugal, Spanje, Napels, Sardinië, Zweden en Denemarken, wat het inkomen aanbelangt, zouden gelijk ftaan, ten minsten niet veel minder zouden zijn, en anderen wederom zouden overtreffen. Men neeme nu eens den Koning van Plesfen - Casfel, en vraage dan, hoe langen tijd hij met zijne nabuuren in rust zou leeven, hoe ras hij den Koning van Nasfau - O range met zijne krijgsmacht zou aantasten ? — Het is gemaklijk gezegd, dat des niettegenftaande 'er eene vereeniging van Vorsten zou kunnen plaats hebben , uit hoofde van welke allen zich tegen den geenen zouden moeten vereenigen , die den oorlog, dreigde; maar men vergeet tevens, dat een Koning van Oostenrijk en Brandenburg zich hier door niet veel zouden laaten tegenhouden, om te doen, het geen zij goedvinden , en dat de nabuurige Duitfche Koningen 'er ook wel belang in zouden kunnen vinden , zich bij de eene of andere oorlog voerende partij te voegen. E Dec  C6 AAN HET CONGRES Deeze voorflag, welke in de daad door den druk is bekend gemaakt, is juist volkomenlijk daar toe gefchikt, om binnen weinige jaaren geheel Duitschland onder het gebied van Twee Machtige Heeren te brengen. — Daar te boven is dit voorftel onredelijk en op den grondflag van waare plundering en roof gebouwd. — Waereldlijke Vorsten zijn Eigenaars hunner aangeërfde rechten op territoriaale bezittingen. — Het Volk alleen kan ze afzetten, wanneer zij het verdienen, en dus kan alleenlijk een despotieke Staat voorflaan, alle deeze kleine Eigenaars, ten voordeele van Agt Perjijonen, vart hunne rechten te berooven. Een zeker Gezant van de Bataaffche Republiek heeft een diergelijk plan met groote moeite ontworpen:. maar men ziet wel, hoe Hecht hij het belang van zijn eigen land kende, daar hij aan hetzelve eenen nabuur •wilde geeven, wiens macht die van zijn land wel twee maaien zou te boven gaan, en wiens nabuurfchap dut voor hetzelve zeer gevaarlijk zou worden. Een nabuur, die meer dan Koninglijke inkomsten, en, wanneer men den interest der Bataaffche Staatsfchulde», -aftrekt, meer dan twee maaien zoo veel finantieel vermogen zou hebben dan de Republiek. Tot eere van de Republiek moet ik zeggen, dat zij op den voorflag van deezen haaren Gezant in het geheel geen acht heeft geflaagen; daar dezelve al te veel deedt zien, dat de ontwerper van denzei ven in het ftaat(kundige nog niet meerder-jaarig was. Het ftaatkundig belang van de Groote Republiek kan niet toelaaten, dat machtige Vorsten zich in het binnenfte van Duitschland, en nog veel minder nabij haare grenzen, vestigen. Voor kleine Vorsten heeft zij niets te vreezen. Haar hoogst belang vordert, dat inwendige zwakheid Duitschlandjgit eene ftaatkundige woes-  TE R A S T A D. 6? woestijn maake, op dat dus het oostlijk Europa van het westlijke gefcheiden worde: zoo langen naamlijk Ariftocraatifche, Monarchaale en Despotieke Stelzels aldaar gevonden worden. — Wanneer Duitschland zich eens tot eene groote Republiek vormt, dan zal alles een geheel ander Staatkundig aanzien bekomen. — Frankrijk kan eerder éénen op gelijke grondflagen gevestigden Staat nevens zich zien, dan agt machtige Vorsten in eene Staatkundigever eeniging met een finan-, tieel vermogen van vijf honderd en agt cn veertig Millioenen Livres, en eene bevolking van zes en twintig Millioenen Menfehen. — Met één woord, de geheele inval was voor éenen Republiekein zeer Anti-Republikeinsch. En luer herhaal ik het ook, dat het aan een fluiten (Arrondirung) der landen van de Duitfche Vorsten in het binnenlte van Duitschland en aan den RhijnStroom even zoo onberedeneerd is, en tegen het bfflang van de Groote Republiek flrijdt. — Wegens de Bisdommen Munster, Paderborn, Osnabrtig, Maintz. llurtsburg en de Abdij Fulda, wanneer die moeten ^efecularifeerd worden, behoort hier bijzonderlijk acht op geflagen te worden: en ik ben overtuigd, dat de vast aan den Rhijn en in het binnenfte van Duitsthland wel voornaarnlijk afhangt van de hier en daar verltrooide bezittingen, door welken de Vorsten fchaavergoeding bekomen, zonder dat zij daarom t« machlig worden. X I V. Duitfche Rijks - Steden. 