Verzameling van Stukken, door SDr. g. ë. g. SSacat; ter verdeediging zyner Eer en Onfchuld, vooral op het grievendste beleedigd, door de S t a a t c n van Stad Groningen en Ommelanden, Te Burgftelnfurt: In den Boekwinkel van_J.JL Pcck, 1789.  tugendhafter Burger, — verabfcheuet eboa fo febr die Ungebundenheit der Democratie , die nach-der Anarchie ftrebet, und Ausgelajfenheit für Freyhcit nimmt, als den Stolz des Tatriciats, der nach der Oligarchie begierig, dem Burger, den tr der Freyheit beraubet , jede Klage zu einem Attfrührer rechnet, Mit einem wahren Heldenmuth widerflehet er dem einen tvie dem andern, als den gcfahrlichften Feinden des Vaterlandes. —Sollte er auch allezeit untenliegen; fotite er aucb, in jedem Kampfe, Lift, Gemak und Tyranney iiber feme Tugeuden und über feine redlichen Abfichten fiegfrangen fehen , fo halt er doch feine tiiederlagen für rühmlicher , als die glanzendften Erf alge feiner Widerfiither. —— Die Ungerechtigkeit der Grojfen , die PVuth des Volkes, der allgemeine Undank , die Gefahr das Leben, die Gefahr die Ehre zu verlieren , welche edeln Seelen oft tperther ift als das Leben , fmd nicht vermogend, ihn von einer Handlung abzufchreckeut ion wehhtr er weifi, daji fie wahrhaftig gut ift. ljelin, Der Burger, und Dit Litbe des Vaterl,  Inleidend Voorbericht. I le Stukken, -welke ik, ter ftaaving " myner beleedigde Eer, hier uitgeef, zyn geenszins tot eene gerichte]yke verdeediging derzelve, voor eenigcn Vierfchaar, gefchikr, of ingediend; daar het fpreeken, in dit opzigt, my door de gewelddaadigfte Vervolging is belet geworden. Men heeft dezelve dus alleen te befchouwen, als Verei-. fchen voor den Vierfchaar der onzydige Wereld , ter gegronde beoordeeling der Rechtvaardigheid myner zaak, en der zo willekeurige Onbillykheid, waar meêHaat en Staarslift (by de verwarringen, uit de Nederlandfche Onluften  IV Inleidend Voorbericht. en'Omwenteling, ontftaan)my, en zo veel andere onfchuldige Ingezetenen, in het Groninger StaacsgeweYt, en byzonder in de Ommelanden, op verfchillende wyze, mishandelen. Hard en vernederend is het vaft, voor een eerlyk Man, in de noodzaakelykheid gebragt te zyn, om her plichrmaarige zyns gedrags, regen de haatelykfte aanvallen des Lafters, met mond of pen, openlyk te moeten verdeedigen. Dan by het treffende van dit myn al!erfmarrelykft en ongelukkig Lor; —1 by de gevoelig drukkende omftandigheid, waardoor ik, (hoe weinig met de geluksgoederen rot een onbekrompen onderhoud des leevens bedeeld),door de hevigheid eener alleronrechtvaardigfte vervolging gedrongen, van myn Ambt, Wooning, en Inkomen heb moeten afïlaan, ja veroordeeld, en beroofd van myn openlyk verkochte goederen, als Balling, in vreemde Geweften, verre van Vrienden en Maagen, zonder hulp, zonder fteun, en zonder uitzicht, om moet zwerven; — by de nog meer grievende en al ierbitterfte beleediging eindelyk van myn Eer en 's Leevens zekerheid, door de groffte en hoonendfte fmaadnaamen, en een prysftelling .van duizend gulden op myn  Inleidend Voorbericht. V myn perfoon, ren dienfte van elk, die my maar rer overlevering; in handen zou kunnen krygen: alom bekend gemaakr in een regen my, als regen een openbaaren Booswichr, plechtig afgekondigde, ja door buiten - en binnenlandfche Nieuwspapieren in en buiten Europa verbreide, doch op wetteloos en zo los byeengeraapre, onbeweezene, en beuzelachtige, als vaifche berichtingen, fiechrs gegronde, Publicatie der Sraaren van Stad Groningen en Ommelanden; op dat ik, zo veel in hun vermogen was, nergens op den Aardbodem een Schuilplaats zou kunnen vinden, waar ik my nier aan het gevaar eener wreede en gewelddaadige aanrafting myner perfoonlyke veiligheid bloot gefield, en op het zwarrfte verdachr gemaakt, zou zien; — by alle deeze bejegeningen, zeg ik, welke ik ten deele met niet weinige achrenswaardige en mede ongelukkige Vaderlanders gemeen heb, ten deele, (daar, buiten my toch op niemand wegens het Patriotismus nog een Bloedprys gefield is) als de uirerrten eener laage en woedende Drift, op een onderfcheidende wyze, wegens myne trouw aan Plicht, Eer en Geweeren, moer ondervinden, is het my  VI Inleidend Voorbericht my echter een zeer onderfteunende en opbeurende trooft, dat ik, nevens het eerbiedig berultend vertrouwen op een altyd en in alles wyze en vaderlyke Albeftiering, en de uitzigren op een volmaakter leeven, mv nier alleen verheugen kan, in de ruimfte vryfpraak myns Gevveetens, en de volle overtuiging van de rechtvaardigheid myner zaak, maar ook nog in de vergoedende achting van zo veele my dierbaare allerwaardigfte Vrienden, en andere edeldenkende Lieden, en in de grootmoedige en belangelooze Befcherming, die de thans Regeerende Ryksgraaf van fientheimSteinfurt, zyne Erluchtigheid Ludmig Wilhelm Emft GelricitS-, wiens verhevene en onzydige Menfchlievendheid, in de minzaamfte befchurring der vervolgde Onfchuld , meer dan alle Eerryrels, hoogeSrand, en Geboorte, den roem en luifter zyner perfoonlyke Verdienden, ook by her laater Nagedacht, zal verhoogen, aan my mede opeen zo uirneernend gunftige en met de levendigfte dankbaarheid altvd te erkennene wyze, verleend heeft. Door het al overftygende eenes zo eerroovenden, wreeden, en wyd en zyds ver-  Inleidend Voorbericht. VII verbreiden aanvals, oordeelde ik my ook in de meer byzondere noodzaakeJykheid geftekl re zyn, om by de onparrydige Wereld openlyk voor myn mishandelde onfchuld te moeren fpreeken. De bevoegdheid toch van ieder Menfch, om rondborftig en vry, regen wie het ook zyn moge, voor Recht en Waarheid, en vooral voor 'r zuivere van zyne ten onrechte aangefchonnene Eer, re pleiten, is in de redelykheid van zyn weezen, en in de natuur der zaak zelve, zo onwrikbaar geveftigd, datniets dan het onbillyklfe Geweld, en de verfoeielykfte Dwinglandy, hem dit beletten, of immer met grond misduiden kan. 't Is waar, 't is myn voorheen geweezene en plichtmaatig geëerbiedigde Souverain zelf (a), waarover ik my voor- (a) Wie maar eenigzins in de eerfte beginfe, len van het Staatsrecht ervaren is, weet, dat de Souveratnitait, en dus de opperfte befchermende en wetgeevende Magt, eigenlyk in den boezem der geheele Maatfchappy, of des Volks, beruff; terwylmen hen Souverainen noemt, die ten gcmeenen nutte, uit kracht van den algemeen en VoJks.  VIII Inleidend Voorbericht voomaamenlyk re beklaagen heb. Deezen , ter myner billyke Rechtvaardiging- , daadelyk van onrecht en mishandeling re moeten befchuldigen, fchynt een zeer tedere, ja een vry gevaarlyke en netelige zaak te zyn. Dan zo men het gevaar! yke, wegens een dreigend Geweld en Overmagt, met het zedelyk gerechtigde eener zaak, niet geheel en al verwart, zal men moeten erkennen, dat het Recht, terverdeediging onzer onfchuld, door niets eenige uitzondering Jydr. Laar vry zulk een Volkswil, en overeenkomftig den Staats, vorm door hetzelve alvoorens vaftgefteld, met het min of meer bepaalde Recht, ter uitoeflening deezer Magt en Hoogheid, zyn bekleed, en op diewyze, en onder die voorwaarden, zo als hun zulks opgedraagen en aanvertrouwd is, het gantfche Volk hierin vertegenwoordigen. Is deeze Vertegenwoordiging by een Vergadering van verfcheidenen, wier bevoegdheid hier toe aan geen geboorte gehecht, en wier daadelyke aanftelling, op deeze of geene wyze, beftendig van de vrye ftem des Volks zelve afhanglyk is, dan heeft men een Volksregeering, die dus van een daadelyk Bellier by allen, dat is van een eigenlyke ontbinding van alle Maatfchappy, en volftrekte Regeeiïngloosheid, hemelsbreed onderfcheiden is.  Inleidend Voorbericht. IX ècn Beleediger de magt hebben, om (by aldien hy niet, door nadere verlichting, tot de betaamelyke erkentenis van zyn mifflag kome) de geweldigfte maarregelen, in 't vervolgen, oog verder re dryven, en de verdeediging zelve als een Majefteitkwetfing uitkrytende, de uitveiling er van re verbieden, of die openlyk, door Beulshanden, aan de Vlammen te laaten opofferen ; deeze luid en haatelyk klinkende, doch niers beroogende Magtbewyzen kunnen alleen het misbruik van her hoog GeZag doen betreuren. Ongelukkig Menfchdom toch, indien de Onfchuld zich niet meer zou mogen hooren laaten, zo rafch de Beleediging , achter het fchild der Qppermagt, zich tot alles gerechrigd, en regen alles gedekt en veilig houdt! Zou de zedelyke Perfoon des Wergeevers, aan hen, die, doordeezen re vertegenwoordigen, de daadelykheid aan dit vernufrsweezen der Staatkunde geeven, aan een Nero, aan een Caiaphas en 'r Sanhedrin, een onaanraftbaar recht ter fnoodfte verdrukking kunnen byzetten ? Kon het ooit waarlyk beleedigend zyn, een Socrates onfchuldig te hee-  X Inleidend Voorbericht. heeten, om dar hy van hooger hand vergeeven wierd ? of de boeien van een Boëtbius, Belizarius of Trenck, of de Genchrsmoord van Oldenbameveld, of van den - Groninger Bouwmeelter Warendorpy onrechtvaardig re noemen? of te pleiten voor de Eer van den Vaderlandlievenden Agis, om dat een gekroonde Schurk hem in de Sparraanfche kerker deed wurgen ? Zal een verkeerd toegepafte Eerbied voor de waardigheid der Oppermagr, de rong der edele Waarheid boeien, in her veroordeelen van hen, die door hunne gewis niet eerbiedwaardige maar vorfoetelykc onrechtvaardigheden, de Hoogheid, die zy bekleeden, ontheiligen; en zich tot een affchuw van alle eerlyke en weldenkende zielen maaken ? Laag en vernederend denkbeeld! dwaas vooroordeel, door Lilt en Heerfchzuchr ingeboezemd , dat flechts by Slaaven en Dwingelanden, maar in geen vry en reedlyk weezen, huisveften kan. Ging dir door, rot welke fchrikbaarende en fchandelyke uiterften zou her ons niet leiden ! War zet roeh voor bet ylTelykfte willekeurige Geweld de barbaarfche deuren meer op her wydfte open? Geen Souveraine Magt, die haare edele  Inleidend Voorbericht. XI le Waardigheid en hcilzaame Beftemming in het oog houdt (aan welker eerbiediging, zowel door haar zelve, als door anderen, de heilzaame orden, veiligheid en in ftand houding der Maarfchappy verbonden is) kan immer zulke onoerymde en gevaarlyke ftelregels met haare toettemming bekrachrigen. Zy, die, door fchandelyk misbruik, de Souveraine Majefteit, welker handhaaving hun is aanbevolen, vooral daar, waaralleen fchuld of onfchuld het voorwerp is, dus onreeren en bevlekken, en niet zy, die dit misbruik derzelve ontmaskeren en tegengaan, zyn die» geene , die deeze op het eigenlyklte hoonen en beleedigen. Vleiers der Heerfchzuchr mogen ook alle onbeplooide voorftelling der waarheid , ter duidelyker betooging van geleeden Onrecht, zo niet als misdaadig, ten minften als ftrydig met de welvoegelykheid verklaaren; een oprecht gemoed denkt anders. » Slechts de Veinzery (zegt » zeker Schryver) verfchoont eerit den » Rang, dan de perfoonen, en eindem lyk ae bedryven. Deugd en Braaf« heid gaan verloren." 't Is waar, ik weet, dat hoe zeer elk bevoegd is, om voor. zyn Recht re fpree-  XII Inleidend Voorbericht. fprceken, echter de allergeringfte Souveraine Vergadering re lange armen heeft, om nier voor den minften zweem yan vergryp regen dezelve, ook buiren Lands, min ot meer re doen duchren. Dir ondervond ik, toen ik, met fmart en verontwaardiging , kennis van de hoonende Publicatie tegen my hier gekregen, en daarop rerftond een noodio-e Tegenverklaring, naar vyf onderfcheidene Piaarfen , ter invoeging in -de openlyke Nieuwspapieren, gezonden had. Deeze pooging mifte my alom, en onder de verfchillende vnendelyk hiervan gegeevene redenen, kwamen'de meefte zaakelyk daarop uit, om dar het toegezondene eert Proreft tegen een Souverain was. Rampzalige roeftand! Is deeze dan daarroe boven alle burgerlyke aanfpraak verheven, om zich re ftourer alle verongelyking re durven veroorlooven? Moer dan, helaas! die Inrichting zelve der Burgermaarfchappy, die de hulp, trooft en beveiligende toevlucht der zwakke en treurig verlaarene Onfchuld moeit zyn, ook nog de laarfte ftem van deeze fmooren, en' dus, door zelfs dir flauw en eenigoverfchierend redmiddel haarer Eer aan haar te ontwringen, zo wel haar goeden naam  Inleidend Voorbericht. XIU naam en achting, als haare veiligheid, op het allerwreedvt vernielen? Kan hec ons, by zulke voorbeelden van volftrekre ontaarding, nog wel bevreemden , dar een wreed vervolgde Roujfeau hierdoor tor zulk een geeftdrifr vervoerd wierd, om zelfs de woonplaarfen der zogenaamde Wilden, die in ruirne Boffchen en Woeflenyen, geen banden erkennende dan die de.rNaruur, we) van alle maarfchappelyke Volmaaking en befchaafde zarnenleeving. mer derzelver verfynde aangenaamheden, maar, zo hy meende, tevens ook van derzelver, in zyn oog, nogzwaarerenadeelen, de misbruiken van geveinsdheid , weelde, lafter, onrecht, dwang en flaaverny, geheel en al verwyderd leeven, ons, als voor den echten minnaar van Deugd en Vryheid het meelt verkiesbaar, voor te (tellen ? Gewis, hoe zeer van eene rot zulke uirerften re dwaaslyk overflaande misvarring vreemd, moet echrer het hart van elk aandoenlyk Menfchenvriend maar al te dikwerf bloeden, en wel eens tot een re verregaande en algemeen mistrouwen zich byna bevvoogen voelen, wanneer hy zo dikwerf, en in de voorledene en in de tegenwoordige Gefchiedeniffen, de aller-  XIV Inleidend Voorbericht. lerltrydigfte aanwendig van de heilzaamfte burgerlyke inrichting en beftemming aanfchouvvt, en de mishandelde Waarheid en weenende Onfchuld, onder het alverplettend gewigt van willekeurige Magt en hoog verheven Onrecht, op het deerlykitc ziet verbryzelen. En zal dan een te flaaffche vrees ons hierby het fpreeken nog verhinderen ? Neen, wie de natuurlyke waarde van denMenfch, en derzelver van alle toevallige ttandsonderfcheiding onafhangelyke gelykheid, kent, kan van het aangeborene algemeene Recht, ter verdeediging zyner onfohuld, nimmer, zo lang hy ademt, afftand doen. Geeft (behalven het nog fchandelyker bewierrooken der Ongerechtigheid ) ook het al te gewoone ltilzwygen niet het meeft fteun en voed fel mede aan de dus onbezorgder en ftouter wordende misbruiken van een met Magt en Gezag bedeelde Hcipgheid? En zoude ik dan uit aanmerking, dar het juift dit Hoog Gezag is, waardoor men ook my zo mishandeld en beleedigd heeft, verftommen? Zoude ik hierom nalaaren, voor my, ja niet Hechts voor my, maar  Inleidend Voorbericht. XV maar mede voor myne even onrechtvaardig verdrukte Landgenooten, openlyk të fpreeken? Men werpe my niet tegen, dat myn perfoon re onbekend en van al te weinig beduidend gewigt is, dan dat myn verdeedigde Eer (de eenige vrucht, die ik waaifchynlyk van myn bemoejing te wachten heb) by de Wereld eenige deelneeming zou «verwekken kunnen. De belangen toch van eiken, uit boosheid of misverttand, openlyk en wreed verdrukten Onfchuldtgen, zyn de gemeene belangen der Menfchheid, en dus voor elk, die reden kent en vryheid mint, altoos ten hooffiten gewigtig. Het was geen woefte onbefcheidenheid, maar een, nier minder voor het Menfchom, dan voor het overgebleeven Huis van den ongelukkigen Caltis, zeer edele weldaad van Voltaïre-, toen hy met een zo ftoute, en hierin gelukkiglykniet tegen, maar voorden Godsdienft, gewapende hand, het masker aan de in Magt verhevene en dweepzieke Boosheid ontrukte , wier drift dien onfchuldigen Huisvader, op onbeweezene en lafterlyke Betichtingen, als een moordenaar, door zogenaamde Rechts-  XVI Inleidend Voorbericht. RechrsoefFening, had doen ombrengen, 't ls waar, ik gevoel, war my hier ontbreekt. Voor fynheid van vernuft en geeft, voor fchoonen fmaak en uitlokkende ftylsbevalligheden, zal alleen myn Eer - en Plichrminnende Oprechtheid moeten volftaan , die door al dir ontbreekende zich niet ontflagen hield, van op denzelven Altaar der altyd vereerenswaardige Recht - en Waarheidliefde, ook haare wel geringere, doch echter even reine offers welmeenend neêr te leggen. Dan fchoon ik myne volkomene bevoegdheid, ter verplichte en. onbewimpelde handhaaving myner Eer en onfchuld, ook tegen een Souveraine Vergadering, thans ten overvloede meen betoogd te hebben; zo merke men echter nog tevens hierby aan, dat, vooreerft, debetrekking, alstotmynenSouverain, tegenwoordig hier geen plaats meer hebbende, men ook niets meer, dan alleen dargeene van my vorderen kan, waartoe ik, in zulken geval, na zulk een my het eerft aangedaane Beleediging, aan elke zodaanige vreemde Vergadering , wegens haare Burgerlyke Hoogheid, volgens de wetten van befchaafd- heid,  Inleidend Voorbericht. XVII heid, my verplicht zou achten. Men voege hier, ten tweeden, by, datjuift myne voorige plichtmaatige yver, in 'c eerbiedigen van dien zeiven Souverain, en de bloote onbefchroomde voorftelling myner vrye doch befcheidene denkwyze, en betaamende gevoelens hieromtrent, thans de voornaame reden is, waarom ik, door dien zelveo nu anders denkenden Souverain, worde vervolgd ; en dar wel op een zo ruwe en alle betaamelykheid omrrenr my geheel uit het oog verliezende wyze, als ik noch van zulk een hooge Waardigheid, rioch van een cenigzins befdiaafde Menfchlykheid, immer verwachten kon. Eindelyk overvveege men ook, ten derden, nog, dar, fchoon ik alles, wat in die hooge Vergadering gefchiedr, wegens haare zedelyke Perfoon^vereeniging (hoe weinig, in een zich zelf geJyke handeling, thans blykbaar) aan het gantfcheLighaam derzei ve, voor zo verre, roe moet fchryven, 't echter nier zo zeer deeze, als Hechts eenige rhans alles beftierende Leden zyn, die ik hier, als de opzerrelyke en perfoonlyke Vervolgers, meen re moeren befchouwen; welke dan ook de dryfveeren hunner onrechtvaardig verdrukkende Drift, of van  XVIII Inleidend Voorbericht. van welken hoogeren oorfprong, en tot welke inzigten , de zo geweldige inrichting derzelve, moge zyn. Dan ook hierby heb ik gemeend , my zo veel mogelyk van alle bepaalde Naamsaanduidingen, perfoonlykheden, en onnoodige haareiyke byzonderheden, zorgvuldig te moeten onthouden; terwyl er ook voor my niet weinig donkerheid in plaats heeft. Dit achtte ik aan myn eigen chara&er, en aan den algemeenen eifch der welvoeglykheid enbefcheidene gemaarigdheid verplicht te zyn. Want fchoon ik over 't algemeen vaft geen reden heb, om myne laaghartige v\anden nog wierrook roe te zwaaien , zo heb ik echter geen voorneemen, om iemand in 't byzonder te grieven; maar alleen om te zeggen, wat het belang van Recht en Waarheid vordert. Zelfs heb ik, om te meer het eerfte te myden, niet weinig onaangeroerd voorby gegaan, dat, tot het laatfte niet volftrekt noodig, maar echter over'r een en ander nog al wat licht verfpreid zou hebben. Inruflchen dacht ik my niet aan myne perfoonlyke Verdeediging zo alleen te moeten bepaaltn, dat ik niet tevens  •Inleidend Voorbericht XIX vens van eenige gebeurreniflen en voorvallen ook een war omftandiger verf lag en denkbeeld zou geeven, en dus eenig lichr fpreiden, op de gefteldheid der zaaken, en op het wettige, ja lofwaardige, der zo zwaar en onverandwoordelyk belafterde handelingen dier Ingezetenen, die in dar Sraarsgeweft, en wel bepaaldelyk in de Ommelanden, waarin ik her befte gedeelre mynes leefryds heb doorgebragt, en aan welks Heil ik myn harr nog zo beftendig verkleefd voel, thans mede zo deerlyk, op verfchillende wyze, in de algemeene vervolging moeren deelen. Hoe uirgebreid hierdoor myn Gefchrift mogt worden, dit achrte ik aan Waarheid en Gerechtigheid, ja aan my zeiven verplicht. Wantdeezen, met mond en pen, inzonderheid door het opftellen van ze. ker by de Sraaren ingeleverd, en niets dan de hoogfte trouw en eerbied voor dezelve ademend, Adres, ten dienfte geftaan te hebben, is de voornaame zogenoemde misdaad toch, welke my in myn Vonnis, by den Hove, ten lafte gelegd wordt. Deeze handelingen bepaalden zich hier alleen aan wapenhandel, enonmydbaar verplichte Noodverdeediging, tegen den dringenden aanval van opge** a hirft  XX Inleidend Voorbericht. hirft en alverwoeftend moordgeweld; ingevolge de rechten der Natuur, en in eerbiediging der uitdrukkelyke voorfchriften van den Souverain. Inzonderheid vereifchre de gebeurrenis, te Appingadam, welke, onmiddelyk voor en onder de verwarringen der algemeene Omwenteling voorgevallen, zo onkenbaar gemaakt, en, fchoon'niet flechts uit bloote onkunde of misverftand, zo verminkt en vervalfcht is, dat eenige nadere ophelderingenopenlyker bekendwording plaats had. Hoe allerhevigft toch de vervolging der thans heerfchende zogenaamde Oranje - Party, in dit Staatsgeweld, ook Zyn moge, nergens echter kon er, uit welk oogpunt ook befcbouwd , een minder fchynbaar voorwendfel Voor gevonden worden. Geen zogenaamde Removeeringen; niets dat, in welk opzigtook, als beleedigend, het zy voor de Staaten, het zy voor Zyn of Haar Hoogheid, het zy voor de Stad, of voor de Ommelanden, hier befchouwd Of opgenomen zou kunnen worden; niets dat naar eenig aanvallend geweld, of eigen *wraakbedreiging zweemde; niets dat regen de Conftitutie inliep, niets  Inleidend Voorbericlir. XXI niets feirelyks met een woord van hetgeen elders (met welk recht of onrecht behoeft hier nier onderzocht of.bepaald te worden) als misdaadig voornaamen]yk wordt opgegeeven , was hier van de Patriottifche zyde verricht; die alleen uit hun vrye en Vaderlandlievende Denkwyze , de verplichte afweering van roof- en bloedgierige plunderbenden , het getrouw erkennen der opperfte beveelende Magt in den Souverain alleen, en 't yverig gehoorzaamen van 's Lands Wetten, kenbaar was. Onafhan'glyk van alle Patriottifche denkbeeld den, moet het betaamelyke hier van elk in de oogen kraaien, die zich, door geen onvoorbeeldig fchaamrelooze laffer- en logenraal, te onbedacht verblinden laar. De inconffiturioneele en geweld koefterende handelingen echter, aan de andere zyde, in de Ommelanden, zullen ligt uit de volgende Verzameling van Stukken, eenigzins opgemaakt kunnen worden. Omtrent de Stad Groningen (waar de Judicaruur, nevens eenige byzonder aanbevolene verzorgingen, denzitrenden Raad Toevertrouwd , maar de wergeevende Magt, en verdere deelen der Regeering of Hooge Overheid, aan Burgemeefleren en  fXTl ï nleidend Voorbericht. en Raad, oud en nieuw, midsgaders Taalmannen en Gezworene Gemeente, alleen volgens de conftitutie , en de duidelyke Letter van her Reglement reformatoir, van 1748. zodaanig eigen is, dat alle ftrydige .aanmaatiging, en inbreuk hierop, een daadelyke overheerfching en fehending van de Grondwetten en voorwaarden is der Regeering) wil.ie ik niets of weinig melden ; en nog minder omrrenr de zaaken van eenige andere Sraarsgeweffen ; dewyl daar toe het veld my re wyd, en myne kundigheden te eng beperkt en onvolkomen waren. Hoe onderfcheiden ook de begrippen omtrent het Stadhouderfchap alom mogen weezen, en hoe onberwiftbaar vry het ieder ftaa, daaromrrenr, naar fcyn byzonder doorzigr, op verflhillende wyze re denken, zo meen ik echrer Zelfs re kunnen zeggen, dat de meefl heerfchende denkbeelden, ookderechtParriorrifche Ommelander Ingezerenen, «eer gunftig voor het zelve waren; fchoon de gemeene belangen van een tot allen zich uirlfrekkende betaamelyke en harrveredelende Vryheid, her onffoorbaare van ieders wettige en billyke Rech-  Inleidend Voorbericht XX11I Rechten en de Eer en Welvaart des Vaderlands, als 1 et hoogfte einde aller inrichring in den Burgerftaat, boven alles by hen in prys (tonden. Hen weinig duidelyker ontwikkeld, kwamen hier toch hunne begrippen meeft op uit: Hoezeer, als Capitein Generaal en Admiraal van alle de Staarsgeueften, aan derzelver Staatsbefluiren verbonden, befchouwden zy, in den Stadhouder echter, aks den zodaanigen, in't geheel geenen Stedehouder der Staaren, welk denkbeeld zy billyk ongerymd achtten, maareenen, in deeze, wel geenszins Souveraine , doch echter zeer gewigtigs Hoedaanigheid, nier minder dandeSraaten, in de hunne, gantfchonmiddelyken Stedehouder, of Vertegenwoordiger, des Volks, of der geheele Maarfchappy zelve; voor zo ver naamenlyk de magt ter minzaame bemiddeling betrof van gefchillen , in of tulfchen de Provinciën, en de waakzaamheid tegen alle inbreuken, vryheidkrenking, overheerfching, verdrukking, en Stappen van vyandelyk Geweld, enz. op dat wel aan de eene zyde geen Overheden, of iemand, aan eenen woeden aanval van het Grauw ooit meer blootgesteld mogten zyn, maar vooral ook aan  XXIV Inleidend Voorbericht aan de andere zyde, geen Ingezetenen weer onder het ondraagelyk juk van wreede en heerfchzuchrige Grooren, of door dezelve bezielde Vergaderingen , jammerlyk mogten kwynen en zuchten. En fchoon zy her gebrek in de Conftirutie, omrrenr eene juifte rechr en plichr bepaaldelyk aanduidende Inftructie, hierby alszins inzagen, en verbeterd wenfchten , dachten zy, dat de oorzaaken en klaare bedoelingen, by de verheffing van Hoogftdeszelfs Magt en invloed, genoegzaam voorfchreeven, waaraan de uiroefFening der Plichren van het Stadhouderfchap getoerd, en waarroe die al, of nier, ingericht moeften zyn. Indien derhalven het bloot en rede]yk verlangen van veelen, dar echrer ook nog in den boezem , of den kring der gemeenzaame gefprekwiffelingen, beflooren bleef, naar eenige berer verzekerende inrichting van de Conftitutie en het Sradhouderfchap , om meer gewis aan derzelver heilzaame einden te beandwoorden, en van alle mogelyke afvvykingen en misbruiken zuivrer re zyn, oneindig ver van een daadelyk poogen tot derzelver ondermyning en ver-  Inleidend Voorbericht. XXV vernietiging verfchilr, zo zou er over 't algemeen niets ongegronder, dan de befchuldiging van dit laatfte, hier bedacht, kunnen worden. Even weinig is die, omtrent het door mv opgeftelde Rechtvaardigend Vertoogschrift , D gelyk men duidelyk rer zyner'plaarfe zien zal, als ook die, omtrent het gebeurde te Appingadam, waarop vooral van de zyde der Ommelanden Zo fterk wordt aangedrongen , van eenige hoegenaamde bondigheid en weezenlyke kracht. Om dit laatfte toch te foonen, was het genoeg, dat de zaak naar waarheid en onvervormd voorgefteld wierd. Althans moet elk dit roeftaan, zo Jangeen bloote, door Natuur- en Buro-erwet voorgefchreevene, bevryding en verdeediging, regen daadelyke bezethoudmg , verwoefting , en een gepleegd moordgeweld van de woedendfte Plunderbende, die de yffelvkfte gedenktekenen naliet, geheel én al onderfeheiden is van een vvandelyk invallen, verroveren, en 'r begaan van fchandelyke uuTpoongheden. En wie, die dit niet erkennen moer, welke zeer ver gezochte en meeftal ongegronde virteryen, omrrenr her vormlyke, hierby, in 't een of ander opzigr, dan ook voorgewend zouden mogen worden. Dan  XXVI Inleidend Voorbericht. Dan her fchynr my nier gantfch overtollig, hier war ftil re ftaan by een der vooinaamfte Sraarsredenen, die waarfchynlyk; ja door her beloop en de uitkomft deromttandigheden, genoegzaam zeker, zulke haarelyk verminkre en volftrekr valfche voorftelling van de zaak van Appingadam-, met de zo hevige vervolgingen , die daar aan verknocht wierden, meê te wege heeft gebragt. Het Stapelrecht naamenlyk der Srad Groningen , van oude wederzydfehe Overeenkomften afgeleid, was, wegens de belemmering, die de Ommelanders hierdoor in de Handelvryheid ondervonden , hun ren allen ryde zeer on» aangenaam. Het nauw verband van wederkeerig Voordeel en Welzyn fcheen echrerdein ftandhouding van dargedeelre deezes rechrs, her welk voor de Srad her belangrykfte, en voor de Ommelanden her minft knellende is, ren opzigre naamenlyk van den koornhandel, waarvoor de gereedfle Marktplaars dus ook nooit geflooren kon worden, naar veeier inzien genoegzaam re billyken, indien' her ten aanzien der levendige have maar vernierigd mogt worden. Daar nu geen vaftgegronde ver-  Inleidend Voorbericht. XXVII verandering in een verdrag gemaakt kan worden, ren zy de wederzydfehe Partyen er vry willig'in toertemmen, of dat dit beweezen kan worden op zich zelf onwettig te zyn, of eindelyk dat het verdrag, tegen recht en plicht, aan de eene zyde gefchonden wordende, dus ook het verband aan de andere zyde ophoudt, zo vleiden zich veelen in de Ommelanden, dar de Stad, door vriendfehappelyke vereeniging, tot een gewillige toeltemming , omtrenr het gemelde gedeelte, thans waarfchynlyk wel over re haaien zou zyn. Doch een hoogltvliegend vernuft der anriparriorrifche Parry ftelde zich her zelve voorwerp veel uirgebreider voor. Her doelde^ blykens de uirkomft, onder begunftiging der verwarde rydsomfhndigheden, op niers minder dan eene geheele vernieriging van dit Reclir, nevens een afzonderlyke volledige Oppermajefteir, of Souverainireir in de Ommelanden , waar de uiroeffening der wergeevende Magt by de Staaren der Provincie nu alleen beruftte. Tenminften fcheen deeze geheele onttrekking aan het Srapelrecht zeer gefchikt te zyn, om de Ingezetenen in te neernen, en dus, geheel verwyderd van argwaan, te  XXVIII Inleiden d Voorbericht. te blinder in alle verdere maarregelen te doen heruiten. Ongemerkrer kon men dan her zo gehaate juk des ariftocrattfcben defpotismus, of der volltrekte overheerfelung van zekere adelyke Huizen, weer op hunne fchouderen vefiigen; mids men'tmaar, ter liftige oogverbyltering, wat mild met een Iterk'gekleurd, doch, zo eenige dachten, weer ligrafgefpoeld, warerverfje van hoog oranje overflxeek; Deeze Souverainmaaking, en AffchafHng desSrapelrechrs, zou dan gewis ook den lof des fchranderen Uirvinders en Beftierders van een zo fchirterend Plan, als een den luider en voorfpoed der Ommelanden gunltigbefchurtenden Engel, hard, luid, en°klinkend, alom, by Adel en Boerenftand, doen uirrromperren. Jadir, vooralbynogeen tweede en llerkere bron des 'invloeds, zou hem rafch rot de ziel en Souveraine Albewerker, in de ganrfche Ommelanden doen zyn. By aldien dan al 't ont, werp van Souverainireir en Srapelrechr, wegens de min rechrmaarig verdeedigbaare gronden, waarop men her veltijde, op den duur geen fland kon houden , zo had her toch de eerfte uitwerking, ror her verder voorgeftelde oogmerk noodig, reeds voorrgebragr; en by  Inleidend Voorbericht. XXIX by 't in duigen vullen van 'r gebouw, kon men altyd zien, of er hier of daar nier nog een ftuk of brok milTchien van behouden kon worden. Om, by gebrek van duchtige Rechtsgronden, dan iets, het beft voor handen komende, aan regrypcn, ter daadelyke uitvoering van dit zo fraai fchynend ontwerp, fcheen, by de Omwenteling, niets gefchikrer, dan darmen de afzending eener Commilfie uit het Stads Defenfi?- weezen, onder dekking van een Detachement uit het gewettigde Groninger Wapengenootfchap, ter beveiliging des Gerichts, naar Appingadam, (waarvan by Groningen de jurisdictie is) als een verregaande gewelddaadige vergryping regen de Ommelanden trachrre uir re fchreeuwen. Dit wierd dan voorgefteld, nier als een befchurring regen "her gruvvelykft aldaar daadelyk gepleegde openbaar geweld, 'r welk met diep ftilzwygen geheel voorbygegaan, of in een geheel valfche gedaante vervormd wierd; maar als een demarche regen de plechtigfle Verbonden van vereenigingy een feitelykverfoeeken van alle hand der Unie, en een ïnvafisy als van openlyke Vytffiden in 't Om-  XXX Inleidend Voorbericht, Ommelander Territoir. Men zie het Placaat van Jonkers, Hovelingen, Eigentrfdcn en Folmagten, van den 26. dept. 1787- Daar op deeze wyze dir voorval, volgens de maar al re gewoone Kunftgreepen van een meer looze dan kiefche en verhevene Staatkunde, met byvoeging van de allerzwartfte fchoon volitrekt van waarheid ontbloote verwen, in de omltandigheden wierd afgefehetit; zo wierd hierop aan hunne zyde de verklaaring nu geveftigd, van %ich volkomen ontf lagen te houden, van alle boe genaamde tuffcben Stad en Lande ingegaane verbintemjfen, en bepaaldelyk ook van 't gantfche Stapelrecht, als mede de verkiaaring van hunne thans op hunterritoir afzonderlyke Souverainiteit. Dus fcheurden de Ommelanden zich van de Srad; ja de nayver van genoegzaam elke hooge Vergadering, in deeze Provincie, wierd regen elkander werkzaam, en fcheen wel in beroerd water re willen vifchen. De verwarring heerfchte; en er onrftond een waare oorlog van allen regen allen. Alleen in 'r verdrukken der verhaare Parriorren fcheen men zich te vereenen, gelyk de ftrydende ftieren, in de Fabel, tegen  Inleidend Voorbericht. XXXI tegen den Wolf. Vooral moert, by de Ommelanden, dat wat tot rechtvaardiging van die zogenaamde Vyandelyke Demarche (trekken kon, de, onder voorwendfel van Oranjen-yver, aangerichte verwoefting en 'r verder gevreesd geVaar, teAppingadam, alszins verkleind, veronrfchuldigd , ja zo veel mogelsk' geheel verdonkerd worden. Hieromtrent liep men, wegens de thans ook in de Stad reeds de overhand hebbende anripatriortifche Party, nu re minder gevaar van een re derke tegenfpraak. Dus rnoeft dan ook her zo onberifpelyk en lofwaardig gedrag der gewettigde Ommelander Wapengenoorfchap- f>en, wier trouw het Geweld hier daadeyk geweerd had , mede in een zeer regengcfteld en haarelyk licht worden geplaard. ja deeze re vervolgen; en allen wie hen, hoe overeenkomftio- de gegeevene Werren, mer raad en Ru lp voornaamenlyk ren dienfte waren geweed , ook voornaamenlyk tot de Slachtoffers deezer Staatslid te maaken, wierd tevens mogelyk by eenige Lieden zeer gefchikt gevonden, om aan een perfoonlyke haar, 'r zy van zich zelf, of van anderen, voldoening re geeven; welke, om te kunnen woéden,  XXXII Inleidend Voorbericht. den, toch een voorwendfe! moed hebben. ;Ook wierd door den fchrik, welken dir bewerken moeft, 't Gezag- der Jonker- Ariftocrarie niet weinig gefterkt;en tevens aan de zo lafterlyk ingeboezemde denkbeelden, en daar uit ontvlamde drift, by 't woeft en nu alszins gevleid wordendGemeen,op 'r meeft beandwoord. Aan die Sraarsinzigren nu moeft Rechr, Waarheid, enOnfchuld, in koelen moede zo deerlyk opgeofferd worden. Dus ftorr men, met een fteeds van zelf verfnellenden loop, toch gemeenelyk van de eene diepte der ongerechrigheid in de andere, zo rafch men eens, met zulke fterke ftappen, die onreine paden, die zo fteil tot delaagre, rot de donkere en afzigrelyke moordkuilen van Eer en Braafheid leiden, heeft ingeflagen! Meer andere, voor my raadfelachtige, mogelyk ook van buiten de Provincie bykomende, redenen, (zie/\ v. hier onder BI. 125. Aant.g.) fchynen er my echter tevens toe zamengeloopen te moeten hebben, om de vervolging, tegen my in 't byzonder, tot zulk een verbaazende hoogte te doen ftygën. Misverftand en geheel ongegronde Verden-  Inleidend Voorbericht.XXXIII denkingen van ik weer niet welke Correfpondentien, hebben hierby ook meer dan waarfchynlyk het hunne toegebragr. Genoeg, dat ik, door twee Rechtbanken, den Hove van Juftitie, en eèri buitengewoon aangeftelde Sranrscommiffie, ten zei ven tyde, en beide terftond aanvangende met de pooging ter apprehenfie van myn perfoon, wierd vervolgd. Door de laatfte wierd ik ook nog van hier, ter intrekking en overlevering, opgeêifcht: biedende tevens aan de Hoog Graavelyke Regeering, — nier eenige deminfte ftukken of bewyzen, ten berooge van myne vooronderftelde fchuld, aan;-- maar, voor derzelver exploict doende in deezen, de op my uitgeloofde duizend gulden ; mogelyk het tedere van zodaanige Gerichtshandeling niet recht nadenkende, die, alleen door eifch van Plicht te bepaalen, wen niets onvoeglyks plaats zal hebben, geen fchaduw zelfs van ook maar middelyk bykomende vreemde en laage drangredenen immer dulden kan. Ik befloot dan, toen ik myn eerfte doel verydeld zag, een Verzameling *** van  XXXIV Inleidend Voorbericht. van eenige Stukken, ter myner voorloopige Verdeediging, in 't licht te geeven. Deeze waren: I. De algemeene Brief, door de buitengewoone , en by my, ter Rechtsvervolging, voor onwettig gehoudene , Staatscommillïe, aan eenen Jacob Ennes, om my alom te doen aanhouden, medegegeven, (hier beneden voorkomende, Bladz. i -- 3.) II. De hevige Publicatie der Staaten tegen my, van den 1. Dec. 1788- (M. 4— 6.) III. Myne bovengemelde Tegenverklaaring {bl. 7.— 11.) IV. Een Deductie (behelzende een korte voorftelling van de zonderlinge onrechtvaardigheid en hevigheid der Vervolging, en het verwarde der Sraarsgefteldheid, in de Groninger Provincie, en in 'c byzonder van myn onfchuld en de valfchheid ja ongerymdheid der betichtingen, in der Staaten Publicatie, regen my voorkomende) aan zyne Erluchrigheid, den hier regeerenden Ryksgraave overgegeeven, met eerbiedig verzoek om Hoogftdeszelfs aanhoudende Befcherming; op welker gunftigfte toezegging ik my dan ookzeer veilig in deeze zo gezonde Wykplaats hield, welke nier alleen met bekoorlyke boffehen en lan-  Inleidend Voorbericht XXXV landeryen is omringd, en door de fJingrende .^z befproeid; maar vooral door her ruime en met zo veel fmaak aangelegde Bagno , het fraai Natuuren Kunltkabiner, en de fchoone Bibliotheek des Graafs, benevens de keurigi\e openlyk gegeevene Muficale Concerten, wordt veraangenaamd; rervvyl ook thans de volledigfte Hoog-Graavelyke A£le, aan de zich hier ter woon begeevende Nederlanders , de gewigtigfte Vryheden en Voorrechten, op bet grootmoedigde verleent, en byzonder, ten roemvollen blyke der edelfte denkwyze, de volfte vryheid aan de Drukpers. 01. ii. —80.) V. De Brief der buitengewoone Sraatscommiiïïe aan de Hoog Graavelyke Benrheim-Steinfurrfche Regeering alhier, ter myner gevangenneeming en overlevering (bL 81 — 83- VI Her opmerkenswaardig en zo Rechtlievend als edelmoedig weigerend Andwoord van deeze; waarby tevens een affchrift der gemelde Dedudtie, met derzelver Bylagen , aan de Sraarscommifne wierd toegezonden. (bi. 84 — 52.) VII. Eindelyk een Byvoegfel van twee kerkelyke Brieven; de eene de verzorging van den Predik*** 2 dienfi  XXXVI Inleidend Voorbericht. dienft betreffende, op myn ftandplaars, waar ik, (by myn op reis gaan, den 28. Aug. 1788» nog'buiren alle Attie zynde) toen nog myn vafte onverlaatene wooning , Dienffmaagd, en voortgaande huishouding had; en de andere myne, door de omftandigheden, gedrongene Nederlegging van myn Ambt behelzende; waarvan de wedervervulling, door Do. van der Veen, myne gedachte, op Hadz. 28- voorkomende, aangaande het ongegronde van zeker gerucht daaromrrenr, of anders van het te voorbaarig voorgegeevene, in dat gerucht vervat, thans reeds beveiligd heeft. Terwyl ik van toen af, niet flechts als een reizend vreemdeling, maar, met afzien van myn Vaderland, als ingereekend Academie-Burger, my hier bevond. 01.92—97-) Deeze Stukken, met een nog hier en daar bygevoegde Aanteekening, liet ik te Munjier op eigen koffen drukken. Myne afweezenheid van deeze plaars, en ook daar zelfs het gebrek van gen.oegzaame Romeinfche vormen, voor de aeldzaamer in 't Latyn of Franfch, maar  Inleidend Voorbericht. XXXVH maar veelvuldig in 't Neerlandfch voor» komende letteren, als k, zp, y en z, ea meer andere oorzaaken, deeden het drukken zeer traag voortgaan. Op het fpoedigfte had ik met 8 , veeltyds met 14 daagen , flechts een boog of vel. Hier van daan, dat niet alleen, verfchei» dene zaaken, of derzelver ontwikkelingen , waarvan in den aanvang nog in het toekomende gefproken wordt, of nog niets bekend was, in het vervolg als reeds voorleden melding wordt gemaakt; maar dat ik ook, eer deeze genoemde Stukken waren afgedrukt, van een Vonnis, door den Hove van Jufti» tie tegen my uifgefproken , bericht kreeg. Nu moeft ik wachten, tot dat ik dit ook gezien had; en toen ik het had bekomen, befloot ik ook, VHF, deeze Sententie, met daar onder gevoegde verdeedigende Aanreekeningen» er mede by te laaten drukken, 't Bleek uit derzelver bloote befchouwing toch, dat genoegzaam alleen myne thans niet gefmaakte Begrippen vry te hebben durven voorftellen , en ter bevordering der aanbevolene Wapenoeffening, wier aanpryzing de Predikanten door den Souverain zelve was opgelegd, me? mond  XXXVIII Inleidend Voorbericht. mond en pén dienftig te zyn geweeft, alles is, war, mer zulke zwarte Laftsrnaamen uirgekreeren, ren voórwendfei der vervolging regen my ftrekken moeit. (bl. 98 — 249.) Ten laarften bekwam ik ook nu inruffchen nog dar gedeelre van het Sraarsrapporr, op welke de meergemelde Publicatie regen my zich in 't byzonder gegrond had, en :t welke ik dus, IX. als een AanhangTel, mer tulTchen gevoegde Aanmerkingen, ei' mede by liet plaatfen ; om dus alles, wat tegen my was ingebragt, met myne beandwoordingen hier volledio- by eikanderen re doen zyn. (bl. 250,° toe aan 't einde.) Door deeze aanvanglyk niet vermoede volledigheid derStukken, wierd* nu ook een nadere Verdeedi>ing myner zaak overtollig. Ik zoa anders daarby valt een geregelder orden en fchikking verkoren hebben , dan thans uir deeze toevallige Byeenvoeging is ontftaan. Doch fchoon ik, op onderfcheidene plaatfen, dus fomtyds dezelve reeds verhandelde zaaken genoodzaakt was aan te roeren, voegde ik er dan ook telkens n;eu-  Inleidend Voorbericht. XXXIX nieuwe gezigtspunten, en voorgekomene omftandigheden by ; alle omftandige herhaaling, zo veel my mogelyk was vermydende. Inzonderheid vindt: men, in de Aanteekeningen, onder de Sententie, en by het Staatsrapport, de aanmerkingen, ophelderingen, wederlegsingen, of gefchiedkundige verhaalen, (het zy tor myn zaak in'tbyzonder betrekkelyic, of tot het Groninger er* vooral her Ommelander Patriorismus. in 'r gemeen, of ook tof het hierby in aanmerking komende goede of gebrekkige in de Ommelander Staats- en Burgerlyke geffeldheid) flechrs hier en daar verftrooid; zonder eenige andere orden, dan die de voorkomende aanleiding, in de Stukken zelve, opgaf. Dewyl dit gebrek, dar aan het fchryven by wyze van Aanteekeningen zo eigen is, veelal eenige ongefchikrhcid en onaangenaamheden heefr, had ik van achreren die fchikking, vooral mer opzigc tot de Sententie, wel wat anders gewenfchr. Daar ik echter, dus begonnen hebbende, in dien zeiven trant moeft blyven voorrgaan, zal men nu beft doen, dir Vonnis eerft afzonderlyk re leezen, dewyl men hetzelve anders niet wel  XL Inleidend Voorbericht. wel in haar geheel zou verftaan, we* gens de veelvuldige afbreekingen van verband en zin, die het ruffchen ingevoegde leezen van zo veele, en daafby niet zelden vry uitgebreide, aanmerkingen zoude veroorzaaken. Voords heb ik, om het gemelde gebrek ook hierdoor eemgzins te gemoet te komen, een korte Aanwyzing des Inhouds van ieder Aanteekening, hier vooraan byo-evoegd; als ook een kleine Lyft dier Foutverbereringen, welke op her allernoodigfte vooraf plaats behooren te hebben, achter het Werk geplaarft Dat ik met den kiefcheren Staats- en Genchtsltyl, en de Kunftvorm , tot foorrgelyke ftukken, by hierin geoeffender pennen , doorgaans o-ebezig-d, weinig bekend ben, zal men uit den ichryfrranr hgt befpeuren; zo wel als uit de min vloejende of heldere voordragr, de dikwerf lufteloos afbrekende, en zwaarmoedig, als mer tegenzin, werkende geeftgefteldheid, die, hoe opgebeurd ik my meefttyds door Gods Goedheid bevinde, echter by een zo Verdrietige ftof, en in zulke grievende om-  Inleidend Voorbericht. XLI omftandigheden, waaromtrenr ik geenszins ongevoelig kon zyn, ja by her zo akelig donkere van myn toekomend Noodlot, my nu en dan wel eens, ondanks alle, opOnfchuld, Wysgeerre, en Godsdienft, gebouwde redenkaveling, bekruipen moeft. By 't zo gewigrig gebrek der noodige Boeken en andere hulpmiddelen, heb ik ook meeftryds alleen myn Geheugen , en eenige re fpaarzaam gehoudene Aanteekeningen, kunnen raadpleegen; doch, daar ik de waarheid my boven alles voorgefteld heb , ben ik zelfs in de kleinfte nevenomftandigheid, airhans met berer weeren en opzet, er nimmer een hairbreed van afgeweeken. Zo her myns ondanks echter, en dan vaft ook flechts in eenige geringheid, min of meer ergens gefchied mogre zyn, zal her my nooit onaangenaam weezen, der overruiging hulde re bewyzen; welverzekerd, dar myne Verdeedigingen zelve er nimmer in 't minfte by lyden zullen. Aan juiftheid en fierlykheid van Taal en fpelding heb ik zeer weinig hier gedacht; fomryds zelfs de zuiverheid der woorden opofferende aan her meeft verstaanbaar geachte, of in zulke Stukken ge-  XLII Inleidend Voorbericht. gebruikte, op welke ik byzonder hei oog had. Alleen myn hoofddoel niec vergeerende, volgde ik voords , naar gegeevené aanleiding, flechrs den loop myner gedachten; daar ik, nier uit finaak of verkiezing, maar alleen gedrongen door de rampzalige Omftandigheden , waarin de grouwzaamfte en verfoeielykfte Vervolging my plaatfte, de pen had opgevat. Gave God , dat deeze ongerechtigheden, met alle vergezellende Onlufterv verbirrering , en haat, in Neerland,, eens fpoedig een heuchelyk einde mogten hebben ! Mogt het bloeien van Zegen en Welvaart er door het onwrikbaar getuigenis der daadelyke Bevinding zelve bekrachtigd worden. Dit zon oneindig meer afdoen , dan duizend openlyke, zo vaak door Lift en Vleizucht ter misleiding verdichte, Magrfpreuken; of de koftbaarfte en plechrio-fte, door hoog Bevel aan zuchrende AngftenTreurigheidafgeperfchre,Danken Vreugdevieringen; ja .dan alle vaandels en kroonen , borftmedailles en hoedftrikken, venfterlichren en Eere- • boo-  Inleidend Voorbericht. XLIJl boogen, of war dies meer is. Mogt eens de heilzaamft geordende en beft gehandhaafde Inrichting er alom den edelen, den Deugd- en Vryheidlievenden Menfchenvriend, met vrolyk Dankgevoel voor Gods gunftryke Beftiering, doen juichen! Ja mogr, alom op Aarde, alle willekeurig Geweld, die gruwel van Eed en Plicht verzaakende Volkverrreeding , die de verordende fteunfels der Maarfchappy , door her fchroomloos ornkeeren haarer Beftemming, in een vloek voor dezelve, ja in de yflelykfte aller verwoeftende Landplaagen, doet onaarden, eerlang gelukkig-worden geweerd; en mogrenRecht en Vryheid, Deugd en Godsdienft, Waarheid en Menfchlievendheid, Trouw en Zeden, Kunft en Weetenfchap, Eerl) kheid en Arbeidzaamheid, en mer deezen de Luifter en 'r Geluk der Burgerftaaten, zich rondsom meer en meer verbreiden! Mogr, bydienftryd, endieverfchillende regen elkander borfingen van eigendunkelyke Magtvoering en onge}yk verlichte Volksgezindheid, die men rhans in zo veel plaatfen van Europa, opmerkr, dit de voor 't Menfchdom gezegende uitkomft zyn ; waartoe, iu Frank-  XLIV * xnieidend Voorbericht. Frankryk, de vaftftellinsen der Nationale Vergadering thans zulk een voor de Rechten des Menfchdoms alleruitmuntendit uirzigt geeven ! Mogt dus deeze ftreelende Hoop , ondanks alle ondervondene te leur (tellingen, en plaats hebbende duifterniflen , reeds alom de gegronde rroott der lydende Braafheid weezen! Mogt dus het zeggen bewaarheid worden, Nitper Tarpejo qua fedit citlmine comix Bene eft non potuit dicere, dixit erir. Borgfteinfurt G. J. G. Bacot. den 8- September i?8p. Korte  Korte Aanwyzing v»n 't geene hier, voornaamenlyk in 't Voorbericht t in myn Dcdu&ie, en in myne Aanteekeningen, by de Sententie en het Staatsrapport, voorkomt; zynde de Lyft der Stukken zelve reeds in 't Voorbericht (bl. XXXIV—XXXVIII) hierboven opgegeeven. Voorbericht» Oogmerk en treurig dringende redenen, ter uitgave deeaer Verzameling BI. III —IV. Bevoegdheid der Onfchald, om zich rondborftig tegen de onrechtvaardigheden, ook zelfs eens Souverains , te verdedigen BI VII —XVI Wat  ( o ) Wat hier by door my in acht genomen, en ten mynen opzigte in 't oog te houden is. Bl. XVI—XX. Byzondere Wanvoeglykheid der vervolgingen in de Groninger Provincie. Bl. XX—XXII. Denkbeelden, die de meefte Patriottifche • Ingezetenen er zich van het Stadhouderfchap pleegen te vormen. Bl. XXII—xxiv; Een der voornaamfte waarfchynlyke Staatsredenen der zo onbülyke vervolging, wegens de zaak van Appingadam. Bl XXVI—xxxir. Opgave der Stukken, in deeze Verzameling vervat, met eenige aanmerkingen daaromtrent. Bl. XXXIV—XLIVj D e d u £t i e. Wreedheid en onrechtvaardigheid der Vervolgingen tegen my en anderen , in de Ommelanden. Bl. 12—20 Woe.  ( o ) Woedend Geweld daar openlyk gepleegd en befchermd. Bl. 21—z7 Verwarde Staatsgefteldheid der Groninger Provincie na de Omwenteling. 28—jjj Buitengewoon en ter Gerichtsvervolging inconftitutioneel aangeftelde Staatscommiffie aldaar. 3*—35 Hierdoor veroorzaakte afftand van myn Ambt, en dus tevens van myn woo. ring en Vaderland. 36, 37 Sterke Publicatie tegen my. " 38» 39 Val'fchheid der daar in vervatte Befchuldiging van Oproerftooking, 't zy in 't algemeen , en met betrekking tot den door my aangepreezenen Wapenhandel, 't zy in 't byzonder, ten aan» zien van zeker door my opgefleld Addres 4.0—56 Valfchheid der my aangerichte laftering omtrent zyn Hoogheid, enz. 56—59 Valfchheid der Befchuldiging van openbaar Geweld. f9—6o Valfch.  ( o ) Valfcheid der Befchuldiging van uitgeftrooide zelfverdichte iJieuwstydingen. Bl. 60—67 Valfchheid der Betichting, dat ik my voor een Baron van Doom , op 't Heerenveen, zou uitgegeeven hebben. 67—70 Slot, en Bylagen. - 70—go Aant. op de Sententie. a. Myn vertrek van huis, zynde geen vlucht of verlaating; en myn langduurig flingrende onzekerheid alhier, omtrent eenige Actie van den Hove ; met de reden van niet wetttig houding deezer Sententie ex Contumacia , wegens de onwettige Gerichtsmagt en gelykty» dige geweldige handelwyze der Staaten en Maatscommiflie , my het verfchynen onmogelyk gemaakt hebbende, - . 98—10$ b. Voormaalige Voorgang der Groninger Staaten in de aankleeving aan 't Patrietismus. » 108—ut c. Geen  ( • ) e. Geen verdeeldheid des Volks door my aangezet, maar alleen plichtmaatige Noodverdeediging tegen Geweld beweerd. . Bl 111—114, d. Recht en Waarheid te verdeedigen, is op zich zelfs geen verdachtma*. king der Regeering, of opzetting van 't Volk tegen dezelve. 114 uj» e. Noch Wetgeevend , noch Richterlyk Gezag, in deraelver hier onderfcheidene Zetels ('t eerfte alleen by de Staaten, het tweede alleen by den Ho» ve) zyn ooit door my aangetaft. 119—122 (zie ook q.) (. Nooit heb ik, door 't geweld des geWapenden Armsi de voortplanting van eenige Begrippen gezocht. ia—124 g. Niets onbetaamlyks is in myn bekroond Prysvers op den Overyflelfchen Ridder J. D. v. d. Capeüen. 124—izB Ta. Het beweeren van een fterk ingeboftzemden haat tegen de Wapengenootfchappen, en van het dreigend gevaar by derzeivtr ontwapening, was geen **** Eafter.  ( o ) Lifter. Verfchriklyk Voorbeeld det dus bevorderde woede , te Middel. barë- - 126-132 i. Zonderlinge wyze om onbeleedigende Woorden , ten tyde der voordragt, naderhand als beleedigend te verklaa- " - ï 32-13? i. Zeker Adres, door my niet opgefteld. 135 1. Een medé door my er niet voor gè. plaatfte Pa/Tage bevat ook niets be* leedigends. w i3f—13S m. Aanleiding tot • en zaakelyke Inhoud van myn Brief aan een Ommelander , behelzende een Betoog van 'c nut eener algemeene en ftandhoudende Volkswapening, voor de zekerheid en vryheid van Neerlands Gemeenebeft' * ' 138—If© H. Kort verflag en verdeediging der Éeveiliging van Zandeweer , tegen Ge. Weid , door de Ommelander Genootfchappen , en van myn Gedrag hier. omtrent, z-e verre ik deezen hierby met  C o ) met myn pen ten dienfte ben geWeefi:-. - . iyo—16& #., Myn gezegde , omtrent het niet verbindende van zekere Rcfolutie van den Hove , was op de Conftitutie, en op den eerbied voor de Wet des Souverains, gegrond. l6l—16$ g. Het daadelyk bewys hiervan, als mede 't betoog der gevaarlykheid dier Refolutie, en van de ongegrondheid eeniger 13efchuldigingen van den Hove, in zeker door my opgefreld Addres, Was geen beleediging, ï66.—\éf q. Verdere verdeediging van dit AddreS, of Rechtvaardigend Vertoog, a's geea verderfelyke Grondbeginfelen, of aantafting vau eenig Richterlyk gezag van den Hove, behelzende. 167—174, ns. Verhaal van 't voorgevallene, te Appingadam; 't niet onplichtmaatige myns gedrag daarby; en 't roemwaardige der Verloffipg en befcherming dier verwoeft wordende PlaaN. door de Ommelander Wapengenootfi-nappen-; met een alge**** 2 mee...  ( o ) meene verdeediging van al de handelingen derzei ve. Bl. 1JH—203 i. Bewys, dat de lafterlyke befchuldiging, omtrent een Crimen falfi, in het Staatsrapport, juift een daadelyk crimen falfi van den Fiscaal aanduidt. 203—206 t. Korte opgave van alle de tegen my*, in deeze Sententie, voorkomende Befchuldigingen. . 306—20g u. Betoog, dat door my, noch door eenig ander Ommelander Predikant, in't ons aanbevolen aanpryzen der Wapenoef. fening, of in 't betrachten van eenige andere Patriottifche Burgerplicht, iets in 't allerminfte ftrydig met den eifch van onze eerwaardige Ambtsbetrekking gehandeld is. . 208—223 V. Algemeene Verdeediging van rov en andere Patriotten, in de Ommelanden, tegen dc zo lafterlyke befchuldiging van Landverdervende en de Conftitu. tie den bodem inflaande poogingen; met aanftipping van eenige Inbreuken,  < o ) ken, Gebreken, enz. welker verbetering, niet onpiichtmaatig, by veelen gewenfcht wierd. Bl. 223—239 W. De in de Sententie gemelde Vervolging tegen de Patriottifche Ingezetenen , door my maar al te waar erkend ; dan deeze onrechtvaardigheid is niet aan myne alszins billyke inboezemingen te wyten. 235—242 3f. Befluitende Aanmerking op dit Vonnis. - 242—249 Aanteck. by rt Staatsrapport, Oorfprong van dit Rappaet eener Staats, commiffie, (uit drie Stads - en drie Ommelander Staatsleden, en de beide Syndici, met een Fifcaal, zonder Se», cretaris, welke poft de Hr. Cranffetï, echter waarnam, beftaande ) en gefchiktheid der twee hiertoe gelyktydig uitgekomene Placaaten , om de giftingen en haatlyke balddaadigkeden des  ( O ) des Graauws te fterken , en vooral ^gen de hierby zwaar belafterde Patrrottifche Predikanten aan te van- Bl. 2,c~zsr Praiichen konden in de Vvonnch van Groningen niet verwacht, noch door den Stadhouder gezonden worden. 267—275 Geen ongeoorloofde middelen gebruikt, om 't Eemummer Genootfehap, of deszelfs Commandant, naar Appingadam te doen gaan. , 271—27* Valfch verhaal met opzigt tot D. de Bour, vaa Obergitm. BL 273-1-27? Bidden en Danken , met betrekking tot de Patriottifche Wapenen , was op zekere wyze geoorloofd, ja em plicht> • z?7-m Vuile en ongerymde tafter ^ als. had ik van den openlyken Predikftoel op een grove Wyze den Prins, gefchol' 4en* • ' 2.87-i83 Geweldige, door eenige aangetekends ouröeeJden fterk opgehelderde , en ineê  < o ) •jtaeê op Onkunde der meefte Eigenerfden en Volmachten gegronde, Volksoverheerfehing, of Ariftocratifche Dwinglandy. Deeze deed veele der «ïagtigfte Adelyke Familien , in de Ommelanden , zich tege;i da verheffing des voorigen Stadhouders verzet, ten; daarna, uit nood, in 't Stadhouderfchap zelve, den grond ter uitbreiding hunner Magt zoeken ; zo dat die nu de fteun , in plaats van hét tegenvvigt, deezer Oligarchie wierd» dan altoos liever onmiddelyk en onafhangelyk willende heerfchen, fcheen thans het Patriotismus, waarvoor men derhalven zeer yverig uitkwam, volkomen gefchikt, om ten gémelden «inde zich van '"t Stadthouderfchap tc ontflaan. Dan daar 't Volk flechts «en billyke bepaaling, en dat zo We! van deezer als van des Stadhouders Magt, wenfchte, en zy dus alleen zonder fteun hierin zouden gebleeven ayn, floegen zy (nog eenige andere Werkmiddelen Waarfcbynlyk tuffchen leiden gekomen zynde) liftig weêe tot de Oranjen Party over , zonjer Welke zy hun uitfluitende heerfchappy niet awgea ftaaude te houden; «H  < • ) en wierden nu zelve de hevigfte Vervolgers der Patriotten. Bl. 283—307 Het reeds , in de Aant, s. by de Sententie, betoogde Crimen Fnlfi des Fifcaals nadar aangedrongen. 307—309 Algemeen flot deezer Verzameling. 309.-310  I. Certificaat en algemeene Requifitoriaal Brief, ter Nafpeuring en Aanhouding van myn Perfoon. J^e Edele Mogende Heeren Gecomtnitteer- den tot Handhaving van de geveftigde Conftitutie van de Provincie Stad en Lande, certifieeeren by deezen, dat Toonder deezes, genaamd Jacob Ennes, door hun is afgezonden en gequalificeerd, om na te fpeuren, en, zo mogelyk, op te zoeken Gewit Jacob Georg Bacot-, Predikant te Eendrum, xyndé klein en tenger van Poftuur, bleek van aangezigt en wat byziende, zwart van uitzigt, gewoonlyk draagende een zwart abbé paruikje, lispende eenigzins in zyn A Spraak,  Spraak, meeftentyds in 't zwart gekleed, Jomtyds een blauwe dujfelfcbe overjas en blauwe ftrompkoujfen aanhebbende, wat knikkcbeeml en dun van beenen, dewelke onder zwaare fufpicie zynde geraakt van zich aan Majefteitfchennis en oproerige beweegingen te hebben fchuldig gemaakt, voor weinige Dagen van hier is geaufugeerd; (*) voord.», denzelven gevonden hebbende, zich te addreffeeren aan het Gerichte ter plaatfe, en uit derzelver naam te verzoeken, dat voorn. Predikant Bacot moge worden ingetrokken, en met zyne by zich hebbende goederen en papieren op het zekerfte bewaard, tot zo langa zy Heeren Gecommitteerden van de apprehenfie kennis zullen hebben bekomen, wanneer aanftonds de noodige ordres zullen ftel. len (*) Deze uitdrukking zou ligt iemand in de ongegronde Verbeelding kunnen brengen , als of ik reeds in hechtenis geweeft, en dezelve ontvlucht was. 'tls er zo verre van daan, dat ik zelfs nog geen de minlte Actie, Citatie, of Dagvaarding had ontfangen, toen ik van huis reisde. Niet zonder eenige reden meende ik eclir.cr, dat ik mogelyk niet geheel zeker ware, tegen alle plundering van 't Grauw, Waarom ik een gedeelte myner Meubelen Wat meer in veiligheid gefield had.  len, dat de geconfineerde af vorde gehaald, en de koften wegens de apprehenfie en bewaaring aan het Gerichte gerefundeerd. Alwaarom zy Heeren Gecommitteerden verzoeken, alle Hooge Gerichtshoven, Magifiraaten, Rtchteren en Jufticieren, om aan Toonder deezes, ten einde bovengemeld, de behulp, zaame hand te bieden, en alle noodige adfifteritie te verleenen, waarmede aan deeze Provintie zeer groote dienft, en aan de Heeren Gecommitteerden voorfchreeven finguliere vriendfchap zal gefchieden, zullende zulks, byalle voorkomende Gelegenheden, met gelyke bereidvaardigheid worden gereciproceerd. Gedaan in Groningen den aden Septemb! -78K. f\ C Ter ordonnantie van de V * V H. H. voorfchreeven, (Was geteekend) W. CranJJen. ('t Opfchrift van buiten was) Aan alle Hooge Gerichtshoven, Magiftrsten, Richteren en jufticieren, Waaraan deeze vertoond zal worden.  H. Publicatie. De Staaten van Stad Groningen en Ommelanden doen te weeten ; Alzo Gerrit Jacob GeorgBacot, Predikant te Eenrum, welke, volgens de voorhanden zynde Informatien, zich aan diverfe deliften, op onderfcheide tyden en plaatfen gepleegd, als het ftooken van Oproer, lafteren van zyn Doorl. Hoogheid, den Heere Erfftadhouder, en verdere Leden der Hooge Regeering, het pleegen van openbaar Geweld, en het fabriceeren van valfche en door hem zelf verzonneneNieuwstydingen, heeftfchuldiggemaakt, enmogelyk uit overtuiging, dat op alle zyne euveldaden eindelyk de welverdiende Straffe volgen zoude, zich, na dat vooraf de meefte goederen uit de Paftory had doen vervoeren, van hier heeft geabfenteerd, en als nog latiteert, echter de Juftjtie en het belang deezer Pro-  5 Provincie er grootelyks san gele^n legt, dat deese Booswicht, over de zo menigvuldig tegen hem ingebragte befchuldigsngen,in porfoon gehoord, en daarvan wordende geconvinceerd, loon naar werken ontfangen. Zo is't, dat de Heeren Staaten vaa Stad en Lande by deezenbelooven een Premie van een duizend Caroli Guldens, uit het Coaiptoir van den Ontvanger Generaal deesar Provincie te voldoen, aan dengeenen, welke den genoemden Latitant, onder hunne Magt, of Wel van die der Heeren Gecommitteerden tot handhaaving van de geveftigde Conftitude deezer Provincie, zal weeten te bezorgen: dienende voor Signalement tot een ieders naricht, dat by is klein en tenger van peftuur, bleek van aangezicht en wat byziende, zwart van uitzigt, gewoonlyk draagende een zwart Abbê paruikje, lifpende eenigzins in zyn Spraak,meeftentyds in bet zwart gekleed, fomtyds een blauwe buffelfcbe overjas en blauwe firompkoujfen aan hebbende, wat knikkebeen en dun van beenen. (a) Men disnt sist (a) Dit Signalement, waarvan ik, in myne laager voorkomende Deductie, ook gewag maake, zie ik thans, woordelyk te zyn over-  niet te min verdacht te zyn, dat hy, op alles afgericht, wel zyne gewoone kleeding afgelegd en een andere kan hebben aangenomen, engelykhy, volgens «ntvangene Berichten, in den voorleden Jaare 1787, op het Heeren Veen, in de Provincie van Friesland, heeft gedaan, wanneer mede voor de Juftitie beducht, zich met een Zakparüik vertoonde, en voor een Baron vim Doom uitgaf. Aldus gedaan in onze Vergadering, op Maandag den iften December 1788. Ter Ordonnantie der Heeren voorz. (was get.) R. B. Gockingay Secretaris. nr. overgenomen , uit het naaftvoorgaande (my toen nog niet ter hand gckomene) Certificaat, door de Staatscommijjie aan Jacob Ennes mede gegeeven.  ~~*—: 7 III. Declaratoir, of openlyke Tegenverklaring, door my aan eenige Courantiers, ter plaarfing, toegezonden. Borgfteinfort den aiften Dec. 1788* ^^"adien ik ordergefchreevene, Doctor in de Wysbegeerte, en laatft Predikant te . Eenrutn, uit verfcheidene Nieuwstydingf.hriften, tot myne uiterfte Bevreemding gezien hebbe, Hoe de Staaten van Stad Groningen en Ommelanden hebben kunnen goedvinden, op grond van eenige tegen my bekomene In. formatien, als had ik my aan de verfcheidene Misdaaden van Oproerftooking, laftering van den HeereErfftadhouder, gev/eldpleeging, en zelf opgemaakte Nienwstydingen, fchuldig gemaakt, by Publicatie van den iften December deezesjaars, een belooning van duizend Car. Gulden te ftellen op de bekoming van myn thans als een Booswicht vluchtigen Perfoon, en de overleevering aan hun, of hunne (onlangs buitengewoon aangeftelde) Gecom- mïf-  8 tnifteerden tot Handhaaving der gevefligde Constitutie; Zo vinde ik, by een zo verre gaande aantafting van myn Eer en Veiligheid, en by de vlekkelooze Reinheid myns Geweetens, my ten hoogden verplicht, openlyk te verklaaren, dat alle deeze gemelde Informatici de fchand'ykfte valfchheden en boosaar. digfte lafteringen behelzen, en dat ik wel, nevens zo veel mede ongelukkigen, wegens myne bekende aankleeving aan een, myns oordeels, zeer plichtmaatig Patriotismus, in de droevige noodzaakelykheid gefteld ben, van naar eene Schuilplaats, waar de Onfchuld grootmoedige Befchutting vindt, tegen die Ver. volgingen, die terftond met boei en banden aan. vangen, buiten myn Vaderland te hebben moe. ten omzien; maer niets liever zou gewenfchfc hebben, dan, vry van onrechtvaardige klui. fters, my in hetzelve te hebben mogen ver. deedigen. Doch wat zeg ik ? verdeedïgen ? Waartegen ? Waarvan toch heeft men my bepaaldelyk befchnldigd, of kan men zulks doen? Ja J zo lafteringen en fmaadwoorden bewyzen waren, dan moeft ik zwygen. Dan toen, Wanneer ik, ook na de bekende Omwenteling, in myn Vaderland was, en meê met Perfoonen van 't eerfte aanzien in de Provincie omgang had, kon men my niets uitfpoo- rigs  — ■— y rigs ten lafte leggen, en ik zag my met die achting bejegend , welke myn gehoudene leevenswandel, en myn yver in myn beroepsver. richtingen, my altyd verworven hebben. Eens ben ik flechts, doch geenszins crimineel, den 2den Jan. deezes jaars ondervraagd geworden, wegens een uittrekfel uit een privaat Bericht van Amfterdam, welke het voorneemen deezer Stad, om zich te] willen verdeedigen, behelsde; waarop ik toen genoegzaam geandwoord heb. Wegens geen Misdaad kon ik ooit aangeklaagd worden. Nooit ben ik er over ondervraagd, of in eenig verhoor geweeft, of daartoe, 't zy mondelyk of fchriftelyk, opge'èifcht. Dit zyn onlooehenbaare daadzaaken. En echter zet men, op debekoffiing van myn perfoon, als op den grootften Misdaadiger , een belooning van duizend Gul« den. Ongehoord Voorbeeld! Welk eene Handelwyze' Welk eene Gerichtspleeging J Beklagenswaardig is elk, die zuike Richters in de handen valt. Verder verklaar ik, voor de gantfche Wereld, dat ik in Staat ben, onwederfpreekelyk aan te toonen, in myne aanraading, en in al het geene door my gefchied is, ten nutte en ter bevordering der vrye, en alleen, ter befchutting tegen onwettig aanvallend.geweld, ingerichte en aangewende Wapenoeffening der  io - ■ Jimiijni—ji der Ommelander Ingezetenen, juift overeeni komftig de uitdrakkelyke aanbeveeling van deezewlve Staaten, mynen toenmaaligen Sou. vera.n, In hunne Publicatie van den giften Deccmb. 1784, en de daar in voorkomende zn ernfhge aanmaaning en opwekking aan de Pred.kanten in 'r byzonder, gehandeld te heb. ben, en zo als ik nog vermeen, als een eerlyk Man, een Vaderland lievend en Overheid eerend Burger, en een oprecht en redelyk denkend Chriften, verplicht te zyn geweeft; ja dat, verre van aan de my zo lafterTyk aan! getygde euveldaaden fchuldig te zyn, ik juift in tegendeel nooit myn Gewceten heb willen bevlekken, zo min, door opzettelyk, hetzy uit vretze of Baatzucht, het zwarte Wit te noemen, als door niet myn uiterfte verfoei, ing te betuigen, tegen dat moorddaadiV Ge. Weid, en dien oproerigen en alvernielenden Plundergeeft, die ook in de Ommelanden, zo voor als na de omwenteling, openlyk en on. geftraft, ten Schande des Menfchdoms, doch gantfeh niet door de Patriotten, of onder een viajque van Patriotifme, maar onder den dus zo onteerd wordenden Naamran Oramen, liebben gewoed. Eindelyk verklaar ik nog, dat ik, ten zynen tyde, my zeer wel van alle de tegen my ingebragte befchuldigingen, voor de geheele billy-  ■ '~ *""" II tillyke en onbevooroordeelde Wereld, volkomen en overtuigend zal vveeten te rechtvaardigen. Gerrit Jacob Georg Bacor. IV. D e d u ét i e en Supplicq Aan zyne Erluchtigheid, des H. R. Ryks Regeerenden Graave van Bentheim Stewfurt, door my overgegeeven. Erluchtigfte Ryks- Graaf, Grootgunftigfte Heer! J-Jet zal vvaarfchynlyk uwe Erluchtigheid reeds uit verfcheidene zo Duitfche als Nederlandfche Nieuwspapieren, niet onbekend zyn,  12 ■■«———— zyn, hoe 'de Staaten van Stad Groningen en Ommelanden, in een Publicatie van den iften detzer Maand, op grond van zekere voorhanden zynde Informatien, (welker inhoud ik echter den snoodrten lafter bevinde) als hadde ik, aan het ftooken van Oproer, bet (afteren van zyne Doorluchtige Hoogheid den Heere Erfftadhouder, en verdere Hooge Regeenngs - Leden, het pleegen van openbaar Geweld, en het fabriceeren van valfche door my zelf verzonnene Nieuwsty dingen , my fchuldig gemaakt, my niet alleen, voor de gantfche Wereld, met den zo groven en my bitterft in myn zedelyk character hoonenden Smaadnaam van Booswicht, reeds fteik en ftellig uitfchelden, even als ware ik al van de zo valfchè befchuldigingen, in deeze bekomene Informatien vervat, ook daadelyk geconvinceerd ; waarvan zy zeiven echter nog het tegendeel, in denzelven adem, genoodzaaakt zyn te erkennen ; maar hoe zy ook een belooning van duizend Car. Gulden zetten, op de Bekoming en overlevering van myn Perfoon, als op iemand, dien zy ftellen, mogelyk, (doch welke mogelykheid flechts eenige regels verder reeds tot daadelykheid by hen is aangewaffen) uit vreeze voor een ftrafoeffenende Juftitie, gevlucht te zyn, en zich fchuil te houden; Waardoor, zonder dat echter ee»ig.verhoor, veel min overtuigend bewys, heeft  ea»^amaa13 heeft plaatsgehad, ('t geen ten minften de mogelykheid laat, die hier maar al te zeer de daad zelve is, van er my onfchuldig door te drukken) de ftraf eener openlyke diffameering, en berooving van de gemeeneveiligheid, my reeds vooraf, als een veroordeelden, wordt aangedaan; 't welk noodwendig ftrekken moet, om, zo veel hun mogelyk is, my alom, als eenen verfchrikkelyken Misdaadiger, te doen aanzien , en my dus haatelyk, onnuttig, en veracht te maaken; ja den kelk van bitterheid en rampfpoed, tot den laatften druppel, op het wreedfte te doen uitdrinken. (*) Hoe {*) Indien bloote, jalofie, ongerymde, en hoe of van' wien ook opgeraapte befchuldigingen,voorgenoegzaamebewyzen,kunnen gehouden worden, wie zal dan onfchuldig zyn? Waartoe wordt dan nader verhoor en onderzoek ter vonnisvelling vereifcht? Doch zoniet, waarom wordt my dan, in deez.e onzekerheid, reeds vooraf de zwaarfte ftraf, die hier op my uitgeoefend kon worden, aangedaan? Waarom word ik reeds daadelyk voor de gantfche Wereld in myn Eer op het wreedfte gebrandmerkt ? Waarom word ik reeds, door den onrechtvaardig op my geltelden bloedprys, genoegzaam weinig minder dan, overal vogelvry verklaard? üewis geen  Hoezeer, Erlachtigfte Ryks.Graaf, deeze handelwyze na al of niet met de vereifchte waar- dig. geen fchaduw van Rechtvaardigheid, maar het duidelyke Kenmerk van een alles uit het oog verliezende Drift, ftraalt hier op het zigtbaarfte in door. Zo, door dit openlyk aanzoek eens loon hierop bieden, den Souverains gefpoord, eenige laage op goud vlammende Schepfelen, my hier of daar, ter geweldige vervoering, aan°reepen, en ik, geen redding in de vlucht Kunnende vinden, van de wapenen, die ikby my had, ter natuurlyk verplichte lytsverdeediging, gebruik maakte, zo dat, m den hieruit ontftaanden Stryd, myn leeven, of dat van deezen of geenen myner aanvallers, of van beiden, verloren gin? voor wiens rekening zal deeze doodflaS zyn? O Staaten van Stad en Lande, ik verklaar hier voor gantfch Europa, en roep den Almagtigen God tot myn getuige, dat in zulken geval, de vloek.van het vergooten menfchenbloed op uwe Hoof den alleen heruiten zal. Waartoe fluit ev ook zelve hierdoor den Weg tot dat verhoor, waartoe gy my opeifcht, zo de Gezelligheid, by L. Huiüngh, 178?waarin ik my alleen een Menfch - en Burgervriend noem.  i9 toen die plicht, nevens andere Predikanten, ook my, als den zodaanigen, door deeze zelve Staaten, op het ernstigfte aanbevolen Was, den Wapenhandel, tothet voorgefchreeven alleen betaamelyk einde, yverig aan te pryzeu; en ik zorgde tevens, vooral daar, Waar het ligtst eenige aanleiding tot geweld of ongeregeldheid zou kunnen te duchten zyn, ter meerdere voorkoming hiervan, zo veel my, die zelf de Wapens niet voerde, behoudens myne Ambtsbezigheden, mogelyk was , by alle de gewapende verrichtingen van het Genootfchap uit myne Gemeente zelf tegenwoordig te zyn; indachtig deeze woor* den, in der Staaten Publicatie van den 31» December 1784. waarby de Wapenhandel, aan de Ingezetenen zo nadrukkelyk wierd aanbevolen: „ Voords verzoeken wy de re„ fpe&ive Predikanten, om, by alle gelegenf, heid, de Ingezetenen te willen voordraasi gen, hunne verplichtingen tot deezen Wa„ penhandel, zo uit hoofde van hun eigen 5, belang, als van 't lieve Vaderland, en de„ zelve te vermaanen, dat zulks geen aanc, leiding geeve tot zondige, ongeregelde, „ en fchadelyke bedryven. " (b) B 2 Hier (b) Dus ging ik, by de Expeditie naar Zandewetr, ook wel degelyk hier toe mede, mynen  Hier aan gehoorzaam te beandvvoorden « aan dit oogwit, in myn kring met mond, en pen behulpzaam te zyn, ten deezen einde met de kondigden en braafsten fomtyds zamentekomen, is al, wat door my verricht is» Noojt kan het minfte naar geweld of oproerftooking zvveemend feit van my worden daargefteld. Hier ben ik ftout op. En wat, Erluchtigfte Ryks - Graaf, wat zal een verbaasd (taande onpartydige Wereld dus van zulke harde befchuldigingen, en geweldige handelvvyze tegen my, moeten oordeelen ? Wat zal het vonnis van Reden en Billykheid, moeten zyn, in het Ryk der Waarheid en def Gerechtigheid, waar geen burgerlyk verfchil van Magt of Aanzien in aanmerking koorot? waar elk, als Menfch, aan de geduchtfte vertegenwoordigers eener Souveraine Hoogheid gèlyk ftaat, en de eeuwige en algemeene Rechten, welke de zaak en het belang des gantfdien Menfehdoms zyn, geëerbiedigd worden. Uw myflen zo waardigen vriend, den W. E. W. Heer Dekens in dien fchrikbaarenden toeftand een bezoek geeven, en zo ook aan mynen voormaaligen Academie - kennis , den Heer Dr. Tebbens, by de laatere Expeditie naar Appingadam,  Uw Erluchtigheid zal het toch ligt kunnen opmaaken, dat ik, by de gewaarwording der tegen my fterkft bezielde, fchoon onverdiende, drift, echter nog niet, dan door de gevvichtigfte bykomende redenen, myn Vaderland, myn Vrienden, myn goederen, en myn Ambt, waar aan ik myn luft en yver gewyd had, en vvaarvan ik het onderhoud mynes leevens genoot, immer zou| hebben kunnen vaarwel eggen, 't Is waar, veele treurige onaangenaamheden, die het hart deeden bloeden, moeft ik, nevens een menigte andere, zo Predikanten , als verdere Ingezetenen, die de aanbeveeling des Souverains, in 't Stuk des Wapenhandels (ondanks de tegenkantingen van byzondere Perfoonen, waarmede zy openbaar of heimelyk te vvorftelen hadden) met een bezadigde ftandvaftigheid, naar vermogen hadden zoeken te gehoorzaamen, thans dage. lyks befehouwen en ondervinden. Heerfchende was toch, ook in deeze Provintie, de alom ysfelyke haat en drift van een, door allerlei zo greetig als blindelings aangenomenen lafter, opgeruid Gemeen. In de Placaaten zelve, na de Omwenteling geëmaneerd, en over welker onvoorbeeldig verbaazend Contrast met de voorige, een ieder, uit derzelver Vergelyking, met den eerften opflag van het oog, kan oordeelen, meende dit niet weinig Voedsel voor zyn drift te vinden, daar dezelve»,  83 —— ve, de haatelykfte affchilderingen van landverdervende inzigten en beyveringen, en de zwaarfte bedreigingen, met derzelver zigtbaarfte toepasfing, op hen, die men Patriotten noemt, fchoon over't algemeen geen het minste bepaalde feit van ongehoorzaamheid ten grondflag hebbende , behelsden. Akelige toestand! Dan wierd hier, dan daar, de wreedfte moedwil en perfoonlyke mishandeling gepleegd, en wel openlyk en ongeftraft, gelyk met een menigte, niet flechts het Chriftendom, maar zelfs de Menfchlykheid onteerende feiten, zeer ligt beweezen kan worden. Wat onderzoek ook, wat gevolg» vvatfchaduvv vanjuftitie, heeft men ooit mogen zien, by zulk eene talryke menigte van huizen, die, aan de ongelukkigen, onderden naam van Patriotten bekend ftaande, toebehoorende, buiten of binnen de Stad, op verfchillende tyden, zo deerlyk de glazen zyn ïngeflagen, of geplunderd, of verwoeft, of zelfs tot den grond toe, openlyk en by lichten dage, gefloopt? Men denke (om nu van het geheel na de omwenteling verdelgd gebouw van dsnHeerFfuitier, enanderemin of meer zVvaar mishandelde huizen in de Ommelanden, niet te gevvaagen) alleen maar aan de vervvoeftingen, die er in het moorddaadig door het Grauw overweldigd Appingadam, even yoor die Staatsomwenteling, aangericht zy*,  *3 zyn. Ik heb zelf, nevens zo veel honderden, ter befchouvving, van rondsom toegevloeide Ingezetenen, met verontwaardiging en droefheid» (behalven zo veel andere huizen, en inzonderheid dat van den Roomfchen Priefter, welker glazen men ingef lagen, ja ook van den Burgetneefter TonkenS en den Richter TMens, waarin men tevens met kogels gefchoten had) het groote huis van Medden'S rondsom, benevens het zomerhuis, van 3Vne glazen niet alleen, door de jammerlykfte vernieling, beroofd gezien, maar vooral, hoe het hout van binnen, en dat van de buitenvenfters en Cousfynen, in die Kamer, waar in het Wapengenootfchap, na de volbrachte oeffening, nu tezamen was, en eenige verkwikking nam, met kogels, hagel, en fchroot, ja met pypfteelen (waarmede een Snaphaanfchoot den Heer Huizinga ook zo gevaarlyk gekwetst heeft) overal als doorboord was, zo dat men, dus overvallen, ternauwernood, in een gang van het huis, het leeven had kunnen bergen. Waar, in de Ommelanden, ja, zo veel my bevvuft is, in de gantfcheProvintie, kan men een enkeld zodaanig Staal van de thans er zo geweldig vervolgde Patriotten, een enkeld huis, dat door hen gefchonuen is, opnoemen? Wat  ** —■ ^ Wat moet men dan denken, wanneer juift die Plunderbenden, en derzelver aanhang, zich verftouten durven te roemen, dat zy het zyn , die, inde Placaaten, na de Revolutie uitgekomen, als de goede en getrouwe, ja verdrukte Ingezetenen worden voorgefteld, terwyl de gevveezene Leden des aanbevolenen Wapenhandels, die door deezen Souverain zelve, zo byzonderlyk, tot de befcberming hunner perfoonen, vrouwen, kinderen, huizen, en goederen, en die hunner Mede-ingezetenen, tegen alle geweld en aanval, waren opge. wekt, en die, zonder dat zy der Provintie ooit een enkelde duit koften ten lafte gevveeft zyn, met^ de voorbeeldigfte gemaatigtheid, ja op fchriftelyk verzoek der, op een na, alle in de plaats zynde Burgemeefters, die verdere vervvoefting hebben gefluit, en ten deele (op uitdrukkelyk verfoek Van Burgemeefters en Eedgenooten, waarvan de Aften getuigenis kunnen geeven) ter beveiliging tegen de rafch Vveder.doch vruchteloos, aanvallende moordbenden van eenige naabuurige Dorpen, er «■enigen tyd zyn verbleeven, als ten loon deezerhunne gehoorzaamheid, gemaatigdheid, en trouw, alle vervolging, Smaad, en openbaa. re fchaamtelooze leugen-en laftertaal, thans moeten ondergaan; om nu niet eens van die, op eenige plaatfen, (voornaamenlyk onder der Heeren Aller da van Memkema, en Lewe van  van Middehtiims Rechtftoelen behoorende, en in Appingadam) hun een zo aanmerkelyken tyd lang, opgedrongene, koftbaare, er» drukkende militaire inkwartieringen te fpteeken; fchoon echter men zelfs die vertooning van vrees voor oproer niet eens, met opzigt tot Eenrmn, gemaakt heeft. Welk eene Vergelding! Welk een aanlokfel voor de Boosheid! Hoe moeten, door zulke voorftellingen en handelingen , alle begrippen van Deugd en Ondeugd, van Plicht en Schennis, by zulk een volk, allerongelukkigft het onderfte boven gekeerd, en alle zedelyk gevoel, alle redelyke indrukken van den heiligden Godsdienft, geheel er by verwoed en uitgeroeid worden.' Hoe ontzag, gelyk zal eens de verandwoording hiervan moeten zyn, voor de veroorzaakers der hier uit groeiende Barbaarfchheid, tegen defchreiende aanklagten der verongelykten, en der in hart. en kennis verdorvenen, voor den rechtvaardigen Richter van het Heelal» De natuurlyk, door zulk een handel, intufl'chenveroorzaakt© wenfch der lydenden, dat de Voorzienigheid» door eenig gepad middel, hen eens van zulk een zwaar drukkend juk verloffen wilde, en de minde tegendand tegen 't woed aanvallend, geweld, wierden als hoogft misdaadig uirge» kree-  30 kreeten. (c) Men hoorde het grauw veelal niet, dan van hen te hangen, bannen, gees. felen, en onthoofden fpreeken, by het zo lafterlyk en godvergeeten uitftrooifel, dat dit alles door henf beoogd zon zyn geweeft. Alle kwaad hadden zy, zo men riep, bedreeven * het Land aan Frankryk verkocht, den Staat Willen verderven, het Stadhouderfchap verw nie- (c) Düs liep er, nog korts voor en by myn vertrek, hier en daar een los, doch voor hen, die vluchtelingen onder hunne Bloed-, verwanten telden, zeer trooftryk gerucht, als of Neerlands Bondgenoot, Frankryk, die aan de uitgeweekene Patriotten zo veel onderftand en menfchlievendheid be-< toont, een billyk vergelyk zou trachten te bewerken, waardoor vaft beter, dan door alle inlandfche gewelddaadige en natuurlyk verbitterende maatregelen, ruit en eendragt had kunnen voortgebragt worden. Dan die onberifpelyke hoop op zulk een onderfteuning wierd by 't Ge* meen al mee voor een affchuwlyke boosheid uïtgekreeten, die 'tLand door vreemde Magt, tot haar flinkfche oogmerken, vernield wilde zien. Uit de inrukking der Pruisfifche Magt in Neerland mogt des zelfs tegenwoordige toeftand zyn ont* liaan, daar hadden de Staaten voor gedankt; maar Frankryk wierd.by't Gemeen, genoegzaam openlyk, in al wat het onderneeme» 4nogt4 al§ vyand befchouwd-  -7 nietlgen, en Bybel en Godsdienft omkeeren, Op de Geestelyken was de lafter inzonderheid aan 't blaaken. Hoe veel Predikanten , of geweezene en reeds, doch niet minder, myns erachtens, dan om euveldaaden, ontplaatste Predikanten, in de Ommelanden, die dit, te» gen alle Goddelyke en menfchelyke voor*; fchriften van Waarheid en Gerechtigheid, moeften ondervinden! Zeer fterk moeft ik er meêin deelen, en meermaalen wierd ik ge» waarfchuwd, dat myn leeven, door menfchen, die my nimmer gefproken hadden, met de affchuwelykfte eeden en vervloekingen, be» dreigd was. Niet veel aangenaamheid kon my ook ver« oorzaakt worden, door de, reeds voor de omwenteling, zo merkbaare verandering der voorheen my betoonde toegenegenheid van den Jurisdictie Heer myner Standplaats, den in het Hunjingo- Qyartier zulk een fterken invloed, en zo veel Afhangelingen, hebbende Sllberda van Menchma•■; welke verande-, ring (d) eene, zo het my toefcheen, even fterke omfpeeling van ftaatsbegrippen, welke iki tegen licht ea Geweeten, niet blindelings my (d) In het Jaar 1786. haar aanvang teekenen* de, byzonder na de komft hunner Hoog^ heden in Groningen.  28 imummj my ten regel kon ftellen, allernauwft op zyde ging; terwyl mogelyk, hoe zeer ik hem nimmer beleedigd heb, een menigte laage zielen, door allerlei valfche of verralfchte aandraagingen, aan welke my te ftooren, ik het billyk beneden my achtte, hnn byzonder Hof by hem dachten te maaken; offchoon ik zeer weinig op het vry algemeen gerucht meende te moeten vertrouwen, dat, geduurende myn bezoek, by myne Moeder, te Hulst, in de Herfft des vorleedenen jaars, de Predikant Biberichev van Tinallinga reeds gezegd zoude hebben, dat de Heer van Menchma hem reeds de opvolging in myn plaats had toegezegd, en hy dus Wel rascb, Tinallinga verlaaten zou. Hoe onaangenaam moeft ook de verwarde Staatsgefteldheid het verblyf in de Ommelan. den maaken, waarin, na de Omwenteling, men geftadig in een moejelyke onzekerheid Was, wien men als den Souverain al of n?et erkennen moeft. Zeer los, zeer onbepaald» nog alszins verward, en dus ook altyd ligt gevaarlyk, is toch de gevestigd genaamde Conftitutie der Provintie va« Stad en Lande,, tot op den dag van heden toe. 'tls toch bekend, hoe» in derzelver tweeledige. Staatsvergadering, het Lid der Om me. lan-  29 landen, terftondonder de Omwenteling, volgens hun Placaat van den 26. Sept. 1787, zich van alle hoegenaamde Verbintenis met de Stad ontflagen verklaarde, en de ten Landsdage verfchynende Jonkers, Hovelingen-) Eigenerfden en Volmachten dus afzonderlyk zich voorfteiden als repraefenteerende den Souverain dier vrye en onafhanglyke Landen', door welke Scheuring, een geruimen tyd, alle Provintiale Staatsvergadering ophield, (e) Toen vervolgens het Hooge Juftitie Hof, by 't welke alleen (volgens de vaftgeftelde wettige Conttitutie, naar 't Re. glement Reformatoir van wylen zyne daartoe gemachtigde Hoogheid, Prins Willem den vierden) de opperfte civile en crimineele Judicatuur behoort, een Placaat van den 10. Oct. 1787, had doen afkondigen en aanflaan, ter (e) Ook kon, omtrent hetgeene Staatswyze gefchied was, naar 't toenmaalig oordeel dier Omlander Souverainen, (welken echter veelen meenden, tot zulk een afzonderlyke repraefentatie de alleen wettigende aanltelling der Gerepraefenteerden te ontbreeken) thans niet ftaatswyze worden voorzien, maar moeft ieder Lid zyn Souvee rain Gezag op deszelfs eigen Territoir doen gelden, gelyk zy dan ook feitelyk deeden. Zie hun Placaat ter ontwapening, van den a6 Sept, 1787.  ter ftuiting van de doldriftige Balddaadigheden, ongeregeldheden-, dwang, en gewelddaadige aantaftingen van de huizen en bezittingen der Ingezetenen, wierd dit, door de gemelde Omlander Souverainen, in hun Placaat van den 26. Oct. daaraanvolgende, ah buiten des Hoves departement zynde, welker uitoejfening der Wetgeevende Magt tegen de prohibitive Wetten van den Lande was-, )a als een wederrechtelyk gepleegd Attentaat op der Ommelanden Souverainiteit, be. fchouwd; entevens, by verbod aan de Predikanten, om die ooit weer af te kondigen, bevolen, om alom, in de Ommelanden, waar zy aangeplakt wierden, die af te fcheuren, zeggende, in hetzelve, dat zyn Hoogheid, Wiens naam er in aan 't Hoofd ftond, er geen Voorkennis van gehad had. Daa eenigen tyd hierna lieten Burgemeefters en Baad der Stad Groningen weder, in al derzelver 'Jurisdicties, in de Ommelanden, door hunne Landrichters, by fchriftelyke, ook aan de Predikanten ge'infinueerde Bevelen, (alle deeze door Jonkers, Hovelingen, Eigenerfden, en Volmachten der Ommelanden, of derzelver Gecommitteerde Raaden, gepromulgeerde Publicatien en Wetten, een openhaar e infractie op de Souver ainiteit der Staaten noemende) het verder afkondigen van der. zeiver Placaaten (volgens hun MJsfive van den 13»  3ï ig Febr. deezes jaars) volftrekt verbiedeHj terwyl tevens het affcheuren derzelve, waar ze nog aangeplakt mogten zyn, den Gerichtsdienaaren gelast wierd; naar welken tyd men geen Ommelander Plakkaaten meer ten voorfehyn zag komen. Alle welke gefchillen, en Land verwarrende Strydigheden, zo veel men weet, thans by hun Hoog Mogende, de Staaten Generaal, (als volgens Verdrag, by overgave der Stad, de Beflisfende Scheidsrichters tuiïchen deeze en de Ommelanden) dienende, tot nog toe onbeflist en levendig zyn ; fchoon, fints eenige Maanden, de beide Leden van Staat, ten aanzien van 't Provintiale, weder zamen komen; zodat de vernietiging der door de Staaten deezer Provincie aanbevolene Wapenoeffening (die door het verbod der daartoe niet of al bevoegde, ofte erkennene, Souverainen der Ommelanden, van den 26. Sept, 1787. reeds, zonder tegenkanting, in de omftandigheid der tyden, aldaar had plaats gehad) nu ook, fchoon de voorwerpen nergens meer in weezen waren, door de Souveraine Provintie- Staaten, (by Welke, naardeWettig vaftgeftelde Conftitutie, men de Wetgeevende Magt, in de Ommelanden, altyd alleen geoordeeld heeft te beruften) op den ig. july deezes jaars, met intrekking van de voorige aanbevelende Placaaten, van den 3i. Decemb. 1784, en dena^Jan. 1785 ge.  r- gefchiedde. Men zoude hier, om Hechts by eenige hoofdtrekken te blyven, nog kunnen by voegen, het thans zo verre gaande en feitelyk gedreeven gefchil, tuffchen de Stad Groningen en de meergemelde Hooge Gerichtskamer, over de vrylaating der zo ongelukkige, en zonder fchuldbeWys zo lang gevangen gehoudene, Gebroeders Bolhuis, die geen veiligen voet buiten het Juftitie-Hof, dat hun, tegen de geweldryvende vervolging der Stad, thans ter befcherming en Schuilplaats verftrekt, gezegd worden, te kunnen zetten. Hoe onzeker moet de veiligheid der Ingezetenen, by zulk een geftadig tegen elkander ftootende verwarring dier geveftigd genaamde conftitutie zyn! Hoe onaangenaam en treurig voor een rechtfchapen Vaderlandlievend hartj Dan, Erluchtigfte Ryksgraaf, hoe zeer de haat en drift, die men by veelen tegen my ontftooken had, by zulk een Wanorden, in den Staat, en teugelloosheid onder het Grauw, myne omftandigheden vry zorgelyk maakten, Zoude ik, in de volle bewuftheid van het plichttnaatige myns gedrags, en by het tegenoverftaande genot der achting en vriendfchap van zo veel andere edeldenkende Lieden, van onderfcheidene rang en aanzien, my, in ftille onderwerping, deezen proef weg der Voorzie- nig-  ■ —— 33 nigheid hebben getrooft, en my, door ook in denzelven, naar vermogen, den plicht van Menfch, fiurger, en Leeraar te vervullen, »yn verblyf in myn Vaderland hebben zoeken te veraangenaamen, zo een verder onverwacht bykomende oorzaak my niet tot het verlaaten van hetzelve genoopt had. (f) Dit waren geen Euveldaaden, geen Vree* roor de Jaftitie, maar juift het Stremmen of afwyken van derzelver regelmaatigen en conftitutioneelen loop. Alles zoude ik vrymoe- dig (f) Op myn burgerlyk Recht en Onfchuld , fteunende, durfde ik , ondanks myne Vyanden, in myn Vaderland blyven, ja begreep myn Gemeente, buiten volftrekten Nooddwang, niet te moeten verlaaten. Dit eifchtc zo wel hun als myn belang. De Schikkingen des Lots mv dan onderwerpende, achtte ik echter Recht en Waarheid altyd even getrouw te moeten blyven, zonder aan een flaaffch kruipen, goed keuren van ongerechtigheden, of het buigen onder willekeurige en inconftitutioneele Gerichtsinquifities en Procedures , my fchuldig te maaken. Eerft toen ik my, nutteloos, als een Slachtoffer des gewelds, tot het laatste gedwongen zou hebben gezien, bef loot ik, daar Fecht voor hooger magt moeft bukken, »u alles eer vaarwel te moeten zeggen. > C  3* dig afgewagt hebben, indien men by ós ge* woone Rechtbanken gebleeven, en van dc vaftgefteldè orden van ondetzoek en Gerichts* pleeging niet afgegaan ware; welke afWyking ten allen tyde allerhachelykft voor de Gnfehuld is. Ik wift uit de gefchiedenifien, ook van myn eigen Vaderland, hoe allergevaarlyklt willekeurig aangeftelde extraordi. naire Rechtbanken, van een onbekende en dus onberekenbaareinftructie, zyn; en wierd het Veftigia terrent indachtig. Toen ik da aankondiging van dit onnatuurlyk verfchynfel, de twee zeer zonderlinge, verbaazend llerkej geweldig dreigende, fcheldende, en befchuldigende, ja ten aanzien van een derzelve voornaamenlyk tegen de Predikanten ten platten Lande, wegens voorgewende gevaarlyke Gezelfchappen, ingerichte PJacaaten, van den I. Aug. laatstleden, zag, uit welker gantfchen inhoud ik duidelyk befpeurde, welke helfche lafter, en zo opzettelyke als boosaardige leugentaal hun Ed. Mog. bericht moeiten Zyn, en, hoe handtaltelyk valfch, echter, zo uit het gevolg bleek, vry wat ingang gevonden hebben: Toen ik vervolgens deeze buitengewoone, dus als ter handbaaving der geveftigde Conftitutie dier Provmtie, aangekondigde Staatscommisfie zag verfcbynen, en derzelver even ongehoorden aart van inquifitie, by de Dorpen langs, door hunnen Fi- fcaal  40 —PBg3atft^...js» fchoon het algemeene en voor my raadfelachtige derzelve niet toelaat, in een bepaald, beandvvoording te treeden, Vooreerft befchuldigt men my van Oproerftooking. Maar indien het Staalen voorhoofd der alle banden van Waarheid, Plicht en Eer opzettelyk vertrappende, en gevoelloos God noch Menfch ontziende, Boosheid voor bloo«en vatbaar vvss, zon zy zich gewis deezen lailer moeten fchaamen. 't Is waar, verre van het te ontveinzen, ftel ik er myn Eer in; de Wapenoefening heb ik, fchoon het mv de haat van fommige byzondere Perfoonen verwekt heeft, met betaamelyken yVer aangemoedigd; doch om dat het myn plicht was, «n juift mt eerbied voor den boven hun ge. noegen te ftellene wil des Souverains. Ja aile invloed, dien ik, nevens andere gelykdenkende en achtingwaardige Lieden, op de Wapengenootfchappen in de Ommelanden, immer met mond of pen gehad heb, ftrekte om hen vooral deezen zei ven eerbied ook in te boezemen, en van al, wat naar oproerigheid, geweld, en ruftverftooring, zweemde, ten hoogden afkeerig te doen zyn. Dit is ook altyd, inde Ommelanden, de groote fpil geweeft, vvaarop aUe vverking der Wapenge. nootfchappen draaide, die er zich, ten allen tyde, jujft alleen aan de onmydbaar verplich, te  4i tebefcherming, of dringende noodweer tegen oproerig en moorddaadig vernielend Geweld, bepaald heeft. Dit moge dc alovervveldigende en onvoorbeeldige onbefcbaamdbeid myner Befchuldigers nu oproerig noemen, het was echter onveranderd k op den eifchzoder eerfte Goddelyke Natuur- Wetten, als der toenmaalige uitdrukkelyke Voorfchriften der hoogde aldaar te erkennene Overheid, gegrond. Ik ben een Patriot. Niet flechts, voor zo verre elk, die op achting en Burgerdeugd den minden prys (telt, welke Staatsbegrippen hy ook zy toegedaan, zich den naam van een Vriend des Vaderlands tot Eer zal (tellen; maar voor zo verre ik ook de zyde dier nu zo ongelukkig gevvordenen aankleefde, welke thans, inde Nederlanden, door deezen naam, gewoon zyn, byzonder onderfcheiden te worden: dewyl, naar myn al of niet dvvaalend licht en inzien, hunne beltreeving over 't algemeen tot een plichtmaatig en ten raeeften vvelzyn aller Ingezetenen (trekkend doelwit leidde, en ik hiervan, ten aanzien van veelen, alle mogelyke overtuiging had; fchoon ik nooit dwaas genoeg was, om by zulke talryk uitgeftrekte menigten, geen misflagen en gebreken , geen byzondere te verregaande Stap. pen, of driften, en verkeerde perfoonlyke inzigten, ja geen onwaardige Gelukzoekers, als kaf ondej het koren, te verwachten en te erken-  42 erkennen, of wegens de bloote party, waar. toe de Zodaanige zich voegden, onbedacht, zaamgoed te keuren. Terwyi ik echter, voor het doordraaiend wederzydïch onderfcheid van het openlyk, 't zy begundigd of toege. laaten, heerfchendgedrag, ook geenszins blind was. Dan welke is het Patriothmus, hetvvelke ik, ten allen tyde, zonder my hier in ooit ongelyk gevveeft te zyn, 't zy in de gezellige Verkeering, 't zy 0p den Predikftoei, 't in myne uitgegeevene Schriften, voorgedeld, geleerd, en beleden heb? NaadÜod, 's Lands Weten wettige Overheid te eerbie. digen; voorts de goede orden, rud, bloeien welvaart, gelyk Van alle menfcben en volkeren, zo boven al van de Ingezetenen des Lands. tot welke wy de naade maatfchappelyke betrekking hebben, — de algemeene billyke verkryging en onzydige geregelde handhaaving der Gerechtigheid, — het tegen willekeurige inbreuk, geweld, uitmergeling, en verdrukking beveiligd genot van elks wettig gegronde Rechten en Vryheden, by hoog en laag, Overheden, Stadhouder, en Volk, zonder onder, fcheid, — een wel geregelde en tegen alle drukkende uit of inwendige Overheerfching beveiligende Magt des Lands, — en einde. Ijk de ongedremde verdandsverlicbting en de be-  bevordering van Dengd en Zeden, van vryen redelyken Godsdienft en Chriftelyke Verdraagzaamheid; — dit alles, zonder aanzien van Perfoonen of ParK'fchappen, tot het voorvverp onzer vvenfchen , en zoveel onze kring en vermogens toelaaten, onzer oprechte beyveringen, te ftelU-n; verder niemand te beleedigen, maar ook , waar een boosaardig op ons of het onze aanvallend daadelyk geweld cn oproer, door geen gevoegelykermiddelen, is af te vveeren, in dien- uiterften nood, de voorhanden zynde wapenen < zonder verderfbeoogende haat of wraakzucht, en alleen ter verdeediging, te mogen, ja, naar plicht, te moeten gebruiken. — Voor dit Patriotismus, voor deeze (tellingen, ben ik openlyk uitgekomen, (g) Hoe verre is dit van oproer ftoo- (g) Onder de verfchillende perfoonlyke denkbeelden of inzigten, kan men over 't algemeen de Patriottifche begrippen en bedoelingen, onder de op elke bvzondere Provincie, naar deszelfs eigene gelteldheid en vorm, onderfcheidenlyk toepaileiyke bepaalingen, het beft en billykft beóordeelen. uit het geen. door de aanzienlyke Patriottifche Vergadering uit alle Provintien, te Amfteidam, openlyk verklanrd is. Dat ook in de Ommelanden, overeenkomftig derzelver behoeften . hei; heil-  44 ftooken! Tk vereere allom de Souveraine Waardigheid; maar al ware het, dat de Staaten zeive van Stad en Lande vooronderfteld vvierden, door menfchelyk misverftand, ver. keerde en valfche voordra'gingen, of de Driftenvan byzondere veel invloed hebbende Leden, misleid, het daarvoor openlyk en met de fterkftklinkende Magtlpreuken, te verklaaren, zou dit toch nooit onwaarheid tot waarheid kunnen maaken; en wie dit, tot iemands nadeel, van dezelve waarde en kracht, als een bewys, zou willen aangemerkt hebben, zou door het gantfche verlichte Europa, met affchuw en verontwaardiging, ©f met een verachtend me- dely- heilzaame deezer bedoelingen, langs wettige wegen, door de daartoe bevoegden, mogt worden bereikt, en naar den'afgekondigden Wenfch des Souverains, elks Rechten en Vryheid gehandhaafd, het vervallene herfteld, en alle ingeflopene misbruiken geweerd mogten worden, was mede aldaar de ftille hoop en bede aller braave en weldenkende Patriotten. Vooral vleiden zy zich, dat dus de Stadhouderlyke Magt geen bykomend gewigt, maar altyd een waarlyk volkbefchermeml tegenwicht , tegen alle onderdrukking en uitzuiging der ontaarden onder de Groolen zoude zyn. Of dit nu, de zulken heeft m'ishaagd, en van Battery doen veranderen, behoef ik niet te onderzoeken.  