D E NIEUWE REISIGER, O F BESCHRIJVING VAN DE OUDE en NIEUWE WEERELDT, Uit het Franscb van den ABT DE LA PORTE. ZEVENTIENDE DEEL. K Behelzende Het koningkrijk Engelandt. TE DORDRECHT, By ABRAHAM BLUSSÉ en ZOON, 1774.  L  D E NIEUWE ^ REISIGER* Tweehonderd en Zevende Brief. ' Engelandt; Ee n Hollandsch fchip , naer Amfterdam' koers zettende, bragt mij in Engelandt,door het naeuw van het Kanacl. Eenigen gelooven dat deze ftraet, die Frankrijk van GrootBritanje fcheidt, oudtijds doorfneden was van éene landengte, die deze■ twee koningkrijkert verëenigde; dat nlen te landt van Douvres naer Galais ging; kortom, dat Engelandt een fchiereilandt was, en een gedeelte van ons vastelandt uitmaekte.- Het geene deze meening eehigzins fchijnt te ftaven , Mevrouw, is de gelijkheit, welke tusfehen de tacl der Gaulen en die der aloude Bretonnen gevonden wordt. Deze overeenkomst kan ons doen gelooven dat zij j in den beginne , Hechts een zelfde volk uitgemaekt hebben. Zij hadden denzelfden godsdienst* dezelfde wetten, dezelfde zeden, en dezelfde Sleedingen; weshalve zij ook denzelfden oor-Sprong moesten hebben^ XVH. Deel, A , , Mae/,  2 De Nieuwe R e i s i g e ie. Maer, zult gij zeggen, het was genoeg dat eene volkplanting van Gaijlen zich in Engelandt vestigde, om 'er dezelfde gebruiken te doen in acht nemen. Men antwoordt, dat men , in deze vroege tijden, de zeevaert niet kende, en dat dit eilandt daerenboven voorzien was van fchadelijke dieren, die'ei* zekerlijk niet.op fchepen noch al zwemmende gekomen waren, en 'er zich gevolgelijk niet dan te landt hadden kunnen begeven. Wijders y wanneer men den grondt der zee op de naeuwfte plaets van het Kanael peilt, bevindt men dat 'er niet meer dan zestien vademen diepte is.. Naermatc men van. wederzijden afwijkt, wordt het water doorgaens dieper: aen het einde van het Kanael is het tagchentig vademen, en in volle zee meer dan zes honderd en twintig voeten diep. De grondt der zeeëngte is derhalve de geflechte top van eenen berg, die, zijne kruin in het midden van het water verheffende , eene landengte tusfehen de tweezeen vormde. Ook ziet men dat de beide kusten van het naeuw juist eveneens zijn: het is dezelfde gedaente, dezelfde ftof, dezelfde uitgeftrektheit en dezelfde hoogte. Zij zijn gelijkelijk in eene ioodregte lijn afgefneden, en komen onderling overeen ; en eindelijk rust deze gisfing op eene aloude en beilendige overlevering. Doch hoe is deze landengte gebroken? Welke werking heeft eenen grondt van zulk een©  Tweehonderd en Zevende Brief. 3 ëene verbazende grootte kiinnen wegvoeren? Somniigen fchrijven dit verfchijnfel toe aerï eenige geweldige aerdbeving, anderen aen ongemeene bewegingen van het zeewater, eri allen, met één woord', aen eenige zonderlinge omkeering, in dit gedeelte van. onzen acrdkloot voorgevallen. Wat 'er van zij, Engelandt werd vroegtijdig bevolkt: het handelde , zegt men, met de Fcniciërs, die het, meer dan vijfhonderd ja« ren voor onze tijdrekening, ontdekt hadden; en zijne eerfte inwoonders was het aen de Celten en Gaiilen van den tcgenoverliggenderi oever verfchuldigd. Dit landt droeg oudtijds, uit hoofde van de witheit der duinen, die zich langs deszelfö oever uitftrekken, den naem van Albion, en Kina ten zelfden tijde dien van Britannia. De Romeinen gaven het onverfchillig deze beide namen; en het was niet dan in het begin der negende ccuwe, dat het, uit kragt' van eert bevehchrift van koning Egbert, die de gedachtenis van het volk der Angsl-Sa>:en, waeroit hij oorlprongkelijk was, Wilde vereeuwigen, den naem van Anglia of Engelandt verkreeg/ ln het vervolg, noemden zich verfcheidene zijner opvolgeren koningen van Groot-Britanje, in tegenftelling van Ierlandt, 't welk de Romeinen den naem van Kleen - Britannia gaven? of, zoo gij wilt, in tegenftelling van! het Armsrilche Bretagne, een westelijk land* A 2 fehap'  4 De Nieüwë Rëisigéi?, fchap van Frankrijk, waervan eene volkplanting zich in dit eilandt had nedergezet. De aloude Bretonnen bewoonden hutten, met riet gedekt, voedden talrijke kudden, zaeiden geen koorn, leefden van vïéescb en melk, waren met vellen gekleed, befchilderden hun ligchaera, en fchoren zich het aengezigt, uitgenomen de bovenfte lip. Onder hen behoorden de vrouwen aen niemant in het bijzonder; zij woonden onverfchillig met alle mannen. Dit Verweet de keizerin Julia , te Rome, aen de vrouw van eenen Bretonfchen prins. „ Het is waer, antwoordde deze, dat „ wij onze eer ftellcn in mannen van verdien„ ften te verpligten, en met hun in het open„ baer te doen het geene gij met de verachte„ lijkfte mannen in het heimelijk verricht". De kinderen wees men toe aen den geenen, die den maegdom der moeder genoten had. Dit volk, alzoo woest als de wouden, welke het bewoonde, alzoo wild als de dieren, waermede het één verblijf had, weigerde geenszins zich te onderwerpen aen de wetten, die tot een' teugel van zijne geaertheit dienden. De Druïden waren in het bezit van het hoogfte overheitsampt, en het ganfeha burgerlijke eri kerkelijke regtsgebiedt. Hunne magt was zon'der palen: zij beflischten over alle verfchillen, deelden de belooningen uit, en bevalen de ftraffen. Iemant, die hunne befluiten wederftond, ftelde zich bloot voor de geftrengfte kas-  Tweehonderd en Zevende Brief. 5 kastijdingen : men fprak eene foort van verbanninge uit tegen den wederfpannigen ; en alle toegang tot den openbaren eerdienst was hem verboden. Men vergunde hem geenen den minften omgang met zijne medeburgeren, zelfs ten aenzien van. het gewone gebruik des levens; en de doodt was de eenigfte toevlugt, die hem tegen de fchande en de elende overbleef Kortom, zij alleen oeffenden de kunst van waerzeggen, offerden offerhanden, en verklaerden den wil der goden. Zn bewezen goddelijke eer aen Jupiter, Mars, Apollo en Merkurius; doch behalve deze godheden, welke zij als ondergefchikt acnmerkten, richtten zii hunne gebeden aen eenen opperften, on, metelijken en oneindigen Godt, den eenigften, wien zij geene tempels ftichtten, om dat zij die ver beneden deszelfs eigenfehappen achtten. Men weet dat de Druïden menfchelijke flagtoffers offerden; eene barbaerfche gewoonte, die niet dan al te lang bij alle de volken van Europa heeft ftandt gehouden. De Bretonfche edelen droegen , m navol, einc van de Gaulen des vastenlands, tabberden van verfchillende kleuren. Zij gingen ten ftrijde, gewapend met lange degens , werpfpietfen en pijlen, en hadden houten fchilden, met vellen bedekt , en met fpijkeren voorzien , tot befchermende wapenen. Het volk bediende zich van knuppelen of groote ftokken , met eene ijzeren of koperen punt beA 3 fla-  p' De Nieuwe Reisiger. flagen. Het verzon het eerfie fcherpe feifens aen de wielen der karren vasttemaken: niets ; evenaerde zijne behendigheit, in het behandelen ' dezer rijtuigen, op den dag van eenen ftrijdt, in ze optehouden en te doen draeijen, in het fterkfte van hunnen loop, of op het hangen van eenen berg, in ze te verlaten, om den vijandt te naderen, en 'er zich op te werpen, om 'er zittende of overeind op te ftrijden, Indien de kennis der regeringe , de krijgstucht en de'onderfteuning der geldmiddelen de natuurlijke dapperheit der Bretonnen hadden geëvenaerd, misfehien zouden zij nimmer dan aen heeren van hunne eigene verkiezinge gehoorzaemd hebben. Hun eerfte overwinnaer was het geluk zijner wapenen flechts aen de pvertreffelijkheit van zijn verftandt, zijne dapperheit en bekwaemheit verfchuldigd ; en de Romeinen , onder de vendels van Cefar ge, fchaerd, hadden alle de ftandvastigheit hunner krijgstucht' noodig, om deze fiere eilanders te onderwerpen. Hun landt was luttel bekend, toen de overwinnaer der Gaulen het ontwerp vormde , om 'er de wapens van het gemeenebest oVertebrengen. Cefar verfcheen , behaelde groote voordeden, floot een verdragmet de verwonnelingen, etschte gtjzelaérs, cn werd , door de omftandigheden , gedwongen weder in de Gaulen overteftekëri, Het verdrag weid ilecbt in acht genomen: de overwinnaer kwam weder, vond een weinig meer  Tweehonderd en Zevende Brief., 7 teeenftands, behaelde nieuwe overwinningen, en beteugelde eindelijk de. blinde en woeste kloekmoedigheit der Bretonnen. Zij ontvingen het juk al fidderepdc, doch toefden met fan" om het aftefchudden. De onderneming van dezen veldheer was derhalve zoo nuttig niet aen de Romeinen, als hij in zijne gedenkfchriften zegt, ten zij men de meenigvulcuge gevangenen , welke men in den fchouwburg Gebruikte, als een voordeel befchouwe. Pompejus verweet hem, in volle vergadering , dat bii den Bretonnen den rug gekeerd had. Hij het geene bezetting in dit eilandt, of ftichtte. er Scène fterkten; en de fchattingen, welke uezs volken beloofd hadden, werden niet betaeid. Augustus had voorgenomen Groot-Bntanje te onderwerpen; maer dit ontwerp in geencn deele uitgevoerd zijnde, bleef de vrede ftandt • houden, tot de regering van Kaligula. Niets is 200 belagchelijk als de krijgstogt van dezen laetften , die insgelijks dit kohingknjk 'wilde verooveren. Hij deed, op de kust der Gaulen een leger van tweemael honderd duizend mannen naderen, ftelde dczelven inflagorde, en liet den optogt blazen; doch naerdien er geen eenige vijandt verfcheen, beval hij zijnen foldaten fchulpen te verzamelen: dezelve werden naer Rome gezonden, als een roof van den Oceaen , en dienden tot verfiendg van zijne zegeprael, nog belagchelijker dan de krijgstogt zelf. ^ D.e  0 De Nieuwe Reisiger. Die van den keizer KJaudius was ernffiger. Oftorius , zijn veldheer , bebaclde eene uicmuntende overwinning op Karaktakus , een' van de voornaemfte hoofden der eilandcrcn, die den overwinnaren werd overgeleverd; doch het ganfche landt nog niet onderworpen zijnde, zond Nero aklaer Suetonius, die, om de gehecle veroovering te bevorderen , het befluit nam tot het verwoesten van het eilandt Mona, Tegenwoordig Anglefey, dat de voor. mernfte wijkplaets der Druïden was geworden. Deze priesters, die eene volftrektc heerfchappij over deze volken ocffenden, bcfpeurden wel dat de verooveraers noodwendig vijanden van hun vermogen zijn zouden. Om zich eenige veib'gbeit te bezorgen, maekten zij dit eilandc tot het middenpunt van hunne bijgeloovigheden, en verdeedigden het met de woede der geestdrijvcrije, De Bretonnen kantten zich, met alle hunne magt', tegens de landing der Romeinen. Men zag de vrouwen en priesters, onder de foldaten vermengd, op den oever, loopende met verfpreide hairen, met branden, de toortfen in hunne handen, de verfchrikkelijkfte vervloekingen uitfprekende, met een afgrijsfelijk gefchreeuw van razernij', droef, heit en wanhoop, Dit ichouwfpel trof, inden beginne, de Romeinen, die onbewegelijk bleven op den oever, alwaer zij den eerften aenval uit/tonden, zonder zich te vcrdeedigen. Poch, wel rasch verdreef dg fchaemte , van ,  Tweehonderd en Zevende Brief. 9 zich door eenen hoop van vrouwen en priesteren gefluit te zien, deze eerfte verfchnkkm* .ren; en de Bretonnen met den degen ia de hand' aentastende , maekten zij zich meester van derzelver eilandt. Het eerfte gebruik, 't welk de veldheer van zijne overwinning maekte, was het opofferen der Druïden, in het zelfde vuur, 't welk zij tot de offerande der krijgsgevangenen gefchikt hadden; en om zijnen affchrik van de wreedheden, aen hunne bijgeloovigheit verknocht, te betoonen, deed hij hunne altaren verwoesten, en hunne geheiligde bosfehen nedervellen, niet willende dat 'er een enkele voetflap van dezen verfoeijelijken eerdienst overbleve. Maer de overwinnaer befpeurde wel rasch, dat men den godsdienst deivolken, en het gezag der priesteren, niet in het fpits moet aentasten. Naeuwelijks had hij zich verwijderd, of de vertoornde gemoederen floegen aen het muiten; en alle zijne plaetfen werden hem ontnomen. Dit gaf gelegenheit tot een nog wreeder oorlog; maer de roem van eene geheele onderwerping' was bewaerd voor Julius Agrikola. Dees veldheer was dit geluk minder aen zijne wapenen dan aen zijne ftaetkunde verfchuldigd. Hij begreep dat men, om eenen onbuigzamen en woesten landaert te beteugelen, 'er de pracht en weelde invoeren, de tael en de zeden der Romeinen gemeenzaem doen worden, en het volk zijne keetenen ligt en aengenaem maken moest. A 5 9ij  lo De Nieuwe Reisiger. Hij nam aenftonds het befluit om de geenen, die hem de groorite vijanden van het juk toefchenen, te verwijderen, en hen, hunnes ondanks, in de woestfte plaetfen van het eilandt te verbannen. Hij verzon eenen fcheidmuur tusfehen Engelandt en Schotlandt, ontwierp eene verfchanfing, lei overal bezettingen, en benam dezen barbaren alle gemeenfehap met de landen, waervan de Romeinen zich meester gemaekt hadden. Men ziet nog de overblijf. ' fels van dezen befaemden muur, geheel van' gehouwen fteenen gefticht. Hij werd herileld, onderhouden en vergroot , onder de regeringen van Adriaen, Antoninus en Severus ; en dit gedenkftuk , merkwaerdig door zijne fterkte en uitgeftrektheit, werd de verdeediging van de befchaefdc Bretonnen tegen de woeste Bretonnen , die van toen af een verfchillend en vijandig volk van de eerften uitmaekten, onder den naem van Pikten en Schotten. Britanje, een landfehap van het keizerrijk, onder de opvolgers Van Konftantijn, geworden, werd zijner fiavernije gewóón. Het ontving het juk der Romeinen, met derzelver kunften, vermaken en ondeugden; en de verdorvenheit benam het zelfs de geheugenis der vrijheit. De zaken bleven in dezen ftaet tot aen de regering van Honorius, die, onbekwaem om de. magt der Gotthen te wederftaen, de Bretonnen ten prooije liet aen de andere eilanders, der-  Tweehonderd en Zevende Brief, ii dcrzclver vijanden. Zij riepen de Rómeinfche magt te vcrgeefsch om hulp , en zonden afgevaerdigden , om onderftandt te verzoeken. 8, Aen den eenen kant, zeiden zij, drijven ,, de barbaren ons in zee; en aen de andere zijde , werpt de zee ons weder onder het „ ftael der barbaren. Dus fchiet ons niets meer'overig, dan de verfchrikkelijke keus '„ van door het zwaerdt of in de golven om„ tekomen". De keizer verklaerde hun dat hij , in de omftandigheden , waerin hij zelf zich bevond , niet in ftaet was om hen te verdeedigen, en dat zij zich voortaen naer hun goeddunken konden regeren. Doch hoe konden zij, verwijfd door hunnen omgang met de Romeinen, en verlaten door het wijken der Roomfche krijgsbenden, zich vleijen het hoofde te zullen bieden aen magtige vijanden , die hunne aloude woestheit behouden hadden? Aen eikanderen verbonden, door de gelijkheit van zeden en behoeften, verfpreidden zich de Pikten en Schotten gelijk een felle ftroom, plunderende, verwoestende en verdelgende het ganfche landt, waervan zij zich meester zouden gemaekt hebben , indien de Bretonnen , van de hulp der Romeinen beroofd, geene nieuwe onderffeuning gezocht hadden. Eene volkplanting , uit Saxe vertrokken, omtrent het midden der vijfde eeuwe, en op drie vaertuigen ingefcheept, onder het geleide >an twee broederen, Hengist en Horfa, .doorkruis-  12 De Nieuwe Reisiger. kruiste de zeen van Britanje, wanneer Vortigern , wien het volk het bevel over het eilandt had opgedragen , hun verblijfplaetfen aenbood, op voorwaerde dat zij tot zijne verdeediging zouden ftrijden. Zij landden inderdaedt, verfJoegen de Schotten en Pikten, en befloten wel rasch de Bretonnen zelfs te onderwerpen , met eene nieuwe vcrfterking', welke zij uit hun landt deden komen. Hengist had eene nicht, anderen zeggen eene dochter, van eene ongemeene fchoonheit, waerop Vortigern verliefd werd, en welke hij trouwde, na het verftooten van zijne gemalinne. De jonge koningin, aen de dwalingen van het Heidendom verknocht, had de vrijheit om haren godsdienst te belijden; 't geen de bisfehoppen derwijze ergerde , dat zij bunnerf oppervorst in den ban deden ; en het volk .dwong hem het gezag der regeringe zijnen zone in handen te ftellen. Toen vereenigde zich Hengist mot de Pikten, tegen dezelfde Bretonnen, welke hij te hulp was -gekomen; en wel rasch zag hij zich in ftaet om alle de kragten des lands te evenaren. De ontzagchelijkfte veldheer, dien hij te beftrijden had, was de dappere Artluir, op welken de romanfehrijvers zich bijna zoo veel geoeffend hebben , als op den vermaerden Roelandt, zusters zoon van Karei den grooten. Velen befchouwen hem als een' fabelaebtigen perfoon, en flaen geen meer geloof aen  Tweehonderd en Zevende Brief. 13 aen de aloude krijgsorde der ronde tafel, waervan men hem als den ftichter aenmerkt, dan aen de twaelf veldfiagen , welke men hem tegen de Saxen doet winnen. Deze lattften, altoos door nieuwe verfterkingen onderfteund , maekten zich meester van de geheele lengte des eilands , tot m Schotlandt, verdeelden het verooverde landt onder eikanderen, en vormden de zeven koningrijken van NorthumberJandt, Mercia, Esfex, Kent, Susfex, Estanglia en Wesfex, zoo vermaerd in de gefchiedenis van Enge- landt, onder den naem van Heptarchia , of verdeelde regering onder zeven oppervorftem Allen befchouwden zij clkanderen als broeders ; en fchoon ijder in zijn gebiedt volftrekt onafbangkelijk was, benoemden zij onderhen een algemeen opperhoofdt, dat voor de gemaene belangen waekte, doch niets boven de anderen had,, dan eenige bijzondere voorregten. In de vergaderingen, waerin de voornaemfte der Heptarchia of Zevenheerfchinge verfchenen , handelde men van zaken , - die den ganfehen landaert betroffen. • Egbert, koning van Wesfex, die langen tijdt onder Karei den grooten diende, en zoo veel deel in deszelfs achting' had, maekte zich meester van alle deze kroonen, omtrent het begin/der negende eeuwe. . De Christelijke godsdienst was in GrootBritanje ingevoerd, lang voor den inval der Saxen;  *4 De Nieuwe Reisiger, Saxen 5 doch deze laetften , die afrodendiemers waren , vertraegden deszeifs voortgang dermate dat men 'er nieuwe zendelingen moest lturen. Gregorius de groote fteide aen derzeiver hoofdt den monnik Augustinus, died Engelandt als zijnen eerften apostel befchomvt. Het komngkrijk Kent was het eerfte tooneei van zijnen ijver, Kantelberg zijne eerfte kerk. Het Christendom door zijnen zorgen verfpreid zijnde, ftichtte de paus verfcheidene bisdommen, waervan hij hem aertsbisfchon maekte,met het gebruik van het pallium, of hoogpriesterhjk fchouderfieraedt. St. Gregorius ried hem de tempels in kerken te veranderen, liever dan dezelvtn te fiechten 5 en op het voorbeeldt van Ethelbert, koning van Kent, die ' het eerfte het euangelium omhelsd had, beijverden zich alle de koningen der Zevcnheerfchinge om dezelve te verrijken. De koning van Mercia lei eéncn tol oo alle de huizen, tot onderhoudt van een Engelsch kweekfchool, 't welk hij te Rome ftichtte? en deze fchatting, die, onder den naem van St. Pieters Penning, zich beurtelings over de zes andere koningkrijken uitftrekte, was de oorfprong van de eisfchen der pauzen op het leenheerfchap van Engelandt. Zij fcheen hun eene nuttige hulde, welke de leenman aen zij tien heer betaelde ; Gn zij poogden dezelve bij aile volken te heffen, als een middel om aen de algemeene heerfchappi} te geraken.- Gre-  TWEEHONDERD EN ZEVENDE BRIEF. I* Gregorius de zevende, die alle de ftaten van het Christenrijk als leenen zijner kerke acn'merkte, wilde deze. fchatting vorderen in Frankrijk , alwaer hij voorgaf dat Karei de groote dezelve had ingevoerd ; maer men antwoordde hem alleen door verachting en veel ftandvastieheit. Claus v koning van Zweoen, had ze zijnen onderdanen opgelegd; en zijne opvolgers fchaften ze af. Men hefte ze insgelijks in Bohème en Polen 5 maer deze hatelijke inftelling had nergens het zelfde geluk als in Engelandt. Zij bragt jaerlijksch driehonderd mark zilvers op. Toen Hennk de agtfte zich van dcRoomfche kerke afzonderde , bevrijdde hij zijne ftaten van deze fchatting'. De koningin Maria. hcrftelde dezelve, met den Kntholyken godsdienst; maer Ehzabeth, de grondregels van Hcnrik, haren vader, we. der opvolgende, verbande het Roomfche kerkgebruik; en'de St. Pieters Penning is, fedeit dit tijdftip, niet meer betaeld geworden. Reeds in de eerfte eeuwen der kerke, en voor dat eene nieuwe zending het geloof in dit koningrijk herfteld had-, hadden 'er de Arrianen , Monotheliten, Quarto - decimans , Iconoclasten , of Bccldbeftrijders , en Pelagianen hunne dwalingen verfpreid , gelijk *n de andere oorden van het Christenrijk. Peiagius zelf, die vermaerde aertsketter, was bij de Bretonnen geborenen Morgan geheten , een naem, die, in de tael des lands, dezelfde be-  16 De Nieuwe R e i s i g e r{, beteekenis beeft als Pelagius in het Griekscb i namelijk, zeeman. Hij omhelsde den monnikenftaet; maer de heiligheit zijner bcdieninge maekte hem niet onderworpener noch ootmoediger. Men onderfcheidde toen drie foorten van monniken; de kluizenaers, die in kluizen opgefloten leefden ; de kloosterbroeders , die eene gemeenfchap onder het beftuur van een opperhoofdt uitmaekten ; en de enkele monniken, die flechts den naem en het kleedt van dezen ftaet hadden. Deze laetften deden belijdenis van de euangelifche raedgevingen te volgen , zonder anderen regel dan hunnen ijver. Pelagius was een der monniken van deze derde foort', aen welken men , in het Oosten, met meer reden, den naem van filofofen gaf. In den beginne lei hij zich toe op de leeroeffening der welfprekendheit en deiheilige fchriften, en maekte daerin groote voortgangen ; maer zijn landt hem geen genoegzaem uitgeftrekt tooneel toefchijnende, boezemde hem de eerzucht, of misfchien de godsdienftigheit, den lust in, om zich te begeven naer Rome, dat ten zelfden tijde het middenpunt van der monniken grootheit, en der Christelijke godvrucht' was. In het eerst vertoonde hij 'er zich met den roem van een' heilig en een' man van verftandt, en .verwierf zich daerdoor de achting der uitmuntendfte lieden. Hij drong zich in de vriend- fchap  Tweehonderd en -Zevende Brief, if fchap van den oudvadcr Hieronimus, werd de" aenzienlijkfte biegtvader der Romeinfche jufferen , en hield dezen roem ftaende door de vergczochtfte grondregels der geftrenge zedenkunde. Pelagius lei zich insgelijks toe op het winnen der fraeije vernuften, gelijk Juliaen en Celestius , die de ijverigfte verdeedigers van de lecre' hunnes meesters werden. Dees bepaelde zich niet meer aen de biegt: hij ontwierp boeken , om zijne dwalingen te verfpreidem Zijne twistredenen met de Katholyken hepen , in den aenvang, alleen over den ftaet van Adam ; te weten , of hij flerffelijk of onftei-ffelijk gefchapen was? Pelagius was van het eerfte gevoelen , en hield gevolgelijk ftaende, dat de doodt geenszins eene der ftraffen van de zonde des eerflen menfchen was, en dat hij, door zijne overtreding, geene de minfle fchade aen zijne nakomelingfchap hadde tocgebragt. Dewijl de Katholyken de herftclling der nature door Jezus Christus, de zwakheit van den wil, en de noodzakelijkheid der genade tegenwierpen, flapten de Pelagianen insgelijks over deze zwarigheit, en hielden ftaende dat de natuur door de zonde noch verzwakt noch verdorven was, en gevolgelijk de genade van Jezus Christus niet noodig hadde. Dus vernietigde men de verborgenheit der Verlosfinge: dan ha dat men hetbeflaen van het kwaedt ontkend had, moest men de noodzakelijkheid van het hulpmiddel ontkennen; en zie daar de ganfehc Pelagianerij, XVII. Deel. B Men  18 De Nieuwe Reisiger, Men droeg zorg om de eerfte vonken vanher, vuur, dat zich in Italië ontftak, voor den paus te verbergen ; en het gelukte den nieuwen, gezindheitftichter , gedurende eenigerï tijdt, de waekzaemheit van den heiligen ftoel te loor te ftellen. Hij wilde ook den oudvader Augustinus winnen, en deed, ten dien einde, eene reis in Afrika - maer de bijzondere onderhandelingen , welke zij met eikanderen hadden* en de brieven , die hij aen den heiligen leeraer fchreef, waren in 't geheel van geene uitwerking. Pelagius flaegde beter bij den bisfehop van Jeruzalem, in eene reis, welke hij in Palestina deed; en onder deszelfs befcherming, gaf hij in Azia eenen vrijen loop aen zijne dwalingen. Hij werd befchuldigd in de kerkvergadering van Diospolis : zijne gevoelens werden 'er verbannen; doch hij zelf, veinzende dezelven tc veroordeelen , vond middel om zich te doen vrijfpreken. De opperpriesters hadden zich nog niet aangekant tegen de nieuwe gezindheit : St. Innocent was de eerfte , die dezelve veroordeelde. Pelagius , om dit vonnis kragteloos te maken, ontwierp eene bedriegelijke' geloofsbelijdenis ; maer de doodt van Innocent liet aen deszelfs opvolger Zofimus de zorg om de ketterij en derzelver begunftigers met den kerkblikfem te flaen. De inftelhng van Zofimus werd , met toejuiching', van de ganfche Chriften weercld' ontvangen; en niemant, dan Pelagius en zijne aen-  Tweehonderd en Zevende Brief. &§ aenhangers , weigerde dezelve te onderfchrijven. De keizer maekte geftrenge wetten tégens de gcenen , die zich aen de befluiten vari den heiligen ftoel niet wilden onderwerpen; en deze ftrikte bevelen deden voorts den aenhang verdwijnen. Tot overmaet van rampfoedt, werd Pelagius , die zich doorgaens te Jeruzalem onthield, uit deze ftadt verdreven. Men is onkundig van de plaets , alvvaer hij de wijk nam; doch men heeft reden, om te gelooven dat hij zijne fchande in eenige eenzaemheit ging' verbergen. Dezelfde eeuw zag, in Engelandt* ter' wec•réld' komen den vermaerden tobvenacr Merliny die door het volk als een profeet, en door de monniken als een duivelskunftenaer werd aen'* gemerkt; 't geen alleenlijk bewijst, dat hij 'er meer dan het volk en de monniken van wist. De verftandigften befchouwden hem als een' bedrieger, die, gelijk de aloude godfpraken,de cenvoudigen door dubbelzinnige Voorzeggingen ' bedroog. Waerichijnlijk was hij eeri vernuftig man , die geene andere bezweringen bezat, dan kundigheden, die dezer eeuwe van? onwetendheid en ligtgeloovigheit vreemd waren. Naeuwelijks had Egbert Britanje onder zijne magt vereenigd, of de Denen ftortten zich' op zijn koningkrijk ,■ en bereidden voor de Saxen dezelfde keetens , welke deze laetften' voor de Bretonnen gefmeed hadden. Zij wer" B ar deby  , zo De Nieuwe Reisiger. den, door dezen vorst, geflagen, doch namen wedervvraek , na deszelfs doodt. Zij wonnen en verloren verfcheidene veldflagen , en verkregen het eilandt Thanet, benevens eenige andere grondftichtingen. Alfredus, bijgenoemd de groote , en dezen tytel waerdig , door alle de hoedanigheden, die eenen vorst geacht kunnen maken , was één dér koningen , die hen met de meeste dapperheit en het grootfte geluk wisten te wederftaen. Ilct is hij , het is dees vorst, onfterffelijk in de harten der Engelfchen, dien zijn landt befchouwt als den eerften infteller der wetten, burgerlijke regering' en krijgstucht', en als den vader der kunften, in deze ijzeren eeuw van onwetendheit. Het is hij, die de gezworenen inftelde, Engelandt in graeffchappen verdeelde , en zijne onderdanen het eerfte aenmoedigde, om koopmanfchap te drijven. Hij leende fchepen en geldt aen ondernemende en verftandige lieden , die in de Perfifche zee handelden. Hij had groote vorderingen in de wetenfehappen gemaekt, en werd voor den besten dichter van zijnen tijde gehouden. Hij ftichtte de vermaerde hoogefchool van Oxfort, en beriep 'er, door zijne weldaden , de uitmuntendftc hoogleeraers van Europa. De ftoffereederijen trokken zijne oplettendheit tot zich : hij deed allerlei bekwame werklieden overkomen , leerde zijnen onderdanen de kunst om met ileenen en tigchelen te bouwen, en verfierde de ftadt Lon-  Tweehonderd en Zevende Brief. 21 Londen met verfcheidene fraeije geftichten. Het was insgelijks onder de regering van Alfredus, dat den Denen de vermaerde ftandaerdt , Reafen genoemd , in welken deze volken een ongemeen vertrouwen ftelden , ontroofd werd. Gij weet dat 'er luttel krijgshaftige volken geweest zijn , of zij hadden eene overwinningsbanier , onder welke zij zich de grootfte voordeden beloofden. Dusdanig was de Orifiamme bij de Franfchen , en het Labarum bij de Romeinen. De Reafen voerde de afbeelding eener rave ; en de Denen hielden zich verzekerd , dat hij het werk der drie dochteren van een' hunner koningen was, dat deze prinfcsfen hem betooverd hadden , en dat zijne verfchillende bewegingen de goede of kwade gevolgen aankondigden. De regeringen der opvolgeren van Alfredus vertoonen nieuwe oorlogen , verwekt door de Denen , die zich in geheel Europa ontzagchelijk gemaekt hadden. Hun koning Kanut werd oppervorst van Engelandt, en maekte een einde aen de heerfchappij der Angel-Saxen , die zes honderd jaren duurde. Deze Saxen waren verdeeld in drie rangen , de edelen, vrije lieden en flaven. Die der eene orde mogten zich niet verbinden met die eener andere ; en de edelen namen deze wet zoo naeuwkeurig in acht, dat zelfs de voogdt, die het mishuvvelijken van zijn weeskindt wettigde, geftraft wierd. Hunne raedsvergaderingen, zelfs burgerlijke, B 3 be-  22 De Nieuwe Reisiger, beftondcn alleen uit lieden , die de wapenen droegen; en niemant onderhen had dit'regt, dan na dat hij plegtiglijk gewapend was , door genigen bloedverwant of gevader , die hem , met toeftemminge van den raedt, het fcbildt cn de fpecr gaf. Bij hen beftondcn de ftraffen, voor de hoofdmisdaden , in het ophangen of verdrinken der fchuldigen : de ligtfte misflagen werden uitgewischt, door het betalen van zekere boeten , waervan een gedeelte voor den aenklager, en het overige voor den regter was. Voor de trouwlooze vrouwen waren 'er andere kaftijdingen. Hare mans fneden haer het hair af, ontkleedden haer naekt, jacgden haer uit hunne huizen, en geesfelden ze op de openbare plaetfen. Uit eene redevoering', welke de koning Edgar deed, in eene vergadering van bisfehoppen, kan men oordeelen hoedanig de ongebondenbeit der kerkdijken was. „ Naeuwelijks, zegt dees v vorst , gewaerdigen zich de geeftelijken de „ kerkdienften bijtewoncn ; en zij fchijnen in „ de mis te komen veeleer om 'er te lagchen, „ dan om 'er te bidden. Zij geven zich over „ aen de ongeregeldheden van tafel en bedt; zoo dat men hunne huizen befchouwt als j, eerlooze oorden, en de verzamelplaets van „ potzemakeren. Men fpeelt 'er lotfpelcn ; „ men danst 'er ; men zingt 'er ; men brengt „ 'er den nacht door met een ergerlijk gerucht. ?' 2a? daer vvat gebruik men maekt van het l'Y- 55 erf  Tweehonderd en Zevende Brief. 23 erfgoed der koningen en onderdanen , die " zich uitgeput hebben, tot onderfteuning der „ armen" , , Dezelfde Edgar , zoo ijverig tot de hervorming der geestelijkbeit, fchond eene non, deed eenen gunfteling ftervcn , om het genot van deszelfs vrouw te hebben , rukte eene jonge dochter uit de armen harer moeder , om ze m zijn bedt te leggen , len was echter niet minder de liefde en het vermaek van zijn volk. Hi] veranderde de fchatting , welke hem de inwoonders van het laadt van Walles betaelden , in drie honderd hoofden van wolven, die jaerlijksch moesten geleverd worden. Ook kondigde hij eene algemeene vergiffenis af, mits een zeker getal van tongen dezer dieren , gefchikt naer de natuur der misdaed' ; en op deze wijs, zegt men , werd het geflachn der wolven , in Engelandt, uitgerooid. Ik ben,;enz. Londen, den 11 den van Juli, 17 SS' Tweehonderd en Agtste Brief. Vervolg van Engelandt. Niettegenstaende eenige omkeeringen, werd de troon van Engelandt door Deenfche vorften bezeten, tot den inval van Willem den Verooveraer ; een' nieuwen B 4 tijd-  24 De Nieuwe Rusiger. tijdkring, waerin men andere Denen, die zich in Normandië gevestigd hadden , op denzclfden troon befchouwt. Willem was een natuurlijke zoon van hertog Robert, bijgenoemd den Duivel: eene eenige overwinning ftelde hem in het bezit van dit fchoone koningkrijk. Het dempen van verfcheidene opftanden , het vruchteloos maken van nieuwe invallen uit het noorden, en het ongenadige uitvoeren van geftrenge wetten , deden het begin zijner regeringe uitmunten. De Normannen, die deel aan Zijne overwinning gehad hadden, verdeelden, door zijne weldaden , de landerijen der overwonnenen. Hieruit ontftaen alle die Normanfche maegfehappen, waervan de nakomelingen, of ten minfte de namen , in Engelandt nog in wezen zijn. Onder de zeer wijze wetten , welke Willem Zijnen volken gaf, wilde hij dat men het vuur m alle de huizen uitdoofde , des avonds ten agt uren , op het geluide eener klokke , welke men het Vuurdekfel (*) noemde , en nog tegenwoordig noemt. Deze huizen van hout gemaekt zijnde , vereischte de goede befturing dat men zijne zorg verdubbelde , om brandt voortekomen. Het was dan niet meer geoorlofd uittegaen ; en de openbare rust, tot wier verzekering men zoo vele middelen niet had als tegenwoordig, vond zich op deze wijs bevestigd. Dit gebruik tfak de zee over, en werd (*j Qquvre-feu.  Tweehonderd en Agtste Erief. 25 werd in Frankrijk ingevoerd : in verfcheidenc onzer landfchappcn zijn 'er nog eenige voctftappen van overgebleven. De kerk van Onze Lieve Vrouw te Parijs, zoo zeer aen de wetten der voorvaderen verknocht, heeft die van het Vuurdekfd behouden. De magt van Willem werd zoo volftrekt in Engelandt, dat hij de gewoonte van het landt veranderde, en zelfs over de zeden regeerde. Aloude Bretonnen, Denen, Angel - Saxen , alles werd in dezelfde dienstbaerheit begrepen. Hij vernietigde hunne voorregten, eigende zich hunne goederen toe, en gaf hun zelfs eene andere tael. Hij wilde dat men in het Normansch zoude pleiten ; en van toen af werden alle de openbare gefchriften in deze fpraek vervaardigd. Het was eene barbaerfche tael, vermengd met Franfch en Deensch , hebbende geen het minfte voordeel op de tael, welke men in Groot-Britanje fprak. Indien het volk niet gelukkig was onder Willem den Bastaert, het was ten minfte geruster, en voor de oorlogsrampen beveiligd. Dees vorst deed kasteden bouwen , en gaf de eerfte bevelen tot bet ftichten van den Totir te Londen. De Engelfchen , tot dien tijdt toe onbekend of veracht in Europa, begonnen 'er eene rol te fpelen , door hunne kundigheden, hun vermogen , hunnen koophandel en hunne verooveringen. Willem de Rosfe, zoon en opvolger van B 5 Wil-  fi6 De Nieuwe Reisiger. Willem den Verooveraer , erfde enkele gebreken van zijnen vader, had alle deszelfs ondeugden , en geen eene van deszelfs deugden. Men moet daervan uitzonderen de dapperheit, die zelfs in hem. niets anders dan eene wilde woestheit was. Dees vorst bevond zich op de jagt met eenen Franfchen ridder, Tyrrel genoemd, vermaerd door zijne behendigheit met den boog. De ridder, willende een hert, dat van eene fterkte affprong , doorfchieten ,. raekte den koning in het hart. De vorst ftierf, en werd niet beklacgd. De kerkelijken hebben hem met de hatelijkfte verwen afgefchilderd. Zij konden 'er geen kwaed genoeg van zeggen;' want aces prins vercenigde in zijnen perfoon het aartsbisdom van Kantelberg , de bisdommen van Winchester en Salisbury, twaalf rijke abtdijen , en een groot getal van andere kerkelijke bedieningen , welke hij ledig had gelaten , om 'er de inkomsten van te ontvangen. Zijne regering maekte ;j;aets voor die van Henrik den eerften, zijnen broeder, eene onftuimige regering, vruchtbaer in muiterijen en onlusten , het zij huifelijke, het zij vreemde. Hij benam de vrijheit aen zijnen broeder Robert, die na eene gevangenis van agtentwintig ja.cn ftierf. Dees broeder bad hem het leven behouden , in de belegering van den berg St. Michiel. Henrik, om zich van zijne wroegingen te bevrijden , ltichtte een abtdij ; en de monniken vonden deze boete voldoende. Naeu- we.  Tweehonderd en Agtste Brief. 27 welijks was dc rust in zijne Haten herfteld, of dees vorst overleed , in den ouderdom van agtcnzestig jaren. Om zijne dochter Mathilde uittehuwelijken , Icide hij op de landerijen zijner onderdanen eene fchatting , die de oorfprong was van die gecne , welke nu nog in Engelandt geheven wordt, voor het huwelijk der prinfesfen, 's konings dochteren. Steven van Blois , opvolger van Henrik, door overweldiging op Mathilde, kleendochter van Willem den Verooveraer, bezat , als onderdaen , deugden , welke hij op den troon niet konde behouden. Hij liet denzelven, door zijnen doodt, aen Henrik den tweeden , zoon van Mathilde en Geoffroi, graef van Anjou; en dus ging de kroon van de Normannen over tot de Franfche prinfen , die dezelve langen tijdt bezaten, onder den naem van Plantagenets, Men heeft zeer getwist over den oorfprong van dezen naem. Eenigen zeggen dat een graef van Anjou de heilige plaetfen ging bezoeken, en, om zijne zonden uittewisfchen,zich, voor de heilige grafftede, liet geesfelen, met takken van brem (*) , die omftreeks Jeruzalem in overvloedt groeijen. Het leven van Henrik den tweeden is eene vermenging van overwinningen en rampfpoeden: hij was gelukkig tegens zijne natuurlijke vijanden , ongelukkig in den boezem zijner Haten en vooral van zijn huisgezin. Geen zijner (*) genét.  2? De Nieuwe Reisiger. ner zonen was hem gelijk : Richard, de oudfte , Leeuwenhart bijgenoemd , bezat geene andere deugdt dan eene woefte dapperheit: Jan Zonder Landt verloor zijne bezittingen op het vastelandt tegen Filips Augustus , zij. ne eer tegen den paus , en alle zijne regten tegen de heeren van zijn koningkrijk. Deze drie regeringen vertoonen zeer ongemeene gebeurtenisfen , een' aertsbisfchop aen den voet van het altaer vermoord, een' magtigen koning in eenen toren opgefloten , en een geheel koningkrijk in den kerkban. De zoon van een' burger van Londen, Thomas Becquet, door zijnen koning tot de eerfte waerdigheden van kerk' en ftaet verheven, fcheen de achting, aen de majefteit van den troon verfchuldigd , te vergeten. Henrik verfleet de helft van zijn leven met tegen dezen onbuigzamen geest te worftelen ; en Thomas durfde tot zijnen meester zeggen : „ Ik ben u eer„ biedt, als aen mijnen oppervorst, verfchul„ digd; maer ik moet u, als mijnen geestelij„ ken zoon, kastijden." Henrik, woedende van gramfchap , riep in eene overmaet van toorn uit: „ Is het mogelijk dat niemant van „ hun, die, ik met weldaden overladen heb, „ mij durft wraken over de beledigingen van „ dezen priester! " Aenftonds liepen vier zijner huisgenooten naer de kerk , en doodden den aertsbitfchop, die in den rang der heiligen is gefteld geworden. De koning alleen werd als  Tweehonderd en Agtste Brief, tg als de bewerker van dezen moordt befchouwd; en de paus hem in den ban gedaen hebbende, kon zich de vorst niet" uit deze ongelukkige zaek redden , dan op de vernederendfte voorwaerden. Hij vertrok uit Normandië , bekleed met een' zak van boetvaerdigheit, kwam met naekte voeten en blooten hoofde te Kantelberg, trad dus naer het graf van den aertsbisfchop , beroofde 'er zich van zijne kleederen , en ontving vijf geesfelflagen , door de handt van ijderen bisfchop , abt en monnik, die 'er zich in groot getal bevonden. Richard nam deel, gelijk alle de vorften van Europa, in het oorlog der kruisvaerten. Door zijnen hoogmoedt beledigde hij den hertog van Oostenrijk, over wiens landen hij onvoorzigtiglijk zijnen togt nam , op zijne terugkomst uit Palestina. Dees hertog kluifterde hem met keetenen , en leverde hem over aen den keizer, die hem vijftien maenden in eene naeuwe gevangenis hield. Deze gebeurtenis verfchafte het onderwerp aen eene Engelfche roman , getyteld de Duifiere Toren , welke Mejuffer L'heritier de Villandon , nicht van den heer Perrault van de Franfche Akademie , in de Franfche tael heeft nagevolgd of vertolkt. Jan Zonder Landt in onlust geraekt zijnde met den heiligen ftoel, ter gelegenheit van de benoeming' eenes aertsbisfchops van Kantelberg , ontfloeg de paus deszelfs onderdanen van den eedt van getrouwheit, deed deszelfs fta-  3° De Nieuwe RêisiceS.- ftaten in den ban, gaf dezelven aen Filips gustus, en beloofde den geenen , die Tihs hielpen in dezelven Vermeesteren , vergiffenis van alle hunne zonden. Om den opoerpriester te bevredigen, droeg de koning van Engelandt zijne kroon op hem over; en deze hulde werd vergezeld met de vernederendfte omftandiVheden , in tegenwoordigheit van het ganfche volk. Hij verbond zich, in handen van 'spanen af gezant, tot eene jaerlijkfcfce leenfchatting van duizend mark zilvers, en fprak het voorfchrift van het onderdanigfte leenmanfchap uit; wor^ dende hem , tot eene overmaat van fchande, zijn fcepter en zijne kroon niet dan na het verloop van eenige dagen weder ter hand gefte'd om hem te doen befeffen dat hecRoomfche hof meester was om dezelven te behouden. Tan Zonder Landt was reeds beroofd van Normandie , dat onder de heerfchappij van Frankrijk overging, twee honderd en tweeënnegentig jaren na dat het, door Karei den Eenvoudigcn, aen Rollon was afgeftaen , De baronnen , tegen hunnen koning oproerig geworden, noodzaekten hem tot het teeke nen van die vermaerde handvest , welke de EngeMchen befchouwen als het Palladium van hunne vnjheit, dengrondflag van hunne ftaetsgefte tenisfe, en den oorfprong van deze onaf. hangkehjkheit , die , misfchien vroeg of laet den doodt in den boezem van dezen ftaet zal brengen. Dezelve is bekend onder den naem vaiï  Tweehonderd en Agtste Brief. 31 van de Groote Handvest , en wordt met eene foort' van afgoderij' vereerd. Zij beween er een echt gedenkfchrift van , met alle de oplet tendheit, welke men voor de heiligfte dingen kan hebben; en 'er berusten onder hen verfcheidene affchriften , die zoo volmaektehjk naer het oorfprongkelijke gelijken , ^zi^dien het zelve verloren raekte , deszelfs plaets zouden kunnen vervullen. De wezenlij punten van dit gewigtige ftuk zijn, dat noch de koning, noch zijne amptenaers, onder eenig voorwendfei, zich van het gocdt der ingezetenen mogen meester maken, dat 'er in 't geheel geene fchatting mag geheven worden, zonder toeftemminge van de grooten des komngknjks, dat ijder door zijne eigene regters zal gevonnisd worden , en dat men regt zal doen aen elk die 'er om verzoekt; dat de boeten altoos evenredig aen de raisdaedt en de bezittingen van den fchuldigen /zullen wezen , maer dat geen landman, om aen deze betaling te voldoen, van de werktuigen der landbouwenj' mag beroofd worden: Met één woord' , men voorziet 'er in het bedienen der geregtigheit, m de vrijheit der burgeren, en in genot van den eigendom ; dne groote voorwerpen , voor welke de menfchen de ftaetkundige maetlchappijen ingefteld hebben. Dusdanig , Mevrouw , is deze vermaerde handvest, de beroemde klip van het koningklijke gezag , de ooriprong der volksbewegingen,  32 De Niéuwe Reisiger, gen, het oudfte regtsbewijs van eene vrijbeit, die , tusfehen den koning van Engelandt en deszelfs onderdanen , de eerfte tweedragt, de bron van alle de beurtelingfche oorlogen, die Groof-Britanje bedroefd hebben , veroorzaekt heeft. Nogthans maken de uitdrukkingen van dit ftuk deze groote handvest, voor de koningen van Engelandt, minder ontzagchelijk, dan de gevolgen , welke een volk, naerijverig op zijne voorregten , en vereenigd om dezelve ftaende te houden, daeruit kan trekken. Echter zult gij vele regeringen zien , waerin de Engelfche vorftcn , tot verachting van deze zelfde voorregten , het volftrektfte en onbepaeldfte gezag geoefFend hebben; doch gij zult 'er ook anderen befchouwen, waerin hat volk, uit kragt' van deze handvest', meende bevoegd te zijn, om de wet aen zijne oppervorften te geven. De regering van Henrik den derden , zoon van Jan , was langdurig en eerloos. De volgende trek is eene volledige fchets van de geaertheit der Engelfchen , eenigermate erfgenamen van de verachtinge der Romeinen voor de koningen. Een graef van Leicester werd, door de Gaskonjers, befchuldigd van zich , in zijne landvoogdij' van Guienne , flecht gedragen te hebben. Genoodzaekt om voor de pairs van het koningkrijk te verfchijnen , om rekenfchap van zijn gedrag te geven , vergenoegde hij zich niet met zich te regtvaerdigen ; hij roem-  Tweehonderd en Agtste Brtef. 33 roemde daerenboven zijne dienftcn, en eischte daervoor vergelding. De koning, verontwaerdigd over deszelfs ftoutmoedighcit, antwoordde hem dat bij zich tot niets verpligt rekende ten aenzien van een' verrader. „ Gij hebt het „ gelogen , hervatte de graef; en indien gij „ geen koning waert, zou ik u berouw doen „ hebben over het geenc gij gezegd hebt". Wat meent gij dat men dezen ftoutmoédigen onderdaen deed ? De vorst'vergenoegde zich met eene ligtc verontfchuldiging', en zond hem weder in zijne landvoogdij. De gemalin van denzelfden prins onder door de brug van Londen varende , overlaedde het volk haer met fcheldwoorden , en ftrekte de onbefchoftheit zoo ver uit, dat het haer met fteenen wierp., Eduard de eerfte, zoon. van Henrik den derden, verecnigde met zijne kroon' het prinsdom Walles, alwaer een, overblijffel van alouT de Bretonnen zich-, gedurende den - tij cit van verfcheinlene eeuwen, had gehandhaefd tegen de poogingen der koningen van Groot-Britanje. Dit landt is tegenwoordig van de andere landfchappen des koningkrijks niet onderfcheiden, dan .dat het zijnen naem aen den oudften zoon der koningen van Engelandt geeft. Onder dezelfde regering, werd de tytel van baronnen of pairs alleen gegeven aen de gee: nen, die in het hoogerhuis van het parlement zitting hadden. Het huis der gemeenten begon de onderftandgeiden te regelen. Eduard zette XVIL DtsL c m  34 Öe Nieuwe Reisiger; dit huis gewigt bij, om het vermogen der baronnen optewegen. Dees vorst, bekwaem eti ftandvastig genoeg, om hen te vieren en niet te vreezen, vormde deze foort van regeringe, die alle de voordeelen der koningklijke, adelen volksheerfching' in zich vereenigt, doch 'ér ook alle de zwarigheden van heeft. De zwakke Eduard de tweede, zoon van den voorgaenden, werd geregeerd door zijne gunftelingen, onttroond door zijne echtgenoote, opgefloten door zijnen zoon, en vermoord door zijne lijfwachten. Eenen zijner begunftigde vrienden werd het hoofdt afgehouwen. Een ander werd op eene horde gefleept, gehangen , onthalsd en gevierendeeld. Een derde werd ontmand, als een eerlooze, en zijn hart in het vuur geworpen. De koningin deed in het doodvonnis van dezen gunfteling zetten, dat men hem de deelen, waervan hij een misdadig gebruik met haren echtgenoot gemaekt had, zoude ontrukken; en zij fchroomde niet de uitvoering bijtewonen. Welk een tijdt, goede Hemel! en wij durven klagen over den onzen. Niets bleef 'er meer overig, dan het vonnis over het lot des konings uittefpreken : men befchuldigde hem van niet naer de wetten des lands geregeerd, de fmeekfehriften zijner onderdanen verworpen, en kwade raedgevingen gevolgd te hebben. Het parlement yerklaerde hem den troon onwaerdig, en fchonk de kroon aen  Tweehonderd en Agtste Brief. 35 aen deszelfs zoon, die federt de gelukkige en beroemde Eduard de derde werd. Een zekere Trusfel kondigde den onttroonden vorst' de afzetting aen, met deze woorden: „ Ik, al„ gemeen regtsvorderaer van het parlement en „ het volk, verklaer u, in hunnen naem en „ door hun gezag , dat ik de hulde , aen u ,, gedaen, herroep en vernietig, en u van de koningklijke magt' beroof". Men wil dat men, op eenige bewegingen, ten zijnen voordcele ondernomen , zijne lijfwachten omkoft, die de afgrijsfelijke wreedheit hadden, om hem ëene hoornen pijp in het onderlijf, en daerdoor een gloeiend ijzer te fteken, door welk middel zijne ingewanden verbrand werden. , Het parlement gaf eenen raedt aen den jongen. Eduard; maer de koningin behield al het gezag, en zou het zelfs langen tijde behouden hebben, indien zij het met Mortimer-, haren minnacr, niet hadde willen deelen. Men nam dezen laetften in haer voorvertrek gevangen, niettegenftaende het fchreijen en zuchten dezer vorftinne , die onophoudelijk riep : „ mijn „ zoon, mijn waerde zoon , fpaer toch den „ braven Mortimer". Hij werd gehangen, ontmand en gevierendeeld : zijne- leden werden in de aenzienlijkfte fteden van Engelandt gezonden; zijn hoofdt werd op den Tour van Londen ten toon geftelden de koningin opgefloten in een kasteel, alwae'f zij hare onheilen meer dan hare misflagcn betreurde, C i Wij  j6 De Nieuwe Reisiger. Wij komen tot de gevaerlijke tijden, waerin de Engelfchen onze fteden verooveren, onze landfchappen verwoesten , onze koningklijke legers verflaen, onze dapperfte ■ krijgshelden dooden , onze prinfen gevangen nemen, en hunne koningen in Parijs zeiven doen kroonen. Vervolgens worden zij, door eene foort van wonderwerk, verjaegd en in hun eilandt balloten , en kunnen naeuwelijks eene eenige plaets in geheel Frankrijk behouden. Eduard de derde trad in het koningkrijk aen het hoofdt van een talrijk leger: wij verloren de veldflagen van Creci en Poitiers ; en de ffcadt Calais gaf zich aen de vijanden over. Drie bijzonderheden maken de nederlaeg van Creci even gedenkwaerdig. Zij was de eerfte krijgsverrichting van den prins van Walles, zoon van Eduard , bijgenoemd den zwarten prins, uit hoofde van de kleur zijner wapenen. Zijn vader weigerde deel in dezen dag te nemen, op dat, zeide hij , zijn zoon 'er zijne fporen mogte winnen. De koning van Bohème verfcheen in het Franfche leger. Hij was blind; en men had zijn paerdt vastgeroaekt aen die van twee ridderen, welke hem vergezelden. Men zag hem, in het fterkfte van het gevecht, zijne flagen bij den tast toebrengen, en onverfchillig vrienden en vijanden nedervellen. Hij werd onder de dooden gevonden, zijnde zijn paerdt nog vastgehecht aen twee anderen. Geoffroi van ^Harcourt, die zich aen  Tweehonderd en Agtste Brïef. 37 aen de zijde der Engelfchen begeven had, ziende zijnen broeder ftervende op het flagveldt, werd zoo getroffen door de ijsfelijkheit zijner misdaed', dat hij zich, met den ftrop om den hals , vertoonde voor den koning, die hem vergiffenis fchonk. Gij weet dat één der punten van het verdrag Van Calais inhield, dat zes inwoonders dezer ftadt, met den ftrop om den hals, zich tot fterven zouden komen aenbieden. Luttel waerfchijnlijk is het, dat de koning van Engelandt wezenlijk lust zoude gehad hebben , om zes brave burgers, die dapperlijk voor hun vaderlandt geftreden hadden, te doen ophangen, of dat deze ernftiglijk geloofd hebben dat een koning, zoo edelmoedig als Eduard, zich door eene diergelijke wreedheit wilde onteeren. Misfchien zal men dan veel moeten afkorten van de gewaende heldhaftigheit, welke de gefchichtfchrijvers hun- toeëigenen. De ware heldhaftigheit der inwoondercn van Calais zou beftaen hebben , niet in zich aen eenen fchandelijken doodt overtegeven , om de woéde van den overwinnaer te verzadigen, maer in het ftorten van hunnen laetften druppel bloeds, veeleer dan te dulden dat het bloedt hunnerlandgenooten door de handt van den beul vergoten wierd, Eenige gefchichtfchrijvers .zijn ook opgetogen geweest over de zedigheit, waermede de prins van Walles den koning van Frankrijk, C 3 dier^  38 De Nieuwe Reisices. dien hij in den flag van Poitiers krijgsgevangen gemaekthad, naer L-onden geleidde. Hij zat op een kleen zwart paerdt, rijdende aen de linkerzijde van den vorst, die een uitmuntend fehoon paerdt, met een heerlijk tuig verfierd, bereed. Zijt gij niet van het denkbeeldt der geenen , welke gelooven dat 'er veel hoogmoedt in deze zedigheit uitblonk, en dat het zeer wreed was eenen ongelukkigen koning, op deze wijs, aen het gczigt van het graeuvv ten toon' te ftellen ? 1 Eduard de derde zag, in zijnen ouderdom , zijne laurieren verwelken, en het geluk aen de zijde der Franfchen overgaen. Hij vertroostten zich daerover in de armen eener minnaresfe, aen welke hij zijnen eigen roem opofferde , en die hem meer gelds kostte dan alle zijne oorlogen tegen Frankrijk. Alix Pierce, eene jonge Engelfche juffer, van eene zonderlinge fchoonheit, maer de teederheit van den vorst onwaerdig, kluisterde hem tot aen het graf. Toen men zijn einde zag naderen, verliet hem de ganfche vveereldt; en Alix, welke hij met weldaden overladen had, ontrukte hem den ring, dien hij aen den vinger droeg, en vertrok gelijk de anderen. ' Dees vorst had de orde van den Koufebandt ingefteld, onder de befcherming van St. Joris. Een gering voorval op een bal, zegt men, gaf gelegenheit tot deze inftelling. De koufebandt der gravinne van Salisbury, ónder het dan-  Tweehonderd en Agtste Brief. 39 danfen , gevallen zijnde , bukte Eduard om hem opterapen. Het bedrijf van den koning ontroerde de eerbaerheit der gravinne, die een ander oogmerk vermoedde. De vorst Helde haer gerust met deze woorden: Honifoit, qw mal y penfe (*), die de zinfpreuk der orde geworden zijn. De ridders dragen een' blaeuwen koufebandt aen het linker been. Hun getal is op zesentwintig bepaeld, daer onder begrepen de koning, die 'er het hoofdt van is. Behalve dezen koufebandt, hebben zij nog een breed blaeuw lint van den linker fchouder naer de regte zijde, waeraen de beeldtenis van St. Joris te paerdt hangt. De drie amptenaers der orde zijn. de prelaet, zijnde de bisfchop van Winchester, de kanfelier, zijnde, de bisfchop van Salisbury, en. de griffier, zijnde de deken van Windfor. Sedert de eerfte inftelling der orde, telt men agt keizers, meer dan drie honderd koningen, en een groot getal van prinfen , die 'er mede verfierd zijn geweest. Eenden geven daeraen een' anderen oorfprong, en fchrijven ze toe aen de overwinning van Creci, waerin men wil dat Eduard, zijnen koufebandt, ten teeken van den flag, ontwonden hebbende, ook wilde dat een koufebandt insgelijks het voornaernfte verfierfel der orde zijn zoude. Ri- (ƒ*=) Die erg denkt, vaer' erg in *t, hart. C 4  40 De Nieuwe Reisiger. Richard de tweede, kleenzoon van Eduard den derden , volgde zijnen grootvader op. Dees vorst, vreesachtig uit den aert, en wreed uit zwakheit, trouwde rnet Izabelle van Frankrijk , dochter van Karei den zesden, met oogt merk om een' rugfteun te krijgen, tegen de ondernemingen zijner onderdanen, waeraen hij zich hatelijk gemaekt had. De hertog van Lankaster, zijn neef, door de wenfehen van het volk tot den troon geroepen, deed zijné intrede in Londen, zonder den minften tegenftandt; en, het oproer was gereed om uitteberften , toen Richard nog onkundig was van den ftorm , die hem dreigde. Zijne verfpreide krijgsbenden kwamen die van den hertof verfterken; en hij werd door denzelven opgefloten. ' Richard ,' zijne fchande ten hoogften topp' voerende, vertoefde niet rnét zelf het gef-nrift van zijnen afffandt te teekenen. Het parlement begon vervolgens zijn regtsgeding, en zette hem af als een' verkwister van de inkomften van den ftaet, een' fchender van de , wetten des lands, een' verwoester van de Jandfchappen, een' moorder van verfcheidene prinfen van den bloede, een' plonderaer der kerken , en een'' bewerker der bullen van het Roomfche hof régen zijne onderdanen. De hertog van ' Lankaster eischte vervolgens de kroon , die èem werd toegewezen, als aen eenen der naeste erfgenamen. Het vonnis der afzettinge' werd Richard door een' enkelen rid-  Tweehonderd en Agtste Brief. 41 ridder bekend gemaekt; en dit was voor hem nog geenszins het uiterfte der vernederingen. Men d«ed hem verfchijnen in eene vergadering van prinfen, kerkvoogden, heeren en voorname burgeren van Londen, bekleed met alle de koningklijke verfierfelen, welke men hem noodzaekte afteleggen in handen van den aertsbisfchop van Kantelberg. Hij herhaelde zijnen afftandt; en de hertog van Lankaster werd tot koning van Groot-Britanje gekroond, onder den naem van Henrik den vierden. Hij had den onttroonden vorst' beloofd, hem in het leven te fparen , mits 'er geene bewegingen gefchiedden, om hem te herftellen; doch op het eerfte gerucht van eene famenzwering', ten zijnen voordeele gefmeed, traden agt fchelmen in zijne gevangenis, om hem te vermoorden. Richard verdeedigde beter zijn leven, dan hij zijne ftaten gedaen had: hij ontrukte den bijl aen eenen zijner moordenaren, en doodde 'er vier van, eer hij bezweek. Men heeft opgemerkt dat, onder de oppervorften van Engelandt, die den naem van de tweeden gevoerd hebben, Georgc de tweede, tegenwoordig in leven , de eeniglte is, die geRikkiglijk in dit koningkrijk geregeerd heeft. Willem de tweede, bijgenoemd de Rosfe, w«rd op de jagt gedood. Henrik de tweede was doorgaens ongelukkig , gedurende het eerfte gedeelte zijner regeringe, door de moeilijkheden , welke hem de aertsbisfehop van Kantelberg C 5 ver"  4^ De Nieuwe Reisiger. verwekte. Hij deed denzelven ombrengen, en het berouw, 't welk hij'er over had, vergiftigde het overige zijns levens. Eduard de tweede werd onttroond door zijnen zoon , en vermoord. Richard de tweede werd afgezet. Men heeft gewild dat de doodt van Karei den tweeden niet natuurlijk was. Eindelijk ftierf Jakobus de tweede, na zijne kroon verloren te hebben, in ballingfchap. De regering van Henrik den vierden was noch langdurig, noch gelukkig, noch gerust. Zijn zoon, Henrik de vijfde, volgde hem op, en won , tegen de Franfchen, den veldflag van Azincourt, die, ten naestenbij in dezelfde omftandigheden als die van Creci geleverd, insgelijks ongelukkig voor Frankrijk was. Henrik deed de aloude eisfchen der Engelfche koningen op deze kroon , welke Eduard , zijn overgrootvader , verlaten had, weder herleven. De gelegenheit fcheen hem des te gunftiger , om dat Karei de zesde , door zijne krankzinnigheit, onbekwaem tot regeren geworden , het vermaerde verdrag van Troyes gefloten had , door het welke hij hem zijne dochter Katharina ter vrouwe gaf, benevens Frankrijk tot eene huwlijksgift, ten nadeele van de regten des Daufijns. In het afwachten van den doodt des konings, deden alle de orden van den ftact hem den eedt, in hoedanigheit van regent des koningkrijks; en om dit fnoode bcftaen eene kleur te geven, nam men tot  Tweehonderd en Agts-te Brief. 43 tot een' dekmantel den moordt van den hertog van Bourgondië , waeraen men den Daufijn fchuldig hield. De koning van Engelandt regeerde dus in Frankrijk, terwijl Karei de zesde met zijne huisgenooten opgefloten was, en de wettige erfgenaern omdwaelde in eenige landfchappen , die het voorbeeldt der hoofdftadt niet gevolgd hadden. Henrik de vijfde trok tegen hem op; maer hij werd onder weg ziek, en deed zich naer het kasteel van Vincennes voeren, alwaer hij aen eene etterwonde overleed. Men riep zijnen zoon, Henrik den zesden, een kindt van negen maenden, te Parijs en te Londen, tot koning uit; en de hertog van Bedfort, oom van den jongen prins, werd tot regent van het koningkrijk verklaerd. Dit en de volgende jaren, tot in het jaer 1428, waren aenmerkelijk door de gedurige overwinningen derEngelfchen. Zij bemagtigden het grootfte gedeelte der plaetfen, die het nog met Karei den zevenden hielden ; en geheel Frankrijk fcheen wel rasch onder eene vreemde heerfchappij te zullen overgaen. De ftadt Orleans was tot het uiterfte gebragt, doch werd verlost door de vermaerde joanna d'Ark; en van toen af, geraekten de zaken der Engelfchen in verval, tot dat zij geheelenal uit het koningkrijk verjaegd wierden. De hertog van Bedfort meende het hoofdt weder optebeuren , door het kroonen van den jongen Henrik, in de kerk van  44 De Nieuwe Reisiger. van Onze Lieve Vrouw; maer het geiuk was dermate aen de zijde van Karei den zevenden verknocht, dat de koning van Engelandt, niettegenftaende het heerlijke onthael, 't welk hem de Parijzenaers aendeden, eindelijk genoodzaekt was in zijn eilandt te wijken. Zijne opvolgers hebben, federt dien tijdt, niet nagelaten den tytel van koningen van Frankrijk ie voeren, en het fchildt hunner wapenen met leliën te vertieren, niettegenftaende de nutteloosheit en den geringen grondt van dezen belagchelijken eisch. De zwakheit van Henrik verwoestte zijne eigene ftaten. In den aenvang betwistten zijne bloedverwanten eikanderen de regering in zijne jeugd'; en zijn huwelijk met Margareta van Anjou wierp verder alles het onderfte boven. Deze vrouw wilde regeren ; en men moest zich ontflaen van den hertog van Glocester, 's konings oom, dien men haer befchuldigde te* hebben doen vermoorden. Deze geweldenarij maekte de regering der koninginne cn den naem van den koning hatelijk aen de Engelfchen, die zelden haten zonder famenzweringen te fineden. In het rijk bevond zich toen een hertog van Jork, afftammeling van Eduard den derden, en gefproten uit eenen tak, die eenen graedt nader aen den troon dan die des konings was. Dees hertog droeg op zijn fchildt eene witte, roos; terwijl Henrik de zesde, uit den tak van Lankaster, eene roode roos. voerde. Hier-  Tweehonderd en Agtste BrIèf. 45 Hieruit ontftonden deze vermaerde namen, aen den burgerkrijg toegewijd, en deze langdurige en verfchrikkelijke verdeeldheden, die het koningkrijk met bloed' en moord' vervulden. De koning van Engelandt had eene kwijnende ziekte, die hem, geheele jaren, onbekwaem tot werken en denken maekte. Gedurende één dezer verderffelijke jaren, wordt de hertog van Jork, met zijnen aenhang, meester van den raedt ; en Henrik den tytel van koning latende behouden, neemt hij zelf dien van protettor of befchermer aen, De vorst, dikwerf ziek, en doorgaens zwak, is niets meer dan een gevangen , dien men met den toeftel der koningklijke waerdigheit bedient. Zijne gemalin, hem vrij willende maken , om zelve vrij te zijn, ligt krijgsbenden met de heeren van haren aenhang ,■ voert haren echtgenoot uit de ftadt Londen, neemt het bevel over zijn leger op zich, en wordt overwonnen door den graef van Warwik, die het heir van den hertog van Jork gebood : zij heeft de fmert van haren echtgenoot in zijne tent te zien vangen; en terwijl dees ongelukkige vorst haer de armen toereikt, is zij genoodzaekt met losfen toom te vlugten, benevens haren zoon, den prins van Walles. Henrik wordt, door de overwinnaers, ten tweedemale, in zijne hoofdftadt geleid, altoos koning , en altoos gevangen. De koningin houdt zich bezig met de middelen, om hem te verlosfen, en overvalt met een  4f> De Nieuwe Reisigee. een leger in haest bijeen genept, haren groo' ten vijandt, den hertog van Jork, die over- wordt6"' Cn VCle W°nden afSemaekt De overwinnende Margareta flaet op weg naer Londen: zij ontmoet het ieger van den graef van Warwik, en heeft weder het geluk van de zege te behalen; doch zij kan niet in de hoofdftadt ontvangen worden , alwaer de zoon van den hertog van Jork zich voor koning had doen uitroepen, onder den naem vad Lduard den vierden. Dees prins had de achting der Engelfchen verkregen , door eene heldhaftige dapperheit, en zich van hun doen bermnnen, door zijne gemeenzame manieren. Hij verneemt dat de koningin, in het noorden van Engelandt, een leger van zestig duizend mannen verzameld: hij trekt haer tegen, vergezeld van den graef van Warwik. Men ontmoet eikanderen te Santon, omtrent de oevers van de rivier' de Aire, en ftrijdt, tien. uren lang, met eene verwoedheit, waervan de gelchiedenis luttel voorbeelden oplevert. Eduard had verboden eenige lijfsgenade te vèrleenen, enbehaelde, na ongehoorde poogingen, eene overwinning , waerin meer dan zesendertig duizend menfehen fneuvelden. Gedurende deze burgeroorlogen, verdelgde men aen wederzijden , beurt om beurt, de voornaemfte krijgsgevangenen , door de handt der beulen Engelandt werd een uitgefirekt moordtooneel," al-  Tweehonderd en Agtste Brief. 4? alwaer de fchavotten, aen alle kanten, op de flaevelden waren opgericht. De koningin gaet, in Frankrijk, onderftandt verzoeken, bij Lodewijk den elfden , leent geldt en fchepen, vertrekt naer Groot-Untanje tart het lot der veldllagen, krijgt op nieuws de nederlacg , bergt zich in Schotlandt met haren zoon', dien zij bij de handt geleidt, en komt weder in Engelandt, zonder hulp', zonder huisgendoten, en blootgefteld aen allerlei gevaren en beledigingen. Zij begeeft zich in een bosch, ëtt wórdt ontmoet vanrooveren, die haer hare gefteenten ontnemen. Terwijl dezelve, over het verdeelen van den buit, met eikanderen twisten, neemt zij de vlugt, houdende haren zoon in hare armen, en ontmoet een' anderen ftrooper,- die haer, met den degen in de hand', nadert. Hij is gereed om haer te doorfteken, wanneer zij , alle hare kloekmoedigheit herroepende, hem den jongen Eduard vertoont, en met dien toon' van waerdigheit, die haer natuurlijk was, tot hem zegt: „ berg den zoon van uwen koning". Op dezen geheiligden naem, laet dees rampzalige, door eerbiedt en vrees getroffen, zijnen degen vallen, biedt der koninginne zijne hulp aen, en geleidt haer aen den oever der zee* alwaer zij eene bark vindt, waermede zij gelukkiglijk naer Sluis overfteekt. De hertog van Bourgondic geeft haer eene fomme gelds, en doet haer geleiden naer den koning Reinier, ha-  4-8 De Nieuwe Reisiger. haren vader, die niets kan doen dan haer be* klagen. De vorst, haergemael, wordt fchandelijk door de fa-aten van Londen rond geleid, en als een misdadige in den Tour opgefloten. Eduard de vierde, door de handen van'Warwik op den troon geplaetst, beveelt hem de onderhandeling over zijn huwelijk met de prinfesfe van Savoye. De graef zelf vertrekt om het zelve te verzoeken; maer wanneer men gereed is om het te fluiten, verneemt hij dat Eduard, in het heimelijk, getrouwd is met Elizabeth Woodville, weduwe van den ridder Gray, en haer tot koningin verklaerd heeft, zonder 'er hem kennis van te geven. Vertoornd dat hij het fpeeltuig was geweest van een' man, die hem zijne kroon verfchuldigd was, komt Warwik weder in Engelandt, met voornemen van zijn werk te vernietigen. De koning, die omtrent hem verkoeld was, had hem zijn vertrouwen onttrokken ; maer Warwik had het vermogen van zijne gevoeligheit te ontveinzen, tot dat hij in ftaet was om ze te doen uitberllen. De ongeneugten , welke hij ten hove beproefde , deden hem befhiiten op zijne landgoederen te wijken, vastelijk voornemens om het huis van Lankaster, ten nadeele van dat van Jork, te verheffen. De gevechten, wapenfchorfingen , onderhandelingen en verraderijen volgden fchieïijk op eikanderen; ert Warwik verdreef eindelijk den koning Eduard,' om den ongelukkigen Henrik den zesden, dien hij  Tweehonderd en Agtste Brief». 49 hij uit de gevangenisfe haelde, op den troon te pketfen. Dees vorst fcheen ongevoelig voor de verandering van zijne fortuin , en fcheen zelfs het verlies van zijne eenzaemheit en rust' te betreuren. Men deed hem te paerdt klimmen, en de ftadt in zegeprael doorrijden, yoorafgegaen door den graef van Warwik, die. telkens riep: „ leve Henrik, met het huis van , Lankaster"! Dit was een vreemd fchouwfpel voor de geenen, die zich herinnerden uit denzelfden mond' te hebben hooren voortkomen : „ fterve Henrik, met zijne aenhangeren" ! Ook noemde men hem den maker der koningen. Dit langdurige en bloedige treurfpel *is nog1 geenszins aen zijne ontknooping. De aenhang van Eduard opent, voor dezen vorst', de poorten van Londen; en Henrik, doorgaans het fpeeltuig der fortuine, wordt weder in den Tour ppgefloten., Margareta van Anjou fteekt op nieuws naer Engelandt'over-, en verneemt dat Warwik, die haer zoo zeer vervolgd heeft, haer verdeediger is geworden; doch zij verneemt tevens dat hij in een gevecht gedood, en Eduard'overwinnend is. Zij verzamelt de ovcrblijffels van het geflagene leger, en ftelt zich, door nieuwe ligtingen, in ftaet, om nog eens het lot der wapenen te beproeven. Zij zelve voert het bevel over de krijgsbenden, en geleidt den prins van Walles van gelederen tot gelederen. Het gevecht is hardnekkige maer eindelijk verklaert "zich de overwinning, XVII. Dtü> P 1 tén  |ö De Nieuwe" Reisigerj ten voordeele van Eduard. De koningin, diés n op de eerfte tijding van de nederlaeg, in zwijm gevallen was, werd op eene kar gezet, en in den Tour van Londen gevoerd, alwaer de koning, haergemael, zich bevond. Haer zoon, de prins van Walles , zich' langen tijdt verdeedigd hebbende, werd met de wapenen in de hand' gegrepen. Eduard, hem ziende verschijnen, vraegde hem, op eenen heerschachtigen toon, wat- hij in zijne flaten kwam verrichten ? De prins, zonder zich te ontftellen, 'antwoordde op eene fiere wijs: „ Ik ben in „ het koningkrijk van mijnen vader gekomen, 3, om hem te wreken, en mijn erfgoedt uit „ uwe handen te rukken". Eduard, hier over vertoornd, floeg hem, met zijnen handfchoen , in het aengezigt; en oogenblikkelijk wierpen zich eenige heeren van zijn gevolg op dezen rampzaligen prins, dien zij met vcrfchcidenc rieken doorboorden. Eduard de vierde verwachtte voortaen gerust te zullen regeren; maer, in Londen komende , vond hij eenige beweging, ten voordeeie van Henrik. Dees ongelukkige gevangen had 'er geen deel aen, en werd 'er nogthans het flagtoffcr van. Eduard, door meer dan ééne proef geleerd, geloofde zich van hem te moeten ontflaen. Men verzekert' dat de hertog van Glocestcr , 's konings broeder, die reeds den prins van Walles had doen fterven, zijne handt tot deze barbaerfche uitvoering aen- bood.  Tweehonderd en Agtste Erief. 51 bood. Hij begeeft zich naer den Tour , en verwittigt Henrik van de onheilen van deszelfs huis, en van het geene hem dreigde. Dees prins, beipeürende dat zijn laetfte uur geko-, men was, werpt zich op de knien, heft de oogen cn handen hemelwaards , en vertoont zijnen boezem aen den hertog , die hem, in koelen bloede, met eenen dolk doorboort. Dus ftierf dees ongelukkige vorst, die , bij zijne geboorte, tot koning van Frankrijk en Engelandt gekroond, de eerfte dezer krooncn liet glippen, de tweede driemael verloor, en eindelijk door zijne eigene onderdanen gedood werd. De koningin bleef in den Tour opgefloten, en kwam 'ér niet uit, dan vier jaren daerna, om in Frankrijk te rug gezonden te worden , mits een groot losgeldt betalende. Deze prinfes, die de regten van haren gemael en zoon , in twaelf veldflagen , had ftaende gehouden, overleed, in het jaer- 1482, de ongelukkigfte koningin, echtgenoote en moe-, der van Europa.., Van het huis van Lankaster bleef niemant meer overig, dan de graef van Richemont; maer Eduard betaelde een groot jaergeldt aen den hertog van Bretagne , om hem in zijne ftaten onder het oog te houden ,' en had, in dit opzigt, geene de minfte ongerustheit. , i Hem bleef nog een laetfte flagtoffer overig,' namelijk de hertog vanClarenCe, zijn broeder, een wrevelmoedig , onrustig cn onvöorzigtig' D é prins,  5s De Ni-euwe Reisiger. prins, die zelfs den perfoon des konings niet fpaerde. Hij liet zich hooren dat de vorst, geboren uitv eenen misdadigen omgang Van de hertoginne, hunne moeder, niet kon befchouwd worden als de wettige erfgenaem van den troon, dien. hij bezat. Men liet niet na deze reden te vergiftigen ; en de al te ligtgeloovige Eduard deed hem, door het parlement, veroordeelen. Hij geloofde hem eene gunst te bewijzen, met hem de keus van de foort' van doodt 'toeteftaen. Clarence verzocht in eene ton met wijn verdronken te worden, 't geen uitgevoerd werd! De koning had federt berouw _over zijne verhaesting; en wanneer men hem het leven voor eenen misdadigen verzocht, riep hij uit: „ helaes! men „ vond niemant, die tot een' voorfpraek van mijnen armen broeder Clarence verftrekte". Dees vorst, gcloovende zich ontflagen te hebben van allen , die hem een kwaed hart toedroegen, en geen het minfte wantrouwen hebbende op zijnen anderen broeder, den hertog van Glocester, die niet naliet hem, dooide fchijnbaerheden van aenklevinge, te bedriegen, gaf zich, het overige zijner regcringe, aen zijne neiging tot een wellustig leven over, en ftierf, volgens het algemeenfte begrip, door eene overdadigheit aen tafel, in het tweeënveertigfte jaer zijns ouderdoras. Dewijl hij van eene zeer fterke geftelüheit was, hield men denzelfden hertog van Glocester verdacht van  Tweehonderd en Agtste Brief. 53 van hem vergiftigd te hebben. Dit was niet vermetel geoordeeld van eenen mann' , bekwaenuom , in koelen bloede, de grootfte misdaden te bedrijven. Eduard de vierde liet agt kinderen na, m eenen teederen ouderdom, namelijk, Eduard den vijfden , die hem opvolgde, den jongen hertog van Jork, en zes prinfesfen, waervan 'er eene trouwde met den graef van Richemont, die federt koning van Engelandt werd, onder den naem van Henrik den zevenden. De ibaetzucktige en wreede Glocester fneedde aen-' itonds het ontwerp, om de twee prinfen uit de armen hunner moeder te rukken, en hen te doen iterven, om zich zeiven op den troon te plaetfen. Reeds had hij zich meester gemaekt van den perfoon des konings, was het wel rasch van dien des Herfcogs van Jork, en deed hen beide in den Tour opiluiten. , Tot protïCtor of befchcnner van het koningkrijk benoemd , haestte hij zich om het ontwerp , door hem gefmeed, om de kroon te be-. magtigen, ter uitvoer te brengen: doch den lord Hastings , die veel aenziens in Londen had , niet hebbende kunnen overhalen , om hem in zijne oogmerken te onderfteunen, befchuldigde hij hem in den raedt van tegen zijn leven famengefpannen te hebben; en zonder cenig bewijs daervan voorttebrengen., deed hij fem op ftaendevoet het hoofdt afflaen. Men ving, als medepligtigen, drie andere heeren» 1 d 3 m  U De Nieuwe R ë ï s i g e r. die geene andere misdaedt hadden, dan dat zij. aen het huisgezin van den overleden koning verknocht waren ; en hij gaf denzelfden dag bevel om hen te doen leerven. Vervolgens durfde hij zijne eigene moeder, die nog leefde, onteeren, door voortewenden dat Eduard de vierde, zijn broeder , uit overlpel geboren, en hij alleen de ware erfgenaem van den troon was. Hierop verzamelde hij de ongelukkigen uit de heffe des volks, en deed zich tot koning van Engelandt uitroepen, onder den naem van Richard den derden. 'De hertog van Bukkingham bood hem, aen bet hoofdt van den raedt der ftadt, de kroon aen, welke hij in fchijn zwarigheit maekte aentenemen; maer eindelijk ftemde hij in zich met dezen zwaren last' te beiaden. 1 De overweldiger handhaefde zich op den troon , door dezelfde middelen, die 'er hem op verheven hadden. Hij deed de twee prinfen , zijne neven, welke hij in den Tour gevangen hield, vermoorden; en het parlement Had de laegheit van te verklaren, dat zij geen het minfte regt tot de kroon hadden. Ondertusfehen beproefde de hertog van Buidingham, die het meeste had toegebragt, om de kroon op het hoofdt van Richard te ftellen, van 's vorken kant niet dan pndankbaerheit; cn men befloot, om zich te wreken, dat de graef van Richemont, aframmeling van het huis van Tudor, door de vrouwejijke zijde ach dat van : - Lan-  Tweehonderd en Agtste Brief. SS Lankaster vcreenigd, uit Bretagne zoude komen ; dat men hem eenen magtigen aenhang zoude vormen, aen wiens hoofdt hij Richard zoude aentasten; dat hij Elizabeth , dochter van Eduard den vierden, zoude trouwen; en dat hij, de regten der huizen van Lankaster en Jork , door dit huwelijk, vereenigende, op den troon van Engelandt zoude klimmen. Dit gefchil werd beflist in den flag van Bosworth, in het jaer 1485- Richard vocht 'er met verwocdheit, en vond 'er een' roemrijker doodt dan hij verdiende. Tn het begin van den flag, had hij zijne kroon op zijn hoofdt gezet, om beter bekend te zijn. Zij werd gevonden op eenen hoop van lijken , en > aen Henrik van Richemont gebragt, als een teeken zijner overwinninge. De foldatcn , door eene zelfde beweging gedreven , riepen uit: „ leve onze koning Henrik"; en dees dag maekte een einde van de onheilen , die het huis van Eduard den derden vervolgd, en aen de verwoestingen, waermed» de roode cn wit-, te Rozen Groot-Britanje vervuld hadden. Het ligchaem van Richard, naekt en bloedig, onder de meenjgte van dooden gevonden, werd op een paerdt, met het hoofdt aen de eene , cn de voeten aen de andere zijde afhangende-, te Leicester gebragt, en bleef 'er twee dagen ten toon gefteld aen de oogen des volks. Dees prins was gebuid en zeer leeh'jk; en de wocstheit van zijnen aert was in zijne D 4 wc-  $6 De Nieuwe Reisiser. wezenstrekken afgefchilderd. Luttel meer dan twee jaren had hij genot van zijne overweldiging'; en zijn zoon, dien. hij den prins van Walles deed noemen, jong geftorven zijnde, was Richard de derde de laetfte der Angevinfche koningen, Plantagenets bijgenoemd, die, federt Henrik den tweeden , hoofdt van dit geflacht, van vader tot zoon, den troon van Engelandt bekleed hadden. In dit koningkrijk was geen doorluchtig huis, wiens zuiverfte bloedt niet in de veldflagen cn pp de fchavotten geftroomd had. Ydérc aenhang, in de verdeeldheden der twee Rozen, beurtelings met plegtigheit verbannen wordende, ontftond daeruit, na de overwinning, eene gcregtelijke flagting. Men bewees geene genade aen iemant van hun, die, de ongelukkige zaek gevolgd hebbende, door eenig vonnis veroordeeld waren ; en de beul vergoot meer bloedt, dan de foldatcn deden flroomen,' ; Ik beri, enz. Londen, den 17 den van Juli, 1755. Twee-  Tweehonderd en Negende Brief. 57 Tweehonderd en Negende Brief. Vervolg van Engelfindt. tk heb gezegd, Mevrouw, dat Henrik de j_ zevende, Hechts van de vrouwelijke zijde, uit het huis van Lankaster afftamde: want door zich zeiven, of uit hoofde van zijnen vader , achtte men hem nacuwelijks edelman. Hij was kleenzoon van eenen Scbotfcben gelukzoeker, zonder aenzien en zonder geboorte, die, zonder andere verdienfte dan eene voordeeHge geftalte, wist te behagen acn eene prinfes van het koningklijke bloedt, die hem tot haren echtgenoot maekte. Zijn zoon trouwde, op zijne beurt , eene: achterkleendochter van Eduard den derden;, en deze prinfes gaf het leven aen Henrik den zevenden , te voren graef van- Richemont geheten. Niets: geleidde hem tot de kroon; en waerfchijnlijk zou hij het denkbeeldt, om 'er toe te komen, nimmer op-evat hebben, indien Richard dc deroe, door zijne misdaden, dc twee genachten, die 'er'naer ftaen konden, niet tc gelijk vcruelgd hadde. Henrik behoefde geene regten te tooncn, toen hij , om eenen billijk gehaten tyran te itraffen, aen her. hoofdt van een leger ya> ichecn. Zijn huwelijk, met de dochter van D 5 E&ard  58 De Ni ev we Reisiger. Eduard den vierden, verzekerde hem voorts\ van de algemcene Hemmen : doch deze verbindtenis, door de ftaetkunde voorgefchrevcn, was door de liefde niet gewettigd geworden; en het zij natuurlijke koelheit, het zij walging van eenen bandt, noodzakelijker dan aengenaem, behandelde hij de koningin met eene achrerhoudendbeit, die grootelijks naer afkeer geleek. . Misfchien bloosde hij over de gedachte, dat hij zijnen troon alleen aen zijne echtgenoote verfchuldigd was;, en de Jiefde, welke net volk voor haer had, prikkelde zijnen naerijver nog meer aen. , Dit gedrag vergramde alle de aenhanrers van het huis van Jork. De koningin weduw, moeder der jonge koninginne, en de hertogin van Bourgondië, derzei ver moei, waren verontwaerdigd, dat zij, dc eene hare dochter, de andere hare nicht, met zoo veel verachtinge zagen behandelen. Zij- bedachten middelen, om de aloude onlusten weder te doen herleven , cn dezen onwaerdigen echtgenoot, door het verlies van zijne kroon', te ftrafFen. Dacr was nog een prins uit het huis van Jork,' dien Richard de derde, bijna van deszelfs geboorte af, aen kluisters had doen fmijten, waeruit de ftaetkunde van Henrik niet gedoogde hem te ontliaen. Van hem ,. of veeleer van zijnen naem, bcfloten dc prinfesfen zich te bedienen. Men verkoos een' jongeling, van zijnen ouderdom,, en van eene aengename  Tweehonderd en Negende Brief, sy, i geftalte: hij was de zoon van eenen bakker, Simncl genoemd; en een priester van Oxford, wien men hec geheim had toevertrouwd, gewende hem de rol van eenen prins te fpelen. Zijn onderwijzer geleidde hem in Icrlandt: Simnel werd 'er ontvangen door de toejuichingen des volks, en tot kening erkend, onder den naem van Eduard den zesden. De nieuwe vorst Hak naer Engelandt over; en Londen naderende , ontving hij overal onderftandt, die hem in ftaet Helde om zijnen mededinger, flag te leveren. Henrik behaelde de overwinning ; en Simnel werd zijn krijgsgevangen. Het zij medelijden, het zij grootheit van ziele, het zij lust om eene onderneming, welke de geftrengheit eerwaerdig had kunnen maken, in een belagchelijk licht te Hellen, de overwinnaer vergenoegde zich met dit opperhoofdt van eenen ongelukkigen aenhang in deszelfs vorigen rang te plaetfen; en om de oprocrigen te vernederen , gebruikte Henrik hem tot zijnen dienst, in de hoedanigheit van keukenjongen. Op eenen dag dat dees vorst de afgevaerdigden van Icrlandt op het middagmael onühaelde, deed hij hen aen tafel bedienen door denzelfden Simnel, dien zij wacrdig gekeurd hadden hunnen koning te wezen. Dit eerfte ontwerp kwalijk gelukt zijnde, fchaemde zich de hertogin van Bourgondië niet, zelf de handt tc leenen aen het vormen van eenen anderen gelukzoeker, dien zij uitgaf voor Ri-  óa D s Nieuwe Reisicer. Richard, hertog van Jork, tweeden zoon van Eduard den vierden, en, gelijk men voorgaf, uit de kluisteren zijner beulen ontfnapt. ' Zij had te Antwerpen gevonden den zoon van eenen Joodt , Perkins (*) geheten, die haer bekwaem toefchcen om deze perfonaedje te fpelen. Bijzondere omftandigheden hadden hem in Engelandt doen geboren worden. De fchoonheit en edelheit zijner trekken gaven hem veel gelijkheit met Eduard den vierden , die zijn peter geweest was, en zelfs voor zijnen vader gehouden werd, alzoo zijne moeder eenen minnehandel met den vorst' onderhouden had. Men gewende dezen jongeling om zich als: den hertog van Jork acntezien en uittegeven; en na hem genoegzaem onderricht te hebben, deed men hem verfchijnen aen het hof van Frankrijk, alwaer zich verfeheideneEngelfehen bij hem vervoegden. Zij vertrokken te famen naer de hertogin van Bourgondië, en van'daer naer Icrlandt, gewoon verblijf der misnoegden. Perkins vond in den koning van Schotlandt eenen vurigen befchermer, die hem eene zijner bloedverwanten deed trouwen, en openlijk de wapehen-voor hem aengordde. De uitkomst (hiervan was niet gelukkig; en in eene andere ontmoeting, nam de valfche hertog van Jork, in plaets van den fchoonen naem, dien f*) [Bij ons bekend onder den naem van Peerken VV aerbeek. W1 Wt'gfaL, Faderl. Uist. ^de Deel.j  Tweehonderd en Negende Brief. 6i hij had durven aennemen, door zijne dapperheit te regtvaerdigen, in het begm van den in een klooster verbergen. Hij vei .cl het Zelve, om in den Tour van Londen overge3c te worden: doeh hebbende willen ontbetaelde hij zijne ftoutheit met zijn hoofdt; en, 't geen men inde gefch^ms van het menfchelijke hart niet moet vergeten, zijf-e echtgenoote , die hem, ten einde toe, blijken van de allerlevendigfte teederheit gat, was over zijn verlies onvertroostelijk. Het begin der regeringe van Henrik den zevenden' werd geteisterd door eene buitengewone ziekte, die de verwoesting door het ganfche eilandt verfpreidde. Sedert vertoonde zij zich weder vbrfcbeidene reizen in Engelandt, alwaer de artzen haer alleen kenden onder den naem van het Engel/che Zweet. De kwael beftond indcrdacdt in eene zweeting , die niet dan met den dood' of de genezing' van den •kranten eindigde. Indien hij in vierentwintig uren niet ftierf, was hij behouden. Het verzuim en al te veel zorg waren even tegenftnjdig. Men moest, zonder zich in zijn bedt of in zijne kleederen, naer den ftaet, waerin men zich bevond , eenigzihs te bewegen , wachten tot dc natuur, die overvallen was geworden, weder bedaerde , zonder dezelve met artzenijen noch met voedfel te overladen : men moest zich noch te veel noch te weinig dekken, en zich,  '6t De Nieuwe Reisigek. zich , indien het mogelijk was, van eten en drinken onthouden. Nimmer had men van eene diergelijke landziekte hooren fprekenzij verfpreidde zich bijna in eenen zelfden dag, en eindigde gelijkelijk eensklaps. In verfcheidene oorden fleepte zij het derdedeel der inwoonderen weg. Men voorfpelde niets dan kwaedt uit eene regering, wier beginfcls zoo verdcrfFelijk waren. De giengheit was de heerfchende nei- • ging van den koning van Engelandt. Door het voegen van eene overmatige fchraepzucht' bij de zuinigftc huishouding, gelukte het hem ongelooffelijke geldfommen te verzamelen, in eene eeuw, waerin de gouden en zilveren munten nog zeer zeldzaem in Europa waren Dagehjksch vermeerderde hij dezen vcrbor-cn fchat, die , gelijk gemeenlijk gebeurt, wel rasch verkwist werd, door de overdadigheden van zijnen opvolger. Henrik de zevende had zijne dochter, de prinfes Margareta, naer Parijs gezonden, orn ze met Karei den agtffen te laten trouwenmaer dees vorst zond haer aen hem te rug' om zijn huwelijk met Anna van Bretagne Tc fluiten (*). De vertoornde Henrik verklaerde het liretagne in bet huwelHt?„ Anna van - van ^Xt^^Zi&t ven-  Tweehonderd en Negexde Brief. 63 het oorlog aen Frankrijk, en hefte, om het zelve ftaende te houden, eene buitengewone Schatting. De aertsbisfchop Morton, kanfeiier vanhet koningkrijk, leerde den gaerderen een zonderling middel, om de inkomst van . dezen tol te vermeerderen. „ Indien zij, die „ denzelvcn moeten betalen, zeide hij, fpacrj, zaem leven , moet gij veronderftellen dat '„ hunne zuinigheit hen heeft moeten verrij„ ken. Leven zij , in tegendeel, prachtig, „ gij moet hunnen rijkdom naer hunne uitgaef ^, beoordeclen'. Deze ongerijmde tweeledige bewijsreden, werd door fommigen de vork, en . door anderen de kruk van den kanfelier Morton geheten; 't geen aentoont dat de Engelfchen van dien tijdt, 'wanneer zij eenig onheil beproefden, zich door fpotternijen daerover wisten te troosten. Henrik ftak naer Calais over, met een legcr van zesentwintig duizend mannen, zeggende dat hij kwam om Frankrijk te verooveren; doch, om hem te fluiten, behoefde men hem Hechts venden, maer Margareta van Oostenrijk, dochter van den Roomsch-koning Maximiliaen, ten hove van Frankrijk opgevoed, om met Karei den ag;ften te trouwen , aen haren vader te rug zond. Zie Filips van Comines Gedcnkjchriften. Uit die bedrijf ontitond een oorlog, waerin Henrik de zevende , door het beftel van Maximiliaen , Gewikkeld Werd. Hedend. Histor. van Frankrijk. Wagenaer, Vaderl. Historie, yie Deel.J  64 De Nieuwe Reisigek. Hechts gelde aentebicden. Het verdrag gefloten zijnde, keerde hij weder in Engelandt* om de fommen, welke hij van zijne onderdanen- door het oorlog, en van zijne vijanden door den vrede gewonnen had, bij zijnen fchat te voegen. Dees vorst deed den oudften zijner zonen trouwen met eenen infante van Spanje, dochter van Ferdinand, koning van Arragon, cn Izabelle van Kastilië; maer de jonge prins, korts na zijn huwelijk, geftorven zijnde, bedacht zijn vader, om zich de fmert van het wedergeven der hüwelijjfcsgifte te fparen , de weduw met zijnen tweeden zoon te laten trouwen. Groote zwarigheden Waren 'er in deze verbindtenis; maer men vond, in de> Joodfche wet, reden om ze te wettigen. Paus Julius de-tweede, luttel befchroomd van geweten,' verleende dit ontflag, dat, gelijk gij wel rasch zien zult, den katholyken godsdienst in Groot Eritanje, zonder herflcl, vernietigd heeft. De Engelfche vorst was, gedurende zijn geheel leven , in de volmaektfte eendragt' met het hof van Rome, en verkreeg van het zelve meenigvuldige bullen, die aen zijne ontwerpen gufiftig waren. Zoo dra hij het verzocht, floegen de paufen alle zijne vijanden met den ban. Hij had grooten lust om den krankzinnigen Henrik den zesden onder het getal der heiligen te doen ftellen: maer de onmatige kosten, tot deze vergoding vereischt, trok hem daervan af; en'zijne fchandelijke zuinigheit bevrijdde  tweehonderd ën negendé BrTEF. 6? vrijdde den heiligen ftoel en de Christenhcit van deze fchande : want de vriendfehap van den paus ging zoo ver niet van hem de onkosten , aen deze plegtigheit verknocht , kwijt tefcheldcn. Dees vorst , zijn einde voelende naderen; keerde zijne oogen naer een toekomende, vvaerVan dc onregtvaerdigheden en wreedheden zijner regeringe hem het verfchict verfchrikkclijk maekten. Om de afgrijsfelijkheit daervan te verzachten , deelde hij aelmoesfen , ftichtte geestelijke huizen, en blies zijnen adem uit, met eene overluide afkeuringe van de booze aenflagen, waer mede hij zich bezoeteld had,' zijnen opvolger bevelende dezelve te-herftelJen: >■ >;*!• :-y •:•/ \ . . Luttel tijds voor zijnen doodt, had deesi vorst, die de jonge koningin van Napels wenschte te trouwen, afgezanten , met zonderlinge en zeldzame onderrichtingen beladen , derwaerds gezonden , om eene getrouwe acnteckening van de uitwendige gedaente , den aert cn de gefteltcnisfc der prinfesfc te houden. Hun was belast zorgvuldig te letten op de trekken van haer aengezigt, of het geblankét of niet, vet of mager, lang of rond was; of haer sjelact vrolijk en beminnelijk , blijmoedig of droef-, geestig, onverwrikt of veranderlijk ftond; of zij in het fpreken bloosde; of zij eene fraeije huit had; van welke kleur hare hairen', oogen,;, wenkbraemven , tanden en lippen waren« of Wil. Deel. E; havtf  66 De Nieuwe Reisiger, hare armen groot of kïeen , hare handen vet of mager, hare vingers kort of lang waren ; en vooral , hoedanig de gedaentc van haren boezem was, en of de prinfes eenig hair om den mondt had. De gezanten moesten met haer nuchteren omgaen, hun best doen om haer lang te doen fpreken , en zoo na als zij konden haren mondt naderen, om te weten of zij een' lieffelijken adem had, of zij kruiderijen, muskus of iets diergelijks gebruikte. Zij moesten de hoogte van hare geftalte , van haer fchoeifel , de gedaente en grootte van hare voeten niet vergeten. Zij hadden bevel om te vernemen of zij eenige erfziekte, of eenige vlekken op haer h'gcbaem had , welke hare levenswijs was, of zij veel at, dikwerf dronk, en water in haren wijn mengde, enz. Het antwoordt was, dat „ de jonge ko „ ningin omzigtig is in hare woorden, zedig „ in haer gelaet, met de houdinge eener „ maegd'; en wanneer zij fpreekt tot de juf„ fers, die rondom haer zitten, ontfnapt haer „ een glimlach, vol van bekoorlijkheden. Wij „ hebben , zeggen de afgezanten, hare han„ den verfcheidene malen zelfs naekt gezien, 5, en dezelve zeer fraei gevonden. Zij fcheen „ ons toe, wel van boezem voorzien te zijn; „ en het eindt daervan kwam ons tamelijk dik „ voor. Nimmer hebben wij de prinfes nuch„ teren kunnen fpreken; maer in alle gelegen„ heden, waerin wij met haer omgegaen heb- „ ben,  Tweehonderd è« Negendë Brtef. 67 ,, ben, naderden Wij haer aengezigt, zoo veel s, als de wellevendheit toeliet; en wij hebben 3, noch waters noch reukwerken geroken: zelfs „ oordeelen wij, door de netheit cn zindelijk„ heit van haren mondt, dat de gezeide ko- ningin een' gewenschten adem heeft, enz". De regering van Henrik den agtften vertoont treuriger en veranderlijker gebéur tenisfen, dan die van zijnen vader. Eene der voornaemften is de echtfeheiding van dezen vorst en Katha* rina van Arragon. Henrik had, zonder gene» genheit en uit ftaetkunde , deze prinfes getrouwd ; en deZe ongefchikte vereeniging deed hem zijne genegenheden elders brengen. Het eerfte voorwerp van dezelve was Anna van Boulein , niet zeer geregeld in hare zeden, doch die, veinzende dezelve te bezitten, den koning overreedde, dat het eenige middel, om zich te voldoen, was haer te trouwen. Tot hier toe was dc vorst fieehts afkeerig van zijn huwelijk geweest; maer zijne nieuwe hartstogt maekte hem befebroomd, om gemeenfehap met de weduwe zijns broeders te hebben. Aen de andere zijde, befpeurde de kardinael Wolfey, eerfte ftactsdienaer , die langen tijdt, dooiJ keizer Karei den vijfden, met de hoop' op dö driedubbele kroon gevleid was , dat hij door dezen vorst bedrogen wierd ; en om zich te wreken, bewoog hij zijnen meester om Katharina, moei van den keizer, te verftooten, on» der voorvvendlel dat hij haer niet wettig had E 2 kun*  68 De Nieuwe Reisi.ger. kunnen trouwen, en dat het verlof, 't welk men hem verleend had , van geene waerde was. Henrik , die niets anders wenschte dan ge-fcheiden te worden, vervoegde zich aen den paus, juist op den tijdt, waerin de opperpriester, misnoegd op Karei den vijfden, best gefchikt was om deze voldoening aen den koning van Engelandt te geven. Francois de eerfte voegde zijne verzoeken bij die van Henrik; maer de zaek aen alle kanten onderzocht zijnde, befpeurde men de onregtvaerdighcit daervan; en alle de ftemmen antwoordden, dat een huwelijk, federt twintig jaren aengegaen, met eene deugzame prinfesfe , op het geloof van eene bulle en eenen brief des paufen, die het zelve bevestigden , onontbindbaer was. De vermaerde Kranmer , aertsbisfehop van Kantelberg , die den kardinael Wolfey in gunst was opgevolgd, was ftoutmocdiger dan de opperpriester; en onderfteund met de beflisfing' van verfcheidene leeraren, door geldt gewonnen, verklaerde hij het huwelijk des konings voor nietig, en velde het vonnis der noodlottige echtfeheidinge, die, met Henrik, geheel Engelandt van de Roomfche kerk' afzonderde. De koning nam vervolgens zijne nieuwe echtgenoote, geleidde haer met pracht' in het paleis van Witehall, cn huisvestte haer in het vertrek dei, koninginnen. Zij deed hare intrede te Londen op eene zegekar, onder het ge-  Tweehonderd en Negende Brief. 69 «eluidt van het kanon van den Torfr, en het .gebrom van alle de klokken der hoofdftadt. Eenige dagen daerna wérd zij te Wcstmunfter gekroond. De paus kon toen niet weigeren den beledigden Karei den vijfden, en den voorregten van den heiligen ftoel, eene bulle tegens Henrik den agtften toeteftaen. Dees vorst werd plegtiglijk met den ban geflagen, en verklaerd vervallen te zijn van zijne kroon', en zijne kinderen, bij Anna van Boulein, onbekwaem om hem optevolgen. Henrik , om zich te wreken, deed zich, door zijne geestelijkheit, tot hoofdt van den godsdienst in zijne ftaten verklaren , waerin hij geen' den minftën tegenftandt vond. Zijn parlement bevestigde hem dezen tytel, en vernietigde het gezag van den paus, deszelfs jaergelden, den St. Pieterspenning , en de brieven der kerkelijke ampten. Het volk deed den koning'eenen nieuwen cedt, dien men den eedt der opperhoofdigheit noemde; cn het gezag van den opperpriester, zoo magtig in Engelandt, gedurende zoo vele ecuwen , verviel zonder de geringfte tegenkanting' • Sedert dit tijdftip, werd ijder, die met de kerk' vereenigd enden heiligen ftoel onderworpen wilde blijven, het voorwerp van de wraek' des konings , die gehcele beken bloeds deed ftroomen. Hij ftelde geloofspunten voor, welke hij vervolgens naer zijn goeddunken E 3 ver-  70 De Nieuwe Reisiger, veranderd*; doende tevens de Katholyken, die zijne opperhoofdigheit weigerden te erkennen, en de Protestanten, die zich aen zijne leerftek lingen niet wilden onderwerpen, verbranden. Dikwerf kondigde hij tegenftrijdige wetten af, die het leven zijner onderdanen in gevaer ftclden, om het van,zijnen wil alleen te doen af. hangen ; en men zag nimmer zulke vreemde en mecnigvuldige trekken van de willekeurigfte oppermagt', en van de wreedrte tyrannij'. Tho. mas Morus , kanfelier van het koningkrijk, was één dezer flagtofferen, en betaelde zijne aenkleving aen de Roomfthe kerk met zijn hoofdt, De kloosterlingen , die zich altoos tegenstanders van het huwelijk des konings met Anna van Boulein betoond hadden , voeren onop. houdelijk op de predikftoelen tegens hem uit? en het is met hun dat de fcheurzieke vorst den loop zijner wraekzucht' begon. Alle de kloosters werden vernietigd; en men heeft, als eene Zonderlinge zaek, opgemerkt, dat Eduard de Joden, Edgard de wolven, en Henrik de atrtfte de monniken uit Engelandt verjaegden, Hunne inkomiïen werden in de handt des konings gefteld, De roerende goederen en het gerecde geldt waren aenmerkelijk; en uit dezen roof ftichtte Henrik zes nieuwe bisdommen en eene kweekfchool , beloonde eenige dienaers, en befteedde het overige tot zijn eigen gebruik, De heilige overblijfieïs, de beeldte- nisfen  Tweehonderd en Negende Brief. 71 nisfen der heiligen , en de andere uiterlijke teekenen van godsdienst, waermede hij voorgaf dat de monniken al te lang de ligtgeloovigheit van het volk bedrogen hadden, deed h;j verbranden. Bovenal was hij verftoord over de eerbewijzen, welke men St. Thomas van Kantelberg aendeed. Hij dagvaerdde dezen kerkvoogdt, reeds zoo vele jaren overleden, om voor zijne vierfchaer te verfchijnen , _ en veroordeelde hem, uit hoofde van verzuim, als fchuldig aen de misdaedt van gekwetlte majesteit. Zijne asch werd in den windt geftrooid, en zijn naem uit den dagwijzer gefchrapt: het was, op verbeurte van het leven, verboden zijnen feestdag te vieren; en de rijkdommen , welke een eerdienst van meer dan drie honderd jaren dezen heiligen martelaer' had toegewijd, gingen in 's konings koffers over. Het gedrag van dezen vorst met zijne vrouwen vertoont tevens een treurig en belagchelijk fchouwfpel. Na Anna van Boulein, die, onder voorwendfel van ongebondenheit, onthoofd werd , trouwde hij Joanna Seymour, wier leven hij opofferde, om zijne vrucht te behouden. Op deze volgden Anna van Kleef, welke hij verftiet, Katharina Howard, die als Anna van Boulein omkwam , en Katharina Parre, die niet gelukkiger zoude geweest zijn, indien hare behendigheit haer niet van de echtfcheiding' en het fchavot bevrijd hadde, E 4 Da  f% De Nieuwe R e i s i g e r. Dc orde der opvolginge werd niet meer geëerbiedigd , dan de huwelijkfchë eerbaerheit.' Katharina van Arragon had eene dochter, Mana geheten, welke Anna van Boulein van den troon deed uitfluiten. Na den doodt dezer laetfte, werd hare dochter Elizabeth insgelijks uitgefloten-, ten voordeele van Eduard, zoon van Joanna Seymour, die tot wettigen erfge. naem van het koningkrijk verklaerd werd. Deze febikkingen veranderde men , na den doodt van den regerende» vorst ; Eduard, Maria en Elizabeth werden, ijder volgens zijne regten , tot de kroon geroepen, en kregen dezelve, alle drie na eikanderen, in 't bezit. Eduard voegde de ketterij bij de fcheuring van Engelandt; Maria had den roem van de eene cn andere te vernietigen, door bare aenkleving aen de Roomfchc kerk: Elizabeth maekte van den godsdienst Hechts eene flaetkundige zaek, welke zij volgens hare belangen befherde. Dit alles vereischt eenigzins omHandiger verhaeld te worden. Anna van Boulein ging van den troon naer het fchavot, door den minnenijdt van eenen echtgenoot , die haer niet meer beminde.' Henrik geloofde openbare bewijzen van har© ongetrouwbeit gevonden te hebben, in de bijzondere genegenheit, welke zij betoonde aen haren broeder , en eenige voorname huisgenoten , die dagelijksch in haer verblijf kwamen. Zij werd in den Tour geleid, cn bahield ,  Tweehonderd en Negende Brief. 73 hield , in zulk eene droevige omftandigheit, alle hare tegenwoordigheit van geest. Men maekte het regtsgeding aen de geenen, welke men als hare medepligtigen befchuldigde ; en allen werden zij tot den doodt veroordeeld, Anna werd door eene vergadering van pairs gevonnisd; en het vonnis hield in dat zij levend verbrand of onthoofd zoude worden, naer het goedvinden van den koning. Henrik ftemde toe in de minfte ftraf, onder voorwaerde dat zij de nietigheit • van haer huwelijk zoude erkennen. Dees vorst , door zijne hartstogt verblind, befefte geenszins de tegenftrijdigheit, welke 'er lag opgefloten in haer als eeqe overfpelige te ltraffen, over het fchenden van de wetten eens huwelijks, 't welk hij voor nietig deed verklaren. Zij ftemde toe in alles wat hij wilde; maer de vrees voor de grootfte ftraffen kon haer de bekentenis van de ongeregeldheden, waermede men haer betichtte, nimmer ontrukken, Hare wezenlijke misdaedt was, dat zij niet meer bemind wierd van eene echtgenoot, dooide bezitting afkeerig geworden, en door eene wispelturige gefteltenis tot andere liefde gedreven. Hij was verlokt door de jonge Seymour, eene van de ftaetjufferen der koninginne; en door eene zonderlinge eigenzinnigheit, fcheen hij geenen fmaek te hebben dan in het genot, door het huwelijk bekragtigd. Des. anderendaegs, na den doodt zijner vrouwe, trouwde E 5 hii  74 De Nieuwe Reisiger, hij zijne minnares ; en het parlement hacstte zich om de wettigheit van deze nieuwe vereeniging' te erkennen. Joanna Seymour ftierf in het kraembedt; en fehoon haer echtgenoot misfchien den tijdt nog niet gehad had , om van haer af keerig te worden, wil men echter dat hij, ten minfte van ter zijde, deel aen haren doodt had. Men berichtte hem, dat men volftrektelijk dc moeder of het kindt moest, opofferen. „ Behoudt mijnenzoon, antwoord„ de hij; ik zal altoos vrouwen genoeg vin„ den". Men ftelde de keizerlijke fnede aen de moeder te werk, waerdoor zij, des anderendaegs, in het graf raekte. Henrik ging een vierde huwelijk aen met eene prinfesfe van Kleef, wier gedaente hem dermate mishaegde, dat hij op het punt ftond om haer te rug te zenden. „ Ik verwachtte „ eene koningin , .zeide hij ; en men brengt „ mij eene Duitfche merrie". Echter werd het huwelijk met veel pracht' gevierd ; maer zij, die zich met deze onderhandeling' bemoeid hadden , ftierven op een fchavot, als waren zij aen het hoogfte verraedt fchnldig geweest. Dees afkeer, gepaerd met de bekoorlijkheden eener nieuwe minnaresfe , deed den koning befluiten om de echtfeheiding te verzoeken. De koningin ftemde 'er in toe, en achtte zich gelukkig in het verlaten van eenen echtgenoot, die alle de beulen ter zijner bevelen had. Ka-  Tweehonderd en Negende Brief. 75: Katharina Howard, koningin van Engelandt geworden, begunftigde de Katholyken; en van dit ©ogenblik af, befloten de aenhangers der nieuwe dwalingen haer verderf in het gemoedt van den vorst. Men befpjedde haer gedrag, onderzocht hare daden, en vond haer minnaers in de laegfte rangen der burgeren; waerop de minnaers, de koningin , de bloedverwanten, de medepligtigen , allen veroordeeld werden om door de handt van den beul te fterven. Katharina bekende, op het fchavot, dat zij inderdaedt, voor haer huwelijk, niet onberispelijk geleefd had ; doch zij ontkende , immer iets tegens de wetten der eere bedreven te hebben, federt zij de echtgenoote des konings was. Uit dien hoofde, maekte het parlement eene wet, die het vonnis des doods uitfprak over ijdere vrijfter , die, eenige zwakheden gehad hebbende, den koning daervan niet verwittigde , indien hij haer wilde trouwen, en over elk, die, wetende dat deze vrijfter geene maegdt was , aerzelde om het te openbaren. De troon van Engelandt was derhalve bijna alleen voor eene weduwe gefchikt; en het was inderdaedt eene weduw , die denzclven beklom. Katharina Parre , eertijds echtgenoote van eenén baron van Latimer, zeide tot den koning dat zij, indien zijne majesteit haer de keus gave , liever zijne minnares dan zijne vrouw wilde wezen: doch de vorst ftelde haer gerust; en  ?ó De Nieuwe Reisiger. en Katharina had de ftoutheit om in het ontzagchelijke bedt te treden, waeruit men niet opftond dan door de echtfcheidingof hetfchavot. Zij ftond op het punt om het lot van Anna van Boulein en Katharina Howard te ondergaen, niet om hare minnarijen, maer om dat zij fomtijds , over godgeleerde Horren , anders dan zijne majesteit dacht. Echter wist zij den geest van den koning zoo wel te leiden, dat dees vorst, oud en zwak, en luttel bekwaem tot de vermaken van een nieuw huwelijk , het barbaerfche bevel om haer te doen fterven wederriep. Dus vertoonde zich , op het tooneel der wcereld', dees met voordacht wreede vorst, flaef van de aUerfchandelijkfte driften , hebbende tot ftaetsdienaers meesters en tyrannen, tot vrienden fchelmen en flaven, en tot echtgenooten bijzitten. Priesters, bisfchoppen, vrouwen, minnaresfen , pairs,'kanfeliers, alles werd aen de barbaerfche grilligheden van dezen bloeddorftigen zot opgeofferd. Ware hij flechts een enkel burger geweest, men zou hem als een' dollen opgefloten hebben; maer om dat hij de zoon was van eenen overweldiger, uit het huis van ïudor, die/ de overwinnaer van een' tyran was, vond hij geen' eenen regter, die zich niet bevlijtigde om het werk, tuig van zijne wreedheden, en de bedienacr van zijne geregtelijke moorderijen te wezen. Men wil dat dees vorst al ftervende zoude gezegd  Tweehonderd en Nëgendé Brïéf. Ü zeed hebben , dat hij nimmer het leven van eenen man aen zijnen haet, noch de eer eener vrouwe aen zijne begeerten onthouden had Echter mag men billijk twijffelen, of hij zulk eene onteerende rede, waervan een gedeelte zelfs op hem niet toepasfelijk was , wel gevoerd hebbe. Ver van de eer zijner minnaresfen aen,zijne begeerten opteofferen, vond hij voor haer in 't geheel geenen rang beneden den troon; en het huwelijk feilde nimmer zijne liefde te bekroonen. Ik ben, enz. Londen, den zoften van Juli, 1755. Tweehonderd en Tiende Brief. Vervolg van Engelandt. Eduard de zesde, zoon van Henrik en Joanna Seymour, bereikte niet meer dan negen jaren en eenige maenden, toen hij eenen troon beklom, dien hij Hechts zeven jaren bezat. Zijn vader had hem tot zijnen opvolger verklaerd; en het koningkrijk werd geregeerd door eenen raedt van befturingc, waervan Kranmer , aertsbisfehop van Kantelberg,het hoofdt was: doch het voornaemfte gezag werd gefteld in handen van den hertog van Sommerfct, oom van den jongen koning, met den  ?8 De Nieuwe Reisigër, den tytel van protettor of befchermer en regefïfc Dees heer ondernam aenftonds eene andere gedaente aen de Engelfche kerk te geven. Dit heeft eenige opheldering noodig. Henrik de agtfte had het Katholyke geloof behouden. Eduard , zijn zoon j voegde de ketterij bij de fcheuring. Maria, zijne zuster, dochter van Katharina van Arragon , ondernam den Katholyken godsdienst en de vereeniging met Rome te herftellen. Het getal der Katholyken was nog groot genoeg, om haer in haer oogmerk te doen flagen, indien hare regering langduriger geweest, en bovenal, indien zij minder het bloedt der'ketteren vergoten hadde. De ftraffen verbitterden de gemoederen , boezemden geestdrijverij in, en maekten de bekeeringen moeijelijker. Elizabeth, de teugels der heerfchappjje aenvattende, hechtte haren roem in het vastfteb len van een gemeen geloof, cn bedacht een midden tusfehen de Katholyken en Protestanten , waerdoor. ze beide te ligter konden vereenigd worden. Zij wilde het grootfte gedeelte van den uiterlijken eerdienst, en bovenal de beeldtenisfen der heiligen, behouden; maer zij offerde hare denkbeelden aen die van haer volk op. Het wetboek der nieuwe kerke werd opgefteld in negenendertig artikelen, in eene kerkvergadering' goedgekeurd en bevestigd. Men ftelde 'er de heilige fchriftuur als de eenigfte regelmaetdes geloofs, waerdoor men den  Tweehonderd en Tiende Brief. 79 den nieuwsgezinden alles toeftond. Men bepaalde 'er het getal der regelmatige boeken. Men handelde 'er over de erfzonde, den vrijen wil , de regtvaerdigmaking , de voorbefchikking en de zonden na den doop; maer het midden tusfehen alle deze onderwerpen verkiezende , week men van het wezenlijke punt af. De onfeilbaerheit der algemeene kerkvergaderingen werd 'er ontkend : men wilde alleen twee verbondteekens toeftaen : de overlevering werd verworpen, het leerftuk van de wezenlijke tegenwoordigheit door dubbelzinnige uitdrukkingen verijdeld , de ongehuwde ftaet der priesteren veroordeeld , en de beeldtemsfen verbannen. Dusdanig zijn de voornaemfte dwalingen der Engelfche kerke. Men behield 'er het gebruik van de verordening' der bisfehoppen ; en de geenen, die daerin overeenftemden, werden, in het vervolg , Conformisten of Episcopaten geheten. De Kalvinisten , in Engelandt doorgedrongen, ftelden zich tegens derzelver gezag, en vormden twee andere gezindheden, te weten , de Presbyterianen , dus genoemd, om dat zij 'het priesterfchap met de bisfchoppelijke waerdigheit gelijk ftelden, en Puriteinen, die de hervorming in 't geheel aennamen, en zich daerin aen het zuivere woordt des euangeliums hielden. De Episcopalen, of Bisfchoppelijken, hadden de kerkelijke heerfchappij' behouden, gelijk  8ó Dé Nieuwe ReisigeK. lijk dezelve in de Roomfche kerk' was, töeri zij 'er zich van afgefcheiden hadden. Zij hadden bisfchoppen , priesters, kanunniken, en eenen kerkdienst, dien zij de Engelfche Liturgie noemden; maer in de leer, vcrfchilden zij luttel van de Kalvinistcn , verklaerde vijanden van dezelfde kerkheerfchappij', die nog tegenwoordig de heerfchende godsdienst in Engelandt, de godsdienst van den vorst en het parlement, en, met één woord', de Engelfche godsdienst is. De Presbyterianen volgden , zoo ten aenzien van de kerkelijke tucht' als de leer', de Protestanten van Geneve, en wilden dat de fchriftuur in 't geheel geen onderfcheidt tusfehen de priesters en de bisfchoppen ftelde. Zij regeerden hunne kerk door leeraers en ouderlingen ; dat is, ijdcr kerfpel had eenen herder en twee leeken, door de gemeente zelve verkozen. Deze drie perfonen regeerden het ganfche kerfpel in het geene de kerkelijke tucht betrof. Zij hadden klasfen, provinciale vergaderingen en nationale finoden. De klasfe beftond in een zeker getal van vereenigde kerfpellen , wier leeraers en ouderlingen kennis namen van alle zaken van godsdienst, met het zelfde gezag, als ijder herder en zijne medehelpers in hun bijzonder kerfpel. Het provinciale finode was eene vergadering van alle de klasfen in een land- of graeffchap. Zij zonden hunne afgevaerdigden in het nationale finode. Men hield de klasfe eens ter maend?* het  Tweehonderd en Tiende Brief*. Bï liet provinciale finode tweemael in het jaer, cn het nationale, Wanneer het aen het parlement behaegde het zelve bijéén te roepen; want het parlement was presbytcriaensch, ten tijde van Karei den cerften. De aenhangers dezer gezindheit, die veel aenziens onder dezelfde regering hadden, boots» ten de grootfte gc-ftrengheit na» Hunne ftrafheit, of liever hunne fchijnheiligheit , ging zoo ver , dat zij den landlieden niet wilden toelaten, zich met onnoozele fpelcn te verlustigen. De Puriteinen ftrekte hunne zedenkunde nog verder uit. Het geene zij het onbe* paelde gezag van het Roomfche hof noemden , fcheen het hoofdvoorwerp van hunne bekommering' en hunnen ijver. Zij geloofden het nog te-zien in de bisfchoppelijke waerdlgheit, welke Henrik de agtfte behouden hadde , en toonden den oppervorst', in ijdcren bisfehop» eenen anderen Thomas van Kantelberg. Uit den boezem .dezer gezindheit fproten, onder voorwendfel van eene grooter hervor* ming', de Independent en, dus genoemd om datzij beleden van geene eenige kerkelijke vergaderinge aftehangen. Zij hielden ftaende dat ijdére kerk, ijder kerfpel, ijdere■ broederfchar)alles, wat noodzakelijk is om zich te regeren, oorfprongkelijk en wezenlijk in zich zeiven had , alle magt en geestelijk regtsgebiedt bezat, en aen geene eenige vergadering , aen geen eenig finode , aen geenen eenigen bisfehop* XVII. Deel. F mefi  82, De Nieuwe Reisiger. met één woord', aen geen eenïg kerkelijk hoofdt onderworpen was. Gij befeft wel, dat deze begrippen veeleer betrekking hadden tot de kerkelijke tucht, dan tot den grondt van den godsdienst, die dezelfde was als hét Presbyteriaenschdom. De Independenten verklaerden zich niet alleen als vijanden des konings, maer zelfs van de koningkiijke waerdigheit, welke zij ondernamen aftefchaffen, om een gemeenebest, aen wiens- beftier ij-der deel kondc hebben, opteregten. Dewijl zij, met de Presbyterianen, de magtigften wierden, trokken zij tot hunnen aenhang bijna alle de andere gezindheden, die zich tegens de Engelfche kerk, dat is, tegens dc bisfchoppelijke waerdigheit kantten; en deze verecniging was oorzaek van den doodt van Karei den eerften. Zij hadden zich verbonden, om het bisfchoppelijke ampt, benevens de alleenhcerfching, die 'er het fteunfel van was, te vernietigen. De beroemde Butler heeft, in zijn boertig dichtftuk van Hudibras , dc fchijnheiligheit en buitenfporige verrukking dezer geestdrijveren, toen door het parlement gebruikt , ter verdrukkinge van de koningsgezinden', en van alle de geenen , die aen de aloude regering van kerk en ftaet verknocht waren, volkomen ontmaskerd. Hij ftelde deze gezindheit in een belagchelijk licht, waerdoor hij de koningkiijke zaek zeer veel voordeel deed , en misfehien niet  ft Tweehonderd én Tiende Brief. 03 niet luttel toebragt tot de herftelling van Karei den tweeden. De Presbyterianen, Puriteinen en Independenten beftaen nog in Engelandt, en in de volkplantingen, doch minder talrijk * cn minder ontzagchelijk, dan zij eertijds waren. Onder de regering van Eduard den zesden, waren de Engelfchen Proteftantsch, om dat de koning en zijn raedt belijdenis deden van het te wezen ; doch niemant werd om zijn geloof vervolgd, behalve twee arme Doopsgezinde vrouwen , welke de wreede Kranmer goedvond te doen verbranden. De koning teekende al fchreijende het vonnis des doods, en zeide tot den aertsbisfehop : „ indien gij mij ecné „ fnoode daedt doet bedrijven, zult gij dezelve „ voor Godt verantwoorden". Dees mensch-bevende en aendoenlijke vorst ftierf in den ouderdomme van zestien jaren, zich beklagende van de wreedheden, welke zijne ftaetsdienaers" hem deden plegen. Hij had zijne nicht, Jo^ anna Gray, afftammelinge van Henrik den ze« venden , tot erfgename van het koningkrijk verklaerd; maer de aenhang cn het regt van Maria behielden de overhandt. De vader,' fchoonvader en echtgenoot van Joanna Gray,? en eindelijk zij zelve, werden veroordeeld orrï het hoofdt te verliezen. Men had haer gedwongen de kroon te aenvaerden; en zij was de derde koningin, die in Engelandt door dé handen van den beul ftierf. .: F è Wh  84 De Nieuwe Reisiger. Maria, naeuwelijks op den troon geklommen , befloot den Katholyken godsdienst te herftellen , en vervolgde de geenen , die de beofïeningen en leerftukken van denzclvert durfden beftrijden. Zij had perfoonlijke redenen om de Protestanten, die zich altoos tegens de wettigheit van hare geboorte verklacrd hadden, te haten; doch om de gemoederen, door al te fchielijke flagen , niet te verbitteren , ontveinsde zij , in den aenvang , hare wezenlijke gevoelens, en beloofde aen de beide godsdieniten eene gelijke verdraegzaemheit. Kranmer, zonder twijffel door deze fchijnbaerheden van gematigdheit bedrogen , kreeg in het hoofdt een bevelfchrift tegen de mis aftekondigen. Zijne onvoorzigtigheit kostte hem het leven. Hij werd in hechtenis genomen;, en wanneer de koningin zich openlijk tegens den nieuwen eerdienst verklaerde, werd dees kerkvoogdt, die alle de kerkelijke zaken, gedurende de regering van Eduard, oppermagtiglijk beftuurd had, veroordeeld om op een* brandftapel te fterven. Om deze ftraf te ontwijken, teekende hij eene wederroeping van zijne leerc; maer de koningin wilde dit flagtoffer opofferen aen de fchim van hare moeder, wreëdelijk beledigd door het vonnis van echtfcheiding', 't welk hij, onder Henrik den agtften, had uitgefproken. Dus werd het doodvonnis, niettegenftaende dezen afftandt, met alle geftrengheit uitgevoerd. Kranmer weder- riep,  Tweehonderd en Tiende Brief. 85 riep, eer bij ftierf, zijne afzwering, en verkiaerde dat hij in liet Lutherdom volhardde. Hij Hak zijne handt, die deze afzwering geteekend had , in de vlammen, en wierp zijn ligchaem niet in den brandftapel, dan na dat zij verteerd was. De vuren van gewetensdwang waren door geheel Engelandt ontftoken ; en men ocffende tegen de Protestanten dezelfde wreedheden, welke Henrik den agtften den Katholyken had doen lijden. Het was toen eene foort van befmettelijke ziekte, die geheel Europa verwoestte : men kende geene kragtiger middelen , dan de brandftapels en fchavotten, om de ketterijen uitterooijen; en deze wreedheit kon niet uitgedoofd worden dan bij trappen, als of men door alle deze buitcnfporigheden moest treden, om eindelijk te komen tot die gelukkige tijden, waerin de Lockes het menfchelijke verftandt doorgrond, de Newtons de wetten der nature ontwikkeld, en de Engelfchen den koophandel van alle de wecrelddeclen omhelsd hebben. Frankrijk deed zijn voordcel met deze verdeeldheden , om de ftadt Calais te herwinnen; eene gebeurtenis, die niet weinig tocbragt, om der regeringe van Maria het aenzien te benemen. Hare gezondheit was federt langen tijdt aen het wankelen: de neéïflagtigheit harer ziele vermeerderde nog hare kwalen : de zekerheit van gehaet te zijn van hare onderdaF 3 nen,  86 D f: Nieuwe Reisiger. nen, het afgrijzen van te voorzien dat Elizabeth , welke zij niet konde dulden, haer zoude opvolgen, het leetwezen over het verlies van Calais, en bovenal het verdriet, 't welk het vertrek van haren gemael , Fiiips den tweeden, koning van Spanje, die zich aldaer voor het overige van zijn leven ging nederzetten, haer veroorzaekte, waren zoo vele fmerteüjke Voorwerpen, onder welke zij bezweek. Dsze vorftin was met Fiiips getrouwd, op den raedt van Karei den vijfden, die haer liet zeggen, dat hij , indien zijn ouderdom hem pog bekwaem tot het huwelijk maekte, geene grooter vergenoeging zoude hebben, dan zelf haer te trouwen; maer dewijl hij haer geenen ouden en zwakken echtgenoot durfde voorftelJen, en dus zijn' perfoon niet konde aenbieden, had hij haer niets dierharers dan zijn' eigen zoon te geven. De koningin luisterde des te liever naer deze voorftelling, om dat men wil dat zij toen de geftrengheden van den jongen Courtenay, waerop men haer verliefd achtte, beproefde. Hij had zich verbonden aen Elizabeth, wier verftandt en jeugdt hem meer behaegden. Hij vergat de verleidende aenbiedingen van de oudfte, voor de bekoorlijkheden der jongfte; en in de vervoeringen zijner liefde , fchepte hij zijn vermaek, zegt men, in haer eene kroon opteofferen. De koningin, py®r deze voorkeur vertoornd, ftelde geene roecv gen hare gevoelighett: hare verachte  Tweehonderd en Tiende Brief. Z7 achte liefde veranderde in haet: zij zag in hare zuster fleehts eene hatelijke en triomferende medevrijfter, en in haren minnaer eenen ondankbaren , dien zij wilde vergeten. Maria, de echtgenoote van Fihps den tweeden geworden , begeerde driftiglijk een kindt te hebben; en zij geloofde zwanger te zijn, zonder dat zij zich in dien ftaet bevond. Men had de onvoorzigtigneit van aen alle bisfchoppen te fchrijven, dat zij het Te Dewn zouden laten zingen, om Godt te danken, en hem te fmeeken tot behoudenis van de vrucht' der koninginne. Dc Engclfchen hielden 'er den fpot mede; en men plakte aen de deur van het paleis een fchimpfchrift, naer den zin inhoudende: „ Zullen wij altoos zoo flecht zijn, , om onze vorftin zwanger te achten ? En " waervan zou zij het wezen, indien het van " geen' marmot of dog is" ? Bemind van de Katholyken, gehaet van de Protestanten , overleed Maria, na eene regering van vijfjaren en zes maenden; eene regering, door hare kortbeit, zoo verderffelijk voor den Roomfchen godsdienst, als die van Elizabeth, door hare langdurigheit, voordeelig aen de Engelfche kerk was. Toen deze laetfte aen de kroon kwam, was een groot gedeelte van het volk nog Katholyk. Het overige vond zich verdeeld tusfehen de gezindheden van Luther en Kalvijn, of weiffelde onverfchillig tusfehen de eene en anF 4 dere.  88 De Nieuwe R e i s i g e r. dere. Dc koningin beminde geenszins de Kal. vjnisten, om dat zij dezelve befcbouwde ais de gevaerbjkfte vijanden van hél koningkiijke voorregt , waeromtrent zij altoos aeer naerJjverig was'; doch zij verliet hunne grondbegmfefc niet geheelenal, fchoon zij meer naer die van Luther overhelde. Om, aen den anderen kant, de Katholyken, welke Zij in den grond' van haer hart baette, om dat zij openbaerlijk de wettigheit van hare geboorte aentastten , niet aftefchrikken, door het vernietigen van den eerdienst der Roomiche kerke , behield zij doorgaens een groot gedeelte van derzelver gebruiken. Een harer kapellanen , in zijne predikaetfie, in hare tegenwoordigheid , tegen het tecken van het kruis durvende uitvaren , riep zij hem uit haer geftoeltc toe, dat hij xdeze fchandelijke uitweiding had te eindigen , en tot zijnen tekst we, dertckeeren. Zij voerde het gezang der pfal men in de gemeene tael in; maer zij fcheen veel af keengheit te toonen voor de predikaetfiën, in welke de Kalvinisten, die men, om deze reden, de predikanten noemde, bijna al het uitwendige van hunnen godsdienst deden oeftaen. Om zich ook tc meer van hunne grondbeg.nfelen tc verwijderen, handhaefde zij de bisfchoppelijke waerdigheit in allen derzelver luister Zij ftrekte zelfs de begeerte, om de onderfchddmgen der kerkelijke heerfchappije te. bwouden, zoo ver uit, dat zij kardinalen wilde  Tweehonderd en Tiende Brief. 89 wilde maken , op het voorbeeldt van den paus, wiens plaets zij voorgaf in Engelandt te bekleeden; en zij liet dit belagchelijke ontwerp niet varen, dan om dat Bacon en anderen haer de ongerijnidheit daervan deden zien. Voor het overige, fchijnt het vrij moeijelijk het oordeel te vellen over de ware gevoelens dezer vrouwe , in het ftuk van godsdienst. Wanneer men haer in haer geheel gedrag nagaet , ziet men haerv altoos den verkeerden geest der ftaetkunde, en nimmer de edele openhartigeit der wacrheit gebruiken. Indien Rome hare ontwerpen had kunnen dienen, zou zij zich zonder moeite aen de magt van den paus onderworpen hebben. Zij wilde door eenen bisfchop van onze gemeenfehap gewijd zijn; doch zij kon zich niet onthouden van tegen de ftaetjuffers, die zich bij haer bevonden, toen men hasr met den heiligen oly zalfde, te zeggen: „ nadert mij niet; dees ftinkende oly zou u „ doen bezwijmen". In de onlusten van Hollandt, herhaelde zij onophoudelijk , dat dit volk groot ongelijk had, met zoo veel geruchts om eene mis te maken. „ Zie daer, vervolgde zij op eene onbefchaemde wijs , „ eene „ fraeije oorzaek om zich te verftoren. Inl, dien men de mis niet als eene verborgenheit „ wil bijwonen, men wone ze dan bij als een tooneelfpel". Een kerkvoogdt durfde haer, op zekeren dag, vertoonen dat zij, in eene «Tele^enheit, welke hij haer herinnerde, meer b ü " F 5 als  9° De Nieuwe Reisices. als een ftaetkundige dan als een Christen gehandeld had. „ Ik zie wel, zeide zij tot hem, „ dat gij alle de boeken der fchrifture gelezen „ 'hebt, uitgenomen die der Koningen". Door een gedrag, vol van loosheit, gelukte het dezer vorftinne het volk te gewennen aen alle de veranderingen, welke zij wilde invoeren; en de langdurigheit eener regeringe van vijfenveertig jaren ftelde haer in ftaet, om den Engelfchen godsdienst op eenen vaster voet te brengen , dan zelfs ten tijde van Henrik den agtften : want onder de regering van dezen vorst, fcheen de fcheuring veeleer eene kortftondige nieuwigheit, door vreemde omftandigheden ingevoerd, dan een gegronde en wel overwogen afftandt van het ware geloof. Elizabeth nam hare toeviugt niet tot de vervolging; maer ijder, die den ftaet wilde ontroeren, uit een grondbeginfel van geweten, werd geftrengelijk geftraft. Allen, die, onder de voorgaende regering, uit hoofde van godsdienst, verbannen of in de gevangenis geworpen waren, herriep zij uit hunne ballingfchap, of verloste hen uit hunne keetenen. De kanfejjer Bacon, zich in de kamer der koninginne bevindende, toen deze gevangenen haer, voor hunne verlosfinge, kwamen bedanken, zeide tot haer: „ daer zijn nog andere gevangenen, „ waeraen uwe majesteit geene gunst bewijst, „ en die, federt de regering van Maria, door„ gaens in keetenen zuchten. Noem ze mij, » gaf  Tweehonderd en Tiende Brief. 9* ,„ gaf zij ten antwoord'; ik beloof u, hen op 3„ ftaendevoet te verlosfen. 'Zij heten Mat „ theus, Markus, Lukas en Johannes, ant„ woordde Bacon; en uw volk verwacht hun„ ne vrijheit. Zij zullen ze verkrijgen, twijf„ fel 'er niet aen, hernam zij; ik houde 'er „ mij ernftig mede bezig; maer ik wil hen te „ voren onderhouden, en uit hunnen mond' „ zeiven leeren, wat ik ten hunnen voordeele „ moet doen". Het parlement zond haer afgevaerdigden, om haer te fmeeken zich eenen opvolger te benoemen, of eenen echtgenoot te verkiezen, tot het telen van kinderen, waerdig om na haer te regeren. „ Ik ben, zeide zij, nog te „ jong om mijnen uiterftewil te maken , en „ te oud om eenen man te nemen. Daeren, boven vrees ik niet opvolgers te ontberen; cn ik wil geene andere kinders hebben dan *■ mijne onderdanen". Zij antwoordde aen den afgezant van Henrik den derden, koning van Frankrijk, die haer, wegens zijnen meester, huwelijksvoorftellingen deed: „ Ik zoude liever trouwen met eenen prins, dien ik „ koning maekte, dan met eenen koning, die mij tot koningin verhief". Sixtus de vijfde zeide tot een Engelsman, die hem de afbeelding van Elizabeth vertoonde : „ Uwe ko■ ningin regeert haer koningkrijk zeer geluk-, " kig. Zij moest mijne vrouw worden: wij ]] zouden der weereld' eenen tweeden Alexan- 35 der  9* Dk Nieuwe Reisiger. der fchenken". Zij zeide op hare,beurt, ziende de afbeelding van den paus: „ Indien „ de heilige vader zijnen baerdt liete affnijden „ zoude ik hem trouwen, om te zien of hij dc „ waerheit gezegd heeft; maer het zou tevens » te beJagchelijk zijn, te gelijk een' grooten „ priester en een' grooten baerdt te trouwen" loen Fihps de tweede bezig was met het uitrusten van de vermaerde vloot', die, onder den onverdienden naem van Onvermnnelijke, Engelandt met eenegeheele verwoesting' dreigde verfcheen Elizabeth te paerdt oo het flatveldt van Tellebury, cn doorkruiste de gelederen , met een gelaet, dat de ftsndvastigheit harer ziele aenkondigde, terwijl zij de foldaten vermaende te gedenken acn hunnen pligt, hun vaderlandt en hunnen godsdienst. „ Ifc zc]ve " V°,eSde zi\'er biJ> »d u naer den■ vijandt' „ geleiden. Ik weet dat ik flechts den zwak„ ken arm eener vrouwe heb; maer ik heb de „ ziel van een koning, en, 't geen meer is, „ van een koning van Engelandt. Ik zal veel „ eer in het gevecht fneuvelen , dan den „ ondergang of de flavernij van mijn vo k ,, overleven' De winden en klippen voor haer geftreden hebbende, verging een gedceke de. Spaenfche vloot' door den ftorm: en het andere werd de prooi der Engelfchen De moordt van Maria Stuart, dien Elizabeth met het z^vaerd' der geregtigheit durfde p.cgen, is eene van de gedenkwaerdigfte gebeur-  Tweehonderd en Tiende Brief. 93 beurtenden dezer regeringe. Maria had regt tot de kroon van Engelandt, als eene afftammelinge van Henrik den zevenden ; en van toen af, werd zij befchouwd als een noodzakelijk flagtoffer voor de veiligheit der koninginne. Men wikkelde haer in eene famenzwenng; en Elizabeth benoemde gevolmagtigden, die het regtsgeding van Maria opmaekten , en haer veroordeelden om het leven te verliezen. Deze vorftin, luttel dagen voor den doodt van haren vader, den koning van Schotlandt, geboren , was koningin van hare wieg af. Zes jaren oud zijnde , kwam zij in Frankrijk, om met den Daufijn , oudften zoon van Henrik den tweeden, te trouwen. Weduw van Francois den tweeden geworden , hernam zij den weg naer Schotlandt; en van dien tijdt af, ontitonden 'er tusfehen haer en Elizabeth de zaden van tweedragt' en wangunst', die zoo verderffelijk voor Maria Stuart werden. Gij zult geen verdriet fcheppen, Mevrouw, in eene fchilderij van het vertrek dezer vorftinne , en van hare droef heit, bij het verlaten van Frankrijk , het eenigfte tooneel, alwaer dc fortuin haer met een' glimlach had begunftigd. Na hare dienaren een droevig vaerwel gezegd te hebben , vestigde Maria, met de ziel' vd droef heit, en de oogen van tranen bevochtigd, haer gezigt op de kusten van het koningkrijk, en trok het daervan niet af, zoo lang zij dezelve konde befchouwen. In de diepfte  5>4 De Nieuwe R e i s i g e r. diepfte droef heit gedompeld, voorzag zij, van toen af, die reeks van onheilen, die°zoo veel bitterheit op het overige van' haer leven verfpreidden; en met eene Hemmc, door zuchten afgebroken, riep zij uit: „ vaerwel, Frank„ rijk; vaerwel, dierbaer landt, 't welk ik „ nimmer zal wederzien". Zij gedoogde zelfs niet dat dc duisternisfen des nachts dit landt van vermakelijkheden voor haer verborgen, en beval dat haer bedt op het dek zoude gebraot worden. Bij het krieken van den da-, vertoonden zich de kusten van Frankrijk nog voor haer gezigt; en van zoo verre zij dezelve ge waer werd, ontrukten haer het verdriet en de droef heit nieuwe klagten. De koningin van Engelandt had, door hare behendigheit, de Franfche afgezanten overgehaeld, om te beloven dat Maria, in het toekomende, zich zoude onthouden van de wa penen en den tytcl van koninginne van GrootBntanje te voeren. Doch zij weigerde deze beloften te" bekragtigen ; en hieruit ontftond dees onverzoenlijke haet, die haer op het feha vot geleidde. Nog eene andere foort van naer ijver bezielde het hart van Elizabeth Met eene dwaze verwondering' over haren perfoon ingenomen , droeg zij eene bijzondere zorg voor haer optooifel, en trachtte, zelfs in eenen gevorderden ouderdom , om zich alle de bekoorlijkheden der jongkheit te geven. Schoon ver beneden de koningen van Schotlandt, ten aen-  Tweehonderd en Tiende Brief. 