'Jk geloof, dat het behouden der Duitfche Rijks* Steden zoo wel voor de Franfche Republiek als yoor; het Duitfche Rijk eene noodzaalijke behoefte is. E a Re«ds  68 AAN HET CONGRES Reeds zedert eenigen tijd fteeken Pruisfen en Heifen-Casfeï hunne handen, de eerfte na Hamburg en Neurenburg, en' de laatfte na Frankfort aan den Main, uit. — Hamburg, als een op zich zei ven liggende vrije ftaat, kan in de ftaatkundige weegfchaal, even min als Neurenburg, den evenaar doen overflaan: maar beiden in de macht van Pruisfen zijnde j geeven zij aan hetzelve een zeer groot vermogen. — Hamburg is een groot depot voor den Duitfchen en Noordfchen handel, eh als het waare de fleutel van den Elbe, Onder de handen van Pruisfifche Tol-Beambten zou 'er voor den algemeenen handel van Europa een zeer groote hinderpaal door in den weg gefteld zijn, en daarom rs- het belang van alle Europifche Volken hier in betrokken. Neurenburg is, wegens zijne kleine waaren, met yiugsburg voor geheel Europa eene behoefte gewor- j den. — In de handen van Pruisfifche Tol-Beambten en Accijs - Bedienden zou de handel aldaar binnen wet- j nigc jaaren ophouden ; en ten minsten zouden de handeldrijvende Volken al te afhanglijk van Pruisfen worden, | daar ondertusfchen de vrijheid vari Neurenburg voor ! niemand lastig kan ziin. — Het Duitfche Rijk behoorde zich daarom het fchikken van den ftaat der fchulden deezer Stad, welke voor den Duitfchen handel zoo belangrijk is, met meer naadruk aan te trekken, op dat zij zich niet, uit vertwijffeling, in de handen van Pruisfm werpe. En genomen, dat Maintz aan den handel van Frankftrt aan den Main eenen grooten flag geeft, zoo moet die ftad evenwel, als een Depot van de Hollandfche en "Franfche commercie, zoo langen bij haare vrijheid blij- jl ven, tot dat Maintz zoo verre is gekomen, om haare [ plaats te vervullen. —■ Men geeye die Stad aan den Land- , [ graaf  T E R A S T A O. Ö> graaf vol Hesfen -Casfel, en in de eerfte agt dagen jaagt hij, volgends zijne wijze wetten, alle Franfche, Bataaffche en Cis - rhenaanfche manufafturiers, kunstenaars en handwerklieden, gelijk als uit het Hanaufche, weg. — Op deezen volgt binnen korten tijd alles, wat voor eenig republikcinsch denkbeeld vatbaar of deswegens verdacht is, van den eer ft en Burgemeester af tot den laatften Kapper toe, gelijk hij met den armen tuman te Hanau gehandeld heeft. — Nergens doch heeft de groote Republiek eenen meer verbitterden vijand dan deezen kleinen Despoot, die niet Hechts die geene» Willekeurige en harde lighaams - ftraffen aandoet, die berken tot fteelen voor zweepen affnijden, maar zelfs ook dan wanneer zij zulke zweepen ftokken gebruiken _ volgends een — door gods genade enz. aldus gedaan te Casfel den oo. van Februari] 1795. Voegen wij nu hier nog bij, dat de Duitfche RijksSteden'de eenigfte toevlugt zijn voor vervolgde eerlij'ke lieden, die door Despooten, wegens hunne meer opr geklaarde grondftellingen, vervolgd, verjaagd of tot vertrekken gedrongen worden; — dat zij de eenigfte plaatzen zijn, in welken de vrijheid der druk-pers nog eenigzins gevonden wordt; — en eindelijk, dat geene Republiek ooit behulpzaam mag zijn, om Steden, welken met haar dezelfde grondftellingen van vrijheid hebben, aan Despooten overteleveren; — en dat 'er ook geen eene vrije ftad in Duitschland wordt gevonden, welke zulk een eerloos fijstema heeft, als weleer het monfter van Venetië; — derhalven is het ook wel plicht, dezelven bij haare vrijheid te bewaaren. E3 XV.  7» AAN HET CONGRES X-V. Verzoeken aan de Franfche Republiek. Eerfle verzoek — Dat men van allen dwang met opzicht tot gevoelens bevrijd worde. Het ontnaan der Franfche Republiek heeft de volken de rechten en plichten der menschheid leeren kennen; heeft zoo veele waarheden aan den dag gebracht, het verftand van eene ontelbaare menigte naadenkende mannen zoo zeer omtrent waarheid en dwaaling verlicht, dat het niet achten van die grondltellingen, op welken haar Staats-gebouw rust, eene misdaad tegen het gezond verftand zijn zoude. — Voor dat de Groote Republiek het juk afwierp, waren 'er hier en daar vrije Staaten, en het was in de Monarchien aan niemand verbooden, zijn gevoelen zoodaanig te uiten, dat men de Staats -regeling van Rome, Athene, Sparta, Flelvetïe, Noord-Amerika enz. voor eene goede en verkiesbaare verklaarde. Jaa f red rik de Tweede, Koning van Pruisfen, beweerde zelfs openlijk in zijne werken: — ,, Dal eene jlecht geregeerd wordende Monar- chie de jlechtfte en naadceligflc van alle Staats-in„ richtingen is." Maar dit thans Hechts met woorden te beweeren, of in gefchriften te verdedigen, zonder dat men zelfs eenigzins op de Staats-gefteldheid van het land, waar in men woont, acht flaat; —■ deeze zaaken alleenlijk te ontwikkelen, en de grónden, volgends welken de Groote Republiek handelde, te verdedigen, ( welken met verachtlijke boosheid en woedende laster-zucht aangegrimd worden) was voor de Despooten eene genoegzaame reden, om zulke mannen van hun ambt en brood te beroo- ven,  TE RASTA lï. 71 ven, hen uit het land te jaagen, en van vrouw en kinderen te verwijderen. Grooter onzin is 'er niet, dan wanneer eene Regeering het onderneemt, om te bevelen, hoe en wat men zal denken. — Ik betwist aan niemand het recht, om zich tegen daadlijkheden te verzetten; maar algemeene waarheden door Despotisme te beftrijden, en dan door de fchandlijkfte vervolgingen tc zegcpraalen, is