D E NIEUWE HEISIGERj O F BESCHRIJVING VAN DE OUDE en NIEUWE WEERELDT, Uit bet Fransch van den ABT DE LA PORTE. NEGENTIENDE DEEL. Behelzende Engeland, Ierland, Schotland en Holland. TE DORDRECHT, Bij ABRAHAM BLUSSÉ en ZOON, 1776.'   Pag. I D E NIEUWE REISIGER. Tweehonderd Eenendertigste Brief. Vervolg van Engeland. Tot hier toe, Mevrouw, hebben mijne brieven bijna geen ander onderwerp verhandeld, dan de ftad Londen en eenige landfchappen tusfchen Doevrcs en de hoofdftad. Sedert deed ik verfcheiden reizen binnenslands en op de grenzen van het koningkrijk, waerover ik u thans zal onderhouden. Dit eiland , het grootfte van Europa, en het bloeijendfte der geheele weereld, is verdeeld in twee koningkrijken , Engeland en Schotland , en het eerfte in tweeënvijftig land- of graeffchappen , in eene uitgestrektheid van honderd en agt mijlen van het oosten naer het westen, en van honderd en zeventien mijlen van het zuiden naer het noorden. De land wordt befpoeld door drie voorname ftroomen, den Theems, de Saverne en Humber. De eerfte wordt gevormd uit twee rivieren, de Thame en Ifis, die zich op eenigen afftand van Oxford, vereenigen. XIX. Deel. A De-,  t De Nieuwe Re is ig er.. Deze ftad, de zetel van een' bisfehop, erï de hoofdftad des landfchaps van dien naem, is beroemd^ wegens hare hoogefchool, die het bevel over den opperfchout en de fchepens voert. Zij is de alöudfte en vermaerdfte van alle de fcholen, die den Protestanfchen godsdienst belijden. Hare talrijke kollegiën hebben ijder hunne boekerij, en zijn als zoo vele paleizen, waerin men meer dan duizend fcholieren of voedfterlingen onderhoudt. Zij heeft het regt om afgevaerdigden in het parlement te zenden, wordt overecnkomftighareinftellingen geregeerd, en verkiest zelf een' kanfelier, die bijna altoos een man van den eerften rang is^ hij heeft onder zich een' onderkanfelier , die de verrichtingen van zijn ampt waerneemt. Men roemt insgelijks het tooneel van Oxford , waerop de fchoolfche oeffeningen verricht worden , een kabinet der natuurlijke historie en aloudheid, eene werkplaets of ftookhuis voor de fcheikunde , en een' tuin met vreemde planten. Doch dit landfehap munt voornamelijk uit, door' de aloude overwinningen van den beroemden graef van Warwick , den' vermaerden doolhof der fchoone Rozemond, het heerlijke kasteel'van den hertog van Marlborough , en vooral door diezoo befaemde marmers van het eiland Paros y waarvan ik reeds in eenigen mijner verhalen gefproken heb. Ik las 'er de historie van Griekenland , gegraveerd met groote letteren 5 meer  Tweehonderd Eenendertigste Brief. 3 meer dan twee honderd en zestig jaren voor de Christelijke jaertelling; en dewijl 'er eenige plaetfen gefchonden zijn-, liet men mij affchriften zien, waerin zij herfteld waren, door geleerden , die ze op het naeuwkeurigfte onderzocht hebben., . \ Ter regterhand afwijkende; Om mij naer Cambridge te begeven, trok ik door de ftad Bedford , die eene aangename ligging heeft, door de' rivier de Öufe in tween verdeeld wordt, doch kleen en flecht gebouwd is. Ik had een' brief voor een' van deszelfs inwoonderen, bezittende een kunstvertrek , 't welk de vreemdelingen uit nieuwsgierigheid gaen zien. Het zelve beftaet uit alle de wetten van Engeland, uitgevoerd en in werking gebragt in fchilderijen, waer mede hij eene gaendèrij verfierd heeft. Men ziet 'ér een kind van agc jaren, tót den dood veroordeeld, om het in brand fteken van eene fchuur. Zijne regters ontdekten daerin èene beredenkavelde boosheid, eri bevonden dat de wraekzucht het grondbeginfel van zijn bedrijf geweest was. Dewijl ik eenige verwondering liet blijken', antwoordde men mij: w „ De Engelfchen denken dat men aeh eene misdacd, welke men bedreven heeft, fchul^ dig kan verklaerd worden , zoo dra men |» den wil óm denzelven te plegen kan gehad 3, hebben. Het is waer dat zij hunne kinders jj zelden verantwoordelijk voor derzelvèr daA % }} den  4 De Nieuwe Reistgek.' „ den maken, voor den ouderdom van tiet* ,-, jaren; en nog willen zij dat mende ftraf, uit „ hoofde van hunne jongheid, verzacht: maer y, op vijftien jaren oordeelen zij. hen zoo fchul3, dig als volwasfen menfchen. Ten aenzien „ van de hoofdmisdaden, zondert de wet nie„ mand van de ftraffe uit, dan de kinders beneden de agt jaren. „ Indien een man, bij zijn volkomen ver„ ftand, eene misdaed begaen heeft, en voos y, zijn vonnis krankzinnig wordt, willen onze „ wetten dat men zijn regtsgeding opfchorte, 3, vermits hij zich niet meer kan verdeedigen. 3, Dezelfde toegevendheid gebruiken zij jegens „ de geenen, wier'.misdrijf bewezen is, doch „ die hun vonnis nog niet ondergaen hebben. „ De teregtftelling van den misdadiger min„ der dienende om hem te kastijden, dan om „ tot een voorbeeld te ftrekken, zou de ftraf „ van een' dwaes ftrijdig met de meening' van „ de wet zijn. Daer is nog eene andere foort van zotheid y veroorzaekt door de dron„ kenfchap, die louter vrijwillig is, en voor „ welke de Engelfche wetten geene de minfte „ toegevendheid hebben. Men befchouwt de5, zelve veeleer als eene verzwaring ,. dan als ,., eene verfchooning van de misdaed; en men „ gelooft niet dat het redelijk zij, zich van eenen misflag door eenen anderen te willen j, verfchoonen- Ter zijde van dit eerfte tafereel was de fehil-  Tweehonderd Eenendertigste Brief. 5 fchilderij van eene vrouw' , tot de kaek veroordeeld , om dat zij haer huis tot een bordeel gemaekt had. „ Gij ziet haer, zeide men tot mij, „ gereed om haer vonnis te ondergaen, zonder „ dat zij het gezag of gebod van haren man „ kan voorwenden, om dat alles, wat het in* „ wendige befluur van haer huis betreft, haer „ alleen raekt, en zij, niet geacht wordende „ onder iemands bevelen te handelen, voor „ hare eigen daden verantwoordelijk is , als of j, zij weduw ware. In andere omftandighe„ den, voegde men 'er bij, hangt eene En- gelfche vrouw derwijze van haren man af, „ dat de burgerlijke beledigingen , welke zij „ door zijn bevel, op zijne aenfporing, of in „ zijn gezelfchap verricht., haer niet fchuldig „ tegens de wet maken. Het bevel of voor„ beeld van haren man wordt aengemerkt „ als een gebod , 't welk zij niet onge„ hoorzaem zijn mag. Niet evenseens is het „ met de misdaden tegen de natuurlijke lee„ ringen : in den ftaet der nature niemand „ van een ander afhangende, kan niemand het „ voorregt van de wetten der famenlevinge „ genieten- " Wie is die wakkere man, die boven op het plat een' anderen in het midden van zijn ligchaem houdt, en hem fchijnt op de ftraet te willen werpen ? „ Het is, antwoordde men, „ een bouwmeester, die dit zonderlinge mid„ del heeft uitgedacht, om zich te doen be. A 3 n talen.  6 De Nieuwe Reisiger. „ talen, wegens eene fomme, welke de hei „ tog van Buckingham hem fchuldig was. Gij }, weet dat onze Engelfche heeren, leden van j, het hoogerhuis , fchulden kunnen maken. „ en ftraffeloos hunne fchuldeisfchers trotfen, „ om dat noch deurwaerders noch geregts: „ dienaers eenige vat op hunne perfonen heh„ ben. Op zekeren dag, dat de hertog van „ Buckingham eene aenzienlijke betaling ont„ vangen had, kwam zijn bouwmeester, die „ daervan onderricht was, hem geld afvorde„ ren. De hertog betuigde hem zijn leedwe„ zen van hem op dat oogenb.lik niet te kun„ nen voldoen ; en om zijne weigering te j, verzachten , prees hij deszelfs begaefdhe„ den, en roemde grootelijks alles, wat door „ dezen kunftcnaer in zijn paleis gemaekt was. „ Voornamelijk breidde hij zich uit over de. „ evenredigheden van een ibandbeeld, 't welk 2 men niet wel dan van het plat zag; en hij} ,, geleidde den bouwmeester daerop, om het „ te befchouwen. Deze laetfte nam dit tijd„ ftip waer ; en dewijl; hij fterker dan Buc(, kingham was", greep hij hem midden bij „ het ligchaem , bragt hem op de rand des „ muurs, en dreigde hem , indien hij niet „ oogenblikkelijk betaelde, of het minfte ge,, rucht maekte, hem van boven neder te la-, „ ten vallen, en zich met hem naer beneden 55 te werpen. Verkies, zeide hij tot hem ^ of § op ftaendevoet te fterven , of mij eer* „ hand-  Tweehonderd Eenendertigste Brief," 7 „ handfchrift, door uwen bankhouder op zigt „ te betalen , overteleveren. Zie daer inkt „ en papier: fchrijf, of fterf op het oogen„ blik. De hertog befpeurde het gevaer, en gedroeg zich volkomen naer de begeerte van den bouwmeester, die hem op het plat „ liet, den fleutel met zich -nam , zich met „ het paerd , dat hem aen de deur van het „ paleis wachtte , fchielijk wegmaekte , en „ het beloop van het handfchrift ontving. " Ongetwijffeld zal het u zeer verwonderen, dat het Engelfche volk tegen dit voorregt van de leden des parlements , als ook tegen het geene derzelver huis voor alle foort van bezoeken wegens de tolbedienden beveiligt, nog niet is uitgevaren. Indien u diergelijke regten, voor een kleen gedeelte van burgeren, eerwaerdig fchijnen , gij zult tevens toeftaen dat zij oneindigmael fchadelijker zijn aen het overige van den landaert, en voornamelijk aen den koophandel, door het bevorderen van de fluikerij', die in deze bevoorregte huizen gepleegd wordt. j Men toonde mij, in eene zelfde fchilderij', twee mannen, den eenen bezig met vergif te bereiden , den anderen met het integeven, en beiden gefchikt om door dezelfde ftraf te fterven; want 4e Engelfchen befchouwen hen, die de misdaed begaen, en hen, die de middelen om dezelve te plegen verfchaffen , als even misdadig. Echter maken hunne wetten A 4 on-  8 De Nieuwe Reisiger. onderfcheid tusfchen den dief en den geenen, die den diefftal aenraedt, of het geftolen goed verbergt; maer zij weten geen verfchil tusfchen een' verrader en de geenen, die zijne vlugt bevorderen , of beletten dat men hem gevangen neme. Zij veroordeelen zelfs een' vader , die aen. de heimelijke ontfnapping van zijnen zoon de hand leent, en ftraffen een' zoon, die zijnen vader helpt om zich te redden ; maer zij genieten het voorregt der geestelijkheid , waervan de misdadiger verftoken is. Deze zelfde fchilderij gaf gelegenheid tot eenige verklaringen over het onderwerp der misdaed van trouwloosheid of hoog verraed. Een mensch maekt zich daeraen fchuldig, indien hij, den heerfchenden godsdienst verlaten hebbende , wederom in het land verfchijnt, en 'er den Roomfchen eerdienst belijdt. Het is den Non-Conformisten verboden hunne kinders door andere leeraers, dan die van den Engelfchen godsdienst , te laten doopen of trouwen. Eene getrouwde vrouw , die een ander geloof volgt , mag , volgens de wet, flechts een derde van hare weduwgift genieten , en kan geene voogdés van hare kinderen, noch uitvoerdfter van den uiterftenwil haers mans zijn. Deze geftrengheid is nog grooter, ten aenzien van de priesteren der Roomfche kerke. Indien zij, in het verrichten van de oejffeningen hunner bedieninge, behalve bij de afgezanten, betrapt worden, veroordeelt hen de  Tweehonderd Eenendertigste Brief. 9 de wet tot eene eeuwigdurende gevangenis. Een Roomsch priester , onder de Engelfche heerfchappij geboren, cn weder van over zee komende, om in zijn vaderland te rug te keeren, wordt, indien hij weigert de vereischte eeden afteleggen, fchuldig geacht aen hoog verraed, gelijk ook alle de geenen, die overtuigd zijn van hem fchuilplaets gegeven te hebben. Een Engelsman , die een kind buiten het koningkrijk vervoerde, om in den Roomfchen godsdienst opgevoed te worden , zou eene boete van honderd ponden fterlings, ten voordeele van den aenbrenger, moeten betalen ; en het kind, als ook deszelfs geleider, zoude onbekwaem verklaerd worden , om eenig regtsgeding\entevangen, tot uitvoerder van een' uiterften wil benoemd te worden, de voogdijfchap van eenig weeskind te hebben, of eenige bediening te bezitten; en zijne goe. . deren, ten voordeele van de heerfchappij'verbeurd , zouden eerst na zijnen dood aen de erfgenamen te rug gegeven worden. „ Dusdanig, zeide men tot mij, is de ge„ ftrengheid onzer wetten tegen de geenen, „ die den godsdienst van het land weigeren te „ omhelzen; doch zij worden zeldzaem uitge„ voerd; en het geene men best kan zeggen, „ om derzelver ftrengheid te verdeedigen, is „ dat de tijd, waerin ze gemaekt zijn, haer „ misfchien noodzakelijk deed worden. Deon„ rustige geest der Roomfchen, in het begin der A 5 „ her-  ïo De Nieuwe Reisiger, hcrvorminge, hunne aenkïeving aen de ko„ ningin van Schotland, het buskruidverraed, de famenzwering om Willem den derden te „ vermoorden, en de ondernemi ngen van den „ Pretendent, noodzaekten het parlement om „ hun de geftrengfte keuren tegen te ftellcn. „ Het wilde dat de Roomfchen, wanneer zij „ den ouderdom van agttien jaren bereikt „ hadden, onbekwaem verklaerd wierden om „ 'eenige landerijen te bezitten; dat deze on„ bekwaamheid duurde tot het tijdftip, waer„ in zij hunne begrippen verlieten , om den „ godsdienst des lands te volgen; en dat zij, „ op den ouderdom van eenentwintig jaren, „ verpligt waren een' naeuwkeurigen ftaetvan „ hunne goederen, en van alle de erfgiften, „ welke him voor dezen ouderdom gemaekt „ mogten zijn , overtegeven. Onze wetten „ benemen hun de magt om tot eenige kerke„ lijke bediening te benoemen, op ftraf van 5, eene eeuwige gevangenisfe: zij mogen gee„ ne leerlingen onderwijzen of in de kost hou„ den: zij betalen het dubbel der fchattingen; „ en indien zij overtuigd worden van de mis bij„ gewoond te hebben,jveroordeelt hen deweü „ tot eene zware boete. Dezelve wil niet dat „ zij wapens in hun huis hebben: de vrede„ regter , daervan onderricht zijnde , heeft ,, het regt om hen te vatten. Indien zij Lon- den op tien mijlen naderen , vervallen zij in eene boete van honderd ponden fterlings, „ en  Tweehonderd Eenendertigste Brief, ir „ en mogen geen regtsgeding voor eenige j, vierfchaer aenvangen. " De oogen doorgaens op de wanden der gaenderij' gevestigd houdende, vraegde ik naer de beteekenis van een' man , gefchilderd in het midden van een veld met een' fnaphaen, en een' anderen , die hem fcheen te dreigen. „ Dit is, antwoordde men mij, de beeldte„ nis der wet , die een' foldact , matroos, „ werkman, kortom, ijderen onadelijken per„ foon, die zich een' vloek laet ;ontflippen, „ tot eene boete van twee fchellingen , en „ eenen edelman, die in dezelfde misdaad valt, „ tot vijf fchellingen veroordeelt. Deze boe„ ten verdubbelen bij ijdere overtreding; en „ bij gebrek van betalinge, wordt de fchuldi„ ge in een verbeterhuis opgefloten. De man, „ dien gij befchouwt, veroordeeld tot het be„ talen van vijf ponden fterlings, om dat hij met een' fnaphaen ontmoet was op het land ,, van zijnen befchuldiger, zegt tot den reg„ ter: " gij hebt mij volgens de wet gehan„ deld; ik heb niet te klagen; maer ik ftel „ mij ten aenklager van mijnen vijand , en „ bevestig met eede , dat hij , toen hij mij „ gevangen nam, ten minfte vijftig vloeken „ heeft uitgebraekt. " Uit dien hoofde, werd „ de fchuldige , een geboren edelman , gev noodzaakt tot het betalen van tweemael zoo „ veel als het zijnen vijand gekost had, waer„ van de helft voor den armen, en de helft %) voor den aanbrenger is. " Som-  $91 De Nieuwe Reisiger. Sommige ongodsdienftigheden zijn 'er, welke de wetten van Engeland, zoo burgerlijke als kerkelijke , bevelen te ftraffen. Het beftaen van God en deszelfs voorzienigheid te ontkennen, met verachtinge van den Zaligmaker te fpreken, zich in fpotternijen over de heilige fchrift uittelaten, is onderworpen aen de kastijdingen, tegen de godlasteraers uitgefproken, als geldboete , gevangenis, en fomtijds ligchamelijke ftraffen. De vrederegter, voor wien de overtreding gefchiedt, fpreekt oogenblikkelijk het vonnis der veroordeelinge uit; en een enkele getuige is genoeg om den misdadiger te overtuigen. Indien de regter verzuimt te ftraffen, wordt hij zelf tot eene zware boete veroordeeld, als ook de fchout of geregtsdienaer , die weigerde den fchuldigen te vatten. Deze wet, tegen de vloeken en godslasteringen , moet alle vier maenden in de kerfpellen gelezen worden ; en een leeraer die daer omtrent in gebreken bleef , zou in eene boete van vijf ponden fterlings vervallen. De misdaed van Simonie wordt als eene meincedigheid befchouwd; en de fchuldige betaclt tweemael de waerde van de jaerlijkfche inkomst' der kerkelijke bediening'. De gewone boete der geenen, die de verordening verkoopen, is van veertig ponden fterlings; en de wet maekt hen onbekwaem , gedurende den tijd van zes jaren, om eenige waerdigheid of  Tweehonderd Eenendertigste Brief. 13 of eenige kerkelijke bedieningen te bezitten. Alle benoemingen , die voor geld gekoft zijn , zoo in de kollegiën en gasthuizen, als in alle andere liefderijke geftichten, worden voor nietig verklaerd, en zijn, voor deze keer alleen, aen de kroon vervallen; en de benoemer wordt veroordeeld, om het dubbel van het geene hij ontvangen heeft te betalen. Iemand,' die de heiligheid van den zondag, de eenigfte feest, om dus te fpreken, die in Engeland gevierd wordt, durft fchenden, maekt zich fchuldig tegens God en den godsdienst. De eerfte Christen koningen van GrootBritanje verboden , op zeer ftrenge ftraffen, op dien dag eenigen koophandel te bedrijven. Anderen verbanden het fpel, het danfen, de tooneelen, en de muzyk, zelfs in de huizen der bijzondere perfonen. Spelen , zingen, fluiten , allerhande tijdkortingen, behalve de wandeling, de koffyhuizen, bordeelen en herbergen , zijn nog aen het Engelfche volk verboden. Niets is'er, tot zelfs de openbare papieren , dat begunftigde voedfel voor de Britfche nieuwsgierigheid, of het is insgelijks opgefchort. De fchuiten , in welke men den Theems overvaert, zijn dan zonder fchippers; en men verdubbelt alle de tollen omftreeks de hoofdftad. De belijdenisfen der misdadigeren, die met den doodgeftraft worden, beginnen altoos met dit ftuk. Men mag de afgrijslijkfte fchelm-  14 DÉ Nieuwe Reisïger. fchelmftukken bedreven hebben, men fpreekt 'er niet van, dan na dat men zich befchuldigd heeft van den dag des Heeren te hebben gefchonden. Nog niet lang is het geleden dat de paruikmakers , in fommige fteden , zich' wilden ontflaen van des zondags te fcheren; en hun ontbraken geene toeftemmers. Deze geftrenge waerneming heeft haren grondflag in de meenigvuldige wetten, welke de Puriteinen de koninginne Elizabeth afprachten. Karei de eerfte ondernam vergeefsch dezelven te verzachten , door het vergunnen' ' van eerlijke verlustigingen na den goddelijkeri dienst. Zijne keuren werden een gedeelte der bezwaren , door de geestdrijvers tegen dezen vorst ingebragt; en het parlement deed dezelven door beuls handen verbranden. In het graeffchap Kornewal, ziet men in het midden van het veld ruwe fteenen, in de aarde geplant , en in een' kring gefchikb De priesters' zeggen, en het volk gelooft het, dat dezelve menfchen zijn, dus herfchapen in het midden1 van een kaetsfpel, waerin zij zich des zondags ongodsdienftig te buiten gingen. Buiten den kerktijd, ziet men de invvoonders, met de handen krüifelings over' elkandéren , aen hunne deuren ; öp een' hieuwen! kerktijd of het einde van den dag wachten,' zonder andere tijdkorting', dan die van dé voorbijgangers treurig te befchouwen. Het is €en verdrietige dag voor allen , die' geenë drin-  Tweehonderd Eenendertigste Brief. i,s dringende bezigheden hebben, en geene hef- * hebbers zijn om de kroegen en ongeregelde huizen te bezoeken. Echter is de ontuchtigheid door de wetten niet toegelaten; en men mag allen, die bor. deelcn houden , voor de regtbanken dagen. Twee vrederegters kunnen ook den vader en de moeder van een onwettig kind doen ftraffen , voornamelijk als zij het ten laste van de Èefddadigheid der wijk' laten. Men heeft de verpligting, om voor het onderhoud der aterlingen te zorgen-, in Engeland altoos befchouwd als de juiste ftraf der geenen, wicn zij het leven verfchuldigd zijn. Gij zoudt u van lagchen niet kunnen onthouden, ziende in een' hoek van het kunstvertrek eene koddige fchilderij, verbeeldende oude vrouwen , die in een meir plompen. „ Een derzelver, zeide men mij, kreeg in „ het hoofd hare buurvrouw voor eene too„ veres te fchelden. Gij zijt 'er zelf eene, hernam de andere; en om u te overtuigen, „ beroep ik mij op de proef van het water. „ De uitdaging wordt aengenomen; en onze „ twee heldinnen, volkomen gefeed om zich „ in het naburige meir te laten dompelen, „ ontkleeden zich tot op het hemd, doen zich handen en voeten binden , en bidden de j, aenfehouwers , na zich een touw om het lijf gedaen te hebben, haer in het water te„ werpen. Een der twee zinkt naer den „ grond,  i6 De Nieuwe Reisiger. „ grond, en wordt 'er uitgehaeld. De ande„ re beweegt zich eenigen tijd, 't geen men bovendrijven heet, en als een klaerblijkelijk 5, bewijs der tooverij' aenmerkt. Men vraegt „ haer of zij medepligtigen heeft; en deze „ rampzalige noemt een dorp , waerin zij „ verzekert dat men andere tooveresfen zal „ vinden. Het graeuw begeeft zich in mee„ nigte derwaerds, vergadert voor het huis „ eener verdachte oude vrouwe , loopt de deur open, ileept haer, uit heure kamer, „ naer eene met water gevulde graft , en „ dompelt haer verfcheiden-malen onder. An- dere vrouwen ondergaen dezelfde proef. „ De hoofden van deze volksberoerte worden „ gevangen, en tot verfchillende boeten ver- oordeeld. „ Voor eenige jaren , een bijna diergelijk „ geval in het graeffchap Hertford gebeurd „ zijnde, namen de regters de gelegenheid waer, „ om het zelve tot een voorbeeld te ftellen. „ Het graeuw had zich zelf opgemaekt, om j, twee ongelukkigen, man én vrouw, meer dan „ zestig jaren oud , de waterproef te doen „ ondergaen. De vrouw itierf onder de han„ den der geenen , die haer uit dit wreede „ bad trokken ; en de man overleefde haer „ flechts eenige uren. Het geregtelijke ver„ flag van het onderzoek werd opgemaekt, „ als voor een' voorbedachten doodflag, een „ zekere Thomas Colley tot den dood ver- „ oordeeld j  Tweehonderd Eenendertigste Brief, t? „ oordeeld, en zijn ligcliaem aen den grooten ,, weg gebragt, om 'er in eene ijzeren kooi „ opgefloten te worden. „ Voor zijne ftraföefFening, zijne dwalin„ gen wegens de tooverij erkend hebbende, „ teekende hij eene verklaring, vervat in de„ ze uitdrukkingen , welke de leeraer over„ luid voor het volk las: " Mijne vrienden, „ ik vermaen u met het onheil, dat mij over„ komt, uw voordeel te doen, en u niet te „ laten verblinden door eene meening, zoo gevaerlijk als die van aen de tooveraers te „ geloovcn. Dit ijdele en buitenfporige denk„ beeld heeft mij vervoerd tot het bedrijven „ van een' wreeden moord, die mij den dood „ veroorzaekt. Ik ben volkomen overtuigd „ van mijne voorgaende dwaling', en ver„ klaer , met de opregtheid van een' man, „ gereed om voor den Opperregter te ver„ fchijnen ■> dat ik aen geene tooveraers ge„ loof. Ik verzoek God , dat het nimmer „ iemand van u gebeure , door de dwaling, „ welke ik afzweer, zich gewettigd te achten „ om zijns gelijken te vervolgen. " „ Men merkt als iets zeldzaems op, dat de „ hertog van Bedford, drie eeuwen te voren, „ de vermaerde Johanna d'Arc , als eene „ tooveres, deed verbranden. Engeland hield „ toen ftaende dat 'er tooveraers waren, en „ dat de Orleanfche maegd flechts door de in„ blazing van den boozen geest gewerkt hadde, XIX. Deel. B „ Oud*  18 ' D e, N i e u w e R e i s tg e r: „ Oudtijds plaatften onze wetten deze misi 5, daed naest de land verraderij , en veroor„ deelden de geenen , die 'er van overtuigd „ waren , ten vure. Deze wetten werden „ vernietigd , in het begin dezer regeringe;. „ en tegenwoordig zijn de mannen of vrouy, wen, die zich bemoeijen met het toeko3, mende te voorzeggen , vrij met eenigo „ maenden gevangen te zitten, of worden ten. „ hoogfte aen de kaek gehecht. Jn die afgrijs3, felijke tijden, toeir geheel Engeland tegen„ de bisfchoppelijke waerdigheid en zijnen ko» „ ning in de wapenen was, vond het ziel* 3, vervuld met flerrekijkeren, waerzeggeren 3, en tooveraren. Het parlement had ten zij„ nen bevele eenen zekeren Lilly, die alle ja3, ren eenen almanach uitgaf, waerin hij over„ winningen op den koningklijken aenhang 3, voorzeide. Dit zelfde parlement, toove3, raers in alle zijne vijanden befchouwendes, 3, ontwierp een' last om 'er de landfchappen 3, van te zuiveren. Een zijner gevolmagtig3, den, Hobkins genoemd, zich buiten kragt 3, bevindende, werd zelf als een tooveraer; „ aengetast. Men deed hem de waterproef „ ondergaen, door hem, met gebonden han^ „ den en voeten, in een meir te werpen; en> 3, dewijl hij ongelukkiglijk boven dreef, eew „ onfeilbaer teeken van tooverij', werd hij. jï veroordeeld om opgehangen te worden. - 3, Drie vrouwen, ten platten lande, ver- 5, dacht  Tweehonderd Eenendertigste Brief, iji dacht van omgang met de helle te hebben, ,, werden voor de overheid gedagvaerd, en de „ eene befchuldigd van vele luchtgeesten in „ haer huis te hebben. De kamer, waerin zij „ hare bezweringen deed , was dikwerf ver; vuld met eenen rook, die eenen befmette.n„ den reuk verfpreidde. Met zekere betoo„ verende kruiden trok zij tot zich vele lie„ den, die, buiten komende, en naer varj, kens gelijkende, zich in den modder wen- telden , en omftreeks alles met eenen on„ verdragelijken flank vervulden. De andere „ ontleedde lijken, die nog bloedden, om tot „ hare bezweringen te dienen. De derde „• maekte kleene afbeeldingen van deeg ; erj zij , die 'er ongelukkiglijk van aten , ge5, voelden 'er wel rasch de rampzaligfte uit- werkingen van. De keripelpriester, die ,, deze drie vrouwen kende, ondernam haer j, te verdeedigen 5 doch hij werd zelf bij zij • „ nen bisfchop van ongodsdienftigheid be- fchuldigd. Eindelijk, wanneer men de be- fchuldigingen onderzocht, en het regtsges ,, ding aengevangen had , bevond men niet anders dan dat de eerfte, in hoedanigheid „ van bier-tabak- en brandewijn verkoopfter, ,, vele dronkaerts in hare woning verzamelde; dat de tweede, de vrouw van een' ilagter s, zijnde, haren man hielp om het vleesch te fnijden. De derde maekte peperkoek, op 5, welke zij kleene afbeeldingen drukte*" Ba Si  De Nieuwe Re r sic er; De gevleidheid der Engelfchen tot de zwacsmoedigheid heeft hen , ten allen tijde, verliefd gemaekt op het geene van de gemeens orde fcheen aftewijken. Hier uit ontflaet de zoo algemeen gevestigde achting voor den toovenaer Mcrlin en het vagevuur van St. Patridus. Alle de aloude poëten en historieschrijvers van Groot Britanje zijn vervuld met wonderwerken , verfchijningen en wacrgeesten» De vrijheid van denken, federt in het koningk. rijk ingevoerd, heeft de beste vernuften van deze foort' van ligtgeloovigheid niet genezen. De gedenkfehriften van Mei vil zijn eene lijst van historiën der hekfenvergaderingen en tooverijen, welke hij als geloofwaerdige gevallen voorflelt aen een volk, gefchikt om dezelven te gelooven. Hobbes ontkende het beftaen. van God, en was bevreesd voor geesten. Het. is derhalve niet te verwonderen, dat dit aloude vooroordeel wegens de tooverij, zoo langen tijd onderfleund door den famenloop der twee magten, te weten, door het gezigt der brandflapelèn, waerin men eene meenigte toovenaren fmeet, en door de predikaètfiën en gefchriften der godgeleerden , nog. in eenige flreken van Engeland Hand houdt. Met mijne befchouwingen van de fchilderijen, in het kunstvertrek vanBedford, voortgaende, zag ik een'heer en een' dienstknecht,, die voor een' vrederegter fchenen te twisten. De dienstknecht vertoonde eene wonde, welke  Tweehonderd Eenendertigste Brïef. 21 * ke hij ontvangen had; en de ander beklaegde zich dat zijn knecht hem voor het einde van den beftemden tijd had verlaten. Dewijl ik .de verklaring van dit tafereel vraegde, antwoordde men mij : „ Onze dienstboden gaen met „ ons eene verbindtenis aen, voor één of verfcheidene jaren; en de wet wil dat de„ zelve niet" voor den bepaelden tijd verbroken „ worde. Zij mogen hunnen dienst niet ver•„ laten; en de meester zou hen niet kunnen „ wegzenden. Indien hij het doet, hij moet „ hun bij gefchrift hun affcheid geven , cn „ hun drie maenden vooruit van hunne jaer„ wedden betalen. Hij heeft wel het regt om „ hen te kastijden; maer de kastijding moet „ gematigd zijn: en in het tegengeftelde ge3, val, zijn zij ontflagen van hunne verbind5, tenis te houden. Zij zijn het insgelijks, „ wanneer de vrouw van hunnen meester hen „ met flagen mishandelt; maer indien het be„ wezen is dat zij de aenvallers zijn, veroor„ deelt hen de wet tot één jaer gevangenis, „ zonder dat zij jaerwedden of eenigen loon ?, kunnen eisfehen. „ Een man, die den dienstbode van een' „ ander nam , zou boete en fchade moeten „ betalen, ten zij hij betoonde niet geweten „ te hebben dat deze dienstbode in dienst was; „ en dan is hij verpligt hem weder te geven. „ Deze wet is gegrond op het regt van eigen„ dom, 't welk de eerfte meester, door het B 3 « Se'  aa De Nieuwe Réisiger. „ gemaekte verdrag met zijnen knecht, op „ deszelfs diensten verkregen heeft. „ Dewijl de knechts niet geacht worden „ iets te doen , dan door dg bevelen van hun„ nen meester, moet deze voor hun gedrag „ verantwoorden; en indien zij eene berispe„ lijke daed bedrijven, wordt de meester ge„ ftraft, zonder dat zij daerom ophouden „ fchuldig te zijn. Wanneer een herborgs„ jongen een' diefftal begaet, wordt de her? „ bergier veroordeeld om het geftolen weder? „ tegeven, om dat hij niet anders dan eerlijke „ lieden in zijn huis behoort te hebben. Om „ dezelfde reden wordt hier een waerd ge„ ftraft, indien zijne knechts , zelfs zonder „ zijn weten , fchadelijke dranken voor de gezondheid geven. „ Iemand, die gewoon was allen voorraed „ voor zijn huis zelf te halen, en met gereed „ geld te betalen , zou, daerom niet minder „ verpligt zijn al het geene , 't welk zijne „ knechts op zijnen naem gekoft hebben, aen „ den koopman te voldoen. Hij is niet alleen „ verantwoordelijk voor hunne getrouwheid, „ maer ook voor hun verftand en hunne be„ kwaemheid. Indien een fmitsjongen een „ paerd, door het beflaen, verminkt hadde, „ zou de meester het moeten betalen. Eera, tijds waren 'er ook vergoedingen , welke 3, een buurman voor zijn verbrand huis eisclv s, te, wanneer dit toeval gebeurde door de ,, fchuld  'Tweehonderd Eenendertigste Brief. 23 „ fchuld van den knecht des huizes, waerin „ de brand eerst ontftacn was. Maer deze wet, heeft eenige verandering ondergaen, „ om dat de geene, bij wien de brand begon„ nen is, door zijn eigen verlies niet dan al „ te zeer is gcftraft. Men heeft dan vastge„ field, dat de dienstboden zelfs veroordeeld „ zouden worden tot eene boete van honderd „ ponden fterlings , of tot eene gevangenis „ van agttien maenden in een tuchthuis. „ Daer zijn fommige gevallen , waerin de „ meester geenszins verantwoordelijk is voor „ de misllagcn, welke zijne dienstboden mog„ tenbegaen. Ik veronderftel, bij voorbeeld, „ dat gij aen een' kantoorbedienden van een' „ bankhouder , en zelfs aen zijnen knecht, „ geld ter hand' gefteld hebt; de bankhouder „ is daervoor verantwoordelijk , om dat al „ zijn volk geacht wordt in zijnen koophan„ del gebruikt te worden : maer indien de „ dienstbode van een' leeraer, geneesheer of „ advokaet uw geld ontvangen heeft, zijn „ deze laetften daervoor niet verantwoordelijk, „ om dat zij noch koophandel drijven, noch „ bank houden. De huurcedel eener lande„ rij', door den zaekbezorger of opzigter van j, den bezitter geteekend , heeft zoo veel „ kragts, als of zij door den eigenaer zeiven „ geteekend ware; en fchoon deze laetfte ze „ niet bekragtigd heeft, is hij echter verpligt „ zich daeraen te houden. B 4 „ Eene  S4 De Nieuwe Reisiger. „ Eene tweede foort van dienstboden in „ Engeland zijn de geenen, die zich verbin„ den om ten platten lande te arbeiden, en „ een gedeelte van het huisgezin des landbou- wers uitmaken. De wetten vergunnen, tot „ deze foort van arbeid, te gebruiken alle „ landloopers, die geenen ftaet noch eenige bezitting hebben. Zij bepalen den tijd, „ dien de verbindtenis moet duren, bevelen kastijdingen tegen het wegloopen, en wet„ tigen de rcgters om den loon vastteftck „ len. " De palen van een'' brief verpligten mij het vervolg van ons onderhoud, over de fchilderijen van dit kunstvertrek, tot de naestkomende gelegenheid te verfchuiven. Het zal u wijders de wetten van dit koningkrijk vertoonen als een voorbeeld van netheid en juistheid, onder het bereik van den onkundigfr.cn, zoo wel als van den verftandigften. Gemaekt voof de menschlievendheid, hebben zij 'er allen het kenmerk van; gemaekt voor de vrijheid, zijn zij derzelver befchermflers; gemaekt tot hand. having der algemeene orde, drukken zij dis fiere volk de demoedigftc eerbied in. Zoo dra zij fpreken., worden de oproerige morringen bevredigd, en de gramftorigfb gemoederen verzacht. Het is Neptuin , die, met één woord, de oproerigüe winden doet bedaren.. Deze achting is bijna zoo oud als de alleens leerfching. Men verhaelt djê vermaerde ge.  Tweehonderd Eenendertigste Brief. 25 val van den oudften zoon des konings van Engeland , Henrik den vierden: deze gewelddadige en losbandige prins, eenen zijner ongebondene medgczellen uit de banden van het geregt willende rukken, begaf zich voor de vierfchaer, waerin William Gaskonje , een fhndvastig man , naerijverig over de eer van het magiflraetsampt , voorzat. De tegenwoordigheid en toorn van den prins maekten hem niet befchroomd : hij luisterde met koelen bloede naer het bevel, 't welk hem de zoon zijns konings gaf, om hem zijnen gunftcling weder te geven, en antwoordde, zonder zich te ontroeren ; „ Indien gij genegen zijt den fchuldi. „ gen te behouden , vervoeg u bij den ko„ ning, uwen opperheer en vader; hij alleen kan hem genade bewijzen." Dit gefprek ontftak des te meer den jongen prins, die zijnen degen trok, en dreigde geweld te gebruiken. Gaskonje, zonder zich te laten affchrik. ken, beval hem uit de gehoorzael' te vertrekken , en zich in de gevangenis te begeven, om de verachting, welke hij voor de wet betoonde, te vergoeden. Tot groote verwonring van alle de aenfchouweren, lei de prins zijnen degen af, groette den regter , en begaf zich in de gevangenis. De koning, onderricht van het geéne 'er was voorgevallen, hief de oogen en handen hemelwaerds, en riep in de verrukking' zijner blijdfchap uit: o „. God! welke erkentenis ben ik u niet fchulB 5 »  $6 De Nieuwe Reisicer; „ dig ! Gij geeft mij een' magiitraetperfbon, „ dien niets kan beletten rcgtvaerdig te zijn, „ en een' zoon , die den moed heeft om zijne „ gramfchap aen de gehoorzaemheid, welke „ hij aen de wet verfchuldigd is, opteöfferen." Ik ben, enz. Cambridge, den 2-jflenvan Oiïober, 1755. Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. Vervolg van Engeland. Een zoon, die onderftand aen zijnen vader verzoekt, vertoont zich onder op het laetflc tafereel, waervan gij de verklaring in den voorgaenden brief gelezen hebt. De wetten van Engeland zijn ten uiterfte naeuwkeurig, omtrent dit gewigtige ftuk voor het menschdom. Zij dulden niet dat de ouders hunne kinders geheelenal kunnen onterven, en willen dat de onmagtige perfonen onderhouden worden door de geenen, van welken zij regelregt afftammen, dat is, door hunnen vader , hunne moeder , hunnen grootvader, enz., en bij mangel van dezelven, door de afkomelingen ; als ook dat dit onderhoud toereikende en behoorlijk zij , volgens den ftact , rang en rijkdom der ouderen ; en in geval deze laetften de wet niet nakomen, heb-  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. 27 hebben de kerkmeesters het regt om derzelver goederen, vee, enz., aentetasten, en tot onderfteuning dezer verlaten kinderen daerover te befchikken. Indien eene moeder of grootmoeder hertrouwen , onderwerpt zich haer nieuwe echgenoot aen dezelfde verpligtingen; maer deze verbindtenis houdt op bij den dood der vrouwe. Een katholyk vader , die, om zijnen Protestantfchen zoon te noodzaken van godsdienst te veranderen, hem een behoorlijk onderhoud weigerde , zou daertoe door den lord kanfelier gedwongen worden. Dit raekt alleen de Roomsch Katholyken, In geval van belediging' of aenranding', den zoon' aengedaen, mag een vader hem verdeedigen , zonder door de wet bcttraft te worden ; doch indien deze vader, wiens zoon, op den afftand van eene Engclfche mijl, mishandeld was;, den aenvaller ginge opzoeken, en hem floeg of doodde, zou hij niet als een verraderlijke moordenaer, maer als een enkele doodflager gehandeld , en geacht worden de daed alleen in toorn' begaen te hebben. De wetten willen niet dat het wangedrag der ouderen de kinders wettigt, om zich te ontflaen van de pligten , welke de natuur bun voorfchrijft. Laet een vader goed of kwaed wezen, zij zijn echter niet min gehouden hem te onderfteuncn , hem te verdeedigen, als men hem aenvalt, en in alle zijne behoeften te voorzien, indien hunne vermogens het toelaten. De  s8 De Nieuwe Reisiger. _ De Engelfche regtsgeleerdheid befchouwt de kinders, die voor de voltrekking van het huwelijk geboren worden, als onwettig, en wil dat deze voltrekking verzeld zij met alle de plegtigheden, die de wet afvordert. Een kind, dat meer dan veertig avekèri na den dood van zijnen vader ter weereld' komt, wordt als een aterling aengezien ; en men vergunt Hechts eenige dagen boven de negen maenden, om dat men overtuigd is dat fommige moeders langer gedragen hebben. Wanneer eene weduw hertrouwt, weinige dagen na den dood van haren man, en in de kraam komt in eenen tusfehentijd, die doet gelooven dat het kind van den eerften echtgenoot zijn kan, heeft dit kind, als het meerderjarig is, het regt om te kiezen wien het tot zijnen vader begeert. Indien een man over zee buiten het rijk vertrekt, en meer dan één jaer afwezig is, worden de kinders, die zijn vrouw, na dien verflreken tijd, ter weereld' brengt, niet geacht hem toetebehooren. Maar indien hij in het eiland blijft, moet hij, om de onwettigheid te bevestigen, ontegenzeggelijk bewijzen , dat hij geen' omgang met de moeder gehad kan hebben. Wanneer de kinders, bij het leven van den vaderen demoeder, eene erffenis verkrijgen, heeft de vader het regt van voogdij', tot dat de minderjarige den ouderdom van zestien ja. ren bereikt heeft. Zoo het eene dochter is, en  Tweehonderd TweeendertigsteBrief. 2,9 cn de vader de voogdijfchap weigert, behoort dezelve van regtswege aen de moeder. De koning en de bezitters van groote leengoederen zijn geboren voogden van alle minderjarigen, aen wien eenig adelijk goed in derzelvcr feenregt vervallen isr Dit goed gaet over in hunne handen ; en zij hebben het vruchtgebruik daervan , tot aen de meerderjarigheid der weezen, dat is , tot de meisjes den ouderdom van veertien, en de jongens van eenentwintig jaren bereikt hebben, zonder dat zij hun, van de inkomst', iets meer dan voedfel en onderhoud fchuldig zijn. Deze voogdijfchappen maken een gedeelte van de rijkdommen der kroone en van de voordeelige regten der groote leengoederen uit. Dezelve worden verkoft; en de koning begiftigt 'er meestentijds zijne gunftelingen mede. Eertijds ging dit regt zelfs over het uithuwelijken der weezen ; en de rijke erfgenamen werden, om dus te fpreken, bij openbare veiling verkoft. De Engelfchen hebben insgelijks voogden •> die alleen belast zijn met de zorg' om in het onderhoud en de opvoeding van het kind te voor. zien, tot aen den ouderdom van veertien jaren. De minderjarige mag zich dan in het huwelijk begeven, zich eenen bezorger of op. zigter verkiezen, en bij üitërftenwil over zijne goederen befchikken. Op zijn zeventiende jaer wordt hij bekwaem geoordeeld , om zelf uitvoerder van een' uiterftenwil te zijn; en  30 De Nieuwe RèisigEK. en op den ouderdom van eenentwintig jaren * befchikt hij over zijne goederen, en-mag deZelven weggeven of vervreemden. De minderjarigen mogen, in hunnen haern'* niet geregtelijk vervolgd worden: men tast den voogd aen ; en de regtsgedingen gefchieden van zijnen kant. Maer deze minderjarigen mogen een regtsgedipg voor zich zeiven ondernemen, zonder de medehulp' van hunnen voogd ; en dan handelen zij uit naem' van eenen vriend, die de zaek voor hun uitvoert. Het is dikwerf gebeurd dat deze vrienden ontrouwe voogden geregtelijk aengetast hebben. Hoewel een minderjarige geene verbindtenis kan aengaen , geeft hem de wet echter het regt om in eenig leerlingfchap te treden, en zich voor zeven jaren te verbinden met den meester, bij wien hij zich in de hoedanigheid van een' leerling begeeft. De verpligtingen» voor de meerderjarigheid aengegaen , het zij ten opzigte van het voedfel of de kleeding', het zij om zich de behulpzame hand in geval van ziekte, of een nuttig onderwijs te bezorgen , zijn evengelijk van waerde. Kortom, een minderjarige, indien hij getrouwd is, mag, voor zijn fterven, den voogd van zijne kinderen benoemen. De erffenisfen, het zij adelijke of burgerlijke , worden hier , wanneer zij roerende zijn, onder alle de kinders van verfchillende . , kun*  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief, jjf kunne verdeeld. De oudfte zoon , altoos der* voorrang boven de dochters hebbende , erft alle de vaste of onroerende goederen, behalve wanneer de vader, hem ontervende, een' erfgenaem onder de jongergeborenen verkozen heeft. De erfmakingen tot in het oneindige hebbenlangen tijd in Engeland plaets gehad; maer tegenwoordig zijn alle erfmakingen, behalve de landerijen, aen welken het regt van pairfchap verknocht is, tot twee trappen bepacld. Zij gcfchieden door afzonderlijke beamptfchriften , doch gemeeniijkcr door huwelijksverdrag. De man mackt zijne vaste bezittingen aen den oudften zoon , en de vrouw hare huwelijksgift, gewoonlijk in roerende goederen beftaende, aen de jonger kinderen. Onder de verfchiilende afbeeldingen , die het kunstver trek van Bedford verfieren , be. treft de aenzienlijkfte de wet van eigendom. Men ziet 'er een' krijgsbouwkunltenaer , die in het midden van een veld, met toeftemminge van den eigenaer, een' grooten weg afperkt ; en deze laetfte ontvangt de dubbele waerde van zijnen grond. Zie hier de verklaring , welke men mij van dit tafereel gaf. „ IJder burger heeft, bij ons, het regt om „ van alle zijne goederen , zoo als hij het „ goed vindt, gebruik te maken ; en indien „ het fomtijds gebeurt dat de wet daerin eeni„ ge hindernis fchijnt toetebrengen , het is „ om  32 De Nieuwe Reisiger. „ om dat de behoudenis dier zelfde goederen „ 'er grootelijks in gemengd is. Onze groote „ handvest verklaert plegtiglijk, dat een vrij „ mensch van zijnen eigendom niet mag be„ roofd worden, zonder zijne toeftemming', „ of het vonnis van zijns gelijken. Daeren„ boven moet dit vonnis overeenkomftig de ?, wet zijn; en de eigenaer moet geregtelijk „ gedagvaerd wezen, om zijn regt voor eene „ vierfchaer te verdeedigen. Hij, óver wiens „ land gij dezen grooten weg ziet heenloopen, „ kon 'er zich tegenflellen , of 'er niet toe „ gedwongen worden , dan door de wetge„ vende magt, die hem dan eene vergoeding „ geeft, ten minfte altoos gelijkwaerdig met ,» de overgifte. Deze vergoeding moet gej> fchieden op kosten der geenen, die belang in het aenleggen van dezen weg hebben. „ Dus zou, volgens onze'wetten, het op„ leggen van eenige fchattingen , regten of „ imposten zoo veel zijn als eene aen tasting „ van den eigendom des burgers. Zoo hij „ iets tot de kosten van het befluur moet op„ brengen, het is alleen om dat zelf de be„ houdenis van zijn eigendom zulks vercischt. „ Deze opbrenging moet derhalve door hem „ zeiven, of door den geenen , die hem in „ het parlement verbeeldt, ingewilligd wor„ den ; en dan , dewijl het eene vrijwillige „ gift is, welke hij aen den ftaet doet, mee „ inzigt van zijne eigene nuttigheid te bevor. „ deren,  Tweehonderd TweeënderttgsteBrief. 33 „ deren, houdt alle denkbeeld van overheer„ fching' en geweld op ; en zijn eigendom „ wordt niet meer geacht aengevallen te zijn. „ Onder de regering van Willem en Maria, gaf het parlement eene keur , die allerlei „ geldligting voor de kroon onwettig verklaer„ de, indien het parlement dezelve te voren „ niet bevolen hadde. Het vermogen van dit laetfte is derwijze met de volksvrijheid ver„ eenigd, dat het gelukkig geene eenige bill» „ die daermede ftrijdig is, kan maken. Daer„ en boven heeft onze ftaetsbefturing, voor3, ziende dat de twee magten hunne regtea „ zouden kunnen misbruiken, aen ijderen. „ burger het regt gegeven , om tot de ge„ regtshoven hunne toevlugt te nemen ; in„ voegen dat deze vierfcharen eenigermate de „ befchermers onzer voorregten, en de be„ waerders van den eigendom, de vrijheid en „ den perfoon van ijderen ingezeten zijn. Het „ door hem afgevorderde regt moet hem, „ zonder uitftel, vergund worden: de koning „ zelf kan het niet opfchorten. Geene orde, geen bevel mag aengenomen worden door „ den regter, die, zonder eenigopzigt daerop te hebben, het hem afgeëischte regt moet „ doen. In geval van weigering', vervoegt „ zich de burger bij den koning, of bij eene 3, der kameren van het parlement. „ Een Engelsman, die, om het aenbieden „ van een fmeekfehrift, gevangen gezet was, XIX* Deel* C ,5 en  34 Nieuwe Reisiger. h cn zijne flaking verzocht, zou dezelve aen„ Honds verkrijgen, met behoorlijke vergoe„ dingen, al ware het tegen den koning zel„ ven. Opdat eene gevangenneming wettig zij, „ moet dezelve gedaen wezen uit kragt' van „ een vonnis, door een geregtshof geveld, ,j en door een' bedienaer, met dit vermogen „ bekleed, ter uitvoer gebragt worden. ,, Men mag ons nog minder dwingen het „ land te verlaten. Het parlement alleen zou „ ons daertoe kunnen noodzaken; maer, „ door eene bijzondere wet, mag de balling5, fchap , niet dan als eene ftraf befchouwd „ zijnde, geene plaets dan tegen de misdadï„ gers hebben. Een regter, die eene gedwon„ gen vervoering gebood, voor dat de fchul„ dige zijn vonnis ondergaen had, zou onbe„ kwaem tot het bezitten van eenige bedie„ ning' verklaerd worden, en zelfs zijne ge„ nade van den koning niet mogen ontvangen. „ Hij, tegen wien deze onwettige daed van 53 gezag geöeffend was, zou dezen magiftraets„ perfoon in regten aentasten, en aenmerke. „ lijke fchaêvergoedingen van hem vorderen, „ als ook van de geenen, die het bevel had„ den uitgevoerd. Behalve de foldaten en „ matrozen, welke de koning van Engeland „ buiten het koningkrijk kan verzenden, mag „ hij niemand zijner onderdanen dwingen over zee te gaen, zelfs niet om een gezantfehap „ te bekleeden. ''.■>. „ Maer  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. 35 „ Maer het fchoonfte van alle onze voor,5, regten, is het geene ons vergunt de wape„ nen aentevatten , wanneer de behoudenis „ van onze goederen , onze vrijheid en ons 0, leven niet meer kragtig genoeg door de wet j, verdeedigd wordt. Dit is een regt, 't welk „ ons niet alleen de natuur, maer daerenboj, ven ons ftaetsbeftuur ons geeft; en het ge„ not daervan is ons verzekerd door de wet }, zelve; dewijl eene inftelling van Willem en j, Maria ons het zelve plegtiglijk vergunt. 5, Zoo lang diergelijke regten onder ons bej, waerd zullen blijven, kunnen wij ons vleijeri een vrij volk te zijn; en alles, wat zoude a, ilrekken om 'er ons van te berooven, zou „ onderdrukkende en tyrannisch wezen. Geen „ redelijk mensch kan ook wenfchen dezelve 3, verder uitgefbrekt te zien , dewijl zij ons „ het vermogen geven, om alles te doen wat wij redelijkerwijze kunnen begeren, en wij niet gedwongen worden, dan in zaken, die 3, fchadelijk kunnen zijn. " Het volgende tafereel vertoont, aen de eene zijde, Willem den derden in zijne koningklijke klecderen, en aen den anderen kant eene groote meenigte van menfchen , welke beloven hem met alle hunne magt te onderfreuncn, alle famenzweringcn te ontdekken , en geene de minfte acht te flaen op de eisfchen van den Pretendent. Deze eed is in gebruik geraekt, en moet afgelegd worden, in handen van twee C 2 vre-  36 De Nieuwe Reïsiger. vrederegteren , door alle de geenen , die tot eenig ampt, of eenige bediening , benoemd zijn , zonder het welke zij de verrichtingen daervan niet mogen waernenien. Dc getrouwheid , welke de onderdaen aen zijnen opperheer fchuldig is, gaet vooraf, zou ten acnzien van den geenen , die den eed aflegt, 1 I van den vorst, die denzei ven ontvangt; zoo dat de geenen, die den eed niet : noen, niet min verbonden zijn dan hij, wicn men hem in zekere gevallen afvordert. Doch fchoon het afleggen van den eed niets doet tot de verpligting van den onderdaen , maekt het hem fchuldig aen de dubbele misdaed van meineedigheid en verraderij', indien hij denzelven durft fchenden; zoo dat hij te geüjk fchuldig is jegens de burgerlijke famenleving en den godsdienst. De getrouwheid, welke een vreemdeling aen den koning van Engeland verpligt is , duurt niet langer. dan zijn verblijf in de Haten van dezen vorst. Hij mag 'er geene landerijen koopen, noch in eigendom bezitten; en alle verkoop, die hem daervan mogt gedaen we. zen, zou van geene waerde zijn, zondër dat de verkooper zelf verpligt ware de ontvangen kooppenningen weder te geven. De wet vergunt den vreemdelingen huizen te hebben, en dczelven te bewonen: dit is eene toegevendheid , welke zij noodzakelijk geacht heeft, tot bevordering van den koophandel. Dezen mogen  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. §? gen zij ook drijven, gelijk de inboorlingen des lands; alleen met dit onderfcheid, dat zij aen fommige grooter tolregten onderworpen zijn. Door eene keur van Henrik den agtften, was het den vreemden werklieden verboden, voor hunne eigen rekening te werken: zij mogtcn het alleen doen onder den naem van een' Engelsman. Elizabeth matigde de geftrengheid van deze wet, die tegenwoordig geene kragt meer heeft. IJder kind, in een vreemd land geboren, maer welks vader een onderdaen van zijne Britannifche majefleit is, wordt geacht mede een Engelsman te zijn , en deelt in dezelfde voorregten. De wet zondert alleen uit die geenen , wier vaders over zee gebannen zijn geworden , of in den dienst van eenige vijandelijke mogendheid verbonden zijn , of, van eenige misdaed overtuigd , zich door de vlugt aen hun vonnis onttrokken hebben. De kinders van een' vreemdeling, in dit koningkrijk geboren , worden geacht Engelfchen te wezen, en genieten, als de zoodanigen, alle de voorregten. De vreemdeling, door den vorst den landaert ingelijfd , mag landerijen koopen en bezitten, en erfgiftcn ontvangen•> doch geen lid van het parlement zi jn, noch in den geheimen raed treden, noch eenig ampt of eenige bediening van vertrouwen hebben: hij mag geene vergunningen van de kroon' ontvangen, noch een' uiterftenwil ten behoeve van zijne C 3 bloed-  3& -De Nieuwe Reistger. bloedverwanten maken , ten zij deze zelfs te voren den landaert ingelijfd zijn. Om deze inlijving volkomen kragt te doen krijgen, moet men het parlement een fmeckfchrifc aen. bieden, bewijzen dat men eene macnd te voren het verhondsfeeken des avondmaels ontvangen heeft, en den eed van 'getrouwheid afleggen. Alle vreemde matrozen, die twaelf ttiaenden op een Engelsch fchip dienen ; alle Joden en Protestanten, die zeven jaren in do volkplantingen hun verblijf gehad , of twee jaren onder de Engelfche krijgsmagt gediend hebben, zijn van regtswegen ingelijfd, en génieten de voorregten der geenen , die in de drie koningkrijken geboren zijn. De wijs van pleiten, in de burgerlijke vierfcharen, in Engeland , fchijnt ge.bragt tot eene eenvouwigheid , die dezelve zoo fchielijk als onkostbaer moest maken : echter zijn 'er de regtsgedingen alzoo langwijlig en verderiïelijlc als in Frankrijk zelf, minder inderdaed dooide fchuld der magütraten en der wetten, dan door die der advokaten en pleitbezorgeren, Deze lieden vinden hier, als'bij ons, het geheim om de eenvouwigfte en klaerfte twistzaken te verduisteren, regtsgedingen, welke een goed gemeen verftand in den tijd van drie maenden zoude kunnen afdoen, lange jaren te doen duren , en ze zelfs , als rjjke landhoeven , bij uiterflenwi! aen hunne erfgenamen overtcgevcn. Dacrenboyen , dewijl 'er ver- fcheidea  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. 39 fcheiden regtbanken in dit koningkrijk zijn, en ijdere regtbank' haer bijzonder voorregt heeft , ontftaen daerin geregtstwisten , die noodwendig de vonnisfen vertragen ; en de weg van hooger beroep in zekere gevallen open ftaende, is dit, voor de advokaten en pleitbezorgeren, een nieuw middel om de regtsgedingen te verlengen, en zich ten koste van de pleiteren te verrijken; want ijder regtsgebied is eene foort van fmeltkroes, waerin al het goud dezer ongelukkigen verfmolten wordt. Echter worden de zaken , in 't algemeen, ter eerfte aenhoudinge op de plaetfen zelve geoordeeld; die van Londen op de geregtsdagen van WestmunfLer; en die der landfchappen door de opperregters, die 'er in den tusfchentijd van de vergaderingen des parlements, hunne zittingen gaen houden. In Frankrijk moet men de geregtigheid verre gaen zoeken; hier, in tegendeel , zoekt de geregtigheid de pleiters op. Hare bedienaers vertrekken, tweemael in het jaer, van Londen, en gaen, tot aen de uiterfte einden van het koningkrijk, de burgerlijke en lijfftraffelijke regtsgedingen vonnisfen. De Walschman , zonder uit zijn land te gaen , verwacht gerustelijk den dag, waerop men zijne bezwaren zal afdoen, en verteert geen gedeelte van zijne erffenisfe in reiskosten, noch het voorwerp van het geding zelf, in de kosten van het geregt. De vredeC 4 regters,  4° De Nieuwe Reisiger. regters, in de graeffchappen en fireden verfpreid, nemen flechts de "voorafgaende onder, richtingen , waerop de opperregters vonnis vellen.; en hunne beflisfingen gaen, bij hooger beroep , naer het parlement. De regtsgedingen, ter. eerfte aenhoadinge, worden in de geregtszael, en nimmer op bericht, geoordeeld. Men wil dat de overheden alles door hunne eigen oogen zien, en de pleiters van wederzijden hooren, en dat de bewijzen voor hun blootgelegd en betwist worden , zonder zich te gedragen aen eenen geheimschrijver, dikwerf onkundig , en meestentijds ontrouw. De advokaet brengt voor hun flechts het eenigfte punt van regt of geval, dat het betwiste onderwerp uitmaekt. Bijna de ganfche twist bepaelt zich om te weten, of het voorwerp van het regtsgeding door zoodanig eene wet al of niet beflisc is. Betreffende het geval, in zich zelf befchouwd, indien de pleiters daerin niet overeenkomen, zijn het de gezworenen die het beflisfen, zelfs in burgerlijke gefchilieq. Het is den regter niet geöorlofd het licht van zijne eigen billijkheid te volgen: hij is altijd genoodzaekt zich te bepalen naer den zin, dooide wet voorgefchreven. Zijne reden, zijn geweten en zijne geregtigheid zijn befloten in de uitdrukkingen van het gefchrift, 't welk van den troon of het parlement voortkomt; en fchoon 'er dik werf de bijzondere perfonen de flagtöffers van zijn, trekt de openbare vrijheid, uit deze mis-  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. 41 misbruiken zelfs, voordeden voor deze zelfde vrijheid. Hier hangt het geweten der regteren niet af van dat der koningen ; en de regel der billijkheid is geenszins, gelijk eldèrs , eene onzekere maet, welke de drift , het belang of vooroordeel kunnen veranderen. De zaken worden voor het parlement gebragt door gefchriften , waerin rjder pleiter zijne eisfchen en bewijzen voorflelt, en die van zijnen tegenfïrever wederlegt. Men verwacht vervolgens het vonnis , dat, op het laetfte pleitgeding, in de drie volgende dagen moet uitgefproken worden, De beroepen wor„ den beflist in het hoogerhuis, door de bijzitters van den kanfelier en de opperregters. Alle de pairs hebben zitting en Hem in deze von. nisfen ; maer de tegenwoordigheid van drie van hun is genoeg om dezelven wettig te maken. Men telt in Engeland vier voorname Hoven , waerin alle de burgerlijke zaken van het koningkrijk bepleit en beoordeeld worden, te weten , de Kanfelarij , des Konings Bank, de Echiquier of Schatkamer, en de gemeene Regtsdagen. Zij hebben ijder eene vergaderplaets, die gemcenfehap heeft met de groote zad' van Westmunfter , waervan zij alleen afgefcheiden is door eene faeijen gordijn, die tot eene deur verftrekt. Wanneer de kanfelier voorbijgaet, houdt hij bij ijdere vierfchaer op: de gordijn wordt geopend: deze magiftraetsC 5 per-  4 % De Nieuwe Reisiger. pcrfoon groet de regters, welke oprijzen, en hem weder groeten; en de deurwaerder fluit de gordijn weder toe. De eerfle regtbank, wier vermogen het verfte is uitgeflrekt, is het Kanfelarijhof, welks beroepen op het Huis der Pairs gefchiedcn. De kanfelier houdt dezelve alleen , of neemt de medehulp van andere regteren, wanneer de zaek hem zwaer genoeg toefchijnt, om zich niet alleenlijk op zijne eigen kundigheden te betrouwen. Dewijl de wet niet in alles heeft kunnen voorzien , is het noodzakelijk dat 'er eene vierfchaer, bekleed met het vermogen tot beflisfing van fommige gevallen, welke de wetgever zoude uitgedi ukt hebben; indien hij die voorzien hadde , plaets heeft. Dusdanig is de regtbank van den kanfelier, ook genoemd het Hof van Billijkheid en Geweten, uit hoofde van deszeifs regt, om de wet, in meenigvuldige gevallen , uitteleggen, De kanfelier wordt in Engeland ook geacht als de bewaerder van het geweten des konings; en men vervoegt zich aen hem, wanneer de voorregten, door den vorst vergund, fchadclijk zijn aen eenige bijzondere perfonen of wanneer zijne majefteit goederen bezit, wacrvan de eigendom hem betwist wordt, of eindelijk wanneer zijne keuren eenigen zijner onderdanen verongelijken. Alles , wat betrekking tot de openbare liefdegiften heeft, behoort tot dit hof, voor 't welk ook de za-  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. 43 zaken, die de zinneloozen en dwazen aengaen, gebragt worden. Men befpeurt ligtelijk hoe zeer dees magiftraetsperfoon zijn gezag zoude kunnen misbruiken , indien hij voor de omkooping vatbaer ware. Gij weet dat dit de misdaed van den vermaerden kanfelier Bacon was : gij weet insgelijks dat niemand ooit meer onbaetzuchtigheid in deze bediening getoond heeft, dan de beroemde Thomas Morus. Gij hebt gelezen dat zeker heer, die een regtsgeding voor deszelfs vierfchaer had, hem twee groote zilveren flesfehen, uitmuntend fraei gewerkt, toezond , en dat Morus zijnen keldermeester riep, en tot hem zeide : „ geleid dezen „ man in mijnen kelder, en vul zijne twee „ flesfehen met mijnen besten wijn. Mijn vriend, zeide hij wijders tot den brenger, „ zeg aen uwen meester dcnzelven niet te „ fparen, indien hij hem goed vindt. " Zijne vrouw , minder angstvallig, beklaegde zich over deze ongemcene naeuwgezetheid , doch kreeg van hem ten antwoord: „ laet mij be„ gaen; het betreft uwen roem en mijne za5, ligheid. Gij zult rijkdommen hebben in de zegeningen van God en der menfehen. De „ vrouw van een' overheidsperibon, die gc„ fchenken begeert, verdient gelaekt te wor„ den; en vroeg of laet zal zij , met (téren „ man, in den laster deelen. " Om het afwijken van deze grondbeginfelen, werd  44 De Nieuwe Reisiger. werd de ongelukkige Bacon verwezen in eene boete van veertig duizend ponden fterlings, om in den Tour opgefloten, onbekwacm tot het bezitten van eenig ampt verklaerd te worden , en nimmer eenige bediening in den ftaet te bekleeden. Men heeft een gedeelte zijner tegenfpoeden toegefchrevcn aen zijne ongemeene toegevendheid voor zijne dienstboden. Verkwistend boven het geene een man, naerijverig om zijn gezag te bewaren, behoort te wezen, liet hij in zijn huis de buitenfporigfte kosten toe, en gedoogde dat zijn volk knevelarijen pleegde op alles, wat bezegeld moest worden. Zijne knechts, die hij niet beftrafte, de toegevendheid van hunnen meester misbruikende , ondernamen alles , om hunne gierigheid te voldoen, of aen hunne vermaken voedfel te verfchaffen. Men vertelt dat hijj, gedurende zijn regtsgeding , gaende door eene zijkamer, waerin zijne dienstboden zaten, en bij zijne verfchijning opftonden, tot hen zeide: „ blijft zitten , mijne heeren; uwe verheffing ,, zal mijn val veroorzaken. " Drie jaren na Zijne veroordeeling verkreeg hij brieven van rcrgiffcnisfe; en de nakomelingfchap, op welke hij zich wegens het vonnis zijner eeuwe beriep , heeft zijnen misflag niet willen her- denken. De bediening van kanfelier van Engeland wordt bijna altoos aen de verdienfte gegeven. Men verkiest hem gemeenlijk uit de uitmun- tendfte  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. 45 tendfte mannen in de kundigheid der wetten, in de oefFening der welfprekendhcid , en in alle de verrichtingen van het overheidsampt. Zij vereischt van den geenen , die 'er mede bekleed is , een' gedurigen arbeid: openbare en bijzondere gehoorgevingen, het onderzoek der fmeekfchriften, de bewaring van het zegel , de voorzitting bij alle de raedplegingen van het hoogerhuis, de bijwoning van des konings raedsvergaderingen , de ondervoorzitting van de Echiquier, de nafporing en het oordcel van de beroepen, die voor het parlement gebragt zijn, en meer diergelijke verrichtingen, houden alle de levensoogenblikken van dezen magiftraetsperfoon bezig. In de zaken, welke voor zijne vierfchaer bepleit worden, hoort hij de advokaten van wederzijden, maent hen beurtelings aen, dringt hen op de voornaemfle gevallen, maekt hen ftrijdig mee zich zei ven, en fchrijft de overgezicne ftukken in zijne tafclboekjes. Kortom, na dat hij de zaek met zoo veel oplettendheid als geduld onderzocht heeft, eindigt hij dezelve met het geven van zijne beflisfing'; en op deze wijs geeft de kanfelier zijne vonnisfen. Deze magiftraetsperfoon verlaet zelden zijne bediening, zonder met het pairfchap bekleed te zijn; en zijn ampt brengt 's jaerlijks meer dan vijftig duizend ponden * vast op, behalve de regten van het grootzegel. Hij heeft onder zich een' Rolmeester , eene foort van Go- * Livres.  46 De Nieuwe Reisiger. Geregtsfchrijver , wicn de bewaring der Registeren is toevertrouwd. Hij ontvangt de eeden der getuigen, ondervraagt ben, neemt hunne getuigcnisfen aen, en ontvangt of verwerpt de aengeboden fmeekfchriften, om tot het pleiten voor deze vierfchaer gewettigd te worden. Hij heeft 'er zelfs de voorzitting, in afwezendheid van den kanfelier. Zes geregtsfchrijvers, onder zijne bevelen, fchrijven op de registers van het hof alle de verzoekfchriften, pleitgedingen, vergunde vergiffenisfen, gegeven lastbrieven, uitgevaerdigde beflui. tcn, enz. Het Hoofd dergeregts, of de groote Halsregtcr van Engeland, heeft de voorzitting in het Hof van 's Konings Bank, dus genoemd, om dat'er de koningen zelfs eertijds het regt aen hunne onderdanen oeffenden. Het wordt in hun paleis gehouden, en volgde hen overal. Alleen heeft het federt de regering van koning Jan een verblijf te Westmunfler verkregen: maer indien de vorst zijnen zetel in eenige andere ftad van Engeland vestigde, zou het genoodzaekt zijn aldaer overtegaen. Het regtsgebied van deze vierfchaer ftrekt zich over het gan. fche koningkrijk uit ; en men brengt 'er alle de burgerlijke en lijfflraffelijke zaken, die in den naem van den koning vervolgd worden. De Bank des Konings beftaet alleen uit vier rcgteren, daer onder begrepen den voorzitter, wiens jaergelden meer dan tagchentig duizend pon-  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. 47 ponden * bedragen. De drie anderen worden, gelijk hij, door het hof verkoren, en hebben iider niet meer dan veertig duizend guldens, t De zaken worden bepleit door dertig advokaten , welke de Engelfchen Dienaers der Wet heten , en die door den koning benoemd of verkoren worden. De regtsgedingen worden aengevangen door pleitbezorgers, die geenen tabberd dragen, en in gewoon gewaed voor de regtbank verfchijnen. Alles wat de openbare rust kan ftoren, allerlei geweldige daden behooren tot dit Hof. Het heeft het regt tot het hervormen en zelfs vernietigen van de vonnisfen , gewezen door de vrederegters of andere regtbanken, die eenige betrekking tot de veiligheid van den burger hebben. De verftoorders van de algemeene rust' worden vervolgd uit naem' van den koning. In zekere gevallen beroept men zich van deze vierfchaer' op het Huis der Pairs, in andere op het hof der Echiquier. Dit kiertte, waervan ik reeds gelegenheid gehad heb u te fpreken , oeffent bier alle de verrichtingen , die in Frankrijk tusfehen het Hof der Onderftanden , en de Kamers der Rekeningen en Munten verdeeld zijn. Om te bevatten het geene de vierfchaer van de Gemeene Regtsdagen betreft, moet men weten wat de Engelfchen door de Gemeene Wet verftaen. Het is eene verzameling van ver- * Livres, \ Frana.  48 De Nieuwe Reisiger. verfchillende gebruiken, die alleen in fommige Janden plaets hebben, en in hun oorfprongkeJijke niet gefchreven zijn. Naer dit wetboek beoordeelt men de twisten der bijzondere perfonen , over den eigendom der bezittingen, de vergoeding der burgerlijke beledigingen , de befchikking der uiterflewillen , de vorm der verdragfchriften , enz. Het opperhoofd van bet hof, en drie andere regters, allen door zijne majefteit benoemd, genieten eene inkomst, de een van vijftig, en de anderen van veertig duizend ponden *. De advokaten zijn dezelfde als de geenen, die voor de Bank des Konings pleiten: ook zijn 'er dezelfde pleitbezorgers; en de gehoorgevingen gefchieden 'er viermacl daegs. De zalen, waerin deze vier regtbanken gehouden worden, bellaen gelijkvormig uit eene vierfchaer , die vijf of zes perfonen kan bevatten, eene geregrsbalie voor de fchrijveren, een' ftoel, waerin zich de deurwaerdèr pJaetst' en vier banken , fchouwburgswijze gefchikt ruim genoeg voor vijftig bijzitteren, die flechts vier of vijf voeten van de plaets, alwaer de regters zich bevinden, gefcheiden zijn. Ifdere vierfchaer is van boven verfierd met drie ftandbeelden van eene natuurlijke grootte, vertoonende drie der aloude koningen van Engeland die het meeste door hunne liefde tot de gereg! tigheid uitgemunt hebben.. Het tapijt, dat tot eene rugleuning dient, is blaeuw en bezaeid * , ■ met  Tweehonderd Tweeëndertigste Brief. 40 met gouden leliën, in wier midden het fchild van de wapenen van Groot - Britanje geplaetst is. Voor de regters is een tafel, bedekt met een diergelijk tapijt, en daerop de verzameling der wetten, die, eigenlijk gefproken, de wezenlijke regters des volks zijn; want het geval eens bewezen zijnde, is het de wet alleen die uitfpraek doet door den mond van den magiftraet. Dit land heeft geene ambachtsheerlijke regtbanken, alwaer de twisten der landlieden gebragt, of waer de overtredingen ter eerfte aenmaninge gevonnisd worden. De koning is de eenigfte halsregter van zijn koningkrijk. De Engelfchen zijn zeer in hunnen fchik met de affchaffing' van drie bijzondere regtbanken , wier vernietiging zij als het tijdftip van de voltooijing' hunner vrijheid befchouwen : dezelve zijn de Geftarnde Kamer, de vierfchaer van Hooge Magt, en het Krijgshof De eerfte regtbank , welke men bij die van het Geloofsonderzoek konde vergelijken, had de willekeurige magt om boeten opteleggen, gevangenisfen te bevelen , en lijfftraffen te ocfFenen , zonder dat de befchuldigden zich mogten verdeedigden, en zonder dat zij dikwerf zelfs de natuur van de misdaed, waerover zij geftraft werden, wisten. De tweede, alzoo onwettig, en nog tyrannifcher, was ingefteld, om de altaren, den godsdienst en de leeraers te wreken; en onder dekfel van de XIX. Deel. D ket-  59 De Nieuwe Reisiger. ketters en derzei ver hardnekkigheid te ftraffen , voldeed men den haet der priesterén, en vulde de koffers van den vorst met den roof der onfchuldigen. De derde oeffende haer gezag niet alleen op de foldaten, maer op alle de burgers, en maekte den krijgsregter en de ftad- of landvoogden meesters van de vrijheid, het leven en de goederen van alle de ongelukkigen, die zij van de misdaed van verraderij' of muiterij' verdacht hielden. Men gaf hun hierdoor gelegenheid, om hunne bijzondere vijandfchap , en den haet der ftaetsdienaren en des konings te voldoen. De ocffening van dit regtsgebied bepaelde zich niet tot de tijden der onlusten , opftanden en oorlogen : het ftrektc zich uit tot alle gevallen en alle misdaden. Behalve de twaelf magiftraetsperfonen, die in de vier geregtshoven zitten, en welke men de Opperregters van Engeland noemt, zijn'er andere amptenaers, die, onder den naem van Schérifs, Coroners of Amptlieden van 's Konings regtbank , Vrederegters, Conftabels en Opzigters der groote wegen en arme lieden , de orde en regering in de landfchappen doen in acht nemen. Schéïif is famengefteld uit twee Saxifche woorden , die fchout van den graef beteekenen. Onder de regering van Alfred, werden 'er alle jaren, in ijder landfchap, twee vergaderingen , onder de bevelen van den graef of bis-  Twééhonderd Tweéénöerticste Brief. 5i bisfchop, gehouden; en alle de bezitters var! vrije leengoederen hadden regt dezelven gewapend bijtewonen. Het burger- en krijgsgezag , in den perfoon van het opperhoofd vereenigd, hem al te magtig kunnende maken s voorzag Alfred de gevolgen daervan; en om de zwarigheden voortekomen , verkoos hij een' burgerlijken amptenaer , wiens verricht tingen die van den graef moesten onderfteunen. Dusdanig is de oorfprong der Schérifs; en de koningen, ben aen zich willende verbinden , breidden derzelver regtsgebied uit. Niet alleen vertrouwden zij hun de zorg om de inkomften der kroone te ontvangen, maer gaven hun tevens het regt van voorzittinge in de ondergefchikte geregtsbovem Onder Henrik den derden, benamen de Ba-s rons of Vrij heer en, tot hervorming van den ftaet te Oxford vergaderd, den vorst' de benoeming der Schérifs , en bepaelden dat dit overheidsampt Hechts één jaer zoude duren. De magt om perfonen daertoe te benoemen werd wedergegeven aen Eduard den eerftem Twaelf kiesheeren, door de vergadering des landfehaps aengefleld , verkoren drie voorwerpen , uit welken de koning den Schérif nam* Deze verkiezing werd het volk ontnomen onder Eduard den tweeden; en de willekeur, die dezelve aen den kanfelier en de opperregters, met de bekragtiging' van den vorst j overgeeft, werd bevestigd door Henrik den D % agt-  „ was beftendig aen de zijde van Karei den j, eerften verknocht. „ De eerfte en vermaerdfte derSchotfche „ hoogefcholen is die van St. Andreas, ge„ fticht in her begin der vijftiende eeuwe. Die van Aberdeen en Glascow zijn ten naes„ tenbij van denzelfden tijdkring. De vierde is die van Edinburg. Hoewel zoo aen. „ merkelijk niet als die van Engeland, heb- ben zij echter groote fchrijvers voortge- bragt , onder welken men voornamelijk „ onderfcheid de heeren Hume , Robertfon „ en Thomfon, wier werken in allerlei talen j, zijn vertolkt. " Cambridge, hoofdftad van het landfchap of graeffchap van dien naem, heeft niets merkwaerdigs dan zijne hoogefchool. Ten tijde der Romeinen was deze ftad eene hunner voornaemfte volkplantingen , alwaer de jeugd in de wetenfehappen en letteren onderwezen wierd. De inval der Saxen en Denen verdreef de zanggodinnen, die 'er te rug geroepen werden door den bisfehop van Ely , in wiens fticht deze ftad ligt. Ik hield mij niet op te Ipswich, hoofdftad van het graeffchap Suffolk , alwaer de beste boter van Engeland gemaekt wordt, noch teNoiwich, hoofdftad van Norfolk, vveJksinwoonders, gelijk in Frankrijk die van Normandie, voor de hardnekkigfte piekeren der drie koningkrijken gehouden worden. Men E 2 teit  jgg De Nieüwe R.eYsigeSl. telt 'er vijftien honderd pleitbezorgers, die de regters op de zitdagen meer vverks verfchaffen, dan vier andere landfehappen doen.' Ik Hak de golf van Boston over, om mij te begeven naer Lineolnfhire , een land beroemd wegens de fterkte en fijnheid zijner paerden , den overvloed van visch en wild, en den vermaerden toren van Boston, die voor de fraeifte van Engeland gehouden wordt. Men gelooft dat Lincoln , hoofdftad van dk graeffchap , gebouwd is van de overblijilelen van Lindum, eene aenmcrkelijke ftad der Romeinen. De bisichop van Dorchester bragt 'er zijnen zetel over, en bouwde 'er eene vrij fraeijê hoofdkerk. Crowland wordt het kleene Venetië genoemd , om dat 'er de huizen op palen gebouwd zijn. Deze ftad, in moeraslèn liggende, is van alle kanten ontoegangelij k; en men kan 'er niet aenkomen, dan langs twee zeer fmalle dijken. De inwoonders trekken hun voornaemst onderhoud van de visicheiij', en van de jagt' der watervogelen , die in de omliggende ftreken zeer overvloedig zijn. Zij zouten deze vogels , als de visch , en verzendenze, in ton-nen, naer Londen en in het overige van Engeland. Het graeffchap van jork, ten hoorden van dat van Lincoln, en als het grootfte landfehap van net koningkrijk befchouwd, brengt uitmuntende paerden voort; én. verfcheiden heeren heb-  Tweehonderd Drieëndertigste Brief. 6£ hebben 'er lusthuizen. De ftad, waervan het den naem draegt, is , na Londen , de aenmerkelijkfte der Britfche eilanden. Hare hoofdkerk is eene der fraeifte van Europa. Haer aertsbisfchop heeft langen tijd het primactfchap aen dien van Kantelberg betwist. Hij heeft het regt om de koninginnen van Engeland , van welke hij geboren grootaelmocfenicr of eerfte kapelaen is , te wijden en te kroonen. De hoofdfchout heeft den t-ytel van lord, gelijk te Londen; en de ftad heeft dien van hertog aen de zoons der koningen van Groot-Britanje gegeven. Den naem van Halifax , eene k'eene ftad van het zelfde landfchap , heilig hoofdhair beteekenende , zegt men daeruit ontftaen te zijn, dat men 'er langen tijd het hair eener godvruchtige dochter, die in het verdeedigen van hare kuischheid vermoord wierd, bewaerd heeft. Latende ter linkerzijde de noordelijke landen , die -bijna niets opleveren dan fteenkolen!, waermede ik reeds gezegd heb dat Newcastle, hoofdftad van Northumberland , zijn voornaemfte koophandel dreef, traden wij in het hertogdom Lankaster, waerin men verzekert dat de fraeifte vrouwen van Engeland , en een zeer groot aental van Katholyken, gevonden worden. Het is bezeten geweest door de vorften, die de partij van de Roode Roos' uitmaekten, en zoo langen tijd de kijöon aen de hertogen van Jork betwist hebben. • E 3. Dit  $0 De Nieuwe Reisiger. Dit landfchap ligt ten noorden van het graefi fchap Chester, beroemd wegens den grooten overvloed zijner kaes. In deszelfs hoofdftad was het dat Edgar , één der Saxifche koningen , zich in eene fchuit van de kerk' naer zijn paleis liet voeren, door agt Schotfche en Bretonfche koningen , die onder zijne bevelen roeiden. Ik trad in het prinsdom Walles, dat, gelijk gij weet , het erfdeel van den oudften zoon der koningen van Groot-Britanje uitmaekt. Dit land, fchoon bergachtig, is niet onvruchtbaer ; de meenigte zijner kudde vergoedt de droogheid van den grond. Men ziet 'er vruchtbare dalen en verfchciden rivieren; en da fchoonheid van eenige verfchieten wijkt niet voor onze fraeifte gezigten. Natuurlijke watervallen , paleizen, bosfehen, vlakten, ftroomen, bergen, alles werkt mede om 'er land.gaeigten , «Je aendacht der beste fehildercu waerdig , opteleveren, De landlieden, alzop onafhangelijk als die van Engeland , hebben jflechts een overblijffel dier onderwerping', welke zij voor hunne aloude vnjheeren hadden , behouden. In het algemeen, ftrekken 'er de rijke lieden de fierheid zelfs verder uit dan de Engelfchen. De getrouwde mans, opperheeren in hunne huizen, laten 'er naeuwelijks aen hunne vrouwen den rang Van huishoudftdren. De gastvrijheid wordt 'er omtrent de vreemdelingen in  Tweehonderd Drieëndertigste Brief. ~i in ach. genomen: men mag 'er zich, voor allen den- tijd0, dien men begeert, nederzetten, op voorwaerde van nimmer tegen te fprcken, zonder 't welk men zich in gevaer ftelt van een geftreng affchcid te krijgen. De landlieden gaen'er met mekte voeten, en zouden zich aen eene onverdragelijke flavernij onderworpen achten , indien men heft noodzaekte holblokken te dragen ; zijnde de denkbeelden van holblokken, dienstbaerhcid en Frankrijk onaffcheidbaer aen hunnen geest verknocht. De razernij van zich vrij te achten is hun hoogfte goed, in het midden van hunne elende. Zij vertoornen zich ligtelijk, pleiten gaerne, en zijn als de Manfenaers van GrootBritanje. De gedachtenis van den Pretendent is nog heilig aen hun geheugen; en men drinkt 'er dikwerf op zijne gezondheid. Een bijzonder gebruik der inwoonderen van Walles is de huwelijken., onder het gemeene volk en de dienstboden , aentemoedigen door gefchenken. Men ftuurt eene foort van openbare roeperen, die in feestgewaed , van huis' tothuis, alle lieden ter bruiloftegaennoodigen. Ijder gast geeft eene geringe fom tot de huwelijksgift der echtgenooten , die , door dit middel, fchielijk en gemakkelijk in hun huishouden geraken. De bewoonders van Walles Hammen af van de aloude Bretonnen, die zich in het westelij. ke gedeelte van het eiland begaven, om zich E 4 ae»  ?.i De Nieuwe Reisioer. aen het gezag, der Angel-Saxen te onttrek, ten , wanneer deze het zelve verooverden. Zij leefden 'er in de onafh'angelijkheid, tot atn het einde der dertiende eeuwe, toen Eduard de eerfte hen aen zijne heerfebaupij onderwierp. Zij behouden doorgaens hunne aloude tael, die ten naestenbij die van onze Neder-B.retanjers is, namelijk, het Celtisch. De prins van Walles, zoo .dra hij meerderjarig is, wordt de eerfte pair van het koningkrijk, en is niet meer aen het vaderliike gezag onderworpen. Men vertelt dat dezelfde Eduard, dit landfehap onder het juk gebragt hebbende, aldaer eenen Engelfchen landvoogd wilde aenftellen; maer ziende dat dit oogmerk aen zijne nieuwe onderdanen mishaegde , ontbood hij aldaer de koningin, zijn? echtgenoote, die 'er van een* prins beviel. Vervolgens om de voornaemften des lands geftuurd hebbende , fteide hij hun voor, dat hij hun een' landvoogd, pnder hen geboren, die geen woord Engclsch verftond, en wiens leven onberispelijk was, zoude geven. Deze aenbieding werd met toejuiching' aengenomen; en de koning benoemde zijnen pasgeboren zoon Eduard. Sedert dien tijd voert de vermoedelijke erfgenaem, van den troon den tytcl van prins van Walles en het landfehap dien van prinsdom- Voor dit tijdperk noemde men de oudfte zoons der koningen van Engeland, hertogen van Nor. mandie'. . De  Tweehonderd Drieëndertigste Brief. 73 De reizigers doorkruifen fchielijk dit landfehap , 't welk hunner nieuwsgierigheid niets aenbiedt , dan de haven van Milford , eene der fraeifte en veiligfte van Europa. Wij namen 'er eene zeillchuit, die ons overbragt in bet graeffchap Kornewal, beroemd door zijne tinmijnen, zijne uitmuntende fardijnen, zijne haven van Falmouth , en voornamelijk dooi' zijne wonderbaerlijke ftecnen , kringswijze en evenredig geplaetst, twaelf voeten van eikanderen , met een' grooten fteen in het midden, die ze allen dn hoogte .overtreft. Digtbij de kust van Kornewal liggen de kleene eilanden van Sciily of de Sorlinges, ten getale van honderd en veertig , in welke men weinig meer dan duizend inwoonders telt. Men vindt 'er verfcheiden tempels der Druïden , en de graven van gewaende reuzen, welke de bijgeloovigheid in onze dagen nog eerbiedigt. De aenmerkelijkfte dezer aloudheden is bekend onder den naem van het reuzenkasteel, en geplaetst op een voorgebergte, vertoonende, aen den kant der zee, eene on. metelijke verzameling van rotzen , op elkauderen geftapeld. Men ziet, op de kusten van Kornewal, diergelijke kasteden, die door zee. roovers gebouwd fchijnen, en alzoo oud zijn als de krijgsbedrijven der Deenen, en misfehien der Saxen zelfs, in Engeland. Het grootfte gedeelte der oudheidkenneren verzekert dat de eilanden van Sciily, waervan E 5 bftt  74 De Nieuwe Reisiger. het voornaemfte is Ste. Maria , 't welk drie mijlen lang en twee breed is, door eene overftrooming van de vaste kust' gefchciden zijn. Een hevige ftorm , verzeld van donder en blikfem , doodde meer, zegt men , dan duizend menfehen. Ten zelfden tijde vloeide de zee met geweld over, bedekte eene onmetelijke uitgeftrektheid lands, en ontwortelde groote ftukken aerde, waervan de meesten dezer eilanden gevormd zijn. Devuurbaek, die op het eiland Ste. Agnes, meest in zee uitftekende, gevonden wordt, maekt 'er het voornaemfte fieraed van uit. Het is gebouwd op eene hoogte, en vormt eene kolom, verdeeld in drie verdiepingen , door drie halfronden aengewezen. De lantaern is gevloerd met tigchelfteenen ; en in het midden is een ijzeren roosterwerk, waerin men alle avonden , met behulp van een' fmits blaesbalg, een vuur van fteenkolen ontfteekt. Rondom de lantaern is eene gaenderij met leuningen, alwaer de geenen, die met het onderhouden van dit vuur belast zijn , lucht gaen fcheppen. De kolom is van buiten gewit, zoo dat zij, zoo wel des daegs als des nachts, voor de fchcpen, die van het zuiden komen, ter bake verftrekt. Devonfhirc paelt aen bet landfehap Kornewal. Exeter, zijne hoofdftad , is eene der voornaemfte fteden van het koningkrijk. Men roemt 'er insgelijks de haven en vuurlantaern van  Tweehonderd Drieëndertigste Brief. 75 van Plymouth, die van Darmouth en debaei van Torbay, alwaer Willem de derde, prins van Oranje , ontfcheepte in het jaer 1688, toen hij zijn' fchoonvader kwam onttrooncn. Men gedenkt ook dat de ridder Drake te Plymouth onder zeil ging, om de reis rondom de weereld te ondernemen. Het graeffchap Dorfet is een ander aen zee gelegen landfehap , waerin men mij , in een kerfpel, de Heremitagie genoemd, een groot ftuk lands deed zien, 't welk een onderaerdfche wind, zegt men, oudtijds opgeheven en vier roeden verder gevoerd had , alwaer het zijne boomen en heggen behield. Ten noorden van dit landfehap liggen de graeffchappen Sommerfet en Wilt. In dit lactfte, waervan Salisbury de hoofdftad is, toonde men mij eene zonderlinge fchikking van fteenen, die alle de natuurkenners verwondert. Deze ruwe en ongelijke fteenen , die twee ronde omtrekken uitmaken, zijn drie aen drie, op een'evenwijdigen afftand van eikanderen, gefchikt, en gelijken naer huisdeuren. De binnenfte omtrek bevat zuilen van twintig voeten hoog , zeven breed, en drie en een' hal ven dik, zijnde de zijdelingfche of ftaende ftijlen. De ftukken, die dwarsch daerop liggen, zijn van twaelf tot zestien voeten lang. De zijftijlen hebben van boven duimen, en de dwarschftukken groeven, die derwijze in één gevoegd zijn ,. dat men hen zou befchouwen als met kunst"  ■76 De Nieuwe Reisïger. kunst' opgehangen. De buitonfte omtrek be. vat kleener fteenen, maer insgelijks merkwaerdJg door hunnen gelijkvormigen ftand. Zij zijn doorgaens zoo groot en zwaer, dat het niet waenchynlijk is dat men zulke ontzagchelijke .gchamen, m de vlakten van Salisbury, heeft • kunnen vervoeren. Vanwaer komen zij dan; en wie heeftze dus gefcbikt ? Dit is eene yraeg, welke niemand kan oplosfen. Men doet ook opmerken , als eene zeldzaembeid, dat de hoofdkerk van Salisbury voorzien is met zoo vele deuren als 'er macnden, met zoo ■vele venttenen als 'er weken , en met zoo ve^e pilaren of kolommen als 'er dagen in het jaer zijn. Dit gebouw, van eenen fraeijen Gothf fchen fmaek, is het grootfte fieraed der ftad»" De fpits van den toren is de hoogfte van het koningkrijk. Wij kwamen in het graeffchap Sommerfet gedurende het jaergetijde der wateren van Bath' Deze ftad, vermaerd door hare warme baden' en zelfs door hare fchoonheid, is gebouwd in een dal, omringd van heuvelen, waeruit hare mijnftoffelijke waters, reeds bij de Romein-n bekend , voortvloeijen. De groote toevloed van aenzienhjke lieden, vooral van vrouwen die hier in de lente en herfst aenkomen, lokt -'er moemgvuldige anderen , die 'er zich uit noodzakelijkheid of vermaek naer toe begeven -Geen oord is 'er in Engeland, waerin de' Wtopm. kunne meer behagen fchept, en waer zij  Tweehonderd Drieëndertigste Brief. 77 zij gevolgelijk'betefgelijker tracht tc wezen; «een , waer men gezonder is, en van zijn® gezondheid het beste genot heeft; geen, waer de mans minder wantrouwend en dé vrouwen genaekbarer zijn. Gedurende het Iaetfte jaergetijde, waren 'er twee openbare infchnjviri. gen , eene voor geestelijke oefFeningen , de andere voor eene fpeelvergadering. Twaelf lieden boden zich aen voor de eerfte, en vier honderd voor de tweede; 't geen zoo veel is, als of 'er vier honderd tegen twaelf voor de heil' tegen den hemel te wedden ware. De ftad Bath ligt, gelijk Bareges, Flombicres, en de meeste plaetfen, waer men dewaters gaet drinken, tusfchen het gebergte, in 'C midden van 't welke eene bron van mijnftof. felijk water is, en alwaer eene grillige meeriiJte van zieke en werkelooze lieden, twecmael 's jaers, den tijd van twee maenderj, elkander komt befchouwen. Gij weet wat fpeelgenootfchappen zijn; gij hebt op bals geweest; gij hebt de teerlingen hooren rollen; gij hebt beurzefnijders, gelukzoekers, ligtekooijen en zalen vol ongefchikt gezclfchap gezien ; wel nu, Bath is niets anders dan dit alles. Het is, gelijk alle openbare plaetfen , een gasthuis van kranken en zotten, en een kweekhof van lieden, die op derzelver kosten leven, dat is, van geneesmeestcren , kruidmengeren, voedfteren en fpelcrcn. De mans konwn 'er om zotte redenen tc voeren, en de vrouwen omze ac-a-  73 De Nieuwe Reisiger. aentchooren: foraraigen, zich door de wateren van hunne ongemakken willende genezen, vermeerderen dezelven door het fpel: de anderen komen 'er met een gezond ligchaem en eene volle beurs, en keeren ziek en berooid te rugbeiden laten zij hun geld over aen den geenen^ die 'er zich meester van maken kan. Deze ftad onderhoudt zich door het goede gezelfchap , dat 'er aenkomt, en blijft arm door het zelfde middel : de inwoonders krijgen imaek in de weelde, beminnen het vermaek en verkwisten hun geld , op het voorbeeld der geenen, van wie zij het gewonnen heb. ben. Bristol, eene groote en fraeije ftad in het zelfde landfehap, is , na Londen, de handeldrijvendfte en misfehien ook de rijkfte ftad van En geland. Door de rivier de Avon in tween geIcheiden , behoort zij half aen het graeffchap Glocester , en half aen dat van Sommerfet ■ doch zij hangt van geen van beiden af, en regeert zich zelve, onder het gezag'van den koning en het parlement. Hare beide deelen zijn vercenigd door eene fteenen brue bezet met huizen , die eene ftract uitmaken' De hoofdkerk , aen de heilige Maegd toe-ei gewijd, is fraei en met een' zeer hooeen to ren voorzien : voor de hervorming was zii eene abtdij van geordende kanunniken; doch Henrik de agtfte heeftze tot een bjsdom verheven. Bristol is vermaerd door zijne jaer- markten;  Tweehonderd Drieëndertigste Brief. 79 markten; en zijne inwoonders drijven een'bijzonderen koophandel op de West-lndiën. De vaertuigen komen 'er uit zee door de rivier de Avon; en de kaeijen zijn zeer bekwaem, om dezelven te laden en te losfen. De groote fchepen ankeren aen den mond der riviere. Glocester, hoofdftad van het graeffchap van dien naem, en aen de Severne gelegen, heeft den tytel van hertog aen verfcheiden prinfen van het koningklijke bloed gegeven. Men roemt hier de fchoonheid der hoofdkerke, waerin Willem de Verooveraer en Eduard de tweede begraven zijn. Dit land' is vruchtbaer m allerlei foorten van granen: zijne weiden zijn uitmuntend; en men voedt'er eene groote meenigte van vee, voornamelijk fchapen, wier wol uitnemend is. - Men onderfcheidt, gelijk gij weet, in de ftoffcreederijen, drieërlei foorten van wollen, die in deugdzaemheid verfchillen, volgens de verfcheidenheid dei' landftreken. De beste, moederwol geheten, is die van den rug en den hals. Die van den ftaert en de dijen is van eene mindere hoedanigheid. De minstgeachte is die van den buik en de andere deelen des ligchaems. Men heeft wollen van allerlei kleuren , en fchapen van allerlei foorten. Die van Ethiopië en het aloude Frygië hebben ruig , en die van de Kaep der Goede Hoop glad hair, In fommige landftrcken van Indostan hebben zij ftaerten van eene ongemecne zwaer-  &o De Nieuwe Re is r ge r. zwacrte. Men vindt roode fchapen ar Azia- i gele m Schotland ; en eertijds waren alle d» woldieren van Andaluzië zwart. In Frankrijk zijn geene ftoffereederijen, of men geeft 'er den eerflen rang aen de wol van Spanje, den tweeden aen die van Glocester, den derden aen die van Languedoc en Berry , en vervolgens aen die van Valogne en Cotentin. De landfehappen Hereford , Shrop, Worcester, Warwik, Derby en Montmouth, ten noorden en westen van Glocester, vertoonen de gezigten van vermakelijke landhoeven en meenigvuldige lusthuizen. Alle de gedeelten en voorwerpen, die het gezigt van Leafowes, in Shropfhire, uitmaken, herinneren ons de herderlijke denkbeelden, door de poëten gefcher.se, zoo levendig, dat zij de gedachtenis van den heer Shenflone, die het zelve aengclegd, en 'er zijne woonplaets genomen heeft, doen eerbiedigen, en zijnen roem billijken. Hij heeft het, in zijne drchtftukken, zoo vermaerd gemaekt, dat men doorgaens tvvijffelt, of deze bekoorlijke plaets hem zijne fchoone veereen heeft ingeboezemd, of dat hij, in de herderlijke tooneelen, waervan hij de uitvinder is de gewigtige tafereelen, welke hij in zijne liederen heeft verfpreidt, flechts wezenlijk gemaekt heeft. „ Het is volmaektelijk eene landhoeve, zegt „ de dichter, waervan alle de omliggende ., ftreken gefchjkt zijn tot voedfel der kudden. ,3 Het  Tweehonderd Drieëndertigste Brief. Si „ Het geheel vertoont overal het zeifile ken» „ merk; en echter is 'er niets verfchillender „ dan de bijzonderheden, niets fchielijker dan „ de overgang tot onderfcheiden ueraedjen. „ Hier ziet men eenen weg, die eensklaps in „ een naeuw en duister dal afdaelt, Zich al „ kronkelende in een bosch verliest, en we- der op den top , met eene digte lommer „ bedekt, ten voorfchijn' komt. Hier ftort I, eene beek , met natuurlijke watervallen} „ tusfchen boomwortels en rotzen neder. In „ het begin is zij fnel en zigtbaer : Vervol. „ gens verbergt zij zich in boschjes, alwaer ,, men haren loop kan nagaen, door het ge= ,, luid van haer ruifchen; en eindelijk werpt zij zich in eenen vijver, geplaetst aen het „ einde van dit eenzaem oord. Duizend kleene „ elzen groeijen in het middèn van derzelver „ bedde; en uit een' eenigen wortel fpruiten „ meenigvuldige telgen, die den itroom ver„ hinderen, en zijne beweging vermeerderen* „ Hare oevers zijn bedekt met eenige groote „ boomen , wier doorgefneden lommer de „ zonneftralen vergunt op hef water te {pelen, , Op eenen geringen afftand is een ligt kreu- pelbosch , dat, zonder eenige duisterheid „ op het tooneel te werpen, juist genoegzaem „ is, om te beletten dat het zich op al te verre „ gezigtpunten opene. Aen het einde van „ het dal is een boschje, geplaetst op eene j, fchielijke afhelling, digt bij twee beploegde X/ï. DeeL F „ vel.  82 De Nieuwe Reisigër. „ velden, waervan het eene bepaeld word 5, door eenen heuvel, en het andere door een „ dorp, alwaer men eenen toren , die zich ,, op eene hoogte verheft, befchouwt. Een „ bergachtig land, volkomen bebouwd, ver„ toont alle de bijzondere gebouwen der land„ hoeve, en digt daerbij de ftad Hales-Owen. „ De ftad Wrekin, op eenen afftand van der„ tig Engelfche mijlen , doet zich insgelijks „ onderfcheidenlijk aen het uiterfte van den j, gezigteinder opmerken. Op verfcheiden „ plaetfen heeft men bosfchen geplant, met „ tusfchenbeide openingen, om fommige ge„ zigtpunten te verbergen of te ontdekken. „ De oplettendheid heeft zich uitgéftrekt tot „ de geringfte omftandigheden, bekwaem om „ de landgezigten te veranderen : maer de „ kunst wordt nimmer befpeurd; en de uït„ werking fchijnt altoos natuurlijk. " De opfchriften zijn eene andere foort van fchoonheid , die niet vergeten is geworden. De fierlijkheid der poëzij', en de juistheid der zinfpelingen, verfchoonen derzelver langwijlig heid en getal, zulke gewone gebreken van diergelijke fieraedjen in Engeland, dat menze dikwerf niet leest. Men ziet 'er ook meenigvuldige toepasfingen op de Heidenfche verfieringen, fomtijds op de toover- en boschgodinnen , fomtijds op de water- en zanggodinnen. "Van nature droefgeestig , plaetfen de Engel, fchen zelfs kerken en kerkhoven in hunne tui-  Tweehonderd' Drieëndertigste Brief. 83 tuinen. Zij befchouwen gaerne voorwerpen, bekwaem tot het verwekken van ernftige eri zelfs treurige overwegingen*, die fomtijds eene vruchtbare bron van verheven denkbeelden worden, gelijk men vindt in de Nachtgedachten van Young en het Paradijs Verloren van Milton. Ook hebben alle hunne werken, van welke natuur' zij zijn , altoos eene doodfche kleur, en gelijken, meer of min, naer die Egyptifche gastmalen, waerin het doodshoofd, 't welk* men op de tafel zette, het vergif der droefheid in den boezem der vrolijkheid vcrfpreidde. Ik moet bet landfehap Shrop niet verlaten, zonder een woord van de brandende fontein' van Bofeley te zeggen. Luttel verfchijnfels zijn zoo wondcrbaerlijk , als bet geene men vertelt van deze foort' van watervuurberg, die zijne eerfte uitbersting deed in het begin dezer eeuwe. Twee dagen te voren ontftond 'er een der geweldigfte flormwinden, welke men nog in dit land gezien had; en naeuwelijks was de orkaen geftild, of het nieuwe verfchijnfel veroorzaekte wel andere ontroeringen in de gemoedeTi der inwoonderen. In het midden van eenen diepen flaep, waerin zij gedompeld lagen , werden zij, des morgens omtrent twee uren , ontwaekt door een verfchrikkelijk geluid, verzeld van eene aerdbeving', die ijder uit den bedde deed rijzen. Zij, die moeds of bedaerdheids genoeg bezaten, om de oorzaek F 2 van  kwistende geworden, verkreeg hij in luttel 3, tijds de achting van het ganfche hof, en „ maekte werkftukken, die van alle de maet„ fchappijen geroemd [wierden. Dees groote 3, kunftenaer liet verfcheiden fchriften na, 3, die nog nuttig zijn voor de geenen, die het „ zelfde beroep volgen. „ Schoon de twee uurwerkrcederijen van „ Verfailles en St. Germain flechts twee ja„ ren ftand grepen, zult gij niet kunnen ge,, looven welken naerijver zij in de horologie„ makers van Parijs verwekten. De bekwame „ lieden werden vervangen door een groot 3, aental van anderen , die tegenwoordig de „ grootfte en regtmatigfte achting bezitten. " De verfchiliende voorwerpen, welke onze reis aenbood, gaven gelegenheid tot onder- fcheiden  Tweehonderd Vierendertigste Brief, ioi fcheiden gefprekken , die meestentijds geene de minfte betrekking tot eikanderen hadden, en welken ik u in dezelfde wanorde opgeve. De eerfte dorpkerk deed het gefprek vallen op de pligten der landpredikeren, en in 't algemeen op het geene men de lage geestelijkheid kan noemen. . De leereer van een kerfpel wordt Re&or geheten; en zijne voornaemfte verpligting is de regten zijner, kerke te verdeedigen. De Vicarisfen, of onderleeraers, hebben zich van dezelfde pligten te kwijten.; maer wanneer 'er in een kerfpel een Reftor en een Vicaris zijn, heeft de eerfte geene zorg over de zielen: de Vicaris alleen moet den godsdienst verrichten en het volk onderwijzen. Zijne inkomst beftaet in de groote tiende , die in fommige landftreken veel , in andere weinig opbrengt ; en wanneer deze tiende aen den Rector behoort, ontvangt de Vicaris zijne inkomst van den eigenaer. De benoeming dezer twee* leeraren ftaet aen den koning, aen dem bisfchop of aen leeken, die bezitters zijn van de landerijen, waerin de kerfpellen liggen; en niemand mag tot de bezitneming toegelaten worden, zonder de gewijde orden ontvangen te hebben. Iemand , die dezelven door onwettige middelen verkregen had, zou tot eene zware boete veroordeeld, en onbekwaem verklaerd worden, om , gedurende den tijd van zeven jaren , eenige kerkelijke bediening te bezitten» G 3 Ijder  fo2 . Öe Nieuwe Riisigër. Ijder geestelijke kan, door den ambachtsheer , tot een leeraerampt benoemd en aen den bisfchop voorgefteld worden ; doch de bisfchop kan hem afwijzen, indien de ambachtsheer in den ban, of de geestelijke onbe. kwaem tot het waernemen van de kerkelijke bedieningen, bij voorbeeld, een aterling, in den ban, een vreemdeling, minderjarig, in het geloof verdacht, ongebonden van zeden, of berispelijk van gedrag is. Verboden fpel te fpelen, of de herbergen te bezoeken, wordt in Engeland befchouwd als eene onverfchillige daed, die de geestelijken van het priesterfchap niet verwijdert. Indien de ambachtsheer , niettegenftaende de weigering van den bisfchop, in zijne benoeming volhardt, klaegt hij aen het geregt, de zaek wordt voor de gezworenen bepleit; en het hof van 's konings bank fpreekt het vonnis uit. Zoo de onkunde alleen den voorgeftelden doet afwijzen , wordt hij verzonden naer den aertsbisfchop, om op nieuw ondervraegd te worden; en wanneer deze laetlte in deszelfs voordeel beflist, bekleedt men hem met de kerkelijke bediening', ondanks de tegenftreving van den bisfchop. In Engeland gefchiedt de bezitneming, door het aenraken van den klopper der kerkdeure, of door het luiden van eene der klokken. De bisfchop mag dan den eed van verblijfplaets', die volgens de wet altoosdurend moet wezen, afvorderen. Door eene keur van Henrik den agt-  Tweehonderd Vierendertigste Brief. 103 agtften is bevolen dat ijder kerkedienaer, die vrijwillig eene maend achteréén, of den tijd van twee maenden in één jaer, afwezend is, eene boete van tien ponden fterlings moet bétalen waervan de een© helft voor den koning,'en de andere helft voor den aenbrenger is. De kapellanen van het hof zijn van hunne vêrblijfplaetfen ontflagen , gedurende den tijd van hunnen dienst. Het is-dus insgelijks met de overheden , hoogleeraren en leerlingen der hoogefcholen. Ijder amptenaer moet zijn verblijf houden in het huis, 't welk aen zijne bediening verknocht is, ten einde het, voor zijne opvolgeren , in goeden ftand gehouden worde. De kerkelijke bedieningen worden hier , gelijk in Frankrijk, overgedragen; maer de overdragt moet door den gewonen bisfchop bekragtigd worden. Een leeraer, om zekere misdaed , in den ban gedaen, of wettig veroordeeld , verliest zijne bediening uit volkomen regt. Insgelijks is hij daervan verftoken, indien hij, dezelve van een* Roomschgezinden heer' verkregen hebbende, zestig dagen van zijne verblijfplaets afwe- ZC De1 kerkmeesters verbeelden het ganfche lighaem des kerfpels. Somtijds worden zij benoemd door den leeraer, fomtijds door de inwoonders van het kerfpel alleen, of gezameliik door hen en den prediker. De wet mag. tiet dezelven tot het vormen van eene foort' & G 4 van  104 De Nieuwe Reisiger, van gemeente, en het bezitten van landgoederen en vee, welke zij mogen verpagten, doch zelfs niet befturen. Zij hebben geen het minfte regt op de kerken of kerkhoven. De Reéïor alleen, of zijn Vicaris, mag daer over befchikken. De zorg voor de armen is den kerkmeesteren , benevens den leeraer, aenbevolen. Hem is insgelijks belast de goede orde in de kerken te handhaven , en 'er de betamelijkheid te doen in acht nemen , den hoed te ontnemen aen ijder , die denzelven op het hoofd houdt, en eene boete aftevorderen van de ingezetenen, die op de zon-of feestdagen den godsdienst niet bijwonen. Gij vraegt of de zeden der Engelfch'e geestelijkheid zuiverer dan die der onze zijn. De Engelfchen zijn geërgerd, wanneer zij te Parijs abten in alle onze fchouwfpelen zien. Maer wat moet men denken, wanneer men de koffyhuizen en herbergen, in Engeland, met geestelijken vervuld vindt? Een leeraer, die de .vertooning van Polyeuóle niet zoude willen bijwonen , fchróomt niet zijne dagen doortebrengen met fpelen , drinken en rooken, in plaetfen, waerin de ondeugd, die hem onteert, hem het voorwerp van de ergenisfe der brave lieden, en de fpeelpop der vrijgeesten maekt. Het huwelijk der leeraren vermindert insgelijks de eerbied , welke men voor hun zoude hebben. De dwaesheden eener vrouwe overladen dikwerf den kerkdijken, die het on-  Tweehonderd Vierendertigste Brief. 105 onberispelijkfte leeft, met eene verachting', die op zijne waerdigheid te rug fruit. De kostbare en heerlijke lusthuizen, die de Engelfche adel in de landfchappen bezit, verfchaften ons meenigvuldige gelegenheden, om eikanderen over dezen eerflen rang van burgeren te onderhouden. De koning van Engeland mag aen wien hij wil, en wanneer het hem behaegt, de waerdigheden en tytels opdragen. Ook zijn alle dezelve niet van gelijke oudheid: tegenwoordig zijn onder de Engelfchen in gebruik die van Hertogen , Markgraven, Graven, Burggraven en Baronnen. De tytel van. Hertog is geenszins de oudfle, hoewel de geenen , die denzelven voeren, onmiddelijk op de piïnfen van den bloede volgen. Eduard de derdé maekte zijnen zoon hertog van Kornewal , met hem een' bloemkrans op het hoofd te zetten, een' ring aen den vinger te fteken, en een zilveren ftoksken in de hand te .geven. Tegenwoordig zijn de aenflellingsDrieven der erfhertogen vervat in deze uitdrukkingen : „ Wij geven en vergunnen „ u den naem, den tytel, de hoedanigheid, „ den ftaet, den rang, het voorregt, de eer„ bewijzingen , het gezag en de waerdigheid „ van Hertog ; en wij wijden u daertoe in, ,, door den gordel en'mantel, door de muts „ en den gouden ring, waermede wij u bekleed, „ en den gouden ftaf, dien wij u in de hand „ gefield hebben." G 5 De  ic5 Dè Nieuwe Reisiger. - De tytel van Markgraef is, na dien van hertog, de uitmuntendfte. Zij, die denzei ven in de eerfte tijden der Engelfche alleenheerfchmg droegen, waren belast met de be waring der grenzen. Henrik de agtfte be mm hun alle foort van regt tot het bevel De Markgraven worden gemaekt door den gordel en eene foort van mantel, dien men hun om de ichouders hangt. De oorfprong van den tytel van Graef is zeer oud : hij was in gebruik ten tijde der Saxen, en had ten naestenbij dezelfde beteekenis als die van Raedsheer te Rome. Eertijds waren de graven belast met het beftuur der Jand. fchappen; doch tegenwoordig is geen het minIte gezag aen dezen tytel gehecht: de Schérif of zijn gevolmagtigde , verricht deze aloude bediening. Wanneer de koning van Engeland, m eenig gefchrifc, gewag maekt van eenen grooten des koningkrijks, die den tytel van graef voert, noemt hij hem zijn' getrouwen en zeer beminden neef. De laetfte van alle de tyteJen, te weten, die van Baron of Vrijheer, heeft langen tijd m het meeste aenzien geweest, en kwam aen alle de Pairs toe. Maer dewijl derzelver getal te groot wierd , was men genoodzaekt, on- ' der den koning Jan, twee klasfen daervan te maken: de eene beftond uit de geenen, welke men in den landraed beriep; de andere maekte alleen de kamer der gemeente uit. Ongevoelig,  Tweehonderd Vierendertigste Brief, i07 voelig, en bij trappen , werd de hoedanigheid van Groot-Baron niet meer gegeven dan aen die der eerfte klasfe. De Graven worden gemaekt door den gordel, eene ftraelkroon en eene foort van eertabberd. De Barons nemen den tytel van Lord aen; en hunne vrouwen worden-La^y en Milady geheten. De andere vrouwen noemt men Miftrifs, en de vrijfters Mifs, 't welk 'er een verkleenend woord De woorden fchildknaep en edelman beduiden niet altoos eenen adelijken perfoon. Het zijn namen van eer' en onderfcheiding', of veeleer van beleefdheid. Men erkent voor geene wezenlijke edellieden , dan de oudfte zoons van een' ridder, en de kinderen, die daeruït voortkomen; de jonger zoons van een' pair, en de oudfte zoons derzelven; de fchildknapen , door openbrieven verkoren , als ook hunne oudfte zoons. Alle de vreemde-. Hngen, zelfs de pairs van Ierland, zijn flechts voor fchildknapen bekend. Betreffende de geenen , welken men in het Engelsch gentleman noemt, zij worden met weinig moeite en kosten gemaekt; dewijl iemand , die zich m de wetten op de hoogefcholen van het koningkrijk of eenige vrije kunften oeffent, of ledig van zijn geld leeft, zich ftoutelijk deze hoedanigheid kan toeëigenen. De tegenwoordige algemeenfte en wettigftc tytel, om zich edel te achten , is de benoeming  ïo8 De Nieuwe Reisïger, ffling van den koning tot eene bedienV van den tabberd of den degen, of tot eenigen bij. zonderen last. Het enkele opfchrift van eenen brief zijner majesteit, aen dezen of geen Sir geeft den aenzoeker een' tytel, op welken de kamer der wapenherauten hem zijne geflachtwapens vervaerdigt. Ook is het gebruikelijk dat de regtsgeleerden , geneesheeren , hoogleeraers der hoogefcholen, en alle de geenen, wien de kunften een' aenzienlijken ftand bezorgen, zich den tytel van fchildknaep geven. Zij nemen denzelven aen in alle gefehriften ,' en pronken 'er zelfs na hunnen dood mede; want hun huis praelt, den tijd van één jaer, met hun wapenfchild, gefchilderd op een' zwarten grond, in een groot ruitwijs vierkant , van buiten aen den grootften muur, tusfchen de venfters der woninge vastgemaekt' Reeds heb ik u van de ridderorden gefprofcen: men ontwerpt de inftelling eener nieuwe, die, onder den naem van Orde van Minerva , even als onze orde van St. Michiel alleen moet gegeven worden aen de geenen' die in de wetenfehappen of kunften uitmunten' De koning zal 'er het hoofd van zijn, en de" orde niet meer bevatten dan vierentwintig ridders, verfierd met een geel lint, en eene fter met negen punten , met zilver op het kleed geborduurd. Terwijl ik de verfchillende landfehappen van Engeland doorkruiste, fphepte ik vermaek in het  Tweehonderd Vierendertigste Brief, ioo het vergelijken van de zeden van derzelver inwoonderen met die der hoofdftad. De belachelijkheden der eenen verfchillen van die der anderen: het geene de landzaten bekoort fchijnt een doodelijk verdriet voor de hovelingen van St. James. De eerften kennen geen grooter vermaek, dan dat der jagt% indien men 'er den wellust der tafel van uitzondert. Eertijds dronken zij zich zat aen bier; doch tegenwoordig hebben zij Bourgonje wijn noodig. Jn het algemeen zijn. zij zeer onkundig, haten alle ge' leerdheid, en vcrfoeijen het Grieksch en Latijn. Maer zij Weten volmaektelijk de geflachtrekening van hunne paerden, en het ras van hunne honden. „ Noch gij, met uwenHo„ ratius, noch ik, met mijnen Statius, „ fchreef Pope aen eenen zijner vrienden, verkrijgen immer den roem van eene tafel „ van landëdellieden en landadvokaten te ver* '„ lustigen. Dat is goed voor de geenen, die ,, het lezen beminnen, zeggenze tot u; wat ons aengaet, wij moeten drinkliederen heb„ ben ". Ijder landfehap heeft Zijn' liedjesdichter: heeren en knechts, allen kennen zij zijne liederen; het is niemand geöorlofd daervan .onkundig te Wezen. De vrouwen zijn van deze Bacchusgezangen uitgefloten; en men begint niei te zingen, voordat zij de tafel verlaten hebben. Deze vrouwen zijn zeer aen hare mannen verknocht, en dragen zorg voor de huifelijke bezigheden , terwijl de mans de za-  iio De Nieuwe Reisiger. zaken buitens huis waernemen. Wanneer zij te Londen komen, hebben zij een befchroomd gelaet, eenen gemeenen fpreektrant, en eene manier om zich vreemd optefchikken.. Tusfchen Portsmouth en de hoofdftad, in eene kleene ftad van het graeffchap Susfex, alwaer wij ftil hielden, om ons middagmael te doen, zag ik een' man, om fchulden gevat, en door een' anderen man naer de gevangenis geleid, voorbij onze herberg gaen. Op deze wijs verzekert een fckuldeifcher, in Engeland, zich van zijnen fchuldenaer. Hij vervoegt zich bij den regter, geeft de fchuld te kennen, zweert dat zij wettig is, en verkrijgt, zonder dezelve naer regten te bewijzen, het verlof om hem te doen vatten. Hij geeft de orde daervan over aen een' geregtsdienaer, die, zonder gevolg, zonder andere hulp' dan een kleen ftoksken, waermede hij den fchuldenaer acnraekt, hem gevangen neemt, in zijn huis geleidt, en zoo lang bewaert, als de fchuldeisfcher het vordert. Hij zet hem niet in de gevangenis , voor dat hij verklaert dat hij zijnen fchuldeisfcher niet wil noch kan voldoen , noch. hem zelfs borg ftellen. Deze borg moet zijne woning in de ftad hebben, en als goed en gewigtig aengezien worden. Hij ftaet niet in voor de fchuld, maer voor den perfoon. Indien de fchuldenaer verdwijnt, is de borg verpligt voor hem te betalen , of zich in de gevangenis tc ftellen. Zoo de  Tweehonderd Vierendertigste Bries, üi de fchuld valsch en onwettig is, tast de gevangen , of zijn borg , den fchuldeisfcher aen; en deze wordt veroordeeld om aen beiden merkelijke voldoeningen te geven. Men vat nooit iemand in zijn huis, om dat hem de geregtsdienaer met zijn ftoksken moet aenraken, en men den laetften, indien hij geweld gebruikte om binnen te komen, ftraffeloos zou mogen dooden. Te Londen zijn bevoorregte oorden, of vrijplaetfen, gelijk de Tempel te Parijs, alwaer men niemand gevangen neemt. De voornaemfte wordt insgelijks de Tempel genoemd. De ganfche wijk van het hof geniet het zelfde voorregt. De fchuldeisfcher betaelt daegs , voor den gevangen, negen of tien ftuivers Fransch geld. Hem zijne vrijheid benemende, onthoudt hij hem geenszins de middelen om zich te bevrijden. De wet, die den fchuldeisfcher het regt geeft om den fchuldenaer te doen vatten, laet hem tevens geene magt om zich van deszelfs bezittingen meester te maken. Hij kan tusfchen de goederen en den perfoon verkiezen, doch magze beiden niet te gelijk in zijn vermogen hebben. Bij mangel van gewigtiger voorwerpen, zal ik u met de geringfte gebeurteniffen van onzen weg lastig vallen. Te Kingfton, in het landfehap Surrey , deelde men laken en linnen kleederen, ter waerde van honderd Guinées, uit aen de armen, die geen deel aen de ael- moesfen  112 De Nieuwe Reisicer. moesfen van het kerfpel hadden. Deze liefddadige ftichting is gegrondvest door Jan Smith, die het beroep van bedelaer oeffende. Hij heeft, bij zijnen uiterftenwil, jaerlijkfche erfgiften gemaekt, om in ijder kerfpel uitgedeeld te worden, behalve in twee dorpen, alwaer men hem , als bedelaer en landlooper , had doen geesfelen. Een edelman, die tepaerd reisde, ontmoette, bij dezelfde ftad , eene vrouw , die , op den grooten weg uitgeftrekt, hem om bijftand verzocht. Zij zeide hem door roovers mishandeld te zijn, en bad hem haer te willen ophelpen , ten einde zij tot aen het naeste dorp zoude kunnen voortkruipen. De reiziger, door medelijden aengedaen , treedt van het paerd af, en reikt de hand aen deze rampzalige, die hem een pistool voorhoudt, en zijne beurs afeischt. Door dit voorftel ontroerd, geeft hij zijn geld over, en laet zich zijn horologie af. nemen. De roover, die niets vrouwelijks dan het kleed had, legt toen zijne vermommingaf , ftijgt op het paerd , vlugt met tosfcn toom, en verlaet zijnen man, die, zeer verwonderd en verbaesd, beloften deed om nimmer van het paerd te komen, om vrouwen, die hem om bijftand verzochten, optehelpen. De meenigte der rooveren is de eenigffc zaek , die de reizen in Engeland gevaerlijk maekt, want de wegen zijn 'er anders zeer gebaend en veilig. Men noodzaekt de wagenaers de  Tweehonderd Vierendertigste Brief, i r g de banden hunner wielen tweemael zoo br«d als die der onze te hebben , ten einde de fporen te ondieper, en de wegen te gemakKeiijker te herfteUën zouden zijn. Het gewigt, 't welk de vrachtwagens mogen laden, is door de wet bepaeld ; en om den voerlieden het zelve niet flraffeloos te doen overtreden, zijn zij verpligt over eene wipbrug, die alleen het bepaelde gewigt kan dragen, te rijden. Een overwigtvan tien ponden is genoeg om het rijtuig te beflaen; de voerman betaelt eene boete, en vervolgt zijnen weg. Dit geld dient tot onderhoud der groote wegen , in welken men zelden wagenfporen ziet. Het zijn geene ge. ftrate wegen; maer zij zijn gemaekt van keiIteenen, die, zeer gelijk , wel ingekist, en met zand of aerde dik gedekt, de reizigers voor geene ruwe fchokken, noch de paerden voor geenen gèvaerlijken val blootftellen. Het is te verwonderen, gemerkt de fchaersheid van het hout, dat Engeland verzuimt zijne groote wegen te beplanten. Men toonde ons in een veld eene zekere foort van bokken, wier baerd zoo lang , eri wier hair Zoo fraei is, dat men'er paruiken van maekt. Het groeit op nieuw ten einde van één jaer ; en men verkoopt het alzoo duur als-een fchaep. De wijfjes zijn zoo vruchtbaer , dat zij dikwerf vijf geitjes ter èener dragt' werpen'. . • • , ■ , Zie hier èen zonderling middel om de ganzen XIX. Deel; U &  H4 De Nieuwe Reisiger. te mesten, welke ik in het zelfde dorp heb zien in 't werk ftellen. Men windt het dier in een' linnen doek, en laet het alleen den hals en het hoofd vrij. Vervolgens hangt men het in eene duistere plaets op , en ftopt het tevens de ooren met wasch toe; zoo dat liet, noch zien noch hooren kunnende, niet behoeft te fchreeuwen noch zich te. bewegen. In dezen ftaet moet men het met gerstenmcel voéden, en het gedurig een' pot met water en zand laten houden. Men heeft mij verzekerd dat deze gans in vijftien dagen zoo vet wordt , dat zijn lever alleen meer dan vier ponden weegt. In de meeste landen , welke ik doorkruisd heb, weidt het groote en kleene vee niet bij hoopcn; dewijl de grond, in omtrekken doorfneden en verdeeld , het niet toelaet. Aen zich zei ven overgelaten , brengen de dieren dag en nacht door in de weiden, die aen de landhoeven palen, en fchijnen, gelijk de menfchen, de lucht der vrijheid , over het ganfche eiland verfpreid , inteademen. Zij zijn dezelve verfchuldigd aen de zorgen der Saxifche koningen , die de wolven genoodzaekt hebben zich in de gebergten van Schotland te verfchuilen. De Engelfchen maken tegenwoordig jagt op andere dieren, in hunne foort' niet min fchadelijk , te weten , de musfchen. Zij geven vergeldingen aen de geenen, die zich verledigen dezelven te vernielen. IJdere musch, zegt  Tweehonderd Vierendertigste Brief, i 15 zégt men, verflindt een fchepel koorn tot haer jaerlijksch voedfel; en dus veroorzaekt de vermindering van twee duizend musfchen , dat 'cr 's jaers zoo vele fchcpels meer worden ingezameld, daeronder niet gerekend het geene derzelver voorttcelfel zoude hebben kunnen verflinden. Hoe moeijelijk de oeffening der jagt is, fchijnen de vrouwen , in Engeland , dezelve bijna zoo fterk als de mannen te beminnen Ik ken hier vrouwen, die zich vermeten te paerd teftijgen, en eene graft overtefpringen, zoo behendig als een rijmeester. De jagt is hier een algemeen regt pp alle landerijen, zonder onderfcheid, voor ijder, die eene inkomst van twee duizend ponden bezit, behalve in de befloten parken en koningklijke bosfehen; doch men begint dezelve niet voor den eerflen van September. In de vier voorgaende maenden ' is het wild zoo gerust, dat de jonge veldhoen», ders zich, bij het openen van de jagt', met de hand' laten grijpen. Het verbod {trekt zich zelfs tot de heeren op hunne eigen landerijen uit, en de braders van Londen mogen geen het minfte wild, behalve de trekvogels, üitftallen of verkoopen. Deze wetten, ftrengelijk in acht genomen , beveiligen de landen voor de ftrooperijen, zoo gemeen en moorddadig in andere landen. Schoon het in den winter was, had ik weinig gevoel van de geftrengheid van het jaer* 50 Ha getijde.  