95 aenzien van de bevalligheden en de fchoonhek, had zij het zwak van zich bij haer te vergelijken, en haer zelfs te willen overtreffen. Maria bereikte flechts agttien jaren, toen zij Frankrijk verliet. De meeste vorften van Europa verzochten haer ten huwelijk'. Elizabeth vreesde deze vereeniging: zelfs zoude zij wel begeerd hebben dat zich dc koningin van Schotlandt, gelijk zij, aen de wetten van den onaehuwden ftaet onderworpen hadde. Maria voldeed haer gedeeltelijk, en ftond af van alle vreemde verbindtenisfen, om met eenen harer onderdanen te trouwen. Zij had bij denzelven eenen zoon, in het vervolg Jakobus den eer-' ften , onder wien Engelandt en Schotlandt, voor altoos, onder een' zelfden meester vereenigd werden. De onvoorziene doodt van haren eentgcnoot, van wien zij afkeerig geworden was, deed erge vermoedens tegen deze vorftü opvatten; en haer huwelijk met Bothwel, 'twelk onmiddelijk op dezen doodt volgde, zal altoos een onvoordeelig denkbeeldt voor haren roem overlaten. Het is bewezen dat Bothwel aen dezen moordt fchuldig was; en men kan bijna niet twijffelen of de koningin had 'er eenig deel aen. Hare onderdanen flaen aen het muiten: Maria vlugt naer Engelandt; en deze onvoorzigtigheit voert hare onheilen ten hoogften topp'. Zij verzoekt Elizabeth te zien: doch deze weigert haer eene bijeenkomst v onder  -o6 De Nieuwe Reisiger, onder voonvendfel dat zij haer, beticht met den moord' van haren gemaei, in hare tegenwoordigheit niet kan toelaten , zonder haren roem te krenken. De koningin van Schotlandt beproeft, gedurende eene Jangwijlige hechtenis , de geftrengheit van deze fiere mededingfter, en treedt eindelijk, uit hare gevangenisfe, op het fchavot, betuigende doorgaens hare onfchuldt. Men heeft de liefde van Elizabeth voor den vermaerden graef van Esfex, die, gelijk gij weet, ftof aen de gefchiedenis, aen de romans en zelfs aen het tooneel van alle volken heeft opgeleverd, in twijffel willen trekken. Men brengt 'er de ongelijkheit hunner jaren tegen in; doch was het gedrag van den graef, fchoon zeer jong, niet veeleer dat van eenen gelukkigen minnaer, dan van eenen enkelen gunfteling? Ontmoette hij tegenftreving in de minfte zijner begeerte, hij verwijderde zich van het paleis , en deed zijne wederkomst duur koopen. Was hij ziek, de koningin ging hem bezoeken, en aen het hoofdeinde van zijn bedt zitten, en beval zelf zijne artzenijen, verfterkingen, enz. Hij ftortte zich in het verderf, door zijn gering ontzag voor deze oppervorftinne, , zoo groot in de oogen der ftaetkunde, als kleen in de oogen der reden. Men zegt dat de graef, op zekeren dag, haer den rug toegekeerd hebbende, met een z weemfel van verachtinge, een' oorvijg van haer kreeg;  Tweehonderd en Tiende Brief"; 97 kreeg; en dat de vergramde minnaer, in plaets van zijne meesteres, door zijne eerbiedigheid te bevredigen, de handt aen zijnen degen flaende, cn zwerende dat hij dezen hoon van Henrik den agtften niet zoude verdragen hebben, in eene vervoering van woede vertrok. Korts daerna fmeedde hij een ontwerp van opftandt ; 't welk de oorzaek van zijn verderf was; Echter wilde hij het nimmer bekennen. De koningin zond hem gemagtigden, om hem te hooren ; doch hij durfde dezelven gevangen nemen , en dreigde hen met den dood', indien zij trachtten te ontvlugten. Hij werd vervolgd , gedwongen zich overtegeven , en naer Westmunfter geleid. Zijne vrienden hadden de vrijheit om hem te zien , en rieden hem genade te verzoeken; maer hij , doorgaens zijne onfchuldt betuigende, geloofde orri geene vergiffenis te moeten fmeeken. Het vonnis des doods, over hem geveld, werd iri den Tour van Londen uitgevoerd; en federt dien tijdt , verviel Elizabeth in eene akelige droefgeestigheit. Zij klaegde dat men dit vonnis te zeer verhaesd had; en toen men haer genade voor de andere muitelingen verzocht, „ ach! antwoordde zij, niemant heeft mij ten voordeele van den graef van Esfex gefpro' „ ken" ! Somtijds wierp zij zich ter aerde,1 herhalende, met zware verzuchtingen, onophoudelijk den waerden naem. van graef vari Esfex ? graef van Esfex! XVII. Deel. O Meri  9"8 De Nieuwe Reisiger. Men heeft deze liefde op het tooneel vertoond als eene geweldige , minnenijdige en onbeteugelde hartstogt, doch teedcr, toegevende , onderworpen aen alle de zwakheden, gereed om alles vóór het beminde voorwerp opteofferen, en eindelijk zoodanig, als eene gemeene vrouw, op haer zestigfte jaer door een' jongeling van vijfentwintig jaren verlokt, kan gevoelen. Echter is dit geenszins het volledige tafereel, \ welk de waerheit der gefchiedenisfe ons oplevert. Men bcfpeurt 'er, ongetwijffeld, eene koningin, onderhevig aen de driften harcr kunne, maer nog rneer overgegeven aen de bekommeringen der ftaetzucht' en de zorgen der regeringe, naerijveriger over het vermogen dan over het hart van haren gunfteling, vreezende meer zijne famenzweringen dan zijne ontrouwheden, en hem zijne uitflappen in minnehandeling meer dan zijn aenzien in den ftaet vergevende. Onder hare regering en die harer voorzaten, was het gezag van het parlement van Engelandt zeer bepaeld , en dat der oppervorften volftrekt. Elizabeth duldde niet dat het eenige kennis name van kerkelijke zaken, waervan de zorg , door het regt der opperhoofdigheit, haer alleenlijk toekwam; en indien cenig lidt van het huis der gemeenten voorftelde deze ftof in overweging te nemen, werd hij, als een onderdaen, die zich tegen den wil zijner oppervorftinne kantte, fcherp beftraft. Jndien hij  Tweehonderd èn Tiende Erief. , 99 hij zoo ftout was om verder aentedringen* miste men niet hem, bij het fcheiden der vergadcringe, in hechtenis te nemen; Het willekeurige gezag dezer prinfesfe ftrekte zich uit tot het regelen van het geloof en geweten harer onderdanen. Zij ftelde geloofspunten op , welke zij hen dwong blindelings toeteftaen3 en, 't geen men tot dien tijdt toe niet gezien had, eene vrouw bevond zich het opperhoofdt der kerke. Uit hoofde van deze onbepaelde magj/j veranderden de Engelfchen viermael van godsdienst , onder de regering der Tudors; fcheurmakers onder Henrik den agtften, Protestant ten onder Eduard den zesden, Katholyken onder Maria, en eindelijk in den Engelfchen gods= .dienst gevestigd onder Elizabethi. Wanneer deze vorftin onderitanden van het parlement verzocht, was zij altoos verzekerd dezelve te zullen verkrijgen, en hefte ze üitl haer volkomen gezag, zonder de toeflemminge der beide huizen. Haer wil ftrekte zelfs toé eene wet in de lijfftrafiélijke vonnisfen: geen gezworen durfde eenen onnoozelen, dien het hof beüoten had te veroordeelen, vrij fpreken} en dikwerf zelfs onderging de rampzalige zijne veroordeeling , zonder van zijn regtsgeding verwittigd te zijn. Diergelijke trekken , die .tegenwoordig geheel Engelandt zoude doen opi ftaen , werden geleden met eene onver wrikbare lijdzaemheit, cn befchouwd als bedrijven van eene wettige magt'. G 2 Mert  ïoo De Nieuwe R e i s i g e k. Men volgde andere grondbeginfels en andere wetten, toen de Stuarts op den Brittannifchen troon gevestigd waren. Alle de fchattingen, door de gewoonte aen de inkomften der kroone verknocht, werden in den rang der hate trekkingen te hulp, om het volk te verleiden. Deze wreede grillen, uit de ongodsdicnfügheit cn geestdrijverij e geboren , verfchijnen , op hare beurt, op het tooneel, en fpelen 'er hare rob Eene jong'1 dochter, door hare ouders onderwezen in dc kunst om het gemeen, door afgrijsielijke ligchaemsdraeijingen, te verfchnkken, wordt in de vergadering gebragt, en verklaert dat de goddelijke wil eischt, dat het parlement den koning hard bcjegenc, cn zijn vonnis verhacste. , Harifon, zoon van een' flagter , toen kolonel, wordt met een krijgsrot gezonden, om den vorst naer Londen te geleiden. De koning verwacht niet anders dan gedood tc worden. Men ontneemt hem alle blijken van oppermagt'; cn zijne huisgenooten krijgen bevel om hem zonder plegtigheit te die, nen. In den aenvang fchijnt hij getroffen door eenige harde cn gemeenzame behandelingen, „ Niets is onwaerdiger, zegt hij, dan dc ver„ achte majesteit", Toen men , op den dag, tot het vonnis be> paeld, de leden opriep, cn tot den naem van Fairfax kwam, liet zich eene ftem uit het midden der aenfehouweren hooren , roepende: bij heeft te veel verftandt om hier te zijn" ; e,n wanneer 'men de befcbuldiging tegen den koning las, in den naein van het Engelfche volk , hoorde men door dezelfde ftem roepen • „ geGU tiende gedeelte van het volk", P 3 ' Men  li8 De Nieuwe Reisiger. Men was gereed om los te branden op dcplacts, waeruit deze redenen kwamen; maer men bespeurde dat het miJady Fairfax zelve was, die den moedt gehad had om dezelve te uiten. Karei weigerde het rcgtsgcbiedt van dezen hoop van uitzinnigen te erkennen. Zijne kloekraoedigheit en gerustheit van ziele, gedurende het laetfte tijdftip van zijn leven, waren verwonderlijk , en ontaerten niet van zich zelve. Dc foldaten, door hunne overften aengezet, lieten zich overhalen, hoewel met moeite, om openlijk regt te verzoeken. „ Arme onge„ Iukkigen, zeide de koning, een weinig gelds ,, zoude u zoo veel tegen uwe opperhoofden doen zeggen"! Het volk, in tegendeel, deed wenfehen voor zijne verlosfing, en ftortte tranen op zijne aenfehouwing. Een foldaet, de hulp des Hemels, voor den rampzaligen vorst', overluid affmeekende, wordt door zijnen bevelhebber met flagen overladen , zelfs onder do oogen zijner majesteit, die zich vergenoegt met op eene zachtmoedige wijs te vertoonen, dat dc ftraf de misdaedt overtreft. Men wilde dezen vorst wel een uitftcl van drie dagen , tusfehen het doodvonnis en deszelfs uitvoering, toeftaen; cn men merkte op dat hij, gedurende dc drie nachten, naer gewoonte (liep, niettegenftaende het geraes derwerklieden , die het fchavot opregttcn, onopl houdplij!: aen zijne ooren WQdcrgalmde. Ik trek den fluijcr over het overige van dit afgrij- zelij^e  Tweehonderd en Elfde Brief. 119 zclijke tooned: de indruk , dien het op het grootfte gedeelte van het volk deed, was wonderbaeriijk. Indien men geloof flaet aen eenige verhalen, verlosten vcrfchcidenc zwangere vrouwen, voor den tijdt, van hare vrucht'. Anderen werden door ftuiptrckkingen aengearepen. Anderen eindelijk vervielen in eene droefgeestigheid die haer tot het graf vergezelde. Dat een parlement, vertoonende net ganfche ligchaem des volks , zijnen wettigen koning met keetenen kluisterde , hem op het verhoorbankje deed zitten, hem ondervraegde, hem weigerde zijne verdeedigingen aentchooren, cn hem eindelijk vonniste en veroordeelde , is iets , waeraen men in koelen bloede niet kan denken. Wanneer men zijne gedachten laet gacn over het getal van doorluchtige hoofden, welke Engelandt onder het zwaerdt des geregts heeft zien vallen , betreurt men dat dit gedeelte van deszelfs gefchiedenisfc niet gefchreven is door den beul, die derzelver laetfte woorden verzameld heeft. Het ligchaem van Karei werd bijgezet in dc kapél van Windfor , vanwaer men zegt dat het, door de koningsgezinden , heimelijk is overgevoerd naer Westmunfter, in de grafftede der Stuarts. Toen men, uit kragt' van eene bill des parlements, het lijk van Kromwel ' moest opgraven, om fchandelijk op eene horde geüeept en aen eene galg gehangen te worden, nam men, volgens eene overlevering, die onH 4 §e-  i2o De Nieuwe Reisiger. getwijffeld yalsch is , het lijk van Karei den eerften, 't welk men in deszelfs plaets gelegd' had. Het bewijs, 't welk men daervoor bijbrengt, is dat het hoofdt , toen het werd af, genomen, om op een' ftaek geplant te worden , enkel aen de fchouders was vastgenaeid. Sommigen zeggen dat deze dwaling , &die der koningkiijke waerdigheit de tjiterfte fehande aendoet, door Kromwel zelvcn was voorbe, reid; doch anderen mecnen dat het eene laetfte trek was van de woede der Puriteinen, op het gezigt van de qerflelfing' vaq het koningkiijke huis. Wat 'er van zij, de Engelfche kerk heeft, ter eere van Karei den ccrPcen , eenen jaerlijkfchen feestdag gewijd, en eene algemecne vasten met een' Jangen kerkdienst' ingefteld, tot boetdoening over den doodt van dezen vorst. Men bidt 'er Godt in „' dat hij van Engelandt' met afeifche het bloedt van dezen heiligen „ koning, die, tredende op de voetftappen ,, van zijnen goddelijken meester, al biddendé „ voor zijne moordenaren en beulen, geftbr„ ven is". Men verzekert dat hij, in zijne gevangenis, eenige dagen voor zijnen doodt tot den prins van Walles zeide : „ Ik heb ,, den godsdienst, die in Engelandt vastgcffeid », is, wel onderzocht; en ik vind hem den „.volmaektiten der weereld', niet alleen als SJ Christelijk in het algemeen , maer bijzon, u deriijk als Hervormd, houdende het midden ?> tUS*  Tweehonderd en Elfde Brie* m tusfehen de pracht eener bijgeloovige tyrannij, cn de lacghcit'van eene geestdrijvende. , regeringloosheit". Op eene der kruisftraten van Londen, ziet men het ridderbeeldt van dezen vorst, met h-t aengezigt' gekeerd naer de plaets, alwae», hij onthalsd werd. In de hitte van den op. ftandt, werd dit gedenkftuk openbaer geveild, en toegewezen aen een' werkman, die te kennen gaf dat hij 'er mesheften van wilde maken. Hii ve-koft inderdaedt mesfen met metalen hef. ren die hem in luttel tijds verrijkten, dewijl jfder eenige overblijffcls van dit ftandbeeldt wilde hebben. Echter had de mesfemaker, voorziende dat hij 'cr, ten eenigen dage, meer -oordeels van zoude kunnen trekken, hetzelve in zijnen hof begraven; en zoo dra Karei dc tweede herald was , gaf hij het aen dezen vorst, die het, op eene nieuwe voetzuil, op dezelfde plaets, die het te voren beflagcn had, liet opregten. Eene der zijde van deze voet. zuil vertoont eene doornckroon, welke twee befchermgcestcn op eene treurige wijs fchijncn vasttchouden; een zinnebceldt, niet min edel . dan eenvouwig, van het droevige ongeval van dezen vorst. , ZÜn doodt liet een open veldt aen kromwel, Karei de tweede deed in den aenvang eenige poogingen ? maer hij zelf liep het ukerfte ge. Vaei? Het vonnis des doods werd ujtgeiproKeh tegen allen , die hem eene fehtalpfeets - ■ H 5  Ï22 De Nieuwe Reis re er. gaven; en men beloofde eene groote vergel. •ding aen ijder, die hem aen Kromwel overleverde. Hij is genoodzaekt zich te yerfcbuilcn bij een' landman, die hem in huis ontvangt, en hem getrouw blijft, In verfcheidene nachten, heeft hij geen ander bedt dan ftrooi. Om zich te beter te verbergen , blijft hij vierentwintig uren op eenen. grooten eik, en ziet de foldaten , driftig om hem tc zoeken , onder Zich voorbijtrekken. Vandaer begeeft hij zich bij den kolonel Lane, en gaet.door voor eenen. huisgenoot van deszelfs zuster, in eene reis, welke hij met haer doet in de omliggende ftreken van Bristol. Hij vermomt zich op verfchillende wijzen, loopt gevaer van verfcheidene malen ontdekt te worden, en landt eindelijk, na vele andere, niet min romanachtige voorvallen, gclukkiglijk op dc kusten van Normandië. Kromwel had niet meer dan eenen Hap te doen , om zich volftrekt meester te maken ; namelijk, het verbreken van het parlement, dat, aen zijnen kant, bedacht was om zich altoos te handhaven. Hij gaet naer de vergadering , vergezeld van drie honderd foldaten. Men plaetst 'er eenigen aen de deur van de zael', anderen onder de gaenderij cn aen de trappen. Hij treedt binnen, luistert gcrustelijk naer de zaken, welke men 'er verhandelten vervolgens, fchielijk oprijzende , ovérjaedt hij dit gezelfchap met de hevigfte befchuldigin. gen,  Tweehonderd en Elfde Brief. 123 , verwilt het zijne tyrannij , zijne ftaetzucht, zijne onderdrukkingen cn openbare dieverijen Daerna met den voet' ftampende, op wdk teeken de foldaten moesten verfchijnen, beveelt hij allen den leden te vertrekken. De Heer heeft u verworpen, zegt hij tot " hen; hij heeft andere werktuigen uitgekozen, om zijn werk te voltooijen. Begeeft '„ u van hier, cn maekt plaets aen eerlijker lieden, die getrouw aen hunnen phgt zullen " wezen" Hij neemt 'er een' bij zijn kleedt, " mj zijt, zegt hij tot hem, een bordeellooper; tot een' anderen, gij zijt een overfpeler; ?! tot een' derden, gij zijt een dronkaert en ' gulzig mensch. Gij zijt een dief, zegt hij '„ tot een vierde" ; en de kamer , door de foldaten, hebbende doen ruimen, ging hij de laetfte uit, en floot de deur toe. Indien men zich bij deze voorwerpen van afgrijzen ophield, en alleen kennis had van deze bloedige regeringloosheit cn dit misbruik van alle de wetten,«welk mensch zou het zekere verderf van dit koningkrijk niet voorzeg, gen « Maer gij zult zien dat juist uit deze regeringloosheit de orde is voortgefproten, en dat, uit den fchoot' der tweedragt' en wrcedheit zeiven, de inwendige vrede en openbare vrijheit geboren zijn. _ .... . Eene der wonderbaeriijkfte tegcnltnjdigheden van het menfchelijke verftandt is het gezag, ?t welk Kromwel zich in de parlementen en de  124 De Nieuwe Re is ia er. de legers aenmatigde, met de ongerijmde en walgchehjke wartaej, die in alle zijne redenen beerschte. Dezelve waren beneden het geene de profeten der Cevennes immer Jaegs en buitenfpongs uitgcfproken hebben. Zij belton, den m uitdrukkingen, die geenen zin hadden, en in fpreekwijzen van het alierverachteliikfte graeuw Dus fprak hij in het parlement en op den kanfel; cn misfehien moest men toen, tot fchande der menfehen, op deze wijs fpreken: vvant dePresbyteriaenfche brabbeltacl cn de profetifche dwaesheit in zwang gaende, zou een verftandig gefprek geen' invloedt ge! had hadden bij lieden, wier geestdrijverij de reden had uitgedoofd. Dees wreedaert fchepte vermack in het plegen van fnakerijen, zelfs in de ernftigftc gelegenheden. Voor het regtsgeding des konings, de opperhoofcien van het volksbeftuur vergaderd zijnde, om de regeringsvorm, welke men in plaets der alleenheerfcbinge moest invoeren, te regelen wierp Kromwel, in eene vlaeg van vrohjkheit, een kusfen naer het hoofdt van eenen der leden van den raedt. Dees wilde hem met gelijke munt' vergelden; maer Kromwel, om den flag te ontwijken, fpr0ng fchielijk op de trappen , en liep gevaer van zich te kwetfen. Toen het hooge geilhof het doodvonnis van Karei den eerften teckendc nam Kromwel de pen op zijne beurt, en befmette met inkt het aengezigt van een' der reg-  TWÊEHONDEKD EN ELFDE ErTÊF. 125 festeren, die hem dezelfde poets fpeelde. Dit hof, gelijk ook het parlement, was alleenlijk vervuld met werklieden en perfonen uit de heffe des volks, allen uitzinnig en door den geest verlicht. Kromwel zich verontfchuldigende om de kroon en den tytel van koning , welke hem een gedeelte van het volk aenbood, acntenemen, was'er eene bijzondere onderhandeling, om dc jongfte zijner dochtcren uittchuwelijken aen Karei den tweeden, toen in ballingfchap, 'en beroofd van alle hoop' om zijn koningkrijk weder te verkrijgen. Deze zaek werd overleid met den graef van Ürrery, die niet alleen het vertrouwen van Kromwel had weten te winnen, maer dien Karei zelf volkomen gematigd had, om dit verdrag te fluiten. Hij deed het voorftel daervan aen Kromwel, die het eerst met vermack fcheen te ontvangen; maer na eenige keeren, al peinzende, in de kamer gedaen te hebben: „ nimmer, zeide hij, „ zou Karei Stuart mij. den doodt van zijnen " vader kunnen noch willen vergeven ; en dacrenbovcn, is hij zoo ongebonden, dat „ hij ons allen zoude bederven". Na het affterven van Kromwel, werd zijn zoon Richard tot zijnen opvolger verkoren, en ontving, in deze hoedanigheit, vertoogen van alle de orden van den ftaet, om hem, over deze gebeurtenis , geluk te wenfehen, In het ganfche leger was geene eenige bende,  iz6 De Nieuwe Reisiger, die hem hare ftem weigerde; en zijn vermogen5 fcheen aen aUe kanten wel gevestigd te zijn. Doch dewijl hem begaefdheit ontbrak, om'er zich in te handhaven, .werd hij van zijne mW beroofd ; en de Engelfchen , over zoo vele onlusten vermoeid, ontwaekten op den naem van Karei, en onderwierpen zich weder onder het juk van-sen wettig gezag. Richard verliet Engelandt, na de herftelling van het koningkiijke genacht; en zich te Pezenas bevindende, werd hij, onder een' geleenden naem, ingeleid bij den prins van Conti, landvoogdt van Languedok. Dees prins , die hem' niet kende, zeide in het gefprek tot hem : „ Olivier Krom„ wel was een groot man; maer zijn zoon Rii, chard is een flechthoofdt , dewijl hij het „ geluk en de misdaden van zijnen vader niet „ tot zijn voordeel heeft weten te gebruiken". Zoo dra men vernam dat Karei de tweede in het bezit der kroone van Engelandt geraekt was, gaf het volk, bekoord over het wederzien van zijnen meester, fehitterende teekens van zijne blijdfchapp'. Men wil dat eenie^ dronkaerts , in de eerfte vervoeringen van hunnen ijver, overeenkwamen om hun bloedt op de gezondheit zijner majesteit te drinken en ijder een ftuk uit hunne dije te dijden, om het te laten roosteren, en op het voornemen van den koning te eten; 't geen, zegt men, op ftaendevoct werd uitgevoerd.- Tot  Tweehonderd en Elfde Brief. 127 Tot den troon gekomen, is de eerfte zorg van dezen vorst den doodt van zijnen vader te wreken. Hij doet het rcgtsgeding van de regteren, die hem veroordeeld hebben, opmakenen tien van de fehuldigften worden ten dood gebragt, zonder eenig blijk van berouw te toonen. De meesten waren geestdrijvers, en bijna allen lieden van de laegfte geboorte. Karei was nog niet getrouwd. Gedurende zijnen rampfpoedt, zou hij geene behoor yke verbindtenis gevonden hebben; en federt zijne komst in zijne ftaten, had hij zieh alleen bezig gehouden met de middelen, om de geruStheit zijner regeringe te verzekeren. Zich eenen opvolger willende verwekken , wierp hij de oogen op de infante van Portugal, die «iet de grootfte pracht' te Londen werd ingehaeld. Dit huwelijk verminderde niets van de liefdehandelingen, waeraen dees vorst zich zonder omzigtigheit overgaf. Hij cn z;jn broeder, de hertog van Jork, die federt de godsdienftige jakobus de tweede werd, onderhielden een talrijk vrouwendromer, waerin zij, voornamelijk de hertog van Jork, minder de fchoonheit dan de verandering zochten. „ lk geloot, zeide de koning, die op dit'ftuk kiefchcr dan de hertog fcheen ï „ ik geloof dat de biegt„ vader van mijnen broeder hem zijne mmna„ resfen tot boete geeft". De verkwistingen , welke deze mmnanjen " met zich fleepten, hadden wel rasch de geld- mid-  128 De Nieuwe Reisigei?. middelen uitgeput ; Weshalve Karei, geen geldt van zijn parlement durvende eisfchen, de ftadt .Duinkerke, welke Lodewijk de veertiende vuriglijk wenscbtè in zijn bezit te hebben, aen Frankrijk verkoft. Dees fcbandciijke koophandel deed den koning' van Engelandt de achting van zijn volk verliezen. Dc graef van Clarendon werd verdacht gehouden van deel in dezen verachtclijken koop gehad te hebben; en in deze omstandigheden een prachtig paleis hebbende doen bouwen , noemde de bedilzucht het zelve het Paleis van Duinkerke. Dit is dezelfde Clarendon, die, kanfelieryan het koningkrijk zjinde, de opregtfte aenkleving hen zijnen vorst met den kloekmoedigften ijver voor de vrijheit wist te paren, en zich durfde kanten tegen den ftroom van een doldriftig volk, dat den koning en deszelfs ftaetsdienaer bad het volftrektê gezag te willen acnvaerden.' Karei kon hem dezen tegenftandt niet vergeven ; en dees onftcrffelijke dienst werd niet befpeurd door zijne tijdgenooten, die met vermaek den ecnigften man, die de Hechte regc. ring van zijnen meester zou hebben kunnen verbeteren, van het beftuur der zaken zagen verwijderen. De graef werd uit zijn landt, toen luttel waerdig hem te bezitten, gebannen , begaf zich naer Frankrijk , en vestigde zijn verblijf in Normandië , alwaer hij z^jne uitmuntende historie der burgerlijke oorlogen VÖr> Engelandt famenftclde. Dc  TWEEHONHERÖ EN Et, EDE BRIEF. t1$ De hertog van Jork was hatelijk aen de Engelfchen, om dat hij belijdenis deed van den Katholyken godsdienst; doch niettegénftaende de poogingen zijner vijanden, had hij al het gezag in handen. Zijn broeder , geheclcnal aen zijne minnaresfen overgegeven, liet het beftuur der zaken op hem berusten, ter welker gclegenheit de kortswijligen zeiden: „ het huis. „ der gemeenten wil niet dat de hertog var! ^ Jork regere, na den doodt des konings f „ doch de koning, om het zelve een' trek te „* fpelen, laet hem regeren bij zijn leven"; , Na zeer vele zwarigheden, gelukte het Karei het vermogen van het parlement te verminde-^ ren ; weshalve hij ondernam alle de voorregten, welke de voornaemfte fteden van het koningkrijk genoten, te vernietigen, en met de hoofdftadt te beginnen. Londen werd genoodzaekt zijne handvesten in de handen des konings te ftellen ; cn zijn voorbeeldt trok de andere fteden, welke toeftemden in geene andere vrijdommen te bezitten , dan het zijner majesteit behaegde haer te vergunnen. Het parlement was toen derwijze aen zijnen wil onderworpen , dat het den bijnaem van Loontrekker verkreeg. Doch het volgende was zoo gefchikt niet, om de oogmerken van het hof te begunftigem De vrucht van deszelfs eerfte. overweging' was den koning te fmeeken, dat' hij zijnen broeder, den hertog van Jork, wiens godsdienst verdacht was, ,van zijnen perfoon Wit: Deei: r ffi  Ï3° Dé Niéuwe Reisigèr. en zijne ftaten geliefde te verwijderen. Dit verzoek moest men inwilligen ; en Karei de tweede beval den prinfe het koningkrijk te verlaten, en te Brusfel zijn verblijf te houden. Daer werd vastgefteld dat men eene bill zoude inrichten , om den hertog van het regt der opvolginge te verfteken ; doch de koning brak deze vergadering af, en beriep eene andere, die hem niet gunftiger was. Karei wist hen eindelijk te bedwingen, door het wapenen van de Tories tegen dc Whigs; en van toen af, zag men niet anders dan eenen hoop van Haven, kusfchende de handt, die hen met keetenen kluisterde. De maetfchappij der kooplieden te Londen richtte den vorst' een' ftandbeeldt op, met oogmerk om zicli' van deszelfs befcherming' te verzekeren; doch dit gedcnkfluk van eigen belang en vleijerij', door de algemeéne gevoelens afgekeurd, was van geen het minfte gewigt bij de nakomelingfchap, die het nog met onverfchilligheit befchouwt. De brandt van Londen, de inftelling van de Koningkiijke Maetfchappij' dezer ftadt, en het invoeren van den Test, of den eedt tot afzwering van het pausdom, zijn drie merkwaerdigc tijdkringen der regeringe van Karei den tweeden. In de maendt September, des jaers 1666, floeg het vuur in het huis van een' bakker; en de vlammen, door een' oostenwindt aengeblazen, maekten eene afgrijfelijke verwoesting in deze hoöfdftadt. In drie dagen , welke de brandt  Tweehonderd en Elfde Brief. rsjjp brandt duurde, verteerde hij negenentagchchtig kerken ) 'onder welk getal de hoofdkerk was, en meer dan twintig duizend huizen, zoo openbare als bijzondere gebouwen , die meer dan zes honderd ftraten uitmaekten. Dè koning en de hertog Van Jork betuigden de ievendigfté aendoening over de ongelukkige inwoonderen , in de uiterfte óntfteltenisfe-.gêj dompeld en tot wanhoop gebragt. Men zag deze twee prinfen gedurig te paerdt, hunne bevelen gevende tot het ftuiteh van den voort 1 gang der vlammen , die, niettegenftaende dè grootfte • poogingen, eene meenigte van huis; gezinnen tot armoede bragten , en de bloeijendftc ftadt van Europa tot eenen puinhoop1 maekten. Echter liet zich het volk door dezeri rampfpoedt den moedt niet benemen 5 en Londen "verrees uit zijne asch, met meer luister dan het immer gehad heeft. Men herbouwde * het naer een nieuw ontwerp: men maekte dè ftraten gemakkelijker en ruimer; en men ve'rbood zich van hout te bedienen, tot het bouwen van de huizen. Het graeuw verhefte in 't algemeen zijn gefchreeuw tegen do Katholyken, als bewerkers van dezen brandt : deze fchreven denzelven toe aen de voorftanders der volksregeringen als of zij één van beide eenig voordeel uit diergelijk onheil hadden kunnert trekken. Het parlement ftelde gemagtigden , om de fchüldigen uittevorfchen; doch men kon niets tegeri 1 2 él  ï32 De Nieuwe Reisigeh'. de Papisten vinden. Echter wijt men hun nog: dit droevige voorval, in een opfchrift, gegraveerd in eene kolom, ter plaetfe zelve, alwaer het vuur begonnen was. Karei de tweede ftichtte de Koningkiijke Maetfchappij van Londen, wier oogmerk is de wetenfchappcn te volmaken, en de tael te zuiveren. Uit den boezem van dit geleerde gezelfchap zijn talrijke ontdekkingen, en meesterstukken in allerlei wetenfchappcn, voortgekomen. Zij vereenigt de voorwerpen, welke onze Franfche Maetfchappij , mitsgaders die der Wetenfchappcn en Fraeije Letteren onder zich verdeeld hebben; doch de wetenfchappen zijn haer hoofdvoorwerp. Men laet 'er geletterde en geoeffende lieden in toe ; maer de geleerden hebben den voorrang boven alle de anderen. In het opregten van deze Maetfchappij', deed de koning alles ter eere, en niets ten voordeele van derzelver leden , diealle de onkosten daervan moeten dragen. Zij betalen eerst een regt van inkomen, en geven ijder jaerlijksch drie of vierguinées, zonder te rekenen de buitengewone kosten, dje de rijkftcn, volgens noodzakelijkheit, bezorgen. Uit deze middelen ftichtte de Maetfchappij een kunstvertrek van natuurlijke zeldzaemheden, en eene boekerij, die dagclijksch aengroeijen, door de gefchenken , welke zij van geheel Engelandt ontvangen. Yder ftelt zijne eer in het verrijken van deze verzameling' met alics, wat het ge-  Tweehonderd en Elfde Brief. 133 geval hem zonderlings en zeldzaemst aenbiedt. De plaets, alwaer de leden der Maetfchappij vergaderen, heeft noch grootte noch heerlijkheit. Het is eene lange, lage en naeuwe zael, die geen ander huisraedt heeft, dan eene tafel, met een groen tapijt bedekt, eenige Spaenschlederen ftoelen, cn trapswijze banken. Op de muren zijn de getuigfehriften van verfcheidene leden der Maetfchappij', ten voordeele der geenen, die zich aenbieden , om 'er in aengenomen te worden, in vierkante ramen vastgehecht. Indien de verzoekers vreemdelingen zijn, moeten deze getuigfehriften van vreemdelingen , leden van het zelfde genootfehap, bezorgd worden; en zij blijven dus ten toon' ftaen, tot dat het verzoek ingewilligd of verworpen zij. De Maetfchappij beftaet bijzonderlijk uit twintig gevolmagtigden , die door derzelver leden verkoren worden. De voorzitter en aenblijvende geheimfchiïjvers zijn altoos van dit getal, dat alle jaren vernieuwd wordt. Het algemeene getal der leden is niet bepaeld: men telt 'er meer dan vierhonderd inboorlinocn, en omtrent honderd en vijftig vreemdelingen, onder welke verfcheidene Franfche geleerden, als de heeren de Voltaire, de Jusfieu, de Buffon, d'Alembert en meer anderen, gevonden worden. Het genootfehap heeft tot een wapen eene vlakke tafel in een zilveren veldt, met een' arendt op den helm, twee honden tot fchilddragers , en tot zinfprcuk I 3 deze  t%4 De Nieuwe Reisigeb. deze woorden: nullius in verba. Indien ik geloof geef aen eenige Engelfchen, die mij van deze Maetfchappij' gefproken hebben , vindt men 'er tegenwoordig niets meer dan eenen geest van leer/telling';, eene diepdenkende en zwartgallige gefteltenis, een' vreemden finaek en eene droefgeestige inbeelding, meer weten? fchap dan wclfprekendheit, meer gezond verftandt dan vernuft, meer geduldt dan geestigheid meer diepzinnigheit dan luister. Alles is, ?er hlofoiie, meetkunde, pasfer, ontleding, wonderfpreuk, fteikunde, uitrekening, enz. Pe reden glimlacht.'er nimmer. De ecdc van den Test beftaet voornamelijk in het verklaren , dat men aen de wezenlijke tegenwoordigheit in het nachtmael niet gelooft. Het weigeren van dezen eedt fleept verfcheidene ftrallen met zich , en voornamelijk da uitfluiting van alle burgerlijke en krijgsampten. Karei de tweede, op den troon klimmende, ftond de vrijheit van geweten toe; en deze wet maekte de Katholyken.bekwaem, om alle ■de bedieningen te beklèeden. Dewijl het hof hun gunftig was , zouden zij wel rasch het grootfte getal daervan bezeten hebben ; cn door een noodzakelijk gevolg, zouden hunne ftemmen altoos, de overhandt boven die der' Hervormden hebben gehad. De Protestanten befpeurden wel, van hoe veel belang het voor Jiun was, deze verklaring te deen herroepen; Êfl #fffl ?y het talrijklte waren , weigelden zij  Tweehonderd en Elfde Brief. 13S zij de onderftandgelden toeteftaen , zoo lang eene diergelijke wet plaets greep. De koning ftelde het geldt boven zijn bevelfchnlt, en offerde zijne eer op aen een vuil belang, waervan zijne minnaresfen, volgens gewoonte, liet voordeel trokken. Men maekte toen een nieuw voorfchrift, 't welk allen , die deel aen de regering en het regterampt hadden , genoodzaekt zouden zijn te onderfchrijven. Dit voorfchrift, dat, onder den naem van Test, nog_ tegenwoordig kragt van wet heeft , betror voornamelijk den hertog van Jork. Dees prins, het zelve niet kunnende teekenen, volgens de grondregels van zijnen godsdienst , was aedwongen zijn ampt van groot-admiraal nederteleggen, en het bevel over de Engelfche vloot te laten varen. Onder dc regering van Karei den tweeden, werd insgelijks, door het parlement, geftaefd het vermaerde ftaetsgefchrift van habeas corpus., dat, door het vernietigen van alle uitvlugten, alle'verfchuivingen wegens de ftaetsdienaers en regters , de vrijheit van den burger verzekert. Het verbiedt dat eenig onderdaen van het koningkrijk over zee gezonden worde. Een magiftraetperfoon mag , op geftreuge ftraffen, den minften ingezeten niet weigeren een bevel van habeas corpus, die den ftokwaerder verphgt de gevangenen in het hof, waervan het bevel den naem draegt, te brengen, en de oorzaek der gevangenneming' te bewaerheden. Indien I 4 de  ï3<5 De Nieuwe Reisjg e,r. de gevangenis dertig mijlen van den regter af. is, moet dit bevel in de tijdt van drie dagen, en op grooter afftandt naer èvenredigheit, uitgevoerd worden. Yder gevangen moet op den eerften beftemden tijdt, na zijne hechtenis , befchuldigd, en op den volgenden gevonnisd worden. Indien hij, door eene uitfpraek van het geregt, losgelaten is, mag men hem, om dezelfde misdaedt, niet meer gevangen zetten. Deze wet, die den Engelfchen bijzonderlijk eigen is, doet hen hunne burgerlijke inffeUbg boven alle andere regeringen achten. Mén bad in het parlement voorgefteld, eene fchatting op de fchouwfpelen te leggen. De aenhang van het hof verwierp het voorftel, onder voorwepdfel dat de tooneelfpelers in dienst van den koning waren, en een gedeelte van deszelfs vermaek bevorderden. Eenlidtvan het lagerhuis vraegde of de fpelers of fpeelfters tot de vermaken zijner majesteit dienden. De koning , die , behalve zijne minnaresfen van èen' verheven rang, tooneelfpeelfters onderhield , nam deze boerterij euvel op , en gaf aen zijne lijfwachten bevel den fcbuldigen eenige kwetfuur, waervan hij het teeken den overigen, tijdt zijnes levens droege, toetebrengen. Zij lheden hem den neus af. De gemeenten, verftoord over de belediging, èenen harer leden aengedaen , maekten eene Wpt, die de verminking tot eene boofdmisdjtedt  Tweehonderd en Elfde Brief. 13? ftelde; en de lijfwachten, die de gevoeligheit van den vorst al te wel gediend hadden, werden, onbekwacm tot de vergiffenis der kroone verklaerd. Dezelfde vorst, ziende eenen misdadiger aen de kaek ftaen, vraegde over welke misdaedt hij geftraft werd. „ Het is, antwoordde men „ hem , om dat hij tegen uwe ftaetsdienaers • gefchreven heeft. Waerom fchreef hij niet tegen mij, hernam de koning, hem zoude „ niets overgekomen zijn". De zaken zijn federt grootelijks van gedaente veranderd: de Engelfche fchrij vers hebben thans de vrijheit, om eene ontzagchelijkc ftem tegen het ftaetsbeftuur te verheffen; en indien zij zich fomtijds onder eenen vreemden naem verbergen , het is om meer gewigt aen hunne lesT fen, en meer levendigheit aen hunne hekelingen'te geven. De ftaetsdienaers, die de ontwerpen fineeden , de zeevoogden , die het bevel over de vloten voeren, de veldheeren, die zich aen het hoofdt der legeren bevinden, zijn niet alleen verantwoordelijk voor hun gedrag, vóór de opperfte vierfcharen, die hen goedkeuren of veroordeel en, hen eeren of laken ; zij hebben nog geftrenger regters, namelijk, de fchrij vers, inderdaedt een vrij volk in Groot-Britanje. Onze krijgslieden, onze bemiddelaers, onze magiftraten , die fomtijds ongelukkiger dan misdadig zijn, raken, onder ons, vrij met fchertferijen, bijfchriften, en I 5 eenise  i|8 Dje Nieuwe Reisiger. eenige veerzen van liederen , die wel rasch vergeten worden. De Engelfche fchrij vers volgen ons na, en kunnen ons in deze gering, heden niet evenaren; maer in vergeldinge, fchrijven zij over de openbare zaken, en zijn tevens ftaetsmannen en geletterde lieden. Zij ontdekken de vermetelheit der ondernemingen, de valschheit der maetrcgelen, en nareken hunne medeburgers met de wapenen der hevighcit of fpotternij', -Dagelijkse!] verlchijnen inejE nieuwe gefchriften, waerin men het Britanni, iche ftaetsbeftuur vertoont als eene afgrijsfelijke rooverij, die zich alleen ftaende houdt door de verderving der zeden en de veilheit der zielen ; waerin de aenzoekers, die naer bedieningen haken, de ftemmen voor de openbare penningen koopen ; waerin de ftaetsdienaers, van hunne zijde, deperfonen, die zich doen verkiezen, door geldt winnen; en waerin deze laetften de 'ftaetsdienaers helpen , in het ledigen van de zakken der geenen, van welken zij hunne verkiezing gekoft hebben. Dusdanig is het denkbeeldt, 't welk van de regering' van Engelandt gegeven wordt, dooide fchnjvers, die de papieren van Londen met hunne vaderlandsgezinde aenmerkingen vervuilen. Anderen fchilderen de ftaetsdienaers, nu als vormers van bootsgezellen, tot het doen van veroveringen, welke het regt der volken niet kan regtvaerdigen , ftraks als. uitvinders Van ftelfelen, om het getal der vijanden van den  Tweehonderd en Elfde Brief. 139 den 'ftaet, in tijdt van oorlog, te vergrooten. Het afbreken van den koophandel, de uitput ting der geldmiddelen , het verlies van hun aenzicn, het omverwerpen van hunne inftelJing', de nederlagen ter zee of te landt, ont fteken onder de Engelfchen eenen binnenlandfchen krijg, waervan hunne nieuwspapieren, dagverhalen en blaeuwe boekjes het ïlagveldt worden. Zij wreken zich over het hof en de ftaetsdienaers, waeraen zij alle hunne onheilen toeichrijven, en ftellen de verborgenfte zaken van den ftaet en het volk in het helderfte dag-r licht. Vergeefsch zouden de' mogendheden van Europa, en derzelver afgezanten, zich vleijen de achting en eerbiedt, die de koning van Engelandt en zijne ftaetsdienaers zelfs niet vinden, wegens de fchrij veren te ontmoeten. Men weet van hoe vele hekelfchriften Lodewijk de veertiende het voorwerp was, zelfs lang na de volkomene verdelging van den aenhang der Jakobiten. Een Engelsman, afgezant te Koppenhage , liet te Londen , op zijne wederkomst van het gezantfehap, een verhael, vol van de fchimpachtigfte aenmerkingen over Denemarke , wiens koning toen in de grootfte vriendfehap met het hof van Engelandt was, in het licht' komen. Dees vorst gaf bevel aen zijnen afgezant, om den koning' Willem eene openbare vergoeding , wegens den fchrij ver, aftegisfehen. „ Wacht u wel, antwoordde „ de  ?4o De Nieuwe R e i 5 r g e r, „ de koning, dit bevel ruchtbaer te maken» „ het zoude nergens toe ftrekken, dan om de „ drukken te vermeenigvuldigen, en het vei> „ tier van het werk te vergrooten". De printverbeeldingen verwekken, nog minder dan de boeken, de oplettendheit der regcrmge. De voornaemfte t leden van het parlement of llaetsbeftuur worden 'er onbarmhartighjk in gehavend, onder de onbefchoffte cn koddigfte zinnebeelden. De plaetfnijder lege Zich voornamelijk toe op het behouden dec trekken, die de perfonen, welke hij aen het openbare gefpot wil Wootftellen, bekend maken. De vrijheit der drukpersfe is des te noodzakelijker m dit koningkrijk, om dat, indien de Engelfchen dit Huk lieten glippen, het gedeelte hunner yolksregeringe wel rasch onder de ma-t der alleenheerfchinge zoude bezwijken. De ftaetsdienaers en de koning hebben alleen belang, om dezelve te verbannen, dewijl zij al toos, voor de Britanniiche vrijheit, het zeker fte middel zal zijn , om derzelver ondergang voortekomen. Hoe meer opmerkers het ko mngklijke gezag heeft, hoe minder het tegen het volk zal durven ondernemen. Dc Engelfchen willen dat de 'onheilen, die de gevolgen van deze vrijheit kunnen zijn, derzelver voordeden niet opwegen. „ Om „ 'er van overtuigd te worden , zeggen zij, „ behoeft men Hechts het oog te werpen op jj de  Tweehonderd en Elfde Brief. de meenigte van vermakelijke boeken, dié in ons eilandt rond wandelen, en welke wij alleen aen deze gelukkige onaf hangkelijkheit „ verfchuldigd zijn. Daerenboven, dewijl de „ volksregering de overbandt onder ons heeft, '„ zijn wij verpligt, tot onze eigene behoude'„ nis, altoos opene oogen op het ftaetsbeftuur „ te hebben , alles wat tot het willekeurige gezag mogte ftrekken te verwijderen, en de „ goederen benevens het leven der burgeren, „ door eene waekzame oplettendheit, te verzekeren - „ Uit deze grondbeginfelen van befturinge „ volgt , dat de vrijheit der drukpersfe in „ Engelandt grooter dan in eenig ander landt „ moet wezen. De koningkiijke magt altoos „ poogende iets op die van het volk te onder„ nemen , moeten wij niets verzuimen, om „ derzelver voortgang te ftuiten; en wij zou„ den kwalijk Hagen, indien wij geen gemakkelijk middel hadden, om de brandklok te „ kleppen, van het eene einde des koningkrijks „ tot' het andere. Wij moeten den geest des „ landaerts, tegen de ondernemingen van het „ hof, onophoudelijk aenfporen; en tot dat „ einde, is 'er geen kragtdadiger hulpmiddel,'„ dan dat der drukpersfe. Door dezen weg , " werken alle de kundigheden, de geest en het verftandt van het volk voor de gemeene vrijH heit, en verwittigen ijderen burger van de „ maetregelen, welke hij tot zijne verdeedi„ ging moet nemen.  142 De Nieuwe Reisjes. » Wij behoeven niet te vrcezen voor dé * droe^uitwerkfelen, die de redevoeringen s, van Athene en Rome volgden. Een man, 5 °£de- moet niet duchten, dat hij in » de. ^«rakfa^g van anderen vervalle, of dat * hlJnd°°r dS heVJ'Sheit ^ uitroepidge mede '"' pfleept worde. Wanneer hij zelf, hr zijne e«e gefteltenis tot den'opflandt „ mogte verkrijgen, heeft hij, op het oogen» bi k, de gelegenheit, om denzelvcn te doen " ™tb?lifn» niet bii ^ handt. De vrijheit » drukpersfe, hoe zeer men dezelve mis. » bruike, kan derhalve geene oproeren onder „ het volk verwekken. Betreffende de mor„ ringen en heimelijke misnoegdheden, welke „ zij kan doen ontftaen; is het niet voordee- " l5 T f "ieC dan in WOOi'd^ uitber„ ftende, dc ftaetsdienaers bij tijds verwittigen „ daer in te voorzien" ? De Engelfchen hebben deze vrijheit niet altoos genoten. Koningin Elizabeth vergunde alleen de fteden Oxfort, Kambridge en Londen drukpersfen te hebben, en verbood het uitgeven van, alle boeken , die over de regering handelden. Het zelfde verbodt werd vernieuwd onder de volgende heerfchappij, waerin geen werk mogt verfchijnen, zonder een geftreng onderzoek uitgeftaen te hebben. De ftaetsdienaers van Engelandt hebben, federt, vergeef iche poogingen gedaen, om de drukpers met de'  Tweehonderd en Elfde Brief. 14 S de aloude kluisteren te beteugelen: men heeft drukkers, door bevel van den koning, zien in hechtenis nemen , en wederom op vrije voeten Hellen , met aenmerkelijke vergoedmaen, welke de regering genoodzaekt is geweest hun te betalen. Anderen hebben , tegen de ftaetsdienaers, die dusdanige bevelen gegeven hadden, regtsgedingen ondernomen, en dezelven met de kosten gewonnen, Dc fchnjver,uitgever of drukker van een oproerig boek, kar! niet gevat worden, dan door de wet; en de wet, die de makers van lasterfchnften tot de ftraf van den halsbandt veroordeelt, gebruikt toeg-efFelijkheit, wanneer de misdaedt Hechts vermoed wordt, dat is, wanneer het oogmerk, alleen ten halve kan gezien worden. Dus wordt een fchrijver, zoo dikwerf hij de perfonen, welke hij aentast, niet noemt , hoe klaer de verbloeming ook zij, geenszins voor misdadig gerekend. . ,. Karei de tweede ftierf, zonder wettige kinderen natelaten; en de hertog van Jork beklom den troon, zonder eenige tegenkanting, metteaenftaende het geene 'er voorgevallen was, om 'er hem van uittelluiten. Hij werd gekroond , onder den naem van Jakobus den tweeden; en dewijl dc kroon te naeuw voor zijn hoofdt was, ftond zij waggelende en gereed om te vallen, gedurende de ganfche plegtigheit der zalvinge. Deze omftandigheit, gevoegd bij den val van eene glasruit, waerin de  iU De Nieuwe Reisiger; wapens van dezen prins afgebeeld waren, werd als een voorteeken van een' aenftaenden ramp oeichouwt. De hertog van Montmouth, natuurlijke zoon van Karei den tweeden, hneedde het ontwerp om hem te onttroonen; doch door de krijgt benden van den koning geflagen zijnde, bctaelde hy zijnen opftandt door het verlies van zijn hoofdt. Jakobus de tweede, van dezen' vijandt ontflagen, doet eene verklaring, die eene algemecne vrijheit van geweten toeftaet, afkondigen, en beveelt den kerkdijken dezelve in hunne vergaderingen te lezen. De gees- ' tehjkheit weigert te gehoorzamen; en de koning zendt de hardnckkigften der bisfchoppen naer den Tour. In het midden van deze verwarringen, heeft' hij de vertroosting van eenen erfgenaem van' zijnen naem te zien geboren worden; maede Engelfchen weigeren denzelven te erkennen. Men betwist de zwangerheit der ko rnngmne; en Jakobus, om deze geruchten te doen verdwijnen , laet eene ondervraging in volkomen form opftdlen , waerin de beflisfingen van dertig getuigen de zekerheit der verlosfinge bevestigen. Deze getuigenisfen ichenen afgebedeld; en het gevoelen van de verwisfeling' des prinfen van Walles nam meer en meer toe. Gij herinnert u het zoo bekende nedt: A Jacques difoit Louis, &c. Dc  Tweehonderd en Elfde Brief-, 145" De Protestanten van Engelandt, ziende dat Jakobus de tweede poogingen aenwendde, om hunnen godsdienst te vernietigen, noodigden den prins van Oranje, zijnen fchoonzoon, om hen van de tyrannij eens Katholyken konings te vcrlosfen. De Spaemche afgezant, den vorst vermanende zich niet aen den raedt der pricsteren overtegeven , kreeg van Jakobus ten antwoord': „ hoe dan , raedpleegt uw „ meester niet met zijnen biegtvader ? Ja} „ voorzeker , hernam de gezant; en dit is „ juist de oorzaek dat onze zaken zoo kwalijk gaen". De prins van Oranje was naeuwelijks in Engelandt ontfeheept, of de ongelukkige Jakobus de tweede zag zich verlaten van de ganfche weereld', en zelfs van zijne dochter, de prinfesfe Anna, voor welke hij altoos de teederfte genegehheit gehad had. „ Goede „ Hemel! riep dees vorst; heb deernis met ,, mij! Mijne eigene kinders verlaten hunnen vader". Gij weet het gevolg van deze droe* vige gebcurtenisfe , en het onthael, 't welk Lodewijk de veertiende dezen rampzaligen vorst deed, toen dezelve, vergezeld van zijn treurig huisgezin, te Saint.Germain-en-Laye aenkwam. De gemeenten verklaerden dat hij de grondwetten van het landt, en de verdragfehriften, die de oppervorften aen de volken verbinden , gefchonden had; dat zijne vlugt eenen wezenlijken afftandt en ledigen troon verondcrftel- XVII. Deel. K lende.  146 De Nieuwe Reisisek. lende, de beide Huizen, met eene algemeene" overeenitcmminge, de kroon aen den prins van Oranje hadden opgedragen. Het zoude hier de plaets zijn, om u deze vergadering te doen kennen, niet gelijk zij in deze onftuimige tijden geweest is, maer gelijk zij in de tegenwoordige gefteldheit beftaet. Ik bewaer deze ftof voor den volgenden brief. Ik ben , enz* Londen, den zójien van Juli, 17 SS- Tweehonderd en Twaelfde Brief. Vervolg 'van Engelandt. TTet woordt Parlement, .'t welk het Latijn XJl der Engelfche wet pürlamentum noemt-, is vreemd, en komt, zonder twijfel van de Normanfche tael', die tegenwoordig nog den tekst van alle de oude wetten uitmaekt. Eene nuttelooze nieuwsgierigheit zou het zijn, den eerften oorfprong daervan elders te zoeken-, dan in het Italiaensch parlar of fpreken, waeruit het Franfche woordt parler-, en daeruit parlement gevormd is. Eenige Engelfche wetgeleerden doen het afitammen van de oude Normanfche brabbeltael , parlar de la ment, eoqui ex mekte , om dat het eene bcvoorregte plaets is, alwaer ijder vrijelijk, zelfs te-  Tweehonderd en Twaélfde Brief: *4f tegen den koning, zijne me'ening kan uiten, zonder bcftraft of verontrust te worden. Deze vergadering , eene föort van af beefdinge van onze Algemcene Staten (*), bevat de drie orden van het koningkrijk, de■ GcesteÜjkhcit", den Adeldom en de derde Stoet, of de Gemagtigden des volks, die te famen het Hoogerhuis, of het Huis der Pairs, en het Lagerhuis, of het Huis der Gemeenten, uitmaken. Het eerfte beftact uit den koning, dc printen van den bloede, en de heeren, lords Of pairs, zijnde de twee aertsbisfehoppen van Engelandt, de vierentwintig bisfchoppen., dc hertogen , markgraven , graven, 'burggraven ën baenderheeren; Hun getal loopt zelden boven de twee honderd, hebbende de langdurige twist tusfehen dc huizen van Jork ën Lankaster de vernieling van de voornaemftc ge: flachten, die deel in dit bloedige gefchil genomen hebben, veroorzaekt. Het regt om in het Parlement te treden ié aen het pairfchap verknocht , en wordt het insgelijks aen den perfoön des geenen, die het zelve bezit: De koning heeft de magt niet om 'er de oeffening van optefchorten: het kan alleen door een vonnis van alle de pairs ontnomen worden. Deze waerdigheit is ërffelijk} doch behoort alleen aen de mannen, bij manFel van welken de koning iemant anders fcafl 8 (;-) Etats-Generaux, ,. K i  148 De Nieuwe Reisiger. benoemen. Dewijl zij aen geene landerij verknocht is, moet zij flechts als een bevoorregte éertytel befchouwd worden. Om het getal der pairfchappen te vermeerderen, is de overeenftemming der twee mogendheden noodig. Dc bisfchoppen zijn pairs van het koningkrijk, gelijk ook de prinfen van den bloede en de kanfelicr; en in deze hoedanighcit hebben zij zitting in het Parlement. De pairs nemen tot bijzitters kundige mannen, die flechts den tytel van raedsheden , zonder eenige beradende ftemme, hebben. Het Lagerhuis bevat de afgevaerdigden der tweeënvijftig graeffchappen des koningkrijks Engelandt, en van meer dan twee honderd fteden, vlekken of dorpen, welke regt hebben om dezelven te zenden. Dit maekt omtrent vijf honderd en vijftig leden , onder welke geene kerkdijken zijn. Zij verkiezen onder eikanderen eenen voorzitter, die, onder den tytel van Spreker, als de ziel der vergaderinge, én het werktuig harer befluitcn is. Nicmant van hun verliest zijn regt van zittinge, dan door het vonnis van alle de anderen; en dit vonnis mag door het hof niet hervormd noch opgefchort worden. De koning alleen heeft het regt om het Parlement tc beroepen , uitteftellen of te ontbinden : deszelfs during is niet bcpaeld. Onder de regering van Eduard den derden, maekte men eene wet, waerdoor deszelfs vergadering, eens  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 149 eens in het jaer , of meermalen , indien het noodig is, bevolen wordt. Eene andere, onder Karei den eerften, houdt in, dat het ten minfte vijftien dagen moet ftandhouden , en voor dien tijdt niet kan vernietigd worden; eene andere, dat het niet meer dan drie jaren mae duren; eene andere, eindelijk, die het eeuwigdurende verklaert; doch deze laetfte had geene plaets, dan zoo lang de koningkiijke magt door de volksregering verdrukt werd. Eene keur, onder de regering van koninginne Anna gegeven, bepaelt deszelfs langfte during op zeven jaren , na welken tijdt de leden, wacruit het zelve beftaet, wederom enkele burgers worden ; en het is noodig dat het koningkiijke gezag de twee Huizen op nieuws vergadere. Een beOuit, in het begin dezer eeuwe , door het Huis der Gemeenten, genomen, houdt hoofdzakelijk in , dat de Engelfchen een onbetwistbaer regt hebben, om den koning' verzoekschriften aentebieden, tot het bijeenroepen , vergaderen en ontbinden van het Parlement. Wanneer de vorst het wil ontbinden, wordt 'er eene afkondiging wegens zijnen raedt vereischt ; maer indien hij het alleenlijk verlengt, geeft de kanfelier, in 's konings naem, kennis van den dag, waerop men de zittingen moet hervatten. In <*£ze vergadering heeft de koning , m perfoon, of door zijne ftedehouders, de voorzitting Gedurende zijne minderjarigheit, of ' ö K 3 in  !$o De Nieuwe R e r s i g e r. in zijn afwezen, mogen de geenen, die zijnen pcrfoon vertooncn , bevel tot de beroeping geven, doch altoos uit naem' van den oppervorst. Dezelve moet, ten minfte , veertig dagen voor dat de vergadering begint, gedacn zijn. Ten opzigte van het Huis der Pairs, zendt de koning aen ijderen heer, het zij geestelijk of wcereldiijk , eene uitfehrijving , die hun beveelt zich, op eenen bepaelden tijdt, cn in zoodanige plaets, welke het hem behaegt aentewijzén , te laten vinden, om over de zaken van kerk' en ftaet te handelen. Ten aenzien van het Lagerhuis, zendt zijne Majesteit andere brieven , gericht aen de opperfchoutcn (*), of ftedehouders van ijder graeffchap, die het volk van hun regtsgebiedt verwittigen, dac het werk moet maken tot het verkiezen van twee ridderen voor het landfehap, twee burgeren voor ijderc ftadt, cn één of twee voor ijder vlek, kasteel of heerlijkheit, welke regt van bezendinge hebben. De ftijl van de brieven des konings is in oud Latijn: zij voeren de dagteekening van den dag, de maendt en het jaer der regeringe. Hun aloudftc voorbeeldt is van de dertiende eeuwe. Jn dezelven geeft men den tytel van Hoogeerwaardig (f) aen dc aertsbisfehoppen, van Eerwaerdig (£) aen dc bisfchoppen , en van JVacrde Vaders in Jezus Christus acn dc abten, waervan 'cr verfchcide- ncn, C) Sberifs. Keverend. Fencrabk.  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 151 nen, voor de verwoesting der kloosteren, zit-, ting in het Parlement hadden.' Eene middenmatige bezitting, in het landt, waerin de verkiezing gefchiedt, is genoeg om regt tot het geven van zijne Ilemm' te hebben; en een inkomen van twaelf duizend guldens geregtigt ijderen burger, om benoemd te kunnen worden. De geringde landbouwer mag, even als de voornaemfte edelman, daernaer ftaen. Na de verkiezing van de ridderen van «der graeffchap, en van'de burgeren van ijdere ftadt, zendt de opperfchout derzelver namen aen den geheimfchrijver van het Huis der Gemeenten ; en van den dag van hun vertrek, tot op het oogenblik van hunne wederkomst, zim zij, benevens hun huisgezin cn dienstboden zelve , bevrijd voor alle vervolgingen, aentastingen en gevangenisle, om wcjk eene oorzack het ook zij, behalve om de misdaedt van hoog verraedt. De plaets der vergaderinge.is, gewoonlijk, het aloude paleis van VVestmunfter. Wanneer zij eens begonnen is , duldt zij geene afbreking , en wordt alle dagen , des zondags zeiven , gehouden , behalve op eenige plegtigc besten. De beide Huizen beflaen twee bijzondere zalen, die naest elkandcrcn, cn met banken , of, in derzelver ftede , met wolbalen voorzien zijn. Oudtijds zaten dc Gemeenten met de Pairs; doch tegenwoordig komen deze beide gezelfchappen niet bijéén, dan m gewigK 4 ti£e  ii% De Nieuwe Réisigêr. tige gevallen, en'uit hoofde van een bevel des konings. Dit noemt men dc groote Gematigde Vergadering (*). Op den dag der opening1 van het Parlement, woont de koning het zelve bijna altoos in perfoon bij, met de kroon', den rijksftaf en den koningkhjken mantel. Onder alle de verfierfels, door de mode uitgevonden, zijn 'er geenen , die de oppcrmagtige majesteit met zoo veel voordeel doen uitblinken, dan deze doorluchtige en aloude optooifels. ' De vorst zit aen het boveneindt der zale, in een' leuningftocl, met een verhemelte bedekt. De printen zijn aen zijne zijden; en aen zijne regtehandt ftaet een iiuvveelen ftoel, waerop zich eertijds de koning van Schotlandt pdaetste, wanneer men hem aenmaende, om zich in het Parlement te laten vinden: tegenwoordig wordt dezelve door den prins van Walles beflagen Aen dezelfde zijde, tegen den muur, is eene' bank voor de aertsbisfehoppen, en eene andere, eenigzms lager, voor de bisfchoppen, in plegtige gewaden, ijder volgens de waerdigheit van zijnen zetel, of zijne aloudheit. De kanfeher, de groot - fchatmeester , de voorzitter des raeds, dc geheime zbgelbewaerder, en'de groote amptenaers der kroone, zitten aen 4e voeten des konings op vier wolbalen, in een vierkant gcfehikt, De perfonen van een' min- doivrt C*~) Comité,  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 153 deren rang vervullen het overige der kamer, aen wier affchutfel de afgevaerdigden van het Huis der Gemeenten zich ftaende bevinden. Aen deze doorluchtige vergadering ontbreekt niets dan eene plaets, die met derzelver waerdigheit overeenkomt. Het vertrek , waerin zij gemeenlijk gehouden wordt, is eene naeuwe zael, met zoo weinig ruimte, dat een gedeelte der lords , dezelve geheel vervuld vindende, onder het volk, dat den buitenften omtrek deikamer beflaet, vermengd blijft, of het befluit neemt om te vertrekken. De koning zelf komt niet op zijne plaets dan met moeite, en door het gedrang van het gemeen. De huisfieraden zijn gefchikt naer de eenvouwigheit der plaets. Oude behangfcls , die verfcheidene gebeurtenisfen der regeringe van Elizabeth vertoonen, •maken alle de heerlijkheit dezer zale uit.^ Wanneer zijne majesteit de vergadering in perfoon bijwoont, heeft niemant der pairs den hoedt op het hoofdt: in derzelver afwezen, maken zij., als zij inkomen, eene buiging voor den troon, nemen zitting en dekken zich. Allen zijn zij met fcharlaken 'tabberden bekleed; doch in het Lagerhuis, kleedt zich ijder naer zijnen fmaek, cn neemt zijne plaets, zonder onderfcheidt van rang. De leden, die aen het hof verknocht zijn, en door de tegenftrevers de omgekofte aenhang genoemd worden, munten uit door eene zindelijke kleeding, en 011bedwongene en aengename manieren. Het K 5 ruwe  154 Dk Nieuwe R e i s i g e r. ruwe gelaet, in tegendeel, en een achteloos voorkomen vertoonen die gemeenebestgczmde zielen, die zich tegens het ftaetsbeftuur kanten , en de dierbaerftc belangen van het volk onderzoeken , overwegen en beflisfen. Allo de leden zijn niet even welfprekend: men laet het woordt voeren door de geenen, die zich gemeenlijk met de regtzaken bezig houden; en de anderen hebben , door hunne ftem, het zelfde deel aen de beflisfingen. Voor' het behandelen van zaken, doen de Gemeenten den eedt van getrouwheit aen den koning, in tegenwoordigheit van eenen amptenaer zijner majesteit. Men zegt dat de leden van het Hoogerhuis daervan ontflagen zijn, om dat zij denzelven reeds gedaen hebben, toen zij tot pairs van het koningkrijk verheven wierden. Hunne jongfte zoons hebben geene. zitting dan onder de Gemeenten, alwaer zij met de afgevaerdigden van het volk vermengd zijn. De plaets , alwaer zij vergaderen, is eene oude kapél, aen het einde bezet met 'een' grooten raem, waerdoor zij al haer licht fchept. De ftoel van den Spreker, beneden dit venfter geplaetst, noodzaekt de aenfehouwers de oogen te keeren naer dit licht, dat hen verblindt. Dusdanig is de, zetel , of veeleer de boerfche en woeste fpelonk , waerin de majesteit van het Engelfche volk zijne zitdagen houdt. De ftoel en de banken zijn van dennenhout, gelijk  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 155 m ook de tafel der gedingftpkken, op welke eene groote knods, van verguld zilver, icgt tegenover den Spreker, geplaetst is. Alle vierendeeluurs verandert dezelve van plaets, en od fommige oogenblikken wordt zij , door den deurwaerder, aen eene van de zyden dg tafel gehangen. De Spreker handelt op dezü de wijs: hij bekleedt zijnen ftoel alleen gedurende de werkzaemheit van het Huis; en wanneer het zich in eene gemagtigde vergadering O vormt, klimt hij af, en zet zich op de eerfte bank, die hem voorkomt. Gij zoudt niet gelooven hoe geruchtmakende en onftuimig deze vergaderingen zijn Yder onderhoudt zich met den geenen , die naest hein zit, ^m^^^S^ het geene aen de tafel gezegd wordt, behalve n het geval, waerin de voorftanders van het betwiste gefchil ftilzwijgendheit verzoeken In het midden van dif gedurige geraes , geeft de Spreker kennis van de voorwerpen der over weginge; en zijne ftem doet zich inde ganiche S hooren: want deze bediening, die terbenoeminge van het Huis ftaet, vereischt tevens een7^d %^aemsgeftel en fterke longen Hij die dezelve bekleedt, moet goedgekeurd worden van zijne majesteit, die bijna nimmer nalaet hem met den tytel van ridder te verfieren Zijne karos is bedekt met fchüderwerk, mq Comité.  156 De Nieuwe Reisiger. betrekkelijk tot de waerdigheit van het Engel, fche volk, 't welk hij, eenigermate , door zijnen perfoon vertoont. Hij ontvangt de begroeting van allen, die in de zael komen, en groet wederom met het afligten van zijnen hoedt; t geen hem in eene gedurige beweging houdt, zonder hem evenwél van zijnen arbeidt aftetrekken. De perfonen , welke men de Scheidslieden in het Parlement noemt , zijn geoeffcnde mannen in de kennis der wetten verkozen door de beide Huizen, omdegefchriften opteftellen, dezelve kragt te geven, en den ltijl daervan te vormen. De boodfehappen of verzoeken des konings, aen het Lagerhuis, worden altoos door eenige groote amptenaers zijner majesteit overgebragt Zoo dra zij aenkomen, neemt de deurwerdêr de knods van de tafel, en nadert tot aen de poort, waervan mende tweeflagdeurenopent De gemagtigden doen twee diepe buigingen' welke zij in het midden van de zael' herhalen' Aen de tafel gekomen , doen zij eene derde" buiging, openen het onderwerp van hunnen last, laten het papier, 't welk denzelven bevat, op de tafel liggen, en gaen al deinzende heen, met het herhalen van dezelfde eerbewij zingen Deze plegtigheit fchijnt naeuwelijks de oplettendheit der aenfehouweren te verdie nen, dewijl zij ze zelfs niet met hunne ftilzwiigendheit vereeren. Ni©-  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 157 Niemant mag zich der vergaderinge onttrekken, zonder verlof van zijne kamer, bekleed met het gezag van den vorst. Men moet zich vervoegen aen den Spreker, die, in het Hof der Pairs , gemeenlijk de kanfelier is. Het verzuim, omtrent dit punt, wordt met eene geldboete of met de gevangemsfe geftraft. In geval van dringende zaken, hebbende heeren het voorregt om zich te bedienen van eenen pleitbezorger, uit dezelfde kamer genomen* die, in de overwegingen, bij gefchnft zijne ftem geeft, voor den afwezenden perfoom Eertijds konden zij eenen enkelen ridder aenftellen. Wanneer de koning tot het Parlement wil fpreken, ontbiedt hij het Huis der Gemeenten in dat der Pairs, en richt eerst zijne rede tot beide, door de woorden: Mylords en Heeren. Omn-ent het midden. zijner rede , keert hij zich, in het bijzonder, tot het Lagerhuis, met de uitdrukking' van Heeren van het HuU der Gemeenten; en in het eindigen , zegt hij Mylords en Heeren, als in het begin. Als hij zelf het woordt niet wil voeren, fpreekt de kanfelier in 's vorften naem. Het gebruik is zijne majesteit te bedanken, door een Adres of vertoog, 't welk de beide Huizen hem afzonderlijk in zijn paleis aenbieden, en waerop hij ook afzonderlijk en bij gefchnft antwoordt. De onderwerpen, welke in deze vergaderingen verhandeld worden, betreffen altoos het 0 wek  158 De Nieuwe Re is ïg er: welwezen van den ftaet. Het Parlement alleeil heeft regt om nieuwe wetten te maken , de aloude te vernietigen, dezelve geheel te veranderen, of ze gedeeltelijk te verbeteren, om imposten, fchattingen en belastingen intevoeren, de uitgeftrektheit daervan vasttcftellen, dc during daervan te bepalen, de vorm daervan voortefchrijven, en de inzameling daervan te befchikken. Alles, wat de openbare veiligheit en de handhaving van den godsdienst aengaet, behoort tot deszelfs regtsgebiedt. De wetten, die den koophandel, den krijgsdienst en de zeevaert betreffen, of de ftraf der misdaden, de belooning der deugd', en den eigendom der burgeren bevelen, of de eerbewijzingen, voorregten, onderfcheidingen, waerdigheden, ampten en bedieningen vastftellen, den overVloedt bevorderen, de armoede voorkomen, de ongelükkigen onderfteunen, de moedwilligheit fluiten , en de ongebondenheit beteugelen, zijn allen uit het ligchaem van hetganfche ' volk voortgefproten. Het Parlement ftaet insgelijks de voorregten toe, vergunt de nieuwe grondftichtingcn en volkplantingen, wettigt de uitvoeringen, en beveelt de regten van inkomen en uitgang. Kortom, alles, wat de wetgevende magt aengaet, komt het zelve wezenlijk toe: Wanneer eenig lidt, m dén der beide Huizen , eenen burger van eene misdaed' tegen den ftaet befehuldigt, benoemt men gevolmag-  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 159 tteden; en indien zij befiisfen dat de betichting aengenomen moet worden , belast men hen met het onderzoek van het misdrijf. Zi] Hebben dan regt om den misdadiger te dagvaerden en te ondervragen; en indien de fchuldt eene hoofdmisdaedt is, mag hem het Huis doen 10 hechtenis nemen en oplluiten, zonder de toeftemminge van den koning, om dat de gevangenis niet befchouwd wordt als eene itrat, maer als eene genomene voorzorg , om de wraek van den ftaet te verzekeren. De vorst heeft geenszins het vermogen, om eenen misdadige "zijn vonnis te onttrekken , noch om hem de ftraf, door de wet voorgefchreven, kwijttefchelden , om dat de wet boven den vorst is; maer hij kan het oogenblik van deszelfs doodt verfchuiven,, door hem, mdien hij het goedvindt, een uitftel van negenennegentig jaren te vergunnen , zonder dat het vonnis vernietigd zij. Uit kragt' van ëene andere wet, mag de fchuldige niet geftraft worden, dan na dat de koning deszelfs veroordeeling geteekend hebbe. . ■ , ,Y, De kerkelijke Pairs gaen uit de vergadering, wanneer 'er van lijfftraffelijke zaken gehandeld wordt, betuigende niettemin dat hetponder nadeel van hunne regten is. Gelijk ijder lidt zijne meening, over devoorgefteldeftof, vrijelijk mag uiten, is het ook ftrengehjk verboden , ■ zelfs op verbeurte van ligchamelijke ftrafte,.zich tot lasteringen of fcheldwoorden te laten vervoeren. . j-je,  iób De NrEüwE Reisi gek; De heeren moeten volgens hunnen rang ftemmen, beginnende met de laetften: de Gemeenten geven hunne ftem zonder ondcrfcheidt. Wanneer men eene wet voorftelt, zegt de kanfelier tot het Hoogerhuis: „ Mylords, wilt ,, gij dezelve aennemen of verwerpen"? Indien de meerderheit der ftemmen ze goedkeurt, deelt men ze het Lagerhuis mede. Een van de raden-geheimfchrijveren des konings is met de aenbieding' van dezelve belast; doch hij treedt niet in de vergadering, dan na verlof daertoe verzocht en verkregen te hebben. Indien de Voorgeftelde wet bij dit Huis in aenmerking komt, wordt zij voorgelezen ; en men gaet tot de overwegingen over. Dan eer men de ftemmen opneemt, wordt zij, op drie verfchillende dagen , met de grootfte oplettend, heit onderzocht. Vervolgens ftaet ijder, die fpreken wil, overeind, en blijft in die geftab te, met ongedekten hoofde, tot dat hij zijne rede fluit. Indien 'er verfcheidenen te gelijk oprijzen, befh'st de Spreker den voorrang van den geenen, dien hij meent dat zich eerst aengeboden heeft. Men richt het woordt altoos aen den Spreker; en het is niet geoorlofd den geenen, wiens gevoelen men beftrijdt, aentefpreken of zelfs te noemen. Het zelfde lidt mag, op denzclfden dag, geen tweemael over dezelfde zaek redenkavelen. De gevolgen worden in gefchnft gefteld; en men maekt dezelven tot bondels, waeraen men zijne  Tweehonderd eS Twaelfdf. Brief. iCi Zijne majesteit bidt derzelver goedkeuring te geven Het zijn de befiuiten of bills vanhetParlement, die, van den dag af, waerop zij yastgefteld rijn , kragt van wet hebben. Dckonmg kan zijne goedkeuring van dezelve weigeren, zender reden van deze weigering' te geven. ' Het Parlement is oppermagtig , door liet vereenigen der ftemmen van de beide Huizen, en de uitdrukkelijke toeftemming van den vorst, begrepen in deze woorden: de koning ml liet. Het geene hij verwerpt wordt te kennen ge; geven door deze zinuiting, om laeg gefchreven: de loning zal V op dïnhn. De Pairs van En* p-landt zijn in aenzien bij het volk, naermate van hunnen invloedt in het Huis der Gemeenten; en dees invloedt is in evenredigheit van de meenigvuldige aenhangelingen, welke zij in dit Huis tellen. Gij befeft wel hoe veel belang zij hebben , om de burgerij , die over deze plaetfen befchikt, te vieren. 1 Het Hoogerhuis is het eerfte geregtshof van het koningkrijk, en vonnist oppermagtigUjk over de beroepingen van alle andere vierfcharen. Het neemt alleen kennis van de zaken der'Pairs, en van de misdaden , waervan de- , zelve worden befchuldigd; maer in alles, wat de regering betreft , moeten zijne befiuiten door den koning, en de toeftemming van het Lagerhuis, bevestigd worden. Dit laetfte onderzoekt bet gedrag van alle de burgeren 4 zoekt en befehuldigt de misdadigers, laet hen in bedv XV U, DeeL U ®&  i6% De Nieuwe Reisiger. tenis ftellen, indien ze geene Pairs zijn, en ftelt zich tot hunne partij. Dan deszelfs grootfte voorregt is het vermogen om den vorst' de onderflandgelden , welke hij verzoekt, toeteftaen of te weigeren; 't geen de zakenr waervan het zich de kennis toeeigent, zeer ver uitftrekt, en de koningkiijke magt grootelijks vermindert. Sedert Willem den derden , is het gebruik der onderftandgelden altoos onder de oogen van het Parlement 'gebragt geworden; „ cn „ op dat gij weet, zeide dees vorst, waertoe „ uw geldt hefteed is, heb ik bevolen dat men„ 'er u rekening van doe, zoo dikwerf gij heü „ zult begeren". Karei de tweede had "reeds dezelfde tael gevoerd. „ Het hangt van u af, „ zeide hij, de gewone kosten van ijder jaer „ alle oogenblikkcn te zien; en gij zult bevin- den dat 'er, na het voldoen van de onver„ mijdelijke lasten, niets overfchiet voor de „ toevallige onkosten, waeraen alle koningk„ rijken onderworpen zijn". De Gemeenten vergunden geen eenig onderftandt aen de koningin Anna, dan na dat zij te voren het gebruik van het geldt, 't welk zij het voorgaende jaer ontvangen had, onder de oogen van het Lagerhuis had doen brengen. Alle de voorwerpen der geldmiddelen onder het beftuur van dit Huis zijnde , vindt het zich, eenigermate, volftrekt meester van het grootfte deel der regeringe. Doch het is waer, dat  Tweehonderd en TwaelfdE Brief. 163 dat het aen den troon gebonden is, door de bekwaemfte keetens om de menfchen te wedcrhouden, namelijk, door de begeerlijkheit, de eerzucht, de hoop, en de menigvuldige harts: togten, die door het perfoönlijke belang gekoesterd worden. Door een misbruik, waervoor ijder vaderlandschgezind Engelsman onophoudelijk moet beven , is de koning bijna altoos meester van de ftemmen, welke hij vaa het grootfte getal der leden van het Parlement koopt; „ en hier door, zegt men, beftaet de , zoo geroemde Britannifche regeringsvorm inderdaedt niet anders dan in bloote befpie„ gcling, door de omkooping van het wetge„ vende ligchaem des volks zeiven. De ko„ ning maekt een begin, met alle de heeren , „ wier landerijen het regt hebben , Om ver„ fcheidene afgevaerdigden te zenden , aen ,, zich te verbinden. Vervolgens wint hij,. in het Huis der Gemeenten, de bekwaemften „ om de voorregten des volks met wakkerheit „ te verdeedigen. Door zijné majesteit tot den rang van Pairs kunnende verheven worj, den , zullen zij , ter vergeldinge van deze „ nieuwe waerdigheit, zwijgen, of hunne wei: fprekendheit, ten voordcele van het ftaets„ beftuur, fchaemteloos verkwisten. De groo„ te drijfveder der Engelfchen, voegt men 'er ,•, bij, is minder hunne aenkleving aen 's lands „ vrijheit, dan de begeerte naer itaten en rijk-" # dommen. Zij willen dat men hen ongevoelig L % if voOr  IÖ4 De Nieuwe Reisicer. „ voor de weldaden van het hof achte , en „ doert alles, wat van hun afhangt, om dezelve „ te verkrijgen". Behalve dat cle koning van Engelandt, met het geldt des volks, de ftemmen van deszelfs leden gemakkelijk tegen het zelve kan koopen , heeft dees vorst alleen de magt om vrede of oorlog te maken , verdragen van verbindtenisfen tc fluiten, gezanten te ontvangen of te zenden, geldt te laten flaen, fchoon deszelfs prijs niet dan met overeenftemming' van het Parlement kan geregeld worden, de gunsten en voorregten toeteftaen of te wederroepen, alle de land- of ftadvoogden te benoemen, alle de krijgsbedieningen, alle de ampten, het zij voor het ganfehc leven, het zij voor eenen tijdt, te vergeven, enz. Het geregt wordt in zijnen naem bediend : hij befchikt over alle de regtersplaetfen, kan in alle de vierfcharen voorzitten , is het hoofdt van den godsdienst, vergeeft de bisdommen en alle de groote kerkelijke bedieningen, en beroept, wanneer het hem behaegt, de vergadering der geestelijkheit, die, in alle de beflisfingen, aen zijnen wil onderworpen is. Hij heeft de edelmoedige befcherming en befturing van alle de goederen der weezen, die van de kroon' afhangen, en kan derzelver inkomften tot zijn gebruik hefteden, tot aen de meerderjarigheit der geenen, wien deze goederen toebehooren , uitgenomen het geene tot hunne opvoeding en hun onderhoudt nood-  Tweehonderd en Twaelfde Brief. i6p noodzakelijk is. Dit koningkrijk is daerenbo, ven erftelijk, en kan zelfs door de vrouwen bezeten worden. De perfonen, die naer gunftcn haken, zouden rondom zijne majesteit een talrijk hofvormen, indien, niettcgenftaende het geene ik u zoo even gezegd heb , de Engelfchen , met zeer hofgezind van aert, den arbeidt niet beschouwden als een zekerer middel om voorttokomen, dan de gedurige tegenwoordigheit bij den vorst, indien deze gedurige tegenwoordigheit zelve, door de meesten onder hen, met als eene laegheit befchouwd wierd; en indien de tegenkanting van het hof niet de gebaendfte we<* ware, om tot groote bedieningen te geraken Dc koningkiijke majesteit verblindt geenszins de onderdanen. Te Londen is geen gering burger , die zelf den oppervorst niet fchijnt te trotfen. Een karreman wijkt met van zijnen weg , op de acnnadering des konings, en Helt zijne eer in hem niet te groc, ten „ En waerom zoude ik hem groeten, zegt hij met onbefchaemdheit: „ hij zeifis mij „ de groetenis fchuldig; hij leeft ten mijnen koste' • " De Engelfchen, hoogmoedig op hunne vrijheit, zijn onregtvaerdig omtrent hunnen oppervorst, die minder het voorwerp van hunne liefde dan van hunne ongerustheit is. Zij eerbiedigen zijne waerdigheit, en zeer weinig zijnen perfoon. Alle zijne fchreden worden gcL 3 teldj  iö6 De Nieuwe R e i s i g e r. teïd, alle zijne gangen in acht genomen. Men weegt zijne redenen: men verklaert zijne woorden; en in het geene hij zegt of doet, meent men gevaerlijke ontwerpen , en een bedacht voornemen, om zich van de ganfche magt' meester te maken , te ontdekken. Om zich tegens deze vaderlandsgezinde ongerustheit te verzekeren, matigt zich het volk het regt aen, om den ftaetsdienaren rekenfehap van de magt', welke het hof hun toebetrouvvt, aftevorderen. De kanfelier Bacon werd, door het Parlement, gezocht , geftraft en veroordeeld. De lord Clarendon werd befchuldigd, gevonnisd en uit het koningkrijk gebannen. Bijna alle de ftaetsdienaers van Karei den tweeden werden dooide beide Huizen aengetast. Men befeft niet hoe een verftandig man kan haken naer bedieningen , welke de Engelfchen befchouwen als onbeftaenbaer met de gevoelens van eenen goeden cn ijverigen burger. Hoe meer gezare zij m icmant veronderftellen, des te meer achten zij de vrijheit in gevaer, en wenfehen gevolgelijk des tc meer om zijnen val. De gunst of de regtvaerdigheit van den vorst beveiligt den gunfteling niet. Dikwerf is de koning ge noodzaekt hem aen de begeerte van het volk, ^t welk deszelfs verderf eischt , opteofferen. Indien men deszelfs befcherming hij den vorst' wenscht, gefchiedt het in 't verborgen: men. zou van eerioosheit verdacht wezen, zoo men het opcnbaerlijk wilde bekennen. Dagelijksch ziet  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 167 ziet men hekelingen van zijne zeden , cn berispingen van zijn beituur ten voorfchijn' komen. Indien hij dezelve veracht, ftaet men'er geloof aen; indien hij 'er op antwoordt, wordt het volk door de blijkbaerfte regtvaerdigmg verbitterd en niet overtuigd. Vervalt hij m ongunst, de haet verkeert in verachting; en hij wint de achting zijner medeburgeren niet weder, voor dat hij de vijandt van zijnen opvolger , en de tegenftrever van het hof wordt. Door het aenvaerden van het ftaetsdienaerfchap, fielt men zich bloot om alle perfoonlijk aenzien te verliezen. De beproeffte deugdt verkrijgt, in de oogen des volks, alle de teekens van ftaetzucht', gierigheit, vleijerij', laeg- heit, enz. . Het ampt van ftaetsdienaer, in Engelandt, is alzoo moeijelijk als gevaerlijk te bekleedem Welk eene voorzigtigheit, om te behagen aen eenen meester , die zich vertoornt over de voorregten zijner onderdanen, en het juk van 'slands vrijheit met onüjdzaemheit draegt! Welk eene buigzaemheit van gemoedt, om de vrees van het volk en de ftaetszucht van den vorst te beteugelen! Welk eene toegevendheit, om zich aenhangers te maken, dezelven te behouden, en het getal daervan te vermeerderen , -onder de tegenftrevers te verontrusten! Welk eene behendigheit, om zijne denkbeelden medetededen , fmaek in zijne begrippen te doen krijgen, en zijne ontwerpen te doen aennemen! Jb X- 4 Welk  jtff? De Nieuwe Reisigeb, Welk eene fchranderheit,. om de fterkte of zwakheit der zielen, de werkzaemheit en aehteloosheit der verftanden, den ijver van den godsdienst, de verrukking der vrijheit, de gebreken , de deugden , de bcgaefdheden, dc kundigheden, de onwetendheitzelfs van eenen gebeden Jandacrt., tot zijn voordeel te doen dienen J De koning van Engelandt heeft een vast inkomen, In het jaer röóo., teekende het Parlement een gefchrift, 't welk het zelve op twintig millioenen, en zelfs daerboven, bcpaelt; 't geen , gevoegd bij eenige andere resten, hem eene fom van omtrent dertig millioenen, of vijftien macl honderd duizend ponden fterlings, verfchaft. Dees vorst is dus eenigeiv mate, de kostganger zijner onderdanen. Zi|betalen het weduwgeldt der koninginne, dragen zorg voor het onderhoudt van de kinderen des konings cn van zijne broederen, en geven dc huwelijksgiften aen zijne dochters en zusters,, liet vas'tgeftelde middel voor alle de onkosten wordtdoor de Engelfchen , dc Burgerlijke Lijst geheten. Zij wordt door het Parlement vergund, bij ijdere verandering van regeringe, en maekt eenen onmetelijkcn fchat uit, "vooral indien de vorst geene neigingen te voldoen, geene grilligheden te vergenoegen, en geene ^minnaresfen te onderhouden heeft, enz. Onder Karei den eerften beliep zij de helft niet Van het geene zij tegenwoordig opbrengt; niet, tegen-  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 169 t-egcnftacndc deze regering aen vele onlusten onderhevig was, en de onkosten , uit dien hoofde , zeer aenmerkelijk moesten wezen. Zij werden het nog meer door een ongewoon toeval: Maria de Medicis, genoodzaekt Frankrijk te verlaten, kwam een verblijf in Engelandt zoeken. Drie jaren lang , gaf het hof haer honderd ponden fterlings daegs, tot haer onderhoudt; en deze fom werd op de Burgerlijke Lijst genomen , zonder eenige nieuwe .belasting', zonder eenige klagt' over de ongenoegzaemheit der middelen , die bijzonderlijk vermeerderd werden onder Karei den tweeden. Doch men begon toen nieuwe onkosten, die den Engelfchen te voren onbekend waren geweest. De lijfwachten werden ingevoerd: de koningin moeder moest eene weduwgift hebben ; en de hertog van Jork bereikte de jaren, om overcenkomftig met zijnen rang' te leven. Onder Jakobus den tweeden, werd de Burgerlijke Lijst op onmatige fommen gefteld; maer onder de volgende regering maekte men eene andere orde in de geldmiddelen. Men onder-, fcheidde verfchillende voorwerpen van onkosten ; en de onderftandgelden werden afzonderlijk vastgeftejd. De Burgerlijke Lijst was niet meer dan een derde deel van deze onderftandgelden ; doch zij loopt tegenwoordig veel hoogèr dan onder de voorgaende regeringen. Men zegt echter dat zij, niettegenftaende de grootheit van dit inkomen, meer dan twaelf millioeL 5 nea  170 De Nieuwe Reisiger. nen ten achteren is, door de meenigvuldige jaergelden , welke de koning genoodzaekt is uittekeeren, .om aenhangers in het Parlement te hebben. Sedert de regering van Eduard den eerften, tot aen die der Stüarts , hielden de koningen hunne tafels ten koste van het volk; dat is, hunne verzorgers namen, zonder te betalen, in de naburige dorpen van het hof, alle de mondbehoeften, wier waerdé zij naer hunnen wil regelden. Jakobus de eerfte hield zijn huis verfierd in den fmaek van de Aziatifcbe heerlij kheit, eenen fmaek, gefcfrikt naer den fchoob fchen hoogmoedt van dezen vorst. Karei de tweede en zijne opvolgers hebben deze oosterfche overdaedt derwijze verminderd , dat het Britannifche hof tegenwoordig flechts eenen zwier van grootheit heeft, zonder pracht' of verkwisting'. De amptenaers, waeruit het zelve beftaet, zijn de Grootmeester en de Grootkamerling, wier bedieningen ten naestenbij dezelfde als in Frankrijk zijn; de Kanfelier, die, ten aenzien van de burgerlijke zaken, na den koning, de eerfte perfoon van den ftaet is, over alle de zaken , die door beroep voor hem gebragt worden, alleen oordeelt, de magt heeft om de vonnisfen, door de wet uitgefproken, te verzachten, in het Huis der Pairs voorzit, en de bcfchikking heeft over alle de kerkelijke bedieningen, die, in de lijst des konings, niet bo-  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 171 boven de vijfhonderd livres jaerlijkfche rente beloopen; de Grootmaerfchalk, die over de wacens en het punt van eer' oordeelt, en het opperbewindt over de openbare plegtigheden heeft; de Voorzitter van den Geheimen Raedt, die zijne majesteit onderricht van alle de zaken,'waervan het Parlement hem de uitvoering heeft aenbevolen ;, de Grootöpperregter, die geenen dienst meer doet, dan bij de krooning der koningen en het vonnis over de Pairs, die van hoofdmisdaden befchuldigd worden ; en de Grootfchatmeester, die de inkomften van het koningkrijk beftuurt. Sedert verfcheidene jaren is deze plaets open ; en vijf amptenaers, Beftuurders der fchatkist' genoemd, nemen 'er de bedieningen van waer, met een' Kanfelier der Schatkamer (*), een ampt overeenkomftig met dat van Algemeenen Tegenboekhouder (t) der geldmiddelen. De bediening van Grootadmirael is insgelijks open, en wordt door zeven gevolmagtigden der adrnirali'teit wacrgenomen. Alle deze groote ampten hangen af van den wil des konings, uitgezonderd dat van Grootmaerfchalk, welke waerdigheit erffelijk is in het huis der Howards. Zijne majesteit benoemt nog den Grootftalmeester, den Grootmeester der kleerkamer, twaelf edellieden der kamer, en heeft meer dan zes honderd andere amptenaers in haren dienst. Be- (*) Ecbiquier. (|) Controleur Generael.  172 De Nieuwe Reisiger. Behalve de orde van den Koufebandt, waei% van ik reeds géfproken heb, zijn 'er nog die van het Badt en van den Distel, beftaende de eene uit zesendertig, en de andere uit dertien ridderen, De eerfte, met een rood lint verfierd, is hare inftelling verfchuldigd aen Richard den tweeden, anderen zeggen aen Henrik den vierden , die , verwittigd dat twee weduwvrouwen hem regt kwamen verzoeken, aenftonds, zijnen pligt boven zijn vermaek ftellcnde, uit het badt ging, en deze orde ftichtte , ter gedachtenisfe van deze goede daed'. De orde van den Distel, die een blaeuw lint voert, is oorfprongkelijk uit Schotlandt; doch ik weet niet wien zij hare geboorte verfcbuldigd is. Sommigen doen haer tot de Pikten opklimmen: anderen fchrijven hare inftelling een' geringer ouderdom toe. Deze drie orden zijn onbeftaenbaer met eikanderen, behalve in den perfoon des konings, die dc twee eerften, waervau hij grootmeester is , dikwerf vereer nigt, en in djen der prinfen, zijne kinderen. Men behoeft geene bewijzen van adeldom, om 'er in te komen, fchoon zij alleen uit den eerften adeldom van het koningkrijk beftaen. De wacht des konings bevat meer dan zeven duizend perfonen; tc weten , eene bende van veertig edellieden, drie honderd cn vijftig hellebardicrs, vier kompagniè'n van lijfwachten, twee van granadieren te paerdt, een regement van ruiterij', en drie van voetvolk. De  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 173 De koninginnen van Engelandt kunnen in het koningkrijk, zonder zelfs het regt van mnooiingfchap verkregen te hebben g^dtereA aenwinnen5 en 'er insgelijks over befchikkem Ë mogen hare zaken betrekken voor eene Serfchaer, welke het haer behaegt uittekiezen en indien zij, weduwen geworden, meteenen onderdoen trouwen, worden zij altoos als konmginnen gehandeld. Het is eene misdae van hoog verraedt, op hare eer, of op die der koningkiijke prinfesfen , zelfs met hare toe- aftezenden, zal ik denzelven binnen twee dagen vervolgen. Ik ben, enz. Londen, den ilflm van Juli, 17S5> tk keer weder, Mevrouw, tot het Parlement I van Engelandt, en klim op tot deszelfs eerfte'inftelling. Men fchrijft den oorfprong daervan aen de Saxifehe vorften toe Iwee verbondene magten, zonder vereenigd te wezen, met eikanderen of afzonderlijk werkende, hadden een vermogen, 't welk geen van beide durfde fehenden. De heeren bezaten het voor- 1 *s ■*  174 De Nieuwe Reisiger. regt, om de wetten te verklaren en te hervormen, en nieuwe wetten te maken. Zij vergaderden in eene plaets, door hun opperhoofdt aengewezen , en hadden alleen het regt, benevens de bisfchoppen en abten, om 'er zitting in te nemen. Zij alleen ftonden den koning' het noodzakelijke geldt toe, om de behoefteri van den Staet te voldoen , en woonden het Parlement bij, eerst voor zich zclven , door den vorst' hulde te doen vart de landen, waervan zij de bezitting hadden , en naderhand* voor het volk, door het handhaven van deszelfs voorregten. Maer toen de Gemeenten eene bijzondere kamer opgericht hadden, waren zij ontflagen van voor hare belangen té waken. De eerfte zorg dezer nieuwe lederi was, eene aloude handvest, bij welke verboden werd eenige fchatting in het koningkrijk te heffen, zonder de toeftemming' der Gemeenten, wederom te doen herleven. Hieruit ontftaet de onvermijdelijke noodzakelijkheit, waerin zich hedendaegsch de koningen van Engelandt bevinden, van toevlugt tot dit Huis te moeten nemen, om onderftandt te verkrijgen. Zij moeten den aert der noodwendigheden aen de vergadering openleggen, het goede gebruik van de voorgaende hulp' bewijzen, het onderzoek daervan , 't welk in hunne tegen woordigheit gefchiedt, ondergaen , en hunne ooren leenen aen twisten en gefchiJJen, die dikwerf op eene weigering, of zelfs op eene berisping van hun  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 175 gedrag uitloopen. Nu heeft men misnoegen tegens eenen ftaetsdienaer opgevat; ftraks heeft men het verderf van eenen gunfteling gezworen; en indien men koningen van den troon in eene gevangenis of op een fchavot heeft zien overgaen, heeft het Huis der Gemeenten bijna altoos gelegenheit tot deze droevige gebeurt* nisfen gegeven. Meer dan vijf honderd jaren, was het lailement van Engelandt reeds in twee Huizen verdeeld. Dat der Gemeenten werd ingefteld door Henrik den derden, en voornamelijk door Eduard den eerften, om een bolwerk te ftrekken tegens het Hof der Baronnen, wiens ge; wigt den troon bezwaerde. Het volk had geen het minfte gezag, voor dat de oppermagt, door het verdelgen van deze oproerige tyrannen, de wetten hare kragt en uitvoering had wedergegeven; doch in het vervolg ontzagchelijk voor de koningkiijke magt' geworden , hebben de Gemeenten dezelve onherftelbare wonden toegebrast, en zijn tot dezen trap van vermogen Lgeftegen, nu door de zwakheit der koningen aèedringen het geene de omftandigheden niet toelieten te weigeren , ftraks doör het doen eelden van talrijke vergunningen, waervan net genot een bewijs van verjannge aen de handt laf Thans is de vrijheit op een vast ontwerp gevestigd. De ervarenis fchijnt'er de voordeelen van aengetoond te hebben; en de tijdt heeft 'er vastheit aen gegeven. Zij, die ondernamen»  Ï76 De Nieuwe Reisigee; dezelve om ver te ftooten, en de aloude iüftelling te herroepen , zouden zich , behalve ftrafwaerdiger betichtingen, aen de verwijting gen van nicuwigheit en tweefpalt zien blootgefteld. De Engelfchen kunnen dus tegenwoordig befchouwd worden als een oppermagtig volk, dat door zijne gevolmagtigden den Staet regeert $ en zelf de fcheidsman van zijn lot is. De voorregten , welke het bezit, maken het alleen afhangkelijk van zijne eigene wetten. Door derzelver behoudenis , verzekert het zijne vrijheit , en fmaekt, niettegenftaende het eenen koning aen zijn hoofdt heeft, alle de zoetheden van eenen vrijen Staet. De regten vart zijne onafhangkelijkheit zijn altoos verbonden geweest met de veiligheit van den vorst. Zoo lang dees laetfte de voordeden , door de handvesten vergund, zal handhaven, zal dc troon niet gefchokt worden, door inwendige beroerten; daer, in tegendeel, eene rampzaligeerVarenis meer dan eens heeft doen zien , dat men derzelver vernietiging of vermindering niet moet ondernemen. De vrijheit gaet hier handt aen handt met het leven; en misfebien zelfs is zij kostelijker in de oogen van eenen Engelsman, altoos gereed om te fterven, mits hij vrij fterve. Ook zal een koning van Engelandt , die zijne belangen wel kent, nimmer oneenigheden met zijn Parlement hebben; en het Parlement, dat het openbare welzijn op het  Tweehonderd ën Twael'föë Brief. 177 het oog heeft, zal hem zijne voorregten niet betwisten. Misfchien zal het liever zien, dat dezelve eenigzins te ver worden uitgeftrekt, dan eene eenigheit, die den grondt van 's lands welzijn uitmaekt, te verbreken. Echter houden zich de Engelfchen bijna aP leen bezig met de vernedering' van de koningkiijke magt'; en de koningen maken, aen hunnen kant, gebruik van eene gedurige ftaetkunde , om de verfehillo-nde leden des volks te verdeden. Dit grondbeginfel heeft ten allen tijde ftandt gegrepen 5 maer ik acht het thans1 ten hoogften topp' gekomen, door de bekoorlijkhcit der rijkdommen, waerdigheden en bedieningen, welke men verkwist aen de geenen, wier ftemmen het hof omkoopt; Karei dé tweede heeft dit middel eerst in gebruik gebragt ; en federt meer dan veertig jaren, hebben0 de koningen bijna geen verzoek gedaen i of het is ingewilligd geworden. De Engelfche vrijheit wordt heimelijk afgevijld ; en dewijl het volk het geluidt van de vijl niet hoort4 denkt het altoos vrij te wezen. Het geene veel toebrengt, om het in dit denkbeeldt te bevestigen, is het gebruik van het gefchrceuw, 'i welk°men het zelve laet behouden.- -Het is vergenoegd, om dat het ligtelijk de glazen kan verbrijzelen, met fh'jk werpen, en de ftaetsdienaers lasteren; doch de veilbaerheit der zielen vermeerdert onophoudelijk het acnzieri van. het hof. XVII. Deeii M »»*  178 De Nieuwe Reisigeü. Misfchien gelooft gij dat dc fterke cn nadrukkelijke redekavelingen de hevige en ftoutc gelprekken , die in het Huis der Gemeenten: gevoerd worden, altoos den vaderlandsgezin- den ijver waerlijk uitdrukken. Gij bedriegt u i de hoop op een jacrgeldt maekt dikwerf de fprekers toegevender aen den wil des konings, dan de gematigfte leden. Deze prachtige vertooning van de Britfche onaf hangkelijkbeit, deze kragt en nadruk, waermede dc Engelfchen hunne lofredenen over dezelve opvullen, bewijzen fomtijds minder hunne aenkleving aen de vrijheit, dan de begeerte om gunften van den vorst te verwerven. „ Indien ik, zeide Willem de derde, „ akkers genoeg hadde uit„ tedcclen , of rijk genoeg ware om jaergelden „ te geven, ik -zou van alle de Whigs Tories „ maken". Dusdanig is deze vermaerde inftelling van Engelandt, waerin drie mogendheden onophoudelijk tegen eikanderen worftelen, meer om hun eigen belang , dan om dat van het volk ; waerin, terwijl de hekelfchriften door de rnoedwilligheit aengemóedigd worden , de gevolmagtigden des lands ten voordeele van het Plof verkoft zijn; waerin de verdraegzaemheit de oproerige fchriften vermeenigdvuldigd, de neiging tot de onafhangkclijkheitaenkweekt, haet voor het gezag en afkeer van .de onderwerping' inboezemt, de onderdanen tot den opftandt aenzet, en de openbare veiligheit aeii de  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 179 de razernij van eene ingebeelde vrijheit opoffert. Dusdanig is de bcftiering , welke men ons als de volmaektfte opgeeft, 'en het volk, 't welk men ons als het verftandigfte vertoont. Ik merk als iets zonderlings aen , dat verfcheidene groote fteden van het koningkrijk geene afgevaerdigden in het Parlement zenden,. terwijl enkele gehuchten regt hebben om 7 er één of twee te fturen. De verkiezers zweren hunne ftemmen niet te verkoopen; en echter ftorten zich de meeste aenzoekers in het ver-, derf, om dezelve te koopen. Welke laffe; vleijerijen verfpillen zij fomtijds niet aen de geenen, wier ftemmen zij bekuipen 1 De burger , ambachtsman en landbouwer zien lieden , die Zich te voren niet verwaerdigden hen aentefpreken of te befchouwen, op de laeghartigfte wijs, voor zich kruipen. Deze doen hen aen tafel zitten, vatten hen bij de handt, omhelzen hen, bieden hun hunne beurs aen , en beloven hun hunne befcherming. Voor eenige dagen, vertelde men mij. dat een jonge Engelsman , geneigd om een afgevaerdigde te wezen, zich, met ondekten hoofde , vertoonde voor het pothuis van eenen fchoenlappcr, zeer in aenzien in het vlek, om hem zijne ftem aftebiddem „ Men zal zulks, „ zien , onze burger, antwoordde hem de „ boer; maer voor alle dingen, moet ..men „ zien met wien men te doen heeft: ik ken ,V de lieden niet, dan wanneer ik met hun &f M i )ï ftroxii  ï8o De N ieuweReisiger. ,, dronken heb. Mijn waerde heer, hernam „ de verzoeker, ik heb in alles voorzien; bij „ zoodanig een', in zulk een wapen, is uitne„ mend bier. Bier, hervatte de fchoenlap„ per, ik drink niet anders dan wijn, en niet „ dan den besten. Laet het zoo zijn, zeide „ de aenzoeker, kom flechts twee treden van „ hier. Neen , inderdaedt , antwoordde de „ ander, ik ga niet uit mijn' winkel: indien „ gij met mij wilt drinken, laet hier uw' wijn - brengen. Ga zitten, terwijl gij wacht; zie 5, daer, is een drieftal. Rookt gij ? Neem „ mijne pijp". Dc wijn komt; men drinkt; en na eenige boofdcvolletjes, zegt de fchoenlapper, door eene foort van verrukking', tot zijnen begunftigden : „ Makker, geef mij de „ handï .... kusch mij .... goed .... aen „ de andere zijde .... wonderbaerlijk". Vervolgens de ftem verheffende , zond hij hem weg, met te zeggen : „ hoe, fchacmt gij u „ niet over zoo veel laegheit ? Ik bloos 'er „ over, om u. Gij zijt een edelman? Gij wilt „ lidt van het Parlement worden ? Ik ben 'er „ waerdiger toe dan gij. Pak u uit mijn' win„ kei, lafhartige; gij kunt elders ftemmen „ gaen bedelen ; de mijne zal niet wezen voor „ een' man gelijk gij". Zoo lang de verkiezing duurt, zijn alle de kroegen open. Yder mededinger heeft de zijne, en ontvangt alles wat zich aenbiedt. De wijn, dc fterke dranken en het bier worden 'er over-  Tweehonderd en Twaelfde Brief. i8i overdadiglijk verkwist. De tafels, met allerlei vleesch bedekt, worden 'er kosteloos aengerccht. Men zingt, lagcht, drinkt zich dronken, en vecht. Vooral roemt men, met veel nadruk , den naem van den geenen , die de kosten en eerbewijzingen van het feest doet. Zijne geringfte verdienfte is de ftaetsdienaers te haten , tegen het hof gekant te zijn, en zich alleen met het welwezen van den Staet te bemoeijen. Dusdanig een man verkwist fomtijds twaelf, vijftien, ja twintig duizend guldens , op den dag der verkiczinge; en het heeft hem viermael zoo veel gekost , om de ftemmen te koopen. Echter brengt deze plaets geene zeer groote voordeden aen; maer men heeft de voldoening van tegen de begeerten van den koning aentedruifchen; en dit is voor een' Engelsman het toppunt van geluk. In een ligchaem van meer dan zeven honderd leden , die de beide Huizen uitmaken, moet 'er noodwendig een zeker getal van burgeren , in ijdere z'aek onderricht, gevonden worden. In eene vrije vergadering, die over gewigtige zaken oordeelt, vertoonen zich de begaefdheden, de verdienfte en de vroomheit in het helderfte daglicht. Dikwerf is een eenig man genoeg, om de oogen van het ganfche volk te openen; en ijder van deze zeven honderd leden kan dees man zijn. Wat zoude het wezen, indien hij, bij alle deze hoedanigheden , nog de verdienfte der M 3 web  ïS2 De Nieuwe Reisicer. welfprckéndheit voegt! Het ganfche volk, jn een ligchaem vergaderd, wordt gaerne iterk bewogen. De vrijheit van den Spreker vleit de zijne. De dwalingen zelfs worden toegejuicht; dewijl de ijver fpreekt, en de behoefte toeluistert. Het is geene vergadering van tyrannen, waeraen men de voorwerpen niet kan toooen, dan door de wolk der vleijerij: het is het puik van een vrij volk, in wiens midden het vaderlandt, als in eenen tempel, de geloften en dc hulde zijner aenbidderen ontvangt. Hier offert men bet zelve zijn hart op, in het gezigt van het ganfche gemeenebest : hier triomferen zijne helden: hier worden zijne orakels uitgefproken ; en in de ftilzwijgendhejt der bijzondere hartstogten , redenkavelt hier de algemecne hartstogt, met welfprekendheit, tot alle de burgers. ' • - ■ ; Eene diergelijke inftelling moet noodwendig .de gemoederen tot het algemecne welzijn befturen. De eerzucht, om in aenmerking te komen, verwekt eenen nacrijver, bekwaem om de grootfte uitwerkingen voorttebrengen: ijder kan, met reden, naer deze eer hakenj in een landt, alwaer het regt om zijne ftem tot de verkiezing te geven, en-'de magt om verkozen te worden, door de vermogens van ijderen inwoonder bcpaeld worden. Door het yergroriten van zijne goederen, kan men zijne èisfchen vermeerderen, voornamelijk, indien zij, gelijk ik gezegd heb, door de begaefdheic vzn fpreken onderfteund worden. Om  Tweehonderd en Twa elfde Brief. 183 Om u van de manier, waerop deze heeren de zaken voorftellen en beweren, een denkbeeldt te geven, zal ik ü onder de oogen brengen het verhael van twee redevoeringen , m het Huis der Pairs uitgefbroken, in welke men onderzoekt wat het nutligfte is voor Engelandt, of dat de koophandel van de Levant, door een uitfluitend voorregt, aen eene Maetfchappij vergund worde , gelijk zij voorhene was, ofdat het voortaen ijderen bijzonderen perfoon geoorlofd zij denzelven voor eigene rekening te drijven. Zie hier het geene aenleiding tot dit onderzoek gaf. Het Huis der Gemeenten had verfcheidene fmeekfehriften ontvangen , in welke men klaegde over het verval van den Groot - Britannifehen koophandel in de Levant; en men verzocht tevens, dat 'er nieuwe keuren mogten gemaekt worden, om daerin te voorzien. Uit dien hoofde, kwam 'er tusfehenbeide eene bill, die dc vrijheit van dezen koophandel tot alle de havens en onderdanen van Engelandt uitftrekte; doch het Hoogerhuis, meenende daerin zwarigheden te ontdekken, wilde dat deze ftof zorgvuldig onderzocht zoude worden. Men verweet aen de Maetfchappij, dat zij den koophandel belemmerd had, door haren Jeden te verbieden koopmanfehappen in Turkije te zenden, of 'er uit dit landt te laten komen op andere fchepen dan de hare, terwijl rij in 't geheel geenen vasten tijdt, tot derzelM 4 ver  ¥84 De Nieuwe Reisiger. Ver vertrek, bepaelde. „ Doch dit verbodt, li zeide de hertog van Bedford, die zich tegen 5, het doorgaen van de bill aenkantte, brengt twee voórdeelen te weeg: het belet dat de r fchepen van bijzondere perfonen, te kleen „ van getal zijnde, in de handen der zeeroo„ .veren van Barbarije vervallen, cn dat de „ markten, zoo in Engelandt als in de "Levant, „ met geene koopmanfchappen overladen wor?, den. Men moet derhah/c andere oorzaken „ van de vermindering' dezes koophandels „ zoeken ; en eene der voornaemften is de p vermeerdering van dien van Frankrijk en „ van deszelfs ftoffereederijen. Die van Lan„ guedok, onder het bereik van Marfeilje ge?, legen, zenden lakens naer de Levant, met 3, minder kosten dan wij, die geene eene ha„ ven zoo digt bij of gemakkelijk hebben, bel> ha,-ve dat hunne ftoffen , fijner en fraei„ jer op het oog dan de onze, meer behagen, p fchoon zij minder in hoedanigheit zijn. „ De Franfchen hebben voor de Turken 3, nog andere nuttige koopmanfehappen, wcl,, kc wij niet bezitten , of tot zulken Jagen 95 prijs niet geven kunnen. Dewijl de haven „ van Marfeilje tusfehen Amerika en de Levant v ligt, kan men van daer eene groote mee?, nigte van fuiker , koffy en indigo, welke „ men uit St. Domingo trekt, naer Turkije v zenden ; daer wij, in tegendeel, genoodp zaekt zijn de fuiker in ons eilandt te doen  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 185 „ komen , om ze te zuiveren, eer wij ze naer „ de plaets harer vertieringe Huren. Frank'„ rijk heeft derhalve, door zijne ligging en „ itoffereederijen, boven Engelandt een voor„ deel, 'twelk de voorgeftelde bill hetzelve „ niet kan ontnemen. „ In tegendeel, zou deze bill verfcheidene „ zwarigheden met zich flepen : ware het, „ inderdaedt, aen alle de onderdanen van En„ gelandt geoorlofd den koophandel in de Le„ vant te drijven, vele lieden, uit de heffe des „ volks, zouden zich in Turkije gaen neder„ zetten, en, door hun getal zelfs, den han„ del der kleene kooplieden des lands benadee„ len. Deze, die reeds niet dan al te wan„ gunftig zijn , over de voorregten , welke „ men den vreemdelingen toeftaet, zouden „ daerover vergramd worden; en men hadde „ te vreezen dat 'er eenig oproer onder het „ graeuw zoude ontftaen, zoo dat de Turk„ fche regering, hoe willekeurig dezelve ook „ zij ,, misfehien geene magt meer zoude heb„ ben, om onze vrijdommen voor ons te be„ waren. Door een noodwendig gevolg, zou „ niet alleen de nieuwe bill onzen koophandel „ verderven, maer onvermijdelijk het oorlog „ tusfehen de twee volken veroorzaken. „ Dan wanneer men zelfs veronderftelt dat „ zulks niet gebeuren zal, rijst 'er nog eene „ andere zwarigheit. De Joden, in Engelandt „ geboren, worden als onderdanen van Grootb M5 »Bli-  j§6 De Nteuwe Reistger. „ Britanje aengemerkt; weshalve zij, uitkragt* 3, van deze bill, naer Turkije zouden mogen 3, vertrekken, om* onze voorregten te genie,, ten; 't geen de Turken, die dit volk haten 3, en met onmatige tollen en belastingen over,, laden, nimmer zullen gedoogen. Zie daer ,, derhalve eene andere oorzaek van twist en „ muiterij'. Daerenboven , indien men den ,, joden vergunt zich, in de hoedanighpit van ,, onderdanen van Groot-Britanje, in de Levant te vestigen, zullen zij wel rasch van ,, den ganfchen koophandel meester worden. ,, De Joden des lan'ds-, alleen in dc bezitting j> van het makelaerdij zijnde, is het zeker dat ,, niemant van hun koopers bij de Christen „ kooplieden zal brengen, zoo lang de Jood„ fche handelaers waren te koop hebben; en ,, deze zullen daerin nimmer te kort fchieten, „ om dat zij van de yertiering' altoos vcrze,, kerd zuilen wezen. In de veronderftelling ,, dan , dat de voorgedragen bill het gehecle 3, verderf van dezen koophandel niet met zich ,, ïieept, zal 'cr ten minfte uit voortkomen, ,, dat de Maetfchappij van de Levant niet meer ,, dan uit Joden zal beftaen, ,, Deze eerfte zwarigheden zijn vergezeld ,, met een verfchrikkelijk gevaer, namelijk de ,, pest, die dikwerf door de koopmanfchap,, pen, welke men uit Turkije trekt, mcdc„ gedeeld wordt. De bill vergunt aen allerlei ,, lieden, alle foorten van goederen, waervan ,, de '  Tweehonderd en Twaelfde Brief, i 87 „ dc vervoering niet verboden is, op welken „ tijdt en welke haven bet zij, te vervoeren. '„ Na zulke uitdrukkelijke woorden, izijn onze „ konfuls- geen meester meer, om het vertrek „ der fchepen te beletten of te vertragen, web ,, kc redenen men hebbe, om te vermoeden 3, dat zij befmette koopmanschappen voeren. „ Dus wordt Engelandt onophoudelijk bloot,, gefteld, om de pest in zijne havens te ont„ vangen". Deze acnmerkingen doen den hertog van Bedford befiuiten, dat men geen oogenblik in twijffel moet ftaen , om de nieuwe bill te verwerpen. Een ander lidt van het Hoogerhuis, Myiord Sandys, neemt derzelver verdeediging op , en beftrijdt alle de redenen, welke wijl zoo even voorgefteld hebben. „ Indien Frankrijk, zeide hij, Engelandt „ een gedeelte van deszelfs koophandel in „ Turkije benomen heeft, het is om dat de 5, Maetfchappij zelf boeijen daervoor gefmeed „ heeft. Dc Beftuurders hebben, door hun 3, regt om over derzelver fchepen naer gocd3, dunken te befchikken, zich, voor zich zel„ ven en hunne vrienden , meester gemaekt 3, van den ganfehen koophandel der Levant, 3, en de koopwaren van Engelandt, in Tur3, kije, tot ziilken hoogen prijs verkoft, dat 3, de Franfchen in verzoeking zijn geraekt, 3, om 'er insgelijks goederen naertoe te voe3, ren, en dezelven , zonder verlies, beter j, koop  I 188 De Nieuwe Re is i ge r. m koop hebben kunnen geven. Dewijl deze „ hunne wol veel dierder dan de Engelfchen „ koopen , zou het aen deze laetften niet „ moeijelijk zijn het vertier der ftoffen, die }, uit Frankrijk komen, te verhinderen. Het „ voordeel der haven van Marfeilje is niet „ groot genoeg, om het voorregt van de ruwe „ ftoffen uit de eerfte hand' te koopen, opte„ wegen. „ Men zegt dat de Engelfchen, indien men „ het geringe volk toelaet naer de Levant te „ vertrekken, dikwerf twist met de Turken „ zullen hebben. Dit is een louter ingebeeld „ gevaer : want, vooreerst, vindt men wei„ nige lieden, onder het geringe volk , die „ geneigd zijn om zich in Turkije nedertezet„ ten. Ten tweede , zijn 'er zeer weinig „ Turken, die winkels houden, en nog min„ dei-, die zich met het makelaerdij bemoeijen, ,, Daerenboven zou 'er uit deze redekaveling' „ volgen, dat men ook geene fchepen meer „ naer de Levant moest zenden: want voor„ zeker vindt men geene menfehen bekwamer „ om twist te maken, dan de matrozen, om „ dat 'er geene onbefchaefder zijn. Dc vrees „ voor de zeerooveren van Barbarijen is ins„ gelijks ^eer kwalijk gegrond : de regering „ heeft wijze voorzorgen genomen, om deze „ zeefchuimers te noodzaken de Engelfche „ vlag te eerbiedigen. Betreffende het geene „ men ducht, dat de markten zouden overla- „ den  Tweehonderd en Twaelfdè Brief. 18$ M den worden, de bijzondere lieden zelfs hebben belang om 'er zorg voor te dragen. Dan de grootfte tegenwerping is de zwa•'idgheit, welke 'er zoude gelegen zijn in het toelaten van de Joden tot den koophandel van de Levant, onder den tytel van onderdanen van Groot - Britanje. De Turken, I zegt men, verachten de Joden; maerverachten zij niet insgelijks de Christenen ? Dit echter moet alleen van de Christenen hunne lands verftaen worden: want zij hebben een geheel ander dcnkbeeldt van de Europcfche Christenen , die onder hen handelen. In> dien 'er zich Engelfche Joden, in hoedamghcit van Christenen van Groot-Britanje, " onder hen vestigden, zouden zij hen ongetwiiffeld als de Christenen van Engelandt ' befchouwen. Dus is 'er geene reden om te aelooven dat deze Joden 'er eenigen opftandt zoude veroorzaken. Insgelijks behoeft men " piet te vreezen ,Mat zij 'er den koophandel " zouden bederven: zij weten wel dat zij ner" eens beter grondftichtingen hebben, dan m " Engelandt, en dat zij 'er wel rasch alle hun" ne voordeden zouden verliezen, indien zij ' " onaengename ondernemingen voor het volk " deden, gelijk het bemagtigen van den gan" fchen kooühandel-des lands. Wel is waer, " dat de Joden de eenigftc makelaers der Le" vant zijn; maer men vergunne onverfchil" lieliffe aen alle de Engelfchen in Turkije over" ö J te-  ïpo De Nieuwe Rejsigeï. „ tcgaen, en wel rasch zal het volk, 't wdfc 3, 'er zich nederzet, het voordeel van het „ makelaerdij met hun deelen. Een man, „ die in het groot handelt, bevindt dat het „ beneden hem is, makelaer te wezen; en geen eenig Engelsman heeft 'er zich tot heden toe 3, aen gekreund. „ Het gcvaer der pest is flechts een ijdel 3, voorwendfel: de nieuwe bill beneemt onzen 3, afgezant aen de Porte, noch onzen konfuls, 3, die zich in Turkije bevinden, het vermogen 3, niet, om het vertrek der fchepen van be3, fmette plaétfen te verhinderen. De bill 5, heeft derhalve geene der zwarigheden, wet ,, ke men haer toefchrijft". Verbeeld u, Mevrouw, twéé bekwame advokaten, die in eene vermaerde zaek voor en tegen pleiten, en eikanderen wederzijdsch met zoo veel kragt' als beleefdheit vvedérleggerii dusdanig is het denkbeeldt, 't welk gij u van deze redevoeringen, door heeren van den eerften rang uitgefproken, moet vormen. Men hoort hen , met verwonderinge, zoo gemakkelijk over de zaken van den koophandel fpreken, als of zij 'er zich al hun leven bijzonderlijk in geoeffend hadden. Na dat de beide Lords gefproken hadden, werd de bill gefteld in handen van gevolmagtigden , ten dien einde door het Hoogerhuis benoemd; en op derzelver bericht, kwam 'er een befluit van het Parlement, dat zich tot alle  Tweehonderd en Twaelfde Brief. i9r alle de havens uitftrekte, en aen danen van Groot-Britanje vergunde m Tmki e te handelen , met eenige bepalingen , die in alle zwarigheden voorzagen \ dat is , daL de voorgeftelde bill met de meerderheit van lammen doorging; en de Maetfchappij der Levant bleef vernietigd. Een vreemdeling, in het Huis der Pairs toegelaten, ftaet tevens verbaesd over de ftoutmoedbe welfprekendheit der weereldlijke heeren, die de belangen van het volk onderzoeken, en over de ftilzwijgende houding der bisfchoppen, die altoos aen het hof verkoft zijn, en ais onbewegelijke beelden • op hunne plaets blijven zitten. Zij nemen geen het minfte deel in de gefchillen , welke men aenroert, maer wachten, zonder een enkel woordt te uiten, het einde van alle de twisten; en wanneer men tot ftemmen overgaet, openen zij den mondt alleen, om hunne ftem ten voordeele van het ftaetsbeftuur te geven. Voor het overige beweegt hen niets, noch het belang van den Staet en het volk, noch zelfs de onbetamelijke fpotternijën, waermede zij overladen worden door de weereldlijke heeren, die hen behandelen, als of zij wezenlijk doof en ftom waren. Men heet de plaets , waerop zü zitten, debankderftilzwijgendhcit. Locke noemde hen het Caput mortuim van het Huis der Pairs. Ver-  t(ji De Nieuwe Reisigér. Verfcheidene perfonen hebben gemeend, in de Engelfche regering, eene beeldtenis van die van Rome, onder het beftuur der Burgemeesteren , te vinden. Deze laetften, als hoofden van het gemeenebest, Waren met het koningkiijke gezag bekleed , deden de wetten uitvoeren , en waekten voor de veiligheit der ftadt en de rust der landfchappen. Zij zaten voor in de vergaderingen van den Raedt, vraegden de meeningen af, en matigden de gefchillen. Zij beriepen de .vergaderingen des volks, en bekragtigden deszelfs befiuiten. De Raedt had de befchikking over de openbare fchatkist, en kon, door dit middel, naer zijn goedvinden, eene onderneming voortzetten, of doen mislukken. Hij lei belastingen op de inkomften van bijzondere perfonen ; en men verkoos uit dit ligchaem de groote amptenaers van den Staet. De Engelfche regering beftaet insgelijks uit drie deelen, te weten, de koningkiijke, adelen volksheerfching'. De magt van ijder is zoo wel vermengd, dat zij wederzijdsch eikanderen wederhouden en onderfteunen. Deze drie mogendheden bewaren de voorregten der Koningen , de handvesten der Pairs , en de onafhangkelijkheit der Gemeenten. Yder van haer kan de twee anderen beletten eenige keuren, ftrijdig met het welwezen van den Staet, vastteftellen; en 'er moet eene algemeene famenftemming zijn, om een befluit kragt van wette doen hebben. DocK  Tweehonderd en Twaf.lfde. Brief. 195 Doch zou men , de Romeinfche inftelling met die van -Engelandt vergelijkende, daeriii geen onderfcheidfc, ten voordeele der BritanBifche regering', vinden ? De hoogfte overheit, te Rome, jacrlijksch veranderende, was aen meenigvuldige zwarigheden, onderworpen ; als het oproer in de verkiezingen, de beurtwisfelingen in de raedsyergaderingen, de omkooping der ftemmen, en duizend andere hindernisfen, Jet min fchadelijk in vrede dan in oorlog. Dc erffelijke opvolging voorziet in alle deze misbruiken, zonder nadeelig- te wezen aen de openbare vrijheit van Groot-Britanje, alwaer het volk een uitdrukkelijk verdrag maekt met zijne koningen,- welke plegtiglijk zweren het zelve,- volgens de vastgcftelde gewoonten, te zullen regeren. De ftaetsman is 'er voor zijn gedrag verantwoordelijk, en aen een geftreng onderzoek onderworpen: maer men is'er niet blootgcfteld, gelijk men te Rome was, aen de beledigingen en grilligheden van een baldadig^ graeuw. Het geheele Romeinfche volk kwam' in eene vergadering bijeen: het Engelfche volk handelt door zijne gevolmagtigden; en gij weet dat het onderfcheidt tusfehen deze twee ligchimen het zfelfde is , als het geéne 'er tusfehen eene onbeteugelde meenigtc en eene regelmatige vergadering van veritandige mannen ge*" vonden wórdt. Het voorregt van door zijns gelijken geoordeeld te worden, en het befluit, dat mei: do XVII. Deel. N tt£  ï94 De Nieuwe Reisice^. onderdanen niet in hechtenis kan houden, zonder dat men hun régtsgedfng opmake, is het bolwerk der Engelfche vrijheit. De Romeinfche adeldom genoot het eerfte dezer voorregten niet 5 dewijl hij, zonder hooger beroep, door de vergadering des volks geoordeeld wierd. De Romeinen waren ftaetzuchtig uit hoogmoed'; de Engelfchen fchijnen het te zijn uit gierigheid Die wilden gebieden; deze willen verkrijgen. De cerltcn, een trotsch cn overwinnend volk, hadden een' afkeer van zich anders te verrijken, dan door de fchattingen, welke zij den overwonnen volken opleiden : de tweeden, een handeldrijvende landaert, reikhalzen om zich te verrijken, door de volken, welke zij niet kunnen overwinnen , aen hunnen koophandel fijnsbaer te maken. Even gelijk de ftaetzucht der Romeinen niet voldacn was, dan na dat zij het oorlog aen dc beide einden van bét aerdrijk ontftoken hadden, zal dc begeerlijkheit der Engelfchen niet verzadigd zijn, dan na dat huri koophandel dien van geheel Europa heeft ingezwolgen. Vergun mij eene andere vergelijkenis te maken , namelijk , die van de aloude regering' van Athene met de tegenwoordige gefteldheit van Groot-Britanje. Ten allen tijde hebben de Atheners zich tegen het gebruik der willekeurige magt' verzet, en geen ander gezag dan dat der wetten willen erkennen. Na het bekleeden van het overheitsampt, moest men den  Tweehonderd en TwAëlfde Bilt?, ly! den burgeren de manier, waerop men 'er zich h gekweten had, openleggen. Alle de leden van den ftaet, hoewei van eenen verfchillenden Handt, hadden een gelijk regt tot de regegjrig» De eer was niet aen de geboorte, maer aen de verdienften verknocht: het was genoeg dat men ze waerdig was, en nuttig aen zijn vaderlandt kon wezen. Aen deze trekken kent gij het Engelfche volk. Gij ziet 'er in zijne haet voor het. ombepaeldc gezag , en zijne drift voor de ftaet- kundige vrijheit, dat is, voor die verdechng Van magt', welke het volftrekte oogmerk zijner inftellinge is. De overheden zijn, gelijk te Athene , verpligt rekenfehap van hun gedrag te geven: zij kunnen, om hunne onregtvaerdigheden, worden opgezocht en geftraft, Eert welgezeten burger, die op zijne landerijen leeft, kan v«n zijn graeffchap of zijne ftadt afgevacrdigd, en tot een lidt van het Parlement verko, zen worden. Het was den Athenercn altoos voordeelig, zich in eene gedurige beweging te houden: zij vonden geen voordcel dan in de werkzaemheit. De vrijheit van fpreken was onverfchillig voor de ganfche weercld' ingefteld i de vreemdeling en flaef redenkaveldcn 'er vrijer , dan elders een burger doet* Yder bijzonder perfoon nairi belang in de algemecne zaken, als in zijne eb gene; en na de noodzakelijke bezigheden , Web ke de zorg des levens vereischt, was de gBwigN 2 tigftö  ïo6 De Nieuwe Reisigek. tigfte voor hem , dc grondregels der regering tc kennen. Een flaef, de-aerde delvende, fprak met zijnen heer' omftandig van een vrede* verdrag. De Engelsman , insgelijks, altoos door de onrustigheit geflingerd , altoos door eenige groote beweegreden gedreven, weifelt gedurig tusfehen de kalmte en den ftorm: de golven van partijfchap voeren hem onophoudelijk naer het punt van belang, waerdoor hij getroffen wordt; en door zijnen onlijdzamen aert, heeft hij in geen' eenigen toeftandt rust, en kan het uitftel.of de langzaembeit niet verdragen. Hij zegt en fchrijft alles wat de wetten hem niet verbieden te febrijven of te zeggen; en dikwerf is het hem onverfchillig of hij wel of kwalijk redenkavelt: het is genoeg dat hij fpreekt om zijne vrijheit te verdeedigen. In eene diergelijke geitoldheit, houdt zich ijder bezig met het welwezen van den Staet; en hieruit fpruiten de meenigvuldige werken over alle de ftoffen, waerin men eenig belang ftelt. De grootfte vernuften van Engelandt verontwaerdigden zich niet over den koophandel , de wisfel, het geldt en de/fchulden des volks te fchrij ven. De werklieden zelfs fèhrjjven, zekerlijk kwalijk , maer van goede zaken , over een ambacht, 't welk zij met naerftigheit oeffenen. De raeenigte dezer werken, zonder dc middelmatigfte uittezonderen, dient om de waerheit in een helderer hebt te ftellen, en  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 197 cn de verftandige grondregels te beter in alle de gemoederen te vestigen. Alles wordt gretiglijk ontvangen; en zelfs is 'er.een groot getal van diergelijke fchriften alleen tot gebruik en onder het bereik van het volk. De meenigte leest, onderzoekt , denkt, rekent en wordt met den algemeenen-geest' vervuld. Deze neiging tot de ftaetkunde is, in JSffleelandt, algemeen verfpreid, zelfs onder de vrouwen. Men vertelt dat de lord Tyrconel, in Frankrijk opgevoed, voor de eerftcmael te Londen gekomen was, in den ouderdom van 'dertig jaren. Vermoeid van, in alle huizen, niet dan van ftactszaken te hoorcn fpreken, liet hij een avondmael voor jonge dochteren aenrechten, op hoop van 'er andere ftoffen'te hooren verhandelen. , Doch naeuwehjks was men aen tafel, of het gefprek dezer jufferen viel op een onderwerp, dat toen het Parlement verdeeld hield, en haer zelve verdeelde. Vergeefsch poogde hij haer tot vermakelijker om derwernen tc rug tc brengen : zij heten niet los; en hij was genoodzackt van het ftuk af tezisn. ,. . Londen b vervuld met ftaetkundige dapperen , welke het vuur der liefde tot het algemecne welzijn fchijnt te verteren. Yder beroep heeft de zijnen: ijdere wijk, om niet te ze^en ijdere ftraet, heeft haren fmeder van ontwerpen. Van tijd' tot tijdt vergaderen deze kleene Solons in eene kroeg ; en ijder van jVT 3 hun  ïq8 De Nieuwe Rusigeh, Hun draegt eenig ftelfe] voor, 't welk gemeenlijk, naer evenredigheit van zijne ongerijmdheit, toegejuicht wordt, Het ftuk osfcnvlccsch en de kannen met bier, welke de tafel bedek, ken, houden, in de eerfte oogenblikken, alle de geesten bezig. Ydcr beijvert zich om zich Zeiven te dienen, en ontvangt van zijnen buurman , die even gedronken beeft, de kan, waeiv uit hij op zijne beurt drinkt, en dien hij aen den volgenden overgeeft. De graegte allengs, kens verzwakkende, vermindert het ftilzwijgen naer evenredigheit. In het eerst fpreckt men alleen op zijne beurt; doch ongevoelig wil ijder , zoo dra men met eten ophoudt, nuttig aen den ftaet wezen. De één begint dc' historie van de onheilen des tijds, de ander die van de dwingelandij' der fiaetsdienaren; en een derde doet eene rede over het verval van dén koophandel, en de middelen om denzelven te herftellen. Door het overvloedige fpreken en drinken verliest ijder zijne denkbeelden. De bezitters van ontwerpen, overluid fchreeuwem de, om ftilftandt te verwekken, halen hun papier uit den zak, lezen hunne toehoorders in flaep, en eindigen met zelfs in flabp te vallen. Dc eerfte, die ontwaekt, roept zijne geburen: allen eisfeben zij pijpen, tabak cn bier; cn ijder begeeft zich naer zijn huis, volkomen overreed dat deze zitting onfcilbaer tot voordeel van het vaderlandt moet ftrekken, Doch ik keer weÖtr tot mijne vcrgelijkenis, Hoe  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 199 Hoe vele vloten hebben dc Athencrs, door buitengewone onderftandgelden niet m zee gebragt, fchoon ten volle overtuigd dat niemant hunne verfchotten zoude kunnen voldoen? Insgelijks hebben de Engelfchen , om hunne vrijheit te handhaven, hunne goederen en belangen opgeofferd, en zich met de hardfte belastingen bezwaerd. Athene bezat de heerschappij der zee, en droeg roem op zijne havens, tuighuizen en fchcepsvloten. Zie daer de zecmagt van Groot-Britanje, vermaerd door deszelfs fchnjvers, zoo benijd van deszelis vijanden. De aert der Athenercn was geenszins zich eene onregtmatige heerfchappij toeteëigenen, maer anderen te beletten zich van dezelve meester te maken. Beroemt zich Engelandt niet insgelijks, dat het de bewaerfter van de vrijheit van Europa, en de befcherm, fter van het menfchelijke geflacht is ? De Atheners , met andere gemeenebesten vereemgd, voegden zich altoos aen de zwakfte zijde , om het evenwigt te behouden; en dit is juist het oeene de Engelfchen in hunne meeste verdragen doen. Het volk van Athene zond volkplantingen in eenzame fteden, om dezelven te bewaren, cn niet om ze te vergrooten De Engelfche landaert zendt de zijnen, mindei om riine heerfchappij te vermeerderen , dan om Snep^nandel uitteftrekken. De Athencrs ftichtten, bij de overwonnene volken, dezelfde befturing als in hun gemeenebest. De Engel1 N 4*  %oo De Nieuwe Reisigu. fchen geven aen de Janden, door Jien ónfdekt, hunne regeringsvorm. Athene ftond eerbewijzingen toe aen de geenen, die de fqhranderheit in de kunften en de kloekmoedigheit in het oorlog bet verfte uitftrekten. Men heeft, voor den handelaer Grasham, een ftandbeeldt zien opregtcn, door het zelfde volk, dat 'er een voor den hertog van MarJborough ftichtte. De gaef van welfpreken werd, door de Athcners, als de eerfte der begaefdheden befchouwd. Zij geleidt de Engelfchen, met dezelfde voorwerpen bezig , tot dezelfde vergeldingen: de Bolingbrokcs, de Shatesburys, de Walpools, de Carterets, dc Pelhams, de Pultencys, de Pitts , zijn de eerfte plaetfen van den Staet aen hunne Welfprekendheit verfchuldigd. De ftemmen van bet volk, ten voordeele van deze uitmuntende mannen, hebben dikwerf de overhandt behaeld op de begeerte van den koning, die in hen niet dan tegenftrevers van zijne oogmerken , en berispers van zijne regering' vond. Te Athene ftelde men prijzen in, voor de geenen, die hunne landerijen best bebouwd hadden. Dus is , in Engelandt, de keur, die eene vergelding beveelt, voor de uitvoering van granen op inlandfche fchepen, het tijdftip der oveiwloedigfte inzamelingen. De Atheenfche wetten verboden het hout, bekwaem tot het bouwen van fch/epen, aen de vreemdelingen te verkoopen. Insgelijks is, in het ganfche regtsgebiedt der Britannifche fteden, verboden eenige.  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 201 eenige boomen, tot den dienst der zcevaert gefchikt, omtehouwen. Tc Londen mogen, even als te Athene, de regters niet altoos aenblijven, noch de misdadigers aen de plei gebragt worden. Men zag, in de zael dèr Areopsgus, een' ftoel voor den befchuldiger, en een' anderen voor den befchuldigden. Het zeifde is in Engelandt gebruikelijk in de plaetfen, alwaer men de misdadigers vonnist. Groot-Britanje is zijne tegenwoordige befturing verfchuldigd aen de meenigvuldige onlusten", aen de beurtelingfche veranderingen, die den ftaet van Karei den tweeden, Willem den derden , en het huis van Hanovcr bevestigd hebben , als ook aen de verfchillende voorwaerden , welke de volken , gedurende deze wisfelvallighcden, hebben weten te bedingen. Dus verkregen de Engelfchen, na langen tijdt door inwendige verdeeldheden verfcheurd te zijn geweest, eerst het,regt om het geene hun nuttig of roemrijk kan wezen te onderzoeken. Wanneer het acnkomt op eenige zaken, door den ftaetdienaer voorgelteld, is het niet genoeg het volk te overreden; men moet het overtuigen. De bekoringen der welfprekendheit zelfs maken op het zelve flechts een' ligten in, druk, indien zij niet gepaerd gac-n met>le betooging' en klaerblijkelijkheit.. Deze regeringsvorm werd niet onverwrikbaer gevestigd, dan door de geheele verdrijving der Stuarts. De wetgevende magt bjeef toen N 5 be-  202 De Nieuwe Reisiger. berusten in- de handen van het Parlement, cn de- uitvoering werd den koning' aen bevolen. Sedert dit tijd/tip , heeft de Engelfche ftaet geene dier geweldige fchuddingen , die hem zoo lang gefchokt hadden, meer beproeft; en men ziet hem altoos, met dezelfde verwondering1, de tegenftrijdige grondregels der alleenheerfching', adel- en volksregering' met eikanderen verbinden. Het is juist uit hoofde dat de beide magten niet in dezelfde hand' zijn, dat de Engelfchen zich voor het vrijfte volk van Europa uitgeven. Zij zouden het niet meer wezen-, indien het den koning' of het Parlement gelukte de beide mogendheden te vereenigen, of indien de adelheerfching in het Parlement geheclenal de overhandt kreeg. Het volk zou niets meer dan de flacf van de grooten cn den vorst zijn, of liever van de grooten alleen , die den troon om ver werpen, en het volk wreedelijk -verdrukken zouden. Uit deze verdeeling' van gezag wordt derhalve de vrijheit van het volk geboren. Het Hoogerhuis , het Lagerhuis en het Hof, onophoudelijk bezig met te verhinderen , dat één van hun drie de palen zijner magt' te ver uitftrekke , blijft ijder van hun in den kring zijner regten en handvesten. Hoewel men de kieschheit der Engelfchen , omtrent het geene eene onafhangkelijkheit, waerover zij zoo naerijverig zijn, zoude kunnen benadeelen, niet kan afkeuren, weet ik echter niet of  Tweehonderd en Twaelfde Brief. 203 of zij volftrekt kunnen beletten dat dezelve de palen , welke deze inftelling haer voorfchrijft, overfchrijde, en fomtijds tot moedwilligheit overfla. Men is altoos verwonderd, dat zulk eene' famengeftelde regering zich , door hare eigene beweging, niet vernietigt. Hare raders werken zoo meenigmalen op eikanderen, dat hare behoudenis eene foort van wonderwerk is : in plaets van zich met het evenwigt van Europa tébemoeijen, moest zij veeleer haer best doen , om deze drie mogendheden , die gedurig tegen eikanderen ftooten, in den evenaer te houden. De Britannifche inftelling is thans zoodanig, dat de koning, indien hij het opperhoofdt van het volk is, dien tytel van het zelve verkregen heeft. Het volk kan hem dus denzelvcn ontnemen , zeggen de Engelfchen; doch hiertoe wordt vereischt, dat de voorwaerden, wacrop hij aengenomen is, niet zijn vervuld geworden. Alle de afzettingen van hunne koningen zijn niet wettig. Enkele onlusten óf vrees, op loutere vermoedens gegrond, of door twijftelachtige daden verwekt, kunnen geene onderdanen wettigen, om tegen hunne opperheeren opteftaen. Toen Jan Zonder Landt aen den heiligen ftoel hulde van zijne kroon' deed, werd hij regtmatig afgezet , en de zoon van Fiiips Augustus wettig in zijne plaets verkoren; doch toen de ftaetzucht van Kromwel den ongélukkfgen Karei den eerften van den troon ftiet,  204 .De Nieuwe Reisiseb, ftic:, en op een fchavot deed klimmen, gedoogde het volk dit uit zwakheit, en beval het niet uit regt. Het deed meer ; het erkende zijn ongelijk , herftelde den,zoon , cn heeft federt, alle jaren , tot boeting van dezen koningsmoordt, eene algemeenc vasten in acht geno, men. Ik ben, enz. Londen, den poften van Juli, .1755,. Tweehonderd en Dertiende Brief. Vervólg van Engelandt. De prins van Oranje, tot de kroon van Engelandt geroepen, regeerde onder den naem van Willem den derden; doch Jakobus de tweede, wiens dochter hij getrouwd had, verloor geenszins de hoop om wederom den troon te beklimmen. Niemant, inderdaedt, ton de vlugt van eenen koning, die zijne rijken flechts verlaten had , om te beletten dat men de geheiligde wetten der koningkiijke waerdigheit in zijnen perfoon fchond, als eenen afftandt befchouwen. Men maekte, tegens den prins van Oranje, eene famenzwering, die, ontdekt zijnde, alle dc geenen, die 'er deel in gehad hadden, tot de uiterfte ftraf deed vcroordeelen. Dezelve be-  Tweehonderd en Dertiénde.' Brief. *c# beftond in het acntasten van de lijfwacht des prinfcn, met oogmerk om hem zeiven te ligten, en naer Frankrijk te voeren, terwijl zijn mededinger zich weder in het bezit zijner kroone zoude Hellen. De lieden, welke men, bij deze gelegenheit, deed fterven, betuigden dat 'er nimmer een ontwerp, om koning Willem te dooden , geweest , en de toeleg zelf aen koning jakobus onbekend vwas. De ridder Perkim , op het febavot geklommen, begon dus zijne rede , met het helderfte gelaet: „ Nimmer heb ik een veelipreker geweest 5 " en dewijl ik thans met zaken van het uiterfle "5 gewigt bezig ben, is dc kortheit nog nood„ zakelijker. Ik bepael mij dus tot de betui„ ging, dat ik in 't geheel geen bevel ontvangen heb, om op het leven des prinfen van „ Oranje toeteleggen". Jakobus de tweede deed, in de voornaemHo Heden van Schotlandt, verweerfchriften verfpreiden, om het volk te bewegen zich zijn gefchil aentetrekken. Ierlandt verklaerde zich ten zijnen voordeele; en het hof van Frankrijk Helde een punt van eer', inhemonderflandt van mannen , "levensmiddelen en geldt te leveren. Men herinnert zich nog de wnsorden vari Lodewijk den veertienden , die , hem zijne wapenrusting overgevende , tot hem zeide: Vaerwel, Sire ; alles , wat ik u best kan „ wenfehen , is\u nimmer weder te zien". Ongelukkiglijk werden deze gebeden niet verhoort :  ±06 De Nieuwe Reisiges, hoort: Jakobus, geflagen, verlaten en gebannen, verliet zijne ftaten ten tweedemale, en ging zijne droevige dagen te St. Germain eindigen. Hij vergaf, al flervende, den koning' Willem het verlies van zijne kroon', cn beval zijnen zoon', zijnen godsdienst niet aen de begeerte om te regeren opteofferen. „ Stel, ,, zeide hij tot hem, de zorg voor uwe zalig„ heit boven de ijdele grootheden dezer wce„ reld'. Ik heb, voegde hij 'er bij, in deze „ oorden, alwaer gij mij mijne dagen ziet ein„ digen, een veilig verblijf gevonden. Alle „ de gunstbewijzen, aen eenen perfoon van „ mijnen rang verfchuldigd , heeft men mij „ betoond. Zulk eene edelmoedige behande„ ling heeft mij alle mijne onheilen bijna doen „ vergeten. Welke gevoelens van erkente„ nisfe behoort gij niet te hebben voor eenen „ koning', die vermaek fchepte in uwen vader „ met weldaden te overladen 1 De goedheit van „ uw hart geeft mij reden, om te hopen dat „ gij de verpligtingen, welke gij acn Lodewijk „ den veertienden hebt, nimmer uit het oog' ■„ zult verliezen". Vervolgens het woordt tot den gezant van den paus richtende, ging gij voort: „ Ik bid u, mijn Heer, zijner Heilig* „ heit te verzekeren, dat ik een belijder van „ de Roomfche kerk' fterve". Dc godsdienst van dezen vorst had hem de fpotternijen, zelfs, van de geenen, die het gefchiktfte fchenen om denzelven te eerbiedigen, op den hals gehaeld. De  Tweehonderd en Dertiende Brief. 207 De heer * * * *, hem ziende voorbijgaen, vergezeld van verfcheidene Jezuiten , zeide, onder het ophalen der fchouderen: „ och! de „ goede man , die drie koningkrijken tegen ' eene mis verwisfeld heeft" ! 