DE ALGEMEENS REPUBLIEK, O f N AANSPRAAK aan de OMBRENGERS der. DWINGELANDEN, door AN ACH AR. SIS CLOOTS, WOORDVOERDER van het MENSCHDOM. Uit het Ftansch vertaald, met een voorbericht sn BEOORDEELENDE VERHANDELING, door Da. GERRIT • JACOB GEORG BACOT ; waarby inzonderheid des schryvers aanvallen tegen den godsdienst afgeweerd , en het bestaan van god ten krachtigsten tegen hem betoogd wordt. TE DUINKERKEN, Bï van SCHELLE en COMP. MDCCXCII.   VOORBERICHT. C^))nder de verfcheidene Gefchriften van den Heer Cloots heeft geene meer opziens gemaakt, dan zyne Algemeene Republiek, waarin het zonderlinge zyner ftaatkundige harsfenfehimmen, met het flikkerend optooifel van een verlokkende voordragt, en verfcheidene niet onvernuftige en fomtyds der overweeging vry waardige aanmerkingen , gepaart gaat. Een zekere rykheid van kundigheden ; een ftoute en vuurvolle fchryftrant; een luchtige, grootfche, fchoon ongeregelde , verbeelding; een gloeiende geesidrift voor de belangen der volksvryheid en der natuurlyk gelyke rechten van het Menschdom; het voor Frankryk zo vleiende zyner droomen, inzonderheid voor Parys, reeds ftaatelyk de Hoofdplaats des Aardkloots in zyne dagteekeningen genoemd, trekken niet flechts de aandacht tot zich , maar ook de hevige en meesterachtig beflisfende toon, in zyne rechtftreekfche aanvallen op de gewigtigfte waarheden en eerfte * 2 gron-  'v VOORBERICHT. gronden van allen hoe genaamden Godsdienst^ zyn aandringen op waare wysbegcerte en gegronde reden kaveling, daar, waar hy dezelve op het meest met voeten treedt-; 'twelk den onbedachtzaamett deeze leemte te minder doet vermoeden ; en eindelyk het onvoorbeeldelyke zyner zo winderige grootfpraak , omtrent zyn eigen kunde en doorzigt; met een woord, alles is hier ingericht, om uit onderfchcldene beginfcls, by deezen uit welgevallen , by geenen uit verbaazing, by dc mecsten uit bloote nieuwsgierigheid, den leeslust van het gewoone gros, niet alleen der Franfchen , maar ook veeier buitenlanders op te wekken. Menig een verlangt natuurlyk om te wceten, wat gewigtigs en belangryks toch iemand, meer dan elke fchryver van eenige verhandeling of leerfklfel, over de gemeenc rechten van den mensch, ten voorfchyn meent té brengen, die, zonder volftrekt zinneloos te zyn, zich beroemen durft, het woord te voeren voor alle de bewooners des Aardbodems, en die by alle vermenigvuldigde gelegenheden, zich zo opcnlyk èn plechtig den grootsklinkenden bynaam eens Vertegenwoordigers, Redenaars en van het gantjihe magtgeevende lighaam des Heelals zyfie zending hebbende Afgczants des men- fche-  VOORBERICHT. v fchclyken gejlachts, op een hem onderfeheidende wyze, toe durft eigenen. Men weet naamenlyk, hoe de Heer Cloots tot fprecker verkoren wierd, toen ecnige in Parys zich ophoudende vreemdelingen, uit fominige onderfcheidcne Laudilreeken, zo binnen als buiten Europa , ter vertooning van hun edele zucht voor de vryheid en rechten van het menschdorn, cene opwachting by de Staatvormcndc Franfche Vergadering maake. Hier van daan de tytcl van den Heer Cloots; even als waren deezc lieden van hunne onderfcheidene Landgcnootcn, ja van alle de overige Ryken, Landen en Staaten op Aarde, hiertoe uitdrukkclyk gevolmagtigd geweest. Een tytclnceming die vcclcn, met den voortrefiyken Rabaiid, (*) als een edele ■grootsheid, anderen, in de wyze vooral waarop hy het doet, als een windmaakende kwakzalvery befchouwen. Doch wat hier van ook zy, genoeg, dat al wat eenigzins op een zcldzaame wyze uitfleekt, al is het ook in wildzang en in dwaasheid,gewoonlyk het oog der menigte naar zich trekt. Om dan ook, ten aanzien van onze Vaderlan- dc- (*) J. P. Rabaud, Staatkundige Asnmcridngcn. §. 43 ysar de IJttr Cloots nictAveinig wordt apgehéveit. * 3  vi VOORBERICHT. deren, aan die verlangen der nieuwsgierigheid re gemoet te komen, heeft een zeer kundige hand zich de moeite gegeeven, om deeze Algemeene Republiek in het Ncderduitsch te vertaaien, zonder echrer 'er eenige aanmerkingen by te voegen; waarfchynlyk van oorded, dat deeze genoegzaam van zelf aan het oog zich moesten voordoen, en dus veilig aan het oordeel van ieder kundig leezer konden aanvertrouwd worden. Dan hoe zeer ik dit erkeime, kwam het my echter voor, toen ik toevallig deeze vertaaling te zien kreeg, dat vooral het zo veel invloed hebbend ge'wigt der aangevallene grondwaarheden van den Godsdienst vereischte, om veele, 't zy min kundige, 't zy te weinig bedachtzaame leezers, tegen de verleiding van ydele drogredenen, floute magifpreuken, en valfche opgaven, door eenige juist toetfende wederleggingen en bondig betoogde tegenredenen , te wrpenen, en hen dus in ftaat te nellen , om by wederzydfche vergelyking, te bekwaam er en onzydiger, over waarheid en onwaarheid, in deeze, voor het belang van hun verftand, deugd, welzyn en gemoedsrust, van zo veel aangelegenheid zynde ftukken , te kunnen oordeelen. Hier toe heb ik de pen opgevat, en de achter dit werk gevoegde Verhandeling is 'er de vrucht van.  VOORBERICHT. vn tan. Ik heb in dezelve niet alles, en opzetteJyk niets van zyne byzonder toegepaste veelvuldige perfoonlykheden, enz. ja zelfs maar, als in 'tvoorbygaan, iets van 't algemeene zynsftaatkundigen ontwerps , of voorftels, aangevoerd; vervolgens heb ik my bepaaldelykenmcer uitvoerig'er op toegelegd, om het nietige van het geene°hy, op een zo fchamperen toon, tegen hetaanwee' zen der Godheid, te berde brengt, in deszelfs behoorlyk daglicht te plaatfen, en dit aanzyn op een (tipt betoogde en tevens algemeen vatbaare wyze, tegen alle bedenking, zeker te nellen; waarna ik zyne woeste aanvallen tegen den Godsdienst in 't gemeen, en dien van Jezus in'tbyzonder, op een redenmaatige wyze tegengaa. Nieuw hierin te weezen, liet de aart der zaak zo weinig als myn oogmerk toe. Dit veraangenaamend uitlokfel heeft de willekeurige vinding der verbeelding, boven de zich altyd gelyke waarheid, vooruit. Alleen zal men hier en daar, fit de wyze van behandelen, ligt iets vinden, dat ik my byzonder toe kan eigenen. Myne over. tuiging alleenlyk volgende, heb ik my vooral gewacht, om het verkeerde van byzondsre ongerymde begrippen , hoe zeer ook bv de meesten geykt, te gelyk met de zekerheid der algemeene en eenvoudige grondwaarheden, .e vcrdeedigen; welke ongelukkige zamenbinding zo dik-  vin VOORBERICHT. dikwerf het eene, met en wegens het andere ,by veelen , die billyk de eerstgemelde grofheden niet kunnen en willen verduwen, te onbillyk en voorbaariglyk verwerpen doet. Delosfe, vuurige en met allerlei afwisfeling van denkbeelden opgevulde fchryftrant van Cloott moge meer bevalligheid hebben, dan myne meer . aaneengcfchakelde en zonder opfmukking betoogende redenkavcling, de" ernnige onderzoeker, wien het niet zo zeer om de vermaakelyke bezig houding van een oogenblik, maar om juiste waarheidkennis te doen is, zal zich hierdoor geen ondienst achten gefchied te zyn; en (behalvcn mogelyk de wat meer in de hoogere bovennatuurkunde loopcnde laatfte aanteekening) meen ik my, voor eiken opmerkzaamen, genoegzaam verftaanbaar te hebben uitgedrukt. Oordeelt iemand, dat ik, in eenige byzonderheid, hier of daar dwaale, hy verwerpe het; en het ontbreekend geachte voege hy 'er by; de hoofdzaak zal toch altyd dezelve blyven. Houdt iemand het werk van Cloots myner aangewende bemoeiiing niet genoeg waardig, hy bedenke, dac dezelve losheid alle zyne begripsgenooten kenmerkt, en ik, in hem, voornaamenlykeen mcenigte foortgelyke godlochenaars beftryde; terwyl niet de waarde van het aanvallend fchrift, maar van de aangevallene zaak, my bewoog. D K  DE ALGÉMEENE R E P U B L IER O F AANSPRAAK AAN d £ bMBR.ENGERS der DWINGELANDEN , i> ó o R ANACHAR.SIS CLOÖTS, WOORDVOERDER van het MENSCHDOM. (i) i ik juich uw ontwerp, Burgers, 't welk over 't geheel £oed is, en uwe inzigten , die onbetwistbaar burgerlie- vend (t)Wat is een Woordvoerder van het Menschdom ? Het is éen man doordrongen van 't gevoel der waardigheid van den rnensch; het is een Volksvoorftander , die eene vuurige liefde heeft voor de Vryheid, en die brandt van afkeer tegen de dwingelanden; het is een man, die, na de bevcst:ging van Zyn algemeen zendelingfchap in den boezem van het martgceyend l'ighaam van het geheelal ontvangen te hebben, zich ceniglyk overgeeft ter vrywillige en 'belangelooze verdeediging van alle de millioenen flaaven, die van den ejnen pool ïót den' anderen zuchten onder de roede der overheerfchende Grooten; het is een man, wiens donderende item zich doet hoaren op alle de troonen, en wiens vertroostende taal zich doet verftaan in alle de werkhuizen , om heimclyk de troonen tt ondermynen door eehen omloop van veertig duizend werkK&defl van alle volken, die zyne gefprekken, zyne brieven ,• zyne redevoeringen , zyne predikaatfien, in 4e kelders en hut-  C i ) téiid zyn , gewillig toemaar ik kan de p!a«ts niet ii*3 *eem€n* wèikc Gy my aanbiedt onder den tyte! van. den ten der rond omgelegen volkeren brengen ; het is een man t die zich vrywillig verbant van de haardltcdcn, die hem hebben zien geboren worden, van de gewesten, welke hy doorlopen heeft, van de verichillendc luchtrtreeken, wier zrcht aandenken hem ftrcelt; om onverwrikbaar ftand te houdea m de hoofdplaats der onafhanglykheid, met afzien van alle 20 eer- als Winst-gevende posten; waar toe anders zyn yver en zyne begaafdheden hem ongctvvyfFcld roepen zouden. De zendmg van den „oerdyoérder des menscklyken gefaclus, zaj met eindigen dan na de verdelging der onderdrukkeren des menschdoms. * bW Sloven, zei Voltaire, dat de v.jsgeeren my de esf gedaan hebben van my tot hunnen vertegenwoordiger te neemen, éven als eene maatfehappy dikwyls den minften haarer leden yooS haaf doet teeienen. Anacharfis Cloots volhardt,' met dezelfde zedigheid, te gelooven, dat de onderdrukte volken hem de eer gedaan hebben van hem tot hunnen vertegenwoordiger te kiezen. Ik zal dan myne loopW mrt eenen bedaarde* «n zekeren tred vervolgen: myue redeneeringen zullen nies omflschtig, maar zeer zaakryk zyrr. Het is niet door grove bockdeclen dat men omwentelingen tc wege brengt; de grow. te werken van Payne en Sieycs beflaan flrchts honderd bladzyden druks; deeze beide boekjens jjefcbe.n de twee werelddeelen in bcweeging gebragt. Het waarc middel om het geWigt van 't papier te vermyden, is zich tot het gewïgt der denkbeelden te bepaalen. Men waagt niets met dit geheim den ongewyden te ontdekken : de gemeene hoop der Schry. veren zal altyd den gemeenen hoop der leuren overfteipen, De Heer d'Efcherny zegt te recht, ineen werk dat verdient, wederlegd te worden, dat dat of dat denHeeld, die of die yetgelyking een grm botk cp„e£e„, !U >, dt M lof w# strcien. ^  ( 3 ) 4tn tuien van het Gebergte ; {*) eenen'tytel, die'fjoch met myne jaaren, noch met mynen aart ftrookt. Het is door de ftraalen der verlichting, eri niet door den dolk der moordenaaren, dat wy de vólken verlosfén zullen: wy willen de dwinglandy vernietigen en het zwaard vernietigt Hechts den dwingeland. Myn gevoelen is dan, fiat men het heilig bedryf van Mutius Scaevola niet moet aaarvolgen, dan wanneer een ovérheerfcher den geheïHgden grond der Vryheid ontheiligd zal hebben. Dat het hoofd van eenen Koning, of van eènen Veldheer, die een tegen - omwenteling zoekt te wege te brengen, valk op het oogenblik, dat zyn voet den gvond van vrye lieden fchenden zal. Laatèn wy hun hoofd niet op prys ftellen; want het moet ecne zuivere hand zyn, die het ftaal duwe in het hart der onderdrukkeren. De zucht naar 't goud zou ons beevende handen leehen; maar de liefde voor het Vaderland zal ons fterke armen aanbieden, wier vlugheid hunnen moed za! c vcnaaren. De gelukkige tydsomftandigheden, die de voltooijing van den Franfchen Staatsvorm verzeilen, zullen ons ontflaan, hoop ik, van de noodzaak , om onze toevlucht te neemen tot wreedheden tér redding van het Vaderland. De Volken zyn van alle kanten in beweeging: . een geheime ftefn zegt hun, eene gemeene zaak met Frankryk te maaken; en ik vrees minder de waakzaamheid der dwingelanden; dan de achteloosheid van onze Volksvertegenwoordigers. Het Comité Diplomatique is zeer langzaam te werk gegaan. (2) Ik ben een der yverigfte voorftanderen van deeze fta.-.tkundige handelwyze; maar het oogenblik nadert waarin langer draalen zoa ophouden nuttig, en beginnen fchadelyk te zyn. Laa- ten (a) Hier wordt gefproken van 4 oude Cemiti Diplom**, tique. (*") ritmee is k Mmtegm. k 2  C 4 ) • ten wy het döodelyk denkbeeld van eene vcrcefiigirij der aangrenzende landen geenen wortel laaten fchiétê». Door de mly ving van het Graaffchap Vcnaisfm af te (laan , zouden wy een braaf volk genoodzaakt hebben, of om treurig op zich zelf te ftaan, of zich door kortftondige banden te verbinden. Deeze weigering zou döodelyk geweest zyn voor andere nabunren, die vrienden van Frankryk zyn. De fchoonheid en hechtheid van onzen ftaatsvorm ipruiten voort uit derzelver innerlyke gelykredigheiden het zou tegen haai en aart gehandeld zyn , wanneer men geheele volksüghaamerr 'er aan wilde zamen hechten. Laaten wy eeuwig vast blyven (laan op de volmaakte in een -fmeiting,1 op de vereeniging der byzondereperfoonen,zonder welke die üghaamen weder met den hun eigenen geest zullen te voorfchyn komen. En waarom ,zyn de volkslighaamcn gevaarlyk ? Het is, om dat het bezwaarlyker rs haar, dan enkekop zich ztlij liaande perlbonen, onder het bedwang der wetten te houden. De heerschzucht van een' op zich zelf ftaand wezen is even driftig als de heerschzucht eener tot een lighaam verzamelde menigte; maar de zwakheid van het eene doet de byzondere verfchilkn in enkele rechtsge* dingen veranderen; terwyl de macht van de andere haar toelaat, bloedige en zelden afgebrokene oorlogen te onderneemen. De lighaamen van byzondere Volkeren eii Volksgewesten zyn de grootile geesfels voor hét menschdom. V/elk eene onkunde, welk eene barbaarschheid ons in verfcheidene tegen elkander naar yverige lighaamen af te perken , terwyl wy het voordeel hebben" varr eene der kkmfte dwaalftarren van den hemelkring te bewooncn ! Door het algemeen belang en de gemeene macht te verdeden, vermenigvuldigen wy onze jaloersheden , onze twisten. Een lighaam doet zich zelf geenen oorlog aan, en het menschdom zal in viede keven, wanneer het niet racer dan één Hghaam , u k t e e n i o e 70lk  ( 5 ) •Volk (3) zal uitmaaken. Een twi's't, die het leeren kost van millioenen menfehen , die ftcden en dorpen'verwoest, die de gedenkteekens om verre werpt, die de velden en werkhuizen van hunne arbeiders ontbloot, die de,oprichting vordert dier gevangenisfen, welke wy fterkten, en het onderhoud dier moordenaaren, die wy foldaaten noemen; een diergelykc twist zai niet meer kosten dan twee veilen papiers, of twee gehoorverleeningen van eenen vrederechter, wanneer alle menfehen burgers van één en 't zelfde land zullen zyn. De Ita'.iaanen van Genua voeren oorlogen met de Italiaanen van Venetië; maar de Franfchen van Nantes hebben flechts rechtsgedingen met de Franfchen van Bordeaux. Nimmer zouden wy een bloedig verfchil met Londen cn den Haag hebben , indien Frankryk zich zo verre ten, Noorden van Parys als ten Zuiden van Parys uitftrekte. Overweegt, leezers en toehoorers ! De verfcheidenheid zelve der Staatsbepalingen , der inwendige bellieringsvormen , is eene bloedige bron van haat en naaryver. Sparte en Athene vcrwepschten elkander even zeer uit hoofde (3) Toen ik in het voorleden jaar, myn ftelfel van hei stnig Folk aan het licht gaf, verwachtte ik eene menigte van tegenwerpingen, waarop ik antwoorden zal op eene wyze om alle gezonde verftanden genoegen te geeven. De overnceming van het zelve door den Heer Folney, in zyn boek over iepuinhoopen ftrekt my te veel rot eer, om 'er hem niet openlyk voor te bedanken. Men vindt myne ftaatkundige en godss dienftige beginfelen, opengelegd in myn gefchritt tegen Hertzberg, en in myn boek over ie zekerheid der bevtyzen voor den Mahometaanfihe» Godidlenst, zo wczer.lyk, teffens met mync wyze van leeren en bewceren, in het laatfte werk van derr. Heer Folney , dat vcele licdca van lettcien, na het boek ovei\ ie puinhoopen gelezen te hebben, tegen my zeiden : IFy hcfiben u gefczen, ztnfyr u te letten. A 3  C 6 ) de der verfchillendhcid haarer wederzydfche regeeringv vormen, als uit hoofde haarer wederzydfche eifchen o? de upperheerfchappy van Griekenland. i.n Uaatsvorm heeft eene zwakke zyde \ dit moeten iet ontveinzen; het is die, van aanéén mensch het r vin onze land- en zee-magt, het opzigt over oni.ftcdcn, en onze zeehavens, te vertrouwen; aan -h te vertrouw eu eene geheime onderhandeling ■ ' .andche dwingelanden , die eene talryke en -oc.Tcnde krygsmagt tot hunnen dienst hebn -enen Lanfcnloop van omftandighedea \ x.i ..lc nat Gemenebest in een dringend gevaar Zou brepgen, Zy die het voorftel doen, om het artykel van den Vorst, of eerlten Ambtenaar , op nieuw over te zien, verdienen gehoord te worden , behoudens de verfchuiving van hun ontwerp van Bcfluit- want de eeuwige grondbeginfels moeten bukken voor de verandeüyke Maatkunde. Laaten wy voordeel doen met onzen invloed op den geest der van een gedeelde volken. Laaten wy voordeel doen met onze ontzagverwekkende grootheid, en met onze aardryksligging in "t middelpunt ^an Europa op dm Oceaan en de Middellandfche zee. Laaten wy voordeel doen met de algemeenheid onzer taaie , en de verfcheidenheid der vreemde taaien, die in gebruik zyn by de Franfchen van den Rhyn en van de Schelde, van de Alpen en de Pyreneën. Eene taal plant zich fchielyk voort; nauwelyks had Cc/ar Gallie bemagügd, of het Latyn wierd de taal der Gaulen, het Gueksch maakte niet minder fpoedige voortgangen in Afie, na de overwinningen van Alexander. De Pomigcezcn verfcheenen raaar een oogenblik als overwinnaars in Indien , en noch hqden ten dage is hunne taal in gebruik op de kusten van Malabar, van Co.iomandel, van Malacca en Ceylonv De heilige Louis, of Louis de Negende, het Kruis op* het Graf van cenen Esfeaer willende plaman, liet, tot  ( 7 ) «en gedertkteeken van zyne dwaaze kruistochten , niets »a dan de taal van zyn land en van zyne eeuw, welke, aedert dien tyd, niet opgehouden heeft in gebruik te zyn, in alle de handelfteden van het Oosten. De taal in de Saatsitukken gebruikelyk, en in de ftaatkundige wereld, gaat in korten tyd de taal der handeldryvende wereld worden. De Franfche fchoolen vermenigvuldigen zich ïiï alle de handelfteden, in naarvolging van alle de Hoven van Europa. Een Koopman van Amfterdam of Londen fchryft in het Fransch aan zyne medehandelaars te Lisfabon of te Archangel; hy ontvangt de antwoorden Jn het Fransch, zp dat men met eenen enkelen bediende zaaken uitvoert, die voorheen tien der taaien kundige, lieden vereischt zouden hebben. Het algemeen belang vereischt ééne enkele taal ten algemeenen tolk te neemen ; en het belang van het menschdom is immers verjnogender dan Alexander cn Cefur. 'Er is niemand, zelfs tot de taalzuiveraars toe, die niet de nieuwe orde der dingen moet beminnen; want eene der groote oorzaaken v*n de veranderlykhcid onzer taa* le is, dat de hovelingen, de edelheden, en zy die als edellieden leefden , zich eene zekere gezelfchaps-taal maakten; het behooide tot den fmaak der fraaie wereld zich van aangenomene of door het volk in trein gebragte fpreekwyzcn te onthouden. Daar nu alles gewoonlyk van den Souvercin afvloeit, zal het vervolgens tot'den fmaak der fraaie wereld behooren de Majefteit des Volks te eerbiedigen : en de Franfche taal, de algemeene taal, zal niet langer verarmd worden door de grilligheden der dwaasheid. Dewyl het gebruik der Franfche taaie, in vreemde landen , een bewys is van eene goede opvoeding, leerde men het Fransch door eenen geest van llaatzucht; maar }n 't vervolg zal men dezelve leeren door eenen geest yap Volksgezindheid. Yeele Buitfchcrs , en andere 4 \. Noor-  ( « 3 ^oordelingen , neemen te hunnent den fchyn aan vaa, hunner eigene taaie onkundig te zyn, om zich te meerder aanzien in de welleevende wereld te geven. De. Grootc F reder Ik dreef dit zo verre, dat men ons in de. krygskundige fchool te Berlyn ftraffen opleidde, wanneer, wy de taal des lands fpraken. Ik waagde 'er niet veel aan, want ik was te Parys in de letterkunde onderwezen; en hier door heb ik ook nooit de taal van mya geboorteland recht gekend. Het waren Franfche boeken , waarin ik het eerst leerde leezen, de gejchicdktindige Catechismus van Fleury , en de Historie van Blauwbaard. En toen ik het vaderlyk huis verliet, wierd ik naar Brusfcl gezonden , vervolgens "naar Mans , en vandaar naar Parys. Deze tot myne levensbefchry ving behoorende uitftap zal den opmerkzaamen waarnemer niet. geheel nutteloos zyn. Zy zullen daarin meer. dan eene oorzaak vinden van den fnellen voortgang der leere, welke rk tot heil van het menschdom verkondig?. Ik verzamele zorgvuldig alle de tegenwerpingen tegen, myn menschlicyend fteifel, en geene is, tot nog toe, ü» ftaat om den minften pylaar van hetzelve te verwrikken. Men heeft my de verscheidenheid der. luchulreeken willen tegenwerpen, als een hinderpaal tegen de vryheid van den aardkloot ,■ maar de ondervinding van Bostoa en ChurUstown ; maar de vaderlandliefde der. Indiaanen van PvuJ'.chert, der Afiicaancn van Bourbon , der Ame. ricaanen van Sint Dumingo; maar de onafhanglykheid der zwarten in de blauwe gebergten van Jamaica, en, in de dichte bosfehen van G-uiana ; maar de flem der. na'uur, ci: de vryheid predikt aan den Prokees en aan ie,a Samoyeed; alle de gefchjedkundige gebeurdtenisfen, alle de wysgeerigc reizen leveren zo veele getuiger.isfen op ten voordeele van onze aangeborene drift naar de vryheid. Ik weet wel dat veele volken zeer verbeest zyn;maar verlaat u. op onz« zorgen , en de verbeesiing 'zal vaa  e 9 5 van ouder'hef menfchelyk geflacht verdwynen. J5e mensch is uit zyne natuur arbeidzaam , dewyl hy uit zyne natuur gierig, hebzuchtig, en een beminnaar van zich zelf is. Het is altyd de fout der regecring, wanneer een volk lui en achteloos is. Verbreekt de banden, die my weerhouden , en ik zal gaan: opent deze kooi , en de vogel zal zich in de lucht verheffen. Om te antwoorden aan hen, die my ftoutelyk ftaan4e houden, dat de vcrfchijlende. volken weigeren zouden , om maar een eenig volk uit te maaken; ilaa ik aan deeze Heeren voor, met my de wereld te doorreizen, en het belang van elke volksverzameling te raadpleegen; want alle ftaatkundige. grondfielling moet op het a'gcmeen belang gevestigd zyn. Laaten wy in de eerfte plaats de Hollanders raadpleegen; indien evenwel het fchandelyk EngcLch - Praislisch juk hun nog de., vryheid van fpreeken laat: dit handeldryvend volk zal u zeggen, dat zyn voorfpoed den hftogften top bereiken }P,l{> }r#en zyne fchepen vryelyk in alle de havens der wereld konden binnen loopen; indien het verlost ware; van den invloed van eenen vreemden en jaioerfchen nabuur; indien het beveiligd ware voor het van tyd tot tyd plaats hebbende onheil van zee- en land - oorlogen , cn voor het ecuwigduurend onheil van eene vaste landen zee-magt. Inderdaad, elk volk is op zyne hoede; men. onderhoudt eene vaste legermacht, dewyl men zyne nabuuren wantrouwt. Het zelfde zou in elk huisgezin plaats hebben ; onze huizen zouden verfterkte plaatzen zyn , indien eene geheele ftad , of eene geheele landitreek niet aan eene gemeene wet pnderworpen ware. Het is met het menschdom , in volken verdeeld , even eens gelegen als met de leenheerlyke regeeririgloosheid, welke vreedzaame landhuizen herfchept in verrtetkte kasteden , in broeinesten van roovers en moordenaars. Het is dus Yan het lelang van den bezitter van goederen, van A 5 den  C 'O ) den handelaar, van den bewooncr der fteden en des Platten lands, de algemeene lecnhcerfching te vernietigen , na de binnenlandfche , of by hun volk plaatshebbende leenregeering afgefehaft te hebben. Raadpleegt den Engdschman, den Schot, den lerlander; zy zullen dezelfde taal tegen u voeren als de Hollander, de Duttfcker en de Rus. De bewooner van het Britfche Eiland ^ die zich in fchranderheid boven alle de volken van het vaste land waant verheven te zyn, zal zich haasten ora zyne afgevaardigden naar de te Parys zittende Volksvergadering te zenden, en oude herinneringen zull«n hein, een geheim vermaak doen fmaaken in het uitwisfcheq van den naam van Engeland, ziende het edelmoedig Frankryk zynen fchoonen naam opofferen aan eene alg:meene broederfchap. Br est en l'ortsmouth zullen verbaasd ftaan van elkander in hetzelfde land te vinden, en hunne dreigende wapenhuizen veranderd te zien in voor», raadfchuureu van den Koophandel. Dat men ophoude pns de yereeniging van groote lig. haamen voorteftellen : de voorbeelden der dertien Canto ns , der zeven Provinciën, der veertien Staaten, ftryden tegen dit wangediochtelyk ftelfel • en derzelver inwendige verdeeldheden zonden noch veel menigvuldig ger , veel zwaarer, veel doodelyker zyn , indien de vrees voor de groote Mogendheden hunne onderlinge jaloerzyen niet in den band hield. Men heeft reeds genoeg aan het zelfzoekende der byzondere perfoonen, zonder dat men den rnaatfchappelyken band verzwakke door het zelfzoekende der vereende lighaamen. Het ftaal en het marmer zyn niet hard en glad dan door de fynheid der tot derzelver wezen behporende deelen; de echte wetgeving en het beltesdig geluk zullen de. vrucht zyn van de éénheid des menschdoms, van de kleinheid der tot deszelfs btftaa* behoorende deelen. Twee zonnen aan den gezichteinder zouden on< ten yalsca Jicht &even; twee  C ti ) Soiwereinen op de aarde zyn even ongerymd als twee Goden in den hemel. Frankün had tien jaaren langer geleefd , zo hy America had kunnen verdeelen , gelyk wy Frankryk verdeelen: Herlzberg zou nooit den voet tt Holland gezet hebben, indien het verbond der Zevea Souvereinen hem niet een ruim veld voor ilaatskunltige listen had opgeleverd: de rotfen van Zy.itzerJ.and zouden in de achttiende eeuw niet met het bloed hunner bcwooneren befproeid zyn geworden, zo niet de verfcheidenheid der Souvereinen daar onrustvcrwekkende grondbeginfelen onderhield : Aviguon en Carper.lras zouden niet alle de ysfelykheden des oorlogs onder onze oogen vernieuwd hebben, indien deze vruchtbaare landftreeken in het haar omringend gemeenebest ingelyfd waren geweest. Het is te meer dringende Uil te blyven liaan hy de ftaatkundige oorzaak van het ongeluk en het geluk der nienfehen, daar wy op het punt ftaan van groote veranderingen te zien, en een verkeerde flap van de Nationale Vergadering beklagenswaardige gevolgen zou voortbrengen. Wy hebben afgezien van alle vyandlykc veroveringen, maar het zou nuttig, pryswaardig en leerzaam zyn ,een befluit te neemen , waarby men afzag van alle. vereeniging in een lighaam van het eene volk by het ander. Hier door zou men uit den weg ruimen alle de ftraikelblokken der onkunde, welke niet denkt aan de noodzakelykheid van eene vereeniging der perfoonen. Twee volken, twee volksliglisamen, verbeelden zich ia de hettc van eene eerfte verbindtenis, dat hunne vriendfchap onverbreekbaar is; maar de wysgeer zit 'erachter die de broosheid dezer kwalyk aaneengcfnoerde banden doorziet. De vrees voor eenen derden verlengt deze verbindtenis; maar te eeniger tyd zal deeze argwaanende derde zekere bepaiingea ondervinden, die de lïand.kejpbmdc betrekkingen vtaiieekvn zullen. En de vol- kesa,,  ken, verdeeld door den elk eigenen volksgeest, en over,-! gelaten aan de dwinglandy der driften , zouden de dwingJandy der overheerfcheren betreuren. Ik wil noch opperheeren , noch volken; en allen, die myoe redenen wel zullen weegen, zullen het me: my eens zyn : zy zullen zich fchaaren onder den ftandaart van het menschdom, terwyl zy met vervoering uitroepen: Eén Folk, iéne Volksvergadering , één Vorst. ( 4) Maar hoe dL. Utopisch ontwerp uktevoeren, 't welk grove denker$ vergelyken by den droom van den Abt de Saint- Pierrei Ik zou even goed den Ryksdag van Regenshurg vergelyken by onze Nationale Vergadering; het ftaatsfteliel van Duitschland by de Franfche Conftitutie. SaintPicrre nodigde de op zich zeiven ftaande Mogendheden van Europa, om een wanftaltig en belachlyk Congres te maaken, 't welk meermaalen den oorlog dan den vrede zou veroorzaakt hebben: en ik ftel eene yolfirekte gelykheid voor, eene volkomene vernietiging van alle de hinT derpaalen, die de belangen van het menschdom tegen elkander doen loopen. Men heeft reeds genoeg aan de noodzakelyke tegeneenbotfmg der byzondere perfoonen , zonder die der nuttelooze en fchadelyke groote hghaamen te doen ontdaan. En het is met geene geringe vol», doemng, dat ik in het ilelfel van het evenwigt van Europa eene nabyzynde oorzaak der vervulling myner wenfchen ontdekke. Dit evenwigt zou niet één oogenblik ten voordeele der vryheid kunnen overflaan , zonder dat alle de dwingelanden als door eenen blikfemflag vermorfeld worden. Dus zien wy ook met eene levendige deelneming de voortgangen van. het Repubhkeinsch ftelfel in Engeland. De E;igcljchmax,Mzn zyn Hoogeihuis verlost,zal een (4) Het woord Vorst wordt hier in eenen wysgecrige» gin voor alle volkvertegenwooidigeuile oppermagt genoraciji  Os) «éri ötfg op het vaste land (laan; hy zal zien, das Frankryk, door deszelfs aardryksligging , Braband'; Holland,-Luik, Savoyen, en alle deKeurvorftendommen aan den Rhyn en den Mein tot zich trekt. Dit voor eenen overheerfcher verichrikkelyk gezicht wordt een verrukkend fchouwfpel voor vrye lieden'. De Engelsch*na», door de Oceaan binnen enge grenzen bepaald, zal zyne belangen berekenen, welke, in overeenftemming met de zedeleer, hem de verdeeling in Departementen , en de afvaardiging van gemagtigden naar de te Parys zitting hebbende Volksvergadering zullen doen aanneemen. De oude jaloerzyen zullen te gelyk met de oude benamingen en oude verdeelingen verdwynen. En, van ftap tot ftap, zullen de Spanjaarden, de ha', liaanen, de Deenen, alle de volken door onze aandryVmg van hunne kluisters ontflagen, dezelfde redenen hebben, om de bewooners der boorden van den Amjleï■ van de Maav, van den Theems en den Shannón naar-' te volgen. . De geheele wereld zal zich haasten, om zich in een te fmelten in de groote maatfchappy, om in derzelver voordeelen te deelen, om 'er de genoegens van te frriaaken én om 'er geenen onaangenaamen invloed van te ondervinden. De bezuiniging zal onberekenbaar, de Jasten zullen ligt, en het geluk onbegrensd zyn. Een Volk 't welk hardnekkig genoeg zou zyn, om op zich zelf té' willen blyvenbeftaan, zou een voorwerp van belacchin* *yn: zyne dwaasheid zon het met fchande overlaad oen. tieftSV' Vryheideven ecns plegen ai met de Z rf ZyZ0£ktde evenSe^eid, zy neigt *a« dehereemgmg: de vryheid, wat MontesguUu 'er ook van zegge, is een plant, die zich aan alle luchtftree£en gewent. Zy is thans uit Griekenland verbannen *™ zy wacht Hechts naar eene Sun%e gelegenheid, om den  ( «4 ) tien overwonnenen Grieken en den Turkfchcn overwin* haaren de rechten van den mensch en van den burger weder te geven. De ligtfte fchok zal de gelykheid en het geluk invoeren op den vermaarden grond dezer beide ilaaffche volkin. De wysgeer zal, terwyl hy het menfchelyk hart onderzoekt, het volk de fakkels der tweedracht ontnecmen ; en , daar wy het onderfcheid van uniforme het iiorten van bloed onder burgeren hebben zien veroorzaaken; zo moet, met des te meer reden, het itaatkundig onderfcheid der volken de bloedigite twisten opleveren. De dag nadert, dat een decreet over het algemeen Gezin niet verbaazendcr zal fchynen, dan het decreet over de blauwe kleur en den geelen knoop der Garde Nationale van Frankryk. Dat men zich de twisten van den Romeinfchen Raad herrinnere, wanneer men , na het inneemen van Feji, den voorflag deed om het gemeenebest in twee Raadsvergaderingen, in twea gélyke Regceringsformcn te verdeelen. Al wat men tegen dezen listigen voorflag, die na een ryk onderzoek verworpen wierd, te berde bragt, zou zeer veel tot ondrrrteuning van den mynen kunnen dienen. En alle de onheilen , die het Roomfche Ryk troffen , na de ftichting van Conflantinopólen, en het verfchynen van den arend met twee koppen, zouden noch andere bewysredenen opleveren , waar van ik gebruik zou kunnen maaken. Maar het is onnodig aan lieden , die door hunne eigen tegenfpoeden verlicht zyn, aan lieden, die eindefyk aan zich zeiven zyn wedergegeven, aan lieden, die vryelyk met hun eigen belang te raade gaan, het is onnodig denzuiken de wysheid of dwaasheid van Ariftocraiifche Raadsvergaderingen, of despotique Hoven aan te wyzen. De eenheid, de eenheid! de ganfche Natuur roept ons toe, de eenheid! onze Conllitutioncelc decreeten zyn even gefchikt voor de twee keerkringen ,alj voor de beide ysgórdeïs. Wy zullen met den Portugees en  C 15 ) f den W^gccne inquiftu oprichten te Gs« ei ttma; wy zullen met de Engel/chen ^ Hollandersgeeften haatelyken uitfluitenden handel invoeren mWe en de Molukfche Eilanden. Wy zulleh de beide b,dic„ onder het juk van de Rechten van den Mensck brengen • ditjuk zal duurzaamerzyn dan dat der Monniken vaa" Madrid, 0f der handelaaren van Lererpool: ik beroem T/JT m dm bUrSerSC£St der heidenfchc cn MahometaanfcheNanonale Gardes vanP,*^ en Chandcr, eenen Godsdrenst oeffene, die hem goed dunkt; de alge- boueweKT? "eG0dsdienften' aUfi ^rtenvanLandouvv befchermen. Al wat niet nadeelig is aan de Maatrchappy zal yne yrye ^ hAh^ Her ™ r Jr61, d«cn,icvcn^ ^nfchenhaateren. Het menfche yk geflacht zal altyd de overhand hebben tegen de vyanden der menschlykheid, tegen de voof J nders der flavernye, tegen de drogredenaars, dienl fcegrypen hoe de Franfche Conffitutie het geluk zou kunnen maaken van hen, die zich te ruste begeven y™ T genvoetelmgen, terwy, men oP ons halfLd o?L r. Deze drogredenaars verfchanfen zich achter de op de kl ur der opperhuid „eunende Afifloiratle der Suiker! banden, en achter li Arifiocratie ^ veelwyle ol erhngen : even als of de naverny in Ameri t^n kende, na den val der Africaanfche dwingelanden" ,1 hL 7n bCflaan k°nde met de Nationale Vrv h d! .uien negen vrye lieden zich het ongehuwd I ^n, der ontmannmge, overgeven , om eenen enke'en, K mCt T ***** vrouwen te laaten kwynen? SS tT^ " d—d—- die Ie mol , geiykneid der algemeene vastflellinge der Recht*»  ( 'O fcn inneeaien, en de onheilen van alle barbaaffc'ie' irP fteiiingen vergoeden. En zulk een wild of verbeest volk , 't welk, zyn eigen belang miskennende; zich in het fou-' verein gezin niet zou willen inlyven ,' zou 'er niettemin den ge-zegenden invloed van gevoelen, door de verlichting, welke wy op hetzelve, ter zyner toekomftige befchaving-en duurzaam geluk j zouden vcripreiden. Het verlclüT der muntfpecicn belet den Europeaan niet met den huni.an handel te dry ven; het verfchil der gewoonten belet niet, dat de mênsch overal dezelve gewaarwordingen gevoele , of in ftaat zy te gevoekn. De reden is zo vermogende, dat wy een geheel volk hebben zien affland doen van de eifchen des h'eerfchenden Godsdiensts, dat is te zeggen, van de heerfchappy der priestcren, om dus aan de naarvolgers van verfchilJcnde Godsdienllen het volkomen genot der bttrgeriyke rechten te laaten. De Godsdienllige vryheid vereffent alle groote hinderpaalen, zy verecnigt alle menfehen rondom de vierfchaar1 van het geweten. Men zal zich meer bezig houden met de dingen van deze benedenwereld , dan met die van. daar boven; zo 'er evenwel een boven ert beneden is. De ongelovige, die het beftaan van een God lochent zal even vreedzaam gehoord worden' als de welmeenende mensch, die by den Coran of den Zend-Avesta zal zweren. Men zal van God fpreeken, meer om verandering in de gefprekken , dan om verandering in de leerftukken te maaken. Ik zal, by voorbeeld 4 ftaande houden , dat de wereld ongefchapen is, en dat 'er geen ander God is dan de wereld. Myn vriend zal zich vermaaken met my te vraagen, hoe ik- het maaken zal met den voortgang tot het oneindige, en met de eindelyke oorzaaken. Is het ei eêr dan het kieken, or' het kieken eêr dan het ei? Hebben wy tanden om teeeten, of ecten wy om dat wy tanden hebben? lkzoi* gaat-  C 17) gaarne voor deze twistvraagen ftilftaan , indien, door deeeuwigheid van God' toetelaaten , zich niet dezelfde zwarigheden opdeedcn. Ik zal, op myne beurt vraagen, of, 't geen wy den tyd noemen, niet eene begochcling, een ydele fchyn is; of God eene eerfte, eene tweede gedachte gehad heeft, of hy aan het ei gedacht heeft voor hy aan het kieken dacht; of omgekeerd ? Zie daar den voortgang tot het oneindige. Wat de eindelyke oorzaaken betreft, hel is niet verbaazender dezelve irt de eeuwige natuur te vinden, dan in de eeuwige Godheid. De Natuur, ik beken het, is een groot wonderverfchynfel; maar uwe onzichtbaare , onbepaalbaare God zou een noch veel minder bcgrypelyk vcrfchynfel zyn. Gy wilt het eene wonder door een ander wonder verklaaren. Het is klaar, dat Gy door eenen onbegrypelyken Theos by eenen onbegrypelyken Cosmos te voegen, de zwarigheid verdubbelt, zonder dezelve op te losfen. Ik houde my aan 't geen wy begiypen, aan 't geen wy tasten, zonder den middag op veertien uuren te zoeken. Ik gaa opklimmen tot de bron van alle onoplosbaare gefchilftukken. Waarom beltaat eenig ding? Waarom beftaat uw zogenaamde God? Waarom beftaat het zeer wezenlyk Heelal? Wy weeten 'er niets van; maar men begrypt ook niets meer van het volftrektc niets. Het komt my voor, dat het Ruim noodwendig beftaat. Nu, indien eenige zaak noodwendig beftaat, kost het niet meer om het bevatte toe te laaten, dan het bevattende. Laaten wy dan de zonnen en ontelbaare planeeten in het ruim eeuwig laaten rondloopen. Zy die het ftelfel van eenen God dry ven, houden met Plaio ftaande, dat de wereld, de beste der mogelyke werelden, van alle eeuwigheid in het begrip van God vooraf beftond. Wy zyn het allen eens over dit eeuwig keftaan, 't welk de aaneenfchakeling van alle de natuur! B lykc  lyVe verfcliynfelj, den voortgang tot het oneindige, éri de eindelyke oorzaaken bevat : wy verfchil'en flcchts over het toeiaatai van eenen God/yic-. Vorm , zo nutteloos, als hcrfenfchiramig. De wezens zonder nood/aak te vermenigvuldigen is tegen de eerfte gionden derwysgeerte te zond gen : derhalven hebben de Atheïsten gclyk tegen de Theisten. De ydcle nieuwsgiengheid der bovennatuurkundigen , en de raaiende heerschzucht der Godgeleerden hebben de duidelykftc denkbeelden van cns verftand duister gemaakt. Voor de algemeene en onverandcrlyke wetten der Natuure heeft men de byzondere en wankele wetten van den mensch in de plaats gefteid. De verfchffiende wyzingen in het bellaan der planten en dieren , welke wy geboorte en dood noemen-, hebben ons een begin en een einde doen Hellen tegen het groot geheci, fckoon wy toeftemden, dat niets in het Heelal vernietigd wierd. De uiterlyke gedaanten veranderen, de hoofdflorfen vereenigen, en ombinden zich; maar haare wetten zyn eeuwig. Het middelpunt kan van plaats veranderen, maar het zv,aarte-punt is önveranderiyk. Alle de planeeten en trauwanten van onzen kleinen kloot zouden in een kunnen ftonen in den fchyf der zonne, zonder dat eene der natuurwetten verbroken wierden, zonder dat iets uitweek uit den onmeetbaaren kring der zamenvoegingen en wyzigmgen. Tien of twaalf fterrekundige bollen zyn onmerkbaar in de oneindige menigte van zonnefte'feJs, die in het onmeetbaar ruim rondloopen. Tien pf twaalf zantkorreltjes nuer of mi op de oever van den Oceaan zullen den regelmaatigen loop der vloeden en der pasfaatwindeit niet ftooren. Indien het mogelyk is dat eene iiaartfter, door een flag van haare ftaart, het geheele menfchelyk geflacht verdelge , zal het ook mogelyk zyn, dat een ander hemelsch lichaam eene andere volkplanting van menfchen op dc aarde bïjnge;- ten minden zo, door eün on-  ( 19 ) enbegrypelyk verfchynfel, her dierlyk zaad niet van zelf dieren voortbragt, gelyk het zaai der planten d: p anten voortbrengt, Waarfchynlyk zyn de Cpmeeten en Planeeten onderworpen aan algemeene wetten, welke haar behoeden voor alle gevaarlyke aanraking of aannadering. Voor het overige moet dit alles ge:n oniust verwekken by enkele wezens, die van heden tot morgen te voorfchyn komen en weder verdwynen; en wier wederverfchyning, wier wederzamenllelling ten leren zo niet onmogelyk, ten minften zeer weinig waarfchynlyk is. Wy kunnen niet meer twyrfelcn, dat het leerfte fel der Theisten niet ft'eune op eenen noch niet toegefhanen bewysgrond. „ Alle gewrochr, zeggen zy, (let wel, „alle gewrocht,) 't welk ons middelen en een einde >,aanwyst, kondigt eenen werkmeester aan; derhalven kondigt dit Heel al, zaamgefteld uit fpringveéren, uit middelen, die elk hun einde hebben, eenen hoogst9, vennogenden ei. hoogstkundigen werkmeester aan." Men laat hier a'tyd de tweede Helling (de minor) met opzet agterwege; want deze iluitreden zou niemand veiftrikken. Zonder twyrTel kondigt alle gewrocht eenen werkmeester aan; maar ik ontken , dat het Heel-al een gewrocht zy. Ik zeg, dat de wereld een eeuwig Jing, een ecuwig wezen is. Men zou, met het armhauig bewys der Theisten bewyzen, dat hun eigen God door eenen werkmeester gemaakt is. De bewyzen u t niet tocgeilaane gronden getrokken zyn eene open deur voor de groffte dwalingen: deze zyn de waarachtige fleutels van St. Pietcr, waar mede men het ligtgelovjg menschdom duizenden morgenslands, en duizenden van flicht- offers ontfteelt. Alle gewrocht, dat Derhalve»- is 't Heel-al een gewrocht. Alle gewrocht, d..t .... Derhalven is God een gewrocht. Belachlyke drogredeB S nen,  ( —O > rien, welke men of beide moet toeftaan, of beide've» werpen. Maar 't'Heel-al is zo wonderbaar! Ja, maar uw God de Schepper is noch veel meer wonderbaar. Men verKlaart een minder wonder niet door een grooter wonder. Het gezond verftand wil, dat wy ons eenvoudig houden aan 't geen het minst zamengerleld en 't minst verbaazend: fchynt. Het geloof van eenen God brengt zo veele rampen voort, dat men, na het voor en tegen in de weegfchaal der voor- en na-deelen gewogen te hebben,, met den verftandigen en diepdenkenden Hobbes uitroept: Dat een overheidsperfoon , die eenen God in een Gemeenebest van Aiheisttn kwam voorteftellen , een fleeht burger zyn zou! Inderdaad, alle de Godsdienuen loopen ftorm op de gezonde reden; want de Godheid vcrdwynt wanneer men 'er Hechts een uur over denkt. Hoe zedel yker nu de menfehen zyn zullen, dies te deugdzaarner zullen zy ook zyn , dat is, nuttig aan de maatfchappy : derhalven is de Godsdienst eene ziekte der maatfehappye, welke men niet te fpoedig kan geneezcn. Een godsdienllig mensrii is een boos dier; hy gelykt die beesten , welken men alléén temt om ze te fcheeren en te biaaden ten voordeele der Kooplieden en Vleeschhouweren. De reden is eene meesteresje,. die alle de vermogens van ons verftand'moet werkzaam houden: zy wil alles of niets. Geen vooróórdeel kan hier of daar huisvesting vinden, zonder dat het deszelfs onvoorzichtigen en goedhartigen huiswaard duur te ftaan kome. De huisgezinnen, de volken zouden te ryk, te gelukkig zyn, zonder de ry der voorobrdeelen , wier cylïers hunne fchuldboekeh overladen. De ondeugèndfté, de fchandélykfte ambtenaar is hy, wiens oordeel het zwakfte is. De dwinglandy dér drogredenen is erger dan dc dwingland',- der Koningen» En zulk een man , die, in het oog: vaa.  »an!het gemeen, doorgaat voor deugdzaam, voor.e*kreukbaar, is in myne oogen de flechtfte , de bedorveiv fte der tweevoetelingen; want zyne drogredenen zouden ©ns tot onzen val, tot de regeeringloosheid, tot de llavemy brengen, zo niet de dappere benden der gezond» koppen de verwoestingen der flxoopcrcn, der rooveren xi de redeneerkunst ftuitten, Het zwaard der barbaar'e» heeft minder menfehen , minder fteden, minder ftaaten vernield , dan de tong der gewyde en ongewyde drogredenaaren. • Een ondeugende bewysreden brengt den oorlog, de .pest, den honger, de bankbreuk, de flaverny en de fchande voort; eene ondeugende bewysreden fnieedt ketens voor de goede burgers.; zy voedt den Arifioeratüfchen bedrieger, ten kosten van het bedrogen volk. Geeft my de keus en de macht van wettiging der drogredenen, en ik zal my volftrekt meester van ket gemeenebesr maaken. .Laaten wy niet kla.ig.en over 't gemis der voorgewende vertroostingen., welke de herfenfehim van eenen wreekenden en vergeldenden God den dwaazen ftervelingem oplevert: dit is flechts een verzagtendJiulpmiddel by volken , die , in den naam van God, door Koningen en Priesters geplaagd worden. Eenige enkele lieden zullen eene kinderachtige troost vinden in het aanroepen van eene herfenfehim, maar het in flaverny .gedompeld volk za,l altyd ongelukkig zyn. Uoratius zei tegen de Goden van ézw Olympus; Geeft my gezondheid en middelen vanb> ftaan,, en bemoeit u met het overige niet. Wy zul en tegen de Godsdienstdryvers zeggen : Laat .ons de vryheid , het overige zal van zelfs komen. In der daad e onder de heerfchappy. der wet, houdt de landbouwer, «e werkman zich bezig met zynen arbeid en met zyne intfpanningcn , de ryke met zyne zaaken cn yermaaken, m de iieele wereld is gcnoe^/aam a 'getrokken. Men •B 2 .heeü  heeft het genot van het leven zonder aan den dood te denken, en dervende herhaalt men het verheven gezegde van M-.rabcau: flaapen. De flaap ftrékt den mensch tot genoegen ; ieder eën , ryk of arm , gelukkig of ongelukkig, geeft zich met vermaak daar aan over. De Natuur is toegevender, voorzieniger dan wy, met onze zotte en treurige evangelifche leerredenen. Een prediker , die zyne fchaapen door zedekunftige leenfpreuken over de hel en het vaagevuur vrees aanjaagt, is hondermaalen verachtelyker dan een kwakzalver van het plem van Lodewyk den Vyttienden, die op zyne ftellaadje Hechte artfenyen verkoopt. De een vergiftigt zekerlyk de ziel, de ander vergiftigt waarfchyneyk het lichaam. -De anfenyen van den eerden kosten den Staat honderd miliioenen, dat is, zo veel als de oorlog en de zeedienst. Een wfde deel der belastingen wordt verflonden door eene befpottelyke en naargeestige kwakzalvery. De mee'aanbiddende Priesters zyn noodwendig onnofele halzen , of bedriege s; en het geheele volk legt zich eene belasting op, om het bedrog en de zwakheid van geest t cnde;houden ! Dit is wangedrochtelyk in het zede- en in het djatkundige Waar zyn onze meiers ? De nauwgezette Meiier bad God en menfehen om vergeving, dat liy zyne kerfpeüngen den Godsdienst, het Christenapenfpe', geleerd had. Zullen onze drieën tachtig Bisf hippen zo op-echt zyn als de goede Geestelyke Metier ? Voor 't overige , 't volk zal zelve recht doen over het dwaaze Roomschkatholiek geloof. De Roomfche Kerk is een gebouw opgetrokken op de onfeilbaarheid; men zou 'er geen eenen deen uit kunnen neemen zonl der dat de geheele winkel in duigen valle. Het meerderdeel der vrye menfehen weigert reêds als vuige flaaven het hoofd in eene bicchtdoel te buigen; zonder biecht nu is 'er geene kerkgemeenfehap; en het is nutteloos de mis.'e te hobren, wanneer men var. de vergiffenis van het  ( 23 ) het priesterfchap afftand doet. De nutteloosheid der buitenfporige kosten vaneenen verachteiyken en.verachten Godsdienst zullen zich by de bekrompenile burgers doen gevoelen. Welhaast zal 'er niet meer dan één algemeene wensch zyn, om de kerken, de bedehuizen , te veranderen in ichoolen voor de jeugd, en broederiyke vergaderplaatfen. Men zal zich byeen verzamelen om onderricht te worden, om te leeren leeven; en niet om zich te verbeesten , om te leeren groeijen. Dc weldaadige w e t zal de plaats van eenen nietsbeteekenenden tsoD inneemen. Nooit zal men den naam der wcr te vergeefs gebruiken. De Hecren Geestelyken moesten tot deze heilige herfchepping medewerken; zy zouden zich met roem en zegeningen overlaaden. Dat zy niet vreezen voor de affchafdng hunner bezoldingen; want wy zouden niet minder edelmoedig zyn jegens de nieuwe Priesters, dan jegens die van het oud beft uur. Kiest , Geestelyken, tusfehen de waarheid en den leugen, tusfchen de eer en de fchande. Maar indien wy de leer van een noodlot, eene voorbefehikking, toelaaten, indien de mensen niet zedelyk vry is, dan is 'er geene deugd, noch ondeugd meer; dan zullen Fer.eJan en RavaiL'ac met elkander gelyk (laan! Valfche gevolgtrekkingen van eene onbetwisrbaaie grondftelling. De ondeugd en de deugd zyn even wezenlyk als de mismaaktheid Gn de fchoonheid. De deugd is dc fchoonheid der ziele, de ondeugd is de mismaaktheid der ziele. Myne vriendfehap en myne liefde z;.n niet minder vuurig, fchoon niemand zich zelf ce hoedanig* lieden der ziele en des lighaams geeft. Alle de ftervelingen zouden fchooa zyn , indien dit van hunnen wil afhing; alle de ftervelingen zouden deugdzaam zyn, indien zy 'er den wil toe konden hebber. Niets ter wereld is meer vrywiFig dan de wil, die ons •nwederftaanbaar kidt. Wy kunnen dus ons oordeel B 4 aiet  C 24 ) niet te veel zuiveren, door gezonde en klaare denkbeelden. Op deeze grondflagen moeten de wetten gevestigd zyn. De Maatfchappy zal der deugd aanlokfelen aanbieden , en der ondeugd hinderpaalen voorleggen. De imert en de fchande, de eer en het vermaak, de vrede met zich zelf en met anderen , zyn de aanlokkende of terughoudende beweegredenen , welke onzen wil tot het goede of kwaade leiden. Het goede heeft over het algemeen de overhand; want de ingefchapen neiging tot de orde is bynaar het geheele menschdom eigen : en deze natuurdrift, door het despotisme of de Jri/locratie gedwarsboomd, of ontaard zynde, roept alle ondeugden voor den dag, in plaats van alle deugden voort te brengen. Hier uit ontfpruit eene volledige verdediging van het Republikeinfche beftuur; ik beroepe my op alle denkende lieden , die myn werk zullen leezen. Myne wysbegeerte is te waarachtig om ergeriyk te kunnen zyn; en de zwakke geesten, die dit licht niet mogten kunnen verdraagen, moesten de Natuur raadplegen, welke alle befchouwende leerftelfels met eenen vertroostenden fluyer bedekt. In der daad, wees Jtheist of Deïst, Materialist of Spiritualist; gy zult altyd uwen gewoonen tred in den loop des levens gaan. De bovennatuurkundige denkbeelden verdwynen als een droom in de onderhandelingen van de burgerlyke en ftaatkundige wereld. Eelvetius en la Rocheloucault zullen my de bekoor!ykheden der vriendfehap -niet ontneemen ; Fontana en Spallanzani zullen, na my myne minnares door het microscoop vertoond te hebben , het vuur niet verminderen , 't welk my in haaien fchoot op nieuw bezielt. De vriendfehap zal by de zedelyke ontleding niets verliezen; de liefde zal niets verliezen by de natuurlyke ontleding. Ik weet, dat Venus e;n gedrocht is in het microscoop; Ik weet dat Pyladcs geenen.  