ii<5 De Nieuwe REisiger. getijde. Men heeft moeite om de lieden in Frankrijk te overreden, dat het aldaer kouder dan in Engeland is: echter is het volkomen waer dat de nevels, welke dit eiland bedekken, het tevens voor ongemeene hitte en vorst befchérmen. Deze dikke dampen zijn misfchien zoo heilzaem voor het land , als fchadelijk aen de gezondheid der inwoonderen. Een bewijs , dat zij deze luchtftreek gematigder dan de onze maken , is dat men 'er in het open veld verfchillende boomen aenkweekt, welke men in Frankrijk niet dan in warme Hoven kan behouden. De meeste boomen van Virginië flagcn ook zeer wel omftreeks Londen. Ik ben, enz. Portsmouth, den igden van December, 1755. Xwee ;  Tweehonderd Vijfendertigste B rief. i i ^ Tweehonderd Vxjfendertkjste Brief. Vervolg van Engeland. Te Portsmouth aenkomcnde , vond ik de ganfche Engelfche fcheepsmagt bezig met krijgstoerustingen tegen Frankrijk. Zelfs tastte de admirael Bofcawen reeds onze fchepen in Amerika aen, en men gaf geene andere beweegreden van deze vijandfchap , dan de noodzakelijkheid om onzen koophandel te vernielen. Dit is inderdaed het geene het Britfche ftaetsbeftuur zich enkel fcheen voorteftellen, en om 'er van overtuigd te zijn, ^behoeft men zich alleen te herinneren wat 'er, tusfchen de twee volken, zoo in Amerika als in Europa, federthet laetfte vredeverdrag, is voorgevallen, Naeuwelijks was het geteekend, of deEtgejfchen fmeedden het ontwerp van verfcheiden ftichtingen in Kanada, zoo gekant tegen het belang van Frankrijk, als ftrijdig met de trouw' der verbonden. Zij werden in alle de nieuwspapieren aengekondigd, en het gerucht der toerustingen trok de oplettendheid van het hof van Verfailles. ' Lodewijk de vijftiende gaf zijne regten te kennen in een gefchnft, 't welk hij den koning van Engeland liet in handen ftellen, en floeg voor gevolmagtigden H 3 va«  u8 De Nieuwe Reisiger. van beide de landaerten te benoemen, om de grensfcheidingen der wederzijdfche volkplantingen , in het vriendelijke, te regelen.. Zijne Britfche majefteit, dezen voorilag aennemende, verklaerde nadrukkelijke bevelen gezonden te hebben, om geene de minfte onderneming, tegen den koophandel der Franfchen te doen, noch eenige grondftichtingen aenteleggen in oorden, waerop zij eenige eifchen hadden. De benoeming van de gevolmagtigden , en de verklaring van George den tweeden, deden denken dat deze vorst aen de landvoogden der Engelfche volkplantingen bevelen zoude geven, overeenkomftig met de fchikkingen, in Europa genomen; te meer,. om dat het voornaemfte verdrag, 't welk deze benoeming verzelde , was niets nieuws aentevangen in de landen, over wier lot dezelfde gevolmagtigden uitfpraek moesten doen. Maer deze , name-, lijk , de heeren Shirlcy cn Mildemay van de eene, en de heeren de la Galisibnniere en de Silhouette van de andere zijde, hadden naeuwelijks hunnen arbeid begonnen , of men zond , uit Engeland, aen den krijgsoverften Cornwallis, landvoogd van Nieuw-Schotland, oorlogsbenden , nieuwe volkplantelingen, legerbehoeften en gefchut, om hem in ftaet te ftellen tot het verjagen van de Franfchen uit een land, op het welke zijne Britannifche majefteit verzekerd had dat men niets zoude ondernemen.. Het oogmerk van den "Engelfchen land-  Tweehonderd Vijfendertigste Brief. 119 landvoogd was hen tot vertrekken te dwinten, om plaets voor de nieuwgekomenen te maken De meeste Franfche huisgezinnen waren génoodzaekt hunne bezittingen te veriaten, en zich in de andere gewesten van NieuwFrankriik te verfchuilen. Door dezen eerflen voorfpoed aengemoedigd, wilde de landvoogd tegen de ln-anfchen bien het fchiereiland gevestigd, dezelfde middelen gebruiken. Deze verzochten-Van den marquis de la Jonquiere, ^dvpogd van Kanada, de befcherming , welke de koning aen alle zijne onderdanen verfchuldigd is. De heer de la Jonquiere zond hun eene klecne kribbende , onder het beftuur van een bevelhebber/met flrikte orde om niets tegen de Engelfchen te ondernemen, hun alleen te beletten eenige {lichting op onze landen aenteleggen, en vooral zelf geenerleiperkten aldaer te bouwen. Hij had de befcheidenheid, om den heer Cornwallis van zijn gedrag en de beweegreden, die hem daertoe noodzackte, te verwittigen. , Deze zaek werd gevolgd van eene andeie, die nog gewigtiger was, en waerin beide de hoven ook meer deel namen. Sedert eenige maenden , onderfchepten de Engelfchen alle de Franfche vaertuigen., die voorraed van Ouebek bragten in de bezettingen op de grenzen van Kanada. De heer de la Jonquiere klaegde daerover aen den Engelfchen landvoogd, H 4 dl3  po De Nieuwe Reïsiger. die hem geene de minfte voldoening gaf! Dezelfde kiagten , aen het hof van Londen gedaen, geen' meer ingang gevonden heb. bende, achtte zich deheer de la Jonquiere geregtigd, om fchaêverhalingen te gebruiken; en de vijandelijkheden op zee werden verzeld van yerfchillende ondernemingen, door de Engelfchen ontworpen, op plaetfen, alwaer men overeengekomen was niets nieuws aentevangen. De landvoogd Cornwallis ïtichtte 'er verfcheiden fterkten, die de Franfchen noodzaekten dezelve op hunne beurt te bouwen, ora hunne bezittingen te beveiligen. Toen de heer de la Jonquiere in het jaer 1752 geflorven Was, ontving zijn opvolger, de heer du Quesne, van alle kanten bericht, wegens de toerustingen, die in de Engelfche volkplantingen gefchiedden , zelfs met toeftemminge van het hof van Londen, om de Franfchen ae.ntetasten. Men drukte in Engeland redevoeringen,, door welken de landvoogden de wilden poogden overtehalen , om de wapenen tegen Frankrijk optevatten. Verfchei den waren reeds famengerot, en dreigden de rust des lands teftoren De heerdu Quesne liet eene krijgsbende optrekken, waerdoor hun ontwerp gefhoord wierd. De Engelfchen , ziende dat zij hunnen flag gemist hadden , zonder den Franfchen landvoogd eenige vijandelijkheid te kunnen opdichten, achtten onnoodigeenvoorwendfel te gebruiken: zij ondernamen , met 'open-  Tweehonderd Vijfendertigste Brief. »i openbaer geweld, eene grqndftichting op onze landen aentèleggen , en 'er eene fterktei te bouwen. Zij trokken over hunne gebergten , naderden in krijgsorde, en bereidden zich om de Franfchen, onder het bevel van den heer de Contrecoeur, te verjagen. Deze, veinzende van hun oogmerk onkundig te zijn; vergenoegde zich met hun een ofbcier mee eenen brief te zenden, om hun aentezeggen dat zij te rug zouden deinzen. Hij verwittigde hun dat hij, indien hunne onderneming alleen den koophandel op het oog hadde , genood, zaekt zoude zijn hunne koopmanfehappen verbeurd te verklaren; en dat in tegendeel, zoo zij eene vaste grondftichting wilden oprichten in een land, dat hun niet toebehoorde, de pligt van zijn ampt hem dwong zich daer tegen te kanten. De heer de Jumonville (dit is de naem van den officier) nadert met zijn geleide, en ontvangt van de wilden niets dan blijken van achtinge en genegenheid; maer welrasch vindt hij zich omringd van de Engelfchen, die hem met een verfchrikkelijk vuur aenvallcn. Hij geeft een teeken met de hand' aen den bevelhebber, toont zijnen last, en verzoekt gehoord te worden. Het vuur houdt op: de Engelfchen omringen hem; en hij leest de aenzegging, waervan hij de brenger is. Kunt gij ü het antwoord, gedaen aen een' Franfchen officier, gezonden tot een volk, dat in geen oorlog v> n ^ met  ï22 De Nieuwe Reïsiger. met Frankrijk is, wel verbeelden ? De heer de Jumonville is naeuwelijks aen de helft zijner lezing', of wordt door een' fehoot van de Engelfchen gedood, en valt met zijn bloed overftroomd ter aerde. De wilden, verontwaerdigd over die daed, werpen zich tusfchen hem en de vijanden: het vuur begint op nieuw: agt mannen van het Franfche geleide fheuvelen op de plaets; en de anderen, gedwongen zich overtegeven, worden krijgsgevangen gemaekt. Een eenige Kanadiër bergt zich, verfpreidt op weg den fchrik in de hutten, enfpoedtzich om den heer' de Contrecoeur deze rampzalige tijding te brengen. Reeds Richtten de Engelfchen , trotsch op deze overwinning , andere fterkten op onze bezittingen. Hunne krijgsbenden vergrootten zich oogenfchijnlijk ; en de gevangen Franfchen, naer Boston gezonden, beriepen zich te vergeefsch op het regt der volken, en de onfchendbaerlte grondregels van het regt der natuur'. De heer de Contrecoeur vond zich eindelijk genoodzaekt krijgsbenden , die diergelijke buitenfporigheden pleegden , van het grondgebied van den koning, zijnen meester, te jagen. De wilden komen in mcenigte hem hunne dienilcn acnbieden : allen willen zij de moorders van hunne weldoenderen ftraffen. De eenigfte zorg van den bevelhebber is hunnen ijver te matigen, en hehoorlijke maetrcgels te nemen, opdat de wraek over eenen,,aenval geen bloedig oorlog worde. ' Ter-  Tweehonderd Vijfendertigste Brief. 123 Terwijl hij dus raedplcegt over de middelen JS&J* fparen, houden med om de naburige volken der inanlcnen ^der^Tot den moord overtehalen. 2g) overladen derzelver opperhoofden met gefchenkcn, en noodigen hen om te pionderen en te verdelen! In dezeomftandigheden, zendt de heer d Contrecoeur eene krijgsbende onder het bevel van den heer de Vilüers, broeder van den heer de Jumonville, om de vijanden te t?de rftacn. De bevelen van dezen officier hielden uitdrukkelijk in., dat men, wanneer zij uit hunnen post' gejaegd waren, den bev H ebber der naburigfte fterkte zoude aenzeggen , zich van ons grondgebied te begeven en dat, indien hij daerin toeftemde , alle vijandlijkheden aenftonds zouden ophouden De heer de Villiers nadert de plaets , bevlekt met het bloed van zijnen broeder : de ligchamen der Franfchen liggen ^r nog : d fchouwfpel wekt den toorn van den foldaet op; en reeds befpeurt men de fterkte der Enaelfchen. Deze hebben zich , op eemgen aftand, in eene hinderlaeg gefteld eivdoen eene losbranding op onze benden; doch wdrasch zijn zij genoodzaekt te rug te keeren ui hunne fterkte8, die aenftonds ingefloten en aengetast wordt. De Engelfche bezetting was op het uite'rfte, wanneer de heer de Villiers den belegerden toeroept, dat hij, indien, zij in onderhandeling wilden treden, oogenbhkkehjk  124 De Nieuwe Reisiger. het vuur zou doen ophouden. Een Eneelsd» kapitein komt uit de fterkte, gereed om te handelen, De heer de Villiers vertoont hem de ijsfelijkheid van den moord, dien het aen de Franfchen ftaet te ftraffen, door de bezetting aen de gevoeligheid der wilden overtele. veren. Hij voegt 'er bij dat hij een voorbeeld van gematigdheid wil geven , mitsgaders een bewijs van de opregte begeerte, welke de landvoogd heeft, om den vrede tusfchen de twee volken te onderhouden. Hij wil geene krijgsgevangenen maken, om dat hij niet acht in oorlog te wezen: hij eischt alleen dat men hem de perfonen , die den heer de Jumonville verzeld hebben, wedergeve, en de fterkte ontruime. Deze voorftellen worden aengenomen; en het verdrag wordt geteekend. Het zelve houdt in dat de Engelfchen met krijgseere zullen uittrekken; en de Franfchen maken zich eenigermate hunne verdeedigers, hun beloovende dat hun geen het minfteleed, door de wilden zal gefchieden. Alles, wat men van hun eischt, is eene plegtige belofte van te vertrekken, en de gevangenen weder te geven; maer om hen buiten ftaet te ftellen om aen dit laetfte artikel te voldoen, deed de landvoogd van Virginie dezelven op het fchielijkfte naer Engeland vertrekken, alwaer onze afgezant, de hertog van Mirepoix, hunne terugkomst in frankrijk verkreeg. Zie  Tweehonderd Vijfendertigste Brief. Z^e daer, Mevrouw, het geene'er voorleden laer omftreeks de rivier de Ohio voorviel. Gedurende dien tijd, fmeedde de heer Shirley, dT gevolmagtigde van het Britfchevolk, die de grensfeheidingen der wederzijdiche volkplantingen in het vriendelijke moest regelen, tc Parijs het ontwerp van een' algemeenen inval in Kanada. Met deze vredelievende gefteldheid handelde hij met onze gevolmagtigden Hij achtte zich ontflagen van het einde der'onderhandelingen aftewachten; en zich tot ftadvoogd van Boston hebbende doen benoemen, had hij naeuwelijks Frankrijk verlaten, of Engeland vertoefde niet meer met krijgsbenden en wapenen intefchepen. Verre van de bewerkers der vijandelijkheden aftezetten, fchijnt men te befiuiten hunne ondernemingen te onderfteunen : verre van hen te ftraffen, vertrouwt men hun talrijker krijgsmagt. Deze toerustingen noodzaekten Frankrijk eindelijk op de verdcediging van zijne bezittingen te denken. Het zendt fchepen af: de Engelfchen handelen dezelven als vijanden. Sedert dit tijdftip , hebben hunne vloten geen van onze fchepen ontmoet, zonder 'er jagt op te maken. Van alle kanten komen 'er, in de havens van Engeland , meenigvuldige Engelfche fchepen, flepende in hun gevolg Franfche vaertuigen, geladen met rijke koop. manfchappen. Zoo dra zij aenkomen, geaft men de mondbehoeften en den voorraed ter plun«  125 De Nieuwe Reïsiger. plunderinge over. De fcheepshoofden en reizigers , aen de afgrijsfelijkfte mishandelingen 'blootgefteld, worden beroofd, eer zij ontfchepen. Tot de vcrfchrikkelijkfte elende gebragt, hebben zij daarenboven de wreedfte beledigingen te ondergaen. Gij zoudt ijzen , op het verhael van de rampen, welke zij onzen matrozen hebben doen lijden. Verbeeld u eene meenigte van menfchen, op één geftapeld in befmette onderaerdfcbe holen , wier ftank dagelijks vermeerdert , dooide vuiligheden , waermede deze rampzaligen zelfs genoodzaektzijn deaerde, die hendraegt, te bedekken. Zie hen omringd door uitgchonderde kruipende gedierten, waer tegen zij zich moeten verdeedigen, en alle oogenblikken uit de armen van den flaep , die hen overvalt, gerukt door de beten dezer verflindende dieren , of door die van het ongedierte, dat hen bedekt. Een kleen rantfoen van zwart brood en verdorven zoutevisclv is het eenigfte voedfel, 't welk men hun geeft. De flechtheid dezer fpijzen, en de ongezonde lucht dezer gevangenisfe, hebben welrasch allerlei ziekten onder deze elendelingen veroorzaekt; en wanneer een gewenschte dood hen daervan ontflaet, het is om eene nieuwe foort van ftraffe te voegen bij die hunner makkeren. Deze onbezielde ligchamen , onder de levenden gelaten, zijn voor hun eene nieuwe bron van wanhoop'. In luttel tijds vertoont de ge-  Tweehonderd Vijfendertigste Brief. 117 gevangenis niet meer dan een verfchrikkelijk fchouwtoonecl van dooden en zieken , verward onder elkander.cn liggende , en in den drek kruipende. Men zou zeggen dat de verwoesting van alle deze ongclukkigen het eenigfte oogmerk hunner beulen is. Ik ben niet onbillijk genoeg, om het ganfche volk verantwoordelijk voor deze onmenfchelijkheden te maken : ik fchrijf ze alleen toe aen de geenen, wicn het de zorg dezer gevangenen toevertrouwd heeft. Deze mannen des bloeds, door eene al te verre gaende liefde tot het vaderland bezield , en willende ongetwijffeld het zelve, met het bezorgen van matrozen , dienst bewijzen, hopen dat onze zeelieden , het lijden moede, vergeten zullen wat zij hunnen vorst en hun land verfchuldigd Z1J jjet parlement, in deze omftandigheden vergaderd, trok de aendacht van geheel Europa tot zich. Men was nieuwsgierig om te weten welke zijde zijne Britannifche majefteit kiezen zonde, en of dees vorst den vrede of het oorlog begeert; maer alles, wat men uit zijne redevoering heeft kunnen opmaken , is dat hij onderftand wil hebben. Het is hem gelukt: de onderftand zal de grootte der onderneming' beantwoorden ; en de Engelfchen .maken fchikkingen , die de grootfte ontwerpen aenkondigen. Hunne fchnjvers, door denzelfden geest als hunne zeelieden bezield, ban-  128 De Nieuwe Reisiger. handelen met dezelfde bitterheid. Men ziet in hunne werken niets dan buitenfpoiïge uitroepingen, valfche aenhalingen en lasteringen , tegen de wettigheid van onze bezittingen in Amerika. Ik verneem dat men geen' minder ijver in Frankrijk betoont; dat de geletterde lieden, wachtende dat onze dappere krijgslieden het gehoonde vaderland, door het zwaerd, zullen wreken , het zelve met hunne penne dienen ; en dat zij de onregtmatige eisfehen onzer vijanden, de gematigdheid en ïïandvastigheid van onzen koning, de neiging en het verfland onzer ft'aetsbefturinge, de bekwaembeid onzer veldhèeren , en de verrichtingen onzer krijgslieden , in hunne gefchriften vereeuwigen. In het midden dézer dreigende toerustingen van een bloedig oorlog, gaf Portsmouth mij het hoogfte denkbeeld van de Engelfche zeemagt. Alles, wat de gewijde en ongewijde aloudheid in het heerlijke Tyrus zag, fcheen mij in deze voortreffelijke haven vcreenigt: hier zag ik een' dijk tegen het geweld der baren; eene fchuilplaets voor de fchepen, door ftorm geflingerd; eene foort van heerfchappij', over het onafhangelijkfle en ontèmbaerfte element gevoerd; de bepaeldc plaets, alwaer de fchatten van alle landen famenvloeijen , en van waer zij verfpreid worden; den ftapel van den rijkdom , dien de koophandel in de fchepen Verfpreid; een algemeen middenpunt van famén-'  Tweehonderd Vijfendertigste Brief. 129 menhandelingen en maetfchappijen, waerin de goederen van verfchillende koningkrijken verruild, bijeengebragt en vermeenigvuldigd worden, onder de eene gedaente 'er uitgaen, en onder eene andere 'er weder inkomen 5 waerin alle de deelen van het aerdrijk onder fchatting gefield , en in ééne weereld de rijkdommen van verfcheiden weerelden uitgeflort worden. Deze zeehaven , omringd van duinen en heuvelen, die haer voorde winden beveiligen, wordt gevormd door den mond van eene vrij kleene rivier', alwaer de zee, op eene diepe plaets, eene uitgeftrekte kom , waermede zij gemeenfchap heeft , heeft uitgehold. Haer ingang wordt verdeedigd door eene dubbele zandbank, die de aenlanding der groote fchepen niet toelaet, dan flrijkende langs eene rots, met fchietfchanfen voorzien. De voornaemfte, beftaende uit vijftig agtenveeitig ponders,, die, fchoon van ijzer, van zulk eene vaste en gladde ftoffe als metael fchijnen, is dezelfde, welke koningin Elizabcth liet gieten , en op deze plaets ftellen , om de vermaerde vloot van Filips den tweeden te ontvangen. Portsmouth had , tot aen de regering van Karei den tweeden , geene andere verdeediging, dan eene oude fterkte, die nog in wezen is, en alwaer deze vorst de Infante van Portugal , bij hare ontfeheping in Engeland, ontving. Het voorgebergte, 't welk deze ftad op het eiland Portfey beilaet, is federt omXIX. Deel I ringd,  i3o De Nieuwe Reisiger. ringd met regelmatige verwerkingen, waervan deze oude fterkte de fleutel is. Ter befturiuge van de vaert' der fchepen, tusfchen de twee banken, die de haven dekken, heeft dit voorgebergte eenige baken, welke men in oorlogstijden wegneemt. Doch Portsmouth is minder aenmerkehjk door zijne haven, dan door zijne baei, die verfcheiden fcheepsvloten zoude kunnen bevatten. Dezelve beftaet in een groot kanael, gevormd door het eiland Wight, welks lengte, in eene uitgeftrektheid van zeven mijlen, het geweld der onftuimige baren brekende , eene fchuilplaets voor de flagcn der zee de winden en vijanden oplevert. Dit eiland Wight, fchoon niet aenmerkelijk in zich zelf, is echter van zeer veel belang voor de Engelfchen. Het zou zeer gevaerlijk, en xmsfchien zelfs onmogelijk zijn, eene Janduig daerop te ondernemen. De natuur heeft zoo zeer als de kunst, in deszelfs verdeed/, ging voorzien : rotzen , welke men melden noemt, om dat zij fpits uitloopen, bezoomen bet m het westen : in het zuidwesten, dekt eene andere rij van klippen de ftad Ste. Helena; en het geene het zelve voorts tegen allerlei ondernemingen beveiligt is de hoogte van deszclfs kusten , die zeer regt zijn. ïn tijd van nood , kan het vier duizend man in de ' wapenen brengen; en men roemt de dapperheid van deszelfs inwoonderen. De bevolking werd eertijds flechts op twaelf honderd huisgezinnen  Tweehonderd Vijfendertigste Brief. 131 gezinnen begroot ; doch tegenwoordig fchat menze op vijftien duizend menfchen, die voor. namelijk in de burgten Newport, Cowes en Yarmouth verdeeld zijn. Men telt 'er zesendertig kerfpellen, en zes verfterkte kasteelen ter verdeediginge. In het ganfche eiland vindt men flechts een eenig bosch, van zoo. weinig uitgeftrektheids, dat het geen hout genoeg kan uitleveren, tot gebruik der inwoonderen , die genoodzaekt zijn hun hout in het graeffchap Hampshire te halen; doch zij verzamelen genoegzaem kporn en ooft, tot hun onderhoud. De weiden zijn 'er uitmuntend ; en- de wol is 'er fijner en zachter, dan die van Engeland. Men 'ziet bij Newport de fterkte Wlingaresburg, alwaer de muitelingen Karei den eerften gevangen hielden, totdat men hem daermt haelde, om hem te Londen te doen fterven. Men vierde hier den feestdag van Kersmis, waerop men bij de Engelfchen gefchenken geeft, gelijk men bij ons op Nieuwejaer doet. De herbergiers geven het brood en de kaes, web fcê men op dien dag bij hen eet , en maken daervan geroosterde ftukken, wel gezouten en gekruid , om den dorst der drinkebroederen aenteprikkelen; dewijl zij. het bier en den wijn doen betalen. Men maekt in de huisgezinnen groote decgen van osfentongen en fpier van gevogelte, zeer fijn gekapt, met eijeren, fuj» ker en korentcn vermengd , en met allerlei fpeccrijen aengezet. Op denzelfderi dag, eischt I 2 men  ijt De Nieuwe K.eisi»e^. men ook op alle tafels eene vermenging van rozijnen en pruimen, onder eikanderen gekookt,' waervan men eene walgchelijke fpijs toebereidt; De Engelfchen hebben vele feestdagen; maer de meesten worden flechts in de kerken waergenomen ; en de winkels blijven open. Om zich tot de viering van de Paesfchen te bereiden, wordt van de geenen , die wel trachten te leven, ik fpreek van de leden der Engelfche kerke, de vasten gehouden, en des vrijdags, gelijk onder ons, de onthouding in acht genomen. Daer zijn nog andere vasten- en boetedagen , niet alleen door de kerk , maer zelfs door het parlement bevólen, zoo als die van den dertigften van Januari , ter gedachtenisfe van den dood van Karei den eerflen. Op drié koningen avond, fpeelt men te St. James lotfpelen; en alles, wat zijne majefteit wint, wordt onder de kamerlingen verdeeld. Op den feestdag zei ven, offert de koning aen de' kerk goud in eene, zilver in eene andere, eri wierook in eene derde beurs. Voor de hervorming, waschte hij op witten donderdag de voeten van twaelf arme lieden; en deze pleg. tigheid gefchiedde ten naestenbij als in Frankrijk. Tegenwoordig "wordt ze in Engeland niet meer verricht; maer men verzamelt, op dien dag, in eene der zalen van Witehall, zoo vele arme lieden als de koning jaren heeft, en zet bun ijder een' fchotel met visch, zes kleene brooden, eene fleschwijns en verders bier voor. Zij;  Tweehonderd Vijfendertigste Brief. 133 Zij eten en dragen het overige mede , benevens het tafellaken, 't welk men hun geeft om zich een kleed te maken, linnen voor twee hemden, een paer koufen en fchoenen, en twee roode lederen beurzen, in eene van welken zoo véle kleene zilveren ftukken, en in de andere zoo vele fchellingen zijn, als de koning jaren heeft. Onder alle de heiligen van den Engelfchen almanak , wordt de feestdag van St. Valentijn , die in de maend Februari voorvalt, door de Engelfche jeugd met de meeste vrolijkheid gevierd. Des avonds te voren vergaderen een gelijk getal van jongelingen en vrijfteren in eene beftemde plaets,ren fchrijven aldaer hunne namen afzonderlijk op ftukken .papiers , welke zij zorgvuldig toerollen, en bij bet lot trekken: de viïjfters nemen de briefjes der jongelingen ; en de jongelingen die der vrijfteren ; zoo dat ijdere vrijfter haren Valentijn, en ijder vrijer zijne Valentina heeft. De Valentijneir geven gastmalen en bals aen de geenen , welke het geval hun befchikt heeft, en dragen op hunnen mouw , of pp hun hart , het briefje, door het lot getrokken. .. ... . ., Dan ik vrees u door alle deze kleenigheden te vermoeijen: gij zult meer behagen fchëppen in algemeene trekken door welken ik mijne aenmerkingen over dezen landaert zal eindigen. Geen gevvigtiger fchouwtopnecl is 'er,' in de oogen van den ftaetkundigen en .filofoof^ dan Engeland. De fmaek van grootheid en 1 $ rijlf-  134 Dje Nieuwe Reisigér. rijkdom, thans de heerfchende neiging der iriivoonderen geworden; zeden, waervan dit volk veel te hopen en veel te vreezen heeft; eene gefchiedenis, vruchtbaer in gedenkwaerdige voorbeelden van de vermogende werkinge van derzelver grondbeginfelen op het lot van den ftaet; dusdanig zijn de gewigtige voorwerpen , door welke Groöt-Britanje de oplettendheid van Europa verdient. Een volk, dat, met weinige kragten, zich groote hulpmiddelen bezorgd heeft, en , door de natuur befloten , zich door kloekmoedigheid heeft weten uittebreiden; dit volk, het ongeduldigfte in alles , waerdoor het gehinderd wordt, en tevens het ftandvastigfte in alles, wat het zich voorftelt, ziende de magtigfte ftaten met fierheid aen, heeft zich boven hen verheven, en gezegd: „■ het ftaet thans aen mij groo„ te zaken te doen. " Door deze gedurige werkzaemheid, en onvermoeide kloekmoedigheid , is het in de wetenfehappen, op het rekenen gegrond, de meester der andere volken geworden. Insgelijks heeft het den roem van het eerfte den uitgebreidften tak der zekere kundigheden, de proefondervindelijke natuur, kunde, waervan Bacon de voorfchriften gegeven had , aengekweekt te hebben. De En. gelfchen hebben de meeste nuttige werktuigen voor de zeevaert' uitgevonden. Men telt, in de drie koningkrijken , omtrent tien millioenen inwoonders; en meir ver-  Tweehonderd Vijfendertigste Brief, i 3 $ verzekert dat 'er onder hen, behalve de groote heeren, bij dezes duizend edellieden, dié, door eikanderen , meer dan negen duizend ponden aen inkomst hebben, gevonden worden. Het getal der akkerlieden, die van twaelf honderd tot vijf duizend ponden aen inkomst bezitten, is ongelooffelijk. Het gemeene volk zelf leeft 'er in ruimen overvloed; en het zou onmogelijk zijn, in het geheele eiland, een' eenigen man op holblokken te vindend De oplettendheden der regeringe , om de bcdelaers te beletten , en de zorgen, welke men voor de opvoeding' der kinderen draegt , zijn verftandig. Overal- zijn 'er fcholen van Üefddadigheidwaerin men meer dan zesendertig duizend jongens of meiskens om niet opvoedt en onderwijst: ook kunnen de lieden ? uit de heffe des volks, allen lezen en fchiijven; Alle deze fcholen zijn ftichtingen; en de kinders, wier vaders onbekend of van goederen misdeeld zijn, worden 'er gevoed, gekleed en tot eenig beroep opgeleid. De tegenwoordige géfleldheid der Engelfche flaetkunde heeft haren oorfprong gekregen onder de regering van Elizabeth. De invoering van het Protestantendom moest natuurlijkerwijze deze volken overhalen, om de verbintenis der vorsten , die belijdenis van denzelfden godsdienst doen, te zoeken, en alle de mogendheden, die de Roomfche kerk erkennen 3 als vijanden te befchouwen, I 4 ia  i$6 De Nieuwe Reïsiger; In de afbeelding, welke ik van de Engelfchen gefchetst heb, heb ik getracht een juist midden te houden tusfchen de geestdrijverij, die met gramfchap tegen dit volk uitvaert, ert tusfchert de verrukking , die zich blindelings over alles, ja over deszelfs gebreken , verwondert. Ik heb het gemeen met deszelfs woestheid, en de grooten met hunne weldadigheid gefchilderd. Een Pair van Engeland is eert vurig verdeediger van de regten zijnes vaderlands , om dat hij 'er de bezitter van is: hij is tevens het fteunfel van de regtmatige eisfchen zijner kroone, om dat uit deze bronn' zijn rang, zijne eer en de achting zijner leenmannen voortvloeijen ; maer hij weet palen aen zijne weelde te ftellen , om zijne weldaden uittebreiden. Hij wordt gelijk aen zijne minderen , door de zedigheid en eenvouwigheid van zijn gedrag , en acht zich nimmer groot genoeg, om niet aen de wetten der nature en menschlievendheid , ongelukkiglijk al te veel verfmaed, onderworpen te wezen. Hij eischt geene tytels of voorregten, die, in de wanorde der heerfcheloosheid geboren , de ongebondenheid eene fchuilplaets, voor de wetten zelve ontzagchelijk, aenbieden. Hij bezit de. zeiven, zonder 'er gebruik van te maken, om zijnen medeburgeren te doen zien dat hijze niet noodig heeft. Zijne weldaden gaen de deugd in de duisterheid zoeken; en de ondeugd durft zijne hulp niet affmeeken. Hij is eene  Tweehonderd Vijfendertigste Brief. 137 eene opregte ziel, die met een doordringend oog' de handelwijs van het hof befchouwt, met al te veel fierheid om 'er zich aen te onderwerpen , en met al te veel kundigheden, om ♦er het flagtöffer van te worden; eene groote ziel, wier deugden allen verheven zijn , en welke de bijzondere belangen nimmer in den naeuwen kring der middenmatigheid fluiten; eene oneenzijdige ziel, die geene vrienden kent dan die van het vaderland, en den ijver voor het geluk der volken, hunne belangen, hunne wenfchen , hunne behoeften , hunne rampfpoeden, in zijnen boezem draegt. Ik ben, enz. Portsmouth, den , Maen, den Wind, enz., aen. Zij eiien„ den voornamelijk twee godheden , wier „ eerdienst algemeen, was, Beul en het gou„ den, Kalf. Beul had in ijder landfehap een „ gedeelte lands, 't welk hem tot een' eigen„ döm , diende. Op den eerften van Mei „ fmeekte men, in eene algemeene vergade„ ring' derftaten, zijne befchenaing voor de s, vruchten der aerde, terwijl men hem  Tweehonderd Zesendertigste Brief. 139 „ offeranden opdroeg , en flagtöfferen toewijdde. Op denzelfden dag ftak men vuren " aen in ijder regtsgebied van het eiland, en deed het vee tusfchen deze vuren doorgacn, " om het voor befmettelijke ziekten te bevei^ " ligen Aloude historiefchrijvers hebben mij" nen landgenooten verweten, dat aj van menfchenvleesch geleefd hebben. Men vindt in hunne gefchriften het voorbeeld van eene voedfter, die, om meer bekoor„ lijkheden aen eene prinfes te geven, haer met het vlecsch van jonge kinderen voedde. Zij voegen 'er bij, dat de aloude Ier„ landers gewoon waren het bloed der geel nen , die zij gedood hadden , te drinken, en 'er hun aengezigt mede te bemorfchen. De muzyk was een gedeelte der opvoeding bij de Milefiërs: ijder ftelde belang m Ste tarten zingenden de bediening van muzykmeester was eene der voornaemfte ? Van den ftaet. De koning had een gezell fchapsjonker , een' druïde, een' regter, een' geneesheer, een' dichter, een histo" riefchrijver , een' muzikant en drie opzig" ersTdie altijd het hof volgden De harp l was het gemeenfte fpeeltuig f; ijder had er eene in zijn huis, het zij tot eigen gebruik, „ of tot dat van eenige muzikanten, die ' flechts doortrokken. De lijkplegtigbeden zweemden naer de ■i barbaerschheid der alöude tijden. Wanneer  r4ö De Nieuwe Reisiger: „ 'er eenig man van aenzien geftorven was » gaf men gastmalen , en hield open tafel » voor alle de. geenen , die de lijkftaetfie bijh woonden. De fchreiflers van beroep kwa» men in meenigte aen ; en. tredende in de ii zael, waerin het lijk was, mekten zij vele „ zuchten, fchreeuwden, en zongen in veer55 zen , op een' erbarmelijken en bekiagelij„ ken toon, de deugden en verrichtingen van „ den overleden; want het fchijnt dat de men„ fchen , in alle tijden en landen , dezelfde „ buitenfporigheden aengenomen hebben. De. „ ze foort van treurzang of lijkrede geëindigd „ zijnde, geleidde men deze vrouwen in eene „ andere zael , alwaer ververfchingen klaer „ ftonden. Alles tot de lijkdienlten gereed „ zijnde, droeg men het Jigchaem naer de be„ graefplaets, gevolgd van dezelfde fchreifte„ ren , die de lucht van haer gehuil deden „ wedergalmen. „ Het koningkrijk was noch volflrekt erffe„ lijk , noch louter verkiesbaer. De zoon » vol§de niet altoos zijnen vader tot de kroon „ op ; en de jongfte regeerde fomtijds ten „ nadeele van den oudilen. Wanneer de kinM ders minderjarig waren, beriep men tot de „ opvolging den broeder, oom, neef, of „ naesten bloedverwant, bekwaem om te re „ geren. Men wachtte den dood van den „ vorst niet af-, om hem een' opvolger te n geven. Hij, die naer den troon ftond, moest  Tweehonderd Zesendertigste Brief. 141 „ moest van Milefius afdalen, en ridder der , gouden keeten zijn. Deze orde was de „ eenigfte eertytel , bij deze volken in ge, bruik. De namen van hertog, marquis, graef en baron was hun onbekend, even „ als bij de Grieken , Romeinen en andere „ aloude volken. Men maekte wetten , en „ regelde de ftaetszaken , in eene algemeene „ vergadering ; en ijder nam plaets volgens „ zijne waerdigheid. De meester der plegtig„ heden hing, om de rangen aentewijzen, de „ wapens der raedslieden aen den muur, ter „ plaetfe , die voor hun gefchikt was. De „ wetten verpligtten de heeren een regter en „ een' historiefchrijver te onderhouden. De. „ ze laetfte bewaerde ingefchrift degeflachtre„ kening, de verbonden en verrichtingen van 11 zijnen meester, en leverde, alle driejaren, ', deze' gefchriften over. Zij werden onder„ zocht, en vervolgens overgefchreven in „ het groote boek , de Pfcalter van Teamor „ genoemd , zijnde eeije foort van register, „ in veerzen of in mateloos rijm gefchreven. „ Ijder heer had een' geneesmeester, een' dichter en een' muzikant, welken men eene „ zekere inkomst aen landerijen toewees. De„ ze goederen, als ook die van den historie„ fchrijver en regter , waren heiljg en van „ alle fchatting' bevrijd. „ In Ierland was eene krijgsbende, waerin „ men niets dan uitgelezen lieden aennam. „ Om  %4'Z De Nieuwe Reisiger» „ Om den aenzoeker te beproeven, plaetfte. „ men hem in eene vlakte , alleenlijk met „ een fchild enflagzwaerd gewapend; en nev gen mannen, op den affland van tien fchre„ den, wierpen te gelijk hunne fpietfen naer „ hem. Indien hij zoo behendig was om de fleken afteweren, werd bij waerdig geacht „ om te ontvangen te worden ; maer wan„ neer hij gekwetst wierd, was hij voor al- toos uitgefloten. „ De adeldom verbond zich nimmer met de „ onëdelen, die tot geene eenige bediening, » tot geen eenig ampt, werden toegelaten. „ Deze zuchtten, federt verfcheiden eeuwen s v onder het gewigt hunner flavernij'; maer „ eindelijk de dienstbaerheid moede , ' deden, t» ziJ eene pooging om het juk aftefchudden. „ Zij verkozen tot hun opperhoofd een' ze„ keren Cabre , bijgenoemd Kattekop , om „ dat men wil dat zijne ooren naer die eener „ kat geleken. Hij was een listig man, bep kwaem tot groote ondernemingen, en een „ onverzoenlijke vijand van de koningklijke 3, waerdigheid en den adeldom. Om zijne oogmerken te bereiken, nam hij zijne toem vluSc tot het verraed. Hij noodigde den h koning , de grooten en de voornaemfte „ edelen op ee.n^ groot gastmael, liet hen in „ het midden "van den maeltijd ombrengen, „ en werd door het gemeen tot oppervorst verkoren. y Bij  Tweehonderd Zesendertigste Brief. 14S Bij de aloude Ierlanders waren de rok, broek, koufen en broozen van één ftuk. > Zij hadden daerover een'purperen mantel, " droegen lang hair en knevels, waren met " eene hooge fpitfche muts gehuld, en droe" gen voetzolen. Het hulfel der vrouwen be" ftond in een ftuk van fijn lijnwaed, waerdoor " het hoofd krullijnsgewijs omwonden wierd. •* De vrijfters vlochten hare hairen met linten ' tusfchenbeide. De ftanden waren onder„ fcheiden, door het getal van de kleuren der kleederen. De onëdelen en werklieden 3' hadden flechts eene kleur, de foldaten twee, de officiers drie , de gastvrijhouders „ vier, de edelen vijf, de historiefchrijvers „ en geleerden zes , de koningen en de prin„ fen van den bloede zeven. Merk op dat , de geletterde lieden en verftandigen den " rang onmiddelijk na de prinfen van den „ bloede hadden. „ Gij vraegt wat deze gastvrij houders .wa, ren. De ftaet wees' eenige landerijen toe aen een zeker getal van perfonen , belast met het ocffenen van de gastvrijheid in de l, landfehappen. Om nimmer onvoorziens , overvallen te worden , waren zij verpligt ' altoos groote ketels, met allerlei vleesch „ vervuld, in gereedheid te hebben. „ De gelegenheid van Ierland het zelve 3, moeijeiijk van toegang voor de veroovera. ren makende, leefden de inwoonders, ge- „ durende  144 De Nieuwe Reisiger. „ durende een groot getal van eeuwen , in » Vrijhe,ld' en beveiligd voor allen hoon we. » gens hunne nageburen. Zij kweekten de * ™en> wetenfehappen en letteren aen, * welke zij bij de Egyptenaers opgedaen had» den; en de achting, welke men had voor „ de geenen, die 'er hun werk van maekten, * mitsgaders de befcherming , welke de oppervorften daeraen verleenden, hadden veel » tot «rzelver bevordering toegebragr. De mchtten fcholen' wae™ men „ de ftiofofie en regtsgeleerdheid onderwees, „ en gaven een' nieuwen luister aen de leer» oeffemng der zedenkunde en wetten ,, Zonder van de inlandfche oorlogen te 5, fpreken, maten de Milefiërs hunne wape„ nen met de Pikten , hunne nageburen de ,, Cretonnen, en de Romeinen, die toen de „ meesters der weereld waren. Deze ftrijd „ bare geaertheid bleak insgelijks met luister „ m hunne gevechten met de Denen, waerin „ deze laetften geheel de nederlaeg kregen te „ Clontarft, door den dapperen Brennus Boinve , koning van het eiland. De gefield„ heid van den ftaet werd door dit oorlog „ derwijze gefchokt, dat zij zich nimmer heeft „ kunnen herftellen. De verzwakking van „ den godsdienst, de verbastering der zeden , „ door den omgang met de vreemdelingen, „ de afbreking van de wettige opvolging' tot den troon, en de verfcbülende aenhangen 53 nood-  Tweehonderd Zesendertigste Brief. 145 „ noodzakelijke gevolgen van de overhcer„ fching', fielden onoverkomelijke hindcrpa„ len tegen deze herflelling, en waren gunfli„ ge omflandigheden voor de flaetzucht' van „ een naburig volk. Gij begrijpt wel dat ik wil fpreken van de Engelfchen , die een einde van deze alleenheerfching' maekten, in „ de twaelfde eeuwe. Hoewel een gedeelte 3, van Ierland zich aenftonds aen derzelver 3, heerfchappij onderwierp, waren de overU gen , wel verre van onder een juk , dat hun hatelijk toefcheen, te buigen, gedurig „ in de wapenen, om hunne goederen, hün„ ne vrijheid en hun leven te verdeedigen. 3, Het regt, op 't welk Henrik de tweede zich van Ierland meester maekte , was Hechts gegrond op eene bul van paus Adriaen de vierde , een' Engelsman van geboorte, waervan de beweegreden, of om beter té 3, zeggen het voorwendfel, beftond in het val„ fchevoorftel, aen den opperpriester gedaen, " wegens de ongodsdienftigheid en wreedheid „ der Ierlandefcn. , Van de vijfde eeuw' af, had dit volk heg . Christendom omhelsd. St. Patricius, beI " fchermheilig des lands , bekeerde den kaZ ning Aongus tot het geloof; en men ven „ haelt, ten bewijze van de ftandvastigheid '„ van dezen vorst, toen hij den doop orit^ ving , dat de heilige bisfchop , op zijneri „ herderlijken ftaf, aen het eind met éèrïè XIX. Deel> K i) ^  I4<5 De Nieuwe Re^iger, ' ,, ijzeren punt'gewapend , willende leunen, „ den voet des konings doorboorde , zonder „ dat de laetfte eenigzins klaegde. De kerk. voogd , zulks eindelijk gewaer wordende, „ vraegde hem, wacrom hij hem niet gewaer„ fchouwd had? ,, Ik geloofde, antwoordde „ de vorst, dat dit een gedeelte der plcgtig„ hcid uitmaekte. " Hij onderhield in zijn pa„ leis altoos twee bisfehoppen, twee priesters „ en zestig monniken, die hem tot een'raed „ dienden, in plaets van muzikanten, poëten „ en geneesheeren, die het hof zijner voorza3, ten uitmaekten." Op den naem van St. Patricius , kunt gij oordcelen hoe vele vragen wij den dokter deden , over deszelfs vermaerd vagevuur. Hij antwoordde daerop zeer verftandig, en fprak van deze beruchte overlevering', noch als van eene waerachtige gefchiedenisfe , waeraen hij veel geloof floeg, noch geheel als van een dier godsdienftige fabeltjes, door het bijgeloof verzonnen, en door de ligtgeloovigheid aengenomen. „ Deze overlevering, zeide hij tct „ ons, is algemeen in geheel Ierland. Men „ viert 'er alle jaren eenen feestdag met open. „ bare plegtigheid; en de gelijktijdige fchrij„ vers trachten alle twijffelingen over dit ftuk „ wegtenemen. Zij ftemmen overeen in het „ verhael, dat in een eiland van het meir „ Erme, in het graeffchap Dunegal, St. Pa„ tricius, door zijne gebeden, van God verkreeg,  Tweehonderd Zesendertigste Brief, h? kreeg, dat de pijnen en folteringen der hehr le voor de oogen der ongeloovigen blootgefteld wierden, om hen te fchielijker tot het ' Christelijke geloof te brengen. In deze plaets is een hol, bij het welke men een klooster " gefticht heeft. De Roomschgezinde Icrlan, ders gaen 'er in , na'er hunnen godsdienst verricht te hebben, blijven'er viercntwm, tig uren zonder licht in, en nemen, als zij 'er uitkomen, de hcrfcnfchimmen , welke „ de duisternis en de onhandigheden der „ plaetfe aen hunne inbeelding vertoond hebben , voor zoo vele openbaringen. Deze " goede lieden gelooven, dat zij, in het andere „ leven , van het vagevuur bevrijd zullen „ zijn, indien zij het geluk van de intrede in " dat van St. Patricius genieten. Henrik de tweede, koning van Engeland, de onderwerping van eenigen dervoornaem" fte heeren van Ierland ontvangen hebbende, " ftichtte 'er eene Engelfche volkplanting; maer noch hij, noch eenigen zijner opvol" geren, voor Jakobus den eerften , genoot " het voorregt van eene verooveringe , in " het ganfche eiland. De twee derden van " deszelfs landfehappen werden geregeerd door hunne eigen opperheeren , zonder [] eeirge veranderinge in hunne wetten, ge. " woonten en de vorm hunner regeringe. In„ dien fommigen dezer vorften zich tolpligti-en van den Britannifchen koning maekteri y  H$ De Nieuwe Reisiger. » zij waren eigenlijk zijne onderdanen niet: » hij had nooh het regt, noch de magt, om „ fchattingen te heffen; en behalve het En„ gelfche landfehap . in twaelf graeffchappen „ verdeeld, was zijne oppermagt in geheel j, Ierland onbekend. De geheele lerfche land„ aert beftond dan, federt de twaelfde ecu„ we, uit twee volken, te weten, de aloude „ inwoonderen des Jands , en de Engelfche 5, volkplantelingen, die, op dit tijdftip, zich „ in dit koningkrijk kwamen vestigen. „ Het jaer 1605 bragt geheel Ierland onder 3, de volkomen gehoorzaemheid der Engel3, fche heerfchappij'. De veroovering van ?, dit eiland werd niet voltooid, dan na meer 3, dan vier honderd jaren geöorlogd en ge3, ftreden te hebben. De Ierlanders verdee33» digden hunne vrijheid , tot aen bet einde der „ regeringe van Elizabeth. Eenigen hunner „ opperhoofden hadden nog krijgsbenden op „ de been, en leiden de wapens niet neder, ,, dan door een yoordeelig verdrag. In deze 3, langdurige aeneenfchakeling van oorlogen, „ moet men de oorzaek van onzen haet tot „ de Engelfchen, en van de afkeerigheid, die „ altoos tusfehen de twee landaerten plaets „ heeft, zoeken. Het denkbeeld , 't welk „ zij zich van de onzen gevormd hadden > 3, was dat van een barbaersch volk : zij be. handelden ons als woeste beesten , welke 3> men niet dan door geweld kan beteugelen, » Hst  Tweehonderd Zesendertigste Brief. 149 „ Het gevoelen van den hevigften haet groei,] de aen , naermate van hunne poogingen „ om ons te onderwerpen ; en de begeerte , tot de wraek , niet min clan de liefde tot 7, de vrijheid, maekte ons onverzoenlijk. , Eene andere oorzaek van deze wederzij dfche bitterheid is de invoering van het Pro„ testantendom in Groot-Britanje. Elizabeth, „ door de aenkleving aen den godsdienst van , haren vader, verwekte onlusten in Ierland, " ten allen tijde aen den Roomfchen gods" dienst verknocht. De dappere O-Neil, „ gefproten uit eenen der vorften, die de „ wetten aen dit koningkrijk gegeven had„ den , de zaek van het vaderland omhelzend'e , ftelde de begaefdheden van een' grooten krijgsheld tewerk, en verfloeg de „ Engelfche legers, welke men tegen hem " zond. De Roomschgezinden, om de vern volging te ontwijken , namen het befluit " om uit hun vaderland te vertrekken. FrankZ rijk opende hun zijnen fchoot; en de „ hoofdftad beijverde zich om hen te ontvan„ gen. Een doorluchtige magiftraetsperfoon " ftrekte zijnen medeburgeren hierin ten Z voorbeeld'. Jean L'Escalopier, voorzitter , in het parlement, nam de priesters in een ',, zijner huizen, tot tijd en wijle dat hij hun " een' vasten ftaet kon bezorgen, en de noodige inkomften toewijzen. Dit is de oorv, fprong van eene Ierfche kweekfchool te K 3 »  iy<3 De Nieuwe Reisiger. „ Parijs. Men richtte te Touloufe , Bor, „ deaux en Nantes diergelijke ftichtingen op. „ De andere landaerten waren niet min naer„ ijverig, om voor het onderhoud dezer god-> „ vruchtige bannelingen te zorgen. Men Richtte fcholen te Rome , Sevilië , Sala5, manka , Lisfebon en Evora, voor de ler5, fche leerlingen ; en deze huizen werden „ kweekhoven voor ijverige zendelingen, die, „ na hunne letteröeffeningen , weder in Ier„ land keerden , om de Katholyken te ver3, troosten, en in hun geloof te verfterken. „ Het hof van Londen vatte argwacn daeruit „ op, en gaf een bevelfchrift uit, waerbij ver„ boden wierd deze kerkdijken te ontvangen, 3, hen te voeden, eenigen omgang met hun 3, te houden, of hen te verbergen, op ftraf33 fe van als begunfagers der muiterij' ver-. „ volgd te worden. Uit dezen hoofde wer„ den 'er mecnigvuldige priesters , Jezuiten „ en andere monniken te Tyburn gefrraft. " De dokter gaf aen zijn vaderland den roem van het leven gefchonken te hebben aen Jan Duns Scot, den eerften der fchoolvosfen, die van de rcdenkunde een famenflel van kin_ derachtigheden en fpitsvindinge beuzelarijen gemaekt heeft. Dees man verdiende in zijnen tijd den naem van den Scherpzinnigen Leeraer ; 't geep bewijst dat zijne eeuw nog ver beneden hem was. Engeland en Schotland betwisten eikanderen mede de eer zijner geboorte,  Tweehonderd Zesendertigste Brief. 151 cn misfehicn met meer grond dan Ierland. Een andere Scot, die buiten kijf tot dit land behoort, en om deze reden Erigenes bijgenoemd werd, kwam in Frankrijk onder de regering van Karei den Kalen. Hij fchreef de eerfte tegen de onzigtbare verandering en wezenlijke tegenwoordigheid in het nachtmael: federt werd hij verjaegd , en begaf zich naer Engeland, alwaer men zegt dat hij met pennemesfleken door de fcholiercn gedood wierd. In eene kerkvergadering , gehouden te Rome, onder den paus Nikolaes den tweeden, noodzaekte men den aertsketter Bcrengarius, om zelf het boek van Scot Erigenes in het vuur te werpen. Ierland draegt nog roem op de geboorte ' van Malachias, uit de ftad Armach, die den zetel van deze acrtsbisfchoppelijke ftad bekleedde,' zich van zijn aertsbisdom ontfloeg, en in de armen van zijnen vriend St. Bernardus ftierf. Eene der aenmerkelijkfte zaken, in de gefchiedenisfe van dit eiland , zijn de talrijke ftichtingen van kloosteren en abtdijen. De meesten dezer vorften, met bloed en misdaden bezoeteld, geloofden, bij hunnen dood, hunne ziel, met fchclmftukken beladen, vrijtekoopen , door het aerdrijk met diergelijke ftichtingen te overladen. „ Men was gcnoegzaem ftil in Ierland, „ vervolgde de dokter , tot het jaer 1641, wanneer de Roomschgezinden , opgeftaen K 4 „ ten  ï52 De Nieuwe Reisiger. „ ten voordeele van Karei den eerften, dooi? „ eene algemeene famenzwering , onderna„ men alle de Protestantfche Engelfchen, die », in het land waren, op het zelfde tijdftip te „ verdelgen. Den 23ften van Ocïober, den „ geteekenden dag tot dezen gruwelpen „ moord, gelijk dien van St. Bartholomeus in „ Frankrijk, moesten zij het kasteel van Du„ Min verrasfehen. Deze hoofdftad werd 'er ?, daegs te voren van verwittigd , doch kon 3, noch de plundering noch den moord voorko53 men; en meer dan drie mae] honderd duizend 3, menfehen , indien men eenigen gefchichtr 3., fchrijveren mag gelooven, werden aen de „ woede van hunne vijanden opgeofferd. Men 3j maekte zich aenftonds meester van hui,3 zen , vee en huisraed; en de verzadigde. 3, begeerte ruimde plaets in voor de wreed3, heid. „ Men ontzag, zegt de heer Hume, noch „ ftaet, noch kunne , noch ouderdom : de „ vrouw , weenende op haren gefneuvelden „ echtgenoot, en houdende hare kinderen in „ hare armen, werd doorftooten, en ftierf te ge„ lijk met hun. De ouden, jongen, fterkenen „ zwakken ondergingen hetzelfde lot, en wer. ,3 den gewikkeld in een algemeen verderf. Ver„ geefsch behield de vlugt 'er eenigen : de „ ontkectende verwoesting regeerde overal v en viel op ijder ffagtöffer. Vergeefsch nam v men zijne toeylugt bij zijnen bloedverwant „ of  Tweehonderd Zesexdertigste Brief. 153 of vriend: alle banden waren verbroken, en de hand, welke ^O^efe en wier befcherming men verwachtte, was de geene, van welke men den dood ontving Zonder belediging' , zonder tegenkandng', zonder anderen wederftand d n Zijne verwondering', werd een geheel volk, levende in eene volkomen zekerheid, ver' moord, zelfs door die geenen, met welken zij een' wederzijdfcheri omgang van vriend» fchap en goede dienften onderhielden. „ Dit bondgcnootfchap hield zich nog ftaen„ de in het jaer 1649, en werd het eerfte , voorwerp der bekommeringe van Kromwel, , die, aen het hoofd van een leger in dif ko! ningkrijk overgegaen, aldaer zijn gezag op de puinhoopen van den koningkhjken aen" hang vestigde. Hij vond niets dat hem we" derftond, en Ierland werd, zoo doorhem " zeiven , als door de krijgsoverften, die hem ,, opvolgden , op nieuw aen de Engelfche heerfchappij onderworpen. De gelegenheid was fchoon om alle de natuurlijke inboor" Hngendeslandsuitterooijen; maer men be. " paelde zich tot het verdeden van een ge' " deelte der landerijen aen de foldaten, die " in dezen krijgstogt gediend hadden. Karei de tweede, bij zijne komst tot de kroon, betoonde eenige gunst aen de lerlanders. Hij richtte een geregtshof op , orn in de bezwaren der gee»en, die zich beledigd ?> K 5 » acht"  154 < De Nieuwe Reisiger. „ achtten , te voorzien; doch zij werden „ daerom niet minder van hukalöud erfgoed „ beroofd. Jakobus de tweede vergunde hun „ de vrije oeffening van hunnen godsdienst, » en gal- hun ten onderkoning den lord Tyr« conel, die alles in 't werk flelde, om hun „ de goederen , welke men verbeurd ver„ klaerd had, tc doen Wedergeven: maer de „ rampfpocden van den onttroonden vorst „ verhinderden de poogingen van zijnen ijver; „ en dit volk, getrouw aen zijne aloude hee„ren , ongelukkig, gedwongen-zijne haerd„ lieden te ontvlugten, doch altoos door de 5, eer beftuurd, werd door de Engelfchen als „ muitzuchtig behandeld; want dusdani-is de * onregtvaerdigheid der overwinnaren , dat „ zij zich niet vergenoegen met onmenfchelijk « te zijn, maer het regt bij het geweld mïkn „ voegen. " 1 ,„ Zoo wel in de Jangvcrloopen als in de hc- * tZïg«m tijdGn' l6Vert de gefchiedenis " fff^ken van dezen onverzoenlijken „ haet , die altoos tusfehen de twee volken „ heersch, Men vindt, in de registeren van „ den Tour van Londen, een ftaetsgefchrift „ opgefteldjn de veertiende eeuwet doó \ „ welk uitdrukkelijk verboden is, eeniln " ,°nde5daen' v™ Engehche afiomfte , in „ de abtdije van Miilcford , in Ierland te « aat het volk , op het gerucht dat een in- o) woon-  Tweehonderd Zesendertigste Brief, m „ woondcr van Drogheda koeijen, osfen en fileren , voor Groot-Britanje , zoude m' Sn, te famen liep, zich van het vee l mester maekte, en het den hals affneed, niettegenitaende de gebeden van den koopman en de dreigementen van den magi" ftraet Het graeuw van Kork wierp ach " no dé wagens , geladen met lakens en klee'; d°ePren voof de kr|gsbenden, c fcheurde ze " aen ftukken. Gij ziet dat de volksneigu g zich van genacht tot geflacht vereeuwigt; " cn ndien zij verzwakt, ja zelfs tot een ze• ker punt verandert, gefchiedt zulks niet m ',; het ondergefchikte gedeelte van s land* „ ingezetenen. De Engelfchen hebben ons echter alle „ onze voorregten nog niet ontnomen : Ierland, door zijne eigen wetten geregeerd, " heeft een parlement, onafhangelijk van at " van Engeland : deszelfs during is met be" meld • het laetfte duurt federt meer dan "dertig'jaren, De koning heeft flechts de l ^voerende magt. Wii^^gg lukkig wezen, indien wij, gelijk Schotland, " Leheelenal met Groot-Britanje vereemgd, " en aen dezelfde wetgeving onderworpen " waren • de'levensmiddelen zouden te Du-. " Minduurer, de wijn minder algemeen, en " 5oudÖ gelijk tegenwoordig dat van SchotIndVn er onze geburen zoude toevloeijen  *S6 De Nieuwe Reisiger. " i?et 7ere,niSfte ^Tded , >c welk wij den » Engelfchen misgunnen, is de zetel van den « vorst. Met verdriet zien wij ons geregeerd * door een' onderkoning, die niet van onzen „ iandaert is; en fchoon zijn verblijf in ons „ eiland het vertier van het geld vermeerdert, „ beklagen wij de twee duizend , vijf hon„ derd ponden fterlings , welke wij verpligt » zijn hem voor zijne jaergelden te geven. „ Hij zit voor in alle de raedsvergaderingen " en zou het g™tfte geztig oeffenen, indien „ zijne magt niet wierde opgewogen , zoo » door den kanfelier van het koningkrijk, » insgelijks door den koning benoemd, als „ door het parlement, 't welk zijne majefteit „ a een het regt heeft te beroepen. Bijna " fc dt e^ote bedieningen worden bezeten » door Engelfchen, die niet onder ons won nen; en de jaerwedden, welke hun de ko„ nmg op onzeinkomften toewijst, zijn daer „ ^boven nieuwe beweegredenen tot misnoe- " HeTÊ over&hot der aloude inwoonderen „ van Ierland verfchilt luttel van het geene „ zij ten tijde van Henrik den tweeden wa! „ ren. Zij leven in de binnenfte en wesTe„ hjke gedeelten van het eiland, en kennen * «och den koophandel noch de kunften - „ bebouwen. Zij zijn eene foort van flaven » die geene andere eerzucht hebben, dan zich „ het  Tweehonderd Zesenderticste Brief, iff „ het beftaen te bezorgen. De regering heeft h „ derfcheid van aert kan niet zeer toege„ fchreven worden aen de luchtftreek, die in „ 't algemeen dezelfde als in Engeland is. Is „ het niet veeleer de uitwerking der regerin53 ge■? De lerlanders leven in een vruchtbaer „ gewest, afgefcheiden van het overige der weereld, befchermd door een magtig volk ?, tegen alle beledigingen wegens de vreemde„ lingcn. Onverfchillig omtrent de grootheid „ hunner nageburen, hebben zij geene gewigv tige volksbelangen genoeg, om'er zich over v te verontrusten, ter yerduisteringe van de 35 vro,-  Tweehonderd Zesendertigste Brief. 167 „ vrolijkheid van hunnen aert, door de fta" tigheid van den hoogmoed. De Ierfche tael is bijzonder eigen aen het land, en verfehilt van de Engelfche en Wallifche. Zij heeft misfchien meer overeenkomst met het Schotsch , anderen zeggen „ met het Biskaisch. De eigen namen der " perfonen van aenzien worden voorafgegaen door de letter O, of door de enkele letter "greep Mac; als, O-Neil, O-Konnor, Mac-Mahon, Mac-Carty. Het aloude Iersch , zeer verfchillende van het geene ,', bijna in het ganfche koningkrijk gefproken wordt, is luttel meer dan in de afgelegenfte „ landfchappen in gebruik. Men behoudt 'er „ insgelijks zekere gewoonten , die nog een „ zweemfel van barbaerschheid hebben , als het vereeren van de lijkftaetfiën met gehuil. „ Men legt de geftorvenen op eene tafel „ voor de huizen ; en ter zijde van het lijk „ zet men een bekken , waerin de voorbij„ gangers eenige ftukken gelds werpen. „ De afftammelingen der Engelfchen , die , zich in dit land kwamen vestigen , heb\l ben zich nedergezet te Dublin, Waterford „ en Kork. Dit is het gedeelte van Ierland, '* waerin de wetenfehappen en de koophandel meest bloeijen, en alwaer de meeste rijk„ dom en pracht gevonden worden. De groote heeren en voornaemfte kooplieden ftam" men van deze Engelfche gefl.acb.ten af. De " L 4 » land-  i68 De Niehwe Reisiger. „ landftreek, welke zij bezitten, is de-vrucht„ baerfte niet; maer door hunne zorg en „ naerftigheid, hebben zij de fcbraelheid van j, den grond overwonnen. De Schotten, die, onder Jakobus den eerften, in dit ko„ ningkrijk overgingen , hebben de noorde„ lijké landfchappen bevolkt, en 'er de lin„ nenreederijen, die derzelver grootften rijk,, dom uitmaken, opgeregt. " Aendachtig op de redenen van den dokter, waervan ik niets wilde vergeten , befpeurde ik naeuweiijks dat wij de kusten van Ierland naderden. Wij voeren in het kanael van St. Joris, 't welk dit eiland van Groot Britanje af. fcheidt; en wij bevonden ons, op den derden dag van ons vertrek uit Portsmouth , tegenover de golf van Dublin. De rivier de Lister heeft'er haren mond, en vormt eene ruime haven , door welke men in deze hoofdftad aenlandt. Wij lieten 'er ons inbrengen met Hoepen; want de bank, die 'er den ingang van fluit, belet de groote fchepen aldaer aen te komen. Ik ben, enz. "*"^N Dublin, den Men van Januari, 1756* Twee-  Tweehond. Zevenendertigste Brief. 169 Tweehonderd Zevenendertigste Brief. Vervolg van Ierland. Ierland was noch aen de Feniciërs noch aen de Grieken onbekend: Orfeus van Krotone , die meer dan vijf honderd jaren voor Jezus Christus leefde, maekt'er gewag van in zijn dichtituk der Argonauten , en Ariftoteles in zijn boek van de Weereld, onder den naem yan Ierna. Eenige Latijnfche fchnjvers noemen het Juyerna , andere Iren, en eenigen Hibernia , naer de namen van Heber of Heremon, de twee zonen van Milefius. De Engelfchen hebben het Ierland genoemd, naer de woorden Iren en Land, zoo veel als Land der Iren. Het was ook bij de vreemdelingen onder den naem van Scotia minor of kleen Schotland, om het van het andere Schotland teonderfcheiden, en zijne inwoonders onder dien van Scoti of Schotten bekend. Eindelijk 2af men het den naem van het Gewijde Eiland, in de tijden van het Heidendom, en vervolgens het Eiland der Heiligen , toen het den waren godsdienst omhelsd hadde. Ierland, van eene langwerpigronde gedacnte, is ten naestenbij half zoo groot als Engeland. Zijne lengte, van het zuiden naer het noorden , is omtrent negentig mij.en : zijne breedte, van het oosten naer het westen, op L 5 de  i-o De Nieuwe Reisiger. de uitgeftrektfte plaets, is niet meer dan zestig mijlen ; maer men kan niet regt zeggen hoe groot het in zijnen omtrek is, -uit hoofde van het groote getal van baeijen en golven, waer. mede het omringd is. Zijn affland van GrootBntanje is verfchillende, naer de ongelijkheid der kusten van de beide landen; doch de algemeenfte is van vijftien mijlen. Zijn langfte dag , in het zuidelijkfte gedeelte, is van ze. ventien uren en twaelf minuten. Zijne luchtllreek verfchilt weinig van die van Engeland • en zij overtreft ze zelfs, zoo men den Ierlan' deren daerin gelooft, ten aenzien van de fnschheid en helderheid der lucht'. De ziekten zijn 'er zeldzaem; en de inwoonders leven 'eilang. Het eiland is doorfneden, door meenigvuldigemeiren en rivieren, waervan de qrootfte is de Shannon, dien men met regt een' ftroom zoude mogen noemen. De Litty ftroomt, al Kronkelende, door het graeffchap Kildare al waer hij verfcheiden béken ontvangt, vormende twee mijlen van Dublin een' waterval, alwaer het water zich van itcile rotzen nederftorr Men noemt denzelven den Zalmfprone, om dat men wil dat de zalmen* de rivier op deze plaats willende opzwemmen , genoodzackt z,jiT te fpringen , terwijl zij den ilaert tusichen de tanden houden, om over de ro te komen. Maer wanneer zij hunnen fl» misien, t geen dikwerf gebeurt, uit hoofde van  Tweehond. Zevenendertigste Brief. 171 van de (helheid van het water, en de hoogte van den val, Horten zij in mandjes wdkede visfchers zorgvuldig aen den voet plaetien, omze daerin te vangen. Het meir Lené, liggende aen het zuidenke eind van het eiland, in het graeffchap Kerry, bevat bij de drie duizend vierkante mergen Het 1 omringd met bergen, die tot den top bedekt zijn met; eiken , taxis, hulst en haegapPelboomen,__die m de verfchillende trappen van groeijing, eene aenge name verfcheidenheid van kleuren, als groen, seel, rood, wit, enz. vertoonen. Het is fen fchouw-tooneel, alwaer men m hetmd den van den winter, de bekoorlijkheden der lente vindt. Van deze bergen vallen verfcheiden waterfprongen, wier germsch, dooi de echoos herhaeld, eene nieuwe waer de aen de bevalligheden van dit oord geeft. Op den top van den berg Mangerton , Ziet men een mcir , waerin men geen' grond ontdekt, en ? welk men het Hellegat noemt. In dit meir heeft men eilanden van marmer en andere kostelijke fteenen, en in de omliggende ftreken zilver- en kopermijnen. Het meir Neagh, in het noorden van Ierland is tien mijlen wijd. Deszelfs water heeft eene fteenmakende eigenfchap , die het hout h iizer en fteen verandert. Het > geene over^ing,maer eene wezenhjke vmndenng. Men ziet ftukken van hout, die, eenen zcke-  i?2 De Nieuwe Reisicer. ren tijd in dit meir gelegen hebbende, geheel of gedeeltelijk verfteend daeruit komen. De eene helft heeft-alle de eigenfchappen van Iteen, de zwaerte, hardheid en vaste famenvoeging : de andere helft behoudt de hoeda nigheid van hout, en is vezelachtig en verbrandbaer. Eindelijk ziet men, op den grond van het zelfde water, rotzen, waeraen klompen van eene doorfchijnende ftoffe van verfchillende kleuren gehecht zijn. Men bemerkt dat de fteenwording niet alleen in het meir, maer insgelijks in de omliggende ftreken, tot op twee of drie mijlen afftands, zelfs op de hoogten en in de zandachtige aerde gefchiedt In het jaer 1692, vond men, in de moe. rasfen van Allen , eene kroon van louter goud, hefteden met eenige hoofdletteren, zijnde, naer men meent, de naem van Eren nusBou-ive, dien Ierfchen vorst, die, na de Denen verjaegd te hebben, over het ganfche eiland hecrschte , in het jaer 1002. Dit is . één der koningklijké voorvaderen van milord Thomond , kolonel van het regiment van Uave, opzigter en luitenant - generael delegeren van Frankrijk , ridder der orde van den Heiligen Geest. De geleerden deden vele naervorichingen, om te weten wien dit kostelijke ltuk der aloudheid toebehoord hadde • en men bewees, voor zoo ver zaken van die'natuur bewezen kunnen worden, dat de prins Denijs, zoon en opvolger van Brennus Boiri- ve,  Tweehond. Zevenendertigste Brief. 173 ve, den roof van zijnen vader , in dcti beroemden flag van Clontarft, wae™hebbende de nederlaeg kregen , opgezameld hebbende, eeni" Heden daermede belastte , en dat deze ondebr de dooden geteld wierden. De gou, 1 in He «edaente van eene verhe- "a'elf voeten onder de aerde gevonden mccr dan zes honderd jaren na den flag. Men Si niet of zij was een gedeelte van oen konLklijken roof, die in het meir gefmeten Sdoor de geenen, die 'er het opzegt overhadden, om hem den vijand te ontfutfelen. _ He" geen de oplettendheid der meuwsgiengen meest verdient, is de dijk der reuzer■ m het graeffchap Antrim, in het noordelijke gedeelte van dit eiland. Menweet-etofde zelve het werk der natuur' of kunst z,j Deze dii, die bijna eene driehoekigegedaenteheeft, flfeit zich van den voet eenes bergs tot zeer ve in zee uit. Zijnezigtbare^te, ^ water , is omtrent van zes honderd voeten. Het werk beftaet in eene groote meemgte van vijf- zes- en zevenhoekige doch onregelmatige pi aren, waervan 'er weinig van eene gelijke breedte zijn. Hare dikte is niet gelijkvorm,aer; dezelve is van vijftien tot vijfentwintig duimen middellijns, doch in 't algemeen van twintig duimen. Alle deze pilaren raken elkanderen met ongelijke zijden , en zijn zoo vast aenécn verknocht, dat men er de voe-  174 De Nieuwe Reisiger. gen naeuwelijks van gewaer wordt. Zij zijn allen niet van dezelfde hoogte , en.vormen nu eene gelijke en dan weder eene ongelijke oppervlakte. Geen één is van een enkel ftukzij zijn allen van verfcheiden brokken , die van één tot twee voeten hoog zijn Het zonderlingfte is dat deze ftukken zich doogeene platte oppervlakten famenvoegen ; zij fluiten in één door zeer gladde holle en bolle oppervlakten, even als de zijden der pilaren die eikanderen aenraken. Deze fteen is onge' meen hard , fijn en blinkende van zand en zwarer dan andere foorten van fteenen 'we derftaet het best getemperde gereedfcbap, kan met gehouwen worden, en fmelt in het vuur Behalve den dijk, zoo even gemeld, onti dekt men op de kust foorten van kolomgebouwen, waervan het grootfte uit vijfti^ pjJa ren beftaet. Het middenfte is veertig voeten hoog: de anderen, ter regter- en flinkerzijden, verminderen allengskens gelijk orgelpij" pen , welke naem zelf door de 'inwoonders daeraen gegeven wordt. Onder de andere zeldzaemheden van dit eiland telde men eertijds den vermaerden Noodlottigen Steen, die tot de krooning van deszelfs koningen diende. Men wil dat dezelve gebragt wierd door eene volkplanting van lieden, die Danains genoemd en voor zeer be kwaem in de tooverkunst' gehouden wierden 5 dat deze fteen, gedurende de plegtigheid, een zeer  Tweehond. Zevenendertigste Brief. 17$ zeer groot gerucht maekte; maer dat de komst van den Mesfias hem deze kragt deed verheden Men meldt van eene voorzegging ^inhoudende dat 'er overal, waer deze^wonderbare fteen bewaerd wordt, een prirts van Schotfche afkomst' op den troon van erland 7al zitten. Deze eilanders gelooven dat dezelve met geweld wierd weggevoerd , door Edu'rd den eerften , en geplaetst is in den zete , die tot de krooning der Engelfche koningen dient, en waerin men verzekert dat hij ^Ierland, zegt men-, duldt, even als het eiland Evete, in 't geheel geene venijnige dieren; en men verzekert dat het hout, t welk aldaer groeit, aen geene vermolfemmg onderworpen is. De kopermijnen maken een gedeelte van deszelfs rijkdommen mt. Zij liggen in het zuiden van het Jow, aen wederzijden der tarten de Ari^v. De aenmerklijkften zijn die van Crone-Bawn, ter noorden dier rivierc. Crone -Bawn m een heuvel van twee mijlen omtreks, en omtrent duizend voeten hoog, verheffende zich regelmatig van alle zijden, in de gedaente van een omgekeerden beker. De voornaemfte opemng. S§mijn' is ten halve heuvels; en men ziet Ïr ve fcheiden openingen , van vtfhg to zestig vademen diepte. De eerfte mijnftof 1, een ijzerachtige fteen, onder welken men eene Sdmijn, verengd met zilver en ghnfterende fteenen, ontdekt.  176 De Nieuwe Rêisiger. Na dat men eenige vademen doorboord heeft, komt men eindelijk aen den koperader, dien men tot eene onmetelijke diepte kan volgen. Vijf honderd mannen worden tot dezen arbeid gebruikt, en tegen zestien ftuivers daegs betaeld. Om het water te doen vlieten, maken zij onderaerdfche kanalen, waeruit ftroomen, met metael vervuld, voortvloeijen. Eene ontdekking, nieuwelings door een toeval gedacn , heeft de eigenaers in ftaet gefteld, om uithetftroomende water meer voordeel te trekken, dan uit de mijn' zelve. De werklieden, eenen ijzeren fchup in eene dezer béken gelaten hebbende, vonden hem derwijze met koper overdekt, dat zij hem dachten geheel in deze zelftandigheid veranderd te zijn. Dit voorval deed het denkbeeld ontftacn, om in deze ftroomen ijzeren ftaven, ter aentrekkinge van het koper, te zetten. Men maekt holen, van tien voeten lang en agt voeten diep. De grond is belegd met groote platte en gladde fteenen : de kanten zijn bekleed met metfelwerk van fteen, kalk en zand, met dwarschgelegde balken, om 'er de ijzeren ftaven op te plaetfen. Deze verkrijgen 'er, door den tijd, eenen roest, die het ijzer bij trappen verteert. Het koper, dat zich in het water bevindt, door deze ftaef gedurig wederhouden en aengetrokken, ploft op de grond neder, en vormt'er een zetfel. Om de ontbinding te verhaesten, neemt men / 'er  'Tweehond. Zevenendertigste Brief. 177 'er fomtijds de ijzeren ftaven uit, 'en fchrapC 'er den roestaf, die op den grond valt; en in den tijd van één jaer zijn zij gemeenlijk ontbonden. Men wendt dan den ftroom af: de arbeiders werpen het koper, dat in het hol gebleven is , met fchuppen naer buiten, en leggen het op hoopen, om het te doen droo-gen: eindelijk, wordt het als ftof, dat, in het fmelten, zeer zuiver koper oplevert. Om het flijk te beletten met den ftroom' uitteloopen, graeft men, bij den val van ijdere beek, eene breede en diepe kom , waerin het Ontvangen wordt, terwijl het heldere water alleen van de oppervlakte der komme wegvloeit. Uit deze bijzonderheid volgt dat deze wonderbare werking der nature niets anders is* dan eene enkele nederploffing van het koper, door middel van het ijzer, en dat men haer zeer oneigenlijk eene verandering van metael zoude noemen; Het ijzer wordt in het water ontbonden , en met het zelve medegefleept. Voor het overige is deze bron zoo merkwaerdig door hare genezende kragten , als door hare metaellifche hoedanigheden. Hoe^ wel de geneesheeren het koper , inwendig gebruikt, als een vergif befchouwen, drinken echter de werklieden dezer mijnen; én vele andere lieden, dit water, zonder 'er droevige gevolgen van te hebben. Het zuivert door brakingen , en is een enkelvöüwig gë- XIX. Deeh M neëfc  i/8 De Nieuwe Reisiger. neesmiddel, onder hen , voor verfchillende ziekten. Insgelijks is het een uitmuntend middel, om de fcheurbuikige zweren te genezenen men wil dat het hierin merkwaerdige genezingen gedaen heeft. Men verzekert dat 'er geen land in Europa is , waerin de landerijen bekwamer zijn tot het aenkweeken van vlas, dan die van Ierland Gij weet dat deze plant, onder alle eerfte ftoffen, hare grootfte waerde door den arbeid verkrijgt, waerdoor zij zeer voordeelig voorde bevolking is. De gewone Ierfche linnens verkrijgen, door de verfchillende handen, die hen bewerken , eene vermeerdering van pnjs', die het zes zevende gedeelte van het geheel is. In de fijne linnens is de evenredigheid niet aftemeten, en groeit tot in het oneindige. Dewijl zij geen het minfte regt in Engeland betalen, en 'er gemakkelijk overgevoerd worden, zijn zij ook minder duur, en worden eer vertierd dan alle anderen. Die geenen zelfs, die in Groot - Britanje gemaekt worden , kan men 'er niet ten zelfde prijze verkoopen, gemerkt de duurte van den ar beidsloon. De Engelfchen ontbieden 'er, alle jaren, voor viermael honderd duizend'ponden fterlings van. Het zou hun belang niet zijn dat de Ieren een' afkeer van deze bandwerken kregen. De wollereederijen zouden derzelver plaets innemen, en van dat oogenblik ai aen, met voordeel, mededingers van die  Tweehond. Zevenendertigste Brief. 179 die van Engeland worden; dewijl de laetften, den arbeidsloon niet goedkoop hebbende, zich niet zouden kunnen vleijen den voorrang te zullen genieten. In het jaer 1731 heeft men te Dubhn eene maetfchappij van twee honderd heeren des lands gefticht. Een van derzelver voornaemtte oogmerken is de aenkweeking van het vlas te volmaken. Zij vergaderen alle dingsdagen, en geven alle weken een blad uit, waerin het befluit hunner onderhandelingen vervat is. Hun doelwit is niet het algemeen door afgetrokken befpiegelingen te vermaken, noch de geleerde weereld met enkel zeldzame nieuwe waernemingen te verrijken. Zij ftellen zich voor, de naerftigheid der akker- en werklieden, op de eenvouwigfte wijs , te befturen , wezenlijke en nuttige kundigheden uit de boekzalen en kunstvertrekken te halen, en dezelven in het licht te brengen. Met één woord, hun eenigst oogmerk is aen het grootfte gedeelte des volks wel te doen, onverfchillig of zulks sefchiede door nieuwe ontdekkingen, of door het bekend maken van de geenen, die reeds gedaen zijn; door het vermeerderen van den grond der tegenwoordige kundigheden, of door dezelven in het openbaer te verfpreiden, omze eenigermate gemeenzaem te maken. De maetfchappij deelt tagchentig prijzen, ter waerde van zestien duizend guldens, jjderjaer Uit, niet aen de geenen, die een dichtftuk, M 2 een  Uo De Nieuwe Reisïger. een'tang, eene lofrede gemaekt, ofeenigë wonderfpeuk ftaende gehouden, maer die de meeste boomen gepJant, het grootfte getal van moerasfen uitgedroogd en bebouwd, de beste hop aengekweekt, het fraeifte fcharlaken geverfd , de bevalligfte teekeningen voor de Hotten , de fchoonfte kleuren voor de fchil. derkunst, het kostelijkfte porfelein, het beste Papier, de geöeffendfte leerlingen gemaekt, de grootfte hoeveelheid van lompen voor de papiermakerijen verkoft , en de meeste tonnen, met pek verzameld hebben, enz. De voortbrengfels van het aerdrijk en de koopmanfchap der handwerkfelen de natuurlijke rijkdommen van Ierland zijnde, is de voornaemfte zaek den grond al meer en meer te doen voortbrengen, en de burgers te overreden hunne naerftigbeid tot het grootfte getal van mogelijke voorwerpen uitteftrekken. Het zekerfte middel, om dit oogmerk te bereiken , is de invoeringen te verminderendit eiland trekt van de buitenlanderen zelfs de noodzakelijkfte dingen tot het leven. In de verfcheidenheid van zulk eene groote meenigte van behoeften, is het onmogelijk dat arbeids zame en naerftige lieden niets zouden vinden, om zich, volgens hunnen fmaek en hunne begaefdheid, bezig te houden. De wijn, brandewijn , de koopmanfchappen der beide Inden, en de modifche waren, veroorzaken aen dit koningkrijk eene onkoste van omtrent vier  Tweehond. Zevenendertigste Brte>< ï8i vier mael honderd duizend ponden fterlings, waerdoor de rijkdom des volks, voor dingen, welke het zoude kunnen ontbéten , verflonden wordt. De natuur heeft het echter bedeeld met eenen grond', bekwaem om rijkelijk in alle deszelfs noodwendigheden te voorzien, en een genoegzaem getal van handen om denzeiven te bebouwen. Ziende de kudden , welke de vlakten van Ierland bedekken, zou men het in den grootHen overvloed achten j maer men raekt uit zijne doling', wanneer men den elendigen ftaet van een groot gedeelte des volks befchouwt, en opmerkt dat de wol, het osfenvleesch en de boter, die het deel van den armen moesten zijn, uitgevoerd worden, om de weelde van den rijken te betalen. Het is bewezen dat men twintig behoeftige huisgezinnen, den tijd van één jaer, zoude kunnen voeden met de hoeveelheid van vleesch en boter, welke men uitvoert, om de kanten voor het hulfel eener aenzienlijke vrouwe te koopen. Toen dil land geene waren van de vreemdelingen trok» leefden deze volken van het voortbrengfel der aerdrijks en van hunnen arbeid. Alle dingen, tot het leven noodzakelijk, waren overvloedig en goed koop. Geene armen konden er zijn, om dat de liefddadigheid en herbergzaemheid de eenigfte middelen waren, waerdoor de rijken over hunnen overvloed konden beichik, ken Deze overwegingen heb ik van een . M 3 (*oor"  itt De Nieuwe Retsiger. doorluchtig lid der maetfchappij' van Dublin-, die eene van de eerfte plaetfen der hoofdftad bezit. Deze ftad is grooC, rijk, welbebouwd,. fterk bevolkt, zeer handeldrijvende, en ontvangt alle dagen nieuwe verfierfelen. Zij komt zeer nabij Londen, ten aenzien van de hoogte der huizen , de famenftelling der gebouwen, den naem der ftraten, enz. Hare hoofdkerk, aen St. Patricius toegewijd, is zeer oud, en werd tot een aertsbisdom verheven, omtrent het midden der twaelfde eeuwe. Haer kapittel beftaet uit een' deken en vierentwintig kanunniken. Men telt dertien kerfpellen, met eenen vrij fraeijen dom , die den naem van de kerk' van Christus draegt. De ftad heeft zeven poorten en zoo vele voorburgten, een kasteel, een wapenhuis, verfcheiden bruggen en gasthuizen , een voor de onvermogende foldaten , een ander voor de vondelingen, enz. Dit laetfte , gefticht voor de geenen, welken de ouders niet willen erkennen, noch kunnen opvoeden , is eene kweekfchool van naerftigheid , waerin men de kinders , wier ouderdom deze bezigheid toelaet, gebruikt om wolle en vlas te bewerken. Ik genoot het vermaek van 'er honderd en vijftig meiskens, vanzes tot twaelf jaren , met beide handen te zien fpinnen Men geeft dertig ponden fterlings 's jaers aen eene vrouw , die het haer leert. Gij befeft alle de voordeden van deze opvoeding',  Tweehond. Zevenendertigste Brief. 183 W, waervan het oogmerk is de hoeveelheid fijne wolle te vermeerderen, enden prijs daervan te verminderen. Ik heb u reeds gefproken van de hoogefehole van Dublin: zij houdt hare zittingen in het kollgie der Drieëenheid, gefticht door top* "gfULbeth. Onder andere voorregten he lii het regt, om afgevaerd.gden in het parlezij net icB , o , op een fmeekment van Ierland te zencicn. wr w fchrift, 't welk het huis der gemeenten Willem den derden aenbood, vergunde hur1 diekonm eene aenmerkelijke fomme om hekolleg* tevergrooten. De overheden, om hunne er kentenis te toonen, riehtten'er een ftandbeeld van dezen vorst te paerd op , met een Latijnsch opfchrift, 't welk men 'er nog leest , en waerin gezegd wordt dat Willem den godsdLTt, de wetten en de vrijheid van zim volk bewaerd heeft. Behalve den onderkoning, heeft de voor. naemfte adeldom des lands zijn verblijf te Dubïn" en men houdt 'er de vergaderingen van hè? Parlement. Het geregt wordt 'er ten naestenbi als te Londen bediend. De burgers en werklieden zijn in vierentwintig gilden ver deeld; en de ftedelingen verkiezen alle jaren een hoofdfehout en twee fcherifs. Men verdeelt Ierland in vier landfehappen, te weten, Momonia of Monfter Lagen» of Leinfter , Connacia of Connaught, en ültonia of Ulfter. Hoe vele barbaerfche namen M 4 z  i84 De Nieuwe Reisiger. zullen uwe ooren niet kwetfen ? Ijder dezer landfcbappen is verdeeld in graeffchappen, ijder graeffchap in baronnijen, en ijdere bal ronnij in kerfpellen. Monomia of Monfter, liggende in het zuidelijkfte gedeelte van het ei)and , heeft meenigvuldige goede havens, uitmuntende baeijen en eenige rijke lieden, onder welke men noemt Waterford, Limerik, Ardart, Kingfale, Rashel, Kork, enz. Van deze laetfte Had krijgen wij ons gezouten vleesch voor de fcheepvaert. Deze koophandel is zoo aenmerkelijk , dat 'er een eenig koopman fomtijds twee honderd osfen in de week doet Aagten. Het is te verwonderen dat Frankrijk, 'twelk beter zout en zulk goed vleesch als Ierland heeft, verzuimt zich van diergelijke afhangkeüjkheid te ontflaen. Kasbel, wiens bisdom tot een aertsbisdom is verheven geworden, werd door een' brand verteerd, omtrent het midden der vorige eeuwe. De inwoonders van Lagenia of Leinfter ge hjken vrij veel naer de Engelfchen, van welken zij , voor het grootfte gedeelte, afftammen, en zijn befcbaefder dan de andere Ierlanders. Het is ook het aenzienlijkfte landfehap van het koningkrijk. Eertijds maekte het twee opperheerfchappijen uit, welke Henrik de tweede verooverde ; en tegenwoordig bevat het twaelf graeffchappen, hebbende aen bun hoofd dat van Dublin, de hoofdftad van het  Tweeiiond. Zevenendertigste Brief. i$$ het ganfche eiland. De bisfchoppelijke ftad Kildare, liggende in het midden van het^landfehap , is haren oorfprong verfchuldigd aen een beroemd klooster , 't welk St». Brigitta aldaer deed bouwen. Deze is geenszins de bekende Brigitta, prinfes van Zweden , die door haer gebed vermaerd is, wier openbanngen op de kerkvergadering vanBafel aengeklaegd wierden, en welke Gerfon wilde dat men in den ban deed'. De Ierfche Brigitta of Bngida, minder bekend dan die van Zweden, was van Kildare, en werd eene non in het klooster, door haer gefticht. Kilkenny is eene zeer rijke, bevolkte en handeldrijvende ftad. Wexford was oudtijds de voornaemfte ftad van het ganfche eiland: de Engelfchen ftichtten er hunne eerfte volkplanting. Connacia of Connaught is het genngfte der vier landfehappen van Ierland; en Gallway is 'er de hoofdftad van. De andere mingewigtige plaetfen zijn Trim , Slego , Mayo, Toam, Clare en Roscommond. Deze twee laetften geven den tytel van graef, de een aen milord Thomond , naer Frankrijk geweken , en de andere aen het huis van Dillon. In Ultonia of Ulfter noemt men negen graeffchappen, vijf langs de kusten, en vier landwaerds' in. De voornaemften zijn Dungall of Tyrconel , waerin het vagevuur van t£ Patri cius gevonden wordt; Londonden, waervan de hoofdftad van denzelfden naem M S een2 De Nieuwe Reisicer. het gerege> waervan de kennisneming aen het hof behoort. Twee kompagniën ruiterij en vijf regimenten voetvolk maken de bezetting van dit eiland int. Men bewaert de ftukken gefchuts in de kerken, altoos gereed om in nood te losfen. De wachthuizen zijn geplaetst in ontoegangehjke oorden voor den vijand , met fchietfchanfen van zestig ftukken kanon. Het eiland van Guernefey, kleener dan het voorgaende, verfchilt 'er weinig van in alles 'tgeen het krijgsbeftuur, de burgerlijke regering, de regten, de handvesten, de gebruiken, de yoortbrengfels, de tael, enz. betreft; Het bevat tien kerfpellen, geregeerd door tien leeraers: de voornaemfte is die van St. Pierre le Port. Debewoonders waren eerst Kalvinisten: tegenwoordig belijden zij den Engelfchen godsdienst. De meesten zijn oorfprongkelijk uit Normandië. Zij fpreken een bedorven Fransch, en verfoeijen de Franfchen. Zij zijn van het bisdom van Avranches tot dat van Winchester overgegaen. Dit eiland brengt eene groote verfcheidenheid van bloemen voort; en men weet dat de leliën van Guernefey merkwaerdig zijn door hare fchoonheid. Het kasteel Kornette, 't welk de ftad en de haven beftrijkts had eenen fterken toren, dien den donder in ftof verkeerd heeft. , Ter aller uren, en in alle jaergetijden, vertrekken 'er van Dublin eenige vaertuigen naer Schot*  Tweehond. Zevenendertigste Brief. 193 Schotland , dat 'er flechts vijf mijlen van afligt. Deze reizen eisfchen geene groote voorzorgen : men treedt in het eerfte fchip; en des anderendaegs is men te Glascow aengeland. Welrasch zult gij kennis krijgen van mijne aenkomst' in dit vaderland der aloude Pikten, over welken ik reeds eenige aenmerkingen, die ik voor mijnen eerften brief fpaer , gemaekt heb. Ik ben, enz. Dublin, den iiden van Jauuari, 1756- Tweehonderd Achtendertigste Brief. Schotland. 1~\e eerfte tijden der historie van Schotland I J» verliezen zich in de duisterheid der fabelen. De onkunde, die langen tijd het noorden van Europa bedekte , de verhuizingen van deszelfs volken, de omwentelingen, die zij te weeg bragten, alle deze oorzaken laten niet toe een naeuwkeurig licht, wegens den oorfprong van dit koningkrijk, te geven. Deszelfs geloofwaerdige jaerboeken klimmen niet hooger dan tot een' niet ver afgelegen tijdkring , boven welken alles met duisternislen bedekt is. Onze eerfte kundigheden, wegens XIX. Deel, j* dlt  j?94- De Nieuwe Retsicek. •dit gedeelte van Britanje, zijn wij aen de Ro:mejrieh- verfebukkgd ; maer hunne gedenkfchriften zijn zeer onvolmaekt en bekrompen. In de volgende eeuwen wordt de duisterheid nog grooter, om dat de gedenkftukken, die de tijden , voor de dertiende eeuwe, hadden kunnen ophelderen, geroofd zijn geworden door de onregtvaerdige en barbaerfche ftaetkunde van den koning van Engeland, Eduard den eerfte». Deze vorst tastte de onafhangkelijkheid van Schotland aen, en wilde, dat deze alleenheerfcbing een leengoed zijner kroone was. Om dezen eisch ftaende te houden, maekte hij zich meester van de openbare gefchriften, beroofde de kerken en kloosters 5 en alle de bewijzen , die de oudheid of vrijheid van den ftaet, dien hij wilde verwoesten , aentoonden , in zijne magt hebbende, zond hij 'er een gedeelte van naer Engeland, en verbrandde het overige, zoo dat 'er flechts eenige onvolmaekte kronijken de woede der vlammen ontfnapten. De Romeinen, die Engeland onder het juk gebragt hadden , konden de Kaledoniërs niet onderwerpen. Zij noemden dus het woeste en krijgshaftige volk, dat het noorden van het eiland bewoonde. Het doorgefneden, ruwe en bergachtige land, te gelijk verdeedigd door zijne ligging en de onverfaegdheid der inwoonderen , was voor hun een onoverkomelijke binderpael. Deze barbaren hielden zich niet - bij  Twee hond. Achtendertigste Brief. 195 bij de verdeediging: verfterkt door die Bretonnen, welke liever hun land hadden willen verlaten , dan 'er onder eene vreemde heerfchappij leven , deden zij dikwerf invallen in het zuidelijke gedeelte. Om hunne verwoestingen voortekomen, Stichtten hunne overwinnaers ccncii grooten muur, dwarsch door het eiland, tusfchen de rivieren de Forth en deClyde, en Helden 'er de grenspalen van hunne heerfchappij'. Dit middel, door de Chinefche keizers vruchteloos in 't werk gefield, was veel verilandiger en zekerer in het aloude Britanje. De groote muur van China werd, door zijne enkele uitgeftrektheid, zeer moeijelijk te verdeedigen, en ligtelijk aentetasten; daer in tegendeel die der Romeinen , in het naeuwfte gedeelte van het land gebouwd , flechts een kleen getal van krijgsbenden noodig had, om bewaerd te Worden. Deze , altoos dapper en wel onder krijgstucht gehouden, konden , onder begunfliging Van deze verfterking' , eene woeste doch flechtbeftuurde en ongeöeffende meenigte langen tijd we. derfbaen. De Chinezen, in tegendeel, zonder kloekmoedigheid en krijgstucht', en daerenboven genoodzaekt hunne manfchap langs eene onevenredige linie uittestrekken , moesten dezelve noodwendig zeer flecht verdeedigen. Voeg-hier bij dat de Tartaren, die dezelve aenvielen, alle hunne kragten- haer eene eenige plaets voerende al het voorN % deeJ  ïqg" Dè Nieuwe ReisigeiL deel der dapperheid op hunne vijanden hadden. Ik had de nieuwsgierigheid ofn deze verfterking der Romeinen , den muur van Severus genoemd , om datze door zijn bevel was opgeregt, zelf te -gaen zien. Deze muur was gebouwd van fteen, zeer digt op één gemetzeld. Voor zoo ver men 'er door de puinhoopen van kan oordeelen , moet hij flechts zeven of agt voeten dik, en omtrent twaelf voeten hoog geweest zijn. Dit was genoeg tegen lieden, onvoorzien van allerlei oorlogstuigen. De nadering daervan was belet door eene breede en diepe graft. Hij maekte verfcheiden hoeken, of liever verfcheiden uitlekken en kromten, niet om ftrijkwéren *, waervan men toen flechts een onvolmaekt denkbeeld had , te vermeerderen , maer om zich rondom van de bergen en rotzen , waervan men de kromten had willen volgen, te verzekeren , en derzelver toppen te bezetten. Deze bogtcn vermeerderden, vólgens eene naeuwkeurige rekening, deszelfs lengte tot bij de twintig mijlen. Aen twee uiteinden, en langs den muur, van afftand'tot afftand, had men fterkten gebouwd , waerin zich altoos eene goede bezetting onthield. Tusfchen deze fterkten waren wachthuizen geplaetst, om op de aennadering van den vijand eene wapenkreet te verwekken; en alle de krijgsbenden waren in *' Flancs.  TWEEHONÜ. ACHTENDERTIGSTE BRIEF. 197 in ftaet om, op het eerfte tceken, de wapenen optevatten. , , . Sedert meer dan zestien honderd jaren, heeft dit groote werk, dat in zijne overbhjffels, voor het gezigt der beide volken, welke het van één fcheidt, nog in wezen is, niets gemeens met eenen aerden wal, van dezelfde lengte, dien de keizer Adrianus had doen opwerpen, en die een al te zwakke hinderpael fcheen, om de vijanden van het keizerrijk te ftuiten. Men vindt, in de nabuurfchap, verfcheiden gedenkftukken en opfchriften, die eenig licht over de gefchiedenis dezer langyerloopen tijden kunnen verfpreiden; maer deze foort van aloudheid , hoe gewigtig zij voor hare beminnaren moge fchijnen , zou misfchien voor u dezelfde bekoorlijkheid met hebben , behalve dat daertoe bijzonderheden, bijna altoos moeijelijk binnen de palen van een' brief te befluiten, vereischt worden. De Romeinen, genoodzaekt Groot-Bntanje te verlaten, lieten dit gedeelte van het eiland onder de heerfchappij der Pikten, welke men meent eene volkplanting van Gaulers te zijn. Deze laetften vestigde zich, naer het gemeene begrip, in den beginne in Ierland; en zich vervolgens bij trappen uitbreidende, landden zij op de tegenoverliggende kusten van dit eiland. Zij vereenigden tot eene enkele alJeenheerfching al het land tusfchen den muur en de noordzee beüoten; en dit koningkN 3 riJb  T9<5 De Nieuwe Reisiger. rijk verkreeg eindelijk den naem van Schotland. De Denen , Saxen en Normannen , die vervolgens kwamen, waren niet gelukkiger dan de Romeinen; en de Engelfchen maekten eindelijk eisfchen op deze kroon. Bij den dood van Alexander den derden , betwistten twee zijdelingfche bloedverwanten van dezen vorst, John Bailleul en Robert Bruce; dezelve aen eikanderen. Men bad Eduard uitfpraek te doen tusfchen de twee mededingers. Dees behendige vorst dacht deze omftandigheid ten zijnen voordeele te gebruiken; maer tegenftand daerin ontmoetende, bood hrj den fcepter aen Robert, op voorwaerde van 'er hem hulde van te doen. Deze laetfte had de edelmoedigheid van denzelven te weigeren. Bailleul, minder naeuwgezet, nam de voorwaerde aen ; maer deze flap zijne onderdanen vertoornd hebbende, herriep hij zijn woord. Men kwam tot de wapenen , die eerst zijne zijde, en vervolgens die van den Engelfchen vorst begunftigden. Deze laetfle nam Edinburg , Sterling en eindelijk Bailleul zeiven, dien hij in den Tour van Londen gevangen liet zetten. Toen werd alles onderworpen 5 en Schotland werd, ten minfte voor een' tijd,* een landfehap van Engeland. Vervolgens yerfcheen 'er een man , zeep gefchikt, door zijne behendigheid en kloekmoedigheid , qm de. vrijheid van. felÜ Volk |©  - »r-wtrndertigste brief. ij/9 Tweehond. achtemu^i i n Dit is de vermaerde John WalL"-n vurig vijand der Engelfchen, I ijverig verdeediger van zijn vaderland De wangunst verhinderde in den beginne dat bi den gewenschten voorfpoed van zijne dapperhdd had; maer van zijn leger de groo en, die het zelve vermeesterden, verwijderd hebtende, werd hij Regent van het koningkrijk vertel, onder het gezag van den afwezenlen S g vangen Bailleul Met deze nieuwe wTerdbheid trok hij te veld, heroverde ver, fcheden plaetfen, en verfloeg de vijanden in vlSSde'n ontmoetingen : maer zijn leger door zijne overwinningen zelve verzwakkende , werd hij eindelijk genoodzaekt voor de Ïeentoe te wijken. Wallace betaeldede eer van Jin vaderland gediend te hebben zeer Zr want in de handen der Engelfchen geva en zijnde, deden zij hem het geluk zijner w penenboet'en, door eene ftraf wier onregt vaerdigheid alleen ftrekt tot fchande van de ISdachtenisfe des geenen, die dezelve beval te 0eDrEngelfche regering werd zonder tegenkanting' herteld. Toen bragt men m v,rootBriun e dien geheimzinnige., fteen die ui Ierland in Schotland was overgeroeid. Zij werd bewaerd te Sion , alwaer de krooning SS koningen gefchiedde; en de Denen, die femfgeïjl * gezegd heb, in Ierland gebragt £dd n, vilden dat dit vermaerde en aloude  los De Nieuwe Reisïcer. Palladium van Schotland eertijds gediend bad tot een hoofdkusfen voor den aertsvader Ta. kob, gedurende zijnen droom. Eduard was zeer gerust, toen één der zonen van Robert Bruce, voerende denzelfden naem van zijnen vader, het ontwerp van eenenieuwe omwenteling' fmeedde. Hij ftelde zich aen het hoofd van eenen aenhang,, die den Bntannifchen monarch noodzaekte de wapenen optevatten; maer deze vorst ftierf, eer hij hem bereikt hadde. Hij beval zijnen zoon' zijne onderneming te achtervolgen. „ Ga „ ftoutelijk , zeide hij tot hem , doe mijn „ gebeente voor uw leger voeren: de muite„ hngen zullen het gezigt daervan niet verdra,, gen kunnen." Maer de zoon van Eduard hield de glorie van zijnen vader niet ftaende; en de -Engelfchen, van alle kanten verjaegd, zagen van hunne veroovering' af. De kloekmoedigheid en overwinningen van het huis van Bruce hadden hem in het bezit dezer alleenheerfching' geftel'd , wanneer een Engelsman, in Schotland gevestigd, om zijne misdaden verbannen wierd, door den bisfchop van Glascow. Genoodzaekt uit het koningk rijk te vertrekken, begaf hij zich in Normandië bij Eduard Bailleul, die, vergenoegd met de aenmerkelijke heerfchappijen , welke zijn vader hem had nagelaten , niet meer dacht aen de flaten , welke hij verloren had De Engelsman wekte deszelfs ftaetzucht op, hem  TwEEÏIONO. AciiTEXDERTTGSTE BlUEF. SOI toonende hoe gemakkelijk hij die konde herwinnen , en verzekerende' dat hij door den koning van Engeland onderfteund zoude worden. Bailleul ontving 'er inderdaed hulp van, met welke hij eene landing in Schotland deed. Welrasch vergrootte zijne krijgsmagt: hij Boeg, bij Dumblain, een leger van veertig duizen mannen, en liet zich kroonen te Sion, alwaer hij de hulde zijner nieuwe onderdanen ontving. Men befeft niet dat zulk een flecht bevolkt land, in vergelijkinge van Engeland, zich zoo lang heeft kunnen verdeedigen tegen alle de poogingen van een koningkrijk, dat, met talrijke krijgsbenden , nog alle de hulpmiddelen en alle de zenuwen van het oorlog bezat. Maer wat kunnen de verachting van het leven en de liefde tot den roem niet uitvoeren! Wat al onderftand in dezen Schotfchen adeldom, zoo vruchtbaer in helden! Hier vertoonen zich in meenigte de namen van Bailleul, Bruce, Stuard, Mackenfle , Mongomeri, Gordon, Hamilton , Douglas , Drummond, Weyme, Macdonald, Grahams, Nairn, Colbert, Cumming, Lesley, Hay, enz. Gij weet op welke wijs Schotland weder met Engeland vereenigd wierd, onder Jakobus den eerften. Sedert dit tijdftip maekt de gefchiedenis van deze alleenheerfching' een gedeelte van die van Groot-Britanje uit; maer de regering der beide koningrijken bleef geN 5 fchei-  2o2 De Nieuwe Reisigeh. fcheiden tot de regering der koninginne Anna, die de beide volken aen dezelfde befturing onderwierp. Toen was 'er flechts één geheime raed , mitsgaders één eenig parlement, voor de beide volken, Doch hunne vereeniging onder denzelfden meester heeft hunnen onderlingen haet minder verzwakt dan vermomd. De Engelfchen , trotsch op hunne meerderheid, zien met fmerte dat de Schotten in de gunften van het hof deelcn. Welke verwijtingen moesten Jakobus de eerfte en zijne navolgers niet uitftaen, toen zij hunne onderdanen beloonden, voor derzclver ijver en aenkleving ! Een begunftigde Engelsman wordt flechts benijd, maer een Schotsman verfoeid. Schotland is, door rivieren en bergen, van Engeland afgefcheiden. Deszelfs lengte is omtrent vijftig, en deszelfs breedte twintig mijlen. De lucht is 'er zuiverer dan in Engeland; en de menfehen leven 'er langer. Daer zijn vele meiren , die nimmer toevriezen, vele vischrijke rivieren en vruchtbare dalen. De bosfchen en heiden krielen van wild en rosfe dieren ; en het vee is 'er van eene uitmuntende hoedanigheid. Dit land wijkt niet voor Engeland , noch ten aenzien van den grond, noch ten opzigte van de luchtftreek'; en indien de Engelfchen rijker zijn, het is om dat zij het hoofd des rijks bij zich hebben, en dat de ligging van hunne kusten gunftiger voor den koophandel is. De Schotten hebben echter dit  Tweehond. Achtendertigste Brief. 203 dit voordeel, dat, door middel van een groot acn'al van baeijen en golven, door de zee gevormd, geene van hunne verblijfplaetlcn meer dan twintig mijlen daervan verwijderd is. Deze ligging bevordert de vervoering van hunne voortbrengfelen; en dit is gedeeltelijk de oorzaek dat 'er de waren goed koop zijn. De winter begint in de maend November, en blijft geftreng , tot het einde der maend Maert. Gedurende dien tijd waeijen 'er gedurig noorden of noordoosten winden. De eerfte brengt vorst, en de tweede meeuw aen. De hoogfte bergen zijn 'er het ganfche jaer mede bedekt. In de noordelijke landfehappen duren de langfte zomerdagen agttien uren; en gedurende twee maenden , zijn de fchemeringen-zoo lang en aenmerkelijk, dat men den ganfehen nacht, onder begunftiging van dat licht, kan lezen of fchrijven. Hoewel de hitte gematigd is, zijn zij genoegzaem om de vruchten van het aerdrijk te doen rijpen. De herfst is het min aengenaemfte jaergetijde: de gedurige regens en dikke misten veroorzaken ziekten. De Engelfchen noemen dit land het koningkrijk der winden. Het koorn levert den landbouwer zestien voor één, en geeft een fchoon meel, waeruit goed brood gebakken wordt. Van de gerst' maekt men een uitmuntend bier, boven het Welke echter de Schotten den voorrang geven aen. de cider , welke zij uit hunne appelen trek*  2©4 Di Nieuwe Reisiger. trekken, De braemboozen en kruisbeziën Ie. veren insgelijks eenen zoeten en verfrisfcbcnden drank uit. Behalve de druiven groenen hier alle de vruchten onzer luchtftreken. Het vleesch van het vee is zeer lekker; maer de wol is weinig geacht, en wordt aengezien voor harder , grover en minder bekwaem om ftoffen te maken , dan die van Engeland. 6 De wilde paerden , welke men in groote meenigte in de gebergten vindt, zijn kleen, maer flerk en kloek. Men vangt ze ligtelijk, en heeft geene moeite omze te temmen. Men heeft mij gefproken van een ras van honden, wier aert is de dieven te vervolgen ; en zij verlatenze niet, voor dat zij hen gegrepen heb. ben. Eene wet verbiedt eenen hond , die eenen kwaeddoender op het fpoor volgt, te keercn, en beveelt dat alle de kamers en vertrekken hem geopend worden. De fteenkolen zijn hier veel beter'dan die van Newcastle. Zij worden te Londen zeer duur verkoft aen de rijke lieden, die 'er alleen gebruik van maken. Het hout is 'er ook overvloediger dan in Engeland. In de landfchappen ten noorden, ziet men bosfchen van vijftien tot agttien mijlen in den omtrek, Men vindt 'er denneboomen van eene verbazende hoogte , en meenigvuldige boomen voor de zeeyaert. Het vlakke land van Schotland gelijkt naer eene  Tweehond. Achtendertigste Brief. ios eene Wijduitgeftrekte gemeente, waerin men eenige woningen, hier en daer verfpreid, gewie? wordt. De huizen der edelheden hebben bijna allen eene kleene plantaedje van denne boomen, waerdoor zij onderfcheiden worden; wTnt in het algemeen zijn de boomen en heiningen zeer zeldzaem , voornamelijk bij de %0rieTege?ens van bergen, die gemeenfchap met eikanderen hebben, beflaen.bijna het ganfche zuidelijke gedeelte van Schotland to aen Edinburg. Zij veranderen van naem , volgens de graeffchappen , welke zij verdeden , en hebben fomtijds verfcheiden verfchillende benamingen in dezelfde landfoeek. Die van Cor-Head heeft deze bijzonderheid , dat hi een der hoogfte middagkringen van het heelal is Zijne loodregte hoogte , zegt men , is meer dan van vier honderd vademen Deze berg is gefloten en open tot aen den top, door eene kloof, die naer de middagzon gekeerd is ; en de twee fpitfen vormen ijder eene foort van zonnewijzer, die het ware uur aentoont, door de fchaduw, welke hij op de tetrenoverftaende rotzen geeft. Van Carlisle, alwaer wij vijf uren na onze ontfcheping aenkwamen, namen wy den weg naer Edinburg. Wij trokken door het dorp van Locharby , alwaer alle huisgezinnen drank op den weg verkoopen , en van daer naer Moffat, op eene brug van eene verbazende  206" De Nieuwe Reisigeh. hoogte: dewijl 'er geene leuningen aen zijd, js'er geen reiziger, of hij is'er verfchrikt voor' Digt bij Moffat, eene mijl van deze ftad, die Hechts veertig of vijftig zeer arme huisgezinnen bevat, zijn de meestbezochte baden van het koningkrijk. Deze mijnftoffelijke waters komen uit twee bronnen, door eene rots gefcheiden , en liggende aen het hangen van eenen heuvel, aen den rand van eene diepte Op eenigen afftand, en bijna rondom , zijn verfcheiden hooge bergen , vol van rotzen. De grond daer omftreeks is onvruchtbaer • niets dan een weinig mosch groeit onder de fonteinen. De hoogfte is omtrent anderhalven voet diep , en de andere iets meer dan vier voeten. Door eene middelbare uitrekening blijkt, dat deze twee bronnen, in vierentwintig uren, flechts Veertig vaetjes waters opgeven. De eerfte wordt bijna eeniglijk voor de baden gebruikt; dewijl haer zwavelachtige en ftinkende reuk belet daervan te drinken Maer dewijl de benedenfte bron meer watergeeft, dan tot dit gebruik noodig is, verfchaft Zij nog overvloedig voor de badende lieden Men vergelijkt deszelfs fmaek en geur met hei buskruid, den roest van een' vuilen fnaphaen, of den reuk van verrotte eijeren Men vertelt duizend fabels, die onder het Volk geloof vinden, over de manier, waeron de genezende kragt dezer fonteinen ontdekt £ geworden. De algemeenst aengenomen ge, fehie-  Tweehond. Achtendertigste Brief. 2g? fchiedenis is, dat de dochter van een' bisfchop, aen een' edelman dier landftreek' getrouwd, geloovende eenige gelijkheid te vinden tus. fchen het water van Moffat en die geenen, waervan zij gebruik had zien maken aen de zieken van Engeland, de proef daervan nam, eerst door het te drinken, en vervolgens met 'er zich in te baden ; en dat de nuttigheid, welke zij 'er voor zich zelve in vond, haer het zelve anderen deed aenraden. Zij gebruikte da^looners , om den grond , die rondom deze bronnen is, te reinigen; en hunne afwatering eene kleene moeras gemaekt hebbende, moedigde zij de armen aen, en overreedde de anderen , om gebruik te maken van een geneesmiddel , 't welk hun de natuur zoo mildeKjk aenbood. Men gelooft dat deze waters flechts federt anderhalve eeuw bekend zijn. Het jaergetijde begint in April, en eindigt in September. Maer indien de ziekten halsfterng zijn, blijft men'er den ganfehen winter; en wanneer het weder dan fehoon is, of de regens niet overvloedig vallen, gebruikt menze alzoo nuttig als in den zomer. De manier, om 'er zich uitwendig van te bedienen , is zich het ganfche ligchaem , of eenige gebrekkig deel, twee- of driemael ter weke, te ba^ den In de eerfte tijden, wilden de geneesheeren dat het water alzoo heet was, als men het bij mogelijkheid konde verdragen: tegenwoordig is het Hechts laeuw , en doet de zie*  soS De Nieuwe Reisiger. zieken niet meer zweeten. De gewone tijd ^ om het te drinken, is des morgens van zes tot elf uren : niemand bedient 'er zich van na den middag. De ziekten, voor welken men het gebruikt, zijn het zijdwee , de maegpij. nen , het graveel, de beroerdheid, de verkoudheid, de fcheurbuik en de kliergezwellen. Te Edinburg aengekomen, was mijne eerfte" zorg de verfchillende wijken daervan te be. zigtigen. Deze ftad , de hoofdftad van Schotland, de zetel zijner koningen, tot aen den dood van Elizabeth, koningin van Engeland , en voor de hereeniging der beide kroonen de ftoel van zijn parlement, ligt gedeeltelijk op eene hoogte, en ftrekt zich uit van het westen naer het oosten, van het kasteel tot aen het paleis. Hare lengte is omtrent van eene mijl, en hare breedte, op fommige plaetfen , ten naestenbij de helft. De top van den heuvel is bezet door eene groote en fraeije ftraet, in 't midden van welke een gebouw , dat dezelve overkruist, mitsgaders eene groote poort is: dit is het geene men eigenlijk de Burgt of Hooge Stad noemt. De ftraten, die op de middenftraet- uitloo. pen, vooral die aen de noordzijde, zijn fteil en naeuw: die aen de zuidzijde zijn wijder en minder afhellende. Deze laetften eindigen in de wijk van Cowgate, in welke vele bronnen zijn; en na de zware regens, vloeit 'er eene groote meenigte waters tot op verfchillende hoog-  Tweehond. Achtendertigste Brief. 