45 delyden, billyk worden befchouwd. Wien heb ik tot oproer zoeken aan te ftooken? Waar heeft zich een enkelde vonk van het door mij geftookte oproersvuur, in de Ommelanden, vertoond? Geen de minfte zweem hiervan," maar wel, van den beginne der Wapenoeffeningen af, oproerige, en den Souverain hoonendeïen dreigende handelingen van eene, tegen deezen aanbevolenen, en ook elders openlyk door den Heere Erfftadhovider aangeprezenen Wapenhandel, onder misbruik van Hoogftdeszelvs naam, zich verzettende Menigte, die, volgens het getuigenis der Staa. ten zelve, in Placaat van den 24. Jan. 178f» met booze oogmerken, 't verwekken van Verdeeldheden zocht, ten dien einde zogenaamde leuzen aanschafte, en anderen tot het draagen derzelve noodzaakte, ja fchaamtehos misbruikte, om oproer te verwekken, dreigementen te doen, geweld te gebruiken, en roofgierig hunne naaften, zo mogelyk, te benaaeelen; terwyl de Staaten, aan de" audere zyde, de gewenfchte gevolgen \hunner opwekking tot den Wapenhandel, by de gefihiktfte befte en vermogendfte Ingezetenen, als een zegen van God op alle hunne poogingen, befcbouwden. En in der daad, kloekmoedige Menfch - en Burgerlievende plicht, in het gehoorzaam uitoefenen van 't welmeenen des Sonveraini, was hier altyd de grondslag, leid.  46 leiddraad, en beooging van hunnen yver. De vyfde der door de Officieren!, met mynen verzochten raade, in het voorjaar 178f. opgeftelde, door de Schutters / onderteekende, door den Gerichte (metbygevoegden Requefte om geweeren voor dezeive, uit het Provin* tiale Arfenaai) ter tafel van hun Ed Mogenden overgeleeverde, en ook van de Staaten, door gunftig Apofb'1, en uitlevering dier geweeren, goedgekeurde wetten van het Ge* nootfchap te Eenrum, in 't byzonder, ver* bond hen wel uitdrukkelyk, 0m zich zorg* vuldig te onthouden van ongeregeldheden, vloeken, drinkpartyen, overlaft, Straatallarm, en al wat voet aan onluften en beroerten zoü kunnen geeven, of met den veri'chuldigdea eerbied , omtrent de Hooge Overheden en der* zeiver' Placaaten, inzonderheid cat van den 24 Januari laatstleden (f785) ftrydig mogre zyn; blykens nevensgaande Bylage dier Wet* ten. (fub B.) Ja daar de Wapengenootfchappen, van dea beginne aan, uitwvzens het laatstgemelde Placaat der Staateu zelve , met vetl lafter eö tegenkanting hadden te worftelen, waren zy op dit punt zo teder, dat toen zy de pooging flechts vernamen, om hen van eenige oproe* tige oogmerken verdacht te ftellen, zy ter* ftond aanboden, in het door den druk gemeen ge-  4? gemaakt Addres aan hun Ed. Mog. van den 24 April I787, om, zo 't minfte verdenken mogt plaats kunnen vinden, by den plechtig, ften Eed, hun trouw en gehoorzaamheid aan den Souverain nader te ftaaven. Eindelyk bleek, in de neteligfte omlhndig. heid, hunne onwrikbaare aankleeving aan de bevelen van den Souverain (die, daar deszelfs woord en trouw toch onkreukbaar heilig moeten weezen, altyd de veiligfte regel in den Burgerftaat behoorden te zyn) in hun Rechtvaardigend Vertoog, nog kort voor de Om. wenteling, op den 30 Aug. )7&7t by de Staaten ingeleverd, tot het welke ik te veel betrekking heb, om er hier niet wat uitvoer!» ger, van te moeten fpreekeu. Toen de Wapenoeffening, ter befchermïng tegen alle geweld en inval, en wel vooral, (fchoon dus ook niet alleen) van een ftroopenden Vyand, by den toen gevreesden Oorlog met den Keizer, door de Staaten aanbevolen wierd, fprak het aanftonds van zelfs, dat het dus, ter beandwoording aan dat doel. wit, noodig, en dus niet flechts geoorloofd, maar zelfs een plicht, zou Z)n, eikanderen, in zuiken onverhoopten gevalle, getrouw en eendragrig by te ftaan. Dan by 't Gemeen te ligt geloofde Schrikgeruchten, als of zy, die  49 om, zoveelmogelyk, te doen, volgens 't in 't Placaat van deu 31 Dec. 1784, verzochte, om door 't maaken van onderlinge fchikkingen, mede zieh zeiven eigenGeWeeren aan te fchaffen. Dan by gelegenheid van 't eerfte door de Omlander Genootfchappen,(zonder de minfte oppofitie des Gerichts van eenige doorgetrokkene Jurisdiftie) zeer geregeld en gelukkig geftuite Oproer, te Zandeweer, (waar het te kort fchietend Gerichte zelve het zwakke Wapengenootfchap aldaar, tegen een onftuimige, uit de nabuurige dorpen aangedrongene bende, ter hulpe geroepen had) wierd, naar een, op zeker zonderling Requeft en genomene informatien zich grondende, zeer mistaftecd en hoonend Rapport, (in 't welke 't gedrag dec Genootfchappen niet minder, d&neen villpendii van alle Richterlyk gezag, wierd genoemd, zonder dat een eenige der Officieren, zo als behoord had, er over onderdaan of gehoord was) een Refolutie, op den 10 July 1787, by den Hooge Gerichtshove genomen, om door zekere plaatselyke Gerichten te laatea pabliceeren, dat men zich van zulk een gewapend uit-en intrekken der Jurisdifties, zonder confent en inroeping van derzelver Gerichten, zou hebben te onthouden. Vreemd en ontroerend was dit verfchynfel! 't zy men zag op den valfchen en hoonenden grond, waarop het fteunde, — 't zy op't gebrekkige der D wy*  -0 ■Mbsaaian^iwiiiiiKiiiitiMi v/yze, wegens 't nagelaaten Verhoor, —'t zy op't onverbindbaare des oorfprongs; daar alle -roiddelyke of onmiddelyke oeffening der wetgeevende Magt van dit Hof tegen deszelfs inftructie, en't Reglement Reformatoir > inliep, — 't zy op het weinig gefchikte, ja, by de toen zo geweldig dreigende gillingen des grauws, ligt gevaarlyke, voor de prompte befcherming der openbaare veiligheid , wegens de verfpreide verre afgelegenheid der meefte Richters, —'t zy eindelyk op het onovereentebrengene met het Vooi fcbrift der Staaten, waarby de eenige Wetgeevende Macht in de Ommelanden berultte, en waaraan alleGerichten en Jurisdicties van zelfs onderworpen moeten zyn; terwyl geen een voorha.iden zynde Wet die bepaalingen voorfchreef, Ongerymd zelfs, en voor de Wysheid des Souverains beleedigende, moeft toch de bioote vooronderftelling reeds zyn, alsofdie, by hetaanbeveelender befcherming tegen geweld en inval, by mogelykheid bedoeld kon hebben, dat, in gevalle ergens een ftroopende bende (by voorbeeld, van Ulaanen , Croaaten, Huzaaren, of Panduren) inviel, de Wapengenootfchap. pen nog eerft daartoe verlof, by de, meeftal verfcheidene uuren gaans buiten hunne Rechtftoelen Woonende, Richters van elk Dorp, Waaruit, waardoor, en Waarheen, zy zich ter hulp begaven, en dus, ter uitvoering van 't  5ï 't welmeenen des Souverains, zouden moeten Vraagen; waarmede dikwerf eenige dagen, binnen welke Wel 't gantfche Land uitgeplum. derd kon worden, zouden verloopen hebben. Op eigen, of liever op Goddelyk, door de Natuurwet, voorgefchreeven Gez g, kon verdeedigende of befchermende Noodweer zelfs niet ongeoorlofd zyn, maar hier had ook do nitdrukkelyke aanmaaning des Souveiains plaats; en, ten aanzien der wyze, Was men door de Staaten zelf aan het gehoorzaamen der Officieren verbonden, en aan de overgegeevene en goedgekeurde onderlinge verdragsWetten. Wanneer er door hen tegen eenige Wet van den Souverain misdaan was, dan erkenden de Genootfchappen zich ten vollen aan de civile én crimineele Judicatuur van hoogere en laagere Gerichten onderworpen. Doch dit had geen plaats. Beide hun gedrag en beoogingen waren onberifpelyk en zuiver, in welk een valfch en allerhaatelykft licht, de verbaazendfte en opzettelykfte Schaamteloos, heid dezelve thans ook dikwerf moge voordraagen. (h) De voor omtrent veertig Jaar D X voor* (h) Dit alles kan men in het Rechtvaardigend Vertoog zelve, te Groningen, by J. Bolt, 1787» gedrukt, uitvoeriger betoogd vinden. Was ook Appingadam niet vernield geweeft, zo 't na de hulp van 't Hof, of der Militie had moeten wachten?  52 mmmmmmmmmm* voorheeft mogelykafgekondigde, doch, zo ze er zyn, bezWaarlyk meer na te fpoorene Wetten tegen oproerige, ongeregelde, ter \villekeuxige gewelddryving zamenrottende, en van 't eene Karfpel in '* andere invallende, woefle benden, konden dus niet op hen, die van geen eigendunkelyken oorfprong waren, maar wel op de oproerigen, die zy weerden, worden toegepaft. Of zou men eerft, uit een vooronderfteld wederfpannig en oproerig gedrag de toepaffelykheid, of 't hierin verbindende, deezer wetten bevvyzen , en dan hieruit weder die ten gtond gelegde vooronderftelling als een gevolg afleiden V Dan, hoe hoonend, hoe informeel, hoe gevaarlyk, en hoe onverbindend, dit doen van den Hove aan de Genootfchappen ook voorkomen, en hunne trouw en onfchuld grieven moeft, waren zy echter verre van de beleedigende onderftelling, als of dit alles, byden Hove, in zyn aarten gevolgen, dus ook ingezien, doorgedacht, en bedoeld was. Liever wilden zy alles aan een te overylde misvatting, uit verkeerde lafterberichten ontftaande, toefchryven. Intuffchen konden zy, volgens trouw en plicht, zich van de alleen aan den Souverain verfchuldigde gehoorzaamheid niet ontflaan; zy konden, om de reeds gemelde redenen, zonder een uitdrukkelyk voorfchrift van den Souverain, dit bevel van het Hof, ia  SS in geval van dringenden nood, niet eerbiedigen; «n dus even weinig, 't geen hetzelve, ter onverwachte fterke handhaaving daarvan, mogt willen onderneemen. Verre echter van roekelooze onbezonnenheid, en hunner feilbaarheid indachtig, oordeelden zy zich onmiddelyk tot deezen Souverain zelve te moeten vervoegen, om de rechtvaardigheid en reinheid van hun gedrag, tegen de zo haatelyke aangewreevene vlek, klaar, krachtig en uitvoerig te betoogen, en hun oordeel, met deszelfs gronden, en daar op geveftigde bef luiten, zo voor te ftellen, dat zy zich in dit alles geheel en al aan het oordeel van den Souverain onderwierpen, en dus, in geval van mistafting, eerbiedig, hiervan verzochten nader onderricht te mogen worden. Dit gefebiedde niet alleen, nevens anderen, ook met mynen gevraagden raade, maar, daar men ook het verlangen? om zo iets opgefteld te hebben, liet blyken, maakte ik geen zwaarigheid, en ik durf dit wel openlyk zeggen, om een Concept op te ftellen, en mede te deelen, 't geen algemeen goedgekeurd, uit aller naam, na rondgaande voorleezing by elk Genootfchap, door de Officieren en tot het huishoudelyke Gecommitteerden, onderteekend, ingeleverd, en, ter vernietiging dec haatelyke, by 'tGemeen verwekte, vooroor- dee-  54 m»mmmmmwmmm deelen, in 't licht gegeeven wierd; zynde dit het flot van hetzelve. „ Op dat zy (de on. » dergeteekende) naar hunne oprechte over. ti tuiging, vertrouwende, in deezen, overeen» i, komftig het, in meergemelde Placaaten, „ aangeduide welmeenen van U Ed. Mog. te i, zullen handelen, ingevalle zy hierin mogn ten dwaalen, hiervan de noodige onderrjchm ting mogen bekomen, of welke voorzie„ ning aan U Ed. Mog. hooge Wysheid „ meeft gevoegelyk en heilzaam mogte voor„ komen; om hierin weder dienzelven diep. „ verfchuldigden eerbied en gehoorzaamheid „ te betoonen, tot welke alle braave en getrouwe Ingezetenen, omtrent hun Souve„ raine en Landsvaderlyke vertegenwoordi. i, gers, ten allen tyde bereidvaardig moeten ,, zyn, en zy zich tot geen geringe Eere ,, ftellen. " Ziedaar, Erluchtigfte Ryksgraaf, de taal, door iemand, dien men van oproerftookjng durft befchuldigen, voorgefchreeven! 't Is Waar, het Juftitie Hof, zegt men, is over dit vertoog zeer gevoelig. Indien dit zo zy, is het my leed. Doch voor zo verre zulks dan voort mogt vloeien, nit de daarin voorgeftelde onwederlegbaare Waarheid, is het myn Schuld niet. Styl en Voordragt zyn, gelyk het de nataar der zaaken, en de gevoelige en zo onrecht- maa-  55 maatig verongeiykte Eer der Befchuldigden vereifchte, rond en fterk; doch net zou zeer tegen m}n bewuftheid en oogmerk zyn, indien die beleedigend ware. Ik meen van het tegendeel overtuigd te weezen. En vaft is het ook, dat het door niemand der onderteekenaars ooit als zodaanig, of als, in eenig ander opzigt, onplichtmaatig, is befchouwd. Dat ookjde Staaten, voor wien het de hoogfte trouw en eerbied ademt, er thans zich over gebelgd zouden houden, zou dan in de omftandigheden der tyden, tot die raadfels ligt kunnen behooren, welker oplosftng men liefst met ftilzwygcn voorby gaat. Dat ook de Fiscaal der meergemelde, als ter handhaaving der gevestigde Conftitutie aangeftelde Staatscommisfie, den Schoolmeefter, dien ik er een affchrift van had laaten fchry ven, doch die verder niets van doel, grond, of oorfprong wift, door de hardde bedreigingen, zoude genoodzaakt hebben, om mede, in de Informatie hieromtrent, te onderteekenen , dat ik er ook zelfde Opfteller van was, hoe zeer hy zeide, dit niet te weeten, en dus ook niet te kunnen getuigen, zal ik, uit noodwendig gebrek van in Rechten volledige bewysbaarheid, onbeflist laaten. Ik was, toen hy in Eenrum Informatien nam, geenszins van huis, en bleef er nog verfcheiden dagen daarna; dus had hy dit van my zelf beft kunnen weeten ;  56 11 ten; dan dit fcheen nergens in het plan zy. ner Informatien te vallen, welke over 't algemeen, ook meeftal, van de zulken flechts wierden ingenomen, die zich, na de omwentelmg, door hun yver tegen my, op een min of meer fterke wyze, onderfcheiden hadden. Doch ik gaa over tot de tweede Befchuldi. gmg, waaromtrent ik geenszins weet, waarin, het zy tegen zyn Hoogheid, den HeereErfftadhouder, het zy tegen iemand anders, het lafteren, dat my zo onbepaald aangewreeven wordt, beftaan zou. Alleen zoude ik kunnen aanmerken, dat, daar de Souverain zelve niet onder de voorwerpen, op welke ik gelafterd zoude hebben, genoemd wordt, deeze befchuldiging, myns oordeels, ook al. leen Stof tot private Actiën van Injurie zoude kunnen uitleveren» Dan ik ontken de ge. grondheid van dezelve. Nooit heb ik, myns weetens, althans met opzet, aan perfoonlyke beleedigingen my fchuldig gemaakt, maar vooral verfoei ik allen lafter, van wien, of tegen wien, die ook zy. Niemand kan eisfchen, dat elks oordeel al zyn doen of laaten blindelings goedkeure, of het een lafteren noemen, indien hy zyn oordeel, 't zy ge. grond of niet gegrond, naar geweeten en doorzigt, .Is zodaanig, op een niet beleedi. gendewyze, uite; en dit beken ik, met be- trek-  trekking tot eenige Staatsgebeurteniflen, meer. maaien oprecht en ter goeder trouw gedaan te hebben. Er kan ook iets z0 fterk en alge. meen beveiligd worden, dat Zelfs de omzigtigfte Waarheidminnaar ligt min of meer zou kunnen dwaalen, door er alle geloof niet aan te Weigeren; en, zo lang hy in dit oordeel fiaat, er ook Wel dus, by voorkomende ge. legenheid, mede van fpreekt, hoe zeer hy zich verheugt, in geval van mistafting. grond tot tegenfpraak te mogen vinden, vooral wanneer het, offchoon al niet eigenlyk beleedigend, eenigzins het denkbeeld van een derden in een min gunftig licht Helt.' Maar, met opzet en tegen beter Weeten, op een Heilige vvyze, van iemand iets hoonends te verfpreiden, om hem te beleedigen, of eenige andere fnoode inzigten te bereiken , zal zich niemand, dan van het laagfte hart veroorlooven, al had hy ook alle Magt in handen, om het tegen den onfchuldigflen zelf, naar willekeur, openlyk en draffeloos, te kunnen doen. In het byzonder is het maar al te bekend, hoe de laftering tegen zyn Hoogheid, in de tegenwoordige gefteidheid der tyden, niet zelden iemand, ook zonder den minden grond, wordt aangevvreeven, alleen uit haat, drift, en wraakzucht, of om, juid hierdoor, een dies te uitdeekender Vver voor Hoogftdeszelfs belangen te vertoonen, zelfs fchoon het hart er  er ondertuffchen wel eens geheel vreemd vin kan zyn; hoedaanige, alleen door vervolging yvrende, er ook in de Ommelanden waarfchynlyk niet ontbreeken zullen. Voords weet ik my nog zear wel te herinneren, en er zuilen wel meer zyn, die, zo zy maar fpreeken durven, het nog wel bewuft zyn, dat ik meer dan eens, by gelegenheid van te grove en haatelyke ergens in voorkomende Uitdrukkingen tegen den Stadhouder, in een Gezelfchip, waarmede ik de Poll van den Nederrhyn, deGroninger, en een Holla,idfche Courant, gewoon was te leezen, myne af. keuring daarvan betuigde, en het te verre gaande onbetsamelyke er van aanduidde. Het is my ook wel eens ter ooren 'gekomen , wat lot nu of dan myne woorden moeiten ondergaan; 't zy op byzondere plaatfen gefproken, 't zy op den Predikftoel, dien ik altyd aan Deugd en Waarheid, aan het inboezemen van den verfchuldigden Eerbied voor God, en de Overheid, en aan de opwekking tot onderlinge chriftelyke Liefde, Vrede, en Verdraagzaamheid, maar geenszins aan vuile lafteringen, gewyd heb. Ik weet, hoe zy fomtyds geheel uit hun zin en verband gerukt, verdraaid, en aan de ongerymdfte opvattingen, of ook aan de onbefchaamdfte vervalfchingen, en de haatelykfte, tegen doel en Zamenhang inloo-  59 jbilooptfcde, toepaiïïngen van eigendunklyk vermoeden, of opzettelyke kwaadaardigheid, bloot gefteld, en dan als myn eigen gezegden dus uitgeveild wierden. Dan dit is buiten my. Ik fprak het ten fterkften tegen , als ik het te vveeten kwam; en moeit my verder trooften, dat ik de eenige niet was, die, in deeze woelige en twiftvolle tyden, zulke maar al te gevvoone onaangenaamheden moeft ondergaan. Wat nu de derde Befchuldiging van openbaar Geweld betreft, deeze kan elk, in de gantfche Provintie, vveeten, eene openbaare ja handtaftelyke valfchheid te zyn. Men behoeft, myns oordeels, geen Schaduw zelfs van het doordringend oordeel van Uwe Erluohtigheid te bezitten, om in te zien, hoe vreemd en zonderling het luidt, dat ik openbaar geweld zou gepleegd hebben , en in al dien tyd, dat ik, in myn Vaderland, nog na de omwenteling gevveeft ben, daar niets van gehoord, noch eenige Aftie dieswegens tegen my gemaakt zoude zyn; en echter was er noch geen de minfte, by myn vertrek, waarover het ook zyn mogt, tegen roy ingefteld. Een openbaar bedryf kan toch niet verborgen zyn. Vaft is het, dat ik aan geen Menfch, hoog of laag, rykofarm, ooit het minfte geweld, het zy middelyk of onmid. de.  6o delyk, gepleegd heb. Men noeme, zomen kan, het feit, waarin dat geweld zou -beftaan hebben. Het al of niet beftaan van een openbaar bedryf, is toch ook ligt, indien men wil, met zekerheid te onderzoeken. Ja zo men, door openbaar Geweld, naar den ge. Woonen, my min bekenden, Gerichtsftyl, eenig gepleegd Geweld tegen den Burgerftaat in 't byzonder verftaa, dan is het er zo verre van daan, dat joift myn onkreukbaar eerbiedigenvan den wil des Souverains, boven dien van eenige byzondere Perfoonen, en myn tegen alle geweld zo ftandvaftig yverende Vaderlandsliefde , de meer dan" waarfchynlyke hoofdreden is, die een z0 verregaanden haat, by veelen, tegen my verwekt heeft. Eindelyk befchuldigd menmy, ten vierden, van het fabriceeren van valfche, door my zelf verzonnene Nieuwstydingen. Doch welke? en van Watgewigt, of hoedaanigheid, om er zulk een allerfterkfte en wreedfte behandeling mede op te gronden? dit blyft weder een onoplosbaar raadfel. Is zelfs niet deeze befchuldiging, wat nader ingezien, zo in 'toog loopend ongerymd, dat ze nauwelyks een ernftige wederlegging vereifcht? 't Is waar, ik ben niet dwaas of onoprecht genoeg, om te ontkennen, dat ik, nevens duizend ande. ren, Wel eens algemeene en allerwaarfchyn. lykft  lykft gemaakte onwaarheden, vooral in zaahen van minder aanbelang, ter goeder trouw geloofd, en dus, eer de ongegrondheid, of gedecltelykeongegrondheid, my van achteren bleek, ook wel mede verbreid zal hebben. Welke fterveling kan , in de dagelykfche verkeering, tegen diergelyke mistattingen , vooral in veeltyds weinig beduidende kleinigheden , ten allen tyde, genoegzaam op zyn hoede zyn? Behoord dit terftond tot den rang van misdaaden? Ja zouden dan de Staaten ze zelve niet begaan? wanneer ze, in myn peribonsbefchryving, my, by voorbeeld, blauwe ftrompkouflen gceven, 't geen zeker iets nieuws, en wel een valfch nieuws, voormy is, dewyl ik ze, van myn kindschheid af, in die kleur, nooit aan myn beenen gehad heb. Wat maakt dit ondertufichen uit ? Van een gantfch ander gewigt is het, valfche befchuldigingen tegen my, fchoon onovergebragt, op een reeds veroordeelende en diffa» meerende wyze, alom door de gantfche Wereld openlyk te verbreiden, tot myn uiterlte fmart en verderf! Dan hoe veel ook van het gewicht der Nieuwstydingen, tot rechvaardiging van zulk een behandeling, afhange, indien zy al ooit van zo veel gewigt zouden kunnen zyn, het fabriceeren, of zelf verzinnen daarvan, hoe- daaui*  62 MMtvn-tia daanige zyjjook mogten weezen, zou altyd een Bedrieger aanduiden. Maar waarlyk deze befchuldiging moeft ook uit zich zelf," de Informatie reeds ten uiterften verdacht maaken. Gefteld, ik had een tyding verfpreid, die ge. heel of ten deele valfch bevonden wierd, hoe kon iemand Weten, en dus getuigen, of ik d.e zelve had verdicht, dan of ik die van een anderen ontvangen , en er te onvoorzigtig ge. loof aan geflagen had? De zekere kennis van dit zelf fmeeden of opmaaken dier tydh", zou dan toch alleen uit myn eigen getuigenis moeten voortkomen. Dan deeze, gelyk Z8 er nooit geweeft is, kon ook, wegens de volftrekte valfchheid der zaak, er nimmer zyn. Daar derhalven niet alleen de bewysbaarheid maar zelfs de minfte zekere Weetenfchap, of overtuiging, omtrent den inhoud deezer be. fchuldiging, uit deszelfs eigen aart, onmo. gelyk is, zo kan, zelfs uit dit enkeld ftaaltje, reeds het ligtvaardige en Weinig geloofwaardige myner Befchuldigers duidelyk worden gezien. _ Eer ik hier af ftappe, meen ik, Erlnchtigfte Ryksgraaf, nog iets van een geval te moeten zeggen, dat hier toe min of meer betrekselyk kan geacht worden. Kort na dat Utrecht, op de inrukking der Pruiffchen in de Nederlanden, verlaaten was, ontving ik een zeer  zeer uitvoeriger) Brief uit SJmfterdmn, van den 20. Sept, die, volkomen inden geeft dier tydeu gefchreeven, my echter aanraerkelyk genoeg icheen, om oogenblikkelyk een verkort, doch zo veel mogelyk nauwkeurig uittrekfel van denzelven, aan de Groninger Courantdrukfter, tengebruike, toe te zenden. De inhoud zou toch, zo my dacht, in Groningen, by veelcn, nog iets nieuws zyn. Men zag er uit, dat men, in Amfterdam, toen nog vol moeds en hoope was; en zich dus geenszins dacht over te geeven," iets waarvan de waarheid ook van achteren, door de Verdeediging, die er een tydlang plaats gehad heeft, beveiligd is. Men zag er tevens uit, met welke denkbeelden van eenen fpoedigen krachtdaadigen byftand van Frankryk men zich nog vleide; 't geen wel van achteren ongegrond bleek, maar echter in waarheid het heerfchend begrip, in die Stad, toen wasj gelyk overbekend, ja door verfcheidene ook hier thans aanweezige getuigen, die er zich toen bevonden, zeer ligt nog geftaafd zou kunnen worden. Op dezelve wyze zag men er uit, welke begrippen men zich toen nog over 't algemeen van de gebeurteniffen dier tyden vormde. Wat nu de uitkomfte, omtrent de hiftorifche waarde of onwaarde van dit alles, leerenzou, kon my niet bekend zyn, en wierd dus ook door my onbeoordeeld ge- laa-  laaten. Zonder de minfte bygevoegde aan» merking, gaf ik het eenvoudig, voor hetgee» ne het was; — een uittrekfel van 't geen, my uit Amftcrdam was gefchreeven. De» wyl ik het echter niet gaarne geplaatst zou, willen hebben, wanneer het reeds Oudnieuws zou zyn, zond ik tevens een Briefje aan de Conrantdrukfter, de Juffrouw Hoitféma> en fchreef daar in, dat het niets bevatte, waarom er eenige zwaarigheid in zou zyn. Alleen zou het eenige nuttige aanleiding tot nadenken tegen den overmorgen op handen zynde Landdag kunnen geeven. Doch dan moeft het ook in de Courant van den volgenden dag noodwendig geplaatst worden. Daar toch de meefte Staatsleden van de Souveraine Vergadering dier Provintie, uit de Ommelanden, doorgaans weinig Correfpondentie hebbende Huislieden, of Boeren, zyn, zo herinnerde ik my, en dit deed my deezen inval fchryven, dat ik Vvel eens van deezen ofgeenen gehoord had, hoe zy doorgaans, uit de korte Propofities van den Landdag, (i) die zy in de herberg vonden, zeer weinig vooraf konden begrypen, of nadenken, van't geene (i) Meeftal ook in voor hen gantfch onveritaanbaare, uit den Latynfchen of Franfchen Hof-en Gerlchtsftyl ontleende, bewoordingen opgefteld!  6S geene er verhandeld zou worden, ten zy zy alvorens reeds iets van de zaak, uit de Courant, of anderzins, willen. Dan ik heb da Eer aan Uwe Erluchtigheid een Affchrift, beide van het Uittrekfel ffub C.) en van deeze begeleidende Brief (fub D.) hier nevens zelve voor oogen te leggen. De gevvoone Courant reeds vol met andere Nieuwsberichten zynde, befloot de Juffrouw Hoitzema, hetgeenedoormy, en nog iemand, bezorgd was, in een Nacoarant te plaatfen. Doch het afdrukken en uitgeeven derzelvé wierd haar verbooden, toen die naar ge. woonte, vooraf, zo ik vermeen, aan den Prefident Burgemeefter vertoond wierd. Kort hierop een Reis doende naar Huift, om myn Moeder in haare onpaflelykheid te bezoeken, had ik alvorens (by gelegenheid, dat men, na de toen plaats gehad hebbende Ommelander vernietiging der Wapengenootfchappen, te Eenrum, uit vrees voor een dreigende gevvelddaadige overvalling uit den Andel, en fommige andere nabuurige Zeedorpen, reeds eenige nachten had gewaakt) den gemelden Brief, nevens meer anderen, verbrand; my verplicht achtende te zorgen, dat hetgeene myne vrienden aan my gefchreeven hadden, niet in handen viel van het Graauvv. Van myn Reis wedergekomen, hoorde ik, dat ik, E zo  zo ik 't huis! ware ge weeft, in een Coaimis'. lie van den Hove had moeten verfchynen. Ik begaf my hierop naar den Lieutenant Prefident Van den Hove, om van myn't Huiskomft kennis te geeven; en verfcheen, op den 2. Januari deezes jaars, in gemelde Commiffie, waarmy, aan de tafel, naaft de Heeren Gecommitteerden, en derzelver secretaris, zittende, naar bericht Omtrent geme'desi Brief en Uittrekfel gevraagd Wierd. Onder andere, door my allen naat Waarheid beandvvoorde, vraagen, was ook die, wie de Schryver van den Brief was; en geandvvoord hebbende, dat deeze , naar de veel» tyds plaats hebbende gewoonte, niet met den naam, maar met een T. T. Q N. onderteekend was geweeft, vroeg men my, of ik hem dan echter niet kende, waarop ik zeide, voor my zeiven my wel genoegzaam verze» kerd te houden, wie hy ware, dan, daar hy zyn naam niet gemeld had, en die dus voor my niet volftrekt bevvysbaar was, ik my niet genoegzaam bevoegd oordeelde, om denzei» Ven te noemen; (k) waarna hier ook niet verder (k) Buiten de dringendfte verplichting dit gedaan te hebben, zou zeer onbefcheiden, ja een eerlooze Schending van het vertrouwen en de rechten der vriendfchap, en dan nog geen beftaanbaar getuigenis, maar flechts myn feilbaar denkbeeld, geWeeft zyn.  ~^Lil!H!™ 67 verder op aangedrongen wierd; en ik geloof niet, dateenig redelyk Menfch deeze, met alle oprechtheid gepaarde, omzigtigheid immer zal kunnen laaken. Gelyk ik met beleefdheid ontvangen was, zo ben ik ook, na deeze gegeevene Informatien, weder vertrokken, en Kooit ben ik ergens m«-er na gevraagd, Daac ook, in de achtmaanden tyds, dat ik na deezen , in Eenrum, geweeft ben, nooit eenige Actie hieruit tegen my gemaakt is, geeft dit ook, myns oordeels, genoegzaamen grond, om te mogen ftellen, dat het Hof van Juftitie hier niets misdaadigs, hoegenaamd, in konde vinden. Dan, daar ook de Gerichten, in het Placaat tegen de zo allerzwaarst en haatelykft a-fgefchetfte beflootene Gezelschappen, van Rog al te veel Clementie fchynen befnhuldigd te worden, zal de tyd Jeeren, of de Fiscaal van de teen tevens aangeftelde Stastscommis. fie mogelyk, ook in deezen, uit meer gefcherpte oogen, dan dit Hof, zal hebben weeten toe te zien, en te vinden, hetgeen er niet was. Op gemelde Reis nsar myn Moeder, in 't midden der Omwenteling, en dus in 't hevïgfte giften van de woedende Driften des Gemeens, willen de Staaten, op zekereontvangene Berichten, my ook nog als een Bedrieger affchilderen , die zich toen, mede voor de Juftitie beducht, vermomd, en voor een E i Baron  68 1 gg Baron van Doom , in Friesland, uitgegeeven had. Doch, zo men de raazerny vaneen opgehitft doldriftig Grauw geen Juftitie wil noemen, is er geen grond, om my een beduchtheid voor deeze, en na wel zo ftellig, hier toe te (chryven. Of wierd ik toen door de Juftitie vervolgd? Of is my na myn we» derkomft, ooit, in myn Vaderland, in al den tyd, dat ik zedert er geweeft ben, door dezelve eenige Actie, over iets hoe genaamd, gemaakt? Niets van dit alles, gelyk het ook den Staaten ten vollen bewuft is, heeft immer plaats gehad. Wat nu verder deeze ontvangene Berichten zelve betreft, waarmede men zo openlyk voor den dag komt, deeze zyn weer van dusdaanigen vervalfchten en gebrekkigen Stempel, dat zy maar van Weinig meerdere waarde zyn, dan de valfche en lafterlyke Informatien, op Welke men zich echter niet ontziet, my zo los, wreed en ongehoord) in myn Goed, Eere, en Leeven te vervolgen. Hoe gevaarlyk het in dien tyd , voor veelen, Was te reizen, wegens de yffelyke woede Van het Graauw, en hoe dit inzonderheid tegen de Geeftelyken op het heftigfte was aangevuurd, is genoeg bekend. Ik heb zelf toen, onder veel andere khandelyke Staaltjes, een hiertoe in 't Hoog - en Nederduitfch gedruk-  6$ drukten Marfch, als voor de Pruiftchen opgefteld, gezien, waarin, om van de verdere fnoodfte aanprikkeüngen tot roof en mishandeling .liet te fpreeken, de aangezigten der op het zwartst afgcteekende Patriottifche Predikanten hun zouden dienen tot Spuigpotten, derzelver beffen tot fnuitdoeken, en wat diergelyke vuile, en 't gemeen oprokkende, kwaadaardigheden meer zyn. Geen redelyk Menfch zal het derhal ven kunnen Wraaken, dat ik, in zulken gevaarvollen tyd, de voorzigtiglieid gebruikte, van myne kleeding, in diervoegen, door een geringheid, te veranderen , dat myn Ambtsbetrekking er niet voor elk, in den eerften opflag, door kenbaar wierd. In plaats van aan onbevoegde Vraagers myn naam op te geeven, heb ik dus ook wel, op meer tyden en plaatfen, dan op 't Heeren veen, gezegd, van Doornik te Zyn, 't welk in de daad de plaats myner Geboorte is. Wie zal ftellen, dat hier in iets misdreeven wierd? Voor een van Doorn, veel min voor een Baron, heb ik nooit dwaas genoeg geweeft, my uit te geeven. Waare Verdienften, een menfchlievend verheven deugdzaam hart, en een verlicht verftand, eerbiedige ik in alle ftanden; maar, Wat my betreft, door de Voorzienigheid voor den burgerlyken verordend , ben ik aan deezen, niet alleen door gewoonte, en betrekkingen van ver-  verkeering en vriendfcbap, zo gehecht, dat myn geeft, binnen deezen my natuurlyk gewordenen kring, zich alleen in deszelfs recht vrye Werkzaamheid gevoelt; maar ik zou daar en boven, als myn gantfche keven, buiten den tyd, dat ik my aan de hooge Schooien bevond, ook meeftal te Lande, ondereenvoudige Dorpbewooners, of op royn eenzaam Boekvertrek, hebbende doorgebragt, hierdoor nog dies te minder gefchikt zyH, om het voordoen, de taal, den omgang, en de houding der lieden van de groote Wereld na te bootsen; en nooit zoude er voor mv een ongepafter Rol, enonnatuurlyker, om'cevertoonen, dan die van een, aan de verwachtingvaa «yn ftand althans eenigzins beandWoorderTden. Baron, hebben uitgezocht kunnen Worden. Dan het verveelt my, my langer met zulke ellendigheden op te- houden, Welker verdichting niets, dan de haatelyke oogmerken myner Vyanden, bewyft. Ik verwondere er my. echter dies te minder over, daar 't my bewuftis, welk een onnoe. melyke Menigte van dwaaze, en tegen elkander ftrydende ongerymdhedon, er in het laatste van den Herfft des voorleedenc-n jaars, geduurende myne Afweezenheid, van my verbreid Waren. Ook had men tevens onder het Gemeen reeds uitgeftrooid, dat gevange. sis  wumjwmmm i imii an -rj nis en dood myn zeker lot waren, zo rafch ik weder een voet binnen de Provincie zou durven zetten. Eenige Weinige lieden, in myn Gemeente Zelf, waaronder een Ouderling eu Disken, waren zo tegen my opgehitst, dat zy de duidelykfte biyken van hunnen ydel opgevatten haat niet geheel konden verbergen. Dan, dat zulke lafterlyke Fabelberichten ingang vinden by den Souverain, dat die op zulke Jofi'e, nietige, en ten voornaamften deele, in derzelver valfchheid, zo fterk in 't oog loopende gronden, my op de uitgezochtfte he« vige wyze tracht te grieven, te vervolgen, ja geheel te verderven, en hiertoe zich niet ontziet, zulk een gebruik openlyk van deszelfs oppermagt te maaken; dat moet voor de gantfche Wereld, Waar gevoel van Rechtvaardig, heid plaats heeft, of maar eenige aandoening van Menfchlykheid in het harte klopt, een allerontzettendft en zeer treurig fchouwtooneel »yn. Myn Onfchuld zal intufichen haar hoofd altyd vrymoedig blyven opbeuren, Weetende, op wie de Waare fchande van allen fmaad , die haar zo onrechtvaardig aangedaan wordt, noodwendig moet te rugge keeren. Zouden echter die Leden, van welke Staasbegrippea zy zyn mogen, wier ziel te edel is, om zulk een, my zo zwaar verongelykende behandeling niet ten fterkften af te keuren, op dat zy ook niet, door gaatfeh Europa tn het laats-  laatste Nagedacht, als mede openlyke of ftü. zwygende deelgenooten deezer onrechtvaardigheid, werden aangemerkt, niet, voorde ooren der gantfche Wereld, hunne vereende Stemmen er eens met nadruk tegen verheffen durven? ja tegen alle ten Hemel fchreiend, en de harten zo natuurlyk verwyderend lvden, waar of door wie dit ook plaats mogte hebben, over t welke de Onfchuld, voor den Geduchten vierfchaar van een rechtvaardigen God, eens haare wreede Vervolgers kan doen sid. deren ? Vergeef my, Erluchtigfte Ryksgraaf en grootgunitigfte Heer, wiens hart en denkwy. ze zulk een te zeldzaam en heerlyk uitfteekend Sieraad, ja allertrooftrykfle vergoeding zyn, voorde zo dikwerf ontluifterd wordende Eer der Menfchheid, en der burgerlyke Heerfchappy, dat ik, met zulk eene uitvoe. nge Deduftie, de Aandacht van Uwe Erluchtigheid zo lang heb durven ophouden. Dan dit eifchte het belang van myn zo ten uiterften grof gehoonde en allerzwaarft beleedigde ter en Onfchuld. Dit vorderde het gewichtig belang, dat ik, na zo veel, met de levendigfte dankbaarheid door my erkend Wordende, reeds betoonde Goedgunftigheden, biliyk m de denkbeelden ftel, die Uwe Erluchtigheid zich verder vorme van myn perfoon: Ein.  Éindelyk voelde ik er my toe aangefpoord, om, gelyk ik by deezen er my toe verftouten durf, met dies te meerder grond van Vrymoedigheid, (daar de op my gefielde belooning, my, zonder de krarbrdaadigfte befchutting, ligt geheel onveilig, ja voor alle aanvallend Geweld, bloot z;m ftellen) op nieuws tot Hoogftdeszelfs roemruchtige Goedheid, eerbiedig, mynen toevlucht te neemen, en, by deeze voor my zo treffende omftandigheid, de verdere grootgunftige aanhouding der reeds zo menfchlievend my verleende als Grootmoedig gehandhaafde Befcherming, op Hoogft. deszelfs grondgebied, allerootmoedigft in te fmeeken; tervvyl ik (met de hartgrondigfte bede tot God, dat Hy de rykfte keur zyner edelfte zegeningen en uitrnuntendfte vergenoegens, in lengte van dagen, doe nederdaalen, over Uwe Erluchtigheids dierbaaren Perfoon, Hoogftdeszelfs Vorftfyke Gemaalin , en HoogGraavelyke Spruiten) het altyd tot myn biyden Roem zal ftellen, met de vuurigfte en getrouvvfte aankleeving, tot den laatsten adem te zyn Erlucbtigfte Ryksgraaf, Grootguriftigfte Heer, Uwer Erluchtigheids Tiorgjleinfurt, Aller onder daanigfie Dienaar den24. Dec. 1788. G. J. G. Bacot,  74 A. Zie het Declaratoir, hier voor (bl. 7,) geplaatst. B. Wachiorden voor de Compagnie Vrywiïïu gers te Eenrum. i. De ondergeteekende Officieren en verdere Vryvvilligers te Eenrum, zullen zich vlytig en gefchiktelyk, door den Dril-of Leermeefter, in den Wapenhandel, zo verre als hy dit zat uit ftrekken, laaten ondervvyzen. 2. De Officieren zullen, in hun Commando, ten allen tyde, de ruft en beveiliging van het Karfpel, en de goede orden en bloei der Compagnie,  75 pagnie, behartigen; en zal, by afvvezenheid van eenen hoogeren, de hoogfte tegenwoordig zijnde Officier zo lang deszelfs Commando hebben. 3- De verdere zich in den Wapenhandel oeffenende Vrywilligers zullen het Commando der Officieren vaardig en nauwkeurig nakomen, doch op geen Poften ooit gehouden weezen op te komen, buiten de Provintie, of in de Stad , als zich alleen ter verdeediging van 't Karfpel oeffenende. 4- Ook zullen zy nooit, buiten vrye keure en aanbod, verbonden zyn, zich naar eenigen poft buiten dit Karfpel te begeeven, ten zy ook de niet in de wapenen zich oeffenende, en echter daar toebekwaame, mede Ingezetenen er evenzeer toe verplicht zullen zyn; dewyl zy, onder Gods zegen, Wel ter kracht, daadigcr beveiliging en trouwe Plichtkwyting genegen zyn zich te oeffenen, maar niet, om den in nood gelyken plicht van anderen op zich alleen over te neemen, en dus dezelve er geheel van te ontflaan, voor zo verre die mede tot hulp en dienft kunnen zyn.  76 5- Men zal zich zorgvuldig onthouden van ongeregéldheden^, vloeken , drinkpartyen, overlaft, tfraatallarm, en al wat voet aan onluften en beroerten zou kunnen geeven, of met den verfchuldigden eerbied, omtrent de hooge Overheden en derzelver Placaaten, inzonderheid dat van den 24ften January laatst, leeden, flrydig mogte zyn. 6. Elk zal zyn geweer, ten zy het hem in ei. gendom toebehoore, telkens na de Wapen, oeffening, in de Compagnie geweerskas, in't Koor der Kerk moeten plaatfen, en zal de daartoe aangeftelde Opzigrer, voor de nako. mïng hiervan, en voor de behoorlyke Schoonhouding der geweeren, nauwkeurig zorge draagen. 7- Zo lang geen nadere onderlinge bepaaling hieromtrent vrywillig gemaakt zal zyn, zal elk uit deeze Compagnie weder mogen uitgaan, die er wettige verhinderende redenen toe zal hebben, waarom hy er niet langer by kan blyven. (Was geteekend door 27. Perfoonen, alle in Eenrum woonachtig.) Ter  77 (Ter Zyden ftond) Ondergefchreevene getuige, dat niet alleen de hierondergeteekenden zich met vlyt in 'de Wapenen oeffenen, maar ook meer ünderen» die hunne naamen hier niet bygevoegd hebben, wegens de tegen alle teekening ingeboe. zemde vrees, hoe zeer dezelve, zo in deeze Wachtorden, als in het daarby tevens overgeleeverd wordend uitvoeriger Ontwerp, zo veel mogelyk , te getnoet is gekomen, waardoor vau beiden gezegd kan worden: Si minus hcec perfctla: metus meliora rectlfat. SpeSira videt pajfim Plebs eredula, imninis expers. Eenrum, den 23. Mart. 1785. (was geteekend) G. J. G. Bacot. V. D. M. Eeur. c  c. Amfterdam, den 20. Sept." Om in Utrecht, of eenige andere onverdeedigbaare Plaatfen, de dappere Manfchap aan, geen vruchtelooze opoffering des leevens, noch de huizen aan de verwoefting van hét Kanon, vergeefsch bloot te ftellen, en om alle kracht in een punt te vereenigen, moeft, zo als gefchied is, gehandeld worden. Alle verftandige Vaderlanders blyven hier vol moeds, ftandvaftig, en bedaard, niet twyffelende, of de zaak zal wel rafch een geheel ander aanzien krygen. Van den fterken byftand van Vvankvyk blvft men zich toch, ondanks alle ftrydige uitftrooifels, ten vollen verzekerd houden. De verwarring fchynt daaruit flechts te fpruiten, dat het Hof van Verfailles, ingevolge deszelfs openlyke verklaaring, niet kon aanvallen, eer eenige andere Mogendheid ons aanrandde, en dus den eerften flag toebragt; en dat Holland ook, van het byzonder Plan der Franfche Krygsoperatien en WerkingsWyze, in zodaanig geval, geen bepaalde voorkennis, wegens de tegenwerkende Minderheid, vooraf ontvangen kon. Men voorzag wel, dat deeze laatste Staatsleden, inden Haag vergaderd blyvende, misfchien de fterkfte ftappen terftond, hoe informeel, zouden kun»  79 kunnen doen, en dat vooral ook de buitenProvintien, door de eerfte aandoeningen van Schrik, ligt vry wat gefchud zouden worden ; dan men vleit zich, dat er bedaarde Moed, Cürdaatheid, en wyze Voorzigtigheid genoeg Zal zyn, om alsdan elk Vaderlander, ten minften voor een overhaalt oordeel en befluit, zich te doen Wachten, en, na zo veel yver, in een zaak van zo veel gewicht, althans den fioodigen tyd tot rype overweeging te deernen. D,  80 ■—8—— D. Mejuffrouw. Het inleggende uittrekfel uit een Brief van Amfterdam, over de Lemmer, van den 30. deezer, is myns oordeels te gewichtig, dan dat het niet in de Courant behoorde geplaatst te worden. Het bevat tevens niets, waarom er eenige zwaarigheid in zou zyn. Alleen zou het eenige nuttige aanleiding tot nadenken tegen den Landdag van Overmorgen kunnen geeven; doch dan moet die nog in de Courant van Morgen noodwendig geplaatst Worden. Anders z0u het van geen den minften dienft meer kunnen zyn, en dus niet meer behoeven, In verwachting, dat dit door . UEd. zo het immers mogelykis, gefchieden zal, heb ik de eer, na Heilwenfeh, dienftofferte, en myn Compliment aan Mynheer uw Zoon, en Mejuffer Uw Dochter, my te teekenen Mejuffrouw Eenrum, den 24. Sept. 1787. UWED. D. W. Dienaar (Was geteekend) G. J- G. Bacot.  