C *5 ) tien ftap naar Orestes zou doen zonder het perfoonlyk zelfbelang; maar de natuur, vermogender dan de redeneerkunde , doet my Venus en Pyladcs aanbidden; zy doet my werken en genieten , als of ik de vryheid had van te willen, of niet te willen. Deze beknopte aanmerkingen kunnen tot antwoord dienen op de langwylige redeneeringen der Godsdienstdryveren tegen de vvysgeeren. Als gy op het land leeft, zult gy meer denken om uwe kooien, dan om uw geloof, of ongeloof; leeft gy in de llad, dan zullen uwe uitfpanningen dc befpiegelingen van uwen geest verfiinden. De fterkc wint het altyd van den zwakken; de heerfchappy nu onzer zinnen is oneindig vermogender dan de bewysredenen der bovennatuurkundigen. Het wezenlyke is, zich aan de heerfchappy der bedriegeren te onttrekken , en zyne dagen te flytenin de bezigheden van onze nyverheid , van onzen ftaat, van ons beroep , en in de vermaakcn, die met onzen fmaak, en met de omllandigheden, waarin wy ons bevinden, overeenkomen. Niets is akeliger dan de dood in de oogen van een Christen, en de Christenen evenwel, ter zelfder tyd dat zy eene bezwaarende fchatting aan hunne bedriegers betaalen ; vetmaaken zich, eeten , drinken, zingen, fpeelen en lacchen, als of de hel en het vaagevuur hersfenfehimmen van het heidendom , of vertooningen waren , die men 't volk op de markten laat zien. Het is om dat de natuur wyzer is dan de menfehen. En indien alle de Wysgeeren eene taal als de myne gevoerd hadden, dan zou men niet op de drinkmaalen , op de feesten en maaltydcn zeggen : O droevige reden ! Want myne Wysbegecrte, dat is te zeggen, het gebruik, dat,ik van myne reden maak, leidt tot wezenlyke vertroostingen, tot verrukkelykegenietingen. Dc beminnelyke deugd en de volmaakte gerustheid zyn de vruchten van myne duideiykc , onweerilaanbaare redeneerwyze. B 5 Men  Mm wint veel met dc deugd onder liet beftuur de* vryheid; men wint veel met de ondeugd onder het juk der overheerfchinge. De boozen fluipeh aan het Hof in, om de cerïyke lieden der Stad te onderdrukken. De cerloozen maaken zich meester van de aan banden gelegde drukpers, om ongellraft de deugdzaame en onafhangelyke lieden te fchenden. De tytel van een roué ( eenen fynen fchelm) baant den weg tot de gunst; de tytel van JVysgeer baant dien tot de fteengroeven. De naam. van pluimftryker is een middel om fortuin te maaken; de roem van een wyze te zyn is een giftbrief van armoede. Het bygeloof en de fchaamteloosheid fpeelen de eerlte rol, de waarheid en de eer zyn finadelyk verbannen. Het willekeurig gezag bepaalt de hoop in een kiein getal van onreine handen, de vryheid geeft de hoop aan het geheele volk. Zonder hoop nu is 'er geen naaryver , geen deugd. En daar de mensch uit zynen aart zo trotsch als nyver is, zal men nimmer eene tegenomwenteling tc wege brengen in eene Uitgeftrekte landftreek , waar de eenvoudige landman zitting in den volksiaad heeft, waar de eenvoudige handwerksman niet voor het meesterfchap betaalt. Frankryk geleek naar de hel van Dunte; maar wv hebben 'er een Paradys van gemaakt, door 'er de duivels uit te jaagen, en 'er het döodelyk opfchrift voor weg te fcheuren : Lasciate ogni fperanza yoi ch' entrale. Wy i'maaken de verrukkelyke vruchten der wysheid, terwyl wy dc bittere vruchten der dwaasheid, der verbeecting, vervloeken. De heilige vriendfehap is een voorwerp van befpotting in de flaverny > de onftandvastigheid en trouwloosheid ryn heerlyke daaden; het byzonder verraad wordt eene «penbasrc zegepraal onder den fcepter der onderdrukking, onder de regeering der hovelingen en ligte vrouwen. Dc wroegingen, die vermogende hinderpaalen, welke de  C =7 ) de natuur regen de misdaaden opwerpt, de wroegingen worden gefmoord door de vergeldingen, welke de deugnieten akoos erlangen aan den voet van eenen troon, op overweldiging en fchclmcry gerest. Vindt men ook wroegingen by Ong'jdisten ? zal men my vraagen. Jaa, zeker. Ik heb nimmer eene misdaad bedreven; maar de minde misdryven verfcheuren my het hait zo zeer, zy wegen zo zwaar op myn geweten, dat het te vermoeden is, dat, indien ik het ongeluk had van niisdaa* dig te zyn, de razernyen van Orcstes minder fmertelyk zouden zyn dan de myne. De man, die, zynen vriend tederlyk bemind hebbende, zich van denzelven gefcheir den vindt, door de vervoeringen van eene al te levendige drift, doot de onvoorzigtigheden van eene te hoog opgewondene ziel, door de vergrootingen, waar van het gevoel het beghfel, en misfehien dc verfchoo::i;;g is ; die man beminde niet oprechtelyk, indien het aandenken aan die breuk hem geene benauwdheden, geen berouw , geene wroegingen veroorzaakt. Wat my betreft, ik zou 'er het denkbeeld niet van kunnen verdraagen , dan door zulk eene breuk te befchouwen als eene opfchorting der vriendfehap, als eene verlenging onzer wederzydfche angften. Ik vergeet ai het ongelyk van een' ander', om alleen aan myne eigene misdagen te denken. Ik ben alleen de misdaadige, ik zeg het, ik herhaal het, en ik bezweere de Echo's , om aan mynen vriend te herhaaien, dat ik hem aityd beminne, en dst myne boetedoeningen myne misdagen, myne beledigingen , te boven gaan. Helaas! het berouw komt niet van eenen wreekenden God; het is genoeg een hart te hebben, en, gelukkig of ongelukkig, ik heb 'er een. De toegevendheid cn de brocderlyke liefde zullen haare weldaadige handen over het geheele volk uitdrekken. De voortgang der verlichtinge zal ons den mensch vertoonen minder boos dan  i f8 ) dan zwak, meer weggefleept naar het kwaad, dan voiSagen vyand van het goed; meer werktuiglyk dan vrywillig misdaadig; meer medelyden van itraf waardig. Ik twyffele of 'er wel een mensen vry van roof en moord zyn zou, indien her pleegen der misdaad zo gemakkelyk ware als de befpiegeiing der misdaad. Waar is de fterve'ing, die, in eenen aanval van gramfchap, en in het verdriet der ellende , niet alles in zyne gedachte vermoord, niet alles gcftolen heeft? De misdaad nu is gelegen in de meening, en niet in de uitvoering. Gy kunt, zeer onfchuldig, zeer onwillig, eenen dolk inden boezem van uwen broeder wringen; maar gy kunt hem den dood niet wenfehen zonder zeer wezenlyk misdaadig te zyn. Laaten wy hot openhartig bekennen, wy Eyn allen roovers en moordenaars. Hoe menigmaalen heeft een Engclschman niet alle de franfchen ; 'eea Portugees alle de Spanjaarden ; een Deen alle de Swccden ; een Rus alle de Turken; een Pruis alle de Oostenrykers uitgeroeid? Ziet gy dien man wel, wiens braafheid als een voorbeeld geprezen wordt ? Hy leest een nieuwspapier; de blyclfchap fchittert in zyne oogen. Wat is 'er te doen, Mynheer ? — Ach! myne vrienden, goede tyding; Jamaika is door eene aarbcving vernield, en de Engdfchen vermoorden elkander op de Barbados; wy zulien onze Suiker en koffy tot eenen fchoonen piys verkoopen. — Het is dus om ryker te worden, dat gy ti verheugt in het ongeluk van uwe gemeene broeders; en gy zoudt niet naar den dood van uwe naastbeflaanden wenfehen, om ryker te worden ? Ik wil de braafheid myner erfgenaamen niet te kort doen; maat ik zou myn leven voor zeer onzeker, zeer revaarlyk houden , ind;en de uitvoering der misdaad even vaardig , even onzichtbaar was, als het uitdenken der misdaad. De befchöuwing van den mensch maakt ons voorzichtig en toegevend. La-aten wy de r.atuur zien, zo-  C *9 3 Zodanig zy is, en niet zodanig als mea ziek dezelve' verbeeldt : laaten wy door de wysheid onzer wettea vervullen, 't geen de natuur aan wysheid ontbrcekeu mogt. De volksgeest zal ons in de bepaling der verkiezingen , in de inlteiling der jurés, in de beperking van de vryheid der drukpersfe, gronden van deugd, van oprechtheid, van algemeene eendracht en goedwillendheid doen ontdekken. Wy zullen gekoren worden door onze gelyken, wy zullen geoordeeld worden door onze gelyken, wy zullen gefchat worden door onze gelyken; laaten wy ons hunner achting, hunner liefde waardig maaken; dat is, laaten wy ons by de geheele menigte van burgeren verdienftelyk maaken. Wy zullen even zeer gewoon zyn om het goede te doen voor het oog van een vry volk , als wy gewend waren het kwaade te doen, in de duisternis der Koninglyke Kerkeren. De vryheid is even vruchtbaar in deugden, als de flaverny vruchtbaar is in ondeugden. De onvruchtbaarheid van zedelyk en natuurlyk goed is de onaffcheidbaare eigenfchap van eene willekeurige regeering. De natuur in haare volle naaktheid is noch fchoon, noch mismaakt; maar zy wordt een afzichtelyk wangedrocht.een Leviathan onder de wapenrusting der onkunde en onderdrukking.; zy wordt eene aanbiddelyke godheid onder de wapenrusting der Franfche Coniiitutie. De natuur rechtvaardigt zich zedert den i4 July i789; want zode oprichting der Bastille het werk haarer verblinding was, dc val der Bdstill» is het werk haarer doorzichtigheid. Niets is kunftig, alles is natuurlyk in het Heel-aï. De fchrandere kunst, die moerasfen en maren uitdroogt" ftaat in denzelfden rang met de overftroomingen, de' watervloeden, de omkeeringen, de verbrandingen, waaraan onze planeet in verfcMlcnde tydperken onderworpen ii. Het  < 30 ) Het is nuttig dc geesten aan deze wysgeerige begrippen te gewennen: men kan niet te veel uitgeftrektheid geven aan de denkbeelden die den voortgang van het algemeen burgerfchap bevorderen. Wy behoorcn tot de aarde, en niet tot den hemel. Een vvoome droomer is een Hecht burger Hoe meer wy aan de aarde gehecht zuilen zyn, hoe meer wy ons Vaderland, onze algemeene moeder , zuilen beminnen. Laaten wy ftout denken, en a1 e de nevels zuilen verdwynen. De Kanfe.ier Bacon heeft gezegd, dat een weinig wysgeerte Affietst, en dat veel wysbegeerte Theïst maakt. Men herhaalt dit gezegde op gezag, men legt het uit met infchikiykheid. Wat my betreft, ik ben de voorvechter van het fheismus geweest in het begin van myne wysgeenge loopbaan; en ik geloof niet agter u't gegaan te zyn, door deze vcrondcrftelling veire achrer my te laaten. Ik daag een ieder uit, om my een enkel punt van onze verklaaring der rechten aantewyzen, dat niet toepasïelyk zy op alle menfehen , op aiie .uchtftreeken. En indien 'er noch de minlte twyrïel konde overblyven , omtrenr de uitvoering van myn gioor ontwerp , na 't geen ik daar van ontwikkeld heb , in mynen bkief aan Iiertsberg, in myne berichten aan de Poolen, aan de lieden van kleur, aan die van Geneye ; indien alles , wat ik te berde gebragt heb, niet eene verlichtende 'overtuiging in de ziel' van alle onze broeders te wegc bragt, dan zal ik niemand verachten , terwyl ik de natuur danke m y een verder ftrekkend gezicht, eene zekerder redeneerkunst gegeven te hebben. Ik zal my beroepen op die lieden, wier oordeel het Zekerfte , het meest geoefïend is: zy zullen ongetwyffeid ten mynen voorueele ukfpraak doen Wat de ydele Schreeuwers aangaat, ik zal hen zenden naar de hutten der wilden, die hardnekkig blyven ftaande houden, dat pi-  C 3* ) pa'cizen a'sdcZww*, cn Heden als Parys, praatjes voc* de vaak zyn. Deze wilden, die niets voor mogelyk houden, dan 't geen zy zien, zyn verfchoorrlyker dart onze heertjes , die alles voor onmogelyk houden, wat zy niet zien. 'Er is veel grooter afltand tusfehen een hut en de Lcuv e, tusfehen een gehucht der Iro .ccz n en eene hoofdftad van Europa, dan tusfehen het Gemeenebest der Franfchen en \ Gcmcenebest van het menschdom. De wonderen , die onder onze oogen gebeuren , in dea loop van de heilzaamfte der omwentelingen, motsten ons gemeen maaken met de tcekomuige vefbindtenisfèö der gezondfte ftaatkunde. Niets moet ons verbaazen na 'tgeen wy gezien hebben zedert de maand July (780' tot nu toe. Al wie het geluk heeft van in Frahkfyk ie leeven geduurende• dit heerlyk tydfiip, zal my tceilcmmen , zo hy my Hechts verftaan wil, dat het geding der volken regen de dwingelanden op het punt flaat van volkomen beflist te worden. Het is op de puinhoopen van alle de troonen, dat wy het gebouw der Algemeene Kepubhek zullen optrekken. Wy weeten thans , waar toe vrye lieden in flaat zyn, en de ftoute en bedaarde houding van het Franfche Volk , ten tyde van des Ko- ■ mngs vlucht, kondigt ons de eenilemmigheid aan, welke na den val der onderdrukkeren over de aarde heer ichen zal. 'Er zal één wil, ééne wys van handelen zyn, dewyl "er maar één belang zyn zal. Ik heb alle de drogredenen wederlegd; ik heb alle de rmdde en aangewezen; nu zou my nog overig zyn, om de halftarnge geesten tot bedaardheid te brengen, of de kwaade koppen , wier vooroordeelen aan alle bewys wederftaan, te verbeteren. Men zal my niet noodzaaken, hoop ik, om de vleugels van den arend tegeeven aan logge ganzen, dié langs den grond vheger, Het ;s my genoeg de tegenwerpin- gen  C r- ) gen te vernietigen, zonder dat ik trachte de verdoofde geesten vlugtig te maaken. Myn ftelfel, met kracht aangekondigd , zal altyd het een of ander nut voortbrengen. Men zal my toeftaan , zo niet het Gemcenebest der geheele wereld, ten minden dat van Europa, ten minften dat van Gallie, tot aan de monden van den Rhyn en de toppen der Alpen: dit ftelfel zal alle denkbeeld van ontleding van Frankryk, van eene departementswyze vereeniging , uit den weg ruimen. Zy, die my geheel Gallïe zullen toeftaan , zullen, in 't vervolg , bemerken, dat men my ook geheel Europa, ons geheel halfrond, den gehcelen aardkloot zal moeten toeftaan. En zo men my vraagt, waarom dat" ? Zal ik antwoorden , dat men my niet met aandacht gelezen hectt. Veele ftaatkundige fchryvers hebben ontwerpen opgegeven van eeuwigduurenden vrede, van vereeniging van ftaaten , van volken ; maar niemand heeft zich noch verheft tot het waare beginfel van de Oppermachtige éénheid, van de zaamvereeniging der op zich zeiven ftaande wezens. Hoe veele valfche redenceringen zou men zich niet befpaarenin de Nationale Vergadering, zomen ten gtondflag van alle diplomatique beraadflagingen leide , dat de Souverein écnig is, als het menschdom ! Onze fchielyke veroveringen zouden eiken dag eene nieuwe toepasfing zyn op de verklaaring der rechten van den mensch : veroveringen , waarin men geene overwonnenen zou hebben dan de dwingelanden, en geene overwinnaars dan de vryheid. Eenige Engelfche Schryvers hebben aan Europa voorgeflagen eene ftaatsvorming als die van Noord-America; maar deze fchikking is een monfter in vergelyking van mynftelfel, dat gegrond is op de natuur van den mensch, op het fpel en de zamenbotfing onzer driften. De vereeniging der groote lighaamen, der zedclyke wezens, is even zo z*\vak i  C 33 ) fcwak , in het ftaatkundige, als de vereeniging der op zicri zeiven ftaande, der natuurlyke wezens ,in het ftaatkundige'j eene vastheid geeft. De wet is alvermogend met myne regeeringsform » zy is zeer onzeker onder alle ander bcftuur. Wilt Gy ecn^bewys van cle deugdlykheid mynef gronden i Ziet alle de burgers der wereld dezelve met eerbied aanneemen, en alle de Ariftocraaien der wereld dezelve met verachting verwerpen. Het is melk' voor de beminnaars der vryheid, het is vergif voor de begunftigers der dwinglandye. Of de Conftitutioneele vryheid is een herfenfehim , of elk byzonder mensch is even zo vry op de uiterfte grenzen, als in het middelpunt des ryks : De Koningen van Europa vervoegen zich by alle de diplomaf,que kwakzalvers, om te weeten, welke party zy in de tegenwoordige omftandighede» te kiezen hebben. Men houdt raadsvergaderingen , men zegt op eene deftige wyze zyn gevoelen , en de afgrond wordt van dag tot dag wyder. Leopold vooral fchynt het meest ongerust te zyn,' dewyl de Nederlanden, ÏÏrisgau, het MHaneefehe en Toscanen hem oogenblikkelyk zouden uit de handen flippen. Maar hy zou zich hier voor kunnen vergoeden , door eene grootfche en edelmoedige han* delwyze, door zyne bezittingen aan den Douauw eene form van befluur te geven, in naarvolging van Frankryk. Deze herfchepping zou allen willekeurigen Vorften van Duitsehland deii fcepter uit de handen doen vallen. De vrye Duitfchers zouden zich met de vrye Franfchen vereenigen, om dankzeggingen en belooningen voor LeopoLU den verlosfer , te beveelen. De zegepraalende intrede van dezen burger-held in Parys zou eene grootfche ftrydigheid opleveren met de fchandelyke intrede van de helden der fchelmery. Indien Leopold het geweld van den ftroom kent, die alle de kroonen in de diepte der afgronden zal wegfleepen, indien de Keizer zyne loopbaan in vrede en met roem wil ten einde loopen, dan za! C hy  C 34 ) hy mynen raad volgen, hy zal fmaak in myne gronden vinden , en zyn hart, brandende voor het geluk van 't menschdom , zal Hemmen voor de verklaaring van deneenigen Souverein. Leopold, rykelyk door de Volksvergadering begiftigd, zou gerust en gelukkig leven in de hoofdplaats van den aardbol, hy zou zitting neemen onder de wetgevers der wereld, en tegen de vrienden der Conftitutie zeggen, dat het wezenlyk geluk der Koningen beflaat in vrywillig van eenen waggelenden troori af te flappen. Ach! waarom ben ik niet in de plaats van Leopold j Het geheel-al zou morgen vry zyn , zonder eene droppel blocds te ftorten. Hoe zou ik de ftad van Parys zegenen, van den eerften floot gegeven te hebben aan die algemeene waggeling der Hoven ! Dat brandpunt van verlichting, dat middelpunt van republikeinfche eenheid zal van dag tot dag grooteren glans van zich beginnen te geeven. Het is in den aart van den mensch de gezelligheid te beminnen , en hoe talryker de vereeniging " van menfehen is, hoe menigvuldiger en verfcheidener de genoegens zyn zullen. De menigte trekt de menigte naar zich, en de woeiknyen dry ven de menfehen te rug. Het is van een wezenlyk belang voor de algemeene eenflemmigheid, eene algemeene hoofdplaats te hebben , waar alle de uit een loopende lichtftraalen zich komen herftellen; waar alle de caraders zich komen zamenvoegen , waar alle de fmaaken zich komen zuiveren, w aar alle de gevoelens zich komen vereenigen, waar alle de vooroordeelen komen te vervallen, waar alle eigenbelang kome vernietigd te worden, en zich te verfmelte» in het belang van het. menschdom. Hier is het, dat de man van het departement de man van Frankryk, en dc man van Frankryk de man van het Heel-al wordt. Ik had den voorflanderen van een Hoogerhuis voorzegd, dat Parys hun in de plaats,van 't zelve zyn zou; cn ie- ds*  C 35 ) 4eren dag wordt myne voorzegging bevestigd. Demagt van dit hoogerhuis vloeit voort uit de heeifcharpy der verlichting , vereend met de ilerkte en de gerechtigheid; eene vereeniging wier gezag alvermogend is by de vrien*den der orde en der vryheid. De fterkte alleen is niets in een vry land; de gerechtigheid alleen is in een vry land onvoldoende. Haare vereeniging , de vrucht der gezonde wysbegeerte, moet noodwendig alle de volken , alle gezinnen , onder eenen en denzelfden itandaard verzamelen. Het gevoelen van Parys zal beflendig dc uitlegger zyn van het volksbelang; want by dc hoofdplaats van het ryk zou geen aanzien van eenig gedeelte van het ryk plaats kunnen hebben. Een lid zou niet kunnen lyden, zonder dat het hoofd 'er gevoel van had; maar de verfchillende leden kennen de betrekkingen niet die hen aan elkander verbinden. En zo Rochdle zich blindelyk beklaagt over Nantes, Lyon over Avlgticm, TouUn overzo is het te Parys, dat deze plaatfelyke twisten met eene koele bedaardheid getoetst moeten worden aan den toetsfteen van de algemeene welvaart Parys is eene Nationale Vergadering door den aart der dingen; en de Conftitutioneclc Vergadering is eene wettige vrucht, welke wy te danken hebben aan de nctuurlyke en zedelyke kracht van Parys in de armen van Frankryk. Onze uitgeftrektc hoofdilad en ons wetgevend lighaam zyn zodanig onaffcheidbaar, dat, indien dit laatftc ergens elders zyne zittingen ging houden, Frankryk zou " moeten verloren gaan, of de hoofdftad in het gevolg der Vergadering medereizen. Ieder afgevaardigde komt te Parys met de belangen en de vooroordeelen van zyn district; maar fchielyk is hy omringd door vyf of zes doorzichtige mannen, die hem degrootere belangen tooncn, waar van zyn district minder rechtflreeks, maar zekerder voordeel zal genieten, zonder aan de welvaart yan het geheel gemeenebest nadcelig te zyn. En zie daar - 3 h»e  (36 J hoe eene' Vergadering Van 750 leden in Parys evcn'aar?' aan eene Vergadering van veele duizenden nuttige Vertegenwoordigers. Parys in zyn geheel genomen heeft" een gevoel, welker fyliheid de.onderlinge overeenkomften en voordeden van alle de punten van 't ryk onderfcheidt; want de hoofdftad is het uit'aekfel, het kort begrip van het ryk. Ik durf wedden , dat ieder departement tot de bevolking van Parys het zyne toebrengt, in evenredigheid van* zyn vermogen in menfehen en in rykdommen: de natuurlyke vertegenwoordiging is- waarfchynlyk even zonauwkeurig, als de vertegenwoordiging by verkiezing. Een tafereel der naamen , naar myn denkbeeld , zou zo zonderling als nieuw zyn; het zou de gevoelens van liefde en hroederfchap vermeerderen , welke elk Franschruan , elk mensch gevoelt voor de stad by uitftekendlieid, voor eenen onkreukbaaren argus , zonder vreesen zonder vlek, wiens doordringend oog dc fcheidpaalen , die Frankryk van 'c overig gedeelte van Europa afzonderen ,■ overfchreedt. Eene hoofdplaats, onmeetbaar bevolkt, onbegrypelyk verlicht, is zodanig noodzakeiyk tot inllandhouding varionze Gonftitutie , dat de An.er'icanen , met hunne dertien armhartige hoofdlieden ,. by hen geene eenige kamer hebben durven oprichten. Inderdaad, de tegenwerpingen van den beroemden Adams blyven zonder beantwoording in een land , waar de vryheid der drukperfe niets, of gevaarlyk wordt, door-gebrek van eene onmeetelykgroote ftad, die tot een vrywaring dienc aan die fchryvers, die de openbaare ambtenaars en dc volksdwalingen beftryden. Het gevoelen van mynheer den Maire, of van mynheer den pastoor, of van mynheer den grooten man , aan te tasten , is, zich in gevaar te ftellen van gefteenigd te worden in eene kleine ftad, is zich in gevaar te (lellen van zelf geregeerd tc wordendoor die aanzienlyko lie-  •lieden, die men dage! yks op de ftraaten en in de gezelschappen ontmoet. Men huilt met de wolven , uit vrees,, of toegevendheid. Het volk opgeofferd in eene kleine -ftad zou het eerfte flagtoffer zyn van zyne eigen verblinding, van zyne jammerlyke afgezonderdheid. De wysgeer, die zich te Parys van alle geloofsbanden ontfiaat, zou , in de Provinciën , de zwakheid hebben van ter misfe te gaan; De Republikein,, die te Parys het Kojiinglyk gezag durft breidelen, zou in de Provinciën de .hoflykheid hebben van ten hove te gaan: de godsdien.ftige en ftaatkundige dwaasheden zouden zich vereeuwigen , zouden zich verzwaaren , ten nadeele van het menschdom. Men is niet waarlyk vry dan te Par-ys, wiens voor■becld de Provinciën aanmoedigt, en wiens ftoute gefehrlften zich van den geest der ambïenaaren van- het •geheele ryk meester maaken. Parys is het Vatikaan der zeden ; deszelfs biikfems treffen de boozeh in den gehec'len omtrek van het Ryk. De drukperfen der kleine lieden zouden geene dan bedneglyke godfpraaken geven, zo niet de grocte godfprtak van Parys zyne onafhangl yke perfen deed weriken. (4) De Heer Adams heeft gevoeld, dat.de vertc- igen- (4)'F.en eenig onderneemend drukker, een gierig en fthaamtelÓÓS man, als Vanckoncki, zou zx-h meester makken van alle de dagbladen vin eene kleine ftad. TiQ/.c '{anus, td ior eenen Patriottifclicn Schryver ontm askerd , zou eene ftiüe dwinglandy, een oppermachtig yjta uitoefïcnjn, door zyne zeer 'onderdanige Commiefeu te dreigen, hen op flrnat te zetten, zo zy ftout genoeg waren om in eenen Monitcur, in eenen Me reu re, in eene Gazet te de Franc* ccnig artykel te plr-at^en van den Schryver, die het diibbe aangezicht van den alles naar zÏJ fieependen boekhandelaar aan de wereld be C 3  C 33 ) genwoordigcnde volmaaktheid een doodlyke herfenfchini zyn zou in de ftaaten van het vereenigd Jmerica. En ik item toe, dat onze eene kamer, naar Bourges over- ge- kend gemaakt had. Ik verhaal hier myn eigen geval; wanc de arme Heer NarfiUi is door den balddadigen Panckouche ge, dreigd geworden, dat men hem van het kantoor der zogenaamde Gazette National' jaagen zou, indien hy onderftond eenig artykel van Anacliarfn Cloots in den Momtcur, of Monitoire te plaatfen. Myn naam verwekt dezen ilyter der handvollen uit alle weetenfchappen, dezen Briareus der dagbladfchryveren , krimpingen, fmertelyke knagingen. En zie daar , hoe men den geest van vaderlandliefde zou uitdooven; zie daar , hoe men de (luizen der volksftem floppen zou , zonder tot het goud der uitvoerende macht de toevlucht te neemen. indien niet de oneindige uitgebreidheid van Parys een hinderpaal was tegen het uitfluitend voorrecht, dat Panckouche on. getwyfFcld in eene ftad van middclmaatige grootte zou uit. oeffenen. 'Er zouden zelfs geen middelen zyn om de be. fchuldigirgen af te weeren, waar mede de Patriotten door de kwalykdenkende burgers zouden overladen worden. Dus maakte de Moniteur geene zwarigheid, eene boosaartigheid regen my te verfpreiden, waarop ik genoodzaakt wierd in an. dere dagbladen te antwoorden; want het onder Panckouckei oppermacht ftaande dagpapier weigerde eene plaats aan myn antwoord, tegen het volksrecht. Ik reekene dit den Heere Maiflli, dien ik beklage, tot geene misdaad; noch zelfs Zynen meester, dien ik verachte. De geheele wereld moet leven; en het belachlyk veto van den zotten Panckouche legt een nieuwe zwarte korst op zyn dubbel masker. Het groot Parys is het groot hulpmiddel voor dit groot kwaad. Ons Athene heeft zyne vuilnisputtcn , en zyne Maüet-du-Pans. Deze laatfte pacht al den flyk, alle de onreinheden van den Anftocratïfchen boekwinkel; en du, is ook de naam van den HereurieUn ftookebrand onaffcheidelyfc van het byvueglyfc woerd eerloos.  C 39 ) gebragt wordende, zich zou veranderen in eene webbe van Penelope, in eene doos van Paiïdora ; Frankryk zou, even regeeringloos, even veraehtelyk worden als eertyds, onder de regeering van den Koning van Bourges. De fchryvers die ter goeder tróuwe vallen in de ppzettelyke dwalingen der Maurys en der Mulouets ,zyn waardig de wapens van Bourges te draagen. Ik zal dan Parys ftellen tegen de vooritanders der regeeringloosheid, tegen de dryvers van twee kamers, tegen de Engelfcheregeering-gezinden, en ik zal hen volkomcnlyk wederleggen. De fchoonheid van onze wetgevende Kamer zou noch meer aflteeken, indien een Koninglyk hof, erftelyk nutteloos en fchadelyk.haar niet noodzaakte zich voorzichtiglyk, maar onftaatkundig, te bemoeijen met de verrichtingen der uitvoerende macht. Parys, alleen ryk zynde door den volks-rykdom , Parys, alleen-^root zynde door de volks-grootheid, heeft een dringend belang by de vorderingen van den landbouw en den koophandel , van koniten en wetenfehappen, en by gevold by dé duurzaamheid eencr Conftitutie, die alle leenrechtelyke hinderpaalen om ver werpt, die alle beletfelen der handwerken verbryzelt, die alle kundige werklieden sanmoedijt. Parys was, onder het oudbeftuur, de verzamelplaats van een trotfehen en nutteloozen knechtenhoop; van eenen verfiindenden en in onbetaalbaare lchulden {teeltenden Adel: onder het nieuw beftuur zal Parys de werkplaats zyn van alle uitmuntende vermogens, de ftapelplaats der kostbaarfte koopmanfehappen. Onze landlieden , meerder in getal , en ryker zynde, zullen beter gehuisd , beter van huisraad voorzien, beter gekleed zyn; zy zullen meerder vocdfel aan onze fabrieken verfchaffen. Het goud en de handen van het land zullen , te gelyk met de levensmiddelen en eerile werk-ftoffen, door eene zachte en levengevende helling, overvloeien h alle enze fted.n; in deze agemeene verbeteC 4 ring-  C 40 ) ring zal vooral ten voordeele ftrekken van de uitgebreide verzamelplaats der noeste , vernuftige, gegoede en vrye lieden. Ik heb , voor de omwenteling, in myne wenjchen van eenen vriend der Franftlicn, bewezen , dat een volk, wiens hoofdftad klein is, noodwendig een klein volk is. Dit weerglas gaat noch veel zekerder, zedert de hoofdftad des Konings van Frankryk de hoofdplaats der Franfchen geworden is. Indien Parys fchitterend was niettegenltaande de armoede van het ryk, wat zal het dan niet zyn met de welvaarendheid van het Gemeenebest ? De vergrooting van Parys groef het graf voor de overheerfching „ en fchiep de wieg der vryheid. De wensch van alle burgeren, van alle verftandige lieden zal eenltemmig zyn voor den voorfpoed van eene hoofdftad, die tot een bolwerk dient tegen de dw;n<" landy en de regeeringloosheid , en die de fom der rykdommen en der verlichting vermeerdert, door eene verbaazende werkzaamheid, waar van alle de deelen des ryks den weldaadigen invloed ondervinden. De Maatkunde, de wysheid van eenen ftaat, het geheel zynde van uit elkander loopende , niet overeenftemmende, plaatfelyke en perfoonlyke belangen , in de menigvuldige verdeelingen des ryks; loopen alle deze belangen in de hoofdftad rechtftreeks in een, even als de itraalen van eenen cirkel in het middelpunt zamenloopcn uit alle de flippen van den omtrek. Indien gy uwen pasfer op een van deze ftraalen zet, zult gy eene lyn trekken die alle de anderen fnyden en breeken zal. Maar, om alle de be'angen te vereenigen, zet uwen pasfer op het punt van a]gemeene aanraaking. Het is te Parys dat men den uiigebreiden gezichteinder van Frankryk ontdekt: een redenaar uit de Provinciën ondervindt eene heflzaame omwenteling in zyne ftaatkundige bevattingen, als hy op het Paryfche fpreekgcftoelte klimt. Parys , in ?l rriidden der verfchillende luchtftreeken gelegen , zal fa  C4i ) het ftookhuis, de fmcltkroes van 't menfchelyk vcrflaftd Zyn. De roem cn de werken van de ftad desvernufts, der konften, en der bevalligheden, zullen den roem en het voordeel uitmaaken van den burger, die zyne bezitting bebouwt by dc tegenvoetelingen. De vrede, de verlichting en de meesterflukken zullen het gewoon voordeel zyn, dat de menfehen trekken zullen van de hoofdftad des menschdoms: de overvloed van de rykdommen der wereld zal daar alle nyverheid verlevendigen. Deze overvloed is het eigendom van de Nationale verzamelplaats , van den zetel der vermaaken en der weetenfehappen; met één woord, van eene hcerlyke hoofdftad, die noch heerlyker zal worden door het herwinnen der vryheid. De natuurlyke afloop , die de wateren van den Pa&ofus naar Parys voert, moest de vrienden van de ciyilo lyst doen zwygen , die den Paryfenaaren willen diets maaken, dat alles verloren zou zyn , zonder de pracht van het Koninglyk hof. Zie hier myne tweeledige bewysreden : of deze vyf en twintig millioenen toumois putten hen, die dezelve moeten opbrengen; uit, of deze belasting is hun niet beZwaarlyk. In het eerfte geval, zal de vervallen flaat van het ryk noodwendig nadeelig zyn voor den rykdom der hoofdplaatfe; en, in het tegenfteld geval, zal de overvloed van het ryk naar de hoofdftad vloeien door een rechter, een zekerder kanaal dan dat van een buitenfpoorig, grillig en verleidend hof. De overvloed der Franfchen zal altyd aan de stad der Franfchen toebehooren. Alle menfehen willen genieten, en hoe ryker en befchaafder Frankryk zyn zal, te meer zullen deszelfs bewooners naar het algemeen middelpunt van natuurlyke cn zedelyke genietingen getrokken worden. De civile lyst ftort haar vloekwaardig goud liever uit op de uirerfte ^ ï greiv»  ( 4* ) grenzen, dan in het midden des lands; liever buiten hef ryk, dan binnen hetzelve. De Bouitlés , de Rohans, dc Lambejcs hebben 'er meer genot van dan de Bondons en «Je Davids. Parys is zo gelukkig gelegen , bevindt zich van rondom in zulke gunftige plaatfelyke en ftaatkundige omftandigheden , dat zyne gewelven , zyne cetfoanades, zyne galkryen, zyne tuinen, zyne fchouwburgen , zyne iieraaden bronnen van rykdommen zyn zullen voor een vry en verlicht volk, dat zich beroemt op de heerlykheid van zyn Jcrujalcm , van zyn Athene, van zyn Rome, Een millioen kroonen , in de handen '-V.ryfche Kunftenaaren , brengt aan de Natie een miliioen gouden louifen op. Het volbouwen van eene Louvre, het aanmoedigen van een Lycée, het onderfteunen van een Mufée, het bouwen van een Opéra, het reinigen der ftraaten door ilroomen van helder water, het maaken van doorgangen voor de voetgangers , het afperken van voet- of wandelpaden, daar men veilig is voor de rydtuigen ; deze voordeelgevende en aanlokkende uitgaven , zouden eene menigte vreemdelingen onder ons vestigen, die, uit Imaak of uit zuinigheid , uit zedigheid of uit gewoonte, niet verkiefen ftaatelyk in eene koets te ryden. Wil men een voorbeeld van de nuttigheid en het voordeel der openbaare werken te Parys ? Ziet, hoe de fchoone brug van Lodewyk XVI de waarde der omgelegene gronden vermeerdert. Hoort de waardeerders der Nationale goederen , zy zullen u zeggen , dat de Abdy van St. Gcrmain, die aan het einde van de ftraat der Petits-Augustins is, tot eenen buitenfpoorigen prys verkogt zou worden , even als de andere kloosters in de nabuirfchap , indien een brug over de Seine deze ftraat maar een vierde van een uur nader aan het Palats-Royal bragt, in eene rechte lyn door de ftraat Fromenteaü. Ik hoop, dat zy, die naar de door de Municipaliteit uit-  C43) uitgeloofde medaille willen dingen, eene groote lyst in dezen fmaak leveren zullen. Gelukkig de ftad, wier kostbaarfte uitgaven winstdoende gelduitzettingen zyn ! Ik heb dikwyls gezegd, en ik herhaal het met veraiaak, dat de van elkander afgezonderde menfehen beesten , en de tot een verzamelde menfehen Goden zyn. Tien duizend kleine verfpreide fteden zyn bynaar niets voor de wysgeerte en de weetenfehappen ; maakt 'er eene ftad van, en gy zult verftomd flaan over de uitwerking. Indien de hoofdftad der Franfchen ons verbaast door haare Genie, wat zal het dan niet zyn , wanneer zy de hoofdplaats van het menschdom zal worden ? Dat elk afzonderlyk mensch zyne gedachten vestige op de vooiv werpen, welke ik aan het onderzoek der denkers onderwerpe; en het vuur van myn ongeduld zal zich fchielyk mededeelen. Het volk der vier werelddeelen zal denzelfden wil hebben, die my voortdryft naar den laatften tydkring van onze weldaadige omwenteling. De waarheid zal alle ftmyers verfcheuren , en alle opgeworpene beietfelen om verre werpen. Het tydftip nadert, dat Frankryk, gebruik maakende van al zynen overweegenden invloed, de nabuurige Vorften noodzaaken zal, om den yver onzer reizigeren te ontzien, die den lof onzer verhevene Conftitutie zingen zullen. Een Fransch Burger zal aan dc einden der aarde befchouwd worden , als eertyds een burger van Rome. Wee den dwingeland, die een' vry* man zal beleedigen ! Dit zal het fein zyn van de wraak der volken. Het is alsdan , dat de Franfche burgers burgers van den geheelen aardkloot zullen worden: het is alsdan, dat de Spreeker van het menschdom zyne haardftede en huisgoden zal wedergevonden hebben. Myn ftelfel is zo klaar, zo eenvoudig, zo fchoon, zo overeenkomftig met de menschlyke natuur, wier ftóficn de wereld niet meer verwoesten zullen, wanneer  (44) *y door eene grootere kracht in bedwang zullen gehouden worden; dit ftelfel is ons al te gunflig om geene laage tegenfprèekers te vinden in de vyanden van de ■rust en 't geluk van den mensch. Ik zie , zei Voltaire, dat men heel wel gedaan heeft te onder pellen, dat de Drieëenheid maar déncn god uitmaakt; want zo zy "er drie had, zouden zy elkander vermoord hebben oi}t eenige armhartige verfchillen. Voltaire zcu niet nageJaaten hebben myn zendelingfchap goed te keuren. Onderzoekt de gefchiedenis van het menfchelyk hart, cn gy ault zien , dat alle oorlogen , alle zedelyke rampen daar uit voortkomen , dat men het heilzaam grondbcginfel van ■de fouvereine eenheid des menfchelyken geflachts miskend heeft. Ik word aangevallen door dezelfde lieden en dezelfde drogredenen, welke de Coiijiiiueercnde Vergadering op fcaaren weg vond , in de verdeeling van het ryk, in de herfchepping van Frankryk : indien deze aanval my niet aangenaam is , hy duidt ten minften iets goeds aan. Onderzoekt alle de bewegingen, alle de moeilykheden, welke wy thans ondervinden , en gy zult overtuigd worden , dat de Franfche Conftitutie ftrydig is met de verdeeling van het menschdom. De menfchenliefde zal de Ariftocratie om verre werken , door de grensfeheidingen der volken uit te zetten tot aan de onveranderlyke grenzen der wereld. " Ik zal tegen my hebben allen die in eenige posten geplaatst zyn , of daar naar Haan ; maar het volk is vermogender dan de op zich zelvcn ilaande leden, en de lighaamen. Een ademblazing heeft de genootfehappen van byzondere leden doen verwynen; een ademblazing zal ook de Volksiighaamen doen vcrdwynen. En wat zal 'er dan van de liureaux van den Zeedienst, die van den Oorlog, der Colonicn, der buiteniandiche zaaken worden i 'Er is niet een, tot den Minister der geldmiddelen toe,  ( 45 ) toe, dien men niet zou moeten affchaffcn , met d'af verwensent ecmg voi. k. Ik beken het; dit is, zeketv een ongeluk, waarover zy, die de lasten opbrengen zich ligtelyk zullen troosten. De Nationale fchatkist zal het volk geene ongerustheid meer veroorzaaken; niemandzal ongefttaft dezelve beroovtn; want de belastingen zullen bynaar geene zyn, en elk departement-zal zyne wegen, zyne hospitaaien, zyne rechtbanken , zyne werkhuizen onderhouden, zo dat de a'gemeene uitgave zich-, bepaalen zal tot het onderhoud van het wetgevend lig— haam en van de opperde rcgeeriiig, cn van het algemeenbeduur. Deze broederlyke regeeringsform zal flechts een enkel; middelpuntig kantoor van onderlinge verftandhouding zyn, om dc wereldburgers, amptswyze te waarfchuwen van- alle de gebeurdtenisien welke het van hun belang is te weeten. Geen heerschzugtige zal het hoofd durven op-: fteeken voor dezen waakzaamen Argus: hoe grooter een volk is, te kleiner zyn desfelfs afzonderlyke leden. De Nationale eenigheid zal alle zedelyke onheilen uit den weg ruimen. Geen gedeelte vaa myne Republiek' zal te Iydcn hebben van de ftrengheid der faifoenen; want de volmaakte onderlinge gemcenfehap zal het plaatfelyk gebrek van den koorn- of wyn-oogst vervullen. Alle dc burgers zullen gewapend zyn, cn hunne krygs-kundige oeffeningen zullen nooit anders dan landvepnaa-kelykheden zyn. De gulden eeuw zal te rug keeren y wanneer de Suuverein heerfchen zal, wanneer de dwaling en de dwinglandy niet meer de bezittingen van den algemeenen Souverein zullen verdeelen. Menfehen van alle landen , eene grond-waarheid moet u altyd voor den geest zyn; zy is, dat de omwenteling van Frankryk het begin is van de omwentelingen dér wereld. Zo lang als wy nabuuren, legérs en vestingen liebben zullen, zal ons bcltaan kertnondig en onzeker zyn,  (40 zyn, wy rullen geweldige onlusten ondergaan. Edelmoedige en braave kinders der milde Natuure, denkt, dat het oogmerk van onze vereeniging zich eenvoudiglyk bepaalt tot het perfoonlyk en algemeen behoud der vryheid , der eigendommen, der veiligheid. Verbreekt dan de vormen der dwinglandye, geeft aan den eenige h soovekei* zyne oorfpronglyke waardigheid weder, cn gy zult het geluk van Frankryk en van het Geheel-al voor altyd verzekeren. REDEVOERING, welke door anackarsis cloots zou uitgefpr». ken geweest z.yn in de Ckb der Jacobynen , toen de tyding van het ophouden des Koniugs de order van den dag veranderde. ÜVy zyn niet waarlyk vry, dan zedert gisteren den 21 Juny. Het Kasteel der Louvre was een vuurberg, wiens lava zich uitgeftort had tot buiten het Koningryk, zonder eenig ander fpoor natelaatcn dan een openbaar afgryzen en vervloeking. Deze da* ftelt alle de trouwloosheid der Bourbons, en alle de grootmoedigheid der Franfchen in het helderfte daglicht. Men dreigt u, myne Heeren , met eenen burger-oorlog • maar zy zyn voorby, die duistere tyden, waarin dedwa'asheid der Koningen de volken deed buiten het fpoor der reden hollen. Ik ben onzeker geweest omtrent het lot van Frankryk zedert negen uuren dezen morgen , toen ik des Konings vlucht vernam, tot tien uuren toe • maar dc ftad doorkruiende, maar de wysheid van derzelver in-  (47) iriWfJoners bewonderende, heb ik niet meer getwyffelct om my te verheugen over het verheven noodlot van het geheel gemeenebest. Ik heb, in dezen zelfden morgen , de afgezanten der naaryverige Mogendheden elkanderen onderling geluk zien wenfehen, in het midden van den tuin der Tutieries; eene fchreeuw van verontwaardiging ontfnapte my ; deze fchreeuw was van eene voorzeggende kracht; want, inderdaad, de avond vond hen ihlzwygend, fomber en onvergenoegd. Een geheel volk zich te gediaagen als een eenige wyze, een geheel volk zich te vertoonen als wysgeer, van den man der voorlieden af, die zyne piek draagt, tot den Voorzitter der Volksvergadering toe, die wetten voorftelt! Dit verfchynfel is eenig in de jaarboeken van het menschdom, dit verfchynfel gaat de wanhoop voeren in het hart der dwingelanden, het gaat de hoop der in flaverny zuchtende volken verlevendigen. De droomen van een braaf man worden weezenlyk. heden; het beginfel van den Abt van St. Picrre, die zei, dat de menfehen meer geleid worden door hun verftand, dan door hunne driften dit beginfel, door Rousfcau verworpen als eene ydele befpiegcling, is eene daadelyke waarheid geworden, welke de ftad der Franfchen met roem overlaadt, wier voorbeeld door het overi« gedeelte van Frankryk gevolgd zal worden. Onvergelykelyk volk, luister niet naar de kwaadaartige cn moedbeneemende vergelykingen, waar door ongefchikte of kwaadwillige lieden u zouden willen vervaard maaken. Wy zyn geene Hollanders, die geplaagd zyn door eene Conftitutie van Zeven verbondene Souvereinen; wy zyn geene Belgen, die even ilecht georganifeerd zyn, en onder een juk van Monniken leeven; wy zyn geene Luikenaars , wier moed de Nationale zwakheid niet konde vervullen; maar wy vertoonen op eenen vruchtbaaren grond van 27000 mylen eenegelyk-  (48 ) aartige verzameling van 25 millioenen menfehen> die vry willen leeven, of fterven. De Maarfchalk van Saxen vroeg den Koning drie dingen om den oorlog te voeren : geld, gdd, geld. Ik vraag de Natie niet meer dan drie dingen om den oorlog te voeren : eenigheidlt ccnigheid, ccnïgheid 1 Onze Jacob is een jaar te laat vertrokken* want devoldoende uitgeving onzer Asfignaaten vereenigt alle de burgers rondom deze groote en heilzaame verrichting. De omilandighcden van Europa zyn ons zeer gunftjg ; de Keiler flaat zyne beide handen aan zyn hoofd om verfcheidene waggelende kroonen te onderlteunen: Spanje vreest zyne verafgelegene bezittingen, door de verzwakking van zynen goeden nabuur en bondgenoot, te verliezen1; Pniisfcn ftookt het vuur van tweedracht te Regensburg aan , om voordeel te doen met de onvoorzichtigheid der Vorlien van Duitschland , en van huri Keizerlyk hoofd. V/el nu! dat alle de legers der Europifche dwinglandye onze grenzen omringen , wy zullen haar doen verfmclten alleen door het vermogen van bedryveloosherd. Laaten wy ons wel wagten van ilag te leveren ; laaten wy l'ubius en 11'ashinglon naarvolgen ; een oorlex* daar men elkander eiken kleinen post betwist, zal ons tyd doen winnen, en, als het om de vryheid te doen is heeft men alleen maar tyd nodig, om dc krygsknechten te doen overloopcn , welke onze onderrichtingen , onze kundigheden , uit eenen langen flaap zullen ontwaakt hebben. De tyd verlterkt de Patriottifche legers, de tyd vernielt de legers der dwingelanden. Bergen en vestingen dekken ons van alle kanten , en wy hebben de beste Artillery van Europa. Laaten wy ons wantrouwen van enzen moed en van onze drift, laaten wy aan defnos• . „ ve-  C 49 ) veryen van den vyand een helder en ftout gelaat bieden, en ik ftaa in voor eenen volkomen goeden oitflag. Thans komt het 'er op aan om de Natie ten eenenmaal van de Koninglyke afgodery te geneezen ; en zonder iets aan onze verhevene Conftitutie te veranderen, ftel ik eenvoudig voor elke zaak met haaren eigenen naam te noemen, en den haatelyken tytel van Koning te vernietigen, door aan den eerften regcerings-perfoon de bediening en den naam yan hoofd der uitvoerende macht te laaten. Het woord de Franfche Monarchie is befpottelyk: men zegt, de Republiek van Polen, cn waarom zouden wy niet zeggen de Republiek van Frankryk ? Het is van belang , myne Heeren , de denkbeelden van het volk te bepaalen door de juistheid der woorden ; want door behulp der woorden verkrygt men dikwyls de zaaken; en zeker zal de Koning, voortvluchtig Zynde, eêr zyne voornemens tegen eene Republiek zier» mislukken , dan tegen een Koningryk. De dubbelzinnigheden zyn onzer onwaardig; zy zyn der goede zaake nadcelig. Schaft insgelyks den naam van Regent af, zegt, het by voorraad aangeftcld hoofd der uitvoerende macht, tot dat de Zoon van Lodcwyk-Jacob , tot jaaren van onderfcheid gekomen, ons zegge, of hy genegen is, niet om eenen troon te beklimmen, niet, om zich eene kroon op het hoofd te zetten , niet, om eenen Iceptcr te voeren ; maar of hy genegen is zyne plaats te neemen op den iiocl van den eerften Regeerings-pcrfoon der Franfchen , met drie of vier millioenen inkomftenDe tyd zal komen , dat deze voorilagen met erkenlykheid zullen aangenomen worden door een geflacht, 't welk thans dc cerbewyfen en de milddaadigheid van een vry volk, van een volk van -.broeders verfmaadt: dc dwingelanden lullen het zich jammerlyk beklagen; on- P 19  C 50 ) ze verlichte Vaderlandsliefde, onze eeuwigduurende vereeniging zy myne getuige ! (5) HOOFD- (5) Deze redevoering moet befchouwd worden als eenefport, om tot eene volmaakter order van zaaken op te klimmen. Zekerlyk zouden wy met ee ndr acht over de koninglyke wederfpannigheid gezegepraald hebben; maar men moet zich niet ontveinzen, dat onze vyanden zeer gunftige kanfen zouden gehad hebben tegen een volk, wiens twee derde deelen niet Ieezen noch fchryven kunnen, en wiens drie vierde deelen ter mïsfe gaan. Een volk , dat zich on€erling verdeelt , twist en zlci vermoort ter liefde van Priesters , hoe zou dat vereenigd blyven by den haat der Koningen? Ik heb de zeven Comités gezegend, ter zelfder tyd, dat ik hunne geheimzinnige handelwyze omtrent de Jr.cobynen en het publiek afkeurde. De geheimhouding deugt niets meer in Frankryk. De droevige gebeurdtenis van den 17 July zou niet voorgevallen zyn, zo de zeven Comités meer volksgezind geweest waren geduurende hunne beraadflagingen, die voor 't overige zeer verftandig, en zeer wysgeerig waren. Het kwam 'er op aan het grootftc uitvoerlyke goed, en niet het grootfte verbeeldelyke goed te vinden. Een volk bedekt met de wonden van het zieltoogend willekeurig gezag is een liecht zamenweeffell De geldfchulden weegen minder zwaar op de beurs, dan de Koninglyke en Priesterlyke fchuld op het verftand weegt. Wy hebben drie ontzachlyke fchuldcrr te vereffenen, eer wy behoeven te denken aan het vol genot eener bezitting, die niet vervreemd , maar verpand is: veertien eeuwen van eene dubbele dwinglandy hebben ons an» van geest cn van geld gemaakt. Wy zyn niet redeloos genoeg , om maar blindelings goede of kwaade wetten te ontvangen^, en wy zyn niet genoeg befchaafd, om ons tot de hoogte van eene volmaakte Staatsvorming te verheffen. Onze Wetgevers, door onze vooroordcelen, onze ellenden, on2e inwendige en uitwendige omltandigheden gedrongen, hob- be»  C 5* ) HOOFDSTUK VAN DE HOEDEN. w y zullen geene hoeden meer hebben, de hoede* makers van Frankryk zullen bedorven worden, ten voorde e- ben het pand der Nationale vryheid geborgen in een Gothiscli gebouw , wiens menigvuldige uitgangen ons vermoejjendé bekommeringen verwekken, Het is thans onze zaak, genoeg bedrevenheid en rykdommen te verkrygen, om een paleis, dat fterkcr, beter genoten', en van.eenen beteren fmaak zy, te bouwen. Alsdan zal ons pand waarlyk in veiligheid zyn. Frankryk, volmaak uwe opvoeding, zo gy wilt, dat men üwe Staatsgefteldheid voltooije. Laaten wy dndertusfcbea niet dulden, dat roekelooze, fcheurzieke, baldaadige oproer, maakers, dat onkundige volksbcroerders eenen enkelen iteen zouden affcheuren van een gebouw, 't welk het volk in zynen val verpletteren zou, zo wy het met geweld, of ontydig wilden afwerpen. Ons conftitutioneel wetboek is geen gods-' dienst, dien men geloven moet; maar een eerdienst, dien men Oéffenen moet. Dc burgers, die tevens wysgeeren zyn, zuU •len het voorbeeld dier beoefening geeven, door de geesten tot eene betere befchouwing voortebereidén. Hunne bewysredencn zullen even heilzaam zyn voor de onkundige volken, wier geest zich ophelderen zal, en voor dc fcotfche Koningen, wier beftaan niet verlengd zal worden, das uit enkele heuschheid. De troonen en de altaaren zyn gevest *ï> de onkunde en het bygeloof. Zo lang deze grondllageii D 2 ka.  C 5* ) deele der hoedemakeren van Spanje ; want men vernielt alle onze haazen en konynen: zeiden , in 1789, wauwelaars , wier redenkunst dies te kreupeler gaat, om dat zy waanden te redericeren als de geheele wereld. Ik , die my van de redeneeringen der geheele wereld zeer wantrouwe, hield, in 1789 , ftaande, dat wy voortaan meêr wild dan ooit zouden hebben, en dat onze hoeden even zó gemeen als voorheen zyn zouden' (6). Dee- beftaan zullen, zal de ffyk, dien men op de kroonen en myters werpen zal, in fyn goud veranderen. Schande zy den fchryver van vier dagen, wiens zinnelooze volksrcgcering ons weder te rug brengen zou naar dc fteengroeven van Syramfc /Deze lieden verwarren zonder ophouden het gewrocht met de oorzaak ; zy redenecren als of zy 'er voor betaald wierden : maar ik, die hen weete op hunne prys te fchatten, ik wedde, datzy niet betaald worden. Het is aan hen dat ik het volgend hoofdftuk richte.- ik toon daarin, even als overal elders, dat ik tot geene fefte behoore. Een lid van de groote Club des Volks, des menschdoms, heeft geenen anderen leiddraad, geen ander onderfcheidend kenteeken, dan de eeuwige reden, (6) Men weet dc oorzaaken der Coeneemende duurte onzer koopmanfehappen, en der verbaazende werkzaamheid van alle onze handwerken. Zy die willen, dat de asfignaaten verliezen , moesten ons uitleggen, waarom dit verlies het meel, den beftendigen grondflag van het ryzen cn daalcn van 'tgeld, niet doet duurder worden. Het goud, het zilver, en het asfignaat van honderd ftuivers winnen; maar de groote asfignaaten verliezen niet meer dan de zilveren gulden in Holland verloor, toen in de laatftc onecnigheden de gouden dukaat f-s livres boven zynen gewoonen prys gold. B-e opkopingen zyn onaffcheidbaar van de omwentelingen. Dc onz.-kcrheid, de vrees, het wantrouwen doen de kostba»-  C 53) Deeze ftelling klonk kwalyk in de ooren, die meer of min doof waren. Men moest dus zyne toevlucht neemen tot de ondervinding , eene taal, welke de doorzichtige man niet altyd nodig heeft , maar welke het gros der menfehen nooit zou kunnen misfen. De lyst der wonderfpreuken fchynt aan de zwakke hoofden grooter dan aan de gezonde koppen , aan de Ariftocraaten dan aan de Democraaten. Daar veel gebaars by my niets uitdoet, en de zwakheid van een tegenparty de lierkte van een bewysreden niet ontzenuwt, legge ik gronden , welke men my niet betwisten zal, zonder zelve in zyne gronden te kort te komen. Wat de hoeden en haazen betreft, ik voorzag, dat de hal beter van wild voorzien zou wezen onder het nieuw, dan onder het oud beftuur: want de vryheid begunftigt natuurlyker wyze de vermeerdering der levensmiddelen, wier vertier aangenaam is voor den eenen, en voordeehg voor den anderen. Eene les, in het voorbygaan , aan de woestelingen , die den graanhandel belemmeren. De ftrenge jachtwetten dee- baare metaalen, dc kostbaarc fteenen, vervolgens de eetwaaren en de minst omflagtige en duurzaamfte ftoffen, als de cochenille, de indigo, de fuiker, de koffy, de lakens, de linnens, het leer, dezyde, de wol, het katoen, enz. opftapelcn en duurder worden. De geweldige inval der Pruisfen verdubhelde genoegzaam den prys van 't goud in Holland, en dien van de cochenille in Spanje. De Hollandfche Kooplieden gaven orders te Kadix, teMarfeille, te Livorno, te Bordeaux, te Londen; en 'er ontftond eene fchielyke ryzing in het Noorden cn in het Zuiden. De laatfte oorlog verdierf Holland , de aanftaande oorlog zal Frankryk behouden. Onze ligging vereischt het fny-mes van Mars ; het ettergezwel, dat ons plaagt, moet met baijonnetten doorgeftoken worden: Bellon» zal den po.;t van Efculaap waarneemeu. D 3  (54 ) deedcn het wild gedierte vermeerderen by een klein getal van ryke lieden; maar de meenigte van kleine eigenaars vreesde te zeer het oog van eenen oppasfer er, den neus van eenen hond, om wild binnen hunne oitk tuiningen te houden. Het was ftrengelyk verboden haazen of patryzen op een toorplein te voeden; endefaifanten- of patryzen-eyeren ,tot vyftien of twintig Huivers door den Koninglyken Heer, of de heeren van zyn bloed, betaald wordende, beroofde 'men het ovehg gedeelte des ryks 'er van , om 'er de bosfchen van Verfailles en Chantilli weder van te voorzien: en de twee derde deelen van deze eyeren bedierven onderweg. Men kon dus ftaande houden, dat de omwenteling van 1789, even zo gunftig zyn zou voor den overvloed van ftoffen voor de hoedenmakery, als voor den overvloed der eetwaaren, De gebeurdtenisfen bevestigen myne voorzeggingen. Raadpleegt de kooplieden in kon ynenvellen; in het begin der omwenteling ftierven zy van vrees; zy geloofden verloren te zyn; thans roepen zy met ons: lang lecve het Folk! En de Spanjaarden , by weeromftuit, om de Franfche-fcfmettingte vermyden, lokken onze werklieden niet meer in de opkomende fabrieken van Catalogne en de beide Castilien : een onberekenbaar verlies voor Spanje, ten voordeele van Frankryk. Wat valt 'er vervolgens al te zeggen tegen de Heeren Dupont, Bergasfe en zoortgelyken , met betrekking tot onze asfignaaten ! Ik herinner my niet zonder vermaak de beuzelplaatjes, waar mede eene menigte zogenaamde redelyke lieden my in het openbaar befprongen, na de bekendwording van myne profetifche redevoering, in de Club der Jacobynen uitgefproken. Ik beloofde het Franfche volk (even als Mofes het manna der Woeftyneaan her volk van Israël, voor hunne intrede in het beloofde land) het land der Geestelykheid. Gy zult, antwoordde men my op eenen ernftigen toon 3  ( 55 ) toon, dé bladen der eiken voor niet hebben, en het brood tot een kroon het pond; onze werklieden zullen zamenrotten terwyl ze niet meer dan eenen Louis daags winnen. Het fchoeifel van den nederig'en voetknecht zal meêr kosten dan de fchitterende ichoen der Koningen. Vast in myne beginfels wagtte ik het toekomend gebeurlyke af met eene onverwrikbaare gerustheid. Eveneens omtrent zal het gefield zyn met dc verwoestingen , welke wy in onze Colonien komen te ondergaan, verwoestingen, die zich oneindig verder zouden uitgeftrekt hebben, zo de fchaarsheid van vrouwen niet een der twistappels onder de negers geweest ware, die •behalven dat elkander haaten door de verfcheidenheid van landen , van taaien, van zeden en van gods dienden. "Het is een wezenlyk verlies voor zommige byzondere nerfoonen, maar de vergoeding is onberekenbaar voor de geheele'menigte der Colonisten, die twee of drie inzamelingen met te meerder voordeel zal verkopen. Onze landbouw, door den nieuwen ftaatsvorm volmaakt, zal nieuwe takken aan den voorfpoed van onze zeehavens geven; en om maar alleen de honig en het wasch van onze byehkorven , en de tabak van onze zuidelyke 'Landkringen te noemen; deze drie artykels zyn vatbaar voor eenen verbaazenden aanwas, even als onze wollen cn onze zoute waaren , door het affchaffen der zoutpachten: en ik zal bewyzen, dat de onafhanglykheid van onze verafgelegene eilanden geenen den minften indruk in Frankryk zou maaken, zo het onverzadelyk St. james niet op de loer lag, om 'er zich goedwillig of met geweid meester van te maaken, door de balans der zeeén te verbreeken, zonder welke wy ons ftaatkundig aanwezen niet zouden kunnen ftaande houden. Zy die de plotfelinge onafhanglykheid onzer Colonien voorftellen , zyn even zo buitenfporig als zy , die een bankbreuk zouden aamaaden aan een vry volk, dat zich alleen D 4 ftaande  (56) ftaande houdt door zyne goede trouw en het credit vaa zyn papierengeld. De kroon en hebben geen gevoel van fchaamte, maar de volken hebben het. Met meerder reden heeft men voorgeflagen de algemeene vryverklaaring van alle de Europifche volkplantingen; maar dit middel met overhaasting in het werk gefteld zou de nietsdoende volken vernielen, wier verbindtenis ons nog noodzakelyk is. De werkzaame, ryke en vermogende Engelschman, de geldzuchtige, zuimge en winstbereekenende Hollander zouden zich van den algemeenen handej meester maaken, ten nadeele van den Franschman, werkeloos geworden door het gebrek van capitaalen waarover hy befchikken kon, en in fchulden gedompeld door eene willekeurige regeering, waarvan hy het wanftaltig gebouw komt om verre te werpen. Wagt tot dat de wonden van de overheerfching, en de wonden der omwenteling volkomen genezen zyn; laaten wy dc gemoederen aanmoedigen en voorbereiden om het concordaat van Sf. Domingo over de lieden van kleur van alle de luchtftreeken uit te ftrekken. De natuur kent niet dan een eenig volk; de natuur heeft verfchillendc mengelingen van kleur aan den menfchelyken opperhuid gegeven; maar het zyn de menfehen, die de wereldkaart gekleurd, misvormd en kakelbont gemaakt hebben. Deze ftaat- en aardryks-kundige verfcheidenheid is onbegrypelyk nadeeüg aan de maatfehappelykc harmonie, aan de zedelyke fchoonheid. Terwyl ik de dwalingen en drogredenen optelle, terwyl ik godsdienftige en fiaatkundige fcheurmaakers zich onderling den prooi van zo veele millioenen menfehen, die noch leezen noch fchryven kunnen , zie betwisten; gevoele ik de noodzakelykheid van de voltoojin- onzer' Conftitutie uit te ftellen. De gemeene hoop is altyd vatbaar voor eenen opftand, maar eene Conftitutie komt dikwylj eeuwen te vroeg. Houdt moed, Patriotten, laaten  t 57 ) Jaaten wy aan- niets wanhoopen, de wyn is getapt, hy moet gedronken worden. De beletfelen worden menigvuldiger naar maate van 'j volks onkunde en de loosheid der ariftocraaten. Laaten wy aan de wet gehoorzaamen; laaten wy haare waakzaame, getrouwe, onkreukbaare wagters zyn; en laaten wy vooral niet uit het oog verHezen, dat ons wetboek alleen daarom onvolmaakt is, om dat de zotten en onkundigen eene ontzachlyke meerderheid uitmaaken. De welmeenende burgers, die zich over het Koninglyk gezag beklagen, neemen het gewrocht voor de oorzaak. Laaten wy de oorzaak verbeteren , laaten wy de drie vierde gedeelten der Franfchen het A. B. C. leeren; want een volk zonder Alfabet is niets meer dan eene verachte kudde: en een kudde zonder herder, is immers eene onmogelykheid. De vosfen en wolven kiezen de vacht der fchapen boven het vel der haazen. En om weder op onze fchaapen te komen, eindige ik myn hoofdltuk van de hoeden. NIEUWE ZAMENSCHAKELINGEN V A W DB KONST der MAATSCHAPPYVORMING. Xt kende den afgodifchen eerbied voor het Koninglyk gezag te wel, om de vernietiging dier waardigheid 'te prediken, voor de gebeurdtenis van den zi J,lny De onberaden ftap van Lodewyk XVI zal de natie gen'eezen ® 5 vaa  C 58') van eene ziekte van veertien eeuwen." Thans zyn wy reeds dertig jaaren verre van den 20 Juny 1791. (7) Het ( 7) Zo ik het duider ftaatsbefluit over de drukpers wei begrepen heb, is het niet geoorloofd het byzonder gedrag der openbaare ambtenaaren te beoordeelen: ik zal dus my wel wagten eene naamlyst van hunnen inboedel te maaken; ik zal altyd zeggen, dat Lodewyk de XVI geaarzeld heeft; maar nimmer zal ik zeggen, dat Lodewyk de XVI een ongelukkig echtgenoot of vader is; want dit zou 't zelfde zyn als hem, zyne gemalin en zyne kinderen te befpotten , te lasteren. Myne berisping zou de wraak der wetten verdienen, zo zy zich kwaadaartig of kinderachtig bemoeide met huislyke ge. woontcn. Deeze aartigheden voegen aan die fchryvers, die de laage llaaven zyn van het despotisme, aan eenen Boileau, die \oor de voeten van Lodewyk den XVI kruipt. 