even zoo laag, als het een bewijs van zwakheid en gebrek aan krachten oplevert. — Slechts Regenten, wier geweeten de bewustheid van tijrannij fol-ert, die door boeven omgeven zijn, die in despotieke volks onderdrukking het wel gelukken hunner plans vinden, of wier verftand door nevelen van onkunde zoo verduisterd is, dat geen licht-ftraal van waarheid 'er kan indringen , — alleenlijk zulke Regenten , welken de vloek van het noodlot op den troon plaatfte, kunnen voor gevoelens vreezen, die voor vaderen des vaderlands, gelijk voor frï d rik den Tweeden, overtuigingen zijn. Pruisfen en Hesfen-Casfel, juist twee Vorsten, die in vreede met de Republiek leefden, ijverden, om malkander in het vervolgen van weldenkende mannen te overtreffen.— Leuchsenring, borelly, kalkreuth, riem, reichard, rebman en anderen zijn fpreekende bewijzen van het geen ik zeg. — De. Landgraaf van Hesfen - Casfel, als een kleiner Forst, vervolgde daar naa de Kappers, ging ook allenskens verder, tot dat hij zijn hoofd tegen alle burgers der Franfche Republiek verhief, en terwijl hij voorgaf met haar in vreede te leeven, alle burgers, die in zijn land werk zochten, aan zijne grenzen liet afwijzen, en uit het ganfche land deedt verdrijven. Zoo zeer ik overtuigd ben, dat de eer van eene zoo Groote Republiek door den haat en zelfs door daadlijkE 4 he*  7* AAN HET CONGRES heden van zulk eenen kleinen Forst niet kan bezoedeld worden, zoo loopt echter zijne wijze van handelen tegen alle rechten en gewoonten van Staaten, die met malkander in vreede leeven, aan. — Ik weet Ook geene reden, waarom de Groote Republiek de rol van eenen zwakkeren fpeelen, en aan de trotsheid van eenen Vorst zou toegeeven, wiens gezamenlijke Staaten men op de kaart van Europa met het voorfte van den kleinen vinger kan bedekken. — Ik kan ook niet zien, waarom ik eene fleekendc vlieg, hoe klein die ook zijn moge, wanneer zij mij fteekt, niet tot orde zou mogen brengen. — Het is zekerlijk mogelijk, dat de Landgraaf de Groote Republiek met eenen oorlog zou kunnen bedrijgen, maar ik hoop, dat dit geene gevolgen zal hebben. Mijn verzoek zou derhalven zijn: — „ Dat de Fran„ fche Republiek zich de zaak der waarheid aantrek„ ke, en aan die mannen, die haar toegedaan zijn, „ door den vreede zekerheid verfchajfe, om in het gc~ hcele Duitfche Rijk te mogen ieivcn en weoncn, zoo „ langen zij niet gerecht lijk van daadlijkheid tegen V „ Lands Conftilutie kunnen overtuigd worden. — En ,, dat zij bijzonderlijk den Landgraaf van Hesfen„ Casfel binnen die paaien brenge, welken hem het „ algemeen recht der volken, en de fchuldige achting voor de Republiek als eenen plicht voorfchrijft." X V I. Vervolg. Tweede Verzoek. — Verwijdering der Emigranten • uit Duitschland, De grootfte pest voor het welzijn van Duitschland en de goede verftandhouding tusfchen den vreede maaken-  TE RASTA». f3 kende Mogendheden zijn de Konings-gezinde Emigranten. — Deezen hebben zich aan verfcheiden Hoven zoo weeten te nestelen, als bij voorbeeld st. pa terne bij den Koning van Pruisfen enz., en daar door zulk eenen invloed bekomen, dat niets voor de goede verftandhouding minder voordeelig is dan dit. — De Landgraaf van Hesfen ■ Casfel gaf aan hun nog in dit jaar (*) befcherming; ten minsten zijn bevel, om hen te verwijderen, werdt maar gedeeltlijk uitgevoerd, en te Hanau waren neg verfcheiden familien toen ik mij aldaar ophieldt. — Te Wilhelmsbad waren zij als inboorlingen, durfden zij zich aan de Republikeinfche Generaals waagen, die hen echter met naadruk tot rust brachten. Erfurt was geheel en al en bijzonderlijk met Geestlijken opgepropt. — Padcrborn cn Munjler niet minder. — Het is ongelooflijk, welke moeite zij zich gaven, om het algemeen gevoelen tegen de Groote Republiek te Hemmen. — Hier fpreek ik als oog-getuigen. - Ik geloof niet, dat het belang der Groote Republiek toeftaat, dat Duitschland haare meest gezworen vijanden zoo na bij aan haare grenzen laat blijven. — Wanneer al aandoeningen van medelijden tegen de onwaardigfte menfehen plicht waren, dan moeten die echter nog voor een billijker gevoel, voor het welzijn van geheele Staaten, wijken. — Ook de Trans-Rhenaanfchc Paltz, als bij voorbeeld Manheim, HeideIberg en andere plaatfen en Provintien, zien, dat deeze Emigranten binnen hunne muuren de zeden bederven, en alles, wat de Groote Republiek doet, lasteren. — Dit uitvaagzei van flechte en bedorven menfehen, dat alleenlijk in de mist- hoo- (*) In het jaar i~97 toen dit Stukjen gefchreeren is. E 5  74 AAN HET CONGRES hoopen van Despotisme kan beftaan, zal, zoo langen het leeft, alles aanwenden, om het grootfte misverfhand tusfchen de Machten van Europa en de Groote Republiek te onderhouden. Tot deeze clasfe reken ik ook den Adel, die