f "™ Si V. Re quï/itor taaie Brief aan de Hoog - Graafl. Bentheim- Steinfurtfche Regeering, ter intrekking van den geweezen Predikant, G. J. G. Bacot. Edele, Erentvcjïe, Wyze, zeer■voorziene Heeren, «^Aangezien wy in het zekere zyn geïnformeerd, dat Gerrit Jacoh Georg Bacot, geweezen Predikant te Eenrum, zich te Borg. Steinfürt, onder U Ed. Erentvefte Gerichtsdwang ophoudt, (*) welke ter ontwyking van de (*) Ik hield myn verblyf alhier niet verborgen. _ Men kon de Piaatsteekening van den Brief zien, waarby ik myn Ambt nedergelegd had. Mogelyk was van 't voorjaar echter zeker Reisje van twee lieden tot nog voller naricht hieromtrent beftemd. Ik meen niet van zekere twee Heeren uit de Ommelanden, die, met het F ver-  S2 de verdiende Straffe, wegens veelvuldige Mis» dasden, in de Maand Auguftus laatstleden, zich uit deeze Provintie heeft geretireerd, ea er de Juftitie deezer Lauden ten hoogften aangelegen legt, datwy denzelven magtig worden, als zynde ten dien einde door hun Ed. Mog. de Heeren Staaten deezer Provintie, by nevensgaande Publicatie, daarop een Pfaemie van duizend Caroli Guldens gefteld; zo hebben wy ons niet mogen difpenfeeren, U Ed. Erentvefte by deezen op het vriendelykfte te verzoeken» om den gemelden Perfoon zo fpoedig mogelyk in te trekken, en daarvan aan onskenniffe te geeven, belovende de daar op te vallene koften met de uitgeloofde Praemie, aan dengeenen, welken U Ed, Erent- verdekte Rytuig des eenen, te Bentheim gekomen, aldaar eenen Heer, uit wiens mond ik dit weet, zochten te beweegen, om hier kennis met my te gaan maaken , en in Schyn vau Vriendfchap my mee naar Bentheim te verzoeken, waar men my dan (o duizend Gulden!) handen en voeten binden, in 't Rytuig werpen, en zo ter overlevering vervoeren zou; doch welk eer - en fchaamteloos aanzoek bülyk alle verontwaardiging bewerkte. Ik doel op een Groninger Gerichtsbediende, met nog iemand, veelligt weer den Guit of Dieveleider van Garmerswolde, Jacob Enner,  Erentvefte tot vermeid Exploict zouden moeten employeeren, te voldoen, en voords deeze betoonde vriendfchap, by alle voorkomende gelegenheden, met gelyke bereidvaardig, heid te reciproceeren. Zullende het ons teffens byzonder aangenaam zyn, dat de Goederen en papieren, die by zich'mogte hebben, in fecuure bewaaring genomen, en met den gevangen aan ons worden overgegeeven. Waarmede, na ü Ed. Erentvefte in de befcherming des Allerhoogfteri te hebben aanbevolen, blyven Edele Erentvefte JVyze zeer Voorziene Heeren, De Gecommitteerden tot Handbaaving van. ■de geveftxgde Conftitutie deezer Provintie. U Ed. Erentvefte goede Vrienden. Jer Ordonnantie der H. H.ren voorfchr. (was geteekend) W. Cranfftn, Groningen, tien 30. Decemb. J?88. F %  84 De Publicatie, als een Bylage hierneveni gevoegd, "Was die van den 1, December, hier voor (bl. 4.) reeds geplaatst. VI. » Andwoord Van de Hoog- Graaflyke BentheimStemfurtfche Regeering. Edele, Erentvefte, fVyze, zeer Voorziene Heeren ! Hoe zeerWy anders genegen zyn, en Om ook by voorkomende gevallen altoos beyve» ren, aan Onze nabnurige Vrienden allen rechtmaatigen byftand ter handhaavinge der Juftitie te bewyzen. Zo zeer doet het ons aan, dat wy ons tb^ans in de onaangenaame noodzaakelykheid vinden, om aan UEd. Erentvefte ons onge» , noe-  SS noegen en gevoeligheid te kennen te moeten geeven, over den inhoud van derzelver aan ons in dato den 30 December des laatstleden Jaars afgezondene Requifitoriaaie Letteren, welke ons den 9 der loopende Maand Wel geworden zyn. Door dien UEd. Erentvefte daar by van ons verlangen, dat wy den geweezenen Predikant te Eenrum, Dr. Gcvnt Jacob Georg Bacot, die zich hier ter Stede ophoudt, en in de Hooge Protectie van Onzen Erluchtigften Landsheer zig heeft begeeven, wegens de misdaaden, waarvan hy befchuldigd wordt, als een berugten Booswicht, in perfoon doen arreteeren, zyne goederen en papieren, die hy by zich mogte hebben, in fecuure bewaaring neemen, en met den Gevangenen aan UEd. Erentvefte ter welverdiende Straffe overleeveren, beloovende daartegens de daarop te vallene Koften te zullen voldoen, met de voor onze Regeering, als zynde een Gerechtigheid - minnend en Onfchuld - befchermend Collegie, zo zeer hoonejide byvoeging: „ Dat UEd. Erentvefte de uitgeloofde Prae„mie van lOOO Caroli Guldens aan den „geenen, dien wy tot vermeld Exploit „zouden moeten employeeren, insgelyk* M zouden betaalen. " Waar-  86 Waarlyk» De Heeren moeten in de daad een ellendig denkbeeld van de Duitfche Rechts, pleeging in 't gemeen, en byzonder in Crimineele zaaken, waar het op lyf en leeveH, eere en goed van den befchuldigden zal aankomen, zich vormen, wanneer Dezelve gelooven, dat een Collegie van Juftitie zoude bevoegd zyn, op enkele nog onbeweezene * befchuldigingen, eenen man , die een Eerambt heeft bekleed, zyn Vaderland eehter, wegens de daarin ongelukkig ontftaane inheemfcheberoertens hebbende moeten verlaaten, vreemde befcherming gezogt, terftond op bloote Requilitoriaale brieven, zonder dat eenige, men zwyge klaarblykelyke en onwrikbaare bewyz-n, daar by gevoegd zyn, in corporeële apprehenfie te mogen neemen, en das denzelven aan de Requiranten overteleeveren, om hem aan de Fifcaalifcheeifiehen en befchuldigingen bloot te ftellen. ^ Trouwens'de Duitfche Gerechts - Hoven be-' zitten eene gantfch andere denkwyze by het uitoeffenen van,Gerechtigheid, en vorderen vooral zulke duidelyke en Wettige oorzaaken, tot prife de corps van een man, die in een Eerenambt heeft geftaan, dat pmfinntio Jutis de Jure commiffi deli&i voorhanden moet zyn; maar enkele Fifcaalifche befchuldigingen kunnen ons daar toe niet gerechtigen: zodaa- nige  87 Bige manier van Procedeeren zoude immers voor de Rechtsoeffening by Weidenkenden een affchuw te weeg brengen. Wy hadden dieshalven van UEd. Erentve. ften billyk verwacht, dat, by aldien Dezelve, den Predikant Bacot der corporeele apprebenfie en uitleveringe waardig hielden, zy als dan de oorzaaken zyner misdaaden , benevens de middagklaare en onwraakbaare bewyzen zyner voorgewende euveldaaden, zo als naar Juftitie vereifcht wordt, ons zouden voorgelegd hebben; ten einde wy ons daardoor, wegens onze handelingen in deezen, telkens voor de gantfche Wereld mogten kunnen verandwoorden. Edog van dit alles is nogthans in UEd. Erentvefte Requifitoriaalen brief niets te vinden. Dezelve fmaakt dan veel meer naar eene willekeurige uitoeffening van gerechtigheid, en is te zeer op klinkende woorden, zonder zaaken, gegrond, als dat wy daaraan zouden kunnen of mogen defereeren. Wy betuigen ondertufiehen, het grootfte aandeel te neemen over de verdeeldheden en daaruit ontftaane inwendige onruftigheden der vereenigde Nederlanden. Zyne HoogGraafelyke Erluchtigheid, onze grootmoedig- fte  58 fle Lands. Heer, zal ook nimmer eenen we. zenlyken misdaadiger, die rechtelyk geeon- ■ vinceerd en der Straffe ontvlucht is, in Hoogft. Deszelfs Landsheerlyke befcherming op. en aanneemen. Als Lands. Heer nogthans, is Hoogft - Dezelve verpligt, zyne Landen op alle mogelyke en betaamelyke wyzen, door verleende protectie der ongelukkige vreemdlingen, die hier heen hnnnen toevlucht neemen, te verryken, te bevolken, en dus zynen Burgerftaat, zo veel doenlyk, in vollen bloei te brengen. Waarin Hoogft. Dezelve de menigvuldige en dagelykfche voorbeelden zelfs van de Geconfedereerde zeven Provinciën, is opgevolgd; Want, terwyl deeze meenen gerechtigd te zyn, de uit de eene Provintie in de andere gevluchte ongelukkige Ingezetenen in hunnen Burgerftaat te neemen; zo heeft zyne HoogGraafelyke Erluchtigheid dies te meer, als een Duitfche Ryks- Stand, zich bevoegd gehouden, ongelukkige Nederlandfche Ingezetenen in zyne befcherming, en gelyk als Leden van zynen Burgerftaat, insgelyks op-en aan te neemen; als mede hen teffens van alle Landsheerlyke Proteftie te verzekeren, en daar in zelfs het voorbeeld van zyne Doorluchtigfte Hoogheid, den Erfftadhouder van Ne. derland, in zyne Duitfche Staaten naar te volgen. Dus  89 Dus zouden wy, als een van Hoogft - Denzeiven aangefteld Collegie van Juftitie en Lands-Regeering, zeer tegen onze pligten handelen, wen wy, het belang van ons dier« baar Vaderland uit het oog verliezende, daartegen rechtstreeks aangingen, en den Predikant Bacot aan UEd. Erentvefte, als eenen misdaadiger zouden willen overleeveren, daar hy evenwel tot nog toe van geen de minfte euveldaaden is overtuigd geworden. Deeze Geleerde man, toen hy zich in de maand Anguft of September des laatstleden Jaars hierheen had begeeven, gaf mondeiyk, te kennen, dat hy voor de vervolgingen van zyne vyanden zich niet veilig hield, om dat by voorheen de toenmaalige Ordonnantiën der Heeren Staaten van Stad en Lande, welke hy in origineel vertoonde, getrouwelyk achtervolgd hadde; waarna zyne Hoog. Graafelyke Erluchtigheid denzelven ook in zyne Protectie, en als een Ingezeten deezer Stad en Graaffchap, heeft op ■ en aangenomen. Ver. volgens heeft hy naroaals fchriftelyk by onzen Lands Heere zich ootmoedigft ten dien einde verder geaddrefleerd, zoals UEd. Erentvefte nit nevensgaande Bylaage zulks breeder ge'ie. ven te verneemen. — Hy heeft alzo thans hier ter Stede zyn fonim, en moet gevolgelyk, indien hy van een misdaad zoude kunnen be-  9° befchuldigd worden, niet by UEd. Erentvefte, maar hier byzyne competente Overheid, rechtelyk worden aangeklaagd. En men ftelle ook al eem, als of Br. Bacot-, gelyk een weezenlyke misdaadiger van zyne euveldaaden geconvinceerd zynde, der Straffe was ontvlucht, dan waren UEd. Erentvefte wel bevoegd geweeft, Ons, met en benevens communicatie der volledige aften, om zyne uitlevering te verzoekeu; edog nooit hadden UEd. Erentvefte het durven Waagen, ons door een praemie van iooo Caroli Guldens tot een handeling te willen ver. leiden, wanneer dezelve zich hadden overreed gehouden, dat die rechtvaardig was. Thans echter, terwyl UEd. Erentvefte geen eenigen grond van rechten voor zich hebben, of immersin Derzelver Requifitoriaalen brief niet ophaalen, waarop wy zouden kunnen of mogen bef luiten, om de.i Predikant Bacot over te leveren: zo is 't zo veel meer beleediging voor ons, wen Dezelve gelooven, dat wy, als Mannen van Eere, voor een aangebooden praemie vatbaar waren, en op zulken wyze konden en mogten overgehaald worden, om het Leeven, Goed en Eere van iemand onzer Ingezetenen in de waagfchaal te ftellen. Neen •  Neen J Wy zyn Duitfche opregte Mannen, en blyven ilandvaftig aan onze plichten getrouw. Zouden inmiddels UEd Erentvefte ons over tuigend kunnen bewyr-en, dat Dr. Bacot Weezenlyk een zodaanig booswicht ware, als Dezelve hem hebben opgegeeven, en wy vervolgens naar de regelen van Juftitie bevinden, dat daarinne eene volkomene onpartydigheid heeft plaats gehad; zo zullen Wy, naar bevind van zaaken, niet nalaaten, eene zulke Schikking daarover te maaken, als wy verineenen , met onze plichten overeentekomen. Waarmede na UEd. Erentvefte in de befcherming des Allerhoogften te hebben aanbevoolen, blyven Edele, Erentvefte, Wyze, zeer voorziene Heeren, Burgfteinfurt, den 37ten Jan. 1789. UED. Erentvefte Goede Vrienden, (Was geteekend) Hoog- Graafl. Benth Steinfurtze Regeering. C. von Conradi. v. Bohy. De  Het hierby toegezondene was de hierbo. ven (bl ii) reeds geplaatste Deduftie, met derzelver Bylagen. VIL Twee kerkelyke Brieven > myn Predikdienfi en Ambts- nedcrlegging betreffende. i. Wel Eerwaarde zeer Geleerde Heeren, Bedienaars van bet Evangcli, in het Claffïs van de Mafne, veelgeachte Medebroeders. Voor vyf weeken een gewoon jaarlykfch Reisje , wegens de adminiftratie vau myn Moeders zaaken in Friesland, derwaards doende, ('t geen wegens een daarby voorgekomene omftandigheid, nog een dag of vier, voordat ik 't my eerft voorgefteld had, vervroegd wierd) (lelde ik tevens eenige voorzorg omtrent eenige myner Meubelen in 't werk, wel.  93 Welke ik meende aan de Gevaaren eener nog niet overal in ruft zynde Menigte, by eene afweezenheid van eenige Weeken, verfchuldigd te zyn, (daar ik toch, by die gelegenheid, volgens belofte, tevens een bezoek aan een goed vriend alhier dacht te doen) gelyk in der daad, omtrent dienzelven tyd, nog verfcheidene ruineerende gewelddaadigheden, zo van glazen inflaan als anderszins, aan een menigte huizen op den Leydfchen Dam gezegd worden gefchied te zyn. (*) En fchoon Wel het overflaan van diergelyke Baldaadigheden van het Grauw nergens te hoopen is, Wekt het altyd min of meer billyke Bekommering. Dan W. E W. Z. G. Heeren, hier zynde komt my een Gerucht voor, als of kort na myn vertrek, door hun Ed. Mog. van den Hove Provinciaal, prife de corps tegen myn Perfoon verleend, en myne goederen geïnventariseerd en verzegeld zouden -zyn. Hoe on- (*) De toen al te veelvuldige gewoonheid van foortgelyke ongeregeldheden heeft my omtreiat dit byzondere gezegde ftnts niets naders of omftandigers doen onderzoeken. Ikmelddedit, om dat ik gehoord had, dat eenigen hierom myn vertrek als een verlaating uitftrooiden.  94 onwaarfthynlyk en verdacht nu dit allerbevrecmdenrlft Gerucht aan den eenen kant voor my Zyn moge, als die Zo weinig van eenige Gerichtelyke Actie tegen my, als van eenige hoegenaamde Burgerlyke Misdaad, de allerminfie üeWuftheid heb, zo vinde ik my echter aan den anderen kant in eene twyffelende onzekerheid hieromtrent gefteld, door deoverAveeging van de geheel onberekenbaare Gsvolgen, die de omftandigheden der tyden, voor de laatste Staatsrevolutie in de Nederlanden, fomtyds kunnen hebben; terwyl de befte, naar doorzigt van plicht en betrekking, van Wetten en geWeeten, ingerichte handelingen, door misleidenden fchyn, valfche berichten, en daaruit voortvloeiende verkeerde opvattingen, verdenkingen, en misverftand, zich Wel eens by den eerften opflag in een min gunftig licht aan het oog des Rechters kunnen vertoonen; waarby het dan noodwendig eenigen tyd en moeite koft, eer de vcreifchte v/aare opheldering der dus benevelde Onfchuld in den volkomenften vorm daargefteld kan worden; in welken tuffchentyd niet weinig onaangenaamheden (waaronder het gemis vooral van perfoonlyke Vryheïd in de eerfte plaats te noemen is) door den gerichtelyk vervolgden maar alte dikwyls ondergaan moeten worden. Niemand zal het my dus ten kwaaden kunnen duiden, dat ik, in deeze zq critique omftan- dig  95 dfgheid, my aan iets diergelyks niet gaarne bloot ftelle, en dus (my zo toevallig op eenigen afUand, en buiten de Republiek, bevin» dende) liever hier of elders eertt eenige legale zekerheid afwachte, of althans genoegzaam, ander bericht omtrent deeze Zaak, en eenige nadere ontwikkeling derzelve, zoeke te verkrygen; dewyl het my als nog volftrekt een raadfel en geheel onbekend is, Wat men ten myaen lafte hebbe, 't geen tot eenigen wettigen grondflag van zulke fterke Maatregelen tegen myn Perfoon zoude kunnen ftrekken. Dan hoe zeer deeze natuurlyk verplichte voorzichtigheid van my door niemand op een redelyke wyze te Wraaken is, zo heb ik echter aan den anderen kant ook myne verplichting omtrent myne Gemeente en Dienftwerk in het oog te houden, als die my zeer ter harte gaat; gelyk ik my vleie er altoos met allen mogelyken yver en getrouwheid zeer werkzaam omtrent geweeft te zyn. Daar ik dus Vyaarfchynlyk nog vvei verfcheiden weeken, ja veelligt het grootste deel des Winters, zou moeten afweezend blyven, en ik op niets minder dan dit, by myn vertrek, bedacht kon zyn, zo was het mY ook onmogelyk om, voor een zo geruimen tyd, op mynen dienft de noodige orders te ftellen, 't Is hierom, W. E, W. Z, G, Heeren en Medebroeders, dat  oo 1 dat ik (ten einde ook daar omtrent naar vermogen alle behoorlyke zorge te dragen) in deeze zo geheel buiten gewoone als onaangenaame toedragt van zaaken, my tot de Chriftelyke en vriendbroederlyke genegenheid van U. W' E. W. Z. G. wende, met hartelyk en minzaam verzoek, emmy, op den daaromtrent gewoonen trant, een Clasficale ringswyze Liefdebeurt gunjtig toe te willen ftaan. Hoe ongaarne ik U (alleen door de zedelyke noodzaakelykheid myner my zeer fmertelyk vagende omftandighedengepêrft) deeze moeite, welke my zo ongemeen verplichten zal, verge, zoud ik my echter zeer bedriegen, indien elk uwer hierin niet handelde, zo als hy in gelykfoortige omftandigheid (waarvoor de Hemel u behoe'de) zelve buiten twyffel wenfehen zou behandeld te worden. Dan ik zoude gewis, behalven de Vriendfchap, de Chriftelyke Liefde van U. W. E. W. Z. G. door de minlle twyfeling hieromtrent reeds tekort doen; waarom ik, my met de gunftiglte toeitemming vleiende, ja er my op de redeiykfte gronden genoegzaam van verzekerd houdende, onder vuurige toewenfehing van Gods dierbaarite Zegeningen, en onder de hartelykfte aanbieding van alle mogelyke reciproque dienft, de eer heb , my in U. W. E. W. Z. G. broederlyke Vriendfchap aan te beveelen, en my te noemen, enz. (was get.) Burgfleinfurt, G. J. G. Bacot. den 3. O&ober 1788, 2,  97 2. Wel Eerwaardige zeer Geleerde Heeren} Na dat men goed gevonden heeft, de vei. lige Wederkeering tot myn Gemeente my cm. mogelyk te maaken, hoezeer de bewuftheid van altyd, naar myn licht en Geweeten, de betrachting mynes plichts my te hebben voorgefteld, en daar niet van afgeweeken te zyn, my de wettige reden van zulk eene handelWyze (naar eenige maar fchynbaare gronden van Recht) onbegryplyk moet doen zyn; zo heb ik echter, en wel alleen door deeze omHandigheden der tyden gedrongen, gedacht. Uw Wel Eerwaardens nu niet langer met de waarneeming myner Predikbeurtclaltig te moeten vallen, maar veel eer, door het neemen van myn Dimiffie, of het nederleggen van myn Ambt (gelyk zulks doe door deezen) daar van te moeten ontlaften, met hartelyke Dankzeg, ging voor de tot dus verre hieromtrent, op myn verzoek, vriendelyk 'aangewende moeite, en tevens voor alle genotene blyken van broederlyke achting en toegenegenheid; terwvl ik, onder toewenfching van Gods dierbaarftê Ze. geningen, de eer heb my te teekenen, enz. (was get.) Brirgfidufitrt, G. J. G. Bacot. oen 14. December 1788. G VIII.  9S Ï5*^??™-!- vul Sententie van den 'Hove, den 5 Maart 1785, tegen nty geveld. Extratï uit het Crimineel- Prothocol, zo ter Secretarie van de Hooge Ju~ flitie Kamer van Stad Groningen en Ommelanden is berufiendc. Alzo Gerrif Jacob Georg Bacot, Predikant te Eenrum, z;g door zyne vlagt de handen van Juftitie hebbende onttrokken, diensvolgens het decreet van Apprehenfie by den Hove tegens hem verleend, niet heeft kunnen Worden geëffectueerd, (a) maar de Procureur Generaal (a) Toen ik (na alvorens myn Predikdienft voor een week of zes belteld, en eenige meubelen, tegen alle onverhoopte, hier en daar nog woelen.-ie gewclddaadigheden van een onbeteugeld en geftadig in gilling gehouden Grauw, wat bezorgd te hebben) my  -—= 99 ■eraal deezer Proviutie, by 's Hovei apoftilie van den I November geaathorifeerd is G X ge. my eerft den 28 Auguft 1788 's morgens vroeg tot een voorgenoomen Reisje van huis begaf, was ik nog op geenerlei wyze gedagvaard, of onder eenige hoegenaamde Kichterlyke A&ie, of vervolging. Op het kort daarna gevolgde Decreet van Apprehenfie by den Hove kon ik, naar geen denkbeeld van Rechten, toen eenig vermoeden hebben. Wie ook, zal de bezwaaren in deeze Sententie vervat, fchoon hy die zo gegrond zelfs houden wilde, als 2.y nu ex contumacia vooronderfteld worden te zyn, ligt van dien aart achten, om er, zonder eenige voorafgaande dagvaardiging of verhoor, teritond prifs de corps 00 te verkenen? Dan ook van dteze gerichtelyke Bezwaaren tegen mv is my, voor het leezen van dit vonnis, niets bekend gcweelt. Myn vertrek kan dus met geen recht als eeu vlucht worden befchouwd, waardoor ik my de handen van eenige wettige Juftitie had zoeken te onttrekken. Dit is echter waar, dat ik, die den aart, invloed en vervolgzucht myner zo woelende vyanden eemgzms kende, ook voor eenige mogelyke onaangenaamheden van eeu gantlch andere zyde beducht, den eerften aanval daarvan tevens een weinig ontwykea Wilde. _ Daar ik toch wei het willekeurige, en de in aart en grenzen onbekende magt en  geworden, om rat. off, per editlam ad val-* vaS tegens den Latitant te procedeeren, en het zelen inftru&ie, der Staatscomrniffie, maar niets minder dan het conftitutioneele, of met de Grondwetten en Staatsinrichting beftaanbaare, van den daaraan verleenden Gerichtsdwangbefpeurde, wilde ik my ook niet gaarn aan eenige toen ligt te duchtene poogingen, om my dien als wettig te doen erkennen, bloot ftellen. Alle wettige 1'rovintiaale Gerichtsmagt is toch, myns inziens, alleen aan de Hooge Juftitie Kamer aanvertrouwd; en wel niet doof de Staaten, offchoon het Recht uit derzelver naam uitgeoefend wordt, maar door diezelve Conftitutie en Grondwetten van Regeering, door welke ook aan de Staaten zelve de volheid hunner Souveraine of Wetgeevende en opperbeftïer^nde Magt alleen eigen, doch tevens door niet te overfchrydene paaien omgrensd is. Hierin kunnen zy niets wettig veranderen, en dus ook nimmer zelve eenige civile of crimïneele judicatuuruitoeftenen, veelmin derhalven zulks aan anderen opdraagen. Men dacht ook, (mogelyk om dat men nog te weinig de tegenwoordige kaart van zaaken, in 't oog hield) dat het Hof, 't welk men hiertoe alszins bevoegd en gerechtigd oor. deelde, zich ook wel rafch tegen de wettigheid deezer toen zo verfch buiten gewoon aangeftelde Gerichtsmagt zou aankan.  ior zelve edict, waar by de Latitant wierd gedagvaard, om op de daar ingeftelde termynen in per- kanten, en die dus van zeer korten duur zoude zyn. De valt zeer onverdiende zydelingiche verwyting aan de Gerichter,in het Placaat van den i Aug. 1788» gedaan (als of zy te flap of clement tegen de befchuldigde Patriotten handelden, en dus empieteerden of inbreuk deeden op de Rechten van zyn Hoogheid, door flechts met geldboeten te itraffen) dacht men, dat het Hof dies te meer hier toe beweegen zou,^dewylhetzeive, fchoon ougenoemd, hier in rechtstreeks en in de eerlte pJaatfe bedoeld wierd; gelyk onwederfpreekelyk gebleeken is, uit hetgeen daarop den Predikanten Dekens en Janfonius wedervoer, die over hetgeene hen ten Schuld, tot veeIer verbaazing, wierd aangerekend, door den Hove tot een geldftraf, uit naam en van wegens de Staaten, of de Hooge Overheid en Heerlykheid van Stad Groningen en Ommelanden, vervveezen zynde, en daaraan voldaan hebbende, nu nog daarenboven door de Staaten, uit hetgeen deeze oordeelden tot de Volheid hnnner magt te behooren, van derzelver Ambt en Inkomen vvierden ontzet; gelyk naderhand (na dat de Staatscommisfie van haare plechtige bezending naar den Haag, om het hoogwys advis van zyn Hoogheid in te neemen, was wedergekeerd) ook bloote- lyk  102 "^^^""^^^ perfoon voor deezen Hove te compareeren, en te aanhooren zodaanigen eifch en conclafie, als lyk uit diezelve volheid der magt, zonder eenigen vorm van Proces, het fufpendeeren van de zo waardige Predikantenf/o/w/j//, Knyfbuizen en Eleucke, gefchied is. Eerft hier, eenige dagen na myn aankomft, vernam ik by Geruchte, dat myn perfoon vervolgd wierd; 't welk ik alleen vermoedde door de Staatscommisfie te gefchieden; tervvyl ik het tevens niet onraadzaam achte, tegen alle mogelyke aanflagen van lift of geweld, de Hooggraavelyke Befcherming alhier te verzoeken, om my veilig op dit Grondgebied te kunnen ophouden, gelyk dezelve my ook allervriendelykft en grootmoedig!!: toegezegd wierd. Vervolgens wierd my dit Gerucht nog nader beveiligd, mctbyvoeging, dat, niet de Staatscommisfie, maar het Hof van Juftitie , corporeeie apprehenfie tegen my had verleend, en myne goederen laaten opfchryven en verzegelen. Hoe onwaarfchynlyk dit my voorkwam, wierd ik er echter door in twyffel en verwarring gebragt Ik befloot dan eerft wat meer zekerheid hieromtrent af te wachten, en diesvvegens by het Claslis een rondgaande predikbeurt voor myne Gemeente te verzoeken- Zo de waarheid van het gerucht met genoegzaame zeker- heid  ïo3 als de Procureur Generaal q. q. tegens hem zonde willen doen en neemen, daar des behoort heid mogt blyken, dacht ik een Requeft te laaten inleveren, om vry van alle banden, ter myner verandwoording, temogen verfchynett; vertrouwende, dat my hierop geen vrygeleide tnet billykheid geweigerd zou kunnen worden. Dan onmiddelyk hierop ontving ik een wel zeker bericht, dat een afgezondenc, niet van den Hove, maar van de Staatscommisfie, my te llnlft in Vlaanderen had gezocht, ten einde zich van myn parfoon te verzekeren; en dat er dus ook te Koevorden, en waarfchyulyk in meer andere grensplaatl'en, zeer nauw op my gepaft wierd. Nu tvvyftelde ik nauwlyks meer, of al het tegen my verrichte was van denzelven oorfprong, waarvan het Gerucht alleen de ornftandigheden niet nauwkeurig genoeg overgebragt had. Van het Hof , of de Hooge Juftitie Kamer, hier tegen nu geen falvus eondutlus kunnende verzoeken, en ook de Staatscommisfie in geen Gerichtszaaken vermcenende te moeten of te mogen erkennen, zag ik my alle hoop opeen veilige vvederkeering maar al te zeer afgefneeden. Hierdoor gedrongen, bef loot ik dan ook nu myn Ambt maar neder te leggen. Myn Groninger Vrienden wilde ik ook niet te zeer, door thans zo ligt verdacht maakende en gevaarlyk wordende Brief. vviffe-  hoort gesffigeerd. Edog de Latitant op de gefteide tertnynen den 27 November en ig De- vvilTelingen,aan eenige moeitykheden bloot ftelicn, en 't weinig bericht, dat ik van hen kreeg, beveftigde, dat zy er op dezelve wyze overdachten. Intuffchen had ik nauwlyks myn brief, vvaarby ik mvn Ambt nederlegde, verzonden, toen'ik. kennis kreeg van de beruchte Publicatie der Staaten, in welke op de hoonendfre wyze een prys van duizend gulden op de bekoming van myn Perfoon gefteld, en vveder, niet het Hof, maar de\Staatscommisfie alleen gemeld wierd. Ik hoorde wel eens van een in Groningen tegen my aangeplakte Ediftale Citatie, maar dacht, dat het veelligt, of iets van de Staatscommisile, of deeze Publicatie der Staaten zelve, zoude zyn, terwyl ik in geen, my althans onder het oog komende, Nieuwspapieren een enkeld woord van deeze Citatiegemeld vond. Inmiddels oordeelde ik, op zulk een aanval, door fchriftlyke Deductie en verzoek, naar een nog nadere en fterkere verzekering van Befchutting, en veiligheid, om te moeten zien, en, zo veel zulks van my afhing, door eene openlyke tegenverklaring, ook myn belafterde Eer te handhaaven. Doch wel rafch vernam ik vveder een verfche pooging ter bekoming  los December 1788» *f January en f Febrnary 1789 n'et zynde gecompareerd, is dezelve fuc- jning van myn perfoon, in den requifitoriaalen Brief aan de Hoog - Graaflyke Regeering alhier, welke weder niet van het Hof, maar van de Staatscommisfie was. Hoe kon ik dan nog een Citatie van den Hove vermoeden ? Hoe, zonder alle denkbeelden van regel en Rechtsorden geheel te verwerpen, het mogelyk achten, dat ik. door twee onderfcheidene Rechtbanken, ten zeiven tyde, en uit naam van dezelve Staaten, wegens myne vermeende Patriottifche Staatsmisdaaden, gerichtelyk zou worden vervolgd? zo geachte misdaaden, welke, by eene andere wending flechts van zaaken als trouwe plichtbetrachtingen hadden geroemd gevveeft, en wat derzelver, niet van Lot en Toeval afhangende, inwendige Natuur betreft, myns oordeels, ook niets anders geweeft zyn. Het daadelyke Bericht van deeze thans door den Hove tegen my gevelde Sententie heeft my echter van de natuurlyke mogelykheid eener zaak, die ik zedelyk onmogelyk keurde, overtuigd, cn tevens uit alle verwarring en twyfeling getrokken. Dan al had ik reeds eerder ook de nauwkeurigfte en zekerfte narichten, ja legale kennis, van die Citatie der Provin» tiale  fuceesfivelyk in de eerftc, tweede en derde confusnacie geteekend, en by het vierde ter. tnyn de vierde contumacie tegens den Latitant en tiale Juftitie.Kamer gehad, zo was echter, door de hevige vervolgingen der Staaten, en der Staatscommislie, my alle mogelykheid derverfchyning, of der onlenmaatige pooging om er my een vryen en veiligen weg toe te baanen, volftrekt afgefneeden. Zy ontrukten my dus aan het verhoorend onderzoek van "dat conftitutioneele Gerichts-Hof; door my het opkomen ter myner verandwoording geheel ondoenlyk te maaken. Onder welken Gerichtsdwang van deeze beide, op dezelve plaats en tyd, my ter apprehenfie vervol, gcnde Rechtbanken zonde ik my toch ook hebben kunnen in vrywillige hechtenis geeven, indien ik daartoe had willen overgaan, zonder gevaarte loopen, van reeds eerder in des anderens handen te vallen? I>iar my dan het Hof nu ex contumacia veroordeeld heeft, fchoon het, naar rechten billykheid, zo men my het verandwoorden niet door de wreedfte en geweldigfte handelwyze belet h«d, my volkomen onfchuldig en vry had moeten verklaaren, zo maakt juin; die tuiïchenkomft van zulk een ongehoorde behandeling, dat, alhoewel dit den Hovej geenszins te wyten is, ik echter de wettigheid van dit vonnis in geenen deele erkennen kan.  io7 «n defaillant verleend, hy verus contumax verklaard, en de Procureur Generaal q. q. ge» authorifeerd, om by hltendit te procedeeren. En de Procureur Generaal q.q. deszelva hltendit den 12 Febr. deezes jaars ter vergsderinge hebbende ingediend, en daar by geconcludeerd, dat, vermids de abfentie en contumacie van den Latitant en Defaillant, dezelve verfteeken mogt worden verklaard van alle exceptien declinatoir, dilatoir en peremtoir, mitsgaders van alle defenfien en weeren van rechte, welke hy, gecompareerd zynde, hadde kunnen en mogen proponeeren en doen, en voorts ten eeuwigen dage gebannen uit de Provintie van Stad en Lande en Wefterwoldingerl.nd, zonder ooit daarinne te mogen wederkomen op poena van zwairder Straffe, en eindelyk gecondemneerd in de kollen en mifen van dc Juftitie, midsgaders van den Pioceffe, ofte tot andere zulke poenen, als het Hof narechte en Juftitie zoude oordelen te behooren. Zo is voorts uit de by het intendit overgelegde informatien, be'éedigde depofitie van getuigen, als andere bewysdommen, aan het Hof geble. ken, dat de Latitant en Defaillant GeYïit Jacob Georg Bacot in de verderfelyke oogmer. ken en intrigues van eenige na verandering haakende, en waar door het lieve Vaderland, in de laatste jaaren, voor de gunftige wendinge van Zaaken in deeze Republicq , zo jam-  jammerlyk is gefchokt en op den oever van deszeils geheele vernietiging gebragt geworden , niet weinig heeft mede gewerkt, en dezelve alleszins begunftigd, (b) door zyn verft) Hetgeen ten dien tyde door my, met mond of pen, naar myn Lichten Geweeten, begunftigd is, is niets anders, dan hetgeen eerft door den Souverain zelve, met vry wat hooger kracht en nadruk, begunftigd, en toen niet minder dan als vei derfeiyk befchouwd wierd. Ik fpreek niet van die fterke taal, die fommige zeer veel invloed hebbende en thans echter geweldig vervolgende Leden wel eens, niet in het geheiligd vertrouwen eens gemeenzaamen ondeihouds, maar in openlyke plaatfen en gelegenheden lieten hooren. Ik wil zelfs niet blyven ftilftaan by ver. fcheidene Placaaten en Refolutien alszins gefchikt om de denkbeelden omtrent des Souverains Patriotismus (het woord in den thans gewoonen zin genomen) te verderkeu; noch by de vernietiging van hetgeene, in gevolge eener Commisfie in den Haag, door zyn Hoogheid, omtrent de Orden van procedeeren, of omtrent het gewigtig Stuk der zylvefter zaaken, Schouwing van wegen, vonders enz. geregeld vvas; en waaromtrent het laatste (waaraan flechts eenige geringe veranderingen noo* dig fcheenen) wel door de Staaten d.: ~ Deo, 1784. beloofd wierd op een betere wyze rafch  verkregene kundigheid tot verleiding van aniere minkundigen te misbruiken, met den mon- rafch daar te zullen zyn , doch waarvan ik niet vveet, dat nog iets gekomen is: hoe zeer de hieromtrent fchreeüwende Ongerechtigheden, en eerloos uitplunderende ja wanhoopigmaakendeverdrukkingen (wegens het zo grof en vvillekeurig geItadig boeten, door veel Jonkers in hunne Schepperyen) geen der minde hoofdoorzaaken van het gebeurde in de jaaren 1747, en 1748. geweeft zyn. Even weinig gewaag ik, hoe deeze zelve Staaten, zo niet de eenige. althans vaft de eerde waren, die den Heere F. A. van der Kemp, wegens zyn toegezonden Werk, betrekkelyk den Hangen Krygsraad, fchriftelyk Cgelyk ik zelf 't gezien heb) hunne byzondere dankbetuiging deeden. Wie vveet toch niet, dat, in de bekende zaak der (tegen Generaliteits befluit) nietuitgevaarene Vloot naar Breft, geen Staaten van eenige Provintie derker dan die van Stad en Lande zich hooren lieten V Iets waarover zy toen niet weinig wierden geroemd. Dan, om hier niet verder in te treeden, ik heb ter goeder trouw en, zo ik vermeen, niet anders dan op een geoorloofde en plichtmaatige, ja ook met de uitdrukkelyke Voorfchriften des Souverains overeenkomstige wyze, met myne geringe be.»  monde en de gefcbrifte Denkbeelden onder het volk te verfpreiden, allergefchiktft om hetzelve tegens bekwaamheden aan de belangen van het thans verderfetyk genoemde Patriotismus nuttig trachten te zyn, om dat, en voor zo verre , ik. die de belangen van Recht en Waarheid, van Vaderland en Vryheid, en van 't algemeene Volksgeluk, oordeelde te zyn; en myn Geweeten dus als Menich en Burger er my toe aandreef. Ondertufichen blykt overvloedig, uit den gantfchen inhoud deezer Sententie, dat by het Proyintiaale Hof van Juftitie, en by die Commislie van deezen Hove, welke, terrtond na de Omwenteling reeds, ter ftrengfte en nauwkeurigfte onderzoeking vvas aangefteld, en geheel niet met de veel laatere, ter buitengewoone Gerichtsinquilitie, onder den naam van bandhaaving der Conftitutie, aangeftelde Staatscommisftevermengdmoet worden, geenszins die ongerymde en lafterlyke betichtingen bevonden moeten zyn, die iu het Staatsrapport der laatstgemelde van den 25 Nov. 1788, op welke de my zo beleedigende Publicatie van den 1 December volgde, tegen my zyn voortgebragt. En kan niet hieruit alleen reeds genoegzaam, omtrent den aart en 't geloof verdienende van die, door den Fifcaal te bedachteloos opgegaderde, niets deugende, en beneden alle  tcgens eikanderen niet alleen, (c) maar ook te- gens alle vvederleggingsvvaardigheid zynde aanvvryvingen, welke in dar. Rapport voorkomen, geoordeeld worden? (c) Het Volk tegen elkander op te zetten, waartoe naar het oordeel van 't Hof myne ve'rlpreide denkbeelden gefchikt zouden zyn, hoezeer er my het tegendeel van voorkoomt, zou zeer tegen myn doel geweeft zyn, die altyd op Ruft e"n Eendragt in al wat betaamendis, aandrong. Uun/'t ïs waar, even yvrig trachtte ik ook by elk een afkeer in te ïcherpen , tegen die op zo veele plaatfen toen heerfchende Eensgezindheid tot vernielen , rooven, laftren, mishandelen en verdrukken; of tot muitery en opftand tegen de billykfte aanmaaningen van den Souverain, zo als men zag in het Oldambt; of ook tot eerroovende ja perfoonlyk geweld en moord bedreigende Schotfchriften tegen de Staaten zelve, als by de (zich noemende) In. TPooners van Bierum en Spyk, enz. Vrede en verdraagzaamheid heb ik in derzelver heilzaame beminnelykheid met mond en pen gepredikt, en het ongeoorloofde van alle waarlyk aanvallend geweld duidelyk voorgeftefd. Beftendig heb ik ook het verfoeielyke en met de Goddelyke Liefdewet zo ftrydige dier wreede en onverzoenlyk haatende Wraakzucht afgefchetft, die buiten alle grenzen treedt, met welke men-  ■ gens hunne, wettige Regeeringen op te zetten, en nienfchlievende Zachtmoedigheid aan de eene, en de Plicht van noodwendige zelfbeveiliging aan de andere zyde, de juifte rechten van Noodverdeeding afbakenen; en zo door 't opzettelyk gebruik van hardere middelen dan hiertoe veretfcht worden, als door ze ook dan zelfs te blyven aanwenden, wanneer er zodaauige in 't geheel niet meer hiertoe benoodigd zyn, in der daad een eigenlyk cn gantfeh onchriftelyk vlammen op de bloote (mart en een met helfch vermaak zich als zodaanig voorgefteld verderf des vvaarèn o£ vermeenden beleedigers aanduidt. Doch met deeze, niet blootelyk vooronderftelde, maar uit omzigtige behoedzaamheid er altoos ook duidelyk by uitgedrukte beperkingen, heb ik tevens, volgens gemoede, en ter voldoening aan den eil'ch en inhoud der Staaten - Publicatie, van den 31. Dec. 1784, openlyk het recht, ja den Plicht van onmiddelyk verdeedigen de Noodweer tegen alle onftuimige aanvallen des Gewelds, beweerd, waar, en voor zo verre het dreigend en dringend gevaar, door geen zachtere, of in den Burgerftaat regelmaatiger verordende, befchutsmiddelen, te ontwykenis, en dus onuitftelbaar deeze uiterfte pooging, tot onze behoudenis, of die van onzen onfchuldig aangevallenen Medemenfch, noodwendig maakt. Een tegengeftelde voor- dragt  - 1 " H3 en dezelve by het volk in verdenkinge te brenH gen dragtzon, myns oordeels, een zeer valfche zedenleer geweeft zyn. 't Is, fchreef ik dus billyk in 't Rechtvaardigend Vertoog, (bl. 26.) „een ontegenzeggelvke waar„ heid, dat de verdeedigende be'fcberminp„ van ons en onze Naaften, in alle drin! „ gend gevaar, tegen wetloos aanvallend „ geweld, naar den bekenden regel van „ onberispelyke Noodweer, heilig en on„ veranderlyk door de Natuur zelve ons „ allen aanbevolen is; en dus, in zulken „ gevalle, geen andere wettiging of be„ voegdmaaking noodig hebbende, te „ recht op eigen, of juifter gefproken, „ op Goddelyk Gezag en Autoriteit, ge„ fchiedt. Immers is het ook boven alle „ tegenfpraak ■, dat de eigen onmiddelyke „ en verplichte verdeediging onzer ge„ ftoorde Rechten en veiligheid wel, met „ het ingaan eener welgeregelde (en dus „ over 't algemeen geen eigen ftral'oef„ lening meer duldende) Burgerlyke „ Maatfchappy, onder de volftrekte en », daar meê ftaande en vallende voorwaar„ de van billyke openbaare Befcherming, >, zeer heilzaam, ter weering van al te „ verre gaande drift, wraak en weder„ wraak, aan vaftgeftelde Richters is af„ geftaan en overgegeeven 5 doch dus ook „ alleen , waar en voor zo verre n die voorbedongene en toevertrouwde „ Ge.  gen, (d) ja regtstreeks dienftbaar, om alle Hoog gezag „ Gerichtsbefcherming genoegzaam ty„ dig en toereikend, ter beveiliging en „ afweering van den daadelyk dringenden „ nood, plaats heeft, of hebben kan; „ keerende anders deeze uitoeffening van „ elks hier in onvervreemdbaar Recht ter* „ ftond tot elk weder, of was Veel eer, „ in zulke omftandigheden, nooit afgegeftaan, noch overdraagbaar geweeit." Kan dit nu heeten, en Wel ten kofte van alle Richterlyk Gezag en Au&oriteit, het volk tegen elkander op te zetten? Keen ; niet aan de verfpreiding deezer onderrichtende waarheden, of op Natuur en Reden gegronde denkbeelden, kan dit immer 'toegefchreeven worden. Maar door allerlei bedriegelyken lafter, haate* lyke ophitfingen en loos bedachte kun ft* greepen, moord- en plundergeweld te doen losbreeken, en dus den aangetaftert tot de daadelyke uitoeffening van het noddrecht zvns ondanks te verplichten, dat is eigenfyk het volk tegen elkander op te zetten; doch niet ik, maarzy alleen hebben dit te verand woorden, die maar al te zeer zich hieraan op het fterkfte hebben fchuldig gemaakt. (d) Welke zyn toch die door my verfprei* de denkbeelden, die zo allergefchiktft geoordeeld worden, om het volk tegen des* zelfs wettige Regeeringen op te zetten? Ik  gezag en Rkhterlyke authoriteit den bodem H % in. ïk kan volftrekt niets minder vinden dan deeze. Niets wordt meer by my afgekeurd, en indien ik, geenszins dit bedoelende , door een miffJag van myn feilbaar oordeel, zulke gevaarlyke dwaalbegrippen waarlyk verfpreid had, zoude ik het Zo wel een voorrecht achten, die op een redelyk overtuigende wyze te leeren kennen, als myn plicht, om die even openlyk te herroepen en tegen te fpreeken. Het betaamend eerbiedigen der wetti-re Overheid heb ik toch altyd, met mond en pen yverig getracht een ieder in te fcherpen. Steeds hield ik, met zo veel andere thans vervolgde Braaven, ja ook (vooral in derzelvergemeenfehappelyke handelingen") met alle de Ommelander VVapengenootlchappen, de gehoorzaamheid in 't oog aan derzelver Landvaderlvke Voorfchrrf ten verfchuldigd, zonder" van deeze verfchuldigde trouw, door de ftrydio-e nei. gingen van eenige byzondere Perfoonen, afgetrokken te worden; welke toch, hoedaanige privaate magt of invloed zy ook hebben mogen, geenszins de wettige Regeeringen zyn, maar aan deeze, zowel als alle andere, onderworpen behooren te vveezen, en aan welken dus, op eene tegen de heilzaamfte wetten inloopende 721*\ï\ Se,volSelyk door de weezenlyklte Phchtfchennis , te willen gevallen, beneden de inborft van elk eerlyk Man is, en  ii6 en eene fchandelyke ja ftrafbaare Vordering zoude zyn. Alles zou toch loutere verwarring en akelige onzekerheid worden, alle orden trouw en veiligheid waren gantl'ch vernietigd, waar de wetten der wettige Regeering ophielden de volkomen verzekerende regel en de toets der Burgerlyke plichtbetrachting te vyeezen. Er komen veelligt hier en daar in fommige door my in 't licht gegeevene Stukjes eenige verltrooide algemeene Waarheden voor, op de beftendige engefehiedkundige bevinding der menfchelyke Natuur geveftigd; er worden ook yvei eens eenige vafte grondftellingen van alle goede trouw, eerlykheid, billykheid en oprechtheid in aangeroerd, als de noodige zuilen voor de geruftheid, zekerheid en welvaart der Burgerlyke Vereeniging; en zo ook die van de aangeborene Weezenfrechten en plichten, welke den menfch, als menfch, in allen ftand, onveranderlyk eigen blyven , en van de wederkeerige of in elkander gegronde , en dus niet van een te fchei'dene verkregene Rechten en verbondenheden, welke, uit kracht van alle maatfchappelyk Staatsverdrag , tus* fchen de Regeerers en de overigen des Volks, plaatshebben, en buiten Hobbes, Machiavel, of Spinofa, by alle Staatskundigen eeupaarig worden erkend. Dan nimmer zyn deeze gefchikt, om een wettige Overheid by het Volk verdacht te maaken, wanneer zy anders, door eene hiermee vol-  volftrekt in 't oog loopende ongeoorloofde ftrydigheid hunner daaden, dit zelve niet openlyk. dden; en dus ook alleen zich zeiven dit natuuflyk gevolg van een zo onverandwoordelyk misbruik der hun hiertoe nimmer aanvertrouwde magt hebben te wyten. Of zal, als ware 't iets, gefchikt orn de Regeeringen in verdenking te brengen, ook de ernftige en met alle de daar toe noodige bevvyzen en ronde aanduidingen van den waaren toedragt der zaak en geftaafde mondelyke of fchriftelyke verdeediging der Onfchuld, voor.ongeoorloofd worden verklaard? Zal men de"billyk aangedrongene vooritelling haarer duurtre belangen wraaken, waar dezelve door een vermoedelyk verkeerd onderrichte, of door welke oorzaak ook, in het nadeeligfte misverftand zich bevindende Overheid, of andere hooge Vergadering, op het zwaarfte en grievendfte te jammerlyk verongelykt is ? Dit zou toch niemand, zonder bloozen, als een op iich zelf reeds beleedigende, ik laat ftaan ftrafwaardige zaak, durven ópgeeven. Dan ware de edellte plicht eene misdaad. Dan ware bet ook gedaan met alle beroepingen op een hoogeren Rechtbank, of op een nadere Herziening, als die noodwendig altyd ftrekken, om den Richter in verdenking te brengen, van uit welk gebrek ook geen rechtmaatig vonnis geveld te hebben. In die ongelukkige ftelling ware ook elk Recht-  118 Rechtvaardigend Vertoog te doemen,'t welk de rechtmaatigheid, wettigheid en gegrondheid van eenige kefolutie, hoe die ook zynmogte, in verdenking bragt, ja alle loffelyke pooging, om miskende en dus onbillyk behandelde Waarheiden Onfchuld in 't rechte licht te plaatfen , in de vooronderftelling van een bereidvaardige geneigdheid tot derzelver herftel, ingeval van nadere onderrichting en overtuiging. Toen de Burgerofficieren van Groningen, ongehoord en te zeer verhaaft, door een Refolutie van Burgcmeefteren en Raad, van den 21. Oct. 1786, befchuldigd waren, van eigener authoritcit rond te zyn gegaan, om de huishoudingen op te neemen, en de Mansperfoonen van 18, tot 60, jaar op te teekenen, en dus van eene eigendunkclyke en eigenheerige behandeling van Zaa~ ken, met vilipendentie vau de anthoriteh der Heeren Burg. en Raad; enzy, getroffen door het onwaare en ten niterften hoonende, en hiervan een behoorlyke en eclatante fatisfac* tie verlangende, ten dien einde de tuffchenkomft der Heeren, door Burg. en Raad, oud en nieuw , famt Taalm. en Gezw. Gemeente, Gecommitteerd tot een Plan van Defenfie, wier orders zy in deezen ontvangen hadden , by Requeft verzochten, volgens Refol. des Burgerl. Krygsraads van den 23. Oct. 1786. zo was ook het Rechtlievend gevolg een Refolutie van den 17. Nov. 1786, welke deeze Conclufie had; „Hebben de Heeren Burg. en „ Raad  iöteflaan, (e) en met verfmaading van die- zelve „ Raad, als nu nader en beter zynde ge„ informeerd en geëlucideerd, voorge,, melde Refolutie ingetrokken, gelyk de,, zelve intrekken mids deezen." Overyling , misverftand, niet genoeg nauwkeurige overdenking, verrafiing door misleidende berichten, menfchelyk zwak met een woord, in Menfchen te vooronderHellen, kan met recht nooit een beleedigende eeu misdaadige verdachtmaaking heeten. 't Is 't eenige, wat by een verkeerdgeachte handelvvyze (ten welker opzigt het zwarte wit, en 't kromme recht te noemen, van niemand kan worden gevergd) op 't zachtfte, naar den aart der Liefde, gefteld kan worden. (e) Zo door Hoog Gezag de uitoeffening der Souveraine Wetgeevende Magt, of de algemeene opperfte Beftiering van Politie en Finauttever&asni wordt, welke in Stad en Lande op een uitfluitende wyze aan de Staaten is toevertrouwd , zo had ik wel gewenfcht, dat men een eenig door my verfpreid Denkbeeld had willen bybrengen, 't welk eenigzins, ik laat ftaan rechtjlreeks, gefchikt was, om hetzelve den bodem in te flaan. Dit Gezag, volgens de plaats hebbende conftitutie, by hen te moeten, ja ook by hen alleen wettig te mogen eerbiedigen, is zelfs de juifte grond, waarop {ja een, wegens de hooggefchatte Acht-  120 ——i^^^— zelve Richterlyke Autoriteit, de heerfchende be. Achtbaarheid van den Hove, allerneteligfte en onaangenaamfte omftandigheid) myn Opftei van het eerbiedig door de Omlander Wapengenootfchappen ingeleverde Rechtvaardigend Vertoog, ja ik durf er by voegen, waarop het gantfche zo plichtmaatige, fchoon thans tegen alle reden op het zwartft afgefchetfte, gemeenfchappelyke gedrag dier Genootfchappen, geveftigd is geweeft. 