1 ; Terwijl dees vorst Frankrijk door Christelijke deugden, en zijn huisgezin door eenen heiligen doodt ftichtte, vestigde zijne dochter Maria, gemalin van koning Willem, te Londen eene maetfchappij van godvruchtige perfonen, tot hervorming van de zeden. Deze grondftichting, die nog met vrucht' beftaet, en tot een voorbeeldt van verfcheidene andere diergelijke inftellingen , door de drie koningkrijken verfpreid, gediend heeft, is gewettigd om de geenen, die door hun gedrag, of door hunne redenen, ergernis verwekken, cn bijzonderlijk de vloekers, met geldboeten te ftraffen. De boete wordt op ftaendevoet betaeld, ten zij men zich liever bij eenen Vrederegter, en van daer in hechtenis begeve, indien men geene borg kan ftcllen. Het geene 'er van deze boeten komt wordt gevoegd bij de fom der fchattinge, tot verkwikking der armen vastgefteld. Men heeft een tolboek , bij ijder bekend, waerin alles, wat men voor ijder misdrijf moet betalen , geregeld wordt. Een dezer tuchtmeesteren trok laetftelijk twaelf guinées van een' eenigen man, voor vijf of zes honderd vloeken of godslasteringen, die hem in een vol koffyhuis ontfnapt waren, en welke de ander ge-  s.o8 Dë Nieuwe R e i s i c e i. geteld had, door telkens een ftuksken van een nieuwspapier, 't welk hij met veel aendacht' fcheen te lezen, aftefcheuren. Een der voorwerpen van dit genootfehap is insgelijks het vieren Van den zondag, welken de Engelfchen belijden met veel naeuwgezetheit te onderhouden. Eene zekere mevrouw werd, door het graeuw, in haren draegzetel gcltuit,; toert zij, op eenert zondag, in een huis, waerin fterk gefpeeld werd, wilde treden. „ Wij weten, Mevrouw, zeide men tot haer, ,, dat gij een niet zeer ftichtelijk leven leidt 3 „ uw drift tot het fpel doet u vergeten wat gij „ aen den dag des Heeren verfchuldigd zijt. „ Het belang, 't welk wij in uwe ziel nemen, ,, haelt u dit geringe verwijt op den hals". Op denzelfden tijdt biedt men haer een' bijbel aen* en doet haer op de heilige fchriftuur zweren , voor altoos van het fpelen aftezicn. Men zegt haer dc woorden na eikanderen voor: zij herhaelt dezelven , na eenigen tegenftandt, met eene verftaeubare ftemme; en men dwingt haer het heilige boek te kusfehen. Denkende daermede vrij te wezen, wil zij in haren draegzetel treden; maer men verhindert haer daerin insgelijks, met te zeggen : „ U is niet onbekend, ,, Mevrouw, dat de ootmóedigheit eene aen„ gename deugdt bij Godt is; nimmer zult gij „ fchooner gelegenheit hebben om dezelve te „ oeffenen; wij zullen u vergezellen; verge„ noeg u met u door uwe dragers te doerf is vol-  TwtEKÖtfDERD E\T DéRTIËNDF. BRTEF. ZÖQ „ . volgen". Zij werd dus in groote ftaetfie té rug geleid; en toen men haer in haer huis gebragt had, verfpreidde zich de meeiiigte: i\a den doodt van Jakobus den tweeden, erkende het hof van Frankrijk deszelfs zoon. Onder den naem van Jakobus den derden, voor wettigen koning der Britannifche eilanden, fchoon het, door het verdrag van Rijswijk, denzelfden tytel aen den prins van Oranje had tocgeftaen. De voorllanders van de Protestantfche linie van opvolginge waren daerdver vcrontwaerdigd; en dit misnoegen verwekte in Engelandt het gebruik der Adres/en, waervan Karei Howard, graef van Carlisfe , toen dé uitvinder was. Men noemt dus, in GrootBritanje , de vertoogen, door de gemeenten en fteden van het koningkrijk opgeffeld, om den vorst van hét dreigende gévaer van den ftaet te waerfchuwen. Stukken van deze aen* gelcgcnheit, bearbeid door vergaderingen van .heden;- welke weten dat hun heil daervan afhangt, kunnen geene eenige fpreekwijs, geen eefeig woordt bevatten , of dezelve zijn van het uiterfte belang: . Willem de derde verliest zijne gemalin, oud" ftc dochter van Jakobus den tweeden, overlijdt zelf door eenen val van zijn paerdt, en wordt opgevolgd door koningin Anna. echtgenoote van den prins van Dcnemarke 4 cn, zuster van. jakobus den derden , genoemd' den Ridder van St. Joris of den Pretendent; XV 11. Diéli O „ öt  2io De Nieuwe Reisigek. „ Ik heb, zeide mij een oud Èngelsch krijgsbevelhebber, een groot hef hebber van uitweidingen, een groot verteller van bijzonderheden , een veelfpreker eindelijk, tegens de gewoonte van zijnen iandaert, en daerenboven een vrij goed man: ,, Ik heb de luifterrijkfte „ dagen dezer vorlh'nne gezien. Ik heb in „ hare legers ter zee en te landt gediend. Ik „ heb in Vlaenderen, in Duitschlandt onder „ Marlborough, in Ierlandt , in Schotlandt „ tegen den Pretendent, en op zee ten dienfte ,, van de Zuidzee maetfchappij', geftreden. Ik „ heb onder de vier laetfte regeringen geleefd ; „ maer de fchoonfte , de roemrijkfte voor Engelandt, de overvloediglte in gebeurte„ nisfen, de vruchtbaerfte in groote fchrij ve„ ren , is ongetw'ijffeld die van koninginne „ Anna. „ Hare eerfte zorg was Frankrijk het oorlog „ te verklaren, om zich te wreken over het ongelijk, haer van Lodewijk den veertien„ den aengedaen , door het erkennen van „ haren broeder tot koning van Engelandt. Herinner u onzen voorfpoedt, en voorna„ melijk den vermaerden veldflag van Hoch- „ ftet, waerin Maer ik vergeet dat „ ik tot een' Fransman fpreek. Het geene ik „ niet kan vergeten is het antwoordt van on- zen veldheer aen den hertog van ïallard, „ dien men krijgsgevangen gemaekt had. Dees „ laetfte zeide tot Marlborough: gij hebt de .,, dap-  TwEi HONÜERb ËN ÜEKTfENDË ÜRIEF. 2 f t „ dappcrfte mannen der ganfche weereld' over,v wonnen. Ik hoop, hernam Milord her/og, „ dat gij 'er de geenen, die hen overwonnen „ hebben, van uitzonderen zult. Zijne wc„ derkomst in Londen was eene zegepraeh „ De ftraten waren vervuld met volk , dat „ zich beijverde om hem blijken van verwon„ dering' en vreugde te geven. Dc geluk„ wenfehingen van het Parlement, de dank- betuigingen der fteden * de toejuichingen vaii ,, geheel Engelandt, waren de eerfte vergel„ ding zijner overwinninge. De koningin „ vermeerderde zijne inkomftcn; en het landt „ bouwde hern, op eigen kosten, het onme„ telijke en heerlijke paleis van Bleiühcim, „ dus genoemd naer den naem van het nabu„ rige dorp bij Hochftet, alwaer het tooneel „ van zijnen roem was. „ Ik heb dit kasteel gezien, ik, die tot U „ ïpreek , vervolgde onze oude krijgsman; „ het heeft alle de grootheit, alle de hecrlijk„ heit van een koningklijk huis, waerdig ge„ fchenk van bet Engelfche volk aen eenen héldt, de eer van zijn vaderlandt. Maer „ het gebouw is al te zwaer; en het ontbrak 5, den bouwmeester aen fmaek. Ten opzigte „ van het inwendige en de huisfieraden, zou „ het mocijelijk zijn zich iets heerlijkers ts „ verbeelden. Dc gaenderij, alwaer de boe„ kerij is, fcheen mij het fracifte ftuk van het „ ganfche gefticht; zij is honderd cn tagchentig O 2 „ voe-  2ï2 De Nieuwe Reisige'r. „ voeten lang, en vierendertig voeten breed". „ "Alle de gedeelten zijn verfierd met fchilde,, rijen der voornaemfte meesteren, cn met „ tapijten, waerop bet ontwerp van den veld„ fiag vertoond is. Het paleis heeft het uit- zigt over eene rivier, welke men, tot op, „ eenen zeer grooten afftandt, met het oog „ volgt, cn over een wijduitgeftrekt veldt, „ wiens midden pronkt met eene kolom, die „ ons de daden van den hertog van Mart „ borough en de erkentenis van het volk her„ innert. Tusfèhen dit gedenkftuk cn het „ kasteel is cene heerlijke brug, wier grootte „ rriet.de majesteit der vertooninge overcem „ komt. De rivier, na eenen kleencn draei gemaekt te hebben , vormt eene wijde graft, „ in eene regte lijn , en eindigt door een' „ uitmuntenden waterval , juist ter plaetfe, „ alwaer men het gezigt begint tc verliezen. „ Op eene der zijden van deze graft is de tuin. De fteiic oevers zijn gefebakcerd door boscb„ jes, en aen de andere zijde vertoont zich, „ in het park , eene fchouwplaets £*), die „ eene der rijkfte en fraeiïle verfierfelen der „ rivieréis. Zij ftrekt zich, door eene zachte „ afhelling, uit tot den kant van het water, „ alwaer zij, zonder het zelve met hare fchai „ duwe te bedekken, op de oppervlakte wordt „ te rug gekaetst. De omliggende ftreken „ zijn Amplltbeatre.  Tweehonderd en Dertiende Brief, i 13 „ zijn verfierd mef boschjes van boomen, om„ ringende vcrfcjiillende velden, op een van „ welken eertijds het verblijf van eenen onzer 5, koningen was , vermaerd in onze aloude „ liederen, onder den naenj van dc wieg deï „ fchoone Rozemonde. Eene bron van helder „ water, weike men in dezen oordt befchouwt, „ draegt nog hedendaegsch den naem dezer „ minnaresfe van Henrik den tweeden. „ Rozemonde was de vermaerdfte fcboon„ heit der twaelfde eeuwe. Dees vorst was ,, fmoorlijk op haer verliefd; en om in zijnè^ „ liefde niet geftoord te worden, door den ,, minnenijdt der koninginne Elconora , de „ erfgename van Guienne , verftoten door „ Lodewijk den Jongen, ftichtte hij in dezen ?> oordt een huis, in de gedaente van een' „ doolhof, waerin men niet komen konde, „ zonder 'er het geheim van geleerd tc heb„ ben. Hier had zijne minnares gemeenlijk „ haer verblijf; en hier bragt Henrik de zoet,, fte oogenblikken zijnes levens met haer dooi-, „ Echter doorgrondde de koningin eindelijk „ het geheim, en bediende zich van het mid„ del, 't welk Ariadne gebruikt had , om „ Thefeus uit den doolhof van Minos te trek„ ken. Een kluwen garens, 'twclk zij aen de „ voeten des konings gewaer werd, ontdekte „ haer het verblijf harer medevrijfter, welke „ zij zoo zeer mishandelde, dat 'er deze on„ gelukkige fchoonheit,, uit droefheit, van O 3 „ ftierf. 1  4 De Nieuwe R e i s ig e r, ,, ftierf. Zij werd begraven in een klooster „ van nonnen, 't welk zij door hare mildda„ digheden verrijkt had, volgens dc gewoonte s, van dien tijdt, toen zelfs vaq de minnares- fen der koningen in acht genomen. Ande,, ren bcfehuldigen de koningin van haer ver- giftigd te hebben. ' Deze gefebiedenis heeft «, aen de dichters ftof tot verfcheidene graf* „ fchriften,' aen de romanfehrijvers tot rijke 5, bijveruichtfels , en aen onzen Addifon het „ onderwerp van een nuizyktooneelftuk (*) 35 opgeleverd. - „ Wonnen de Engelfchen den veldflag van „ Hochftet, dien dezelfde Addisfon in zijne veerzen heeft opgezongen , men kan zeggen dat dc Franfche vlugtelingen de eer daervan „ met ons gedeeld hebben. Zij hadden reeds «, ten tijde der omwenteling' uitgemunt, en veel tocgebragt om het aenzien van het 5, koningkrijk ftaende te houden , door hun „ geldt te beleggen in de openbare fcliatkistcn, waerin zij meer dan twee millioenen ponden „ fterlings hadden, Uit dien hoofde verzoch, „ tcri zij dat de Engelfchen hen niet meer als „ vreemdelingen belchouwcn , maer in het '3, volk inlijven mogten. De koningin gaf'cr „ acht op , en deed het voorftcl daervan in „ het Parlement, 'tweik, na vele betwistim „ gen , het verzoek toeftond. Het bewijsI „ fchrift C*j Opera.,  Tweehonderd en Dertiende Brief. 215 „ fehrift daervan werd opgefteld, en met alle „ de vereischte plcgtigheden bekleed. De „ vlugtelingen werden als inboorlingen aen. „ genomen, en bekwaem verklaerd om krijgs„ bedieningen en burgerlijke amptcn te bezit„ ten, en leden van het Parlement te zijn. „ De zege verliet de Engelfche legers, toen „ Marlborough dezelven niet meer gebood. „ Het afwezen van dezen veldheer was het „ uitwerkfel van eenige vrouwelijke krakkee„ len. De hertogin, fier op den roem van „ harenechtgenoot, begon door hare trotsch„ heit de koningin te vervelen; en een bij„ zonder toeval voltooide hare ongunst. Hare „ majesteit had, tot haer gebruik , eenige „ handfehoenen, van eenen nieuwen fmaek, „ doen komen. De hertogin , dit te weten „ gekomen zijnde, begaf zich bij den koop„ man , cn drong hem zoo fterk, dat dees „ man, onvoorzigtig en zwak, haer de hand„ fchoenen , voor de koninginne gefchikt, „ overgaf, met oogmerk om fchielijk dierge„ lijke te laten komen. De hoogmoedt der „ hertoginne triomfeerde: zij vertoonde zich „ aen het hof, verfierd met een optooifel, „ voor hare majesteit beftemd. Dees trek, „ gepaerd' met eenige andere, was de oorzaek „ van het verzenden dezer hoogmoedige vrou5, we, die nog zoo moedwillig was geweest, „ om eene nap met water, in tegenwoordig„ heit der koninginne, door een vrijwilliger O 4 » mis-  %\6 De Nieuwe Reis i ges. „ misdag, op den tabberdt eener nieuwe gunst; ,, gcnoote te laten vallen. Zij werd van alle ,, hare bedieningen beroofd; en men doeg de ,, treden van haren gemael van nabij gade. 59 Men ontdekte dat hij famenfpande, om de „ ontwerpen 'der regcringe te doen mislukken. Anna , daerover verontwaerdigd , ontnam ,, hem zijne ampten, en jaegde zijne acnhan„ geh'ngcn uit het hof. „ De regering dezer voriïinne werd daerem ,, boven verontrust door de poogingen van den Pretendent, die de kroon zijner vaderen „ trachtte weder te krijgen. In Schotlandt „ was zulk een groot getal van heeren de be„ langen van dezen prins toegedaen, dat zij v ondernamen hem op den troon te herftellen. „ De heer Hooke, die , met Jakobus den s, tweeden in Frankrijk gekomen , aldaer in „ hoedanigheit van kolonel diende, was een „ der geenen , die den meesten ijver toonden, „ om het hof van Lodewijk den veertienden „ overtehalen, om met deze omftandigheden „ voordeel te doen. Hij was volkomelhk on, „ der richt van liet geene 'er gebrouwen werd ,, in Schotlandt, alwaer hij verbindtenisfen „ met dc voornaemfte heeren des lands onder» „ hield. Niet voor het jaer 1705, fehenen ?, de ftaetsdienaers zijn ontwerp gunftig aen. „ tehooren , cn belastten hem zelfs met de »» zorgl om het zelve uittevoeren. Hooke p kweet zich van zijnen last, met zoo veel 35 go  Tweehonderd en Dertiende Brief. 217 geheim als naerftigheit; en het verflag, 't welk hij 'er van deed , werd bevestigd " door dc afgevaardigden , welke Schotfche „ heeren in Frankrijk zonden. Doch welke „ begeerte men had om dit ontwerp tot ftandt „ te brengen , de veldflag van Ramillies en „ de nederlaeg van Turin verijdelden alle de „ maetregels. „ De zaek werd hervat in het jaer 1707, „ Hooke vertrok, met nieuwe onderrichtin„ gen, en vond de Schotten nog beter dan dc „ cerllernael geneigd. Alle deze fraeije febijn, „ baerhedeii deden Lodewijk den veertienden „ befiuiten hun onderftandt toetczenden; en men deed eene krijgsbende van zes duizend koppen te Duinkcrke infehepen. De graef \ van-G ace moest dit oorlogsvolk geleiden, en den prins vergezellen in deszelfs krijgstogt, \ die niet gelukte. Men wierp de fchuldt daervan op den graef van Forbin, verkozen om het bevel over de vloot te voeren. Hij „ had zich openlijk tegen de onderneming verkiacrd , en voerde dezelve flappelijk uit. Hij vertraegde de ontfeheping, onder ij dele " voorwendfels , en gaf aen de Engclfqhc „ vloot tijdt om aentekomen. Op zijne we,. derkomst geraekte hij in ongunst, niette-, „ genftaende al het gezag \jan mevrouw van Maintenon. Zij, die zich gaerne verbeel,, den dat de groote gebeurtenisfen van kleene ' oorzaken afhangen, zeggen dat deze vrouw, O 5 5» di«  2i8 De Nieuwe Reisiger. „ die belang in het lot der Stuarts ftelde, eene „ gedurige gemeenfehap onderhield met de „ koninginne van Engelandt , moeder van „ Jakobus den derden, doch van deze vorftin„ ne', toen zij dezelve te St. Germain be- zocht, met hoogmoed' ontvangen wierd, „ Mevrouw van Maintcnon , daerover ver,, ftoord, verkortte haer bezoek, cn zei ovcr,, luid, in het afklimmen van den trap, dat „ de koningin onkundig van dé Franfche be- leefdheit was, doch hot gelaet had van nog ,, lang genoeg in Frankrijk te zuilen blijven, „ om het te leeren. Dus hielp de hoogmoedt „ der moeder de zaken van den zoon in den „ grondt; en deze onvoorzigtigheit bragt „ Frankrijk zeiven tot op een duim breed na aen zijn verderf, door dc langdurigheit van „ een vernielend oorlog. De regering van „ Engelandt liet de Schotfche heeren, die met „ uwe ftaetsdienaren dezen krijgstogt beftemd ,, hadden, in hechtenis ff ellen; maer niemant „ zich acnbiedende, om hen te befchuldigen, „ werden zij, bij mangel van bewijs, geilaekt „ en te rug gezonden. „ De koningin Anna, haren echtgenoot, „ den prins van Denemarke, en haren eenigen „ zoon, den hertog van Glocester, verloren „ hebbende , voelde de gevoelens eener zus„ ter voor haren broeder, den prinfe Jakobus, „ in zich herleven.. Omringd van den aen„ hang der Whigs, ontdekte zij zich niet, „ we-  Tweehonderd en Dertiende Brief. 219 wegens dit voornemen, dan aen eene ", fer, welke haren perfoon naderde. Deze vertrouwde prees de oogmerken der kol ninginne, en moedigde haer aen, om haer bloedt boven een vreemd huis te ftejlerf. ", Een leeraer, Sacheverel geheten, door de " Tories aengezet, predikte tot voorftandt van de gehoorzaemheit , welke de volken " aen hunne wettige en crffelijke opperheeren verfchuldigd zijn. Door zijne redenen wer" den de gemoederen verhit; en 'er verhef" ten zich aen wederzijden aenhangen, die l eene omwenteling veroorzaektcn. " ,, De koningin ontflaet zich van 'den aenhang der Whigs : Walpool wordt in derzel", ver onheil gewikkeld: Bolingbrooke en de " graef van Oxford worden aen het hoofdt " van het ftaetsbelluur gefteld; maer hun mis'' verftandt is nadeelig aen de belangen Her ',' koninginne; en Walpool, teruggeroepen, „ doet eenen vurigen ijver voor het huis van „ Hanover uitblinken. ' Deze verwarringen van het hof verhin, 'derden de regering niet voor het belang van den koophandel te waken, door het opreg" ten van verfcheidene maetfehappijen. Die der Zuidzee is drie jaren voor den doodt ',' der koninginne bevestigd en vastgefteld. " Schoon zij tegenwoordig geenen handel meer drijft, geeft de grootheit der geldfommen, welke zij aen den ftaet geleend heeft, haer „ een  22o De Nieuwe Reisiger, „ een al te groot gezag in Engelandt, om „ haer ftilzwijgend voorbij te gaen, „ De fchuldcn van het Engelfche volk, die, „ bij de komst der koninginne Anna tot de ,, kroon , reeds zeer aenmerkelijk waren, „ werden , onder hare regering, tot zulk een' ,, ontzagchelijken trap verhoogd, dat het Par- leraent ernftig dacht om dezelve te vereffe„ nen. Men maekte een begin met 'er eene naeuwkeurige kennis van te nemen; en door „ dit onderzoek befpeurde men dat de fch'ul„ den, welke men van den ftaet had te vor„ deren, op negen en een halve millioen pon„ den fterlings beliepen. De regering, wel „ bevroedende dat het, in de tegenwoordige „ omftandigheden, niet mogelijk was zulk eene „ zware fchuldc aftedoen, was bedacht om de „ fchuldeisfchers op eene andere wijs fchadc„ loos te ftelien. De heer Harley, toen kan* „ felier van de koningkiijke fchatkist', nader„ handt graef van Oxford en eerfte- ftaetsdie- naer, ftelde voor, hun de rente van hunne „ hoofdfommen, tegen zes ten honderd, te „ betalen, tot dat men dezelve konde aflos, fen; en om deze betaling te bevorderen, „ was hij van begrip dat dezelfde fchuldeisfchers ,, eene maetfchappij, waeraen men het uitflui- tende voorregt van den koophandel op de „ kusten der Zuidzee zoude vergunnen, moes„ ten opregten. Het Parlement vond fmaek in dit ontwerp, waerin genoegzaem vleijende „ voor*  Tweehonderd en Dertiende Brief, iiï , voordeden vervat waren , om te hopen dat ' het den landaert aengenaem zoude wezen, ' en dat de geenen, die, eenige fchuldbne', ven ten laste van den ftaet bezittende, mogten weigeren de handt daeraen te leenen, " zich Hgtelijk van deze papieren zouden kun* • nen ontflaen. Het befloot dan dat het ont, werp van den heer Harley zoude Handt grijpen: uit dien hoofde, werd het geene voortfproot uit de regten op de wijnen, den azijn, den tabak, de Indifche koopmanfchappen, " de zijden ftoffen, enz., hefteed tot de be* ]] taling der rente van zes ten honderd. Het ]l overige fchiktë men tot het verzamelen van '„ eenen fchat, die tot aflosfing van de hoofd,, fomme zoude gebruikt worden. „ De ftaetsdienaers hadden nog een ander ,, oogmerk, in het opregten dezer maetfehap* " pij', namelijk, den Spanjaerden hunne bes.■ \ te bezittingen op de kusten der Zuidzee te " benemen. Verwondert gij u niet, mijn " Heer, over de bekwaemheit van den uitvinder van het ontwerp ? Hij bevorderde zelfs de grootheit van Engelandt door de omftandigheden , die natuurlijkerwijze dezelve moesten verhinderen. " „ Naeuwelijks was het nieuwe genootfehap , door eene keur van het Parlement beves", tigd, of ijder wilde 'er deel in hebben. " Georgc de eerfte, die koninginne Anna was ", opgevolgd, befteedde 'er tien duizend pon- den  222 De Nieuwe Reisigek, ,, den fterlings in. De zaken der belangheb* „ bende perfonen verkregen eene voordeelige „ gedaente ; maer de fchulden van het rijk „ waren zoo aenmerkeiijk, dat men zijne toe„ vlugt nam tot nieuwe middelen om dezelve „ te'voldoen. Dit gaf aenleiding tot den be*, faemden zuidhandel, die dezelfde tooncelcn, „ welke in Frankrijk gefpeeld waren , toch „ men het volk met de bankbriefjes verleidde, „ in Engelandt vernieuwde. De geest van „ zwijmeling', die 's jaers te voren Parijs „ verontrust had, ging toen in Groot-Britanjc over. „ De zegeprael van de maetfchappij' der „ Zuidzee gaf de geboorte aen eene meenigte „ van kluchtige genootfehappen, waervan de „ fchrijvers van dien tijdt ons de lijst hebben „ overgeleverd. Men telde 'er tot honderd „ zevenenzeventig; en ijder hadden zij hunne „ namen en hun bijzonder doelwit. Eeni„ gen derzelven zoudt gij als fpotternijen bc„ fchouwen , fchoon zij ernftig in deze lijst ,> zijn gevoegd. Dusdanig zijn, bij voorbeeldt, „ de maetfehappijen tot verzekering van den „ maegdom, tot het zoeken van de eeuwig„ durende beweging', tot den noodzakeiijken „ toeltel voor de lijkftaetfiën, tot de korven „ der vrouwen, en om het zaegfel en afhak„ fel van hout te fmelten en tot planken tc „ gieten, enz. De verfchillendc fommen, „ welke men zich verbeeldde, door het uit- „ voe-  Tweehonderden Dertiende Brief. 223 , voeren van deze herfenfchimmige ontwcrpen , te ligten , beliepen meer dan drie \, honderd millioenen fterlings. Wie zoude „ kunnen denken dat diergelijke onderncmin„ gen , zoo zeer van gezond verftandt ontbloot, konden bedacht en voorgefteld wor„ den , bij een volk , vermaerd door zijne ,, voorzigtigheit en bekwaenïheit in den 'koop„ handel, ï Wie zoude kunnen gelooven dat „ diergelijke maetfchappij en zulk een groot „ getal van infchrijvercn gevonden hebben? „ De onrust, welke deze nieuwigheden in „ den koophandel te weeg bragten, noodzaek„ tc de lords regters de mcesten dezer mact„ fchappijen te vernietigen; en derzelver val „ fleepte dien van dc Zuidzee met zich. Deze „ laetfte is altoos de fchuldeisfcheres van den ,, ftaet , fchoon zij gecnerlei handel meer „ drijft. „ Dan ik keer weder tot den Pretendent. „ Terwijl de koningin , en de voorftanders „ van het huis van Stuart, met Frankrijk „ overëenftemde , om hem op den troon te herftellen, werd deze vorftin ziek; en haer „ doodt liet haer niet toe, de laetfte handt aen „ dit groote werk te flaen. Walpool beftuurde 5, zoo wel de gemoederen, dat hij den keur- vorst' van Hanovcr!, die, onder den naeni ,, van Georgc den eerften, na haer regeerde, „ alle de verzekeringen van aenkleving', wc„ gens het Lagerhuis, bezorgde Georgevan „ Bruns-  224 De Nieuwe Reisigèr: ,, Bronswijk was gefproten uit het huis vari StiKU t , door zijne moeder Sofia , kleen,, dochter van Jakobus den-eerften,--''en doch,, ter van Elizabeth Stuart, gehuwd aen den ,, keurvorst van de Palts. ,, De regering van dezen vorst werd verontrust door de voorftanders van den ridder van St. Joris. Jakobus trachtte zijne regcen ,, tot de kroon van Engelandt tc ftaven, ter,, wijl de Schotten , zijnen ftandaerdt plan,, tende, met voordeel ftreden , tot den on„ gelukkigen flag van Preston , waerin zij, „ na de grootfte poogingen van dapperheit, „ eindelijk genoodzaekt waren te wijken. De „ hopman Farqucrfon , het been gebroken „ hebbende, werd gebragt in eene herberg; ,, die tot een ziekenhuis ftrekte. Hij, verzocht een glas wijns, en zei overluid: kom nen, „ heeren, op de gezondheit van onzen mccs« „ ter. Schoon ik niets meer kan uitvoeren, „ mijn wil is altoos dezelfde. Ik wensch u „ allerlei geluk toe". Hij ftierf aen de afzetting ,, van het been. ,, De aenkomst van eene nieuwe bende varr ,, Engelsch krijgsvolk noodzaekte de Schotten „ zich overtegeven. Dc krijgsgevangenen wer„ den, met gebondene handen, door dc ftra„ ten van Londen geleid, en in verfchillendc „ gevangenisfen opgefloten. De Pairs en op„ perbevelhebbers werden niet beter dan de „ foldaten gehandeld. Men vertoonde, door „ een  Tweehonderd en Dertiende Brief. 225 „ een betuiprfchrift, dat de krijgsgevangenen $ die zich op befeheidenheit overgaven, bet „ leven moesten behouden. Dit was het „ begrip van alle de krijgslieden; dit was hot „ gebruik, 't welk bij alle befchaefde 'volken „ plaets had: echter kon niets die van Preston ,, beveiligen. Men hoopte dat George de ,, eerfte de beginiels zijner regeringe , door „ eene daedt van genade, zou doen pitmunten; ,, doch dees vorst, uit den aert' gefteeng en „ onbuigzaem, volgde alleen de wetten van ,, eene ftrikte regtvaèrdigheiti De echtgenoo„ ten dezer doorluchtige ongelukkigen Itelden „ alles in 't werk, om derzelver leven te be„ houden. Zij kwamen , in rouwgewaedt $ ,, met betraende oogen, zich voor de voeten „ des konings ncderwerpen. Dees vorst, an„ ders zeer gevoelig, voor de bekoorlijkhederi ,, der fehoone kunne , werd door zulk eeri „ bewegelijk fchouwfpel niet vermurwd; en i, de fchuldigen boetten de misdnedt hunner „ muiterij' door den doodt. De graef Nilhis■„ dale ontfnapte de ftraf; door de fchranderè j, teederheit zijner gemalinne. Men had dé „ vrouwen vergund hare mannen te zien $ orri „ hun het laetfte vaerwel te zéggen. Mylady' ii Nilbisdale kwam in den Tour, leunende op „ twee kamerjuffers , met eenen neusdoek „ voor de oogen, en in de houding van Cené i,, wanhopende vrouw'. Toen zij zich in dé „ gevangenis bevond , noodzaekte zij barerï Wlh Deeh P * j} «enè-  226" De Nieuwe Reïsiger. 5, echtgenoot, die van dezelfde geftalte als zij „ was , van kleederen te verwisfelen , hem „ verwittigende dat hij met hare karos zich konde begeven naer den oever van den 5, Teems, alwaer eene fchuit, die hem naer „ een fchip , gereed om naer Frankrijk tc „ ftcvenen, zoude voeren, op hem wachtte. „ De list gelukte; en de gevangen landde, des anderendaegs , tc Calais. De tijding van „ deze vlugt door Londen verfpreid zijnde, ,, beval het hof de gravin in vrijheit te ftellen, „ en vergunde haer zelf zich bij haren man te „ vervoegen. ,, Onder de vreugdebedrijven, welke men, „ bij de komst van George den eerften, bc„ toonde, waren verfcheidene gemaskerde bals. Eene juffer volgde dezen vorst, als of zij „ hem voor een' vreemdeling aenzag, en noo„ digde hem, onder het masker, om een glas „ wijns met haer tc drinken. Hij nam het „ acn , en ging met haer aen eene der fchenk„ tafelen. De juffer, een glas voor zich in„ fchenkends, zeide tot hem: kom aen, ge„ maskerde , op de gezondheit van den Pre„ tendent. Vervolgens fchonk zij een ander, „ 't welk zij hem overgaf. De koning ontving „ het glimlagchende, en zeide: Ik drink, met „ al mijn hart', op de gezondheit van onge„ lukkige prinfen. „ Jakobus was genoodzaekt de landen van „ Frankrijk , en zelfs Lottheringen , alwaer „ de  TwËEHOXfiERÖ EN DERTIENDE ËlUEF. 22f j, de hertog Leopold hem eene fchuilplnetS j, gegeven had, te verlaten; Dees ongeluk* „ kige prins vestigde zich eindelijk in de heer* „ fchappij van den paus, alwaer men hem, „ door de ecrbewiizingen , waermede men hem ophoopte, trachtte te vertroosten over het verlies, 't welk hij door zijnen gods-1 „ dienst leed. „ Men fmeedde eene nieuwe famchzwering „ tegen den koning van Engelandt: de raeds„ heer Lager had, dezelve berokkend ; maer j, op het oogenblik der uitvoeringe j deelde hij „ zijn ontwerp mede aen zijne minnares, die j hem verried, en alles aen de regering overbragt. Het opperhoofdt werd gevangen, „ en verloor zijn hoofdt op een fchavot. De „ hertog van Warthon en de lord North Vlugt„ ten in Frankrijk, en van daer in Spanje. „ De bisfehop van Rochester, Arterbury, die s, insgelijks van den aenllag was, werd gebannen. Gij kunt hem gezien hebben te Parijs, alwaer hij ftierf in het jaer 1732, betreurd w*.van alle lieden van verdienfte, en bijzon„ dcrlijk van geletterden , wier vriendfehap hij zich tot eer rekende* „ De verfchrikkelijkfte verbanning gefchiedde 5, onder de regering van George den tweeden, s, en volgde op den ongelukkigen krijgstogt „ van den prins Eduard, oudften zoon van „ den ridder van St. Joris. Sedert zijne aen* komst in Schotlandt, was alias famengelooP 2 pen*  228 De Nieuwe Reisïger. „ pen, om zyne onderneming te begunlïïgen; „ en terwijl hij zich met de zoetfte hoop' „ vJeidc, naderde de hertog van Cumberland, ,, met groote dagreizen, de grenzen van dit „ koningkrijk. Hij trok de Spey over, floeg „ zich neder aen den oever dezer riviere, in „ eene plaets, Cirlloden geheten, op eenen „ geringen afftandt van het leger des Preten„ dents, en tastte hem aen met twintig duizend „ mannen. Prins Eduard had niet meer dan „ vijftien honderd geoeffende krijgslieden; de „ overigen waren onbedrevene bergbewoon„ ders". Echter ftreden zij , bijna drie uren „ lang, om het veldt te behouden,- maer de „ overwinning verklaerde zich eindelijk voor y, den ftcrkften. Dc hertog deed alle de gee„ nen, die, hun heil in de vlugt zoekende, „ in de magt zijner foldaten vielen, ombren,, gen. Meer dan drie duizend ondergingen „ dit wreede lot, fchoon zij de wapenen ne„ dergelegd hadden. De prins, die eene won„ de in de dije ontvangen had, zou waerfchijn„ lijk zelf gevat zijn geworden, indien hij zich „ niet in de rivier had geworpen, hebbende „ het water,tot aen de kin, om de vervolgin„ gen zijner vijanden te ontwijken. Toen „ hij zich aen de overzijde bevond, floeg hij „ een kwijnend gezigt op de treurige vertoo„ ning, die op den anderen oever voorviel, „ en werd door de hevigfte fmert getroffen, „ op het zien van de afgrijsfelijke flagting', „ welke  Tweehonderd en Dertiende Brief. 229 5, welke de overwinnacrs in zijne achterhoede j, aenrichtten. „ Na de verftrooijing van zijn kleen leger, „ dwaelde de Pretendent, zonder eenige hulp', „ nu met twee medegenooten van zijn ongc- luk, dan weder met één, en fomtijds aen ,, zich zeiven overgelaten, onophoudelijk ver,, volgd door de geenen , die begerig waren „ naer den prijs, op zijn hoofd gefield. Op „ zekeren dag tien mijlen te voet afgelegd heb„ bende, en zich door honger en vermocid,, heit afgemat vindende, trad hij in het huis „ van eenen man, dien hij wel wist niet in „ zijn belang te wezen. De zoon van uwen „ koning, zeide hij tot hem, komt u broodt „ en een kleedt verzoeken : ik weet dat gij „ mijn vijandt zijt; maer ik acht u eerlijk „ genoeg, om geen misbruik van mijn ongeluk „ en vertrouwen te maken. Neem de vod„ den, die mij bedekken; en bcwaer dezelve , „ gij kunt zc mij, ten eenigen tijde, in het „ paleis der koningen van Engelandt brengen. „ De heer van het huis, door een betamelijk „ medelijden getroffen, gaf hem allen den nood„ zakelijken onderftandt, dien zijne gelegen„ heit toeliet, en bewaerde een onfehendbaer „ ftilzwijgen. Eenigen tijdt daerna, werd hij „ befchuldigd van den vlugtenden prins ont„ vangen te hebben. Voor de regters gedag„ vaerd, vertoonde hij zich met de ftandvas„ tigheit, welke de deugdt inboezemt, en zeide P 3 33 tot  2.30 De Nieuwe Reisiger. „ tot hen: gedoog dat ik, eer men mij ver„ hoore, u afvrage, wie van u, indien Eduard „ Stuart in deszelfs woning gevlugt ware, laf» „ hartig genoeg zoude geweest zijn , om hem „ overteleveren. Op deze vraeg ftond de „ vierfchaer op , en liet den befchuldigden ti vertrekken. „ Onder de geenen, die de zijde van den „ Pretendent gevolgd hebben, zijn verfchci,, dene in de gevangenisfen van Engelandt op», gefloten geweest, en hebben de uiterfte ftraf „ geleden. De meesten fchreven aen hunne „ vrouwen, bloedverwanten en vrienden, eer 8, zij naer het fchavot geleid werden, of fpra, ?, ken tegen het volk, eer zij ftierven. De graef van Darwentwater, pair van Groot8, Britanje, en kolonel van het regement van p Dillon , in dienst van Frankrijk, was één 33 der geenen, die de kloekmoedigheit, welke M zij in de gevechten getoond hadden, op het ?, doodelijke treurtooneel bragten. Reeds in n het jaer 1715, had hij de zaek der Stuarts p ftaende gehouden, en was gelukkiglijk het p gevaer ontfnapt, om zijnen degen, twintig jaren daerna, den prinfe Eduard te kunnen „ aenbieden. Hij verfcheen op de plaets der ?, ftrafoeffening', met een verzekerd gelaet, II groette met eene ongemaektc houding' alle I» dë pmftanders, en zeide tot hen: Ik fterf I, een' eerbiedigen en gehoorzamen zoon der 11 Kat|iQlyke, i\pqstolifehe en Roomfche kerke. s, Ik  Tweehonderd en Dertiende Brief. 231 „ Ik wensch vuriglijk den voorfpoedt van En„ gelande, mijn vaderlandt, 'e welk nimmer „ gelukkig zal zijn, dan na dat het den besten „ en meest beledigden der vorften herfteld za! „ hebben. Ik ben getroffen door erkentenis, „ liefde en eerbiedt voor den koning van Frank„ rijk, Lodewijkden Welbeminden, tegelijk „ een regtmatige en roemrijke tytel. Ik be„ veel mijn huisgezin in zijne koningkiijke „ befcherming; ik vergeef mijnen vijanden; „ ik heb berouw over mijne zonden, en be„ veel mijne ziel aen Jezus Christus. Des „ vorigen daegs had hij aen zijne vrouw te „ Parijs gefchreven: de beste uwer vrienden „ zegt u een eeuwig vaerwel. Houd mijne „ gedachtenis in waerde ; dat mijne zoons „ mannen gelijk ik, en mijne dochters deugd„ zaem gelijk gij zijn. „ De doodt van den graef van Darwent„ water was voorgegaen door dien der lords „ Kirmanock en Balmarino. De eerfte ftierf, zonder een woordt te uiten. De ander, in „ tegendeel, deed eene zeer wijdluftige rede, „ waerin hij vele overvloedige dingen zeide. „ Het was eigenlijk de historie zijnes levens, „ waervan hij geene eenige omftandigheit over„ floeg. Na zelf zijn hoofdt op het blok gelegd, „ en het beftemde teeken gegeven te hebben, „ miste de beul, en gaf hem den flag op den „ fchouder. De lord , zich koeltjes omkce„ rende, zeide zachtelijk: mik toch beter". P 4 Nim-  232 De Nieuwe Reisiger. Nimmer heeft zich iemant in zulke rampfpoedige -omftandigheden gezien , noch verfchrikkelijker voorvallen gehad, dan de onge- lukkige prins Eduard. Hij heeft beproefd het geene het oorlog en de honger wreedst en af. grijsfeiijkst hebben. Op zee was hij het fpeeb tuig van winden en baren : op het landt vond hij geen verblijf, dan tusfehen de rotzen en in de fpelohken. Yder man vertoont hem eenen vyandt, en ijder vijandt eenen moordenaer. Gchecle maenden brengt hij in dezen ijsfelijken toeftandt door , cn vindt geene verligtenis, noch in den fiaep, dien hij zich niet kan bezorgen, noch in de hulp zijner vrienden, die op het fchavot fterven. ' Zijne landing in Engelandt is de vijfentwintigfte, die in dit eilandt gefchied is, federt het einde der tiende ecuwe tot aen onze dagen. De voornaemfte opperhoofden dezer ondernemingen zijn Willem en Robert, hertogen van Normandie , Mathilda , dochter van Henrik den eerften, Lodcwijk, zoon van Fiiips Augustus , Izabella , gemalin van Eduard den tweeden, de hertog van Lankaster, opvolger van Richard den tweeden, de Franfchen, onder de regering van Karei den zevenden, Mar. gareta van Anjou , echtgenoote van Henrik den zesden, de graef van Warwick, de koning Eduaitó de vierde, de graef van Richemont, de opgeworpene prinfen Lambert Simnel en Peerken Waerbeek, Fiiips de tweede, koning, van  Tweehonderd en Veertiende Brief. 233 van Spanje , Karei de tweede , koning van Engelandt, de hertog, van Monmouth, de prins van Oranje, de koning Jakobus de tweede, zijn zoon , de ridder van St. Joris, en eindelijk de prins Eduard, wiens rampfpoeden gij zoo even gelezen hebt, Ik ben, enz. Londen, den iden van Augustus, 1755* Tweehonderd en Veertiende Brief. Vervolg van Engelandt. e gebeurtenisfen der historie van EngeJLa landt hebben mij geleid tot aen de regering van George den tweeden, die tegenwoordig den troon van Groot-Britanje bekleed. Om de kennis der plaetfen bij die der bedrijven te voegen , zullen wij, Mevrouw, te famen verfchillende gewesten van dit koningkrijk doorkruifen, beginnende met den weg, die mij van Douvres in de hoofdftadt gebragt heeft. Douvres is de eerfte ftadt van Engelandt, wanneer men uit Frankrijk aenkomt, door het naeuw van Calais, waervan zij zeven mijlen af ligt. Zij heeft geene inwoonders dan bootsgezellen, voerlieden en herbergiers; en hare vestingwerken beftaen flechts uit een oud kas-, teel, op eene hoogte geplaetst , en als een, p 5 werk  S34- De Nieuwe Reisiger. werk der Romeinen befchouwt. Men fprak mij van een ander werk, 't welk alles, wat de Romeinen in deze foort gemaekt hebben, overtreft: het is een put, met gehouwen fteenen bekleed, waeraen men bijna een half vierendeeluurs diepte toefchrijft. Men toont in het kasteel een flangeftuk , lang agttien voeten, 't welk de Staten van Hollandt aen de koningin Elizabeth vereerd hebben. De ftadt ligt in een dal, met duinen omringd. Hare haven, oneigenlijk zoo genoemd, vertoont niets dan pakétbooten, tot den overtogt van Engelandt naer Frankrijk ; maer alle oogenblikken ziet men rijtuigen naer Londen vertrekken ; en de herbergen zijn altoos met vreemdelingen vervuld. Eene aenmerkelijke zaek is de onmatige grootheit van derzelver uithangborden, de pracht der verfierfelen, waermede zij overladen zijn, en de hoogte der zegebogen , die haer onderfteunen, en waervan de meesten de ftract overkruifcn. De toeloop is zoo groot in deze herbergen , dat men 'er bezwaerlijk bedden vindt , en fomtijds zelf, om eten te krijgen, genoodzaekt is in de keuken de ftukken osfenvleesch van de gloeijende kolen, waerop ze gebraden worden, aftehalen: dit is bijna de eenigfte goede fier, welke men 'er Zich kan bezorgen. Des Saterdaegs te Douvres gekomen, vertrok ik den tweeden dag daerna eerst uit de ftadt, uit hoofde van eene burgerlijke wet, die  Tweehonderd en Veertiende Brief. 235 die de openbare karosfen verbiedt des Zondags op reis te gaen. Verfcheidene middelen zijn 'er om in Engelandt te reizen; de post is overal wel geregeld; en de paerden zijn 'er beter dan in Frankrijk. In alle fteden zijn rijtuigen, die gewone dagreizen doen , en andere , welke men vliegwerken noemt, die twintig mijlen, en zelfs meer, op eenen dag afleggen. Ik trad de zesde in deze foort van postkoets, waerin de plaetfen eene guinée kosten, en die denzelfden avondt te Londen komt. Men betaelt bijzonder voor de reiskofferen en dienstboden: dc eenen beflaen het verhemelte, de anderen den zetel van den koetfier, waerin verfcheidene plaetfen zijn. Wij maekten eene bende van veertien perfonen uit, onze geleiders daeronder begrepen, en waren echter niet meer verzekerd tegen de ftruikroovers, welke men zegt op dezen togt verfpreid te zijn ; maer wij zagen alleen de geenen, die, langs den grooten weg, aen gak gen gehecht waren. Zij prijken 'er aen met eene pruik, en van top tot teen gekleed; de, wijl de beul zich niet verwaerdigt met hun gewaedt zijn voordeel te doen. De Engelfchen , wel verre van maerfchalkfchappen, gelijk in Frankrijk, tegen deze roovers opteregten, fchijnen trotsch op derzelver behendigheit te wezen, en fcheppen vermaek in het vertellen van derzelver daden. Zij voeren hen op het tooneel, alwaer zij hen dikwerf eene aenSienlijke rol doen fpelen. Een  236 De Nieuwe Reisiger. Een roover, Turpin genoemd, en hier niet min vermaerd , dan Cartouche m Frankrijk was, ontnam eenen edelmann' deszelfs geldt, uurwerk en fnuifdoos, cn eischte het woordt van eer', dat hij hem bij het geregt niet zoude befchuldigen. Eenigen tijdt daerna , zich bij de wedloopen der paerden bevindende, ontmoette hij denzeifden edelman, met wien hij in gefprek trad, en ging zelfs met hem eene aenmerkelijke weddenfchap aen, welke hij verloor en betaelde. Luttel fcheelde het, of hij verzocht hem met eikanderen te drinken, 't geen de ander misfchien insgelijks zoude aengenomen hebben. Op eenen anderen dag ontmoette hij, op den grooten weg, eenen man, dien hij wist zeer rijk te wezen, en die flechts zes guinées bij zich had. Hij gaf hem te kennen dat hij, indien zulks weer gebeurde, hem twintig ftokflagen zoude geven. Ook is men , wanneer men zich op reis begeeft, gewoonlijk zoo oplettend , dat men een twaelftal van guinées bijzonder houdt, als eene vastgellelde fchatting ten voordeele van de rooveren , welke men heeren der groote wegen noemt. Voor eenige jaren, plakten zij aen de deuren der rijke lieden te Londen gefchriften, waerin uitdrukkelijk , op verbeurte van het leven , verboden werd uit de ftadt te gaen, zonder ten minfte tien guinées en een uurwerk in zijn' zak te hebben. Wanneer het jaergctijde niet meer toelaet tc reizen, vergaderen zij in benden, en  Tweehonderd en Veertiende Brief. 237 en komen hunne tollen heffen tot in de hoofdftadt, alwaer de wacht zelden goedvindt hen in hunne bezigheden te verontrusten. De zeldzaemfte dezer rooveren was Duval geheten : hij had in zijn gevolg eene bende van fpeelïieden, die voor de reizigers opdeunden, 'waerna hij hen , met veel beleefdheit, om een' drinkpenning verzocht. Indien de reizigers de zaken niet wel maekten, toonde hij hun pistolen. Hij verkreeg driemael zijne vergiffenis; en het was met veel moeite dat Karei de tweede eindelijk zijn doodvonnis teekende. De dichter Butler, fchrijver van Hudibras i heeft de daden van dezen aengenamen ftruikroover opgezongen. De maerfchalkfchappen zouden deze misbruiken kunnen herftcllen ; maer de Engelfchen fchroomen de krijgsbenden, waerover de koning kan befchikken , en willen liever op de groote wegen, dan door de ftaetsdienaers, beftolen worden. Aen de andere zijde, zou het met het belang van den vorst niet ftrookën, eene bende van gewapende mannen aen het beftuur van het Parlement overtelaten. Hoewel hier de roovers voor zeer oplettende, om het leven der menfehen te fparen, gehouden worden, is echter dat van een' reiziger, die hun zoude trachten te ontfnappen , niet altoos in veiligheit, voornamelijk, a's hij zich fchijnt te willen verdecdigen; en indien hij hun geen geldt te geven heeft, is het minfte, dan hem  238 De Nieuwe Réisiger. hem kan overkomen, met ftokflagcn afgerost te worden. Men vergunt aen deze rampzaligen , Wanneer zij gevangen zijn , zich het gevoel der ftraffe, welke zij verdienen , door het overvloedig drinken van brandewijn , te onttrekken , en het verrukte volk roemt in hen eene kloekmoedigheit, welke zij alleen aen hunne dronkenfchap verfchuldigd zijn. Het vcrfpilt zelfs zijne toejuichingen aen de geenen , die onverftandig genoeg zijn, om alzoo fchelmachtig te fterven als zij geleefd hebben. Voor de ftrafoeffening, en wanneer zij nog gevangen zitten, maken de fraeije geesten van Londen veerzen, die in de ftraten gezongen worden, om het verdriet hunner hechtenisfe te verzachten. Het bekendfte dezer liederen is het geene , waerin gezegd wordt: „ Alexander was gevangen in het heelal; de koning van En„ gelandt is het in zijn eilandt, de Sultan in zijn vrouwentimmer , de monnik in zijne „ gel, de geleerde in zijn fchrijfvertrek, dc „ heer in zijn rijtuig, de koopman in zijnen ,, winkel; alle menfehen zijn gevangenen; en „ de geheele weereldt is eene ruime gevange„ nis". Men fpreekt, in Engelandt, in de reizen, alleen van historiën der dieven; en alle dagen vertoonen de openbare tijdingfehriften eenig nieuw voorval van deze foort'. In het laetfte nieuwspapier las men , dat een edelman, te paerdt  Tweehonderd èn Veertiende Brief. 230 paerdt van Oxford naer Londen rijdende, aengevallen werd door eenen gemaskerden karei, die hem zijne beurs afeischte, terwijl hij hem den tromp van een pistool voorhield. De reiziger, veinzende zijn geldt te zoeken, haclde een pistool uit zijn' zak, en fchoot op den roover; doch de fchoot miste, en ging alleen door den hoedt. De roover deed eene beweging , om insgelijks zijn pistool aftefchieten; maer hij hield af, en eischte andermael de beurs van den edelman, die hem dezelve gaf. Zij bevatte meer dan vijftig guinées: dc roover nam 'er twaelf van , en gaf het overige weder aen den reiziger, tot hem zeggende dat hij binnen drie maenden van hem zoude hooren fpreken; waerop hij zich wegmackte. Op den beftemden tijdt, ontving de edelman een pakje, waerin eene gouden doos met dit briefje was: „ Een eerlijk roover, die u, voor eeni„ ge maenden, op den weg van Londen naer „ Oxford, twaelf guinées ontnomen heeft, „ bid u dit juweel in de plaets te ontvangen. „. Gij hebt hem willen dooden; en gij zoudt „ hem eene misdaedt cn vele wroegingen ge„ fpaerd hebben. Echter verdiende hij niet „ door de handt van een' eerlijken man, „ noch door die vaneen' beul, te fterven; „ cn hij bedreef flechts zulk eene eerlooze „ dacdt, om cene edelmoedige te verrich„ ten". Bo-  S4<3 De Nieuwe Reisïger. Boven heb ik gezegd dat wij met ons zes perfonen in het rijtuig waren, drie Franfchen, één Engelsman en twee Nederlanders. De Engelsman , de heer Tounfton, is een geleerde van Londen, die even eene letterkundige onderhandeling had aengegaen met een' uittrekfelfchrijver (*) van Parijs, betreffende het ganfche Engelfche gedeelte van deszelfs uittrekfelen. In de reizen, als ook in den gewonen loop der famenlevinge, ken ik geen grooter hulpmiddel, het zij tot onderrichting, het zij tot vermaek, dan het gezelfchap van eenen man van letteren. Alle eeuwen zijn voor hem tegenwoordig: alle plaetfen zijn hem bekend: alle talen zijn hem eigen: alle wetenfehappen zijn hem gemeenzaem: alle ftoffen zijn ónder zijne,magt: alle uitdrukkingen zijn tot zijn gebruik : hij weet zich' nper het bereik van de ganfche wcereld' te fchikken. In eenen aengenamen en veiligen omgang, paert hij de bevalligheit der zeden met de bekoorlijkheden van den geest: hoedanig zijne tytels en begaefdheden zijn, hij toont zich te gelijk eenvouwig, zedig en aendoenlijk. Langs bebloemde paden, leidt hij de menfehen tot de waerheit; en hij geniet het kiefche vermaek van hen te verlichten, zonder hen te vernederen. Stoutmoedig en ftandvastig om het ware voorteftellen, doet hij het onverftandige gefchreeuw der meening' voor C*~) Journalist.  Tweehonderd ik Veertiende Brief. 241 Voor de onfterffelijke ftem me der reden te wijken. Hij is geen woeste menfchcnhater ,• die de meenigte, welke hij veracht, ODtvlugt? bij is een beminnelijk filofoof, die dezelve volgt, om haer de wijsbeit aentebieden. Hij doet veranderlijke vermaken vinden , alwaer' anderen flechts eene eenparige treurigheit weten te verlchaffen: zijn fmaek is uitgcftrektef cn zekerer, zijne bevatting doordringender eri dieper. Hij beeft eene gefchiktheit om alles te kennen, en verlustigt zich, beurt om beurt, ,in de ftelfelen der bovennatuurkunde, de voorfchriften der zedekunde , de waerheden der meetkunde, de taferceien der gefchiedenisfe,' dc bevalligheden der dichtkunde, en de bekoorlijkheden der welfprekendheit; Zijn oog ziet alles: hij flaet alles gade. De deugdt is zacht en lagchende in zijnen mondt: zijne woorden1 zijn onderwijzende , cn dringen diep in het hart. De vlugheit van zijnen geest veroorzaakt de fnelheit zijner denkbeelden: hij geeft de ziel en het leven aen alles wat hij aenroert; Dusdanig is , in het algemeen de man Van letteren, al te onbekend bij het gemeene volk,' luttel waerdig hem te kennen : dusdanig fcheen! ons ten minfte de heer Tounfton,- die, met zoo veel gemak als gedienftigheit, ons de verfehillende foorten van wetenfehappen en der' Engelfche letterkunde, ,de fchrijvers,- die'er in uitgemunt, en de werken, welke zij ontworpen hebben , onder de oogen bragt.- Ik XVII. Deel. q- i*  242 De Nieuwe Reisigeu. beloof niet al het gewigtige en leerzame, 't welk hij ons op dezen togt zeide, in eene juiste orde voorteftellen; echter meen ik genoeg daervan onthouden te hebben, om Ter dc ftof tot ver- < fcheidene brieven van te maken. „ Alle de vermogens van het menfchelijke „ verftandt, zside de heer Tounfton, hebben „ in Engelandt, federt het begin dezer eeuwe, „ eene vrije vlugt gehad. De wiskundige „ wetenfchappcn zijn volmaekt geworden, „ door de werken van Saunderfon, Bradley, „ Maclaui in , Smith en dc twee Simpfons*. „ De eerfte was blind, en gaf lesfen in de „ gezigtkunde (*). In den ouderdom van één jaer, het gezigt verloren hebbende, door dc kinderpokjes, behield hij in 't geheel geen denkbceldt van het licht en de kleuren.-Men ]] liet hem echter de loopbaen der letteroeffeningen bewandelen; en zijne vorderingen, \] in de wetenfchappcn en de kennis der geleerde talen , waren zoo fchielijk, dat hij wel rasch in ftaet was om de werken van EukliI' des, Archimedes en Diofantcs in het oor" fprongkelijke te verftaen. Alle de fraeije *' plaetfen der beste Griekfche en Latijnfche " diebteren kende hij van buiten; doch zich voornamelijk op de wiskundige wetenfehap[] pen toegelegd hebbende , doorgrondde hij alle derzelver diepzinnigheden, en werd „ waer- (*) Optica.  Tweehonderd en Veertiende Brief. 243 waardig geoordeeld dezelve in de hooge„ febool van KambriJge te onderwijzen. Hij verklaerde 'er de onfterffelijke werken vari „ Newton, deszelfs grondbeginfels der natuur- lijke filofofie, deszelfs algemeenc rekenkun„ de, mitsgaders alles wat dees groote mari „ over het licht en de kleuren heeft uitgege■ ven. Dit geval kan niet ongelpöftelijk voor„ kouten, dan aen dc geenen, die niet weten „ dat de gezigtkundc, en de ganfche befpicge- ling over het gezigt, door lijnen en figuren j „ tot de meetkunde behoorende, verklaerd worden; Saunderfon bad,tot zijn gebruik * eene tastbare rekenkunde, dat is, eene ma',, nier om de bewerkingen van deze weten; ,' fchapp' door het enkele zintuig van het ge„ voel te verrichten , ter uitvoer gebragt; „ Men ziet 'er de beichrijving van aen het $, hoofdt van de gi'ondbegmfelen der ftelkuri- de, welke dees vermaerde blinde in het lichê " gegeven heeft. Hij had het gevoel zoo fijnj ,, dat Hij, in eene verzameling van gedenk„ penningen, de ware van de valfche onderj, fcheidde; Hij befpeurde insgelijks de minfte l] verandering , die in den dampkring voor, viel, en werd, door de indrukfels der lucht '„ op zijn aengezigt, verwittigd of men herii naderde , of dat hij voorbij eenen boom' j gjng; Wanneer hij in eene kamer trad,- oordeelde hij, door het geluidt van zijne'ri j éredt, van derzelver grootte, eri op welker!  244 De Nieuwe Reisiger. ,, afftandt hij zich van den muur bevond. Zijri' geheugen was zoo wonderbaeriijk, dat hij ,, de bekwaemfte rekenaers , wanneer zij op werkftukken der ftelkunde arbeidden , na" „ ging, en op ftaendevoet de feilen, die hun ,, ontfnapten, verbeterden. ,, De heer Bradley, bekend door eerfe ge,, wigtige ontdekking, wegens den rekenkun,., ftigen voortgang van het licht en de afdwa- Hng' der vaste fterren , door zijne manier ,, .om de beginfelseenerftaertfterreen deftraeb brekingen te berekenen, trad, in de hoeda- nigheit van fterrekunftenaer des konings, in ,, het ampt van den beroemden heer Halley, ,, die zelfs de heeren Wallis en Flamftced, in „ dezelfde wetenfchappcn en plaetfen , was ,, opgevolgd. ,, Voor lieden, tot de befpiegeling geneigd, ,, gelijk de Engelfchen zijn, is het niet ver,, wonderlijk dat de wiskunftige wetenfehap„ pen bekoorlijkheden hebben. Dezelve zijn een gedeelte der kundigheden, welke zij in „ de eerfte jeugd' verkrijgen. De verhevene ,, meetkunde zijn wij aen onzen beroemden ,, Newton verfchuldigd; en de ftelkunde heeft ,, wonderbaerlijke voortgangen gemaekt in de „ handen van Harris en Vallis. ,, De leeroeffening der natuurkunde is alge„ mecniijk in ons eilandt verfpreid ; en de „ nieuwe leer der aentijekkingskragt' geniet 'er „ de grootfte achting. ' Men heeft verfchil- „ lende  Tweehonderd en Veertiende Brief. 245 ,, lende manieren, om het zeewater drinkbaer „ temaken, ontdekt; en het algemeen is ver„ fcheidene fchrandere uitvindingen aen den ,, geleerden Steven Halles verfchuldigd. Die van den togtmaker (*) werd in 't algemeen „ aengenomen , als een eeuwig gedenkftuk „ van de dienften, welke een eenigman, die een afgezonderd leven leidt, aen de famen„ leving en het menschdom kan bewijzen. De „ heer Halles heeft het genoegen van zijne ,, werken over den landbouw, op kosten van zijn landt, gedrukt te zien. Zijne gefchrif- ten over de weegkunde van planten en die,, ren zijn in allerlei talen overgezet, en wor- den voor mcesterftukken van goede natijur9, kunde gehouden. ,, Hoewel 'er, federt het begin dezer ecus) we, in Engelandt, weinig ontdekkingen in „ de geneeskunde gedaen zijn, hebben echter verfcheidenexlieden in dit beroep uitgemunt, als de heeren Mead , Huxam , Friend, „ Pringle , Hunter , Monro en Sydenham, „ door de artzen van allerlei landen den he- dendaegfchen Hippokrates geheten. Mead „ was te Londen 't geen uw Du Moulin te Parijs was: men verzekert dat zijn beroep „ hem jaerlijksch meer dan agt duizend guinées opbragt. Gij zult geene moeite hebben om 5, het te gelooven , indien gij zijne bekwaem- „ heit, (*~) Ventilatcur.  246 De Nieuwe R e t s i g e r. ,, heit , het groote getal zijner zieken , en ,, voornamelijk de edelmoedigheit der Engel,, fchen, in aenmerking neemt. Ook heeft ,, hij het ftandbeeldt van Harveus, dien on}, fterffelijken Engelfchen arts, die eerst den ,, omloop van het bloedt ontdekte, op zijne kosten doen maken, om in het kweekfchool „ der geneeskunde te Londen geplaetst te wor„ den. „ Wij betalen onze geneesheeren bij ijder „ bezoek. Man geeft eene halve guinée aen 3, de geenen, die te voet gaen, en het dub5, bel aen hen, die in eene karos rijden, 3, 't geen een weinig kwakzalverij hen hier, 3, even als bij u, lang voor dat het noodzake- lijk is, doet verrichten. Het zonderlingfte 3, is, dat zij bijna allen eenige liefhebberij, die 3, geene de minfte gemeenfehap'met hun be- roep heeft, aenkweeken. De één houdt „ zich met fchilderijen, oude beelden of tee,, keningen bezig; de ander bemoeit Zich met 5, het muzyk , de dichtkunst, en zelfs met ,, het opftellen van tooncelftukkcn. Zij dra-' „ gen gekleurde kleederen, met eene groote ,, geknoopte pruik en een' degen. „ De Engelfche gencesheeren zijn dc cer„ ften, die, om het leven te verlengen, be,, dacht hebben het bloedt van een jong en versch dier in de aderen van een kwaedvoch. ,, tig ligchaem te doen overgacn. De proeven worden mcenigvuidig genomen op'lammcrs, „ fcha-  Tweehonderd en Veertiende Brief. 247 5, fchapen, honden en paerden; en men zieC „ wonderbaarlijke uitwerkingeg van deze over„ gieting'. Uit Groot-Britanje ging deze ma„ nier over in Frankrijken Italië. Zwakke, „ afgeleefde en doove dieren verkregen hun „ gehoor en de beweegbaerheit hunner lede„ maten weder; cn 'er gefchieddc verbazende „ genezingen. Eindelijk beproefde Jean De„ nys, leeraer van het genootfehap der ge„ neeskunde te Parijs, in deze ftadt de kunst„ bewerking op een' mensch; en Willem Riva „ ftelde te Rome dezelfde proef in het werk. „ Na verfcheidene proefnemingen, gaf Denys ,, een verhael uit, wegens de genezing van 3, een' jongman, die, door eene ongemcene „ flaepziekte aengetast, daervan herfteld was geworden , door de overgieting van het „ flagaderlijke bloedt van een lam in zijne ade„ ren. Men deed eene bekendmaking' van nog andere proeven, die in Engelandt en in Frankrijk gelukten ; doch eenige ongc„ lukkige toevallen benamen het aenzien aen „ deze opkomende genezingswijze', en vcrpligtten den paus , en vervolgens zijne al„ lerchristelijkfte majesteit, dezelve te verbie„ den. Dus verviel eene gewoonte, welke ,, verdiende beter gevolgd te worden, en mis„ fchien gelukkiger uitwerkfels zoude voortgebragt hebben, indien men ze niet verlaten „ hadde. Q 4 „ Het  f$B De Nieuwe Reisiger. ,, Het groote aental van ziekenhuizen, te 3, Londen opgeregt , heeft veel toegcbragt „ tot bevordering van de heelkunst', ten 3, topp' van volmaektheit gevoerd door de heelt ren Sharpe en Chefelden. Voor vijftig „ jaren waren onze beste wondartzen Fran- fehen; maer tegenwoordig hebben wij geene „ andere heelmeesters dan van ons eigen volk. 9, Om hun, het ganfche jaer door, een groo9, ter getal van lijken te bezorgen, heeft men „ het volgende middel uitgedacht. De dood9, flag en de dieverij., in den eerften graedt, „, werden gelijkelijk met de galg geftraft; doch 5, om de wet tegens den manflag des te ftqiv 3, ker te maken, houdt het vonnis der moor„ denaren in, dat zij in de fchool der hèej„ kunst' ontleed zullen worden. Het geringe v volk heeft een afgrijzen van deze nieuwe „ foort'van fchande, die voor verfcheidenen 3, een teugel kan zijn, om hen in de misdaedt s, tc fluiten. „ Onze artsenijmengers worden eerst bij de 3, zieken geroepen. Zij ftellen aderlatingen „ pn buikzuiveringen in het werk; en indien „ de genezing hun gelukt, wordt hun de roem 5, daervan toegefchreven. In het tegengeftel„ de geval, eisfehen zij dat men een'genees„ heer roepq; en dees beiast zich gewillig v eenen arbeidt, gemeenlijk kwalijk btf^ gQnnen, u In  TwaJtHDJfDERD Veertiende Brief. 249 „ In ccnen ftaet, die in aenhangen verdeeld ,, is, gelijk Engeland!;, bevroedt gij ligtelijk, ,, dat de wetenfehap der ftaetkunde niet ver,, zuimd moet worden. Yder burger is aen „ eenen aenhang verknocht; en het is moeije„ lijk dat onze gefchriften geen blijk van deze „ voorkeur zouden dragen. Bijna niemant, „ dan een vreemdeling, kan onverfehillig fpre,, ken van de Whigs en Tories, van de hui,, zen van Jork en Lankaster, van Karei den eerften en Kromwel, van de Presbyterianen „ en Bisfchoplijken, van de Parlements- en Ko., ningsgezinden. Groot-Britanje vertoont, M voornamelijk federt het einde der voorgaenr. , de of het begin dezer eeuwe, bijna geen' „ eenigen beroemden fchrijver, of hij heeft „ deel aen ftaetszaken gehad, het werktuig en de fpreker van eenigen aenhang geweest, „ het lot der Whigs of Tories gevolgd, en „ met hun de verfchillende omwentelingen van „ het hof en het parlement beproefd. Hier„ uit fproten zoo vele wisfelvallighedcn in het geluk der Priors, Addisfons, Swifts, Stee- les, enz.; nu gunftelingen, fomtijds ver,, trouwden en raedslieden van een ftaetsbe- ituur, bekleed met voordeelige en luister- rijke ampten; ftraks in ongunst vervallen, „ uit hunne plaets verftooten en vervolgd, ,5 naer dat de aenhang gróndt won of verloor; gelukkig of ongelukkig, maer altoos geëerd .', met hunne befchermeren, of veeleer hunne Q_ 5 „ vrien-  250 De Nieuwe Reisigek. „ vrienden, de Oxfords , deTIallifax , de „ Sommers , de Bolingbrokes, enz. Indien „ Pope ook zijne rol niet gefpeeld heeft op „ het tooneel der openbare zaken, men moet „ deze foort van werkeloosheit noch aen de „ filofofie, noch aen de zachte en vreedzame „ geaeitheit, die in zijne werken uitblinken, toefchrijven. Hij was niet ongevoelig voor „ eenigerlei roem; maer twee hinderpalen floten hem den'ingang dezer Joopbane, zijne „ gezondheit en zijn godsdienst. Zijn kwij,, nende toeftandt werd alleen door mecnig„ vuldige en gevaerhjke ziekten afgebroken; „ en in hoedanigheit van Kathoiyk was hij van „ de bedieningen uitgefloten. „ De bovennatuur- en zedenkunde zijn „ geenszins de minstaengekweekte weten fchap„ pen in dit koningkrijk. De Engelfchen heb„ ben over deze ftoffen meer gefchreven, dan „ alle de Griekfche filofofen, die bijna over „ geene andere zaek de pen voerden. De bo„ vennatuurkunde , voornamelijk , heeft in „ Engelandt , federt honderd jaren, meer „ voortgangen gemaekt , dan bij de andere volken in alle de eeuwen. Locke heeft zoo „ veel lichts over deze wetenfehap verfpreid, „ als Newton over de natuurkunde. Mylord „ Shaftesbury, de leeraer Mandevillc, de hoog„ leeraer Hutchinfon , Barkley, Cudworth', „ Clarke, Bolingbroke en de heer Hume, zijn „ fchrijvers , welke het ongeoorlofd zouds » zijn  Tweehonderd en Veertiende Brief, 251 „ zijn niet gelezen te hebben. Onze jonge „ lieden fpreken 'er van in de koffyhuizen, „ gelijk de uwe elkandcren over veerzen cn „ tooneelfpelen onderhouden. ,, Herinner ik mij hier de namen van eenige „ fchrij veren , die ftoutmoedig genoeg ge- weest zijn, om de Godheit, door de grond- beginfcls van godverzakerij', aentetasten, 5, het gefchiedt alleen om mij tegen hen te ver» ,, zetten, en dezen zenuwloozen godsdienst, „ (vergeef mij deze uitdrukking,) die noch „ eerdienst, noch tempels, noch plegtighe- den, noch verborgenheden heeft, en wiens woede Engelandt misfehien zich mag verwij„ ten niet tijds genoeg beteugeld te hebben, „ nedertevellen. Hobbes, Chubb, Morgan, „ Tindal, Blount, Toland, Herbert, Wol,, fton en Collin zijn de eerfte apostels dezer „ vcrfocijelijke leere. De ongeloovigheit, die „ op de puinhoopen van het geloof hare heer„ fchappij poogt te vestigen, verhefte nimmer hare ftem, zelfs in de eeuw van Celfus en ,, Porfyrius , met zoo veel ftoutmoedigheit, „ als in de gefchriften dezer fhofofen. Bé,, fchroomd en omzigtig in hare geboorte, re,, geerde 'er nog eene zekere achterhouden- heit in de werken dezer gezindheitfmederen. „ Zij bedekten hunne treden , bewimpelden ,, hunne grondbeginfels, en lieten de verfchrik„ kelijke gevolgen, tot welke zij hunne leer- lingen wilden leiden, flechts van verre ten ,, halve  %SZ De Nieuwe R e i s i g e e. „ halve zien. Doch aeiigemoedigd door de „ verbazende fnelheit harer voortgangen, en „ de verderffelijke begaefdheit harer verdeedi. „ g"ei'en , durft de ongodsdienfb'gbeit- tegen„ woordig dc wezenlijkfte waerheden aentas5j ten, haren donkeren fakkel in plaets 'van „ dien van den godsdienst ftellen, onze duis- terheden vermeerderen, met zich te bcroe,, men ons licht bytezetten, en eindelijk alle „ de teugels der ondeugd' verbreken, terwijl „ zij voorwendt de kluisters der reden te ver„ brijzelen. Geloof echter niet dat deze hel„ fche voortbrengfels de zwakke verdienfte der nicuwigheit hebben: zij doen alleen de „ onverdeedigbare gevoelens van Epikurus cn „ Spinofa hervoortkomen; en om inden aen„ vang dc gemoederen niet te verontrusten, „ ontwikkelen zij deze afgr'ijsfelijke famenftel„ fels alleen bij trappen. De waerfchijnlijkc „ leer van het godistendom, gepaerd met eene opgeblazene zedenkunde en de verhevene „ voordeden der natuurlijke wet, opent de „ wegen tot de verleiding; en na 'er de lezers „ toe bereid te hebben , verheft zich eene „ duiftere ftem, en d9et deze verfchrikkelijke „ godslastering wedergalmen: daer is geen Godt. 11 Zij, die niet onverftandig genoeg zijn, „ om het beftaen van een eerfte Wezen te „ ontkennen, maken zich eene Godheit naer „ goedvinden van hunne grilligheden, bepalen v hare magt, misprijzen hare regtvaerdigheit, „ be^  Tweehonderd en Veertiende Brief. 25-3' „ bcfchouwen hare voorzienigheit, genade en „ alle andere eigenfchappen als zoo vele men„ fchelijke uitvindingen, en laten aen het op- perfte Wezen alleen den naem van Godt, „ zonder ooit eenige gebeurtenisfen des levens „ tot het zelve te betrekken. Een louter ge- val, 't welk zij niet kunnen bevatten noch ,, verklaren, is bij hen de heimelijke oorzaek der „ omwentelingen, die op het tooneel derwee„ reld' voorvallen. Zij behandelen de eenigfte „ boeken, waerin de waerheit bewaerd wordt, „ als fabels, verheffen het licht der reden, onder- werpen de leeritellingen aen derzelver vier,, fcbaer, openen de deur aen allerlei ondeug„ den, door de hoop van ftraffeloosheit, en „ bcfchouwen de ziel alleen als eene werktui- gelijke ftof, als een gevoelig vermogen, aen ,, menfchen en beesten gemeen, die hare wer„ kingen cn haer wezen verliest, zoo dra het „ werktuig gefioopt wordt. De goederen en ,, rijkdommen zijn, volgens deze kinders van „ Epikufus, de eenigfte vergeldingen van het „ vcrftandt, den arbeidt, de\naerftigheit, en „ dikwerf van het bedrog en de onregtvaerdig,, heit : dc menfchen bedachten willekeurige „ wetten, die alleen de geenen, die 'er zich aen /, onderwerpen willen, verpligten: de deugdt ,, co ondeugdt zijn vooroordeelen, door hetbij„ geloof cn de zwakheit uitgevonden: afgrijsfe„ lijk iamenftelfel, dat alle deugdt, alle aendoe„ ning, aile vertroosting, alle hoop vernietigt. 5, Wie  254 De Nieuwe Reisigerj „ Wie kan hen, na aen de Godheit cerir „ geruste onverfchiiligbeit voor alle hare wer„ ken voorgefchreven te hebben, in hunnen 3, heiligfehenncnden loop fluiten ? Nu Hellen 4, zij de geloofftukken in verfchil: ftraks ont„ kennen zij ftoutmocdig de klacrblijkeiijkfte >, wacrheden; en de berisping van alle gods„ dienftcn, zonder zelfs den geenen, waerin „ zij geboren zijn , daervan uittezonderen, „ met fpotternijen vermengende, houden zij j, zich daerin alleen aen de enkelvouwige wet „ der nature , en bevestigen de perfonen, wier vooroordeelcn zij in den beginne flechts „ fchenen te willen vernietigen , in de on„ godsdienftigheit. Als fchrijvers kunnen zij „ op geenen den minften roem hopen , om ,, dat 'er geen vernuft is in enkel ftoutmoedig „ te zijn, en alleen te zeggen het geene dub „ zend anderen misfehien veel beter zouden ,, uitdrukken, indien zij het ongeluk hadden * „ om zoo kwalijk te denken, en de behendig„ heit om het te verfpreiden. Als leden van „ het mensehdom , hebben zij nog grootcr „ ongelijk, om dat zij, onder voorwendfcl „ van de menfchen te verlichten , dezelven „ ongelukkiger maken , door hun dc eenigfte „ zoetheit, de eenigfte verligtenis, die hen „ in hunnen arbeidt, in hunne behoeften, in ,, hunne zwakheden onderftcunt, te benemen^ „ Als burgers, maken zij zich fchuldig jegens ,, de famenlcving, wier orde zij om verre ii wer-  Tweehonderd en. Veertiende Brief. 255 „ werpen , hitzende den armen tegen den rijken , den zwakken tegen den magtigen , op, wapenende millioenen van handen, die „ niet min door een' gche.iigden bandt dan „ door de wetten beteugeld worden, en ver„ vullende de volken met denkbeelden van onaf hangkelijkheit, die vroeg of laet hen „ zouden vervoeren, om zich alle foort van „ gezag te onttrekken. Du; onteert de onge„ loovigheit den mensch, in plaets van hem „ tc verhelren: dus is zij nadeelig aen zijn ge„ luk, in plaets van hem nuttig te wezen, om ,, dat zij de banden der famenlevinge ontbindt, „' de grondbeginfels der zeden vernietigt, dc „ grondflagen der openbare rust' om verre werpt, den geest met akelige cn woeste „ denkbeelden vervult, de deugdzame zielen „ wanhopend maekt, de boozen aenmoedigt, „ de menfchen in eenen ftaet van oorlog, „ waerin al het voordeel aen de zijde derfchel„ men is , ter nederwerpt, en de deugdt, „ zonder verdeediging', aen alle de aen vallen „ der hartstogten overlevert. Dan indien de vrijheit van denken famen,, ftelfels, ftrijdig met den godsdienst, onder ons heeft doen voortkomen , de ijver der ,,' verftandigfte mannen heeft tevens, om den,, zelvcn te wreken , uitmuntende werken l', voortgebragt. In het overige van Europa zijn de kerkelijken alleen deszelfs verdcedigers; bij ons hebben de beroemdfte fchrij- „ vers  256 De Nieuwe ReisigeiL- ,, vers de pen opgevat, om derizelven ftaende „ te houden; en anderenftichttenbedieningen i, en vergeldingen voor de geenen, die best, „ door de wonderen der fcheppinge, het be„ ftaen van den Schepper konden betoogen. ,, Deze inftellingen bezorgden ons de Godgeleerdheit van het water door Derham, die „ der bloedelooze diertjes door Niewenitz, en andere goede boeken, die met voordcel den godsdienst met de natuurkunde paren. De ,, oordeelkunde over deze ftof is niet gevaer„ lijk , dan door de onbehendigheit , waermede de "goede zaek verdcedigd wordt. „ Worden de wapenen, welke zij verfchaft, ,, niet door eene vaste en zekere handt be„ ftuurd, of blijft dc overwinning twijff'elach„ tig, de ongeloovigen triomferen, en befpot„ ten hunne tegenftrevers. Beter is het niet „ te ftrijden, als men zich niet magtig genoeg „ kent om te overwinnen. ,, De zedenkunde maekt de voornaerafte „ Hof der Engelfche leerredenen uit; en de „ aertsbisfehop Tillotfon geniet hier dezelfde „ achting als Bourdaloue. Wij hebben predi„ kers, zoo vervuld van ijver en welfprekend,, heit als de uwe. Hunne toehoorders heb,, ben geen minder nieuwsgierighcit om naer ,, hen te luisteren; en onze redenaers weten ,, dezelve beter te prikkelen cn opteWekken. „ De vermenging van het ongewijde, en voor„ al van de ftaetkunde, met de eenvöuwigheit „ van  TWEEHONDERD EN VEERTIENDE PjRIEE. 25? „ van het euangelium, geeft dikwerf aen hun» ,, ne redenen een nieuw gewigt, altoos fma,, kelijk gemaekt door die vrijheit, wier mis» bruik zelf door de ftraffeloosheit wordt aen,, gemoedigd. Dc leerredenen zijn daerenbo,, ven, onder ons, een voorwerp der letter„ kunde; cn onze uittrekfelfcbrijvers, die de 5, overweldigingen beminnen , gelijk de andere vierfcharen, hebben niet nagelaten dezelve „ onder hun regtsgebiedt te betrekken. Ik ,, ipreek hier alleen van bijzondere redeyoe* „ ringen , die gedrukt worden: .want gemeen» ,, lijk haelt de prediker, na dat hij zijnen tekst „ gezegd heeft, ccn gefchrift van een half uüf lezcns uit zijn' zak. Hij leest langzaèm en „ zonder beweging'. Deze klcene predikaetfie ,, is bijna altoos zedenkundig , zelden leer» „ ftellig. „ Dc regtsgelcerdheit is des te gewigtiger in Engelandt, om dat zij de wetenfehap der' grondwetten en der tegenwoordige gefteld„ heit bevat. Het beroep van advokaet is één der fchielijkfte middelen, tot het bekomen van rijkdom, en zelfs van alle dc ge,, regtelijke bedieningen , die , niet verkofC wordende, cn hare bezitters vaerdig tot de ,, eerfte plaetfen van den ftaet kunnende ge» „. leiden, het voorwerp van eenen edelen naer* „ ijver zijn. Zij, wien de rijkdommen elders ,, toelaten dezelven te koopen, zijn bier tof; „ de gelukkige noodzakejijkheit gebragt, om XVII. Deel, R , \k w  258 -De Nieuwe Reisïg'ek. „ ze tc verdienen. Behalve het ampt varï y, kanfelier,-. geboren voorzitter van het Huis ,, der Pairs, geven andere mindere bedienin„ gen aen de geenen, die 'er mede bekleed ,, zijn , den tytel van Lord , mitsgaders alle' y, de- eerbewijzingen , aen het pairfchap ver,, knocht.- Om 'er regelmatiglijk toe te ko-,, men , behoeft men niets dan verdienfte. „ De begaefdheden verwekken altoos eene „ achting, die de gunst met zich fleept; en ,, zij zou niet blind kunnen wezen in een landt, alwaer de welfprekendheit en de kennis der „ wetten tevens noodzakelijk zijn , om den „ troon te doen Waggelen of te onderftcunen. „ De grooten' trachten in het Parlement? ,, uittemunten, gelijk zij elders hopen roem ,, door de wapenen te_ verkrijgen. De wel,, fprekendheit heeft derhalve deel in het ont- werp van de opvoedinge der jonge hee- ren; dus 'er hier meer dan elders zijn, die' „ zich in de letterkunde oeffenen. De heer „ Walpool, zoon van den beroemden ftaets„ dienaer van dien naem, werkt tegenwoordig „ aen de historie der Engelfche koningen en „ heeren , die gefchreven hebben : de lijst „ daervan zal talrijk wezen , en ongetwijffeld over de geletterde lieden eenen luister, die „ hun hier misfehien meer dan in Frankrijk „ ontbreekt, verfpreiden. ,, Ik weet niet of ik mij bedriege; maer het „ fchijnt mij toe, dat de jeugdt in Engelandt „ be-  Tweehonderd én Veertiende Briff. 259 beter opgevoed moet worden, dan zij onder ,, u lieden opgevoed wordt. De reden daer- van is zelfs uit de gefteldheit der Britanni- fche regering' getrokken. Derzelver gelijk„ heit met eenige aloude gemeenebestcn, en' voornamelijk met dat van Rome , heeft ten „ naestenbij dezelfde denk- en levenswijs moe„ ten voortbrengen, cn moet gevolgelijk in„ vloedt hebben op de onderwijzing van de„ jonge lieden, die door hunne geboorte of 9, hunnen rijkdom tot de openbare bedieningen „ geroepen worden. Eene mannelijke wclfpre7, kendheit, onderftcund dooreen gezond ver„ ftandt, een verfierden geest, en eene fcherp,, zinnige redenkaveling; door voorbeelden „ en levendige bewijzen geftaefd, verhieven. „ eertijds, bij de Romeinen , eenen burger. „ ten toppunt' van acnzien en achting'. Het: is tegenwoordig eveneens in Engelandt, al- wacr dezelfde foort van letteroeffening' en . „ arbeidt, voor ijderen burger , die tot eer „ wil geraken, eene onvermijdelijke verplig,, ting geworden is. ; ,, Men vindt luttel hedendaegfche volken , die, ,, vruchtbarerin groote gebeurtenisfen zjin, en wier gefchiedenis dikwijler befchreven is dan „ de onze, het zij door de Engelfchen zelfs,, ,, het zij door de vreemdelingen. . Onder deze ,', lactften zal men altoos onderfcheiden uwen, ,, landgenoot, vader d'Orleans , die in zijne; Omwentelingen van Engelandt zoo vcel_ R 2 naeuw-  i6o De Nieuwe Reisiger. „ naeuwkeurigheit en doordringendheit docc uitblinken. Wij achten insgelijks Rapin „ Thoiras; doch wij gelooven , -met u, dat „ hij lofwaefdiger zoude wezen, indien zijne „ historie niet overzien was geworden door „ een' Protestant, dien dc onheilen zijner ge„ zindheit verbitterd hadden. Men ftemtover„ een in het geven van den voorrang aen het „ onfterfFelijke werk van den heer Hume. „ Dees historiefchrijver, zijn voordeel doen„ de met de vrijheit, welke dc drukpers van „ Engelandt geniet, onderfteund door een on„ verwrikbaer en wakker vernuft, heeft de „ jaerboeken van zijnen landaert ontwikkeld, „ en het tafereel van deszelfs gefteldhëit met „ het penfeel der vaderlandsliefde gefchetst. „ De welfprekendheit en majesteit, dc kunst „ om de menfchen te fchildcren, gepierd met „ eene diepe kennisfe van de openbare zaken, „ fchitteren in de gefchriften van mylorri Cla„ .rendon; maer bezit hij de welfprekendheit „ van Titus Livius , men verwijt hem ook „ deszelfs bijgeloovigheit; zijne historie is vol van voorteekenen ep fpoken. „ Onze opfcellers van romans trachten de zeden der onderfcheidene Jevensftarun te „ befchrijven; en een zeker middel, om de„ zeiven te kennen, is het lezen van die van „ Tomes Jones , door Fielding. De heer „ Richardfon poogde de hartstogten ten voor„ deele van de deugd' intenemen, en vervulde „ dit  Tweehonderd en Veertiende Brief. 261 „ dit achtenswaerdige ontwerp in Pamela, Kla„ risfe en Grandifon, eene buitengewone en „ nieuwe foort van werken, in welke men, onder vele beuzelingen en overtolligheden, een verheven famenftel van zedenkunde, ,, en eene diepe kennis van het menfchelijke „ hart ontdekt. Het gewone gebrek onzer romanfchrijveren is, dat zij zich nimmer tot „ hun onderwerp bepalen, alles willen affchil„ deren, en alle de verfchillende levensftaten „ doorkruifen, om de belagchelijkheden aftc,, fchetfen , en al te dikwerf de regels der , waerfchijnlijkheit te fchenden. „ De geleerde talen worden, in dit koningk, rijk, grootelijks aengekweekt. Nahetdoon, , loopen van de lage fcholen, zendt men de „ jongelingen naer de hooge fcholen van Oxford en Kambridgc, alwaer de eerfte letteroeffeningen zich uitftrekken over het He, breeuwsch, Grieksch en Latijn. Deze kun9, digheden hebben ons zeer goede vertalingen ,, van de beste fchrij veren der aloudheit be„ zorgd. Niemant onder ons is boven deze „ foort van arbeidt, om dat de eerfte vernuf,, ten van Engelandt 'er zich op toegelegd ,, hebben. De Homerus van Pope, de Vir„ gilius van Dryden, de Horatius van Fran„ cis, de Pharfalia van Rowe, de Lukretius „ van Creech evenaren bijna de oorfprongke„ lijke ftukken. In Frankrijk plaetst gij de 3) vertalers in den laegften rang der lettcrkunR 3 „ de;  2ö2 De Nieuwe Reisiger, „ de; en gij befchouwt hen als fJaven, djc j, naeuwelijks verdienen dat het gemeenebcst ,, der letteren, ter gumle van eenige voort3, brengfelen des vernufts, hén tot vrijelingen 3, verklare. Doch het is waer dat de mecsten 3, uwer vertalingen ongelukkiglijk zijn uitgc3, voerd door heden , die , geheel ontbloot 3, van begaefdheit om iets voorttebrengen, zich inbeeldden genoegzame bekwaemhcit te „ bezitten, om in hunne tael overtebrengen' ,, het vuur en de verhevenheit der Grieklchc 3, pf Latijnfche fchrij veren,, welke zij verve-_ 3, lende en dikwerf belagchelijk gemaekt heb-' 3, ben 5 een verwijt , 't welk men anderen ,, volken, en voornamelijk den Engelfchen, 3, niet doen kan, wanneer men de Eneas van 3, Dryden en de Ilias van Pope gelezen heeft. 5, Alle de goede boeken, het zij tot onderwij3, zing, het zij tot vermaek , in vreemde lan- den uitgegeven, worden aenftonds in onze 3, fpraek overgezet; 't geen men echter niet 3, als eene wonderbare zaek moet befchou3, wen: want deze foort van overzettingen, ;, in het algemeen , vereisfehen weinig geest 3, cn vernuft, ten zij het een werk van poë5, zij' of welfprekendheit betreft. De heden3, daegfche talen ten naestenbij op denzelfden 5, toon zijnde, is het eene geringe verdienfte, „ de eene in» de andere, met eenig geluk 5 s, overtegietcn, 59 De  Tweehonderd en Veertiende Brief. 263 „ De tijdfchriften zijn een andere tak onzer ,, letterkunde, wier oorfprong niet ouder dan „ de burgerkrijg is. De aenhangen van Karei „ en Kromwel, evenveel belang hebbende in 11 het regtvaerdigen van hun gedrag , door gunftige verhalen wegens hunne oogmerken, " lieten alles, wat zij dienftig oordeelden om ', het algemeen medetedeelen, te Londen en " te Oxford drukken. Onder Karei den twee'„ den., verfchenen de ftaetkundige nieuws. „ tijdingen en redevoeringen in afzonderlijke " oefchriften, waerin men nog eenige maet'„ regels in acht nam; en het zij dat het volk l] een overblijffel van bezadigdheit behield, het zij dat het gezag fterk genoeg was om de fchrij vers in eerbiedt te houden , de " groote namen werden 'er in gefpaerd^, en ■, de voornaemfte zaken met eene foort' van ', omzigtigheit behandeld. ' Doch onder de " regering van Willem den derden, en gedu" rende de eerfte jaren der heerfchappije van Anna, kende de moedwilligheit geene palen ,, meer. Tot nu toe was 'er alleen gefchil over , 'ftaetkundige of burgerlijke zaken; maer de " vernuftige Steele voerde , onder de tytels " van den Snapper en den Befclmïwer (*), eene andère foort van tijdfchriften m, wier oogmerk is vermakende te ftichten. Zeden" 0 „ kun- (*) Spectator. R 4  tóJ,. De Nieuwe Reisiger. „ kunde, godsdienst, ftaetkunde, wetenfehap, ,, fraeije kunften ,'koophandel, letterkunde, boerterij , alles was onder het bereik van „ dezen aengenamen en oordeelkundigen febrij„ ver, die de aandacht zijner lezeren met ge„ wijde of ongewijde , . ernftige of boertige „ onderwerpen bezig hield, en van de on„ fterffelijkbeit der ziele tot de hulfels der juf„ feren , van Gods goedheit tot het fpelen met den wacijcr, van de godvrucht'tot dc ,, manier om een pronkpleistertje te plaetfen , „ van de Voorzicnigheit tot de groote hoepel, rokken, enz., overging. Nu tastte hij. tic ondeugden zijner landgenooten met geweld' „ aen; ftraks zweepte hij ligtelijk hunne ge, „ breken en belagchelijkheden. Alle de Je, „ vensftaten verfchaften hem ftof tot berisping; en zich niet vergenoegende met het „ oorlog aan zijn landt te verklaren, deed hij, „ van tijd' tot tijdt, invallen in Frankrijk. „ Doch hij verwijt u alleen gebreken, waervan „ gij zelfs overtuigd zijt, en poogt zelfs geens, ,, zins alle de Franfchen in zijne berispingen te „ wikkelen. Hij veroordeelt het vrij algemecne „ gebruik van eene maetfchappij, of een geheel volk , om de ondeugden van eenige bijzon„ dere lieden, aentetastcn; een barbaersch ge, „ drag,*zegt dees fchrij ver, en overeenkomltig „ met dat van Kaiigula, die het Romeinfche „ volk flechts een enkel hoofdt toewenschte, n om het met één flag te kunnen afhouwen. Dq  Tweehonderd en Veertiende Brief. 265 „ De Engelfchen bcfchouwen deze foort van werk als zeer nuttig voor do zeden. Het is „ eene foort van zedenkundige verhandeling, ,, die de goede- grondbeginfels gemeenzamer maekt, en het onderwijs onder den fluijcr „ der tijdkortinge verfpreidt. Het is eene , foort van openbare beftraffing', die de on„ deugden in derzelver geboorte treft, wa,, pende dc wij s heit , tegen de dwaesheit, „ met alle de trekken der boerterije en reden. Bijzonderlijk is dit landt eigen, dat 'er ijder „ zijne verkeerdheden kan ten toon" ftellen, „ of die van anderen doorftrijken ; en men „ kan van Groot-Britanjc zeggen, dat de helft „ van het volk de belagchelijkheden oplevert, „ en dat dc andere dezelve in 't werk fielt. „ Zijne deugden of gebreken verfchaffen acn „ dc algemecne nieuwsgierigheit een fehouw„ fpcl, dat nimmer afgebroken wordt; en de „ iterkte zijner zedenkunde is geen grooter ,, geheim voor Europa, dan die zijner ftaet„ kunde. „ Onder de meenigte onzer tijdfchriften, „ verdienen de geenen, die te Londen onder „ den tytel van de Wetreldt zijn uitgekomen, „ de eerfte plaets. Men vindt 'er geest en „ filofotie, zedenkunde en hekeling, de alge„ meenc kennis der menfchen en de vernufti- ge affchildering van de bijzondere zeden de" zes eilands. Het geene deze gefchriften nog ,, gewigtiger maekt, is eene groote verfcheiR 5 » "dei>  %6$ De Nieuwe Reisiger. „. denheit, veróorzaekt door het verfchil van 3, geest der onderfcheidene fchrij veren, die 'er „ aen werken. Men leest onder hen de na„ men van eenen graef van Chesterfield, van „ eenen graef van Bath, van eenen graef van tP Cork , van den heer Walpool , van den „ heer Royie , en van andere doorluchtige „ perfonen, - gepaerd met de min bekende na„ men van eenige geletterde lieden. „ Zulken onder uwe Franfche heeren, die ,, van den alouden adeldom niets dan'den „ hoogmoedt en de verachting voor dc letter„ kunde behouden hebben, zullen ongetwijf„ feld vreemd vinden, dat mannen, doorbun„ nen rang en ftaet aen de gewigtigfte bedie„ ningen verbonden, zich vernederen om ge3, ringe blaedjes te fchrij ven; maer laten zij „ bedenken, dat in een landt, -alwaer de rege- ring van de liefde tot het algemecne welzijn ,, eene hartstogt des volks maekt, niets gering „ is van het geene een kenmerk van nuttigheic „ met zich voert. De fchoonfte bezitting der „ aenzienlijke lieden, in Engelandt, is het regt 3, om zitting in den raedt des lands te hebben; „ en dit regt is een gedeelte van de opper„ magt'. Hoe zouden mannen, geboren om „ hunne medeburgers te regeren, zich fchaT „ men hen te verlichten en te onderwijzen ? „ Hoe zouden de letteren kunnen ftrekken tot ,, vernedering van de geenen, die dezelve aenT „ kweeken bij een volk, alwaer dekundighe- „ den  Tweehonderd en Veertiende Brief. 26? , den en begaefdhcden, zoo dikwerf, bijzon•' dere lieden tot de eerfte ampten der rege'„ ringe geleiden ? „ Onder de gefchriften , waervan ik zoo „ even gcfproken heb, ziet men andere we,, kelijkfche blaedjes, die de ftaetkunde tot „ hun eenigfte voorwerp maken, ten voor„ fchijn"'komen. Geene zijn 'er, welke de „ achting der Brieven van Kato verkregen heb„ ben, en het geene merkwaerdig is, zij be„ zorgden aen hunnen fchrij ver de erffenis van „ een' rijken burger, die, zonder hem immer \t gezien te hebben , op zijn fterf bedt hem 11 tot zijnen algemeenen erfgenaam maekte. „ Het getal der fchrij veren , in deze ver„ fchillende ftoffen, is derwijze vermeenigd" vuldigd , dat men 'er tegenwoordig meer , dan honderd telt, die maendeiijksch, weke: " lijksch of dagelijksch , hunne blaedjes van. " ftaetkunde, zedenkunde, letterkunde, boe'* terij' of beftraffing', aen het algemeen mede" deelen , ftrekkende de eenen tot rijkdom, tot tijdkorting, de anderen tot roem, tot , onderwijzing der Britannifche eilanden. Deze trachten de hedendaegfche werken te doen ■ kennen; geene vallen aen op de ondeugden 11 en belagchelijkheden, die der famenlevinge „ nadeelig zijn. Sommigen voeren den krijg „ tegens de gebreken van taelkunde cn fmaek, „ de anderen tegens de fnoode zeden; en ter• wijl de eerften ons fchrandcre en geleerde „ aen»  268 De Nieuwe Reisiger. „ aenmcrkingen op de boeken aenbiedcn, ver„ fchaffen de tweeden ons verftandige en ge„ gronde overwegingen over de menfchen. „ Het ernftige en boertige, het nuttige en „ aerigename vinden 'er gelijkelijk plaets. De „ kooplieden vernemen 'er de aenkofnst en „ het vertrek der fchepen. De geletterden „ laten 'er hunne voortbrengfels, de verftan„ digen hunne waernemingcn, de ftaetkundi„ gen hunne overwegingen, de boekhandelaers „ de'uittrekfels der werken, welke zij druk„ ken, in voegen. Het is de blaffert van de„ fchichten , welke de verfchillende aenhan„ gen, eikanderen toewerpen. Men leest 'cr „ ftekende bijzonderheden, den uiterftenwil „ der gehangenen, mitsgaders derzelverkwink„ flagen ; want de Engelsman , die treurig „ leeft, ftelt eene groote waerde in de kunst „ van vrolijk te fterven. Sommige lieden le„ zen alleen deze nieuwspapieren : des mor„ gens komt het huisgezin bijeen op het ont„ bijt, alwaer de lezing in het gemeen ge„ fchiedt : des avonds vergadert men , om „ thee te drinken, en houdt zich weder met „ dezelfde lezing' bezig. „ Deze dagelijkfche blaedjes hebben eene „ andere foort van nuttigheit. Als men eenig „ bericht te geven ofte verzoeken heeft, bc„ dient men zich van dit middel. Eene vrotiw „ wenscht eenen man, dien zij niet kan fpre„ ken, te trouwen, en plaetst in het eerfte „ nieuws-  Tweehonderd en Veertiende Brief. zó$ „ nieuwspapier eene bekendmaking , vervat „ in deze uitdrukkingen: „ Indien de jongk„ man, die op zoodanigen dag den neusdoek „ eener juffer in St. James park opraepte, niet getrouwd is, en de gevoelens, welke „ zij meende in zijne oogen te kunnen lezen, „ in bet hart voedt, heeft hij flechts eenen „ ftaet zijner goederen optegeven, zijne per„ foonlijke hoedanigheden te doen kennen, „ en zijn verblijf aentewijzen; en de juffer „ zal hem gelegenheit geven, om hare handt „ te verwerven". „ Eene andere gebruikt dezen draei: „Eene „ weduw van dertig jaren , eerlijken ftaet, „ aenzienlijke goederen, en middelmatige ge„ daente, wil zich vereenigen met eenen man, „ die veertig jaren bereikt, wiens gefteldheit „ door de ongebondenheit niet bedorven is, „ die eene middelbare geftalte bezit, eene „ goede achting geniet, eene eerlijke opvoe„ ding gehad,.en gereisd heeft". „ Een krijgsbevelhebber van aenzien liet de „ volgende aenteekening drukken: „ Een be„ jaerd doch rijk krijgsman, ver in rang ge„ vorderd, heeft befloten eene vrouw te ne„ men , op dat zij hem van alle huisfclijke „ bezigheden ontfla, en hem het overige van „ zijn leven aengenaem helpe doorbrengen. „ Hij zal de voorkeur niet geven aen de fchoon„ heit noch aen de jeugdt, maer aen die gee„ ne, weikc, met zachtheit, innemende ma- » niè-  27o De Nieuwe Reisiceb.' „ nieren, opvoedingen edelaertige gevoelens |, genoegzame bekoorlijkheden bezit, om in „ eenen grijsaert de noodzakelijke hitte, tot 3, aenkweeking van het vermaek, de gézond„ heit en het leven, te onderhouden". „ Dewijl deze bekendmakingen zeer gemeen |, in de nieuwspapieren zijn, blijven de vrij„ fters, die mannen begeren of minnaers zoe„ ken, niet in gebreken op de openbare wan„ delwegen tc verfchijnen, in hoop van 'er „ eenigen dezer vrouwenzoekeren te vinden. „ De openhartige Engelfehe juffers bekennen, „ dat zij bijna nooit de oogen op de openbare ,, papieren werpen , zonder eene heimelijke „ begeerte, om te zien of.zij niet de godheit „ van eenigen beminnelijken onbekenden ge„ worden zijn. „ De Bèfchoüwer, de Prater, deVoogdt," „ de Zwerver, de Gelukzoeker, de Denker, „ de Kenner, het Magazijn, het Tijdfchrift, „ de Toeziender, de Raedgever of Waerfchu„ wer, enz., zijn niets anders dan onverfchil„ lige tytcls, onder welke men een zeker gc„ tal van allerlei gefchriften verzamelt. De „ manier , waerop de meesten dezer verza„ melingen gefchieden, is geheel eenvouwig: „ een fchrij ver maekt zich door eenige proe-~ „ ven bekend; en van dien Hond' af opent hij „ een kantoor , alwaer de vernuftige lieden „ hunne fchattingen zenden , tot tijdkorting van allen, en tot ccr van een' eenigen. Dus « wan-  Tweehonderd en Veerttende Brief. 2.72 „ wanneer men , bij voorbeeldt , zegt dat ,', Addifon den Befchouwer, Voogdt, enz., faj, 'menftelde, geeft dit te kennen dat hij alleen ,, de opfteller van een gedeelte der fchriften, „ onder deze tytels gedrukt , en de uitgever „ van al het overige was. „ Naerdien, in werken van deze natuur', „ de groote kunst beftaet in het verkiezen van' „ onderwerpen naer de mpde, de in zwang,, gaende ftractliederen , kan men ze , in 't „ algemeen , als de jaerboeken der famenle,, ving', en de daglijsten der Engelfche ver,, keeringen befchouwen. Alle fmaken vinden . „ 'er iets in, om zich te voldoen. Dikwerf ,, zelfs geeft 'er de geest van vrijheit plaets' aen eenvouwige bijzondere gebeurtenisfen, die het volk, door hare zeldzaemheit, ver„ maken; terwijl de filofoof, in deze gedenk- fchriften des gemeenen levens, den mensch„ met opmerking' gadeflaet. Gij bevroedt „ derhalve wel, dat deze verzamelingen niets „ anders zijn dan foorten van fchrijnwerk, ,-, waervan de verfchillende ftukken geene an„ derc betrekldng tot eikanderen hebben, dan' dat zij digt bijeen liggen, en een gedeelte „ van het zelfde geheel uitmaken. „ Hoe meer diergelijke gefchriften 'er in een landt zijn, des te meer doen de perfo„ nen, daermede belast, hun best om dezel- ven zorgvuldiglijk opteftellen. Indien 'er „ flechts één tijdfehrift in Engelandt was, zou' „ het  De Nieuwe Reisigér. „ het noodwendig in zeer veel aenzien , cn „ misfchicft kwalijk uitgevoerd wezen. De ,, zekerheit van het vertier zou den fchrijvcr ,, in flaep wiegen, en hem zijnen arbeidt doen „ verwaerloozen. Onze regering laet ver„ fcheidene werken van deze foort' toe, het „ zij tot uitbreiding van onzen boekhandel, „ het zij tot bezigheit van een grooter getal „ van geletterde lieden, die, wat men 'er ook „ van zegge, den rang der burgeren, waer„ door de landaert den meesten roem behaelt, „ uitmaken. Daerenboven zijn de openbare „. gcfchriften een aenmerkelijke tak van onzen „ inwendigen koophandel. Men kan 'er van „ oordeelen, door het geene zij aen den ftaet „ opbrengen, en door de inkomftcn, welke „ zij aen de perfonen, die 'er belang in heb„ ben, bezorgen. Yder bladt van een nieuws„ papier is onderworpen aen het regt van het „ zegel, dat, hoewel flechts een halve ftui„ ver, echter meer dan honderd duizend pon„ den fterlings opbrengt. „ Het groote vertier dezer gedrukte fchrif„ ten is een gevolg van den onrustigen aert des „ volks, en van het denkbeeldt, waerin het is, dat het in alle de openbaregebeurtenisfen ,, belang nemen, en deel aen de regering heb„ ben moet. De landlieden zelfs willen weten „ wat msn aen het hof doet, of wat men in de „ ftadt zegt; en zij moeten wél arm wezen, om zich deze voldoening niet te bezorgen. • „ Het  Tweehonderd en Veërtiende Brief. 273 „ Het verkoopën van diergelijke werken ,, wordt voornamelijk bevorderd , door den ,, geest van berisping', en den kwaedaertigen „ toon , welke daerin heerfchen : want het gemeen , veinzende daerover geftoord te „ wezen , fchept 'er een wezenlijk vermaek ,, in ; en indien de fmaek in het hekelen, ,, indien de letterkundige gefchillen, waerover het zich beklaegt, in zwang gaen , moet het ,, zulks wijten aen zich zeiven, aen het ont,, hael, 't welk het dezen fchriften aendoet, 3, aen het vermaek, 't welk het daerin fchept, „ en aen den ijver, met welken het dezelven „ ^zoekt. Het heeft derhalve geen meer regt 3, om den fchrij veren de heerfchende foort ,, hunner voortbrengfelen te verwijten, dan ,3 een vorst om zich te beklagen over de ge3, woonten, welke hij zelf in zijn hof heeft „ ingevoerd. Dit gemeen wil het voorwerp ,, van allerlei voortbrengfelen zijn, en lagchen 3, over do buitenfpbrigheden , welke het in3, boezemt. Laet het ophouden deze twisten ,, 'te beminnen; laet het dezelven niet tot het onderwerp zijner gefprekken maken ; laet „ het geenen fchijn geven van dezelven toete* ,, juichen; wel rasch zal de fchrij ver, die zich j, behagelijk tracht te maken, de kragteloosheit van dit -middel befpeureh, en zijn ver,, nuft aen iets anders hefteden. Met één 3, Woord', deze hekelféhriften geven minder ?, de kwaedaertigheit der fchrrjyeren, dan die X-VIL -Meeh S van  ;274 De N-i-s-vws Re is i ge r. „ van het gemeen te kennen. Wil het kennis „ van zich zeiven krijgen, en weten wat het „ is, wat het vertoont, of wat het bemint, „ het befehouwe den beerfchenden fmaek der . „ letterkunde ■: het zal daerin, als in een ge„ trouw fpiegelglas, zijne gelijkenis zien; en , „ indien het zich over onze twisten vergramd, . „ zal ik zijne belagchelijke gramfchap verge„ lijken bij die der dieren , die, voor eenen „ fpiegel, zich tegens hunne eigene beeldtenis „ vertoornen. „ Onze Engelfchen nemen de vrijheit om „ alles in hunne gefchriften te zeggen: de geest „ van partijfchap', die in hunne opvoeding de „ voornaemfte rol fpeelt, de droefgeestigheit „ hunner gefteltenisfe , de hevigheit hunner , neigingen, alles vervoert hen tot de hekelH zucht , en hunne fchimpfchriften worden „ veeleer door den haet, dien zij den ampte„ naren toedragen, dan door de liefde tot het welwezen van den ftaet beftuurd. De handt „ van het gezag durft zich niet wapenen,;om „ hen te ftraffen : het volk neemt de fchrij„ vers, wier boosaertigheit ben vermackt of „ bezig houdt, onder zijne befcherming, en „ dc brave lieden veroordeelen den misflag, „ zonder 'er de kastijding van toetelaten. In„ dien men den fchuldigen vat, aenftonds ver„ heft zich de algemeene kreet van het volk, „ om hem genade te bewijzen. Daerenboven ,, heeft men op den maker van dc eerroovend- „ fte  Tweehonderd en Veertiende Bri!!f. 275 ,, fte hekelfchriften niets te zeggen, mits hij ,, den perfoon, dien hij beledigt, nietnoeme; „ doch voor het overige, kan hij hem door de „ blijkbaerfte kenteekens, en zelfs, uit vreeze ,, dat men 'er zich in zoude vergisfen, door ,, den eerften en laetften letter van zijnen naem aenduiden. De regters zijn de eenig- fte perfonen in Engelandt, die de meening ,, van den fchrijver niet mogen verftaen, zoo ,, dikwerf zij aen zijn regtsgeding bezig zijn. 3, Deze befchroomdheit om een' diergelijken ,, moedwil te beteugelen, ftelt de bijzondere lieden bloot voor de beledigendfte fchimp,-, fchriften; en men kan dezelve befchouwen ,, als de oorzaek Van den wederzij dfchen haet, ,', van de volksbewegingen, kortom van alle ,', de ongeregeldheden , die de eendragt der 3, regeringe beroeren". Onze aenkomst te Kantelberg brak dit gefprek af. Wij traden van het rijtuig; en ik befteedde den tijdt, dien men nam om van paerden te veranderen en zich te ververfchen, tot eenige wandelingen in • de ftadt , die mij noch groot noch fraei töefcheen, fchoon eertijds zeer aenzienlijk, en eene der'bloeijend» fte fteden van het koningkrijk. Zij is rtog genoeg bevolkt; en men drijft 'er een' grooteri koophandel, voornamelijk in wollen ftoffen. Zij ligt aen de rivier de Stoure, in eenen" sengenamen ftandt. Men telt 'er veertien Wefc fpellen, eene koningkiijke fchool en verfehef dene gasthuizen; S 2 Ko-  *ty6 De Nieuwe Reisiger. Koningin Elizabeth bevestigde de waerdigheit Van eerften kerkvoogdt (*) van Engelandt aen den aertsbisfchop van Kantelberg, tegen den aertsbisfchop van Jork, op voorwaerde dat de eerite in den ongehuwden ftaet zoude leven. Hij is de eenigfte kerkvoogdt der Engelfche kerke, die aen deze wet onderworpen is. Voor de fcheuring van Henrik den agtften, deed hij belijdenis van den regel van St. Bencdiktus; en zijne hoofdkerk werd door monniken van deze orde bedient. Het paleis van Lambeth, aen den Teems, tegenover Westmunfter gebouwd , is het gewone verblijf der aertsbisfchoppen van Kantelberg , die door hunne eerfte kerkvoogdij en het regtsgebiedt, daeraen verknocht, meer dan door de zorgen over hun bisdom bezig gehouden worden. Men ziet 'er groote gebouwen , wandelingen op de oevers der riviere, eene welgebouwde kerk en eene bijzondere kapél. Alles vertoont 'er het huis van een' grooten heer. De boekerij behoort aen het aertsbisdom ; en dév kerkvoogden hebben dezelve, federt eene eeuw herwaerts, grootelijks vermeerderd. Verfcheidene handfchriften, waervan zij eene aenmerkelijke verzameling btzat, werden weggeroofd en verftrooid door de aenhangers van Kromwel, die, alles, wat in Gottifche Jetteren gefchreven was, voor .• mis- (*} Primaet,  Tweehonderd en Veertiende Brief. 277 misboeken nemende, dezelven, uit een grondbeginfel van godsdienst, vernielden. De tafereelen en gefchilderde glazen werden in deze algemeene verbanning gewikkeld. Onder de zeldzame dingen, die nog in de boekerij bewaerd worden, vertoont men een misboek, 't welk de dagteekening van 14.15 draegt, en voor de kapél van koning Henrik den vijfden gemaekt is, pronkende met eene kosrelijkheit, dezer fcbikkinge waerdig. Aen alle zijden is het beladen met alles wat de fchilderkunst toen bekwaem was uittevoeren. De kanten zijn verfierd met Arabifche en fnaekfche verbeeldingen , die in lucbtigheit en luisterrijke kleuren uitmunten. De zeldzaemfte van alle deze beeldtenisfen, het zij door het denkbeeldt, 5t welk zij verwekt, het zij door de plaets, welke zij befiaet, vertoont de twee billen van een' man, rustende op twee beenen, en van boven met een hoofdt voorzien. Deze vreemde en onbetamelijke vertooning is gepiaetst beneden den kanon, dat is, juist ter plaetfe, alwaer men het misboek opende , wanneer men het, volgens het Roomfche kerkgebruik., liet kusfchen. Het gezag der aertsbisfchoppen van Kantelberg heeft zijnen grondt in den tytel van geboren gezanten van den heiligen ftoel, dien zij voor de fcheuring voerden. Tot aen de regering van den laetften der Eduards, gaven zij aen Engelandt zijne grootkanfeliers, welke de S 3 ko-  278 De Nieuwe Reisiger. koningen doorgaens uit de bisfchoppelijke orde kozen. De aertsbisfchop van Kantelberg was toen de tweede perfoon des koningkrijks, had den rang voor de prinfen van den bloede, bezat de benoeming tot een bisdom, en liet geldt fiaen : meenigvuldige leenmannen hingen onmiddelijk van zijnen bisfchoppelijken ftaf af; en alle zijne landerijen waren bevrijd van het regtsgebiedt des konings en des gewonen regters. Dees kerkvoogdt geeft, alle Zondagen, te Lambeth, een middagmael voor dertig perfonen, waerop ftaetsdienaers, leden van de hoogefchool en vreemdelingen vergaderen. De hoofdfchotel is altoos een osfenharst, die ten minfte dertig ponden weegt. De aertsbisfchoppelijke kerk van Kantelberg is een Gottisch gefticht, in de gedaente van een kruis, gebouwd in denzelfden fmaek, op denzelfden tijdt , en misfehien door dezelfde werklieden als die van Rouaen. Men deed 'er mij de graven van verfcheidene koningen van Kent, en, indien ik mij niet bedrieg, eenige druppels bloeds van St. Thomas, haren alouden aertsbisfchop, opmerken. Ik ben, enz. Londen, den 5den van Augustus, IJSS- twee-  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 279* Tweehonderd en Vijftiende Brief. Vervolg van Engelandt. Wij traden weder in de karosen het gezigt van het open veldt deed. het gefprek vallen op de voorwerpen, welke het aen ons oog vertoonde. Men heeft geen juist dcnkbeeldt van Groot-Britanje, wanneer men het zich voorftelt als eeuwiglijk verduisterd door den darup der aerdkolen. Stroomen en rivieren vloeijen door het midden van heerlijke beemden , verrijkt met talrijke kudden , ver- * üerd met jonge olmboomen,. en bekleed met fijn en malsch gras. De bergen zijn bekroond met altoos groene eiken, en de velden bedekt met koornairen, die, op den minften windt, al bruifende, de beeldtenis van eenen beroerden llroom vertoonen. Zijn 'er geene olijfboomen of wijngaerden , die deze vruchtbare velden verfieren, de boomen zijn beladen met andere vruchten, die geen minder bekoorlijk gezigt aenbieden. De overvloedt fchittert aen alle kanten : de fnw.oonders zijn ten uiterfie" zindelijk: de vrijheit js op de aengezigten ge-" fchilderd: de landlieden hebben een' zwier vanrijkdom , dien men elders onder lieden van dezen ftaet niet befchouwt; en in eenige oorden, alwaer men doortrekt, vindt men geene' S 4 . ver-  28o Dï Nieuwe Reisiger. vervallen huizen , dan die van eenige aloude abtdijen. Wat aengenamer tafereel, dan dat van een openveldt, bezield door de arbeiders, verrijkt door zijne voortbrengfels, en vruchtbaar ge, maekt door de zorgen en de naerftigheit van den landbouwer! De akkerlieden zelfs, hoewel aen dit fchouwfpel gewoon, zijn daervoor niet ongevoelig. De af keerigheit van de meesten om in de fteden te komen , de begeerte welke zij toonen om dezelve te verlaten, het verlangen om hunne boerfche haerdfteden weder te zien, zijn onwederlprekelijke bewijzen, dat deze overwinnende aendoening magtig op hunne ziel werkt. Een heimelijke indruk, eene verwarde .bekoring, vermeerdert daerenboven hun geluk, op het wederzien van deze oogften, vruchten en voortbrengfelen, in Engelandt bijna altoos gepaerd met het vermaek van den eigendom, zoo luttel bekend bij de inwoonders onzer velden; en gij weet dat 'er niets is , of het wordt door deze aendoening verfierd: zij zet de woestfte plaetfen bekoorlijkheden bij, maekt den onvruchtbaerften grondt vruchtbaer , verandert de fchraelfte landerijen in lagchende beemden, geeft werkzaemheit aen dc ziel, en bezorgt haer wellustige genietingen. ,, Gelukkige mensch, riep ik uit, gelukkige „ Engelsman, wiens begeerten en zorgen be„ paeJd zijn door een kleun getal van mergen „ lands ,  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 281 „ fonds, welke hij van zijne vaderen geërfd ,, heeft; die met vermaek zijne geboortelucht „ in zijn eigen landt inademt; wien zijne kudden melk, zijne velden koorn , zijne „ fchapen kleeders, zijne boomen des zomers fchaduw en des winters vuur verfchaffen; „ die de uren, dagen en jaren, zonder onrust, „ fchielijk ziet henevlieten ; die de gezondheit des ligchaems en den vrede der ziele geniet, „ en de onnoozelheit der zeden onder de „ vermaken der nature weet te vermengen! Onder de burgers der fteden ziet men niets „ dan regeringloosheit, dronkenfchap en kwa„ de trouw; daer hier, in tegendeel, alles de „ goede orde, foberheit en opregtheitademt". Een inwoonder van Londen heeft der kerke van St. Leonard eene inkomst nagelaten, op dat men 'er alle jaren eene redevoering doe over den akkerbouw en de voordeden der landlieden zijnes vaderlands. Zijn zij minder arm , minder boersch, minder onkundig dan de onze, het is alleen om dat de wetten hun eene bijzonderer befcherming verleenen , dat de bezittingen vreedzamer en veiliger zijn, dat dc willekeurigheit hen niet verplettert, dat zij flechts naer evenredigheit van hunne vermogens betalen, dat een gretig of wangunftig nagebuur niet onderneemt zijne begeerlijkheit of wraek tegens hen te oeffenen, dat een gaerder het gewigt hunner lchulden niet mag vermeerderen,, dat een hoogmoedig heer, ofiemant, die S 5 be-  %%i De Nieuwe Reisiger. bevoorregt of van een' geringen ftaet fchielijk rijk geworden is , hen in hunne bezittingen niet mag benadeelen , vernederen , fiaen of berooven, en met één woord', dat zij de dierbaerfte regten van het menfchelijke gefiacht, den eigendom en de vrijheit,' genieten. De Engelfche heeren verfchijnen niet in de ftadt noch ten hove; doch vergoeden zich dit verlies op hunne landerijen, alwaer zij heerlijke kasteden, een talrijk huisgezin, eene toerusting tot de jagt, enz., hebben. Zij zijn ten platten lande het geene onze Franfche heeren waren , voor dat de kardinael van Richelieu hen digt bij den troon trok, om hen te verderven , te vernederen eh te onderwerpen. Hieruit ontftaet dat de waren in de landftreek, alwaer zij groeijen, vertierd worden, en dat de akkerman, verzekerd van zijne aflevering', zonder genoodzaekt te zijn zich van huis te begeven, zijn landt met meer zorgvuldigheit bearbeidt. Daerenboven weet hij, dat, indien de .ongematigdheit der jaergetijden zijne verwachtingen te leur ftelt, zijn meester, getuige van zijn ongeluk, en daer door bewogen, niet zal nalaten hem te hulp te komen. „ Ach! „ zeide onze Engelsman tot mij, befchouwde „ gij deze ecrwaerdige lords, bemind en aen„ gebeden van hunne leenmannen , en wier „ hart geen'anderen nooddwang kent, dan dien „ lvan weldaden te verfpreiden ! Het is genoeg „. ongelukkig te zijn, om van hun bekend te „ we-  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 283 „ wezen ; en de weelde , die hen omringt, „ fluit noch de goedhéit, noch dc openhartig„ heit, noch de beminnelijke deugden der „ gastvrij heit uit. Ik heb hen hunne lande„ rijen zien doorkruifen , gelijk een Aroom, „ die den overvloedt verfpreidt: ik zag, op „ hunnen doortogt, den akkerman zijnen ar„ beidt ftaken, zijne kinderen hun te gemoet' loopen, .hun de knien omhelzen, en, met „ de blijdfehap op het aengezigt gefchilderd, „ het gezigt op hunne heeren gevestigd, hen „ met de oogen volgen, hen zegenen en we„ der tot den arbeidt keeren. Op de dagen, „ op welke de veldbezigheden zijn afgebroken, „ loopt de ganfche jeugdt rondom hen , op •„ het geluidt van fluiten en trommelen. Be „ jongelingen verzoeken van hun hunne min„ naresfen, de jonge dochters.hare minnaers; „ en wel rasch door het huwelijk vereenigd, „ geven zij hunnen heeren nieuwe onderda„ nen, die ten eenigen dage het zelfde geluk zullen genieten. ,, Voor het overige zijn deze koningen van „ het platte landt aldacr niet geëerbiedigd noch „ in aenzien, dan nacrmate zij 'er goed doen. „ De eerdienst houdt op, alwaer de weldaden „ eindigen; en men ontflaet zich, ten hunnen „ opzigte, van die vreeze en verwonderinge, „ zoo gemeen bij de andere volken. Men „ verbindt zich aen hen niet meer dan zij zich aen het hof verbinden; en men laet hen al- „ leen  284 De Nieuwe Reisiger. „ leen in treurigheit hunne voorregten genie„ ten. Dus gebeurt hun meestentijds het gee, „ ne één van hun zeide : men mag ons om „ onze fchulden niet vasthouden j maer wij „ vinden nergens borg. Geen' anderen eedt „ behoeven wij te doen, dan flechts op onze „ eer te zweren; maer weinige lieden willen „ ons gelooven. Eene zekere wet verbiedt „ kwalijk van ons te fpreken; maer wij wor„ den, gelijk anderen, in de ftraten afgerost. „ Onze geboorte geeft ons ingang in hetpar„ lement; maer het fcheelt veel dat ons Hoo„ gerhuis de geheele regering in handen heeft: „ de zaken van belang worden bijna altoos „ door de Gemeenten beflischt'1. Wij reden langs bosfchen met hooge ftammen , zoo wel voorzien als de afgezonderde wijken der bestonderhouden wouden van Frankrijk : zij behooren aen den aertsbisfchop en het kapittel van Kantelberg. De eiken, olmen en esichen zijn de voornaemfte boomen , die in Engelandt groeijen. Zij verfebaffen bekwaem hout, tot het bouwen van huizen en fchepen. Verfcheidene werklieden vinden, 'er ftof tot verfchillende werken, waervan de meesten zoo vele takken van koophandel uitmaken. Groot-Britanje is langen tijdt met bosfchen bedekt geweest, doch 'er tegenwoordig grootelijks van ontbloot. De keuren , die tot derzelver behoudenis ftrekken, worden dagelijksch verijdeld door bijzondere vergunningen, die de-  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 285 dezelve krenken. Doch indien de .wijduitgeftrekte wouden, die dit landt oudtijds bedekten , gedeeltelijk verdwenen zijn, veroorzaken de boschjes, die de heuvels bekroonen, en de heggen, die de beemden en velden overal omringen , meer vermaek aen het gezigt, en bewijzen tevens den rijkdom van den grondt, en de naerfb'ghcit der geenen, die denzelven bebouwen. Dan het geene bovenal de 'fchoonheic dezer velden vermeerdert, is het groote getal van bekoorlijke waranden, parken en lusthuizen, waermede zij verfierd zijn.' Zonder zoo prachtig als de onze te wezen , zijn zij zoo fraei en gefchakeerd, dat zij aen alle kanten de vermak el ij kfte gezigten opleveren. Wij ontmoetten eenige kerfpelkerken , van eene aloude bouwing'.', gedekt met een plat, omringd met kanteelen of fchietgaten, welke 'te kennen 'geven dat zij regten van heerlijkheit bezaten. De landhuizen, die langs de wegen fiaen, zijn van tigchelfteenen gebouwd, met pannen bedekt , en door glazen kruisramen verlicht. Het binnenfte gemak komt met dat van buiten overeen. De boeren en voerlieden zijn gekleed met laken, en van goede laerzen voorzien. De knecht van den hoefpachter d'inkt zijne thee, eer hij naer den ploeg gaet. De vrouwen en dochters vergenoegen zich niet met zich te kleeden; zij tooijen zich op. Des winters dragen zij kleëne laken mantels , om Zich tegen de koude te'wapenen, en des zomers ftrooi-  aS6 ...D e Nieuwe ReisIcer, ftrooijen hoeden, om zich voor de zonne te beveiligen. De foort van rijkdom, dien zij bezitten, vergunt haer hare kleur, welke zij, in 't algemeen, vrij fraei hebben , te fparem Het is zcldzaem haer met moeijelijken arbeidt bezig te zien. In Frankrijk is eene jonge dorpelinge flechts eene boerin ; hier is zij eene herderin uit de verdichte gefchiedenisfe. Het gemak der bewoonderen van het platte landt befpeurt men voornamelijk aen de' wedloopen der paerden , waervan 'er geen eenige gefchiedt, of men vindt 'er twee duizend dorpelingen , 'die , voor het grootfte gedeelte, hunne vrouw, dochter of minnares achterop hebben. Zij zijn een gedeelte van hun geluk verfchuldigd aen de manier, waerop de fchattingen geregeld zijn: de landerijen alleen zijn daermede beladen. De'hoevenaer betaelt noch hoofdgcldt, noch naerftigheit, noch deze meenigte van regten , min hatelijk door hunne vastftclling , dan verontrustende door hunne heffing. Hij behoeft niet te vreczen dat de verbeteringen tegens hem zeiven zullen keeren; zij worden, in tegendeel, door de regering beloond. Doch, aen den anderen kant, is het waer dat de overvloedt den Engelfchen landman trotsch, hoogmoedig en baldadig maekt, Hellende hem gelijk met zijnen heer', die deszelfs ftem tot de verkiezingen bedelt. Hij heeft geene de minfte betrekking met den koning, dien hij flechts als den loontrekker van het  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 287 ter, • .... aenzict; en hij kent geen ander gezag cian dat der wetten, welke hij zelfs met geldt weet te verijdelen. De groote wegen, door de burgerlijke oorlogen bedorven, en tot aen de regering van George den 'tweeden vcrwaerloosd ,'werden, onder de regering van' dezen vorst, door het parlement in aenmerking genomen. Zij zijn des zomers goed, doch des winters onbruikbaer: dit maekt de postchaifen zeer zeldzaem; en op vele plaetfen reist men in een rijtuig niet zonder eenig gevaer, Men klaegt dat de keuren van het parlement, die het verbeteren van de wegen bevelen, alleen ftrekken, om de perfonen, die het zelve aengenomen hebben , te verrijken, en de reizigers te noodzaken tot het betalen van regten, die zelden tót hunne regte einden hefteed worden. Vraegt gij de reden van deze misbruiken, de Engelfchen antwoorden u dat dezelve in een vrij landt onvermijdelijk zijn. Wijders verwijten zij ons onze leendienften, welke zij befchouwen als een' tyrannifchen overlast, die het, menschdom doet bezwijken , verflapping in den arbeidt voorbrengt, en den akkerbouw een onherftelbaer ongelijk aendoet. „ Gij zijt „ genoodzaekt, zeggen zij tot ons, u daerin ,, te verlaten op aengefteide lieden , die of „ kwalijk onderricht zijn , of, om met de „ heeren der landerijen niet overhoop te lig3, gen, geen naeuwkeurig verflag van het we- „ zen-  a88 De Nieüwe Reis ig er. j, zenlijke vermogen van ijder kerfpel durven s, geven. Men verkiest een' gemagtigden vart den leendienst, gelast met het beftuur der „ arbeideren. Dees man, die flechts een boer „ is, gapt naer zijne grilligheit te werk, be„ vrijde zijne vrienden, drukt zijne vijanden, en tracht zich befchermers te maken. De „ arbeidt wordt geregeld door aendrijvers, die „ het opzigt over eene zekere uitgeftrektheit „ lands hebben. Deze zijn insgelijks boeren, „ die, bij de maendt betaeld wordende , uit „ dien hoofde belang hebben in het werk lang „ te doen duren, en dus, wel verre van de „ leenwerkers aentemoedigen , derzelver lui„ heit of verzuim wettigen. Door eenen „ geest van begeerlijkheit geleid, bedient zich „ de ondernemer dikwerf van bouwftoffen „ voor bijzondere werken,' en doet dezelve „ vervoeren door de leenarbeiders, wien het pnverfchillig is of zij ze op de eene of an« „ dere plaets brengen. Zij begeven zich op „ weg zoo laet als zij kunnen , en vinden hunne verfchooning in de afgelegenheit. Om „ dezelfde reden keeren zij vroegtijdig te rug, „ en hoeden zich wel van te arbeiden, voor „ dat zij allen vergaderd zijn: zij zouden vrce„ zen elkanders werk te doen , en wachten daerom tot zij zich allen bijeen bevinden, „ Wij kennen geenen dezer zwarigheden in Engelandt, alwaer noch leendienften, noch „ bouwmeesters van bruggen en dijken zijn. „ De  Tweehonderd en Vijftiende Brief. ,« üe groote wegen zijn 'er minder kostbaer, minder noodzakelijk dan in Frankrijk, om „ dat de zware lasten te water vervoerd wor„ den, en wij daerom minder voerlieden noo„ dig hebben. Yder dorp heeft een' fluit,, boom, die voor ijder rijtuig gefloten wordt; „ en men betaclt volgens het getal der paer„ den, die het gefpan uitmaken. De prijs is „ geplakt op een' pael, ten dien seinde opge- rigt; en het geldt wordt gebruikt, of moest „ gebruikt worden, tot verbetering van den „ weg. Niemant, van wat rang of waerdig- heit, is van deze tollen bevrijd: dé koning „ zelf is 'er aen onderworpen ; en de fluit„ boom zóu voor zijne karos gefloten wor„ den , indien zijne amptenaers niet vooraf' „ lx: tael den". De groote wegen zijn noch lijnregt noch naer het rigtfnoer afgemeten. Dc eigendom is zulk eene geheiligde zaek in Engelandt, dat de wetten denzelven voor allen aen val, niet alleen wegens de opzigters , maer van den koning zeiven, 'beveiligd hebben. Deze dijken hebben, in hunne géhèele breedte, een gangpadt', eenigzins hooger, voor de lieden te voet; eri op de plaetfen, alwaer de grondt te fraai voor' deze fchikking is, zijn de eigenaers der naburige velden verpligt den ovèrtogt over hunne' landerijen toetelaten; doch zij herftellen deze geringe fchade door hunne zorgvuldighek oh! dezelven te bebouwen. xril. Beeh T  20° De Nieuwe Reisigek. Misfchien hebben de Engelfchen, onder alle de volken van Europa , zich meest op den landbouw toegelegd, en de bekwaemftc middelen , om denzelven te volmaken, uitgevonden. Verftandige lieden , eeniglijk aen deze wetenfehap overgegeven, hebben noch kosten y noch naervorfchingen, noch proeven gefpaerd, tot het ontdekken van een gepast middel, omden grond' de grootfte vruchtbaerhcit medetedeelen , en de inkomften tweemael en zelfs driemael te verdubbelen, zonder de kosten te vermeerderen. Dc gclukkigfte ontdekkingen zijn die van den heer Tuil, wiens famenfteï geen minder voorftanders onder ons dan bij de Engelfchen heeft. De grondregels van dezen fchrij ver over den landbouw bepalen zich tot het wel bereiden van zijn veldt, het verkiezen van goed zaedt, het wclvoegelijk yerdeelen van het zelve, het fchikken van den' grondt op de voordeeligfte wijs, en het aenkweeken van de planten, zoo dra zij zich beginnen te vertoonen. „ Het „ voedfel dezer planten door alle de deelen der „ aerdkluiten verfpreid zijnde, zou het vruch„ teloos wezen, zegt de heer Tuil, indien zij „ het zelve niet konden verzamelen. Het is „ derhalve van wezenlijk belang de aerde der„ wijze te fchikken, dat de planten gemakke„ lijk voordeel uit dit voedfel trekken. Ten „ dien einde moet men de klonters dermate „ verdeden, dat 'er meenigvuldige kleene „ ruim-  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 291 ruimten tusfchenbeide blijven , op dat dc ,", wortels daerin dringen, cn de voedende ,, lappen, naer zich trekken. Deze vcrdceling' verkrijgt men op twecderiei wijzen, of door ,, de gisting, wanneer men mest met de aerde „ vermengt, of door het omfpittcn, als men „ de klonters werktuigelijk breekt; doch het „ is voordceliger de vruchtbaerheit door het ,, omfpitten te vermeerderen , dan door de mest, die de hocdanigheit der voortbrengfe„ len altoos eenigzins verbastert. Daerénbo3, ven kan men overal zoo veel mest als men » noodig heeft niet verkrijgen ; daer men het ,, omfpitten altoos kan hei halen , zonder te 3, vreczen dat men de deugdt van het graen ,, zou benadeclen. De mestingen kunnen, inderdaedt, wel eenige zeifftandigheit aeii de aerde verfchaffen ; doch door dc her-" ,, haeldc omfpittingen, ftelt men de verfchib ,', lende deelen, beurtelings, aen den invloedt ,, van lucht', zonne en regen bloot, 't geen. dezelven zeer bekwaem tot dc groeijing „ maekt. Dacrenboven lokt dc mest het onge- dierte, dat vervolgens de planten afkiiaegt;" ,, en dit is eene der voornaemfte redenen, die; ,, dc bloemisten beweegt om dezelve uit hunné 3, tuinen te verbannen. Kortom , het mee." 3, nigvuldige omfpitten heeft alle de vöordcelen 3,' van dc mest,,. cn geene van derzelver zwa^ 3, righeden. Men kan het derhalve niet te jY vecl 'C vvèrk Hellen ; en' dit is één dér ,V wezenlijke punten der nieuwe manier"; ,,  igi De Nïeuwe Reisïgër\ Het verkiezen van het zaedt is insgelijks eert voorwerp , der oplettendheit waerdig. Dc heer Tuil meent dat men het altoos van de beste gronden moet trekken, het niemvfte uitkiezen , en bij voorrang het koorn der naleesfteren koopen. Dewijl het met enkele airen is opgezameld, is het zuiver van flechte granen. Betreffende de manier om het te verfpreiden, fielt de fchrij ver een werktuig voor, 't welk hij een' zaedbak noemt, en waervan hij verfcheidene befchrijvingen geeft. Het is genoeg u te zeggen, Mevrouw, om 'er u een ligt denkbeeldt van te doen opvatten , dat dees zaedbak , door één of twee paerden getrokken, kuilen maekt, waerin hij de noodige hoeveelheit van Zaedt doet vallen, en het zelve oogenblikkelijk bedelft,- „ daer het, in tegen„ deel, wanneer men op de gewone wijs zaeit, „ vervolgt de heer Tul], dikwerf gebeurt dat „ de eene handvol meer dan de andere is; en „ wanneer men kieen zaedt heeft, blijft 'er „ eene grooter hoeveelheit van in de handt van „ den zaeijer. Daerenboven, indien het veldt „ ftrompelig en vol kluiten is , wordt het „ grootfte gedeelte van het zaedt in de diepten „ verzameld, en 'er blijft weinig van op de „ hoogten; waeruit ontftaet dat de verdeeld „ zeer ongelijk is. Eindelijk is men genood* „ zaekt al te veel graen te gebruiken: want „ dewijl het op verfchillende diepten bedolven „ is, komt het geene te diep ligt niet op, . „ ter-  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 293 5, tcrwij! het gcdcel.te , dat buiten de aerde ,., blijft, door de vogels wordt opgegeten". De heer Tuil wijkt niet alleen in de wijs van zaeijen van de gewone manier' af; hij ftelt vervolgens eene bijzondere fchikking in de verdeeling van den grondt voor. Hij wil dat men een veldt in bedden en rabatten verdeele, dat men op ijder bedt twee of drie rijen graers zaeije, dat 'er tusfehen ijdere rij eene fcheiding van zeven of agt duimen zij, en dat de rabatten , dat is, de ledige tusfehenruimte, die de bedden vaneen fcheidt , omtrent vier of vijfvoeten breedte hebben. „ Dit laetfte ftuk, „ vervolgt onze Engelsman , zal misfehien eenige zwarigheit ontmoeten, om dat men „ getroffen zal wezen door het zien van zoo „ veel lands, 't welk men als verloren zal be„ fchouwen. Doch men zal dit vooroordeel „ laten varen, wanneer men aenmerkt, dat „ ijder graen hoorns twintig of dertig halmen „ zal voortgebragt hebben, in plaets dat het „ 'er flechts twee of drie zoude opleveren, als men den gewoonlijken akkerbouw volgde. Ware het mogelijk deze dertig halmen in de ,, rabatten te verdeden, de aerde zou zich zoo „ bedekt vertoonen, als of men het ganfche „ veldt op de gewone wijs bezaeid hadde, met ,, dit onderfcheidt echter, dat de airen, op de nieuwe manier, dikker en met beter gevormd ,, koorn vervuld zijn. Hier uit volgt dat de „ oogst wezenlijk overvloediger zal wezen". T 3 Het  294 De Nieuwe R e i s t g e r. Het is niet genoeg de aerde wel bereid te hebben; men moet insgelijks de planten, naermate zij groeijen, door mecnigvuldige omfoittmgen , aenkweeken, en ze niet verlaten , voor dat zij tot hare volkomene 'rijpheit gekomen zijn, Deze herhaelde omfpittingen, zegt dc ,, heer Tuil, het onkruidt vernielende, belet „ het zelve zijn zaedt te verfpreiden, en zich, 3, op eene fcbadelijke wijs, te vermecnigvul„ digen, behalve dat dit onkruidt, met het ,, graen vermengd, het zelve grootcljjks ver5, drukt. Men behoeft niet te vreezen dat 3, diergelijke omfpittingen aen dc wortels vari 3, het koorn nadeelig zullen wezen, om dat de 3, ervarenis getoond heeft, dat 'er in plaets „ van één, dien men affnijdt, verfcheidene nieuwe voortkomen, die bekwamer zijn om ,, het fap der aerde naer zich te trekken. Dus 3, wordt het getal der monden of zuigvaten, 3, door eene oorzaek, die dezelven fcheen te jp moeten verminderen , vermeerderd. Eins, delijk, deze wortels, zich tot aen de rabat,, ten uitftrekkende, trekken daeruit nog veel 3, voedfel; dewijl men groote zorg drae^t, om dezen ledigen grondt volkomen te be3, bouwen". ' De eerfte voortgangen van den goeden akkerbouw zijn wij aen de Engelfchen verfchub digd. De hongersnooden , eertijds zoo meenigvuldig in dit koningkrijk, toonden aen dit handeldrijvende en krijgshaftige volk, dat het, om  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 295 om zijne groote oogmerken van koophandel uittevoeren, zich een onderhoudt, onafhangkelijk van zijne nageburen , moest bezorgen. Na den langdurigen burgerkrijg, tusfehen Karel den eerften en zijn parlement, Engelandt zich uitgeput vindende, arbeidde men vuriglijk om zijn verlies, door een' uitgeftrekten koophandel, te herftellcn; en om 'er toetekomen, grondde men denzelven op eene goede bebouwing van landerijen. De geleerden vernietigden de vooroordeelen, door bet invoeren van beter handelwijzen; en de regering ftelde een gunftïg burgerbeftuur voor den akkerman in. ' Sedert dit tijdftip kan men de grootheit, den rijkdom en het vermogen van Groot-Britanje dagteekenen. Men weet dat een middelmatige oogst van dit landt, een genoegzaem voedfel voor deszelfs talrijke inwoonderen, gedurende den tijdt van drie jaren, oplevert. . . Dit eilandt bevat meer dan vijftig millioenen mergen bouwlands. Zijne voornaemfte voortbrengfels zijn koorn, hennip, vlas, faffraen, hop, ooft en zoethout. Vele landen zijn 'er, in welke de velden meer tarw dan in dit voortbrengen; doch bijna allen zijn zij onderworpen aen de wederkeering van Hechte jaren, die het voordeel van derzelver vruchtbaerheit groote lijks verminderen. In tegendeel, is het zeldzaem dat Engelandt de onbeftendigheit zijner oogften beproeft. Ook heeft het genoegzaem T 4 koorn  296" De Nieuwe R e i s i g e r. koorn in voorraedt, tot het vervullen van mme pakhuizen welke het oPent, wanneer *i ankrijk, Spanje en Portugal eenigen hongersnoodt ondervinden. De hoefpachtets zijn gewoon hun graen tc verkoopen, eer zij het uit hunne fehuren vervoeren. Zij doen eene handvol daervan in een' doek, begeven zich naer do markt, en handelen, volgens dit monfter met de kooplieden, welke zij aldaer ontmoeten. Zoudt gij geboven dat 'er, in Groot■Britanje, zoo tot het zware bier als tot de overhahng(*), meer dan dertig millioenen fchepe.s van gerst of tarw gebruikt worden, zonder te fpreken van het geene men tot het kleene bier, t welk op alle maeltijden in zwang gaet, bezigt De eenigfte impost, die op he? fterke bier geheven wordt, brengt agt honderd duizend ponden fterlings aen den ftaet op Het ftrooi is de flof tot verfcheidene handwerkfels. Men maekt 'er hoeden van, waervan het vertier grootelijks vermeerderd is federt dat de Engelfche juffers de hoeden, die van de Bermudifche eilanden komen, niet meer dragen. De regering bemoedigt en beloont den uit voer der granen buiten het koningkrijk. Men heeft diergelijke gunstbewijzen opgerekend, en bevonden dat zij, 'sjaerlijkscb, meer dan twee millioenen van onze munt' beliepen. Ook is 'er, (*) DestiUation.  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 297- 'er , federt het jaer 1746 tot aen het einde van het jaer 1750, bij de elf millioenen mudden koorns uit Engelandt gevoerd ; waeruit, na eenenacuwkcurigc rekening, vplgt, dat dit volk zich, alle jaren, meer dan vierendertig millioenen van ónze guldens, ten kosten van andere volken, verrijkt heeft. Eertijds verkoften wij granen aen de Engelfchen; maer tegenwoordig , nu dees koophandel door keuren , die denzelven hinderen , befnoeid is, verfpreiden zij bet koorn in Engelandt en door geheel Europa. Door een uitwerkfel der gunstbewijzen, waervan ik zoo even gemeld heb, is GrootBritanje van gedaente veranderd. Een onbebouwde grondt en dorre weiden zijn vruchtbare velden en rijke beemden geworden. Sedert het jaer 1689, zijn 'er geene jaren geweest, waerin het Parlement geen vijftien of twintig keuren vastgefteld heeft, ter vergunninge van het omringen van gemeene weiden; en deze landerijen, dus in ftaet "gefield, bragten driedubbele inkomften op. De akkerbouw kon niet vermeerderd worden, zonder meer menfchen, paerden, osfen en fchapen te gebruiken, om de landerijen te beploegen en te mesten. Hieruit ontftond eene vermeerdering van rijkdom en vee, mitsgaders eene talrijker bevolking. De woeste velden verkregen piep,, we woningen, en geleken naer eenen onmetelijken tuin, door de natuurlijke uitwerking van T 5 deze  &98 De Nieuwe Reisicer. deze gelukkige werkzaemheit, die het kenmerk van het Britannifche volk is. De overvloedt heerscht altijdt in een landt, alwaer de akkerbouw in eere is; en om de naerftigheft aentckweeken, is het genoeg haer vergeldingen te beloven. De natuur is niet verkwistende? voor de Engelfchen dan voor de andere volken : hunne luchtftreek is niet gunftigcr, noch hun grondt vruchtbarer, dan die van andere landen; maer één mergen , door werkzame handen bearbeid, brengt meer op dan een wijduitgeftrekt veldt, door een lui volk bebouwd. Hoe meer ik de hoofdftadt naderde, des te meer zag ik de velden pronken met die Jandbeerhjkhcit, waerin de grooten, onafhangelijk van het hof, wijfelij k den kring van hunnen hoogmoedt en hunne vermaken bepaeld hebben. Vergeefsch zou de vorst trachten hen, door dc aenlokkelijkheit zijner guhftén , uit hunne kasteden te trekken,, en van het belang, 't welk zij in hunne leenmannen ftellen, te berooven, door hen aen zijnen perfoon te verbinden. Zij verkiezen liever ten platten lande te regeren , alwaer hunne tegenwoordighdt den arbeidt opluiftert, en de vruchtbaerheit helpt vermeerderen. Dus heeft dit gelukkige eilandt, in onze dagen, op de oppervlakte zijner landerijen, eene nieuwe mijn, kostelijker van bezitting' dan alle de fchatten van Amerika , ontdekt. Des-  .Tweehonderd en Vijftiende Brief. 290 Deszelfs akkerbouw en inzamelingen hebben o-eene palen meer gehad, federt dat zijne landbouwers verzekerd geweest zijn van eene vaste vertiering'. In plaets van wijduitgeftrekte zolderen van voorraedt en onderftandt; heeft het onmetelijke vlakten, wier voortbrengfels alle jaren vernieuwen en aengroeijen. Een der voordeden , waerop het voornamelijk mag roemen, het zij het zulks in grooter overvloedt dan andere volken bezit, het zij door het uitnemende gebruik, 't welk het daervan weet te maken, is zijn mergel of klei, waervan men zoo vele verfchillende foorten vindt, dat 'er géenerlei landen zijn, welke het niet vruchtbaer kan maken. ; Het gedeelte van den akkerbouw, 't welk de regering van het vee bevat, ffrektten grondflag' van den binnenlandfchen koophandel. De dieren, die 'er de meeste betrekking toe hebben , zijn de osfen, fchapen, paerden, dasfen, harten , varkens, honden en geiten. De groote osfen van Engelandt komen uit de graeffchappen van Lankaster en Sommerfet; doch de besten, ten aenzien van den fmaek, zijn uit het landfehap Bukkingham. De hoefpachters zoogen de kalven met veel oplettendheit: de zorg, welke zij 'er voor dragen, is bijna eene kunst bij hen. De koophandel, dien de osfen des lands veroorzaken, beftaet voornamelijk in gezouten vleesch, waervan men zich bedient, om de fchepen van mondbehoeften te  3oo De Nieuwe R e i s i e e r. te voorzien. Van het zelve gefchiedt eene aenmerkelijke uitvoering, zoo in Frankrijk, als in de Engelfche volkplantingen van Amerika, De uitvoer van de boter, het leder, het fineer en de kaes is ongemeen groot; en 'er zijn vermaerde markten voor de laetfte dezer koopwaren. Het eenige graeffchap Chester, wiens kaes voor de beste van het ganfche eilandt gehouden wordt, zendt dertig duizend tonnen daervan op de markt van Stourbridge. De kaes, welke men in het dorp Chadder maekt, komt zeer nabij de Parmezaenfche ; alle de melk van dit kerfpel is, door een verdrag, met de inwoonderen aengegaen, tot dit gebruik gefchikt. De graeffchappen Suffolk en Kam* bridge, en het hertogdom Jork, leveren de beste boter; en voornamelijk is die van Kambridge zeer geacht. Bijna al het gezouten vleesch, 't welk de Engelfche zeevaert verteerde, werd haer oudtijds geleverd van de Ierlanderen. Derzelver landt, rijk in weiden , bragt veel meer vee voort, dan 'er noodig was, om de inwoonders te voeden; maer hun ontbrak graen, 't welk Engelandt hun bezorgde. Hier uit ontftond, in dit eilandt, eene grooter bevolking; dewijl het landt, waerop men granen aenkweekt, meer handen vereischt, dan het geene tot het voeden van kudden gefchikt is. Tegenwoordig fchijnen onze eilanders een groot aental van vee boven meenigvuldige ploegen te verkiezen; in  Tweehonderd en Vijptiendé Brief. 30 i in vele landftreken worden de landerijen niet meer bezaeid, en zijn niets anders dan beemden, met osfen en fchapen bedekt. De bewoonders zijn 'er misfchien rijker, dan zij te voren waren; doch de menfchen zijn 'er fchaerfcher. Wordt dees fmaek eenigzins algemeen, bet grootfte gedeelte van Engelandt zal geene granen meer voortbrengen; en wel verre van dezelven aen den vreemdeling te verkoopen, zal 'er naeuwelijks genoeg voor de inwoonderen zeiven overfchieten. De melk , het.vleesch en de vachten der fchapen zijn insgelijks voorwerpen van eenen rijken koophandel. Om u eenig denkbeeldt van de verbazende meenigte der woldieren, welke men in Groot-Britanje aenfokt, te geven, is het genoeg u te zeggen dat het getal der vachten, die alle jaren afgefchoren worden, meer dan dertig millioenen beloopt; en ijdere vacht levert ten minfte vier ponden wols uit. Ter geiegenheit eener weddenfchap, ontwierp men &eene lijst der fchapen, die in de nabuurfchap van Dorchester, twee mijlen in het ronde, gevonden werden, en telde 'er mecr dan zesmael honderd duizend. Zulke talrijke kudden, niet zonder onnoemelijke kosten, in ftallingen kunnende geplaetst worden , haelt men ze , in de meeste landfchappen, nimmer onder dak. Om ze voor de geftrengheit des winters te hoeden, beftrijkt men ze, van het hoofdt tot de voeten, met een  302 De Nieuwe Rei si ge ü. een mengfel van pek en vet, onder eikanderen gekookt; maer behalve dat deze voorzorg niet belet dat verfcheidene van koude fterven, bederft dit fmeerfel de wol, waervan het zeef moeijelijk is aftekrijgen. De landfchapoen, minst bekwaem, door hunne onvruchtbaerheit, om woldieren te voeden, zich een voordeel, 't welk de natuur hun geweigerd heeft, trachtende te bezorgen, hebben weiden gemaekt iri fchrale en zandachtige gronden, door 'er klaver en gras op te zaeijen; en wanneer het kruidt' ontbreekt, vervangt men het met knollen.' De fchapen eten dezelven in de velden, welke men wil verwarmen en mesten, kunnende de akkerbouw tot die volkomenheit gebraet worden. De Engelfchen waren, onder de regering van Henrik den zesden, reeds zoo naêrijveri* wegens hunne kudden, dat dees vorst verbood eemg fchaep buiten-het koningkrijk te vervoeren, uit vreeze dat, indien dit vee aen de andere zijde der zee vermeenigvuldigde, het volk zich van den wolhandel, den aenmerkelijkften dien het toen dreef, zoude beroofd zien. Dit verbodt, onder de volgende regeringen vernieuwd, houdt nog ftandt. De overtreder:' verliest, voor de eerftemael, alle zijne goede' ren , wordt een geheel jaer in hechtenis gehouden, en, na verloop van het zelve, op de openbare markt, de handt afgekapt• deze handt wordt vervolgens aen een' pael, op eene zigt--  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 303 zigtbare plaets, vastgefpijkerd, en indien dees ongelukkige weder in dezelfde misdacdt vervalt, wordt hij met den dood' geftraft. Dewijl men bijna geene beter wol, tot het reeden van lakenen, dan die van Engelandt kent, heeft de aengelegenheit, om zich van derzelver uitfluitende bezitting te verzekeren, dc regering overgehaeld tot het opleggen van zulke geftrenge ftraffen, voor misdaden , die zoo gering voorkomen. Deze reederijen houden den eerften rang onder de handwerkfels .van Groot-Britanje. Men maekt 'er bekwame ftoffen voor allerlei luchtftreken, en zoo fijn, dat zij in plaets van, zijden, katoenen of garen ftoffen kunnen dienen. Men heeft de fchranderheit zoo ver uitgeftrekt, dat men 'er kanten en linten van gemaekt heeft. Dë ftadt Éxcester verkoopt alle weken voor meer dan tien duizend guinées acn fergies en gekeperde ftoffen. De landen, waerin de Engelfchen hunne lakens zenden , zijn Turkijen^ Duitschlandt, Noorwegen, Moskovië, Spanje, Italië, Portugal en de Indien. Sommige rekenaers willen dat het geheel van deze vcrfchillende'verkoopingen boven de honderd en zestig millioenen beloopt, daer onder begrepen het geene in het landt vertierd wordt. Deze volken kenden, in den acnvang, de gehecle uitgeftrektheit hunner rijkdommen niet. Zij wisten zich alleen met het vlecsch cn de vacht hunner kudden te voeden en te klcedcn. Lan-  304 De Nieuwe Reïsigee. Langen tijdt verkorten zij hunne wol aen de Hollanders en Vlamingen, die alleen ftoffereederijen hadden. Eenige Engelfchen, gedurende de oorlogen der beide Rozen, in de ftaten van den hertog van Bourgondië gevlugt, bragten, op hunne wederkomst, de eerfte kundigheden daervan in hun vaderlandt. Zij werden be^ gunftigd door Henrik den zevenden, doch ver^ kregen geenen vasten voet, dan onder de regering van Elizabeth. De fchranderheit opende de oogen harer onderdanen op de voordeden, welke zij van hun vee konden trekken: het voeden met deszelfs vleesch werd als één der geringfte winften befchouwt; en de handwerken , de koophandel , de akkerbouw en de kunften werden tot eenen trap van volmaektheit, tot dien tijdt toe onbekend, opgevoerd; Henrik de agtfte is de eerfte , die eenige keuren nopens de paerdenkweekerijen van het koningkrijk gegeven heeft. De eigenaer of hoefpaehter van een park, van eene mijl uit* geftrektheits, is verpligt daerop twee meniën te onderhouden 5 en door eene andere infteb ling is het verboden deze merriën te laten befpringen van paerden , die minder dan vier voeten hoog zijn, gemeten van den hoef der voorfte voeten tot boven aen den fchouder, Deze paerden worden voor de ltoutmoedigften en bekwaemften tot het oorlog gehouden. Men verkoopt 'er velen aen de naburige volken 5 en een groot gedeelte wordt naer de volk-  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 305 volkplantingen overgevoerd. De meestgeacht* fte worden in het landfchap Inkoln geteeld* Zij, die deze dieren aenfokken, doen de merriën door Barbarijfche, Turkfche of Napelfche paerden dekken; en aen deze manier erkennen de Engelfchen hunne Guildings, wier fnelheit men overal roemt, verfchuldigd te'zijn. De vermaerde loop van Fontainebleau naer Parijs, in één uur, zevenenveertig en een halve minuten , is een bewijs van hunne verbazende gezwindheit. De beruebtfte paerdenloopen van geheel Engelandt gefchieden voornamelijk te NewMarket, een dorp twee mijlen van Kambridge , in de maenden April en September, en duren vijftien dagen. De koning heeft 'er een kleen huis; en de grootfte heeren begeven 'er zich uit alle de landfehappen des koningkrijks naer toe. Hier zijn de rangen onder elkandercn vermengd ; en de hoedanigheit van burger is genoeg, om in het renperk te mogen treden. De handwerker betwist den prijs aen den edelman, en wint denzelven. De karosfen, dia een gedeelte der toezienderen aengevoerd hebben, zijn op drie of vier rijen gefchaerd, zonder de minfte verhindering', zonder onlust', en voornamelijk zonder eenigen' eisch van voorrang. Het zien van eene talrijke vergadering' van lieden van allerlei ftandt, van den verhevenften tot den laegften in rang, van meenigvub XVII. Deel. V dige  3o£ De Nieuwe Reisicer. dige weiopgezeten ridderen, van zindelijke en fchitterende rijtuigen, op een' begraesden grondt in het open veldt, bij zacht cn helder weder j het befchouwen van de omwendingen van alle de toekijkeren, die, in eenen kring van twee of drie naijlen , den pacrdenloop met belang volgen ; het onderzoeken van de levendige nieuwsgierigheit der eenen , en de onrustige vervoeringe der anderen; getuigen te zijn van het gefchreeuw en de geweldige bewegingen der geenen , die deel in de weddenfchappen hebben; dit alles is, om dus te fpreken, de vertooning van eenen veldflag, waervan men het gezigt heeft, zonder 'er den fchrik en de gevaren van uitteftaen; en men kan niet ontkennen dat een diergelijk tafereel waerdig is een geheel volk te verlustigen. Deze paerdenloopen, die aenmerkelijke weddenfchappen veroorzaken, verdeden alles, wat 'er zich tegenwoordig bevindt, in twee partijen. Zij zijn een lotfpel, dat gevaeriijk geworden is, en verfcheidene huisgezinnen in het verderf ftort; doch het onderhoudt ook veel Volk , en doet alle jaren groote geldfommen van Londen in dè landfehappen vloeijen.