den Linker Rhijn - oever, Coblentz , Maintz enz., verlaaten heeft, even als de Franfche Emigranten, met eenen woedenden haat tegen de Republiek bezield is, en ook even fterk werkzaam is, om het beste, dat zij onderneemt, te lasteren. — Ik betwist hun niet, dat zij beftendiglijk bij hunne gevoelens, welken die ook zijn mogen, blijven, wanneer zij zich maar ftil gedraagen. — Maar nu is hun beftaan eene altijd werkzaame cabaal en intrigue tegen het algemeen geluk der menschheid in het algemeen, en tegen de eer en de rust van de Groote Republiek in het bijzonder. — Zij verftaan het ook meesterlijk, om aan de weinig onderrichtten hunne gevoelens inteboezemen, medelijden te verwekken , en grondftellingen te bederven. Uitgeftrekt en onbebouwd zijn de groote Land-ftreeken van Taurie, Cuban, Podolie en de Rusfifche bezittingen in Afie. — Hun eenig oogmerk is de verdediging van het Despotisme. — De Franfche Republiek zou op de dankbaarheid deezer menfehen eene eeuwige aanfpraak hebben, wanneer zij den Rusftfchen Keizer overhaalde, om deeze lieden in hun clement, onder eene Despotieke Regeering, overtebrengen, waar zij zich over de weldaaden van dezelve, naar hunne grond-begrippen , geduurende al hun leeven, zouden kunnen verblijden. Dat zij echter, bijzonderlijk in die Staaten, welken naast aan de grenzen van de Republiek liggen, zich verder zouden mogen ophouden, is daarom ook alleens te gevaarlijker, om dat, naa den vreede, de ver- kee-  TE RASTA 0. keering tusfchen de nabuuren en de Republiek vrijer moet worden, dan zij zoo langen geweest is. Duiuchland zou 'er bijzonderlijk ongemeen veel aan winnen. — Zonder tegenfpraak doch hebben wij dé zeldzaamheid van huwelijks-trouw en jong vrouwlijke ingetogenheid, het algemeen worden van het mal des Emigrés, of van venerieke kwaaien, de hooge prijs van huuren en leevens-middelen, de verbreiding van ellendige grond-beginzelen aan deeze teugellooze clasfe van menfehen te danken; die te gelijk voor het grootfte gedeelte de trotfte, laatdunkenfte en onkundigfte Barbaaren zijn. — Dit tweede verzoek is voorzeker eene behoefte voor alle ftaaten, wanneer de vreede oprecht en van langen duur zal zijn. — Het verder verblijf en befcherming deezer vijanden van orde en rust zou het reuen zijn, waaraan men, gelijk het zoo langen geweest is, zou kunnen zien, welke Vorsten welmeenende en welke gedwongen vrienden van de Republiek zijn; die flechts uit onmacht den vreede toeftemmen, en elk 00genblik gereed zijn, om dien wederom te breeken. XVII. Vervolg, Derde verzoek. — Verbod dat geene vijandlijke Armeen door Duitschland mogen trekken. Dat vijandlijke Troepen den vrijen doortocht door Duitschland hebben ftrijdt zoo wel tegen het belang ran de Groote Republiek als tegen het belang van Duitschland zeiven. Deeze gewoonte moet geheel en al worden afgefchaft, indien 'er van beide zijden vreede en en eene goede verftandhouding zal kunnen plaats hebben.. Wij  ?l5 AAN HET CONGRES Wij zullen het geval onderftellen , dat de Koning van Pruisfen lust heeft, eene der beide Republieken den oorlog aan te doen, in dat geval moet hij noodzaaklijk met zijne Armee door Duitfche Provintien trekken. welken met de Groote Republiek vreede hebben. Het toeftaan van deezen doortocht kan niet anders dan als eene onderfteuning van de vijanden der Republiek, om vijandiglijk tegen dezelve te handelen, worden aangezien, en mag even zoo min worden toegelaaten, als wanneer Spanje door Frankrijk wilde trekken, om Duitschland aantevallen, zonder dat het vergunnen van deezen doortocht als eene vijandlijke daad zoude moeten worden aangemerkt. Nooit bewijst men hulp aan de vijanden van onze vrienden, op dat zij deeze onze vrienden zouden aantasten; dit ftrijdt tegen het recht der natuur en der volken. De Groote Republiek kan derhalven met grond en met recht verlangen: — Dat 'er nooit een doortocht van Troepen door Provintien van Duitschland, welken vreede met haar hebben., moge plaats hebbeti, zonder dat dit als eene oorlogs-verklaaring van zulke Forsten, die dit toelaat en, zal worden gehouden. Nog veel minder kan of mag — de toevoer van ammunitie en leevens-middelen na een vijandlijk leger, of na eene Armee, welke tegen de Groote Republiek bejlemd is, vergund worden. Het oogmerk van den vreede is: de zekerheid der grenzen, en de bewaaring van rust en welvaar en in de landen, welken den vreede met malkander fluiten.