209 hoogte uit. De muren der ftad , op eenen verheven grond gebouwd , en bijna evenwijdig met de groote ftraet, hebben in hunnen omtrek tuinen en kerkhoven , en ftrekken zich uit tot aen een meir, aen welks oever looijers, flagters, lederbereiders , enz, wonen. De brouwerijen beflaen de zijde van Cowgate, ter oorzake van het gemak des waters. De wijk van Canongate , het laegfte der ftad , en waervan het grootfte gedeelte niet tot de ftad gerekend wordt, heeft naeuwe ftraten, die door tuinen bepaeld zijn. De huizen van Edinburg, van gehouwen fteenen gebouwd, en met leijen gedekt, mogen niet meer dan vijf verdiepingen aen de ftraet hebben ; maer in 't algemeen zijn zij van achteren hooger, en hebben 'er fomtijds agt of tien. Zij flaen zeer digt in één: fomtijds zelf is een zelfde floep gemeen aen twee huizen ; en op ijdere verdieping woont een geheel huisgezin. De hoogten der gebouwen, de kleenheid der ftraten, de meenigvuldige menfchen, die genoodzaekt zijn denzelfden trap opteklimmen, toonen 'er de morfigheid van aen. De ftad is overvloedig voorzien van goed bronwater, 't welk men 'er van een uur verre leidt door boden pijpen. De markten zijn'er rijkelijk voorzien van vleesch, visch, vruchten en moeskruiden. De gewone drank is kleen bier, of zoet bier zonder hop, 't XIX. Deel O welk  aïo De Nieuwe Reïsiger,, welk flechts voor twee Huivers verkoft wo'-Je De welgemelde lieden drinken allerlei foorten van wijn. Allen, behalve de armen, die zich bijna alleen met havergort voeden, eten tarwenbrood; cn men brandt niet dan fteenkolem. Het getal der inwoonderen is omtrent dertig, duizendi Het kasteel' van Edinburg, Tiende in het westen, op de hoogte van eene fteile rots, is van alle kanten ontocgangdijk , behalve aen de zijde der ftad. Deszelfs ingang wordt verdeedigd door eene fchietfchans , en vrij wel Verftcrkte buitenwerken. Men bcwaert 'er de handvesten en aloude juweelen derkroone. De Romeinen noemden het de Gevleugelde Sterkte alata Castra : federt heeft men het den. naem van het Kasteel der Maegden gegeven, ©in- dat de Piktifche koningen 'er hunne dochters deden opvoeden, zonder 'er haer uit te laten komen , dan om uitgehuwd te worden Het wordt van water voorzien door putten* in de rots uitgehouwen, en heeft een van de Iraeilte of ten minfte veranderlijkfte gezigten der weereld; want men ontdekt 'er de zee meiren,. rivieren, bergen, vlakten, fteden burgten en kasteden , die om firijd fchijnen te twisten wie het meeste de oplettendheid tot zich zal trekken. De fterkte zou misfehien onwinbaer zijn, indien de Ichuddingen van het aerdrijk, door de kanonfehoten veroorzaekt Set water van derzelver putten niet dedea ui:.  Tweehond. Achtendertigste Brief, ait üitdroogen. Deze flerktè is beroemd door de verfchillende belegeringen , welke zij heeft tütgeftaen , en bijzonderlijk door die van Kromwel en Willem den derden , die haer Hechts bij gebrek van water en levensmiddelen verooverden. Het koningklijke paleis , verzeld van tuinen, is een alöud gebouw , beftaende uit vier torens. De ingang is verfierd met. pilaren , met een' koepel in de gedaente eener kroone. Het hof is omringd met bedekte gaenderijert, vanwaer men gaet in verfcheiden vertrekken, in één van welken alle de afbeeldingen der oppervorften van Schotland geplaetst zijn. Men' ziet ook eene oude kerk , die aen monniken had toebehoord , en waer de koningen en ko. ninginnen begraven werden. Een ander merkwaerdig gebouw is het huis, waerin eertijds het parlement gehouden wierd,' èn waerin nog de amptenaers des geregts, de raed der ftad, de fchatkamer en de beurs gehouden worden. Men vindt 'er een groot vierkant plein, in het midden verfierd met de afbeelding' van Karei den tweeden. Aen den ingang ziet men de wapens van Schotland, onderfteund door de zinnebeelden der waerheid èn barmhartigheid , met een opfchrift , dat haer den grondflag van het geluk der volkeri noemt: Stant His felicia regna. . ., . ; . ; , De hoogefchool, gemeenlijk het kollcgje genoemd, is een ruim gebouw, verdeeld in  212 De Nieuwe Retsigeeï. dtoe boverr, met tuinen, alles rnet hooge m> ren befloten. Zij heeft een' fcboolbeftuurèet, een twintigtal van hoogleeraren !v eene drukkerij en eene boekzael. De boeken der weldoenderen hebben hunne bijzondere plaets, mes hunne namen in gouden letteren, Boven op- zijn de afbeeldingen van verfcheiden vorften,. en der meeste her vormer en,. Men vertoonde mij het ganfche bekkeneel van den vermacrden Buchananus, dien Schotfcben historiefchrijver, zoo merkwaerdig om zijn fcboon Latijn „ als berispelijk om zijne eenzijdigheid tegen Maria Stuard , zijne oppervorftin. Insgelijks vertoonde men mij- het oorfprongkelijke van de Protestatie der Bohemeren tegen dekerkvergadering van Konftans , die Johannes Hus en Hieronimus van Praeg deed verbranden. Een Schotsch edelman, had het in zijne reizen, gekoft, en vereerde het aen deze boekzael. Ik weet niet of ik u behoor te fpreken van eenen hoorn , van verfcheiden duimen langwelken men zegt dat van het hoofd eener vrouwe gefneden is, en die nog als eene zeldzaemheid vertoond wordt. In deze ftad is eene maetfchappij van geleerden , en. bijzonderlijk van geneesheeren , die alle jaren eene verzameling'fan proeven en waernemingen. over alle de deelen hunner kunst' uitgeven. Het oogmerk van deze maetfchappij' is het zelfde als dat van verfcheiden. andere genootfchappen , ingericht om den voort-  Tweehowd. Achtendertigste Brief. 213 voortgang der natuurkunde en fraeije letteren te vermeerderen. Zij befluit buiten haer ontwerp de godgeleerdheid, de zedenkunde en de ftaetkunde , ftoffen, welke zij oordeelt gcnoegzaem opgehelderd , moeijelijk in het onderzoeken , en gevaerlijk in het behandelen te wezen. Zij geeft niet alleen de verhandelingen harer leden uit, maer insgelijks die geenen, welke haer door de vreemdelingen gezonden worden, en verwerpt zelfs de gefchriften niet, die tegen de opftellen van hare leden ingericht zijn. De geneesheeren, in de hoogefchool' van Edinburg aengenomen , zijn de voornaemfte leden van dit genootfchap , 't welk ook uit heelmeesteren beftaet. De eenigheid, die tusfehen deze twee ligchamen heerscht , verwijdert allen twist over den den voorrang hunner kunst'. Zij trachten zich nuttig aen het algemeen te maken , en niet, gelijk onlangs in Frankrijk , het zelve door boert- of fchimpfchriften te vermaken. De heer Home, geneesheer te Edinburg, is een gedeelte van zijne achting' verfchuldigd aen zijne proefneming op de ontbinding en kragten dér wateren van Dunfe. Hunne ontdekking is te nieuw, om een groot aental van proeven over hunne uitwerkingen , met betrekkinge tot de ziekten, waeraen zij eigen zijn, te bezitten. Men weet alleenlijk dat de gezonde lieden zich bij derzelver gebruik wel bevonden hebben, dat zij het bloed in beweging O 3 bren»  iï4 De Nieuwe Reisiger. brengen , eene grooter levendigheid aen dq dierlijke geesten geven, en in dit opzigtdezelfde uitwerking doen als de wijn, zonder pijn' |n het hoofd te veroorzaken. Echter wordt rnen dronken, als men 'er eene zekere hoeveelheid van drinkt; en men heeft lieden, in dezen ftaet, zich met moeite op het paerd zien houden. • Een ander geneesheer, de heer Thomfon, heeft ook naervorfchingen op verfchillende mijnftoffelijke wateren van Schotland gedaen. Deze ijzerachtige bronnen zijn zoo meenigvulin fommige gewesten van dit koningkrijk, dat men 'er eene ijzermijn zoo uitgeftrekt als het ganfche land moet veronderftellen , wanneer, men ze als doordrongen van dit metael befchouwt ; want 'er zijn ten minfte zoo vele bronnen als wijken. De gronden, waerin ze gevonden worden, zijn niet overal eveneens. Sommigen zijn bedekt met keifteenen en zand, anderen met mosch , potaerde, enz. Eene dezer mijnftoffelijke fonteinen fpringt uit den voet van eenen berg ; en eenige treden van daer vindt men fteenen , die , verbrijzeld zijnde, als bergfteenen * blinken. Na den aert der gronden befchouwd te hebben , ontbindt de heer Thomfon de waters zelfs, en zoekt 'er de genezende kragten van. Die van Aberbrothok fchijnen hem welvoegelijk in het nierwee, bekwaem om de lendenen r' ',u" 'v ':■ 'c "'"té * Mircsssfitez,  Tweehond. Achtendertigste Brief. |f j te zuiveren, bet zand en fomtijds de fteenen daeruit te drijven, en in 't algemeen zeer nuttig in alle de ziekten , die van de fcherpbéid der vochten afhangen. Men geeft aen deze wateren den voorgang boven alle de anderen van het zelfde gewest, door het grooter aental van genezingen, welke zij vcroorzaken. Behalve het genootfchap der geneeskunde te Edinburg, is 'er een der regtsgeleerden, een tuin van planten , een kabinet der natuurlijke historie, een huis, gefcbikt voor de weeskinderen der kooplieden, die eene bankbreuk gemaekt hebben. Men vormt hen daer tot den koophandel , en geeft hun twaelf of vijftien honderd ponden *, als zij 'er uitgaen , om zich neder te zetten. Aen de poort van één der gasthuizen dezer ftad , vond ik een' man , die zieh aenbood, om mij in alle de zalen te leiden. In het uitgaen, wilde ik hem een ftuk gelds voor zijne moeite geven ; doch hij weigerde het, en zeide tot mij: „ Gij ziet, in de ftichtingen onderhouding van dit wijduitgeftrekte enge" makkelijke huis, een wonderwerk van menschlievendheid en weldadigheid. De liefde zelf ' heeft 'er ontwerp van gemaekt, degrondflagen daer van gelegd, het opgetrokken en zelfs verfierd, gelijk gij het gezien hebt. Alle de 3, bouw- * Livrcs, O 4  %ï6 De Nieuwe Reisiger. ,', bouwftoffen zijn door haer geleverd, en „ zonder geld gebruikt. De bouwmeester van dit wonderbaerlijke gefticht, de met„ felaers, die het gebouwd, de werklieden, die'er aen gearbeid hebben, eischtengeenen ,, anderen loon, dan het vermaek van iet toe„ gebragt te hebben aen eene ftichting, nut„ tig voor huns gelijken. Een groot aental j, van zieken wordt'er onderhouden, en gade „ geflagen door geneesheeren , heelmeesters, „ artzenijmengers en oppasfers, zonder wed„ den en jaergeJden : de portier zelf dient 'er „ om niet, en ontvangt niets van de vreem-, delingen, welke de nieuwsgierigheid in de„ zen tempel der liefddadigheid geleidt. Maer 5, hoedanig is dit verblijf, waerin zoo vele „ lieden zich met zoo veel edelmoedigheid en -, ijver komen aenbieden ? Gij hebt het ge„ zien : het is eene plaets , waerin alle de „ zwakheden zich verzamelen ; het is het 3, openbare tooneel van allerlei foort van 3, elende. Verfchrikkelijke fchimmen , ver„ minkte leden , levende borstftukken ; lig„ chamen , flechts met eene eenige wonde v bezet; de verzameling van allerlei kwalen; „ de toeftel der kunstbewerkingen, bloediger 3, dan die der ftraffen; de droevige beeldtenis s, van den dood, die zich onder duizend ver, „ fchillende gedaenten vermeenigvuldigt; de dood zelf, al te dikwerf de hulpmiddelen en H Poogingen der kunst'overwinnende; klag- n ten^  Tweehond. Achtendertigste Brief. *f£ „ ten, dikwerf onregtvaerdig, altoos bitter; „ tranen, welke bet lijden uitperscht, en die „ dikwerf het lijden verergeren ; de ijver, „ door de ondankbaerheid beloond; de voor„' zienigheid, door de wanhoop befchuldigd; „ dusdanig zijn de beklagelijke, de altoosdu. , rende voorwerpen, die hier de oogen tot zich trekken, en de liefddadigheid niet kun" nen affchrikken. Lang leven dan, ja altoos leven, onder de weldoenders der weereld, de geenen, die zulk een goedhartig fchouw] fpel aen het menschdom wetan te geven. " Dat de deugd eenen troon ter hunner ge', dachtenisfe oprichte ; dat zij 'er, van alle ' ongelukkigen aengebeden , verfchijnen; en dat men, aen zulke fchoone trekken, moge „ twijffelen of zij debeeldtenisvandcnmenscb, „ of der godheid zyn. " Te Edinburg zijn nog andere gasthuizen, zoo voor de arme ftedelingen, als tot onderhoud en opvoeding van een zeker aental van fcholieren. Men zendt de geenen , die vernuft of genegenheid voor de wetenfehappen toonen , naer de hoogefchool: de anderen worden als leerlingen bij meesters befteld. Insgelijks is 'er een verbeterhuis, waerin men lieden van een flecht gedrag opfluit, en aen wolIe- linnen- en zijdereederijen laet arbeiden. Eindelijk , telt men in deze hoofdftad twaelf kerken en drieëntwintig leeraers. De hoofdkerk, Vn St, Gilles toegewijd , is zulk een O $ wijd-  sr8 De Nieuwe Rei^igir, wijduitgeftrekt gebouw, dac men 'er op drie verfchillende plaetfen, zijnde zoo vele kerfpellen, dienst doet. De ftad wordt geregeerd door een' opperregter, die den tytel van Lord draegt, en wiens verrichtingen ten naestenbij dezelfde zijn, als die van den Lord Mayor van Londen Hij heeft tot medehelpers vier Baljuwen, die' het ampt van Schepens en zelfs van Schérifs waernemen. Hij moet een koopman wezen, en mag deze plaets Hechts één of twee jaren be. klecden. Hij moet lid van den raed geweest zijn: deze beftaet uit vijfentwintig perfonen, beftuurd door den Opperregter en de vier Bal juwen in de regering der ftads zaken Om deze laetften te kiezen, fielt men twaelf me dedmgers voor; en de vier, die de meerderheid der ftemmen hebben, worden verkozen. Ik ben, enz. Edinburg, den ïsden van Januari, 1756, Twee..  Tweehond. Negenendertigste Brief. 219 Tweehonderd Negenendertigste Brief. Vervolg van Schotland. T>t e geftrengheid van het jaergetijde hield I ) mij derwijze niet te Edinburg , dat ik van tijd' tot tijd niet eenige kleene togtendeed. Thans kom ik te Glascow aen. Het gaen en wederkeeren, door verfchillende wegen , ga. ven mij gelegenheid tot het zien van verfcheiden landfehappen, waervan ik flechts dehootdfteden, de eenigften waerin ik mij opgehouden heb, zal doen kennen. ' Glascow, in Clydsdale, is de fchoonfte en aenmerkclijkfte ftad van dit graeffchap, en eene der handeldrijvcndfte fteden van Schotland. Zij ligt aen de rivier de Clyde, omtrent derzelver mond, in de zee van Ierland; en hare haven }s bckwacm om de grootfte fchepen te bevatten Men gaet over deze rivier , die haren naem aen het landfehap geeft, over eene ftecnen brug. De zalmvangst en het gemak, t welk zij "den inwoonderen verfchaft, ten aenzien van den koophandel op Frankrijk, Spanje en Amerika, zijn oorzaek dat zij zeer bezocht wordt. Glascow ligt gedeeltelijk op eene hoogte gedeeltelijk in eene vlakte, en wordt verdeeld in vier voorname ftraten , die op een openbaergebouu uitloopen. De aloude hoofdkerk is in de bovenftad. Hare ontzagchelijke vi * groot-  t&è De Nieuwe Reisksï'r; grootte en verwonderlijke bouwing verrukken om ftrijd hare befchouwers. Zij is verdeeld in twee kerken op eikanderen. Het bisdom, vervolgens tot een aertsbisdom verheven, werd afgefchaft door de Presbyterianen. Niet verre van daer is het kasteel, dat eertijds het bisfchoppelijke paleis was; maer het grootfte fieraad is de'hoogefchool, een zeer fraei gebouw, welks voorgevel van gehouwen fteen is. Uit deze akademie, gelijk ook uit de andere hoogefcholen des koningkrijks, zijn verfcheiden geleerden, die in verfchillende takken der wetenfehappen uitgemunt hebben , voortgekomen. Robert Morifon, geboren te Aber. deen, bezocht de fcholen dezer ftad, en on. derwees 'er de filofofie. Vervolgens leide hij zich toe op de genees- en kruidkunde; maer de burgerlijke oorlogen zijne letteröeffeningen Horende, betoonde hij zijne kloekmoedig, hcid en zijnen ijver voor de belangen van Karei den eerften , ftreed dapper in het gevecht op de brug van Aberdeen , tusfehen de' inwoonders en de Presbyteriaenfche krijgsbenden , en werd gevaerlijk gekwetst. Gaston van Frankrijk, hertog van Orleans , Jokte hem naer Blois, en vertrouwde hem de befturing van den köningklijken tuin dezer ftad Na den dood van dezen vorst, keerde hij te' rug in Engeland, alwaer Karei de tweede, wien Gaston hem te Blois had aengeboden , hem ontbood onder den tytel van zijnen lijfarts en ko*  Tweehond. Negenendertigste Brief. a*S koningklijkenhoogleeraer der kruidkunde. De werken, welke hij over deze wetenfchap ontworpen heeft, en bijzonderlijk zijne historie der planten, hebben hem achting verworven. Gilbert Burnet , bisfchop van Salisbury, hield zijne letteröeffeningen op de hoogefchool van Edinburg, zijn vaderland. Hij reisde in Frankrijk en Holland, alwaer hij de geleerde en beroemde mannen bezocht, vervolgens de befturing van een kerfpel op zich nam, en tot kapelaen van Karei den tweeden benoemd wierd. Hij gaf toen zijne Historie der Reformatie in het licht, waervoor hem de beide huizen van het parlement bedankten. Bij de komst van Jakobus den tweeden tot de kroon, verliet Burnet, aen het hof verdacht geworden , Engeland, doorkruiste Italië, Zwitferland en Duitschland , kwam weder in Holland, en verbond zich aen den prins van Oranje, die hem tot het bisdom verhief. De Engelfchen befchouwen hem als den Bosfuet van Groot-Britanje: doch met minder vernuft dan den onzen bedeeld, heeft zijne drift tegen de Roomfche kerk zijne pen en werken ontëerd. De geleerden raedplegen nog met zijne ge. denkfchriften, ten dienfte der gefchiedenisfe van Engeland, zijne reis door Italië, en zijne Historie der Reformatie van de Engelfche kerk\ waerin de godgeleerde en geloofstwister al te dikwerf den filofoof en historiefchrijver overtreffen. Wil-  iii De Nieuwe Reisigek. Willem Barclay, ba dat hij de fcholen van5 Aberdeen , de plaets zijner geboorte, doorgeloopen had , ging te Bourges onder Cujas zijne letteröeffeningen houden, en werd in de hoogefchool van Pont-a-Mousfon , vervolgens in die van Angers , tot Hoogleeraer in de regten benoemd. Zijne verhandelingen over de magt van den paus en den koning hebben zijnen naem beroemd gemaekt. Zijn zoon Jan Barclay, geboren te Pont-a-Mousfon, ging over naer Engeland, kwam te Rome, en had tot tegenftrever den kardinael Bellarmijn over geloofsverfchillen. Hij gaf ter drukperfe zijne vermaerde roman de Argenis , vermengd met ondicht en veerzen, en in onze tael overgebragt door den abt Josfe, kanonnik van Chartres. Het is een tafereel der gebreken en omwentelingen der hoven, waerin de fchrijver, Petronius willende navolgen , dikwerf tot de zwelling en het onnatuurlijke vervalt. Een derde Barclay, genoemd Robert,- geboren te' Edinburg, opgevoed tc Parijs, onder de oogen van eenen oom , opperflen van het kolicgie der Schotten, keerde weder naer zijn vaderland, alwaer hij, zich door de kwakers heb. bende laten verleiden, verfcheiden werken tot hunne verdeediging in het licht gaf. Hij vertrok naer Holland en Duitschland, om 'er nieuwbekeerden te maken, en ftierf eindelijk in zijn vaderland , alwaer hij uitmuntte door geregelde zeden , veel geleerdheid, verfcheiden'  Tweehond. Negenendertigste Brief. 223 den gefchriften ten voordeele zijner gezindheid , en zoo veel gematigdheid' als een geest^ drijver kan hebben. De hoogefcholen van Schotland zijn beroemd, door verfchillende takken der geleerdheid , waerin zij bijzonderlijk uitmunten; Aberdeen, door zijne lesfen in de regten; St. Andreas , door zijne hoogleeraers in de godgeleerdheid; Edinburg, door zijne fcholen der genees- natuur- en wiskunde; Glascow, door zijne twistfchriften en werken over de fraeije letteren. Indien de kunften hier met geen' voorfpoed acngekweekt worden, kan men ook niet zeggen dat zij in die koningkrijk geheel onbekend zijn; maer de Schotten, die dezelven als overtollige zaken befchouwen , fchijnen 'er niet veel werks van te maken. Digtbij Rosneath, een lusthuis eenige mijlen van Glascow, is een meir, omringd met heuvelen, alwaer men een' zonderlingen echa hoort. Een man, blazende op eene trompét, plaetst zich op eene landtong, welke het water bloot laet; en zich naer het noorden keerende, fpcelt hij een wijsje, waernaer hij op« houdt. Aenftonds herhaelt de echo dit zelfde wijsje, zeer onderfcheidenlijk, maer op een' lager toon dan de trompét. Zoo dra zij eindigt , hervat eene andere echo, op een' minder toon, het wijsje met dezelfde naeuwkeurigheid; en deze tweede wordt gevolgd door eene derde, zoo getrouw als de twee anderen 5  224 De Nieuwe Reisiger; ren, doeh zoo laeg, dat men ze naeuwelijks kan hoorem Trekkende ter zijde van Douglas , eene kleene ftad van het zelfde landfehap , herinnerde mij deze naem dien van den vermaerden Hippolitus, wiens lotgevallen Mevrouw d'Aulnoi zoo wel befchreven heeft. Ik liet, met vermaek, mijne oogen weiden in de oorden, welke ik veronderftelde eertijds door de "be. koorlijkheden van Julia verfierd te zijn geweest. De ridder van Kington , lid der akademie van Edinburg, die met mij reisde, en dien ik over de aendoenlijke gefchiedenis dier twee gelieven onderhield, nam bet woord op, en zeide tot mij: „ Ik wilu, op mijne „ beurt, eene bijzonderheid, die in het ge„ flacht van Douglas voor zeker gehouden „ wordt, mededeelen : ten minfte is zij zoo „ zeker als uwe gefchiedenis van Hippolitus; „ en ik betael u met dezelfde munt'. „ In alle de landerijen van het edele en „ aloude huis van Douglas, was het gel „ kelijk dat men, in den goddclijken dienst, „ bij het aenbevelen van de zielen uer heeren „ van dien naem, federt eene lange reefe „ jaren geftorven, dezelfde gebeden deed „ voor de levenden, die uit hun kasteel af„ wezend waren. Deze gewoonte was ge„ grond op eene meenigte van rampzalige „ voorvallen , die na elkandercn , en door }, onverwachte flagen, verfcheiden eerstgebo- „ renen  Tweeiiond* Negenendertigste Brief. zï§ » = renen van dit huis weggerukt hadden; . Op deze wijs was 'er zulk een groot getal ge? n ftorven, dat men, in twijffel wegens den ,, tocftand der afwezenden uit , voorzorge hunne ziel aen God beval De historie, „ welke ik u beloofd heb, heeft mij gelegen,, heid gegeven, om deze aenmerking tema= „ ken. ., . ; . . „ Onder de regering van Jakobus den twee* |, den, koning van Schotland, had de graef „ Willem Douglas zoo veel vermogen op deny „ geest van dezen monarch gekregen ,< dat „ deze vorst hem het. beftuur van den ftaet „ en de zorg van zijnen roem had aenbevolen. p Douglas misbruikte zijne magt j om mee. ,, nigvuldige geweldenarijen en onrcgtyaer„ digheden te plegen. Dezelve openden em?, delijk de oogen van den koning, die hem „ van zijnen perfoon verwijderde , en hem „ tot opvolger in de regering gaf den g-i.ae^ s, der Orkaden, deszelfs vijand. Uun $wb „ v/as gefproten uit de twee gewone oorzaken „ der verdeeldheden, die tusfchen, de gropten „ ontftaen' , de eerzucht en de liefde f n^aer „ de graef der Orkaden had flechts |e.tolf| , der zege verworven, door het om ver | ftooten van de fortuin, zijnes medevrijer^. Douglas , van zijne lieffte bemind? wdtMg 3, genoegen van haer geneigd,te, fcjen.om |enf te volgen;, en de vrees vang^tfrafc fè,yvori, den, over de buitenfpprignsdèn zijn'e- 6£ ' XI± Bief, " t *  aa5 De Nieuwe Reisïssh; „ fturinge, hem tot de Engelfchen hebbende „ doen overgaen, achtte hij zich, door deze „ veroovering , fchadeloos gefteld j wegend „ alle de voordeden, welke hij met, het ver- 8, laten van zijn vaderland verloor. De graef 3, der Orkaden was hierin van hetzelfde be„ grip, dewijl hij geene rust in de bezitting j, zijner fortuine vond, ten zij hij zich van „ de twee gelieven meester maekte. Een 9, gruwelijk verraed verfchafte hem te gelijk „ het begeerde goed en het vermaek van zich te wreken. „ Op het gerucht van eenige öbrlogstoeris-» a) tingen, welke Douglas den koning van En. „ geland had ingeboezemd , overreedde de graef der Orkaden zijnen meester dat 'er 3, geen andere weg dan de list was , om het 3, gedreigde gevaer te ontgaen; en hij haeldé hem over, om Douglas heimelijk aentebieh den, niet alleen de vrijheid om in Schot3, land wedertekeeren, maer zelfs zijne her5, Helling aen het hof, met eene vermeerde„ ring' van gunst' en welvaert'. Jakobus de tweede was niet trouwloos van aert; maer zijne toegevendheid maekte hem tot allerlei 3, indrukfels bekwaem. Hij liet dit voorftel 3, doen aen den graef, die het aennam met 3, een' vrijgeleibrief, door de eigen hand van 5, den vorst geteekend. Hij vertrok met dit 3, pand van de befcherming' zijnes konings; » roaer naeuwelijks was hij in Schotland, of j, zij.  Tweehond. Negenendertigste Brief. 227 „ zijne minnares werd hem ontroofd , door „ eene bende van gewapende lieden.; Hij „ twijffelde niet of deze belediging kwam van 3, den., graef der Orkaden ; en geene magt „ hebbende om hem te wederftaen, fléldê hij „ al zijn vertrouwen in de goedheid des ko. ,, nings, wiën hij zijne klagten ichielijk ging voordellen. Deze vorst ontving hem met ,, betuigihge van vriendfehap ; zoo dat ijder „ dacht, dat hij hem meer dan ooit in zijne ,, gunst had bevestigd. Hij nam Douglas ter „ zijde, en leidde hem in zijn geheimvertrek, „ alwaer hij , veinzende hem met dezelfde ,, genegenheid toetefpreken , hem een'; dolk in den boezem drukte. ,, Ondertusfchen had de graef der Orkaden „ bevel gegeven, dat zijne minnares gebragt „ wierd op een der eilanden , waervan hij „ den naem droeg: zijn.oogmerk was niet „ alleen dat zij, tot zijne vermaken, bew.aerd „ wierd in eene plaéts | alwaer hij volftre^t „ meester was, maer dat de eenzaemheid teri 3, afgelegenheid haer verhinderden den dood van Douglas, of ten minfte het deel ,>,'t s> welk hij door zijnen raed daerin gehad had 2 te vernemen. ,Zij bleef daervan iriderdacd „ onkundig, tot aen zijn eerfte bezoek; maer 3, zijne aenkomst liet haér geen' den minftèn, 3, twijffei wegens zijné voornemens over. Zij 3, verweet hem zijn verraed met. Zoo veel ij verachting'en dë. haam van Douglas f 2 werd  st28 De Nieuwe Reisigek. „ werd zoo dikwerf, en op zulk eene beledi„ gen de wijs voor een' medevrijer , in haré „ rede gemengd, dat deze wreedaert haer den dood van haren minnaer verklaerde. „ Schoon hij alles , wat de droefheid en „ liefde het verwoedfte in hare vervoeringen „ hebben, moest verwachten, beproefde hij „ daervan welrasch uitwerkingen, die alle „ zijne vrees te boven gingen. Eerftelijk, „ weigerde zij met zoo veel hardnekkigheid „ hem te fpreken, dat hij genoodzaekt was te „ vertrekken , zonder een eenig antwoord „ van haer verkregen te hebben. Bevel ge„ geven hebbende dat zij, gedurende zijn af„ wezen , met zachtheid moest bewaerd wor„ den , vernam deze ongelukkige minnares „ van hare wachten de omftandigheden van ,, des graven dood; en hare woede bij trap„ pen vermeerderende, ftak zij bij nacht het: ,, vuur in het kasteel, zonder verichrikt te „ zijn voor het gevaer van eerst verbrand te „ zullen worden. Zij bergde zich gelukkig, ter„ wijl men bezig was den brand te blusfchen, „ en genoot in een naburig oord het vermaek „ ■ van een der fchoonfte gebouwen van Schot3, land tot asch te zien vertéren. „ Van daer vertrok zij naer de graeffchap„ pen van Lochabar en Athol, alwaer haer ,•, vijand andere aenmerkélijke bezittingen had,. „ en vond middel om 'er een gedeelte van 5, door de vlammen te vernielen. Vervolgens „ ha-  Tweehoto. Neoenendertigste*Br.ief. 2*9 ■ hare ftoutheid door het gelukkige gevolg " vermeerderd zijnde, begaf zij zich naer ?' Edinburg, in de hoop van gebruik te ma" ken van de bekwaemheid , welke zij ver" kregen had, in zich van het vuur te bedienen , om den graef der Orkaden in den „ brand van zijn huis te begraven. Zij on, dernam deze woedende onderneming; maer " in de uitvoering' gevangengenomen, wach„ te zij niet dat men geweld gebruikte , om „ haer hare beweegredenen , en de andere "" buitenfporigheden van dezelfde natuur', " waeraen zij zich had fchuldig gemaekt, te „ doen bekennen. „ De koning , die van zulk een vreemd „ voorval onderricht werd , had de nieuws„ gierigheid om 'er de heldin van te zien. Verre van verflagen over hare eigen mis" daed te fchijnen, verzocht zij regt over die ',' van den graef. Hierin flaegde zij kwalijk , ?' dewijl deze vorst zelf de oorzaek daervan V was. Doch hij had toegevendheid genoeg, " om de woede eener minnaresfe te verfchoo" nen; en de bcffisfing van de ftraffe aen aich " zelve behoudende, bepaelde hij dezelve tot ", eene eeuwigdurende gevangenis in een klooster. " " Het graeffchap Kile, grenzende aen dat van Clydsdale , verkrijgt zijnen naem van de ri. vier', die het zelve beftroomt'. Het is vrucht, bacr en wel bevolkt, fchoon vol van moerasfen P 3 gc  a3« De Nieuw Reïsiges.» en; bergen. De ftad Ayr, die 'er de hoofdftad van is, ligt op de kust van Ierland. Deinwoonders, geërgerd over de wanorden, welke het gebruik van de fterke dranken in eenen ftaet veroorzaken , hebben korts een befluit geteekend, waerin zij eikanderen voorftellen nimmer ' eenigen brandewijn, met de granen des Jands gemaekt, te drinken, noch eenige herbergen of koffyhuizen, die denzelven verkoopen, te bezoeken. Zij noodigen alle hunne landslieden zich bij hen te voegen, en hebben dit gefchrift, door de openbare papieren, ïn de drie koriingktijken doen veripreiden. Galloway is een 'der grootfte landfehappen van Schotland: het levert veel koorn, wol en paerden", die het voorwerp van een' goeden koophandel zijn.; In het algemeen, verfchaffen de in woonders van dit koningkrijk aen de vreemdelingen eene vrij groote meenigte van wolle, gezouten fpek, boter/kaes, gerookte visch, ijzer, lood, timmerhout, enz. Insgelijks drijven zij koopmanfehap in lakens, linnens en kanten van hun eigen maekfel. De wijn en het zout zijn de eenigfte waren, die hun ontbreken , en welke zij van de buiten, landeren krijgen. Het groot aental van zeehavens, die het land omringen, gevoegd bij de kennis en naerftigheid des volks , ''brengt mede veel toe om den koophandel bloeijenjende te maken. Dê haven van Withern, hoofdftad van dit landfehap, wordj voor ■ 1 ": eene  Twêehonti. Negenendertigste Brief. 231 .«ene der beste van het koningkrijk gehou- ^De meeste graeffchappen, in het zuidelijke gedeelte van Schotland, ontkenen hunnen naem van de rivieren, die hen doorfnijden, Nithdale van de Nith , Annandaie van de Annan, Liddesdale van de Lide , Tiviotdale van de Tiviot , Twedale van de Twede, Lauderdale van de Laudcr , Eskdale van de Esk, Strathern van de Hern, Manteith van de Teith, enz. De andere landfchappen worden genoemdLenox, Sterling, Fife, Cunmgham, Mers, Lothiane, Carrick, Lome, Arcrile en hebben tot hoofdlieden Dumberton, Sterling, St. Andréas, Rheimfrow, Irwin, Coldineham, Dumbar, Bargenie, Dunftafag, en Innerara. Men gelooft dat Sterling zijnen naem gegeven heeft aen het Engelfche geld. St Andréas, eertijds de hoofdftad van het koningkrijk, bezit, zegt mèn, de grootfte kerk der ganfche weereld. Men wil dat zij zeven voeten langer en twee voeten breeder dan de kerk van St Pieter te Rome is. Het is inderdaed een der fchoonfte Gothifche geftichten, welke mij bekend zijn. De ftad , liggende digt bii de zee, in eene fraeije vlakte, heeft geweest de zetel van een' aertsbisfchop, primaet des koningkrijks, tot aen de vernietiging van de aertsbisfchÖppelijke waerdigheid. Door het verdrag van de vereeniging der beide kroonen, adeldoms en van eenige bijzondere perfonen, die om.ftrijd fcholen tot eene liefddadige onderwijzing gefficht hebben; en het getal dezer aenkweekelingen is tegenwoqrdig zeer aen. merkelijk. Willem de vierde wilde dat een gedeelte der inkomften, aen de bisfchoppelij^ ke waerdigheid verknocht, wierde acngelegd tot onderhoud der leerlingen , die over zee mogten gezonden worden,^ om de buitenlandfche hoogefcholen te bezoeken. Dewijl deze' inftellingen , inderdaed nuttig tot den voortgang van de wetenfehappen en den godsdienst, door de armoede van de bewoonderen der gebergten en naburige eilanden, aldaer nicc ingevoerd konden worden , vormden eenig® lieden het ontwerp, tot het openen van een© infehrijving', die hun toeliet aldaer fcholen te llichten. De koningin Anna vergunde hun openbrieven, die hen tot een Ügcbaem der famenlevinge vormden, en alle de regten, welke de gemeenten genieten, mededeelden. ' • . m  Twee hond. Negenendertigste Brief. 241 De Schotten hebben een' levendigen geest, eene vlugge bevatting, en munten tevens uit in de wetenfehappen en in de oefFeningen des ligchaems. Zij zijn goede foldaten, fterk, Onvermoeid , fober, begerig naer roem, ftandvastig en onverzettelijk in hunne voornemens: De heerfchehde godsdienst is deKalvinistifche: insgelijks zijn 'er Roomschgezinden en Protestanten van de Engelfche kerke, doch in een kleen getal. Het gemeene volk heeft, in dit land, zulk eene neiging tot de geestdrijverij, dat het misdadigfte bedrijf het zelve fomtijds het lofwaerdigfte voorkomt. Het is voornamelijk in Schotland dat de óhftuimigftélPresby^ terianen trachten den fakkel der burgerlijke oorlogen te ontfteken , en hun berucht eri ontzagchelijk bondgenootfehap , op nieuw j door het zwaerd te doen triomferen. Dezë gewaende euangeliepredikers zijn nog bezield met denzelfden geest' als de vermaerde Knox^ die zijne hervorming, door het ftael eri vüurf in dit koningkrijk vestigde. Voor weinig tljds, vergaderden deze geestdrijvers, in eene vlakte omftreeks Edinburg, eene ontelbare meenigte van het graeuw , luidden hunne oproerige "brandklok, en pbogden de vergadering hunner tochoorderen in een leger van muitelingen tè bekeeren. Eenige wakkere en werkzame overï heden doofden gelukkiglijk het vuur van deri opftand, 't welk de ijver der brandftichtereri éereed was té oritftekeri; ., XIX. Duh % Wei  24? E>e Nieuwe Reisiger. Men begroot de bevolking van Schotland op twee millioenen en vijf honderd inwoonders. Deze fchatting zal u waerfchijnlijk voorkomen , indien gij uwe aendacht vestigt op het getal der foldaten, welke men 'er, federt het begin van dit oorlog, geworven heeft. De ftaet heeft reeds meer dan zestig duizend mannen , genomen uit het gebergte, dat is, uit het minstbevolkte gedeelte des lands , op de been gebragt. Ik ben, enz. Edinburg, den SJlen van Februari, 1755, Tweehonderd Veertigste Briee. Vervolg van Schotland. Gij befeft ligtelijk dat ik , in zulk een ftreng jaergetijde , niet welvoegeiijk achtte eene reis in de noordelijke gewesten van dit koningkrijk te ondernemen. Dus zal ik alleen daervan fpreken volgens het verhael een' Schdtfchen edelman , die, na den ongelukkigen ftrijd van Culloden, zoo verderffelijk voor den Pretendent, dezen prins in deze gebergten volgde, toen Eduard 'er eene fchuilplaets zocht. 5, Het is flechts tien jaren geleden, zeide j* hij  f WKEHQHDERD VEERTIGSTE BRIEF. hij tot mij , dat dit land niets anders was " dan een roofnest van eene zeldzame foort I van ftrooperen. De behendigfte ftaetkunde ! beftuurde hen in hunne rooverijen en plun" deringen; en de Heelkunst vormde bij hen een regelmatig Heffel. Wel verre van dezelve als eene fchending der wetten aente" merken, befchouwden zij die als eene ver1 richting, welke hun toeftand noodzakelijk " maekte; en wanneer zij zich tot eene on", derneming tegen hunne geburen bereidden, ■ fmeekten zij zoo vurig om de hulp de Hemcls, als of zij in de heiligHe en lofwaer. ,, waerdigfle bedrijven gewikkeld waren. Heer* " zeiden zij , keer het aerdrijk het onderHe " boven , ten einde uwe Christenen brood " mógëh verkrijgen. " Zij waren getrouw aen • hunne eeden ; maer dewijl de bijgeloovig" heid , in eene bende van rooveren , de " overhand op de godvrucht heeft, had ijder " zijn bijzonder voorwerp van eerbied. De " een zwoer op den bijbel, de ander bij het " kruis, een derde bij zijnen Heer; en men " moest het voorwerp van den eerdienst van " ijder in het bijzonder kennen, om zich op ;, deszelfs eed te vertrouwen. De grootfte l roovers waren niet minder naeuwgezet ui \ de gastvrijheid in acht te nemen. Gelijk 5' aen de zwervende volken van Arabië, behanj' delden zij hunne waerden met eene foort' van u godsdienftige eere, zonder immer hun ver5 6 q * ;> trott-  *44 De Nieuwe Reisiger. „ trouwen te fchenden. De twee befaemdfte „ dezer rooveren, de Kennecdies , den Pre,, tendent onder hunne befcherming genomen „ hebbende, betoonden hem eene onfchend„ bare getrouwheid, fchoon men zijn hoofd 5, op eenen hoogen prijs gefield had, Som„ tijds gingen zij ftelen, om hem onderhoud „ te bezorgen; en in eene gelegenheid, waer„ in den prinfe linnen ontbrak, roofden zij „ het reistuig van een' opperbevelhebber. „ Men heeft hen vermomd in de ftad Inver„ nesf zien komen, om hem voorraed te koo„ pen. Een dezer rampzaligen , aengezocht „ om deel te nemen in een verraed , dat „ hem dertig duizend guinées bezorgd zoude „ hebben, had de kloekmoedigheid van het „ aftewijzen , en werd eenige dagen daer„ na , om het ftelen van eene koei, opge„ hangen. „ De grootfte misdaed, onder deze roove„ ren, was eikanderen wederzijdschgeen woord „ tehouden. Defthuldige werdopftaendevoet „ gevonnisd , en betaelde zijne overtreding met „ zijn hoofd. De overfte had zijne officieren „ in verfcheiden wijken verdeeld, benoemde „ overheden, doch behield aen zich het regt 5, om oppermagtiglijk te vonnisfen. Iemand, „ die eenen eisch vormde, en niet in ftaet was „ denzelven te bewijzen, had het regt om zij. „ nen fchuldenaer zoo veel ftuks vee, als de „ fchuld konde opwegen, te ontftelen; maer » hij  Tweehonderd Veertigste Briet. 245 „ hij moest hem daervan verwittigen, en het „ vee wederom kunnen geven, als men hem „ op den aengewezen dag voldeed. „ Wanneer men eenige rooverijen onder „ de afgedwaelden kudden gepleegd had, na„ men de eigenaers de wapenen, en volgden „ deze roovers op het voetfpoor dezer dic„ ren. Niets was verwonderlijker dan hunne " behendigheid in den tred der geftolen bees„ ten van die der dwalende kudden te onder3, fcheiden. Genaderd aen eenig landgoed, „ alwaer zij het voetfpoor verloren vonden, „ tastten zij de hoevenaers aen , en nood„ zaekten hen het geftolen wedertegeven, of „ hun het verlies te vergoeden. „ Geen opperhoofd der ftruikrooveren was „ 'er, of hij had, in afgelegen oorden, eeni„ ge benden van ftrooperen , altoos gereed om op zijne nageburen aentevallen. De " beruchtfte held van deze foort' was een zekere Ewin , die ten tijde van Kromwel „ bloeide. Hij wederftond langen tijd de magt , van dien rijksbeheerfcher, doch was einde„ lijk genoodzaekt zich te onderwerpen. Zij\ ne leenmannen vervolgden hunne ftroopt„ rijen , tot dat men bevel zond , aen den „ gezaghebber cener naburige bezettinge, om , zich van Ewin meester te maken, op den eerften diefftal , die in de landftreek ge„ fchiedde, en hem binnen vierentwintig ureij *, ter ftraffe overtegeven, indien de fchuldige q 3 niet  24Ö* De Nieuwe Reisïser. 3, niet aen het geregt wierd overgeleverd. „ Eenige dagen daerna ftal men eene koei: „ het opperhoofd had orde om den dief overte3, geven; maer in plaets van zich te bekomme3, ren met hem te zoeken, nam hij den éérst? 3, komenden, en zond hem naer de bezetting, 3, die hem aenftonds deed ophangen, „ MacTGregoor, bijgenoemd de Koning der „ Rooveren, muntte uit omtrent denzelfden 3, tijd, door zijne bekwaemheid om lieden van 3, zijn beroep t© vormen , en voornamelijk 3, door de regering, welke hij in zijne roove- rijen hield. Hij begaf zich bij alle de hoef„ pachters der naburige heeren, ligtte de in3, komften van derzelver landerijen , en gaf 3, 'er eene volkomen kwijtfcheldingvan. Nim3, mer kon iemand der geenen, welke hij dus „ geplunderd had, hem doen vatten. Hij 3, werd befchermd door magtige lieden, wiea 3, hij gewigtige dienften bewees ; want hij „ had goede hoedanigheden, befteedde zijne „ bezittingen edelmoedig , en was de open„ bare vriend en befchermer van weduwen en 3, weezen. „ De laetfte, die onder deze roovers uit„ muntte, is de vermaerde Barisdal. Hij vol3, maekte zijne kunst, en verrijkte haer met „ nieuwe uitvindingen. Eene onder anderen 3, was eene gedwongen fchatting , welke hij „ in meel liet betalen, op alle de goederen „ van de eigenaren der nabuurfchap , om hun:  Tweehonderd Veertigste Brief. 247 hunne kudde onder zijne befcherming te " ftellen. Dezen tol befteedde hij tot fcha" deloosftelling van zijne vrienden, wanneer " men hun vee ontftolen had. Zeer getrouw Z voor de lieden zijner bende, leverde hij de - zwervers, die 'er zich onder vermengden, " aen het geregt over. Hij was een man van befchaefde zeden, net op zijne kleederen, " en welgedaen in zijn' ganfchen perfoon. Hij befchouwde zich als den weldoender " van het menfchelijke genacht, en den be" waerder van de openbare rust' en vedig- " Silene foort van befchaefdheid is op deze rooverij gevolgd; maer deze berglieden zijn ' nog zoo verfchillende van de andere in" woonderen des koningkrijks , ten opzigte van de zeden , de Meeding' en tael', dat " menze voor volken van eenen anderen " landaert zoude aenzien. Hun land beflaet " meer dan de helft van Schotland, en ftrekt " zich uit van Dumbarton tot aen den mond ?' der Clyde , in het noordelijkfte gedeelte ï van het eiland. De bergen, op elkanderen geftapeld , hebben tusfehen zich diepe ho. " len , en zijn altoos met fneeuw bedekt, " voornamelijk omtrent den top. Hunne kee" tens, van het oosten naer het westen loo", pende, vormen een verfchrikkelijk gezigt; " en hoe meer men hen befchouwt, des te » meer ftaet men verbaesd over hunne ontQ_ 4 » zag-  $48 De Nieuwe Reisiger. „ zagchelijke grootte , hunne onregelmatig? 3, heid , de duisterheid, welke zij op elkan? „ deren verfpreiden , en het flaeuwe licht, „ dat zij te rug kaetfen. Hunne fpits is meesje tentijds eene naekte rots, die volgens de jaergetijden eene onderfcheiden vertooning „ maekt. Wanneer de bewoonders, die op. 4, deze verfchillende gedaenten zeer oplettend zijn, den berg met eene witte ftreep getee- „ kend zien, zeggen zij tot eikanderen dat de „ ftaert van de graeuwe merri grooter wordt, en durven zich dan niet van huis begeven, „ uit vreeze van door de waterftroomen me? „ degefleept te worden , of zich in eenige ft, ontoegangelijke plaets befloten te vinden. „ Een dezer bergen, in Lochabar, is ze» ven mijlen, hoog, ik zeg niet tot aen den 3, top, maer alleenlijk tot aen het oord, al„ waer hij ongenaekbaer begint te worden. a, Op zekeren dag ondernomen hebbende daer3, op te klimmen , wanneer ik twee derden „ van den weg had afgelegd, vond ik een aen3, merkelijk onderfcheid in de lucht, en zag 3, niets dan andere bergen, zoofteil, dat het mij ^onmogelijk was de reis te vervolgen. „ Na 'er een' grooten zomerfchen dag aen bel „ fteed te hebben, keerde ik doodelijk afge„ mat te rug, en vond mij nog gelukkig daer „ uit gered te wezen; want men zeide mij dat 3, ik, indien fommige wolken, die zeer ge„ meen in dit land zijn , zich op den berg „ had-  Tweehonderd Veertigste Brief. 249 „ hadden verfpreid , van honger en koude 5, zoude geftorven wezen. Ik ontdekte, hier „ en daer, eenige vlakke landen , die koora „ zouden kunnen voortbrengen , doch door „ hunne ligging onvruchtbaer zijn, dewijl de „ zon zelden meer dan drie uren boven den „ gezigteinder verfchijnt. „ In de gebergten van Schotland reizende, „ moet men niet vergeten zich van voorracd, „ zoo voor zich zeiven als voor zijn paerd, „ te voorzien. Somtijds ontmoet men fnelle 3, en diepe rivieren , op welke men kleene „ ponten vindt; maer deze fchuiten zijn in„ derdaed zoo kieen, dat het paerd genood„ zaekt is over tc zwemmen. Indien 'er gec„ ne vaertuigen zijn , moet men zich door „ zijn rijdier laten overbrengen , en eenig „ voorwerp aen de andere zijde van den oever, „ gedurende den overtogt, ftijf aenfehouwen; ,3 want indien men het oog op den ftroom vcs„ tigde, zou men onvermijdelijk het hoofd voc„ len draeijen. Om de bedwelming voor te ko„ men , kan men daerenboven zijne becnen „ in het water laten hangen ; en niettegen„ ftaende alle deze voorzorgen , wordt een „ reiziger fomtijds weggefleept door de ftroo- , men, die van de rotzen afftorten, en weike men niet kan beteugelen noch voorzien. „ De wegen zijn daerenboven zoo ftrompelig „ door de wortels der boomen, die de vbc. ,3 ten der paerden kwetfen, en zoo afgebroQ_ 5 » keu  250 Dë Nieuwe Reisiger. 'ken door de modderpoelen, dat men flechts ,, eene mij] in het uur kan afleggen. Dikwerf „ is de rijder genoodzaekt afteflijgen, en zich „ van zijne handen te bedienen, om op een „ pad, dat zich aen den kant van eenen af. „ grond bevindt , te klauteren. Indien 'er „ een geweldige ftorm opfleekt, wordt de 3, fneeuw met zulk eene kragt' voortgejaegd, ,, dat zij den reiziger verhindert het hoofd „ van zijn paerd te zien: het zelve kan ook „ gemakkelijk door den wind omgefmeten „ worden, Daerenboven verandert deze hoe„ veelheid van fneeuw de gedaente van den weg derwijze, dat het onmogelijk is denzei • „ ven meer te herkennen. „ Na zulk eene moeijelijke reis van twee „ dagen, ontdekt men eene kleene vlakte van ,, eene vierde mij Is groot, met zeven of agt „ rieten hutten; en dit is een dorp van Schot„ land. Deze rieten hutten zijn van hout ge„ m iekt; en de balken van het dak zijn van „ eene ontzagchehjke dikte. Men kanze niet. „ te fterk maken , om de waterftroomen te „ wederftaen; dewijl dezelve de huizen, die „ niet hecht gebouwd zijn , ligtelijk zouden „ wegvoeren. Uit de aengelegenheid dezer „ daken, ontftaet de pligtpleging, welke de 5, bewoonders , in het drinken op de gezond„ beid , eikanderen bewijzen, zeggende: op » uwen boom van het dak; in plaets dat de „ Engelfchen zeggen : op uwe haerdflede. » De  Tweehonderd Veertigste Brief, ifg „ De muren, viervoeten gemaekt, en met zoden bedekt. Ooi men fomtijds het vee de muren der hutte " Xzen. Deze zoden verbergen meenig" vddi'e wormen, die, in droog weder op de afel vallen, 't geen zeer walgchelnk is, doch alleen voorde vreemdelingen, dewijl t de inboorlingen weinig Hier zijn ftallen , wier deur zoo laeg; *, " dat 'eJ een paerd niet in kan komen. Men " Set dan betalen, om het dak aftenemen; " dit gebeurde mij tweemael » eene zelfde Men lei mij te flapenm eene foort " van doos, alwaer ik welrasch berookt wierd, " ZZ men vuur gemaekt had met vochtr" Te mrf, en de kamer nog geene vijf voe" Hn loog was. De aerde maekte den vloer '* g. men had 'er een gat in gemaekt oP de " w k van een' waterpot; en geene gedach" dleTopThbende^ trad ik ongelukkig "met mijn' voet daerin, toen ik uit mijn " ^iSÏMi-i -ningen zetten zich , zonder pligtpleginge, aen tafel met de rei- " Xeren, en feilen nooit een' broeder, neef " of vriend binnen te brengen. Zij beroemen zich nimmer met eenigen landaert vermengd " te zS , en fchelden de Engelfchen voor een bedorven volk, dat flechts eene vermenainE van verfcheiden volken is. DerSieden zijn verdeeld in genachten.  252 Di Nieuwe Reisiger. „ die wederom in zes takken verdeeld zijn. „ Ijder geflacbt heeft zijn opperhoofd , en „ ijdere tak zijnen kapitein. Deze wordt we„ der verdeeld in verfchillende benden van „ veertig of vijftig mannen, die allen aen het ,, algemeene opperhoofd eene gehoorzaem„ heid , evenredig aen zijne deugd en ver„ dienfte, bewijzen. Voornamelijk hebben „ zij eene bijzondere aenkleving voor deklasfe „ van hunne verdeeling', en zijn bezield met „ eene vaderlandfche liefde voor hunne ge9, bergten, en voor alle de leden van hunnen „ ftam. Integendeel, betuigen zij de grootfis „ verachting voor de Schotten der vlakte, „ welke zij als beneden zich in fterkte en „ kloekmoedigheid befchouwen. Zij geloo„ ven zelfs regt te hebben om hen te plunde. „ ren , op eene aloude overlevering, mei„ dende dat het vlakke land eertijds het erf„ goed hunner voorvaderen was. „ Het opperhoofd oeffent eene willekeurige „ magt over zijne leenmannen , en vonnist „ over alle twisten. Wanneer hij zijne doch„ ters moet begiftigen, of een huis bouwen, v hgt hij fchattingen naer zijn goedvinden; „ en iemand , die weigert dezelven te beta' „ len , wordt met algemeene ftemmen ver„ oordeeld , om uit den ftamm' verzonden „ te worden. Deze blinde gehoorzaemheid „ is de prijs der openbare befeberming', welke 35 hij zijnen onderdanen vergund. Hij onder. 53 fteunt  Tweehonderd Veertigste Brief. a$3 ftennt hen in alle hunne ondernemingen; en indien men oorlog voert, geleidt hij " zijne verdeeling, en ftrijdt benevens haer. , Niettegenftaende de zorgen , welke hij draegt om ijder zijne woning toetewijzen, " zijn 'er altoos eenige landloopers en- zwer" vers, die in 't geheel geen verblijf hebben. Zij , die zich in dit geval bevinden, hou' , den zich niet op met aen de huizen-te bede„ len, maer treden onbefchroomd in de hut' ten, zetten zich bij het vuur, en verzoe„ ken hun deel van de gort. Des avonds , winden zij zich in hunne vodden, en gaen „ in een' hoek flapen. Niemand weigert hun " de herbergzaemheid, om dat men weet dat zij niets in de weereld bezitten, en geen " eenig middel hebben, om hun onderhoud „ door den arbeid te winnen. Gij begrijpt wel dat hier weinig rijke lieden , en de landhoeven van eene midden" mati°e waerde zijn. , Inderdaed is 'er bijna " geenö eenige, die meer dan vijf honderd " ponden * opbrengt: deze inkomst trekt " men nog alleen in nature, dat is, in koorn, " boter, gevogelte, enz; en uit hoofde van " hunne ongemeene armoede, is het gebrui" kelijk dat de heer hun een gedeelte daervan " te rug geeft. Zij hebben ook van hem de H weiden, waerin zij het vee fturen. De , havergort is hunne gewone fpijs, welke zij » nog * Livrei.  iS4 De Nieuwe Reisiger. nog niet voor het ganfche jaer hebben j „ want het is zeldzaem dat zij tot het einde j, van den winter duurt. Om dat gebrek te „ vervullen , doen zij hunne beesten aderla„ ten, en koken het bloed: hierbij mengen 3, zij een weinig melk, en eten het met het „ overfchot van hunne gort. Deze lating 5, maekt de kudden zoo zwak , dat zij des 3, morgens, wanneer men haer naer de wei3, den moet fturen, naeuwelijks kunnen op„ Itaen. Verfcheiden lieden moeten zich bij3, één voegen, om eenen os of eene koei op 5, de been te helpen. „ Des zomers , om nader te zijn bij de „ oorden , alwaer zij het vee , 't welk de „ aderlating van de lente overleefd heeft, la„ ten weiden , wonen zij in nog elendiger 3, hutten , dan die geene, waervan ik ge~ 3, fproken heb, Zij bouwen dezelven in het 3, hoogfte gedeelte van het gebergte, en ma3, ken 'er hunne boter en kaes. Van hunne ,, kindschheid af gewoon tot op de huid toe „ doorweekt te zijn , bevochtigen zij, wan„ neer zij, op eene drooge en koude plaets, 3, in de open lucht moeten flapen, hunnen ,, mantel, winden zich daerin, en leggen zich „ op de heide neder, alwaer zij den nacht, „ onder de befchutting van eenigen heuvel, „ doorbrengen. Zij meenen dat de hitte, die „ Uit het ligchaem door hunne kleeding dringt, „ eenen damp verwekt, waerdoor den wind' „ be;  Tweehonderd. Veertigste Brief. 2-5* „ belet wordt hen te befchadigen. Ik , in , tegendeel , geloof dat dezelve hun zinfcn'-' gen en verkoudheden, die hen ongezonder " en zwakker doen worden , veroorzaken. " Echter is hun tred luchtiger en bevalliger " dan die der boeren van Frankrijk of Engeland. Hunne geftake is beneden het mid11 denmatige ; en voornamelijk zijn de vrou! wen van eene merkwaerdige kleenheid. „ De aennadering van den winter brengt , hen weder in hunne eerfte woningen. OpZ gefloten in deze treurige en eenzame ver„ blijfplaetfen , leven zij 'er zonder tijdkortingen , hangen over hun vuur , branden 11 hunne beenen, berooken hun aengezigt, „ en hebben geen ander licht dan twee hartsa^htige ftokken , die hun tot kaerfen die" nen. Somtijds valt de fneeuw van de ber" gen neder, dringt in hunne hutten, en fnijdt " alle gemeenfchap tusfchen de bewoonders - af. Zij moeten dan met hunne handen arbeiden , om zich een' doortogt te bezor55 gen ■> €n vereenigen zich met hoopen, om den weg vrij te maken. „ .Hoeelendig deze berglieden zijn, genieten de edelen eene foort van magt', die de gerief" felijkheden, waervan de grooten in heilza" mer luchtftreken voorzien zijn , vergoedt. „ Wanneer hun een zoon geboren wordt, „ betwisten de onderdanen eikanderen de eer van hem te fpeenen, als hij van de minne " „ af-  256 Djb Nieuwï Reisiger; » afgenomen zal worden. Hij , wien deze „ roem te beurt valt, noemt zich de voed„ ftervadcr , en zijne kinders de zoogbroe„ ders en zoogzusters van den kleenen heer. „ Een edelman, die eene reis doet, of ceri „ bezoek bij zijn buren aflegt, is altoos ver„ zeld door een talrijk gevolg, beflaende uit „ een' poëet, een' redenaer, een' degendra„ ger en verfcheiden amptenaers , die ijder „ hunne bediening bij zijnen perfoon hebben. „ Deze geheimfchrijvers verfchillcn hierin „ van onze , dat zij, in alle gelegenheden, „ gereed moeten zijn om hun leven, ter be„ houdenisfe van dat hunner heeren , opte„ offeren. In ongebonden gezelfchappen zijn „ zij aen zijne zijde; en hun pligt is zorg te „ dragen dat niemand hen beledigt. De^be„ diening van den poëet is de geflachtlijst van „ den heer van buiten tc kennen , en zijne „ verheven daden te roemen , waermede hij ,, het gezelfchap vermaekt. Eene andere zij-' „ ner verrichtingen , in welke de meesten „ uwer poëten ongetwijflèld wonderbaerlijk „ zouden flagen, is hem door zijne lierdich43 ten in flaep te wiegen. De redenaer voert „ het woord voor zijnen heer. Indien men „ eenig water moet doorwaden , neemt een „ ander amptenaer dezen hetiten oo zijné. „ fchouders; en gij K^riipt wel dat deze be„• diening geenszins dc mingewigtigfte is. Dé „ de ftalmeester geleidt het paerd op de „ moei-  Tweehonderd Veertigste Brief. 2S7 „ moeijehjke paden. Een ander is met het „ reistuig belast. Een derde fpeelt, buitens „ huis , onder de venfters', op den doedel„ zak; terwijl de heer aen zijne huitafel zit, „ die gemeenlijk niet langdurig noch Kin. „ derlijk is. Deze muzikant is zeer in aen. „ zien bij het volk; want op het geluid van „ dit fpeeltuig arbeiden de maeijers en inza„ melaers van het koorn; en 'er gefchiedt m „ 't geheel geen moeijelijk of zwaer werk, „ zonder deze foort' van maetgeluid. „ Niettegenftaende deze geheele verdeeling „ van ampten, maken de heeren geen beter „ fier. Havergort, op verfchillende wijzen toe* „ bereid, gezouten haring, en eenige andere „ waren van lagen prijs, maken dikwerf het „ ganfche middagmaal uit. Hunne huizen, '„ van fteen gebouwd, zijn niet groot, maer „ gemakkelijk, en gefticht digtbij de vlakte, , onder het bereik van de zee. Zij matigen zich het regt van leven en dood over hunne onderzaten aen: echter kunnen zij hen niet " oordeelen in hunne eigen zaek : een ko" ningklijke fchout velt zijn vonnis; maer be" halve dat hij zelf een onderdaen van den " heer is, luistert hij dikwerf naer zijne ge" voeligheid of zijn belang; en wanneer hij „ den befchuldigden zijne vraegpunten niet " naer zijne meening hoort beantwoorden, " fpaert hij noch Hagen noch fcheldwoorden, '„ om hem te dwingen van tael' te veranderen. " XIX. Deel. E. » Als  ■ De Nieuwe Reïsjg'er. „ Als deze fchout van het eene dorp naer het' „ andere gaet, vergezellen hem de inwoon„ ders, om zijnen weg gemakkelijker te ma. j, ken, en hem eer te bewijzen. „ Behalve het vee, welks bloed en melk ik p gezegd heb tot voedfel van deze berglieden „ te dienen, brengt bet land ook herten en j, reebokken voort, welken zij vervolgen tot „ in de holen der rotzen , alwaer deze dieren „ zich verfchuilen. Zij hebben ook een ras „ van kleene en wilde paerden , die op de „ bergen zwerven, en als herten gejaegd wor» den- ZÖ bokken hen op de fteile plaetfen , „ en trachtenzc bij de achterfte pooten te 3, vatten , of vervolgenze dei-wijze , dat zij. „ van vermoeidheid nedervallen. Zoo dra zij3, getemd zijn, en men hun eenigen last wil „ doen dragen , behangt men hen met twee 3, manden, in ijder van welken men een ge. 3, deelte van de lading' legt, Indien zij niet „ verdeeld kan worden , legt men zoo veel „ zwaerte aen fteenen in de andere mande, ,, zoo dat het dier genoodzaekt is het dubbel 99 van bet gewigt te dragen. „ De landerijen, welken de boeren kunnen 3, bezaeijen, bebouwen zij met dezelfde paer„ den. Zij fpannen 'er vier te gelijk voor, „ houden de twee eerften , en gaen achter„ waerds, om achttegeven dat de ploeg niet „ ftoote tegen de rots, die zich op de opper. yy. vlakte vertoont. Zij gebruiken dezelfde 3, die-  Tweehonderd Veertigste Brief. 259 „ dieren, tot het voorttrekken van de egge, „ welke zij wreedeiijk aen derzelver ftaert „ vasthechten; en indien de ftaert te kort is, verlengen zij dien met twijgen. Alle jaren , „ na den oogst, gaet de fhérif, vergezeld van „ gezworenen, den prijs op het koorn ftel„ len; doch die der andere waren wordt door „ het gebruik geregeld. „ Wanneer 'er een huwelijk in de land„ ftreck gefchiedt, vermeesteren de gasten de „ hut der jonge echtgenooten , en zettenze „ den eerften nacht buiten de deur. Het paer, „ uit zijn verblijf gejaegd, gaet in het hooi „ vian eenige fchuur' flapen, en geeft 'er zich „ geheel aen zijne liefde over ; terwijl de „ bruiloftsgasten danfen , en zich op eene andere wijs vermaken. Eenige dagen na „ het huwelijk, begint de jonge vrouw haer ,, doodkleed te fpinnen; en de man kan het 3J zelve niet vcrkoopen of verpanden, zonder „ zich te ontëeren. „ Wanneer een van deze boeren fterft, ver„ gaderen zijne vrienden , bloedverwanten „ en buren , en verheugen zich als op eene „ bruiloft. Wanneer het een getrouwd man „ is, geleidt zijne weduw den eerften dans; „ en zoo het eene vrouw is, houdt de man 5, de eer van het feest op. Indien de overle„ den van een' aenzienlijken rang is, huurt „ de maegfehap fchreifters, die de lucht van a, hare weeklagten doen wedergalmen; en de Ra „ Pleg«  i6o De Nieuwe Reisiger. „ plegtigheid eindigt, door zich het hoofd „ met een kleen ftuk groene Hofs, ten tee„ ken van rouwe , te bedekken. Als men ft het Iigchaem in eene bark vervoert, fchat men hoeveel deze bark waerdig is, fielt 'er eenen vasten prijs op, en roept 3, deze fchatting uit , zonder welke men „ zich door eenig onheil zoude gedreigd ach3, ten ; want deze berglieden zijn zoo bij3, 'geloovig , dat twee boeren , wanneer zij 3, eene koop aengaen , hunne duimen van a, binnen nat maken , en dezelven te famen„ voegen, in welk geval het verdrag als on„ fchendbaer befchouwd wordt. In tijden van 3, onrust* en nood, zendt het opperhoofd, in „ zijnen Ham, het zoo genoemde ontvlamde a, Kruis , zijnde twee gekruiste Hokken , die „ aen de einden gebrand zijn. Hij voegt 'er a, fchrifrelijke bevelen bij , inhoudende dat ijder zich op eene beftemde plaets moet la. „ ten vinden. Allen trekken zij dan welge* wapend op, enfpoeden zich om op hunnen 5, hoeffiag te komen. De mondbehoeften zijn „ welrasch gereed, en beftaen uit havergort, „ welke zij met een weinig waters in het hol 3, van de hand kneeden; zijnde dit hun gan3, fche maeltijd. „ Alle deze bijzonderheden aenhoorende, vervolgde de Schotfche edelman, verbeeldt „ gij u dan niet u nog in eenig gewest der M nieuwe weereld te bevinden ? Deze Schotr- „ fche  Tweehonderd Veertigste Brief. 261 , fche volken zijn onze geburen, en hebben " echter zeden , die bijna niet minder vreemd zijn, dan die der Algonquins en Esqui" maux. Dit land heeft nooit befchaefder ]\ geweest: niettemin ziet men 'er Heden, „ vlekken en dorpen; en dit ganfche gedeelte „ van het koningkrijk is verdeeld in vijftien „ graeffchappen. „ Inver-Lochi, liggende tusfchen twee mei„ ren in Lochabar, is de voornaemfte plaets „ van dit landfehap , merkwaerdig door de vermaerde voorzegging van een' zekeren „ Banquo, die, naer men zegt, profeteerde „ dat zijne nakomelingfchap ten eenigen tijde „ de kroon zoude dragen. De tyran Macbeth, „ die toen regeerde, deed hem ombrengen, „ om de uitwerking der voorzegginge te be„ letten: doch zij werd daerom niet minder ,\ vervuld; want de zoon, die naer Engeland „ vlugtte, aldaer eene prinfes van Walles ge„ trouwd hebbende, kreeg daeruit een' prins, die den naem van Stuard aennam, en de „ ftamvader van dit huis wierd. „ Deze naem, onder welken, federt meer „ dan drie honderd jaren , de koningen en „ koninginnen van Schotland bekend geweest „ zijn, was flechts de tytel van eene waer,, digheid der kroone. Zij namen hem voor „ hunnen toenaem, die federt tot verfcheiden „ doorluchtige geflachten, uit het bloed dezer „ vorften gefproten , is overgegaen. R 3 » De  262 De Nieuwe Reisiger. „ De opperheeren van dit koningkrijk ei- genden zich dezelfde hoedanigheden als de 3, koningen van Engeland toe, en lieten zich ,, achtervolgens Genaden , Hoogheden en „ Majefteiten noemen. Willem de eerfte ont„ ving van den paus den tytel van Verdeedi„ ger der Kerke, Jakobus de vierde dien van „ Befchermer des Geloofs. Hunne opvolgers 3, vergenoegden zich met dezen tytel : door „ Gods genade, koningen van Schotland, Engeland, Frankrijk en Ierland. Dit is nog „ gebruikelijk, federt de herëenihg der beide „ kroonen. „ De bewoonders van Albanië , liggende „ ten zuiden van Lochabar, beroemen zich ,y afteftammen van de aloude Schotten, wier „ tael , kleeding en levenswijs zij behouden 3, hebben. Dit land heeft den tytel van her- togdom, die oudtijds door de oudfte zoons 3, van het koningklijke huis gedragen wierd. Schotland altoos door koningen geregeerd „ zijnde, wilde het aloude gebruik, dat men, ,, in geval van den dood, den afftand of de „ onbekwaemheid van den oppervorst, eene „ algemeene vergadering der drie ftaten be„ riep, tot de verkiezinge van de perfonen, 3, belast met het beftuur, gedurende de tus„ fchenregcring, en aen welken het toekwam „ den nieuwen koning uitteroepen. Deze „ vorst benoemde , voor de krooning , alle 3, de regters der vierfcharen, en befchik- „ te  Tweehonderd Veertigste Brief. 203 „ te over de burger- en krijgsbedieningen. " De grootkanfclier was, door zijn ampt, , voorzitter in alle de geregtshovcn , behalve " in de echiqukr of fchatkamer , alwaer hij " geene zitting mogt hebben in tegenwoor' digheid van den grootfchatmeester. Deze " laetfte vierfchaer heeft dezelfde magt, het Z zelfde gezag , dezelfde voorregten , het , zelfde rcgtsgebied, in alles wat de inkom- l] ften van Schotland betreft, als de echiquier of fchatkamer van Londen , in het geene „ de inkomften van Engeland acngaet. De „ grootfchatmeester was de tweede pcrfoon „ van den ftaet, onder de vereenigde tytels „ van algemeenen fchatmeester , teg'enboek„ houder , gaerder en ontvanger, die hem „ den voorrang boven allen den adeldom ga„ ven. „ De heer van het geheime zegel ging en , zat in den raed onmiddelijk na den voorzit" ter, en hechtte het geheime zegel aen alles . " wat het groote zegel onderworpen was. " De lord geheimfchrijver zat voor bij de " kleene amptenaers, en had den rang voor ',, alle zijns gelijken door de geboorte. De " lord griffier bcfchikte over een groot aental " van ampten, welke hij voor iemands leven Z mogt fchenken , en bewaerde voorts de openbare registers. De lord advokaet gaf " zijnen raed aen den vorst, in het geene de " uitvoering der aloude wetten, en het vastR 4 n «el-  a6"4 De Nieuwe Reisiger. ? „ ftellen der nieuwe betrof. De bediening 3, van groot kamerling werd erffelijk gemaekt j, in het geflacht der hertogen van Lenox. 3, Eéne zijner verrichtingen was toetezien dat 3j de magiftraten der vlekken de belangen hun33 ner gemeente zorgvuldig in acht namen. „ De hertog van Monmouth was de laetfte, „ die deze waerdigheid , bij volmagt, geöef„ fendheefc. De groote Stuard, of opperregter „ van 's konings huis, was, gedurende eenige „ eeuwen , eene der eerwaerdigfte bedienin„ gen der alleenheerfchinge. De prins van „ Schotland heeft den tytel van geboren „ Stuard des koningkrijks gevoerd. Insgelijks „ was 'er een deurwaerder des konings, wiens „ voornaemfte verrichting was de vreemde „ afgezanten ten hove te geleiden, en tevens „ bij den perfoon zijner majefteit en het par„ lement te dienen. De aelmoesfcnier draegt „ zorg voor de armen des konings, wier getal „ gelijk moet zijn aen de jaren van den „ vorst. Hij heeft onder zich kapelanen, „ waervan 'er twee dagelijks in bediening „ moeten zijn , wanneer de monarch in „ Schotland is. „ Strath-Navern en Caithnasfe zijn de twee „ noordelijkfte landfchappen van het koningk„ rijk. De inwoonders zijn 'er groote jagers, 3, en doen den wolven een gedurig oorlog „ aen. Het graeffchap Southerland is meer „ naer het zuiden. Het behoort aen het huis 33 van  Tweehonderd Veertigste Brief. 16$ „ van Gourdon, dat den ganfchen adeldom „ van dit gewest tot leenmannen heeft. Het „ landfehap Rosf ftrekt zich van de eene ze© tot de andere uit; en men visch. veel haring ,! langs deszelfs kusten. Het graeffchap Mur' ray noemt men den tuin van het noordelijke Schotland , uit hoofde van de zacht" heid der luchtftreke, en de vruchtbaerheid " van den grond. De koningen hielden eertijds hun verblijf in het landfehap Inverncfs, " alwaer men nog eenige overblijffels van het kasteel , 't welk zij bewoonden , gewaer " wordt. Men roemt de ongemeen fijne lin" nens van het graeffchap'Buchan, de vrucht. " baerheid zijner weiden, endengelen amber, " die op deszelfs kusten gevischt wordt. In " eene van deszelfs havens , genoemd Peter" heat, ontfeheepte de Pretendent, met den " graef van Marr, in den jare 1715. Oudtijds " zalfde men de oppervorften van Schotland " in de ftad St. Jonsthan, hoofdftad van het " graeffchap Perth. Dit is insgelijks eene aen" merkelijke plaets, alwaer men over de n" vier de Tay gaet, op eene fraeije fteenen " brug Het getijde brengt 'er de fchepen tot " digtbij de ftad. Niet ver van daer was de " aloude abtdij van Sion, alwaer de krooning " onzer koningen gefchiedde. A-berdeen, ver" deeld in twee fteden , het oude en nieuwe, " liggende eene halve mijl van eikanderen , ra t het graeffchap Marr, is de hoofdftad van " b R 5 3) het  %66 De Nieuwe Reisigek, „ het ganfche noordelijke Schotland. Het „ oude, aen den mond der Dée, op de kust „ gelegen, is eene bisfchoppelijke ftad ge„ weest, en heeft eene der fraeifte kerken „ van het koningkrijk. Men ziet 'er ook de „ hoogefchool; maer met alle deze voordee„ len wijkt het onejndigmae! voor het nieu„ we, wiens handelrijke en veelbezochte ha„ ven insgelijks door de zalmvangst zeer be. j, roemd is. „ Ijder graeffchap van Schotland had, ten „ allen tijde, een' voornamen magiftraetsper„ foon , die, onder den naem van fhérif, „ regter is van alle de gewone, burgerliike „ en lijfftraffelijke zaken. Zijne beflisfingen, „ voor dat men een geregtshof had ingefteld, „ waren Hechts aen den algemeenen regter, „ anders den opperregter genoemd , onder-' „ worpen, In plaets van dezen grooten amp9, tenaer, voerde men dit geregtshof in, bij „ gelegenheid van eenige twisten , die tus „ lchen hem en de fhérifs gerezen waren „ Het parlement vernietigde deszelfs re-tS ' dagen zijn gefchikt, om de zaken der kroo' ne te hooren , volgens de rol, welke de l advokaet van dezelve aen den groot zegel" bewaerder heeft moeten leveren. „ Men kan zich alleen op het parlement „ beroepen , wegens de vonnisfen van dit hof, dat geen eenig vonnis van waerde velt, ten zij het door negen van deszelfs ' leden gewezen is. De advokaten der beide " partijen worden eerst gehoord; en de fchrijvers ftellen de voornaemfte hoofdftukken,, " waerop ijder het regt zijner zake grondvest, " in gefchrifte: vervolgens zeggen de regters " hun gevoelen, en fpreken openbaerlijk het " vonnis uit, bij meerderheid van ftemmcn. Deze vierfchaer heeft twee kamers , de " eene de inwendige en de andere de uitwen',, dige genoemd. De eerfte heeft flechts één " der regteren , die 'er wekelijks , ijder op ,' zijne beurt, in voorzit. Men'brengt 'er " alle zaken ter eerfte regtsgeding; en indien „ de beflisfmg gemakkelijk is , velt de lord , dier weke het vonnis. Zoo hij 'er zwang" heden in ziet, geeft hij 'er bericht van aen „ de andere regters. De uitwendige kamer H fteit dagelijks twee magiftraetsperfonen aen, om de getuigen te hooren en de eeden afS * » te-  2.78 De Nieuwe Reisiger. „ tenemen. Eén der artikelen van het ver„ drag van vereeniging', tusfchen de beide „ koningkrijken , houdt in, dat het Hof der 5, Zittingen , of het Koilegie des Geregts, „ zijne regten , bedieningen en handvesten. 3^ zal behouden , éven als het Geregthof en jj en alle de andere onderhoorige regterftoe,, len , in Schotland vastgefleld. De zooge„ noemde Gevolmagtigde Vierfcharen befchik„ ken over de uiterftewillen , de kerkelijke j, bedieningen, de echtfcheidingen en andere „ punten van die natuur'. De voornaemfte ,, van dezelven, op welke men zich kan be„ roepen van de vonnisfen, door alle de an* 3(, deren gewezen, heeft hare zitting te Edin, 3, burg, en beftaet uit vier regteren en ver. 3, fcheiden fchrijyeren, die goede belooningen 33 genieten. „ Wijders moetik u doen opmerken, dat, ,, door het groote aental van perfonen , die, „ hier regt hebben om op de beurs der pleite3, ren te leven , de onkosten , bijna altoos 3, aenmerkelijker dan het wezen van het regts„ geding zelf, dikwils het verderf der beide 33 partijen met zich flepen. De Geregtigheid „ geeft hare godfpraken niet meer om niet: „ men vindt aen de ingangen van haren tem„ pel , bij eiken tred , duizenderlei foorten „ van handelaren, vermomd onder den naem „ van tegenboékhouderen , deurwaerdcrcn, „ geregtsboden , pleitbezorgeren, enz., wien „ men  Tweehonderd Veertigste Brief. 279 „ men duizenderlei regten, welke het gebruik " wettigt, moet betalen. Hier koopt een regtsöeffenaer , even als bij ulieden , het vertrouwen, 't welk verfcheiden burgers in zijnen voorzaet Helden. Dit is, zoo ik mij l] niet bedriege, het geen gij de regtskunde „ noemt; enfommigendaervan beloopen meer, „ dan duizend ponden fterlings. Hij moet de rente van deze verkrijging'betalen: hij „ moet, benevens zijne kantoorfchrijvers en M dienstboden, gehuisvest, gevoed en onder„ houden worden : hij moet fraeije vertrekken, zijne vrouw kleinoodjen hebben, enz. „ En op wien moeten alle deze belastingen „ vallen ? Op wien anders 'dan op de plci„ ters? „ De verdorvenheid is echter zoo algemeen „ niet, als men zoude kunnen vermoeden in eene klasfe van lieden, die flechts van de „ bijzondere oneenigheden leven. Verfchei„ denen zoude ik kunnen opnoemen , die, „ de bediening, welke de wet haer toever„ trouwt, eerbiedigende, dezelve niet altoos „ misbruiken, om hunne pleiters in den duis„ teren doolhof van een langdurig en kostbaer „ regtsgeding te wikkelen; die hunne verrig„ tingen paren met eene vroomheid, waerdig „ de achting, welke zij genieten, en de over„ heden, die hen aenhooren. De ijver, met „ welken zij hunne partijen verdeedigen, ver„ blindt hen noch omtrent de beweegredenen S 4 33 hun-  i8o De Nieuwe Reisiger, „ hunner eisfchen, noch omtrent de regten „ hunner tegenftanderen. Zij houden hunne „ belangen , nimmer hunne driften ftaende, „ en weigeren zelfs hunnen dienst aen de geew nen» die hun de tael der dubbelzinnigheid „ of logen zouden willen voorfchrijven. De „ armen en ongelukkigen vinden hen altoos „ gereed, om hen te verdeedigen. Zij denken„ hunne begaefdheden niet beter te kunnen 5, hefteden, dan dezelven aen deze flagtöffers „ van den rampfpoed toetewijden , en reke • „ nen onder het getal hunner fchoonfte dagen „ die geenen, op welken zij, zonder andere „ belooning' dan hunne edelmoedigheid', door „ hunne zorgen, acn hunne medeburgers der„ zei ver ftaet, welvaert, achting en eer we* j, dergegeven hebben. „ In Schotland waren eertijds de koningen zelfs, zittende op eene verheven plaets, vanj, waer zij de partijen konden hooren, en van „ dezelven gehoord worden , gewoon regt „ aen hunne volken te oeffenen. Doch in „ gevallen van weinig aengelegenheid , wer„ den de zaken onderworpen aen vijftien perj, fonen van de nabuurfchap, achtenswaerdig „ door hunne vroomheid; en het vonnis, 't „ welk zij bij meerderheid van ftemmen ga„ ven , was beflisfende en zonder hooger be„ roep. Het eerfte echte wetboek, 't welk , * men in dit land kent, werd onderno„ men op bevel van koning David den eer* » öeiJj  Tweehonderd Veertigste Brief. 281 „ ften, over een groot getal van aloude wetten, voor het grootfte gedeelte getrokken ' uit de burgerlijke wet, die eene ongemeene „ betrekking heeft met het geene bij de Eo, ,, eelfchen in gebruik is. In dit koningkrijk zijn twee foorten van vertrouwde rollen, dienende tot het aentee" kenen van alle de ovcrdragten van lande" rijen of goederen , welken de ingezetenen " onder eikanderen mogen doen. De eenen " zijn algemeen , en bevinden zich te Edin" burg: de anderen , aen ijder graeffchap verknocht, worden in hun regtsgcbied bewaerd. Zij werden ingefteld door eene keur " van het parlement, onder Jakobus den " tweeden; en federt dien tijd kent men geen "' wettiger noch voo«Jeeliger register, om de " regten der onderdanen voor allen aenval te " beveiligen. Inderdaed kan niemand eenige " eisfehen op een landgoed vormen, wan" neer hij, in den tijd van zestig dagen, zijne " bezitneming niet heeft doen aenteekenen, f, Hij kan daervan geene oyerdragt van eigen" dom, in het geheim gedacn, voorwenden; of indien hij ze hadde, zou het verzuim der " aenteekeninge dezelve nietig maken. Ijder kan daervan onderricht worden, door zich " de-e openbare rol te doen vertoonen. " „ Schotland fielt, gelijk de andere befchaef„ de koninsikrijken, het hoog verraed bovenaen op de lijst der hoofdmisdaden. De ftraf S 5 5> daer-  2*82 D* Nieuwe Reisigir. „ daervan is, op de geregtsplaets gefleept, en, „ aldaer , zoo de fchuldige toü onze kunne„ behoort , gehangen en gevierendeeld, en, „ eene vrouw zijnde , verbrand te worden. „ Niettemin wordt de adeldom onthoofd, * doch °P eene manier, bijzonderlijk aen dit ,,' land eigen. Het werktuig , waervan men „ zich bediend, is een vierkant ftuk ijzers, „ van een' voet breed, 't welk zeer fcherp, „ geflepen is. Aen het tegenoverftaende ge„ deelte is een ftuks loods, van zulk eene „ aenmerkelijke zwaerte, dat men eene groo„ te kragt noodig heeft om het te bewegen. „ Op het oogenblik der ftraföeffening', tilt „ men het boven op een' houten raem, van » tien voeten hoog, derwijze gefchikt, dat. „ het onverhinderd kan afglijden. Zoo dra „ het teeken gegeven is, en de misdadiger „ den hals op het blok heeft, laet de fcherp„ regter het ftuk ijzer van zelf nedervallen, „ en fcheidt daerdoor, altoos met den eerften „ flag , het hoofd van het ligchaem. Men „ zegt dat de uitvinder van dit werktuig het „ eerfte de proef daervan ondervonden heeft. „ Sedert het verdrag van vereeniginge, heeft „ men het wreede gebruik der pijnbank' in di: „ land afgefchaft. „ Dezelfde verdceling, die omtrent Schot„ land plaets heeft, ziet insgelijks op de na„ burige eilanden, door hunne ligging onder. „ fcheidcn. De voornaemften zijn de Hebri. „ den,'  Tweehonderd Veertigste- Brief. 283 „ den , de Orkaden , en de eilanden van „ Schetland , liggende ten noorden van dit „ koningkrijk. De eerften, vrij vruchtbaer, hebben overvloed van visch en weiden. De ,i inwoonders hebben ten naestenbij dezelfde „ zeden ala- de Icrlanders. De koningen van „ Noorwegen hebbenze bezeten, en vervol„ gens aen de Schotten verkoft. De Orkaden hebben het zelfde lot gehad-, maer zij zijn ,, minder vruchtbaer , om dat 'er de koude zeer heftig is.. De eilanden van Schetland, „ meer ten noorden liggende , hebben tus„ fchen zich en Ierland de eilanden van Fero, „ of Feroé, ten getale van drie- of vieren„ twintig. Zij hingen eertijds van Schotland af, doch behooren nu aen den koning van \[ Denemarke. Men kent 'er geene koorts, noch befmcttelijke ziekte, noch zelfs de " kinderpokskens, ten zij menze 'er van buiten inbrenge. De inwoonders gebruiken 'er geen brood of zout, en drinken niets dan water : hun gewoon voedfel beftaet in H vleesch , visch , melk en brij. Zij eten , liefst verrot vleesch, voornamelijk het vet, *, 't welk zij begraven in eene moerasachtige „ aerde, waeruit zij het niet halen, voor dat „ het oud is , en eenen ftank , gelijk aen „ dien van verrotte kaes , van zich geeft. „ Men heeft opgemerkt, dat alle de Noord. „ fche volken ^dit gerecht met drift beminnen. „ De Laplanders, Groenlanders, IJslanders, „ Iro-  284 De Nieuwe Reisiger. „ Iroquezen en alle de Wilden van Noord„ Amerika vinden eene lekkernij in vet, oly „ en zelfs fmeer. Gaerne zal men gelooven „ dat dit voedfel ongezond is: echter leven de „ Ferocners , in het algemeen, tot honderd „ jaren en daerboven. .„ Onder de roofvogels, die alle deze eilan„ den verwoesten, is 'er een, van de geftal„ te eener rave , welke men Skuen noemt. „ Wanneer hij jongen., of zelfs cijers heeft, „ is het zeer gevaerlijk voorbij zijn nest te „ gaen. Hij werpt zich op de lieden, welken „ hij gewaer wordt, en verfcheurt hun het 5, aengezigt met zijn' bek en zijne klaeuwen. „ De inwoonders , die zijnen woesten aert „ kennen , gebruiken de voorzorg om een „ mes, met de punt naer boven , op bun „ hoofd te hechten. De woedende vogel, op n hen nederftortendc, grieft zich zei ven, en „ fteekt zich door en door. „ De Lunde, een andere vogel, een wei„ nig grooter dan eene duif, en die een' „ fterken en krommen bek heeft , is al„ toos in oorlog met de rave , om dat deze „ het op derzelver jongen toelegt. Hun ge„ vecht is vermakelijk : zoo dra de raef ge„ nackt, grijpt haer de lunde , fneller dan „ een blikftm, met haren-bek bij de keel, en „ prangt haer de borst met heure klaeuwen „ De raef doet vergeeffche poogingen , om „ los te geraken, maer de lunde houdt haer „ door-  Tweehonderd Veertigste Brief. 285 „ doorgaens vast, tot dat zij boven de zee „ gekomen is: dan laet zij zich vallen, fleept „ de raef met zich, en verworgt haer in het „ water. " Op deze wijs , Mevrouw , over alle de voorwerpen, welke de omftandigheden of het geval ons deden voorkomen, eikanderen onderhoudende , leerde ik, zonder uit deze hoofdftad te komen , of, om dus te fpreken , den hoek van mijnen haerd te verlaten , de volken , wetten, landfchappen , eilanden en voortbrengfels van dit koningkrijk kennen. Eene andere ! zorg houdt mij tegenwoordig bezig , namelijk , mijn vertrek naer Holland: doch zie hier nog eenige bijzonderheden wegens Edinburg, welken ik voor het einde van mijnen brief bewaerd heb. Deze ftad overtreft, door de grootheid harer kerken , de fchoonheid harer gebouwen, de uitgeftrektheid van haren omtrek, en den rijkdom harer inwoonderen , zeer verre alle de andere fteden van het noordelijke Britanje. Echter heeft men 'er dit ongerijf, dat de trappen, in alle de oude huizen, bp de ftraet zijn, tot gemak der bewoonderen, maer tot hindernis van het gezigt en de voorbijgangeren. Oudtijds was 'er een vijver aen ijdere zijde van den berg, op welken deze hoofdftad gefticht is. Die ten zuiden is gedroogd en verwisfeld met fchoone huizen, die tegenwoordig de ftraet van Cow-Gate uitmaken. Alle de oor-  £8r5 De Nieuwe Reisiger. oorJogsicbepen, die op de reede van Leith, zijnde eigenlijk de haven van Edinburg, iri Schotland meest bezocht wordende, het anker werpen, zijn de groet verfchuldigd aen de Gevleugelde Sterkte, ongetwijffeld dus genoemd, uit hoofde van hare ligging' op eene rots tusfchen twee bergen, die daeraen twee vleugels fchijnen te vormen. Het is waerfchijnlijk dat de ftand van dit kasteel de naburige volken heeft bewogen , om zich onder deszelfs befcherming nedertezetten, en dat dit voordeel gelegenheid tot het bouwen van de ftad gegeven heeft. De ringmuur van haren omtrek fchijnt een werk der Romeinen te wezen; doch hij beflaet het noordelijkfte gedeelte niet, om dat het water van het meir het zelve beveiligt. ■ Het zou moeijelijk zijn de regten en handvesten , welken deze hoofdftad eertijds genoot, tegenwoordig te bepalen, om dat de meesten der alöude bewij-sfchriften , op welken zij ge^ grond waren, verloren zijn geraekt in de onlusten , die het koningkrijk beroerd hebben. Henrik de zesde, bekoord door zijn verblijf te Edinburg, verleende aen de inwoonders eene handvest, door welke hij hun vergunde de voorregten , bijzonderlijk aen de hoedanigheid van Londenfche burgeren verknocht, door zijn geheel koningkrijk te genieten. Eene bijzondere ftichting, in de hoofdftad vau Schotland, is het wapengenootfchap. De wa>.  Tweehonderd Veertigste Brief. 2S7 wapenkoning, hier de Lord Leeuw genoemd, is de voornaemfte amptenaer van het zelve, en heeft onder zich zes herauten, zes bijzit, ters en een groot aental van deurwaerderen. Hij moet alle jaren twee vergaderingen houden , voor welke hij het regt heeft de officiers van wapenen, en de perfonen, die borg voor hun gebleven zijn, te dagvaerden; de eerften, om op de befchuldigingen , tegen hen voor zijne vierfchaer gebragt, te antwoorden; en de tweeden, om hen tot de verbonden boeten •te veroordeelen. De leden van het wapengenootfehap kunnen , ten allen tijde , eene naeuwkeurige monftering van de wapenen des adeldoms doen , veranderingen daerin bren. gen, derzelver gebruik verbieden aen de geenen, die 'er door de wetten niet toe gemagtigd zijn, en wijders de overtreders ftraffen, met verbeurdverklaring', ten voordeele des konings, van alles wat verboden wapenfebilden draegt. Deze regtmatige geftrengheid, omtrent een ftuk, 't welk wij met genoegzame onverfchilligheid befchouwen , ftelt een* dam tegen dien lastigen doorbraek van aengematigde tytelen , die ons met ingebeelde baronnen , graven en marquizen overftroomt> Deze razernij , die haren oorfprong aen. de zotheid verfchuldigd is, wordt in Schotland beteugeld, als eene overweldiging van het gezag des konings, die alleen over deze waerdigheden kan befchikken. Men noodzaekt derhalve  De Nieuwe Reisiger. halve alle deze valfchelijk getytelde perfonen in den kring van geringe edellieden , of van gemeene burgeren, wedertekeeren. Ik ben, enz. Edinburg, den loflen van Februari, 1756". Tweehonderd Eenenveertigste Brief. Holland. Me n Iaekt de reizigers', wanneer zij gewigtige verhalen vermengen met vertellingen 'van weinig belang, wegens hun bijzonder leven, hunne gezondheid, hunne ziekte, hunne bezigheden , hunne tijdkortingen, hunne kleedinge , hun voedfel, enz. alle zaken , in welken een onverfchillig lezer geen of weinig deel kan of moet nemen. Om dit verwijt te ontgaen , heb ik mij tot nu toe van diergelijke uitweidingen onthouden; en indien ik thans fpreke van eene vrij erge ziekte, welke ik , te Amfterdam komende , onderging, het is alleen om het vertoeven van dezen brief te regtvaerdigen. Gelukkiglijk was ik gehuisvest naest den heer Van Kleef, een' bekwamen geneesheer, die mij in zijne zorgen de herftelling van mijne _gezondheid, en in die van zijn huisgezin alle de  TwEEHONÖ. EENENVEERTIGSTE BrIËF. dê hulp, alle de goede dienften, welke eene' langdurige genezing vereischt , deed vinden. De heer Van Kleef heeft eene deugdzame' vrouw en eene bekoorlijke dochter, die, alle' dagen , verfcheiden uren, met lezen, praterf en arbeiden, bij mij komen doorbrengen. De dochter, vooral, die eene liefhebfter van lezen is , maekt uitfrekfe'ls van het geene wij gelezen hebben , en vertoont mij dezelven, om 'er de laetfte hand aenteleggen. Wij hebben dus de ganfche gefchiedenis der Verëenigde Nederlanden gelezen en verkort; en behalve eenige misdagen van woordvoeginge of ftijl, welken ik verbeterd, eenige aenmerkingen én overwegingen, welken ik 'er bijgevoegd , en de gedaente van brieven, welken ik daeraen gegeven heb, is het geene ik u toszend, Mevrouw, haer eigen werk. Zij vleit zich dat gij, uit gunst' voor hare kunne, het zelve met toegevendheid zult lezen , en bidt u, indien gij eenige misflagen in de verhalen vindt, dezelven alleen te ftellen op rekening Van den fchrijver, dien zij verkort.: .. ,, ,,, ,, De jaerboekcn der Batavieren , zegt de „■ jonge famenftelfter, verbeelden ons het too„ neel van een volk, naerijverig omtrent „• zijne vrijheid en onafhangelijkheid, en van „ ftaetzuchtige overwinnaren,- die zich wapejj' nen om het te vernielen.' De Romeinen „ vertoonen zich in den beginne , leggen dit vrije volk hun juk op, en verwekken het XIX. DseL T „ tot  üpo De Nieuwe Reisïger. „ tot den opfland , door hunne verdrukkftl-' „ gen. Geheel Germanië neemt deel in den „ twist: de liefde tot de vrijheid, en de dap„ perheid zonder krijgstucht, hebben de over„ hand op de oorlogskunst; en de overwin,, naers der weereld zijn verpligt dezen Jand„ aert zijne regten en handvesten wedertege„ ven. Vervolgens ziet men de Franken een „ gedeelte dezer landfchappen door de wapenen „ het juk opleggen, en het andere zich door „ de zoetheid des euangeliums onderwerpen. „ De vrijheid verheft zich onder de eerfte „ graven : haer geest vereeuwigt zich , ver3, zwakt vervolgens bij trappen, wordt bijna „ geheel vernietigd onder de magt der huizen „ van Bourgonje en Oostenrijk , beurt het „ hoofd weder op, onder de doodelijke flagen, „ welken haer de Spanjaerds willen toebren„ gen, herroept haren moed, verzamelt hare „ kragten, wederflaet de geweldenarijen , met 3, den mantel van godsdienst bedekt , en „ dwingt den vijand hare onafhangelijkheid te ,, erkennen; zoo dat onze gefchiedenis als de „ historie der beflreden , verdrukte , herle„ vende en overwinnende vrijheid kan be„ fchouwd worden. ,, De fabels en zinnebeelden bedekken , met „ hunnen fluijer , de beginfels der historie 3, van Holland, gelijk die van alle andere -vol* „ ken. Meer of min opklimmende in de jaer. „ boeken van ijderen landaert, ontmoet men » aJh  Tweehond. Eenenveertigste Brief. 29$ 5, altoos eenen tijdkring , boven welken dé overleveringen ons geene gevallen, van de,, zelfde foort' als wij befcbouwen, meer aerr,, bieden. De bewoönders der aerde zijn dan geene menfchen meer : zij zijn goden, „ geesten, gedrochten, reuzen, kortom wè„ zens van eene andere foort' dan wij. Van „ dezen tijdkring afdalende, worden de overleveringen historisch; en deze zijn de 5, 'eenigften, die aendacht verdienen. „ Het is ook onder dit eenige gerigtpunt ,, dat ik de alöude gefchiedenis der Batavieren i5 zal befchouwen. Alle de fchnjvers ftemmen overéén in hen de Batten [of Katten J ■„ tot voorouders te geven. Deze laetften, „ uit het land van Hesfen gefproten , maek„ ten zich meester van een eiland, 't Welk „ door de armen van den Rijn gevormd „ wierd. Men weet niet wie de bewoönders van dit eiland waren , toen 'er de Batten bezitting van namen : men meent dat het „ de Celten konden zijn, welken de Cimbrcn „ en Tcutonen met zich gefleept hadden-, om de Romeinen te bevechten. Deze voeiden , na de inneming van Karthago , hel oorlog tegens de Gauliërs , overwonnen -,, de volken aen de oevers van den Rijn, en „ ontvingen in genade de geenen , die zicb onderwierpen : onder dit getal waren dè Batavieren. Cefar vergunde hun het land, j-, 'twelk hij tusfchen de Wael en Maes veroó. Ti Vérè  s£j2 De Nieuwe Reisïger. „ verd hadji en zij werden van toen af de bond. „ genooten van het Romeinfche Gemeenebest, „ dat hen als broeders en vrienden behandelde. „ Zij ftreden tegen Pompejus, in den veldflag „ van Farfalië; en men fchreef hun het win,, nen van den flrijd toe. Cefar, dien zij in alle zijne krijgstogten gevolgd waren, fneu,, velde door het flael van Brutus: Augustus, }, die het zelfde lot vreesde, vormde eene lijf,, wacht van zijne getrouwe Batavieren, om „ voor zijn leven te waken. Die zijner op. „ volgeren, uit dcnzelfden landaert genomen, ,, deed de moordenaren van Kaligulafneuvelen. Men verweet, haer dezen ijver als eene mis„ daed. „ Het is waer, zeide het opperhoofd, dat deze vorst een wanfchepfel was; maer „ hij had de zorg voor zijne behoudenisfe in „ onze handen gefield ; het was onze pligt „ hem te behoeden , en geenzins over zijn' ,., gedrag te vonnisfen. " „ De Romeinen hadden eene zonderlinge" „ achtinge voor de Batavifche krijgsmagt', en „ bovenal voor de ruiterij'. De paerden wa„ ren afgericht op het overzwemmen van de „ flroomen , zonder hunne rijen te breken: j, de floutheid en kloekmoedigheid dezer ver- richtinge beüisten dikwerf de overwinning. De krijgshoopen hadden de gedaente van „ een' kegel, wiens punt afgeknot was. Zij begonnen het gevecht met het werpen van „ fpietfen en pijlen, en flortten zich op den f> vijand,  Tweehond. Eenenveertigste Brief. 293 vijand, zoo dra zij die afgefchoten hadden. „ Hunne wapens waren met fchitterende kleu„ ren gefchilderd ; en het geluid van hunne „ trompetten bootfte het gebulk der nieren na. In plaets van ftandaerden , droegen „ zij , aen het eind' eener ftaek', de huid „ der flagtöfferen , welke zij hunnen goden „ toewijdden. Hun optogt was gefloten door „ een groot aental van wagens, bezet met „ hunne vrouwen en kinderen , die niet „ ophielden hen, gedurende het gevecht, „ door hun gefchreeuw en gehuil aentemoedi„ gen. Men bragt 'er de gekwetften, wier „ wonden zij zogen: zij gavën ververfchingen „ aen de geenen, die door vermoeidheid afge„ mat waren , en noopten hen om tot den 3, flrijd wedertekeeren. „ Op den val van het Romeinfche keizer„ rijk, moest het land, van deze heerfchappij' „ ontflagen , zich tegen de volken van Ger„ manië verdeedigen. Na den dood van Ka„ rel den grooten , regeerde een zijner zo„ nen, als oppervorst, over het grootfte ge„ deelte van Batavia , en bezat het hertog„ dom Friesland tot aen deMaes, benevens j, de graeffchappen Hameland , Betuwe en„ Teisterband. Onder zijne regering had men , in Holland den geweldigften ftorm, waervan ,, men immer in onze jaerboeken heeft hooren „ fpreken. De golven, door de winden op„ geblazen, ftegen pver de duinen; en FriesT 3 „ land  994 De Nieuwe Reisiger. „ knd werd bijna overftroomd. Men telde j, meer dan twee duizend huizen , door het a, water weggefleept. De Rijn Mom naer %i zijnen oorfprong te rug, en nam eenen nieua, wen loop in de Lek en den ITsfel. Tot dit „ tijdperk bepalen de meeste gefchichtfchrij„ vers de verandering, welke deze ftroom in a, zijnen arm, die zijnen naem tot aen de zee a, behield,, ondergaen heeft. „ De verheffing van het graeffchap Heus3, den, 't welk eenigen met dat van Holland „ vermengen , wordt tot dezelfde eeuw ge„ bragt. Deszelfs oorfprong zou fabelachtig fchijnen , indien hij niet bevestigd wierd „ door de jaerboeken van Engeland en Duitsch. 3, land. Robert van Heusden had uitgemund „ in verfcheiden gevechten tegen de Norman„ nen. Boudewijn, zijn zoon, naer Groot„ Britanje vertrokken , fchaekte de jongfte ,, der dochteren van Édmond zoo geheim, 3, dat de koning, haer vader, ondanks zijne „ naervorfchingen , niet dan lang daerna vernam wat 'er van haer geworden was. Zijne a, uitgezondenen vonden eindelijk de prinfes, „ in een dorp van Holland, aen een fpinnewiel .„ zitten. Zij was weduw met verfcheiden „ kinderen. De oude vorst, aengedaen over 3, het lot zijner kleenzonen , verwierf van „ den keizer den tytel van graeffchap voor „ het land , dat hun toebehoorde , en ver„ meerderde het met verfcheiden erfgoederen. 3> Om  Tweehond. Eenenveertigste Briee. 295 „ Om het geheugen van zulk een zonderling „ voorval te bewaren, fchonk hun de keizer „ het roode wiel, 't welk.dit huis nog tegen„ woordig in zijne wapens voert. De Franken verkondigden den Batavie„ ren het euangelium, 't welk zij van de Ro„ meinen ontvangen hadden. De Friezen „ waren het hardnekkigftc in hunne dwalin„ gen : zich meester van Utrecht gemaekt „ hebbende , Hechtten zij de kerk , welke „ Dagobert aldaer had doen bouwen. Fries„ land , waervan een gedeelte overftroomd, „ en het andere aen Holland ingelijfd wierd, 5, behelsde het land tusfehen de Elve en Schel„ de. Het werd bewoond door de Friezen, „ die het bedeelden met den naem', dien het „ altoos behouden heeft. Onderworpen aen „ koningen , en vervolgens aen hertogen, „ omhelsden zij den Christelijken godsdienst, „ dien Pepyn haer deed verkondigen. Wel„ rasch floegen zij aen het'muiten, en ver„ vielen wederom in de afgoderij'. Karei „ Martel noodzaekte hen den vrede te ver„ zoeken , en vergunde hun denzei ven , op „ voorwaerde dat Radboud, hun koning, „ zich zoude laten doopen. Deze vorst ftem„ de daerin toe; maer alles tot de plegtigheid „ gereed zijnde, vraegde hij den priester, of „ de koningen, zijne voorzaten, in den he„ mei waren ? Waerop deze laetfte onbe„ fcheiden antwoordde, dat zij, niet gelukkig T 4 „ gc-  2q De Nieuwe Reïsiger. genoeg geweest zijnde om Jezus Christus 5, te kennen, geen het minfte deel aen zijne „ heerlijkheid hadden. Radboud trad te rug, „ zeggende, dat hij liever verkoos het eenig? zins flechter te hebben in eene plaets, at „ waer hij zijne vrienden zoude vinden, dan „ met onbekenden te leven. Uit dezen vorst „ beeft het doorluchtige huis van Egmond „ zijnen oorfprong. Hij ftierf omtrent het „ midden der agtfte eeuvve , vervolgende de „ Christenen, en inzonderheid de monniken, „ die deze fraeije afbeelding van hem gegeven „ hebben: „ Hij was van eene reusachtige ge„ ftalte, had het aengezigt breeder dan lang, „ fchitterende oogen , de tanden buiten den „ mond, een kael voorhoofd, en dikhairop het achterfte gedeelte van zijnen fchedel." ,, Hij had eenen zoon, die het kloosterleven „ omhelsde, het euangelium in Abysfinië pre„ dikte, en, naer men zegt, het vermaerde rijk „ van Priester Jan ftichfte. Een ander zijner „ zonen was koning van Friesland , en be,, gunftigde de Christenen zoo zeer als zijn „ vader die vervolgd had. „ Batavia, 't welk ik voortaen , om de „ aengenomen denkbeelden te volgen , Hol„ land zal noemen , geregeerd door zijne „ wetten voor den inval der Romeinen; hun bondgenoot, veeleer dan hun onderdaen, onder de heerfchappij der keizeren; eenigen „ tijd onderworpen aen den fcepter der Fran- ,j ken  Tweehond. Eenenveertigste Brïef. 297 „ ken en der prinfen van den Germanifchen tak, „ ondervond alle de wisfelvalligheden, waer„ aen de geringe ftaten blootgefleld zijn. Na 5, den dood van Karei den grooten, het overwinnende ftael van dezen vorst de verwoes„ tingen der Noordfche volken niet meer ftui„ tende, verfpreidden zij zich als een ftroom „ over deovervlaktevanGermanië, en gevol„ gelijk van Holland, 't welk 'er een landfehap „ van was. De achteloosheid der afftammelin„ gen van dezen vorst deed hun dezen ftaet ver„ liezen ; en de landaert, van allen kanten \] door de volken van het Noorden gedrukt, „ en van zijne opperhecren verlaten, verkoos „ tot zijne verdeedigers Thiébold en Gerlof, „ van welken men zegt dat zijne eerfte graven afftammen. Deze werden dikwerf ontrust " door de Franfche koningen , begerig naer „ het herwinnen van een land , dat het ge. „ weid en de nooddwang der omftandigheden „ hun ontnomen hadden. Diderik was de „ eerfte, die in vrede deze opperheerfchappij „ bezat, uit kragt' van eenen openbrief van Karei den eenvoudigen; en deze graef, die in het jaer 925 regeerde, wordt befchouwd ]] als de ftam der graven van Holland, die bij den vrede van Munfter eindigde , in den perfoon van Filips den vierden , koning „ van Spanje. Deze laetfte ftond toen af 5, van alle zijne eisfehen op de Vereenigdc „ Nederlanden. T 5 » Het  2p8 De Nieuwe ReisiceitS „ Het fchijnt dat deze graven van Holland, '„ gelijk alle dc andere vorften van dezen tijd* „ te doen hadden met onbuigzame onderda5, nen, die derzelver gezag luttel eerbiedigden. „ Floris de eerfte, de zesde graef, het jagt3, volk van Galama, een' Friefchen edelman, „ ontmoetende, liet deszelfs honden doodflaen, de jagers mishandelen, en hun het „ gevangen wild ontnemen. Galama , van 3, het voorgevallen onderricht, zwoer dat hij „ geen Fries meer zoude zijn, of eene dier„ gelijke belediging wreken. Hij zond zijne 3, verfpieders uit, om verwittigd te worden „ van het oogenblik, waerin de graef weder „ op dezelfde plaets zoude komen, en begaf „ 'er zich naer toe, om hem reden aftevor„ deren. Floris vertoonde hem dat hij in „ eerbied jegens hem te kort fchoot; maer ,, de Fries, de hand aen den degen flaende, „ viel zijnen vorst aen en kwetfte hem. De „ zaek werd gefield ter beflisfinge van den „ hertog van Brabant; doch anderen zeggen „ dat Galama, door*de lijfwachten van den 33 graef, wierd afgemaekt. „ Filips de eerfte, hertog van Bourgonje, „ maekte dezen ftaet onafhangelijker van de „ grilligheden der heeren en de morring en der „ Heden. Landvoogd, federt langen tijd, van „ Holland en Zeeland , onder den tytel van „ Bcfchermer, trad hij niet in het volle bezit „ dier twee landfchappen, dan door de over. 33 dragt,  Tweehpndv Eenenveertigste Brief. 299 dragt, welke hem de gravin Jakoba deed, " om het leven van haren echtgenoot vrij te " koopen. Deze vorftin , nicht van Filips, " had drie mans gehad, doch was met geen van allen gelukkig geweest, noch bij hen moeder geworden. Zij benoemde den hertog Filips tot Re'gent van hare ftaten, en maekte hem haren " vermocdehjken erfgenaem. Welrasch be" vond zij zich zonder gezag; en het geene haer verdriet vermeerderde , was dat de " hertog van Bourgonje haer zelfs geen be" hoorlijk beftaen bezorgde. Men ried haer " zich te vervoegen bij den ftadhouder Van " Borfelen , die vele rijkdommen verkregen " had Deze befchouwde de gelegenheid, welke zij hem gaf om haer te ver pligten, als eene gunst Jakoba ontving zijne dienften met " eene erkentenisfe, die wel welrasch m eene ! zoeter aendoening veranderde; en de mildcladigheden van Borfelen waren voor hem flechts " gelegenheden , om iets meer dan zijne bezittingen aentebieden. Eindelijk de gravin, " die haer dertigfte jaer nog niet bereikt had, zeide hem dat zij flechts één middel wist, om zich jegens hem te kwijten, namelijk, " hem hare hand te geven. Van Borfelen " durfde toen zijne hartstocht ontdekken; en zonder uit het paleis te komen, werd het " huwelijk heimelijk voltrokken , door den li aelmoefenier der voritinne, in tegenwoor5 » dig-  3©o De Nieuwe Retsiser. ,, digbeid van hare vertrouwdfte dienstboden », Van hare vierechtgenooten , verdiende deza „ laetfte, om eigenlijk te fpreken , flechts 33 dezen naem. Zij was alleenlijk weinige da. » gen^ getrouwd geweest met den Daufin 33 een' zwakken en kwijnenden prins. Tegen 5» haren dank was zij met den hertog van Era. j> band verëenigd. De hertog van Glocester 33 had haer verlaten. „ Welk geheim ook de huwelijkskoets der „ nieuwe echtgenooten omringde, de hertog », van Bourgonje werd 'er van verwittigd. 3, Hij rukte den ftadhouder uit de armen zij„ ner nichte, zond hem in de gevangenis te „ Rupelmonde , en veinsde grootelijks ver. 9, toornd te zijn, om eene gebeurtenis, die 3, hem tot een voorwendfel diende om der „ prinfcsfe alles te ontnemen, en haer te „ noodzaken het leven van haren man, ten „ koste van alle hare regten, tekoopen. Filips „ teekende het vonnis des doods , en zond „ bevel aen den flotvóogd om bet ter uitvoer „ te brengen. Van Borfelen had de vriend„ fchap van dezen bevelhebber gewonnen. „ Zij waren bij eikanderen, toen de bode het „ doodelijke bevel bragt. De flotvóogd las „ het bij zich zeiven, en Jidderde 'er van. De „ ftadhouder , eenig onheil vreezende , bad „ en drong den flotvóogd het hem te melden. „ Deze gaf hem, zonder te antwoorden, den „ brief over. Van Borfelen las dcnzelven met 33 vee!  f weehond. Eenenveertigste Brie*. 3°* veelbedaerdheid. „ Dit bevel, zeide hij, is ' ongetwijffeld door mijne vijanden veroor, zaekt. De hertog van Bourgonje is regt'„ vaerdig; en ik heb niets gedaen , dat den „ dood verdient : misfehien heeft hij reeds " berouw van denzei ven bevolen te hebben. " " Zij redenkavelden langen tijd over de middelen , om dit doodelijke vonnis te doen „ herroepen. Eindelijk,neemt de flotvóogd „ zijn betluit, klimt te paerd, en vertoont „ zich voor Filips, dien bij verwittigt dat zijn „ bevel is uitgevoerd. De hertog kan zich „ niet onthouden van zijn leedwezen te be„ tuigen: de flotvóogd werpt zich hierop aen „ deszelfs voeten , en bekent hem dat van ,, Borfelen nog leeft; dewijl hij, voor dat hij „ de ftraf ter uitvoer bragt, zich eerst van 's vorften ware neigingen wilde verzekeren. „ De hertog omhelsde hem, met een verge„ noegder gelaet, gebiedt hem zijnen gevan„ gen wel te bewaren, en zendt hem te rug \i met hem het diepfte geheim aentebevelen. „ Jakoba , die het bevel des doods wist, „ verzamelt hare vrienden , om haren echt„ genoot wegtevoeren. De hertog is in de „ voorbaet, en begeeft zich naer Rupelmon„ de, met eenige krijgsbenden. Wanhopend „ van haer te zien voorgekomen , verzocht „ zij alleen in de gevangenis te mogen komen, „ om te vernemen of haer man nog leefde. „ Filips, zonder haer heur verzoektoeteftaen, » he.  gdt- De Nieuwe Reisiger; belooft haer hem des anderendaegs aen haer 3, te zullen laten zien, en befcheidt haer op „ den oever der Schelde. De prinfes bevindt 'er zich op het beftemde uur; en de hertog „ van Bourgonje verfchijnt óp den wal van ,, het kasteel, met den ftadhouder. Jakoba, „ toen alleen naer hare liefde luisterende, „ fpringt van haer paerd af, en vliegt naer „ hen toe, zonder te overwegen dat zij zich ,, in de magt van den overwinnaer gaet ftellen. „ Filips biedt aen , hen eikanderen wederte„ geven; maer hij herinnert zijne nichte, dat 'er uitdrukkelijk bedongen is , indien zij „ zonder zijne toeltemming' hertrouwde, „ dat hare onderdanen van den eed van °e„ trouwheid ontflagen zouden zijn. „ Achi „ zeide Jakoba, wat raken mij ftaten, waer. „ van ik niets meer dan den blooten tytel heb,? '' Filips eischte niets meer. De gravin ftond „ van alle hare regten af, en achtte zich ge„ noegzaem voldaen met haren echtgenoot ,, met zich te mogen leiden. De hertog gaf „ het graeffchap Oostervan t en de orde van „ het Gulden Vlies aen Van Borfelen; en het „ huwelijk zijner nichte werd in het open„ baer gevierd. Jakoba achtte zich gelukkiger „ in een afgezonderd leven met het geene zij „( beminde , dan beroofd van haren man op den troon te zitten. „ De regering der Bourgondifche vorften „ kan als het eerfte tijdperk van het verderf 33 der  Tt/iehond. Eenenveertïgstê Brief. 303 der Hollandfche vrijheid aengemerkt wor" den. Deze ondervond het onderfcheid tusfchen de regering van een' oppervorst des " landaerts en die van eenen vreemden prins. Filips, magtig genoeg om het hof van Frankrijk te ontrusten , ontzag geenszins " zijne nieuwe onderdanen. Naeuwelijks was " hij ingehuldigd, of hij vernietigde de gunften en voorregten , welken hij had toege" flaen, toen hij nog alleen befchermer was. " Hij betrok tot zijne bijzondere vierfchaer " de zaken, welken de lieden gewoon waren ' met uitfluiting' en zonder hooger beroep te vonnisfcn. De meenigvuldige lasten maek' ten wijders het volk tegen hem op. De adeldom echter bleef beflendig aen hem ver" knocht; en de hertog vond onder de hee" ren van zijn nieuw hof een' man , be" kwaem om met eene ftandvastigheid, waer" dig eenen afgezant van het kapitool, tot Lodewijk den elfden te fpreken. Lodewijk wilde in Bourgonje, als afhangende van de Franfche kroon', de zout" nacht invoeren. De hertog zond den ouden " Chimay, om zich tegen deze onderneming te kanten. De afgezant, geen gehoor kun. " nen verkrijgen, befloot zich voor het ver! trek des konings te plaetfen, en greep hem , bij de mouw, zoo dra er uitkwam. Lodewijk, over de floutheid van den Vlaming Z verbaesd, vraegde hem, op eene norfche ï, wijs,  3©4 Be Nieuwe Reisiger. „• wijs, of hij geloofde dat zijn meester vatf „ eenen anderen temper was dan de andere „ leenmannen ? Ja , Sire, antwoordde Chi„ may; en uwe majefteit weet dat beter dan „ iemand. Wie, anders zou u in zijn huis „ ontvangen hebben , op eenen tijd , wan„ neer niemand u durfde aenzien ? De ko„ ning keerde hem den rug toe , zonder te „ antwoorden , en deed hem verbieden in „ zijne tegenwoordigheid te komen. De graef van Dunois, belast het bevel bekend te „ maken, vraegde hem of hij geen berouw ,, van zijne vermetenheid had ? Neen, her„ nam de grijsaert; indieh ik honderd uren „ van hier ware, en wiste dat men met zoo veel „ verachting' van mijnen meester fprake, ik „ zou te rug keeren, om het zelfde antwoord „ te geven. „ De opperheerfchappij van Holland ging. „ van het huis van Bourgonje in dat van „ Oostenrijk over , door bet huwelijk van „ den aertshertog Maximiliaen met de erf. „ dochter der Nederlanden. Dit tijdperk is „ een der gewigtigfien in de gefchiedenisfe „ van Europa: het vertoont den oorfprong „ van de mededinging' der huizen van Frank„ rijk en Oostenrijk. De rijke nalatenfchap, „ door Maximiliaen verworven, en door Lo„ dewijk den elfden betwist, verwekte wree„ de en bloedige oorlogen , van ftamm' tot ,i ltam voortgezet, in de beide mededin- „ gendar  Tweehond, Eenenveertigste Brief. 30J „ gende volken, gedurende verfcheiden eeu„ wen. „ De koning , het huwelijk van Maria , van Bourgonje met Maximiliaen niet kunnende vertragen noch dwarschboomen, wilde ten minfte de vreugd daervan ftoren. „ Hij trad met een leger in Vlaenderen, en „ verontrustte dit landfehap. Maria ftierf „ voor het fluiten van den vrede. Deze vor. „ ftin op de jagt zijnde, fteigerde haer paerd, „ en wierp haer op den geknotten ftam van „ een' boom. Zij was zwanger : de vrees „ van haren gemael te bedroeven, deed haer „ het gevaerlijke van haren val ontveinzen. „ De fchaemte wederhield haer zelfs de plaets, „ alwaer zij gekwetst was, aen de heelmees„ ters te kennen te geven. Zij kreeg eene „ miskraem, die voorts het kwaed vererger„ de: het koud vuur kwam 'er in; en eene geweldige koorts rukte de kranke weg, na „ verloop van zes weken, in den ouderdom „ van vijfentwintig jaren , nalatende eenen 3, zoon, Filips genoemd , die de erfdochter „ van Spanje trouwde, en tot opvolger had 3, Karei den vijfden , vader van Filips den „ tweeden, onder wien de groote omwentc3, ling voorviel. Zij begon in de fraeifte „ en grootfte landfehappen van het gewest, „ Brabant, Vlaenderen en Henegouwen, die „ niettemin onderworpen bleven; en een „ kleen hoeksken lands, bijna in moerasfen XIX. Deel. V „ ver-  $o6 Dü Nieuwe Eeisiger. verdronken, en alleenlijk van de harmg„ vangst' beftacnde , is eene ontzagchelijke „ Mogendheid geworden, die den Spaenfchen 3, monarch het hoofd geboden heeft. „ Dit land was eene verzameling van ver. fcheiden heerlijkheden , die , onder ver„ fcbillende tytels, den koning van Spanje 3, toebehoorden , en waervan ijder hare bij„ zondere wetten en gebruiken had. In geene „ ftad mogt men fehattingen of tollen opleg,, gen , vreemde krijgsbenden onderhouden, „ of iets nieuws invoeren , zonder de toe„ ftemminge der drie orden. Een landvoogd „ zat'voor in de Staten, uit naem' van den „ vorst, en werd ftadhouder genoemd. „ Filips wilde volftrekt opperheer in de „ Nederlanden zijn, gelijk hij in Spanje was. „ Hij fchafte alle de wetten af, leide wille. „ keurige fehattingen op , ftelde nieuwe bis3, fchoppen aen, en voerde het geloofsonder3, zoek in. Margareta van Oostenrijk, zus„ ter van dezen vorst, en natuurlijke doch„ ter van keizer Karei den vijfden, benoemd „ tot landvoogdes van alle deze landfehappen , „ weigerde geftrengelijk aen de afgevaérdigdeh „ van Holland de herftelling van de voorreg. „ ten , welken Filips hun ontroofd had. De „ raedgevingen van den kardinael van Gran» veile haelden haer zelfs over tot het wagen „ van veranderingen , ftrekkende tot kwet„ fing van een volk, gewoon aen eene een. vou»  Tweehond. Eenenveertigste Brief. 307 vouwige, zachte en vreedzame regering; », De landvoogdes vervolgde het Lutherdom * 3, 't geen oorzaek was dat men het in Holland ,, ontving: alles ftond in vuur en vlam in de ,, Nederlanden. De keuren, de vonnisfen, „ de brandftapels van [het geloofsonderzoek j ,, deden niet anders dan de nieuwbekeerden 5, vermeenigvuldigen. „ Margareta , te zwak om zich tegen den 3, voortgang van het kwaed te kanten, werd ,, vervangen door eenen man , het allerbca 3, kwaemfte om de zaken tot het laetfte uiter„ fte te brengen. De hertog van Alva, een „ groot krijgsman, van eenen hoogmoedigert „ en onrustigen geest en een wreed en bloeo1,, dorftig hart, een onverzoenlijk vijand, een „ listig en willekeurig landvoogd, kwam den „ teugel der regeringe aenvaerden. Met al „ het vermogen van zijnen meester bekleed, „ zag hij, om de onlusten te ftillen, geen ar„ der middel dan het zwaerd der beulen. Hij ,, trok tegen de onderdanen van den koning „ van Spanje op, gelijk men de ontmoeting j, van een vijandelijk leger nadert. Een be- hendiger en vriendelijker ftaetsman zou de orde en onderwerping herfteld hebben: de „ nieuwe landvoogd, in tegendeel, verwekt ,, de wanhoop en het oorlog. Het verraed „ levert hem zijne twee eerfte flagtöffers. Hij „ lokt in zijn paleis de graven van Egmond ,, en Hoorne, onder vooiwendfel van hert V % i, over  3^8 Dje Nieuwe Reisiger. ©ver de tegenwoordige zaken te raedplegen, ,., doet hen gevangen zetten, en op het fcha- vot ombrengen, met agttien edellieden van j> hunnen ac'nhang; en hun bloed is het eerfte ,, tieras van het Gemeencbest der Vereenigde jj Nederlanden. De algemeene fchrik en ver„ woefting doen meer dan twintig duizend „ rijke burgers uit den lande vertrekken, op ,, het voorbeeld van meer dan honderd dui- zend , die, verlatende hunne goederen en „ huisgezinnen , zich met hoopen bij den 3, vreemdeling bergen. De opregting van den ,, Raed der Beroerte, of, gelijk men hem 3, federt genoemd heeft, den Blocdraed, dien „ de hertog invoerde, om van de voorleden wanorden kennis te nemen, en de onge,, hoorde wreedheden , aen welken hij zich „ overgeeft , doen eindelijk dit vervolgde 3, volk de wapenen opvatten „ De prins van Oranje, geen ander hulp3, middel ziende , dan in zijne kloekmoedig„ heid , verfchijnt , met den degen in de hand', aen het hoofd van een leger, 'twelk „ de woede en wraekzucht rondom hem ver3, zameld hebben. Briele , eene der fterkfte ,, plaetfen van Nederland, door eene krijgs3, bende van dezen prins bij verrasfehing inge3, nomen, werd de grondfteen van het Ge„ meenebest en de wieg der vrijheid. De Staten van Holland en Zeeland, te Dord5, recht vergaderd, en eindelijk Amftcrdam „ zelf.  