- Dit onderwerp wordt dageiijksch gewigtigér, door de meenigvuldige.reizen van den adeldom op zijne landerijen, en door de vertiering van de waren des lands. Het gewonnen geldt wordt, op de plaetlen zelve, in feesten en vermakelijkheden verkwist; en deze foort van razernij'' brengt  Tweehonderd en Vijftiende Brief. brengt dus eene goede uitwerking voort, door het hefteden der onnoemelijke geldfommen* welke de hoofdftadt zoude inzwelgem De plaets, alwaer de loop gefchicdt, is omringd met palen, die derzelver ingang aen de toezienders beletten ; en fomtijds is 'er noch renperk noch affchutting: de paerden loopen in het midden der meenigte , die flechts zoo veel wijkt als noodig is om hun den doortogt vrij te laten , terwijl zij hen met gebaer en ftemme aenmoedigt. Het paerdt vertrekt driemael van een' beftemden oordt, cn komt insgelijks te rug. De prijs wordt niet toegewezen dan aen den geenen , die, in deze drie loopen, tweemael eerst aen het doel komt; en indien hij in de twee eerfte overwint, heeft de derde geene plaets. Eer de loop begint, wordt de ridder, de Zadel en de ganfche toerusting van het paerdt, voor de oogen der regteren , gewogen, ten einde de last gelijk zij voor alle de paerden, die tot deze oeffening worden toegelaten. Gij kunt u de fnelheit dezer dieren niet verbeelden : zij fchijnen te vliegen, en hefteden geene zeven minuten, om eene mijl afteleggen* Der* zelvcr berijders loopen minder gevaer van vallen ('t geen echter fomtijds gebeurt) dan van den adem, door de fnelheit van den loop, te verliezen. Op den hals van het paerdt hangende , houden zij, om de lucht te breken $ den fteel van den zweep ftijf vooruit. Da ■ V % over-  3o8 De Nieuwe Reisiger.' overwinning zijn zij dikwerf verfchuldigd aen de kennis, welke zij van hun rijdier hebben, en aen hunne befturing van het zelve, door het op zijn pas aenteprikkelen of te vieren. De overwinnaer, aen het doel gekomen, kan zich naeuwelijks redden uit de meenigte, die hem geluk wenscht, hem liefkoost en omhelst , met eene uitftorting' des harten , bezwaerlijk uittedrukken. Men overlaedt hem met toejuichingen , welke men eenen manne, die het vaderlandt best gediend had , zoude geven. Het paerdt zelf wordt een aenzienlijk dier , wiens naem en overwinning , in alle openbare gefchriften, met prael' worden aengekondigd: men fnijdt deszelfs afbeelding in koper: de edellieden ten platten lande behangen 'er hunne kunstvertrekken , de waerden hunne herbergen mede ;• en de plaetfnijder vertiert eene diergelijke prent fchielijkcr, dan hij die van Miiton, Locke of Newton zoude verkoopen. Een Engelsch fchrijver bood , bij inteekening , een boek aen , onder dezen tytel: „ Historie van alle de paerden, die te New„ Market, en in andere beroemde wedloopen „ van Engelandt, den prijs behaeld hebben, „ federt derzelver inftelling tot aen het tegen„ woordigc jaer, met hunne geflachtrekening', „ en hunne afbeeldingen in koperen platen. „ Men heeft 'er de namen der ftalknecnten, „ die dezelven bereden , en der heeren,, „ wien  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 309 „ wien zij toebehoord hebben, bijgevoegd; „ en tot onderrichting van den lezer, geeft „ men 'er het naeuwkeurigfte verfiag van alle „ de aenmerkelijkfte weddenfehappen, die „ voor en tegen ijder paerdt gedaen zijn". Het uiterlijke gelaet dezer dieren geeft niet altoos derzelver waerde te kennen. Zij zijn geheelenal vermagerd; en het hoofdt, 't welk zij, aen het einde van een' zeer langen hals, vooruit fteken , beneemt hun alle ^bevalligheden, waervan de eerfte is het hoofdt wel te houden. Dit ras is echter het meeste geacht; en in 't algemeen hebben de Engelfchen zulk eene bijzondere genegenheit voor de paerden, dat zij hen zelden Baed: dc groote baleinen zweep, waermede de voerlieden en koctfiers gewapend zijn, dient hun om ze veeleer door teekens dan door flagen te befturen. Zelfs fpreekt men tot de paerden met eenen toon" van vriendfchapp'; en mén erkent hunne dienftcn , door de zorg, welke men, in hunnen ouderdom, voor hun draegt. De welgeftelclc lieden laten hen, in den ftal, gerustelijk een' natuurlijken doodt fterven. Doch alle de oplettendhcit, welke men voor hun heeft, bemerkt men in het beflaen , voornamelijk ten platten lande. Een akkerman geleidt zijn paerdt bij den fmit, maekt het aen een' ring vast, fpreekt het aen, liefkoost het, trekt zijn kleedt uit, 't weik hij het zelve op de oogen legt; en het wijders bij het hoofdt houdende , vervolgt hij met het V 3 aen-  310 De Nieuwe Reisiger, aentefpreken en te ftreelen , zoo lang de ar-, beidt duuit. Deze goede behandelingen maken de paerden alzoo gezeggelijk als vrienden van den mensch. Wanneer eene karos, met een heerlijk gefpan, aen de deur van een huis Uil houdt, komen de kinders met hun fpelen; en deze dieren betoonen hun weder hunne'lief koozingen. Veel fcheelt 'er aen dat men dezelfde achting heeft voor de ezelen, wien men gewoon is de ooren, gelijks met het hoofdt, aftefhijden, 't geen hun gelaet, op de vreemdfte en belagchelijkfte wijs, misvormt. De Engelfchen, die over allerlei ftoffen gefchreven hebben, zijn bijzonderlijk zeef rijk jjn aloude en hedendaegfche boeken , die van den akkerbouw handelen : doch behalve de ggfcbriften van dokter Halles en den heer Tuil, zijn het rijkdommen, waervan zij weinig genot kunnen hebben; het zij door de walging, welke eene verwarde verzameling van kundigheden zonder leerwijze , van proeven zonder fïloib!ïe, van redenkavelingen zonder beoeffening', met zich brengt; het zij om dat deze werken eene meenigvuldigheit van gedurig herhaelde dwalingen, welke de oogen der ervarenisfe van de waerheit kunnen onderfcheiden , in zich bevatten. Echter vindt men hier zelden van deze oppervlakkige vernuften , die hunnen roem ftellén in dezelven te verachten, en liever veerzen of romans lezen. Het geene het gemak der burgeren kan bevorderen, cn de  Tweehonderd en Vijftiende Brief. 31 ï gerijffelijkheden des levens vermeenigvuldigen, Schijnt in Engelandt zoo edel en gewigtiger dan puntdichten , flechtberijmde vertooningen en verdichte voorvallen. Men wacht zich wel van een denkbeeldt van laegheit te hechten aen voorwerpen, welke de Hefiodusfen, Virgiliusfcn, Rapins en Vanieres waerdig geoordeeld hebben, om door hunne onfterlfelijkc z'anggodinnen opgezongen te worden. Ik ben, enz. Londen, den loden van Augustus, 17SS- Tweehonderd en Zestiende Brief. Vervolg van Engelandt. Na verfchillende redenen over de fchoonheit cn verfcheidenhck der velden, hernamen wij onze eerfte onderhandeling; en het gefprek viel op den aert der Engelfche tale% „ Deze tael, zeide de heer Tounfton, fchijnt „ deel te hebben in de vrijheit van het volk, „ dat dezelve fpreekt. Aen weinige regels on„ derworpen, heeft zij geene buigingen, noch „ onderfcheidt van gedachten, noch bijna gec„ ne tijdvoegingen. Dan indien dc grondre„ gels onzer fpraekkunfte gering in getal zijn, „ vervolgde hij, de uitfpraek der woorden is „ een bijna onverwinnelijke hinderpael voor V 4 „de  $i£ De Nieuwe Re isig er. >, de geenen, die het Engelsch willen lceren. „ Alen kan de hoegrootheit der lettergrepen „ niet juist bepalen , om dat een kiesch ge. „ hoor, in deze uitfpraek, verfcheidene we„ zenlijke foorten van verheffing' en verzach„ ting' van ftemme onderfcheidt. Een En„ gelsman, die het Fransch kan lezen, zal het „ insgelijks in het fpreken verftaen , om dat „ men het, in 't algemeen, in een gemeen„ zaem gefprek, even als in het lezen uitdrukt; „ daer, integendeel, een Fransman, fchoon „ hij het Engelsch kan lezen, naeuwelijks, in „ den gemeenen omgang, eenigen der klan„ ken, welke hij in de boeken uitfprak, zal „ gewaer worden , om dat 'er groot ondcr„ fcheidt is tusfehen eene bondige redemvisfe„ Eng, waerin ijder woordt volgens de waerde „ zijner lettergrepen moet uitgedrukt worden, „ en tusfehen het gewone gefprek, waerin de „ uitfpraek Hechts naer eene willekeurige waer„ de geregeld is. De Franfchen hebben veel „ meer lange dan korte , en de Engelfchen „ meer korte dan lange lettergrepen. Dit is „ de reden dat zij beide, in het gebruiken van ,, woorden, gemeen aen beide de talen, als „ Jlntence, attion, oracle, en diergelijken, zeer „ verwonderd zijn dat zij elkandcren niet ver„ ftaen, om dat de Engelfchen , door eene „ zekere flingering der ftemme, dezelfde kiink„ letters, welke de Franfchen, door'er den „ klemtoon op te laten vallen, verlengen, „ zeer  Tweehonderd en Zestiende Brief. 313 zeer fnel of ongemeen kort maken. Ook „ vergenoegen zich de meesten der geenen, „ die zich in het Engelsch oeffenen , met het „ zelve te lezen en te verftaen, doch wagen „ zelden het te fpreken. Men kan dus alle „ de werken , in deze tael opgefteld , met „ vrucht' bezigen, zich zelfs daervan bedie,, nen om te febrijven, en geen enkel woordt „ begrijpen als Engelfchen eikanderen onder,, houden. Deze tegenftrijdigheitontftaetdaer„ uit, dat deze volken hunne uitfpraek veran„ derd hebben, zonder hunne ïpelling te ver- anderen. ,, Indien het waer is, gelijk eenige historie„ fchrij vers zeggen, dat de eerfte inwoonders „ van Engelandt uit Armenië gekomen zijn, ,, heeft de tael, welke men toen fprak;, hare ,, overeenkomst met de Oosterfchc talen moe„ ten behouden, en had voorzeker geene de minfte gelijkheit met die geene , welke men 5, tegenwoordig fpreekt. De Romeinen on- derworpen flechts een gedeelte van dit éf- landt, en hadden 'er alleenlijk een kleen ge„ tal van grondftichtingen : echter voerden „ zij 'er het gebruik der Latijnfche tale in; doch behalve de volkplantingen en fteden, „ waerin de bezettingen hun verblijf hadden, ,, fpraken de* Bretonnen, die hun ondcrwor,, pen waren, flechts éene bedorvene brabbei5, tael, uit de beide talen famengefteld. V 5 5> De  Si4 De Nieuwe Reisiger. „ De Saxen, zich van Engelandt meester „ gemackt hebbende, bragten 'er hunne tael, „ die zich fchielijk overal verfpreidde, behalve „ in het landt van Walles, alwaer de aloude „ fpraek nog behouden is. De tael der Saxen „ was ruw, onregelmatig , arm , zonder fa„ menftel, en zoodanig als zij bij een bar- bacrsch en krijgshaftig volk zijn kan. Men „ twijffelt zelfs of zij toen eene letterlijst (*) hadden ; maer op de aenkomst'van den „ monnik St. Augustyn, begonnen zij hunne „ tael zoo wel als hunne zeden te befchaven. „ 'Dezelve werd ongevoelig uitgedoofd, om„ trent den tijdt van Willem den Verooveraer; „ en uit hare asch is het hedendaegfche En- gelsch voortgeiproten. Vervolgens zag men ten voorfchijn' ko„ men den vader der Engelfche dichtkunde,' „ den beroemden Chaucer, dien men nog met „ vermaek leest , minder inderdaedt om de „ aengenaemheit van den ffijl, dan om de „ fchoonheit der bceldtenisfen en de kieschheit „ der gedachten. Thomas Morus, nog meer „ vermaerd door zijnen rampfpoedt dan door „ zijne LTtopia , bragt, in den aenvang der „ zestiende eeuwc, veel toe, om de tael, die „ nog boersch was, te befchaven. Tot dien „ tijdt toe had men, in het Engelsch, niets „ durven fchrijvcn , dan vcerzen, gemeen- „ zame C*) Alphabitb.  Tweehonderd en Zestiende Briet. 315 zame brieven en beuzelachtige werken. Het Latijn alleen fcheen waerdig om alles, wat " tot de filofofie en het redenkavelen behoor" de , uittedrukken. Dit vooroordeel, dat " bij alle volken, bij de opkomst der letteren, ' plaets had, heeft misfchien den voortgang \l van het menfchelijke vérftandt meest vertfaegd. " „ De tijdt, waerin onze tael tot hare vol„ komenheit begon te komen, is het begin '„ der regeringe van Elizabeth. De kanfelier " Bacon is de eerfte, die daeraen een kenmerk van kragt' en edelheit gegeven heeft, fchoon zijn ftijl nog ruw en gemaekt is. Milton, " Algernoon, Sidney en Clarendon voegden '■ 'er nieuwe fraeiheden bij. Vervolgens deed „ zij gedurige voortgangen, tot aen de groote " omwenteling van het jaer 1642. Het is „ waer dat de regering van Jakobus den eer" ften een flechte tusfchentijdt is , waerin " men over het vernuft en den ftijl, die on11 der ons heerschten , kan klagen; doch dit „ gebrek werd verbeterd onder zijnen opvolger, die verfcheidene verhevene hoedanigheden met eene ongemcene neiging' tot de „ wetenfchappen paerde. „ Sedert het noodlottige tijdftip van onze „ burgerlijke oorlogen, twijffel ik of het verderf van onze tael' zoo vele voortgangen niet gemaekt heeft, als hare zuivering. Gedurende de onlusten der ovcrweMlging', had » de  3iö" De Nieuwe Reisiger. „ de geestdrijverij der Puriteinen een bijzon„ dere fpraek, die in aUe gefchriften infloop, „ en waervan men zich niet dan na vele jaren „ ontdeed. Karei de tweede , gevolgd van „ meenigvuldige lieden, die hem in zijne rei„ zen vergezeld hadden, bragt ons zoo vele „ vreemde gewoonten aen , dat het hof de „ flechtfte fchool van Engelandt voor de uit„ fpraek werd; en ditkwaedt, dat zich ver„ eeuwigd heeft, zal zoo lang duren, als men „ verwaerloost den jongen adeldom, eer men „ hemmdeweereldtftuurt, eene goede ken„ nis van wetenfchapp' en fmaek te doen verkrij„ gen. De gevolgen daervan worden befpeurd „ in de tooneelfpelen en andere ftukken, die „ federt zijn opgefteld : men vindt 'er zoo „ vele nieuwe woorden, zoo vele gemaekte „ draeijen in, dat men, indien de goede fmaek, „ die weder begint optekomen , geen groot „ getal daervan deed verwerpen, men moeite „ zoude hebben om dezelven te verftaeo. „ Zij, die het meeste tot de vérvalfchïng „ onzer tale hebben toegebragt, zijn de dkh„ ters, die, om den arbeidt-te ontgacn, de „ barbaerfche gewoonte van de veerzen te „ verkorten , om dezelven bekwaem tot de „ maet hunner veerzen te maken, hebben ingevoerd. Om eene lettergreep te verkor„ ten, hebben zij de moeijeJijkfte medeklin„ kers omuittefpreken famengevoegd, zonder s> ze doof een' enkelen klinker te° fcheiden; jj en  Tweehonderd en Zestiende Brief. 31? , en onder voorwendfel dat de woorden zenuwlooszijn, als zij in hunne geheele lengte „ worden uitgedrukt, hebben zij dit gebruik „ zelfs in de fpraek ingevoerd : de meesten onzer boeken zijn vol van deze verkortin- ,, gen. ,„ Deze gedurige neiging, om de woorden, „ door het wegnemen der klinkletteren te ver„ korten , brengt ons tot de barbaerschbeit „ der Noordfche volken, waervan alle de ta,. len het zelfde gebrek hebben. De Fran„ fchen, Spanjaerds en Italianen , fchoon, , gelijk wij, uit volken van het Noorden afl] komftig, fpreken het Engelsch niet dan met „ groote moeite uit; terwijl de Hoogduit„ fehers, Zweden en Denen het gemakkelijk „ fpreken, om dat het nader aen hunne tael „ komt, door de meenigte en hardheit der medekünkeren. ,, Doch is onze tael nog verre van de vol5, maektheit, welke zij kan bereiken, ik durf „ gelooven dat onze goede fchrijvers altoos „ met achting' zullen gelezen worden, en dat „ geene verandering hun de onfterffelijkheit „ zal kunnen ontnemen. Swift beklaegde zich „ dat eene ftichting, gelijk uwe Franfche Aka„ demie, wier oogmerk is de tael te volma„ ken, onder ons nog niet was opgeregt : En„ gclandt zou tegenwoordig in het bezit zijn „ van een \voordenboek, dat de twijffelingen „ van deszelfs fchrij veren zoude vestigen, en „ onze  ï;ï8 De Nieuwe Reïsigek. 3, onze tael den vreemdelingen gemakkelijk 3, maken. „ De vrijheit, welke zich onze dichters 3, aenmatigen, om de klinkletters , die hun 3, hinderen , wegtenemen, maekt onze dicht„ kunst zoo gemakkelijk, dat de Engelfche 5, Parnasfus altoos één der meestbezochte van 3» Europa zijn zal. In onze heldendichten 3, en tooneelftukken hebben wij het juk van 3i het rijm afgefchud; doch wij onderwerpen 3, 'er ons aen in andere foorten Van veerzen J „ onze gerijmde dichtkunst is ten naestenbij 3, dezelfde als de uwe, met dit verfchil ech3, ter, dat het onderfcheidt van mannelijke en 3, vrouwelijke rijmen in 't geheel geene plaets s, in onze poëzij' vindt, en dat gij meer ge3, bruik dan wij van gemengde rijmen maekt. 3, Wij bedienen ons bijna nimmer van Alexan5, drijnfche veerzen, en verkiezen liever die 3, van vijf voeten, waerin wij nu, gelijk gij-. ,, lieden, de rust na de vierde, dan weder na 3, de zesde, en fomtijds in het midden van het ,, veers plaetfen; doch om het zelve meer wel3, luidendheit en yerfcheidenheit te geven, mo3, gen deze verfchillende rusten niet meer dan „ driemael na eikanderen vervolgd worden, uit vreeze van, door eene al te gelijkklinken3, de maet, het oor te vervelen. Wij herhalen „ ook, van tijd' tot tijdt, driemael het zelfde rijm; en op deze manier fluiten wij het gee3, nemen eene fleping noemt. Deze drie laetfte n veer*  TwEEHONDEHD EN ZESTTENDE BllIEF. „ veerzen behelzen gemeenlijk een' grondre* 35 gel; en men moet 'er zich alleen van be„ dienen in plaetfen , die eenige fchoonheit „ hebben. Wij tellen de ftomme E voor „ niets, waer zij ook gevonden wordt; en „ dit geeft onzer tale de hardheit, welke „ men dezelve verwijt Een ander gebrek „ onzer dichtkunst' is het toelaten vah den „ hiatus (*). Pope heeft, onder alle onze „ dichters, het minfte gebruik daervan ge„ maekt. „ Wij befchouwen Chaucer als den fchepper „ en vader der Engelfche dichtkunde. De „ plaets zijner geboorte is alzoo onzeker als „ het vaderlandt van Homerus: verfcheidene ' graeffchappen van Engelandt betwisten eb „ kanderen de eer van hem het daglicht ge„ fchonken te hebben. Men weet dat hij „ leefde in de veertiende ceuwe , onder de „ regeringen van Eduard den derden, Richard „ den tweeden en Henrik den vierden, wier „ dichter, bondgenoot en vriendt hij was. „ De poëzij was zijne voornaemfte bezigheit: „ hij is de Ronfard van Groot-Britanje, doch „ met meer verdienfte dan die van Frankrijk. „ Zijne werken zijn vol van de eenvouwige „ be- [Een Latijnseri woordt, opening of gaping beceekenende , gevende hier de oncmoecing van ïwee klinkletteren , die de uitfpraek zenuwloos of onaengenaem maken, te kennen.]  32o De Nieuwe Reisiger. „ bevalligheit, die het kenmerk der opkomen„ de letterkunde uitmaekt, gelijk de verfpil„ ling van het fraeije vernuft derzelver val j, voorzegt. „ Chaucer had , in zijne reizen , vriend„ fchap met Petrarcha gemaekt; maer terwijl „ dees laetfte , om dus te fpreken, de Tos„ kaenfche tael en dichtkunde fchiep, was de „ voortgang der kunften in Engelandt veel „ langzamer. In de Vertellingen van den „ Britannifchen dichter, verfchijnen de pries„ ters cn monniken niet minder op het too„ neel, dan in die van Bokatius. Voorname„ lijk had hij het daerin geladen op het god„ vruchtige bedrog, dat, in deze eeuwen van „ onwetendheit, den godsdienst mismaekte. „ De meesten zijner andere dichtftukken zijn leenfpreuken , in den fmaek'van die van „ Petrarcha. Ook fchreef hij verfcheidene „ treurliederen op onderwerpen , getrokken „ uit de fabelen of romans van zijnen tijdt. „ Hij maekte zedenkundige en Christelijke dichten voor de prinfesfen, zijne befcherm„ ftcren. Hij dichtte fabels , refereinen en „ liederen; en de vrolijke, ernftige, teedere „ en hoffelijke ftijl was hem even gemeenzaem. „ Een gedenkftuk , tot zijnen roem in de „ abtdij' van Westmunfter opgeregt, vertoont hem onophoudelijk aen de oogen van het „ volk en de vreemdelingen. Een ander nog „ duurzamer gedenkitui is eene zeer fraeije .. „ uit-  Tweehonderd en Zestiende Brief. $ïi „ uitgaef zijner werken, in een,deel in folio; „ met eene verklaring' van de verouderde uit,, drukkingen: want de hcdendaegfche Engelfchen hebben moeite om het te verftaen. „ Schoon ik van Chaucer eensklaps overga „ tot den dichter Spencer, die twee eeuwen ,, daerna eerst opkwam, was echter deze lange tusfehenruimte niet vohtrekt ledig van fraeije vernuften en begaefdheden. Van tijd" tot tijdt verfchenen 'er eenige dichters, ,4 die de achting der Engelfche zanggodinnen ftaende hielden; doch federt Ghau&er, ftceg „ derzelver roem niet hooger dan hij dien ,5 gevoerd had. Deze eer was bewaerd voor ,, Spencer, die in allerlei foort van gedichten „ uitmuntte, en als de grondlegger van het „ tweede tijdperk onze poëzije was. Zijil oorfprong fchijnt vrij duister: hij werd geboren te Londen , volvoerde zijne letter,, oeffeningen te Kambridge , en had geen' ,, anderen fteun dan zijne begaefdheit. Zich' ,, bij eenen' vriendfi op bet landt begeven, heb,, bende, werd hij verliefd op die Rofalindc, welke hij in zijne herdersdichten zod zeer ,, geroemd heeft, en wier geftrengbeden hij 5, alleen opzong.: Deze onmeêdoogcnde fehoo,, ne gaf onophoudelijk ftof tot de bewegelijke ,, klagten', waermede dees ongelukkige dichter h zijne herderszangen vervulde. ,, Spencer zocht de befcherming van Sidney» den Mecenas der fraeije vernuften va'n zijXFLL Dat, X . ,y nerf  322 De Nieuwe Reisigé r. „ nen tijdt, en zelf een zeer fraei vernuft. ,, Eer hij zich voor hem vertoonde, wilde hij ,, hem ten zijnen voordeele voorinnemen, en ,, zond hem den zang van zijn dichtftuk, de ,, Koningin der Toover godinnen, waerin de wonderbare befchrijving van de Wanhoop gevon„ den wordt. Sidney had naeuwelijks eenige ,, veerzen daervan gelezen, of hij beval, in „ dc vervoering zijner verwonderinge, zijnen ,-, huisbezorger vijftig guinées tc brengen aen ,, den perfoon, die hem deze veerzen had ter ,,• hand'gefteld. Doch met lezen vervolgende, ,, en zijne verrukking op ijdere bladzijde ver„ meerderende, voegde bij 'er nog vijftig ,, guinées bij. Eindelijk de verbaesdheit van ,, den huisbezorger hem doende vertoeven dit ^ geldt te brengen, vermeerderde Sidney het „ zelve nog met honderd gninées , en zeide ,, tot dezen opziender: ,, loop fchielijk; de„ wijl ik, indien gij langer wacht, en ik met ' lezen vervolg, misfehien in verzoeking zal ,, komen, om hem alle mijne goederen te ftu„ ren". „ Sedert dit tijdftip, werd de dichter toe„ gelaten in het gezelfchap van den hoveling, ,, die hem der koninginne Elizabeth , wier „ gunfteling hij was, aenbood. Deze vorftin vereerde Spencer met den prachtigen tytel ,, van Gelauwerden Poëet , eene foort van ,, bediening', die altoos aen het hof van En3, gelandt ftandt houdt, en welke de heer Cib-  Tweehonderd en Zestiende Brief,' 323 Cihber thans bekleedt. Derzelver verrichtingen beftaen in 's jaerlijksch, bij het verjaren van 's konings geboorte, een lierdicht of gezang te maken. Dees tytel van dichter in bediening fcheen zoo belagchelijk aen Pope, Swift en eenige andere fraeije vernuften van Londen, dat hij het voorwerp. , hunner boerterijen wierd; en de Koningk, 1'ijke Poëet werd, in het vermaerde dichtft.uk der Dunciade, aen het openbare gefpot , blootgefteld. ; , j. . : . , Het begin van Spencer fcheen hem den , weg tot weivaert te openen; maer de groot, fchatmeester Cecil, een gierig en geftreng, ftaetsdienaer, luttel aendoenlijk voor de be„ koorlijkheden van het fraeije vernuft, liet den poëet, met deszelfs gezegelden brief, zonder jaergeldt'en onderhoudt. Dees laet-, ,, fte, door zijnen toeftandt getroffen , liet „ geene gelegenbeit voorbij gaen, om dcnzelven te beklagen; doch beroofd van zijnen „ Itcun , den ridder Sidney, die toen in on,, derhandelingen of in het oorlog bezig was, ,, ontving hij van den ftaetsdienaer niet dan onaengenaemheden en weigeringen. Zijne verknochtheit aen den grafrf van Esfex was „ eene der eerfte oorzaken van den haet ya-H „ Cecil, en van de rampfpoeden, Welke de„ zelve hem deed ondergaen. -Zijne behoef„ tigheit eindigde niet dan met zijn leven» „ maer hij werd , met de koningen , te WestX 2 *, „" muh-  324 De Nieuwe Reisigerv „ munfter begraven. De fmaek der aendbe* ,, ninge heerscbt in zijne werken, waerin de „ waerheit der afbeeldingen eene zoete bey, guicheling Voortbrengt. Men acht zieh over,-, gevoerd in eën betooverd verblijf, omringd van Nymfen, en in onderhoudt met de Bej, valügheden. Dees dichter bezit veel uitvin„ ding, grootheit en vuur, en nog meer on,-, regelmatigheit en ongelijkheit. Zijn dicht,, ftuk, de Koningin der Toover godinnen, is in twaelf zangen , of liever in twaelf dicht„ ftukken, hebbende ijder zang zijnen heldt. „ De befchermer van Spencer, Fiiips Sid,, ney, een der grootfte mannen, welke En,, gelandt in de zestiende eeuwe heeft voort- gebragt, was van eene doorluchtige geboor,, te, en tijdgenoot van den fchrij ver der ro„ man van Astréa. Sidney had de roman der „ Arktidia opgefteld. Deze twee werken zijn ,, van dezelfde foort, en hebben hunne ach„ ting bij de beide volken behouden. Konin„ gen en herderinnen, prinfesfen en herders, „ verfchijnen 'er beurt om beurt, en dikwerf }> te famen op het tooneel. Het werk van „ den Engelfchen fchrijver werd ondernomen, „ om de veroordeeling vrü Maria Stuart, ko„ mngin van Schotlandt, te regtvaerdigen. „ Johnfon, die in denzelfden tijdt leefde , „ maekte treur- en blijfpelen, die toen in groot aenzien waren. Fletcher en Beaumont, zij. » ne tijdgenobten, hebben aen dezelfde foort „ van  TWEEHONDERD EX ZESTIENDE BRIEF. %%$ „ van poëzij' gearbeid ; doch Shakefpéare, „ die in dezelfde eeuw fchreef, is de eerfte , fchrij ver'voor het tooneel in Groot-Britanje. „ Nooit was een dichter ongelijker aen zich „ zei ven; en wanneer hij flecht is, is hij het „ zoo zonderling , dat hij in zijne gebreken „ als in zijne fchoonheden onnavolgelijk is, „ lemant, die zijnen Shakefpéare wel bezit, „ kent daerdoor beter de Engelfche hersfenen; „ want deszelfs vernuft is het vernuft van het „ ganfche eilandt. Dit bewijs ik hier uit, dat , hij nog dc afgodt van al het volk is. Het " vindt jn hem geene gebreken; of indien het 'er eenigen in hem befpeürt, bemint het dezelven, en zou bedroefd zijn dat hij ze '! niet had. De andere groote dichters der , regeringen van Elizabeth en Jakobus den " eerften , als Fuik , de lord Brook en de 5, graef van Stirling, hebben niets van Shakefpéare, dan deszelfs mismaektheden, Buchanaen, die toen bloeide, heeft al.. leen in het Latijn gefchreven. Deze tael „ had hij geleerd aen Jakobus den eerften, die „ dezelve vrij naeuwkeurig fprak. Dees vorst, op zekeren dag, bij zijn opftaen, van .den Spaenfcheri afgezant vorderende , dat hij „ hem in het Latijn zoude antwoorden, had , de gezant, luttel aen deze tael gewoon, het „ ongeluk van eenige misdagen te begaen, cn iy verwekte daer door een groot gelagcli. De , gezant ging befchaemd heen; en Buchanaen X 3 „ ont-  326 De Nieuwe Reisiger, „ ontmoetende, verweet hij hem, dat hij een! ,, Fchöoïvos van zijnen meester gemaekt had. „ Een' fchoolvos! hernam de dichter; ik.dank „ Godt, dat ik 'er nog iets van heb kunnen ma,, ken". Deze laetfte woórdèn toonen , tot „ hoe verre wij de vrijheit, om van onze ko- ningen te fpreken, in Engelandt, toen reeds ■ 3, uitftrekten. ,,. Milton, dien gij in Frankrijk niet kent, „ dan federt zijn dichtftuk, het 'Paradijs ver,, [oren, in uwe tael is overgezet, heefteerst „ de kunst, om kragt en welluidcndhcit aen ,, onze ongerijmde veerzen te geven, uitge3, vónden! In dit werk; heeft hij de fchoon- heden van Homerus , Virgilius en Tasfo 3, pvergebragt; en men heeft zelfs gewild dat hij flechts een uitfehrijver en letterdief was. ,, Een Engelfche bcoordeelaer, Willem Lau9, der , heeft durven aendringen en ftaende ,, houden, dat zijne vergelijkingen, befchrij.,, vingen , redevoeringen en verfierfels geno3, men zijn uit verfchillcnde hedendaegfche dichteren, waeruit Milton dezelven, om dus 3, te fpreken, alleen nagefchreven en vertaelq s, heeft; dat'er in zijn geheel werk geen enke} 3, denkbeeldt, waervan hij de uitvinder is, gc3, vonden wordt ; dat hij zich de gebreken 3, zijner voorfchriften zelfs heeft eigen ge3, maekt; dat zijne twee eerfte zangen dezeif de- zijn als die der Vkeschvording (*) van » Ma- C^.Sarcaibée,  Tweehonderd en Zestiende Brief. 327 „ Mafenius; dat hij uit het dichtftuk van dezen Hoogduitfch.cn Jezuit het denkbceldt ' van het palcis, dcklceding, den wagen van \ Lucifer, den ftrijdt der Engelen, de rede " van den Satan tot zijnen raedt, de verwarl, ring, die zich, na den val van den eerften 3' mensch, over de natuur verfpreidde , de " vergelijkingen met Pandora, Xerxcs en Ka, rel den grooten, getrokken heeft; dat het treurfpel van Adam in Ballingfchap , door Grotius , ring  Tweehonderd en Zestiende Brief. 331 „ riwvmAstréa, bij gelegenhcit van de komst5 van Karei den tweeden tot den troon van Kn" gelandt. Hij werd daervoor beloond, door l de bediening van Hofpoëet, waerbij men het ampt van Historiefchrijver voegde. Ver" vól^ns trad hij in de loopbaen der tooneelZ dichtkunde, en gaf ijder jaer één of twee tooneelftukken uit. Onder dezelve hadden „ Aureng-Zeb, de Verovering van Grenada, „ en Antonius en Kleopatra het meeste geluk. „ Dryden heeft ook gefchreven over de , eodpcleerdheit, ftaetkunde en de kunften; „ doch onder alle zijne letterkundige werken, " hebben zijn vertalingen, in veerzen, van l een groot aental van Latijnfche dichteren, " zijne achting meest gevestigd. Reeds heb " ik gefproken van zijne overzetting' van Vir', gilius, die zijn meesterftuk was. Een ge„ deelte van Juvenalis, Perfius geheel, bijna ■■, de ganfche Ovidius, de aloude cn heden" daegfche fabels, uit Homerus, Bokatius en Chaucer getrokken , volgden fchielijk op „ eikanderen. . ;, Dees dichter had nooit eemg ander geloof , dan dat van den troon. Van de Engelfche '', kerk' onder Karei den tweeden, Katholyk " onder zijnen opvolger , vertolkte hij het " leven van den heiligen Xaverius door vader Z Bouhours, en fchrecf tegen de Roomfche „ kerk. Willem de derde hem zijn ampt van ]] Históriefchrijver, en de daeraen verknochte » jaer-  33* De Nieuwe Reisioer. »» jac!'wedde, ontnomen hebbende, vond hij „ zien gebragt tot eenen middelbaren ftaet, „ die na aen de armoede grensde. Men bejj merkt in zijne denkbeelden grootheit, Juis„ teren vrucht-baerheit; in zijne veerzen zoet„ heit, kragt, weiluidendheit, gemakkelijk» heit en rijkdom van rijmen; in zbn onrijm 9, klaerheit, orde, bevalligheden en fieraed„ jen, zonder de zwellende grootforaeje vaii „ den poëtifchen itijl. ,, Otvvay maekte eene meenigte van tooneel„ ftukken, onder welke men voornamelijk het „ Weeskindt, het Behouden Venetië en Don „ Karei onderfcheidt. Hij is geenszins een „ dichter van den. eerften rang; maer mis„ lclnen had hij meer vorderingen in deze „ kunst gemaekt, indien zijne ongebondenhe„ den hem, in den ouderdom van vijfendertig „ jaren, met hadden doen fneuvelen Welke „ fchoonheden 'er in zijne werken zijn, m«n „ vmdt daerin veie onregelmatigheden en fnake„ rijen, die de gedrochtelijke grillen van Shake„ fpeare evenaren. In zijn behouden Venetië,. „ bijt de oude raedsheer Antonio in 'de bennen „ zimer mmnaresfe, vereert haer met fchoppen „ en zwcepflagen, hoost den ftier en hondt na „ en geeft zich over aen alle de aperijen en „ zinneloosheden van een' ouden lichtmis. De ,, dichter Lée toonde zulke middelmatige beV „ gaefdheden voor de tooneelpoëzij', dat hij »> nauwelijks verdient gemeld te worden. » Het  .'. TWEEHONDERD EN ZÈSTIENDE BklÉF. 333 Het Engelfche tooneel is zijne beste, blijfpelcn aen Congrève verfchuldigd. Zijne ' ftukken zijn vol van karakteren , gefcha? keerd met eene ongemeene doorflepenheit, ' zonder eenige vermcnginge van Hechte fpoO , ternijen. Men ziet 'er overal de tael der l eerlijke lieden met fielfche daden. De ver* " dienftc en achting van dezen dichter verhies, ven hem tot aenzienüjke bedieningen. Hij ' verliet de zanggodinnen vroegtijdig„ en ver" genoegde zich met het opftellen van eenige klcene ftukken , welke de vriendfchap of '! liefde,' bij gelegenheit, hem ontrukte. De ' Bedrieger, de Oude Vrijer, Lief de voor Liefde de Huisvrouw des Morgens, het Hemdt " der Gereld', zijn de tytels zijner voornaem1 fte blijfpelen, , Farquhar had wezenlijk een boertiger vernuft dan de geachtfte zijner mededingeren ; " maer' hij was door de middelmatigheit van " zijnen ftaet verbonden. Met den voor" fpoedt van Steele of Congrève , zou hij " misfchien beter dan één van hun gefchreven " hebben. Men ziet, in zijnen Ridder Henrik " Widlair, iets oorfprongkelijks , 't welk rtiemant zijner tijdgenooten in het blijfpel heeft „ waergenomen. Butler heeft zich beroemd gemaekt door „ 'zijn boertig dichtftuk van Hudibras. Hij nam tot zijnen heldt een' Presbytcriaenfchcn " ridder, doorkruifende de landfchappen van " » En-  334 De N i e u w e R e r s i g e r. „ Engelandt, fprekende en handelende volgens „ dc grondbeginfels, welke hij zich in het :, hoofdt gebragt heeft, vergoedende de gem waende ongelijken, die zich aen zijne oogen „ vertoonen, en herftellende overal de herii vorming en geftrengheit. Dees nieuwe Don „ Quichot heeft insgelijks zijn Sancho-Panca. ,, Ralph is de fchildknaep van Hudibras: men „• heefc 'er met voordacht een' huisbezorger „ van gemaekt, om hem tegenover zijner „ meester te ftellen; en gelijk het goede ver„ Randt van Sancho eene wonderbaerlijke ftrij„ digheit uitmaekt met de zotternijen van Don „ Quichot, is 'er niets vermakelijker dan de „ trekken, waermede Ralph, in het twisten, „ Hudibras oVerlaedt. „ Karei de tweede was over dit dichtwerk „ zoo verrukt, dat hij het van buiten kende, „ ijder oogenblik ftukken daeruit aenhaelde, „ het altoos in zijnen zak had , cn het niet „ meer kon ontbéren , dan Alexander den „ Ilias. Doch de koning van Macedonië, die v den flechtftenpoëten weldaden bewees, zou „ Homerus niet in de behoeftigheit gelaten „ hebben; daer men, in tegendeel, den ko„ ning' van Groot - Britanje verwijt, dat hij „ Butler nietüit de armoede getrokken heeft. „ De burgerkrijg, die het onderwerp van „■ het dichtftuk van Hudibras uitmaekt, werd „ ontdoken door een gewaend heilig eedge,, fpan, gelijk aen het geene, onder u lieden, 33 de  Tweehonderd en Zestiende Brief. 335 de gewaende heilige onlusten der regeringe ' van Henrik den derden deed geboren wor" den Dewijl dit laetfte vroegtijdiger was, " mag men gelooven dat het tot een voor" beeldt aen bet andere diende. In Frankrijk, verbonden zich de Katholyken, om de Kal" vinisten uitterooijen , en onder dit voorwendfel., om Henrik den derden van den " troon te ftooten, Henrik den vierden daer" van afteweren, en misfchien om ze beide te doen fterven. In Engelandt, vercemg" den zich de Presbyterianen , om de bisfchop" pelijke waerdigheit, en de koningkiijke re, gering, die'er het fteunfel van was, te ver' nietigen. Deze twee aenhangen hadden deZ zelfde geestdrijverij , dezelfde wreedheit. " Beide veroorzackten zij de verwoesting der beide koningkrijken , en den moordt der, , beide koningen. De hier de Voltaire heeft „ het Franfche eedgcfpan in heldenveerzen, en de fchrijver van Hudibras dat der En* '" gelfchen in boertige veerzen opgezongen. " ,, Mylord Bolingbroke had ook de poëzij aengekweekt, en was niet zonder begaefd" heit om 'er in te flagen. Bij het uitgaen der " kindschheit aen Dryden verbonden, federt " door de naeuwfte vriendfchap met Pope " vereenigd, oeffende hij zich vroegtijdig in " deze verlokkende kunst. Het ftond voor, " zeker alleen aen hem, om zich, naer het " voorbeeldt van den kardinael van Richelieu, „ ver-  33ö De N-ieuwe Reïsiger. verwonderaers te maken onder de geletterde „ lieden, van welken zijn ampt ten minfte zoo „ zeer als zijn perfoon omringd was. Hij j, vergenoegde zich met hen te beschermen, hen met weldaden te overladen, hen zelfs i, bóven anderen in de openbare zaken te ge„ bruiken, en had niet dan reden om 'er zich 5, over te prijzen. „ Hij zond den dichter Prior, zoon van een' „ fchrijnWerker, naer Frankrijk, in de hoe„ danigheit van gevolmagtigde, om aen den j, vrede té arbeiden. Addisfon leende zijne pen „ aen den aenhang der Whigs, en diende hen „ zoo wel, dat hunne erkentenis hem tot den „ luisterrijken post van geh'eimfchrij'ver van „ ftaet verhief: gedenkwaerdige voorbeelden, „ bekwaem tot verdrijving van het vooroor„ deel, dat de fchrijvers in hunne lettercel bande , door hen ongefchikt tot de zaken „ der ftaetsbefturinge te verklaren ; als of 5, menfchen , die zich eeniglijk met het vol„ maken van hun verftandt en het aenkwee,, ken van hunne reden bezig' houden , be„ fchouwd konden worden als onbekwaem tot „ zaken , die niets dan reden en verftandt ,, vereisfehen. „ In Frankrijk worden de geletterde lieden j, geliefkoosd, gezocht en beloond; maer dees ,, ftandt, die tot jaerwedden geleidt, fchijnt „ den weg tot alle bedieningen te fluiten. In li Groot-Britanje heeft het tegendeel plaetsr „ de  Tweehonderd en Zestiende" Ëriéë. 337 ,, dc regering neemt geen belang in liet lot ,, van een' geletterden nian, die Hechts een geletterd man is; maer indien hij neiging tot „ het landsbeftuur heeft,. zal zijne begaefdheit j, geene reden zijn, om 'er hem van uitteflui5, ten. Drie groote dichters, Johnfori,- But5, Ier en Dryden zijn, bijna naer de letter, „ van honger geftorven: maer Addisfon was $, ftaetsdienaer; en Prior, die van herbergiers „ jongen dichter geworden was , werd van i, dichter gevolmagtigde op den vredehandel.' ,", Een hoveling hem, te Verfailles, de oyer„ winningen van den koning , door le Bruu j, gefchilderd, toonende, vraegde hem of men „ dus de krijgsverrichtingen van Willem den j, derden , in deszelfs paleis , insgelijks be^ fchouwde. Neen $ antwoordde hij, dei ge, denkftukken der groote daden van mijn' meester worden overal elders dan ten zijnen „ huize geziem Het was tot Prior,' en niet „ tot Mylord Stairs, gelijk uw' voorzitter Haj- nault bijbrengt, dat Lodcwijk de veertiende 5, zeide: „ Ik heb altoos in nifjne eigene fta- ten, fomtijds bij anderen, meester geweest f doe 'er mij niet aen gedenken". „ Prior heeft een' groot getal Van lierzangen, j, refereinen en Anakreonfche ftukken, wa'er„ in men een fcherpzinnig en kicsch verftandt j j, eene fchitterende verbeelding én een' uit,, muntenden fmaek vindt, nagelaten. Onder 5, dit getal tel ik geenszins zijn keerdicht op XVII. Deel. Y # den  J3$ De Nieuwe Reïsigéïu „ den lierzang van Boileau op de veroovering „ van Namen. De Engelfchen deze ftadt „ herooverd hebbende, triomfeerden onze dichters op hunne beurt; maer zij namen, ,, in hunne hekelfchriften, noch gematigdheit „ nóch betamelijkheit in acht. Dat van Prior „ tegen Despreaux, uwe krijgsoverften en „ Lodevvijk den veertienden , is zoo verre„ gaende, dat ik op mij niet kan verkrijgen 'er „ een eenig veers uit aentehalen. „ Schoon dc neiging der Engelfchen hen „ meer vervoert om de hoogvliegendheit van „ Pindarus te volgen , dan om fmaek in de „ bevalligheden van Anakreon te krijgen, heeft ,, dees laetfte echter eenige navolgers onder „ ons gehad. De bekendfte dichter in deze ,, foort van poëzij', na Prior en Waller, is „ Willem Parnell, aertsdeken eener kerke in „ Engelandt , en de bijzondere vriendt van „ alle de fraeije vernuften van zijnen tijdt. „ Ook is hij de fchrijver van verfcheidene „ vertellingen, en in 't bijzonder van die van „ den KLuizenaer , waervan uw roman van „ Zatlig eene navolging fchijnt te wezen, en welke Parnell zelf gevolgd had naer eene „ gefchiedenis, uit den ouden Howel getrok„ ken , die ook in den Talmud gevonden wordt. „ Richard Steele, wiens filofofifche en be-, rispende werken u bekend zijn, begon zij„ nen loop in de letterkunde door een dicht- „ ftuk  Tweehonderd en Zestiende Brief. 339 5, ft uk op den doodt der koninginne Maria, ,, echtgenoote van Willem den derden , en „ vervolgde met blijfpelen , waerin hij wel flaegdê , als den Teederm Echtgenoot , dé 3, Liegende Minnaers, den Rouw naer de Mode, ,, enz. Hij was de fchooimakker, vervolgens de bijzondere vriendt van Addisfori, en des1, zelfs medegenoot in verfcheidene werken. ,, Dees laetfte, één der fraeifte geesten eli wuerdigfte mannen, welke Engelandt heeft 3, voortgebragt, maekte zich eerst bekend door ,, Latijnfche diebtftukken. Hij koesterde ver,, volgens de Engelfche zanggodinnen, en ont,, wierp verfcheidene dichtwerkenwelke wij ,, als meesterftukken befchouwen. Zijn treur- fpel van Kato, dat voor het regclmatigfté ,, van het Engelfche tooneel gehouden wordt , ,, is in allerlei talen overgezet; Bolingbroke ,■ ,, ten tijde van zijnen grootften voorfpoedt,> „ eene vertooning van dit ftuk bijwonende, 3, zag de Whigs , die in den roem van een „ werk, in den boezem van hunnen aenhang ,, geboren, deelden, cn kwaedaertige zinfpe,, lingen der fchoonftc plaetfen van het treur3-, fpel tegen het ftaetsbeftuur maekten, hunne 3, toejuichingen verdubbelen', voornamelijk ,, op Veerzen, die toegepast konden worden; „ Niet vergenoegd met 'er de zijne bijtevoe,, gen, diet de ftaetsdienaer den fpelef, die de „ rol van Eato gefpeeld had, bij zich komen prees hem in hetopenbaer , en fchonk hem vijftig guinées.- y 2 i)e  34o De Nieuwe Reisiger. „ De matelooze fchriften van Addisfon zijn „ voorbeelden van/fmaek, redenkaveling' en „ ftijl. In Engelandt verkoft men dagelijksch „ twintig duizend bladen van den Spectator of „ Befchouwer, waeraen hij met zijnén vriendt „ arbeidde. Zonder echter de achting van dit „ Werk tc willen aentasten , moet men beken„ nen, dat men het ten minfte de helft zoude „ verminderen, indien men 'er de koele leen„ fp reuken, de laffe karakters, de al te ge„ drongene afbeeldingen, en degemceneplaet„ fen der zedenkunde, die de lezing van het „ zelve langwijlig maken, afname. „ De ridder Denham heeft, behalve door ,, zijn treuripel, zich eenen naem gemaekt „ door verfcheidene diebtftukken. Z.i)n Berg des „ Kuipers (*) is vol van fchitterende denkbeel,, den en befchrijvingen volgens de natuur; ,, doch de zuiverheit en naeuwkeurigheit zijn „ de voornaemlte hoedanigheden , die dezen „ dichter ontbreken. „ De geneesheer Samuel Garth muntte niet „ min uit door zijne begaefdheden tot dedicht„ kunst, dan door zijne bekwaemheit in zijn ,, beroep. Hij wist zich , door verftandige „ loftuitingen , in de gunst van Willem den ,, derden te wikkelen, en gebruikte zijn aen„ zien tot het voortzetten van een liefdadig „ ontwerp , waervan hij één der eerfte uit- „ vin- (*) Coopefi.  Tweehonderd en Zestiende Brief. 341 „ vinderen was. Het zelve beftond in het ,, oprigten van eene openbare artzenijwinkel, ,, in het geneeskundige kweekfchool te Londen, „ alwaer de armen kunnen raedplegen om niet, „ en de hulpmiddelen goedkooper krijgen. De „ artzenijmengers, en zelfs eenige geneeshee„ ren , fchreeuwden tegen dit ontwerp, en „ tastten het aen door allerlei hatelijke en ver„ achtelijke middelen. De heer Garth vond „ goed hen te ftraffen, door hen belagchelijk „ te maken , in een dichtftuk van zes zangen, „- 't welk wij benevens uw' Lutrin ftellen. „ Het zelfde flaegde gelukkiglijk; en de uit. „ gaven volgden fchieüjk op eikanderen. „ De fabels van Gay en zijn Opera der Be„ delaren geven dezen dichter de grootfte ver„ maerdheit. Nimmer werd, in Engelandt, „ een ftuk zoo gretig gevolgd als deze Opera, „ die een beledigend hekeifchrift was tegen de „ hovelingen en ftaetsdienaers. Zij werd in den beginne zestigmael vertoond, en met het zelfde geluk hervat. Wel rasch ver„ fpreidde zij zich door het gehecle koningk„ rijk; en men fpeelde haer dertig of veertig„ mael in de voorname fteden. Men drukte „ de fraeifte wijzen van het ftuk op de waeb 5, jers, en fneedze op de vuurfchermen. De '„ tooneelfpeelfter, die,de voornaemfte vrou„ wenrol vertoonde, fteeg ten hoogften topp' van voorfpoedt, en werd het onderwerp , van alle gefprekken. Alle de heeren maekY 3. „ ter.  34-2 JÖE N I E U W E H E I S I G E R. „ ten hun hof bij haer; hcure afbeelding verf) fierde alle de winkels; men befchreef haer „ leven; men droeg haer veerzen op; men „ gaf hare geestige zeggingen in het "licht; „ kortom, juffer Fenton trouwde in het open„ baer den hertog van Bulton, een'der groot,, fte heeren van Groot-Britanje. „ Gay maekte eene tweede Opera, in den3, zelfden fmaek, die flechts een vervolg van „ de eerfte is; doch toen hij ze aen den be„ (Herder van het tooneel gegeven had, ver, ,, bood de lord kamerheer dezelve te vertoo„ nen; en men wil dat de fchrijver uit ver* 3, driet daerover ftierf. Zijne fabels ontberen „ uitvinding cn zout; zijne aenmerkingen zijn ,, daerin te lang; en derzelver eindval is niet 3, gelukkig. Gay geleek alleen naer la Fonj, taine door eene onachtzaemheit, en eene 3, gchcele onverfchilligheit voor zijne belangen, ?, Men fteft zijne herderszangen boven zijne ,, andere voortbrengfels; en onder zijne ver,, fcheidene dichtwerken zijn 'er eenigen van 3, een' gelukkigen en aengenamen zwier. „ Mylady Montaigu maekte , door eene 3, vreemde bijzonderheit Herdersdichten van 3, Stadt en Hof, die den naem van de zes da3, gen der weke dragen. In het eerfte, gety„ teld de Maendag en de Foorzael, beklaegt ,, zich de kamenier eener mevrouw' dat hare 3, meesteres haer heeft weggejaegd, om eene ?} andere te nemen. In den Dingsdag, of het 33 Kof.  Tweehonderd en Zestiende Brief. 343 „ Kojfyhuis van St. James, wenden twee jon„ geiingen voor, eikanderen in aenzien bij de „ juffers te overtreffen. De gelukkigfte be„ roemt zich dat alle de vrouwen op zijne ge„ zondheit drinken. De andere antwoordt, „ dat op de gezondheit van iemant te drinken „ niet altoos eene gunst is, enz. „ Gij zoudt de werken van Pope onvol„ maektelijk kennen, indien gij alleen daer„ over oordeelde volgens de vertalingen, die „ 'er in uwe tael van gemaekt zijn. Ik zonder „ 'er van uit de twee overzettingen van den „ abt du Resnel, de eene van de Proef over „ den Mensch, en de ander van de Proef over „ de Oordeelkunde. Schoon niet zeer letterlijk, „ voerden zij de achting van den vertaler in „ top; gelijk de twee Engelfche werken hun„ nen fchrijver in den rang der fraeifte geesten „ van Groot-Britanje gefteld hadden. In de „ Geroofde Hairlok ontmoet men vinding, or„ de , teekening , gedachten, afbeeldingen, „ en aengenamc boerterijen op de vrouwen. „ Dit dichtftuk is onder ons het geene VerU „ Vert in Frankrijk is, met dit onderfcheidt, „ dat de Engelfche fchrijver de beeldtenisfen l, vrijer vertoont. -Pope fchilderde den ftrijdt '„ der liefde en den godsdienst, met vurige „ trekken, in zijnen onnavolgbaren brief van „ Eloïze aen Abelard ; doch het geene hem „ den grootften roem verwierf, en de meeste „ vijanden verwekte , is zijne uitmuntende Y 4 » ver"  344 E>e Nieuwe R e i s i g e *. » ve"aiing van Homerus, op welke geheel „ Engelandt inteekende, en waerin men den 9, rijkdom', de kragt, en majesteit der Griek„ iche dichtkunde aentreft. Pope had geens„ zins de ftandvastigheit om de fchichten der „ hekeling' te verachten, en fcheen 'er al te •> gevoelig voor. Doch men beledigde hem „ ook wreedeJi k : men noemde hem weet. „ niet, ezel, gek, monfter, doodflager, ver„ giftiger en verrader, alleenlijk om dat hij „ eene goede vertaling van den Ilias gemaekt V had- J1]J verloor zijn gedalt, en ontwierp „ de vermaerde Dtinciade, die hem zoo veel „ verdriets veroorzaekte. Pope heeft, zon„ der tegenfpraek, van alle onze fchrij veren, „ dc meeste netheit en naeuwkeurigheit in zij; f> ne werken in acht genomen. Men ontmoet „ 'er een' verheven geest, eene juiste onder, „ fcheiding cn een gegrond oordeel. Hij wijkt »> VOOi'§eene" zijner voorgangcren, en over„ treft alle zijne tij jgenooten. : „ Het eenigfte gefchrift , 't welk dokter Swift in den rang onzer diehteren kan ftel„ len, is de gefchiedenis zijner liefde, oflie „ ver zijner oriverfchilfigheit voor eene vrouw', ,, die door eene vruchtelooze hartstogt voor ,, hem brandde. In dit werk, getytefd Cade. mts en Pemesfa, als ook in zijne andere dichtHukken, vindt men kragt van verbeelqVg' en gelukkige veerzen, doch te veel afwij,? kingen en achteloosheit. Zijne mecstbe- j, kende  Tweehonderd en Zestiende Brief. 345 j, kende werken , in onrijm , zijn de Reizen '„ van Gidlivir, het Fertelfd van de Ton, het „, Oorlog det Boeken, de kunst om op de Kleer„ kamer tc peinzen, en het Gasthuis der Gekken. „ De meesten dezer tytelen geven u te kennen „ in welken fmaek dees dokter fehréèf, dien „ zijne fpelingen van vernuft den Rabeïais van Engelandt hebben doen noemen. Zijne werken zijn verhandelingen van ftaetkunde ,, en godsdienst, onder een vernis van r.uer- terij', die fcherper dan eenvoüwig is , en „ waerin men vergeefsch vlug heit en kiesch- heit zoude zoeken. „ De doodt heeft ons , in den ouderdom „ van tweeëndertig jaren , ontroofd den fchrij5, ver van drie dichtftukken , Pomona of de „ Sider, den Slag van Bleinhem of Hochftett, „ en de' Waerdige Chelin, bekwaem om een ,, voordeelig denkbeeldt van onze poëzij' te ,, geven, indien men 'er minder trekken eener 3, ongeregelde verbeelding' in vond. Philips „ had zijnen fmaek gevormd door het lezen „ der werken van Chaucer, Spencer en Mil„ ton. De kiagten van een' man, tot de ui- terfte armoede gebragt, zijn de ftof van het „ derde dichtftuk: de tytels der twee eerften „ geven het onderwerp daervan genoeg te ken„ nen. In het tweede vindt men onmatige „ loftuitingen van het Engelfche volk, en vele „ trekken tegen Frankrijk. Door dezen zelf5, den geest van eenzijdigheit, of veeleer door Y 5 „ eenen  346 De N i e u we Reisiger. „ eenen bedorven fmaek," fcelt Philips, in het „ dichtftuk van Pomona, de fider boven de ,, beste wijnen van uw landt. „ Joan Wilmot, graef van Rochester, de „ geestigfte vrijgeest, en debeminnelijkfteheer „ van het hof van Karei den tweeden, maek„ tc, in den ouderdom van twaelf jaren, een „ gedicht op de herttelling van dezen vorst. „ In het vervolg één van deszelfs gunftelingen „ geworden, ontwierp hij tegens hem hekel„ fchriften, die hem deden verbannen. Hij „ vertroostte zich over zijn ongeval door an„ dere hekelingen en ongebondene veerzen. „ De wellusten en ongeregeldheden krenkte „ zijne gezondheit ; en hij overleed in den „ ouderdom van drieëndertig jaren. Schoon „ hij, in zijne werken, de vrouwen zeer mis,, handeld had, maekte echter eene vrouw, na „ zijnen doodt, eene lijkklagt ter zijner eere. „ In een hekclfchrift op den mensch, fchildert „ de graef van Rochester het menschdom met „ de zwartfte kleuren. Dat van den Slechten „ Maeltijdt is eene navolging van het hekel„ dicht van Despreaux over het zelfde onder, „ werp. In een ander ftelt de Engelfche heer ,, allen , die de wateren van Tundbrige ge„ bruiken, belagchelijk voor. „ De beroemde fchrijver van het dichtftuk „ der Vier Jaer getijden, de Schotsman Tomp„ fon, maekte niets, zegt men, dan wanneer „ hij dronken was ; en deze dronken fchap „ bragt  Tweehonderd en Zestiende Brief. 347 , bragt dikwils de dichterlijke dronkenfchap in „ hem tc weeg. Zijne andere voortbrengfels zijn het Kasteel der Onachtzaemheit, vol van „ poëzjj' en uitmuntende lesfen overdc zeden,, kunde, het dichtftuk der Vrijheit, eenige „ Treurfpelen en middelmatige Lierzangen. „ De Nachtgedachten van dokter Young, „ leeraer te Welwin, zijn droefgeestige wer,, ken, waervan men geene ontwerpen noch „ zelfs voorbeelden in andere talen vindt. Een „ leven, ontrust door het verlies eener deugd„ zame echtgenoote en van twee kinderen, „ die hem dierbaer waren , wierp hem in eene „ diepe droefheit, aen wier vlagen wij zijn „ fraei dichtftuk der Nachten vcrfchuldigdzijn. „ Dit zedenkundige, gewigtige en filofofifche „ werk is het uitftekendfte van alle fchriften, „ die uit zijne penne gevloeid zijn; maer het 3, valfche fraeije vernuft, het lage, het ge,, drochtelijke bederven dikwils de verhevene ,, fchoonheden van dit verwonderlijke voort„ brcngfel. Gemeenlijk befteedde hij verfchei3, dene uren des daegs , om op het kerkhof ,, zijner kerke te wandelen. Zijn dichtftuk ,, doet ons •gisfen dat hij des nachts dikwerf ,, opftond , om zijne poëtifchc wandelingen ,, te hervatten: ook vertoont hem de mensch, ,, terwijl hij hem in deszelfs loopbaen volgt, ,, op ijdere tredt, het onheil en het graf. ,, Ik fpreek niet van eenige tooneelftukken, ,, door dezen kerkdijken dichter opgefteld: » zij  348 De Nieuwe R e i s i c e r. „ zij zijn , gelijk zijne andere dichtwerken, „ verre beneden de achting van hunnen fchrij„ ver. Young is een man van vernuft, in si tle gehccle uitgeftrektheit van het woordt. „ Hij heeft flechts één gebrek, 'Lwelk men, „ voor het overige, aen alle zijne-landslieden, „ uitgenomen Pope en Addisfon, verwijt, na,, meiijk, dat hem fmaek ontbreekt. Doch de „ fchrijver der Nachten is daerom niet min ver-' „ wonderlijk: hij werpt ons, onzes ondanks, „ in eene diepe droefgeestigheic, waeruit meer „ öendoening voor onze gelijken , en meer » liefde tot de deugdt omfcaen. „ Na het geene ik , tot dus ver, gezegd „ heb, fchijnt het dat men de Engelfche dich„ ters in vier rangen zoude kunnen plaetfen; „ namelijk, in den eerften Shakefpéare, Spen„ eer, Miiton, Young, als bij uitftek krag„ tige cn verheven dichters , en op eenigen „ afftandt Otway, Lée en zelf Soutcrn; in „ den tweeden de geenen , die een waerlijk „ dichterlijk vernuft bezaten, doch in eenen „ gematigder trap, als Dryden, Donne, Den„ ham, Couley, Pope en Congrève; in den „ derden de geenen, die door een'gelukkigen „ zwier van geest ^ en een' fijnen cn keurigen „ fmaek voor gemeenzame werken, uitmuntm ten, als Waller, Prior, Gay, Parnell, Swift, „ Fentpn, enz,; en in den vierden de veer» zenmakers; dat is, de geenen , wier geluk» ^g? rymea en eene gemakkelijke uitdruk- 33 ting  Tweehonderd en Zestiende Brief. 34? , king de eenigfte verdienfte uitmaken. On,* der dit laetfte getal zouden Pitt, Sandys, Fairfax ,. Broomc , Bukkingham en Lan„ down wezen". Dus onze gedachten latende gacn over de verfchillende foortcn van poëzij', en reizende, om dus te inreken , met dc fracifte geesten van Groot-r3ritanje, bevonden wij ons, zonder het bijna befpeurd te hebben, in het midden van Rochester, aen de poort der berberge , alwaer wij aftraden, om het middagmael te houden. In het wachten dat men zich-aen tafel voegde, deed ik eenige keeren in de ftadt, welke ik wel dra geheel doorkruisd had. Hare bru°-, over de Medway, is eene der fchoonfte van*Engelandt. Deze rivier, die eenen halven kring vormt, befluit een magazijn van fchepen cn voorraedt om dezelven toeterusten. Dc ftadt die den tytel van graeffchap heeft, is aloud en middelmatig. De bisfehop , wiens zetel zij is, zou geene vette inkomst genieten, indien men 'cr het dekenfehap van Westmunfter niet mede vereenigde. Op eenigen afftanct is het vlek Chatham; of liever dit vlek, aen Rochester gevoegd, maekt niet meer dan eene zelfde ftadt uit. Ik ben, enz. Londen, demSden van Augustus, 17 SS- Twee-  35° De Nieuwe Rêisiger. Tweehonderd en Zeventiende Brief. Vervolg van Engelandt, In de herberg wedergekeerd zijnde, verwittigde men mij dat twee Engelfchen, pas van Londen gekomen , aen onze tafel begeerde te eten. Dc heer Tounfton hield de eer daervan op; cn wel rasch verbande een wederzijdsch vertrouwen allen dwang; gij zoudt gezegd hebben dat wij altoos vrienden geweest waren. Engelfchen en Franfchen , ijder gebruikte dezelfde vrijheit, dezelfde openhartigheit, als of wij flechts een zelfde volk uitgemaekt hadden. Men heeft den oorfprong van de vermenging' van achting' en afkeer, welke de twee volken voor eikanderen fchijnen te hebben nog niet volkomen ontwikkeld. In de oo^en' van eeif Fransman is Engelandt het verblijf der zeldzaemheit, fierheit en wangunst': in de oogen van een' Engelsman is Frankrijk de woning der beuzelachtigheit, onftandvastigheit en kleedingswijzen: in de oogen van den fibfoof zijn Frankrijk en Engelandt, gelijk alle oorden der weereld', de landen van deugden, verdicnften, zotheden en gebreken. Het Engelfche volk is altoos onze mededinger geweest: het deelt met ons in allerlei zaken,  Tweehonderd en Zeventiende Briee. 351 ken, in allerlei begaefdheden, die tot achting leiden ; of veeleer, het benijdt ons dezelve. Deze mededinging heeft tusfehen het zelve en ons een' naerijver verwekt , waermede de goede vernuften altoos hun voordeel gedaen hebben; maer eene geweldige afkeerigheit heeft altoos de overhandt behouden. Terwijl Engelandt ons verwonderaers toezendt, fcherscht zijne wangunst met onze belagchelijkheden, zonder te denken dat deze belagchelijkheden hunne eerfte berispers zelfs in den boezem onzer hoofdftadt vinden. Doch zijn wij het voorwerp der hekelfchriften, welke het volk van Londen verlustigen, een ander gedeelte des volks wreekt ons daerover, dooi de reizen, welke het in Frankrijk doet, door het leeren van onze tael' en zeden, door het lezen van onze boeken, cn zelfs door het voordeel, 't welk het daeruit trekt. Wij hebben ook lieden , die de verdienften der Engelfchen weten te fchatten, overeenkomftig echter met de foort' van afkeerigheit, die wezenlijk tusfehen de beide volken plaets heeft. Wij onderzochten de oorzaek dezer onregrmatige aendoening', en dachten den eerften oorfprong daervan te zien in de .verwoestingen en voortgangen der Normannen. Het herdenken van zoo vele rampen , Frankrijk toegebragt, het gezigt van zoo vele puinhoopen, die van hunne woede getuigen, en meer dan dit alles, het rijke landfehap, 't welk men met zoo  §5i De Nieuwe R e i s i g e r. zoo veel leetwezen en fpijt in hunne handelt zag, waren de zuurdeesfems van haet, die de harten der Franfchen aen het gisten hielpen. In Normandië gefchiedden meenigvuldige veldflagen, die, zonder iets te beflisfen, alleenlijk ftrekte om een gevoelen , reeds te diep geworteld, aentehitfen en te voeden. De tijdt en de bijna gedurige gefchillen, voornamelijk, na dat de Normannen Engelandt verooverd hadden , Werkten niets anders uit dan deze vijandfchap aentekweeken ; en onze voorouders zagen, in hunne nageburen , niets meer dan overweldigers, gereed om zich, ten hunnen kosten, .te verfpreiden. De verftooting van Eleonora van Guienne, door den koning van Frankrijk, was eene andere bron van deze afkeerigheit. Een koning van Engelandt , ftaetzuchtiger dan kieschj meer getroffen door de groote bezittingen dezer minzieke prinfesfe, dan gevoelig voor de fchandé, waermede een ergerlijk gedrag haer bedekte, trouwde haer zonder liefde, en was, uit zwakheit, vatbaer voor alle de indrukfelcn, welke zij hem wilde inboezemen. De fterkfte was die des haets voor den vorst , die haer verftooten had; en alle de heeren van haer hof, de wraek hunner koninginne onderffeunende , ontvingen in hunne harten dat zaedt van vijandfchap, 't welk zij het ganfche volk inbliezen. Het zelve ontwikkelde zich voornamelijk onder Eduard den derden. De oorlogen,- wet-  Tweehonderd en Zeventiende Brief. 353 Welke dees vorst onregtvaerdiglijk aen Frankrijk verwekte, vervreemdden de beide volken van eikanderen. De Franfchen , vernederd door het verlies der veldfiagen van Creci, Poitiers en Afincourt, behielden het geheugen van hunne fchande , zelfs toen zij die door hunne overwinningen hadden uitgewisebt; cn de Engelfchen , genoodzaekt voor onze dapperheit te wijken, bragten, benevens het leedwezen over hunne nederlagen , eene vurige begeerte om dezelve te wreken, in hun eilandt. Sedert deze bcUrtwisfeh'ng van fchande eii roem voor de beide volken, regeerde 'er onder hen altoos eene mededinging, die niet vei zwakt is geworden, dan toen zij beide dachten dat het hun belang was, zich tegen de ondernemingen van een' gemeenen vijandt te kanten. Spanje , het voorwerp van den naerijver der andere mogendheden geworden, zag tusfehen Frankrijk en Engelandt een begin vart vereeniging' opkomen , die langer zoude geduurd hebben, indien de regering van Lode^ wijk den veertienden, voorbereid door het ftaetsbeftuur van Richelieu, de Franfchen niet boven alle hunne mededingers verheven had; Onze koophandel, uitgebreid in alle de deeleil der weereld', onze kunften , benijd van allé de volken, onze zeden, onze gebruiken, onze tael, door alle de hoven aen gen omen, onze liciren te landt en ter zee , overal overwiri- XVII. Deel. 'li nendej  354 De Nieuwe Re is i ge*. nende , de hertog van Anjou op den troon van Spanje, zoo veel roems, zoo veel magts, Waren voor de Engelfchen een prikkel, die het gevoelen van bitterheit, 't welk hen zoo lang onze vijanden gemaekt had, in hun hart weder opwekte. Schoon zij bijna altoos deaenvallers geweest zijn, hebben zij echter dezen ingeboren haet fterker behouden dan wij, die denz'elven, ten hunnen aenzien, nimmer zoo ver hebben uitgeftrekt: ook zou die haet, van hunnen kant, zoo heftig niet zijn, indien wij zoo rijk, magtig of vernuftig niet waren. Deze wangunst wordt nog aengeprikkeld door de onmatige belastingen , welke men in Engelandt betaelt, door de duurte der levensmiddelen , en voornamelijk door het geringe voordeel der ftofferecderen , vergeleken met het welwezen, 't welk die van Frankrijk genieten, alwaer de waren beter koop zijn, alwaer de naerftigheit meer wint, en minder aen den Staet betaelt. Een andere beweegreden, die den nijdt der Engelfchen insgelijks verwekt, is de vergelijking van hunnen natuurlijken toeftafidt van zwakheit met onzen ftaet van fterkte; als ook de middelen, welke wij hebben om onze onheilen te herftellen , vergeleken met hunne geringe toevlugt -in hunne tegenfpoeden ; benevens de bloeijende toeftandt van onzen koophandel, in vergelijking gefteld met het verval van dien van Groot-Britanje; en voornamelijk het  Tweehonderd en Zeventiende Brief. 355 het vermogen, 't welk wij op alle de Europefche volken hebben. Gij zoudt niet gelooven met welk oog zij onzen invloedt op de zeden, op de gewoonten, op de kleedingswijzen der andere landaerten befchouwen: onze voorfpoedt bedroeft hen meer, dan zij zich over hun geluk verblijden. Wie over hen dezelfde meerderheitverkrijgt, zal, even als wij, het voorwerp van hunnen af keer worden. SedertSpanje eene bijzondere zorg voor zijnen koophandel, akkerbouw, zijne bevolking en zeevaert draegt, begint het hunne wangunst te verwekken ; en indien de geest van werkzaemheit en naerftigheit eenigzins aenhoudt , zal het wel rasch in derizeTFdën haet met ons deelen. Laet Portugal ftoffereederijen in zijne landfchappen opregten, en Franfche werklieden verzoeken.; in plaets van die uit Engelandt te ontbieden, Wel dra zult gij de verbindtenis, die hen vereenigt, verbroken zien. De koophandel der Hollanderen geeft 'hun argwaen : zij zouden hen minder ontzien , indien zij niet vreesden dat dezelve zich met Frankrijk, Spanje of het huis van Oostenrijk zouden verbinden. De overtogt van onze vlügtclingen in Groots Britanje is eene andere oorzaek van deze ingewortelde vijandfchap. Voorliet grootfte gedeelte , tot den ftaet van bedelarij', en tot de lacghe^ den, welke de armoede inboezemt, vervallen; vermoeiden zij eindelijk de liefddadigheit der Engelfchen, die zich zonder moeite gewenden 2 z ' alllë  356 De Nieuwe Reisiger. alle de Franfchen in deze bedelaers te zied. Londen is insgelijks het verblijf der bankeroeticren van Frankrijk, en van duizend lieden, die, ernftige zaken met het geregt te. verrichten hebbende, zich voor deszelfs vervolgingen trachten te beveiligen. Zijn diergelijke onderdanen bekwaem om het volk, bij het welke zij eene verblijfplaets vinden, ten voordeele van hunnen landaert intenemen ? Eene bende van truggelaren voltooit het geene deze vlugtelingen begonnen hebben. Sommigen blijven in Engelandt, zoo lang zij 'er flechthoofden vinden. Anderen, na 'er eenigen tijdt eene vertooning gemaekt te hebben , eindigen door ruchtbare fchelmerijen. Deze voorvallen zijn zoo meenigvuldig, dat de Engelfchen, die ons niet kennen , daeruit gelegenheit nemen om ons te verachten of te haten. Voeg hierbij de oplettendhcit van alle de fchrij veren, die voor den fchouwburg van Londen arbeiden, om, in ijder ftuk, één of twee tooneelen, ten laste der Franfchen, welke zij tot belagchelijke marquizen maken , opteftellen. Men vertoont ons als .mismaekte, kleene, gebogchelde, flecht gefchoeide, naeuwelijks gekleede en van honger ftervende lieden. In het kunstvertrek der natuurlijke historie van Oxford, vertoont men, onder de natuurlijke zeldzaemheden, een paer holblokken , welke men fchoenen van Frankrijk noemt. Meer dan eens heeft men, in het parlement, uitge- va-  Tweehonderd en Zeventiende Brut. 357 varen tegens de houten klompen, welke men als het onderfcheidende kenmerk van onzen landaert opgeeft. Het volk gelooft dat alle de Franfchen gelijken naer die rampzaligen, die, 5n de koffyhuizen van Londen, minder medelijden dan verachting inboezemen; en naer dezelven fchilderen de Engelfche fchrijvers onze zeden. In "één hunner ftukken laet een kleene marquis, terwijl hij zijn' neusdoek uit zijn' zak liaelt, een brok kaes vallen. Gedurende het laetfte oorlog, had de regering eene leelijke afbeelding van een' Kapucijner in eene kooi doen ftellen; en men voerde dezelve van landfchapp' tot landfchap, als een monfter van de Franfchen. Men vertoonde dezelve voor geldt; en dees gemaekte monnik bevorderde de volkwervingen der laetfte vcldtogten. De afkeerigheit is, in fommige huisgezinnen, zoo fterk, dat eenige Engelfchen hunne zoons, om het dragen van eene zakpruik , onterfd hebben: anderen hebben nimmer met lieden van onzen landaert willen eten.. Het voorbeeldt en de opvoeding doen dezen haet tot in de harten der kinderen wortelen. Toen men, in 'denzelfden krijg, meende dat wij ons tot eene landing op deze kusten bereidden, luisterde een jongsken van negen jaren, met de gsootfte aendacht', naer de aenmerkingen, welke men op deze tijding maekte. Het ftond van zijnen (ftoel op, naderde zijnen vader, en zeide tot hém: '„ zullen de Franfchen, Z 3 ,, als  358 De Nieuwe Reisiger. „ als zij hier komen, kinderen met zich brenr >t ?.en ? Waertoe deze vraeg , antwoordde „ vader? Qm dat ik, hernam de kleene En„ gelsman, zijne vuisten toenijpende, met al „ mijn hart' met deze kleene jongens zoude „ vechten". De ganfche vergadering was opgetogen , omhelsde het kindt, en prees zijn kloekmoedig voornemen. ' De kruijers, bootsgezellen, ftoeldragers cn alle de daghuurders, in de ftraten van Londen verfpreid, zijn de geenen, die de minfte palen ftellen aen deze overmatige bitterheit, die hun alle hunne baldadigheit over ons doet uitwerpen. De fterkfte belediging, naer hunne meening , en tevens de gewoonlijkfte, is French dog , Franfche hondt, God darm, Godt verdoem u. Voor bet overige, zouden wij ongelijk hebben ons te beklagen, dewijl de andere vreemdelingen , en de Engelfchen zelfs niet veilig voor deze onbefchaefdheit zijn. Vraeg hun naer eene ftraet, indien zij ter regterzijde is, zullen zij u naer de linkerzijde wijzen, of u van hand' tot handt naer hunne makkers zenden. De gruwelijkfte lasteringen vertieren deze beleefdheden. Óm 'er van aengerand te worden, is het niet noodzakelijk met hun in omgang te treden : het is genoeg onder hun bereik voorbij te gaen. Karei dé»twecde, die vermaek fchepte in zich gcmeenzaem met hun te maken, begroette ben, vaek met fcheldwoorden, en ontving dezelven wederom vap hun j  Tweehonderd en Zeventiende Brie?. 35> hun; en dit maekt- zijne geheugenis nog zoo dierhaer aen het gemeene volk. Dees vorst was zwart van aengezigt, en had pas eenefchattingi waerover ijder morde, op de fchoorfteenen gelegd. Eenige fchuitenvoerders, op den Teems, door hem getergd, bleven hem niets fchuldig: de koning antwoordde hun weder, en geloofde zijne tegenftreve'rs overwonnen te hebben, wanneer één van hun hem van zijn ftuk hielp, door hem fchoorfteenveger te noemen. Karei, geheel verzet, bleef verftomd, en wist niets anders dan te lagchen; en deze overwinning, die den fchuitenvoerderen veel vermaek gaf, vertroostte hen over de fchat, ting. Door dit graeuw te antwoorden , wikkelt men zich dikwerf in , om èen' vuistflag met het zelve aentegaen. De regering van Londen laet een vrij veldt aen diergelijke gevechten, zeer meenigvuldig onder het volk , en fo 'itijds tusfehen brave lieden, die, bij wijze van verlustiging', willen flaen of geflagen worden, De worftelaers leggen hunne kleederen en dikwerf het hemdt af, om ze niet vuil te makeii of te fcheuren , en tevens om de armen vrijer te hebben, en met te meer wakkerheit te vechten. De graef van Saxe , federt maerfchalk van Frankrijk , verontwaerdigde' zich niet zijne kragten te meten, in deze foort van fchermkunst', met een' vuilnisman van Londen. Hij wachtte zijnen vijandt af, greep hem bij den Z 4 nek,  Spo De Nieuwe R e is i g e r. ' nek , en wierp hem in deszelfs ftortkar, die met nat flijk vervuld was. Het faemgehoopte volk, getuige van deze overwinning', en daerdoor ten hoogfte bekoord, voerde hem roemrijk naer zijne woning, eene foort van zegeprael, niet min vleljende misfchien voor dezen beidt, dan de lauwerkroon, welke hij, van de hand' onzer tboneelfpeelfteren, in de opera qntving, op zijne wederkomst van Fontenoi. Het gemeene volk is de geboren regter van diergelijke gevechten, waervan eene der eerfte wetten is te volharden, tot dat één der ftrijderen bekent overwonnen te zijn , het zij met het verzoeken van vrede, het zij met op den grondt te blijven liggen , zonder opterijzen, weigerende de hulp der aenfchouweren, altoos gereed om den zwakften op zijne voeten te helpen. Men vecht zelden tot bloedens toe, en nimmer tot den doodt: want de doodllag wordt hier voor de grootfte aller misdaden gehouden. Het vooroordeel, 't welk de wetten in dit opzigt hebben ingevoerd, is zoo diep geworteld, dat zelfs de roovers der groote wegen zich zelden aen manflag fchuldig maken. De ftadt Lenden, alwaer des nachts noch wacht noch toezigt is, waerin bijna niemant, behalve de artzen , een' degen draegt, is echter onder alle de hoofdlieden van Europa de geene, . de minfte dood/lagen bedreven worden, .-aten tegen de moorderij, zoo geftreng w» als  Tweehonderd en Zeventiende, Brief. 361 als naeuwkeurig in acht genomen, zonder onderfcheidt van Haten of perfonen , zijn de eenigfte verdeediging van deze groote ftadt. In de hevigfte beroerten, dreigt het faemgerotte graeuw op eene koele wijs, plondert gerustelijk de huizen, en werpt eenige fteenen; en wanneer het zich van benden omringd ziet, houdt het zich ftil, gelijk ook het krijgsvolk , waerdoor het ingeiloten wordt, uit wederzijdfche vreeze van bloedt te vergieten._ De fmaek in de gevechten met de vuist is derwijze aen den aert van dit volk verknocht, dat de kinders van den eerften adeldom, in de kost- en andere fcholen , eikanderen dikwerf uitdagen, en volgens alle de regels der kunst' vechten. Men ziet pairs van Groot-Britanje uit lumne karos komen, om een' vuistflag te doen met een' karreman, die weigert te wijken. Een zeker ridder baronnet was zulk een groot voorftander van deze wetenfehapp', dat hij een boek over dit gedeelte der Engelfche fchermkunst' gemaekt had, en het zelfs om niet aen zijne geburen onderwees. Een Lord óver deze ftof met hem fprekende, greep hij hem onvoorziens aen , en wierp hem over zijn hoofdt. De Lord, door zijnen val gekneusd, ' ftond in toorn op; en de baronnet zei koeltjes tegen hem: ,, het is wel te zien dat ik veel „ vriendfchapvoor u heb; dewijl gij de eenig„ fte zijt, wien ik deze greep getoond heb". s Z s Deze  $6z De Nieuwe Reisiger. Deze wijs van vechten is zeer oud in Engelandt. In de vermaerde bijeenkomst van Fran cois den eerften met Henrik den agtften te Eoulogne, nam dees laetfte, op zekeren dag, den koning van Frankrijk bij de kraeg , -en ftelde hem voor, famen teworftelen. De uitdaging aengenomen zijnde, zette Henrik twee dwarsvoéten aen aijnen tegenftrever ; maer Francois ontweek dezelven, en wierp den Engelfchen vorst om ver. Geen eenige rang of waerdigheit kan een' wellevenden man, te Londen, voor de beledigingen van het graeuw beveiligen; en echter evenaert niets de oplettendheit der kóetfieren en voerlieden, om de verwarringen, bijna onvermijdelijk in het midden van den gedurigen toevloedt van rijtuigen, in de meestbezochte en voor het grootfte gedeelte zeer naeuwe ftraten , onder eikanderen voortekomen. Hunne vaerdige gefchiktheit, om tekeeren, te deinzen, zich te openen, en de handt te kenen, zonder een enkel woordt te fpreken, belet dut de verwarringen niet in twisten, fcheldwoorden en doodehjke gevechten veranderen. Bij de openbare feesten of pkgtigheden , die de meenigte tot zich lókken, plaetfen en fchikken zich de karosfen, doorkruifcn eikanderen, en zijn altoos op het eerfte bevel gereed, zonder wachten, zonder opzigteren , die deze fchikking beftieren. Hoe groot ook de toevloedt zij, zijn de kinders cn lieden van kleene ge- ftalto  Tweehonderd en Zeventiende Brief. 363 ftake zeker van 'er oplettendheit te zullen vinden. Allen beijveren'zij zich om hun den doortogt te openen, en hen zelfs opteligten, op dat zij te beter zouden kunnen zien. De toegangen en deuren der plaetfe, alwaer het feest gegeven wordt, zijn bewaerd door gewapende lieden, geenszins voorzien met fnaphanen of hellebaerden , maer met groote holle ftokken, die veel geruchts maken, en weinig leets toebrengen. De beleefdheit, de eerbiedt en de gedienftigheden der brave lieden, der burgerije zelve, en der geringfte .winkelieren , vergelden en vertroosten de vreemdelingen,. over de baldadigheit van de heffe des volks. Dewijl men niet veronderftelt dat het vermaek ons in Engelandt trekt, bevlijtigt men zich om onze verwachting op eene aengename wijs te bedriegen. Men befchouwt onze nieuvvsgierigheit als de uitwerking van onze achting' voor den landaert: men tracht dezelve te billijken; en dewijl men gelooft dat wij 'er niet komen dan om wijze lieden te zien, tracht ijder het voordceligfte denkbeeldt van zijn verftandt en zijne liefde tot het menschdom te geven. Hoe veel haest een braef man j dien gij op ftraet ontmoet , fchijne te hebben, op de eerfte vraeg, welke gij hem doet, antwoordt hij u, keert zich dikwils om, om u te wijzen het geene gij vraegt, of ftelt u onder- het geleide van iemant, die denzelfden weg als gij fchijnt uit tc moeten. De-  S&J. De Nieuwe Reisige», Dezelfde oplettendheit vindt men in alle winke^ Jen. De koopman zendt zijnen zoon of knecht mede, om u tot gids en fomtijds tot tolk te dienen: want federt eenige jaren4, onderwijzen alle de kleene fcholen van Londen het Fransch te gelijk met de tael' des lands; 't geen ten minfte bewijst dat de Britannifche af keerigheit zich niet tot onze fpraek uitftrekt. Deze tael wordt, inde Engelfche fcholen, onderwezen door Proteftantfche Zwitfers der Kantons, in welke men Fransch fpreekt. Men moet hun bet regt doen-van te bekennen dat verfcheidene onder hen, voornamelijk onder die van Bern of Geneve, het .zelve beter fchrijvên en fpreken dan het grootïte deel der Parijfenaren; doch de meesten van hun hebben de onaengename uitfpraek van het ficcbte volk van het Franche-Comté, en leeren hunnen fcholieren eén Fransch, 't welk niemant te Parijs zoude verftaen. Eenekrankzinnigheit, bijna algemeen onder de Engelfchen, is dat zij hunne ftemmen weigeren aen alle de voortbrengfels van wetenfchappen en kunflen, zoo dra zij gelooven dat 'er een Fransman de uitvinder van is. Zonder dit onbillijke vooroordeel, zouden zij verfcheidene onzer gebruiken , die hun voordeelig zouden zijn , kunnen aennemen ; maer het is genoeg dat dezelve van ons komen, om van hun verworpen te worden ; en indien zelfs iemant van liet volk in het hoofdt krege dezelve toe-  Tweehonderd en Zeventiende Brief. $6s toetejuicfien , zou 'er weinig aen fchelen of men zou hem als een' muiter of verrader aenzien, zoudende hij nimmer kunnen hopen tot lidt van het parlement verkozen te worden. Indien de Engelfchen deze erffelijke af keerigheit verder dan wij uitftrekken, is het gedeeltelijk de uitwerking hunner ftaetkunde, gedurig bezig met dezelve te onderhouden. Zij denken dat het hun belang is eene mogendheit, die hen verontrust, hatelijk te maken. Verfcheidene fchrijvers, aen het ftaetsbeftuur verkoft, hebben het volk ingenomen met deze grondregelen, luttel overeentebrengen met de verachting', welke zij ons betoonen. De geletterde lieden, dat is, de geenen, die, in alle de landen der, weereid', geacht worden de meeste befchaefdheit, gematigdheit en filofofie te bezitten, vereeuwigen hun vooroordeel en hunne gevoeligheit door lasteringen. De harde en vrije uitdrukkingen, die zoo .dikwerf, wanneer het Frankrijk betreft, in hunne fchriften, en zelfs in de redevoeringen, die in het parlement gefchieden, gevonden worden, kunnen niets anders zijn dan een'gebrek van fmaek, en een overblijffel van de aloude boerschheit der Angel-Saxen, waermede de hedendaegfche Engelfchen zoo belagchelijk pronken. Het is te denken dat het hart 'èr weinig deel aen heeft: want ik Ren geenen landaert, die zich beroemt de regten en pligten van het menschdom beter te kennen en edelmoediger te oeffenen. Wat  266 De Nieuwe Reisigeh. Wat 'er van zij, deze afkeerigheit van het Engelfche volk fchijnt des te ongeneesfelijker, om dat zij nuttig is aen de verfcbillende aenhangen, die dit koningkrijk verdeden. Is het .hun belang oorlog te hebben, men verwekt den Jjaery ver des landaerts, door het vergrooten van de uitgeftrektheit onzes koophandels, door het vermeerderen onzer zeemagt', en door ons eene onverzadehjke en onbepaelde ftaetzucht toeteichnjven. De eerlijke lieden veinzen deze bitterheit te veroordeelen, en verdeedigen 'er zich zelfs openlijk over. Waerom dan de kwaedaertige fpotternijén , de fcherpe berispingen, de onregtmatige hekelingen, welke hunne fchrijvers zich tegens ons aenmatigen ? Waerom klapt de fchouwburg, ten teeken van toejuichinge, in de handen, zoo dra men een' belagchehjken Fransman op het tooneel voert? Waerom heeft men , onder den naem van Anti-Galhcan, onder hen eene foort van Maet fchappij' opgefegt, wier oogmerk is de voorwerpen van naerijver , die Engelandt boven iranknjk kunnen verheffen, aentemoedigcn? Waerom verbitteren de-beide hoven eikanderen' m tijdt van oorlog, door gefchriften, die zelfs de koningkiijke majesteit kwetfen? Diergelijke misnoegdheden moesten nimmer getuigen hebben; en men verduistert den luister van den koningklijken troon, door 'er de wolken der beledigingen over te verfpreiden: de onderdanen zijn, door de natuur van hunnen ftaet zei-  Tweehonderd en Zeventiende Brief. 36? zeiven, niet dan te zeer geneigd om de zwakheit der koningen kwaedaertiglijk te misduiden. Deze ingeboren haet berst voornamelijk op het tooneel uit; doch men moet bekennen, gelijk gij zien zult, dat lieden van aenzien fomtijds weigeren deel daeraen te hebben. Misfchien kent gij het vermaerde baliét der Chineefche Feesten (*), 't welk zulk een' luisterrijken uitfiag te Parijs gehad heeft. De beroemde Garrick , tooneelfpeler en beftuurder van één der fchouwburgen te Londen, noodigde den heer No verre, om het op zijn tooneel te doen veitooncn. De koning was in zijne logie; en zijne tegenwoordigheit weder'hield eenigen tijdt de oproerigen in het ruim, die gezworen hadden het baliét niet te zullen laten eindigen. De toejuichingen begonnen aenftonds, doch waren vermengd met "drie of vier fluitingen en zoo vele fchetterende ftemmen , die bij herhaling riepen: „ geene Fran„ fche danfers". ,De adeldom en alle aenzienlijke lieden verdubbelden hunne goedkeuring, om het gerucht der famenrottcren te verdooven. De koning vertrok, zeer voldaen over het baliét, en misnoegd over het gebrek van eerbiedt in zijn volk. Op eenen anderen dag gaf men eene tweede vertooning. De' zael was ten drie uren vol. De ganfche adeldom bevond 'er zich, ofn de fa- ■ Fètes Cbinoifes.  3Ó8 De Nieuwe Reisiger. famenrotting, die talrijker geworden was, të wederhouden. Bij het ophalen van het gor* dijn, maekten de lieden, welke betaeld werden om te fluiten , een afgrijsfelijk geweldt. De lords fprongen in het ruim , en vielen op hen aen , met den ftok in de handt: de juffers, wel verre van verfchrikt te zijn door dit afgrijsfelijke gevecht, wezen met den vinger de perfonen , welke men moest nedervellen. Het bloedt ftroomde overal; de dans hield op; en de adeldom jaegde alle de muiters verminkt wég. Men begon het ballet op nieuw; de handklappingen waren algemeen ; en vooral vernam men geene fluiters ; zij hadden zich naer de wondartzen begeven. Bij de derde vertooning, die op den dag der eerfte zitting' van het parlement gefchiedde, deed het woedende volk zijn voordeel met de afwezendheit der pairs, en fluitte zoo veel het goedvond. Het brak de banken af, wierp dezelve in het.ruim op de lieden van den tegenftrijdigen aenhang, brak de fpiegels en kroonkandelaers, en poogde op het tooneel te klimmen, om alle de fpelers den hals te breken; maer in drie minuten waren, door de orde, die binnen dezen fchouwburg heerscht, dc fieraedjen weggenomen, en de valluiken gereed om de muiters intezwelgen. Déze vertooning, die een gedeelte van den nacht duurde, begon twee dagen daerna weder heftiger. De adeldom trad in het ruim, met den  Tweehonderd en Zeventiende BrIef. 369 deri degen in de handt, en verdreef de oproerigtten. Men had één der hoofden van het oproer gegrepen, en hield hem hangende in de lucht, om hem te verworgenï DochGarrick verhefte zich op de fpeelplaets, én riep, om hem te behouden, fchö'on hij hem niet bende: „ Heeren, doet hém geen leedt^ hij is mijn „ vriendt". Op het oogenblik werd hij losgelaten ; 't geen te gelijk de denkenswijs van de^ zen tooneelfpeler, en dc achting, welke meri in Engelandt voor hem heeft, aentoont. Men hoorde het ftuk met •tamelijke gerust, heit; maer bij het openen van het baliét, begonnen het gerucht en oproer op nieuws. Dé lords daelden uit de balkons op het tooneels,' waervan de planken met ijzeren pinnen bezet waren. Een van hun daegt het volk uit; men gooit hem een' verrotten appel in het aengezigt; hij werpt zich mét woede in dc vergadering; de.anderen volgen' hem; en in één oogenblik ziet men niets anders dan gebroken armen, beencn en hoofden, lieden onder de banken half verbrijzeld , en de danfers „in hoeken verborgen. De muitelingen worden verjaegd ; het ruim wordt ledig 9 de , lords klimmen weder op het toorieel, en bicden de handt aen de lieden van hunnen aenhang, ora hen met hun te doen opklimmen. Dan terwijl de verfpreide fpelers zich weder vereenigen, dalen 'er. nieuwe ftrijders uit de, derde logies : het ballét begint : het tóonee'f XV11: DeeL' Aa wordt  $fo De Niéüwe R e i s i g t *. wordt overgoten met verfcheidene fchepels erwten , vermengd met kleene fpijkertjes : de lords vegen dezelven met hunne hoeden weg ; doch men werpt 'er weder anderen op. Eene bende van flagteren overweldigt de deuren van het ruim, verklaert zich voor den adeldom, en flaetregts en flinks onder de geweldmakers, die eindelijk genoodzaekt zijn te wijken; maer tot behoudenis van de inwoonderen dezer hoofdftadt, ftaekte men het vertoonen van het ballet, dat, vijftien dagen lang, de ganfche ftadt verdeeld hield, en ftroomen bloeds deed ftorten. Verfcheidene jaren voor dat de heer Noverre te Londen kwam , had de heer Monet reeds: getracht aldaer een Fransch tooneel opterichten , en 'er dezelfde tegenheden beproefd. Aenftonds overftroomde men zijne fpelers met eenen zondvloedt van hekelfchriften, voorloopers van den verfchrikkelijken ftorm, dien men tc verwachten had. De bijzonderheden, waervan gij ftfaks het verhael lezen zult, heb ik van een' Fransman, die zelf een fpeler dezer bende was. „ Het gordijn werd opgehaeld; en in één „ oogenblik werden wij overladen met een' „ hagelbui van appelen , fteenen , fitroenen „ en kandelaren , en verdoofd door een af„ grijsfelijk gerucht van fluiten. Eenigen on„ zer tooneelfpeelfteren vielen in zwijm; de „ anderen, hare oogen naer Frankrijk kee- „ ren-  Tweehonderd en Zeventiende Brief. 37! ■„ rende, lieten hare fchitterende denkbeelderf „ van voorfpoedt varen. Ons geluk hing af „ van de eerfte vertooning?; en wij hadderi „ voorgenomen , wat 'er ook mogte gebeü,, ren, het veldt niet te verlaten. Dus na- derden wij, èen tooneelfpeelfter en ik, nietj, tegenftaende dit verfchrikkelijke gerucht,* „ tot op den kant van het tooneel, en maek3, ten' ons gereed om te beginnen; Het opj, roer verdubbelt; men daelt van de logies iiï „ het ruim ; uit het ruim klimt mén op dé 3, gallerijen. Dê edelman is vermengd met 3, den fchoenlapper: duizend degens fchittereri ,, en kruifen elkanderert, in het midden vari j, het gekrijs, gefchreeuw. en gezucht.' Men „ vecht met rottingflageri, en ontrukt ëlkan„ deren het hair, de pruiken en dasfen. De 5, adeldom en de bezetting verrichten om ons' te onderfteünen, daden, die alleen in Lon„ den bekend zijn. Verbeeld u eenen hertog „ te zien worftelën met eenen pakkedrager, 5, hem met eenen vüistfïag nedervellcn , eii „ dezen laetften zich niet overgeven , dari 3, wanneer hem de kragten en' de fteni onti 3, breken. „ Echter vervolgden wij met fpelen,1 óffie3, ver met gebaren in 't wilde te maken. Meri „ had een oogenblik ftilte; en wij dachten dat „ de muitelingen bevredigd waren; Yder ging „ zitten, en bereidde zich bm ons te hooren, ,3 wanneer men eensklaps ceiv affehüwelijfc Aï « j, fpoor-"  3?2 De Nieuwe Re isiger. „ fpookfel , of 't geen zoodanig fcheen aen „ zijn verfcheurd aengezigt en de ftroomen „ bloeds, die langs.zijne kleeders liepen, ge„ waer wierd. Het klom op eene bank, in „ het midden van het ruim , toonde zijne „ wonden en hitste het volk aen. De ftrijdt », begint weder met meer woede: men gebruikt „ tot wapenen alles wat zich onder de handen „ vertoont. Kandelaers , fchoenen , penne„ mesfen, pruiken, met zweet en bloedt door„ weekt, vielen aen onze zijde en op ons neder. „ Onze voorftanders vreesden, met reden, „ dat de vijanden zouden trachten ons van r> achteren te omringen: om dit toeval voor„ tekoraen, wierpen zich vijf of zes lords, „ wel rasch van honderd andere edellieden ge» vo'gd, met den degen in de handt, uit het „ midden van het ruim op het tooneel, en ,, maekten een bolwerk uit, om ons voor alle „ belediging' te beveiligen. Op het zelfde „ oogenblik, verzocht een der hoofden van „ den tegenftrijdigeh, aenhang gehoor: men „ luisterde naer hem; en eene bevende ftem „ liet zich uit in deze woorden : „ wij zijn „ door de fterkte overwonnen; laten wij wij„ ken,*mijne vrienden; ik ben het, die'er u „ om bidt". Nacuwelijks had hij met fpreken „ opgehouden, of de ftorm verdween: men n voltooide het groote ftuk; het kleene werd „ met oplettendheit aengehoord; en men bragt „ ons, met een geleide, naer huis. „ Dc-  Tweehonderd en Zeventiende Brief. 373 „ Dewijl men, des anderendaags, dezelfde „ wanorde vreesde, begaven zich de krijgsbe„ velhebbers en de adeldom vroegtijdig naer „ den fchouwburg,- en macktcn zich meester „ van het midden van het ruim. Zij waren „ zonder degens, maer met fterke en korte ftok„ ken gewapend. Zij omringden eenen vrede„ regter, die bij zijne aenkomst eene keur van „ het parlement las, door welke men de de„ gens en het oproer verbood, op verbeurte , van het leven. Men riep : lang leve de „ koning; en het ftuk begon: dan niettegen„ ftaende den vrederegter en deszelfs keur, , werden wij met fluiten en fchreeuwen van „ het graeuw begroet. Onzebcfchermers vie„ len aénftonds op onze vijanden , zonder hun „ tijdt tc geven om adem te halen. Het ge„ vecht duurde kort, maer was hevig. Verbeeld u eene bende van Cyklopen, flaen, de met verdubbelde flagen op aenbeelden. „ Men riep op nieuws: lang leve de koning; „ en de beide ftukken werden gehoord en toe„ gejuicht. „ Eenige oproerigen wilden nog de volgen„ de vertooningen verontrusten; doch onze „ voorftanders hadden hunne maetr'egels zoo '„ wel genomen , dat men , in minder dan „ twee minuten, de muitelingen meesterwierd. „ Een dezer geweldmakeren , voorzien met „ eene ontzagchelijke fluit, welke hij, mee „ voordacht' om uittemunten, had doen ver. Aa 3 » vaer-  374 De Nieuv/e Reisiger. vaerdigen, had zich verfteken in een' hoek , 5, waerin hij meende wel verborgen tc zijn: 5, maer hij werd ongelukkiglijk verraden. Men „ befpiedde hem; en op het oogenblik dat hij ,, het fpeeltuig aen den mondt bragt, ontving ,9 hij op het aengezig't een' vuistflag,' die hem' s, de fluit tot midden in de keel deed dringen, 99 Door middel van deze kleene ftrafoeffenim »' gen y g'ngen de fpelers gerustelijk met fpe„ len voort; en wij hadden alJc reden om óns „ te vleijen, dat wij voortaen in eene vrecdf» zarae bezitting zoude blijven, wanneer een ,, onvoorzien toeval ons noodzaekte aftebre3, ken, „ Men had gefchil over de verkiezing van p een ijdt des Parlements voor de ftadt West- 35' munfter. Mylord Trent , gefproten 3, uit een der beste huizen van Engelandt, ?, was bijna zeker van alle dc ftemmen. Men „ yracgde hem, in volle vergadering, of.hij ?, niet behoorde onder het getal der geenen, ?, die tot de qpregting van een' Franfchen ?, fchouwburg, te Londen, ingeteekend had?, den. Hij betuigde dat 'er niets aen' was. 3, Men vorderde zijnen eedt : hij deed dien" s, en herhaelde hem zelfs , ten teeken van ?, grooter klaerblijkelijkheit. Een artzënijbe, 3, reider nam het woordt, en zwoer dat niet n alleen mylord een der inteekenaren was, ?, maer insgelijks dat hij hem den degen had v zien trekken tegens zijne landgenooten, en m dat  Tweehonderden Zeventiende Brief. 375 „ dat hij zelf in het gevecht geweest was, „ Niets meer was 'er noodig, om alle de ge„ moederen te verbitteren: eene beledigende „ morring verhefte zich in de vergadering; „ het gerucht van de daed' van mylord, en „ van zijnen gewaenden valfchen eedt, verr „ fpreidde zich door de ganfche ftadt. Het „ volk vervulde de ftraten , roepende met „ luiderftemme : „ geen meineedige , geene „ Franfche tooneelfpelers". Deze woorden „ werden het flotrijm van duizend liederen, „ Men plaetfte in de openbare papieren het „ affchrift van eene keur des Parlements, die „ de meineedigen tot de kaek veroordeelt. „ Deze keur werd op alle kruisftraten en aen „ de deur van mylord Trent aengeplakt, „ Kortom, men verwekte hem een' mede„ dinger; en het volk begaf zich in meenigte „ naer het huis van een' man , die de eer, „ welke men hem wilde aendoen, niet ver„ wachtte. Ook was hij verwonderd over „ het voorftel , 't welk hij in den beginne „ verwierp , grondende zijne weigering op de „ middelmatigheit zijner bezittinge, die hem „ niet toeliet de perfonen, welke hunne ftem„ men aen den verwachteling (*) gaven, te „ onthalen. Yder klapte in de handen , en 5, de lucht wedergalmde van duizend vreugde„ juichingen. De opperhoofden van dit graeuw „ ver- r*) Candidat. Aa 4  376" De Nieuwe Reisiger. „ verzekerden hem, dat het hem geen' enk*. „ len penning zoude kosten, dat zij zelfs vrij j, gelag in de herbergen zouden geven , en „ daerdoor hunne onbaetzuchtigheit doen zien. »» ZÜ verfprcidden zich door de ganfche ftadt,' » fn Schreeuwden overluid: „ geen mylord „ Prent. . , .% De openbare fehouwfpelen werden, door dezelfde fchreeüwers,' afgc„ broken ; en men duldde niet dat men een. „ tooneelftuk begon, voor dat de aenfchou„ wers het zelfde gefchreeuw herhaeld hadden. „ Men wierp uit de logies in het ruim eene »» meemgte van gedrukte fchriften, welke men eikanderen ontrukte, en die ten koste van „ mylord deden lagchen. Zijn mededinger, „ in tegendeel, die niet verzuimde zich in dö zigtbaerfte logie. te laten zien , werd met ii toejuichingen ontvangen. De ftorm hield ,, eindelijk op; de golven bedaerden; en my,, lórd, wien het, door zijne milddadigheden, „ gelukte de ftemmen te herwinnen , werd' » eendragtiglijk verkozen. Het volk verge„ noegde zich met den val van ons tooneel; „ en wij waren alleen de flagtoffers van des-' „ zelfs ingeborene afkeerigbeit". ■ Niéttegenftaende de fterkfte fchijnbare ver. deeldheden, heerscht 'er tusfehen Frankrijk en Engelandt, gefchikt om eikanderen te eerbiedigen, eene aendoening van achting', die hen vereemgt. Indien deze aendoening, in tijden yap onlust, het gemeen der beide aenhangen \ out-  Tweehonderd en Zeventiende Brief. 377 pntfnapt, de verlichte ftaetkunde verliest ze nimmer uit het oog, en ontleent daeruit dikwerfmiddelen van verzoeninge, wanneer zelfs de twisten meest vergiftigd fchijnen. Dusdanig is, zonder twijffel, bij de beide volken , eene der beweegredenen van dennaerijver, die met zoo veel vurigheit onder hen heerscht. Zij is niet alleen bepaeld tot de letterkundige werken, waervan deze beide volken, in allerlei flag van geleerdheit, voorbeelden aen het overige van Europa gegeven hebben. Hunne wederzijdfche belangen hebben hen aengezet, om elkanders kragten te doorgronden, zich in het famenftelfel, de zwarigheden en hulpmiddelen hunner regeringen te oeffenen, en hunne nieuwsgierigheit tot min uitgebreide voorwerpen , als de dagelijkfche gebeurtenisfen, de zeden en gebruiken, die hun bijzonder eigen zijn, uitteftrekken. Deze aendoening van nieuwsgierigheit opent, in Londen, openbare fcholen, waerin men de Franfche tael onderwijst, en heeft ons, federt eene halve eeuw, de beoeffening van het Engelsch zoo gemeenzaem gemaekt. Gij kunt u niet verbeelden tot hoe ver de zwakheit, men zou zelfs kunnen zeggen de zotheit, dezer eilanderen tot de kleedingswijzen van Frankrijk zich uitftrekt. Dezelve waren, in de laetstvoorgaende eeuw', reeds dermate in aenzien, dat hunne werklieden zich in onze ftoffereederijen begaven, om 'er zich in onzen A a 5 fmaek,  378 De Nieuwe Reisioer. fmaek, onze teekeningen en ftoffen te oeffenen. Dan deze reizen , die zeer veel gelds kostten, waren zonder vrucht: want naeuwelijks hadden de Engelfchen hunne handwerken opgeregt, om het geene zij in onze werkplaetfen gezien hadden naertevolgen, of hun landt werd overftroomd met nieuwe ftoffen, welke men verkoos boven de Engelfche , die reeds buiten de mode waren. De Eionnezers bragten 'er zoo veel verfcheidenheit in, en de veranderingen waren zoo meenigvuldig , dat de Britannifche handwerkfels in de grootfte min? achting vervielen. De Engelfche kunften ontleenen hare voorbeelden insgelijks van Frankrijk , en hebben geenen voorrang, dan bij gebrek van de onze. Deze volken kennen het nadeel, 't welk zij daerdoor Jijden, en zien hoe zeer hunne pracht onze kragten vermeerdert; doch nimmer zal het hun gelukken den fmaek in onze kleedingswijzen, ftoffen en kleinoodiën uit hun eilandt te verbannen. Hunne eigenliefde is op onze zijde ; en zij zullen altoos tolpligtjgen van qnze pracht' zijn. . Aen den anderen ■ kant, fchijnen wij zelfs ook niet alleen hunne gebruiken te willen volgen? Is onze fmaek in hunne fchriften tegenwoordig niet heviger dan ooit ? En dewijl deze hevigheit geene middelmaet kent, hebben wij, met dezelfde verrukking', hunne manier van denken en de gedaente hunner kleedingen Benge-  Tweehonderd en Zeventiende Brief. 379 genomen. Het was gering hunne boeken gretig te lezen, te vertalen, van buiten te leeren en naertevoJgen; wij kunnen niets meer dulden dan het geene een indrukfel daervan draegt. Wij denken, lchrijven, fpelen en fterven op de Engelfche wijs. Wij hebben onze natuurlijke geaertheit, onze zeden, onze vrolijkheit, tegens eenige droefgeestige overwegingen, eenige treurige tooneelftukken , eenige ijsfelijke romans, verandert. Niets is 'er, tot zelfs onze vrouwen en bebagelijke jonkers, of het is met deze Engelschgezindheit befmet. De hoedt is het begunftigfte hulfel onzer fal^tjufferen, en de ronde pruik dat der faletjonkeren geworden. De Engelfche juffers gaen, des morgens, te voet dooide ftraten van Londen, en wandelen alleen in het perk van St. James. Onze vrouwen van Parijs willen haer naervblgen; cn de mannen van de groote weereld' hebben allen Engelfche paerden, Engelfche rijtuigen, enz. Zij trachten wedloopen , op het voorbeeldt van dien van New-Market, intevoeren, doen weddenfchappen, drinken punch, eten rosbif en podding , verkiezen Bordeauxfchen voor Champanjen wijn, en vechten met de huurkoetfieren. De toon van redenvoerder wordt in alle gezelfchappen ingevoerd; men ontleedt 'er het regt der volken en opperheeren; men berekent 'er de magt der rijksftaten ; men weegt 'er de belangen der landaerten. De akkerbouw,- koop-  3$o De Nieuwe Reisiger. koophandel en. bevolking zijn gewigtige voorwerpen voor alle bijeenkomften, en de geliefde onderwerpen van alle gefprekken. De vrouwen zelfs fcbijnen 'er zich mede bezig te houden, en ijder te willen overreden dat zij 'er alle de grondregels van bezitten. Onze ftaetkundigen gelooven, door verregaende berispingen en geweldige uitroepingen , alleen den tytel van beminnaren des vaderlands te verdienen. Onmeêdoogende beftraffers der regeringe, zouden zij wel willen dat men het Franfche wetboek naer dat der Britannifche befturing' hervormde, onze levenswijs tegens die der Engelfchen veranderde, en in het midden van Parijs alleen de zeden en gewoonten van Londen volgde. Onze fraeije geesten maken geene zwarigheit, om Shakefpéare boven Corneille , Otway boven Racine, Gay boven la Fontaine, en Pope boven Voltaire te ftellen. Men kan niet ontkennen dat 'er in de Engelfche werken veel vernuft, verbeelding en vuur is; maer men moet tevens toeitaen \ dat deze fchitterende hoedanigheden, door het gebrek van leerwijze en fmaek, verduisterd worden. Bijna alle deze gefchriften zijn met den ftcmpel der wanorde en onvolmaektheit gemerkt. Het voornaemfte onderwerp is overladen met vreemde denkbeelden, tot verkwistens toe verfpreid, zonder omzigtigbeit aengevoerd, zonder vei Handt verdeeld. In Engelandt  Tweehonderd en Zeventiende Buief. 381 landt wordt een nieuwe en ftoute trek, waer hij ook gevonden wordt, altoos wel ontvangen ; in Frankrijk behaegt het fraeije zelf niet , ten zij het op zijne regte'plaets fta. Zou ditook zijn , om dat het Engelfche vernuft te Vrij , of het Franfche te veel gebonden is? Om 'er van te oordeelen, heeft men flechts de fchriften onzer nagcburen , benevens de onze, met de meesterftukken der aloudheit te vergelijken. Komen wij nader dan de Engelfchen tot de volmacktheit dezer groote voorbeelden, zoo betaemt het ons te blijven gelijk wij zijn, en onzen mcdedingeren zich te verbeteren. Men heeft hunne boeken vergeleken met hunne regeringsvorm en de drie magten, welke zich te Wcstmunfter vereenigen. De Koningkiijke Majesteit wordt verbeeld door de verhevene trekken, die hun ontfnappen; het Hoogerhuis door de edele gevoelens, welke zij uitdrukken; en het Lagerhuis door de geringe voorwerpen , met wier fchildering zij zich bezig houden, door de gemeene denkbeelden.j welke zij niet weten te verwerpen, en dooide laegheit der oorfprongkelijke zaken , welke zij ons onder de oogen brengen. Hun berg Parnasfus is een berg Etna, die asch, rook en vlammen uitfpuwt. In een wanfehapen houten of fteenen blok is altoos een fraei ftandbeeldt befloten: de zwarigheit is het zelve daeruit te krijgen: de geheele kunst beftaet in het wegnemen van het omwindfel, waer door het zelve be-  382 Öe Nieuwe Reisiger. bedekt is\ Dit denkbeeldt kan op bijna alie de Engelfche boeken toegepast worden. Onder eene ruwe fchorsch , dat is, met groote gebreken in de geftalte , bevatten zij groote fchoonheden ; en men behoeft flechts eene bekwame handt te vinden, om deze fchorsch wegtenemen, dat is, om de orde te herftellen ; de overtolligheden te befnoeijen, de trekken te verbeteren, en niets te laten zien dan het geene wezenlijk verwondering verdient. Dezen dienst hebben de Franfche fchrijvers , die Engelfche werken in onze tael hebben overgebragt, aen'de meesten van dezelven bewezen. De Engelfchen. ontberen de verbetering,fieflijkheit en kieschheit van fmaek en ftijl, die het kenmerk onzer fchfijveren zijn. Zij zijn onkundig van de kunst' der overgangen, verheffen zich met huppelingen en fprongen, eri denken minder aen de fchoonheit der famenftelling' dan aen de fraeibeit der gedachten. Hier vraegt men nimmer of een boek wel gefchreven, of de fchrijver een man van verdienfte is, maer of het werk nieuwe befchouwingen en nuttige waernemingen bevat ? De geletterde lieden worden in geen eenig aenzienlijk huis aengezocht: De vrouwen deelen hun haren fmaek noch hare natuurlijke bevalligheden mede. In derzelver omgang verliezen de Franfche fchrijvers hunne ruwheit; en bij mangel van haer gezelfchap, ontberen die van En-  Tweehonderd en Zeventiende Briee. 383 Engelandt de bloemen , die de bekoorlijkheit der Italiaenfche en Franfche werken uitmaken. De Engelfchen gelooven dat deze manier van hunne voortbrengfels te fchatten alleen gegrond is op de onwetendheit, waerin men wegens hunne gewoonten en zeden is. „ Wei„ nige vreemdelingen , zeggen zij , komen ,, ons in ons eilandt bezoeken : zij kennen „ derhalve noch onze geaertheit, noch onze gebruiken, noch onze verkeerdheden, noch „ onze belagchelijkheden, noch onze zotter- nijen; en hoe kunnen wij dan hopen dat de werken , die dezelven affchilderen , beha„ gen zullen aen lieden, die nimmer de oor„ fprongkelijke voorwerpen gezien hebben? „ De Franfchen zijn in dit opzigt gelukkiger: „ alle de volken van Europa reizen in Frank„ rijk, en zijn, door het befcbouwen van de voorbeelden, in ftaet om de juistheit der „ tafereelen te befpeuren". Ik ben, enz. Logden, den xyden van Augustus, 175s< Twee-  §84 De Nieuwe Reïsiger. Tweehonderd en Agttiênde Brief. Vervolg van Engelandt. De oneenzijdigheit, die in onze gefprekkeh héerschte, liet ons niet toe te onderfcheiden of wij Engelfchen of Franfchen waren. Men fprak met dezelfde vrijheit van den aert der beide volken; maer ik bepael mij tot het geene de inwoonders van Groot-Britanje betreft. Men kan hen in twee landaerten onderfcheiden: de een is die der verftandigen, op wien de beguicheling niets vermag. Regtmatig in zijne befchouwingen , voorzigtig in zijne treden , laet hij den grooten hoop, die zich oVerhaest, vooruit loopen. Zie daer de ware Engelfchen , waerdig de achting , Welke zij in Europa verkregen hebben. Zij zijn de fteun van hun vaderlandt, 't welk zij tot eer ftrekken , en waervan zij het gezondfte deel uitmaken. De ander is de onbedachte meenigte , die zich door de meening laet vervoeren, en dooiden haet overmeesteren. Eene oproerige vergadering van allerlei aenhangen, bewogen door verfcheidene kunstftreken, waervan de opperhoofden ijder hunne bijzondere belangen hebben, is bij geenlandaert, die raedfiaegt, bedenkt  Tweehonderd.en Agttiendë Brief. 3S5 denkt en overweegt, mafef een volk,-'t welk fehreeuwt, woelt, zich door het denkheeldt Van een' algemeenon koophandel laet bedwelmen , en reeds dien zijner nageburen vernietigd,' derzelver havens verdelgd, en Groot-Britanje,onpervorftin der zeen, de eenigfte meesteresder beide weerclden ziet. De Engelfchen verfdhiUen van de andere volken, door hunne zeden en een' bijzonderen zwier van geest, die gedeeltelijk de uitwerking der regerlnge, en gedeeltelijk die-der luchtftreke en des gronds zijn. Dewijl de regering zich met de grootfte belangen van Europa beladen acht, is ijder burger, daerin deel hebbende, van zijne eigene aengelegenheit overreed, en neemt de uiterlijke deftigheit aen , die aen het gevoelen van een' beftendigen voorfpoedt verknocht is. Aen den anderen kant, dewijl het landt allerlei voedfels in overvlocdt voortbrengt, en 'er geen wijn groeit, zijn de in-, woonders meer aen dc gulzigheit dan aen dè dronkenfebap onderworpen. < Het vleesch, in* de maeg vermengd met het bier, dat hun ten drank ftrekt, moet noodwendig galachtige erf zwaermoedigefappen voortbrengen, waerdoor deze fchijnbare geftrengheit, welke de vreemdelingen voor woestheit nemen, nog vermeerderd "wordt. Echter is 'cr geen volk menschlievender :• zij geven daervan' zelfs" het voorbeeldt aen hunne vijanden $ doch zij ontberen de zachtheit van geest, en vrolijkheit van aertJ xvih Dcti b h m  386 De Nieutv-e Reisiger. die de bekoorlijkheit der famenievinge uitmaken* Deze gecstgefteldheit, die onzen landacrt onderfcheidt, gaet in hunne pogen voor zotheit door ; en verfcheidene onder hen verwijten ons dezelve, zoo niet als eene ondcugdt, ten minfte als eene belagchelijkheit. Addisfon noemt ons een kluchtig volk, en wil, Mevrouw, dat deze vrolijkheit een der grootfte hinderpalen voor de wijsheit uwer kunne is. Volgens de Presbyterianen, die de minst vrolijke lieden van Engelandt zijn, zondigt eene lagchende vrouw tegens de fchaemte ; en zij zelfs fchijnen gezworen te hebben nimmer te zullen iagchen. Men brengt gehecle gefjachten bij , waerin fiiemant, van vader tot zoon, heeft gelagchen. De boerterij- zelf is zoo weinig natuurlijk aen deze eilanders, dat de meesten der geenen , die 'er zich in toegeven, dezelve met de grootfte onbevallighcit uitvoeren. Zij hebben noch de begaefdheit om te fchertfen, noch verftands genoeg om de fchertferij uittehouden. Zij haten de voortbrengers van kwinkflagen; en indien het gebeurt dat iemant zich daerin uitlaet, trekken de fchimper en de befebimpte aenftonds hunne kleederen tot op het hemdt uit, en vechten met vuistflagen, tot dat de zwakfte lijfsgenade verzoekt. Met diergelijke gefteldheden, is het niet tc verwonderen dat de dampen zoo gemeen in dit eilandt zijn. De nevels, waermede dit landt omringd is , en de vochtigheit, welke 'er de zee-  Tweeiio.uu rd en Agttiende Brief. 387 zeelucht onderhoudt, de velden met een bekoorlijk groen bekleedende, werken noodwendig op het natuursgeftel, eii gevolgelijk op cie geaertheit der inwoondcren. De rook der fteenkolen , die den dampkring van Londeri vervult, kan ook onder de natuurlijke oorzaken dezer zwaermoedigheit geteld worden! Deze vólken zijn niet vrolijk, dan wanneer de wijn de droefgecstigheit overwonnen heeft. Ook is hunne vreugde altoos luidruchtig, en ontaert gemeenlijk in eene foort van woede. Men breekt de glazen; men verbrijzelt de tafelborden ; men ftort zoo veel vochts als men drinkt: gelukkig wanneer 'er geen bloedt vergoten wordt. Men vloekt, al grijzende, zonder vertoornd te wezen, en dat alles om den roem van een' vrölijkaert in gezelfchap tc ver krijgen. Met deze droefgeestige en woeste geaertheit, heeft de Engelsman een diep verftandt, bekwaem tot de fterkfte overpeinzingen, van dé natuur' verkregen. Ernftig en oplettend, maekt hij zich daervan eene hebbelijkheit, een vermaek en bijna eene behoefte. Dan indien hij zich aen zijne gedachten overgeeft, gefchiedt het niet met deze luchtigheit van geest, deze levendigheit van verbeelding', die al fpclende glipt over de oppervlakte der voorwerpen, waervan zij dc bloem wegneemt, maer veeleer met eene drift' van kloekmoedigheid , did de zwarigheden verllint, en ze gretiglijk opB b s zó'èktV  3§8 Dé Nieuwe R e i s i g e r1. zoekt, om het vermaek of den roem te hebben van ze te boven te komen. Voornamelijk munt hij uit door zijne nacuwkeurigheit in het redenkavelen; en wij zelfs noemen dit volk, vrij algemeen , de Landaert der Filofofen. Deze overtreffëlijkheit van verftandt is het werk der vrijheit. De Engelfchen volgen de waerheit overal waer zij hen geleidt, zonder door de gevolgen afgefchrikt te worden ; en dewijl zij derzelver vermogen niet vreezen, geven zij zich over aen de heimehjkfte' bewegingen hunner gedachten. Langen tijdt heeft men getwijffeld, of deze drift tot de onafhangkelijkheit eene loutere uitwerking van het geval is, of dat zij uit den invloedt der luchtftreke ontftaet. Geeft men acht op eenige foorten van dieren , welke Engelandt voortbrengt; befchouwt men hunnë onftuimighcit, kloekmoedigheit en wildhek; merkt men op dat zij deze hoedanigheden verliezen, zoo dra zij in een ander landt zijn.overgevoerd , men voelt zich geneigd om dezen affchrik voor de dienstbaerheit, die deze eilanders altoos onderfcheiden heeft, aen louter natuurlijke oorzaken toetefchrijven. Hieruit ontftaet deze fierheit, welke men in hen befpeurt , het zij door hunne geringe achting voor de grooten, het zij door hunne gevoeligheit omtrent alles wat hunne onafhangkelijkheit betreft, hetzij eindelijk door eene foort van woestheit, die hen zelfs in de vermaken niet  Tweehonderd en Agttiende Brief. 389 «jet verlaet. Dees hoogmoedt,. die niets duldt en argwaen over alles opvat, heeft hen verfcheidene malen van flavernij' bevrijd. Voeg hier bij groote rijkdommen, gepaerd met eene Hechte opvoeding', eenen moedwil, die uit de ftraffeloosbeit voortfpruit, en een fteri? vooroordeel voor hun vaderjaodt. Deze lieden zijn derwijze door de volksliefde bezield, dat ik de poogingen, welke zij tot den luister en voorfpoedt van hun koningkrijk aenwenden , zonder verwondering', zonder aendoening', en vooral zonder eene hevige begeerte dat mijne landgcnooten hen eens mogen naervolgen, niet kan befchouwen. Geloof echter niet dat deze liefde tot de vaderlandfche vrijheit altoos de beweegreden, of zelfs het voorwendfel, van de inwendige verdeeldheden, zoo gemeen in dit eilandt, geweest zij. De Denen en Normannen-, de voorftanders van Jork en Lankaster, hebben eikanderen de veroovering van het zelve betwist, zonder dat de vaderlandsgezindhcit zich voor de vrijheit verzet heeft. Op deze bloedige twisten volgden niet min bloedige gefchib len van godsdienst, wiens geheiligde regten niet meer aen de volksliefde .verknocht waren, dan de eifchen der beide Rozen. Deze beweegreden ftrekte dus geenszins tot behoudenis van het vaderlandt, noch van de kroon', noch van den godsdienst, altoos onderhevig, bij dit onftandvastige volk , aen alle de. oraB b 3 wem  390 De Nieuwe R e i s i c e «.. wentelingen, welke de dwaling en ftaetzucht bekwaem zijn voorttebrengen. Het is waer dat de geest van verdeeldheit, die in Engelandt als natuurlijk is , de vaderlandsliefde niet gehcclenal uitfluit; doch het is een groot gebrek in de Engelfche vaderlandsliefde, dat zij deze verdeeldheden, die zoo dikwerf het vaderlandt yerfcheard hebben, niet verbant. Klimt men op tot den tijdt der burgerlijke oorlogen , men vindt daerin , als een noodwendig gevolg der regeringsvorm , den oorfprong van bijna alle de famenrottingen , die, in dit koningkrijk zijn ontftaen. Het volk bezat fchoone vrijheden, zonder ^'er genot van te hebben: de koning had groote voorregten, en trachtte dezelven nog te vermeerderen. Henrik de agtfte en Elizabeth verdoofden dep geest van onafhangkelijkheit: de vermetele ondernemingen van Karei den eerften deden denzeiven weder ontwaken, en verwekten aen de eene zijde eenen wakkeren tegenftandt, en aen de andere eene blinde en befchroomde toegevendheid De Jandaert werd toen verdeeld: de eene helft hing het hof, de andere het'volk aen. Deze zagen in de voorwendingen van het parlement de handhaving der flaetsgefteldheit: geene meenden derzelver val te bcfchouwen in de kluifters, welke mén voor de koningkiijke waerdigheit fcheen te fmeden. De voorstanders van het hof onderfcheidden zich door dc lengte van het hair, en namen den ' naem  Tweehonderd en Agttiende Brief. 391 naem van Jonkers (*) aen; de Vf^f^ zinden droegen kort hair, en werden de Rondt HooL geheten : want dit landt, altoos in itlrottfngen verdeeld, heeft ten allen t, e onderfcheidende teekens gehad, om dezelve te kennen, als de Witte Rozen, Roode kozen, enz Ten tijde van Addisfon gaf een vliegplaestertje , ter regter- of linkerzijde op het aengezigt eener vrouwe geplaetst, te kennen welken aenhang zij wilde volgen; en op net eerfte gezigt, wist men waeraen zich te hou- ^Tegenwoordig kent men aen andere teekens de voorftanders van het hof en der vrijheit. Deze laetfte dragen een eenvouwig en ellen kleedt, verflijten hun leven op de jagt, ui de koffyhuizen cf in de herberg, voeden zich met osfenvleesch, podding en Chesterfche kaes, eten met ronde mesfen en vorken met twee tanden, drinken fterk bier, allen uit dezelfde kan en in het ronde, zijn fterk en welvarende, ftaen niet op als gij hen aenklampt of verlaet, vatten u bij de handt, drukken en fchudden die zoo fterk, dat zij u doen fchreeuwen en ftruikelen, laten u zelfs uw' ftoel krijgen, geleiden u niet als gij heen gaet, en noemen zich noch uw' dienaer noch uw' vriendt. Hunne vrouwen gaen des morgens te voet, met een' lijwaten voorfchoot, een' kieenen ftrooijen hoedt, en een' f* i Cavaliers. ^ J Bb 4  ,39? Be Nieuwe R e i 5 1 q e r, een' eenigen lijf knecht, in bet perk van -St, Ja. mes wandelen, en laten zich door vrouwen -en nooit door kamerdienaers kleeden. Ziet gij, integendeel, een'Engelsman, die een mager, zwak cn verfieten voorkomen heeft, gelijk onze heeren; heeft hij bij zich vrouwen naer de mode, en op zijne tafétS'oor, en tusfebengerechten, naer de Franfche wijsj laet hij zich kleeden, dienen cn hullen, door een' fnijder, kamerdicnaer en paruikraaker van Parijs; buigt bij zich, als hij u gewaer wordt, tot den grondt; doet hij u duizend eerbewijs zingen, en ontvangt hij u in het midden van het vertrek; voorzeker kunt gij zeggen dat dees man tót den aenhang van het hof behoort, cn aen den wil der ftaetsdienaren onderworpen is. Zijne vrouw kent niet dan Franfche ftof, fen, en zou geen ftrikje, geen lintje van En, gelsch maekfel dragen. In allerlei ftanden, zuigen de kinders, om dus te fpreken, denzelfden geest met de melk in; en naeuwelijks kunnen zij eenige woorden ftamelen, of men leert hun de uitdrukkingen van Tegenkanting en Omkooping, door welke men de twee partijen aenduidt. Yder aenhang heeft zijne vertrouwde herbergen; en indien een lidt van het parlement tegen het hof gekant is, is hij genoodzaekt die geenen, welke men weet dat in dezelfde belangen zijn, te verkie* zen , en te gedoogen dat de waerdt, altoos ijverig yoor de Tegenkanting, zich met hem aen  Tweehonderd en Agttiende Brief. 393 acn tafel zette, en uit dezelfde kan, op zijne gezondheit, cn op die der vijanden van het ftaetsbeftuur, drinke. Dees man, fomtijds de gewigtigfte perfonaedje van dien oordt , is bijna altoos de bewaerder der heimelijke kuiperijen , die wegens de verkiezingen in zijn huis gefmeed worden. En hoe boersch en onbefchoft men hem ook verondcrftelle, moet men zijne buitenfporige redenkavelingen aenhooren, en zelfs gelaet toonen van ze toetejuichen : want indien men in eenig aenzien tracht te komen, en zijn hof niet bij den koning wil maken, is men genoodzaekt het zelve bij het volk te doen. Ook is men volltrekt verpligt alleen den voorraedt, diep men noodig heeft, bij kooplieden van denzelfden aenhang optedoen ; en indien een knecht, bij ongeluk, een pondt fuiker koft bij een' kruidenier, die het met de ftaetsdienaren houdt, zou de meester als een man, die aen het hof overgegeven is, befchouwd worden, en alle gezag in zijn landfehap verliezen. Dusdanig is de geaertheit van het Engelfche volk , dat het altoos nieuw voedfel noodig heeft, voor dezen geest van verdeeldheit, die het zelve onophoudelijk, zelfs in de beuzelachtigfte zaken, beroert. Genoeg is het dat een gedeelte des landaerts eenig gevoelen heeft acngenomen , om het andere aenftonds eene geheel tegenftrijdige mecning te doen omhelzen. Wanneer nieuwe gezindheden in den godsPi b 5 dienst.  394 De Nieuwe Reisiger. dienst, of verfcbillende begrippen in de ftaetkunde , hunne aendacht niet bezig houden, worden zij door bijzondere zaken gedreven. Steden en landfchappen ziet men verdeeld, om geringe perfoonlijke belangen, en dikwerf om voorwerpen , waerop men , overal elders, zelfs niet eens zoude denken. In het laetstvoorgaende jaer , bragt een halsgeding, tusfehen eene heidin en een klecn meisken-, de ganfche ltadt Londen in beweging. Het gemeen werd verdeeld, en de famenrotting zoo ver uitgeftrekt, dat de lord-mayor zich gedwongen zag, zich bij gefchrift te regtvaerdigen, in eene verantwoording, ingericht aen de inwoonders der ftadt. Het meisken befchuldigde de heidin van haer geftolen , beroofd en opgefloten te hebben", den tijdt van drie weken lang , met zoo weinig voedfel, dat zij bijna van honger geftorven was. Men had getuigen van wederzijden; en de heidin werd tot den doodt veroordeeld ; doch uitftel van ftraffe voor hare misdaedt bekomen hebbende, deden zij of hare befchermers, op hunne beurt, het meisken, als eene meineedige, tot de ballingfchap veroordeelen. Yder der beide partijen hoopte zijne begunitigde-met goederen op; en dit regtsgeding ftrekte tot welvaert van beide. De afbeeldingen der twee heklinnen werden met hare historie verkoft, gegraveerd en vertierd door het ganfche koningkrijk , en de platen in de tijdfchriften gevoegd. De beide aen-  Tweehonderd en Agttiende Brief. 395 aenhangen gaven ontelbare boeken in 't licht; doch andere voorwerpen van twist maêkten een einde aen dit belagchelijke •gefchil , om misfehien voor eenig ander, nog buitenfponger, plaets te maken. In de verfchillende partijen, die Groot-Britanje verdeelen , worden fommigen door geneigdheit, lediggang of verdriet, anderen door belang, misnoegen of eenige andere perfoonlijke beweegreden, ingewikkeld. De aenhang van het hof verkiest de kalmte voor de beroering , den vrede voor het oorlog ; en ftaetkundiger dan de tegenpartij, weet hij de belediging met gerustheit te verdragen , de aenvallen met omzigtigheit aftekeeren , en de lasteringen met zachtheit te beantwoorden. De voorftanders der Tegenkanting' zijn ftoutmoedig in den twist, heftig in het gefprek, en kennen noch beleefdheit noch eerbiedt. Beide zeggen zij aen de handhaving der vrijheit verknocht te wezen : de eerfte zien dezelve nimmer in gevaer; de anderen achten ze altijdt in noodt te zijn. Deze trachten het volk te verontrusten; geene beijveren zich om het te ftillen; en allen bedienen zij zich, tot hunne eigene belangen, van deszelfs vooroordeelen, zwakheit en onkunde. Het is waer dat dit gefchreeuw zelden te vreezen is , zijnde niets anders dan de veerzen der Franfchen tegen de ftaetsdienaers; maer indien zich eenig doof gerucht laet hooren, het misnoegen op de aen- ge-  596" De Nieuwe Reisiger. gezigten gefchiJderd is, en men, in plaets van bittere uitroepingen, alleen afgebrokene woorden laet ontfnappen, dan bereidt zich de ftorm, en vertoeft niet lang met nitteberltenv Het treurige en woeste ililz wijgen van het misnoegde volk is altoos de voorlooper der omwentelingen. Het Engelfche ftaetsbeftuur , altoos bezig met tegen de nuifeiijke verdeeldheden te wofr ftelen , heeft weinig voordeel , wanneer het aenkomt op het verijdelen van de ondernemingen eens ftaetzuchtigen nagebuurs. Alles, wat bet zoude kunnen aenwenden, om de belangen van den oppervorst buiten het rijk ftaende te houden, is het genoodzaekt van binnen te be. fteden , om dezelven te verdeedigen tegen eenen aenhang, die onophoudelijk werkt om ze te bederven. Daerenboven kan het met geen genoegzaem vertrouwen in de uitheemfche hoven handelen : want de onderfteuning van den koning is dikwerf eene reden om door* het volk afgekeurd te worden. Vergeefsch neemt het de verftandigfte maetregels; de tegenpartij maekt ze bijna altijdt vruchteloos. Echter moet men bekennen , dat de verfchillende aenhangen zich gewoonlijk vereenigert, wanneer het hof naer de volftrekte magt ftaet, of dat het openbare welzijn met dat deibijzondere perfonen gepaerd is. Een inval, door eene naburige mogendheit ontworpen, en dc koophandel, door een' mededingenden land- aert  Tweehonderd en Agttiende Brief. 307 aert overweldigd , verwekken en vereenigen gemeenlijk de oplcttendheit der ftrijdigfte famenrottingcn. De hofpartij denkt meer op de verdeediging van den ftaet, dan op de gunften van den troon : de aenhang des volks houdt zich niet meer bezig met de ondernemingen der ftaetsdienaren, en peinst minder op de behoudenis der vrijheit, dan op de veiligheit des lands. Alle de Engelfchen zijn dan burgers; allen verzamelen zij zich onder den ftandaerdt der kroone. Ook heeft men hen, zoo dikwerf hun haet op den gemeenen vijandt hen over de inwendige verdeeldheden heeft doen triomferen, zich ontzagchelijk voor Europa zien maken; doch wanneer zij den krijg met hunne nageburen geftaekt hebben, beginnen zij dien zich zeiven weder aentedoen. Het hooge denkbeeldt , 't welk men hun geduriglijk van hunnen landaert geeft, boezemt hun de uiterfte verachting voor alle andere volken in. Zij zijn overreed dat 'er nergens beter ftaetsgefteldheit, verftandiger wetten, grooter begaefdheden en verhevener deugden gevonden worden. Alle de pooging van het menfchclijke vernuft kan, volgens de Engelfchen , geene volmaekter regeringsvorm- uitdenken: dezelve is de eenigfte,. die den fchat der vrijheit voor de acnvallen der willekeurige magt heeft kunnen beveiligen. Zelfs zijn zij zoo zeer aen de gebreken hunner ftaetsgefteldheit als aen derzelver wczenlijkfte voordcelen ver-  398 De Nieuwe Reisicer, verknocht; en dusdanig is hun vooroordeel ter beguniciging' hunner wetten , dat zij, indien 'er eenige misbruiken in plaets hebben, dezelven onvermijdelijk achten. Zoo verzot zij op hunne eigene uitvindingen en ontdekkingen zijn , zoo zeer fchijnen zij .de voortbrengtels en meesterftukken der andere landen te laken. Zij veronderftellèn niet, bij voorbeeldt, dat men Deskartes met Newton, Tasfo met Mif ton, en Corneille met Shakefpéare kan vergelijken i en zij zelfs, die meest onder ons verkeerd hebben , zijn fomtijds de geenen , die ons het minfte regt doen. Yder burger ftrekt de goede meening, welke' hij van'zijnen landaert heeft, tot zich zclvert uit. Hij triomfeert in de overwinningen, draegt den last der tegenfpoeden, en put zich in geldmiddelen uit, om het geluk ftaende te houden, het voordeel voorttezetten , en het verlies te herftellen. Mannen, Wier dienften, kundigheden en bcgaefdheden Engelandt ver: fierd hebben, genieten 'er de eerbiedt en hulde , die de zoetfte en roemrijkfte vergelding voor de verdienften zijn. De paleizen der grooten, de huizen des volks, zelfs de herbergen en kroegen, pronken, om ftrijdt, met derzelver afbeeldingen of borstbeelden; en indien men 'cr' eenige doorluchtige vreemdelingen bemerkt, het is alleen om tot een' hofftoct te dienen voor den Engelsman, dien zij willen eeren. De eerften zijn flechts ondergefchikt : de  Tweehonderd en Agttiende Brief. 399 de laetfte houdt altoos den eerften rang. Milton hcerschtover Homerus, Virgilius, Taslo en Camoens, Shakefpéare over Sofokles , Luripidés, Plautus, Terentius, Lopes de Vega, CorneiUe, Racine, Crebillon en Molière; hunne zedenkundige fchrijvers over CónfuciUs, Nicole, Bosfuet, Bourdaloue en Fenelon; Buchanaen over Thucydides , Polybius, Xenofon, Cefar, TitusXivius en Thuanus; Newton over Pythagoras, Archimedes, Descartes, Kepler, Gasfendi en Huigens; Boyle over Pascal, Toricelli, Galiléus, enz. Hoe vooringenomen de Engelfchen ter be^ gunftiginge van hun vaderlandt zijn , gebeurt het echter dat zij, buiten hun eilandt overgevoerd , zich fomtijds genoodzaekt vinden hun^ ne minderheit te erkennen. In de eerfte oogenblikken van verbaesdheit, welke hun de meesterftukken, die hun bij hunne nageburen vertoond worden, veroorzaken, ziet men eenigen van hun ter goeder trouwe bekennen, dat zij niets diergelijks in bun landt hebben. De lord Stanhope, na zijne verwondering, in de Sorbonne, over het praelgraf van den kardinael van Richelicu, betoond te hebben, begaf zich naer Girardon, omhelsde hem met verrukking', prees hem op dezelfde wijs, en fmeekte hem eene beurs met honderd gouden louizen, welke hij op de tafel van dezen kunftenaer geworpen had, aentenemen. De  4oo De Nieuwe R'e i s ï g é r. De eerbewijzingen, den grooten mannen'.? veeleer dan den grooten koningen, in het openbaer betoond, cn de verrichtingen der doorluchtige krijgshelden, onder de oogen des volks* gebragt , zonder eenig aenzien op de oppervorften , van Welken zij het bevel ontvangen hadden, zijn eene andere uitwerking van dezen Britannifchen hoogmoedt, dien de Engelfchen in het hart hunner medeburgeren onderhouden en vereeuwigen. In alle tijden bezaten deze eilanders de ltoutmoedigheit van zich met dd oppervorften te vergelijken. In bet jaer 1364 bevonden zich vier koningen te Londen , te weten , van Engelandt, Frankrijk , Cyprus en Schotlandt. Een wijnkooper had de eerzucht om hun een' maeltijdt te geven : hij noodigde hen ; zij namen de noodiging aen; en hij zette zich aen tafel met dè vier vorften. Deze volken zijn zoo dapper als trotsch, 't geen zij bewijzen door hunne verachting van den doodt. Een hunner zeerooveren, in een gevecht doodelijk gekwetst, liet zich eene fchalmei brengen , en fpeelde , om zijn volk aentemoedigen, tot dat de adem hem met het leven begaf. Gedurende het oorlog der Spanjaerden en Hollanderen in de Nederlanden, was de verbittering zoo groot, dat men de krijgsgevangenen van wederzijden ophing. Onder de Spanjaerds was een Engelsch foldaet, die met anderen eerst lootte : uit het gevaci' gered, bood hij een' Spanjaerdt aen, mits tien kroo-  Tweehonderd ën Aottïende Brief. 401 krooncn gevende , voor hem. te. loten.: Het ' voorftel werd aeiigcnomen; en het lot begunftigde hem ten tweedcmale, .. Niettegenftaende deze woeste klockmoedighèit, fchijnen deze eilanders., in 't algemeen, luttel aengedaen door den roem der wapenen. Hun goed oordeel én de voorfpoedt, dien .zij in hun eilandt genieten, verwijderen hen van vreemde oorlogen ; en de tytel van grooten veldoverften gaet hun niet het meeste ter harte. Zij plaetfen naèst den krijgsheldt, die zijn bloedt in de gevechten vergoten heeft den filofoof, die zijne nachten aeri de onderwijzing van het menschdom heeft opgeofferd. Men ziet te Westmunfter het praelgraf van Newton bij dat. van den veldheer Stauhope. De krijgsdeugden en begaefdheden genieten zelf niet altoos de eerbewijzingen, die haer toekomen. Eene lange reeks van dappere daden is een regt, om ih het heiligdom van den Staet toegelaten te worden, De belooningen, voor de helden weggelegd, worden mildelijk toegedeeld aen redenaers en ftaetkundigen, die door zich zei ven in het duister zouden blijven; en de krijgsheldt raekt weder In vergetenheit, zoo dra hij zich niet meer aen. het hoofdt der legeren bevindt. Zelfs wanneerhij het bevel voert, moet hij j eer hij deri yijandt beVcdht, triomferen övér eene meehigte van wangunftigen, welke de mededinging hem verwekt, en wier geheele be'zigheit be-. ftaet in het veroorzaken van hinderpalen,'; het XVII. Deel Cc zaéijeri  402 De Nieuwe Reisiger. zaeijen van onrust en tweedragt', het verzwakken van het vertrouwen desToldaets, en het' lasteren van de verrichtingen der veldheeren. Het is waer, in den aenvang dezer eeuwe was 'er een beroemd man, dien zijn verdienften en vöorfpoeden boven de berisping gevoerd hebben; maer hoedanig is de vergelding zijner overwinningen geweest? Hij had over de vijanden van den Staet getriomfeert; en hij kon de famenfpanning eener vrouwe niet overwinnen. Marlborough verviel in de ongenade der koninginne; doch te groot om geftraft te worden , had hij de rust tot kastijding. De Engelfche dapperheit beftaet nietin elkandereh, met den degen in de hand', uittedagen. Dan , indien de tweeftrijdt bij deze volken zeldzaem is, redden zij 'er zich met geen' minder roem uit, wanneer zij 'er zich in gewikkeld vinden. De manier, op welke zij gaerne hunne kloekmoedigheit vertoonen, is ftouteiijk eene goede daedt te verrichten, de waerheit te durven zeggen , en de reden , tegen het vooroordeel, de gewoonte en meenigte, te volgen. Ongelukkiglijk tellen zij de eerbiedigheden en oplettendheden niet onder de pligten: zij verwaerloozen de befchaefde en innemende manieren, welke de Franfchen , door eene tegenlfa-ijddge buitenfporigheit, fomtijds in plaets van édelaertige gevoelens en deugden ftellen. De Engelfchen befchouwen de beleefdheit flechts als een hinderlijk juk; en in dit landt  Tweehonderd en AgttienDe Brief. 