— Dit zou op eenen zeer losfen grond rusten, indien het aan Duitschland vrij bleeve, de vijanden van de Groote Republiek op alle mogelijke wijzen te onderfleunen, en daar door haar belang tegen te werken. — De Groote Republiek zou uit wedervergelding dan gaarne  T B RAST AD. 77 Üe hetzelfde doen, wanneer eene andere macht iets diergelijks tegen Duitschland wilde onderneemen. Maar ook op het geval — vim eenen met geveld ver* kreegen doortocht — en afgedwongen Leverantien — moet acht worden geflageü, en alïezins aangenomen worden: - „ Dat een Rijks-Forst, die dit onder„ neemt, als een jloorer van 's Lands vreede, zoo draa , het geval zal gebeurd zijn, zonder eenig verder V, onderzoek zal worden aangemerkt, en dat het Rijk zal gehouden zijn, met alle zijne macht hem » als eenen vijand van het Rijk te behandelen. Gelijk het dan ook aan de Armeeën van de Groote > Republiek zal vrij/laan, den vijand zelfs tn het hart van Duitschland optezoeken, hem overal, waar Z zij hem vinden en aantref en, te vervolgen cn te " beoorlogen, zonder dat dit ooit als een aanval op " het Duitfche Rijk zal kunnen worden aangezien" " Op deeze wijze alleenlijk fchijnt mij zoo wel voor de zekerheid en rust der Republikeinfche grenzen als voor die van het Duitfche Rijk gezorgd te zijn. - Indien men dit niet tot eene algemeene zaak van het Duitfche Rijk maakt, zal een Machtig Rijks-Forst 'er zich in het geheel niet aan ftooren, of hij zal het als iets van weinig aangelegenheid aanzien, wanneer hier en daar een Kleiner Forst tegen den doortocht zijner Troepen en de Requifitien zijner Generaalen protesteert. _ De vreede zou niets meer zijn dan eene masquerade , uit welken meer nadeel dan voordeel voor de Groote Republiek zou voortvloeien. XVIII.  78 AAN HET CONGRES XVIII. Vervolg, Vierde Verzoek. — Dat Rusland tot het guarandee* ren van den Vrcede niet toegelaaten worde. Fredrik de Tweede, Koning van Pruisfen, beleedt openlijk, dat de grootfte fout , die hij, gcduurende zijn geheel leeven, in de Staatkunde begaan hadt, daar in beftondt: — „ Dat hij Rusland, bij den „ Vreede van Tej'chcn, tot het guarandeeren van den „ Westphaalfchen Vreede hadt toegelaaten'1''. Dit was zonder tegenfpreeken eene handeling, welke op geenen grond van wettigheid fteunde; daar het guarandeeren van het algemeen belang des geheelen Rijks niet door Twee Rijks -/landen alleen kon worden opgedrongen, maar de Westphaalfche Vreede alleen hier de uitfpraak kon doen. — De Koning van Bohemen en de Keurvorst van Brandenburg konden zekerlijk zich hunne eigen landen laaten guarandeeren: —' maar naar den grond-regel weldaaden kunnen niemand opgedrongen worden, (beneficia nemini obtrudunty.tr ~) en bijzonderlijk wanneer zij niet naar den gewoonert 'en bij het Rijk gebruiklijken weg gevraagd en aangenomen worden (waar van mij even zoo min iets bekend is, als het mij bekend is, dat Frankrijk en Zweden deezen nieuwen mede - guarandeur erkend hebben 5 konden zij op geene gronden van recht het Duitfche Rijk zulk eenen gevaarlijken guarandeur opdringen. Rusland in het belang van het Duitfche Rijk intevlechten , betekent niets meer en ook niets minder, —■ dan het toekomend bezit van Duitschland voor Rusland voor te bereiden. — Ik heb alle achting voor de Staat./ kun"  TE RASTA D. 79 kunde van Rusland, en verdenk het in het geheel niet, wanneer het van de verkeerde ftaatkunde zijner nabuuren, en van eenige onvoorzichtige Leden van het Rijk gebruik maakt, en zich dus bereidt, om fcheidaman in de belangen van het Duitfche Rijk te worden, en dus langs deezen weg zijne veroverings plans des te gemaklijker te maaken. — Maar ik veroordeel de Europifche Machten, dat zij zorgloos in de val, die voor haar gezet is, gaan. — Ik veroordeel bijzonderlijk Duitschland, dat het zich zoo weinig aan het voorbeeld van Poolen fpiegelt, en niet leert inzien, wat het te wachten hebbe, wanneer men aan eene vreemde macht een recht overdraagt, dat invloed op zijne Staatsgefteldheid heeft. Men zal mij tegenwerpen, Rusland is van Duïtsch' land al te zeer verwijderd, dan dat het gevaarlijk voor hetzelve kan worden. — Goed! ik geloof zelf ook, dat het tegenwoordiglijk met deeze zaak zoo is gelegen. — Maar wanneer Rusland eens tegen Pruisfen zegt: — itaa mij uw deel van Poolen af, en ik zal u behulpzaam zijn, om u van Noord-Duitschland meester te maaken, en zal het bezitten 'er van aan u guarandeeren. — Wat dan? — Hier door komt dan Rusland aan de grenzen van het Duitfche Rijk, alzoo het zich dan tot aan Mark-Brandenburg en de grenzen van Silefie uiturekt. — En hoe ver is Rusland dan wel van het hart van Duitschland^ Oostenrijk, Pruisfen en Duitschland hebben geene mindere reden, om Rusland buiten de belangen van het Rijk te houden, dan de Groote Republiek dit, met opzicht tot de rust aan haare grenzen, moet wenfehen.— Fredrik de Tweede beging eigenlijk deeze Staatkundige fout tegen Oostenrijk, om het in bezit neemen •van Beyeren voor die Mogendheid te moeilijker te maa-  . 