'Er zyn, 't is waar, gevallen, en deze gevallen zyn zeldzaam, waarin het welzyn des Volks ons verpligt eentn fnooden veinzaart den mom af te rukken; maar buiten dezelve is het haatelyk een geheel huisgezin door boosaartige befchimpingen te bedroeven. Dit gefchrifc draagt eenige kenteckens van de gloeiende verontwaardiging, welke de vlucht des Konings my inboezemde : ik zou 'er thans minder drift onder mengen , maar niet meerder redeneerkunde. Lodewyk de. XVI zal zonder twyffel niet meer naar trouwlooze raadgever.; Imiteren , en hy zal het fpreekwoord: Die gedronken heeft, zal drinken, logen ilraffen. Ik gaa hem nieuwe beweegronden van genegenheid en liefde voor een edelmoedig cn vry volk aan de hand geven. Deze beweeggronden zyn voor den tegenwoordigen tyd gepast, juist als de aanleidende reden. Ik had afgezien van het wereldkundig maaken van myne Republikeinfche denkbeelden, toen de ongelukkige zittingen van den 5 en 6 Oftober laatstleden my alle de voordeden myner onafhauglyke omftandighcid deeden gevoelen. Onze nieu-  (59) Het zou in 't vervolg geene de minfte zwarigheid in hebben alle vyf jaaren een hoofd van de uitvoerende macht te nieuwe afgevaardigden moeten thans overtuigd zyn, dat eene Nationale Vergadering ondergefchikt is aan het Volksgevoelen, dat een ftaatkundig lighaam onderworpen is aan de ftaatkundige gefchiktheden. De Wysgeer, in zyn Kabinet, zorf te befchuldigcn zyn van iets te ontveinzen; de Wysgeer, in den raad, zou zyn doel misfen, wanneer hy niet veinsde. Het is de zaak der fchryveren het volksgevoelen in beweging te brengen; het is de zaak der wetgeveren dat gevoelen te befpieden. De jonge afgevaardigden van onze departementen, van onze diftri&n , zyn'vol van yver en patriotisme; maar ik raade hun aan, Machiavel te leezen, zo zy de flrikken der Machiavelisten vermyden willen. De verdeelde volken zyn aan Hechte wetten onderworpen ; de huislyke deugd en de ftaatsbeftierende deugd, zullen nooitbeftendig te zaamgepaard gaan, dan na dat de algemeene Souverain zal zyn tz voorfchyn gekomen. Ik gaa onbet^istbaare waarheden zeggen, zy zullen onder het volk voortfpruiten; maar ik zou dc eerfté zyn om ze te veroordeelen op de banken der wetgeving. Het is met het Koninglyk kwaadals met het Godsdienflig kwaad'; het zyn de overhaaste flaatsbefluitcn niet, die de Priesters', die hunnen God ronddraagen en verflinden, zullen uitroeijer! De Kerkplegtighcden duuren langer dan het geloof dewyl" de wysgeeren alleen het recht van voordellen hebben in alle Janden der wereld, en vooral in de vrye landen. Ik zal de berisping myner tydgenooten niet vreczen , terwyl ik de taal der nakomelingfchap fpreeke. Daar 'er in het ftaatkundige twee taaien zyn , die van het oogenblik, en die van de eeuwigheid-, die van den ambtenaar, en die van den ambteloozen man, zal ik noch den ftaat noch byzondere perfoonen in gevaar brengen, door my met myne grondbeginfels in myn Kabinet op te (luiten - en ik zal eene volkomcne vryheid hebben in de keus der middelen van herftel. Het is uit gebrek van deze onze beide DU-  te verkieien , t welk men zediglyk in eenen Ieunïngftoel' zou doen zitten,, met den hoed op het hoofd. Geen wcel- taalen te verftaan, dat zo veele volksvoorftanders het volk ongenoegen geven, terwyl zy het op eene fmertelyke wyze heen en weder llingeren. Vraagt eens aan deeze deugdzaams volksleiders; wat is het Folk ? Gy zult niet verbaasdheid ontwaaren, dat zy 'er zich een eenzydig en plaatfelyk denkbeeld van maaken. Deeze onkrsukbaare kortzichtigen zullen een aanhang in een volksgcdeelte maaken; maar nimmer zullen zy de wetgevers zyn van het menschdom, 't welk zyn veto zet op alle deugden die vreemd zyn aan het algemeen belang, aan het werkclyk geluk, aan de wezenlyke deugd. De waare ftaatsman is gelyk aan eenen kundigen loots, die de haven al laveerende nadert, om de klippen te vermyden. De onervarene matroozen bedillen zyne verrichting, zy fpannen zamen om den Huurman te dwingen om rechtftreeks en met volle zeilen binnen te loopen, zonder op het gevaar der ondiepten te letten. De zamenzweerders zeggen, dat de wind goed, en het de fchuld van den ftuurman is, zo wy niet voor den wind afzeilen. Gelukkig beftaat het grootet deel van het fcheepsvolk uit verftandige lieden , die, zonder onkundigen tot ftilzwygen te brengen, de wendingen van den ftuurman goedkeuren. De man van ftaat neemt ook zeiden zynen koers rechtftreeks, om dat hy de klippen kent;, hy vermydtzilfs een rechten enveiligen., maar nauwenweg, en voor welken oude vooroordeelen het grootste gedeelte van 't fcheepsvolk bevreesd maaken. De onkundige bedillers zien nergens eenig gevaar, zy zien de haven, zy beweeren dat wind cn ftroom goed zyn: derhalve», hebben de ftuurman ca zyne raadslieden , de bevaaren matroofen en kundige reizigers, geen gezond verftand. 'Er is geene veiligheid noch vryheid meer aan boord; fchielyk een opftand; weg met de blauwe rokken, weg met de baijonnetten! De man van ftaat, die het oor wilde leenen aan het gefchreeuw der volksdryvers , zou «en fltcht man zyn. De braave burgers moeten hun best doen  t Ö-I) weelde, geen uiterlyke pracht, geen trots, geen purper. De kuiperyen, de zamenfpanningen zullen niet meer te vreedoen ora eenen ftaatsvorm te volmaaken, die dc voordeden der volmaakbaarheid bezit. Ik zal eenen weg aanwyzen , die ons tot ons doel leiden zal, niet door middelen van omwenteling, maar volgens de voorfchrifterf der ftaatsgefteldheid. Elk redenaar, die de Franfchen tot eene tweede inwendige beweging zal aanraaden, zal een flecht patriot, of een flecht redenaar zyn. De vrye man doet alles met den vrede en de verlichting ; het zyn alleen ilaaven, of voorftanders der flavernye , die den duifteren weg der regeeringloosheid inflaan. Ik zweere der ariftocratie en der demagogie eenen eeuwigen haat; ik verfocije de oproerigen, de heimelyke beleggers vin listige aanflagen, die, onder den mom van menschlicvendheid, flechts zoeken in troebel water te visfehen. Ik htb medelyden met onze kleine fchreeuwers, blinde werktuigen dier groote heerschzuchtige bedriegers, die zich opzettelyk agter af houden, en het ftilzwygen van den leeuw bewaaren. Franfchen, Franfchen, denkt, dat de wereld in twee zoorten van menfehen verdeeld is; de verlichte eigenbelangzoekers, en de onberadene eigenbelangzoekers. Myne eiger belangzucht gebiedt my de middelen te bereekenen om mynen perfoon tegen alle kwaad te beveiligen. Hoe beter bcrekenaar ik nu ben, hoe beter ik de regeering der openbaare vryheid zal handhaaven; want het heilzaam juk der wet bewaart my voor het willekeurig juk van den mensch. Het is waar, dat, indien ik my van het hoogst gezag mpester kon maaken', ik de aandrift der natuur niet zou kunnen tegenftaan, die my dryft tot de volftrekte onafhanklykheid van de wetten en de wetverklaarders. Ik zal de laagheid niet hebben van eenen anderen op het fchild te heffen; ik wil niets dan my, of de wet. Het is uwe zaak, myn waarde evenmensch, uwe voorzorgen te neemen. Legt mynen natuurlyken loop zulke fterke hinderpaakn in den weg, dat het denkbeeld zelfs van te  t 62 ) vreezen zyn by een volk dat een in aart is, waar het hoofd der uitvoerende macht (ten ftrengften gefproken) niet te heerfchen nimmer in mynen geest opkome. Zonder dat, ben ik. gewettigd om eene heiligfchendende hand aan het heiligdom der wet te flaan; ik ben gedrongen u onmededogend onder het juk te brengen; want het is om 't' even, of ik het doe, of een ander: ik vecht om myn lighaam te verdedigen * het is te doen om te dooden, of zelve gedood te worden. Maakt dus geen ftaat op de deugd van een' ander'; maakt ftaat op uwe voorzichtigheid, op uwe waakzaamheid, op het vermogen van uwe middelen van verweering. De perfoonlykc deugd is een onbepaald woord, 't welk geene ftellige betcekenis aanneemt dan in dc tafelen der maatfchappybepaalende wysheid. \ Deeze aanmerkingen zullen Lodewyk XVI rechtvaardigen van de bittere verwyten, welke myne verontwaardiging my tegen hem voorfchreef. Zyn gedrag zedert de aanneeming dST.godlyk-menfchelyke a&e bcwyst, dat wy een' oordeelkundiger' Koning hebben, dan men geloofde. Ik fchreef geduuicnde het openrtaan van den troon; en Lodewyk XVI, na wyfelyk zyn voordcel gedaan te hebben met de patriottifche «ptelling van Frankryk, die in de maand Juny laatstleden gefchiedde, zal wys genoeg zyn, om eenen vryen mr.n te wederleggen, met voorttevaaren door de wet te regeeren. Ik hoop, dat ik my in myne gisfingen bedrogen hebbe, en ik geef thans myne niet-konings-gezinde denkbeelden met dies te meerder gerustheid aan de pers, om dat de Koning daar in dringende redenen zal vinden om zyncn pligt te doen , en een nieuw belang om met ons mc.de te werken aan het groote werk van het eekigvoik. 'Er is niets zo. moeilyk als aan eenen ambtenaar, wie hy ook zy, te bewyzen, dat het mooglyk is hem te kunnen misfen : men wordt kwalyk gediend door bedienden, die geloven dat men niet kan wegzenden. Pc reden en dc eigenliefde zullen Lodewyk XVI dc vernie-.  C*3 > niet meer is dan een burger van achttien francs daags * gelyk het hoofd der wetgevende macht. Het geld en de eerbewyzingen doen al het kwaad. Geeft aan den Prefident der Nationale Vergadering een millioen tournois voor zyne veertien dagen , bekleedt hem met eenen Oosterfchen praal; en gy zult zien welk een fraai geraas 'er by iedere loting om het voorzitterfchap zyn zal. Wat het gevaar van het proteiïoraat, en de voorbeelden van Rome en Polen betreft, het is klaar, dat de Nationale gelykheid, en de verdeeling in de Landkringen, en dc vryheid der drukpersfe, den Koningsgezin-, den de jaarboeken der historie toefluiten; alle gefchiedkundige aanhalingen moeten vervallen voor de Franfche Conflitutie; eene ftaatsvormmg die in haare gronden Republikeinsch is, in fpyt der Engelschgezinde uitvindingen , waar mede het gemeen zich laat bedotten. Het zyn de volken, die het heerlyk beginfel van de Souvereimteit des volks miskend hebben; het zyn de volken die de hoogfte macht op een altaar of op eenen troon plaatfen, in eene Raadsvergadering, of op eenen Ryksdag ; het zyn de volken , waar de vryheid in haare werking moet itilftaan voor de geheimen van den ftaat en van de kerk , voor de beletfelen van de drukpers en van den godsdienst; deze verachtelyke volken zyn het, die vree- figing voorpreeken der overheerfcheren, die altyd den fpot dryven met eene door de grondwetten van den ftaat gevormde kroon. Ik zou myne bewysredenen in het vuur geworpen hebben, zonder de hoop van Lodewyk XVI eenen yverigen Apostel te maaken van de herfehepping van het heel-al, Vaar van hy het hoofd zyn zal. Ik fpaar den vrienden en den vyanden der Franfehe Conftitutie eene verfchrikkclyke taak Eerbied voor de wetten , zodanig als ay zyn. Ik zal het Ko.° ninglyk gezag 'met myne pen beitryden, cn met mynen labd verdedigen.  («O vreezen moeten voor dc overweldigingcn der Cromweh-, en der Gustaven, der Muncken en der Nasfaus. Het is daar, dat een uitgeftrekt grondgebied een wyd veld voor den heerschzuchtigcn opent; hét is daar, dat men met waarheid kan zeggen, dat eene groote Republiek niet lang zou kunnen beftaan , en dat een erftelyk Koning een onontbeerlyk kwaad is. Maar in Frankryk, waar de hoogfte macht in de handen des vólks is, zal, naar maate die handen zullen vermenigvuldigen, ook onze vryheid té zekerder zyn. Herinneren wy ons de beraadflagingen over het wapenen der Nationale Garde; eenige fpreekers hadden de loosheid of de dwaasheid van een tuighuis van alle onze geweeren, en een artillery-perk van alle onze kanonnen te willen maaken: verltandige lieden deeden het gevaar van deeze maatregelen zien, en het volk begreep gelukkig, dat onze geweeren beter door ieder in 't byzonder bewaard zouden zyn , en onze kanonnen door alle de wyken , ieder in den haaren. Herinneren wy ons, zeg ik , die gewigtige beraadflagingen ; want zy beantwoorden volmaaktelyk de drogredenen, die men bybrengt ten voordeele der erflykheid van den eerften dienaar; van eenen waaren Souverein. De wyze van verkiezing van den Forst fchynt my bynaar aangewezen tc zyn door het decreet over de verkiezing van eenen regent. Dit alles ontflaatmy van in langwjligheden te treeden; ik houde niet van wydlopigheid; ik laat dit werk over aan de lieden van letteren, die geene lieden van denkbeelden zyn. Lodewyk XVI de Maas willende overtrekken, heeft ons den Rubicon doen overgaan. Laaten wy als Cefar vooruitgaan; de teerling is geworpen ! Zal een Souverein minder onderneemend zyn dan een overweldiger? Zal het volk zich aan nieuwe bekommeringen blootftellen, door fchatten en wapens aan zynen wreedften vyand té geven, aan eenen man die alle de takken van het beftuur ver-  C^5) verlammen zal, die zich veritaan zal met alle de ariftocraaten van binnen en van buiten ? Lodewyk XVI zal altyd het hoofd der misnoegden zyn , en nooit de vriend der Franfchen. Het geflacht der Bourbons is edel en* heilig; het zal het herftel van den adel en het priesterdom weezen, 't welk adelyke en geheiligde Koningen bedoelen zullen. De Koninglyke democratie is een monltei; dit moet men zich niet meer ontveinzen : de Koning zal ons verilinden, of wy zullen den Koning verflinden. En ik begryp niets jammerhartiger dan de redeneering«n der Koningsgezinden naast het verfchynfel dat Frankryk ons oplevert, zedert de vlucht en de ophouding van eene ondankbaarc familie. De wet gaat voor alles by een volk dat Koning is, by een volk verlost van de dwinglandy der Priesterea en Edelen, van de kwellingen van parlementen die zich lieten Omkopen, cn van bevoorrechteproviilcien. Men dreigt ons met het -ongelukkig fysteina van kleine verbondene Republieken; als of wy minder fterk en minder verlicht zouden zyn om ons tegen onze vernietiging te verzetten, zonder eenen Koning dan met eenen Koning, zonder eene affchuwelyke regeering , dan met eene» billyke regeering. De burgerlyke en geogruphijelie gelykheid , de gelyke verdeeling van menfehen en zaaken , van de macht en van dc nyverheid, de onderlinge verllandhouding van de post en van de drukpers, het verllandig zamcnftel van den conltitutioneelen grondflag; alle deze voordeden zaamvereenigd, alle de dagelykfchc ondervindingen moeten de vreesachtigüen zelfs gerust ftellen omtrent de uitwerkfelen der atfehaffing van het Koninglyk gezag. De wet zal vreedzaamlyk heerfchen ; zy is in het hart der burgeren gegrift. Zy is eene zuivere en levenwekkende bron; op wier toegangen de geheele wereld een wakend oog houdt; en men zou zich in gevaar itsllen van 'er het genot van te verhezen , inE dier*  C te ) dien men haar met een zilveren kom , en een goude* kraan wilde verryken, die de hebzucht der dieven zouden gaande maaken. Laat het helder water vöWnszyncn hatuurlyken loop vloeijen; laat de wet werken door den wensch des volks, door de aandrift der goede order, d;e eene vrye maatfehappy regeert. Laaten wy de inwendige bewegingen vermyden; alle de heden van verftand zuilen zich vereenigen ter handhavmg van den vrede, zonder welken 'er geen heil is. Laaten wy onderzoeken , laaten wy elkander betwisten maar dat wy clkanderen niet Haan. De reden zal vroeg of laat boven dryven; door haar met geweld te willen dwingen, zouden wy onze zaaken bederven. Dat men Lodewyk XVI heiftelle, of dat men hem önttroone, ik geef geen tien jaaren aan denieuweKoninglyke bevruchting) het belang , de veiligheid, de waardigheid des volks Zyn 'er my borg voor.' De verlichting zal zich met fneile fchreden verfpreiden, de blinddoek is verfcheurd zedert de reize van Va rennes. Wat betreft het decreet 't welk'hem verklaart met befchuldigbaar te zyn, hetzelve is even dwaas in de oogen der reden, als geyoeglyk in de oogen der ftaatkunde. De Koninglyke waardigheid, of liever het Koning yk hof, eene in den grond ondeugende infteilin* zynde , moeten deszelfs gevolgen noodwendig ondeugend zyn. De hooge Volksvergadering houdt zich aan het beginfel, 't welk zy vastgcftcld heeft voorden 21 Juny: het is dus eeniglyk op de eenhoofdige regeering zelve , dat men hst vernaaien moet. Zo dra de volkswil duidelyk zal gebleken zyn, zal het vertegenwoordigend hghaam een niéuwe wyze volgen in de uitvoering dei gedings. Men verzet zich tegen de ónfehendbaarheid men e.scht eenen Koning die neg een kind is, omeenen zwakken Koning te vervangen. Dit zou zyn deraderen van het weik te vermeerderen; 't zou zyn onze rampen.. te  C#1 te vermenigvuldigen, door eenen op listen uit.zynderi regènt, door eenen aan het hof verkogten raad. In dezen ftryd riep ik uit : Dat wy zuiver Republikeinen zyn , ?/ geeft ons Lodewyk foliveau {den kikker balk) weder, (j)- Zo O) Het is van belang aantemerken, dat het de hovelingen van Verfailles waren , die , voor de omwenteling, drzen fchimpnaam aan hunnen meester gaven. Nooit heeft het volk, in de hevigfte vlaagen zyner gramfchap, zich het honderdfte gedeelte der fcheldnaamen veroorloofd, waarmede de voorheenedelen Lodewyk XVI befchimpten, zelfs in zyne eigene vertrekken. Diar ik zeer voor de vuist ben, deed ik meer dart een cordon-bleu bloozen, en meer dan een cordon-rouge verbleeken, wier ondankbaarheid my voor het hoofd ftict. Dit zoort van lieden verzamelde zich niet rondom de óeil de boenƒ, dan om de koe te melken. D. ze baatzuchtige gezetheid biics my zeer veel vcrac'ating iri voor deze getyrelde kiKC.iten, en zeer veel medelyderi voor den heiligen der heiligen. Lodewyk XVI wierd aangebeden als een gouden half, 't welk men tot ftof wilde vermaalen, ten voordecle der grootcn. De gematigdften vergclceken den gezalfden van Rhcims by de hen, die gouden eieren gaf. Daar her volk (laaf zynde ééncn opperheer liever had dan tien duizend overheerfchende grooten, 'was het de Zaak der onverzadelyke cabale, den op zich zeïf Ifaanden Koning ten fterkften te lasteren. Zy die in de geheimen van Verfaiïles waren ingewyd, volgden de list derEgyptifche Pricsteren naar, die zich zelve aanzien byzetten, door hunnen God te verlaagen in het lighacm van den Os Apisi Hoe'zotter een God fchyrit', hoe wyzër de Priesters fchynen. Ik mogr vry my door my zelf overrecden, dat Lodewyk XVI zig in de historie en wereldbcfchryving oefende; dat bf Engelrche hoeken en papieren las: uittrekfels van zyne ë'gett hand, overzettingen van zyne hand, landkaarten van zyne hand, vervulden my met verontwaardiging tegen de hovclin. jfen,- die volftrekt ftaande hielden, dat hy, dien zy than? 'l. II 2" liulii  C 6s y '7",o lang gy een hof, een bevoorrecht genacht en eene civile lyst zult behouden, zult gy wel doen niet dan eenen Heer te bewaken te hebben. Of verbrandt dentroon ,- of onttroont niemand; laaten wy ons zdven geIyk zyn. Indien het medelyden des volks niet even zo verfchrikkelyk was als deszelfs toorn , zou myn raad Veel ftrengcr zyn; ma-ar het medelyden is eene macht, en de man van ftaat moet noch wraakzucht- noch liefde kennen; hy is zonder driften. Dé dood van Karei van Engeland zal Lodewyk van Frankryk het leven bevvaaren. Ik zal over deze gevaariykc ttof met uitweiden* zy die niet gemeenzaam zyn met het verband tusfehen de ftaatkundige gebeurdtenisftm, zouden my nier verft aan ; en zy , die zich in de wetenfehap van Machiavel oeffen'en , hebben niet nodig my te verftaan. Ik heb het verzoekfehrift van het Chctmp dc Mars iilët geteekend, want het is> ffrych'g , zo niet met de bilIykheid, immers niet de flaatkunde. De gebodsuitfpfaak van herziening op de naastvolgende wetgeeving is een voortrcftelyk denkbeeld, 't welk ik in andereomftandigheden met alle myne vermogens zou onderfteunen. Ondertusfehen, laaten wy de geesten voorbereiden om den waaren ftand te neemen r die aan een vry volk voegt. De kalmte en de rust, dc gerustheid en het geluk zullen de beloning zyn van den uiterften trap der volmaaktheid.. Men zal geene veranderingen meer aan de ftaatsvorming. maaken, wanneer zy volmaakt zyn zal. Laaten wy met wysheid' en voorzichtigheid naar dit doel ftreevcn. En daarenboven zou dc ftaatsinrkhting ongefchonden blyven ; want het is geen vernietigen der Monarchie , als men liet hóf en dc ci-vile lyst affchaft, als men de tlffóiilHen vriend noemen, toen niet anders was dan edi dwaaze weetniet, een oppef-fléeljtaoofiL  •erÏÏelykheid wegneemt, den praal en den trots van eene «verheid, die gy Monarch noemt. Ik femme toe in zyne onschendbaarheid, hy zal ministers benoemen', die •aan 't volk verantwoordelyk zullen zyn, by zal over een zeker getal van burgerlyke en krygs-ambtee kunnen befchikken. Deze heilzaaane onontbcerlyke verbetering tast de grondwettige vasxfteiiingen niet aan: het zal aityd eene waarheid zyn als men zegt, dat de regeeringsform van Frankryk wezenlyk eenhoofdig is. Maar het is dwaas en gevaarlyk met groote kosten een middelpunt van bederf te onderhouden, en eenen ambtenaar, eenen vertegenwoordiger te bekleeden met eene wapenrusting, welke verfchrikkelyk zyn zou zelfs in de handen van een bloot byzonder perfoon. Men zou eenen burger verdacht houden, die twintig millioenen inkomen had, en men geeft 'er dertig aan eenen man, wiens verheven Itand, voor de veiligheid van den ftaat, de gelofte van armoede zou vereifchcis. IMaar, zal men zeggen, men moet dezen .eerften ambtenaar ryk genoeg, gelukkig genoeg maaken, om hein den lust te beneemen om met dc vreemde Mogendheden , of met binnenlandfche verraders zaamtefpannen. En ik, ik houde ftaande, dat men zynen post van zo Xveinig gewigt, zo min voordeelig moet maaken , dat men hem de middelen beneeme om tot het toppunt van eerzucht , de hoogfte macht, te geraaken. Een Koning zal geiooven ongelukkig te zyn, zo lang hy niet naar goeddunken over het leven en de bezittingen des volks kan befchikken; zo lang hy de fouvereiniteit van éénen niet in de plaats van de fouvereiniteit des volks kan (lellen. De vrienden van de civile lyst veinzen het menschlyk hart niet te kennen, zy veinzen , terwyl zy de voorbeelden van Céfar en Cromwel aanvoeren, de gronden der Franfche Conftitutie, de vorderingen van den volks-: |eest niet te kennen. Een erffelyk Koning, die miliioeE 3 nen  (Zo ) fcên inkomften heeft, was ons voorleden jaar noodzakcïykj thans is hy nutteloos; het 'volgend jaar zal hy on ■ verdraaglyk zyn. Ons fterk geftel verdraagt ongeduldig dit vreemd lighaam, dit langzaam vergif, dat ons'verlamt eer het ons doodt. Vraagt den vyanden der vryheid, den ariflocraaten van alle kleuren, wat zy van het Koninglyk hof denken, zy zullen u zeggen , dat het op dit werkhuis van het despotisme is dat zy hunne misdadige hoop vestigen. Dit is het punt van vereeniging van alle icheurmaakers, van alle voorftanders eener Tegenomwenteling En zou het volk van zyne verblindheid, van zyneredenlooze edelmoedigheid niet te rug komen ? , Men verbeeldt zich, dat de Koning van harte volksgezind zyn zal na het aanneemen der conftitutioneele a#e; men hoopt, dat hy geene onlusten meer zal koesteren, dat hy het beftuur niet meer zal laaten kwynen, dat hy niet meer zamenfpanningen zal maaken in het binhenite zyner woning. En hoe kan men zulk eene bekeering hooPen van de zyde van eenen meineedigen , die zich nietfehaamt zich var. ariftocraatcn te omringen , in het aangezigt eener wagt van waakzaame burgeren ? : - Wat gedrag zal de Koning houden ? vraagt men elkanderen , deezen overluid, geenen zacbtkaTs. Welke handelwys zal men in het kasteel der Tuileries aanneemen ? Ikgisfe, dat dc kunst der kasteelbewooneren zyn zal, het volk door een naargebootst patriotisme in flaap te wiegen: zy zullen trachten dc aanilagcn van den « juny te doen vergeeten, om weder anderen in 't werk te nellen , die beter flagen zullen , door het licht der ondervinding, en door de verfyning der fchelmery 7ie daar het oogenblik, dat onnozele of omgekogte pennen «e voordeelen van het Koninglyk gezag ten hemel toe zullen verheffen, en de ysfelykheden van het republi^nfcie ftelfel ten afgrond vernederen, De dwaaze of on-  c ?o ondeugende vrienden des Konings zullen'het ligtgelovig volk opruyen tegen de waare vrienden der ftad. En ik zie geen heil voor Frankryk dan in den moed der Republikeinen , wier redenen en bedreigingen een hof in bedwang zullen houden, dat noodwendig bedorven is en bederft. De dag nadert dat het volk zodanig overtuigd zal zyn van de zwarigheden van eenen nutteloozen en belachlyken troon, van eene kroon zonder fmaak öf evenredigheid, die'het gebouw der Conftitutie bezwaart, om 't zelve te verpletteren, in plaats van het te bevestigen; dat het alleen het perfoonlykcaraéter des Konings, de openhartige en oprechte volksgezindheid van den bevoorrechten perfoon zyn zal, die, ik zeg niet zyn gebied, want wy leven onder 't gebied der wet, maar zyn ftaatkundig beftaan, zal kunnen verlengen. Ongelukkig voor Lodewyk XVI en voor ons, hebben zy, die hem omringen, een belang geheel ftrydig met het'zyne; en de zwakke lieden zien hun belang niet dan door een geleend verkleurend glas. De vrouw van Lodewyk XVI zal den Koning leiden , en de vrouwen van Antoinctta zullen de Koningin leiden. Dekrinc van het paviljoen van Flora zal niet zaamgeftcld zyn uit burgerfamilien; de lieden uit het volk zullen van het hof gedrongen worden door de lieden van den gewezenen adelftand. En om de ariftocratifche maat vol te meeten , zullen de Ambasfadeurs der dwingelanden , de verfpieders der inconftitutioneele Koningen, het oor van onzen conftitutioneelcn Koning hebben. Men zou, 't is waar deeze laatfte zwarigheden kunnen uit den weg ruimen door, in de plaats van alle onze Ministers aan de vreemde heven , verlichte Confuls aan te ftellen : de despoten zouden fpoedig ons voorbeeld volgen. Laaten wy ondértusfehen koel en lier zyn in de tegenwoordigheid dezer zogenaamde Ambasfadeurs , welken de onder 't juk zuchtende volken thans in ftike af keu; en, c.i v,elktnzy E ^ mor-  C 7* ) iftöfgen pïegtlglyk zullen afkeuren. Het diplomatiek lighaam maakt in Parys eene verzamelplaats van heimeIyke aanflagen en zamenfpanningen , een brandpunt van verderf, wiens vergiftige ftraalen zich door geheel Europa verfpreiden, en op het kasteel der Tuileries uitlopen. Dit, gevoegd by de verwoestingen der civile lyste, verwekt gegronde bekommeringen by een vry en grootmoedig volk. Lodewyk XVI zou een God zyn, indien hy aan zo veel verleiding wederftond; en Lodewyk XVI is de weekfteder fterveiingen. De millioenen, welke Frankryk onftaatkundig verkwist in de buitenlandfche zaaken, zouden met groote bezuiniging kunnen dienen ter verbetering van onze inwendige zaaken. Elk nieuw bearbeid ftuk gronds, elke uitgedroogde moeras, elk nieuw gehucht, elke nieuwe tak van Koophandel zouden onzen naaryverigen nabuuren grooter gedachten van ons geven , dan alle de maaltyden, dan alle de equipages van onze niersuitvoerende Ambasfadeurs. Het Franfche volk is te groot om in de vreemde hoven kantooren van verfpieding opterichten , fpeelfchoolen , moord-kuilen erger dan de fpeelhuizen yan het Pharaon cn la Belle. Hebben wy niet gezien dat Ministers de vryheid eischten, om in hunne hotels verboden fpelen te fpeelen. Ach! hoe zou ik zekere lieden van aanzien, zekere met linten -verzierdc , en door giftbrieven in aanzien gebragte deugnieten doen bloozen ! Maar de verachting le^t my het ftilzwygen op. Ik beiluit tot het terugroepen van alle onze weidfche onderhandelaars, en tot het zenden ^an oude kooplieden , wier uirgeftrekte befPiegelin»en in den koophandel zich al vroeg over den geheelen omtrek des aardbols hebben uiigeltrekt. Deze zediee Confuls zullen geen open ttfeJ houden voor de reizigers van den eerften rang j maar zy zullen alle hunne landgenoöl« zonder ondtrfcherd befchermen, door aan te dringen °P  C 73) op de onschendbaarheid van het recht der volkeren, en op het onderhouden der verdragen van koophandel; bellendige verdragen, die, in vervolg van tyd, voor Frankryk, de plaats vervullen zullen van die kortftondige overeenkomften van het diplomatiek Machiavelhsmus. Nimmer wierd de v/et meer geëerbiedigd e'n beter in acht genomen, dan zedert de opfchorting der machten van den menfchen-eetcr. Het Franfche volk toont waardig te zyn uit de voogdyfchap ontilagen te worden. Het is niet meer een herfenfchim, een wanftaltige molik, die zich van deszelfs gehoorzaamheid meester zal maaken. Het enkel woord wet is krachtiger dan de handteekening van een verleidenden Koning, van eenen getydelden overheidspcrfoon , dien men niet zou kunnen beminnen zonder gevaar, en niet haaten zonder woede; van een' crffelyken overheidspcrfoon , wiens door de pracht onderfteund overwigt alle de andere overheidspersonen verachtlyk of verdacht maakt in de oogen van een afgodisch of agterdorhtig volk. Ik zou liever magiltraat*. perfoon willen zyn van het kleinfte dorpje van Frankryk, dan Maire van Parys, nevens eenen Koning die defchatten van Peru bezit, nevens eenen fchatmeester, die my aan de woede der afgodsdienaaren overlevert, indien ik niet op zyn altaar offere; die my biootftelt aan de achterdocht van 't grauw , indien ik zyne aanbiedingen verachte; en die my eenen verrader van myn Vaderland maakt, indien ik zyne gefchenken aanneeme. Men fchreeuwt niet zo fterk, keve de Koning: lefve de Koningin! dan om dat men de rykdommen bemint; want zeer zeker heeft het hoofd van den minflen iledelyken regeeringsperfoon eene wezenlyker, meer erkende innerlyke waarde, dan het hoofd van Lodewyk XVI Het volk is boven den Koning : maar op zich zelf ftaande lieden in gefcheurde klederen vergceten hun aandeel aan de fouvereiniteit, om de kruimels od te zamelen te E5  C 74 ) ge.'yk met de verachting van een man als een and..-, maar ryker dan de anderen. Het Koninglyk hof is eene fraaye 'uitvinding om het hof des volks verachtelyk te maaken; en het is om der hoogheid van den Souverein meerder glans by te zetten, dat men 2j of 30 millioenen toeliaat aan cenen gevolmachtigden van geboorte en niet van verdiemTe, die het volk en de verkorenen van het vl Jk verduistert, verleidt, verblindt, verlaagt en verontrust. Indien deze order van zaaken, deze fchandelyke wanorder nog lang duurt, zal de vryheid in Frankryk niet oud worden. Hebt maar vertrouwen, zegt men ons; uwe achterdocht doet nadeel aan de Conftitutie. Maar hoe kan men vertrouwen hebben in eenen ambtenaar, die door eenige mylcn van plaats te veranderen een geheel volk het onderfte boven kan kecren ? Hoe kan men gerusr, gaan llaapen, wanneer men voorzien kan , dat men ens den volgenden dag zal komen zeggen: De Koning is dezen nacht vertrokken, God weet waarheen , en God weet hoe. Te wapen ! te wapen ! Het 'tó'atieH'geirm van het hof zal ons in flaap wiegen , en de alarmklok der ftad zal ons ontwaaken.' Deze geduurige verbittering , deze dagelykfche ongerustheden zullen de verwarring onzer geldmiddelen, de duurte van het geld , en de ondernemingen van onze in- en uït-wendige vyanden doen voortduuren, Wy woonen in een huis, wiens te zwaar dakwerk ons alle dagen dreigt; en men zou willen'dat wy gerust waren omtrent de onkunde der bouwlieden ! Nooit zal men ons wysmaaken, dat de nabuurfchap van eenen tyger, hoe wel geketend hy ook zy, dat de nabuurfchap van een kruidmagafyn , hoe wel het ook bewaard zy,v ons even gerust kan deen zyn als de nabuurfchap van cenen getrouwen hond, of van eene korenmolen. Men geeft voor, dat het wetgevend lighaam eenen arr  {75 y armen Koning zou omkopen. Dit is even eens als of men zeide, dat het volk zyne afgevaardigden, zyne ver-, tegenwoordigers omkopen zal. Met zuike ydele'voorwendfels, zou men eene uitgeftrekte ci\ iie lyst moeten geven aan de bevelhebbers der grensplaatfen, cn aan den opperften Generaal van een krygsieger; want matige bezoldingen zouden hen insgelyks in het geval Héllen Vtó zjch aan den vyand te verkopen. Ziet men niet, dat de civüe lyst een zweefnydend mes is, en dat de zekerfte party is, de beloning geeVenredigd tc maaken aan den dienst, de eerbewyzingen aan de perfoonlyke verdiende , zonder eenige onbewezene vopronderitcllmg ?, De affcheiding der machten, zonder welke de Conftitutie niets is, wordt krachteloos door den invloed van een verleidend hof; de verbindrenisfen van den Koning der lyjte met arme wetgevers, zullen noodwendig gevaarlyke verbindtenhfen worden. Indien wy de plaatfen op prys Hellen , die ter befchikking van het hof ftaan , met hoe veel gelds zullen wy niet de buitenfpo.rige fommen vergrooten, welke de volks-fchatkist in de Koninglyke kas ftort ï En zo wy eens eene optelling ïnaaken van het verbaazend aantal van laagc zielen, die om de gunften van het hof beedelen; welk akelig vooruitgezicht, welke verfchrikkelyke oneenigheid ,& welk een appel van tweedracht zal de civile lyst niet in het ryk werpen? De hoop der misnoegden,' der gewezen edelen,der gewezen geestelyken, der gewezen pachtcren , zal gekoesterd worden door de liefkozeryen van eene overheid, die Koning, edel, heilig en ryk is. Overal van binnen en van buiten zullen er vermenigvuldigde ftrikken gefpannen worden aan de Nationale goede trouw, aan het vertrouwen des volks; de eene zamerizweering zal de andere voortbrengen. Neen, deze order van zaat ken kan niet beilaan ; of de vryheid moet verloren gfcan , 01 her hof moet vernietigd worden. Onze cocftimtio-  < 7* ) "Jieele Koning is een even zo ongerymd bywcrk als onze conftitutioneele Bisfchoppen: men zou den roman van den bybel moeten geloven, om zulken afgoden te rooken. •De wet verliest van haare Majefteit naast eenen man, die zich Majejleit noemt. Het is de wet van haar aanzien te willen berooyen, als .men haar omgeeft met den glans van een niet volks-gezmd hof. Een willekeurig alleenhcerfcher is minder vyand van de- wet dan een aileenhecrfchcr naar de nieuwe regeeringsform ; en de voorftanders van een hoogerhuis hebben volkomen gelyk •te zeggen, dat een Koning van ons maakfei alles of niet? zal zyn, een dwingeland of een gevangen man, zonder eenen ariftocratifchen raad. Is het in deeze brandende kamer dat de geheimkenners , de zaamverbondenen, ons willen voeren ï Het hulpmiddel zou erger zyn dan de kwaal: God bewaare ons voor het een en ander .! En dewyl de uitvoerende éénheid, de monarchie, wezenlyk niets gemeens heeft met het goud , het zilver, cn den trots, zal het genoeg zyn ■zeer eenvoudig in eenen goeden leunftoel een' braaf maa van festig jaaren te praatzen, die zich jegens het Vaderland in verfchillende posten van beftuur cn wetgeving wel zal gekweten hebben. De verkiezing tot dit' zedig overheidsambt zou met minder geraas gefchieden dan die van eenen Paus, van een' Dage , van een kerkelyken banierdrager, of van eenen Maire van Parys. Onze cerfte ambtenaar niet gehouden zynde tot het doen van eenige bezichtiging, van eenige reizen, van eenige individuele vertooning, zou eene zeer matige bezolding genieten. Het volk zou zich belasten met de dadelyke betaaling der ftoffeering, der verbeteringen , der plcgfighcden van dc Louvre, van het Nationaal paleis, de fchuilplaats der wcuen* der kutiilen en der wetenfehappen.  C 77} Het opfchortend veto , t welk ik mynen eerbiedw-aardtgen Magiftraatsperlbon toefta* , zal geen fchadelyk middel zyn; en het is uit hoofde van het vete-, dat ik hem geheele vyf jaaren in zynen eerftoel doe zitten. Myne eenhoofdige Republiek is gebouwd op de begrippen vaa 't gezond verftand, op de handhaving der vryheid;- iir plaats dat de tegenwoordige RepiMkeinfche Monarchie een wanfehepfel is, 't welkwy ons niet te veel kunnen in ftaat ftcllen om dc middelen van beftaan af te fnyden. De Godgeleerden hebben hun ftelfel van godsregeering met eene minder armhartige bovennatuurkunde ongefmukt, dan dc Koningsgezinden in het opmaaken van hun ftaatkundig ftelfel. De fchoolfche fpitsvinnigheden hebben eenen ongelukkigen toegang gevonden in het Comité der Conftitutie. Ik wee:, dat men aan de dwa. Imgen van den tyd heeft moeten toegeven; men heeft zich moeten belasten met de kosten van eenen godsdienst, en met den last van een hof, om de geesten Ongevoelig te leiden naar den raad der wysheid r naar de onfehendbaare reden. Laaten wy den moed niet verliezen : de natuurlyke wysbegeerte zal recht doen over de kunstmatige wysbegeerte; de befchouwing van onbetcekenendc woorden zal eindclyk ophouden zich in denweg te ftellen tegen de beoeffening van redelyke. zaaken. Zo lang het meerderdeel der Franfchen de toyeryeoder misfe zal byvvoonen, zo lang zy geloven zullen, dat drie één zyn, en dat een gedeelte grooter is dan het j^heel, cn dat een lighaam in verfcheidene plaatfen ter gelyker tyd aanwezig is, en dat de eene mensch de zonden van den anderen wegneemt, zal het bezwaarlyk zyn ben van de begocheling van 't Koninglyk fpook te geneezen. De Kcming'.yke waardigheid is eene zoort van Fiesterfchap niet minder ongerymd dan alle andere prietterfchap. De Koningen en de Priesters zyn onze vy-  C/8 ) vyanden, daar door zelfs dat zy voorzien , dat wy ÉeJ niet lang meer behouden zullen. De inwooners van eenen vryen ftaat zuilen niet altyd verftahdeloos zyn. W y zullen tot ons oogmerk komen zonder ftuiptrekkingen, zonder fchokken; want wy zullen de Koninglyke macht beftryden, even als wy het Pausdom of Janfenistendom beftryden, dat is, met de wapens der reden; en door te gchoorzaamen aan de wet, welke gebiedt eenen vreemden Koning eii eenen vreemden Godsdienst te bctaalcn. Het beginfel van onderwerping aan de wet, aari den wil der meerderheid , zal ons voor den burger-oorlog beveiligen; want eik een zal zich op de deugdelykheid zyner zaake verlatten en men zal alles afwagten van de weldaad der onbelemmerde drukpers. Deze aanmerking is van het grooifte gewigt voor 't algemeen iredit ea voor den Nationalen voorfpoed, entèrgerustiteliing van vreesachtige burgeren , die eene nadeelige uitberfling mogtcn vreezen tusfehen de Koningsgezinden en' de Republikeinen. Wy hebben ons kompas in eene ftille zee; elfde zucht voor het beste zal ons nooit den regel doen veibreeken, die alle de byzondere perfooneh zamenfehaart rondom den algemcenen wil. Dc opperheerfchappy der wet veroorzaakt geenen opftand , zy buigt zich vroeg of laat onder dc opperheerfchappy der reden. Het vrye Frankryk zal zich te eeniger tyd veiheffen, om cenen helderen1 én eensgezinden kreet te geven: geen Koning, gecné Priesters ! Tegenwoordig zyn de Franfchen kinderen , welken de vrees voor ■fpóóken ter misfe doet".gaan, en welken He vrees voor fpooken een hof doet ondeihoudcn. Indien gy aan dc Conftitutie raakt , zeggende civilisten, de vrienden der civile lyst, maakt dan ftaat op eene tweede omwenteling, even lang en even onftuimig als de «erfte. En het gemeen beeft voor herfenfehimmen ,• too#  C?9) Voor nachtgezichten , voor fpooken. Even als of 'er eene baffille ware in te neemen, een te kortkoming in de fchatkist aan te vullen , een regeeringsform om verre te werpen, een regeeringsform te vestigen, asilgnaten te verbranden, fchulden te vergoeden, eene ariftocratie vart priesters, monniken, edelen, magiftraaten , financiers j provinciën en een hof van krygslieden en ftaatkundigen; te beftryden, te vernietigen > De bedreiging van eens' tweede omwenteling is even zo belacchelyk, als of meri gezegd had, dat om de toorens van Saint Sitlptce te veranderen , het nodig was geweest dc galiery van Scrvandoni af te breeken. De nieuwe toorens zyn fraaijer dan de oude, zonder dat de kerk 'er de minfte fehok om ondergaan heeft. Het zal het zelfde zyn, wanneer wy de conftitutioneele tóen zullen verbeteren, zonder de ^colonnade der Louvre te doen waggelen. Zou de omkeenng van den ftaat voortkomen uit de verkiezing van eenen zestigjaarigen Magiftraatsperfoon? De groöJ' fpraaken der hovelingen verwekken by mv zo veel medelyden , als of ik te Pckin eenen Chineefchen redenaar hoorde uitvaren tegen de vorming van zes duizend eerfte vergaderingen, cn van 83 lighaameh ,an ^ • tot de verkiezing van 745 -eden van het wet,evend lig. haam , en van eenige duizenden rechters en andere opeL baare ambtenaaren. Welk een fchets om de onkundige Chineezen te ru- te ftellen ! De Oosterfche redekunde zou het van de Westerfche redeneerkunde winnen; want de befchouwin zou even ontrustend fchynen als de beoeffening gZl° Kelyk zyn zou. " &cmaK- De goede Chineezen zouden verbleeken op de ftem tan den redenaar, die op het fpreekgeftoelte hut£ -vf hynlyke ongemakken ontvouwde van een beftier «-Ik hun fchynen zou alles m bloed cn in vS ^ jfnoe-  C So ) moeten zetten , alles het onderst boven te keeren. Hiev zou ftof zyn om 'er een Chineesch tafereel van te maaken , ysfelyker dan alle de yslykheden van het despotisnius. En zullen de vrye Franfchen voor altyd afzien van de verkiezing van den Vorst, van het hoofd , van den primus inter pares (den eerften onder zyns gelyken') op de goede trouw van een Comité van Conftitutie, op liet woord van eenige ingedrongenen, die den fchyn aanneemen van de intriganten te vreezen ? Een der groote middelen der Koningsgezindcn is, ons te dreigen met het onbeftaanbaar beftuur der verbondene Republieken. Deze bedreiging veroorzaakt cenen zo algemeenen fchrik in onze zes duizend Cantons, dat ik "er uit befluite de onmogelykheid der ontbinding van het 'tKoningryk of Wettenryk {Loyaume) om my van de fchoone uitdrukking van den Patriot Domergue te bedienen. De vrees van zich van een te fcheiden bewyst het belang dat men heeft om vereenigd re blyven : en dit belang is fterker dan alle Koningen en alle drogredenaars. Ik voeg 'er by , dat het befpaaren van dertig millioenen , cn het affchafien van een hof, dat oncenigheid zaait, nieuwe beweegredenen zyn zullen om de Franfchen aan het algemeen Vaderland te verbinden. En het is ondertusfehen de vrees voor vereenigde Republieken , die op de meest vermogende wyze medewerkt ter in ftand houding van den gekroonden Gargantua; zo waar is het, dat de vrees een ilechte redeneerkundige is! Het departement van Finisterre wil eenen Koning in de Louvre, uit vrees dat het departement van 't Noorden zich tot eene fouvereine Republiek vorme, en het departement van 't Noorden verbeeldt zich, dat een Koning in de Louvre Finisterre belet zich tot eene fouvereine Repufcliek te maaken. Doorloopt alle de departementen, en. gy zult denzclfden fchxjk, denzelfde ngebrekkigen kring zien  Wiii medewerken tót het verkeerdfte, het gevaarlykfte fystema. Wel nu, Burgers ! de verdeeling van Frankryk , tot 'éénheid, tot gelykheid gebragt, is onmögelyk. Deszelfs éénheid , deszelfs fouvereiniteit is op het belang van allen gevestigd. Ik tarte, dat meh my een enkel district, een enkel canton aanwyze', 't welk zich aan de Volksfouvereiniteit zou willen onttrekken : het zou het zelfs niet kunnen doen , zo het al eens wilde; het geheel is machtiger dan het gedeelte. En hoe talryker onze departementen zyn zullen , te meer zullen zy ondergeschikt zyn aan de wet, aan den algemeenen wil. Deze ondergefchiktheid, zo gemakkelyk vooraf te bereekenen, zal ten antwoord dienen aan de voorftanders van eenen Koning, en aan de tegenftievers van eene groote Republiek. De Stad vin Geneve is meer door beroerten gefchokt dan Parys; de kleine driften fpeelen eene groote rol in de kleine Gemeenebesten. De fterkte des volks vermeerdert naar maate van de vermenigvuldiging der burgeren , en de individueele macht vermindert, onder de regee-ring der vryheid, naar maate van den aanwas van de gemcene masfe. By gevolg, hoe uitgeftrekter en meer bevolkt het Gemeenebest zyn zal, dies te minder zal men eenen Koning nodig hebben, indien nochthans deze noodzakelykheid ooit ergens wezenlyk geweest is; Het voorbeeld der Ameiikaanen moet de Franfchen bewaaren voor alle vrees, waar mede de Koningsgezinden ons oordeel zoeken te verbysteren. De dertien Staaten van Amerika, hebben zodanig dc ongemakken van hunne féiérative verbindtenis, van de ongclykheid der afdeelingen, en van het verdeelen der fouvereiniteit gevoeld , dat zy, zedert den vrede beftendig gearbeid hebben , om aan het Congres de voornaame vermogens van het oppergezag te geven. Het verdrag van Ncw-york F deed  C «« ) deed eenen grooten ftap naar de fouvereine^éénheid , en alle"■ verftandige lieden van Amerika ftellen zich voor, onze verdeeling in departementen naartevolgen , by de eerftc algemeene vergadering, die plaats zal hebben op het vaste land van de Misfislipi. De bevvooners van de oevers van de Delawarc en van Connecticut, zullen even wys, even vooruitziende zyn als onze inwooners van het voorheen zogenaamde Dauphiné, cn 't voorheen genaamde Brétagne. De kleine ftaat van Rhode-Eiland zal niet meer onder den invloed ftaan van den grooten ftaat van Penfylvanie : alle gedeeltelyke belangen zullen in een gefmolten worden irt de masfe van het algemeen belang. De eendracht, de veiligheid en het vermogen zullen het uitwerkfel zyn van de wysheid der Franfchen. Reeds heeft het Congres op eene kaart de woningen afgeteekend , welke de toekomftige Staaten van den Ohio en de Apalaches beflaan zul* Iep; en naar maate de woesrenyen, in gelyke deelen verdeeld, bevolkt zullen worden , zal men de noodzakelykheid en het gemak ontvvaaren van de verhevene aardmeetkunde van Emmanuel Syeyes in Amerika in te voeren. Het zou wel zonderling zyn , dat onze departementen in eenen tegenovergeftelden zin werkten van de Staaten van Amerika, en dat wy nietvereenigd kondenblyven zonder eenen Gothifchen Koning, een' ring van glas r terwyl de Amerikaanen van dag tot dag hunne Umc volmaaken, zonder eenigander hulpmiddel, dan het gezond verftand en het algemeen belang. Zyn zy dan goden of zyn wy redenlooze dieren ? Zy , die de Koninglyke Majefteit in plaats van de Volks-Majefteit fteilen , wenden voor, dat de glans van deeze afzonderlyke perfoon ontzag verwekt by de inwooners van het ryk en by de vreemdelingen. . Maar het Roomfche volk deed, met zyne ftaatige Confuls, alle de prachtige Koningen van het Oosten beeven, Hoe uirgeftrekter een ftaat ware, hoe min-  t h ) Wndér ie burgers het beftaan van een hof zenden tesnerken; want de oogen van den mensch ontdekken flechts eenen zeer bepaalden gezichtseinder.' Hoe zou* den de bewooners der oevers van de Var en de Girortde getroffen worden door den glans van eenen troon , dien het grootfte deel der bewooneren van de oevers der Seine nooit zien? Wat is een hof, dat men van naby veracht, cn van verre niet ziet? Neen, de Majefteit van een groot volk laat zich niet bereekenen naar het gezicht van een klein man: zy vertoont zich , in dé bezolding en de eerbelooningen van nuttige lieden, in den landbouw, de handbewerking der ftoffen , den Koophandel, de weetenfehappen en de kunften, in veele en ryke dorpen, in bloeijende Heden , en eene prachtige hoofdftad. Dertig millioenen, verflonden door paarden en honden, door knechts en tafelschuimers, zouden jaarlyks dienen om de Majefteit des Volks te vermeerderen , door velden vruchtbaar te maaken, door moerasfen uit te droogen, door heidvelden te bevochtigen, door bergen te doorfnyden, door rotfen te breeken» door ftroomen te leiden, door de kanaalcn te vermenigvuldigen , door .;-ryzen 19e te ftaan voor de harin*bakkeljouw- en walvisch-vangst. Laaten wy bekennen , dat de naargebootfle Majefteit zeer veel nadeel doet aan de wezenlyke Majefteit. De geldleeningen zyn doorgaans verderffelyk en fchandelyk. Indien ik Koning der Franfchen was, zou ik de eerfte weezen om af te zien van de Conftitutioneele Konihglyke waardia. heid, en deze oprechtheid zou my ten minfte een goed penfioen om in ftilte te leeven voor mynen afftand bezorgen. Het volk van eenen zwaaren , befpottelyken en gevaarlyken last verlost, zou my altyd zegenen. Zo lang een Koning de klucht ernftig zal fpeelen, pas op dat het fpel niet met een treurfpel eindige: zulk een Vorst heeft of een flecht hoofd, of een flecht hart, of .Fa hy  ( °4 ) ■ hy wordt bedrogen , of hy is een bedrieger: een fo* tóng nu die bedrogen wordt onderhoudt de bedriegers? een Koning die bedrieger is fchudt de bedrogenen uit. Zulk eene regeering is beklaaglyk. Het zou gemakkeIyker zyn tien partherdieren te temmen, dan eenen burgergezinden Koning te vinden. De natuur der zaaken ftrydt daar mede , en Lodewyk XVI de hertteller,. thet 0f tegen dank, is volkomenlyk gerechtvaardigd. Zou hy ter goeder trouwe zyn ? vraagt men elkander op het Forum: dit is geen vraag van een' wysgeer, noch' van eenen hoveling. Onderzoekt het menfchelyk hart,, terwyl gy Lodewyk XVI als Koning vervloekt. De rhisdaadigen zyn zy, die eenen zwakken fterveling in verzoeking leiden. Gy zyt een met Majefteit bekleed* opperheer, een God die niet zondigen kan; wy maaken u dronken met wyrook, mer nectar en ambrofyn; wy verzieren uw geheiligd hoofd met een prachtige kroon;wy heffen u op eene geheimzinnige wyze op eenen erffelyken troon, zonder dat noch het gefchrei uwer kindschheid, noch de zwakheden van uwen ouderdom ons weerhouden; wy ovcrlaaden u met eer en omringen u met pracht; gy befchikt over een groot gedeelte van 's Volks rykdommen en vermogens, en wy zetten het zegel op onze bygelovige dwaasheid, door te eifchen, dat gy, niettegenftaande deze ondeugende vergoding , deze geheimzinnige dronkenfehap, deze zinnelooze buitenfporigheid, oprechtelyk en in waarheid een burgerlievend Koning, en , tevens een mensch en een God zult zyn. Veracht ons zo veel gy wilt; wy zullen de zotheid hebben uwe befpottingen en uwe geesfelflagen te betaalen. Franfchen, ontwaakt; uw lot is nog in uwe handen! Een Koning, die een niet te pas komend aanvocgfel isr zal, verre van de Conftitutie te bevestigen, 'er de roest in brengen; wam liet is van zyn belang de onlusten te voc-  ( 85 ) voeden, de tweedracht aan te ftooken, de omkoping qe vermeerderen, de dweepzucht der onkundigen aan te zetten tegen het wettig gezag , 't welk altyd kwalyk klinkt in de ooren der Koningen , die doorluchtige bastaarden van 's Volks ligtgelovigheid. De Republikeinfche Staatsvorm der Franfchen, met hun eenhoofdig bellier vereenigd, zal het meesterlluk van het menfchelyk vernuft zyn , wanneer onze alleenheerfchers niet meer Koningen , noch erffelyk zyn zullen. Een prachtig hof en eene trotfche erfFelykheid zouden de beste inilellingen bederven: neemt de proef van deze dubbele buitenfporigheid op de waardigheid van een Maire van Parys, of van Vaugirard, en gy zult niet lang toeven met 'er berouw van te hebben. Wat 'er ook van zy, laaten wy niets aan de tegenwoordige vormfchikking veranderen door geweldige en onwettige middelen; laaten wy de geesten doen ryp worden in de warme ftooven der drukperfe. Ondertusfchen zullen de vryheid der drukperfe en eene buitengewoone waakzaamheid, gelyk ik hoope, Frankryk bewaaren voor delaagen van een hof, 'twelk, wel verre van zich met het volk gelyk te Hellen , altyd zoeken zal zich gelyk te Hellen met de buitenlandfche hoven. Het volk is onkundig en vry; wy hebben het recht niet om hetzelve zynen God, of zynen Koning te ontneemen; maar wy zullen van zyne vryheid gebruik maaken om zyne onkunde uit te roeijen. De Koning *H gevaarlyk zyn, zo lang wy bygelovig zyn zullen; hy zal op onze domheid ftaat maaken, terwyl hy zich in de armen werpen zal van een vyandlyk leger op onze grenzen verzameld. Hy zou buiten den waard reekenen , indien deze tweede reis voleindde ons uit eene doodlyke gevoelloosheid te wekken. Deze laatlle beweging zou misfehien de plaats vervullen van eene lange wysgeerige opvoeding, De kortbondigheid ontfproot eenF 3 maai  C SCT ) maal uit de fchool der noodzakelykheid. Laaten wy i Koning der Franfchen raadcn de voortplanting onler (onfiitutioneele beginfclen in her^overig gedeelte van Etjropa re begunft.gen; vant onze democratifche achterdocht en onze burgerlyke ongerustheden zouden verdunnen met de benden van het willekeurig gezag en ■ de heerfchappy der grooten» die de grensfieden van ■ -ryk omringen. 