Tweehond. Eenenveertigste Brief. |ó$ , zelf, vercenigden zich met hem, en erkenden hem voor ftadhouder. Deze volken, die, federt langen tijd, voor geene groote ktijgs" lieden meer gehouden wierden , werden het Z eensklaps; en nimmer ftreed men met zoo „ veel kloekmoedigheid of woede. De Span„ iaerds, in de belegering'van Haerlem, het „ hoofd van eenen hunner krijgsgevangenen " jn de ftad geworpen hebbende , zonden " hun de inwoonders elf Spaenfchc hoofden, " met dit opfchrift: „ tien hoofden ter beta" linge van den tienden penning , en het elf" de voor den intrest." Haerlem zich op be" fcheidenheid overgegeven hebbende, deden " de overwinnaers de overheden , priesters " en meer dan vijftien honderd ftcdelingen " ophangen : met één woord, zij behandel. " del-, de Nederlanden, gelijk zij de Nieuwe " Weereld behandeld hadden. Bij het verooH veren van Zutfen, deden zij eenen burger, ' dien zij meenden rijk te zijn, ivrecde pijni"* gingen uitftaen:, om hem te dwingen zijne " fchatten te openbaren. Vergeefsch betuigde hij geen goud of rijkdom te bezitten: men " volhardde met hem dezelven optetijgen, en fchond, door eene ovennaet van wreed'' heid, zijne vrouw, in zijne tegenwoordigheid. , Na dat zijne droefheid en woede in fcheld„ woorden waren uitgebersten , dewijl hij „ zich op geene andere wijs konde wreken, doorftak men hem voor de oogen zijner V 3 „ echt-  3io De Nieuwe Reisiger. „ echtgenoote , die met geen minder wreeds „ heid wierd behandeld. Om haer het ge„ waende geheim te ontwringen , bond ,j men haer de handen , en hing haer, met het hoofd om laeg, aen den eenen ., voet op , in het gezigt van haren zoon1, „ acnfchouwer van den dood zijnes vaders, „ en den hoon zijner moeder. Hij zelf werd ,s gebonden, en bragt verfcheiden dagen door zonder eten, hebbende gedurig het afgrijs„ felijke fchouwfpel van eenen dooden vader en eene lijdende moeder voor oogen. „ Dan indien de wreedheid van den hertog „ van Alva zijne tyrannij deed vreezen, eene „ onwaerdige laegheid haelde hem de alges, meene verontwaerdiging op den hals. Ge„ reed om Amfterdam, alwaer hij aenmerke„ lijke fchulden gemaekt had , te verlaten, deed hij met trompétgefchal uitroepen, dat „ zijne fchuldeisfchers zich des anderendaegs „ aen zijn hof zouden laten vinden ; en des ,, nachts zelfs vertrok hij naer Utrecht, van„ waer hij zich fchielijk naer Brusfel begaf. Dees man, wiens onmenfchelijkheden „ twee landfehappen aen zijnen meester hadden doen verliezen, werd eindelijk te rug j, geroepen. Men zegt dat hij, in het ver„ trekken , zich beroemde meer dan agttien duizend meafchen, door beuls handen, te j, hebben laten ombrengen, Eene bijna on„ gelooffelijke zaek js da.t hij, in deze bJoer 35 dige  Tweehond. Eenenveertigste Brief. 311 „ dige ftraföeffeningen , niet anders zag dan een onderwerp van da loftuitingen der nakomelingfchap , en de gedachtenis daervan „ wilde vereeuwigen door een gedenkftuk, „ 't welk de hoogmoed aen de wreedheid op. richtte. Van het kanon, 't welk hij van den " vijand verooverde, deed hij zich een ftand' beeld gieten , en plaetfte het op eene voetzuil, verfierd met opfchriften, midden op de wapenplaets van het Antwerpfche kasteel. Hij werd vertoond in eene dreigende geftal, te, met den arm naer de ftad uitgeftrekt, '| vertredende twee beeldtenisfen , die den adeldom en het volk vertoonden, met voes, ten. Men las daeronder, in het Latijn, „ dat hij, door het dempen van den opftand, „ het verdrijven van de muitelingen, en het „ herftellen van den godsdienst, de geregtigheid en rust' der landfchappen , zich be" fchouwde als den gelukkigen dienaer van " den besten der koningen. Doch naeuwc" ", lijks was het ftandbeeld op zijne plaets ge',' fteld, of men durfde 'er een bijfchrift van dezen zin aenplakken: „ Waerom hebt gij u zeiven een ftandbeeld doen oprichten? ,\ Vreesde gij dat niemand , na uwen dood, ' , deze zorg op zich zoude nemen? Gij hebt „ gelijk ; want uwe wreedheden verdienen 3, meer de galg dan eenigen lof. " „ Don Jan van Oostenrijk * kwam [na „ k,e- * rZ)«» luan, prince de Parme, zegt onze Franfche  312 De Nieuwe Reisiger. „ Requefens] zijne begaefdbeden tegen die „ van den prins van Oranje beproeven, en „ was niet gelukkiger dan de hertog van Alva. „ Maer een verraderlijke moord fruitte Wil„ lem, in het midden van zijnen, voorfpoed. j, Filips de tweede deed dezen prins in den „ ban , en ftelde op deszelfs hopfd twintig }, duizend kroonen. De doodflag werd ech„ ter niet uit zucht tot geldwinnen bedreven: „ de geestdrijverij' van den godsdienst alleen „ gaf de wapens in de hand van den moorde„ naer. Balthazar Gerards, bijgenoemd Gu3, yon, geboren in het Franche. Comté , gaf „ zich als een' overlooper bij den ftadhouder „ aen , en won het vertrouwen van dezen „ prins, die hem met eene gewigtige uitvoe3, ring' belastte. Guyon vertoonde hem dat hij zonder fchoenen en koufen was; en be3, fteedde het ontvangen geld aen het koopen ,, van pistolen. Des anderendaegs ontmoette 3, Willem , van tafel komende, Guyon, die hem een papier aenbood; en terwijl hij het „ las, fchoot hem de booswicht in den buik „ met een pistool, geladen met drie kogelen. „ Mijn God, riep de prins, al waggelende 3, ontferm u over mij en uw volk. " Een van s5 zijn gevolg zette hem op den trap neder,' „ alwaer hij den laetften fnik gaf. „ Ik fchrijver, vermengende dus hier Joan 'van Oostenrijk met Alexander Farnefe, prins van Panna, die hem opvoljjda,] ' r  Tweehond. Eenenveertigste fltafo 3^3 „ Ik heb ergens gelezen , dat Filips de „ tweede zoo vergenoegd over dezen dienst ' was', dat hij het gedacht van Gerards be„ loonde, door het vergunnen van brieven „ van adeldom , gelijk aen die geenen, welken Karei de zevende aen de bloedverwanten " van Johanna cfArc gaf, waerdoor de af' {lammelingen van eene zuster des moorde,, naers, in de vrouwelijke linie, adehjk ge„ maekt wierden. Zij genoten dit zonderlinge „ voorregt, tot den tijd wanneer Lodewijk de veertiende het Fwnche - Comté bemag" tigde. Men betwiste hun toen eene eer, " welke de doorluchtigfte huizen in Europa niet hebben : men ftelde hen op hoofd' geld: zij durfden hunne brieven van adel" dom vertoonen aen den opperbeftuurder, " die dezelven met voeten trad-: de misdaed* " werd niet meer geëerd, en dit geflacht bleef in den burgerftand. ■ Maurits, de oudfte * der zonen van den ftadhouder, volgde hem op, deed zelfs ', meer dan zijn vader, en was waerdig ' Alexander Farnefe te bevechten. Deze " twee helden maekten zich onfterffelijk op " dit bekrompen tooneel, alwaer de vertoo" ning des oorlogs de oogen der volken tot • - „ zich * [Prins Willem de eerfte had nog een' ouder zoon Filips Willem genoemd, dien de hertog van AWrwn Leuvenfche fchool' had doen figten en naer bpanj* voeren, alwaer hij zich toen bevond,] V S  3T4 De Nieuwe Reisigïr. „ zich trok. Aen den anderen kant was „ Frankrijk, doorgaens oneenig met Spanje „ alle oogenblikken gereed om de Hollanders „ te onderfteunen. Elizabeth, koningin van „ Engeland, wangunftig over de magt van „ het hof van Madrid , had de opperheer„ fchappij over de Nederlanden geweigerd; „ doch zij had hun krijgsbenden en een' veld' „ overften gezonden. Het Gemeenebest werd „ dagelijksch zoo ontzagchelijk op zee, dat het i „ niet weinig toebragt tot het vernielen van „ de Spaenfche vloot', bijgenoemd de onver„ winnelijke; en, gelijk aen het aloude Spar„ te, wederftond het , den tijd van veertig „ jaren, altoos de poogingen van den grooten „ koning. „ Eindelijk befloot Spanje tot het zenden ,, van afgezanten, om met het Gemeenebest „ en de andere Mogendheden te handelen. De „ voorzitter Jeannin , met de belangen van „ Frankrijk belast, had uitdrukkelijke bevelen „ om de Hollanders te begunftigen. Men „ floot eene wapenfchorfing van twaelf jaren; „ en het verdrag, te Antwerpen geteekend „ in het jaer 1609, en te Madrid bekragtigd „ in het zelfde jaer, erkende de Vereenigde „ Nederlanden voor een' onafbangelijken „ Staet. De weereld zag toen met verbaesd. „ heid eene kleene Jandftrcek, liggende onder „ eene ongunftige lucht, in een gewest bijna „ door de wateren verzwolgen, den magtig- „ ften  Tweehond. Eenenveertigste Brief. 315 ften koning noodzaken haer vrij te verkla" ren , en den koophandel der Indien aen " haer afteftaen. Filips de tweede had reeds, voor zijnen dood, het verdriet van te zien dat deze handvol van muitelingen, zoo langen tijd veracht, op het punt was om zijne vlag in de zeen van het oosten te verduiste!,' ren, en, gelijk zij federt gedaen hebben, „ den ganfchen koophandel van het heelal tot „ zich te trekken. . Het verdrag van Munfter, den vrede m Europa herftellende, verzekerde hun voorts voor altoos de onafhangelijkheid en opper' heerfchappij; en dus eindigde een oorlog, gedurende het welke zij zich gedwongen" hadden gezien zich beurtelings Engeland en " Frankrijk , die hen van de hand' wezen, " aentebieden ; een oorlog , dat alzoo ververderffelijk was voor Holland, 't welk het " met fchrik en moord vervulde , als voor " Spanje, welks rijkdommen het uitputte; " een oorlog eindelijk, dat het gezag van den " Kastiliaenfchen fcepter beroofde van landen, " welken de wreedheid van Filips den twee" den , de tyrannij van den hertog van Alva, ", en de geftrengheid van het geloofsonderzoek " tot wanhoop gebragt hadden. Men vertelt dat de afgezanten van Spanïe naer de Haeg vertrekkende, om, bij " cle'Hollanders zelf, over de eerfte wapenft-horfing, die hun de vrijheid voorzeide.  316" De Nieuwe Reisiger. „ te handelen, uit eene kleene fchuit zeven „ of agt lieden zagen komen, die zich op het „ gras nederzetten, en hunnen maeltijd deden „ met brood, kaes en bier, welken zij met „ zich bragten. De Spanjaerds vraegden aen „ een boer, wie deze reizigers waren? „ Het " ^n l antwoordde hij , de afgevaerdigden 3, der btaten, onze opperfle heeren en mees- " TTmv ,Ach ! ricpen de afgezanten , zie f dae' lieden ' ^et welken men vrede moet „ maken; men zou hen nooit kunnen over„ winnen. Een diergelijk geval was ge" fmLam affzondenen van Lacedemonie: „ dezelfde onhandigheden brengen bijna ai„ toos dezelfde gebeurtenisfen voort ,, Deze eenvouwigheid van zeden verhinderde mef, dat, op denzelfden tijd , de * afgezanten van Siam aen dit volk dezelfde » eertb/wezen, welke zij federt aen Lode„ wijk den grooten deden, en dat de afrezon 3, denen van Japan met het zelve een Sag' „ m de Haeg kwamen fluiten. .Zij bezaten " m! ^ derGoed^oop' Kochin of „ Malakka met, noch handelden regelregt 1 Chma; maer zij hadden reeds de Molukfche " Tava Te ^T**' t™ ^ " 17 r l vestlSen; hebbende de Indifche ,, Maetfchappij reeds meer dan tweern e ^ » hoofdfom gewonnen. nar? " UCrIanden Veft00^ Zfch in de Algemeene s, Sta*  1: weehond. Eenenveertigste Brief. 317 Stateni De Afgevaerdigden zijn zoo x'elö * Gevolmagtigden, belast met voorfchriften, '„ die hen wettigen tot het beraedflagen over " alles, wat het bondgenootfchap betreft, als " 00k tot het afkondigen van befluiten, die " door dé algemeene aenneming wetten wor'„ den, en het befluit eens aen genomen zij nde,, ]] kan geene Mogendheid 'er eenige verandering „ in maken. Men benoemt deze Afgevaerdigden " alle drie jaren: de Hemmen worden naer dé landfchappen gerekend; en dewijl 'er zeven , landfchappen zijn, kunnen de Hemmen niet " ftaken: de beflisfing gefchiedt bij de meerW derheid. De ftadhouder, de admiracl, en " alle de bevelhebbers ter zee en te land, zijn " van de beraedflagingen uitgefloten, en mo" gen niet in de ftaetsvergaderingen komen, " dan wanneer zij iets voorteftellen hebben, " ontboden worden om rekenfchap van hun " gedrag te geven, of om hunnen last of hun ,' affcheid te ontvangen. „ De zachtheid dezer regeringe, en de verdraegzaemheid omtrent allerlei godsdicnften, " bevolkten Holland welrasch met eene mce" nigte van vreemdelingen, voornamelijk " Walen en Vlamingen, welken de regtbank " van het geloofsonderzoek in hun vaderland vervolgde. Gelukkig , indien men altoos dezelfde grondbeginfels gevolgd hadde: eene wreede onverdraegzaemheid zou de eerfte 1' jaren dier befturinge met geen bloed be- „ zoe-  318 De Nieuwe REisioÉit. ,, zoeteld hebben. Twee hervormde kerke» j, dienaers , Arminius en Gomarus , boo*„ leeraers in de heilige godgeleerdheid te Ley„ den, verdeelden de Vereenigde Landfehap. 3, pen, door hunne twisten over de vrijheid „ de voorbefchikking en genade, welken de 3, meesten niet verftonden. De eerfte, der ,, menfchelijke nature gunftig, fchreef den 3, menscb' iets toe in de verdienften der goede „ werken. De tweede, een ijverig voorftander „ van de meeningen van Kalvijn , en alzoo „ onrustig als die aertsketter, ftelde zich met „ kragt' tegen een gevoelen , dat hem de ,, regten der genade fcheen te vernietigen. „ Het volk , weinig kundigheid van deze „ ftoffen hebbende, volgde de zijde van den „ leeraer, dien het best kende of meest be„ minde. De prins van Oranje was aen het „ hoofd der Gomaristen; en 's lands advokaet „ Oldenbarneveld begunftigde de Arminianen. „ De geboorte , de ampten en dienften van 3, den prins, gefterkt door die zijner voorza„ ten, hadden hem een aenzien verworven, dat misfehien geene palen zoude gekend heb! 3, ben, indien de behendigheid van den advo3, kaet het zelve niet hadde weten te beteuge" 3, len. De mededinging en naerijver over het „ gezag kon niet grooter tusfehen hen zijn: „ de een had den adeldom en het krijgsvolk „ op zijne zijde; de ander werd aengekieefd „ door de burgemeesters en de meeste over- „ heden.  Tweehond. Eeneiiveertigste Brief. 319 „ heden. Zij, die hun geluk in het oorlog „ zochten, waren den prinfe toegedaen: zij, , in tegendeel , die de regeringsvorm, door \, de wetten vastgefteld, beminden , bleven „ aen Oldenbarneveld verknocht. Ijder had „ eenen genoegzamen aenhang , ' om eene „ foort van evenwigt tegen de magt van zij„ nen mededinger te ftellen. „ Het fcheen bijna onmogelijk de rust te „ herftellen. Men zag niet anders dan ge„ fchriften voor en tegen, niet dan fchampe„ re hekelingen en eerroovende lasterdichten. „ De leeraers fchonden eikanderen in hunne „ predikaetfiën; en dc fchapen den twist hun„ ner herderen omhelzende, hoorde men, in „ de huisgezinnen, op de openbare plaetfen , „ op de maeltijden, bij de burgemeesters en 5, overheden, niets anders fpreken, dan van de „ genade en voorbefchikkinge, gelijk eertijds „ de Scotisten en Thomisten , en federt de „ Janfenisten en Molinisten. Van twisten „ kwam men tot fcheldwoorden, van fcheld„ woorden tot flagen, van flagen tot volks„ beroerten en de wapenen. Ijder trachtte „ zich het fterkfte in de fteden te maken, „ naer dat zij de oude of nieuwe begrippen „ aenkleefden; en alles fcheen gefchikt tot „ een burgerlijk oorlog. „ Het Gemeenebest was op den oever des „ verderfs, toen men zich genoodzaekt zag ' „ de verdeeldheden te ftuiten, door het hou- „ den  3*9 Df. Nieuwe Reisiger. •„ den van een fynode, beftaende uit alle de „ hervormde kerken van Europa. Het zelve s, vergaderde te Dordrecht, en opende zijne 3, zittingenden i3den van November des jaers 3, 1618. De aenhangers van Arminius werden 3, met gemeene ftemmen veroordeeld, en „ onbekwaem en onwaerdig tot alle kerkelijke „ en ichoolfche bedieningen verklaerd , tot dat zij, door eene opregte bekeering, de „ kerk voldaen hadden, en in hare gemeen3, fchap ontvangen waren. De Algemeene 3, Staten bekragtigden de kerkregels , in het 3, fynode vastgefteld, met bevel aen alle „ kerkedienaers, hoogleeraers en predikanten 3, zich daernaer te gedragen, en deden wijders „ hun bevel uitvoeren met eene geftreng3, heid , die geen voorbeeld had in het Ge33 meenebest. „ Oldenbarneveld, het eerfte flagtöffer dier „ verdeeldheden, was aen den haet des prin„ fen van Oranje opgeofferd. De gewigtigfte 3, dienften, aen zijn vaderland bewezen, het 3, aenzien, waerin hij bij alle hoven was, de „ voorfpraek des konings van Frankrijk, „ kortom , zijne jaren en deugden hadden 3, hem het leven niet kunnen behouden. Het 3, fchavot werd opgericht op het binnenhof 3, van 's Gravenhage, in het gezigt van het „ vertrek des prinfen van Oranje. Oldenbarj, neveld verwierf geene andere gunst , dan 5, het verlof om eenen troostbrief aen zijne „ vrouw  Tweehond. Eenenveertigste Brief, s2* f, vrouw eri zijne kinderen te fchrijven. Mau» „ rits wilde de eerfte overhalen, om vergif- fenis voor haren man te verzoeken; maer zij had de kloekmoedigheid van te antwoor„ den , dat men geene genade dan voor de „ misdadigeren verzocht. En inderdaed , de s, ftaetsman had zich niets te verwijten, dah „ niet toegeftemd te hebben dat men de opj, perheerfchappij der Nederlanden aen den 5, prins van Oranje opdroeg. De moeder des „ ftadhoüders had, over dit onderwerp, bet „ gemoed van Oldenbarneveld getoetst, doch j, dees der prinfesfe vertoond hoe gevaerlijk „ diergelijke begeerten voor haren zoon zel. 5, ven waren, en onfeilbaer op zijn eigen verderf zouden uitloopen. Maer zijn dood „ was beiloten; en op het oogenblik dat hij „ denzelven verwachtte, zich tot het volk „ keerende , zeide hij: „ Mannen, gelooft „ niet dat ik een landverrader ben; ik heb op„ „ regt en vroom gehandeld, als een goed pa„ triot; en die zal ik fterven. " Nederknie» „ lende op het zand, gereed om zijn bloed te 5, ontvangen , riep hij uit: ,, Mijn God,4 ontvang mijnen geest. " Hij trok zelf zijne „ muts vóór zijne oogen; en de fcherpregter „ floeg hem , met een' enkelen flag , het „ hoofd af. Men verzekert dat de prins van 3, Oranje deze ftraföeffening, uit zijn venfter, „ nvt een' kijkglas befchouwde. Maer hij' zag 3, ook. zonder het te durven beletten, het' XIX, Deel. X v, vólk  l%% Dï Nieuwe Reisiger. „ volk om flrijd aenvallen op het zand, ge„ verfd met het bloed van dezen grooten „ man, om het als iets kostelijks te bewaren. „ Oldenbarneveld ging in zijn*tweeënzeven,, tigfte jaer. Hij had groote dienften bewezen. „ aen de Staten, en vooral aen den Nasfau- fchen prins , dien hij tot de krijgszaken „ vormde. Het Gemeenebest had hij in een' „ kwijnenden flaet gevonden, en liet het in „ een' rijken en bloeijenden toefland; en dees „ deugdzame burger , wien Holland ftand„ beelden verfchuldigd was, fneuvelde op een ,, fchavot, zonder dat men eene zucht voor hem durfde lozen. De beroemde Grotius, die zich flerk met „ dezen twist' bemoeid had , werd in het „ regtsgeding van Oldenbarneveld begrepen. „ Men befchuldigde hem van duizend valsch,, heden , waervan men hem niet kon over„ tuigen ; en niettemin werd hij tot eene „ eeuwigdurende gevangenis veroordeeld. „ Niets is harder noch onregtvaerdiger, dan „ het gedrag, 't welk men ten zijnen opzigte „ hield. Men weigerde zijnen vader en zijne „ vrouw' het verlof om hem te zien: echter „ vergunde men deze laetfte eenige bezoeken „ bij hem afteleggen. Zij deed haer voordeel „ daermede , om de vrijheid aen haren man „ te bezorgen; en hare teederheid boezemde „ haer de volgende list in. „ Men had den gevangen vergund boeken „ van  Tweehond. Eenenveertigste Brief. 323" „ van zijne vrienden te leenen; en wanneer „ hij die gebruikt had, zond hijze in een „ koffer te rug. In het eerfte jaer , waren „ de wachten gewoon het koffer naeuwkeu„ rig te onderzoeken; doch niets dan boeken en linnen , 't welk men naer de bleekerij „ ftuurde , daerin vindende , lieten zij het onderzoek na, en deden geene moeite meer „ om het te openen, De echtgenoote van Grotius, met hunne önachtzaemheid voor„ deel doende, overreedde hem om zich, in. „ plaets van boeken, in het koffer te laten „ fluiten. Twee dagen voor de uitvoering, „ liet zij hem , in eenen leuningftoel, met „ eene flaepmuts op het hoofd, bij het vuur „ zitten, en fcheen zeer bedroefd over zijne „ ziekte. Ten dage toen men het koffer af„ haelde, hield zij de gordijnen van het bed „ zeer digt gefloten , en beval zoo min gc„ rucht als mogelijk was te maken. Twee „ foldaten droegen den last naer buiten; en „ een van hun , denzelven zwarer dan naer „ gewoonte vindende, zeide tot den andereni „ zou de Arminiaen daer wel in zijn ? " De „ huisvrouw van Grotius, die tegenwoordig „ was, antwoordde zonder zich te ontftellen i „ voorzeker, 't zijn Arminiaenfche boeken. " „ Vervolgens nam zij het kleed en de muttf „ van haren man, en bleef bij het vuur zit„ ten, om de wachters te beter te bedriegen^ „ Toen zij hem in veiligheid achtte, ging zij X % j» zelf  p4 De Nieuwe Reisiger: „ zelf de wachten verwittigen dat Grotius „ ontfnapt was, en verweet hun dat zij wei- nig oplettendheid op hunne gevangenen „ hadden. * Het gerucht van zijne ontvlug„ ting' verfprcidde zich welrasch ; en men wilde dezelve zijner vrouwe tot eene mis}j daed rekenen. Men fielde voor , haer in „ plaets van haren man te houden; doch men ,, fchaemde zich over dit voordel, en gaf haer „ heure vrijheid. „ Grotius , als een metfelaer vermomd, „ met een' maetflok en een truweel in de „ hand, huurde een rijtuig f op Antwerpen, „ en begaf zich vandaer naer Parijs, volgens „ den raed van den voorzitter Jeannin , die hem van de befcherming' des konings, van de ,, achting' der grooten, van de vriendfchapp' der „ geleerden , van zijne bijzondere genegen„ heid, en van een jaergeld van duizend kroo„ nen verzekerde. Deze ontvlugting gaf flof aen de dichters van dien tijd, tot het be- „ tui- * [Dewijl rnen zulke zeldzame gebeurtenisfen, als de ontvlugting ran den heer Hugo de Groot uit Loeveflein, veeltijds met vreemde verhalen opfchikt, is het peen wonder dat onze Franfche fchrijver in fommige geringe omftandigheden misflaet. Mevrouw De Groot kleedde zich geenszins met haer mans gewaed , noch gaf daerna aen de wachten kennis van zijne ontkoming'. De Groots vlugt werd eerst des avonds door den bevelhebber van het flot ontdekt, bijgelegenheid dat men verzuimd had licht op het kantoor te laten branden j f [Bateau Haet 'er in 't Fransch, dat mede mis is. De Groot ging te voet naer Waelwijk, alwaer men eea lijtuig voor hem aetinam.j  'Tweehond. Eenenveertigste Brief. 325 „ tuigen van hunne blijdfchap door fchoone „ veerzen , waerin de vrouw en het koffer „ zelf uitnemend geroemd wierden. „ Hugo Grotius , geboren te Delft, in 9, Holland , in het jaer 1583, was de zoon van een' der voornaemfte regenten dezer " ftad. Hij bereikte flechts agt jaren, toen „ men van hem een dichtftuk in het licht zag „ komen. Op zijn twaelfde jaer, zond men „ hem op de hoogefchool van Leyden , al„ waer de vermaerde Scaliger zich niet ver„ ontwaerdigde veerzen tot 's jongelings lof „ te maken. Hij verdeedigde, met de groot„ fte toejuiching', openbare ftellingen over de „ wiskunst, de filofofie en de regtsgeleerd„ heid; en zijne achting verfpreidde door ge„ heel Europa. De geleerden en letteröeffe„ naers fpreken van hem als van een wonder. T, Meurfius , Heinfius , Barleus en Pontanus „ geven hem de heerlijkfte loftuitingen. De jongeling was toen niet ouder dan vijftien „ jaren. In zulk eenen teederen ouderdom, , durfde hij de handen flaen aen ontwerpen, die de uitgeftrektfïe geleerdheid veronderftellen. Hij gaf Martianus Capella , een' " Afrikaenfchen fchrijver , die over alle de , wetenfehappen gehandeld heeft , met aen. , teekeningen in het licht. De voorzitter „ Thuanus , Cafaubonus, Vosfius , Justus M Lipfius en Scaliger betuigden eene zonderlinge achting voor dezen arbeid. X 3 » De  325 De Nieuwe Reisiger. 5> De jonge geleerde had lust om Frankrijk ?> te zien: hij nam de reis der Hollandfche j> afgezanten waer, en had de eer van Henrik as den vierden aengeboden, en door dien 3, vorst met deszelfs afbeelding' en eene goujj den keeten befchonken te worden. Te 33 Delft wedergekeerd, om 'er het beroep j, van advokaet te oefTenen, bepleitte hij zijn 33 eerfte regtsgeding, in den ouderdom van zes. 33 tien jaren; en in het volgende jaer gaf hij eene j, vertaling van een Grieksch boek over de „ fterrekunde • uit. Ijder jaer werd door „ eenig nieuw voortbrengfel geteekend. Ik „ verkort deze bijzonderheden , als ook de loftuitingen van de geleerden dezer eeuwe, „ die zich niet konden onthouden van hunne „ verwondering te betuigen , over het zien „ van zoo veel kundigheid in zulk eene on„ rijpe jeugd. »> De bediening van Advokaet Fiskael van 3, Holland , welke hij waerdiglijk vervulde, „ bezorgde hem een voordeelig huwelijk met „ Maria van Reigersbergen , gefproten uit „ een der voornaemfte gedachten van Zee„ land. Weinig tijds daerna werd hij Pen„ fionaris van Rotterdam ; en van toen af „ onderhield hij met 's lands advokaet Olden- •„ bar- * [Dit wiren de Griekfcbe Gedichten van den beroemden Aratus, eenwerü,  334 De Nieuwe Reiïicer. „ zuchtige ondernemingen van dezen prins; „ doch hij ftjerf aen de kinderpokjes , la3, tende zijne echtgenoote zwanger van een' 3, zoon , federt zoo bekend onder den naem „ van Willem den derden, koning van Enge3, land. „ Welrasch fchroomde Holland niet aftezien „ van zijne verbindtcnisfe met Groot Britanje. „ Het had een gelijk getal van fchepen; en „ zijn admirael Tromp week niet voor den „ Engelfchen vlootvoogd Black , dan door „ het fnéuvelen in eenen zeeflag. Verfcheiden ,, gevechten vielen 'er voor tusfchen deze twee „ mededingers: een der verfchrikkelijkfte ge„ fchiedde op de hoogte van Boulonjc , en „ werd drie dagen achter één hervat : het „ verlies was aenmerkelijk, doch aen weder„ zijden gelijk. Het geluk verklaerde zich „ eindelijk voor de Engelfchen , die, gedu„ rende dit oorlog, meer dan zeven honderd „ fchepen van hunne vijanden namen. „ Tromp , verdrietig over dezen tegen„ fpoed, befloot de overwinning te behalen „ of te fterven. Hij zocht de Engelfche vloot „ op; en fchoon zij iterker dan de zijne was, „ durfde hij die acnranden. Nimmer heeft „ men zulk een verfchrikkelijk fchouwfpel „ op het water gezien. Nimmer waren 'er „ gevechten zoo woedende, hardnekkig en „ met zulke ongemeene voorvallen vervuld. „ Tromp drong, verfcheidenmajen door dé t) vjjan*  TVïkhond. Tweeënveertigste Brief. 335 „ viiandelijke vloot; en de Hollanders verwachtten flechts het teeken tot de aenk^niping wanneer een musketkogel hunnen !' zeevoogd dood op het dek deed nedervallen. De Algemeene Staten vereerden zijne ge" dachtenis met dit eenvouwige opfchrift op „ een' gedenkpenning: „ Hij is voor het vaderland geflorven. " Van alle de eertyte' len, waermede men hem ophoopte, ver" koos hij geen' anderen dan van Vader der ,, Bootsgezellen, en hield zich altoos in den „ rang van burger. , Holland floot den vrede met Groot - En„ t'anje, nam die gelegenheid waer om zijne „ magt op zee uittebreiden, en benoemde den vermaerden De Ruiter tot zijnen onder!', zeevoogd. Dees , geboren te Vlisiinge, " eene ftad in Zeeland, had zijnen dienst als " fcheepsjongen begonnen. Hij bekleedde " verfcheiden ampten na eikanderen in de zee" vaert. Agt reizen in de VVest-Indiën, en " twee'in Brazilië, hadden hem de bediening " van Schoutbijnacht verworven. Gedurende deze zeetogten plaetfen de gefchichtfehrij. " vers de volgende bijzonderheid. ■ , Terwijl de Ruiter, aen de Groene kaep, „ de fterkten , welken de Engelfchen over" meesterd hadden , herooverde , e*n zijne " vloot zich op de reede bevond , gingen eenige zeebevelhebbers een bezoek bij den onderkoning van het land afleggen. Dees 5, was  33ó" De Nieuwe ReisicIer; j, was Jan Compagny, een Neger van om„ trent zestig jaren, die de Hollandfche tael „ verftond. Hij vraegde naer den naem van „ den vlootvoogd; en op dien van De Rui„ ter, zeide bij een' jongeling van dezen „ naem, voor zevenenveertig jaren, te Vlis„ finge gekend te hebben. Men antwoordde „ hem dat het dezelfde was. Hij begeerde „ hem te zien, en begaf zich aen boord. De „ Neger wenschte hem geluk dat hij zich door „ zijne verdienfte verheven had, en vertelde „ hem hoe hij zelf, van enkelen flaef, gefte. gen was tot een onderkoningdom, dat hem „ zoo onafhangelijk als de oppervorften maek„ te. De Ruiter vraegde hem of hij nog een' „ Christen was, en of hij eenige poogingen „ gedaen had , om zijn volk tot den gods„ dienst te brengen ? Als een goed Christen, „ hernam de Neger, ken ik het Onze Vader „ en het Geloof; maer ziende dat mijne on„ derdanen , en zelfs mijne kinderen , den „ fpot met mij dreven, wanneer ik hun van „ eenen vreemden eerdienst' fprak , heb ik „ hen liever gerust in de dwaling willen laten, „ dan hen tot het omhelzen van de waerheid „ te dwingen. " De Ruiter zeide dat hij, „ indien de Neger weder in Holland wilde „ komen, hem een' voordeeligen ftand zoude .„ bezorgen; doch de ander antwoorde, ge. „ lijk Cefar , dat hij liever de laetfte der „ der oppervorften in Guinca wilde zijn, „ dan  Tweehond. Tweeënveertigste Brief. 337 ,% dan de eerfte der onderdanen in eenig ander „ weerelddeel. „ Het ampt van Algemeenen Zeevoogd * „ was de vergelding der krijgstogten van De Ruiter. Hij verdiende deze waerdigheid, 5, de hoogfte waernaer hij konde haken, door „ eene uitmuntende overwinning, welke hij „ op de vloten van Frankrijk en Engeland „ behaelde. De verëenigde magt der twee „ kroonen had geene fterker fcheepsvloot, „ dan die van het Gemeenebest, in zee kun„ nen brengen. De Engelfchen en Hollan„ ders ftreden als volken, gewoon eikanderen „ de heerfchappij van den Oceaen te betwis„ ten. „ Na dezen zeeftrijd , geleidde De Ruiter „ de Indifche koopvaerdij vloot veilig in Texel, „ verdeedigende en verrijkende dus aen dë „ eene zijde zijn vaderland , gereed óm aen „ den anderen kant onder de overwinnende wapenen van Lodewijk den grooten te be,„ bezwijken. De oaderzeevoogd d'Estrées „ fchreef aen Colbert, dat hij den roem; „ dien De Ruiter behaeld had , gaerne met „ zijn leven zoude willen koopen. Dees laet„ fte genoot denzelven niet lang: hij eindigde „ zijn leven in Sicilië, in eenen zeeflag, dien „ hij tegen de Franfchen leverde, en waerin „ hij eene wonde ontving, die hem binneii ^ wei: * Luitenant • Adtnirael Generael. XIX. DecU X  338 De Nieuwe Reisiger. „ weinige dagen wegnam. Zijn ligchaem werd „ gevoerd naer Amfterdam, alwaer hem de „ Algemeene Staten een praelgraf, dezen „ grooten man waerdig, deden oprichten. „ Holland werd toen geregeerd door Johan „ De With, die, in den ouderdom van vijf„ entwintig jaren, tot Raed - Penfionaris ver„ koren was. Gewoon aen de zedigheid van „ zijn Gemeenebest , en genegener tot de „ vrijheid van zijn land, dan tot zijne eigen „ grootheid , had hij flechts een' lijfknecht „ en eene dienstmaegd , en ging te voet in „ 's Gravenhage ; terwijl zijn naem , in de „ onderhandelingen van Europa, onder dien „ der eerfte Mogendheden geteld wierd. Hij ,, had zich met eene vriendfcbap, zeer zeld„ zaem onder ftactsdienaers, verbonden aen „ den ridder Temple, afgezant van Engeland „ in Holland. Deze twee burgers vereenig„ den zich met den afgezant van Zweden, om „ de voortgangen van Lodewijk den veertien„ den te fluiten. „ Lodewijk, vertoornd over een ontwerp, „ dat zijne overwinningen palen ftelde, over„ woog van toen af de veroovering van de „ Zeven Landfchappen. Dit Gemeenebest „ heerschte over de zeen; doch te land was „ niets zwakker. Verbonden met Engeland, „ en in vrede met Frankrijk, had het met al „ te veel vertrouwen berust op de voordee„ len van zijnen koophandel. Zoo zeer als „ zij-  'Tw'EZHONü. Tweeënveertigste Brief. 339 „ zijne fcheepsvlottn onder krijgstucht gehou5, den en onverwinnelijk waren, zoo zeer was „ zijne landmagt verwaerloosd en flccht gere„ geld. De ruiterij beftond alleen uit burge„ ren, die lieden uit de heffe des volks be„ taelden , om den dienst voor hun waerte. „ men. Het voetvolk was bijna in denzclf„ den ftaet. De krijgshoofden, en zelfs dc „ bevelhebbers der iterken , kinderen of ,, bloedverwanten van burgemeesteren , onervaren en in ledigheid opgevoed, befchouwden hunne bedieningen als voorreg„ ten; en de Raed - Penfionaris was genood„ zaekt de verbetering dezer misbruiken te „ verzuimen. „ Lodewijk de veertiende ondernam , eer ,, hij op dezen kleenen Staet ftortte, Groot* „ Britanje daervan aftefcheiden , welk oog„ merk hij met geld bereikte. Frankrijk Ver* „ weet den Verëenigden Landfchappen, eeni,, ge pronkpenningen , ter zijner, vernederin„ ge , geflagen te hebben ; terwijl hun En„ geland voorwierp, dat zij hunne vlag niet „ voor zijne fchepen geftreken hadden. Op j, eenen deezer pronkpenningen had men Jo~ „ zua vertoond, daer hij de zoh, het zinne„ beeld van Lodewijk den grooten, in haren ,, loop ftuitte, met deeze woorden : fta fol, „ zon fta ftil; zinfpelende op het drievouwige „ verbond , 't welk de overwinningen vart „ dezen vorst beteugelde. Op den anderen Y a ,j Vër>  34° De Nieuwe Reisiger. „ verfcheen de Hollandfche Maegd, rustende op eene zegeprael; en men las 'er dat zij „ de wetten herfteld , den godsdienst her„ vormd , de koningen bijgeftaen , verdee„ digd en vereenigd, de vrijheid aen de zee, en den vrede aen Europa wedergegeven had. Waerop de voorzitter De Lamoignon „ tot De Groot zeide, dat de Romeinen , na het „ verdelgen van Karthago , geene trotfcher „ uitdrukkingen zouden gebruikt hebben. Wat „ den eerften penning belangt , de Staten „ vonden dien zoo hoogmoedig, dat zij hem ,, deden verduisteren, en trachtten federt elk ,, te overreden , dat hij nimmer beftaen had, ,, dan in de verbeelding hunner vijanden. „ De Hollanders, zich vruchteloos aen alle „ de hoven van Europa vervoegd hebbende, „ om van hun onderftand tegen de onderne„ mingen van den Franfchen monarch te ver„ krijgen , befpeurden de noodzakelijkheid „ om een opperhoofd te verkiezen. Men ,, wierp de oogen op den jongen prins van „ Oranje, toen agttien jaren oud. Hij werd ,, Kapitein Admirae! Generael verklaerd, on„ danks de poogingen van den Raed-Penüo„ naris De With en zijnen broeder, die zich „ beftendig kantten tegen deze benoeming, ,, ftrijdig, volgens hunne gedachten, met de ,, vrijheid van het vaderland. De aenhang van „ den prins van Oranje de overhand behaeld „ hebbende, vermoordde het onbeteugelde „ graeuw  Tweeiïond. Tweeënveertigste Brief. 341 „ graeuw de twee broeders. Men bedreef op hunne bloedige ligchamen alle de woede, „ waertoe het gemeene volk bekwaem is. De „ een had het land den tijd van negentien jaren geregeerd, en de ander had het met „ zijnen degen gediend. Dit was het laetfte „ bloedige voorval, in Holland door den „ flrijd van de vrijheid en flaetzucht veroor„ zaekt. „ De Afgevaerdigden der Algemeene Sta„ ten hadden den prinfe van Oranje een ver- drag, op perkament gefchreven, doen tee„ kenen , zakelijk bevattende , dat hij over „ geen eenig ampt befchikken, zich de beflel„ ling der magiftraten niet toeëigenen, geene bedieningen of jaerwedden van eenige vreem- de Mogendheid ontvangen, zich met geene 5, zaken , rakende den godsdienst, het ge. „ regt, het flaetsbeftuur of de geldmiddelen , „ bemoeijen, en eindelijk zich geen het min„ fte gezag , in de ganfche uitgeftrektbeid „ der gewesten, die de Vereenigde Nederlanj, den toebehoorden, aenmatigen zoude. „ Terwijl men deze voorwaercien las, fneed „ een dezer Afgevaerdigden , met een ver. „ flrooid en ernftig gelaet, eenig papier met „ een pennemes aen ftukken. Men vraegde „ hem of hij mijmerde en waermede hij zich „ bezighield. „ Ik denk, antwoordde hij, dat, „ indien een pennemes zoo gemakkelijk het pa„ pierfnijdt, dit perkament het weinig tegen Y 3 „ een'  342 De Nieuwe Reisiger. „ een' degen zal kunnen uithouden. " Eenige „ dagen daerna, gaf de prins een' heerlijken maeltijd aen de Algemeene Staten , in de „ groote zael van het hof. Men vraegde of „ de prins bij de Sraten , of de Staten bij den „ prins gegeten hadden? „ Alles, wat de ftaetzucht en voorzigtig„ heid kunnen te werk ftellen, om een land „ te bemagtigcn , deed Lodewijk , om Hol3, land te verooveren : meer dan vijftig mil„ boenen werden in deze toerusting verflon„ den: dertig fchepen voegden zich bij de „ Engelfche vloot, honderd zeilen fterk: de l, koning en zijn broeder begaven zich op de , grenzen, met twaelf duizend mannen: zijne l, veldheeren waren Condé , Turenne en „ Luxemburg. Vauban moest het bevel over „ de belegeringen voeren: Louvois was over„ al met zijne gewone wakkerheid; en Hol„ land had hier niets tegen te ftellen , clan „ een' jongen prins, van eene zwakke gefteld. „ heid, en omtrent vijfentwintig duizend fol„ daten. In dezen veldtogt ondernamen de „ Franfchen dien vermaerden togt over den „ Rijn , die zulk een' grootep fchrik in alle de ibden wierp. De koning vond zich " meester van Gelderland, Utrecht en Overijsfel. Alles deelde in de ontfteltcnis, be„ halve Nimegen, dat ftandvastig alle de poow gingen van den vijand wederftond. Amfterdam riep de zee tot zijne hulp: de dijken „ wer.  Tweehond. Tweeënveertigste Brief. 343 „ werden doorgeftoken, de fluizen geopend, „ de bruggen gebroken, de wegen doorge„ fneden, de ftraten en ommelanden der ftad „ onder water gefteld. Dit ftoutmoedige bej, fluit verwekte het medelijden van den ko}, ning, die zijne ontwerpen op Holland j, fchorsehte. „ Wanneer men de gefchiedenis van deze „ verooveringen leest, weet men niet of men j, zich meest over de verwinnaers of over de „ verwonnenen moet verwonderen De heer„ lijkheid van Lodewijk, in dezen krijgstogt, „ en de vaerdigheid, waermede hij deze land„ fchappen overmeesterde, geven ongetwijf„ feld het hoogfte denkbeeld van zijne groot„ heid en magt; maer de deugden, welken de „ Hollanders in het fterkfte van hunnen ramp„ fpoed lieten blijken, weken niet voor deze „ magt of grootheid. „ De gefchiedenis van dien zelfden oorlog „ levert ons twee bijzondere voorvallen, het „ eene ernftig wegens den prins van Condé, „ en het andere vermakelijk wegens den prins „ van Oranje. In den flag van Senef, gaf „ Condé bevel aen den ridder De Fomilles, „ luitenant - generael , tot het aentasten van de vijanden, die voordeelig gelegerd waren. , Dees bevelhebber vertoonde dat men 'er „ veel volks zoude verliezen. „ Ik vraeg u „ geen' raed, hernam de prins, maer gehoor„ zaemheid. Het is van heden niet dat ik Y 4 j, heb  344 De Nieuwe Reïsïger. „ heb opgemerkt, dat gij liever redenkavelt „ dan vecht." Fourilles, hem ftijf aenzien„ de, zeide dat hij hem het tegendeel zoude >., betoonen , trok op den vijand , die de „ Franfchen afwachtte , regelrecht aen, en „ werd met de meesten zijner onderbevelheb„ beren gedood. „ De graef van Staremberg, in bet begin van den veldtogt, met den prinfe van „ Oranje aen tafel zittende, en den wijn goed „ vindende , werd van Willem toegevoegd: „ ik beloof u beter wijn te doen drinken in „ Champanje, voor het einde van het jaer. " „ De graef, in den flag van Senef krijgsge„ vangen gemaekt, vond 'er den wijn uit„ muntend, en zeide, op de gezondheid van „ den prins van Oranje drinkende: „ ik zal,, altoos het grootfte vertrouwen in zijne be„ loften ftellen: hij heeft niet gefeild in het „ woord, 't welk hij mij gegeven had, om „ mij, voor het einde van den zomer, goeden „ Champanjewijn , in Champanje zelf, te „ doen drinken." „Willem gaf, in alle gelegenheden , be„ wijzen van de grootfte dapperheid. Hij had „ uitgemunt in de belegering van Grave, 't as welk de Hollanders op de Franfchen verooverd hadden. Hij zelf droeg takkcbosfen aen, om de graft te dempen. Meer dan eens had hij de foldaten tot den ftorm aen3, gevoerd, en eindelijk de Franfchen gedwon-  Tweehond. Tweeënveertigste Brief. 345 „ gen de plaets overtegeven. De Staten van „ Gelderland, bekoord door zijne befturing, „ boden hem de opperheerfchappij van hun „ landfehap aen , met den tytel van hertog „ van Gelderland en graef van Zutfen. De „ prins , merkende de gevolgen van eene „ bloote en eenvouwige aenneming', durfde „ zijne toeftemming niet geven , zonder aen „ de Staten van Holland, Zeeland en Utrecht „ gefchreven te hebben. De laetften ftero„ den 'er zonder zwarigheid in toe. Die van „ Holland bleven zonder befluit : maer de „ Zeeuwen fchreven hem , dat deze opper„ heerfchappij hun ftrijdig fcheen met de ver„ eeniging' der Zeven Landfchappen; dat de „ hoedanigheid van oppervorst, zonder iets aen zijne magt toetebrengen, flechts zoude „ dienen om hem hatelijk aen het volk te ma„ ken ; en dat het roemruchtiger zoude zijn „ dezen tytel te weigeren, dan die te voeren. 5, Uit dien hoofde fchreef hij aen de Staten van Gelderland, om hen te bedanken; en ,, deze weigering zou hem meer roems ver„ worven hebben , indien hij minder be„ raedllaegd , en in het vervolg geen on5, genoegen over de vertoogen van Zee„ land getoond hadde. De bewegingen, welj, ken deze gebeurtenis veroorzaekte , krenk- ten eenigzins zijne achting'; en de Staten van Holland en Westfriesland waren ge3j noodzaekt, om dezelven te fluiten , een Y 5 „ plak-  546" De Nieuwe Reisiger. s, plakkaet aftekondigen, waerdoor, op verbeurte van het leven , verboden wierd in „ gefchriften, of zelfs in gefprekken, te ver. ,» fpreiden dat de prins zich tot oppervorst » van het land had willen verheffen. „ De prins van Oranje, geneigd zich in 3> het huwelijk te begeven, had de oogen geworpen op Maria, dochter van den hertog a, van Jork , federt Jakobus den tweeden, ,, koning van Engeland. Hij begaf zich naer Londen, zag de prinfes, werd 'er verliefd 3Ï op, en verzocht haer ten huwelijk. Karei 3, de tweede , met deze omflandigheid zijn „ voordeel doende, eischte vooral het fluiten a, van den vrede. De prins verfchoonde zich 3, daervan: de koning en de hertog van Jork 3, hielden aen. Eindelijk, gedreigd met eene 3, weigering', indien hij zich niet overgave, 3, ze'ae hij dat in den ftaet, waerin de zaken toen waren , deze vrede voor de bondgenooten niet voordeelig zijnde, zij zouden 5, kunnen denken dat hij zijn huwelijk ten huri;, nen koste gefloten had ; en dat hij , hoe „ groot zij' e liefde ook ware, nimmer zijne eer voor eene vrouw* zoude verkoopen. Hij belastte den ridder Temple den koning van s, Engeland te zeggen , dat hij, indien deze vorst in zijn befluit ten aenzien van den 33 vrede volhardde, oogenblikkelijk zoude ver,3 trekken. „ Kortom, voegde hij 'er bij? 53 zijne majeftcit befluite op welke manier zij » in  Tvveehond. Tweeënveertigste Brtef. 347 in bet toekomende met mij wil leven. Wij moeten goede vrienden of onverzoenlijke vijanden fcheiden. " Deze ftandvastigheid heHaegde den'koning dermate, dat hij hem 1 door denzelfden ridder deed zeggen , verze! kerd te zijn dat de prins de eerlijkfte: man der weerelJ was, dat hij zich op hem wilde be' trouwen, en dat de prins de begeerde vrouw zoude erlangen. Het huwelijk werd gefloten , en weinig dagen daerna voltrokken. Z Dit trouwverbond bragt hem in het vervolg „ 0p den troon van Engeland , zoo flecht „ bekleed door zijnen fchoonvader. De onheilen , welke Frankrijk troffen, „ omtrent het einde der regeringe van Lode„ wijk den veertienden , noodzaekten dezen " vorst den vrede te verzoeken. Holland, dat zoo dikwerf gefidderd had, toonde, 111 ! deze gelegenheid , eene onmatige fierheid. ' Het was zoo verblind, in zijnen voorfpoed, " dat de Raed-Penfionaris Hainfius den voor1 naemften gezant van Lodewijk den groeten , in zijne zijkamer liet wachten. Heinfius ' was eertijds in Frankrijk gezonden geweest, „ door koning Willem, om 'er de regten van „ dezen vorst op de ftad Oranje te verdee« digen. Dewijl hij vrij hevig voor de be» langen van zijnen meester fprak , dreig, de Louvois hem in de Baftilje te zetten. Hij was zulks gedachtig, en verheugde " zich , op zijne beurt, de wet te kun" „ nen  348 De Nieuwe Reïsiger. „ nen geven , en zich onbefcheiden te too-„ nen. „ In het oorlog van het jaer 17-41, waer„ van het oogmerk was den hertog van Befje„ ren in zijne eisfchen op het keizerrijk te „ begunftigen , kozen de Hollanders in het „ begin geene zijde; maer ziende dat de voor„ ftellen van vrede verworpen wierden, ver„ klaerden zij zich ten voordeele van de ko,, nïnginne van Hongarijen, en verloren alles, „ wat zij in Brabant bezaten. Zij herftelden „ toen het ftadhouderfchap, in hoop' van ge„ Jukkiger te zijn onder een aenzienlijk hoofd; „ 't geen echter den heer' van Lowendahl „ niet verhinderde Bergen op den Zoom, tot „ nog toe voor onverwinnelijk gehouden, intenemen. „ Door hun verlies geleerd, deden zij in „ het laetfte oorlog beter met zich onzijdig „ te houden, zonder zich met de zaken van „ Europa te bemoeijen. Eertijds waren zij „ vereenigd met het huis van Oostenrijk, om „ Frankrijk de opvolging van de Spaenfche „ kroon' te onttrekken; maer zoo dra dit huis „ het ontwerp fmeedde, om te Oostende eene „ maetfchappij van koophandel opterichten, „ erkenden zij dezen ouden bondgenoot niet „ meer, en waren gereed om alle hunne kra^. „ ten tegen hem te keeren. Zij hadden, voor „ deszelfs zaek, een woedend oorlog uitgeftaen „ hunne fchatten uitgeput, en het bloed van „ hun-  Tweehond. Tweeënveertigste Brief. 34$ „ hunne onderdanen vergoten; en ze zullen te„ gen hem dezelfde poogingen aenwenden, in„ dien hij volhardt in het oogmerk om in hun„ nen koophandel te deelen. Zij fchroomenniet „ hem landfchappen en koningkrijken te ge„ ven ; maer ze fidderen , zoo dra hij een „ fchip in zee wil brengen. „ Dusdanig is het denkbeeld, 't welk deze „ handeldrijvende volken van de koopvaerdij' „ ter zeen gevormd hebben, dat zij verbazen5, de voordeden hebben opgeofferd, wanneer „ zij vreesden dat men de meerderheid, wel„ ke zij daerop verkregen hadden , zoude op„ wegen. Toen zij het hoofd boven de zee „ en de tyrannij verhieven, zagen zij dat ze „ de grondflagen hunner vrijheid niet konden „ vestigen op een' grond , die hun zelfs den „ onderftand des levens niet verfchafte : zij „ begrepen dat de koophandel het eenigfte „ fteunfel was, dat zich aen hunne begeerte „ vertoonde. Zonder land, zonder voor„ brengfelen , befloten zij die van andere „ landen zich ten nutte maken. Zij voerden „ ruilingen in tusfehen de volken van Europa; „ en welrasch werden alle de zeen met hunne „ fchepen bedekt. In hunne havens kwamen „ zich alle de koopwaren verëenigen: uit de„ zelfde havens werden zij. afgevaerdigd, ter ,, wederzijdfche verzendingen. De eerzucht, „ om hunne ondernemingen verder uittebrei„ den, maekte hen overwinnaers: hunne „ heer-  35o De Nieuwe Reisigee. ,, heerfchappij ftrekte zich uit over een ge» deelte van het vasteland der Indien, en de 5, kostelijke eilanden, die het zelve omringen. „ Zij hielden , door hunne vlootdeelen en ,, "Merkten , de kusten van Afrika onder bedwang , en waren tot de algemeene al- „ leenheerfching van den koophandel gefte- j> gen- „ De zedelijke oorzaken voegden zich bij ,, de ftaetkundige beweegredenen , om den „ voorfpoed van Holland te vestigen en te verhaesten; en zijne zuinigheid is insgelijks „ een der grondflagen van zijnen rijkdom. „ Geen land drijft zoo fterk koophandel, en „ verteert zoo weinig. Het koopt onophou. ,, delijk , maer om met voordeel tc verkoo,, pen , het zij door het verbeteren van de ,, koopmanfehap, het zij door dezelve te ver,, voeren in oorden, alwaer zij duurer verkoft ,, wordt. Het is rijk in fpecerijen van Indië, ,, en in zijden van Perfië ; maer zijn volk kleedt zich met wollen ftoffen , en voedt ,, zich met visch en wortelen. Het verkoopt ,, aen Frankrijk de fchoonfte lakens, en ont,, biedt gemeene uit Engeland , om zich te ,, kleeden. Het zendt overal zijne beste bo3, ter, en doet die beter koop uit Ierland ko„ men, tot zijne eigen vertering. ' Kortom, ,, het verfchaft duizend dingen van weelde, „ zonder 'er gebruik van te maken , en be„ zorgt aen anderen duizend zaken van ver. „ maek  Tweehond. Tweeënveertigste Brief. 351 „ maek en kieschheid , zonder 'er door be„ koord te worden. „ Deze menfchen, om dus tefpreken, de „ voerlieden der ganfche weereld geworden, „ hebben onmetelijke rijkdommen door de „ vrachten verkregen. Zij onderzoeken de „ noodwendigheden van alle volken , en vlie„ gen in het gedeelte der weereld, alwaer de „ grootfte winst hen roept. Zij komen in „ hunne havens , en gaen 'er uit in volle vnjj- heid, zonder dat de regering eenig acht „ geeft op onvruchtbare of overvloedige jar ren; en deze bebouwde moeras, die, oel„ danks de poogingen en de naerftighcid harer „ bewoonderen , het twintigfte gedeelte van „ het geene tot hun onderhoud noodzakelijk „ is niet voortbrengt, heeft magazijnen ea pakhuizen, opgevuld met allerlei waren en koopmanfehappen. Het grondgebied der Vereenigde Nederlanden is inderdaed zoo „ kleen, dat een Sultan, ziende hoe verwoei de Hollanders en Spanjaerds daerom vocli,, ten , bijna reden had om te zeggen , dat „ hij, indien het hem toebehoorde, hetzelve „ in zee zoude laten werpen. " In het vervolg van dit uittrekfel heeft de jonge famenftelfter , Mejuffer Van Kleef, eene omftandige en gewigtige fchiiderij vaa de godsdienftige , burgerlijke, krijgskundige, huishoudelijke en ftaetkundige gedaente der Vereenigde Nederlanden geplaetst. Dit denkbeeld  352 De Nieuwe Reisioer. beeld van den tegenwoordigen ftaet van een volk te voegen bij de gebeurtenisfen, welken deszelfs historie ons vertoont , behoorde nagevolgd te worden van alle de geenen , die diergelijke zaken fchrijven. Zij leeren u alles, behalve het geene men meest zoekt, ik wil zeggen de zeden, de gebruiken , de regeringsvorm, en de veranderingen, welken deomftandigheden daerin veroorzaekt hebben. Voornamelijk zult gij in den arbeid, waervan ik u verwittig , juiste begrippen vinden , wegens de befturing van het Gemeenebest , welken ik voor de volgende brieven fpaer. Ik ben, enz. Amfterdam, den poften van Maert, 1756. Tweehonderd Drieënveertigste Brtef. Vervolg van Holland. „ 1~^\e Roomfche godsdienst leed geen' den ii .L/ minften aenval in de Nederlanden, „ tot de tijden van Luther en Kalvijn; maer „ de burgers van Utrecht, verdrietig over de „ heerfchappij hunner bisfehoppen , die federt „ agt hondert jaren ftand gegrepen hadden, ,, wierpen het juk af. Het volk, gretig naer nieuwigheden, ontving de hervorming met „ zool  Tweehond. Drieënveertigste Briéf. 3£§' „• zoo veel overijling, dat het getal der ket„ teren , in weinig tijds , het heertellende „ wierd. De verdeeldheid der vorften de deur 3, voor de ongebondenheid openende , zag j, men eene uitfporige gezindheid voortkos, men , onder den naem van Wederdoope,, ren, waervan een der hoofden, genoemd „ Jan van Leyden, naer de plaets zijner ge,, boorte, alleen door zijne geestdrijverij bei, kend is. Hij was een kleermaker van bc„ roep , en verbond zich met een' bakker, tot het onderwijzen van leerlingen, die hem tot koning verhieven. Hij beroemde zich ,, van God den Vader gezonden te zijn, om ,, een nieuw Jeruzalem te ftichten, hopende 4, zijne magt te grondvesten op de puinhoopen „ van die der Mogendheden van Europa. Zich ,, meester van Munfter gemaekt hebbende, ,, bedreef hij aldaer vele onwaerdigbeden en 5, wreedheden. Ook wilde hij Amfterdam, . 5, waerin zijne afgezondenen eenen aenzien-> 3, lijken aenhang hadden , bemagtigen; maer „ zijn dood ftelde Holland in zekerheid van „ den kant1 dezer uitzinnigen. ,, Geheel anders ging het met dè Protestaiv ten, die zich in alle de fteden drongen, en }, langs de zee vermeenigvuldigden, Men ,, vond bijna geene Roomschgezinden meer in s. Zeeland, het fticht van Utrecht of inFriesj, land. De dolenden, in de naburige ftaten j, vervolgd , zochten eene fchuilpkets in de i XIX. Dcd. Z- H  354 De Nieüwë Reïsiger. „ Nederlanden. Filips de tweede vond toen „ goed de regtbank van het geloofsonderzoek „ aldaer intevoeren. Dit moest onfeilbaer „ fchrik verwekken in eenen landaert, ten al„ len tijde op zijne vrijheid verliefd; en de „ trotschheid , met welke men de volken wilde dwingen dezelve aentenemen, wierp „ hen in de wanhoop: gij hebt gezien welke „ de gevolgen daervan waren. Men vernie„ tigde den Roomfchen godsdienst, verjaegde „ de geestelijkheid, en beroofde haer van ha- re goederen. Ten aenzien van eenig ander geloof, kon ijder kiezen wat hem het wel„ voegelijkfte fcheen; maer, gelijk ik gezegd „ heb, de Kalviniftifche godsdienst werd de ,, heerfchende. Deszelfs leden alleen worden „ tot de ampten en waerdigheden toegelaten. Men moet, om daerin ontvangen te wor„ den, de regels der Dordrechtfche kerkver„ gaderinge en de Heidelbergfche katechismus „ aennemen, tot voorfchriften van de kerk„ tucht en het geloof. „ Het kerkelijke ligchaem beftaet uit Hoog„ leeraren der godgeleerdheid , Predikanten, „ Ouderlingen en Diakenen. De eerften beklee- den de ftoelen der hoogefcholen van Leyden, „ Utrecht, Harderwijk, Franeker en Gronin„ gen. De ampten van predikanten zijn niet „ ftrijdig met die van hoogleeraren, en verfchei„ denen oeffenen deze beide bedieningen. De laetften, wier jaergelden door de landfehap- „ pen  Tweehond. Drieënveertigste Brief. 355 j, pen betaeld worden , bepalen zich tot de ,, onderwijzing der jonge kerkelijken, en tot ,, de verdeediging van het geloof, tegen de invoerders van nieuwigheden. De predikan,, ten zijn gefchikt tot den dienst der kerken „ in de fteden en ten platten lande; en deze ,, ampten zijn ruim zoo moeijelijk als voor5, deelig. Deze foorten van kerfpelpriesteren ,, prediken twee- of driemael ter weke, wo„ nèn de klasfen en fynoden bij, bezoeken de „ gevangenen, kranken en ledenmaten , voornamelijk ten tijde van het nachtmael, dat „ twee- vier- of zesmael jaers gehouden wordt: „ zij vergezellen de misdadigers tot op deftraf,, plaets, en houden bijna dagelijkschoeffening overdekatechismus. Het is hun uitdrukkelijk „ verboden op itoel te fpreken van het geene het ,, ftaetsbeftuur of de regering betreft. In ge,, val van misbruik, moeten zij hunne ver3, toogen zenden aen den Raed-Penfionaris, ,, die 'er den Staten * kennis»van geeft. ,,, Te Amfterdam , al Waer de jaer wedden ,, der predikanten het grootfte zijn, hebben j, zij alleenlijk eene inkomst van twee duizend ,, en twee honderd guldens, benevens eenige ,, geringe gefchenken, wegens de beide Indi- ,, fche * [Etats Generaux (laet 'er in 't Fransen; maer dë kerkelijke regering behoort tot de bijzonderelandfchaj*- Z i  3£i5 Dè Nieuwe Reisicjék. fche maetfchappijen. Ten platten lande „ hebben zij flechts een jaergeld van zes of „ zeven honderd guldens: verfcheidenen zijn s, bepaeld op de tienden der landerijen, welken „ de magiftraet bun toelegt; en wanneer men „ hen als veldpredikers naer dê legers zendt, „ geeft men hun eene kleene verhooging. Alle deze kerkdijken zijn gekleed in het „ zwart, met mantel en bef, en bedienen „ zich noch van fiool, noch van koorkleed, „ in eenigen hunner verrichtingen. Men ver„ gunt hun fomtijds medehelpers , die hen, bij fterfgevallen, wel eens opvolgen. De „ Dordrechtfche kerkvergadering fpaerde niets, „ om het regt tot het beroepen van predikan„ ten , 't welk eenige heeren bezitten , te „ doen affchaffen , en wanneer het hunne „ regten niet kon vernietig n, bepaelde het „ hen tot de vrijheid om het voorwerp , 't „ welk men hun voorftelde, goedtekeuren of „ tc verwerpen. „ Men kan tot geen' leeraer , in de kerk „ van Amfterdam, verkozen worden, voor „ den ouderdom van tweeëndertig jaren , van „ zevenentwintig in de andere fteden, en van tweeëntwintig op dedorpen. De voorgeftelde „ moet, voor alle dingen , het fynode van „ Dordrecht aennemen, en een getuigfehrift van zijn goed gedrag vertoonen. De kerkeracd fielt drie perfonen voor aen den magiftraet, die 'er den bekwaemften uit » ver.  Tweehond. Drieënveertigste Brïee. 357 „ verkiest *. Men kondigt zijne verkiezing „ drie achtereenvolgende zondagen af, gedurende dewelken de ledenmaten hunne be„ zwaren tegen hem mogen inbrengen. Na „ het verloopen van dien tijd, wordt de nieu„ weling in de kerk bevestigd door een' ouden „' leeraer , die hem, in eene redevoering, het „ gewigt van deszelfs verpligtingen vooroogen „ fielt, en de plegtigheid eindigt door het opj, leggen der handen , 't geen genoeg is om „ hem de magt van het priesterfchap te ge„ ven. Het getal der leeraren, in de Vereenigde „ Nederlanden , beloopt op omtrent vijftien „ honderd en zeventig , behalve de geenen, „ welken de twee maetfchappijen vankoophan„ del in de Indien onderhouden, en die één „ ligchaem met de geestelijkheid van Europa uitmaken. Ijder kerfpel heeft zijne raeds„ vergadering, beftaende uit leeraer, ouder„ lingen en diakenen. Zij komt eens in de „ week bij één, en handelt over de geeste„ lijke en tijdelijke befturing der kerke. Zij „ heeft regt om de openbare zondaers, wan„ neerze onverbeterlijk zijn, te dagvaerden, „ hun het nachtmael te verbieden, en, hen „ zelfs uit de kerk' te bannen. Doch eer men „ daer- * [Dit is geen algemeene regel : op vele plaetfen , heeft de kerkeraed , na dat het drietal door de regering is goedgekeurd, daeruit eene vrije verkiezing, wtlke de magiftraet echter mag afkeuren.] Z 3  35§ De Nieuwe Reisicer. 3} daertoe komt, worden zij driewerf den g noemen van hunnen naem ; en de derde 3, reis wordt hun het nacbtmael ontzegd. De 3> dus geftrafte misdaden zijn de hardnekkige 3, ketterij , de openbare vijandfchappen, de 3, godslastering, de meineed, het overfpel en „ de ergerlijke ongebondenheden. De kerkes, raed mag, uit eigen gezag , de diakenen, 5, van deze misdaden overtuigd , afdanken, 3, en den leeraer zeiven in zijnen dienst fchors, fen ; doch 'er wordt een vonnis der kerk- vergadering' van het landfehap vereischt, 3, om hem aftezetten. 3, De Hollandfchc kerkregering , even als die der Presbyterianen in Engeland *, is 3, gefchoeid op de leest der kerke van Geneve, 3, Zij heeft kerkeraden, klasfen en fynoden, 3, waerin men handelt over alles, wat de leer 3, en kerktucht betreft. De Staten van het ,, landfehap, waerin het fynode vergaderd is , 3, hebben regt om 'er twee weereldlijke ge„ volmugtigden te zenden, om de beraedfla- girigën te fluiten , wanneer de gefchillen .es- of ftadsregering aengaen. Wij ge>gen geenszins de onderfcheiding der twee j, magten , die ijder een onafhangelijk regts,, gebied hebben, waervan het bijna onmoge. is de grensfeheidingen te bepalen. Wij » geie het XVIIe, Deel van den Nieuwen Reiziger.  Tweehond. Drieënveertigste Brief. 359 „ gelooven dat de Staten , in hoedanigheid „ van leden der kerke en opperhoofden van „ het Gemeenebest, voor de goede orde, de „ gerustheid en veiligheid der burgeren moe„ ten zorgen ; dat de bediening van het „ woord en de onderwijzing het kragtigfte „ middel zijnde, om dezelven te verftoren of „ te handhaven, het de pligt van den opper, j, vorst is te waken over de geeneu, welken „ men tot dat ampt fchikt; dat de zorg om de kerkelijke tucht te bewaren alleen aen de „ overheden behoort; dat de geest van heer,, fchappij' in de geestelijkheid tegen de god- delijke wet flrijdt; cn dat de gehoorzaemheid „ aen de wetten van den Staet, na de liefde „ tot God, de eerfte verpligting van den onj, derdaen en Christen is. „ De kerken der Vereenigde Nederlanden „ zijn verdeeld in negen fynoden , die alle „ jaren gehouden worden , fommigen altoos „ in dezelfde plaetfen , de anderen bij beur„ ten in de fteden van hun regtsgebied, door „ den voorzitter aengewezcn. Zeeland heeft „ zich het regt behouden , om zijne geeste„ lijkheid te beroepen, die zonder een bevel „ der Staten niet mag vergaderen. De be„ roeping van eene kerkvergadering' des gan„ fchen volks * hangt eeniglijk af \an de Al„ gemeene Staten der zeven landfchappen, „ die * Synode nationatl, Z 4  3<5b De Nieuwe Reisiger, „ die het alleen in gewigtige en noodzakelijke ,, gevallen doen. Dusdanig was die van Dord„ recht, die het Gemeenebest (in deszelfs ,, geboorte dacht te fmoren. Zij maekte een „ groot getal van keuren, betreffende de kerft kelijke ^cht. Het vijftigfte artikel houdt „ in, dat de algemeene kerkvergadering, on„ der het welbehagen der Staten, alle drie ja. „ ren zal gehouden worden, maer het zij 'er „ zich geene genoegzame gewigtige zaken heb, 9, ben opgedaen, het zij hunne Hoogmogend „ den de gevolgen van zulk eene talrijke ver. „ gadering' der geestelijkheid vreesden, het „ befluit is nimmer ter uitvoeringe gebragt. j, Het handfchrift van alle de handelingen 3J van dit fynode wordt bewaerd in de hand>> vestkamer van het Gemeenebest, dat alle 5, drie jaren afgevaerdigden benoemt, om het „ zelve te bezigtigen , en 'er een fchriftelijk ,, verflag van opteitellen. Uit de Haeg, be. geeft zich de bezending naer Leyden, al„ waer de voorzitter eene korte redevoering j, uitfpreekt, en eindigt met een fchriftelijk ,, verzoek, flrekkende tot het verkrijgen van p, verlof om het handfchrift te bezigtigen * » Ijder * [Onze fchrijver heeft dit wat duister voorgefteld De paperen wegens de handelingen van het Dordrechiftne fynode berusten eigenlijk in de Haeg, alwaer zij, door de afgevaerd!gde predikanten van de fynoden dezer hnden, .en ovcltaen «ar, de gevolmagtigdea ImnnerlHoogmogendtn, onderzocht worden. Doch t" Ley-  Tweehond. Drieënveertigste Briee. 361 5, Ijder rondom eene tafel zitting genomen „ hebbende, brengt men een koffer, gefloten „ met agt floten, waeruit men zeventien wel„ gebonden deelen haelt. Twee gevolmag„ tigden, door hunne Hoogmogenden benoemd, „ leveren dezelven over aen den voorzitter, 3, dieze door de handen van alle de afgevaer3, digden laet gaen; en het onderzoek geëin, digd zijnde, doet een kerkedienaer een gej5 bed, om God te danken, voor de wetten, welken het hem behaegd heeft zijner kerke „ inteboezemen. Hij bedankt hunne Hoog3, mogenden voor hunne oplettendheid, in „ het bewaren van dezen kostelijken fchat; 5, en deze dag eindigt door een' heerlijken 3, maeltijd. De bezending , in de Haeg we- 3, dergekeerd, fielt het fchriftelijk verflag van „ hare verrichting' op , en ontvangt het ge3, hoor van affcheid, waerop ijder naer zijne „ kerk te rug keert. „ Gij ziet dat de weereldlijke magt, in al„ les, hec gebied over de geestelijke voert; ,, doch de regering bemoeit zich niet met het geene.de gewetens raekt: de verdraegzaem3, heid, omtrent dit ftuk, heeft geene palen. 3, Eertijds wilde de geestelijkheid, wegens dit » punt, Leyden bewaert men alleen de Aulographa of echte Hukken van de Overzetting' des iiijbcls, welke mede door dezelfde afgevaerdigden, ten dien einde van's Gravenhage naer Leyden vertrokken, bezigtigd worden.J Z 5  De Nieuwe Reisiger, „ punt, hare regten eenigzins verder uitftrek5, ken; maer de overheden ftuitten hare on„ dernemingen, en beloofden niemand over „ deze zaek te verontrusten, daer bijvoegen„ de, dat, dewijl hunne vaders hunne goede. „ ren en hun leven opgeofferd hadden , om }, zulk eene dierbare vrijheid te verkrijgen, 3, het hun pligt was te waken tot behoud van 3, zulk eene duurgekofte erffenisfe, in eene 3, gedurige vreeze van anders de harten der „ burgeren, die niet zouden kunnen befluiten „ het kerkelijke juk weder op zich te laden, 3, te zullen vervreemden. Wij denken in ,, Holland dat ijder mensch opregt zijne za„ ligheid begeert, en dat onze overheden niet „ meer verpligt zijn daervoor te zorgen , dan s, den bootsgezellen eene belofte van zich niet 3, te zullen verdrinken aftevergen. Vooral s, gelooven zij niet dat het verfchil van gevoe. „ lens geweldenarij en vervolging moet ver„ oorzaken. Zij laten aen God de zorg om s) de harten te verlichten: de neiging om dess, zelfs eerdienst uittebreiden doet hun het bloed hunner broederen niet verachten; en „ onder dekfel van godsdienst doen zij de 3, menfchelijkheid niet fchaemrood worden. ,, Vergenoegd met het geloof, 't welk hun „ het waerfchijnlijkfle voorkomt, te volgen, „ bemoeijen zij zich alzoo weinig met dat van j, hunne geburen, als met derzei ver huizelij ke „ zaken, en vragen 'er nimmer naer. „ Met  Tweehond. Drieënveertigste Brief. 363 „ Met deze grondbeginfelen, zal men niet verwonderd zijn over de meenigvuldige ge„ zindheden, die in Holland gevonden wor. „ den: onze ftaetsgefteldheid heeft gewild dat „ ijder vrij zoude blijven in zijne manier van „ denken ü en dat men geenen dwang of geen „ geweld zoude gebruiken tegen de geenen, „ wier begrippen geene onrust in de famen„ leving veroorzaken. Ijder mensch heeft „ het regt om te fpreken en te redenkavelen, j, zonder iets van zijne goederen, zijne vrij5, heid of zijn leven te wagen: alle vervolgde „ godsdienst vindt eene fchuilplaets inditland, „ gelijk 'er alle ongelukkige verdienften hulp„ middelen tegen de elende ontmoeten. De „ Joden zelfs , die rampzalige landaert, die nergens elders fchijnt geduld te worden, „ dan om aen de verachting , de vervolgin„ gen en beledigingen blootgefleld te wezen, , genieten hier alle de voorregten der burge„ ren. Zij hebben 'er openbare fynagogen; „ en behalve de gilden, waeruit zij gefloten „ zijn, onderfcheiden hen weinige zaken van „ de andere inwoonderen. „ De Roomschgezinden worden 'er met het „ zelfde oog' niet aengczien : de andere ge„ zindheden dragen hun een' algemeenen haet „ toe, zijnde als de band, die hen vereenigt, „ en het teeken , dat hen verzamelt, tegen „ die gezindheid die haer allen met vervloe3, kingen overlaedt. Zij wil alleen gehoord ,, en  3ó"4 De Nieuwe Reisiger, en gehoorzaemd zijn: zij wil dat hare kia. s, deren ijder , die niet in haren fchoot is, ,, aenmerken als door de beimetting getrof„ fen ; 't geen regelregt ftrijdt tegen dien „ geest van verdraegzaemheid , waerover de regte Hollanders zoo naerijverig zijn. Door „ een gevolg van dien zelfden geest, hebben „ zij den Roomschgezinden meer dan drie „ honderd kerken , bediend door zoo vele „ priesters, in de lieden en op de dorpen ge„ laten. Doch zij hebben geene uitwendige „ vertooning. Het buitenfle gedeelte flrekt „ tot de woning van den pastoor; en de ka„ pél is doorgaens van binnen. Men mag „ geene nieuwen bouwen, zonder verlof van j, den magiftraet; en de priesters mogen gee„ ne eenige openbare daed van hunnen eer„ dienst verrichten : zelfs zijn zij verpligt, „ wanneer zij op ftraet verfchijnen, hun pries„ terlijk gewaed afteleggen. De Roomsch. „ gezinden zijn van de waerdigheden en amp5, ten uftgefloten , behalve van de krijgsbe„ dieningen, welken zij, met uitfluitinge van „ het veldmaerfchalkfchap , kunnen beklee„ den. De Protestanten, die van godsdienst „ veranderen, verliezen hunne posten. Doch „ welke verhindering de Staten tegen de voort„ planting van het Roomfche geloof ftellen, „ wordt het nog door een derde der onderda3, nen van het Gemeenebest beleden. „ De Lutheranen hebben uitwendig ver- 3, fier de  Twfehond. Drieënveertigste Brief. 3^5 fierde kerken, en genieten eene volkomen „ vrijheid , uitgenomen de regeringsampten s „ waervan zij uitgefloten zijn. Men brengt „ voorbeelden bij van baljuwen, welken men ,', genoodzaekt heeft hunne bedieningen aen „ Gereformeerden afteftaen , alleenlijk om „ dat zij Lutheranen waren. Zij hebben 5, flechts veertig kerken in de zeven land„ fclrappen, en omtrent vijftig predikanten: „ de gemeente te Amfterdam is de aenzienlijk3, fte. Men vindt in deze tempelen noch al3, taren noch beeldtenisfen. De predikanten verrichten 'er den dienst in hun gewoon ge„ wded : zij prediken en bedienen het nacht„ mael zonder tabberden of koorkleederen. ,, De gezindheid der Remonitranten is si3, leen bekend in de Vereenigde Landlchap,, pen. Zij is hare geboorte en haren naaas „ verlchuldigd aen de Remonftrarttie, welke de Arminianen aen de Staten overleverden, „ toen zij eenen aenhang op zich zeiven uit„ maekten , gekant tegen de Gomaristen, waer3, van zij in het begin alleen over de leeritukken „ der voorbefchikkinge en genade verichiiden. 3, Sedert waren zij ronder afkeerig van de 3, dwalingen der Socinianen, welken zij niet ,,. willen verdoemen , a!s niet durvende be- fiisfenof het, ter zaligheid, volftrekt nood„ zakelijk is , in de perfonen der Driec'en„ heid , de godheid van Gods zoon. en de aenbidding van den Heiligen Geest te geloo- „ ven.  566 De Nieuwe Reisiger. „ ven. Zij erkennen geenen anderen regter, 3, in het ftuk van godsdienst, dan de heilige „ fchriftuur, en denken dat het ijder geöor3, loofd is den zin daervan naer zijn goeddun„ ken uitteleggen. Zij ftellen eene onbepael„ de verdraegzaemheid, en veroordeelen gee,, ne gezindheden, die tegen hen gekant zijn. ,, De vermaerdfte hunner kerken is die van 3, Rotterdam. Zij onderhouden twee hoog„ leeraers, waervan de een de filofofie en de „ ander de godgeleerdheid onderwijst; en de „ talen leeren zij in verfcheiden fcholen. Hun„ ne kerkelijke vergadering komt alle jaren, „ omtrent Pinkfteren, nu te Rotterdam, en ,, dan te Amfterdam, bij één. „ Het landfehap Friesland gaf de geboorte 3, aen den leeraer Menno, hoofd der Doops„ gezinden , dus genoemd , om dat zij den doop der kinderen veroordeelen , en niet „ willen dat men denzelven voor de jaren van „ onderfcheid bediene. Deze gezindheid, die „ het hoofd opftak omtrent het einde der vijf„ tiende eeuwe, verfprcidde zich in Engeland, „ Duitschland , Zwitferland en de Nederlan„ den. Zij verwekte bloedige oorlogen; en „ hare voornaemfte hoofden werden met de „ uiterfte geftrengheid geftraft *. De Doops- » ge; * [Hier, en in eenige volgende uitdrukkingen vermengt onze fchrijver de vreedzame Doopsgezinden te Veel met de oproerige Wederdooperen , waervan Tan van Leyden. hier voren gemeld, het hoofd was en m«t welken zij geene de minfte gtmeenfehap hebben }  T WEEHOND. DRIEËNVEERTIGSTE BrIEF. 36? „ gezinden hebben allen dezelfde gronbegin„ fels niet gehad. Sommigen wilden dat de „ vrouwen en goederen gemeeh, en alle men. „ fchen gelijk en onafhangelijk waren. Zij boezemden ijder haet voor de overheden, „ oppermagten en den adeldom in , en be„ loofden zich eene gelukkige heerfchappij, „ waerin zij alleen zouden regeren , na dat „ zij alle de goddeloozen uitgerooid hadden. „ Anderen, behalve deze buitenfporigheden* „ beroofden Jefus Christus van de menfche„ lijke nature ; en verfcheidenen floten hem „ buiten het goddelijke wezen. Zij hielden „ ftaende dat hij niet ter helle was nederge,, daeld , dat de zielen der dooden tot het „ laetfte oordeel fliepen , en dat de ftraffen „ der verdoemden niet eeuwig waren. „ Deze dwaelgeesten maekten in den be„ ginne flechts eene kerk uit; maer de ver„ fcheidenheid in de kleederen, de huishou„ ding' en het voedfel verdeelde hen. Echter ftemmen zij overéén in ftaende te houden, " dat men den doop tot de jaren van onder„ fcheid moet uitftellen ; dat de eed verbo„ den is, in welke gevallen het ook zij, en „ dat geene Mogendheid regt heeft denzelven " te vorderen; dat het dus mede gelegen is met „ het voeren van wapenen; en dat men in 't „ geheel geen gezag over zijns gelijken mag „ oeffenen. Deze laetfte gevoelens maken „ hen nutteloos, zoo wel in vrede als in „ oor-  368 De Nieuwe Reisïgek: ?, oorlog : ook heeft men hen, uit fchimp," 3, weerloozeChristenen geheten; doch zijkee„ ren dit verwijt af, door zich zeiven onwraekzuchtige Christenen te noemen. Bovenj, dien, leggen zich fommigen de wet op, om j, alle morgens hunne voeten te wasfchen, „ anderen in Uil te te bidden: eenigen zingen „ eendragtig in hunne kerken; en bijna allen „ mengen zij hunne bijgelovigheden met eeni„ ge leerftukken der Gereformeerden. Zij heb5, ben honderd zes en tagchentig tempels in „ gansch Holland, en driehonderdleeraers, om „ dezelven te bedienen. Hunne vergaderingen „ worden in maend Juli gehouden. Men „ verkiest den verftandigften, om het onderwerp der beraedflagingen voorteftcllen. Zij „ hebben zeer weinig of geene jaerwedden; „ 't geen hen noodzaekt eenig ambacht te j, oeffenen , of koophandel te drijven , om „ hun beftaen te krijgen. Eertijds zonden zij „ hunne leerlingen in de kweekfcholen der „ Remonftranten : tegenwoordig hebben zij „ eene fchool , waerin zij hoogleeraers der „ godgeleerdheid en filofofie , benevens tael. 3, meesters, onderhouden , op eene wedde „ van twee duizend guldens. Dediakenen, uit „ het getal dezer leerlingen getrokken, verkie„ zen de leeraers; en de vergadering bevestigt 3, hen in hunne bediening. In eenige kerken „ zijn de waerdigheden voor het ganfche lei, ven; in andere is hun ampt bepaeld. Som- ii migen  Twee hond. Drieënveertigste Br!éf. 36$ „ migeri ftellen diakonesfen, op dezelfde wij* „ benoemd, en mee het uitdeden van de ael- moesfen belast. Zij hebben huizen voor de „ weeskinderen , en rijkbegiftigde gasthuizen, „ voor de zieken. „ De regering begunftigt de leden dezer ge* zindheid, wier geld niet minder tot de „ vrijheid der Vereenigde Landfchappen heeft 3, toegebragt , dan de dapperheid der andere„ burgeren: ook heeft men hen van het be„ „ kleeden van alle openbare ampten en be- dieningen ontflagen, en hun vergund zich ,, voor het geregt te bedienen van dit voor„ fchrift van bevestiginge: „ bij mannen „ waerheid"; of door dit: „ ik bevestig de„ ze ware woorden. " Zij bekleeden fomtijds „ de plaets van regént in de gasthuizen, niet j, uit eerzucht', maer uit liefddadigheid. Zij zijn „ verpligt, even als de Joden, zich te fchtk„ ken naer de keuren der regeringe, ten aen„ zien van hunne huwelijken. „ De Rijnsburgers, dus genoemd naer het „ dorp Rijnsburg , digtbij Leyden , alwaer „ zij alle jaren op Pinkfteren * vergaderen j „ zijn minder dan de Doopsgezinden bekend. „ Men noemtze ook Kollegianten, uit hoof„ de van de kollegiën, welken zij tot onder* wijzen en bidden gefticht hebben. Deze gezindheid verfcheen onmiddelijk na het , * [Ook op den laetften bondag in Aügustss.] XIX. Detl A ft  De Nieuwe Reisïger. » fynode van Dordrecht, toen de Arminia„ nen, of Remonftranten , uit het land ge„ jaegd wierden, en had tot grondleggers de „ broeders Vander Kodde, landbouwers en „ lederbereiders. Zij leerden dat alle de Chris,, tenen gewettigd waren tot het waernemen „ der priesterlijke bedieningen , en dat de „ priesters zich dezelven , door overweidi„ ging, hadden aengematigd. Zij hadden alle .,, plaetfen der heilige fchrifture, die dit ftelfel „ konden begunfligen , verzameld, zonder „ zich te bekommeren of zij er den zin van „ verdraeiden, mits dezelve tot hun oogmerk 9, dienden. De verdraegzaemheid, welke zij „ verre uitflrekten, was hun begunffigde leer„ ftelfel. Zij hadden geene kerkleus of ge,, loofsbelijdenis; en ijder verklaerde het euan„ gelium op zijne wijs „ Deze nieuwigheden verleidden het volk, „ en vermeenigvuldigden de nieuwbekeerden. „ Doch tegenwoordig hebben zij weinige ker- ken of vergaderplaetfen. Zij verzame„ len des faturdaegs, om zich tot het nacht. „ mael te bereiden. Na het gebed , vraegt „ een der oudflen, of iemand de toehoorders „ wil ftichten? De eerfte, die zich voordoet, „ neemt een' tekst, waerover hij alles, wat „ hem in den geest komt, verklaert; èn ijder „ mag zijn denkbeeld daerbij voegen. De „ plegtigheid eindigt door eenige pfalmen, „ eendragtig opgeheven. De, dienst des zon. „ dags  Tweehond. Drieënveertigste Brief. 3fl dags begint met eene korte vermaning' over „ de grootte der verborgenheid, welke men „ zal vieren, Een der oudften nadert de ta„ fel, deelt het brood en den Wünuit, en ti betuigt geene de minfte verdienfte in deze verrichting' te ftellen. Des anderdaegs ver. „ gadert men , om zich onderling optewek. „ ken tot de volharding in de goede werken; „ en ijder keert tot zijne zaken te rug. „ Deze lieden bedienen den doop door in„ dompeling. Zij hebben te Rijnsburg, hun* „ ne hoofdplaets, een kollegie , welks tuin „ van eene graft doorfneden is. Aen den „ kant is eene kom , waerin men warm water „ kan leiden , gemetfeld. De doopelingen, 5, in het geloof onderwezen, begeven zich op „ deze plaets : men "verklaert hun den oor„ fprong en de beweegredenen van deze pleg* „ tigheid: men ondervraegt hen over hun ge„ loof; en mits dat zij Jezus Christus en de „ goddelijke fchriften erkennen, leidt men de „ mans in eene kamer , en de vrouwen in „ eene andere, alwaer men hen welvoegelijk „ kleedt, en in deze toerusting naer de doop„ vont geleidt. Zij liggen zich op de knien 5 „ en een der oudften [met hun daerin getre}, den] dompelt hen onder water, terwijl hij de woorden, bij den doop gebruikelijk, „ uitfpreekt. Men geeft hun vervolgens hun. „ ne kleederen weder, en geleidt hen in de 5, kerk , alwaer men hun de verbindtenis, Aa a 5> doof  jjf» De Nibüwe .RaisiGER. „ door hen aengegaen, verldaert. Echter be„ hooren zij hierom niet tot de kerk van „ Rijnsburg: zij zijn vrij in het verkiezen van „ den godsdienst, dien zij willen belijden. „ De algemeene vergadering werd alle jaren, „ te Rotterdam, in den tempel der Remon„ ftranten , gehouden ; maer federt zij 'er „ een' in het bijzonder hebben , vereenigen „ zij 'er zich driemael 's jaers. Deze gezind„ heid telt agttien of twintig kollegiën; en in „ 't algemeen kan men haer als de verzamel. „ plaets van alle andere gezindheden aenmer„ ken. „ De Armenifche Christenen , welken de „ koophandel te Amfterdam brengt, hebben „ 'er eene kerk. Zij zijn onafhangelijk van „ den Roomfchen ftoel, houden het nacht„ mael onder de beide gedaenten, en dulden „ geenen beeldendienst. De Beftrijders der „ Drieëenheid , of hedendaegfche Arrianen, j, hebben de gevoelens van den vermaerden aertsketter, door Athanafius met den ban„ blikfem geflagen, weder opgedolven. New„ ton, zegt men, deed hun de eer van hen „ te begunftigen: Clarkc nam hunne verdeediging op zich: ook zijn zij van eenige Hol„ landfche leeraren en eenige kerkelijke fchrij„ veren gevolgd. „ Eene andere gezindheid , die de konin„ genen kruijersevengemeenzaemaenlpreekt, „ niemand groet, niet dan liefddadigbeid voor „ de  Tweehond. Drieënveertigste Brief. 373 „ de menfchen en eerbied voor de wetten „ over heeft, een verfchiilend kleed van an„ dere lieden draegt, als een kenmerk om „ hun niet te gelijken; kortom, de Kwakers, „ die de vermaken , fchouwfpelen en moden „ ontvlugten, geen' eed doen, nimmer vloe„ ken, geen oorlog voeren , geenen eer„ dienst, geene priesters noch regtsgedingen „ hebben, en voor de regtbank niet verfchij„ nen dan om de zaken van anderen; de „ Kwakers , zeg ik, verminderen grootelijks „ in Holland. Naeuwelijks zal men 'er twin„ tig in Amfterdam, en twee honderd in de „ ganfche uitgeftrektheid van het Gemeene„ best vinden. Men twijffelt niet of zij zullen , welrasch vernietigd zijn. Een nieuwe gods„ dienst volgt hen op , onder den naem „ van Hernhutteren of Moravifche Broede„ ren, meer bekend in Duitschland en Groen„ land. Men zou geen einde vinden, indien men „ ondername rekenfchap te geven van alle de „ gezindheden, die de Vereenigde Landfehap. „ pen overftroomen. Sommigen kwamen 'er „in, met den fakkel in de hand', en de laste,, ring' in den mond'; en de heiligfehennis, mui„ terij, de verachting van de wetten des Hew mels en der aerdfche Mogendheden met zich „ voerende, drongen zij in deze gewesten, „ verdierven met hunnen adem het geloof in „ de gemoederen, wierpen de aloude altaren Aa 3 „om  374 De Nieuwe Reïsïger. „ om verre, en ftichtten eene foort van troon bij die der oppermagten. „ De eenige Roomfche godsdienst fchrijft 3, zijnen bedienaren den ongehuwden ftaet M voor, en befchouwt denzelven als eene hel3i dendeugd, ftrekkende om de ziel boven de >, zinnen te verheften, en den mensch tot het „ oeffenen van verheven deugden bekwamer ,, te maken , en hem van de banden des ,, vleesch , dat hem altoos naer het fchepfel „ trekt, te verlosfen. De andere gezindhe„ den , den ongehuwden ftaet in de geeste,, lijke en burgerlijke orden befchouwende, „ veroordeelen denzelven als ftrijdig met de „ famenleving', en nadeelig aen den landaert, „ waeronder hij geduld wordt. Zij denken ,, daerenboven dat die der priesteren niet tot „ de eerfte jaren van het Christendom op3, klimt. Het boek der apoftolifche inftellin„ gen verbiedt inderdaed wel eenen, die twee „ vrouwen neemt, met bet priesterfchap te ,, bekleeden ; maer het vergunt aen de gee3, nen, welken de kerk tot de hoogfte waerdig„ heden verheft, hunne vrouwen te behou3, den , en ftaet tevens den onderdiakenen „ het huwelijk toe. Het verbod daervan werd „ hun eerst gedaen in de kerkvergadering „ van Elvire, in de vierde eeuwe : ook werd „ het zelve niet algemeen in acht genomen;, „ en de mindere geestelijkheid genoot noglan„ gen tijd de zoetheden der huwelijksvereeni„ ginge." Niet-  Tweehond. Drieënveertigste Brief. 37$ Niettegenftaen.de deze verfcheidenheid van godsdienften, in Holland vastgefteld, hebben zij allen gelijkvormige trekken , welken geen eenige van hun kan loochenen. Allen behouden zij de voornaemfte kenmerken van hunnen eerften oorlprong, offeren den mensch op aen de eer van den fchepper , en onderwerpen zijnen geest aen onbegrijpelijke waerheden, zijn hart aen het gezag der wetten, en zijne daden aen de openbare orde. Allen leeren zij eene geftrenge zedenkunde, en doen dezelve beöeffenen, zijn een teugel voor de driften , de vertroosting in de rampfpoeden, de grondüag der wetten, de band der regeringe, de regel der zeden , de befcherming van de goederen, vrijheid, achting' en het leven, de fterkfte fteun van de regten der oppermagten, de zekerfte waerborg van de gehoorzaemheid der onderdanen , het grondbeginfel van de orde, onderwerping' en betamelijkheid. Dan de Katholyke godsdienst heeft dit voordeel op alle de anderen , dat hij zich tot de afgelegenfte landen en barbaerfte volken uitftrekt, van de aertsvaderen vooruitgezien en befchouwd, door de profeten voorzegd, dooiden Mesfias ingefteld, door deszelfs wonderwerken bevestigd , door de apostelen gepredikt , met derzelvêr bloed bezegeld, en van de ganfche weereld omhelsd is : hij is het waerdigfte voor het Opperwezen, door de verhevenheid zijner leerftukken; het nuttigfte voor Aa 4 de  37 Di Nieüvi RErsiee». de weereld , door de wijsheid zijner zedenkunde; het troostelijkfte, door de grootheid zijner beweegredenen; het heilzaemfte , door de kragtigheid zijner hulpmiddelen : hij verlicht den geest, en geeft hem de grootfte en regtmatigfte denkbeelden van de Godheid, be» zielt het hart, en boezemt het de edelmoedigfte en verhevenfte gevoelens in, regelt zelfs onze gedachten en begeerten, bepaelt alle de pligten, heiligt alle de voorwaerden, fchrijft de liefde tot de orde voor, haelt de banden der ondergefchiktheid toe, beveelt de nederigheid aen de grooten , de afgetrokkenheid van het aerdfche aen de rijken, de gematigdheid aen de gelukkigen, de gelatenheid en onderwerping aen de armen , de lijdzaemheid aen de bedrukten, en onderwijst aen het menfchelijke geflacht de leeringen, die met den welftand der rijksftaten, en met de begeerten van alle menfchen tot het geluk en de onfterffeiijkheid, meest overeenkomen. Ik ben, enz. Amfterdam, den zden van April, 1755. Twee-  Tweehond. Vierenveertigste Brtef. 377 Tweehonderd Vierenveertigste Brief. Vervolg van Holland. „ "IToordat de Vereenigde Landfehap„ V pen tot een Gemeenebest gemaekt „ wierden, hadden zij ijder eenen bijzonderen „ landvoogd, door den vorst benoemd, om „ de volken volgens de wetten te rigten, de „ weduwen en weezen te befchermen , de „ kwaeddoenders en roovers te ftraffen, voor „ 's lands inkomften te zorgen, de kerken en ,, geestelijkheid te verdeedigen , en op het „ gedrag der ondergefchikte amptenaren agc „ te geven. Wanneer het op het vonnisfen 5, over eene gewigtige zaek aenkwam, moes„ ten deze landvoogden ten minfte vergezeld „ zijn door zes bijzitters of burgers, en hiel„ den hunne zitting onder een' boom in het „ open veld. In tijden van oorlog beriepen „ zij de gewapende lieden van hun landfehap, „ geleidden hen ter verzamelplaetfe, mon„ fterden hen,' ftraften de geenen , die zij in „ gebreken vonden , geboden hunne krijgs„ bende, gedurende den veldtogt, en voer„ denze des winters weder in het land. „ Door de zwakheid der vorften, uit het huis van Karei den grooten, overweldigden „ deze landvoogden het erfregt der heerfchap. A a 5 » pijen >  3?R De Nieuwe Reisiger. ,, pijen, die hun flechts voor hun leven wa,, ren toevertrouwd ; en om 'er zich in te „ handhaven , verdeelden zij het gezag met 3> den adeldom, dien zij over het belang van den ftaet raedpleegden , en de verdrags, fchriften lieten , teekenen. De burgers der 5> fteden, door den koophandel verrijkt, dej, den hun voordeel met de behoeften dezer 3, nieuwe heeren ; en om handvesten afte3, persfen, bedongen zij altoos eenige regten 3, in verwisfeling van hun geld. Een der 3, voornaemfte was dat zij afgevaerdigden van hunne orde in de vergaderingen mog,, ten zenden. Men begon hen in de onder„ handelingen en gezantfchappen te gebrui3, ken; en welrasch dongen zij met de edelen 3, naer de gewigtigfte bedieningen. „ De fteden deden haer voordeel met de,, zelfde omftandigheden , tot het verkrijgen van de magt, om zich eene vierfchaer te ,, vormen , en hare magiftraten boven die ,, van den oppervorst te verheffen. Zij maek,, ten burgemeesters en raedslieden : Dor,, drecht, Haerlem, Delft, Leyden en Rot- terdam hadden een' Stadsraed of Vroed,, fchap, en Amfterdam eene foort van Se,, naet of Raedsvergadering. De verkiezing 3, van deze amptenaren gefchiedde jaerlijks; 5, en men bragt voor hun Hechts de zaken van „ de minfte aengélegenheid. Men is onkundig van den tijd der o^richtin^e van den Raed ,, van  Tweehond. Vierenveertigste Brief. 379 van Holland , die geen vast verblijf had voor de gravin Jakoba, en welken Filips, » Hertog van Bourgonje , in 's Gravenhage „ deed overbrengen. Zijn gebied ftrekte zich , uit over de graeffchappen Henegouwen, " Holland en Zeeland , en de heerlijkheid ' Friesland. Men noemde hem onverfchillig het Hof of den Raed van Holland, het Hof Provinciael, of den Hoogen Raed. De groot fchatmeester werd verkozen tot voor" zitter van dit geregtshof, waeraen men ook \\ den naem van de Rekenkamer gaf. Het be, ftuurde , benevens den vorst , de zaken der regèringe , doch verkreeg zijn' groot„ ften luister eerst na de Spaenfche beroer- 35 ten- „ j- „ Betreffende den naem van Staten , die tegenwoordig den beftendigen tytel van het " Gemeenebest uitmaekt, dezelve was niet lang na deszelfs opregting bekend. Bijéén ' verzameld , door de beroeping van den , prins van Oranje, om zich der Spaenfche " heerfchappije te onttrekken, Helde men vast dat de landfchappen Gelderland en " Zutfen, Holland , Zeeland , Utrecht en " Friesland zich onderling zouden verbinden, " en voor altoos verëenigen, als ook hunne " fteden en volken, om eikanderen met hun" ne goederen en hun leven te onderfteunen, „ en wederzijdsch tegen ijder, die hen mogt „ aenvallen, te verdeedigen; dat men, voor ' 33 de  380 De Nieuwe Reisiger. » de gemeene veiligheid, de grensfteden „ zouden verfterken, half op kosten van het „ landfehap, waerin zij lagen , en half op „ kosten van de algemeene vergadering'; dat „ deze fteden, en zelfs die van binnenslands, „ verpligt zouden zijn ten allen tijde zooda. „ nige bezettingen, als de Algemeene Staten „ noodzakelijk oordeelden , intenemen ; dat „ deze, van hunne zijde, gehouden zouden „ wezen den onderftand, dien zij noodighadden , te zenden ; dat de bevelhebbers en foldaten , behalve den gewonen eed, nog „ een' bijzonderen eed zouden doen aen de :, ftad en het landfehap, waerin zij geftuurd „ zouden worden; dat geen landfehap eenig „ verdrag fluiten, oorlog verklaren, of fchat„ tingen heffen mogt, dan met toeftemminge „ van de algemeenheid; en dat men, in alles „ wat de Vereeniging betrof, zich zoude hou„ den aen de meerderheid derftemmen, die „ bij landfchappen zouden geteld worden. „ Indien 'er eenig bijzonder misverftand ont„ ftond, zou men den twist voor de belange„ looze landfchappen brengen, en door daer„ toe benoemde gevolmagtigden beflisfen. Zoo „ dezelve de Generaliteit betrof, moesten de „ ftadhouders dien beoordeelen. De verbon„ den landfchappen zouden zorgvuldig vermij. „ den eenig voorwendfel van oorlog aen hun» ne nageburen te geven; en met dit inzigt, „ zou men het geregt met zoo veel naeuw. ,, keu-  Tweehond. Vierenveertigste Brief. 381 „ keurigheid' aen de vreemdelingen bedienen, „ als aen de onderdanen van het Gemeenebest. „ Indien'er eenige zaek, die haest vereisch„ te , mogt ontllaen , konden de partijen zich vervoegen aen gevolmagtigden, door de Staten aengefteld , en eene algemeene „ vergadering vorderen. De ftadhouders, „ hunne luitenants en andere amptenaers der „ fteden, moesten zweren alle deze artikelen „ in acht te nemen: de burgerwachten, kol. legiën en gildens moesten denzelfden eed „ doen. „ Dit verdragfchrift , dat tot een' grond„ llag der gefteldheid van het Gemeenebest „ diende, werd geteekend door de ftadhou„ ders en de afgevaerdigden der landfehap. „ pen , en ftelde den prins van Oranje in „ ftaet om de oude regering om ver te wer„ pen. Hij verdeelde het gezag derwijze, dat „ ijder burger zich konde vleijen deel aen de „ befturing te hebben ; en ijdere ftad werd „ verklaerd oppermagtig in haer grondgebied „ te zijn. De dienst der afgevaerdigden, in „ de landfehaps vergaderingen , bepaelt zich „ tot de begeerte hunner lastgeveren, zonder „ dat zij'er iets in mogen veranderen. Deland„ fchappen kunnen dus, door een noodwen„ dig gevolg, geen ruimer bevel geven aen „ de 'geenen , welken zij in de vergadering „ der Algemeene Staten zenden , waeruit, „ volgt, dat het opperfte gezag in alle dè „ dee-  %li De Nieuwe Reisiger. „ deelen berust, en dat de befluiten , in „ deze vergadering gemaekt, met regt niet ,, uitgevoerd ku nnen worden, dan voor zoo „ verre zich de toeftemming der Generaliteit „ vereenigt. „ Het Gemeenebest der Vereenigde Landj, fchappen is een Staet, beftaende uit verfcheiden Gemeenebesten , wier verbindte„ nis eveneens is als een verbond tusfchen op„ pervorften en oppervorften , die zich ten „ algemeenen nutte vereenigen, zonder hun„ ne kroon te onderwerpen. Men kan dan „ de Algemeene Staten befchouwen als de „ vergadering der afgevaerdigden van opper„ magtige landfchappen, door den aebtens. „ waerdigften en naeuwften band aen elkande„ ren verbonden, om voor de behoudenis en »■ onderfteuning van de regten der verbindte„ nisfe te waken. Hun verblijf in de Haeg „ werd vastgefteld in het einde der zestiende „ eeuvve : .zij bezitten 'er de groote kamer „ van het hof der graven, die gemeenfchap „ heeft met eene heerlijk verfierde zael, wel„ ke ,men de Treveskamer noemt, om dat „ men 'er de gedenkvvaerdige treves of wapen„ fchorfing van twaelf jaren, welke men met „ Spanje floot , teekende. Men ziet 'er de „ afbeeldingen der ftadhouderen, en op den „ fchoorfteen eene vrouw, die het Gemeene„ best vertoont. In deze plaets treden de ge,> volmagtigden der Admiraliteit in onderhan- deling  Tweehond. Vierenveertigste Brief. 383 „ deling met de leden der Staten , en de ,, vreemde afgezanten handelen 'er over de „ zaken hunner Mogendheden. „ De afgevaerdigden der Algemeene Staten houden hunne zittingen rondom eene ,, lange tafel, met een groen kleed bedekt. 5, De leuningftoel van den voorzitter is van „ fluweel van dezelfde kleur, opgelegd met ,, een" goudgeborduurden leeuw, rondom be,, zet met de wapens der Zeven Landfchap,, pen. Indien het getal der afgevaerdigden „ grooter dan dat der ftoelen is, blijven de „ overfchietende perfonen overeind flaen; 't ,, geen dikwerf gebeurt, om dat ijder land„ fchap, op zijne kosten, zoo vele afgevaer„ digden kan zenden, als het goedvindt. „ De Algemeene Staten vergaderen alle dagen, zelfs des zondaegs, 's morgens ten elf „ uren, ten zij de voorzitter een ander uur „ bepale. IJ der landfehap zit, op zijne beurt, „ eene week voor. Men geeft den voorzit„ ter de brieven , verzoekfehriften, vertoo„ gen en andere papieren der vreemde en „ binnenlandfche flaetsdicnaren over. De ,, Griffier leest dezelven: de Raedpenfionaris „ vertoont het voor en tegen: de voorzitter 3, opent de beraedflaging; en het befluit wordt ,, bij meerderheid van itemmen opgemaekt. ,, Indien de voorzitter dier weke van een ver,, fchillend begrip van het overige der verga3, dering' is, of indien hij weigert te befluiten, „ is  3S4 De Nieuwe Reisiger. „ is hij verpligt den leuningftoel overtelaten „ aen den geenen , die denzelven voor hem 5, bekleedde; doch in zaken , die de alge,, meenheid van fteramen vereisfchen, fchorst „ men de beraedflaging op, en belast den af3, gevaerdigden der tegenkantende fteden naer hunne lastgevers wedertekeeren , en met ,, derzelver befluiten of met genoegzame magt te rug te komen. De noodzakelijkheid, om 3, tot deze middelen zijne toevlugt te nemen , „ is des te nadeeliger voor de uitvoering, „ om dat het getal der ftemmende fteden op „ twee en vijftig beloopt, zonder den adel. „ dom te rekenen. Deze langzaemheid kan 3, de beste ontwerpen doen in duigen fpatten, „ en de vreemde Mogendheden den tijd en 3, de middelen geven., om de gewigtigfte be3, fluiten te ftremmen. „ Om deze zwarigheid te verhelpen, heb„ ben de Staten fomtijds geen acht op de te„ genkantingen geflagen; maer de afgevaer„ digden wagen hunne hoofden, indien de za„ ken kwalijk flagen. Betreffende oorlog en „ vrede, het ligten van manfchap of geld, „ het' fluiten van eene verbindtenisfe of fa„ menfpanninge, dit zijn gevallen , die de „ algemeenheid van ftemmen vereisfchen. Het „ hangt van de Algemeene Staten af, de wet„ ten te vernietigen, aftekondigen en te verklaren; maer hunne beflisfingen verpligteü ,, alleen de fteden, die dezelven aengenomen hebben. „ Dé  Tweehond. Vierenveertigste Brief. 385 ,, De landfchappen hebben, aen zich het regt „ behouden , om hunnen ftadhouder te ver„ kiezen of aftefchaffen , de fleutels hunner „ fteden te bewaren, de ftadsregering te oefj, fenen, de lastbrieven der officieren, die ter hunner bezoldinge ftaen, te teekenen, en ,, eenen bijzonderen eed van de bevelhebbej, ren aftevordfren. Kortom, ijder der Zeven 3, Landfchappen, en zelfs ijdere ftad, vormt 3,Keen bijzonder Gemeenebest, dat door zijne iy, magiftraten , wetten en gewoonten gere,, geerd wordt. ,, De Algemeene Staten, anders genoemd „ hunne Hoog-Mogenden , genieten alle de „ eerbewijzingen der Oppcrmagt': in hunnen 3, naem gefchjeden de oorlogsverklaringen en „ vredeverbonden: de krijgsoverften en offi3, eieren leggen den eed in derzei ver handen af. Zij vervaerdigen de vrijgeleibrieven, de „ genadebrieven voor de overlooperen, de ,, de tolbocken van de inkomende en uitgaen3, de regten : zij hebben het opzigt over de 3, munten, bepalen de waerde van het geld., 3, benoemen de fchatmeesters en ontvangers „ der openbare penningen , regeren opper. 3, magteiijk de wingewesten, vormen de kah3, toren der vreemde zaken , geldmiddelen, „ zeevaert en koophandel, zijn belast met de „ uitvoeringe der befluiten, ontvangen de af„ gezanten, en zenden 'er weder in de vreem,* den hoven. Het Gemeenebest onderhoud]: XIX. DetX B b „ ëerf  386 Di Nieüwï Reisigïr; ?, een' Ambasfadeur in Frankrijk, Spanje en 5, te Konftantinopolen ; een' buitengewonen „ Afgezant te Weenen, Londen, Stokholm „ en Napels; een1 Minister in Pruisfen, Po,, len en te Regënsburg ; en in de andere 5, landen zeven Refidenten , twee Kommis„ farisfen, een' Agent en drieëntwintig Kon,, fuls. # „ De Ministers en Ambasfadeurs, van ver„ fchillendc Mogendheden , worden in Hol,, land ontvangen met eerbewijzingen, ge„ fchikt naer den tytel, dien zij voeren, en „ naer het hof, dat hen afzendt. Zij komen „ in ftilte te 's Gravenhage , en vertoonen ,, hunne geloofsbrieven aen de Staten , die ,, hen door afgevaerdigden verwellekomen» 5, Zij zijn meester om den dag van hunne in„ trede te bepalen; of indien zij eene nutte- looze onkoste willen fparen , verzoeken „ zij flechts gevolmagtigden. Zoo zij den voor- rang aen de eer geven , gaen zij naer „ Delft , alwaer hunne Hoog-Mogenden hun„ nen Hofmeester zenden , die hen, in het jagt der Staten, tot op een half uur van ,, den Haeg geleidt. Twee Afgevaerdigden ,, ontvangen hem in de flaetfiekoets. De Ambasfadeur zet zich op de binnenfte, en „ de Afgevaerdigden op .de voorfle plaets. ,, Hij wordt gevolgd van eene rij van karos3, fen, die de aenzienlijke lieden zenden, om y, hem eer aentedoen. In deze orde treedt „hij  TwEEHQND. VIERENVEERTIGSTE BrÏEP. „ hij af aen het heerenhuis , voor de Afge3, zanten gefcbikt, alwaer hij weder verwei. „ komd wordt door agt leden van den Staet, „ welke hij acn de deur hunner karosfe ont„ vangt en uitgelei doet. , Twee van dezel„ ven fcheiden zich van de anderen af , en „ bhjven bij den Afgezant, om hem gezel„ fchap te houden, en hem te helpen in.het „ ontvangen van de bezoeken. Den derden „ dag, komen hem twee anderen afhalen in „ eene karos , befpannen met vier of zes paerden, naer de waerdigheid van den Vorst, „ dien hij vertoont; en dezelfde rijtuigen, „ die hem vergezeld hadden, volgen hem weder „ in deze plegtigheid. Hunne Hoog-Mogen„ den ontvangen hem , door twee hunner ,, leden, bij het aftreden uit de karosfe. Hij „ gaet over het hof door de wacht, die in rijen „ gefchacrd en in de wapenen is. Men „ geleidt hem in de zael', en plaetst hem in „ een' leumngfloel, tegenover dien van den voorzitter. Zij dekken zich beiden, en „ nemen hunn' hoed niet af, dan wanneer „ men, in de aenfpraek of in het antwoord, „ den naem van den Meester des Afgezants „ of van hunne Hoog-Mogenden uitfpreekc. „ De voorzitter geeft hem alleen den tytel „ van Mijn Heer, hoewel hem alle de ande„ ren , buiten de vergadering , Uwe Exeb m lentie noemen. Men geleidt hem weder naer het heerenhuis , gelijk hij gekorneö Bh % % SJ  3§S De INisüWï Retsiger; ■ 0 „ is ; en des avonds , begeeft hij zich naer ,, de woning, welke hij tot zijn verblijf heeft gehuurd. „ Het wapen van het Gemeenebest is een klimmende gouden leeuw, met een uitfte„ kende azuren tong', gewapend met een' zil„ veren fabel, met een gouden gevest. en „ houdende zeven gebonden zilveren pijlen „ in zijnen klaeuw, met deze Latijnfche woorden: concordidresparvacrescunt,,, klee„ ne dingen groeijen door eendragt," of, „ gelijk men het gewoonlijk uitdrukt, ,, eendragt maekt magt. ", De graef van Egmond „ nam dit zinnebeeld aen, in het jaer 1564, „ en ftelde het in plaets van de belagchelijke „ kenteekenen, welken de faemverbonden ede,, len verkozen hadden, ten tijde wanneer zij „ zich den hun gegeven tytel van Geuzen lie„ ten aenleunen. Sedert den vrede van Mun„ fter , is de hoed, die, als eene kenfehets der vrijheid , boven op het fchild ftond, vcrwisfeld tegen eene gefloten kroon, ten „ teeken van de oppermagt' van het Gemee„ nebest. „ De Raed van State, belast met het uit,, voeren van de befluiten bunner Hoog-Mo}, genden, beftaet uit twaelf Afgevaerdigden, „ door de landfchappen benoemd, ijder even„ 'redig aen het gedeelte, welk het in delas„ ten draegt. De Algemeene Staten ontvan„ gen den eed van deszelfs leden ; en de „ voor-  Tweehond. Vierenveertigste Beisf. 38$ „ voorzitter verandert, volgens derolbeurt, „ van week' tot week. Deze Raed vergadert „ in eene zaei' van het hof der graven in de „ Haeg ; en de kantoren worden gehouden „ in de kamers, die daeraen palen. De befhj. „ ring van het oorlog en de geldmiddelen is „ het gewone voorwerp van zijnen arbeid„ Hij beraedflaegt met de afgevaerdigden der „ Staten; en in alle zaken wordt het befluit „ van deze vergadering' voor hunne Hoog. ,, Mogenden gebragt om derzelver bevestiging „ te ontvangen. Alle de krijgsbevelhebbers „ leggen den eed voor haer af, behalve den „ geenen , dien zij aen hunne landfchappen „ verfchuldigd zijn. De aenneming van folda„ ten, het ligten van krijgsbenden, de oor„ logs- en mondbehoeften , de monftering „ van de bezettingen, en de overtredingen „ der keuren behooren tot hare befturing. „ Haer opzigt ïlrekt zich ook uit over de ves.. „ tingwerken , magazijnen , wapenhuizen, „ kruidmolens, grensfteden, enz. Het Gemeenebest onderhoudt , ten allen „ tijde, meer dan tweeënveertig duizend man„ nen , geregelde krijgsbenden, waervan het „ een'foidaet, vau ijder vendel, aen deMaet„ fchappij van Suriname overgeeft. De In„ difche Maetfchappij gebruikt 'er omtrent „ twee honderd ; en ijder officier neemt 'er „ één of twee tot zijn' eigen dienst: dus kan „ men wezenlijk niet meer rekenen dan op Bb 3 » veer-  De Nieuwe, R e i s i g e r, p veertig duizend koppen, te weten , dertig. 3, duizend man voetvolk , zoo vreemden als inboorlingen , en tien duizend ruiterij en dragonders. De klasfe der vestingbouweren beftaet uit vijfendertig officieren, verdeeld ' s, in de fterke plaetfen , op de grenzen ei> 5> binnenslands. Men kan zelfs de omlanden 3, van eenigen dezer fteden onder water zetten , „ enze ontoegangelijk maken. De Staet onderhoudt eene bende van kanonnieren; en Holi, land heeft ook oude en verminkte foldaten. Gedurende het oorlog, werden alle deze krijgsbenden oudtijds geboden door een' Ka3, pitein-Generael en zijn' Luitenant, die beiij den den tytel van Veldmaerfchalk hadden» 3, De oudfte Generael der ruiterij' neemt te3, genwoordig het bevel op zich; maer bij is 5, aen een' krijgsraed onderworpen, en heeft 3, onder zich drie Luitenant-Generaels van de j, ruiterij', en vier van het voetvolk. Hierop volgen de Majoors, Brigadiers, algemeene Kwartiermeesters, Kolonels, enz. De- Ka,, piteins hebben eene inkomst van omtrent duizend [ Franfche J kroonen , de ' Luite,7 nants de helft, de Vendrigs het derde, en -,, de vreemdelingen iets meer. „ In tijd van vréde, zijn deze benden verdeeld in de bezettingsplaetfbn , onder de bevelen van Stadvoogden * of Bevelhebbe3, ren f. In ^alle Gemeenebestcn is het een grond- * UQtfiaerneurs, | Commandant':, >  TWSIHÓND. yiKRENVIERTICSTt Ba.Hr. 3f)f grondregel, te waken voor de behoudenis „.der grenzen, zonder te denken om zich te „ vergrooten. Dit hebben ook de Vereesig„ de Landfchappen altoos tot een' grond van 3, hunne ftaetkunde gelegd. Zij behouden een „ aenzienlijk getal van krijgsbenden , gedu„ rende den vrede: hunne grenzen zijn bezet „ met flerkten , om de aenvallen van den „ vijand te wederftaen: zij onderhouden „ flechts de noodzakelijke oorlogsfchepen, 3, om hunne koopvaerdij vloten voor de bele„ diging der kaperen tc beveiligen ; en hun „ eerfte regel is alles te vermijden , wat de „ andere Mogendheden zoude kunnen ver„ toornen. Zij trachten de uiterfte naeuw„ keurigheid in het nakomen van de verdrag„ fchriften in acht te nemen, en hebben al„ toos den grootften roem in de uitvoering „ hunner verbindtenisfen gefteld. „ Het andere gedeelte der befturinge van „ den Raed van State, niet min aanmerkelijk „ dan het voorgaende, betreft de geldmidde„ len. De noodzakelijkheid, om zich tegen 3, de Spaenfche monarchij ftaende te houden, bewoog aenftonds de ingezetenen om „ zich vrijwillig aen zware fehattingen te on„ derwerpen. De volgende oorlogen lieten „ den Staten niet toe de oude fchulden „ aftelosfen; en de onderdanen van het Ge„ meenebest gewenden zich om a'de de verheogingen 5 welken de omftandigheden ver. B b 4 eisch-  59£ De Nieuwe Reisigee. ,, eischten. zonder morren optebrengen. Da „ fterkfle belastingen worden geheven op de „ inkomende en uitgaende koopmanfchappen, „ de verkoopingen en erffenisfen, de huizen, 3, landerijen , perfonen, dienstboden, rijtui3» gen » paerden , levensmiddelen , enz.; en de invordering van deze regten gefchiedt 3, met de uiterfte geflrenghdd. De inkom,, ftcn , die uit de inkomende en uitgaende ,, regten fpruiten, zijn gefchikt voor de zee3, vaert' ; en de Admiraliteiten zijn met de. ,, ontvanging' belast. ,, Men fchat het geene ijder land of huis moet betalen naer den prijs der huren; en ,, wanneer zij eens op de rol gefield zijn, 3, flaet men geen acht meer op de verminde3, ring of het verval, zoo dat de eigenaer dik„ werf genoodzaekt is zijne bez'tting te ver3, laten. De onroerende goederen betalen den ,, veertigflen penning van den prijs der ver,, koopingen ; de zijdelinglche * erffenisfen moeten den twintigflen penning betalen, ,, daer onder vervat de grondrenten, fchuld,, brieven en fchepen. De regten op de wa,, ren beloopen een derde van den koopprijs. De aktiën op de maetfchappijën van koop„ handel betalen het tiende. Daerenboven 3, heeft men het gezegelde papier ingevoerd, ,, toe alle geregtelijke handelingen. De prijs van het blad is van drie fluivers tot honderd ea * Cel/altrales.  TwKHCMWD. VIERENVEERTIGSTE BrIEE. 393 en vijftig- guldens, naer het gewigt der aen,, gevangen verbindtenisfen. Alle deze be„ lastingen waren' oudtijds verpagt^ en het is 3, alleen federt korten tijd dat men bijzondere 3, ontvangers , die het geld aen het algemeene „ kantoor brengen, heeft aengefteld. ,, Hoewel de inkomften van het Gemeene,, best, ten aenzien van de uitgefbektbeid van dezen Staet, onnoemelijke fommen be,, dragen , is het nog bezwaerd met fchuld,, brieven, gemaekt gedurende zijne oorlogen ,3 met Spanje; en het betaelt daervan eenen ,, intrest van twee en een half ten honderd. ,, Somtijds blijven de landfchappen achterftal,, lig in den betaeltijd; en eenigen zagen zich ,, genoodzackt hunnen fchuldeisfcheren den 3, intrest te doen verliezen. Deze hindernis. 3, fen doen de papieren dalen; maer de koop,, handel maekt het geld zoo gemeen, dat het ,, vertrouwen welrasch wederkeert, doo; de 5, onmogelijkheid om veiliger en voordeeliger 3? gelegenheden te vinden. De Algemeene 3, Staten dragen zorg om het vertrouwen te 3, bewaren , door wederbetalingen , wejken ,, zij van tijd' tot tijd aenkondigen , doch ,, alleen door nieuwe leeningen ter uitvoer, 3, brengen. „ De Raed van State vonnist, zonder ,, hooger beroep , over alle de twisten, be,, treffende de geldmiddelen. Eertijds mogt 3, men zich van deszelfs vonnisfen op hunne Bb 5 „ Hoog-  394 De Nieuwe Reisi®**, „ Hoog-Mogenden beroepen ; maer het ge„ bruik heeft ingevoerd alleen de overziening „ daervan te eisfchen. De leden komen fom,, tijds gezamelijk in de vergadering der Alge. 3, meene Staten; doch gewoonlijk gefchieden „ de onderhandelingen door bezending van wederzijden. De voorzitter dier weke is altijd aen het hoofd : hij fielt het onder3, werp der beraedflaginge voor : de eerfte 3, Afgevaerdigde van den Raed zegt zijne mee. 3, ning, en verzamelt de ftemmen. Volgens „ de voorfchriften, aen dit tweede ligchaem 3, van het Gemeenebest gericht, ontvangt ,, men 'er niemand, die geene belijdenis van ,, den Gereformeerden godsdienst doet, in „ den dienst van eenige andere Mogendheid is, of bloedverwanten, ja zelfs aengehnw3, den , tot in den vierden graed, in deze ,, vergadering heeft. Dezelve vergadert twee- mael daegs, des morgens ten negen, en des ,, namiddags ten drie uren. Ijder lid is ge,, houden vrijelijk zijne meening te zeggen; 3, en wanneer het eene zaek betreft, waerin 3, zijn bloedverwant of hij zelf eenig belang ,, heeft, is hij verpligt buiten te gaen, zoo 3, lang men de ftemmen opzamelt. Het be,, fluit wordt gemaekt, in tegenwoordigheid ,, van alle de geenen, die zich 'in de plaets der vergadering' bevinden. „ De Raed ontvangt de infchrij vingen, voor de leveringen en andere ondernemingen, ,, die  Tweehond. Vierenveertigste Briïe. 39S „ die onder zijn beftuur behooren , in bet „ openbaer, wijstze bij afflag den aennemer „ toe, en geefc betaelbriefjes op de ontvan„ gers der landfchappen. Het is aen ijder van „ deszelfs leden verboden , onder eenig voor„ wendfel, gefchenken te ontvangen ; of, „ indien menze hun toezendt, zonder datze „ weten van waer dezelve komen, moeten zij 'er den Raed van verwittigen, die de waer3, de daervan aen den armen doet uitdeden. 3, Zij zijn verpligt, bij hunne ontvangst, „ een' eed omtrent dit ftuk te doen, en die s, alle jaren in de maend' Mei te vernieuwen. „ De zender van het gefchenk, indien hij be„ kend is, wordt veroordeeld tot eene geld» boete , naer goeddunken van de vergade-,, ring'. Dit punt is hun zoo firerk aenbevo„ len , dat het in 't Openbaer in 't Hol„ landsch , Fransch, Èngelsch en Schotsch, 5, moet aengeplakt worden, met last' aen de pleit,, bezorgers en andere ondergcichikte ampte. j, naers hunne partijen daervan te verwittigen. „ De jaergelden der leden van den Raed s, van State worden bctaeld door de land„ fchappen, die hen benoemd hebben, en cc ^ wedden van den fchatmeester en geheims, fchrijver door de algemeene kas. De zaken, tot deze vierfchaer behoorende , worden „ afgevaerdigd op deze wijs : ,, Door or„ donnantie van Onze Heeren de Staten 5> Generael, op het bericht van den Raed." „ Dc  396 De Nieuwe Reisiger. „ De amptenaer, wien men de bewaring 'van ,, het zegel toevertrouwt, is belast met het „ houden van register van alle de gefchriften „ en geldfommen, door hem ontvangen. Alle de inkomften van den Staet gaen ,, door de handen van den algemeenen Ont,, vanger, die'er geen gebruik van maekt, dan ,, op de bevelen van den Raed , behalve het „ geene de landfchappen door zich zelfs bèta- • len. Dees amptenaer is gehouden alle de „ befluiten , die de geldmiddelen raken , te 3, doen uitvoeren, verantwoordt en doet re3, kening van de leeningen, voor het Gemee- nebest gedaen. Het is hem uitdrukkelijk ,, verboden eenig papier van den Staet te ,, verhandelen of aftetrekken; en indien hij ,, in dit ftuk misdoet, verliest hij zijne bediej» ning, en kan geene betaling voor het afge3, trokken papier vorderen. Hij bevestigt met ,, eede de waerheid zijner rekeningen; en wanneer 'er eenigen misllag ontdekt wordt, ,, betaelt hij het dubbel der verzuimde fomme. ,, Indien de Staet geld noodig heeft, moet hij „ daervoor inftaen , om de leening tegen „ den gematigften intrest te bevorderen, mits genietende het voordeel van een half ten 3,, honderd. „ Het opzigt van den Schatmeester ftrekt zich uit over alle de inkomften van het Ge. meenebest, hoewel de penningen niet door „ zijne handen gaen. Hij waekt over het » ge-  f WMHOSD; VIERENVEERTIGSTE BRIEF. 