8o AAN HET CONGRES (maaken. En het guarandeeren van den West-phaaïfcheri Vreede, van den kant van Rusland, was juist een ■ vijandlijke maatregel tegen Oostenrijk. — Bij gevolg heeft Oostenrijk alle reden, om deeze guarantie te weigeren, en thans, indien' zulks mogelijk is, te vernietigen. — Rusland is eigenlijk eene Ajiatifche Macht, en Duitschland kon met dezelfde voegzaamheid deeze guarantie van den Turkfchen Keizer verzoeken , en om denzelven hier toe eenig nader recht te geeven,- kon het hem met eene Duitfche Princes, welke eens' zoo omtrent twintig quadraat-mijlen Duitsch grondgebied moet erven, doen trouwen, Sultan Selim heeft ook in de daad meer recht, om zich met het Duitfche Rijk te bemoeien, dan Rusland; alzoo hij, als bezitter van het Griekseh KeizerRijk, nog altijd billijke eifchen heeft op de Duitfche Rijks - Leenen in Italië, welken te vooren aan het Griekfche Rijk behoord hebben. — Wanneer Duitschland dan geene leeuwen genoeg rondom zich heeft, kan het 'er nog eenen vinden, die meer recht bezit dan Rusland. — Daar nu de vreede van Tefchen geene Rijks - Vreede maar alleenlijk een vreede van 7 wee Duitfche Vorsten is, zoo kan dezelve ook voor het Rijk niet al-s eene Rijks -Wet gelden, gelijk de Muiijlerjche, in welken de guarandeurs duidlijk en genoegzaamlijk genoemd zijn. Ondertusfchen geloof ik niet, dat het Duitfche Rijk, door het aanneemen van guarantien, zich zoo verre de handen heeft willen laaten binden, dat het Niels, zoo draa de meerderheid zulks goedvindt, met betrekking tot het algemeen belang, zou mogen veranderen. —— Duitschland heeft zich, door het aanneemen van de guarantie, even zoo min tot eenen flaaf van Frankrijk en Zweden willen makken , als het zich zei ven, bij den vree- I  TE RASTA D, 8l vreede van Tefchen, afhanglijk van Rusland heeft ge* maakt. — Erkent Duitschland de noodzaaklijkheid, om den Burgondifchen Kreits afteftaan, zonder dat Rusland recht heeft, om hier iets tegen intebrengen, dan kan het ook over den Linker Rhijn-oever befchikken, zonder zich aan Rusland flaafachtiglijk te onderwerpen. Over het algemeen ftaat geem land, wanneer het eenige guarantie aanneemt, van zijne hooge rechten en vrije befchikking over zich zeiven iets af. — Het wil zich alleenlijk daar door zekerheid verfchaffen, wanneer het zonder zijne bewilliging gedwongen wordt. — RuslandYm derhal ven, als Rusland, bij den vreede van Rastad niet worden toegelaaten; om dat eene guarantie geen recht geeft, om zich in de belangen van den ftaat te mengen, maar flechts een last Conus) is, om te verdedigen, wanneer de hulp gevraagd wordt. Nu vraag ik^alle Duitfche Forsten op hunne eer en op hun ge weeten, of zij het voor het welzijn van Duitschland dienstig oordeelen, eene Rusfifche Armee, (welkers wijze van oorlog voeren hun door Okzakof, Ismailow, Bender en bijzonderlijk door Praga of IFarfchau bekend is, waar de Rusfifche zoldaaten kinderen op fpiesfen omdroegen enz.) in Duitschland te brengen? — of zij wel gelooven, dat deeze Afiatifche Barbaaren bij hun menschlijker zullen zijn dan elders? — Of zij als Geallieerden wel zoo goed door hun zullen behandeld worden, als zij nu door hunne meer menschlijke vijanden behandeld zijn? — Ik vraag: of het ftaatkundig is, de suwarows van Rusland en hunne Armeeën den weg tot in het hart van Duitschland te baanen, dien zij op zijnen tijd wel wederom zullen weeten te vinden? — Hadden de Griekfche Keizers de Barbaaren niet te hulp geroepen, hun Rijk zou-tot heden toe ftaande zijn gebleeven. En zal nu deeze maatregel het DuitF fche  8$ AAN HET CONGRES fche Keizerrijk beter bekomen, dan die het Griel fche bekomen is? — Roept hen, leert hen de aangenaamheid van uwen bodem en luchtftreek, de vruchtbaarheid van Uwe Provintien, den rijkdom der natuur bij uïieden kennen, en zij zouden geene menfehen zijn, indien zij het bezit van zulke landen voor zich niet wenschten. — Zij zullen dan eens vijandiglijk wederkomen, —'om uwe grijsaarts te vermoorden, — — Uwe zwangere vrouwen Van een te rijten, — cn uwe kinderen op fpiesfen rond te dra'agen, — gelijk zij in de voorftad van Warfthau gedaan hebben. — Denkt aan de fpreuk: „ Procul a jtöve, proeul a fulminej", XI X. Heeft dan de Franfche Republiek werklijk voor Rusland te vreezen ? — Of voor eene nieuwe Coalitie? De Groote Republiek vreest voor niemand, en dit heeft zij, zoo ik meen, overvloediglijk beweezen. — Men moet dcrhalven mijne vraag niet in dien zin' ópvatten, in welken zij door de ondervinding genoegzaam is beantwoord, maar op deeze wijze, of men in dé daad moet vroezen, dat Rusland ooit zijne bedreigingen, tot redding van'den Linker Rhijn Oever, tot daadlijkheid zou'kunnen brengen, en werklijk zal brengen? In het alhier (te Hamburgj uitkomend nieuws-papier kezen wij naamlijk zoo dikwijls, dat Rusland de Republiek bedreigd hébbe, wanneer zij van haaren eisch op den Linker