't Is waar, ik weet ook, dat de Staaten, zo verre recht en wettigheid betreft, geen volftrekt alvermogende of willekeurige Defpoteu zyn, maar dat hun Souverain Gezag, door de Conftitutie, met behoorlyke paaien omgrenfd is , buiten vyelke de Volheid van deszelfs Magt noch uitgeftrekt, noch op een daadelyke wyze wettig erkend mag worden, 't Is om deeze reden, dat ik ook de uitoeffening van Richterlyk Gezag of Autoriteit (welke een zeer wyze Staatkunde hier niet voorzigtig geacht heeft met die der Wetgeeven. de in dezelve handen te ftellen) wel geenszins by hen, maar (verre echter van die den bodem in te flaan) wel*degelyk daar altyd erkend hebbe, waar die, volgens dezelve Grondvvetten,*t huis behoorde; en dus, ten aanzien der opperfte Burgerlyke en MisdaadftrafFende Rechtspleeging, alleen by den  121 begrippen van dien tyd met de gewapende Arm door den Provincialen Juftitie - Hove, als-tot de uitvoering of handhaaving van de Wetten der Overheid, en wel uitnaam en van wegens dezelve op den aan haar gedaanen Eed, door de Conftitutie zelve aangefteld. Al wat derhalven, hier toe betrekkelyk, door my gedaan is, is, dat ik, gelyk, geen uitoeffening van Richtërlyk Gezag by den niet onbepaalden Souverain , zo ook geen hoog, of wetgeevend Gezag by den Hove erkennende, beide nogthans, zo als die aan onderfcheidene Lighaamen zyn toevertrouwd, en geenszins met eikanderen verward , of ingewikkeld door een gefmolten mogen worden, altyd ongekrenkt in 't oog gehouden en geëerbiedigd heb. In myn opftel van het Recbu vaardigend Vertoog, het eenige waarophier fchynt gezien te kunnen worden, dit Hoog of Wetgeevend en den Souverain alleen toekomend gezag den Hove affpreekende, als zynde tegen deszelfs duidelyke InjlruEiie en 't Reglement Reformatoir, en dus by den Hove ook niet bedoeld te achten, wordt (bl. 8.) uitdrukkelyk geleezen, dat de Ondergeteekenden, „ der menfche. „ lyke feilbaarheid indachtig, veel eer in „ het vertrouwen yerkeeren, dat de zaak, „ by den Hoogen Juftitie Hove, niet naar » deszelfs anders zo erkende nauwkeu»  122 door te zetten; (f) hebbende hy (die reeds In den jaare 1784 zyn luft om ligt en ongegrond de „ rige jiiiftheid van doorzigt, in het ge. „ noegzanm rechte licht en oogpunt, „ hier beichouwd za! zyn geweeft; ter. „ wyl zy aan alle daadelyk der Juftitie „ aanvertrouwd Richterlyk Gezag en „ Autoriteit, 't zy van deeze hooge of „ van laagere Rechtbanken, zich niet al. „ leen tot de eerbiedigfte onderwerping ,, verplicht erkennen, maar ook in allen „ tyde zulks ten hoogden bereidvaardig ,, zyn te betoonen, en nooit daarin ee. „ nigzinj vermeenen te kort gekomen te ,, zyn." Wordt nu de bodem ergens aan ingeflagen, om dat de volmaaktde eerbic diging daarvan de jnide Bepaaling volgt, die er in de aanvvyzing van het waar, en hoe, door wet en Conditutie aan gegee. ven wordt? (f) Begrippen door geweldsoeffeningen te willen voortplanten en gangbaar maaken, heb ik altoos te zeer als een raazerny befchouwd, dan dat ik aan zulk een Dwangleer, die de vrees wel kan doen bukken, maar nimmer de ziel kan verlichten of overtuigen, met mond of pen ooit dienftbaar zou zyn geweeft. Ook de berispte PaiTage uit het Zakboek aan Neerlaudsvolk (waarvan beneden nader,) toont, hoe ook die Schryver en deszelfs aan-  ■ 123 de verrichtingen van Collegien en Perfoonen van het grootfte aanzien te veroordeelen, en zyne aanhaaler hieromtrent leerden en dachten. „ Een waar Patriot (ftaat er) zoekt het „ volk, Regenten en Stadhouder allen by „ hun wettig recht te bewaaren. — 'tls „ verre van hem iemand met de vuift of ,, met den fabel in zyn gevoelens over „ te brengen." Nooit is ook in de Om. melanden, waar zodaanige denkvvyze verbreid wierd, ja in de gantfche Groninger Provincie, eenig feitelyk gebruik van den gevvapenden Burgerarm gemaakt, nooit de minfte pooging daartoe, door my, of zo veel ik weet door iemand anders, aangewend , ten einde dus eenige hoegenaamde Begrippen door de zetten ; maar wei tot de aanbevolene Befcherming tegen het moord - en roofziek aanvallend Geweld van een, onder den misbruikten naam van yver voor Oranje, zo Godtergend en barbaarfch opgehitft en bedrogen Graauw, of onder welk ander voorwendzei en door of tegen wien het ook mogt plaats hebben, zonder aanzien van perfoon, pand, of denkensrvyze, zo als uitdruklyk verklaard wierd in 't Rechtv, Vertoog (bl, 38.) Verftaat men dan hier door, dat ik, zo wel overeenkomftig myne Begrippen, en dus ter goeder trouw, naar licht en ge. wee-  124 BBBiBaaaasaa^aga^ai zyne berispinge en denkwyze het publyk mede te deelen, hadde aan den dag gelegd) (g) zig vveeten, als overèenkomftig de ernftige welmeening en aanbeveeling des Souverains, het püchtmaatige der uiterfte en onvermydelyke Noodverdeediging, tegen een op ons of onze Naaften losbandig en grouwzaam aanvallend Geweld (ook door den daartoe uitdrukkelyk gewapenden Burgerarm, zonder dat die zich.door eenige onbevoegde en wederrechtelyke handeling van wie het ook zyn mogte, erin had te laaten verhinderen of turbeeren ) met mond en pen, als myn gevoelen omtrent die onvermi.nkbaare Rechten en Plichten der Natuur, volgens welke geen Menfch ooit verbonden kan worden, om door woeft geweld zich weerloos te laten mishandelen en vermoorden, openlyk beweerd hebbe; dan ftem ik zulks, in zo verre, niet alleen ten vollen toe, maar meen ook, op gronden, hier en hier boven (Aanteek. c). reeds aangeftipt, naar alle Goddelyke en Menfchelyke Rechten, en het door de Staaten in 't byzonder hieromtrent den Predikanten ook voorgefchreevene, hierin juift myn plicht te hebben betracht; en moet lyden dieswegens thans zo wreed vervolgd, gehoond, geboet, en in eeuwige Ballingfchap onfchuldig verdreeven te worden. t zy door menicnen ot honden, is weggeraakt. Men meende, dat het een van mvns Zwagers Klerken geweeft was , doch dit bieek van achteren anders. Wie hy geweeft zy, is tot nog toe niet bekend; en van eenig onderzoek der Regeering omtrent deeze gantfche zaak is my niets bewuft. Het huis wierd voords, zo veel mogelvk, van onder tot boven geheel en al vervvoeft; al wat er in was, in ftukken gehouwen, verbryzelden verfcheurd; zelfs de marmerfteenen uit de gangvloer wierden uitgebroken, en in 't water gedooid • ja de goudvisjes, uit een vvver achter het huis , vvierden opgeviltht en vermoord, yvaarfchynlyk in 't vermoeden, ot men ook iets van waarde, ter berging, m dien kom of vyver mogt hebben laaten zinken. De braave militaire Officier van eene onder deeze gewelddaadigheden hier aankomende Patromllevevbood wel het voortvaaren met dezelve, maar men jouwde hem op een tergende wyze uit, dreef met zyn orders de fpot, en riep. dat men vvel andere orders had; zo dat hy, na alle yergeeifche zachtere poogingen , ein. delyk genoodzaakt wierd op hen te laaten wuren ; vvaarby ook een der Plunderaar*  133 «-» - nootfchappen, en misdaad van overheerfchingt en onderdnikki?3ge;Q) voor het Genootfchap van deraars dood bleef. Doch hierop terftond eenige orders van 't Stadhuis (zo gezegd wordt, doch 't geen ik by gebrek, van zeker naricht niet bef lillen durf) ontvangen hebbende, ging het Graauvv, nu althans verder niet geitoord wordende, in deszelfs wreeden en verwoeftendeh moedwil op het losbandigfte zo hier als by de'overige huizen voort. Uit dit eene voor» beeld van de gevolgen der toenmaalige ontwapeningen blykt ten klaarften, hoe men met recht het verhoeden hier van toen ook, als een ftuk van noodige zelfbeveiliging en behoudenis der gemeene Ruft, in de reeds zo verdeelde en gillende Ommelanden, te befchouwen had. (i) Zeldzaame en onbegrypelyk verre gezochte wyze van gevolgtrekking! Indien iemand, onder de wysgeerige en in zeer veel opzigten alleruitmuntendfte Staatsbeftiering van Fredrik den Grooten, hem openlyk dieswegens met recht hadde geroemd, en wel vooral wegens zyne zo onbekrompene en plichtmaatige handhaaving der heilige rechten van Geweeten en Godsdienft en der volle vryheid van de Drukpers, zonder dat de laage Staatkunde eener zo onkunde als kerkverdeeldheid voedende onverdraagzaamheid ooit den min-  ran Wapenhandel te Eenrum te doen affchry. ven minften toegang vond tot zynen troon; en men dien daarover thans een gerechtelyke aanklagte wilde maaken , onder voorwendfel, dat dit nu, na het bekende Religions en 't Cenfuur Edict, (waartoe de tegenwoordige l'ruiffifche Vorft toch vooronderfteld moet worden Redenen, die hem als overweegende voorkwamen, mehari te hebben) een regelrechte befchuldiging was geworden tegen den Souverain; wat zoude men van zulk een vreemde redenkaveling en handehvyze moeten oordeelen V Wie zou niet moeten zeggen, dat de aangeklaagde volmaakt onfchuldig was, dewyl hy onmogelyk die bedoeling kon gehad hebben, en dat de ongerymde beweering, als of zyn zeggen naderhand een beleediging zou geworden zyn , ten minften deeze vooi'onderftelling'by den gevolgtrekker ten grond moeft hébben, dat zulk een billyk berifpte Staatkunde dan ook de vvaare beweegreden beide van het Religions Edict, en dat der Cenfuur waren geweeft, zonder 't welke geen toepaffing plaats kon hebben; en dat hy het was, die deeze ftelling zelve dus voor zyn rekening te neemen had, en verandwoorden moeft. Ik behoef niets meer te zeggen. Elk kan de overeenkomft voelen.. De Genoot- fchap-  fchappen beroemen zich, dat hoe zeer de lafter en alle gevaar dreigende boosheid van diegeenen, die der Staaten uitnoodiging tot de vrye Wapenoeffening als een Ïrenende Dvvinglandy hadden durven uitryten, hen die altyd, en in de dreigendfte gevaaren, hun trouw hadden aan den dag gelegd, thans, als verftoorers der gemeene ruft , zonder eenigen fchyn van bewys, maar voetftoots zochten te doen vernietigen, cn dus weerloos aan hunne woede als ten prooi te geeven, de deuren echter van hun Ed. Mog. geflooten waren voor die ophooping van de lafhartigfte en fchandelykfte ondankbaarheid, by de misdaad van onderdrukking en overheerfching. (zie Bl. 7, en 8-) Zo dit nu naderhand anders geworden mogtzyn; zo niet flechts de veranderde tydsomftandigheden, in de vernietiging der, hoe vuil belafterde, echter onbetwiftbaar trouwen lofwaardig geoleevene Omlander vvapengenootfchappen, maar ook daar en boven de gemelde verfoeielyke ophoping der frioodfte dryfveeren, in de wyze en gevolgen van dien, blykbaar mogten weezen, en daar in thans (hoe onmogelyk ten tyde van het Adres bedoelbaar) de zaakelyke grond eener bèfchuldigende toepalfelykheid gelegen mogt zyn, zoude ik echter dan nog de gevaarlyke vaftftelEng en het bevvys daarvan gaarne aan den Hove overlaaten. Gewis, die een voorwaardelyk gezegde rechtftreeks toepaffe-  135 ren, en zelve te corrigeeren, (k) waar na bet alzo ook door de Gecomireerden en Officieren van dat Genootfchap is verteekend, en de H. Heeren Staaten aangeboden, en daarna met een zeer nadeelige, en de Regenten hoogte beleedigende Paüagie, uit het zakboek aan Neerlands volk, (1; met den druk gemeen ge- paffelyk acht, moet ook dan de voorwaarden, waarop het geveftigd is, noodwendig aanneemen; of dit niet doende, gelyk ik verzekerd ben hier ten minften het doel van den Hove niet te zyn , dan is de redenkaveling te meerder valfch, en het befluit van allen grond ontbloot, (k) Al wat dus, omtrent dit zo breedvoerig hier aangehaald Adres, my, als of daarin een misdaad geweeft ware, ten lafte gelegd wordt, is, dat ik het, ten dienfte van het Eenrummer Genootfchap, heb laaten affchryven, en dat Affchrift heb gecorrigeerd. Dit is in der daad ook al het deel, dat ik er aan gehad heb. Maar al ware ik er ook de Üpfteller van geweeft, zou ik er echter niets in vinden, dat ik my eenigzins behoefde te fchaamen, of met eenigen fchyn als misdaadig kon worden aangemerkt, ten zy men de befcheidene voordragt van ronde en gegronde Waarheid met dien naam wilde doopen. (1) Daar ik vveder, noch aan het laaten drukken van dit niets onbetaamelyks bevattend Adres,  gemaakt, onder den tyrel van Vaderlandlievende Bclydenis der zuivere geveelens van de Exercitie Genootfcbappen in de Ommelanden. Gelyk hy, die ook zyn penne geleend, Adres, ^ noch aan het voorpTaatfen der hier berifpte, myns oordeels, even weinig onbehoorlyke Êaffage, het minfte aandeel heb, en het my ook niet ten lafte gelegd wordt, behoefde ik er ook niet op te andwoorden, hoe ligt het anders gefchieden kon. Ook zie ik niet in, waarom dit alles hier ter uitbreiding van een fententie tegen my gebruikt wordt, ten zy een ongegrond vermoeden, als of ik er middelyk meer werkzaam in geweeft ware, clit veroorzaakt hebbe. Buiten het nadeelig oordeel van den Hove over de natuur van het my in deeze fententie ftellig ten laft gelegde, met de daaruit vloeiende hoonende gevolgtrekkingen, en eenig misverftand (uit een niet juift of duidelyk opgegeeven bericht vvaarfchynlyk gefproten) omtrent hetgeen door my te Appingadam verricht zon zyn, moet ik toch erkennen, dat de zaaklykheden, hierin van my getuigd, nergens de Achtbaarheid en nauwkeurigheid van den Hove hier door de minfte onwaarheid krenken. Dan gefteld het fchynbaare gemelde vermoeden ware hier in der daad gegrond geweeft, wat misdaadigs ware er dan noch  teend, althans het drnkken bezorgd heeft van een Brief aan een Ommelander over het groot belang en de noodzaakelykheid ccnet vrye noch in die Paffage, of de plaatfing derzelve ? Dat de denkbeelden omtrent het ftaatkundig nut der opgedraagene Erflykbeid van het Stadhouderfchap verfchillèn, is toch zo min een misdaad, als die gemeene grondfcelHng van alle Staatsrecht, dat Regalia niet buiten de letterlyke opdragt te neemen zyn, en dat Regenten omtrent zodaanige Regeeringsrechten, welker uitoeffening aan hun alleen, en zonder bygevoegde magt van affumtie of fubfthutie, zyn aanvertrouwd, niet willekeurig ('tzy Uit analogie, of eigendunklyk aangemaatigde nabootfing, 't zy vvegens andere even weinig gerechtigende voorvvendl'els) mogen befchikken. Of hier tegen nu ook in de Ommelanden al of niet gezondigd is, mogen anderen uit de gefchillen, over de Approbatie der Ommelander Ambten beoordeelen. Als ook, of by de Arbi. ters, Monfterheeren, enz. over 't algemeen wel de vereifchte onpartydig waakzaame yver verwacht kan worden, tegen een aloverheerfchenden invloed van eenige weinige byzondere Huizen, en de ftemvcrbindirig aan- of het optrekken onder dezelve, en foortgelyke ongeregeldheden en inbreuken tegen de.waare oude, en niet  138 KtaasaBsevmmmtaMJma vrye algemeene en ftandhoudende Valhmapeving ten platten lande'm 1786 uitgekomen, (mjt ter gelegenheid van de gantfch irreguliere niet naar onrechtmaatige gewoonte, maar naar de wetten af te meetene Conftitutie ; ingevalle dezelve veronderfceld worden niet alleen plaats te hebben, maar dat zy zelve er ook j"ift hunne aanftelling aan verfchuldigd zyn. In welk onderzoek, ik my hier niet behoeve in te laaten. (m) 't Geen het Hof fchynt te vermoeden is hier in der daad gegrond. Niet alleen heb ik dit. Stukje ter pers bezorgd, maar ook gefchreeven. Doch waarom wordt er weder flechts een bloote melding van gemaakt? Niets kwaads wordt er bepaaltfelyk van gezegd; hetgeen vermoedelyk niet achteigebleeven zou zyn, als het er met eenige fchynbaarheid in te vinden ware geweeft. Als een bezwaar, als een bevvysdom van myn yver voor het thans zo gehaate Patriotismus, of van myn vermeend opzetten des volks tegen elkander, of tegen hunne wettige Regeeringen, of van het zogenaamd verdacht maaken van deeze, zal het echter vvaarfchyniyk hier bygebragt zyn; dewyl daarvoor geen ander doeleinde in myn vonnis, bedacht zou kunnen worden. Wat ook het eerfte hiervan betreft, (want van het overige is er geen fehaduvv in te vinden) de aan- ge-  ■= 139 lierc opmarfch der diverfe genoorfchappen van wapenhandel uit het Hunlingo Quartier, °P gepreezene Volkswapening viel onvvederfpreekelyk in de thans zo weinig gefmaakte denkbeelden van het toen begunftigde Patriotismus ; om welker bloote niet belcedigende Voorftelling echter, als in zich zelf niet alleen elk vry traande en pnfehuldig, maar over 't algemeen ook openlyk door den Souverain zelve eerft ingeboezemd, vaft geen vervolging thans, ten zy men aan de alleruiterfte onrecht, vaardigheid zich fchuldig wil maaken, moeft plaats hebben. Zie hier de aanleiding tot dit ftukje, Na dat de vrye Wapenoeffening, de ei. gen aanfehaffing van geweer, en het maaken van onderlinge fchikkingen hier omtrent, van hooger hand was verzocht (met, bygevoegde aanbieding uit's Lands Magazyuen voor den ontbreekenden, en belofte van overneeming, in geval eener niet verdere aanhouding, tegen bil!yke betaaling) gelyk mede de onderlinge aanftelling der noodige Officieren, en dus de hier in noodwendig vervatte oprichting van gewapende Corps of Genootfcbappen, alles by Publicatie der Staaten van den 3r. Dec. 1784. den Ingezetenen zeer hoog en op het minzaamfte aanbevolen was , en wel ten dien einde om, wegens hun be. lang  I40 rea5BSEgaE»-.u||i*» WMBBi op den 17 Junii 1787, naar Zandeweer, en het detacheeren van eenige manfchappen van dezeU lang en uit liefde tot het Vaderland, hunne Perfoonen, vrouwen, kinderen, huizen en goederen, benevens die hunner Medeïngezetenen,- tegen alle geweld en aanval, vooral van een ftroopend Vyand (by den toen gevreesden oorlog naamenlyk. met den Keizer) te befehermen; terw'yl ook de Predikanten uitdrukkelyk wierden verzocht, om hen by alle gelegenheid de verplichting daartoe voor te ftellen, achtte ik het mede myn alszins verfchuldigden plicht te zyn, ondanks degévaarën reeds terftond, door den onftuimigftenprivaaten tegenlrand, hiermede verknocht, aan dit van den Predikltoek, volgens bevel, afge. kondigde Welmeenen des Souverains, met allen betasmenden yver, naar vermogen te beandwoorden. Zy die ter nakoming van de begeerte der Overheid niet gantfch ongenegen waren, maakten echter wel eens deeze zwaarigheid: waartoe zal het baaten, ter involging van dit verzoek, ons aan den haat en drift eener hier tegen in gifting • gebragte menigte bloot te dellen ? De wapenoeffening, zo als ter voorgeflelde behoorlyke verdeediging vereifcht wordt, te leeren , is geen werk van een dag of maand; tyd, moeite en koften zyn er aan  ■ IIHIWIIII PiIII I» j- dezelve, dien avond, na het Oofter Nyland, heeft doen zien, dat hy bereid was, om met mond aan valt. Thans, nu de nóód voor handen fchynt, nu wy er mee gereed moeiten weezen , zullen wy eerft aavangen , en kunnen er nog geen daadelyk nut mee doen; en als wy daartoe bekwaam zullen geworden zyn, zal het gevaar ligt over weezen , wy weer ontwapend worden» en alles vergeeffch zyn gefchied; om telkens by nieuw gevaar, tot de dus altyd even nuttelos blyvende vernieuwing van gelyke moeite en kotten te worden aangefpoord; en welken dank wy er alsdan nog van hebben zullen, of wat, voor hen, die zich zelf geweer aanfchaffen, van die toegezegde betaaling eens vverde, is ook nog miiïchien zo zeker niet. Myn andwoord kwam doorgaans by zulk een gelegenheid hier op uit: dat gelyk de eerfte tegenwerping, die op zich zelf niet ongegrond fcheen, het groot belang en waarlyk beveiligend nut des wapenhandels aan de geregeldheid en voortdunrende Standhouding daar van zeer nauw verbond, zo ook de ernit en algemeenheid der aanbevolene wapenoeffening, en de vaderlandlievende Wysheid des Souverains, die niet Iigtvaardig vooronderfteld moeft worden iets tot geene, of onnutte, of gelyk de latter durfde verfpreiden, onbetaamelyke oogmerken, te begeeren, en die ook  142 mmÊmmKmmmmmmmm mond en pen deeze gewapende lieden ten dienft te ftaan ; maar ook om aan dezelve denk« ook vry dttidelyk te kennen gaf, dat de verdeediging tegen een thansgevreesden llroopenden vyand wel vooral doch dus ook niet alleen, maar tevens die tegen alle geweld, waaromtrent zo van binnen als van buiten men toch ten allen tyden zeker behoort te zyn, hierby bedoeld' wierd, myns inziens vry wat vermoeden aan de hand gaf, dat dit alles niet flechts voor eenen bepaalden tyd zoude zyn; ja dat in allen geval, zo ik in deeze güiïng dwaalde , aan hun betoonde moed, trouw en eerbiedvolle bereidvaardigheid echter nooit de rechtmaatige lof en de billyk verdiende goedkeuring der hooge Overheid ontgaan kon ; en wat de betaaling van de wapenen, als hun aangekocht eigendom, betrof, in geval eene opbrenging derzelve verordend mogt worden, de minfte wantrouw of verdenking daaromtrent eene hoonende beleediging des Souverains zoude zyn. Het woord, vooral 't opentyk gegeevene, van elk eerlyk man moet heilig en geloofwaardig vveezen, zeideik, indien hy zelfs maar de allergeringfte aanfpraak op geloof, eer en goeden naam wil waardig blyven, en niét billyk voor een laagen Bedrieger of Roover gehouden Vvorden. En zouden dan de Staaten van den Lande, het billyk verlies van alle ach- ■ ■ " tin-  denkbeelde n van geweld, oproer, moord, Sa» tnenrottinge van honderden woedende op» roer- ting en vertrouwen zo gering achten, hunne achtbaarheid en waardigheid zo ïieer, ja op eene Voor alle Souveraine Hoogheid, en byzonder voor die, welke hun toevertrouwd is, zo beleedigende wyze, met voeten treeden, dat zy hunne openbaare en plechtige verbinding in deezen verbreeken , of zelfs maar den minden grond om aan de vervulling derzelve te twyfTelen, geeven zoudenV Zouden zy onder de ongerymdft gezochte voor, Wendfelen u met ondank vervolgen, u Uwe eigendommen ontrooven, 't onrecht door geweld veftigen, en u aan de onbeteugelde boosheid ten prooi geeven, om dat gy hun zo met plichtltevende trouw gehoorzaam zyt gévveefr? Dus fprak ik ter goeder trouw, gelyk het een braaf Burger, die gevoelig is voor de Eer van zynen Souverain, en 's Lands vvelzyn mint, betaamt. De mogelykbeid van hen in deezen te misleiden, kon zelfs, behoudens de plichtmaatige hoogachting voor de Hooge Overheid, niet by my worden vermoed. Indien men ook dit, als door een onverhoopte uitkomft van achteren nu een directe befchuldiging geworden, eens mede mogt aanmerken, geen fterveling, die redelyk denkt, zal er by my echter de fchuld van kunnen ftelle». Met  144 mmumuuuuaMmmmm roermaakers, en oogenblikiyk gevaar, voof een afgezonden corps van overvallen en vermoord Met het einde van het jaar 1785, ds vrede met den Keizer, door de gunftige tuiïchenkonift van Frankryk, beveftigd zynde, wierden, niet de wapenoeffeningen, maar alieen de IJedeftonden, by Publicatie der Staaten van den 6. üec. afgefchaft, en met een Dankftonde befloóten; wordende tevens de wederzydfch gemaakte verbindenis met de laatft gemelde Kroon, als hierby een zo aangenaanie verdere hoop geevende, den Ingezetenen bekend gemaakt. Daar nu de Wetgeevende Magt goed vond de Placaaten omtrent den wapenhandel in volle kracht en Waarde te laaten , welke eerft na de Omwenteling zyn ingetrokken, zo had gewis geen Genootfchap, ook geen Jonker of Boer, het recht om die eigener autoriteit, of door aanmatiging van een Gezag boven ja tegen den Souverain, als uitgediend en afgefchaft aangemerkt te willen hebben. Ja zo in 't aanhoudend erkennen en navolgen der in kracht gehoudene Placaaten gezondigd vvare, gelyk men thans al mee fchynt aan te duiden, dan was die misdaad niet by 't Volk zo zeer, als wel by den Souverain zelve te vinden. Dan de ongerymdheid hiervan loopt in 't oog. In tegendeel fcheen het vermoeden van de beooging eener beftendige Volks-  moord te worden, in te boezemen, en daac van de Ingezetenen van hen lieden in dealt kena. Volkswapening , hierdoor niet weinig aangekweekt en verfterkt te worden. Niets ftrookte meer met myne denkbeelden van Vryheid en Volksgeluk , en van het nooit ten aanval , maar echter wel zeker, fchoon ook alleen, ter beveiligende noodweer, geoorloofd gebruik der Wapenen. Benevens de reeds gemelde redenen, waren er toch veele andere, di« my het ftandhoudende eener vrye, algemeene en vooral, ter voorkoming van misbruik wel geregelde, doch op geen 1 laatfche of al te bezwaarlyke en dus tegenzin wekkende wyze ingerichte, Volkswapening , als allerheilzaamft voor 't gemeene welzyn , deeden befchouwen. De zo voor 't Menfchdom en derzel-er Vryheid gevaarlyke ftaandc Krvgsmagten in Europa, waartegen geen klein Gemeenebeft, zonder reeds nnrfcr^n W,w»r. ua. der koften geheel en al verloren te gaan, °P gelyke wyze, eenig évenwigt ter beveiliging kan houden ; >t Gevaar der inwendige overheerfching van een innerlyk vveerloozen Staat, door hen, die een bezoldigde Krygsmagt van hun perfoonlyken wenk te afhanglyk kunnen maaken, zo rafch een zucht naar hooger Magt en Aanzien hen maar wat al te ftexk bezielt; Het  m == kenswys verfchillende te betichten, w«r vooe geen fiet Gevaar om door een op krygsroem en verovering vlammende gloriedrift niet zelden in de bloedigfte en verderfelykfte aanvallende of althans ligt voorgekomenc Oorlogen roekeloos te worden ingewikkeld ; üe minft koftbaare en zekerfte beveiliging hier tegen, en vooral ook tegen de niet minder gevaarlyke geweldenaaryen van een woelt, en maar al te ligt, door liftig vermomde en in de middelen weinig kiefche Staatzucht, zo fchandelyk misleid, en tot de wreedfte gruwelen van woedende Barbaarfchheid opgerokkend Graauw; Een zekerer waarborg ook tegen de dus zo ligt niet gewaagde fchreeuwende verdrukkingen en fchaamtelooze ongerechtigheden, knevelaarijen en overbeerfchingen van eenige trotfche, dwangzieke en magthebbende Grooten; En eindelyk een meer algemeene verfpreiding van wakkerheid, eer, moed, vryheidüefde, en vooral van den zo heilzaamen geeft van orden en ftipte geregeldheid, onder het Volk; 't welk aan eigen huis en haard Verkleefd, wel niet tot een aanval ter yerroverende Staatsuitbreiding zeer geneigd, maar tot de uiterfte verdeediging huns Lands dies te onverfchrokkener zal zyn; Zie daar, myne gronden, omtrent het nut van een altyd duurende algemeene Wapening, (^nieAdxuJskjeiijlftL^  ====== I3S geen fcbyn van grond bevonden wierd, dan K x het ke nog verfterkt wierden, door het over- eenftemmend oordeel van eenen achtbaaxenHaüer, Prke, Hume, va» der CapeÜe», en meer andere verlichte en volklieVende Mannen. Inzonderheid trof my (om nog van de reeds voor vryheid en verdraagzaamheid, zo eerwaardige Amerikaanfche Bondgeweften niet te gewaagen) het voorbeeld van Zwitferland. Niet in alle deszelfs inrichtingen; niet in de zedelyk zo ongeoorloofde verhuuring van Krygsvolk aan allerlei Mogendheden, door den groo. ten Frederik met recht barbaarfcb genaamd, hoe vry willig het ook moge gelchieden; maar daarin, dat het, na zo veel geftadige Krygen tegen het Ooftenrykfche Huis, zints de ingevoerde en grondwettig gemaakte Volkswapening, genoegzaam altyd uit- en inwendige ruft en vrede, onder al de menigvuldige en deerlyke ontvlam, mingen des Oorlogs in Europa, genoten heeft. Het huishoudelyk en natuurlyk verfchil tufl'chen Zwitferland en de Nederlanden maakte, myns oordeels, ook geen zo gewigtige tegenwerping, als in, den eerften opfiag zou kunnen fchynen. Zee en rivieren zyn eenigermaaten hier, gelyk daar het Alpifche gebergte, de natuurlyke Borftweeringen; enjuiftwatin deeze  148 het welk niet te min zeer gefchikt was, om de deeze gelykredigheid, vooral door de uitvinding der hedendaagfehe Pontons , te kort koomt, en dus bo-en eene gelyke Volkswapening, nog door een kleine bezoldigde Krygsmagt voor de GrensplaatTen, en door een behoorlyke Zeemagt, moet worden aangevuld, daartoe zyn ook de Nederlanden, juift om dat zy handeldryvende en dus ryker zyn, overvloedig in ftaat. Zelfs dacht my wel eens, dat, zo door vriendelyk overeenftemmende Bondgenootfchaplyke Schikking, de Handeldryvende Zee- l'rovintien, vooral Holland, boven de plaats hebbende evenredigheid , een bepaald grooter aandeel in de koften der Zeemagt, en de Land-Provintien daartegen in die der Landmagt namen, veelligt de tot hier toe zo gevvoone verfchillen, omtrent het vermeerderen van die of deeze, op het befte voorgekomen zouden worden, Deeze myne begrippen , (het laatfte, als flechts eene bloote bykomende bedenking zynde, uitgezonderd) in deezen toeltand van zaaken, wat meer algemeen ter beoordeeling voor te draagen , fcheen my mogelyk van eenig nut te kunnen zyn, en aan de zo ernltlg door den Souverain aanbevolene opwekking tot den Wapenhandel ook alszins te beandwoor- den.  ie gemoederen te verhitten en tegen elkan. deren den. Van hier deeze in myn Sententie gemelde Brief aan een Ommelander, welke flechts een uitgebreider voordel hier van vervat. Wat hier nu als drafbaar of misdaadig in te vinden is, beken ik niet te kunnen doorzien. Trouwens men onderzoeke al wat ik gefchreeven heb, en flechts in eenige weinige Stukjes, zo verzen als andere, bedaat. Men zal my overal in myne Grondbeginfelen, zó ik vertrouw, aan my zeiven gelvk vinden, en althans verre vervreemd van *'t Volk tegen eikanderen, of tegen hunne wettige Regèeringen aan te zetten, of aan éenig wettig Gezag den bodem te willen inflaan. Geweld en Onrecht mogten, by deezen of geenen , het aanroeren en verbreiden van zekere algemeene zedelyke Waarheden, voor de'berëiking hunner flinkfche oogmerken, gevaarlyk achten, dit kan 'my nogthans tot geen" rechtvaardig verwyt drekken. Ik vveet echter wel, dat de ligtvaardige Achterdocht my wel eens Stukken toe. fchryft, die niets minder dan van my zyn, en ook geheel myne goedkeuring niet wegdraagen. Nog onlangs hoorde ik dus vry derk verzekeren, dat men my, op zulk een los vermoeden, voorden Schryver van den Groninger Raarekyk hield, en ook dies-  ïja === deren optezetten (n). Dat deeze zonderlinge en dieswegens vry wat op my verbitterd was, cRchoon niets zekerer is, dan dat ik er niet alleen geen 't minde middelyk of- onmiddelyk aandeel aan heb, maar zelfs naar den Schryver of Uitgeever niet eens zon weeten te giffen of te raaden. Oprechtheid, ja veelligt wat harde ernft, zal men zo wel, als een wat te droeven, te zeer verwikkelden en min aangenaamen ftyl, een der gewoone eigenfehappen r.iyner fchriften vinden; maar noch fmaak en neiging, noch bekwaamheid van geed, tot het laagboertige of grappige hebben ooit by my plaats gehad ; gelyk dit, tot perfoonlykheden aangewend, my ook altyd te haatelyk en weinig pryswaardig gefcheenen heeft. (n) Ik zal hier niets in het algemeen aanmerken omtrent dien optocht der gedetacheerden uit de Wapengenootfchappen, die het Hof gantfeh irregulier, zonderling, en wetteloos noemt, doch door my, als gantfeh wettig, plichtmaatig, en zo regulier, als immer in de Omdandigheden mogelvk was, befchouwd wordt. Deeze opmarfch had een daadelyk dringend gevaar van geweld enplundring, en N.B. een uitdruklyk hulpverzoek van het . plaatselykGericht, ten grond; terwyl die niet flechts overeenkomftig het voorfchr/ft  TSSSSSSSSSBSSS is» •tl wettëlooze optogt eene Refolntie van deezen Hove ten gevolge hebbende gehad , van aan- fchrift van den Souverain, maar ook met zulle een bedaarde omzigtigheid gefchiedde, dat niet alleen het zwaar gedreigde onheil gelukkig voorgekomen wierd, maar dat ik op het onderzoek van den Hove my wel ftout ook beroepen durf, of eeninige terging, fmaad, geweld, of andere foortgelyke ongeregeldheid van de zyde der Genootfchappen, hier by heeft plaats gehad; dus zal dit irreguliere alleen in 't nalaaten van zo een ceremonie of etiquette beftaan, omtrent de door getrokkene Dorpjurisdifties, die onmogelyk, ongerymd, en door geene Wet voorgefchreeven was. Een Echt en authenticq Verhaal, met de noodige Bylagen, is hier van, by den Boekverkooper J. Bolt, op laft der gewapende Genootfcbappen, uitgegeeven; en het wettige, myns oordeels , er zo onwederfpreeklyk van betoogd, in het door my opgeftelde Rechtvaardigend Vertoogfchrift, om nu het weinige niet fe melden, hier in de Deduttie (bl. 49 — 54.) ook ten zeiven einde geplaatft; dat zo lang die Stukken en bewyzen niet bondig wederlegd zyn, 't geen ik zeker houde, dat nooit met grond gefchieden kan, ik my ook geenszins verplicht vinde, in het nergens door geftaafde oordeel van den Hove, of in eenige andere bloote tnagtfpreuk, omtrent dpn aart van  15» = tanfchryvinge aan de Gerigten waar dit plaats vond, om ter beteugeling van Soortgelykei onder¬ van dien optocht, te beruften, maar wel om in het tegengeftelde welgeveftigde gevoelen daaromtrent beftmdig te volharden, en het yeilig aan elks onbevooroordeeld onderzoek over te laaten. Dan by deeze gelegenheid, van hulpbetooning aan een gevaarloopend Dorp, en een feitclyk gevilipendeerd Gericht, zoude ik getoond hebben, deeze volgens publicatie des Souverains gewapende lieden, niet mond en pen ten dienfte te fta?.n. Dit is zo; met al myn vermogen, tot aUe betaamelyke einden, en op een bchoorlyke wyze, zulks te doen, achtt3 ik, vooral wegens reeds gemelde Publicatie, myn verfchuldigden plicht. Doch hier by zoude ik zekere verfehrikkende denkbeelden hun valfchelyk hebben ingeboezemd. Dit is valfch, en vereifcht opheldering. Nadat de onftuimige op dien zondag van rondsom toegevloeide bende, terftond by de aankomft der gewapende manfehap, het door hen zo zwaar bedreigde Zande. toeer ( onder yfiëlyk vloeken, dat gelyk zy 't noemden, de kaart nu valfch was) verlaaten had , fcheenen eenige andere plaatfen, waar zich dezelve geheel of ten deele thans verzamelde, niet buiten alle gevaar. De  155 onderneemingen by publicatie de Ingezetenen te waarfchuwen en ernftig aftemaanen, de La. De Predikant van het Oofternieutpland, dat een uur gaans er at' ligt, niet weinig bevreesd , wegéns de hem gedaane bedreigingen, als de eenige genoegzaam, die er voor patriottifch bekend ftend; gevoegd by de ongeregeldheden, reeds voorheen aan zyn huis gepleegd, verzocht des avonds zeer ernftig om een Wacht tot beveiliging van zyn perfoon en huis.' De Menfchlykheid vorderde hem een klein detachement ten dien einde te verleenen, daar in Zandeweer thans een toereikende Manfchap, en alles er genoegzaam in ftilftandwas; het welke dan ook, zonder zich te ftooren aan het luiden van alarmklokken, of aan het fchelden, fmvten, en fchreeuwen eener woefte menigte, dreigende, dat zy de Rotten (dus drukte men den naam van Patriotten uit) tot potvleefch hakken wilden, volgens orders, met de lydzaamfte gemaatigdheid, bedaard door Oldenzyl naar den aangeweezenen poft marcheerde, waar een nog talryker bende verzameld was. Reeds terftond, bvden aanvang van het tumult, en de Godsdlenftftooring, was bericht van het voorgevallene aan den Lieutenant Prefident van den Provintialen Juftitie Hove gezonden; en 's avonds omtrent half elf kwam een CominuTte van. dit Hof ook aan. Een weinig van  154 —*""f'■— Latitant en Defaillant zig heeft veroorloofd om, by eene vergadering van Genootfchapl Leden van te vooren was er een gerucht in het Dorp gekomen, dat in 't Ooflernicuwland reeds een zeer groote en woedende overrtiagt met het afgezonden Detachement op 't punt ftond om handgemeen te worden. Het aanhoudend akelig klokgelui van dien kant, in het aannaderen van den nacht, bewees in der daad de onruft en drift, die er plaats had, en beveiligde dus niet weinig de waarfcliynlykheid van dit gerucht, *t welk door eenige lieden uit die Streek Van buiten was ingebragt. Zo het waar was, kon de weinige afgezondene Manfchap tegen zulk een talryke meerderheid, zonder byttand. niet beftaan; en dezelve koel en onverfchillig van het canaille te laaten doodflaan, wanneer men het konde voorkomen, was byna daadelyk aandeel te neemen in hunnen moord. Was het gerucht vergroot of valfch, waarvan echter niemand in ftaat was vooraf eenige zekerheid te geeven, dan was het echter beter ge weeft eene onnoodige verfterking, die niet kon fchaaden, en hier nu reeds veilig gemift kon worden, tegen een twyfelachtig en niet onwaarfchynlyk gevaar te hebben afgezonden, dan door het nalaaten van hetzelve, in zulk een onzekerheid, Jyf en leeven van braave lieden' onverandwoordelyk als op den dobbel te hebben  *55 Leden ofte officieren te Onderdendatn, op de gemaakte zwaarigheid by zommige in een algemeene hebben gefteld ; ook liepen, zy, by een verfterkte magt, zeer weinig gevaar, dat men den aanval op hen waagen zou, die altyd rampzalige gevolgen van beide zyden hebben kon, en welken dus geheel en al voortekomen, reeds geen gering voordeel te achten was. Het Befluit, om een tweede Detachement ter dekking af te zenden» w3s reeds genomen, en de Manfchap reeds vaardig om op Marfch te gaan, toen gemelde Commiffie aankwam, uit een Hoofdman, of Raadsheer van den Hove, den Procureur Generaal, en een der Secretariffen, beftaande. Thans wilde men, zo op ijsiI van anderen, als ook van my, liefft in alles met minzaame voorkennis en raade van dezelve handelen; cn gaf dus order een oogenblik met den afmarfch tc wachten. De Wacht kwam uit, cn deed de honneurs, door het preienteeren vati "t geweer, toen dezelve, voor dc School, die tot een foort van Corps df (i«rile diende, kwam, en ftil hield; en mogelyk in de verbeelding dat het het Rechthuis was, in een daarby zynde kamer, -waarin de Officieren waren, inging, er hen beval uit te gaan, de aangediende afmarfch tot nadere orders beval te ftaaken, en het iiftje met Pa-  xS6 getneene afvuuringe, cn alzo van een gewapende uit- en inmarfch, openlyk te zeggen, dat Patroonen van een der Detachementen, zonder de minfte redengeeving, inbeflag nam. Hoe overvreemd deeze zonderlinge handelwyze, en willekeurige gedeeltelyke ontwapening van hen, die zich dit, op uitdrukkelyk aanzoek des Souverains , by onderlinge fchikkitigen zelve hadden aange. fchaft, door eene Corrimiiïie, die men volgens derzelver bevoegdheid verwacht had, ten minften naar de gepleegde oproerigheden en de delinquenten eenige informatien te zullen neemen. moeft voorkomen, vvierdt er echter volkomen aan gedefereerd; ook gingen die Heeren, waarfchynlyk uit de eerfte verwarring terecht gekomen, wel ral'ch van zelf uit het voor hun geruimd vertrek naar bet Rechthuis, en gaven hy nadere overvveeging, en op herhaald vriendelyk voorftel, de Patroonen weder los, doch tot den afmarfch kwam nog geen order, of toeftemming. Het was reeds in *t holle der Nacht, na twaalf uur, en het aanhoudend klokgelui te Oofternieuwland toonde dat alles daar, ja rondsom, nog in rep en roer was, wanneer op nieuws een fchrikgerucht ter beveiliging van het voorgaande inkwam, 't geen niet weinig aandoening veroorzaakte. DeJVlanfchap wierd onverduldig, en  157 dat zy aan de refolutie van den Hove, en daarop gedaane publicatie niet behoefden te ©been morde, niet zonder reden, dat het voor God noch Menfchen, noch voor hun gevveeten, te verandvvoorden was, op een gerufte en wel beveiligde plaats, met do handen werkeloos over eikanderen, hunne trouwe Medebroeders elders aan het gevaar eener moorddaadige flachting van honderden zamengerotte en woedende oproermaakers fchandelyk over te geeven. Door deezen drang, en dien van eigen plichterkentenis bevvoogen, bef loot men nog eene laatfte pooging by de Commiffie van den Hove eerbiedig en ernftig aan te wenden, en ik wierd verzocht ten dien einde deeze gronden van vreeze (welker denkbeelden door my in 't minfte niet vvierden ingeboezemd, maar uit de om. Handigheden zelve noodwendig ontfton■ den ) fchriftelyk voor te ftellen, met byvoeging van by onverhoopte aanhoudende weigering zodaanig in deezen te zullen moeten handelen, als men zich naar alle Goddelyke en menfchelyke Rechten verplicht zoude houden. Om geen tyd met affchryven verloren te laaten gaan, wierd dit opftel zelve maar door de tegenwoordig zynde Officieren onderteekend, en dus overhandigd, zo dat ik het niet vvoordelyk hier geeven kan, hoe overgaarne ik sulks anders, om van elk zelf beoordeeld te  158 obedïeeren, en alzo die lieden van mindere kunde en doorzigt, by dewelke nog eenige eerte kunnen worden, zoude doen. . En ik ben er ftout op, dat men hier in, zo min, als in iets anders hoe genaamd, bevinden zal, dat iemand om een bloot vërfebil van denksnswyze beticht wierd, zo lang een tot geweld en plundring aandryvende denkensvvyze niet in hoogft gevaarlyke daadelykheden uitbarftte. By de inlevering van dit Gefcbrift bekwam men van den Bode ten andwoord; dat hy het niet konde indienen, dewyl de Heeren te bedde gingen, of ten deele reeds lagen. Het wederandwoord was, dat hy te eer het had over te geeven, op dat de Heeren vervolgens niet in den flaap geftoord mogten worden, aangezien een zaak, die mogelyk 't gevaar van 's Menfchen leeven betrof, te gewigtig was, dan dat zy zelve het niet kwaalyk zouden neemen, indien hy de overlevering weigerde; en dat men er and woord op verwachte, 't Gevolg was, dat die Heeren, het geleezen hebbende, eenige der Officieren by zich verzochten, hen vraagende, of zy in geval van nood op hun beveiligenden byftand konden ftaat maaken , dewyl zy thans van voorneemen waren er zelve naar toe te ryden; waarop ken de volkomenfta verzekering hier van  ======== 159 eerbied en gehoorzaamheid! voor de bevelen Van Van gegeeven wierd. Dan zeer lang duurde het eer de Commime tot het vertrek gereed Was, Zo dat het zo veel bekommering veroorzaakt hebbend Detachement, na dat het nu reeds dag geworden, en met het klokgelui een tyd lang opgehouden was, gelukkig wederkeerde, en berichtte, dat de gantfche nacht door een groote zamentroeping wel gewoeld, °-eluid, gefmaad, en gedreigd had, maai- dat het tot geen daadlykheden was gekomen, en dat eindelyk, met het eerlte aanbreeken Van den dag, de menigte zich had verftrooid, en uit het dorp vertrokken, of in hunne huizen aldaar gekeerd vvas; zo dat, alles nu in ruft en ftilftand, en het gevaar dus over zynde, zy nu ook den te rugmarfch hadden aangenomen. Men liet niet na hier van t^ftond kennis aan de Heeren der Commime te geeven; die hierop toen oogenblikkelyk afreedden, en nu natuurlyk geen febyn "van grond, maar alles ftil bevonden, gelyk ook vervolgens wel niemand zich zeiven hier zal befchuldigd hebben, zo er onderzoek na gefchied is. Schoon het hieruit nu van achteren bleek, dat de ingebragte fchrikgeruchten omtrent het Oofternieuwland rnerkelyk vergroot waren, gelyk veelal in de eerlte verwarring, by zoH» bwoerd* omftandig- heden  i6o van hnnne wettige Gerichten huisvefte, i daar •>■>• tegen ... heden, pleeg te gefchieden, zo kon dit echter van vooren door ons noch iemand gevveeten worden; niemand kon er met zekerheid borge voor zyn. De vvaarfchy nlyke gronden der vreezc voor het gevaar wierden ook in 't gemelde gefchrift, als zodaanige, flechts opgegeeven, en hadden plaats. Deeze, en niet de onbewuste uitkomft van achteren, konden en moeiten alleen in aanmerking worden genomen. De daadelyke oproerige zamenrotting, het daadelyk bedreigd geweld en moord, noch dien zeiven dag, te Zandc■weer (om nu niet van zo veel andere gevvelddaadigheden in de Nederlanden te fpreeken") en niet ik, waren het, die de denkbeelden van gevaar hier voortbrachten, en deeze denkbeelden waren volkomen gegrond. Het gevaar vvas er, fchoon het thans hier npg tot geen daadlykheid kwam. Zo hier waare fchuld heeft plaats gehad, dan is het in een te verre gaande Deference geweeft. Welk een zelfbefchuldiging van zwaar verzuim, welk een naberouw zou deeze billyk toch verwekt hebben, indien de zaak een anderen en droeviger uitkomft gehad had, dat voor ons onzeker vvas. Geen burgerlyke waardigheid, Jgeen perfoonlyke hoogachting, mogen toch ook de dringendfte en duurfte plichten der Menfchlykheid overftem»en, of verydelen. (o) B>  tegen op te zetten (o). Dat hy vervolgens niet gefchroomd heeft te concipieeren, in het rein te doen fchryven, en op zyne Stand, piaafte de zich in den wapenhandel oeffenen•de Ingezetenen aan te pryzen, sn voords aan L Ge- {p) Bevélen , of Wetten , ter gehoorzaaminr voortefchryven, behoort in den eigenlyken zin, en zo ver het niet flechts een bloote waarfchuwing, aandrang, of handhaaving van reeds gegeevene Wetten betreft, tot de Politie en Wetgeeving, welke den Hove uitdrukkelyk ontzegd is. jWat de hiergemelde Refolutie van den Hove in t byzonder aangaat, opmerkelyk moet het reeds eenigzins voorkomen, dat daar de waarfchuwing tegen openlyk gedaane overtreedingen wel algemeen mogen zyn, op dat ook anderen, die niet navolgen, het Hof echter hier niet zelf, en op haar naam, maar alleen door de Landgerichten van zekere Jurisdicties, die Publicatie liet doen. Trouwens wierd het Placaat »an den Hove van den 10. Oct. 1787, of welken naam men aan die Publicatie verkïeze te geeven, door de Ommelanden, als builen des Hoves Departement en een wederrechtelyk gepleegd attentaat op hunne Souverainiteit, befchouwd, wat zou dan hier veelligt niet te wachten zyn geweeft, indien het Hof tot zulk een Publicatie £die vermoederyk geen handhaaving maar verydcling van 's Lands Wet, ten minften by  l6a Gecommitteerden en Officieren ter verteekening voor te leggen zeker addres ofte declaratoir der gewapende Genootfchappen in de Ommelanden, den 30. Aug. 1787, door vier en tachtig zo Gecommitteerden, Officieren» als by het eerfte Lid van Staat, zo niet by beiden geacht zou zyn) zelve zich bevoegd geoordeeld, en er zich aan gewaagd had? Dan tot iets, waartoe het zelf niet gerechtigd was , kon het ook geen Landgericht wettigen. Voords vermeen ik, dat de onbeftaanbaarheid dier Refolutie, het ftrydige van de Wet, of het geboden Voorfchrift, in dezelve met de toenmaalige gepromulgeerde Wetten des Souverains, en de onbevoegdheid dus der genootfchappen om dezelve, ter kwetfing van de eenige Wetgeevende Magt, wier uitoeffening by de Staaten alleen beruft, te mogen erkennen, als ook de ongegrondheid der zo hoonende befchuldiging der Genootfchappen in 't zelve, zo duidelyk in 't Rechtvaardigend Vertoogfchrift is bevveezen (gelyk ook iets er van in de DeduCtie hier boven'(tó 49—5+) is aan" geroerd) dat ik er volkomen in denk te kunnen beruften, zonder hier tot de herhaaling van dit betoog verplicht te zyn; daar my nog nooit eenige bondige gronden Van Wederlegging hieromtrent zyn voorgekomen. Vol eerbied voor den Souverain, ftandvaftig in myn erkenden Burger-  - ' —* 163 als Onderofficieren geteekend , de H. Heeren Staaten aangeboden, en nog boven dien het zelve addres met een zeer hoonende voorrede te doen drukken, onder den tytel van Rechtvaardigend vertoogfchrift, en zo eerbiedige L 2 als gerplicht, en belang {tellende in de gemeen© Veiligheid van leeven en bezitting, aan welke in die tydsomftandigheden (gelyk ik getoond heb, en ook door het voorgevallene omtrent de militaire hulp. tufïchen de Gedeputeerde Staaten en den Ho.e by de verwoefting van Appingadam, alszins nader beveiligd is) door deeze Refolutie, hoe onbedoeld, de bodem geheel en al Wierdingef lagen; zo kondeik, ter goeder trouw, en overeenkomflig met recht en Waarheid, niet anders fpreeken, dan ik gedaan heb. Reeds was de algemeene alvuunng bepaald; en de Bataïtions manoeuvres en evoluties, welke zonder in't geweer zamen te komen, niet gefchieden Konden, behoorden wel degelyk, als een zeer weezenlyk Stuk, tot de zo ernftig en onbepaald aanbevolene oeffening inden Wapenhandel, en het hierin gehoorzaamen aan den Souverain mogt vaft van de Willekeur der alle daar aan zelf onderworpene Jurisdicties, door nadere verlofvraagmg, gelyk het Hof, doch onbev oegd, voorlchreef, niet afhanglyk worden gefteld. Intuffchen raadde ik echter, nevens anderen, zo veel maar eenigzins gefchieden kon,  ah vrymoedige verklaaring der Wettige Wapengenootfchappen in de Ommelanden ïfc. ufgeperjl aoor eene refolutie van de Hooge kon, aan deeze Refolutie te beandwoorden; gelyk dit, zo veel de omftandigheden maar eenigzins zouden toelaaten, ook het algemeen gevoelen, bef luit, en affpraak, op die OnderdeudamCche Vergadering van den 16. July 1787, was, zo als ik ook in perfoon (door het Genootfchap van Eenrum, in gevolge hiervan, er toe zynde verzocht) den Ë. E. Richter van die algemeene afvuuring kennis gaf, en vriendelyk uitnoodigde om dezelve by te woonen. Dan daar de verdeediging van lyf en leeven de voornaame hoofdzaak bleef, Waarvan zonder hoogere plichtkwetfing niet kon worden afgegaan, zo wierd in gemelde Vergadering of Byeenkomft tevens ecnpaarig bcgreepen, dat hetgeen, ter voorkoming van onorden en verwarring, in onverhoopten gevalle van noodige ter hulp fchieting, onderling geregeld was, in volle kracht moeft blyven; met byvoeging deezer door my opgeteekende reden : „ als niet alleen ten uiterften , in „ deeze hachchelyke en zo ligt tot tu„ muit neigende tyden , noodig ; maar „ waar van ook niet kon worden afge„ gaan, zonder het fouveraine wehneenen „ van de Ed. Mog. Heeren Staaten deezer „ Provintie, in de daadelyke uitoeffening M ea  Hooge Juftitie Kamer, van den 10. July 1787 cn gericbtelyke Publicatien daar op &*■ „ en t effect van hun Landsvaderlyk Pla3, caat, by eenig geen uitftel lydend ge„ vaar, ydel en krachteloos te maaken; „ als welk welmeenen deezer van ons „ boven al te gehoorzaamene fouvsraine „ Overheid en eenige Wetgeevers, by „ Publicatie van den 31. Dec. 1784, ons „ het befchermen van ons en onze Mede» ingezetenen tegen alle geweld zo ern- ftig aanbeveelt, en hierin aan onze on„ vervreemdbaare natuurlyke verplichting tot zelfverdeedigende Noodweer vol„ komen beandwoordt. Zullende echter» ,, zo veel mogelyk, communicatif met de E. E. Gerichten der Jurisdictiën in dee„ zen zoeken te handelen." En dus is ook, by de Detacheering ter hulpe van het overweldigde en zo deerlyk gehavende .Appingadam, met communicatie van het Gericht , voor zo veel zulks op dat tydflip in Eenrum zelve plaats kon hebben, daadelyk gehandeld. Ook is er nooit, by eenige zamenkomft in 't geweer, ter gemeenfcbaplyke Bataillons excercitie teOnderdendam, het allerminfte, naar beleedïging of onluft zweemende , befpeurd,, noch eenige andere gewapende uittocht, dan tot de in nood verzochte Befcherming tegen oproerig aanvallend Geweid-, in de beide eenige gebeurteniffen , te Zande» weer en te Appingadam,. gefchied. (P) Tot  ï66 gevolgd (p). Een voor al in die tyden zeer bedenkelyk en allergevaarlykft Stuk, waar in de verderffelyke en alle richterlyke authoriteit ondermynende en omverwerpende grondbeginfelen ombefchroomd den Souverain worden voorgelegd, waar by het ge* gezag (p) Tot dus verre Item ik al het hieromtrent gezegde, uitgezonderd het vermeende hoonende in de Voorrede, ten vollen toe, en zie er geen het minste bezwaar in. Dit alleen kon ook uit getuigeniflen blyken. Maar wat omtrent den aart zelve van dit Vertoogschrift, ter bezwaaring, gezegd wordt, moet uit den inhoud zelve, en uit die daadzaaken, waarop het mede gegrond is , beoordeeld worden. En fchoon het Hof iets als hoonende of beleedigende fchynt aan te zien , waarby men (hoe zeer deszelfs zedelyk Charaéter, in opzet en bedoeling, uitdrukkelyk buiten alle verdachthouding {tellende) deszelfs oordeel en daarop gegronde Werkzaamheid echter, in eenig geval, door verhaasting, verkeerde berichten, misverftand, of welke menfchelyke zwakheid er ook de oorzaak van zyn moge , op een voor de onfchuld hoogft nadeelige wyze, daadelyk ftelle gefeild te hebben; zo kan my dit echter niet beletten , om ook hierin (gelyk reeds in Aam. d. hl. 117--119. breeder te zien is) van zulk een oordeel zeer  sag van het Hooge Gerichtshof in deeze Provincie met der daad wordt aangetaft, en door de gewapende genootfchappen, als de Zodaanfge, alle gehoorzaamheid de Hooge en laage Gerichten ontzegd j ja Waar by men dit ongehoord declaratoir beftaan durft te doen, >J dat men alle geheel niet vermoede geweld>J daadige handhaaving van de refolutie, op i} laft en door de Gerichtsdienaaren van den M Hove, niet als uit naam en van wegens de » Hooge Overigheid van Stad Groningen en *> Ommelanden gefchiedende , maar als prl» vaat of perfoonlyk geweld der byzondere V. Leden van den Hove, befchrouwen zal" (q). Dat zeer fterk te verfchillen. Een misgreep» uit dwaaling, kan hier op Aarde in de fchranderfte en welmeenendfte vallen, en echter van de fchadelykfte en allergewigtiglte gevolgen zyn, zo het niet betaame-. lyk verhoed werde. Maar hoe zulks te verhoeden, zo reeds het miftaftende, ver» keerde, en nadeelige daarvan, 't zy wegens de algemeene belangen, of die der veron» gelykte'n in 't byzottder,. met alle moge» lyke kracht en 'bondigheid, als. zodaanig aan te wyzen, een ftrafwaardige beleediging zou te achten zyn ? Ongelukkig Menfchdom, waar men deezen regel gelden doet! (q) Voor eerft blykt het vry klaaruit het geen men als misdaadig tegen my hier mede  I6S "^MMW Dat al wyders de Latitant en Defaillant Om geene gelegenheid voor by te laaten gaan. mede inbrengt, dat het om ravne thans niet gefmaakt fchynende grondbeginselen* om myne denkensvvyze is, dat ik zo hevig vervolgd worde, Trouwens feitelykheden kan men tegen my met geen den minften fchyn van eenige Waarheid inbrengen, Men noemt myne grondbeginfelen verderfelyk; dan zy kunnen voor Waarheid, Recht, of Deugd niet gevaarlyfc eyrt, maar wel voor de inzigten en belangen van wettelooze Aanmaatiging, O in recht, Geweld, en Verdrukking; en wie die zich een voorftander van dezelve zaï willen verklaaren? Waarom wordt geen een van deeze gevaarlyke Grondbegin Celen bepaaldelyk aangevveezen ? Algemeene befchuldigingen doen toch weinig af, ho© gefchikt zy mogen vveezen, om de voorbaarige ligtgeloovigheid van onkundigen of onbedachtzaamen, door een ydel flikkerenden fchyn, te verblinden. Of zou men ook het billyk oordeel van de maar eenigzins verlichte Wereld vreezen, wanneer men een weinig nader durfde aan. vvyzen, welke die grondbeginfelen zyn» die men als. gevaarlyk wil doen doorgaan? Dit alles durf ik,, ten minften van het Hof, «ïet^vermoedelyk ftellen. Maar zo men dan in eenig verkeerd begrip omtrent myne grondbeginselen mogte zyn, het zacht- ite  ————■» 169 gaan, waarin hy meende ter bereiking van het bedoelde oogmerk van dienft te kunnen zyn, fte dat ik vooronderftellen kan, zo is het my echter, wegens dit gebrek van bepaalde aanduiding, onmogelyk, om hier op ook iets naders, ter verhelping van hetzelve, dan een even algemeen ontkennend andvvoord, te geeven. Of zal het mogelyk myne byzondere toepalïing dier grondbeginfelen zyn , die Zo verderfelyk, en alle richterlyk gezag ondermynende, of dat van den Hove in 't byzonder aantaftende, genoemd zoude kunnen worden? Maar de verplichting tot de eerbiediging van alle hoog Gezag ten fterkften aandringende, heb ik tevens, niet het Richterlyke, maar flechts het Wetgeevend Gezag daar niet erkend, waar de Conftitutie, ja de Inftruftie van den Hove, deeze erkentenis niet geoorloofd ftellen, en dezelve dus een krenking van de hoogheid der eenige Wetgeevende en WetverklaarendeMacht zoudeayn? Vooral in geval eene rechtftreekfche onbeftaanbaarheid met den openlyken en plechtig afgekondigden wil des Souverains, ik laat liaan met de volmaaktfte of fterkft verbindende natuurlyke rechten en verplichtingen, plaats heeft Deeze grondbeginfelen en toepaffingen durfde ik onbeschroomd den Souverain voorleggen. En waarom  zyn, by aldien al niet, by de geweldaadige invafte van de Stad Appingadam, dezelve Stad mede waarom niet? Door deezen zyn, ondanks, alle vervolging tegen my, dezelve ook nooit tot nog toe afgekeurd of vvederfproken. Verre van gevaarlyk, was deeze waarheid, toen noodig. (Zie verder Aam. e) Het Colonels gezag der Landrichters over de Wapengenootfchappen in hunne Jurisdicties, hetgeen (fchoon deeze aanleiding onvermeld gelaaten wierd, als tot de zaak niets toe of af doende ) in een zekere Commime van den Hove, aan eenige Richters gezegd zou zyn hun toe te komen, en waaruit dan" het Oppergeneraalsgezag van den Hove natuurlyk moeft voortvloeien , ontkende ik billyk , deYvyl zulk een Bevelhebberfchap derzelve niet alleen, als iets willekeurigs en van allen grond verftoken, ware aan te merken , maar ook, buiten 't geval eener daadelyke verkiezing, waarin het dus ook niet in hoedaanigheid als Richter zou geweeft zyn, met het voorfchrift der Staaten, omtrent de aanftelling der Officieren,, ïiiet was te verzoenen. Ik zvvyge we-, der, hoe dit zogenaamd. Colonelsgezag in der daad niet zo. zeer tot den Wapenhandel , als tot de politie, zou behoord hebben i welk Politiek Gezag, zelfs, den ProviacMen Hove, wel uitdrukkelyk geinter- di-  I7i mede is ingetrokken, en van liet geweld aan die Plaats gepleegd ooggetuige en daaraan mede diceerd zynde, veel min by langere Gerichten, als een krenking van liet Recht der Staaten, erkend mogt worden. Maar dat ik, in het Richterlyk Gezag (en dus, in geval van overtreeding der Wetten, of v an ingegaane contracten, fchuldverbintenifien, burgerlyke gefchillen, enz.) doordegewapen» de Genootfchappen, als de zodaanige, alle gehoorzaamheid aan de hooge en laage Gerichten zou hebben laaten ontzeggen, gelyk dit oordeel van het Hof zo ftellig in de Sententie wordt uitgedrukt, daar van kan elk de volftrekte onwaarheid, ja het juift tegenovergeftelde, zien, die het gemelde Adres of Vertoog maar openflaat.. Ik beroepe my, om onnoodige herhaaling te myden, op de hier boven (Aatu teek. e. bl, 121.) reeds aangehaalde plaats,, en tevens op alles, wat in die Aanteeke-. ning, tot deeze ftoffe betrekk'elyk, gezegd; is. Ja, op dezelve beide bladzyden van't Recbtv. Vertoog, waar dit gemelde ColoneW of Bevelhebberfchap ontk'end wordt» leeft: men uitdrukkelyk, (eerft 28.) „ter-. „ wyl zy voords, in gevallen van civile „ en crimineele Rechtsoeffening,. zich aan. hun plaatfelyk, en verder aan het Pro„ vinciale Gericht, onderworpen erken». „ nen." (en daarna weder Bl: 44*) „Hoe. „ zeer zy anders alle Richterlyk Gezag» „ in  ï?2 mede fchuldig geweeft, er nogthans voort den anderen dag zich heeft laaten vinden, tnst Zyd. „ in -deszelfs vvaare inrichting, altydhoog „ en heilig achten, en er zich, in alle op „ 's Lands Wetten gegronde civile en cri„ mineele juftitie, volvaardig aan onder„ werpen."