403 landt van vrijheit. treedt riien in geen eenig gezelfchap, dan op voorwaerde Van geen' den minften dwang' onderworpen te wezen; Hij , dien wij een' beminnelijken man noemen , wordt in Londen voor een' beuzelaer. gehou^ den; en het geene ons behagelijk fchijnt is niet dan zotheit in de oogen van een volk, dat zieb alleen op het wezenlijke toelegt. Niets geeft het zelve aenzien dan de rijkdom; en hier door is het, dat een Pair van het koningkrijk deri ftaetsdienaren het hoofdt biedt, en de koopmm Udt van het Parlement wordd Het geene Virgilius van de aloude Bretonnen zegt, dat zij van de ganfche weereld' gefeheiden waren, door de zee, die hen omringt, is nog waerachtiger van de verdeeldheit, welke' de ftaetkunde tusfehen de hedendaegfche Bretonnen en de andere menfchen verwekt heeft. Hoe meer men de geaertheit en neiging dezer' eilanderen gadcflaet, des te meer regt heeft men, om hen niet te bcfchouwen als een deel van dien algemeenen vrijenftaet, die alle de Volken in zijnen boezem bevat; In plaets van dezen-grondregel des grijsaerts van Tercntius, „ ik ben een mensch, en niets van het geene „ het menschdom betreft is mij vreemd", aentenemen, hebben zij zich dézen regel, overeenkomftiger met hunne ftaetkunde, eigen gemaekt: ,, ik ben een Engelsman; 'en ijder,- die „ het niet is , befchouw ik als öf bij biet ?, beftond'\ Gei Öeitó  404- De Nieuwe R e j s i g e e. Deze onverfchilligheit voor de andere volken heeft hunne genegenheit voor hun lande dermate verfterkt, dat zij, ophoudende burgers der weereld' te wezen, gelooven uitmuntende liefhebbers des vaderlands geworden te zijn. Echter zijn zij daerom niet minder nieuwsgierig om te reizen, noch minder opmerkers van het geene buiten hun eilandt voorvalt. Doch het is, in 't algemeen , de fmaek van bijna alle de Europeanen, eikanderen te naderen , en bijzonderlijker gemeenfehap aentegaen. Men ziet hen eikanderen hunne kundigheden, ontdekkingen en rijkdommen mededeelen. Zij zijn de bceldtenis van een groot huisgezin, waerin fomtijds twisten en verdeeldheden ontftaen, gelijk men onder de naeuwstvereenigde bloedverwanten ziet voorvallen ; doch deze kortftondige gefchillen beletten niet, dat de leden van deze uitgebreide maetfchappij' eikanderen achten,■ opfpeuren, bezoeken, onthalen, en zich beijveren, om wederzijdsch te doen zien het geene zij zonderlings, zeldzaems en nuttigs hebben: De Engelfchen reizen veel en dikwerf te vroeg : verfcheidene hunner fchrijveren hebben zich tegens dit misbruik gefteld , maer het niet kunnen verbeteren. De meenigte der jonge lords, die zich naer Parijs begeven, is mistchien het geene de woede der Anti-Gallikanen verdubbelt. Echter bemerkt men een groot onderfcheidt tusfehen een' Engelsman, die  Tweehonderd en Agttiende Brïee. 4°5 die gereisd heeft, en een' anderen, dienimmer buiten zijn vaderlandt geweest is. De ongemaektheit, beleefdheit en het gebruik der weereld' onderfcheiden den eerften : gewoon in alle gezelfcbappen te verfchijnen, is hij m geen eenig verlegen. De ander, in tegendeel, is overal bedwongen : zijne poogingen, om beleefd te wezen , vermeerderen nog zijne onfteltenis: hij wil beminnelijk zijn, hij is alleen belagchelijk; en dewijl het onmogelijk is dat hij het zelf niet gewaer worde , verdubbelt zijne vrees. Dit verveelt hem; hij zoekt het gezelfchap zijner minderen, of ziet onder zijns gelijken alleen de geenen, met welke hij vrij kan wezen. Hieruit ontftaen die onbefchofte neigingen, die fchandelijke ongebondenheden, in welke men de gezondheit, eerbaerheit en reden verliest. Deze volken hebben in hun landt noch onderwijs, noch aenmoediging, noch naerijver, noch voorbeelden , geene akademiën voor den jongen adeldom, geen gefprek om de kunlten en tael te volmaken, geene fchool om de geaertheit, welke een bracf man inde wccreld' moet vertoonen , aentekweeken. Deze verfchillende gedeelten hunner opvoedinge moeten zij elders gaen vervullen \ maer in plaets van zich met ernftige zaken bezig te houden , zijn zij veeleer bedacht, om dc houdingen en manieren der geenen, bij welke zij zich bevinden , acntenemen, en al te jong om te kunnen C c 3 kie-  io6 De Nieuwe Reïsiger. kiezen, apen zij alles na, of verkiezen kwalijk. Dikwils zijn zelfs de beftuurders, wacracn men ze toevertrouwd heeft, geene beter leidslieden. Hoe zouden zij, uit het ftof der lage fcholen getrokken, hunne leerlingen vormen tot eene befchaefdheit, die hun vreemd is, en tot den zwier der weereld', dien zij niet kennen? In 't algemeen hebben de Engellehen jets ruws in hunne houding, 't geen eene ftijf, heit aen alle hunne bewegingen geeft. Weinigen onder hen voegen de bevalligheden bij de fchoonheit der trekken, of dc eddheit bij 'de ypordeeligheit der geftalte. Hunne gefprekken, hunne fchriften, hunne deugden zelve, alles draegt een kenmerk van de ruwheit hunner geaertheit. Hunne hartstogten zijn geweldig, en nemen dikwerf fterke kleuren van deze woestheit aen. Ongetwijffeld moet men deze wreede ziekte, dezen afkeer van het leven , kortom , deze peiging tot den zplfsmoordt, waervan men zoq meenigvuldige , zonderlinge en verderffelijke uitwerkingen vertelt, aen dezelven toefchrijven. Een man treedt in de kamer zijner twee zonen , waervan de oudfte niet meer dan twaelf jaren bereikt. Hij noodzaekt hen ijder een pistool, met drie kogelen geladen , aentenemen, en beveelt hun op eikanderen te fchieten. De verfchrikte kinders werpen zich aen de voeten van dezen wrecden vader, die, luttel Öqor hunne tranen bewogen , zijnen degen. neemt,  Tweehonderd en Agttiende Brief. 407 neemt, en hen dreigt te doorfteken, indien zij weigeren te gehoorzamen. Zij zwichten met afgrijzen, fchicten te gelijk, en Horten neder , in hun bloedt badende. De moeder loopt toe op het gerucht, ziet haren echtgenoot met een wild gezigt zijne ftervende zoons befchouwen, en ontrukt hem, door haer gefchreeuw, aen dit ijsfelijke fchouwfpel. Hij werpt zich op haer, drukt haer zijnen degen in het hart, trekt denzelven daer weder uit, om zijn' eigen boezem te doorboren, en leeft nog lang genoeg, om zijne wanhoop en zijne misdaden te vertellen. Een ander, uit het leven willende fcheiden, en geen' moeds genoeg hebbende om zich zeiven te dooden, treedt met een' fhaphaen in een fpeelhuis, legt aen op een' der omftanderen, fchiet hem om ver , en nadert hem in koelen bloede, tot hem zeggende: „ Ik vcr„ zeker u, mijn heer, dat ik het in geenen „ deele op u heb toegelegd: gij hebt mij nim„ mer beledigd ; en ik had u zelfs nooit ge„ zien. Maer ik had befloten iemant te doo„ den , om mij te doen ophangen. Ik ben „ bedroefd dat het geval u getroffen heeft; „ want gij fchijnt een beminnelijk man te we„ zen". Men vat den fchuldigen; men maekt zijn regtsgeding op; en hij ontvangt den doodt met dezelfde gcrustheit als hij dien gegeven had. Cc 4' Een  498 De Nieuwe Reisicer, Een Fransman, alleen in het park van St. James wandelende, wordt aengeklampt van een' Engelsman , die hem begroet, en tot hem zegt, zonder hem te kennen: „ Ydere tredt,' », dien ik doe, geleidt mij tot den doodt. Uw 9, gelaet behaegt mij j ontvang dit pakje; maer ik vereisch dat gij het niet dan ten uwen j, huize opent". De Engelsman begeeft zich daerpp van hem af; en dp Fransman keert'óp het fpoedigfte paer zijne woning. Hij vindt m het pakje omtrent duizend guinées-; waerop bij, vervuld-van érkentem'sfe, zich weder naer bet park begeeft, zijnen weldoender met ijver' zoekt, en hem uit de graft, waerin dees rampzalige zich verdronken had, ziet opvisfehen. Een Engelsman, van eene doorluchtige geboorte, ongemeen rijk, in de kragt zijner ja-' ren, en zonder zwakhejt, heeft eene nog'jonge vrouw , die de wijsheit met de bevalligheden van gedaeute en verftandt paert: hij wordt teederlijk van haer bemint: zijne kinders bezitten de gelukkige gefteldheden , die eene övertreffelijke verdienfte aentoqnen: hij heeft zich piets in zijn gedrag te verwijten', en eene algemecne achting verkregen. Mjsfchien verbeeldt gij u dat hij, met zoo vele vaordceJen, gelukkig is< In geenen deele: hij fcW verdriet In het leven., en geeft zich aen derj dóódt over'. ■ ' ••»••. 1 Een krijgsbevelhebber, die in het hoofdt kreeg zich zeiven £je. hersfenpan aftebranden, hé.  Tweehonderd en Agttiende Brief. 409 bereidde zich tot deze groote daedt, wanneer een arm man hem, op het oogenblik dat hij het pistool tegens zijn voorhoofdt zette, gewaer wierd, en hem het zelve ontrukte. De krijgsman nam den degen in dc handt, cn wilde hem dooriteken. „ Stoot tot-, zeide de arme bloedt tot hem, zonder eenigzms te verfchrikken, „ ik febroom den doodt alzoo weinig als „ gij ; maer ik bezit meer kloekmoedigheit. „ Twintig jaren heb ik in de fmert geleefd; en ik heb Gode de zorg om mijne rampen „ te eindigen overgelaten". De bevelhebber, tot zich zeiven'gekomen, en door het gefprek van zijne verlosfer getroffen, omhelsde hem, gaf hem zijne beurs, en keerde te rug, overreed dat dees ongelukkige kloekmoediger en verftandiger dan hij was. Men bemerkt dat de herfst het jaergetijde is, waerin de nieuwspapieren vervuld zijn met eene langer lijst van lieden, die zich vrijwillig van den last des levens ontflagen hebben. In de laétstvoorgaende maendt bragt een tijdfehrijver verfcheidene voorbeelden van diergelijke fterfgevallen bij , en merkte daerbij op, dat de zaek als des te zeldzamer moest befchouwd worden , om dat het jaergetijde van zich te dooden nog niet gekomen was. ' De Engelfche kerk heeft, in haren uiterlijken eerdienst, een bijzonder gebedt, 't welk hare leeraers opzeggen voor de geenen', die door eene zware droefgeestigheit gedreven Cc 5 WQr-  410 De Nieuwe Reisiger. worden om zich het leven te benemen. Men bidt 'er Godt in, „ den banken den geest van lijdzaemheit en vertroosting' te geven, hem „ te verft eiken tegen de aen vechtingen, waer„ door hij befprongen wordt, de onrust zij„ ner ziele te verdrijven, de nog rookende „ vlaswiek niet uittcblusfchen, en den geenen, „ voor wien men hem aenroept, den vrede, „ de vrolijkheit en bhjdfchap , die hem ver„ laten hebben, wedcrtcgeven',. De wetten tegen den zelfsmoordt zijn, in Engelandt, zeer geftreng geweest. Dewijl zij de volksneiging te beftrijden hadden, was het i regtmatig dat zij dc ftraifen -tegens eene misdaedt, die al te gemeen geworuen was, verzwaerden. Het lijk van een' mensch, die zich zelvcn doodde , moest, na dat het op eene horde gefieept was, in de naeste kruisftraet bij zijn huis begraven worden , ter plaetfe , alwaer de vier goten dezer kruisftraet' zich vereenigden, in een'kuil, als een'put gemaekt, waerin men hem met het hoofd' naer beneden wierp ; doch deze wetten , het kwaedt niet hebbende kunnen fluiten , moesten voor de gewoonte zwichten; en men befchouwt tegenwoordig een' man, die zich zeiven doodt, veeleer als een' kranken, dien men behoort te beklagen , dan als een' misdadiger, die geftraft moet worden. Men vergenoegt zich met 'er in de openbare gefchriften gewag van te maken ; en dit ftuk levert dc minfte ftof niet aen de  Tweehonderd en Agttiende Brief. 411 de tij dfchrij vers, zoo lang deze barbaerfche gewoonte in eere onder de menfchen is. Men vergunt aen gevacrlijke fchrijvers dezelve als eene voiksdeugdt te loven; en men befchouwt als een blijk van klockmoedigheit het geene misfehien een teeken van zwakheit is. „ Hij „ was het leven moede, en heeft het verlaten, zeide een zeker vader, toen men hem verwittigde dat zijn eenige zoon zich vrijwillig in den Teems verdronken had. „ Zijn welwezen te ,, zoeken , en zijn onheil te ontvlugten, in „ het geene nicmant beledigt, voegde hij 'er bij, „ is het eerfte regt der nature. Ons le„ ven is niets in de oogen der reden; en wan„ neer wij ons ligchaem verlaten, leggen wij „ flechts ccne hinderlijke kleeding af. Een „ flaef, beladen met een kleedt, dathemver„ hindert, verlaet het zelve, om zijnen dienst „ des te beter te verrichten; en het zou on„ regtvaerdig zijn hem daerover te ftraffen. „ Het eenigfte middel, 't welk de reden heeft „ uitgevonden, om ons aen de rampen van „ het menschdom te onttrekken, is ons van „ de aerdfche voorwerpen lostemaken ; en „ indien onze hartstogten en afdwalingen onze „ onheilen veroorzaken , moeten wij natuur„ lijkerwijze trachten ons daer van te bevrij. „ den. Zoo lang het dienftig is te leven, „ hebben wij daertoe eene fterke begeerte, „ die alleen door het gevoel van ongemeene „ rampen kan overwonnen worden ; en bij. „ ijde-  412 De Nieuwe Reisigek. „ ijderen verftandigen mensch, gaet her, regt „ om het leven afteftaen altoos lang voor de „ aenvechting daertoe". _ Door diergelijke drogredenen vertroostte zich dees wreede vader over den doodt van zijnen zoon, als of het leven eene zaek was, waerover wij naer ons goedvinden konden befchikken. Göd't ons , zonder onze toeftemminge, op deze weereldt geplaetst hebbende, boe zouden wij, zonder zijn verlof, dezelve mogen verlaten ? Onttrekken wij ons dus niet aen zijne wetten ? 'Staen wij dus niet tegen de Voorzienigheit op ? De Hemel geeft ons, met het leven, eene taek om het zelve te vervul, len: met welk reê't gclooven wij dan ons daervan te mogen ontflaen ? Te zeggen dat het geoorlofd is zich den doodfteek te geven, is even of men zeide dat het geoorlofd is Gods befchikking te bedriegen. De mensch is aen de famenleving zijne behoudenis, zijne begaefdheden, zijne kundigheden, zijnen arbeidt, en aen het vaderlandt alles, wat het van een' burger kan eisfchen, verfchuldigd. De leeroeffening en de liefde tot de letteren zijn geenszins een behoedmiddel tegen deze ongelukkige neiging, die den Engelsman acnfpoort om zich te verdelgen. Dejaerboeken der Britanhüehe letterkunde zijn vervuld met diergelijke voorbeelden. Geen ander zal ik bijbrengen , dan dat van Thomas Creech, fchrijver van eene uitmuntende vertaling, in veer-  Tweehonderd en Agttïende Brief. 413 veerzen en in onrijm, van den dichter Lukretius, metaenteekeningen. Verliefd geworden op eene vrouw, die zijne min niet beantwoordde, verhing hij zich uit wanhoop. De verandering van luchtftreek is mede geen hulpmiddel tegen deze verderfelijke miltziekte C*), die zoo vele verwoestingen in UrootBritanje aenregt. Alle volken bcfchouwen Parijs als het heiligdom der vermaken en tijdkorting-n. De fnelheit der lucht', de bekoorliikheit der gezelfchappen, de verfcheidenheit der fchouwfpelen, het gerucht der nieuwstijdingen , het geraes der groote weereld , duizend gewigtige vertooningen, die elkandcren dagelijkseh opvolgen, dit alles is niet in ftaet om een' Engelsman te trekken uit de zwaermoedigheit, die hem verfcheurt. Zijne ziel, met duistere wolken omringd, weet zich noch voor de bekoringen der blijdfehapp', noch voor de ftreelende bevalligheden van eenen geestigen omgang, te openen. Men heeft te Londen geene kennis van alle deze voordeden der famenlevinge. De boeken zijn de eenigfte toevlugt der ledige lieden; en de vrouwen, die zich niet gedurig hooren vleijen , zijn insgelijks genoodzaekt den tijdt met lezen te korten. Allen leggen zij zich toe op de letteren, door werkeloosheit, door eene natuurlijke nieuwsgierigheit van onrustige ge- moe-  4H De Nieuwe Reisiger. moederen , of door de noodzakelijkheid orh onderwezen tc fchijnen. Hunne gcacrcheit vervoert hen tot ftilzwijgen, cn het ftdlzwijgen tot den fmaek in de Jetteroeffcninp Luttel met eikanderen levende en omgaende, moeten zij, om den ledigen tijdt hunnes levens te vervullen, noodwendig lezen en zelfs boeken maken. Hieruit ontftaet die zondvloedt van Imakelocze voortbrengfelen, die nog vermeerderd wordt door de gewoonte, welke men te Londen heeft, om alle de blaeuwe boekjes van Parijs te vertalen. Om dezelfde reden , is de nieuwsgierigheit eene zeer hevige hartstogt bij de Engelfchen. loen fheodorus, koning van Korfika , uit Londen vertrokken was , ter volvoering van zijnen krijgstogt, bedacht de burger, bij wien hij gehuisvest had, lastig gevallen door den toevloedt van het volk, dat de kamer van dezen gewaenden vorst wilde zien , dezelve niet dan voor geldt te toonen. Hij bepaelde zich tot een' fchelling voor ijderen perfoon en verzamelde, in luttel tijds, twaelf honderd guinées. Een ondeugende potzemaker had , op de hoeken der ftraten van deze hoofdftadt, doen aenplakken , „ dat op zekeren dag, op een „ bepaeld uur, en op zoodanig eentooneel, j, een man in eene flesch, die eene pint konde „ bevatten, zoude kruipen". De aenzienlijkfte heden van Engelandt, door de drift tot het zeld-  Tweehonderd en Agttiende Brief. $r£ zeldzame verleid, begaven zich naer ditfchouwfpel, en betaelden den ingang. Toen de zael vol was, vertoonde zich de guichelaer op den kant van het tooneel, en zeide dat men in geene eenige herberg der ftadt eene flesch, die de juiste maet van eene pint inhield , had kunnen vinden, dat men dus den aenfehouweren vergiffenis verzocht , en gereed was hun het geldt aen de deur wedertegeven, indien zij het begeerde; waerop de fchalk oogenblikkelijk verdween. De toekijkers, zich bedrogen ziende, raekten in woede, verwekten een afgrijsfelijk gewcldt, en verbrijzelde de banken én fieraedjen: fommigen verloren, in het oproer, hunne" degens, anderen hunne pruiken, hoeden, enz.°; maer het geldt kon niet weder geI geven worden ; en de bedrieger had middel gevonden om te vlugten, zonder dat men hem konde ontdekken. Geen landt is 'er in Europa, waerin men zich meer beijvert om eigenzinnig te zijn, dan .in Engelandt, De een, met honderd duizend livres jaerlijkfche inkomst, bedekt zich met een grover laken dan dat zijner knechten : de ander, van eene aenzienlijke geboorte, vermengt zich gaerne met de ftoeldrageren, en beroemt zich derzelver tael en gebruiken beter dan zij tc .kennen. Een Franfche faletjonker is ten naestenbij te kennen aen uitgezochte kleederen, een zindelijk rijtuig, allerlei kleinoodiën, amber, vlicgpleistertjes, een' kostelijken zwier, wei-  4iS Dé Nieuwe R e i s i g e x, weinig verftandt en veel brabbelde!. Gemeenlijk gelooft men dat die van Londen flechts belagchelijke afbeeldfels van de onze zijn? maer het tegendeel heeft plaets. Een korte en oingepoederde pruik, een gekleurde neusdoek rondom den hals, een matrozen kamizool, een fterke en knobbelige ftok , onbefchaëfde manieren en redenen, eene gemaekte houding, en het naervolgen van de zeden van het verachtelijkfte graeuw , maken den Engelfchen faietjonker uit. De meesten befchouwen deze zeldzaemhaden als eene roemrijke uitwerking van dé Britannifche vrijheit, en ftellen meer eer in ongemeen dan verftandig te fchijnen. Sommige daden, zonder van de gewone orde aftewijken, bedriegen zelfs de verftandigften, alleen door de manier, waerop zij vóorgeftëld worden. Een inwoonder van Londen, die geene kinders had gaf al zijn goedt, bij uiterftenwil, aen de armen; en deze daedt, die, fchoon lofwaerdig in zich zelve, echter niets uitftekends in zich had, werd langer dan eene maendt in alle de openbare nieuwspapieren bekend gemaekt, alleenlijk uit hoofde van dezen zonderlingen draei : „ik maek tot mijne erfgenamen de „ geenen, die hongerig zijn, die dorftig zijn, ,, die naekt zijn, énz". Een man , zijn been gebroken hebbende, met over eene floot te fpringen , fneed zich het andere heen af, uit liefde tot de gelijkvormig.  Tweehonderd en Agttiende Brief. 417 migheit; en deze daedt, met lof in de tijdfchriften acngekondigd, werd ontvangen met eene verwondering', die niet vruchteloos voor haren uitvinder was. Dc Engelfchen zijn, in het algemeen, minder door het fraeije en ware dan door het zeldzame cn ingebeelde getroffen. Ónder Karei, den tweeden, wilden de vijanden van den graef van Danby hem, in het Hoogerhuis, een regtsgeding aendoen; maer de graef van Karnavan vond, door een gefprek , zoo buitengemeen als onverwacht, het geheim om den ftorm aftcwenden. j, Mylords, zeide hij, ik ken de „ droevige gevolgen van diergelijke vervolgin- gen, en het verderfelijke lot der geenen,1 „ diejlezelve ondernomen hebben. Verfchei„ dene aloude voorbeelden zou ik daervan ,, kannen bijbrengen; doch ik zal niet hoogcr ,', opklimmen dan tot het einde der regeringe, „ van Elizabeth. Ten dien tijde werd de graef „ van Esfex vervolgd door Sir Waker Raleigh; ,j én gij weet wat Sr. Walter Raleigh is oyer„ gekomen. Mylord Bakon vervolgde Sr. Wal„ ter Raleigh; en gij weet wat Mylord Bakon „ is overgekomen. De hertog van Bukking„ ham vervolgde Mylord Bakon; en gij weet „ wat den hertog' van Bukkingham is overge„ komen. De graef van Strafford vervolgde „ den hertog van Bukkingham ; en gij weet wat den grave van Strafford is overgekomen. „ Sir Harry-Vane vervolgde den graef_ van X-VIL Deel, B è # Straf-  4i8 De Nieuwe Reis ï gek. „ Strafford; en gij weet wat Sir Harry-Vantf „ is overgekomen. De kanfelier Hyde ver„ volgde Sir Harry-Vane ; cn gij weet wat „ den kanfelier Hyde is overgekomen^ De „■ graef van Danby heeft den kanfelier Hyde „ vervolgd; wat zal den grave van Danby „ overkomen ? Uwe beflisfing zal het ons leer> ren. Ik verwacht dat hij, die den graef „ van Danby vervolgen wil, ten voorfchijn „ kome ; en het zal mij niet moegelijk zijn „ hem te voorzeggen wat hem zeiven zal over„ komen". Op dit zeldzame gefprek, riep dc hertog van Bukkingham , die zijn' ganfehen aenflag belegd had, niet min ontfteld dan verwonderd uit: „ dees man is door den Hemel „ ingeblazen"! En de zaek werd niet verder getrokken. De liefde tot zotte weddenfehappen is eene andere volksneiging , welke de verftandigfte wetten van Groot-Britanje nog niet hebben kunnen vernietigen. Verfcheidene keuren van het Parlement, onder de regeringen van Karei den tweeden en koningin Anna gemaekt, verklaerden alle de weddingen, die tien ponden fterlings te boven gingen, van geene waerde; en men zegt daerin, dat zij in regten kunnen weder geëischt worden door de geenen , die dezelve betaeld hebben; doch diergelijke wedercisfehingen zijn zeldzaem , en de wetten flecht in acht genomen. Plet verwon derlij kfte is de hoovaerdij, waermede fommige Engel-, fchen  Tweehonderd en Agttiende Brief. 419 fchen de weddenfchappen, aen welke hunne ge» heele welvaert hangt, ftaende houden. Dezelve gaen dikwerf over belagchelijke zaken, als eenige ganzen, verfcheidene mijlen ver, eenen geregelden en doorgaenden trede te doen. houden, zelfs op vier voeten te gaen, en eer dan een paerdt, dat achterwaerds deinst, aen het doel te komen. Een jonge lord beroemt zich zoo fnel en langer dan een der beste paerden van Engelandt te loopen 5 en wanneer hij zich in diergelijke loopen wikkelt, bereidt hij| zich daertoe door aderlatingen , artzenijen en geweldige zweetingen , en verkrijgt dus, ten koste van zijne gezondheit zelve, den roem van den besten looper des lands te zijn. Een ander verwedt duizend guinées, dat hij eenen weg van negenentwintig honderd mijlen zal doen afieggen , in negenentwintig achtereenvolgende dagen, door negenentwintig paerden,. door een' eenigen man bereden, zoo dat ijder paerdt honderd mijlen op een' dag zal afloopen* Het goede denkbeeldt, 't welk een edelman van zijn paerdt heeft, kost hem dikwils een goed gedeelte van de inkomst' zijner landerijen. Een werkman waegt, zonder tegenzin, de vrucht van verfcheidene jaren van zijnen arbeidt;' en fomtijds worden 'er tien louizen tegen één ver-, wed van lieden, wien niets meer overblijft, als zij dezelven verliezen, De manier om eene zaek in het Engelsch te bevestigen, is te zeggen:' ik wed'tien tegen één dat het Waer is. D" d' £ G'e-  420 De- Nieuwe Reisigee. Gewoon de waerfchijnlijkhedcn in de ge> beurtenisfen, betrefFende de ftaetkunde en den koophandel, te berekenen, brengen deze lieden dit gebruik zelfs in de fpelcn en weddenfchappen over. Zij vermeten zich de geheimfte grondregels daervan. te doorgronden, en het voordeel en verlies van den ipeler in alle gevallen, te kennen.. Ook is het fpel voor hun veeleer eene leeroeffening dan tijdkorting; en zij zijn gewoon , over de evenredigheit der lotgevallen , te racdplegen met de geenen, die. den meesten roem in deze foort van wetenfchapp' hebben. Zij hebben berekende tafels, van alle de trekken, tot in het oneindige veranderd ; en zij , die hun geheugen wantrouwen , zijn zoo voorzigtig van dezelve in hunne, zakken te dragen. Deze bijzonderheden, wegens de neiging,, zeden cn geaertbeit der Engelfchen, hielden het gefprek het ganfche middagmael gaende. De meester der herberg kwam niet ten voorfchijn', volgens de gewoonte, dan om de eer van zijn huis optehouden , onze loftuitingen over zijne goede fier te ontvangen, en punch en Bordeauxfchen wijn met ons te drinken. Men vindt op alle de wegen, die naer de groote fteden geleiden, uitmuntende waerdhuizen,. waerin men zoo zindelijk als overvloedig bediend wordt; doch men heeft 'er flechte ilacp. plaetfen, en leeft 'er duur. Dewijl de adeldom bijna niets dan de openbare rijtuigen of zijné.  Tweehonderd en Agttiende Brief. 421 zijne eigene paerden kent, ftelt hij eene eer in volgens zijne waerdigheit en zijnen rang te 'betalen. Na de ftadt Rochester verlaten te hebben, hadden wij aen onze regterhandt den Teems, wiens boorden, met een bekoorlijk groen bedekt, onregelmatiglijk met groote boomen beplant zijn. Sloepen, koopvaerdij- cn oorlogschepen varen ftatiglijk dezen ftrcfom op en af, en vermengen hunne masten en zeilen , op eene aengename wijs, met de gebladerde takken. Wij waren toen in den hooitijdt, waervan de eerfte afmaeijing gemeenlijk in de maendt Mei gefchiedt. De regens van denzonneftandt, die in Engelandt zelden ontbreken , brengen een tweede gewas voort, gevolgd van een derde , wanneer de herfst voordeelig is. Deze twee of drie oogften geven een kleen, zwak en buigzaem hooi, 't welk de hoevenaers, in hunne landerijen , op hoopen ftapelen ; en deze manier van het te behandelen doet hun de kosten der gebouwen, elders gefchikt om het te verzamelen en te bewaren, uitwinnen. Deszelfs fijnheit, en de vochtigheit der lucht', waeraen het onmiddelijk wordt blootgeftcld, kleven het eenigermate aenè'en, en maken bet tot een vast ligchaem, dat in lootregte ftrooken , fmaller of breeder naer het noodig is, doorfneden wordt. Vervolgens overdwarsch verdeeld, leveren zij kleene bundels, wier D d 3 ver-  422 De Nieuwe Re is i ger. vertering gemakkelijker dan die van het gewone hooi gefchiedt; doch zij zijn minder voedfaem. De Engelfchen meenen 'er bij te winnen, het zij om dat de velden, dus bearbeid, meer uitleveren, het zij.om dat de paerden, met dit hooi gevoed, gezonder zijn, en langer hunne luchtigheit en wakkerheit behouden. , Van Rochester naer Londen, alwaer wij des nachts aenkwamen , doorkruisten wij eenen gemengden grondt van zandt en krijt, waerop men dikwerf gemeene weiden, met heesteren bedekt, ontmoet.' Men laet dezelven over aen dc armen van ijdere gemeente, die, wanneer men 'er naer de grootte en dikte dezer ftruiken van oordeelt, zeer fchaersch in deze landftreek moeten zijn. Ik hen, enz. Londen, den ziften van Augustus, 1755, Juinde van het Zeventiende Deel. EL AD-  BLADWYZER DER VOORNAEMSTE ZAKEN, In het Zeventiende Deel begrepen. .Tweehonderd en Zevende Brief. Engelandt, NBladz, aeuw van Calais. - - L I# Of Engelandt een fchiereilandc was. I '* Hoe de landengte gebroken is. - - 2» Wanneer dit landt bewoond wierd. - L Verfcheidene namen van Engelandt. - \ ö' Zeden Van'deszelfs aloude inwoonderen. - 4, De Druïden, hunne eerfte overheden. - 1 Hoe de Bretonnen eikanderen beoorloog- }> g, den. - - - - J Deze volken zijn aen de Romeinen onderworpen. - 6. Zij flaen aen het muiten, en onderwerpen zich op nieuws. 7Aentasting en verdeediging van Anglefey. - 8. De Druïden worden 'er opgeofferd. - 9. Muur 'door de Romeinen gebouwd. - *J De Pikten of Schotten. - - 10. De Bretonnen worden aen de Romeinen (. overgelaten. - - - J Zij worden geplonderd door de Schotten. | ^ "Volkplanting der Angel-Saxen. -. f Zij vermeestert het ganfche eilandt. - i I2> De dappere Arthur. - - - f "Wat de Zevenheerfching is. - 1 Egbert, koning van het ganfche landt. }> 13. Invoering van den Christelijken godsdienst. J D d 4 De  BLADWYZER der Eladz. De St. Pieters penning, - - Pelagius, Engelsch ketter, - - j-* Zijn leven en zijne reizen. - j6. Vèrhael zijner ketterijen. - -17', Derzelver veroordceling te Rome, - itf. De tooveraer Merlin, - - 1 Inval der Denen. - - 1 19- Alfredus de Groote wederftaet hen. - 1 Hij regeert en geeft wetten. f 2°' De ftandaerdt Reafen genoemd. - "1 Regering van Kanut, Deenfchen prins, h ai. Zeden der Angel-Saxen. J Ongeregeldheit der kerkdijken. - aa. Wolven in Engelandt uitgerooid, - 23, Tweehonderd en Actste Brief. Vervolg van Engelandt. Dit landt wordt verooverd door de Normannen. - - 2^ Wetten van Willem den verooveraer. - 1 Wet van het Vuurdekfel. - - f 24* Hatelijke regering van Willem den Rosfen. ag Onftuimige regering van Hendrik den eer■ ft en. - . . . 0(j Regering der Plantagenets. - - 27I Martelaerfthap van St. Thomas van Kan- - telberg. - - . 28. Richard, bijgenoemd Leeuwenhart. - 1 Jan Zonder Landt afgezet, - - f 29« Ljg Groote Handvest. - .. „0t Èerbiedt der Engelfchen voor dit ftuk. - 31° Verachtelijke règering Van Henrik den der-1 den. - ■ - . _ 1 Verachting der Engelfchen voor hunne ko- <" 32' " flingen. ' - - - - • J Re-  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz, Regering van Eduard den eerften. - L nf% Huis der Gemeenten. - - » JJ* Zwakke regering van Eduard den tweeden. I Afzetting en doodt van dezen vorst. - • ó*' Schoone regering van Eduard den derden, ! „Regentfchap zijner moeder. - ' Vcldflag van Creci, bijzonderheden. - 30. Belegering van Calais. - - - l „_ VeldOag van Poitiers. - - - \ i>l' Doodt van Eduard den derden. - l 03, Orde van den Koufebandt. - - f Ongelukkige regering van Richard den tweeden. - -4°» Afzetting van dezen vorst. *) Hij wordt in zijne gevangenis vermoord. ! Engelfche vorftcn , de tweeden van hun- j * nen naem. J De veldflag van Azincourt. *| Henrik de vijfde tot koning van Frankrijk 42. uitgeroepen. Rampfpoeden van Frankrijk, - 1 Verlosfmg van Orleans. - - f Regering van Henrik den zesden, » 1 Begin der twee Rozen. - N - • Margareta van Anjou. -- - L De graef van Warwik. - - r *o* De zoon van den hertog van Jork totkoningl uitgeroepen. r 46. Zijne bloedige overwinningen. - J Rampfpoeden van Margareta van Anjou. 47. Huwelijk van Eduard den vierden. - 48. Henrik de zesde uit zijne gevangenisfe ge-T haeld. - - h 49- Nederlaeg van Warwik en Margareta. J Treurige doodt van Henrik den zesden. 50. Doodt van den hertog van Clarence, - 51. Doodt van Eduard den vierden, - - 52, De hertog van Glocester overweldigt den woon» ■ - » 53» D d 5 Zijne  BLADWYZER DER Bladz Zijne wreedhcit aen zijne neven. - 1' Regering van hec huis van Tudor. - ' Ricbemonc onder den naem van Henrik <* 54- den zevenden. j Afbeelding van Richard den derden. - « Einde van de oorlogen der twee Rozen. - 56. Tweehonderd en Negende Brief. Vervolg van Engelandt, Geflachtrckening van Henrik den zevenden. Zijne onverfchilligheit voor zijne echtsje-T ' noote. - . , 6 „r> De valfche Eduard de zesde. - j K' De valfche hertog van Jork. - - 40 Zijne rampfpoedige voortgangen. - 60 Het Engelfche Zweet, eene ziekte. - 61.' Gtengheit van Henrik den zevenden. - 6»' Tweeledige bewijsreden van den aertsbisfchop Morton. g„ Huwelijk van Katharina van Arragon. - 64' Doodt van Henrik den zevenden. Gezanten naer Napels gezonden. - f 65» Afbeelding der erfgename van dit koningkrijk. - _ - 66 Echtfcheiding van Henrik den agtfr.cn. JDecs vorst trouwt met Anna van Boulein. - és Hij wordt in den ban gedaen. . . Hij vervolgt de Katholyken. - \ 69, Hij jaegt de monniken uit Engelandt. - 70. Doet de heilige overblijffels van St. Tho-T mas verbranden. > Hij trouwt verfcheidene vrouwen naelkan- 7l' deren, * _ j Orde dér opvolginge. - - - 72. Anna van Boulein wordt onthoofd. . 73.' Lot  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. Lot van Johanna Seymour. - - l Hij verftoot de prinfes van Kleef. - i Katharina Howard wordt onthoofd. - i Hij trouwt met Katharina Parre. - f Zij had Francois den tweeden getrouwd, r yj* Haer  BLADWYZERdkr. Bladz Haer leetwezen over het verlaten van Frank-i rijk, - . . - > o Wangunst van Elizabeth. J 94* "Vermoedens tegen Maria Stuart. - Q< Elizabeth bemint den graef van Esfex. - , Oneenigheden tusfehen deze twee gelieven, f Doodt van den graef van Esfex. - ■ Berouw der koninginne. - - f 97* Waerin hare liefde beftond. - , Het Parlement is zeer onderworpen, - f 9& Willekeurig gezag van Elizabeth. - 00. Verandering onder de volgende regeringen. 1 Roemrijke regering van Elizabeth. - f I0°' Tweehonderd en Elfde Brief, Vervolg van Engelandt. Regering en geaertheit van Jakobus den eerften. - . - - ior Woordfpelingen van dezen vorst. - 102' Boerterij van Henrik den vierden wegens hem. _ö Het buskruitverraedt. - IOj* Verachting van Jakobus voor de vrouwen, 1 Zijne gunftelingen. - .. y I0- Robert karre. - . j George Villiers van Bukkingham. - 106 De mmnanjen van dezen eunftelirjff, . - IO?' De Whigs en Tories. - . . J°8 Willekeurig gezag van Jakobus den eerften. 109.' Henrik, oudfte zoon van Jakobus den eer-1) > 110 Karei, zijn tweede zoon. - . I 'Schrijvers onder deze regering, - J. Onftuimige regering van Karei den eerften. f lIÏ' JJeginiels van Kromwel, Kromwel in Frankrijk, \ II2* Zijne  VOO RNA EMS TE ZAKEN. Bladz» Zijne geaerfheit. - - — l Ir* Zijne krijgsgraden. • Aloude optogt der Engelfchen. - 114* Kromwel befchuldigt zijnen koning. - 115. Ziju leger maekt zich meester van Karei den eerden. - 116. Wat 'er in het Parlement voorvalt. - 117* Karei de eerfte tot den doodt veroordeeld. 118. Opgraving van zijn lijk. - - H9» Feestdag ter eere van dezen vorst ingefteld. iso* Zijn ftandbeeldt verkoft. " " 1 Op een' nieuwen voetzuil herfteld. - _ ! I2I^ Het hoofdt van KareL den tweeden op prijs f gezet. - J Kromwel meester van het Parlement. - 122» Hoe hij zich willekeurig maekt. - 123» Zijne koddigheden, - - 124. Hij weigert zijne dochter aen Karei deni tweeden. f I25*' Zijn zoon Richasd volgt hem op. - ■» Zeggen van den prins van Conti wegens"] hem. - r»I2&> Komst van Karei den tweeden tot den troon. J Hij wreekt den doodt van zijnen vader. •) Minnarijen en verkwistingen van dezen ). 127. vorst. - - J Ballingfehap van mylord Clarendon. - ia8V De hertog van Jork gehaet van de Engel-1 fchen. Yolftrekt gezag van Karei den tweeden. J De hertog van Jork verbet Engelandt. 1 Brandt van Londen. - - f • * Men fchrijft dezelven aen de Papisten toe. 131. Koningkiijke Maetfchappij van Londen. 1 • • Men ontvangt 'er vreemdelingen in. - f J~* De eedt van den Test. - 134* De wet van habeas corpus.. - Wet tegens de verminking. - - 130» Vriihei't van de drukpersfe. . - - 132? Gefchriften tegen het ftaetsbeftuur, - 13B. Ge»  Ë l a D - 173.' Magt van het Huis der Gemeenten. - 174,Deszelfs oorfprong en voortgangen. - 175. Vrijheit van het Engelfche volk. - 176. Het is altoos tegen het hof gekant. - 177. Veilbaerheit der zielen. - - 178V Laegheden in de verkiezingen begaen. - 1 Gefchiedenis ter dezer gelegenheit. - ■[ * De verkiezers koopen de ftemmen. - 180. Wat de welfprekendheit in het Parlement uitmaekt. - - i8r. Hoe men de gefchillen aenroert. - 182. Gefchil over den koophandel in de Levant. 183. Oorzaken van het verval dezes koophandels. { „ Of men dezen koophandel vrij möet laten, f +* Zwarigheden daerin gevonden. - 185.- Wederlegging dezer zwarigheden, - 187. Deze zaek wordt voor en tegen bepleit. - 190.  HADWYZER dek Bladz, Stilzwijgendheit der bisfchoppen, aen het hof verkofc. • » - - 191, Engelfchen bij de Romeinen vergeleken. 192. Verfchil der twee regeringen. - 1 Vervolg van deze vergelijking'. - f *?3« Engelfchen bij de Atheners vergeleken. - 194^ Neiging der Atheneren tot de ftaetkunde. - 195, Dezelfde neiging algemeen in de Engelfchen. - - - - 196,1 De ftaetszaken worden in de herberg verhandeld. - 197. Vervolg der vergelijking'. - - 199, Waeraen Engelandt zijn' tegenwoordigen ftaet verfchuldigd is. - - 201. Wat deszelfs vrijheit verzekert. - 1 Dezelve verandert in moedwil. - f Van wien de koning zijne kroon houdt. - 203.' Tweehonderd en Dertiende Brief, Vervolg van Engelandt. Samenzwering tegen Willem den derden. 204* Landing van Jakobus den tweeden in Engelandt. - - - - 205.Hij fterft te St. Germain-en-Laye. - 206. Genootfehap om de zeden te verbeteren. - 207. Yver tot viering van den zondag. - 208.- Opkomst van Üe gewoonte der adresfen ofi vertoogen. > 209,: Doodt van Willem den derden. - 5 Regering van koninginne Anna. - y Voorfpoedt van Marlborough tegen Frank- > 210.' rijk. J Het kasteel van Blenheim. - - L 211 Befchrijving van dit kasteel. - f Gefchiedenis van Rozemonde. - 213. Franfche vlugtelingen in Engelandt, - 214^ Ünj-  VQORNAEMSTE ZAKEN; wfe ;;J, . Bladz. P'nguhst van Marlborough. , - .- 21$ «Onderneming.van den Pretendent. - I > > Frankrijk begunftigt hem. - f * De onderneming gelukt niet. - » 3>ijzonderheit, nopens, dit onderwerp. - * «... De koningin is den Pretendent gun (tig. - 2ib\> Opregting van de maetfchappij' der Zuidzee. . - - - 219. Yder wil'et deel in hebben. - - 221. Opregting van wonderbaarlijke gsnoot- fchappen. ■ . „- - - - 222* Doodt der koninginne. - - 1 George van Brunswijk volgt haer op. - j "J* Nieuwe onderneming van den Pretendent, t ' Dezelve is zeef ongelukkig. Jf' 4* Doodelijk lot zijner aenhangereri. 22$.' Voorval van den koning op het baf. - 226^ Samenzwering van .den raedsheer Lager. I - Krijgstogt van den. prins Eduard. - f Hij wordt overwonnen te Culloden, - 22". Zijn zwervend Jeven in. Schotlandt. - 229," Doodelijk lot zijner aenhangeren. - 230,* Hunne redenen op het fchavot. - 231. Rampfpoeden van den prins Eduard. - i Verfcheiderie landingen in Engelandt. - ? ~J~'' Tweehonderd en Veertiende Brief, Vervolg van Engeland:, Regering van George den tweeden. - i ' De ftadt Douvres* f ,33' Deszelfs herbergen." - - = ^ 234»" Openbare rijtuigen... , * » - \Att.' Vrees,voor de rooveren. * - » De vermaerde roover Turpin» - 236.' Ken ander Duvr.1 géhëtêü. - 3 ;; ' WU. Déél, Éi #f  BLADWYZER der Bladz. De Engelfchen hebben geene maerfchalk-j fchappen. , - - - s 237. De roovers dooden in Engelandt zelden. } Gevangenisfen en ftrafoeffeningen, - I g Gefchiedenisfen van rooveren. - i Verdienfte der geletterde lieden. - 240, De wiskunftenaers in Engelandt, - 1 „ -2 De blinde Saunderfon. - - f De fterrekundige Bradlei. - 1 „. Engelfche natuurkenners. - - I Engelfche geneesheeren. - - 245* De overftorting van het bloedt, - 246. Engelfche wondartzen. - I 2 .g^ De artzenijmengers. - - - f De leeroeffening der ftaetkunde. - ■» Geletterde lieden tot de ftaetszaken toege- i 249. laten. - - 3. Engelfche overnatuurkundigen. - 250. Ongodsdienftige fchrijvers. I 2-r Hunne gevaerlijke fchriften. - f Voorfte'lling hunner leerftukken. - 252, Omtrent wien zij zich fchuldig maken. I Uitwerkfels hunner verderfFelijke fchriften. f Verdeedigende fchrijvers van den godsdienst. - - - - 255. Engelfche predikers. - - 256. Nuttigheit der regtsgeleerdheit. - 257J Onderwijzing van de jeugd*. - - 258. Engelfche gefchichtfchrijvers. - - 259. Romanfchrijvers van dezen landaert, - 260. LetteroefFening der geleerde talen. - 261. Engelfche vertalers. - - 262* Tijdfchriften van Engelandt. - 1 Welk hun tegenwoordig voorwerp is. r 263, Richard Steele. - _ _ J Vrijheit der tijdfchriften. - - L 2fi~t Het werk getyteld de IVeerehh. - f °' De grootfte heeren hebben 'er aen gear-j beid. > 266. Aenmerkingen over dit onderwerp. - p  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz; De Brieven van Kató. - 1 Ag,. Groot aental van tijdfchrijveren. - i ~, Nuttigheit van diergelijke werken. - AÖBj Berichten daerin gevoegd. - L 269; Wat 'er de Engellchen in zoeken. - 1 0„a Hunne verfchiilende tytels. - 1 • ,;■ Deze fchriften voldoen alle fmaken. - * Hunne mededinging dient om hen te vol-V 271» maken; 1 f Zij vormen c'en' tak van koophandel. - [ Yder leest dezelven. - - - | ' ' Waeruit hunne kwaedaertigheu voortfpruit; 273; Wat hunnen moedwil wettigt. - 274. De ftadt Kantelberg. - - 275. W'aerdigheit vari derzelver aertsbisfchop. \ Befchrijving Van het paleis van Lambeen, i 276. Deszelfs boekerij. ' Zonderling misboek. I 0^7, Aloude voorregten van den aertsbisfchop. f ~'' * Aertsbisfchoppelijke kerk. - - 278; Tweehonderd en Vijftiende Brief; Vervolg van Engelandt, Befchrijving van het platte landt van Engelandt. - - ~ - -79'Lot der Engelfche akkerliederi. - 28c; Reden wegens dit onderwerp. 2Br; De Engelfche heeren op hunne landerijen. • ng0 Iloe zeer zij 'er bemind zijn. - 1 Waerom 'er zijn die men verwaerloost. - 283* Wat voor hout in Engelandt groeit. - 7 Het landt brengt minder daervan voort dan \ 284. eertijds. - - - J Het gemak der akkerlieden. - - 285. Waeraen zij het zelve verfchuldigd zijn, - 286, F. e ?. fel  BLADWYZER r> e k B1nd& De groote wegen. - - - Va"-' De leendienften in Frankrijk. - f.'" De Engelfchen zijn daervan bevrijd. - 288» Groote wegen in Engelandt. - 289. Zij leggen zich tee op den akkerbouw. - n • Grondregels van den heerTull. - * 290. Verklaring' van zijn famenftelfel. - 3 De verkiezing van het zaedt. - 292* De verdeeling van den grondt. - 293. Vermeenigvuldigiug der omfpittingen. - 1 Tijdftip van den goeden'akkerbouw. - f 94- Voortbrengfels van Engelandt. - 295, Vertiering van het graen. - - V ^ De akkerbouw wordt aengekweekt. - / ' ' Landerijen in waerde gebragt. - - 297. Voordeden welke zij opbrengen, - 298. De regering"van het vee. - - 1 Wat'er de koophandel uittrekt. - (-99Het doet den landbouw vervvaerloozen. - 300. Talrijke kudden van fchapen.- - - 30K Geltrenge wetten omtrent dit ftuk. - 302, Weverij van wollen ftoffèn. - 5ory<" Hun oorfprong. - - - f3 3* Keur nopens de paerdenkweekerijen. - 3040 Paerdenloopen. - - 1 Schouwfpel dezer loopen. - - /3> Weddingschappen welke zij veroorzaken. 306. Wetten dezer loopen. - - 307; Eerbewijzingen aen de overwinnaers. - 308, Befchrijving van de paerden. - - \ Hoe zeer men dezelven ontziet. - f 0 Engelfche werken over den akkerbouw, - 310, Twee*  VOORNAEMSTE ZAKEN, Tweehonderd en Zestiende Brief. Vervolg van Engelandt, Bladz. Van de Engelfche tael'. - - 311. Moeijelijkheit om dezelve te fpreken. - 312. Derzelver oorfprong en beginfels. - 313. Tijdt wanneer zij befchaefd is. - 314* Tijdt waerin zij toe volkomenheit is gebragt. r - - - 315. Oorzaken van haer verval. - - 316. Oorzaken harer during'. - - 317. Gemakkelijkheit der Engelfche dichtkunst', 318, De dichter Chancer. - - 319. Aert en onderwerpen zijner dichtftukken. 320. De dichter Spencer. - - 321. Dichtftuk van de Koninginne der Toover-J godinnen. > 322. Gelauwerde poëet, of hofdichter. - J Aert der dichtftukken van Spencer, « 323. Sidney, fchrijver van de roman der Arka-» dia. > 324. De dichter Johnfon en anderen. - * Dichtftukken van Buchanaen. - I Bijzonderheit. * f •3"3" Paradijs Verloren van Milton. - \ , Milton van letterdieverij' befchuldigd, 1 J ' Dichtftukken van Cowley. - - 328. De dichter Emond Waller. - - 329. Dryden van letterdieverij' befchuldigd. - 330. Zijne werken in onrijm en veerzen. - 1 Zijne gevoelens omtrent den godsdienst. 1 3j •■ Aert der werken van Otway. - - 332, Blijfpelen van den dichter Congrève, - % Blijfpelen van den dichter Farquhar. - > 333, Dichtftuk van Hudibras door Butler, - * Engelsch en Fransch eedgefpan. - 334, Mylord Bolingbroke. - - 335, E c 3 Dd  BEADWYZER DEa Bladz, Pe dichter Prior , gevolmagtigde op den* vredehandel. - v 336, Aenmerkingen nopens dit ftuk. r 3 Zeggen van Prior. " " 1 Zeggen van Lodewijk den veertienden, > 337, pichtftukken van Prior. - * J Anakreonfche dichtftukken van Parnell, Kon^ Blijfpelen van Richard Steele, - /33 •• Het treurfpel van Kato door Addisfon. Sonn B'jzonderheit nopens dit ftuk. - foóJ* Pe Spectator of Befchouwer door Addis-} fon. . - - - l n Pichtftukken van den ridder Denham. f o4 ♦ Dichtwerk van Samuel Garth. - J De opera der bedelaren van Uay, - 341, Zijne fabels en andere werken. - , 1 Herderszangen van Mylady Montaigu. f J+ * De werken van Pope. - - 343^ Hekelfchriften tegen hem gemaekt, - •* Dichtftukken van Swift. > 344, Zijne andere werken. - J Pichtftukken van Philips. - - 345. Hekelfchriften van den graef van Rcclies-l ter. - - -. - \ 346. De Jaergetijden van Tompfon. - J De Nachten van Young. - - \nLr Aert van dit. volk. - - f o\7' Vier rangen van Engelfche dichteren. . 348. Pe ftadt Rochester. - - 349. '-.Tweehonderd en Zeventiende Brief. Vervolg van Engelandt. Afkeerigheit tusfehen de Engelfchen en '* Franfchen. - - - 350. Oorzaken van deze afkeerighe.ir; - 35 r. Yerftpoung van Eleonora van Guienne. - 352. De  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. Pe veldflagen van Creci, Poitiers, enz. | Grootheit van Bodewijk den veertienden. > 353. Opvolging Tan Spanje. - • Andere oorzaken van wangunst'. - 354» Engelandt wangunftig van Spanje, enz, | Franfche vlugtelingen, truggelaers en ge-> 355, lukzoekers. _ - - * penkbeeldc der Engelfchen wegens de Franfchen, - 356« Franfchen belagchelijk op het tooneel ge-* maekt. - > 357- Zelfs gehaet van de kinderen, - 3 Onbefchaefdheit van het volk van Londen.'» Bijzonderheit van Karei den tweeden, ter? 358, dezer gelegenheit. * Gevechten met vuistflagen. - | Bijzonderheit van den maerfchalk van> 359, Saxen. - - * Pe doodflagen zijn zeldzaem te Londen. - 360. Pe Pairs vechten met de voerlieden. - 1 Bijzonderheit van een' baronnet. - 1 ** * Bijzonderheit van Francois den eerften en"J Henrik den agtften. L _g2 Achting der voerlieden onder eikanderen, j * Goed beftuur in de feesten. - J Beleefdheit omtrent de vreemdelingen. - 363* Franfche fcholen te Londen. - \ -276. deren. - _ _ _ J 01 Zotheit der Engelfchen voor onze klee- dingswijzen. - Onze Engclschgezindheit. - - 078* Derzelver uitwerkingen, „ _ q7y* >&ert "der Engelfche werken. - . %q Manier om ze te beoordeelen, - • Manier om ze te verbeteren. - ?3^I« Waerom de Engelfchen fmaek ontbéren. - 33<-> Tweehonderd en Agttiende Brief. Vervolg van Engelandt. Onderfcheiding van tweederlei Engelfchen 396; Wanneer de partijen zich vereenigen. - •* De Engelsman ftek zich boven de andere volken. - - " " 397» Eerbewijzen aen groote mannen betoond. 390; Hoe zeer de Engelsman de begaefdhedea waerdeert. - ? ■ ~ 399* Deze volken ftellen zich gelijk met de op--| pervorften. - . - " w. 400* Zij zijn zoo dapper als trotsch; voorbeel- 1t~. den. — ~ " «r Zij zijn luttel geraekt door den roem der. wapenen. - " f Het geringe aenzien der krijgslieden. - J Ongunst van Marlborough. - - a Waerin de Engelfche dapperheit beftaet. | 402. De Engelfchen verachten de beleefdneit. i Zij achten niets dan het geene Engelsch is. 403. Hun fmaek voor de reizen. - - 4^4** Zii doen 'er luttel voordeel mede, en waerom. - " " 405. Hunne neiging voor den zelfsmoordt. - •» . Verfcheidene uitwerkfels van deze rarripza-V, 4Ö6, lige neiging'. " , " ,~ De herfst is het jaergetijde van den zelfs-* moordt. - - 7 " f 4°9* Gebedt van den Engelfchen kerkdienst. * Geftrengë wenen tegen den zelfsmoordt. 410. Drogredenen der Engelfchen nopens den zeTfsmoordt.- - - T 41U Wederlegging dezer drogredenen. - . V De letteroeffening herftelt dit kwaedt niet. f* Noch de verandering der luehtftreke. - 413^  BXADWYZERder VOORN: ZAKEN. Bladz, De Engelfchen leggen zich op de letteroefening toe. - - - 413. De nieuwsgierigheit is zeer groot bij hen. 1 Verfcheidene voorbeelden. - - f 4r4« Verfcheidene trekken van zeldzaemheit. - 415» Zonderlinge uiterftewil. - 416. Zonderlinger gefprek in het parlement. - 417. De liefde tot zotte weddenfchappen. - 418, De Engelsman berekent de waerfchijnlijk-) heden. - t 420, Herbergen in Engelandt* - i Landfchap van Rochester tót Londen. - "] Manier om hec huoi intezamelen. - J Tv Einde van den Bladwijzer van bet Zeventiende Deel. TE ROTTERDAM, Ter Drukkerye van STEFANUS MOSTERTen ZOONENj Boekdrukkers in den Groenehdael,  D E NIEUWE REXSIGER* OF BESCHRIJVING VAN DE OUDE en NIEUWE - WEERELDT, Uit het Fransch van den ABT DE LA PORTE, A G T TIENDE DEEL. Behelzende Hei vervolg van Engelandt. TE DORDRECHT, By ABRAHAM BLUSSÉ en ZOON, 1774,   Pag. I D E NIEUWE REISIGER. Tweehonderd en Negentiende Brief. Vervolg van Engelandt. \\~7~iJ kwamen in Londen, door de wijk W van Westmunfter; en ik nam, omftreeks het park van St. James, eene woning, beftacnde uit drie kleene vertrekken, met eenig huisraedt voorzien, volgens de gewoonte des lands, waervoor ik eene guinée ter weke bctaelde: want de huur is des te duurer , om dat de fchatting op de huizen nergens zwaerer is, dan in deze ftadt. Naest mij woont een oude vrijer, eene foort van filofoof, en kleenzoon van een' dier vlugtelingen, die door hec Edict of Gebodt van Nantes verre van hun vaderlandt, 't welk zij , als goede burgers, beminden en dienden, verftrooid waren. Dees man, na langen tijdt in de volkplantingen gewoond te hebben , leeft te Londen van een middenmatig inkomen , 't welk hij zich dooi' fpaerzaemheit bezorgd heeft, en kent niets van het Fransch dan den naem, dien men hem, in XVIII. .Dsel. A zijni  2 De Nieuwe R e i s i g e r. zijne kindschhcit, dikwils herhaeld heeft:, roet dc tranen des harten, die in de maegfchappen worden qvergebragt. De heer de Brosfier (dit is dc naem van dezen eerlijken gebuur) geniet, in den ouderdom van zesti over  £4 De Nieuwe R f. i s i g e r. » over de hechte nachten, welke zij met haren „ echtgenoot doorbrengt, openlijk beklae-t, „ en hem de koelheit van den ouderdom "en „ zijne magtelöosheit verwijt. De zedenkun„ de van het Franfche tooneel is te geftreng, „ ■ om den fchrijveren toetelaten deze groote „ aendoeningen daerin aftemalcn. Welk een ,, vuur kan 'er in hunne ftukken zijn, wan. „ neer zij niets met zijnen regtcn naem' dur„ ven noemen ? Kunnen de ontuchtigfte ge. „ fprékken de wijsheit eener deugdzame prin„ lesfc met doen wankelen, de minnaer moet », zijne toevlugt tot het gewelde nemen, om •„ zijne doft te voldoen, en zich door den " awang gelukkig te maken. De dichter Rowe „ kan u insgelijks ten voorbedde dienen. „ Vinden uwe helden zich door het gewige „ hunner onheilen overladen, zij moeten zich „ over den grondt rollen; en gij moet liederen „ doen zingen , om hen in flaep te fusfen » Geesten of droomen , duivels of engelen moeten rondom hen komen danfen; ten zij „ gij het bedrijf liever wilt eindigen door eeni„ ge godsdiënfÜge plegtigheit, waerin deze „ zangen en danfen door priesters uitgevoerd j, worden, „ Vergeet vooral niet dat 'er in uw tooneelftuk, om het meer levendigheic bijtezetten, „ één of twee vcldflagen moeten komen, gev vormd naer dien van Azincourt in. Shake, ?? fp&U'e, het voorbeeldt van M de veld/la,  Tweehonderd en Twintigste Brief. SS :, gen in het Engelfche tooneel. Vervolgens moet gij, om te meer fchrjks inteboezemen, het tooneel verduisteren, wonderen in de " lucht, eenen blocdigen hemel, twee zon' nen, en ftrijdende luchtgeesten vertoonen, " en alle deze fieraedjen met blikfem en don" der vergezellen. Laet dan/bloedige fpoken " uit het aerdrijk opkomen , cn de beweeg- redenen hunner verfchijninge verhalen. Ge- ' „ leid uwe helden in zcgepracl te rug op het gelukte van trommelen, trompetten en " het gefchut. Dan, indien eene verliefde , prinfes haren minnaer in den flag verloren " heeft , moet de overmaet harer droef heit " haer verftandt krenken, en zij allerlei gril' len uitrafelen : deze gelukkige uitvinding zijn wij aen Shakefpcar, verfchuldigd; cn „ onze beste fchrijvers hebben hem gelukkig naergevolgd. , Om nimmer van het voorbeeldt dezer groote meesteren aftewijken , moeten uwe " perfonaedjen een verbondt met den duivel maken ; gij moet de helfche geesten be" zweren; gij moet ten nadeele van de komn" gen en ftaetsdienaren fpreken; gij moet eene " uitgerekte rede over de wetten opltcllcn, " twee woorden over den godsdienst zeggen, ', en daeron eene langwijlige loftuiting van de *' Engelfche regering' laten volgen. Dewijl een treurig ftuk best door een fchavot ge' eindigd wordt, moet gij, om niets van het D 4 » Secne  £6 De Nieuwe Reisigsr, » S£ene de afgrijsfelijkheit daervan kan ver„ meerderen tc iparen, bijlen,- dolken en al, » len den toeftel eener ilrafoeffeningc vertoo„ nen ; en zoo dit hulpmiddel u ontbreekt » kunt gy uw ftuk met eene begraeffenjsfe be3, fluiten. „ Gij moet, door eenen vricndt, eene voor„ en narede laten maken; of zoo gij niemant „ hebt, die u naer vvaerde kan prijzen, moet » g'J zc]f beide deze ftukken opftellen, voor„ gevende dat het eerfte van eene onbekende „ handt, en het andere van een' perfoon van „ aenzien is. Wijders moet gij u niet verpligt „ achten daerin nederig te zijn: gij hebt het ,, voorbeeldt onzer zwakfte fchrijveren , die „ onbefchroomd de lofrede van hunne be„ gaefdheden en werken gemaekt hebben Zijt gij van den aenhang van het hof, Pij „ moet de regering prijzen: zijt gij, in terendeel, misnoegd op den ftaetsdienaer ,° sii „ moet kwaedt van hem fpreken, om hem tc »' dwingen u een jaergeldt te geven. Leeft » de landaert in V1'ede, gij moet het oorloV M verzoeken,: is hij in oorlog, gij moet ten „ voordeele van den vrede fpreken. Om den „ goeden uitflag van uw ftuk nog meer te „ verzekeren , moet gij uwe narede door de » ?Peelfter> d'e meest van het volk bemind „ is , doen opzeggen, en van het begin tot het einde verfieren met zulke koddigheden ,? die de vrouwen noodzaken zich met haren „ waei.  TWBEHÓNDERB EN TWINTIGSTE BRIEF. 57 , waeijer te bedekken. Eindelijk, op dat 'er , niets aen uw werk ontbreke, moet gij het, , bij het drukken, met een voorbericht van , denzelfden fmaek als uwe voorrede, of met „ eenen opdragtbrief, die deszelfs plaets ver„ vult, vergezellen. „ Arbeidt gij in het blijfpel, neem dan een „ ftuk van Molière of van iemant anders, „ waervan gij de hoedanigheit der perfonaedjen „ tot het buitenfporige moet uitftrekkcn, en „ het bedrijf ter degen verwarren. Van een* „ menfchenhater moet gij een' onbefchofcen „ fielt maken; en gij moet twee daden der„ wijze aen eikanderen verbinden , dat men „ niet kunne onderfcheiden welke de voor„ naemfte zij. Vergeet niet uw ftuk te ver„ fleren met een' Franfchen faletjonker, dien „ gij moet afmalen naer de zwervers , die „ rijkdom in ons eilandt komen zoeken. Deze „ rollen doen eene groote uitwerking op ons „ tooneel; en de fchoppen, welke een lijf„ knecht aen een' bloohartigen marquis geeft, „ doen , onder alle de koddigheden , onze „ aenfchouwers het meeste lagchen. „ Voert gij den prediker van een kerfpel, „ of den kapellaen van eenen heer op het „ tooneel, maek 'er godverzakers van , of ,, geef hun ten minfte, op het voorbeeldt van „ Shakefpéare, eenige lage en belagchelijke rol. Gij weet dat wij gewoon zijn de geestelijkheit gcduriglijk voor de verachting' der E> 5 » vrij.  £8 De Nieuwe R e i s i g e r. v vrijgeesten bloottcfteJlen, en geene priesters » op onze tooneelen te voeren, dan om hen „ de perfonaedje van een' zot , dronkaert, „ guit of fchelm te doen fpelen. Ik racd u „ ook monnikken in uw blijfpel te brengen, „ en hen met de verachting', welke gij uwen „ landgenooten voor diergelijke lieden behoort ,, inteboczemen, te behandelen. Insgelijks is „ het een zeker middel om te behagen, eeni„ gen onzer Non-Conformisten daerin te ver„ tooncn. Deze perfonaedjen zijn des tc lig„ ter belagchelijk te maken , om dat hun kleedt „ meestentijds genoeg is, om het openbare » gelagch te verwekken. ,, Om u naer het grootfte getal der aenfchouweren te fchikken , moet gij in uw ftuk één of twee kroegtooneelen mengen, 3, en daerin middel vinden, om gerieffelijke. 3, juffers en roovers intevoeren. Wat vermakeiijker fchouwfpel, dan de öngélukkigen, ,, met keetcnen beladen, in degevangenisfen, te zien danfen, zingen, drinken, lagchen „ en fpotten, niet alleen met het geregt, dat hen daerin opgefloten houdt, maer zelfs met ,, deftraff', die hen verwacht! Het zekerfte middel, om afkeer voor kwaed gezelfchap „ inteboezemen, is het vertoonen van de ge„ varen, welke men daerin loopt. Ziet men „ derhalve eeA ontuchtig vrouwmensch in haer „ bedt, eenei ligtmisinhet hemdt, gereed om „ 'er plaets in te nemen, en hen beide door „ een  TvmifONPKRD en Twintigste Brief. 59 een luik vallen , in een Hinkend riool, ', waeruit zij , een oogenblik daerna, geheel , mee vtïHigheit bedekt, weder ten vóórfchijn* ', komen v men kan ligtelijk bcfeffen dat de tooneelpoëct den jongelingen wil leeren, |, dochters van een Hecht gedrag te wantrouwcn. Een blijfpéldichter moet de ondcugdt in hare geheèle mismaektheit affchilderen, zonder te vreezen het tafereel der daden, „ welke de aenfehouwers niet fchroomen te „ bedrijven, voor hunne oogen ten toon' te „ Hellen. Een man naer de mode zal, inden „ tijd' van'drie uren, drie eerlijke vrouwen „ mogen verleiden. De aenfehouwflers, die zich bij deze zedige vertooning bevinden, \\ zullen haer aengezigt achter een' waeijcr „ verbergen, om te doen blijken dat zij kunnen blozen; maer men zal zien, dat zij, in „ het algemeen , over de verrichtingen van dezen braven edelman zeer voldaen zijn. " Ook moogt gij, om het bedrijf fchimpach" tiger te maken , fomtijds het tooneel in een klooster plaetfen, cn een' minnaer, als een' " monnik vermomd , aen dc voeten zijner l\ minnaresfe invoeren, of eene bijeenkomst 3, in eene kerk geven. „ Wat den Hijl betreft, het is niet noodza• kclijk dat hij zwellend zij , gelijk die van „ het trenrfpel; maer gij kunt gebruik maken van Houte afbeeldingen, vergelijkingen en „ tegcnftellingen; gij kunt zelfs dc onbetame- " -u „ m „ iau>.u. . ......  6o D e N i e u v/ e R e i s i g e r. „ üjkfte uitdrukkingen en fpotternijcn op de „ heilige fchrift, de puntdichten, woordfpe„ lingen , dubbelzinnigheden en vuiligheden 9, wagen; en indien eenig zedenmeester goed. „ vindt u te beftraffen , kunt gij hem ant„ woorden, dat op ons toonee] alles geoorlofd 3, is, behalve te vervélen". De Engelfchen hebben te Londen twee fchouwburgen,eenelta]iaenfche0pera, dans- en muzykgezelfchappen, uitheemfche vertooningen , en des zomers tuinen en openbare wandelingen. Deze verfchillende verlustigingen, hoewel kostbarer dan de onze , gaen echter meer in zwang. De beide tooneelen voor het treur- en blijfpel zijn in de wijk van Westmunfter. Het eene wordt gebruikt door de bende van Drurylane, het andere door die van Covent-Garden. Dit laetfte was eertijds een klooster van monniken: het eerfte is het aloude tooneel; en de beroemde Garrick, middelmatig fchrijver, en uitmuntend tooneelfpeler is 'er thans de beftuurder van. Dees tooneelfpeler is in allerlei foorten van Hukken bedreven, en voert ze zoo volmaekt en naer waerheit uit, dat hij de toejuichingen, de goedkeuring, de verwondering en de loftuitingen van zijnen landaert en der vreemdelingen tot zich trekt. Zijne gebaren, zijn ge-' laet en gezigt zijn zoo welfprekend , overredend en natuurlijk, dat zij zelfs,het tooneelfiuk doen kennen van de geenen, die de tael des  TwKEEïONDERD EN TWINTIGSTE BrIÊF. éi des lands niet verftaen. In het treurige, doet hij de geweldigfte aendoeningen der hartstogteri beproeven. Hij ontroert de ingewanden van den aenfehouwer , verfcheurt hem het hart, doorboort hem de ziel, en doet hem bloedige' tranen ftorten. Hij verlokt en bekoort in de' cdelfte blijfpelen'. Hij verlustigt en vermaekc in de min verhevene nukken, en fchikt zich' met zoo veel kunst' op het tooneel, dat hij zelfs dikwerf onbekend is aen de perfonen, die met hem omgaen. Hij heeft, om dus te fpreken, een verfchillend aengezigt voor ijdere rol. Hij weet op eene welvoegelij ke wijs, cn naer dat het de karakters vereisfehen, eenige penfeeltrekken te verdeden op de plaetfen van het' aengezigt, alwaer het de meeste vertooning moet maken. De ouderdom , dc toeftandt, dc bediening en de rang van den perfonaedje, welken hij moet vertoonen , bepalen zijne kleur. Getrouw navolger der nature , weet hij 'er altoos de fraeifte verkiezing, van te maken , en vertoont haer altoos in hare gelukkigfte gefteldheden. Zulke ongemeene begaefdheden, gepaerd met de bekwaemheit om zelf ftukken te maken, hebben dezen vermaerden tooneelfpeler eenen gelukftandt, gelijk aen dien onzer pachteren, bezorgt. Men verzekert dat hem, na aftrek van alle onkosten , 's jaerlijksch nog eene fom van tagchentig duizend liyres overfchiet.. llicb  «5b De Nieuwe Reiniger. Rkh is de bcftuurder van het tooneel van Covent-Gardcn: .men fpeek 'er dezelfde ftukken als op dat van Drury-Janc; doch de bende is er flechc, en flacgt niet dan door pantomimen of gebaermakingen. Men vindt 'er meer potzemakers dan zelfs middelmatige fpelers De Engelfchen zijn meer getroffen door een breed gelaet en een' dikken neus, dan door een edel en bevallig aengezigt. Hierom zijn , in het bhupel, hunne karakters zoo ver uitgeftrekt Hoe bezwaeriijker de fpeler zijne rol vindt' hoe meer hij denkt dat zijn fpelen het zijrf moet; en hij tracht minder door welluidenheit van toon dan door de grijnzingen van het aengezigt, de ziel daeraen te geven. De treur toon is winderig , vol van gerpaektheit, en dikwerf vervuld met eene foort' van fmertelijke uitroeping', eene zekere akelige en nare ftem buiging, die de droef heit in de ziel' van-den aenfehouwer verfpreidt. De voornaemfte rol len worden altoos flecht gefpeeld , naermatê zij meer edelheit vereisfehen. De mindere rollen , voornamelijk in het blijfpel, worden natuurlijker uitgevoerd. Een fchoenlapper eene kamenier , hebben 'er wezenlijk de ge' fprekken en het gewaedt van; maer onze tooneelfpeelfters overtreffen in de edeJfte foort van fpelen, en in de manier van zich te kleeden. De fchouwfpelen van Londen zijn luisterrijk, de tooneelen ruim, vrij wei verfierd en nog beter verlicht, de muzikanten in groot getal en zeer wel uitgekozen. De  Tweehonderd en Twintigste Brïek. 6% De inkomst van eenen enkelen tooneelfpeler, in beide deze benden, bedraegt 's jaerïjjksch zestien duizend Franfche guldens. Hij werkt niet meer dan agt maenden ; want de fchouwfpclen zijn den ganfcben zomer en een gedeelte der lente gefloten. Gedurende dien ftilftandt, vergunt men op kleene tooneelen tc fpelen, maer altoos in de wijk van het hof; want men duit 'er geen eenig in het geene men eigenlijk de ftadt (*) noemt, ongetwijffeld om dezelfde reden, die hen uit Geneve heeft doen verbannen. De tooneelfpeler Foote is thans de ondernemer van een dezer fchouwfpelen, en trekt, aen louter voordeel , twee duizend lonizen van zijne jaerlijkfche vertooningen. Kortom, geen winter gaet 'er voorbij, waerin de twee groote tooneelen, al het volk betacld zijnde, geen honderd duizend kroonen, tot eenig nuttig voorwerp voor den landaert, opbrengen. De derde vertooning van een nieuw ftuk ten voordeele "van den maker zijnde, is zijne orootfte zorg aen de meenigte te behagen, en zulk een groot getal van zotheden vporteftelIcn, dat de lijfknechts zelfs hun geldt uitgeven , om dezelve te hooren. Ook is het Engelfche tooneel eene der voornaemfte bronnen van de verdorvenheit van Londen: hier keren de vrouwen geenen afkeer van eenen min- ne- CO Cité,  64 D e Nieuwe R e r s i g e r. Behandel hebben, en de jonghete zich met dtf ondeugd' gemeen maken. Mén fpeelt; men vloekt; men drinkt; men verleidt eene vrouw; en de eerlijke man van het ftuk is niet altoos minst verdorven. Men vindt 'er inderdaedt wel eenige dwaesheden belagchelijk voorgefteld; maer de dichter gaet dezelve buiten zijn landt zoeken; en het voorwerp, 't welk hij beipot, is gemeenlijk een Fransman , of een Engelsman, die deszelfs manier naerbootst. Indien hij gebreken van den landaert zeiven aentast, zijn zij zoo zonderling en buitenfporig, dat men ze alleen kent om dat men ze op het tooneel gezien heeft. In 't algemeen zijn de vertooningen, die ten voordeele van den maker gegeven worden, niet nuttig, dan voor zoo ver men vrouwen naer de mode heeft, die wel briefjes willen uitdeelen en de guinées ontvangen/ De beroemde ftaetsdienaer, Robert Walpole, heeft de vrijheit der tooneelwerken beteugeld, door het invoeren van eene parlcmentswet, die dezelven aen het onderzoek onderwerpt, cn den tooneelfpeleren verbiedt eenig nieuw ftuk te fpelen, of in de oude ftukken eenige veranderingen of bijvoegingen te maken, zonder uitdrukkelijk verlof van den, lord-kamerling. Bij dc eerfte vertooning van een tooneelfpel, is het gebruikelijk dat de muzikanten de loopende ftraetliederen uitvoeren. Aen dc regterhandt verzoeken de aenfehouwers zeker liedt j  Tweehonderd en Twintigste Brief. 65 h'edt; ter {linkerzijde willen zij een ander; en de beide zangen heft men te gelijk op; want de Engelfche vrijheit duldt geen kortswijl in hare vermaken. De burgerregering laet de fchouwfpelen aen zich zeiven over, en 'meent achting te moeten hebben voor de kortftondige vrolijkheit van een volk, dat flechts dezen tijdt heeft om de treurigheit en het ernftige van zijnen aert ter zijde te zetten. Het ruim neemt op zich de orde te handhaven;' en zijne bedrijven, fchoon eenigzins geweldadig, zijn geenszins de minst vermakelijke tooneelen. Het duldt geene tusfchenbedrijven van eene onbehoorlijke lengte, noch zonder veel goed muzyk. Het weet niet wat het is te betalen en te wachten; en hoewel het fchouwfpel vier uren duurt, is het tooneel bijna geftadig bezet. De uitdrukking van een ftuk uittefluiten fchijnt den Engelfchen te zwak te zijn : zij zeggen een ftuk doemen, een' fpeler doemen. Deze wijs van fpreken is niet te fterk, ter beteekenisfe van de manier , waerop zij een werk, dat hun mishaegt, ontvangen. Zij jagen de fpelers van het tooneel; en misfchien zou zelfs het leven van den maker niet veilig wezen, indien hij, op dit oogenblik, in hunne handen viel. Zij , die dit geweldt maken zijn noch de fcholieren, noch de klerken der pleitbezorgeren, noch de pleitbezorgers zelfs, maer de advokaten. Deze heeren dragen zich op het XVIII. Deel. E too-  66 De Nieuwe ë. eisices, sooneel van Londen, gelijk eertijds onze ftaetjongens op dat der jaermarkt. Het laetfte tooneel van ijder bedrijf wordty op de gewigtigfte plaets, afgebroken door het geluidt van een klokje, dat het muzyk verwittigt, zich voor het tusfchenbedrijf gereed te houden. De fpeelfters, die, in de voornaemfte rollen, lange ftaerten, wier ruimte evenredig is aen de waerdigheit der perfonaedje, naer zich flepen, hebben tot ftaetjongen een* kleencn guit, die haer in alle hare bewegingen volgt. Hij heeft beften dig het oog öp den ftaert-der prinfesfe gevestigd, herfchikt denzelven op de minfte wanorde, en loopt uit alle zijne magt' en in grooten ernst' (wanneer zij zich van de eene naer de andere zijde van het tooneel begeeft) de gedurige onregelmatigheden van dezen ftaert herftellen. De opera was te Londen langen tijdt eene nieuwe foort van 'fchouwfpel voor de Engelfchen. Begaefd met de aendoening' om de kunften te beminnen en fmaek in dezelve te krijgen, maer geenszins met het vernuft om voorttebrengen en te fcheppen, hadden zij in den beginne de Italiaenfche operaes aengenomen; doch deze operaes konden geene verlustiging voor het volk zijn, om dat de bekoorKjkheit van het muzyk, door de onkunde van de tael', te veel verzwakt was. Zij verzonnen derhalve Engelfche woorden in plaets der Italiaenfche te ftellen, en 'er denzelfden zang op toe-  Tweehonderd en Twintigste BiUef. (yf toetepasfen. Ligtelijk kan men befeficn , wat deze gedrochtelijke vermenging konde voortbrengen : de uitwerkingen der dicht- en fpeelkunst' vernielden wederzijdseh' eikanderen 5 en uit het groote verfchiJ der beide talen, en de verplastzing' der woorden, moest eene gedurige tegenftrijdige meening ontftaen. Ook kantten zich alle lieden van fmaek tegen deze ongerijmde nieuwigheit, en belachten de perfonen , die de avonden verlieten met het zien fpelen van ftukken , welke zij niet verftondem Dewijl men 'er flechts welftaenshalve ging* kreeg men 'er wel rasch eenen wanfmaek in; en hoe fraei de zael ook ware , zij had niets meer dan het aenzieil van eenen tempel, aen het verdriet toegewijd. Men mogte vrij, niet groote kosten, nieuwe zangers uit Italië doen komen, de onmetelijke onevenredigheit , die 'er tusfehen eene onmatige verkwisting en het geringe vermaek , 't welk men 'er uit trok $. gevonden wierd, deed van dit fchouwfpel afzien; doch de aenkomst van den beroemden muzikant Hendel, in Engelandt, herftelde het luttel tijds daerna. Dees kunftenaer (*) , geboren in Opper'-; Saxc , onderfcheidt zich in zijne kunst doof uitmuntende ftukken van zijn maekfel. Hij ftelde aenftonds op muzyk het dichtftuk van" RU (*) Sedert eenige jaren overleden, eri të WëSS3 inunder begraven. Ë i  iSg Dt Nieuwe Riisigek. Rinalió, 't welk zeer gelukkig werd uitgevoerd Zijne begunffigers fmeedden het ontwerp van eene in fchrij ving', om eene nieuwe opera, waervan dees bekwame muzykmeester het beftuur zoude hebben, te Hay-Market opteregten. De infchrijving, waervan de hoofdfom twaelfmael honderd duizend guldens van onze munt' was, werd vervuld met eene fehielijkheit, waervan men geen voorbeeldt vindt, dan in eenen landaert, alwaer de edelmoedige, rijke en gemeenzame adeldom zijne neigingen tothet buitenfporige uitftrekt. Dc opera kreeg eene vaste gedaente; en Hendel beftuurde dezelve bijna den tijdt van negen jaren; doch met zijne voormemfte fpe.leren in twist gerackt zijnde, werd dezemaetfchappij', die door den koning zeiven befchermd, en door het grootfte gedeelte van den adeldom onderftcund was, cn bij de opregting onnoemelijke geldfommen gekost had, vernietigd door de oneenigheit dezer lieden, welke vergrootende loftuitingen en eene buitenfporige milddadigheit met eenen zotten hoogmoedt bedwelmd hadden. Men maekte eene nieuwe infchrijving, om' eene andere opera te ftichten. Men ontbood Porpora, die een aengenaem muzykkunftenaer was, en den beroemden Farinelli, die door de tooverij van zijnen zang de ooren bekoorde. Dan dit fchouwfpel was volftrekt ontbloot van alles wat de verfcheidenheit van onze opera bevordert; ik vvil zeggen van de danfen, fieraed- jen  Tweehonderd en Twintigste Brief, 69 jen en koren. De fpelers hadden noch levendigheic, noch bevalligheit, noch houding; de grijzingen en ligchaemsbuigingen der fpeeifteren waren onver dragelijk ; en om het vermaek te hebben van hen te hooren , moest men volftrektelijk afftaen van hen te zien. De Saxifche muzikant, genoodzaekt zijn tooneel te verlaten, voerde de Oratorio, die nog niet dan in Italië bekend waren, te Londen in ; doch de onderwerpen dezer ftukken uit de heilige fchriftuur' genomen zijnde, befchouwde men het vertoonen van dezelven, op een openbaer tooneel, als eene foort van heiligfchennis, en eischte dat zij enkel als famenfpraken uitgevoerd werden, zonder fpel, zonder fieraedjen, zonder eenigen tooneelachtigen toeftel. Deze hervorming was fchadelijk aen den voortgang der Oratorio; maer het geene onze muzikant gaf, onder den tytel van Mesfias, bezorgde hun eene nieuwe gunst. Hendel doet het alle jaren uitvoeren, ten voordeele der vondelingen; en deze trek van weldadigheit heeft de gemoederen derwijze ingenomen , dat dit nieuwe flag van muzyk nog een' onafgebroken voortgang en een' onbetwisten roem geniet. Hendel is de ziel van deze foort' van geestelijk concert, of famenftemming', waerin Engelfche woorden door Italianen opgezongen, en door meenigvuldige fpeeltuigen gepaerd worden. Hij verfchijnt 'er in, voorgegaen van twee fakkelen, welke men E 3 op  70 De Nieuwe Reisiger, op zijn orgel plaetst: duizend handen klappen hem toe:>j plaetst zich op zijnen ftoei; en ftraks laet zich het naeuwkeurigfte gelqidt eener vedel hooren. In de tusfchenfpeJen fpeelt hijalleen. Men voegt het orchest bij de wonderbaerhjke concerten van zijn maekfel. Geen eenig fpeeltuig of ftem voert afzonderlijke brokken uit, gelijk in ons geestelijk concert: het komt alieen aen op een zangftuk (*) , doörmengd met opgezongen verhalen (f) en ariëtten. De Engel'ehen hebben, om regt te fpreken, geen eigen muzyk,: het geene van hunne aloude ftraetliederen overblijft is een treurige zang-, die Hechts een kenmerk van droefheit met zich voert. Willem de Verooveraer', optrekkende tot de veroovering van Groot-Britanje, had voor den flag, die dezelve beflisehte, niets beters om te doen zingen, dan het hedt van Roeland, opgefteid ten" tijde van Karei den grooten. Richard Leeuwenhart was een der eerfte, muzikanten zijner ecuwe. BlonJdel de Neflc kende hem aen het geluidt zijner ftemme, in den donkeren toren, waerin de keizer hem opgefloten hield; en dees prins was Zijne behoudenis en vrijheit aen zijnen zang yerfchuldigd,. • Deze kunst maekte eenigen voortgan* in Engelandt, onder de regering van Elizabeth, doch peftond alleen in eene navolging' van het Jioog-  Tweehonderd en Twintigste Brief. ?£ Hoogduitfche muzyk. Het Italiaensch, ongevoelig naer den fmaek der Engelfchen gefchikt, is eenigermate natuurlijk in dit eilandt geworden. Hunne opftcllers van muzyk, zonder in bet'algemeen zeer bekwacm te zijn, werken tamelijk voorfpoedig; en ten opzigte van de uitvoering', doen zij de meeste fpeeltuigen en alle de ftemmen, fomtijds zelfs de muzykftukken , wanneer Hendel 'er geene levert, uit Italië komen. Deze te verregaende verrukking, voor de kunften van enkel vermaek, is derhalve in hun eene gedrochtelijke aendoening , dewijl de natuur hun de middelen om dezelve te vergenoegen geweigerd heeft. Inderdaedt, zij kunnen 'er zich niet aen overgeven , zonder genoodzaekt te wezen veel gelds te verkwisten aen Hechte Italiaenfche fpelers, die, na dat zij aen de boorden van den Tibcr zijn uitgefluit geworden , zich aen de oevers van den Teems komen verrijken , en ijder met verwondering' vervullen. Het is een ergerlijk fchouwfpel, deze baetzuchtige vreemdelingen te zien voor hunne uitzinnige bcfchermers, die als opgetogen ftaen , op het gezigt der afgoden , welke zij zich pas gevormd hebben. De Engelfchen hebben in hunne eerfte proeven van deze foort' te fchielijk een' weerzin gekregen. Indien zij, gelijk wij, hunne poëten en muzikanten hadden aengemoedigd, misfchien zouden zij tegenwoordig eene goede opera van hun eigen landaert hebben. Wat er  72 De Nieuwe R e i s i g e r. van zij, het is zeker dat, indien zij vervolg hadden met in hunne eigene fpraek te doen zingen, deze tael, zoo ruw als zij is, zou verzacht geworden zijn, en waerfchijnlijk hunne geaertheit met dezelve. Hier zijn nog andere fchouwfpelen, waervan men geen het minfte denkbeeldt in Frankrijk heeft, gelijk zekere gevechten van menfchen en dieren, en de bijcenkomften van Vaux-Hall en Ranelagh (*> Het gevecht der fchermercn was langen tijdt, gelijk bij de Romeinen, eene der gelieffte tijdkortingen van het Engelfche volk. Te Rome, gelijk gij weet, waren het flavcn, die met bloote degens, tot vermaek der aenfchouweren , in het ftrijdperk vochten. Deze wreede verlustiging, die van de Azianen oorfprongkelijk was, klom tot de eerfte tijden der ongewijde gefchiedenisfe. Het was gebruikelijk de krijgsgevangenen opteofferen aen de geesten der helden, die in den flag iheron Dus offert AchiUes, in de Hiade, twaelf Troyanen aen zijnen vriendt Patrokles In het vervolg flagtte men de gevangenen bij de hjkdienften van aenzienlijke perfonen; maer dewijl het barbaersch fcheen hen gelijk dieren omtebrengen, beval men dat zij tegen elkan deren vechten, en door het dooden van hunnen tegenftrever, indien zij konden, hun leven be- rm? heeft ftdert een FexalK Pan'Js  Tweehonderd en Twintigste Brief. 73 behouden zouden. Van toen af werd deze foort van gevecht eene kunst; en men vond lieden, die Haven koften, hen tot deze ocffening bekwacm mackten , en hen weder verkoften aen de geenen , die dit afgrijsfelijke fchouwfpel aen het volk wilden geven. Men zegt dat Brutus , die de koningen uit Rome verjaegde, de eerfte was, die de uitvaert van zijnen vader met deze onmenfchelijke fpelen vereerde. . Men vertoonde hen eerst bij het graf van den dooden; doch zij gingen vervolgens naer het ftrijdperk in den fchouwburg; en fommige burgers voerden dit beestachtige vermaek zelfs in de gastmalen. Behalve de flaven, welke men daerin wikkelde, waren 'er fomtijds vrije lieden, die zich tot dit eerlooze beroep verhuurde. Men deed hun zweren, dat zij tot den doodt toe zouden vechten; en indien zij hunnen eedt braken, fneuvelden zij in de ftraffen. Nero deed vier honderd raedsheeren, en zes honderd Roomfche ridders, in deze treurige vertooningen verfchijnen; en Domitiaen, ander gedrocht van wreedheit, verzon gevechten van vrouwen, gedurende den nacht. Eenigen tijdt voor den dag , waerop deze afgrijsfelijke fchouwfpelen moesten gegeven worden , verwittigde men het volk daervan door briefjes en plakfchriften, die de namen der fchermeren, hun getal, en de wapenen, waermede zij moesten ftrijden, te kennen gaven. Zij begonnen eikanderen met fchermE 5 ^  74 De Nieuwe Reisicer. degens aentetasten, en bedienden zich vervolgens van den dolk. Indien de overwonnen de wapenen overgaf, rnogt de overwinnaer hem het leven niet vergunnen: dit regt kwam alleen den vorst of het volk toe. Het teeken, waerdoor hij te kennen gaf dat hij genade bewees, was het nederbuigen van den duim , of het fluiten van denzelven onder de andere vingers; maer wanneer bij begeerde dat men het gevecht voltooide, ligtte hij den duim op, en"keerde denzelven naer de zijde van den overwonnen, tot dat hij fneuvelde door de handt van zijnen tegenftrever. Het was eene misdaedt in deze rampzaligen, te klagen als zij gekwetst waren, of het leven te verzoeken , als zij het niet meer konden befchcrmen: men vergunde het hun alleen, wanneer zij den doodt niet fchenen te vreezen. Konftantijn vernietigde de fchermers in het Oosten, Honorius te Rome, en Theodofius in het overige van Italië. Voor weinige jaren hadden dezelve nog plaets in Engelandt, doch met minder afgrijsfelijkheit. De aenfchöuwers waren gepJaetst in gaenderijen , die eene foort van renbaen vormden. In het midden was het ftrijdperk, waerin men, gelijk in de andere fchouwfpclert, noch zangers, noch fpeelliedcn ,' maer wilde zwijnen , beeren , doggen en menfchen befchouwde. Hoe bloediger de vertooning was, des te levendiger fcheen het vermaek. Ydere nieuwe wonde verwekte eene verdubbeling van toejuiching' en blijdfchapp'. Eer  Tweehonderd en Twintigste Brief. 75 Eer de regering deze wreede verlustiging deed ophouden, hadden de meeste brave lieden dezelve verlaten ; en men zag 'er bijna niet meer dan het flechtfte graeuw. Eenige heeren maekte in den aenvang werk genoeg van deze barbaerfche oeffening., om ze zelfs te willen leeren; en Engelandt had meesters, onder welke deze dappere edellieden hunnen leertijdt vervulden. Een van hun ftelde in de openbare nieuwspapieren de volgende uitdaging : „ Ik, George Bishop, meester in alle de , deelen der edele wetenfcbapp' van zich te „ verdeedigen , het zij tegen de dieren, het „ zij tegen de menfchen , door den edelman „ Maguire üitgéëischt zijnde , in het geene „ den degen betreft, noodig ik hem, om tot „ het uiterfte met mij op het tooneel te vech„ ten. „ Antwoordt. Ik, Felix Maguire, meester „ van mijn' degen, en die met de doorluch„ tigfte perfonen der drie koningkrijken gc„ ftreden heb , zal niet nalaten mij, op be„ ftemde plaets en tijdt, bij den edelman Bis„ hop te vervoegen , en tegen hem de eer „ van mijnen degen en mijn landt te handha„ ven". Ik herhael het, deze gevechten hadden noch de woestheit, noch de wreedheit, welke men den fchermeren van het aloude Rome verwijt. Zij werden niet tot het uiterfte uitgeftrekt; en mis-  76 De Nieuwe Reisiger. misfchien is 'er geen voorbeeldt van den doodt van eenigen mensch. De kampvechters begonnen eerst eikanderen met het hoofdt te ftooten, gelijk rammen: van het zelve ging men tot vuistflagen over; en de wet vereischte, met meer te flaen, zoo dra iemant ter aerde lag. Zij verlieten eikanderen niet, voor dat een van beide lijfsgenade verzocht; 't geen zij zelden deden , zoo lang zij zich konden verdeedigen. De ijsfelijkheit van dit fchouwfpel was ongetwijffeld genoeg, om het zelve te doen verbannen. Verfcheidene hebben het befchouwd als een bewijs van de krijgshaftigè neiging' der Engelfchen, en meenden 'er den geest van vrijheit, die het kenmerk van dezen landaert is, in te ontdekken. Wanneer men hun deze tooneelen van afgrijsfelijkheit verwijt, antwoorden zij, „ dat al te veel aendoe„ ning den moedt ontzenuwd; dat men, door „ het menschdom te veel te beminnen, dik„ werf ophoudt het vaderlandt lieftehebben; „ dat deze zuivering in de zeden ons tot dè „ verwijfdheit en vervolgens tot de fiavernij „ geleidt. Wij zullen , gaen zij voort, de „ ernfhge en nuttige gevechten haten, wan„ neer wij de hebbelijkheit, om derzelver af„ beelding in onze vermaken en feesten te „ vertoonen, verloren hebben. Gij, Fran„ fchen , houdt het met het hedendaegfche „ Rome , alwaer , met de tooneelzotten en „ gefnedenen, de verdorvenheit en fiavernij  Tweehonderd ïn Twintigste Brut. 77 gevonden worden. Wij, in tegendeel, zijn ,, voor het aloude; wij begeren fchermers en „ de vrijheit". . De honden- en hanengevechten zijn insgelijks twee voorname verlustigingen van Engelandt De honden van dit landt zijn dapper, cn vechten zich doodt, zonder te blaffen of te fchreeuwen. Sommigen ziet men met een gebroken poot voortkruipen, om weder tot den ftrijdt te keeren. Anderen laten zich de vier pooten affnijden , zonder ooit hunnen prooi te verlaten. Zij zijn ftilzwijgende gelijk hunne meesters , en vreedzaem als men hun niet aenvalt; maer, even als dezelve, verhitten zij zich in het gevecht, en fchijnen ongevoelig voor de flagen. Men meent tusfehen hen en de Engelfchen dit onderfcheidt te vinden , dat de doggen , buiten hun eilandt, kwaedaertiger , en de menfchen handdbarer worden. . In het hanengevecht, zoudt gij vermaefe fcheppen in het zien van de verlustigende gramfchap van dit dier, en in het hooren van zijnen zegezang, wanneer hij zich trotfchelijk op het ligchaem van zijnen vijandt verheft. Doch dit fchouwfpel wordt min aengenaem, door d» meenbte van wedderen, die, vuriger dan de haen zelf, insgelijks fchijnen te willen vechten , en nog meer gerucht dan het dier maken. De'bisfchoppen fchrijven dikwils rondgaende brieven , om de kerkdijken van hun fficht aen-  ?8 De Nieuwe R e i s i g e r. aentefporcn, tot het vermanen van het volk om medelijden jegens de dieren te benenen, met inzigt' om deze tooneelen van wreedheit, die de diergaerden berooven en vernielen, aftefchaffen. Deze brieven beoogen voornamelijk het vernietigen der barbaerfche gewoonte van hanen te fchieten, tot verlustiging van het Volk, buzonderlijk in de vastenavondsvermakelijkheden. Vaux-Hall is eene andere foort van fchouwIpel, aen de bekoorlijke oevers van den Teems, alwaer men, voor vierentwintig ftuivers, het vermaek van de wandeling', den dans en het muzyk, en des avonds van eene verlichting en een vuurwerk kan genieten. Altoos is 'er eene uitmuntende bende van fpeellieden; en men zingt 'er Italiaenfche ariëtten. Men vindt er ook allerlei ververfchingen; doch men moet ze ongemeen duur betalen. Somtijds worden er des nachts dansgezelfchappen aengelegd, te, gens eene guinée voor ijder hoofdt; en voor dezen prijs, bezorgt men u allerlei foorten van gerechten. Men vindt 'er het lieffelijMe maetgeluidt der fpeeltuigen, eene kermis, zangen, danfen en mommerijen, niet min fierlijk dan de optooifels der godheden van onze opera. De juffers ontmaskeren zich niet. Deze dans gezelfchappen zijn inderdaedt vrij zeldzaam; maer dagehjkseh komen 'er lieden van allerlei rang en ouderdom', in een bevallig kamergewaedt, hun verdriet verdrijven. De orde cn  Tweehonderd en Twintigste Brief. 79 ft&wiiendheit, die in het midden dezer meenigte heerfchen, komen den Franfchen als een verfchijnfel voor. De tuin van Vaux-Hall is meer door de natuur dan door de kunst verfierd; doch de kunst is 'er niet geheelenal verwaerloosd. Meer dan vijftien duizend lichten, aen de boomen vastgemaekt, verlichten alle de lanen. Een rond gebouw , waerin men voor den regen kan Schuilen» is zonder pracht', maer met fmaek opgem-onkt. Men ziet 'er verfcheidene groote tafereelen van Hayman, waervan het eene de veroövering van Kanada door de Engelfchen, en den veldheer, die den wilden de befcherfiïing der Britannifche heerfchappij' aenbiedt, vertoont. De kleene vertrekken , aen alle kanten verfpreid, zijn metfchilderijen van denzelfden meester verfierd. De tuinen zijn overal met eenzame boschjes, gunftig voor de gelieven, voorzien; en men gelooft, dat deze fchikking voornamelijk de fchoone kunne aldaer lokt. Vaux-Hall (de Engelfchen fpreken het uit Fax-Hall) is famengefteld uit twee woorden. Hall heeft verfcheidene beteekenisfen, cn onder anderen die van zael', huis, paleis, kasteel, enz. Terplaetfe, alwaer tegenwoordig dit oordt van verlustiging' gevonden wordt, was eertijds een kasteel, toebehoorende aen eenen heer de Vaux of Waux, uit eene der Normanfche gedachten , die zich oudtijds in Ei>  8o D f Nieuwe R e i s i e b k. Engelandt nedergezet hebben. Men noemde het Vaux- of Waux-HaJJ, zoo veel als huig van Vaux; en dees naem is eigen gebleven aen de openbare doch beflotene wandelplaets, waerin de inwoonders van Londen, voor een' middelmatigen prijs, komen kunnen. Die van Ranelagh, minder verfierd dan de voorgaende , vertoont in het midden van boschjes , op den afftandt eener halve mijle van Westmunfter,' eene groote ronde zael, met drie rijen huisjes, bekwaem om zeven of agt honderd perfonen te bevatten. Het middenpunt is bezet met eenen fchoorfteen, rustende op vier kolommen , met hekken omringd , en aen d» vier zijden voorzien met eenen grooten vuurwagen , waerop men de thee, koffy en chokolaed, die in de vergadering gebruikt wordt, heet maekt. Dit vuur verfpreidt eene gematigder hitte dan een kagchel, en maekt een gedeelte der verlichtinge uit. De armkandelaers en lichtkoorden, evenrediglijk in den omtrek vcrfpreid , geven wijders aen deze zael eene klaerheit, die zoo levendig en zachter dan het daglicht is. Tegenover de zijden van den vuurwagen , verheft zich een fchouwburg voor de muzikanten , die , den ganfchen nacht door, beurtelings groote famenftemmingen van zang- en fnarenfpel, dansliederen, Hukken van Italiaenfche of Engelfche zangen , enz., opdeunen. Duizend lampen verlichten het loof, en beletten de ongeregeld- he-  Tweehonderd en Twintigste Biuef. 8i heden. Men gaet 'er des morgens liever dan te Vaux-Hall. Men ontbijt en wandelt 'er, cn hoort 'er des avonds het muzyk. Marybone , aen het eene eindt der ftadt gelegen, vertocnt in het kleen alle de bekoorlijkheden der tuinen van Vaux-Hall en Ranelagh: men heeft 'er het geluidt der fpeeltuigen en zangen , danfen, verlichtingen en allerlei ververfchingen. In de fchoone zomerdagen, neemt 'er het volk van Londen ook het vermaek der visvangst'. Men ziet het, op de feest- en zondagen, de beide oevers der kleene riviere de Lee bczoomen, en in flilte hec goede gevolg hunner lijdzame naerftigheit afwachten. Het bezoekt ook de kleene kroegen , en onthaelt 'er zich op thee, pannekoeken en bier. De leerlingen der ambachts- en kooplieden komen 'er met hunne minnaresfen, die gemeenlijk winkeldochters, of uit de bordeclhuizen gehaeld zijn. Geene herbergen of fpeelbanen zijn 'er omftreeks Londen, of zij pronken met loof cn kleene boschjes. ' ïk ben", enz. Londen, den iden van September, 1755, XVlil. Deel F • T w e fi.  fe De Nieuwe Reisicej, Tweehonderd en Eenentwintigste Biuef. Vervolg van Engelandt. ' Tk heb gefproken , Mevrouw, van alle de JL fchouwfpelen van Londen, en zal ook eert enkel woordt melden van een ander vermaek der Engelfchen, namelijk, van hunne clubs pf drinkgelagen. Gij weet dat men dezen naem geeft aen zulke gezelfchappen, die in de herberg bijeenkomen. In Engelandt noemt men alle de,huizen van gasthouderen en wijnkooperen kroegen; en het is den "braven lieden te Londen zoo gemeen dezelven te bezoeken, als in Frankrijk in een koffyhuis te gaen. Zijzijn de gewone verzamelplaets van de gilden der ambachten , van de maetfehappijeri der kooplieden, en in 't algemeen van alle de geenen, die eenige zaken tc verhandelen hebben. De verfchillende aenhangen, die in de verkiezingen, in het parlement , in de geruchtmakende regtsgedingen, in de openbare of bijzondere belangen, gevormd worden, vergaderen in de kroeg. Hier eindelijk, om te grooter vrijheit te genieten, en om den vreemdelingen de foort van fchattinge, wegens de dienstboden vastgefteld, te befparen, noodigt men hen op het betalen van hun eigen gelag; 't geen indcrdaedt min kostbaer en gemakkelijker voor hun is.- Van  TvVEEkONDSRD EN EENENTWINTIGSTE BrIEï. 83 Van den pair des koningkrijks af tot deri •enkelen werkman toe, heeft ijder zijn bijzonder drinkgezelfchap ; en dewijl men zich gemeenzaem wil vertoonen, • ziet men hier een' edelman , die als eene gunst verzoekt in d'e bijeenkomst van ftoeldrageren aengenomen te worden , en ginsch een' onedelen burger, dieri de grootfte heeren niet weigeren in hunne vergaderingen toetelaten. Hoewel alle deze verfchillende verbindtenisfen tot het zelfde oogmerk ftrekken, hebben zij echter wetten, die' haer eigen zijn, en welke ijder van haer zich verpligt rekent in acht te nemen. In fommigen dezer drinkgelagen is het niet geoorlofd langer dan eenige weinige minuten achtereen te fpreken. De voorzitter houdt een uurwerk gereed , benevens een' hamer, waermede hij klopt, zoo dra de tijdt verftreken is. Allen luisteren zij ftilzwijgende toe; en de begeerte' om zijne meening uittedrukken , maekt den fpreker bondig en beknopt. Andere gezelfchappen Hellen zich tot eene wet, gedurig aen Bacchus te offeren, en den tempel nimmer zonder priesteren , noch het altaer zonder' flagtofferen te laten. Yder heeft zijne uren van dienst, de een des daegs, de ander des nachts. Zij, wier ijver het grootfte is, zijri meester om 'er nimmer uittegaen; en op welken tijdt men 'er zich vertoone, men is zeker' van 'er altoos medegenooten met den eerdienst* der godheit bezig te vinden.- F i tkiê  g'4' De Nieuwe Reijigh. Deze genootfcbappen hebben tot grondïrp zettingen de geftrengfte pligten der vriendfehapp'; en men verzekert dat, indien iemant der leden geldt noodig heeft, alle de beurzen voor hem open zijn. Zelfs gebeurt het dat rijke lieden geene erfgenamen buiten hun drinkgezelfchap gaen zoeken. Deze broederfchap vereenigt fomtijds de verfchillcndc godsdienKen y doch nimmer de tegenftrijdige famenrottingen over de openbare zaken. De vreemdelingen, en voornamelijk de Franfchen, worden 'er niet, dan onder borgtogt, in toegelaten. Een onverwachte gast neemt ftilzwijgende de eerfte plaets , welke hij ledig vindt , en zet zich achter den kring neder, na de vergadering gegroet te hebben met eene ligte knikking' van het hoofdt, welk eerbewijs hij weder ontvangt van de geenen, die nacst onder zijn bereik zijn. De lieden , die naer buiten gaen, fparcn zelfs dc moeite van groeten. De ftof, welke men behandelt, heeft niet altoos verl bandt met de volgende; en 'er zijn tusfchenpoozen, in welke de leden van het gezelfchap ftil zwijgen, eikanderen aenzien, en in gepeins zitten, rustende met de kin op hunne vuist, door eenen rotting onderfteund. Dit ftilzwij' gen wordt weder afgebroken , of door het vervolgen van het zelfde gefprek, of door het beginnen van eene andere geheel ontijdige redenkaveling', waertoe men zonder eenige famenhang' overgaet. Ver-  Tweehonderd en Eenentwintigste Brief. 8g •Verfcheidene Engelfchen vormden drinkgezelfchappen , alleenlijk gegrond op het ongeluk , 't welk zij hadden van eikanderen, door eenige ligchamelijke mismaektheit, te gelijken. Een onder anderen, geheel uit kreupelen beftaende , verkoos zijne eerfte bevelhebbers, onder de geenen , die het fterkfte hinkten. Het opperhoofdt ging aen wederzijden kreupel, en oeffende zijne bende, door haer op de mact te doen hinken en drinken, onder de vendels van Vulkanus. Het Katonifche drinkgelag, dus genoemd,, om dat het de beide Katoos tot patronen en voorbeelden gekozen had , hield zijne vergaderingen in eene zael, waerin de afbeeldingen dezer twee Romeinen regt in het gezigt hongen. De beeldtenisfen van Heraklitus, Zeno, Epiktetus en Seneka verfierden de zijmuren. Het oogmerk dezer maetfchappij' was, het menfchelijke gedacht onbefchoftelijk te bejegenen. In den beginne was zij zeer talrijk, door de betrekking, die 'er tusfehen de heerfchende geaertheit der Engelfchen, cn den woesten inborst der beide Gemeencbestgezinden, gevonden wordt; doch hunne wijsheit en hun gal op eikanderen ontlast hebbende , werd het gezelfchap , bijna op het oogenblik zijner geboorte zeiven, vernietigd, Yder aengenomen lidt was gehouden, bij zijne inkomst , de Gedenkfchriften van Cefar aentefeiedenïj en men verbrandde dezelven oogenF 3 blik-  86 De Nieuwe Reisioer, bülckeJijk , uit haet' tot derzelver fchrijver; om dat hij , zich meester van eenen vrijen S.taet gemaekt hebbende , een' der Katoog genoodzaekt had zich zeiven te doorneken. Op de tafel van den voorzitter lei men de werken van Salustius, Cicero cn Plutarchus, altoos open op de plaetfen , alwaer met lof van den eenen of anderen Kato gewaegd wordt. Yder lidt was verpligt geduriglijk den Brutus van^ Voltaire, of den Jvato van Addisfon, in zijn' zak te hebben, en een'gedenkpenning, vertoonende dezen Romein , daer hij zijne ingewanden verfcheurt, aen zijne knoopgateq te dragen. De woorden van gedienftigheit, infchikkclijkheit, toegevendheit, vriendelijk, heit en beleefdheit, moesten voor altoos uit het woordenboek van dit ongezellige genoot, fchap gewischt worden. De geringe omgang, dien deze eilanders met de vrouwen hebben, gepaerd met hunne neiging tot de ongebondenheit, heeft gelegenhein gegeven tot deze foorten van maetfchappij en, welke verfcheidene lieden met den naem' van akademie wilden veriieren. De plaets, alwaer de redenwisfelingen gehouden worden , doet niét dan al te veel het onderwerp daervan kennen ; en indien men 'er andere vermaken dan die van de tafel' toelaet, zijn het de dobbel, fteenen, kaerten cn juffers, De jongelingen ; zien gaerne dat hunne minnaresfen alle deze |czelfchappen bijwonen, ep hun met het glas • . in  TfrstraÖNPC&B en Eenentwintigste Briee.'87 In de handt het hoofdt bieden; doch zij verkiezen boven haer liet vermaek van te drinken , fchoon hier de vrouwen in het algemeen zeer beminnelijk , en de wijnen zeer Hecht zijn. Voor het overige , komen" 'cfc Engelfchen minder bijeen, om eikanderen met'de vrijheit, welke de tafel geeft, te onderhouden, dan om treurig op elkanders gezondheit tc drinken. De gezondheden der afwezende perfonen, welke zij elkarideren wederzïjdsch toebrengen, en waervan riïerhant, zonder onbeleefdheit, zich kan ontflaen, noemen zij Tosten. De jongeling drinkt óp de gezondheit zijner mirinaresfe, de koopman op die van zijnen mcdshandelaer, de priester op die van zijnen bisfehop, de begiftiger van het hof op die van den koning; en onder den tègenftrijdigen aenhang, drinkt men op de gezondheit der heeren , die zich ■tegen dc ftaetsdienaers kanten. Ook is het gebruikelijk op de gezondheit .van dc vrouwen naer de mode te drinken, wanneer men ze zelfs alleen op het gezigt kent : een faletjonker geeft hier door een blijk van gelukkig in mingevallen te zijn. Deze hulde, welke men aen hare bekoorlijkheden betoont, is een bewijs van hare vermaerdheit; en om den lof van eene fraeije vrouw' uittemeten , zegt men dat zij eene eerfte Tostes van het koningkrijk is. Het woordt toster en de plegtigheit, welke het uitdrukt, komen van eene minnaresfe van F 4 ' *  83 De Niiuvté Rnsioa. ik weet niet welken koning van Engeland*, Deze zich in de tegenwoordigheit der hovelinl gen badende, zwolg een van hun, uit hofic, lijkheit, een kop waters van het badt der aQ. desfe door; en ijder dronk daervan op zijne peurt. De laetfte zeide : „ Ik benoude het 5, gerooste"-; om te zinfpelen op de gewoonte van dien tijdt, van te drinken met een geroost broodt op den bodem van het glas; want tostcr wil roosteren zeggen. E)e gezondheden in het ronde nemen geen einde, voor dat men geene kragt meer heeft om ze te vervolgen; en zoo lang zij duren, drmkt men op het geluk zijner vrienden, op den voorfpoedt zijner bondgenooten, op het verhes, op het verderf, op de verdoemenis' Zijner vijanden. Men vergeet geene eenige buitenfporigheit, om zich tot alle de uiterften der ongebondenheit aenteprikkelen. Door famen te drinken, deelen de Engel, fchen eikanderen dezen vaderlandslievenden geest mede , die hen zoo oplettende maekt voor de zaken der regeringe. Zonder door de vriendfehap verbonden te wezen, zijn ze het door gewoonte; en uit dc gemeenfehap harer denkbeelden fpruit altoos het gefmede ontwerp, om 's lands gefteidheit ftaende te houden. Dq allerbefchroomfte verkrijgt in de herberg eene vernieuwing van ijver, die zijnen mosdt aen, prikkelt; en indien hij naer de zijde van het Iwf QYerhek, dringt herh de vrees yan door zijn  Tweehonderd en Eenentwintigste Brief. 89 zijn drinkgezelfchap veracht te worden, om de aanbiedingen , waerdoor men hem tracht te verleiden , te verwerpen. De Engelsman, uit de kroeg blijvende, zou dezen geest van famenrotting', waeraen misfehien de behoudenis der tegenwoordige regcringe verknocht is, wel rasch verliezen. Men wil dat men aen diergelijke drinkgelsgen den oorfprong der Vrije-Metzelarcn vmoet toefchrijven: ten minfte fchijnt men de inftelling van deze beruchte orde, wier vermaerdhcit zelf,. om dus te fpreken, derzelver verachting veroorztékt heeft, aen de Engelfchen verfchuldigd te zfjn. Dewijl ik in hare verborgenheden niet ben ingewijd, ontleen ij: de pen van eenen harer leden , om 'er melding van te maken. „ Deze maetfchappij bevat allerlei Haten: „ de vorst en de werkman worden 'er broe. ders , en verbinden zich om nimmer een „ geheim, 't welk hun, onder het zegel van „ den eedt, is toevertrouwd, te ontdekken. Het getal .der geenen, die 'er zich in doen „ acnnemen , is oneindig ; en echter is dit 5, geheim onbekend aen allen, die 'er niet in „ toegelaten zijn; of ten minfte kan niemant „ verzekerd wezen van het zelve te kennen. De naem van Broeder is de tytel, dien de , Vrije-Mctzelaers eikanderen geven; dewijl j. zij zich allen als gelijken bcfchouwen. Dc 9, oeffening der plegtigheden , welke zij in E 5 » huline  De Nieuwe Reisiges, „ hunne bijeenkomften in acht nemen, noe„ men zij de verborgenheden vieren; en ia» dien men hun geloof geeft, geleiden deze „ verborgenheden tot allerlei deugden. Ook „ heeft men, in hunne tael, het licht gezien, „ wanneer men onder hen ontvangen "is-; en ,, allen, die niet van hunne broederfchap zijn; „ bcteekenen zij door het woordt ongewïjden, „ Zij hebben 'er de vrouwen van verwijderd, „ om 'er tevens de ónbefcheidenheit en mede« vrijing van uittefluiten: „ De Orde der Vrije-Metzelareh is in Logies „ verdeeld: dit woordt beduidt de plaetfen, „ waerin men vergadert, en'de leden, die de „ vergaderingen uitmaken. Ydcr is verbon„ den aen die geene, waerin hij ontvangen is „ geworden : doch hij kan in eene andere „ gaen, zonder 'er geroepen, en zelfs zonder „ er bekend te zijn ; en in zulk een geval „ wordt hij met de waerdigheit van Bro°cder „ Bezoeker beteekend. „ Ydere logie heeft een' voorzitter , dien „ men den Eerwaerdigen noemt, cn twee ,}>Amptenaers, wier bediening is op de band„ having van den regel acht te geven De „ Redenaer onderwijst de nieuwe Broeders in „ -de inzettingen der Orde, en de pligten, „ welke zij oplegt. Alle de logies erkennen „ een gemeen opperhoofdc, tc weten, den „ Groot-Meester. Logie houden noemt men „ de vergadering tot het vieren van de ver- „ bor-  Tweehonderd en Eenentwintigste Brief. 91 „ borgenheden : de logie openen is een aen, vang maken met dezelve te vieren; doch £' men begint deze opening niet, dan wanneer " men van geen' eenigen ongewijden kan ge'„ zien worden. Lndien 'er, niettegenftaendc „ alle voorzorgen, eenigen in het gezelfchap ,, fluipen, roept de eerfte, die het gewaer „ wordt, het regent; en de verrichtingen hou, „ den aenftonds op, als ook de gefprekken, „ die 'er betrekking toe hebben. In welke plaets der weerejd' de Vrije* , Metzelaers elkaêr ontmoeten , hebben zij " teekens om malkanderen te kennen, als het " gebaer , de aenraking en de fpraek : doch \\ zij veranderen volgens de verfchülende eer" trappen ; want 'er zijn drie trappen in de " MetzeJarij', de Leerling, Medgezelen Meester. Alle deze teekens, waervan het bij. ' zonder verhael u niet zou kunnen verlustig ", gen, gefchieden met eene vaerdighcit, die " alleen van de Broederen befpeurd wordt, fchoon zij in de tegenwoordigheid van on„ gewijden gefchieden. In de plegtige vergaderingen, heeft ijder Broeder een fchootsvel van wit leder, met " twee diergelijke koorden vastgemaekt. De " Amptenaers hebben daerenboven de voor" naemfte gereedfehappen der Metzelarij', als den winkelhaak, den pasfer, het truweel, enz. Men plaetst den Nieuweling in eene 11 duiitere zael', vraegt hem zijnen naem en  9» De Nieuwe Reisiger. » zijne waerdigheden, en ontneemt hem alles, „. wat hij van goudt, ziiver of metael bij zich 5> heeft, gespen, knoopen, fnuifdoozen, enz „ Men maekt zijne regte knie bloot, doet «hem " eenen zi.)'ner fchoenen aenfloffen, Windt „ hem de oogen met lenen neusdoek, en laet „ hem een uur lang alleen in zijne ovèrwegin» gen. Eindelijk klopt de Broeder, die hem „ acnbiedt, als Metzelaer aen de deur van de „ logie: men antwoordt hem desgelijks ■ de » dem- wordt geopend ; en men leidt den „ JNieuwelmg binnen. In het midden van de kamer zijn getee„ kend de oyerblijffeb van Salomon* tempel, „ welken men hem driemael doet rond gaen: „ en dewijl hij, gedurende zijnen gang, J. „ blind is, tracht men hem door het geraes „ t welk ijder Broeder met zijn fchootsvel „ maekt, te verfchrikken. .Eindelijk komt „ hij voor den Eerwaerdigen , zittende in „ eenen leumngftöel , achter eene foort van „ altacr, waerop het euangelium van Tohan „ nes, een winkelhaek en een pasfer liggen „ Hier neemt men hem den blinddoek van de' „ oogen ; en op dit oogenblik ziet hij zich „ omringd van alle de Broederen, houdende „ in dc handt eenen blooten degen, waervan „ zij hem de punt aenbieden. De Redenaer „ verwittigt hem, dat 'er in de Orde, waer» van hij een lidt ftaet te worden, niets ftrij, » digs met den godsdienst, den ftaet of de » ze-  'fWMH0N1WRD EK EENENTWINTIGSTE BrIEF. 93 7ed, der Tafel. De Eerwaerdige beflaet de eer„ fte plaets; en de lichten,zijn altoos in een' 5, driehoek gefchikt. De fchotels worden in „ drie, vijf, zeven of negen aengerecht; cn „ men zet de flesfchen en glazen voor de Sej, noodigden. Vervolgens drinkt men vier" » gezondheden in 't gemeen, te weten, van 5, den -Koning, Grootmeester, Eerwaerdigen S, en alle de Broederen. Deze gezondheden „ drinkt men m zoo veel tijds, en met de- . „ zelfde plegtigheden , als een foldaet, wien s, men den wapenhandel doet verrichten; en 3, men bedient zich bijna van dezelfde woor^ „ den. Men geeft aen de flesfchen den naem „ van vaetjes, aen den wijn dien van bus» kruit, en aen de bekertjes dien van kanon, „ Het gefprek is acn de regels der wijsheit en s, betamehjkheit onderworpen : men fpreekt 3, 'er noch van den godsdienst' noch van de « regering ; alle fpotternij, en voornamelijk „ alle beledjgmg, is verbannen; en diergelijke „ maeltijden, als ook de geheele Metzelarij in „ het algemeen, fchijnen geen ander doelwit 5, te hebben, dan met meer vrijheit te drinken ■ » Het oogmerk is het zelfde als dat der Engef- „ fche  Tweehonderd en Eenentwintigste Brief. 9$ „ fche drinkgelagen, waeruit dc Orde haren * oorfnrong fchijnt te trekken; en dewijl ikin haer geene andere beweegreden veron" derftel, denk ik dat het der moeite niet "■ waerdig was een geheim daervan te maken , ' De bclagchelijkheit, welke Addisfon onophoudelijk over deze drinkgelagen , verfpreid heeft, is niet in ftaet geweest eenigen zijner medeburgeren den fmaek in dezelven te benemen Gij kent dat der dikke mannen, opgereat in eene der voornaemfte fteden van GrootBritanje. Twee deuren floten den ingang deikamer , waerin dc vergaderingen gehouden wierden. De eene was van eene middenmatige grootte: de andere opende met twee flagdeu*Cn De nieuweling -werd verworpen, indien hij, ora door dc eerfte deur te gaen , geene dc minfte moeite doen moest; maer had hij. het geluk van geperscht te worden , tot op. het punt van de Ademhaling' te verliezen, hij werd met eene algemecne ftemme ontvangen. Men fchatte het gewigt der vijftien leden van - deze gedrochtelijke broederfchap op zes duizend pondt. De maetfchappij der Zotten- ging zitten , zonder iets te fpreken , rookte , dronk en 'at, al ftilzwijgende , en vertrok, zonder een enkel woordt voortgebragt te hebben. Die der Twee Stuiveren had de maeltijden, welke zij in de herberg deden, voor ijder lidt, op deze fom bepaeld, Het  95 Öe Nieuwe R e i s i c é tf. Het vrouwelijke gezelfchap, „Wlijfa opgeregt, beftaet uit de grootfte heeren en eerfte vrouwen van het hof. Nieraant mag er in toegelaten worden, ten zij hij veertien dagen te voren aen het gezelfchap is vooreeiteld; en dc aenneming gefchiedt door het opzamelen der ftemmen. De mannen worden door de vrouwen aengenomen, en de vrouwen door de mannen verkozen. Yder Jidt betaelt 's jaerlijksch vier guinées , en dezelfde lom op den dag zijner verkiczinge , behalve eene pistolet, welke hij voor het middagmael geeft: het gelag van het avondmael is niet bcpaeld. Des middags eet men ten vier, en des avonds ten elf uren. Het is niet geoorlofd te fpelen, dan in de zael der vergadering'; en zij, die in de eetzael fpeelden, zouden veroordeeld worden om de kosten van den maeltijdt alleen te betalen. Eenige kooplieden der ftadt Londen hebben met eikanderen , onder den naem van Vooruitziende Maetfchappij', eene andere foort van gezelfchap opgeregt, wiens oogmerk is de leden, in hunnen ouderdom, eene toevlugt voor de nukken der fortuine te verzekeren.0 Men kan 'er op allerlei jaren inkomen; doch men heeft geen genot van dc voordeden , welke het bezorgt, dan wanneer men vijftig jaren oud, en tien jaren in het genootfehap geweest is. Het verdragfebrift, 't welk deze ffichting verzekert, is in de kanfelarij aengeteekend, en  Tweehonderd en Eenentwintigste Bkra. 97 én de hoofdfom in de bank van Engelandt: Belegd. Eene der keuren houdt in, dat de rente, welke de leden zullen genieten, niet beneden de zes honderd, noch boven de twaelf honderd guldens zal mogen zijn; zij zal vermeerderen , naermate de hoofdfom der maetfchappij' acngroeit. Een vader kan voor zijnen zoon infchrijven, van deszelfs geboortedag af; doch dit kindt begint niet te betalen, dan wan-. neer het den ouderdom van twintig jaren bereikt heeft. De eerfte betaling der infchrijvinge gefchiedt op den dag zeiven , waerop men ontvangen is , de tweede zes maenden dae*na , en dus doorgaens van zes maenden tot zes maenden , tot den tijdt, waerop de infehrijver het genot der rente begint tc trekken. Alle jaren houdt men twee ■vergaderineen , die ten minfte van veertig leden moeten zijn. Men benoemt 'er de beftuurders en kasliers, die alle woensdagen in de'herberg te famen komen. De andere leden kunnen 'er zich laten vinden, als zij het gevoegelijk oordeelen. •• In navolgirige van deze maetfchappij', hebben de kleermakers van Londen eene kas opge-. regt, tot onderfteuning van hunne oude of zwakke werklieden. Dc wedüwen en weeskinders derzelfde werklieden worden op kosten, van het genootfehap onderhouden; en de voornaemfte inzettingen zijn, dat de meesters moeten opbrengen naer evenredigheit van het getal KVlll. Deel. G der  98 De Nieuwe Reisigei. der manfchap , welke zij in 't werk hebben; dat deze knechts, in geval van ziekte, aen de uitdeelingen der kasfe zullen deel hebben, zes maenden na dat zij ïngefchreven zijn , maer dat hun regt daerop zal vervallen, op het oogenblik dat zij tot het raeesterfchap komen; dat ijder leerknecht twaelf livres 's weeks zal ontvangen , wanneer hij ziek wordt; dat de geenen, die zich, door hunne ongeregeldheden, onbekwaem tot werken gemaekt hebben, niet zullen toegelaten worden , om hulp van de maetfchappij' te verzoeken; dat bij ijder kindt, 't welk eenen werkmann' geboren wordt, hem eene guinée zal gegeven worden; en dat men de vreemdelingen, van welken landaert zij zijn, van het voorregt dezer nuttige flichtinge niet zal mogen uitfluiten. Men heeft mij gefproken van eene andere foort' van broederfebap , wier voornaemfte zorg is het uitgeven van godvruchtige en zedenkundige boeken , om tot een tegengif voor de ongodsdienftigheit en ongebondenheit te dienen. Dit zijn fomtijds heilige treurfpelen, fomtijds godsdienftige romans, bekwaem om liefde tot de deugdt, en affchrik voor de ondeugd' inteboezemen. Doch ongelukkiglijk gebruikt men, tot het maken van diergelijke boeken, alleen lieden, wier begaefdheit zulke goede oogmerken kwalijk beantwoordt. De talrijkfte maetfchappij, niet alleen in Engelandt, maer in geheel Europa, is die der kun-  Tweehonderd en Eenentwintigste Brieï, 9$ künftcn, federt eenige jaren opgeregt door den heer Williams Shipiey, man zonder tytel, en enkelen burger van Northampton; Zij bevat reeds meer dan drie duizend leden, onder welke men de namen Van meer dan honderd en twintig pairs van Groot-Britanjc leest. Yder dezer leden brengt jaerlijksch twee guinées Op; en weinigen bepalen zich tot dezefom, welke men om ftrijdt poogt te overfchrijden, naermate van zijnen rang eri rijkdom. De aenzienlijke fommeri; welke deze fchatting opbrengt, worden hefteed tot het uitdeelen van prijzen aen alle de geenen, die nieuwe middelen aen de handt geven, of nieuwe werktuigen uitvindén , om de behandeling in alle de ambachten gemakkelijker té maken; De ontwerpen van verbetering', de befchoüwingen en proefnemingen, die tot volmaking van den landbouw ftrekkeri, worden 'er bijzonderlijk in beloond; en het algemecne oogmerk der maetfchappij' is de aenmoediging van kunften , weverijen en den koophandel. De heer Shipiey had een begin gemaekt, met de eerfte proef van de werkingen der ftaetkundige huishouding', wier kring en werkzaemheit het genootfehap federt zoo ver heeft uitgeftrekt, in het kleen te verrichten. Deze proef was het openen van eene infchrijving', om te ondernemen kolen te koopen , en dezelven tot eenen redelijken prijs aen hét volk te verkoopen. Men beoogde hierdoor de opkoopers G i tè  ico De Nieuwe Reisiger. te noodzaken tot het verlagen van den prijs dezer koopmanfchap : dit middel gelukte; de prijs daelde den eerften winter een derde. Zulk een fnelle voortgang opende een' wijduitgeftrekte loopbaen aen de vaderlandslievende verbeelding van den beer Shipiey. Geholpen door de raedgevingen van eenige vrienden, en de befcherming van twee of drie heeren, ondernam hij te Londen een ligchaem van burgeren te ftichten, dat, op eigen kosten, het groote ontwerp, om den akkerbouw, de kunften en den koophandel aentemocdigen en te volmaken, zoude voortzetten. De vermaerde dokter Hales deelde hem zijne kundigheden mede, en, bezorgde hem ingang bij eenige onbeampte perfonen, zoo ijverig als rijk, wier vereeniging de grondflag dezer opkomende maetfchappij' was. Tegenwoordig maekt zij een ligchaem uit, zoo beroemd door de begaefdheden van een gedeelte zijner leden, als magtig, aanzienlijk cn achtenswaerdig door derzelver getal, rang , welvaert, en den vaderiandslievenden geest, waer mede zij allen bezield zijn. Gemeenlijk zitten 'er pairs van het koningkrijk in voor, met eenigen van de voornaemfte kooplieden der ftadt, en van de grootfte bezjtteren van landerijen. Verfcheidene geleerden genieten onder hen die edele geüjkhëit, welke de eenigheit der inzigten en oogmerken nog kostelijker maekt. De geldmiddelen, in den aenvangzeer middelmatig, zijn door overvloedige in-  Tweehonderd en Eenentwintigste Brief, i'oi i'nfchrijvingen zoo aenmerkelijk aengegroeid, dat 'er bijna geen voortbr'engfel in den akkerbouw, geen maekfel in de kunst', geen tak in den kooohandel is, waeraen men geene prijzen toegewezen en de aenmoedigingen verzekerd heeft. Een* der voornaemfte oogmerken van het genootfehap , en dat meest met deszelfs oorfprong overeenkomt, is onophoudelijk acht te geven op de begeerlijkheit der opkooperen, die federt langen tijdt zich hebben voorgefteld, om de ftadt Londen, op eene geregelde wijs, om dus te fpreken, uittehongeren. De middelen, welke de maetfchappij gebruikt, om de heimelijke en gedurige verwoestingen dezer openbare vijanden te beteugelen, zijn altoos kragtiger geweest, dan de fchrik der wetten ,. altoos dubbelzinnig of ongenoegzaem. Qij kunt 'er, door dit eenige voorbeeldt , van oordcelen. De kooplieden in verfche zcevisch hadden, door hunne kunstftreken , den prijs yan de visch tot eene onmatige hoogte doen ftijgen. Een lidt van dit genootfehap bedacht om dezelve met rijtuig te doen komen, en ze^ tot een' veel lager prijs te leveren. De maetfchappij onderftcunde hem met geldt in voorraadt, en verkreeg van het parlement zulke gunltige keuren tot deze onderneming, dat de markt van Londen van de meenigvuldige visch overvloeide, en voor het gemeen zelfs, wegens dan prijs, genackbaer was. G 3 De  ld De Nieuwe Reisigek. De Engelfche zeevaert heeft ook eene maetfchappij , beftaende uit burgeren van allerlei rang en waerdigheit 5 en dewijl haer doelwit van eene algemeene nuttigheit is, isniemant, zelfs de werkman niet, daervan uitgefloten Zij bemoeit zich met het opvangen van zwerveren, iandlooperen en lieden, die, door hunne armoede en onkunde, tot last van den ftaet verftrekken. Zij Jaet hen genezen als zij ziek, Meeden als zij naekt, opvoeden als zij kinderen zijn, en maekt 'er klasfen van bootsgezellen van. Men drukt de infchrijvingen, welke zij ontvangt, in de nieuwstijdingen; en dooide onmetelijke geldfommen , welke men haer toebrengt, ziet men hoe aengenaem deze nuttige ftichting aen het volk is. De tooneelen vergunnen haer, alle jaren, eene vertooning, alwaer zich altoos een groote toeloop van volk bevindt. De fpeler, die de voorrede opzegt, is gemeenlijk omringd door eene bende van kinderen, die door de zorgen der maetfehappij' opgevoed en onderwezen worden, en waemit misfehien ten eenigen dage nieuwe Drakes cn nieuwe Raleighs zullen voortkomen.' Om het oogmerk dezer maetfehappij' nog beter te bevroeden , moet men weten, dat de bevelhebbers, op de oorlogfchepen van zestig flutten en vier honderd koppen, regt hebben om m hun gevolg te nemen dertig dienstboden waervan zij de wedden, die een gedeelte hunner tezoldinge uitmaken, ontvangen. Dit zijn  Tweehonderd en Eenkntwisticste Brieï. 103 zijn jonge lieden van dertien tot agttien jaren. Indien zij hooger ouderdom bereikten, zouden zij liever in de hoedanigheit van matrozen dienen, om dat hunne bezolding grooter zoude wezen. Zij zijn niet alleen nuttig aen de bevelhebbers ; maer men befchouwt hen daeren, boven als een uitmuntend kweekfchool van zeelieden, om dat zij met den ouderdom en den dagelijkfchen dienst, welken men hun laet verrichten, in eenige jaren de vereischte behendigheit en kragt van eenen zeeman verkrijgen. Echter heeft men moeite om 'er zich van te voorzien: want inEngelandt, gelijk overal elders , verkiezen de bedelaers de luiheit en ledigheit voor een arbeidzaem en vermoeijend leven. Zij, die den zeedienst mogten beminnen , weten dikwerf niet hoe 'er aentekomen; en de. bevelhebber , die bijna altoos op zrjn fchip is, kan hen niet opzoeken. De maetfehappij , zich alleenlijk op dit ftuk toeleggende, zorgt bijzonderlijk voor alles, wat eenige voorwerpen voor de zeevaert' kan opleveren ; zoo dat een ongelukkige, wien alles ontbreekt , zich eensklaps uit zijne behoeften gered vindt. De maetfehappij der Oudheickenneren heeft tot oogmerk het opfpeuren van de gedenkftukken, het zij aloude, het zij van middelbaren ouderdom, die in Groot-Britanje zijn, en welke zij op hare kosten doet teekenen en ftujden. Voornamelijk houdt zij. zich bezig met G 4 de  ?o4 De Nieuwe R e i s r g e r. de geldmunten en oude overblijffelen van kerkenof kloosteren , in de drie koningkri^n verfpreid. Yder aloud of zeldzaem e£ «uk, t welk het geval doet ontdekken, is aen haer onderzoek onderworpen; en dit geleerde genootfchap heeft, meer dan eens, meenigvuldige Hukken, waervan de waerde niet bekend was, voor de ovens der goudfmeden of werklieden in koper beveiligt. Het is te verwonderen dat in een landt, alwaer de vaderlandsliefde zoo kvendig en algemeen is, diergelijke ffichtingen door geene eenige vergelding, wegens de regering worden aengemoedigd. De Engelfchen zie°n haer, niet leetwezen, in dit ftuk zoo onverfcbillig als in de Gottifche tijden; terwijl Parijs alleen vijf akademiën befluit, die in de Louvrc gehuisvest, enmet eenekoningklijke heerljjkhdt begiftigd zijn. In deze beroemde genootfchappen, is geenfilofoof, redenaer, geletterd man of kunflenacr, van den eerften rang, de oo-en Van den opperheerfcher ontfnapt. Genoeg zon het zijn alle degroote lieden, die fedcrt eene eeuw deze vijf akademiën beroemd gemaekt hebben , optenoemen, om zoo vele gedenkstukken van de heerlijkheit van Lodewijk den veertienden en m zijnen doorluchtigen opvolger te toon en. i Londe,) heeft Jangen tijde eene openbare boekerij gennst; en in dit ftuk voornamelijk ovmreft Pa^ de hoofditadt van Engelaudt. Men  Tweehonderd en Eenentwintigste Brief. 105 Men ziet 'er echter, federt eenige jaren, een kunstvertrek der natuurlijke historie, door het parlement gekoft van de erfgenamen des heeren Sloane, lijfarts des konings, en geleerden natuurkenner. Men vindt 'er eene reeks van kapelletjes , waerin alles, wat de aloude en nieuwe weereldt zeldzaemst in deze foort' kan opleveren, vereenigd is. De metalen, bergftoffen en kostelijke fteenen zijn, met dezelfde zorgvuldigheit, verzameld en in orde gefchikt. Een Engelsman, wiens naem door geheel Europa bekend is, de ridder Robert Coton, vergaderde ten zijnen koste eene onmetelijke verzameling van handfchriften, die tegenwoordig een gedeelte van dit rijke kunstvertrek uitmaken. De Groote Handvest van Engelandt is .''er insgelijks geplaetst, als ook ontelbare oorfprongkelijke fchriften, waervan de naemiijst alleen verfcheidene deelen zoude vullen. Onder eene meenigte van ftukken, zoo gewigtig als kostelijk in brandverf (*) en fijnfchildèring (f)j bezit het Britannifche Muf mum-, welken naem men aen dit kunstvertrek geeft, de verzameling van de oorfprongkelijke teekeningen der geleerde juffer Merian, die te Suriname alle de rijkdommen van het vastelandt van Amerika teekende. De gedrukte boeken en gedenkpenningen zijn het gering&e gedeelte van deze onmetelijke verzameling'; maer volgens de te- gen- (*) Email (t) Miniature. G 5  io6 Ds Nieuwe Réisigêr. genwoordige denkenswijs der Engelfchen, zullen zij niet lang wachten met dezelven voltallig te maken. Behalve het geene het Mufmum in zich beHuit, kan het door zich zei ven de nieuwsgie. ngheit opwekken. Het is het ruimfte, prachtigfte en bestverfierde gefticht dezer hoofdftadt Men noemde het voorheen het hof van Montaigu: de hertog van dezen naem, groot-meester der Weerkamer, en vriendt van Karei den tweeden, deed het met eene koningklijke heerhjkheit bouwen. Het fchilderwerk van den trap en de zolderingen is van onzen beroemden La losfe , die alle zijne onderwerpen met eene groothert, het paleis van eenen oppervorst waerdig, behandeld heeft. Voeg bij deze voordeden de bekoorlijkheden van het gezigt, 't welk de vertrekken hebben. Zij zijn open naerden kant van een rijk en gefchakeerd veldt, eindigende met eenen heuvel, die met een fraei dorp bedekt is. Het parlement heeft dit hof verkregen, en het zelve aen het algemeen toegewijd, vereenigende daerin de gedenkftukken, die den tegenwoordigen ftaet der wetenfchappen in Engelandt bewijzen , en derzclver voortgangen voor het toekomende bevorderen kunnen Men heeft te Londen een ontwerp van im fchnjvmge, waervan het oogmerk is de geletterde lieden tot trouwen te verbinden De meesten der geénen, die door hunne pen leven , zijn tot den- ongehuwden ifaet veroos. deeld,  Tweehonderd en Eenentwintigste Brief, 107 deeld, door de moeijelijkheit om de vrouwen, welke zij genegen zouden zijn te huwen, van eene behoorlijke weduwengift te verzekeren. Deze zwarigheit is des te fmertelijker, zegt de fchrijver van het ontwerp, om dat het, behalve dat het getal der ongehuwden daer door vermeerderd wordt, daerenboven een ander nadeel voor de zeden van den landaert veroorzaakt. Deze lieden, die zoo vele hinderpalen ontmoeten om te trouwen, zijn juist de geenen , die, • door een noodzakelijk gevolg der goede opvoeding', welke zij ontvangen hebben, het betameiijkfte en welvoegelij kfte leven in den huwelijkenftaet zouden leiden. Het oogmerk der voorgeftelde infchrijving' is derhalve , middelen van beftaen te vinden, voor de weduwen en weezen dier geletterde lieden, die, niet meer fchrooménde kinderen aen den ftaet te geven, de kundigheden, welke zij gemeenlijk in het graf dragen, op dezelven zouden overbrengen. De Engelfchen beroemen zich de letteren te eeren, en de geleerden te beminnen: dan indien de eigenliefde der grooten, die door hunne milddadigheden uitmunten, door diergelijke geldzamelingen geftreeld wordt, moet de eigenliefde der fchrijveren, die dezelve ontvangen, daerdoor grootelijks vernederd worden. Zij zijn genoodzaekt de lijst hunner befchermeren van deur tot deur aentebieden, tenzij eenige fraeije vrouw hare vrienden en het gan-1 iche  io8 De Nieowi Reisiger, fchehof, voor hun, onder brandfchattinguVle Len lord, die, aen het hoofde van een°werk' voor een twaelftal van afdrukfeJen infehrijft' pronkt roet zijne edelmoedigheit; en de fchrijver, dien zij vernedert, fchijnt dezelve, door ze openbaer te maken , als eene aelmoes te ontvangen. Dan welke de beweegreden van deze milddadigheden zij, geen landt is 'er, waerin zij rijker, meenigvuldiger en nuttiger dichtingen dan m Engelandt voortbrengen. Behalve de geenen, waervan ik ftraks gefproken-heb, bouwde de ridder Gresham de beurs, ftichtte vijf gasthuizen, ftelde eene kweekfchool in en beleide aen merkelijke geldfommen , waervan de renten, alle drie maenden, uitgedeeld worden aen de ongelukkigen, die in de gevangemsfen van Londen zuchten. De ridder Sloane heeft den artzenijmengereh dezer ftadt eenen kruidhof, niet min uitgeftrekt dan dien van Parijs, gegeven, en geldt tot deszelfs onderhoudt nagelaten. Een ander burger, de heer Middleton, heeft op zijne kosten, door eene onmetelijke waterleiding, eene rivier van twin tig mijlen ver doen komen, om een' grooter overvloedt van water aen de hoofditadt te verfchafren% Het gasthuis van Sulton is geffiebt door een onbeampten perfoon van dezen naem voor tagchentig arme edellieden , die defti* onderhouden moeten worden, en voor veerti? jongelingen, wien men het Grieksch en Latijn leert.  Tweehonderd en Eenentwintigste.Brief. 109 leert. Men onderwijst hen, tot zij in itaet zijn om zich naer de hoogefchool van Kambridge te begeven, en geeft hun wijders, agt jaren lang , omtrent vijfhonderd livres , om hunne ietteioerreningen te vervolgen. Dewijl dit huis , 't welk oudtijds een klooster van Karthuizeren was, de benoeming van negen kenpellen heeft, hebben de geenen, die de meeste bekwaemheit toonen, alleen regt om dezélven te bezitten. Men is de ftichting van het gasthuis der ingeente en natuurlijke kinderpokken verfchuldigd aen eene infchrijving, gemaekt bij getal van amptclooze perfonen , die begerig waren om het eerfte voorbeeldt van eene liefddadig. heit, zoo nuttig voor het menschdom, te geven. Dewijl de gevoelens over de voordeelen der inëntinge verdeeld zijn , volgt men nacuwkeurig den wil van ijderen weldoender : men gebruikt voor de ingcënten alleen het geldt, 't welk door de voorltanders van deze manier' verfchaftis, en befleed .tot veriigtcnis van de natuurlijke pokjes de fommen, tot dit oogmerk, gegeven; terwijl men. het geldt der infchrijveren, die hunne meening niet uitgedrukt hebben , in dc gemeen e kasfe legt. Het Wallche gasthuis beftaet alleen van de licfddadigheden der Franfche vlugtelingen, die 'er twee honderd en veertig zieken onderhouden. Dat vai> Bankrost, 't welk den naem van zijnen ftichter draegt, is gebouwd voor hon-  «ö Oi Nikuvve RsrSiGE8t fiaoderdI en vierentwintig jonge dochteren. Het gasthuis der Ongeneesfelijken werd begonnen door een' boeicverkooper van Londen, Gai genoemd, die ftervende honderd duizend guinees aen erfgiften naliet. De gasthuizen van Westmunfter, Middelfek, St. Joris en de Vondelingen Zijn bij infchrijving gefficbt. De Lngelfchen weten de naeuwkeurigfte fpaerzaemheit, in hun dagelijksch leven , te iwen met de edelaertigfte müddadigheit, wanToL " P teAgpmea* welzij aenkomï. hZ? \eene lnzarae% deed voor het gebouw van het gasthuis van Bedlam, kwamen Hot v T ï?* W3ervan de de«r open Hond Van beneden aen den trap, hoorden zij een' ouden vrijer, heer van het huis, z^ne dienstmaegdt bekijven, om dat zij een'zwa velftok, dien z,j gebruikt had, onbezonnen in het vuur had geworpen, zonder'te bedenken dat dezelfde zwavelftok nog aen het andere eindt konde dienen. Na zieh met de oorzaek' van den twist, en de hevigheit der verwijtin gen, verlustigd te hebben, klopten de gevol magtigden, vertoonden zich aen de heer van het huis , en verklaerden hem het oogmerk van hun bezoek, Dees begeeft zich in een kabinet, en haelt 'er uit vier honderd guinées, welke hij voor hunne oogen telt, en hun overlevert. Verbaasd over eene edelmoedigheit waertoe het voorfpel hen zoo luttel bereid had J kon-  Tweehonderd en Eenentwintigste Brief, lïx konden zij zich niet onthouden van hunne verwondering daerover te toonen; en om dezelve te billijken, vertelden zij dezen rnann' wat zij gehoord hadden. „Ik heb mijne manier „ van fparen en vertéren , antwoordde hij; „ het eene onderfteunt het andere; en beide „ voldoen zij tevens mijne neiging. In zake „ van weldadigheit, voegde hij 'er bij, moet „ gij alles verwachten van de geenen, die we„ ten te rekenen". Dit zeggende, zette hij hen vrij barfchelijk buiten zijn huis, en floot de deur toe. Wanneer de talrijke ftichtingen, waervan ik zoo even gefproken heb, in Londen niet gevonden wierden, zou men de Engelfchen nog als het volk van Europa, 't welk den grootften onderftandt aen het bedrukte menschdom geeft, kunnen befchouwen. Tn geen eenig landt vindt 'men zoo vele keuren, betreffende de armen, noch vcrftandiger, menschlievender en billijker wetten, noch zoo vele uitmuntende boeken en berichten over deze itof, kortom , noch zulk eene groote bron van edelmoedigheit en weldadigheit. Het geldt, 't welk de jaerlijkfche fchatting voor de armen opbrengt, wordt, voor de hoofdfom alleen , op meer dan drieëntwintig millioenen van onze munt' gewaerdeerd. Het zelve wordt door ijdere wijk geheven en uitgedeeld; en dit is een der eerfte lasten , waeraen alle de huizen onderworpen zijn. Geene fchatting wordt van de bur-  ix'2 Di Nnifwi Rnsicïi Burgeren met meer vermaek betaeld, om dat zij derzelver voortbrengfel befchouwen als eene hoofdfom, waervan de renten, in geval van tegenfpoedt, voor hun en hun huisgezin verzekerd zijn. Dees onderftandt zou merkelijk minder, of van grooÈer behulp voor de behoeftigen kunnen wezen, indien, gelijk in alle diergelijke ffichtingen , meenigvuldige andere lieden, tot derzelver nadeel, zich niet verrijkten! Voegt men bij dit middel van verligtenisfe, 't welk het tiende gedeelte der inwoondercn van deze ftadt kan voeden, de bijzondere aelmoesfen , de 'gasthuizen , de armfcholen, de huizen van liefddadigheit, waerin het twintigfte gedeelte der kinderen, die in Engelandt ter weereld' komen , opgevoed worden , mitsgaders het beftaen , 't welk de weverijen , het onderhoudt der groote wegen, de'arbeidt der zeevaerdij', het bebouwen der landerijen, de openbare en bijzondere gebouwen verfchaffen, men moet zich ten hoogfte verwonderen, dat 'er, met zoo veel onderftands, met zoo vele middelen om te beftaen, nog zoo vele armen op de wegen en in de ftraten kunnen gevonden worden. Noodwendig moeten 'er dan groote misbruiken in de befturing van hunne inkomften plaets hebben; of de wetten tegen de bedelarij moeten Hecht nagekomen, en al t« ligtelijk te leur gefteld worden; Met de•elfde hulpmiddelen in Frankrijk, zou men de re^  Tweehonderd en Eenentwintigste BrIef. ïij regering ontheffen van het geene eene der . voornaemfte voorwerpen harer bezorgdheit uitmaekt, verbannende uit onze lieden die lastige meenigte van bedelaren, die, het goedt der wezenlijke armen ftelende, in de dronkenschap en luiheit leven, de al te ligt geloovige aendoening der eerlijke lieden bedriegen , de voorbijgangers volgen , verontrusten en kwellen , hun den weg fluiten, en hen fomtijds beledigen , om hen onder brandfehatting te Hellen. Men wil dat zoo vele bedelaers in Engelandc óntltaen uit de voorregten, gilden , uitfluitende gemeenfehappen, uit de onhefcheidene en ongetrouwe uitdeeling der aelmoesfen, uit het verfpreide geldt in de fteden en dorpen, ten tijde der verkiezingen, en uit de meenigte der herbergen , kroegen en andere nog eerloozer verblijfplaetfen van luiheit, dronkenfehap en ontucht'! De dieven zijn hunnen oorfprong minder aen de armoede, dan aen eene kwalijk begrepen liefddadigheit verfchuldigd; en de klasfe der lieden, die regt tot de aelmocsfen van het kerfpel hebben, brengt meer zwervers en roovers voort, dan de klasfe, die'er van uitgefloten is. Dit regt is de aenmoediging en zekere toevlugt.der ledigheit, welke men de moeder van allerlei ondeugden noemt. Ik ben, enz. Londen, den $ien van September, 1755. XVIII. Deel. H Twee-  ïi4 De Nieuwe Reisigek» TwMhöndek* en Tweeëntwintigste Brief. Vervolg van Engelandt. TT\e heer Brosfier en ik wandelden gisteren JL/ morgen in het Park van St. James; en des namiddags doorkruisten wij eenige omliggende ftrekeui Dit park is , gelijk de tuin der ïuilleries, aen het eene eindt der ftadt, in de wijk van Westmunftcr, tusfchen het paleis van Wittehall en dat van St. James, waervan het den naem draegt, Green-Park en Hyde-Park zijn 'er een gevolg van , gelijk de Elizefche Velden en het klecne Hof van de zoo even genoemde Tuilleries, met dit onderfcheidt, dat onze wandelwegen fierlijker, beter onderhouden, en met aenzienlijker gezelfchap bezet zijn. Te St. James is het eene onregelmatige beemdt, doorfneden en befproeid met graften, en beplant met willigen en populieren, op het geval verfpreid. Men ziet 'er eenige lanen van olmen lindenboomen, eene maliebaen, eene groote graft en verfcheidene andere waterwerken» In deze woeste en boerfche vertooning beftaet deszelfs geheele fchoonheit. Indien men de Engelfcheii gelooft, had Karei de tweede de begeerte om het fierlijker te maken, en deed den beroemden Le Notre , die de teekening der Tuilleries had geleverd, van Parijs komen. De  Tweehonderd sn Tweeëntwintigste Brief. 115 De künftenser, na dat hij de natuurlijke een voudigheit dezer wandeling' wel onderzocht had, ried den koning om 'er niet aenteraken. Green-Park vertoont groote en vischrijke vijvers, en plantaedjen van boomen, die naer Hyde-Park geleiden. Dit laetftc is een wijduitgeftrckter grondt , bekwaem tot den loop der paerden. In deze beemden , zelfs in de gecnen , die ter verzamelplaetfe van het hof en de fraeije weereldt verftrekken , zijn de grasperken bedekt met koeijen en geiten, welke , met de perfonen, die 'sr in wandelen, de meenigte en pracht eener groote ftadt, met de boerfche eenvoudigheit, onder het zelfde oogpunt, vereenigen. Des middags en 's avonds, komen deze koeijen aen eene der deuren van het park, alwaer zij met hare melk, op het oogcnblik gemolken , en vrij zindelijk, voor een' ftuiver het kopje, toegediend, de voorbijgangers verfrisfchen. Het gewone uur, voor de wandeling, is des middags op de fchoone dagen in den winter, en des avonds zeer Jaet in den zomer. De juffers treden 'er gelijk nimfen; en de maliebaen is hare begunftigde wijkplaets. Het juiste kleedt naer hare geftaltë, de witte voorfchoott en de fraeije ftrooijen hoedt pasfen haer wonderbacrlijk. Deze morgenkleeding ontdekt de fchoonheit veel beter, dan hare tabberden, op de Franfche wijs, gefchikt voor de avondbijecnkomften, het hof en de fchouwfpelen. Op Ha de  li6 De Nieuwe R e i s i g e r. de feest- en zondagen wandelt het volk in v~.cznigte; en nimmer is het.