'Er zullen geene misnoegden noch tos lands wykende meer zyn, wanneer de hoed der ?ipaakten het hoofd van den Duüfcher en den Spandekken zal. Een Koning der Europeërs zal geen onrust baaren by de waare vrienden der Conftitutie Bat Lodewyk XVI zich dan beyvere om gehaat te zyn by alle de Sultans, by alle de Viziers, en de liefde des volks, de eerbied van het menschdom zal zyn eerwaardig hoofd met twintig bloeijende kroonen verileren Het waar middel om het Koninglyk gezag draaglyk tè maaken, is aan de wereld te toonen dat het een nutteloos byvoegfel is. Het ftcrkfte bewys in deszelfs voordeel is ae dwaling des volks, 't welk zich verbeeldt dat de alleenheerlehingniet zou kunnen beftaan zondereenen ken^lykcn, lecnhcerlyU» , crffelyke» en nü'liocnenbcMtcn.cn Opperheer. Eer cn roem zy den onafhanglykenlchryveren, die zich beyveren om eene dwaalin,, mt te roe-jen, wier gevolgen verfchrikkelyker zyn dan de zamenzweering VM) het buskruid. De dwaalm* is nooit misdaadig; maar zy brengt gevvoonlyk eene men.gte imsdaaden en rampen voort. Laaten wy ons rondom de Conftitutie vereenigen; laaten wy onze byzondere begrippen in den fmeltkrocs van het algemeen werpen. Schoon men eenige fteenen van aanftoot op den grooten weg der Franfchen ontmoet, hy is zekerde breedfte, de rechtfte, de effenfte, de befte die 'er Js ; te meer om dat hy niet onvatbaar voor de volmaa*»S », gel, k die der Engelfchen. Laaten wy toezien,  C 87) dit wy, terwyl wy een verafzynd of vermeend kwaad beilryden, niet vallen in die modderpoelen der volksverleiding en der overheerfching der grooteh , die ter zyden van onzen weg zyn. Dat wy recht uit gaan, en wy z,ullen het flyk der laage Marats en der eerlooze Mallet du Paus vermyden. De zon der wet zal ten eenigen tyde deze befmettelyke moerasfen uitdroogen , en de Hinkende infeéten zullen door kundige tuiniers uitgeroeid worden. Myne tegenwerpingen tegen het Koninglyk gezag zullen veel van haare kracht verliezen, zo het hof dezelve in overweeging wil neemen. De Franfchen, verlost van hunne ongerustheid over buitenlandfche dwingelanden, zullen nooit denken om de Staatswyze vastgeftclde vörftenmagt af te fchaffen, zo deze vörftenmagt altyd zorge draagt om haare affchaffing niet te verdienen. Het ministerie zal noodzakely k beter worden, en de civile lyst zal verminderen naar maate der vermeerdering van het geld, van den grond, van de bevolking, van den nationalen rykdom. Wy zullen al te ryk zyn, wanneer wy leeven zullen zonder fchulden, zonder bezoldigden godsdienst, zonder departement van den oorlog, van het zeewezen, en van de buitenlandfche zaaken. Zy die dan tegen de kroon zullen redeneeren , zullen gemakkelyk haare nutteloosheid, maar bezwaarlyk haare gevaarlykheid bewyzen. Geen ambtenaar zal gevaarlyk zyn in een land, 't welk noch edelen noch gemeenen; noch meesters, noch flaaven; noch heeren, noch onderdaanen; noch befcheimers , noch bcfchermeüngen ; noch nabuuren noch bondgenooten; noch legers, noch vestingen;noch hoofdftad, noch volkplantingen hebben zal. Een Cefar vond in Rome alle de bouwftoffen der dwinglandye , om dat het overwinnend Rome als dwingeland over de oveiwonnen wereld heersckte; om dat Rome riat tenweiij wn; om F 4 d&t  ( 88 ) dat het Roomsch gemeenebest zich op eene Ariftocrat& fche wyze binnen de muuren van Rome bepaalde. Ee^ Roomsch burger was een bevoorrecht man : en de menigte der uitlar.deren hechtte zich natuurlykerwyze aan Eet vermogen van eenen Julius, van eenen Augustus,,, van eenen Tibërius, Wy ftaan verbaasd over de verbastering der Romeinen onder de keizers, en wy zien niet, dat het groo tik deel der flaaven en der vreemdelingen het onkruid was , dat dit Koning yk volk veritikte. Hoe veele nietsbeteekenende veigeiykingen zo.u men zich in Frankryk befpaa-. ren, indien de oogen des verftands minder zeldzaam waren! De Romeinen en Grieken, met hun veelflachtig en tyrannisch fystema , moesten te niet gaan , terwyl zy grc*>ter wierden; de Franfchen, met hunne verwonder renswaardige gelykmatigheid, zullen zich eene eeuwige duurzaamheid verzekeren., terwyl zy zich uitbreiden. Dc Franfchen hebben het ryk der menfehelyke natuur gefticht; het gemeer.cbest der menfehen zal zich uitbreiden tn in voorfpoed toeneemen overal waar menfehen zullen, zyn. De eeuw des vredes zal de eeuw des oorlogs vervarn gen. De millioenen gouden kroonen, verzwolgen door de inftelling van vastbiyvende legers, zullen bedeed worr den tot de bevordering van nuttige en aangenaame kunsten. De ftryd van het verlland en vernuft zal de plaats van woeste en vernielende geyegten inneemen. Een verftandige naaryver, gegrond op de achting en den roem, op het geluk en de eendracht, zal de wonderen der Olympifche fpelen, en de zegepraalen van het Kapitool verduisteren. De gelukkige jaloersheden van Oxford en Cambridge zullen zich zuiveren en zich overal uitbreiden, met de vryheid en de eenigheid van het menschdom. Men vraagt, waarom de Engelfchen niet zo verre gegaan zyn  C 89 ) lis de Grieken in het aanmoedigen der fraaije konsten ? Het is om dat de oorlog der hedendaagfchen veel verilin» dender is dan dje der ouden. Onze bezoldigde legers; »nze fteedsblyvende vlooten Hokken onnoemelyke inkomften op: Qnze Artillery kost meer dan de legers van Alexander en van Marius. En daar wy nooit ontwapenen, draagen wy altoosduurend den last des oor» logs. Welke rykdommen verloren voor de Academie cn den Schouwburg, voor het gymnafium en het mujeum, voor onze Phidiasfen, onze Apellesfen, onze Vitruviusfen, onze Homerusfen, onze Herodotusfen , onze Sophoclesfen, onze Terentiusfen, onze Platos, onze Ariftotelesfen! De lompe en droevige bouwkunde van onze vestingen vereischt grooter uitgaven dan de ruime fchouwburgen , de fraaije zuilenftelfels, de tretfehe galleryen van Rome en Italië. En zie daar, hoe alle de kunsten, die het leven veraangenaamen, en alle de be-r wysredenen der redeneerkunde ter hulpe komen van myn goddelyk en natuurlyk ftelfel | Jk zal hier de bewyzen, uit de aardrykskunde, de ftaat-. kunde, den koophandel, de inwendige huishouding er» de mcnschlievendheid ontleend, niet herhaalen, waar.» mede ik elders de ftellingen van hen, die ons zo veele fouvereinen als volksverdeelingen aankondigen, wederlegd heb. Voor my , ik kondige hun de aannaderende verfchyning van eenen eenigen algemeenen fouverein aan. Het zal met deze algemeenheid niet gefteld zyn, als met die van de Katholike Kerk, die 'er niets dan den naam van draagt; maar de voortgangen van deze redelooze feéte zyn ons borg voor de voortgangen van myne redelyke leer. De leugen is de wereld doorgetrokken onder het geleide der opkunde; de waaüieid zal de wereld rondtrekken onder het geleide der wysgeerte. De Franfche ftaatsgefteldheid 'is een algemeene Godsdienst, die alle menfehen zamenvocgen aai in de F 5 r*  C 90 3 teprcfcntaüve eenheid, in de gemeenfehap van den heiligen ftoel van Parys. Een gemeen belang , eene gemec»e w £ x ! eene reden, een von! REDEVOERING TEGEN DE ÜITGE WEEKENEN.(i). ^Vergunt, Myne Heeren, aan eenen, die uit zyn land geweeken is, de vryheid van een woord over 't verhaten van ons land te zeggen. Ik zou u de wys, waarop ik deze Hof befchouwe, niet beter kunnen aantoo6en, dan door te beginnen met de aanhaaling van 't geen ik ( i) Ik deed deze redevoering om Mirabeau te wederleggen, die het fpreekgeftoelte der Nationaalc Vergadering kwam te beklimmen , met zynen beruchten brief aan den Koning vaa Pruisfcn, Frcderik Willem den verlichten. Ik was opgcfehreven om het wangedrocht van aangezicht tot aangezicht te beftryden, op het fpreekgeftoelte der Jacobynen, wanneer bet onderzoek wierd afgebroken door listige ftreeken die ons duur te ftaan komen. Ik voorzag, dat myne redevoering, in myne Brieventasch begraven , ongelukkiglyk langen tyd aan de beurt zou liggen. Niets is verkwistender dan de dwaling ; niets is fpaarzaamer dan de waarheid. De drogredenen verarmen ons; de bewyzen verryken ons. De minfte drogre. den is fchadelyker in een huishouding, dan de zoutpacht, de belastingen, en het teveel drinken.  c 91) ik aan het licht gaf, zelfs by het leven van Frederik den Wysgeer. Zo myne voordragt verre voor die van den Heer Mirabeau moet wykén, zy zal ten minfte de verdienfte hebben van de zyne voorafgegaan te zyn. Zie hier de eigen woorden, ter neêr gefteld in myne wenfehen van eenen vriend der Franfchen , pag. 62. (2) Een verbod tegen het land-verhaten loopt regelrecht uit op de armoede en de ontvolking. Het doet de armen vermenigvuldigen, zonder de middelen van beftaan te vermeerderen; het vermindert den handel naar buiten ; het belet de vreemdelingen zich te komen nederzetten met hunne ny verheid en hunne rykdommen , in een land, waar de inwooners, om zo te fpreeken, aan den grond vast gehecht zyn; het verdooft allen geest van naaryver en vaderlandliefde; het doet den welgeftelden burgeren geheime en onvoorziene middelen vinden om voor altoos het land te verhaten ; het belet het wederkeeren van hen , die zich elders rykdommen vergaard hebben. Dc landeryen verminderen in prys, de kapitaalen gaan heen naar den buitenlander; de kooplieden cn renteniers verdwynen; de ftaat kwynt, de byzondere burger lydt, en de overvloed maakt plaats voor het gebrek. Frankryk zou van eene winstgevende ontvangst verftoken zyn , zo de inwooners van Auvergne niet meer naar Spanje, noch die van Lotharingen naar Holland gingen. De rykfte geftichten, die men in Auvergne bewondert, heeft men te danken aan uitgeweekenen, die te Madrid en tc Radix rykdommen verzameld hadden. Het jongste bevcl- fchrift (1) Een boekdeel van 300 bladzyden, van dezelfde groot, te als dc zekerheid der bewyzen van het Mahometaancndom; by Bamis, boekhandelaar, op de kaai der Augustynen. My. ne andere werken zyn tc bekomen by Defcnne, boekhandelaar, ijl het Palais-Royal.  C 9* ) fchrift van den Keizer ten dezen opzichte Is zobaatelyk als onftaatkundig; het doet geen minder oneer aan den roem en de waare belangen van dezen Vorst, dan zyne onderneming op de Schelde. Men verbeeldt zich gemeenlek, dat de verhuizingen de bevolking benadeelen; en in plaats van 'er de oorzaak van op te fpooren, om . 'er een krachtig hulpmiddel voor te vinden , trekt men een nutteloos en kostbaar cordon om de grenzen; men verklaart de goederen verbeurd; men kwelt de nabeflaanden; en de fchrik vermeerdert het getal der vluchtelingen." Gy ziet, myne Heeren , dat myn blad zo veel bewyit ( als het blad van onzen Demosthenes; en desniettegenjlaandc ben ik van een gevoelen regelrecht ftrydig met het zyne, in de tegenwoordige omftandigheden vaa Frankryk. Het is ongetwyffeld met weerzin; maar laaten wy trachten, als kundige zeelieden en met onze foelie zeilers, de haven te bereiken, terwyl wy onze hulde bewyzen aan de verbaazende grootte van den Colosfus van Rhodes. Dc vraag, die ons zedert veertien dagen bezig houdt, en waar mede men zich eerder had moeten bezig houden, bepaalt zich om te weeten, of een zieke dezelfde levensregel moet volgen a's een gezond mensch. Wy zyn in een geweldig punt van beflisfing, en dit punt van beflisfmg is niets minder dan de overgang van de flaverny tot de vryheid, van de omwenteling tot de Conftitutie. Zal de minderheid der beZitteren van groote eigendommen het winnen van de meerderheid der werkzaame lieden ? Zal de minderheid der heerschzuchtige grooten het winnen van de meerderheid der burgeren ? Eene doodelyke befmetting verwoest her Gèmeenebest, het verfchrikkelykfte gebrek drukt onze 83 departementen; elke ryke uitgeweekene laat ons duizenden armen, duizenden misnoegden achter. Men belegert ons van alle kanten , en wy zouden de voorzon ge  in) ge" van belegerden niet gebruiken ? De pest is binftefi onze muuren, en wy zullen de pcorten voor de vluchtelingen open laaten ! Zullen wy de vrye en wyze Marfeillaanen befchuldigen , van de onachtzaamheid , de domheid der flaaffche Turken niet naartevolgen ? Zyn de ziekenhuizen gevangenhuizen i De quarantaine is geene onderdrukking. Zullen wy de ftad aan looze dieven overleveren, die, terwyl zy zich voor eene doodelyke ziekte beveiligen, de befmetting van het een eind van bet ryk tot het ander verfpreiden ? De voorlopige verordening , welke men u voorflaat, is gegrond op de eerfte begrippen van zelfsbehoud, op den affchrik van een onheil dat het geheele volk treft. En zo gy den flaavenhandel in Afrika ftaande houdtzo gy uw verbond met het geloofsvervolgend Spanje vernieuwt, het is, omdat de vryheid van Frankryk voor alle andere menschlievende befpiegeling gaat. Wy zyn in eenen tyd van oorlog; het komt 'er op aan wie de meeste vyanden zal dooden, en de beste wapenen zyn die het meest vernielen. Wat raad zoudt gy geven aan het volk van een fchip , 't well t door eenen langduurigen ftorm gebeukt, zich genoodzaakt vindt te kiezen tusfehen den ondergang van allen , en de opoffering van éénen ? De gefchiedenis van alle volken leert ons de uitvoerlykheid van een wet tegen de haastige, overlegde vyandelyke verhuizingen; en men zou ons willen doen gclooven, dat niets in ftaat zou zyn om de weglopers der Franfche Conftitutie te fluiten ! De uitzonderingen bewyzen hier niet meer, dan de fmokkelhandel bewyst tegen het opleggen van belastingen. Onderzoekt alle de omwentelingen, van die van Egypten af tot die van Holland toe, van de Chineefen tot de Amerikaanen r van de oude Guebres tot aan uwe hedendaagfche Acadiers, en overal zult gy den Souverein, of hem, die'er de plaats van bekleedt, een ^berekenbaar voordeel zien treki  trekken uit den roof der uitgeweekenen en der Verdree-» venen. Deze gewigtige vraag heeft zeer veel betrekking tot die over de asfignaaten: Gy weet, myne Heeren , wat al hinderpaalen de geest des bedrogs opeenftapelde tegen deze heilzaame verrichting. Frankryk ging bezwylcen onder de menigvuldige fpitsvinnigheden over de ontiïtvoerlykheid, zonder den burgermoed en het overvloedig licht, "t welk uitfchoot van dat aan het Vaderland zo dierbaar, en der dwinglandye zo haatelyk fpreekgeftoelte. Waarom was de overwinning zo langen tyd onbeflist? het is, om dat het asftgnaat op zich zelf bcfchouwd ondeugend is; het is een hulpmiddel voor eenen tyd, en niet een beftendig voedfel. En de burger zou zich zo niet verheugen over de weekelykfche verbranding van dit geftempeld papier, indien de valfche onderHellingen waarlyk een deel van ons plan van behoud hadden uitgemaakt. Uwe Nationale goederen, Myne Heeren, worden tot eenen buitengemeenen prys verkogt; uw papier zal fpoedig verdwynen ; maar gy zult de klinkende munt niet wederzien, zo gy niet ten fpoedigften de zamenzweering der groote bezitters van eigendommen voorkomt. De wisfel met den buitenlander wordt van dag tot dag beklaaglyker, uw geld vloeit, met groote. ftroomen weg; en de zamenzweering van het buspoeder was niet vcrfchrikkelyker dan de zamenzweering van uwe uitgeweekenen. Het komt aan op het behoud der verkregene vryheid , en men zal u zeggen , dat de voorgeflagen wet onuitvoerlyk is! Laaten wy dan fterven, want wy hebben gezworen vry te keven. Maar, myne Heeren, grypt weder moed; het is den verblinden dwingelanden gelukt het kwaade te doen tot hun behoud, en zou het een waakzaam volk niet gelukken tot zyn behoud hot goede te doen ? Zullen twintig millioenen vrywillige fchildwagten minder ervaarcn zyn dan een handvol dienstknechten van eene willekeurige regeering ? Ea  (95 ) Etl zo men tilt den tegenwoordigen ftaat van twyffeliiig door eenen openbaaren oorlog moet geraaken, is het best dien op het oogenblik te beginnen. Zullen wy de ver. valfching en het verval van ons papierengeld afwagten f Zullen wy den veldtocht openen, als onze krygsmacht • door gebrek van evsnveel welk geld ,' verftyfd, verlamd, en döodelyk getroffen zal zyn ? Zulk eene vrede is het verderffelykfte dat ons kan overkomen. Ons toencemend gebrek zal onze ontluikende vryheid in gevaar ftellen, zo wy ons niet haasten allen dwingelanden den voet te ligten, met behulp van alle de volken , met behulp van alle de deelen van den algemeenen Souverein. De legers der dwingelanden zyn verzamelingen van vryheid-moorders. De inconftitutioneele Koningen moedigen alle wanbedryven tegen Frankryk aan ;■ zy befchermen de vervalfchers, die nacht en dag arbeiden , om ons nieuw ftelfel van financien om verre te wer-. pen, welks omkeering ons in de ysfclykhedender regce. ringloosheid en der overheerfching zou neder ftorten. Ik zal in den raad der Franfchen, in den raad der Mannen komen, niet met vygen van Karthago in mynen mantel , maar met een pak valfche asfignaaten in de hand: en ik zal niet minder welfpreekend , en meer deugdzaam zyn dan Cato, als ik uitroepe: Delenda eft Carthago ! f Karthago moet verdelgd worden.'J Men legt onzer goede trouwe laagen; laaten wy 'er niet door bedrogen worden: deze laag zou de valftrik der Conftitutie zyn. Uwe ligtgelovige toegevendheid zal de misdaadige ftoutheid der -Franfche uitgeweekenen , cn der buitenlandfche dwingelanden vermeerderen. Herinneren wy ons de armoede dier Koninginne vart Engeland, weduwe van Karei den eerften, die, naar Frankryk geweken zynde met de bloem der wereldlyke en gecstelyke Lords, genoodzaakt was het bed tc houden , by gebrek van hout om zich tc warnien. En dat hof  kat vah Saint-Gcrmain prachtig door Lodewyk XIV óri^ derhoüden ! Ondertusfchen had Jakob II drie Komngrys ken bezeten , en dé minftc van zyne medeuitgeweekenen was bezitter geweest van onmeetbaare rykdommen. Het tafercel van uwe pennoenen is nog bezwaard door de wet, welke de Engelfchen en Hollanders afkondigen; cn gy zoudt onbedachtzaam genoeg zyn om dc ellende der braave Franfchen tc vermeerderen, door uwe millioencn goud eh zilver te laaten verkwisten aan het hof van eenen d'Artois, aan het hof van cenen Condé, aan het hof van Mesdames (I) ! Uwe laakbaarc edelmoedigheid zou het volk tot den bedelzak brengen. Helaas! van dc armoede en de wankoop is 'er maar ccne fchrcde tot den burgerlyken oorlog en de flaaverny. Voor 't overige, myne Heeren ,• welke party het wetgeevend lighaam kieze, ik zal het voorbeeld van onderwerping geven; maar bedenkt, dat het volk morren zal over uwe flapheid, en dat dc ariftocratie zich op uwe zegeteckens weder zal verheffen. Dchoop, die hoop, die gegrond is op uwe deugd en uw geluk, zal onze vaandels verhaten, om zich in het vyandlyk leger te vestigen , in een leger, dat door u van voorraad voorzien, door u be- (i)MoSsiïur deed zich toen voor als een goed Patriot in het Paleis van Luxemburg, even als zya oudfte broeder in het Paleis der Tüleries. Men maakte zich gereed om over onze lyken heen te flappen. Het geheugen dezer vloekwaardige tydftippen te hernieuwen, wakkert het Patriotisme' op! Ik heb het recht verkregen om myne bynaamen, myne uitvaarmgen tegen de grooten der aarde vryelyk te kiezen; want de fpreeker van het menschdom, dc gedienftige verdelger der onderdrukte Souvereinen zou eene der eerfteflachtcfïeren geweest zyn van de woede onzer trouwloozc onderdrukkeren.  C97) u van voorraad voorzien, door u betaald, door u met nieuwe manfehappen verilerkt wordt. Steekt het hoofd op, Maury en Cazalès, de overheerfching zal uit haare asfche herboren worden, de overwonnenen zullen den overwinnaaren de wet voorfchryven. AAN MYNEN OOM COINELIS PAUW* Kanunnik in Duitschland, en fchryver der wysgeerige naarfporingen over de Amerikaanen, Chineezen, Grieken , enz. Parys, Athene, January 1790. (1) zult zeker op zynen tyd den brief ontvangen hebben; dien ik u uit Marfeille fchreef. De voorzichtigheid en onzekerheid beletteden my u myn adres te geven voor eenige Stad van Spanje. Ik wensch u geluk met den verbazend goeden uitllag van uwe Grieken. Dit (1 ) Ik geef dezes brief aan 't licht, om dat hy veele uitzichten bevat nuttig ter voortplanting der algemeene Republiek. Alle aaneenfchakelingen van denkbeelden van eenen fchryver, die op hetzelfde' wysgeerig doel uitloopen, moeten aangemerkt worden, om 't even welk hunne form of opfchrift zy, als zo veele afdeelingen, fnydingen en hoofdftukken van een eenig werk. Ik keure de fchryfwyze van den diepdenkende» Mon* yiigne goed, G  C 5>S ) g: grondig en roortreffelyk werk M een tys btllyk, dat wy by ons meester zyn, en wvTul ^ ^^en.dat eenig M van J ^ £ rneenebcst onderdrukt worde door Cimbren of TeuTo- Het (tl> Tegenwoordig, na twee jaaren overdenking,zalik aan hen, Je dit noemen veroveringen te maaken, Se, d« wy zelfs met dulden moeten, dat cen.V «, ' ïyk geflacht zuchte onder de flTrl menfCheker TV ,,„i7 p van eencn onderdruk¬ te De volken te verlosfeh, en hen herbergzaam, ,epj TZ Z: m 7" fChü0C " on£va!1ë'en •> i? hun toe tet „ tSfe" -n de gezonde uaatktmd" vor-  ( ï°3 ) Her ryk der Franfchen is met de B.'.s.iïïc ingeftort, en het Volk zou zynen ouden naam met zyne oude vryheid we- vordert, In deze nieuwe orde der dingen, doet de zwafcfte de verovering van den ftcrkften: bet zyn Carpentras en Basta, die zich verryken door het vermogen en de onafhanglykheid van eene onmeetbaare gelukkige gemeente : het vrye Frankryk maakt zich geen meester van den buit der Corfen en der bewooners van het Cemtat Vcnaispi}. Holland, en de Nederlanden in het algemeen , gelegen aan dc monden der voornaamire rivieren van Duitschland ca de Gallien, zouden hunne nyverheid, hunnen koophandel op eene verbaazende wyze zien toeneemen , en de hooggaande kosten van het beftuur fpocdig verminderen, wanneer zy maar één volk maakten met den rechter en linker oever van den Rhyn, wiens ftroomen thans opgeftopt zyn door duizend leenhecrSyke, bisfi-hoppelyke, koninglyke, keizerlyke, Vandaalfche en Ostrogottifche belastingen. Ik heb elders aangetoond de ontelbaare voordcelen, welke de Hollanders en alle onze nabuuren zouden genieten door onze verovering. En om zich van ons meester te maaken, is het genoeg Volksgezinde vertegenwoordigers naar Parys te zenden, in plaats van de gec felflagen der ariftocratifche reprefentanten, in den Haag en te Bern hunne zitting houdende, te ontvangen; ia plaats van een bezwaarende en fchandelyke fthatting te bctaalen aan de knechten van den Donauw en de Po, die hunne zitplaats te Brusfel, te Luik, te Chamberi, enz. hebben. Het is met de e'gendommen der vryheid anders gelegen dan met de eigendommen der dwingelanden • dez; breiden zich uit tot het ongeluk der menfehen; geene breidt zich uit tot geluk der menfehen. Aan Frankryk te verwyten , dat het alle dc in kleine deelen gefplitfte vulken aan zyne Conftitutie zaamvcrbin.it, is hetzelfde als aan de Zon te verwyten, dat zy haare ftr-aakn tot aan de uiterfte grenzen van den hemel uitfehiet. 'Er is een oprlog in Europa ontfloken zedert den G 4  C i°4 ) weder genomen hebben, zo het geweeten had dat het; woord franc van dezelfde beteekenis is als het Hoogduitfche woord vrank, woest. Maar de overwonnenen maakten het van dezelfde beteekenis met het woord libre, vry , uit hoofde van de voorrechten, gehecht aan den naam der overwinnaaren, der vranken. En war zullen wy zeggen van den Katholiken, 'Apostohfchen Roomfchen Godsdienst ? Hy ligt te zieltoogen. De grondbeginfelen van het Theistnus zegepraalen op onze fchouwburgen, in onze huizen , en op onze ftraaten. Het volk wil de preeken der Priesteren niet meer hooren. Wy hebben onlangs den beruchten prediker Bcauregard. een aan onzen gevluchten Aartsbisfchop toegedoemde ziel, uit Parys gejaagd. Deze zwartgallige Jefuit heeft onlangs onderflaan zyne dweepery te Rouaanuitte braaken; maar de Stadsregeering heeft hem op 19 Juny 1790; het is de oorlog der onadelyken tegen de edelen. De fmaad van eenen vernederenden fchimpnaam zal uitgewisebt worden door de vernietiging van een trotsch wapenfchild. De mensch is uit zynen aart verwaand ; en de natuurlyke verwaandheid van het grooter gedeelte zal de overhand hebben op de tyrannifche verwaandheid van het kleiner gedeelte. Het voorbeeld van Frankryk zal de geheele wereld tegen den Europeefchen Adel in 't harnas jaagen : •de bejacchelyke pogingen der onadelyken zullen niet meer ftrekken om adelyk te worden; maar hunne edelmoedige pogingen zullen een verfoeilyk geflacht vernietigen, wiens beftaan het menschdom vernedert en onteert. Het zyn listige knaapen, die ons een hoogerhuis zouden willen geeven; dit zou het rechte middel zyn om de algemeene voortgangen onzer herfchepping tegentehouden. Maar ik zal my ftoutelyk tegen deze trouwlooze raadslieden verzetten, door, in den naam van het Geheel-al, uk te roepen: ffpH twee tas,, uc oproerig toe aan vreedzl ^ S * , d» met m het toekomende leezea. Mea verzekerde my dat mya welberedeneerd gevoelea kwalyk zou opgelZ worden, zelfi by de Jacübyaen. De . de hetzelve niet aankondigen, ea ik mogt jy vryvel xen en verdeedigen; mea wees my afj zcgiJcnde, dat ^ - gnomen i3 met 2yne ei ^J*^ ie£ AbtCourr,ad droomt vaa „iets daa van'het trouwen der Pncsteren, ea gy droomt vaa niets dan vm voorgewende gevaarea van de vlucht des Konings. Waar heea wilt gy dat hy gaaa zal? Waar kaa men beter zyn dan op dea troon, het nndden der hoofdftad ? Ea daarenboven is Mets eene ftad vaa Frankryk, even als Parys en Perpignan. Deze Hgtzin nighem van het oud beftier deed my kwaad bloed zetten • een rmnder ftandvastig patriot daa ik, ea wiens caraétcr mi„der fterk geweest ware, zou verflauwd hebbea door zich zo liet vaardig voor het hoofd geftooten te ziea. Jk moec Jh] doen aan den yver vaa den Heer d'Aiguillon , die myne denkbeelden volkomen goedkeurde. Zeer zeker Jzzx hy te £en my ia December 1789, „ heht gelji, fe m ^ ^ nhigt  C ui ) boos. Men verwyt aan de Volksparty', aan het Volk een twintigtal misdaadige koppen te hebben doen vallen; maar r.bigs zou den Burger-oorlog ontfleekea; en op zulk eene wyze, als men hem bewaart, zal hy heen gaan, wanneer't hem zat goeddunken. De Heer Abt Sieyes, met vvien ik over de tydsomftandigheden fprak, acht of tien dagen voor de hegira van Lodewyk XVI, zei tegen my met deze eigene woorden, onder de kastanjeboomen, die rondom het parterre der Tuile- , nes ftaan; de bewoners van dit paleis zullen den eenen of anderen tyd omfnappen, om ons in verlegenheid te brengen. Ik bedank Lodewyk XVI voor de moeite, welkehvgenomen heeft, om my het recht te doen wedervaaren , dat my toekwam : zyne mislukte ontfnapping is de toetsfteen der omwcntelinge. Deze gebeurdtenis zal dc laatfte toevallen der Koninglyke afgoderye kunnen geneezen: dit toont alle de fchandelykheid der Vorsten en alle de wysheid des Volks. De meest tegen her Volk yverende oproerftookers zyn, geduurende het tydpunt ven bcflisfing, onder de hoede der gewapende burgeren geweest. Ik heb, dingsdag den at Juny, eene wagt van veiligheid gezien voor de deur van verftheide nieuwsbladfciiryvers, in dienst van fchaamtelooze boekverkopers, die door onze laagc vyanden betaald wierden. Het volk kent te wel zyne fouvereine waardigheid , om livrey draagendc fchryvers uit te roeijen: en de eerlyke lieden, die het ongeluk hebben van denzelfden naam te draagen als deeze eerloozen, bloozen daar over, doen 'er afftand van, en houden zich aan eenen doops- of wysgeerigen voornaam. 'Er U geen eène droppel bloeds geftort, op de tyding v#n eene zamenzweering, die de beste patriotten aan het zwaard van den beul leverde. De lyst der ter dood gedoemden was groot genoeg dat ik ook naar de eer van het fchavot kon dingen. Dit niettegenftaande gingen wy met zeer veel bedaardheid en edelmoedigheid te werk. Ik zelf pleitte, op de kaai van Voltaire ten voordeele van C»ztdti, dien men met de doodelyke lan- taarn  maar indien de Volks-vyandige party de overhand gehad had, zouden wy onteibaare onfchuldige ilachtoffers aan haare taarn dreigde, in het m'dden van eenen hoop lieden, met pieken en bylen gewapend. Kortom , Parys en geheel Frankryk toonen maar ééne ziel in één hart. Hier is het dat burgerlicvende gevoelens geëerbiedigd worden. Ik zal u niet alles zeggen , wat ik gevoelde, toen ik de ontvluchting hoorde, de beweging bereckende, en de tegenhouding vernam. Men is niet meer dezelfde mensch, men heeft andere driften , andere bewegingen. Ik verhief my naar maate der grootheid van het gevaar, cn der menigte van uitwerkfelen, die uit eene eenige oorzaak moesten ontflaan. Ik nam voor om twaalf foldaatcn op de grenzen te onderhouden, terwyl myne pem tc Parys haaien p'ligt zou doen. En in geval van ongeluk , zou ik met de arrière ban voortgetrokken zyn, tot tien of vyftien mylcn van de hoofdftad, om te overwinnen, of op het flagveld te fneuvelen. De dwingelanden , gewoon tegen dwingelanden te oorloogen, wecten niet wat het zy tegen een groot vry Volk te kampen. De liefde voor de Vryheid is de eerftè drift van den mensch; deze drift leert hem ailes op te offeren, wat men in de wereld het licffte heeft. Een Volk, dat voor zyne wetten ftrydt, richt alle zyne armen, en al zyn vermogen tegen de Tarkwyns en de Porfennas. De fchuldeifchers en ambtenaars van het gemeenebest gaan hunne renten en bezoldingen op het flagveld ontvangen. De armoede en derykdom ondergaan eene gelukkige gelykheid geduurende den geheelen oorlog: men heeft noch heeren, noch knechten meer; alles is foldaat. Dc dood is de eenigftc benodigdheid voor een mensch, die ophoudt vry te zyn. Myne moeder'raadt my naar America te vluchten ; als of America zyne onafhangclykheid bewaaren zou, na de doodlyke vernietiging der Franfchen ; als of het toverwoord van Vryheid niet door het algemeen despotismus uit alle de woordenboeken zou uitgewischt worden. Helaas! herhaald aan uwe  t "3 ) Saaar woede zien opgeofferd. De monfters roepen het Despotismus in; zy betreuren de bastillc tri de inquifi - tie. Bwe Zuster, dat ik te lang geleefd heb, dan dat ik niet zoik weeteh te fterven. En voor het overige, het leven zou my tot een last zyn, zo de algemeene Monarchie van eenen Karel den Vyfden , van eenen Oftavius, van eenen Alexander , rnyne billyke hoop op een algemeene Republiek vatide ^rechten van den mensch deed verdwynen. Zo veele onbekende lieden ontdoen zich van den last des levens uit zelfs'verveeling, dat ik 'er my wel van zou weeten te ontflaan uit redei neering. Een vvanhoopend dwingeland zegt: Na my de zondvloed! Een wanhoopend burger zegt: Na my de tegenomwenteling / Gelukkig hebben wy den Koning. Wat zullen wy 'er mede doen ? vraagt men elkander aan alle kanten. Ik berk 'voor het antwoord van Porus. Gy kent te wel de toverkracht Van het medelyden , om de taal van Cromwel te voeren. Wanneer ik myn gevoelig hart raadpleege, als myne levendigheid my cenen verkeerden ftap doet begaan, dan gevoel ik wel haast de fmerten van het berouw en het medelyden. Maar heeft een vriend my beledigd, is hy het die met my breekt, onder ydcle voorwendfcls; ik ben fterk op myn geweeten en op myne herdenkingen, ik vertroost my, als ik myne ziel met de zyne vergelyke. Ben ik de belediger; ik vernederc my , ik lyde. Ben ik de beledigde; ik verheffe iny , ik ben voldaan van my zelf. Een Volk gevoelt dezelfde gewaarwordingen als een byzonder perfoon. Indien het van daag in zynen toorn den Koning mishandelde; het zou hem morgen uit medelyden aanbidden ; dies te meer, om dat men natuurlyk geneigd is, om het voorledene te betreuren , en het toekomende te vreezen. Wy zullen de bedwelming van het medelyden vérmyden , als wy de afdwaalingen der gramfchap vermyden. Laaten wy voorzichtig zyri, laaten wy bed;Cht zyn, om onze by voorraad plaats hebbende oppermacht te behouden, tot dat alle de leden van den eenïgen souvirïi» het hoof! n ft*  c m) jfe Ën waarom doen deze uitzuinigen zulke gooWté ivenfchen en helfehe pogingen ? Het is om dat deze of die opnemen, en het juk der tyrahnen onder den voet treeden, Het Volksmededogcn vermeerdert naar maate van de vorde. nngen der befehaavinge. De wilden, de redeloozen en de ingelanden zyn mededogenloös. De Caraiben en andere wilde horden mishandelen hunne vrouwen en hunne gevangenen op eene verfehrikkelyke wyze. De inboorlingen van Brafil gaan ter jaehtop de menfehen ; en ik heb in de Êosfehen Va'n Hougaryen en Carniole de jaagers van eenen despoot tokken zien fpannen voor fchieten, en aanvallen op menfehen, die eene opfehryving tot den kryg ontvluchtten. Zo gy van den wilden en den hoveling nederdaalt of opklimt tot dc andere zoorten van dieren , zult gy altyd het zedelvk mededogen ondergefchikt vinden aan dc dierlyke itcrkt'e By ons geeft het niahlyfe geilaCht de wet aan het vrouwiyke om dat de man fterker i, dan de vrouw, en dat twee genachten met te zamen regeeren kunnen in de huiShoudelyke en til kundige Maatfchappy. By de byen, doodt het wyfje, met eenen angel gewapend, onmeedoogend haaren vader en h-a ren man; de manncties hebben geenen angel; noch eenig heIedtgend wapen. Deze heeren hebben de vryheid van drié maanden te leeven; en hmnne moeders, hunne zusters, hunne dochters, hunne weduwen leeven gerust twintig jaaren en langer, Het is waar, dat de manneties luyaarts zyn, die zich met mets bemoeijen , dan om te bevruchten en te broeijen zy arbeiden met, noch aan de zamenitelling van debvenkorf «och aan het maaken van den honig en van het wasèh. De' hmshomielyke flnehting begint terftond na het broeijen Een* gbniterende jeugd, belooft aan deze Danaïden andere frisfche cn fterke mannen. De fchoone byen-fexe, zo mededogenloos, zo ongetrouw, zo wreed, bewaart eene onbegrypelyke Verheid voor haaren Koning. De ziekte en de dood van den korung verwekken de ziekte cn den dood van den zwermen het verhuizen des Konings doet het geheele Volk verhui!  % «5 b 'die Mynheer een penfioen verliest, dat hy niet verdiend ïiad; myn Heer de Abt is bepaald tot maar één enkel geestelyk ambt; Mevrouw de Marquifm verliest de fchandelyke vrucht van haare misdaadige ftréeken: deze mest zich niet meer met het zweet van den burger; geene is 'genoodzaakt 's Volks Majesteit te eerbiedigen. De hoogmoed «en. Onze Franfdie uitgeweekenen zyn even wreed, en veel onvernuftiger dan de byen: zullen Wy hen in Frankryk doen wederkeeren op het geluid van het bekken, of van het kanon 8 Wy zullen verdienen vry tc zyn', door noch naar de wilden, noch naar de fultanj, noch naar de byen te gelyken. De lieden der Conftit'udè zullen den afgrond der driften peilen; 'de verlichtingen der reden zullen de 'misdagen der dierlykè aandrift verbeeteren. Ik 'heb alle de zwarigheden van het Koninglyk gezag gewogen; maar ik wéeg ook alle de eigenzinnigheden van een nieuw Volk. En terwyl wy het ryj» Worden der geesten afwagten, laaten wy even geweldig zyn tegen dc civile lyst, tegen het goud van '* hof, als Cicero Was tegen dc bygeloovige uitgave van het Jöodfcke goud. De waarachtige oorzaak van alle maitfchippelyk kwaad is gelegen in de verdeeling der Volkeren, in de dwaaze vermenigvuldiging der Souvereinen. Deze verdeeling is tc fchandclyker en doódelyker, om dat de Natuur ons begiftigd heeft met de fpraak en met de uitvinding der kunften en Weetenfehappen, der boe.kdrukkerye, der posten en der fchecpvaart, om maar een redelyk gezin op onzen kleinen kloöt uit te maakao. Ik vergeef aan de aapen van Sumatra, dat zy geene vermaagfchapping hebben met de aapen van Paraguai; maar de mensch der West-Indien, die geene broederfchap onderhoudt metden mensch der Oost-Indien, is dubbel dwaas, dubbel ftraf'baar en dubbel geftraft. Zyne kwalyk zamenhangende verbindtehisfen worden misdaadig; 'er zuilen oorlogen, broedermoorden uit voortkomen, zo lang de byzondere belangen nier «vereenftemmen zullen met eene gemeene kracht, met een* algemeene wïT. H \  moed en de gierigheid zyn de gemeenraame gees'ehvari onze onredelyke anftocraaten. En wat winnen zy door hunne lasteringen, door hunne krachtelooze loosheid? Wy zouden hen hartelyk beklagen , zo zy zich bedaardelyk onderwierpen, zo zy hunne kleine byzondere belangen verfmoiten in den hoop van het groot algemeen belang. Wy zouden hun gaarne eenig medelyden toeftaan, zo zy alleenlyk ongelukkig waren; maar deze verraaders ademen niets dan bloed en wraak Elke poging vernedert hen al verder, en hunne redeneeringenen hunne zamenzwceringen zyn even vootdeeüg aan de oede zaak. Onze redenaars, onze fchryvers, onze foldaaten zouden misfchien in eene doodelvke gerusth id °ebleven zyn , zonder de ponjaarden cn de drogredenen van onze onbehendige tegenpartyen , ellendelingen, die zonder ophouden waakem, om dat zy niet flaapen kunnen. Vernederd, veracht, drinken zy uit den bitteren kelk des berouws, der wroegingen, en der wanhoopal te hgte ftraf ! De zachte flaap ontvliedt hunne oogleden en de droevige, akelige en doodelyke flaapeloosheid zweeft dag en nacht rondom hunne doodfche le*erfteden. ö Ik tracht wel den eenen en anderen van hen te bekeeren; maar te vergeefsch. Hunne kinderlyke haat hunne fombere jaloersheden, hunnezinnelooze voorzeggingen maaken hen even ziek van lighaam als van geeft Zy zouden verrukkclyke genietingen fmaaken , zy zouden in ons geluk deelen, zo zy hunne ftaatkundioe kettery afzwoeren ; de goede tydingen, die onze vrolvkheid ' veroorzaaken, zouden hunne natuurlyke en zedelyke gezondheid herftellen. Wel nu , deze zinneloozen verkiezen de fmerten der hel boven de vreugde van het paradys. Zy zyn veroordeeld in deze wereld, dewyl zy onze vertroostende leer niet omhelzen; en dit is geene kcrfcnfdummige vcro^deding. Zre hen, hoor hen en ar  ( n7 ) gy ïu!t zeggen, dat zy waare verworpenen zyn. Nydig over het menschdom, gelyken zy naar de kwaade engelen, door hunne wanbedryven , door hunnen val, door hunne wroegingen , door hunne vyandelykheden en zamenzweeringen. Ik verbeeld my , dat de drift, die my bezielt, zich, aan u, myn Oom, mededeelt; want gy zyt wysgeer. Onze tegenpartyen zyn zo zeer overtuigd van den overmeesterenden invloed der wysbegeerte, dat zy al wat mogelyk is doen, om eenen Godsdienst-oorlog aan te blaazen. Schynheilige Priesters en edellieden , die noch aan God, noch aan den duivel geloven , hadden reeds aan eenige honderden van beeldendienaars , in den Elfas cn Languedok, het kruis in plaats van de cocarde doen neemen. Dit voorbeeld is niet befmettelyk geweest, en onze gefchriften hebben deze opkomende wanorder fchielyk geftuit. De bewooners van deze Provinciën kennen hunne belangen beter dan die domme Brabanders, die zich blindelings in de ftrikken van de geestelykheid en den adel werpen, en er niet om denken, dat het voorwendfel van den godsdienst, in den mond van zekere lieden, een zeker teeken van anllocratie is. Hebt gy ooit iets dweepzuchtiger, redeloozer gezien dan het Manifest der Belgifche Staaten ? Ik zou niet verwonderd zyn van fpoedig de inquifitie by hen te zien heerfchen. Het berouw zal eenmaal onze Staatsbefluitcn in deze vruchtbaare ftreeken overbrengen; ons duurzaam voorbeeld zal het van hunne voorbygaande zinneloosheid winnen. De tyd nadert, waarin de reden eene algemeene kruistocht doen zal tegen alle de gewyde en o.ngewyde onderdrukkers. Men heelt zo veel kwaad in naam van de algemeene kerk gedaan ! Wy zullen zo veel goed doen in naam van dc algemeene Conllitutie ! En in plaats van eenen God mensch aan te roepen , zullen wy de rechten van den mensch aanvoeren. Wy H 3 zul-  C «8 > gullen den vrede niet dan tot dezen prys hebben. Ons Mam/est tegen de overweldigers zal maar één bezwaar bevatten: de misdaad van dwinglandy, van gefchondcn volksrecht, van gefchonden recht der menschheid. W,' zullen onze onvervtinnelyke vaandels planten, niet op, het verdichte graf van Golgotha, maar op het graf der zogenaamde fouvereine opperbevelhebberen der wereld ten oprechte en beftendige vrede is onmogclyk tusfehen den wettigen fouverein, en de roovers der foavereiniteit. Onze tegenftrydige grondbeginfelen zyn , van wederzyden , eene luide oorlogsverklaaring. Ik hcore aan myne linkerhand, het helsch gefchreeuw: d*t de volke„ Iernidd „orden , aan myne rechter hoore ik de hemelfche Mem : dat de dwingelanden verdelgd „orden ! Het is gelukkig voor ons, dat de machten der helle zich thans vermelen door haare onderlinge oneenigheden. Nog i* maanden; en wy zullen in Haat zyn om de Keizerlyke en Koningly.ke aanflagen het hoofd te bieden; en wy zullen , hoop ik , de voorzichtigheid hebben van den vereemgden dwingelanden den tyd niet te gunnen, om hunne verhezen te herftellen, door ons te laaten misleiden door listige verbindtenisfen , door eene rampzalige bevrediging. Wy zullen ons voordeel doen met de tegenwoordige machteloosheid van alle de hoven , om'den eeuwigen vrybrief van alle menfehen te rug te eifchen ' Onze misnoegden ontveinzen niet, dat, wanneer zy de overhand verkregen,, men zich niet vergenoegen zou met de Bastille weder op te bouwen ; maar men zou in aile de fteden van het ryk de moordholen der mquifltie openen. In der daad, de grondregels van dit gerichtshof ftemmen volmaakt wel overeen met die der Volksonderdrukkeren. De moed onzer burgeren , hun onvermoeide yver houdt de kwalykgezinden krachtig in toom Toen ons leger zich den i2 dezer maand op marsch begaf, fprak de Heer deParfeval, pachter-gene- raak  ( H9 ) raai, en hoofd van een batainon, zyne foldaaten aan met eene welfpreekendheid der fchoone dagen van Rome, Spatte en Athene waardig : Spitsbroeders, (zeï sjhy) onze dreigende toebereidfelen , kondigen onseenen »,ernftigen ftryd aan. Ik gevoele al den moed der Vaderlandsliefde te hebben, maar daar het de eerfte ,,reis is, dat ik denzei ven op de proef zette , verzoek ik u eene gunst: het is, dat, zo gy my in den ftryd „ ziet aarzelen, zo de zwakheid van het lighaam zich tegen dc kracht der ziele vciheft, gy my voor den s,kop fchiet. En, daar veelen van u even zulke nieu,, welingen zyn als ik , laaten v/y eikanderen onderling denzclfdcn dienst beloven , welken ik van u verwach,,te." Zyn dat geen Romeinen? Zullen wy twyffelen aan de hooge beftemming van Frankryk met mannen van zulk eene gefteldheid i En het is uit den fchoot der wellusten , der weelde , der eigenbaat, dat alle deze patriottifche reuzen, deze onverwinnelykc benden te voorfchyn komen! De wysbegeerte ftaat verbaasd over haar eigen werk; zy ftaart op de uitoeftening haarer befpiegelingen. O vïtae philofophia dux, virlutis indagetrix, expidiriXjiie vitiorum ! (O wysbegeerte, leidsvrouw des levens , opfpoorfter der deugd, verdryffter der ondeugden !) Ik bedrieg my zeer, myn Oom, of gy houdt het met ons, ten minftcn zo onze vluchtelingen, die de vreemde landen met hun lasterlyk gefchreeuw vervullen , it geen onnauwkeurig bericht gegeven hadden van de fchoonlte omwenteling in de Jaarboeken der wereld. Ik weet wel, dat gy, in uwe hoedanigheid van Roomschgezinden Kanunnik, niet betaald wordt om onze verdediging op u te neemen; maar een Kanunnik die wysgeer is, heeft niets gemeen met eenen Abt Maury , of andere £ee;te!yken van dat llag. De met zich zelf onbeftaanUar: Maury fchaamt zich niet op het fpreekgeftoelte te H 4 be.  C 120. ) bekennen, dat hy achthonderd pachthoeven bezit. Ja? myn Oom , acht honderd pachthoeven voeden de weelde van dezen Hechten burger, van dezen hatelykea priester, terwyl acht honderd duizend eerlyke lieden gebrek aan het noodzaakelyke hebben. Dezelfde Maury doet een listig voorftel , onder voorwendfel van den armen te hulp te komen. Een nederige geestelyke ftaat op, om 'er het yenyn van te toonen, en hy ftelt voor, orn de ryke kérkelyke ambtenaars op eene befolding van duizend kroonen te ftellen. De wysheid' van dezen geestelyken. deed den man met zyne acht honderd pachthoeven verbleeken. Gy zult het mededogen der ariftocraaten op zyne rechte waarde fchatten, wanneer, gyweet, dat zy het zyn, die het ftilftaan van den koophandel-'' en de fchaarsheid van 't geld , doen voortduuren, door hunne ftille ftreeken , door hunne geheime aanllagen, door de valfche geruchten, welke zy' verfpreiden , door,' de tegenomwentelingen, waar mede zy des Volks ligtgelovigheid in geduurigen fchrik houden. Parys is'in ' den grond bedorven ; het gras zal op deszelfs ftraaten groeien, zeggen zy tegen de veroveraars der Vry. heid. Deze nietsheteekenende woorden worden gevolgd van eenen ftroom van vervloekingen tegen de omwenteling en van aandoenlyke uitdrukkingen ten voordeele vanV oud beftuur. De zwakke geesten laaten zich aan 't wankelen brengen; zy weenen reeds by voorraad op de pumhoopen van Babel. Deze goede lieden zien dan niet dat de zetel van den Koning, en van de Nationale Ver-' gadenng, en de'verhevene beftemming, welke de omwenteling aan het ryk belooft, eenen nieuwen luister aan de hoofdftad der Franfchen zullen byzetten » Zelfs m dit oogenblik, niettegenftaande de bezuiniging der ryken, niettegenftaande de kwaadwilligheid van dezen en ie armoede van geenen, niettegenftaande het opbrengen X1»  van het vierde gedeelte der inkomflen , zyn 'er meer menfehen in Parys, dan voor het gedenkwaardig tydftip, Het tafereel der eerwaaren bevestigt dit. Wat mynp byzondere opmerkingen atingaat, ik zie veel meer werk-! zaamheid in deze vermaakvoïle ftad. De Tuileries, nog on'angs onbezogt, zyn het middelpunt van eene altoosduurende beweging geworden. Het is het beeld van Pygmalion door eenen ftraal uit den hemel bezield. Allas heeft een meer lacchend voorkomen aangenomen. Het fchitterende der monteeringen, het geraas der trom, de krygs-muilek , de krygstoerustingen, maaken eene aangenaame ftrydigheid met de minnaryen van het Palais-Royal, met de feesten der boulevards, met de vertooningen der fchouwburgen. Nooit is Parys zo bevolkt geweest met fchoone mannen en fchoone vrouwen ; dank zy de lesfen van den fchryver der Emile. Waarlyk het fchyut, dat de wysbegeerte de lighaamen en de geesten verfraait, vergroot. Lees 't geen Sterne van het natuurlyke cn zede'yke der Paryfenaaren zeide, en zie het tegenwoordig geilacht. Dit verfchil ftraalt allen, waarneem eren in het oog. Het bloed is veel fchooner.de fmaak meer gezuiverd , de geesten meer verlicht, het hart meer verheven, de reden meer befchaafd, het lighaam meer geoefend , flerker, de ziel ftouter, krachtiger; en de zeden zyn minder ongehonden, zedert onze burgers, minder beleefd^ en meer eerlyk, de wagt betrekken , en zich richten met de fnaphaan op het fchouder. De wapenoefening verbant de ledigheid, en de liefde voor de vryheid is niet minder döodelyk voor de ongebondenheid, dan voorhet willekeurig gezag. Eene ftaatkundige' Conftitutie als de onze zal noodwendig invloed hebben op de natuurlyke en zedelyke gefteldheid van het menfchelyk gedacht. Ik lees in het toekomende als of ik het in de hand had. En in het H } on-  C 12* ) endenken der vermogende en vruchtbare oormke» ; ontdek rk eene aaneenfchakeling van gelukkige gebeurdteniseene ontrolling van onvermydbaare uitwerkfelen *f my t0t een Profeet ^n de algemeene herfcheppmg opwerpen, zonder de allerftrengfte redeneerkunst te kwetfcn. De Nationale Vergadering van Frankryk is m myne oogen de vorm der waarlvk algemeene Vergadenng; en de befluiten van die toekomende Verering , waar het gezond verftand zal voorzitten , zullende mftelhngen der zogenaamde algemeene onwettig kerkvergaderingen voor altoos doen verdwynen. Geloof myne voorzeggingen; want het is niet de hemel, die mT inblaast; myne voorfpelling daalt niet af uit het duister vatikaan, maar zy fpruit op eene overvloedige wyze m den aart der zaaken voort. Schoon de omkeering der oude grondbeginfelen eene inemgte misnoegden maakt, wat ook bezoldigdenieuwsfchryvers „ vertellen, denk niet dat onze toeftand zeer Verfchrikkelyk zy. Het grootfte gedeelte der geestelykheid wint by de omwenteling, even als alle de niet-kathouKen , alle de fchuldeifchers van den ftaat, degehee, Je krygsmacht, welker foldy verhoogd is, alle de jongere zoonen des huizes, kortom , alle mannen en vrouwen , die onder de dwinglandifche wetten van eerstgefeoo.te recht en van 't recht der mannelykelinie zuchtten Welk* vyanden heeft hM Vo]k t£ ^^^^ ^ «en hoop van hooge geestelyken, van leenheeren, van Parlementsleden, van penfioentrekkers , van pachters Wier machteiooze ftem en boosaartige prulfchriften het gemeenebest moeten ontrusten ? Eenige kleine dichtertic* cemoe ZWakke kunftenaars,, verblind door de wonderftuk* ken der regeering van Lodewyk XIV, verbeelden zich dar de fraaije kunsten met den luister van den troon gaan verdwynen. Even als of de Grieken de kunsten met hadden doen blo.eijen» onder den inyJocd der Vryheid  ( i»3 ) .fteid ; als of de Romeinen niet even kundig geweasrw*» ren voor Augustus, als onder Augustus; en bovendien bemerkte Rome het verlies zyner vryheid niet dan by de komst van Tiberiüs tot het altoo.sduurend oppergezag. De kunsten en weetenfchappen bloeijen zömtyd^ onder he: juk der ovcrhecrfehrnge; maar het is by fchokken, by fprongcn. Dus is ons welbehagen, zegt de pverheerfcher, die een beminnaar der kunsten is; en de pverheetfeher, die een vyand der kunsten is, zegt op zyn beurt: dus is ons welbehagen. Deze tusfchtripozingen brengen een wezenlyk nadeel toe aan de vorderingen der kunsten. De kvraade fmaak, de grilligheden van den Monarch en de Grooten , onteeren , verlaagen de vermogens der beste kunstenaaren, der groote vernuften. Het is niet meer de natuur, die haare wetten in de fchoolen voorfchryft; het zyn laage dienaars, zotte hovelingen; het is een kwalyk opgevoede en flecht omringde Koning; en niemand is onkundig van de be-. fmetting der manieren die van hét hof voortvloeijen. Het is het toppunt van ongeluk, wanneer de Vorst of de Staatsdienaar aanfpraak maakt op de kunsten en geleerdheid. De dwaaze eerzucht van Dionyfius, van Nero , van Adriaan, ftortte de goede dichters en de waarc wysgee-, ren in de ballingfchap , in de fteengroeven, in baden yan bloed. Men moest Hechte verzen fraai vinden, op. ftraf van ongenade; 'er waren geene belooningen dan yoor de laagheid cn middelmaatigheid. Anders is het met de zaak gelegen in een gemceUebest, wiens onveranderlyk beftuur het zegel der onfterflykheid, der behendigheid drukt op alle de openbaarc inrichtingen. De. kunsten , altyd aangemoedigd, altyd vry , nooit gedwongen , noch bedorven , noch afgebroken , moeten by gevolg met al haaren luister fcStteren onder dc bc-. (cherming van ons weldaadig en,vredeliev«id,uaatsge- Hel.  C 124 ) Dc Iiedcn van htt™ . die om het oud beftuu? zuchten , moesten zich herinneren , dat een man vaa verdienfte de onderdaanige dienaar was van een' maa van geboorte; en dat in vervoig de voorheen bevoorrechte man zeer gelukkig zyn zal als hy eene ondergedrukte plaats verkrygt by den man van verdienfte De Ambasfadeur in naam fchitterde aan de vreemde hoven, cn de Ambasfadeur inderdaad ontving de bevelen vaa ayne alleronkundigfte Excellentie, ^ 1) De (1) Dc achtervolgende wetten tegen den adel zouden de lyn Van aKcheiding voltrekken tusfehen de reden en de vooroordeelen der leenregeering, indien het gekruist wapehfehild van den tempel van Jerufalem onze oogen niet kwetfte in het midden van Frankryk Het ftaatjbefluit, 't welk de ridderorders affchaft, fchynt de zeefchuimende Monniken van de rot» van Maltha niet veel te bekommeren. Deze- goede Christenen hoopen de Natie te bedot-en; zy meenen ons aftefchrikken door itadcundige bedenkingen , die een groot gewigt hebben in de herbergen van den godsdienst, maar waarmede dc lieden van ftaat in Europa den fpot dryven. Wy zullen niet langer Franfche burgers zyn, zeggen zy; maar wy zulten, in Frankryk onze inkomrten trekken, in de hoedanigheid van edellieden, die onderdaanen zyn van eene vreemde Mogendheid. Deze ftelling der Maltheefen toeftaande, zouden wy aan den Paus alles moeten wedergeven, wat wy hem afgenomen hebben, en indien ongelukkiglyk een bygelovig Keizer, een naarvolger van Karei den Vyfden, de hoofdplaats van elke godsdienftigc, liefdaadige Monnikengemeente onaf. hangelyk gemaakt had, zouden wy hier alle de verfcheidene Monniksorders moeten onderhouden, alle flechthoofden van kloosterlingen, alle leekebroeders en klocsternieuwelingen. Gy zult zien, dat de redeneerkunst der Matheefen de Engelfchen zal bewegen om den Priester van het Vatikaan den penning, van St. Pieter weder te geven. Het hof van Beiiyn zal zich haasten om de Duitfche- order te bidden, dat die ten fpoedig- . ftcn  De Heer Bitaubé, van Berlyn, die thans te P»rys Voont, fpreekt my dikwyls van u, myn Oom, met den ften Oost-Pruisferi terug rteeme. Zo de Nationale Vergadering my raadpleegde op het ftuk der broederen van Jerufalem, ik zou haar bewyzen, dat zy volgens goed geweten, den Paus, de Bisfchoppen, de Kanonniken, de Monniken in hunne oude bezittingen moet herftellen; of dat zy, volgens goed geweeten , den godsdienst van Maltha alles moet afneemen, behoudens het maximum der tegenwoordige bezitteren. Ik weet niet, of men te Maltha gelofte van onkunde doet; maar de beJrêi-ïingcn der Miltheefche huwlykshateren zullen Van geene uitwerking zyn dan by onkundige patriotten. Laaten wy hen geduldig hooren: zo gy onze goederen neemt, in* dien gy dezelve verklaart Nationale goederen te zyn, zo gy Wilt, dat de te Maltha verecnigde adel niet meer de begeving der geestelyke ampten van Frankryk hebben; zo gy niet wilt, dat de buitenlandfche edelen, o( de edellieden die zich bui» tenlanders noemen, zxh met uwen oogst mesten, hunne perkamenten, hunne gcflachtwapens vertoonen; dan zullen wy uwe ftou'heid ïtraffen, wy zullen de aanbiedingen van Rus'land of van Engeland aanneemen. —> O myne Heeren geeste. lyken, dat zou eene verfchrikkelyke itraf zyn! tant de fiel ent ret-il dans Vame des dévots? Qfiuipt zo veel zwarte gal ook in ie ziel der vroomen?) 