- Het zyn de Officieren en Gecommitteerden der gewapende Genootfchappen, die hier, uit naam derzelye, alsde zodaauige, dus fpreeken. Dan ten tweeden vind ik hier, onder de Befchuldigingen, uit het gemelde Addres, of Rechtvaardigend Vertoog ontleend, eeneVerkiaaring, welker Rondheid, in den eerften opf lag, en buiten verband, meer fchyrtvan Bezwaar hebbende, daarom ook op een bepaalder wyze, met- aanhaaling der woorden zelve, fchynt bygebragt te zyn. Maar men heeft de zaak' flechts een-wei. nig van nader by te bezien, en terftond' zal die oppervlakkige en weezenlooze fchyn geheel en al verdwynen» Zo toch de Refolutie van den Hove, gelyk om meer andere redenen, zo wegens de verplichtende kracht der vaftgeftelde Conftitutie, en der openlyke Placaaten van den Souverain, niet wettig kon of mogt erkend worden, dan was het een klaarblykelyke tegenftrydigheid,. dat echter een gewelddaadige handhaaving der-  zydgeweer gewapend, onderzoek by privatim op de Sociëteit gevangenen getenteerd, ea net derzelve, door den Hove, met recht wettig •genaamd zou kunnen worden, en dus de verplichting zoude plaats hebben, om zich er aan te moeten onderwerpen. Dehandhaaving van iets , Zo zeer inloopende tegen den geopenbaarden Wil van de Hooge Overheid en Heetiykheid van Stad Groningen en Ommelanden, kon uit derzelver naam niet gefchieden, en dus als zodaanig ook niet befehouvvd worden, in een tyd, toen deeze uit de wetten alleen keubaare Wil nog geen de minfte verandering had ondergaan. Ook moet men hier wel by voegen, dat met dit alles deeze verklaaring der door den Souverain zelf verordende Genootfchappen, nog maar aan het oordeel des Souverains wierd voorgefteld, met eerbiedig verzoek, ten einde, in geval van dvvaaling, hieromtrent de noodige onderrichting van deszelfs welmeenen te mogen bekomen, en met betuigde volvaardigheid , om ook hier in weder dien zeiven eerbied en gehoorzaamheid te betoonen, tot welke braave en trouwe Ingezetenen bereid moeten /.yn, en in welker onberifpelyke kvvyting zy niet weinig hun Eere ftelden. Dit is toch het onmiddelyk er op volgend flot, reeds woordelyk hier vooren in de Dsduttit (bl. 54.) ingevoegd; tot hetwelke, en het daar  174 niet de Officieren Eedgenootfchaps Vergaderingen op het Raadhuis heeft bygewoond. (t) En eindelyk dat by tot de zeer beden. kelyke daar reeds aangemerkte , ik my verder bier betrekke; vermeenende dus de nietigheid van dit Bezwaar voor elk genoegzaam handtaftelyk te moeten zyn. (r) Het wordt hier alleen tvvyfelachtig gefteld, of ik al of niet, bv de zogenaamde invafie der Stad Appingadam, deeze ftad mede ingetrokken en van het geweld, dat daar aan gepleegd zoude zyn , een ooggetuige geweeft, en dieswegen er zelf mede aan fchuldig te houden ben. Dan, hoe zeer het tegendeel, allerzekerft waar is, heeft echter de buitengevvoone Staatscommifiïe, op de valfche lafterberichten, door deszelfs Fifcaal by een geraapt, in derzelver Rapport, op den Landsdag van den 25. Nov. 17J58, ftellig opgegeeven; dat ik, in Sept. 1787, als krygsheld, en medéveroveraar van een vveerlooze plaats, myn charafter als Predikant ter zyde ftellendc, mét een hoop woefte gewapende Manfehappen, Appingadam vyandig gehwadeerd zoude hebben. Waarop dan ook de befchuldiging van openbaar Geweld, in der Staaten Publicatie van den I. Dec. 1788. alleen zal kunnen zien. Ook wordt dus, in dat Staatsrapport, uit het boven gemelde mede beflooten, dat „ ook  kelyke, en door de H. Heeren Burgemeefteien en >, ook de aldaar gepleegde moedwil voof „ een groot gedeelte aan my moet ge,, conputeerd worden." Niets was echter den Fifcaal ligter geweeft, dan de onwaarheid hiervan, als een openlyke ge. béurtenifl'e, te Eenrum zelve, toen hy zich aldaar bevond, van wien het maar weezen mogt, te verneemen. Dan alle meer nauwkeurige onderzoeking fchynt mogelyk niet tot zyn beftek behoord te hebben. Eerft de volgende dag, na de ontzetting van het deerlyk, door eenen raa. zenden en alverwoeftenden Plunderhoop, overftroomde en bezet gehoudene Appingadam, ben ik er, uit oorzaak reeds hier vooren (/;/. 19.") aangeduid, des morgens, zynde den 12. Sept. 1787, mede gekomen; en de billykende reden, waarom ik, derwaards reizende, fchoon zelf de wapens niet voerende, op dien dag, eenig zydgeweer voor myn perfoonlyke Veiligheid onder myn overrok had, heb ik ook reeds hier boven (Aam, h. bl. 127.) gemeld. Dan dat ik hier onderzoek, by privatim gevangenen, hebbe in't werk gefteld, en dus richterlyke auftoriteit, (gelyk het bovengemelde Staatsrapport het uitdrukt) my hebbe aangemaatigd , is ten eenenmaal verkeerd bericht, ji wift zelfs, niet» van  i76 en Raad deezer Stad om die redenen gefup-1 pri- van deeze Lieden, toen Iemand my, naar het huis van den Kaftelein en Koopman Meddens gaande, er toevallig van (prak; gelyk ik dan, op een groote bovenzaal, die, daar beneden overal de glazen ingefchooteu en ingeflagen waren, ten ge» meenen gebruike en vol menfchen was, hen, maar, te vooren daargekomen kort los aan de eene zyde zag zitten, met een •of twee fchilclwachten er by. Hoorende, dat een derzelven de Broeder van een Potfchipper was, dien ik, daar hy fomtyds niet zyn fchip te Eenrum kwam, zeer wel kende, dreef my de nieuwsgierigheid, om hem aan te fpreeken, en (gelyk het my znakeiyk nog zeer wél in geheugen ligt) te vraagen, waarom hy daar opgehouden wierd: op 't welke hy andwoorde, zulks niet te vveeten, dat hy niets kwaads gedaan had; waarop ik zeide, dat dit voor elk ook altyd het befte was. Ook heb ik nog een woord met een onbekend jong menfch, dien ik er zag, en Vviens uitzigt my min of meer voor hem innam, gefproken, doch zonder, zo veel ik my althans herrinneren kan, hem eenige vraag ergens na gedaan te hebben. Met de overigen heb ik geen woord gewifl'eld. Slechts een oogenblik my hier opgehouden hebbende, vernam ik vervolgens , dat de Regeering deezer Plaats uitdrukkelyk op  . . i77 primeerde Groninger Eatraordinaris Courant M van op 't ernftigfte verzocht had, om alle dien. ihge maatregelen aan te wenden ter beveiligingen dezelve, tegen een op nieuws nog dreigenden aanval van den woeden, den Piunderhoop; en dat dus de hierby noodige omzigtigheid het, volgens alle hun bekende regels van Krygskunde , gevorderd had, om deeze heen en vveder gaande, en daar en boven, van uitgezonden te zyn als verfpieders, by veelen zeer verdacht gehoudene Menfchen, een wéinig *yds, op te houden, om in geen nog niet benoorlyk gefterkte poft onverwacht overvallen te worden; terwyl voords gezorgd vvas, dat zy, in dien kleinen tyd hunner ophouding, over gebrek van fpys noch drank , noch over de allermïnfte kvvaaae behandeling, zouden hebbeh te ilaagen. Daar ik nu, als niet alleen hiertoe buiten qualiteit , maar ook geen fcrygskundige zynde, de maatregelen omtrent hetgeene tot de Verdeediging behoorde, geheel en al aan den geenen wel. ken het aanvertrouwd vvas overliet, zon. ■der my eenigzins in de byzondere daartoe dienende fchikkingen in te laaten , is het my te onbegrypelyker, hoe het gemelde bloot toevallig fpreeken met die zogenaamde p-ivatim gevangenen, nevens anderen, op een publieke kamer, (daar er geen rodep -.f verbod vvas, om die lieden niet te  r afzenden. Dan gehalven dit verfpreidde zich ook rafch het vreefielyk gerucht van dit" openbaar Geweld; zynde een volflagen opftand, die zo moorddaadig verwoeftend als ook, in zyn verder voortflaan, alom op 't hoogft te duchten vvas. Am deeze noodbede, aan deezen plicht van redding, faanftonds bedaard en edelmoedig te hebben beandvvoord, 't welk niemand, er toe in ftaat zynde, en op den eernaam van Menfch en Chriften eenigen billyken aanfpraak maakende, in zulke deerniswaardige en om hulp fchreiende omftandigheden, konde weigeren,, en zelfs inzonderheid, volgens uitdrukkelyke aanduiding van den Souverain, de heilzaame beftemming dergeenen vvas, die op deszelfs aandrang zich in de Wapenen geoef- fend  -*4 fend hadden; — Zie daar, wat aan deezen echter, als de groote misdaad, en een allerftrafwaardigft vergryp, thans meteen dien verzvvygen der alszins wettigende oorzaaken, openbaar ten lafte wordt gelegd, 't Is vyaar, het Hof zegt wel, in 't vonnis van J. T. Laminga, dat men, naar de oorfpronglyke inrichting en wil van den Souverain , alleen tot de beoeffeninp- van den Wapenhandel (zonder bedoeling5 naamenlyk van eenig daadelyk gebruik) vvas aangemaand. Maar dit is iynrecht tegen 't gemeene oogmerk en de letter hunner aanmaaning. Of is 't befchermen van zich zeil en zyne mede Ingezetenen, tegen allo aanvallend geweld, niet duidelyk er in te leezen? Dan het recht van Noodweer is daar en boven een aangeboren , onvervreemdbaar, en op Goddelyken oorfprong gevelb'gd recht, dat zelfs de volttrektfte menfchelyke oppermagt ons nooit betwiften, maar flechts in het misbruik tegengaan mag. Wie zou vermoeden, dat vvegens de verlomng uit dit nypend gevaar en lyden, allerlei fmaad, gefichtelyke vervolging, geldboeting, ja banning zelfs (zo als de aanvoerende Commandant Jan Ijeerks Laminga moet ondervinden) en plaats gehad heeft, en nog voortduurt, JHet phchtmaatig en door de Staaten aanbevolen vveeren dier gewelddaadigheid wordt door diezelve Staaten thans openbaar geweld genoemd; en de eerlykfte Lieden  *————— i8? den moeten alle verdrukking dieswegen lyden, en aan de opgeitookte driften van een dus misleid Gemeen ten prooie zyn, om dat flechts de tydsomftandigheden een verandering in de evenredigheid van de balans der Staatsftemmen veroorzaakt heeft. Ja zyn niet aan den alovermeefterenden invloed van eenige weinigen flechts, en daaronder van veelligt te weinig bedenkende, hoe niemand het handhaaven van een braaf zedelyk Charafter, welke Party hy ook; toegedaan moge zyn, zonder verbeurtenis van alle Eer en achtingzo grof en geheel uit het oog kan verliezen, alle deeze openlyke kvvetfingen van Recht, Waarheid en Onfchuld, alleen oorfpronglyk toe te fchryven? geJyk een geheel uurwerk door een enkele veer, of eenige weinige gevvigten volkomen gedreeven kan worden. Dan dit hier ter zyde laatende, blykt het echter, dat ik ook, wegens deezen verfchuldigden byftand aan het vervvoeit wordende Appingadam, zo verre ik geoordeeld worde met raad of daad er eenig aandeel aan genomen te hebben, mede zulk een ongehoorde vervolging moet ondergaan ; terwyl tegen de onloochenbaar voor aller oog bedreevene en alle gemeene veiligheid van goed en bloed vertrappende Euveldaaden van dit feitelyk oproer en alverwoeftend Moordgeweld, geen de minfte Gerichtswerkzaamheid vernomen wordt. Ik zwyg  Ig6 ■mwümwwiMiiga zwyg thans (tervyl ik bloos en ys, op hetgeen by zulke i'preekende daadzaaken er uit te volgen fchynt) hoe zelfs de Ommelander Staatsleden, in eenen hiero. ver, meed tegen de Stad Groningen, ingerichten Brief aan de Staaten Generaal, zo kort hier op, alle de Omlander Ingezetenen, en wel alleen met uitzondering van eenige weinige Excercitie Corps, by gevolg ook alle deeze zo talryke , fchoon waarfchynlyk flechts uit jammerlyke Misleiding dus gehandeld hebbende, woede oproerbenden, als zulken, die hunne wettige Overigheid eerbiedigden, durven voordellen. Wien zy toch in deezen toen geëerbiedigd of gehoorzaamd mogen hebben, het was vad hunne Overigheid niet. Thans echter zyn zy door de^Staaten alle begreepen in de zonderlinge en in de befchuldiging der Patriotten, naar dejuide waarheid , veelal woordelyk om te keerener Amnedie van den 29 Mai 1789, als flechts gebonden wordende, na ondergaane tergingen, door een verkeerde drift en oube. raadeu yver voor de behoudenis van de waare ConJHtutie en belangen van het Vaderland vervoerd te zyn geworden, om zich naamenlyk aan eenige oproerigheden fchuldig te maaken, de goederen hunner mede Ingezetenen te vernielen, vf anderegewelddaadige behandelingen bun aan te doen. Dus zyn een, by den Oldimbtder oplland, in het tuchthuis geplaatde Quefiitts, een Heeket, die zich voor een  een afgezant van den Prins van Oranje uitgaf (zie de Gr. Cour. 1787. No. 39.) en foortgelyken (zo a!s elders een Mor and, Kaat Moffel, en Peufen Ttyn) weder in volle vryheid gefteld ; maar al, wat die haatelyke Amneftie verder vervat, fchynt alleen, door de bygevoegde bepaalingen, uitfluitingen, enz. ingericht, om eenigen, die eerft tot de Patriottifche doch daarna tot de Antipatriottifche Party zich vervoegden , veilig te ftellen, omtrent diezelve Stukken, waarover eerlyke Lieden thans zo hevig worden vervolgd: en om zekere denkbeelden te verfpreiden, omtrent welker ongegrondheid en bemaskerende voorftelling ik hier niets verder zal aanmerken, dan dat zy zigtbaarlyk fchynen te ftrekken, om by de allerhevigfte en onrechtvaardigfteVervolging, nog ondereen gedaante van Barmhertigheid of Clementie voor te komen, en de misdaaden van 't antipatriottifch Gemeen buiten 's Lands te doen aanzien , als door de patriottifche Party er gepleegd. De eenige vier hier om 't Patriotismus gebannen, de Heeren Bruins, Boeleus, Laminga, en ik, zyn juift van deeze Amneftie uitgeflooten, die alleen een Dikkers, enz. vveêr inlaat. Dan om tot het verhaal weder te keeren, daar het Genootfchap te Lopperfum in 't eerft zelf geheel en al voor piaatfelyke veiligheid, in dat hachchelyk tydgewricht, te zorgen had, wierd uit de twee naaft. ge-  gelegene Genootfchappen, ïn Hnnzïngo» naamenlyk te Middelftum en Onderdendam, een vereend Detachement, met twee Veldftukjes, nog dien zeiven nademiddag» afgezonden; terwyl ook nog dien zejven namiddag en avond, op de afgelegener plaatfen, Bedum, Bafio, Winfum, EenrUm» Wehe en den Hoorn,enz.kennisgeeving van deezen Nood, met ernftig hulpverzoek, kwam; uit welke dan ook de Detachementen , den volgenden Woensdag morgen,, aankwamen. De eerftgeiueide vereenigde Manfchap, dicht by Appingadam gekomen* hield, om in alles zeker te gaan, hier meer dan een uurtót; doch daar de Comrniflien (zo 't bleek, niet door de Regeering maar door de oproerigen, uit de Stad tot hen afgezonden) naar niets betaamends hoorden, en vruchteloos afliepen, ja deeze duidelyk maar een ophouding, totd .t het donker was, beoogden, en zy aan de andere zyde, ter onontbeerlyke ontzetting, een fchriftelyk verzoek om in te trekken ontvingen, door drie Burgemeefters (zynde de vierde afweezig) onderteekend» (maakende de algemeene verwarring en vrees een geregelde vergadering van Burgemeefteren_ en Eedgenooten, op dat tydpunt, waarin de plunderaars er nog hun. rol fpeelden , onmogelyk) meenden zy met recht dit niet langer uit te mogen ftellen. Het verzoek is in *t oorfprongivke vertoond aan eene Vergadering, te Mid-  Middelftum, in 't volgende Jaar 17S8» uit Gecommitteerde Raaden en den Syndicus der Ommelanden, met een Officier, beftaande; welke, door de toen zichnoemende Souverainen der Ommelanden, ter dagvaardiging en gerichtelyke ondervraaging, behalven de laatfte, gelaft fcheenen. De Plunderbenden, zo uit de nabuurige Dorpen, als uit het Antipatriottifch Gemeen zelve, die deeze Plaats met. een woeft en eigendunkelyk geweld bezet hielden, hadden zich in een vcrbaazend getal, doch zonder orden, en meeften. deels \yel voorzien van Geweer (dat, behalven het met geweld geroofde, en 't in eigendom bezetene , getuigd wierd, uit jzekeren adelyken Stal in Groningen, weinig dagen te vooren te zyn afgehaald) met farrend fpotten en dreigen, voor den ingang van het Steedje geplaatft; terwyl ook zelfs eenige dronkene raazende en vloekende wy ven hen, ter weering der gereegeld aantrekkende Manfchap, mede aanmoedigden. Niet, dan na dat zy ook het «erfte vuur gegeeven hadden, en meer dan een het Mén des kogels over zyn hoofd had gehoord, met ongeduld vraagende, of men zich dan nu maar weerloos zou laaten doodfchieten, (gelyk dit alles my, die hierby niet tegenwoordig, maar toen nog te Eenrum was, eenfternrnig verhaald is) wierd er met elk der Veld- ftuk-  ftukjes, een (volgens algemeene affpraak om altyd , zo veel de uiterfte nood het leed, alle bloedvergieting te vermyden) opzettelyk over de hoofden gepointeerde Schoot gedaan, en vervolgens eenige weinige fchooten uit het klein geweer, waardoor echter een kerel en een wyf, doch gelukkig niet gevaarlyk, wierden ge-' kwetft, waar op de menigte het haazenpad koos, het Graauw der plaats in deszelfs huizen floop, en de overigen, zon. der verder vervolgd te worden, in aller yl aan de andere zyde er uit vlooden; in het doorloopen zelve nog hier en daar echter aan eenige glazen hun woede betoonende. De Verloffers (die nu wel rafch een nog nadere , en in de Eedgenootfchap» Acten nog blykbaare, volkomene en dankbaare goedkeuring der Regeering ontvingen, met verzoek om verder de maatregelen, tot veilighouding van de plaats noodwendig, in *t werk te ftellen) wierden metblydfchapverwelkoomd; en, verft?rkt zynde door de hulp, die des volgenden Woensdags morgens vroeg , zynde nu reeds den derden dag, aankwam, in ftaat gefteld, om de ruft en veiligheid der plaats te handhaaven, en dienzelven voor le middag den geweldig ondernomenen lanflag af te weeren, door welke men !ien weder, met talrykeOvermagt, uit Ap. pin-  piugadam wilde verdryven, ten einde aan de wreede plunderzucht , en thans ook wraakgierig gewordene woede, den vollen teugel te kunnen geeven. Hiertoe had de onftuimige menigte, die alom in 'tronde de alarmklokken onophoudelyk deed hooren, reeds dien nacht en met het krieken van den dag, een ieder, ja ook zelfs zulke ftille en meer braave Landlieden, gepreft, die, fchoon verre van voor Patriotten bekend te ftaan, echter van zulk verfoeielyk bedryf een afkeer hadden, doch met bedreiging van anders hunne hnizen onder de voet te zullen haaien, of die, by't weerkomen, aan de vier hoeken in brand te .zullen fteeken, gedwongen wierden, om met hen mede op te trekken; gelyk ik dit zelf van zodaanigen, in de tegenwoordigheid van meer anderen, gehoord heb. By deeze gelegenheid, heb ik zelve de gillende en op het oog verbaazend talry. ke Menigte, vveder het eerft , fchoon ongeregeld , op de tegen hen ruim een half qnartier weegs na den Holvvierder weg, binnen hed Rechtsgebied van Appingadam, gedetacheerden , verfcheidene fchooten 2ien doen, eer deeze wederom vuurden, en, vooral door eenige alleen fchrikwekkende fchooten uit de Veldftukjes, hen rafch tot een fpoedigen en verftrooienden aftocht deeden bef luiten, zonder deeze pooging verder hervat te hebben, by welker weering geen enkele druppel bloed* geftort is» Dus  Dus bleef de thans hei-Heide ruft en veiligheid in Appingadam gelukkig bewaard, zo dat ook de claflicale Kerkvergadering, op dienzelven dag, aldaar zyn ongeftoorden voortgang kon hebben.' Met Regee. ringszaaken, of l'ropofitien op het Raadhuis, de Regeeriugs bcftelling en uitoeffening direftelyk concerneerende (gelyk het in de Sententie van J. T. Laminga luidt) heeft hy , noch hebben zich de Genoot. fchappen,hier immer bemoeid. Hier van zou my, met wien zy dagelyks vertrouwend fpraken, iets bewuft zyn geweeft, Hoe zeer overeenkomftig de uitdrukkelyke dringen, de begeerte der Regeering, in het verder gedrsg en verblyving, ook gehandeld is, ter geruftftelling en beveiliging tegen de wel verdreevene doch noch in giftingzyn. de Tlunderaars (welker aanval, vooral des nachts op de buitenpoften, 't zy te voet of ook te paard, men nog alszins vreesde) kan ten allen tyde, uit de voor handen zynde en de verzorging hier omtrent in 't algemeen aanbeveeiende Eedgenootfchaps Aften, overvloedig gezien en bevveezen worden; waarop ik my, gelyk by alle andere openlyke ftukken , met aanwyzing derzelve, hier kortheids halven alleen beroepen moet. Het verzoek om te blyven kon niet zonder het aanbod van inkwartiering zyn ; gelyk dan ook de befchikkingen en orders hieromtrent billyk, door de Regeering, m niet door de Ge-  -' '92 Gedetacheerden, of derzelver Commandant zyn gefchied. En hierby waren het ook de Patriottifche ingezetenen zelve, waar-by zy, zo veel deeze maar eenigzins bergen konden, gepiaatft wierden; terwyl alleen omtrent de overigen tot die der Antipatriottifche partv de toevlugt genomen wierd. Een gantfeh ander gedrag dan naderhand in eenige Omlander Jurfsdiftien heeft plaats gehad. De ftiptfte orders, tegen de minfte overlaft, beleediginp- of ongeregeldheid, wierden zeer ernfti als Leeraar, en als Menfch - en Burgervriend, Vermaand. Waar is nu myn misdaad? Al ftemt men Solons wet, die, by Staatsgefchillen, elk Atheenfch Burger tot eenige Partykiezing noodzaakte, niet onbepaaldelyk by; dewyl het non Uquet, een oordeel opfchortende twyfel, en gebrek aan de bekoming van eenig genoegzaam doorzigt, een uitzondering kunnen maaken j geen weldenkend Burger echter kan zyn  zyn plicht loochenen, om die zaak aan te kieeven, die zyn oordeel, by rype over. vveeging, hem voorftelt als de billykfte, en het meeft {trekkende tot 's Lands gemeene welzyn; naar de evenredige on. derlinge belangen naamenlyk van Hoog en Laag, en niet flechts naar de byzondere inzigten, voordeden, en grootheid van eenigen der rykfte en magtiglle, afgemeeten. Zonder dat ik over de huishoudelyke gefchillen, in eenige der andere Bond. geweiten, of over eenige byzondere flappen , welke er gedaan wierden, ten aanzien van de grond, wyze, en omstandigheden , met genoegzaame nauwkeurigheid in ftaat was, of ook behoefde te oordeelen; veel min alle de bykomende verfchillende beoogingen of bedryven van deezen of geenen,' 't zy Perfoon, Stad, of Provintie, had goed te keuren, of voor alle mogelyke milïlag, onregelmaatigheid, onvoorzigtigheid, of verkeerd bellierde drift van eenige byzondere Lieden, het oog te fluiten, (zynde het boven het menfchelyke , by zulk een algemeene Volksverdeeling , alom en beftendig by elk de juilte volkomenheid te vermoeden ) Zo was echter , over 't algemeen befchouwd ; de my kenbaare heilzaame be» doeling, wettige grond, en tegen fchandelyke roof - en plunderzucht aangekante plichtmaatiger handelwyze, by de zaak der Patriotten (de herftelling van het verval- lene  S20 lene, de weering, der misbruiken, en de handhaaving van elks recht en vryheid, beoogende) naar myn licht en inzien, zo doorftraalend, dat ik, voor een eerlyk vry en verlicht vaderlandlievend Burger, geen den minften twyftel omtrent de edele keuze kon zien. Voor deeze myne denkbeelden fchaamde ik my niet, met mond en feu, uit te komen. En ondanks al de hoon, rampen en lafteringen , die my treffen, kan ik ook nu nog van achteren niet anders zien, dan dat ik hierin volkomen naar myn plicht gehandeld heb. Ik hield my echter hierby aïtyd overtuigd, dat ook anderen, ter goeder trouw , en naar hun licht, van andere begrippen, doch dan ook, als Lieden van Eer, echter geen go'edkeurers van zo veele misftappen, ik laat ftaan, zelfs openlyke begunftigers en eerlte aanftookers dier, onder 't misbruik des Oranjennaams, zo alom heerfchende wreedheden en grouwzaame vernielingen van een woeft en plunderziek Jan hagel, konden zyn. De derde Zang van myne, anders geheel buiten dit vak zynde, Proeve op de Gezelligheid bewyft, hoe gemaatigd en redelyk ik hier over dacht en fchreef. Voords waren de omftandigheden der Provincie van dien aart, dat, ook in de Ommelanden, niet alleen alles juift overeenkomstig het verklaarde we'meenen des Souverains gefchiedde, maar ook alle daadelyke patriottifche Volksverrichting er vol-  , 231 volftrekt alleen aan de voorgefchreeveue, en ook van zelf natuurlyk verplichte, Noodverdeediging, tegen gruwelyk aangehitft oproer, en verwcfeftend Moordgeweld, zich bepaald heeft; wat ook de laaghartigfte en onbefchaamdfte lafter er moge voorwenden, om aan de onbillykfte en koelbloedigfte perfoonlyke vvraakzachtigheden, en een by onderfcheiding allerhevigft woedende vervolging, zo door middel van'tGraauw, als anderzins, vooral buiten de Provincie, eenigen kleur en fchyn te kunnen geeven. Inzonderheid moeten toch daar de Patriottifche Predikanten mede voornaamenlyk den Haat ten doel liaan. Gelyk in de Stad Groningen de Eerwaardige de Blau, zo zyn in de Ommelanden deEervv. Dekens en Janfonius van hunne Ambten ontzet; de Eerw. Bruins nevens my gebannen; de Eerw. Dr. Knypbuizen, Hof. man, en Blencke, in afwachting van hun vonnis by den Hove, op voorftel der buitengewoone Staatscommïffie, na ingenomen advys van zyn Hoogheid, gefufpetideerd ; (terwyi de Eerw. Pruimers, vvaarfchynlyk ter voorkoming van foortgelyken ftorm, in tyds voor zyn ambt bedankt heeft, en de Eerw. Hauenberger, in 't Oldambt, nog den uitflag der vervolging, mede gefutpendeerd, moet afwachten; om van geen geringere, aan meer ande.  222 anderen gemaakte Afties te fpreeken. De voorgewende reden hiervan blykt, uit het tweede Rapport der extraordinaire, en nu van de plechtige bezending tot zyn Hoogheid wedergekomene, Staatscommiflie, van den i. Mai, 1789. » alzo de ge„ fubüfteerd hebbende, doch nu door „ dods Goedheid zo zeer verftrooide, „ Landverdervende Cabaal het nimmer tot ,, die hoogte gebragt, of zo veele rampen „ en ellenden over het Gemeenebeft ge„ haald zouden hebben, zo dezelve geen heul en fteun in de openbaare Spree. ,, kers tot het Volk gevonden hadde." Ik vveet van hoe veel belang verlichte, deugdlievende, en vvelmeenende Volkslee. raars zyn, die waarheid, recht, en vrede lief hebben, en (vvarfch van duiftere en onvruchtbaare zo Staats- als Kerk. enSchoolgefchillen, van al 't eigen grootheid zoekend voedfelbieden aan valfch en fchadelyk erkende Volksvooroordeelen, of flechts hartltochtelyke en mymerende dweepery, en van alle haatelyke tvvift- doem- en vervolgzucht) zich geen onbehoorlyke Rechten aanmaatigen, noch den Godsdienft in een werktuig van Heerfchzuchtige Staatkunde fchandelyk vervormen; maar een waare redenlyke Evangelileer, en allen waarlyk heilzaamen en liefdevollen Chri. itenplicht, oprecht zoeken te verkondigen, en zonder huichelende gemaaktheid er  323 veftigde Conftitutie (v) en verguizinge van alien er zelve aan te beandvvoorden. Doch ik vveet, dat ook die hier betichte Spreekers niet's Lands verderf, maar behoud, fleurt boden; en dat, verre van den eifch hunner Ambtsbetrekking, als Leeraars van Waarheid en Plicht, (wat de Lafter hun ook aantygen moge) gering geacht, of uit het oog verlooren te hebben , het mede juill de eifch en 't gewigt derzelve geweeft zyn, welke, naar hun licht en gevveeten, hen, zo alsmy, hierin hebben bezield; ge. lyk ook nooit een fchaduvv zelf van iets dier verregaande en oproerige bedryven hiergezienis, als, aan de andere zj'de, (by voorbeeld, ook door zekeren met den plunderhoop ingekomenen Geeftelyken, te Deventer, by de omwenteling) zyn ver. richt. (v) Men ziet hier weder, dat de eigenlyke en voornaame reden der vervolging tegen my het openlyk uitkomen is voor myne gevoelens, en dus voor hetgeene ik waar en billyk oordeelde, voor begrippen, wel. ie ik, als een eerlyk Man, my geenszins fchaainde, noch ook waar de omftandig. heden het voordraagen derzelve vorderden, in 't minfte dacht te moeten verzvvygen. Hierin hebben myne feiten ook alleen beftaan, en deeze worden thans gezegd, ter verguizing van Wet en Overheid, te zyu, en de groffte fmaadnaamen van Boos-  324 ~rr*™~~-T. allen eerbied voor Wet en Overigheid, tn , dus Booswicht, en openlyke Roervink, worden op het hardlte my diesvvegens_ toegevoegd. Dan by deeze onrechtvaardige en al te laage toeduvving echter, kan het ook myne Onfchuld op zich zelf niet zyn, noch in 't oo,r van een niet te onbedachtzaam en al te ligtgeloovig oordeelende weveld , die er het onteerende van weg. draagt. Juift de ftandvaftigheid in de eerbiedige aankleeving aan Wet en Overheid vvas het toch hier alleen, aan welke de Lalter, by de omgewentelde Staatsomftan. digheden, de kleur van misdaad nu aanwryft; om dezelve zo gerichtelyk als bui. tengerichtelyk te doen vervolgen. Zy is het alleen , om welke zo veele, ook zelfs der kundigfte en braaffte Lieden, hier zo iammevivk zuchten en lyden moeten. Men denke niet, dat ik te veel zegge. Dat de Staaten, dat het Juftitie Hof zelve, bepaaldelyk 't maar verklaaren: i. of de t'lacaateu tot de Wapenoeffening ooit, voor de Omwenteling, zyn ingetrokken? 2, Of daar in de wapenoeffening niet zeer duidèlyk, ter befcherming van eigen perfoon, huis, en goed, en die der mede Ingezetenen, tegen alle aanval en geweld, by openlyke afkondiging derzelve, is verzocht? 3. Of aan de Predikanten, de aanpryzing der verplichting tot die Wapen©ifTining niet, door den Souverain zelf uit-  itti io ftede van een vredelievend, en de Mag. p ten «itdrukkelyk was aanbevolen; en zyzfch zonder plichtfchennis, er dus zelfs wel van konden onthouden? 4. Of by den Ho Irk,enH Wetëefe;ende Magt mag worden erkend en of de woorden der Confiituti» (d.e xk, alleen door het gemis myner -Boeken, hier niet letterlykkan bybrengen. maar uit het Regiems Reformatoïr, en de MtruSu van den Hove, voor elk openlyk kenbaar zyn) ten deezen opzigtef niet ZeTJeTflJk 'klaar en «Mrukkelvk fpreeken? Schynt het ook niet zondêr- ■ftp?wVanden2e^t' welker berufting by den Hove alleen ontkend is, in deezt Sententie nergens hetminfte gewag wordt gemaakt, maar wel van een Richterlvk Gezag, het welk niet alleen nooit is aanoe. taft, maar zelfs altyd zeer uitdrukkelvk erkenu, en daadelyk geëerbiedigd. Trou- ITï 7? f? ,VVdni§ v^rdt een eenige der zo fchadelyk geheetene gevoelens In In b^,1feIen bePaa,delyk aangeweest. Welke zy zyn, daar mag ik, en een «nder, naar raaden. Dan al, vrat, betrekkelyk tot Wet, Overheid,'en Richterlyk Gezag, zo m 't algemeen, als van den Hove in t byzonder, door my beweerd is, ea vvel 't naaft hier bedoeld fchynt, daarvan 'VUi!ïe Cn onrc«^elyke\e;dS o7e" vloedig door my aangetoond. Dus kunnen myne onmiddelyk op de oude CoïL im-  ten over hem gefteld ondergefchikte , voor- gafi- ftitutie gegronde gevoelens dan ook geenszins, als aUergevaarlykft ter ondermyuing van de geveftigde Conftitutie, worden befchöuvvd, zo als echter hier er mede van getuigd wordt; ten zy men , onder de benaaming Van geveftigde Conftitutie, niet die > welke door de oude Grondwetten der Regeeïing wordt voorgefchreeven, maar eenige andere en nieuwe, welke my, als zodaanige, geheel onbekend is, wilde verftaan» Dan, zegt men, ik zoude hierdoor niet weinig medegewerkt hebben in de ver* . derfelyke oogmerken en intrigues van eenigen, die, naar verandering haakeude, de Republicq zo jammerlyk gefchokt, en op den oever van deszelfs geheele vernietiging zouden gebragt hebben; gelyk in den aanvang deezer Sententie verklaard Wordt. Hieruit fchynt van zelfs toch te volgen, dat een verandering, in de geveftigde Conftitutie, hierby noodwendig zou moeten plaats hebben gehad; en dus myne medewerking ook hiertoe ingericht zy geweeft. Ik onken wel niet, dat men de Republiek jammerlyk gefchokt, en op den oever van deszelfs vernietiging hebbe gebragt. Dit tuigen zo veel Plaatfen, die de vernielingen en plundring van 't Grauw zo deerlyk ondergaan hebben ; gelyk ik het aantal der huizen, waaraan alleen in een nacht, inon* der»  pngor, met raad en daad, mond en penne, p -» heeft derfcheiden trap, de glazen in Groningen zyn ingeflagen, omtrent de vierhonderd wel heb hooren opgeeven, en zy vaft over de 300 geweeft zyn. Zo veel roof, geweld en verwoefting, onder anderen • door den. Bofib vooral ondervonden, waar barbaarfehe vrouwenfchennis, en meer dan ontmenfchte wreedheid aan dezelve, de Natuur deeden lidderen, en door eigen te.SV°^VrïdgePleeSd;°ojt *e roof door het 'ruiftifch Krygsvolk, in Holland, ia van krygsammunitie, uit het om doortocht flechts verzochte Overyffel, alles met een vvoord beveft,gt dit. Doch daar niemand my verdacht zal houden van tot eenige hiertoe gebruikte verderfelyke mtrigues te hebben medegewerkt, behoef ik my hier ook niet by op te houden. Andere heb ik niet gekend. Ik zal echter niet be. hoeven te herrinneren, hoe, by zo verregaande Staatsgefchillen, het maar al te gevvoon ,s, ook de befte onderliggende ït y*{°0Ade 2egePraalende, met de zwaarftebefchuldigingen, hoe onverdiend, overlaaden te zien; noch herhaalen, dat het jmft de over 't algemeen door my erKende rechtmaatige en vaderlandlievende £nf7 d r^reP; die m* tot de aanklee™g der Patriottifche zaak bewogen heb. m (na de uitzuiging der onwettige beitlemgelden, onder het valfche voörwend- fel,  *3J- fel, dat het Landgebruik, 't welk als beklemd was aangekocht, echter niet vafi beklemd was) ook nu niet eerlang aan diezelve eerlooze en luidfchreiende verdrukkingen en willekeurige afknevelingen, door de Bezitters der Schepperyen, nog weer te zyn blootgefteld, welke, voor 't jaar 48, 20 buiten alle paal en perken liepen. De groote ongelykredigheid met de onderfcheidene daadelyke Bezittingen, in de jaarlyks driemaalige betaaling vari den vierhonderdften penning, en de vry wat voor vermindering of reductie vatbaar fchynende koftten van overtollige Ambten, Commiffien, en 't omi'lachtige, en de veelheid der bedienden , omtrent de fchattingen, fcheenen, benevens eenige andere zaaken, in het Finantie-Weezen, aan veelen ook nog wel op een, voor 't Land en de Ingezetenen, vry wat voordeeliger voet ingericht te kunnen vvor. den. Gelyk er ook, omtrent de veiligheid, in het befHer van eenige Kerkgoederen, nog wel wat meer blykbaare zekerheid en heilzaame maatregelen fcheenen plaats te kunnen hebben. Met een woord, (want waartoe zoude ik alles aanroeren?) het ontbrak ook hier niet aan voorwerpen, waaromtrent veele welmeenende Ingeze* teuen billyk, indien het gefchieden kon, lang wettige en gepafte wegen, naar ee= nige verbeterende verandering haakten e» wenfchten; om nu van geen hetaam. lyke  ="» ■»» — =" «=5T» lyke zucht voor 't Invoeren eener beftendige volkswapening» iets meer te zeggen, Èn was dit ongeoorloofd? Vooral daar ook de Souverain van deszelfs zucht tot herftel van het gebrekkige en vervajiene, en tot weering der ingefloopene misbruiken , niet weinig openlyk hoopen. deed ; , en dus zeer verre fcheen van, , deeze alle mede, onder den naam van,oude «n onveranderde Conftitutie, vaftgefteld te willen hebben? Schoon ik nu , in. myn. Sdrriften over deeze gemelde ftukken, my nergens, zo veel ik my herinneren kap, eenigzins uitgelaaten, maar my alleen bepaald heb, by hetgeene, in deeze Sententie . en • de daarby gevoegde aanteekeningen» .gemeld is;., zou het echter wel een, mis-, daad geweeft zyn, myne denkbeelden daaromtrent betaamelyk te hebben voorgedragen? Staat dit elk Burger niet vry? Doch, wat behoeve ik my ufttelaatetv. over een wenfchend haaken naar eenige nuttig geoordeelde verandering, als o,f dit, hoe zwaar getaxeerd , reeds een misdaad kon geacht worden? Indien hiertoe met dsr daad iets feitelyks, en wel iets on. wettigs, of door ongeoorloofde Middelen , door de Patriottifche Ingezetenen, van wat ftand ook,, vvas in't, werk gefteld, of ter uitvoer gebragt, dan zott bie-rin eerft een voorwerp van ftrafyvaardigheid en Gerichtsvervolging kunnen gezocht  -3? zocht worden. Maar niet het aJlerminire hiervan heeft in de Ommelanden plaats gehad. Laat maar, zo't mogelyk is, in plaats van luide, algemeene, onbewezene Befchuldigingen, iets bepaalds worden by. gebragt, dat op onvvraakbaare waarheid gegrond is. Hoe verre voords, ten aanzien derCon* ftitutie, de heerfehcnde Patriottifche denkbeelden , omtrent het Stadhouderfchap in *t byzonder, van't geen erfteeds van voorgegeeven is, verfchilden, zal ik een weinig verder nog gelegenheid hebben, ia ■een Aanhangrel, over t Rapport der Staatscommifile tegen my, aan te toonen. Voords zou het dwaas zyn, met de denkl beelden my breed hier op te houden, die •de liftige Boosaardigheid (van de onkunde en vooroordeelen des Gemeens eenbedric. gelyk misbruik maakendej onder hetzelve in de Ommelanden mede uitfhooide, als of de Patriottifche Predikanten ook den door de conftitutie bevoorrechten GodsÖienft zochten om te keeren, ja in hunne zamenkomften, een anderen Bybel en Catechismus opftelden. Schoon "deeze billyk toch, gelyk omtrent alle onvervreemdbaare weezensrechten, zo ook omtrent die van verdraagzaamheid, of vry onderzoek, oordeel, en oeffening van Godsdienft, ten groqten deele vry yverige Voorftanders waren, an wiften, dat op deezen envvrikbaarea gren#  grond der Geweetensrechten, en der feilbaarheid des menfchelyken gezags, ook het gantfche Protestantendom, of de bevoegheid ter aanneeming derReforntatie,v?