397 gedrag der ontvangeren en bedienden, gét bruikt wordende om de belastingen intevor" deren, en is verpligt de misbruiken, die ra 5 de behandeling van het geld fluipen , den Raed van State te vertoonen, en de her" vorming daervan voorteftellen. Hij be- fchouwt de vergunningen ter betalmge en , de ordonnantiën , doet 'er bericht van, keurt ze goed en teekentze. Hij moet alle % de zittingen bijwonen , fchoon hij flechts eene beraedflagende ftem heeft. Hij treedt „ 'er eerst in, gaet'er laetst uit, en mag met „ buiten de Haeg flapen, zonder verlof van li hunne Hoog-Mogenden. " Hier eindigt de arbeid van Mejuffer Van Kleef, waervan ik, om dus te fpreken, flechts de uitfehrijver geweest ben. Dezelve kan u een denkbeeld geven van de gefteldheid en regeringe van dit Gemeenebest, waerin, gelijk gij ziet, het algemeene belang bijna het eenigfte bijzondere belang is. Indien men 'er eene handvol van ongelukkigen , bekiagenswaerdige doch noodzakelijke flagtöffers van de armoede en den Staet, van uitgezondert, zijn alle de burgers in den rang der menfehen geplaetst. Zij worden geboren en leven eveneens: dezelfde vrijheid geeft hun dezelfde kragt en dezelfde regten. Te gelijk onderdanen en opperheeren, gehoorzamen zij de magiftraten , en vonnisfen over dezelven , of, ©m beter te zeggen, zij vonnisfen over de me-  ♦98 De Nieuwe Reisiger. magiftraten, gehoorzamen flechts aen de wet,, kennen geene opperheeren dan de deugd en hunne pligten , geen ander juk dan dat van het algemeene welzijn en de gelijkheid. Heeft men 'er onderfcheiden rangen ingevoerd, regterftoelen en bijna troonen opgeregt, ijder mag ten minfte hopen daerop te klimmen; doch niemand klimt 'er op, dan door de hand van alle de anderen geleid. Landbouwer, werkman , foldaet, ridder, raedsheer , alle deze tytels verliezen zich in dien van burger, den eerften en eerwaerdigften van allen. Hier bemerkt men geenszins, die onmetelijke tusfchenruimte , die, tot fchande der menfehelijkheid, den kring der grooten en dien des volks van één fcheidt.. Dit laetfte is geen flaef; de anderen zijn geene tyrannen. De regering veroordeelt de eenen niet tot den hoogmoed en wellust, noch het andere tot de droefheid en vernedering. De eerften zijn geene kwaeddoende en gierige goden , wier altaren men met offeranden en flagtöfferen moet bedekken. Het andere is geen woest dier, 't welk men niet kan beteugelen, dan door het met keetenen en kluisteren te overladen. Omtrent hunne ware belangen verlicht, is den volke en den grooten niet onbe. wust, dat hun wederzijdseh geluk uit hunne onderlinge kragten voortfpruit. . Het Gemeenebest beflist niets, zonder zijne kinderen raed te plegen; en om alle foort van wan-  Tweehond. Vierenveertigste Brief. 39* wangunst' te verbannen , heeft het tusfehen hen eene volkomen gelijkheid vastgefteld. Het vreest niet dat de aenmerkelijkfte fteden zich het r egt der zwakften zullen aenmatigen: het heeft alle de zwarigheden , die uit de ftaetzucht' kunnen voortkomen, voorzien; en op deze volmaekte gelijkheid heeft het de welvaert zijner volken gegrondvest. Dewijl geene ftad aen de andere onderworpen is , kan men over de algemeene zaken , in een landfehap , niets beflisfen, dan met eene algemeene toeftemming' van alle de fteden , die het zelve uitmaken, en in de Algemeene Staten, dan met bewilliginge der Zeven Landfchappen. ; Deze regering fchijnt in den beginne onderworpen te zijn aen nadeelige langwijligheden; maer deze zwarigheden zijn de veiligheid van den Staet, de knoop, die hen verbonden houdt, en de band, die de eendragtigheid in alle de deelen bewaert. De verpligting, om in gewigtige zaken te raedplegen, ftelt de Algemeene Staten , die het ganfche ligehaem des landaerts verbeelden , in. eene foort van afhangelijkheid; en hoewel zij de ziel van het Gemeenebest fchijnen , zijn zij 'er echter alleen het werktuig van. Zij handelen alleen met toeftemming' van alle de landfchappen, en deze doen niets dan met bewilliging' van hunne fteden. Het is waer dat deze gelijkheid, zoo noodzakelijk in *en Gemeenebest, het volk fomtijds  #0? De Nieuwe Re^iger. tijds onbefchoft en baldadig maekt. Een heer uit de Algemeene Staten , wiens rijrui; op weg den wagen van eenen landman ontmoet, dient zoo wel te wijken als de boer, zoo dat zij beiden de helfc van de moeite moeten doen. Zijne knechts zullen zich wel wachten den voerman te fchelden, en nog minder hem te flaen. Deze is zoo wel een burger als de ftaetsman , en erkent alleen den magiftraetsperloon , als dezelve in zijne bedieningen is. Dit is de reden , waerom men fomtijd* de dwalingen van het gemeene volk duldt en zelfs wettigt. De vrijheid fleept met zich eene zekere fierheid , die , bij de menfchen, welke geen verftand genoeg hebben, om bun geluk met te misbruiken, in baldadigheid ontaert. Men kan de Hollanders verdeelen in vijf of zes klasfen ; te weten , de boeren, die het land bearbeiden; de zeelieden, die de fcheepvaert ten dienst' flaen; de kooplieden, waermede alle de fteden vervuld zijn ; de renteniers , die van den intrest van hun geld, of van de inkomst hunner landerijen leven ; de edellieden en krijgsbevelhebbers. De eerften hebben een' boerfchen en lagen geest, maer kunnen niet dulden hard beftuurd te worden: om 'er dienst van te hebben, moet menze met zachtheid behandelen Zij voeden zich met melk, moeskruiden, gezouten vleesch en fpek, kaes, enz, en paren de grootfte eenvouwigheid met de grootfte onbaetzuchtigheid. Qe  Tweehond. Vierenveertigste Brief. 401 De bootsgezellen, altoos van de weereld 'afgefcheiden, op hunne fchepen levende , eb met den arbeid der zee bezig, oeffenen bijna geene andere deugden, dan die de winden en ftormen hun gelegenheid geven in het werk te ftellen. Wanneer de lucht, het water en de aerde zich onder eikanderen fchijnen te vermengen, hebben zij geen deel in deze verwarring': in de gevaerlijkftc omftandigheden verrichten zij de fcheepsbefturing met zoo veel gerustheid en ftoutmoedigheid , als of zij de magt hadden om de hoofdftoffen te gebieden. De koop- en werklieden, in de fteden wonende , met de menfchen handelende , fprekende en koopmanfchap drijvende , altoos iri de drukte, in beweging' en werking', hebben de geflepenheid, welke de omgang geeft, zonder te ver van de goede trouw', die 'er de grondflag van is, aftewijken. De huisgezinnen, eeniglijk tot hunne renten bepaeld, leiden een eenvouwig, zedig en afgetrokken leven , en vinden in de zuinigheid en fpaerzaemheid de hulpmiddelen, die anders de gaerftigheid aen de hand geeft. Zij zenden hunne kinderen naer de hoogefcholen, alwaer zij zich oeffenen in de regtsgeleerdheid , die' hen den weg tot de regering baent. Sommigen hebben zich, gedurende verfcheiden eeuwen , in de ampten gehandhaefd en ftaende gehouden. Anderen, zonder vari de openbare zaken aftezien , nemen deel in de bedrijven XIX. Deel. Cc varl  4G2 De Nieuwe Reisiger; van den koophandel. Zij verbinden zich met koopheden , hebben faktoors en pakhuizen en voegen bij de inkomftep van hunne landerijen, en van hunne naerftigheid, de jaerwedden van hunne bedieningen , en den intrest van huri geld. Maer de groote rijkdommen worden bijna alleen gevonden bij de kooplieden, die, eeniglijk met hunne bijzondere zaken bezig, niet afgetrokken worden door de zorgen der regeringe. De Hollandfche adeldom heeft altoos fchoone voorregten , een groot gezag, en veel deel aen het beftuur gehad. Hij bemint de Jetteren, de flaetkunde en de wapenen, maer gebruikt ze alleen voor het welwezen enbelane van het Gemeenebest. ö Het woord Vaderland, dat zoo treffende, zoo nadrukkelijke , zoo dierbare woord in dit land van vrijheid , is 'er in alle harten gegrift, door alle monden uitgefproken , in alle oorden herbaeld , en door alle fchrijvers levendig afgefchetst. Het heerscht op de gastmalen als in de gevechten, in de fpelen als in de ernffige zaken. In de openbare plaetfen verzamelt en verheugt het de mee ",gtCJ> de bijzondere huizen maekt het de blijdfchap en verlustiging der huisgezinnen uit. Het is het geroep van den Staet: en geen woord is meer bekend of geëerbiedigd. Het is eene ingefcbapen gewaerwordin* eene zachte, teedere en levendige beweglg in  Tweêhond. Vierenveertigste Brief. 403 in het hart' dezer Gemeenebestgezinden. Ontvonkt door het zelfde vuur, als de Romeinen en Grieken, voor de plaetfen, alwaer zij gei boren zijn, verheugt zich ijder opregt burger dat hij 'er het daglicht ontvangen heeft, eerbiedigt derzelver wetten, grondregels en gebruiken , wijdt zijne nachtwaken , zijnen arbeid en zijne begaefdheden aen den dienst des landaerts toe , verblijdt zich over deszelfs voorfpoed, is over deszelfs rampen levendig aenge* daen , berispt geenszins deszelfs overheden, krijgsoverften of ftaetsd;enaers, fchat deszelfs deugden boven die der andere gewesten , en bewerkt, met al zijn vermogen, het geluk en den roem zijner medeburgeren. Gij ziet noch die verachtenswaerdige bedillers, noch die hatelijke misnoegden, altoos gereed om hun vaderland te verfcheuren , grondende hunne" hoop op deszelfs onlusten, hunne welvaert op deszelfs verderf. Vergenoegd met het genot van de vrijheid , welke het hun verfchaft, beijveren zij zich allen, om deze weldaed te erkennen, door den onderftand, dien zij zoö mildelijk daeraen toebrengen. Deze edele neiging beneemt aen de belastingen het geene zij hards en hatelijks hebben, houdt den vreedzamen landbouwer over den ploeg' gekromd, maekt den foldaet onverfaegd, den raedsheer wakker , den koopman arbeidzaem , en deii werkman naerftig. Dit is geene zotte verrufc king, die zich alleen door de dwalingen opert^ Cc 2 baert§  4-04 De Nieuwe Reisigir: baert; het is eene verftandige hartstocht, die alle hare treden naer de grondbeginfels der reden afmeet. Gematigd in hare eisfchen, getrouw in hare verbindtenisfen, ftelt zij geenen roem in het aentasten van een' nagebuur, noch in het berooven van een' vijand, noch m het doen van overwinningen, en laet zich minder door de bewegingen der ftaetzucht', dan door die van een wettig belang, beduren. Indien men den Hollanderen gelooft, hebben zij alles, wat de aloude en hedendaegfche Gemeenebesten doet uitmunten, aengenomen; de eendragtigheid der Zwitferen , in het handhaven van de regten van ijdere landftreek'; de behendigheid der Genuezen , in hët beduren van de zeegevechten ; de oplettendheid der Venetianen, in het ftaende houden van den roem hunner regeringe; het geheim van den Romeinfchen Raed, de neiging van Karthago tot den koophandel , de aenkleving van de Grieken voor het Vaderland. Hoe vele beweegredenen , om het vuriglijk te beminnen! Het land, 't welk zij bewonen , hebben zij zelfs aengelegd , vruchtbaer gemaekt en verfierd. De zee, die hunne landerijen dreigde, verbrijzelt zich op de dijken, welken zij tegen hare woede hebben opgeworpen. Zij hebben de lucht, welke de ftilftaende wateren met doodelijke dampen vervulden, gezuiverd. Dooihen rijzen 'er heerlijke fteden uit den modder, dien de Oceaen bedekte. De havens, welken zÜ  Tweehond. Vierenveertigste Brie*. 4.05" zij aengelegd, de graften', welken zij gegraven hebben, ontvangen alle de voortbrengfels van het heelal. Het erfdeel, 't welk. zij hunnen kinderen nalaten, hebben zij de famengezworen hoofdftoffen ontrukt, en zijn 'er meesters van gebleven; en hunne asch rust vreedzaem in dezelfde oorden, alwaer hunne vaders hevige ftormen zagen opkomen. De vrijheid van geweten en de zachtheid der wetten, lokken 'er, van alle kanten, lieden, welken de onverdraegzaemheid en de hardheid der rege- , ringe , in honderd andere oorden , verdrukken. Wie 'er zich wil nederzetten en arbeibeiden vindt 'er een verblijf en middelen om te beftaen ; en Holland houdt niet op , ten kosten van geheel Europa , het getal zijner onderdanen te vermeerderen. Het onderhoudt, in zijnen fchoot, eene meenigte van burgeren , gebruikt flechts een kleen getal daervan in zijne afgelegen bezittingen, en bewaert de eendragt onder hen, door eene regtmatige befturing, een gemakkelijk beftaen, eenen nuttigen arbeid , en verwonderenswaerdige keuren voor den koophandel. Kortom, geen eenig volk heeft zijne ligging, zijne kragten , zijne bevolking en de middelen om dezelve te doen aengroeijen, beter vereenigt. Indien de natuur het zelve de doordringendheid der Engelfchen, de levendigheid der Italianen, de bevalligheid en befchaefdheid der Franfehen , geweigerd heeft, heeft zij het C c 3 zulks  406" 'De Nieuwe Reisiger, zulks niet rijkelijk vergoed, door een juisê, voorzigtig en regtmatig verftand , waerdoor het, in alle zijne bedrijven, geregeerd en beftuurd wordt? Bevrijd van het juk, 't welk men in andere landen de reden oplegt, zijn de Hollanders alleen meester om 'er gebruik van te maken: de aerde, welke zij bewonen, is het wezenlijke vaderland der filofofen. Dezelfde neiging volgt hen in de afgelegenfte gewesten ; en de wilden , ja zelfs de barbaerfte volken, bij welken zij volkplantingen hebben opgericht, gevoelen de naerftigbeid , zachtmoedigheid en menschlievendheid van dezen verftandigen, zuinigen en werkzamen landaert. Ik ben, enz. Amfterdam, den qden van April, 1756. Einde van het Negentiende Deel. BLAD-  BLADWYZER DER VOORNAEMSTE ZAKEN, In het Negentiende Deel begrepen. Tweehonderd Eenendertigste Brief. Vervolg van Engeland. VBladz. crdeeling van Groot-Britanje. i. De ftad en het landfehap Oxford. - - 2, "Wetten van Engeland. - 1 Hoofdwetten tegen de kinderen, - f Tegen de zotten, dronkaerts en de vrouwen. 4. Hoe een hertog gedwongen wordt te betalen. - : - - 5Voorregt der leden van het parlement. I _ "Wetten tegen de vergiftigers. - i Wetten tegen de Roomschgezinden. 8. Dezelve worden zelden ten geftrengfte uitgevoerd. - _ - - 9. "Wetten tegen de vloekers. - - 11. Tegen de misdaed van Simonie. - - 12, Eerbied der Engelfchen voor den Zondag. 13. Overleveringen wegens dit ontwerp. - 14. "Wetten en ftraffen tegen de ontuchtigheid. I Tegen de toovcrijen. - f Strafoeffening ter dier gelegenheid. - 16. Zeldzame opmerking. - - - 17. Vrouwen van tooverijen verdacht, - 18. Ligtgeloovigheid der Engelfchen. - I 2Q# "Wetten voor de heeren en dienstboden. f Regten der heeren over de dienstboden. , De heeren moeten voor hunne bedienden l 21. inftaen, - - J C c 4 Ia  BtADWYZER der Bladtin welke ge vallen-zij voor derelven niet verantwoorden. - 23, Lieden tot den dienst gedwongen. - I Kragt der wetten in Engeland. - , f 24" Voorbeeld ter dier gelegenheid. - - 25. ■? ^^^^ TwEEHONDE RD TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. Vervolg van Engeland, Wetten voor de vaderen en kinderen. - 26. Hunne onderlinge verpligtingen. - 27. Regten van wettigheid en voogdij'. - L o Regten van den vorst over de minderjarigen, \ ' "Wetten voor de meesteren en leerlingen, 1 Wetten ter gelegenheid der erffenisfen. 1 3°» Over de erfftellingen. | Regten van eigendom in Engeland. - j 3r« Volksvrijheid. - - _ 32. Men mag geenen burger bannen. - 34, Vrijheid om tot de wapenen zijne toevlugt te nemen. - - - i Eed ter gelegenheid van den Pretendent. Wetten ten opzigte van de vreemdelingen. 36, Ten opzigte van de inlijving' in den landaert, 37. Langwijligheid der regtsgedingen, - 38. Manier om het regt te oeffenen. — 39, Men mag niet vonnisfen, dan volgens de ' wetten. - - - - 40. De vier voornaemfte hoven, - - 41, Hof der kanfelarij'. - - i Verrichting van den kanfelier. - | 42* Thomas Morus. - * Vrouwen van regteren , die gefchenkenont-> 43, 'vangen. - - - . J Gefchiedenis van Bacon. Andere verrichtingen van den kanfelier. - 45. Ampt yan deu Opperregter, - - ' 40. Hof  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. Hof van 's Konings Bank. - - 4°» Het hof der Ecbiqukr of fchatkamer. - I ^ Vierfchaer der gemeene regtdagen - [ Zaal, waerin deze regtbanken gehouden worden. - +"* Drie andere regtbanken. - 49» De Shérifs. - " - 5°» Verkiezing van deze overheden. - - 51* Verrichtingen des Shérifs. - " 52* Het ampt van Coroner. - 53- De Vrederegters. - 54* De Conftabels. - - 55- ■Hunne verrichtingen. - - 5°» Amptenaers, die voor de wegen zorg dra- Opzigters van de armen. - 5° Tweehonderd Drieëndertigste Brief. Vervolg van Engeland. Hoogefchool van Oxford. - \ Deszelfs gefchiedenis en oorfprong. - f •» Kollegiën en leerlingen te Oxford. - 01. Kanfelier der hoogefchole._ - ~ l 62. Letterkundige maetfchappij - - | Hoogefchool van Cambridge, - l ^ Wat men 'er onderwijst. - • Kollegiën der hoogefchole. - - 04. Kanfelier, hoogleeraers en leerlingen. - 65. Hoogefchool van Dublin. - - 06. Hoogefcholen van Schotland. - 1 67. De ftad Cambridge. De ftad Linkoln en anderen. - L 53^ De graeffchappen Jork, Lankaster, enz, I Het prinsdom Walles. - " J» 70, Zeden der inwoonderen. - 1 Oorfprong van dezelven. - - £*♦ ' r Cc 5 De  BLADWYZERder n ■ tut 11 Bladz. De prins van Walles, enlzijne regten. i Bijzonderheden. f. 72» Steenen van het graeffchap Kornewal. i Eilanden van Sciily. - . f 73» De haven van Plymouth. - .7. De graeffchappen Dorfet en Sommerfet:. 1 Steenen van Salisbury. - - f 75» De ftad Bath, hare baden. - - ^ Welk een leven men 'er leidt. - - 77* Bristol, beroemd door zijne kermisfen. - 78. Wol van Glocester, [ Drie foorten van wollen. - - f 79» Lusthuizen. - Befchrij ving van dat van Leafowes. - f 8o* Opfchriften in de tuinen. - _ 82. Brandende fontein van Bofeley. - I Zonderling verfchijnfel. - - f Huis van Madlokbath, - - _ Huis van Dovedale. - - - 86* Huis van Hagley. - - - 88* Tuinen van Stowe - 1 Hunne befchrijving. . _ r 82, Tuinen van Denbigr, Hunne befchrijving. f 9l* Ommegang te Coventry. Zonderling voorregt van Oakham. . f 93» Tweehonderd Vierekdertigste Brief. Vervolg van Engeland, Van het horologiemaken in Engeland. - 9. Historie en oorfprong van deze kunst'. - aV. Eerfte horologiën. - Uurwerk van Straetsburg en andere - 07! Uurwerk van Verfailles. - - gg* Henrik Sully, Engelsch horologiemaker, 99.' Hij zet zich neder in Frankrijk. - - 100.' La-  VOOR NAEM STE ZAKEN. Bladz. Lage geestelijkheid in Engeland. - - 101. Ondervraging van de kerkleeraren door de bisfehoppen. - " . I02* Pligten der herderen. - L I03, Pligten der kerkmeesteren. - - I Zeden der Engelfche geestelijkheid. - 104. De Engelfche adeldom. - L IO$. Hoe men de hertogen maekt. - - I Andere graden van adeldom. L I06. De tytels van graven en baronnen. - « De tytels van fchildknaep en edelman. - 107. Orde der ridderfchap van Minerva. - KJ.. Levenswijs der edellieden ten platten lande. 109. Manier om de fchuidenaers te vatten. - 110. Bevoorregte oorden of vrijplaetfen. - «1. Liefdeffichtingen van een' bedelaer. - v il3> Manier om op de wegen te rooven. - 1 Schikking omtrent de wagenvrachten. * Y Onderhouding der groote wegen. - > "jZekere foort van bokken. - - i Manier om de ganzen te mesten. - "I Hoe de beesten weiden. - ƒ Jast op de musfehen. - " Tagt op andere dieren. - ' "5* Gematigde luchtftreek van Engeland. - 10. Tweehonderd Vijfendertigste Brief. Vervolg van Engeland. Oorlog tusfehen Engeland en Frankrijk. 117. Engelfche en Franfche geT.olmagtigden. | Vijandelijkheden door de Engelfchen ge-J 118. Andere vijandelijkheden op zee. - H9« Moord aen den heer de Jumonville. ■ 121. Gedrag der Franfchen. - j, l22. Gedrag der wilden. - 1  BLADWYZER der. Gematigdheid der Franfchen. - Ia ' Ontwerp van een' inval in Kanada. , J' De Engelfchen nemen onze fchepen. f I25- geneC behandelinS aen onze.krijgsgevan- Krijgstoerustingen der Engelfchen. i ™6' Oeichriften van wederzijden. - f I27» De haven van Portsmouth. - . I2R Schietfchans dezer haven. - Het eiland Wight. - " y' De ftad St. Helena. - f 130. Viering van het Kersfeest. - T(3T Het Paeschfeest. - . 3I' Wasfthing der voeten. f 132. Het feest van St. Valentijn. - IM -Bijzonderheden wegens den Engelfchen 1 landaert. _ I Lof van dit volk. > 134, Getal der inwoonderen. - _ J Voorzorgen om de bedelarij te verbannen. 1 Engelfche ftaetkunde. - _ > 135. He pairs van Engeland. - ' . fi Tweehonderd Zesendertigste Brief. Ierland. Lof der Ierlanderen. Oorfprong van dit volk, de Milefiërs. I Hunne zeden. ƒ 6 ■ Hunne muzyk. . _ 1 Hunne lijkplegtigheden. - f 139. Orde van opvolging' tot den troon. - tao Stoet der heeren. - _ 1 * "Krijgsvolk. !> 141. Opftand van het volk tegen de grooten. 142. kleeding der verfchillende ftanden. - r De gashouders» > 143. De  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladzi De Ierlanders kvveeken de wetenfehappen aen. 144, De Engelfchen maken zich meester van» ierland. - - " .... \ iaZ, De Ierlanders omhelzen het Christelijk f geloof. - » r Het vagevuur van St. Patricius. - I4°* letland in twee volken verdeeld. - 147- Haet der Ierlanderen op de Engelfchen. 140» Ierlanders in Frankrijk geweken. - 149» Zendelingen in Ierland. • L I£0. Scot, de Scherpzinnige Leeraer. - ' Een andere Scot, Erigenes geheten. I St. Malachias, Iersch bisfchop. - I Moord aen de Engelfchen door de Ieren. 152. Ierland aen de Engelfche heerfchappij on-* derworpen. - - " f X5Z' Het wordt door de Engelfchen verdrukt. 3 Bitterheid der Ieren tegen de Engelfchen. 154. Parlement van Ierland. - - I55> Onderkoning van Ierland. - L I5ö. Overblijffel der aloude inwoonderen. j Afbeelding en zeden dezer volken. - 157- Hunne huwelijken, - I5»' Hunne onkunde. - J59- Hunne bijgeloovigheden. - - 100. Hunne ligtgeloovigheid. - - 102. Bevolking van Ierland. - L Heerfchende godsdienst. - - ] De lerfche geestelijkheid. - - 164. Monniken en kloosterlingen in Ierland. 105. Lof der Ierlanderen. - - l 166. Engelfchen in dit land overgebragt. - f lerfche tael. - - - J, 167. Naerfti?heid der Engelfche afftammehngen. f Golf van Dublin. - - - l6S* Twee-  BLADWYZER ujjf Tweehonderd Zevenendertigste Brief» Vervolg van Ierland. Bladz. Verfchillende namen van dit land. * \ , Zijne ligging en luchtftreek. - \ 9» Zijne rivieren. - 170. Het meir Lené. I Hec meir Neagh. [ x7r' Kroon in de moerasfen van Allen gevonden. 172. De dijk der reuzen. ■* Zonderlinge kolomgebouwen. - \ 173. De noodlottige fteen, door Eduard ontvoerd.' Kopermijnen. ... Manier omze te bewerken. - [ Of het ijzer in koper veranderd. - f Linnens van Ierland, het vlas. - 178. Maetfchappij van Dublin. - I Uitdeeling der prijzen. f" I79» Invoeringen in Ierland. - - 180. Elendige ftaet der Ieren. - - 181, De ftad Dublin. - - , Kollegiën van deze ftad. f I"2< Verdeeling van Ierland. - - 183, Momonia, landfehap van Ierland. - 1 0 Lagenia, ander landfehap. - f Io4« Connacia, derde landfehpp. - l o- Ultonia, vierde landfehap. - f Hunne aloude regering. - - 186, Adeldom van dit koningkrijk. - . „ Afftammelingcn der aloude Miléfiërs. f 1 7' De eilanden Jerfey en Guernefey. - 188. Schikking voor de groote wegen. - 189. De gans van Sorland. - - 190, Tael en bezigheden der inwoonderen. | Wetten van hec land. - - f I9t' Krijgsvolk en gefchut. •» Kerfpel van St. Pierre-le-Port. - J 192, Voortbrengfels, * * Twee*  VOORNAEMSTE ZAKEN. Tweehonderd Agtendertigste Brief. Schotland. Bladz. Eerfte tijden der gefchiedenis van Schotland. 193. De inwoonders wederftaen de Romeinen. 194. De fchcidmuur. - 195Deze muur was verfterkt. - - 196. Gedenkftukken in de nab-uurfchap. - 1 De Pikten in- Schotland. - I y/* Gefchillen tusfchen de Engelfchen cn Schotten. ... - 198. Dapperheid van den vermaerden Jan Wal-» lace. - - - > 199. De geheimzinnige fteen in Engeland gebragt.» De Engelfchen 'zien van Schotland af. - 200. Schotfche helden. - - t 20T Schotland wordt met Engeland hereenigd. f Haet der beide volken. - | Uitgeftrektheid, luchtftreek en voortbreng- \ 202. fels van Schotland. . _ J Dranken en fpijzen. - 203. Zonderling ras van honden. - 1 q Hout en kolen. - - f Bergen van Schotland. - - 205. Mijnftoffelijke wateren van Moffat. - 1 Hoe men dezelven ontdekt heeft. - 1 * Manier om 'er zich van te bedienen. - 207. De ftad Edinburg. " " 1 Hare verfchillende wijken. - > 208. Hare ftraten, huizen en fonteinen. - J Het kasteel van Edinburg. - 210. Het koningkiijke paleis èn geregtshof. . De hoogefchool en derzelver boekzael. f * Letterkundige maetfchappij van Edinburg. 212. Geneesheeren en heelmeesters. - , — De wateren van Dunfe. - - F - Mijnftoffelijke wateren van Schotland, 214, Verfcheiden ftichtingen te Edinburg. 1 Vermaerd gasthuis van deze ftad. - f An-  ULADWYZER de l Tweehonderd Negenendertigste Brief. Vervolg van Schotland, De ftad Glascow, - 219. De hoogefchool van Glascow. - 1 ■ Robert Morifon. f 22°' Gilbert Burnet. - 221. Willem Barclay en Jan Barclay. - \ 022 Robert Barclay. - - - f " * Hoogefcholen van Schotland. - 1 Zeldzaemheid van het meir Rosneath. f "3* De ftad Douglas. - - \ 0 ■ Gebruik van het aloude huis van Douglas. f - -Ti Gefchiedenis van den graef van Douglas. 225, Haec van den graef der Orkaden, - 226. Wrack eener vrouwe, - - 228. Het graeffchap Kile, - - 229, Het landfehap Galloway, - 230, .Namen van landfchappen , van rivieren ontleend, - - - 23 r. Bisfehoppen in Schotland geduld. - \ „ Godsdienst van dit koningrijk. - 'f ö~' Alöud Parlement van Schotland. - 233. Vereeniging van Schotland met Engeland, | Regten voor de Schotten behouden. f Verhuizing van Schotten. - - '235. Hunne aenkleving aen de Franfchen, - 236. Wederzijdfche genegenheid. - 1 Schotfche krijgsbende in Frankrijk. I Geaertheid der Schotten. - - 238. Openbare fcholen. \ . Onderwijzing om niet. - - i3' Neiging van'het volk tot de verrukking. 241. Bevolking in Schotland, - - 242. Twee- Bladzv Andere gasthuizen. - 217. Regering der ftad. - 218,  VÜORNAEMS'Jï? ZAKEN. Tweehonderd Veertigste Briee. Vervolg van Schotland. Bladz. Berglieden in Schotland. | Beruchte roovers van dit land. - \ ™* Wetten onder hen vastgefteld. - 244. De roover Ewin. - 24.5. Mac-Gregoor, andere roover. - 1 g De vermaerde Barisdal. - - 1 * " Befchrijving der bergen, - - 247; Berg in Löchabar. - - 248. Moeijelijkheid om in dit land te reizea. 249» Huizen in deze bergen.' - - 250. Slechte llaepplaets. | Hoofden van gedachten, en hun gezag, f Loopers en Zwervers, - - . Armoede der hoevenareri. - f Aderlating van de beesten. - - 254. Levenswijs der berglieden, - I „s<. De edellieden. - - - p 55* Hun gevolg. - 256. Zij maken Hechte fier. t Zij zijn willekeurig. - - I 3 Harten, reen en paerdan. - I 2-f>; Manier om te ploegen. - - f ■> De huwelijken des lands. 1 , De lijkftatiën. - f 25y* Bijgeloovigheden dezer volken, - 260; Barbaerfche en wilde zeden - * Voorzegging van een' zekeren Banquo. v 261, De Stuardsi koningen van Schotland, 1 Tytels dezer oppervorften* - L 262 Benoeming van koningen. - f Aloud kanfelier des koningkrijks. - 1 Andere bedieningen van den Staet. - f 3* Verfcheiden landfchappen van Schotland; 264. De ftad Aberdeen. - - 265; Overheden van Schotland.. - - 260; Dst Vér-  B L A D W r Z E R Hl' Bladz, Verrichtingen der Shérifs, 267, Regt der baronnijen. - - 1 „ De Vierfchaer der koningklijke Burgten, f 0 ' Het genootfehap der advokaten, - 270. Regering van het zelve. - - 271, Hoe men 'er in aengenomen wordt. - 273, Lof der advokaten van Schotland. - 273, Het geregt bij de aloude Schotten, - 275. De Vierfchaer der Zittinge. - I * Derzelver legtsgebied. - - \ De in- en uitwendige kamer. - 277. Gevolmagtigde vierfcharen. - "} o Onmatige kosten der regtsgedingen. - j Lof van eenige leden des geregts. - 279, Oude manier om de regtsgedingen te vonnisfen. 280. Openbare bewaerplaets der wetten, - "! „ Misdaed van hoog verraed geftraft, - j Naburige eilanden van Schotland. - 282. Bewoönders der eilanden van Fero, - 283. Roofvogels van deze eilanden. - 284. Bijzonderheden wegens Edinburg, - 285. Zijne aloude voorregten. - 1 Het wapengenootfehap. - J * Aanmatiging van valfche tytelen. - 287, Tweehonderd Eenenveertigste Brief. Holland. Begin der Batavieren. - - 289, Verandering van heerfchappij'. - 290. De Baravieren hebben de Batten tot voór-j ouders. - - - » 291, Zij worden overwonnen door de Romeinen.' Zij maken de lijfwacht van Augustus uit, 292, Ruiterij en wapenen der Batavieren, y Heerfchappij der zonen van Karei den> 393. grooten. i Ge-  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. Geweldige ftorm in Holland. - 293, Oorfprong van het graeffchap Heusden. 294, De Franken verkondigen het euangelie on-* der de Batavieren. - - f De koning Radboud weigert gedoopt te f 295' worden. J Afbeelding van dezen vorst. - 296. Holland verkiest zich graven. - 297. Magt van hunne onderdanen. - % Holland gaet aen de hertogen van Bour-> 298. gonje over. - - I Gefchiedenis van eene gravinne van Holland. 299. Zij beveiligt het leven van haren gemael, 300. Regering van den hertog van Bourgonje. 302, Deze vorst zendt Chimay aen Lodewijk den elfden. - 303. Holland gaet over aen het huis van Oostenrijk, 304. Begin dei omwentelinge. - - 305. De Spanjaerds maken zich hatelijk, - 30&. Wreedheden van den hertog van Alva. - 307. De prins van Oranje worde hoofd van eenen aenhang. - 303. Belegering van Haerlem. - { Inneming van Zutfen, wreede daed. - \ 3°9* Standbeeld voorden hertog van Alva opgeregt. 310, Bijfchrift daerop - - - 3H, De prins van Oranje wordt vermoord, - 312. Vergelding aen den moordenaer. - \ De zoon van den ftadhouder volgt zijnen > 313, vader op. - - - i Voorfpoed van Holland onder dezen vorst, l Twaelfjarig beftand. f 3H* Holland wordt vrij erkend. - % Het verdrag van Munfter maekt een einde l van dit oorlog. f S1^' Spaenfche Afgezanten in de Haeg. - J) Verooveringen der Hollanderen in Azia. 1 , Regering van het Gemeenebest. - f3I0« Gomaristen en Arminianen. - V o De prins van Oranje en Oldenbarneveld. f % Dd 2 Ver-  BLADWVZER b « v Bladz, Verrichtingen der Shérifs, 267, Regt der baronnijen. - - . De Vierfchaer der koningklijke Burgten, r ' Het genootfehap der advokaten, - 270. Regering van het zelve. - - 271, Hoe men 'er in aengenomen wordt. - 272, Lof der advokaten van Schotland. - 273, Het geregt bij de aloude Schotten, - 275. De Vierfchaer der Zittinge, - [ r Derzelver ïegtsgebied. j 27ö' De in- en uitwendige kamer. - 277, Gevolmagtigde vierfcharen. - "J Onmatige kosten der regtsgedingen. - j 2^ Lof van eenige leden des geregts. - 279. Oude manier om de regtsgedingen te yonnisfen. 280. Openbare bewaerplaets der wetten. - "> Misdaed van hoog verraed geftrafc. - j 2°r* Naburige eilanden van Schotland. - 283. Bewoönders der eilanden van Fero, - 283. Roofvogels van deze eilanden. - 284. Bijzonderheden wegens Edinburg, - 285. Zijne aloude voorregten. - F Hec wapengenootfehap. f 2°°» Aanmatiging van valfche tytelen. - 287, Tweehonderd Eenenveertigste Brief. Holland. Begin der Batavieren. - - 289, Verandering van heerfchappij'. - 290. De Batavieren hebben de Batten tot voór-j ouders. - - - C 291, Zij worden overwonnen door de Romeinen,* Zij maken de lijfwacht van Augustus uit, 292, Ruiterij en wapenen der Batavieren, » Heerfchappij der zonen van Karei den> 293. grooten. - - - J Ge-  VOORNAEMSTE ZAKEN. _ ,. . . Bladz. Geweldige ftorm in Holland. - 293. Oorfprong van het graeffchap Heusden. 294* De Franken verkondigen het euangelie on-» der de Batavieren. De koning Radboud weigert gedoopt te f 295« worden. J Afbeelding van dezen vorst. _ 2g6. Holland verkiest zich graven. - 207* Magt van hunne onderdanen. - _ Holland gaet aen de hertogen van Bour-> 298. gonje over. ) Gefchiedenis van eene gravinne van Holland. 299. Zij beveiligt het leven van haren geraael. 300. Regering van den hertog van Bourgonje. 302. Deze vorst zendt Chimay aen Lodewijk den elfden. - - . ooq. Holland gaet over aen het huis van Oostenrijk, 304'. Begin dei omwentelinge. - - ïOz. De Spanjaerds maken zich hatelijk. '- 306." Wreedheden van den hertog van Alva. - 307. De prins van Oranje worde hoofd van eenen aenhang. - - . „o8> Belegering van Haerlem. - f Inneming van Zutfen, wreede daed. - \ 3°9Standbeeld voorden hertog van Alva opgeregt. 310. Bijfchrift daerop - tic' De prins van Oranje wordt vermoord, - 312! Vergelding aen den moordenaer. - » De zoon van den ftadhouder volgt zijnen > 313, vader op. - - _ J Voorfpoed van Holland onder dezen vorst, t Twaelfjarig beftand. - _ Holland wordt vrij erkend. - . Het verdrag van Munfter maekt een einde ï van dit oorlog. - _ / 3^5' Spaenfche Afgezanten in de Haeg. - j Verooveringen der Hollanderen in Azia. • Regering van het Gemeenebest. - ?3l6> Gomaristen en Arminianen. - . De prins van Oranje en Oldenbarneveld. f 3ï8' Dd 2 Ver-  jBLADWYZER. deh. Bladz. Verdeeling van gezindheden. - 319» Hec fynode van Dordrecht. - « Oldenbarneveld aen den prins van OranjcV 320. opgeófferd. i Dood van Oldenbarneveld. - 321. Grotius in de gevangenis gezet. - 322. Zijne vrouw doet hem ontvlugten, - 323. Hij komt te Parijs. - - 324. Jongheid van Grotius. - - 325» Zijne bedieningen in Holland. - 326. Zijn boek over het regt van vrede en oorlog, t 2_ Hij gaet naer Zweden, - - 1 Zijn lof. - - - 1 ~ Zijne vreemde denkbeelden. - ' Tweehonderd Tweeënveertigste Bktf.f. Vervolg van Holland, Gevaren waerin zich Holland bevindt. 329. Wroegingen van den prins van Oranje. Voao Hij fterft; en zijn broeder volgt hem op, f 33 * Beginïels van Turenne. - v Tillemont in vuur en bloed gezet, - f r De prins van Oranje haekt naer de oppermagt, 332. Hij komt gewapend voor Amfterdam. 333. Oorlog van Holland met de Engelfchen. 1 Gevechten op zee. - - ( 6i*< Gefchiedenis van de Ruiter. - V . De neger Jan Compagny. - - « Roem van de Ruiter. - - , 337. Joan de With, Raedpenfionaris. - l « Zwakheid van Holland te land. - fsóVerwijtingen van Frankrijk aen het zelve. 339. Gedenkpenningen geflagen;wraek des konings. 340. Dood van de With en gijn' broeder. 1 . De prins van Oranje kapitein-geneiael. l AVeroovering van Holland, - 342. Deug-  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. Deugden der Hollanderen. - \ Bijzonderheid wegens den beer van Fou-J 343. rilles. - - " „ Bijzonderheid wegens den graef van Starem-i berg. - . " ~ . f 3H* Dapperheid van den prins van Oranje. * Men biedt hem de oppermagc van Gelder-* land aen, - f 345* Hii is genoodzaekt dezelve te weigeren. ■» Hij trouwt met de prinfesfe van Engeland. 346. Fierheid van Holland. - _ r , 347» De Hollanders verklaren zich tegenFranknjk, 1 g^ Zij houden hunnen koophandel ftaende. f Zij zijn denzelven hunnen luister verfchuldigd. 349, Spaerzaemheid der Hollanderen. - 35°. Rijkdom van hunne magazijnen. - 35*• Tweehonderd DurEEiavzERTicsTE Brief. Vervolg van Holland. Godsdienstonlusten in Holland. - 352. De Wederdoopers. - - De Roomfche godsdienst wordt afgelchaft. f De Kalvinisten behouden de overhand. 1 Kerkelijke regering. - - f Taerwedden der kerkedienaren. - 355. Verkiezing en aenneming van voorwerpen. 356. Getal der kerkdijken. - - 357» De Hollandfche kerkheerfchmg. - 358. Beroeping van fynoden. - - 359' Befluiten van dat van Dordrecht. - t gQ Driejarige bezending omtrent dat onderwerp, f 3 Tijdelijke en geestelijke magt. - 361. Grondregels der Hollanderen wegens de verdraegzaemheid. - - 3^2« De J-den in Holland. - - \/2* Andere gezindheden; ïmnne verwoestingen , Wat zij van den ongehuwden ftaet denken.'> 373. Kenmerk van alle deze godsdienften. Voordeden van den Katholijken Gods-l dienst. i 375, Deszelfs lof en kenmerken. - J Tweehonderd Vierenveertigste Brief. Vervolg van Holland. Zijne aloude regerin?. 1 Verandering van deze regering'. - - f 377' Gezag der fteden. _ . - De Raed van Holland. - . ! 378' De Staten van Holland. •) Verbindtenis der Vereenigde Landfchappen. j 379* Voorwaerden en pligten dezer vereeniging'/ 380 iegen woordige regering dezer landfchappen. 381. Zetel der Algemeene Staten, - 382. hun-  VOORNAEMSTE ZAKEN. panne vergaderingen» - 1 g* £,ael der Staten in de Haeg. - J J Hoe de itaecsbijëenkomlten gehouden wor-*) g^ den. - - " J Vervolg van de Hollandfche regering'. - 484» Regten der Landfchappen. - *] „ Oppermagdgheid der Algemeene Staten. J * f\ Hunne Ambasfadeurs en andere Afgezan-1 ten. l _o< Ontvanging van de Ambasfadeuren in Hol- f ■3°"* land. J Hunne zitting in de Staten. - - 387. Wapen van het Gemeenebest. - *) „g De Raed van State. - - J * * Berturing van het oorlog. - "] g Krijgsmagt van het Gemeenebest. - j ó V* Deszelfs vestingbouwers. *) Krijgsbevelhebbers. j 39°« Bezettingen in tijd van vrede - •% Staetkunde van het Gemeenebest, - > 391, De geldmiddelen van Holland. - * De belastingen. - 3q2, Inkomften van het Gemeenebest, en des-. zelfs fchulden. - i 393. Befturing van de geldmiddelen. - J Verpligtingen der leden van den Raed van. State. - - - ( 395. Hunne jaerwedden. J Algemeene ontvanger der geldmiddelen. I «qö De Schatmeester. - f39°« Voordeden der ingezetenen van Holland, 397. Hunne gelijkheid. - - 1 g De grooten en het volk. - - j ov * Wederzijdfche pligten. 1 - - - ") Onbefcheidenheid van het gemeen. - J 3yy' Verdeeling der onderdanen van het Gemee-* nebest. - - > 400. De landlieden. * De bootsgezellen. - - | De koop- en werklieden, - r 402. De middenorde. - - - J De  iLADWYZERj eN^ De adeW«- - - - *\ Ue liefde tot het vaderland. - - j 4°*. Hoedanigheid van deze liefde in Holland. 403, Hoedanigheid van dit Gemeenebest. - . beweegredenen van de verknochtheid der> 404. Hollanderen aen hun land. ■ - i Oorzaken van hunne bevolking'. - - 405. Geaertheid der Hollanderen, - - 406.' Einde van den Bladwijzer van bet Negentiende Deel. TE ROTTERDAM, Ter Drukkeryk van STEFANUS MOSTERTenZOONEN* Boekdrukkers in den Groenendael, Bladz, 98. reg. ï. ftaet Bale, lees Bazel,  D E NIEUWE REIS IGER.* O F BESCHRIJVING VAN DE OUDE en NIEUWE WEERELD T, Uit het Fransch van den ABT DE LA PORTE. TWINTIGSTE DEEL. Behelzende Holland en deszelfs omliggende Gewesten, TE DORDRECHT, Bij ABRAHAM BLUSSE en ZOON, 1776   £ag. r b e NIEUWE REISIGER. Tweehonderd Vijfenveertigste Brief. Vervolg van Holland. Na eene vrij langdurige genezing, geleidde mijne nieuwsgierigheid mij , toen ik eerst uitging , naer het ftadhuis van Amfterdam. Dit is een uirgeftrekt en heerlijk gebouw , tot welks ftichting, onmiddelijk na den Westfaelfchen vrede , in het jaer 1648, de beide Indifche maetfchappijën medewerkt, en een gedeelte van hare fchatten hefteed hebben. De inwijding daervan gefchiedde met de grootfte plegtigheid ; en alle de kunften vereenigden zich om het zelve te verfieren. Men verzekert dat dit huis, 't welk ten aenzien van fchoonheid en rijkdom , misfehieri zijns gelijk in Europa niet heeft, dagelijksch meer dan zestig duizend guldens aen inkomst bezit, en meer dan dertig millioenen guldens aen bouwen gekost heeft. - Het is gefticht omtrent in het midden der ftad, op een ruim plein, den Dam genoemd j XX. Deel. A digt-  2 • De NfEUWE Reisigee. digtbij de Nieuwe Kerk en de Beurs, volgens de teekeningen van den beroemden Van Kampen ; en het beflaet een gedeelte van den grond van het oude ftadhuis, dat reeds in de veertiende eeuw' in wezen was. Zijne lengte is twee bonderd vijfentwintig of dertig, zijne breedte omtrent twee honderd, en zijne hoogte vierëntagchentig onzer voeten , van den grond af tot aen het bovenfte gedeelte der tweede verdieping'. Honderd koningklijke doen bijna honderd en veertien Amfterdamfche voeten. De voorgevel van dit heerlijke gebouw is in een' goeden fmaek van hedendaegfche bouworde, maer een weinig laeg voor zijne breed, te. Eene eenvouwige en eenigzins vlakke grond, dienende als tot eene voetzuil voor het ganfche gebouw, draegt twee prachtige verdiepingen van de Korintifche orde; en onder de grondflagen , van fteen en tigchelen gemaekt , zijn meer dan dertien duizend en vijf honderd palen geheid. Op de deur- en venfterbogen, ziet men zeer fraei zinnebeeldig kunstwerk: ftandbeelden, vertoonende verfchillende deugden, verlieren derzelver hoeken. De koopmanfehap is 'er met hare eigenfehappen afgebeeld. Atlas draegt op zijne fchouders eene ffeer van tien voeten middenlijns; en dewijl deze becldtenis hol is, kan men door derzelver ligchaem in de ffeer komen, en 'er een fraei gezigt genieten. Zeven kleene naeu- we  TVeeiiond. Vijfenveertigste Brief. 3 we en lage poorten, die, naer men zegt, de Zeven Landfchappen verbeelden, maken geene fraeije vertooning voor het gezigt; doch dewijl dezelve dienen in plaets van eene eenige groote poort, welke men 'er had kunnen bouwen, heeft men de verwarring en verhindering , welke de in- en uitgaende perfonen clkanderen zouden veroorzaken, vermijd. Het binnenfte gedeelte , eenigzins duister, is met uitmuntende fchilderijen en dezeldzaem; fte jaspisfteenen verfierd. Men vertoonde mij aenftonds gelijksgronds de gevangenisfen en de kamer van het halsgeregt, [de Vierfchaer geheten,] geplaetst in eene gaenderij, in welke men den misdadigeren hun vonnis voorleest; Deze kamer is verfierd met beeldhouwerij' en tafereclen, betrekkelijk op het geene 'er geoeffend wordt. Seleukus, wetgever der Lokriërs , laet zich één oog uitfteken , om 'er één aen zijn' zoon te behouden. Brutus veroordeelt zijne kinderen tot den dood, om dat zij in de famenzwering der Tarquinen getreden waren. Jupiter zit voor, bij de uitvoering van een doodvonnis. Men ziet 'er het Oordeel van Salomon, het hoofd van Meduza op het fchild van Pallas; hare zusters,' de Gorgonen, verbeeld onder verfchrikkelfjke" gedaenten ; de ftilzwijgendheid , onder het zinnebeeld van eene vrouw', die den vinger op den mond heeft; de Zonde van Adam , de Geregtigheid, de Voorzigtigheid, enz' ? A 2 . z\-  4 De Nieuwe Reisigek. alles van het maekfel der beroemdfte kunftenaren. Men vindt , op de eerfte verdieping , de gaendcrijen en de groote zael. Deze zal omtrent honderd voeten lang en vijftig voeten breed zijn. Het is een heerlijk ftuk, rondom met marmer bekleed, en van eene ontzagchelijke hoogte. In het midden, op den vloer, vertoont een platte hemelkloot, van twintig voeten middenlijns , het noordelijke gedeelte des hemels, ontworpen naer de pool van den keerkring. Aen wederzijden zijn de twee halfronden des aerdkloots, van eene diergelij ke middenlijn'. De zuidelijke platte hemelkloot vertoont zich op de zoldering , boven den noordelijken. Deze zoldering is, even als de muren, verfierd met loofwerk, vogelen , verfcheiden gevallen uit de fabelkunde, en zinnebeeldige vertooningen van ftaetkundrge cn zedelijke deugden. Deze zael heeft gemeenfehap met andere vertrekken , verfierd met fchilderijcn , halfverheven afbeeldingen, ftandbeeldeu en verguldfelen , waerin de kunst van den werkman overal is uitgeput. Men ziet 'er verfcheiden fchilderijcn van burgemecsteren, grootsch en fraei uitgevoerd; een onder anderen door Van Dijk, en een ander door Vander Helst, fchenen mij eene bijzondere aendacht te verdienen. De fchilder De Wit van Amfterdam, uitmuntend in het half verheven werk geacht, heeft 'er  Tweehond. Vijfenveertigste Brief. 5 'er een gemaekt, dat de oogen bedriegt: het is de naerbootfing van eene fraei gewerkte marmeren lijst, die den fchoorfteen eener zale verfiert, en door de kunst des fchilders derwijze boVen de deuren vervolgd is, dat men 'er zich gemakkelijk in kan misgrijpen. Men moet, zoo op de eerfte als tweede verdieping, de kamers van Agttienen , Burgemeestcren, Schepenen en den algemeenen Raed befchouwen. In deze laetfte houdt de Raed, die te Amfterdam de geregtigheid handhaeft , hare zittingen. Hij beftaet uit vierentwintig Raden en twaelf Burgemeestcren, wier bedieningen voor hun leven zijn , en heeft de ftaetkundige en wetgevende regering omtrent alles, wat deze hoofdftad betreft. Van twaelf Burgemeesteren, zijn 'er vier in bediening, waervan 'er , drie alle jaren veranderen. De ftadhouder heeft het regt van hunne benoeminge *, gelijk in de «mdere fteden van het Gemeenebest. j Hij verkiest daerenboven negen Schepens, voor de burgerlijke en lijfftraffelijke zaken; en men beroept zich van hunne vonnisfen op - het Hof Provinciacl. De Raden , door het volk verkozen, zenden Afgevaerdigden in de Sta- * [De verkiezing van Burgermeesteren in Amfterdam , als ook in nog eenige andere fteden, ftaet niet sen den Stadhouder, maer alleen aen dt Regeerders der ftad.] A 3  6 De Nieuws Reisiger. Staten van Holland en Westfriesland, en deze weder in de Algemeene Staten. De Baljuw of Hoofdfchout is belast met den post om de kwaeddoenders te doen vatten; enhetgeregt wordt 'er met zoo veel wijsheid als opregtheid en vaerdigheid bediend. Men kent 'er geene eenzijdigheid , kuiperij', famenrottingen of verwijlingen. De onfchuld zegepraelt; en de misdaed wordt met gelirengheid gellraft. Deze overheden leven in eene eenvouwigheid, die hen voor den nijd hunner medeburgeren beveiligt. Vergenoegd met van hun geëerbiedigd te worden, door zich nuttig aen hun vaderland te maken , zoeken zij minder derzelver schting te verkrijgen door verkwistende mildheden , dan door hunne naeuwkeurigheid in het waememen van hunne bedieningen , en door hunne oplettendheid in het handhaven van de goede orde. Ik zag ook de wapenkamer, min fraei dan zeldzaem door eene ontzagchelijke meenigte van Katalonifche degens en Spaenfche wapentuigen. Het harnas van den admirael De Ruiter , zonder graveerfèl, zonder verfierfelen, en5 even als zijn fabel, met een zwart vernis . bedekt, werd door mij met het grootfte vermaek befchouwd. Alle deze wapenen dienen ter vertooninge , en niet tot gebruik. Die van eenigen dienst zijn worden aftonderlijk bewaerd; en hun getal is groot genoeg om de ganfche burgerij te wapenen. Men vertoonde mij?  Tweehond. Vijfenveertigste Brief, f mij, onder de oude wapenen , eenige werktuigen , van een vrij vernuftig maekfel, welken men zegt aen eene bende roovers toebehoord te hebben. Ik klom boven op den toren, die op een' der bogen van het gebouw praelt, en ontdekte het Haerlemmer meir, de Zuiderzee, Amfterdam en deszelfs ommelanden. Deze ftad, die flechts den vijfden rang onder de Hollandfche fteden heeft, doch welke men geene zwarigheid maekt als de hoofdftad van het ganfche Gemeenebest te befchouwen, ftrekt zich halvemaenswijze uit, aen den zuidelijken oever van eenen arm der Zuiderzee, bij den famenloop van het Y en den Amftel, die haer heu. ren naem geeft: Amfterdam, of liever Amfteldam, beteekent dijk of dam van den Amftel. De ftad fcheen mij lager dan het water, dat haer omringt, en in het welke zij fchijnt te drijven. Eene groote meenigte van torens, vlaggen, fchepen en masten, vormt, met de gebouwen en het gezigt van de zee , een wijduitgeftrekt en heerlijk verfchiet. . Men telt in de ftad dertig duizend huizen, dricmael honderd duizend inwoonders, en eene meenigte van graften , wier water niet overal even helder is: in verfcheiden zelfs hindert het, door zijne vuilheid en zijnen ftank, het gezigt en den reuk. De huizen zijn, voor het grootfte gedeelte, van metfelftcenen , cn eenigen van gehouwen fteen A 4 ge-  8 De Nieuwe Reisiger. gebouwd: allen zijn zij met roode of blaeuwe pannen gedekt; en de hoogften hebben zelden meer dan drie verdiepingen , de benedenfte gelijks gronds niet gerekend. Zij hebben ijder een katrol, om de lasten optehijsfen en door de venfters intelaten , benevens een' weêrhaen, die tot twee einden dient, eerst om te weten hoe de wind is, eri ten andere om voor den rook te beveiligen. Boven op den fchoorfteen, verheft zich eene foort van afbellend dak , van geflagen ijzer of andere diergelijke ftoffe, van waer eene zeer lange plaet, bijna waterpas, en op haren kant gefteld, uitfteekt, en zich altoos van den wind afkeert. Gevolgelijk belet het dak , zich naer de zijde van den wind bevindende, 'denzelven in den fchoorfteen te waeijen , en de zindelijkheid der vertrekken , door den rook, te bezwalken. Amfterdam is geene aloude ftad : het is, voor de eerftemael, met ftakctfelcn omringd omtrent de dertiende eeuw. In den beginne was het flechts een kasteel, aen een' bijzonderen heer toebehoorende, rondom het welke de visfehers zich nederfloegen. De gereedheid van deszelfs ligging' tot clen koophandel deed het van tijd' tot tijd aengroeijen. Het werd een vlek, vervolgens eene ftad , welke men met muren omringde. Sedert is het grootelijks aengegroeid, voornamelijk, fints de koophandel van Antwerpen aldaer is overgebragt, en  Tweehond. Vijfenveertigste Brief. 9 en Holland zich tot een Gemeenebest heeft verheven. De ftad heeft bijna de gedaente van een' halven kring ; en haer omtrek is niet volkomen drie mijlen. Haer wal wordt, ten zuiden, verdeedigd door zesentwintig bolwerken. Zij heeft 'er geen ten noorden , alwaer het Y, dat hare haven uitmaekt, haer ter verdeediginge verftrekt. De rivier de Amftel, na de ftad in tween verdeeld te hebben , ftort haer water in dezen ftroom. Deze ftad is, gelijk Venetië, op palen gebouwd, en heeft mede graften in het midden der ftraten; maer zij zijn beplant met boomen, die aengename dreven vormen. Men ziet 'er geenszins de trotfehc pracht, die het binnenfte van onze paleizen verfiert: de enkele zindelijkheid maekt het fieraed der huizen uit. Zij zijn kleen , doch gemakkelijk. Het grootfte voorwerp hunner pracht' is het gebruik van het Vcnetiaenfche glas, dat tot ramen dient, en een' helderen dag in de vertrekken verfpreidt. Overal, langs de muren, in de voorvertrekken en gangen, ziet men geflepen marmer , porfelein en aerdewerk ; en in plaets van goud en borduurwerk, vindt men 'er behangfels , door de hand der Vlamingen gewerkt , fraeije Perfifche tapijten , kostelijke kabinetten met fchilderijen, die, binnenin de huisgezinnen , eene verftandige en edele volks ecnvouvvigheid doen opmerken. Voeg hier bij A 5 de  1© De Nieuwe Reisiger. de Hollandfche zindelijkheid, die in alle handelingen uitblinkt, als het afvegen van de voeten , als men in eene kamer treedt, het gaen over matten of tapijten, het fpuwen in eenig vat of in een' zandbak, het houden van een bijzonder vertrek , eene geheiligde plaets, waerin alle de fraeije afbeeldingen en zeldzame porfeleinen befloten zijn , en de dienstmaegd niet dan met ontfchoeide voeten mag inkomen; kortom, alles te hebben, en zich van niets te bedienen, om niets te bederven ; overvloed te bezitten, en fpaerzaem te leven. In Holland zijn Itraten, geplaveid met metfelffeenen, die zindelijker zijn dan het bestgewasfchen vaetwerk. In fommige huizen ontzien zich de vrouwen niet hare mans op den rug te dragen, wanneer zij geene muilen voor hun bij de hand hebben, om den vloer niet vuil te maken. Men fshrobt zelfs de koeftallen, en bindt de koeftaerten op , uit vreeze vanze anders te laten bevuilen. De dienstmaegden zouden fomtijds vertrekken van een' heer , die haer wilde beletten het huisraed, alle faterdagen, op den zolder te brengen, om het huis van onderen tot boven te reinigen; en dagelijksch wasfchen zij de glazen, muren, balken , borstweringen , blinden en deuren. Men herfchildertze dikwils , om hun hunne frischheid te doen behouden, of hun een 2 vr-tooning van nieuwheid te geven. Het bene. denhuis is gemeenlijk met marmer gevloerd. In  Tweehond. Vijfenveertigste Brief, h In de vertrekken , en op de trappen , gaet men niet dan over tapijten. Rondom Amfterdam ziet men vermakelijke lusthuizen, die eikanderen den prijs der fchoonheid betwisten. Men befeft niet hoe men, op eenen grond, die uiterlijk zoo kleen fchijnt, bloemftukken , kommen , grasperken , ooften moestuinen , warme broeikasfen , boomdreven , bosfchen en doolhoven kan aenleggen. De boorden des Amftels vertoonen een ander gezigtpunt: de rivier ftroomt deftig voort in eene vrij breede bedding, welke met eene lijn' naeuwkeurig afgerooid fchijnt te zijn. Haer klaer en helder water doet den grond ten halve befchouwen. Ter regter cn linkerzijde verliest zich het gezigt in eene reeks van huizen, boschjes, bloemperken, hekken en ftandbeelden. De ftad is omringd met hooge muren en eene breede en diepe graft, altoos vol met water, zoo wel als de kanalen, die zich op 'erfcheidenerlei wijzen verdeelen, en onder meenigvuldige bruggen doorloopen; terwijl zij bezet zijn met vele fchuiten , die geen minder volk op het water dan op het land doen befchouwen. Eene ontelbare meenigte van windmolens, op de wallen en rondom de ftad, zijn onophoudelijk bezig met het malen van koorn en het zagen van hout. De Amftelbrug is zes honderd en zestig voeten lang, en zeventig voeten breed. De toren , vanwaer ik alle deze dingen on t-  12 De Nieuwe Reisiger. ontdekte, is van de Korintifche orde, gelijk het overige gedeelte van het gebouw. Het bovenfte gedeelte pronkt met zes ftandbceldcn; en de landtaern is gekroond met een' koepel, die een fpeeluurwcrk befluit : het is, in het groot, het zelfde fpel als dat van een zing. orgeltje. Een koperen trommel , gewapend met ijzeren klauwieren , wordt in beweging gebragt door verfchillende raderen. Deze klauwieren raken, in het voorbijgaen, aen anderen, die , even als de klauwieren van eene klavecimbel gefchikt, ijder eenen ijzeren draed, aen eene klok vastgemaekt, aentrekken. De trommel is doorboord met meenigvuldige gaten, dienende om de Hukken ijzer, waermede hij gewapend is , te veranderen. Deze veranderde ijzers ügten andere klauwieren , die andere klokken doen bewegen , en 'er verfchillende toonen en wijzen uit halen. Alle deze klokken wegen te famen meer dan agtentwintig duizend, en de vier gewigten van het uurwerk meer dan agttien duizend ponden. Ik klom langs denzelfden trap af, tot op den beneden grond, in onderaerdfche gewelven , alwaer men de vermaerde Bank van Amfterdam vindt. Zij bevat zulke aen merkelijke fchattcn, dat zij het aenzien des landaerts, altoos naer de waerdéring van hare kas gefchikt, evenaren. Dit aenzien fpeelt hare rol in den koophandel, en heeft 'er een grooter ver-  TweeSÓnd. Vijfenveertigste Brief. 13 vertrouwen dan het geld zelf; dewijl men weet dat het opgelegde geld niet in de wandeling is, en dat de Bank geen fchuldbewijs of briefje geeft. Een enkel handfchrift van den eWenaer maekt alle de zekerheid van den houder uit. Dit handfchrift is flechts voor zes maenden , heeft dezelfde uitwerking als het geld, en vcroorzaekt, zonder deszelfs wezenlijke omwandeling', eene levendiger en gemakkelijker werkzaembeid in den koophandel, door middel van het getrokken papier op de Bank , welke men als de algemeene kas des landaerts aenmerkt. Indien zij, op welke wijs het ook ware , haer' opgelegden fchat ter beurze verhandelde, zou zij haer aenzien doen verminderen; gelijk zij ook haer geld zou doen dalen , indien zij verbeeldende teekens van haren fchat gave ; en deze daling zou haren koophandel verzwakken. Het aenzien of vertrouwen van deze Bank is daerenboven gegrond op het onderfcheid van omtrent vijf ten honderd, tusfehen de waerde van het loopende geld en bankgeld. De dukaten van vijf guldens en vijf Huivers worden 'er niet hooger dan tegen vijf guldens ontvangen. Men neemt 'er noch goud in baren', noch zilver in ftaven aen. Waeruit ontftaet dat het bankgeld vijf ten honderd fterker is, dan het openbare vertrouwen der' eigenaren van dit- bankgeld. Zij heeft geene andere winst, dan de regten , gelegd op het bank-  r$- De Nieuwe ReisigerJ bankgeld en de herwisfeJing der handelaren; en dewijl deze overwijzingen zeer meenigvuldig zijn , is het voordeel zeer aenmerkelijk, Gij weet dat John Law, een Schotschman, denzelfden handel in Frankrijk wilde opregten. Doch hij leed fchipbreuk, om dat de geldmiddelen en het vertrouwen aen zijn ontwerp ontbraken. In den beginne vormde hij het zelve alleen onder de gedaente ecner bijzpndere flichting'; maer door de onftuimigheid des volks, door eene van de grootfte dolingen der Franfche levendigheid , veranderde hij, bijna in één tijdftip, den geheelen vorm des rijks. Een onftuimige wind, ijder oogcnblik veranderende , en naer het goedvinden van een' eenigen man waeijende , deed de welgevestigdfte rijkdommen in duigen fpatten. Eene meenigte van gretige lieden , als zoo vele roofvogels, kwamen uit alle de gewesten van Europa; de laegheid en dienstbaerheid, met arglistig vernuft gewapend, zegepraelden baldadiglijk over de overblijffels der rijke zedigheid. Law had misfebien een nuttig ge^ bouw gefticht, en het flechts de hoogte, welke het konde dragen, gegeven; maer men wilde het eene verdieping hooger optrekken; het gebouw fchrankte door dien last, en werd onder zijne puinhoopen begraven. Dees man, die alle de fchatten van een groot koningkrijk in zijne handen gehad had, zag zich ge-  Tweehond. Vijfenveertigste Brief. 15 gcnoodzaekt , bij een' anderen landaert, te beftaen door den onderftand van eenige vrienden. De Bank van Amfterdam wordt befchouwd als de riikfte van Europa, en misfebien van de ganfche weereld'. Men fpreekt 'er niet dan van tonnen gouds. De hoofdfom is gewoonlijk van drie duizend tonnen, en de ton van honderd duizend guldens ; 't geen meer dan zes honderd en veertig millioenen van onze munt' uitmaekt, welken men niet aenraekt dan in den dringendften nood van het Gemeenebest. Ook is het geld hiér veel overvloediger dan in eenige plaets van Europa dewijl in geene andere de zaken der Bank' uitgeftrekter zijn. De handelaers hebben eene openbare wisfel met alle de kooplieden van Europa; 't geen men niet eveneens in de andere hoofdfteden vindt. Zij doen dukaten flaen voor hunne rekening; en dit geld, dat gangbaer is in geheel Duitsciïland , alwaer men het den voorrang boven dat der vorften van het keizerrijk geeft, is in Holland flechts eene koopmanichap. Men zou geen' wisfelbrief met deze munt' betalen ; en tien ^duizend dezer dukaten in kas zouden geenen wisfel van duizend guldens voldoen. Zij zou met betuiginge te rug gezonden worden , ten zij men zich wilde gedragen naer deze fchikking , ftrekkende altoos ten nadeele van den geenen, die geen ander geld dan dit heeft. De  16 De Nieuwe Reisiger.' De Hollanders hebben Lombarden, dié ook den naem van Leenbanken dragen. Men noemtze des, om dat eertijds de geenen, die in Frankrijk hun werk maekten om geld op intrest te leenen , meestendeels Joden of Lombarden waren. Deze woekerachtige leeningen, op panden en zoo veel ter maend', zijn eindelijk , na vele twisten , door openbaer gezag in verfcheiden landen gewettigd. De kerkdijken zelfs leggen'er hun geld op voordeel in. De Lombarden van Holland leenen, tot een'bcpaelden intrest, op goederen, die hunne hoofdfommcn verzekeren. Men vindtze in alle de Heden van het Gemeenebest, alwaer zij tot een altoos beftendig hulpmiddel tegen de onvoorziene voorvallen ftrekken. Zij verhinderen de bankbreuken, verfchaffen hulpmiddelen aen de naerftigheid," en bewaren het vertrouwen der kooplieden. Volgens de wetten , wacrop zij gefticht zijn, moeten zij, dag en nacht * hunne kantoren open houden, onkundig zijn van den naem des leeners , geenen anderen eigenaer van de verpande goederen kennen, dan den houder van het briefje, dien zij, door het ontvangen van het pand, gered hebben, en Vooral een onfchendbacr geheim bewaren omtrent den naem des geenen, die het pand lost. Men kan deze foort van Bank' verwijten, . dat zij onmatige intresten neemt in een land, alwaer de gewone prijs twee en een half of ten hoog-  Tweehond. Vijfenvesrtigste Brief. 17 boogfte drie ten honderd is , en dat zij negen ten honderd op het geene 'er van de verkooping' der panden komt, en vier ten honderd voor de kosten afneemt. Geen goed wordt ontvangen , ten zij het gewaerdeerd wordt; en men neemt het niet dan voor een vierde, of zelfs voor een vijfde van deszelfs waerde. Vele lieden morren daerover , overtuigd dat de midden matigheid van den intrest het zekerfte tecken van den bloeijenden ftaet eenes volks is • dat 'er van alle de oorzaken, die den koophandel kunnen doen kwijnen, geen zekerer dan de hooge prijs van het geld is; dat de intrest als eene fchatting door de naer* ftigheid op de luiheid geheven wordt; dat zij den naerijver verkoelt , de mededinging benadeelt , de vertiering belet , en den ftaet verarmt; dat de woeker, naermate zij haer rijk uitftrekt, de elende in haer gevolg roept* cn beiden houden zij eikanderen door hunne verwoestingen ftaende; Dus fpreken de geenen, die geen geld heb'J ben uittezetten, of het zoeken te leenen om 'er hun voordeel mede te doen. Zij, in tegendeel , die , door hunne fpaé'rzaemheid ? hunne middelen vermeerderen, om zich eener» genisten ouderdom te bezorgen , door hun geld met een grooter voordeel te leenen, denken dat deze vermindering van intrest aen den koophandel fchadelijk kan zijn , om reden' dat men liever zijn geld zoude willen houden.' XX. Deel. B dar*  ï8 De Nieuwe Reisiger. dan het tegen een al te gering voordeel wagen; en de kooplieden niets meer te leenen vindende , zou de koophandel noodwendig daerdoor lijden. Zij, die hun geld uitzetten, hebben het gemeenlijk door hunnen arbeid en hunne naerftigheid, gewonnen ; en zij zouden misfchien in de achteloosheid en ledigheid geleefd hebben, indien zij niet onderfteund waren geweest door de hoop van zich een' zoeten en gerusten .ftaet te bezorgen, in eenen tijd, waerin men niet meer bekwaem is om te werken. Indien men den burgeren dit vleijende vooruitzigt beneemt , zullen zij in eene foort van werkeloosheid blijven ; dewijl zij , in den tegenwoordigen arbeid, flechts een zeer gering hulpmiddel voor het toekomende zullen vinden. Van het ftadhuis , begaf ik mij naer de Beurs, die Hechts eenige treden daervan af is. Het is een langwerpig vierkant gebouw, gefticht van metzei- en gehouwen fteenen, rondom voorzien met een zuilgebouw, beftaende uit zesenveertig pilaren. Zij zijn allen met talletteren gemerkt, om de plaetfen der kooplieden , die ijder hunne talletter hebben, te onderfcheiden, en dezelven aen de perfonen, die met hun willen handelen, te doen kennen. Dit gebouw, rustende op drie bogen, onder welken de Amftel doorftroomt , bevat in zijnen omtrek meer dan zes duizend menfchen van allerlei landaerten ; en men ver-  Tweehond. Vijfenveertigste Brief, ij Verhandelt 'er meer zaken dan in eenige andere plaets van Europa. Een open plein beflaet het midden ; en hier, als ook in de gaenderijen, die het zelve omringen, vergadert al dit vohk. Ijder handelaer, of iemand van zijn huis, vindt zich dagelijksch aen zijn' pilaer , of op eene insgelijks aengewezen plaets van het plein: des faterdaegs is de toeloop zoo groot niet, gemerkt de afvvezendheid der Joden. Geen koopman moet, drie of vier dagen na eikanderen , verzuimen op de Beurs te komen, of 'er iemand te zenden, om zijnen perfoon te verbeelden ; dewijl hij anders van eene op handen zijnde bankbreuk verdacht zoude zijn. Deze plaets wordt derwijze bezocht, dat men, hoe ruim zij ook is, moeite heeft om 'er zich te keeren of te wenden. Men onthoudt 'er zich 's middags van twaelf tot twee uren 5 en dewijl men 'er allerlei zaken verhandelt, worden 'er allerlei talen gefproken. Gij begrijpt wel dat 'er in deze ontzagchélijke meenigte altoos eenige moffelaers dringen , om deze goede Hollanders te bedriegen. „ De handgrepen zijn 'er niet zeldzaem, zeide „ een bankhouder tot mij ; maer men ver„ voegt zich voornamelijk bij de vreemdelin. „ gen. De gaeuwdief, op heeter daed bé„ trapt , wordt aenftonds gevat, buiten de Beurs gefleept, in' eene graft geworpen, j, en met fcheepshaken belet daeruit te komen, j, Korts daerna haelt men 'er hem uit, legg B 5 $5 hem  go Dk Nieuwe Reisiger. „ hem op de kaei neder , en droogt zijne kicedefs met zware ftokflagen , om hem. 3, vervolgens weder In het water te werpen. „ Men herhaelt dit fpel, tot dat een fchout hem uit de handen des volks trekt, en voor , vierentwintig uren in de gevangenis laet „ brengen. Indien de gacuwdief fterft van de flagen, welken hij ontvangen heeft, wordt zijn dood niet gewroken,' ten einde „ dit voorbeeld de geenen , die dit zelfde voetfpoor wilden bewandelen , moge af„ fchrikken. " Op de Beurs, gelijk in de andere veel bezochte plaetfen , is eene foort van lieden, meestendeels Joden, die zich een wettiger inkomst weten te bezorgen. Men ziet hen wandelen met twee fnuifdoozen , de eene met geraspte, en de andere met Spaesfche fnuif. De kooplieden, die hunne doos vergeten hebben, misfchien zelfs met oogmerk, uit vreeze voor de gaeuwdieven, vervoegen zich bij hen. Deze eerlijke Joden bieden hun beleefdelijk van de eene en andere fnuif aen; en ten einde van tcne maend' geeft men hun, ter erkentenisfe, eene fchelling, dat is, twaelf of vijftien Huivers van onze munt', mitsgaders een gefchenk op den eerften dag van het jaer. Deze geringe koopmanfchap brengt aen fommigen een jaerJijks voordeel van honderd louïzen op. Niet verre van de Beurs en het ftadhuis is de Nieuwe Kerk, eertijds onder deaenroeping van  Tweeiiokd. Vijfenveertigste Brief. 21 van Ste. Katharina toegewijd. Zij is groot, hoog en fraei, maer niet verwulfd. Hare lengte is meer dan drie honderd , en hare breedte meer dan twee honderd voeten. Zij heeft eene dubbele rij van-beneden zijden, gevormd door tweeënvijftig pilaren ; en het koor is omringd met een koperen hek van dertig voeten hoog. In het koor zijn geene gelfoelten meer; maer twee rijen banken, de eene van boven, en de andere van onderen , kunnen in derzelver plaets dienen. Men roemt het orgel van deze kerk', en inzonderheid eenen predikftoel, volmacktelijk gewerkt in Gotthifche beeldhouwerij. In het binnenlte van het koor, ter plaetfe van hethoogealtier, is het heerlijke praelgraf van den admirael De Ruiter. Hij is 'er verbeeld in zijne natuurlijke grootte, met den Haf van bevel in de hand, rustende met het hoofd op een kanon. Dit gedenkftuk is omtrent dertig voeten hoog en dertien voeten breed. Het is van marmer; en de beekltenisfen zijn zeer fraei gewerkt. In dezelfde kerk, moet men ook de oogen werpen op het praelgraf van den admirael Van Galen, geftorven in het jaer 1653, van eene wonde, welke hij in eenen zeeftrijd, waerin hij eene Engelfche vloot bij de haven van Livorno verfloeg, ontvangen had. Men wilde hem bewegen om zich uit het gevecht te begeven; maer hij antwoordde: het is roem„ rijk fterven, het leven te verliezen in het B 3 „ mid-  22 De Nieuwe Reisiger. „ midden van eenen flrijd, voor zijn vaders „ land gewonnen. " Zijn ligcbaem werd gevoerd naer Amfterdam, alwaer de Staten hem dit ged'enkftuk lieten oprichten. Men verzekert dat zes duizend drie honderd en vierëndertig ftammen van boomen gediend hebben tot palen, alleenlijk om de grondflagen van eenen toren, die men voorhad tegenover deze kerk te bouwen, daerop te vestigen. Welk een woud moet het dan geweest zijn, waerop deze onmetelijke ftad gebouwd is? De muren van den toren werden met gehouwen fteen opgehaeld tot de hoogte van dertig voeten, en zijn niet meer dan honderd voeten in het vierkant; maer men achtte den grond niet bekwaem tot ha dragen van het gebouw, waermede men voornemens was denzelven te beladen ; en de fpits, die zeer hoog moest zijn, is niet voltooid geworden. Een der grootfte gebreken van Amfterdam js , dat het ontbreekt het geen een van de voornaemfte fieraden eener ftaduitmaekt, te weten , openbare pleinen. Ik heb 'er geen gezien dat oplettendheid verdient. Wijders zijn 'er fraeije gasthuizen , fchoone torens, uitmuntende bruggen, heerlijke poorten , enz. Het is omringd en doorfneden met breede graften, bezoomd met boomen , die de breedte eene ftraet en een wandelpad tot aen de huizen laten. Maer men heeft verfcheiden dagen noodig, om alle de fchoonhe- den  Tweehond. Vijfenveertigste Brief. *s den van deze hoofdftad te zien, en meer dan eenen brief, omze te befchrijven. Ik ben, enz. Amfterdam, den 6den van April, 1756. Tweehonderd Zesenveertigste Brief. Vervolg van Holland. f-|ERiNNERU de verwondering van den 1 jongen Telemachus, op het gezigt van het aloude Tyrus; cn gij zult een denkbeeld hebben van het geene men te Amfterdam befchouwt. „ Deze groote ftad fchijnt op het „ water te drijven , en de koningin van de „ ganfche zee te zijn. De kooplieden komen 'er van alle de oorden der weereld; en hare inwoonders zijn zelfs de verroaerdfte hande" laers van het heelal. Wanneer men in deze " ftad komt, gelooft men in den beginne „ niet dat zij aen een bijzonder volk toebe. , hoort, maer dat zij de gemeene ftad van alle " de volken, en het middenpunt van hunnen " koophandel is. In hare haven ziet men als l, een bosch van masten van fchepen; en deze '„ fchepen zijn zoo talrijk, dat men naeuwe" lijks de zee, die hen voert, kan ontdekken. „ Alle de ftedelingen leggen zich op den B 4 » kooP-  h De Nieuwe Rëisiger. ?, koophandel toe ; cn hunne rijkdommen „ beletten hen nimmer in den noodzakeJijken ,, arbeid, om dezelven te vermeerderen Ik kon mijne oogen niet verzadigen met het „ heerlijke gezigt dezer ftad, alwaer alles in „ beweging was. Ik zag 'er , gelijk in de „ fteden van Griekenland , geene ledige en. „ nieuwsgierige menfehen , die nieuwstijdin„ gen op de openbare plaets opzamelen, of „ de vreemdelingen, die in de haven aenlan„ den , befchouwen. De lieden zijn bezig j, met hunne fchepen te ontladen , hunne „ goederen te vervoeren of te verkoopen, „ hunne pakhuizen te regelen, en uaeuwkeu„ rig boek te houden van het geene hun de „ kooplieden van andere landen fchuldig 3? zijn Zij zijn vlijtig, geduldig, wei k- „ zaem, zindelijk, matig en fpaerzaem. Zij 3, hebben eene juiste regering, en zijn volko?, men eendragtig. Nimmer heeft een volk „ ftandvastiger, opregter, getrouwer, veiliger „ en gerijftelijker voor alle de vreemdelingen „ geweest. Dit geeft hun de heerfchappij over „ de zee , en doet zulk eene nuttige koop,, manfehap in hunne haven bloeijcn. Indien „ de verdeeldheid en wangunst onder hen „ ftand grepen; indien zij zich verwijfd in de „ vermaken en ledigheid wentelden ; indien ,, de voornaemften des volks den arbeid en „ de zuinigheid misprezen; indien zij in goede ?, trpuw omtrent de vreemdelingen te kort „ fcho=  Tweehond. Zesenveertigste Brief. 25 „ fchoten ; indien zij de regels van een' „ vrijen koophandel meer of min overtraden, „ gij zoudt deze magt, waerover gij u ver- „ wondert, welrasch zien vervallen „ Hier bewijst men eer aen allen, die in de „ kunften en wetenfehappen , nuttig voor de zecvaert', flagen. Men acht een' goede „ meetkundigen : men overlaedt een' ftuur„ man, die de anderen in zijn beroep over- treft , met weldaden : men veracht geen „ goeden timmerman ; in tegendeel , wordt „ hij wel betaeld en wel behandeld. De goede „ roeijers zelfs genieten gewisfe vergeldingen , „ naer hunnen dienst gefchikt. „ Men voedt „ hen wel, en draegt zorg voor hun , wan,, neer zij ziek zijn. In hunne afwezendheid „ zorgt men voor hunne vrouwen en kinde„ ren. Indien zij door fchipbreuk omkomen, „ fielt men hun huisgezin fchadeloos De vader brengt met vermaek zijne kinders „ in zulk een goed beroep op; en van hunne „ teedere jongheid af, bevlijtigt hij zich ora „ hun te leeren de riemen te behandelen, de „ touwen uitteftrekken , en de ftormen tc verachten. " Ik herhael het, Mevrouw, deze fchilderij befchouwende, denkt men de oogen te vestigen op de haven van Amfterdam , eene der grootfte, veiligfte en meestbezochte der ganfche weereld'. Schepen van allerlei grootte, en van allerlei volken, voeren'er den over B 5 vloed-  z6 Dï Nihuwh Reisiger. vloed aen, en geven een denkbeeld van de uitgeftrektheid hares koophandels : voortbronglêls der nature, werken der kunst', koopmanfchappen van alle landen , droogerijcn van allerlei foort', zeldzaemheden der natuur, en fcheikunde, liefhebberijen, beuzelingen zelfs, alles wordt in hare pakhuizen gevonden. Deze haven, liggende aen eenen arm, dien de Zuiderzee in het land fchiet, is van de ftad afgefcheiden door houten palen , in den bodem van het water geheid, en door dwarsch liggende balken aen eikanderen gevoegd. Hielen daer zijn openingen, die eenen vrijen doortogt aen de fchuiten laten, en alle avonden, op het luiden eener klokke, ftiptelijk gefloten worden. Omtrent het midden der haven, dringt eene vrij breede graft in de ftad , en ftrekt zich uit tot de Beurs. Zij is bedekt met een groot getal van jagten en andere fchepen, en vormt eene foort van bijzondere haven, tot gemak der inwoonderen. In het oostelijke gedeelte is nog eene andere , die aen de Indifche maetfchappij toebehoort. Eene der grootfte hindernisfen, de eenigfte zelf der Amfterdamfche haven , is hare geringe diepte. Geene groote fchepen kunnende dragen , is men genoodzaekt zich van werktuigen te bedienen, omze in volle zee te brengen. Doch men heeft 'er dit voordeel bij , dat eene vijandelijke vloot daerdoor niet kan naderen. De vaertuigen, die in dit oord zelf gemaekt wor-  Tweehond. Zesenveertigste Brief. 27 worden, nemen te Texel alleen hunnen ballast en hun want in ; ten minfte voleindigt men hen aldaer te laden. Het is een gedurige vloed en ebbe: van verre ziet men een bosch van masten en fchepen, waerdoor men belet wordt de vlakten van water, die hen voeren, te ontdekken Verbeeld u het heerlijke gezigt van twee duizend fchepen, befloten of drijvende in eene zelfde ruimte; ftel u voor oogen eene prachtbe ftad , gebouwd in het midden deiwateren, en gij zult op verre na nog geen regt denkbeeld hebben van de fchoonheid, verwekt door dit getal van vaertuigen, wier masten, vlaggen en wimpels een weêrgaêloos fchouwfpel vertoonen Men wil dat deze ftad alleen meer fchepen heeft, dan het overige gedeelte der ganfche weereld; en nog eens , alles herinnert hier het denkbeeld van de aloude grootheid der Feniciërs, waervan de Romeinen en Grieken ons zulke heerlijke befchrijvingen nagelaten hebben. Men gelooft zelfs, als men 'er inkomt, dat 'zij de algemeene hoofdftad van alle volken is, om dat de kooplieden 'er van alle de oorden der weereld aenlanden, en de Hollanders zelfs de grootfte handelaers van het ganfche aerdrijk zijn. Ten noord - oosten van Amfterdam is eene befloten ruimte , die gedeeltelijk toebehoort aen de Admiraliteit, en gedeeltelijk aen de Indifche Maetfchappij, de vermaerdfte en bloei- jendfte  28 De Nieuwe Reisiger. jendfte van alle de genootschappen van koophandel. Hare fchepen wijken noch in grootte, noch in fchoonheid , noch in getal, aen die van het Gemeenebest. Men ziet 'er fcheepstimmerwerven omze te bouwen, werkplaetfen voor alles wat tot de zeevaert noodig is, eene fmitswinkel, een'zeilmakers zolder, eene lijnbaen van agttien honderd voeten lengte, en een onmetelijk magazijn, waerin ontzagchelijke hoopen peper, kaneel, muskaetnoten, nage. Ien, enz. verzameld zijn. Het is voorzien met eene meenigte van kruisvenfteren, doch zoo kleen, dat zij dezen langen voorgevel ontfieren.. Men vertoonde mij het modél van het eerfte Hollandfche fchip, 't welk de reis naer de Oost-Indien deed. Het is omtrent twee vademen lang , en toegerust met alles, wat een wezenlijk vaertuig uitmaekt, volgens de evenredigheid zijner lengte. Het Admiraliteitshuis is een lang gebouw, 't welk uit den fchoot des waters fchijnt voortgekomen : men heeft 'er geen' toegang in dan met briefjes, welke bezwaerlijk vergund worden , voornamelijk aen de vreemdelingen. Eene groote vierkante plaets beflaet het midden. Dezelve is omringd met eene gaenderij' en een gebouw naer den hedendaegfchen fmack. ïk zag met verwondering' niet meer dan twee fchepen van vijftig ftukken op de werf, en magazijnen, inderdaad wel fraei genoeg, maer flechts middenmatig voorzien, en in 't algeT meen  Tweehond. Zesenveertigste Brief. 2$ meen min levendig dan onze wapenhuizen in Frankrijk. Men gaf mij voor reden, dat de ftad zelf een wijduitgeftrekt magazijn voor den Staet was; en dat, in geval van krijgstoerusting' , duizend burgers zich zouden aenbieden , om allerlei voorraed, en zelfs kanon te leveren. De vergaderingen der Admiraliteit, wier oorfprong in Holland moeijelijk te ontdekken is, beftondcn reeds in de zestiende eeuw. De koophandel meer en meer bloeijender wordende , was men genoodzaekt , ter befcherminge van denzelven, de fchepen te vermeerderen , en tollen op de inkomst en uitvoering der koopmanfchappen te ftellen, om de kosten van eene ontzagchelijke zeevaert' tc oemoet' te komen. De ontvangst daervan gefchiedde in den beginne door de handeldrijvende fteden; want de zeevaert had toen nog geene zekere wetten of regels. Men maekte een' Admirael, met magt om zich een' Luitenant te kiezen, Bijzitters te benoemen, en eene vierfchaer te vormen, om kennis te nemen van de verfchillen, die op de kusten, in de havens en in volle zee zouden voorvallen. Deze vierfchaer werd in verfchillende vergaderingen verdeeld : de eerfte, wier gebied zich over de Maes uitftrekte, had haer verblijf te Rotterdam; de tweede, die op de Zuiderzee gebood, zat te Amfterdam; en de drie an-  gö Di Nieuwe Reisiger; anderen , dat is , die van Zeeland, Noord. Holland en Friesland, werden te Middelburg, Hoorn en Harlingen gevestigd. IJdere verga, dering heeft haren Admirael, Vice-Admirael, Schoutbijnacht, hare Kapiteinen , Officieren en Raden , benoemd door de fteden , die onder hare wijk behooren. Hun gebied gaet over alles., wat de zeevaert, de veiligheid der havens en fchepen betreft. Zij moeten een zeker getal van oorlogfchepen onder zeil houden, om de koopvaerders te geleiden; en zij zijn belast met alle de krijgstoerustingen, dooide Algemeene Staten bevolen. Wanneer hunne Hoog-Mogenden geneigd zijn zich op zee te wapenen, doet de Raed van State een' eisch aen de landfchappen; en zoo dra dezelve ingewilligd is , gefchiedt de ontvangst door de Admiraliteiten , die gehouden zijn eene naeuwkeurige lijst Van uitgaef en ontvangst aen den Rekenkamer overteleveren. Zij geven een beflisfend vonnis tegen alle de geenen , die eenige tolregten Huiken ; maer indien de hoofdfom meer dan zes honderd guldens bedraegt , kan men de overzicning van hunne vonnisfen eisfchen. Men benoemt dan gevolmagtigden, die eene bijzondere regtbank uitmaken. De beroeper moet twee honderd guldens overleveren , het zij om tot boete te dienen , of tot het betalen van de zittingen, reiskosten, enz. Men vergunt hem twee maenden om zijne zaek te bepleiten; en ia  Tweehond. Zesenveertigste Brief. 32 in dc twee volgende moet de vierfchaer uitfpraek doen. Men beveelt de fteden en landfchappen acn, wanneer zij de Raden ter Admiraliteit benoemen , te onderzoeken of hij, dien zij verkiezen, geenen bloedverwant in de vergadering heeft; en het is hem zeiven uitdrukkelijk verboden , ontilag op dit ftuk te verzoeken. Men verpligt hem te zweren, dat hij niets gegeven heeft, om zijne bediening te verkrijgen; dat hij getrouwelijk zijnen last en de bevelen der Algemeene Staten zal nakomen; dat hij niet van de prijzen of verbeurdverklaringen koopen , nimmer deel in de krijgsrustingen nemen , geenen gefchenken ontvangen, zich in geene eenige levering of koop mengen zal. Zijne jaergelden zijn duizend guldens voor zijn' perfoon , en vier honderd voor zijne woning, en omtrent eene pistool daegs, wanneer men hem tot eenige reis verpligt. De bediening van Opper - Admirael, of Admirael-generael, is in het huis van Nasfuu met het ampt van Stadhouder vereenigt. Dees bevelhebber zit voor in alle de vergaderingen, en geeft aen de vloten de koerfen en bevelen, welken zij. moeten volgen. Doch de meeste fcheepsverrichtingen worden gedaen onder het bevel van de Luitenants ■ Admiraels en ViceAdmiraels der Maze, Zuiderzee, van NoordHolland en Zeeland. De Luitenant.Admirael De Ruiter zat voor in alle dc vergaderingen der  $t De Nieuwe Reisiger. der Admiraliteit. De Algemeene Staten vaerdigen den last en de onderrichting af, voor den geenen, die het bevel moet voeren ; en de Admiraliteiten geven de bevelen aen hen, die de koopvaerdijfchepen geleiden. Hunne Hoog-Mogenden hebben fomtijds den Bevelhebber toegevoegd eenen Raedsman of Gevolmagtigden , uit hun midden gekozen, die op de vloot denzelfden last als die der heide* geren te land verricht. De geest van fpaerzaemheid en overleg, dezen landkert aatuurlijlc eigen , wordt befpeurd in de geringheid der jaerwedden, welken hij aen zijne officieren geeft. De Admirael heeft weinig meer dan agt of tien duizend guldens * van onze munt', de Vice Admirael vier of vijf duizend , en andere officiers naer evenredigheid. Zij zien zich dc fchade vergoed , doordien de verzorging der fchepen aen hen gelaten wordt; maer dikwerf moeten zij naer de betaling wachten; en men geeft hun flechts twee maenden voedfel in voorraed. De kapitein moet de hoeveelheid van levensmiddelen, welke hem voorgefchreven is, inladen, op ftraffe, of van weggejaegd te worden, of bet fcheepsvolk eenen zekeren tijd op zijne eigen kosten te voeden. De Admirael heeft geen ander voordeel dan zijne jaergelden, en zijn deel aen de fchepen, die voor goeden prijs verklaerd worden. Hij ver- * Francs,  Pweehond. Zesenveertigste Briee. 33 vergadert op zijn fchip den algemeenen Raed, geeft bevel tot het gevecht, regelt de feinen; en indien hij , gedurende den flag , gedood wordt, behoudt zijn fchip de teekens en kleuren , waeraen het bekend is , uit vreéze van anders den fchrik in de vloot te zullen verfpreidcn. Hij heeft altoos den Fiskael en Sekretaris bij zich : déze laetfte houdt aënteekening van alles wat 'er voorvalt ;■ en de Fiskael vervolgt de misdadigen op deszelfs verzoekfehrift. Wanneer hetregtsgedingaengevangenis , fteekt de Admirael de roode vlag op, om den algemeenen . raed te vergaderen ; en het: vonnis wordt bij meerderheid van ftemmen gewezen. De enkele overtredingen worden met verbeurdverklaring' van niaendgelden en gevangenisfe geftraft. Indien de misdadiger den dood verdient, hangt men hem aen de raês op, fchiet hem dood, of werpt hem in zee' Zoo de misdaed minder zwaer is, veroordeelt men den fchuldigen , om verfcheiden malert onder de kiel van het fchip doorgehaeld, van de rae in zee geworpen, door hét fcheepsvolk gegeefeld, aen den mast van het fchip vastgebonden , of op water en brood in de boeijen gezet te worden. De ftraf des doods mag niet uitgefproken worden, dan door dén krijgsraed der vlote , waerin zich alle de bevelhebbers begeven. De geringer ftraffen wordeii bevólen door den fcheepsraed, beftaende uit de Kapiteinen, Luitenants en mindere bevelhebberen^ XX. Deel. C Men  De Nieuwe Reisiger. Men houdt naeuwkeurige aenteekening van alles, wat'er in diergelijke regtsgedingen voorvalt ; en bij de wederkomst, doet de Admirael verflag daervan aen hunne Hoog-Mogenden. De keuren, voor de Admiraliteiten gemaekt, zijn zeer breedvoerig, en gaen over de geringfte bijzonderheden. Zij beginnen door de openbare gebeden , welken het uitdrukkelijk geboden is 's morgens en 's avonds bijtewonen, op ftraffe van vier Huivers voor de eerfte , agt voor de tweede keer , en de derde mael op water en brood , den tijd van agt . dagen , in de bocijen gezet te worden. Iémand, die vloekt, betaelfc een fchelling, en wordt gegeesfeld. Ijder officier , foldaet of matroos, die zich dronken drinkt, wordt agt dagen op water en brood gezet ; en om 'er zich niet aen bloot te ftellen, is het hun verboden , eikanderen te onthalen, en kaerten of dobbelfteenen aen boord te hebben. Indien iemand zijnen makker ten ftrijd' uitdaegt, wordt hij van de raê geworpen en gegeesfeld. Wanneer hij hem kwetst, haelt men hem driemael onder de kiel door ; en als de gekwetste fterft, werpt men den dader, op den rug van het lijk gebonden, in zee. Een dief wordt veroordeeld om het geftolen vierdubbel wedertegeven, en ten tweedemale willekeurig geftraft te worden. De foldaten moeten aen hunne Hoog-Mogenden , aen de Bevel- bers  Twiehond. Zesenveertigste Brief. j£ bers en Opzigters gehoorzaemheid en getrouwheid zweren , en beloven hun vendel, zonder verlof, niet te verlaten. Zij zijn verpligt zich fcheep te begeven, op den eerften tromflag , vier dagen na hunne verbindtenis, * alle hunne kragt en vlijt te hefteden, om het fchip van leeftogt' te voorzien, alle muiterij te vermijden, en de bewerkers daervan aentetoonen , op verbeurte van, fommigen van de raê geworpen, anderen in de boeten beflagen, te water en brood gezet, en fomtijds met den dood geftraft te worden. Men bepaelt deze laetfte ftraf tegen de Bevelhebbers , tegen de Admiraels, die de gegeven bevelen verachten , of verzuimen den vijand in het gevecht afbreuk te doen, enteren de Kapiteins , die zich , zonder noodzakelijkheid of bevel, van de Admiraels vlag verwijderen , weigeren aen het fein te gehoorzamen, zonder hunnen Bevelhebber de vlugt nemen $ eri hunnen post verlaten, zonder 'er toe ge. noodzaekt te zijn, door eenig toeval, dat hen in gevaer fte.lt. De wacht uitgezet zijnde, is het verboden eene vreemde tacl te fpreken, eenige teekens te geven, overeind te blijven, zonder verlof aen land te gaen , den nacht aldaer doortebrengen , met licht in het fchip te komen , elders dan op daertoe gefchikte plaetfen te rooken, levensmiddelen te geven aen de geftraftwordende perfonen , over de Uitdeeling van het voedfel te morren , tabak, O 2 of  jtf De Nieuwe Reisiger. of brandewijn te verkoopcn , zijne kamer te' verlaten om in eene andere te eten, eenigen' voor raed wegtenemen of te verbergen , en' vooral denzelven met geweld te rooven, eenige vrouw in een oorlogsfchip te brengen of daerin te laten komen. De boete, de boeijen, de honger of de geesfeling zijn de gewone ftraf van de meesten dezer misdaden. In Holland , waerin ijder burger prins en: foldaet van een meer handeldrijvend'dan oorlogend Gemeenebest geboren wordt, is alles op prijs gefield: ijder druppel bloeds, tot heil' van het vaderland vergoten , wordt gewaerdeerd; en in de verzameling dezer keuren vindt men eene bepaling van den prijs der verfchillende foorten van wonden. Zij , die dezelven in den flrijd, of in het verrichten van hunnen dienst , ontvangen , worden op kosten van het Gemeenebest verbonden. Indien zij buiten ftaet zijn om hun brood te winnen, hebben zij in hunne keus eene geld"fomme in eens, of een wekelijks onderhoud' van een' zilveren dukaton tc ontvangen. Als zij verminkt blijven, betaelt men hun, voor het verlies van beide de oogen of armen, vijftien honderd guldens; voor één oog , drie honderd en vijftig; voor den regterarm, vier honderd en vijftig; voor den linkerarm, drie honderd en vijftig; voor de beide handen, twaelf honderd; \joor de regterhand, drie honderd en vijftig; voor de linkerhand, drie hon-  Tweehond. Zesenveertigste Brief. 37 honderd; voor de beide beenen, zeven honderd ; voor één been, drie honderd en vijftig; voor de beide voeten, vierhonderden vijftig; voor één voet , twee honderd; en voor de mindere wonden naer evenredigheid. De oorlogsfchepen worden gebruikt tot. het vernielen van de kragten des vijands, tot het doen van kruistogten, om de vaertuigen, die uit de Indien te rug komen , te beveiligen, de haring- en walvischvangst te verzekeren, de kapers te beteugelen, en de roovers van Tunis en Algiers te noodzaken tot het houden der bedongen voorwaerden , wegens het vrijkoopen der geenen, die onder de Hollandfche vlag genomen zijn. Het losgeld van een' ka* pitein is omtrent drie duizend, van een' heelmeester en Huurman agttien honderd , van een' matroos zeven honderd , en van een' timmerman vier honderd guldens. Hunne Hoog-Mogenden geven zorgvuldig gcfchenken aen de Gemeenebesten van Afrika , om den vrede te bewaren, en altoos eenige oorlogsfchepen in de Middenlandfche zee te kunnen houden, tot beveiliging der koopvacrdijfchepen, die in de zeehavens van de Levant handelen. Eertijds beftond de inkomst der Hollanfche zeevaert' alleen in de prijzen , welken de reeders op den vijand verooverden. Alle de fchepen waren ten oorloge toegerust; en de land. aert kende alleen het ambacht van zeeroover: C 3 doch  g8 De Nieuwe Reisiger. doch federt de ontdekking van een' nieuwen weg naer de Indien, hebben de onnoemelijke winften der geenen, die den koophandel ondernamen , de kapers in kooplieden hervormd; en de regten van in- en uitvoer maken tegen, woordig de voornaemfte inkomst der Admiraliteiten uit. Deze regten zijn niet zeer aenmerkelijk, ten aenzien van. den uitvoer deikoopwaren , die in het land gemaekt woruen; maer de invoer daervan is overmatig. Het walvischfpek en de haringen betalen \ iets van invoering'; en de koopmanfehappen der Indien zijn voor de uitvoering' vrij. De OostIndifche Maetfchappij heeft een verdrag aengegaen met de Admiraliteiten , waeraen zij jaerlijksch betaelt drie honderd en vierenzestig duizend guldens, dat is, omtrent duizend guldens daegs. De helft behoort aen de Admiraliteit te Amfterdam; en het overige wordt onder de vier anderen verdeeld. De Admiraliteit geeft haer daerentegen alle hare regten op alles, wat zij buitens lands voert. In tijd van oorloCT, indien de gewone inkomften niet genoeg zijn om alle deze kosten te voldoen, voorzien de landfchrippen daerin door buitengewone onderftanden, welke door den Raed van Stace geregeld worden. Amfterdam doet altoos het derde gedeelte van alle de krijgstoerustingen. Deszelfs Admiraliteit is rijk en magtig ; en hare inkomften bedragen meer dan cue veii alle de anderen: te famen. Zij heeft altoos, zelfs  Tweehond. Zesenveertigste Brtef. 3$ zelfs gedurende den vrede, een goed aental van fchepen onder zeil, tot veiligheid van den koophandel. - De amptenaers, die van de Admiraliteit afhangen , zijn de Fiskael , belast met het handhaven van de voorregten des ganfchen ligchaems, en het bezorgen van de bijzondere ontvangften in de algemeene kasfe; de Sekretaris, die de registers bewaert, en de verrichtingen uitvaerdigt; de Kommijs, die de verklaringen der koopmanfchappen en de aen. brengingen ontvangt, en verlof geeft om de vaertuigen op verboden dagen en uren te laden of te losfen ; de Vendumeester, die het opzigt heeft over-alle de-verbeurdverklaerde goederen, dezelven in de magazijnen bewaert, en de verkooping, die daervan in het openbaer aen den hoogstbiedende gefchiedt , beftuurt; de Equipagemeester, die op de bouwing en toetuiging der fchepen acht geeft, de opgaven der werklieden beziet, de oude vaertuigen verkoopt, enz. De ligtheid, vaerdigheid en gemakkelijkheid der fcheepsverrichtingcn laet den Hoilanderen toe weinige bootsgezellen te hebben; en deze altoos uitmuntende zeelieden worden met luttel kosten gevormd , door den overvloed der matrozen, die een land, waerin alles zee of ftrand is , bedekken. In tijd van vrede leveren zij die aen hunne geburen ; en men wil dat zij 'er, in het tegenwoordige oorlog, C 4 ten  4o De Nieuwe Retsiger. ten minfte vijfentwintig duizend in de bezoiding van Groot Britanje hebben. Een ander voordeel van dit volk is, dat het onder de zeelieden dc grootfte foberheid gejhandhaefd heeft. Men geeft alle morgen gort, en deelt voor ijder hoofd een pond kaes en een half pond boter 's weeks uit, des zondags middags een half pond gerookt fpek, osfèn- of fchapenvleesch, met volöp erwten, de drie volgende dagen erwten en ftokvisch, des donderdags een pond versch osfenvleesch of drie vierdedeel fpek, des vrijdags en fatcrdags ftokvisch en erwten. Men deelt bier uit, zonder het te meten, tot aen de kaep Finisterre, boven welke men wijders niet dan water geeft; en in de westelijke zeen doet men bij de gort een glas wijns. De fcheepshoofden , zelfs die de oorlogsfchepen voeren , eten gezouten vleesch, en drinken niet dan bier. Zeldzaem ziet men hen, gelijk de onzen , eenen ontzagchelijken voorraed van versch vleesch en allerlei wijnen opdoen. De tafel van een' Franfchen fcheepsbevelhebber is, op weinig na, voorzien met alles, wat de kieschheid van de inwoonderen der rijkfte fteden kan verzinnen. Gij beléft wel hoeveel deze overlast van mondbehoeften een vaertuig belemmert, hoe zeer de veelheid van onnutte monden, welke deze weelde veroorzaekt, tot last verftrekt, wanneer men moet ftrijden, of tegen den ftorrn worftelen, ' zon-  Tweehond. Zesenveertigste Brief. 41 ponder te rekenen de meenigvuldige inloopin'gen in vreemde havens, om den voorraed te ververfchen. Niet vergenoegd met weinig fcheepsvolk te hebben, en geringe onkosten tot deszelfs onderhoud te doen , zijn de Hollanders daerenboven ten hoogfte oplettend , om dc kosten van legdagen, die een groot gedeelte van het voordeel wegliepen, te vermijden. Zij varen nimmer op hunnen ballast, waeruit ontftaet, dat een gedeelte der onkosten van hunne toerusting' altoos betaeld is door het geene zij van de fcheepsvracht' trekken. Dewijl zij het hout en de andere bouwftoffen uit da eerfte hand' krijgen, bouwen zij hunne fchepen beter koop dan wij, die ze Hechts uit de tweede hand' hebben. Tot fchande van de zuidelijke volken , voorzien zij zich bij de Hollanders van bijna al het" touwwerk, 't welk zij voor hunne zeevaert' noodig hebben. Het is eene dwaling te gelooven dat onze hennip die van het Noorden niet opweegt. Veronderftellende zelfs dat Frankrijk niet genoeg voor zijne fchepen oplevert, zou het mede het touwwerk, '.t welk de Hollanders, die het ons leveren, te Riga , Koningsbergen en Petersburg gaen koopen , niet uit de eerfte hand' kunnen trekken'? De zeevaert Holland tot den hoogften topp' yan roem verheven hebbende , tracht deze Mogendheid zich door dezelve ftaende te C 5 hou«  42 De Nieuwe Reisiger. houden; en zij, die in de zeevaertkunst' ukmunten , hoewel van eene gemeene afkomst', feilen zelden tot de eerfte eertrappen opteftijgen. Deze vergeldingen, deze waerdigheden prikkelen daerenboven den ijver, dien de inwoonders natuurlijk tot dit beroep hebben, kragtig aen; en men kan verzekeren dat geen volk bekwamer zeelieden heeft voortgebragt. Hunne achting, die tot de uiterfte einden des aerdrijks is doorgedrongen , zal de volgende eeuwen verduren, en met hunnen roem dien van hun vaderland vereeuwigen. Op een woest element geplaetst, zag men hen nu, als enkele kapers , voor zich zeiven vechten, en zich ftoutelijk aen de onftuimigheid van hunnen moed overgeven : ftraks, als bevelhebbers der zeen , fpaerden zij voorzigtig den roem en de kragten van den Staet. De eerften deden niet dan onvoorziene flagen ; zij moesten meer ftoutmoedigheid hebben: de tweeden bedachten ontwerpen, en fmeedden voornemens ; hun was meer vernuft noodig." Beiden, in verbond met de ganfche natuur', gaven zij acht op de richting der winden, en vermeerderden of verminderden derzelver voortftuwing naer hun goedvinden ; terwijl zij, nu het oog op de hemelen gevestigd \ en dan weder op de wateren geopend hebbende, de afftanden maten, de diepten berekenden, zich meester van de beweging' der golven maekten, enze tot hunne overwinning deden dienen. Het  Tweêhond. Zesenveertigste Brief. 43 Het was laet toen ik de haven verliet; en ik ftelde eenige andere bezoeken tot des anderendacgs uit. Ik begon met de Portugefche fynagoge , een heerlijk gebouw, waerin aen wederzijden eenige kolommen de geftoeltcn onderfteunen. In het midden is eene foort van hoofdgebouw, wacrop zich de Rabbijn, vergezeld van eenige Joden , plaetst. Aen het einde, tegen over hen, zijn de tafels van Mozes, en daerboven in het Hebreeuwsch gelchrevcn: „ God zegene u bij uwe inkomst, „ en bcwaer u bij uwen uitgang." Deze lieden flaen overeind , met den hoed op het hoofd i en een Hebreeuwsch boek in de hand. Zij fchreeuwen minder, en maken minder gebaren en draeijingen, dan in de Hoogduitfche fynagoge; en 'er heerscht ook meer betame.lijkneid, rijkdom en zindelijkheid. De Hoogduitfche Joden zien 'er bedelachtig en vuil uit. De Portugezen zijn kostelijker en rijker gekleed , en mee fchitterde juweelen verfierd. Echter zag ik bij de Hoogduitfchen een drieftemmig muzykltuk uitvoeren , 't welk alle de fraeije juffers der buurt' tot zich gelokt had. De hoeveelheid van volk, en een groot aental van lichten , veroorzaekten 'er eene groote hitte , welke wij niettemin ten einde toe uitftonden , uit hoofde van dit muzyk. Sommigen zongen vrij lang: anderen antwoordden'er op, door eenige veerzen.. Een ander klom vervolgens bij den Rabbijn , en fprak  44 De Nieuwe Rbisiger. fprak langzaem met eene zeer verftacnbare ftemme voor Hebreeuwfche ooren. De reden geëindigd zijnde , nam men eert boek , en fcbreef daerin den naem van hem, die gefproken en geld aengeboden had voor de geenen, die het van nooden mogten hebben. Dit gebruik, waerdig om van alle godsdienften geroemd te worden , is zeer gemeen onder de Joden van Amfterdam , op hunnen Sabbathdag. ' Vandaer vertrekkende , doorkruisten wij hunne wijk, die zeer groot is, en wier huizen allen met lampen verlicht waren. Hunne fchoolmeesters hebben eenegedaente, gelijk de geneesmeesters in de blijfpelen van Molière, met eenen grooten baerd en zeer ongemeene gebaren. De anderen zijn flechts onderfcheiden, door een kleenen baerd rondom de kin. De Portugezen zijn gefchoren; en men telt 'er meer dan twintig duizend. Zij hebben , bij xle fynagoge , een opvoedingshuis , waerin men alle de Joodfche weezen van den Spaenfchen of Portugefchen landaert opvoedt. Een meester, door de gemeente betaeld, verliest hen niet uit het oog , en geleidt hen in den tempel en de fcholen. Men leert hun hunnen godsdienst in de Hebreeuwfche tael ; cn de opvoeding voleindigd zijnde, hegeven zij zich, volgens hunnen fmaek , tot de kunften , wetenfehappen of den koophandel. Zonder naeuwkeurig de orde mijner wandelingen  Tweeiiond. Zesenveertigste Brief. 4? Imgen te vervolgen, plaets ik hier de éerfte Voorwerpen , die zich vertoonen. ïk begaf mij eerst naer de fchool der heelkunde, alwaer' men een tafereel van Rcmbrant vindt, waervan het onderwerp, gefchikt naer de kamer, waerin het hangt, des te affchuwelijk is, naermate 'er zich de natuur in hare ware gedaente vertoont. Het verbeeldt eenige heelmeesters , die met eikanderen redentwisten over de ontleding van den arm eens naekten lijks , rondom het welke zij vergaderd zijn. Dit ftuk is het fraeifte van het kunstvertrèk, in het welke niettemin nog vele zeldzame dingen , betreffende de heelkunde en natuurlijke historie gevonden worden. Men vertoonde mij in een glas verfcheiden dier beruchte wormen , die voor eenige jaren Holland zulk eene' groote vrees verwekten. Zij zijn vijf of zes duimen lang, en zoo dik als een gewone landworm. Hun ligchaem , van het hoofd af tot den ftaert toe, is bezet met twee en twee gefchikte punten, die anderhalven linie buiten de huid uitftekeff. Men liet mij tevens zien een ftuk' dijks , 't welk zij doorgearbeid hadden. Het is derwijze in allerlei richtingen doorboord, en heeft zoo veel van zijne zelfftandigheid verloren , dat het de vierdepart niet weegt van het geene het in zijn geheel heeft moeten wegen. Men befchouwt 'er volmaektelijk den doortogt dezer gedierten , en de regtmatige vrees, welke zulk een ontzagchelijk dier moet veroorzaken. Het  4 brandewijn, enz; en men haelt vandaer hennip , pek, masten, pelterijen, leder, fineer, vischlijm , wasch , honig , planken , osfen, koeijen , ijzer- en koperdraed, ketels, ijzer, ftael, vuurroers , lood , falpeter , dons en Poolsch koorn. Geene haven is 'er bijna in de Oostzee, of zij beijvert zich tegenwoordig tot het verkrijgen van eene regelregte zeevaert', die doorgaens ftrekt om den koophandel van het Noorden, meer en meer, voor Holland te fluiten. Dewijl deze onmetelijke handel gedeeltelijk met de waren en koopmanfchappen van Frankrijk gedreven wordt, denk ik dat wij, ons^zelven met deze invoering'belastende , en onze goederen tot denzelfden prijs verkoopende,de kosten der pakhuishuur, de dub. bele fcheepsvracht, het lastgeld, de onkostender ontlcheping' en het voordeel van den wis* Fa. fel 5  $4- De Nieuwe Reisiger.' fel, boven onze mededingers, zouden winnen. Voeg hierbij de aenmerkelijfce ladingen, welken onze fchepen zouden te rug brengen, gedeeltelijk tot ons eigen gebruik, gedeeltelijk omze regelregt in de zuidelijke landen te vervoeren. De Hollanders drijven bijna alleen den koophandel van den Rijn , en worden befchouwt als de eenigfte eigenaers der fcheepvaert' op dezen ftroom, langs welken zij zich tot Bazel uitbreiden. De Moefel, Mein en Nekker, welke 'er zich in werpen, geven hun eene gemakkelijke gemeenfchap met Koblentz, het land van Trier , Lottberingen, Mentz, Frankfort, Manheim en Zwaben, welken zij met alle de voortbrengfelen van het zuiden en noorden voorzien. De meesten dezer waren hebben een ongemeen vertier in deze ganfche uitgeftrektheid Jands. Zij onderhouden den koophandel van Frankfort, zijnde flechts eene ftapelplaets, onderworpen aen die der Vereenigde Landfchappen ; zoo dat deze gemeenfchap , die zich zeer ver in Duitschland uitftrekt, bijna niets anders dan eene koopmanfchap uit de tweede hand is, terwijlze in Holland uit de eerfte hand' gedreven wordt. Het hout, de Rijn- en Moezelwijnen , het ijzer en de tabak van Zwaben, de Palts en Spierbach zijn de voornaemfte zaken der terugladingen van dezen koophandel, die gemeenlijk meer dan honderd miliioenen 's jaers beloopt j  Tweekond. Agtenveertigste Brief. 85 loopt, en bijna alleen voor rekening der af, zenderen gedreven wordt. De handel der Maze heeft, behalve eene binnenlandfche, fcheepvaert, bijna geen gewigtig voorwerp, dan hst land van Luik, waerin een vrij groot ver. tier van fuiker , fpecerijen , visch , leder en Indifche waren is. Holland ontvangt van daer wederom geweer, fteenkolen, ijzeren gereedfchap , enz; en het voorziet de ftoffereederijen, in een groot aental rondom Luik, Aken en Gulik verfpreid, met wolle, oly en zeep, Deze tak brengt zoo veel op, dat alleen de ftapelplaets van deze koopmanfchappen, die te Nimegen is, om vandaer de goederen over land naer hunne beftemde plaets te fturen, de zaakbezorgers met rijkdommen ophoop*. Een der gewigtigfte takken van den Hol. landfchen koophandel is die der Oostenrijkfche Nederlanden. Ongetwijffeld zal 'er een tijd komen, dat dit fchoone en rijke gewest zich, ten minfte gedeeltelijk , 'zal ontflaen van de fchatting', welke het aen de naerftigheid zijner geburen betaelt. Zijne havens in haren vorigen ftand gerakende, zouden zijne ftoffereederijen, de alöudften van Europa, haren luister wederkrijgen, en zijne volken tevens als landbouwers , kunftenaers, ttoffereedcrs en koop, lieden ten voorfchijn' komen. Oudtijds kregen zij hun papier uit Holland; maer tegenwoordig leveren hunne reederijen eene genoegzame hoeveelheid tot hun gebruik. Die F 3 der  16 De Nieuwe Reisiger. der gefchilderde linnens van Antwerpen zijn insgelijks nuttige beroepen , die den Vereenigden Landfchappen een aenmerkelijk gedeelte van hunnen koophandel ontnomen hebben: de witte katoenen lijwaden zijn thans de eenigften, welken zij aen de Vlamingen verkoopen. Het is fchandelijk, voor deze laetften, de verfche visch , die onder hen vertierd wordt, niet zelfs te vangen, en genoodzaekt te zijn die van de Hollanderen te koopen; en nog fchandelijker is het den oly, het zout, den brandewijn, de zijde, het gefponncn katoen , de vruchten van Provence en de voortbrengfels van de Levant , niet regelregt van ons te ontvangen. Een werkelijker zeevaert, uit de havens van Oostende en Vuume, zou hen ontheffen van eene fcbatting', die des te zwarer is , om dat de Hollanders niet dan koolzaed , linnens , kanten, fteenen en tigchelen van hun ontvangen. Oostende wierd, veeleer dan Rotterdam, de ltapel der Spaenfche wollen, die te Limburg, Gulik en Aken bereid worden; en de kooplieden der Nederlanden zouden niet meer genoodzaekt zijn Hollandfche fchepen, die hun voordeel grootelijks verminderen , voor hunne rekening te huren. De koophandel van Holland met Engeland, zoo aenmerkelijk voor het vermaerde tijdftip van de Akte der Zeevaert', beftaet niet meer dan in tabak , tin , wollen ftoffen, grane n, klee-  Tweehond. Agtenveertigste Brief. 87 fcleenoodiën, gezouten osfenvleesch en visch, leder en fteenkolen , welken de Vereenigde Landfchappen uit de Britannifche eilanden trekken. Deze handel is bijna geheel ten voordeele van Groot Britanje; en indien men 'er het geene door de onderdanen van het Gemeenebest vertierd wordt van uitzondert» brengt het overige dezer koopmanfchappen, 't welk men weder uitvoert, misfchien geen millioen aen winst op. De regten , of het volftrekte verbod, ten aenzien van de vreemde handwerkfelen, latenden Hollanderen bijna niet meer toe iets in-Engeland te zenden, behalve eenige linnens; en nog is dit ftuk zeer bepaeld, door de zorgvuldigheid om het tan zaed aentekweeken, voornamelijk in Ierland. De verzendingen van Holland zijn dan eemgliik tot de fpecerijen gebragt; en de Engelfchen alleen winnen nog de fcheepsvracht en het lastgeld van het geene hun geleverd wordt. Tusfchen Frankrijk en de Vereenigde Landfchappen gefchiedt een onmetelijke handel, die wederzijdsch nuttig is , en welken geen der beide volken zou kunnen verhinderen, zonder het andere en zich zelf te fchaden. Men kan denzelven in een' handel te land en ter zee verdeden. De eerfte heeft ten voorwerp' de handwerkles , kramerijen en optooiiels, welken de Hollanders, door de Nederlanden, uit Frankrijk trekken. De tweede _gefchiedt in alle de havens van het koningkrijk, en is F 4 niet  «8 De Nteuwe Retsiger. niet bepaeld aen onze enkele voortbrengfels; hij bevat bovendien de waren van onze volkplantingen , en verfcheiden goederen, welken onze Indifche Maetfchappij uit hare bezitt ngen ontvangt, of de Levant ons over Marfeille toezendt. De helft van deze verzendingen gaet van Frankrijk naer Amfterdam of Rotterdam , het zij voor rekening' van de inwoonderen des lands, het zij om ten voordeele van onze kooplieden verkoft te worden.Deze onmetelijke invoering gefchiedt geheel door de fchepen van het Gemeenebest , die ons timmerhout, masten , planken . touwen en allerlei koopmanfehappen van het Noorden, noodzakelijk tot de zeevaert , overbrengen Onze haringvangsc is te zwak, om in opzigt met de Hollanderen in mededinging bij de vreemdelingen te treden ; maer zij is uitgeftrekt genoeg, om hen te fchaden, in de inwendige vertiering van het koningkrijk. Deze volken voeren in Spanje linnens van allerlei foorten en prijzen-; doch dezelve zijn bij hen niet gemaekt: zij trekkenze uit Brabant, Vlaenderen, Pikardijë , Normandië, Bretagne, Westfalen en Silezië ; en de Spanjaerds betalenze durer , dan dat zijze uit de eerfte hand koften. De Indifche linnens zouden hun ook goedkooper verkoft kunnen worden , door onze kooplieden , die op China handelen , dan door de Hollanders , die genoodzaekt zijn de vreemde koopmanfehappen met  Tweehond. Agtenveertïgste Brtee. 89 met de ongemeene kosten hun-er befturinge te bezwaren. Deze laetften leveren nog aen Spanje fpecerijen , gedroogde vi?ch , fpeelkaerten en wasch , en krijgen in plaets wollen, kastanjen en zelfs noten van St, Sebastiaen, ijzer, faffraen en oranjeappels van Bilbao, oly, olijven en Spaensch leder van Sevilje, wijnen , rozijnen, vijgen, amandelen, anijs, zwavel , zijden , zeep , brandewijn en zout van Mallaga, Alikante, Valence en Barcelona , en van Kadix indigo , kampechehout, kochenille , kakao, tabak, kina-kina en piasters , welken zij niet kunnen ontberen, voor hunne betalingen in de Oost-Indien en de Levant. Uit Portugal halen zij goud, ruwe diamanten, grijzen amber , enz; maer deze tak heeft luttel te beduiden; federt de Engelfchen zich meester van bijna allen den koophandel van dit koningkrijk gemaekt hebben. Italië is zeer gefchikt ter vertiennge van de koopmanfehappen, welken Holland uit de Indiën , uit Amerika en van de visfcherij', trekt; en de terugladingen ftrekken voornamelijk ter bevorderinge van zijnen koophandel met Duitschland en de noordelijke ftaten. Genua, Livorno , Venetië , Napels en Mèsfina zijn bijna de eenigfte ftapelplaetfen van het geene Italië aen den buitenlander , en deze weder aen Italië levert. De Hollanders brengen, in alle deze fteden,'de voortbrengfels van Indiën en het Noorden , en alle de vruchten der F 5 Eu-  9<3 De Nieuwe Reisiger, Europefche naerftigheid. Men geeft hun in verwisfeling zijden ftoffen, olyen, fuikerdeegen, marmer en allerlei koopmanfehappen van de Levant. De Algemeene Staten hebben eene kamer van beftnringe te Amfterdam opgeregt, voor alles wat den koophandel der Middenlandfche zee betreft. Deze kamer benoemt de konfuls, die in Turkijen hun verblijf hebben; en het Gemeenebest onderhoudt een' afgezant bij de Porte, om dezen koophandel te befchermen. Men zendt hun gefchenken voor de ftaetsdienaren van den Grooten Heer; en om aen deze kosten te voldoen, vergunt de Staet aen de Beftuurdcrs verfcheiden regten op de uitgaende en aenkomende fchepen , en twee ten honderd op de terugladingen van Smirne en Aleppo. Om de fcheepvaert te .beveiligen, en in ftaet te zijn om zich tegen de Barbarifche roovers te befchermen, moeten de vaertuigen, die in deze zee ftevenen, ten minfte twee fterk, met vierëntwintig ftukken kanon gewapend , en met vijftig mannen fcheepsvolk voorzien zijn , op ftraffe van duizend gulden boete te betalen, en den vrachtloon te verliezen. Zij , die uit de golf van Venetië komen, zijn verpligt, op dezelfde ftraffe, het eiland Zante aentedoen, en mogen niet vertrekken , dan in gezelfchap van drie of vier fchepen, ten oorloge toegerust. Vandaer moeten zij zich naer Livorno begeven, en wach-  TWEEHOND. AGTENVEERTIGSTE BRIEF. 