- park van St James voor het gemeen gefloten. Gedurende drie vicrdcdeclen van het jaer is het bedekt met nevelen , rook en regen, die nacuwclijks de voorwerpen op den afftandt van vier treden doen onderfcheiden; maer de neiging der Engelfchen tot het'wandelen doet hen alle deze onaengenaemheden trotferen. Onze wandeling werd doorgebragt met het redenkavelen over de Volkplantingen,« de Zeevaert, de Geldmiddelen en den Koophandel van Groot -Britanje, waervan de heer Brosfier de belangen volmaektelijk fchijnt te kennen. De volkplantingen worden in eilanden en vast landt verdeeld. De eilanden zijn, voor ï. Terra Nova , 't welk Engelandt , federt den vrede van Utrecht, in eigendom bezit. Tiet is de voornaemfte grondlb'ehting zijner uitgeftrekte visfeherijen, de fchool zijner bootsgezellen, en de grondfteun zijner zecmagt'. Ten 2e de Bermudes, zeer bekwaem tot het aenkweeken der zijden , en bijzonderlijk gefchikt tot het inloopen der fchepen, die uit Europa komen. Ten 3e de Antilles, die fin. ker, koffy, katoen, tabak, indigo, enz., voortbrengen. Het groótfte voordeel, 't welk de Engelfehen daervan trekken, is dat zij zich de voortbrengfels dezer gewesten door zich zeiven bezorgen, en eene zékere gelegenheit tot vertiering der waren van hun eigen landt heb- ben.  Tweehonderd en Tweeëntwintigste Brief. 117 ben. De volkplantingen van het vasteiandt zijn die van Noord-Amerika, welke reeds de ftof tot verfcheidene mijner brieven verfchaft hebben. Het zijn alle deze grondftichtingen, die Engeiandt zulken grooten invloedt op de ftaetkundige zaken van Europa gegeven hebben. Zijn koophandel, bepaeld tot de voortbrengfels des lands cn de naerftigheit zijner inwoonderen, zou het nimmer in ftaet gefteld hebben, om de oorlogen, welke het gevoerd heeft, te ondernemen ; en zijne zeevaerdij is niet aengegroeid, dan naermate zijn koophandel zich uitgeftrekt heeft. Aen de koopvaerdij zijner volkplantingen , aen derzelver bevolking en natuurlijke voortbrengfels , en aen hunne wederzijdfche onderhandeling, is het de fterkte en raagti die het tegenwoordig zoo ontzagchelijk maken, verfchuldigd. „ Deze nieuwe verblijfplaetzen , zeide de „ heer Brosfier tot mij, hebben wij van gecne „ verdorvene vrouwlieden , noch fchclmcn, „ noch het uitfehot der ziekenhuizen opgeregt. „ Waertoe zouden lieden , in de misdaed', „ luiheit of ongebondenheit opgevoed", toch „ bekwaem zijn, voornamelijk, wanneer de „ vrouwen, zoo gefchikt om, door hare zacht„ heit cn haer voorbeeldt, de mannen weder „ te regt te brengen , nog ondeugender dan „ zij zijq? Dan indien onze volkplantingen, 3, in dit opzigt, zoo veel voordeel boven de H 3 „ uwe  ïi8 De Nieuwe Reisiger. „ uwe hebben, acht ik haer ook af hangkelij. „ ker en gedwongener in haren koophandel; „ 't geen ontwijffelbaer hare genegenheit voor de hoofdftadt moet verminderen. Naeuwe. „ Iijks befchouwen deze volken zich als Engel„ fchen; naeuwelijks tellen hen de Engelfchen „ onder hunne landgenooten; en wie weet of „ zij niet ten eenigen dage onze mededingers, „ misfchien zelfs onze vijanden zullen worden ? „ Engelandt zal, door de verhuizing zijner „ inwoonderen, den arbeidt verzwaerd zien: „ de waren zullen fchaerfcher worden ; en „ haer onmatige prijs zal misfchien den volks, plantelingen beletten daervan te koopen, „ Reeds zijn verfcheidene onzer kooplieden „ in Amerika overgegaen: federt luttel tijds, „ zijn 'er bijna honderd uit een zelfde land. „ fchap, van een zelfde beroep, en in dezelf„ de maend' vertrokken. Men heeft weve9, rijen in Nieuw-Engelandt opgeregt: zelfs a, beeft men voorgeflagen, het gezag van het 9, parlement te hulp te roepen, om het ver. „ trek onzer werklieden te beletten; maer wat ,r middel "om 'er in te flagen, indien het belang „ hen roept? De bevolking dezer grondflichtingen is, 9, federt haren oorfprong, zoo talrijk gewor„ den, dat men 'er tegenwoordig bij de drie „ milkoenén inwoonders vindt. Zij zijn te. 9, vens zoo rijk en magtig, dat zij bezwaerlijk „ de lastige wetten, waeraen wij hen fchijnen » te  Tweehonderden Tweeëntwintigste Brief. 119 „ te willen onderwerpen, langen tijdt zullen „ erkennen. Bekwame ftaetkundigen hebben „ reeds voorzegd, dat de nieuwe weercldt het „ juk der oude zal affchudden , en dat het ,, Engelfche Amerika , als het bloeijendfte, „ het voorbeeldt daervan aen de andere vol„ ken zal geven. Tot heden toe hebben 'er „ de volkplantelingen dezelfde voorregten, „ welke zij in Europa hadden , behouden: s, men kan geene imposten, dan die door hen 5, zelfs of door hunne gemagtigden toegeftaen ,, zijn, onder hen heffen; en dit regt, dat „ hun door handvesten is bevestigd geworden, kan hun door het parlement niet ontnomen „ worden. In de omftandigbeit hunner lig„ ginge, zich niet in het Huis der Gemeenten „ te Westmunfter kunnende vertoonen, wordt „ hun geene eenige fchatting wettelijk opge„ legd, dan door hunne wederzijdfche wet„ geving. Om dit zelfde regt, in zijn eilandt, „ te verdeedigen , heeft het Engelfche volk „ zoo veel bloeds vergoten, zoo vele konin„ gen onttroond, zoo vele ftormen verwekt ,, en getrotfeerd. Zou het een voordeel, „ 't welk het zelf zoo duur gekoft heeft, en „ dat misfchien de eenigfte grondflag zijner onaf hangkelijkheit is, aen drie millioenen ,, zijner broederen willen betwisten ? „ Onze volkplantingen' zijn opgeregt uit 3, kragt' van eene handvest, door den opper- vorst verleend," en door het parlement geil 4 wet-  120 De Nieuwe Riisigee. „ wettigd. Dezelve heeft de waerdighcit van „ burger, welke de perfonen, wien zij gege„ ven is , bezaten , niet vernietigd. Kunne „ nakomelingen bezitten ze nog, en zijn in de „ nieuwe weereld' het geene hunne vaders in ,j Groot-Britanje waren. Kinders van het „ zelfde vaderlandt, zijn zij hetzelve onder. „ ftandt en gehoorzaemheit fcbuldig , doch „ eenen onderftandt, evenredig aen hunne „ kragt, en eene gehoorzaemheit van zonen, „ niet van flaven. Hun lot moet noch mag „ niet ongelukkiger zijn, dan dat hunner broe. „ deren. Doch niemant is in Engelandt bej, zwaerd, zonder zijne toeftemmingc. Eene „ fchatting , een impost, een regt is niet „ wettig, dan voor zoo ver het door dc per„ foncn, die het moeten betalen, of door dc „ geenen, die hen in den Raedt des volks ver„ toonen , goedgekeurd is. Onze volkplan„ telingen kennen al te wel hunne kragt, en „ hoe zeer het hun belang is, zich der afhang„ kelijkheit van de hoofdftadt te onttrekken, „ om vrijwilliglijk van hunne voorregten afte„ ftaen. Zij hebben geleerd dat zij Engelandt „ kunnen ontberen, dat Engelandt hen naeu„ welijks kan misfen, en dat deszelfs koop. „ handel, met dien der volkplantingen niet „ verbonden zijnde, zich bezwaerlijk zoude „ ftaende houden daer in tegendeel de koop„ handel der volkplantingen bloeijender en ti voordeeljger zoude wezen , indien hij van 3? dien.  Tweehonderd en Tweeëntwintigste Brief, 121 „ dien van Groot-Britanje ware afgefcheiden „ Dan zou hij zich vrijer in alle de weereld„ deelen uitftrekken , en ontflagen zijn van „ de kluisteren, waerin de vaderlandfche moe„ der hem gefloten heeft. Onze verblijfplaet„ fen , in Noord-Araerika, bezitten alle de „ waren van Europa, behalve de geenen, „ welke de Engelfchen zelfs ontberen, doch „ die hun door Frankrijk, Spanje en Portugal, „ goedkooper dan door Groot-Britanje, kun„ nen geleverd worden. „ De uitgeftrektheit, dc bevolking en het ,5 gew'gt dezcl' volkplantingen is zoodanig, dat „ de wetgeving der hoofdftadt haer niet met „ wijsheit kan regeren, zonder door de raed„ gevingen van derzelver gemagtigdcn verlicht te wezen. Engelandt heeft op haer al het „ gezag , welk het kan begeren: de uitvoc„ rende magt is geheel in de handen zijner „ landvoogden: men kan zich, van alle burgerlijke. vonnisfen , op deszelfs vierfchaer „ beroepen ; en zijn wil alleen beflist over , allé de verbindtenisfen van koophandel , wel„ ke het haer gcoorlofd is aentegaen en te onderhouden. Door het verzwaren van het. " juk eener heerfchappije , zoo wijsfelijk famen°evoegd, zou men een nieuw weereld" deel'weder in den bajerdt van verwarringe, „ waeruit het niet dan door eenen gedurigen arbeidt van twee eeuwen gered is, nederploffen, en werkzame lieden, die het beFi 5 jj bouwd  isa De Nieuwe Reisiger. „ bouwd hebben, noodzaken zich te wapenen, „ om de regten, welke zij tevens van de na! r, tuur' en de wetten verkrijgen, te verdeedi» gen. „ Engelandt zal in zijne volkplantingen gee„ ne onderwerping vinden, dan voor zoover » het geene willekeurige heerfchappij noch „ volftrekt gezag over dezelve oeffent, daërin » broeders en kinders doch geene onderda„ nen befchouwt, tot hare hulp tegen vijan. „ den van buiten toevliegt, zich beijvert om „ 'er de inwendige verdeeldheden te verhinde„ ren en uittedooven, en alleen door reden en „ weldaden regeert over volken, in welke de „■ erkentenis en genegenheit de plaets der on„ derwerpinge en afhangkelijkheit bekleeden „ Maer door het juk te willen leggen op een „ bloeijend landt, dat twee duizend mijlen van „ zijne heeren af ligt, en met Engelfche kop„ pen bevolkt is, ïtelt men het zelve in de „ noodzakelijkheid om het aftefchudden. Het „ vermogen ontbreekt aen het zelve niet; en „ het zal 'er wel rasch den wil toe hebben " „ Het parlement van Engelandt oeffent' in „ fommige gevallen, over'deze grondftichtin„ gen, de wetgevende magt; in andere om„ Handigheden maken de volksvergaderingen » de wetten 5 e" deze verfcheidenheit, die „ noodwendig veel verhindering in de open„ bare zaken moet te weeg brengen, is hun » fomtlJds zeer nadeeJig, Ydere volkplanting „ heeft  Tweehonderd en Tweeëntwintigste Brief. 123 heeft haer bijzonder wetboek , dat onder " hen eene onuitputbare bron van regtsgedm" gen is. Hieruit ontftaet deze meenigte van Z regtsgeleerden , die de landerijen en men, fchen dezer nieuwe gewesten verflmüen. " De rijkdom en invloedt, welke zij in luttel '„ tijds verkregen hebben, hebben de dierbare " klasfe der burgeren, bezig met den akker, bouw, den koophandel, de kunften cn hand'„ werken, die in alle maetfchappijen m 't algemeen onvermijdelijkst, maer in eene op" komende maetfehappij bijna alleen van we'„ zenlijk belang zijn, onder het juk hunner " roofzucht gebragt. _ „ De landvoogdt der volkpiantinge, hoewel van het hof gezonden, is afhangkelijk van " de inwoonderen , en krijgt van hun eijne " wedden, waerdoor hij altoos verphgt is alle " behendigheit te gebruiken, om hunne be" langen met die der hoofdftadt te vereenigen. " Onophoudelijk moet hij aenhangen verwek- ken, op dat dezelve eikanderen opwegen, " en allen een gelijk voordeel hebben in hem " te ontzien. Het oogmerk der Engelfchcn, " met het verzoeken van diergelijke landvoog" dijen, is hunne waggelende fortuin te her" ftellen, of dezelve te vermeerderen, indien zij Hechts middelmatig is. Zij gaen naer " Amerika, met het voornemen om rijker te rug te komen ; allen brengen zij het ter „ uitvoer, weinigen ontgaen het verwijt van n « on-  De Nieuwe R e i s i c e r. „ onregtmatige middelen in 't werk gelteld te „ hebben ; en het parlement is , uit inzigt' „ voor dc ftaetsdienaren , die ben befcher„ men , bijna altoos geneigd om de oogen „ voor hun gedrag te fluiten.. „ Indien 'er nog iets aen onze volkplantin„ gen ontbreekt, het is dat zij niet juist allen „ dcnzelfden landaert uitmaken. Men ziet 'er „ huisgezinnen , uit verfchillende gewesten „ van Europa, nu vereenigd, ftraks verfpreid. „ In welken oord' het geval of de verkiezing „ hen verzamelt, behouden zij altoos de tael, „ de vooroordeelen en gewoonten van hun „ vaderlandt. Afzonderlijke fcholen en kerken »' belettcn he" zich te vermengen met het „ gastvrije volk, dat bun eene wiikplaets ge„ opend heeft. Altoos vreemd door den god„ dehjken eerdienst, door dezeden, en mis„ fchien door de gevoelens, koesteren zij de • „ zaden van oneenigheit, die ten eenigen da-e „ de omkeering en verdelging der ganfchc „ volkplanting' kunnen veroorzaken". Deze gefprekken geleidden ons ongevoelia op het ftuk van de koopvaerdij' en den zee dienst. De eerfte is, om dus te fpreken, de brug van gemeenfchap, die den binnen- en buitenlandfchen koophandel vereenigt: de tweede beveiligt denzelven voor de beledigingen De zeelieden zijn eene klasfe van menfchen, die den ganfchen landaert verrijken , uitgenomen zich zeiven. Zij hebben in hunne handen groo-  Tweehonderd en Tweeëntwintigste Brief. 105 groote fommeH , die hun niet toekomen, en bezitten zelden meer geldt dan zij vertéren, De dapperheit in de gevaren, de ftoutmoedigheit in de ondernemingen, de vrolijkheit in de grootfte moeijelijkheden , zijn hoedanigheden, waeraen men hen kan kennen. De itormen eeffenen alleen hunne behendigheit , zonder hen te verfchrikken : de zee fchijnt hun element te wezen. Zij, die dit beroep willen omhelzen, verkiezen , om hunne eerfte ondernemingen te doen, de gelegenheit van eene reis, die hen salet te lang van hun landt verwijdert. Hoe meenigvuldiger deze gelegenheden zijn, des te meer verbinden zij de jonge lieden , om te beproeven of deze foort van leven hun aenftaet. De langdurige reizen vernielen veeleer de oude bootsgezellen , dan dat zij nieuwe vormen. De matrozen van Engelandt worden voor de beste zeelieden, welke men ergens kent, gehouden. Groot-Britanje isi hun zijnen rijkdom en zijne veiligheit verfchuldigd: het zij in vrede, het zij in oorlog, zij zijn de grondfla<*en , op welke de landaert zijne hoop en verwachting vestigt. Doch niettegenftaende de voordeelen, welke zij het landt bezorgen, is hun dienst echter niet min hard, voornamelijk in de krijgszeevaert , welke zij als eene flavcrnij befchouwen. Wanneer zij 'er eens in getreden-zijn, blijven zij 'er al hun leven in gekluisterd, met de fmert' van hun huisgezin in  126 De Nieuwe Reisiger. in de behoefte te zien kwijnen, alzoo de rmddelmatigheit hunner bezoldinge bun niet toelaet het zelve te onderfteunen. Het gebruik, 't welk men in Engelandt heeft, om de lieden met geweld' te werven, doet hun eenen weêrzin in dit beroep krijgen. Niemant wil het zelve beproeven , uit vreeze van vervolgens in de koningklijke vloot' ingelijfd te worden. Gij weet, Mevrouw, dat niettegenftaende de zoo hoog geroemde vrijheit derEngelfchen , niettegenftaende deze veiligheit der perfonen, waerop zij zich onophoudelijk verhoovacrdigen, de bevelhebbers op des konings febepen regt hebben om de bootsgezellen, die hun noodig zijn om hun fcheepsvolk te werven of voltallig te maken, op de koopvaerdijfchepcn te hgten. Ook kunnen zij de fchuitevoerders, visfchers en zwervers nemen. De landbouwer zelf is fomtijds genoodzaekt zijnen ploeg te verlaten, om ver op zee te gaen kruifen, en vindt in de wet noch befcherming noch onderfteuning tegen deze geweldenarij. Nimmer zijn dc gedwongene wervingen in Frankrijk gewettigd geworden. Indien een dringende noodt dezelve fomtijds heeft doen gedoogen, heeft zij nimmer plaets gehad, dan ten aenzien van zwerveren en landlooperen. Alle de Engelfchen denken ook niet dat deze Jigtingcn wettig zijn. De tegenftrevers van het hof veroordeelen dezelve openlijk, als eene daedt van willekeurig gezag, ftrijdig met de vrijheit des  Tweehonderd en Tweeëntwintigste Brief. 12? des volks, en eene openbare fchending van de groote handvest', die uitdrukkelijk zegt dat geen eenig vrij mensen, zonder een vvettiglijk vonnis, mag aengehouden worden. De gewoonte van de bootsgezellen te ligten van de koopvaerdijfchepen, in het midden hunner reize, heeft droevige gevolgen. Verfcheidene dezer fchepen, geene genoegzame manfehap meer hebbende, vergaen op den togt: anderen , om dezelfde reden niet kunnende te rug keeren, blijven in de West-Indiën. Hieruit ontftaet nog een ander misbruik, 't welk door de bevelhebbers der oorlogfchepen , op de afgelegene zeen, bedreven wordt: zij berooven een koopvaerdijfchip van zijne manfehap , en verkoopen vervolgens de matrozen, welke zij gedwongen hebben , aen andere fcheepsoverlten. Eenige Engelfchen willen dat hun landaert, federt den tijdt van Julius Cefar, reeds door zijne febeepsmagt heeft uitgemunt; doch anderen vergenoegen zich met het begin van hun vermogen ter zee tot aen de regering van Alfredus te doen opklimmen. Het oorlog., 't welk dees vorst tegen de Denen moest voeren, noodzaekte hem eene vloot uitterusten; en honderd jaren daerna telde men reeds meer dan drie duizend fchepen, toebehoorende aen kooplieden van het koningkrijk. Uit het getal dezer vaertuigen ontvingen de zeefteden de fchepen , welke zij aen den ftaet moesten leenen, naer  128 De NieüWi R e i s r G t R, haer éVenredigheit van hunnen uitgeftrekteri koophandel. Sedert dc vcroovering der Normannen, tot aen de regering van Henrik den agtften, werd in Engelandt geene zeevaert op eenen vasten en beftcndigen voet onderhouden. Gedurende dien tusfchentijdt, leverden deze Heden , ijder volgens hare kragten , een zeker getal van vaertuigen, wanneer de noodt of de gelegenh'eit het vereischte; en zij vergaderden op eene verzamelplaets, onder het beftuur van den koning of van den zeevoogdt. Eene diergelijke zeevaert, toevallig en kortftondig zijnde , kon zich niet zeer ontzagchelijk maken. Henrik de agtfte, ziende zijne koffers gevuld met de onmetelijke fchatten, welke zijn vader verzameld had, oordeelde de omftandigheden gunflig, om zijne magt op zee te vermeerderen. Hij deed tuighuizen ftichten , timmerwerven gereed maken, en fchepen bouwen, om 'er eene geduurzarae vloot van te vormen. Eduard de zesde en koningin Maria traden geenszins in de oogmerken van hunnen vader. Elizabeth volgde iang hunne onverfchilligheit; maer het oorlog, 't welk zij met Spanje voerde, noodzaekte haer van ftelregel te veranderen. Zij liet eene bijzondere zorg over hare zeevaert gaen, en was de eerfte, die aen amptelooze lieden vergunde fchepen toeterustcn, om de vijanden van den ftaet aentevaiJen. On-  Tweehonderd en Tweeëntwintigste Briet. ï2$ Onder dezelfde regering, werden de Engelfchen , toen zij hunnen koophandel hadden begonnen uittebreiden , oplettender op dien van hunne nageburen, en wendden alle poogingen aen, om denzelven te verontrusten. Zij zonden toen volkplantingen in het nieuwe weerelddeel, 't welk het voornaemfte tooneel der Europeaenfche ftaetzucht' geworden was, en vervielen , gelijk de anderen , in het aloude' vooroordeel, dat een landaert, hoe verder hij zijn gebiedt uitftrekt, des te meer zijne magt doet aengroeijen. De nieuwe ontdekkingen, de onmetelijke voordeelen van den koophandel in de afgelegene landen, en de noodzakelijkheit van lange reizen , veroorzaekten , in luttel tijds, het bouwen van een grooter getal van fchepen- De zee werd , Van toen af, befchouwd als eene vermogende hoofdftof, die de oplettendheit van alle de volken verdiende; en 'er verhefte zich eene nieuwe foort van oppermagt', welke men de heerfehappij der" zeen noemde. Deze heerfehappij was eerst in de handen der Portugezen en Spanjaerden , die dezelve' onder eikanderen verdeelden, zonder de andere landaerten te raedplegen. De koning van Spanje, de twee kroonen vereenigd hebbende * wilde ook de veroovering van Engelandt ondernemen : doch de fcheepsvloot , die befri onnoemelijke geldfommen gekost had , werd Vernield ; en deze groote gebeurtenis ftortt£ XVIII. Deeh 1 feijü*  rgo De Nieuwe K e i s i g' e a. Bijna voor altoos de Spaenfche zeevaert in het verderf. De Nederlanden wierpen toen het juk af, en werden tevens de bondgenooten en mededingers van .Groot-Britanje, wiens koophandel zij bemagtigden., Frankrijk verdeelde denzelven met Hollandten de Engelfchen verzwakten 'r of ten minfte vermeerderde hun vermogen niet, naer evenredigheit van het aengroeijenvan de magt' hunner nageburen. Kromwel bepaelde het evenwigt der zeemagt' ten voordeeie van het Britannifche volk, door de beruchte willekeur , zoo bekend onder den naem van Akte der Zeevaert'. Om eigen fchepen te hebben, beval hij dat geene koopmanfchappen uit Azia , Afrika en Amerika mogten overgevoerd worden , dan met vaertuigen , in Engelandt gemaekt. Deze willekeur , die federt door het volk bevestigd, en na den doodt van Kromwel vernieuwd werd, was eene aenmoediging voor de burgeren, die allen belang hadden in het bouwen van fchepen: de Engelfchen , die, onder de regering van Karei den eerfcen, geen drie koopvaerdijfchepen van drie honderd tonnen bezaten, werden de beste zeilers van den oceaen ; en hun eilandt was het algemeene middenpunt van de zeevaert' der geheele weereld'. De Hollanders ontftaken, door hunne meenigvuldige ondernemingen, de gramfchap der Engelfchen; en fchoon Karei de tweede hen niet te voordeelig beoorloogde , werden zij eeh-  TtifEF.IIÖNÖERD EN TwEEENTWINTIGStE BlUEF. t|4 echter gedwongen hem de oppermagt der zee overtegeven. Eene heimelijke neiging voor Frankrijk wederhield dezen vorst, en verhinderde hem het zelve aentevallen. De Franfchen deden hun voordeel met deze gefteldhe* den; en de zee werd bedekt met hunne fchepen» Jakobus de tweede kon zich tegen deze magt niet aenkantcn: doch onze nederlaeg te Hogue vernielde onze fchecpsvlotcn ; en iu het oorlog , 't welk koningin Anna ons verklaerde, gebruikten de Engelfchen 'tegen ons alle hunne kragten. Hunne koningklijke vloot beftond uit honderd en tweeëntwintig fchepen van rang, en omtrent honderd en tweeënzestig vaertuigen van verfchillende grootte, Ondef dc eerften telde men 'er zeven van zesennegentig tot honderd cn tien, veertien van negentig, veertig van zestig tot tagchentig, en zevenenvijftig van agtenveertig tot zestig ftukken kanon. Deze vloot was nog "fterker in het jaer 1746; en tegenwoordig telt men twee honderd en'vijftig fchepen, ten oorloge toegerust, en meer dan veertig duizend bootsgezellen. Het onderhoudt van" eene diergelijke zeemagt', in tijdt van oorlog, beloopt jaerlijksch, zoo door het vergaen van fchepen, als voor de wedden en het voedfel der zeelieden , op tagchentig miüioenen j en het volk heeft nimmer zwarigheit gemaekt, in het bezorgen vanonderftandt, om. daeraen te voldoen. Ten allen tijde heeft de regering minder moeite gehad, in het ver- 12 MN  l$« ^ din gen optekltamen, met weten .jvec verzoenen dé UpÜeden de vredebreuk met de Span I 4 Jd x"  J3<5 De Nieuwe R e i s i g e r, jaerden niet? Het openbare gefcbreeuw vond onderfteuning bij eenige geestdrijvende fchriivers, welke verzekerden dat Spanje, in minder dan één jaer, op het uiterfte zoude zijn; dat men alle deszelfs fchepen, ja deszelfs Amerika zoude verooveren ; dat 'er niets gemakkelijker was, dan zijn uitgeftrekt landt uittehongeren; en dat het, ten dien einde, genoeg was, den Engelfchen tc verbieden , eenigen voorraedt daer naer toe te zenden, en 'er eenigen koophandel te onderhouden. Welk is de vrucht van deze buitenfporige gefchriften geweest ? Spanje voor de Engelfchen geene markt meer zijnde, is de prijs van hun koorn gedaeld, en fints niet weer gerezen. De Spanjaerds moedigden het bebouwen hunner landerijen aen, en openden eenen tak van koophandel, ten voordcele van welken hun de Hamburgers en Hollanders granen van Polen en Barbarije lieten toevoeren. Frankrijk heeft hun visch van Terra-Nova geleverd; en de Engelfchen zelfs hebben hen aengemoedigd, om vee aentefokken, door het verbode van Iersch osfenvleesch aen hen te verkoopen Dus heeft men, hun nadeel willende veroorl zaken, door het afbreken van den koophandel, met dan deszelfs loop afgewend; en Engelandc heeft hem voor altoos verloren. Net min heeft het zich bedrogen, in zijne ontwerpen van verooveringen: het heeft eene ma|tjge vloof uitgerust, cie zee met zijne fchepen  Tweehonderd en Tweeëntwintigste Brief. 137 ccn bedekt, zijne eilanden met foldaten bezaeid; wat voordcel beeft het daeruit getrokken ? Het verlies van twintig duizend mannen , welke de ziekte het ontroofd heeft. Het heeft Porto - Belo ingenomen, zonder het te kunnen bewaren; en het onheil van dezen krijg is nergens anders uit ontftacn, dan om dat men 'er zich heeft laten inwikkelen, door de volksvooroordeelen, en het gefchreeuw van uitzinnige fchrijveren, die denzelven overbrengen in de verzengde luchtftreken, alwaer de Spanjaerds zich ligtelijk in ontoegangkelijke oorden konden verfchuilen. Zij ontfloegen zich van de Engelfche krijgsbenden en vlotdeelen, zonder hen met andere vijanden , dan met de lucht' en zonne, te beftrijden. Echter moet men bekennen, dat 'er geene eenige koophaven in Europa, Afrika en Amerika °is, waerin het grootfte getal van alle de vreemde vaertuigen, die 'er inkomen, niet uit Engelfche fchepen beftaet. De voornaemfte koophavens van Groot-Britanje zijn Falmouth, Plymouth, Darmouth Weimouth en Portsmouth aen het Kanael, Bristol digt bij den mondt der Severne, Yarmouth en Huil aen de Noordzee, en Leverpool met Whitehaven aen de zee van lerlandt. Volgens het algemeene denkbeeldt , bezit de koopvaerdij hier zeven of agt duizend vaertuigen, cn meer dan honderd duizend matrozen. Op de verklaring van een oorlog, werft 1 5 . dQ  138 De Nieuwe Reisigei, de koning, met geweld', eensklaps dertigduizend van dezelvcn; en deze ligtingen brengen bijna geene merkelijke afbreuk in den koophandel te weeg, maer putten dcnzelvcn alleen door langdurighsit uit. Wanneer de vrede gefloten is, vindt dit zelfde getal van zeelieden, wien de ftaet verlof geeft, aenflonds dienst op de koopvaerdijfchcpen. De zwarigheden, ontftaende uit het dwingen van de matrozen, tot de koningklijke vloot, hebben middelen doen zoeken , om 'er hen vrijwillig op te lokken, en hunne afkeerigheit voor deze foort' van dienst te verminderen. Dit is eene der beweegredenen , welke Willem den derden en de koningin, zijne ecbtgenoote, hebben overgehaeld tot het afflaen van hun paleis te Greenwich, twee mijlen van Lenden, om 'ér een gasthuis voor de oude of verminkte zeelieden van te maken. Behalve de hoop van eene veilige verblijfplaets, vergunde de'keur van het parlement, die dezen afftandt bevestigde , een gefchenk van veertig fchellingen 's jaers , aen dertig duizend matrozen , die zich eerst zouden laten opteekenen. Dit paleis, waerin nien zegt dat de koningin Elizabeth geboren is, ligt op het hangen van eenen heuvel, langs welken de Teems heen ftroomt. Uit het zelve heeft men het gezigt op de vaertuigen , van allerlei grootte', die van Londen vertrekken, of 'er uit alle de zeen der weereld' aenkomen. De verandering der fcheeps-  Tweehonderd en Tweeëntwintigste Eriee. 139 fcheepsbeftieringe , welke de bogt van den ftroom veroorzaakt, vertraegt bier de vaert der fchepen, en geeft den bootsgezellen gelegenheit, om de oude zeelieden, die zich op den oever vertoonen, naer nieuws te vragen, of hun het zelve medetedeelen. Het gefprek, 't welk zoo lang duurt, als men onder het be- ^ reik der ftemme is , wordt bezield door die pulheit van hart, zoo gemeen onder oude makkers , die eikanderen in langen tijdt niet gezien hebben , en nimmer denken wedertezien. Het gasthuis van Greenwich beftaet in twee groote vleugelen , hjnregt tot in den Teems verlengd, en gefcheiden door eenen hof, met eene ijzeren tralie befloten. De noodzakelijke gebouwen, voor de verfchillende amptenaren van het huis, zijn verfpreid achter deze twee vleugels , alwaer de oude zeelieden , welke menkostgangers noemt, hunne woningen hebben, in gaenderijen verdeeld. Ter regter- en flinkerhand' is eene dubbele rij van gelijkvormige kameren, waerin drie bedden aen ijdere zijde zijn. Deze kamers zijn derwijze gefchikt, dat 'er de lucht alle oogenblikken in vernieuwd wordt; en niets, zelfs de zoo zeer geroemde cellen onzer nonnen niet uitgezonderd, is te vergelijken bij de zindelijkheit, die daerin heerscht. De kostgangers hebben , tweemael ter weke, fchoon linnen, en ecnig geldt tot een gefchenk, 't welk zij voor hunne geringe be-  14-0 De Nieuwe Reisicer. behoeften belleden. Zij worden bediend op , marmeren tafels, welke men gemakkelijker dan een tafellaken zindelijk kan houden; en ijder hebben zij eene kleene gefloten kas, waerin zij , benevens hun tafelgoedt, alles, wat zij van het middag- of avondmael, voor het ontbijt, willen overhouden , weglluiten. Men geeft hun , viermael ter weke, een pondt fchapen- osfen- of varkens vleesch, een pondt broods, een vierendeel kaes, en twee pinden biers. Op de andere dagen hebben zij erwt. loep, een once boters, een half pondt kaes een broodt, en bier naer gewoonte. In dit verblijf heerscht eene volkómene vrijheit van godsdienst; en gelijk het graf allerlei levensflaten vermengt en vereenigt, zoo ver eenigt en vermengt Greenwich insgelijks aller-" ki gezindheden in een zelfde kerkhof. De Ivatholyken alleen zijn van de hefddadigheit dezer ftichtinge uitgefloten. Wanneer 'er eene plaets open is, wordt dezelve door de oevo] magtigden, die de bedieningen van den. groot" admirael waernemen, vergeven; doch indien het geene men zegt waeris, heeft 'er de helft van hun die ;er in wonen, geen het minfle regt toe. De giengheit brengt te weeg dat men oude dienstboden, welke men dikwerf niet d-n uit hoovaerdij' gehouden heeft , ten kosten van het algemeen, beloont. Om jaerwedden te fparen, geeft men hun plaetfen, alleen toekomende aen brave zeelieden, die hunne jeugdt en  Tweehonderd en Tweeëntwintigste Eriee, ut én gezondheit ten dienfte van het vaderlandt verfleten hebben. Het getal der kostgangeren te Greenwich is omtrent twaelf honderd; en bij ijder honderd ftelt men zes weduwen van bootsgezellen, die 'er zorg voor dragen, en jaerlijksch eene wedde van zes .ponden fterlings ontvangen. Zij, die in het ziekenhuis dienen, hebben iets meer. Insgelijks zijn 'er honderd weeskinderen, wier vaders in den zeedienst' geftorven zijn: men bewaert voor hun al het geldt, 't welk door de nieuwsgierigen, die het gasthuis en de fchilderijen , welke het zelve verfieren , komen befchouwen , gegeven wordt. Men neemt hen aen, van den ouderdomm' van tien tot dertien jaren: zij hebben een' meester, die hun de waterbefchrijving leert; en de gecnen, die het meeste beloven , gaen over in de fchool der zeevaert', door koning Willem in bet zelfde huis gefticht. In het midden van alle deze oude zeelieden , die hen als hunne kinders befchouwen, leeren zij de wetenfehappen, tot de zeevaert betrekkelijk; en na dat zij zes jaren aen deze leeroeffening befteed hebben, ftuurt men hen naer Portsmouth , alwaer zij, tweemael ter weke, de beoeffening in volle zee gaen leeren. Onder de fieraedjen'van dit paleis zijn zelfs voorwerpen van naerijver en onderwijzing' verfpreid. De voornaemfte poort heeft twee platte pilaren, van boven voorzien met weereld- kloo-  •14» Öï Nieuwe Reisioeü. klooten, waervan de een den' hemel, de anderde zee aentoont. Op den lactften is eene vooruitwekende gouden lijn, die den koers van den admirael Anfon , in zijne reis rondom dc weereldt, befchrijft. Welk een vermaek voor de oude bootsgezellen, die dezen togt hebben bijgewoond, wanneer zij, met de oogen op dezen weereldkloot gevestigd, de bijzonderheden daervan aen hunne makkers vertellen! Welke les is bekwamer om op de verbeelding der jonge aenkweekelingen te werken ? De befchotten en zolderingen, binnen in de vertrekken, zijn beladen met fchilderijen, waerin men, onder verfcheidene zinnebeelden, de overwinningen van Groot-Britanje vertoond heeft. In het midden van vier hoofddeugden, ziet men Willem den derden en de koningin, zijne echtgerioote. De eendragt zit tusfchen hen; de liefde houdt den fcepter; de koning biedt Europa den vrede en de vrijheit aen, en treedt de tyrannij cn willekeurige magt met voeten. Digt bij hen is de'tijdt, die de Waerheit in het licht fielt: Pallas en Herkules vellen den nijdt en de lastering ter aerde: de twaelf teekens van den dierenriem zijn met hunne verfchillende eigenfchappen geplaetst; en boven hen hebben de vier jaergetijden de voorzitting. De uren huppelen rondom de zonnekar : de dauw valt voor dezelve neder ; en ongemeene groote afbeeldingen onderftèuneh gaenderijen, waerin men de kunften cn wetens fchap-  Tweehonderden Tweeëntwintigste Brief. 14$ fchappen, die betrekking tot de zeevaert heb-ben , befchouwt. De overwinning vervult een fchip met buit en zegeteekenen, op den vrjandt behaeld 5 en onder aen is de ftadt Londen , zittende aen den oever van den Teems , die de fchattert, welke hem verfcheidene rivieren, om ftrijdtaenbrengen, ontvangt. Ticho-Brahé ■ en Kopernikus verfchijnen 'er insgelijks met hunne ftelfelen ; en digt bij hen is een oud filofoof, wijzende met den vinger op eenige wiskundige figuren, door Newton getrokken. De beroemde Engelfche fterrekundige Flamfteed houdt 'er de afbeelding der groote zonnezwijm, voorgevallen in het jaer 3 715 > ert ter zijde van hem is zijn leerling Werton, die eene \vaerneming op een' zonnewijzer doet. De vier hoofdftoffen, met hunne onderfcheidene eigenfehappen, bicden den koning' en der koninginne hunne verfchillende voortbrengfels aen, terwijl de Faem overal den roem dezer twee vorftclijke perfonaedjen uitbazuint. In eene andere zael is de koningin Anna, met den prins George van Denemarke, haren echtgenoot. Neptunus geeft zijnen drietandt aen den prins, als grootadmirael der Britannifche zeen; en de vier wecrelddeelenfchijnen, op het gezigt van deze zeemagt', van verwonderinge aengedaen. - De andere voorwerpen zijn de ontfeheping van den prins van Oranje, verwelkomt door Groot - Britanje , vergezeld door de reden van fiaet en de liefde tot hes va-  Ï44 Di Nieuwe Reuigir. Vaderiandt, mitsgaders de aenkomst van George den'eerften , voor wïen de muiterij bezwijkt. Hij wordt van het koningklijkegeflachtgevolgd, en met de toejuiching' van al het volk van Engelandt ontvangen. De vrede en overvloedt zijn aen den voet van zijnen troon geplaetst; en eene afbeelding , die de zeeoverwinning vertoont, houdt eene groote rol, waerin de verfcheidene dappere daden der Engelfchen op zee befchreven zijn. De overvloedt ftort zijne rijkdommen in den fchoot der koopmanfebap, * zittende op eenige balen met goederen, en houdende de roerpen van een fchip vast, enz. Op den top des heuvels van Greenwich is de Iterrenfchouwplaets, die het fchoonfte en heerlijkfte gezigt van gansch Engelandt oplevert. In eene uitgeftrektheit van vijf of zes mijlen, naer alle kanten, waervan Londen het middenpunt beflaet, befchouwt men het aengenaemfte gedeelte van den Teems, in het midden van velden, bedekt met dorpen, paleizen cn boerfche woningen. Men wil dat geene eenige iterrenfchouwplaets, ten aenzien van het ge, tal en de keus der werktuigen, zoo volmaek, telijk voorzien is, en dat Newton , voor deze plaets, en voor zijnen vriendt Halley, die 'er een gedeelte zijns levens doorbragt, zich be. iastte met eenen arbeidt, die de telescoop of kijkbuis tot volkomenheit gebragt heeft. In deze woning houdt men , alle weken, eene raedsvergadering , waerin men vonnist over  TwEEHOHDERDEnTWEEENTWIÏÏTÏÜ&TK EftlEF. ii$ over de zaken , die tot dc befturing van het huis en de handhaving der krijgstucht' betrekkelijk zijn. De groote amptenaers der kroone, de ftaetsdienacrs, en de geinen., die'de cerfte bedieningen van het koningkrijk bekleeden, zijn de geboren beftuurders van. dit gasthuis* Men geeft hun tot bijzitters de aenzienlijkfte heeren en lofwaerdigfte perfonen van den adeldom. Onder hunne bevelen benoemt men verfchillende bedienden , die met de bijzonderheden der dagelijkfchc zaken belast zijn. De kostgangers zijn in het blaetrvv gekleed , en hebben onderbevelhebbers , door een kleen gouden boordfcl van dc anderen onderfcheiden. Om de inkpmften dezer ftichting' te verzekeren , zijn alle de geenen , die ter koopvacrdije en ten oorlog' op zee, zoo in Europa als in de volkplantingen, dienen, onderworpen aen eene maendelijkc fchatting van zes penningen, die van hunne bezolding' worden afgetrokken. Uit ciicn hoofde , wordt een bootsgezel, die aen boordt van een koopvaerdijfchip, Itrijden* de tegen een vijandelijk vaertuig , of tegen eenen zeeroover, gewond is, in dit huis ontvangen , als of hij op de koningklijke vlooe gediend haddc. Boven de fchatting, zoo even gemeld , geeft het parlement jaerlijksch honderd duizend kroonen tot het zelfde einde, bbhalve een groot aental van boeten, welke men ten behoeve van dit huis befteedt. XVLU. Deel. K. Dan  ?4 6 De Ni f. uwe Reisigek. Dan dit is geenszins ■ de eehigfte aenmoedfging , welke de zeelieden ih Groot-Britanje genieten. Alle de fchepen van dezen landaert, die in de havens van Spanje, Italië en Portugal ankeren, betalen een regt, t welk tot ondcrfieuning van . de fchipbreuklijdende matrozen „ of tot vrijkoopen van de gcenen, die door de zeefebuimers van Barbarije genomen zijn, gebruikt wordt. De weduwen der zeevarenden* die in 's lands dienst gefneuveld zijn, ontvangen een jacr van de bezolding' harer mannen ; en indien de overleden geene vrouw noch kinderen nalaet, wordt dit geldt aen zijne moeder gegeven. Door andere keuren heeft men voorzien in? bet onderhoudt der bevelhebberen, die de rust verdiend hebben. Op een getuigfehrift der artzen-, die hunne kragteloosheit bevestigen,. Iaet men hun hunne jaerwedden behoudenTen aenzien van hunne weduwen , | neemt men , over het ganfche ligchacm der zeebevelhebberen , drie penningen van ijder pondt (*) hunner bezoldinge , tot goedmaking van de kosten, tot derzelver onderhoudt gefchikt. In Engelandt zijn nog twee ftichtingen, de eene te Deptford - Strand, en de andere te Portsmouth, wier oogmerk insgelijks is de Britannifche zeevaert te doen bloeijen. De eerfle, onder den naem van broederfchap of huis * ' der (*) Livru  TwrsniIONDüRD KNTWKKENTWINTrGSTKBRtEf. H? der Drieëenheit, is haren öorïprong verfehuh digd aen Henrik den agtften, die, in het' op* régten van dezelve, haer verpligtte ftuurlieden Voor de koningklijke vloot te leveren , zoo dikwerf men die noodig had , behoudens de regten en voorregten, welke haer werden toegeftaen. Deze broederfchap heeft onder haer* beftuur verfcheidene gasthuizen, waervan het huis te Deptford-Strand als de hoofdplaets is. Men huisvest 'er een zeker getal van kragtelooze zeelieden, en de weduwen der geenen, die in den dienst der vlote geHorven zijn. Béhalve deze ftichtingen, geeft het huis der Driceenheit kleene maendelijkfche wedden aen twee duizend matrozen en derzelver weduwen. Kortom, het ïirekt zijne aelmoesfeu uit over alle de zeelieden, die in de armoede kwijnen; en indien iemant van hun , aen landt gezet, ziek wordt , en geldt ontbeert om zich naer zijne maegfehap te begeven, is dc beurs der broederfchap voor hem open. De giften van liefderijke perfonen zijn de bronnen, wacruiC de geldmiddelen, die haer in ftact ftellen tot het doen van diergelijke milddadigheden, voortkomen. Uit aenmerkinge van de gewigtige dienften, welke zij aen het algemeen bewijst 5 genieten hare leden verfcheidene vrijdommen; en de Engelfchen fpreken haren naem niet uit» zonder dien met het bijvoegeüjke naemwoords van voortrefTelijke te paren, K 2 Hs£  24'g Dl NlIÜWI R E I S I G E E, Het gasthuis van Portsmouth heeft drie duizend bedden, voor zoo vele zieken': want men legt niet meer dan één zieke in een bedt. De zindelijkheit heerscht 'er even als te Greenwich; en de gelegenhcit van den oordt is niet minder voordeelig noch minder acngenaem voor de zeelieden. De zieken zien 'er uit hunne venfteren het eüandt Wight, Spitead., alles wat in de baei dobbert, alles wat in Portsmouth inkomt cn uitgaet. Deze haven is de flapel van de voornaemfte kragten der Engelfche zeevaert'. Zij wordt gevormd door den mondt eener kleene riviere, alwaer, ter diepte van eene mijl, de zee eene wijduitgeftrekte kom, met welke zij Hechts door een zeer naeuw kanael gemeenfehap heeft, heeft uitgehold. De ingang van deze kom wordt verdcedigd door eene dubbele zandbank, die het naderen van de groote vaertuigen niet toelaet, ten zij langs eene rots, met fchietfehanfen voorzien. Onder dc kanonftukken , die dezen doortogt ontzagchclijk maken , ziet men vijftig agtenveertigponders^ zijnde dezelfde, welke ElizaBeth aldaer had 'doen plaetfen, om de vloot van Filips den tweeden te ontvangen; gij weet met welk gevolg. De Engelfche regering heeft zich niet minder oplettende getoond, om de ïtuurmanskunst te volmaken, dan om de zeevaert te vermeerderen. Het parlement itelde, onder de koningin Anna, belooningen voor de geenen, die iets \ uit-  Tweehonderd en TweeëntwintigsteBriet. 149 uitvonden, om de lengte op zee te ontdekken, en koos gcvolmagtigdcn , om over de werkftukken, ter dezer gelegenheit aengeboden, te oordeclen. De doortogt naer de Zuidzee, door het Noord-Westen, is insgelijks een voorwerp, waeromtrent het parlement de naervorfchingen tracht aentemoedigen. Zij , die eenige befchouwingen over deze ftof voorftellen, hebben hoop om een gefchenk te verkrijgen, fchoon zelfs hunne openingen al het voordeel, waermede men zich zoude kunnen vleijen , niet mogten hebben. Het is genoeg dat hun famenftel van eenige nuttigheit voor' het algemeen kan zijn, ten einde de gevolmagtigden het regt hebben , om hun eene vergelding , naer de waerde van hunnen arbeidt gefchikt, toetewijzen.Ik ben, enz. Londen, den loden van September, 17SS' Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. Vervolg van Engelandt. Gij verwacht, Mevrouw, eenige bijzonderheden wegens de geldmiddelen en den koophandel van Groot-Britanje. Ik laet den heere Brosfier het vermaek om u op deze twee Hukken te voldoen: hij zelf zal nu het woordt voeren. K 3 » De  ï5° De Nieuwe Reisiger, „ De aloude inkom 'ten der koningen be* „ Honden eerst in een groot gedeelte van „ landerijen , en in zekere regtcn, voorbc„ houden op die geenen , welke door dc op„ perheerfchers waren gegeven geworden. Op „ deze wijs hielden deze Jaetlten de waerdig„ heit van den troon ftaende , zonder de „ onmiddelijke hulp hunner volken. In het „ vervolg werd het grootfte gedeelte dezer „ goederen, door de verkwisting der vorfien, ,, en de gretigheit der gunftelingen, verflon„ den ; en hunne opvolgers, om dit verlies „ te herftcllcn, tyrannifche middelen gebruikt „ hebbende , bepaelde het parlement, voor de onkosten der kroone , zekere geldlbm. „ mén , die jaerijjksch op de onderdanen ge. j, heven werden. „ Men onderfcheidde, van toen af, twee,, derlei inkomften der koningen van Groot„ Britanje, de gewoonlijke en buitengewoon„ lijke. De gewoonlijke, die hun aloud erf. „ goedt was, wordt in kerkelijke en weeréld„ lijke inkomst verdeeld. De eerfte beftaet 5, uit het geene de ledigftaende bisdommen „ opbrengen. De koning heeft het genot ii daervan, in hocdanigheit vanzigtbaer hoofde ii dél' Engelfche kerke, Deze inkomst was 5, eertijds een voornaem gedeelte zijner geldii middelen; maer de oppervorllen zijn thans „ gewoon dezelve, onder den tytel van wel. ,i daedt, den nieuwen bisfehop, na deszelfs ™ ia»  Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. 15E „ inhuldiging, overtegeven. Dus is zij niet „ meer dan een louter kerkëerregt, dat niets „ in hunne fchatkist opbrengt. Het is insge„ lijks met de jaergelden (*), of geheele in„ komften des eerften jaers van ijder ker„ kelijk ampt. De paufen genoten dezelve 5, voor de ïcheuring van Henrik den agtften; „ maer federt de hervorming , hebben deze 5, jaergelden aen de kroon toebehoord. De 5, koningin Anna ftond van dezelve af, om „ eene aitoosdurende hoofdfom , tot de be„ hoeften van geringe kerkelijke amptenaren „ gefchikt, aentéleggcn. „ De gewone weereldlijke inkomst beftond „ uit verfcheidene takken, als de renten, door „ de landerijen der heerfehappij' aen den ko- ning betaeld; de erffelijke belasting, zijnde „ een regt op het bier en de andere dranken, opgelegd door Karei den tweeden; de boe„ ten , geheven tot voldoening van misdrij„ ven, in de bosfehen des konings begaen; ?, de fchatten , in den grondt gevonden; de „ geftolene goederen , door den dief, in zijne „ vlugt , verlaten ; de afgcdwaelde dieren, i„ welke niemant wedei-eischt; de verbeurd„ verklaringen, die den eigendom der rocren„ de goederen van eenen misdadiger, en der „ onroerende in geval van hoog verraedt, aen „ den vorst overdragen; de wederkeering der „ lan- (**) Annatcs. K 4  J52 De Nieuwe Reisiger. „ landerijen, waerin niemant in hoedanigheid „ van erfgenaern opvolgt; de koningklijke „ mijnen , en de overblijffels der geftrandq „ fchepen; want men geloofde, in deze bar. „ baerfche eeuwen , dat het verlies van een „ vaertuig het verlies van den eigendom met „ zich fleepte, Menfchelijker wetten hebben „ denzelven niet alleen aen de cigenaers, op „ welken tijdt zij dien komen wedereisfchen,. „ maer zelfs aen de geenen, die hunne perfo, „ nen verbeelden, verzekerd.' „ De koningen van Engelandt hebben de „ meesten hunner regten aen bijzondere lic, „ den gegeven of overgedragen. Onder deze „ regten bemerkt men 'er een zeer zonderling,. „ ten aenzien van de koningklijke visfehen, „ te weten, den waivisch en den fleur, die „ den oppervorst toekomen, wanneer zij op „ de kusten geftrand zijn, met deze uitzonde-1 „ ring', die u, met betrekkinge tot den wal„ visch , zeldzacm zal kunnen toêfchijnen, „ namelijk, dat het hoofdt alleen aen den ko„ ning moet gebragt worden, zijnde de ftaert „ voor deszelfs gemalin gefchikt. Men ziet, iii „ de aloude jaerboeken , de reden voor deze „ verdeeling, te weten , op dat de klcerka„ mer der koninginne genoegzaem van wal„ viiciiribbcn voorzien wierde. Voor het „ overige werden de koningklijke visfehen aen „ de gekroonde hoofden overgelaten, uit aen^ n raerking' dat zij de zeen tegen zeeroovers  Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. 153 „ beweerden en verdeedigden. Eertijds ftelde „ men groot belang in dit voorregt: het was „ onder het getal van die der koningen van „ Denemarke , van welke de koningen van „ Engelandt het waerfehijnlijk ontleenen. „ Deze laetften alle deze regten allengskens „ vervreemd hebbende , is men genoodzaekt „ geweest hun eene nieuwe foort van inkomst' „ te bezorgen : dit is die geene , welke de Engelfchen buitengewoonlijk noemen , en „ waeraen men gemeenlijker den naem van on„ dcrftandt (*) geeft. Zij wordt geregeld door „ het Lagerhuis, en beftaetin de fchatting op „ de landerijen, wordende ijder graeffchap op „ eene bepaelde fomme ter betalinge gefteld, „ en uit den impost op het mout, namelijk, ,, van zes pennningen voor het fchepel gefcho„ ten en gerezen gerst, waer mede men het „ bier maekt. Deze belastingen zijn jaer. „ lijksch ; en ijder jaer hangt het van het „ parlement af, dezelve toeteftaen of te wei„ geren. Ook zijn 'er altoosdurende belas„ tingen , die uit den tol, den impost, het „ zegel (|), het zout, de briefloonen, hui„ zen , venfteren , huurkoetzen , ampten, „ jaerwedden, enz., voortfpruiten. „ Het regt van den tol is zeer oud , en „ wordt betaeld van alle de koopmanfehappen, die in Engelandt komen, of uit het koningk- 53 njk (*} Subfide, (f) Contrêle, KJ  154 De Nieuwe Reisicu, „ rijk gaen. Men vindt het onder de regering » van -Eduard den Belijder, onder den naem „ van het oude gebruik, Custuma antiqua. ,» Het regc va" impost werd ingevoerd, ten „ tijde toen de Engelfchen , om hunne vrij„ heit, tegen hunnen koning ftreden; en dit „ is het geene, welks willekeurige ontvangst „ minst met de gefteldheit van een vrij volk „ overeenkomt. Wat .geeft inderdaedt meer „ aenleiding tot oproer, dan de bezoeken, „ welke de bedienden van den impost, ter aller „ uren, dag en nacht, in de huizen der ver„ kooperen afleggen? Wat is hatelijker dan de „ oppermagtige vonnisfen tegen de fluikers, „ zonder dat zij zich op het voorregf, aen alle „ Engelfchen gemeen, van door huns gclij„ ken geoordeeld te worden, kunnen 'beroe„ pen ? Dit zelfde regt maekt hen onderhevig „ aen nacrvorfchingen, naeuwelijks te dulden „ in eene volftrekte alleenheerfching. Het „ verpligt eenen man, die hop inzamelt, eene „ verklaring te doen van het veldt, waerop „ zij geplant is, van deplaets, waer hij voor„ nemehs is dezelve te vervoeren, en van den „ tijdt, wanneer hij ze in zakken doen wil „ Zijne fchuur en zijn pakhuis moeten ge'. „ dung open ftaen voor de amptenaren, het „ zij hij de hop wil bewaren of verkoopen. „ De kooplieden in mout, de brouwers en „ ftokers zijn in het zelfde geval. Oordeel „ hier uit, of het waer zij dat de Engelfchen „ zoo  Tweehonderd enDrieentwintioste Brief. 155 „ zoo wezenlijk aen hunne vrijheit verknocht 35 zijn- „ Het regt van den impost werd, in den „ aenvang, alleen op het bier, den oly, den „ appel- en peredrank geheven : vervolgens „ ftrekte men het uit óp het vleesch-, den „ wijn, de tabak, de fuiker,ven allengskens „ op alle andere waren. Men verzekert dat „ de enkele impost op de thee , , alle jaren, „ eene fpmme van negen millioenen opbrengt. „ De fchatting op het zout is niet dan onder „ de tegenwoordige regering eeuwigdurende „ gemackt. Dat der briefloonen had begonnen „ ten tijde van het gemeenebest. De leden „ van het parlement hebben hunne brieven , vrij, en het regt van tweede handteekening', „ mits dat de pakjes niet zwarer wegen dan „ twee oneen. » Het zegel ftrekt zich niet „ alleen uit over het papier en parkement, die , tot geregtelijke befcheiden dienen , maer „ insgelijks over de verlofbrieven om wijn te „ verkoopen. De tijdwijzers , nieuwspapie„ ren, plakkaten cn alle diergelijke kleenigheden zijn 'er aen onderworpen , gelijk ook " de dobbelfteenen enkaerten. Deze twee ' laetfte imposten klimmen niet hooger dan " tot de regering van koninginne Anna; doch " die der huizen is zeer oud. Willem de Rosfe ,\ ftelde de fchatting van een' fchelling voor „ ijdere haerdftede, op' alle de inwoonders. „ Dit is de oorfprong van het regt, 't welk „ door  ï5<5 D f Nieuwe R e i s i g s r. „ door de eigenacrs , zoo op de fchoorftee„ nen ais op de venfters, betaeld worde. De 5, huizen, die niet meer dan zes kruisramen „ hebben , zijn 'er van uitgezonderd. Men „ wettigt de gaerders om dezelven, tweemael » 's jaers, te bezoeken, op dat zij de uitzig„ ten, van binnen gemaekt, zouden kunnen „ tellen. Dus is alles wat wij eten, wat wij „ drinken, wat wij dragen, de gezondheit, „ de zmdeiijkheit, de hitte, kortom alles ge„ fchat, om ons uitteputten. De arme koopt „ den noodzakeiijken dag tot zijnen arbeidt, „ gehji; de rijke het licht, dat zijne ledigheit „ befemjnt. Het regt op de kaerfen en kolen „ doet ons nog een ander licht, eene andere „ hitte, dan die der zonne betalen. Alle da „ gen zijn 'er nieuwe belastingen: de leerlin„ gen, de tijdingkramers, de huwelijken, de „ geboorten, en zelfs de begraeffenisfen zijn „ er mede .belast. Het water alleen is no„ aen geenen impost onderhevig. ° „ Deze verfchillende takkeifbrengen om „ trent agt millioenen ponden fterlings of „ honderd en tagchentig millioenen van uwe „ munt, op. Dit geldt dient, om de rente „ van s lands fchulden, tegen vijf ten hon„ derd, de hoofdfom van aflosfinge, tot ver „ metiging van deze fchuldt gefchikt, en de „ inkomften des konings, anders de Burgerlijke » Lijst genoemd, te betalen : het overige is „ voor de kosten der regeringe. Deze Bur.  Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. l$1 „ gerlijke Lijst ffcrekt bijna alleen , om den „ koning' eene behoorlijke onaf hangkelijkheit „ te verzekeren; maer moet men verwonderd zijn van hem, zelfs in het, midden der kluis„ teren, welke onze inftelling aen zijn gezag „ geeft, zoo magtig te zien, wanneer men „ overweegt, dat hij jaerlijkseh befchikt over meer dan voor zestig millioenen aen bedie„ ningen in het hof, in de legers te landt en „ ter zee, in de kerk, in de regtbanken, en „ in alle de takken van de befturinge der in„ komften ? Dit doet vermoeden .dat Enge„ landt, ten eenigen tijde, onvermijdelijk „ eene loutere alleenheerfching zal worden. „ De fchuldt des lands heeft haren oor„ fprong in de buitengemeene poogingen, „ welke Groot-Britanje heeft aengewend, ter „ onderfteuninge van het nieuwe ftaetkundige „ famenftel, na de omwenteling. Verderffe„ lijke-oorlogen, gretige en zwakke bondge„ nooten de behoeften vermeerderende, was het bijna onmogelijk , ijder jaer , genoegzame fchattingen opteleggen, om daerin te voorzien. Men geloofde dat 'er minder w zwarigheden zouden zijn in groote leenin„ gen optenemen , en geene imposten inte„ voeren , dan om de achterftallen te beta„ len. „ De rente van het geldt is in Engelandt M grootelijks veranderd, en heeft beurtelings „ tien, agt, zes, vier en drie ten honderd ». ge-  153 Da Nieuwe R e i s i g e fii „ geweest: de bank betaelt van drie tot vijf, en de /.uidzecmaetfehappij alleenlijk drie ten honderd. ' „ Bij den doodt van koning Willem beliep * onze ichuldt nog niet boven de drie honderd „ en vijftien millioenen guldens (*). Onder „ de regering van koninginne Anna is zij jnerkehjk vermeerderd, en allen?skens gefte„ gen tot zeventien honderd millioenen, waerop zij tegenwoordig gefchat wordt, terwijl „ ons gereed geldt, ten hoogfte , niet meer ,, dan drie honderd millioenen , dat is, het .„ vijfde of zesde gedeelte der fchuldt beloopt. „ Dewijl deze fchuldt door de bekragtigjns „ van het parlement erkend is, en de renten, „ die regelmatig alle zes maend'en betaefd won " den' vnJ Z]ï" alle aftrekking' en belas„ ting', houdt zich het openbare vertrouwen „ ftaende ; en 'er is bijna geen burger, die „ niet liever zijn geldt op deze wijs plaetst, „ dan zich te voorzien van huizen of lande„ rijen, altoos onderworpen aen belastingen, „ zwarer of ligter, naermate de behoeften „ van den ftaet meer of min groot zijn. Eene „ andere reden , die ons ten voordeele van „ de openbare geldmiddelen overhaelt, is dat » ^en ' °P ftaendevoet, geldt kan krijgen, „ zonder kosten, en zonder anderen omüV, „ dan een enkel overdragtfehrift; daermen, » in (*) Livres tourtioiï.  Tweehonderd en Drieëntwintigste Briee. I$g „ in tegendeel , met grondbrieven op lande„ rijen of huizen veel tijds noodig heeft, en' „ zich daerenboven blootftelt voor regtsge„ dingen , die fomtijds zeer kostbaer zijn. „ Schoon het gouden en zilveren geldt, „ gelijk ik reeds gezegd heb, luttel boven de „ drie honderd millioenen beloopt, wordt „ deze fom echter, om dus te fpreken, tot in „ het oneindige vermeerderd , door de ge„ woonte, welke de landaert heeft aengeno- men , van geen geldt te willen aenraken, „ dan het geene hem, voor de huifelijke on„ kosten , volftrekt noodzakelijk is. Alles, „ wat de dagelijkfche behoeften overtreft, „ wordt gelegd in de algemeene bank , die „ geen het minfte regt vordert, zeer verfchil„ lende van uwe Franfche bankiers, die, naer „ men mij gezegd heeft, eene pistolet van de „ duizend guldens nemen, en zelfs geen be„ kénfehrift geven willen. Onder vborwend„ fel van verzierde tegen fpoeden , gaen zij „ door met het geldt der burgeren, en heb„ ben de onbefchaemdheit, na dat zij hunne „ ftraf hebben afgekoft, van zich in het open„ baer te vertoonen, en zelfs met het onge„. luk der geenen, welke zij bedorven hebben, „ te fpotten. „ De verbindtcnïsfen der bank van Enge„ landt zijn zoo heilig, dat geen eenig burger „ zijn geldt in zijne koneren bewaert. Iernant, die eene aenmerkelijke fom in zijn huis heeft, „ fteit  i6o De Nieuwe Reisïsïr. „ Hélt zich Moot niet alleen van zich te zien beftelea, maer fomtijds ook van vermoord s, te worden. Daerenboven kunnen de hui„ zen, met hout beladen , in een oogenbiik 5J door het vuur verteerd worden ; daer, in „ tegendeel, de bankiers orfderaerdfehe kel„ ders, en verzekerde middelen hebben, om „ de fchatten, welke men hun toevertrouwd, 3, voor de vlammen te beveiligen. Een groot „ heer, die zich naer het landt begeeft, laet „ 'er niet alleen al het geldt, 't welk hij kan „ ontberen, maer zelfs zijn zilverwerk, zijne .„ diamanten en kJeinoodiën , en zelfs de be„ wijzen van zijn buis en landerijen. Het „ geene men de kist der bank noemt beftaet 55 alleen uit geldfommen, welke ijder burger „ daerin legt, tot dat hij dezelve noodig heeft, „ om vaste goederen te verkrijgen, of fchul„ den te betalen. Gelijk zij geen het minfte, „ regt afvordert, om dat zij 'er zorg voor 55 draegt, betaelt zij ook in 't geheel geene „ rente , fchoon zij het geldt verfcheidene „ jaren bewaerde. Alle deze vereenigde fchatten beloopen ten minfte op honderd millioefi nen 3 die, indien men 'er eenige omftandig„ heden van uitzondert, gedurig werkeloos. p blijven. Als de kist fomtijds genoodzaekt j, is geldt aen den ftaet optefchieten, draegt 53 zij zorg van te dralen , en betaelt ijderen „ dag weinig, tot dat de regering middel heeft om alle deze fommen te voldoen. 33 De  Tweehonderden DrieëntwintigsteBriee. i6*£ ,, De gewoonte der bank is wisfelbrieven te maken. Men ziet dezelven , geheele j, jaren achter een, van hand' tot handt gaen, „ zonder dat men ze om wederbetaling ycr„ toont, dewijl men weet dat 'er altoos ge„ reed geldt in de kist' is, zoo dra men 'er om „ verzoekt. Echter is het gebeurt, doch zel„ den, dat deze naeuwkeurigheit geene plaats „ gehad, en men alleen geringe fommen, en „ in kleen geldt, wedergegeven heeft. De „ bijzondere bankiers maken insgelijks hare „ briefjes, op zigt te betalen; doch dezelve „ wandelen flechts eenige weken door de han„ den van het algemeen. Niettemin, dewijl zij „ in plaets van geldt ftrekken, verzuimt men „ niet dezelven te vermeenigvuldigen, door de „ gedurige omwandeling, welke, de kooplic„ den, in hunne betalingen, daeraen geven. ,, Om eene rekening in de bank' open te „ hebben , moet men 'er gemunt goudt of „ zilver, met den ftempel van het koningkrijk „ gellagen, of briefjes .der bank' zelve bren„ gen. Zij ontvangt volftrekt geen vreemd „ geldt, zelfs geen goudt van Portugal, waer„ van men ten minfte drie honderd duizend „ ponden fterlings telt, en munten van ver„ fchillende waerde , die in Engelandt gang„ bacr zijn , om goederen te koopen en te ,, verkoopen. Men mag niemant dwingen „ het zelve te ontvangen, tot voldoening van „ wisfelbrieven , noch het voor de regtbank XV11L Deel. L „ aen-  iö2 De Nieuwe Reisicek. j, aanbieden. In beide gevallen moet men „ zich van het geldt des koningkrijks bedie„ ncn; dewijl de bankiers en Joden alle de „ wigtige ftukken naer buiten vervoeren, en „ 'er niets meer in het landt blijft dan de „ ftukken , die uitgefloten en beneden hunne „ waerde zijn. De koning neemt geen munt„ regt van het geldt. De keur van het goudt ,, is van tweeëntwintig karaten en twee kara„ ten vermenging. Het zilver is aen het merk „ onderhevig , en het goudt daervan uitge5, zonderd. „ Het beftuur der bank' van Engelandt is „ toevertrouwd aen een' opperbewindsman, 3, een' onderbewindsman , en vierentwintig „ beftierders , waervan ' er alle jaren agt ver„ nieuwd worden. Deze plaetfen worden 3, vervuld door kooplieden van den eerften „ rang. Om de twee eerften te bekleeden, „ moet men ten minfte honderd duizend gul- dens, cn om beftierder te zijn twintig-dui„ zend kroonen in de bank' hebben. Dit geldt „ moet men 'er laten, zoo lang men in bedie3, ning is, op ftraf van afgezet te worden. „ Hoewel geene bank in Europa beter dan „ deze gevestigd is, heeft zij echter haer aen„ zien op het punt van wankelen gezien. Een „ rijk koopman , zich gedrongen vindende j, eene aenmerkelijke betaling te doen, nam „ zijne toevlugt tot de beftierders, bij welke 3, hij bekend was, en bad hen, hemde fomme, „ welke  TwKFHONDERÖ EN DRIEËNTWINTIGSTE ErIEF. iój ,, welke hij noodig had, voor eenige dagen* te leenen. Zijn brieventas was vervuld mee „ goede papieren; maer hij wilde 'er zich niet „ van ontdoen, en bood ze alleen aen, ter ver- zëkeringe van de leening'. De beftierders „ floegen hem af, waerover hij dermate ge* „ itoord was, dat hij, om zich te wreken» „ alle zijne papieren verkoft, en voor het geldt alle de bankbriefjes, welke hij konde „ vinden, verzamelde. Dewijl men ze naer „ goedvinden kan opeisfehen, liet hij 'er be„ taling van verzoeken , en koft van zijne vrienden, voorliet ontvangen geldt, andere „ briefjes, waervan hij insgelijks de weder4, betaling vorderde. Deze behandeling, dik* „ werf herhaeld , verfchrikte de beftierders, jj die , ziende vanwaer de flag voortkwam, „ en de beweegreden daervan wetende, voor ", de gevolgen vreesden, en het befluit namen om den koopman, dien zij door hunne wei„ gering vertoornd hadden, te bevredigen. De Hollanders beloggen liever hun geldt, j, tegen drie ten honderd, in deze bank', dart 9] tegen vijf in de koningklijke leeningen,- dié ,, in Frankrijk gefchieden. Dit gefchiedt min- der uk hoofde van de veiligheit der hoofd„ fomme, dan door de onveranderlijke Z'eker- heit van de betalingen der rente. Daeren„ boven, dewijl zij oneindig meer zaken metEngelandt dan met Frankrijk uitftaende heb„ ben, kennen zij onze papieren beter.  1Ö4 De Nieuwe Reisigek. ,, Onze bankbriefjes zijn op zulk dun papier „ gcftempcld , dat het onmogelijk fchijnt 'er iets in te vervalfchen of te fchrappen. Men „ gebruikt nog de voorzorg om de fom, met 3, alle letteren gefchrcven, te prikken; en in,, dien 'er , niettegenftaende deze oplettend,, heit, fchelmerij in gepleegd wordt , valt •3, dezelve op den geenen, die het briefje in,, vordert. De bank betaelt alleen de "fom, 3, welke de boeken aentoonen. „ Dc regtsgedingen, betreffende de zaken „ der geldmiddelen , worden voor de regtbank „ der Echiqmer gevonnisd. Dit woordt, „ 't welk de Normannen in Engelandt gebragt 3, hebben, betcekent de koningklijke fchatka3, fner. Eertijds was het een oppergeregtshof, ,, 't welk Raoul, eerfte hertog van Norman,, dië, opregtte in plaets van de vergaderingen des Franfchen volks in dit landfehap, toen ,, het hem door Karei den Eenvoudigcn wierd „ afgeftaen. Dit hof beftond uit kerkvoog3, den, graven en baronnen; en zijne zittingen werden gemeenlijk tweemael 's jaers ,, gehouden. In het vervolg werd het tot 3, een parlement verheven , altoosdurend ge,, maekt, en te Rouaen gevestigd. „ Naer het voorbeeldt van de Echiqmer, in 3, Normandië opgtregt, ftichtten de hertogen ,, van dit landfehap, koningen van Engelandt 3, geworden , eene regtbank van denzelfden „ naem, in welke de kerkvoogden en grooten 55 van  Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. 165 „ van het koningkrijk gelijkelijk ingang hads, den. Tegenwoordig is zij bepaeld tot het h beoordeelen van de zaken, die de inkomften „ des konings en des. volks, de uitgiften, im„ posten, tollen, boeten, enz., betreffen. „ Zij heeft veel overeenkomst met het geene " gij in Frankrijk de Kamer der Rekeningen „ noemt, doch beftaet alleen uit zeven perfo„ nen, te weten, den groot-fchatmeester, „ den groot-kanfelier, den lord hoofd-baron, „ en vier baronnen der Echiqtder. „ Deze amptenaers zijn, wanneer de geld„ middelen der fchatkamer ontbreken, gewet-. „ tigd tot het geven van papieren, welke men „ kan verhandelen , en die op de volgende „ wijs bctaeld worden. Als 'er genoegzaem „ geldt in de fchatkamer gekomen is, om dc„ zclven weder te voldoen , doet men acn„ plakken en bekend maken , dat men, op „ zekeren tijdt, alle de briefjes, van tien pistolctten, bij voorbeeldt, tot duizend guldens', zal betalen. De burgers brengen ze „ dan aen de fchatkamer, en ontvangen de „ hoofdfom met de renten, volgens den koers. „ Dan dewijl men niet altoos bewust is van „ den tijdt, wanneer 'er geldt in de fchatkist „ zijn zal , is het een geoorlofd en gewoon „ gebruik, dat de houders van diergelijke pa„ pieren dezelven met meer of min verlies l, verhandelen, naer dat zij geldt noodig heb5, ben. Deze briefjes betreffen regelregt het L 3 „ ver-  l66 De' Nieuwe R e i s i g e r. „ vertrouwen des konings ; en de bekwaem„ heit der fchatmeesteren beftaet in dezelven „ te doen rond wandelen, en ze, om dus te „ fpreken, weder te verlevendigen, wanneer „ zij , door de uitputting van de fchatkist', „ gcenen koers noch geen leven meer fchijnen „ hebben. „ Behalve de toevhjgt der algemcene bank', „ verfchafFen de maetfehappijen van onzen „ koophandel andere onderfteuningen , die „ insgelijks eene nieuwe werkzaemheit aen onze geldmiddelen geven. Die der Oost„ Indien verkreeg hare geboorte onder de „ regering van Elizabeth. De fcheepsbevel„ hebber Davis , die deze reis in dienst' der „ HolJanderen gedaen had, verbond zich met „ rijke lieden te Londen, welken het hof het „ uitfluitende voorregt toeftond, om den tijdt „ van vijftien jaren, onder den tytel van Wa„ gende Kooplieden, den Indifchen handel te „ drijven. De terugreizen waren zoo geluk„ kig, dat deze maetfehappij in het vervolg „ zeer bloeijend wierd. Hare eerfte grond„ ftichtingen werden opgeregt met toeftem„ ming' der volken. In den aenvang trachtte „ zij geene verooveringen te doen: hare reis„ togten waren flechts ondernemingen van |5 menschlievende en regtvaerdige kooplieden, „ die zich alleen wilden doen beminnen; maer 33 deze liefde bezorgde hun flechts eenige kanp, toren , en ÜQlde hen njet in ftaet om de ?, me-  Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. 167 „ mededinging van volken, die zich wisten te doen vreezen, te wederftaen. ' Verfcheidene oorzaken haer verval te weeg „ gebragt hebbende, verhefte zich eene andere " maetfehappij op dc puinhoopen dei- eerfte, „ en werd befchermd door Karei den tweeden " en Jakobus den tweeden, deszelfs opvolger; " doch niettegenftaende de onderftcuning van " den troon , ontving zij, door ongelukkige „ toevallen, verfcheidene nadeden, waeruit " zij zich nimmer heeft kunnen redden. Het " parlement ftichtte een derde genootfehap, " in eene voordeeliger gedaente voor het volk; " en de oude maetfehappij werd met de nieu" we verecnigd. Men ontwierp de voorwaer" den , die door de koningin Anna werden " goedgekeurd ; en dit genootfehap is tegen, woordig in wezen , onder den naem van „ de Vereenigde Maetfehappij der Engelfche " Kooplieden op de Oost-Indiën. " „ Wij hebben 'er verfcheidene grondftich„ tingen, verdeeld onder drie algemeene land" voogdijen, te weten, Madras, op de kust ' van Koromandel, Bombaye, in het koningkrijk Vifapour, en Golgotha, in Bengale, " liggende omtrent drie honderd mijlen van „ eikanderen. Aen deze voorname verbhjf'„ plaetfcn doen de kantoren, faktorijen en „ logies, welke wij in het Oosten onderhou„ den, verantwoording; maer het middenpunt „ van ónzen koophandel is in de oorden, alL 4 » waer  Ió8 De Nieuwe R£isigee, » ™acr de landvoogden hunnen zetel hebben Dier brengen onze fchepen, die van India „ op Indic, Perfië en de Roode zee handelen „ hunne ladingen; hier laedt men de vaertui„ gen , die naer Europa wederlceeren De „ kantoren, welke wij te Suriname bezitten, „ zijn zeer oud, en hebben eertijds bloei jen» der geweest, dan zij tegenwoordig zijn. „ Eer de Portugezen, door het huwelijk van „ de Infante met Karei den tweeden, het ei„ landt Bombaye aen Groot-Britanje hadden „ afgeftaen, ftrekte Suratte den Engelfchen „ tot eene algemeene ftapeJplaets. De koop„ handel van Bombaye heeft zich federt zeer „ uitgeftrekt, door den toevloedt der Indifcbe „ en Arabifehe fchepen, die in deszelfs haven „ komen ankeren. Madras is tegenwoordig „ als de hoofdftadt van alle onze bezittingen „ in het Oosten. „ De fchepen, die uit de Indien wederkee„ ren, brengen in Engelandt koffy, reukwer„ ken, paerlen, kostelijke gefteenten, droo„ gerijen, fpecerijen, falpeter, zijde, chit„ zen , thee, indigo, enz. In verwisfeling' „ geeft men Europefche koopmanfehappen, „ zilverfmidswerk, ijzerkramerij, papier, la» kens, loodt, ijzer, gefchut, ftaefgoudt, „ zilver in baren, Spaenfche piasters, en zelfs „ Engelsch geldt, in den Tour van Londen ti gcflagen , mits dat het de fom van vijftig „ duizend ponden fterlings, in ijdere reis, niet jj te boven ga, „ De  Tweehonderden Drieëntwintigste Brief. 169 „ De meeste Europefche volken, die eenig „ landt in Indic verkregen hebben, verkiezen ,, tot hunne hoefpachters inboorlingen des „ lands, van welke men zulke aenmerkelijko „ voorafbetalingen vordert, dat zij, om de„ zelve te voldoen, genoodzaekt zijn geldt, „ tegen twaelf ten honderd ter maend', opte„ nemen.' De geweldige ftaet, waerin deze „ gretige lieden zich vrijwillig begeven, brengt „ hen in de noodzakelijkheit van hunne wo„ cingen te verlaten. Men geeft hun opvol„ gers, die het zelfde lot hebben ; waeruit „ voortfpruit dat 'er gemeenlijk niet dan de „ eerfte voorafbetaling voldaen wordt. De „ Engelfchen volgen een' verfchillenden weg „ in hunne bezittingen: zij hebben het gebruik „ der hoefpachteren verbannen. Ydere lan„ derij is op eene jaerlijkfche leenfchatting „ gefteld; en het hoofdt van het maegfchap „ is borg voor zijne bloedverwanten. Deze „ manier verbindt de inwoonders aen elkan„ deren, en geeft hun middelen om zich ftaen„ de te houden. Zie daer , ongetwijffeld, „ het geene onze grondftichtingen in de Indien „ zoo zeer boven die onzer mededinger en „ verheven heeft. „ Eene andere oorzaek van deze overtrcf„ felijkhcit is de verkiezing van de handeldrij„ veren en zaekbezorgeren , welke wij 'er „ naer toe zenden. De voornaemften zijn 5, jonge lieden van geboorte, opgekweekt in L 5 33 de  170 De Nieuwe Reisiger» „ de kantoren van Londen, die de wetenfchap " en der zeden, benevens ,, de hebbeJijkheit van den arbeidt, in Azia „ overbrengen. De kooplieden, die zich on„ der de befcherming der maetfehappij' ver„ rijken, en de bijzondere perfonen, waeruit „ zij bettaet, fchijnen niet min. aen hare beft angen dan aen hun eigen voordeel ■ ver- * F°? i• ?ij Zdve heefc a,t00s ^n koop. » handel m het groot befchouwd, en denzei „ ven meestentijds, niet min als een genootft fchap van ftaetkundigen, dan als eene maet„ ichappy van kooplieden, gedreven. Maer „ is het met te vreezen dat zij ten eenigen » dage hare magt misbruike, en zich, terwijl ft zij de willekeurige vorflen van Azia gedu „ nghjk onder de oogen heeft, gemeenzaem * make met buitenfporigheden, die ö del „ aenvang de Engelfche eerlijkheit verwildel „ den? De verdorvenheit zal door de kri,>s" i ? J^mmn' Deze^ekvoerders, deze » ^Wrijvm, zoo wel uitgekozen, zullen „ eenigen tydt derzelver zedenmeesters zijn, * maer eindelijk derzelver medepligtigen worj, oen. „ Dikwerf heeft men gevraegd of deze ft grondftichtmgen nuttig of fchadeïijk aen den „ ftaet zyn Zeker is het, dat 'er, indien de „ verfrhillende volken van Europa onder een „ zelfde opperhoofdt vereenigd waren, niets » meer met hun belang zoude itrooken, dan 3, den  Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. 171 den koophandel op de Oost-Indien te ver" bieden. Men haelt, uit deze afgelegene „ gewesten, weinig meer dan koopmanfehap„ pen, welke men altoos met geldt moet be„ talen; en men wil dat dc Indianen, federt „ de ontdekking van den togt langs de kaep „ der Goede Hoop , meer dan drie duizend „ millioenen in gereede penningen van de Eu„ ropeanen ontvangen hebben. Meer dan de „ helft van het geldt, 't welk de Spanjaerds „ jaerlijk&ch uit Amerika ontvangen, gaet , over in Arabië , Perfië , Indostan, China „ en de af hangkelijke eilanden dezer wijduitge" ftrekte rijken; en wanneer het 'er eens m M gekomen is, gaet het 'er nooit weder uit. „ Daerenboven weet men hoe nadeelig de „ linnen, zijden en wollen ftoffen, welke wij „ uit de Indien krijgen, voor onze weverijen zijn; en dit is geenszins de minfte zwangheit " van dezen koophandel. Dan indien het niet " mogelijk is denzelven te verbieden, is het " ten minfte zeker, dat men hem niet in handen van een uitfluitend genootfehap moest " ftellen. De kooplieden bedienen zich van " hun voofregt, om ten laegften prijze te „ koopen en zeer duur te verkoopen. Wij„ ders kan eene maetfehappij zich niet tot een middelmatig voordeel bepalen, uit hoofde „ van dc onmetelijke kosten , welke zij ges, noodzaekt is te doen; cn deze vermeerdering van uitgave is eene fchatting op den • 33 land-  De Nieuwe Reisiger. „ landaert, Eindelijk, om van Engelandt al„ leen te fpreken , eenige rekenaers fchroo„ men nietbijtebrengon, dat onze koophandel, „ met de Indianen, alle jaren viermael honderd „ duizend ponden fterlings buiten het koningk3, rijk voert. „ De maetfehappij der Oost-Indiën wordt ,, beftuurd door vierentwintig bewindhebbers, ,, die, van tijd' tot tijdt, een' hunner medes, broederen benoemen, om in hunne verga,, deringen voortezitten. Deze amptenaers ,, hebben de uitvoerende magt; doch de aktie,, houders hebben het regt om op derzelver gedrag te waken; en ten dien einde zijn de 53 bewindhebbers verpligt eene algemeene ver5, gadering te beroepen, zoo dikwerf negen ,, aktiehouders, ijder voor vijf honderd pon-" ,, den fterlings bezittende, het zelve eisfehen. ,, Om den koophandel der maetfehappije te bevorderen , heeft men haer, in de keur „ hareropregtinge, verlof gegeven, om voor 3, tagchentig millioenen aen aktiën, op zigt te betalen, zes maenden na de dagteekening, ,, onder het algemeen te verfpreiden. Men 55 geeft flechts drie ten honderd aen rente; en ,, niettegenftaende deze middelmatigheit, zijn ,, zij des te meer gezocht, om dat zij allen, „ aen den toonder houdende, als gereed geldt „ bcfehouwd worden. De fommen , welke ,, de regering aen deze maetfehappij fchuldig „ is, de goederen en koopmanfehappen, die ,, haer  Tweehonderd en DrieëntwintigsteBriee. 173 „ haer in eigendom toebehooren, zijn veron„ derpand, om de betalingen te verzekeren. „ Zoo dat, indien het gebeurde dat zij haren „ koophandel ftaekte, de eigenaers der hoofd„ fommen geen regt zouden hebben, om iets „ te eisfchen of te ontvangen, voor dat de „ aktiehouders voldaen waren. „ Dc vijanden der ftaetsdienaren verwijten „ hun dat zij , tot heden toe , de belangen „ des volks, met betrekkinge tot deze maetfehappij , te veel verwaerloosd hebben; cn zelfs befchuldigt men hen van het welzijn „ der aktiehouderen minder dan dat der be" windhebberen beoogd te hebben. Indien „ men niet openlijk zegt, dat zij den prijs van , hunne toegevendheit ontvangen hebben; ' men geeft te kennen dat hun onderzoek, " van de rekeningen altoos oppervlakkig geweest is , dat zij nimmer moeite gedaen " hebben, om dezelve te doorgronden of oplettend intezien, en dat al het voordeel van ' den Indifchen handel voor de amptenaren " der maetfehappij' geweest is, zonder dat de j aktiehouders haren aengroei zijn gewaer geworden. „ Het gezag der bewindhebberen is derwijze „ vermeerderd, het zij door de uitgeftrektheit „ van hunnen koophandel , het zij door de ,., flaphartigheit der ftaetsbefturinge, dat men „ hun tegenwoordig, met reden, niet meer den „ enkelen naem van hoofden eener maet- „ fchap-  174 Dh Nieuwe Riisioee. ,, fchappij' van kooplieden kan geven. Zoo' 9, lang hunne verrichtingen zich alleen bepael„ den tot den koophandel, had men een vol„ komen vertrouwen op hunne bekwaemheit „ en vroomheit; maer men begon op eene s, andere wijs te denken, toen de maetfchap5, pij zich in de oorlogen gewikkeld, en in de „ ftaetkundige zaken van Indië gemengd had. „ De verooveringen, Welke zij aenboden, het „ ruime veldt, 't welk zij tot de plondering openden, verwekten de ftaetzucht en gie„ righeit der rijke lieden. Men wilde aktiën „ verkrijgen , in hope van deel aen het „ beftuur te krijgen , of grove winüen te „ doen. Men maekte famenrottingen , en betwistte eikanderen de befturing der zaken, „ welke men befchouwde als een zeker middel „ om zich te verrijken. Men koft aktiën, „ niet om de aktiën zelve, maer om ftemmen „ te hebben , waerover men konde befchik„ ken. Men verdeelde dezelve in fmaldeelen, „ ijder van vijfhonderd ponden fterlings, en „ ftelde ze op den naem van lieden, wier „ ftemmen men zich toeeigende. Dus kon 5, een man, die voor honderd duizend ponden j, aen aktiën bezat, en flechts eene Item had, door middel van deze verdeelinge, de be„ fchikking over twee honderd Hemmen heb„ ben. Deze naemleenende aktiehouders zijn „ tegenwoordig in zulk een groot aental, dat ,., men kan verzekeren, dat 'er, in eene alge- „ meene  Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. 175 „ meene vergadering, bijna alleen een zesde gedeelte van de geenen, die dezelve uitraa" ken, volgens zijne eigene kundigheden ftemt. " „ De Negers, het katoen, het wasch, de „ peper, het roode verfhout, de grijze am„ ber en de gom zijn de voornaemfte voor„ werpen van den koophandel der Engelfchen op de kusten van Afrika. Zij begonnen 'er „ te handelen in hetjaer 1552, doch reisden „ 'er, gedurende den tijdt van meer dan der„ tig jaren , alleenlijk als gelukzoekers , tot „ dat, omtrent het einde derzelfde eeuwe, „ de koningin Elizabeth aen eenige kooplie,, den, die haer verftandiger inzigten hadden „ ingeboezemd , opene brieven verleende, „ voor den koophandel van Barbarije. Ver„ volgens vormden 'er zich verfcheidene maet,, fchappijen , die het zelfde lot als die der Oost-Indiën hadden; maer Karei de tweede • regtte 'er eene op van de doorluchtigfte en " rijkfte lieden van het hof. De koningin, ,\ de hertog van Jork en de hertogin van Or" leans waren onder het getal der deelgenoo, ten; en Karei zelf behield aen zich, door ' eene uitdrukkelijke voorwaerde, om 'er belang in te nemen, door evenredige geldfom„ men in de gemeene kas te leggen. „ Echter zag dit genootfehap , 't welk de „ Maetfehappij der Koningklijke Gelukzoeke„ ren werd geheten, door het ondergaen van „ aenmerk'ilijke verliezen, zich wel rasch ge- „ nood-  ï?6 De Nieuwe Reisiger. 3, noodzaekt, hare handvest van grondleggings 3, weder in handen van de kroon' te Heli en, en alle hare bezittingen aen eene nieuwe 3, maetfehappij , die zich aenbood, onder „ voorwaerde van fchadeloosftelling', overte,, dragen. Deze laetfte heeft ftandtgehouden tot m het jaer 1752, onder den naem van ,, de Koningklijke Afrikaenfche Maetfehappij'. ,, Her parlement, altoos vijandt van uitflui3, tende voorregten, wederriep hare handvest, ,, haer te rug gevende eene fomme van hon3, derd en twaelf duizend ponden fterlings, j, waervan een gedeelte gediend heeft tot be„ taling van de fchulden , welke zij had ge5, maekt. Het belastte tevens den handeldrij5, venden Engelfchen in Afrika, vereenigd in 5, eene vrije maetfehappij', waerin ijder zijne bijzondere geldfommen heeft, te waken voor het onderhoudt der fterkten, en voor alles wat den koophandel in dit weerelddeel be,, treft. ,, De Engelfchen vinden , in dezen koopj, handel, de bron van hunne voornaemfte 3, rijkdommen. Zij verruilen 'er werkftukken van luttel waerde, in hun eilandt gemaekt, ,, tegen de kostelijkfte koopmanfehappen. De 3, inkoop der Negeren, in het bijzonder, ver5, wekt hun een zeer groot voordeel. Het 3, getal dezer flaven , welke zij in Amerika 3, overvoeren, beloopt meer dan veertig dui3, zend jaerlijksch; en ijder Neger is alle jaren, ,, vol-  Tweehonderd en Drieëntwintigste Briïf. 177 ,, volgens de micldelmatigfte fchatting, tien 5, ponden fterlings aen zijnen heer* waerdig, ,, Het eenigfte voorbeeldt van Virginië, wiens „ voortbrengfels, federt het zich van Zwarten „' bediend heeft, honderdvouwig vermeenigdvuldigd zijn, betoont dat dc voorfpoedt der l\ Engelfche volkplantingen, bijna geheelehal , „ van dezen tak van koophandel afhangt". De heer Brosfier fprak ook van de Maetfehappij' der Zuidzee , welke ik u reeds heb doen kennen, en van die der baeije van Hudfon , die luttel verdient gekend te worden. „ De fchoonheit der pelterijen , welke de fcheepsbevelhebber Hudfon uit dit landt braqt, en het geene hij van derzelver overvloedt en vooral van de middelraatigheit van „ derzelver prijs zeide, verwekte in verfchci„ dene kooplieden van Londen de begeerte , ,, om 'er zich van te voorzien. Zij geloofden, „ dat zij, zonder veel onkosten, eene grond„ ftichting van koophandel, waeruit zij groot ,, voordeel zouden trekken , zouden kunnen oprichten , en belastten den fcheepsbevelhebber JNelfon met deze onderneming'. Dc „ uitkomst beantwoordde hunne hoop: Nel. „ fon deed eene fterkte bouwen; en de koning „ vergunde bun een uitfluitend voorregt, in „ het welke hij zeide, dat de landerijen, welke ?, hij in Amerika aen de aktiehouders van de „ maetfebappij der Hudfonsbaei afftaet, in het „ toekomende van zijn kasteel van Greenwich XVILL DM. M „ zul-  tj% De Niecwe Reisisrk. „ zullen afhangen , dat hij de hulde en gt> ,, tromvheit daervan aen zich behoudt, met, eene jaeiiijkfche leenfehatting' van twee „ elanden en twee zwarte beveren. „ Deze Maetfehappij werd famengefreld uit „ negentig Gelukzoekeren, naem welken de ,, Engelfchen geven aen de geenen, die zich „ voor fommige volkplantingen inwikkelen, y, Zij onderfehciden hen van de Planteren, dat is, van dc inwoonderen, die zich met „ het bebouwen der landerijen bezig houden. y, De anderen brengen hun geldt, en plaetfen j, het, om dus te fpreken, op het geval, in „ hoop van de voordeden, welke zij, "door ,., de uitdeelingen, daervan kunnen trekken 5 „ deze lieden zijn die geenen , welke gij in Frankrijk Aktionittèn noemt. Aenhethoofdt van het beftuur ftelt men een' opperbewinds- man, en onder hem zeven beltierders met „ een' afgevaerdigdc, om de maetfehappij te „ vertoonen in de zaken , welke zij aen het hof mogte hebben. „ De eerfte geldfommen van dit genoot„ fchap beliepen niet boven de viermael hon„ derd duizend guldens; maer de voordeden „ zijn aenmerkelijk genoeg geworden, om de „ regering tot de befcherming van het zelve „ overtchalen. Men beticht het echter van „ eenen koophandel, wiens befturing en ge„ heim altoos gefchuild hebben onder het kleene „ getal van negentig aktiehouderen, wier belang „ het  Tweehonderd en Drieëntwintigste Brie?. 170 I, het was het voordeel daervan te verbergen; 11 Het parlement kennis van de zaek genomen hebbende, is door de bewijzen cn ftukken, 5, welke de Maetfehappij zelve heeft aen dé handt gegeven, duidelijk gebleken, dat zij, in 't geheel geene bekwame middelen ge' bruikt° heeft, om hare verbindtenis met de " inwoonderen des lands uittebreiden; dat zij , "-eene eenige volkplanting binnen 's lands ]\ heeft opgcregt; dat zij, vergenoegd met het verhandelen van eenige weinige vellen en pelterijen v welke zij in Engelandt op eenen hoogen prijs hield, de Indianen van dezen " handel heeft afgeschrikt, .het zij dat zij hun J al te middelmatige prijzen daervoor bood, het zij door de afgelegenheid van hare kan-, , toren ; dat de gewaende fterkten , welke ',' zij gebouwd heeft, ten hoogfte alleen goed „ zijn tegen de Esquimaux; en dat zij, door' • eene hatelijke trouwloosheit, dc Engelfchen in dwaling gebragt heeft, met zelf uitteva„ ren tegen eenen koophandel, dien zij liever , met onze vijanden wilde deelen, dan clen- zelven aen den landaert doen kennen". " Ik heb u nog niet gefproken , Mevrouw ) van de Maetfehappij' van Hamburg, die onder 'alle de Engelfche Genootfchappen de aloudfte, en tegenwoordig de minst aenzienlijke is. De' leden , waeruit dezelve beftaet, drijven den koophandel afzonderlijk, en hebben met elkam deren niets gemeens, dan het uitfluitende voorMa regtjf  iSo De Nieuwe R e i s i g e r. regt, om met de Hamburgeren en eenige lieden* van Duitschiandt te handelen , mits eenige wetten in acht nemende. Het oogmerk, van deze foort' van genootfehap was het vertier der kikenen en andere wollen ftoffen blocijender te maken , de hoedanigheden te verbeteren , en zich tot geringe voordeden te bepalen. Onder dit gezigtpunt ftdde men deze grondftichting voor; en om in de Maetfehappij' te komen, moest men twintig ponden fterlings betalen, en een Engelsman van geboorte, of ten minfte in Engelandt voor een'inboorling erkend en woonachtig zijn. De koophandel van Groot-Britanje met Ruslandt is in de handen van eene Maetfehappij' van kooplieden, wier oorfprong hooger dan twee eeuwen opklimt. Het uitfluitende regt, óm dezen handel te Archangel en in geheel Moskovië te drijven, werd haer vergund door Eduard den zesden, die haer den naem van de Maetfehappij' der Gelukzoekeren, tot de ontdekking van nieuwe landen , gaf. De handvest houdt in, dat geen eenig Engelsman, tenzij een lidt van de Maetfehappij', mag handden op de landen, welke .zij ten noorden van de ftadt Londen ontdekt heeft, noch dezelven bezoeken, op verbeurte van zijne fchepen en de goederen, welke zij in hebben. Dees handel mogt niet gefchieden dan op Engelfche vaertuigen; en alle de uitgevoerde ftoffen moesten niet alleen geweven, maer zelfs geverfd en  Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. iSi en bereid zijn in Groot-Britanje. Gij erkent hierin den oorfprong, en, om dus te fpreken, het zaedt van de beruchte Akte der Zeevaert', welke deze eilanders als het Palladium of den befchermgodt hunner zeevaerdije befchouwenEene der grootfte misdagen onzer regeringe, zeide de heer Brosfier tot mij, is, dat zij altoos haren koophandel aen een kleen „ getal van maetfchappijen overgelaten heeft. ,, Het geringfte gefchil van een dezer genootfchappen is genoeg om den ganfchen land5J aert in een oorlog te wikkelen. De afgevaerdigdcn van het parlement gemeenlijk het voornaemfte belang in diergelijke verbindtenisfen hebbende, doet de ftaetsdienaer, die den krijg begeert, hen fchrceu„ wen , om het volk opteruijen, en het te overreden dat men deszelfs koophandel wil aentasten". Andere aenmerkingen fpaer ik tot den volgenden brief. Ik ben, enz. Londen, den \\den van September, 1755- M 3 Twee-  ï32 De Nieuwe Reisiger. Tweehonderd en Vierentwintigste Brief. Vervolg van Engelandt. " T~^E wezennJ^e rijkdommen van Enge? JL^ landt fpruiten uit de voortbrengfelcn ,, des lands, uit den arbeidt van zijne wéye,, rijen, uit het geene in zijne volkplantingen „ groeit , en uit de verfchillende yisfcherijen, 3, die op zijne kusten gefchieden. Deze mid- delen', met naerftigheit beftuurd, zijn de werktuigen , waervan zich de inwoonders „ bedienen, om met de andere volken te han,, delen. Onder dc voortbrengfels , die het „ onderwerp van dezen koophandel uitmaken, zijn graen , hennip , vlas, faffracn, ooft, 3, hop, ijzer, loodt, tin, koper, fteenkolen, ,, gezouten vleesch en visch,.vee, wol, le,, der, boter, kaes, enz. ,, De landfehappen, welke het midden van het eilandt beflaen , leggen zich bijzonder5, lijk op den landbouw toe; en dc meenigte graens, welke zij inoogften, levert ftof tot -,,'een' zeer gróoten koophandel. De graef„ fchappen Kambridge , Hertford, Gloces3, ter, Hereford, Oxford, Northampton, Bedford, Berken Bukkingham bezorgen de ',, landfehappen der hoofdftadt van voorraedt-, 5, niet alleen ten aenzien van het meel, maer- 33 ZCli>^  Tweehonderd en Vierentwintigste Brief. 183 „ zelfs van de gerst, gcfchikt om bier te ma„ ken, dat daerenboven een aenmerkelijk „ voorwerp van koophandel is. Het groote ,, getal van molens, in het landt van Hertford opgeregt, heeft de kooplieden , die het „ meeste graen vertieren, in dit gewest doen 5, bijeenkomen. Somtijds zijn zij , om te ,, voldoen aen dc verzoeken, die hun gedaen „ worden , genoodzaekt toevlugt te nemen ,, tot eenige landfehappen, aen zee gelegen, ,, waervan de oogiten voor den vreemdeling i} gefchikt waren. „ In het algemeen, weet men van de gra„ nen, die in Engelandt verkoft worden, dat „ hun prijs het vierde gedeelte der geheele 5, waerde van den inwendigen koophandel des „ eilands beloopt. Groot-Britanje bevat bij de vijftig millioenen mergen wei- cn bouw„ landt. De Hollanders ontlasten het gedurighjk van eene groote meenigte koorns; wordende de zekerfté en door de aenhoudenheit misfchien de grootftc handel daêrin ,, met hun gedreven. De ftreken , waerin men het meeste aen den vreemdeling vcrkoopt, zijn ten oostenen ten zuiden, van Edimburg tot aen den mondt van den Teems. , Voor de regering van Karei den tweeden, , vreesde mén , in ons eilandt, dat eene vrije ,, uitvoering van granen aldacr den honger „ zoude veroorzaken. Het parlement veran3, derde van ftelrcgel; en dezelfde beweegreden, M 4 3, die  384 De Nieuwe Reisiger. ,, die ben dus deed bandelen, haelde hen over om de invoering van vreemd koorn te verbie,, den, of, door zware regten, te verhinderen. „ De hennip en het vlas , waervan men „ eertijds naeuwelijks eenige ftruiken in onze „ landfehappen zag , zijn een voorwerp van „ aenkweekinge voor de hoefpachteren , en „ van vertieringe voor de kooplieden gewor,, den. De Ierlanders, verlicht door de kun„ digheden van een bekwaem genootfehap, te „ Dublin opgeregt, leidden zich toe op het „ bezaeijen van hunne onbebouwde landen, „ met het zaedt dezer twee planten. Doch ,, onze grootfte hoop is gebouwd op de eigen- ichap der landerijen , in Schotlandt, toe „ aenkweeking van de hennip. De regering „ heeft getracht deze koopmanlchap aldacr „ gereed te maken. Wat Engelandt betreft, ,, niettegenftaende de zorgen en begeerten ,, van deszelfs inwoonderen , heeft het nog „ geene genoegzamehoeveelheitdaervan, voor de behoeften van den landaert, kunnen op, „ leveren. Wij zijn altoos genoodzaekt fijne linnens en touwwerk in Hollandt, vischnet- ten en grove linnens in Frankrijk, en een „ groot gedceite van ons garen in Vlaenderen „ te koopen. „ Bij deze twee voortbrengfels , die eeni. „ germate nieuw zijn voor Groot-Britanje, „ moet men dc (*) aerdappels en de fafliaen ?, voe. (*) Patates.  rnvt I HONDERD EN VIERENTWINTIGSTE BrIEE. l85 voegen , waervan eene aenmerkelijke vertiering in de binnenfte deelen van het eilandt ] is. De aerdappels, die in den aenvang uit , Amerika in Ierlandt zijn overgebragt , be, flacn tegenwoordig groote ftréfcen in de land, fchappen van Esfex , Surrey, Middelfex, Hertford, Notingham en Lankaster. Wij „ befchouwen dezelven als eene toevlugt voor „ de armen, en als bet wezenlijke van ver„ fcheidene lekkere gerechten, waerdig op de tafel van de rijkftc lieden zelve opgedischt „ te worden. „ De fafFraen , die in ons eilandt groeit, , evenaert in deu^dt bijna die van Azia. Men deelt prijzen uit, om 'er de aenkweeking , van te vermeerderen , en zij is zoo over', vloedig geworden, dat wij niet alleen geene fafFraen meer van buiten 's lands krijgen, " maer ze zelfs aen de Hollanders verkoopen. , De vruchten, welke de landbouw voort„ brengt, als appels, peren, pruimen, ker„ fen, enz., brengen luttel toe tot Uitbreiding van onzen koophandel. Niettemin vervoe, ren wij cider en overgehaelde wateren, '„ waervan eenigen dezer voortbrengfels ten » grond' ftrekken. De cider van Hertford is de geachtfte van Engelandt , en die van „ Engelandt de geachtfte van Europa : men , zendt alle jaren meer dan twintig duizend „ okshoofden van dezelve in de hoofdftadt. M 5 » De  ï&5 De Nieuwe Reisigïr, „ De hop béflaetf groote ruimten gronds (in „ verfcheidene onzer landfehappen, Die der „ graeffchappen Kent, Surrey en Worches„ ter wordt het meeste gezocht; en fommi„ gen dezer hopakkeren brengen zoo veel op, ,, als dc beste wijnbergen. Dit voortbrenglel heeft veel invloede op onzen koophandel, „ zoo uit hoofde van de ongemeene vertie„ ring, welke daerin gefchiedt om zwaer bier „ te maken, als om dat decs drank de invoe„ ring van vreemde wijnen , welke wij niet ,, zouden kunnen ontberen, onder ons ver„ hindert. „ Engelandt heeft oudtijds wijngaerden in „ eenige oorden van het landt van Walles ge„ had; maer de gedurige verandering van het „ luchtgeftel , en de beftendige vochtigheit „ der landftreke, waren hun zoo nadeelig, „ dat de druif bijna nimmer tot eene volko„ mene rijpheit kwam. Sedert een verftan„ dige landbouw ons in ftaet gefteld heqft, „ om onzen grondt beter te kennen, hebben „ wij den wijngaerdt laten varen, ons bepa- lende tot eenige wijnplanten, die, ineen' „ voordeeligen iiandt tegen muren of heinin„ gen geplaetst , vrij goede druiven geven; „ maer de hoeveelheit kan alleen voor de na! „ gerechten dienen. „ Onze herbergiers brouwen een' gemaek„ ten wijn, die wij als zoodanig drinken, en „ waerin wij fmaek vinden. Zij hebben ten „ plat.  Tsvr.KUONDEKD EN VlERENTWINTICSTE BRIEF- l8? platten lande planten van bracmftruiken, " dragende eene foort. van wilde moerbeziën , " waervan zij zich bedienen , om den drank " te verwen. De grondt is een fap van ge" kookte rapen, dat, met deze vrucht, bier " en goudfchuim vermengd, na eene hgte gisting, den wijn van Porto, die in de herbet" een en kroegen gedronken wordt, voort" brengt. Men mengt hem met de wijnen " van Bordeaux en Bourgonje , die, uit de harden van verfcheidene kooplieden komen" de « veeltijds niets anders zijn dan bedorvene wijnen van Languedok en Provence. _ Onze wijnkoopers zijn de grootlte fcheikundigen van het koningkrijk: zij maken te " Londen uwe wijnen na, gelijk men er uwe ftoifen namaekt; of liever, zij maken er " Wijn van allerlei landen. Het geene men " hier Champanjewijn noemt is meestentijds " niets anders dan eene vermenging van appel" en peredrank , fuiker en eenige andere m" mensfelen. Men maekt 'er eene andere " foort van met uwe brandewijnen, of met " dr geenen, welke men uit de fuikerrieten " trekt Wij hebben verfcheidene boeken, " die d'e kunst om wijn zonder druiven te ma" ken onderwijzen. Eene der beweegrede" nen, die geiegenheit tot eene bill van het " parlement tegen de fterke dranken gegeven hebben, is geweest, zeide men, de ver' tiering van het bier en de wijnen, die m  183 De Nieuwe R e i s i g e r. „ het landt gemaekt werden, te vermeerde, ren. „ Onze ftokers hebben alleen regt tot het j, maken van koornbrandewijn, in welken het „ hun zelfs verboden is ëe'nig uittrekfel van .„ fuikerfiroop , fuikerfchuim, appeldrank of „ eenige andere diergelijke ilof te mengen. „ De voorzorgen, welke men gebruikt, zoo „ om de uitvoering dezer bevelen te bevpr„ deren, als om de inzameling van fommige ,, fchattingen te verzekeren, zijn zoo hinder„ hjk en tyrannisch, dat zij in een landt van „ vrijheit noodwendig verwondering moeten „ verwekken. Het huis der ftokeren is open „ voor de bedienden van den impost, die re°t „ hebben om 'er alle oogenbükken in te ko„ men. De eenigfte verpligting, welke men „ dezen heden oplegt, is dat zij een ftads„ amptenaer, dien wij Konftabel noemen, „ bij zich moeten hebben, wanneer zij den „ nacht verkiezen om hun bezoek te doen. „ Zij hebben de magt om de deuren opteloo„ pen, een affchutfel om ver te werpen, en „ zelfs een midcjenmuur doorteflaen, wanneer „ zij hopen eenige handelingen, ftrijdig met „ het verbodt, te ontdekken. Tot alle verft goeding van de onrust, welke deze naer-' „ vorfchingen veroorzaken, zijn zij alleen „ gehouden de fchade , door hen verwekt, „ te herftellen , wanneer zij niets tegen de „ keuren vinden. Om aen zulke moeijelijke 33 on-  tweehonderd EN VIERENTWINTIGSTE BrIET, 189 „ onderzoekingen onderhevig te zijn , is het genoeg cider, fuikerfiroop, een' ftookketel, 11 enz., bij zich te hebben. Een ftoker mag " zijnen oven niet heet maken , noch den " drank, dien hij gcftookt heeft, vcrkoopen, zonder 'er aen deze wreede onderzoekers " kennis van te geven. Het is hem niet ge„ oorlofd van pakhuis, werkplaets of gerecdfchap te veranderen, of zijne vaten te ver" plaetfen, zonder 'er hen van te verwittigen, op ftraf van eene zware boete. Iemant, " die op het verkoopen van fterke dranken in de ftraten, velden of elders dan ter plaet" fen, inde verlof brieven genoemd, betrapt " wordt, vervalt in dezelfde ftraf; en bij " mangel van betalinge, wordt hij twee maen" den in een tuchthuis opgefloten, en ftren" aelijk gegeesfeld, eer hij geflaekt wordt. " &, De volkomenheit, waertoe onze ftokers, Hiettegenftaende alle deze kluisters, hunne " koornbrandewijnen, en de nieuwe dranken, " door hen gemaekt, onder anderen het uit" trekfel van genever, gebragt hebben, heeft " den Engelfchen uwe Franfche brandewijnen " doen vergeten. Hunne onmatigheit in dit " ft uk is de palen der middelmaet derwijze te " buiten gegaen, dat het parlement zich ver" pligt achtte, door wijze keuren, de flechte " uitwerkingen daervan voortekomen. Het " verbood deze dranken in het kleen te ver* " koopen, zonder 'er een verlof, dat vijftig » gui-  igo 'De- Nieuwe ReisiceI guinées kost, en flechts één jaer duurt, toe ,, verkregen te hebben. De kunst van koorn„ brandewijn te ftoken heeft meer dan hon- derd duizend mergen, die tot dien tijdt toe ,, altoos onbebouwd gelegen hadden, met 3, granen doen bezaeijen. ,, De fteenkolen verfchaffen ons eenen tak 3, van koophandel, die ons verrijkt, en tevens 3, den aengroei onzer zeevaert' bevordert en in 3, ftandt houdt. Onze mijnen leveren 'er 3, meer op, dan wij kunnen gebruiken om ons i, te warmen, onze fpijzen te bereiden, onze j, kunstwerken te maken , onze fchepen van 3, voorraedt te voorzien , en de inwoonders ,, onzer volkplantingen daervan te verzorgen. Deze delfftof is van zoo veel aengelegenheit „ voor Engelandt, dat men gemeenlijk'een 3, gedeelte der ondcrftandgelden , welke de landaert voor de noodwendigheden van den ftaet inwilligt, op dit voortbrengfel legt. ,, De mijnen van Northumberlandt verfchaf3, fen daervan eene verbazende hoeveelheit,,, wier infeheping te Newcastle gefchiedt; en 3, de vaertuigen, met deze koopmanfehap beft laden, vertrekken met vloten uit de haven dezer ftadt. De zee is 'er gedurig van be3, dekt; en men ziet te Londen, zonder tus3, fchenpoozing', meer dan vijf honderd fche,, pen van tien tot dertig ftukken kanon, j, fommigen nieuwelings aengekomen, de anj, deren gereed om weder te vertrekken, na j, hun-  Tweehonderd en Vierentwintigste Brief. ï9* „ hunne lading verkoft tc hebben. Deze „ hoofdftadt alleen gebruikt 'er meer dan tag„ chentig millioenen fchcpels van; en de ge„ heele vertiering van deze koopmanfehap, binnen het koningkrijk, houdt niet minder , dan vijftien honderd fchepen bezig, zonder '„ te rekenen het groote getal van vaertuigen, „ die het buiten 's lands vervoeren. Dees ' koophandel is een kweekfchool van boots„ gezellen, welke de koningklijke vloot m den „ noodt prest. „ Zonder het behulp der fteenkolen, zou„ 'den de Engelfchen, die hunne bosfehen zoo " weinig ontzien hebben, hun verzuim in " dezelven te onderhouden betreuren. Deze nuttige en overvloedige ltof is het eenigfte " voedfel van het vuur, dat in de keukens, ' vertrekken en pronkzalen zelve geftookt ", wordt , zonder te fpreken van het geene men gebruikt in de glasblazerijen, pJatteel" bakkerijen , ijzerfmelterijcn , pottebakkerijen/wapenfmedcrijen, enz.,-in het mid', den van Londen zelvcn, aen beide oevers „ van den Teems gefticht. Het,gemak, 't welk dees ftroom verfchaft „ om de kolen in dezeverfchillendc werkplaef„ fen te verdeden; de gerijffelijkheit, welke „ hun ftandt bezorgt om alles wat 'er gemaekt „ wordt, in de pakhuizen en winkels te vcr„ fpreiden , zonder dat men genoodzaekt is „ het zelve intepakken of in kisten te fluiten, 55 is  19a De Nieuwe R e i s i g e e. 5, is voor deze hoofdftadt eene eeuwigdurende 3, verzekering van den hinderlijken en dikken ,, rook, die haren dampkring omringt, eenen nevel, dien de zon zelden doordringt, ver„ wekt , en den inwoonderen misfchien de 3, ziekte , zoo bekend onder den naem van ,, uitdroogende téring', veroorzaekt. 3, Men is het niet eens wegens de natuur 3, dezer delfftoffe: fommigen zeggen, dat zij ,, eene kleiachtige aerde is, doordrongen van ,, zwavel' en jodenlijm : anderen willen dat zij bcftact uit een ontbonden hout, in modder >, veranderd , en met vitriolifche kragten ge,, drenkt. Wat 'er van zij, deze ftof heeft ,, eene donker zwarte kleur ; en de deelen, ,, waeruit zij beltaet, zijn dunne plaetjes, op 3, het naeuwlte met eikanderen vereenigd. ,, Hare vastigheit, uitwerking en eigenfehap „ verfchillen naer de diepte, waeruit zij gej, trokken is. Men heeft 'er twee foorten van: ,, de eene is vet, vast cn langzaan in het ont3, vlammen ; maer vervolgens geeft zij een ,, zeer heftig vuur: de andere is zacht en broos, ,, en ontvlamt ligt; maer hare hitte is zeer 3, flaeuw. „ Deze mijniïof wordt met lagen of aderen 3, in het binnenfte der aerde gevonden ; cn ,, deze lagen zijn verfchillende in dikte, die 3, fomtijds flechts twee of drie duimen is: zij verdienen dan de moeite niet om bewerkt j, te worden. Anderen, in tegendeel, zijn ,, zeer  Tweehonderd en Vierentwintigste Brief. I93 5, zeer dik, en volgen altoos eene richting, evenwijdig aen de verfchillende beddingen ,, van fteen of aerde , waermede zij verge- „ zeld zijn. Wanneer men eene mijn ontdekt heeft, graeft men daerin twee putten, waervan de een dient tot het zetten van eene ,, pomp, om het water uitteputten, de ander „ om dc kolen uittehalen, en beide om lucht aen de werklieden te geven, en eenen uit- „ gang aen de gevacrlijke dampen te bezor^ 33 gétt. ,, Een bekwaem mijnwerker moet kennis. „ hebben van den loop der groeven, van het „ aentasten der aderen door de gaenderijen, „ welke men daerin opent, Van de uittrekking' der ftoffe, en van de kunst' om de toevallen voortekomen of te herfteilen. Hij moet de „ lucht met voorzorg' weten te geleiden, en met verftandt te verdeelen. In heet weder, of wanneer de gaenderijen eene zekere diepte „ hebben , wordt de lucht verdikt; cn men is, door mangel van hare veêrkragt', gej „ noodzaekt de werkingen te ftaken. Dewijl „ zij de lijmachtige deeltjes , die in de gaen,, derijen opftijgen , niet meer in beweging „ brengt, worden deze lijmachtige deeltjes ^, vereenigd en verdikt, en verfpreiden eeriert „ hinkenden , fchadelijken en zelfs döodelij„ ken damp. Het zou dan onvoorzigtig zijn „ de werklieden in den kuil te laten dalen,Om zich van de natuur' dezes damps te verXVUL Deel. N «  De Nieuwe Reisiger» zekeren, zet men met potaerde eene ont„ ftoken kaers op den bodem een er korf, welke'men naer beneden laet zakken ; en „ indien het licht tot den grondt toe aenblijft, n is 'er niets te vreezen. Alen gebruikt bijna ,, eene diergelijke voorzorg, ten aenzien van ,, de gaenderijen:. de arbeiderzet eene kaers op 5, het eindt van eenen langen ftaek, dien hij ,, voor zich uit draegt; en indien hij befpeurü y, dat het licht zich in het uitgaen verlengt, moet hij wijken , alzoo hij anders -zoude 5, verflikken.- Om de lucht in de mijnen uit- „ tczetten, mackt men een' ronden rooster ,, van de hoogte van twee voeten, fteekt'er 5, mijnkolen in aen , en hangt hem in den ,, fchoorfteen op. Het vuur verdrijft de dam3, pen, verdunt dc lucht, en brengt ze weder in beweging. ,, Een der gevaerljjkfte toevallen' is een 3, vuur van luchtdamp, zoo heftig, dat het 3, als een blikfem alle de werken doorloopt,. „ Deze fchielijke ontfteking gefchiedt alleen in ,, de falpeterige aderen. Om 'er de uitwer- king van te vernietigen, geeft men den ar3, beider, die eeggt in den kuil treedt , een 3, ,kleedt, masker en handfehoenen van linnen. 3, Hij houdt eenen ftaek, aen wiens eindt een 3, licht is, gaet op den buik liggen, en heft 3, zijne kaers om-hoog, tot dat de damp ontfto„ ken zij. Dezelve ontvlamt oogenblikkelijk , 3, met een geluidt als een' geweldigen donder- » flag»  TvVF.EIIONEERD EN VIERENTWINTIGSTE BRIEF. 1^5 „ flag, en vliegt uit een' cjer putten haer bui„ ten. Deze werking zuivert de lucht; cn „ men kan Vervolgens in de mijn afdalen, zon„ der het minfte gevaer te loopcn. Het ge„ weidt van de werking' dezes onderaerdfchen „ donders gefchiedt tegens den bovenften wande Ü der mijne. Men wil dat de kleeders van den „ arbeider , die den damp ontftoken heeft i „ indien zij van wolle waren, in een oogen-* „ blik zouden verteerd zijn: want het is eene zonderlinge eigenfehap van dit luchtverfchijn„ fel, niets te verbranden , dan het geene uit „ het dierenrijk zijn' oorfprong heeft. Voor „ eenige jaren deed een diergelijk toeval elf „ mijnwerkers omkomen. Dees damp maekt „ loom en flaperig, doch werkt fomtijds zoo ,, fchieiijk, dat de arbeiders, terwijl zij in den „ kuil dalen, van de ladder vallen. Men kan „ hen behouden, indien men hen in tijds te „ hulp komt. Men brengt hen in de open „ lucht, ai waer zij in den beginne geen eenig „ teelden van leven toonen. Het kragtigftë „ middel is eene zode uit den grond' te fnij„ den, den lijder op den buik te leggen, met ,, den mond' op het gemaek-te gat, en vervol„ gens de zode op het hoofdt te plaetfcn: in,, dien hij nu niet al te lang aen den damp is „ blootgefteld geweest , bekomt hij allengs,-, kens als uit een' diepen fiaep. Anderen doeri „ hem ïaeüw water met wijngeest inzwelgen. „ Dit mengfel verwekt hem eene overvloedige N 2- 49 hïé.  Sgó Db Nieuwe Reisiger-. „ braking van zwarte ftoffen ; doch dikwerf „ behoudt hij eenen ftuiptrekkenden hoest, die hem niet meer verlaet. Gelukkigh'jk heerfchen deze uitwaesfemingen niet gedurig in de mijnen; en daerenboven draegt men 3, groote zorg om alle middelen , welke de , 5, kunst kan inboezemen, in 't werk te ftellcn, ,, om den omloop der lueht' te bevorderen;. „ maer van alle deze manieren is 'er geen zekcrer , dan liet gebruik van den luchtma„ kër (*>. „ De ijzermijnen zijn, in Engelandt, zco gemeen noch overvloedig niet als de koolmijnen, en verfchaffen geene ftof genoeg „ voor alle de werkftukken, die 'er gemaekt 5, worden; weshalve wij genoodzackt zijn het ,, zelve uit Zweden, Ruslandt en Biskaye te „ doen komen. De fehoorfteenplaten , de „ ijzeren kanonnen , de vuurkogels en de 3-, bomben worden in het landfehap Susfex gey, goten. Surrey , Staffort, Warwik, Glo„ cester, Northumberlandt en Jork zijn be„ roemd, om hunne fmitfen en fmeltovens. „ De kramerij van ijzer- en blikwerk, mesfen en keukengereedfehap houdt eene ontelbare ,, meenigte van werklieden bezig, voorname* lijk federt men, onder de regering van Wil„ lem den, derden , in verfchiilende oorden „ van het koningkrijk, de fmeederijen heeft y, aenr C*D Ventüatcur*  Tweehonderd en Vierentwintigste Briet. 197 „ acngemoedigd. Verfcheidene onzer fteden „ zijn hunnen luister aen de werkitukken van „ deze foort' verfchuldigd. Men maekt uit„ muntend ftael in het graeffchap Glocester.. „ De metalen knoopen komen van Birming„ ham en Coventry. Sheffield, in het graef„ fchap Jork , heeft vijftig duizend invvoon„ ders, waervan drie vierde deelen finits zijn. „ Men werkt volmaektelijk in mcsfen te New„ castle. Londen zelf heeft dezen arbeidt „ niet van de hand' gewezen. De werkftuk„ ken van ijzerkramerij', welke in deze hoofd„j ftadt gemaekt worden, overtreffen die van „ alle andere landen. Eertijds werden de beste „ fcharen, fcheer- en pennemesfen in Frankrijk „ gemaekt: tegenwoordig geniet Engelandt „ deze achting. Men krijgt uit het zelve de „ beste floten cn heelkunflige werktuigen; en „ in 't algemeen komen alle dc gereedfchappen, „ die tot eene zekere volkomenheit moeten „ gebragt worden, uit de handen der werklie„ den van Londen. Men Huurt 'er eene ont„ zagchelijke meenigte van naer Frankrijk, „ Hollandt , Italië, Duitschlandt, Polenen „ Ruslandt. De jaerlijkfche uitvoering dezer „ koopmanfehappen gaet boven de drie dui„ zend tonnen ; onze volkplantingen alleen „ flijten 'er voor honderd duizend ponden „ fterlings van. „ Ten opzigte van het keukengeresdfehap „ en de werkftukken van gefmolten ijzer, N 3 „ trach-  De Nieuwe R e i s i g e r. n trachten wij de Duitfchers, Luikenaers en „ Hollanders te overtreffen. Deze rëederijen „ zijn derwijze ónder ons uitgebreid, dat zij 5y meer dan tweemael honderd duizend werk„ lieden bezig houden, boven' de geenen, „ welke zij altoos gebruikt hebben. De fme„- derijen van Newcastle onderhouden 'er meer ,,■ dan dertig duizend. • „ Het loodt, de aluin, het koper en tin m zrJn andere voortbrengfels van dit eilandt, „-.en vormen ais zoo veie kleene takken van „■ deszeifs koophandel. De hoeveelbeit, welke „ daervan aen de vreemdelingen verkoft wordt, „ doet grooce geidibmmen in het koningkrijk „ komen.- De rïjkfte mijnen zijn die van het „ landt van Walles: het loodt, 't welk-men „ 'er uit trekt, brengt tweeënzeventig oneen „ zilvers bij de ton op. Het tin van Engelandt „. wordt voor het beste van Europa gehouden; „ voornamelijk roemt men dat van het land„ fchap Kornwal. Het fchuim zelf, 't welk „ de arbeiders verwerpen, verfchaft zulk goed „ tin als het geene uit Duitschlandt komt. De „ koningin Anna heeft de aerdkolen, die tot ,,' het fmelten van het tin, in dit landfehap en „ in dat van Devon, gebruikt worden, van „ alle regten ontheven. De tinnegieters heb. „ ben andere -zeer uitgeftrekte voorregten: „ doch fchoon zij het beste tin bezitten, wc„' ten zij het flecht te gebruiken; en wanneer lf men fraei vaetvverk van dit metael wil heb- „ ben.  Tweehonderd en Vierentwintigste 'Brief. „ ben , moet men het van den vreemdeling „ doen komen. „ De kopermijnen van Sommerfet, fchoon L zoo overvloedig niet als de lood- en tinmij„ nen, worden voorde rij kfte van het koningk,, rijk gehouden. Men heeft 'er een' bergfteen „ gevonden, waeruit men een koper, 't welk voor dat van Zweden niet behoeft te wijken, ,, getrokken heeft. Dees arbeidt doet thans ,, bij de honderd duizend werklieden leven; " en in plaets dat de Engelfchen voortijds ge3, noodzaekt waren , alle jaren , voor meer ,, clan tweemael honderd duizend ponden fter,, lings vreemd koper intevoeren, verzenden zij 'er tegenwoordig voor eene diergelijke „' fomme van buitenslands. ' ,, Wij hebben insgelijks een groot getal van y, deifftoffen, als het marmer, albast, kris„ tal, amiante of fteenvlas , volaerde, pijp'-, aerde, leijen en amaril. Dit laetfte is een " roode, fomtijds graeuwe, metaelfteen, die ", zeer zwaer en hard is. De werklieden be" dienen 'er zich van, om het glas uittehollen " en te fnijden, het marmer en de gefteenten, " behalve den diamant , te flijpen, het ijzer " en de ftalen fpiegels te polijsten, het geweer " fchoon te maken, enz. De Engelfchen, " die de eenigften zijn, welke het amaril ver" grufeen , door middel van watermolens, tot " dit gebruik gefchikt, drijven met dit metael, " tot een poeder gemaekt, een'zeer grooten N 4 » koop-  epo De Nieuwe R e i s i g e r. „ koophandel. Doch de hoeveelhcit, welke „ het eilandt Guernefcy daervan oplevert, „ haelt niet bij de meenigte, welke zij uit de „ Levant brengen, en waermede zij gewoon „ zijn hunne fchepen te ballasten. „ De volaerde is een fijn en verachtig klei, „ 't welk eenige eigenfehappen van de zeep „ heeft, en waervan men voornamelijk ge„ bruik maekt in de bereiding der wollen ftof„ fen. Wij krijgen dezelve meestal uit de „ graeffchappen Stafford, Surrey, Kent, Sus„ fex en Eedford. Hare bijzondere hoedanig* „ heden brengen niet luttel toe tot de fchoon„ heit onzer itoffen; en het parlement, altoog „ oplettende op het geene den landaert eenige „ voortreffelijkheit kan bezorgen, bewust van » de uitmuntendheit dezer aerde, heeft 'er den w uitvoer van verboden, op dezelfde ftraffeu „ als die der wollen. „ Het zeezout kan in den rang der voort„ brengfclen van Groot-Britanje gefteld wor„ den , fchoon de Engelfchen genoodzaekt; »> ziin h"nrie toevlugt tot het middel der op„ kookinge te nemen, om het te verkrijgen, » De Zivarc regens en de zwakhtit d*r zonne„ ftralen-op onze kusten beletten ons hetzelve „ op eene andere wijs te hebben. Dus maekt v mep het op bet eilandt Wight, in Kumber„ landt, Durham en JNorthumberlandt, Van. „ waer het , onder den naem van zout van j, JNyewcastle, naer Londen gevoerd wordt.  TwEEIIOKDREDEN VIERENTWINTIGSTE BrIEE. 201 M Uit de.zoutfonteinen en mijnen trekken wij een ander zout, dat, met het zout van „ Newcastle, voor onze huifelijke noodwen„ digheden kan volftaen. Het heeft genoeg„ zame kragt, om tot de inzoutingen, het zij „ van vleesch, het zij van visch, gebruikt te „ worden, wanneer men 'er graeuw zom ori» „ der mengt. Men moet 'er echter den ho„ nig van uitzonderen , alzoo dezelve een „ zout van beter hoedanigheit vereischt, 't welk ,, wij alleen van den vreemdeling kunnen krij„ gen. Onze afkeer van Frankrijk heeft ons „ verfcheidene malen doen ondernemen, het „ zout van Spanje en Portugal te berooven „ van zijne fcherpheit en waterachtigheit, die „ het luttel bekwaem tot de inzouting maken; „ doch wij hebben 'er bijna nimmer in ge„ ilaegd. „ De noodzakelijkheit om de beste foort „ van zout te hebben , voor den haring en „ eenige andere visfehen van dezelfde natuur', „ heeft ons de grootfte poogingen doen aen„ wenden , om ons het zelve tc bezorgen, „ zonder van eenigen vreemden landaert afte„ hangen. Bekwame natuurkundigen hebben „ bedacht de zoutplasfen op de wijs van naeu„ we graften te fchikken, minder water dan „ men in Frankrijk doet daerin te laten, en „ foorten van dekfelen, die zich naer den kant „ van het zuiden openden, daerop te plaetfén. Bij deze uitvinding voegden zij nog andeN 5 « re">  302 Di Nieuwe R e i s i g e e. „ ren, die verder gezocht waren; doch geen „ van allen hebben zij tot nu toe gelukkige „ gevolgen gehad. ,, De ftoffereederijen vormen een' anderen ,,' tak van koophandel, die de waerde der na„ tuurlijke voortbrengfelen, door de manier, ,, waerop men dezelve gebruikt, vermeerdert; „ cn het vertier, 't welk daervan buitenslands „ gefchiedt, is de overvlöedigftë bron der ,, rijkdommen van dit koningkrijk. Zij hou. ,, den eene meenigte van lieden bezig, fom,, migen om ze te maken, anderen om ze over „ zee te vervoeren, of de ftoffen, bekwaem om ze te bearbeiden, als de oliën, de verf, ,, deweedasch, de zeep, enz., te halen. ,, Onze wolleweverijen verdienen het eerfte genoemd tc worden, als de kostelijkfte en 3, tevens de aloudfte van het landt. In het ,, graeffchap WiJts maekt men de fraeije ftof,, fen , welke wij door de ganfche weereldt ,, .vervoeren, onder den naem van Spaenfche 3, lakens, om dat 'er. veel Spaenfche wol, met „ de onze vermengd, in komt. De graeffchappen Glocester en Worcester leveren ,, alle de witte lakens, welke wij in Turkije verkoopen. Het kalmandër wordt te Nor. ,, wich gemaekt, en het fcharlaken geverfd te 3, Stroud, aen dc rivier van dezen naem, al,, waer het water , zeer bekwaem tot deze ,, verwerij, verfcheidene volmolens heeft doen 3, bouwen. Onze ftoifereeders arbeiden tevens ,, in  Tweehonderd en Vierentwintigste Briee. 203 , in grove ftoffen voor de arme lieden, bedde'J dekens en huisfieraden. Een uwer landgenooten, in de weereld' bekend, door zijne „ twisten met de Jezuiten, onder den naem van vader Norbert, heeft korts, drie mijlen " van deze hoofdftadt, twee weverijen van „ wollen tapijtwerk opgeregt, de eene naer ,, die der Gobelins, dë'andere'in naeryolging van die van Chaillot, bij Parijs, welke ver„ dienen door de regering befchermd, onder„• fteund en aangemoedigd te worden. „ Alle deze handwerken overtreffen, ten ■ aenzien van hun getal en hunne verfchei, denheit, dc overigen in Engelandt. Echter \ zijn 'er zeer aenmerkelijken in" andere focr5' ■ ten vanx waren. Verfcheidene fteden doen " een' zeer fterken handel in gebreide en geweven koufen. Voor de herroeping van , het Edict of Gebodt van Nantes, ontvin" gen de Engelfchen alle hunne hoeden uit " Frankrijk. De vlugtelingen hebben hunne ftoffereederijen met zich gebragt: dc voor„ naemften zijn gefticht te Leicestèr , War„ wik, Wandsworth en Londen. Sommige „ landfehappen zijn 'er, die zich eeniglijk met „ fpinnen bezig houden, en waerin de vrou„ wen cn dochters van het platte landt de fpil „ niet verlaten. Onze wolleweverijen gebrui, ken ten minfte een millioen werklieden, öf „ het agtfte gedeelte der inwoonderen van 53 Groot-Britanje; ,, De  204 De Niiüiu Reisuh, » De reederijen van katoen en linnen wor„ den, door hunnen aenwas, een groote fteun „ voor de armen, die 'er werk- vinden. Men „ maekt 'er bombazijnen , diemeten , linten „ en verfcheidene geweven ftoffen , bekwaem „ tot keurfen, kamizolen en tabberden. Het » veriof £ot het fchilderen en drukken van lin» nens, om de Indianen en Perfianen naerte» bootfen , béeft in Engelandt de geboorte » aen ee« nie"w beroep gegeven. Het ver. „ tier daervan is aenmerkclijk genoeg'gewor" den' om het parlement overtehalen tot het „ leggen van fchattingen op deze koopman9, ichap. De heer Cromelin , Fransch vlug„ teling, heeft deze kunst tot de volkomen. " he,1C' waenn ZÜ tegenwoordig is, onderons » gebragt. De garentwijnderij heeft denzelfl „ den voortgang niet gemaekt: de reederij der „ kanten is beter gelukt. Het landfehap Buk» k)nëham is vervuld met arbeidfteren , die „ dezelve van verfchillende prijzen bewerken " Te B1endfort worden zulke fraeije kanten als „ in Vlaenderen en te Venetië gemaekt; doch „ hare hoeveelheit niet overeenkomende met „ onze vertiering', krijgen wij 'er alle jaren „ van Brusfel, Mechelen en Valenciennes » De zlJ'deftof is eene andere foort van ree" teu]> dle zeer bloeijende in Engelandt is, „ Eertijds bragten wij daervan jaerlijksch voor „ twaelf honderd duizend ponden fterlings in 9, het rijk: tegenwoordig koopen wij 'er in „ Frank-  Tweehonderd en Vierentwintigste Brief, 205 Frankrijk niet voor liet vierde gedeelte de" zer fomme van. Wij maken volle , ge„ ftreepte en opgewerkte ftukken, met gouden en zilveren bloemen. Italië levert ons zijde, welke wij in ons landt bewerken. „ Ook ontvangen wij dezelve uit Perfië , Geor„ gië en Bengale. Men begroot de geheete „ invoering der zijden , welke wij ruw uit „ Turkije, Italië en de Indiën krijgen, jaer„ lijksch op vijf honderd duizend ponden fter„ liags. Voor eenige jaren maekte het parle„ ment eene bill , om onze volkplantingen „ tot het aenkweeken van zijwormen te ver„ binden. „ De Walfche en Franfche vlugtelmgen, „ gelokt door Elizabeth en hare opvolgers, „ ftichtten te Kantelberg onze eerfte zijderee„ derijen. Willem de derde moedigde deze „ handwerken aen, en richtte 'er nieuwe op. „ De koningin, zijne echtgenoote, om dezel„ ven in zwang te brengen, wilde geene an„ dere ltoffen dragen; en voor vijftig jaren, „ maekte men jaerlijksch reeds voor dnemael „ honderd duizend ponden fterlings zwart taf „ in Groot-Britanje. „ De vermaerdften dezer reederijen zijn te „ Londen zelven , alwaer zij meer dan agt „ duizend weefgetouwen bezig houden. Men „ moet bekennen dat de behandeling daervan „ uitmuntend is, en dat men hun noch de keur „ der ftoffen noch de vol^omenheit der ver- „ wen  zo6 De Nieuwe Reisicee, 5, wen kan betwisten; maer zij zijn nog zeer „ verre van de volmaektheit der teekening'. *» Men jfpat onze handwerkfels aen het gebrek „ van fmaek en famenftellinge, en aen de .verft deeling der ilecht gefchakeerde kleuren, „ zonder eenige kragt' en kunst', hoewel zeer 5, fraei in zich zelve. „ Onze reeders van opgewerkte ftoffen heb„ ben nog een ander gebrek, des te onverft fchooniijker, om dat het niet alleen eene „ dwaling van fmaek, maer van zelfsbelang en „ koophandel is. Eene waer, reeds te duur „ door het maekfel, verrijken zij ten ontijde, „ en verkwisten de zijde in werkftukken, die reeds niet dan al te zwaer zijn. Eene ftof „ van waerde moet niet langer duren, dan de „ frischheit der kleuren, die dezelve verfiercn' „ zij is gemaekt tot optooifel, en niet tot „ langdurig gebruik. Deze aenmerking moest „ des te meer kragt hebben, om dat eene al „ te bewerkte, zware en vaste tabberdt door,, gaens kwalijk kleedt, zonder zwier, zonder „ plooijen , zonder bevalligheit , en minder' „ een gewaedt dan een ftuk huisraeds gelijkt „ Daerenboven vermindert de duurte eener „ kleedinge natuurlijkerwijze derzelver vertier. „ Een reeder moet zijne winst op bet maekfei „ en niet op de ftof zoeken, voornamelijk als „ deze ftof zoo duur als de zijde is. ,, De glasblazerijen, hoewel nieuw in Enge« landt, hebben reeds de volkomenheit dezer „ kunst'  TwKKflONDKVDKN VltRENTWINTIOSTE BrIEE. kunst' bereikt. De bekwaefflbeit,onzer werk" lieden blijkt voornamelijk in de werkhukken, die pp, de manier van kristal gemaekt " wo"den, en tot de dagelijkichc noodwendig-' ".heden dienen. De zilveren vaten en keukengereedfchappen hebben niets bekoorhjkers op netgezigt; en de middelmatigheit van " den prijs doet dezelven verkiezen boven die " van andere landen. Voor de regering van ,, Willem denderden, trokken de Engelfchen „ büna al het glas, waervan zij gebruik maek„ .ten , uit Frankrijk: tegenwoordig zijn zij ■ „ in ftaet om het aen hunne geburen te ver„ koooen. Hunne voornaemfte glasmakenjen .* zijn'indegraeffchappenSusfex, Sommcrfet, Worcester, Northumberlandt, Glocester, „ Middelfex en Jork. Londen is de eemgfte „ plaets van het koningkrijk, alwaer men eene „ reederij van fpiegelglas heeft. „ Het aerdewerk had, in den aenvang van „ deze eeuw', geene groote voortgangen m dit eilandt gemaekt; doch 4e zorgen, welke „ men omtrent dezen arbeidj^eeft aengewend, „' hebben denzclven in ftaet gefteld tot het „ voortbrengen van werkftukken, die in verfcheidene gewesten van Engelandt zeer gezocht worden. Qmftreeks Londen vindt men drie of vier porfeleinreederijen, waer-van die van Chelfea de aenmerkelijkfte is.Een rijk burger draegt 'er de kosten van; «, en een bekwaem Fransch kunftenaer levert  203 De Nieuwe Reisiger. 3, of beftuurt de teekeningen van alles, waf ,, 'er gemaekt wordt. Sedert eenigen tijdt, „ heeft men , in de nabuurfchap van deze, „ eene andere gefticht, wier werkftukken, 3, door eene foort van afdrukfel, in hetgraeuw s, gefchilderd zijn. Men graveert het onder5, werp, 't welk men wil vertoonen, öp eene ,, koperen plaet. De fnede van dit graveerfel moet tamelijk wijd zijn, om eene zekere hoe„ veelheit van ftoffe, bekwaem tot de kunsts, bewerking, te bevatten. Deze ftof, die de „ kalk van eenige metalen, met vergruisd glas „ vermengd, zijn moet, legt men op de plaet, „ en maekt dacr mede een afdrukfel op papier , „ 't welk men yèrvolgens, met de gedrukte zijde, plakt op de plaets vari het porfelein, 3, welke men wil befcbilderen, na dezelve met „ terpentijnoly gewreven te hebben. Wijders „ trekt men 'er het papier zindelijk af, en zet „ het werk in het vuur. Deze manier van „ het porfelein te - fchildcren of te drukken „ zou het gebruik van meer dan eene kleur 3, kunnen gedoogen, zonder dat men zich tot het graeuw zou behoeven te bepalen. Een 3, onderwerp , eenmael geteekend en gegra3, veerd, ftrekt niet alleen tot eene aenmer3, kelijke fpaerzaemheit, door de mcenigvul,, dige afdrukfels; maer wanneer de teekening „ goed is, gelijk men zich daervan gemakke" J} lijk kan voorzien, vermeerdert zij het fie^ r'aedt en de waerde van het werk. De  'f WEIHONDERD EN VIERENTWINTIGSTEBSIEF, 90$ De papiermakerijen van Engelandt heb„ ben ons nog niet kunnen bevrijden van de „ verpligting' om papier in Frankrijk en te „ Genua te koopen. Het onze wijkt in hoe„ danigheit niet voor dat van Hollandt, en „ overtreft het zelfs in witheit. Dat van „ Schotlandt is uitnemend fraei: de broeders „ Foulis , boekdrukkers te Glocester , die „ jaerlijkseh voor twee millioenen aen boeken buitens lands verzenden , zijn daeraen ge„ deeltelijk den roem hunner perfen verfchul„ digd. De vermaerde drukken van Jan Bas„ kerviile , uit de ftadt Birmingham , in het landfehap Warwik, lokken insgelijks de oplettendheit der liefhebberen, door de fierlijkheit en het gezigt der letteren, de vol„ maektheit van den druk, de eenparige kleur van den inkt, en vooral door de fraeiheit „ van het papier, 't welk zoo volkomen glad w is, dat men het veeleer van zijde dan van „ lompen gemaekt zoude achten. Vergenoegd „ over de eenvouwigheit der boekdrukkunst', „ had de bekwame drukker niet noodig eenige „ hulp te ontleenen van het graveerfel, noch „ van alle de toevallige verfierfelen, die, om ,5 dus te fpreken , tot een' geleibrief dienen „ aen eene meenigte van fmakelooze voort„ brengfelem „ Bij ons is het papier veel duurer dan iri „ Frankrijk: de kpsten van drukken zijn veel aenmerkelijker, en echter zijn bijna alle dè XVIIL Deel. O „ bo^V  Sio De Nieuwe &.ïïsicek. „ boeken, die van onze perfen komen, in 't „ algemeen, bef.er gedrukt dan de uwe. Gij „ hebt goede boekdrukkers, en uitmuntende „ lettergieters: maer gij maekt geen werks ge„ noeg van deze twee beroepen ; en hunne naerftigiieit wordt door de openbare achting niet beloond. De middelmatige kunftenaers „ moeten door het belang, de groote kunfte„ naers door de eer aengeprikkeld worden. „ Men drukt zoo veel en misfchien meer te Londen dan te Parijs: echter is de boekhan-* del van Engelandt veel minder uitgeftrekt „ dan die van Frankrijk. De uwe gefchiedt „ door de geheele weereldt; en 't geene da „ Engelfchen verkoopen van boeken, in hun„ ne tael' gefchreven, is bijna in den omtrekvan hun eilandt bepaeld'. Gretig, gelijk wij zijn, naer alle de voortbrengfels uwer „ letterkunde, zouden wij die zekerlijk veel„ eer van u dan van de Hollanderen koopen , „ indien, gij meer zorg voor uwe drukkunst1 „ droegt. Uwe boeken maken drie vierde „ deelen van de winkelen onzer boekverkoo„ peren uit, zonder te rekenen het geene zij „ daervan in onze volkplantingen verzenden. „ Het is een gemeen gebruik onder ons, de „ losfe bladen van een werk van langen adem, „ naermate zij van de pers komen, afzonder„ lijk uittegeven; 't geen zeer gemakkelijk is „ voor de geenen , die gaerne een gedeelte „ van het boek kennen , eer ^ij het geheel „ koo-  Tweehonderd en Vierentwintigste Briee. siè koopen: men wordt minder afgcfchrikt vaii 3, den prijs; en 'de boekhandelaers verkoopen 'er meer afdrukfels van. De bereiding van het leder bezorgt den Engelfchen eene koopmanfcbap, welke zij in hun landt bewerken, of aen de vreem3, delingen verkoopen, tot groot voordeel „ voor hunnen koophandel. De keuren ora„ trent de uitvoering van het onbewerkte le- der zijn zeer verfchillende geweest. In fom„ mige tijden heeft men dezelve toegelaten, ,, in andere verboden, naer de onderfcheidene „ inzigteri der regeringe. Wij hebben een ,, groot aental van leêrtouwerijen , in onze „ landfehappen verfpreid ; en verfcheidene onzer Heden zijn beroemd door de werk„ ftukken, welke zij in Engelandt vertieren, 3, of buitens lands verzenden. Londen maekt 'er een groot gedeelte van. Wij krijgen uit 3, Northampton gemaekte fchoenen , uit het „ graeffchap-Sommerfet lederen handfehoenen ,, voor mannen , uit dat van Oxford paerde- zadels, en uit het koningkrijk Schotlandt de „ beste vrouwenhandfehoenen, enz. „ Eertijds hielden de tabaksreederijen, en 3, het bewerken van deze koopmanfehap, mee,, nigvuldige arbeiders bezig; maer federt men in alle landen, deze plant weet te bearbei,, den, is derzelver getal grootelijks vermin,, d2rd. Onze volkplantingen van Noord,, Amerika brengen onmetelijke inzamelingen O z „' vari  312 De Nieuwe R e i s ï g e r. „ van tabak voort. Frankrijk koopt 'er ons „ alle jaren voor meer dan vier millioenen van „ af: het overige wordt in Hollandt, Duitsch„ landt, Noorwegen en de Oostzee verhan„ deld. De regten, die op dit voortbrengfel, „ bij deszelfs invoer in het koningkrijk, geheven worden, bedragen zeven penningen „ het pondt; dit geldt wordt bij den uitvoer „ wedergegeven, indien dezelve binnen-den „ tijdt van drie jaren gefchiedt. De aenkwee„ king van deze plant' is in Groot-Britanje ver„ boden. „ De visfcherij is insgelijks eene overvloe„ dige bron van rijkdommen voor Engelandt, „ en een andere tak vap deszelfs koophandel. „ Jarmouth en Leftof zijn de twee lieden, „ die zich bijzonderlijk meest met dezen 'han„ del bezig houden. De andere landfehappen „ aen zee hebben mede visfehers ; maer de „ kusten van Terra-Nova en Nieuw Engelandt „ zijn voor ons onuitputbare mijnen. In alle „ deze verfchillende zeeltreken vangen wij „ eene ontelbare meenigte van bakkeljaeuw, „ haring en fprot, welke wij aen de buitenlan- ders verkoopen. De Schotten zouten jaer„ lijksch meer dan zestig duizend vaetjes ha„ ring, boven het geene zij zelfs kunnen ver,, orberen. Dc kusten van Engelandt leveren „ 'er zoo veel van op , zonder te rekenen „ dc ontelbare meenigte, die versch gegeten '39 wordt. Het grootlte, gedeelte wordt naer n Hol-  Tweehonderd en VierentwintigsteBriet. 213 „ Hollandt, Frankrijk, Spanje en Italië in}, gefcheept. „ Indien men op de berichten der kooplie„ den mag vertrouwen , verfchaffen de ver„ fchillende visfcherijen van bakkeljaeuw, die „ door de Engelfchen in de Noordzeen, op „ de westelijke kusten en ten noordwesten van „ Schotlandt, op de groote bank van Terra- „ Nova, en op de noordelijke kusten van „ onze volkplantingen gefchieden , alle jaren daervan meer dan tweemael honderd duizend centenaers, of honderd ponden gewigts, die „ in de zuidelijke declen van Europa en naer „ de Antillifche eilanden gezonden worden. „ Nieuw-Engelandt drijft een' bijzonderen „ koophandel van ftokvisch met de Franfche „ volkplantingen, waerdoor het voordeel van „ deze visfeherij' nog vermeerderd wordt. Die „ der zalm is overvloediger op de kusten van „ Enselandt, Schotlandt en Ierlandt, dan op „ eenige andere bekende plaets. Men vangt „ 'er ook veel op het eilandt Terra-Nova. „ De oesters van Colchester worden voor de „ lekkerfte van Europa gehouden. , „ De Britannifche regering heeft niets verzuimd , om de walvischvangst aentemoedi" gen. Echter is het waer, dat zij hare op„ lettendheit en zorg over dezelve later dan „ over de andere visfcherijen heeft doen gaen; „ dewijl de eerfte maetfehappij , die dezen „ handel ondernam, niet dan onder de regeO 3 » rin2  214 De Niïuwi Reuicer, „ ring van Willem den derden werd opgeregL „ Het parlement vergunde daeraen groote ?