'Er is maar eene kleine zwaarighcid, namelyk, dat Spanje, wiens belangen één met de onze zyrt In de Middelandfche Zee, even als in de Zeeën van Mexiko en Peru, eene vaderlyke vermaaning aan uwen Grootmeester zou geven, die dezelve in alle nederigheid ontvangen zou, even als de Koning der beide Sicilié'n, die zich vefftoutte het oor tc leenen aan de voordellen van Jofeph den Tweeden, en Katharina de Tweede. Het hof van Madrid deed dat vaa Napels beevfcn, zonder dat Frankryk zich verwaardigde ziek te bemoeijen met de kuiperyen van eene Oostenrykfche Koningin, en van eenen tegen de Franfchen ingenomenen Minister. Nu is het vermoge» vw Sicilië nog iets, en het vermo- geti  •den. billykften lof; uwe Stoicynfche levenswys aan het hof van den Grooten Frederik leevert ons anccdnt:n op s gen van Maltha is niets. Én zedert dat Frankryk het eilan* Corfica bezit, en zedert dat de havens der Middelandfche Zee voor de Franfchen open ftaan, en zedert dat de Mufulman onze broeder is, even als de Christen en de Htfnreer, zou het ons zeer onverfchillig zyn, dat een rots meer of minder tot eene wykplaats voor onze fehcpen diende. Weg dan met eene gotifthe en dweepzieke maatfchappy, die eenen eeuwigi duurenden oorlog koestert tusfehen het kruis en de halve inaan. Eh zo de Divan vah Conftantinopolen zich verbeeldt.» volgens het zeggen van den Heer Malouet, dat Maltha aan Frankryk toebehoort; laaten wy orts dan haasten, om aan de hooge Porte bekend te maaken, dat de Franfchen niets meer gemeen hebben met een heilig gedacht, 't welk het hart der braavj Ottomannen , onze getrouwe böndgenooten, van orts vervreemdde; voegt by deze handeiwys de raadgevingen van pcysfontaeL niet betrekking tot onze verbiudtènisfen; die ons .ty de Turken verdacht maaken, cn gy zult uwen overwegen-i den invloed vermeerderen, en utvcn Oosterfehen handel verdubbelen. De verkoop van onze landheerlykheden, die zich waar heen de Franfche ïlaatsvörn; , ét befioten en bevestigd zynde reden , ons vrecdzaamlyk , gemakkelyk en zeker zal leiden. Het was voor onze eeuw bewaard in den dampkring te zeilen, ons te verzekeren van het waterpas der Zeeën, cn van de gelykheid van het volk , van den Jbuverein, van het menjelisfyk geflac/it. Deze laatfte ontdekking, Welker algemeenheid even ontwyffclbaar is als dc algemeene opklimming der lucht-' bol van Montgolfier, zal meer dwalingen om verre ilooten in twaalf jaaren, dan de vaders der huisgezinnen zedert vyf duizend jaaren op het hoofd hunner kjpdereïl opeenftapelcn. < 'Er is ««ene belasling die zwaarder weegt dan êcnai Hechte opvoeding; döodelyk gefchenk dar ouderiyke gie-' lighcid onder het oud bellier , waar de verkoopbaarc posten der gerichtshoven , cn de flaaffche bedieningen van het Hof eene onbcfcl.aamdelyk kruipende jcugdVefeischten , en wier bclacchelyke trotschheid flennde op. zakken kroonen , veelal door ander hulpmiddel, zeer nauwkeurig de verdeeling van een 'p*. triottilche lyst kunnen maaken: Parys en Mirabeau zouden aan het hoofd dezer roemryke lysten zyn De patriotten moeten zich den haat onzer dagbladfchryvers de Torquemadas tot ecre reekenen. Laaten wy onze medeburgers verlichten; laaten wy de verlichting met groote ftropmen over hun verftand uitftoiten ; maar laaten wy den mantel der wysbegeerte niet werpen op die zwakke cn verachtelyke menfehen, die den vierkanten muts der par-  C 133 ) parlementen of der domlieeren betreuren , die naar eer,' Hvreydienst in de Louvre , of eene plaats in de meubelkamer des Konings liaan. Deze nietige nieuw-opgekomene en laage lieden zyn g'rys en krom geworden door het herftel van alle de misbruiken , die een dwingelanddoodend volk verjongen. Dit groote volk zal, hoop ik, de ftrikken vermyden, welke men hetzelve van alle zyden fpant, het zal de heimelyke listen te leur Hellen door de waarfchuwingen van hen, die noch doof, nodr ftom , noch blind zyn. Een netelige en ontrustendc vraag zal dikwyls on/.e ongerustheden opwakkeren : Wat zullen wy doen, indien de Koning wil heen gaan? Het antwoord der a:iftocraaten en der volksdry veren , is nog het zelfde : Geeft hem een paspoort: goede reis ! De onkunde der volksdrvveren en de fïaatkunde der ariltocraaten leveren ors altyd het zelfde befluit op. De verilandelooze en de listige heerschzucht gaan hand aan hand. De yerltandige lieden , dc waare burgers zullen begrypen , dat het onmogelyk is, dat de Koning, uit eigene beweging, wille weggaan. s De gevoleen van zyn vertrek vertoonen zich op eene vreesverwekkende wyze aan de opmerkenden, die de fchrikbaarende eigenaardige domheid van eene groote menigte van dwaazen, nog vergroot door een aantal guiten , en hun bygeloof in den Godsdienst en omtrent den Koning, bereekenen. De Koning is te menschlievcnd om zich te willen Maden in het bloed var. ecu afgodisch beminnend volk. Maar de Koning zou ovgeligt kunnen worden, en het is op dc voorondcrftcli.ng van zyne opligt.>ng dat wy den ftaat des verfchils moeten bouwen. Eene uitgebreide zamcr.zwceiing omringt ons, dc ftrik, dien men den patriotten fpant , wordt van dag tot clag nauwer toegetrokken. Wy zul'cn geworgd v. ovcen, zo I 3 dc-  C 144 ) de doodelyke koord niet ten fpoedigf.en In nukken ge. Ineden, 0f losgemaakt wordt. Maar hoe dezelve door. *%den> Ik zal my wel wagten van het te zegen. Wet is my niet geoorlofd , dank zy den vooroordeelert cn der welvocglykheden, dan te zoeken om den ftrikknoo ]os (c ak?n_ Mm bpmcrkt omfteltcnrs op het gelaat van den Koning en de Koningin : er zyn bewegingen en lnisteringen aan het hof en m de ftad, welke ongunfligc gebeurdtenisfen aanduiden, Lodewyk XVI is niet meer dezelfde man, of, om brter te zeggen , hy is altyd dezelfde man. De eed van den H January is wanhoopig maakend voor alle de muitzucnngen van Frankryk en van Europa , voor het geheel Europisch Koninglyk gezin: hy ftrekt a,lc voIken tcn troost ; hy maakt alle de Koningen troosteloos. Deze eed aheen zou demuuren van het leenroerig gebouw doen inftorten m den noodzaakelyken oorlog, dien wy «aan ^vangen , t zy mct het gefchm ; >{ ^ ^ ^ * dehngfehappen. De zendelingen van eenen Esfeener beroemden zich op de dwaasheid van het kruis; wel nu wy zullen de dwaasheid des ftaatsftelfels prediken, en' de voortplanting van onze leer zal fneller zyn dan dia , der Nazareenen. Het patriottifche vuur zal de ronden kroonen en de yzeren fehepters tot op de ysfehotfen der Noorderzee doen fmelten. Maar laaten wy voorzichtig en waakzaam zyn ; want de omwentelingen hangen flechts aan een draad, Het Machiavelismus is de voorzienigheid der onder, drukkeren en der onderdrukten : wy zullen haar haar af, fenetd geven, wanneer alle de leden van den Souverein vry zullen zyn; Ons lot kan thans afhangen van eene ros van vyftien uuren. Geheime listbrokers en rostbooden fluipen in het geheim Kabinet der Tuileries ter wy! men de menigte opOookt om de .voorraadhuizén te flW4?m, endegevangenisfenia brand te fteeken, Gryp moed',  C135 ) jnocd, ongelukkig Vorst, onvermogend Koning vaneen vermogend gemeenebcit; vertrek, gaa met ons, het is om uw leven en uwe eer te doen. Zorg voor uw benoud , cn gy zult dc troonen en de enters behouden , gy zult de weldoener der misleide volken zyn. Dc afgronden der algemeene Volforegeermg zullen ons verzwelgen , zo gy uwe wandeling te paard niét uitftrek* tot de uiterfte grenzen. Vreest gy de ongeluksbewerkérs van Varennes ? Zie hier een ander middel. Dc Paryfènaars zyn zamen'gerot; de duurte der koopwaaren vermindert in hunne oogen den prys der vryheid. Uw leven is in gevaar: vertrek te viervoet naar het leger waarvan gy het opperst hoofd zyt; 'er zyn verfche paarden en edellieden in geval van nood In de bosfehen geplaatst. De Koningin en dc Dauphin zullen onder eenen vloed ven traanen uwe terugkomst afvvagten, Zy zullen geen gevaar lóopén ; wan: de Bedelmonniken doen het volk geloven , dat de afwezigheid des Konings een groot geluk zou zyn. De afgodifchc verkleefdheid van den foldaat zal door uwe tegenwoordigheid, uwe gemeenzaamheid, uwe burgerlied de, door uwe miiddaadigheden, cn door de blauwboekjes en dc lasterlyke geruchten tegen de voprftcden der hoofdftad, en tegen dc Calvinisten van het Koningryk, opgewonden worden. De heilzaame vruchten van deze ridderlyke onderneeming zyn onfchatba'ar. Men mag honderd regen een wedden , dat de goede zaak , de zaak c%r K«ningen en Koninginnen; der Edelen en Geestelyken , der pachters van dc belastingen cn der pachtverdragen zegepra.iler. zou over de enbefehaamdheid cler fouvereinen op flofxen. Weinig heeft liet gefcheeld, of eenige geringe veranderingen in de kerkelykc tucht zouden den flaatsvorm omvergeworpen hebben ; oordeel, m« hoe veel kracht dc dweepcry omtrent het Koninglyk gezag werken zou op de gemoederen der Franfchen , I 4 die  C 13G ) die door plaatfelykc of verftandclyke affïanden van Parys verwyderd zyn. De buitenlandfche oorlog, het in brand zetten van Europa, zou onmogelyk zyn. Het Congres, dc verbanningen, de moordenaars en de beul zouden de zaak voleinden. Gy zult als volftrekt meester naar Vcrfailles te rug keeren, het zy dat gy geheel alleen de wet gaaft, het zy dat een hoogerhuis , ak dat der Engelfchen, u den altoosduurenden meester maakc van het noodlot van een te ondergebragt volk. Het is alsdan , dat de nabuurfchap van Frankryk niet meer een voorwerp van ongerustheid zyn zal voor de eigendunkelyke troonen , en de ariftocratifche raadsvergaderingen Gryp 4noed , Sire, eene verandering van plaats, wysfèlyk overlegd, zal het purper der Koningen cn het hermelyn der ovcrheidsleden, het wapenfchild der ridderen en den mytcr der priesteren behouden. Doe uw voordcel met de zinneloosheid der vólksdryveren , wier redeneringen en heimelyke listen rechtftreeks onze voornemens bevorderen. Verdwaald door valfche flikkerlichten in de doolhoven van een Maatkunde, al te geleerd voor nieuwelingen, is hunne party een afgryzen; en wel te meer om dat de vreesachtige ariftocraaten zich met hunne leuze bekleed hebben , zedert het begin der omwenteünge, om dc plundering en andere toevallen tc ontgaan. De mom van volksdrift bedekt het gezicht van veele financiers, lieden van den tabbaard, en edellieden. Het is buiten twyffel, dat het dwaas gedrag der voor-" , ftanderen van eene tweede omwenteling de geesten voorbereid heeft om eenen generaal Munck te kiezen boven eenen generaal Mafaniello, een huis van Pairs boven een huis van Monniken. De beste burgers zouden zich in dc noodzaakelykheid zien van den ftroom der Koningsafgoderye te volgen. Sire , vertrek haastclyk , en gy zult gelukkig wederkeeren. Uwe Majefteit zal voordeel *oen met de goedhartigheid van den eenen, met de laaf. dun-  ( i37 ) êunkendheid van anderen, met de armoede van deezcn , met de gierigheid van geenen, met de onüaatkundigheid van allen. Verlaat de Tuiler'es, en overal waar gy uw verblyf vestigen zult, zal een tempel zyn, waar het goud en de pelgrimmen by millioencn naar toe zullen vloeijen. Gy hebt in uwe handen twee wapens, die niet zo fpoedig verftompen zullen : des volks medelyden , en des volks tederhartigbeid. Te vergeefs zou de bovendryvende party den Franfchen willen beduiden , dat gy niet meer hun meester zyt; het natuurlyk gevoel, eene edele drift zegt hun , dat zy uwe onderdaanen zyn. Het is waarfchynlyk, dat men dagelyks diergelyke cefprekken tegen den Koning in de vertrekken van het Kasteel voert: het is zeker, dat de volksdry vers, terwyl zy den Koning eene goede reis wenfehen , vat op ons geven. Het grootlle deel der misnoegden heeft de dwaasheid van te geloven , dat onze omwenteling een gemaskerd bal is; maar het volk maskert zich niet in eene ernftige zaak, in eene onderhandeling over zyne herfchepping." Onze volksdryvers verbeelden zich, dat zy zich achter ccne cocardc verbergende, gelyk de ftruisvo^els achter eenen boom , niet herkend zullen worden. Wolven in lamsvachten verdoken mengen zich onder de kudde; onverzoenlyke vyanden der vryheid mengen zich in de maatfehappy van de vrienden der Conftitutie: iedere zuiverings-loting verjaagt eenigen uit ons midden Ziet gy hem wel, die zich met zo veel drift weert ? Het is een zendeling van Coblentz , de uitgeweekenen van zyn departement hebben honderd duizend livres uitgegeven om hem als afgevaardigden tot de wetgevende Vergadering te doen benoemen ; maar de kiezers hadden betere berichten dan onze Jacobynen. 'Er zou ftof zyn om eene zeer aartige gallery te maaken van alle de vermomde gezichten ; die zich heimelyk vermengen en I 5 finrf-'  ( '33 ) fmmelen onder dc welmenende patriotten. Tr i, •« geene, tot de kleine onbekende en nietsbeduidence wezens toe, d,e niet hunne kleine rol in hunnen engen kring fpeelen. Ik ,al niet zeggen, zie dien of dien, want hy is onbemerkbaar; want de duisternis bedekt dc fchandelykheid van dezen vaardigen Zoon van Harpagon, van dit ftinkend kruipend gedierte, zonder hart en zonder caracrej;; deze kleine MynAeer bromt teen alle vasrgeftelde machten; deze welmecnende patriot verfoeit de heden en de zaaken van het nieuw beuuur; hy verAcht de verkorens- rechters, om dat hy het gemis der vetlfcaare rechters betreurt; hy is verwoed tegen den Koning des volks, om dat hy den Koning der bevoorrechten betreurt. Die arme hals geeft voor geen arifioerdat tc zyn; want hy had den tabbaard van een ondergefchikt gerechtshof verfcheurd, om zich, h het midden der om, wenteling*, met eenen patlcments tabbaard te omhangen. Alle de geenen , die deze laffe wezens, deze laagc fchreeuwers van naby gezien hebben , zullen de volksdry vers, en de volksregeering met my verfocijen. Een waar burger wyst de met den ftaatsvorm bcflaanbaare en redelyke middelen aan om den ftaatsvorm te voimaaken. Een valsch burger roept de regeringloosheid terug, terwyl hy verwarde, tegenftrvdige, onuitvoerlyke middelen aan de hand geeft, onder den dekmantel van 't algemeen welzyn. Ik froor de dubbelzinnige cn bedorven harten op en klaag ze aan ; maar dat zy , wier geweten met zuiver is, en die vreczen hier genoemd te worden , 7:ch gerust Hellen, Ik weet liet geheim der onvoorzichtiger! tc bewaaren: ik zal zelfs de halve-vertmiwelykkcdeh der verraaderen niet verraaden. Het is de zaak des volks zich te beveiligen tegen 't vergif der huichclaarye, tegen de dubbelhartigheid derbediicgeren. Eenegefchetfle fleutel is genoeg ter bekendmaaking der vertrouwde vrienden van Coblentz , fchynvrienden des volks. Twee  C 139 ) Twee party cn omringen den Koning; men heeft de kwaadaartigheid van hem ook te raaden van zich opzettelyk voor de deuren van zyn Paleis te doen tegenhouden , om plaats te geven aan burgerlasterende gefprekken , om den inwendigen vrede te venvyderen, om ons in eene verderffelyke gisting, in eene onheilwekkende deforganifatie te houden. Is het na dit alles te verwonderen, dat Lodewyk XVI kwalyk omringd en kwalyk verlicht , fombcre overdenkingen maakc ? Men moet God niet verzoeken ! Eene zeer onfchuldige reis van ryftien uuren zou den flaatsvorm doen wagge'cn of cm verre werpen. Maar dat men zich wel bedenke, alles 'is geoorlofd in eene algemeene omkeering. Het ruw gezond verftand van d'en eenen of anderen patriottifchen kinkel zou deKoninglyke reis, het vervoeren des Konings, kunnen tegenhouden : en de gek leeft nog , die riep : Gy zyt een Verraader, myn heer Flesfelles. Laaten wy de oprechte burgers, die het gewlgt van deze reis niet mogten gevoelen , leeren , dat de ftclrcgel, doe het tegendeel van 'f geen uw vyand wenscht, hier ten vollen toepasfelyk is. In der daad , ik zou al zo lief willen, dat men my myn doodvonnis voorlas, dan morgen ochtend of avond te hooren , dat de Konin<* vertrokken is, om 't even waarheen, of hoe. Ik ver. wondere my over de achteloosheid der Nationale Vergaderir.ge, welke niet ziet, dat zy de koord om den hals heeft, en dat de beide einden derzelve door de Anflocraaten en Volksdryvers worden toegetrokken. De Romeinfche raad, die de wetten in oogenblikken van gevaar liet fleapen, om cenen enkelen man met de macht van oppergezaghebber te bekleeden; deze raad zou zich niet vergenoegd hebben met het wederinvoeren der paspoorten ; hy zou onzen Koning eene lyfwagt van burgers gegeven hebben om dag en nacht te waaken, dat zynen geheiligden.perfoon geen onheil overkwame. Zo  C 140 ) Zo lang Frankryk eene kroon en nabuuren zal hebben, zullen wy koortsachtige tusfchenpoozen hebben. Men heeft gezegd, dat het werk regelmatig gaan zou , zo dra het Ministerie het zou willen : dwaling. Het vertrouwen kan in geen gedeelte van het ryk plaats hebben, zo lang het fchrikbeeld der Koninglyke erfopvolging , en <3er civile lyste de gelastigden, mindere bedienden, en uitvoerders der uitvoerende macht zal doen verdenken cn verfoeijen. Alle openbaar gezag , de goede naam van alle byzondere lieden zal verdacht en in de waagfchaal gefield worden door eene algemeene ongerustheid. De laatfte onlusten van Caen, by gelegenheid der inhuldiging van een gerechtshof, doen de aanhangers der Ministers telkens herhaalen , dat men 's Konings macht vergrooten moet. Als of nieuwe beweegredenen van mistrouwen de ongerustheden des volks verdry ven zouden ! De aanhangers van het Ministerie gelyken naar degeloofsönderzoekmeesters van Spanje, die, cm dc godsdienftige verfchillen te dempen, het vuur der brandflapelcn vermeerderen.. De uitvoerende macht zal dobëeren tusfehen de Nationale Vergadering en de gemeenten , tot dat wy de volksdwalingen zullen verdreven hebben. De dwalingen ftutten den troon der Gapets, en den tabernakel der Christenen. Ik herhaal het, het is noch de Koning, noch zy die hem omringen, die dc eerde oorzaaken zyn van onze fchokkingen; het is de dwaling. Men kan op-de begocheling van 't Koninglyk gezag toepasfen 't geen Voltaire van de Priesters zegt: Noirè crddulitd fait teute leur fetencê. Ons ligigclcvrg 'zyn maakt al hun wetenfehap. Laaten wy cle dwaling verdryven, en de tweede oorzaaken van enze fraatkundige rampen zullen bukken voor de kracht van onze wysgeerige beduiten. De reden zal de godsdienst Om verre werpen. Een verkoren burger zal de plaats van eenen crffelyken Koning vervullen. Alsdan is het dat de uitvoerende macht  C Hi ) geheel alleen zal gaan. De ariftocratic en de democratie zullen- door werkeloosheid fterven. Onze verfmaaders zullen niet meer geloren , dat men met Frankryk onderhandelingen , als met den hemel, kan maaken. Ondertusfchen , laaten wy waaken , en 't getal der denkende wezens vermeerderen; en dat het voorbeeld van onze wysheid het getal onzer aanhangeren by de onderdrukte volkeren vergrootc. Een volk in de onkunde is een volk in de kmdschheid: de kinderen nu zyn flaa,vcn , en ondeugend, en der vryheid onwaardig. De wreedheid der kinderen is even werkzaam als die der wilden en der wilde beesten. Indien 'er geene volwasfene menfehen waren, de kinderen zouden malkanderen het wit uit dc oogen fchcuren;' zy zouden de een tegen den anderen de verfchrikkelykfte wreedheden aar.riebten. De jaaren der onfchuld of der wysheid waren nimmer de jaaren der onkunde en der begochelinger. Naar maate de reden minder ontwikkeld is, zyn de driften brcidelloozer. De opvoeding verbeterende, zul'ea wy het volk verbeteren. Deze vo'ftrekt noodzaakelyke punten eerst daargelteld zynde, zullen wy te eeniger tyd op hunne rechte waarde weetcn te fchatten en de Priesters, die de 'Koninglyke oppermacht preeken , en de Koningen , die het Priesterdom befchermen. Wy moeten ons kostbaare uitftcllen getroosten, zo lang de landman de wereld niet zal kunnen zien dan door het vergro ^ 'as van zynen Priester. Wysgecren ,gy verftaat my, Irf.en wy onzen yver verdubbelen; wy hebben de natui:.,j, het gezond verftand, het geluk, de waarheid voor ons. Laaten wy fnediger zyn dan onze vyanden , en wy zullen alle de zwarigheden te boven komen. Laaten wy ons voordeel doen met de lompheid van eenen Calonne, die de uitgeweekene Prinfen , in een met grooten overvloed veilpreid Manifest, doet zeggen , dat hunne zaak de zaak van den Paus en van de Kerk; dat het  ( H2 ) het voor den bloei van het Pausdom en deszelfs ysfc Iffchedca is, dat zy de wapens tegen het Franfche Volk opvatten. Dit zinneloos Manifest verbindt onze zaak met die van alle de godsdienstbelvdcrs en van alle de wysgeeren van het Heel-a!; fct herinnert den talrvke Froteihnten en den ryke Jooden de moorderven der zestiende eeuwe; het belooft ons veel fneller en veel uitgebreider voortgangen dan die der hervormingc van Lurher en Calvyn. Vrye lieden ! laaten wy niet fpaarzaam zyn met het oprichten van baaken; laaten wy ons fcheepje voorzichtig ftuuren, en wy zullen noch het fcheepje van St Pieter, noch de vlootcn cn legers van eene voorgewende ten aanval verbondene zamenzweering vreczen: ik zeg, voorgewende, in de vooronder/telling, dat Lodewyk XVI te Parys blyve. Het Momïks-Manfat i door vo]flagcn hukhdaarj opgefteld,, bevestigt, dat dc Godsdienst altvd den openbaare cn hu.slyke dieven tot een dekmantel ftrekt. Hoeveel byzondere d.cveryen gefchieden 'er niet dagelyks onder den mom van den godsdienst? Het is het Vaderland eenen dienst tc bewyzen, als men de Goden en de' Koningen aantast. Len goed werk tegen deze twee plaagen kan niet te duur betaald worden door de erkentenis der burgeren. En de Bisfelioppen Fauchct overiaaden zich met fekande, terwyl zy de zaak van CoblentZ dienen, met den mond van Judas achter het beeld van de Ftra Icon. Indien deze doldriftig voor het Euangely yverende Priester ter goeder trouwe is, dat hy dan on-, ze tegenwerpingen beantwoorde, voor dat hy onze boeken verdoeme of verbrande. Ik hoop , dat men binnen' weinige jaaren de gronden van den Godsdienst in de Nationale Vergadering onder de order van den dag zal brengen, Eene rype overweging,- na verfcheidene be* echten van vcïfffMieadte Comités, zal ha volk plegtig-  C 143) ïfk uit de dwaling helpen omtrent het godsdicnftig bedrog. 'Er zyn geen twee maanden nodig om het volk gemeenzaam te maaken met eene veel minder afgetrokken ftof dan die der asfignaaten, of van even veel welk ander den ftaatsvorm betreffend voorftel. De woordentwisten over deze verdcrffclyke geheimzinnigheid zouden de Fauchets en Maurys wel haast het flagveld doen ruimen. Het volk zou een zo vee! te levendiger belang in dit onderzoek ftellen, als het op eene fchandelyke wyze bedrogen wordt door het fpelvermengfei der priesteren. De fpeelbanken der Academie zyn fatibenly. kcr moordkuilen, dan de fchandelyke banken der rcestelyke bedriegery. Men vindt niet altyd valfche dobbelfteenen in het fpcelhuis; maar het is zeker, dat in dc kerk alle de fteenen vervalscht zyn. Dat Maury en Calonne ons., dezelve aanbieden ; dar is eene krygslist; maar patriotten [ vrienden van de ftad! Priester Fauchet, ik weet niet of gy uwe ziel aan God beveelt ; rnaar zekerlyk beveelt gy haar niet aan de reden cn aan de nakornelingfchap, Wilt gy het volk omchristenen ? Vaar dan voort het Euangeiy te preeken. Wilt gy Fiankryk verdetvcn? Vaar dan voort u te verhagen en gelyk te ftcllcn met die armhartige keffertjes, die allen dag lieden van flaat aanbasfeh, en wier laffe lastertaal het volk gewent niet «eer te luisteren naar de ernftige befchuldigingen tegen dezen of geenen trouwloozen Minister, en den eerlyken Minister, dien het hof in de gedachten des volks zou willen bederven, niet langer te beminnen. Fauchet, verhef u tot de hoogte van uwe vermogens; verdien de haat der in het flyk wroetende volksdryveren, en der wangedrochtelyke ariftocraaten: uw hart wenscht allen menfehen een goed genat en een toereikend Maan. Zweer dan de dwalingen van uwen geest af«aa af van &: tcgeultaatkundige Wd$, die alle bezit' tets  C 144 ) ters van eigendommen in het haraas jaagen, en die, terwyl zy Frankryk uit zyn verband en werking brengén , de hoop onzer vyanden voeden. De eigendom is de grondllag van alle maaifchappelyk beduur; al wie zich daaraan vergrypt zal tegen zich hebben alle die geenen, die eigendommen bezitten, en het grootde deel van die geenen, die dezelve niet bezitten. Onderzoek het zamenllcl der maatfehappyen, en gy zult zien,.dat de menigte noch den wil, noch de macht heeft, om de erfFenisfen der gedachten te verdeelen. De droomen der akkerverdeelers doen geen ander kwaad, dan het talryk gedacht der zotten te ontrusten. Dit dóet nadeel aan de zaak van het menschdom , terwyl :t eene ruime dof oplevert voor de volksberoerende vergrootingtn der dingen; vergrootingen genoegzaam wedcrlcgd door de gefchiedenis onzer omwentelinge, daar wy, in de gevaarlykfte oogenblikken, den armen met zyne piek hebben zien ter wagt trekken , en de ronde doen om de ryken voor branddichting en plundering te beveiligen. Het ongeluk van dezen tyd is die drom van papierkladders, die van gisteren voor de diepe weetenfchr.p der fchryveren over het daatsrecht geboren zyn : deze dieren gelyken naar de fpringhaanen van Egypte, die, den dag na haare geboorte den oogst vernielen, en dea dag na haaren dood, de kust vergiftigen. Deze onreine fchryvers zyn altyd aan het papier bemorfchen, en helderen nimmer een verfchilftuk op. Hunne kruipende cn wydloopige , van alle lieraad ontblcote en eentoonige ftyl, zonder zout en zonder fynheid, hun nietsbeteekenend en altoosduurend he.haalen, zou doen geloeven , dat zy den lintworm in het hoofd hebben. Fauchet , uw vernuft roept u tot eene andere bedemming : gy hebt zeidzaame vermogens , maar de kennis der ftaatskunst cnibreckt u. Tien jaaren van diep onderzoek  C i-45 ) zdek nauwelyks voldoende om de menigvuldige verfprcide takken en het uitgebreid geheel der flaatskunst te kennen. Wat is een demagoog ? Het is of een ariftocraat die volksgezind geworden is, of een ongefchikt en zwak voorvechter der vryheid. Om weder te komen op het Manifest van Coblentz , onze dwaalende ridders van de overzyde des Rhyns dreigen ons onze wooningen te verwoesten, onze vrouwen, te fchenden, de geheele wereld te vermoorden. En let wel op, dat zy ftaat maaken op de krygstucht der Duitfche legers. Een leger nu dat zich aan 't pionderen begeeft , dat zich opvult met wyn cn vleesch, 't welk zich verzwakt door overdaad, 't welk uit elkander loopt om zich met buit te belaadcn en om zynen buit te bewaaren; zulk eene bende kent noch krygstucht nocli krygskunst meer. . Wy zouden het zo veel te beter koop hebben , om dat de wraak onze kracht en onze ftryders zou verdubbelen. De vyand zou ons daardoor eenen grooten dienst doen; want de trouwloosheid der goede behandelingen zou de onnozelen kunnen verleiden, in plaats dat de wreedheden van eenen Generaal Bonrgoyne de beste krygslcgers doen vallen onder de handen vr.n haastig opgeworpene benden. En daar wy eenen oorlog over gi-onclbeginfelen zullen voeren , terwyl wy ten voordeele van het menschdom ftryden, is het waarfchynlyk; dat het verfchynfel, door den Grooten Frederik voorzien of gevreesd, in. dezen oorlog der vrygewordenen tegen de onderdrukkers daargefteld worde. Frederik, verbaasd over de goede verftandhoud:ng . die dlkwyls plaats had tusfehen de ligte benden der oorlogende partyen, zelf getuige zynde van een feest by nacht, 't welk eenige Pruisftfche en Oostenrykfche foldaaten, die, gednurende eene zeer hevige kanonneering, " v K met  C 146 ) met e'kand'érën overemgekom.cn waren om zich aan 'de overwinnende party gevangen te geven, eikanderen in een bosch gaven , zei de wysgeerige Vorst tegen zynen 'aula de camp: Mók! myn vriend, wat zou 'er va» de Koningen worden, inden deze vnendehke dolliglieid Zich eens van een geheel Koninglyk fteunende Q? ^ rcdencerkund de drogredenen van eenen gunfteling veracht, en zyne baldaadtghdd getrotfeerd mogt hebben. De listgrcepen en kwakzalvery verhieven eenen dwerg op het voetltuk van Hercules en van Plutus; de onbefchaamdhetd nam de plaats der waare verdienfte in. En gelyk de gewoonte de tweede natuur is, zo is het vcrmakclyk zich in geyjfchap te vinden met dl£ ]jeden ^ ^ ^ den ftaatsvorm toegedaan te zyn , juist terwyl zy klagen over hunnen val, cn den kwaaden toon, en opgeblazer-en trots behouden, die hen voorheen gehaat, en heccndaags veracht maakt. Zal ik myne denkbeelden pyae wysgeerige begrippen aan lezers van deze zoort richten. Neen, ik roep het oordeel in dier denkende * ezens, d;e hunnen naasten ten minften zo veel als hun« beurs beminnen ; die denkers, die alle de randen van Z1 ^ m« «nteekcningen zullen opvul- rn- & ls mst eene van myne bladzyden, die ik niet tienvoud,,: had kunnen verdubbelen, indien ik ichreef voor met denkende, oppervlakkige leezers. Het is de Mak van den lezer groote boeken te maaken ; een fchryver moet 'er de (lof toe leveren ' * Door in het voorledene te leezen, leest men in het toekomende. Indien de aardrykshunde cn de tydrekenkuime de oogen der gefchiedkunde zyn, de wysbegeerte J e;dczid'e!^eftaatkundede vrucht van. Met onkundige lieden of met on wysgeerige gefchiedkundigen-te zmtwrsten is het zelfde als de ruiterbenden van hetEngelsch heWendicht te rug te dryven cn uit elkander te heef' f /" ftUkkCn geh0UWen h-Wim komt heel en fris het gevegt weder hervatten. Ik gronde my- W bewyzen op gebeurdtenisfen en op het menfchelyk hart»  C S5i ) hart. Den drogfedenaarcn, die , eenen opftand met eene ftaatsvorming verwarrende, dry ven, dat v.uik of zulk een volk niet genoeg verlicht, of niet genoeg gedrukt is om het juk af te fchudden , dezen zal ik twee voorbeelden bybrengen, welker ftr-ydjgheid bcflisfend is. Nieuw-Engeland was niet ongelukkig, cn eene ligte belasting op de thee, op eene buitenlandfche plant van enkel vermaak, deed het zelve eénen langduurigen cn verderfelyken oorlog waagen. Het Fransch Amerika is nog onlangs verwoest geworden door eene by uitflek rampzalige en domme menigte. Antwoordt hier, bedillers; ziet daar verfche gebeurdtenisfen. Zult gy de verbaazende beroerten van Frankryk , DuFschland , Poolen, Rusland, Hongaryen en Italië ontkennen ? De omwentelingen van Napels, van Siciliën, van Portugal, van Catalonie, van de Nederlanden en van de Hoogelanden , welke gy opllanden , roveryen, wederfpannigheden zult noemen, zullen niet te min de dwingelan-' den doen beeven; want de woorden en benamingen veranderen den aart der dingen niet. Onze onderdrukte nabuuren weeten, dat Frankryk vry is , en dat onze verlichting voleinden zal, 't geen hunne armen zullen begonnen hebben. De mensch is het moedigfee der dieren ; en overal waar men eenen trotschaart vinden zal, die de menfehen als zyne onderdaanen behandelt, kunt gy ftaat maaken dat vroeg of laat een opftanri plaats zal hebben. Noch de ftroomen van denPaftolus, noch de hoorn des ovcrvloeds, noch het rad van Ixion , noch het hol van Polifeem zullen de geweldenaars beveiligen voor het döodelyk lot dat hen wagt. Volgens hen, is een Koning zonder onderdaanen een ftopwoord in dicht en ondicht, \ welk nooit op iets verftandigs zal rymen. Fn wat ligt 'er ons aan gelegen , mids maar dit ftopwoord geen wortels fchiete onder de grondflagen van den ftaatsvorrn, en K 4, dat  C '5* ) dat het wonderwerk van den witten ftok van het leven, der heiligen onze muuren niet befchadige , en de vryheid niet verftikke onder den boom des doods, onder den Kdninglyken gifboom ? Hpe meer men myn ftelfel doorgronde, te meer zal men deszelfs gronden hecht. en deszelfs evenredigheden overeenftemmend vinden. De billyke onderzoekers, dien he: aan juistheid van verftand, of uirgeftrektheid van denkbeelden mogt haperen , zullen niettemin overeenkomen , dar ik de denkbeeldige wereld verrykt hcbbe met eenen boom, die verkwikkende vruchten draagen zal; zy zullen zeggen, dat ik , by gebrek van den philofophifchen fteen, gaande weg eene goede ontdekking gedaan hcbbe. Maar de fchoolvosfen , die het geheel-al beperken binnen dé grenzen'"van eene gemeenschap, en wier gemeenfchaplyke geestdrift nauwlyks buiten den kting van veertig woordenzifters gaat, deze lieden zullen , niettegenftaande de verfche vernietiging der Monniken-lighaamen , der Adelyke lighaamen , der lighaamen van Gilden, der Parlements- en Provinciale lighaamen, nimmer geloven aan de, vernietiging van de fchadelykfte aller lightamen, de Volks-lighaamen. Zy zouden het draaijen der aarde niet geloofd hebben, zo zy ten tyde van Copernicus geleefd hadden. Deze zo verre ten achter zynde menfehen , die het geheel-al niet kennen, gelyken naar dc verbasterde Romeinen , die het beftaan der woeste volkeren niet vernamen dan op het oogenblik waarin eene algemeene ontleding Rome in het bloed van het menschdom deed baaden. Zou men hen hoorende niet zeggen, dat de volken , die den aardbol verfcheuren , vreemd onder elkanderen zyn, even als dc Centauren van de fabelgefchiedenis, cn de menfehen zonder hoofd van den leugenaar Sint Augustyn i Toont my een volk, dat niet dezelfde zintuigen heeft als wy ^ en ik zal erkennen p ver-  C 153 ) pverwonncn te zyn. De fcheids'yn zou onherroepelyk door de natuur getrokken zyn, zo de kwalyk bedeelde" Africaan niet meer dan vier zinnen - had, en zo de gelukkige Afiaanen zeven hadden , terwyl de Americaancrj maar twee hadden. Ik zou belyden overwonnen te zyn, zo de verafgelegcne gewesten ophielden door de zeevaart nader by elkander te komen, by gebrek van wind om de zeilen op te blaazen , of by gebrek van hout om op de golven te dobberen. Kct is alleen door de eeuwige wetten te fchorten, het is door de natuur te doen in duigen ftortcn , dat men de tien duizend afgevaardigden van duizend milljoenen van een zelfde Vaderland zal verftrooijen. De ontzagvcrwekkende Vergadering van vier honderd duizend ftemgevers in de volksbyeenkomften van Rome zou myn ftelfel roet geestvervoering omhelsd hebben ; en dc zucht naar roem, de drift van verprooiing zou deszelfs overwinnende legers befticrJ hebben, niet ter verflaaving, maar ter viy making der wereld, Alle menfehen beminnen den roem, allen wiHen gelukkig zyn , en de minstbekende der ftervelingen waagt zyn leven , om dat hy boven al eene groote waarde hecht aan het gevoelen van hen met wie hy leett. De eigenliefde blaast den gcnootfchaps-gèest in ,• en het is door het verfmeltcn van alle de llaatkundige lighaamen in één ecnig , het is door den genootfehaps-geest uit te breiden over den geheelen omtrek van onzen planeet, dnt de eeuvigduurende tweedracht plaats zal maaken voor de ongeftoorde eendracht. De tempel des vredes zal dezelfde uitgebreidheid en dezelfde duurzaamheid hebben als de wereld. Menfehen van verftand, menfehen van myne eeuw, en gy allen, die myne tydgenooten worden wilt, leest met aandacht; en, indien gy, na eene eerfte lezing» ' • K .5 met  C m > aïet overtuigd zyt , herleest my eene tweede reis.. Burgers, ik ben nog aan het zoeken van eene enkele fchynbaare tegenwerping tegen de Algemeene Republiek, ANACHARSIS CLOOTS. Vit ae hoofdplaats des Aardbols, February v*n h-i gierde jaar. B I-  BEOORDEELENDE VERHANDELING, OMTRENT EENIGE STELLINGEN, IN DE ALGEMEENE REPUBLIEK VAN ANACHAR.SIS CLOOTS ; Waarby inzonderheid des Schryvers aanval op de er^ kentenis van het aanzyn eens Gods redenmaatig onderzocht, deszelfs krachteloosheid en de daarin gepleegde kwaade trouw ten klaarflen ontvouwd, en de onlochenbuare zekerheid van Gods bejiaan op de bondigfte wyze betoogd wordt. fïET OOGMERK VAN DEEZE VERHANDELING, D e Heer Cloots heeft aan de Ombrengers der Dwingelanden eenige , door hem by een gevoegde en in 't licht gegcevene,ftukjes toegewyd,zyne denkbeelden vervattende , omtrent eene Algemeene Republiek. Door deeze verftaat hy zulk een, in deszelfs uitbreiding onafgeperkt» Gemeenebcst, hetwelke niet minder, dan het geheele over al de vier Aardryksdeelen verfpreide Menschdom, ia  C i5« ) in zjch vereenigen, en dus alle afzonderlylce Volksjiai haamen, Rykcn en Staaten, a's zodaanige, alom vernietigen zou. Dit Gemeencbcst zou van de natuurlyke .. Maatfchappy aller menfehen, alleen door het ftellige van deszelfs burgerlyken Staatsvorm verfchïllen ', en Parys tot oen hoofdplaats , of tot een zetel van de uit alle oordwi der Aarde afgevaardigde hooge Vertegenwoordigers des Mensehdoms, hebben. De maatfchaplyke inrichting zou door de thans aangenomene en, wegens het naastgrenzende aan de natuur, voor alle menfehen gepaste Grondwetten der Franfchen, afgebaakend weezen. Alleen ceneerffelyke, ja zelfs een leevenslang duurende koninglyke magt, waar tegen hy met de heetfte drift is ingenomen , moest ,zyns oordeels, als een volftrekt nutteloos ji Jchadelyk infchwffel, wel rasch 'er uit weggenomen., worden; terwyl' tevens, doch alleen door hel middel der uitbreiding zyner zogenaamde Wysgëerte, alle van welken aart ook zynde erkentenis van God en Godsd'enst, meê moest worden uitgeroeid, als die hy niet alleen verklaren durft op zich zelf zeer ongerymd en valsch, maar ook met de vrye zucht voor een van overheerfchin<* priesterdwang cn ilaaverny gezuiverd Staatsbeftier en de edelfte deugden gantsch niet zamenhangende, ia de verdcrfelyke bron van alle laaghartigheid, bedrog, zedeloosheden en de droevigfte onheilen te zyn ; want het is, volgens hem , het vaderland eenen dienst te bewyxen, als men de Goden en de Koningen aantast. Daar de Fleer Cloots dus, even a's de Schryver van het Systeme de la nature, op eene wyze, in welke een verbaazend fchaamtelooze verwaandheid , de ruwfte en lasterlykfle kwaadaardigheid, en de 'ongerymdfle in 't wilde fcherming elkander den voorrang herwisten , openlyk aan het hoofd der Godlochenaars zyne woeste aanvallen waagt; daar hy zich voorftelt , aoor het flelLn van den ongefchapencn kosmo s (of wereld) in plaats K van  C 157 ) fan den feheppenden t h e o s , ( of God) met eenen enk"el-> den flag de Priesterlyke en Koninglyke ondcrdi ukking te vernietigen, en dus beiden het verftand en het Vaderland 'er door te ontheffen van een dubbelen last ; daar vooral deeze zelve geest en redeneertrant heerscht by een menigte foortgelyke loshoofdigen , die zich , vooral-in Frankryk, den naam van wysgeeren durven gecven, heb ik hiervan het valfche en met de gezonde reden , waarop deeze heeren zich beroepen , zo rechtdraads ihydige op een betoogende wyze willen aantoonen. Myn oogmerk is dan, by deeze verhandeling, geenszins , om alle de byzondere Hellingen, begrippen en redenkavelingen , in dit werk van den Heere Cloots 'vooikomende , onderfcheidenlyk ter toetfe eener nauwkeurige bcoordeeüng te brengen, waartoe een al te groote wydloopigheid zou worden vereischt. Over het harsfenfehimmige van zyn ftaatkundig ontwerp , en over het geene hy omtrent de godsdienstvryheid gewaagt, in het algemeen en op eene korte Wyze, Hechts de noodigfte aanmerkingen maakende , heb ik , wegens den belangtyken invloed op het geluk, liet hart en de zeden des mensehdoms, de wederlegging van he*g:èn hy tegen het aanzyn van een goddelyk wee?en , de eindeloos volmaakte , vry en verftandig werkende oorzaak aller dingen, aanvoert , (*) nevens hetduidelykbetoog deezer groote waarheid, my bepaaldelyk ten hoofdoel gefield. Is toch deeze hoofdzaak , tegen zyne ontkenning , eerst op onwrikbaare voeten vastgcfteld, dan moet van zelf ook (*) Voirna'amenlyk te vinden, bl. if—3c. (in de Franfche uitgaave p. 22—'39. ) en voorde hier en daar, vooral in het flot. bl. 128—.130. (in de Franfche uitgaaf p. 16.-;—166.) Ik hei ies Schryvert eigen woorden met een curfyf letter aangeduid.  (*p) ook alles vervallen, wat hy, op grond van derzelver voorgegcevcne valschheid , tegen den redenmaatigen * cn zo zeer tot alle waarlyk nutte en edele deugd, tot den verhevehften troost, en tot de züiverfie blymoedigheid cpwekkenden invloed van dit geloof, met zo veel verbittering als losheid, durft uitbraaken , en ten hoogflen alleen op de domme cn onzalige voordbrengfels van don. kere onkunde, blinde gezagsvolging, fchoolvcrwaandheid, dweepery en bygeloof, of op de fchandelyke bedriegeryen , wartaal en geheimnisdryving 'van fnoode i heerschzuchtige en fchraapzieke Geestelyken, of cindelyk op de arglistigheden van een achter het masker van Voorgewenden Godsdienst zich verfchuilende ftaatsdwingIandy , is toe te pasfen. Van pcrfoonlykehaatiykheden afkeerig , en Vel vooral in onderzoekingen , die alleen door kracht van betoog en reden moeten beüist worden, fmert het my, dat de Heer Cloots my, door het valfche in zaakgetuigenisfen , aan geen Onkunde of dwaaling, en zeermoeilyk flechis aan overylcnde onbedachtzaamheid toe te fchryven, in de onvermydelykc noodzaakelykheid gefield heeft, om zyn goede trouw , en dus het zedelyke van zyn karaéter, als een ecrlyk man , hier by eenigzins in verdenking te brengen. Ik zal echter, hoe verontwaardigd, al wat naar een te onbefcheidene drift mogt zwec* men zorgvuldig trachten te myden. Hoe zeer hy zelve allen, die de gegrondheid zyner denkenswyze niet toeftemmen , voor bedriegers, laagè tegenfpreckers , ydele Jchrecuwcrs, halsfianigc geesten cn kwaadc koppen uitmaakt, of voor logge langs deii grond vliegende ganzen , welke hy geen arends vleugelen kan geeven, die onv.erftAoonlyker zyn dan de wilden* terwyl hy alsdan daaiby nog betuigt, dal hy hen niet veracht, maar alleen de natuur voor zyn verder li rekkend gezigt en meer zekere redeneerkunst dankt; deeze  ( 159 ) fee grootfpraaken, befpottingen en fcheldnaam.cn zyn myhi oordeels te onedele wapenen, om 'er een wederkeerig gebruik van te moeten maaken; zy duiden veelal een gebrek van betere aan; terwyl zy geheel niets afdoen » en altyd over en weder in het oneindige kunnen worden te rug gekaatst. ONGEREMDHEID VAN HET STAATKUNDIG ONTWERP EENER ALGEMEENE REPUBLIEK. Ik zal niet ftilltaan by zyne algemeene goedkeuring Van het ontwerp, om de Dwingelanden om te brengen; daar de Heer Cloots toch betuigt, voor zich zeiven geenszins den Ouden van het gebergte, den Scheïkh of het Hoofd eener bende van vorftenmoorders, te willen zyn , en in zulk eene voornaame betrekking, onder de Paryfche leden de la Moutagne, niet voor te willen komen , maar, in plaats van de dwingelanden door het zwaard, de dwin»lardy zelve door zyne pen te willen verdelgen; hetgeen inderdaad een veel veiliger > belangryker en roemwaardiger doelwit is. Ook zal ik my met eene uitvoerige beoordeeiing van alle de ftaatkundige denkbeelden des Schryvers hier niet opzettelyk bezig houden. Eenige weinige aanmerkingen hieromtrent zullen myns achtens genoegzaam zyn. Ik geloof met hem, dat een Gemeenebest, uit zodaanige vereeniging van onderfcheidene Bondgewesten betlaande, waarby elk (behalveri in de betrekkingen van het genieene Bondgenootfchap) een op zich zelf oppermagtig lighaarii blyft, en dus naar willekeur zyn eigen ondeifcheidenen Staatsvorm, wetten, rechtsbeftier, gewigt, munt en maate heeft, niet zeer is aan te pryzen. De eendragt, die, volgens dc zinfpreuk van ons Vaderland, magt maakt, en aan de klcinfte zaaken was-  C 166. y t wasdom geeft, terwyl door tweefpalt de grootfte zelf? Vervallen moeten; deeze cendragt, zeg ik, kan niet wel een beftëndige plaats hebben , waar de gemeene belangen niet beter in een gefmolten, maar dus onderling verdeeld gelaten zyh. De Staatsgefcliiedenis onzer op deeze wyze vereenigde Nederlanden bevestigt dit maar al té / zeer. Ten deezen opzigte is de tegenwoordige Franfche f Staatsinrichting buiten twyfel volmaakter. Zo men de. ■ zelve alom naar eisen gehandhaafd, en de al te fcharidelyke afwykirigcn en fchendingen niet uit partyzucht beguniligd had, men zou het Franfche Marfeille geen leger tegen het Franfche Arles hebben zien aanvoeren, niet anders dan men fomty'ds de Italiaanen van Fenctien met die van Genua zag firyden ; ook zou men de eigendommen tegen brandftichters en plunderbenden dan behoorlyk hebben befchermd, en alle verdere plaats gehad hebbende, en in der daad de meer listige heerschzucht onverdacht in de hand werkende , ongeregeldheden hebben geweerd en voorgekomen. Dan het zou onbiïlyk zyn als een voortbrengfel deezer ftaatswetten te befehouwen, wat alleen uit het niet onderhouden van- cf opipcht aankleevcn aan dezelve ontftaar. Over het algemeen en op zieh zelf zyn de gronden der Franfche Staatsvorming uitmuntend fchoon , redemnaamaatig en heilzaam. Worden dezelve waarlyk gehandhaafd , dan bevestigen zy voor elk die waarc algemeene en natuurlyke vryheid, die geen andere paaien kent, dan welke juist het genot daarvan ook op dezelve wyze voor elk onzer medemenfehen verzekeren, en dus alle losbandigheid in 't fchenden der eigendommen, eer; veiligheid en gelyke vryheid onzer naasten uitfluiten. In het afgetrokkene geeft dus het ontwerp van den Heer Cloots een fraaie fchildei y voor de verbeelding. Volgens / deze,ve zullen de Europeaanen, in een burgerftaat yerI «enigd zynde, en hunne gemeene bclafigen dus tc zamen ge-  C 161 ) gefmolten hebbende , de verfchriklykheden der oiiderlinge oorlogen , in vreedzaame en alszins gemakkeiyk gemaakte rechtsgedingen zien verwisfeld. En op dezelve wyze zullen alle de inwooners der Aarde, als niet meer in onderfcheidene Ryken of Burgerftaaten verdeeld , in den lieffelykften vrede en onderlingen welvaart leeven. Een en dezelve wetten, rechtsoeffening, beftiering, en gemeene onverltoorbaare vryheid, omtrent elks byzondere onbeleedigende gewoonten, begrippen en Godsdienstoeffeningen, en derzelver mededeehng door mond, pen én drukpers, ja welhaast.,dezelve reeds alom zo gemeene taal, zullen het geheele menschdom op het nauwfte verbinden; geen volkbezwaarende kosten van legers en gezanten , geen byzondere uitfluitingen of belastingen zullen den koophandel bezwaaren , de gantfche Aarde zal Hechts in Landkringen , in derzelver ondergefchikte Streeken , en inde Regeeringen der byzondere Steden of Gemeenten verdeeld zyn, terwyl ieder Landkring zyne Vertegenwoordigers naar de hooge Vergadering des Mensehdoms, in Parys, de Hoofdftad van den Aardkloot , zenden zal. Deeze fchitterende droom, welke vast, in zyn aart en gevolgen, met een meer uitgebreiden en grootfehen luister, dan die van den vredelievenden Abt dc Saint Pierre, praalt, van welke Rousfeau ons een zo fraai verkorte fchets gegeeven heeft, fchynt my echter, ten aanzien der uitvoering en daadelykheid , aan nog vry wat meer natuurlyk onmogelyk maakende hinderpaalert onderhevig te zyn. De bygebragte kleinheid van onzen. Aardkloot doet hier niets af. De Aarde kan , met betrekking tot ons, even groot zyn , als veclligt Jupiter, Saturnus , of Uranus, in evenredigheid tot hunne ons onbekende bewooners. 't Is genoeg, dat haar oppervlakte al te uitgeftrekt is voor dit ontwerp. Geregelde Volksvertegenwoordigers uit die van Labrador, KamL fchats»  ƒ te «eMer. i , e "T** Vergadering, p„ Ckineeren „ T™^ ' / °"'nS " * »°S de réinitc hundfchap van h eft M 75 »« kubist en befcl,IlHev07." t"V""*' va» die der o.erige „erel ld«tn ™ T^ ' *™« M».e». to,^™, 'P'^»- -dePerfanen, voor de vrv^eu' ic • r' de 7-ucl't «et, d« de He , "Ilr ? "> men  C i«3 3 Ihcn voor cën oogenblik al eens, by zo eene op ets kaart en in het boekvertrek gedaane reize, met hem vooronderftellen , dat zulk een toetreeding aller volkeren met hunne gemeene belangen op het volmaaktfte zou inftemmen, is het'er echter nog verre van daan, dat men, by zo eene daadelyke reize, ook alle volkeren op dezelve wyze over deezen geftelden eisch hunner belangen 6 zou zien oordeelen. En dit is het echter, waar het eigenlyk op aankoomt. De volkeren zullen , omtrent hun belang altoos hun eigen begrip, gegrond of ongegrond , volgen; en als dat van het zyne verfchiit, zullen al des Schryvers voorftellingen, omtrent de eenheid des algètaecneri belangs, geen ander Gemeenebcst aller volkeren , dan in de verbeelding zyner harsfenen voortbrengen. Hoe zeer hy zich toch van zyn ftelfel betoerre* alle tegenwerpingen 'er door vernietigd, aile zogenaamde drogredenen wederlegd te hebben; hoe zeer hy dus vastftelt, dat zo dra iemand hem de gepastheid van den Franfchen Staatsvorm, als voor een eenig volk , ten aanzien van Frankryk toeftaa , deeze hem he zelve voor Gallie, van de toppen der Alpen tot de monden van deü Rhyn, voor Europa , voor ons geheel halfrond, en dus voortgaande voor den gehcelen Aardklout, en wel (want deeze ftilzwygende byvoeging maakt het doel des Schryï vers hier noodzaaklyk) als voor eeö eenig volk, meJc zal moeten toegeeven; ja, hoe zeer men hem zelfs het eerfte onbetwist mogt laaten, men zal toch de gevolgtrekking geenszins zo juist achten , als hy dezelve waant; en zyne bloote toeduwing, dat men hem dan met mai aandacht moet geleden hebben , zal hieraan zeer weinig een oordeelverlkhtende opheldering byzetten. Decza zo trotfche als zeer gemakkelyke, doch nie;s afdoende, trant van betoogen , moge by hen, die 'er zo verachtelyk meê worden afgefcheept, verontwaardiging inboeasmen, en het bülyk vermoeden aan gebrek van bon« L i dit  C 1^4 ) fliger klemredenen Herken, maar zy zuilen 'er gefti> geen ha.rbreed wyzer door worden gemaakt. Ja al wilde men al voorönderftellen , dat alle volkeren, zo rasch de Franfche Staatsinrichting door hen gekend wierd, ondanks hunne byzondere onhandigheden, betrekkingen, begnppen, en hebbelyke wyze van befchouwen , f Z0 Vülledl8 meê ingenomen zouden zvn , dat zy door hunne natuurlyke zucht voor de vryheid en d* handhaaving van dc rechten des Mensehdoms, by de erkende benoodigdheid eener Heilig geordende Burgennaati-happy, Bedrceven, dezelve de hunne wilden maaken • dan zouden zy zich daarom nog met Frankryk met in" een bargeiftaat willen zamenfmelten. De-Noord-Amenkaan zou altyd liever m zyn eigen land, de Rus in Petersburg, en de Peruaan in Ispahan, hun eigen hoooe volkvergadering plaatfen, dan dat zy, in het afgelegen Parys, Hechts eenige vertegenwoordigers zouden'zenden, om hun lot aftewachten van de meerderheid eener hooge Aardkloots-vergadering , by welke toch gebrek van genoegzaame plaatfelyke kundigheden noodwendig , en het fpel der driften , de misvatting, de verleiding en' de omkooping ongetwyffeld, mede zouden plaatsvinden ; zo dat de min bedieevene zwakheid aan de meerdere kracht der ervarene loosheid zich zou zien opgeofferd; ik zwyg van de wanvoegelyke grootheid eener Vergadering, die uit zo veel duizenden van leden zou moeten beftaan, en dus, voor de orden , en het' wel geregelde der overweegingen en belluiten, zeer wemig gefchikt zoude weezen. Alle de redelyke bewooners deezer Aarde vormen ten ahen tyde ee„ algemeene menfehelyke Maatfchappy. Wre, die in deezen zin de eenheid van het Menschdom ontkennen zal? De natuurlyke zedewet , die op hun weezen en betrekkingen als menfehen gegrond en uit dezelve te erkennen of af te leiden is, fchryft 'er hun hun-  <. i«5 ) hunne rechten en plichten in voor, ter pcrfoonlyke en algemeene volmaaking, beveiliging en geluksbevordering ftrekkende. Alle byzondere, door uitdrukkelyk of ftilzwygend verdrag beftaande, Volks- of Burgermaatfchappycn, al derzelver Heilige wetten, ja alle Godsdienftige inrichtingen, moeten hieraan ondergefchikt zyn , cn ïlechts de nadere toepasfing dier Natuurwet op de onderfcheidene omftaridigheden, of de best geachte middelen , ter bereiking van derzelver heilzaam doel, in zich bevatten. Aan deezen iegel heeft men derzelver vorming , en alle burgerlyke en godsdienltige inftéllihgen en voorfchriften, ten aanzien van derzelver aanneemlykheid cf verwerplykheid, alleen te toetfen. Dan in de beoor:deeling hiervan, en in het daaraan beandwoordend gedrag , kan aan geen mensch , of volk, de wet door anderen , buiten eigen toeftemming, worden gefield, zo lang althans en voor zo verre ais deeze , in de uitoeffening van dezelfde vryheid, onverhinderd worden gelaatcn. Men kan met reden derhalven verwachten, dat de uitmuntende fchoonheid en billykheid der weezenlykfte en waarlyk de vryheid en gem eenen welvaart bevestigende grondwetten van de Franfche Staatsvorming , en byzonderlyk de plechtige verklaaring der rechten van, den mensch en burger, zich alom, naar maate der toeneeming van een verlichte kennis, meer en meer zal aanpryzen, en door deezen invloed allengskens de daar mede ftrydige ondeidrukkende wetten en Staatsinrichtingen doen verbeteren; omtrent de onderfcheidene gepastheid echter van het ineer vormlyke, of meer byzondere en ftcllige der regeeringsbefchikking , en wat dies meer is, heeft men, myns oordeels, nimmer een volmaakte gelykheid d;r gevoelens , of een in alles daarop gevestigde juist- overeenitemming , zelfs by de meest verlichte Volkeren van Europa te gemoet te zien. De uitgeweekene vereende Belgen en Luikenaars, hoe zeer zy , by E % hun-  C 166 ) hunne Opcnlykcverklaaxipg, jn het Ontwerp eener R< meene Staatsvorming, de Franfche, doch toegepast op zulk eene Volksregeering, welke in P!aats van een Koning een afgaanden Raad heeft, zich ten voorbeeld van navo.gjng geftdd hebben, zyn echter zo verre van een in, ccnfmeltmg met het Ryk der Franfchen , dat zy in tegendeel her met hun hand, hoofd voor hoofd, uitdruk, kelyk onderteekend hebben, nimmer eenige» invloed van buitenlandfche magten op hen te willen dulden, noen tentge inmenging derzelve in hel inwendige van hun HET ALGEMEENE EN CELYKE RECHT VAN VRVHEID j MET OPZIGT TOT DEN GODSDIENST. Ik heb my reeds te lang opgehouden , met het yde,e van een harsfenfehim aan te toonen, die, als de bloote fpeeling van een flikkerend vernuft, tuiten den ontwerper zelf, alleen de zich rasch vleiende en weinig mdenkende verbeelding van menig Parysfenaar zalftree len, zonder eenig aanmerkélyk nadeel te veroorzaakem Van meer fchadclyke gevolgen, en daardoor ook van veel meer gewigt, is de losfe en bedriegelyke redenka»eung of „ever het winderig gezwets en de weezenlvke wartaal, waarmede de Heer Cloots het betlaan van God en dus her redelyke van allen Godsdienst, met.een.flout beurtenden hoogmoed en de haatelyklie belasterineen aanrandt. Plicht- en waarheidliefde hebben diesweLs my h,er voornnamenlyk de pen doen opvatten; temeer daar ,n dtt eene voorbeeld, tevens het zwakke en niet,' beduidende van den gewoonen grootfpreekenden en daar door alleen misleidenden betoogtrant eener menigte foortge.yke Franfche Schryvers, of zich zo noemend- wys g-eren, als genoegzaam a len hieromtrent in het wee- ttn-. ■ ' g-^ó'wn aien hieromtrent in het wee-  C 167 > zcnlykfte elkandercn gelyk, in het waarc daglicht blyken zal. Ik zal niet ftilfiaan by de zeer gezochte aanleiding, waarvan de Schryver zich bedient, cm zyne gevoelens tegen het beftaan eener Godheid, by deeze ftaatkundige onderzoeking, mede op de baan te brengen. Eerst, geeft hy een voorbeeld van een vredelievend en verdraagzaam onderhoud op , tusfehen een beweerder cn loochenaar van het aanzyn eens Gods. Welhaast vergeet hy dit onderhoud, en maakt 'er een hoofdzaak van, om het geloof aan eenen God, als dwaas, bedriegelyk en nadeelig , uit te kryten. Het zy het een kunstgreep zy, om moeielyker nagegaan tc worden, het zy een daadelyk gebrek van orden en geregeldheid in het denken , door een te woeste levendigheid en orïgemaar gd vuur veroorzaakt, hy mengt alles onder een , haalt alles door elkaer, gaat langs allerlei kronkelpaden telkens van het eene eensklaps tot het andere over, en maakt van deeze verwarring een zo gezigtbelemmerende verfchanfing, dat men dezelve wel eerst wat uit den vzeg dient te ruimen, en door een geregelder rangfehikking het fpoor te baanen, zo men hem, op de behoorlykfle wyze,. in deezen fchuilhoek'zal aantasten. Na de volledigfce vryheid ten aanzien van den Godsdienst in 't voorbygaan aangepreezen te hebben , tracht de Heer Cloots zyne Iezeren te overreden, dat eigenlyk alle erkentenis van God en Godsdienst, ongegrond en dwaas is. Tegen het beilaan van God , beweert hy, dat het bewys , uit de orden en volmaaktheid van 't Heel al voot het aanweczen van desze'fs Maaker afge'eid , bedriegelyk en va'sch is; dat uit het tweede bewys, van de veranderlykheid der dingen genomen , even weinij het beüaan van eene eerlle of opperde oorzaak kan worden betoogd, dewyl het geheel der wereld, toch altyd onveranderlyk blyfr; en dat eindelyk het derde bcL 4 wys,  ( 168 ) wys, van het ongerymde eener te rug gaande" opklimming in het oneindige genomen, mede van geen de minfte kracht is. Dit zyn de in orden gcfchikte, doch by den Schryver alle door elkander verftrooide, ontkennende redenkavelingen, waaruit hy befluit dat de erkentenis van een goddelyk Opperweezen met alleen onzeker, maar ook volftrekt valsch is; terwyl hy vervolgens de fchadelykheid van allen Godsdienst en deszelfs betrachting zoekt aan te teonen. Wat de aangeprezene vryheid van Godsdienst betreft , om met een woord, ook hiervan nog iets vooraf te laaten gaan, zo Zal geen veiftandig mensch, die dit Huk behooriyk overwogen heeft, thans ligt ontkennen, da men het minfte recht niet hebbe, of immer wettig verkrygtn kan, om dezelve te verhinderen, zo met opzigt tpt het geloof of de gevoelens, als vooral ook ten opzigte van de verplicht geachte, redenmaatige en tot geen beleediging of geweld en onrecht aanfpoorende voorrpla uing , en daadelyke beoeffening derzelve, zo lang hierdoor geen anderen in hunne gelyke vryheid verkort •worden. Elk onzydig, in zyne rechten, en dus ook in deeze, te handhaaven , is de aanvertrouwde plicht der Overheid, in den Burgerftaat. Van dit onbeleedigend geweetensrecht, (en geen ander kan ooit by iemand p'aats hebhen) kon geen afftand of overdragt gefchieden , gelyk ik elders, en myns oordeels op een afdoende wyze, betoogd heb. (f) De rechten van eiken Godsdienst moeten in den Burgerftaat dus volmaakt gelyk zyn. (*) Geen Vorst of Priester kan dus wettig ge- ( * ) Het vrye en algemeene in de inrichting van recht Chriji. Kerkmaalfchappjen. Voura! bl. 60—74. (f) Zie dit ook fraai betoog door de Moy, in zyn Accord dc Ia religion & des cultes chez une nation libre, 't welk wk. «erlang vertaald zal worden.  