9I wachten tot 'er een grooter getal van fchepen bijéén is, om vervolgens te famen weder naer Holland onder zeil te gaen. Smirne de voornaemfte zeehaven van den koophandel der Levant , en de ftapelplaets van een groot gedeelte van dien van Perfie met Europa zijnde, brengen 'er de Hollanders lakens , ijzer , fuiker en geld, en halen er zijden, katoenen lijwaden, geiten- en kameelshair, rhabarber, Spaensch leder, koffy, mastik van Chio, opium, tapijten, enz. Livorno en Marfeille zijn insgelijks ftapelplaetfen, a waer men dezelfde koopwaren zendt . doch inzonderheid meenigvuldige uitgezochte bakens van verfchillende kleuren. Men voert dezelfde foorten naer Aleppo, Konftantinopelen en Kairo; en de voordeden, welken deze koophandel geeft, beftaen voornamelijk in de terugladingen , inzonderheid voor dc volken, die 'er: geene lakens van hun eigen maekfel kunnen zenden. Dit gedeelte, het kostdijkfte van den Levantfchen handel, is voor de Hol. landeren bijna geheel verloren , uit hoofde van den hoogen prijs der arbeidsloonen in hunne handwerken. Frankrijk is zijnen voorfpoed, in dezen tak van koophandel, aen de geringe duurte zijner, lakenen en de wijsheid zijner keuren verfchuldigd. Eertijds mogt Holland , en zelfs Engeland , de ftaten van den Grooten Heer niet; dan onder onze vlag naderen; maer tegenwoordig handelen zij 'er  9* De Nieuwe Reisïger. 'er onder hunnen eigen naem; en men kan zeggen dat, naermate hunne koopmanfchap aengegroeid isv de onze 'er eene aenmerkelijke verzwakking, verliezen en bankbrouken heeft ondergaen. Dan om deze eenigzins ernftige ftof, welke ik m den volgenden brief zal hervatten, aftebreken , zal ik dezen eindigen met u te onderhouden over het vermaerde dorp Zaendam, alvyaer Peter de Groote, als een timmer, man vermomd , het fcheepstimmeren leerde Het hgt aen de overzijde van "het Y , twee mijlen van Amfterdam, digt bij den mond der riviere de Zaen , ftrekt zich langs derzelver oevers uit , en vereenigt zich met één of twee andere dorpen , die als een vervolg van het eerfte kunnen aengemerkt worden : alles fcheen mij anderhalve mijl lang te zijn. Ik nam eene zeilfchuit, om 'er mij van Amfterdam naertoe te begeven ; en dewijl de wind voordeehg was, bragt ik flechts één uur met deze overvaert door. Twee zaken troffen mij te gelijk in het aenkomen: de eene is de ontelbare meenigte van windmolens in een land, alwaer niets dan water is, en de andere de ongemccne zinde iijkheid der inwoonderen. Deze molens, waer van het getal meer dan elf honderd beloopt dienen tot verfcheiden gebruiken, als tot het malen van koorn , Indisch hout, mostaerd geerst, koolzaed en fhuiftabak , het zagen van  Tweehond. Agtenveertigste Brief. 93 van planken , het maken van papier , enz. Schoon zij veel van de onze verfchillen, is de uitwerking daervan dezelfde. Een balk, van veertig voeten lang, en zestien of agttien duimen dik, wordt tot agt planken gezaegd, in minder dan twee of drie uren , naer de kragt van den wind. Doch het geene noch meer van onze molens verfchilt, is de ongemeene zindelijkheid der molens van dit land, welke alleen met die der huizen en fchuiten kan vergeleken worden. De olymolens zelfs worden geboend en met wasch gewreven, en geven niet den minflen ftank van zich. Hier voornamelijk draegt men de vreemdelingen op de armen , om de vertrekken, en zelfs den trap, niet vuil te maken. Ijder huis heeft twee deuren: de eene blijft altoos gefloten, en wordt niet geopend dan voor de begraeffenisfen , doopingen en huwelijken. De kleene aerdewerks tegeltjes, waermede de herberg , waerin ik mijn verblijf had , bekleed was, behagen aen het gezigt; en de baers en paling, in het water gekookt, welken men 'er eet, bekoren den fmaek. Dit is het geene men Watervisch noemt. Ik zag winkels, alzoo wel voorzien als die van Amfterdam : overal ziet men 'er den rijkdom en de welvaert fchittcren. Een zonderling blijk van i zindelijkheid is het yerwen van de ftammen der boomen, opdat zij des te meer met de andere verfierfelen der tuinen zouden ftrooken. Dit gan-  94 De Nieuwe Reisiger. ganfche land vertoont watergezigten, kleene bruggen en huizen, inderdaed wel van hout, maer allen van verfchillende bouworde en kleuren , vormende een zeer aengenaem verfchiet. De vrouwen vooral fchenen mij bekoorlijk: hare kleeding brengt veel toe om haer optetooijen: verfierfels van louter goud bedekken het hoofd dezer fraeije boerinnen : ten aenzien van de zindelijkheid , verwijt men haer dat zij dezelfde zorg niet voor haer lijf als voor hare huisfieraden dragen. Men geleidde mij in een' tempel, dien men de kerk des Stiers noemt, en waervan de oorfprong op eene fchilderij , in het diepfte van het koor, is afgebeeld. Een woedende ftier nam eene zwangere vrouw op, en wierp haer in de lucht: op dit tijdfb'p verloste de vrouw, en viel met haer, kind weder op de aerde. Dit laetfte leefde eene maend ; maer de moeder fticrf ten einde van zesendertig uren. De tempel en het tafereel bewaren de geheugenis van dit zonderlinge geval. Ik ben, enz. Amfterdam, den izden van April, 17$6. Twee-  Tweehond. Necenenveerttgste Brief. 95 Tweehonderd Negenenveertigste Brief. Vervolg van Holland. TT\.z fcheepsvracht, het lastgeld en de ver\Jj zekeringen zijn drie andere bronnen van rijkdom voor het Gemeenebest. Door middel van hunne algemeene ftapelplaets, zijn de Hollanders altoos van de dubbele fcheepsvracht der heen- en wederreis verzekerd. Men ziet hunne fchepen niet, gelijk bij de andere volken, op hunnen ballast varen. Zij doen bijna geene kosten van ftilüggen , om eene lading te verwachten; en bij hen worden zij fchielijk en zonder onkosten afgevaerdigd. Hunne bouwing , en de ligtheid van hunne toetakeling', vereischt minder fcheepsvolk; en alles , wat tot de zeevaert dient, is van fisten bevrijd. Men bouwt in alle de havens der Vereenigde Landfchappen vaertuigen van allerlei grootte ; en deze bouwing kan niet anders dan zeer uitgeftrekt zijn, om zulk eene uitgebreide fcheepvaert ftaende te houden. Het zou moeijelijk zijn zich eene verbeelding te vormen, wegens de oneindige meenigte van werklieden, onophoudelijk bezig op de fcheepstimmerwerven, en in de verfchillende handwerken , die aen een gedeelte der bouwftoffen de noodzakelijke bereidingen geven , om ge. bruikt  96 De Nieuwe Reisiöer. bruik-te worden , als ook wegens de hoeveelheid der kooplieden en arbeideren, welken deze koophandel vereischt, en het aental van menfchen , welken het uitrusten , onttakelen, laden en losfen der fchepen bezig houden. Voeg hier bij den arbeid in de pakhuizen, de lastgelden, en de winften der eigenaren op de huur van hunne fchepen , en gij zult een denkbeeld hebben van het onmetelijke voordeel der fcheepsvracht' voor het Gemeenebest. Het zelve is des te grooter, om dat het altoos zeker is, een voorregt op de koopmanfehappen heeft, door de vreemdelingen betacld wordt, zich m oneindig vele handen verdeelt, en een talrijk volk doet beftaen. Men moet niet geloovcn dat de Holiandfche zeevaert geheelenal voor rekening van den landSert is, en dat zijn koophandel eeniglijkbeftaet in de voortbrengfels van het eene land te koopen, omze in een ander land overtevoeren. Het is waer dat Holland dus in den be. ginne zijne algemeene ftapelplaets vormde; maer deze ftapelplaets eens gevestigd zijnde, werd dit land welrasch als de eerfte markt van Europa befchouwd. Dees koophandel gaf de geboorte aen een' anderen tak van oneindige waerde, voor zoo ver hij te gelijk de middelen van beftaen aen het volk verfchaft, en eene groote uitgeftrektheid aen het voordeel der fcheepsvracht geeft: ik fpreek van de lastgeving', door welke een gedeelte der koopman- fchap-  Tweehond. Negenenveerticste Brief. 97 fcbappen voor rekening der buitenlanderen in Holland gebragt, en insgelijks op dé fchepen des landacrts overgevoerd wordt. Dees handel , die het vertier aen aenzienlijke geldfommen geeft, brengt eene zekere winst aen, en loopt in het minfte geen gevaer, voornamelijk federt: de opregting van verfcheiden kamers van verzekering', die, gelijk ik reeds gezegd heb, eene nieuvve bron van rijkdommen voor den Staet zijn. De verzekeraer belast zich met de verliezen en fchaden, die een fchip of deszelfs ladinge op zee, gedurende de reis, kunnen overkomen , hetT zij door ftorm, fchipbreuk, ftranding , zeerooverij , verandering van koers, uitwerp van goederen in zee , het zij door brand, plundering, oorlogsverklaringen, vijandelijkheden, fchaêverhalingen, en in 't algemeen allerlei foorten van nadeelen, mits betalende eenig handgeld , naer evenredigheid van' de gevaren. Dit verdrag is gemeenlijk het onderwerp van meenigvuldige twisten, voornamelijk wanneer men afwijkt van de regelen dér goede trouwe; en zelfs rijzen 'er, fchoón1 men de goede trouw wederzij dsch irt acht neemt, dikwerf teedere verfchillen, die moeijelijk te beflisfen , en echter van zeer veel gewigt vóór den koophandel zijn. De vérzekeraers worden bij het geregt befchérmd, gelijk de weezen, om dat zij geen eenig middel, óm te bedriegen hebben; terwijl de verzekér-^ XX. Ded,- G dën.'  98 De Nieuwe R-eisiger. den duizend ftreken kunnen in 't werk fielten het zij door het laten verzekeren van fchepen en ladingen, die of verzonnen zijn, of wier verlies ontworpen , overlegd en voorbereid is, het zij door reeds verloren goederen in het verdrag te fielten , het zij door het verlies te vermeerderen en de fchade te vergrooten. Men vermoedt nimmer eenige kwade trouw aen de zijde der verzekeraren. Men heeft mij gefproken van eene maetfchappij' van fluikeren , welken de regering verzuimt te beteugelen. Men wil dat zij eene foort van verzekeringskaste in het midden der hoofdftad zelve hebben opgericht ; en dat, wanneer een harer leden zich heeft laten verrasfehen, de kas den misdadiger het geld der boete , waermede de wet zijne overtreding ftraft, weder te rug geeft. Onder deze zonderlinge en misdadige befeberming , behoudt de fluiker vreedzaem zijnen ftaet cn zijne onnoozelheid. Oordeel hieruit, met welke zekerheid en tot hoe verre de fluikcrij bedreven wordt, zich uitbreidt cn vereeuwigt. De prins van Oranje, ketst overleden ftadhouder, door de affchuwelijkheid van dit misdrijf getroffen , hoopte het zelve tc fluiten, door de kooplieden met eenen godsdienftigen eed aen hunne natuurlijke pligten tc verbinden: maer het belang heeft eene tweede misdaed bij de eerfte gevoegd; en de fchuldigen zijn tevens fluikers en meincedigen. Dit  Tweehond. Negenenveertioste Brief. 99 Dit land , gelijk ik gezegd heb , de eerfte markt van Europa, en tevens eene foort van algemeene kasfe voor de kooplieden van allerlei landaerten zijnde, is 'er geene plaets, alwaer zulk een groot vertier van wisfelbrieven en gefchriften van koophandel als te Amfterdam is. Het grootfte gedeelte dier geenen, welken Holland trekt of aennecmt, bevatten de waerde van de koopmanfehappen en waren van de vier gedeelten der weereld. De tijd der betalinge van Italië, Spanje en Portugal, op deze hoofdftad, is van twee maenden na de dagteekening; die van Dantzich, Koningsbergen en Riga is flechts van eene maend, en die van Weenen , Augsburg , Neurenberg, Keulen en Leipzich van vijftien dagen. Holland, en voornamelijk Amfterdam, bevat een groot aental van kooplieden, begaefd met alle de noodwendige kundigheden voor den koophandel, het zijze dien voor zich zeiven ondernemen , het zijze dien voor reke.ning der buitenlanderen drijven. Zij ontvangen bevelen van alle de gedeelten der weereld, ten aenzien van het koopen en verkoopen, en zijn in ftaet omze oogcnblikkelijk uittevoeren. Zij voegen bij deze kundigheden de naeuwkeurigfte opregtheid, en zijn niet minder oplettend in de belangen hunner lastge. veren, dan in hunne eigen zaken; of indien 'er onderfchcid in is, het beftact alleen in eene' grooter naeuvvkeurigheid in dc handelingen, G % dfc'  ïoo De Nieuwe Reisiger'. die hun toevertrouwd zijn. Burgers, ftaetsperfonen , gezellige lieden , kunnen dingert naer allerlei Handen, waerin de begaefdheden allen in aenmerking komen. Terwijl hunne fchepen , beladen met koopmanfehappen en werkftukken van feunne eigen reederijen, de voortbrengfels der afgelegenfle landftreken gaen afhalen , hebben zij overal bedienaers, die hunne zaken verrichten, hun het noodige verwittigen, en hunne orders ter uitvoer brengen. Vele boden brengen hunne bevelen in alle de plaetfen van Europa; en hunne namen, op een .papier rond wandelende , doen de geldfommen, welken zij willen vervoeren of verfpreiden, van de eene in de andere hand overgaen. Zij gebieden, prijzen aen en befchermen: de doorluchtigfte reizigers hebben derzelver aenzien noodig , en vinden hunne toevlugt bij hen in hunne naervorfchingen. Zij begunltigen te gelijk de naerftigheid der geenen , die willen arbeiden, en de poogingen der nieuwsgierigen , die onderricht willen wezen. Hun ftaet fluit noch de edelheid der geboorte noch die der gevoelens buiten: verheven boven anderen door hunne inzigten, hun vernuft en hunne ondernemingen, vermeerderen zij, door hunne welvaert, den rijkdom van het Gemeenebest. De naerftigheid van den Hollanfchen koopman beftaet ook in het aenkweeken van die der andere landiierten, welke eenig belang in der-  Tweehond. Negenenveerttgste Brief, ior derzelver eeuwigdurendheid hebben. Voornamelijk verwekt de aert van zijnen koophandel , bij alle volken , eene gelukkige mededinging in hun koopen en verkoopen : zij ontdoen zich gemakkelijker en nuttiger van hunnen overvloed, en bezorgen zich het geene hun ontbreekt ten laegften prijze. De levendigheid , welke de Hollanders , door hunne fcheepvaert, aen den koophandel en de naerftigheid van geheel Europa geven , wordt nog meer bezield en aenmerkelijk vermeerderd, door de onmetelijke fommen op vertrouwen, welken zij in alle de kooplieden doen om wan .delen. Deze omwandeling is van zoo veel belang, dat, indien men dezelve veronderftelde gefchorscht te zijn , alle naerftigheid eensklaps zoude vervallen , de vruchten van den landbouw en der kunften zouden haren eigenaren tot last zijn, en de geldmiddelen, in de meesten Staten van Europa, daerdoor benadeeld worden. Om alleen van Holland te fpreken, het is &m de rijkdommen , welken deze geest van koophandel acnbrengt,. dat het Gemeenebest dc fchielijkheid en uitgeftrektheid van zijn vermogen verfchuldigd is ; doch om het tot dit punt van hoogte te brengen, was de famenloop van meenigvuldige omftandigheden noodig , waervan de gefchiedenis der weereld flechts dit eenige voorbeeld oplevert. De Portugezen moesten den Venctianen den koopG 3 han-  ?°a De Nieuwe Reisiger. handel der Oost-Indien ontnemen, door het openen van eenen nieuwen koers langs de kacp der Goede Hoop': dezelfde Portugezen moesten de westelijke kusten van Afrika verooveren , op denzelfden tijd dat Christoffel Kolumbus Amerika voor rekening der koningen van Spanje ontdekte: Filips de tweede moest alle deze bezittingen onder zijne heerfchappij vereenigen : dezelfde vorst moest, door eene Hechte regering , de Vereenigde Landfchappen noodzaken het juk aftefchud. den; en hij moest, door de ondeugd dierzelfde regeringe, den koophandel zijner andere landfchappen in Nederland verdrukken. Dit opkomende Gemeenebest moest zich, van zijne wieg af, door de natuur en de gefteldheid van zijnen grond , genoodzaekt vinden om van zijnen arbeid en zijne naerftigheid te leven: drie mannen moesten het de heerfchappij der zee geven, en drie prinfen uit het huis van Oranje zijne oppermagt op het vaste land verzekeren. Het moest verfterkt worden dooide verjaegde Franfche Proteftanten , die 'er in meenigte eene vcrblijfplacts kwamen zoeken ; de krijg , dien het uitftond om zijne vrijheid te behouden, moest het in ftaet ftellen , om den Portugezen alle hunne bezittingen in Indien cn Afrika te ontrooven : de Franfchen cn Engelfchen moesten onkundig van de waerde des koophandels ter zee, cn die van geheel Europa in de zwakke handen " % der  Tweehond. Negenen veertigste Brief. 103 der Spanjaerden en Portugezen zijn. Engeland en Frankrijk, bijna altoos in oorlog, moesten even zeer de verbindtenis met de Hollanderen noodig hebben; en ijder van hun, ziende in de aengroeijing van derzelver koophandel de vermindering van dien zijnes mededingers, moest meer gefchikt wezen om denzelven te bcgunfti^en dan te dwarsboomen. Het Gemeenebest moest zijne haringvangst genoegzaem uitbreiden , om geheel Europa daermede te voorzien, .en deze visfcherij, tot de verheffing zijner zeevaert' medewerkende, het zelve eene gemcenfchap met het Noorden openen , waerdoor het alleen de noodzakelijke bouwftoffen , tot het timmeren van fchepen, konde verkrijgen. De Hollanders hebben eenigen tijd, hunne koopvaerdij en magt in dezen ftaet van luister gehouden; cn het is op dit tijdftip, dat Engeland , 't welk de oogen op zijne eigen hulpmiddelen opende , ' hen als een mededingend volk beginnende te befchouwen, bedacht dat het hun de groote. rijkdommen niet koif betwisten, dan door eene groote koopvaerdij. Dusdanig waren de beweegredenen van zijne Akte der Zeevaert'; en deze wet, die alle de landaerten fcheen te treffen, deed inderdacd geen nadeel dan aen de Vereenigde Landfchappen, dewijl zij de eenigftcn waren, die niets van hun gewas in Groot-Britalije konden voeren. Alles, wat federt in Europa is voorgevallen, heeft insgelijks veel tot vermindering van G 4 den  j©4 De Nieuwe Reisiger. den Hollandfchen koophandel toegebragt. De oorlogen , geëindigd door de vredehandelingen van Nimegen , Rijswijk , Utrecht en Aken , hebben de geldmiddelen van het Gemeenebest uitgeput: het is genoodzaekt geweest zijne toevlugt tot het vertrouwen te nemen , leeningen te doen regens een' voor den Staet verderffelijken intrest, en onmatige belastingen , bijna geheelenal door de naerftigheid der inwoonderen gedragen , opteleggen. De arbeidsloon is durer geworden: de handwerken zijn verminderd, naermate de flof in prijs verhoogde , en die der vreemdelingen met hun in mededinging' traden. De andere landaerten, omtrent hunne wezenlijke belangen verlicht, vestigden Maetfchappijen , welken aen die der Hollanderen een gedeelte van derzelver voordeden deden verliezen; en de geest van koophandel zich ongevoelig over geheel Europa verfpreidende, befefte ijder volk het belang om zijnen koophandel rcgclregt te drijven, en zich te voorzien van koopvaerdij- en oorlogsvloten, die in ftaet waren om zich te verdeedigen tegens de ondernemingen der andere Mogendheden. Werp flechts uwe oogen, Mevrouw, op de gefchiedenis van den koophandel, gij zult daerin dezelfde veranderingen , dezelfde omwentelingen , als in die der rijken befpeuren. Gij zult hem beurtelings Azia , Europa en Afrika zien bezig houden, terwijl hij door dezelfde  ■TWEEHOND. NeGENENVEERTIGSTE BrïEF. 10$ zelfde oorzaken gevormd wordt, door dezelfde middelen aengroeit, en aen dezelfde tegenfpoeden onderworpen is. Gij zult aenftonds bevinden dat hij zijnen oorfprong uit den landbouw heeft: deze geeft aen de menfchen eenen overvloed, die hen in ftaet ftelt om ruilingen te doen. Zij , die te veel koorn inzamelden, gaven daervan aen hunne geburen , ter waerde van de kudden, welken zij van hun ontvingen. Van dc huisgezinnen ging dit gebruik over tot de gehuchten, van de gehuchten tot de fteden, van de fteden tot de naburige Jandftreken. Doch dit was nog niet anders dan een landhandel , die zich tot eene binnenlandfche vertiering bepaelde : welrasch veroorzaekten dc voordeden , welken men uit deze ruilingen trok, dat menze tot dc vreemdelingen uitftrekte. Men bouwde vlotten , ver- ( volgens fchuiten , en naderhand volkomen fchepen , met behulp van welken men de ftroomen overftak , en de zeen doorkruiste. De volken, die de kusten bewoonden, begaven zich tot de zeevaert. De Egiptenaers alleen , fchoon bezitters van een vruchtbaer land , kenden in den beginne dezen buitenlandfchen koophandel niet : hun godsdienst ftcl&c 'er zich tegen ; en hunne ftaefkunde hechtte zelfs eene foort van oncere acn het beroep van zeeman. De volken, bij welken hij voornamelijk aencroeide, waren volftrektelijk onvoorzien van G 5 at-  ïo6 De Nieuwe Reislger. alles. Dusdanig waren de Feniciërs, de eer. ften , die den koophandel der huisbezorgingc ondernamen , beftaende in het voorzien van een gewest der weereld met den overvloed van alle de anderen. Zij voeren op de Middenlandfche zee, doorkruisten de kusten van Spanje, en drongen zelfs tot binnens lands door. Zij waren reeds door de ftraet gezeild, en hadden de Britannifche eilanden aengedaen, voor dat de andere volken hunnen oever uit het gezigt hadden durven verliezen. Hunne voornaemfte fteden waren Tyrus en Sidon, zoo bekend door hunnen rijkdom. Sidon had zich onderworpen om eene fchatting aen de Asfiriërs tc betalen : Tyrus , de ftapelplaets der voortbrengfelen van het heelal geworden, werd daerop hoogmoedig, cn durfde famcnfpannen tegen de koningen van Babilonië. Nabuchodonofor ondernam het te vernielen, en flaegdc daerin , na eene belegering van dertien jaren; doch hij verrichtte niets anders dan de gebouwen en muren om verre tc werpen : de Tyriërs bergden hunne rijkdommen, en bouwden , op een naburig eiland , eene andere verblijfplaets , welke Alexander op zijne beurt verwoestte, en in ftede derzelve de ftad Alexandrië bouwde. De alöLiden hebben van deze vermaerde ftad gefproken , als van de eenigftc plaets der weereld, welke dc koophandel het meeste aenzien had bijgezet. Niets kwam ecnigzins bij hare heer-  Tweehond. Negenenveertigste Brief. 107 heerlijkheid en haren luister: niets evenaerde de gemakkelijkheid harer haven, de fraeiheid harer huizen, en het getal harer inwoonderen. Alle de rijkdommen van Azia en Afrika werden 'er gevoerd door de Roode zee en den Nijl. De vreemdelingen vloeiden 'er van alle kanten famen: onderfteund door dc wetten, hadden zij 'er hunne voorregten, vrijdommen cn de vrije oeffening van hunnen godsdienst; en door deze gelukkige toegevendheid was A'exandrië niet meer eene bijzondere ftad, maer de gemeene verblijfplaets van alle volken , het algemeene vaderland van alle menfchen. Doch de rijkdommen der Egiptenarcn verzwakten hen: zij werden bijna allen kooplieden , en ftreden niet meer dan met vreemde krijgsbenden, in Griekenland en Macedonië geworven. Deze beide gewesten onderwierpen zich aen de Romeinen ; en Egipte vobde hun voorbeeld. Het was nog geen tijdgat de koophandel de voornaemfte kragt der rijksftaten moest uitmaken: hij had geen' invloed, gelijk tegenwoordig, op de magt der volken , die hem aenkweekten. „ Wik , gij, zeide Krezus tot den koning van Pcr" fië, de inwoonders van Sardes onder uwe " Hvetten brengen, beveel dat hunne kinderen " in alle de deelen van den koophandel onderwezen en opgevoed worden. " Karthago, eene volkplanting van het aloude Tyrus , liggende in het midden der Middenland-  jroS Di Nieuwe Reisiger. 'Jandfche zee, omhelsde, door de uitgeftrektbeid van zijnen koophandel , alle bekende landftreken. Niets was fcbielijker dan de voortfpoed dezer ftad : in luttel tijds de koningin der zeen geworden , zond zij volkplantingen in .Spanje, Sicilië, Sardinië, en was, dooi- hare fcheepvaert, het geene Grootfiritanje tegenwoordig is. Doch het geene de grootheid van dit Gemeenebest uitmaekte was eindelijk de oorzaek van zijnen val. „ Het is „ uwe fcheepvaert, zeide een Romein tot de Kartbagers, het is het vermogen , 't welk „ gij door haer verkregen hebt, het zijn de „ fchatten, welken gij 'er uit trekt, die uw „ verderf verhaesten. Zij is het, die u over,„ haelt om alle de vredeverdragen te fchen„ den , onze koopvaerdijfchepen te plunde„ ren, en op eene ftoutmoedige wijs te ecr„ biedigcn; want niets is onftuimiger en bal„ dadiger, dan de oppermagt ter zee. " Karthago durfde worftelen tegen deze onvervvinnelijke volken , die de wet aen het heelal gaven, en het in hunne verooveringen verzwolgen. Dezelfde oorzaek, die het verderf der Feniciërs met zich geileept, en dat van Egipte voorbereid had, vercorzaekte ook dat der Karthagerrn, die onder de wapenen der Romeinen bezweken. Deze, die, zonder koophandel te drijven door het geweld hunner overwinningen, allen' den rijkdom der handeldrijvende volken bezaten.  * Tweehond. Negenenveertigsïe Brief. 109 ten , volgden hen in hunne misbruiken, en werden op hunne beurt, de prooi der barbaren De inval der Noordfche volken en barafiinen in Europa vernietigde aldaer den koophandel. Hij ftak echter weder het hoofd op in eenen hoek van Italië; en de Lombarden hielden hem in een' bloeijenden ftand. Aen hen zijn wij het gebruik der bank, het dubbel boekhouden, en meenigvuldige andere nuttige en verftandige gewoonten , die den koophandel bevorderen en verzekeren , verfchuldigd. Vlaenderen, op zijne beurt de ftapelplaets der westelijke volken geworden, maekte zich beroemd door zijne jaermarkten, waerop zich de kooplieden van alle de gewesten der weereld lieten vinden. Van de tiende eeuw at, hadden 'er zich verfcheiden handwerken gevestigd; en men maekte 'er lakens en linnens. Twee eeuwen daerna, gefchiedde de vermaerde verbindtenis der Hanfefteden, die zich, in weinig tijds , van allen den inwendigen hanI? van Europa meester maekte. Tweeënzeventig fteden, van Nerva en Lijfland af tot aen den Rijn, begaven zich in dit handeldrijvende verbond; en men zag, uit het midden van dit Genootfehap, nieuwe wetten voor de zaken van koophandel, die nog een gedeelte der keuren van de koopvaerdij m verfchillende landen uitmaken , ten voorfclnjn ko. men De magt dezer faemverbonden koop- lieden M  tio De Nieuwe Reisiger. lieden groeide derwijze aen, dat zij oorlogen durfden ondernemen, en aenmerkelijke krijgsbenden onderhouden. De Europefche vorften namen 'er argwaen uit: ijder van hun riep zijne onderdanen tc rug ; en het getal der Hanfefteden vond zich gebragt tot de zes eerften, die de grondflagen der verbindtenisfc gelegd hadden, te weten, Hamburg, Lubek, Bremen, Rostok, Keulenen Dantzich. De Venetianen handelden op Kairo , ten tijde der Kalifen van Egipte. Tamerlan vernielde Astrakan , hunne voornaemfte ftapelplaets in het Oosten : zij waren gedwongen eene andere te zoeken, en van koers te veranderen ; maer de Portugezen zelfs baenden zich eenen nieuwen weg, met behulp van het kompas. De Venetianen begrepen van hoe veel belang het voor hun was , deze ontdekking vruchteloos te maken : zij ftelden den Soudaen van Egipte voor, de landengte van Suès doortefnijden , cn een kanael van gemeenfehap tusfehen den Nij! cn .dc Roode zee te graven. Indien dit ontwerp hadde mogen gelukken, Venetië zou de heerfchappij vm den koophandel der Indien, en de hoop om zich tot den rang der eerfte Mogendheden van Europa te verheffen, behouden hebben. In minder dan vijftig jaren, maekten zich de Portugezen meester van alles, wat hunnen koophandel in het Oosten konde begunftigen. Lisfebon werd het algemeene magazijn van de" zeldi  Tweehond.Negenenveértigste Brief, iii zeldzaemftc en kostelijkftc voortbrengfelcn dezer gewesten. Vervolgens wendden zH hunne oogen naer de kust van Afrika , en verwierpen dc voorftellen van Chnstoffel kolumbus, die het ftoutmoedige ontwerp fmeedde, om een ander weerelddeel te gaen zoeken Spanje deed zijn voordeel met hunne weigering' en de ontdekkingen van dezen nieuwen Argonaut. Alle de fchatten der nieuwe weereld gingen over in zijne handen, en ltelde het in ftaeE om de vrijheid van Europa te koopen. Niettemin verarmde deze aengebragte rijkdommen het land, dat dezelven bezat , en vernietigde de naerftigheid, die uit de behoefte voortfpruit. Spanje, verpligt zijne toevlugt te nemen tot de naburige volken, ter verkrijginge van zijne natuurlijke noodwendigheden, werd eenigermate hun tolpligtige. Onder Filips den' tweeden, den njkftcn en oppermaatigften der koningen, durfden arme visfchers"zich zijner heerfchappije onttrekken. Welk was hun onderftand, in een oorlog van tagchentig jaren ? De koophandel en visfcherij. De haringvangst, voornamelijk, hield onder hen honderd en vijftig duizend mannen en drie duizend vaertuigen bezig. Hunne zee. macvt groeide derwijze aen, dat hunne WestIndifche Maetfchappij, in den tijd van dertien jaren , agt honderd fchepen uitrustte, en 'er den Spanjaerden meer dan zes honderd ontnam.  ii2 De Nieuwe Retsiger. Kortom, zeven kleene landfchappen, veeleer' overftroomd dan befpoeld door groote rivieren, dikwerf verzwolgen door dc zee, welke men nacuwelijks met dijken beteugelde , en hebbende geene andere bezitting dan de voortbrengfels van eenige weiden, fticbttcn een der rijkfte en magtigfte Gcmeenebcsten der weereld , cn misfchicn het voorbeeld der handeldrijvende ftaten. Dc Engelfchen begonnen hun gezigt niet naer denzelfden kant te wenden, dan°ondcr de regering van Elizabeth. Zij befpeurden federt, dat de zee hun wezenlijk clement was; cn de meerderheid, welke zij daerop verkregen hebben, werd alleen door die van hunnen koophandel ftaende gehouden. Met behulp van eene ontzagchehjke zeemagt en hunne ontelbare handwerken, zijn zij in ftaet om al. les, wat zij eertijds alleen uit vreemde landen trekken, aen alle de andere volken te leveren; cn zij betwisten het aen de Hollanders, door hunne fcheepvaert op alle de zeen. Deze laetften , met geweld kooplieden geworden, en doof de ervarenheid onderwezen, hebben alle de noodzakelijke ftandvastigheid en fchranderheid om in hunne onderneming te flagen. Hun koophandel is zeker ; cn indien zij 'er niet alles uithalen, wat zij wel zouden kunnen verkrijgen , ftellen zij zich ten minfte voor geene groote verliezen bloot. Maer hunne voorzigtighcid maekt hen fomtijds eenigzins lang*  Tweehond.NegenenveertigstïBrief. tij lanczaero: hunne fpaerzaemheid flaet tot vrekheid over; en de vrees voor verlies laet huri niet toe beflisfende handelingen te wagen. De Engelsman, alle deze voordeden vereenigende, verzwakt geen eenig van dezelven. Rijker dan den eerften, door de vruchtbaerheid van zijnen grond en de uitgeftrektheid van zijn land, is hij in ftaet de vermindering van zijne winst' en zelfs zijnen tegenfpoed te verduren. Stoutmoedig in zijne ondernemingen, naeuw* keurig rekenaer , min beuzelachtig dan zijne mededingers, door zijnen ftand in de wetentenfchap der koophandels ervaren , zou hij door den tijd zich meester van alle de zeen kunnen maken , en de andere volken uitfluiten. .. , i Karei de groote en Francois de eerfte herfielden beurtelings onzen koophandel , vernield door den inval der Barbaren , en door alle de oorlogen, die het koningkrijk verwoest hebben. Hendrik de vierde voerde verfcheiden handwerken in , en richtte eene kamer van kooplieden op; maer de regering van Lodewijk den veertienden is eigenlijk bet wezenlijke tijdflip van den koophandel des landaerts.Colbert, die verlichte ftaetsdienaer, moedigde de naerftigheid aen, onderfleunde haer door zijne weldaden , zond lieden naer devolkplantingen, deed de fcheepvaert bloeijeiy vestigde Maetfchappijen, en vormde eene f&edsvergadering, welke de afgevaerdigden XX. Deel H vara  ii4 De Nieuwe Rzisiger. van alle onze kooplieden bijwoonden Met deze hulpmiddelen, door hem zeiven verwekt, kon Lodewijk de groote bet hoofd aen geheel Europa bieden, tagchentig fchepen van Tankwapenen , meer dan vier honderd duizend man*nen werven, en dezelven, in twee oorlogen, die drieëntwintig jaren geduurd hebben , in bezólding houden. De Staten van het Noorden waren de laetften , die de voordcelen van den koophandel befpeurden. Sedert eenigeh tijd heeft Denemarke denzelven aengemoedigd; en dit koningkrijk , dat, in de zestiende eeuw , eene nietsbeduidende vertooning in het ftaetsgeftel van Europa maekte, is tegenwoordig in ftaet, om dertig fchepen van rang en eenteger van veertig duizend mannen te onderhouden. Zweden , altoos krijgszuchtig tot aen Karei den twaelfden, is tegenwoordig overtuigd dat men geen oorlog meer met het ftael alleen voert, en dat 'er goud , 't welk flechts door den koophandel verkregen wordt, toe noodig is Gij weet wat Peter de Groote ten voordeele" van Moskovië heeft verricht. De Polen, altoos aen hunnen graenhandel 'bepaeld, hebben eindelijk handwerken in hun land opgericht Duitschland heeft flechts een kleen aen tal van havens, doch bezit eene groote meenigte van zilvermijnen. De Laplanders zelfs handelen des winters met de Zweden , en des zomers met die van Noorwegen.  - ;f weehond. Negenenveertigste Brief. i i 5 Onder de volken van Europa heerscht eene algemeene werkzaemheid, om de landen vrucht, baer, de inwoonders naerftig, en den koophandel bloeijeode te maken. Deze naerijver i$ tot aen de uiterfte einden des aerdrijks door» gedrongen ; maer dewijl eene koopmanfchap, die flechts door ruiling gefchiedt, niet dan zeer bekrompen kan wezen , heeft men in derzelver plaets het geld ingevoerd, waervan men zegt dat de Fcniciërs de eerfte uitvinders geweest zijn. In den beginne gaf men het bij gewigt; maer vervolgens, om de moeite vari het wegen te ontgaen, ftempelde men op ijder ftuk een merk, dat 'er de waerde van aentoonde; Bij dit nieuwe middel voegde men dat der wisfelbrieven , dat alle de hindernisfen vaii vervoering', vrachtkosten , diefftallcn , enz. Verhindert. Men deed meer : om nog deze onderhandelingen gemakkelijker te maken ert te verkorten, bedacht men rekengeld, welks gemaekte waerde onveranderlijk is, cn tévens eene zekere overeenkomst heeft met de wezenlijke munt3 van ijder land. Deze ingebeelde gelden zijn alleen faemgetrokken namen, onder welke men een zeker getal van gemunte ftukken begrijpt. Bij voorbeeld , de livre, Waervan Frankrijk zich bedient , federt de regering van Karei den grooten , is geene wezenlijke munt, maer verbeeldt alleen eene veranderlijke hoeveelheid van verfchillende ftukken; Deze zoogenoemde livre is nimmer H % «  ji6 De Nieuwe ReisigeiÜ. in waerde veranderd: zij is altoos verdeeld iri twintig Huivers, en de ftuiver in twaelf penningen. Diergelijke gelden en de wisfelbrieven werden dc ziel en beweegoorzaek van den ganfchen koophandel , wiens voordeden bsftaen in het aenmoedigen van den akkerbouw, het bevorderen van de naerftigheid, het vermeerderen van de openbare welvaert' , het aenkweeken van de bevolking', en het vergrooten van de magt' der rijksftaten. Van verre befchouwd , vertoont hij zich aen den filofofjfchen geest onder een niet min gewigtig gezigtpunt. Men ziet hem in Amerika fuiker, indigo, rijst en tabak planten, dit uitgeftrekt gewest, zoo lang onnut voor het mcnschdom, verlevendigen , landerijen , die tot dien tijd toe allen onderftand aen hare wilde bezitters geweigerd hadden, vruchtbaer maken, en om dezen kostelijken grond te bebouwen uit Europa de granen en wijnen, welken het te veel heeft, vervoeren, Negers in Afrika koopen, en, van een flaefsch volk gevolgd, eene nieuwe weereld fcheppen, bevolken er* verrijken. Ik ben, enz. Amfterdam.) den i^den van April, 1756* Twie.  Tweehonderd Vijftigste Brief, h? Tweehonderd Vijftigste Brief. Vervolg van Holland. Sedert eene maend, reis ik van ftad tot ftad , gelijk het geval, de grilligheid of de omftandigheden mij geleiden. Zonder den kortften weg of den regtften koers te volgen, heb ik de zeven landfchappen bezocht, mij in ijdere plaets opgehouden, in ijdere ftad verbleven, en het geene ik zag, hoorde of las op papier gefteld, makende van dit alles verfcheiden brieven, waerin gij ongetwijffeld dezelfde wanorde en afwijkingen als in mijne reistogten zult vinden. In een land, met duizend graften doorfneden, vindt men overal fchuiten , die , van uur tot uur, van de eene ftad naer de andere vertrekken, zonder de reizigers te wachten of te laten wachten. Vergezeld door een' jongen regtsgeleerden , bloedverwant van den heer VanÖK!eef, vertrok ik naer Noord-Holland of West - Friesland , dat, door eene kleene landengte, aen Zuid-Holland verknocht is, Oudtijds was het bedekt met meiren en moerasfen , welken de inwoonders, door hunnen arbeid en hunne naerftigheid, in aengename en vruchtbare beemden veranderd hebben. De zee omringt het van alle kanten, en dewijl H3. Kt  lij De Nieuwe Reisiger. het zeven of agt voeten lager dan de Oceaen is, beveiligen zich deze volken voor de overftroomingen alleen door middel van dijken, . wier onderhoud onnoemelijke geldfommen kost. Het water, uit de Noordzee in den Texelftroom komende, verkrijgt eene des te heviger beweging, om dat het meer befloten wordt door eilanden en zandbanken , waer» mede deze zeeftreek vervuld is. Om zich tegen dit gevaer te voorzien , heeft men in den aenvang , langs het ftrand , een groot aental van dammen en fteenen beeren geplaetst , waerdoor het geweld der baren gebroken wordt. Aen den oever der zee heeft men palen in het zand geheid, enze met planken bekleed, of met takken van boomen aen eikanderen verbonden, om foorten van kistingen te maken , waerin men groote fteenen , uit Noorwegen aengebragt, geworpen heeft. Alle Hollandfche fchepen, die in het Noorden gaen handelen, zijn verpligt, bij hunne terugkomst, een bepaeld getal van deze fteenen, bij manier van ballast , intenemem Langs deze kisting , aen de landzijde , loopt eene borstwering van vijftien of agttien voeten hoog, en zeven of agt voeten breed, enkel gevormd van zeegras, zonder eenig overig werk; Dit gras zakt neder door zijn eigen gewigt j verkeert in aerde, en maekt een vrij vast iigchaem, achter 't welke de wezenlijke dijk is , omtrent twee vademen boven de hoog-  Tweehonderd Vijftigste Brief. 119 hoogfte zee verheven, doch vier of vijf voeten lager dan de borstwering. Genommerde palen, veertig of vijftig vademen van eikanderen , wijzen aen de geenen, die tot onderhouding der dijken zijn aengefteld, welk gedeelte aen hunne zorg is toevertrouwd. Dewijl de dijk flechts van zand gemaekt is, zou de wind daer fchade kunnen veroorzaken; maer om deze zwarigheid voortekomen, doet men'er biezen en rieten groaijen, waerdoor hij in ftand gehouden en verfterkt wordt. Dit gedeelte, aen de landzijde met zoden bedekt, vertoont eene fchuinte, die, door eene zachte afhelling, uitloopt op het vlakke veld, boven het welke de borstwering meer dan twintig voeten uitfteekt. Men had mij dezen arbeid geroemd als het verbazendfte wonder van Holland: het geene mij eeniglijk trof is de onmetelijke omtrek van dit werk ; want anders, fchoon het genoegzaem waeide , zag ik eene ftille zee, rollende naeuwelijks hare fchuimelooze baren tot aen de eerfte fteenen. De vesten van St. Malo , en de fteenen beeren van Havre en Duinkerken, ftellen, federt langen tijd, hunne kragten tegen eenen veel verfchrikkelijker oceaen dan de Zuiderzee. Metéén woord, ik zag een' grooten arbeid, doch vrij eenvouwig ,& terwijl ik mij een denkbeeld van een wonderwerk gevormd had. De kosten en het onderhoud van deze dijken worden over H 4 den  i2o De Nieuwe I dan diergelijke lezingen. Wie is, inderdaéd , de jongeling, hoe fterk door zijne driften gedreven, die, na het verhael van de afgrijsfelijke verwoestingen, welken deze wreede ziekte veroorzaekt, en van de geweldige K 4 Se-  152 De Nieuwe Reisiger. geneesmiddelen , welken zij vereischt, geneigd is het gevaer daervan te beproeven ? De kerk van Onze Lieve Vrouw', die tegenwoordig de groote kerk der hervormde Franfchen en Walen van deze ftad is, heeft niets merkwaerdigs, dan het weidfche opfchrift van Jozef Scaliger. Geboren te Agen in het jaer 1549, omhelsde hij den Kalvinifchen godsdienst in den ouderdom van tweeëntwintig jaren, en voltooide zijne letteröeffeningen op de hoogefchool van Parijs. In die van Leyden beroepen , bekleedde hij 'er het hoogleeraerfchap den tijd van zestien jaren, en ftierf in het jaer 1609. Hij was, buiten kijf, een der fraeifte geesten der voorgaende eeuwe Verblind door de onmatige loftuitingen welken zijne wetenfchap hem bezorgde, verbeeldde hij zich dat de natuur zich ten zijnen voordeele had uitgeput , en dat aen de andere menfchen flechts eene diepe onkunde was ten deel' gevallen. Uit zijn eigen gezag, had hij zich tot beftuurder van het gemeenebest der letteren opgeworpen ; en de leden , die het zelve toen uitmaekten , fchenen in zijne oogen niet dan verachtelijke ftaven. Voornamelijk was hij ingenomen met een' gewaenden adeldom, dien hij tot de aloude vorften van Verona deed opklimmen; en hij had een boek uitgegeven , om de aloudheid en den Juister van zijn huis te ontdekken. De verfchrikkelijke Scioppius, die naer de eerfte plaets in het rijk der  Tweehond. Eenenvijftigste BriSf. 153 der letteren hackte, nam deze gelegenheid waer , om zijne wangunst en bitterheid te voldoen. Hij ontdekte, in het werk van zijnen mededinger, bij de vijf honderd misflagen, en doormengde zijne berispingen met de groffte beledigingen. Zij vervulden met verdriet en droefheid de ziel van den armen prins van Verona , die ten einde van twee jaren ftierf, doorboord met de fchichten, wier nadeelig gebruik hij aen zijne vijanden getoond had. De hoogefchool geeft ongetwijfFeld aen de ftad Leyden den meesten luister. Willem de eerfte, prins van Oranje, ftichtte dezelve in het jaer 1575, als landvoogd van Holland, uit naem' van Filips den tweeden , koning van Spanje. De fchoonheid der landftreek, de zachtheid der inwoonderen , de bekoorlijke wandelingen , waermede het veld gefchakeerd is , de nabuurfchap der zee , de ligging van het land, zijnde als het middenpunt van Holland , alles liep famen om deze ftad tot eene diergelijke (lichting te verkiezen. Den 8den van Februari begon men 'er de openbare lesfen; en alle jaren, op denzelfden dag, doet men de inwijding van den opperfchoolvoogd *, door den ftadhouder benoemd , en welken . de- * Retor magnificus. Deze wordt wel jaerlijksch vérkoren ; üöch de Hooglet-nters volgen elkandereu, vpjgent hunne bturt, in dien rang op. E 5  '154 De Nieuwe Reisiger. deze prins verkiest uit drie hoogleeraren, waervan de lijst hem aengcboden wordt. Deze hoogefchool , zeer bloeijende geworden, beroemt zich hoogleeraers van de eerfte verdienfte gehad te hebben, en noemt onder anderen Grotius, Heinfius, Vosfms, Gronovius, Burmannus, S dmafius, Deskartes, 's Gravefande, enz. Daniël Heinfius, geboren te Gent, uit een aenzienlijk gedacht, was een leerling van Scaliger , en volgde hem op in zijn ampt van hoogleeraer in de historiën, enz. Men heeft van hem vrij getrouwe overzettingen van Maximus Tyrius , en van de ftaetkunde van Aristoteles, waerbij hij eene verhandeling over het treurfpel gevoegd heeft; van Hefiodus, met eenige aenteekeningen vermeerderd; van Theokritus , Moskus en Bion ; verfcheiden werken over de letterkunde en filofofie, eene verzameling van redenvoeringen , en eene andere van Griekfche en Latijnfchc veerzen. Hij had een' zoon, die de letteren aenkweekte gelijk zijn vader, in denzelfden fmaekte werkte , in de onderhandelingen gebruikt wierd, en in het jaer 168 i in 's Gravenhage ftierf, in den ouch nkm van eenenzestig jaren. De Vosfiusfen hebben een' aenzienlijken rang bekleed, onder de Hollandfche letterkundigen der zeventiende ceuwe. Gerardus Joannes, vader van vier beroemde zonen , maekte zich bekwaem in i de fraeije wetenfehappen en his-  Twekiiond. Eenknvijftigste Brief. 155" historiën. Zijne verdiende bezorgde hem het opperbeftuur der fchole te Dordrecht : vervolgens vertrouwde men hem een' ftoel der tijdrekenkunde en welfprekendheid in de hoogefchool van Leyden; Te Amfterdam beroepen , om 'er het ampt van hoogleeraer in de historiën te bekleeden, liet hij 'er verfcheiden groote werken drukken , als over de Griekfche en Latijnfche fchrijvers, de wiskunst, den beeldendienst, de tijdrekening , de Pelagianerij , de woordkennis , de gebreken der tale , en verfcheiden andere onderwerpen, vervuld met eene diepe kundigheid en gewigtige aenmerkingen. De laetfte zijner zonen, Izaïik Vosfius , vertrok naer Engeland , en werd kanonnik van Windfor. Zijne werken, over geleerde ftoffen , naer den fmaek van dien tijd , verbreidden zijnen naem door geheel Europa. Lodewijk de veertiende belastte Colbert hem een' wisfelbrief te zenden , als een blijk van zijne achting' en befcherming'. In den brief, die dit gefchenk verzelde, zeide men hem dat deze vorst, fchoon hij zijn opperheer niet was, ten minfte zijn weldoender wilde zijn, uit aenmerking' van eenen naem, dien zijn vader doorluchtig gemaekt had, en waervan hij allen den roem ftaende hield. Gronovius, hoogleeraer der fraeije wetenfehappen te Deventer, vervólgens te Leyden, alwaer hij ftierf in het jaer 1672, was geboren te Hamburg in het jaer 1.611. Hij gaf verft hei-  i$6 De Nieuwe Reisiger. fcheiden werken van Latijnfche fehrijveren in het licht, alsPlautus, Salustius, TitusLivius, Seneka, Plinius , Quintilianus en Aulus Gellius. Hij heeft een groot aental van plaetfen herfteld , en vele andere gelukkig verbeterd. Hij had een' zoon, zoo geleerd als zijn vader,' die in Engeland , Frankrijk en Italië reisde. De groot-hertog van Toskane gaf hem een' hoogleeraers ftoel te Pifa, dien hij verliet, om dien van zijnen vader te Leyden te gaen bekleeden. Hij ftierf in het jaer 1716, in den ouderdom van eenenzeventig jaren, met den tytel van aerdrijksbéfchrijver dezer ftad , en den naem van een' geleerden doch bitfehen man. Zijne geaertheid deed hem meer haten, dan zijne werken hem deden achten. Zijne voornaemfte ftukken zijn uitgaven van Griekfche en Latijnfche fehrijveren, en verfcheiden twistfehriften, waerin hij een gedeelte der bittere galle , die hem verflond, verfpreid heeft. Franciskus Burman , geboren ste Leyden," m het jaer 1626, was hoogleeraer in de godgeleerdheid te Utrecht, en gaf verfcheiden werken over deze wetenfehap in het licht. Zijn zoon volgde hem op , en fchreef over dezelfde ftoffen. Een derde Burman bekleedde een' ftoel van hoogleeraer in de historiën, welfprekendheid, Griekfche tale, enz, én ftierf in het jaer 1741, met den roem van een' arbcidzamen geleerden en een' onvermoeiden aenteekenaer, wiens werken meer wetenfehap dan  Tweehond. Eenenvijftigste Brief. 157 dan vernuft, meer geleerdheid dan fmaek aentoonen. De meesten dezer wijzen paerden een ligchaem , fterker dan dat van een' worftelaer, met een buitengemeen geheugen, en een' nog verwonderlijker arbeid. Zij hadden zoo veel geleerdheid, als bij mogelijkheid in een hoofd konde vervat worden, op één geftapeld, doch bijna nimmer een oogenblik aen denken hefteed; al hun tijd was met lezen doorgebragt. Indien men hun eene vraeg voorftelde , over* laedden zijze overvloedig met alles , wat de verfchillende woorden , waerin de vraeg begrepen was , aen hun geheugen herinnerde; en wanneer zij iets verzuimden, was het juist het punt, 't welk men begeerde te weten. Klaudius Salmafius werd gebcren , uit een edel geflacht, te Samur in Bourgonje, alwaer zijn vader zijn eerfte meester was, in de letteröeffening der geleerde talen. Hij omhelsde den Kalvinifchën godsdienst, en begaf zich naer Leyden , alwaer hij hoogleeraer van eere * wierd , naer Scaliger , in wiens gebreken en begaefdheden hij deelde. Zijn hoogmoed kon geen tegenfpreken dulden ; en zod dra men niet van zijn gevoelen was, Werd men met den naem' van weetniet, beest of guit beftempeld. Een geleerde van deze geaertheid kon niet lang in vrede leven: ook had Salmafius gedurig dc wapenen in de hand. Hij ontmoette in vader Petau een' ontzagchelijkc tegenftre- ver, * Prêfesfor bontrarius.  158 De Nieuwe Reisigeh. ver, die hem de fcheldwoorden, welken hij van hem ontving, wel weder wist toetekaetfen. Petau was van een' geftrengcn en woesten aert, en had daerenboven te doen met een' ketter , 't geen voor een' Jezuit eene genoegzame reden was om hem niet te ontzien. Salmafius beproefde het lot van Scaliger', en bezweek onder de fchichten van den beroemden Milton. De acnval was zoo geweldig , dat hij niet minder toebragt, dan de onverdragelijke aert van zijne vrouw', om hem den dood te veroorzaken. Deze vrouw, die eene Megeer was, beheerschte hem als een kind , zich niettemin verhoovaerdigende over haer huwelijk met den geleerdften van alle de edelen, en den edelften van alle de geleerden. De Ariftotelifche filofofie genoot toen in Frankrijk de grootfte gunst. Deskartes begaf zich naer Holland, om in 't geheel niet genoodzaekt te zijn dezelve te ontzien. Gedurende een verblijf van vijfentwintig jaren, welken hij in verfchillende oorden der Vereenigde Landfchappen doorbragt, had hij vijanden en verwonderaers. De hoogefchool van Utrecht was Karthefiaens van hare ftichting' af: die van Leyden fcheen haer voorbeeld te volgen ; maer eenige fchoolvosfen , met fchoolfche herfenfehimmen bezield, deden de nieuwe filofofie , als gevaei'lijk , verbieden; en haer uitvinder begaf zich naer Engeland, al-  Tweehond, Eenenvijftigste Brief. 159 alwaer zijne begrippen geen minder tegenftand dan in Holland vonden. Ik voeg bij alle deze vermaerde namen, waerop dc hoogefchool van Leyden roem draegt, die van den natuurkenner Musfchenbroek , beroemd door zijne ontdekkingen, over de aentrekkingkragt , en den geleerden, Alaman, een' Zwitfer van geboorte, bekend in dezelfde wetenfehap, door zijnen ijver, zijne bcgaefdheden , zijne kundigheden , en het onthacl, 'twelk hij den vreemdelingen bewijst. Ik heb zelf zijne lesfen eens willen bijwonen, en zag met verwondering'met welke kunst hij dezelven, door de verkiezing der ftoffen, aengenaem en gewigtig, en, door de netheid en juistheid, klaer en gemakkelijk wist te maken. Dan het geene mij meest verwonderde was de oplettendheid en flilzwijgendheid, die in deze talrijke vergadering heerschten , de naeuwkeurigheid , het gclaet van opregtheid en openhartigheid van dezen bekwamen hoogleeraer, en de zorg, waermede hij alles, wat de waerdigheid van eene ernftige en nuttige onderwijzing konde benadcelen, deed vermijden. Behalve het vertrek der natuurkunde, 't welk aen de hoogefchool toebehoort, heeft de heer Alaman nog een ander in zijn huis, ni^t minder voorzien om 'er bijzondere lesfen te geven. Hier is het, dat deze groote natuurkenner de wonderbaerlijklte verfchijnfels der nature aen de oogen vertoont, en aen den  ifjo De Nieuwe Reisiger. den geest ontwikkelt. Deze geleerde en aengename oeffenfchool worde fomtijds vereerd en verfierd, door de tegenwoordigheid van doorluchtige en beminnelijke vrouwen, die de lesfen der natuurkunde, welke aldaer gegeven worden , naerflig volgen , en fomtijds niet alleen de nieuwsgierigheid , die haer natuurlijk eigen is, maer bovendien de fijnfte bekwaemheid doen uitblinken. Men maekt te Leyden geene de minfte zwarigheid , om de eer trappen der hoogefchole aen Katholyken optedragen , behalve in de godgeleerdheid; maer de ouders, welkefchroomen hunne kinders aen Protestanten te vertrouwen , verkiezen hen te Leuven of op andere hoogefcholen van Nederland te zenden; ,'t geen aen de ftad Leyden een nadeel veroorzaekt, waerin men gemakkelijk zoude kunnen voorzien, door eenen Katholyken hoogleeraer in ijdere wetenfehap aenteftellen. De ftoffenreeders en fcholieren maken hier de drie vierde deelen der inwoonderen uit: ook zegt men dat in Juli en Augustus, waerin de letteröeffeningen ftil ftaen, de ftraten ledig fchijnen. De lieden , die aen het ftoffenbereiden bezig zijn, gaen alleen des zondags uit. De voornaemfte reederijen zijn van lakens en verfchillende foorten van ftoffen. De lakenweverijen waren de voornaemfte oorzaken van de vergrooting' dezer ftad. Verfcheiden burgers van Iperen, Luik, Gent en an-  Tweehond. EenënvijftigstE Brief, iör andere plaetfen , die te zeer aen het oorlog bloot Honden , begaven zich naer Leyden, welks ligging hun bekwamer tot deze foort van arbeid toefcheem Zij vestigden zich tusfchen den ouden en nieuwen Rijn, maekten dezen grond droog, bouwden 'er huizen, groeven graften , bemetfelden dezelven , en ftichtten 'er ophaelbruggen, ten einde 'er de geladen fchepen , met hunne masten en zeilen, konden doorvaren. Zich nog al te zeer befloten vindende, door de meenigvuldige lieden , die 'er aenkwamen, waren de inwoonders genoodzaekt zich ten tweedemale te vergrooten, door het geene tegenwoordig de Haerlemfche ftraet uitmaekt bij den eerften grond te voegen. Deze op elkander volgende vergrootingert werden dikwils herhaeld, tot dat eindelijk de ftad werd omringd met muren , en verfierd met eene breede graft , die 'er van binnen rondom loopt, en van buiten eene bekoorlijke wandeling uitmaekt. De Hollanders vergelijken Leyden met Athene, en befchouwen het als de hoofdftad der geleerden van hun land. Zij hebben 'er een kunstvertiek der natuurkunde, natuurlijke historie en oudheden , een' kruidtuin , een' fterrentoren , eene openbare boekerij, een' fchouwburg der ontleedkunde , en alles wat gemak en luister aen eene leergierige en wijze ftad kan toebrengen. De wetenfehappen der regten en geneeskunde hebben 'er, ten allen XX. Deel, L  i6i De Nieuwe Reisiger. tijde, in den grootften bloei geweest, door de zorg , welke men 'er altoos gehad heeft, om 'er de vermaerdfte leeraers van Europa te beroepen. Men vindt 'er uitmuntende meesters voor de oeffeningen des ligchaems, anderen voor de talen, de muzyk en de wiskunst. Men fchrijft 'er een Fransch Nieuwspapier, welks dubbel oogmerk is de algemeene nieuwsgierigheid, nopens de gebeurtenisfen en ontdekkingen, waerin zij belang kan hebben, te voldoen, en eene verzameling van berichten en bijzonderheden, bekwaem om tot de historie te dienen , opteftellen. Eene uitgeftrekte, onafgebroken en naeuwkeurige onderhandeling , zoo buiten- als binnenslands , verzorgt het van Hukken en gedenkfchriften , die de dagelijkfche ltaetkunde en belangen der Mogendheden doen kennen. Aen den ingang van den kruidtuin leest men een Latijnsch opfchrift, vergunnende alles te zien , en verbiedende iets aenteraken. De hoogleeraer, die 'er het beftuur over heeft, verklaert den leerlingen de natuur, de eigenfchappen en kragten der geneeskruiden , en vergezelt hen fomtijds, in het zoeken van dezelven, op de duinen, alwaer meenigvuldige heilzame planten natuurlijk groeijen. Men onderhoudt, met zoo veel zorgvuldigheid als kosten, de gewasfen , welken men uit de beide Indien brengt, en waervan deze tuin altoos wel voorzien is. In  Tweehond. Eenenvijftigstè Brief. 163 In eene der gaenderijen , die hem omringen , is het kunstvertrek der natuurlijke historie. Men ziet 'er zeldzaemheden van alle tijden en landen , afgoden der Heidenen , uitgefchudde vellen van flangen, vreemde kleederen , gebalfemde lijken van Egypte , dieren met verfcheiden hoofden , eene gans uit de ftraet van Magellanes, eene vledermuis uit de Indien, gehoornde vogels, gevleugelde visfchen, een' almanach der Laplanderen, fchaetfen van Finland , eene trompét van Japan, de huid eener meerminne , de laerzen van Karei den vijfden , enz. Ter zijde is eene zael, alleenlijk gebouwd tot het plaetfen vari aloudheden, te Rome gevonden, en door een' liefhebber tot eene erfgift gefchonken. Onder het getal heb ik niets fraeis gezien, dan een' Herkules, rustende op zijne knots, een'Apollö en een' jongeling, wiens ligchaem alleen gaef is, zijnde de armen en beenen 'er federt aengezet. Het vertrek der ontleedkunde, min opmerkelijk door zijne bouwing, dan door de ftukken , welken het bevat, vertoont andere zeldzaemheden. Hét is fchouwburgswijze gcfticht, om den aenfehouweren alle de deelen van den mensch of het dier , 't welk men ontleedt, te gemakkelijker te doen zien. Deze plaets is verfierd met menfchelijke geraemten, van allerlei gedaente , kunne en ouderdom , rondom het vertrek gefchikt. In een ander vertrek vertoont men geiaemten vari L 2 di#-  164 De Nieuwe Reisiger. dieren, vermengd met die van eenige misdadigcren , om hunne boosheden geftraft ; dc blaes van een' mensch , bevattende zestien pinten waters; het vel van een' anderen, op de wijs van pe>kament bereid; darmen, waervan men een hemd gemaekt heeft; een' Egiptifchen prins , federt twee duizend jaren gebalfemd; een volkomen gcraemte van een walvischje , twintig voeten lang ; het hoofd van een' veel grooter walvisch, een' Indiaenfchen aep met vleugelen, eene hand van eene zesnimf, en het geraemte van een' jongeling, die een mes inflikte, terwijl hij zich van eene graet , die hem in de keel ftak , wilde ontdoen. Men opende hem de maeg ; en hij leefde nog drie jaren na deze kunstbewerking. Bij den uitgang dezer zale, naer de linkerhand keerende, vindt men een' trap, die tot de openbare boekerij geleidt. Een boekbewaerder, uit de hoogleeraren der hoogefchole vei kozen, is de beftuurder daervan, en heeft onder zich medehelpers, die de zael tweemael 's weeks , des woendaegs en faterdaegs, van twee tot vier uren, openen. Het voornaemfte gedeelte van' deze verzameling' beftaet uit de kostelijke boeken , waermede Scaliger haer verrijkt heeft, of die door de bezorgers der hoogefchole van de erfgenamen van Vbsfius gekoft zijn, en voornamelijk uit de Hebreeuw, fche , Samaritaenfche , Arabifche , Perfifche en  Tweehond. Eenenvijftisste Brief, i6s en Ethiopifche bandfchriften, welken Golius, bij uiterftenwil , aen de ftad gemaekt heeft. Deze Golius , geboren in 's Gravenhage , in het jaer 1596, volgde den geleerden Erpenius op, in den Arabifchen ftoel der hoogefchole van Leyden. Hij reisde in Afrika en Azia, om zich in de kennis der Oosterfche talen te volmaken. De Turken lieten hem fnuffëlen in de boekerijen van Konftantinopelen, en boden hem verfcheiden voordeelen , om hem onder hen te houden. Doch hij verkoos het verblijf van Leyden, alwaer hij eenige vertahingen van Arabifche werken uitgaf. Verfcheiden burgers dezer ftad hebben inrgelijks rijke kunstvertrekken van boeken en fchilderijen, doch niet om het geene, dat alleen tot onderwijzing van de ziel' en verfiering van den geest bekwaem is, tot optooijing van hunne huizen te doen dienen. Geloof niet dat men hier, gelijk in Frankrijk, domme menfchen , welken een gebrek van opvoeding' van de voordeelen der letteroeffening' beroofd heeft , allerlei foort van boeken op één ziet ftapelen , om kwanswijs boekerijen opterichten. De Hollanders fpotten met deze lieden, die, ontbloot van de eerfte beginfelen der befchaefde wetenfehappen , dingen, die Hechts gefchikt zijn om het geheugen te verfieren, en het oordeel te verlichten, onder het getal der huisfieraden ftellen, cn de werken der Griekfchefehrijveren verzamelen, zonder de minfte L 3 ken-  166 De Nieuwe Reisiger. kennisfe van deze talen , of van het geene hunne geschriften inhouden. De hoogefchool van Leyden beflaet de plaets van een aloud nonnenklqpster, alwaer men nog de gedaente van eene kleene kerk' ziet. Men telt 'er vijftien * hoogleeraers, waervan 'er drie in de godgeleerdheid, drie in de regtsgeleerdheid, vijf in de geneeskunde, en de andere in de filofofie , historiën, welfprekendheid, letterkunde en talen zijn. De bezorgers, voor hun leven verkozen , dooide Staten van Holland en Westfriesland, zijn, benevens de burgemeesters, belast in derzelver onderhoud, en in dat van alle de amptenaren en bedienden der hoogefchole , te voorzien, De leerlingen genieten het voorregt van gee. nen impost te betalen voor den wijn en het bier, welken zij aen hunne tafel gebruiken; en indien zij tegen de wetten der famenlevinge zondigen, zelfs in lijffiraffelijke zaken, moeten zij alleen gevonnisd worden door den opperfchpolvoogd , de bijzitters, burgemeesters en fchepenen , mits dat zij ingefchreven zijn in de registers der hoogefchole, waerin de lieden van den hoogfien rang zich tot eer rekenen hunne namen te zien. Men vindt, in dezelfde registers, dat, de Franfchen Leyden genaderd zijnde , om het te belegeren , de fchooljeugd , onder het geleide harer hoogleeraren , den overheden haren dienst tegen den * [ Het getal is thans veel grooter. J  Tweihond. Ebnenvijftigste Brief, i 67 den vijand , in geval van aentastinge , ging aenbieden; maer de fchielijk opkomende dooi ons leger hebbende doen vertrekken , floeg men een' gedenkpenning, om dit dappere en ftoutmoedige befluit te vereeuwigen. Henrik de vierde betoonde zijne erkentenis, voor de hulp , welke hij van de Staten van Holland ontvangen had , door de getuigenisfen van letteröeffening' en bekwaemheid , welken de hoogefchool dezer ftad had gegeven, in zijn koningkrijk te doen gelden, en handhaefde de doctoren , in de tytelen en waerdigheden, welken zij in deze fchool verkregen hadden. In een der hoven van deze hoogefchool' was oudtijds de vermaerde drukkerij van Elze. vier , waeruit de fraeije Griekfche , Latijnfche , Hebreeuwfche en Arabifche uitgaven, waermede de geleerden nog hunne vertrekken verfieren , gefproten zijn. Geen boekhandelaer van dit geflacht is 'er meer, federt den dood van den laetften van dien naem, voorgevallen te Amfterdam, in het jaer 1680. De beroemften dezer kunftenaren zijn geweest Lodewijk, Bonaventura, Abraham en Daniël Elzevier. Zij evenaren onze Stefanusfen niet, ten aenzien der geleerdheid; maer zij behoeven hun niet wijken, noch in de verkiezing van goede boeken, noch in kennis van den boekhandel. Zelfs hebben zij hen overtroffen, in de óeriijkheid en fijnheid der kleene letteren. Hun Virgilius , Terentius, Grieksch Nieuw L 4 Tes-  i6S De Nieuwe Rexsiger. Testament, en eenige andere boeken, verfierd met roode letteren, wezenlijke meesterftukken der boekdrukkunst', voldoen te gelijk den geest en het gezigt, door de fierlijkheid en befchaving. 9 De prins, van Oranje had de hoogefchool van Leyden gefticht, om de inwoonders, voor hunne verknochtheid aen zijnen aenhang, te beloonen. Zij hadden hem nieuwelings een duidelijk bewijs daervan gegeven , door het fluiten van hunne poorten, voor de krijgsbenden van Filips den tweeden; en de belegering, welke zij uitftonden, verkiezende de verfchrikkelijkheden van hec oorlog, de pest en den honger, voor de Spaenfche heerfchappij', is misfchien eene der merkwaerdigften, waervan de gefchiedenis gewag maekt. Men zag geen foldaet of matroos, of hij was met wonden bedekt. In een' bijzonderen aenval, rukte een Zeeuw eenen Kastiliaen het hart uit den boezem, beet 'er in, en wierp het met verontwaerdiging' weg, zeggende: „ het is al te ,, bitter ". De voorraed was verteerd: de Vijand bood den belegerden een goed verdrag aen : het ftervende volk cischte brood : de burgemeester [Van de Werf], hen ziende famenrotten , verfcheen op den ltoep , tot hen zeggende: „ mijne vrienden, ik heb ge„ zworen tot den dood getrouw te zijn aen „ den Prins en de Staten: ik ben niet rnein„ ecdig. Uwe rampen bedroeven mij: indien %•> mijn  Tweehond. Eenenvijftigste Brief. 160 „ mijn ligchaem uwen honger kan verzadigen, „ ik geef het u over : verdeelt het onder ulie„ den : ik heb liever dat het u tot voedfel verftrekke , dan dat het een prooi zij voor „ de wreedheid van den vijand. " Van dit oogenblik af, feilden de klagten; en dit zelfde volk riep, van boven de vesten, den belegeraren toe: „ wij zullen onzen linkerarm eten; „ maer den regterarm zullen wij behouden, om ons te verdeedigen, of, indien wij verwonnen worden, het vuur in onze huizen te Heken , en ons zei ven , onze vrouwen en kinderen te verbranden. " De prins van Oranje had bevolen de dijken doortefteken , en deed eene vloot, beladen met mondbehoeften , vertrekken. Zij werd langen tijd opgehouden door tegenwinden; maer een ftorm, die dc overftrooming begunftigde, maekte de inkomst van dezen onderftand gemakkelijker. Dc belegcraers namen de vlugt; en de vloot kwam te Leyden, alwaer de pest, gezellin van den honger , he; derde gedeelte der inwoonderen had weggenomen. Men bewaert, in het kunstvertrek van een' burger dezer ftad , de afbeelding dezer twee gecsfelen , rampzalig gevolg van deze voor altoos gedenkwaerdige belegering'. In de eene afbeelding ziet men mannen, vrouwen en kinderen woedende aenvallen op het rif van een dood dier; een walgchelijk kookfel niaken van oud leder, gedroogde visfchenvelL 5 ten*  xyo De'Nieuwe Reisiger. Jen, gebeenten van paerden, koeijen en honden , uit de mesthoopen gehaeld; de kinderen fpijzigen met halfverrotte darmen van dieren, welken men verflonden heeft; en zich voeden met wijngaerdbladeren , boomwortelen , ratten en muizen , welken men zich den tijd zelfs niet gunt om te koken. Uitgeteerde menfchen wachten kwijnende op den dood ; eri zuigende kinders vergaen op de verdroogde borst hunner ftervende moederen. Het tweede tafereel vertoont verfchrikkelijker voorwerpen: het is de afbeelding der pest, die deze ongelukkige ftad verder verwoest. De afgrijfelijke elende voert de verfchrikking en den dood overal waer zij zioh bevindt, en de ontfteltenis alwaer zij afwczend is. Alles wordt vijand of verdacht; en ijder denkt op zijne behoudenis, ten koste van die van anderen. Het hevigfte oorlog oeffent diergelijke vijandelijkheden niet : de geftrengfte en wreedfte voorzorgen fchijnen redelijk en noodzakelijk: men offert hun de geheiligfte pligten der menfchelijkheid op, en dikwerf zelfs de teederfte en naeuwfte verbindtenisfen van liet bloed en de natuur'. De grond is bedekt met zieken en ftervenden: men ziet in het midden der ftraten niet dan lijken , oude kleederen en wagens, die de doode ligchamen wegvoeren. De deuren en venfters der huizen, de luchtgaten der kelderen , de uitgangen , waermede men op de daken kan klimmen, met één woord, alle ope-  Tweehond. Eenenvijftisste Brief. 171 openingen zijn tcegeftopt, gefloten en gegrendeld. Naermate de pest zich uitbreidt, worden de heelmeesters, zio^nbewaerdets en doodgravers fchaerfcher. De lijÜen blijven onbegraven liggen: de befinettiag verméeödert; en de levenden zijn, eenigermate, meer te beklagen, dan de ftervenden. Ijder dag neemt meer dan twee honderd inwoonders weg ; en het getal der befmetten wordt zoo groot, dat de voornaemfte zorg is vrije plaetfen te vinden , om nieuwe gasthuizen aenteleggen. De beftuurders zelfs bezwijken , en beftaen dezelfde bedden , des te verfchrikkelijker voor hun, om dat zij 'er geen' eenigen kranken door den dood hebben zien fparen. In deze afgrijsfelijkc omftandigheden, genaekt de vloot, met mondbehoeften geladen. Men kan de vreugd, die deze kranke en uitgehongerde ftad op nieuw bezielt, met geene tongen uitdrukken: deze weder opgewekte geraemten vinden kragten, om zich opdekaeijen te begeven. Zij verflinden met hunne oogen de fchuiten , vervuld met brood , koorn, kaes en haring, De grijsaerts, de kinders, de vrouwen en mannen ftrekkén de handen uit, om het geene hun de foldaten toewerpen te ontvangen. Eenigen begeven zich tot zwemmen, en klimmen op de vaertuigen. Zij, die eenige brokken bekomen hebben, loopen naer hunne huizen , omze aen hun huisgezin te brengen; en allen fchreeuwen zij: „ gedankt » zij  ijr De Nieuwe Reisiger. zij de Hemel: Leyden is verlost: gezegend „ zij de prins, die ons weder doet herleven." De hoofden begeven zich naer den tempel, en bevelen zangen van erkentenisfe. De lofgalm wordt duizendmael afgebroken, door de zuchten, welken de deernis en blijdfchap den toehoorderen doen uitboezemen. De verrukkingen verdubbelen , door de aenkomst van den prins zeiven, die zijn genoegen aen dit erkennende volk betoont; en de Raed beveelt dat men alle jaren , op diergelijken dag, een plegtig feest zal vieren, ter gedachtenisfe van deze weldaed. Deze gebeurtenis is het onderwerp van een derde tafereel , 't welk in dit kunstvertrek gezien wordt. Gedurende de belegering, floeg men papieren geld, waervan nog Hukken gevonden worden , met dit omfchrift: haec libertatis ergo; pugno pro patria : zoo veel als: „ wij lijden voor de vrijheid, en ftrijden voor het vader„ land." Men bewaert ook een brood , 't welk m'en zegt wonderdadiglijk in fleen veranderd te zijn, tot ftraf van eene jonge dochter, die , gedurende den honger, brood aen hare zuster weigerde. • Deze ftad doorkruifcnde, wees men mij een huis , waerin de gezworen kleermakers, voor de zaken van hun gilde , vergaderen. Men toont 'er de tafel, waerop de al te beruchte Jan van Leyden , de aertsvader der Wederdooperen , die de ftoutheid had om zich  Tweehond. Eenénvijftigste Brief. 175 ïjch koning van Sion te doen uitroepen, het zelfde ambacht'oeffende. Men bewaert 'er zijne afbeelding , benevens die zijner vrouwe , en eene fchildèrij , die zijne zegepralende intrede in Munfter vertoont. Genoodzaekt zich op befcheidenheid overtegeven , geleidt men hem voor den bisfchop, die hem de rampen, welken hij aen het volk veroorzaekt heeft, verwijt. „ Mijn waerde „ Waldek, antwoordt de bedrieger, het kwaed , waerover gij u beklaegt, is zoo „ groot niet als gij wilt te kennen geven. Ik kan u het geld, 't welk het u gekost heeft, „ honderdvouwig vergoeden. Sluit mij in „ eene kooi, en doe mij in alle de landfchappen van Europa omvoeren. Neem van de „ nieuwsgierigen flechts eene gulden voor „ ijder, om den koning van Sion te zien; en „ ik verzeker 11 dat gij genoeg zult inzamelen, om uwe fchulden te betalen , en uwe in. „ komlten te vermeerderen. " ,, Gij zult voldaenzijn, antwoordt de kerkvoogd; ik „ zal u in eene kooi fluiten, maer op eene an„ dere wijs dan gij hoopt. " Men geleidt hem van ftad tot ftad , om hem aen het volk te laten zien , en de muitelingen aftefchrikken. Men verfcheurt hem het vleesch met gloeijende tangen, en zet zijn ligchaem in eene ijzeren kooi, welke men op den top van eenen toorn plaetst. On»  174- De Nieuwe Reisiger. Onder de ftraten van Leyden munt die van Rapenburg uit, zoo ten aenzien van hare uitgeftrektheid als fchoonheid. In het midden is eene ruime graft, in hare geheele lengte met boomen beplant , en aen wederzijden met fraeije huizen verfierd. De groote of breede ftraet , die tevens het kooprijkfte is, begint aen de Haegfche en eindigt aen de Utrechtfche poort, digt bij welke de oude Rijn in de ftad vloeit, en eene mijl verder zich in de duinen van Katwijk verliest. Men gaet 'er over op verfcheiden houten en fteenen bruggen : de eene, de Koornbrug geheten, ftrekt tot eene markt voor de granen : eene andere wordt, om eene diergelijke reden, de Vischbrug genoemd. Na deze twee eerfte ftraten is die van Haerlem de aenmerkelijkfte; maer een der grootfte gebreken van deze ftad is de ftank* waesfemende uit de meesten harer graften, waervan het water , altoos ftilftaende , bijna nimmer ververscht wordt. De molens , gefticht om het eenige verfrisfching te geven, veroorzaken veel moeite en kosten, en doen weinig vrucht, voornamelijk in groote hitte. Ijdere wijk van Leyden vertoont eenige nuttige ftichting. Hier is een gasthuis voor de grijsaerts, reizigers , armen en zotten, ginsch een huis voor de weezen, waerin vijf honderd kinderen leeren lezen , fchrijven en werken. De zorg, welke men , in 't alge. meen,  Tweehond. Eenen vijftigste Brief. tf$ meen , in geheel Holland neemt, om in de behoeften van armoedige huisgezinnen te voorzien , is prijzens- en verwon der enswaerdig. Weinige landen zijn 'er, alwaer men meer liefddadigheden, en met zoo veel orde, bewijst. Des winters deelt men beddedekens en turf, en in verfcheiden jaergetijden linnen, lakens , hemden, en altoos brood uit. Alle drie maenden nemen de overheden zelfs de moeite om eene vrijwillige gift van ijder optehalen; cn deze inzameling wordt ten behoeve van de Gereformeerde armen befteed. Na dit alles , dacht ik hier geene bedelacrs te vinden: echter zijn 'er, doch in een kleen getal. De lakenbereiders van Leyden doen eene meenigte van vreemdelingen leven. De fijne wollen, welken men 'er toe gebruikt, komen uit Spanje ; en de groffte worden uit Engeland en Pomeren gebragt. De laken- faei- en barkanhallen zijn foorten van magazijnen, waerin men onderzoekt of deze ftoften de hoedanigheid hebben , welke de keuren vereisfchen ; en indien menze goedkeurt , merkt menze met het wapen der ftad. Lieden van het ambacht, door de overheden aengefteld, zijn gelast met oplettendheid daer omtrent te waken , en 'er getrouwe berichten van te geven. Heeft Leyden aen meenige vlugtelingen middelen van beftaen bezorgd, deze hebben 'er, uit erkentenisfe, de kunften uit hun land over-  t?6 De Nieuwe Reisiger. overgebragt, en daerdoor medegewerkt, orö deszelfs ftoffereederijen rijker en bloeijender te maken. Alle jaren houdt men 'er twee groote jaermarkten, gedurende dewelken niemand om fchulden aengehouden wordt. De ftadsregering wordt 'er waergenomen met eene orde, zorg'en wakkerheid, die het vermaek en de veiligheid der burgeren bevorderen. De zindelijkheid der ftraten is een der punten, omtrent welken men hier voor geene andere Hollandfche fteden, zoo kiesch op dit ftuk, behoeft te wijken. Aengeftelde lieden, om zorg voor de openbare werken te dragen, verwittigen de overheden of dezelven herftelling noodig hebben. Alle jaren, op een' bepaelden dag , zetten de burgers de brandëmmers , pompen en ladderen voor hunne huizen , wanneer 'er, door de burgemeesters, in alle ftraten , befchouwd wordt of ijder gereed is, in geval van brand, zich van zijnen pligt te kwijten. De nachts gaen 'er loontrekkende lieden door de ftad , om de uren en halve uren aentekondigen , de ftraetloopers, dronkaerts en verdwaelden medetenemen, op brand te pasfen, de huizen te doen fluiten, de dieven te vatten, kortom tot handhaving der algemeene orde te waken. Diergelijke wacht heeft plaets in alle de fteden van Holland, zelfs in de dorpen, doch met verfchillende omftandigheden , naer de regering van ijdere plaets. Eene  f weehond. EeNENVIJFTTGSTE BrIÈE. if? Eene andere zeer wijze ftichting is de weeskamer. Een weduwenaer of eene weduw, die zich weder in het huwelijk begeven, zijn verpligt aldaer een' eed afteleggen , dat zij eene getrouwe boedellijst gemaekt , en van hun goed niets gehouden , verborgen of verzwegen hebben. Men fchrijft hun de orde voor, welke zij in het opvoeden van de kinderen en het bewaren van derzelver erfgoed, moeten in acht nemen; en dikwerf belast zich de Raed met de hoofdfomme en het betalen van de renten , indien 'er reden is om te vreezen, dat de ouders onvermogend zijn. Leyden wordt geregeerd door eenen Raed Van veertig leden, uit welken de fladbouder vier burgemeesters benoemt. De opperfehout beftuurt, benevens agt fchepens, de burgerlijke en lij fftrafbare geregt-szaken. Het ftadhuis is een groot gebouw, welks verfchillende zalen met eenige vrij merkwaerdige tafereelen bezet zijn : onder anderen ziet men 'er een van Lukas van Leyden, vertoonende het laetfte oordeel. Alle dagen vertrekken van deze ftad , federt 's morgens ten vier uren tot 's avonds ten fces uren, negen fchuiten naer Haerlem , agt naer Utrecht, zoo veel naer Delft, en een gelijk getal naer de Haeg ; zoo dat men, bijna alle uren , gelegenheid heeft, om van de eene plaets naer de andere te vertrekken, en altoos op den juisten tijd aentekomen. Zoo XX. Dtti> M even  178 D» Niiwwe Riisickr. even befprak ik eene dier fchuiten , die mij morgen naer de Haeg moet brengen. De omliggende ftreken van Leyden, en de daeronder behoorende velden , worden eenigermate voor den tuin van Holland gehouden. De vruchten, wortels en moeskruiden groeijen 'er in overvloed , en zijn van eene uitmuntende hoedanigheid. De dorpen fchijnen groote vlekken , wier inwoonders de grootfte welvaert genitten. Men maekt 'er de beste boter van het land , drinkt 'er het beste bier, en eet'er het beste brood; 'tgeen, gevoegd bij de fchoonheid der gezigten, aldaer veel adeldom en rijke lieden lokt. Men toonde mij een huis, dat nog tegenwoordig den naem van Deskartes draegt, om dat het eertijds diende tot eene verblijfplaets van dezen filofoof, die 'er zijn eerfte werk, zegt men, famenftelde. De eenzaemheid van dit oord, volftrekt afgezonderd , en daerdoor zelfs zeer bekwaem tot de overweging, is ongetwijffeld het geënt hem bewoog om 'er zich in te begeven. Naer welken kant men de oogen laet weiden, men geniet 'er een verrukkend gezigt. Voornamelijk ontdekt men de ftad Leyden , die, door de groote meenigte van boomen, waermede hare kaeijen, ftraten en plaetfen verfierd zijn, min> der naer eene ftad dan n«er een bosch gelijkt. Ook heeft men haer een bosch in eene ftad, en eene ftad in een bosch geheten. Het  TwïËHOND. ËeNEN VIJFTIGSTE BlUÏF. iff Het dorp Rijnsburg was oudtijds eene rijke abtdij van adelijke docbteren der orde van St. Benediktus , waerin de graven van Holland hunne begraefplaets hadden. Tegenwoordig is het de hoofdplaets van eene gezindheid, vari welke ik reeds gefproken heb. De vermaerde Poiret hield 'er zijn verblijf, en ftierf 'er in het jaer 1715. Poiret was van Metz, alwaer hij zich op de geleerde talen en de godgeleerdheid toeleide. In Holland gekeerd, verhitten de geheimzinnige boeken, en voornamelijk die van Antonetta Bourignon, zijne ongeregelde verbeelding dermate , dat hij voornam op dezelfde wijs te leven en te fchrijven. Hij had zulk eene groote verwondering voor deze vrouw' opgevat , dat hij 'er flechts met verrukking' Van een' geestdrijver over fprak. Jufvrouw Guyon, eene andere geestdrijffter , had ook veel deel in zijne achting. Men heeft van hem verfcheiden werken , die over deze droomerijen handelen , als zijne Goddelijke Huishouding , zijnen Vrede dtr goede zielen, en eene uitgaef, in negentien deelen, van de werken van Antonetta Bourignon, voorafgegaen door het leven van deze vermaerde geestdrijffter. Omtrent eene mijl van Rijnsburg is het dorp Noordwijk, verfierd met fraeije lusthuizen. Het dorp Valkenburg^ is beroemd doof zijne paerdenmarkt, die in de maend September gehouden wordt. Deszelfs ligging is aengenaem, gelijk ook die van Katwijk, digtbij Ma' d<*  ï8o De Nieuwe Reisïgek. de zee, alwaer de Romeinen eene fterkte hadden opgeworpen , onder den naem van Ars Britarmica , Britannisch kasteel, [anders het Huis te Britten geheten,} 't welk door de baren verzwolgen is. Dit was oorfproïigkelijk eene verfterkte legerplaets, waervan men een magazijn maekte , voor het koorn, dat uit Groot-Britanje kwam. De grondftagen van dit kasteel ontdekken zich fomtijds, Wanneer de zee afloopt, en fommige winden geweldig doorwaeijen. De gravingen, welken men daerin gedaen heeft, om 'er eenige oudheden te zoeken, hebben het verders vernield. Zijne gedaente is een gelijkzijdig vierkant, omringd door een' dubbelen muur, met torens in de hoeken. In het midden was een ruim gebouw, dat tot een magazijn diende, rondom het welke waerfchijnlijk de woningen der bezettinge waren. Deze plaets geraekt doorgaens meer en meer in zee; 't geen bewijst dat de Oceaen onophoudelijk grond wint. De baren hebben reeds een groot getal van huizen weggefpoeld; en men ziet op deze kust bijna geen' ftorm, die niet eenig land van den vasten wal afrukt. De visfchers kunnen 'er hunne netten niet werpen, zonder de overblijlfels van verdronken gebouwen optehalen. Ik ben, enz, Leyden, den is den van Mei, 1756. Twee-  Tweehond. Tweeenvijftigste Brief. iSi Tweehonderd Tweeenvijftigste Brief Vervolg van Holland. Van Leyden tot de Haeg , flechts weinige mijlen daervan afliggende, hadden wij gedurig, aen onze regterhand, fraeije lusthuizen , verfierd met tuinen, waervan de boomen , met fmaek gcfchoren , de lanen, groene lustpriëelen, rotswerkcn, grasftukken, ftandbeelden, zonnewijzers in de gedaente van firkelfféren, en torentjes op den kant der vaert', een aengenaem en verrukkelijk gezigt voor de reizigers vormt. Anderhalve mijl van de Haeg, gingen wij door het fraeije dorp den Leidfchendam, of dijk van Leyden. Het water, aen zijnen natuurlijken loop overgelaten , zou het land overftroomen, indien het door geene fluis wederhouden wierd. Om de kosten en de vertraging, welken deze fluis noodwendig zoude veroorzaken, te ontwijken, blijven de fchuiten beneden denzelven liggen ; en men zet voet aen land, om overtegaenin eene andere fchuit, die altoos gereed is te vertrekken. In dit oord is het water zeer vischrijk; en men vangt 'er voornamelijk veel baers. In het fchoone jaergetijde, zijn de herbergen vervuld met uitgekipte gezelfchappen, die van Delft, dcHacg, M 3 Ley-  ï%% De Niijuwe Reisiger, Leyden en Rotterdam komen , om zich op watervisch te onthalen. De Haeg, in het Latyn Haga Comitum, in 't Hollandsch ook 's Gravenhage, 't welk wo-. ning of tuin der graven beteekent, was in den beginne fleckts een jagthuis der opperheeren van Holland. Zij bouwden 'er een kasteel, 't welk, federt de dertiende eeuw, hun gewoon verblijf wierd. Deze plaets is nog nier meer dan een vlek of dorp, of men volhardt ten minfte met haer dien naem te geven ; doch men kan zeggen dat zij het eerfte fraeifte en •grootfte dorp van Europa, en misfchien van •de ganfche weereld is; want dit gewaende dorp kan om flrijd met de fchoonfte fteden twisten. Het is omtrent twee mijlen in den omtrek: zijne ftraten zjjn lang, breed en zindelijk; en zijne huizen , voor het grootfte gedeelte. zonder 'er zelfs dat des ftadhouders van uittezonde. ren , van metzelfteenen gebouwd , vormen een bekoorlijk gezigt; maer in het algemeen bemerkt men 'er weinig bouwkunde in. Eenigen zijn van gehouwen fteenen gebouwd; en deze zijn van een' vrij goeden fmaek. Van dit getal is het hof des Ambasfadeurs van Frankrijk , gefticht op eenen grond, door den koning gekoft. De kapél, waerin de Katholyken vergaderen, is ruim en wel verfierd. De andere afgezanten nemen meest gehuurde huizen. De ftad is omringd van eene graft, die haer tot-een' muur verftrekt: andere graften door-  Tweehond. Tweeën vijftigste Brief. 1S3 doorfnijden haer, gelijk in geheel Holland. De fraeifte van allen , de Pnnfesfegraft ge* noemd, bepaelt haer ten oosten; en aen haren oever is het huis van onzen ambasfadeur. De fteden , die regt hebben om afgevaerdigden in de ftaetsvergaderingen te zenden, hebben ijder haer paleis of heerenhuis , onder welken die van Rotterdam en Amfterdam, als de prtchtigfte, uitmunten. De wapenplacts, het Plein geheten, is een groot vierkant, met boomen en fraeije huizen verfierd. Hier vergadert het optrekkende krijgsvolk. Men hoort 'er dagelijksch een ftreelend muzyk, veeleer dan een' oorlogstoon. Het Voorhout is veeleer eene wandelplaets dan een plein; of, om beter te zeggen, de pleinen, ftraten, kaeijen, graften, hoven en huizen, met hunne tuinen en boschjes, maken van deze bekoorlijke ftad flechts eene wijduitgeftrekte wandelplaets. De Algemeene Staten bezitten een gedeelte ▼an het paleis, alwaer de ftadhouder huisvest. De groote zael, gebouwd door Willem, alöuden graef van Holland, is als het voorvertrek van alle de kameren, waerin zij vergaderen. Men vindt daerin niets bijzonders, dan de verzameling van vendelen , ftandaerden en vlaggen, van de vijanden verooverd. Ter regter- en fiinkerzijde ziet men boekwinkels , waerin men mij zeide dat de openbare verk'oopingen der boekerijen gefchieden. Ook wordt hier de trekking der loterij' gedaen. De M 4 »»-  ïo4 Dl Nieuwe Reisiger\ zalen der Staten zijn fraei en ruim, en verfierd met fchilderijen en tafereelen. Ik werd meest getroffen door een alöud tapijtwerk met perfonaedjen, waerop de naeld bijna de fijnheid van het penfeel heeft geëvenaerd. De zael der afgezanten , waerin de afbeeldingen der prinfen van Oranje zijn, ziet op een' grooten vijver, waerin een eilandje ligt, 't welk een bekoorlijk gezigt vormt. Onze geleider, eene foort van fraei vernuft, ons deze af beeldingen toonende, fchetste dus het karakter van ijderen prins, 't welk hij ongetwijffeld in eenig boek gelezen had. „ Ziet gij, zeide hij tot „ ons, dien eerften ftadhouder van het Ge„ meenebest, dien prins bijgenoemd den Zwij„ ger, dien Willem den eerften ? Hij was ftoutmoedig genoeg om groote ontwerpen „ te fmeden, edelmoedig genoeg om 'er zich ,, aen overtegeven, en gelukkig genoeg omze „ uittevoeren. Zonder verblijfplaets , ftelde „ hij zich bloot voor de gevoeligheid van een' „ geweldigen en argwanenden vorst: zonder „ kragten , had hij de kloekmoedigheid om „ hem aentetasten : zonder ervarenheid, tri„ omfeerde hij over de grootfte veldheeren: „ zonder raedsvergadering', was hij den ftaet„ kundigften landaert te kloek: zonder fchat„ ten, betaelde bij zijne foldaten beter, dan „ de heeren der Nieuwe Weereld : zonder „ gezag, regeerde hij willekeurig over de har„ ten, die hun bloed vergoten, om de tyran5? nij uittedooven. j? q&  Tweehond. Tweeën vijftigste Brief. 185 „ De volgende afbeelding vertoont den prins „ Maurits. Middelmatig in al het overige, „ kende hij de oorlogskunst als meester, en voerdeze uit als held. Als Montecuculi, „ bezat hij de wetenfehap der optogten en Ie„ geringen; als Vauban, de begaefdheid om „ de plaetfen te Herken en onwinbaer te „ maken; als Eugenius, de behendigheid om „ de legers, in een verwoest of onvruchtbaer „ land , te doen beftaen ; als Condé, een „ vooruitgezigt om het gevolg der veldflagen „ te beflisfen ; als Turenne, het geheim om „ het leven der menfchen te fparen. Mau„ rits was gewoon de vier voornaemfte vol„ ken van Europa bij vierderlei vrij vuile „ ongedierten te gelijken ; de Franfchen "bij „ de vlooijen , die geen' ftand kunnen hou„ den, fpringende gedurig van de eene plaets „ op de andere; de Spanjaerds bij de platlui„ zen , die nimmer hunnen prooi loslaten; , de Italianen bij de wandluizen , die zich nergens ophouden, zonder'er eenigen flank van moorderij' of verraed natelaten; en de „ Hoogduitfchers bij de luizen , die zich op „ de tafel laten knippen. „ Ter zijde van dezen prins , ziet gij de 3, afbeelding van zijnen broeder Frederik „ Henrik, derden ftadhouder, geboren zon„ der veel neiging tot de ondeugd , zonder ;, veel overhelling tot de deugd. Hij had een' 'iS opregter dan levendigen geest, eene teedeM 5 » rer  ït6 De Nieuwe Rehiger. „ rer dan hooge aendoening, eene gïruster „ dan oproerige geaertheid, een gematigder „ dan ftaetzuchtig hart. Hij wenschte, gelijk j, zijn broeder, over Holland te regeren, „ doch niet ten koste van de rust'. Hij was „ te traeg of te voorzigtig, om eenen volko« men gelukftaet, dien hij genoot, aen eene „ onzekere oppermagt opteofferen. „ Willem de tweede, bekleed met dezelfde „ bedieningen als zijn vader, vereenigde in „ zijnen perfoon alles, wat noodig was om „ den roem van zijn huis te vereeuwigen. „ Hij bezat aengename, regelmatige en defti„ ge trekken, een iterk, behendig en onver„ moeidligchaem, onbedwongen, aenlokken„ de en ge-raeenzame manieren , uitgeftrekte „ kundigheden^ in de talen , poëzij', historie „ en wiskunst', en eene ervarenheid, welke „ het vernuft en de overwegingen meer dan „ de jaren uitgebreid hadden. Gelukkig war© „ hij geweest, indien hij niet gemeend hadde „ in de verdrukking van zijn vaderland eene „ grootheid te vinden, welke hij waerfchijn„ lijk in deszelfs verdeediging zoude gezocht „ hebben , zoo de vrede hem de middelen ,j daertoe niet benomen hadde. „ Befchouw het gelaet van zijnen zoon, „ Willem den derden: het ftrekte grootelijks „ ten zijnen voordeele; maer zijne manieren „ verrieden hem. Hij had dezelven fier, „ geftreng , ftuursch , cn echter met een „ zweeai-  TWEIHOND. TWEEENVIJFTIGSTE BrIBE. 18/ , zweemfel van loosheid vermengd. Hij , fprak weinig en onaengenaem. Dit was de uitwerking van zijne opvoeding', achteloos" heid en trotschheid. De veinzern > tot 'i welke men hem in zijne jongheid gewend ' had, was hem fomtijds zoo verderffehjk als !' voordeelig: hij had meer doordringendheid om de menfchen te kennen, dan begaefdheid " om hen te winnen: de onbuigzaemheid van " zünen aert liet hem niet toe zich naer hunnen fmaek , hunne inzigten en hunne neiging te fchikken ; en de begaefdheden gaven, „ onder zijne regering, geen het minfte regt ,, tot dc eerbewijzingen. " Het kabinet der natuurlijke historie , den ftadhouder toebehoorende , is vervuld met alles, wat de natuur en kunst wonderbaerlijkst hebben kunnen voortbrengen. In eene rijke verzameling' van kruipende , bloedelooze en vliegende gedierten, liet men mij een fchaep met3 twee hoofden zien; en onder verfcheiden werken der kunst' toont men een kanon, met Zilver en verguld koper bezet, en van een zonderling maekfel, liggende op eene affuit ran eene hemelsblaeuwe kleur. Het werd gevonden te Ceilon , bij den koning van Kandis, toen de Hollanders, eenige jaren geleden, hem noodzaekten in het midden van zijn eiland te vlu"ten. Deze vorst gaf het , na zijne hcrftelling, tot een gefchenk aen den ftadhouder , ten teeken van eene opregte verzoening', en  188 De Nieuwe Reisioee. en eene duurzame vriendfchap. Hij voegde daerby een mes en een' fabel met hune fcheeden; beiden zijn zij, behalve het lemmer van louter goud, en met gefteenten verfierd' Dit kabinét bevat zeven vertrekken; en men zegt dat het, in fommige opzigten , volkomener is dan dat van 's konings tuin te Parijs. De prins, die deze rijkdommen bezit, gemet in hoedanigheid van ftadhouder , in het midden van een' vrijen Staet, alle de voorregten eener opperheerfchappij'. Als kapitein en admirael generael , heeft hij niet alleen alle de land- en zeemagten , met de benoemingvan alle de bedieningen, in banden; maer hij benoemt ook de magiftraten der fteden , die hem een zeker getal van perfonen aenbieden: hij zit voor in de vierfcharen, wier vonnisfen m zijnen naem geveld worden; hij vonnist zonder beroep, over de verfchillen der fteden cn landfchappen, doet hunne befluiten uitvoe ren , kan genade aen de misdadigers verleenen, geeft gehoor aen de vreemde afgezanten en heeft regt om in de hoven agenten te hou den, die, met zijne zaken belast, voor zijne bijzondere belangen waken. Een diergelijk hoofd is met ver van de koningklijke waerdigheid Dit zelfde ampt, doch met een bepaei'der gezag , was reeds bekend onder de aloude graven van Holland. Ijder landfehap had zij. nen ftadhouder, die den oppervorst verbeeld, de, en het land regeerde, volgens de onder. rich-  TwEEHONT). TwEEENVIjFTïGSTE BeTEF. 189 richtingen, welken hij van denzelven ontving. Filips de Goede, hertog van Bourgonje, ftelde het eerfte eene algemeene landvoogdes, aen welke hij alle de andere landvoogden of ftadhouders f want deze twee woorden zijn van dezelfde beteekenisfe) onderwierp. Zijne opvolgers, welken de afgelegenheid hunner ftaten tot meenigvuldige reizen noodzaekte, volgden zijn voorbeeld, en vertrouwden, gedurende hunne afwezendheid, de beftunng der landen aen bijzondere heeren. Willem van Nasfau , opgevoed en bemind aen het hof van Karei den vijfden , werd tot ftad. houder van Holland, Zeeland en Utrecht benoemd ; en deze landfchappen , het juk van Spanje afgefchud hebbende, en de noodzakelijkheid van een opperhoofd befpeurende , beriepen dcnzelfden Willem , die in Duitschland gevlugt was , en verkozen hem tot opperften overheid en algemeenen veldheer. In deze hoedanigheid , J>efchikte hij over de bedieningen, hield de teugels der regeringe , voerde het oorlog naer zijn goedvinden, en verzekerde, door zijne voorzigtigheid, ltandvastigheid en kloekmoedigheid, de vrijheid van het Gemeenebest. Deze vorderingen konden ongerustheid baren: gelukkig bekleedden de prinfen van Oranje, Willem, Maurits zijn zoon, en Frederik Henrik, broeder van Maurits, hetftadhouderfchap als burgers; of ten minfte had hunne ftaetzucht pa-  i^o De Nieuwe Reisicèr; palen. Misfchien hadden zij alleen zoo veel achting voor de vrijheid, om dat zij vijanden te overwinnen hadden ; want de vrede van Westfalen had het overwinnende Gemeenebest niet zoo dra gevestigd , of Willem de twééde, zoon en opvolger van Fredrik Henrik. boezemde het zelve eene regtmatige ongerustheid in. De dood verbrak de ontwerpen van dezen ftaetzuchtigen prins; en de algemeene verontwaerdiging volgde hem tot in het graf. Men vernietigde de waerdigheid van ftadhouder; doch men was welrasch gedwongen dezelve fe herftellen , om Lodewijk den veertienden te wederftaen. Het Hollandfcbe graeuw, dat noch de tyrannij verdragen, noch de vrijheid bewa. en, noch een' meester ontbéren, noch hém gehoorzamen kan, toonde zoo veel genegen theid voor den zoon, als het afkeer voor den vader betuigd had; en Willem de derde verhefce zijn gezag, over de vereenigde landfchappen , tot eene gelijke hoogte met het geene hij zich over Groot - Britanje had aenge* rfiktigdi Zijn dood was te nadeeliger voor het fladhöuderfchap , om dat hij geene nakome. lingfehap naliet; en de Hollanders werden weder een vrij volk. Daer bleef nog een andere tak van het huis van Naifau, die een gedeelte van de goederen en het aenzien van het huis van Oranje erfde. Het ftadhouderfchap van Friesland , 't welk hij altoos gehad had, en dat van Groningen, 't  TWBEHOND. TwÉEENVIJfTICSTE BrIEE. I^I welk hij bij tusfchenpoozen had bezeten, hadden hem, tot dien tijd toe, flechts een middenmatig aenzien bezorgd: hij vereenigde eindelijk de voorftanders der twee takken. De Staten van Gelderland, die altoos de eerfte ftappen tot de dienstbaerheid, gelijk die van Holland tot de vrijheid, deden, benoemden Willem Karei Henrik Frifo, prins van Nasfau, tot ftadhouder en kapitein van hun landfehap; maer deze prins had weinig invloeds op de algemeene zaken, wanneer de verdeeldheden, die Europa beroerden, de Franfche wapenen in de Nederlanden trokken. Lodewijk de vijftiende, fchoon overwinnende , bood onophoudelijk den vrede aen, en fpaerde de Hollanders, welken hij hoopte tot zijn oogmerk van bevrediging' te brengen ; maer het eenigfte middel, om hen overtehalen, was hen voor hun land te doen beven. Het oogmerk des konings was niet met hun te breken: hij wilde hunne fteden alleen houden als een pand, 'e welk hij te rug zoude geven, zoo dra de Vereenigde Landfchappen geene verhinderingen aen zijne inzigten zouden toebrengen. Het kostte hun een gedeelte van hunne vrijheid, dat zij een tegenftrijdig fteliel gevolgd hadden: het volk, de fteden en landfchappen verzochten een' ftadhouder , toen men den Staet in gevaer zag, Men achtte deze waerdigheid noodzakelijk, om de banden, die de verfchillende deelen van het bondgenoot-  *pz De Nieuwe Retsicex.' nootfchap vereenigen, te naeuwer toetehalen * de beracdflagingcn in dreigende gevaren te verhaesten, alle de poogingen naer een zelfde doel te befturen, en , met één woord, een' enkelen Staet van verfcheiden Staten te maken. Bovendien , een ftadhouder, die door zijne geboorte uitmunt, vereert het Gemeenebest, 't welk hij vertoont. De gewapende Mogendheden gelooven meer veiligheid te hebben in de verbindtenisfe, welke zij met een i7olk aengaen, wanneer een doorluchtig hoofd de knoop daervan wordt. De vreemde ftaetsdienaers vinden het gemakkelijker, alleen met hem in onderhandeling te treden ; en he't krijgsvolk wil liever afhangen van een' veldheer, die het oorlog kent en voert, dan van eene vreedzame magiftraet, die niet weet of ziet dan de wet. Zoo dra men eens bewezen had dat hét ftadhouderfchap voordeelig voor het Gemeenebest was, hielden de vrienden van het huis van Nasfau ftaende, dat men op de verkiezing niet langer had te beraedflagen. De verrichtingen , de dienften, de magt, de wenfchen des volks, het geroep der krijgslieden , alles toonde het bloed van Oranje aen; en de helden van dit huis fchenen te herleven in hunnen erfgenaem, den prins Willem Karei Henrik Frifo. Zijn huwelijk, met de koningklijke prinfesfe van Engeland, gaf hem een' nieuwen luister; en het oorlog voerde zijn geluk ten hoog-  Tweehond. Tweeën vijftigste Brief. i$3 hoogden topp'. Het volk ftelde de wet aen de magiftraet : de Staten van Holland , en vervolgens die der andere landfchappen , benoemden hem tot kapitein en admirael generael van het bondgenootfchap; en dees prins, gelukkiger dan zijne voorzaten , vereenigde het ganfche Gemeenebest onder zijne regering. Men verkoos hem niet alleen tot ftadhouder ; maer men maekte deze waerdigheid erffelijk, zelfs ten behoeve van de dochteren uit zijn huis, bij gebrek van mannelijke kinderen , onder voorwaerde echter dat zij zich, met toeftemminge der Staten, in het huwelijk begeven met eenen prins van den Protestantfchen godsdienst, die noch koning noch keurvorst zij. De erfprinfes zal, in geval van oorlog, den tytel van landvoogdes * dragen; zij zal een' veldheer, die den landaert aengenaem is, voorftellen ; en ten tijde der minderjarigheid, zal de prinfes moeder, op voorwaerde dat zij niet hertrouwe, dezelfde magt, onder denzelfden tytel, oeffenen. Door deze wet, is Holland eene foort van alleenheerfching' geworden, waerin de prins, in eenige opzigten, een grooter gezag dan een koning van Engeland bezit. De algemeene voorfpraek f is de gedurige opzigter der ftadhouderen , en de noodzakelijke * Gouvernante. | Advokaet Generael, XX. Ded. N  394 De Nieuwe R-eisig'ea. Hjkë afgcvaerdigde in de vergadering der die dc nabuurfchap kunnen verfchrikken. Van het Loo vertrekkende, kwam ik weder in de Haeg, en nam den weg naer hetvermaerde dorp Scheveninge, liggende aen den oever deizee,«die, in dit oord, altoos met visfeheren bedekt is. Die is de begunftigde wandeling, en misfehien de fraeifte weg van Holland. Willem de derde deed denzelven openen en aenleggen in het midden der duinen *. Men heeft hem federt met klinkerts geftraet; en laet den voorbijgangeren eenig geld betalen, voor deszelfs onderhoud. Ter regter- en ilin- ker- * [Men is de Zeeftraet, van de Haeg op Scheveninge, voornamelijk verfchuldigd aen „den heer var* Zuilichem, Konftantijn Huigcns, die'er het eerlte ontwerp van gemaekt heeft. J  tweehojïd. TwEEENVIJFTICSTE BrTEF. T07 kerzijden zijn drie of vier rijen van hoornen, die op dezen weg eene Jange en vermakelijke laen vormen; en het dorp aen het einde bepaelt het gezigt op eene aengename wijs, Men verlaet dezen weg, om zich naer Zorg. vliet te begeven. Dit is een Engelfche tuin , waernaer men in dit land des te nieuwsgieriger is , om dat alle hoven van Holland aen de ftriktfte regelmatigheid onderworpen zijn. Het huis is eenvouwig, maer zindelijk en gemakkelijk: het ftaet digtbij de oranjerij , waerin de kasfen geplaetst zijn in eene orde, welke de fmaek alleen heeft kunnen voorfchrijven. Niemand treedt in het park, of hij is verrukt. Het is een nieuw voorwerp, dat alles aen de kunst verfchuldigd is, en niets van de natuur* fchijnt te hebben; of liever, het is de natuur, door de handen van de kunst' en den fmaek verfierd. De grond is niet gelijk; 't geen, aen het einde van het park , een bekoorlijk gezigt verwekt. De lanen, ongelijk afgerooid, doen dikwerf gelooven dat men in de fraeifte woestenij Js. De boomen zijn niet gefchoren; maer hunne deftige kruinen , elkanderen van boven omhelzende , vormen heerlijke bogen, ondoordringelijk voor de ftralen der zonne. De zoden zijn van ongemeen fijn gras, zoo dat men op tapijten denkt te treden; maer met omzigtigheid aengelegd, fchijnen zij alleen te dienen, om tot de verfcheidenheid medetewerken. N 3 Wij  ïo§ De Nieuwe Reisiger. Wij verlieten deze bekoorlijke plaets, en, vervolgden onzen togt naer Scheveninge, alwaer men uitmuntende zeevisch eet. Men.' verkoopt 'er vreemde fchulpen-, overblijffels' dier geenen , welke door de fchepen der Maetfchappij' uit de Indien zijn gebragt, na dat de Hollandfche reeders de fraeifte en zeldzaemfte hebben uitgekozen. Men bewaert, in dit dorp, een' wagen , door Stevin gemaekt, ten tijde van prins Maurits, waerin. agtëntwintig perfonen konden zitten. Hij was. gelijk een fchip, met masten en zeilen voorzien , en werd, door den wind, op het zand voortgedreven. Indien men de overlevering gelooft, kon hij, in minder dan twee uren, zeventien mijlen afleggen. Simon Stevin was een wiskunftenaer van Brugge , en opzigter over de dijken van Holland. Men heeft van hem verfcheiden Nederduitfche. werken over de wetenfehap, waerop hij zich had toegelegd. Ik kwam weder vroegtijdig in de Haeg, om. nog eenige keeren' door de ftad te doen. De Joden hebben 'er twee Sinagogen , gelijk te Amfterdam, de eene voor de Portugezen , de andere voor de Hoogduitfchen. De eerfte is de aenzienlijkfte, Alle de gezindheden hebben 'er ook hare kerken, gelijk in het overige van Holland. De drie voornaemftcn zijn aen de oeffening van den heerfchenden , of zoogenoemden gereformeerden x godsdienst toegewijd.  Tweehond, Tweeën vijftigste Brief. 199 wijd. De eene, de groote kerk genoemd, was eertijds het eenigfte kerfpel van de Haeg, onder den tytel van St. Jakob. Men ziet 'er verfcheiden praelgraven , onder anderen dat van den admirael Wasfenaer, of veeleer zijn gedenkftuk; want zijne asch rust 'er niet. In een' zeeflag tegen de.Engelfchen, ftak een kogel, uit de vijandelijke vloot gefchoten, den brand in het fchip, waerover hij het bevel voerde, en deed het vaertuig, den admifael en al het fcheepsvolk in de lucht fpringen. De erkennende Staten deden dit praelgraf ftichten, waerop het half verheven beeldwerk de droevige om Handigheden dezer gebeurtenisfe vertoont. De lof en de verrichtingen van den zeevoogd zijn op het marmer uitgehouwen. Dees bevelhebber ftaet 'er overeind, vergezeld van zinnebeeldige beeldtenisfen , onder welken een kind , van eene groote fchoonheid , op zijnen omgekeerden fakkel rustende, met een bevalligen zwier den dood van dezen held befchreit. Alles is onder eene foort van verhemelte, onderfteund door vier kolommen van geel marmer. Men telt in de Haeg vier duizend huizen, eri omtrent veertig duizend zielen. Men drijft 'er weinig koophandel, zijnde deze plaets veeleer eene ftad van edelen dan van kooplieden. Zij is het middenpunt van de regering' der Vereenigde Landfchappen , en de plaets, alwaer de Algemeene Staten, de bijzondere N 4 Sta-  ico De Nieuwe Reisiger. Staten van Holland , de Rekenkamer en de, andere hoven der «geringe van het Gemeenebest vergaderen. De Franfche tael wordt 'er meest onder den adeldom en de rijke lieden gefproken. Men vertoont 'er onze tooneelfpelen, geeft 'er Italiaenfche koncerten, maekt 'er goede fier, en drinkt'er wezenlijken Kaepfchen wijn; daer die, welken men u toezendt, nagemaekt is. Het wapen van de Haeg is een oijevaer, welke vogel in het ganfche land als voor heilig doorgaet.. Wij zagen 'er vier, die door de ftad onderhouden worden. Een loontrekkend man moet 'er zorg voor dragen, en ben voeden. Zij zijn gemeenzaem , en laten zich gemakkelijk naderen. In de nabuurfchap van de Haeg, op den weg naer Delft, ontmoet men het'dorp Rijswijk. Het kasteel, fchoon ouderwets, maekt nog eene vrij fraeije-vertooning. Tegenwoordig is het geheel van huisraed ontbloot: echter is de zael, waerin de vermaerde vrede, tot welken Lodewijk de veertiende dc meenig'. vuldige vijanden, die zich te Augsburg tegen hem vereenigd hadden , noodzackte , in het jaer 1697 gefloten wierd, onzer befchouwinge waerdig. Deze vrede fcheen voor Frankrijk niet zeer eerlijk , om dat men niet op. merkte dat de koning alleen een gedeelte van zijne regten opofferde, om te .beter in ftaet tc wezen tot het verdeedigen van die geenen walken hqm de- toekomende erfopvolging varj Span-.  Tweehond. Tweeën vijftigste Brief, lof Spanje moest geven. Uit deze gewigtige overweging', verzuimde hij niet , na ijdere overwinning, den vrede aentcbieden. Eindelijk dwong het gevolg van zijnen voorfpoed de vijanden daertoe; en het verdrag werd gefloten naer het ontwerp der vredeverdragen van Westfalen en Nimegen. De voorwaerden waren , dat de Hollanders • Pondichery aen Frankrijk zouden wedergeven, en dat Lodewijk de veertiende Willem den derden, prins, van Oranje, voor koning van Groot - Britanje zoude erkennen, Wijders moest hij alles, wat wij in Katalonië en in de Nederlanden genomen hadden, weder aen Spanje , en alle de verooverde fteden, langs den Rijn en in Bresgaw, aen den keizer ter hand'ftellen. Zijne keizerlijke majefteit ftond , van zijnen kant, toe dat de koning voor altoos Straetsburg cn deszelfs onderhoorigheden behield. De hertog van Lottheringen werd in zijn hertogdom her. Held, op voorwaerde dat hij de vestingwerken van Nancy niet verbeteren, en den doortogC van de Franfche krijgsbenden over zijne landen toeftaen zoude. Dusdanig waren de fchik»kingen van het vredeverdrag van Rijswijk, gefloten door de bemiddeling van Karei den elfden , koning van Zweden, en vervolgens dpor die van Karei den twaelfden , zijnen opvolger. Naeuwelijks was ik twee honderd treden van de ftad Delft, of ik. hoorde het geluid N 5 van.  2©2 De Nieuwe Reisiger. van agt honderd klokken, die het fchoonfte fpeelwerk van Europa uitmaken, in de lucht wedergalmen. Dit fpeelwerk is op den toren der groote of Nieuwe kerk , wier koor de begraefplaets der prinfen van Oranje geworden is, federt Willem de eerfte, in deze ftad vermoord , aldaer zijn praelgraf heeft, Viermetalenftaadbeelden, het Geloof, de Ge. regtigheid, de Vrede en Vrijheid , verfieren de vier hoeken van dit gedenkftuk, op 't welk het ftandbeeld van den prins ligt, uit wit marmer gehouwen. Achter zich heeft hij de beeldtenis van deFaem, en aen zijne voeten die van een' hond, welken men zegt van droefheid over den dood van zijnen meester geftorven te zijn. [Voorop zit het metalen ftandbeeld van den prins in het harnas. ] Bovenop het praelgraf zijn twee metalen kindertjes, die een' fakkel houden. Hunne geftalte en de trekken van hun aengezigt zijn verwonderlijk : men gelooft hen te zien fchreijen. Deze arbeid verdient alle de aendacht der kenneren, In een' anderen tempel, de Oude kerk geheten, vertoont men de praelgraven der admiralen Tromp en Hein. Deze laetfte waa de zoon van een' visfcher, en fteeg, van enkel matroos , tot dc eerfte bediening der zeevaert'. Drie Spaenfche oorlogfchepen, uit de haven van Oostende geftevend , ontmoet hebbende, tastte hij dezelven aen, en werd door  Tweehond. Tweeën vijftigste Brief, aog ^oor een' [kanonkogel getroffen. Zijn ftedehouder > befpeurende dat de foldaten, indien zij den dood des admiraels vernamen , den moed zouden verliezen , verborg behendig deszelfs ligchaem, gaf bevel in den naem des zeevoogds, en verooverde de drie fchepen. Het lijk van Hein werd naer Delft gevoerd, met de grootfte pracht; en alle de orden van het land, alle de maetfchappijen, woonden, door een befluit der Algemeene Staten , die 'er hunne afgevaerdigden zonden , zijne lijkftaetüe bij. Men ftichtte hem een praelgraf, waerop zijne fchoone daden vereeuwigd zija. Men voegt 'er bij, dat de Staten eene plegtige bezending aen zijne moeder deden, om haer den dood van haren zoon te beklagen. Deze vrouw had haren eerften ftaet nog niet verlaten. 55 B< had wél voorzien , antwoordde zij , dat Pieter elendig zoude omkomen. Hij hield al te veel van zwerven. Ik heb het hem honderdmalen gezegd : hij heeft ' niet naer mij willen luisteren , en krijgt „ flechts zijn' verdienden loon. " ' Het deftigfte praelgraf in de Oude kerk is van den beroemden admirael Tromp , die, om mij te bedienen van eene uitdrukking', welke men op zijn graf gebruikt heeft, ophield te leven en te overwinnen. Dit praelgraf is van wit marmer, en, naer men zegt, van toetsfteen, in het marmer gezet. Het ftandbeeld ligt op $en fcheepsroer; en het hoofd rust op een w:" ka-  5©4 De Nieuwe Reisiger. kanon, een waerdig oorkusfen voor een admirael. Zegeteekenen van allerlei fbort' verderen dit gedcnkftuk, op kosten van het Ge. meenebest opgericht; maer de asch, welke het bevat, maekt het nog merkwaerdiger. Tromp, te Briele geboren , omtrent het einde der zestiende eeuwe, ging naer Indië fcheep, in den ouderdom van agt jaren , en werd vervolgens genomen door de zeeroovers, onder welken hij alle de treken der fcheepsftrijden leerde. Door zijne verdiende tot het'ampt van admirael van Holland verheven, won hij tweeëndertig zeedagen. Indien de Hollanders de waerde der vrijheid en de liefde tot het vaderland konden vergeten, alle de openbare gcdenkftukken zouden hun die herinneren. De fchilderijen , dandbeelden , praelgraven en opfchriften vermelden den lof van hun , die voor het vaderland gcflreden hebben, en van het zelve, dat dus de deugd weet te eeren. Een vierde graf, dat niets dan de nieuwsgierigheid ftreelt, is dat van twee echtgenooten, in den ouderdom van honderd jaren, in dezelfde maend', geflorven, na vijfenzeventig jaren in volkomen eendragt geleefd te hebben. Hier digtbij is het praelgraf van eene vrouwe van Aldegonde, die door een' donderdag gedood wierd, in den ouderdom van drieëntagchentig jaren. Men gelooft dat zij de cchtgenoote was van Filips van Marnix , die de Vereeniging der landfchappen, de ftactsgedeld- heicï  Tweehond. Tweeën vijftigste Brief. 