> voorregten. Men gaf haer de magt om goe„ deren in landerijen te bezitten: zij had°een „ bijzonder zegel, en verfcheidene voordee„ len met alle de ftaetkundige genootfchappen „ gemeen. Uit kragt' van hare handvest', „ mogt zij den walvischhandel in alle de zeen, j, en bepaeldelijk in die van Groenlandt, drij- ven; en dit regt itrekte zich uit over alle „ de deelen , welke men van dit dier trok. ,, Zijn oly en zijne zeep waren bevrijd van „ allen impost. „ Zoo vele voordeden konden de maet„ fchappij niet beletten van hare onderneminge j, aftezien ; maer de koningin Anna, deze „ visfcherij vrij makende, vergunde aen alle „ hare onderdanen dezelfde voorregten, wel„ ke de maetfehappij genoten had. De har„ poeniers waren van den gedwongen dienst' „ op de koningklijke vloot ontflagen; en teq, „ einde de koopmanfehappen, die voorname„ lijk in oly beftonden, meer vertiering zou„ den hebben , verbood men allen anderen „ oly dan dien van den walvisch te branden, 5, in de geheele uitgeftrektheit van Groot„ Britanje. Eindelijk gaf het parlement, voor „ eenige jaren , eene keur , waerdoor ijder „ vreemd Proteftant, die een' zekerni tijdt „ op een fchip, tot deze visvangst gebruikt, 8 zoude dienen» met het regt van inboorling. „ fchap  Tweehonderd en Vierentwintigste Brief. ai5 „ fchap in Engelandt befchonken werd. Het „ fcbijnt echter niet dat men dezelve zoo ver heeft kunnen uitftrekken, als deze verftan„ dige maetregels doen zien, dat men zoude „ begeren", Uit vreeze, Mevrouw, dat deze bijzonderheden van koophandel uwe aendacht zouden vermoeijen , fpaer ik het overige voor den volgenden brief. Ik ben, enz. Londen, den 17'den van September, 17SS- Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief. Vervolg van Engelandt. De koophandel kwijnde in Engelandt, bij mangel van werkzaemheit, federt Willem den verooveraer tot aen de zestien" de eeuw. De leenroerige regering heeft , den voortgang daervan langen tijdt vertraagd; ", en de Engelfchen begonnen eerst vlijtig te worden, onder de heerfehappij van Eduard den derden. Om de weverijen aentemoedi„ gen , verbood dees vorst den invoer van vreemde ftoffen, en lei eene fchatting op „ den- uitvoer van ongewerkte wolle. De „ ganfche koophandel van Groot-Britanje be„ paelde zich toen tot het uitvoeren van-zijn O 4 „ loodt,  3i6 De Nieuwe R e i s i g e r. „ loodt, tin , ijzer , leder , zijne boter en ,, wolle, waer voor bet de koopmanfchappen ,, en waren, waeraen het gebrek had, ont5, ving; en Calais was toen de ftapel van de,, zen ganfchen handel. De bezitting van deze ,, ftadt maekte de Engelfchen mededingers van » de Vlamingen ; en de jaermarkten, welke „ zij 'er inftelden, bedierven die van Ant3, werpen. . ,, Elizabeth, eene bijzonderer oplettendheit 3, over den koophandel latende gaen, ontving 3, de Vlamingen, die uit hun landt verbannen 3, waren , en ftichtte, met derzelver hulp', verfcheidene weverijen. Hare fchepen gin„ gen in de nieuwe weereldt nieuwe rijkdom3, men zoeken ; en hare volkplantingen bca, bouwden 'er nieuwe landerijen; terwijl zij, door voordeelige verdragen , den Noord„ fchen en Levantfchen handel aen hare vol„ ken verzekerde. De uitvoer van granen opende eenen anderen tak aen de kooplie,, den, en werd een magtige prikkel voor de ,, landbouweren. Eindelijk maekte het eilandt' ,, Terra-Nova, 't welk zij bemagtigde, hare „ onderdanen meester" van bijna de ganfche 33 visfcherij der bakkeljaeuw'. ,, Om de hoedanigheit onzer lakens te volJ} maken, regttcn de opvolgers dezervorftinne ,, eene kamer van koophandel op , en verphgtten de hovelingen om zich met inland3, fche ftoffen te Ideeden. De heerfcheloos- 3, heit  Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief. 2if „ heit der regeringe van Karei den eerften en het beftuur van Olivier Kromwel deden 5, geen nadeel aen den koophandel. De ver„ oovering van Jamaïka, de Akte der Zee- vaert', en de vermindering der rente , van 3, het geldt, zijn de drie gebeurtenisfen, die, jn deze tijden van onrust', deszelfs voort3, gang meest bevorderden. Karei de tweede had insgelijks eenige op3, lettendheit op dezelfde voorwerpen. En„ gelandt was toen ten toppunt' van zijnen 3, voorfpoedt: men kende 'er flechts twee 3, fchattingen , te weten, die van het pond3, geldt, of de ftuiver van het pondt op den in- en uitvoer der koopmarrfchappen , en 3, die der landerijen, zijnde bepaeld op eenen 3, geringen impost. De landaert was niets 3, fchuldig, en bezat onmetelijke fchatten: 3, het volk was nimmer gelukkiger geweest. 3, Dc drift, welke dees vorst tot het vermaek 3, had, liet hem bijna nimmer toe, zijnen geest 3, door al te ernftige zorgen te vermoeijen: echter vindt men , onder zijne regering, ,, verfcheidene goede keuren van koophandel vastgefteld en ingevoerd , zonder dat men weet wien men de uitvinding daervan ver- pligt is. ,, Geen koning van Engelandt heeft, over ,, zulk eene gewigtige ftof, beter denkbeel3, den gehad, dan Jakobus de tweede. Dit is „ êèn regt, 't welk hem alle fchrijvers bewijO s 35 zen, ai» 1  ai8 Di Nieüwi Reisiqer. zen; en hij wordü over dit Huk geprezen op den voetzuil van een ftandbeeldt, dat hem „ in den hof van het paleis van Whitehall vertoont. Hij ontwierp verfcheidene fa„ menftellen van koophandel, waervan de „ landaert groote voordeden getrokken heeft; „ en hij maekte aenraerkelijke veranderingen s, in de zeevaert. „ Koning Willem kon de uitmuntende grond„ beginfels, welke hij uit Hollandt gebragt „ had, niet naer zijne begeerte opvolgen. „ Onze oorlogen met Frankrijk, en de geduid rige tegenkantingen , welke hij in de rege. „ ring ontmoette , deden hem verfcheidene ondernemingen, door hem met voorfpoedt begonnen, verlaten. Echter leende hij ge„ willig het oor aen verfcheidene openingen, 3, en verwierp 'er geene eenige, zonder de„ zelve onderzocht te hebben. Onder zijne 3, regering vindt men den oorfprong van ver„ fcheidene handwerken, die federt tot hunne voikomenheit gebragt zijn. „ Koningin Anna , door dezelfde inzigten „ beftuurd, befchermde alle deze grondftich„ tingen, en regtte 'er zelfs nieuwe op, met ,, het geldt en de naerftigheit, welke haer de „ vlugtelingen van Frankrijk aenbragten. In „ het vervolg deed onze koophandel andere „ vorderingen, welke men voornamelijk aen „ de wijsheit der laetfte regeringen moet toej, fchrijven. Van een zwak en vreinig gevreesd » volk  Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief. 219 , volk vormde hij een rijke en magtige land, , aert, bekwaem om groote zaken te onder,, nemen, en groote rampfpoeden te wederftaen. ,, Dewijl de ganfche kragt van Engelandt in, 5, den koophandel beftaet, fchaemt men 'er ,, zich dit beroep niet. De inwoonder der ,, hoofdftadt ziet op zijn kantoor den zoon, broeder en bloedverwant van een' baron of 3, ridder, die zich beroemen kooplieden, wier namen, dierbaer aen het vaderlandt, in de ,, jaerboeken des koophandels geheiligd zijn, 3, onder hunne voorouders te tellen. Hij ziet ,, alle jaren een' man van denzelfden rang, ,, met den tytel van Lord-Mayor bekleed, om ,, dus te fpreken , koningklijke eerbewijzen en een bijna oppermagtig gezag genieten. ,, Hij weet dat zijne dochter van de grootfte 3, heeren des koningkrijks zal gezocht worden, dat zijn zoon naer de eerfte waerdigheden 5, van den ftaet kan ftaen , en dat hij zelf, ,, zonder genoodzaekt te zijn zijne pakhuizen 3, te verlaten, naer eertytels kan haken. Ziet , hij het itandbeeldt van Marlborough voor , den gevel van een heerlijk paleis opgeregt, hij befchouwt de ftandbeelden van Gresham ,, en Barnard, aen de beurs geplaetst, als eeuwige gedenkteekens van de erkentenisfe hun,, ner landgenooten. Hoedanig zijn gelukftaet ,, zij, hij kan arbeiden om denzelven te ver5, meerderen , zonder verpligt -te wezen de hoop  S2o De Niiüwe Riisisek. „ hoop van eerbewijzen en bedieningen daerj, aen opteofferen; en indien de liefde tot de ,, rust hem zijn beroep doet verlaten , het ge„ fchiedt om het zelve overteleveren aen zijne „ kinders, die in den ftaet van hunnen vader „ hunnen roem Hellen, en 'er zich in bege» „ ven, zonder zich onteerd te achten. „ Een onzer fchrijveren, Seymour genoemd, „ zoekende naer den oorfprong van de meeste „ groote huizen, die tegenwoordig in Enge„ landt ftandt hebben, heeft bevonden dat „ een der voorvaderen van den lordDarmouth, „ Thomas Leggé , een koopman in huiden „ was, en met de dochter van den graef van „ Warwik trouwde; dat de hertog van Mon„ tague afftamt van een' kruidenier , Brow „ genoemd, de graef van Rochefort van een' „ kramer, Builen geheten, en de hertog van „ Leeds van een' Jakenbereider, wiens naem „ Olborn was; dat de lord Carnawon een' „ kruidenier onder zijne voorouders telt; en „ dat de graef van Esfex zijnen oorfprong „ verfchuldigd is aen Willem Capell, laken-. „ kooper, de graef van Warwik aen Richard" „ Rich , koopman in kramerijen , de lord „ Dormer aen een' man van denzelfden ftaet, „ gelijk ook de graef van Covcntry. Ik zou „ een grooter getal van diergelijke voorbeel„ den , waervan men de Jijst in denzelfden „ fchrijvcr kan lezen , kunnen bijbrengen. . j, De zotte hoogmoedt op de geboorte , die » ia  TWEEHONSSRD EN VIJFENTWINTIGSTE BRIEF. 22ï" „ in de geringe zielen uitblinkt, zou wel be„ iagchelijk geweest zijn, toen Miehiel de la „ Pole zijnen winkel verliet, om in het hoogerhuis overtegaen, in de hoedanigheit van „ graef van Suffolk ; toen Thomas Morus, „ enkel fchepen van Londen, tot de waerdig„ heit van kanfelier verheven wierd , toen 5, Willem Kolles tot den rang van hertog van „^ewcastle opfteeg; toen Cranfield, enkel „ koopman, tot graef van Middelfex benoemd , „ en de kleermaker Fits-William met de Orde „ van den Koufebandt bekleed wierd. „ Om eene afkomst, dieu, naerdegewoon„ te van uw landt, onteerende zoude kunnen „ toefchijnen, te wettigen, moet ik uzeggen, ;„ dat onze koningen zelfs zich fomtijds laten „ aennemen in een der twaelf gilden, zijnde de zijdekoopers, kruideniers, lakenbereiders, „ vischkoopers , goudfmeden , leertouwers, .„ kramers, herbergiers, kleermakers, vette* wariers, ijzerkoopers, enz., waeruit jaer„ lijksch de Lord-Major, dat is, de koning „ van Londen, verkozen wordt. Willem de „ derde, nog Hechts prins van Oranje zijnde, „ had het gilde der lakenbereideren aengeno„ men; Wanneer de hoofdftadt eenigen vreem,, «leling van aenzien-met het regt van burger-' „ ijchap vereert, is hij verpligt, bij het ont„ vangen van den openbrief, zich in een dezer twaelf gilden te laten aennemen. De „ hoofden.van aenhang in liet parlement, fchoon  aas De Nieuwe Reisiger, „ fchoon fomtijds van de hoogfte geboorte " bekuipen zelfs deze inlijving, die, tusfchen j, hen en het volk, eene onderlinge verbind„ tenisvan genegenhëit én aenklevinge wordt. „ De gemeenebestgezinde geest, bij den ,, doodt van Karei den eerften, de'gemoedej, ren des Jandaerts overmeesterd hebbende, h verloor de adeldom het denkbeeldt, dat hij j, zich door den koophandel konde vernede« *en- Zo° lanS de regering van Kromwel „ ftandt greep, was de edelman in geen groo„ ter aenzien dan de rijke burger, en fcheen „ minder naerijverig op de aloudheit zijner ty5, telen, dan bézield met de begeerte om zijné „ goederen te vermeerderen. De alleenheer„ fching herftelde den adeldom , die zijnen „ rang hernam, zonder den lust om zijnen „ rijkdom te behouden eenigzins te verliezen; „ en men vervolgde met den koophandel te „ eeren , om niet te fchijnen zich door het „ beoeftenen van denzelven vernederd te hebi, ben. Dus zou dit beroep, zonder de bp„ regting van het gemeenebest, nimmer tot „ den graedt van achting', waerin gij het be„ fchouwt, gekomen zijn: de edelman hadde ,, het zich onwaerdig gerekend; en zij zelfs, ,, die 'er door verrijkt waren , zouden zich ,, misfchien niet ontzien hebben het te verj, achten. De Engelsman , wetende dat het „ hem niet onteert, maer dat hij, in tegën,, deelj zijn aenzien daeraen verfchuldigd is, „ wacht  fwKïHÓNBSaÖ EN VIJFENTWINTIGSTE BRIE?. 223 ,,, wacht zich wel van iets te doen , 't welk „ ham het zelve zoude kunnen ontnemen. „ Ook kan men tot lof van onze eilanderen zeggen , dat 'er misfchien geen landt is, „ waerin meer opregtheit, vroomheit en goede trouw onder de handelaers heerfchen, „ Onze kooplieden hebben flechts eenerïei prijs: overfchatten iseenebegaefdheit, welke bun onbekend is, lemant, die met de „ onkunde van eenen vreemdeling zijn voor„ deel deed , om zijne goederen boven de waerde te verkoopen, zoude onteerd wezen. Zonder dat de wet hem veroordeelt, zou hij geftraft worden door de openbare ge„ fchriften, die, door het bekend maken van „ zijne bedriegerij', de eerlijke lieden zouden „ aenfporen, om hem hun vertrouwen te „ weigeren. Doch vindt hij zich, door oa* „ voorziene gebeurtenisfen , in de droevige „ noodzakelijkheit van bankbreuk te maken, „ de overtuiging, dat hij ongelukkiger dan „ fchuldig is, bezorgt hem aenftonds de hulp zijner vrienden, nabeftaenden cn fchuldeis' fcheren zeiven. Van dat oogenblik af, heeft hij geene geregtelijke onkosten: zijne mede" broeders onderzoeken zijne belangen ; en „ de uitkomst hunner zorgen is, hem in ftaet te ftellen , om als voorheen te arbeiden, H Zijne eer lijdt niets door zijn ongeluk: alle „ de verontwaerdiging van het algemeen valt ,. flechts op den bedriegelijken bankbreker. De  224 De Nieuwe R e i s i g e r. De wet wreekt, in alle hare ftrengheit, hef 3, ligchaem der kooplieden van een' zijner lej, den, door wien het onteerd wordt, en de 33 fchuldeisfchers over het verlies, 't welk dat 3, lidt hun doet ondergaen. Geene magt kan 3, zijn vonnis opfchorten, geene befcherming ,, zijne regters affchrikken , geen geldt hem omkoopen : zij zijn , om dus te fpreken, ,, zelfs zijne tegenkauters; en ijder bedrijf, 3, 't welk de goede trouw van den koophandel „ kwetst, raekt hen in 't bijzonder. Hier uit 33 ontftaet, ten aenzien van hetganfche volk, „ het zeldzame voordeel .van een onbepaeld 3, vertrouwen, dat, in gevaerlijke omftandig„ heden, den koopman in ftaet ftelt om het' ,, rijk te hulp te komen; „ Voor het overige wordt deze vroomheit, „ deze goede trouw onzer kooplieden, zelfs 3,«in het verachtelijkfte graeuw gevonden. Op ,, zekeren dag reed een bankhouder, met eene ,, huurkoets, waerin hij veel gelds had, door „ de ftraten van Londen. Een der zakken j> ging open, zonder dat hij het gewaer wierd; 3, en de ftukken verfpreidden zich, door eeni. ,, ge fpleten in den bodem van het rijtuig, 3, over de ftraet. Sommige voorbijgangers 3, hielden de koets ftil, en verwittigden den j, bankhouder van het geene 'er voorviel.Aenftonds werd het rijtuig omringd door eene j, meenigte van volk, dat eenen kring rondom de karos geflagen hebbende, niernant toeliet ï, de.  Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief. 235 „ dezelve te naderen. Niemant van hun, „ die dezen iluitboom uitmaekten, ging van „ zijne plaets, voor dat al het gelde weder- gevonden was. De koetfier verliet zelfs „ zijne zitbank niet; en geen der aenfehou„ weren verzocht om eenig drinkgeldt. ,, Engelandt'is zeer oplettend, om alle de „ voordeelen zijner ligging' ten nutte van „ zijnen koophandel aentewenden. De zee, -„ die het omringt, bezorgt aen deszelfs In„ woonders het noodzakelijke gemak, om de ,, koopmanfehappen hunnes lands overal te verzenden , en die van anderen met minder „ kosten te ontvangen. Zijne verstafgelegene „ landpunt is flechts vijfentwintig mijlen van „ den oceaen; en gij befeft wel hoe voordee„ lig een afftandt, zoo gelukkiglijk gefchikt, voor den koophandel is. Zijne havens zijn , talrijk en uitmuntend; en dewijl het eene zeer groote uitgeftrektheit van kusten heeft, „ is het ook noodwendig van meer bootsge- zeilen voorzien. De volken van het vaste„ landt zijn genoodzaekt de fteden te verftèr,-, ken, en krijgsbenden te onderhouden. Wij, „ in tegendeel, beveiligen ons , door onze „ fchepen , voor den inval onzer vijanden: ,-, onze houten muren zijn de eenigfte fterkten, „ welke wij noodig hebben. Dus ftrekken alle „ de onkosten, welke wij voor onze veiligheit „ doen, ook onmiddelijk ten voordeelc van„ onzen koophandel en onze zeevaert'. XVIIL Deel. P » Voeg  üs6 De NiEiüwe Reisigee. „ Voeg hierbij de vruchtbaerheit van den „ grondt, en den overvloedt der voortbreng3, felen. Een goede oogst kan het ganfche 3, eilandt den tijdt van vijf jaren voeden, en Helt ons in ftaet om-ons graen te verzenden j, aen de volken , die 'er ons oudtijds van ,, voorzagen. - De uitmuntende boedanigheit „ onzer wollen zijn wij aen de gematigdheit 5, der luchtftreke verfchuldigd; en haren overy, vloedt hebben wij dank te weten aen het ,, voordeel, 't welk wij in het voeden van talrijke kudden vinden. Eindelijk, hebben ,, de gunftige wetten voor den landbouw', 3, koophandel en de uitvoer der waren , de 3, aengemoedigde naerftigheit, mitsgaders de T, onderhoudene en befchermde zeevaerdij, ,, Engelandt onwaerdeerlijke fchatten , zoo in „ natuurlijke voortbrengfelen als in handwer- ken, bezorgt. ,, Doch ik twüffel of mijn vaderlandt alle „ deze voordeelen lang zal genieten. De hand,, werken , die in Portugal worden aengelegd , ,, zullen dit koningkrijk wel rasch in ftaet ftel,, len, om die van Groot-Britanje te ontbé3, ren. Eertijds leverden wij loodt aen Frank,, rijk; maer federt gijlieden geleerd hebt dit „ metael, 't welk in eenige uwer landfchap,3 pen' gevonden wordt, te bewerken, federt ,, men in Bretagne en Navarre mijnen ge3, opend heeft, zien wij ons vertier afnemen. „ Het tin, de tabak, de ligte Engelfche baei- jen  Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief. 227 \i jen en de granen zijn thans alleen voorwerpen van koophandel tusfchen de beide voli, ken. Daerënboven maekt uw aerdewerk ,, ons tin luttel noodzakelijk ; en indien de aenkweeking van den tabak u geoorlofd „ ware , wat zou 'er van dit gedeelte onzes „ koophandels worden ? Reeds- heeft men „ in Frankrijk, een begin gemaekt met het bewerken van verfcheidene koolmijnen, ,-, waervan men zich den grootften voorfpoedt „ belooft. Ten opzigte van het graen, zal „ de uitvoer eene nieuwe werkzaemhcit aen uwen'akkerbouw geven; en wel rasch zult gij óns koorn niet meer noodig hebben. Aen den anderen kant, hoe veel bctaelÉ Engelandt niet aen Frankrijk voor deszelfs „ wijnen, brandewijnen, ftoffen en nieuwe $, dragten ? Voor naeuwelijks honderd jaren, waren wij in het bezit van de ganfche verkooping' van kleinoodiën, die in Europa, Azia en de Nieuwe- Weereldt gefchiedde : wij „ hebben 'er een gedeelte van in Azia en Amei% rika behouden ; maer wij hebben die vart „ Europa verloren. Toen Law in Frankrijk j, kwam* waren de Engelfche kleinoodiën in „ de grootfte achting : ik weet dat gijlieden dezelve den voorrang boven de uwe geeft; „ maer Law lokte fommigen onzer kunftena„ ren naer Parijs, om 'er aenkweekelingen te' ,, maken ; en wel rasch werden hunne fcho„ lieren hunne meesters. De Engelfchen had-  228 De Nieuwe Reisices. . ,, den, met de grondbeginfelen hunner kunst', ft hechts dc werktuigelijke voikomenheit, die „ zonder verdienste is als zij fmaek ontbeert, „ onder u gebragt; en de fmaek, men moet ,, het bekennen, wordt bijna alleen onder de „ Franfchen gevonden. Onze kleinoodiën zijn „ rijk, doch zonder bekoorlijkheit, en beha,, gen niet dan aen heden, die de uwe niet „ kennen. Dc Engelfchen zelfs zoeken alles, ,, wat uit de handen uwer kunftenaren komt; en de voorrang, welke-zij u geven, is de „ minsttwijffelachtige bekentenis van de min„ dei-heit hunner begaefdheden. Bij ons be„ haegt een kostelijke fteen aen de gierigheit, „ zonder cenig vermaek aen het gezigt te ge,, ven. De verfierfeis, waer mede wij den,, zei ven overladen, hebben onder eikanderen „ geene de minfte overeenkomst, beletten de ,, wederzijdfche orde, en brengen in 't geheel ,, geene uitwerking voort. Een fnuifdoos, „ tegenwoordig te Londen gekort, zou ge,, houden worden voor een maekfcl vanFrank„ rijk onder de laetfte regering. Onze goud„ fmederij is niet volmaekter geworden ; en „ ons tafelzilverwerk is, gelijk het zilver uwer ,, kerken , met fpiegelen , platen en ruiten „ bearbeid. De uurwerken, die eertijds van ,, den Grooten Heer, den Sophi en de amp„ tenaren, die het hof van deze vorften uit,, maken , gedragen werden, waren van het maekfel onzer horologiemakeren. ïegen- woor-  Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief. 229 „ woordig-verkoopen zij'er veel minder: de " Franichen nemen hunne plaets in. " Uwe riine lakens hebben overal den voorrang boven de onze: gij voorziet daervan " Turkije, Barbarije, Italië en Spanje. Wij " zenden 'er insgelijks wel in de Levant; doch wij verkoopen 'er geene, voor dat de uwe „ vertierd zijn. Onze volkplantingen , I*r„ landt en ons eigen landt zijn de eenigfte , oorden, alwaer wij dezelven zonder mede* droging' verkoopen ; en dit is eeniglijk het " geene onze itofrereederijen tegenwoordig " in ftandt houdt. Het is waer dat wij, ten aenzien der grove lakens, allerlei voordeel ' op u hebben. Gij verkoopt de uwe alleen " in uwe volkplantingen, en voor uwe bin'! nenlandfche vertiering. Onze grove ftoffen worden voornamelijk in het graeffchap " Jork gemaekt; maer deze handwerken zijn " zoo bloeijende niet meer als zij eertijds wa" ren. In Frankrijk hebt gij lakens, welke " onze verwers nimmer hebben kunnen naer" bootfen: dit zijn bovenal de teedere kleu" ren, als de roze-, de heldere violet-en de " appeibloefemkleur, enz. Ons fcharlaken " zelf is zoo levendig noch glinfterende niet " als het uwe. Dit is waerfchijnlijk de oor" zaek van het geringe vertier onzer fijne la, 'kens; want, ten aenzien van de hoedanig" heit,' zijn zij ten minfte zoo goed als de Z uwe. Hun eigenlijk gebrek, 'twelk ik als P 3 » het  239 De Nieuwe R e i s i g e r. „ het wezenlijkfte befchouw, is dat zij veel „ duurer dan de Franfche lakens zijn, 't geen '» ongetwijffeld uit het onderfcheidt der arbeidsloonen ontftaet. „ Onze voornaemfte koophandel van faeijen s, en ligte ftoffen gefchiedt op de westelijke ,, kusten van Groot-Britanje, van waer'de „ fchepen, die met'hunne vracht' beladen „ zijn,^ vertrekken; maer dees tak van koop„ manfchap is insgelijks zeer veel verminderd. Sedert omtrent vijfentwintig jaren , levert „ gijlieden de ftoffen, bekwaem tot de klee,, dingen der kerkdijken, bijna in geheel Eu? „ ropa. Betreffende uwe wollen drogetten, „ niemant kan ontkennen dat zij fraeijer cn „ beter dan de onze zijn; en uit dien hoofde kan men ligtelijk bevroeden, dat onze werk,, plaetfen wel rasch zullen verlaten worden. Onze floerfen en krippen van Suffolk begin- nen te vervallen, federt gij diergelijke maekt. 3, Ten opzigte van de flanellen, zijn die van 3, Engelandt nog de volmaektfte: de uwe heb„ ben noch derzelver zachtheit noch warmte. „ Maer wat is 'er geworden van den koop, handel in hoeden, zoo bloeijendé in Enge„ landt ? Tegenwoordig verkoopen wij het 3, vierde gedeelte niet van het geene wij eer3, tijds daervan in Portugal zonden. De Fran,, fchen/drijven deze koopmanfchap, en voor,, zien'daermede de Spanjaerds, wien zij de» „ zelve goedkooper geven. Wel is waer dat ?) g'j  Tweehonderd en Vijfentwintigste Bmet. 231 „ gij uw beverhair van ons krijgt; maer de" wijl de arbeidsloon in uw landt minder is, wordt het geene wij van u winnen, in het " verkoopen van ons beverhair, u door deze " fpaerzaemheit wederom vergoed. „ Wat hebben wij niet in 't werk gefield, „ om onze linnenweverijen aentemoedigen, en " derzelver vertier te bevorderen. Onze hn", nens hebben noch den luister noch den glans " van die van Frankrijk. Uwe Kamerijkfche , linnens, uwe fijne lij waden en batisten zijn " door de Engelfchen naergemaekt; maer nimmer is het ons gelukt u te evenaren. Ons vlas is ten minfte zoo fraéi als het uwe; ons , fpinfeï behoeft voor het uwe niet te wijken: l] doch onze werklieden bezitten minder be" kwaemheit; cn onze bleekcrijen kunnen de „ uwe niet ophalen. , Onze zijden, koufen overtreffen de uwe in hoedanigheit; maer dewijl men , in de " voorwerpen der pracht', minst naer de fterk" te zoekt, is het niet te verwonderen dat " deze laetften den voorrang boven die van " Engelandt hebben. Zij zijn zoo glansrijk en " fijn van brcidfel, dat wij ze nimmer hebben " kunnen naermaken; zonder te rekenen dat deze fterkte, die 'er het gewigt en de waer, „ de van vermeerdert , insgelijks derzelver s, verkoop moeijelijker maekt. „ Ten opzigte van andere zijden waren, is alles, wat uit onze weverijen voortkomt, P 4 » wel  232 De Nieuwe R e i s i g e r. ,, we] gewerkt, maer weinig aengenacm. Be» fchouw onze moren: zij zijn zekerlijk beter ,, dan de uwe; derzelver water is fraeijer en ,, levendiger afgebeeld; en echter durven onze vrouwen geene anderen dan die van Frank- rijk dragen. „ Wanneer een tak van den koophandel be„ gint te kwijnen, zoekt de wetgevende magt ,, zorgvuldig naer middelen om denzelvcn we,, der te bezielen. Om aen de hoedenreede„ rijen, welke beginnen te verflappen, meer ,, levendigheit te geven , heeft men alle de ,, regten op den invoer der bevervellen opge5, heven, cn die van den uitvoer vermeerderd < ,, zelfs heeft men het verwoesten der konij,, nenwouden verboden, om het getal der ko. s, nijnen , wier hair in het maken van onze ,, hoeden nuttig gebruikt wordt, niette ver. ,, minderen. De geringfte voorwerpen, zoo ,, dra zij onze naerftigheit betreffen, houden ,, de regering bezig. Zij verbant dc laken ,, knoopen, om het beroep der knoopmakeren ,, in ftandt te houden: zij neemt dc nieuwe ,, kleederen, zoo van mannen als van vron. ,, wen, die van buiten inkomen, inbeflag, om ,, de kleermakers te bevoordeelen: zij verbiedt ,, de vreemde ftoffen, om onze weverijen te „ doen gelden. De doodftraf is vastgcfteld „ tegen den geenen, die een' onzer werklieden verleidt, om zich onder de vreemde. », irogen te begeven; en niet zelden ziet men 35 zelfs  Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief. 1233 „ zelfs amptelooze Engelfchen hun vaderlandt „ mee ontdekkingen en kunften van andere ,, landen verrijken. Engelandt is zijne fpie„ gelmakerij verfchuldigd aen den hertog van ,, Bukkingham , die het geheim daervan uit Venetië bragt. Lady Salton ging zelf, in ,, Hollandt en Vlaenderen, kennis nemen van „ het weven en bleeken der linnens. Lord Bolingbroke deed een weefgetouw van ba„ tist, gelijk aen die geenen, waervan men ,, zich te St. Quentin bedient, in Frankrijk „ maken , en zond het zelve naer Londen. „ Wij hebben landltreken, waerin de ganfche „ adel zich vereenigt, om alle jaren vijf hon„ derd fpinnewielen en honderd haspels te le„ veren aen de geenen, die ijder eene zekere „ maet lijnzaeds gezaeid hebben. Eindelijk is j, het oogmerk van het genootfehap der Anti„ Gallikanen den fmaek voor de Franfche „ dragten en ftoffen, die onzen landaert cijns„ baer aen den uwen maken, uit ons eilandt te verbannen. ,, Dan federt het verbodt dezelve zeldzamer „ gemaekt heeft, worden zij, dooreen' zon„ derlingen nooddwang , met gretigheit van „ de Engelfchen gezocht, als des te dierbarer ,, aen de pracht van den landaert. Hare ver„ tiering biedt eene aenmerkelijke winst, en „ is tegenwoordig de begunftigde tak van den „ handel der fluikeren. Zij gebruiken alle „ hunne behendigheit om het bellag te ontwijP 5 » ken>  «34 De Nieuwe R e i s i g e r, „ ken , het zij door het omkoopen van de „ tolbedienden , het zij door het bedriegen ,, van derzelver waekzaemheit, door zulke „ wel beleide listen, dat dezelve hun bezwaer„ lijk kunnen mislukken. Hoe grooter het „ gevaer is , hoe meer begeerte men heeft „ naer deze ftoffen, wier waerde men minder „ fchat naer derzelver hoedanigheit, dan door „ de moeijelijkheit om ze te bekomen. Onze „ vrouwen zelve, niettegenftaende al haer ,, verf tandt, kunnen de befmetting van het „ voorbeeldt niet wederftaen; en uwe dragten. „ zijn het gewigtigfte deel van den verboden „ koophandel. Het voordeel, 't welk gij „ daeruit trekt, is onmatig: eene zijden kant, „ die te Parijs zes Franfche guldens kost, „ wordt te Londen voor eene guinée verkoft. „ In het algemeen kan men deze winst fchat„ ten op vijftig ten honderd, als men dezen „ handel zeker drijven wil , en op honderd „ ten honderd, wanneer men 'er minder voor„ zigtigheit in gebruikt. „ Zij-, die het gevaer vreezen, doen de „ koopmanfchappen , welke zij ter fluik over„ zenden, verzekeren, 't geen gemeenlijk te „ Calais, Boulognc , Duinkerke of Dieppe „ gefchiedt. De gewone prijs is tien, twaelf „ of vijftien ten honderd. Men is verpligt de „ verzekerde ftoffen te Londen, op een' aen„ gewezen oordt , te leveren; en ten dien „ einde, komt men overeen met de tollenaren „ der  Tweehonderd en Vijfentwintigste Briee. 235 3, der havens, of maekt een verdrag met den „ fcheepskapitein, die zich verbindt de goe„ deren ter beftemder plaetfe te bezorgen: „ diergelijke verbindtenisfeh worden voorna„ melijk door de pakétboots aengegaen ; en wanneer de bezoekers der kusten, eenige mijlen van de haven, het vaertuig overmees. ,, teren, om te beletten dat 'er iets uitgeligt „ worde, eer het in Engelandt komt, koopt „ hen de kapitein door geldt om, of verdooft „ hunne waekzaemheit door eenen overvloedt van bier of rhum. Indien het fchip, met „ zijne ganfche lading in de haven aenlandt, „ komt de tollenaer , die te voren gewaer,, fchuwd is, met zijne bedienden, hetzelve „ onderzoeken. Hij zelf befchouwt alle de „ balen , die niet al te naeuwkeurig bnder„ zocht moeten worden, en laet de pakken, ,, voor welke men niets te vreezen heeft, aen zijne medehelpers over. „ Wanneer men wijn of brandewijn wil la„ ten doorflippen, neemt men den tijdt waer, „ dat de tolbedienden in -flaep zijn, en ont„ fcheept de tonnen , eenige mijlen van de ,„ haven , door middel vam eene floep , die dezelven overvoert naer de oorden der kust', „ vanwaer de tollenaer de opzienders heeft ,, weggenomen. Alle deze goederen, te Lon„ den gekomen, worden ter bewaringegebragt „ in de hoven der afgezanten, of in de huizen „ der parlementsleden, waerin de tolbedienden 53 geen  93ó .De Nieuwe Reisiger. „ geen regt hebben eenig onderzoek te doen. j, Hier worden zij ontvangen en verborgen ,, van de amptenaren dezer huizen, die daerj, voor rijkelijk beloond worden. ,,, De onregtmatige regten , welke wij op „ de vreemde koopmanfchappen leggen, zijn, ,, voor de fluikeren, een vermogend middel, ,, dat hen werkzaem, ondernemende en zelfs ,, 'ftout maekt. De gevaren, welke zij loopen, evenaren geenszins de winften, welke zij bedoelen. De eenen fchijnen hun zeker, ,, de anderen twijffelachtig. Daerenboven zijn ,, 'er zoo vele lieden, die belang hebben in hen te doen flagen, dat het bijna onmoge,, lijk is dat het hun mislukke. Alle vermeer,, dering van regten is altoos de oorzaek van ,, eene vermeerdering' van fluikerij'. „ Schoon de Engelfchen dezen ongeoorloof,, den koophandel niet geheelenal kunnen be,, letten , doen zij alles wat zij kunnen om ,, denzelven te beteugelen. Zij hebben fche3, pen aengelegd, om de lorrendraeijers optc,, loopen , ftellende alle hunne pooginrai ,, voornamelijk tegen die van Frankrijk in het ,, werk. Voor de fluikerij' op het landt, zijn ,, 'er, in de fteden , tolbedienden, die regt ,, hebben om in de huizen te komen, dezelven ,, te onderzoeken, en de dragers van verdach,, te pakken, zelfs op de ftraet, aentehouden. „ De verbeurdverklaring van verbodene koop5, manfehap is de eenigfte ftraf niet van den ,3 mis-  T weehonderd en Vijfentwintigste Brief. 237 „ misdadiger: hij wordt daarenboven veroordeeld tot het betalen van eene zware boete. " De eeftrengheit is niet minder tegen een' " fcheepskapitein, alzoo men, boven de boe„ te, zijn vaertuig , met de geheele lading, „ verbeurd verklaert. „ Dan indien het algemeene welzijn de ge„ ftrengfte verboden noodzakelijk maekt, heeft " het bijzondere belahg duizend redenen om dezelven te verijdelen of te trotféren. De fluikerij geeft daertoe duizend middelen aen de handt, en gefchiedt met allerlei listen, „ en fomtijds met eene onverfaegdheit, naer de grootte van het voordeel gefchikt. Alles „ ftrekt ten voertuig', alles ftrekt ten ftapel' „ van deze foort' van koophandel. Het kleene „ eilandt Man is het zekerfte magazijn en het gemakkelijkfte kantoor van denzelven. Men „ fpreekt hier van het aloude ontwerp,: om „ deze opperheerschappij met de kroon' te „ vereenigen , weder optevatten. Het was. „ door Henrik den vierden gegeven aen den „ lord Stanley., wiens erfgenamen, door dc „ opvolgers van dezen vorst in deze gift be„ vestigd , .beftendig geweigerd hebben met „ de koningen van Engelandt, op de voor# deeliglte voorwae'rden , daerover te hande„ len ; maer men hoopt dat de hertog van, ,, Athol, wien dit prinsdom toebehoort, door „ zijn huwelijk met de erfgename van den „ graef van Derby, zich min onhandelbaer » zal  B3§ De Nieuwe ït ei s i g * 1; » zaI betoonen, en dat de koop wel rasch zaï 5, gefloten zijn (*). „ Dit eilandt, onafhangkelijk van de Brii, tannifche heerfehappij', en van het gezag „ onzer geregtshoven , is een onfehendbaer „ verblijf voor de bankeroetieren, eene vei„ lige fchuilplaets voor de misdadigen, en als » de ftaPeI van allen den ongeoorlofden en *, heimelijken handel der drie koningkrijken. *> Zijne luchtftreek is koud: de nevels der zee 3, veroorzaken 'er een zeer ongezond verblijf: j, zijn grondt, die zijnen bewoonderen naeuwelijks hun onderhoudt kan verfchaffen, 3, brengt geen eenig voorwerp van koophandel „ voort; en echter maekt de koophandel het zelve levendig en volkrijk. Alle de kusten j, van Groot-Britanje worden overvloedig „ voorzin van wijn, brandewijn, porfelein, 3, tabak , fuiker, linnen en allerlei foorten 3, van koopmanfehappen , overgevoerd uit 3, Frankrijk, Spanje, Hollandt, Hamburg, „ Denemarke, Zweden en uwe volkplantin5, gen , door deze eilanders, die dezelve bij ,, nacht, of onder begunftiging derftormen, ,, waermede zij dikwerf omringd zijn , aen5, brengen. ,, Het eilandt Man , liggende ten noorden „ van Engelandt, heeft eenigen tijdt den tytel ,, van (*j Hij is gefloten federt de wederkomst van den Keiziger.  Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief, 239 „ van koningkrijk gevoerd. Zijne inwoonders / „ fpreken eene bijzondere tael, hebben bijzon„ dere wetten en gewoonte, en zelfs een bij„ zonder geldt. Door een zonderling gebruik, „ gaen de vrouwen nimmer uit den huize, „ zonder gewonden te zijn in het laken, dat „ haer , na den doodt, tot een' zweetdoek „ moet dienen. „ Dezelfde inzigten, die de regering bewo„ gen hebben, om over de hereeniging dezer/ „ opperheerfchappije te handelen, hebben ver„ fcheidene keuren, die allen ftrekken om on„ zen koophandel meer en meer te begunfti„ gen, doen geboren worden. Men heeft de „ uitgaende regten, die op de koopmanfchap„ pen, in het koningkrijk gemaekt, en op de „ natuurlijke voortbrengfels geheven wierden, „ vernietigd. Men heeft onzer volkplantingen „ van Amerika de vrijheit om fommige weve„ rijen te hebben verboden, om het voordeel „ der arbeidsloonqn voor de Engelfchen van „ Europa te behouden. In onze oorlogen met ,\ de Franfchen, is eene van de eerfte zorgen , der regeringe , onze kooplieden voor uwe kapcren te beveiligen. Het is onder ons vastgefteld, dat, indien een fchip, beladen „ met koopmanfchappen, die de regten betaeld „ hebben, in zee vergaet, of door de zeeroo„ vers genomen wordt, de eigenaer een ander „ fchip met diergelijke goederen mag uitrus„ ten, zonder iets op nieuws te betalen.  24° De Nieuwe Reisiger, „ Een koopman , wiens zorgen door don „ voorfpoedt niet onderfteund -zijn , en die -3, zich buiten ftaet bevindt om zijne fchuld3, eisfchers te voldoen, na hen van zijne bank3, breuk verwittigd , zijne boeken, papieren 3, en briefjes voortgebragt, en hun een' ge3, trouwen ftaet van zijne goederen cn zaken 3, vertoond te hebben, wordt niet alleen niet 33 in hechtenis gezet, maer ontvangt, in te3, gendeel vijf ten honderd van de waerde 3, zijner bezittingen, tot het beloop van twee 3, honderd ponden fterlings. Uit kragt' van 3, deze fchikking', geeft men hem eene kwijtfehelding; en dan kan men hem niet meer 3, in perfoon aentasteri. Men is hier nog on3, kundig van de kunst' om eene bedriegelijke „ bankbreuk in orde te bréngen. Op het ge3, ringftc vermoeden van kwade trouw', wordt 3, het regtsgeding aen de overziening van het ,, openbare ftaetsbeftuur gefteld; en de fchuld3, eisfchers vinden zich niet in gevaer van hun ,, verlies te zien verdubbelen, door de nood,, zakelijkheit om zich als tegenpartijen te ver33 toonen. ,, Men tast iemants perfoon aen, om de ,, geringfte fchuldt. De wetten zijn in dit ,, opzigt zoo geftreng, dat een fchuldeisfchcr, 3, die zijnen fchuldenacr in hechtenis laet zet3, ten, niet gehouden is hem van onderhoudt te voorzien. Oudtijds waren -'er bevoor}, regte plaetfen , aïwaer men, in geval van ,/ » on-  T.VEEHOKDERD EN VIJFENTWINTIGSTE Bciir. S4.X # onvermogen, zich verfchuilde 5 dceh de „ aenmoediging , welke deze yerbhjfplaetfep „ aen de fchelmen gaven, bewoog het parle„ ment dezelve te vernietigen. Wij hebben h niets van het geene gij in Frankrijk het Ge„ regt der Konfuls (*) noemt. De twisten, 5, die pm zaken van koopmanfchap ontftaen, „ worden voor de gewone geregtshoven ge: „ voftnisd , maer de regtsgedingcn zijn veel „ korter, wanneer zij wisfelbrieven of hand„ fchriften op orde betreffen. „ Dc Engelfche koopman is gewoon twin„ tig ten honderd afllag te geven aen lieden, „ die in het groot en met gereed geldt koopen: „ wanneer men honderd pondt fuiker neemt, „ betaelt men 'er flechss tagchentig van. Daer„ enboven kan men niets beleefdere zien dan •„ een'winkelier van Londen: men koopt voor „ geen' fchelling , of hij biedt u aen , het. geene hij u verkoft .heeft aen uw huis te „ zenden. Zijne begeerte tot winst is het „ grondbeginfel van deze vriendelijkheit, die „ hem zelfs befchaefd en innemends maekt „ omtrent de dienstboden. Hij hoopt dat hij, „ door hen te lief koozen en zelfs vereeringen , te doen , het vertrouwen der heeren zal „ winnen. Maer zoo gedwee en gèdiëxifcg1 . hij fchijnt, wanneer hij aen zijne fortuin' 4. arbeidt, zoo zeer vergeet hij, als hij Ut (*") Justice Confulaire. XVllL Dceh Q ;  SSfB Dï Kiiüwe RïïsrcEü»- „ welvacrt gekomen is, de regels der onder„ werpinge en welvoegelijkhcit, en treedt de„ zelve met voeten. Deze trotschheit heeft yj tot een grondbeginfel het regt van eigen3, dom-, 1 welk de gefteldheit van het landfi „ geeft. „ De naerffigheit van den koopman maekt „ hem de moeijelijkfte ondernemingen gemak„ kelijk; en zijne ftandvastigbeit in den ar- beidt doet hem alle de hinderpalen te boven ,, komen. Echter is hij geen vijandt van het vermaek: hij geniet alle de geneugelijkheden van het gemak, en ontvlugt alleen die der „ ijdelheit en pracht'. Zijne vrienden en zijn huisgezin zijn ten naestenbij de kring, waery, in zijne tijdkortingen zich bepalen. Bij den „ koopman der ftadt ontmoet men geene pot„ femakers, die zich met hem gelijk ftellen, „ of geene grooten, die hem verachten. Zijn gelukftandt is altoos boven zijne onderne3, mingen, om dat zijne begeerten altoos be3, neden zijne rijkdommen zijn. Hij is edel5, moedig uit den aert', fpaerzaem uit grond3, beginfelen, nimmer milddadig uit hoogmoed',,3, noch verkwistende uit onbedachtzaemheit» Hij is openhartig, opregt, eerlijk, een 3, vijandt van moeijelijkheit en nog meer van ,, het bedrog, geen aennemer des perfoons, 3, altoos getrouw aen zijn woordt; en om dae 3, onze koophandel zich tegen de verdorven*. heit der andare ftaten heeft weten te ver- „ dee-  Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief. 243 ,,' deedigen, is zijne welvaert in Handt gebleven. „ Deze welvaert blijkt door den rijkdom ,, der kooplieden, door de fnelheit en omne5, telijkheit der fortuinen , te vergelijken bij „ die geenen, Welke men elders door het be,, handelen dér algemeene penningen verkrijgt; ,, Deze rijkdommen bewerken in Engelandt 3, even het zelfde, 't geen de fehatten, met ,, pachten bijeengefchraept, onder U lieden 3, verrichten : zij verheffen de aloude huizen, ,, door 'er onmetelijke goederen en hinderlijke j-, bloedverwanten intebrengen ; of zij ver» j, wekken nieuwe geflachten , die, naeuwe3, lijks geboren zijnde, de aloude huizen wil,, len evenaren; Daerenboven, de fpaerzacm„• heit, welke de koophandel voorfchrijft, de 3, zorgen, welke hij vereischt, en de gevaren, j, die hem omringen, boezemen grondbeginfels 1, in, alzoo voordeelig voor een opkomend huis, als de verkwistende en trotfche geest 3', van de kinderen uwer tollenaren gevaerlijk „ Yder bankhouder of koopman heeft ge„ meenlijk een' medegenoot, wiens eenigfté ,, bediening is de boeken en fchriften te houj, den. Ook hebben zij aenkweekelingen s die,' 3, onder den naem van leerlingen, zeven jaren ,3 in deze foort1 van nieuwelingfchap doorbren,-, gen. Men begint dezelve gemeenlijk op dé H veertien jaren, en eindigt ze in den ouder , Q ss- jj dGtèfil  C44 De Nieuwe R. e i s i ® e r, „ dom van eenentwintig jaren , die, voor „■ allerlei ftanden, in Engelandt, de eindpael „ der mindcrjarigheit is. De andere leerling„ fchappen mogen niet korter duren; cn alie „ deze aenkweekelingen vormen in Londen „ een talrijk ligchaem, dat in alle de omwen- telingen zijnen ftreng gehouden heeft. Zij „ zijn de tweede orde in eene ftadt, waerin „ de eerfte rang beftaet uit kooplieden en „ handwerkeren, in gemeenfehappen verdeeld, „ en met voorregten voorzien. Deze gemeen„ ten hebben ijder jaerlijkfche amptenaers, „ genomen uit het geheele ligchaem, waervan j, zij de regering handhaven1'. De aennadering van ons middagmael deed ons van gefprek veranderen, en maekte een einde van onze wandeling. Ik ben, enz. Londen, den zoften van September, 1755, Tweehonderd en Zesentwintigste Brief, Vervolg van Engelandt. Wij traden in eene herberg, digt bij her park, al waer men ons eenen maeltijdt, op de Engelfche wijs, opdischtc. Niettegen' ftaende alles, wat men u van de uitmuntende boedanigheit van het vleesch dezes lands heeft kun-  TwEEirON'DRED EN ZESENTWINTIGSTE BRIEF. 245 kunnen zeggen, vind ik het zoo vast, fijn en fappig niet als dat van Frankrijk. Het kalfsvleescb is zoo doorvoed en lekker niet; en het osfen- en fchapenvleesch walgt door te veel vet. De Engelfchen beginnen reeds eenigzins van deze eenvoudigheit aftewijken , en zich op de Franfche wijs te voeden. In fommige huizen neemt men zelfs de orde van aenrechten in acht; en alle de Engelfche keukenwoorden zijn tegenwoordig uit onze tael' getrokken. Men heeft u gezegd dat deze eilanders geene foep of gezoden vleesch eten: het is waer dat men 'er zich in de geringe huishoudens weinig van bedient; maer ik heb het beide in alle goede huizen aengetroffen. Men bereidt het zelfs, onder het gemeen, voor de zieken, of voor de vreemdelingen, die het niet kunnen misfen. Maer het osfenvleesch , geheelenal van zijne fappen beroofd , verfchijnt nimmer op tafel. Het geene gekookt wordt opgedischt blijft flechts zoo lang op het vuur, als tot' het kooken noodzakelijk is; en men verwerpt het ■water, waerin men het gezoden heeft. Indien men het 'er langer in hete, zou het nat kunnen dienen; maer het'vleesch zou niet te eten zijn. Dewijl het zelve minder famengepakt, minder vast en fappig is dan in Frankrijk, moet men eene verkiezing doen tusfehen het goede vleesch en het goede nat, en befluiten het eene of andere te verliezen. Het gevogelte wijkt, in hocdaaigheit, ook zeer verre voor het onze. ( O 9 Eet v 3  246 De Nieuwe Reisicer. Het broodt, 't welk te Londen gemaekt wordt, is goed en lekker. De Engelfchen hebben eerst verzonnen gist van het bier, in plaets van zuurdeesfem te gebruiken. De boter en thee, waermede zij hun gewoon morgenontbijt doen, veroorzaken meer vertering in het broodt, dan hunne andere maeltijden. Zij leven bijna alleen van vleesch. De hoeT veelheit, welke een Fransman dagelijksch daervan eet, zou voor vier Engelfchen genoeg wezen. Het osfenvleesch is hun gewoonfte voedfel; en zij achten het zelve naermate het met vet overladen is. Volgens dezen fmaek des landaerts, befchouwen de artzen het broodt als het minst verteerbaerfte van alle de fpijzen, Dit ftelt deze lieden in ftaet, om deze ont? zagchelijke meenigte koorns, die minder den overvloedt dan het gebrek van vertering aentoont, buitens lands te voeren. Ook verwekt de duurte van het graen gemeenlijk weinig aendoening onder het volk , 't welk gemakkelijker • broodt dan andere waren ontbeert; en indien zij fomtijds gefchreeuw verwekt, nimmer veroorzaekt zij hongersnopdt, Het parlement houdt 'er zich niet mede be? zig , dan op de langdurige en levendige aen? dringingen, wegens het opgeruide gracuw; ep alle de maetregels, welke het ten dezen opzigte neemt, bepalen zich tot het fluiten van de haven voor het binnenlandfche koorn, cn tQC het openen van dezelve voor de vreemde grfc  Tweehonderd en Zesentwintigste Briet. 24? granen, gedurende den tijdt van eenige maen- den. . Het broodt geldt te Londen zes ftuivers het pondt, het vleesch tien ftuivers, het.fpek twintig , de boter zesentwintig, enz.; doch deze duurte is minder de uitwerking van het gebrek der levensmiddelen, dan van denovervloedt des gelds,' deszelfs meenigvuldige omwandeling', de onmatigheit der imposten, en de gierigheit der opkooperen. De Engelfchen, die over den buitenfporigen prijs der waren morren, zouden de eerften zijn om over de tyrannij te fchreeuwen, indien de ftaetsbefturing ondername de winst der kooplieden te bepalen, door hen te onderwerpen aen eene geftrenge ftadsregering, die hunne knevelarijen beteugelde. De handwerkslieden van Londen, regelmatiger in hun gedrag zijnde, en zich beter doende betalen dan die van Parijs, zouden ook veel rijker zijn, indien de levensmiddelen goedkooper waren. Daerenboven zijn zij beter gekleed , voeden zich beter , cn telen fterker voort. Dus, indien zij meer winnen, verteren zij naer evenredigheid Het is bij hen, aelijk in de andere rangen der burgeren, gebruikelijk tweemael daegs thee te drinken, onder het eten van kleene en zeer dunne fneuen broods, tusfchen welke zij verfche boter fpreiden. Dees fmaek is zoo algemeen verfpreid in de drie koningkrijken, dat men, om dus te Q 4 talrijk geweest in Engelandt, noch is de ongebondenheit tot zulken' verderffelijken trap geklommen, als zij tegenwoordig zijn. De lieden der groote weereld' ftellen hunne eer in geenen omgang met hunne vrouwen te hebben ; en men wil zijne minnaresfen alleen in paleizen zien. Deze verachten alle ander fchouwfpel dan de opera, en vertoonen 'er zich niet dan met de uiterfte pracht'. Hare rijtuigen zijn zindelijk en luisterrijk; en men onderfcheidt haer aen de fierlijkheit en den rijkdom van haren ftaet en haer optooifel. Eene onder haer had, in het begin van den winter, eene geringe verkoudheit , die haer verhinderde menfchen te zien: men telde op de lijst van haren poortier, in een' enkelen dag, zes pairs van het R z ko=  *6o, .De Nieuwe Reïsïcer. koningkrijk , en zoo vele leden van her- Huls1 der Gemeenten, die 'er zich op hadden laten aenfchrijven. Eene andere heeft, federt luttel tij cis, het gebruik van zich thee in den fchouwburg te doen brengen ingevoerd. Deze inbreuk veroorzaekte in het eeist eene geringe beroerte, die wel rasch door de toejuichingen werd uitgedoofd; en men is 'er eindelijk aen gewoon geworden. Dezelfde dochter, begeerde aerdbeziën in de maend' Februari te eten: men vond dezelve alleen bij eenen hovenier, die uitnemende warme broeikasfen bezat; doch hij had 'er niet meer van dan een kleen korfje vol, waervoor men twintig guihées eischte. Men gaf dezelve op ftaendevoet, pm de fchoone Miis te voldoen ; en dit geval werd aenftonds openbaer gemaekt, door middel van de nieuwspapieren. Wanneer zij in het park van St. James gaet wandelen, is zij altoos als eene der voornaemfte prinfesfen van Europa opgetooid. De teugel der betamelijkheit belet zelden een' Engelsman zijne grilligheden optevolgen, zelfs in de allerheiiigite verbindtenisfen. Een heer trouwt zijne dienstmaegdt; en de dochter van een' hertog wordt de vrouw van een' en. kelen foldaet, zonder eerbicdt voor de wel vocgeiijkheden , zonder dat 'er iemant ,over verwonderd fehijnt. De historie van Engelandt vertoont ons meenigvuld.'ge en doorluchtige voorbeelden van ongelijke huwelijken, aen-  Tweehonderd en Zesentwintigste Brie*, efit aenge^aen in eenen rijpen ouderdom, voor de verleiding' beveiligd. De jonge lieden , die nog hunne öuders hebben, mogen niet trouwen , zonder derzelver toeftemming' ; maer men voorziet daerin door een heimelijk huwelijk, trotferende de wetren, die het zelve afkeuren. Deze wetten, die ten naestenbij dezelfde zijn als die van Frankrijk, hebben alleen federt het laetste jaer ltand gegrepen; en nog hebben zij geene betrekking op Schotlandt, npch op dc Kwakers, noch op het koningküike gehucht, noch op de Joden. Tot dien tijdt toe, had niets de heimelijke huwelijken verhinderd. Eene dochter bewoog, door hare Hefkoozingen, haren minnaer.om te zeggen dat hij haer tot zijne vrouw verkoos; en een euangéliediénaer , door geldt gewonnen , was op, bet genoemde tijdftip bij de handt, om oogenr blikkelijk dezen onwaerdigen knoop te fluiten., Wanneer zij door hare aenzoekingen of bekoorlijkheden niets vermogt, had zij een ander hulpmiddel, te weten, haren minnaer dronken te maken : dees vond zich, bij zijn opftaen, fomtijds den echtgenoot van de pelfone, welke hij het meeste verachtte. Een leeraer had op zijn venfter dit gefchrift gezet: „ Hier trouwt „ men goedkoop". Deze bedriegeljke verbindtenisfen werden, korts geleden, door eene bil! van het parlement verboden. Tegenwoordig mogten de geboden voor de plegtigheit van het .huwelijk R 3 *  a6è Di Nutfwi Reisiger. afgekondigd , en deze plegtigheit, door een' leeraer , en in eene kerk of kapél, verricht worden, ten zij men van den aertsbisfchop van Kantelberg , als eerften kerkvoogdt van het koningkrijk, verlof om elders te trouwen verkregen hebbe. Op den dag en het uur, dooiden1 leeraer aengewezen, begeven zich de toekomende echtgenooten in de kerk, vergezeld van de bloedverwanten en vrienden van het maegfchap, den bruidegom omringd van jongelingen, en de bruidt van jonge dochteren. In den buik der kerke gekomen , plaetst zich de eerfte aen de regte , en de andere aen de flinke zijde. De leeraer, overeind voor hen ftaende, doet hun eene vermaning, betreffende de pligten en de beiligheit dezer verbindtenisfe. Hij eindigt met te vragen of men kennis heeft van eenig belet, 't welk dezelve zoude kunnen verhinderen. Indien 'er zich eenige tegenkanters opdoen, moeten zij, om de plegtigheit optefchorten , het beloop deikosten . welke deze tegenkanting aen de ondertrouwden zoude kunnen veroorzaken, in bewaring, of voor dat geldt borg Hellen; en in geval van weigering', gaet de leeraer voort, en voltooit de plegtigheit. Zij , die eenige verhindering vreezen , gaen trouwen in de landen, die in de bill van het parlement niet genoemd zijn , als Schotlandt , Ierlandt, de eilanden Guernefey, Gerfey en Man; zijnde de verbindtenis, welke zij aldaer aengaen, wet-  Tweehonderd en Zesentwintigste Briee. 263 wettig. Dewijl de overtogt van het kanael St. Joris, om naer krlandt of het eilandt Man te gaen, dikwerf zeer onftuimig , en de reis naer Schotlandt te lang is, geeft men aen het eilandt Guernefey gemeenlijk den voorrang; en de haven van Southampton is de plaets, alwaer men zich naer dit nieuwe Cytherea in? fcheept. In de plegtigheit der gewone huwelijken, vraegt de leeraer aen de toekomende echtgenooten, of zij wederzijdsch eikanderen bege? ren ? De bruidegom zegt tot de vrijfter, haer bii de handt vattende: .„ ik verkies u tot mijne vrouw, en beloof u te beminnen, volgens de bevelen van Godt, tot den doodt toe". De bruidt zegt .het zelfde; maer na de beiofte van te beminnen , voegt zij 'er bij: „ en te „ gehoorzamen". Hierop volgt de plegtigheit van den ring, waerna de vereenigden zich op de knien leggen, en door den kcrkdienaer gezegend worden. Uit de kerk' komende , neemt men andere gebruiken, die luttel van die der andere landen verfchillen, in acht. Men begeeft zich naer het huis der ondertrouwden, of in de herberg, alwaer men zich wakker vrolijk maekt. Als het uur om naer bedt te gaen nadert, betwisten de jongelingen eikanderen de koufebanden der jonge echtgenoote , welke zij onder zich verdeeleu. De vrijfters ontkleedcn haer, en werpen alle de fpelden, die tot hare kleeding R 4 Se"  «04 De Nieuwe Riisicee» gediend hebben, zorgvuldig weg, wel overtuigd dat zij, indien zij 'er, of door onvoorzigtigheit of door vergetenheit, eene van behielden , het ganfche jaer niet getrouwd zouden zijn. Vervolgens komt het geene men van ouds het kandeel noemde: dit is een mengfel van wijn, muskaet, melk, eijeren en fuiker, 't welk ook des anderendaegs aen de nieuwe «chtgenooten gegeven wordt. Op dat een huwelijk tegenwoordig van waerde zij in Engelandt, wordt 'er vereischt dat de vereenigden, bekwaem om het aentegaen, zich verbinden op de manier en met de plegtigheit, door de wet voorgefchreven. De oorzaken van onbekwaemheit zijn bloedverwantfchap, zwagerfchap en ligchamelijke zwakheden. De eene en andere maken het huwelijk nietig; doch deze metigheit, om in het burgerlijke van kragt' te zijn, moet door den kerkdijken regter uitgefprokeri worden. Eertijds had men den ouderdom , waerin men mogt trouwen, voor de mannen op veertien , en voor de vrouwen op twaelf" jaren bepaeld: tegenwoordig wil de wet, dat de man en de vrouw boven de twintig jaren zijn, ten zij hunne vereeniging door de ouders worde goedgekeurd; want, in dat geval,' kunnen zij óp twaelf en veertien jaren een huwelijk aengaen. Jonger zijnde, hebben zij regt om de èchtfeheiding te verzoeken , fchoon zelfs de andere voorwaerden waren vervuld geworden* Een  Tweehonderd en Zesentwintigste Briee. 265 Een leeraer, die iemant trouwde, voor den vereischten ouderdom, zonderde toeftemming' van den voogdt of de ouderen , en zonder afkondiging' der huwelijksgeboden , zou tot eene zware boete worden veroordeeld. Een man, die, zonder dezelfde toeftemming', eene dochter beneden de zestien jaren trouwde, zou insgelijks in boete heilagen, en voor vijf jaren in hechtenis gezet worden ; en de goederen der vrouwe zouden aen haren naesten bloedverwant overgaen, gedurende het leven van haren man. Het is alleen onder deze regering dat men, uit hoofde van de misbruiken, die 'er plaets hadden, de volftrekte noodzakelijkheit van de toeftemming' der ouderen, van de afkondiging' der geboden, en van de huwelijksplegtigheit in eene ke:k', heeft vastgefteld. De Engelfchen befchouwen deze nieuwe keuren als ftrijdig met de bevolking', om dat zij de huwelijken van het volk beteugelen, en als fchadelijk aen de zedenkunde, om dat zij de ongebondenheit in de beide geflachten aenmoedigen. Eene dochter, die moeder wordt,'en zich van haer kindt wil ontflaen , begeeft zich, eenige dagen voor dat zij het ter weereld' brengt, bij een' vrederegter , Yerk!aei'c nem haren toeftandt, en befchuldigt wien zij wil. De regter ontbiedt den befchuldigden, die haer fomtijds nooit gezien heeft. Men biedt dezer dochter een' bijbel aen: zij bevestigt hare beII 5 fchuI-  266 De Nieuwe Reisigei, fchuldiging; en de gewaende vader, veroordeeld om haer eene zekere fomme gelds te betalen , is daerenboven verpiigt zich met het kindt te belasten , en een eerlijk onderhoudt daeraen te verzekeren. Hoe zonderling de Engelfchen veeltijds bandelen blijkt uit de manier, waerop vele zich in het huwelijk begeven. Een koopman in de volkplantingen fchreef aen zijnen medehandelaer te Londen: „ vermits ik hier geen voor„ werp, dat mij dienftig is, ontmoete, zoo ., verzuim niet mij eene vrouw, met de vol„ gende hoedanigheden en gedaente, toetezen„ den. Eene middelbare en evenredige geftal„ te, een bekoorlijk gelaet, eene zachte ge„ aertheit, eene achting zonder vlek, eene „ goede gezondheit, een natuursgeftel lïerk „ genoeg om de verandering van luchtltreek' „ te verdragen, om niet rasch genoodzaekt te „ zijn eene andere te zoeken, 't geen men „ zoo veel mogelijk is moet voorkomen, ge„ merkt den grooten afftandt en het gevaer „ der zeen. Ik vraeg geene huwelijksgift; ik „ vereisch alleen dat de bruidt van een eerlijk „ geHacht zij, en niet meer dan vijfentwintig „ noch minder dan twintig jaren bereike. In„ dien zij, op de bovengenoemde wijs toege„ rust, met den tegenwoordigen brief, door ,, u op deh rug geteekend, aenlandt, verbind „ ik mij denzelven te voldoen, en de breng„ ftcr op veertien dagen zigt te trouwen". De  Tweehonderd en Zesentwintigste Brie*. 267 De Londenfche hahdclaer, zijnen last Vol? bragt hebbende, fchreef zijnen vriend': „ in „ gevolge van uwe bevelen, zend ik u eene „ dochter van eenentwintig jaren, in hoeda„ nigheit, gedaente en ftaet, als vereischt „ werd, gelijk zeker blijkt uit de getuigenis„ fen , welke zij zal voortbrengen". Onze Amcrikaen, zich bij de ontfeheping van het vaertuig bevindende, befpeurde eene zeer beminnelijke perfone, die, hem hebbende hooren noemen, tot hem zeide: „ Mijn Heer, „ ik heb een' wisfelbrief, dien ik hoop dat gij „ zult verecren". Na de teekening erkend te hebben, antwoordde de koopman : „ nimmer „ heb ik 'er een' met betuiging' laten te rug „ zenden; ik zal met dezen niet beginnen. Een rijk burger nam eensklaps het bcfluït om te trouwen. Hij zat toen te rooken, en wilde de toeftemming van hét voorwerp hebben, eer zijne pijp uit was. Hij ging derhalve eene juffer vinden, verklaerde haer het oogmerk van zijn bezoek, en bad haer hem oogenblikkelijk een ftellig antwoordt te geven. De aenbieding was voordeelig voor de vrijfter;. maer zij kon niet befluiten zich zoo fchielijk overtegeven. De Engelsman, die geen uitflel begeerde, ging naer eene andere, die het aenbodt, 't'welk hij haer van zijne hand'deed, zonder bedenken aennam ; en het huwelijk werd gefloten , eer de pijp uitgerookt was. Des anderendaegs ontving hij een' brief, in wel-  #68 De Nieuwe Reisicer, welken de eerfte juffer zijne voprftelling goed* keurde; maer het was reeds, te laet. De regtsgeleerdén van dit landt befchouwen den man en de vrouw, als niet meer dan een" zelfden perfoon, in de oogen der wet, uitmakende. Uit deze onverdeelbaerheit vloeijen de pligten der echtgenoote omtrent den man, en die van den echtgenoot jegens zijne vroi het gezag van den eenen, en de afhangkciijfrheit der andere. De wet maekt den man vólffrekt meester van het goedt zijner vrouwe: geene de minfte rekening is hij haer verfchuJdigd; en wanneer hij haer het noodzakelijke, overeenkomftig met haren ftaet en rang verfchaft, heeft hij zijne verpligtingen vervuld. In geval hij daer omtrent in gebreken bleve, zou hij de fchulden, welke zijne vrouw maekte, om het zich tc bezorgen, moeten betalen, mits zij hem niet verlaten badde, om zich aen een' anderen man te verbinden. De veelwijverij wordt, zoo in den man als in de vrouw, met den doodt gaftraft; en de kinders worden voor aterlingen verklaerd. Indien eens vrouw in hare goederen aengctast, of in hare perfoon beledigd wordt, ftaet het aen den man vergoeding daervoor te eifenen; en het is in zijnen naem, en niet in dien zijner echtgenoote, dat hij het regtsgeding onderneemt. Zoo zij beide te famen of met overleg eenige misdaedt bedrijven , behalve moordt en hoog verraedt, wordt de man alleen yeiPi  TWEEHONDKRD EN ZESENTWINTIGSTE BRIEF. Q&9 veroordeeld en geftraft. De ftraffeloosheit van de vrouw' is een gevolg der afhangkelijdieit, waerm zij wegens haren man is; dewijl men vermoedt dat hij haer tot deze misdacat heelt genoodzaakt, Zelfs is .hij verantwoordelijk voor de 'beledigingen, welke zij met woorden of daden mogte bedreven hebben; en de vergoeding daervan wordt alleen tegen hem vervol gd. Het is derhalve, regtma Jg, _ dat hij de magt hebbe om haer door de vrees te wederhouden, cn haer zelfs te kastijden, om haer te verbererci). Dc wet geeft hem die regt, en wil dut de ftraf gefchikt zij naer het misdrijf , als de gevangenis ? bij voorbeeldt, voor geringe misdaden , cn de gecsfcling voor z a-are gevallen. Sedert de regering van Karei den tweeden, hebben de zeden der Éngejfche vrouwen veel.van hare geftrenghüt verloren. De welgemanterdheit heeft Je mannen toegevender gemaekt ; en fchoon zij het regt cm hunne echtgenooten te kastijden niet hebben laten varen, wordt het echter door hen als belagchelijk aengemerkt, zoo dat de geesfeling alleen onder het gemecne volk in zwang gaet. Daarenboven , indien de man dit regt misbruikt, verzuimen de andere vrouwen bijna nooit de gegeesfelde echtgenoote te wreken. Men ziet haer de ftraten van Londen dporkruifén, dragende de afbeelding van den man, met twee hoornen op het hoofde , aen eenen grooten itaek gehecht, vergezeld van een' trommel, cn  Q?o De Nieuwe Rei si ge r. cn gevolgd door een talrijk graeuw, dat een afgrijsfelijk geraes maekt met tangen, pannen en ketelen ; en wanneer de omgang aen het huis van den man gekomen is , danst men, voor zijne deur, den ronden dans der hoorndrageren. Een man en eene vrouw, eenmael door de handen des huwelijks vereenigd, kunnen in 't geheel geen wettig verdragfchrift (*) onder eikanderen maken. De echtgenoote, niets in hare magt hebbende , beeft niets aen haren gemael te geven ; dewijl dees laetfte, wien alles toebehoort, geen verkoop of gift aen zich zeiven kan doen. Niet eveneens is het met eene erfmaking' bij uiterftewil: vermits derzelver uitwerking geene plaets kan hebben, dan na de fcheiding der twee echtgenooten, heeft de langstlevende regt om dezelve te bezitten, om dat dan zijne wettige beftaenlijkheit van die des uiterlïewilmakers afgezonderd is. Een man is verpligt alle de kinders, welke zijne vrouw ter weereld' brengt, terwijl hij zich in het koningkrijk bevindt, voor de zijnen te erkennen, fchoon hij zelfs konde bewijzen dat hij geheele jaren afwezend geweest is. De Engelfche vrouwen hebben daerenboven het voorregt, dat zij van geen overfpel kunnen overtuigd worden , ten zij men haer, op de ontwijffelbaerfte wijs, op de daedt betrappe. Doch C*3 ASte ïegal.  TWEEHONDERD EN ZESENTWINTIGSTE BrïEF. 2.JT. Doch men vond fomtijds mannen , die , de wetten niet voor zich hebbende, hunne toevlugt tot andere middelen namen. Eene vrouw, zich on het punt van fterven gevoelende, bad hare:: echtgenoot om vergeving van eene misdaecit, welke zij niet wilde bekennen , voordat zij verzekering van vergiffenisfe verkregen had. Na zijne belofte ontvangen te hebben, deed zij hem bekentenis van verfcheidene on-' getrouwheden. „ Helaes! zeide de man, gij „ hebt geene reden om meer over mij vergen „ noegd te wezen: ik beloof u derhalve geene „ de minfte verftoordheit over uwe misdrijven „ te behouden, indien gij zelf, op uwe beurt, „ mij het kwaedt, 't welk ik u mogt' gedaen „ hebben, wilt vergeven". Zij ftemde 'er gewillig in toe, alzoo verbaesd als verrukt over de ongemeene goedheit van dezen echtgenoot, die haer verwittigde dat hij , hare minnarijen befpeurd hebbende , haer vergiftigd had, en dat zij van zijne handen ftierf. Het huwelijk berooft de dochter van een' hertog of graef niet van de eerbewijzingen harer geboorte. Indien zij eenen enkelen fchildknaep trouwt, behoud» zij den tytel van Mylady,, benevens haren doopnaem. De weduwen /welke hertrouwen, genieten het zelfde voordeel: dit is het geene men de Engelfche heuschheit noemt. Eene hertogin bewaert haren tytel en hare eerbewijzingen. Men noemt haer uwe Genade, welke eertytel aen de  épc De Nieuwe Reisicer* de hertogen.; derzelver vróuwen, en de aertsè' bisfchoppen gegeven worde. Uwe Heerlijk heit j of uwe Grootheit, is die der bisfchoppen, graven en andere pairs. Gij ziet dat de hoffelijkheit en pligtpleging volmaekter zijn in Engelandt, dan men . zich van een vrij en filofofiesch volk zoude verbeelden. De minderen fpreken 'er altoos in den derden perfoon : men geeft 'er aen de kerkdijken den naem van uwe Eerwaerdigheit (*); eri de geringfte regter laet zich uwe Achtbaerheit (f) noemen. De kerkelijke lieden , van den bisfehop af tot den minften kapellaen toe, begeven zich bijna allen in het huwelijk. De vrouw van den kerkedienaer, in vele opzigten, de tweede perfonaedje van het kerfpel moetende zijn, wordt het huishouden"daernaer ingericht: men trekt de kinders op , volgens eene manier, gefchikt naer het tegenwoordige inkomen: met een woord', indien het kerkelijke ampt twee of drie honderd guinées opbrengt, leeft men als of men.dezelfde renten in vaste landerijen bezate; en wanneer de dus toegeruste leeraer fterft, fchiet 'er voor zijne kinderen niets over dan fchulden , met het onvermogen om hun beftaen te winnen door den arbeidt, dien de itelregel hunner opvoedinge hen gewend heeft als beneden zich te befchouwen. In dezen rampfpoedt, is de toeftandt der dochteren meest te be O Révérence, (f) Femration;  Tweehonderd en Zesentwintigste Briee. &f§ beklagen. Niet kunnende -befluiten te arbeiden, en zich fchamende te bedelen ofte dienen,'zoeken zij in de ongebondenheit eene levenswijs, die"rïaer daervan bevrijdt.' Men meent dat deze jufiers voornamelijk de badftoven en ftraten van Londen voorzien, niettegenftaende de geldzameling, ciie alle jaren voor deze ongelukkige weezen gefchiedt. Dezelve wordt geheven, in de kerk van St. Paulus, op de godvruchtige of nieuwsgierige zielen, aldaer gelokt door een zangftuk, 't welk door de grootfte zangku'nftenaers dezer hoofdftadt wordt uitgevoerd. De zang wordt afgebroken door eene predikaetfie, waerin men de edelmoedigheit der aenfchouweren tracht te bewegen ; en dewijl deze vertooning flechts eens in het jaer plaets heeft, is 'er een ongemeend" toeloop van volk. Van 's morgens af, is de kerk derwijze verfchanst, dat men niet dan in de rij kan inkomen, tusfehen groote balken , langs welke men heen gaet, en aen wier eindt bekken geplaetst zijn, tot het ontvangen van de aelmoesfen, die fomtijds twintig duizend guinées beloopen. Verfcheidene weduwen en dochters van leeraren komen, door huwelijken, weder in den ftaet, waerin het geval haer heeft doen geboren worden.Deze huwelijken worden aengeprezen en aengeraoecligd , door de rijke eigenaers, die kerkelijke ampten te begeven hebben. XVIIL Deel. S Dê  "74 D E Nieuwe R e r s i g e r. De vrijheit, welke de geestelijken in Engelandt hebben om te trouwen, en de verwoesting der kloosteren hebben niet weinig tot de groote bevolking van dit koningkrijk toegebragt. Voeg hier bij de meenigte der misnoegde Franfchen , die 'er naer toe vlugtten , bij de wederroeping van het Edict pf Gebodt van Nantes. Op het einde der voorgaende eeuwe befloot Groot-Britanje flechts vijf millioenen inwoonders : tegenwoordig fchijnt het 'er doorgaens agt millioenen te tellen. Zijne legers te landt zijn nimmer talrijk geweest; en het is betoogd, dat het oorlog ter zee min verwoestende is. Daerenboven is de Engelfche foldaet niet gedwongen ongehuwd te blijven: hij mag trouwen, en afftammelingcn nalaten waerdoor zijn verlies ongevoelig gemaekt wordt. Schoon de Britannifche zeden zoo eenvoudig of zuiver niet zijn, als zij oudtijds waren, is echter de verandering , welke de bevolking daerdoor geleden heeft, niet algemeen geweest t zij heeft zich meer in-de lieden dan ten platten lande doen befpeuren. De landfehappen minder bedorven zijnde, is 'er de weelde zoo groot niet als in de hoofdftadt, en derhalve het volk talrijker. Het getal der kinderen verfchrikt de Engelfchen niet: wonen zij in de ftcden, zijhebben , om derzelver beftaen te verzekeren het altoosdurende en veilige hulpmiddel van den koophandel, en dat van den akkerbouw, zoo zij op het landt hun verblijf hebben. Eene  T WEI HONDERD EN ZESENTWINTIGSTE BftlEF. 2*5 Eene andere oorzack van deze bevolking' is hunne gewoonte van meer vrouwen dan mannen in hunnen dienst' te hebben, en het huwelijk van hunne dienstboden te dulden , ja zelfs te bevorderen. Naerijveriger om onderdanen aen den ftaet te bezorgen, dan om de buitenfporigheit onzer weelde natevolgen, ziet gij hen niet omringd door deze meenigte van dienstknechten, van eene hoogc en keurige geftalte, verfierd met eene uitgezochte kleeding', verdrijvende met baldadigheit den nedcrigen burger , die tot aen hunne heeren wil doordringen , wagende ftoutmoedig, in eene fpeelpartij', hunne wedde van een geheel jaer, en komende fomtijds door de verdorvenheit cn misdaedt tot voorfpoedt; terwijl hunne vaders en broeders, gekromd onder den last der behoeften , de moeijelijke voren ploegen , en zelfs van de oogften, welke de aerde niet dan aen hun zweet vergunt, geen genoegzaem gedeelte hebben. Ik ben, enz. Londen, den 2i\flm van September, ij55> S 2 Twee-  $j6 De Nieuwe R ï i s i c e r, Tweehonderd-en Zevenentwintigste Brief. Vervolg van Engelandt. S~\^s middagmael eindigde ten twee uren, Vy tegen de gewoonte der Engelfchen, die zich veel later aen tafel zetten. Wij zagen, op dien dag en de twee volgende dagen, de huizen van Chelfea, Kenfington, Hamptoncourt, Richemont en Windfoiv Chelfea , dus genoemd naer een dorp van dezen naem, is het verblijf der onvermogende landfoldaten, gelijk Greenwich dat der zeelieden is. Het werd door Karei den tweeden begonnen, door Jakobus den tweeden vervolgd, en door Willem den derden voltooid. Het is een zeer fraei gebouw, liggende twee mijlen van Londen , in het midden van een park-, 't welk door den Teems befpoeld wordt. De voorgevel van het gebouw, die naer de rivier uitziet, bevat aen de eene zijde eene groote zael, en aen de andere eene kapél, met een' fraeijén vleugel, die dezelve van één fcheidt. Dc onvermogende foldaten, wier getal op vijf of zes honderd mannen beloopt, worden 'er met de uiterfte zindelijkheit onderhouden, tot verwondering van alle de geenen, die dit huis komen bezoeken. Men geeft hun twee hemden in de week; en alle de bedden worden jaer- lijksch  Tweehonderd en Zevenentwintigste Brief. 077 lijksch geheel vernieuwd. Het am'pt van eerfte waschvrouw is eene der gewigtigfte en voordeeligftc bedieningen van het huis. Behalve hare woning en eene goede uitrusting , beeft zij twaelf duizend livres inkomen, wordende haer alle hare verfchotten bgtaeld. De opperbefcuurder en de andere amptenaers beflaen verfcheidene vertrekken, hier en daer in het park verfpveid. De eenparige kleeding der kostgangeren is een roode rok, met blaeuw gevoerd. Zij eten juist op den middag, houden hun avondmael ten zes uren, begeven zich ten negen uren in hunne kamers, en gaen tweemael daegs in de kapél. Zij eten te famen vier aen vier in de groote zael'; en des middags discht men voor hun vieren op, twee pondt broodt, vier pondt osfen- of fchapcnvleesch en zoo veci kannen biers. Des avonds hebben zij dezelfde hoeveelheit broods, een pondt kaes, en bier gelijk des middags. Des woensdags en vrijdags geeft men hun, des morgens, een' fchotel met crwtenfoep, een vierdedeel boter, een pondt kaes, broodt cn bier gelijk de andere dagen. Het avondmael is altoos het zelfde, behalve op de feestdagen, wanneer zij 's morgens en 's avonds vleesch en fterk bier hebben. Des zondags en donderdags worden de tafels met fchoon linnen gedekt. De dienstboden hebben het zelfde voedfel als de kostgangers; en om alle deze kosten te vinden , trekt men ee n S 3 ftui.  378 De Nieuwe Reisiger. ftuiver van dé gulden op de bezolding derkrijgs, benden. Karei de tweede ontwierp deze ftichting , in navolging' van ons koningklijk gasthuis der verminkten te Parijs. Zijn metalen ftandbeeldt, op eene marmeren voetzuil opgcregt, wordt nog in het midden van den hof gezien. Digt hier bij is de kruidhof, dien dc ridder Sloane voor de artzenijmengeren van Londen heeft aengelegd, en in welken zij hem ook een ftandbeeldt opgeregt hebben. De begraefplaets van denzelfden 'oordt is verfierd met een ander gedenkftuk , ter zijner gedachtenisfc gewijd: het is eena groote grafkruik van eene fierlijke gedaente , rondom welke twee flangen, die het beroep van dezen geneesheer aentoonen, gekronkeld zijn. Kenfington was in den aenvang flechts het huis van een' burger, ftaende in de nabuur, fchap der hoofdftadt. Willem de derde koft het zelve, om 'er des winters zijn verblijf in te houden , en den rook van Londen, dien zijne zwakke gezondheit naeuwelijks verdragen kon , te ontwijken. Hij liet van daer een' weg , met lantaernen verlicht, tot acn deze Itadt maken; en federt is Kenfington een ko, nihgklijk huis gewórden. Men treedt'er in door eenen voorhof, uitloopende op eenen trap, met fchilderijen verfierd. De vertrekken zijn groot en wel met huisraedt voorzien. Eene der gaenderijen is verrijkt met tafereelen van Bas,  Tweehonderd en Zevenentwintigste Briet. 279 Basfan cn Tintoret: in eene andere ziet men .de afbeeldingen der koningen en koninginnen ■van Engelandt , federt Henrik den agtften. Van daer befchouwt het oog met verwonderinge groote vijvers , met helder water, en fraeije perken, beroemd om de fchoonheit der graszoden. Van eenen door kunst gemaekten berg, met pijnboomen omringd, zou men een tamelijk fraei verfchiet kunnen ontdekken, indien de uitkijk (*), die het zelve bepaelt, niet verduisterd wierd door de boomen , die haer omringen. Eene ruimte, met taxis en cypresfen beplant, met overdekte gaenderijen, van dezelfde boomen gevormd, alles zeer net gefchoren , maer treurig gelijk het akeligfte kerkhof, is nog in wezen onder de venfters van het kasteef zei ven : men noemt het de burgt van koning Willem. De manier , waerop de Engelfchen tegenwoordig hunne tuinen aenleggen en verfieren„ kan geplaetst worden onder de zeldzaemheden, die het kenmerk van den vrijen aert dezes volks uitmaken. De evenredigheit werd, federt den vermaerden Le Notre, in het algemeen als het grondbeginfel van deze kunst' befchouwd. Dit volk heeft het juk dezer eenparige regelmatigheit afgefchud , om alleen de eenvoudigheit, de wanorden en de veranderlijke tafereelen der nature nacrtebootfen. Dees bijzondere fmaek is (*) Belvédère. S 4  2'Sq De Nieuwe Reisigke, is nieuw in Groot-Britanje. Kent, beroemd kunftcnaer, als fchiider cn bouwmeester, was de eerfte, die van den gebaenden weg durfde afwijken; en zijne landgenooten, die het buitenleven driftiglijk beminden, ontvingen eene handelwijs, zoo overeenkomftig met hunnen aert, vijandt van de gelijkvormigheit, met de uiterüe verrukking1. De voortgangen der nieuwe kunst' waren zeer fphielijk ; en hare voortbrengfels zijn federt volmaekter geworden en vcrmccnigdvuldigd. Yder Engelsman, die een landhuis bezit, hoedanig zijn rang of gclukirandt ook zijn moge, is naerijvprig orp zich tuinen te bezorgen , en dezelven, door eenige zcldzaemhcit, die van de natuur' niet afwijkt, merkwaerdig te maken. Ik meen u elders gezegd te hebben, dat deze manier , waervan Kent de uitvinder niet is, ten allen tijde door dc Chinezen is in acht genomen. Hunne eerfte oplettendheit gaet over de gedaente van den grondt, of dezelve vlak en effen, afhellen de en fchuinsch, ongelijk en bergachtig, droog of moerasfig, door gi aften en rivieren doorfneden , of geheelenal van water beroofd zij. Zij merken deze hoedanigheden zorgvuldig op , om 'er al het mogelijke voordeel, met de mjnlte kosten, van te trek-, ken, de natuurlijke fchoonheden te doen voortkomen, en dc gebreken te verbergen. Dewijl zij bijna geen vermack' in 'het wandelen fcheppen, vindt men bij hen zelden de fraeije en  Tweehonderd en Zevenentwintigste Brief. 28» groote dreven, die onze lusthuizen verfieren, Alle hunne kunst beftaet in de verfcheidenheit der vertooningen bij eikanderen te doen affte? ken. Zij fcheppen behagen in u te geleiden, door omwegen en doolhoven , op verfchillende gezigtpunten , hepaeld door gewigtige voorwerpen, het zij door een' berg, op eene vreemde wijs gehouwen, het zij door een' aengenamen heuvel of eenig fraei gebouw. .De Chincfche hoveniers trachten voornamelijk drie bijzondere uitwerkingen , het verwonderlijke , yerfchrikkelijke en aengename voorttebrengen. Somtijds leiden zij onder de aerde een' ftroom van water, wiens bruifchende val het oor verbaest, zonder dat het oog kern kan ontdekken.. Somtijds fchikken zij roezen , fpelonken en gebouwen derwijze over eikanderen , dat de windt, van de eene op de andere te rug kaetfende, nu een doof geluidt, ftraks een klagend morren, en dan weder een fchrikverwekkend geraes veroorzaekt. Om deze voorwerpen vervaerlijk te maken , paren zij dezelven met buitengemeene planten, cn verfchillende foorten van'gedrochtelijke dieren. In het midden van deze verfchrikkclijke vertooningen , befchouwt men overhellende rotzen, wier dreigende val gereed fchijnt om ons te verpletteren, afgrijsfelijke fpelonken, door de daerin heerfchende donkerheit , onftuimige watervallen, die zich met geweld' van den topp' der bergen nederftorten , half omS5 ge-  282 Dl Nieuwe Riisices, geworpen boomen , die door de woede der winden en ftormen verbrijzeld en gekromd fchijnen. Hier onderfcheppen zij den loop der ftroomen; ginsch zoude men hen door den blikfem verbrand en in ftukken gekloofd achten. Sommigen van de gebouwen vervallen tot puinhoopen : anderen fchijnen door het vuur verteerd te zijn; terwijl eenige akelige hutten, op den berg geplaetst, ftrekken om de armoede der bewoonderen en de ijsfelijkheit van den oordt aftebeelden. Op deze afgrijsfelijke voorwerpen volgen gemeenlijk bekoorlijke vertooningen. De Chinezen, wien bewust is hoe fterk de ziel dooide verfcheidenheden wordt aengedaen, leggen zich beftendig toe op onvoorziene overgangen, op treffende tegenftrijdigheden, in de gedaenten, fchaduwen en kleuren. Van een bepaeld gezigtpunt doen zij ons tot uitgeftrektc verfchieten overgaen: bij het verlaten van meiren en rivieren, vindt men bergen, vlakten, heuvelen en wouden ; en alle deze dingen zijn evenredig tegen eikanderen gefteld en met zoo veel kunst' verdeeld , dat ijder van hun ons alzoo onderfchsidenlijk toefchijnt, als het geheel treffende en tevens natuurlijk is. In de groote tuinen, verzint men verfchillende tooneelen voor den morgen, middag en avondt, cn fticht 'er gebouwen, die ijder gedeelte van den dag aentoonen. In de minuitgeftrekte hoven brengt de kunst, die dezelfde voor- wer-  Tweehonderd en ZevenentwintigsteBrief.283 werpen onder verfchillende gezigtpunten fchikt, ten naestenbij dezelfde uitwerking voort. Men bootst de natuur na , door de oevers der rivieren en meiren, volgens haer voorbeeldt, op verfcheidenerlei wijzen te fchakéren. Nu ziet men dezelven fteil en ontoegangehjk, en ftraks met bosfchen, bloemen, groene zoden of zandt bedekt. Aen de eene zijde, vertoonen zich beemden, waerin talrijke kudden weiden : aen den anderen kant, ziet men rijstvelden, die in het meir uitfteken , latende tusfehen beide doortogten , in welke men zich , onder de boomen, op den oever geplant, met vaertuigen verlustigt. Dus komt men aen eenen berg met eene afgefnedene platte kruin, aen een huis, in het midden van een mcir gefticht, aen een' waterval, aen eene grot, aen eene rots, aen eene fpelonk, waerin het water, zich met groot geweld' nederftortende, verdwijnt, en honderd treden bancdenwaerds ten voorfchijn' komt. Door u eene beddtenis der tuinen van China te fchetfen , Mevrouw, heb ik u een denk. beeldt van die van Engelandt, die 'er echter flechts eene zwakke navolging van zijn, willen geven. Deze manier was ook in Erankrijk geoeffend geworden, door onzen beroemden Dufrcny, wiens inzichten omtrent deze ftof niets gemeens hadden met de geenen, welke men in zijnen tijdt volgde. Hij werkte met geen vermaek, dan op een' ongelijken grondt; hij  04 d ê Nieuwe Reisicïj.' bij moest hinderpalen te overwinnen hebben; en wanneer de natuur hem dczeiven niet aenbood, verwekte bij die aen zich zeiven; dat is, dat hij, van eene regelmatige plaets én e«n vlak landt, eenen bergachtigen grondt maekte, om de voorwerpen te veranderen, door dezelven te vermeenigvuldigen. Onder Jakobus den tweeden , was de ge- ' woonte der Engelfchen hunne bloemperken te omzoomen, en met bloemplanten te verfie. ren^ Het treurige geflacht der taxisboomen ging de zee over, met den prinfe van Oranje: de Hollandfche fmaek kwam in achting; men zag niets meer dan graften , zoo ver het gezigt konde reiken, rijen van boomen, altoos groen en evenredig gefchoren: Engelandt, om zijne èerbiedt aen zijnen nieuwen opperheer te betoonen, veranderde zich in Hollandfche moe, rasfen. De koningklijke tuinen van Kenfington , Hamptoncourt en Richemont gaven hetvoorbeeldt, daervan, tot aen de regering van Qeorge den eerften , wanneer de Chinefche manier wierd ingevoerd. Tegenwoordig heeft de geheele landaert fmaek in de plantaedjen, en geeft zich aen het hovenieren over. De weJgettelde boer en rijke burger, de grooten van het rijk en vele filofofen maken 'er hunne begunftigde bezigheit van. Nergens kweekt men dc vruchten en moeskruiden zorgvuldiger en naerftiger aen; en indien de luchtftreek zoo gunftig niet is als in  TWEEHONDERDEN ZEVENENTWINTIGSTE BRIEF7, j% in Frankrijk, is dc kunst veel verder voortgezet. Men vindt op de markt van Londen klcene erwten eer dan te Parijs, en ananasfen in allerlei jaergetijden. ' Dc tuinen, omftreeks de hoofdftadt^ brengen meloenen van allerlei landen voort. Men eet 'er uitmuntende perfikken, en zelfs vrij goede vijgen. Ook ziet men in Engelandt eene ontzagchelijke meenigte dier boomen, dié geene andere verdienfte hebben, dan de fchoonheit of zeldzaemheit hunner gedaante. Men laet dezelven, met groote kosten, uit verfchillende weerelddeelen komen; en indien zij in het open veldt flagen , kweekt menze aen, om 'er de tuinen mede te verlieren. De oorzaek van den fmaek dezer eilander en voor de plantaedjen is, dat de grooten en rijke lieden meer ten platten lande dan in de ftadt wonen. De boer plant uit naerijvev tot zijnen heer, en verfiert, op deszelfs voorbeeldt, zijn erfgoedt, door het zelve te verrijken. De En^eifch-m geven aen allerlei foorten van boomen de gedrochtelijklte en belagcheBjkfte gedaenten. Van een' hulstboom maken zij een' elefant met zijnen toorn op den rug: zij vertoonen in palm een' vos met honden, die hem naloopen, en fcheren eene taxis.tot eenen ontzagchelijken reus. De eenvouwigheit mishaegt hun ; terwijl een boom , gekroond met een' ruw geboetfeerden vogel , hun bekoort, om dat hij hen verwondert. Een fchrij- ver^  2S6 De Nieuwe R e i s i g ï r. ver, om met dezen kinderlijken en belagchelijkcn fmaek te fpotten , zegt, dat hij kennis heeft aen eenen hovenier, die een geheel huisgezin naer het leven vertoont. Vervolgens geeft hij de lijst van verfcheidene boomen, door dezen kunftenaer gefneden, en noodigt de liefhebbers omze irt zijnen winkel te gaen zien. „ Men befchouvvt'er eenen St. Joris van j, palm, wiens arm nog niet lang genoeg is, „ maer die in de aenftaende maend' April in „ ftaet zal zijn om den draek te doorftcken, „ een' toren van Babel van taxis, een' Eduard „ of den zwarten prins van cipres, een' beer „ van laurier of tijm in bloei, met een' jager „ van gen everbeziën in volle vrucht', eene koj, ningin Elizabeth van keelkruidt in volkomen „ wasdom, verfcheidene hedendaegfche dich„ ters van eenigzins bedorven laurier , een „ varken van lavendel, en de ark van Noach, „ op een' berg rustende, van hulst". Door deze boerterij, ziet gij dat de Engelfchen, in plaets van de natuur' naertebootfen, de kunst alleen doen dienen, om dezelve te mismaken. Zij roemen, met reden, de fchoonheit van hun groen , en fparen niets om de heerlijke grasperken , die hunne tuinen zoo aengenaem maken , te onderhouden. Maer om dat het groen in dit landt zoo fraei is, moet 'er daerom alles eene groene zode zijn? Moet men, om een veldtapijt van eene groote uitgeftrektheit voor zijn huis te hebben, de lanen en  Tweehonderden Zevenentwintigste Brief. 287* en boschjes derwijze verbannen, dat men 'er des zomers de fchaduw niet kan gaen zoeken, zonder zich blootteftellen om door de zon verbrand te worden? Zoo zeer ook dit gedurige groen aengenaem is aen het oog, zoo hinderlijk is het voor de voeten, om dat het nimmer zonder vochtigheit is. De meeste perken, in Engelandt, zijn hunne voornaemfte fchoonheit aen de uitgeftrektheit en den rijkdom der gezigtpunten verfchuldigd: want de lanen zijn niets anders dan groote wegen van bosfehen , op het-geval aengelegd, boomen van allerlei flag en grootte. Die geenen zelfs, welke men tot de w-andeling fchikt, gelijken, door hunne bogtigheit, en door de manier, waerop zij elkandercn kruifen of in één loopen , naer de kleene paden der bosfehen. De kunst vertoont zich naeuwelijks in de famenfielling' der vaste heggen , die dezelven vanéén fchciden , cn blinkt alleen uit in de verkiezing' der boomen en heesteren, die deze heggen vervullen. Madelieven en violetten maken den boordt daervan uit. Op deze bloemen volgen rozelaers, mirten , brems, enz. De volgende verdiepingen zijn famengcfteld uit ceder- pijn- en andere boomen, die zich, door eene trapswijze hoogte , verheffen tot de geenen, die de hoogfte telgen opleveren. Door deze fchikking vertoonen deze heggen eene fpitstoeloopende gedaente ; en dc paden langs dezelve zijn kleene lanen, die nimmer de ruin*  «S8 De Nieuwe R e i s' i g e r. ruimte van twee roeden op eene regte lijn of naer het zelfde ontwerp voortgaen. Men ziet nog eenige jokboomtjes, geplant en gefchoren gelijk de onze : de Engelfchen bewaren dezelven als een bewijs van den kwa* den fmaek, die in Frankrijk heerscht. Zij verkiezen, boven onze fpringende fonteinen* hunne vlakke waters, als natuurlijker, eene . waterplas, die bij geval in een perk gevonden wordt, boven eenen waterval, met groote kosten gemaekt, en de bogtige wandelwegen boven de regte lanen, waervan het oog al te rasch het einde bëfpeurt. Zij doen zelfs de graften kronkelen, om haer een zwecmfel van waerheit te geven, en overfchaduwen, op eene ongelijke wijs, de oevers, met groene zoden bekleed, door kromme boomen , zoodanig als de natuur voortbrengt. Verwonderlijk is het, dat deze volken, die geen eenig nuttig voorwerp verwaerloozen, zoo onverfchillig fchijnen omtrent hetverfierén der boomgaerden , waervan het gezigt cent? volmaekte afbeelding van den ovcrvloedt, met de bekoorlijkheit gepaerd, oplevert. De boomen, die dezelven uitmaken, behouden hunne bladers, geljk de geenen , die alleen tot de verfiering gefchikt zijn. De lucht is doortrokken met lieffelijke reuken, welke hunne bloemen uitwaesfemen ; en hunne vruchten zijn één van de fraeifte gefchenken der nature. De alouden, wier finaken eenvouwiger waren dan \ de  Tweehonderd en Zevenentwintigste Briee:. de onze, ftelden de boomgaerden onder het getal van de gewigtigfte deelen hunner tuinen; Het is zonderling dat de Engelfchen, die onder alle de hedendaegfche volken de verwondering over de aloudheit het verfte hebben uitgeflrekt j haer in dit punt niet hebben nagevolgd. De boomgaerden moeten zich fchikken naer alle de onregelmatigheid, welke hunne tuinen vereisfchen. Niets zou acngenamer zijn, dan vertooningen van allerlei vruchtboomen, het zij dezelve den top van eenen fteilen heuvel bedekken , het zij ze den grondt van een dal beflaen. Deze boomen, fchoon zij op het geval fchenen geplant te wezen, zouden eene vernuftige fchikking vertoonen, en alle de ver» fchcidenheden , waeraen zij door hunne gedaenten en kleuren onderhevig zijn , opleveren. Diergelijke vertooningen zouden, van de lente tot den herfst, even gewigtig wezen. Maer ik hervat het vervolg mijner togten. Het paleis van Hamptoncourt, liggende aen den Teems, elf mijlen van Londen , werd gebouwd door den kardinacl Wolfey, ftaetsdienaer en gunfteling van Henrik den agtfien j wien dees kerkvoogdt het zelve vereerde; Willem de derde bewoonde en verfierde dit kasteel; en indien men immer voleindigt met het regelmatig en gelijkvormig te maken, zal Engelandt Zich kunnen beroemen een der fchoonfte paleizen van Europa te hebben. Wijduitgeftrekte gebouwen , die vier groote XVIII. Deel T hö*  spo De Nieuwe Reisïger. hoven omringen, bevatten vijftien honderd kamers, heerlijk geftoffeerd. In een van de voornaemfte vertrekken, liet men ons zien de zeven vermaerde teekeningen van Rafaël, verbeeldende de handelingen der Apostelen, waerVoor men wil dat Lodewijk de veertiende twee millioenen had aengeboden. Niet alleen voldoet het inwendige der vertrekken de nieuwsgierigheit; maer het omliggende landt vertoont 'er bekoorlijke gezigten voor het oog. Men vindt 'er nog eenige voetftappen van de aloude evenredige regelmatigheit, welke de Engelfchen verlaten hebben. De wandeldreef, die 'er naer toe leidt, is heerlijk. Eene groote graft, met boomen bezoomd, loopt dwarsch door de tuinen, met taxis beplant. Richemont is een dorp aen deir Teems, eenige mijlen van Londen, alwaer Eduard de derde, andere zeggen Henrik de zevende, een koningklijk huis deed bouwen. Dees lactfte is 'er overleden, gelijk ook zijne kleendochter, de koningin Elizabeth. Eene wijduitgeftrekte vlakte, met zoden bedekt, die over de rivier heen ziet, maekt het voornaemfte verfierfel van dit gebouw uit. Talrijke en aengename boschjes vertqonen eene groote ruimte, het Woudt genoemd , waerin de kunst, om de natuur te beter natevolgen, groote boomen, nu regt, dan krom, zonder orde geplant, en het park in beemden , bebouwde landerijen, waterwerken en bergskens, vanwaer men de hoofd-  Tweehonderd en Zevenentwintig ste Brie?. ag& hoofdftadt ontdekt , verdeeld heeft. Eenige graften geleiden naer eene grot, wier fteenen j van buiten ruw, binnenwaerds een verwulffel « met beeldhouwerij' verfierd, vormen. De overleden koningin, die de onderaerdfche oorden beminde, deed eene andere bouwen in de gedaente van een' doolhof, waerin de nieuwsgierigen door naeuwe, duifiere en bogtige lanen geleid worden. Men ontmoet 'eraf beeldingen van reizigeren, die, al bevende, fchijnen te treden naer de fpclonk, waerin men veronderftelt dat de toovenaer Mcrlin huisvest. Eene lage Gottifche poort, vol van zinnebeelden, geleidt naer dezen verfcbrikkelijken oordt, waerin men door eenen weg van fchulpwerk, met mos bedekt, afdaelt. De toovenaer zit voor eenen drievoet, beladen met boeken cn cirkelklooten. Anna van Boulcin en de kc~ ningin , hare dochter, raedplegen met hem, vergezeld van hare voedfteren. De tuinen en het park, welke dc prinfes van Walles te Kiow, in de nabuurfchap van Richemont heeft aengelegd, vereenigen alles wat de Engelfche fmaek het rijkfte en veranderlijkfte kan voortbrengen. Zij beftaen in boschjes, in één van welken eene Gottifche kapél, in een ander eon ronde tempel van een Griekfche bouworde is. Hier ziet men eeri ouderwetsch poortael, rustende op óverblijffels van metfelwerk; ginsch een' agtkanten toI ren, geheelenal op de Chinefche wijs gebouwd: T ?■ Het  292 De Nieuwe Reisicek. Het midden van het park, rondom het welke deze boschjes verdeeld zijn, • vormt een onmetelijk plein, waerop men eene beemdt, eene rivier en eene brug befchouwt, benevens eenige kudden van koeijen, fchapen en geiten, die -den rijkdom van het landgezigt oneindigmael vermeerderen. Onder de zeldzaemheden, die in dezen tuin vereenigd zijn, moet men niet vergeten eene talrijke verzameling van vreemde planten; doch dit park en dat van Richemont hebben geene gebouwen, die met deze heerlijkheit overeenkomen. Kiow paelt aen een kleen huis, waerin het koningklijke geflacht is opgevoed (*). Bradfort, een wijduitgeftrekt kasteel der hertogen van Northumberland, maekt een gedeelte van deze fraeije landllreek' uit. Eertijds was het zelve een nonnenklooster, dat den naem van Sion droeg. Uit haer vaderlandt verjaegd, vertrokken deze dochters naer Portugal, en bouwden 'er een klooster, waerin zij nog den fleutelvan het geene, 'twelk hare moeders in Engelandt bewoonden, bewaren. Eene kwacdaertige overlevering zegt, dat de monniken , in de nabuurfchap van Sion wonende, heimelijk deze nonnen bezochten, door een verwulffel, nog onder den Teems in wezen. Het (*) De regerende koning houdt tegenwoordig zijn verblijf te Richemont.  Tweehonderd en ZevenentsvintigsteBriee.293 Het kasteel van Windfor, door deze rivier befpoeld , was in het eerst flechts een jagthuis, gebouwd door Willem den verooveraer. Eduard de derde verhefte het tot een paleis, en ftichtte 'er de Orde van den Koufebandt, die 'er nog hare kapél bezit. Het is een zeer fraei Gottisch gebouw, waervan de ftoutheit de kenners verbaest. In het koor zijn zesentwintig plaetfen voor zoo vele ridderen. Hunne aenftelling gefchiedt in deze kerk , en het feestmael in de zael van St. Joris, tot dit oogmerk gebouwd. Een tafereel verbeeldt 'er Eduard, bijgenoemd den Zwarten Prins, too. nende aen zijnen vader onzen koning Joanncs, gevangen te Windfor. In dc kapél laet men de praelgraven van verfcheidene koningen van Groot-Britanje zien, cn in 't bijzonder die van Henrik den agtften en Karei den eerften. Dit palcis, fchoon een der aloudfte en rijkstgeftof- feerdc van Engelandt, heeft geene fonteinen, noch tuinen, noch wandeldreven, noch bouworde , noch uitwendige cvenredigheit; het is een ruwe klomp , die niets fchoons dan de vertrekken acnbiedt. Karei dc tweede verfierde het met beeldhouwerij' en fchilderwcrk van de beste meesteren, cn verrijkte het met een ruim plat, vanwaer men eene vruchtbare vlakte , door welke de Teems hcenftroomt, ontdekt. Ik zal u niet fpreken van het bosch van Windfor: Pope heeft het in zijne gedichten gezongen; cn gij kent de gedichten van Pope, T 3 De  294 Dn Nieuwe Reisig-eu, De andere paleizen der koningen van Enge, landt zijn in Londen zeiven; maer van alle de koningklijke huizen , die in de uitgeftrektheit van Westmunfter befchouwd worden, zijn 'er flechts twee in hun geheel gebleven, St. James en Sommerfet. Het eerfte is gefticht bij het park van dezen naem, die het zeer aengenaera maekt. Anderszins is het flechts eene verzameling van zeer eenvouwige gebouwen, zonder aeneenfchakeling' of verband'. 'Dit paleis is zeer vergroot geworden, federt de brandt van White-Hall de koningen heeft genoodzaekt aldaer te huisvesten. De prinfes van Portugal, gemalin van Karei den tweeden, had 'er een klooster gefticht, en eene kapel voor de Katholyken gebouwd. De kapél is nog in wezen, doch dient niet meer dan alleen voor de Franfche en Hollandfche Protestanten, die 'er beurt om beurt vergaderen. Het paleis van Sommerfet , dus genoemd naer den hertog van dezen naem , oom en voogdt van den laetften der Eduarden, die het gebouwd heeft, wordt tegenwoordig alleen bewoond door amptelooze perfonen, wien de koning 'er vertrekken in geeft. Het is een vrij gemeen huis, dat een' tuin aen den Teems heeft. Van White-Hall, verflonden door den brandt van het jaer 1098 , is niets over gebleven, dan het gedeelte, 't welk men de Zael der Gastmalen noemt, zijnde een heerlijk gebouw, tegenwoordig in eene kerk verkeerd. Dit paleis, ge.'  Tweehonderd en ZevenentwintigsteBrïeï. 295 gelukkiglijk gelegen, zoo ver het gezigt kan reiken , aen het boveneinde van het kanael, welk de Teems vormt, fchijnt , door zijne ligging, het verblijf van eenen oppervorst, die over het rijk der zeen moest heerfchen, aenteduiden. In den aenvang droeg het den naem van Jork, dien het ontving van zijnen bouwheer Walter Gray, aertsbisfchop dezer ftede. Van hem verkreeg het de kardinael Wolfey; maer dees ftaetsdienaer in ongunst' vervallen zijnde, maekte 'er Henrik de agtfte zich meester van, liet 'er eenige verbeteringen doen, en noemde het White-Hall, of Witte Zael. Zijne opvolgers vergrootten het; en Jakobus de eerfte Itichtte, naer de teekeningen van den vermaerden bouwmeester Inigo Jones , de fraeije Zael der Gastmalen, waerin zijne vergoding, door Rubens, op de zoldering getchdderd is. De eene zijde der muren vertoont dc nijdt, ketterij en tweedragt, zuchtende en in keetenen gekluisterd; op de andere ziet men de vereeniging der drie koningkrijken , vermaerd tijdperk dier zelfde regering'. Behalve dit fchoone ftuk der bouwkunde , vertoont het paleis van White-Hall niets meer dan tigchclfteenen, en eenen hoop van gewone huizen, zonder fmaek, fchoonheit en pracht'. Karei de eerfte trad, uit een van de venfteren dezer zale , op het fchavot, waerop hij onthoofd wierd. De koningen geven 'er gehoor aen de afgezanten, ontvangen 'er de adnsjm of ver> 0 x 4  De Nieuwe Reisiger. toogen van het parlement, wasfchen 'er de voeten der armen op witten donderdag , en raken 'er de met kropzweren gekwelde zieken aen. Wij bezochten alle deze huizen , op onze te rug komst van Windfor ; en de volgende dagen werden hefteed tot het bezigtigen van de gebouwen, pleinen, ftandbeelden en andere gedenkftukken van Londen en Wcstmunfter. Men verwijt den Engelfchen niet dat zij kosten in hunne gebouwen ontzien: weinige volken verkwisten het geldt met minder hartzeer; maer zij ontbéren oordeel en fierlijkheit in de uitvoering'. Men onderzoeke hunne geftichten, men zal de fchoonfle ftukken der bouwkunde altoos flecht voor het oog gefchikt, en in hoeken en gaten verborgen vinden, als of het werk fteelswijze gemaekt ware, of dat de kunftenaers zich over hunnen arbeidt fchaemden. Hebben zij eenige ftukken van beter fmaek, dezelve zijn onvolmaekt, als of men geen ander oogmerk gehad hadde, dan om 'er enkele proeven van te maken; en zij zullen waerfchijnlijk in denzelfden ftaet blijven, tot dat het vuur of de tijdt hen in asch of in ftof verkeert. De Tour of Toren van Londen , dus genoemd uit hoofde van den witten en vierkanten toren, die in het midden is, heeft niets verwonderlijks dan zijne grootte en aloudheit, noch ontzagchelijks dan eene fchietfehans van honderd der zwaerfte ftukken kanon, die deszelfs  Tweehonderd en Zevenentwintigste Brtkf.20? zelfs toegangen verdeedigen. Ik zal 'er, indien gij wilt, zijne ligging bijvoegen , vormende een aengenaem gezigt voor hun, die den Teems overfteken. Het volk bezoekt dezen oordt met vermaek , fcheppende eene vergenoeging op het zien van de traliën en gaten, waerin zoo vele koningen en heeren van den eerften rang zijn opgefloten geweest, en waeruit de meesten niet geflaekt zijn, dan om ter ftraffe te gaen : de grootheit is 'er nog meer vernederd dan in het graf. Deze vermaerde fterkte, omringd door eenen ouden muur, met eene breede en diepe graft, gebouwd door Willem den Verooveraer, en geenszins door Julius Cefar, gelijk eenige Engelfchen zeggen, is eene mijl in den omtrek, en befluit de gevangenen van ftaet, de handvesten, de munt, de diergaerdc en het tuighuis , alwaer de wapens, acrtigiijk gefchikt, zonnen , flangen , hoofden van Ivleduza, en duizend andere verfchrikkelijke en vreemde voorwerpen op de muren vormen. Men ziet 'er ook levensgrootte afbeeldingen van dertig of veertig koningen te paerdt, met alle ftukken gewapend; en men toont 'er de bijl, met welke men het hoofdt van "verfcheidene koninginnen van Engelandt heeft afgehouwen. De Tour van Londen heeft de ftadt en rivier in bedwang; en alle dagen zendt men 'er eene bende foldaten , om wacht te houden. Hij grenst' aen de muren der ftadt, ten naesT 5 ten-  298 De Nieuwe Reisige*. tenbij als de Baftille te Parijs; doch hij diene tot meer gebruiken. Men bewaert 'er alle de teekens der koningklijke waerdigheit, fcepter, kroon, degens, weereldklooten, fporen, armringen , heilige olyflesch , enz., welke ijder voor eenig geldt kan zien. Ook. bewaert men 'er dc handvesten der kroone, de oorfprongkelijke ftukken der verbonden, met vreemde vorften gemaekt, de gedenkftukken der voornaemfte verrichtingen van het Engelfche volk tegen zijne vijanden, en voornamelijk tegen Frankrijk en Schotlandt, de oorfprongkelijke ftukken van verfcheidene aloude wetten des lands, de. hulde door de Schotten aen de opperheeren van Groot-Britanje bewezen, het regt welk deze laetften op den tytel van koning van Frankrijk meenen te hebben, de vrijdommen en voorregten aen de fteden hunner fta, ten toegeftaen , de ftichtingen , begiftigingen en affchaffingen van abtdijen , kloosteren, godsdienftige of kerkelijke gemcenfchappen , enz. Behalven op zon- en feestdagen , zijn deze blafterts dagelijksch op zekere uren geopend ; en 'er is onophoudelijk volk om de geenen, die dezelve willen raedplcgcn, te ontvangen. De fiotvoogdt van deze gewigtige plaets' is gemeenlijk een man van den eerften rang, wiens jaerwedden ten minfte twintig duizend guldens zijn, behalve de aenmerkelijke voordeden , welke hij trekt van de gevangenen, en  Tweehonderd en Zevenentwintigste Briee. 299 en van het voorregt om over de mindere bedieningen te befchikken. Een hertog, in deze fterkte gevangen, betaelt, bij zijne intrede, tweehonderd ponden fterlings, en de andere naer evenredigheit. Alle avonden worden de fleutels bij den flotvoogdt gebragt. Hij voert het gebiedt over de wachten , die in dienst zijn; en in geval van gevaer, zijn 'er fommige wijken, die van den Tour af hangen, waervan het krijgsvolk verpligt is de bezetting, op het eerfte bevel, te komen verfterken. Alle de fchepen, die deze fterkte voorbij varen, begroeten dezelve met drie kanonfehoten, welke zij flechts met eenen fchoot beantwoord. Is de Tour van Londen het aloudfte gebouw dezer hoofdftadt, de hoofdkerk van St. Paulus kan voor een der grootfte en fraeifte geftichten van Europa gehouden worden. De twee gevels , ten noorden en ten zuiden, zijn meesterftukken der bouwkunde: de oostzijde, fchoon min volmaekt, verdient mede veel lofs. De twee torentjes, ten westen geplaetst, de gaenderij, de trappen, de koepel, die zich omtrent het midden van het gebouw verheft, vormen een gezigt, dat misfchien zijns gelijk niet heeft; maer alle deze fchoonheden bedekken geenszins de gebreken, die nog in grooter getal zijn. Het eerfte van allen is dat dit rijke gebouw geziït ontbeert. Men begint het eerst te zien op het oogenblik dat men het nadert. Men komt 'er bij door de ftraet van het Strand, die ge-  3°° De Nieuwe Reisiseb, geheel fchuinsch loopt op den voorgevel, waervan men naeuweiijks den deurboog ontdekt. Voor het poortael is geen het minfte plein,' maer alleenlijk eene kleene ruimte, omringd met eene ijzeren tralie van een'flechten imaek, W«erin. men het ftandbeeldt der koninginne Anna te voet befchouwt, benevens vier middelmatige afbeeldingen , zittende op de uitltekken der voetzuil. Door eene groote ltoep, met twee bordesfen, klimt men in het voorpoortael, alwaer men moeite heeft om eene eenige deur dwars door de kolommen te vinden. De platte grondt der kerke heeft de gedaente van een kruis, al te lang naer evenredigheit zijner armen. De buik is bij dc vijf honderd voeten lang, en niet volkomen honderd breed aen den ingang , noch meer dan honderd vijfentwintig aen het kruis. Van den grondt, met marmer bevloerd, tot boven aen den koepel rekent men drie honderd en veertig voeten. . ö Men lackt in den bouwmeester dat hij den voorgevel, en zelfs het geheele gebouw van buiten, verdeeld heeft in twee rijen van kolommen , de eene boven de andere van dezelfde grootte, die daeraen veeleer het aenzien van een paleis met twee verdiepingen dan van eene kerk' geven. Men verbeeldt zich dat deze verdeeling insgelijks van binnen placts heeft; en mets -fchijnt ftrijdiger met het oogmerk , 't welk men zich heeft voorgcitcld0, na-  ÏWEEtóONÖERÜ EN ZEVENENTWINTIGSTEBRIEE.30I namelijk, om eene ongemeene hoogte aen het verwulffel te géven. Niettemin moet men bekennen, dat het algemeene ontwerp van dit poortael niet te misprijzen, en deszelfs uitvoering vrij gelukkig is, • uitgezonderd het voornaemfte af beeldfel , te weten dat van St. Paulus, 't welk men moet ftellen in den rang dier elendige voortbrengfelen, die Groot-Britanje onteeren. Dit Gottifche, ftijve en bijna vormelooze kleedt, deze gedwongene geftalte , dit aengezigt en deze armen zonder ziel en leven, zfjn gebreken, welke men niet kan dulden of verfchoonen. Reeds heb ik doen blijken dat deze kerk de noodzakelijke hoogte en breedte ontbeert, om eene juiste evenredigheit met de lengte te vor- • men. Ik voeg 'er bij dat de kolommen zwaaien lomp zijn, en het gezigtpunt belemmeren, in plaets van deszelfs fchoonheit, door de bekoorlijkheit der orde en evenredigheit, te helpen vermeerderen; en dewijl de dag tusfehen pilaren van deze dikte geenen doortogt kan ■vinden, ontftaet daeruit een-gebrek van licht, 't welk geene de minfte onvolmaektheden dezer wijdiiitgcftrekte kruiskerk1 is. De koepel zou , naer de bekendtenis dsr ganfche weereld', een verwonderlijk Werkftuk zijn, zonder hare te groote hoogte, die haer minder het aenzien eener koepel dan van een' toren geeft. Zij heeft geene genoegzame evenredigheit met het overige van het gefticht; en na  302 De Nieuwe R e i s i g e *. ha dat men zich over dit groote ftuk der bouw» kunde verwonderd heeft, vindt men niets meer, 't welk de oogen op de andere deelen van het gebouw kan trekken. De ridder Tornilck, eerfte fchilder des konings vah Engelandt, heeft binnen de koepel, op agt ongelijke panneelen , de gefchiedenis van apostel Paulus, in hetgraeuw, met goudt opgehoogd, afgebeeld. De beeldtenisfen daervan zijn groot, doch niet zeer levendig. Dit zijn de eenigfte fchilderijen dezer kerke. Het heiligdom, bekleed met eenige marmeren en kleene vergulde verfierfelen , is door een ijzeren hek gefloten. Twee groote kandelaers verfieren het altaer, dat met een tapijt van karmozijn fluweel, met goudt geboord* bedekt is. Berookte orgels , met een overblijffel van verguldfel beladen, zijn geplaetst op een hek, dat het koor van den buik der kerke affcheidt. Agt kolommen openen den ingang van het koor , en doen verfcheidene zitbanken voor de kanonniken, muzikanten en klerken zien. Boven dezelve zijn de geftoelten voor de jufferen, in den fmaek van logies in de opera, waerin zij de predikaetfie, den dienst en het muzyk hooren. De teekening en uitvoering van dezen tempel is men aen den Engelfchen bouwmeester, Christoffel Wren, verfchuldigd. Hij lei den eerften fteen in den jare 1672; en zijn zoon floeg 'er de laetfte handt aen. Het voorbeeldt, 't welk  Tweehonderd en Zevenentwintigste Brief. 303 't welk dees kunftenaer in het eerst had aengeboden, was Athene en Rome waerdig; maer de zwarigheden , aen de gedaente der hedendaegfche kerken verknocht, noodzaekten hem den Gottifchen fmaek met dien der goede bouwkunde te vereenigen. De kerk van St. Paulus is de derde hoofdkerk, te Londen gebouwd, federt de ftichting van den Christelijken godsdienst in dit koningkrijk. In den jare 604, veranderde een zekere Mellitus, door den monnik Augustijn op dezen zetel geplaetst, den tempel van Diana in eene kerk; en zijne opvolgers leiden zich om ftrijdt toe om dit gebouw te verlieren. Het werd, in de twaelfde eeuwe, door een' brandt verteerd; en een bisfehop , Mauritius geheten, herbouwde het op eene andere plaets , ten zelfden tijde toen een zekere Mauritius van Sully de grondflagen van Onze Lieve Vrouwe kerk' te Parijs lei. Indien men de Engelfchen gelooft, was hunne tweede hoofdkerk te gelijk het fchoonfte Gottifche gedenkftuk en de heerlij kfte tempel der Christen weereld'. Men Vierde 'er , met de grootfte pracht', de lijkdienften der koningen en keizeren; en de voornaemfte feesten werden 'er met zoo veel waerdigheit als heerlijkhcit gehouden. Op den dag van Paulus bekeeringe was zij door vijftien honderd fakkels verlicht; en Henrik de derde liet vijftien duizend armen op het kerkhof fpijzigen. 5 Het 1  304 De Nieuwe Reisïger. Het verfchrikkelijke toeval, 't welk de ftadt Londen verbrandde , dit onmetelijke gebouw in de asfcbe gelegd hebbende , befloot men eene nieuwe kerk , die aen de grootheit der orde beantwoordde, op dezelfde plaets te bouwen. Zij werd begonnen en voltooid in den tijdt van vijfendertig jaren, terwijl de St. Pieters kerk te Rome , het eeniglle gebouw, 3t welk men daermede kan vergelijken, honderd en vijfenveertig jaren, onder twaelf verfcbillende bouwmeesters , met allen den bijftandt van den heiligen ftoel, en de hulp van de bekwaemlte kunftenaren der ganfche weereld', onderhouden geweest is. Men begroot de kosten der St. Paulus kerk' te Londen op agttien millioenen : een ligte impost op de fteenkolen was bijna genoeg om dit geldt te verfchafFen, ter opregtinge van dit wijduitgeftrekte gebouw, zijnde echter kleener, min fraei en zwarer dan de kerk van St. Pieter, naer wier voorbeeldt het gemaekt is. Een eerloos zelfbelang houdt de kerk van Londen altoos gefloten, behalve ten tijde als 'er dienst gedaen wordt, gedurende denwelken 'er eene flagdeur der zijpoorten halfopen blijft. Op de andere uren, kan men 'er alleen voor geldt inkomen; en deze fchatting wordt geheven aen alle de poorten, aen alle de trappen, leidende naer de bovenfte vertrekken, waerin men verfcheidene zeldzaemheden , die luttel aendacht verdienen , verzameld heeft. Mea toont  Tweehonderden Zevenentwintigste Briefpos; toont eene gaenderij, de Gaendcrij der Morring' geheten , alwaer de geluiden derwijze aenwakkeren , dat het gerucht, 't welk men met het toefluiten der deuren maekt , alzoo fterk is als dat van den donder, op Zekeren afftandt. De geringfte fluiftering verfpreidt zich door den ganfehen omtrek; en indien iemant fpreekt, terwijl hij tegen den muur leunt* verftaet men hem aen de tegenoverftaende zijde , fchoon zij honderd en vijftig voeten daervan af is. Vervolgens gaet men naer de boekerij, waerin bijna niets dan de vloer eenige oplettendhcit verdient. Dezelve is kunftigÜjk ingelegd, zonder fpijkeren of pinnen, en vertoont zich alzoo effen als eene biljardtafek Van daer begeeft men zich ter bezigtiginge van het ontwerp, naer het welke de bouwmeester Wren eerst had voorgefteld deze hoofdkerk te bouwen, en 't welk men zich verfcheidenemalen beklaegd heeft niet ter uitvoer gebragt te hebben. Zonder mij aen de orde der ftraten te verbinden, zal ik een enkel woordt zeggen van eenige andere gebouwen v«n Londen , naeimate zij zich mijner penne zullen aenbiede.n. De beurs is, buiten kijf, een der fraeifte geftichten van deze hoofdltadt, fchoon zij, om eigenaertig te fpreken , zoo veel gelegenheit tot berisping als tot lof aen de handt geeft. Zulk een uitgeftrekt en verheven gefticht. moest gebouwd zijn in eene opener plaets^ XV 111. Deel. V  3o6 De Nieuwe Reisig.er. vanwaer het oog liet ganfcbe ontwerp, en de' juiste evenredigheit van deszelfs vcrfchillendc doelen, könde befchouwen. Men-is'genoodzaekt het geene tegelijk moest gezien worden Ce verdeeien; en dc verwarring, welke deze Vér'deéfing veroorzackt, zich aen den geest medcdeelcnde, belet een juist oordeel te vellen, lichter moet men bekennen , dat de ingang van dit gebouw iets edels cn doorluchtigs heeft. Het verwulffel wordt voor een mcesterftuk gehouden. De toren, die 'er boven op ftaet, verwekt minder goedkeuring: indien het oogmerk van' den bouwmeester v/as met zijne b'ekwaemheit te jironkefi, door het vestigen van zulk een zwa*er ge'vaerte op grondflagen, naer óogfehijn niet in ftaet om het zelve te dragen, moest -hij gedacht hebben dat men hem dit d.r'kbeeldt luttel zoude dank weten, wanneer e'one zekere verlegenheit, die uit de vrecze van het te zien vallen ontftaet, de eerfte aendoening is , welke men, in het befchouwen van zijn werk, befpeurt. Het inwendige, uitgevoerd met eene bevalligheit, die met de algemeene fraeiheit van het •ontwerp overeenkomt, is, door een'uitmuntenden fmaek, gebragt tot de volkomenheit,.die in ijder deel uitblinkt. Ik zonder hiervan uit de ftandbcelden der koningen cn koninginnen van Engelandt, federt Eduard den derden tot aen George den tweeden, geplaetst in nisfen tusfehen dc bogen. Indien 'er in Londen wei-  Tweehonderden Zevfnentwintigste Brief. 307 weinige geftichten zijn , welke men bij de beurs kan vergelijken, is 'er niets in de beurs, noch misfchien in Londen zeiven, zoo belagchelijks. als deze elendige proeven van beeldhouwerij'. Op het midden van het plein is een ander ftandbeeldt te voet van Karei den tweeden, in het Roméinsch gekleed, zeer wel gemaekt, met een roemrijk opfchrift voor dezen vorst. Reeds heb ik gefproken van de ftandbeelden der ridderen Gresham cn Bcrnard, die met ecre óp dezelfde plaets pronken. De eerfte bouwde öp zijne kosten een wisfelhuis, dat door den brandt van Londen vernield is, en in wiens' plaets het ligchaem der kooplieden dit uitgeftrekte en heerlijke gebouw heeft doen ftichten. Het is van des middags tot drie uren open, en laet fiechts een' bepaelden tijdt aen de befpiegeKngen van koophandel , die , zonder deze voorzorg', nimmer zouden eindigen. De zaken, die alleen in de geboorte zijn, worden ■in de koffyhuizen, daer omftreeks verfpreid, voleindigd. De beurs van Londen is de algemeene verzamelplacts van alle de kooplieden, niet alleen van Engelandt, maer van de ganfche handeldrijvende weereld'. Allerlei landaerten hebben 'er eene bepaelde plaets, als ook allerlei foorten van handel. Geen eenig volk is'er vreemd, geen eenig burger uitgefloten , geene eenige kunne verbannen. Het is de troon der verdraegzaemheit; of indien men 'er vervlo'ekinV 2 één?  gof> De Nieuwe Riisigis, gen uitfpreekt, is het alleea tegen de bankeroetiers en fchelmen. Het geene men hier het Gedenkteeken noemt is eene uitgegroefdc en holle kolom van de Dorifche orde, van twee honderd voeten hoog en vijftien voeten middenlijns (*), welke Karel de tweede deed opregten ter plaetfe, alwaer de vermaerde brandt, die de grootfte helft dezer hoofdftadt in kolen leide, een begin nam. Men klimt, langs eenen fteenen trap, die tot boven aen den top loopt, naer een ijzeren hek , dat het gezigt over de ganfche ftadt heeft. Op eene van de zijde der voetzuil, leest men een breedvoerig opfchrift, dat, in zeer fcherpe uitdrukkingen, de Papisten befchuldigt de bewerkers van den brandt te zijn. Jakobus de tweede deed het zelve uitwisfehen ? maer de Engelfchen hebben het weder herfteld met onuitwischbare letteren. Geene hedendaepfche kolommen kunnen met deze verbazende naeldzuil eenigzins vergeleken worden. Inderdaedt, waer zal men iets edelers , ftouters, heerlijkers en gefchikters in alle zijne declen vinden ? Het half verheven beeldwerk op den voet is ten uiterfte fraei; en indien men 'er de lasterlijke opfchriften af nam, zou het misfchien een • (*) [Zekerlijk verftaet hier deReiziger, fchoon hij het niet uitdrukkelijk zegt, dat de kolom me: eene voetzuil en kroonlijst voorzien is, alzoo anders eene kolom van de Dorifche orde, die 200 voeten hoog is, omtrent 25 voeten dik moet zijn.]  Tweehonderd en ZevenentwintigsteBriee.3CQ een volmaekt werkftuk zijn. In waerhëit is zijn ftandt belagchelijk: want 'er was weinig aangelegen of dit Gedenkteeken gefteld wierd op dezelfde plaets, alwaer de brandt begonnen was; en dewijl men het zulk eene verbazende hoogte wilde geven, liet het gezonde verltandt niet toe, den laegften oordt der ftadt te verkiezen. Temple-Bar is de naem van eene poort, als mede van een der voornaemfte kollegiëa van Londen. Wij bedienen ons zelden van het woordt kollegie, dan tot beteekenis der fcholen, waerin men de jonge lieden in de talen en befchaefde wetenfchappen onderwijst. In het Engelsch is het gebruik van dit woordt uitgeftrektcr : men bezigt het insgelijks ten aenzien van zekere huizen , waerin de amptenacrs des geregts en de regtsgeleerdcn hun verblijf hebben. Zij hebben 'er hunne bijzondere kamers , om 'er buiten het geraes en de verhindering van hun huisgezin te arbeiden, en alwaer hunne cliënten hen gaen vinden. Zij eten te 'famen, gedurende de zittingen der geregtshoven, hebben eene kerk voor hunne openbare godsdienstverrichtingen, en een' tuin om zich te verlustigen. De vreemdelingen kunnen deze manier, om de raedslieden, advokaten en andere wetgeleerden te huisvesten, niet genoeg roemen. De Engelfchen zijn het eenigfte volk van Europa, bij hét welke deze foort van grondftichtinge gebruikelijk is. Zij hebben V 3 des  3io De Nieuwe Reisibes, des te meer reden om 'er eer in te (betten, dewijl deze onderfcheiding voor de uitleggeren en bedienaren van het regt , de vóorregten, welke zij hun toeftaen, en de rust, welke zij hun bezorgen, zoo vele blijken zijn van hunne liefde tot de orde, en van hunne onderwerping' aen de wet. De poort van deze eerwaerdige plaets, door welke men in de ftadt treedt, is de fraeifte der ftede. Indien ik 'er eenig gebrek in opmerk, is het in den top, die, rond zijnde, gelijk de onderfte boog, geenszins de verfcheidenheit, zoo wezenlijk aen de fchoonheit van een werk, oplevert. De ftandbeelden van Karei den eerften en' Karei den twééden, van binnen geplaetst, die van Elizabeth en Jakobus den eerften , van buiten gefteld, aen wederzijden van den doorgang, behagen in 't algemeen aen de geenen, die fmaek in de aloude beeldhouwerij hebben. Aen deze zelfde poort hecht men dc hoofden der perfonen, die om misdaedt van yerraedt onthalsd zijn. Men ziet 'er die der voornaemfte heeren, die, in den jare 1746, de zijde van den Pretendent gevolgd hebbende, met de wapenen in de hand' gekregen werden. De Engelfchen zijn overreed dat de val van ijder dezer hoofden het teeken van eenige pmwcnteling in den. ftaet moet zijn. Hoewel Temple-JBar, dat eertijds tot eene, kerk en woning' voor de Tempelieren verftrekte, ten aenzien van zijne grootte, alle andere 1 > kol-  Tweehonderd en Zevenentwintigste 15rief.3ie- kollegiën der regtsgclcerdheit overtreft, hack het, in fraeiheit, niet bij dat vanLincoln's-Inn.Dit laetfte beftaet in een groot.vierkant, dat, in waerheit, gedeeltelijk open , of ten minfte flechts door eene ijzeren tralie gefloten is; maer dit gebrek zelf verandert in fieraedt, door het vertooncn van cencn tuin, die deze ruimte op eene bekoorlijke wijs vervult. Geen hof wordt zorgvuldiger onderhouden , het zij. ten aenzien van de zindelijkheit bij den dag , .of van het licht gedurende den nacht. De fontein , die in het midden is; verfchaft ecri nieuw vermaek. Van het terras in den tuin heeft men het gezigt op een der grootfte pleinen van Europa. Men ziet 'er vier waterfprongen, in het midden van welke; zich eene kolom verheft, met een uurwerk, dat de uren aen alle zijden aentoont. Dc koningklijke huizen, cn alle de openbare geftichten, zoo geestelijke als wecreldlijke, verfchaffen aen het volk het zelfde voordeel. De grondflagen van dit plein,■ dat den naem van hét kollegic draegt, zijn gelegd door Inigo Jones, wiens aenicg was alle de huizen van dezelfde geciaente cn in denzelfden fmaek te bouwen. Nog eenige overgeblevenen, naer het eerfte ontwerp gemaekt, zullen den Engelfchen.ecuwigüjk verwijten, dat zij het zelve verlaten hebben. ■ Het kollegie van Grays-Inn is bijzonderlijk opmerkenswaerdig door zijn fraei plein , zijnen aengenamen tuin, en eene terras, waervan het gezigt zich over het veldt uitftrekt. V 4 De  Sia De' Nieuwe R e i s i g e r. De kollegies zijn te Londen voor de wetgeleerden , het geene te Paras de genootfehappen van Sorbonne en Navarre voor de godgeleerden zijn. Zij hebben, gelijk dezelve, verzekerde inkomften , zoo in renten als in landerijen en gebouwen. Om 'er in aehgenomen te worden, kost het omtrent tien duizend guldens,, aen regten van ontvanging', maeltijden en gefchenken. De jonge lieden volgen de zitdagen, welke de opperregters in de landfehappen gaen houden: zij doen 'er de proef hunner begaefdheden; en in geval van afwezendheit ,' laten hen deze overheden hunne plaets bekleeden. Uit dezelfde orde wordt de ipreker van het huis der gemeenten gekozen. In deze drie koiiegiën telt men -bij de zes honderd leerlingen, onder welke verfcheidene edellieden zijn, die het regt leeren, niet met oogmerk om 'er hun beroep van te maken, , maer om 'er zich in hunne eigene zaken van te bedienen. De kennis der wetten is één der voornaemfte middelen om tot rijkdom te geraken. Ook wordt dees weg bewandeld door zulke jonger zonen uit de beste huizen der drie koningkrijken, die den lust tot den arbeidt met begaefdheden paren. Men noemt nog agt andere kollegiën der kanfelarij', die van de drie, waervan ik zoo. pven gefproken heb, afhangen; en 'er zijn in Engelandt meer dan veertig duizend perfoncn, diej ajs pleitbezorgers, advokatcn of regters, yan  Tweehonderd en Zevenentwintigste BRiEF.313 van pleitgedingen leven. De orde der advokaten bezorgt een' eerlijken en zelfs vrij voordeeligen ltaet aen de geenen, die , in deze loopbaen gewikkeld, niet tot. de eerfte bedieningen kunnen geraken. De raedplegingen, gefchriften en pleitdagen worden zeer duur betaeld. Alles, wat alleen de opftelli'ng der gedingftukken aengaet, is den pleitbczorgeren aenbevolen : ijder hof heeft een zeker getal dezer lieden, die aen het zelve, ter verkiezinge van de regteren, verbonden zijn. Het pleiten heeft ook'zijne bijzondere ttel, die de Saxifche barbaerschheit paert met alle de knibbelarijen van het Normandfchc volk. Het regtsgenootfchap levert zoo vele romanfehrijvers en dichters, als advokatcn en regtsgcleerden. ' Het is de kweekfchool der fraeije vernuften van Londen, waervan verfcheidene in dienst van boekverkooperen zijn : deze lactftcn doen hun boeken fchrijven , gelijk de kooplieden ftoffen doen maken. Alle de kunst beftaet in het geven van een' tytel, die dc aendacht- van het algemeen trekt. Dé jonge . fchrijvers beproeven hunne begaefdheden in het nieuwspapier, dat tweemael daegs uitkomt, en waerin zij nooit nalaten eenige verhandel;;-; g over de voorwerpen, die de gemoederen op dien tijdt bezig houden, intelasfchen. Ik ben, enz. Londen, den iZften van September, 17SS- V 5 Twee»  SM De Nieuwe Reisiees. tweehonderd en AgTENTWINTICSTE Brief. Vervolg van Engelandt. TP|e platte grondt van Londen is een voorJL/ beeldt van onregelmatighcit; maer dewijl het dit gebrek gemeen heeft met alle de aloude fteden, die vergroot worden, zou ik hetgaerne met ftilzwijgen zijn voorbij gegaen, indien het, federt den wreeden brandt, die deze hoofdftadt verhielde, niet van de inwoonderen had afgehangen dezelve naer een ander ontwerp te herbouwen. Christolfel Wren, die beroemde bouwmeester, van wicn ik reeds zoo dikwerf gefproken heb , ftelde het zelve ook aen het Parlement voor. De bc-rippen waren verdeeld: fommigen wilden dat men zich naer de aloude grondteekening moest fchikken; anderen begeerden dat men die van Wren 'in hare volkomene uitgeftrektheit aenname, anderen dat men dezelve flechts in eenige deeien volgde. Men herbouwde middelerwijl deze groote ftadt, zonder zich aen eenige orde te verbinden : de burgers wilde hunnen grondt nietafftaen; en Londen, dat als de fchoonfte ftadt der weereld' uit zijne asfche moeste voortkomen , verloor dus het eenigfte voordcel, welk het uit dit onheil koude trekken. Tegenwoordig zou 'er een onnoemelijk geldt noodig zijn,  Tweehonderd en Agtentwintigste Brief. 315 zijn, om dc wezenlijke gebreken, die het zelve ontficren (*), iri fchoonheden te veranderen. De mcestcn zijner groote ftraten loopcn op geen eenig plein uit; en de kerken, waervan eenigen mij van eene vrij fraeije orde toefchenen , zijn zoo Hecht geplaetst, dat men ze naeuwelijks kan gewaer worden. Indien de ■ fchaerschheit van den grondt niet gedoogde dezelve op voordeeliger ftandplaetfen te bouwen , ten minfte konde men behoorlijker oorden uitkiezen. Het parlement heeft onnoemelijke fommen beftemd , om 'er meer dan vijftig te bouwen; en naeuwelijks zijn 'er vijf of zes, waervan het oog voldacn is , en die de helft van het geldt, 't welk zij gekost hebben , waerdig zijn. Echter moet men bekennen, dat men, federt den rampfpoedt, die deze ftadt in kolen lcide, fchoone en breede ftraten ziet, mitsgaders huizen van tigchcl- en hardfteenen , op plaetfen alwaer niet dan houten woningen gevonden wierden. Men wil daerenbovcn dat Londen, voor dit tijdftip, uit hoofde van do engheit zijher ftraten, aen bcfmettelijke ziek' ten onderworpen was, en 'er federt niet van geweten heeft. Zoo dit geval waer zij, moet men dezen brandt vals eene gelukkige gebeurtenis van deze hoofdftadt befchouwen. Lon- (*) Dit ziet tegenwoordig bijna alleen op de aloude wijden.  I 3iö De Nieuwe Reisichr, Londen ligt, in de gedaente eener halve mane, aen den flinker en noorder oever van den Teems , twintig mijlen van den mondt dezer rivier in de Noordzee. Het is eene der grootiïe, rijkfte , bloeijendfte en volkrijklte Heden der ganfche wcereld'; doch men heeft niet dan fabels wegens den oorfprong zijner ftichtinge verbreid: het geene men met zekerheit weet, is dat het zeer oud is. Men gist dat het in wezen was, eer men de kunst van fchrijven in Engelandt kende, en dat'er, ten tijde der landinge van Cefar, de Gaulen, Grieken en Fenicicrs de voortbrengfels des lands kwamen koopen. Al zeer vroeg (*) werd het omringd met eenen muur en verfcheidene torens, waervan bijna geene voetftappen meer zijn overgebleven; en meer dan zes honderd jaren daerna, bouwde men eene houten brug over de rivier, welke men, tot dien tijdt toe, flechts met vaertuig was overgeftoken. Een genootfehap van priesteren droeg 'er de kosten van: het was opgevolgd aen een klooster van nonnen, gefticht door de erfgename van een' fchipper, dien deze overvaert verrijkt had. Een ander pries- (*) [1363 ftaet'er in 't Fransch, zekerlijk een fchnjf-_of'drukfeil, gelijk drie regels daerna blijkt, Misfchien is de 1000 'er bij verzuim ingeflopen, alzoo 368 beter met de aloudheit van Londen ftrookt.j  Tweehonderd en Agtentwintigste Brief. 3if priester begon eene tweede brug van fteen, die drieëndertig jaren duurde, en door de inwoonders voltooid werd. Deze brug is dikwerf door dc ijsgangen vernield, en zoo vele reizen herbouwd. Schoon men 'er eenige bogen van vergroot heeft, verftrekt zij nog tot een' fluitboom, die de fchepen belet den Teems opteftreven, zoo verre hij vaerbaer zou kunnen zijn. Wat zou 'ar verrukkelijker kunnen wezen, dan het befchouwen van deze rivier', in hare geheele lengte met fchepen bedekt, dewijl de haven, fchoon zich riet verder dan tot de brug uitftrekkende, echter nog een der fraeifte gezigtcn van het heelal oplevert * De ontzagchelijke toevloedt van vaercuigen, die 'er van alle kanten der weereki' aenumden, of naer dezelfde gewesten vertrekken, het getal der menfchen, ten dienftc dezer vaertuigen gebruikt, hunne eeuwigdurende beweging, hunne onophoudelijke bezighcit, vertoonen de beeldtenis van eene groote ftadt. Een koopman van Londen, om Jakobus den eerften de voordeelen van deze rivier', de rijkdommen, welke zij aenbrengt, en de gerieffélijkheden, welke zij bezorgt, te doen befeften, antwoordde dezen vorst, die, in een oogenblik tan gemelijkheit, den zetel van het rijk elders dreigde overtebrengen: „ ten minfte, heer koning , zal uwe „ Majesteit ons den Teems laten". Zoo,beneden als boven Londen, geeft dees ftroom, aen  3i8 De Nieuwe Rei>sicer; aen de omliggende velden, zulk een levendig als onafgebroken gezigt/in eene meenigte van fchuiten en booten , mét zoo veel fmaek als kostbaerheit vcrDevd , en zeer dikwerf met muzyk vergezeld. • ■ Dan om te Londen dit heerlijke .gezigt te genieten, moet-men zich in de huizen begeven : want het fchijnt dat men alle maetregels genomen heeft , om de befchouwing van dé rivier' aen het oog te onttrekken. Hare oevers zijn bezet mét verweren, leêrtouweren en andere werklieden , die het water uit de eerfte hand' hebben ; en de bruggen hebben geen gezigt van den Teems,, dan dwars door borstweringen , die , met eene rij' van krollen, door eene kroonlijst gedekt, een ligchaem van meer dan agt voeten hoog uitmaken. De brug van Westmunfter, flechts federt eenige jaren gebouwd, is naer het zelfde ontwerp gefchikt, uit vreeze, zegt men," dat de neiging' der Engelfchen , voor den zelftmoordt, hen mogte vervoeren, om zich in den ftroom te werpen, indien men het hun niet moeijelijk maekte. Deze brug is een meesterftuk van onze dagen. Hare bouwing was een bezwaerlijk werk, uit hoofde der ftroomen, die in dezen oordt van den Teems zeer fterk zijn ; doch door nieuwe handelwijzen en eenen naerftigen arbeidt van twaelf jaren, dien de nacht zelf niet altoos heeft afgebroken , is zij gelukkiglijk voltooid, zonder dammen, zonder de rivier aftelei-  Tweehonderd en Actentwintïgste Brief. 319 leiden, zonderde fcheepvacrt te verhinderen, en zonder dat het ïemants leven gekost heeft. Men ftaet onmiddelijk eene derde brug te houwen , tusfchen die van Londen 'en Westmunfter. Men meent dat zij de twee eerfte in ftoutheit en heerlijkheit zal overtreffen , en binnen tien jaren voltooid zijn. De bouwmeester fielt zieh voör, dezelve alleen te fluiten met eene doorluchtige leuning', borstweringshoogte. Het is te hopen, dat de Engelfchen ook zullen bef! uiten den ftroom te ontblooten, hem gemeenfchap te openen, en hem te bezoomen met kaeijcn , in welke men de noodzakelijke ftapelplaetfen, tot het laden en losfen der koopmanfchappen in en uit de fchepen , zoude kunnen maken. Deze kaeijen cenmael geopend zijnde, zullen de rijke lieden zich beijveren om, 'er gebouwen gelijk te Parijs te nichten; en de Teems zal eindelijk op dezelfde wijs als de, Seine ontvangen worden. Londen beftaet uit drie Heden, te weten, .de Stadt zelve, Westmunfler en Southwark, 't welk de. Engeiiehen Soudric uitfpreken. Westmunfter, ten westen gelegen, was eene mijl van Londen, in het begin der vorige eeuwe : doch federt de regering van Karei den eerften is deze tusfehénruimte vervuld ; cn men heeft 'er zeer fraeije ftraten gebouwd. Tegenwoordig palen de twee lieden, verdeeld * in zesentwintig wijken , aen eikanderen, en zouden tot eene eenige ftadt vercenigd zijn, in--  320 De Nieuwe Reisigek,- indien ijder zijne bijzondere regering en overheden niet behouden hadde: De voorburgt Southwark , die zich ter regterzijde van den Teems uitlixekt, is 'er door deze rivier van afgefcheiden , en door de bruggen, waervan ik zoo even gemeld heb , mede verbonden. Deze drie piactfen vormen de hoofdftadt van Engelandt, die ten naestenbij, voor zoo veel den omtrek betreft, de grootte van Parijs heeft; doch zij ftrekt zich uit in de lengte * daer Parijs de gedaente van eenen firkel zeer nabij komt. In deze laetfte ftadt-telt men de helft minder huizen, ftraten en kerfpellcn 5 maer men ziet 'er meer paleizen, prachtige ge* bouwen-, fchoone tuinen , fraeije pleinen* heerlijke bruggen , en uitmuntende kerken: de huizen zijn 'er ruimer en hooger ; en 'er zijn meer rijtuigen ert pracht dan te Londen. Wat de bevolking betreft, zij is ten naestenbij eveneens: men begroot het getal der inwoonderen in de eene en andere dezer twee fteden op agt- of negenmael ■ honderd duizend zielen. Volgeps de befchrijving, welke men korts van het geene in Londen verteerd wordt gegeven heeft, flagt men 'er jaerlijksch honderd duizend osfen, agtmael honderd duizend fchapen, tweeinael honderd durend kalveren, tweemael honderd duizend varkens, enz. Een gedeelte dezer hoofdftadt ligt op eenen hoogen heuvel, en is gevolgelijk gezonder dan Westmunfter, dat eenen Jagen oordt befiaet, Hare  Tweehonderd en Agtent'wintigste Brief, 321; Hare uitgeftrektheit, vari het oosten naer het westen , is omtrent twee groote mijlen ; en hare breedte is' luttel meer dan een vierdé van hare lengte. De fraeije ftraten van Holbourn, Cheapfide en Strand, evenwijdig'met de rivier', doch zonder rooijing', doorkruifen de helft van de ftadt, Die van Oxford, Piccadilly, Teems en Pall-Mall zijn.niet min merkwaardig , door hunne uitgeftrektheit. Dezé laetfte en de andere in de wijk van het hof, bewoond door alle de groote heeren, hebberi geene koetspoorten. Het zijn kleene ingangen' van vier voeten breed , gelijkvormig verfierd met twee kolommen, met een' zwaren boog beladen. De ftallen en koetshuizen zijn in achterftraten geplaetst. Tot aen de regering van George den tweeden , namen de heeren der drie koningkrijken * die zich ten platten lande gevestigd hadden, te Londen, wanneer openbare of bijzondere zaken hen aldaer riepen, alleen hnurvertrekken, en befchouwden hunne verwijdering van het hof als de fchoo.nfte bezitting hunner onafhangkelijkheit. Beter dan elders bevroedende wat zij door zich zelven waren , fielden zij hunne grootheit meer in zich dan in hunne begunstiging. Zij betoonden zich geene vlcijers noch hovelingen , en vernederden zich nimmer voor een' ftaetsdienaer, om dat hunne welvaert en achting noch van de goedwilligheit eens gunftelings, noch van de vriendfehap eener minnaXVI.1L Deel. X resfe;  g2Q De Nieuwe Reisiger. resfe afhingen. Indien hun tegenwoordige ijver , om in de hoofdftadt te bouwen, het overige van den adeldom inneemt, zal deze ftadt in zeer korten tijdt verdubbeld wezen. De ftraten van Londen zouden ongenaekbaer zijn, indien zij, tot gemak van de gaenden en komenden, aen ijdere zijde geen gangpadt van vier of vijf voeten breed , en om dezelven te vereenigen geene kleene dwarsdijken als ezelsruggen hadden. Men kan zich ligtelijk verbeelden, hoe hinderlijk deze dijken voor de rijtuigen zijn. Het midden dezer ftraten is beftendig begraven onder golven van flijk, die de voorbijgangers befpatten, en het onderfte der huizen befmetten. Ook worden alle morgen de leerlingen gebruikt om de gevels hunner winkelen aftewasfchen. De grondt is gemaekt uit ftukken van rotzen, die in dit flijk onophoudelijk rollen en tegen eikanderen ftootcn. Alle de kunst van den ftraetmaker beftaet in ze digt bijéén te voegen \ zoo dat het, behalve de morfigheit, die 'er heerscht, bijna onmogelijk is zich aldaer in karos te houden. De best hangende koetfen zelfs hebben al het ongemak der karren, het zij door het horzen, 't welk de ongelijkheit en ongeftadigheit van den grondt veroorzaken, het zij door het gedurige gevaer van befpat te worden , indien men alle de glazen niet toehoudt. Men fpreekt van de ganfche ftadt te ftraten met bikfteenen, welke men met groote kosten uit de ui- terfte  Tweehonderd en Agtentwintigste Brief. 