Rhijn - Oever niet afziet. — Men fpreekt Van eene 'nieuwe coalitie tnsfehen Pruisfen, Napels en Engeland. — Zaakcn, die juist zóo ftaatkundig ongerijmd zijn, dat zij'alleenlijk in de herfenen van eenen fchrijver van nieuws-papieren ontdaan kunnen. Kan  TÉ R A S T A 83 Kan Rusland- wel aan eenen land-oorlog tegen de Franfche, Republiek deel neemen? Neen! — Rusland is hier toe. veel te onvermogend en met betrekking tot zijne Armeeën, en met betrekking tot zijne Finantien; De Armeeën van Rusland zijn in oorlogstijden van vier maal honderd duizend tot vier maal honderd en vijftig duizend man fterk. — Ieder Gouvernement van den Finnifchen Boezem tot aan de Zee van Kamfchatka vordert zijne bijzondere guamifoeneii; zoo dat Rusland, ten hoogften honderd en vijftig, duizend of twee maal honderd duizend man in het veld kan brengen.— Wij zullen nu eens aanneemen, dat Rusland Troepen na den Rhijn wil laaten trekken, maar dan zou, om meer dan eene reden, dit getal niet meer dan vijftig duizend man kunnen bedraagen. —, De Koning van Pruisfen kan, uit verfcheiden oorzaaken, flechts met de Demarcations-Armee werken, van welke Noord - Duitschland, indien het niet geheel en al wil verlöoren zijn^ zijne Troepen zal terug trekken. — De Hanoveraanen kennen hun belang al te wel, en ik zeg openlijk, zij marcheeren niet, of weeten zoo goed als ik, wat hun te wachten ftaat, — En de Koning van Napels, die tusfchen zijne vier paaien niet zeker genoeg is, zou zijne Troepen verzenden? — Zich op de Lazzaronen te verhaten', zou een wanhoopend waagfpel zijn. Hoe groot zou nu die Armee zijn, welke Rusland, Pruisfen, Engeland en Napels in het veld zouden kunnen brengen ? — Alles en alles geen twee maal honderd duizend man; — beftemd, zonder eenig goed vooruitzicht, om zich dood te laaten fchieten, of met de roode loop te worstelen. — Voor het overige zou ik wel eens willen weeten, of Pruisfen en het Duitfche Rijk wel in de daad zoo' gerustlijk honderd duizend Rusfen in hunme lauden zouden laaten trekken? — Met deezen was F st éeir  84 AAN HET CONGRES een meesterftuk nittevoeren. De zieke Koning van Pruis- Zi t F* meei" dan waarfchiJ'nlijk is, behoefde maar te fterven, dan hadt zijn opvolger eene Rusfilche Armee van vooren en van achteren, welke in ftaat zou zijn, om aan de Pruisfifche Monarchie binnen a*t dagen een einde te maaken. a Nog meer; Duitschland zou in dit geval, buiten allen twijfel, het tooneel van den oorlog zijn. Men heeft zich zoo zeer bezwaard over de Oostenrijkfche goede vnenden, en ik twijfel, of men zich wel beter zalTe! worden " tJT^ ^ ^ ^ onderhouden worden of bij de Rusfen, die geene Magazijnen kunnen medevoeren. _ Waar het tooneel is van den oorlog daar is ook het tooneel van överheerfching en verwoestmg - En wij zmien dan gelooven, dat Duitschland aan deezen kant van den Rhijn, aan den rechter oever , ditalles om des Linker Rhijn-oevers willeop zich zal nee! men ? Rifum teneatis atnici! - wij weeten bij ondervinding, dat AW-ZW/;Wte voorzichtig is, omzich hier aan te waagen, daar 'er doch geen nut voor hetzelve mt kan voortkomen. - En die Rusfifche Tartaren, Kozakken, ffcheremisfen, Kalmukken, Bafchkiren Ofiiaken, Tunguftn, of hoe alle die barbaarfche volken' uit welken eene Rusfifche Armee is zamengefteld, ook mogen genoemd worden, hoe fchoon zouden zij het lieve Duitfche Vaderland uitplunderen, en hoe flecht zou het de Vorsten zeiven bekomen, die thans zoo onbedachtzaamhjk de guarantie en hulp van Rusland inroe- vnJr7 trUen Va" DuitsM™d' Gij hebt nog geene Rusfifche Armee in uwe Provintien gehad, maar dan zoudt gij ook geheel anders fpreeken' Ondertusfchen kan Rusland zijne bedreigingen, wan. neer het die al mogte gedaan hebben, in het geheel niet' ttt daadhjkhcd brengen. - De geheele onmeetlijke uit- ge-  TE RASTA D. 85 geftrekthéid van- deezen Staat brengt jaarlijks geen vijfen veertig Millioenen Roebels op. — Hoe goedkoop het onderhouden van eene Rusfifche Armee binnen in het land, of op den vijandlijken bodem, ook zijn moge , des te duurder zou dezelve in Duitschland zijn. —■ Indien een Veld-tocht van anderhalf jaar aan den Koning van Pruisfen vijftig Millioenen Guldens gekost heeft, dan kost die thans nog meer: en Rusland heeft noch geld noch groot crediet. Het kan zijne asfignaaten ook niet vermeerderen, want dan is deeze onmeetlijke ftaat bankrot. — Engeland kan in klinkend geld niets geeven, om dat het Hechts paf ier bezit. — Pruisfen heeft 'er ook waarlijk geene vijftig Millioeien meer aan te waagen, en maakt reeds gebruik van eenen brood-brief op Noord-Duitschland. — En de Duitfche Vorsten hebben in den tegenwoordigen oorlog hunnen overvloed reeds verteerd, en bezitten geenen voorraad, om iets te leveren. — Waar wij onze oogen ook liaan, in