gerechtigd of verplicht zyn geworden , noch uit zich zeiven , of van Gods wegchet gezag hiertoe hebben, oni eeni°- leerftelfel, (door derzelver aanhangers, met uitfluiting°en dus ter verdrukking van anderen, te bevoorrechten , of zelfs door de laatstgenoemde daadelyk te vervolgen) tot een burgerlyk heerfchende te maaken. Zedelyke middelen ter ïedelyke overtuiging kunnen en mogen alleen gebruikt, en dit vry gebruik bevorderd en aangemoedigd worden. Deeze zyn ook alleen genoegzaam , om het ryk van heilzaame waarheden uit te breiden , cn dat der dwaaling meer en meer te verdelgen. Berooving van eenige Burgerlyke rechten of bevoegdheden , zo min als zwaard , kerker, boete, of ban, zullen het verftand van den ongodist niet verlichten , of de wanbegrippen der meelaanbiddcnde dwecpery eem'gzins ophelderen , of het bygeloof der blinde vereerders van kerk- of priesterbeflisfing wegneemen. Wanneer.alle burgers, zonder ander onderfcheid , dan het aleen hier in aanmerking komende hunner deugd , kunde en bekwaamheden , tot alle waardigheden bevoegd worden verklaard, dan wordt van zelf de niet ingebeelde of willekeurig bepaalde maar daadelyke ongelykheid van zedclyke en andere gefchiktheden in het oog gehouden. Vootds moet de ongeloovige, die het bèftaan van een God toekent, met welk medelyden men zyne dwaaling ook befchouwen moge, even vreedzaam gehoord worden, als de welmeenende mensch , die , by den Coran of den Zend-Avcsta , of by het Evangeli , zweert. Dit ftem ik den Heet Cloots ten vollen toe; en ik meen tevens, dat myne gronden van verdraagzaamheid, (zo ver de bloote onthouding van een verfoeielyk fchenden der billykfte geweetensvryheid deezen naam kan voeren) vry wat uitgebreider en meer bondig en zamenhangends zyn, dan de zyne. Verre ben ik 'er af, dat ik, gelyk by zo.; H6n een gemeenebest van ongodisten, de erkentenis van 1 er beftaan eens Opperweezens voorftelde, toch geleEen Wyft ten mmften nog in gefchil, en geen bloot gezag kan d,t mtmaaken ; daarenboven zou , in voorondelfte.! hng zelve der gevoelens van Cloots , bier aidan nog maar een begnpsdwaaling plaats hebben; en deeze alleen kan niemand nog als/,**, doen befchouwen. Immers zou de Heer Cloots niet gaarne by hen, in wier oogen hy dwaalt, wegens de blooie voorftelling van zyn dwaaLevoelen als een flecht mensch of burger aangemerkt willen worden. Of zou de flechtheid van dien burger be- Haan ,  C W ) fiaan, in liet edelmoedig gebruik maaken van zyn natuurlyke en onvervreemdbaare vryheid , om naar licht en geweeten aan zyn plicht tc voldoen , zonder zich te ilaafsch, door de inftellingen van de dwinglandy en een hierin onwettig gezag, 'er in 't minfte van tc laaten affchrikken ? Dat dus de Leeraar der onderdrukking of der onbepaalde lydelyke gehoorzaamheid fpreeke, maar deeze (haventaal kan gewis niet in den mond van een Woordvoerder voor de rechten en vryheid des mensehdoms pasfen. Rjus/eau, die waarlyk met zeer weinig recht onder de behoorlyk verlichte voorftanders der veidraagzaamhcid gefield kan worden , gelyk ik, in eenige aanmerking op zyn Brief aan den Aartsbisfchop de Beeumojti, (|) reeds heb aangetoond, flaat hetzelve fpoor, met llob. bes,xtr\ deezen opzigte in , wanneer hy beweert, ( *; dat 'er een Godsdienst van Staat of van den Burger is, waaromtrent de burgerlyke Oppermagt gerechtigd is alle de geloofsftukken te bcpaalen, zo dat zy wel tot derzelver geloof niemand dwingen mag (iets dat haar volurekt onmogclyk is, dewyl het geloof, de overtuiging dat iets waar is, nooit door dwang voortgebragt kan worden) maar echter den niet hieraan geloovenden bil'yk verbant, en den belyder, die 'er zich niet naar gedraagt, billyk lvk de doodftraf doet ondervinden , als hebben de grootfte aller misdaaden begaan, door te liegen in het aangez:gt der wet. Een Dominicaanfche Opperinquiiitiemeester in Spanjen , kon niet bedr'egelyker voor de verfoeilykftc geweetensvervolging pleiten. Rousfeau heeft zeer wel ingezien, dat het maatfchappelyk verdrag de grond- flag (f 5 f" tiet reeds aangehaalde werk, ïnl. Vert. hl ::i.vr—t.xi. C*~) (>* contra! JocUi. I. 4. cf/.£.  C I?2 ) flag was van alle Burgermagt, maar omtrent de bepaa.ïing van hergeen dus a! of niet kon of mogt overgedragen worden , en waartoe de burgerlyke Oppermagt dus immer al of niet gerechtigd kan zyn, zag hy geenszins door, om dat hy de gronden der natuurlyke rechten en verplichtingen van het menschdom met genoegzaam en in derzelver verband had doorgedacht. Mirabeau had, in Duitschland, zyne denkbeelden hieromtrent beter opgehelderd. Dan ik zal gelegenheid hebben , om tot Rousjeau weder te keeren , als ik over het al of niet fchadelyke van den Godsdienst in het gemeen , en van den Christelyken in het byzonder, met opzigt tot het welzyn van de Burgermaatfchappy, zal moeren fpteeken. HET VALSCHli DFR AANTYGING EENKR BESPOT» TELYKE DROGREDEN AAN DE VOORSTANDERS VAN HET BESTAAN EENER GODHEID. Ik gaa thans over, om de door Cloots aangevoerde vederleggingen van het aanzyn eens Opperweezens wa.t nader te toetfen. Het leerftelfel van deszelfs Vooiilanders fteunt, zegt hy, op een niet toege/faan zynde bewysgrond; en naar zyne opgaaf koomt het, aan hun allen toegefchreeven , en zo als hy het voordraagt, met recht armhartig genoemd betoog, waaromtrent hy zich echter wel wacht iemand te noemen , by wien hy het dus gevonden zou hebben , hier op uit. JUe gewkocht dat middelen en einden aauwyst kondigt een- werkmeester aan. Der halven kondigt dit Deel-al, zaamgeJleld uit fpringveeren, uit middelen, die elk hun einde hebben , een hoogstvermogenden cn hoogstkundigen werkmeester aan. Hier laat men, zegt hy, de tweede helling,  ( 173 ) ling; naamenlyk dat de wereld zodaanig eefi gewröcöt is , met opzet achterwege ; diwyl tinder s deeze f uitredt: niemand verwrikken zou; zonder twyffel, zegt hy , kondigt alle gewrocht eenen werkmeester aan , maar hy ontkent juist dat geene , waarop het eigenlyk hier aar.» koomt, en hier beweezen moest woiden, doch dat,naar zynvoorgeeven.in.de gemelde iluitrede der IBeweerers eener Godheid , met een opzctlyk ftilzwygcn , ter verflrikking, wordt voorbygegaan , naamenlyk , dat het Heel-al in waarheid een gewrocht zy. En hierop vaart hy ten ilerkiten uit tegen zulke uit niet toegefiaatie gronden, afgeleide bewyzen; als zynde een open deur voor de groffte dwaulingen , en de waare fleute/$ van St. Pieter , om den ligtgcloovigen duizenden morgens lands , en duizenden van flachtojfers te ontfteelen. Door een valfche of gebrekkige Iluitrede , waar van men het verkeerde niet inziet, of waarby de ingewikkelde vooronderftelling van juist datgeene, dat 'er door beweezen moest worden, niet wordt gemerkt, kart men ter goeder trouw dwaalen. En nog zou in 't geheel niet volgen, dat een ftelling zelve daarom valsch ware, om dat 'er door deezen of geenen een averechts, valsch , onvolledig , of niets betoogend bewys, ter bevestiging , voor wierd bygebragt; men kan , zonder verderen grond, alleen hiervan zeggen, dat de ftelling uit het bygebragte betoog niet voortvloeit, dat zy , of, als reeds vooraf 'er in vooronderfteld cn voor toegeftaan 'er in aangenomen , 'er dus geheel niet door .beweezen wordt, of eindelyk dat het bewys niet tot dc vereischte volledigheid is gebragt, door de vooronderftelling, waarop het befluit gevestigd wordt, ook zelve nader te betoogen. Doch indien de beweerders van het aanzyn eens Oppcrweezens, in geval zy , volgens de opgegeevene wyze re-  ( i74 ) redenkavelden , de ftelling, dat het Heel-al een gewroet* is, niet Hechts onmogelyk konden betoogen, en dus aan hun bewys de vereischte volledigheid geeven; maar ook, dit inziende, juist daarom dezelve met voordacht verzweegen , ter opzettelyke veritrikking van hun , die zo dom en weinig oplettend waren van deeze onvervulde gaaping in het verband dier redenkaveling niet te merken, dan was hun betoog niet alleen ontoereikende ; dan dwaalden zy niet alleen ; maar dan handelden zy zelfs ter kwaader trouw, en waren niets dan moedwillige, en dus by al, wat deugd en eer erkent, verachtenswaardige bedriegers. En dit is het echter, dat de Heer Cloots hun ïtoutelyk ten laste legt. Waarlyk een zeer zwaare en haate ykè befchuldiging! Deeze zo fterk en openlyk zonder genoegzaame gronden te doen, zou gewis een alleronverandwoordelykfte, en met de wetten van billykheid, befcheidenheid en menschlievendheid hocgstftrydige lastering weezen , als juist gefchikjt, om den onfchuldig betichten de verfoejing van alle eerlyke cn aan dezelve geloof ftaande heden kwaadaardiglyk op den halstefchenaen. Dan wat zal het nu zyn, indien deeze zich zo noemende Woordvoerder des mensehdoms zelve deeze geheele befchuldiging niet alleen uit niet toegeftaane gronden , maar zelfs uit voiftrekt verdichte voorgeevens, en een openlyke onwaarheid, op het onbetaamelykfté afleidt ? indien niet alleen de zonder bewys hun toegefclireeyene opzette! ykheid, om door achterhouding te verftrikken, maar ook'de geheele opgaave der hun aangewreevene wyze van redenkaveling, voiftrekt van alle daadelykhcid ontbloot, en een bewysbaare gefchiedkundige valschheid is ? En niet anders is het echter met de zaak hier daadelyk gelegen. Hoe affchuwelyk zwart zou derhalven zyn hart moeten zyn, indien hy dus, met voorbedachte kwaade tiouw, zich aan logentaal fckui»  ( '75 ) fchuldig maakte, om hun dien laster, op een zo haatciy- ke wyze , aan te wryven! Aan volftrekte on'wcetendhcid, en daaruit alleen voortfprtiitende mistasting, dit te kunnen toefchryven, laat echter ook de zo gering Biet zynde kundigheid van den Heer Cloots niet toe. Ik wil dan liefst een onbedachtzaame voorbaarigheid , een verrasfing van overylenden yver , hier vooronderrtellen , die hoe zeer, by zulk een hevige openbaare, en fchriftelykc eerkrenking, nog alszins af te keuren , echter hier het meest voor eenige verfchooning vatbaar is. By alle voorpleiters der goddelyke aanweezenheid, die althans van eenigen naam en achtenswaardige kundigheid zyn, koomt toch het zamengetrokken bewys, uit dc kenbaare orden en volmaaktheid van 't Heel-al ontleend, hierop voornaamenlyk uit. „Wat, by eene groote verfcheidenheid, de keurigfte „en eenitemmigite zamenftelling, of het uitmuntendst „geordend verband van middelen, ter bereiking van zeke„ re voortreffelyke einden, vervat, moét een gewrocht, „ en wel van beleid en kunde, en dus van een genoegzaam „deeze hoedaanigheden daar toebezittenden werkmees„ ter zyn. „ Het Heel-al bevat dit. „ Bygevolg moet het Heel-al het gewrocht van een ge,, noegzaam w yzen en vermogenden werkmeester weezen " Waar is nu die belacchelyke drogreden , waarmede men bewyzen zou , dat God- zelve door een werkmeester moest gemaakt zyn? Is dit hetzelve gezegd, als'• Alle gewrocht, dat . . . . berhalven is 't Heeld een vrocht? De iluitrede is goed; de gevolgtrekking wcttig; en indien de beide Hellingen, waarop dezelve gevestigd is, verder ten vóllen bewysbaar zyn gelyk ik by derzelver nadere befchouwing zal aantoonen, dan i, *7 van een ontegenfprcekdvkc waiifieia, Niets ij ge„ mak-  C 176 ) makkelyker, wanneer men flechts hiertoe een gehoeg.zaame maate van onedelmoedigheid, of liever van oneeriykheid en trouwloosheid, bezit, dan een bewys, na het eerst willekeurig vervalscht, en dus ongerymd en 'belachche'yk gemaakt te hebben, vervolgens met een zegepraalenden toon te beftryden. Doch dus heeft men ook niets beftreden , dan de fchim , die men zelve gevormd heeft; en het bedriegelyk en fpordry vend opfnuiven op de behaalde overwinning is een verachtclyk gezwets , alleen gefchikt, om den maar al te grooten hoop der Onkundige of te ligt vertrouwende en onnadenkende weezens voor in te neemen; en ongelukkig tc misleiden. HET HEEL-AL BEVAT EEN SCHOON EN EENSTEMMIG GtORDEND VERBAND VAN MIDDELEN EN EINDEN. De tweede ftelling, In de door my opgegeevcne gewoone Iluitrede, het heel-al bevat zulk een verband, is een waarheid van bevinding, die de minfte opmerk/aame befchouwing der natuur, zonder dat ik my op een Derham, Nieuuentyd, Ray, Bonnet, Reimarus en meer anderen te beroepen heb , bevestigt, en door den Heer Cloots ook geenszins wederfproken , maar veeleer uitdrukkelyk toegeftemd wordt. Wanneer wy toch maar onze oogen naar den prachtvollen Hemel verheffen, en daar de zonnen van zoveel duizenden van werelden zich, wegens haare onbezefbaare afftanden , flechts als tintelende vuurftippen zien vertoonen; wanneer wy den zojuist naar dc eenftemmige wetten van zwaarte en beweeging zich regelenden loop van dwaal- of ftaarrflar overwegen , of het alles zigtbaar «makend licht en de zo verkwikkende cn vruchtbaare warmte, die wy van onze zon ontvangen, in derzelver ze-  ( *77 5 zegenryke nuttigheid bewonderen; of ons in haaren, door de maan, ter verlichtihg onzer nachten , te rug gekaatilen glans verheugen; of eindelyk op die vast geordende dagelykfche omwenteling en jaarlykfehen omloop onzes Aardkloots letten » en op de daardoor veroorzaakte heilzaame afwisfelingen van dag en nacht, van zómeren van winter; wat al luistervolle pracht en fchoonheid , wat al volmaaktheid, welk een eenpaarige en aïlcrvoordeeligfte of tot de nuttigde einden leidende zamenftemming, zyn in dit alles dan niet op het duidelykfte zigtbaar ! Naar maate vervolgens op Aarde dc voorwerpen onzer befchouwing zich vermenigvuldigen 3 en meer in derzelver byzonderheden kunnen nagegaan worden, zien wy ook den kring onzer bewondering in dezelve evenredigheid zich uitbreiden. Hetzywydeeigenfehappen en verfchynfelcn van den dampkring, die fchatkamcr der wolken nagaan, in zuivcrenden wind en donder, in koele vorst Cn fneeuw , of in verfrisfehenden dauw cn voedziamen regen; het zy wy de verfcheidene metaalen , edele gefteentcn , en verdere delfftoffen , welke tot zo veel nutte gebruiken ons ten dienste ftaan, in dc ingewanden der Aarde, of de kunftig gevormde fchelpen, koraalgewasfen, en doorfchynende paarlen , op den bodem der zee opmerken; het zy wy de gefteldheid van heuvelen en bergen, bosfehen cn beemden , bronnen cn ftroomen , eilanden en zeeën , ebbe en vloed , en al derzelver onderfcheidenheden , wonderen , krachten en rykdommen gade flaan , en in zo veel uitmuntend fraaie , welriekende , heilzaame cn fmaakelyk voedende kruiden, planten, bloemen, boomgewasfen en vruchten van allerlei aart, de voortreffelykfte woon- cn voorraadplaats, voor ons cn ontelbaare andere leevendigc weezens, hier zien toebereid; terwyl gevoel, genot en leeven op het menigvuldigfte in de talryke heiren yerfpreid zyn, i% alom de wateren doorklieven , de }>i luchj  C 178 ) lucht doorkruisfcn, of dc oppervlakte der Aarde bevolken ; het zy wy cindelyk de verbaazend kunstrykc vorming, de omzwachteling en de voorttecling vanzö veel duizend verfchillcndc planten, of van het nog racer zamcngeftelde dierlyke lighaam, de enkelde zintuiglyke toebereiding van een oog of oor, en de onderlinge gepastheid van het verband en de werking aller deelen voor het geheel, en van alle dc onderfcheidene weezens voor eikanderen , opmerken; en dan nog, hoe verder wy, voorgelicht door de waarneemingen der ontleed- en fcheidkunde , cn de navorfchingen der ons omringende natuur, en des begluurden ftarrenryks, met duizend daartoe uitgevondene werktuigen , gezigtsbuizen en vergrootglazen , in deeze wonderen indringen, dies te meer on» m derzelver luister, rykdom, uitgebreidheid, orden, nuttigheid en grootfche eenvoudigheid als 't ware vcrlicïen; wy vind.m overal, by een eindclooze verfcheidenheid, dc volmaaktfte zamenfiemming van middelen, die hunne bepaalde inrichting hebben tot de heilzaamfte einden , welke even geregeld weder tot verdere einden zamenwerken. Elk, die dc Natuur met dc minfte opmerkzaamheid maar gadeflaat, moet hier ten volften vaa overtuigd zyn. HET AANZYN VAN EEN VERSTANDIG REGELENDEN WERELD VORMER, UIT DEEZE DAARIN EENPAARIG HEERSCHENDE ORDEN , BETOOGD. Daar dit dan zeker is, koömt het derhalvcn 'er voornaamenlyk maar op aan , of de eerfie ftelling mede dus genoegzaam zeker en gegrond is; of naamenlyk uit di? alles volgt, dat de wereld een magtige cn verftandige «onaak Toorondaftclt, en du» wel degelyk eengewrogt «4  C 179 ) ïs; de onlochenbaare uitwerking naamenlyk van eenen <ïod, of hoogstwyzen , goedertierenen en alvermogenden Maaker. Deere waarheid nu is onwederfpreekelyk, zo dra elke andere ftelling blykt voiftrekt onbeftaanbaar en valsch te zyn. Een van drieën toch moet noodwendig worden toegedaan, zonder dat 'er een derde ftelling kan bedacht worden; of dit Heel-al, in zyne zo fchoon geregelde orden, is aan zulk een wys befchikkendc oorzaak toe te fchryven, of aan een los toeval, of aan een inwendige volftrekte en blinde weczens«oodzaaklykheid. 't Is waar, deeze drie Hellingen kunnen nog weder eenige onderlinge zaraenmenging uitleveren. Men kan , by voorbeeld, met Plato, het beftaan der ftoffe, waaruit het Heel-al gevormd is, door een innerlyke weezcnsnoodzaaklykheid achten te beftaan , cn echter, in de volmaakte orden en inrichting vaa hetzelve, de duidelyke voetfpooren van een goddel yken Bouwmeester erkennen. Dan, daar het op de erkentenis van deezen hier Hechts aankoomt, zien wy dus ook alleen , dat het onderzoek, of de grondftof al of niet uit eigen kracht beftaa, by dit van de orden en volmaaktheid der wereld afgeleid bewys, vooreerst geheel ter zyde kan worden gefield, tot dat de befchouwing van andere betooggronden, die dit ftuk ten eigenlyken voorwerpe hebben, hieromtrent iets naders ter beflisfing aan de hand geeft; gelyk in het vervolg daadelyk zal blyken plaats te hebben. In der daad het eenvoudig en onbevooroordeeld gezond verftand zal elk reeds genoegzaam deeze waarheid doen toeftemmen, dat alom, waar wy, by een zeer groote en zamengeftelde verfcheidenheid, overal de uitmuntendfta fchikking, de nauwkeurigfte zamenfiemming , en de eenpaarigfte ftrekking tot een bepaald einde ca nut gebruik befpeuren , wy daar met recht de fpocren van yetftandig beleid, van een^oorgefteld. oogmerk, W 3 sa  ( i8o ) cn by gevolg van een toereikende bekwaamheid en op. iettelyke werkzaamheid erkennen. Daar nu dee/e eigenfchappen niet in het afgetrokkene, of zonder onderwerp, waaraan zy toebehooren, op zich zelf daadelyk kunnen beftaan, verzekeren zy ons noodwendig het aanzyn van een oorzaak of weezen, dat deeze hoedaanigheden bezit. Wie toch, by voorbeeld, die, fchoon ook op een onbewoond eiland, een kunftig uurwerk ziet; een fraai en uitvoerig tafreel, of in alle deelen juist geëvenredigd ftandbeeld befchouwt; of een fchoon en prachtig gebouw, uit welgevormde fteenen , en duurzaam hout, met goede kalk en het noodige yzer, in zulk een geregelde en j'uistgepastè fchikking, op het hechtfte vindt te zamen gevoegd, dat het met de fraaifte vertrekken, verrukkendfte uitzigten, keurlykfte fieraaden, «1 alle geneflykheden voor het huishoudelyke leeven, ter inwooning, voorzien is; wie zeg ik, zal alsdan, indien hy niet van alle gezond verftand beroofd is, niet ten ïekcrften erkennen.dat deeze zo kunstvolle zamenftclfels gewis niet van zelf, noch door een louter blinde ea toevallige zamenhooping, dus kunnen zyn, maar dat zy, de ontegenfpreekelyke blyken van overleg, kunst, en een voorgeftelde beftemming draagen, en dus ook door deskundige en daartoe bekwaamc maakers voortgebragt moeten zyn ? Zyn oordeel zal niet berusten op de voorwaardelykc onderftelling , indien zy gewrochten zyn, maar hun natuur zal hem ten vollen overtui°en, dat zy het noodzaakelyk moeten weezen, en dat , by alle deeze kenmerken, hier aan een oogenblik te willen twyffelen, en dus den middag op veertien uuren te zoeken , de befpottelykfte ongerymdheid zelve zoude zyn; hy zou den zodaanigen met recht als een fpotter of mcdelydenswaardigen dwaas befchouwen , die hem hier by .wilde voorhouden , dat een zo verftandige maaker niet minde: wonderbaar .daa deeïc kunstftiikken zoude weezen.  C 181 ) ten, dat hy dus (leckts hét eene wonderbaare door het andere zocht te verklaaren, en dus de weczens zonder noodzaak vermenigvuldigde ; of dat , daar de ftoffen toch altoos in eenigen vorm en betrekking tot elkander moesten beftaan, het even ligt in deeze dan in alle andere gedaante konde weezen. Al deeze wilde ophef en niets beduidende wartaal zou hem niet verby stèren. Schoon hy geen maakers daadelyk voor oogen ziet, hy zal dezelve erkennen, dewyl hy voorwerpen ziet, die niet ander» -dan gewrochten van dezelve kunnen zyn ; en 'ér noch reden, noch raogelykheid is, om weezens van de lyst der aanweezigheid te fchrabben, wier daadelyke werking, door de zigtbaarfte fpooren, zo treffend in de oogen loopt. Met welk een veel hooger recht moet hy dan niet voor blind en dwaas te houden zyn, die, by de befchouwmg der natuur, welke alle menfehelyke kunst, jn grootheid en rykdom, in verband en orden, in middelen en einden, in nut en fchoonheid, zo oneindig verre overtreft, echter den hoogstwyzen en volmaakten Vormer der natuur, den grooten Stichter van het eeuwig verbaazend Wereldgebouw , uit het cog verliest, en in zyn hart, ja zelfs openlyk met luider taal, durft zeggen : daar is geen God! De wettigheid der tegengeftelde gevolgtrekking is hier zo juist overeenkomftig met die, in de gegeevene , en door ¥ ention (*) Reimarus (f) en anderen , op het fpoor der ouden, breedvoeriger uitgewerkte voorbeelden , dat alleen de hier onuitfpreekeJyk hoogere voortreffelykheid, die alle bereik van menfehelyke wysheid en kracht zo zeer te boven gaat, ja m de gefteldheid en vorming van den mensch zelf met een (*) Demonjlration qtte Dleu eft. (f) VoomMriifie waarpeden van den »«(H«r/. Godsdienst. M 3  C 182 ) een zo uitneemenden luister doorftraalt, tot een oneindig hooger vermogen, tot een Goddelyken kunftenaar en weldaadigen Werkmeester op moet leiden. DIT BETOOG TEGEN ALLE TWYFFELINGEN AANGEDRONGEN. Men voert vergeefsch hierby deeze tegenwerping aan ; dat alles, allcenlyk uit .de wetten zelve van 't Heel-al zich genoegzaam verklaaren laat, dewyl, ieder weezen mar vaste regels natuurlyk werkzaam zynde , hieruit ook alle de verfchynfelen en ontwikkelingen van zelf moeten voortvloeien; dat dus, by voorbeeld, dc foortgelyke in itand blyving der onderfchcidene bcwoonen deèzer Aarde, uit de dierlyke vorming cn zintuiglykc gcfteldheid hunner lighaamen, «n uit de daarin gegronde aangeborene zucht ter onderlinge geflachtsvoortplanting, genoegzaam noodwendig volgen moet. Want dit is juist de vraag, waarvandaan die vaste wetten, en, in het opgegecven voorbeeld, deeze wonderbaarc ter geflachtsbehouding en andere uitmuntende einden gefchikte lighaamsgelteldheid, met de daaraan verknochte wederkeenge natuurneiging, derzelver oorfprong ontleenen. Of zal het een gegrond bewys tegen de erkentenis des uwwerkmaakers zyn , dat de geregelde aanwyzing der uuren, uit de gedaante fchikking en zamenvoeging der raderen, veeren of gewigten, en verdere deelen var, het uurwerk zelve, kan worden verklaard? Is het niet juist d,t veeleer, waarop de wettigheid dier erkenteni-le zich met onwrikbaare zekerheid grondvest > Zelfs de mensch, die, onder alle dierlyke weezens op Aarde, al een met eenredelyk verlhndsvermogenbegaafd U , is m de geflachtsvoortplanting flechts een blind handelend werktuig; en het is geenszins aan het verftandig over-  ( '83 ) overleg of dc kunde der ouderen, dat de kinderen de kuniïige zamenftelling en gevormdheid hunner lighaamen verfchuldigd zyn. Dc naaste oorzaaken onzes belUans, ja alle de ryen onzer voorvaderen, hoe hoog men ook op. moge klimmen, waren hieromtrent zulke even onkundige werklieden , als wy zelve. 'Er moet dus ccn hoogere oorzaak, een volmaaktere wysheid zyn, in welke de oorfpronglykc reden van alle deeze vereischte vormingen en geregelde werkzaamheden der Natuur ligt opgefloten; met een woord 'er moet een God, een volmaakt wyze, goede, en alvermogende Opperheer en Werkmeester van 't Heel-al worden erkend, indien men hier niet de algemeene gronden en regels, waarop wy ons oordeel biilyk in alle andere gevallen vestigen, zonder , ja tegen alle reden, ten eenenmaal verzaaken en onder de voet treeden wil. Wat niet naar de regels van ons doorzigt en beftiering gefchiedt, moge ten deezen bepaalden opzigte, en dus in betrekking tot ons perfoonlyk beleid, met recht toevallig worden genaamd; maar het zal zulks geenszins ten aanzien van een hooger beleid' kunnen weezen, indien het aan eenpaarige orden , een met het overige zamenhangend verband , en vaste regels van werkzaamheid onderworpen is. Het geval kent geen regels. Indien het, onder dc olitallyke mogelykheden in 't eene of 't andere iets regelmaatigs voortbrengt, nooit kan dit echter algemeen cn eenpaarig aanhoudend gefchieden. Of zou iemand het mogelyk achten, dat uit een te aaam geworpenen hoop van zeer veel duizenden van romeinfehc, griekfche en hoogduitfche, zonder de minfte rangfehikking, door een geftrooide lettervormen , eenige onnozele kinderen, die leezen noch fchryven konden , dezelve 'erzo, een voor een, zouden kunnen uitneemen , dat de eerfte, by bloot geval, niet alleen juist altyd enkelde griekfche letters trof, en aan een letterzetter overM 4 gaf  gaf, maar ook nog deczc in zulk ccn volmaakten en on- afgebrokenen zamenhang, waardoor ze zeer goede griekfche woorden , en wel in dat verband uitmaakten, 't Welk een doorgaanden zin , ja een heldendicht uitleverde, hiet minder fchoon dan de Ilias van Homerus; dat de tweede even toevallig juist enkcld romeinfche in de handen kreeg, en weer in die zelve achtereen volgieg, dat 'er een zuiver latynsch dichtftuk , in dezelve orden der aangeeving geplaatst zynde, uit ontftond, 't geen in fchoonheid voor de Jeneas van Virgilius niet behoefde te zwichten; terwyl een derde eindelyk op dezelve wyze een hoogduitsch ftuk ten voorfchyn bragt, dat in fraaiheid kracht en vinding den Mesfias van Klopftock evenaarde, en in gezond verftand het verre over. trof? Zou hy , die zulk een gebeurtenis voor waarheid wilde opgeeven , met eenige mogelykheid geloof kunnen verdienen ? Of zou hy ook hetzelve meer waardig kunnen zyn, wanneer hy, om aan geen los en onregelmaatig geval zulk een fchoone volledige en ftandhoudende regeimaatigheid op het ongerymdfte toe te fchryven , beweerde, dat deeze door hem voorgegeevene uitkomst aan eene volftrckte innerlyke noodzaaklykheid, aan de onmogelykheid van anders te kunnen zyn, ware toe te fchry ven? Zoude men hem niet, met het hoogfte recht cn eene van zelfs in 't oogloopende zekerheid, te gemoet voeren, dat oneindige millioencn van anderezamenvoegingen even mogelyk waren , hem het bewys van derzelver onmogelykheid of tegenftrydigheid afvorderen, en (de daarftelling voor hem ondoeniyk, maar dat der tegengeftelde mogelykheid, als geen gelyktydige ftelling en ontkenning derzelvc zaak bevattende, zo duidelyk zynde ,1 hem doen erkennen, dat zyn verhaal valsch ware, en dat het aanzyn van zodaanige dichtftïïkken geen plaats kunne hebben, ten zy zy het kunstgewrocht des verfijnds van daar toe bekwaamc Dichters zyn. De  ( i85 ) De toepasfing van dit voorbeeld ftraalt van zelf in de oogen. De eindelooze meenigte der onderfcheidene mojgelyke zamenvoegingen van al de deelen, onderdeden en ftofjes van 't Heel-al overtreft onu'itfpreekelyk verre die der letteren, woorden en volzinnen van de uitvoerigfte Dichtftukken , om nu niet eens aan te roeren, dat daar altyd zo veel gelyke woorden in voorkomen, en by de meenigte der letteren, het gantfche onderfcheid kinnen de bekrompene perken van een Jlfabct bepaald is. Alle zamenvoeging van deelen kan dan op verfcheidene wyze gefchieden, en is dus op zich zelf iets onverfchilligs of toevalligs. Indien 'er eenige noodwendig op zekere bepaalde wyze plaats heeft , dan moet deeze noodzaakelykheid in eene reden buiten dezelve haaren grond hebben, en daarvan als een voorwaardelyk vereisch afhangen, het zy die vcoorzaakende reden zelve uit kracht haars weezens nubeftaa, en in zichzelf noodzaakelyk zy, of ook weder ondergefchikt zy, en van eene andere afhanglyk. Waarnu in eene uitgeftrekte verfcheidenheid een fchoone en eenpaarige orden of regelmaatige fchikking plaats heeft, daar moet een uitwendige zulks regelende of die orden veroorzaakende reden weezen. NADERE REDEN, WAAROM DEEZE ORDEN NOCH AAN HET GEVAL, NOCH AAN EENE INNERLVKE NOODZAAKELYKHEID, KAN WORDEN TOEGEKEND. 't Is waar, eene zekere geordende het zy gelyktydlgc of achtereenvolgende zamenvoeging, by voorbeeld die der letteren , tot de even gemelde Dichtftukken, is op M 5 zich  c i«o zich zelf 70 mogelyk als alle andere; want zonder dit zou het beftaan daarvan nimmer plaats kunnen hebbenWaarom , zal men dan misfchicn nog zeggen, kan het geval niet even zeer die , als eenige andere, voortbrengen i Dat de voortgebragte tot alle andere, die voortgebragt hadden kunnen worden , als een tot het oneindig veele, en dus, in den zin der wiskunftigen , als niets te houden zy, zou toch omtrent elke andere geregelde of ongeregelde zamenvoeging op dezelve wyze aangemerkt kunnen worden , en doet by gevolg de zaak niet in alles nog af. Om dan op een volledige wyze ook deeze tegenwerping nog te beandwoorden, en dus niets onvoldongen te laaten , heeft men Hechts een weinig nader te onderzoeken , van welke eigenfchappen de geregeldheid of orden zy, of waarin de natuur derzelve beftaa. Men zal dus bevinden, dat zy die betrekking van overeenkomst in de fchikking, aart en werkzaamheid der dingen is, welke in iets anders den regel haarer inrichting, en het einde haarer ftrekking heeft, en dus hetzelve vooronderftelt. Ten aanzien der reeds tot een voorbeeld genbmene lettervormen is dus ieder zamenvoeging op zich zelve even onverfchillig; en hetgeen, in de vooronderftelde zamenvoeging, die uitmuntende orden , meer dan in andere, uitmaakt, is alleen in derzelver betrekking tot onze verftandelyke vermogens, of in de overeenftemmige beandwoording aan onze taal en leeskunde , gelegen; voor zo verre zy naar deeze regelmaat nauwkeurig op die wyze gericht is, dat zy hier door zeker kundig verband van de treffendfte denkbeelden in ons verwekt, hetgeen, door eene naar deezen regel niet ingerichte zamenvoeging, onmogelyk zou kunnen gefchieden. Dewyl nu het blind geval uit deszelfs eigen aart of denkbeeld zich aan geen regel of voorfehrift bindt, zo kan zulk een bedendige onafgebrokene zamenftemming met een bepaalde derde zaak , die 'er aan ten richtfnotr ftrekt,  ftrekt, om in allen deele door derzelver nauwkeurige volging zekere nuttige einden te veroorzaaken , ook geenszins als een vrucht van het bloot geval worden erkend. Dit, by de fchikking, beftendigen onafgebroken vereischte opzigt op een derde, 'er ten regel aan dienende, zaak, is de juiste en wel in het oog te houdene reden , waarom men billyk nimmer het beftaan van een Ilias alleen uit een blinde toevallige letterverbinding, uit zodaanige, die door geen verftand, dat deezen regel of eenige bedoeling in aanmerking neemt, wordt beftierd j voor mogelyk erkennen zal; hoe zeer de innerlyke mogelylriwd der zaak zelve bewysbaar is. Zonder deeze toch zou ook alle, ter daadeiykheid vereischte, voorwaarde zelve van een verftandig regelende oorzaak die nimmer daar kunnen ftellen; terwyl de gelyke mogelykheid, of het niets tegenftrydigs op zich zelf bevattende van elke andere letterverbinding, alle denkbeeld eener innerlyke noodzaaklykheid tevens ten vollen mede uitfluit, zo als ik hierboven reeds betoogd heb. En dus meen ik de zekerheid myner ftelling boven alle bedenkelykheid in het duidelykfte licht te hebben gefteld. De toepasfing zal nu zeer ligt zyn. Hoe volmaakt toch zyn de naar elkander geregelde gepastheden, de wederzydsch nuttige verbinding van middelen tot de uitneemendfte einden, die wy alom in de natuur bewonderen, en dus de fchoone orden van 't Heel-al zien vormen! Hier is een zamenvoeging van onderlinge nauwkeurig in acht genomene opzigte», waardoor het eene telkens ten regel is aan het andere; van wederzydfchc betrekkingen, die alle, by de grootfte verfcheidenheid, de zamenlooping tot een bepaald en zeker doel ten gemeenen regel hebben; terwyl deeze einden weder met dc eenpaarigfte ftrekking tot verdere en hoogere einden geftadig zamenwerken. Hoe oneindig fterker dringt hier dan  C i83 ) dan de zelve reden, om een blind geval, en het beftaan alleen door een volftrekte innerlyke weczensnuodwendigheid , uit te fluiten , en een , ter eenpaarige in achtneeming deezer onderlinge overeenkomften, alies opzettelyk regelend verftand en vermogen , dat is een God, als ontwyffelbaar zeker, hierby te erkennen ! Een zich doel en regel vcorftellend , en daar in alles opzigt op houdend verftand maakt een zo verwonderlyke, zo eenpaarig fchoone, heilzaame en in de rykfte v'erfcheidenheid op het juistst zamenftemmende orden alleen beg-ypelyk en het beftaan derzelve mogelyk; terwyl die, zonder hetzelve, nier flechts verbaazende.zou zyn, maar in 't geheel geen plaats zou kunnen hebben. (*)'-' EENIGE ONGERYMDE INWERPINGEN VAN CLOOTS HIER BY TER TOETSE GEBRAGT. Men beoordeele hieruit nu de waarde dier magtfpreuken en Itoutbrommende wartaal vaneen Heer Cloots, wanneer hy zegt: Het is niet verbaazender de eind, (*) Het zy my geeorloofd hier de volgendeJpeeling van eene% iy de befchouwing deezer zo wys geregelde,.. onafgebroken zamenhangende en zonder de minjle byzondere en omniddelyke tusfehen werkingen , zich befiendig op het juistst tntzwaclitlenie trden, in my opgewekte Dichtluim te plaatfen. VERDICHTSEL. Een Fransehnan bragt korts, uit de jlitle zee, Een jonge inwooneres van Otaheite rr. eé. Zy zelf had hem hierom gebeden, tas ligt voor Ürest het fchip weer op ie réc; Pas  ( i«9 ) eindoorx.aaken in dc eeuwige nutuur te vinden, dan in de eeuwige Godheid. De Natuur, ik beken het, is een groot Pas heeft weer voor het eerst haar voet den wal ietreden, Of zy ziet fchier haar oogen uit. Der vrouwen dragt , de koet/en, daar ze in rèeden, De huizen, alles toont een reeks van nieuwigheden. Nu vraagt ze hem, wat dit, dan weer wat dat beduidt. t)e kamer, welke hy ten intrek luid verkoren , . Zag op een oude Kerk, wier toren Een fraaie wyzerplaat vertoont aan haar gezigt. Zy houdt gefladg het oog 'er op gericht, En kan, door hem, in 't Fransch te fpreeken , en in 't leezen Van tal- en letterfchrift, op 't vlytigjle onderwezen, Reeds zien, wat uur de wyzer toont. Thans , daar hy, in Parys, een zaak had door te dryven, Laat hy haat hier, tot zyne weerkomst, blyven. Een zujlrenpaar, dat juist mee" dit verblyf bewoont, Moet nu door onierricht, kan 't zyn , heur weetlust paaien. „ Wat (vroeg ze eens") doet gefladg zo juist dien wyzer draaien?" „ Die wyzer ( zegt Louife) draait van zelf ,> Dus daaglyks om, en wyst noodwendig elf, „ Of twaalf, of een, juist naar den gang dier uuren:' „ Wie maakte 't kunst/luk dan, welks werking dus kan duuren ?" „ Geen mensch ; 't heeft dus van zelf noodzaaklyk zyn bejlaan.''y „ Louife, ziet gy my voor zo onnozel aan, „ Dat ik dit fpotten zou gelooven 1 „ Daar koomt van pas Manon naar boven. n 'k Zal deeze, zonder acht op uw gepraat te ftaan, „ Verzoeken, my dit uit te leggen. „ Zy zal my, zo ik koop , de waarheid beter zeggen." „ Die plaat noch wyzer zyn van zelf hier aan geraakt, „ Maar ,door een' werkbaas, aan die toren vast gemaakt, Wttarin hy zelf (zegt deeze} 'er achter is verborgen , .Om voor de wenteling des wyzers jleeds te zorgen, i, Üisn by, ju»( mer den tyd,fi_te£s omdrasit mtt zyn hand."  C 190 ) groot wondervcrfchynfel, maar uwe onagtbaare onbepaaU baare God zou een nog veel minder begrypelyk verfchynfel zyn. „ Zo ! dit (zegt de Otaheitfche) ontvouwt aan myn ycrftanl „ De mooglykheid der zaak. Heb dank voor 't onderrichten. „ Schoon ik meer kunst had in dit werk verwacht, „ En 'smakers rol niet zeer verheven acht, „ Steeds echter zal, Martonv me uw onderwys verplichten; „ En nu geloof ik u, Louife, nooit niet meer." „ Geloof dan 't valfche vry, (hernam Louife weêr) „ Maar, in de toren zelf, indien ge uw eigen oogen „ hertrouwt, zal ik u klaar het geen ik zeg betoogen. „ Gaa met my meé, zo 't zien der waarheid u bekoort." Door zucht tot onderzoek gedreeyen, Vat zy flraks Louifon met blydfchap op haar woord f Waarop zy zamen zich ter toren heen bcgccyen. Zy flygcn, langs den trap, tot aan het nurmrk voort. En Louifon, om 't geen zy fprak te fierken , Wyst haar de raedren , die den wyzer dryven , aan Zy deed 'er 't juist verband van merken. „ Waar ziet gy, (riep zy uit) hier nu den Maaker ftcutn? „ Bcfpeurt gy niet, door p.echts op 't zamenfiel te flaaren , ,. Hoe 'swyzers draaien zich 'er juist uit laat verklaaren; „ Hoe al de raedren hier noodwendig door elkaér „ Zich in beweeging zien; daar 't eene zyne tanden ,, "juist in/laat in des andrens randen ? „Gewigt en raedren, maar geen' Maaker wordt ge ontwaar. „ Dit breinstoeyoegfel was ook nimmermeer ytor handen- „ 't Is nutloos; en dus Uykt thans myn gezegde klaar:' „ Neen; {zei, 't gezond verftand der Otaheitfche fchoone') „ Hoewel een grootjcher kunst zich hier aan 't oog yertoone, „ Dan, door Manon misleid, ik ooit hier had gezocht ■ „ Juist deeze fchikking, juist die vorming, die 'k bewonder, „ Getuigen, dat dit al hier nooit kon weezen , zonder W*t syooh droomen moogt, etd Kunstnaar, dit lm wrocht."  C 191 ) Xyn. Gy wilt het eene wonder door een ander wonder verklaaren. Het is klaar, dat gy, door eenen onbegrypelyken Theos (of God)'by eenen onbegrypelyken Cosmos (of wereld) te voegen, de zwaarigheidverdubbelt, zonder dezelve op te losfen. Ik hou de my aan 't geen wy begrypen, aan 't geen wy tasten , zonder den middag op veertien uuren te zoeken. Wat de hier bygebragtc onbegrypelykheid van God betreft; heus zeker, dat onze bepaalde kennis, of ver» ftandsvermogen , zich zo min van God , als van de Na* tuur, een in alles volledig denkbeeld vormen kan; maai ial het, by de befchouwing van een kunftig en uitvoerig tafrecl, onze zekerheid , dat het door een hiertoe bekwaamen fchilder bewerkt moet zyn , wel eenigzins verminderen, dat wy zyne gelcalte noch gelaatstrekken kennen, en op de vraag naar zynen n.tam, of kleeding, of de wyze, hoe hy de verfftoffen bereid hebbe, niet kunnen andwoorden? Zullen ons ook zyne, uit het werk blykende eigenfchappen , als fchilder, "er echter niet even zeer om kenbaar zyn ? Of zal de mo- • • • • Zy, dit den wondren hop van 't fchoon Heel-al befchouwen , En /leeds hiertoe Gods hand, of zyn Voorzienigheid Onmidlyh werken doen, ontbreekt hun ft'echts beleid Sn kennis, om Natuur, uit haaren aart te ontvouwen; Of zy, die dit wel doen, maar tot dit reedloos flot Voorbaarig overgaan; „ daar 't alles wordt ontwonden „ Naar vaste wetten, waar Natuur aan is verbonden, „ Zo valt de grond/lag weg voor 't aanzyn van een God." Deeze ydle dwaazen, die op wysbegeerte zwetfen Zien hier, hoe zeer 't hunn' waan woog* kwetftnt Daar 'J elk op 7 klaarfle in de oogen flraalt, Hun htUnit, wManon, «/■howSoü^gttusU.  gelykheid van het beftaan deezes tafreels, door de erkentenis van een daartoe bekwaamen kunftenaar, minder opgelost weezen, om dar deeze ons in verfcheidene andere opzigten onbekend is ? De vraagen, waarom beftaat eenig ding ? waarom beftaat uw zogenaamde Godi toonen niets anders dan verwarde begrippen aan. Ten aanzien van dingen, die men vastftelt, dat tot zeker einde gericht zyn , kan men naar dit einde vraagen , wanneer het^nbekend is, en zich niet van zelf aan onze opmerkzaamheid ontdekt. Men kan 'er ook naar vraagen , wanneer men twyffelen mogt, of 'er wel een einde, waartoe zy ftrekken, plaats heeft, ja het tegendeel vermoedt, of beweert, om dat men uit het alom voor 't overige zich opdoende duidelyk verband van middelen en einden, tot eene alle uitzondering uitlluitende algemeenheid niet befluiten kan, dewyl men hunne hierop gegronde ondergefchiktheid aan een verftandige beftemming , of hunne afhanglykheid van eene vrye, dat is, naar voorgeftelde beweegredenen en ter beoogde einden , werkzaame oorzaak , niet inziet. Doch in geen van beide gevallen kan deeze vraag op een weezen , dat erkend wordt, zo het beftaat, voiftrekt onafhanglyk, en alleen door de innerlyke kracht ofnoodzaaklykheid zyner natuur te moeten beftaan, immer worden toegepast. De vraag, ofwy tanden hebben om te eeten, dan ofwy jlechts eeten , om dat wy tanden hebben, is mede allerbeuzelachtigst. Blyft het voedfelgebruik niet noodig tot onze onderhouding, zo lang wy hier beftaan ? Houden wy op met eeten, wanneer ons vervallend Jjghaam reeds deszelfs, ter bekwaamere voorbereidende fpysverbryzeling, zo dienftig zynde tanden verloren heeft ? Is onze wyze van beftaan en werkzaam zyn op Aarde niet het zigtbaar doel, waartoe de gantfche vorming onze* hghaams is ingericht t Tot onzen eaten groei, en ter ycr-  C '93 ) Verdere aanvulling der door beweeging en wryving geftadig flytende , zich affcheidende en uitwaasfemende deelen, is de toevoer der fpyzen noodig. De in onze ■vorming meê geg-onde honger en aangenaamheid des ïmaaks dryven ons aan tot derzelver gebruik: onze voeten dienen ons .om ons, gelyk tot andere voorwerpen , zo ook tot deeze te kunnen begeeven , en dezelve aiaar te fpooren ; daar gezigt en reuk , buiten alle verdele nuttigheden, ook deeze ons aanwyzen, en onze handen gefchikt zyn, om, nevens duizend andere onontbeerlyke gebruiken , dezelve tot ons te neemen : niet flechts onze tanden, maar de geheele inwendige gefteldheid des monds, kaakebeenen, tong en gehemelte dienen , om nu van ademing noch fpraakgebruik te fpreeken, ter fynmaaling, vermenging met het eeifte fcheivogt, cn doorzwelging van dezelve , om zo tot de maag , dat verwonderlykc ftóokhuis der dierelyke natuur, tc worden gebragt, Ik zwyg van den verder hieraan beandwoordenden loop en wurmswyze beweeging der darmbuizen ; van de werking van zo veel duizenden klierpypjes, ter affcheiding en opilurping der voedzaame deelen ; of van de overvoering van deeze chyl tot het weder naar het hart keerend bloed, om vervolgens, .na de laatfte bereiding, in den omloop door de longen , ontvangen te hebben , door de flagaders naar al de deelen van het lighaam voortgeftuwd te worden, ten einde alom dc vercischte voeding of aanvulling, door ook hier toe gefchikte werkingen, te geeven , en voor het overige, door de mterfte takjes der bloedaders ingezogen, onder het ontvangen van geftadig nieuwen toevoer, op nieuws weer in tc vloeien in het zo onbegrypelyk prikkelbaar en beftendig ter voorlftuwing kloppend hart. Welk een menigte van verfchillende en juistftemmende middelen en kunstryke werktuigen, die elk op zich zelf, in onderling opzigt tot eikanderen en tot het geheel des N hg-  C 194 ) ö« alle in hunne aaneenfchakdi ZTTP¥i verwond riy ^ J^ ^ ^fne, einden is hier zo hanoSyl t.j;„ , , f ipotviaag, door een zo ernftig en vol■ledig andwoord, te veel PPf .» 1, ul 1* . • eer le "ebben aaneedaan • dan * verdeed.ge zal myne nauwgezetheid billyken J / 0PP«vI»kkig, ftout en opeefierd ^aamherd heeft, dan een meer bepaald en ftreng betoogd onderzoek, doch het weezenlyke „ut moet v02 n Dc Heer Cloots zelve moet dit toeflaan, daar hv hoe zeer m de lucht fchermende, echter over i. ' G^ff vooroordeel kan kier of d„ar r ■ noua™. dat het d,^rf 1 ^vesten, zonder dat het deszelfs onvoorztgtigen huiswaard duur te Haa* koonn De dwaaling is mm misd veelal e me je Van wanhedryven'en onheill' X *** der Kontngen. Ik geef verder aan ieder op et t nden en ongeveinsden waarheidminnaar de g^en bewyzen, van befctden heb, het is, om da" hy geheel geen bewyzen voor zyn begrippen b brlt en zou hy deeze wei achtergelaaten hebben, ien t 11 V dl£' «««^eldh7 dezelve tÏ ft'Pften m het oog, op juiste denkbedden> J<* kek-  C195) keurige overweegingen en vastgaande reden zet ohop» houdelyk aandringt ? ' Ik meen dan, uit de orden van 't Heel-al, het aanzyn fcener verftandige oorzaak deezer wereld nu, voor gezonde en doordenkende harsfens, op het bondigfte te hebbert beweezen. De hoofdzaak dés verfchils is dus ten vollen reeds hier mede afgedaan; en wel op eene wyze, die altyd, en onafhanglyk van het meer afgetrokken onderzoek , omtrent den oorfprong van het beftaan der grondiloffe, ten Vollen haare kracht behoudt, ja die, welk gevoelen men ten deezen opzigte ook zoude mogen omhelzen, ons altyd den vormer van 't Heel-al , als een volmaakt wys, goed en magtig weezen , en dus, in die voor ons zo gewigtvolle betrekkingen, leert erkennen; die voor ons van het weezenlykfte aanbelang zyn; en hem billyk het eerbiedenswaardigftc voorwerp van onze liefde, dankraarheid en blymoedig vertrouwen Hellen, ja wier levendige erkentenis een zeer heilzaamen invloed op de veredeling van hart en zeden hebben moet. t)IT DÉ VERANDERLYKHEID DER WSEZENS VAN , "T HEEL-AL, DESZELFS NIET VOLSTREKT NOOD» ZAAKELYK BESTAAN, EN HET AFHANGLYKE DEEZES AANZYNS VAN EENE ONVERANDERLYKE DOOR EIGEN WEEZENSKRACHT BESTAANDE OORZAAK,AANGETOOND. Nu zal ik echter hierby nog een ftap verder, daiï Plato, gaan, en aantoonen dat ook het grondftoftelyk beftaan, zo Wel als de voortreffelyke vorming, van *t Heel-al, in de alvermogende werking van het oneindig goedertieren en verftandig Opperweezen, zynen groncl en oorfprong heeft. Eene eigenfehap welke by alle N * eirü  C *?6" ) fndig. wee«nS, by het geheel en ieder zamenffelfenj deel van dit Heel-al, te befpeuren H , is de veranderlykheid, waaraan zy, fchoon volgens de regeling van zeer ichoqpe en beftendig in kracht blyvende wetten, ondefteug zyn. Het Geheel blyft; de gronddeelen worden me- vernietigd; de Natuur wint niets of verliest niets ; maar alom heeft een geftadige ontwikkeling en vormverwisfeling p.aats. De uiterfyke gedaanten, zegt de Heer Cloots , veranderen , de hoofdfiofen vereenigen • naar haare wetten zyn eeuwig. Alles is vatbaar voor *oe- en afneeming, voor eene onophoudelyke vloeijing en atwisfekng van zyn uitwendig™ ftaat en inwendige gefteldheid; het zamengeftelde is der mogelykheid eener vermeerdering, vermindering en innerlyke verfchikking der deelen onderworpen; de plaatfing en 't verband der geheelen kan telkens een verfchillende bepaaling ontvan• gen; alle eindige krachten en volkomenheden kunnen zich onderfcheidenlyk ontzwachtelen , by trappen in flerkte ftygenof daalen , en in de wyze van haar beperking , of ,n den aart en de richting haarer werkzaamheid , onophoudelyk veranderen. Indien nu het Heel-al niets anders is, dan de menfgïe van al deszelfs onderfcheidene deelen , of van alle elk voor zich zelf hun afzónderlyk beftaan hebbende weezens, die, zo als zy op een allerfchoonfte en tot de uitmuntendile einden zamenftemmende wyze, in allerlei verbanden onderlinge betrekkingen, vereenigd en werkzaam zyn, dit groot wereldgeheel uitmaaken , zo kan het Heel-al niet, door eigen kracht, of door de bloote inwendige en volftrekte noodzaaklykheid van deszelfs natuur beftaan, ten zy dit noodzaakelyk beftaan ook aan dte weezens of zelfftandighedcn, uit welke het zamengefteld j,, en zonder welke het dus geheel geen aanweezn hebben zou, zy toe te eigenen , en wel aan allen, dewyl anders de vraag omtrent de overigen dezelve bly-  ( 197 ) «en zou. Dan dit kan 'er, wegens de reeds gemelde veranderbaarheid niet aan toegeëigend worden, indien zulk een voiftrekt onvoorwaardelyke of onafhanglyke noodwendigheid des beftaans alle veranderlykheid uitfluit; en dit^doet zy, gelyk ik thans verder betoogen zal. : Alles wat daadelyk aanweczig is, moet het in zyn weezen, werking , eigenfchappen en hoedaanigheden , met een woord, in alle opzigten op eene zekere en bepaalde wyze zyn; dat is, wanneer het op deeze of die wyze is, kan het niet ten zelfden tyde op eene andere daar van verfchillende wyze weezen, dewyl niets te gelyk zyn en niet zyn kan. Wanneer het dan, door de inwendige noodzaakelykheid zyner natuur, beftaat, beftaat het dus, zo als het op een zekere wyze is, en moet het by gevolg, uit kracht dierzelfde altyd blyvende noodzaakelykheid , ook altyd op diezelfde wyze blyven beftaan. Het kan dus nimmer aan de geringfte fchaduw van verandering onderhevig zyn. Men zegge niet, dat die noodzaakelykheid des beftaans zich tot Hechts eenige eigenfchappen eens weezens kan bepaalen, terwyl de andere 'er van uitgefloten blyven, en dus veranderingen kunnen ondergaan. Want hoe zeer onze afgetrokkene denkbeeldige voorftelling de eigenfchappen van eikanderen afzondert, en , naar maate der mindere of meerdere algemeenheid onzer befchouwing, dezelve weezenlyke en beftendige of toevallige en veranderlyke noemt, het is 'er ver van daan, dat zy dus ook daadelyk hun afzonderlyk beftaan zouden hebben. Cnze rangfchikking der voorwerpen in geflachten en foorten is alleen in deeze befchouwing van het geene wy 'er al of niet met elkander overeenkomftig inzien, gegrond. Het geen wy toevallig noemen in een zamengefteld weezen , noemen wy een weezenseigenichap in een leevend dier, wat in een dier toevallig is, en al of niet, zo of anders, zyn Laa, maar waarin alle menfehen weder elkander geN 3 lyk  C 198 ) Jy k zyn . wordt tot dc weezenshoedaanigheid van-ces mensch gefield, en wat zeer verfchillend kan zyn en met verandenng plaats hebben onder de menfehen. kan we, der het beftend.g weezens kenmerk van deezen Petrus of van dien Pauius zyn.; terwyl hetgeen, zelfs ten aanWPJ van Petrus of paulus, nog toevallig heet .echter in dat tydft.p , waarin het plaats heeft, tot hun daadelyk weezen wel degelyk mede behoort. Dan het zyn niet de afgetrokkene geflachten en foorten, maar die enkelde weezens , die alle zo. wel de toevallig als weezen'yk genaamde eigenfchappen en hoedaanigheden In zich vervatten , welke op zich zelf, en buiten onze denkbeelden R daadelyk in de natuur hun beftaan hebben; cn hc: is de yereenigjng van alle hoe ook genaamde eigenfchappen en hooiaamgheden , die derzelver weezen bepaaldelyk uitmaakt. Geene derzelve zou voiftrekt en bepaaldelyk dit en geen ander weezen zyn, indien niet alle deeze hoedaanigheden er juist oP deeze wyze in geve alen wielden , als zy 'er met der daad in plaats hebben ' Wy zelve zyn, by elke ondergaane verandering, niet volmaaktelyk en in den ftrengffen zin dezelve meer, die y in een voorig oogenblik waren. In ieder tydilip behooren al die bepaalingen daadelyk tot ons weezen, die w dit tydftip , by ons plaats hebben ; het is met een woord ons weezen zelf, 's door te denken , myns oordeels genoegzaam verftaanbaar en nier minder duidelyk en bondig zyn. (*) Daarenboven behoudt dit betoog zyne volle (*) Geene kundigheden, V zy van deeze of andere waarheden, zyn ons aangeboren; zy moeten alle door oefening, door bevinding, mededeeüng, opmerkzaamheid cn redenkaveling worden ver-, kregen. lToor deeze cn het gebruik der daartoe opteidende hulpmiddelen , benevens de vrye naar derzelver voorlichting ingerichte bcjliering van hart en zeden, by de omzwachteling onzer verfiaudivermogcus, vatbaar ie zyn, is alleen hetgeene ons, by onze geboorte, van de redenlooze dieren onderfcheidt, en boven de- ■ zelve verheft. Hoe meer derhalven onze denkkracht, vooral in de daartoe meest bchoorende vakken, geoefend is , zo veel tt ligter zal ook onze oplettende aandacht de kradtt en bondigheid der welgegronde betooging van deeze of geene waarheden op het duidelyhftc inzien , en 'er op de redenmaatigfle wyze door overtuigd worden. Doch dus is het levens waar , dat die bctoogen van eene minder algemeene nuttigheid zullen zyn, lot wier recht yerfland geen bchoorlyk ingefpaunene overweeging, nevens eene niet buitengemecne geoefendheid in 'f denken, voldoende is, maardie hiertoe eene gemeenzaamheid niet zulke kundigheden vereisfehin, wier byzondere beoefening fleehtt by eenige wiinigen ge.  