32$ terfte deelcn van Groot-Briranje moet doen komen (*); en de Engelfchen vleijen zich dat zij , in dit opzigt, Parijs zelfs wel rasch zal kunnen evenaren. Niettegenftaende de zwaerte en onmatige lengte der rijtuigen, die onophoudelijk van de ftadt naer de haven, en van de haven naer de magazijnen vertrekken , ontmoet men echter geene meenigvuldige verhinderingen , om reden dat zij, in tegengcftelde ftanden op twee rijen vooi tftrevende, eikanderen bijna nimmer kruifen of doorfnijden. Het beste gefpan, zoö dra het zich ingefioten vindt, is vcrpligt dé rij te volgen, welke beweegreden het ook hebSbe om fpoedt te maken; of indien men volftrekt gedrongen is om aentekomen , verlaet men de karos, en werpt zich onder de meenigte , die de voetpaden vervult. De grootfts heeren zouden de beroemdheit van hunnen naem of de waerdigheit van hunnen rang vergeefsch doen gelden. Om zich voor de morfigheit en verhindering te beveiligen, vindt men overdekte gangen, hoven of doortogten , bezet met winkelen, gelijk te Parijs de kaei der Gefvres, en kenbaer aen de meenigte volks, dat'er geduriglijk ginsch en weder gaet; De keus, fchikking en luister der vertoaningen in ftoffen, kleinoodiën en ver* (*~) Londen is wezenlijk, federt eenige jaren $ zeer wel geftraet. X %  gij- De Nieuwe R e i s i g e r. verfchillende koopmanfchappen, en vooral in" fraeije winkeldochteren, zouden genoegzijnora 'er de voetgangers naer toe te lokken, indien de zindelijkheit en veiligheit 'er hen niet toe noodigden. Deze winkels , en voornamelijk die van het Strand, 't welk de meestbezochte en handeldrijvendfte ftraet is , zijn gefloten met groote fpiegelglazen, en vertoonen, door hare fïerlijke fchikking, een bekoorlijk gezigt, waerbij .onze ftraet St. Honoré zelve misfchien niets te vergelijken heeft. Dit voordeel verliest oneindig veel van zijne waerde, door het ongemak van den rook, die, met een' ceuwigdurenden nevel vermengd, dê ganfche ftadt bedekt en omringt. De dampen, waermede haer dampkring overladen is, flepen in hunnen val de zwaerfte deelen mede , en vormen regens van inkt, die de kleederen bederven. Ook is Londen vervuld met winkelen, waerin men onophoudelijk met wasfchen en uitdoen van vlakken bezig is. De gebouwen zelfs zijn voor deze fehade niet bevrijd. De aenmerkelijkfte, gelijk de hoofdkerk, fchoon gebouwd van Portlandfchen fteen, die, door zijne witheit en de fijnheit van zijn zandt, vrij wel naer den onzen gelijkt, hebben de kleur van kolen aengenomen. De hinsfieraedjen zijn insgelijks door de fijnfte deeien van den rook befmet. De boeken vooral lijden veel van deze .verwoestingen: de bestbezorgde banden Verliezen 'er wel rasch allen hunnen luister,- bi-  TWEEHONPKRD EN AcTENTWINTIGSTE TClUEF. 325 indien men ze niet zorgvuldig in glazen kasfen opfliiit, op dat 'er geen nat bijkome; en nog anoet men ze zeer dikwerf draogen. Ik heb, des zomers zelfs , vuur in de boekerijen zien maken, om ze voor de voehtigheit te bevëir ligen. De nieuwe wijken van Londen gelijken niet naer de aloude ftadt, dan door de gangpaden , die in alle de ftraten zijn. Deze ftraten, federt de verwoesting allengskpns gevormd, ftrekken zich alle dagen meer en meer uit; en het geene oudtijds flechts eene verzameling vair kleene winkelen was , is tegenwoordig eene. verzameling van de fraeiite huizen dezer hoofdftadt. De gerooide en gelijkvormige gebouwen , van tigchelfteenen gemaekt, hebben flechts twee of ten hoogde drie verdiepingen, behalve eene foort van onderaerdfehen kelder, waerin de keukens en fprjskamers zijn. Deze benedenvertrekken fcheppen licht in eene floot, van drie voeten breed , die het huis van de ftraet affcheidt ; en het gangpadt , dat langs dezelve loopt, rust op een verwulffcl. Door middel van een' fteen, dien men opligt, laet men 'er dc noodzakelijke kolen in, zoo voor de keuken als voor de vertrekken; een zeer groot gemak voor de zindelijkheit, ineen landt, waerin men bijna geen hout ftookt. Dit gangpadt is van de floot afgefcheiden door een ijzeren roosterwerk, waeruit twee foortcn van pilasteren, van dezelfde doffe, voortkomen, X 3 " die  316 De Nieuwe Reisiger, die eene foort van voorpoort' uitmaken , en,: tot fteunfels ftrekken van twee Jantacmen, welke ijder huis moet leveren , om de ftadt des nachts te verlichten. De grondt is zeer duur te Londen; en de huren zijn een voorwerp van groote onkosten. Behalve eenige huizen, in het midden der ftadt, behooren bijna alle de andere aen aennemers, die op pjaetfen, voor veertig, vijftig of zestig jaren gehuurd , gebouwen zetten , op voorwaerde van , na het verloop van dien tijdt, het gefticht, in den ftaet, waerin het zich zal 'bevinden, den eigenaer' van den grondt overteleveren. Ook nemen de bouwers zoo wel hunne maetregels, dat het huis zelden langer duurt, dan den tijdt, waeromtrent men overeen gekomen is. De gebouwen, die het kortfte bepaeld zijn, hebben flechts muren van één fteen dik; en deze fteenen zijn gemaekt van aerde, die het eerfte onder de handt komt: men zegt zelf dat zij met dc vuiligheden der heimelijke gemakken, in eene zekere hoevcclheit, vermengd worden. Het binnenfte der gebouwen wordt met dezelfde ligtheit als het buitenfte behandeld : dennen ribben ftrekken in plaets van balken; en alle de befchotten zijn zeer dunne planken, die den brandt bijna onvermijdelijk maken. De diepe indruk , dien de brandt van het jaer 1666' in dc inwoonderen veroorzaekte, heeft gelegenheit tot eene zeer nuttige grondftichturj ^e^even. M&n verzekert b "' . dj  Tweehonderd en Agtentwinticste Brief. 32? de huizen tegen diergelijke toevallen: dc prijs der verzekeringe worde naer dien der huren geregeld; en de gevaren van het vuur zijn voof rekening van de verzekeraren. De huurders hebben het zelfde voordeel, ten aenzien van de huisfieraden, welke eenige maetfehappij en verzekeren beneden de waerde. Men verzekert geen eenig gebouw voor zijne geheele waerde, maer alleenlijk voor eene fomme , waer omtrent men overeenkomt , en welke betaeld wordt, wanneer het huis afbrandt: het is eveneens met de huisfieraden. De meeste huizen van Londen , aen niet vele verfierfels onderhevig zijnde, hebben ten minfte eene verdienfte, die met hunne beftemming' overeenkomt, namelijk dat zij, in hunne kleenheit, zeer gemakkelijk zijn. De trap is in het midden van den bouwgrondt, en niet meer aen de ongematigdheit der lucht' blootgeiteld, dan alle de andere gedeelten der woning'. De plaets is bijna altoos achter het huis. Elders beginnen de vertrekken aen den ingang der zijkamer (*): in Engelandt beginnen zij aen de ftraetdeur. De eenigzins welgeftelde lieden (en ijder tracht het in deze ftadt te vertoonen) bezitten meestentijds een geheel huis; waerdoor zij, niets gemeens met andere huurderen hebbende, zonder verhindering', in de grootfte zindelijkheit kunnen leven. Eene poort meë .Anticbambrt, X 4  De Nieuwe Rïisioe^. met enkele flagdeuren, welke men met drie of. vier trappen nadert, is de voornaemfte ingang der woning'. In bijna alle de Engelfche'hut ?en, is ijder Huk, als ook de trap, befchoten. Het is alleen federt eenige jaren, dat het gebruik der tapijten, bij de rijke lieden, is ingevoerd. Nog algemeener is het geworden, fiats men de papieren behangfels, gefchilderd en gevernist, of in navolging van'de ^trechtfche fluweelen bewerkt, gemakkelijk, en met weinig kosten, heeft kunnen krijgen. De vertrekken zijn niet angstvallig verdeeld in eeifte. en tweede zijkamer , gczelfchapszael, groote zael , kabinetten , kleerkamers, enz. Bijna, alle de huizen, behalve.de aenzienlijkfte, bcflaen , op ijderen gelijken grondt , uit 'twee kameren en een zeer kjeen kabinet. De woningen, die een grooter getal van vertrekken op.ijdere verdieping hebbep, bevatten boekenkamers of ftudeerzalen, gelijk de Engelfchen die noemen, huizalen, enz., behalve de groote <:ad , die altoos tot plcgtige gelegenheden gefemkt is. De eetzacl is gelijks gronds: het is geenszins de minstgemakkelijke of minstzindelijke , welke men in Engelandt. tot deze gewigtige verrichting verkiest. Hier'is ook het voorhuis., dac naer den trap geleidt, tot eene zijkamer dient, en het gewone verblijf van den poortier cn de lijfknechten is. De nieuwe wijken van Londen zijn verfierd met vierkante pleinen, waervan verl^eideno' eene  Tweehonderd en Agtentwintigste Brief. 3-29 eene zeer groote uitgeftrekrheit hebben. Voor het meeste gedeelte'gefloten, gelijk de Koningklijke Plaets te Parijs, hebben fommigen in het midden grasperken of waterwerken , anderen naeldzuilcn of ridderbeelden der laetfte koningen , eenigen eenen tuin, in lanen verdeeld, gelijk dat van Grosvenor. De huizen, die alle deze pleinen omringen zijn niet volkomen gelijkvormig. Onder de voorgevels , ziet men 'er meer of min verfierd, volgens de eigenzinnigheit of den fmaek van den eigenaer. Dezelfde cigenzinnighcit openbaert zich in de lieraedjen, die de uithangborden en kramen der kooplieden overladen. Het zijn zware ftukken der bouwkunde , waervan de kolommen, pilasters , het fries en de kroonlijst bijna zoo veel naer'de poort van een' kleenen tempel, dan naer die eener winkel gelijken. Deze winkels vertoonen een luisterrijk en acngenaem gezigt, dat niet weinig ter verfieringe van deze groote ftadt toebrengt. Alles is gewreven., alles is. omringd met groote glazen , waervan de ramen , als ook de andere bcfchutfcls, doorgaens nieuwelings gefchilderd, eene lierlijke vertooning maken. Groote uithangborden, rijkelijk verguld 1 hangen acn ijzerwerk , zoo grof en. lomp, dat het, door zijn gewigt, den zwakken muur van tigchelfreen, waeraen het gehtchtis, fchijnt te dreigen medeteflepen. In geheel Londen , vindt men geen zes huizen van*bijzondere perfoncn, die eenigzins in X 5 ver-  33° De N i e o w e Rusiori, vergelijking komen met de paleizen , die de kaeijen en ftraten van Parijs verneren. Yder Engelsman, die zich tot bouwen begeeft, wil zijn eigen bouwmeester zijn; en deze griiligheit maekt een gedeelte'der volksvrijheit uit : dk veroorzaekt, in de geftichten, de grootfte onkosten en de vreemdfte onregelmatigheden. De fmaek van de goede bouwkunde werd in dit landt gebragt door den beroemden Inigo Jones, een'Engelfchen kunftenaer, die, door langdurige oefleningen in Italië, de grondregels zijner kunfte geleerd had. De ftadt Londen heeft verfcheidene openbare gebouwen, die onder zijne befturing zijn opgeregt. Het zonderlingfte is de tempel van Covent-Garden, gebouwd in de gedaente eener balie, met eene gaenderij' en eene poort aen de twee einden. Mylord Burlington deed dezen bouwmeester' een ftandbeeldt opregten, in zijn fraeihuis van Chifwik. De groote laen der tuinen, die aen dit paleis verknocht zijn, eindigt in een poortael, 't welk Jones, negen of tien mijlen van dezen oordt, voor een gebouw, dat federt verlaten werd, gefticht had. Lord Burlington koft dit poortael, en deed het, bij gedeelten, overvoeren ter plaetfe, alwaer men het tegenwoordig befchouwt. Dit geval wordt door een opfchrift geftaefd, als een getuigenis van eerbiedt voor de gedenkftukken van dezen grooten kunftenaer.  Tweehonderd en Agtentwintigste-Brief. 531 Jones had, tot opvolger van zijnen arbeidt cn roem , den ridder Christoffel Wren , die de kerk van St. Paulus gebouwd heeft: doch indien men eenige kenners gelooft, beeft Wren, behalve de evenredigheden , welke hij zelfs zeer kwalijk heeft in acht genomen, alleen het ontwerp der St. Pieters kerk te Rome op twee derde van deszelfs grootte gebragt, en is, overal waer hij van zijn voorbeeldt is afgeweken , in grove misdagen vervallen. Mylord Burlington, die de voorbeelden bij de leeringen gevoegd heeft, het zij door het paleis, 't welk hij zelf zich te Londen gebouwd heeft, en een der fraeifte van deze hoofdftadt is, het zij door eenige gefchriften, welke hij over deze kunst heeft uitgegeven , heeft getracht den fmaek daervan a'en zijne landgenooten medetedeelcn. Doch hij heeft hen niet bekwamer gemaekt: want zoo dikwerf zij iets anders dan navolgers willen wezen, richten zij flechts zware gevaerten van ït'een op. De Engelfchen kennen noch de juistheit der evenredigheden, noch de fierlijkheit der ged'scnten, en flagen niet beter in den fmaek der huisfieraedjen , dan in dien der andere verficrlelen hunner huizen. Hun vernuft ontbeert deze buigzaemheit, welke de kunften verdfehen. Dewijl zij meer oordcel dan verbeelding hebben , verkiezen zij de crnftïge lcttcrocflcningen en diepzinnige wetenfehappen, boven de aengename kundigheden, welke de Franfchcn cn Ica-  S3ö De. Niiüwe Reisices, Italianen , levendiger en vlugger van geest natuurlijkerwijze moeten beminnen. Daeren' boven berooft de koophandel, die de ziel van dit eilandt is, den kunftenaren die perfoonlijke achting, welke zij zoo waerdig, en waerover zij ten mterfte naerijverig zijn. Dewijl de rijkdom aldaer eene der voornaemfte onderfcheiuingen uitmaekt, zijn 'er de kunften, die zich zeiden met het vermogen vereenigen , minder in eere. Men vermaekt 'er zich mede. zonder hen, die 'er zich in oeffenen, te veel te waerderen. Geenszins zijn zij , gelijk bij ons, het^ voorwerp der algemeen? oplettendheit; en er is geene grondftichting ten hunnen voordeee, noch wegens de regering, noch wegens het hof. Ken eenig folder te Londen pnieteenjaergeldt, te weten, de fchilder des komngs. Alle de afgezanten, welke zijne majesteit in dc verfchiilende hoven van Europa zendt, nemen met zich eene afbeelding van d.ezen vorst, tot welke zij verpligt zijn dezen fchilder te gebruiken, en hem vijftig guinéea' is geven. ö Men moet hier geene groote historiefchilders zoeken: do godsdienst maekt 'er in 't ce ' heel geen gebruik van de hulpmiddelen dezer Kimftc om godsdienftighcit intcboezemen , De kerken z.jn 'er ten hoogfte verfierd met een altaerftuk, de vertrekken met afbeeldingen Of teekenmgen, de kunstvertrekken der. liefhebberen met. vreemde fchildciijen , miH aen-  TwEKHÓNÜEKD EN AgTEN'TWINTIGSTE BrIEE. S33 acnmerkelijk door hunne volmaekfheit dan door hun getal. De eenigfte Engelfche fchilder van dit fiag, die verdient genoemd te worden, is de vermaerde Hogarth , wiens werken nimmer algemeen van de buitenlanderen geroemd 2uilen worden ; want dewijl hunne grootfte fchoonhe'it in de waerheit der uitdrukkinge beftaer.. zijn de voorwerpen, welke zij vertoöpen, zijnen landaert'bijzonderlijk eigen. Alles is levendig, alles is bezield in zijne tafereelen: nimmer hebben de hartstochten die beweging, die drift, welke men in zijne meesterftukken vindt, op het doek gehad. Nimmer heeft een fchilder zoo nuttig aen zijn vaderlandt geweest; dewijl hij altoos gewerkt heeft om de ondeugdfc walgchelijk te maken , door de affchuwelijke afbeelding, waerin hij dezelve voorftelde. Zijne voorwerpen zijn gemeenlijk getrokken uit de vertooningen van dwaesheit en ongebondenheit, waervan 'er alle dagen, en bijzonderlijk alle nachten , niet dan te veel in deze hoofdftadt zijn. Engelandt is vervuld met teekeningen, naer dezen bekwamen meester gegraveerd; en zijne tafereelen worden 'er ten hooglten prijze verkoft. In de üukken van ThornhTIl blinkt veel gee^t en vernuft uit: het bijwerk is 'er verftandigüjk in behandeld, fchoon eenigzins te veel met beeldtenisïeh beladen. Zijne gebreken zijn des te vc-rfchoonlijker, om dat hij van niemant lesfen in zijne kunst' gehad heeft i de  334- De Nieuwe Reisiger. de natuur had hem tot een' fchilder gemaekt; en hij was het gebruik zijner begaefdheit aen geen' eenigen meester verfchuldigd. Zijne neiging ftrekte tot de historieftukken ; maer zijn belang deed hem meestentijds tot de afbeeldingen overgaen.. De koepel van St. Paulus kerk' is door hem op eene grootfche en fraeije wijs uitgevoerd. Dezelfde kunftenaer heeft den trap en eene der zolderingen van het paleis van Hamptoncourt, als ook de meeste tafereelen van Kinfington, gefchilderd; maer zijn fraeifte werk is de cetzael, mitsgaders de groote zael van het gasthuis te Greenwich. Het fchilderen van afbeeldingen gaet in Engelandt meest in zwang: het is eene gewoonte van beleefdheit, zelfs onder mannen, eikanderen wederzijdsch zijne afbeelding te geven. Oordeel hier uit van de ontzagchelijke. meenigte, die 'er jaerlijksch van gemaekt wordt, in de ganfche uitgeftrektheit van het koningkrijk. Men toont, in eene der zalen van het kasteel van Windfor, eene reeks van afbeeldingen der fraeifte vrouwen, die het fieraedt van het hof van den wellustigen Karei den tweeden geweest" zijn. Wanneer een fchilder eenigzins bezet is, vergenoegt hij zich met het hoofdt te maken, en belast iemant anders met al het overige. Te Londen was een fchilder, zeer bekwaem tot de kleedingen, wien men doeken van allerlei grootte, waerop verfcheidene aengezigten gefchilderd waren , toezond , met eene breed- voe-  Tweehonderd en AGtentwinticste Brief. 335* voerigc befchrijving' van de dikte of dunte, grootte of kleente der geitalten, van de handen , armen , dijen en beenen , welke men hun moest geven. ' Het zij dat de luchtftreek van Engelandt tot behoudenis van het 'pastil nadeelig is, het zij dat de geest van koophandel aldaer de werken meer naer hunne during, dan naer de begaefdheit der kunftenaren doet fchatten , de afbeeldingen van deze foort' zijn geenszins geacht, en de prijs daervan is zeer middelmatig. Het brandfchilderwerk werd grootelijks gezocht ten tijde van Zink, Zweedsch kunftenaer, die 'er geene verhevenheden op gelaten heeft. Men fchildert 'er ook op glas met tamelijk goed ge. volg. Deze kunst, aen de kerkglazen toegewijd, en welke het vooroordeel van het gemeen hardnekkiglijk als verloren acnmerkt, fchittert nog dageiijkscif met nieuwe voortbren"fclen. Het fchilderen in waterverf is zeer middelmatig, en bijna geheel vervallen, federt Cooper , dien uitmuntenden kunftenaer, die het zelve, onder Kromwel, tot zulken hoogen trap van volkomenheit gebragt had. Hier zijn eenige fchilders van landfehappen en zeeftukken: het is gebruikelijk een oorlogsfchip, waerop men zich bevond in eene gevaerlijke ontmoeting, waeruit men zich met eere gered heeft, te laten fchilderen. Hier gefchieden zeer dikwerf verkoopingen van fchilderijen , in groote zalen , eeniglijk tot  336 De Nieuwe R e i s i g e r. tot dit gebruik gefchikt. Deze zalen zijn boog en afgezonderd, ten einde zij aen alle zijden gelijkelijk verlicht kunnen worden, door glazen, die den ganfchen omtrek omringen. Een burger, die eene genoegzame hoeveelheit van kostelijke Rukken verzameld beeft, om 'er eene- openbare verkooping vari aenteleggen, plaetst dezelven aldaer volgens hunnen prijs,' ijder met zijne talletter. Dezelfde orde wordt waergenomèn in eene gedrukte naemlijst, waerin het onderwerp van het tafereel/met deh waren of veronderitelden naem' van eenigen grooten meester, gevonden wordt. Deze naemlijsten , die om niet üitgedeeld worden, bepalen het geldt, beneden het welke het bieden niet aengenomeu wordt. Wanneer dé fchilderijen t&n toon' gehangen zijn , en dè verkooping aengeplafct is , laet men de zael twee of drie dagen öpèn, gedurende dewelke 'er ijder kan inkomen , behalve het graeuw; wordende de poort bewaerd doof een amptcnaer des geregts, bekleed met de teekenen zijner bedieningé. Het volk van Londen maekt zich eene tijdkorting van deze vertooning', ten' naestenbij gelijk dat van Parijs van die der fchilderakademie, in de groote zael der Louvre. Des middags, öp den dag der verkoopinge, is de zael vervuld met mannen en vrouwen, zittende op banken , met het aengezigt' naer eene foort van kanfel, waerin zich de roeper plaetst. Dees neemt zijne naemlijst, laet het eer,  Tweehonderd en Agtentwintigstk Brief. 33? eerfte ftuk aenbrengen, ftelt bet voor, veilt het op, en ftaet, met een yvoren hamertje, een' flag op zijn' kanfel, om te verklaren dat het ftulc vcrkoft is. Hier ziet men een' kwantzelaer [misdoopt met den naem van kunstkooper] in het heimelijk koopen het geene bij in het ópenbaer veracht, of anders, om een' gevaerlijken flrik te fpannen, veinzen een ftuk, 't welk hem toebehoort, met gretigheit te begeren. Dees betaelt, uit naerijver of roemzucht', vijftig guinées voor een ftuk, waervoor hij 'er geen vijfentwintig zoude gegeven hebben , indien • hij de fchande van te wijken niet gefchroomd hadde, in eene talrijke vergadering. Diergelijke verkoopingen , die flechts federt twintig of dertig jaren te Londen in gebruik zijn geweest, hebben 'er den fmaek in fchilderijen zeer algemeen doen worden: Men leert 'er de verfchillende fenolen en de werken der beste meesteren kennen. De beeldhouwerij is in Engelandt langen tijdt alleen als een graffieraedt befchouwd geweest: de kerk van Westmunfter vcreenigt het geene de hoofdftadt volmaektst van dit flag bezit. De uitmuntendite ftukken dragen de namen van Schemaker, Rijsbrak en Roubillac. Ik heb gefproken van de praelgraven van Shakefpéare, Newton en den lord Stanhope. Dat van den kapitein Cornwal, digt bij de groote poort geplaetst, loopt het eerst in het oog* de prachten coeftel, waermede het behandeld is, zou- XVI11. Deck Y derf  338 De Nieuwe Reisiger. den beter voegen aen eene fierlijke lijkftellaedt je (*), dan aen een vast en duurzaem praelgraf. Het is luttel meer dan eene eeuw, dat deze eilanders de beeldhouwerij tot andere gebruiken bezigden. Ten tijde van Karei den tweeden, bezaten zij een' zeer bekwamen kunftenaer, Gabriël Cibber, vader van den tooneelfpeler van dezen naem, nog in leven , afgefcbeiden van bet tooneel en hofdichter. Dees Cibber was een Duitfcher, dien zij bij Praxitiles vergeleken. Men ziet nog van hem twee groote beeidtenisfen van halfverheven werk, liggende op den deurboog van. het gekkenhuis. De openbare gedenkteekens, ter eere van de oppervorften opgeregt, doen deze kunst geenegelijke eer aen. De ftandbeelden der laetfte koningen, die-de pleinen van Londen verficren, hebban niets merkwaerdigs dan den luister van het koper, waervan zij gemaekt zijn. De Engelfchen hebben eene nieuwe foort van beeldhouwerij' in yvoren gedenkpenningen. Zij fchikkcn dezelve onder fpiegelglas, op een' zwarten fluweelen grondt, en verfieren 'er hunne kunstvertrekken 'mede. Deze ftukken, in den besten fmaek bewerkt, hebben op het oog alle de buigzaemheit van het wasch. De beeldhouwerij in hout wordt tamelijk gezocht; maer het verguldfel is, even als het gouden boordfel, Hecht in during en kleur. Het Catafalque,  Tweehonderd en Agtentwintigste Brief. 339 Het fnijden in ftael, tot het fterapefen van gedenkpenningen en geldt', heeft hier niets, waer door de ktinftenaers onderfchciden worden. Het fnijden in zwarte kunst' heeft weinige voorftanders. Het fnijden in fteen telt eenige bekwame meesters. Dewijl men , in Engelandt, zijn geldt liever ten nutte aenlegt, dan het tot verfiering der tafel te hefteden, heeft men weinig vruchteloos vaetwerk, en gevolgelijk weinige zilverfmits, bekwaem om merkwaerdige ftukken te leveren. Niets is echter luisterrijker dan hunne winkels, alwaer alles in groote kasfen , met fpiegelglazen gefloten, teri toon' gefteld is. Betreffende de juweelen en klcinoodjen, zouden de Engelfchen niet veel gelegenheit hebben om hunne- begaefdheit te oeffenen , indien zij alleen voor hun eigen landt arbeidden. Ten opzigte der werkftukkerr van gepolijst ftael , is hunne achting tevens" gevestigd en verdiend ; maer hunne ktinftenaers moeten voor de onze wijken , behalve in het maken van gereedfehappen en werktuigen. Bij hen is het heerfebende denkbeeldt de nuttigheit j in Frankrijk de fmaek. Wij verzinnen; de Engelsman volvoert. Hij munt Uit in zaken van gerieffelijkheit, wij in 'dingen' van vermaek. Uit de vereeniging' van deze verfchillende begaefdheden, zouden volmaekte werkftukken ontftacn. In het bearbeiden van hetfehrijnwerk, zoudt gij u tevens over het gecluldt en de naerftigheit" Y 2 dê.'  34^ 15 e Nieuwe Kexsigek. dezer eilanderen verwonderen : onze beste goudfmeden voltooijen met geen meer zorgvuldigheit het fcharnicr van eene doos, dan •men hier dat van eene kas eindigt. In alles', wat dc nethedt en fterkte aengaet, van welke foort' het' ook zij, wijkt de kunftenaer nooit van den trap van volmaekthcit, dien hij kan bereiken; en de geringfte werkman heeft een edel denkbeeldt van het beroep, 't welk hij oeffent. Maer ongelukkiglijk, ik herhael liet, ontbreekt hem fmaek ; en zijne werkftukken hebben noch dc fterhjkheit noch de bekoorlijkheit , die het fraeije van onze meeste huisfieraedjen uitmaken. De pracht der grooten beftaet geheel in ijdele vertooning, cn is eene verzameling van zeldzame en misfelijke dingen , eene vermenging van goudt en zilver , zonder kunst' gebruikt,' en op het geval geplaetst bij den luister der gefteentcn, die bijna in 't geheel geene uitwerking doet. Geen het minfte gemak is 'er in de vertrekken , zijnde dezelve niet anders dan groote, ruime en afgezonderde ftukken, opgepronkt met aloude verfierfelen, vermengd met hedendacgfehe: hier ziet men een Grieksch borstbeeldt, omringd met Chinefche beeldtenisfen , ginsch perken , zonder orde of ontwerp geplant, cn waerin dc naergebootfte natuur mismaekt is door gedaenten , die 'haer geheel vreemd zijn. Dit alles verwondert, zonder te behagen, om dat men 'er meer grootheit dan fmaek vindt. De  Tweehonderd en Agtentwinticste Brief. 34.1 De pracht van dc burgeren der ftadt is wezenlijker dan beuzelachtig, minder gegrond op den hoogmoedt dan op de noodwendigheden. Men ziet 'er een' grooten overvlocdt, en zelfs eene kiefche overtolligheit heerfchen, en geenszins eene trotfche-verkwisting, noch eene te verregaende uitvorfching van het geene het kenmerk van den rijkdom is. De verguldfels, fpiegels en metalen zeldzaemheden zijn verlierfels, welke men hier niet dan in weinige huizen vindt. Men tracht zelfs niet in kleederen en rijtuigen uittemunten; en dc huisfieraedjen, fchoon zeer net, zijn alzoo eenvouwig als de wetten tegen de overdaedt zouden voörfchrjjven: zelfs moet men toeftaen dat het Engelfche huisraedt , niettegenftaende deze groote • netheit, altoos een treurig aenzien heeft, in de oogen der geenen, die 'er niet aen gewoon zijn. De tafels, zonder dat 'er dezelfde kieschheit als in Frankrijk heerscht, zijn liet voorI naemfte voorwerp van de volkspracht', doch niet , gelijk ik reeds gezegd heb , door den rijkdom van het zilverwerk; dewijl de bclag.chelijke ijdelheit, waermede men, vrij algemeen, eenig onnut vaetwerk, gedurende den maeltijdt, op eene aenrcchttafel ten toon'ftelt, zelfs onder lieden van een' aenzicnlijken ftaet, een blijk van zijne zeldzaemheit is. Het Chjnefchc porfelein, naeuwkcurig uitgezocht, cn meer of min fraei, volgens den fmaek en de middelen van den meester, ftrekt in plaets van een Y 3 kost.  342 De Nieuwe Reisiger. kostbarer tafelfteifel. De fijnlreit, witbeit en ongemeene zindelijkheit van het lijwaedt vol* tooijen de aangename pracht dezer toerustinge. De Engelfchen hebben het gebruik der ftalen vorken met twee tanden, als gemakkelijker te Teinigen, behouden. Men verandert dezelve bij ijder gerecht, dikwerf bij ijderen fchotel, gelijk ook de mesfen en fomtijds de tafcldoeken. Tot de kleenftc ftukken, op welke deze vork geenen vat heeft, bedient men zich van het breeduitloopende en aen het eindt ronde mes. In dit opzigt, is 'er weinig verfchil tusfchen de beste lunzen van Londen cn die der burgerij'. Ik ben, enz. - - Londen, den ijlen van October, 1755. Tweehonderd en Negenentwintigste Brief. Vervolg van Engelandt. IVF1* b^C ovon'^> Mevrouw, u eenige XtJL andere' gebouwen der ftadt of omliggende ftreken van Londen te doen kennen, als dat van Bedlam of het gekkenhuis , het "ftadhuis, het tolhuis, het paleis van den LordMayor, enz. Het eerfte, 't welk ik het dolhuis van Engelandt mag noemen, is een der fraeifte en ruimfte geftichten, die de nabuur fchap  Tweehonderd en Neg-enentwintigsteBe.iee.34S fchap van deze hoofdftadt vertieren. Het heeft voor zich eene plaets van eene groote uitgeftrektheit; en het gebruik , vvaertoe het gefchikt is, wordt acngetoond door twee beeldüpnisfen van den beeldhouwer Cibber, geplaetst op den boog der voornaemfte poort'. De eene verbeeldt een' man , in eene treurige droefgeestigheit gedompeld, en de andere een' perfoon , die in eene vlaeg van krankzinnigheit is. De inwoonders van Londen hebben dit huis met renten begiftigd; en deszelfs inkomften, die dagelijksch vermeerderen, verfchaffen den zieken de zorg, oplettendheit en hulp, welke hun ftaet vereischt. Elders heb ik gefproken van eenige godshuizen, die hunne inftelling aen verfcheidene .amptelooze perfonen verfchuldigd zijn , gelijk dat der Vondelingen, zoo nieuw in eene ftadt, waerin het zoo noodzakelijk was. In het godshuis van Christus, gefticht door den laetften der Eduards , is eene Latijnfche fchool voor de jongelingen , welke men tot de letter oeffeningen op de boogefcholen, of tot verfchillende beroepen> of tot de wiskundige wctenfchappen, en voornamelijk tot de zeevaert fchikt. Alle jaren zendt men 'er tien of twaelf van in zee, om de bsoeffening bij dc befpiegeling te voegen. De zieken, verminkten en gekwetsten worden zorgvuldigiijk behandeld en onderhouden PO het gasthuis van St. Bartholomeus, gefticht Y 4 door  S44 De Nieuwe Reisiger, door een' enkelen burger van Londen, in he6 begin der twaelfde eeuwc. Ik meen u gezegd te hebben, dat dc menschlievendheit nergens zoo heerlijk uitblinkt als in Engelandt, voornamelijk in deze huizen van liefddadigbeit. Het is waer dat 'er alle de zieken, zonder uitzondering' van landt, godsdienst of kwagl', niet ontvangen worden , gelijk in het Hotel-Dieu of godshuis te Parijs; alzoo de moeijelijkheden, (welke men bun aendoet» vele ongelukkigen beletten voordeel te trekken uit het oogmerk der ftichteren, en de ongeneesfelijken, dacruit geweerd wordende, zonder hulp' blijven: doch de geenen, welke men 'er in aenneemt, worden 'er ten minfte zorgvuldig opgepast, behandeld en gediend. De eerfte zorg der regeringe is het beteugelen van de gretigheit dier ontaerte lieden, die zich met den onderftandt der armen vet mesten, en niet gelukkig zijn dan door de 'fmerten van huns gelijken : zij verflinden het geene dezen rampzaligen nog van het leven overfchiet, en voltooijen, door eene verraderlijke gierigheit, het geene de ziekte begonnen heeft. Daerenboven, de gasthuizen , waervan de deur open blijft, wanneer zij zelfs vol zijn, wel verre van huizen der gezondheit te wezen , worden bronnen van befmetting', waerin de zieken, al te dikwerf, de geringe zorg, welke zij 'er ontvangen, met hunnen dood' betalen. De gasthuizen van Londen , daerentegen , niet verpügt zijnde meer  Tweehonderd en NegenentwintigsteBrief.345 meer volks intenemen, dan zij, volgens eene behoorlijke fchikking , kunnen bevatten , is het getal der zieken altoos evenredig aen de plaets, tot hunne ontvanging gefchikt; en men. heeft 'er geene vrees voor de befmetting' of gebrek van hulp', gewone uitwerkingen van de meenigte. Engelandt heeft ook verbeterhuizen, voor de baldadige dienstboden , ecrlooze vrou wen en lieden van flecht gedrag. Men doet hen v/erken, en geeft hun geen ander voedfel dan water en broodt, ten zij ze, door hunne naerftigheit, en brave levenswijs , doen zien dat zij een beter lot verdienen. Dezelfde geest, dfe in de regering der gasthuizen heerscht, waekt insgelijks over het beftuur dezer tuchthuizen. Ook ziet men hier geenszins die afbeelding der helle, gelijk in bijna alle de tuchthuizen van Europa, waerin zes honderd rampzaligen , op eikanderen gedrongen, door hunne elende, hun onheil, hunnen wederzijdfehen ademtogt, het knagende ongedierte, hunne wanhoop, en eene nog wreeder kwelling van vervelenisfe gedrukt, in dê gisting' van eene uitgedoofde woede leven, en zoo dikwerf zij ademhalen zuchten. Men hoort te Londen niet zeggen, dat een van hun eenigen manflag begaet aen de ftokwaerders, wondheelers ofpriesT ters, die hen bezoeken, met het enkele inzigt' qm deze plaets van afgrijzen te verlaten , en yrijei^op het radt van het fchavot te rusten. Y 5 Het  346 De Nieuwe R kuiser. Het verfchil, 't welk tusfchen onze en de Engelfche tuchthuizen gevonden wordt, is niet eveneens in de gevangenisfen. Te Londen maken zij, gelijk te Parijs , eene ijsfelijke vertooning. De lucht, welke men 'er inademt, is befmet; en in de kleene ruimte, welke zij beflaen , bevatten zij een ongelooftelijk getal van rampzaligen. Alle de rampen , die het menschdom bedroeven, fchijnen 'er met hun befloten te zijn, om hun de ftraf, als het uiteinde van hunne elende, te doen begeren; en de onderftandt zelf, dien men hun geeft, is eene wreedheit, om dat hij, hun leven verlengende , hunne kwellingen vermeerdert. Wanneer zij geen geldt hebben, om aen de ftokwaerders uittedeelen, worden zij afgrijsfelijk hard behandeld"?- maer als zij iets hebben, om derzelver gierigheit te voldoen, mogen zij zich aen alle de buitenfporigheden der ongebondenheit overgeven. Men betoont achting aen den fchelm, die, met het goedt van anderen, de toegevendheit zijner bewaerderen betaelt; en de ontuchtigfte vrouwlieden mogen in zijne afzondering deelen en zich verlustigen. De koopman, wien de fortuin hare nukken getoond, dién de kwade trouw verraden en bedrogen heeft, draegt dezelfde keetens als de geenen, die de gruwelijkfte misdaden bedreven hebben; en de onvermogende fchuldenaer vindt zich befloten in dezelfde gevangenis, als de dief en moordenaer, die teTyburn moeten verfchijnen. Aen  Tweehonderden "Ni-genf.NTwiNTir.5TEBRiEF.34f Aen de buitenzijde der ~gcvangenisfe van Newgate, ziet men beeldtenisfen, die de vrijheit , den vrede en overvloedt vertoonen; en van binnen befchouwt men het geweldt , de geftrengheit en geregtigheit. De nieuwsgierigheit mij in een' dezer kelderen, wier verwulffels van zuchten en treurig gekrijt wedergalmen , geleid hebbende, bloedt mijn hart nog, op het herdenken aen de voorwerpen , die zich voor mijn gezigt vertoonden. Ik ondervraegde deze rampzaligen, over de oorzaken hunner onheilen ; en een van hun, in wiens oogen de droevigfte zwaermoedigheit uitblonk, zeide tot mij : „ Ik heb bezitter van een' aenzienlijken „ fchat geweest, tot den dag, waerop ik kennis met eenen wetgeleerden maekte. Dees wierp de oogen op de oude gefchriften van mijn „ geflacht, en ontdekte zekere parkementen, „ die mij regt op den eigendom van mijnen „ buurman gaven. De eerlijke regtsgeleerde „ ried mij een pleitgeding te ondernemen tegen „ dezen vreedzamen bezitter. Hij vervolgde 3, deze zaek twintig jaren lang, met zoo veel 3, drifts, dat hij zijn fortuin maekte, en mijn' „ buurman tot den bedelzak bragt: naeuwe„ lijks had ik mijne zaek gewonnen, of mijne 3, fchuldeisfchcrs maektcn zich meester van „ onze beide bezittingen, en zonden mij naer 3, dit gevangenkot, om 'er mijne zegeprael te ?, genieten. De koning zou al zijn gezag ver5, geefsch gebruikt hebben 3 om mij eene msr- » gen  348 Dï Nieuwe Rïisicir, „ gen lands te ontnemen, alzoo de akkerman 5, oppermagtig op zijn veldt is; en mijn regts. 3, geleerde deed mij al mijn goed verliezen, j, door zich te bedienen van dezelfde wetten, „ die mijne veiligheit moesten bezorgd hebben, ,, De geregtigbeit wordt hier als eene andere 3, koopmanfcbap verkoft; en een burger heeft „ minder te verliezen met zijne regten te vers, laten, dan met te pleiten om dezelven ftaen,3 de te houden". De Engelfchen, ten opzigte van de gevangenen , menschlievender gevoelens opgevat hebbende, hebben befloten de oude gevangenisfen aftebreken, om andere, die gemakkelijker cn minder ongezond zijn, in de plaets te bouwen. Dan, om nog een enkel woordt te zeggen van het gasthuis van Bedlam, ftaende in het fchoonfte gezigtpunt der weereld', en in den fierlijkften fmaek gebouwd, indien het geoorlofd zij eenige gebreken in zulk een fraei .gefticht optemerken, heb ik bevonden dat het voornaemfte woonhuis (*) niet lang genoeg was, voor een gebouw van zulk eene uitgeftrektheit, en daerenboven al te veel breedte met de vleugelen had; 't geen eene vervelende gelijkvormigheit veroorzaekt. Het ftadhuis van Londen, 't welk de Engelfchen Guild-Hall of Gulden Zael noemen, is op het oog een tamelijk fraei gebouw, waerin de C*) Corps-de-logh,  Tweehonderd en NegenentwinticsteBr.ief.349 de gcregtshoven der ftadt gehouden worden. De voor naemfte zael, die haren naem aen het ganfche gefticht geeft, is met afbeeldingen verfierd ; en men ftelt 'er de vendels en itandaerts, die van den vijandt genomen zijn, ten toon'. De ambachten van Londen, in tweeënzestig gemeenten of gilden verdeeld, hebben ijder een kantoor, dat ook den naem van Zael draegt, en waerin alle hunne keuren gemaekt worden. Verfcheidene dezer huizen hebben fraeije voorgevels , ruime plaetfen , met beeldhouwerij' verlierde kamers , groot genoeg om twee of drie honderd perfonen te bevatten, en prachtig genoeg om 'er gekroonde hoofden te ontvangen. Het kantoor der lakenbereideren heeft een welonderhouden tuin, die voor alle perfonen boven het gemeen open ftaet. De zael der kleermakeren is befaemd door de maeltijden, die 'er alle jaren aen groote genootfehappen, en bijzonderlijk aen de beftuurders van het gefchut gegeven wordt. De bank wordt gehouden in bet huis der kruidenieren, zijnde de groote bewaerplaets van alle de rijkdommen van Engelandt, en de gemeene kas des lands £ doch de koning heeft 'er geenszins den fleutel van. Het tolhuis, alwaer men de inkomende en uitgaende regten van allerhande koopmanfehappen ontvangt, is een gelijkvormig en gemakkelijk gefticht, door Karei den tweeden gebouwd , tusfehen de brug en den Tour, na dat  350 De Nieuwe R e i s i g e é. dat het oude door den grooten brandt vernield was. De markten van Londen zijn eene der voornaemfte gerieffelijkhedcn van deze hoofdftadt. Men telt 'er twaelf vleeschhallen , altoos met uitmuntend vleesch voorzien, behalve het geene langs de ftraten geroepen wordt, en meenigvuldige bijzondere vlceschverkoopers, hier en daer verfpreid^, tot gemak der perfonen, die te ver van deze markten af wonen. Men vindt 'er ook allerlei wildt en gevogelte , ten allen tijde van het jaer. Eene andere plaets is 'er voor de visch, welke de kooplieden in het groot koopen, en weder in het kleen door de ganfche ftadt verkoopen; twee markten voor de moeskruiden, vruchten, bloemen en geneeskruiden, de eene bij de beurs, de andere te Govent-Garden in VVestmunfter; twee markten voor de granen, twee' Voor het meel, twee voor het hooi en ftrooi, eene voor het vee en de paerden, eene voor het leder , en eene andere voor de lakens. Eindelijk vindt men, langs den Teems, timmer- en brandhout, kolen en fteenen, in overvloedt te koop. Op eene dezer markten , Stoksmarket genoemd , ftaet het ridderbeeldt van Karei den tweeden, nopens het welke men eene zeldzame bijzonderheit verhaelt. Dit gedenkftuk is van zulk eene belagchelijke en ongerijmde gedaente, dat men 'er onmógelijk de oogen op kan werpen, zonder eenige verontwaerdiging' je-  Tweehonderd en NegenentwintigsTeBrief.s^i jegens de geenen, die het hebben doen opregten. Dan indien men 'er de historie van opfpeurt, wordt het geene Hechts verachtelijk was vermakelijk. Men wil dat dit ftandbeeldt eerst gemaekt was voor Joannes Sobicsby, koning van Polen, maer dat eenig toeval het in de handen van den werkman deed blijven. Omtrent ten zelfde tijde, wilde de ftadt Londen een ftandbeeldt voor haren koning opregten : dewijl nu dat van Sobicsby gereed en dkoop was, veranderde men den koning van Polen in een' koning van Engelandt, en den Turk, die zich onder de voeten van het paerdt bevond, in Olivier Kromwel. Niemant heeft 'er federt iets op weten te zeggen; maer het ongeluk is, dat een elendige tulbandt, dien hij om het hoofdt heeft, duidelijk doet zien dat hij het niet is, en tot een bewijs van de waerheit dezer historie verftrekt. Moeijelijk zou het zijn het getal der herbergen , bierkroegen en koffyhuizen te bepalen. Deze laetften zijn tevens de verzamelplaetfen van lieden, die zaken om handen hebben, en van lediggangeren; zoo dat men veeleer vraegt welk het koffyhuis van iemant is, dan waer hij woont. Men rookt en fpeelt 'er; en men hoort 'er dikwils nieuwstijdingen. Hier doet men uitfpraek over de regering, het belang der vorften, en de eer der gehuwde mannen. Met één woord', hier redenkavelen de Engelfchen vrijelijk over alle zaken; en hier kan men hen in  352 De Mauwt Reisiceï, in luttel tijds leeren kennen. Gij hoort heri eikanderen niet in de reden vallen, noch verfcheidenen te gelijk fpreken. Men roemt deze koffyhuizen bij de vreemdelingen, als een der grootfte vermaken van Londen. Inderdaedt zijn het gemakkelijke' plaetfen, om de perfonen, waermede men iets te verrichten heeft, gereedelijk te vinden , maer voor het overige zeer walgchelijk , morfig en altoos met rook vervuld , gelijk wachthuizen. De ambachtslieden gaen 'er dikwerf; en voor één Huiver, indien men niet meer wil vertéren, leest men op zijn gemak alle de nieuwspapieren, die regelmatig Op het zelfde uur verfchijnen. In verfcheidene dezer koffyhuizen vindt men de Franfche, Hoogduitfche en Hollandfche nieuwspapieren ; en gedurende de zitting van het parlement, heeft men dagelijksch de befluiten van het lagerhuis, door deszelfs bevel gedrukt en uitgegeven, als mede duizend andere nieuwstijdingen van allerlei flag. Een ander voordeel van deze ftadt is het groote getal van rijtuigen , huurkoetfen en draegftoelen, die u fchielijk van de eene wijk naer de andere brengen, en waervan de prijs dermate geregeld is,- dat de voerlieden altoos te vreden zijn, en niets meer eisfchen. Men heeft deze rijtuigen overal oogenblikkelijk en goedkoop. De koetfiers houden zicfj op hunne zitbank , letten op de voorbijgaende perfonen , en komen op het geringfte teeken: Ver-  TWIEB0NÏ>B*D EN NïGENENTWINTIC STeBrIEF Verkiest men liever te water te gaen, meri vine.it aiie dagen, behalve des zondags, langs de rivier, meenigvuldige fchuitjes, van eene ongemeene ligtheit, voor eenen middelmatigen prijs, insgelijks door de wet Vastgefteld. De Engelfchen zeggen, dat Parijs het gebruik del* huurkoetfen en draegftoelen van hun ontleend beeft, en dat deze laetften in Frankrijk gebragt zijn door eenen Monbrun, bastaert van den hertog van Belle-Garde; Men is hun ook de uitvinding der kleene post' vèrfchuldigd > door welke zij niet alleen brieven, maer pakjes beneden het gewigt van een pondt, en zelfs tot de waerde van tien ponden fterlings in geldt, verzenden. Men betaelt flechts één Huiver voor ijdere verzending'; en hieruit ontftaet de naem van PenyPost of Stuiverspost. Indien een pakje verloren wordt, moet 'er het kantoor voor verantwoorden. Behalve het algemeene kantoor j zijn 'er vijf bijzondere , die ijder meer dan honderd bedienaers hebben, behalve vijf of zes honderd busfen, waerin men de brieven brengt, en waeruit zij alle uren gehaeld worden. Het volk is deze uitvinding vèrfchuldigd aen eenen koopman, Dockwra genoemd, die deze dichting op zijne eigene kosten aenleidde, in het jaer 1680. Dan toen hij de vrucht van zijne naerftigheit hoopte te plukken, deed dé hertog van Jork, wien Karei de tweede het geldt der posten gefchonken had, hem een regtsgeding XVIII. Deel. Z aen*  354 De Nieuwe Reisigïu, aen, als een' overweldiger van zijne regten^ en ontnam hem de ftuiverspost: Dezelve is tegenwoordig eene der inkomften van den ftaet * en brengt dertig of veertig duizend Franfche guldens op. Ik zal u nog flechts van een gebouw van Londen fpreken, namelijk, van bet palcis van den Lord-Mayor. De waerdigheit van dezen eerften magiftraetsperfoori , en de voorregten van zijne bediening', verdienden , ongetwijffeld , dat de ftadt hem een paleis opregtte; maer dit gebouw, dat gelukkiglijk, niet tegenftaende zijne grootte, genoegzaem verborgen is, geeft geen hoog denkbeeldt van den fmaek der Engelfchen voor de goede bouwkunde. Niets is zoo belagchelijk als dit gefticht in bijna alle zijne deelen; en dewijl de raedsvergadering, die den bouwmeester uitgekozen heeft, alleen uit kooplieden beftaet, is het een nieuw bewijs van de geringe overeenkomst, die tusfchen den fmaek der kunften en den geest van koophandel gevonden wordt. De Lord-Mayor oeffent een uitgeftrekt regtsgebiedt, in vele gevallen zonder hooger beroep. Hij geniet bijna alle de eerbewijzen der koningklijke waerdigheit: hij heeft lijfwachten, mitsgaders rijtuigen, wier heerliikheit de pracht van eenen oppervorst fchijnt aentekondigen. Hij houdt open tafel , en geeft maeltijden, waerin de koning zelf fomtijds de eerfte gast is. Zijn hof beftaet uit verfcheidene'amptenaren;. ' en  Tweehonderd en NkgenïntwintigsteBribe.335 en men draegt heü zwaerdt des geregts altoos voor hem. Hij verfchijnt niet in het openbaer, dan in een' porpren tabberdt, met eene lange gouden keeten, in eene karos met zes paerden, gevolgd van twee andere rijtuigen, waerin Sherifs zitten. Deze karos, waerin'agt plaetfen zijn, verfchilt weinig in pracht van die' des könings; en in deze toerusting gaet dees magiftraetsperfoon zitting in het parlement ne= men. De koning mag niet in de ftadt komen, zonder zijn verlof; en zelfs, in dit geval, moet hij 'er zonder gevolg door rijden. Kortom, de Lord-Mayor heeft, op de ftadt Londen , eenen invloedt, die meer dan eens de oppervorften van Engelandt verontrust, en dè gewigtigfte omwentelingen voorbereid en zelfs voltooid heeft. Bij den doodt des könings , is hij de eerfte perfoon van den ftaet, tot dat de opvolger uitgeroepen: zij. Zijne 'bediening brengt- hem jaerlijks bij dc twee hon~ derd en vijftig duizend'Franfche guldens op; en de ftadt onderhoudt een' hoop jagthonden tot zijn vermaek. Hij'heeft regt van jagen in "de landfehappen van Susfex, Surrey en Middelfex. Zijne regering duurt flechts een jaef; maer hij kan, verfcheidene jaren achter een^ op nieuws benoemd worden. Het hof heeft: flechts een' flaeuwen invloedt op zijne verkiézing, die fomtijds lijnregt ftrijdig met deszelfs inzigten1 gefchiedt. Hij werd door Henrik den zevenden tot befchermer van 'den Teems verZ % klaerd1,  356 De Nieuwe Reisigeïu klacrd. Zijne magt over deze rivier ftrekt zich1 uit van de brug af tot aen den mondt van den Medway. De waerdigheit van Baljuw, door de Normannen aen dezen voornamen magiftraetsperfoon van Londen gegeven, werd in die van Mayor veranderd door Richard den eerften, omtrent het einde der twaelfde eeuwe. De eerfte, die het Mayorfchap bekleedde, Henrik Fitzalvvin, Jakenkoopcr, bezat deze bediening vierentwintig jaren. Anderen werden ook in het zelfde ampt telkens op nieuws bevestigd, tot aen de vijftiende eeuw; maer federt dit tijdftip, zie ik ijder jaer een'nieuwen Mayor, verkoren den 2often van September, , door de geenen, die de regtbank der ftadt uitmaken. Eene maendt na de verkiezing, verricht men de plegtigheit zijner inhuldiging'. Hij begeeft zich te water, in eene prachtig verfierde bark, naer het paleis van Westmunftcr , vergezeld van de Aldermans, in purperen tabberden, met hermelijn gevoerd , en omhangen met gouden keetenen , die bun tot op de borst afdalen. De eerfte amptenaers van de twaelf gilden der kooplieden volgen hem in floepen, die allen met banieren, linten en fchilderwerk verfierd zijn. Dees optogt, die iets verlokkends in zich heeft, gefchiedt onder het gebalder van het kanon en het geluidt van ontelbare fpeeltuigen. Na  Tweehonderd en Negenentwïntig-teBrïef.357 Na dat deze ftoet ontfcheept is te Westmunller, alwaer de Lord-Mayor den eedt van getrouwheit aflegt, begeeft zich dees laetfte in de groote zael, welke hij rond gaet, vervoegt zich bij alle de geregtshovên, richt zijne rede tot de geenen, die 'er in voorzitten 5 en legt den eedt af bij den voorzitter van het hof der fchatkamer. In het wederkeeren, noodigt bij alle de regters der verfchillende vievfcharen op het gastmael, 't welk op het ftadhuis gegeven wordt- Dezen maeltijdt wonen ook de kanfelier, de vreemde afgezanten en de adeldom bij. Sommige koningen en koninginnen van Engelandt hebben zich niet verontwaerdigd daeraen plaets te nemen. Men keert te water te rug tot half wegen, alwaer de ganfche ftoet, zonder hst plegtgewaedt afteleggen, zich te paerdt begeeft. Dees prachtige optogt wordt voorgegaen en gevolgd door verfcheidene benden, zoo van krijgsvolk als van de ambachtsgilden, zindelijk gekleed, en allen met de verfiering' van dit feest bezig. Aen alle kanten zijn de venfters , uitftekken en ftellaedjen vervuld met eene meenigte van aenfchouwcren; en fchoon het bij lichten dag is , fchiet men vuurpijlen af, en werpt met flangetjes, die, op de pruiken en mutfen vallende , de lucht van een vrolijk gejuich doen wedergalmen. Des avonds is 'er, in het paleis van den Lord-Mayor, een groot bal, waervan zijne vrouw of dochter de eer ophoudt. Z 3 Op  353. De Nieuwe R e i s ï g e r. Op dien dag geven de verfchillcnde gilden der kooplieden afzonderlijk, in hunne zoo genoemde vergaderhuizen, een groot middagmael. " De Aldermans zijn, na den Lord-Mayor, die uit hun gezelfchap gekozen wordt, de aenzienïijkfte ftadsrcgters van Londen. Hunne bedieningen zijn voor hun leven; en zij hebben onder zich een zeker getal van amptenarcn, uit welke zij hunne itedehouders verkiezen. De inwoonders van ijdere wijk verkiezen hun-' nen Alderman." De griffier der ftadt is te gelijk Bijzittend Regter, Algemeen Voorfpraek en Spreker, bedieningen , die eene groote kundigheit van de wetten en gewoonten vcreisfchen. De Sherifs of fchepens maken ook een gedeelte van deze regering' uit. Zij worden alle jaren , op St. Jan, door de burgerij verkozen, doch treden niet in hun ampt voor St. MichieL Hunne bediening is de bevelen des konings en óp doodvpnnisfen te doen uitvoeren. Deze plaets is aen groote zwarigheden onderworpen: wans dewijl zij bewaerders der gevangenisfen zijn, moeten zij de geldfommen, vèrfchuldigd door de geenen, die ontvlugten, aendefchuldeisfchers voldoen. Ook kan men zich niet onti'Iacn van de bediening' te aenvaerden, dan met bet betalen van eene boete van veertien duizend guldens (*) aen de ftads fchatkist, of met O Francs.  Tweehonderd en NegenentwintigstbBmet.359 met te bewijzen dat men geen vierendertig duizend ponden (*) bezit.' Doch weinige lieden wijzen dezelve van de hand', om dat men geen Lord-Mayor kan worden , zonder het Sherifsfchap bekleed te hebben. De Schatmeester , dien de Engelfchen kamerling noemen, bezit 'eene gewigtige post; dewijl alle de penningen der ftadt in ziine handen zijn. Een gedeelte van de verrichtingen zijner hedieninge betreft ook de leerlingen, over welke hij veel gezags heeft. Niemant van hun mag zich bij een' meeseer verbinden, zonder zijne toeftemming', noch eene winkel opzetten of zijn ambacht oeffeneb , zonder den eedt bij hem afteleggen. Als zij zien flecht gedragen, heeft hij regt om hen te ftraiïen; en indien de meester hen mishandelt, doet hij bun vaerdig regt verfchaffen. De gemeene raedtsvergadcring, die alle de inwoónders der ftadt verbeeldt, beftaet uit twee honderd zesendertig leden, dopr de gezworenen van ijdere wijk verkozen. Deze gezworenen zijn inwoónders, die, na het volvoeren van hunne leerlingjaren, regt van mees, terfchap hebben, of in eenige gilden ontvangen zijn. Zij geven ook hunne ftem in de verkiezingen der leden van het lagerhuis. De ftads regering van Londen gelijkt naer, die van het ganfche volk. De Lord-Mayor be-. O Livres. ^ £  36b De Nieuwe Reisiger. bekleedt 'er de plaets, die de koning in hetparlement heeft. De Aldermans cn Sherifs verbeelden 'er het hoogerhuis, en de raedsvergadering der twee honderd zesendertig leden het huis der gemeenten. Deze twee huizen maken de wetten , waeraen alle de burgers verpligt zijn zich te onderwerpen. Het is niet noodig dat zij door den koning of het parlement goedgekeurd worden. Doch dit regrsgebiedt ftrekt zich alleen uit tot aen Temple-Bar, die de ftadt affcheidt van het andere gedeelte van Londen , alwaer de lieden van het hof, mitsgaders de geenen, die in geene gilden zijn, hunne woning hebben; en waerin ijder koophandel drijven , en allerlei ambacht oeffenen kan, zonder dit meesterfchap van nooden te hebben. Westmunfter heeft, in zijne regering, noch Mayor, noch Aldermans, noch Schepens, noch Sherifs. Het hoofdt dezer magiftraten wordt Groot-Meester genoemd; en men verkiest hem altoos uit den hoogften adeldom. Hij heeft het regt om een' Afgevaerdigden te benoemen, om depligten zijnerbedieninge, in zijne afwezendheit, waertenemen; maer zijne verkiezing moet bevestigd worden door den deken en het kapittel van Westmunfter, die hem zelfs verkiezen; en deze twee amptenaers zijn voor hun leven. Dc Afgevaerdigde van den Groot-Meester neemt de verrichtinken van Spreker waer. Na hem komt de Groot Baljuw, voor  TweehoNdbrqen NegsneNtwintigsteBrihf.söi voor wien de verkiezing der leden van het parlement, voor dit gedeelte der ftadt Londen, gefchiedt. Alle de boeten en verbeurtverklaringen komen hem toe. De Groot-Konneftabel is een ander magiftraetsperfoon van Westmunfter, van wien alle de andere Konneftabels of Gevolmagtigden der ftadt afhangen. Veertien burgers vervullen 'er dezelfde bedieningen als de Aldermans in de ftadt. Yder van hun heeft het opzigt over eene wijk. Twee van hun voeren den naem van eerfte burgeren , en hebben het regt om onmiddelijk na den GrootMeester te zitten. Ik moet ook een enkel woordt van de krijgsregering? zeggen. Gedurende een' langen tijdt, hebben de koningen van Engelandt geene krijgsbenden op de been gehad, dan zoo veel zij 'er tot het voeren van het oorlog noodig hadden. Bij den vrede, dankten zij ze allen af, behalve een zeer kleen getal, 't welk zij tot bewaring van eenige plaetfen en van hunnen perfoon behielden. Dit is nog naeuwkeuriger waergenomen, federt de landaert zich al het wetgevende gezag heeft toegeëigend. Uit vreeze van door hunne opperhéeren onderworpen te worden, hebben zich de Engelfchen altoos tegen eene talrijke krijgsmagt gekant. Toen George de tweede , in het jaer 173a, eischte dat zijne krijgsbenden vermeerderd wierden, vertoonde hem het huis der gemeente, dat de koningen zijne voorzaten , gedurende den Z 5 vfe-  $62 De Nieuwe Reisiser. vrede, nooit meer dan zeven of agt duizend mannen gehad hadden. Echter gaf zich het zelfde huis over aen de begeerten van. den vorst; en mén ftelde vast, dat de ftaet zestien of zeventien duizend man in bezolding zoude nemen, tot de bijzondere verdeediging en veihgheit van Groot-Britanje. Eenige jaren daerna , Hemden de gemeenten nog tot de ligting van tien duizend foldaten tot den zeedienst, en bepaelden de landmagt op zesentwintig duizend koppen, voor welken zij zijner majesteit agttien millioenen toeftonden: het getal is federt veranderd, volgens de omftandigheden en behoeften. De hoofdbevelhebbers van de krijgsbenden te landt hebben dezelfde verandering onderhevig geweest. In het jaer 1744, telde men een' kapitein generael, die de hertog van Ciuibcrland was, vier generaels, vierentwintig luitenants- en drieëndertig majoors-generaels der heiren. De Engelfchen zijn tegenwoordig fterk bezig met het ontwerp , om , behalve de geregelde krijgsbenden, altoos eene krijgsmagt van waerdgelderen gereed te hebben, om de wapenen tot verdeediging van den ftaet optevatten. Dit ontwerp , dat ongetwijffeld, gemerkt zijne nuttigheit, wel rasch zijn vol beflag zal hebben, behelst verfcheidene punten, waervan de voornaemfte zijn, dat de koning zal gewettigd wezen om, in alle de landfehappen , Lords ftedehouders . aentcltellen; dat deze de magt zullen hebben tot  Tweehonderd en NegenentwintigsteBriee.sös, tot het werven en wapenen van waerdgelderen, wier bevelhebbers zullen ftaen ter benoeminge van zijne majesteit, die hen naer goedvinden zal kunnen verplaetfen; dat deze ftedehouders over het, krijgsvolk , in ijder graeffchap verzameld, het voornaemfte bevel zullen hebben; dat de kolonels, onder hen, gehouden zullen zijn te bewijzen dat zij , ten minfte, zes honderd ponden fterlings bezitten, en de andere bevelhebbers naer evenredigheit; dat de geworvene mr.nfchap den eedt voor drie jaren dienst zal afleggen. De bevelhebbers, last tot werven hebbende, de leden der hoogefcholen, de regtsgeleerden, en de foldaten of matrozen , ter zee dienende, zullen daervan bevrijd wezen. ' Bij gelegenhcit van inval, dreigend gevaer of opftandt, zal de koning, na met zijn parlement daerover gefproken te hebben, deze waerdgelders in de regimenten mogen inlijven, en ze allen gebruiken, beginnende met de geenen, die zich het naeste bij de plaets van het gevaer bevinden. Zij zullen, tot hunne wederkomst, blijven onder de bevelen der Lords ftedehouderen, betaeld door zijne majesteit, gelijk de andere overften van het voetvolk ; cn hunne bevelhebbers zullen denzelfden rang als die der geregelde krijgsbenden hebben. Geene dezer foldaten zullen gedwongen zijn buiten het koningkrijk te dienen; en de ftadt Londen zal nimmer aen den krijgsdienst mogen onderworpen worden. De  364 De Nieuwe Reisiger. De kardinael van Richelieu zeide dat het, om Engelandt te verderven , genoeg zoude zijn, het zelve te noodzaken een beir te onder, houden. De krijg zal het altoos in eenen ftaet van twist werpen; en deze, vreemd daeraen zijnde, moet noodwendig verandering in deszelfs goede gefteldheit veroorzaken. De vrede is deszelfs natuurlijke ftaet, en kan alleen 's lands fterkte en wakkerheit, waervan de rijkdom en het getal der inwoonderen afhangen , doen aengi-oeijen. Deze zelfde vrede doet den koophandel en akkerbouw, die de twee bronnen van hun vermogen zijn, meer en meer bloeijen , en verfterkt de zeevaert, die de eenigfte kragt des landaerts is. Toen Engelandt groote bezittingen op het vastelandt hadde, moest het zich noodwendig meer op den krijg dan op den koophandel toeleggen ; en zijne volken moesten meer foldaten dan akkerlieden zijn. Maer tegenwoordig, nu het in Europa niet meer dan een afgezonderd landt bezit, zullen alle aenvallende oorlogen, zelfs wanneer zij voordeelig fchijnen , altoos onvoorzigtig en vernielende wezen. De Engelfchen zijn dapper en kloekmoedig, ik beken het: maer zijn hunne kloekmoedigheit en dapperheit tegenwoordig het geene zij eertijds waren, voor dat de neiging tot den koophandel zich in hun eilandt gevestigd hadde ? Deze neiging boezemt de zucht tot^rijkdom in: de rijkdom brengt weelde, en de weelde verwijfd- heit  Tweehonderd en Negenent wintigstkBrieï.sö^ heit voort. Eene hunner uitzinnigheden is, wanneer zij met ons in oorlog zijn , eenige landingen in onze landfehappen te willen doen. De Hechte uitkomst dezer ondernemingen, federt verfcheidene eeuwen, behoorde hen van deze poogingen, min verderffelijk voor ons dan voor hun, te hebben doen afzien. Zij hebben geene genoegzame kragten , om eene vaste grondftichtirig in Engelandt te vestigen; en zonder dezelve is alle landing, in een vijandelijk landt gedaen, fchadelijker voor den ondernemer, dan voor den geenen, die dezelve moet lijden. De Engelfche landaert, geen ftrijdbaer volk meer zijnde, is 'er het krijgswezen min luisterrijk dan bij zijne nageburen. De bevelhebber wordt wel betaeld, maer is in weinig aenzien. Men fchroomt hem al te veel te begunftigen, uit vreeze dat hij al te gevaerlijk zal worden; en dewijl hij natuurlijkerwijze het hof aenkleeft, om dat hij alles van het zelve heeft en verwacht, laet men hem geene meerderheit over de andere burgers verkrijgen. Zijne bezolding, gelijk ook die van den foldaet, is het dubbel van de Franfche foldij. Deze laetfte is wel gekleed; en wordt in ziekte wel behandeld en gehoed. Het gezag van den bevelhebber is bijna oppermagtig : hij doet de krijgstucht met de uiterfte geftrengheit in acht nemen : de geesfeling en gevangenis zijn de gewone ftrafoeffeningen. Oudtijds veroordeelde men  356 De Nieuwe R. e i s i g e k. men de wegloopers tot den doodt; doch de regerende koning heeft dit wreede gebruik bij. na vernietigd. Een foldaet , die wegloopt, moet de ftraf der fpitsroeden ondergaen; en indien hij weder in die misdaedt vervalt, vervoert men hem in de volkplantingen, 'alwaer hij als flaef verkoft en behandeld wordt. Het Engelfche krijgsvolk beftaet, in het algemeen, uit zeer fraeije mannen, voornamelijk de regimenten der gardes. Men oeffent hen onophoudelijk; en 'er zijn in Europa weinig foldaten , die de wapenen met meer naeuwkeurigheit behandelen. De regimenten brengen veel op aen de kolonels: deze laetlten bezorgen de kleeding en voorraedt. De lijfwachten , zoo voetvolk als ruiterij en dragonders, zijn rijkelijk gekleed, en hunne paerden' zeer wel uitgekozen; en in 't algemeen gefproken, is de Engelfche ruiterij beter opgezeten dan die van Frankrijk. Voor Karei den tweeden , hadden de koningen van Engelandt geene andere wacht, dan eene bende van honderd loontrekkende edellieden, opgeregt door Henrik den zevenden. Karei ftelde een regiment ruiterij en een van voetvolk aen, bij welken men, in het vervolg, dat der dragonderen gevoegd beeft. Aen alle deze krijgsbenden, fchrijft men zoo veel ftandvastigheit in het verduren van de ongemakken des oorlogs , als onverfaegdheit in de gevaren toe; doch uit dc gewoonte, welke men'  Tweehonderd en Negenentwintigste Brief.36^ men heeft om hun brandewijn te geven, eer men hen tot den vijandt geleidt, heeft men kwaedaertiglijk befloten , dat dees drank een gedeelte van hunne kloekmoedigheit uitmaek'te. Men vertelt, dat, op zekeren dag, waerop men een' veldfiag zoude leveren , de prins Eugenltis, die het leger der verbondene mogendheden gebood, den hertoge van Marlborough liet aenzeggen het gevecht te beginnen , en dat de Engelfche veldheer antwoordde: }, de brandewijn is nog niet aengekomen". Ik ben, enz. Londen, den $Aen van October, ijSS- Tweehonderd en Dertigste Brief. Vervolg van Engelandt. /^\m u niet'onbewust te laten van de ver\_J fchillende deelen der Britannifche beffiermg', trede ik in eenige bijzonderheden wegens den ftaet en de regering der kerke van Engelandt. De geestelijkheit is verdeeld in drie orden, de bisfchoppen , de getytélde en de lage geestelij kheit, die allen te lamcn twee aertsbisdommen, het eene te Kantelberg en het andere te Jork uitmaken. Het eerlle bevat tweeëntwintig bisdommen, en het andere vijf, het bisdom van Man oaer onder begrepen. De twéé  368 De Nieuwe Reisiger. twee aertsbisfchoppen dingen naer het primaetfchap of de eerfte kerkvoogdij over de geheele Engelfche kerk, en ijder van hun over de bisfchoppen van hun landfehap. Die van Kantelberg heeft zelf eenig voordeel op dien van Jork; dewij hij hem op een nationael finode kan dagvaerden: maer geen van beide mogen zij een finode bijeenroepen, dan volgens de bevelen van het hof 5 en het geene 'er vastgefteld wordt moet met de goedkeuring' van den koning en het parlement bekleed worden. Om over alle de kerkelijke zaken, in de twee landfehappen , te beflisfen , zijn 'er vierfcharen , waervan de regters en amptenaers ter benoeminge van de twee aertsbisfchoppen ftaen. De bisfchoppen zijn de toezienders van de geestelijkheit en het volk. Zij hebben de magt om de verordening toetedienen ; en door hun gezag wordt een kerkelijke tot leeraer van een kerfpel aengefteld , ert in het bézit van zijn ampt bevestigd. Alle drie jaren bezoeken zij hun geheel bisdom, en letten voornamelijk op zoodanige kerkdienaers, die de regels der matigheit en geregtigheit gefchonden hebben. In de bisfchoppelijke vergadering, hebben de bisfchoppen van Londen, Durham en Winchester den eerften rang, na de twee aertsbisfchoppen. De anderen plaetfen zich naer de orde hunner wijdinge. Londen was oudtijds een aertsbisdom, dat naer Kantelberg werd overgebragt, toen de Saxen Groot-Britanje veroo-» verd hadden. De  Tweehonderd en Dertigste Briee. 3^9 . • Dc bisfchoppen van Engelandt ondernamen, verfcheidene reizen, hunne waerdigheit onafhangkeüjk van de koningklijke magt' te makenj De monnik Dunftan,"op den ftocl van Londen verheven , weigerde den koning' reken* fchap van zijne befturing' te geven; Het verwonderde Europa zag, met verontwaerdiging', den krankzinnigen Jan Zonder Landt, voor de voeten van 's pauzen gezant Pandolfus neergebogen , .zich ccn' leenman van den heiligen ftoel erkennen. Deze verbindtenis , zoo ongeoorloofd als belagchelijk , hield nog ftandt tot aen de regering van Eduard den derden, die dezelve openlijk vernietigde. Men roemt met reden de geregcldheit der Engelfche bisfchoppen. Hunne rijtuigen zijn ecnvouwig, hunne kieeders zedig, hunne huizen zonder pracht', hunne tafels zonder overdacdt, hunne dienstboden weinig in getal.' Hebben eenigen minnaresfen., men is 'er van onkundig: een bisfebop , die 'er eene in het openbaer, had, zou in geen eenig huis ontvangen worden. Begeven zij zich te veel in gezelfchappen , zij verliezen alle pcrfoonlijke achting. Eten zij buiten hun huis $ bet is bij hunne bloedverwanten. Men ziet hen in geene bijeenkomften, alwaer gefpeeld wordt, noch op de wandelplaetfen noch in den fchouwburg. Hunne vróuwen en kinders zijn niet minder ingetogen en zedig , en genieten dezelfde eerbewijzen. Behalve de bctamelijkheit XVÏÜ. Deel. A a vaii  3/o De Nieuwe Reisigeè. van hun gedrag, hebben verfcheidene bisfchop. pen zich beroemd gemaekt door uitmuntende werken. Voor de hervorming, waren de voornaemfte zetels , als het erfgoedt van den eerften adeldom , dikwerf vervuld door de broeders of zoons van den oppervorst. Sedert de fcheuring, zijn de bisdommen dc bclooning der verdienften geworden ; en' de koningen deelen dezelven uit, zonder eenig opzigt op de geboorte , aen de grootfte predikers en de uitmuntendfte perfonen in de letteren en den kerkdienst. Het is zeldzaem dat een man van aenzien zich thans in' den kerkdijken ftandt begeve. Dc ijverige aenkleving der geestelijkheit, aen alle de begeerten van het hof, maekt hen zoo hatelijk aen het grootfte gedeelte des volks , cn de verfchillende gezindheden, welke in Engelandt geduld worden, hebben zelfs de minachting voor de opperhoofden der kerke, zoo groot doen worden, dat de adeldom zich verontwaerdigt derzelver eeramptcn te bezitten. Men is derhalve genoodzaekt de voornaemfte kerkelijke bedieningen te geven aen leeraers der hoogefchole, die, den fchoolfchen geest doorgaens behoudende , deszelfs grondheginfels of handelwijzen nimmer verlaten. Ook veroorzaekt deze orde, in het verkiezen der voorwerpen, geenszins, tusfehen de hooge eri lage geestelijkheit, die hatelijke onderfcheidingen , die haer van eikanderen afzonde-  Tweehonderd en Dertigste Brief. 371 deren, en den naerijver, waeraen de kerk , iri alle tijden en landen , de kerkvoogden, die haer het meeste verlicht en verdeedigd hebben, vèrfchuldigd geweest is, geheelenal uittebiusfchen. Wanneer 'er een bisfchop moet verkozen worden , beveelt de koning aen het kapittel der Icdigftaende kerke het voorwerp, 't welk hij bekwaemst acht om derzelver zetel te vervullen. Indien de kanonniken niet raedzaem oordeelen het zelve te verkiezen, ftellen zij de redenen van hunne weigering' voor: in geval de vorst dezelve voldoende bevindt, benoemt hij een ander ; docii als hij in zijne begeerte volhardt, is het kapittel verpligt zich daer naer te fchikken. Deze bisfchoppen ontvangen hunne bullen van het hof, dat, ten hunnen opzigte, het regt, 't welk onze koning over de bisdommen heeft, oeffent. Hunne erfgenamen ondergaen ook, voor de vergoedingen j fomtijds de regtsgedingen, die in Frankrijk bijna altoos plaets, hebben, en meestentijds doen befluiten om van dc erffenisfe der groote kerkelijke amptenaren aftezien. Dc Engelfche kerkvoogden geven aen den koning het geene de onze , onder den tytel van avnaten of eerfte jaergelden, aen den paus' betalen. De inkomst van dit regt wordt hefteed tot het bouwen van kerken, of tot onderftahdt van arme pastoren. Wat de fchattingen betreft, de kerkdijken betalen'dezelve,A a 2 gel"  372 De Nieuwe Reisi e e e. gelijk de andere onderdanen van het koningkrijk. De getytelde geestelijkhcit noemt men hielde dekens en aertsdiakens, die den middenrang tusfehen de bisfchoppen en de lage geestelijkheit hebben. In alle de hoofd- en domkerken, is de deken het hoofclt der kanonniken , 'en geniet eene dubbele inkomst. Na deszelfs doodt, geeft dc koning aen het kapittel' de magt cm een' opvolger .te verkiezen, en bevestigt deze keus; wordende de nieuwe deken door een' aenltellingbrief van den bisfehop ingehuldigd. In eenige bisdommen gaet men niet bij verkiezing te werk; maer het kerkelijk ampfc wordt door den koning alleen begeven. De deken en de kanonniken moeten hun verblijf in hunne kerk hebben, de openbare gebeden bijwonen , op de zon- en feestdagen prediken , het avondmael uitdeden , en den bisfehop in zijne bisfehoppehjke verrichtingen de handt bieden. Yder bisdom heeft één of twee aertsdiakens, tot uitvoering der kerkelijke zaken. Zij zijn gehouden de kerfpelien te bezoeken , geven bevel om de kerken te verbeteren , en doen den bisfehop verflag van alles wat 'er in de uitgeftrektheit van hun gebiedt voorvalt. De landdekens hebben het opzigt over een zeker getal van priesteren, beroepen de geestelijkheit, verwittigen haer van de beyelen des bisfehops, en verrichten de bedieningen van den aertsdiaken j in deszelfs afwezendheit. Dc  Tweehonderd en Dertigste Briee. 373 De iage geestelijkheit bezit in 't geheel geene kerkelijke waerdighcden: zij beftaet uit rectors of predikanten , vicaris/en of onderpredikers, ■curaten of kapellanen en enkele diakens. Om deze onderfcheiding te verftaen , moet men weten dat, toen Henrik de agtfte de monniken uit Engelandt vcrjaegd had, dc kerfpellen, waervan zij bezitters waren, in de handen der leeken vervielen. Men ftelde 'er priesters, om •dezelve , onder den naem van vicaris/en, te bedienen, daer in tegendeel de andere re'ctors genoemd worden. De ftedehouder van een rector wordt curate geheten. De rector is, cenigermate, niets anders dan de opperbeftuurder van, het kerfpel. Al zijn arbeidt beftaet in te prediken , wanneer het hem goeddunkt: de bijzonderheden worden overgelaten aen den onderprediker , die voor vijf of zes honderd livres, welke hij van de kerk trekt, alle de ■herderlijke verrichtingen vervult. De bedieningen van refter zijn gemeenlijk de belooning der kapellanen van het hof, en de kweekfchool der bisfchoppelijke waerdigheit. Dikwerf zijn zij gepaerd met kanonnikdijen, en fomtijds zelfs met andere kerfpelkerken , door middel van een verlofbrief, die ligtelijk van den aertsbisfchop van Kantelberg verkregen wordt. Het diakenfehap is de orde, door welke mön in den dienst der kerke wordt ingewijd. Een diaken heeft de magt om 'er Gods woordt te lezen} en den doop en het avondmael te bedienen; A a 3 maer  374 DE Nieuwe Reisiger. maer bij geeft alleen den beker aen de perfonen, die aen tafel gaen. De begraeffenisfcn maken het voornaemfte inkomen der curaten uit. De regten daervan zijn des te grooter , om dat, in allerlei ievensftanden, de heerlijkheit der lijkftaetfiën het hoofdgedeelte der Engelfche pracht' uitmaekt. Nergens zijn dezelve zoo zottclijk overdadig dan in dit landt. Indien een werkman fterft, zonder verzekerd te zijn dat hij in eene karos met zes paerden ter aerde zal gebragt worden, gelijk een pair van het koningkrijk of een koopman der ftadt, hij mag zich ten minfte vleijen, dat men hem met rijtuig naer het graf zal voeren. Zijne vrouw en kinders zullen zich veeleer van broodt onthouden , en hun huisraedt verkoopen, dan te g§doogen dat zijne lijkbus te voet door de ftraten van Londen gedragen worde. Hoe prachtiger de karos , en hoe talrijker de ftoet is , hoe meer zich het maegfchap vereerd acht. Men deelt lijkringen uit, verfierd met opfchriften, doodkisten en geraemten, ten ruwfte bearbeid voor het volk, maer zoo fijn en naeuwkeurig gewerkt voor de rijke lieden, dat men ze, als kleinoodiën van gekheit, aen de vreemdelingen verkoopt. De plegtigheit der begraeffenisfen wordt gemeenlijk van groote gastmalen gevolgd. Men dronk voor veertig duizend kroonen aen wijn pp de lijkftaetfie van Kromwel, en voor zestig  Tweehonderd en Dertigste Brief. 375 >tig duizend op die van den krijgsbevelhebber Bannier , wiens ganfche rijkdom geene honderd duizend kroonen beliep. Hier bederven de ouders, na hunnen doodt, hunne kinders; gelijk elders de kinders, gedurende hun leven, hunne ouders bederven. De groote fteden hebben magazijnen, voorzien van alle de noodige lijklieraedjen tot de begraeffenisfen. Men vindt 'er doodkisten van allerlei grootte en prijs, geschilderde, bebeeld•houwde en met metaelbeflagen lijkbusfen, enz. Daer zijn aennemers van uitvaerten als van gebouwen; en men handelt met hun, zelfs in zijn leven, over zijne lijkftaetfie.. Zij hebben winkels , netjes verfierd met doodshoofden, gekruiste fehinkelen, en andere diergelijke fieraedjen, des avonds verlicht, gelijk die onzer juv. dieren of modeverkoopers, om de voorbijgangers, die verdriet in het leven mogten hebben, aentelokken. De Engelfchen hebben eene 'burgerwet, die den levenden beveelt den ftaet der dooden gcregtelijk aentegeven. Geen lijk mag ter aerde gebragt worden , voor dat de gezworens bevestigd hebben, dat noch het ftael noch het vergift de dagen van den overleden heeft verkort. Eene afgrijsfelijke misdaedt heeft gelegenheit tot deze wet gegeven. Eene koopvrouw van Londen had zes mans na eikanderen gehad; en een Engelsman was itout genoeg om haer, in een zevende huwelijk, te trouwen. A a 4 De  g76* De Nieuwe Reisiger. De liefde haer onbefchcidcn makende,-fchimpte zij, in de armen van haren nieuwe 'echtgenoot, op zijne voorzaten, welke zij, zoo zij zeide, nimmer beklaegd of beweend had, om dat ze dronkaerts en ongetrouwen waren. Nieuwsgierig om den aert zijner vrouwe te kennen, maekt de man zijn werk van dikwils afwezend te zijn , laet t'huis te komen, en altoos dronken te fchijnen. In het eerst doet men hem, flechts ver wij tingen , gevolgd van dreigementen; maer niets fchijnt hem te kunnen verbeteren, voornamelijk in het ftuk van den wijn. Op eenen avondt, dat zij hem in grooter dronkenfchap dan gewoonlijk acht, en hij veinst te flapen , tarnt zij een ftuk loods uit den mouw' van haren tabberdt, laet het fmeltcn, cn nadert hem, om het hem in het oor te gieten. De man, aen bare fchelmerij niet meer twijffelende , houdt haer te rug., roept om hulp en het geregt in huis. De zes opgegravene lijken getuigen tegen deze misdadige vrouw, en doen haer tot den doodt veroor deelen. Om tot den Engelfchen kerkdienst wedertekeeren,. men onderfcheidt 'er drie bijzondere orden in , het diakenfehap , piielterfchap en de bisfchoppelijke waerdigheit. De verordening gefchiedt viermael 's jaers : het is dan een tijdt van vastdn en bidden, om. den zegen des Hemels over de perfonen, die in dc orden gullen aengenomen worden, aftefmeeken, Men kan  Tweehonderd en Dertigste Brief, 377 kan öp de twintig jaren diaken, op de vieren-. twintig priester, en op de dertig bisfehop worden ; maer behalve den noodzakelijken ouderdom , moet- men nog voorzien zijn met een getuigfehrift der hoogefchole, waerin men zijne letteroeffeningen heeft volvoerd , of van drie geachte godgeleerden, welke getuigen dat de perfoon, die zich aenbiedt, een man van goede zeden is, die bekwaemheit tot den kerkendienst heeft, cn wiens gevoelens overeenkomftig met de leere der Engelfche kerke zijn. De verordening der diakenen gefchiedt in eene kerk, door den bisfehop, geholpen van eenige kerkdijken. Na de gebeden, gevolgd van eene predikaetfie over de pligtep der kerkedienaren, ftelt men den nieuweling voor den kerkvoogdt, die hem verfcheidene vragen doet over de verbindtenisfen, waerin hij zich 'ftaet te begeven. Men vraegt aen dc vergadering, of nicmant eenige verhindering heeft, om zich tegen deszelfs ontvanging aentekanten; en op een algemeen ftilzwijgen, doet hij den eedt der opperhoofdigheit, dat is, dat hij het gezag van den paus afzweert, en den koning van Engelandt voor het eenig hoofdt der kerke erkent. De bisfehop legt hem de handen op, en dient hem het nachtmael toe ; wordende alles metden bisfchoppeüjken zegen befloten. De verordening der priesteren verfchilt luttel van die der diakenen. Aa 5 Voor  373 Di Nieuwe Reisiger. Voor omtrent dertig jaren, ontftond in Frankrijk een godgeleerd gefchil, waeruit men verfcheidene fchriften zag geboren worden, eenigen om de wettigheit dezer verordeningen te bewijzen, anderen om ze te beftrijden. De fchrijver, die met den meesten luister in dezen twist uitblonk, is de vermaerde Vader le Courayer, geestelijk kanonnik van St. Genoveva, wiens werken veroordeeld werden door een bevelfchrift van den kardinael van Noailies, toen aertsbisfchop van Parijs. De kerkvoogdt verklaert echter, „ dat hij geen vonnis over den „ grondt van het gefchil uitfpreekt": hij verwittigt alleen den Vader le Courayer, „dat een „ Katholyk godgeleerde met meer eerbied' van „ het algemeenc gebruik der kerke behoort te „ fpreken, haer zijne twijffelingen en beden„ kingen met zedigheit voorftellen, haer be„ fluit met een onderworpen gemoedt afwach„ ten , haer geene wetten met hoogmoed' „ voorfchrijven, en alles wat met zijn gevoe„ len ftrijdt niet voor onkunde uittekrijten". Diis befchrijft de kardinael van Noailies, in't algemeen, de gefchriften van den Genoveeffchen kanonnik, en veroordeelt dezelven vervolgens, „ als bevattende eene valfche, dwa„ lende en ergerlijke leer , beledigende voor „ de kerk' en den heiligen ftoel', gunftig voor „ defcheuring' en ketterij', en zelfs, in ver„ fcheidene punten, ftrijdig met de Katholyke „ leere". De  Tweehonderd en Dertigste Brief. 3?9 Dc grondt van het gefchil, waerover de acrtsbisfchop geene uitfpraek doet, is het onderzoek of' de bisfchoppen , die , federt de fcheuiing, tot aen onzen tijdt, onafgebroken de zetels der Engelfche kerke vervuld hebben, wezenlijke bisfchoppen geweest zijn, of zij,» in deze hoedanigheit, wettiglijk de orden konden geven , en met één woord', of hunne wijding en verordening der priesteren, welke zij gemaekt hadden, wettig waren. Vader le Courayer wil, dat verftandige Katholyken het dus geoordeeld hebben , dat de heer Bosfuet op dezelfde wijs dacht, en dat de Roomfche kerk nimmer het tegendeel beflist heeft: doch dit is geenszins het gevoelen der Sorbonne, noch van verfcheidene Katholyken van Londen , met welken ik mij meer dan eens over deze ftof heb onderhouden; en zie hier de redenen , waerop zij hunne meening gronden. „ Henrik de agtfte, zich van de Roomfche „ kerk' affcheidende, verbande uit het kerk„ boek den eedt , dien de bisfchoppen , bij 3} hunne wijding, aen den paus deden: op deze „ verandering na, behield hij alle de plegtig„ heden. Onder Eduard den zesden, verliet ,, men het Roomfche kerkboek (*), en ftelde „ in deszelfs plaets een', nieuwen kerkregel, no3, pens de verordeningen, die, wel is waer, ,, herroepen werd onder de regering van „ Ma- (*) Pontificah  380 Be Nieuwe Reisiger. 9, Maria ; maer eene der eerfte zorgen van „ Elizabeth was , de zaken te herftellen op „ den voet, waerin zij ten tijde van Eduard 3, waren : zij bleven in dien ftaet tot den „ doodt van Karei den eerften, wanneer het parlement eene bill tot vernietiging der bis- fchoppelijke waerdigheit teekende. Karei de „ tweede deed de gebruiken , die voor de onlusten plaets hadden , herleven; en het kerkboek , waerin nog eenige verandering ,, gemaekt werd, is federt altoos in de Engel3, fche kerk behouden. ,, Thans komt het 'er alleen op aen, om 3, te weten of, onder alle deze veranderingen, de opvofging der bisfchoppen, in Engelandt, 3, wettig is bewaerd geworden ? Ten dien ein3, de moet men opklimmen tot den vermaer- den leeraer Parker, dien koningin Elizabeth 3, op den ftoél van Kantelberg verhief: dewijl dees kerkvoogdt, volgens de bekentenis van „ wederzijden , de ftam en oorfprong van den ,, nieuwen kerkdienst is, zoo zullen, indien ,, men kan bewijzen dat hij nimmer wezenlijk 3, bisfehop geweest is, de andere wijdingen 3, van zelve vervallen, als ook de ganfche ,, hierarchij dezer kerke. Men moet zich der,, halve alleen aen dit bijzondere geval hou,, den, als het eenigfte , 't welk het gefchil kan beüisfen ; maer men ftemt niet zeer „ overeen in de manier, waerop men het „ zelve vertelt. In-  Tweehonderd en DertigsïS Brief. $M „ Indien men geloof flaet aen onze tegen„ ftrevers , en in 't bijzonder aen den Vader. , le Coürayer, ontbrak 'er niets aen de ver,, ordening van Parker. Hij werd gewijd, zeggen zij, door Willem Barlow, bisfehop „ van Bath , geholpen door drie andere bis„ fchoppen: zij brengen het bewijsfchrift de„ zer wijdinge, ea alle de bijzonderheden dezer „ plegtigheit bij. Doch men betwist hun der„ zeiver wettigheit, en wederlegt hen met „ een ander verhael, inhoudende dat de ko„ ningin Elizabeth, geenen anderen bisfehop , „ die Parker wilde "wijden, kunnende vindén , 5, alle middelen omtrent den primaet of eerften „ kerkvoogdt van Ierlandt, toen in den Tour „ gevangen , in 't werk ftelde, om hem te „ verpligten Parker de handen opteleggen; „ maer de heilige kerkvoogdt wilde liever in „ de keetenen kwijnen, dan zijne vrijheit door „ eene heiligfehennis koopen. „ Andere bisfchoppen deden denzelfden we„ derftandt, en de wijding werd, naverfchei„ dene moeijelijkheden, eindelijk door Barlow „ verricht. Dan men twijffelt of dees Barlow zelf wezenlijk bisfehop was. Ook is deze „ verordening altoos betwist door de Katho„ lyken, vyaervan eenigen, als ooggetuigen, „ hebben ftaende gehouden, dat zij heimelijk „ in eene herberg was verricht. Anderen „ hebben gewild dat zij, fchoon men zelfs „ veronderftelt dat zij regelmatiggeweest ware 5 „ ech-  382 De Nieuwe Reisiger. echter daerom niet wettiger was ten aenzien ,, van de form , bevolen door het kerkboek van Eduard den zesden. „ Vader Courayer beftrijdt dit tweede vcr- hael, en onderneemt te bewijzen dat de „ inwijder van Parker inderdaedt bisfehop was, 'h en dat 'er j zoo ten aehzien van de zaek' ,, zelve als van de form, aen de wijding vari dezen laetften niets ontbrak. Volgens hem, „ werd Barlow ten tijde van Henrik den agt,, ften , en gevolgelijk naer het Roomfche „ kerkgebruik gewijd. Alle zijne tijdgenooten „ hebben hem als bisfehop befchouwd; en nie„ mant van hun heeft hem verweten het niet „ te zijn. Ten aenzien van de form, bevo,, len door het kerkboek van Eduard den zes„ den , voegt 'er Vader Courayer bij , de„ zelve verfchilt niet, voor zoo veel het we„ zenlijke betreft, van die der Katholyken, „ om dat het wezen van de verordening' be3, ftaet in het aenroepen van den heiligen geest, 3, of het gebedt, door het weïkc men, voor 3, den verkozen kerkvoogd', de kundigheden 3, en genadegiften, tot zijne bediening nood„ zakelijk, affmeekt. Deze aenrocping nu, ,, vervolgt hij, wordt, fchoon in verfchillen„ de uitdrukkingen, zoo wel in het kerkboek „ van Eduard als in het Roomfche gevonden. ,, Dusdanig zijn , ten naestenbij, de rede3-, nen , van wederzijden bijgebragt, om de j, wettighcit der Engelfche verordeningen te ,, bc-  Tweehonderd en Dertigste Briet. 383 „ bevestigen of om ver te ftooten. Begeert „ gij nu dat ik mijne gedachten zegge, ik vind 3, noch juistheit noch goede trouw in de re,, denen van Vader Courayer. De twijffe3, fingen over het geval zullen genoeg zijn, ,, om de verordeningen der Engelfche gemeen,, fchap niet als wettig te ontvangen; dewijl ,, het een grondregel is, dat eene twijffelach,, tige verordening herhaeld moet worden, 3, zonder het welke men de geenen, die de3, zelve mogten ontvangen hebben , tot de 3, bedieningen van het priesterfchap niet kan „ toelaten. Doch deze verordeningen zijn ,, nog gebrekkiger, ten aenzien van de form, ,, die veranderd is in het Engelfche kerkboek, ,, waerin men geen eenig denkbceldt van de ,, offerande behouden heeft. Het is echter ,, noodzakelijk dat de form van het fakrament ,, der orde betrekking hebben tot de offerande ,, van het altaer. Vader Courayer heeft zich 3, trachten te verfterken met het gevoelen van „ Bosfuet en andere groote godgeleerden , om zijn denkbeeldt van de offerande des nachtmaels zonder wezenlijke tegenwoordigheit te ftaven: doch om niet eenzijdig te zijn, had 3, men 'er moeten bijvoegen, dat de Katho„ lyken godgeleerden betoogen, dat de heer ,, Bosfuet, de kardinael van Peron en ande,, ren, door Vader Courayer aengebaeld, het ,, tegendeel van het geene hij hun toefchrjjft 3, geleerd hebben. Va-  384 D fi NieüWé Reisioer. „ Vader Courayer , nog levende in Erfgcj, landt, alwaer hij zich begeven had, na dat „ zijn boek was veroordeeld, fchreef, eer hij 3, Frankrijk verliet , aen den kardinael van „ Noailies, dat hij zich volkomen aen de Ka„ tbolyke leer onderwierp, alle de tegenftrij,, dige dwalingen opregtelijk veroordeelde, en „ zeer veel leedwezen had over de ergernis, „ welke zijne werken veroorzaekt hadden. „ Niettegenftaende deze gefteldheit, vo!5, hardde dees geestelijke in zijne meening, „ ivegens de. opvolging der Engelfche bisfehop.pen; en om zijne ontwijkinge in dit ko„ ningkrijk te regtvaerdigen, meldde hij den „ algemeenen overften der Genoveeffche mon„ niken, dat de vrees van verdrukking', het dreigen van eene nieuwe vervolging', de ,j noodzakelijkheid , waerin hij zich achtte, „ om het bevelfehrift van den heer van Noail„ les te wederleggen , en de onmogelijkheit „ om het zelve in Frankrijk te verrichten, „ hem hadden overgehaeld om dit befluit te nemen ; maer dat hij te Londen zoude zijn het geene hij te Parijs was, vol van liefde „ tot den godsdienst, en van achting' voor „ zijne orde ; dat hij altoos dezelfde betrek„ kingen met zijne overften zoude behouden, en hun rekenfehap van alle zijne handelin„ gen geven ; dat hij, de uiterlijke teekens „ zijner verbindtenisfen verlatende, trachten „ zoude den geest daervan te behouden, en 1 „ min-  Tweehonderd èn Dertigste Br'iéf. 385 jj nimmer van zijné vërpligtingen aftewijkeri, „ voor zoo ver zij met zijne nieuwe leveris- wijze overeenkwamen. ^ Dees brief werd door den druk gemeen „ gemaekt, en gaf gelegenbcit tot een ander ,, bevelfchrift, wegens den kardinael van No„ ailles, die , het lot van dezen geestelijken „ beklagende, fchijnt te vreezen dat het landt, „ 't welk hij bewoont, zijne aenklcving aen „ zijne werken, en zijne vooringcnomenheit „ met de Engelfche leere , hem ten eenige „ dage met hunne kerk' zullen vercenigen". De wijding van een' bisfehop gefchiedt hier door den aertsbisfckop , geholpen door twee andere kerkvoogden, die hem hunnen nieuwen medebroeder met een enkel koorgewaedt gekleed, aenbieden. De plegtigheit begint met dc lezing' van eene orde des koningsy belastende hem te ontvangen. Hij doet den eedc van opperhöofdigheit, en dien van gehoorzaemheit aen zijnen aertsbisfchop, die, in eeneia Icuningftoel gezeten , den nieuweling , welftaenshalve, over zijne roeping en bekwaemheit ondervraegt. De nieuwe bisfehop knielt neder; en de kerkvoogden leggen hem de handen op , zeggende : „ ontvang den Heiligen „ Geest, en gedenk de Genade van Godt, die. 3-, u door deze wijding gegeven is,' optewek- ken". Vervolgens vermaent men hem, zich als een getrouw herder van de fchapen des1 Heeren te gedragen , de zwakken te ondcr- XVIII. Deel. Bb, ftei£'  386 De Nieuwe Reïsiger. fteuncn, en zich met liefddadighcit en barm> hartigtieit te vervullen. De aertsbisfchop gebruikt het nachtmael : alle de bisfchoppen cn dc nieuwe medebroeder doen insgelijks ^ en dus eindigt deze plegtigheit. Om een kerkelijk ampt te bekomen, moet men, door wettige wegen, en zonder fimonie, de benoeming van den begever verkregen hebben. De verzoeker brengt-dezelve aen den ftichtbisfehop, met het getuigfehrift, waerop hij de orden ontvangen heeft; en na een kort onderzoek , doet men hem eene foort van kerkregel teekenen, waerbij hij erkent „ dat „ geen eenig vreemd prins, kerkvoogdt, ftaet 3, of vorst regtsgebiedt, magt, gezag, gees3, telijk of kerkelijk voorregt in het koningk3, rijk heeft; en hij belooft zich met de En,, gelfche kerk, zoo als zij door de wetten is ,, vastgefteld , te vergelijken". Vervolgens zweert hij plegtiglijk, „ dat hij in 't geheel, regelregt of van ter zijde , geene kennis 3, heeft van eenig verdrag , met den begever „ van het ampt gemaekt, en dat hij,- indien 3, 'er, buiten zijn weten, eenige fimonifche 3, koop, ten zijnen voordeele , gefloten is, 3, dezelve wraekt, cn 'er plegtiglijk van af. ,, ftaet". De bisfehop zendt zijnen bevestingsbrief aen den aertsdiaken van dien oordt, om den aenzoeker in het bezit van zijne kerk' te ftellen. Binnen den tijdt van drie maenden, moet dees laet-  Tweehonderd en Dürtigste Brief. 38^ iaetfte aldaer de negenendertig artikelen, m dé belijdenis der Engelfche kerke vervat, openbaerlijk lezen , cn met luider ftemme verklaren , dat bij dezelve opregtelijk en ter goeder trouwe aenkleeft. Insgelijks is hij, drie maenden .na zijne aenftelling, gehouden den bevestingsbrief van den bisfehop, benevens de verklaring en den eedt, die hem denzelven doen verkrijgen , gedurende den godsdienst bekend te maken. Alle deze plegtigheden moeten door de aenzienlijken bevestigd worden; en indien 'er een van deze pligten ontbrake , zou hij zijn ampt verliezen. De inkomften der Engelfche geestelijkheit zijn niet zeer aenmerkelijk: onder de regering van Henrik den agtften beliepen zij geen vijf millioenen van onze munt'; en tegenwoordig brengen de aertsbisdommen en bisdommen jaerlijksch Hechts viermael honderd duizend guldefis op. Men geeft dekenfehappen en andere kerkelijke ampten aen arme bisfchoppen; en van alle deze inkomften in het algemeen gefproken, is het tot een fpreekwpordt geworden, „ dat ,, verfcheidenen genoeg, weinigen te veel, en „ velen te weinig hebben'1'. Hoe vele onge- ■ lukkigen hebben zelfs niets om zich te kleeden! Zij zijn foorten van loondienaren ', genoodzaekt om hunnen kost te winnen door de onwaerdigfte middelen. Maer de vernederendftc van alle ftaten iï die van kapelben van eenigen voornamen heer/ Vj b 3 Hij  388 De Nieuwe Reisiger* Hij geniet de eer niet van aen zijns meestere tafei toegelaten te worden, dan op voorwaerde van 'er de rol van een' vleijer, poetfemakcr of ilaef te fpelen. De pairs van het koningkrijk hebben allen een zeker getal van deze eerlijke huisgenooten, die de kerkelijke ampten, welke deze heeren te vergeven hebben, door allerlei gedicnftigheden, naerjagcn en koopen. De predikers ten platten lande zijn in geen. meer aenzien. Deze goede lieden zijn niet in hun fchik, dan onder eikanderen; en gemeenlijk verkiezen zij minder aen de tafel van den heer des huizes te zitten, dan aen die van deszelfs hofmeester te ronken. Behalve het genootfehap der bisfchoppen, beftaet de Engelfche geestelijkheit uit zesentwintig dekens, zestig aertsdiakens, vijf honderd zesenzeventig kanonnikken , en omtrent tien duizend Ieeracrs, rectors of vicarisfen, als opper- of onderpredikers, tot de bediening der kerfpellen. De Engelfche kerkdienst is langer dan de Roomfche getijden. „ Zij willen lange gebe„ den, zeide koningin Elizabeth; men moet ,, hen naer hunnen fmaek bedienen". Dees dienst wordt dagelijksch in de hoofd- dom- en kerfpelkerken gedacn , in de eerften door de kanonniken zelfs , en de anderen door een' leeraer of zanger , bijna altoos alleen. Des zondags is alles vervuld; en deleeken, bij het orgel of op rijen van banken door de kerk ge-  Tweehonderd en Dertigste Brief. 3% «eplaetst, doen de verwulffels door hunnen ?ang wedergalmen. Deze gebeden worden gevolgd door eene predikactfie, welke een prediker , die niet eens de moeite genomen heeft om dezelve van buiten te leeren, op eene koele wijs leest. Diergelijke lezingen , van alle levendigheit en gebaer ontbloot, berooven de redevoering van alle kragt' cn nadruk; en men flaept 'er des te gemakkelijker in, om dat ijder huisgezin befloten is in eene bank, van'alle kanten omringd, tot op de hoogte van vijf of zes voeten. Deze banken vervullen de ganfche kerk, behalve drie vrij naeuwe doortogten, één in het midden en twee aen wederzijden. Tc Londen gedoogt men, of laet 'er oogluikende toe, eenige weinige Katholyke kapéllen. Men verzekert zelfs dat 'er vrouwenkloosters zijn, die voor kostfcholen doorgacn. De nonnen, eenvouwig gekleed, leven in het gemeen, verrichten alle de oeffeningen van haren regel, en begeven zich in de weereldt en onder haer maegfehap. Kortom, men wil dat de KathoIvken zelfs voorzien zijn van bisfchoppen, welke geheel Engelandt voor zoodanig kent. De bijzondere perfonen van denzelfden godsdienst genieten het aenzien, aen hunne geboorte cn rijkdommen verknocht; maer zij hebben geene ftcm noch zitting in de vergadering des landaerts. De hertog van Norfolk is een gedurig bewijs van de geftrengheit der wetten, die alle Bb 3 de  390 D ff Nieuwe Reisigeu. de geenen, welke dc vereischte eeden weigeren, van her. parlement uitfluiten: bovendien hebben zij alle de vrijheit, welke de Christenen onder de verdraegzaemfte keizers genoten. Zij vieren zorgvuldiglijk alle de feestdagen, in den Roomfchen dagwijzer voorgefchreven, en voegen bij de gebodene de overtollige vasten. Zij worden, in de drie koningkrijken, geregeerd en beftuurd door kerkvoogden, die hunne zending van den hejügen ftoel hebben. De Franfche Vlugtelingen, fchoon door het Kalvinistendom met de Puriteinen vereenigd, maken geen één ligchaem met hun uit. Zij hebben hunne predikaetfiè'n, hunne leeraers en hunnen kerkdienst, gefchikt naer die van Geneve. Hun godsdienst gefchiedt in het Fransch, cn is eene vermenging van pfalmen, leerredenen en gebeden. Zij kennen geen ander vaderlandt dan Frankrijk ; en bij het gebedt, 't welk zij, voor den koning' van Engelandt, ten Hemel' richten , voegen zij nog een ander, zoo tcederhartig alsomzigtig, waerin zij Godt fmeeken, dat hij de harten der vorften, die tegen zijn volk vertoornd zijn, vermurwe, Gedurende de burgerlijke oorlogen der ongelukkige regering' van Karei den eerften, ontïtond 'er in Groot-Britanje eene gezindheit, bekend onder den naem van Kwakeren of Beverc-n, om dat zij, in het doen van hunne gebeden, eene beving van hun geheel ligchaem nae-rbootfen. Een lchoenmaker, uit het graef Ichap  Tweehonderd en Dertigste Brief. 39c fchap van Lcicester, Fox genoemd, een droefgeestig en zwaermoedig man , geen vermaek dan in het lezen van de heilige fchriftuur' vindende, vervulde daermede zijn geheugen derwijze , dat zijne redenen niets anders waren dan een mengfel van aenhalingen en plaetfen uit dat gewijde boek. Zijn afgezonderd leven vermeerderde zijne droefgeestigheit; en door het fpreken van de tael' der profeten, geloofde hij derzelver geest en zending te hebben. Wel rasch was hij vol van verrukkingen, gezigten en opgetogenheden. Hij befchouwde alle de dwalingen van eene ongeregelde inbeelding' als openbaringen; en in den omgang , welke hij met den Hemel meende te hebben , twijffelde hij niet of Godt deed hem den waren geest van bet Christendom kennen. Hij verliet toen zijn beroep van fchoenmaker, als te laeg voor een' man , door den geest verlicht, en wilde de rol van apostel fpelen. Hij verzon wonderwerken , om zijne predikaetfiën, waeracn de nieuwigheit, en ik weet niet welk een zweemfcl van geestdrijverij', reeds niet dan te veel aenziens gaf, te meer achting bytezetten. Fox itclde weinige geloofspunten : hij bepaelde zich tot de zedenkunde , predikte, de onderlinge liefddadigheit, de liefde tot Godt, en eene zorgvuldige oplettendheit in het waarnemen van alle de inwendige bewegingen. Hij beceerde eenen eenvouwigen godsdienst, zon- b B b 4 der  Z9i De Nieuwe Reuigei. der plegtigbeden , en waerin alles beftond in eene ftille verwachting op de inblazingen van den Heiligen Geest. Het getal zijner leerlingen groeide dagelijksch aen , en werd groot genoeg om een genootfehap opteregten. Toen begonnen zij geregelde vergaderingen te houden , in welke men, volgens hunne leer, geene eenige godsdienftige plegtigheit oeffende. Het vertrek, waerin zij verzamelden', verfchilde niet van eene ongewijde plaets : hier was het dat de Kwakers, met de armen over elkanderen , den hoedt over de oogen , het hoofdt gebogen, en in dc diepfte opgetogenheit, de voorname waerheden van den'godsdienst overpeinsden, verwachtende, dat het den Heiligen Geest' behaegde hen met eenige bijzondere inblazing' te begünftigen. Hij, wiens inbeelding het fchielijkfte verhit wierd , raekte in eene foort van ftuiptrekking', wier hevigheit hem over het ganfche ligchaem deed beven. In dezen ftaet, verkondigde.hij het geene hem de geest, waervan hij bezield was, inboezemde; én zijne reden liep over de verzaking van zich zelven, en over de noodzakelijkheitPm boete te doen , matig,, regtvaërdig cn weldadig te zijn, enz. De toehoorders gevoelden wel rasch de uitwerkingen van deze fchieïijke inblazing Zij werden insgelijks verhit,' en beefden op hunne beurt: de verrukking werd algemeen: allen fpraken zij te gelijk; en ijder deed zijn toest, om zich het meeste te doen hooren. -Zij g'n-  Tweehonderd en Dertigste Brief. 393 gingen uit deze vergaderingen met eene deftig heit, opgetogenheit en ftilzwijgendheit, waerover de meenigte gefticht was. Engelandt werd wel rasch overftroomd met een oneindig getal van geestdrijveren, die met , , verrukking' leeraerden, en eene meenigse van aenkomelingen , van allerlei rang , maekten. Men zag hen, op ds openbare plaetfen, beven en profeteren. De vurigheit van hunnen ij ververvoerde hen zelfs , om den godsdienst te ftoren, de leeraers te beledigen, en de Engelfche kerk te lasteren. De overheden, na allerlei zachte middelen aengewend te hebben, namen hunne toevlugt tot den weg der geftrengheit. De Kwakers, geflagen, in de gevangc- / nis geworpen , en van hunne goederen beroofd , verdroegen deze hechte behandelingen, met eene onoverwinnelijke ftandvastigheit; en het geweldt diende alleen, om eenen nieuwen luister aen hunne gezindheit te geven. Fox zond herderlijke brieven in alle de plaetfen, alwaer zij zich begon te vestigen, en fchrecf aen alle de vorften van Europa, om hen tot het omhelzen van dezelve overtehalen. De grondt zijner leere was eene groote opgetogenheit, leeraers zonder verordening' en door de vergadering gekozen, een godsdienst zonder verbondsteekenen , zonder plegtighcden, zonder openbare gebeden. . Hij omhelsde het gevoelen der wederdooperen, aengaende den doop : hij ftelde dat dc ziel een gedeeke Bb 5 van  5y4 De Nieuwe Reisigek. van Gods zelfftandigheit is, dat Jezus Christus geen ander ligchaem dan zijne kerk heeft, dat alle menfchen een genoegzaem licht tot de zaJigheit hebben, en door hunne eigene geregtigheit geregtvaerdigd worden, dat alles'onder hen gemeen moet zijn, dat geen mensch eenige mecsterfchap over een' ander mag hebben, en dat men geene eer dan aen Godt alleen moet bewijzen. De Kwakers groeten niemant, fprekcn tegen ijder op een' gemeenzamen trant, en maken geen onderfcheiclt tusfehen heer en knecht. De geboorte , de waerdigheden en rijkdommen zijn, onder hen, geene tytels van aenbeveling'. Zij fpreken tegen een' grooten, tegen een' ftaetsdienaer, tegen een' vorst, alzoo vrij en gemeenzaem als tegen een' burger. Alle eedzwering is hun, zelfs voor het geregt, verboden. Wanneer zij getuigenis moeten geven , is hunne bevestiging genoeg , doch ah Jeenlijk in burgerlijke zaken. Zij mogen geene overdadigheit in hunne kleederen gebruiken, noch iets dat tot fieraedt en ijdelheit dient. Het fpel, de jagt, de vermakelijkheden en fchouwburgen zijn hun verboden. Zij mogen niet pleiten , noch eenige wapenen dragen, noch oorlog voesen, noch zelfs zich verdeedigen , als men hen aenvalt. Uit hoofde van deze grondbeginfelen , zijn zij allen eerlijke lieden. Zij zijn de eenigfte geestdrijvers, die de famenleving niet trachten te verftoren, en rust en vrede te ademen. De  Tweehonderd en Dertigste Brief. 393 De Kwakers hebben, gelijk alle andere gezindheden , hunne fchrijvers en beroemde mannen. Robert Barclai befteedde zijne gaven en kundigheden , om de buitenfporigheden van den Leicesterfchen fchoenmaker tot een godgeleerd famenftel te brengen , en begaf zich naer Hollandt, om 'er nieuwbekeerden te maken. Eertijds heb ik u gefproken van William Pen, die zijnen naem gaf aen eene der Engelfche volkplantingen , in Noord-Amerika, alwaer hij voor alle de Kwakeren, die uit hun landt verbannen waren , eene ycrblijfplaets opende. Die van Engelandt fchreven , aen Jakobus den tweeden, eenen brief, vol van wijsheit, opregthcit en klockmoedigheit, die misfchien dezen vorst op den troon zoude behouden hebben, indien hij hunne raedgevingen gevolgd hadde. „ Wij komen , zeide zij tot hem, u betui„ genis doen van de fmert', welke wij gevoe„ len over den doodt van onzen goeden vriendt „ Karei, dien wij hopen dat gij in alles, wat „ eerlijk is, zult navolgen. Wij vernemen „ dat gij, zoo wel als wij lieden, niet van den „ Engelfchen godsdienst zijt: hierom verzoe„ ken wij dezelfde vrijheit, welke gij voor u „ zeiven neemt. Wij hopen dat gij, in deze „ en in alle andere zaken , het welzijn van „ uw volk zult bevorderen; en wij bidden dat. „ uwe regering lang en gelukkig zij". • Dees  39<5 De Nieuwe Rsisicïk, Dees brief werd , niettegenftaende de ge, meenzgme vrijbeit, die 'er in gevonden wordt, zeer wel ontvangen. Jakobus vergunde hun de oeffcning van hunnen godsdienst, en ontfloeg hen zelfs van den eedt van getrouwheit afteleggen. De regering van Willem den der. den was hun niet minder gunftig. Sedert dien tijdt, leefden de Kwakers vrecdzaem, onder de befcherming der wetten. Hunne vergaderingen gelijken , door de ftilzwijgendheit en aendacht , die 'er in heerfchen, vrij veel naer de Engelfche gezelfchappen. Men komt 'er in, houdt den hoedt op het hoofdt, en zet zich neder, zonder de vergadering of de digtbijzijnde perfonen te groeten. Dc mannen , met de gevouwene handen op den knop van hunne rotting rustende, zitten aen de eene, en de vrouwen aen de andere zijde, met de oogen gefloten , in eene diepe ftilzwijgendheit en overpeinzing'. Ydere Kwa* ker is predikant, zoo dra hij zich opgewekt vindt. De geest werkt zelfs op de vrouwen, die dan even als de mannen prediken. In de nabuurfchap van Londen, zag ik eene vrouw, die eene flechte gemeene plaets (*), tegen de hoofditrikken, linten en kanten, van buiten geleerd had, zijnde dit alles wat zij wist. Om haer te doen prediken, had men flechts eenige juffers in de vergadering te brengen: zoo dra zij Lieu commuri.  Tweehonderd en Dertigste Brief, 307 zij een lint befpeurde, klom zij, door haren geest, woede en béving aengedreven, op eene omgeworpen tobbe, en borst uit in zuchten, ftenen , blazen, morren en een' overvloedt van wartael'. De fehoonheit van de meesten dezer vrouwen, onderfteund door alle de Engelfche zindelijkheit , wordt nog meer opgeluisterd door de eenvouwigheit der kleedinge. Haer linnen, hare tabberden en hoeden zijn zonder eenige verfierfelen en pracht; doch dit belet niet dat de rijke lieden onder haer uitmunten in fijnhoit van lijwaedt en keur van ftoffen, waervan de kleuren echter altoos zedig zijn. Betreffende de vroomheit, menschlicvendheit en andere zedelijke deugden, die den grondt van den godsdienst dezer gezindheit uitmaken, men verzekert dat dezelve nimmer veronachtzaemd worden, en brengt verfcheidene voorbeelden daervan bij. Een wagen , met legertuig beladen , werd op de brug van Londen, door de tolbedienden, met het ontvangen van het regt van doortogt belast, aengehouden. Dit gaf aenleiding tot twist met de foldaten, die den wagen geleidden, en niet wilden betalen. Van fcheidwoorden zou men tot flagen gekomen zijn: doch een Kwaker , die zich bij geval aldaer bevond , betaelde vreedzaem het betwistte regt, beval deri foldaten hunnen weg te vervoleen, en vertrok. 6 Men-  39" De Nieuwe Reisiger. Men had, voor de Franfche gevangenen' j die, gedurende het laetfte oorlog, den winter in Engelandt doorbragten , eene infchrijving geopend, en drukte de lijst der inteekenarenl de Kwakers hadden voor duizend guinées ingeteekend; en verfcheidene wilden niet bekend zijn. Een dezer ongenoemden liet op de lijst Hellen: door een" vriendt der menfehen. Men gelooft echter dat deze lieden niet meer zoo deugdzaem noch eenvouwig zijn, als zij in den beginne warem De fchijnheiligheit en het belang hebben hun alleen een belagchelijk uiterlijke doen behouden ; en onder voorwendfel van fommige zendingen, Huren zij afzendelingen in alle de Heden, om de kooplieden te befpieden, en alle de zaken aen handelaers van hunnen aenhang te trekken. Zij bedekken de drijfveders hunner fiaetkunde met den fluijer van den godsdienst; en uit hoofde van de grondbeginfelen , welk© zij aengenomen hebben, weigeren zij, in welk gevaer de ftaet zich bevinde, de wapenen voor deszelfs verdeediging' optevatten, zonder dat iemant het kwalijk duidt. Maer welk regt kunnen lieden, die, in tijdt van oorlog, de handt niet willen kenen aen de openbare veiligheit, in tijdt van vrede, tot de befcherming der regeringe hebben? „ Dikwerf, zeide de heer JBrosfier, heb ik „ burgerlijke vonnisfen , alwaer deze Bevers „ als getuigen gedagvaerd waren, bijgewoond; ' ■ n en .  Tweehonderd én Dertigste Brief. 399* en ik heb opgemerkt dat zij nimmer ftellig „ antwoordt tegen hunne vrienden gaven. „ Alle de behendigheit van den advokaet der „ andere partij kreeg uit hun niet dan dubbel„ zinnigheden,. Zij zijn zelfs overtuigd, zoo „ wel als de regters, dat eene bevestiging de„ zelfde kragt niet heeft als een eedt. Ook „ kan een menseh , hoedanig zijne misdaedt „ ook zij , niet tot den doodt veroordeeld „ worden, op de enkele bevestiging van een' „ Bever; en nooit heeft een Kwaker gewei„ gerd den vereischten eedt te doen, wanneer „ hij zich aen een'roover, die hem aengeval„ len en geplonderd had, trachtte te 'wreken. „ Het is dus klaerblijkelijk, dat de wetten , en „ de Bevers zelfs, dit voorregt als een misbruik „ befchouwen; dewijl zij dit onderfcheidt tus„ fchen de burgerlijke cn lijfftrafFelijke zaken „ ftellen". Ik weet niet of ik u gefproken heb van twee hedendaegfche gezindheden , die weinig aendoening in Londen verwekken ; dewijl zij alleen uit werklieden en gemeen volk beftaen. Gij kent reeds de eerfte, namelijk, de Hernhutters of Moravifche Broeders, waervan ik "reeds, in mijne brieven over Groenlandt, gewag gemaekt heb. Dezelfde geest heerscht in de tweede , te weten, de Methodisten, die' haren oorfprong aen dokter Withefield vèrfchuldigd is. Dees laetfte, die zich de hervorming der zeden en de herftelling van het lecr- ftuk  •iöö De Nis UWÉ R ï i s i 6 E R, ftuk der genade voorftelde, had de ftraten en pleinen van Londen tot het tooneel van zijnen ijver verkoren. De geestelijkheit behandelde hem als een' buitenfporigen , kreet hem uit voor een' geestdrijver , en 'deed hem met fteenen werpen , in alle de plaetfen, alwaer hij den mondt opende, om tegen het Volk te fpreken. Niettemin hield hij ftandt; en door deze volharding maekte hij nieuwbekeerden, wier getal, gepaerd met de ftandvastigheit van -liet opperhoofdt, het graeuw verlokte. De kudde groeide allengskens aen: de nieuwe medewerkers verbonden zich aen de eerfte leerlingen :'beide vereenigden zij bunnen arbeidt met dien van hunnen ftichter, en maekten zich, onder den naem van tabernakel, eene vergaderplaets , rondom welke zij allen gehuisvest wilden zijn. De grondt van hunne godsdienstoefening' is dezelfde als die der Engelfche kerke, waerbij zij eenige gezangen , door een' dichter van hunne gezindheit opgeftsld, gevoegd hebben. Hunne leerredenen handelen voornamelijk van den inwendigen geest, van de genade, die alle de daden heiligt, en van het geloof, 'twelk, naer hun gevoelen, genoeg is tot de regtvaerdigmaking cn zaligheit. Men roemt hunnen 'ijver in den goddelijken dienst, de betamelijkheit hunner houdinge, hunne aendacht in de predikaetfie, en de ftichtelijkheit van'hun gedrag. Zij ftellen alle hunne dagelij kfche winften y zegt  Tweehonderd en Dertigste Brief, 401 zegt men, in handen van hunne opperhoofden, en behouden voor zich alleen het volftrekt noodzakelijke. Dit geldt dient tot onderhoudt der leeraren, bouwen van kerken, onderfteuning der armen, en de kosten, welke hunne zendingen, waervoor zij veel ijver betoonen, met zich liepen. De Joden van Londen hebben eene zeer fraeije fynagoge, in de nabuurfchap van den Tour. Zij , die dezelve uitmaken , achten zich voor afftamnaelingen der Joodfche huisgezinnen , welke het geloofsonderzoek Spanje en Portugal heeft doen verlaten, om de Engelfche verdraegzaemheit , in de hoofdftadt van dit eilandt, te komen genieten. Niettegenftaende hunnen grooten rijkdom, hebben zij het regt van inboorlingfchap (*), 't welk zij federt vele jaren verzoeken, nog niet kunnen verkrijgen. Het was hun vergund in het jaer 175a; maer de bill werd luttel tijds daerna vernietigd; en men voorziet niet dat het parlement zich door nieuwe aenzoeken zal laten overhalen. Behdve dit, deelen de Joden van Engelandt, in de verfchillende klasfen van den koophandel verfprcid , de openbare ampten met de andere kooplieden , onder welke zij zich zelfs door hunne vroomheit onderfcheiden. Hunne rijkdommen maken een groot gedeelte van de hoofdfomme des landaerts uit, en bevorderen des* (*) Naturaïïfation. XVIIL Deel. Cc  4C2 De Nieuwe R e i s i g e i, deszelfs luister. Oudtijds, en voornamelijk onder de regering van Richard den eerften, ondergingen zij hier, gelijk in alle de ftaten van Europa , verfcheidene vervolgingen, diemeer dan eens dit koningkrijk met bloedt bezoeteld hebben; maer federt hunne herftelling door Kromwel, hebben zij alle reden om over de handelwijs der regeringe vernoegd te zijn. Sedert de heerfehappij van Elizabeth, is de Katholyke godsdienst altoos hatelijk aen de Engelfchen geweest: hij is de eenigfte, wiens ©effening niet openlijk wordt toegelaten. Deze afkeerigheit is een gevolg van hun dcnkbeeldt, dat de Roomfche geesteJijkheit noodwendig belang heeft in het opregten van de willekeurige magt' der vorften. Men moet echter toeftaen , dat de wetten , welke zij, federt de hervorming, tegen de Katholyken hebben gemaekt, noch wreed noch bloedig zijn , en geene andere uitwerking hebben, dan de ondernemendften uit hun eilandt te bannen. Zij, in tegendeel, die zich vergenoegen met hun geloof te belijden, zonder zich tegen dat des lands aentekanten, genieten alle de regten der burgeren , zoo wel ten aenzien van hunne goederen als van hunne perfqnen. Alleenlijk zijn de fchattingen , welke zij betalen , het dubbel van die der Protestanten; maer zij mogen vreedzaem hunne landerijen bebouwen, en gerust hunnen koophandel drijven. De regering is niet onkundig dat zij zeer talrijk in de  Tweehonderd en Dertigste Brief. 403 dc drie koningin-ijken zijn; doch zij verontrust hen niet in hunnen godsdienst, om dat zij hunne aenkleving aen de algemeene rijksgefteldheit en hunne eerbiedt voor de- wetten des lands kent. Daerenboven doet zij hen belang in deii ftaet nemen , door hun hunne goederen tc iaten behouden: zij vernedert hunne eigenliefde, door hun de ecrampten te onthouden; en zij wapent hunne gierigheit tegen htin geloof j door hunne fchattingen te verdubbelen. Ik ben, enz. Londen, den 6den van OEtober, 1755» Einde van het Agttiende Deel.  BL ADWYZER D E R v VOORNAEMSTEZAKEN, In het Agttiende Deel begrepen. Tweehonderd en Negentiende Brief. Vervolg van Engelandt. 1X7 Blad?. VV oningen van Londen. - - i. Abtdij van Westmunfter. 1 Groote zael dezer abtdije. - - f 2* Zonderlinge gebeurtenisfen. .- - g. Plegtigheden van de zal ving' des konings. 4. De verfchiliende verfierfels. Eedt van den koning bij zijne zalving. - 6, De heilige olylicsch van Engelandt. - 7. Plegtigheit der krooninge. 8. De groote amptenaers. - . q. Hunne voorregten. - - •* 10. Kerk der abtdije van Westmunfter. - n. De kapél van Henrik den zevenden. - 1 Praelgraven van Westmunfter. - 1 I2, De fiaeije vernuften worden 'er begraven. 13. Prael graf van Newton. - . - Graffchrift van Cnaucer en Spencer, - 15. Praelgraf van Dryden en Butler. j - Gedenkteeken van den dichter Gay. - \ ' St. Evremont en den dichter. Owens. - 1 Cowley, Addisfon, Oldtield,ThomasPar. f 17f Hoe men deze praelgraven verkrijgt. - 18. Eerbewijzen aen juffer Oldfield. - 19. Vonnis der lords re Westmunfter. - l Verrigtingen van den lord opperregter. 1 2°* Befchrijving dei' zale, waenn men vonnist. 21. Men  BLADWYZER der VOORN: ZAKEN. Bladz. Men komt 'er met briefjes in. - 22. Plegtigheit, welke'er wordt in acht geno-t men. Aenkomst van den misdadiger , de getui- 1 a gen. _ . - - J De grooten zijn van den eedt ontflagen. - 24. Yder wordt docTFzijns gelijken gevonnisd. 1 De gezworenen in halszaken. - }> 25. Het opperhoofdt des geregts. - J Straf der overtrederen. - U «6 Vergelijking der getuigen. - 1 Spitsvindigheden der advokaten. - 27. Hoe het vonnisfen gefchiedt. - 1» 28 Verwerping der getuigen. - * Wat het voorregt der geestelijkheit is. - 29. Zachtheit des geregts in Engelandt. - 50. De koning teekent-de doodvonnisfen. - "\ Lot der veroordeelde gevangenen. - j- 31. Hoofdftraffen bij de Engelfchen. - J Men gebruikt zelden de pijnbank. - 1 Waerin deze pijnbank beftaet. - I Hoe de ftrafoeffeningen gefchieden. - 33. Hoe de misdadigers zich daertoe bereiden. 34. Straffen in Engelandt gebruikelijk. - 1 „ De kaek. - f* 3a* Misdaden van hoog verraedt. - 36. Voorfchrift van vonnis. - - 37. Tweehonderd en Twintigste Brief. Vervolg van Engelandt, Eerfte Engelfche tooneeldichters. - 37. Eerfte benden van tooneelfpeleren. - 38. Hunne verdrukking. - - - L OQ Het tooneel bloeijende onder Shakefpéare. f Het blijft gelloten onder Kromwel. - I ,0 Wicherley, tooneeldichter. • 1 * ' C c 3 Aerc  BLADWYZER der Bladz. A.ert der Engelfche tooneelftukken. - 41, Bederving van hunnen fmaek. - 1 Deze ftukken ontbéren eenvouwigheit. t 42Zij zondigen tegen de regels. - L * Oorzaek hunner ijsfelijkheit. - I • 43* Manier om de lijken wegtenemen. - 1 Vermenging van het treurige efcdeÜge boert. 1 Tv Afgrijsfelijke tooneelen. \ Historifche treurfpelen. - - 1 45* Stukken met daden en vertooningen ovcr-1 "laden. , - - . 46. Bijzonderheden Wegens ShakeXpéare. j Hij begeeft zich in'thuwelijk en wordttoo- neelfpeler. - 47. Neiging van dezen tooneeldichter. - 48. Voorrede der Engelfche ftukken. - l Narede derzelfde'ftukken. - f +9» Gisping van het Engelfche tooneel, - go» Scherts over de tooneeldjchters. - 1 Schertlende fchikking der bedrijven. - 1 Regel van vierentwintig uren. - ga. Verfcbijning van fpoken. t Boerschheit der famenfpraek. - f 53° Zangen en danfen van duivelen. - 1 Gevechten en wonderen. (■ 54- Schimmen en kluchten. - 1 Schavotten en werktuigen van ftraffe. - f 55° Schets van voorrede. - - g6. De Franfchen in een belagchelijk licht ge-1 fteld. - - - - j> 57. De geestelijkheit verachtelijk geaiaekt. 1 J Spotternij tegen de monniken. - "j Tooneelen van kroegen en gevangenisfen. ^ 58. Tooneelen van ongebondenheit en ontucht, j Stijl der Engelfche tooneelfpelen. - 59. Schouwburgen van Londen. - 1 ^ Het fpel van den vermaerden Garrick. f( ° Bende van Coveir-Gar Jen. - 1 , Aert van het Engelfche opzeggen van rollen, f ïnkomften der tooneelip^kren. - 63.  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladü. ■Hunne wedden. - -j Hec Londenfche tooneel is eene fehooi van > 6|. ondeugd', - - - i Hec is aen het onderzoek onderworpen. - 64, Beituur der fchouwburgen van Londen. [ ^ De geweldmakers. - - f 30 Tooneel van fpeelfteren, - ■> De opera van Londen. - - f 66„ Engelfche woorden op Italiaenfehe wijzen.* De beroemde muzikant Hendel, - 67. Hij voert te Londen de oratorio in, - 69. Engelsen muzyk. - -■ - 70. Is niet gelukkig in de uitvoering. - 71. Oorfprong van het gevecht der fchermeren. 72^ Bijzonderheden ter gelegenheit van dit ge- , vecht. - i 73. Regels den fchermeren voorgefchreven. i Ditgevecht heeft te Londen niet meer plaets, I Hec ging 'er langen tijdt in zwang. - f 'V Hoe de Engelfchen het regtvaerdigen, - 76. Gevecht der honden. - - I Gevecht det hanen. f '' * Het Engelfche Vaux-Hall. - 78, Befchrijving van de zael'. - - I Oorfprong van dezen naem. - f ' Zael en tuin van Rauelagh. - - 80. Marybonne, andere tuin. - - L gr Buitenkroegen van Londen, - . f ' 1 I _ ■■Blg-i»»! I l! Tweehonderd en Eenentwintigste Brief. Vervolg van Engelandt. Engelfche drinkgezelfchappen , clubs ge-1 noemd. - - i 82. Herbergen of kroegen. - - J Regels in deze gezelfchappen waergenomen. 8;,, laltellingen dezer genootfehappen, - 84. C c 4 Ge--  BLADWYZER der Bladz, Gezelfcbap van kreupelen. - l o„ Karonifche gezelfchappen. - f* ö5< Wat gelegennek tot deze gezelfchappen geefr. 86, De gezondheden , die 'er gedronken wor-i den , tostes genoemd. ^ 87. Oorfprong van dit woordt. - * De Engelfche ijver wordt in de herberg aen- gewakkerd. - 88. Drinkgezelfchappen oorfprong der Vrije j Metzelaren. - - £ 89, Hittorie dezer orde. - - j Bijzonderheden wegens deze befaemde orde. 90. Teekens om eikanderen te kennen. - 91. Het ontvangen van een'Broeder-Metzelaer. i Verfcheidene plegtigheden. - 1 " * De logies der tafel. - - [ Het oogmerk der Vrije Metzelaren. - f "4* Drinkgezelfchappen belagchelijk gemaekt, 95, Vrouwelijke gezelfchappen. - •» Genootfehap ten voordeele van den ouder-> ,96. dom. j Ten voordeele van de kleermakers leerlingen. 97. Ten voordeele van den godsdiensten dezeden, 98. Genootfehap der kunften. - L Deszelfs oogmerk en oorfprong. - f 99Door welken geest het bezield wordt, - ico. Het kant zich tegen de opkoopen, - 101. Genootfehap der Engelfche zeevaert. - 1 Kweekfchool der Engelfche matrozen, - 1 i02* Genootfehap der oudheitkundigen. - 103. Engelfche kuhft'enaers weinig aengemoedigd. 104, .Kabinet der natuurlijke historie. - j Catonifche boekerij. v 105. Het Britannifche Mufaum. - j Het paleis van Montaigu. - 1 r Geletterde lieden door infehrijvinggehuwd. i * De Engelfchen eeren de letteren. - 107, Voorbeelden van Engelfche milddadigheden. 1 „ Gasthuis van .hulton. 1 * Gasthuis voor de kinderpokjes. - I Andere gasthuizen. - - f9*. Bij-  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz, Bijzonderheit wegens dat van Bedlam. - 110, Keur rakende de armen. - - I Middelen van verkwikkinge. - f Misbruik in het beuuren van de aelmoesfen. 112, Tweehonderd en Tweeëntwintigste Brief, Vervolg van Engelandt, St. James park. - 114. Green-Park. - - - t Tijde der wandeling'. - - f 1 Gelprek van de Engelfche volkplantingen. 116. Welk voordeel de Engelfchen daeruit trekken. 117. Wat zij 'er van moeten vreezen. - 1 „ Bloeijende ftaet der volkplantingen. - l * Wat zij met regt van de Engelfchen kunnen verwachten. - 119. Hunne onderlinge verpligtingen. - 120, Regc van het parlement op de volkplantingen. 122. Hunne regering. ... 223, Welke misbruiken 'er in plaets hebben, en» welke gevaren te vreezen zijn, ■» k 124, De koopvaerdij en krijgsvaerc. - 5 Engelandt is daeraen zijne rijkdommen vèrfchuldigd, - I2g, Volkwervingen met geweld'. - t * Zwarigheden dezer wervingen, - f 1 ' Oorfprong der Engelfche zeemagt', - 127. Voortgangen dezer zeemagt'. - - 128, Bcfaemde Akte der Zeevaerdij'. " Lr. De Engelfchen opperheeren der zeen, - f I30, Getal hunner fchepen. - - 131. De Engelfche admiraliteit. 1 Werven voor de fchepen. f I32, Stilliggende fchepen. - - 133, Engelfche zeemagt bij de Franfchen vergeleken. T 134, Staetzuchtige inzigten der Engelfchen. - 135. C c 5 Hunne.  BLADWYZER der Bladz. Hunne buicenfporige gefchrifcen, '- 135. Hunne mislukte ontwerpen. - - 136, Koopvaerdijhavens van Engelandt. - 1 Getal der koopvaerdijfchepen. - f 1'37' Gasthuis van Greenwich. - - 1 „ Befchrijving van dit gasthuis. - f l$ Önthael van de onvermogende zeelieden. 139,, Sieraedjen van dit gasthuis. - - 141. Onderwerpen der fchilderijen. - 14.2. Sterrenfchouwplaets. - - 144. De ampcenaers* van dit huis. - l Deszelfs inkomften. f I454 Andere initeljingen voor de zeevaert. - I46. Hec gasthuis van Ponsmouth. - y Befchrijving van deze haven. - > 148. Beloouingen den zeelieden voorgefteld. ' Tweehonderd en Drieëntwintigste Brief. Vervolg van Engelandt. Geldmiddelen van Engelandt. - 1 Inkomften des konings. - f • 49« Koningklijke regten. - - igj. Schattingen en onderftanden. - 152. Geftrengheit van het regt van impost. - 154. Uitbreiding van dit regr, - - \ Regt op de huizen en fchoorfteenen. - f I55Wat deze verfchillende regten opbrengen. 156. *s Lands fchulden. ... I Intrest van het geldt. (* Zekerheit der openbare geldmiddelen. - 158. De algemeene bank. - - 159. Welke fchatten men daeraen vertrouwt. - 160. Zekerheit der bank. - - 1 - Gangbare geldmunten. I * Amptenaers der bank. - - 1 , Bijzonderheit ter gelegenheit van deze bank. f Vertrouwen der vreemdelingen. - 165. Bank-  VOORNA EMS TE ZAKEN. Bladz. Bankbriefjes. - - - L ,5. De fchatkamer. - » Briefjes der fchatkamer. - - 165. Maetfchappijen der Oost-Indiën. - 16.6. Hare algemeene landvoogdijen. - 167. Koophandel dezer maetfchappijen. - l l6g Handeling met de inwoonderen des lands. I * Verkiezing der handeldrij veren. - 169. Nuttigheit dezer grondftichtingen. - 170, Amptenaers der maetfehappij'. - L I72> Hare leeningen. - - - f Verwijtingen aen de ftaetsdienaers gedaen. 173. Andere misbruiken ter dezer gelegenheit, 174. De Afrikaenfche maetfehappij. - 175, Ni-euwe maetfehappij. - - S i7ö Koophandel dezer maetfehappij'. - l 1 ' De maetfehappij der Hudfonsbaei, - 177» Koophandel dezer maetfehappij'. - v j.o^ Verwijtingen aen dezelve. - - 1 Maetfehappij van Hamburg. - - 179. Koophandel met Ruslandt. - - 180. Zwarigheit dezer maetfchappijen. - 181. Tweehonderd en Vierentwintigste Brief. Vervolg van Engelandt, Koophandel van Engelandt; deszelfs voortbrengfels. - - - - 182. Koophandel der granen. - - 183. Koophandel van hennip en vlas. - v ^ De aerdappels en fafFraen. - - -» +" Het ooft. - 185. De hop. J) jgö" Engelandt ontbeert wijngaerden. - ' De Engelfchen maken wijn. - - 187. Stokers van koornbrandewijn. - '. l Tyrannifche wetten ter dezer gelegenheit, f Keu-  BLADWYZER der Bladz. Keuren tegen de fterke dranken. - 189. De fteenkolen. • sHare overvloedige vertiering. - f1^* Matuur dezer delfftoffe. - - 192, Manier om ze uit de mijnen te halen. - ï Gevaren daervan. f r93» Manier om 'er zich voor te beveiligen. - 194. De ijzermijnen. , tqö. Werkftukken van dit metael gemaekt. - 1 Koophandel, welke 'er in Europa van ge-> 197. fchiedt, - _ _ _ J Lood- en tinmijnen. . 103, Kopermijnen. - _ . 1 Het amaril, } 199- De volaerde. . Het zeezout, } 200« Manier, waerop de Engelfchen het zout maken. - 20I Engelfche ftoffen. - - _ i ' Bewerking der wollen ftoffen, - ƒ 202. Koufen en hoeden. . . 20„ Katoenen lijwaden. - °' Kanten. - J> 204. Koophandel in zijde. Zijdeweverijen. - ^2054 Gebrek dezer werkplaetfen. , • De glasblazerijen, f 2°ó. Het aerdewerk en porfelein. - 2D7 Manier om het te fchilderen. - - 2o8.' De papiermakerijen. - ; * ï De drukken van Baskerville, - i 2oo. Schoonheit van het papier. - 5 Boekhandel. . Gebruik in den boekhandel te Londen. f 2I0* Lederbereiding. - ■ Reederijen en koophandel van tabak. - l 2I1, De visfcherijen van Engelandt. - 1 De haringen, fprotten en bakkeljaeuw. f213. De walvischvangst. - 2Ir, Aenmoedigingen van deze visfcherij', - 214.' Twee--  VOORN AE MS TE ZAKEN. Tweehonderd en Vijfentwintigste Brief. Vervolg van Engelandt, Bladz, Historie van den koophandel van Engelandt. 215. Oorzaken van deszelfs voortgangen. - 216. Voorfpoedt der regeringe van Karei den j tweeden. - ? 1VJ. De volgende regeringen. - - J Hoe zeer de koophandel in aenzien is. - 219. Oorfprong der groote huizen. - 220. Koningen in de gilden der kooplieden tengenomen. - - , 221* De Engelfche adeldom heeft koophandel gedreven. - 222- Goede trouw der Engelfche kooplieden. - 223. Opregtheit zelf van het gemeene volk. - 224. Voordeelige ligging van Engelandt. - 225. Overvloedt zijner voortbrengfelen. - S22Ó. Vermindering van zijnen koophandel. - » Verkooping van kleinoodiën. - 227. Onze werklieden werken beter. - £28. Verkooping van ftoffen. - - S229. De Franfche zijn beter. - « Koophandel van fergie en hoeden. - 230. Lijwaden en zijden koufen. - - 231, Middelen om den koophandel te verlevendigen. - " 232« Koopmanfchappen van Frankrijk. - Verboden koophandel. - - f' ' Hoe de fluikerij gefchiedt. - - 234. Voorzorgen om ze te beletten. - 236. Het eilandt Man begunftigt dezelve. - 237. Befchrijving van dit eilandt. - - 238. Gunftige keuren voor den koophandel. - 239. Gevangeneming voor fchulden. - 240. Aftrek bij de Engelfchen kooplieden ge-j bruikelijk. ■ - - \ -\*' Gedrag der Engelfche kooplieden. - J Hun voorfpoedt en rijkdom. - - 242. Leerlingfchap van den koophandel, - 243. Twee-  BLADWYZER der Tweehonderd en Zesentwintigste Brief, Vervolg van Engelandt. ■ Bladz; Hoedanigbeit van het vleesch des lands. - 244. De Engelfchen eten weinig foep. - 245. Zij eten weinig broodt. - - 1'. '• Zij vreezen weinig dc duurte van het graen. 1 a4f« Prijs der levensmiddelen. - - % De werklieden van Londen. - > 247. Algemeen gebruik van de thée. - ' Koophandel van deze waer. - L o Huren der dienstboden. f 2+"* Men heeft gaerne Franfche dienstboden. 1 Hoedanigheit der Engelfche dienstboden, f Gebruik van hun geldt uittedeelen. - 250. Zeggen van een' krijgsbevelhebber ter de-j zer gelegenheit. t 251. Men wil dit gebruik affchaffen, - J De vrouwen gaen van tafel voor de mannen, 1 De mannen blijven zitten drinken. - f*252* Hoe zij van de vrouwen denken, - l Aert der Engelfche vrouwen, - f-SoHare afbeelding. Zij verwaerloozen hare tanden. - V Haer optooifel en hare kleeding. - J 255° De dochters van vermaek. - -j Wat men de Bagnos noemt. - .j 25°« Regering van Londen ten aenzien dezer dochteren. - - . _ 357. Aloud gebruik ten haren opzigte. - 2^8. Pracht der lichtekooijen van Londen. - 259. Ongelijke echtverbindtenisfen. - 260. Nieuwe wetten nopens de huwelijken. 1 r Plegtigheit van trouwen. f 2(>I' Hoe men de nieuwe Wetten verijdelt. - 262. Wat het huwelijk wettig maekt. - 263. Straf tegen de geenen, die onwettig trouwen. 264. Hoe eene vrijfter zich van haer kindtontflaet. 265 Zeld'-  VOORNAEMSTE ZAKEN. Black. Zeldzaemheic der Engelfche huwelijken. - 266. Ander voorbedde van deze zeldzaemheic. 267. Onderlinge pligten der echtgenoocen. - 268. Af hangkelijkhek der vrouwen. - j Seraf der mannen, die 'er een misbruik vanV 269. maken. - - " - Voorregten der vrouwen. - - 270. Voorbeeldt ter dezer gelegenheit. - I a-u Tytels oer getrouwde vrouwen. - f De Engelfche kerkdijken begeven zich inj, het huwelijk! - - - > £72. Lot hunner dochteren. . * Geldzameling voor de weezen. - 273. Oorzaken der bevolking'. - - 274. Huwelijken der dienstboden, - 275, Tweehonderd en Zevenentwintigste Brief* Vervolg van Engelandt. Chelfea of Chelfey, gasthuis der onvermo-, gende foldaten. f 276. Bijzonderheden wegens dit huis. - 3 De kruidhof. - l nj%é Kenfington, koningklijk huis. - f " Engelfche tuinen. - 279. Chinefche tuinen. - 280, Deze laetfte zijn van driederlei foorten. n Het wonderbaerlijke. \ 281, Het verfchrikkelijke. • - • - Het aengename. - 282. Ontwerpen door Dufrefny voorgefteld. - 283. Verfcheidenheityten aenzien van de tuinen. 284. Hun vreemde fmaek. - - 285, Schoonheit van het Engelfche veldgroen, 286. De perken van dit landt. - - 287. Onverfchiiligheit voor de boomgaerden. 1 3gg^ Derzelver bekoorlijkheit. - f Het paleis van Hamptoncourt, - 289; Hec  BLAD W*V Z E R der Bladz. Het paleis van Richemont. - - 290* De tuin en het park van Kiow. - 291. Het kasteel van Bradford. - - 29a; Het kasteel van Windfor. - - 293. Andere paleizen der koningen van Enge-ï landt. > 294. Paleis van White-Hall. Slechte uitvoering der Engelfche gebouwen. 29^. De Tour van Londen. - - 296. Wat hij in zich beiluit. - J „ Slotvoogd!] dezer fterkte. - -, f ' Hoofdkerk van St, Paulus. - - 1 noo Hare gebreken. - J Hare fchoonheden. - 301. Het aude ontwerp. ... 302^ De oude hoofdkerk. - 303. Men komt alleen voor geldt in de St. Paulus kerk. - - - 304, Verfchillende zaken om 'er te zien. - 1 Plet gebouw der beurs. - - J J v* Standbeelden der koningen van Engelandt. 306. Standbeelden' van Gresham en Barnard. "1 Vergadering op de beurs. J 3°^* Het gedenkteeken. - - ~) „ Deszelfs lasterlijke opfchriften. - J 30o« Temple-Bar, kollegie. - - 309. Temple-Bar, poort der ftadt. - - 310. Kollegie van 1'Incoln's-inn. - - 311. Waertoe deze kollegiën gefchikt zijn.' - •* De lieden, die dezelve bewonen. - > 3ta. Advokaten en pleitbezorgers. - •» Het regtsgenootfehap. - - 313. ^Tweehonderd en A&tentwlntigste Brief. Vervolg van Engelandt. Platte grondt van Londen. - - 314. Deszelfs gebreken. - - 315. Oor-  V O O RN A E'M S T E ZAKEN. Bladzi Oorfprong van deze ftadt. - ~) '' ~ Hare brug. J Gezigt van hare brug. - - 317. Fraeiheit van den Teems. " " 1 aIg De brug van Westmunfter. - - j 3 ' Begin van eene nieuwe brug. - T ■ •Londen beftaet uit drie fteden. - J J Uitgeftrektheit van deze hoofdftadt. - *) Vergelijking met Parijs. - - J 3 4 Fraeije ftraten van Londen. ■ °i Wijk door de groote heeren bewoond. - ' 1 321, Aert der Engelfche heeren. - * Gangpaden en flijkerige ftraten Van Londen. 322. Orde in de ftraten. - - "a „2„ De winkels. - - - * 3~£ Lot der krijgslieden. - - f o 0* Kloekmoedigheit der Engelfche krijgsbenden. 366. Tweehonderd en Dertigste Brief. Vet volg van Engelandt, De Engelfche geestelijkheit. - 367. Regtsgebiedt der bisfchoppen. - 36b'. Ondernemingen der aloude'bisfchoppen. ng Geregeldheit der Engelfche bisfchoppen. f 0 De voorname zetel aen de verdienfte gege-ï ven. ? 370. De adeldom veracht dezelven. - •» Verkiezing der bisfchoppen. - I ?l Schattingen op de geestelijkheit. - f ó/ De getytelde geestelijkheit, dekens en aertsdiakens. - - - - 372De lage geestelijkheit , rectors, vicaris- fen, &c. 373De begraeffenisfen. L Pracht in de uitvaerten. - - f f.iT Burgerlijke wetten betreffende de dooden. 375. Engelfche verordeningen. - - S?6. Vermaerd gefchil over derzelver wettigheit. ! » Bevelfchrift van den kardinael van Noailies. f ö' ' De gevoelens zijn verdeeld. - ' Redenen voor en tegen. - - f ó'v° Verordening van Matthias Parker. - 380. Gevoelen van Vader le Courayer. - 381. Dees geestelijke begeeft zich naer Engelandt. 384. Ander bevelfchrift ter dezer gelegenheit, \ g' Wijding der Engelfche bisfchoppen. - j ö °' D d 3 Be-  BLADWYZER der VOORN: ZAKEN Bladz, Benoeming tot de kerkelijke ampten. - '\ 9r. Bezitneming. j 399- Inkomften der Engelfche geestelijkheit. *) „ Vernederende ftaet der kapellanen, - J 3 394. den. - _ j Hunne predikaetfiën. - - 396, Hunne zedelijke deugden. - ~ 397. Hunne grondbeginfels omtrent den eedt. 398, De Hernhutters en Methodisten. - 399. Leer en kerkdienst der Methodisten. - 400. De Joden van Londen. - * 401, Gedrag jegens de Katholyken. - 402. Einde van den Bladwijzer van het Agt tiendeDeel, TE ROTTERDAM, Ter Drukkerye van STEFANUS MOSTERT en ZOONEN, Boekdrukkers in den Groenendael.