*S geveftigd, zo zocht men hen echter zelfs dieswegens als vry onrechtzinnig, te doen aanzien, 't Bleek ook, zeide men, dat zy Fraufcb* en dus (naar een zeer vreemde gevolgtrekking) Pausgezind waren» Men vveet, dat de gefchillen in de Nederlanden voor 't overige van geenen Kerkelyken, maar van eenen Burgerlyken aart Waren ; als ook dat de echte en waare Verdraagzaamheid geen een Godsdienftig begrip, hoe dwaalende dit (het zy als al te harflenfchimmig ftyf, dweepend woeft of los) geacht moge worden, door eenig ander middel, dan door, ter elks eigene beproeving, voorgeftelde redenen van overtuiging, immer zal trachten te ondermynen; en dus (alleen de behoorlyke voorzorg voor de zekerheid der Maatfchappy, en der gelyke godsdienftige Vryheid van ieder Lid, tegen alle niet te duldene ftooring en daadelyke beleediging, goedkeurende ) alle ongeoorloofde poogingen, middelyk of onmiddelyk dvvanggezag, en beweegreden van Staat, ter verbinding van 't gevveeten, ten hoogden afkeurt. Een zekerHand»verksman in myne Gemeente, die met alle winden draaide, verwachtte in zyn dwaas vooruitzigt, kort na de timwenteling, dat het door my zo zeer fin»  — — -57 Carafter opleveren (w). Door alle welke wanbedryven de Latitant zich aan eene exeniplaire Strafoeftening heeft onderhevig gefteld, dan dewelke, door dien zich de handen van de Juftitie heeft onttrokken, voor als nog aan hem niet ter executie gelegd kan worden, zo is het, dat de H. Heeren Lieutenant en Hooftmannen, uit naam en van wegen de Hooge Overigheid en Heer- aangepreezen Godsdienftig Handhoek van Hennes nu ook wel rafch verboden zo» worden! (w) Plet is my leed, fchoon micft om my zeiven, den ruwen fmaadnaam van Roer. vink, welks perfoonlyk toepaffend gebruik 20 weinig hier met de Waardigheid van den Hove fchynt over een te komen, ter deezer plaats echter aan hetzelve te. gen my ontflipt te zien. Reeds ZVVaarer en bitterer Grofheden, even onverdiend, in de nog meer openbaare Publicatie der Maaten zelve, ondervonden hebbende, kan deeze my te minder treffen , dewyl het ongegronde en dus beleedigende daar. van. zo ik vertrouw, ten overvloede, uit de bezvvaaren Zelve, in het gantfeh e beJoop deezer Sententie, tegeu my byge. bragt, met hetgeene ik daarby aangetee» kerm heb, gezien kan worden. Hieruit; *al  240 Heerlykheid van Stad Groningen en Ommelanden, recht doende, den Procureur Generaal deezer Provincie, nomine Officil, in zyn genomenen eifch en conclufie wel gefundeerd hebbe!, verklaard, en mitsdien den Latitant en Defaillant Gerrit Jacob Georg Bacot, uit hoofde van de voorichreevene contumacie verfteeken verklaart van alle exceptien declinatoir, diiatoir en peremtoir, mitsgaders van alle defenfien en weeren van rechte, welke by zal bet ook ligt zyn te beoordeelen, by welke, voor het Recht en de belangen van het Menfchdom niet zeer wenfehelyke, Maatfchappy, ik alleen, wegens myn grondbeginfels, wier voorftellingen en beoeffeningeri hier Wanbedryven heeten, als een gevaarlyk Lid geacht zou kunnen worden. Dat eindelyk vcelen, wegens hetgeene door hen, niet flechts ter goeder trouw, maar ook, in loffelyke eerbieding van de wetten des Souverains, en overeenkomftig met hunne natuurlyke verplichting, verricht is, thans de helaas maar al te. gevoelige ilyhen der vervolging ondervinden • moeten, ftaa ik, met een innige en ziel. doorgrievende fmart, ten vollen toe; en ik zou die zelve zo treffende aandoening van deernis, te gelyk met de niterfte verbazing over zulk een behandeling, niet minder  ivy gecompareerd zynde, hadde kunnen en mogen proponeeren en doen; en voorts ten eeuwigen dage gebannen uit de Provincie vaa Stad en Lande en Wefterwoldingerland. zonder ooit daarinne te mogen wederkomen, op poena van zwaarer Straffe; en eindelyfc gecondemneerd in de koften en mifen van de Juftitie mitsgaders van denProceffe; onder de. Welke ten iafte van den Latitant en Defaillant sal worden gebragt eene Summa van drie èonderd en feftig Car, Guldens, uit zyne goeQ deren minder gevoelen, al ware 't het vertrmvvert «pwjw geringe kunde, en nog meer cp de gekende oprechtheid van myn Karakter met, die hieromtrent by iemand den minften; invloed had gehad. Intuffcken kan het my nooit tot verwytzyn, dat de uitoeffening van plicht, en déi eerbiediging van Wet en Overheid, waartoe ik «aar geweeten te rechte aangeraaden en opgewekt heb, in de tegenwoordige, op grond van reden en billykheid, du! nooit vervvachtbaare tydsomftandigheden, den zo onverdienden naam van misdaadie ontvangen, en tot een voorvvendfel van de ^ uaId'gfte, vervo,g»'g ftrekken moet. Het is echter mede uit deeze oorZaak. rist- ït m.» u: _ . ae perfoonlyke verdeediging alleen bepaald heb, maar tevens ook de zuivere onfchuld me Ommelander Patriottifche en aan de Pla.  34* deren te verhaalen , ter gedeeltelyke goed. maakinge van de koften, door de Commiflie, in de Maanden October en November 1787» veroorzaakt, en de fehaden en impenfen, ter gelegenheid van de gewapende optogt, invafie, en bezet houden van Appingadam geeaufeerd, voor zo veel deswegens klagten by het E. E. Gerichte van Appingadam, ofte op Ae gedaane publicatie by de Heeren Gecommitteerden zyn ingebrsgt, beiden by dee-zea Hove getaxeerd (x). Aldus Placaaten van Wapenhandel gehoorzaam geweeft zynde Ingezetenen, openlyk heb zoeken aan te toonen. d 60 1° de eerfte Aanteekening op dit Vonnis heb ik reeds omftandig de reden opgegeeven, waarom ik deeze uitfpraake ob contumaciam onwettig houde; aangezien de onbevoegde en willekeurige aanftelling van een inconftitutioneele gewelddaadige Gerichtscommiffte, onder den naam van handhaaving der beveiligde Conftitutie, aan welker defpotieke handelvvyze my maar flaaffeh te onderwerpen, ik noch wilde, nog wegens de grondwetten van den Staat, verplicht vvas, of wettig vermogt, doch die mv echter de verfchyning dus onmogelyk maakte. Daar intuflchen hier dezelve vermeende misdaaden, als de noemensvvaardigfte in 't Staatsrapport, (fchoon  343 Aldus gepronuncieerd op het Hof van Q * Ju- ( fchoon naar de Informatien van den Ho* ve, en met derStaatscommifile) ten gronde deezer uitfpraak zyn bygebragt (en met Hechts myn bloote non Comparitie) zo moet de ftraf van maar 360 Gld. Boete boven de Juftitiefcoften, en een altyd duul rende verbanning uit de Provincie, wel zeer zacht fchynen, ja weinig ge'évenre»iS- •aa.n,'le zvvaare befchuldigingen van Majefteitfchennis, oproerftoöking, openbaar geweld, enz. in den algemeenen Re. qüijuormalkrief der Staatscommiffie, en in de Publicatie der Staaten voorkomende, en aan den prys van icoo gld. hierby op myn perloonsbekoming uitgeloofd; 't welk al. les ten minften een verbeurdverklaarde van myn Hoofd ten gevolge fcheen te moeten hebben: aangezien toch, wegens het niet opkomen ter Verandwoording, alle Bezvvaaren als bevveezen worden aangenomen; om 't welke derhalven) zonder dat ik die bedoeling echter vooronderftellen wil) ook zo te krygen, niets tevens gefchikter vvas, dan my deeze opkomine of verfchyning dus hoogft ondoenlyk te maaken. Wanneer men echter met dat alles op de meeftal zo nietige en alleen door de misvormende opkleuring ieti vveezenlyks fchynende Grieven, in deeze Sententie bepaaldelyk tegen myingebrast, weder het oog veftigt, dan zal dat denk- beeld  244 —— Juftitie, in Groningen, den f. Meert 1789» beeld van zachtheid wel rafch geheel moeten verdvvynen. Nog meer, wanneet men overweegt, dat dit vonnis, fchoon op die grieven gegrond, niet afdoende, maar alleen ob contumaciam, of wegens myn te rug blyven, met uitdrukkelyke voorbehouding van nadere vonnisvelling over de zaak zeh-e, indien ik in de Provincie mogte bevonden worden, als flechts by voorraad, en om my van alle verdeedigingsmiddelen dan verftoken te hebben, uitgefproken is. Dus is ook de op my geftelde belooning, door een andere Vergadering, die der Staaten naamenlyk, hierby nog geenszins ingetrokken. En fchoon die niet zo zeer op de Informatien van den Hove, als wel op die van hunne buitengewoone Commiffie gegrond was, zo laat men die toch blyven, al heb ik van deeze zyde nu geen vonnis meer, zo veel ik zien kan, hierover te wachten. Het geene ik toch in myne bovenftaande, door de hier zynde Hooggraavelyke Regeering voor omtrent een half jaar reeds aan de Staatscommiffie toegezondene Deductie (bl. 33.) gezegd had, aangaande 't afwyken van den conftitutioneelen loop derjuftitie (doelende op de onbevoegdheid der Staaten, ter middelyke of onmiddelyke  «45 ' lyke eïgene, en van die der Hooge Ju» ltitiekamer onderfcheidene , uitoeffening van eenig Richterlyk Gezag) fchynt nu veelligt ook eenigermaate het Advis mede van zyn Hoogheid bevonden te zyn. In. gevolge toch van het Rapport der naar den Haag, ter inneeming van hetzelve, gezondene, en van daar wedergekeerde meergemelde Staatscommiffie , zyn de reeds voor myn vertrek opgeraapte Informatien van deezer Fifcaal , omtrent de Heeren Ktïyfhuizen, Hofman en Blencke, nu aan den Hove overgegeeven; ten einde, door het uitoeffenen van goed, kort en onvertogen Récht, de Juftitie met kracht werkzaam zy, en ten fpoedigften dienaangaande vverde geprocedeerd en gefententieerd. Dan fchoon dus de eindelyke uitfpraak hier omtrent aan den Hove is overgegeeven, is echter alle overige zeer vveezenlyke _ uitoeffening van Richterlyk: gezag, inquifitie, en vervolgingen der crk Biineele Juftitie, by de Staatscommiffie, en daardoor by derzelver Aanftellers , vol. „ftrekt onloochenbaar ; gelyk vooral de hierboven voorkomende tegen my afgegeevene Requifitoriaalen er de daadelykebevvysftukken van uitleveren. Ook is het niet het Hof van Juftitie , maar deeze inconftitutioneele Commime, welke in de Publicatie der Staaten byzonderlyk aange. vveezeri wordt, om my in derzelver handen te ftellen. Deeze Commiiïie-had, mvns oor-  oordeels, nu met haare bepaalde befchuldigingen en bevvysftukken tegen my, voor mynen tegenvvoordigen Richter behooren op te komen, zo zy zelf niet dacht te vonniffen, als daar toe plechtig, in het gemelde Andvvoord op haar Requifitoriaal, en dat met belofte van naar goede Juftitie alsdan volgens bevinding daaromtrent te zullen handelen , zynde geprovoceerd; gelyk ook door my zeiven, in zo ver myne Deductie (zie aldaar bl. 39.) ook aan die Commiffie toegezonden is. Dan fchoon dezelve die zaak nu by geen anderen, ten mynen opzigte thans incompetenten, Rechtbank meer kan vaft, of aanhanglyk maaken, fchynt zy echter, (gelyk ik van de onmogelykheid om eenige bepaalde en bevveezene misdaad tegen my voort te kunnen brengen, zeker vvas) in al dien zedert verloopenen, tyd, gednurende denvvelken ik hier ook heftendig myn invvooning gehouden heb, het minfte hoe genaamd voor den dag komen met die Stukken en bevvyzen niet raadzaam gekeurd te hebben; en voords haare andere Gerichtlyke vervolgingen nu aan den Hove aldaar reeds overgegeeven hebbende , zo meen ik billyk tot haar afftaan of uitgediend hebben, ten mynen opzigte, te mogen befluiten. En in der daad, daar het Hof van Juftitie, reeds kort na de omwenteling, zelve ook  ook een Commiffie ter nauvvkeurigfte onderzoeking had aangefteld, was het niet te vermoeden, dat, buitenhetgeene-, door dezelve was bevonden, en naar het oordeel des Hofs, ten bezvvaare tegen my ftrekte, nog iets weezenlyks, met eenigen grond en waarheid, tegen my ten voorfchyn zou kunnen worden gebragt. Wat er dan ook nog meer in het Staats, rapport tegen my te vinden is, is dus juifc ook van dien aart,, dat het dit oordeel alszins beveiligt, het zy door deszelfs nietigheid, of door het ongerymde en zigtbaar in 't oog loopende van den lailer. Trouwens hoe weinig kiefch de Fifcaal» in de wyze der zamenraaping en opmaaking zyner befchuldigende informaties, féheen te zyn, is overbekend, en zoude,, zo, het noodig ware, uit verfcheidene in *t oog geloopene omftandigheden, zelfs reeds terflond, te Middelftum, en zo ver. volgens op eenige andere plaatfen, kunnen getoond worden. Da n op dat een billyk verontwaardigend ftilzvvygen, en voorby gaan, niet voor eenige ingewikkelde toeftemming gehouden vverde, zal ik nog, in een kort Aanhangfel, het gemelde Staatsrapport wat meer bepaaldelyk nagaan; zynde het gevvigtigft daarin fchynende reeds ten meeften, deele aangeroerd en wederlegd , in eenige der bovenftaande Aanteekeningen op deeze Sententie. Ver-  948 Verder vertrouw ik nu, dat elk oprecht beminnaar der waarheid, van welke denkwyze of ftaatsparty hy ook zyn moge, zelfs uit de bloote vergelyking van deeze Sententie (als toch alle de voornaamite ea op eenig bevvys en waarheid fteunende vermeende bezvvaaren tegen my vervattende) met de zo onderfcheidend hevige, en op 't fterkfte, in Goed, Bloed en Eer,, my aantaftende vervolgingen r en byzonder met de bovenftaande Requifitoriaalen en Publicatie, ten vollen reeds van het my aangedaane verregaande ongelyk moet overtuigd zyn; en hetgeene in myne Deductie en Aanteekeningen te vinden is daar by overvveegende, omtrent de voLfcomene zuiverheid myner zo zwaar beleedigde Eer en Onfchuld, geen den minften twyfel meer kan overhouden; tervvyl tevens het handtaftelyk onrechtvaardige der overige Staatsvervolgingen, tegen, meer anderen, in de Provincie, waaruit ik my hervvaards begeeven heb, niet minder er uit gebleeken zal zyn. Wie kan dan nalaaten met my van harten te wenfchen, dat eens alle niet geheel buiten invloed geplaatfte Lieden van Eer en Deugd , die, fchoon zy in byzondere Staatsbegrippen voor 't overige zamenftemmen of verfchillen , zulk een onteereude geweldige en volkverbitterende handelvvyze billyk ten hoogften moeten afkeuren en verfoeien, zich toch cindelyk, en  249 «n zonder langer uitftel, met alle kracht en nadruk, er tegen vereenigen, en. er ten vollen den zo noodigen paal aan ftellen; daar buiten twyffel er toch ook , hier en daar, onder hen, die anders hellen tot die Party zelve, wier wreede en woefte vervolgzucht over 't algemeen thans zo heerfchende is, zeer zeker nog eenio-e achtenswaardiger Zielen, van een beterlr aart en denktrant te vinden zvm of zo dit niet gefchiede, dat dan de'altyd wyze Voorzienigheid, langs welke daartoe dienitigft gekende billyke wegen en heilzaame middelen , tot zegen en behoud van een ten willen verderf en onder-rans: gebragt wordend Land, en tot herftef van orden, Ruft en Vrede, ja van gefchondene Vryheid en Gerechtigheid, eerlang een gewenfchte noodige en nuttige verandering van het onrechtmaatige en verkeerde, op het gunftigfte, bewerken wil, IX  «50 ■i—iimi i ^uuniiMri Aanh angfel, Betrekkelyk het Rapport der Buitengewoone Staatscom?mj]ie, zo verre het tegen my uitgebragte, op den Landdage, binnen Groningeti gehouden, den 2$. Nov. 1788- T ■*k zal eerft iets omtrent den oorfprong van dit Staatsrapport zeggen, dan het my betreffende van den Inhoud er van opgeeven, met eenige aanmerkingen op hetzelve. Reeds heb> ik, wat den oorfprong van dit Rapport betreft, in het voorige gemeld, hoe de Staaten,, op den I. Aug. 1788- twee zeer hevige Placaaten hadden laaten uitgaan. Het eene betichtte byzonder eenige Predikanten 4en platten Lande zeer zwaar, doch even ongegrond, van de boosaardigfte en bedriegelykfte Vólksverleiding, (zte Bl. 211.) Dit haatelyk Placaat hield voornaamenlyk een verbod in, tegen de Sociëteiten en beflootene Gezelfcbappeny welke in de Ommelanden nergens meer, zo veel  veel ik weet, aanweezig waren, noth ook zo, als zy hier befchreeven wierden, immer eenig beftaan hadden gehad. In de Stad Groningen vvas nog een zeer talryk beflootep Gezelfchap, onder den naam van de Oranje-Sociëteit in den wandel bekend: dan daar het openlyk en ongemoeid zyn voortgang bleef houden, fchynt het geweeten te hebben, dat het hieronder, als niet begreepen, moeft worden geacht. 9 Gelyk ik zelve , hoe mishandeld, voor den welvaart der Nederlanden, en in 't by. zonder voor dien van Stad en Lande (waar ik van zo veel braave Ingezetenen, van hooger en laager rang, zo veel aangenaamheden en bewyzen van toegenegenheid ondervonden heb ) altyd de oprechtfte en vuurigfte zucht zal gevoelen, zo ken ik, ondanks dit Placaat* ook die Predikanten, met welken ik voornaamenlyk in een nauweren Vriendenkring ver> keerde, voor Lieden van de zuiverde Eer en Deugd, en (buiten hun verdienden en kundigheden, als verlichte en getrouwe verkondigers van Jezus zegenryke Leer) ook, ten aanzien van den Burgerftaat, bezield met allen pltcbt» maatigen yver voor de heilzaame wettige Conftitutie, met den verfehuldigden Eerbied voor den Souverain, met den hartelykften afkeer van eene Regeeringloosheid, (waarby een  «52 MWIIMIHlIIMmWW ten los onftuimig Graanw, en elke laage ziel door hetzelve, op een barbaarfche en eigen» dunkelyke wyze heerfcht en woedt, ja alle Recht door overmagt wordt uitgemaakt ) en eindelyk met de meêdogendfte Liefde voor den natten, fchoon in der daad maar al te dikwerf zo onverandwoordelyk misleiden, en in 't verderf gevoerden Landman. Men ziet echter ligt, hoe regelrecht het gemelde Placaat gefchikt fcheen , om niet weinige der achtenswaardigste Patriottifche Leeraaren, by de Menigte op het haatelykfte verdacht, e.f (tot groot nadeel van het Godsdienftig onderwys) onnut , ja ten voorwerp van allen Iafler, fenaad, en den mi^handelenden Moe& wil des losbandigen gepeupels, te maaken» Zou het, met dit alles, echter nog voor vry beleedigend worden gehouden, indien men ook deeze opzettelyke bedoelingen hierby aan de Staatsleden onmiddelyk en ftellig wilde toe* fchryven, hoe los en onrechtvaardig worden dan, in dit Placaat, aan de Predikanten zulke vèrfoeielyke oogmerken toegekend, tot welkfi zelfs niet de minfte gefchiktheid in hunne daaden plaats had, en waartoe zy ook, wat meer is, niet zo door eenige Beweegredenen van eigenbelang gedreeven konden worden l Dan op hos een onbegrypelyk verregaande wyze de Souverain door lafterlyke berichten hier misleid was, was ook daaruit voor elk open-  ===== 253 openlyk kenbaar, dat aan die Ingezetenen alhier, die van een Land- en Folkberoerend Leerjlelfel, onder het masker van Patriot ifme, beiV-hu.digii wierden , het baldaadlglyk Aanranden, hef potten, en mishandelen'der overigen, tegen alle waarheid, (ais juift het lynrecht overgehelde van hetgeen dagelykfck plaats had) wierd ten lafte gelegd. Om dit eenigzins te beveiligen, aal ik niet reppen van het geen in de Stad Gronin. gen, of onder deszelfs Rechtsgebied, na de omwenteling, aan zo veelen gebeurd is; zelfs «iet van de verwoefting aan de fchoone buiienplaatfen van den Heere Tvip, en meer anderen, aangericht, of in den JVïldervang, «f de ongeregeldheden in 't O ld ambt, of wat dies meer is. Of zal ik, in de Ommelanden, de gewelddaadigheden in het Wefterkwartier, door gewelddreigende geldafper£ng, 't vernielen van 't huis des Heeren Friiitier, enz. en de mishandelingen en balddaadigheden, elders gepleegd aan de Meeree Maris, Pred. te Oofierveytwert, Smith, Pred. te Ter Munten Zy!, enz. mede maa-r ftilzwygende voorby gaan. Ik zal dus alleen iets van datgeene aanllippen , dat my van nader by bekend is. Wierd niet een geWeezen Lid van 't Eenrummer Wapengenootfchap in 't Oofternielaad, door vier luiden aan-  a54 aangerand, deerlyk met ftokken geflsgèn, by de hairen tot drie maal in de floot gefmeeten, en er weer uitgetrokken, tot men hem eindelyk voor half dood liet leggen; alleen om dat hy een vervloekte Rot (of Patriot) was? Moeft ook een ander, uit het Zand, waar hy zich tot zyn Oom begeeven had, ter lyfsbeveiliging tegen de hem om dezelve redenen vervolgende , niet de vlucht naar Eenrum Weder neemen? Niet lang voor myn vertrek Wierd een der voorfiaamfte Boeren, in Eetirum, komende met zyn Vrouw van den Hoorn, by gelegenheid der Jaarmarkt te JVehe (waar by zelf echter niet geweeft was, doch verfcheiden foortgelyke gevvelddaadigheden gepleegd Waren) van ruim een half honderd opgefchotene jongens, met kneppels'gewapend, en eenige forfchere kerels er by, meeft uit Pieterbuuren en bygelegene zeeplaatfen , op een groot veld, niet ver van zyn huis, overvallen ; en daar deeze kerels hem, wegens het Patriotismus, vloekende en dreigende aantaftten, eensklaps van achteren en terzyden, met de kneppels zodaanig op het hoofd geflagen, dat hy nederviel, waarop men op hem, ondanks het fchreien en fmeeken zyner zelf mede gedreigde en voor de borft geftootene vrouw, als op koren dorfchte, en naa hem, op deeze verraaderlyke en moorddaadige wyae, jammerfyk gehavend te hebben, eindelyk liggen  ============= S5S liggen liet, en weg ging; doch gezien hebbende, dat hy weder opftond, terftond weder op hem aan kwam loopen, om hem de reft te geeven, 't geen hy echter, over een floot fpringende, nog tot zyn behoud, ont. kwam. Hy gaf wel het Gericht er kennis van; doch dit was ook al de voldoening, die hy er van had. In deeze rampzalige tydsomftandigheden fcheenen aan den Recht- en Ruftlievendften zelf, op verfcheidene plaatfen, de handen tot onderzoek en uitoeffening des Gerichts, van deeze Zyde, genoegzaam als gebonden te weezen. Doch als eens getergde wanhoop hier of daar (gelyk inzonderheid op Kermiilen, Boedelverkoopingen, enz. natuuriyk nu of dan, by zulke bejegeningen, onder het ruwere Landvolk voorvallen moeft) de minfte drift, of als Aanval tegenftand , ter Weering van 't geweld, voortbragt (hoe aller zeldzaamft die voorbeelden anders waren, daar men over 't algemeen zich meeft roeren nog beweegen durfde) dan wierd dit terftond, met alle verdichte Byvoegfelen, en de zwartfte verven, als de zwaarfte misdaad afgefchetft, en 't had by veelen alle gerichtelyke vervolgingen ten zekeren nafleep. f)e reeds meerge. melde beide Gebroeders Bolhuis, (om dit by deeze gelegenheid nog te melden) ftrekken onder anderen hier van, in Groningen, ook ten bewyae, die eindelyk, om weder vry in hunae  356 —— hunne huizen te kunnen keeren ■ in 't allerJ zonderiingfte vonnis van Burgemeefteren en Raad maar hebben beruft; terwyl de banning. Wegens hetzelve voorval, tegen den Heer Boelecs uitgefprooken, en door het Hof niet goedgekeurd, maar alleen zonder tegenkanting aangezien, ook, zo ik meen, het eerfte voorbeeld van dien aart, en tevens mede een klaar blyk van de tegenwoordige gefteldheid der tyden, uitlevert. Geen Wonder, dat myn leeven dan ook, buiten myn ftandplaats, met niet weinig gevaars Wierd gedreigd. Dus wierd ik van meer dan eenen gewaarfchuwd, dat zekere in perfoon my onbekende arbeider, op den Broek, onde» Wierhulzen, Wiens huis ik een weinig tyda te vooren was voorby gereden, by gelegenheid eener Lotery in de Herberg aldaar, openlyk gezegd had, dat zo hy my er weer zag langs ryden, hy my met de beenen van 't .^paaid fchenren, het mes in 't hart omdraaien, en dan in de floot trappen zoude, of dat de D hem wel haaien mogt, enz. en dat iemand hem hierop te gemoet voerende, hoe zulks wel van geen goed gevolg voor hem zou zyn, hy geandwoord had, Wat! zo een D.... Patriot ? zo een Franfche Landverrsader? al kloof ik hem de kop in tweeën, daar zal my nooit het minfte over gefchieden» Op  Op gelyke wyze hoorde ik, dat zeker Schip; per te Menfingaweer, (die reeds een Schoolmeefter, een Koopman, en een Schoenmaakersknecht, op onderfcheidene tyden, onverdacht aangerand, gefiagen, en den eerftgemelden Zo vervolgd had, dat hy, door in het water te fpringen, het gevaar nauwiyks ontkomen was) ook my gedreigd hadde, dat het myn bloed of zyn bloed koften, en ik van zyn handen nog Iterven zou, enz. Ik zwyg, hoe ik ge. noegzaam nimmer ook door Obergum reisde (waar men een grooten Eereboog opgericht, en op den eerften avond van 't jaar 178», de meefte voor Patriottifch bekend ftaande Inge. zetenen gedwongen had, uit hunne huizen, onder de kroon (als ter eerlyk maaking) Orame ■boven te komen roepen, tevens op het huis van een Koopman vry wat geweld oefenende; voornaamenlyk, Zomenzeide, op aanvoering van zekeren Hoedemaaker, die er voorheen Kapitein van 't Wapengenootfchap was geweeft, en waarvan denkelyk nog wel iets in de Genchtsaéten dier plaats te vinden zal zyn) of ik moeft, mede nevens veel anderen, telkens het naroepen der jongens, op ftraat, van Jtees, Rot, enz. my getrooften. Dan waar zoude ik eindigen, indien ik alle blyken der verregaande balddaadigheid, haat, drift, ge. weldpleeging, ongeregeldheid en befpotting, Wilde opfiaale», waaraan het misleide en op. R ge.  858 gehitfte Graauw den vryen onverhinderden teugel vierde; ja waarvan op andere, vooral ooftelyker of ook langs de zee gelegene, plaatfen, als de Zoutkamp, enz. nog vry Wat meer en ftevke:e proeven zouden te melden zyn. Als een v:y algemeene ftelregel wierd by 't zelve veelal toch aangenomen, en Wel eens ronduit gezegd, dat de Patriotten nooit voor elkander , of tegen hen, vermogten te getuigen, en dat die alle verkryging van Recht hadden verbeurd. Ook fcheenen veeien vatt dit Soort te denken, dat aan deeze (welke men hen als Landverdervers had afgefchilderd, die er nu geheel onder moeiten) niets was te misdoen, noch dat men hun immer te veel fchulds ten lafte kon leggen. Ook vond men er, die (vooral door een weinig hun toegereikten jenever, enz. aangemoedigd ) tot allerlei getuigenisgeeving, tegen een Patriot, ten allen tyde bereidvaardig geaegd wierden te zyn. Dan, wat hier van zy, de door my gemelde beWysbaare daadzaaken (hoe zeer men deeze, by zo vtel duizenden veel fterkere, in verf. billende fteden en plaatfen, open» lyk en ftraffeloos gepleegde wreedheden ta "Wanbedryven, flechts voor kleinigheden houden zal) zyn echter, myns oordeels, mede Onder de duidelyke bewyzen te ftellen, van den thans heerfchenden geeft, de ingeboezemde drift, de algemeene Wanorden, en het deer- lyk  Jyk gemis van openbaare ruft, veiligheid, en onzydige Recbtsoeffening , dat gewis geen niet*beduidende kleinigheden zyn. Of nu het bovengemelde zo allerhev'gft en hfterlyk befchuldigend Placaat natuuriyk ftrekken moeft, ter vermeerdering of ter vermindering deezer giftende gemoedsdriften, en ter aanmoediging of ter beteugeling des moedWils, by een woefte en op haare tegenwoordige overmagt en byzondere befcherming fteunenae Menigte, behoef ik hier niet te beoordeelen; daar dit voor de gantfche Wereld overvloedig zigtbaar is, welke dan ook de bedoeling hier geweeft zy. Te gelyk met dit, op hoog bevel, in dè Kerken aller Gezindheden, zeer verftaanbaar voorgeleezen Placaat, kwam hierby nog een tweede uit, de aanftelling der extraordinaire Staatscommiffie behelzende. Tot dit buitengewoon middel wendde men voor genoodzaakt te zyn, op dat eens de zo hoognoodige Ruil merde herfleld; en op dat memand zich voortaan weder verftoutte eenige poogingen te doen, om zyne wettige Overigheid i die dan wel te vooren onderfteld moeft worden by eenige privaate Landjonkers, enz. geweeft te zyn, den klem der Regeering te ontwringen. 't Was algemeen bekend, uit den eerAen van het Viertal van Brieven, onder de 8 » o ru-  2ÖO vmuammma nmn ■ omwenteling,, ter toen opgerichte Ommelander Drukkery-, 1787» uitgekomen; hoe Jonkers, Hovelingen, Eigenerfden en Vdmagten der Ommelanden, in derzelver Schryven aan hun Hoog Mog. de Staaten Generaal, als Befiifiers van hun Gefchillen met de Stad Groningen, volgens verdrag by de Capitulatie deezer van de Spaanfche Zyde overgegaan? Stad, alle de Ingezetenen voorftelden, als goeden en ftiüen, de wettige Overigheid eerbiedigende, en de vaftgejreide Conftitutie hartelyk met lyf en ziel toegedaan, alleen eenige weinige Exercitie Corps uitgezonderd. Dan thans, Zo 'ticheen, wilde men niet, dat flechts op deeze uitgezonderden, of op de Patriotten in *t gemeen, zulke (wegens voorgewende oproerige ja Majefteitf hendende poog'ngen) zwaar dreigende Befchuldigingen Svierden toegepaft; maar dat de verdenking inzonderheid tegen de Patriottifche Predikanten wierd werkzaam gemaakt; en juift daartoe was ook het even voorgemelde te gelyk afgekondigde Placaat, tegen de Sociëteiten, by uitftek gefchikt. Pan fchoon de bloote invloed des Gezags, een harde en ftoute taal, een willekeurige penneftreek, en haatelyke affchilderingen, ter overreding, by veelen overvloedig toerei» kend kunnen zyn, kunnen zy echter op zich zelfs, en by eenigzins verftandigen, niets tegen de Onfchuld betoogen. Dus wierd" nog ver-  vereïfcbt, dat ten minften ook voor iets naar bewys zweèmende door hen gezorgd wierd, die aan hun privaate vervolgzuchtige oogmerken het Gezag der misleide Souveraine Vergadering zo het fchynt maar al te zeer dienflbaar vviften te maaken. De zo lang en fterk gedaane conftitutioneele Gerichtsonderzoekingen, vooral by den Hove, en deszelfs daartoe aangebreide Commiffie, welke hardklinkende, doch ook ligt wederlegbaare, gevolgtrekkingen er uit afgeleid mogten worden, zag men tot de bedoelde einden geheel niet toereikende te zyn. Anders had men. toch geen extraordinaire en inconftitutioneele Commiffie noodig gehad, om 't geen dus niet gevonden had kunnen worden, als't ware, op te zoeken en daar te ftellen. Een ieder wierd dan, in dit Placaat, gelaft en uitgenoodigd, om aan den Fiscaal J. H. de Raad, die tot deeze Inquifitie by zekere Dorpen plechtig rondreisde , bekend te maakent alle zodaanige Biiitenfpoorigheden, bet zy met noorden of daaden, ftrekkende tot verftooring van de inwendige ruft dier Provincie, als zedert een geruimen tyd gebeurd, en ter kennijje van deezen of geen en gekomfi mogten zyn. Ik zal hier by de twyffelachtige ruimte der laatfte woorden niet biy-  aÖ2 ven ftaan, als fcheen het dus niet zeer nanw genomen te worden, of iets dooreen los hooren zeggen, of door eigen oor en ooggetuigenis iemand ter kenniffe gekomen ware. ' Alleen merk ik aan, dat, in de omftandigheden der tyden, en by zo veel nog heerfchende gemoedsdriften tegen de telkens, en nu zo verfch weder, op het haatelykft afgefchetfte Patriotten , het doel niet wel miflen kon. Vooral niet zo er geen te nauwgezettekiefchheid, omtrent de hoedaanighsid der Getuigen, den aart en grond der Getuigenifiën , de wyee om die in te neemen, de juiftheid der aanteekeningen, enz. plaats had. Er moeiten dan wel vry Wat aantygingen , van allerlei Waarde, ja hoe ongerymd ook, op deeze Inquifitietocht by een worden geraapt. Men wift ook wel rafch, als of er een lyft van Ware, meeft alle de Lieden te bepaalen, welke naar een waarfchynlyke, en door de bevinding maar al te zeer beveiligd wordende gilling, op deeze of geene plaats, ter opgave van getuigenifie zouden worden geéifcht. Des avonds, voor dat de Fifcaal uit Winfura te Eenrum kwam (onmiddelyk na de komft en 't vertrek van zeker Heertje, byeen Broer in Winfum 't huis zynde) hadden hier eenige der driftigfte onder deeZe nog een voorbereidende en onderling affpreekende zamenkomft; althans zo ver men op het verhaal, omtrent eenige  «enige van hen gehoorde woorden ,. eenigen Staat durft maaken. De gevolgen, welke dit alles, zo voor eenige andere Predikanten, als in 't byzonder voor my, gehad heeft, Zyn uit de bovenftaande ftukken reeds zaakelyk gezien; alsmede boe ik den Gerichtsdwang van eene, tegen den gewoonen conftitutioneelen loop en alle behoorSyke vorm van rechten, zozeer aanftootende inrichting, niet vermeende te moeten erkennen. Van den uitflag der Fiscaalsinformatien, aan de Staatscommiffie opgegeeven, Wierd door deeze het Rapport of v'erf lag aan de Staaten gedaan, den zr. Nov. I788- My is, door een omweg van verfcheidene kanaalen (waarvan de eerde my onbekende op eenig gebruik voor my waarfchynlyk weinig zullen gedacht hebben ) dat gedeelte, 't welk de befchuldigingen tegen my vervat, van elders dus, als echt, ter hand gekomen; zo dat ik er genoegzaam ftaat op durf maaken. Het verband zal hier er niet by lyden, dat ik. er,, ter aanwyzing van het. nietige of lafterlyke,, eenige aanmerkingen tnïïchen in voege. Dit: geeft men er van my in op> n Uit een Turba Teftium confieert over-* » vtoedig, dat zyn gedrag zo openlyk vaïk y} den Prcdikfioel, als in byzondere ver- » kee-  s&4 » keering zeer flecbt en ergerlyk is ge» weeft." De gronden, waarop deeze algemeene befchuldiging ruft, worden in 't vervolg in de bepaaldere aantygingen, rnet welker waarde zy ftaan en vallen, opgegeeven. Dat myn ftandvaftigheid aan eenige Lieden ergerlyk zal geweeft zyn, en zy het zeer flecbt vonden, dat men van hen verfthillen durfde, verwondert my niet. Inderdaad zo uit die Turbft leftiüm met bondigheid was beweezen, dat ik aan de misdaaden, in de hierop gevolgde Publicatie voorgefteld, waarlyk my fchuldig had gemaakt, Zou dit gewis niet te hard door een flecbt en ergerlyk gedrag zyn. uitgedrukt. Dan het tegendeel is meeftal reeds aangetoond, en zal verder blyken. In andere opzigten behoef ik mede myn zedelyk gedrag niet te verdeedigen, of er over te bloozen, noch is ook daaromtrent iets befchuldigends hier te vinden. Alleen merk ik nog aan, dat uit de algemeene benaaming van Turba Tefiium, of menigte van Getuigen, niet is op te maa. ken (indien de aart der getuigeniffen zelve, en eenige andere omftandigheden, er buiten dat my niets van deeden vveeten) wie, of van Welke.bevoegde hoedaanigheid en geloofwaardigheid deeze geweeft Zyn ; hoe al of niet eenftemmig in hunne getuigeniffen; en of er ook  265 ook voor elke zaak meer dan een geweeft Zy; of Wat diergelyke, vooral in tyden van onruftige drift en openbaare partyfchappen, en in gevallen, waar het iemands goed, eer en leeven betreft, hoogftnoodige vereiflchen meer zyn. n Dat op den Predikftoel de Gemeente » aanporde, om de wapenen voor de goede n zaak der Patriotten manmoedig en dap*> per te gebruiken." Ik weet niet, of hier en elders het opgegeevene myne woordelyke uitdrukking zal aanduiden, of wel veel eer de voorftelling, die men er zich van gemaakt/, of de gevolgtrekking, die men Zelve er uit afgeleid, en als den inhoud of het doel van myn gezegde, Wel of kwaalyk befchouwd heeft. Het laatfte hier vooronderftellende, kan ik, onder zekere bepaaling, de zaakelyke Waarheid er van toeftaan. Het openlyk verzoek des Souverains naamenlyk aan de Predikanten, dat zy, ook om des lieven Vaderlands wille, de verplichting tot de wapenoeffening, ter verdeediging van zich zelf en andere mede Ingezetenen, voorgefchreeven, by alle gelegenheid mogten aanpryzen, heb ik geëerbiedigd; en dus ook, in den eerften aanvang, en by eenige byZonder paflende gelegenheden, op den Predikftoel er aan  a6r> aan beandwoord. De uitdrukking van voor de goede Zaak der Patriotten de Wapens te gebruiken, zal dus woordelyk wel nooit de myne zyne geweeft. Tegen wien viel er voor die goede zaak in de Ommelanden toch te ftryden? Alleen heb ik, met fteeds ernftig bygevoegde waarfchuwing tegen alle aanvallend misbruik, wel eens de onloochenbaare, op Goddeiyke en Menfchelyke Rechten, en op 't aangeweezen doel in de Publicatie der Staaten,. gegronde geoorloofdheid eener uiterfte en onverrnydelyke noodverdeediging tegen aanvallend Geweld; ja alsdan zelfs den plicht hier-van, aan ons, onze Naaften, en het Vaderland verfchuldigd, behoorlyk trachten voor te dellen. Dit was voor de waare en plicht-, lievende Minnaars van 's Lands welzyn, of alle echte Patriotten, ook de eenige goede XS3k, welke zy hier, ten aanzien van eenig daadelyk gebruik der wapenen , zich thans konden voordellen. Geen voorwerp was er in. deeze Provincie by mogelykheid voor te beden* kenK dan de verdeediging, in geval van inrukkende vyandelyke Strooppartyen, of by uit-. Wendigcn vrede, van veelal fterk gedreigde aanvallende gewelddaadigheden, plunderingen, enverwoeftingen van een dolzinnig Graauw.. Met Placaat van den 24. Jan. 178 5"« toont overvloedig aan , roet welke raazerny de gefeo«.raaaraheid aan den Souverain, naar het. oor-  267 oordeel van deezen zelf, er van den beginne af aan te Worftelen had, en de fpreekende gebeurteniflen beveiligden alom dit dagelyks meer en meer. Ik had dus, in een zeer goeden zin, wanneer een onverhoopte en onnaydbaar dringende nood het ooit volflrekt vereifchte, tot een manmoedig en dapper gebruik der wapenen, voor deeZe waare goede Zaak van alle braave en chriftelyke Patriot, ten, kunnen opwekken ; en heb het zaakelyk ook Wel op deeze wyze gedaan. Wat misdaad is hier in te vinden? Hoe nietig is het, dit tot een befchuldiging al mede te willen maaken! »> Dat er nooit Pruifjifche Troupenzou» den komen, en zo dit gebeurde, meer na*} dan voordeel aan den Prins zoude doen." Noch de Provincie van Stad en Lande,, aoch de Omlander Genootfchappen, waren in, eenigen daadelyken Stryd met den Prins. Daatenboven zo dit gezegde, gelyk het uit den zamenhang fchynt, mede gefteld wordt, door my op den Predikftoel te zyn gezegd, dan is het volftrekt valfch. Doch zo het np de lyft myner vermeende misdaaden^ m de byzondere verkeering, zal moeten gefteld worden , dan zal ik waarfchynlyk we! eens iet* diergclyks mede gezegd hebben. Indien ik Ma  nu, in Holland, Gelderland, Utrecht, of Over» yffel, of ten bepaalden opzigte van dezelve,, dit oordeel had geuit; dan Zoude ik flechts met een meDigte anderen, in myne meening bedrogen zyn geweeft Ook toonde dan wel deeze oordeelsdwaaling, omtrent het al of niet waarfchynlyke eener toekomende, en ook nu nog met zo veel voor my raadfeiachtige duifterheden omnevelde gebeurteniffe, dat ik, aangaande de noodige juiftheid en uitgebreidheid der Patriottifche Correfpondentie, en der volledigheid, eensgezindheid en bef lotenheidhunner Maatregelen, aldaar; als ook omtrent den zo veranderbaaren ftaat der zaaken, en der bepaalde oogmerken van zekere Hoven, verre van die nauwkeurige kennis was, die, zo dikwerf voor de nafpoorende werkzaamheid vatr eerfte Staatsperfoonen zelf niet te doorgronden , veel minder by byzondere buiten alle hooge Staatsbetrekking gefielde Lieden, met den minften grond, te verwachten is. Doch nooit Zal dus nog een Schaduw van misdryf hier te vinden Zyn. Dan hetgeeneik Zeide, Was alszins gegrond, gelyk ook de Ondervinding van achteren beveiligd heeft; cLiar in de £atitfcbe Groninger Provincie geen een. Pruiffifcb Soldaat is ce Zien geweeft. Dit was ook, zonder veel kunde of kondfchap, ligt te voorzeggen. Volgens het Verbond der Utrechtfche Vereeniging, ('t welke tevens.  3Ó9 by 't altyd plaats gehad hebbend gebrek eener eigenlyke en volledige algemeene Conftitutie, de plaats van deeze als 't ware bekleedt) is ieder Provincie vry en Souverain op zich zelf. Die van Groningen had in de zweevende Gefchillen , en daar uit ontftaaiie gefeeurtenilïea, nu een tyd lang geen ftem uitgebragt, maar Was, om niet onbekende redenen , onzydig geweeft. Inwendig was ook geen ftryd, dan tuflchen degeenen, die de Wetten der Hooge Overigheid zich ten verr plichtenden regel ftelden, op een bloot verdeedigenda, — en diegeenen, die zich door geweld en vervvoelling hier tegen aan kantten, op een aanvallende WyZe. Doch het was Zeker, dat ook geen inroeping van Pruilïïfch Krygsvolk tegen de laatfte te wachten was; en op wat grond konden de Staaten het tegen de eerfte doen, die zich zo ftipt aan de Wetten, Welke men flechts op een betaameiyke wyZe, Zo 't noodig ware, kon veranderen, gehoorzaam hadden betoond ?. Indien een by foramigen toen vermoede inroeping van eenig Pruiffifch volk in Friesland al gefchted Was, behoefde de doortocht nog niet eens over 't Groninger Grondgebied te zyn; behalven dat ook 't hierby in Overyffel gebeurde, naar myn doorzigt, volgens geen een beginfel van Volkeren Recht, te verwachten vvas. Eve».  Even gegrond kon ik ook de ongerymde Schrikgeruchten tegengaan, by fommigen onder het Gemeen uirgeftrooid, ais of de Pruiffchen, door onmiddelyke tuffchenkomft van den Prins Erfftadhouder, hier komen zouden. Of mogt men hen niet voorfteilen, om hen het ongerymde van zulk een vrees te duidelyker te doen inzien, dat dit te doen, in een Provincie, waar geen de minfte daadelykheid tegen hem had plaats gehad, eer nadeelig dan voordeelig voor zyn waar belang, de achting en toeneiging des Volks, geweeft zou zyn? Indien ik er zelfs , ter meerdere overtuiging van het ongegronde hunner vrees, had bygevoegd, dat het inroepen van buitenlandfche Magt, ter plaatfe, waar by den Inroeper noch de Souverainiteit beruft, noch het alleruiterfte openbaar en wetteloos aanvallend geweld daadelyk geleeden wordt, een eigenlyk hoog verraad zou zyn, en dus de ongegronde vooronderftelling hiervan reeds Zeer beleedigend 'zou weezen , dan Zoude ik nog niets anders dan eene Waarheid gezegd hebben, welke uit elk zamenftelfel van Staatsweetenfchap geleerd kan Worden, Indien ik derhalven het tegendeel gezegd had , naamenlyk dat de Pruillchen, om het voordeel van den Prins, veelligt hier mede komen zouden; dan had -dit eer als Iafter, ter driftopftooking gefchikt, verklaard kunnen worden. Maar wat mis. daa.  daadigs nu, in deeze befchuldiging, vervat is, beken ik, weder niet te kunnen doorzien. » Dat in September 1787, allerlei mid» delen in liet werk hadde gefield, om bet m Genootfchap te Eenrum, en den Comman» dunt Tapper, tegen zyn wil, te permo» 'veeten, om mede naar Appingadam te " trekken" Hoedaanige middelen wordt hier weder toiet bep3ald , en dus aan alle willekeurige Verklaaring overgelaaten Valt heb ik geen onbetaamelyke middelen gebruikt. Er waren geen andere noodig, dan de voorftelling van plicht; en indien de Commandant Tapper al eerft hierdoor bewogen rtiogt zyn geweeft, om het bevel aan geen anderen over te gee. Ven, maar de Manfchap zelve in perfoon aan te voeren, zo heeft by het echter dan nog niet tegen zyn wil gedaan. Hy, noch ie. mand zal toch zeggen, dat ik onheuiche be. jegeningen, dwang - of dreigmiddelen, of Wat eeniijzins van dien aart meer is, hier toe aangewend heb. Doch te lang reeds my op. gehouden, by deeZe armhartige befchuldiging, die weer ^ op zich zelf even onbeduidend, even weinig iet misdaadigs in zich vervattende is, dan alle de voorigen ; doch wier gewigt meu van het misdaadig g.houdeae einde, de aan  .272 wmmAimiMn-mimjamm aan Appingadam plichtmaatig verleende hulp tegen vernielend moordgeweld, waarfcbynlyk ontleend Zal willen hebben. " Dat, ah Krygsheld, met een hoop » woefie gewapende Manschappen, met ter » zyde fieiting van zyn caraEler, als Predin kant, in die Maand, naar Appingadam » ts getrokken, hetzelve vyandig geïnva» deerd, en zich aldaar, als mede verrove» raar van een weerhoze plaats, Richtern lyke Autoriteit aangemaatigd, ook de » aldaar gepleegde moedwil, voor een gr-ot » gedeelte, aan hem moet worden gecom*> puteerd." Men Zoude uit dit voorftel kunnen denken, dat ik aan het hoofd deezer manfchap, als derzelver aanvoerer, of ten minften, in hunne gelederen, als hun Medelid, opgetrokken Ware; en als of ook door dezelve vry Wat vroeftheid en moedwil Ware gepleegd; en eindelyk, als of ik met hen, by de verloffing van Appingadam, hier als een verrovering en vyandige invafie voorgefteld , den voorigen dag, reeds tegenwoordig ware geWeeft-, 't welk alles valfch en bczyden alle Waarheid is. De juifte dag der Maand wordt ook niet gemeld. Aangaande het in die plaats Zo moüiddaadig en verWoeftend ge^ Woed  -=========SH 973 woed hebbend geweld vsn overheerfchend» bezethoudende en deerlyk vernielende Plunderaars wordt mede geen woord gerept Anders zou het toch ook jai te zonderling ea vreemd klinken, dat een in dien nood verzochte en verleende hulp tegen dezelve, een vyandige daad en een mvafie wierd genoemd, In de Sententie van den Hove tegen J. T Laminga lees ik dus ook alleen, dat de Latitant en Defaillant, op den u. Sept. 1787. reeds voor den middag van het voorgevallene kennis, en ook denkelyk aanzoek tot adjïfientie hebbende gehad, ongeacht, enz. zonder dat van den aart van het voorgevallene, cn 't »og werkelyk toen plaats gehad hebbende, hoe zeer een openbaare en alles hier beflif. fltnde Zaak, iets in 't minfte aangeroerd wordt. Voords beroep ik my op hetgeene, omtrent de plichtmaatigheid en het verkeerd voorgeftelde van dit geval, hierboven by myn Sententie (Aant. r. bi. 174. enz.) reeds gezegd is, en overvloedig genoegzaam Zynde, hier «iet herhaald behoeft te worden. " Dat hy Daniël de Bour, te Winfum, » Lapitain van het Exercitie Genootfchap, n «Obergum, die zo dra de vrede met den » Keizer gef looten was, er uit was gegaan, » zeer fterk aangezet heeft om dien poft te 9 hervatten, m ander ander» drangredenen s " deezt  37+ == » deeze ook gebruikte, dat by zich zeer ver» haat zoude maaken by de Maatfchappy J » en dat het aan hem vrouw en kindeven *> gewroken zoude worden" Indien ik, in zulken geval, dit laatfte, hoe ver van allen grond, gevreesd, en deft man er dan, naar myn inzigt, trouwhartig voor gewaarfchouwd had, Zou hier in wel een blyk van een te los en ongerymd ver» moeden, maar echter geen misdaad geWeeft Zyn. En zouden dan de andere drangrede*-, nen tegen zulk gedrag, niet in volle kracht nog gebleeven Zyn? Naamenlyk die, dat een byzonder Ingezeten in 't geheel niet bevoegd Ware, om eigendunklyk eenig Placaat voor uitgediend en afgefthaft te houden, wanneer de Souverain hetzelve in volle kracht en waarde laat. Iets dat niet alleen hier plaats had, maar de Provintiaale Commiffie terDefen» £«, die ook in Stand gelasten Was, weet men, dat nog Jaater de verplichtende kracht dier Placaaten aandrong; en dat dus de Stas» ten 't Zelve V/aren, die verre van, na het einde des Oorlogs, de wapenen, welke de Ingezet tenen zich mogten hebben aangeschaft, Staaten gerveer zynde, zo zy die dun begeerden te miffen, onder voldoening der waarde (volgens Pttbl. van den 7i. Vee. 1784O weder over te hebben genomen, of zelfs maar de uit de  ================ a7s de Arfenaalen uitgegeevene Landsgeweeren vveder te hebben opgeèifcht, in tegendeel dit alles, zo wel als alle de openlyk voorgefchreevene vrye verplichtingen tot den Wapen, handel, alszins in fiand en weezen lieten Eerft den i8. J8iy, im, gafchiede ^ Staatswegen het Bevel, om alle, ook de Zelf ■angefchafte, Wapenen by de refpeetive Genchten te moeten opbrengen; doch Zonder nu de mtuurlyk, en volgens 't gegeeven Woord, verfchuldigde vergoeding deeZer wettige ei. gendommen toe te Zeggen; maar flechts verklaarende, daar over te zullen dtfponeeren, als bevonden zou worden te bebooren. Gelyk ook deeze (zo als reeds voorheen ge. meld is) op vroegeren eifch der Ommelanden terftond gedaane overleevering, God beter % tot nog toe geene andere vergoeding, dan* onrechtmaatige en hevige vervolgingen, hoogft onverdiende openbaare befchuldigingen en een onverandwoordelyke ten prooi laating «n alle fmaad, hoon en mishandelende woede, ontvangen heeft. Dan de geheele zaak met Daniël dt Lour is valfch. Deezen onruftigen Man. denzei ven Hoedemaaker, te Obergum, waarvan hier boven (bl. 257 ) reeds gewag ge. maakt is, weet ik zelfs in "t geheel niet, dat, na den geflootenen Vrede met den Kei2er, S a aya  zyn poft heeft willen nederleggen; maar wel, dat hy, door zyn intufichen bekend gewordene woefte Patriottifche drift, voor het aanvoeren tot eenigen misftap veel eer deed vreezen, en men, om hem dit te beletten, bly Was, door de vereenigir.g van het Genootfchap van Obergum met dat van Winfum, hem ondergefchikt aan het hooger geftelde Bevel te zien van een Man , wiens Deugd, Verftand, en Bedaardheid zeer verre boven het geroeene peil verheven waren, 't Was alleen vroeg, in 't voorjaar I78fi en dus kort na 't afkondigen van 't Placaat der Wapenoeffening, en zyne verkiezing tot Kapitein, dat ik, zynen woelzieken en driftigen geeft nog gantfeh niet kennende, en van hem zeiven, hoorende, hoe hy, wegens eenige woorden met den Lieutenant, die poft wilde nederleggen , maar tevens echter met allen yver, al» gemeen Schutter, den Wapenhandel blyven oeffenen, hem zulks, als al te overyld en flechts verwarring baarende , op het minzaamft afraadde, en tot vrede met den Lieutenant aanmaande. Men ziet ligt, hoe onmogelyk hierby zulk een verdichte wraakvoorfpelling eenigzins te pas kon komen. Na de Omwenteling deed hy zich ten vollen kennen, wierd als de driftigfte aanvoerer der ongeregeldheden van het Grauw befchouwd, .floeg nu-, met zyn vrouw, heftig op de Patriot-  277 triotten door, en maakte Zich door zyn gedrag zo veracht, dat men ook. Zelfs in de Oranje Sociëteit, te Groningen, hem niet eens Wilde toelaaten. En deeze Man Zal het echter veelligt zelve zyn, wiens getuigenis, hoe billyk verdacht, en hoe weinig beduidend, hier tegen my wordt aangevoerd. » Dat duidelyk op den Predik/loei hady *> om de wapens der Patriotten te zegenen." Zaakelyk is dit waar, fchoon ik my, op den Predikftoel, van deeze woordelyke uitdrukking, de Wapens der Patriotten, nimmer gewoon was te bedienen. De Wapenhandel, ter befcherming tegen alle geweld en aanval, door den Souverain met zo veel ernft xynde aanbevolen, die ook verder de vordering van denzelven openlyk als een Zegelt van God over deszelfs poogingen befchouwde, zo achtte ik 't myn plicht ook, by de afkondiging hiervan en by eenige andere min of meer byzondere gelegenheden, als Nieuwjaars dagen, Bede-dagen en ftonden, enz. ook den Hemel plechtig ter gewenfchte zegening var» dit midviel aan te roepen; op dat alle gewelddaadige onderneemingen tegen 's Lands Veiligheid, Ruft, en Welvaart verydeld, en Vrede, v'oorfpoed, Waarheid, Gerechtigheid ca Vryheid op 't bjoeiendfte in den Lande beften-  «73 ftendigd mogten worden. Moet dit nu ook al een misdaad zyn ? Doch Wat vraag ik? waarom niet byCbriftenen, die zelfs bidden om Gods heiligenden, trooftryken en onderfteunenden Zegen voor de ongelukkigen , die verftrooid buiten hun Vaderland omzwerven, mede tot een gewigtig punt van befchuldiging maaken? Al befchouwden zy hen (die ten minften over 't algemeen, zo Zy al gedwaald hadden, ter goeder trouw en uit vermeenden plicht hadden gehandeld) als ter dood verweeZene misdaadigen op 't fchavot, dan wordt deezen nog een Prediker ten gebede toegevoegd. Dan om verder te gaan, al had ik hierby ook woordelyk de wapenen der Patriotten gezegd, 't geen eigenlyk niets anders dan Beminnaars des Vaderlands beteek ent (waarom men zelfs in het zo fterke Biddagsplacaat van 1788, toch niet durfde rjalaaten de Patriottifche Deugden aan te pryzen ) wat zou hier aan misdreeven zyn geweeft? Buiten de verdeediging tegen geweld en aanval, 't zy van uitlandfchen kryg, of van niet min verwoeftenden inlandfchen oproer, was er geen voorwerp, waaraan, in deeze Provincie, by de zegen over de Wapenen der Patriotten, gedacht kon worden. Doch gefteld, men hadde dit ook (fchoon ik nooit hier van op den Predikftoel  ftoel, of in 't openbaar gebed, een bepaald uitgedrukte melding maakte) op de Wapenen der Patriotten ter verdeediging van het belegerde Utrecht mede toepaffelyk geoordeeld, ("want zelve hebbeu de Patriotten nooit eenige plaats belegerd) dan had men flechts getoond, dat men myncperfoonlyke denkwyzc, diergelyk aanvallend geweld door 's Lands Krygsmagt tegen den Burger niet goedkeurende,, hieromtrent kende, en op dien grond zulk een oordeel bouwde. Dan deeze myne nim. mer ontveinsde Denkwyze, tot welke my de natuurlyke vryheid met geen, recht betwift kon worden, en waarvan ik nog de ongegrondheid niet kan inzien, was geen feit, veel min kon die een misdaad Zyn. Eerft na de Omwenteling voornaamenlyk, heb ik my een en andermaal van het onduitfche woord Patriotten, met de bygevoegde vertolking, ook in een kerkelyke Redenvoering wel eens. bediend, om de valfche denkbeelden, door fommigen uit het Gemeen aan dit thans ten Scheldnaam misbruikte woord gehecht, en de voeding der reeds zo aangevuurde driften », die daar uit ontftond , naar plicht te beter tegen, te gaan;.. te meer daar toch ook elk Lid der Regeering, naar den woordelyken eifch der Groninger Conftitutie , een Patriot moet Weezen. » Dat  P Dat na volbrenging van diefchande* » lyke en ftraf baart Expeditie naar Appin» gadam, en bet pleegen van veele exceffen » en balddaad/gbeden, de Godheid openlyk *> van den Predikftoel beeft gedankt, dat 'J zo genadig van den Hemel bet werk der Patriotteil gezegend was; en dat men, uit deeze en meer andere gelukkige poogingen, v de Haare blyken van des Hemels zegen *> en bulpe op hunne daaden kon vernetmen* Zonderling, en weinig tot Eer, fchynfc het my, dat men een Expeditie, aan Wet ea plicht beandwoordende, en door den drin. gendften nood gevorderd, tegen openlyk eis yflelyk verwoeftend moord- en plundergeweld (voor welks voorftanders men dus, z'ondee bloozen, thans Zou fchynen uit te komen» indien niet liever het niet recht doorgeziene deezer woorden aangenomen wierd) ais fchan» delyk en ftrafbaar voor durft ftellen. De ongegrondheid deezer voorftelling is reeds hier boven (Aant. r. bL lièo. enz.) aange» fcoond. En aangaande een der voornaamfte niet onwaarfchynlyke Staatsredenen, voor 't onhebbelyk Verfchynfel deezer zo ongegronde en echter Zo ongemeen heftige befchuldiging, zal men veelligt m het inleidende Voorbericht tot deeze Verzameling van Stukken , wel iets naders vinden. Intuft'chen moeft deeze voor-  281 toorftelling hier zo gefchieden, om ook daarin iets befchuldigends te vinden, dat, Wegens het Zo gelukkig, zonder eenig leevensverlies, geftuite, allergevaarlykft Woedende, en by een onverhinderd voortflaan, de gantfche Om. melanden Zo ZWaar dreigend geweld, aan God eerbiedig de verfchuldigde dankzegging Was gedaan. Menfchelyker wyze zyn Wy gewoon, naar den voorfpoedigen gang van hetgeene Wy voor ons heilzaam, en plichtmaatig wenfchelyk, achten, dc hulp en zegen des Alierhoogften dankbaar af te meeten. Dus ziet men , na de onderfcheidene voor - of naadeelige gebeurteniften, nu aan deeZe, dan weder aan des vyands zyde, het Te Deum geZongen, of een dankdag vaftgefteld. Dan fchoon hierin, gelyk in alles, ook het werk en de arm des Heeren, in een gezonden zin, te erkennen is, heb ik echter altyd geleerd; dat noch de rechtvaardigheid eener zaak, noch gevolgelyk de waare goddelyke goedkeuring derzelve, uit den uitwendigen voorfpoed genoegzaam Was op te maaken, noch de rampen en tegenfpoeden (ook dikwerf bronnen van niet Weinig Nut) als ftrafoordeelen, ten bewyzevan verkeerdheid en Goddelyke afkeuring, on~ bepaald te befchouwen waren; maar dat de inwendige zedelyke gefteldheid, ennatnurlyk beil  '282 heüzaame of fchadelyke ftrekking eener zaak,, zo verre ons die kenbaar is, de eenige grond onzes oordeels hieromtrent konde zyn; dat dit bleek, dewyl niet alleen de zo verhevene en in alles altyd hoogft goede en wyze einden van den Volmaakten Vader des Heelals, en de hooge gangen en ontwikkelingen zyner grenzelooze Beftiering, te oneindig ver boven het bereik van onze zwakke en kortziende oogen gefteld zyn, om die met bepaaldheid, uit den voor ons hier zigtbaaren loopkring der aardfche wiftelvalligheden& aan te Wyzen; maar ook de ondervinding zelve dagelykfch de ydelheid van zodaanige voorbaarige befiuitvellingen (als moeft dit leeven reeds het volmaakt Tooneel der evenredige vergeldingen Zyn) duidelyk ten toon fpreid-. de; 't geen beveftigd wierd, door de vertrooftingen ter bemoediging der lydende Onfchuld, in de gewyde Bladeren, en de vermaaningen, by den voorfpoed der Goddeloozen; ja, beha!