C SOI ) k kracht, iets hetgeen men wel in het oog hcbbe te houden, het zy men aan den tyd, of de keten der gedtiurzaamheid van 't Heel-al, eenen bepaalden aanvang meene toe tc moeten kennen, het zy men aan de reeks der afwisfelende wereldtooneelen van alle eeuwigheid fchakels toefchryve, door de eeuwige werkkracht des Almagtigen, elk in de bepaalde orden hunner opeenvolging , beftaande. Hoe volledig men deeze eeuwigheid der wereld dan aan den Hechts vasifteilenden en niets bewyzenden Cloots ook toe moge geeven , 'er zal echter niets minder dan zyne gevolgrrekking , uit voortvloeien; men zal hier altyd dt eeuwige afhanglykheid des onbegonnenen beftaans van eene eeuwig werkende oorzaak, m welke het zynen grond heeft, moeten erkennen. De afhang'ykheid van een beftaanuitwerkende oorzaak , blyfr zeker, fchoon de wyze haarer werking ons onbekend is, ons, die zelfs de wyze, 'hoe eindige weezens op eikanderen werken, niet doorzien. Geen en- vonden wordt, Hierom Hei ik,by het algemeen bewys, uit de orden en volmaaktheid van 'i Heel-al ontleend, my van die byzondere hiertoe behoorende en hierin vervatte bewysgronden onthouden, die eene al te zeer in de hoogere natuur- bovennatuur- of wiskunde geoefende kennis yoorosderfteOen, De niet wiskunjlige noodzaakelykheid van de eerfle grondwetten der beweeging, door Leibniiz hiertoe aangedrongen , het minimum nctionis van Maupcrtuis , (tot hetgeen l.cibuitz de wet der fpaarzaamhcli noemde te brengen) en foortgelyke gronden van beioog, heb ik dus onaangeroerd gelaaten ; ik ztvyg van dat, het geen, uit de uiogehkheidyan een alle volmaaktheid',cn dus vuk het bcjlaan, noodzaakelyk in zich vervattend weezen, voor deszelfs daadelyk beftaan, wordt afgeleid; doch hetwelk, mytts inziens, nog nooit of een afdoende wyze gefchied.is , fchoon ik Uil tuogeiyke van zotleabig b:\vys niet ontken. N 5  C 202 } cnkelde fchakel deezer geftadig afloopende kete* «oodzaakelyk of uit eigen weezenskracht beftaande , dewy. die anders voor gean afwisfeling vatbaar zou kunnen zyn , zo kan ook de gantfche afgelopene, zo Tnin als de verder fteeds aflopende keten, die niet anders dan de in het nauwst verband achtervolgende menigte te fchakels is, even weinig van innerlyke noodzaak, lykheid of eigen weezenskracht' zyn , het zy die reeds van eeuwigheid afgeloopen, of eenen aanvang hieromtrent gehad bebbe. Ik maak derhalven geen gebruik van het bewys, dat uit de noodzaakelykheid van een eerften aanvang des beftaans deezer wereld , voor het aanzyn des Scheppers, gewoonlyk ontleend wordt; niet alleen om dat ik dit bewys niet behoef , maar ook , om dat ik die noodzaaklykheid niet minder dan beweezen oordeel. Het is waar, dat ons beperkt verftand zich geen oneindige menigte, en dus ookgeen zonder aanvang afgelopene tydreeks, kan voorftellen. Maar om dat het begrip eener zaak niet binnen het bepaald bereik onzer vermogens valt, wordt al te voorbaarig tot derzelver volftrekte onmogelykheid befloten, indien wy niet tevens het tegenftrydige, ofte gelyk Hellende en ontkennende , 'er van kunnen aantoonen; en dit kan veelligt zo min van eene te rug klimming in het oneindige, als van den erkenden eeuwigduurenden voortgang gefchieden. Op het hoogst behooren wy, myns inziens, ons oordeel hieromtrent alleenlyk op te fchorten. (t) Wy mogen in eenige gevallen tot de zekerheid van (t) Daar ik hier alleen van eene redtnmaatige kennis fpree. ke, heb ik my in geen onderzoek van die gronden van gezag willen in laaten, waarop men Veeltyds hier gewoon is zich te beroepen. Ik voo, myziein de voortelling, of het Scheppingslied, Warmee hit eerfe der Mozaifihe boeken aanvang, nïeïander* daa  C 203 ) van het oneindige het zy in kracht of in veelheid befluiten, wy mogen by tegenüelhng hier of daar iets omtrent deszelfs eigenfchappen vastftellen, maar ons tc zwak gezigt wordt bedwelmd en fchemert, zo rasch wy op hetzelve als zodaanige wat nader willen ftaaren. Schynt zelfs de verfchriklyke afgrond van een eeuwig niets, voor de eerstwordende oogenblikken, wel zonder genoegzaamen grond te moeten worden aangenomen > Schynt een eeuwige kracht wel ooit zonder daadelyke uitwerking te kunnen geweest zyn? De eindelooze reeks van het verloopene zal zo min door het ileeds by komende verloop van uuren, jaaren en eeuwen worden vergroot, dan die van het toekomende 'cr door verminderd zal worden , welke over duizend eeuwen no° even oneindig als gisteren of heden zyn zal. Uuren, jaaren noch eeuwen kunnen tot een maatfeok van de onmeetbaarheid weezen; en het is zeker, dat, fchoon wy ons geen bezef eener oneindige menigte van afwisfelingen kunnen vormen, een albevattend veriland dezelve, in de geheele te gelyk befchouwde ry der nimmer einden¬ de» (en zeer waare en getrouwe overlevering der oude wyssrec. rige denkbeelden hieromtrent; behaiyen dat het voord bara, eigenlyk uithouwen, uitbeelden beteekenende , al zo goed door vormjn als door fcheppen vertaald zou kunnen worden, en zelfs veeltyds, by voorbeeld, waar het van de vorming des menfchelyken lighaams uil de aarde voorkoomt, geen anderen zin kan hebben dus geen ter beflaan braigi/tg uit niels kan aanduiden. Uit andere gronden zou men dan cider: het noodwendige deezer zingeeving, als de oorfj/rouglyk bedoelde, eerst moeten betoogen. Ik zwvg (als zynde reecis van eene algemeene aanmerkidg) dat dit fcheppingsverhaal tot de vorming deezer aarde alleen zyne byzondere keiukking heeft} en de denkbeelden daaromtrent uitdrukt.  C 204 ) dende achtervolgingen , zich echter voor moet ftellen. Doch, gelyk ik reeds herrinnerde, ons gezigt kan hier te ligt reiien, dan dat ik my een al te Heilige en , hoe men het ook neeme, niet zeer belangryke beilisfmg in deezen zou willen onderwinden. Ook zou het altyd zeker zyn, indien de eeuwigheid van 't Heel-al met deszelfs beftaansafhariglykheid van öod in der daad niet kon, gelyk veelen zich verbeelden, te zamengaan, dat alsdan de bygebragte gronden, ter allerzekerfte betooging van dit laaifte, een genoegzaam bewys tegen die eeuwigheid zouden aan de hand geeven. Zo wy ecfuer alleen op den tegenwoordigen ftaat van deezen door ons bewoonden Aardkloot zien, dan levert de natuurbefchouwing ons een overvloed van bewyzen , die tegen deszelfs eeuwigheid getuigen , en defpooren va* een nog niet te oveiouden, hoewel door geene onzer tydrekeningen met eenige juistheid meer bepaalbaaren , aanvang doen zien. Het tegenwoordige natuurtooneel deezer Aa-de moge door eene ontelbaare menigte van andere, elk in den beginne hunnes tyds ontzwachtelde. aan hun einde beandvvoord hebbende, en weder door nieuwe afgewisfeld zynde tooneelen, vooraf zyn gegaan; zelve is het vast van geene onbegonnene vorming. De aloude, door C/oots , tegen zyn eigen ftelfel, als onoplosbaar opgeworpene vraag: is het ei eer dan het kieken , 0/ het kicken dan het ei ? zou dus in de vooronderftelling van de eeuwigheid der wereld , wegens de nieuwheid echter der daadelyke , voor ons en alle landdieren bewoonbaare , gefteldkeid deezer aarde , by derzelver beandwoording , geenszins eenen voordgang in het oneindige kunnen vere.'fchcn. Ook behoeft men geenszins, by zulk een betrekkelyken aanvangstyd, het kunstwerk des Almachf'gen zich als een uurwerk voor te ftcllen , dat nooeL; heeft van tyd tot tyd opgewonden te worden. - • Uit  C ) Ü!t den vorm zelf en de algemeene wetten, aan dewerking der Natuur, door de opperfte wysheid voorgefchreeven, zyn vvaarfehynlyk zo wel de geheele kuitengcwoone omwentelingen , ais de daardoor geregelde verdere en gewoone ontzwachtelingen, op de onderfcheidene wereldklooten, te verklaaren; offchoon by ons de vereischte kundigheden ontbreeken, en onverkrygbaar zyn, om die verklaaring daadelyk te kunnen geeven. Dc zaaden van al wat zich immer ontwikkelt, of die van de zaadvormen zelve, zyn door de gantfche natuur tivereenkomftig het beftemde doelwit verfpreid; op welk eene ordenmaatige wyze deeze nu , by gelegenheid, of liever door middel van zulk een groote ftaatswisfeiing der natuur, hun eerfte ontwikkeling verkrygen , zonder, gelyk vervolgens, in dier of plant, reeds dc voorbereidende vorming tot een graan of ei ontvangen te hebben, is ons onbekend; en ik laat het gaarne aan den Heer Cloots over, te zeggen, dat, indien het mogelyk is , dat een ft aart II ar, door een flag van haaren ft aart, het geheele menfchelyk gejlaeht verdetge, het ook. mtgelyk zal zyn , dat een ander hémelsch lighaam eene andere volkplanting van menfehen op de Aarde brenge. Doch, in de vooronderftelling eener van eeuwigheid hier plaats hebbende afwisfeling , zou de vraag , wat eerder zy , het ei of hel kieken , alleen daarom niet op te losfen zyn, dewyl zy eenen aanvang vooronderftelt, die eene volflagene tegenftrydigheid met de tevens vooronderftelde eeuwigheid vervat, en dus hier op uitkoomt: wat is het eerfte, waar geen eerfte plaats heeft? Want fchoon wy ons alleen van het beperkte een denkbeeld kunnen vormen , en dus een ftellig begrip van het aanvangloozc boven ons eindig bereik is, weeten wy echter dit, dat het beginneiooze tot het denkbeeld der eeuwigheid behoort. Wat dc wcderyiaag betreft, of God eer aan het ei dan  C 206: ) iiatt aan het kieken gedacht heeft, welke by den Heef Cloots mede als onoplosbaar befchouwd en hierom by terugkaatfing, en tot een tegenwigt, ter gelyke drukking •van het ftelfel eener Godheid , door hem als de eenige beandwoording wordt opgeworpen , dezelve is even onbeduidend , behelst eene gelyke tegenftrydigheid , en ftcunt alleen op de gewoone averechtfe toepasfing van het onvolmaakte onzer deelswyze en achtervolgende begripsvormingen aan een onbegrensd of alweetend verftand. Daar dit zich het gantsch Heel-al, met al wat het bevat, en in het volledig verband van geheel deszelfs uitgeftrektheid en geduurzaamheid, te gelyk, in een en dezelve voorfteiling , op het volmaaktde vertegenwoor^ digt, zo denkt het aan het eene niet eerder of laater dan aan het andere.; hetgeene echter vooronderfteld wordt, als men eene bepaalende aanwyzing hieromtrent afvraagt. Het is 'er ondertusfehen verre van af, dat deeze eeuwige verftandsvoorftelling de mooglykheid eener van God onafhanglyke wereld ten bewyze zou zyn, gelyk onze Woordvoerder des Mensehdoms voorgeeft. Zy, zegt hy, die het jlelfel van eenen God dryven , houden met Plato ftaande , dal de wereld, de beste der mogelyke werelden , van alle eeuwigheid in het begrip van God Vooraf beftond. Wy zyn het allen eens over dit eeuwig beftaan, 't welk dc aanecnfchakeling van alle de natuurlyke verfchynfels , den voordgang tot het oneindige , en de eindelyke oorzaaken bevat: wy vtrfchitlen flechts over het toelaaten van eenen Godlyken vorm , zo nutteloos als hersfenfehimmig. De weezens zonder noodzaak te vermenigvuldigen is tegen de eerfte gronden der wysgeer tc te zondigen : derhalven hebben de Atheïsten (of de Godlochenaars) gelyk tegen de Theisten (of de beweerders van het aanzyn eenes Gods.) De ydele nieuwsgierigheid der boyennatuurkundigen, en de raaien-  ( 20^ ) ttftde heerschzucht der Godgeleerden hebben de duidetykfte denkbeelden van ons verftand duister gemaakt. Deeze redenkaveling koonat weder op de enkele verblinding eener bedriegelyke woordenfpecling en op valfche voorgeevens uit. Zy , die zeggen, dat de wereld van alle eeuwigheid in het begrip van God vooraf beftond, verklaaren zich genoeg, wat zy door deeze gewoone oneigenlyke of overgebragte uitdrukking verftaan; het is naamenlyk niet de wereld zelve, maar de verftandelyke voortelling of het denkbeeld van dezelve, welke zy »n God, als den eenrgen wereldvormer, Hellen ;• even gelyk een kunstgebouw denkbeeldig in het brein of de ziel des kunstenaars gezegd wordt te beftaan. Niemand zal hierdoor tot verwarring en misverftand gebragt worden , of dat gebouw zelve 'er door verftaan, dat naar deeze verftandsvoorftelling daadelyk buiten den maaker aanweezig is, zo min als eenige , naar zyn denkbeeld daaromtrent, op het papier geteekende fchets, indien hy het noodig heeft gehad zich van dit tusfehenkomend hulpmiddel des geheugens te bedienen. ( *) Het (*) By Plato, wordt de uitdrukking vsni$iatj 0f denkbcel*en, op een zeer verkillende, nu eens eigenlyke dan wedef *verdragtelyke wyze, gebruikt, gelyk ligt te zien , * door AIanous reeds opgemerkt is. Somtyds verflaat hy'er de Goddelyke begrippen of voorjlellingen door, en onderfekcidt dezelve dus, van de weezens deezer wereld; foms de Hiernaar uitgerukte vorm en gedaante deezer weezens zelve , in welken zin hf van dezelve weder, als onderscheiden van de Goddclyke rerflandsvoorftelling , fpreekt. ^ ^ waaronder ook de beroemde Brucker, in zyn Hift. cr. phil ên >n zyn Hift. de ideis, beweerd, dat Plato door die een ienlyk befiaande tusfekenweezens tusfehen Goden de wereld ia Afteken het zelfde en het niet zedige, zou heb  (" 208 ) Met is 'er dan verre af, dat zy , die billyk 'aan de. ftelling van Plato hunne toeftemming meenen te moeten geeven, het weezenlyk over dc eeuwigheid van het beftaan ^der wereld met Cloots zouden eens zyn. Het ij 'er niet minder verre van daan , dat dit, zelfs by eene erkende eeuwigheid van het beftaan dej wereld, zoude plaats hebben, zo lang dit beftaan der wereld , en gevolgelyk ook, dat zy dus en niet anders zy, niet erkend wordt ,als in haar weezen zelf voiftrekt noodzaakelyki en onafhangelyk gegrond. Het zyn juist de aaneenschakelingen der verlcliynfels^, de cenpaarige allervoortreffeiykfte orden, cn het keurlyk verband der middelen met de einden, of eindoorzaaken, welke, uit de wereld zelf, hoedaanig ook begteepen, onmogelyk verklaarbaar, ons, gelyk ik betoogd heb , tot de noodwendige aanneeming eener van dezelve onderfchcidene verftandelyke oorzaak moeten leiden. Het is dus valsch , dat hier Hechts over een bloote toelaating van eenen mitteloozcn en hersfenfehimmigen vorm , door welke men de weezens maar willekeurig, of zonder noodzaak van reden , vermenigvuldigt, verfchil zou zyn , en dus de Atheïsten tegen de Deïsten gelyk hebben. Ais hy, die een fiaai tooneelftuk leest, erkent, dat dezelve door een daartoe bekwaam Dichter gemaakt moet zyn, doet hy dit niet, by bloote eigendunkelykc. toelaating van iets ,dat hersfenfehimmig en hieromtrent geheel nut- hebbeti. 17; weet, int ie wysgeerige ohgerymdlieden veelyttldig zrn; meer wear eene met het gezond yerjland ovcrecnkomflige bpv'atting tevens de naitntrlykflc is, J'chyut het my zeer vreemd en onrcdclyk, iemand eene wandrochtclyhe mcening aan te wryven. Mosheim, in zyn aanteekeningen op het Syft. intelleft. van Cudworth, fchynt my den zin vart Plato veel beter gevat te hebben.  ïnutreloos is, en waardoor dus (lechts een tweetic weezen , zonder grond of reden, by dit Dichtfluk toegevoegd en voorondeiiteld wordt; maar om dat hy 'er het vcrciseh van inziet, en zyn gezond verftand zou moeten verzaaken , indien hy zich niet verzekerd hield, dat Zonder zulks dit Tooneclftuk 'cr niet weezen kon , en dus zulk een dichter 'er noodwendig toe vereischt wierd. Zouhy 'over den dwaas niet billyk zyne fchouderen ophaaicn » die tot hem zeide: ,, Het mogelyke der won'derbaare fchoonheid van dit Tooneelgedicht wordt niet verj,,k!aard, met 'er ilechts een ruim zo wonderbaar veraftand, waardoor het gemaakt zou zyn, nogby te voe.,,gen; dit is een nüttelooze en hersfenfchimniige wec»> zensvermenigvuldiging ; het gezond verftand wil, dut. wy ons eenvoudig houden aan 'i geen het minst za~ ,, mengefteld en het minst verbaazend J'chynt?" Verbiedt dan ( o; het gezond verftand de ontkenning dier weezens niet, van wier beftaan de beflisfendfte blyken in het oog vallen? Wat wordt hiér f Och ergens, ter alvoorens vereischte ontzenuwing van de gegrondheid der op deeze blyken gevestigde bctoogen, bygebrapt ? Voiftrekt niets, dan eene haatelyke en grof bedriegende vervalfchmg van derzelver voorftelling, Woeste en willekeurige magtfpreuken , verdraaiingen en verkeerde tocpasfingen van gemeene regels, hevige üitvaaringen; lasterlyke befchuldigingen , onbefchofte hoontaal , en dc arglistige bekwaamheid , om , by de ongegtondfte en echter met den meesterachtigften toon cn de vcrwaandftë «wetfery voorgedragene uitfpraaken , wier nietsbeduidendheid by de mihfte nadenkingen in het oog ?ou locpen , rerftond, doorliet oveifpringcn tol andere op een geflapeldé denkbeelden, en door deeze fpeeling en geftadige afwisfeling te paaren met het bevallige van een levendigenftyl, de aandacht niet ohvermaakiyk berg te houden; ten einde dus alleen de gegevene eerfte indrukken, zonder ccr.igö O Vef»  C sïo y verdere toctfing, in de ziel te doen werkzaam, zyn. En dan durft hy nog zeggen, dat men, by den uitilag van de overweeging zyner voorftelfen, zeggen zal ï Ik had eenen God, by gebrek van overdenking ! Moet de minfte bedaarde overdenking niet in tegendeel elk , wien het ernftig om welgevestigde waarheid te doen is, van het losfe, het zwakke, het valfche zyner haately'ke redenkavelingen , indien men deezen naam aan brommenden wildzang geeven mag, ten volften overtuigen? Be Godheid yerdwynt, wanneer men 'er fleehts een uur ever denkt. Laaten wy fout denken , cn alle dc nevels zullen verdwynen. De Canfelier Bacon heeft gezegd,, dat een weinig wysgeerte Ongodist, en dat veel wysbegeerte Godist maakt; wat my betreft ik beu de voorvechter van het theismus (de leer eener Godheid) geweest, ejt ik geloof 'niet achteruit gegaan te zyn, door deeze onderjlclling verre achter my gelaaten te hebben. Onder cenen God is de Natuur Jlaaf, en myne zending Jirekt zich uit tot de vcrlosfing van alle onderdrukte Souvereinen. Ik „oodige onze Miltons uit , om een dicht/luk over de herwonnene natuur op te Hellen. Met het eene woord Kosmos Zulten wy de theocratie tot ftof vermaalen, enz. zie daar, welke ydele grootfpraak en verbyfterende fraaiheden , in plaats van eenig bondig bewys of redelyke wederlegging, den leezer in de handen worden geflopt. Het koomt my voor, dat — het kost ■niet meer , om - laaten wy da-rf, - zie daar de rampzalige fluitredenen van Cloots. Kan men anders, dan uit -een volflagen gebrek van alle bedaarde en verftandige overdenking, 'er zich een oogenblik door laaten wegfleepen? Kan men gelooven, dat zulk een fchreeuwer ooit recht op den wysgeerigen loopbaan zynen voet gezet heeft ? Zou hy misfehien de toverkracht van het woord Kosmos-1 0f wereld, ook in het min algemeen ver-  ( 211 ) verftaanbaare van deszelfs Griekfchen klank doen berusten ? Welk een armhartige kwakzalvery ! Waarlyk zulke zogenaamde wysgeerige begrippen, kunnen juist, hoe zeer hy het tegendeel beweert, alleen voor niet denkende oppervlakkige Jeezers gefchreeven zyn. En in deezen zeiven winderigen fmaak is het echter, dat ook alle zyne medebroeders, in het onbepaaldelyk beftryden van een Opperweezen, gewoon zyn te fchry ven. om dat alle menschen een gelyk uitwendig recht ten aanzien hunner begrippen en. beoeffeningen van den godsdienst hebben , daarom zyn niet deeze alle op zich zelf van gelyke waarde. valsche redenkaveling van CLOOTS, om het schadelyke van dun godsdienst in 't gemeen te bewyzen, Men ziet ligt, waarom de Heer Cloots zo hevig yvert tegen de erkentenis van het beftaan eenes Gods. Het is, om dat, met dezelve, terftond ook derzelver invloed, of allen hoegenaamden Godsdienst, als dus deszelfs grond cn voorwerp misfendc, noodwendig vervallen moet, en hy deezen geheel en al van de Aarde verbannen wil hebben. De valschheid zyner ftelling, dat 'er geen God is, door het -bondig betoog der tegengeftelde waarheid , nu onlochenbaar beweezen zynde, zo is tevens zyn algemeene aanval tegen allen Godsdienst van deszelfs hoofdraakelykften grondfteun beroofd, ja, met betrekking tot 4eeze eerfte kerfteliing van denzelveu, reeds geheel tot O a nieï  ( 2ï2 ) niet gebragt. Ik zal 0m deeze reden nu min breedvoerig in deszelfs verdeediging behoeven te zyn; cn hiertoe merk ik vooraf aan, dat hoe zeer ons uitwendig recht, :ot de belydenis en uitoeffening van eenen aan onze denkbeelden beandwoordenden Godsdienst ,by alien gelyk zy .hieruit echter in geenen deele , tot de innerlyke gelykheid van het gegronde , juiste en heilzaame deezer zo verfchillende denkbeelden zelve, en dus tot eene onverfchillig maakende belangeloosheid hieromtrent, beflooien kan worden. Het uitwendig recht, omtrent den Godsdienst, is toch alleen die natuurlyke en elk onvervreemdbaar eigene be- ' voegdheid hiertoe , met ppzigt tot dc rechten van onzen Bicdeménsch , volgens welke deeze ons nimmer (zomin als wy denzelven) dooreenig hoe genaamd dwangmiddel, hierin verhinderen of bepaalen mag. Ik be.oep my , om hier Hechts iets weinigs 'er nog van aan te* Hippen , op hetgeen ik daaromtrent reeds hier boven, (Bladz. 168—172,) van de Godsdienstvryheid fpreekende, met een woord, en elders breedvoeriger, gezegd heb. Onze vastftellende of ontkennende Godsdienilige begrippen mogen op deeze of geene wyze gevormd,, op zich zelf gegrond of valsch, en in derzelver beoefening, heilzaam en redenmaatig of nutteloos en dwaas zyn , zo lang wy niemand buiten ons hierdoor benadeefen , hem zyne gelyke vryheid hierin niet betwisten , noch in eenige andere zyner wettige rechten hem feitelyk te na komen, zo lang en voor zo verre is ook niemand bevoegd, ons hierin eenig beletfel te doen, of, indien hy eene fchadelykc dwaaling by ons meent te befpeuren, anders, dan door de zedelyke middeien van VeiHandelyk onderricht , welker bron eene liefdetyke bedoeling van onze weezenlyke volmaaking behoort te weezen, zich 'er eenigzins tegen aan te kanten. Men moge gemeenfchappelyk middelen beraamen en daariteilcn, die ter verkry3ing van kennis cn wectenfehap, maat-  (313 ) toaatfchaplyke nuttigheden en onderlinge geluksbevordering leiden, maar nimmer hebben wy het recht, hoe welmeenend ook onze inzigten over 't a'gemeen hierby, uit onkunde of misverftand, zouden mogen zyn, om aan deeze middelen die onbillyke bepaalingen te geeven, waardoor zy op de perfoonlyke vryheid van eigen beoordeeling en geweetensvolging, by iemand, de minfte inbreuk zouden doen ; in tegendeel, zo dit gefchiedt, is ook elk dus beleedigde, hierdoor, tot de daadelyke verdcediging van deeze zyne aangevallene en verkorte rechten ten vollen gewettigd. Onze eigene onbedachtzaame toeftemming en verbindtenis zelf, tot iets dat in zyn natuur ten allen tyde zo ongerymd als ongeoorloofd is, tot eene onderwerping van onze overtuiging in 't geen wy al of niet voor waarheid zullen houden , kan voor ons, tot nader inzien gekomen, van geen de minfte verbindende kracht zyn , en dus niemand eenig wettig recht ter verplichting hieruit op ons ontvangen. Geen verdrag, geene naruurlyk cnoverdraagbaare overdragt van rechten hieromtrent, kan ooit beftaanbaar en van geldende kracht zyn. Geen Roomfche of Griekfche Opperpriester, geen groote Lama, geen Kerkvergadering van Niceen , Trente, of Dor-, drecht, of eenige andere , vroegere of laatere , christene of onchristene geloofsbeüisfing, ja geen Vedam , Coran, of Evangeli zelf, die ons, door gezag, in plaats van redelyke en by elk voor hem zelf alleen in haarokrachr beoordcelbaare overtuiging , dat geene kunnen voorfchryven, wat wy als waarheid aan te neemen , als d waaiing te verwerpen , en al of niet voor echten Godsdienstplicht te houden hebben. Even weinig kan dit door het burgerlyk gezag van Vorst, of Overheid , of eenige hooge Staatsvergadering en gemagri^de AfgvZondenen des Volks ,met eenige verplichtende wettigheid bepaald, veel min door dwangO 3 nrid» \  ( 214 3 middelen, als een uitfluiting van voorrechten, verbanhihg, kerker, Ivf- ofdoodftraf, gefterkt worden. Dl£ zou den opftand rechtvaardig doen zyn, daar niemand Zich ons gevveetcn onderwerpen mag , en ook de Vertegenwoordigende magt desgeheelen Volks, volgens haaren aan, geenszins die van eene byzondere party, op. eene uitfluitende wyze, mag zyn. Ieders recht moet zy op een gelyken voet handhaaven , en dus het evenwigt der vryheid tegen alle överwigt neemend geweld beveiligen; waardoor een billyke regeering zich van de dwmglandy onderïcheidt. Hierom behoort geene der byzondere God>dienften , die is den burgerftaat zyn, en naar alle natuurlyke rechten niet mogen geweerd worden, immer de Godsdienst des Lands of des Burgerftaats zelve te zyn; en deszelfs Vertegenwoordigers, tot welke dier Godsdienften zy elk perfoonlyk zich ook vervoegen , moeten , in derzelver vertegenwoordigende hoedaanigheid , of als overheden des algemeencn Volks, tot geene van alle dezelve byzonderlyk behooren, noch in deeze betrekking de kerkbcdienaaren van de eene Gezindheid, meerde die van eene andere , als hunne of des Lands geestelyken , en dus anders dan alleen in de hoedaanigheid van burgers, befchouwen; gelyk door den Parysfche. Kerfpelpriester, den Heer de Moy, zeer juist is aangetoond. (*) De vryheid van alle byzondere perfoonen of kerkgenootfehappen, ook in de niemand te na komende bezorging van al wat tot hun eerdienst behoort, tegen alle beleediging of verftoorend en belemmerend geweld te handhaaven , en dit alleen, is de zorg, die der gemeene Burgcrmagt omtrent den Godsdienst met recht kan aanbevolen zyn; Ook kunnen zy Volksleeraaren aanftellen, in  k 215) m de algemeene plichten van den mensch en burger,; of in de gronden van de zedeleer en van den natuurlyken Godsdienst, voor zo verre die by alle christene en onchristene Gezindheden , met een woord, by het gantfche Volk, een enkelde Cloots hier of daar mogelyk uitgezonderd , erkend en aangenomen worden; zonder dat echter ook ten deezen opzigte aan iemand eenig gevoelen , door gezag, en zyns ondanks, mag worden opgedrongen ; daar de verflandsovertuiging zich niet laat voorfchryven, het oordeel niet onmiddelyk van den wil afhangt, en dus de erkentenis van eenen Godsdienst fti het algemeen, noch die van deezen of geenen in 't byzonder, immer aan gezag en bevel onderworpen kunnen zyn. Dit is niets anders dan ten gemeenen dienfte lcerfchoolen op te richten, 't welk op dezelve wyze in allerlei andere nutte weetenfehappen gefchiedt , zonder daarom voor te fchry ven, of men, by voorbeeld , in het natuur- en itaatsrecht, de gevoelens van de Grod, Pufendorf. Wolj'^ Montesqiïteu, of Hutchefon, in de tydrekenkunde , die van Petavius , Scaliger of Usferius , en in de geneeskunde die van Boerhaave, Halier, van Swieten, of Sydenham , waar deeze onderling verfchillen, te omhelzen hebbe. Verder kan hunne magtbrief, met de daarop alleen gegronde hoogere rechten, zich nimmer uitürekken. Dan om van deezen uitflap, dien ik by het hieromtrent reeds aangemerkte nog toe te voegen had, weder te keeren , zo herhaal ik , dat uit deeze gelykheid van elks geloofsrecht echter'gaenszins volgt, dat alle begrippen, daarom ook innerlyk en op zich zelf even gegrond en nuttig zyn. Dit heeft tn die van den Godsdienst zo min als in andere plaats. Wat weldenkend verfland zal dus geiooven, dat de ftaatkunde van een Machiavel of Hobbes, met eene, welke op meer zedelyke gronden gebouwd is, in wa.ude gelyk ftaa; dat de edeler en reO 4 den-  ( ±i6 j denmaatiger denkwyze van een Eberhard of Zotfikofer nier in bondigheid, als het ligt boven de duisterhisfe* «itmunte boven die van een Götze, Piederii., en hun waaren C/uo/s, in een even redeboze ilolfeldryving, den Nederiandtchcn Schryver der Brieven vdn eenige Jooden over den tegenwoordige;! toef. and van den C/irtstcfyken tjfoisdiènst i of dat een woeste Godverzaaker even veel grond, voor zyne redcnlooze ftelling, zou hebben, dan de opmerkzaame denker, voor zyne erkentenis van het hoogjL eerbiedens- en beminnenswaardige Opperwcezen, de volmaakte oorzaak van 't Heel-al. Hetgeen uit het aan elk gelykelyk toebehoorend recht, om naar eigen overtui jng onbelemmerd te fprecken en te handelen alleehlyk voortvloeit , is dit, dat ftechts de bloote zedeïyke middelen van wederlegging, voorftelling en betoog, die tot eene naar ons inzien bcte-e overtuiging leiden kunnen, ons in deezen vry ftaan , zo dikwerf wy het ons een plicht van menschlievendheid achten, om dwaalingen , die onzes oordeels van eenen nadeeligen invloed kunnen zyn , naar vermogen te verdelgen ; waarby de beougingen dus veel belangrykcr, de dryfveeren vcef edeler zyn, dan by het bloote■ fpreeken van God, om ftechts wat veranderingen in de gejprekken tc maaken. Onze denkbeelden omtrent God, en onze betrekkingen tot denzelven , hun invloed op ons hart, en de daaraan beandwoordende inrichting onzer daaden, dit alles maakt dat geene uit, dat wy gewoonlyk onder den naam van Godsdiens, als beiden het geloof en de betrachtingaanduidende , verftaan. Hoe rechtmaatiger nu hieromtrent onze begrippen zyn, hoe eenvoudiger, redelyker en beilzaamer ook de beoefening van onzen Godsdienst weezen zal; terwyl, ah de tcgengeftelde eigenfchappen in onze denkbeelden plaats hebben, ook het omgekeerde aan onze betrachting zal zyn toe te kennen'. Cnier- tus-  C "i? ) tusfehen is het waar, dat de natuurlyke aanwyzingen van plicht, of die regels ter bevordering van ons en onzes naastens welzyn , die uit de befchouwing van onze innerlyke gefteldhèid, kracht, aandrift, behoefte cn ge-, voel, en van den aart en orden der dingen , voortvloeien, benevens het vergenoegen, by de bewustheid van het goede te hebben gedaan , het knaagend verdriet by de herinnering van kwaalyk gehandeld te hebben, en de na, tuurlyke heil- of fmartgevolgen van deugd of misdaad in dir leeven, zo vast in ons, en in de natuur en het verband der weezens, gegrond zyn , dat dit alles nimmer van onze byzondere lecrüelfels in alles afhanglyk gemaakt, of door deeze of geene denkwyze geheel weggenomen kan worden. In zo verre ftaa ik den Heere Cloots toe, dat het in zyn ftelfel mede zal plaats hebben j iets dat ook door onzen Hugo dc Groot reeds is opgemerkt; offchoon de uitgebreidheid der plichten en dc. kracht der beweegredenen hier minder dringend en edel zullen weczen , en het hartfterkend vertrouwen op het zekere en onveranderlyke eener vaderlyke Alver-ordening, benevens de gegronde tioostryke uitzigten op eeneeuwige en zalige rpklimming in volmaaktheid, hier by ten cenenmaal ontbreeken zal. Aan de andere zyde zou Cloots ook, in zyn ftelfel zelve , moeten toeftaan , dat wanneer de by hem dwaalend geachte erkentenis van God, ons, (gelyk by eene rechte bevatting hieromtrent plaats heeft,) alleenlyk denzelven yoorftelt, als den alwyzen en goedertierenen Va, der van al'e zyne fchepfels, die dus ook her waaren met onze vatbaarheden aityd toeneemend geluk van ons bedoelt, en daartoe juist diezelve zedelyke natuurwetten ons ten regel gegeeven heeft, alsdan ook deeze, de drangredenen hiertoe vermeerderende en hoogstverftcrkende , erkentenis geenszins fchadciyk , maar van een zeer heilzaame uitwerking moet zyn. Hy zou derhalO 5 ven.  C ai8 ) ven, in zyne Helling, wel allen Godsdienst ongegrond, doch niet allen, maar alleen den zodaanigen daadelyk nadeelig moeten fchatten , in welken de bykomende wanbegrippen, omtrent God, diens wil en eigenfchappen, en onze betrekkingen tot hem, van een verderfelyken , of ter verzondiging regen de natuurlyke zedewet, aandryVenden invloed zyn; dan hiervan zal de fchadelykheid altyd, cn dus ook by de betoogde gegrondheid des door hem ontkenden beftaans van een opperweezen , en by de op zich zelf heilzaame gefchiktheid deezer erkentenis , even zeer blyven plaats hebben. Dan, zonder de minfte bepaaling of onderfcheiding, vaart onze voor het gantfche menschdom het woord zich eigendunkelyk aanmaatïgende C/uots tegen al, wat Godsdienst heet, en tegen de bloote erkentenis van cenen God, op het hevigfte uit. Het geloof van eenen God, zegt hy , brengt, zo veele rampen voort , dat men , „a Act ' voor en tegen' in de weegfchaal der voor- en nadeeleu gewogen tc hebben , met den verfandigen en diepdenken Hobbes u/troept: dat een Overheidspcrfoon, die eenen God, in een gemeenebest van Atheïsten kwam voor te feilen, een fecht burger zyn zou. Inderdaad alle de Godsdienjlcn loopen ftorm op de gezonde reden. Behalven de voorgegeevcne, doch nergens, door eenig ander bewys, dan door dat van zyne meesterachtige cn willekeurige uitfpraak, gefterkie ongegrondheid van het geloof aan cenen God, d;e , naar zyn zeggen , by ftechts een uur överdenkens verdwynt, zo traaft hy het nadeel van den Godsdienst, door de volgende medelydenswaardige drogreden : Hoe zedelyker dc menfehen zyn zullen , dies tc diugdzaamer zullen Zy ook zyn, dat'is, nuttig aan dé mdatfehappy,. De tweede ftelling, dat naamenlyk het geloof in God, of de^Godsdienst, de zedelykheid der menfehen weg neemt, "welker by weging, door der- zcl-  C ai9 ) telvcr in 't oogloopende valschheid, al het verftrikkende zou doen ophouden , laat hy hier weg, terwyl hy zelvebest zal weetcn , of dit met of zonder opzet gefchied zy. Ondertusfchen maakt hy 'ernu dit, dezelve noodwendig vooronderftellende , gevolg uit op: Derhalven is de Godsdienst eene kickte der mautfchappy, welke men niet te fpoedig kan geneex.cn. Of hy, die, hoe zeer Hechts verzekerende, dat de reden de Godsdienst zal omverwerpen, en ondanks zyne aangeprezene Godsdienftige vryheid, ah alle menfehen rondom dc vierfchaar van het geweeteu verecnigende, echter binnen weinig Jaaren de Nationale Vergadering over de gronden van den Godsdienst een befluit hoopt tc zien neemen, of hy, by zulk eene denkwyze, deeze gencezing ook, zo al niet door een uitbrandend vuur der houtmyt, of door het kerfmes van den beul, echter des noods door den dwang van ftrafdrcigende burgerwetten, verricht zo» willen hebben, bepaalt hy niet uitdruklyk, en dus wil ik het liefst ook niet ftellig beflisfen. Dan dit is ondertusfchen zeker, dat alle lieden van eenigen Godsdienst ten uiterflen misdaadig in zyn oogen zyn, en men, den hond dol verkiaarende, 'ei geenszins behoeft by te voegen , dat hy doorfchotcn moet worden. Dus vervolgt hy toch : Een godsdienftig mensch is een boos dier; hy gelyk t die beesten, welke men alleen temt, om ze te fcheeren en te braaden , ten voordcele der kooplieden en der vleeschhouweren. 'Indien in eenig Gemeenebest van Godlochenaars een geweetensvierfchaar wierd opgericht, om den flechtgeachten burger te weeren , die zich het voorftellen van een God zcu durven verdomen, zou dan iemand , die taal overweegende , aan den Heer Cloots de gefchiktheid om 'er Oppergeloofsonderzoeker in te zyn , en dus beilendig zyne weldaad ge wet de plaats van een , by hem , mets beteekenenden God in te djen neemen, wel kunnen betwisten ?  C 110 ) By alle de verfchillerrde Gezindheden der volkeren deezer Aarde, is toch de aandrang op deugd en goede zeden altyd een derhoofdeisfehen van derzelver Godsdienst, offchoon in hunne begrippen omtrent de hiertoe 'betrekke-lyke waarheden en dc zedelyke 'plichten , een zeer ongelyke trap van volkomenheid , naar hunne onderfcheidene verlichting, plaats hebbe, en genoegzaam overal een mindere of meerdere maate van ongerymdheden , harfenfehimrnige byvoegfels, en daar aan beandwoordende nuttelooze , buitenfpoorige , of zelfs zomtyds, door een vreemde ftrydigheid , ook eenige regelrecht tegen de erkende grondbeginfels aanloopende, en geheel zedenlooze, ja recht en menschlykheid beleedigende handelingen, met den geilelden Eerdienst vermengd gaan. De onredenmaatigfte, bieren daardoor de ingewortelde vooroordeelen geheiligde , wanbegrippen, omtrent de natuur, werkzaamheden en afvorder ingen der Godheid , de befpottelykfte bygeloovigheden , als een plechtige Godsvereering voor^egëfchreéven, de eigcndunkelykfte lighaamsmartelir.gen en tegennatuur'yke onthoudingen, om het Opperweezen te behaagen,de trien fchenoffers, en de wre'edfte kettervervolgingen , uit zogenaamden Godsdienstyvcr, zyn hiervan de duidelyke bewyzen. Deeze , niet uit een welbegreepenen Godsdienst, maar uit de daaromtrent heerfchendc onkunde, en veelal, dooide blaamwaardigfte driften en mzigten, gefterkte misvattingen , voortvloeiende veikeerdheden, door een gezondere en klaarbetoogende voorftelling tegen te gaan, en dus te trachten, eene op zich zelf allerheilzaamite bron van alle vreemde cn vergiftigende inwerpfeleo. naar vermogen te zuiveren , is in der daad een dienst te bewyzen aan het menschdom. Maar de volzekerfte en allerheilryküc waarheid, alle erkentenis van God en Godsdienst, te gelyk met die verva'fchende en fchadelyke byvocglckn, te willen veiwur, en hebben, isLcucfde, als.  ( 221 ) *'s of men, dewyl ieders gezondheid toch doorgaans aan eenige ligtere of zwaarere toevallen en gebreken onderhevig is , om deeze weg te neemen, het gantfchc menschdom van het leeven wilde berooven. En als zulk een Geneesmeester koomt de Heer Cloots hier echter voor. Wanneer wy zyne-aanvallen op den God-dienst wat meer in het byzonder befchouwen , dan zyn het de leerbegrippen , de beoeffening , en de troostryke kracht van denzelven, waartegen hy meer bepaaldelyk, fchoon zonder eenige orden of rangfchikking in acht te neemen zyne woefte flagen inricht. Ten aanzien van deeze drie voorwerpen zal het dan vooral dienltig zyn, zyne betigtingen wat nader te overwecgen. DE AANVALLEN VAN CLOOTS TEGEN DEN GODSDIENST , ALS OF DEEZE ONGERYAJDE LEERSTUKKEN BEHELSDE, VAN DER* ZELVtR KRACHT ONTBLOOT, De Heer Cloots en zyne medeftryders bedienen zich doorgaans, en met de meeste indrukmaakende kracht, van de bedriegelyk aangevoerde wapenen der befpotting. En de ongerymdheden , die by zo vee'en onder alle Gezindheden , en dus ook in 't by?onder onder alle de verfchülende belyders van het Christendom, in minderen of meerderen trap , plaats hebben , geeven hier toe niet weinig vat op hen. De hevigfle voorvechters deezer geykte dwaasheden ontzien zich niet dezelve, als allergewichtigfte hoofdflukken van den Godsdienst, en in 't byzonder onder de Christenen, als een grondleer van het Evangeli, als de gehtiligdfte waarheden en voorwerpen des Geloofs, en als toetsiceencn der rechtzinnigheid, j waar  ( 222 ) waar in het weezen van het daar mee ftaande of vallende Christendom gelegen is, met een brandenden yvcr uit te venten , en elk , wie redelyker denkt, met fmaad en vloek te overiaaden. De gevolgen hier van zyn drrtdelyk. De niet doordenkende vereert hun in alle deeze opzigten met een onbepaald en blind vertrouwen, neemt hunne armhartige doch hoog opgevyzelde drogredenen als de duchtigfte bewyzen aan , en zwelgt de handtastelykfte tegenftrydigneden als Goddelyke geloofsverborgenheden door, by wier voor waarheidhouding de onbegrypelykheid zelve , als een blyk der voorgegeevene onmiddelyke hemelfche Openbaaring, word omhelsd; terwyl het onzydig onderzoek omtrent het al of niet tegenftrydige, dat 'er in plaats heeft, als een ongeoorloofd en vermetel indringen in het verborgene, en als. de trotschheid, om. een Goddelyke uitfptaak aan het vonnis van een feilbaar aardsch vernuft te willen onderwerpen, met affchrik wordt aangezien. Ik behoef niet te zeggen , dat zulke blinde aankleevcrs van deeze of geene kerkrechtzinnigheid , by deizelver leidshoofden , niet weinig verheven , gevleid , en met den eernaam van zuiver in den geloove beftempeld w orden. Veele anderen geloovcn wel in zo verre hun voorgeeven , dat zy op deezen grond , de door hen verdeedigde ongerymdheden , ook als dé weezenlykc- leer van den Godsdienst, of ten minften van het Evangeli der Christenen , befchouwert, maar tevens het willekeurige, dwaaze en tegenftrydige daar van duidelyk inziende, dieswegens meenen, tot de verwerping en valsch vcrklaaring, het zy van den Godsdienst in het gemeen, het zy van het Christendom in het byzonder , billyk te moeten befluiten. En waarlyk , indien die ongerymdheden met der daad tot het weezen van den Godsdienst of der Evangclileer behoorden, gelyk die yvelaars deezer ge- .maak-  ( «3 > maakte rechtzinnigheid , met zo veel drift en hnatelykheid, tegen hen die dit ontkennen, als tegen verdervers van den Godsdienst en van het Christendom , te onbedachtzaam vasthouden, indien , zegik,deezegrondvooronderlteliing nier valsch ware, dan zou het bcfluit maar al te rechtmaatig zyn. Men ziet dus, hoe het dry ven van zulken wanftaltigen onzin, en regelrecht tegen het gezond verftand indruisfchende wanbegrippen , en het opgeeven van dezelve ais heilige en eerbiedensvvaardige Ieerftjikken desgeloefs, de redelykheid van den Godsdienst ontcert, de waarheid onkenbaar maakt, het ongeloof vermeerdert, en dus, hoe onbedoeld, een Cloots, en foortgelyke Godsdicnstlochenaars, op het fterkfte vormt, en hun de fchynbaarftc tegenwerpingen , ter beftryding van den echten , doch , naar die misvormende opgaaf, verkeerdelyk zich voorgeftelden Godsdienst, in de hand geeft, 't Is waar, dat hoe zeer eenige weinigen der heetile yveraaren hierby, als laaghartige huichelaars en opzettelyke bedriegers, uit een baat- en heerschzuchtige ftaatkunde mogen te werk gaan , het echter even onrechtvaardig ais liefdeloos zon zyn, dir van de grootfte menigte te willen'vermoeden. Dan hoe zeer hun kwaalyk beredeneerde en op te weinig doordenkend onderzoek gegronde y ver, wegens hunne op zich zelf achtenswaardige goede trouw, in hen perfoonlyk te verfchoonen zy , zo is dezelve- hierom niet minder aan de belangen van eenen waaren en heilzaamen Godsdienst allernadeeligst; en het is geenszins , die- belangen, gelyk zy mcenen, te verraaden , en de ongodsdienft'gheid in de hand te werken, wanneer men, naar plicht, alleen de waarheid zich onzydig voorftellende, het buitenfpoorige, zo wel aan de eene als aan de andere zyde , verwerpt en redenmaatig tegengaat. Wanneer men dan , de vcrfchillende en tegen elkander |nloopende geloofsopgaavcn van deezen en geenen niet ter-  terftond voor den echten Godsdienst neeme , of die n68ger dan als perfoonl'yke gevoelens aanzie, waarvan men j by behoorlyke beproeving, alleen het goede, naar ons eigen doorzigt, te behouden , cn het kwaade af te keuren hebbe, en dus den Godsdienst zelf met een redelyker oog befchouwe, zalmenrasch zien; hoe de bezwaaren van Cloots tegen deezen op zich zelf ongegrond j en alleen op zulke willekeurige vreemde byvoegfelen en Vervalfchende wanbegrippen toepasfelyk zyn , welker verdeediging elk beterdenkende verre zal zyn, van op zich te neemen, als die inderdaad niets met die van den eigcnlyken Godsdienst gemeens heeft. Door deeze aanmerking vervalt nu vin zelf al het gewigt dier tegengeworpene fpotternyen , die van de verkeerde begrippen omtrent God en Godsdienst zyn genomen , of van de ongerymde eigenfchappen , door het misveritand, of een te eigenlyke opvatting van leenfpreukige uitdrukkingen, aan de Godheid toegefchreeven. Een ivreekende en vergeldende God is gewis een hersfenfehim van dwa/izc ftervelingen j zo rasch deeze een onedele hartstochtelyke drift, en zelfwreeking, als of onze beleedigingen tot den Almachtigen konden reiken, in het volmaaktfte. Ópperweezen t Zich hierby voordellen, of eene wedervergelding van aan hem betoonden dienst hier in het oog hebben. Doch volgt hieruit, dat ook het beftaan van God , op zich zelf, een hersfenfehim is i Neen; maar dat hy op deeze ei. genlyk opgevatte wyze verkeerd wordt voorgefteld, eh zyne eigenfchappen van een veel verhevener en, door dé eindeloozevoortreffelykheid zyner natuur,alle deeze onvolmaaktheden uitiiuitenden aart zyn. Ik vinde het niet ongepast, de gedachten van ~eker Christen wysgeer op dit ftuk hier in te voegen. Dus redènkavelt hy : ,, Men zou een zeer uitgebreide lyst kunnen maaken van allerlei verbaazeiide en warftaltige begrippen , die door alle tyden en in alle landen, hier op dee-  dccze, daar op geene wyze, by onderfcheicfene perfoenen, gezindheden en volkeren, omtrent de Godheid ea den Godsdienst, zyn gevormd. Hoe verwarder, düisterer en onvolkomener onze denkbeelden van den Opperheer der wereld zyn, hoe ligter eene fpeelende verbeelding "er alle willekeurige vormen aan geeven, 'er alle ei^endunkelyke toevoegfelen mede vereenen kan; terwyl wy de onbegaanbaarheid 'er dan eerst van inzien, als wy de voorwerpen, op een duidelyker wyze, onderling met elkander kunnen vergelyken , en dus hier leeren, redenmaatiger te denken , en de bloote voortbrengsels der Ternuftsverdichting van de naakte waarheid aftezonderen. ,,Zoude dus ook, om nu alleen van de verfchillende Godsdienstbegrippen der Christenen te gewaagen , die menigte der op het hevigfte, nu dus dan zo, betwiste Kerkof Schoolitellingen niet geheel als een waterbel verdwynen ? Zouden wy, by opgehelderder denkbeelden, met, met afftand van aile gezagsleer, de geheele innerlyke onbegaanbaarheid 'er van inzien ? Zou dit dan geen plaats hebben , omtrent hetgeene men de heilige verborgenheden der Drieé'enheid noemt; omtrent de eigenlyke perfoonsvereeniging van het Opperweezen met een zyner voortrefTelykfte fchepfelen , op onzen Aardkloot , den mcnfche Jcjus Christus ; omtrent alle onmiddelyke godfpraaken , en bovennatuurlyke invloeden , werkingen , wetgeevingen, veifchyningen en openbaaringen der Godheid, enz. ja omtrent alles, wat in God, of Godsdienst, willekeurig of Heilig, dat is, niet natuurlyk, erkend wordt? 't Is waar dus zou de Schoolgodgeleerde geen Heilig werkverbond meer hebben, door God met Adam, als vertegenwoordigend hoofd van al het volgend Menschdom , ingegaan. Men zou dan niet meer kunnen Hellen, dat een zekere overtreeding van Adam , aan hen (die nog niet aanweezig zynde, dus ook middelyk noch on»iddelyk, met ïaai, daad , hulp,of teeftemming, 'er in P kt*-  C 226 ) «adden kunnen medewerken) ter fchuld echter zou toegetekend, en zy dus, als vrywerkcnde medeoorzaken van dezelve .dooreen billyk en alleen naar waarheid oordeelend Opperweezen, zouden befchouwd en behandeld kunnen worden. Men zoude dan aan hen , diedeeie valfclie toerekening op een zedelyk verplichte toeftemming in dat wiaekeurig onderftelde verbond vestigen, ten andwoord geeven,dat,zelfs in deeze vooronderftelling,dan ook «iet mmder, uit de zedelyk verplichte afkeuring van de verbondsovertrceding, ten voordeele van Aéms nagelt zou moeten beftoten worden. Op dezelve wyze zouden alle verdere Goddelyke toerekeningen van d. zonden der fchuldigen aan eenen onfchuldigen , of van dc heiligheid eens vlekkeloozen aan de daadciykc overtreeders ten eenenmaal wegvallen. Ook zou men alle anoere heil- of flrafgevolgen , dan die volgens de wyze inrichting van Heel-al , uit de naruur zelve van het zedelyke goed of kwaad, voortvloeien , als onnutte en ongegronde toevoegfelen der menfehelyke vinding, moeten befchouwen. Geene voiftrekt eeuwigdurende hellefmarten zou men dan vereffenbaar vinden, met de algemeene, aan de opperde goedheid waardige, en vast ten doel komende beoogingen, omtrent Jvl Heel-al, noch met de hieraan beandwoordcr.de alwyze bcflemmingderfmart-offtrafgevolscn, als middelen, om van den voortgang in hetkwaade af te fchnkken , noch niet de altydduurende verphehring, en dus de mogelyk, heid der verbetering, waarby, met deoorzaaken , de uitwerkingen tevens een evenredige verandering moeten ondergaan." a Me" 7'°u in hcta - ^'e zo by uitneemendheid een rechtgeaarde en verlichte Zoon des AUcrhoogften jm. ' naamd kon worden, wel geen borgtochtclyk voldoend» en verzoenenden ftraflyder, in plaats der zondaaren, maar toch aityd den uitmuntendften Voorganger op het terza- lig.  lïgheid leidend fpoor van alle waare deugd, cn de» voortreffelykften Leeraar van den zuiveren Godsdienst der reden , erkennen, en 'er niet minder Gods vaderlyke verordening, met dankbaarheid in eerbiedigen, door welke die Jezus dus, ter bevryding van de zielverflaavende onkunde, dwaaling, bygeloof en zedeloosheid, en ter meer heilvolle uitbreiding der vrye en zedelyke heerfchappy van waarheid en deugd, gefchonken is." y,, Men zou dus, alle droomen afleggende, in de gewyde Schriften, wel niet langer iets anders dan menfchelyke zamenftelfels vinden , met de onvolmaaktheden derzelve, en even als alle andere aan onze beoordeeling onderworpen; men zou 'er, wie ook de Schryvers geweest mogen zyn, in de oprechte voorftelling van de gefchiedkundige toedragt der zaaken, zo als men 'er toen over dacht en fprak , de waarheidtoch met een omhangfel bekleed vinden, dat de veelvuldige en duidelyke kenmerken der heerfchende denkwyze, en der tot bet wonderdaadige overhellende vooroordeelen, van tyd en plaats vertoont; maar in 't midden van dit alles zou men de leer van Jefus, en daarin de zuiverfte denkbeelden zien voorgefteld omtrent God, als onzer aller goedertierenen, alweetenden en gunftig verzorgenden Vader, die geen eenzydige aanneemer van perfoonen of tolkeren is; wiens wysheid alles op het volmaaktfte verordend heeft; die ons beftaan niet binnen de enge perken van dit leeven beflooten , maar ons voor eene eeuwigheid beftemd heeft; die, in de oprechte beoeffening van de natuurlyke en zich tot het gantfche menschdom uitftrekkende liefdewet, den weg en regel des heils ons heeft aangeweezen; die hierin den waaren Gods» dienst doet beftaan, en geenszins in de ftellige inzettingen van eenen plechtigen Eerdienst; die, met afkeuring van alle» vervolgzuchtigeu geloofsyver, aandring? Pa op  C aaS > op vrede, waarheid , maatigheid, rechtvaardigheid at godzaligheid." Men zou dus nooit, uit een bloot en onfeilbaar gezag van deeze fchriften, maar uit het aanneemenswaardige der daarin vervatte redenmaatige, belangryke ea eenvoudige hoofdleer, het Evangeli aanpryzcn, welks uitlleekende waarde, in deszelfs zuiver redelyke Godsdienstleer gelegen , te meer boven alle afgeperkte wys-geerige leerftelfels uitmunt, daar het , verre van ons geloof met enge paaien te omgrenzen, ons tot alle verder onderzoek , tot- een geest der vryheid, en tot de uitbreiding onzer kennis aanfpoort, en voords elk op het volgen van zyn eigen overtuiging wyst, hetwelk eea eerfte grondregel van den Godsdienst der reden, onder de altyd hierin voor verdere volmaaking vatbaare en, by alle hulpmiddelen, hun reden of verftandsvermogen alleen ten perfoonlyken gjds hebbende menfehen is." 