205* heid van het Gemeenebest, en het voordeel der verbindtenisfen, aengegaen om het zelve ftaende te houden, met zijne welfprekendheid zoo kragtig onderfteund heeft. Hij ftierf te Leyden, onder het werken aen eene Nederduitfche vertaling van den bijbel. Men heeft van hem verfcheiden twistfehriften. Eindelijk toont men , in denzelfden tempel, een marmeren gedenkftuk , met halfverheven werk, jn den muur gezet, vertoonende het hoofd van den beroemden Leeuwenhoek. Dees natuuronderzoeker,; door zijne proeven en ontdekkingen bekend , muntte voornamelijk uit in het flijpen van vergrootglazen , verrekijkeren, enz. De ftad Delft ", liggende aen de kleene rivier de Schie, is fraei en zindelijk, doch van eene middenmatige grootte. Zij vormt een regelmatig vierkant, doorfneden van verfcheiden graften, langs welken vrij fraeije kaeijen zijn. Omtrent het midden is een groot plein, pronkende aen de eene zijde met het ftadhuis , gebouwd in een' Gottifchen fmaek, en voorzien met een Latijnsch veers , beteekenende dat dit huis dc misdaed haet, den vrede be„ mint, voor de behoudenis der wetten „ waekt, en de brave lieden eert. " Aen de overzijde is de Nieuwe kerk , wier gebouw men zeer roemt. Het oude palcis van Willem den eerften is een ongemeen eenvouwig huis. In den muur, digt bij de deur, toont men een  206* Bi Nieuwe Reisigbr. een gat, 't welk men zegt gemaekt te zijd door den kogel van het pistool, waermedé hij gefchoten is. In het wapenhuis, 't welk dat van het ganfche landfehap is, bewaert men vijftig duizend wel onderhouden fnaphanen en verfcheiden andere foorten van wapenen! Voornamelijk zag ik met opmerking' twee kanonftukken, fchietende agtënveertig pond, en verfierd met lijstwerk van eene zeldzame iietheid. Men maekt te Delft aerdewerk, dat in fraeiheid niet voor het porfelein wijkt. De koophandel wordt onderhouden door eene groote vaert, die gemeenfehap heeft met de Maes, alwaer de haven is, en waervan de omliggende ftreken, met boomen beplant «ene aengename wandeling uitmaken ; want de Hollanders brengen altoos het veld in hunne fteden; en alle hunne fteden gelijken naer elkanderen : breede ftraten, meestendeels regt 5 graften , met kaeijen en lindenboomen bezoomd; de fchepen , vermengd met de boomen en huizen ; huizen van metzelfteen , doch zeer opgefierd; dit alles verwekt een ftreelend vermaek, en geeft zelfs iets meer dan vermaek j namelijk, gezondheid. Ik ben, enz. Delfty den 16den van Mei, 1756. Twéé-  Tweehond. Drieën vijftigste Brief. £cf Tweehonderd Drieenvijftiöste Brief. Va n Delft naer Rotterdam , is de trekvaert verfierd met lusthuizen , die zin- , delijk en fraei, doch doorgaens in den Hollandfchen fmaek , dat is , eenigzins beuzelachtig zijn. Men komt 'er langs eene breede en diepe vaert, waerin groote fchuiten , aea Weerskanten geplaetst, en met hunne zijden naer den ftroom gekeerd, nog ruimte genoeg overgelaten, om twee vaertuigen , met gefpannen zeilen, eikanderen zonder ftooten te doen ontmoeten. De vermenging van masten , boomen , torens en fraeije gezigten veroorzaekte mij , in Rotterdam tredende , eene aengename verrasfching. Deze ftad munt niet uit door hare aloudheid , die flechts tot de dertiende eeuw opklimt , noch door haren rang onder de Holbndfche fteden, waervan zij flechts de zevende plaets bekleedt, maer door hare grootte , de fchoonheid harer ligging', het getal harer inwoonderen, de bekoorlijkheid harer huizen „ en den rijkdom van haren koophandel, in welke opzigten zij alleen voor de hoofdftad wijkt. Zij overtreft die zelfs , door de helderheid van haer water, de gemakkelijkheid ha- Vervolg van Holland.  ïoS De Nieuwe Reisïser. harer haven , de zindelijkheid harer ftraten, en de breedte harer graften. De kaeijen, die dezelven bezoomen , en met lindenboomen beplant zijn , vertoonen de bevalligfte verfchieten , en vormen als zoo vele hoven en heerlijke wandelwegen. Het midden is geftraet met keijen voor de rytuigen, en de twee zijden met metfelfteenen voor de voetganwren. De lasten worden gemeenlijk door paerden getrokken , niet op karren, maer op enkele fleden. Eene ton, vol met water met twee gaten doorboord, en voor op het Voertuig geplaetst, befproeit de ftraet, en belet dat de wrijving de flede in brand fleke/ De verfchillende wijken dezer ftad , verdeeld door graften , diep en breed penoeg voor de grootfte fchepen, hebben gemeenfchap met eikanderen door ophaelbruggen wier dienst, wanneer 'er een fchip door moet' vaerdig en gemakkelijk is. £en man, 0f een vrouw alleen, aen 'eene keeten of een touw trekkende, haelt de helft van de brug zonder eenige moeite op. De andere helft wordt aen de overzijde, door een'ander opgehaeld* en wanneer het fchip doorgevaren is, vallen de beide deelen der brugge, bijna'door hunne eigen zwaerte, neder. Behalve de koopvaerdijfchepen , ziet men, in deze graften, een bijna ontelbaer getal van jagten. Dit zijn hgte vaertuigen, die van binnen mij zeer gemakkelijk toefchenen , door de verdeeling deiver-  TwEEHOND. DlUEÉNVIJFTIOSTE BftÏEF. 2o£ vertrekken, die dezelven uitmaken. Zij gaen niet diep, en varen met behulp van twee zeilen , die eenigermate flechts een eenig ligchaem vormen. Wanneer zij moeten wenden, brengt men bet eind eener raê , waeraen het zeil van onderen vast gemaekt is, aen de tegenoverftaende zijde. Deze enkele fcheepsbeftu. ring, door het roer geholpen , befhrurt het zeil, en doet, in eenen oogenblik , het fchip wenden. Het jagt der Staten is het fraeifte en best verdeelde vaertuig, 't welk ik te Rotterdam gezien heb. Dat van den ftadhouder is ook zeer net en fraei verfierd, doch zoo geichikt niet als het voorgaende. Beiden zijn zij gewapend met zes of agt kleene ftukken, kanon. Vele welgezeten burgers hebben hun. ne jagten. Behalve het vermaek, dat men daer mede neemt, om op de Maes te zeilen, gebruikt men fommigen ook om de koopmanfehappen , tot voor de deuren der pakhuizen, te vervoeren. De ftad Rotterdam , gedeeltelijk op palen gebouwd, ligt aen den regter en noorder oever der Maze , aen den mond der kleene riviere de Rotte , die het geene men eigenlijk de haven kan noemen uitmaekt. Zij geeft haren naem aen de ftad ; want Rotterdam beteekent, in de landtael , dijk of dam aen de Rotte. 1 De ftraten , gelijk ik gezegd heb, zijn ten uiterfte zindelijk; en men ziet 'er altoos, met verwondering', huizen, boomen XX. Deel. O en  2io De Nieuwe Keisigëk. en fchepen. Het midden, met keijen geftraerverheft zich als een dijk voor de rijtuigen • De beide zijden zijn, gelijk die der fèaeijen, van ftraetfteenen, op hunn' kant gefield, en dikwerf derwijze gefehikt, dat zij foorten van perken uitmaken. Langs dezelven loopen twee fteenen goten, om het water te ontvangen , en de ftraten zindelijk te houden. Een platte arduinfteenen floep r met een hek verfierd, of veeltijds, in plaets van eene floep, een diergelijk pordés met eene leuning', fcheidt dezelven van de huizen af. Deze huizen zijn bijna allen gebouwd van metfelfteenen, die, verfcheidenlijk gekleurd, verfchillende vertooningen maken; maer men bemerkt 'er weinig fmaek voor de goede bouworde. De gevels verheffen'zich fomtijds, trapswijze, boven de daken uit, en verbergënze geheelenal: de muren hellen van boven merkelijk naer de ftraten over. De oorzaek dezer bouwiug' is te beletten dat de re- ' gen het muurwerk bederve. De venfters zijn breed en hoog; en de glazen worden met eene buitengemeene zindelijkheid onderhouden, In • vele huizen heeft men , gelijks gronds óf op de eerfte verdieping , aen wederzijden der venfteren , fpiegels in verfchillende ftahden gehangen , om te zien wat 'er buiten omgaet. De meeste deuren zijn groen geverfd, en' met koperen fpijkeren of knoppen verfierd. Voor het overige is dit niet zoo bijzonder eigen aen £ 'Rot-  Tweehond. Drieenvijftigste Brief. £ r i -Rotterdam, dat het niet bijna op alle de Hollandfche fteden kan toegepast wórden. De groote markt is gedeeltelijk verwulfd als eene brug , waeröp men het metalen ftand'beeld van Erasmus, in eene meer dan natuurlijke grootte, befchouwt. Dees geleerde man vertoont zich ftaende op eene voetzuil, gekleed met een' leeraerstabberd, op het hoofd gedekt met eene vierkante muts, en houdende een open boek in zijne hand. De handen en het aengezigt zijn zeer wel gemaekt ; maer de tabberd kwam mij lomp en zwaer voor. De zijden der voetzuil zijn verfierd met verfcheiden Latijnfche * opfchriften en veerzen, in gouden letteren, ter eere van dezen beroemden man, die een' beter dichter waerdig was. Men toont nog het huis, waerin hij geboren is in het jaer 1465, digtbij de St. Laurens kerk. Zijn ftandbeeld fchijnt van gedaente en 'ftofte veranderd te zijn, naermate het Gemeenebest bloeijender geworden is. In het begin was het van hout, en werd in het jaer 1540 opgericht. Men maekte een ander van fteen ; en eindelijk werd dat van metael, 't welk men heden befchouwt, in het jaer 1622 aldaer geplaetst. Het is te verwonderen dat de ftad Delft,'zoo nabij Rotterdam, en welke Grotius niet minder doorluchtig gemaekt heeft, geen het minfte gedenkteeken voor dezen laetften heeft opgericht. De* [Als ook Hollandfche, gelijk het bijfchrift vanderi geleerden Joachim Ouiiaen.] 0 %  2t2 De Nieuwe Reisiges. Dewijl de werken van Erasmus, in het Latijn gefchreven, en zelfs de voornaemfte gevallen van zijn leven, misfchien niet tot uwe kennis gekomen zijn, zal het u niet vervelen dat ik hier eenige bijzonderheden bijbrenge: eene der voornaemfte zaken van de gefchie^. denisfe eens volks is het kennen van de groote mannen , welken het heeft voortgebragt. Erasmus was de gelukkige vrucht der ongelukkige liefde van Geeraert en Margareta, den eenen uit een aenzienlijk geflacht van Gouda, in Holland , en de andere dochter van een' geneesmeester te Zevenbergen. Margareta befpeurde welrasch de gevolgen van bare zwakheid. De vader van Geeraert wilde hem van zijne genegenheid voor deze dochter aftrekken, door hem den geestelijken ftaet te doen omhelzen ; maer de jongeling, om de aenzoekingen van zijn geflacht te ontwijken, vertrok naer Rome, alwaer hij hoopte dat zijn fraei fchrift hem een gemakkelijk beftaen zoude bezorgen. De boekdrukkunst was toen flechts in hare geboorte -r en gevolgelijk waren de gedrukte boeken nog fchaersch en duur, Margareta vorderde ondertusfchen in hare zwangerheid: om haren toeftand te verbergen, begaf zij zich naer Rotterdam, alwaer zijniet bekend was, en verloste 'er van een' zoon, dien de inwoonders van Gouda, in het vervolg , te vergeefsch voor hunnen medeburger wilden doen doorgaen. De naem van Rotero-  T WEEHOND. DrIEEXVIJFTIGSTE BRIEF. £IJ iamus, dien Erasmus doorgaens aennam, de overlevering van Rotterdam, en het algemeene denkbeeld hebben deze laetfte ftad bevestigd in de eer, welke Gouda haer heeft willen ontnemen. Behalve het ftandbeeld , 't welk de magiftraten hem hebben doen oprichten, bevalen zij dat het huis, waerin men meent dat dees doorluchtige fchrijver geboren is, verfierd wierd met dit opfchrift: „ Dit is het „ kleene huis, waerin de groote Erasmus ge,, boren wierd," Hxc efi parva domus, magnus qua natus Erassnus. Margareta, moeder geworden, kwam weder met haren zoon te Gouda. De moeder van Geeraert nam de opvoeding van het kind op zich ; en men fchreef aen den minnaer, dat zijne minnares overleden was. Deze tijding veroorzaekte de uitwerking, welke zijne maegfehap daervan hoopte. Geeraert , door droefheid getroffen, verlaet de weereld, doet zich tot priester wijden , en komt weder in zijn vaderland. Maer hoedanig is zijne verwondering , wanneer Margareta, bij zijne wederkomst tc Gouda, voor zijn gezigt vcrfchijnt ! Zij was nog in zijn hart geprent; maer getrouw aen de verbindtenis, welke hij had aengegaen, leefde hij met haer in de gevoelens der zuiverfte vriendfehap. Hij wendde alle zorgen aen, om zijn' zoon wel opteyoeden: Magareta was 'er ook eeniglijk mede O 3 be-  ai.4 Di Nieuwe Reïsiger, bezig. Men noemde hem aenftonds GeeraerÉ, naer den naem van zijnen vader; en dewijl ditwoord in het Hollandsen eenige overeenkomst met het Latijnfche Dejidero heeft, nam hij; den naem van Defiderius aen, en paerde denzelven vervolgens met dien van Erasmus, die in 't Grieksch bijna het zelfde beteekent. Wanneer dees geleerde man beroemd was, moest hij vele lasteringen over zijne geboorte verdragen. Vele fchrijvers verlustigden zich met fpotternijen ; en om hunne fteken nog feberper te maken, verweten zij hem dat hij; bet leven aen een' priester en eene hoer, antjeren aen een' pastoor en deszelfs dienstrnaegd verfchuldigd was. Toen Erasmus zijn negende jaer bereikt, hadde, deed men hem zijne letteröeffeningen in de fchool van Deventer beginnen. De overlevering des lands wil dat hij zulk een' tragen geest had . dat men vele jaren moest hefteden, om hem de eerfte beginfels der wetenfehappen te, leeren. Men bedient zich nog van dit voorbeeld , om de ouders over de geringe vorder ringen van hunne kinderen te troosten; maer dit geval komt luttel overëen met het geene. Erasmus zelf zegt, dat hij op zijn elfde jaer. reeds alle de deelen der wijsbegeerte wist. Op, zijn dertiende jaer verloor hij zijne moeder:, zijn vader was daerover zoo bedroefd, dat bij] haer flechts weinig tijds overleefde. De voogden , hun voordeel willende doen met het-  TWMEHOND. DriEENVIJFTTGSTE BRIEF, tij *eringe goed van den jongen Erasmus, verdrukten hem, om hem den geestelijken ftaet te doen omhelzen; en hij ging, uit gedienftigheid, in het klooster van Stein, digtbij Gouda, bewoond door geordende kanunniken. Zijne vijanden hebben verzekerd dat hij 'er een ongebonden leven leidde : zeker is het dat hij niet in de grootfte geregeldheid leefde, en dat zijne leering, omtrent de kuischheid, ver van geftreng was. Hij ftaet zelf toe, dat hij fomtijds voor de verzoekingen bezweken is; maer hij ontkent immer een flaef van den wellust geweest te zijn. Om het verdriet van het klooster te verdrijven, fchreef Erasmus verfcheiden werken: zijne bezigheden echter benamen hem geenszins het verdriet van zich verbonden te heb. ben in eenen ftaet, voor welken hij de grootfte afkeerigheid gevoelde: ook nam hij de eerfte gelegenheid waer , om zich van den kloosterdwang te ontflaen. De bisfchop van Kamerik verzocht hem van zijne overften, om 'er zijn' geheimfchrijver van te maken; en na hem het priesterfchap opgedragen te hebben, zond hij hem naer Parijs, in het kollegie van Montaigu, om zich in de wetenfehappen te volmaken. Hier vertaelde Erasmus verfchei. den Griekfchefchrijvers, waervan men naeuwlijks de namen kende, voor dat hijze in het Latijn vertaeld had; en zijne achting zich door alle de landen van Europa verfpreid hebbende, O 4 werd  %\6 De Nieuwe Reisiser* werd hij gcnoodigd door verfcheiden vorftca, welken hij zich tot befchermers gemaekt had; In eene reis , welke hij in Engeland deed" verbond hij zich uit vriendfehap met den vermaerden kanfelier Thomas Morus. Men vertelt dat hunne kennis op eene zonderlinge wijs begonnen was. Morus ontmoette een' man, die zeer aengenacm fprak. Na hem eenigen tijd aengehoord te hebben, riep hij uit:„ of gij zijt de duivel; of gij zijt Eras„ mus. " Aen dezen doorluchtigen Engelsman is hes beroemde boek de Lof der Zotheid opgedragen. De opdragtbrief leert ons de gelegenheid en oorzaek van dit werk. Erasmus, uit Italië wederkeerende, zocht zich, gedurende de reis, op eene aengename wijs bezig te houden. Hij meende geene beter tijdkorting te kunnen vinden , dan zich met deze ftof te verlustigen. De naem van Morus , die, in het Grieksch , eenige overeenkomst met'het woord zotheid heeft, boezemde hem het eerfle denkbeeld daervan in. Daerenboven verbeeldde hij zich dat zijn vriend, die eene foortvan Demokrijt was, vermaek in het lezen van diergelijk een werk zoude fcheppen. De vrijheid, met welke men 'er allerlei levensftaten bijzonderlijk de godgeleerden en monniken, m gispt, kon niet nalaten aen deszelfs fchrijver eene meenigte van vijanden op den hals te ^en. De Sorbonne verklaerde dat Erasmus, door-  Tweei-iond. Drieenvijftigste Brief, zij/ door het famcnftellen van dit werk, zich zoten verftandelpos gedragen had, ten hoon en fmaed van Jezus Christus, de moedermaegd „ de heiligen, de wetten der kerke, en de kerkelijke plegtigheden, welken hij met eenen godloozen en lasterlijken mond1 beledigd had. Niefctegenftaende deze verklaring, werd het boek met het grootfte vermaek gelezen door de bisfehoppen , koningen en kardinalen. Leo de tiende , na 'er zich zeer mede verlustigd te hebben, zeide al fpottende: ,, onze Erasmus „ heeft ook zijn deel in de zotternij. " Maer noch deze opperpriester, noch één van zijn© opvolgeren, deden hem daerover immer eenige verwijtingen. Het leven van dezen geleerden man wasflechts eene gedurige aeneenfchakeling van reizen , tot aen het einde van bet jaer 1521, wanneer hij zich te Bazel vestigde. Bijna was 'er geen oppervorst , die hem niet in zijne ftaten wilde hebben; maer hij vreesde voor de flavernij, verknocht aen den toeftand der geenen, die in dienst van de grooten treden. Onder andere werken , welken hij in zijne afzondering fchreef, gaf hij 'er een over de manier van prediken uit. Het verfcheen in eenen tijd, waerin men grootelijks noodig had verlicht te worden, omtrent eene kunst, die toen door de onkunde en den kwaden fmaekontëerd wierd. O 5 Om  ai8 De Nieuwe Reisiger. Om een denkbeeld te geven van de misbrui, ken, die in de predikaetfiè'n waren geflopen, verhaelt Erasmus de volgende trekken, waer* van hij getuige geweest was. „ Een Kor* ,, delier, befpeurende dat verfcheiden van j, zijne toehoorderen in zijne redevoering flie„ pen, riep hun toe: ontwaek, bid ik u; ik „ zal u eene vermakelijke historie vertellen. Een getrouwd man, gereed om eene reis te „ doen , verzocht zijne vrouw groote zorg „ voor het huis te dragen, gedurende zijne „ afwezendheid. Ik heb bovenal eene gunst „ van u ie verzoeken , voegde hij 'er bij, „ namelijk, uw acngezigt niet tc wasfchen in „ dezen poel met ftinkend water , die zich „ voor uwe oogen vertoont, Dit waren zijne „ laetfte woorden , waerna hij zich op reis ,, begaf. Zoo dikwerf^ deze vrouw voorbij „ den poel ging, overwoog zij het geene „ haren man aenbevolen had, en verbeeldde „ zich dat 'er onder dit verbod eenig geheim, 3, 't welk zij niet konde bevatten, verborgen 3, was. De lust beving haer om ongehoor, „ zaem te zijn : zij had de magt niet om daeraen te wederftaen , en waschte zich eindelijk het aengezicht met dit water. Zij bedierf zich derwijze, dat zij 'er verfcheiden dagen affchuwelijk leelijk door was, en ,, een' onverdragelijken ftank verfpreidde. De j, man kwam weder, en vond haer droevig en  Tvvbiïhond. Drieenvïjftigste Brief, ai^ en gemelijk. Hij wilde de oorzaek daervan 3' weten: zij ontveinsde hem dezelve met, " 'er bijvoegende dat zij, zonder zijn verl bod, nimmer gedacht zoude hebben om zich met dezen drek te bemorfchen. " Zie daer ongetwijfleld de bron, waeruit vader Du Cerceau zijne vertelling van de Nieuwe Eva geput heeft. Een Dominikamer ontwaektte ook zijne toehoorders door de volgende historie. „ Eene non, die hare gelofte van kuischheid niet m acht ' genomen had , droeg geene twijffelbare „ teekens van deze overtreding'. Het kapittel „ werd over dit fluk vergaderd; en de abtdis „ deed haer eene geftrenge berisping, om dat „ zij een heilig huis ontëerd had. De fchul, dige zeide tot hare verdeediging, dat een „ jongman, veel fterker dan zij, in hare cel , gekomen was, dat zij hem te vergeefsch wederfland zoude geboden hebben, en dat het * geene misdaed was gefchonden te worden. Uwe verfchooning zoude goed zijn , her„ nam de abtdis, indien gij getracht hadde u, „ ten minfte door fchreeuwen , te verdeedi'' gen. Ik wachtte mij daer wel voor, her. Z nam de non; het is een der fterkst aenbevolen punten van onzen regel, geen ge„ rucht in de flaepkamer te maken. " Het puntdicht van Rousfeau, dat, voor zoo veel den grond betreft, eveneens is als deze vertelling , eindigt veel gelukkiger. Zijne non fchreeuw-  £2o De Nieuwe Reïsiger. fchreeuwde niet, uit vreeze , zeide zij, van Mevrouw de abtdis , die alle nachten met den huisbezorger fliep, te ontwaken. Erasmus, met eene vreedzame geaertheid geboren, vergenoegde zich met over de bui tenfpongheden van Luther te zuchten , zon" der zich tegen hem-te ftellen. Zijne ftilzwijgendheid mishaegde : men befchouwde hem als een' heïmelijken aenkiever van de dwalingen, die zich begonnen te verfpreiden De godgeleerden en monniken gaven geza* aen deze beledigende achterdenkingcn. Erasinus trad eindelijk buiten de palen, welken' hij zich had voorgefchreven. De vrijheid van dea mensch, door Luther aengetast, was het se fchilpunt, 't welk hij uitkoos : zijn werk was geleerd en gematigd ; maer het vertoornde niet min Luther, den oploopendften en uit zinnigften fchrijver, die ooit geweest is. Zijn antwoord ademt niet dan hoogmoed en woede het is vol van de hatelijkfte perfbonlijke helel digingen. Erasmus antwoordde daerop door een' brief, en, behandelde hem op eene wijs, dezen aertsketter waerriig, en door het mis' noegen gewettigd. Hij verzocht zelfs regt aen Frederik, keurvorst van Saxen, een' der openbaerfte befchermeren van den afvallige» monnik ; maer deze laetfte wist dezen ftap vruchteloos te doen uitvallen. Het geene u zal verwonderen is dat Erasmus piettegenftaende alle deze bewijzen van ijver ,' nim-  Tweehond. Driebnvijftigste Brief. i& nimmer de godgeleerden en monniken, die zich meenden verachtte zien, konde bevredigen. Zij waren behendig in hun voordeel te doen met zijne onvoorzigtigheden , om hem als een' valfchen Katholyken , gevaerbjker, zeiden zij, dan een' hardnekkigen ketter , uitteknjten Deze hatelijke betichtingen werden openbaerlijk wederfproken, door het regt, 't welk de «rootfte perfonaedjen van zijnen tijd hem bewezen, en zelfs door de wettigfte ftem der opperpriesteren. Hij ontving van hun de vleijcndfte brieven; en dikwerf is het op het tapijt geweest, om hemmethetRoomfche purper te verficren. De zaken van het Lutherdom deden hem befluiten de ftad Bazel tc verlateft; maer zijne gezondheid, hem niet vergunnende eene al te afgelegen verblijfplaets te verkiezen , gaf hij den voorrang aen Friburg in Bresgaw. Hij. bragt 'er eenige jaren vrij aengenaem door,, altoos bezig met zijne boeken en zijne nog kwijnende gezondheid. In eene reis , welke hij naer Bazel deed, zoo om 'er zijne vrienden te zien , als om eenigen van zijne werken te laten, drukken , werd hij aengetast van een' roodenloop , die hem in het graf fleepte. Zijn dood, voorgevallen in het jaer 1536, veroorzaekte een' openbaren rouw. De ganfche ftad woonde zijne lijkftaetfie bij; hij werd door de fcholieren grafwaerds gedragen , en in de hoofdkerk ter aerde befteld. * Men  iïï De Nieuwe Reïsiges. Men ëerde hem met vele lijkredenen en een groot aental van graffchrifteh , die meer dé vermaerdheid van dezen fchrijver , • dan de kunst en welfprekendheid zijner loftuiteren aentoonen. Voor zijn fterven had hij zijn' tüterftenwil gemaekt: men ziet, door zijne fchikkingen, dat zijne zaken in orde waren 5 en men wil dat zijne nalatehfchap meer dan zeven duizend dukaten bedroeg; Deze rijkdommen had hij verkregen door de aenzienlijke gefchenken, die hem van alle kanten toe^ vloeiden. Nimmer had een' man zulk een groot aental van verwonderaren, en van een' verhevener rang. Men zag alles, wat grootst in de weereld was, van alle kanten rondom hem vergaderen. Hij ontving meenigvuldige pligtplegingen , wegens de paufen, keizeren, koningen , prinfen , kardinalen, bisfehoppen en geleerden van Europa; en allen, behalve de laetften , verzelden hunne loffpraken met eenige gefchenken. Erasmus was van eene kleerië geftalté, maer fraei en welgemaekt, en van eene teederé gefteldheid. Wat zijne geaertheid betreft, zie hier hoe hij zich zeiven afmaelt, in een' zijner brieven: „ gij zult in mij vinden een' man 3, zonder eerzucht', die veel neiging tot dë „ vriendfehap heeft; die flechts middenmatig j, in de fraeije wetenfehappen geöeifend is^ 3, doch dezelven driftig bemint; die de vroom- heid van anderen opregtelijk eerbiedigt,' 3, zon -  Tweehond. Drïeenvijftïgste Brief. ±<ï§ „ zonder de zijne te roemen; die voor ijder „ in wetenfehap, doch voor niemand in goe» „ de trouw wijkt; eenvouwig, openhartig, „ vrij, onbekwaem tot veinzen, weinig fpre- kende, en van wien gij niets dan het hart 3, te wachten hebt. Indien gij oordeelt dac „ een man van deze geaertheid tot eenige „ verbindtenis bekwaem zij, gij kunt op Eras- mus ftaet maken. " Behalve eenige trekken, welken de zedigheid Erasmus bij dit tafercel heeft doen voegen , fchildert hij zich hier gelijk men hem in zijne fchriften vindt. Hij beminde de febertferij: hij bekent zelf dat hij 'er een weinig t© zeer toe geneigd was, en dat hij fomtijds met meer vrijheid dan voorzigtigheid fprak. Hij had van nature een' fpottenden geest: de aertige flagen vertoonden zich als van zeiven' voor zijne verbeelding; en hij had het vermogen niet om die te fmoren. Zij hebben hem vele vijanden en groote onheilen op den hals gehaeld. In zijne gefchriften was hij niet omzigtiger dan in zijne gefprekken: ook werd hij befchuldigd van onregtzinnige gevoelens over verfcheiden punten van den godsdienst. In zijne werken zijn fommige ftoute, onbedachte en dwalende voorftellen, 't geen hij zelf toeftond; maer men moet hem daerom niet als kettersch behandelen , dewijl de ketterij de hardnekkigheid veronderftelt, en hij daeraen nimmer fchuldig was. De lof, dien Hij den wij-  &24 De Nieuwe Reïsigeiu Wijzen van het Heidendom gaf, ergerde inss gelijks de godgeleerden. „ Ik zou liever heb„ ben , zeide hij , dat Scot geheel verging, „ met allen, die hem gelijken, dan een boek van Cicero of eene verhandeling van Plu. „ tarchus te zien verloren gaen. Ik befpeur dat de gefchriften dezer aloude filofofen ,', mij beter maken; daer, in tegendeel, die 5, der fchoolgeleerden niets anders doen dan „ mijne liefde tot de deugd verminderen, en „ den lust tot twisten vermeerderen; Wan3, neer ik de fraeije grondregels dezer groote „ lieden leze, kan ik mij naeuwelijks onthou„ den van te zeggen : heilige Sokrates , bid ,, voor mij. Ik heb een voorgevoelen dat de 3, zielen van Horatius en Virgilius gelukkig ,, zijn. " Deze laetfte zinuiting werd door de Sorbonne Veroordeeld» Om in weinige woorden te zeggen het geene men van Erasmus godsdienst moet denken, zijn 'er twee uiterfte te vermijden: het is een laster hem als een' ketter te behandelen; maer men moet zich ook zoo ver niet laten vervoeren, om ftaende te houden , dat van alle de leeraren van zijnen tijd de Roomfche kerk de meeste vcrpligting aen hem heeft. De waerheid is, dat hij een der verftandigfte en geleerdfte mannen geweest is; maer hij heeft zich niet altoos even wijs en befcheiden uitgedrukt. De meenigvuldige werken , die ons van dezen beroemden fchrijver overblijven, zou-  Tweehond. Drieenvijftigste Brief, zouden u verwonderen , indien gij niet wist welk eene ongemeten vrucht men van het uitkoopen en gebruiken van den tijd kan trek- k°Deloogenblikken, welken ik befteedde om zijn ftandbeeld te bezigtigen , en de opfchriften, die de voetzuil verfieren , te lezen, verhinderden mij niet, op denzelfden dag, te be. fchouwen het kunstvertrek van den ^ ouden heer Bisfchop , winkelier in garen, J welk hij zelf verkoopt, gekleed met een' nachtrok , in een' naeuwen en geringen winkel. Deze kleene koopmanfchap gaf mij , in den beginne , geen groot denkbeeld van de rijkdommen , welken men mij had aengekondigd; maer ik was welhaest genoodzaekt te bekennen , dat de ganfche weereld misfebien aeene zeldzamer en kostelijker verzameling vertoont. Om mijne nieuwsgierigheid te voldoen, had mij de grijsiiert, meteen vrij korzelig gelaet, langs een' kleencn duisteren trap , geleid in eene kamer, omringd metoude kasfen, waeruit ik fchatten zag voortkomen. Dezelve beftonden in honderd doozen , vervuld met de beste miniaturen , aloude vaten van goud en brandfchildering', de grootfte , fraeifte en keurigfte porfeleinen , ongemeen fijn gebieden glazen .. geheele tanden van olifanten, volmaektelijk gebeeldhouwd, Chinefche lakken , ouder en kostelijker dari men gemeenlijk van dit flag ziet, zeldzame fchulpen, in eene/ XX. Dal. P *cer  226 De Nieuwe Reisiser. zeer goede orde . en met zoo veel vernuft als fmaek gefchikt. Ik zag 'er een' zeer fraeijen Wenteltrap, een Oost en West, en eene anderefchulp, die geen'naem heeft, enwelkede heer Bisfchop meent de eenigfte in hare foort te zijn, die in de kunstvertrekkeh der liefhebboren gevonden wordt. Vandaer ging ik over •tot eene meenigte heerlijke platen en oorfprongkelijke teekeningen der grootfte meesteren, en voornamelijk tot eene groote verzameling van fchilderijen , over wier fchoonheid, getal en verkiezing men zich te gelijk verwondert. Ik zag ook, op denzelfden dag, eene reederij van de aerdevverks tegeltjes, welken men in dit land zoo veel gebruikt. De behandeling is, ten naestenbij, eveneens als die der pan. nen , zoo ten aenzien van de bereiding' der aerde, welke men bij Doornik haelt, als van de manier omze te fnijden , en in den oven te fteken, waerin zij den tijd van veertig uren blijven. Men maektze allen eveneens van dikte, ten welken einde men eene groote zeer gladde koperen rol, rustende op twee dwarschftijlen van de hoogte der tegeltjes, dat is, van omtrent drie lijnen, over een twaelftal te gelijk laet heen loopen. De grootte dezer tegeltjes is van omtrent vijf duimen in het vierkant: men maektze grooter, i'ndienze befteld worden ; en zij verfchillen in prijs, volgens de kleuren en teekeningen. De wit-  Tweehond. Drieën vijftigste Brief. 227 witten worden tegen drie guldens het honderd verkoft; de blaeuwen , rr.et verfchillende af. beeldingen, kosten tien guldens, en met lijstwerk tweemael zoo veel. Wanneer de tegeltjes doorbakken fchijnen, befproeit een man, > dezelven in de eene hand houdende , hunne eene zijde , uit een' houten lepel, met een gracuwachtig vocht. Dit is een vrij dik mengfel van lood , goudglit, enz, 't welk oogenbiikkelijk droogt , en een wit vernis maekt, waerop men vervolgens de kleuren legt. Het ftadhuis van Rotterdam heeft niets merkwaerdigs; maer de beurs, fchoon minder bezocht dan die der hoofdftad, overtreft dezelve, ten opzigte van de fraeiheid des gebouws ; en de bouwkunst' heeft niets ge^ fpaerd, om den koophandel te verëeren. Het is een gefticht van gehouwen fteen, gebouwd naer den hedendaegfchen fmaek , vormende een landwerpig vierkant, zonder ander verfierfel dan eene fraeije en edele eenvouwigheid. De bogen, die, ten getale van dertig, het plein omringen, zijn gefchieden door pilaren, die mij van een' enkelen fteen en vrij zwaer toefchenen. Ik heb reeds gezegd dat de Admiraliteit op de Maes haren zetel in deze ftad heeft: zij is de eerfte van het ganfche land; en de admirael van Holland voert akoos een van hare fchepen. In deze ftad ziet men nog andere groote pleinen en fraeije kerken , te ■ weten , vier Hollandfche , eene Franfche, P 2 twes  *2S De Nieuwe Reisiger.- twee Engelfche, eene Schotfche, [verfcheidenen van andere gezindheden,] en eene Joodfche fynagoge. De Roomschgezinden hebben 'er ook eenige kapéllen. De regering der ftad beftaet uit vierentwintig vroedfchap. pen of raden, waervan 'er vier burgemeesters zijn. Het geregt wordt bediend door een' opperfchout en zeven fchepens. Meer dan eens heb ik mijn verblijf te Rotterdam afgebroken, door kleene reizen in de omliggende ftreken. Gouda, Briel , Dordrecht , Gorinchem, de Moerdijk, 's Hertogenbosch, Breda, Geertruidenbcrg en Bergen op den Zoom bezorgden mij meenigvuldige uitfpanningen , in een land, waerin de wegen doorgaens eenig bekoorlijk gezigt vertoonen. In de dorpen zelfs ziet men geene ftrooijen hutten , geene vodden, geene armoede , geenen modder : allen zijn zij geftraet, zindelijk en aengenaem. Hoe vele fteden vindt men in Frankrijk, die noch zoo groot, noch zoo rijk, noch zoo bevolkt, noch zoo fraei zijn! Gouda of Ter Goude, liggende aen de famenvloeijing der rivieren de Goude en den IJsfel, is eene ftad van middenmatige grootte, doch fraei, wel verfterkt, en merkwaerdig door haer groot plein , door de gefchilderde glazen harer kerke, de fchoonften, zegt men , welken men in Europa kent, en door hare Huizen, die, in weinig tijds, de omliggende ftreken onder water kunnen zetten. Brie-  Tweehond. Drieën vijftigste Brief. 229 Briele is de plaets, waerin de faemverbondenen der Nederlanden, in het jaer 1572, de eerfte grondllagen van hun Gemeenebest leiden. Willem van Lumey, graef vander Mark, benam het den Spanjaerden. De hertog van Alva , deze tijding vernemende , betoonde daerover geene de minfte ongerustheid; maer het verlies der zeven landfchappen bewees dat dit geval het begin eener groote gebeurtenisfe was. Deze ftad, liggende in het eiland Voorne, digtbij den mond der Maze, is tamelijk groot , doch Hecht bevolkt: meenigvuldige moestuinen beflaen een gedeelte van haren omtrek. Een marmeren praelgraf, in de kerk opgericht, ter eere van den zeevoogd Van Almonde, is alles, denk ik, wat 'er te Briele te zien is. Een klein vaertuig, dat wel te pas gereed lag , bragt mij van deze ftad, door de Maes, te Rotterdam. Niets is vermakelijker en min kostbarer dan deze manier van reizen. In deze vaertuigen is een zindelijk, Echt en van het gemeen afgefcheiden vertrek, waerin allerlei gemakken gevonden worden. Zonder eene meenigvuldige verandering' van fchuiten, door de Huizen veroorzaekt, zou men tot aen de uiterfte einden der zeven landfchappen , in eene bijna gedurige rust', kun-, nen komen. Van den ingang der Maze af, fchijnt Hol. land een bekoorlijk land. Het veld, zoo laeg als het water, laet zich van boven het fchip P 3 be-  aso De Nieuwe Reisiger. befchouwen , en vormt de vermakelijkfte landgezigten. Nette dorpen , lusthuizen en tuinen, evenredig in alle hunne deelen, groote en fraeije lanen, wijduitgeftrekte beemden, waerin ontelbare kudden weiden, duizend andere aengename en onderfcheiden voorwerpen , geven geen beletfel dan omtrent de verkiezing van het geene , waerover men zich. meest moet verwonderen. Echter vindt men nog een ftreelender gezigt, in het naderen van Rotterdam. Het is, aen de eene zijde, voordeelig bepaeld door de ftad, en verliest zich, aen den anderen kant, in de velden, die ongemeen fraei zijn. Op de rivier zelf, vormen de fchepen, fchuiten, jagten en booten, die gedurig af en aen varen, als eene drijvende ftad, die niet deze verfchillende voorwerpen volmaektelijk eene groep vertoont, voornamelijk als de helderheid der hemels alle de gedeelten van dit bekoorlijke gezigt een' nieuwen luister bijzet; eene zeldzame zaek inderdaed , in een overftroomd land , waerin de win ver koud, de lente kort, de zomer heet en onftuimig , de herfst regenachtig , en de lucht in alle jaergetijden ongezond is. Dordrecht, of Dord bij verkorting, is gebouwd , niet op palen , gelijk Rotterdam, maef op een vasten cn harden grond , in een eiland, gevormd door de Maes, alwaer het eene haven heeft, die het zeer kooprijk maekt. Men brengt 'er veel Rijnfchen wijn, die  TWEEHOND. DrIEENVIJFTIGSTE BrïEF. V^ï die vervolgens door het ganfche land verdeeld wordt. Dewijl de graven van Holland 'er hun gewoon verblijf hielden , heeft het den eerften rang onder de fteden van dit landfehap. Doch het geene deze ftad nog vermaerder maekt, is het beruchte fynode, waerin de leer van Arminius veroordeeld wierd. De groote kerk is van eene merkwaerdige fchoonheid, het koor , waerin men de fynodale vergaderingen houd, en de catechifatiën met de jeugd, pronkt nog met zijne geftoelten: het midden, vervuld met banken voor de kinderen, is omringd met kapéllen, wier altaren vernield zijn. De predikftoel is van wit marmer, met blaeuwe aderen, en met halfverheven beeldwerk uitgehouwen. Vier deugden, zeer wel gebeeldhouwd, onderfteunen de fpil., en maken van het geheel een uitmuntend en volkomen werk. De ftad is groot, fraei, rijk, en doorfneden met drie havens., waervan de eene haer als tot eene graft verftrekt. Ik zal u niet fpreken van de gezigten en wandelingen:, geheel Holland is een'wijduitgeftrekte tuin , waerin weinige vruchtboomen groeijen: men heeft zich bepaeld tot zulken, welke het fieraed van lieden en velden uitmaken. De kudden zelfs, die het Gemeenebest verrijken, worden niet in het land geboren : zij komen 'er uit het noorden , mager en ontvleescht, en mesten zich in deze weiden. In het jaer 1421, de Maes hare- dijken bij Dordrecht verbrokers XX. Deel. P 4 heb?  »32 De Nieuwe ReisigerV hebbende, werden tweeënzeventig dorpen overftroomd; en meer dan honderd duizend menfchen verdronken. De rivieren hebben overvloed van visch, voornamelijk van zalm; en men zegt dat 'er meer dan tien duizend 's jaers verkoft worden. Dit heeft ongetwijfeld gelegenheid tot deze fchertferij gegeven, dat de dienstmaegden bij het verhuren bedingen, dezelven flechts tweemael ter weke te moeten eten. Gorinchem en Woudrichera zijn twee flerke plaetfen , door dc Maes van eikanderen gefcheiden. Het flot Loeveftein , waeruit de gevangen Grotius door eene list ontvlugtte, is insgelijks, aen dien kant, een bolwerk van bet landfehap. Het. dorp Akkoi, bij Leerdam, is vermaerd geworden door de geboorte van Janfemus, die federt bisfchop van Yperen wierd. Hij kwam eerst te Parijs, alwaer de abt van St. Cyran hem b>de hoedanigheid van leermeester plaetflc. Hij beriep hem vervolgens te Bayonne, aiwaer dezelfde godvrucht, dezelfde fmaek, dezelfde drift voor de godgeleerde ftoffen, eene naeuwe verbindtenis maekten tusfchen deze twee vermaerde mannen, die lommige gevoelens, welken de kerk veroordeeld heeft, in den oudvader Auguftijn meenden te vinden. Het boek, dat dezelven befluit, voert ten tytel Jugustinus. Janfemus , vervolgens leeraer van Leuven , en daerna bisfchop geworden, arbeidde den tijd yan twintig jaren aen dit werk, dat eerst na  Tweehond. Drieenvijftigste Brief. 233 zijnen dood gedrukt wierd. De fchfijver or>. derwierp het aen het gezag en de beflisfifig van den heiligen ftoel, en verkleefde , in zijnen uiterftenwil, dat bij eW geïbomtniètt zoon van de Roomfehe kerk' ftierf j gelijk hij geleefd had. Hij werd dus, zonder her te «HHejn, en misfchien ook zonder het te denken, het hoofd v n eenen aenhang, die niet anders cfcn. penneftrijden en godgeleerden twisten Verwekt heeft. Zijn geheel ftelfel loopt op dit hoofdpunt uit: „ dat , federt den val van Adam, ,-, het vermaek dc eenigfte drijfveer is, j'j waerdoor het hart van den mensch bewogen wordt; dat dit vermaek , hemelsch zijn„ de , tot de deugd geleidt , doch tot de „ ondeugd overhelt, indien het aerdsch is; ,, en dat de wil noodwendig door de fterkfte „ van die beiden medegefleept wordt. Dus doet de mensch onwedcrftandelijk, hoewel ,, vrijwillig, het goed of kwaed , naer dat „ hij door de begeerte of genade wordt over. „ heerscht. Waeruit volgt, dat'er fomtni„ gen geboden onmogelijlc zijn , - niet alleen „ voor de ongeloovigen, verblinden en ver„ harden, maer zelfs voor de regtvaerdigen, . „ niettegenftaende hunnen wil en hunne poogingen om dezelven natekomen. " Zoo dra dit boek verfcheen, werd het oor. logsvuur in de hoogefchool van Leuven ontftoken ; en men zag eene meenigte van gefchriften, om het aentevallên of te verdeedi. P 5 gen.  234 De Nieuwe Retsiger. gen. Deze twist van VJaenderen overflaende naer Parijs, alwaer de abt van St. Cyran zich een' van de ijverigfte voorftanderen der nieuwe leere betoonde , verzochten de Jezuiten derzelver veroordeeling aen den heiligen ftoel, en verkregen hunne begeerte. Urbanus de agtfte verbande het werk, als bevattende gevoelens , door zijne voorzaten veroordeeld. De Sorbonne , van haren kant, beftrafte vijf voorftellen, uit dit boek getrokken; en paus Innocentius de tiende gaf eindelijk die vermaerde bulle, welke de Janfenisten meenden te verijdelen , door den ketterfchen van den regtmatigen zin te onderfcheiden. Zij gaven voor dat de vijf voorftellen niet in het werk van den Vlaemfchen bisfchop gevonden wierden, of dat men, indienze 'er al in waren , een' kwaden zin daeraen gaf. Alexander de zevende doemde deze onderfcheiding, door te verklaren dat de vijf voorftellen uit het boek van Janfenius getrokken zijn, en in den zin van den fchrijver veroordeeld waren. De bisfehoppen van Frankrijk , eenftemmig met den opperpriester, ftelden een voorfchrift op, 't welk zij, in hunne bisdommen, deden teekenen aen allen, die naer de geestelijke orde en kerkelijke bedieningen ftonden. Men veroordeelde 'er , met hart' en mond', de leer der vijf voorftellen, in het boek van Janfenius vervat, welke leer, zeide men, geenszins van den kerkvader Auguftijn is, dien  Tweehond. Drieenvijftigste Brief. 135 dien de bisfchop van Yperen kwalijk uitgelegd heeft. De Maes van Woudrichem opvarende, tot aen de omliggende ftreken van 's Hertogenbosch , vindt men , in de nabuurfchap van Gelderland , verfcheiden fterke plaetfen, die tot verdeediging van Holland ftrekkcn. De lucht is 'er beter, en hel water helderer en gezonder dan in het hart van het landfehap; maer dewijl men 'er minder koopmanfehap drijft, is 'er ook minder rijkdom, 's Hertogenbosch , liggende aen de famenvloeijing der rivieren de Aa en den Dommel, is de hoofdftad van het Hollandfche Brabant. Deze twee rivieren vullen deszelfs graften , en verdeelen het in verfcheiden havens, die het doorfnijden. Het is te gelijk fterk door zijne ligging en de werken, die het verdeedigen. Het kan zich, ten allen tijde, eene mijl in het ronde, doen overftroomen, en het veld en de vijan. den onder water zetten. Het werd gefticht door een' hertog van Brabant , omtrent het einde der twaelfde eeuwe , in een bosch, waerin hij dikwerf het vermaek van de jagt' nam; en hiervan heeft het zijnen naem ontleend. De paus ftelde 'er een' bisfcliop, die genoodzaekt was zijnen zetel te verlaten, toen de Hollanders zich van dit land meester maekt;n. Zij verjaegden 'er de geestelijken en monniken , die toen zeer talrijk waren , en bezigden de meesten hunner kerken tot weereld-  236 De Nieuwe Reisiger. reldlijke gebruiken. Die van St. Jan, voorheen de hoofdkerk, is eene der fraeifte van Nederland. De oeffening van den Roomfchen godsdienst is te 's Hertogenbosch in het openbaer verboden; maer dewijl het grootfte getal der inwoonderen den eerdienst zijner vaderen bewaerd heeft, vergunt men hun in huiskapéllen te vergaderen, en de godsdienftige verrichtingen waertenemen. Tusfchen deze ftad en den Moerdijk ligt Geertruidenberg, aen de golf van den Biesbosch , veroorzaekt in het jaer 1421, door de overftrooming, waervan ik gefproken heb. Men gelooft dat deze plaets gefticht is door Geertruid , dochter van Pepyn , den vader van Karei den grooten , en dat deze prinfes aldaer in eene gedurige oeffening'. van godvrucht en boete leefde. Ook is deze ftad beroemd door de onderhandelingen , die 'er in het begin dezer eeuwe gehouden werden. Dezelve waren zeer vernederende voor Lodewijk den veertienden , die, na in alle zijne andere oorlogen de voorwaerden van den vrede voorgefchreven te hebben , zich genoodzaekt zag dien met aenhouding' te verzoeken, bij dezelfde Hollanders , welken bij zoo dikwerf aen zijne voeten gezien had. In het voorgaende jaer 1709 had deze vorst den voorzitter Rouillé gezonden, om denzelven te verzoeken; en de marquis van Toicy, hoewel bedicnaer der vreemde zaken, en uit hoof-  Tweehond. Drieenvijfticste Brief. 23? hoofde van zijnen ftaet aen den perfoon des konings verknocht, was de onderhandelingen van den voorzitter komen onderfteunen. De Algemeene Staten, door dezen flap luttel getroffen , hielden niet op van zich onhmdelbaer te toonen: maer de onderhandelingen werden heimelijk vervolgd; en de Staten ftonden eindelijk toe, gedurende den winter des jaers 1710, dat men nieuwe famenkomften opende. De Franfche afgezanten waren de maerfchalk van Uxelle en de abt van Polignac. Alle de gezanten der vijanden van Frankrijk waren in de Haeg: dit was de natuurlijkfte verzamelplaets, welke men konde uitkiezen: niettemin werd zij te Geertruidenberg bepaeld, ten einde de Franfche onderhandelaers buiten het f bereik zouden zijn om de gemoederen te ontrusten. Men verhinderde zelfs dat zij iemand zagen; en zij waren gedwongen met de afgezondenen der Staten te handelen. Het voornaemfte punt was dat de koning afftonde van allerlei eisch op de Spaenfche alleenheerfching; en om dezen afftand te verzekeren, moest zijne majefteit niet alleen den aertshertog Karei voor koning van Spanje en de Indien erkennen, maer zich daerenboven verbinden, om , met zijne krijgsbenden en op eigen kosten, zjnen kleenzoon te verdrijven. De verbonden Mogendheden verklaerden zich zoo openlijk niet in den b&~ ginne ; maer men befpeurde weldra , dat dit  De Nieuwe Reisiger. dit hun oogmerk was! De koning bood aen zich te bepalen tot de enkele bezitting van de koningkrijken Napels en Sicilië, voor Filips den vijfden. Welrasch verzocht hij alleen Sicilië , Sardinië 5 en de plaetfen van Toskane, die onder de Spaenfche heerfchappij Honden; en eindelijk zag hij af van deze plaetfen zelve. De Hollanders fchenen onzen afgezanten genade te bewijzen, door het aenhooren van diergelijke voorftellen, en deden hun ijdere famenkomst als eene gunst verzoeken. Frankrijk was zoo uitgeput, dat Lodewijk de veertiende onderfchreef geldfommen te verfchaffen , om zijnen kleenzoon te onttroonen. Dit voorftel werd insgelijks verworpen; en men verklaerde rondborftig dat het Oogmerk der verbonden Mogendheden was, dat deze vorst zijne eigen krijgsbenden tot dit oorlog zonde. " Zoo veel geftrengheid deed eindelijk de orrderhandelingen afbreken: zij hadden ten minfte deze uitwerking, dat het hatelijke van den krijg niet op Frankrijk viel; en de Hollanders, die, door een' braven ijver voor hunne bondgenooten, de hun aengeboden voordeelen geweigerd hadden, hadden alle reden om 'er berouw over te hebben , toen Engeland, van inzigten veranderd, zich liet overhalen om met meer gelijkheid en regtmatigheid te handelen. Breda en Bergen op den Zoom , niet vervan Geertruidenberg gelegen , zijn insgelijks twee  Tweehond. Drieenvijftigste Brief. 239 twee in de gefchiedenis beroemde fteden, de eene door het verdrag, 't welk den vrede tusfchen drie Mogendheden herftelde, en de andere door de gedenkwaerdige belegeringen, welken zij heeft uitgeftaen. De Engelfchen en Hollanders waren in oorlog , toen Lodewijk de veertiende , na alle de vriendelijke wegen ingeflagcn te hebben , befloot de wapenen optevatten, om de regten, welken de koningin, zijne moeder, in Brabant meende te hebben, te doen gelden. Eer hij te veld trok, bood hij zijne bemiddeling aen Holland en Groot-Britanje, dieze beiden weigerden, nog niet moede zijnde van eikanderen te bevechten. Doch toen zij , in het jaer 1667, den grooten voorfpoed van den veldtogt in Vlaenderen zagen, namen zij hunne toevlugt tot den bemiddelaer, dien zij in den beginne geweigerd hadden , en wiens gevoeligheid zij vreesden. De vredegezanten vergaderden te Breda; en dewijl het oorlog van wederzijden met bijna gelijke voordeelen gedreven was, deed Lodewijk hun voorftellen, of eikanderen wedertegeven het geene zij genomen hadden, of het, ijder aen zijnen kant, als eene we-' derzijdfche vereffening, te behouden. Dit laetfte werd aengenomen: de Engelfchen verzochten alleen , dat hunne onderdanen , te Suriname gevestigd, de vrijheid hadden, om met hunne goederen te vertrekken, waer het hun goed dacht, 't geen hun werd toegeftaen. Wat  94u De Nieuwe Reisiger. Wat Frankrijk betreft, het gaf de eilanden St. ChristoiTel, Antigoa en Montferat aen de Êngeflcheri te rug; en deze, van hunnen tant, leverden weder Akadia, dat federt de ourzaek van een droevig en langdurig oorlog geweest is. Breda is eene fterke ftad, door een goed kasteel verdeedigd. Men telt 'er elf of twaelf duizend zielen, zonder de bezetting'; en men ziet er vier openbare pleinen. Zijne vesten zijn meer dan eene mijl in den omtrek; en het is bijna met water en moerasfen omringd. De Roornscbgez-nden, die de drie vierde gedeelten der inwoonderen uitmaken, zijn aen den bisfc >'p van Antwerpen onderworpen, en yërnebf'eri de oeffening van hunnen godsdienst in drie kapéllen, bediend door wcereidlijke priesters, Minderbroeders en Jezuiten. De. Protestanten hebben 'er vier kerken, twee' voqr de Hollandfche Gereformeerden , en de twee anderen voor de Franfche vlugtelingen en de Lutheranen. Willem van Nasfau, heer van Breda, en federt,koning van Engeland, ftichtte 'er een nieuw kasteel , waervan men het gebouw en de tuinen roemt. Des morgens van Breda vertrekkende, komt men des avonds te Bergen op den Zoom. Deze ftad , bezeten door den keurvorst van de Palts, onder de opperheerfchappij der Algemeene Staten, is met moerasfen omringd , en door verfcheiden fterkten verdeedigd.  Tweehond. Drieenvijftigste BkiEF. 241 deedigd. Zij heeft gemeenfehap met den Oceaen , door de Schelde, die haer gedurig befpóölt, en achter haer eenen zeearm vormt. Meer dan eens deed zij de poogingen der grootfte veldheeren, die haer belegerden > vruchteloos uitvallen. De hertog van Parma, die haer in het jaer 1588 aentastte, vertoornd over haren tegenftand, trachtte haer te over. winnen door een verraed, 't welk de wetten des oorlogs alleen verfchoonbaer kunnen maken. Hij koft twee Engelfche foldaten om, en haelde hen over om zijne krijgsbende in de ftad te brengen. De ftadvoogd werd onderricht van den aenflag , en begeerde dat de twee foldaten veinsden denzelven uittevoeren. Maer zijne maetregels wel te pas genomen hebbende, verraschtte hij zelfs de Spanjaerdsj en deze krijgslist kostte hun een goed gedeelte van hun leger. In het jaer 1622. kwam de marquis van Spinola deze zelfde plaets berennen. De prins van Oranje deed 'er nieuwe krijgsbenden in trekken , en nieuwe verfterkingen bouwen. Niets fcmïkte den vijandelijken veldheer af; en gedurende twee maenden ftelde men alles, wat het vernuft en de dapperheid konden uitvoeren , te werk. Maer het Spaenfche leger verzwakte ; en alle de wetenfehap van den krijgsbevelhebber was onmagtig dit onheil te herftellen. Tien of twaelf duizend mannen vonden den dood in deze belegering ; en toen XX. Deel. Q. da  24a De Nieuwe Reisiger. de prins van Oranje de omftandigheden vooïdeelig vond , vereenigde hij alle zijne kragten, en trok tegen de vijanden op. Spinola -wachtte hem niet af; maer in het vervolg eenige verfterking gekregen hebbende, wilde hij zich wreken , door den flag aentebieden. De prins, die zijn oogmerk bereikt had, oordeelde niet raedzaem te vechten: de ftad was ontzet. Dus werd dit bolwerk der Hollandfche vrijheid, niet ingenomen kunnende worden , van toen af voor onverwinnelijk geacht. De roem van het zelve te overmeesteren was voor de Franfchen bewaerd, in eenen tijd, waerin de kunst van het verfterken der plaetfen tot de volmaekthcid geftegen was. Deze belegering , voor altoos gedenkwaerdig, werd derwijze door den graef vanLowendahl beftuurd, dat hij, vijfenzestig dagen na het openen der loopgraven , de ftad bij verrasfching innam, op den iöden van September, des jaers 1747. Niets ontbrak 'er om dezelve wel te verdeedigen, noch mannen, noch voorraed; en hetongemeenfte was, dat men ten geenen tijde den nvoer konde beletten. Men vond in de haven zeventien vaertuigen met levensmiddelen geladen, hebbende tot opfchrift: aen de onvervinnelijke bezetting van Bergen op den Zoom. Deze krijgsverrichting was de laetfte van Lowendahl , dien Frankrijk zich beklaegde zoo laet gekend, en zoo vroeg verloren te hebben. Den-  Tweehond. Drieenvijftigste Brief. 243 Denzelfden avond zag ik nog een gedeelte der ftad , die kleen is, en alleen uit zeven duizend Luterfche , Gereformeerde en Roomschgezinde inwoonderen beftaet. Des anderendaegs ging ik bij den bevelhebber, die mij een' fchildwacht gaf, om mij in alle-de weiken, en zelfs in de gaenderijen der mijnen te 'geleiden. Ik bezigtigde de bresfen en aenvallen der Franfchen: alles is herfteld, en in beter ftaet dan ooit te voren. De meeste daken zijn op nieuw gedekt; en de voornaemfte kerk, die oudtijds het kollegie van St. Geertruid was , heeft niet meer dan eene kleene ronde fpits op een' dikken toren , die ongetwijfeld eene veel grooter fpits droeg, welke het kanon en de bomben, gedurende de belegering , vernield hebben. De weg van Bergen op den Zoom, tot de overvaert aen den Moerdijk, kwam mij lang én verdrietig voor : groote heiden , zandige wegen en een flecht rijtuig, 't welk men hier den postwagen noemt, vermoeiden mij ongemeen. Ik verliet den wagen, en nam eene fchuit, om den zeearm overtefteken. Men zag 'ér nog , voor twintig jaren , de fpitfen van eenige dorpen, die zich boven het watér verheften: federt zijn zij voor het geweld der golven geweken. De wind was fterk, en de fchuit in eene hevige beweging ; en om mij gerust te ftellen, vertelde men mij het geval van een' prins van Oranje, die, in het jaer Q,2 1711  244 De Nieuwe Reisiger. 171 i uit het leger der bondgenooten komende, hier door de baren verzwolgen wierd. Hij was in zijn rijtuig gebleven : de Verfchrikte paerden deden de fchuit overhellen, vielen in zee, en fleepten de karos met zich. Men wil dat de prins, gedurende deze beweging, daeruit geworpen wierd; en hij was deeenigfte, vanwien men geene tijding bekwam. Anderen verzekeren, dat alles gefchikt was om hem te doen omkomen. Wat 'er van zij, het is vijfenveertig jaren dat dit ongeluk gebeurd is; en federt heeft men van niets diergelijks hooren fprcken. Wat mij betreft, ik bevond 'er mij veel beter dan in dien afgrijsfelijken postwagen , die mij tot aen de Maes geraêbraekt had. Ik ben, enz. Rotterdam, den zojlen van Mei, 1756". Tweehonderd Vierenvijftigste Brief. Vervolg van Holland. Te Rotterdam wedergekeerd, bleef ik 'er flechts den noodzakelijken tijd, om 'er eene fchuit, die mij tot Utrecht konde brengen , aftehuren. Het landfehap , waervan de-  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 245 deze ftad de hoofdftad is, werd aen deszelfs bisfehoppen ter opperheerfchappije gegeven, door keizer Karei den grooten , om hén te verbinden tot het aenwenden van hunne poogingen tot de bekeering der ongeloovigen, die in het land bleven. Deze kerkvoogden werden vervolgens in den rang der vorften van het keizerrijk geplaetst , bezaten wijduitgeftrekte heerfchappijen, en telden agtëntwintig graven of prïnfen onder het getal hunner leenmannen , en de hertogen van Brabant, Kleef en Gelderland , als ook de graven van Holland, onder hunne groote bevelhebbers. De oorlogen , waerin zij zich wikkelden, deden hun een gedeelte hunner ftaten verliezen; en eindelijk ftonden zij de opperheerfchappij af aen keizer Karei den vijfden, wiens zoon en opvolger hen zich zelfs tot een Gemeenebest zag maken. Onder de regering van denzelfden vorst, Filips den tweeden , werd het bisdom van Utrecht tot een aertsbisdom verheven, en in zes bisdommen verdeeld, te weten, Haerlem, Deventer, Leeuwaerden, Groningen, Middelburg cn de hoofdzetel. Deventer, hoofdftad van het landfehap Overysfel, is fraei, groot, wélbevolkt, kooprijk en op de oude wijs verfterkt, Het was reeds beroemd, op het einde der tiende eeuvve. Het heeft eene doorluchtige fchool, of foort van akademie, welke men bij eene hoogefchool kan vergelijken. q 3 Men  246 De Nieuwe Reisiger. Men flaet 'er geld; en de opperfte raedsvergadering van het landfchap\ houdt 'er haren zetel. Letuwaerden is de voornaemfte ftad van Friesland, en wijkt niet voor de voorgaende, ten aenzien van hare fchoonheid, verfterking', uitgeftrektheid, bevolking' en haren koophandel. Het ftadhuis en het paltis van den ftadhouder zijn tamelijk fraeije gebouwen. Groningen is eene der groote fteden van de Vereenigde Landfchappen. Het heeft gemeenfchap met de zee door eene vaert, bekwaem om zware fchepen te voeren. Het landfehap, waervan Groningen de hoofdftad is , was in den beginne bepaeld tot het eenigfte grondgebied dezer ftad: al het land-, 't welk men de Ommelanden noemt, en wiens voornaemfte rijkdom in uitmuntende weiden beftaet, heeft men 'cr federt bijgevoegd. Middelburg is de ftapel der Franfche , Spaen? fche en Portugalfche wijnen, die in Holland komen; 't geen deze ftad geld-volk- en kooprijk maekt. Men ziet'er zeer fraeije pleinen en fchoo'ne openbare geftichten. Het voornaemfte is de abtdij van St. Nikolaes, wier gebouwen eene kleene ftad uitmaken. Zij behoorde aen de Premonftratenzen, of witte Auguftijncn; en de abt had de eerfte plaets in de Staten van Zeeland: tegenwoordig vergadert 'er de Raed van het landfehap, waervan Middelburg de hoofdftad is. Men heeft 'er de • re-  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 247 rekenkamer der Oost-Indifche Maetfchappij, de Admiraliteit en de Munt geplaetst. Het ftadhuis is een merkwaerdig gebouw, voornalijk om den torefi van zijn uurwerk. De naem van Zeeland voegt des te beter aen dit landfehap , om dat het beftaet uit eene meenigte van kleene eilanden, aen de monden der Maze en Schelde. Dewijl de grond, dien zij beftaen , altoos onderworpen is geweest aen overftroomingen, heeft men het niet dan na grooten arbeid droog en tot bebouwen bekwaem gemaekt. Zelfs zou het gevaer loopen van dikwerf onder water gezet te worden, indien het tegen de onftuimigheid. der baren niet verdeedigd wierd door fterke dijken, welken men zorgvuldig onderhoudt. Men oogst 'er weinig koorn; en de inwoonders verrijken zich alleen door de koopmanfehap , de visfcherij en het kapen of zeefchuimen , 't. welk zij , in tijd van oorlog , op de vijandelijke Mogendheden oeffenen : ook zijn zij kloekmoedig , goede matrozen en uitmuntende ftuurlicden. Vlitfmge , het vaderland van de Ruiter, liggende, gelijk Middelburg , in het eiland Wa'cheren , is de tweede ftad van Zeeland. De fchepen komen allen geladen langs de kaeijen , die de graften bezoomey. Niets is aengenamer dan het gezigt der huizen, in het verfchiet afgcmaeld, die deze kaeijen omringen. Bijna alle de ftraten zijn regt en met Q 4 met-  H8 Dé Nieuwe Reisiger. metfelfteenen geftract. Men befpeurt 'er eene gewoonte, welke ik in geen eenig land heb in «cht zien nemen. Wanneer 'er een lijk in een huis is, legt men eene bos ftrooi aen de deur. Bij den dood van een' man zijn de halmen naer de ftraet, doch van eene vrouwe naer de zijde van den muur gekeerd. De vijf bisfehoppen der fteden, waervan ik gefproken heb, waren afhangelijk van den aertsbisfehop van Utrecht. Sedert St Wille brordus , die het eerfte dezen ftoel bezeten heeft, tot aen de tijden der hervorminge, telt men omtrent vijftig kerkvoogden , die dit den kereSee? h?ben- den d0°d van den laetften , die dien tytel gevoerd heeft voorgevallen in het jaer i58ofwerd Ssbour, wijdde hem onder den tytel van aertsbisfehop van Filippi Sasbout nam dien van aertsbk fchop van Utrecht aen, en verrichtte de bedieningen daervan , tegen den wil der Algemeene Staten die hem uit de Vereenigde Landfchappen banden, en alle zijne goedefen verbeurd verklaerden. Zijn opvolgi h " gebjk hij, flechts dc hoedanigheid van aerts bisfchop van Filippi, en onderging het zelS zaekt zich r? zwkk gcworden' en zaekt zich te verbergen , verzocht hij , aen paus Urbanus den agtften, Jakob de Ja Torre tot z,jn' medehelper. Dees werd gewi d onder den tytel van aertsbisfehop van EfL, % ver-  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 24$ vervolgens uit het gebied der Vereenigde Nederlanden gebannen , om dat hij 'er de vorming verricht had. Neêrkasfel, tot bisfchop van Kastorië benoemd;, regeerde na hem de kerk van Utrecht. Hij was van de broederfchap der Oratorie , en voorheen in de leerfchool van Parijs ontvangen: hij is dezelfde, dien Bosfuet, in zijne brieven, den bisfchop van Holland noemt, en wien de groote Arnaud en de heer Nicóle de heerlijkfte loffpraek gegeven hebben. Hij ftierf in het jaer 1686, oud zestig jaren , nalatende verfcheiden Latijnfche werken , over godvruchtige ftoffen, waerin hij de gevoelens van Janfenius fchijnt te bcgunftigen. De twee kapittels van Utrecht en Haerlem verkozen den heer Van Heusfen, een' anderen vader der Oratorie , dien dc heer van Kastorië had aengcprezen , om hem optevolgen. Hij noemde hem zijnen Timotheus, den waerdigen medehelper van zijnen arbeid; maer Rome weigerde deze verkiezing te bevestigen. Men ftelde andere voorwerpen voor. De paus verkoos Petrus Kodde, kanunnik van Utrecht, en grootftedehouder van dit aertsbisdom. Zijne Heiligheid maekte hem aertsbisfehop van Sebaste ; en de nieuwe kerkvoogd werd gewijd te Brusfel, door den aertsbisfehop van Mechelen. Dewijl onder de bisfehoppehjke regering van Petrus Kodde de twist tusfchen het hof van Rome en de HolQ 5 landfche  z$o Di Nieuwe Reisiger. Iandfche geestelijkheid begonnen is, zal het niet ondienftig zijn den oorfprong daervan te doen kennen. Des daegs voor de wijding van den nieuwen aertsbisfehop , wilde de ondergezant * van den paus hem het voorfchrift doen teekenen, De heer Kodde antwoordde dat hij het eertijds gedaen had, maer met onderfcheiding' van het regt en de daed , dat zijn geweten hem niets meer toeliet, en dat hij gereed was van het bisdom, 't welk hij nimmer gezocht of begeerd bad, aftezien, indien men van hem eene andere onderteekening eischte. De ondergezant, niets op hem vermogende , en ziende bovendien dat alles tot de wijding gereed was, geloofde zich niet meer tegen deze plegtigheid te moeten kanten.- De aertsbisfehop van Sebaste regeerde zijn bisdom vrij gerust, tot het jaer 1700, wanneer hij, ter oorzake van het groote eeuwfeest, naer Rome reisde. Men gaf hem, bij zijne aenkomst, een gefchrift -van befchuldigingen tegen zijne leer en zijn gedrag, waerop hij verpligt was te antwoorden. Weinig voldaen over zijne verdeediging, fchorschte Klemens de elfde hem in de verrichtingen van zijn ampt. In Holland wedergekeerd, nam de heer Kodde het befluit om zich te gedragen naer het vonnis van den heiligen ftoel, en verfleet het overige van zijn leven in de ftilte en eenzaemheid. Op zijn doodbed %- * Internuntius.  Tweehond, Vierenvijftigste Brief. 251 liggende , vergde men hem weder de enkele enÖeenvouwige onderteekening van het voorfchrift, 't geen hij weigerde. • De Vergadering van de voortplanting des geloofs gaf verfcheiden vonnisfen, die den kapittelen van Utrecht en Haerlem verboden eenige kerkelijke heerfchappij te oeffenen. Deze beriepen zich daervan op den beter onderrichten paus ; doch de opperpriester gaf peen ander antwoord, dan eene bulle aen de Katholyken der Vereenigde Nederlanden, waerin hij verklaarde, dat deze gewaendc kapittels geen het minfte geestelijke gezag hebben , en hun alle verrichtingen in de regering dezer kerken verbood, op ftraf van den ban. Sedert dien tijd , hebben zij zich aen het hof van Rome vervoegd, verzoek- cn fmeekfchriften ingeleverd , en aenzoekingen bij de kardinalen gedaen: alles is vergcefsch geweest; zelfs verwaerdigde men zich niet om op hunne verzoeken tc antwoorden. Zij raedpleegden met de god- en regtsgeleerdcn van Parijs en Leuven, waervan verfcheiden verklacrden dat een hoofdkapittel volle regt heeft eene kerkelijke heerfchappij té oeffenen , wanneer de ftoel ledig is, zonder dat de langdurigfte ledigftand iets daeracn kan benadeelen. Anderen rieden de onderwerping en gchoorzaemheid. Deze laetfte raed vond geen' ingang: het kapittel geloofde de zaek voor de vierfchaer der ah'emeene kerk' te moeten brengen. Dit deed ° \ het  De Nieuwe Reisicer< het in het jaer J?IQ, doorzijn beroepfchrift waenn het een gedeelte der HoIJandfche geel' tdykheid betrok; en uit dien hoofde, £ het de kerkelijke heerfchappij, terwi l het de SSf t0ek°mnde ^^rgadering' Doch de kerk van Utrecht ontbeerde een' bisfchop om den heer van Sebaste, geftorven in het jaer optevoJ 4§e;°r_ zocht hem van den paus; en dewijl hij geen antwoord gaf, verkoos men een' kanunn k Kornehs Steenoven , die, de naburige kerk^ogden met kunnende overhalen om hem te wijden, zich vervoegde bij Dominikus Variet bisfchop van Babilonië. Deze laetfte, geboren te Parijs, ,„ het jaer lc7?S, werd l'eeLi de Sorbonne , en . wijdde zich tot de buitenlandfche zendingen, alwaerhij, door zijnen ijver, verdiende tot de bisfchoppelijke waerdiE verheven te worden; maer het hof van Rome misnoegd om dat bij de vorming aen de fanfe nisten van Holland bediend bad, fcho sc te" hem in de verrichting van zijn ampt. Variet begaf zich naer Utrecht, alwaer hij den nieu wen aertsbisfehop en drie van deszelfs opvol geren de handen opleide. Dit gedrag was onderhevig aen berispingen: hij vfrdeedigde zich door verantwoordingen , en ftierf *? ? j c 1/42, befchouwd door de Molinisten als een' De  Tweehond. Vierenvijftigste Brief, m De eerfte zorg van den heer Steenoven was aen den paus te fchrijven, om hem kennis van zijne wijding'te geven, en hem teekens van zijne gemeenfchap te verzoeken. Hij geloofde ook dat het zijn pligt was aen het algemeen rekenfchap van den ftaet zijner kerke toegeven; en hij beriep zich op de toekomende kerkvergadering , wegens de verdrukkingen , welken zij l zeide hij, federt vijfentwintig jaren had uitgeftaen. Hij ftierf vier dagen daerna, en had tot opvolger den heer Barchman , lid van het zelfde kapitt-1, en reeds tot algemeenen ftedehouder van het bisdom benoemd. Hij had verfcheidsn jaren te St. Magloire doorgebragt, en de orden van den bisfchop van Senez ontvangen. Vader Quefnel, wegens hem fchrijvende, voorzag dat hij ten eenigen tijde tot de bisfchoppelijke waerdigheid zoude verheven worden. Deze kerkvoogd ftierf, aen de beroerte, te Rijn. wijk , een lusthuis omftreeks deze ftad , en werd opgevolgd door den heer Vander Kroon, wiens plaets, zes jaren daerna, weder vervuld werd door den heer Meindaerts. Deze laetfte heeft onder zich den heer Van Stiponte, bisfchop van Haerlem, die zijn verblijf heeft te Amfterdam. Men kan dit land als den zetel en de hoofdplaets der Janfenistifche kerk' befchouwen. De ftad Utrecht is insgelijks beroemd door het vermaerde vredeverdrag, om 't welk men zoo  254 De Nieuwe Reisiger. zoo vele vruchtelooze onderhandelingen te Geertruidenberg gehouden had. Het fluiten van den vrede, dien de tegenfpoeden van Frankrijk zoo fterk fchenen te verwijderen, en de fierheid der vijanden zoo moegelijk maekte, werd eensklaps de uitwerking van het geval, en het gevolg eener kleene kunftenarij' van het hof van Londen. De koningin Anna,gedurig omringd door de hertogin van Marlborough , kreeg een' tegenzin in haer , en verbond zich aen de geenen , die zich tegen haer aenkantten. Dewijl de belangen van den hertog, haren gemael, in het vervolgen van het oorlog waren, zochten zijne vijanden hun voordeel in de herftelling van den vrede. Een zekere abtGauthier, die eertijds tc Londen , in hoedanigheid x^an aelmoesfenier des afgezant van Frankrijk gewoond had, was de verkoren perfonaedje om de onderhandeling te beginnen. Hij deed heimelijk verfcheiden reizen naer Verfailles, en beleide de zaken tot op het punt van de gelukkigfte overeenftcmming' der beide hoven. De koningin begeerde het houden van eene bijeenkomst' te Utrecht.; en Europa was verwonderd Holland daerin de eerfte rol te zien fpelen. Alle de Mogendheden werden er in toegelaten, behalve de koning van Spanje, dien men volftrekt niet wilde erkennen. De Franfche afgezanten waren dezelfde als de onderhandelaers van Geertruidenberg, de  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 25S de maerfchalk van Uxelles en de abt van Polignac. Twee zaken liepen famen, om ons de voordeelen , welken onze tegenfpoeden ons ontnomen hadden, wedertegeven. 1. Het keizerrijk en Spanje zouden op het zelfde hoofd vereenigd worden , tegen de belangen van Europa, ten z'ij het tegenwoordige verdrag dezelve van één fcheidde. 2. De onderhanlingen waren begonnen in jaer 1712; en federt dit tijdftip waren de Franfche wapenen gelukkig. Deze twee aenmerkingen veroorzaekten den vrede, na zeer vele twisten : dezelve werd gefloten door zoo vele bijzondere verdragen, als 'er verfchillende belangen te bevorderen waren. Frankrijk verbond zich , om de opvolging tot de kroon van Engeland in de Protestantfche lijn te erkennen , en haer de baei van Hudfon, het eiland St. Christoffel, Akadia, en het eiland Terra Nova wedertegeven of afteftaen, behoudende aen zich alleen bet regc van labberdaen te visfchen en te droogen, op fommige plaetfen van dit laetfte eiland. Men kwam overeen dat het de fterkten van Duinkerke zoude flechten , en de haven vullen, dat het den hertog' van Savoije het graeffchap Nice zoude wedergeven , en dat de top der Alpes tot een' fcheidpael voor de beide ftaten zoude dienen. De overgaef van Sicilië, met den tytel van koning, door den keizer aen dezen vorst gedaen, werd be- 1  9$G De Nieuwe Reisiger. bekragtigd; en het geen daerenboven zeef roemrijk voor hem was , hij werd gefield in de regten van het huis van Frankrijk op Spanje, in geval Filips de vijfde zonder nakomelingfchap ftierf. De keurvorst van Brandenburg verkreeg den tytel van koning van Pruisfen , de bezitting van Ópper-Gelderland , Neuf-Chatel, enz. Het kostte hem alleen het afftaen van zijne regten op het prinsdom Oranje. Spanje liet Gibraltar en het eiland Minorka in de magt van Groot-Britanje. Filips de vijfde ftond af van zijne eisfchen op de kroon van Frankrijk. Men gaf den Hol. landeren eenen aenmerkelijken voormuur, dien zij altoos gewenscht hadden. Jakobus de derde, genoemd de ridder van St. Joris, niet beter kunnende doen, deed betuigingen tegen alle deze handelingen ; en de kcjzer weigerende daerin te treden, liet Frankrijk hem de voorwaerden , op welken het zich met hem wilde verdragen, ter hand'ftellen. Deze zaek bleef lang flepende, en werd eindelijk te Radftad befloten. De ftad Utrecht, het tooneel van deze groote' onderhandeling', was in de magt van Lodewijk den veertienden geweest, gedurende het oorlog van't jaer 1672. Deze vorst deed 'er het Te Deum zingen in de hoofdkerk, welke de kardinael van Bouillon , grootaelmoefenier van Frankrijk, wijdde en zuiverde; doch de Franfchen deze veroovering verlaten heb-  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 25? hebbende, herzuiverden de Protestanten deze *kerk op hunne beurt, en herwijddenze op hieuw. Zij moet zeer groot geweest zijn, voor dat een ftorm 'er een gedeelte van vernield had: het nog in ftand zijnde is uitmuntend ; eri haer toren wordt voor den fraeiften en hoogften der zeven landfchappen gehouden. Aen het eind van den tempel, in plaets van hetaltaer, is het praelgraf van den admirael van Gendt, gedood in eenen zeeflag tegen de Engelfchen. Het graf is van wit marmer : de admirael ligt 'er boven op : halfverheven beeldwerk vertoont zijne krijgsverrichtingen ; en een graffchrift bevat zijnen lof. Men doet in dezelfde plaets nog een' zark van een' enkelen fteen, van veertien Voet lang en agt breed, opmerken. Hij is van de foort'dier geenen, 'welken men in het ganfche land ziet, en die uit Duitschland langs den Rijn en de Maes komen. Men toont eindelijk, aen de eene zijde der kerk', een, ander graf, 't welk men zegt elf honderd jaren oud te zijn. Het is zeer groot, en van toetsfteen gebouwd , gelijk blijkt uit verfcheiden teekenen van goud of koper , door de liefhebbers daerop gezet. Men befchuldigt onze foldaten, dat zij de hoofden der heiligen, die den omtrek van dit praelgraf verfierden , gebroken hebben, om eenige ftukken van dezen fteen te krijgen. De Staten van het landfehap , waervan. Utrecht de hoofdftad is , vergaderen in het XX. Deel. R ftad-  258 De Nieuwe Reisiger. ftadhuis, een gebouw, merkwaerdiger door zijne grootte, dan door zijne fchoonheid. De maliebaen is een voorwerp , meer oplettendheid waerdig: het' is eene wandelplaets buiten de ftad, beplant met vier rijen van boomen aen ijdere zijde, met een wandelpad voor de voetgangeren, en een'ftraetweg voor de rijtuigen. Men zegt dat Lodewijk de veertiende deze plaets zoo fchoon vond, dat hij zijne krijgsbenden uitdrukkelijk beval, aldaer geene de minfte fchade te veroorzaken. Het fpeet hem geene diergelijke te Verfailles te hebben, enze 'er niet te kunnen overbrengen. Deze vorst huisvestte op het kasteel van Zeist, dat aen het huis van Nasfau toebehoort , toen hij in perfoon de wet aen het Gemeenebest kwam geven. De Hollanders hebben 'er federt Frederik den eerften, koning van Pruisfen, met meer vermaek gezien • want hij bragt hun den vrede, na den degen\ tot hunne verdeediging, getrokken te hebben' Het huis van den heer van Mollem, koopman in zijde , is een ander voorwerp van nieuwsgierigheid. Een wijduitgeftrekte grond omringd van eene breede graft', en dóorfne-' den met boschjes van jokboomtjes, dikkeren niet minder wel gefchikt en onderhouden dan te Marly, vertoont overal triomfbogen, overdekte gaenderijen, grotten, marmeren ftandbeelden en vazen, vertrekken van rotswerk, fieraedjen , verfchieten , grafkruiken , halfver-  Twee hond. Vieren vijftigste Brief. 259 verheven beeldwerk, watervallen, fprongen, vijvers, zuilgcbouwcn , lijstwerken , overvloedshoórnen, vervuld met bloemen en vruchten, alles natuurlijk afgebeeld, in paerlérooêr, kostelijke gefteenteh , fchulpen en. kóraej : met één woord, alles, wat de nastuur, de kunst, de fmaek en arbeid uitmuntendst kunnen voortbrengen, vindt men verzameld in dezen tuin , waerin de bloemperken , met verbrijzeld porfelein beftrooid, deze fchoonheden het veranderlijkfte fieraed hijzetccn. Aen den eenen kant van den tuin is de vermaerde zijderecJerij , die denzelfden meester toebehoort. Een eenige watermolen brengt 'er vijftien honderd haspels te gelijk iri beweging, en vult de vijvers van dezen heerlijken tuin. Utrecht is de médedingfter van Leyderi, in de loopbaen der wetenfehappen: men onderwijst , in deszelfs hoogefchool, alles wat dé redenkaveling en den.fmaek kan volmaken. In eene van derzelver zalen vertoont men de in, en uitwendige afbeelding van den tempel van Salomon, geboetfeerd in verheven werk, gelijk de heilige fchriftüur denzelven affchetst. Men bewaert, op de kamer der ontleedkunde* eene lange en fpitfche kano van boomfchorsch, met een' kleenen Esquimau, in dezelfde geftalte, waerin hij in de ftraet van Davis genomen wierd. Hij is gebonden in een gat midden in zijne fchuit, waervan hij een gedeelte R 2 fchijnt  ütfo De Nieuwe Reisiger. fchijnt uittemaken. Het overige is bedekt; en de kano kan om ver vallen , zonder dat het water 'er indringe. De gefchiedenis verhaelt dat de kleene zeebouwer, toen hij zich in vreemde handen zag, niet meer wilde eten, en van droefheid ftierf. Deze ftad heeft geen eenig merkwaerdig huis, 't welk den naem van paleis kan dragen. Echter wonen 'er vele burgers, die door den koophandel verrijkt zijn , en 'er zich, gelijk in de Haeg, naer toe begeven, om 'er hunnen rijkdom te genieten. Utrecht is naer het voorbeeld der fteden van Holland gebouwd, doch op een' verhevener en vaster grond. Zijne ftraten zijn breed en luchtig; en men geeft het vijf vierde mijls in zijnen omtrek. Het wordt befpoeld door twee rivieren, die uit den Rijn komen, en water aen zijne graften leveren. Het is op verre na zoo bevolkt en woelachtig niet als Amfterdam ; en men telt 'er ten hoogfte veertig duizend inwoonders. Het gebouw , 't welk men hier des paufen huis noemt, heeft niets bijzonders, dan den naem heeft van Adriaen den zesden, zoon van een' wever *', en aldaer geboren. In hoedanigheid van voedfterling opgevoed in de hoogefchool van Leuven, muntte hij uit * [ [Iet algemeenfte gevoelen is dat paus Adriaen de zesde de zoon van een' fchuitevoerder of fchuitemaker geweest is. ]  Twiehond. Vierenvijftigste Brief. 261 uit door zijn verftand en zijne naerftigheid, en werd achtervolgens hoogleeraer in de godgeleerdheid , deken der kerke en onderkanfelier. Keizer ^Maximiliaen verkoos hem tot leermeester van zijnen kleenzoon, den aerts^ hertog Karei. Hij werd gebruikt in de gezantfchappen en het ftactsbeftuur, met het Roomfche purper verfierd, en eindelijk tot paus en opvolger van Leo den tienden verkozen. Karel de vijfde, aen wiens beleid hij het opperpriesterdom verfchuldigd was, had te Rome het hoo^fte gezag. Adriaen bepaelde zich tot het hervormen van de geestelijkheid. Zijnegeftrenghcid, gevoegd bij de hoedanigheid van vreemdeling , deed hem haten van de Romeinen, die, bij zijnen dood, op de deur van zijnen arts fchreven: Aen den verlosfer van het vaderland Men heeft van hem eene aenteekening over het vierde boek der Uitfpraken, waerin men dit voorftel opmerkt : dat de paus kan dwalen, zelfs in het geene het geloof betreft. Utrecht evenaert geenszins de andere fteden van Holland, ten aenzien van de fchoonheid ziiner gebouwen; maer zijne buitenftreken zijn bekoorlijk. Het is eene vermenging van moestuinen , kweekhoven , lusthuizen en wandelweeën Deze verzameling van tuinen, boschies en onopgepronkte gebouwen vormt eene bekoorlijke landhoeve, die eene mijl rondom de ftad loopt. Aldaer aenkomende, langs de vaert van Amfterdam , vindt men , aen het R 3 ein-  262 De Nieuwe Reisiöer. einde van het fchoone dorp Maerfen, het huis van den heer Pereira, Portugefchen Jood , merkwaerdig door de bekoorlijkheid zijner tuinen, voornamelijk door grotten van fchulpen, bergftoffen, enz. Aen een' anderen kant is een klooster van agt Kartuizeren, verjaegd om het Janfenismus. Men wil dat deze monniken, langen tijd, de ftoffen voor de papieren, bekend in Frankrijk onder den naem van Neuvelks Ecclefiastiques , of Kerkelijke Nieuwstijdingen, verfchaft hebben. De nabuurfchap van Gelderland gaf mij dikwerf gelegenheid, om dit landfehap, verdeeld onder drie Mogendheden , Holland, den koning van Pruisfen en het huis van Oos. tenrijk, te bezoeken. Het Hollandfche Geb derland , dat, in hoedanigheid van hertogdom , den eerften rang onder de zeven landfchappen heeft, verdeelt zich van zeifin drie deelen, die den naem van hunne hoofdlieden aennemen. Ijder van hun vormt een' bijzon, deren ftaet, wiens grondgebieden regten van eikanderen afgefcheiden zijn. Nimegen, de voornaemfte ftad van het ganfche gewest, was oudtijds een kasteel, waerin Karei de groote en zijne opvolgers dikwils hun verblijf hielden : men ontdekt 'er nog verfcheiden overblijffels van aloudheid. Het is tegenwoordig eene gewigtige fterkte, liggende op een' fteilen heuvel, die tot eene burgt aen de ftad verftrekt. Eene groote volkrijkheid, een  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 263 een aenmerkelijke koophandel, een heerlijk ftadhuis , het regt om geld te flaen , goede verfterkingen, en voornamelijk de vermaerde onderhandelingen , waervan Nimegen het tooneel geweest is, maken deze ftad eene van de beroemfte der Vereenigde Nederlanden. Na langdurige twistredenen, en roemruchtige voordeelen , door Lodewijk den veertienden behaeld, floten de gezanten der verfchillende Mogendheden drie verfcheiden verdragen; het eene tusfchen Frankrijk en Holland, waerbij men aen dit laetfte, benevens 'de ftad Maastricht, alle de verooveringen, op het Gemeenebest behaeld , wedergaf; het tweede met Spanje, 't welk genoodzaekt was het Franche-Comté, Valenciennes, Condé, Bouchain, Airt, Kamerik, Maubeuge, enz. aen ons overtelaten; en het derde met den keizer, die Friburg en Hunninge afftond , en Filipsburg in ruiling ontving. Zweden, Denemarken, de keurvorst van Brandenburg, en eenige andere oppervorften van Duitschland weigerden deel in den algemeenen vrede te nemen; maer de wapens van Frankrijk drongen 'er hen welrasch'toe: de koning had het voordeel van de vredevoorwaerden aen bijna alle dc vorften van Europa voortefchrijven; en toen gaf men hem, met eene algemeene ftem, den bijnaem van Grooten, dien hij federt behouden heeft. R 4 Eeni-  264 De Nieuwe Reisioer. Eenige mijlen van Nimegen is het vermaerde dorp het Tolhuis, alwaer men het tevens verfchrikkelijke, roemruchtige en nieuwe fchouwfpel zag, namelijk, een leger, dat, in tegenwoordigheid van den vijand , een' fnellen ftroom al zwemmende overtrok, en den grootften koning van Europa gereed om het zelve te volgen , indien zijne grootheid hem niet aen den oever gehouden hadde. De prins van Condé ftuitte hem, hetzij om zulk een kostelijk hoofd niet te wagen, het zij om niet gedwongen te zijn om zelf optetrekken. Hij was toen gekweld door de jicht; cn zijn ftaet hem niet vergunnende de voeten in het water te zetten, vergenoegde hij zich, benevens de hertogen van Enguien en Longueville, in eene koperen fchuit overtefteken. Ik voelde mij aengedaen van verwondering', op het gezigt van dezen ontzagchelijken ftroom; en de befchouwing van zijne oeveren herinnerde mij alle de omftandigheden dezer gedenkwaerdige gebeutenisfe. Hier werpen de Franfchen fchietfehanfen op, om de krijgsbenden van den prins van Oranje te verdrijven: ginsch breekt een drom van paerdevolk den loop van het water , om deszelfs geweld te beteugelen, en wordt door den ftroom medegefleept. Het huis des konings en de beste ruiterij trekt over, ten getale van vijftien duizend mannen. De Hollanders, door zoo veel  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. veel Stoutmoedigheid verfchrikt, durvenj niet verfchijncn om zich te vcrdeedigen, en leggen de wapenen neder, op den eisch des prinfen van Condé. De hertog van Longueville, hebbende het hoofd vol met de dampen van den wijn, wil in 't geheel geene genade bewijzen , en fchiet een zinkroer af op de geenen , die hem op hunne knien het leven affmeeken. De wanhopende vijand neemt ogenblikkelijk de wapenen op ; en de fter. vende hertog is 'er het eerfte flagtöffer van. Condé, gekwetst wordende, gelooft dat men hem verraderlijk aentast, doet met geweld aenvallen, rooft vier duizend krijgsgevangenen, en houdt geen ftal voor dat alles vernield of verdreven is. Lodewijk trekt, met het overige van zijn leger, over eene fchipbrug, en heeft flechts het land als overwinnaer te doorkruifen : de hinderpalen verdwijnen op zijne nadering: de ftad en het landfehap Utrecht onderwerpen zich ; en het ganfche Gemeenebest verzoekt den 'vrede , op de vleijendfte voorwaerden voor den overwinnaer. Indien men dezelven hadde aengenomen , zouden dc Vereenigde Landfchappen nooit meer vernederd zijn geweest ; maer Frankrijk, zijne gevoeligheid tc ver uitftrekkende , wekte den naerijvcr der andere Mogendheden , cn maekte zich v janden, die Holland voor de laetfte onheilen behoedden. R 5 lIet  i66 De Nieuwe Reisiger. Het grondgebied van Bommel, eene kleene ftad, liggende op den flinker oever der Wael is het westelijkte der wijk van Nimegen! Het geene dit land achtbaer maekt is dat deze' plaets, om dus te fpreken, de eerfte fchool der vestingbouweren van Europa geweest is. In het midden van de langdurige oorlogen der HoIJanderen tegen de Spanjaerds, hadden zij beiden een gelijk belang om 'er zich van te verzekeren; de eerften, om dat zijshun tot een' voormuur diende; de anderen,'om dat zij hun den ingang van het land der Staten opende. Bij deze gelegenheid , baende de prins van Oranje, Maurits van Nasfau, reeds bekend door zijne krijgskundige begaefdheden, eenen weg , tot nog toe onbekend, federt volmaekt, en misfchien nog verre beneden het geene hij zoude kunnen wezen. Hij omringde de ftad Bommel met vele buitenwerken , maekte 'er graften, en befloot dezelven door eene foort van borstwering' met uitfpringende en inloopende hoeken , den bedekten weg geheten, van voren voorzien met eene fchuinte, die de aennaderingen moeijeiijk maekt. Alle deze manieren waren onbekend; en de fchreden, eens tot de volmaektheid gericht zijnde, gaven in het vervolg aenleiding tot vele anderen. De prins Maurits verdient dan, met reden, den grootften roem wegdragen , om dat hij de eerfte tot de ontdek, king  Tweehond. Vierenvijftigste Brief, %6% king geweest is, en dé anderen zich alleen vermaerd gemaekt hebben, door hem naertevolgen. Dewijl ik begonnen heb van het oorlog te fpreken , zal ik dezen brief, en tevens alles», wat Holland betreft, door.de belegering en befchrijving van Maestricht eindigen. Lodewijk de Groote tastte deze ftad in perfoon aen, in het jaer 1673. Zij had eene talrijke en welvoorziene bezetting; en niettegenftaende de fnelheid der verooveringen van dezen vorst, twijffelde Europa of hij 'er de klip van zijnen roem niet zoude vinden : maer niets wederftond dc drift , welke hij zijne krijgsbenden wist in te boezemen; en zijne tegenwoordigheid bij alle de werken, benevens zijn onvcrmoeiden ijver, deden oordeelen dat de fterkte der muren en de dapperheid der belegerden tevens vruchteloos zouden zijn. Vauban, die toen den grondflag van zijnen roem lei, putte alle de hulpmiddelen van zijn vernuft uit, en gebruikte, voor de eeritemaêl, de evenwijdige liniën en wapenplaetfen. Zoo vele vereenigde poogingen bragten, in vijftien dagen, deze ftad tot de laetfte uiterften; en zij ontving de wet van den overwinnaer. Dc prins van Oranje, die de waerde van deze bezitting' volmaektelijk kende, verzuim, de niets om dezelve te hernemen. / Hij floeg 'er , in het jaer 1676, dc belegering voor, gaf zich ongelooffelijke moeite, om de ver- rich-  i.6S De Nieuwe Reisiger. richtingen fchieöjk voorttezetten, nam geene de minfte rust, en vergunde die niet aen zijne krijgsbenden : ijder dag zag eenigen nieuwen aen val. Het hevigfte gevecht viel aen het fpits van het hoornwerk voor: de belegeraers vielen 'er verwoed op aen ; maer zij leden zulk een aenmerkelijk verlies, dat zij van hunne onderneming' moesten afzien. De aenval begon des nachts weder met dezelfde heftig, heid: de befpringers werden wederom zoo mishandeld, dat zij eindelijk moedeloos wierden en de vlugt namen. Het verlies der Hóllanderen beliep reeds * op twaelf duizend man. nen. De prins vergaderde zijnen raed; en men befloot eenparig de belegering optebreken , om ten minfte het overfchot van het leger te behouden. Maestricht beproefde een' anderen aenval, onder de regering van Lodewijk den vijftien, den ; maer de Hollanders , de ftad gereed ziende om te bezwijken , verzochten den vrede, die voor de ganfche weereld noodzakelijk geworden was. tiet is eene hunner fterkfte plaetfen, en de fleutel van hun Gemeenebest op de Maes. De koning van Spanje , wien het als hertog van Brabant toebehoorde, ftond het af aen de Vereenigde Nedcrlanden , door het verdrag van Munfter, op voorwaerde dat 'er de Roomfche godsdienst in ftand zoude blijven. De bisfchop van Luikbezit 'er het voordeelige grondgebied, cn een ge-  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. $0$ gedeelte van het geregt. De ftad is vrij groot, zeer luchtig, wel geftraet en volkrijk: men telt 'er drie duizend huizen, en veertien duizend inwoonders, zonder de bezetting , die gewoonlijk zeer talrijk is. Schoon van het middenpunt van Holland verwijderd , en in het land van Luik befloten, zijn hare ftraten, huizen, zindelijkheid, ja alles naer den Hollandfchen fmaek gefchikt. Haer ftadhuis, op bet plein der groote markt' gefticht, is een der fraaiften van het land; en het geene haer nog meer luister geeft, is eene vrij goede boekerij, tot een openbaer gebruik harer burgeren. Men ziet in eenige zalen fchilderijen van vrij fchoone kleuren; doch het geene u zonderling zal voorkomen, en 't welk ik reeds in Holland had in 't werk zien ftellen, is de manier, waerop men het zand op den vloer fchikt. Men veegt dien met een' paerdshairen bezem, alleenlijk bezet met twee rijen hairs, waterpas gemeden , doch waervan de eene langer, en bijgevolg buigzamer dan de andere is. Zij maken daermede allerlei kunftige en als ingelegde teekeningen. Naeuwejijks durfden wij 'erin den beginne de voeten inzetten, om de fchikking niet in wanorde te brengen; maer eene dienstmaegd , ons getoond heb bende hoe gemakkelijk zij alles weêr herftelde, deed onze befchroomdheid verdwijnen. De vesten van Maestricht zijn eene mijl in den omtrek; en de verfterkingen worden 'er wel  2?q De Nieuwe Reisiger; wel oaderhouden. Van de fterkte St. Pieter j geflacht op den berg van dien naem, ontdekt men eene groote uitgeftrektheid lands aen de Maes ; en beneden zijn onmetelijke onderaerdfche holen, die zich, zegt men, tot aen Luik uitftrekken. Wij traden 'er in met fakkelen , onder het geleide van een' kieenen kortswijligen bultenaer, die ons door de vrolijkheid zijner gefprekken zeer verlustigde. Hij zeide ons dat Peter de Groote, wien hij denzelfden dienst bewezen had, hem had bbgurii ftigd met een kleen jaergeld, 't welk hij tot aen den dood van dezen vorst genoten heeft. Wij wandelden tien minuten, om ons te begeven naer eene plaets, de fontein genoemd, om dat 'er water door het verwulffel heen valt. Wijders befpeurt men , op alle andere plaetfen der muren, geen het minfte tecken van vochtigheid: in tegendeel, leest men 'er overal aloude namen en dagteekeningen, met zwarte fteen gefcbreven, die niets ter weereld geleden hebben. De ftraten, welken wij aen wederzijden lieten, fchenen mij van dezelfde hoogte als die geene, waerop wij gingen, dat is, van omtrent twintig voeten , tegen twee vademen breedte. Het was oudtijds eenefteengroef, waeruit men eene groote meanigte van fraeije fteenen gehaeld heeft. Wij kwamen weder te Maestricht, en bezigtigden 'er eenige kerken, die geene bijzondere befchrijving verdienen. Dewijl de Algemeene I Sta-  Tweeöond. Vierenvijftigste Brief. 271 Staten en de bisfehoppen van Luik Medeheeren der ftad zijn , wordt zij door de twee Mogendheden geregeerd. De overheden zijn half Roomschgezinden, en half Protestanten: de eerften worden door den bisfchop, de anderen door het Gemeenebest benoemd. De twee godsdiehften worden 'er vreedzaem ^geoeffend , maer de Roomschgezinden hebben 'er geene vrijheid om het hoogwaerdige , in het openbaer, aen de zieken te brengen. Zij bezitten twee domkerken, waervan de kanonnikdijen beurtelings door de Algemeene Staten, en door den Proost, die het hoofd van bet kapittel is, begeven worden. De Gereformeerden hadden, voor de herroeping van het eiift of gebod vanNantes, flechts twee leeraers; doch federt dit tijdftip , heeft men 'er het getal van moeten vergrooten, zonder dat deze vermeerdering, die het overwigt aen. de Protestanten fchijnt te geven, de burgerlijke eendragt verftoord heeft. Het verfchil van godsdienst verwekt geene de minfte onrust : de Roomscbgezinde, Lutheraen en Kaïvinist reven in eene naeuwe en zelfs hartelijke eendragt, op alle de landen van het Gemeenebest, en befchouwen eikanderen als burgers der weereld , wijfelijk door de behoeften en pligten der menfchelijkheid verbonden. Zij drijven niet meer de noodzakelijkheid om den Staet te verontrusten , ter bevestiginge van betwiste gevoelens: zij zijn overtuigd dat alle de  2.71 De Nieuwe Reisiger. de godsdienften onderworpen landzaten maken , wanneer zij door den heerfchendèn niet vervolgd worden. Deze onwaerdeèrJijké gerustheid fchrijft men toe aen de wijsheid der regeringe, die geen eenig deel van het ftaetsgezag aen de kerkdijken toevertrouwt. De kerkedienaers, aen dezelfde pligten als de overige burgers onderworpen, behalen hier gcené achting dan door hunne deugd, hunnen ijver en hunne kundigheid. Men verhaelt ter dezer gelegenheid3, „ dat een van hun, die hofprediker der „ Staten was, in deze hoedanigheid voorde „ vergaderde leden biddende , in het hoofd „ kreeg in dit gewaende gebed de ftof der be„ raedflagingen te behandelen; en onder dek„ mantel van de verlichtingen des Hemels „ voor dc leden der regeringe aftefmeeken, „ wendde hij alle poogingen aen, om hen de „ zijne te doen volgen. Het verlhndige Ge„ meenebest toefde niet zich van dezen be. „ kwamen ampsenaer te ontflaen, en vestigde „ dc orde , die tegenwoordig plaets heeft. „ De voorzitter der vergadering' leest een „ voorfchrift van gebeden, 't welk altoos op „ de tafel ligt. Het is misfehien minder be„ redenkaveld, minder welfprekend, dan dat „ van den prediker: maer het is niet min „ goed ; en de Staet vind 'er zich beter bij. " Hier dndigt mijne reis van Holland , een land , 't welk de nieuwsgierigheid zonderling aen-  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 273 aenprifekelt, dewijl het niet gelijkt naer die geenen, welke ons bekend zijn. Het brengt niets voort van het geene de natuur aen anderen zoo mildelijk geeft; en echter bezit het overvloedig, en voert zelfs naer elders, het geene zijn grond weigert optele veren. Het heeft geen eenig voorwerp van weelde of noodwendigheid , om met zijne nageburen te handelen; en het is als het magazijn van Europa gewori den, ten opzigte van alles, wat een voorwerp van noodwendigheid of weelde zijn kan. Het heeft geen koorn; en het voorziet de geenen * die het hebben. Het heeft geene wijngaerden; cn het drinkt en verkoopt wijn van alle landen. Het heeft geen vlas noch linnenreede. rijen; en de linnens zijn één der grootfte voorwerpen van zijnen koophandel. Men maekt 'er weinige boeken; en de boekverkooperij is 'er zeer bloeijende. Het levert niets van het geene 'er wezenlijk noodig is om fchepen te bouwen en toeterusten; en het bedekt dc zee met zijne vloten. Zijne havens, voornamelijk die van Amfterdam, zijn zoo flecht, dat de kleene vaertuigen 'er niet zonder gevaer, noch de groote zonder ontladen te worden , kunnen inkomen; en 'er is geene haven in de ganfche weereld , die meer bezocht wordt dan die van Amfterdam. Dit volk gebruikt vele fchepen , en zoo weinig manfchap als mogelijk is. Het leent aen ijder, en ontleent van niemand; het oogt alleen op XX. Deel. S in-  174 De Nieuwe Reisiger. intrest, en plaetst zijn geld tegen eene middenmatige rente , het brengt de nuttige kunften tot de grootfte volrnaektheid , en kent naeuwelijks de kunften der weelde, welken het noch beloont noch aeninoedigt. De zee is te gelijk de voedfter en vijandin der inwoonderen : zij heeft hun een gedeelte van hunne bezittingen ontroofd ; terwijlze haer weder door middel van hunne dijken, een deel van hare heerfchappij' ontrukt hebben. Zij ftellen zoo veel zorg in 't werk, om zich voor hare woede te beveiligen , als zij moed betoond hebben, om het Spaenfche juk aftefchudden; en het, element, 't welk hen dreigde te vernielen, hebben zij tot hun voordeel aengeleid, door ontelbare vaerten , die alle oogenblikken een gemakkelijk en onkostbaer voertuig, zoo voor de koopmanfehappen als voor de reizigers, aenbieden. De wijzen, de filofofen,, die tot den oorfprong dezer wonderen opklimmen, bevinden dat, terwijl men, bij de anderen volken, de naerftigheid door ontijdige belastingen verdoof, de , Holland zijne ftoffereederijen door belooningen aenmoedigde, en zijne belastingen zelfs gebruikte, om meer leven aen zijne naerftig heid te geven. Terwijl men elders den koopman met den laegften arbeider vermengde verhefte men hem hier tot den rang der wet' geveren. Alagtige alleenheerfchingen vormden foldaten: deze kleene Staet lokte koop. lie-  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 275 'lieden ; en indien de drift tot het belang de neiging tot den roem benadeeld heeft, indien de landiiert minder krijgshaftig den handeldrijvende is, hij is om die reden des te naerftiger en werkzamer. Schoon 'er ijder in het algemeen met den koophandel bezig zij , verzuimt men echter volftrekt niet het' geene de andere wetenfehappen kan doen bloeijen. In de hoofdftad is eene doorluchtige fchool, waerin men de godgeleerdheid, de fraeije letteren, de filofofie en de geneeskunde onderwijst. Behalve deze hulpmiddelen , hebben de landfchappen verfcheiden beroemde akademiün, verfcheiden hoogefcholen te Leyden, Utrecht, Franeker, Harderwijk en Groningen, vervuld met lieden van verdienften, onder welken men geleerden van den eerften rang vindt. De Hollanders zijn het volk van Europa, indien men 'er ,de Zwitfers van uitzondert, waeronder de kostelijkheid der huisfieraden, de rijkdom der kleederen, de pracht der rijtuigen , de overdaed der maeltijden , minst uitblinken. Een fchotel met visch , vleesch uit de halle , vele moeskruiden', zie daer alles wat men gemeenlijk op de beste tafels aenrecht. De vrouw van een' Amfterdamfchen koopman heeft, in haer kantoor, niets dan hare zindelijkheid tot optooifel, cn is alleen verfierd met hare bekoorlijkheden , met die zedigheid, met dat gewigtige zweemfel van S 2 be-  ï7o~ De Nieuwe Reisiöer. befchroomdheid, 't welk der fchoonheid een' nieuwen luister bijzet, de aendoening doet geboren worden , de eerbied inboezemt, en de begeerte beteugelt. Deze lieden zijn te koel, en te veel met hunne zaken bezig", om de wellusten der liefde te finaken. De vrou. wen zelf deelen in deze onverfchüligheid j en de kuischheid, erffelijk in de huisgezinnen, is minder eene pooging der deugd, dan de uitwerking van den arbeid en het natuurgeftel. De ledigheid noodzaekt de mannen niet om tijdkortingen buiten hunne haerdfteden te zoeken; zij betreuren al te zeer de oogenblikken, die aen hunne zaken ontftolen zijn. Ook zijn de fchouwfpelen zeldzaem , de vermaken weinig gezocht. Om in het algemeen te fpreken, dit volk denkt met meer gezond verftand dan kieschheid, fpreekt met meer wijsheid dan bevalligheid , befluit Jangzaem maer zeker , en is zoo ver van de edelmoedigheid als van de onregtvacrdigheid verwijderd. Ik weet niet wacrom men overal zegt, dat 'er geene armen in Holland zijn. Ik meen u gezegd te hebben, dat men 'et bedeiaers, ge. lijk elders, ontmoet, doch echter minder las. tig, en in kleener getal dan in onze fteden. Ook zijn 'er minder roovers en dieven, om dat men 'er minder armoede vindt. Somtijds gaen 'er geheele jaren voorbij zonder ftrafoefTening'. Men raêbraekt de moordenaers: men hangt en onthooft om andere misdaden ;  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 277 den; en in fommige gevallen brengt men de fchuldigen aen de plei. De ongebonden kinders, die geen' vader hebben, worden, indien de moeder aen het geregt over hen klaegt, in tegenwoordigheid der regteren gegeesfeld, zonder dat deze ftraf hen onteert. Maer deze' voorbeelden zijn zeldzacm ; en in het algemeen , indien de kinders goed en deugdzaem worden, zijn zij dit veeleer aen het voorbeeld der ouderen dan aen de geftrengheid der opvoedinge verfchuldigd. Men weet hen niet te beftraffen noch te kastijden : het fchijnt dat men hen alleen opvoedt om vrij te zijn. De lieden van aenzien cn de adeldom fchijncn 'er meer zorg voor te dragen; maer welke meesters zijn het, wien zij hun toevertrouwen ? Vcrloopen monniken of Janfenistifche priesters. Deze adeldom heeft de befmettelijkc ziekte, die door geheel Europa verfpreid is , mede overgeërfd, namelijk, .van de manieren, kleedingswijzen, belagchelijkheden en zélfs dc ongebondenheid der Franfchen , zonder onder, fcheid, naertebootfen. Dewijl hij echter in een' vrijen ftaet niet kan geëerd worden, dan naermate van het goed , 't welk hij doet of doen wil, hebben de opvoeding en ftaetkundc hem voor eenen trotfchen hoogmoed bevrijd. Hij denkt, gelijk Willem de eerfte, de grondlegger van het Gemeenebest, dat een mensch wel op lagen prijs is, wanneer hij flechts eene groetenis kost. S 3 Het  978 De Nieuwe Reisiger. Het geene de Hollanders van onze zeden nog niet hebben kunnen navolgen , uit eerbied voor hunne wetten, is de woede van den tweeftrijd, die door eene valfche dapperheid geboren, en door eene valfche eer vereeuwigd wordt. Verfcheiden onzer koningen hebben keuren uitgevaerdigd, om deze bloedige gewoonte te vernietigen : Lodewijk de veertiende voornamelijk heeftze aen de geftrengfte ftraffen onderworpen ; en op het gezigt van deze donderende bevelen, achtte Frankrijk dezelve zonder herftelling' afgefchaft. De vreugd was algemeen in het koningkrijk; en de verfchillende orden, die het zelve uitmaken , drukten den koning' hunne erkentenis door daden van dankbaerheid uit. De vernietiging van den tweeftrijd werd in dicht en ondicht, in openbare redevoeringen , en in bijzondere gefprekken gevierd; en dc gefchiedenis plaetfte haer onder de gedenkwaerdigfte verrichtingen dezer regeringe. De geheele verwondering was , ■ dat zulk een wreed ge. bruik , waeraen men de hatelijkfte benamingen gaf, zoo lang had ftand gehouden; en in de algemeene verbittering, zag men uit naer iemand, die het monfter zou doen fneuvelen, dat echter nog in wezen bleef. Holland heeft het, met minder gerucht, fterker en zekercr flagen tocgebragt: een krijgsbevelhebber, die een' tweeftrijd aengaet, wordt uit zijne bende weggejaegd, eerloos verklaerd, en onbekwaem ge-  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 279 geacht om ooit eenigen dienst te doen. Is het een vreemdeling, die een',Hollander uitdaegt, deze veinst het gevecht aentenemen ; maer dewijl men uit de ftad moet gaen, om te ftrijden , wordt de vreemdeling gevat, zoo dra men aen de poort komt, alwaar eene krijgswacht" is; en het kost hem vijfhonderd guldens, om vrij te komen. De geesfeling en de openbare arbeid zijn de gewone kastijding der weglooperen, zoo foldaten als matrozen. De ftraf des doods is eene bijzondere wreedheid van Frankrijk: de andere landen behandelen hen met minder ftrengheid. Ook verlaten de wegloopers onder ons voor altoos hun vaderland; terwijl zij zich elders weder onder hunne vendels komen fcharen , na het ondergaen van eene ftraf, gefchikt naer hunne misdaed. Wanneer men in Holland reist, moet men naer geene edelmoedigheid of onkosten- ftaen. Het eenvouwigfte kleed', en de foberfte levenswijs, is het geene ons eeniglijk voegt. Men gaet nimmer alleen : een vreemdeling, die noch de tael noch de gewoomen kent, heeft flechts dc lieden van zijn gczelfchap tc volgen. Alles is gefchat, behalve eenige geringheden , omtrent welken men den prijs moet bedingen, dewijl meii anders gevaer loopt vanze vier dubbeld te moeten betalen: men zou zich vruchteloos beklagen. Men moet] als koopman reizen , cn aen de alge. S 4 meene  fSo De Nieuwe Retsiger. meene tafel eten : dit is het middel om de zeden en gewoonten te leer en. Doch het geene men aen den eenen kant fpaërt, geeft men uit aen de huurknechts en de voorwerpen Van nieuwgierigheid. Men treedt in een huis, om het vertrek der fchuiten aftewachten: men biedt ons brandewijn aen; en fchoon men dien weigert, is men fomtijds genoodzaekt denzelven te betalen, als of men hem gedronken hadde. De Vereenigde Landfchappen zijn een faemverbonden Gemeenebest, waervan de redering geenszins, gelijk men gelooft, eene loutere volksheerfching is. Dezelve is inderdaed wel in de handen der burgerije; maer de eerfte burgers vormen , in ijdere ftad, eene foort van adelheerfching'. Het zijn geenszins de ftemmen des volks, die de overheden verkie. zen 2 de magiftraet fielt zelf zijne leden aen ; en indien men den invloed, dien de ftadhouder m de zaken heeft, de uitgeftrektheid van zijn vermogen, en de duurzaemheid van zijn gezag m aenmerking neemt, zal men zien dat de Holandfche regering, in den grond, bijna zoo alleenheerfchend is , als die van GrootBntanje. h ,de ftadhouder geen oppermagti, vorst, hij geniet 'er ten minfte alle de eerbe wijzen van. Van zijn paleis fprekende , i* men gewoon het hof te zeggen : de gczelfchap! pen, die er tweemael 's weeks gehouden worden, noemt men cirkels of kripgen. .Behalve twee  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 9.81' twee benden gewone bezetting , zoo voetals paerdevolk, heeft hij zijne lijfwachten en al het gevolg van een' oppervorst. Schooa hij geene ftem in de Staten heeft, is'er eene aenzienlijke plaets voor hem in alle de vergaderingen , waerin hij geacht wordt voortezitten. Hij is de bewaerder der wetten, de bron der gunstbewijzen , de uitdeeler der ampten. De plaets van zijn verblijf is het middenpunt der regeringe , cn de woning van den adeldom en de afgezanten. Het eenigfte voorregt, dat hem ontbreekt, indien men het dezen naem moge geven, is het wrecde vermogen van het oorlog te voeren en fehattingen te heffen. Indien ooit de flaetzucht om te heerfchen hem naer her. eene en andere doet haken; indien zijne bijzondere inzigten den Staet wikkelen in zaken , ftrijdig met de belangen van het Gemeenebest ; indien hij, in het uitdeelen van gunstbewijzen, den hovelingen den voorrang geeft boven de burgers; indien hij , door onderdrukking of liefkoozingen , de liefde tot het vaderland in den landaert verzwakt, zou deze geest van heerschzucht den adeldom bederven , cn het gewigt der dienstbaerheid het volk vernederen ; en de edelmoedige gevoelens , welken de gelijkheid inboezemt, zouden vernietigd worden. De natuurlijke historie der Vereenigde Nederlanden kan eenige voorwerpen van nieuwsgierigheid opleveren , voor de naervorfchinS 5 Sen  282 De Nieuwe Reisicer. gen der reizigeren. De holle, zachte en moerasfige aerde is luttel bekwaem tot den landbouw: van de duinen af tot aen Brabant, ziet men niet dan weiden , die in het einde van den herfst met water beginnen bedekt te worden. Het land is 'er, des winters, derwijze mede vervuld , dat men, op verfcheiden plaetfen, niets befpeurt dan dijken, huizen en torens, die uit het midden der golven fchijnen voorttekomen. Deze overftrooming, wel verre van nadeelig te zijn , brengt veel toe tot de vruchtbaerheid van den grond, en doet het ongedierte fneuvelen. In de maend Februari werkt men om het land van water te ontlasten , door de vernuftige uitvinding deimolens, die hetzelve opmalen, en in groote rivieren doen ftroomen. Dusdanig is de uitwerking dezer verwonderlijke werktuigen, dat eene weide, aen alle kanten Jager dan het water, 't welk haer omringt, volkomen droog wordt gehouden, en een ontzagchelijk aental van vee voedt. Wat het hovenieren belangt, de Hollander trekt van den grond alles, wat dezelve kan voortbrengen. De kunst dwingt 'er de natuur : de vruchten rijpen 'er in allerlei luchtftreken: men eet'er, in de maend Juni, uitmuntende meloenen , ananasfen , druiven groote perfikken , in warme brocikasfen rijp geworden. Het is niet zeldzaem 'er tuinen te zien , wier onderhoud twaelf of vijftien duizend  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 283 zend guldens * kost. De arbeiders winnen 'er zelfs vier ponden t daeSs- Zij verflij ten een gedeelte van hunnen tijd met rooken, thee en kofty te drinken. De heeren zijn verpligt de laetften aen hunne dienstboden te geven. Deze dranken worden op openbare pjaetfen verkoft, gelijk te Parijs het verfche gerltenwater. De flechte fmaek van het water noodzaekt de inwoonders het zelve van Bristol te laten komen , en het bijna zoo duur als den wijn te koopen. De natuur heeft dit land voorzien met eene aerdc , die, in ftukken gefneden en in de zon "edroogd , hard wordt cn op de hacrdfteden brandt : dit is het geene men turf noemt. Men legtze op dc zolders ; en zij dient, in plaets van hout, voor alle de noodwendigheden des levens, waerin het vuur noodzakelijk is. Die geene,. welke men gebruikt om brood te bakken , bier te brouwen , en de ovens voor andere handwerken heet te maken, wordt uit Friesland gchaeld. De ftukken zijn korter cn zachter, dan die men gewoonlijk gebruikt , en leveren ook minder kolen uit. Deze ontvlambare ftof is eene groote ondcrfteuning voor de armen , welken zij voor koude beveiligt,'wanneer zij arbeiden. Zij is niet minder aengcnaem voor de rijken , die 'er als kleene doorluchtige kasteden van maken. De vlam , die door de voegen fpeelt, ver" toont zich met verfchillende kleuren, cn verwekt * Francs, t Livres,  234 De Nieuwe Reisiger. wekt aen het gezigt een verrukkelijk fchouwipel. Holland, zegt men, was oudtijds een boschachtig land; maer een ftorm den mond van den Rijn gefloten hebbende, door de meenigte van zand , welke hij 'er in wierp, overftroomde deze rivier, door zijne overvloeijing, alle deze landfchappen. Het water vernielde de dorpen, en velde de bosfchen neder; en dewijl het een' doortogt noodig had, vermengde hec zich met het water der Maze, en nam zijnen loop in derzelver bedde. Dat van den Rijn werd bijna gedempt; en 'er bleef flechts eene kleene vaert, die den naem van den ftroom behouden heeft, zijnde met dan eene kleene beek, wanneer zij in den Oceaen valt. Men vindt nog ftammen van boomen en gebeele eiken, in da turf begraven , die niets anders dan de overblijffels van deze verwoesting' kunnen zijn. Het geene men hier het ongemakkelijk!*, vindt is deonbeftendigheid der jaergetijden • fom rmge zomerfche dagen zijn alzoo koud als in de maend December; en de winter is fomtijds zoo zacht, dat men hem voor de lente zoude nemen. Men ziet jonge lieden zich baden in rivieren, waerin zij zich, eenigen tijd te voren, met het flepen van ijsfehorfen vermaekten. Men treedt in eene kerk door eene vernachtende hitte , en begeeft zich verkoud naer .huis. Wanneer de graften vast liggen, en de meiren toegevrozen zijn, rijdt men over  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. 