de Vorstlijke kasfen van Europa is overal armoede en gebrek, en zulke onbetaalbaare groote fchulden, dat 'er over het algemeen niets met nadruk kan gedaan worden, zonder dat in korten tijd geheel en al alles, Staats - inrichting, finantie enz. bankrot gaat. — De Volken hebben thans het geld, en de Monarchen de geld-kasfen, maar in welken, helaas! niets is. Voor het overige kan ik ook niet gelooven, dat Pruisfen zoo dwaaslijk zou kunnen handelen, om zich op nieuw in zulk eene coalitie intelaaten. — Het heeft te duidelijk aan den dag gelegd, waar voor het de : coalitien tegen Frankrijk houdt, daar het de voorige ; eerst van allen heeft verlaaten, dan dat het 'er zich I voor de tweede rcize in zou begeeven. — Met één I woord: — Wanneer de Franfche Republiek den linker Rhijn- oever wil behouden, dan is 'er in de geF 3 hte-  26 AAN HET CONGRES hede waercld geene macht, welke op voldoende gron* den iets kan vinden, om dit te verhinderen, of in (iaat is, 'er iets wezenlijks tegen te kunnen doen. Nood en ftaatkundig mistrouwen houden de zwaarden in de fcheeden. v- De zaak is ook van te weinig aangelegenheid, dat men, om drie Geestlijken, aan den anderen kant van den Rhijn, bij hunne onwettige bezittingen te bewaaren, honderde Millioenen verfpillen, de zekerheid van het Rijk, de eer en het leeven der onderdaanen in de waagfchaal zou Hellen. Ik ben overtuigd , dat Rusland eiken oorlog, in een vijandlijk land en nabij aan zijne grenzen, met voordeel en eer zal voeren. Maar ik ken ook de gellepenheid van het Rusfisch Kabinet al te wel, om maar eenigzins te kimden gelooven, dat het zulke bedreigingen in ernst zou kunnen meenen, met opzicht tot welken men genoegzaamlijk kan opmaaken, dat het geheel en al hazardfpel is, en dat alles, wat men kan uitvoeren, de kosten niet waardig is, welken het marcheeren van eene Armee beloopen. — Het Rusfisch Kabinet weet maar al te wel, dat de Franfchen geen ongeregelde Turkfche Slaaven-hoop zijn, en dat het geene Armee in het veld kan brengen, welke door de overmacht der Franfche legers niet kan vernield worden. — Het weet, dat het, wegens zijne betrekkingen tot de Middellandfche Zee, reden heeft, om de Republiek te ontzien, en niet door daaden tegen zich in het harnas te jaagen. — Eindlijk vordert de ftaatkunde van den Keizer, niet eerder aan zulke onderneemingen te denken, dan wanneer zijne regeering eerst vastheid verkreegen hebbe. — De orde alleen, om na den Rhijn te marcheeren , zou zijne Majefteit kroon en leeven kunnen kosten ; daar geene Armee gewilliglijk en gaarne zoo verre van haare haard -fteden en Vaderland trekt. Voor'  TE R A S T A D. 8? Voor het overige is elke coalitie, in welke Oostenrijk geen deel neemt, een lighaam zonder geest en kracht. — De geheele masfa van alle mogelijke coalizeerende Armeeën is onbeduidend tegen Republiekeinfche dapperheid en fterkte. — Het is de gevaarlijkfte onderneeming van de waereld. — De dood van den Koning van Pruisfen moet noodzaaklijk aan deezen ftand- van zaaken verandering veroorzaaken. — De aanftaande troons-opvolger belooft, als een oplettend befchouvver van de regeering van zijnen overleden Oom fredrik tien Tweeden, meer vaste en verftandige ftaatkunde, alzoo 'er in zijn karakter vastheid en rustigheid heêrscht. — In dit' geval ben ik zeker, dat hij eerst krachten zal bij een zamelen, eer hij die verfpilt; dat hij tot een fijstema zal komen, welk de zekerheid zijner ftaaten ten Zuiden en ten Noorden bevestigt, zonder terug te zien en oorlogen te voeren, die hunnen oorfprong meer in hartstochten dan in verftandige ftaatkunde hebben. — Hij zal die bende van booswichten, wier ellendige onderneemingen Pruisfens grootheid en eer vernietigd, en de Pruisfifche trouw tot een voorwerp van befpotting gemaakt hebben, verwijderen. — En dan zou die coalitie wel eens zoo in het gedrang kunnen komen, dat het einde van dezelve veel flechter zou kunnen zijn, dan het einde van de eerfte geweest- is. X X. Befluit. Alles, wat ik hier gezegd heb, is niets anders dan eene fchets — onafgewerkt — aan het rijper naadenken van groote Staats-mannen voorgefteld, die dezelve Terder kunnen ontwikkelen. De  88 AAN HET CONGRES TE RAST AD» De toon, van welken Ik mij bediend heb, is die deivrijheid en waarheid. — Als een geboren Cis-Rhenaaner kan geen wensch mij meer aan het hart liggen, dan het geluk, een vrij Fransch Burger te worden. Dit moet mij bij alle verftandigen ontfchuldigen, wanneer mijn toon met mijne wenfehen overeenftemt. — Daar ik, zedert eenige jaaren, in diplomatifche bezigheden onafgebroken gewerkt heb, geloof ik des te meerder recht te hebben, om tegen eene verlichte Vergadering, welke gevoel voor waarheid heeft, een woord te mogen fpreeken. Die vrij durft denken — denkt wef.