'Er is veel over de feilbaarheid of onfeilbaarheid der reden getwist; dan, om ons niet nutteloos-met fchoolonderfcheidingen hier op te houden, het is zeker, dat onze befluiten niet feilen kunnen, wanneer de vorm enzer redenkaveling goed is, en de gronden waar uit wy de gevolgen afleiden op zich zelve waar en in de toepasling Juist zyn; maar niet minder zeker is het, dat wy, in de beoordeeling van dit laatfte.door gebrek eener genoegzaame duidelykheid onzer denkbeelden, niet zelden misfen. Schoon dan onze reden, als zy niet feilt in haaren gang, ook niet feilen kan in de uitkomst, daar met de daad echter het eerfte zo ligt met ftruikelen en afwyken gepaard gaat, is het geen wonder, dat de uitkomften veelal zo verfchillcnde en zo ftrydig zyn, en ten deezen opzigte de reden, of ons redekavelend verftand, wel degelyk der ferlingonderhevig is." ?, Doch  ( o29 ) Doch het is ook genoeg, en het zal ook, in het voor ons belangrykfte, oveï 't algemeen niet zonder -een gewenschte vracht zyn, indien wy dus maar oprecht naar opheldering en echte waarheidkennis trachten. Het zou dwaasheid zyn de -onfeilbaarheid, of een geheel vry zyn van dwaaling , van zo kortzigtige en ligt feilende ftervelingen te willen vorderen, veel meer nog te Hellen, dat dit door de opperltc wysheid zelve zou worden geëischt. Vergeefsch wordt dan ook het zoge. jiaamd onfeilbaar gezag eener voorgegeevene onmiddelyke goddelyke openbaaring hiertegen te hulp genomen. Alle waarheid op zich zelve is zeker, en geen openbaaring kan meer onfeilbaarheid hebben , dan deeze op zich zelve heeft; het koomt dan eigenlyk maar op onze begrippen en doorzigt daaromtrent aan; en deeze zyn niet minder, ten aanzien van het eene , als ten aanzien van het andere , der feilbaarheid altyd onderworpen. Daarenboven zou de reden altyd de toetsfteen van de echtheid der openbaaring zyn, en het gezag van deeze zou dus nooit een hooger trap van onfeilbaarheid voor ons kunnen hebben, dan dat der reden, waarop het alleen by ons gevestigd zou kunnen weezen." ,, ' Diegrootfte menigte der Christenen , die zulk een onfeilbaar gezag van onmiddelbaare goddelyke ingeeving aan hunne gewyde Schriften toekennen , moeten tevens toch toeftaan, dat hunne reden de aangenomene openbaaring van alle andere, daar voor opgegevcne, onderfche.den moet; dat zy dus degeene, dieftrydigheden met dc by hun erkende vedenswaarheden vervatten, als verwcrpeiyk afkeuren; dat zy de kenteekenen des goddelyken oorfprongs met hunne ligt feilende reden moeten beoordeelen; dat zy, dezelve dus als voor zodaanige aanneemenswaardig geoordeeld hebbende , nu ook over den zin van ieder byzondere daar in voorkoomende uitdrukking, (by voorbeeld, om te weeten, of die oneigealyk of eiP 3 gen-  C»30 > Étnlyk, menfchelyker wyze of niet, in een byzondera-^trekking of algemeen , en dus of zo, Godewaardig te Veritaan zy) weder hetzelve feilbaare hulpmiddel ter hand moeten neemen. Wordt niet eigenlyk de geloofsleer* dus door menfehelyk gezag alleen bepaald, terwyl zy hunne verklaaringen of zinsopvattingen, hetwelk hier de voorname zaak is, toch niet voor onfeilbaar durven uitgeeven ? t IS waar, dat het onderftelde goddelyk gezag, daar 't anders op het daadelyke geloof geen toepasfing zou hebben, by t onnadenkend gros, niet zelden ook op hunne verklaaren , althans ingewikkeld, wordt overgebragt, hetgeen den hoogmoed van veeien niet weinig ftreelen, en hu* tevens een niet weinig vermogen geevenden invloed by^,,moet' wdl« ^rgaans zo gaarne gezocht. " Men zict> dat dus ;* der daad alle Godsdienst een middelyk of onmiddelyk gevolg 'is der reden, het zy meer verlicht, of met donkerheden omtogen , een rechtengang houdende, of op verfchillende zyvvegen afdwaa* lende. Dan by uitnecmendheid wordt daar Hechts de naam van den Godsdienst der reden toegepast, waar de cr:.entems der waarheid omtrent God en zyn dienst zich met vestigt op eenig bloot tusfehenkomend gezag in welke de gemeene traagheid tot denken zo graa* lerust maar op den grond van een regtftreeks uit derzelver eigen f1 £n :erband afSdeid ^toog. Zy laat zich door «L muwe bepaaling van gevoelens dus afperken; wantin dit betoog kan gefeild worden; verfchillende gevolgtrekkingen en onderfcheidene begrippen kunnen er dus uit oM an, daar de volmaakte eenftemmigheid des oordeels onder de menfehen, met het zwakke en eng bepaalde hunner veriiandsvermogens, nimmer te vereffenen is maar de dwarlingen zullen echter over 't algemeen minöer en mmder ongcymd zyn , men tsd den ^ en «men weg ter uitbreiding en verbetering onzer waar- heid-  C 231 ) heidkcfiïhs betreeden , en elk dus zyn eigen vermogens, naar derzelver natuurlyke bcftemming, overeenkomftig zyne omftandigheden en hulpmiddelen aanwendende , en naar zyn bekomen licht en geweeten hande'ende, zal , welke ook de ongelyke uitflag zyner poogingen moge zyn.^zich van geen plichtsvergryp te befchuidigcn hebben." ,, En hierin is juist de hoosere voortrerTelykheid der Evangelileer , myns oordeels , gelegen, dat zy deezen Godsdienst der reden , fchoon naar geheng der toenmaalige vatbaarheid , en dus in een naar den aart en omftandighaden van tyd en plaats gefchikte voordragt, op het zuiverde daatdelt en aanpryst. Het zyn alleen die voor allen allergewigtigde en be'angrykfte leerdukken, wier zo wel eenvoudige en duidelyke als verhevene waarheid, het minst aan gefchil onderworpen , en door genoegzaam alle menfehen , by eenige oprecht en redelyk aangewende overweeging , voor zeker erkend , en met mindere of meerdere opgeklaardheid ingezien kan worden, welke in Jezus onderwys worden bepaald. Hy dek ons God alleen zodaanig voor, als gefchikt is, om ons de hoogde liefde, eerbied, dankbaarheid en vertrouwen in te boezemen. Uit het in den Almagtigen erkende grondbeginfel eener ahvvze en onbeperkte liefde leidt hy onze bcftemming af, om hier als broederen eikanderen te beminnen , en dus fielt hy dc weezcnlykc beoefening van den Godsdienst, of van onzen aan Gods kenbaaren wil waarlyk beandwoordenden plicht, in geen ofterhande of tempelplechtigheden , maar in de bevordering des welzyns, of der ftandhoudende genoegens cn volmaaktheden, van ons en onze naasten, zo als wy in alle onze betrekkingen , als mensch en als biuger, derzelver zedeiyke regels, door de natuur, en door de daaraan ondergefchikte maaifchappelyke inrichtingen, zien a.mgewec?en; en dus in de verbetering tevens van alle onze afwykinP 4 gen  C G32 ) gen hieromtrent; terwyl hy, door eene, op dit zelve gronrl- beginfel (leunende erkentenis van Gods volmaakt gunstryke Albefchikking, en van onze verordening voor een eeuwig , na de ontbinding deezes aardfchen lighaams, voortduurend beftaan , ons den edelften en krachtigften troost, onder alle de wederwaardigheden deezes leevens, opgeeft." ,, Verder bepaalt zyne lejir niets van al die brein verwarrende fpitsvondigheden , en verboden laatende , of niets verftaanbaars openbaarende openbaaringen, waarmee de verfchillende kraamen der kerkrechtzinnigheden , of der laatere Schoolgodgeleerdheid ,door gebrek van een behoorlyk onderfcheidend oordeel, door de onnatuurlykfte eigendunkelykq draaigeevingen cn de vreemdfte gevolgtrekkingen , ten aanzien der aangenomene Bybelfchriften, ea door inmenging der droomen van zo veel oudere en laatere dwepers en wysgeeren, zo tot overlaadens opgepronkt is, en die genoeg zouden zyn, zo zy de waare en zo verre hierboven verhevene leer van Jejus Evangeli waren, om dit met recht beneden den Coran zelfs, van Maltamei te doen plaatfen; maar hetzelve laat al het verdere aan elks eigen vry en onpartydigonderzoek, waarop het aandringt, over: vooronderftellende dat het menschdom altyd voor een nog verdere volmaaking van licht en doorzigt vatbaar is; het waarfchuwt tegen de aanmaatigingen dier fchriftgcleerden , die door hunne beflisfingen op te dringen , de eigenaardige fleuteis der kennisfe wegnamen , en het wil, dat elk zyn eigen licht cn geweeten met onbefchroomde plichtliefde en nedrige zachtmoedigheid volge , zonder dat d« eene verfchiliend, denkende den anderen, door heerschzuchtigen of dweependen yver, in zyne gelyke vryhqid beiemmere ; veelmin zyn geweeten aan de boeien van vei bindende geloofsvoorfchriften kluistere, of hem, om zyne begrippen, verdoeme of vervolge." Tot du'S verre dc begrippeo van deezen Wysgeer;  C 233 ) en fchoon zy ongetwyffeld in allen deele geenszins die van de meeste myner leezercn zyn zullen , welke billyk hierin, elk naar zyn eigen licht, ook zullen oor» deelen , zo zal men echter 'ergenoeg uitzien, dat ieder, die als Cloots , het zy met of zonder grond , ongerymdheden tegen den Godsdienst inwerpt, eigenlyk alleen de denkbeelden van hen berhydt, die dce/.e vasthouden, en dus de aangenomene Godsdienftige gevoelens van deeze of geene byzondere perfoonen, of Gezindheden aanvalt, maar niet den Godsdienst in het algemeen ; dewyl , indien zyn oordeel gegrond is, alsdan ook het bedreden wanbegrip , juist daarom , om dat het ongerymd en valsch is, tot den echten Godsdienst geenszins behoort , en 'er Hechts door dwaaling toe gebragt wordt; (*) vooronderfteld, dat met recht, gelyk ik beweezen heb , een God erkend werde , en dus alle Godsdienst , of redelyke invloed deezer erkentenis op ons hart en onze daaden , niet van allen grond ontbloot zy. Het (* ~) Dus fchreef een myner kundige vrienden, in zyne jeitg&% een Befchouwing der beste wereld, zo ik meen ( want de Nederlandfche Staatsvervolging heeft my van myne meeste boeken leroofd) onder den naam van Aletophiius Pfoileufebius , waarin hy het gevoelen van de Gode waardig/Ie of hoogst mogelyke volmaaktheid van 't Heel-al, in 't verband van deszelfs geheele uitgebreidheid en geduurzaamhe'ul befchottwd, daarom verwierp, dewyl in zulk een Heel-al de affehuwelykjle en met Gods wyze en Teehtyaardige goedheid nimmer te vereffene opofferingen van het mindere welzyn des eenen aan de hoogere maate van hetzelve by den anderen zouden plaats hebben. Behalven het ongegronde zelfs der ftelling, dat het honger geluk des eenen ten koste van des anderens f.nart en onheil zou moeten yerkrecgen worden, bedacht hy toen niet, dat al wat in het Heel-al affchuwelyk, onrechtvaardig en Gode onwaardig zou zyn, juist daardoor oei tegen deszelfs volmaaktheid zou aanloopen, en dus in de beste 'i/Sfcld onmogelyk zou kunnen plaats hebben; dewyl dezelve , zonP 5 *>  C 434 ) Het is 'er dus verre van daan, dat ik ,ter verdeedi'ging van het redenmaatige en heilzaame van den Godsdienst in het gemeen, ja van deszelfs echte Christelyke voorftelling in het byzonder, het pleit zou behoeven op te vatten , of het harnasch aan te trekken , voor het geeft de Heer Cloots het divaaze Roomsch Catholikc geloof noemt, of voor de zotte treurige leerredenen, die vrees wegens hel en vaagevuur aanjaagen, voor de befpottelyke en naargeestige kwakzalvery van onnozele halzen, of bedriegers, dc meel aanbiddende priesters, yooïeea Christen apcnfpel, bicgt en misfe , voor een ver acht elykcn en verachten Godsdienst, en met welke onbefcheidene fmaad- en fcheldwoorden meer hy de onderfcheidene leerftukken en kerkzeden van den Roomfchen Eerdienst beftempelt. Ik laat de verdeediging hiervan gaarne over aan hen, die 'er beter van overtuigd zyn, dan ik; daar het my zeer duidelyk fchynt, dat, indien zelfs , de verfchillende hoofdgezindheden der hervorming no<* van verfcheidene ongerymdheden geheel niet zuiver zyn te achten, deeze nog.veel menigvuldiger en grover jn de Kerk van Romen moeten te vinden zyn. Zy moe-ten dan ook, waar deeze de overhand heeft, 'er de aanleiding tot een veel ilerker bygeioof, by de flaaffche onweetendheid, of tot een veel ligter verwerpen van allen Godsdienst, by vryer nadenkende, doch niet behoorlyk doordenkende weezens, geeven. Men vergelyke Madrid en Lisfabon met Parys, om dit bewaarheid te zien. Doch een reiner en helderer licht hieromtrent breidt, met de juistere denkbeelden van 's menfehen vryheid en rechten , zich tevens in Duitschland en Engeland, van daar in Nederland en Frankryk uit, en zal vast rog meer in volmaaktheid roeneemen , ja wilt vroeger of laater ook zelfs Spanje , Portugal enz. eens beftraalen. d e der dit, dan veel beter, en by gevolg, dit bevattende, geenszins de beste zou veezen, maar hierdoor tetjlond op zou fwu-'sH zulks te zyn.  ( 235 ) »E BESCHULDIGING VAN CLOOTS , FN DAARBY1 vooral die van ROUSSEAU, als streed de beoeffening van HET christendom tegen HET welzyn van den burgerstaat, wederlegd; en mndelyk, in HET BESTAAN van god , DE eenige GROND ONZER VERWACHTING OP een TOEKOMEND ls.even AANGïTOOND. Men heeft meermaalen den Christelyken Godsdienst ten laste gelegd, hetgeen niet, dan op een verkeerd begrip en dweepcnde voorftelling van de daarin aangcprecfcene, plichten, kan worden toegepast, .naamenlyk, dat dezelve met de maatfchappelyke belangen van den burgerftaat niet te vereffenen zy. Ik weet, dat de zo wreed en bloeddorftig onder de Christenen dikwerf gewoed hebbende geloofsvervolgingen, en de onrechtvaardigheden hunner kruisvaarten tegen ketteren en Mahomedaanen, tegen alle menfchelyke en maatfchaplyke rechten inliepen ; doch dat zy aan de Evangelileer geen vlek kunnen aanwryven, loopt terftond niet minder in 't oog, dewyl niets lynrechter tegen den geest en de \ oorfchriften derzei* veis aangekant. De plechtigheden van den Eerdienst behooren ook niet tot het weezen der Godsdienstoefening, die in eene, zedelyke, door de erkentenis van Gods welbehagen , gefterkte deugd- of plichtbetrachting beftaat, waartoe niets, dat van eene niet natuurlyke maar Heilige of willekeurige inlichting is, als een weczenlyk vereisch gebragt kan worden. Zy kunnen echter als hiertoe aanfpoorende jinnelyke hulpmiddelen, wanneer zy wel ingericht zyn, billyk en met vrucht 'er by worden gebruikt; derzelver waarneeming is toch, als een vrye kanteling, en hierin van liet oordeel over waarheid of on¬ waar-  waarheid zeer onderfcheiden zynde , van keuze, verdrag en' wilsbepaaling alszins afhanglyk. Maar de buitenfpoorige overtolligheid, bezwaarlykheid, beuzelachtigheid, bygeIoovigheid , of plichtftrydige zedeloosheid , die 'er door rnisverftand in plaats kunnen hebben, hoe billyk te verwerpen , kunnen alleen aan de byzondere verkeerde begrippen of oogmerken, die dezelve hebben doen ontflaan , en verder voort doen duuren , maar geenszins aan den waaren Godsdienst zelve , worden toegefchreeven. Doch 'er is een verkeerd begreepene en dweepende Godvrucht , welke, door misvatting en ten onrechte, maar al te gewoonlyk als een eisch van den Godsdienst, en byzonder van het Christendom , wordt aangezien. Volgens dezelve moet een recht Godsdienftige zich van de Aarde cn al het aardfche los maaken, en alleen in geestelyke befpiegelingen, omtrent het hemelfche , zich verlustigen en bezig houden; waarby gewis het maat- fchappelyke nut, en de voornaamfle plichten van onzen tegenwoordigen ftaat, voor welken wy hier door God Verordend, en in welken wy door hem gefteld zyn, niet weinig verloren zouden gaan. In mets minder ondertusfchen beftaat de waare alszins redelyke Godsdienftigheid van 't echte Christendom. Op deezen grond berust echter het geroep van Cloots : Wy bchoorcn tot de Aarde en niet tot den Hemel. Een vrootne drocnier is een flecht burger. Hoe meer wy aan de Aarde gehecht zyn, hoe meer wy ons Vaderland zullen bcminnen. Op het fpoor van Baile en anderen wordt dit ook door Rouifeau {*) bevestigd. ,,De Godsdienst van den mensch, (zegt hy) of het Christendom, niet dat van den tegenwoordigen tyd, maar dat van het Evangcli, ,, 't welk {•) Du centrat faciel. I. 4. ch. 8.  ( 237 ) »»'t welk 'er geheel van onderfcheiden is, blyft nn nog f9 ter befchouwing over. Door deezen heiligen, verhevenea 95 cn waaren Godsdienst erkennen de menfehen , als kin9» deren van denzelven God, zich alle voor broeders, 9) en de maatfehappy , die hen vereent, wordt zelfs niet „door den dood ontbonden. Maar deeze Godsdienst, geen byzondere betrekking tot het ïlaatkundig lighaam. hebbende, laat aan de wetten die kracht alleen, die ,,zy van zich zelf ontkenen , zonder 'er 'eenige andere 9, by te voegen; en hierdoor blyft een der grootfte banden van dc maatfehappy zender uitwerking." Het is zo, het echte Christendom kent geene aanmaatiging van eenig dwangrecht of hoegenaamde uitwendige heerfchappy; zy laat dit geheel aan de Burgerwetter» over, en dit bewyst deszelfs voortreffelykheid cn natuurlyke gefchiktheid voor alle menfehen , in alle Haaien , betrekkingen en maatfehappyen. In deezen zin zeide ook deszelfs vkkkcloozc Lecraar, dat zyn Ryk, de zedelyke heerfchappy van waarheid en deugd ,. tot. welker. heilzaame uitbreiding hy zo veel yvers aanwende , geenszins van deeze wereldwas. Ook blykt hieruit, hoe weinig de heersclizuchtige geest, die op verfchilknde wyze by het hedendaagfehe Christendom zo gemcert is , en alom een zo ongelukkig zamenmer.gfel van priesterlyke en burgerlyke ftaatsrnagt in de maatfehappyen voortbrengt, met de leer van het Evangeli overeenftemt. Maar onderfteunt dieswegens het Christendom de zedelyke kracht der heilzaame burgerlyke wet en orden niet ? Voorzeker, zo verre het ten krachtigften , en.uit aanmerking van de goddelyke beooging , op de plichten van rechtvaardigheid, maatigheid , arbeidzaamheid , verdraagzaamheid, vredelievendheid, geregelde vryheidmin cn onderlinge jiutbevordering, en op al wat betaamelyk, met de goede orden inflemmende, en voor elk hier waarlyk heilzaam is, aandringt, en deeze vooifchriften op het op» reek-  C 238 ) reehtfte, naar de onderfcheidene betrekkingen van onzen menfeheiyken, burgeriyken en huisfelyken ftand.beftendig wil onderhouden hebben, zo verre fterkt het ook wel degelyk de kracht en zegenryke bedoeling der maatfchappelyke wetten, en inrichtingen. Behoort ook de burger des hemels, of van het zedelyke Godsryk, hier tot deeze Aarde niet ? Elk die de plichten, aan allerlei rangen van menfehen in het Evangeli voorgefchreeven, onzydig opmerkt, zal duidelyk zien , dat, welke verhevener gronden, welke zalige, buiten de grenzen van dit leeven zich uitbreidende , verwachtingen eene nieuwe bykomende fterkte aan de verdere drangredenen voor alle plichtbetrachting geeven, derzelver daadelyke en liefdevolle beoefening en naaste einden echter wel vast tot onzen ftaat hier op aarde zich bepaalen. Nooit zal deeze welbegreepene en oprecht beoeffende Godsdienst ons dus tor flechtc, maar tot de beste en edelfte burgers maaken , en ons leeren, dat wy wel zeker tot deeze aarde thans behoorende, ons op dezelve ook, overeenkom, ftig deeze onze natuurlyke beftemming, te gedraagen heh-' ben; en dat, welken heerlykeren ftaat wy ook na'dit leeven verwachten mogen, diens byzondere en hier ons nog onbekende plichten eerst dan , wanneer dezelve, plaats heeft, te betrachten zyn , terwyl nu alleen de algemeene en die geene, die in onzen tcgenwoordigen ftaat byzonderlyk gegrond zyn , en daaruit voortvloeien, ons ten regel van onze beyvering, in doen en laaten, gegeeven zyn. Hoe ongegrond zyn dan ook de verdere woorden van Rousfeau , als hy zegt: Verre van de harten der burgers aan den flaat te verbinden , maakt het (Christendom) dezelve 'er van los, gelyk van alle aardfche zaaj, ken : ik ken niets, dat meer ftrydig is tegen den geest ,,dcr maatfehappy." De Chiistelyke Godsdienst, ons den weg des waaren geluks aanwyzende, miskent de voor»  C 239 ) voordeden der zinnelyke aardfche goederen niet, hetgeen eene ondankbaarheid omtrent Gods weldaadigc fehikking zou zyn , tegen ons natuurlyk gevoel zou ftryden, en het nut van derzelver wel aangewend gebruik zou wegneemen; maar dezelve waarfchuwt ons, om 'er ons hart niet te onmaatig aan te verkleeven, onze genoegens 'er niet al te afhanglyk van te doen weezen, dewyl dezelve zo onzeker en onbeftendig zyn , en de al te driftige najaaging derzelve, een bron van geftadige kommer en onrust is, en tot zeer veel kwaads en onheils leidt; terwyl wy 'er ook te zeer door afgetrokken worden van de hoogere en meer waardige zedelyke en verftandelyke genoegens van deugd.en kennis, die ons weezenlyker volmaaken, beftendiger byblyven, en voor eikanderen het meest nuttig doen weezen. Een tot alles vervoerende drift naar geld, ftaat, magt, weelde, wellust , pracht en overdaad tegen te gaan, is de waare belangen der maatfehappy daadelyk te bevorderen. Het Christendom (dus gaat hy voort) is een geheel „geestelyke Godsdienst, alleen met hcmelfche dingen bezig : des Christens Vaderland is niet van deeze wcj>reld. Hy doet, 't is waar, zyn plicht, maar hy hertracht dien, met een diepe onverfchilligheid omtrent „den goeden of kwaaden unilag zyner beyveringen; „ mids hy zich maar niets te wyten hebbe, is 'er hem ,, weinig aan gelegen , of alles hier wel of kwalyk gaa. I Welk eene vervalfchende en armhartige fpeeling met eenige leenfpreukige uitdrukkingen! Hoe ongerymd is het hierop te beweeren , dat het Christendom eene zorgvuldige in acht neeming der middelen, zonder eenige zucht of beooging omtrent het einde, hetgeen alleen van de volflagene dwaasheid te wachten is, zoude aanbeveelen ! By alle uitkomst echter, in de algemeene erkentenis van die altyd wyze en vaderJyke verordening, • waardtpr alles aan da beste einden dienstbaar wordt, een.  C 240 ) een opbeurenden troostgrond te vinden , is gewis wel een gewigtig voordeel van den Godsdienst, maar verre van der maatfehappy tot nadeel te zyn, worden'er veeleer de verbyftermgen der wanhoop, in den tegenfpoed, door voorgekomen, en de moed gelukkig opgewakkerd gehouden. Het is in geenen opzigte dus ook gegrond, „ dat een maatfehappy van vvaare Christenen geen „maatfehappy van menfehen meer zou zyn; . dat zy door het overgroote haarer volmaaktheid geen ver„band zou hebben, en het verwoestend gebrek in haare volkomenheid zelve weezen zou; dat, by het ,, zeggen van een Christen Gemeenebest, eik deezer woorden het andere uitfluit;" en wat diergelyke met zekeren ydelen fchyn van loftuitingen verniste betichtingen meer z/n. Het zyn geen andere dan menfehelyke plichten, de plichten aan onzen ftaat en betrekkingen hier op aarde beandvvoordende, die het Christendom waarlyk van ons vordert, en deeze vordert het alle, zonder uitfluiting. Al wat geen fchyndeugd, wat waare grootheid is, kan dan" ook nimmer met hetzelve onbeftaanbaar zyn ; wat bovenmenfchelyk , boven onzen kring, en tegen het waare maatfehappelyke welzyn ftrydig, zou weezen, zou ook daardoor ophouden , een plicht voor ons te kunnen zyn,- en met recht geëischt te kunnen worden. Deed het Evangeli zulks, men zou ten deezen opzigte 'er eene ongcrymdheid en dwaaiing in erkennen, en dezelve verwerpen moeten, zonder dat dit dan nog, tegen de eisfehen van eenen meer redelyken Godsdienst, iets bewyzen zou; maar ook tegen hetzelve is deeze befchuldiging alleen op misverftand, en de verkeerde opgave van eenige dweepers en geestdryvers , gegrond. Even valsch is het, „dat het Christendom (dat waa,,re Christendom des Evangeli's, waarvan hy fpreekt, „ die Godsdienst van den mensch) niets da» flaaverny „e»  04- ) en afhanglykheid predikt, en deszelfs geest de dwingland/ „begunftigt." Uit het zo even aangemerkte is genoegzaam af te leiden, dat al, wat volgens de natuurlyke zedewet in deezen goed en plichtmaatig is, ook door het op al wat betaamelyk is aandringend Christendom ons wordt voorgefchreven. Ook kan dc voorgaworpene betkhlSng tegen deezen Godsdienst in het algemeen, 'er niet door gewettigd worden, dat eenige van deszelfs byzondere leden, niet flechts alle onrecht en aanvallend geweld , dewelke zeker ongeoorloofd zyn., afkeuren, maar ook alle, tegen zulk een beleedigenden aanval, zich des noods met genoegzaam geweld verzettende , en in der daad tot onze plichten meê behoorende, zelfsverdeediging. Waar wy anders aan plichtkrenking, omtrent ons zeiven of de aangevallene onfchuld, ons zouden fchuldig maaken,zyn wy gerechtigd,ons tegen eenen dwingeland , of een vyandelyken aanvaller, (en geen zachter middel mogelyk zynde, door kracht van wapenen,) zo wy kunnen, te verzetten , en dus, ook op deeze wyze, te betoonen , dat wy Gode, dat is het voorfchrift zyner zedelyke wet, met een kloekmoedig hart, boven alles gchoorzaamen. Het gezegde zal genoeg zyn , om het nietige cn valfchc van de tegengeworpene fchadelykhcid van den Godsdienst en het Chrisrendom te doen zien. Ik voeg 'er nog alleenlyk by, dat meesttyds, ten aanzien dier rampen en boosheden zelf, die, fchoon niet in den Godsdienst gegrond, maar in dc misbruiken en afwykingen van denzelven , echter , wegens het daarvan ontleende voorwendfel, 'er gewoonlyk aan worden toegefchreven, het minder een uit misvatting voortfpruitenden yvcr, daa wel een van dit bedriegelyk en verfchoonend masket' zich huichelachtig bedienende ongodsdienfligheid is, die dezelve voortbrengt. En wat al wanorders, gruwelen en onrechtvaardigheden, betreurt men niet op deeze?  C 242 ) wereld, by welke gewis nimmer eenige Godsdienst zelfs m de mmfte voorgewende aanmerking koomt, daar niemand derzelver ftrydigheid met diens eisfchen niet erkent cn inzretl Hoe veelen derhalven, die 'er nu nog, door godsd.enftige, fchoon ook zeer gebrekkige ja met bygeloof vermengde, dwangredenen, van weerhouden worden, -onden 'er zich teugelloos aan overgeeven , wanneer zy, van de ftelling eenes Cloots zich volkomen overreed houdende , waarlyk dachtten, dat 'er geen God was , by .evolg ook geen grond voor een volgend leeven, en dus geen verband van her tegenwoordige met hetzelve! Hoe veele Deugdenvrienden zouden dus ook een der niet germgffe hunner aanfpooringen , en de meest Herkende vertroosting onder alle wederwaardigheden verhezen' Ik weet wel, dat de Heer Cloots zegt, dat wy niet moeten klaagt* over V gemis der voorgewende vertroostingen. Hy heeft naamenlyk een hulpmiddel. Daar andere Godloochenaars meer oprecht erkennen , dat met het beftaan van God alle grond van hoop voor een toekomend Jeeven wegvalt, daar hunne verbeelding hen dus to/het akelige lot eener eeuwige vernietiging op het ontroof everwyst, zo neemt ^ > om deeze verfchrikkelykheid te ontduiken, het tegengeftelde, uit den Godsdienst, uien hy als zo akelig en wantroostig afIcherst, in zyn Godlochcnend leerftelfel over Na het gezegde van den ftervenden Mirabeau : finapen, op de h he,d van het meest gewoonlyke fterven te hebben toegepast, waarby zegt hy, de Natuur toegeévender en vooreer ls dün Wy ^ ^ ^ _ Itehe leerredenen, en zedekunjtige ieenfoeuke» over hel v™Sev"Ur; zo nee™ hy, om door alle vrolvke en -.lokkende fchoon ,os opgelegde en vreemde kleuren het mnerlyk zwarte van zyn ftelfel te bedekken , de leer der onfterflykheid aan; en na zyn vonms ter verniet" „■na, met Hechts tegen alle, door onderling ftaatsver- drag.  ( *43 > |rag, aangeftelde Hoofden onzer menfehelyke maatfehappyen, maar zelfs tegen den natuurlyken enallervolmaakften Opperheer van 't Heel-al, onzinnig te hebben uitgebragt , weigert zyne winderige loosheid echter, om het tegen ons toekomend leevensbeftaan ook uit te fpreeken , ten zy hy , naar zyne willekeurige vastftelling, door de onfterflykheid, niet zo zeereen beftaan van aanhoudende zelfbewustheid, waar het eigenlyk ter troost op aan koomt, als alleenlyk een foort van Pythagorifche zielverhuizing bedoele, gelyk wel het naaste fchynt, doch waaromtrent hy niet volkomen duidelyk genoeg is, dan dat ik in de Heilige aantyging niet zou vreezen mis te kunnen tasten. Wy zullen nooit fteryen ," zegt hy , wy zullen eeuwig verhuizen, in de oneindige hervoortbrenging van alle de weezens , die weder in den fcheot der natuur e gekoesterd en gevoed worden met de melk haarer ontelbaars borsten. Deeze leer is veel vrolyker dan die van den Vader van Satan. De vrouwen zullen 'er zich even goed naar fchikken , als wy. Een beroemde vrouw —■ had eenige moeite om zich van eene akelige hersfenfehim te ontflaan zy verbeelde zich in het eerst, dat ik haare onfterflykheid niet genoeg tegen de vernietiging verzekerde , en dat de wereld zonder God een wees zyn zou. Maar ik bewees haar, dal onder eenen God de natuur flaaf is ; en myne zending ftrekt zich uit tot de verlosftng van alle de onderdrukte Souvereinen. Indien , by zulk eene dolzwetfende wartaal, ter vertekering haarer onfterflykheid tegen de vernietiging , in het ftelfel der Godlochening, deeze vrouw waarlyk het haar toegefchreeven verftand bezit, dan kan de ingebeelde zegepraal van Cloots ongetwyffeld alleen daar in hebben beftaan , dat haare hooffche befcheidenheid, een uit verachting of medelyden voortkomen ftilzwygen , met geen aigtbaar optrekken van den fchouder, toekeering van den Q 2 rug,  c 244 y rag, of eenig ander «iteriyk teeken van verfmaadmgj gepaard heefr. De overgang der ziel tot eanig ander geboren wordende mensch of dier, zonder behoud vart eenige voorige bewustheid, is voor ons hetzelfde, alsof wy ten aanzien van onze zelfbewuste natuur vernietigd en tot den ftaat van een eeuwigen ftaap of gevoelloosheid verweezen wierden ; behalven dat die verhuizing , indien Cloots dezelve bedoelt, nog door geen de minfte reden, in zyne ftelling, onderfteund kan worden. Maar indien hy door deeze verhuizing flechts de natuurlyk zich ontwikkelenden overgang tot een anderen ftaat, met bybehouding der verkregene bewustheden , en dus eene waare onfteiflykheid, verftaar, dan kan hy nog minder eenige hoegenaamde gronden, in zyn ftelfel, 'er voor bybiengen, gelyk hy ook geenen, dan het gezag zyner naar welgevallen gemaakte onderftelling, 'er voor aanvoert. Ik weet niet, of de zich noemende Afgezant Vn woordvoerder des mensehdoms, aan de onftoffelykheid der ziel gelooft, dan of hy, met onze hedendaagfche en oudere ftofgezinden, de afkeuring van een welvloeiend doch verftandeloos dichtftuk , uit de lighaamlyke beweegingen werktuiglyk wil afleiden , en ze in dezelve doen beftaan ; en dus ook , met dit ftelfel, onze eenzelvige onverdeelde zelfbewustheid in denken, en in 't onderfcheidend gevoelen van elke aandoening des lighaams, ondanks de verfchillendheid der'op zich zelf beftaan de deelen , wier zamenverbinding flechts een betrekking is, en ondanks hunne geftadige vloeijing en afwisfeling , genoegzaam vereffenbaar zal achten; maar hoe zeer hy ook de onftcffelykheid der ziel omhelzen , ja uit den aart van een denkend weezen dezelve afleiden , en dus, uit dc onmogelykheid haarer ontbinding, de voortgaande geduurzaamheid van haar aanweezen, na de flooping des xintügclj ken lighaams, betuogen mogt, zo zou hy nog zee«  C «45 ) teer weinig gevorderd 7.yn , om de aanhoudendheid van" baare redelyke en zelfbewuste werking te bewyzen; die met, haar beftaan op zich zelf niet onaffcheidelyk verbonden , en alleen een trap van volmaaktheid in het zelve is; waarvan de flaap, een diepe flauwte, zwaare beroerte, en de gevoellooze ftaat van een zich pas vormende vrucht, in het moederlyke lighaam , ten getuige zyn. Ditton heeft, fchoon een wiskundige, over de onftoffelykheid der ziel een niets minder dan met wiskundige nauwkeurigheid dit ftuk betoogende verhandeling gefchreeven; (*) maar al had hy zyne ftelling op een r(*) Ditton pelt, sonder eenige uitzondering te maaken, dat elk , die de ón/lofelykheid der ziel ontkent, door beginfelen van zedeloosheid hiertoe gedreven wordt, als alleen lochenende, „ dat de ,, ziel afzonderlyk ven liet lighaam kan iejlaan, am, met een lee,, ven na dit leeven , tevens zich van de verfchrikkende vrees voor „ de eeuwige ftrajfen te ontlasten." Doch uit de erkende onftoffelykheid der ziel alleen vloeit op zich zelf nog haare onfterflykheid niet voort. Men kan ook, mei een Priestlei, de ziel niet onflvdelyk fielten,-en echter^ uit zedelyke gronden, aan een toekomend leeven gclooven ; want al wat ftojfelyk is, is ontbindbaar, maar daaruit volgt nog de daadelyke ontbinding niet, zo min als de onmogelykheidfener wederzamenflelling. Voorts kan men ook, hy een hieromtrent meer verlic'ite wysbegeerte, beide de onftojfelykheid en de onfterfelykheid der ziel vasthouden, cn echter, met een Rumet ,• Eberliard, ZoIIikofer, Chaunci, door den Heer van Hemert, en den Sehryver der vrymoedige bedenkingen over liet Christenduin, door den Heer Goede vertaald-, benevens een menigte andere niet flechts geleerde, maar vooral verftandige Christenen, dc vol ft rekte eeuwigheid der flreffen ontkennen; niet uk zedeloosheidmaar uil eerbiediging der duidclyher ir.gcziene zedelyke volmaaktheid van God, en-der hem waardige bedoeling ■en aart zyner ftrajfen. - i Daarenboven kun men verre zy-n van de ftofelyklteid der ziel» Q Z 4V>.  C -*4* ) een genoegzaam afdoende wyze bewezen, gelyk myn* oordeels, althans voor hen, die voor de Bevatting van zo- géloóven', of haar afzondertyk befiaan yan ha lighaam te ontti*m, en eekter yan oordeel weezen, dat zy, als een daadelyk denkende of redelyk werkzaame ziel. ter bepaaling haarer eindige kracht yan voorflelling, de vereeniging met een bezintuigd Jlofelyk weezen altyd noodig hebbe. Dit gelooyen alle de aanhangers van LéibÖiïZ en Wofff- en dit gevoelen wordt ook, en met nog üerker aandrang zelfs , by yeclcn beweerd, die de daadelyke wer. ■ '■ "g yan ziel en lighaam op clkundêr, met een Engelhard, vasthouden. Myn, oordeels had Wolff ten onrechte deeze ontkenning eener end, linge werking hier van;Leibnitz overgenomen, en even ten on. reent e het algemeene eener ongelyk bepaalde yoorflcllcnskracht,hoe duister en bezejfeloosook, in de eenvoudige zelff/audigheden, tegen hem verworpen. Beiden berusten op dienzelyeu grond, dat alle niet flechts betrekkelyke volmaaktheid, alle volftrekte weczenlykheid, in de fehepfelen, gelyhfoortig, en alleen, door de onderfcheidene trappen van bcpaaling, verfchillende is met die van het godde/ykeweezen, 't welk alle yolflrekje volmaaktheid, wier onderlinge;zamenbeftaanbaarheid alleen uit de verjchillende bepaalingen kan voortfpruiten, oneindig in zich bevat. Be/laat nu deeze Goddelyke kracht niet alleen innerlyk in de volmaaktfte voorflelling, maar is zy ook uitweuding werkzaam, als de oorzaak van het beftaan aller dingen , hoe zeer ons zwak verftand de wyze deezer uitwendige werking niet begrypen kan , en 'er vast niets van God uit, en in de fehepfelen overgaa, dan moet alt e gelykfoortige doch eindige kracht, ook in een ongelyk beperkte voorflelling, en in een bepaalde werking naar buiten, als de on. dergefchikte oorzaak Ier wyziging yan hel beftaan der dingen, gelegen zyn; waar uit dan ook dc eenvoudigheid van alle waare zelfftandigheden, zo van onze ziel, als van de eerfte beginfelen «lier zamengeftclde weezens, zal voortvloeien. Door de vereeniging met een zamenftel yan die ordening, welkt  ( =47 ) lodaanige bovennatuurkundige begrippen zich eenige gefchiktheid hebben eigen gemaakt, op meer dan eene wy- Ke een zinluigélyk geyotmi lighaam maakt, wordt de voor ftelling der ziel, met ietrekking tot het omringende, geregeld, en tot mindere of meerdere klaarheid en duidelykheid der gewaarwording, den grond der verdere redensontzwachteling, gel/ragt. Doch men denke hier niet flechts aan hit grovere lighaam deezes leevcns , dat in' het graf ontbonden wordt. De gemelde Wysgeeren vooronderfl'ellen, dat 'er een veel fynere, voor ons gezigt en gevoel onmcrkhaare, zintuigelyke kern is, die nooit onthouden wordt, niet welke de ziel, op een nadere en nimmer verbroken wordende wyze, yercenigd is, en waaraan het grovere lighaem hier maar tot een tweede of buitenfle omkleeding- en tusfchenkometid hulpmiddel dient; ja waarin Bonnet de kiem van een toekomend heerlyker lighaam befchouwt, en deeze wysgeerige onderflelling, door de leer van Paulu» , reeds aangeduid en bevestigd acht te zyn, naamenlyk i Cor. 15: 35, enz. Wat van dit 'laatjle ook zy, men zal vast de onfloffclykhcid der ziel entegenzeggelyk betoogd hebben, wanneer men beweezen heeft, dat elke enkele of waare zelfflandigheid, onfloffelyk is; dat een lighaam eigeulyk geen enkele zelfflandigheid maar een zamengejlelde menigte is van zelfjlandigheden, welk zamenftelfel wel in kleinere zamengeflelde deelen, die dus weer verder deelbaar zyn, gefcheiden kan worden, maar eindelyk uit eerst zamenflellendc eenvoudige zelfjlandigheden befiaan moet ; en dat elk van al de deelen, waarin zulk een menigte, of bepaald lighaam deelbaar is, voiftrekt niet verder zamengefleld of floffclyk et; deelbaar weezen kan. Zo ,by voorb eld,alde deelen, waar in zekere flofklomp deelbaar was, en wier menigte in de nutuur niet onbepaald, dus en zo, kan zyn , juist duizend vtaren, dan /preekt het, uit de yooronderflclling, yan zelf, dat zulk een duizendjlc gedeelte niet verder deelbaar zoude zyn; maar hoe groot, of van ho tyecl millioenAi de menigte deezer deelen ook zouden mogen vrezen, is het gevolg altyd hetzelfde, cn elk zal zyn afzonde 1 ,jk beftaan Q 4 »t  C 243 ) tvyze gefdiieden kan, zo velgt hieruit alleen nog geeais. zins het voiftrekt zekere der onfterflykheid, gelyk hy ieive erkent. Daar- 9p zich zelf in het zamenflelfel reeds voor de verdeelhtg hebben, dewyl de verdeeling de zeljflandighcden niet maakt ma#r Vindt. 't Is Vf«ar, dal onie daadelyke in V werk gefielde verdceling -, ■■>ft -verder dan 'van het meerder tot het minder zamengcflelde ■ VK kan. er dus in het poffclyke ophoudt; dal ook onze zinne' ' gewaarwording niets verder dan het flofelyke en deelbaare orwerp kan hebben ; en dat dus ook onze hier door beperkte vtr'.'e/ding. zich niets, in haare verdeeling, dan het flofelyke ' Hdt yocrfuilen, dus nooit met dezelve tot het niet meer deelliaare kan doordringen, maar altyd by de befpeurde kleinfle fi'ftd. elen blyft hangen , waaruit eene, zich geen bepaalde menigte voorfl ellende en dus onbepaalde, verdeeling der inbeelding in Ittt oneindige ontflaat, die om builen de verbeelding en op zich zelf mogelyk te zyn, ten minsten eene voiftrekt oneindige menigte van eenvoudige zelfjlandigheden vooronderflellen zou, want het onbepaalde is niet m de zaaken, maar in het gebrekkige of niet uilduidende van ons begrip. De op zo menigerlei wyze ontegcnfpreekclyk betoogbaare verdieHug van de wiskundige lynen, vlakken cn ruimen, in het oneindige fleunt dan ook op deezen grond der verbeelding alleen. Dien heeft hun, die dezelve tegenwierpen, geandwoord, dat de daadelyk beflaanae lighaamen , door hun natuurlyke hoedaanigheden van de meetkundige onderfchciden zynde, de eigenfchappen eler laatfle op de eerfle niet zyn toetepasfen, en hel wederaudwoord ontvangen, dal hier geen andere eigenfehap in aanmerking boomt dan die der uitgebreidheid, welke aan beiden gemeen is. Doch dit laatfle is niet in den zelfden zin waar; en hier ligt dc knoop. De uitgebreidheid der natuur en aie aer wiskunst zyn zeer onderfchciden. De eerfle ontflaat uit zanicnjielliiig , en is van een i« zich zelf voiftrekt bepaalde grootheid, maar die der Wiskunst uil eene ingebeelde vheijwg, en is alleen van eene betrek.-  C 149 ) Daarenboven zyn debehoorlyk ontwikkelde bewyzen, jïoor de onftoffelykheid der ziel, meer voor de kundigheid trekkelyke grootheid. Uit de vloeijisg van een ftip ontflaat de iyn, uit die des lyns het vlak, en uit die des vlaks het ruim «f meetkundig lighaam, zie daar de bepaalingen door Euclides reeds gegeeven , cn met welke alle die zo zekere wiskundige betoogcn,voor de verdeeling in't oneindige aftaan of wegvallen, als die op deeze oitderftelling der verbeelding alleen gegrond zyn , •welke tevens de bron van alle onzamenmeetbaare grootheden is. idaarde natuur, de waarheid zelve, kende nimmer zulk eene vorming der lighaamen, in welker vporwaardelyke yastftelling die betoogen alleen hun bondigheid hebben, 't Is waar, wy kunnen ook de eenheden, deafgetrokkene getallen,in kreuken, en de zameugePelde deelen in kleinere onderdeden ontbinden, maar de eerste zamenftellende, zelfftandige en niet flechts betrekkelyke maar voiftrekt e Eenheden laaten ziek in geen halve en vierde zelfjhiudigheden verdeelen. De natuur kent zo min de in zich onbepaalde menigten els de daaruit ontjluande aooyc of oiioplosjclyke getallen, Ondertusfchen is de yerdeeiing in 'f oneindige ook op de ftoffe toepasrelyk, zo ver wy ons dezelve zinnclyk voorftellcn, en dus de eerfte zamenftellende deelen 'er niet in onderfcheiden, maar tas dezelve als een in één gevloeide grootheid, of als het wiskundig ruim, vertegenwoordigen; doch zedaanig heeft dezelve ook geen daadelyk beftaan: de ft of, en el wat ftofelyk is , zo ver het esaanienlyk het tegenbeeld is van onze verwonende zinuelyke roorftelling, is een bloot verfchynfel, dat dusdaanig buiten onze tcgrippen niet beftaat, maar waarvan het weezenlyke op zich zelf juist zotlaanig is, als aan de volmaakt onderfchcidende kenStis der Godheid beandwoordt, of het tegenbeeld is der befchouwing van het Goddelyk verftand. liet yerfciiill dus van hel voor ons fchynbaare voorkomen niet minder, dan Gids oneindig volmaakte denkbeelden boyen onze gebrekkige zinuelyke voorfleltingen yerhetftit zvn. De gautfche ons voorkomende zinuelyke wereld wordt Q 5 -**  C 250 ) heid der wysgeeren, dan voor de gemeene vatbaarheid gefchikt; hoewel zelfs elk ongeoeffend doch onbevooroordeeld verftand ligt oppervlakkig gevoelen zal , dat vleesch en beenen, vliezen , buizen en vezeldraaden, bloed en lappen, hoe ook zamengefteid, niet d<«iken kunnen,'en dat het denken geheel iets anders is dan alle lighaamelyke beweegingen van dezelve. Doch het zy men de ziel, of ons denkend weezen, ftoffely'k of onftofTelyk achte , of, zyne onkunde ten deezen opzigte belydende, het oordeel hierover opfchorte, wanneer men eenen volmaakt wyzen cn goedertierenen Wereldheer erkent (maar ook in dit geval alleen) zal men de fterklte gronden hebben, om met blydfchap het geloof ècner onfterflykheid te omhelzen. Ik weet, dat veeien, den God, dien zy ten voorwerp onzer hoogfte liefde ons aanpryzen, uit een dweepend misverftand , als een God der verfchrikkingen , een God van ecuwig en op het afgrysfelykst wreekende zogenaamde Gerechtigheid, een God, die zyne verheerly. king ftelt , in een menigte zyner fchepfelen tot onophoudelyke fmartcn te hebben beftemd, ia, een God van de eenzydigfte, op een bloote rtdenlooze, door hen vrymagt geheetene , willekeurigheid zich gronaende vergel- ■ ding, dus byCcd alken,in de befcheuwing onzer begrippen, op die wyze , als dezelve zich aan ons voordoet, gezien. Dan deeze redenkcveling, hoe bonéig en zeker my voorkomende, is gewis flechts voor eenige dit vak der wysgeerte minnende leezers gejehikt, cn al te hoog cn te afgetrokken, om voor de gemeene vatbaarheid van elk genoegzaam verftaenbaar te zyn. Die de onflofelykheid der ziel, op een andere meer algemeen begrypbaare wyze zeer fraai betoogd wil zien, zat dit met genoegen vinden,in ifeVbornaamfte waarheden van den natuurleken Godsdienst, door Rcimanis, in de zesde verhandeling.  (-5 1 ) ding, met de zwartfte en hem onteerendfle verwen op het akeligfte affchetfen; maar deeze is de eerbicdenswaardige vader aller weezens nier, welken ons de Natuur, het eenvoudig gezond veriland , de Godsdienst der reden, of de zuivere Evangelilcer voordellen. Gods deugden zyn flechts door liet bepaalde onzer betrekkelyke voorflelling onderfcheiden, en in der daad een en dezelve opperde volmaaktheid. De eisch zyner rechtvaardigheid kan dus weezenlyk van die zyner' liefde of goedertierenheid niet verfchillen, en de zaligende zegeningen zyner genade zyn tevens de nauwkeurige beandwoordingen aan zyne gerechtigheid. Geen belang, dan dat zyner fchepfelen , kan immer de volzalige Aigenccgzaamheid, by het doen bedaan van deeze wereld , zich voordellen; geen ander doel, dan de meesimogelyke zegeningen op de volmaaktfte wyze uit te breiden, kan der magt eener alwyze goedheid waardig zyn. Elk fchepfel moet, naar .zyn aart en vatbaaiheid dan ook in deeze bedemining deelen. Gelyk een kind door ftruikelen , vallen en llooten tot voorzigtigheid en een vasten gang geraakt, zo kan een oetfenend iyden en een affchrikkend fmartgevolg ten middel zyn , om ons wyzer, beter, gelukkiger te maaken; maar eeuwigduürende, nimmer ten goede opleidende jammeren en ellende , .die fchrikgedrochten van een barbaarsch fchoolfteliei, of ook de vernietiging van weezens , die tot nog verdere en hoogere einden der onuitputbaare wysheid dienftig, en geftadig voor eene opklimming tot meerdere volkomenheden vatbaar zyn, dit alles is voiftrekt onbeltaanbaar met de lichtvolle goedheid des Almachtigen, of met een zyner deugden waardig ontwerp. Op deezen biilyken grond kunnen wy veilig dan ook aan de gunftig verordende onfterflykheid van onze ziel gelooven. Het had toch den ontindigen aan magt, aan kennis, of aan goedheid moeten ontbreeken,, indien het Heel-al, in des-  «reszclfs geheel verband, uitgebreidheid eR vöortduurhig, en in al deszelfs deelen, niet op het volmaaktst de allerzegenrykfte inrichting had , en dus ook elk gevoelig , elk redenmagiig weezen, over 't geheel die hoogfte maate des onderfcheidenen en trapswyze medegedeelden geluks verkreeg, waarvoor het, ovcreenkomflig de uitmuntendfte algemeene orden, de wyze zamenhang vanoorzaaken en uitwerkingen , en zyne natuurlyke of zedelyke gefteidheid, vatbaar is. En-wie kan ontkennen , dat onze ziel, fchoon voor geen oneindig, echter voor een zonder einde toeneemend geluk , en een geftadige verdere omzwachteling en veredeling haarer zedelyke en verllandelyke volkomenheden vatbaar, ja haare natuurlyke ftrekking bierhenen gericht zy ? Dit moet dan ook over het algemeen haare beftemming zyn, welk eene voor ons.ondoorzienbaare verfcheidenheid van leiding, trap en wyze , en van afvvisfclende tooneelen haares beflaans , hierby ook mogen plaats vinden. Onverklaarbaar duister zou het ontwerp onzer fchepping en verordening zyn, indien het lot eener voor geluk, kennis, deugd, cn immer toenecmcr.de weezensvolmaaking vatbaar gefielde en zich des bewuste ziel, — eener ziel, die haar beftaan gevoelt, en met de flerkite aandrift der natuur bemint , na een zo kortftondige en eerst aanvangende ontwikkeling haarer vermogens , met de verdelging, ten aanzien althans van het redelvkc haares beftaans, met een eeuwig verlies van alle haare bcwustheden, en den donkeren nacht van een' altydduurenden ilaap , tc onzalig eindigen zou. Kinders mogen hunne kaartehuizen onophoudelyk -maaken en verbrce-, ken, maar zulk een beuzelend ipcelen kan het eeuwig en belangryk ontwerp der weldaadiglle wysheid nier zyn. Zouden eenige rasch verdwenen oogenbhkken van zin-, nelyk genot en ydele hoop , vermengd met onrust-, lyden, zorg cn traancn, alles zyn, wat wy op het hooefte van  ( =53 ) •ra eene opperfte, eene voiftrekt onbegrensde Goedheid zouden te wachten hebben ? Zouden zo veele,'hier zelfs rot geen foorteiyke rypheid gebragtë, ja in de wieg of het mocderlyke lighaam , reeds geftremde ontwikkelingen der edelfte zielvermogens, dus aan Gods vadcrlyke bedoeling genoegzaam beandwoord hebben') Zou de hoogfte goedertierenheid ons de benedenfte trappen' van den nimmer eindenden ladder der volkomenheden laaten opklimmen, om met een yzeren hand ons op het wreedlle 'er eensklaps weder van neer te ltorten, en in den peilloozen afgrond eener eeuwig bezeffelooze ongevoeügneid te doen wegzinken ? Deeze bewyzen zyn wel, ten opzigte onzer kennis, alleen van eene zedelyke, en geenszins van eene meetkundige zekerheid; maar zyn zy daarom van bondigheid en redenmaatig overtuigende kracht beroofd, wanneer zy door den aart der zaak gevorderd worden ? Doch dus is het befiaan van den vader aller weezens ook de eenige grond , waarop deeze wettigheid eener hoope hieromtrent zich vestigen kan. Zonder dit zoude alles duisternisfe, al het toekomende een akelige nacht voor ons zyn, en wy niets hierin kunnen befluiten , zonder het geheel verband der wereld, in al deszelfs betrekkingen en veteisfehen te doorzien; hetgeen ons voiftrekt onmogelyk;is; ja waarby wy, zonder de erkentenis eener verftandige en aan voorgeftelde einden beandwoordende inrichting, nog omtrent de verdere vaste aanhoudendheid dter thans zo regelmaatige orden , altyd onzeker zouden blyven. Op welken grond kan dan, in het ftelfel van Cloots, zyne beweering aangaande de onfteirlykheid berusten > Hy geeft en heeft 'er geheel geene. Welk eengewigtige troost, welk een vrolyk aanmoedigende opwakkering gaat dus, in hetzelve, voor de Deugd verloren ! Ik weet dat de vorstlyke Wysgeer van iSaitsfouci hen laffe Christenen noemt, die hunnen plicht, niet  C 254 ) aiet om dat zy dien beminnen, maar hunnes ondanks, uit een flaaffche vreeze voor de eeuwige vlammen van de Hel, betrachten. De zodaanige zyn het ook. Doch het zyn deeze verbloemde voordellingen van het brandende Ryk des Satans niet, maar die van de betaamelykheid , de natuurlyke heilzaamheid en de zieltreffende fchoonheid der Deugd , het edel vermaak van wel te doen , waar door de meer verhevene en waarlyk verlichte Christen zich' gedreven voell, en waaraan hy de grootmoedigde opofferingen kan doen. Het zyn dus ook geen vreemde , en de zuivere dryfveeren der Deugd verlaagende vei wachtingen , geen bloote zinnelyke zaligheden , die hy, op het fpoor des plichts, zich nog na dit leeven met vreugde vooifielt, .maar juist de hoogere zedelyke genoegens van deugd cn kennis zelve , de uitgebreidere volmaaking van verftand en hart, met al de zegeningen en aangenaamheden , die aan derzelver natuur op het zekerde verknocht zyn , waartoe de eerbiedige en dankbaar verheugende aandoeningen, uit eene ruimere en min benevelde kennis van den alzegenenden God en zyne zo volmaakte werken voortvloeiende, niet weinig mede behooren zullen. BESLUIT. dnar, wat ik noodig oordeelde, tegen de God en Godsdienst verwoestende Hellingen van den Heer Cloots aan te merken , zonder dat ik in eenig ander opzigt zyne perfoon]ykc verdienden wil verkorten, of de braafheid van zynen zedclyken aart en wandel hierdoor in verdenking wil dellen. Hem iu peffoon niet kennende, en over 't algemeen zyne kundigheden cn onbekrompene vryhcidliefde op derzelver loffclyke waarde wettende te fchatten, is het alleen de zaak zelve, zonder cenitre byzondere vooringenomenheid tegen den fchryver, d e my de pen, ter wederlegging, tegen hem deed opvatten. Niet  (=55) Niet flechts bewoog my de overtuiging van het ongcgrnnde en fchadelyke zyner bcwcering, cn van het kwaadaardige en lasterlyke zyner zo algemeene en onbepaalde befchuldigingen , hoe gegrond deeze laatite, by vjelc byzondere socpasfingen, anders ook veelligt zouden mogen zyn; maar voornaamcnlyk voelde ik 'er my toe aangclpoord door het haatclyk verband, dat hy zo zinneloos tusfehen zyne Godverlcchcning en het we-lzyn van den meüscb en de burgermaatfchai pyen ftelt, of de zo valsch beweerde ftrydigheid van de erkentenis eens Opperweezens met den bloei van vryheid , en deugd, en met de belangen v.m den Staat; terwyl hy/die zelve elders zo billyk den heerfchenden Staatsgodsdienst cn verdere onverdraagzaamheid koesterende denkbeelden vaa Roüsfeau mee als verfoeielyk afkeurt, (*) des niettegenftaande een ftantsbeiiisfing, ten voordeele zyner begrippen, wenfehen durft. . 't ls 'er verre van daan , dat de waare vryheid van den mensch, of van den burgerftaat, zulk een haatelyk, onzalig cn valsch begrip tot haar metgezel en iteun zou vereisi'chen. 't Is 'cr verre van daan, dat eenige menfehelyke magt hieiomtrent iets kan bepaalen. Het oordcel of gevoelen omtrent den Godsdienst is iets perfoonlyks, is onafnanglyk van 01 zen wil, die 'er geen regel aan "kan voorfchry ven, maar 'er zich zelf nam- regoit, en heeft zyn betrekking tot elks byzondere overtuiging-en geweeten, die in geen Lighaam vereenigd door anderen vertegenwoordigd, of aan eenig verdrag onderworpen kunnen worden. De hooge Overheid, de gemeene Staatswet, kan tusfehen den Godist en Ongodist, zo min als tusfehen deeze of geene verfchillende Geloofsgezindheid, een beflisfende uitfpraak doen. Geen gebiedend gezag, maar alleen de redenmaatige werking van een verlichtend vuörfte] de zedelyke kracht des bctoogs, kunnen hier ten gebruike in aanmerking komen. In zo ver kan dan ook de Godsdienst in 't gemeen, of deeze of geene in "t byzonder, gezegd worden , welaan de onderfcheidene leden der Maat e lappy maar geenszins aan liet lighaam dcrzelve, als zodaanig bcfchöuwd eigen te zyn. By de waare burgerlyke vryheid heeft dus niemand het mmfte nadeel voor zyne geloofsbegrippen te vrcezen Ik weet dat myne betoogen , tegen alle verbindende Geloofsvoorfchnften, als niet minder tegen de gezonde reden dan tegen het wel begreepen en den geest der vryheid aanbeveelend Christendom ftrydig, aan veelen in de Nederlanden heeft doen denken, dat, indien een Staatsverandering, naar myne denkbeelden, had plaats gehad, hunne rechtzinnige gereformeerde Godsdienst 'er niet weinig by geleden zou hebben Maar, naar. myne denkbeelden, heeft de Burgerftaat niets . - hier- (*) Men zie dit inzonderheid "in zyn werk TOrateur du genre hümain, ou dép(cke du Pmsfien Cloots au Prusfiea Hertzberg. j>. m. 2$, 30 & 117 £?e.  'hieromtrent te bepaalen, en dus zouden die de gegrondheid van het door my betoogde niet inzagen, noch verkozen'cr .vry wil lig naar te werk te gaan , eyen vry. en onverhinderd! als ooit hunne byzondere kerkbegrippen niet alleen, maar ook hunne geliefkoosde formulieren behouden, 'ja die nog verder zo nauw kunnen bepalen, als afy wilden. Maar wat de burgerlyke bevoorrechting van de gerefor. weerde kerk of derzelver belyders aangaat, 't geen niets gemeens heeft met de zuiverheid der leer, deeze zoude, ja wel degefyk, myns oordeels, voor'eene gelykhcid van burgerrechten behooren plaats te maaken ; daar ook het bevoorrechtend ftaatsbewindin deezen eene, waarfchynlyk wel niet zozeer op opzet als misverftand gegrond , dcch echter alszins onwettig ntmgemaatigd gezag is , zo als ik onwcderfpreekelyk beweezjii meen te hebben. Doch kan de Gereformeerde Godsdienst zelve 'cr by lyden, dat deszelfs Belyders niet langer alleen cn op een overhecrichende, verdrukkende en uitfluitende wyze , maar llcchti eolkomcu op een gelyken voet, nevens alle hunne medeburgers, alle burgerlyke bevoegdheden, rechten, vrybcden, voordeden cn befchermingen genieten? Lydt dezelve 'er by, dat 's Lands wet, Staatsvorm, en hooge Overheid »(als die niet ücchts tot ccn zeker deel der maatfehappy, maar tot alle deszelfs leden, een gelyke betrekking hebben,) den rechtvaardigen cLsch dsr algemeene belangen hierin onzydig, zonder aanzien van perfoon of kerkbegrip, handhaaven. Onbillykc eigenbaat alleen kan dit afkeuren, doch niet by waarlyk wchiieencnde cn verlichte vaderland- cn vryheidminnaars. Vcclcn zouden wel alle onwettig juk, dat anderen op hun fehoudcren leggen, willen affchudden, maar niet datgeenc verbryzelen, dat ey zelve op den nek hunner medeburgeren doen'drukken. ' Zo dacht de meeste Adel, in detyden van het Patrlattsmus, zo dachten de meeste bevoorrechte fteden, gilden , enz. cn zo zullen altyd de geestelyken cn leden der bevoorrechte kerk deuken , zolang geen edeler aandrift hen, tot de opoffering van een onrechtvaardig 'genot aan den eisch van billykhcid , gemeene vryheid en 't welzyn des gantfehert Volks, bcweegen kan. De bereidvaardigheid tot zulke opofferingen is de echte toets der waare belanglooze Patriotten. Deeze waarheid zal fommigen ligt wat hard cn onaangenaam voorkomen; ook in dit Vertoog zal niet alles aan allen be, tiaagen ; doch ik heb altyd de oprechtheid bemind, en reeds te veel wegens myne zucht voor waarheid , rechten vryheid geleden, cn 'er aan opgeofferd, om niet, met afkeer van alje flanffchc, onderwerping aan heerfchendc meeningen, 'cr verder, tot myn laatftcn adem, ongeveinsd, öpenlyk en» naar myn door'zigt en overtuiging, getrouw voor uit te karnen. ' EINDE.