-, ven veel anderen, door het voorbeeld van den geheel viekkelooZen, en by God Zo geliefden , doch echter als een Volksverleider,. Lafteraar, Tempelontheiligeren Oproermaaker, door den Joodfchen Raad, en een woefte, ten ileun van deeze, misleide, en kru'ift hem^ roepende, Menigte, openlyk gefmaaden, gefchoL donen, mishandelden, veroordeelden, en ein» «kh'k op de Geiichtsplaats ter dood gebrag- tenk  ten Jezus, dien menfcblievenden Infteller der z© volmaakte en Evangelifche inrichting van onzen heiligen Godsdienft. m Zto $y oo£ 77?^ jwr» den Predik» y?o kin door." Toen ik in myne Deductie, hier boven (bl. 56"— 59 ) het ongegronde der befchuldiging in de Publicatie der Staaten aanvoerde, als had ik den Heere Erfftadhouder gelafterd, (waaromtrent ik het daar gezegde hier als ingelafcht houde) zo kon ik zelfs het mogelyke van zulk een vuile en valfch© aantyging in het minfte niet vermoeden, welke ik hier, met de uiterfte en billykfte verontwaardiging, gefteld vinde. Nauwelyks kan ik my ook voordellen, dat iemand der my kennende Staatsleden Zelve er in ernft eenig hoegenaamd geloof aan heeft kunnen Haan. Ia een openlyke Leerrede zonde ik my, omtrent den perfoon des Stadhouders, tot de flordig* fte Straattaal, en een der allergrofft beleedigende fcheldwoorden, door zulk een laag en onzinnig byvoegfel beveiligd s Za dom, en onvernuftig hebben laaten vervoeren^ Waar-  384 mimijummmtetsmmi "VVaarlyk, die dit valfch getuigenis gegeevea heeft, moet wel iemand van het onkundigfte en laagfte foort van Menfchen geweeft zyn, als niet loos genoeg, om Zelf er de ongerymdheid van te gevoelen, en er ten minften wat meer fchyn aan te geeven. Dat een ruwe drift, in die tyden, hier of daar wet eens zeer onhebbelyke en fchandelyke uitdrukkingen hebbe gebruikt, isniet te ontkennen; endatdit aan de eene Zyde nog aanhoudend op een? laage wyZe gefchiedt, leert my myn eigen bevinding; maar het is ook alszins Zeker, dat ik het hoogft onbetaamelyke , ja nadeelige daarvan, zo wel als van alle vuile eia haatelyke, 't zy van de eene of andere zyde uitkomende, perfoonlyke fpotfchriften en fpotprenten,meermaalen aantoonde. Alleen erken ik„ tlat ik te rondborftig en oprecht was, dan dat ik myn afkeurend oordeel tevens, als het gefprek hier op viel, omtrent verfcheidene zaaken, ontveinfd en den waarfchynlyken invloed van verkeerde of valfche Vrienden daarby, niet bejammerd zoude hebben. En ik Zou dan op den Predikftoel zo openlyk enlomp tegen myn eigen ftelregels zyn aangegaan? Neen, Zo verre my zeiven uit het oog te verliezen, heeft weinig fchyn, en heeft nimmer plaats gehad: N-iets was ook ligter geweeft, dan de onwaarheid van iets, dat billyk zo verdicht moeft voorkomen, te ont~ dek-  — —sSS 28s dekken, indien men naar eenig nauwkeurig onderzoek had getracht. De bygevoegde omftandigheden doen my toch met reden vermoeden, dat alleen aan het volgende deeze vreemdt vorm dus door de opzettelyklte boosaardigheid gegeeven is. Zo dra de Refolutie der Staaten, het verzoek ter wapenoeffening behelzende, in de eerde Week des jaars 178 f, maar eenigzins bekend Was geworden, ontftond hierover, ook te Eenrum , geen geringe gilling onder veelen, Wien men dezelve, als tegen zyn Hoogheid byna regelrecht ingericht, door heimelyke uit. ftrooifels, wift te doen befchouwen, Ik behoef niette herrinneren, welke verregaande en fcoogftdreigende ongeregeldheden hierby, vooral in hetOldambt, en in eenige oofteiyk naar den Dollen gelegene plaatfen der Ommelanden, ontftonden. Toen vervolgens die Publicatie zonder den naam van zyn Hoogheid aan 't hoofd verfcheen, om dat die niet, gelyk men voorheen meeftal gewoon was te zien, op naam der Gedeputeerde Staaten, (in welker Vergadering, gelyk in die van den Hove, de Stadhouder befteudig de voorzitting heeft) maar onmiddelyk op naam van de Staaten, cf den Souverain zelve, ten voorfchyn kwam, vermeerderde dit de drift niet weinig. „Men kan wel zien, riep het üraauvy, dat de Prins er  286 er tegen is, anders had hy er zyn naam wel meê boven laaten zetten; of dat de Staaten hem althans niet meer erkennen willen. Die de wapens opneemen, verklaaren zich in Staatend'rerrft en vyanden van den Prins, 't Is een preflen om overal tegen hem op Marfch gezonden te worden, en tevens binnen en buiten 's Lands, of in de >tad, als gehuurde Sol. daaten, op alle polten te moeten dienen. Wat Wapening, riep (zegt men) een juift niet te Zeer geacht kerel in Kenrura, neen, liever wil ik weer mee gaan, met (tokken naar Stad, om de Heeren dood te flaan, enz.'' In deeze fchrikbaarende om Handigheid deed ik (die, op den even voorgegaanen Nieuwjaarsdag, het in nood zo plichtmaatig opvatten der ver» deedigénde wapenen, voor de dierbaare pan. den Vaderland , Vryheid, en de Veiligheid van perfoon, huis en have, aangedrongen had) alles, om onluften voor te komen, en de gemoederen tot bedaardheid te brengen. Niet alleen ging ik, met goed gevolg, by eenige der driftigll gehoudene boeren en andere Ingezetenen, hoè zeer my dit als gevaarlyk voor myne perfoonlyke veiligheid door zommige welmeenenden wierd afgeraaden; maar ook van den Predikftoel, op den eerftvolgende Zondag, tot ruft, vrede en een den Burger en Chrilten betaamenden eerbied voor de hooge Overheid, vermaanende, trachtte ik het mis» ver-  =========== 287 verftand, wegens het hoofd der Publicatie ontftaan, te verdry ven ; ftelde hun de heil. Zaame oogmerken, en de aan elk gelaatene vryheid, zo duidelyk in die Publicatie voorkomende, en met het zo ongegrond vermoe. den van Sommigen uit hen zo weinig be. ftaanbaar, voor oogen ; toonde, dat er geen *t minfte daadelyk. Gefchil tuftchen den Soa. verain der Provincie, wiens yver voor derzelver belangen, ook Zelfs in het nog zo korts geziene andwoord aan den Raad van Staaten, in den Haage, doorftraalde, en tuf. fchen den Stadhouder plaats had; en dat het Zelfs beleedigende Zou Zyn, te vooronderfteh Ien, dat deeze de beraamde middelen voor de gemeene veiligheid Zou afkeuren; zo dat ook de benaamingen van Staats - en Prinsgezind hier geen zin hadden, en flechts tot verdeeldheden voerden. Eindelyk betuigde ik hun, hen ten vollen te kunnen Verzekeren , dat niemand, aan de Hooge en Vaderlandlievende aanmsaning tot den wapenhandel beandwoordende, uit kracht deezer Publicatie, eenige andere verplichting, dan tot de daarin voorgeftelde einden van inlandfche zelfverdeedig'»g, tegen geWeld en aanval, op zich nam, en geenszins, om tegen den Prins Erfftadhou. der, met wien in 't geheel geen kryg was, of tegen iemand, wie of Waar hy zyn mogt 5 Wüleksurig opgezonden, veelmin ter flaclj fcing  288 ting opgeofferd te worden ; ja dat zy vertrouwen konden, dat ik, hen, tot hun verderf, hierin opzettelyk te willen misleiden, een misdaad zou keuren, waardig om met het hoofd geboet te worden. By deeze woorden, zoude ik tevens, (zo als anderen my Tan achteren verhaalden) op een weinig af. ftands, met een kleine- dwarfche beweeging der hand, naar het hoofd of den hals hebben geweezen. Dezelve kerel (zo als een dag of twee daarna my verhaald wierd) die wel met Stokken naar de Stad zou gezegd hebben te willen gaan, om de Heeren dood te flaan, en alleen iets van die laatfte woorden, met die actie, verward verftaan en opgemerkt ftheen te hebben, had hierop, onmiddelyk na 't uitgaan der Kerk, zich uitgelaaten, als had ik gezegd, „ dat de Prins een misdaad begaan „had, waarom men hem den kop moeft af„ flaan.'' Dan hy was terftond van allen, hoe anders ook gezind, eenpaarig tegengefprooken , en onderricht, dat hy dan Zeer verkeerd gehoord had, dewyl ik dit in 't geheel niet gezegd, en ook van myn eigen hoofd gefprooken had. Nooit heb ik ook gehoord , dat hy er vervolgens een woord meer van heeft gerept. Dan veel minder is my toen, of in al den volgenden tyd,.den aller. minften  minfte zweem, van deeze allerlafterlykft verZonnene en bygevoegde betichting, die dec openbaare uitftooting van een zo haatelyken fmaadnaarn, ter ooren gekomen; welken ik, met een verfoeiende bevreemding, na verloop van byna vier jaaren, hier in het Staatsrapport my aangewreeven zie. En hoe luid zou het «chter door atad en Land geklonken hebben, indien ik van den openlyken Predikftoel my deeze zo verre gaande grofheid eens dronken kruiers taal had laaten ontvallen, die niet alleen zo ver beneden de Waardigheid is van elk «enigzins fatfoenlyk Man, maar ook tegen myn doel en pooging hier regelrecht aangeloopen zou hebben. w Dat in de leesfocieteit heefd gezegd, »J dat de Heeren van de Ommelanden alken » Beminnaars van de Prins maren om hun» ne Amfojes; want zy anders zulke groote » Ariftocraten waren, dat als zy den Prins *> in een lepel vol water konden verzuipen, » zy er geen emmer toe baaien zouden" Om hier voor by te gaan, dat ik wel verfcheidene Ommelander Heeren , maar geen Heeren van de Ommelanden kende; en ook Jonkers, Hovelingen, Eigenerfden, en Volmagten (indien men tegen allen fchyn dit van derzelrer gantfche ligbaam al wilde opvatten ) Ti aich  %\ch voor de Omwenteling nog tot geen Soiiverainen afZonderiyk verklaard hadden ; zo merk. ik alleen vooraf nog aan, dat men dit ongetwyfeld zo onbepaald hier zelfs niet zal Willen verdaan hebben ; ja zelfs niet, als had ik zulks van allen zonder uitzondering, gezegd, die een Heerlykheid, of Rechtltoel, in de Ommelanden hebben. Het Zal toch wel met geen mogelykheid toepaffelyk kunnen begreepen Worden, dan op diegeenen, bene. vens hunnen aanhang, die (door den genoeg, zaam uitfluitenden invloed van hun vertrou» Wen en hunne aanbeveelingen by zyn Hoogheid) als 't ware in 't bezit zyn van de zq befliffende Recommendaties en Approbaties van Hoogftdezelve, en dus daadelyk van alle Ambtvergeevingen, in of door de Ommelanden gefchiedende. Dewyl deeZe toch de eer« fte en voordeeiigfte Ambten zich dus altyd kunnen toedeelen, en door de overigen zich verzekerde aanhangers kunnen maaken, om altoos, ten dienfte van hun belang of heerfchzucht, het zeker en in ftand blyvend overWigt der ftemmen te hebben (waartoe, by veele Eigenerfden en Volmagten uit den Boerenlhnd, zeer dikwerf nog andere middelen van afhanglykheid of vreeze kunnen Worden toegevoegd) zo ziet men ligt, hoe zeer deezen er aan gelegen ligt, als byzondere Oranje. Vrienden yoor te komen. Dat dit echUr  by fommigen onder hen, meer, wegens gemelde redenen, in fchyn, dan in der daad Zo is, zal, dunkt my, niemand ligt in twyfel trekken, die eenigzins in de Ommelanden bekend is. Ten gezamenlyken opzigte van deeze laatften heb ik deeze myne gedachten dan ongetwyfeld ook Wel meer dan eens geuit. En fchoon ik my ten hunnen opzigte, de hier my ten lafte gelegde bewoordingen , thans niet bepaaldelyk meer herrinneren kan, zo is het echter zeer wel mogelyk, dat ik dezelve op het Leesgezelfchap ook kan hebben gebruikt. Ik behoef niet te herrinneren, dat dit fpreekwoordelyk geZegde (daar men iemand toch Zo weinig in een emmer als in een lepel verdrinkt) in geen anderen, dan den door 't gewoon gebruik bepaalden zin, opge» vat kan worden, en dus alleeneenen, hoe kundig ontveinsden, echter vry fterken inWendigen wrevel tegen iemand te kennen geeft. Het is dus flechts de vraag, of dit myn oordeel hier geheel verkeerd en van allen grond ontbloot zy, of niet. Dewyl echter niemand hierby perfoonlyk genoemd, noch allen zonder onderfcheid er onder begreepen Zyn, kan eigenlyk ook niemand er zich bepaaldelyk door beleedigd achten. Het kan tosh geenszins op dien of deezea in 't by« T i Zon*  2$2 Zonder worden toegepaft, zo lang men by denZelven niet buiten dit reeds de gronden voor Zulk eene toepaflelykheid, in de duidelyke blyken der zaak zelve , meent te befpeuren. Het is bekend, dat de meeften uit den Adel zich hier tegen de verheffing des voorigen Stadhouders zeer fterk hadden aangekant; dewyl Zy, (fchoon hun ftern alleen in rang, als zynde hier geen Ridderfchap, van die eens andren Eigenerfden, ook uit den boerenftand, verfchilt) echter daadelyk den klem der Regeering , in de Ommelanden , en genoegzaam een onbepaald en willekeurig gezag, veelal ook op een niet weinig drukkende wyze uitgeoeffend, in hunne Heerlykheden of Richtftoelen, zich aangemaatigd hadden. Door deeze verftaa men die de Karspels, waar zy alle of de meefte klauwen der voornaamfte Gerechtigheden, in Zich vereend, en door oudere of laatere, fchoon met de oorfpronglyke Conftitutie niet zeer vereffenbaare, fcheidingen der aan de Goederen vaft gemaakte Rechten, aan Zich getrokken hebben ; in welk bezit, mids zulke fcheidingen niet verder plaats zouden hebben , zy wegens deszelfs lange aauweezenheid, en om verwarring voor te komen, zints door 't Reglement Reformatoir nader beveftigd zyn. Aan de andere zy. de  de weet men, dat diegeene uit den Adel, die niet f laaffcli genoeg waren,om de even gemelde,, (welke de ftemmen van degroote meerderheid der overige al te afhanglyk gemaakte Eigenerfden geheel aan zich verbonden wiften te maaken) in alles op een blinde en vleiende Wyze naar de hand te gaan, en dieswegens uit de voornaamfte Ambten gehouden wierden, ais mede de door fohreeuwende onderdrukking mishandelde, beroofde, en tot wanhoop gebragte Ingezetenen, in de verheffing der Magt van hunnen Stadhouder, zich eera genoegzaam krachtdaadige befcherming, tege* een zo haatelyke overheerfchwig voorftelden. Op wat Wyze echter die verheffing gebeurde» en welke fchandelyke en gewelddaadige ongeregeldheden van een opgehitft, woeft, wraakzuchtig, en fchuld noch onfchuld onderfcheidend grauw, als mede, wat al zelfzoekende en, in het mild overflaan tot uiterften» paal noch maat kennende ftaatsliften , en byoogmerken van deezen en geenen, die verheffing tevens vergezelden en voortduwden, behoef ik niet te herrinneren. Onloochenbaar is het, dat met dit alles, in meer dan een opzigt, geen geringe zegen, en een veel draagelyker lot , door deeze Staatsverandering, aan die Ingezetenen alhier Wierd aangebragt, die, by de fteeds ryzende aan-  S94 aanmaatigingen der Ariftocratifche Grooten, (gelyk Athenen, onder het juk der dertig kleine en dies te gevaarlyker en trotfcher Dwingelanden ) zo *jammerlyk hadden moeten Zuchten. Door de verbeterde inrichting van den Juftitie Hove, (a) en de bepaaling van de lyfftraffelyke Gerichtsmagt, Zo in de Stad als in de Ommelanden, die de kracht van der- zelven (a) Meer dan eens is my V3n zeer geloofwaardige lieden verhaald, hoe weinig het Hof, wier Leden flechts van tweejaarige aanftelltng waren t ter handhaaving des Rechts tegen de Grooten vermogt. Een fchipper, naar harden tegenwind genoodzaakt onder den wal voor anker te gaan leggen, en met zyn knecht, om nieuwen voorraad van brood op te doen, in een boot aan land gevaaren zynde, liet een zeker Ommelander Heer intuffchen , van het fchip, als verlaaten en dus aan het Strandrecht vervallen zynde , bezit neemen. De zaak kwam in Proces, en wierd, by 't Landgerichte, door den veel magt en invloed hebbenden Heer gewonnen, maar in appèl by den Hove, met condemnifatie terSchaevergoeding, verloren; zynde door hem, niet de verkooping van het aan 't Strandrecht vervallen gehoudene, intus. fchen reeds voordgegaan. Hy ftoorde zich hier niet aan. Zelfs by een hierop volgende Gerichtelyke Infinuatie van den Hove  ÉMllJIIIMUaiiÉUIMittMaiMM 2 j j. Zelven vonnïflen aan de goedkeuring van dat Hof verbond, was nu geen yslyk, eri (hoewel, ondanks de bygeloovige verhaalen, flechts in een oneigenlyken zin) van h#t bloed van Zo veel onrechtvaardig verbrande Ingezetene» nog immer rookend FaanftcY Moord veld meer te duchten. Door het verbeterde Schouwreglement, (omtrent hetwelke thans weder een niet weinig ontruftende onzekerheid by vee» len waarfchynlyk Zal moeten plaatshebben) Waren de gruwelyk uitplunderende knevelaaryen, en alleronrechtvaardigfte wraakoéffetiingen, der zotoom- als.fchaamtelooZe, wil* lekeu- Hove, zond hy zyn knecht den Bode aa» de poort van het voorplein zyner wooning te gemoet, met verbod aan deezen, om een voet er binnen te zetten, zo hy niet afgeroft wilde worden. Het Hof deed hierop aanzoek by de Staaten, om de fterke hand aan de Juftitie te verleenen; doch de invloed van dien Heer, en mogelyk by veelen de gelykheid van belangen,, veroorzaakte, dat hierop geen begeerd andwoórd gegeeven wierd! Schoon nu by mondelyke verhaaJen, vooral na eenig tydverloop, welligt eenige onnauwkeu» Mgheid in de by omftauöigheden is te vermoeden 't geene ik geen gelegenheid gehad heb nader te onderzoeken , beveiligt de hoofdzaak echter genoegzaam myn gezegde. (b) Een  lekeurig boetende Schraapzucht, in de Schep, peryen op het aanmerkelykfte beperkt (b). Hit ftreng verbod eindelyk tegen de ftemver. • bin- (b) Een Haaltje, op dezelve wyze my meer. maaien verhaald, geeve er een denkbeeld van. Een voormaalig aangeftelde doch in ongunft vervalïene Landrichter had een ftukje land, aan den weg gelegen ; en wierd nu by ieder wegfchouwing, hoe hy het ook maaken mogt, op de ongeJioordfte wyze geboet. Hy bood het land te koop, om er zich van te ontf laan; doch op een wenk van den Heer durfde geen menfch het koopen, verzekerd van cr dan op dezelve wyze voor geftraft te zullen worderh T-oen wilde by het,, ten, Voordeele der Armen, aar. de Diaconie geeven ; doch deeze was. mede te afhanglyk en bevreesd, om, zo dra hun van wegen den Heer te kennen gegeeven wierd, dat hy het kwaalyk neemen zou, het te durven aanneemen. De Man moeft het zyns. ondanks houden, tot dat hy er geheel door uitgeplunderd en tot armoede gebragt was. Veele Jonkers hadden een vafte lyft van de boeten, die ieder, by elke Schouwing, van weg, voetpad, of vonder, hoe die ook bevouden wierden, geeven moeft. 't Minfte ongenoegen maakte verhooging. En als een zeker Huis geld benoodigd was, moeft nog een extraordinaire Schouwing dit gebrek fpoediff vervullen, (c) Nacr  ~ ■""•-==== &97 binding aan eenig Huis Zou ook zeer gefehikt geweeft zyn, om, volgens het uitgedrukte oogmerk, de inconftitutioneele uitfluitende Regeering van eenige weinige Famiiien, of de overheerlchende Ariftocratie, te fnuiken, indien er Waarlyk krachtdaadig werkzaame middelen, ter flipte handhaaving van hetzelve, by waren geweeft. Dan dit bleek wel rafch een dier gebreken te zyn, welke, ondanks den fchyn, in der daad geheel onverbeterd waren gebleeven. Men weet toch, hoe veel Eigenerfde Boeren ook nu nog, op de aankondiging door den Bode, zelden gewoon zyn ten Landdage te verfchynen, maar dan alleen, wanneer ook hun Patroon, door zyn knecht, of wel meeft door Zyn omlooper (den guit of dieveleirfer) Zulks laat vorderen;om,in de vorming der bedoelde ftem, die dan die des Souverains heet.' te zekerer te zyn. (c) Ook openbaarde het Zich wel rafch, (c) Naar het denkbeeldig, doch der weezenlykheid waardig, ontwerp eens grooten en Volklievenden reeds vereeuwigden Staatsmans, moeft niet zozeer alleen bet bezit van zeker vaft goed, als wel voornaamenlyk ook een zekere trap van kennis, in's Lands Staatsvorm, en de byzondere plaatfelvke Conftitutie, de heilige Rechten  208 rafch, dat veelen dier vermogende adelyke Huizen, of Familien, by welken alleen het verregaande misbruik hunner Heerfcbzucht Zo veelc, voor deeze Zeer fmertelyke, beperkingen had te Wege gebragt, gelyk zulks altyd op den duur er het gevolg van Zyn moet, hierdoor echter van dezelve niet afgefchrikt waren. Hoe vol onvergeetbaare fpyt, van hunne ten der Menfchheid en de voornaamfte fte plichten in den Burgerftaat, althans, ten aanzien van derzelver eerfte eenvoudige en hoofdzaakelyke Grondbeginfelen, het noodig vereifch eens burgers-, om itemgerechtigd te zyn , worden gefteld; waaromtrent dan ajvoorens een behoorlyk onderzoek en af te leggene verklaaring moeften plaats hebben. Inzonderheid zon dit dan ook, om vxit de Ommelanden ten Landsdage te verfchynen, een zeer heilzaame voorwaarde zyn, om dus, meer verlicht, niet langer, zelfs door blooteonkunde, in alles tot een blind en flaaffch naftemmen, altyd genoodzaakt te weezen. Hoe zal men toch ook voor de gemeene Belangen der Ommelander Ingezetenen behoorlyk waaken, en voor deVryheid fpreeken, zo lang men van dezelve, en hun algemeene onderlinge en uitwendige verbindingen, zelfs geen het minlte begrip of kennis heeft? Ongetwyf-. feid, moeften en konden dan ook (indien • de  hunne trotfche Magt nu niet meer zo onmiddelyk, als kleine Defpoten, op de voorige Wyze te kunnen uitoefenen, waren zy echter veelal Mig genoeg , om uiteriyk het Zeil thans na den wind te draaien, en met ontveinzing van hun wrevel tegen het zo zeer, by Zyne verheffing, hen hierin gefnuikt hebbende Oranje-Huis, nu door dit Huis zelve naar de Heerfchzucht niet liever het Volk hier. omtrent in de diepfte onweetenheid hield) de noodige middelen ter algemeene verlengbaarheid deezer kennis, b. v. het doen drukken van duidelyke korte en algemeene Schetfen, en alle weeken, ten minften iu 't winterhalfjaar, eens, al ware het des Zondaags, een zedelyke en Staatskundige Oeffening, door een ook hierin beproefd en ervaren Leeraar) vaftgefteld worden. De goede uitflag, bv zulk een vereifch, ter betere vorming van een voor vryheid vatbaar en kundig Volk, zoute eerder, myns oordeels, met grond te verwachten zyn (hoe gaarne ftrvdig zelfbelang en domheid het als een onuitvoerbaare harffenfehim zouden uitkryten ) dewyl het de Ondervinding reeds, in eenander opzigt, voor zich heeft. By de oorfpronglyk rondgaande Riehtersplaatfen waren, volgens 't getuigenis van Ubbo fcmmius, een zeer juifte kunde en bedre. venheid in de Landrechten, hier eertyds by den Boerenftand, toch zeer algemeen*  naar hun Staat- en Baatzuchtig doel te trachten. Ter herftelling van aanzien, gezag, eninvloed, zochten zy zich wei rafch by hetzelve, zo veel mogelyk, noodzaakelyk enaangenaam te maaken. De fchielyk volgende dood des vorigen Stadhouders, die Zelve in de Ommelanden zeer bekend was, begunftigde hun poogen. Men Zag ben rafch de Raadba-> kens en Vertrouwelingen des Hofs. Ligt was het hun ook, dit te vleien, door aan hun niets, kollende opofferingen, voor zo verre die naamenlyk met hun eigen belangen overeenftemden Van hier dat zy de Stadhouderlyke Aanbeveelingen, welke oorfpronglyk nu toch de hunne Waren, geftaag als Wetten deeden gelden; en ook de Ommelander Ambten, hoe onbevoegd, en hoe weinig dit gronden kunnende op 't Reglement Reformatoir, aan de Stadhouderlyke goedkeuring onderwierpen». Dus de daadelyke Ambtvergeeving in handen, en de inkomlten der tweejaarige Gecommitteerde en Extragecommitteerde Raadsplaatfen (de gewoone'Iokaazen van Eer- en gewinzucht voor de ten Landdage verfchynende Boeren) verhoogd hebbende, zo kon men be-ftendig zich, op 's Lands koften, van de meerderheid der Hemmen ligt verzekeren, Geen Wonder dan , dat men op desze \yy:'.i wel rafch, in de Ommelanden, gelyk elders»  . "TT 301 ders, het Stadhouderfchap, welks vermeerderd Gewigt, naar de oorfpronglyke bedoeling des Volks, tot een tegenwigt zou zyn, tegen de onmaatig overweegende Ariftocratie, of overheerfchende Familie • Regeering van eenige weinige Grooten, door deeze inrichting, juift tot een bykomenden doorftag van den Balans hunner magt en invloed, dienllbaar Zag gemaakt. Aan welke Huizen toch weer de eerlte, en (dewyl men nog 't meelt't huis bleef,) de gemakkelykfte en voordeeligfte OmmeJander Ambten, de Zitting in de Staaten Generaal , meefttyds als verbonden wareu, kon de politieke Almanach, in een Zeer lange r*eks van jaaren, uitwyzen. Schoon het nu niet rechtmaatig zou zyn, aller inborft naar dezelve maatftok aftemeeten, Zo hong echter alles nu van deeze toevalligheid af. Ook was de gemeenheid van belangen te nauw , dan dat hy, die van een redelyker gemoedsaart Was, de misbruiken, en verkeerdheden, door de overigen doorgedreeven, .fluiten kon. Aanftootelyk was het ook , voor menig niet te flaaffch denkend Edelman, aan deeZe huns gelyken hun Hof te moeten maaken. Het overige Volk, dat reeds, door de zo kort ge. ledene en den boerenftand zo uitgeput hebbende infchraaping der onrechtvaardige Be. klerogelden, op de redelykheid en onbaatzuchtige waare VoJklievendheid veeier Grog. ten,  302 ^r—~r— 1 ten, niet te veel vertrouwen had, vreesde veelal, dat, hoezeer men nog in alles alle vertoon van eenige gemaatigheid niet geheel had durven afleggen, die zo aangewaffene overmagt ligt de weg tot verdere verdrukking zou baanen ; gelyk veeier geaardheid , door de tegenwoordige onverandwoordelyke vervolging, ook reeds maar al te zeer zich heeft ontmaskerd. Veel Patriottifche Ingezetenen verlangden dus alleen, dat, ter voorkoming en herttelling der gemelde grieven, het gebruik van de Stadhouderlyke Magt meer door behoorlyke bepaalingen, overeenkomftig het bedoelde oogmerk, ingericht, en dus in der daad tot een Schutweering mogt Zyn, tegen de overheerfching der Ariftocratie, en de hier aan dienftbaare Afwykingen van eenige der gewigtigfte, en flechts in naam en fchynvertooning behoudene, deelen der Waare Conftitutie. Dan gelyk zy de voor 's Lands Eer en Voorfpoed en het belang des Koophandels, zo nadeelige en verkeerde Beftiering des oorlogs, tegen de hier trouw en verbond fchendende Engelfchen, met de Groninger Staaten, in derzelver openlyk Advis over de Zaak van Breft, betreurden, Zo zagen zy ook roet fmarte, hoe weinig de Stadhouder, wegens de Overyffelfche Droftendienften, de, huns' oordeels,, zo rechtvaardige zaak der onfchuld, dat is, die der Landingezetenen, hadbygeftaan, en hoe  hoe weinig hy, mede als Stadhouder, aan hun billyke verwachting beandwoordde, by het Wreed en defpotiek geweld, dat, by voorbeeld aan de Stad Hattem , welke 't recht zo duideiyk aan haar zyde had, gepleegd wierd; uit welk alles men bef loot, dat Zyn Hoog. heid, door zeer verkeerde Raadgeevers en zelfzoekende Schynvrienden, die de Zaaken in een valfch licht wiften te plaatfen, omringd en misleid moeft Zyn; waaromtrent men zeer op een gelukkige verandering hoopte. Thans fcheenen de gemelde Ariftocraatea hun tyd geboren te achten, om zich van het by hun zo gehaate Stadhouderfchap te ontfiaan ; doch alleen naar meer vryheid zoekende voor zich Zelf, enora flechts wees omrS.ddelyker het juk op de Schouderen der Ingezetenen te doen klemmen. Dit laatfte echter liftig verbergende, doch van achteren blykbaar, ftroomde de yver VOOr Vryheid en Patriotismus van hunne'lippen, en'wierd.n de ongunftigfte beoordeelingen des Stadhouders (ja van fommigen, wel eens in een zeer fterke, of zeer (pottende taal) dagelyks ge. hoord. Het Patriotismus was toch by hen niets anders, dan een aankanting tegen de Stadhouderlyke Magt, ter wederinvoering van een onafhanglyker en nog willekeuriger heer. fehende Ariftocratie. Daar ay echter vervol. gens  304 gens wel rafch bemerkten, dat het Volk, naar een herftelling van alle gevaarlyke misbrui, ken wenfchende, niet ligt zyn Wettige rechten en belangen Zo ver uit het oog zou verliezen, om zich te paaien met flechts, ter fmeedirsg van zyn eigen kluifters, flaaffche en blinde werktuigen van hunne baatzieke Heerfchzucht te worden ; en daar zy op zich zelf, zonder fteunfe!, hunne overheerfching niet konden Maande houden; veranderden zy Weer eensklaps van Maatregels , en bef looten liever, op den voorigen voet, hunne onbillyke overheerfching te behouden, en Zo veel mogelyk voort te Zetten, dan Zich aan de billykfte verlangens te onderwerpen. Dus vond men het wel rafch weer met den Stadhouder, met wien de liftigften nog niet openlyk, ondanks hunne fterke privaate uitlaatingen, gebroken hadden. Men kreeg de verblinde Menigte nu ten fteun, en liet het verder aanhitfen, tegen hen, die deeZen hunne waare oogmerken Zo ontdekkenden omzwaai niet navolgende noch goedkeurende, hierdoor de voorwerpen wierden van hun haat; gelyk Zy het nog Zyn van de hevigfte en onrechtvaardigfte maatregelen hunner Dwinglandy , met de kleur en naam van Oranje bemanteld, en door misleiding en gebruikmaaking der verwarringen, in de Vergaderingen van Staat doorgedrongen, De Geeft der  der Ariftocratie, (die, onder het Patriottismus ooki, Zo privaat als Provincieel, maar al te zeer by fommigen fchuilende, niet weinig tot deszelfs Wanorden en ondergang toegebragt heeft, en voor de volle bereiking van deszelfs feeilsaamfte beoogingen altoos zeer gevaarlyk zou geweeft zyn) dieZelve geeft der alleen haar eigen Heerfcbzucht beoogcade Ariftocratie, is ook en voor 't in fchyn gevleide Oranje Huis, en voor 't Volk, als de fchadelykfte Vyand te befchouwen. En inderdaad ., waren de gewelddryvende Ariftocraaten niet ten allen tyde allom de Waare vervolgers, verwoefters, en overheerfchers? Wie lieten Utrecht belegeren ? Wie lieten Hattem, Elburg, en Wyk te Duurftede verroveren? Wie lieten de Nederlanden uitplunderen en ten gronde richten ? Wie Zya nog de oorzanken van alle geweld en onruft? Zodaanige Schynvrienden en gevaarlyke Raadgeevers de weezenlykfte Vyanden van het Oranje Huis te noemen, Was dan niet te veel gezegd, Waare, verftandige, en eedlerdenkende Oranje-Vrienden moeten dit zelve erkennen. Of moet de over 't algemeen onloo«henbaare daadelyke gegrondheid van het hier door my voorgeftelde niet elk te duidelykinde ©ogen ftraalen, om niet ook van hen met de volfte overtuiging te worden ingezien ? Ik l;I beroep  3o6 beroep my, onder anderen, op de, voor korten tyd nog uitgekomene, Recherchesfur lavraie eaufe Je nos troubles, fur le moyen de les faire tourner au honheur de la Patrie, par le Baron de Loe , Citoyen de Zutphen, Waarin ten deezen opzigte de Spyker zeer juift op den kop getroffen, en het nadeel hiervan voor de waare belangen des Stadhouders vry duidelyk aangetoond is. Door dus zich te laaten misleiden, en dieshalven, in plaats van de,myns oordeels, en in de algemeene hoofdzaak, zo billyke zyde des Volks te kiezen, daadelyk in de yverige bevordering en uitvoering van zulke hevige maatregelen te treeden, en dezelve te ongelukkig geheel tot de zyne te maaken, wierden veeier gemoederen natuurlyk meer en meer van dien Vorft afgeneigd. Dus wierd in de belangen der onderdrukten een zo gemeenfchaplyk deel genomen , dat het onmogelyk was, omtrent de algemeene, thans door de inmenging van een Vreemde Overmagt zo ongelukkig gewordene, uitkomft derzelve, onverfchillig te denken, indien men omtrent Recht en Vryheid zelve niet onverfchillig was. Ook nu zyn de wreede vervolgingen, bedreigingen, en Ongeregeldheden , welke, onder voorwenfel van yver voor Hoogftdeszelfs belang en naam, zo fterk cog hier en daar geftadig plaats hebben, doch waarfcbynlyk, gelyk het in zulke omftandig. heden  3°7 lieden doorgaans gaat, aan dien Vqrft zeer Weinig, althans niet in het waare Licht, ter kennilïe zullen gebragt worden , dus mede wel zeer gefchikt, om aan de laage perfoon. lyke inzigten , en de haat en drift van deezen of geenen te voldoen, maar niet om de gemoederen voor den Stadhouder weder geneigd te maaken ; die thans, ware hy genoegzaam des bevvuft, door zyn zo vermogenden invloed, deeze ongerechtigheden, of moedwillige ontruftingen des Burgers, alom zo ligt, ea naar de biliykfte verwachting, zou kunnen voorkomen en verhinderen. » Dat hy zich aan een crimen falfi had P fchuldig gemaakt, en er op toegelegd, » om door valfche en hy hem verzonnene P Brieven, even ah van buiten ingekomene P tydingen, de Combuftie te vermeerderen,, » en de heilzaame poogingen der Overheid, P tot herfteHing der tufte, te dwarsboomen; P waartoe vooral de extraordinaire Grc" ninger Courant, van den 26. Sept. 1787. tt gediend zoude hebben, %o diens uitgave » niet belet was geweeft."" Ik heb. reeds bier boven (Aant. s bh 20? — 206.) dit beandvvoord, en het onge* gronde er van getoond. Ik zeg dan alleen nog, dat niemand aan logentaal, of eenige U 2 andere  3°* andere misdaad, mag fchuldig gehouden worden, Zo lang hier voor geen het allerminfte bewys voor handen is. Ik had uitdrukkelyk by den Hove verklaard, dat dit voor de Courant verzondene, overeenkomftig de opgave, een Zaakelyk en verkort uittrekfel was , uit een by my ontvangen en breedvoeriger Brief. Ook had ik. , toen ik het uittrekfel reeds gefchreevenhad, verre van eigen verzinning, zelfs nog hier en daar iets, om dat het, by herhaalde vergelyking, my niet nauwkeurig genoeg den bepaalden zin diens oorfprongelyken Brief3 fcheen uittedrukken, er in doorgeftreekea en verbeterd. Daar deeze ondergeteekende verklaaring de eenige Bron nu van weetenfchap hieromtrent voor den Fifcaal kon zyn» en hy echter, zo als uit dit Rapport bJykt, Zulk een Heilige Befchuldiging, als gegrond op zyne verkregene Informatien, die hy echter noch had noch hebben kon, heeft ingebragt; zo heb ik hieruit duideiyk doen zyn, (hoe Zeer het my alleronaangenaamH en finartelykft is, dit openlyk omtrent een openbaar Beambten, wegens den eifch myner verdeediging , en de Zekerheid der zaak, te moeten doen) dat by zelve juift, in dit geval, het Crimen falj% en daardoor tevens ds door Zyn ambt zo verzwaarde misdaad eens boosaardigften zelf verzonnenen lafters, rerbewerking va'n de Onrechtvaardigfte veroordeeling», en  en ftrafie, omtrent iemand, wien by hieraan in 't geheel niet fchuldig bevonden had, op. «ettelyk begaat, en dus ook voor niets min. der dan geloofwaardig is te houden. Zie daar nu het my betreffend gedeelte Van dit Staatsrapport, en hier mee 't einde tevens deezer Verzameling, en myner Aanteekeningen ; waarin geen drift, maar eenvou. dige waarheid en oprechtheid myn gidfen Zyn geweeft. Men ziet nu, hoe onbeduidend, of valfch, alles is, wat men tegen my, door alle mogelyke wegen, heeft kunnen za. menvoeren; en waarop men zich echter niet ontzien heeft, my op Zulk een allerhoogft gaande Wyze, in myn Vryheid, Bezitting, Eer, en Leevensveiligheid, aan te taften. Men ziet hier tevens ook , op welke onrechtvaar. dige gronden, mede Zo veel andere der befte en achtenswaardigfte Lieden, in de zo ver-, warde Provincie van Stad en Lande , met fchrikbaarende Perfoonlyke Dagvaardigir.gen, erimineele Procedures, Ambtsopfchordngen» Afzettingen, ja Boete en Ban, op het wreedv fie, alleen om hun trouwen en beftheïdenen yver voor hun Plicht, voor Wet, Vaderland en Vryheid, Worden vervolgd. Het oordeel van elk onvooringenomen Rechtsbeminnase durf ik hier nu vry op afwachten. Geen by, Zondere Hellingen of gevoelens toch, geeu juift.  31° ■' - ;—- — juiftbeid of miftafting van myn ligt feilend, oordeel, in deeze of geene Zaak, maar ber gaane Misdaaden, daadelyke Overtreeding der Wetten, OnbeitaanbaarhedenmetEeren Plicht,, Zyn het, Waar het hier alleen op aan koomt.. Is het gev,'eetenmaatig Spreeken voor Waarheid, Recht, en Vryheid, nu myn eenige en edele fchuld, dan is 't onrecht en geweld tegen my onloochenbaar, Ik fluit met de alszins waare, mannelyke, en opmerkenswaardige woorden van Vattel (Droit des Gensy l. 3. c. 18. $• 290.) Les Tyrans fcids trutter ont de feditieux ces Citoycns courageux jermes, qui exbortent le l euple a Je gavantir de l'opprejfion, a maintemr fes droits £ƒ fes privileges. Un bon Prmce louera ces vertueux Patriotes, pourvu que- leur zclc feit temperé par la moderatioit £f la prudence. S'il aime la 'jufiice & fon devoir, s'il afpire d la gloire immortelle £9? Ji pure d'etre le Pere de fon Peuple, qu'ilfi defie de fuggeftions intcreffêes ctun Mmiftre , qui lm peint, comme des rebelles, tous les CU toyens, qui ne tendeut pas les mains d l'esclai-age, qui refufent de plier fans murmurt iaus les coups d'un pouvoir arbitraire. Et l N D E,  Noodige Verbeteringen. Bl. Reg. X —15 vorfoeilyke lees: verfoeielyke 14—11 (van onder) fiaat vloek, lees: Schuld. 38— (achter de onderfie regel by te voegen) en een Vers , achter de vertaalde' Intreêrede van den Hoogleeraar van der Marck, over het Patriotifmus, te Deventer, onder de woorden, Amkitia Veritatis ér Libertatis caufa. 23 — 18 ja met pypfteelen ( waarmede , lees: ■ (gelyk naderhand zelfs met pypfteeien 46— 4 (vanond.) vooï lees: mede voor 36— 8 (v. 0.) vervoejing lees: verfoejing 06 — '(onder aan er by te voegen) P. S. Indien de Heer Fifcus de goedheid wilde hebben, de tyd en plaats van aanvang hierby naar vereifch te bepaalen, zouden de W. E. W. Heeren Broederen hunne vriendelyke inwilliging in myn verzoek, door hun Naamsteekening, kunnen aanduiden; en hy, wien de dag zyner Beurt niet convenierde, ligt met een ander een ruiling kunnen doen, op dat de Vervulling echter zeker blyve. En dewyl, wegens myn afweezenheid, het onthaal ten mynen huize waarfchyn* Jyk zeer gebrekkig zyn zou, hoop ik, dat men in een Defroiemgnt van 4. gld. wel genoegen zal willen neeme.R» G. J. G. Bacot, I09  Bl. Reg. 102 — 4 zonder eenigen lees: althans zonder, zo 't my toefchynt, den gewoonen ïla —13 en een lees: en het 112 — n (v. 0.) verdeedigen de lees: verdeedigende 160— 7 fv, 0.) anderen lees: andere 176 — 9 te vooren daargekomen kort leest kort te vooren daargekomen 197 —18 't welke lees: 't welke 's avonds der» 12. Sept. derwaards uittrok, en den volgenden donderdag morgen »S2 — 7 Deezen lees: Deeze 234—• 4 gemelde voeg bierby : over welke wreede, ftraks met boei en kerker aanvangende, en door de criminee]e Ordonnantie van den Barbaarfchen Dwingeland Philips ingevoerde, Gerichtsvervolging, men den kundigen Ehas Luzak kan zien, in zyne Diffèrt. De modo extra ordinen procedendi in cau/is criminalibu's. «53— x7 Of l"s t Ook 292—18 die de lees: die Geringere Fouten , als een verkeerd gefielde letter, niet recht geplaatfte zinteekenen, onachtzaamheden in taal of fpelding , (b. v. Provin. tie voor Provincie") enz. zal de Lee* zer zelve ligt verbeteren.    fcaa! J. H. de Raadt, (voornaamenlyk van feeker bepaald zoort van lieden, op een vry byzondere wyze, informatien, omtrent de Voorheen of thans gezegde woorden en handelingen der Patriotten, en vooral der Predikanten , opraapende) waaromtrent Uw Erluchtigheid my wel vergunnen zal geen verdere aanmerkingen te maaken : — Toen fcheen het my, dat, zo er al niet by het Grauw, een nieuwe gifting van plunderdrift veelligt, tegen de Patriotten, weer door ontdaan mogt, deezen echter, en inzonderheid den Leeraaren, thans alle onbefchaamde aanval van lader en boosheid, met al derzelver onbepaalbaare gevolgen, zeer zeker te wachten dond. Toen oordeelde ik, genoegzaamen grond te hebben (daar ik my toch reeds een Reize voorgenomen had, en ook, wegens eenige zaaken Van myn Moeder, doen moed) om het geVolg hiervan, op eenen veiligen afdand, eerft eens af te zien; en de uitkomd heeft deeze toyne voorzigtigheid, (alleen op de my beWude magt en geaardheid van byzondere, allerderkd tegen my ontdokene, Vyanden, by zulk een ongehoorde vervolgingswyze, gegrond) maar al te zeer gewettigd. Bezwaarlyk kon ik echter zodaanige ongelooflyke geruchten eenigzins gegrond vermoeden, als ik, van een tegen my verleende C 2 prife  36 mmm^mmmmÊÊmm prife de corps, en verzekering myner goederen vernam, na Hechts weinig weeken my hier bevonden te hebben; in welke gezonde vrye, veilige en aangenaame plaats, de zo roemryk bekende allerminzaamfte en grootmoedigfte befehcrming, die de verhevene denkwyze van Uwe Erluchtigheid, als eenen waaren Men» fchenvriend, er, onder zulk een menigte van allerlei veraangenaamingen, niet aan Booswichten, maar aan Ongelukkigen, verleent, en my ook wel grootgunftig geliefde toe te zeggen, verfcheidenen doet zamenvloeien; en vooral, by de Landsvaderlyke poogingen, ter verheffing van den luider der hoogere en laa gere Schooien, de op weetenfehap belufte Jeugd meer en meer ten billykften zal moeten uitlokken. Dan boe zeer ik die Geruchten met reden meende te moeten betwyftelen, vooral daar ik er geen het minfte gewag by hoorde van eenige tegen my ingeftelde Actie, Citatie of Indaaging; dewyl ik echter wift, dat niet alleen het haatelyke de*, in Duitfchland, reeds lang met vervoejing afgefchaften , door den Dwingeland Philij)S in de Nederlan. den ingevoerden crimineelen Procesvorms, in Groningen, in volle Kracht behouden was, zo Wel als eenige andere grieven, om welke men, tegen dien Spaanfchen Vofft, mee goed en bloed gewaagd hadj maar dat, by dethan* ongewoone handelwyze, ook zelfs op geea de  =^ 37 de minfte regelmaatigheid veelligt eenige Staat of rekening te maaken was; zo bef loot ik in deeze onzekerheid terwyl myne vrienden. Zo het fcheen, zelfs het Schryven aan my, by deeze gifting, voor gevaarlyk hielden, myn verblyf hier nog wat te rekken. Ik fchreef dies van hier in 't eerfte van Oft. een brief aan de Wel Eerw. Clasfis van de Manie, met verzoek, om in deeze ongelukkige onzekerheid, onder behoorlyk defroyement, een rondgaande beurt voor my waar te neemen , 't geen gunftig wierd aangenomen. Eindelyk genoegzaam toereikende zekerheid van gemelde handeling tegen my, fchoon flechts uit private berichten, gekregen hebbende, zag ik, door zulke hevige vervolgingen van zodaanigen Rechtbank, tegen iemand , die 't openlyk genoeg bekend was, nooit de allerminfte crimineele feitelykheid bedreeven te hebben, myne 't huiskomft my maar al te onmogelyk gemaakt. Dus gedrongen, leidde ik myn Ambt, by een Brief aan 't Clasfis, den 14 deezer, dan neder; er aan den Kerkenraad en Collator der plaats mede kennis van geevende; dewyl ik niet dwaas genoeg was, ommyin onrechtvaardige banden te begeeven, en, by zulke, van den gezetten regel afwykende, procedures, veelligt ineen droevige Kerker, zelfs van de genoegzaame middelen my verdoken te zien, om de waarheid  heid en myn onfchuld immer openlyk san den dag te kunnen leggen. Dan hoe wierd myne ontroerende aandoe* ning, myne verbaazing, fbsrt, en oiterfte verontwaardiging, flechts een paar dagen laater, vermeerderd; toen ik, uit de Altonaifc/je Mercur'lUS, en vervolgens, uit een herwaards gezonden Stuk van een Leeilwaarder Courant, de zo ongelooffelyk verregaande Pa. blicatie van den I. deezer vernam. Nu zag ik» dat het op myn Lyf, Eer, en Goed gemunt Was, en dat ik, by een zo eerroovenden ftap, niet langer ftil kon zwygen. Ik zond de (fub A.) hier nevens gaande voorloopige Verklaaring den 29 deezer af, om in eenige openlyke Nieuwspapieren geplaatst te worden} en daar ik het moeft dulden, indien men, na, my, het verfchynen ter myner verandwoor* ding, dus vooraf ondoenlyk te hebben ge» maakt, opal, wat de lafter maar, naar wille, keur, goedvondt, tegen my in te brengen, my in COtltumaciam veroordeelde, troofte ik my, dat, hoe ligt het dus zy, voor hen, die boven 't bereik van Gerichtelyke aanfpraak zyn, een eerlyk man voor een Booswicht en vogel vry te verklaaren, ik, voor 't oog van gantfch Europa, de waarheid, en myn zo zwaar beleedigde onfchuld, zeer wel tegen onrechtmaatige vervolging ('t geen de zaak; van  van allen, de zaak der Menfchheid is) openJyk dan verdeedigen zon kunnen. Indien men echter, gelyk ik hoope, aan de Eer van BilJykheid en Gerechtigheid hulde wil doen, dan verlange ik niets meer, dan dat men, Wegens die befchuldigingen, die tegen my gedaan zyn, maar behoorlyke actie hier tegen myinftelle, waar ik myne Aanklaagers, roids genoegzaame cautie Hellende, Wel degelyk ten goeden Rechte zal ftaan, en van een ge« regelde en onpartydige Vierfchaar het billykeVonnis vrymoedig durf afwachten ; daar toch de volkomene bewuftheid van het rechtvaardige myner zaak geen de minfte oogluiking, geen Genade, maar alleen ouzydig en ftrikt Recht, begeeren kan. Dan, hoe zeer, EWmhtigfte Ryksgraaf, dit over 't algemeen, uit het tot hiertoe op. gegeeven zeer echt tafreel van Oraftandigheden , zo ik vertrouw, genoegzaam reeds te zien is, hetwclke dus de ontwyking uit myn Vaderland te duidelyk billykt, dan dat op dien grond het minfte vermoeden van eenige hoe genaamde Schuldbewuftbeid, als oorzaak derzelve, met fchyn of reden, geveftigd zon kunnen worden; zo zal Uwe Erluchtigheid, n>y echter wel vergunnen, op de befchuldigingen, in de Informatien vervat, nog afzonderlyk een weinig nader het oog te veftigen ; fchoon  48 die den Wapenhandel oefFenden, daarna ook, op Staaten Beve!, als gemeene soldaaten, naar alle oorden zouden moeten marcheeren, of ook zich, in de Stad, in bezetting laaten leggen, veroorzaakten, dat verfcheidene zich uitdrukkeiyk wilden voorbehouden hebben, van alleen hierdoor ter eigen Karfpelverdeediging verbonden te zyn, en voords, niet boven anderen, dan volgens eigen beoordeeling van nood en plicht, en op eigen vrywillige keure en aanbod, buiten hetzelve ergens te hulp te moeten fchi eten. Hiervandaan, in Eenruro, de derde en vierde der gemelde hierby overgegeevene wetten ; en op deeze bepaaling zagen, onder anderen, de, in myn bygevoegd Atteft, in 't Latyn geplaatste regelen; 's Volks vrees-, daar V, zo in 't donkre, en bloot ftaande aan 't Bedrog, Alom thans fpooken ziet, duldt niets volmaakten nog. Na de geëindigde bekommering voor den Keizerlyken Oorlog, lieten de Staaten niet alleen de Placaaten omtrent den Wapenhandel in volle kracht, maar by hunne Gecommitteerden tot het Provintiaale Defenfie- Wezen wierden op verfcheidene plaatfen, de om geWeeren ten wapenhandel requeftreerende Ingezetenen , door de mond der Gerichten, ook opgewekt, om