2§£ over het ijs met fchaetfen. De behendigften in deze oeffening fpoeden zich met zoo veel fnelheid voort, dat menze naeuwelijks met het oog kan volgen. De vrouwen begeven zich mede tot dat werk ; cn zij , die 'er zich best in kwijten, fcheppen behagen in hare behendigheid te toonen, voor de oogen van 'eene meenigte van aenfchouwcren, die haer toejuichen. Wanneer het ijs zeer glad is, rijden de boeren, in vijf vierendeel uurs, van Leyden op Amfterdam. Men heeft ook fteden , door een paerd getrokken , of door een' man op fchaetfen voortgeduwd. Men geeft zich gaerne aen dit vermaek over; en. wanneer het veel gefneeuwd heeft, zijn 'er weinige jonge lieden , of zij begeven zich , van jufferen vergezeld , met dit rijtuig door de ftraten. Zij leiden zelf het paerd, met de fraeifte vellen en rijkfte ftoffen bedekt, en met vederbosfen, pluimen en bellen verfierd. Holland, en voornamelijk Amfterdam, vertoont dan voorwerpen, die, door hunne fcboonheid en pracht, alles, wat men van dit flag in andere landen roemt, e,venaert. Men ziet 'er andere rijtuigen , voorheen zeer in gebruik, en thans nog niet afgefchaft. Verbeeld u eene foort van koets, ftaende op eene flcde, gelijk aen die geenen, welke de koopmanfehappen in de handeldrijvende fteden vervoeren. Men koopt van de regering' het verlof om wielen te hebben ; maer de fteden blij-  aS5 De Nieuwe Reisiger. blijven doorgaens ftand houden. Een groot paerd, met een' halskraeg' omhangen, en door een' man ce voet met langzame fchreden geleid, fleept u in dit rijtuig, langs de ftraet, ter plaetfe uwer beftemminge. Laetst fprak ik u van de geleerden van dit land ; doch ik heb u nog niets van deszelfs dichteren gezegd. De lucht, welke men 'er inademt, geeft veeleer de bekwame koelzinnigheid tot de redenkaveling, dan de vereischte levendigheid tot de verrukkingen derinbeéldinge. Sedert Vondel, wien de Hollandfche dichtkunst alle hare verhevenheid en kragt verfchuldigd is, telt men nacuwelijks vijf of zes anderen , die in het maken van veerzen in dezelfde tael uitgemunt hebben. Hadden vernuften , zelfs minder dan het zijne, hun voordeel gedaen met het geene 'er goed in zijne werken is, het zou hun niet moeijelijk geweest zijn hem te evenaren en te overtreffen Maer weinigen voelden zich met dien naer! ijver bezield: zij gaven den voorrang aen de Latijnfche veerzen , die, niet binnen de palen der zeven landfchappen befloten , hen door een' uitgebreider roem voor hunnen arbeid kunnen betalen. Eene andere reden van den geringen voortgang der Hollandfche dichtkunde is, als een gevolg , uit de eerfte getrokken : de eenige Vondel heeft voorfchriften van deze kunst' gegeven; en nog zijn de regels, welken hij daer-  Tweehond. Vierenvijftigste Brief. i%? daervan geeft, zoo weinig in getal, dat men 'er flechts eene middenmatige vrucht uithalen kan. Een onfeilbaer bewijs, dat zij niet tot haer punt van volmacktheid gekomen is , is dat de dichters van dezen landaert, zelfs die het meeste toegejuicht worden, niet bedacht zijn om de rust op de helft van 't veers waertenemen, of de overfpringingen te vermijden, in eenigen van hun zijn dezelve zoo blijkbaer , dat het veers fomtijds eindigt met een want, of met een bijvoegelijk naemwoord, waervan het zelfftandige in het begin van het volgende veers gevonden wordt *. De * [Onze fchrijver heeft dit laetfte wat te breed uitgemetei!; wanc fchoon dit wel van eenige kreupelrij- meren gedaen wordt, heeft het zelden bij goede dichters plaets. Ondertusfchen dunkt het ons geen volllrekt vereischte in een veers, dat telkens de zin mee deszelfs flot moet eindigen: men dient hierin de middelmaet te betrachten; want al te zeer den zin en het rijm tevens te eindigen , hoe^vet het wel zacht en vloeijend rolt, wordt door den tijd plat en waigchelijk, en maekt het veers zenuwloos; daer integendeel, wanneer men 'er zich op toelegt, dat telkens htt einde van den regel zich noodzakelijk in den volgenden vlecht, het veers te hortende wordt, en onder bet lezen te veel naer onrijm gelijkt. Wat de rust van hec veers belangt, ife weet niet beter of dezelve wordt in de Aiexandrijnfche of zesvoetfche.en zelfs in devjjfvoetfche veerzen , bij onze goede dichters, meest altoos waergenomen; en fchoon de heer lïuidecoper, in zijne Proeve van Tael en Dichtkunde, duidelijk heeft aengetoond, dat men die fomtijds zonder wanklank kan verzuimen, zijn deze gevallen zoo zeldzaem, en maken de dichters zoo fchaersch gebruik van deze vrijheid, dat men zich luttel heeft te kreunen aen de gispingen van fehrijveren, die weinig of niets van onze tael- en dichtkunde verftaen. Ware 'er  ttS De Nieuwe Reisiger. De eenige Cats , raedpenfionaris van Holland, heeft deze gebreken vermijd: zijn veerzen zijn gemakkelijk , vloeijende en wel op maet, zijne zeggingen zuiver en natuurlijk zijne gedachten vernuftig en kiesch, zijne be! fchrijvingen naeuwkeurig en aengenaem. Bijzonderlijk munt hij uit in zijne vertellingen, of kleene romans in veerzen , wier onderwerpen bij uit de historie of de fabelen getrokken heeft. Ongetwijffeld zou hij wel gedacn hebben , geene andere dan ongewijde ftoffen te verkiezen , en de heilige gebeurtenisfen in den bijbel niet door dichterlijke verzieringen te veranderen. Antonides heeft, in eene vernuftige verziering , den roem van Amfterdam opgezongen , en Rotgans het leven van koning Willem befchreven, met alle de verfierfelen van het heldendicht. Zij hebben de deugden cn gebreken als perfonaedjen afgebeeld , enze op eene edele en deftige wijs in hunne veerzen in- 'er onze abt meer in bedreven, hij zou zich zoo verre niet ten toon' gefield hebben, dat htm de leerlingen zelfs moeten uitjouwen. Wij laten zijn oordeel over den raedpenfionaris Cats in deszelfs waerde : de heer Huidecoper heeft, in zijne opJragt van Horatius Hekeldichren, dien grooten mann' den verdienden lof gegeven,- maer hoe fraei luidt het niet hem, als dichter, Loven Vondel en andere doorluchtige letterhelden te ftellen, daer de platheid en zenuwloosheid van zijne veerzen overlatend is? Doch is het wel wonder dat menden bal zoo ver .-nisfliet, daer men zelfs een'Van Rusting, beter tot een' varkendrijver dan toteen'poëetgefchikt, onder onze dichtors durft tellen?]  TwEEHONi>s VIERENVIJFTIGSTE BRIEF. '2$$ ingevoerd. De Typhon en Verkleede Virgilius zijn naergevolgd door een' zekeren Foc•quenbroch, die flechts het ontwerp van deti Franfchen dichter overgenomen heeft, om, in zijne uitdrukkingen, zijn eigen vernuften den fmaek zijner lezeren te volgen. Een ander, Van Rusting genoemd, heeft alle de bedenkelijke begaefdheden voor deze kortswijlige dichtkunst' gehad j maer hij mengde 'er zulk een groot getal van onbetamelijke en vuile uitdrukkingen in, dat hij de ongebondenheid der alöudsn, die met de grootfte vrijheid ge1'chreven hebben, overtrof. Dees bedorven fmaek heeft voornamelijk 'bet tooneel befmet: de Hollandfche blijfpelen zijn foorten van kluchten, waervan het fpel vrij vermakelijk is, doch welken de vrouwen met geene welvoegelijkheid kunnen aenhooren. Niemand heeft nog beproefd Molière tot een voorbeeld te nemen. Het is waer dat men eenigen zijner ftukken heeft vertaeldj maer dit zijn letterlijke overzettingen , die, het belagchclijke der Franfchen op een vreemd tooneel vertoonende, den aenfehouweren niet kunnen behagen door afbeeldingen, waervan zij de oorfprongkelijke perfonaedjen niet kennen. De Hollanders zijn niet genoeg met zich zei ven ingenomen ■, pm hunne blijfpelen ne. vens de onze te ftellen f het is niet eveneens met bet treurfpel; en hun Vondel fchijnt hun fterk genoeg, om hem tegen Corncille en Ra■XX. Dtek T -'oor het algemeene welzijn gewikkeld, alle zijne poogingen aenwendde, om zich van Parijs meester te maken, floegen deze twee fteden aen het muiten , op aenzoek van Lodewijk den elfden , om eene voordeelige afwending voor dezen vorst te maken. Dinant , voor namelijk, floeg over tot buitenfporigheden, welken de koning ongetwijffeld niet voorzien had, en waerfchijnlijk niet goedgekeurd zoude hebben. Men maekte eene beeldtenis van den graef van Charolois, en hing dezelve aen de poorten van Bouvines, fchreeuwende tot de onderdanen van den hertog van Bourgonje: „ dit is de valfche verrader, de zoon vari „ uwen hertog, dien de koning van Frankrijk „ heeft of zal doen hangen. " Men voegde bij dit lasterende gefchreeuw beledigende redenen over de geboorte van den graef, dien men zeide een bastaerd van den "laetften bi> fchop van Luik te zijn. Karei, nretig naer de belegering van Parijs, zag z\ch al zuchtende genoodzaekt de kastijding van deze gruwelen uitteftellen ; maer naeuwelijks was de vrede gefloten, of hij verhaestte het wree de oogenblik van zijne wraek'. Dinant toonde' in froJJiJ3]erhand bekend onder den naem van KarcI lien  Tweehond. Vijfenvijftigste Brief. 3©* in den beginne een fier gelaet; en om zijne beëdigingen nog. te vermeerderen , plaetlte bet" op eene foort van ftellaedje , .in eenen modderpoel, eene beeltenis van den hertog, roepende tot de Bourgonjers : „ dit is de troon van de groote padde, uwen opperheer. " Eenige naburige fteden, willende de onheilen , welke deze uitzinnige ftedelingcr* dreieden, voorkomen, zonden hun in den beginne een' bode , dien zij ophingen , en vervolgens een kind meteen' brief, geloovende dat zij deszelfs onnoozelheid zouden ontzien; doch zij hieuwen het in ftukken. De graef van Charolois , ongeduldig om zijne gevoeligheid te doen uitberften, verzamelde al zijn gefchut. Het vuur daervan was zoo gedurig en verfchrikkelijk, dat geen eenig huis zich daervoor kon beveiligen. In minder dan drie dagen, waren de muren van alle kanten open; en de torens dreigden int* ftorten. De bezetting nam de vlugt; en de fchrik volgde op de baldadigheid. Het ijdele vertrouwen op den koning van Frankrijk verdween : men bood aen, zich o vertegeven, behoudens het lijf: het aenbod werd verworpen ; en de overwinnaer trok in de ftad. De foldaten begonnen den moord: niets werd gefpaerd, behalve de vrouwen en kinderen, die uit hunne huizen gerukt, en op den weg naer Luik gebragt wierden. Men deed agt honderd mannen fterven , door dezelven twee aen twee  ibt De Nieuwe Reisigee. twee te knevelen, en dus in de Maes te werpen. Na deze verfchrikkelijke ftraföeffening, werd de ftad aen de vlammen opgeofferd; en ter! einde de eene fteen niet op den anderen mogt ge. laten worden, ontbood men boeren, die dezelve voorts verwoestten. Indien iets de wreedheid deimisdadige inwoonderen van Dinant uitwischt, is liet de wederkeerige verwoedheid van den hertog van Bourgonje , en van den graef deszelfs zoon, tegen deze ongelukkige ftedelingen, wier geheele misdaed was, dat zij de razernij hunner landgenooten niet hadden kunnen fluiten. Deze overmatige wreedheid begon op nieuw tegen dé inwoonders van Luik. Lodewijk de elfde had hen overgehaeld, om tegen denzelfden hertog van Bourgonje *, met wien hij te Peronne over zijne verzoening handelde , te muiten. De hertog; over deze verraderij vertoornd, verzekerde zich Van den perfoon des konings, die hem bedroog, en wilde dat hij zelf getuige zoude zijn van de ftraffe , welke hij den muitelingen bereidde: Dit was ongetwijffeld het hardfte en vernederendfte, 3t welk deze vorst in zijne gevangenisfe onderging. Lodewijk verzelde zijnen leenman, om hem eene misdaed, waervan hij zelf de aenhitzer en medepligtige was, te zien ftraffen. Luik fcheen luttel ih ftaet, om zich te verdeedigen: de onmantelde ftad was flechts omringd * [Den voornoemden graef van Charolois , toeri hertog van Bourgonje. 3  Tweehond. Vijfenvijftigste Brief. 503 ringd van ftaketfelen , in haest opgeflagen^ en had naeuwelijks zes honderd mannen aeri bezetting. In dit uiterfte, ftelde de inwoonders hunnen bisfchop dien zij federt eenigen tijd gevangen hielden , in vrijheid , en volmagtigde hem, om hun bemiddelaer te worden ; maer hij kon niets van den vertoornden overwinnaer verwerven. Toen tot wanhoop gebragt, bereidden zij zich, om hun leven duur te verkoopen. Den eerften dag, waerop de maerfchalk van Bourgonje zich in hunne voorburgten kwam vestigen , deden zij', onder het beleid van den ftedehouder der ftad , eenen uitval , in welken zij twee honderd mannen doodden. De tijding van dezen voorfpoed verhaestte de komst van den hertog , die aenftonds befloot een' algemeenen ftorm te doen. Den voorgaenden nacht fmeedden de belegerden een laetst ontwerp, 't welk fcheen te zullen gelukken : het zelve was zich meester te maken van den hertog van Bourgonje en den koning van Frankrijk. Zij haddenze beiden gevangen genomen, indien zij, ih plaets van regelregt naer de kamer der vorften te gaen, zich niet hadden opgehouden met eene fchuur te overweldigen. Het gerucht verfpreidde zich: de hertog had flechts den tijd, om zich van een' degen en een harnas te voorzien , en zich ter verweringe tc ftellen : de koning deed insgelijks van zijne zijdé. De Luikenaers poogden intedringen: de'lijfwachten  3heetf men een groot gebouw opgeregt, m de ger daente eener halle , waerin ijder zich onder, huisdak kan begeven. Hier bevinden zich ^onder eikanderen, op banken gezeten, pnnfen, hertogen, burgers, priesters, monniken, nonnen , enz. die te famen met zoo veel gemeen, zaemheid kouten, als of zij van denzelfden ftaet en denzelfden rang waren. Vandaer. begeeft men zich, indien het weder zulks toeiaet, naer de verheven vlakte, zijnde een gezuiverde en geflechte grond, die, door zijne lïgdng, eene foort van fchouwburg uitmaekt, alwaer men. te gelijk dc fchaduw, het gezigt; en de wandeling geniet. ' De gerijffelijkheden der fonteine van Sauverrere, eene halve mijl hiervan af gelegen,  $i6 De Nieuwe Reisicer. zijn meer verwaerloosd; en hare kom is min breed, min overvloedig dan die der Geronfte re. Ook verzoekt men de zieken Jangzaem te drinken, om de bron tijd tot weder aenwasfing te geven. Zij ligt op eene rots, en is bedekt] met eenen koepel, iH eenen omtrek van muren befloten. Hare hoogte beveiligt haer voor overftroomingen; en haer water wordt zelden door den regen veranderd. De redering van Spa heeft dikwerf beproeft deze plaets bekwamer en gerijffelijker te maken ; maer de roovers, die het land doorkruifen, verbranden des winters de deuren en venfters en alles wat men 'er zoude kunnen laten. Hunne verwoestingen hebben het voornemen om deze fontein te verfieren doen verlaten Dewijl haer water heüzaem is voor het graveel, den fteen en de lendenpijnen, wordt zij dikwerf bezocht; cn zij werkt, van tijd' tot tijd , wonderen van genezing': doch de natuur der kwalen, welken zij verlicht, breidt niets toe om het gezelfchap, 'c welk men 'er ontmoet, aengenamer te maken. Plinius fpreekt van eene fontein van,Tongeren,Wier water ongemeen helder , zich van den grond der bronne tot aen de oppervlakte verheft, door kleene en volkomen doorfchijnende blaesjes HU voegt 'er bij dat dit water zuur, ijzerachtig cn verfrisfehende is, bij de hitte drabbig wordt, bijzonderlijk de koortfen geneest, de waterzucht verdrijft, den fteen en het graveel ont-  Tweehond, VijfenviJftigsts Brief. 317 ontbindt. Alle deze hoedanigheden , indien men de lieden des lands gelooft, kunnen alleen op de Sauveniere toegepast worden. Het kasteel van Franchimont, liggende eene mijl van Spa, in het prinsdom Luik, met den tytel van markgraeffchap , is een gewone eindpael van de wandeling' der waterdrinker ren Het ligt op eene hoogte, op de oude wijs gebouwd en verfterkt, met dikke muren met fchietgaten. Zijne onderhoorigheden zijn aenmerkelijk , cn doen het grenzen aen de hertogdommen Limburg en Luxemburg. Men roemt nog tegenwoordig de krijgsverrichtingen van deszelfs aloude inwoonderen, toen zij doLuikenaers tegen den hertog van Bourgonje onderfteunden. Twee eeuwen te voren hadden zij de wapenen opgevat tegen hunnen bisfchop, die zich tot een' tyran van zijn land had opgeworpen; en men toont nog de plaets», alwaer deze kerkvoogd gedood wierd in het jaer 1285. Dit verhael geeft u een denkbeeld, van een onrustig en muitzuchtig volk. Ook verwondert men zich niet over dc verwoej. ting van hunne ftad, waervan geen voetftap meer overblijft. Het kasteel zelf, 't welk liet middenpunt van het markgraeffchap cn de zetel van het hooggeregt is, heeft niets uitmuntends. Men zegt echter dat 'er de bisfchop zijn hof hield , en 'er oudtijds den hertog van Parma met zijn ganfche gevolg huis-.. vestte. De  De Nieuwe Reisiger. De ftad Luik, hoofdplaets van het ganfche land, waervan ik laetst gefproken heb, ligt in een dal, in het midden van wijduitgeftrekte beemden. De Maes , die dezelve verdeelt, is bezoomd met twee kaeijen, aen ijder eind, die aengename wandelingen verfchaffen'. Men telt 'er tien voorburgen en honderd duizend inwoonders ; maer men vindt 'er geene pleinen , fonteinen of andere fieraedjen Ij die eene groote ftad waerdig zijn. , Echter moet meri befchouwen den voorgevel van het bisfchoppelijke paleis , de zael van het ftadhuis, de hoofdkerk ; het wapenhuis, het kollegie der Jezuiten, den fchouwburg eh de kerk van St. Jakob , uit hoofde van het fchilderwerk der zoldering' en eenen zeldzamen trap. De kerk van St. Paulus is in denzelfden fmaek; en die van St. Pieter heeft niets merkwaerdigs, dan een Heilig Huisgezin vari Corregio , op een kleen altaer geplaetst. Zesenveertig kloosters i zeven domkerken en tweeëndertig kerfpcllen vervullen deze groote ftad met priesteren en monniken. De bisfchop wordt verkozen door het kapittel , beftaende uit zestig kanunniken, allen edelen of doctors , hier bekend onder den naem van Trefonciers: Zij wonen des morgens den dienst bij in kanunniken kleederen, en doorkruifen des avonds de ftad in leeken gewaed. Den volke eenen oppervorst gevende , achten zich zeiven daeraen niét onder- wo'r-  Twéehond. Vijfenvijftigste Brief. 31$ .. dorpen: zij hangen liever onmiddelijk af van den heiligen ftoel; en in geval van fcheuring* in de verkiezing, ftaet de befljsfing aen den opperpriester. Men herinnert zich met fehris het geene 'er te Luik voorviel, in het begin der vijftiende eeuwe, ter gelegenheid van twee Bisfehoppen, Jan van Beijeren en Theodorik van Pervis , in hunne benoeming bevestigd' door de twee paufen s die toen de Roomfehe kerk verdeelden. De beide kerkvoogden waren even onwaerdig, en hadden ijder hunne begunftigers. Men zag de twee aenhangen,. van wederzijden, een magtig leger op de beenbrengen , en eikanderen met eene barbaerfehe woede vermoorden. Meer dan dertig duizend mannen werden in een eenig gevecht omgebragt. Onder de dooden vond men Theodorik en zijn vader, met fpietfen doorboord, en eikanderen bij de hand houdende. Men deed zestig der fchuldigften aen de muiterij op het fchav«x fterven, en wierp des paufen gezant, die den overleden prins bevestigd had, in da Maes, Dusdanig was de ongelukkige uitgang dezer Luikfche fcheuring', eene verfchrikkelijke uitwerking' dier geene , welke toen de geheels kerk verdeelde. Schoon aen de heerfchappij van haren bisfchop , zoo ten aenzien van het tijdelijke als geestelijke , onderworpen , wordt deze ftad door hare eigen overheden geregeerd» ên geniet zulke groote voorregten» dat menzo aj&  32o De Nieuwe Reisicer. als eene foort van Gemeenebest kan befchouwen. Deze regering beftaet uit twee burgemeesteren en twintig raedslieden , die half door den prins en half door de ftad verkozen worden. De gilden zelf, ten getale van tweeëndertig, hebben deel aen het gezag, voor zoo ver men geene eenige keur zonder hunne toeflemming' kan afkondigen. Het grootfte getal werkt in ijzer en ftael, die een der voornaemfte takken van hunnen koophandel zijn. Zij verkoopen vuurroers, voor aenmerkelijke fommen gelds* De grond, vruchtbaer in granen, ooft en wijnen, befluit eenige loodmijnen en veel fteenkolen. Men wil dat de ftad, behalve hare eigen verzorging, 's jaerlijksch voor meer dan tweemael honderdduizend kroonen daervan vertiert. Zij drijft" ook grooten koophandel in bier, leder, faei en fpijkers. Het bisdom van Luik bevat zesentwintig fteden , en meer dan vier honderd dorpen. Bijna alle de landerijen behooren aen den adeldom of aen den geestelijkheid; en de boeren leven alleen van hunnen arbeid. De Staten van het landfehap beftaen uit het Hoog-Kapittel, de Edelen en de Burgemeesteren der fteden. Alle jaren verkiezen deze drie Orden ijder vier Afgevaerdigden, die in het bisfchop-. pelijke paleis verzamelen. De geheime Raed, beftaende uit kerkdijken en weereldlijkcn, fleemt kennis van alles, wat 's lands oppergebied  Tweehond. Vijfenvijftigste Brief. 3*1 gebied en de gewone regtszaken betreft. De rekenkamer regelt alles , wat betrekking tot de inkomften van den prins heeft, en het geregtshof de lijfftraffelijke misdaden. Behalve deze verfchillende regtbanken, hebben de Luikenaers nog die van Tweeëntwintig, eene verfehrikkeli jke vierfchaer door de vaerdigbeid en vurigheid , waermede 'er de zaken voorgcbragt, behandeld en gevonnisd worden. De kosten zijn 'er overmatig, en altoos ten laste van een' der twee partijen ; want 'er heeft nooit eene vereffening plaets. De overheden , eens verzameld zijnde, vertrekken niet dan na hun vonnis geveld te hebben. Men betaeltze des daegs een zeker geld voor ijder uur; doch des nachts wordt de loon verdubbeld. Men heeft fommige zittingen verfcheiden dagen achtereen onafgebroken zien duren. Deze vierfchaer, voornamelijk gefchikt om de amptenaers, die hun gezag misbruiken, te ftraffen, is wijders de befcherming der geenen , die in hun goed, hunne vrijheid of eer verkort, of aen ge weldadigheden, zoo wegens bijzondere perfonen als van lieden in bediening, en van de regteren zei ven, blootgefteld mogtcn zijn. Men komt niet te Luik, zonder de zoogenoemde Perron, die hier als het Palladium té Troje is , te bezigtigen. Oorfprongkelijk was dit flechts een pilaer, voor welken men het geregt oeffende. De gildens ftelden denzelven XX. Deel. X in  32a De Nieuwe Reisiger. in hunne banieren, ten teeken van vereeniging' en vrijheid ; en de ftad gaf hem eene plaets in haer wapen. Men was gewoon aldaer het volk bijeen te roepen, de wetten te befluiten, en vonnisfen aftekondigen; en niemand durfde eene keur, met deze plegtigheid bekleed, fchenden. De inwoonders gelooven dat hun voorfpoed van de behoudenisfe dezer dierbare kolomme afhangt. Toen de hertog van Bourgonje de ftad ftormenderhand innam, dacht hij haer niet gevoeliger te kunnen ftraffen, dan deze heerlijke zuil naer Brugge overtevoeren. Hij deedze in de beurs oprichten, als een zegeteeken van zijne overwinning', en een voorwerp van befpotting' voor het Vlaemfche volk. Zij bleef tien volkomen jaren in deze fchande, vernederender voor de Luikenaren , dan de harde voorwaerden , waeraen zij onderworpen waren. Zij durfden niet dan na den dood van dezen vorst de wedergaef daervan hopen en verzochten dezelve vuriglijk hij Maria van Bourgonje, die hun eindelijk vergunde de zuil wederom te halen. Zij vaerdigden, ten dien einde, de bloem der burgerij' af. Deze afgezondenen kwamen met eenen heerlijken ftoet van paerden, en bragten hun dierbaer Palladium in zegeprael te rug. De Luikenaers gingen het te gemoet', ontvingen het met vele •plegtigheden, en plaetften het op het marktplein , alwaer het federt in groote eerbied gebleven is. De overheden kunnen geen grooter tee.  Tweehónp. Vijfenvijftigste Brief. 32 $ teeken van genegenheid aen de vlekken en dorpen van dezen Staet geven, dan hun het regt van de Perron afteftaen: het is ten naestenbij gelijk oudtijds te Rome het regt van burger. Men deed 'er mij zien te Spa, Franchimont en Chaudfontaine, een kleen gehucht in de nabuurfchap van deze hoofdftad, alwaer eenige lieden de baden gaen gebruiken. Men raedt het gebruik dezer watéren aen, als eene zeer nuttige voorbereiding voor het gelukkige gevolg van het Spawater. Zij zijn zoo algemeen niet aen de vreemdelingen bekend , om dat hunne ontdekking zoo aloud niet is, en men verzuimd heeft aldaer de behoorlijke ftichtingen te doen , omze aenzien bijtezetten. In het begin van deze eeuw', zag men in een dal, dat flechts twee mijlen van Luik is, eene beemd , waeruit twee kleene bronnen met warm water voortkwamen^ Een burger kreeg verlof om 'er eene hut te bouwen , met twee kuipen in den grond , be^ kwaem om deze verfchillende ftralen waters te ontvangen. Van toen af begaven 'er zich de inwoonders van het gehucht en de omliggende ftreken naertoe , om 'er zich te baden. De Luikenaers zochten 'er, met gelukkig gevolg, de genezing van eenige zwakheden ; en om alle bedrog te vermijden, ftuurde de rekenkamer van den prins, overeenftemmig met deszelfs doorluchtig kapittel, aldaer eene beX a zen-  324 De Nieuwe Reisiger. zending, om alle de behoorlijke naervorfchingen te doen. Men ontdekte toen eene nieuwe bron, die zoo overvloedig warm water uitgaf, dat zij, in zes of zeven minuten, eene kom van agttien voeten in het vierkant vulde. Weinige dagen na deze ontdekking, zag men in dezelfde beemd en in de omliggende ftreken eene ontzagchelijke meenigte van tenten, om tot verblijfplaetfen te dienen, niet alleen voor de zieken, die 'er verlichting kwamen zoeken, maer tevens aen eene meenigte van nieuwsgierigen , die 'er zich naertoe begaven , om zich over deze nieuwe weldaed der nature te verwonderen. In deze omftandigheden , benoemde het genootfehap der artzen van Luik gevolmagtigden, om den oorfprong en de na. tuur dezer wateren te onderzoeken ; en men bevond, door de uitkomst der proefnemingen, dat zij bezwangerd zijn met een verzachtend loogzout, uitmuntend goed om in verfcheiden foorten van ziekten intenemen. De kragt dezer wateren volkomen bevestigd zijnde, hebben de overheden dit dal met eene fraeije fontein verfierd: en de Staten hebben, met groote kosten, eenen weg van Luik naer Chaudfontaine, die te voren voor de rijtuigen onbruikbaer was, in de bergen doen uithouwen. Alle deze voordeelen hebben verfcheiden bijzondere perfonen overgehaeld , om 'er fraeije herbergen te ftichten • anderen hebben 'er lusthuizen doen bouwen," waer-  Tweehond. Vijeenvijftigste Brief. 325 waerin de kunst, met de natuur' overeenftemmende, op ijderen tred verfchiiiende tafereelen vertoont. Niet ver van het plein der Perron, wees men mij het huis van den ouden burgemeester La Ruelle , van wien men de treurigfte gefchiedenis verhaelt. De graef van Warfuzée, tot den dood veroordeeld door den Raed van Mechelen, kwam te Luik eene fchuilplaets zoeken , om zich te beveiligen voor de lagen, welken hem de ftaetsdienaers des konings van Spanje leiden. La Ruelle was één der ijverigften om hem te ontvangen, en vond in hem de gruwelijkfte ondankbaerheid. In hope van zijne vergiffenis te verwerven, en naer Brusfel wedertekeeren, was de graef van Warfuzée bedacht op middelen, om den Luikenaren hunne vrijheid te ontrooven, en hen der Oostenrijkfche heerfchappije te onderwerpen. Hij noodigde op het middagmael de burgemeesters , eenige magiflraetsperfonen, eenige kanunniken , eenige leden van den adeldom , den abt van Mouzon en een' advokaet, Marchand genoemd, welken hij ter zijde van hem aen tafel deed zitten'. Het begin van het mael was zeer vrolijk; maer naeuwelijks had men het tweede gerecht opgebragt, of een zekere Grandmont , een verloopen monnik, gevolgd van foldaten, met fabelen en vuurroeren gewapend, trad in de feestzael. Dc abt van Mouzon en de burgeX 3 mees?  326" De Nieuwe Reisiger. meester , die hen het eerst gewaer wierden, fchenen 'er in den beginne over verwonderd; maer zij meenden dat het eene foort van mommerij' was, door den graef bedacht, om het gezelfchap te vermaken. Warfuzée, zich toen ontdekkende, wendde een bevel voor van den keizer en den koning van Spanje, die al te lang , zeide hij , de verraderijen tegen hunnen dienst verdragen hadden. Zich vervolgens tot La Ruelle wendende : „ Verra,, der, voegde hij 'er bij, ik zal van daeg uw », hart in mijne handen hebben. Waerin heb „ ik u beledigd, vraegde hem de burgemeesj, ter ? Hebt gij mij alleen genoodigd, om „ mij op deze wijs te bedriegen ? " De graef eischte touwen, om hem te binden, en zeide, het woord tot hem richtende: „ beveel uwe „ ziel aen God ; gij moet oogenblikkelijk „ fterven." Men riep twee monniken, om hem te biegten ; maer zij verfchoonden 'er zich van, met te zeggen dat zij geen verlof van hunnen overften hadden. „ Zeer wel, „ ik leg de fchuld op u, hernam de graef; ik „ wilde de ziel van dezen elendigen behou„ den ; hij zal zonder bjegt fterven. " Aenftonds beval hij dat men hem afvaerdigde. Een der monniken wierp zich aen zijne voeten , verzocht genade voor dezen magiftraetsperfoon, en zeide dat hij liever wilde fterven, dan bij dit fchouwfpel tegenwoordig zijn. Warfuzée vernieuwde het bevel, 't welk hij gegeven  Tweehond. Vijfenvijftigste Brief. 327 ven had; en een foldaet, tredende in de kamer , waerin zich de burgemeester bevond, verzocht hem op zijn geweten te denken. „ Hoe, hernam La Ruelle, gij, die mij kunt be„ houden, zult het hart hebben, om een' man, ' die u nimmer kwaed gedaen heeft, te ver„ moorden? " „ Wij zijn foldaten, antwoord„ den hij, wij moeten aen onze opperhoofden ge„ hoorzamen." Warfuzée, die in den voorhof wandelde, en dit gefprek hoorde, riep met eene verfchrikkelijke flemme: „ verliezen wij „ geen' tijd; men moet hem afmaken.' „ Mijne kinders, behoedt mij, hernam de „ burgemeester; ik zal dezen gewigtigen dienst „ weten te vergelden. " Ziende dat zijne beden vruchteloos waren, riep hij een' der monniken, die zijne biegt hoorde. Drie foldaten naderden toen als verwoed, als om zich tegen hun fchelmftuk te verharden , en doorboorden het ligchaem van dezen ongelukkigen magiftraetperfoon met verfcheiden dolkfteken, die hem op de plaets deden fneuvelen. Warfuzée, deze wreedheid roemende, zeide: „ zie „ mij tegenwoordig ontheven van de vreeze, „ welke mij de lasteringen , tegen mij inge. „ bragt, moesten inboezemen ; en door deze „ daed ben ik in de goede gunst' van den koning mijnen meester herfteld. " Het gekrijt van den ftervenden burgemeester werd gehoord in de zael, alwaer men de andere gasten gevangen hield De monniken, X 4 die  328 De Nieuwe Reisiger. die ben bijgeftaen hadden, kondigden hun aen, dat zij zich insgelijks tot den dood moesten bereiden. Eenigen biegtten ; en gedurende dien tijd, naderde de graef tot acn de deur: „ La Ruelle is dood , riep hij overluid ; {( „ kan over uw leven als over het zijne beV fchikken. " Maer terwijl hij deze woorden voortbragt, genaekte een bloedverwant van den overleden , gevolgd van eenige burgeren, gereed om deszelfs dood te wreken of te (heuvelen. Warfuzée vraegde hun wat zij zijn wilden , Spaensch of Fransch ? „ Wij zijn „ ware Luikenaers , antwoordden zij. En „ ik insgelijks , hernam de graef; maer wat „ zoudt gij zeggen , indien uw burgemeester ?, La Ruelle uwe ftad verkoft had, met voor„ nemen om dezelve aen de Franfchen overteleveren ? Ik had bevel van den keizer, „ en van mijn' meester den koning van Span' „ je, om hem te doen fterven. " Terwijl hij met hun fprak, kloppen andere Luikenaers, met verdubbelde flagen , aen de deur van- het huis. Toen overmeestert de fchrik den booswicht: hij beveelt met luiderftemme uitteroepen , dat La Ruelle het va derland verried, en dat de dood de rePtvaerl dige ftraf van zijne misdaed seweest was Doch men luistert niet naer hem: men loopt eene deur open; en een der genoodigde gasten roept tot zijne medeburgers : „ wij ziin gevangenen van den graef, en zullen mui • » ten  Tweehond. Vijfenvijftigste Brief. 329 ten fterven , indien gij ons niet verlost," Op deze woorden, ftorten de Luikfche burgers met onftuimigheid in de zael, werpen de foldaten op den grond, en dreigen defchurken te vermoorden, indien zij den graef van Warfuzée niet overleveren. Dees man, wien de vrees alle zijne kragten benomen had, had zich op een bed geworpen: men haelt 'er hem af: hij nadert den neef van La Ruelle, verzoekt hem het leven, en belooft hem duizend pistoletten, die met verontwaerdiging' verworpen worden. Gedurende dien tijd, wordt hij naer de deur van het huis gefleept: hier ontvangt hij een' fteek van een' degen , die hem ter aerde doet vallen ; wordende hem voorts met honderd fteken het leven benomen. Men doorboort hem de voeten. en fleept hem onder eene galg , op de markt opgericht: men hangt hem daeraen; en na dat zijn lijk, twee dagen lang, de gevoeligheid der Luikenaren voldaen had, werd het in de Maes geworpen. De veiioopen monnik onderging bijna het zelfde lot: alle de foldaten, welken zij gebruikt hadden, moesten dezelfde wraek be. proeven ; en het ligchaem van La Ruelle, door de handen zijner medeburgeren in zijn huis gebragt, ontving niet dan tranen en zegeningen. Het volk en de voornaemflen der ftad vergezelden hem naer het graf; en op het oogenblik dat men 'er hem inliet, zwoe. ren zij hem zijnen dood te wreken , en X 5 voor  S3« De Nieuwe Keisiger. voor de vrijheid van het vaderland te fterven. Ik ken geen volk fierer op zijnen oorfprong dan de inwoonders van deze hoofdftad. Zij doen hunnen adeldom tot aen de regering van Karei den Grooten opklimmen , en noemen zich allen heeren en baronnen van het maekfel dezes keizers. De boeren zelfs fcheppen behagen in het vertellen van de krijgsdaden hunner 'voorouderen. Het deel, 't welk de Luikenaers aen de regering hebben, de gelegenheid om hunne kinderen tot de kerkelijke ampten optevoeden , de hoop van misfchien eens tot de opperfte waerdigheid van den Staet te geraken, de toevloed van aenzienlijke lieden, welken zij alle jaren voor de wateren van Spa bij hen zien , de gemakkelijke omgang, dien zij met dezen adeldomm' hebben , dit alles onderhoudt ongetwijffcld in hen dezen geest van hoogmoed. Echter zijn zij niet min beleefd, niet min edelmoedig , ten aenzien der vreemdelingen, welken zij kennen , of die met. de minfte aenbeveling' bij hen komen. Maer de gereedheid , met welke zij hun vergunnen zich in hunne ftad te vestigen, fchijnt den grond van hunne zeden verbasterd te hebben ; want deze nieuwgekomenen zijn gemeenlijk lieden, die door misdaden, of door den flechten toeftand hunner zaken, gedwongen zijn hun.vaderland te verlaten, en hier eene fchuilplaets, die hun nimmer geweigerd wordt, te zoeken. Men  Tweehond. Vijfenvijftigste Brief. 331 Men zou dan den Luikenaren kunnen verwijten, dat zij niet keurig noch omzigtig genoeg in de verkiezing hunner nieuwe medeburgeren zijn. Men weet niet of de lueht, bezwangerd met de dampen der fmidskolen, waervan het gebruik algemeen is, of de fpijzen, door het vuur van deze mijnftoffe gedroogd, of de dikte van het bier , den inwoonderen eene foort van téring' bijzetten. Men zou hen hierin,, als ook ten aenzien van hunne wetten, bij de Engelfchen mogen vergelijken ; want de gefteldheid van het land is, in het kleen, dezelfde als die van Groot-Britanje. De vergaderde Staten beflisfen alles met den prins; en de gemeente der ftad benoemt hare overheden. Ik maekte te Luik kennis met eenen franfchen geleerden, den heer Rousfeau, die 'er korts met toejuiching' van de ganfche ftad, één der beste tijdfchriften van Europa heeft aengevangen, indien men 'er, door de vertiering en het goede gevolg van het geene hij tot nu toe heeft uitgegeven, over mag oordeelen. Hij heeft een begin gemaekt met het in het licht te doen komen den 2den van Januari, van dit jaer 1756, en geeft achtervolgens, om de veertien dagen , onafgebroken een ftuk, waerin men tevens den overvloed en de bondigheid der groote tijdfchriften, en de behageliikheid en verfcheidenheid der kleene blaedjes J aen-  832 De Nieuwe Reisïcer. aentreft. Het is het eenigfte werk van deze natuur', waerin de aenkondiging en eene lijst van alle de boeken, d e ijder jaer in Europa gedrukt worden $ over welke wetenfehap en in "welke tael ook gefchreven , vervat zijn. De tytel van Journal Encyclopedique beantwoordt volkomen aen deze algemeenheid van kundigheden; en de gemeenfchap, welke defchrijver in de voornaemfte fteden der letterkundige weereld heeft, fielt hem in ftaet om. aen de ganfche uitgeftrektheid van zijnen tytel gelukkig te voldoen. Hoe moeijelijk en flaefsch deze arbeid ook zij, verdeelt de heer Rousfeau denzelven hier met niemand: hij alleen is met de famenftelling' cn het gedeelte van den ftijl belast; en het geene hem vooral veel eer doet is de onzijdigheid en beleefdheid, waermede hij'er zich in kwijt: hij doet regt aen de groote bcgaefdheden, zonder de middenmatige te vernederen ; en wanneer hij de gebreken moet ontdekken, doet hij het met die gematigdheid en omzigtigheden , die de berisping verzoeten. Het oogmerk van dezen fchrijver was in den beginne zich in Hoogduitschland, alwaer hij begeerd wierd , te vestigen , en 'er zijn tijdfehrift te ontwerpen; maer eenige Luikenaers, die hij te Parijs gekend had, verzochten hem zulks in hunne ftad, als het middenpunt der geleerde weereld, te verrichten. De prins bisfchop , of veeleer de graef van Hq. rion,  Tweehond. Vijfenvijftigste Brief. 333 rion , zijn ftaetsdienacr , haelde hem wijders daertoe over. De regering gaf hem den tytel van burger , benevens een jaergeld; en ijder beijverde zich om tot het gelukken van's mans onderneming medetewerken; want dusdanig is de aert van dit weldadige en gastvrije volk, dat zij den geenen, die hun nutte ftichtingen aenbrengen, het vriendelijkfte- onthael bewijzen , en hen met hulp' en belooningen te gemoet komen. De Luikenaers worden , in 't algemeen, met de grootfte bekwaemheid voor de kunften en wetenfehappen geboren; maer geen eenig voorwerp van naerijver voor bogen hebbende , en het land geen genoeg uitgeftrekt tooneel voor den man van vernuft zijnde, gaen zij de begaefdheden, waermede de natuur hen begunftigd heeft, elders brengen. Men heeft mij gezegd dat wij het werktuig te Marly aen een' Luikenaer verfchuldigd zijn. Warin, die beroemde plaetfnijder, dien Frankrijk aengenomen beeft , was in dezelfde ftad geboren. De uitvinding van verfcheiden werktuigen, tot het vervaerdigen van pronkpenningen, deed hem, door Lodewijk den dertienden, de bediening van muntmeester van het koningkrijk geven. Toen maekte dees kunftenaer het zegel der Franfche Akademie, waerop hij den kardinael Richelieu op zulk eene treffende wijs heeft afgebeeld , dat dit werk voor een meesterftuk gehouden wordt. De munt,  334 De Nieuwe Reisiger. munt, geflagen gedurende de minderjarigheid van Lodewijk den veertienden , is insgelijks van dezen bekwamen plaetfnijder. Men is hem mede lof voor zijne ftukken van beeldhouwerij' verfchuldigd: hij heeft borstbeelden van den koning en deszelfs ftaetsdienacr gemaekt, waerdig vergeleken te worden met het geene de aloudheid ons het volmaektfte van dit flag vertoont. Ik ben, enz. Luik, den $den van Juni, 1756. Tweehonderd Zesenvijftigste Brief De omliggende Gewesten van Holland. Het fticht van Luik is veel verder uitgeftrekt dan het grondgebied van den bisfchop. Het bevat daerenboven het hertogdom Limburg, een gedeelte van de hertogdommen Luxemburg, Gulik en Brabant, eenige keizerlijke fteden, en voornamelijk Aken, beroemd door zijne baden, kerkvergaderingen, vredehandelingen en zijnen Karei den Grooten. Deze ftad, die, onder de regering van dezen vorst, de hoofdplaets van het Franfche keizerrijk , en het tooneel van zijne heerlijkheid was, ligt aen den voet der bergen', die haer om-  Tweehond. Zesenvijftigste Brief. 335" omringen, en wier afhelling, die niets fteiis heeft, beftaet uit bebouwde en vruchtbare heuvelen', die aldaer tot hare verfiering geplaetst fchijnen. Beladen met granen en vruchten, geleiden zij deoogen, als bij trappen, tot aen den met hout bedekten top, en fchijnen met zoo veel evenredigheid gefchikt, dat zij, de ftad omringende , zonder haer te prangen, natuurlijk den omtrek van haer grondgebied vormen. Het dal, waerin zij gebouwd is, is eene vrij uitgeftrekte vlakte ; en dit veld bevat zeer overvloedige weiden. Ongelukkig wordt zij door geene eenige rivier befpoeld; want het water, dat 'er doorloopt, is eigenlijk niet anders dan eene beek, die haer niet kan verfrisfehen, noch tot vervoering van de koopmanfehappen dienen; maer de meenigte harer bronnen, laet den inwoonderen nimmer water ontbreken. Aken verdeelt zich in twee fteden, de oude en nieuwe ftad. De eerfte, welke Karei de Groote met muren heeft doen omringen, behoudt nog hare graften, oude poorten en den naem van haren ftichter, de Karolijnfche ftad. Zij is volkomen rond, en juist in het midden der nieuwe , waeraen men dezelfde gedaente gegeven heeft. Beiden, te famen genomen, zijn zij uitgeftrekter dan bevolkt. Men ziet 'er groote wijken , gebruikt tot tuinen en eenzame plaetfen. De gebouwen, bij de eerfte ftichting gevoegd, maken haer tweemacl groo-: t ter  336' De Nieuwe Reisiger. ter dan zij bij baren oorfprong was: men beeft ten minfte twee uren nodig, omze rond te gaen. Men flemt niet overeen omtrent den tijd harer ftichting: fommigen zeggen dat Granus of Granius, raedsheer van Rome, in het Bel. gifche Gaule gekomen zijnde, in het begin onzer jaertellinge , aldaer bronnen* van warm water ontdekte , en dat hij , door dat verfchijnfel getroffen, aldaer zijne woning vestigde, en 'er een kasteel bouwde. Verfcheiden bijzondere perfonen kwamen zich op dezelfde plaets nederzetten; en allengskens vormde 'er zich eene ftad , die door de Hunnen geplonderd en verbrand wierd. Men toont nog een' ouden toren , den toren van Gran genoemd, als een overblijffel van deze aloude fterkte. Anderen klimmen niet hooger op dan tot Karei den Grooten , en gronden zich op eene overlevering des lands, behelzende het volgende geval. „ Deze vorst verfleet alle jaren een gedeel„ te van den herfst in deze landftreek, om „ 'er het vermaek van de jagt' te nemen. Op „ zekeren dag, dat hij er zich met meer ijver „ dan naer gewoonte aen overgegeven had, „ verloor hij zijn volk, en verdwaelde. On„ zeker welken weg hij moest houden, verliet „ hij zich op zijn paerd; doch niets dan bos„ fchen en bergen, zonder eenige woonplaets' ontmoetende, hield hij ftal op een' heuvel, „ om  Tweehönd. Zesenvijftigste Brief. 33'? |, om hoogte te nemen: hij ontdekte rook in het diepfte Van het naburige dal; en den*. „ kende 'er eenige huizen te vinden, dreef „ hij zijn paerd naer die plaets. In het flerk„ fle van zijnen loop , zonk het paerd in eene beek van warm en rookend water. De verfchrikte keizer trad af, hielp zijn „ paerd, volgde de beek tot aen haren oor-. „ fprong, en vond 'er de puinhoopen van een „ alöud paleis , en de overblijffels van een „ heerlijk bad , waervan niets meer overig „ was dan de oude Iteenen, onder de ft-ruiken „ verborgen. Eene zoo onverwachte ontdek„ king werd, door dezen godsdienftigen vorst; „ befchouwd als eene zonderlinge befluring „ der Voorzienigheid tot zijne behoudenis. ■ Een bad van warm water, in deze woeste „ plaets , fcheen hem bekwaem om zich te verkwikken van de vermoeidheid , waer, mede hij bevangen was : hij trad 'er in, ' vond 'er zich wel bij, en dwaelde, na we. der te paerd geklommen te zijn , eenigen' " tijd, tot dat hij al zijn volk wedergevonden 3, had. „ Eene plaets , door zulk een vermaerd ge. „ val aengewezen , kon niet onbekend blij, ven. De vorst dacht dat zijne erkentenis „ en zijn roem , zoo wel als de algemeene „ nuttigheid, vereischten deze baden uit hunne puinhoopen te trekken, en dit paleis „ optehalen. De fchoonheid der landflreke,' XX. Deel. Y » dér*  338 De Nieuwe Reisioer. „ derzelver aengename ligging, en de gematigd. „ heid der lucht, deden hem befluiten zijn „ verblijf aldaer te vestigen. Hij maekte een „ begin met 'er, onder de aenroeping van de „ heilige Maegd, eene kostelijke kapél, van ,, eene toen nog onbekende fchoonheid, te „ doen bouwen. Het fraeifte marmer van „ Rome en Ravenna werd aen derzelver ver„ fiering toegewijd : de deuren en hekken „ waren van metael; en de koepel was met „ eenen kloot van louter goud gekroond. Het „ paleis, 't welk hij tot zijn verblijf deed „ oprichten , muntte niet minder uit, door „ zijne grootheid en bouworde. Alle de amp«, tenaers der kroone waren 'er gemakkelijk „ gehuisvest: men had 'er groote zalen voor „ de volks- en kerkvergaderingen gemaekt. „ De gebouwen werden derwijze gefchikt, j, dat de koning, uit het binnenfte van zijn j, vertrek ligtelijk konde zien wie 'er in of uit „ het paleis ging. Eene onmetelijke en heer„ lijke gaenderij gaf toegang tot de kapél. Een „ merkwaerdigerj gebouw, voor zoo ver het „ tevens de gaven der nature en de bekoorlijk„ heden der kunst' vereenigde, was het heer„ lijke bad, 't welk hij 'er deed ftichten. Het „ zelve was zoo ruim , en het water zoo „ overvloedig , dat twee honderd perfonen „ 'er gemakkelijk in konden zwemmen. Karei ,, beminde deze oeffening, en namze dikwils „ met de prinfen zijne zonen en de heeren van „ zijn hof. " in.  Tweehond. Zesenvijftigste Brief. 339 Indien de grond van deze historie niet alle waerheid heeft, welke een geval van'dit gewigt fchijnt te vereisfchen, is het flechts eene Valschheid meer in de verhalen der reizigerem Het is ontwijfFelbaer dat deze ftad in wezen was, zelfs onder den naem van Aken, voor de geboorte van Karei den Grooten, en dat deze vorst 'er ten hoogfte de herfteller van geweest is. Wie 'er de ftichter van zij, zij is hare geboorte aen de verdienfte harer fonteinen verfchuldigd: hare eerfte inwoonders hebben 'er zich bij gelegenheid harer wateren verzameld: de naem, die haer in bijna alle talen bijgebleven is, ftrekt daervan ten bewijze. Echter fs het waer dat zij haren voornaemften luister aen dezen keizer moet dank weten. Het koningrijke paleis, 't welk hij 'er bouwde, het heerlijke bad, 't welk hij 'er deed ftichten, en dat nog in wezen is, de luister van zijn hof, jt welk toen het prachtigfte van Europa was j de godsdienftigheid, welke men betoonde voor de heilige overblijffelen, waermede deze vorst zijne kerk zoo wel voorzien had, vormde 'er in luttel tijds eene talrijke volkplanting. Karei fpaerde noch zorgen , noch onkosten, noch voorregten, om 'er eene vermaerde ftad, de hoofdplaets der Gaulen, de zetel zijner ftaten aen deze zijde der Alpen , de troon des keizerlijks, eene koningklijke ftad, het hoofd en middenpunt van alle de andere fteden van te maken. Niettegenftaende deze heerlijke tytels, y 2. wan-  34© De Nieuwe Reisiger. wanneer men 'er volgens haren ouden omtrek over oordeelt, en hare aloude grootheid naer onze hedendaegfche denkbeelden van heerlijkheid afmeet, is men verwonderd dat 'er deze groote koning, met zijn geheel hof en datvan den paus, gehuisvest heeft, dat 'er talrijke kerkvergaderingen gehouden zijn, en dat drie honderd vijfenzestig bisfehoppen de wijding van hare kerk' bijgewoond hebben. Alle deze voordeelen verhinderden niet dat; zij verfcheidenmalen verwoest is geworden, nu door meenigvuldige branden, en dan door de hand van den vijand. Misfchien zou zij eindelijk onder hare asch gebleven zijn, indien dc weldaden der keizeren , uit eerbied voor de gedachtenisfe van Karei den Grooten, niet altoos hadden medegewerkt om haer te herftellen. Nieuwe voorregten lokten 'er meenigvuldige vreemdelingen; en hare onheilen, om dus te fpreken, tot haer voordcel aen wendende , werd zij grooter en volkrijker dan ooit. Karei de Groote beriep 'er eene kerkvergadering in het jaer 810, om te bepalen hoe men zich , omtrent de bijvoèging Van het woord Filio-que aen de geloofsbelijdenis van Nicéa, moest gedragen. Het algemeen aengenomen geloof was, dat de Heilige Geest van den Vader en den Zoon voortkwam; maer de kerk moest, door haer gezag , de uitdrukking van het leerftuk wijden. De paus, daerover geraedpleegd, wettigde geenszins deze  Tweehond. Zesenvijftigste Brief. 341 ze nieuwigheid. Aen den anderen kant wcs het geene dwalende leer; en het fcheen gevaerlijk dezelve te verbannen. De meeste kerken behielden hunne oude gewoonte. De kerkvergadering van Florence befliste alle de moeijelijkheden , die tot dezen gewigtigen twist betrekking hadden. Men heeft verfcheiden andere kerkvergaderingen , door denzelfden vorst beroepen, in deze ftad gehouden. Felix, bisfchop van Urgel , die ftaende hield dat Jezus Christus flechts de aengenomen zoon van God was, wederriep 'er zijne dwaling, en werd niettemin , uit hoofde van zijne hervallingen, afgezet en naer Lions gebannen , alwaer hij het overige van zijn leven doorbragt. Men ftelde ook vast, dat de landbisfchoppen in 't geheel geene bisfchoppelijke verrichtingen mogten doen , en in den rang van enkele priesteren zouden gefteld. worden. Hun dienst v/as te waken over de kerfpellen ten platten lande. Men beeftze afgefchaft, om dat zij zich het gezag der bisfehoppen aenmatigden. De veld. dekens zijn hun opgevolgd. Weinig jaren daerna verloor Frankrijk Karel den Grooten. Alle de gebcurtenisfen, die zijnen dood voorgegaen waren , werden als voorteekenen befehouwd. Men verkoos, tot de plaets zijner begraeftenisfe , de heerlijke kapél , welke hij had doen bouwen. Men begroef hem, met de teekenen van eenen Y 3 boet-  342 De Nieuwe Reisiger. boctvaerdigen koning, in een' onderiierdfcben kelder, zittende op eenén gouden troon , verfierd met de koningklijke fieraedjen, bekleed met zijn hairenkleed, en hebbende zijn euangelieboek op zijne kniën: men flichtte op zijn graf een' zegeboog, op welken men zijn graffchrift fchreef. De tranen des volks waren alzoo opregt als zijn leven roemrijk geweest was. Hij beminde de vrouwen , en liet 'er zich niet van regeren. Hij had 'er , zegt men, negen te gelijk, en werd niettemin onder het getal der heiligen gefield. In het vervolg werd zijn lijk onder het hoogaltaer overgebragt; en men bediende zich van het goud, dat aen zijn' zetel was, om 'er het altaer en den predikfloel mede te verfieren. Men toont insgelijks de fraeije lijkbus van wit marmer, op welke de fchaking van Proferpina in half verheven werk is afgebeeld. Zij is befloten in het vak zelf, waer zich het borstbeeld van Karei den Grooten bevindt. Dit beeldwerk is van een' zeer fraeijen fmaek. Men ziet 'cr Karon, die zijne boot fluurt; en voor de fchuit is eene kar, getrokken door vier woedende paerden, die de lucht door hun gebriesch doen wedergalmen. Achter Pluto is een minnewicht , en achter de Nimf een gewapend man , die haer belet tc vlugten. Vervolgens komt de wagen der Razernijen, door twee gevleugelde draken getrokken , fchakende de volgjuffers van Proferpina, met hare bloem- en fruitkorven. Eene  Tweehond. Zesenvijftigste Brief. 343 Eene andere kerkvergadering is beroemd, door de afkondiging van den regel der kanunniken , en de hervorming van de pracht' der bisfehoppen. Het goud, zilver en de geiteenten fchitterden op hunne perfonen en in hunne kleederen. Men bragt hen tot de eenvouwigheid van hunnen eerften ftaet. Zij wroken zich welrasch daerover aen Lodewijk den Goedertieren, oorzaek van deze hervorming'. In dezelfde vergadering verdeelde de vorst zijne ftaten onder zijne kinderen. Hij nam zijn zoon Lotharius tot deelgenoot in het keizerrijk aen, benoemde hem tot zijnen eenigften erfgenaem, en deed zijne andere zoons Lodewijk en Pepijn , den eenen tot koning van Beijeren, en den anderen van Aquitanië verklaren. Alle dc tegenwoordigen, en de keizer zelf, zwoeren deze fchikkingen te handhaven. De vredeverbonden , te Aken gefloten, maken deze ftad niet minder beroemd in de ftaetkundige historie van Europa , dan hare kerkvergaderingen in de kerkelijke jaerboeken. De Engelfchen en Hollanders, naerijverig over de overwinningen van Lodewijk den veertienden , floten met Zweden eene drievouwige verbind'tenis, om dezen vorst tot den vrede te noodzaken. Deze vereeniging zou misfebien de kragten van Frankrijk niet hebben kunnen opwegen ; maer Louvois deed den koning voor dezelve vreezen , om de y 4 dien-  344 De Nieuws Reisiger. dicnflen van Turenne , wiens gunst bij het hof, gedurende het oorlog, eene heerfchappij verkreeg , die fchadelijk aen de zijne zoude kunnen worden, min noodzakelijk temaken. Lodewijk ftond dwn toe over den vrede te* handelen; en men hield eene famenkomst te Aken , in het jaer 1668. Frankrijk Helde voor , of het Franche. Comté te behouden, daerbij voegende Kamerik, Aire en St. Omer, of het wedertegeven, en de verooveringen, in de Nederlanden gemaekt, te bewaren. Spanje bleef eenigen tijd befluiteloos ; maer eindelijk oordeelende dat het gemakkelijker zoude wederkrijgen het geene het in Vlaendcren verloren had, om dat het aldaer Jigtelijker verbindtenisfen zoude kunnen vormen , ver ' koos het liefst het Franche-Comté', en liet de andere verooveringen aen Frankrijk over. Europa de wapenen opgevat hebbende, in het jaer I74r, bij gelegenheid van den dood des keizers Karei den zesden , volgde ijder vorst zijne belangen cn eisfehen : de koning van Pruisfen nam de eerfte oogenblikken waer, en maekte zich meesterfvan Silefië. Dc keurvorst van Beheren meende regt tot de nalatenfchap van het Oostenrijkfche huis te hebben , en deed in Frankrijk en Spanje dc dienlren , door zijnen vader aen deze twee Mogendheden bewezen, gelden. De beide kroonen fmecdenhet ontwerp, niet alleen om hem  Tweehond. Zesenvijftigste 'Brief. 345 hem in de erflanden van Karei den zesden, maer zelfs in het keizerrijk te doen opvolgen. De koningen van Pruisfcn, Polen en Sardinië traden in, deze oogmerken ; en men zag de jonge Aertshertogin, Maria Therefia, zonder vreeze , tegen zoo vele vereenigde kragten worftelen. Gij kent de omwentelingen, waermede dit oorlog vergezeld was, en hoe roemrijk het voor Frankrijk» ten minfte op het vasteland, geweest is. Lodewijk wilde 'er geen ander voordeel uittrekken, dan den vrede aen zijne volken te bezorgen. De voornaemfte voorwaerden van het verdrag van Aken waren derhalve, dat alle zijne verooveringen zouden wedergegeven, en de hertogdommen van Parma en Placentia, door de koningin van Hongarijen, aen den infant Don Filips afgeftaen worden , met beding van wedcrgaef, het zij bij gebrek van mannelijke nakomelingfchap, het zij in geval deze prins tot de kroonen van Spanje of der beide Siciliën kwame: de hertog van Modena zou in zijne ftaten herfteld, de koning van Sardinië in de zijne gehandhaefd, het Gemeenebest van'Genua in alle zijne regten bevestigd worden : de vestingen van Duinkerke zouden blijven in den ftaet, waerin zij gevonden wierden: alle de kroonen zouden de orde der opvolginge, ten aenzien van den troon van Engeland vastgefteld, ftaende houden: zij zouden de pragmatique fanttie Y 5 van  346 De Nieuwe Reisiger. van Karei den zesden vrijwaren, en den groothertog van Toskane voor keizer erkennen. Dus was al de vrucht van dit oorlog, Sileüë aen den koning van Pruisfer,, en eene kleene heerfchappij aen Don Filips te verzekeren; 't geen zoude hebben kunnen gefchieden, zonder ftroomen bloeds te Horten. Aken, dat den eerften rang onder de keizerlijke fteden heeft, ftaet onder de befcherming van den keizer, het keizerrijk en de naburige prinfen. Zijne befturing , volkomen vrij, is in de handen zijner inwoonderen. De regering is verdeeld in twee kollegiën, den grooten en kleenen Raed genoemd. De eerfte, beftaende uit honderd negenentwintig perfonen , neemt kennis van de lijfftrafbare zaken en de belangen der bijzondere perfonen : de twee regerende burgemeesters zijn aen het hoofd, en verzamelen de ftemmen. Eenenveertig leden maken den kleenen Raed uit, en vonnisfen over de zaken van burgerlijke regering', koophandel en gilden. Dezelfde Raed heeft ook de befturing van de openbare inkomften. De keurvorst van de Palts benoemt, in hoedanigheid van hertog van Gulik , den burgemeester, die als de gedurige opperfchout der burgeren is. De werklieden verkiezen , alle jaren, hunne burgemeesters, raedsheeren, fchepens en andere overheden. De regering is Roomschgezind, en vergunt geene openbare oeffening van eenigen anderen gods-  Tweehond. Zesenvijftigste Brief. 34? godsdienst. De voornaemfte kerk is die van Onze Lieve Vrouw', gefticht door Karei den Grooten , vernield door de Normannen, en herbouwd in het einde der tiende eeuwe, dooiden keizer Otho en een' bisfchop van Luik. In den beginne werd zij bediend door eene gemeenfchap van kerkdijken , te famen onder eenen abt levende. In het vervolg werd zij eene domkerk, beftaende uit tweeëndertig kanunnikken. Men wil dat Karei de Groote vermaek vond in zich onder de geestelijken van deze kerk' te vermengen, zijne plaets met hun in het koor nam, aldaer den dienst las, en voorzat in het zingen der pfalmcn, waerin men hem zeer ervaren achtte. Dezelfde overlevering voegt 'er bij , dat hij beval dat de Roomfche koningen en zijne opvolgers in het keizerrijk aldaer in den rang der diakenen wierden ingelijfd, en in deze hoedanigheid den eed aen het kapittel deden. De keizer is dus kanunnik van Aken; en in den eed, welken hij uitfpreckt na zijne krooning, die, volgens de Gouden Bulle, altoos in deze ftad moest gefchieden, verpligt hij zich het kapittel te befchermen en deszelfs regten te behouden, zendende het wijders een gefchenk. Eertijds beftond het zelve in een gedeelte van huisfieraden, taoijten en andere goederen, die tot zijne krooning gediend hadden : men heeft het federt bepaeld op zesenvijftig gouden florijnen, en twee voeders besten wijns. Zoo  348 De Nieuwe Eeisïger, Zoo dra deze vorst den dag zijner krooning' vastgefteld heeft, geeft de keurvorst van Mentz daervan kennis aen den magiftraet van Aken, om de kc-izeriijke verfierfelen , die in deze ftad bewaerd worden, te verkrijgen £ene doos, met diamanten verrijkt, befluit den degen van Karei den Grooten , zijnen draegband, en het euangelieboek, dat in zijn grat was. Een kanunnik vergezelt dezelven, om de voorregten van zijn kapittel wederteeisfchen, en zijne majesteit en de keurvorften te doen teekenen , dat , indien de krooning ergens anders dan te Aken gefchiedt, zulks zonder benadeeling' van de regten dezer kerke is Dezelfde afgevaerdigde ontvangt ook den eed van den keizer , in de hoedanigheid van kanunnik, met dezelfde plegtigheden , als of 'er deze vorst gekroond ware. Deze vermaerde tempel, met den naem van kruiskerk * vereerd,. heeft uiterlijk niets snerkwaerdigs , dan zijné aloudheid. Het is een famenftel van aloude en zware bouworde en oud en fraei Gottisch werk. Het koor is in den, laetften, en de buik der kerke in den eerften fmaek. Echter doet men, van deze kerk' fprekende, Karei den Grooten zeggen, dat zij, door de fchoonhcid van hare^ouwing', alle de godsdienftige geftichten van zijn keizerrijk overtreft. Hare heilige overblijf, fels, kostelijk door hunne aloudheid, lokken 'er, * Bafhiqué*  Tweehond. Zesenvijftigste Bkief. 349 'er, alle zeven jaren, karavanen van Hongaerfche bedevaertgangeren , die, veertien dagen lang, op kosten der ftad onthaeld worden. Eenigen doen het tijdftip van deze bedevaert' opklimmen tot de veertiende eeuw, wanneer eene koningin van Hongarijen, zoo men voorgeeft, met eenen hofftoct van zeven honderd ridderen , hare ftaten onder de befcherming der heilige Maegd kwam ftellen. Anderen fchrijven deze godsdienstigheid toe aen eenen Hongaerfchen prins, die, in dezen tempel gezalfd zijnde, vele heilige overblijffels daeraen gegeven had. Men zeide ons dat de toeloop oudtijds zoo groot was, dat men 'er fomtijds vijftig duizend perfonen, zoo mannen als vrouwen, in een enkel jaer telde: tegenwoordig beloopt het getal naeuwelijks vier of vijf honderd. Zij verzamelen zich omftreeks de ftad, om 'er hunne intrede omgangswijze te doen. Zij komen 'er met kruis en banier, zingen lofzangen *, en gaen regt naer dc kerk met eene waschkaers, welke zij Onze Ueve Vrouw' verëeren. Boven in de kerk is een ftccn in dc gedaente van eene zeer lage deur, waerdoor het volk, uit godsdieiiftigheid, met blootc bccnen cn op handen en voeten kruipt, om zich voor verfchillende ziekten , en bijzonderlijk voor verkoudheden, tc behoeden. Dc kas der heilige overb.ijfftlcn, met geftcenten ver- * Liianiis.  35'o De Nieuwe ReiSiger. verrijkt, wordt Hechts alie zeven jaren geopend. Zij befluit een' witten tabberd, waermede men zegt dat de heiiige Maegd te Bethlehem gekleed was , toen zij den Zaligmaker baerde. Men toont nog een pak met luijeren, waermede men verzekert dat de Godmensen omwonden was T het linnen , op 't welke Joannes de Dooper onthoofd is geworden , een ftuk der koufen van den heiligen Jozef, en een flaeplaken, waermede de lenden van Jezus Christus op het kruis bedekt waren. Alle deze voorwerpen van godsdienst zijn befloten in ftukken taf van verfchillende kleu. ren, welken men alle zeven jaren vernieuwt. Men deelt de ouden uit aen godsdienftige perfonen , dieze bewaren en met godvrucht' eeren. Onder de andere heilige overblijffeJs, ziet men eene tant van St. Katharina , een eind van het touw, waermede de Joden den Zaligmaker in zijn Jijden bonden, een' doorn van zijne kroon', een' ring van de keeten van Petrus in zijne banden, een ftuk aerde, doortrokken met het bloed van Stefanus, eene beeldtenis der heilige Maegd, door den euangelist Lukas gefchilderd, den arm van Karei den Grooten , een ftukje van het wezenlijke kruis, enz. Het ftadhuis is nog eene der zeldzaemheden van Aken. Het ftaet op een groot doch onregelmatig plein , aen welks eind het pronkt met een' vrij fraeijen voorgevel in den heden- «Jaeg-  Twebhond. Zesenvijftigste Brief. 351 daegfchen fmaek, met groote verifiëren. De floep is met verfcheiden trappen verheven, en het gebouw op de zijden bezet met twee torenen, waervan die in het oosten nog den naem van Granus draegt. Ter zijde ia eene groote koperen fontein met vier pijpen, wier bron onder het flichten van dit gebouw ontdekt wierd. Het is eene kom van omtrent tien voeten middenlijns , waeruit zich eene voetzuil verheft, pronkende met een' metalen Karei den Grooten, van eene onvergeeffelijke kleenheid , ten aenzien van een' man , dien men altoos van eene reuzengeflalte vertoont. Met meer majeflcit is hij gefchilderd in het voorpoortael van het ftadhuis. Deze vorst, op zijnen troon gezeten , ontvangt de hulde van de burgemeesteren, onder welken uitmuntende kopftukken zijn, in den fmaek van Rubens en Van Dijk: de voornaemfte beeldtenis van dit tafereel geeft van den vorst het overeenkomftigfte denkbeeld met het geene 'er de historiefchrijvers van zeggen. Vandaer gaet men in verfchillende zalen, verfierd met zinnebeeldige fchilderijen ,. alle betrekkelijk tot de pligten der overheden. Het wapen der ftad pronkt 'er aen alle kanten : het is een zwarte arend, met uitgefpreide vleugelen, gouden leden en klaeuwen, en met het zelfde metael gekroond. Digtbij de fontein vertoonde men mij een Latijnsch opfchrift, voor altoos ontëerende voor een'  35* De Nieuwe Reisiger. een' magiftraetperfoon, wiens beeldtenis men nog befchouwt. Men ziet hem naekt op een fchavot, op eene bank liggende, zijnde zijn hoofd afgehouwen en ter aerde geworpen. Zie hier den zin van dit opfchrift: „ Dus ver! „ gaen alle de geenen, die, tot verachting „ van de keuren zijner keizerlijke majefteit, 5, goedvinden iets aenterichten , om dit Ge„ meenebest en dezen koningklijken zetel te „ vernielen. Deze kolom is opgeregt, door een bevel van de gevolmagtigden zijner ge. „ heiligde majesteit, den 3den van December „ 1616, ter ontceringe van de gedachtenisfe „ van Jan Kalkberner, hoofd der muitelingen „ in het laetfte oproer, voorgevallen in het „ jaer 1611 ". Dees man, die zich, van zijn beroep van goudfmid , tot de waerdigheid van burgemeester verheven had , begunftigde de invoering der Protestantfche ketterij' in de ftad Aken, tegen de bevelen des keizers. Men zond 'er gevolmagtigden, die door bloedige ftraföeffeningen uitmuntten.; maer Kalkberner, zich bij , den hertog van Gulik begeven hebbende ,• ontweek, door zijne vlugt, de ftraf, welke zijne amptgenootcn leden, en ftierf van droef, heid , op het hooren van dc onderdrukking' zijner medeburgeren. Men vonnisde zijn ovcrfchot; en om zijne gedachtenis te ontëeren,' ftichtte men op het plein eene kolom , met het zoo even gemelde opfchrift. De geestelijkheid  Tweehónd. Zesenvijftigste Brief. 3 $3 lijfchéid hernam de tempels , die tot gebruik der Lutheranen gediend hadden : men herwijdde de kerken , herftelde de Roomschgezinde overheden , verbande de Protestanten voor altoos van de regering'; en ter gedachtenisfe van deze gebeurtenisf', doet men alle jaren eenen omgang, in welken de ftad, op het gebalder van het gefchut, de fchim van Karei den Grooten, haren afgod, omvoert. Van alle de plaetfen $ in Europa beroemd door de famenkomst én den toevloed der zieken, zijn 'er weinig, alwaer, in het jaer getij de der wateren , eene grooter verfcheidenheid van verlustigingen is, dan te Aken. De zuiverheH der lucht', de heerlijkheid zijder baden, de zeldzame hoedanigheden zijner bronnen, en de wonderen, welken zij uitwerken, lokken 'er , van alle kanten , eene meenigte van vreemdelingen , alzoo bezig met dc vermaken , welken men 'er vindt", als met de gezondheid, welke zij 'er zoeken. De zieken ademen 'ér niet dan vrolijkheid: overal hoort men het Ueffelijke geluid van ftem en fnaren: men ziet hier tevens het verblijf der lief koe zerij' en vreugde. Het fpel, de goede lier $ het muzyk, de famenkouting , de wandeling, alles wat het vermaek kan bevorderen, vindt 'er zich vereenigd, tot tijdkorting van de gczelfchappen; en de meenigvuldigheid der voorwerpen verfchaft gedurig ftof tot onderhoud; Echter is het waer dat ijder zich niet kan XX. Deel. Z ga-  354 De Nieuwe Reisiger. gewennen aen de dampen, die onophoudelijk uit de baden waesfemen , naermate men dezelven vult of ledigt. De reuk der zwavel' volgt u overal, verfpreidt zich in alle de ftra. ten, dringt in de huizen, en verveelt allen, die 'er in huisvesten: men riekt haer, zoo dra men in de ftad komt; en zij vliegt zoo geweldig naer het hoofd, wanneer men 'er niet aen gewoon is, dat men 'er in den beginne als dronken van wordt: maer men gewent 'er ongevoelig aen; en welrasch heeft men 'er geene aendacht meer op. Ik begon het bezoek der baden met dat des keizers , het beroemdfte , alöudfte en heil" zaemfte. Het beflaet het middenpunt der ftad, en is onder het bereik van de kerk en het ftadhuis , welken verfcheiden lieden meenen dat op de puinhoopen van het aloude paleis van Karei den Grooten gebouwd zijn. De zalen, waerin men zich baedt , zijn verwulfd , en alle op eene zelfde rij. Daer zijn vijf baden, waervan de meeste vierkant zijn ; en ijder bad heeft eene daeraen palende kamer, met een' fchoorfteen en een bed, tot gemak van de zieken. „ Hier, zeide men tot mij , in deze „ zelfde plaets, in dit zelfde water, kwam „ de groote Karei, onze keizer , zich met zijne kinderen en gunftelingen op gezette „ tijden vermaken. Deze vorst, die de beste „ zwemmer van zijnen tijd was, had zooda. „ nigen fmaek in deze oeffening gekregen, „ dat  Tweehond. Zesenvijftigste Brief. 355 j, dat hij zijn verblijf te Aken vestigde, om ,, te dikwijler het vermaek daervan te genie„ ten. Hij maekte badgezelfchappen met zijne „ amptenaren , en ver ont waer digde zich niet „ de ganfche bende zijner lijfwachten daerin „ toetelaten ". Het water , uit de pomp komende, is zoo brandheet, dat niemand deszelfs hitte kan verdragen: eer men 'er zich in begeeft, laet men het verfcheiden uren koud worden. De bronnen moeten overvloedig water opgeven , dewijl men, door middel van pijpen, die het in de kommen brengen, weinig tijds bèfteedt om dezelven te vullen. Het kleene bad, ter zijde van dat des kei. zers, is 'er flechts door eenen muur van afgc: fcheiden ; en men vindt 'er dezelfde gerijifelijkheden. Het bad der heeren, dat een deieinden van de plaets' beflaet, maekt 'er het fieraed van uit: deszelfs voornaemfte gedeelte is heerlijk, naer den hedendaegfehen trant gebouwd , van fraeije hardfteen, en van eene eenvouwige en volkomen regelmatige bouworde. Met één woord', dit gebouw heeft meer de zwier van een paleis , dan van een huis der gezondheid. Het inwendige wijkt niet voor de fchoonheid van den voorgevel: de vertrekken zijn licht, ruim en gemakkelijk. Alle deze baden benooren aen de ftad, uieze aen verfcheiden bijzondere perfonen verhuurt. Allen voeren zij het wapen van het keizerrijk, dat is, een' dubbelen arend op den gevel; Z * C*m  356" De Nieuwe Reisiger. Om de vermakelijkheden van het bad te genieten , verkiezen velen dezelven met gezelfchap te gebruiken. Ijder is meester om het zijne te verkiezen, door het betalen van de geheele plaets, mits dat de betamelijkheid, ten aenzien van de verfchillende genachten, worde in acht genomen. De waerden en waerdinnen zijn onverbiddelijk omtrent dit ftuk; en om alle voorwendfels van ergernisfe te vermijden, dulden zij naeuwelijks dat 'er een man met zijne vrouw' in trede : ook moeten 'er, in dit geval, onbetwistbare bewijzen van hun huwelijk zijn. Het is te Aken een gewoon gebruik de perfonen , die zich voor de eerfteraael baden, onder te dompelen. Deze kortswijl is onder de baders het geen de.zeedoop onder de matrozen is; maer de verftandige lieden houden een bad voor zich alleen, zoo om de betamelijkheid en vrijheid in acht te nemen, als om zich niet met onbekenden te vinden. Men daelt 'er in neder met een' trap van agt of of tien treden, het zij om 'er zich enkel te baden, het zij om 'er zich ook te laten overgieten. De zoldering is koepelwijze gemaekt, en hoog genoeg om den reuk , die fterk en walchelijk is, als ook de hitte, te doen opftijgen. Zij, die de overgieting noodig hebben , nemenze in het bad zelf. De zieke, met een laken omwonden, en op een' houten Jeuniflgftoel gezeten, plaetst zich onder eene PUP-  Tweehond. Zesenvijftigste Brief. 357 pijp, die, door middel van eene pomp, weike een knecht van buiten doet werken, het water , in de gedaente van regen , op het kranke deel ftort. De arts moet deszelfs hitte, hoeveelheid, den afftand van den val, en de langdurigheid regelen. Men vindt in dezelfden oorden ook drooge baden : een ftroom van warm water, welks damp opklimt in eene houten doos, waerin, men, met een naekt ligchaem, volkomen befloten zit, behalve met het hoofd, fielt den zieken geheel in zweet. Men blijft 'er omtrent een half uur in , waerna men voorts in heete lakens uitzweet. Men legt op het gat, waerdoor de damp vliegt, een tinnen dekfel, welks midden omdraeit, en naer willekeur eene grooter of kleener opening maekt, die meer of min damp geeft. Indien men het volkomen opende, zou men in het werktuig gebrand 'of verflikt kunnen worden. De vermaerde fontein vari Corneille , alwaer men het warme water alle morgens gaet drinken , is een kleen vierkant gefticht, op de Italiaenfche wijs gebouwd, van boven met een plat, van een hek omringd, en op vier kolommen rustende. Dit gebouw heeft vier gevels; en het water valt aen ijdere zijde, door zoo vele pijpen, in wijde fchulpen. Ter zijde is eene groote gaenderij, waerin de drinkers wandelen; en aen de twee einden zijn geheime vertrekken, gefchikt voor de fchielijke Z 3 e"  . 35s De Nieuwe Reisiger. en meenigvuldige werkingen van dit buikzuiverende water. De vrouwen hebben eene afgezonderde wijk , waervan eene oude opzicnfter de mannen afkeert ■ en men zou den geenen, die, uit misvatting'of met oogmerk, haers ondanks daerin traden, eene boete doen betalen. Hare geftrengheid , in dit opzigt, verfchaft fomtijds vermakelijke tooneelen aen de aenfchouwers. De meenigte der drinkeren is zoo groot, dat men de fontein niet zonder moeite nadert. Eene verwarde vergadering van priefteren, monniken , nonnen , aenzienlijke vrouwen, burgeresfen , oude krijgsbevelhebbers , jonge faletjonkeren, gevoegd bij de verfcheidenheid van kleederen van allerlei kleuren , gedaenten, landen, ouderdom en Haten, maekt dit fchouwfpel te gelijk vreemd en vermakelijk. Het geene ik u gezegd heb van de beurs van *• Amfterdam, op het uur als 'er de kooplieden vergaderen, kan u ^alleen een denkbeeld geven van het barbaerfche gemompel, 't welk men op deze wandelplaets hoort, door de vermenging der verfchillende talen , die 'er gefproken worden. Hoewel het Hoogduitsch de landtael zij, gebruiken dc lieden van aenzien niet dan" het Fransch, voornamelijk in de vergaderingen en bezoeken. Maer aen de fon. tein, alwaer men onbedwongen zijnen fmaek volgt, herneemt ijder de tael van zijnen landaert, om 'er des te vrijer^ te kouten. Hier uit  Tweehond. Zesenvijftigste Brief. 359 uit ontftaet deze verwarde mengeling van ftemmen, tongvallen en toonen, welken het geluid der fpeeltuigen , die gemeenlijk op de plaets zijn, nog onverftaenbarer maekt. De liefde der vrijheid fchijnt de fchielijkfte uitwerking te wezen van het eerfte glas waters , 't welk 'er gedronken wordt. Deze drank ftelt allen, die aen de fontein komen, in een' gelijken rang : men kent 'er noch hoogheden noch doorluchtigheden: men moet afftaen van alle de onderfcheidingen, welken de geboorte, de waerdigheden en de rijkdom elders onder de menfchen ftellen. De ziekten zijn de eenigfte tytels, welken men 'er eerbiedigt ; en dewijl 'er zich ijder ziek acht, wordt het 'onderfcheid en de beleefdheden naer den graed van zwakheid afgemeten. „ Wer3) ken dc waters ? Zuiveren zij u ? Loost " gijze fchielijk ? Zijn hunne uitwerkingen " meenigvuldig ? Welken weg nemen zij ? " Dit is het voorfchrift der eerfte eerbewijzingen, zonder onderfcheid van ouderdom, rang of kunne. Men verlaet en ontmoet weder eikanderen, zonder de minfte verfchooning te maken : in tegendeel verheugt men 'er zich over; en wanneer men elkander wedervindt, begint men op nieuw dezelfde vragen. Kortom, alle de drinkers vormen, in het midden van eene vrije ftad , van een Gemeenebest, eene nog vrijer, gemeenzamer en ongedvvongener famenleving, Z 4  3t welk insgelijks zijnen oorfprong aen Karei den Grooten verfchuldigd is. Deze vorst, na dat hij Wittekind, hertog der Saxen, oveiwonnen had, vestigde 'er een bisdom, en ftichtte 'er de eerfte hoofdkerk des lands De ftad, in eene oude en nieuwe verdeeld , cn aen de rivier de Hafe liggende, is van eene middenmatige grootte , werd oudtijds verdeedigd door het kasteel Petersburg, waerin de bisfchop, die_.er de opperheer van is , tegenwoordig zijn verblijf houdt. De magiftraet is Luthersch, en wordt jaerlijksch, in de maend Januari , door den weg van verkiezinge vernieuwd. De ftad heeft het regt om koperen munt te flaen,_ en heeft het de laetfte reis geöeffend in het jaer ï7Het bisdom wordt, federt den Westfaelfchen vrede, beurtelings door een' Katholyk en door een' Lutheraen bezeten. De eerfte wordr vrij door het kapittel verkoren : de tweede moet uit het huis van Brunswijk-Lunebur genomen worden. De protestantfche bisfchop heeft flechts de burgerlijke regering; ziindehet kerkelijke dan vervallen aen denaerts-, J - ' bis*  pl De Nieuwe Reisigeiu bisfchop van Keulen, opperkerkvoogd vari bet land , die 'er gemeenlijk een' onderbisfchop' houdt. Het bisfchoppelijke paleis behoort aen de vorften van Brunswijk-Luneburg, die gewoon zijn het aen den Roomfchen kerkvoogd te leenen , voor den last van het te onderhouden. De beidé godsdienften hebben 'er eene vrije oeffening, eene fchool en fraeije kerken. De hoofdkerk, aen St. Pieter toegewijd is kleen en van eene gemeene bouworde: Van vijfentwintig kanunnikdijen , zijn 'er drie door Protestanten vervuld. De Jezuiten hebben de inkomst van vier domheersplaetfert, waervoor zij verpligt zijn hoogleeraer* voor dé fchool , en predikers voor de hoofdkerk te bezorgen. Men ziet op het ftadhuis; jn de zael, alwaer het verdrag van het jaer 1648 gefloten is, de beeldtenisfen der meeste afgezanten, die deel aen de bevrediging gehad hebben. Ook toont men, in een dun foliant, de afbeeldingen der bisfehoppen van Osnabrug, met depenne geteekend. Men bewaert in de hoofdkerk de heilige overblijffels van St. Krispijn en St. Krispiniaen, in zilveren lijkbusfen befloten. De Roomschgezinden hebben geen regt tot het houden van omgangen buiten den omtrek hunner kerke. Deze ftad is de eerfte van Westfalen , die den Lutherfchen godsdienst ontving, na dat Herman Hecker s Augustijner-  Tvteehokï). Zevenenvijftigste Brief. sH nermonnik , vriend van Luther, en anderera dien gepredikt hadden. Met oogmerk om mij naer Hamburg te begeven, Het ik aen mijne {linkerhand het noordelijke gedeelte van den Westfaelfchen kreits, alwaer niets een' reiziger kan lokken. Ik zonder 'er van uit de ftad Emden, hoofdftad van. Oostfriesland , liggende aen den mond der Eems, die haer beuren naem geeft. Deze rivier vormt 'er eene haven, die haer zeer handeldrijvende maekt; en de koning van Pruis, fen , haer opperheer, heeft 'er eene maetfchappij van koophandel, die alle dagen bloeïjender wordt, gevestigd. De Hollanders halen 'er osfen, timmerhout, linnens van Munfter enPaderborn, en zenden'er lakens, zijden, wijnen en allerlei foorten van fpecerijen, Dit land, eertijds een gedeelte van het koningkrijk Friesland, vernietigd door Karei den Grooten, is vervolgens bezeten door heeren, wier geflacht in het jaer 1744 is uitgeftorven. De koning van Pruisfen heeft hunne nalaten-" fchap bekomen , en dit prinsdom met zijne heerfchappij' vereenigd. Emden is eene rijke en magtige ftad, die door twee fterkten verdeedigd wordt. Hare meeste inwoonders zijn Kalvinisten: ook zijn'er Lutheranen, Doopsgezinden en Joden : deze laetften hebben 'er de vrije oeffening van hunnen godsdienst. Aurich en Norden zijn twee andere fteden van dit zelfde gewest, waervan de eerfte het ver» . blijf,  §84 De-Nieuwe Reisiger. blijf, en de tweede de begraefplaets dezer vorften was. Van Osnabrug komt men te Hamburg door bet hertogdom Bremen, 't welk zijnen naem. van de hoofdftad ontleent. Bremen is eene ftad van koophandel, groot, rijk , en wel verfterkt , met eene goede bezetting'. De Wezer , die haer, twaelf mijlen van de Noordzee , doorfnijdt, fcheidt haer in eene oude en nieuwe ftad. Zij is verdeeld in vier wijken; en ijdere wijk wordt geregeerd door een' burgemeester en zes raedsheeren, die allen belijdenis doen van den Kalvinifchen godsdienst. Ik hield 'er mij flechts een' dag op, ter befchouwinge van een flecht tooneelfpel , waerin een tyran , in koelen bloede, een' man ombragt, en vervolgens zich zei ven op het tooneel verhing. Een oude guit nam,. bij mistasting, het vergif, 't welk hij voor zijnen zoon bereid had, en ftierf inde ftuiptrek. kingen, waervan de affchuwelijkfte de toezienders meest dezen lagchen. Eene Venus vermomde zich in eene heidin , een' kapélmeester en eene hofpop, en had in haer gevolg vijf of zes minnewichtjes, van welken zij, even te voren, na eikanderen verlost was. Deze minnewichtjes verborgen zich achter eene verfchrikkelijke Pallas; en terwijl zij ik weet niet welken prins tot de wijsheid vermaende : troffen deze booze kinders de godin met vijf Of zes fchichten, die haer eenigzins aftrokken, en  Tweehond. Zevenenvijftigste Brief. 3%g en haer deden niezen en grijnzen: vervolgens hernam zij den draed harer rede, tot dat men de pijlfchoten verdubbelde , waerdoor zij op' den prins verliefd wierd. Ik bevond mij naest een' ouden baron, die, in Frankrijk gereisd hebbende , ons tooneel kende, en zich niet kon onthouden van tegen den flechten fmaek van dat zijnes landiierts uittcvaren; „ Het is waer, zeide hij tót mij, dat de onaengenaemheden , welken men „ onzen tooneelfpeleren verwekt , noodzake- lijk nadeel aen den voortgang dezer kunst' ,, moet toebrengen. Wij hebben zeer weinig fteden , alwaer eene fchouwburgszael is: „ de fpelers , wanneer zij, aenkomen , zijri verpligt eene tent, op hunne kosten, te „ doen bouwen, mits zij 'er nog verlof 5, toe verkrijgen * waervoor de overheden „ nooit nalaten hen wreedelijk te fcheren. De „ plaets, gemeenlijk kleen en ongemakkelijk „ zijnde, is de belooning gering, en naeuwe„ lijks toereikende tot onderhoud der bende. „ Ook bevinden zich deze broos- en laersprin„ fep bijna altoos zonder kleederen , zonder „ linnen , zonder fieraedje , en meestentijds „ zonder beftaen. Het tooneel der koddige „ roman van Scaron , wanneer de tooneel„ fpelers in de ftad Mans komen, is niets in „ vergelijking' van het geene in Duitschland „ omgaet. „ Men moet bekennen dat zij, van hunnen XX-. Deel. Bb „ kanf  385 De Nieuwe Reïsiger, „ kant, onze tooneelftukken niet beter be„ bandelen, dan zij zelfs door het volk be„ handeld worden. In het algemeen , zijn „ zij flechtgeflelde werktuigen , die nimmer eene vertooning hebben kunnen overleggen, „ en geen het minfte denkbeeld hebben van „ het fraeije geheel, dat voornamelijk het „ Franfche tooneel doet uitmunten. Wan- neer 'er een nieuw ftuk moet gefpeeld wor„ den, lezen zij het bij den beftuurder; erï „ twee dagen daerna , zonder andere herha„ ling', fpelen zij het op het tooneel, alwaer zij „ het gedurig op hun geheugen laten aenko?, men , en de aenfchouwers vervélen. Eea „ fpeler onthoudt zich tusfchen te fchermen, „ om zijnen makker voortelezen, totdat hij, „ door een ander afgelost, zelf zijne rol gaet „ opfnijden. Men ziet een' woedenden Achil3, les, na zich tegen de opoffering van zijne waerde Ifigenia gekant te hebben , gerust „ tusfchen de fchermen blijven, om het ge„ heugen der geenen , die haer willen op„ offeren, te gemoet te komen. Zij hebben «>, geene kennis van die tooneelbeguicheling', „ noch van dat deftige en innemende gelaet, „ 't welk de groote vertooningen moet ver„ gezellen ; en zij bezitten het geheim om „ van een tafereel van Rubens eene fchets „ van Callot te maken. Dit gebrek van fmaek „ en begaefdheid, gevoegd bij de afgrijsfelijke armoede der fpeleren, verwekt in zulken „ on-  Tweehond. Zevenenvijftigste Brief. 387 „ onzer dichteren, die zich in deze loopbaen zouden kunnen onderfcheiden , eenen afkeer van voor het tooneel te arbeiden. „ In het begin dezer eeuwe, was de Duitfche 5, Schouwburg in de grootfte barbaerschheid; ,, In de ernftigfte ftukken bevond zich altoos 5, een Hansworst , of bootfemaker , die dé onbefchoftheid van Arlequin paerde met de „ domheid van Gilles of Pierrot. Mij gedenkt ook, in mijne jongheid, een treurfpel van Edipus gezien te hebben, waerin deze prins l in het eerfte bedrijf, een kind was, „ 't welk men in het bosch bragt: in hec „ tweede ftreed hij, als een held, tegen }, zijnen vader; en in het derde ftierf hij van „ ouderdom. Wij hebben nog het vermaerde „ tooneelftuk van den beruchten Duitichen „ toovenaer, Doktor Fauftus, 't welk eenen }, tijd van twintig jaren bevat. ,, In de groote fteden van Duitschland, zijn fommige gilden, van onheugelijke tij„ den af, in het bezit van kluchten in alle hunne omgangen te fpelen. Men noemde „ deze genootfchappen van werklieden en „ tevens dicnteren Meesters -Zangers. In het midden der zestiende eeuwe had een vari 5, hun , Hans Sachs genoemd , meester zan„ ger en fchoenmaker te Neurenberg , zulk 3, een' ongemeenen vruchtbaren geest, dat zijné „ tooneelftukken geheele deelen in folio uitj, maekten. Men wil dat hij 'er meer dan B b 2 ,j zés  388 De Nieuwe Reisise*. „ zes duizend, gedurende den tijd van vijftig „ jaren, famengefteld heeft. „ De tooneelkunst is, van alle foorten „ van poëzij', door de Hoogduitfchers minst „ aengekweekt. Echter kan men niet zeggen ,, dat hun vernuft geheeienal onbekwaem „ daertoe is. Men heeft hun tooneel in drie „ tijdperken verdeeld:. het eerfte begint om- trent het midden der vijftiende eeuwe; en „ dit is de tijd, waerin men bij u de Gods„ dienstgeheimen *, en bij ons de Vasten„ avondfpelen vertoonde, waerop de fchoen„ maker van Neurenberg volgde. Men maek„ te toen vertalingen van Terentius ; maer „ men is altoos zeer verwijderd van dit uit- muntend voorbeeld gebleven. „ Het tweede tijdperk is in het midden der „ zeventiende eeuwe. De Opitz, deLohen„ fteins, de Gryphius, de Hallemanns, ver- fchenen 'er met Juister. De eerfte vertaelde „ de Antigone van Sofokles , en de Troija3, ninnen van Seneka. De anderen gaven „ treur- en blijfpelen van hun eigen maekfel. Hoewel verre beneden Corneille, Racine en Molière, vindt men echter in hunne wer„ ken fpranken van vernuft. Het is te ver- wonderen dat de loopbaen, welke zij met „ tamelijken voorfpoed ontfloten , den tijd „ van zestig jaren is verlaten geweest. Duitsch„ land werd vervolgens overftroomd door „ Fran- * Myjlsres,  Tweehond. Zevenenvijftigste Brief. 389 „ Franfche vertalingen, zonderverkiezingeen „ zonder fmaek. Pradon vond zoo wel ver. „ talers als Racine; en de voortbrengfels van „ dezen laetften, geheelenal misvormd, fton„ den gelijk met die van zijnen zwakken me. „ dedinger. „ Het derde tijdperk klimt niet op boven „ de vijfentwintig jaren. De hoogleeraer „ Gottfched was de eerfte, die den Hechten „ ftaet van ons tooneel befpeurde, en onder- nam het zelve te herftellen. Zij meende „ dat het genoeg was de kluchten , die het „ ontëerden, daervan te verbannen, en ftuk„ ken, naer de regels der kunst' gemaekt, in „ derzelver plaets te ftellen. Uit dien hoofde „ kwam hij overeen met het opperhoofd „ eener bende van tooneelfpeleren , die nu „ te Leipzich en dan weder te Brunswijk „ fpeelden , en vertaelde dc beste ftukken „ van het Franfche tooneel. Hij gaf zijnen „ ftervenden Rato , een werk wijsfelijk be„ ftuurd, doch zonder edelheid, en in Hechte „ veerzen opgefteld. Hij maekte vervolgens „ eene verzameling van zijne ftukken , en „ van die van verfcheiden fehrijveren, waer„ van hij eene foort van register vormde. „ Eene der grootfte fpeelfteren van ons „ tooneel, jufvrouw Neuberf, had de kloek. „ moedigheid van den Hansworst uit hare „ bende te weren \ en na haer befloten ver„ fcheiden beftuurders niet meer dan goede B b 3 ÏQP-  39<5 De Nieuwe Reisiger. j'j tooneelftukken te vertoonen. Echter fchijnt „ de fmaek der kluchten, federt eenigen tijd , „ in zijne aloude regten te treden ; en tot „ fchande van onzen landaert, ziet gij dat men j, de aenfchouwers nog niet kan vermaken , 5, dan door hun deze buitenfporige prullen te „ geven : niets is afgrijsfelijker en woester, j, dan de gewone onderwerpen onzer tooneel,, fpelen. Niettemin fcheppen de aenfchouwers „ ook behagen in de vertalingen van eenige „ Franfchen, Italiaenfche, Spaenfche of En. gelfche ftukken. De tooneellisten hebben „ zelfs ruwe opftellen, in hunne tael vertolkt, „ welken zij voor de vuist fpelen, in navol» jjj ginge van de Italianen. Zij zijn gewoonlijk 5, zelfs de opftellers der nieuwe ftukken, wel„ ken zij op hun tooneel vertoonen. Indien „ iemand anders die maekte , hij zou 'er gee„ ne de minfte belooning voor krijgen, en „ verphgt zijn die aen een' fpeler of eene fpeelfter te fchenken. De tooneellist, op„ ftelier of bcitter van het werk , geniet, „ hij en zijne erfgenamen , vooraf een zeker „ regt, 't welk hem toebehoort, zoo dikwerf j, men het ftuk vertoont. De nieuwe fpelen „ worden niet gedrukt , om dat de druk , volgens het Germanifche regt, de bezitting „ daervan aen de bijzondere perfonen zoude 5, benemen , omze acn het algemeen te ge5, ven. In Duitschland heeft de ftand van „ tooneellist niets ontëerends in zich, en is „ geen  Tweehond. Zevenenvijftigste Brief. 391 „ geen hinderpaal om ampten in den Staet te „ bezitten". De keizers hadden een bisdom te Bremen opgericht, onder de kerkvoogdij van Keulen, en vervolgens onder die van Hamburg , toen deze ftad tot een aertsbisdom verheven wierd. Hamburg door de Normannen verdelgd zijnde, werd dezelfde kerkvoogdij naer Bremen overgevoerd ; en de kerkvoogden , die haer regeerden , hadden rang onder de rijksvorften. Zij omhelsden den Lutherfchen godsdienst; en dit aertsbisdom , in het huis van Holftein gevallen zijnde, werd door het zelve afgeftacn aen Zweden, die het deed vernietigen , en 111 een wecreldlijk prinsdom veranderen, onder de gehoorzaamheid des keizers. De Zweden behielden het tot aen het begin dezer eeuwe , wanneer de Denen het hun ontnamen, en het afftonden aen den keurvorst van Hanover, die het nog bezit, doch zonder nadeel van het regt der ftad, die zich zelve als een Gemeenebest regeert. Het Lutherfche kapittel der hoofdkerke van St. Pieter is vernietigd geworden. Het grondgebied der aloude aertsbisfehoppen, 't welk tegenwoordig het hertogdom Bremen uitmaekt, heeft eene uitgeftrektheid van twinti* mijlen in het vierkant. Het land fcheen mij zeer goed, vruchtbaer en volkrijk, voorname» lijk omtrent de oevers van de Wezcr en Elve, Hamburg is eene der grootfte, fraeifte, handcldrijvendfte , rijkfte cn bloeijendfte fteden B b 4 van  392. De Nieuwe Reisiger. van Duitschland. De koopmanfchap lokt 'c? handelaers uit alle de landen van Europa. De rivier deElve reTliert het zelve-, en geeft gelegenheid aen de fchepen, die uit zee komen, om tot aen den voet zijner wallen te naderen. Deze breede en diepe ftroom vormt 'er eene zeer bezochte haven. De Alfter, die uit Holftein komt, doorfnijdt de ftad en werpt zich vervolgens in de Elve. Hamburg is insgelijks eene der fteden, die haren oorfprong aen Karei den Grooten verfchuldigd zijn: hij deed een kasteel op deze gewigtige post bouwen, om de volken , welken hij onderworpen had , en tot het Christendom wilde brengen , in eerbied te houden. Door den tijd ontftond 'er eene ftad , vervolgens een aertsbisdom , 't welk alle de kerken van het Noorden onder zijn grondgebied had. Het Lutherdom veroorzaakte 'er dezelfde veranderingen als te Bremen ; en de volken ondervonden dezelfde omwentelingen. Een graef van Holftein verkoft aen de Hamburgers het regt, 't welk hij op de ftad had; en van toen af werd zij een Gemeenebest. Hare vrijheid werd niettemin in het vervolg betwist; maer dc keizerlijke kamer van Spiers erkende haer, in het jaer j6i8, voor eene vrije ftad. Men wil dat hare verbindtcnis van koophandel met Lubek dc oorfprong van de Teutonifche Hanfe, of van het Hanlifche verbond is. Dezen naem geeft men , gelijk gij weet, aen eene  Tweehond. Zevenenvijftigste Brief. 393 eene maetfchappij van. kooplieden in Duitschland en het Noorden, die te famen eene naeuwe verbindtenis aengegaen, en eikanderen wederzijdsch hunne voorregten medegedeeld heb. ben. Hanfe is een Hoogduitsch woord , 't welk in onze tael is overgegaen, en oudtijds maetfchappij , bondgenootfchap of vergadering beteekende. Men noemt Hanfefteden die geenen, welke in deze verbindtenis getreden zijn. Hamburg , in eene oude en nieuwe ftad verdeeld , is omringd met drieëntwintig bolwerken , cn wordt verdeedigd door de fterkte de Star, die het zelve tot een kasteel dient. Het wordt bewaekt door de burgeren . in verfcheiden vendelen verdeeld; en de ftraten zijn des nachts door lantaernen verlicht. De meeste huizen, voornamelijk die in de nieuwe ftad, zijn geheel nieuw, op de Hollandfche wijs gebouwd , en rijkelijk met huisraed voorzien. De ftraten der oude ftad zijn bezoomd met graften , welken het getijde tweemael -daegs vult ; 't geen de vervoering der koopmanfehappen bevordert. Men begroot het getal der inwoonderen op tweemael honderd duizend zielen: voornamelijk zijn 'er vele vreemdelingen , die 'er zich nederzetten , zoo uit hoofde van hunnen koophandel, als om dat men 'er de gerijffelijkheden en aengenaemheden des levens overvloedig vindt. B b 5 De  194 De Nieuwe Reisiger. De Lutherfche godsdienst is de eenigfte, waervan men hier de vrije oeffening toelaet; maer de ieden der Engelfche kerke hebben de vrijheid om in een bijzonder huis te vergaderen. De Roomschgezinden, Gereformeerden, Doopsgezinden en Joden worden 'er flechts geduld; maer zij hebben kerken, tempels en eene fynagoge te Altena, eene Deenfche ftad, die alleen het bereik van een kanonskogel van Hamburg af ligt. De hoofdkerk, die een fraei gebouw is, heeft haer kapittel, beftaende uit een' proost, een' deken en twaelf kanunniken, allen Protestanten , behouden. Zij hebben hunne geregtshoven omftreeks de kerk, met eene openbare boekerij'. Men roemt het fraeije klokkenfpel der kerfpelkerk' van St. Pieter, den fpitstoren van St. Nikolaes, zijnde doorluchtig en met agt vergulde klooten onderfteund, mitsgaders de ongemeene groote orgels van St. Katharina. Daer is een groot getal van andere kerken, bediend door meer dan dertig leeraers. Onder de kloosters, den Roomschgezinden ontnomen , heeft men de inkomften van dat van St. Jan befteed tot de ftichting- van een kollegie, beftaende uit zeven klasfen voor de letterkunde, en eene gehoorplaets vön zes hoogleeraren in de filofofie. Het overige van het gefticht is bezet door een genootfehap van Protestantfche doch teren , onder het gezag eener kloostervoogdesfe. De andere openbare ge-  Tweehond. Zevenenvijftigste Brief. 39 ƒ gebouwen, wier fchoonheid aen den rijkdom der burgeien beantwoordt , zijn de beurs, drie magazijnen voor de zeevaert, bet admiraliteitshof , de munt, het weeshuis. het tuchthuis, het fpinhuis en het huis der vondelingen. Ook zijn 'er heerlijke wandelingen; en de omliggende ftreken z jn vervuld met tuinen en lusthuizen, die dit verblijf zeer aengenaem maken. De raedsvergadering beftaet luit vier burgemeesteren, vier ftadsvoorfpraken *, vier geheimfchrijveren en vierentwintig raedsheeren, behalve vier of vijf kollegiën , beftaende uit de voornaemfte burgeren der vier of vijf voornaemfte kerfpellen. De magiftraten hebben de regering der ftads-en ftaetszaken, en verbeelden den oppervorst. Het is geenszins eene hunner minfte bezigheden, dat zij hunne oplettendheid moeten aen wenden , ter voorkominge van de ongeregeldheden van een graeuw, dat altoos tot muiten gereed is, en dikwerf behagen fchept in zelfs die geenen, welken het voor zijne heeren erkent, te trotféren. Voornamelijk trachten zij de kunften, welken zij gelooven dat welvaert aen hunne medeburgers en luister aen het Gemeenebest kunnen geven, te doen bloeijen ; en dewijl de meesten in hunne jongheid gereisd hebben, poogen zij hun vaderland te verrijken met het geene zij nuttigst bij de vreemdelingen gezien & heb- * Sjnd.'cs,  396 De Nieuwe Reisiger. hebben. Denemarke wendt regt van bezitting' voor op hunne ftad, die dikwerf twisten met deze kroon' heeft; en misfchien zouden zij moeite hebben om dezelven ftaende te houden, indien de keizer ophield hen te befchermen. Zij bezitten verfcheiden heerlijkheden, het zij in het bijzonder, het zij gemeen met de ftad Lubek. Men roemt de befchaefdheid der burgeren van Hamburg, die door hunne aenkleving aen den koophandel niet belet worden de wetenfehappen en letteren aentekweeken, Verfcheiden onder hen ontfpannen zich niet van hunne zaken, dan door het lezen van goede boeken. Zij hebben fomtijds Franfche tooneclfpelers, en dikwerf eene Hoogduitfche opera, waervan het muzyk in den Italiaenfchen fmaek is. Volgens het zeggen der Hamburgeren, was de grootfte dichter, die Duitschland ge^ had heeft, van hunne ftad; en Eroks moet, Daer hun voorgeven , gefteld worden met het geene Frankrijk zelf volmaektst in deze foort heeft voortgebragt. De ftad Hamburg kan als de mededingfter van Amfterdam befchouwd worden: haer ontbreekt niet om het zelve te evenaren , dan volkplantingen in de andere weerelddeclen te hebben. Haer ftapel bevat de koopmanichappen en waren van alle de handeldrijvende landen. Het is waer dat zij de voortbrengfels der Oost-Indien en dc Levant uit Holland trekt; maer  Tweehond. Zevenenvijftigste Brief, wl maer zij vaert op alle de havens van Europa en voorziet zich , uit de eerfte hand , van alles , wat zij in hare pakhuizen opftapelt. L\\ heeft zich meester gemaekt van een groot gedeelte des koophandels van Nederduitschland, als ook van dien van Maegdenburg en Dresde. Hare volken voeren, met zoo veel fpaerzacmheid als de Hollanders , uitgezochte ladingen van het noorden naer de volken van het zuiden , en onttrekken hen daerdoor de middelen om dezen koophandel te drijven. Maer de Hamburgers hebben zelfs gevaerlijke mededingers in hunne nageburen, de inwoonders van Altena, wier koophandel , fterk befchermd door den koning van Denemarke , hunnen oppervorst, alle dagen bloeijender wordt. Tusfchen deze twee fteden is eene ijverzucht, die volftrektelijk moet vermeerderen , indien Altena geduriglijk grooter wordt. De Zweden verbrandden het in de jare 1713 ; doch het werd herfteld door de Denen. Eeni°e dagen na mijne aenkomst te Hamburg, bood men mij eene plaets aen in een' postwagen, die naer Lubek vertrok. Ik nam dezelve met des te meer vermaek aen, om dat ik daer door nader was bij Denemarke, alwaer ik mij fchielijk door de Baltifche zee moest begeven. Lubek is eene keizerlijke, ftad, liggende in het oostelijke gedeelte van het hertogdom Holftein. Na verfcheiden omwentelingen beproefd , en aen verfchillende vorften toe-  3o8f De Nieuwe Reisiger; toebehoord te hebben, werd zij eindelijk vrij verklaerd, en behoudt altoos dit voorregt. Zij genoot het zelve federt verfcheiden eeuwen wanneer zij , in het jaer 1533 , eene famen' zwering met andere Hanfefteden aenging, met oogmerk om zich van den koophandel der Baltifcbe zee, ten nadeele der andere volken, alleen meester te maken, en zelfs het rijk van het Noorden te bemagtigen. Markus Meijer, die zich , van den allerlaegden ftand', tot het opperfte beduur verheven had , was de ziel van dit eedgcfpan. Hij had bijna de ganfche gedaente der regeringe veranderd , en bediende zich van zijn aenzien , om zijne medeburgers tot zulke ftaetzuchtige als herfc-nfchimmige ontwerpen aentezetten. Men wil zelfs dat hij het koningkrijk Denemarke aen den koning vm Engeland verkoft , en een gedeelte van den prijs' dezer verkoopinge ontvangen had. Het eedgenootfchap rustte eene vloot van vierentwintig fchepen uit, waerover deze ma. giftraetperfoon het bevel voerde ; en om de verraderij bij het geweld te voegen , zond hij verfpieders in Zweden en Denemarke, om 'er oproer te verwekken, en op het leven deitwee oppervorften toeteleggen. Hij overlei eenen inval in deze ftaten te doen , en 'er zich de veroovering van te verzekeren. Eenige vorften van het Noorden, en verfcheiden mis. noegde Zweedfche en Deenfche landvoogden, waren in deze verbindtenis getreden. Zij tast. ten  Tweehond.'Zevenenvijftigste Brief. 399 ten in den beginne het hertogdom Holftein aen, en maekten zich meester van verfcheiden plaetfen , nemende tot een' dekmantel de herftelling van Chriftiaen den tweeden J maer de gebeurtenis beantwoordde niet aen hunne verwachting. De oneenigheid floop in hun leger , op het welke Chriftiaen de derde eene volkomen overwinning behaelde. De vloot werd verftrooid; en Markus Meijer , de oorzaek van dit oorlog, of, om beter te zeggen, van dit oproer, werd gevat en gevonmsd om gevierendeeld te worden. Zijn broeder en eenige anderen ondergingen dezelfde ftraf. De regering van Lubek verzocht den vrede , die in het jaer 1536 herfteld wierd; en alles keerde weder tot zijnen pligt. De bisfehoppen van deze ftad hebben rang onder de vorften van het keizerrijk gehad, federt het begin der twaalfde eeuwe. Een onder hen , benevens zijn kapittel en de meestea der inwoonderen, omhelsde de belijdenis vaat Augsburg ; en federt dit tijdftip is het bisdom altoos Proteftantsch geweest. Men had befloten om het weereldlijk te maken, gelijk verfcheiden anderen , in den vrede van Westfalen; maer het kapittel beloofd hebbende zijne bisfehoppen alleen uit het huis van Holftein te verkiezen , liet men het de befturing behouden. Adolf Frederik , uit den tak van Gottorp , verkozen in het jaer 1727 , werd tot vermoedelijken erfgenaem der kroone van Zweden  4'Jo De Nieuwe Reisïcjsr; den verklaerd , en beklom den troon in bet jaer 1751. Zijn broeder, Frederik Augustus, volgde hem op in het bisdom van Lubek, 't welk hij nog tegenwoordig bezit. Het kapittel der hoofdkerk', aldaer zijn verblijf houdende , beflaet uit dertig kanunniken , waervan zesentwintig Lutheranen en vier Katholyken ziju. De bisfchop houdt zijn verblijf te Eutin , eene kleine ftad zijner heerfchappije, alwaer een vrij fraei kasteel is. Lubek , liggende tusfchen twee rivieren , op eenen hoogen grond , is eene langwerpigronde ftad , die omtrent drie Engelfche mijjfen lang, en twee breed is. Men telt 'er meer dan vierentwintig ftraten , die meest fraei, regt, zindelijk , en met lindendreven verfierd zijn. De huizen , van fteen gebouwd , en bijna allen met tolpoorten , hebben van achteren fraeije tuinen. De voornaemfte geftichten zijn het ftadhuis, de beurs , het magazijn en de hoofdkerk, zijnde een zeer lang gebouw. Men ziet 'er de graven van verfcheiden bisfehoppen van Lubek en der aloude hertogen van Holftein. Deze kerk , tegenwoordig eene kerfpelkerk, wordt als eenige anderen bedienddoorLutherfche leeraers, wier hoofd den tytel van Superintendent heeft. Het klooster van St. Jan is in eene abtdij van Proteftantfche dochteren, die onder het gezag van eene abtdis leven , dat van Ste.Anna in een verbeterhuis,en dat van Ste. Katharina in eene fchool ver- an-  Twëehond. Zevenenvijftigste Brief. 401;. anderd. De Roomfchgezinden genieten 'er eene vrije oeffening van hunnen godsdienst, en hebben eene' kerk , door de Jezuiten bezeten* De ftad word geregeerd door vier burgemeesteren en zestien raedsheeren, de eenen adelijk of van de eerfte geflachten, de anderen met een' fchoolrang bekleed, of kooplieden. Zij heerfchen over eenige kleene fteden , meer dan honderd dorpen, en de haven van Travemun. de in de Baltifche zee, alwaer ik mij welrasch meen fcheep te begeven naer Denemarke. Van de hoogte der vesten van Lubek, door. wandelden mijne oogen met vermaek de wijduitgeftrekte gewesten van het Noorden, het aloude en edele Scandinavië, waeruit de meeni'-'uldige en talrijke verhuizingen , die hunne lange afdammingen van de Zwarte zee tot aen de uiterfte deelen van Spanje uitftrekten, vertrok-; ken zijn. Nieuwe zwermen , onophoudelijk uit het aloude en onuitputtelijke vaderland vertrekkende , traden op de voetftappen hunner, vaderen ; en op hunne beurt door nieuwe benden gevolgd, ituwdenzij eikanderen voort, ge. lijk de baren der zee, doorkruisten en verdeelden de onbebouwde landen , welken zij onder hunne treden vonden. Een eenvouwige en krijgsmans godsdienst, eene regering , ge. grond op het gezond verftand en de vrijheid, eene woeste klockmoedighe^, door een wild en zwervend leven gevoccf, namen toen de plaets der aloude zeden van Europa in ; maer ' XX, DeeL C c da  402 De Nieuwe Reisiöer. de zachtheid der luchtftreke verzachtte allengs, kens de hardheid der volken , dia zich in het Zuiden vestigden. Egiptifche en Fenicifche volkplantingen kwamen zich met hun vermengen, op de kusten van Italië en Griekenland, en leerde hun de letteren, de kunsten en den koophandel aenkweeken. Zij fmolten hunne zeden en hun vernuft te famen, en verloren allengskens den eerften geest, die hen bezield had. Doch dezelve bleef onveranderlijk in de landen van het Noorden , en werd 'er onophoudelijk vernieuwd: onbekwaam om langer het juk der Pvomeinen te verdragen , wierpen zij de grenspalen van dit wijduitgeftrekte rijk om verre , terwijl die kwalijk onderfteund wierden door een volk, 't welk de voorfpoed bedorven had. Zulke tegenftrijdige gefteldheden en grondbeginfels waren in den beginne tegen eikanderen gekant; maer zij vereenigden zich eindelijk; en uit hunne vermenging' fproten die geaertheid en neiging, welke, niettegcnftaende het verfchil van luchtftreke, godsdienst en regering', nog in bijna alle de ftaten van Europa heerfchan. Ik ben, enz. Lubek y den 2 sfien van Juni, 1756, Einde varMlet Twintigfte Deel. BLAD-  BLAD WYZEË, DER ,VOORNAEMSTE ZAKEN* In het Twintigfte Deel begrepen. TwEEHONnERD VIJFENVEERTIGSTE BRIEF. Vervolg van Hoiland. Hö Bladz. et ftadhuis van Amfterdam» - l i. Deszelfs ftichting. - - f Deszelfs uitwendige befchrijving. - 2; Deszelfs inwendige befchrijving. - L „ Dekamervanhethalsgeregt, of de vierfchaer; 1 J De zalen der eerfte verdieping'. - £.4. Derzelver fchilderijen. - • Leden van den Raed van Amfterdam. - 5> Hun lof. - - " k ö. De wapenkamer, Gezigt der ftad Amfterdam. - t ~ Befchrijving van deze ftad. - ' Historie van hare Uienring'* - o. Huizen en huisfieraden. - - 9- Zindelijkheid der fteden van Holland. - 10. De omliggende ftreken der hoofdftad. - II. Speelwerk van het ftadhuis. - I I2> De bank van Amfterdam. - f Law wil eene diergelijke oprichten, - 14. Overvloed van geld in Holland. - 150 Lombarden in dit land opgericht - I ^ Welke verwijtingen men daeraen kan doen. f "Welke voordeelen men 'er uit kan trekken. 17. Befchrijving van de beurs. - 18. Men vindt beurzenfnijders daarop. - I ^ Hunne ftraf, - f Ces Welk  BLADWYZER der Bladz. Welk beroep 'er eenige Joden oeffenen. J, Befchrijving van de nieuwe kerk'. » - ■ ao* Praelgraf van den admirael De Ruiter. L Praelgraf van den admirael Van Galen. ' 2I* Ontwerp om een' toren te dichten. - L Andere bijzonderheden wegens Amfterdam. ^ S2* Tweehonderd Zesenvberticste Briep. Vervolg van Holland, Vergelijking uit Telemachusontleend. | Befchrijving van het aloude Tyrus. - f 3* Zeden der inwoonderen. - - 24* Tyrus met Amfterdam vergeleken. - I Beichrijving van de haven van Amfterdam. | 25' Ongemakken van deze haven. - 29, Scheepstimmerwerf van de maetfchappij' der Indien. - 27, Hare magazijnen. - - * Toonbeeld van haer eerfte fchip. - * 28. De magazijnen der admiraliteit, - * Oorfprong der admiraliteit. - i Hare verfchillende kollegiën. . - r 29< Ilegtsgebied van deze vierfchaer. - 30, Hare wetten. - - - ■% Bediening van opper admirael. - t 31, Andere bevelhebbers der zeevaert'. - j Pligten van den admirael. - - 32, Geftrenge tucht op de fchepen, - 33. Keuren der admiraliteiten, - - 34^ Vastgefteide ftraffen tegen de fchuldigen, 35. Vergeldingen voor de wonden. - 36. Beftemming der fchepen van oorlog. - L Middelen der admiraliteit. - - i 37*. Verfchillende bedieningen. - - l "'.. Befturing der Hollandfche fchepen» - * 39» So  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. Soberheid der bootsgezellen. « 1 Hunvoedfel. - - - f 4°« Dat der officieren. Bouwftoffen voor de fchepen, - 41. Naerijver der Hollandfche zeevaert'. - 42. Synagogen der Joden van Amfterdam. - L .„ Hoogduitfche en Portugefche Joden. - 1 Hunne wijk door lampen verlicht, - L Hun opvoedingshuis. Befchrijving van de fchool' der heelkunst'. 1 Men ziet 'er eene bijzondere foort van wor-V 45. men. Kabinet van fchilderij en van den heer Braem- » kamp. - - - " > 4.6. Dat van den heer Neuville. - ' - I * Porfeleinwinkel. - <* Reederij van deze koopmanfchap. - 47. Wandeling, koffyhuizen, fchouwburg. I „ De kruidtuin. - - - I Verbeterhuizen. * - - . 49. Gasthuizen. - - - 5°» Buitenkroegen. - - 1 -r> Tuin en huis van den heer Pinto. - J 3 Tweehonderd Zevenenveertigste Brieïv Vervolg van Holland. De koophandel van Holland. - 53. Deszelfs oorfprong en aenwas. - 54. Gedrag der Hollandfche kooplieden. - 55. Stichting der Hollandfche zeevaert'. - 56. Holland is het magazijn der ganfche wee-1 reld. - V <7 Maetfchappij der Oost-Indiën. - I De' Gevleidheid van deze Maetfchappij'. - J Hare befturing. - - - 5& C c 3 Ha-  BLADWYZER de* Bladz. Hare opperfte, vierfchaer. - L ■ ■ Haer landvoogd te Batavia. - 1 59» Zij hangt af van de Algemeene Staten. ! , Verrichtingen harer Bewindhebberen. ' Belanghebbers der Maetfchappij'. - I ^ Hare onkosten en voordeele n f Misbruik in de befluringe. - - 62. Zij verzuimt hare plaetfen in Azia. - I /„ Maetfchappij der West-Indiën, - f %' Voordeelen haer vergund. - - 64. .Hare befturing. - - r" 6<ï Haer gering voordeel. - 1 £>• Oorzaken van haer verval. - 1 Aert en natuur van den Hollandfchenkoop-> 66» handel. '•' - - - * De Maetfchappij van het Noorden; j» g_ De walvischvangst. - - Weddenfchappen. - - i> /'{? De haringvangst. - - ' ' Oneindige voordeelen van deze visfcherij'. L , Driederlei foorten van haring. - C 9' Keuren op deze visfcherij. - 1 Welk denkbeeld 'er de Hollanders van heb-> 70. ben. - - - J Zij vormt bootsgezellen. - - . 71. Welk leven de visfchers leiden. - 72. De visfcherij van labberdaen. - 73. TTwEEHOSDERD AgTENVEERTIGSTE BRIEF. Vervolg van Holland. Stoffereederijen. - - - L . Lakens van Utrecht en Levden. - ' Linnens van Groningen, Friesland, enz, L Bleekerijen van Haerlem. - - «75'Papier van Holland. - - 76. De  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. De bouwing van fchepen. - - 76. De kunst van diamanten te fnijden. 1 De drukkerij en boekverkboperij. I «y Listen en hulpmiddelen vandeboekverkoo-» peren. - - - - r ?8« Zij drukken alles wat hun voorkomt. - * Slechte fchrijvers in Holland. _ - 79Dè meesten zijn verloopen monniken. - 80. Gevaer van hunne gefchriften. - l Vermindering van den Hollandfchen koop-> 8t. handel. - ' 1 Koophandel met het Noorden. - 82. Welke koopmanfehappen men 'er zendt. * Waerin de t'erugladingen beftaen. - > 83, Voordeelen voor Frankrijk te behalen. * Koophandel van den Rijn , de Moefel, enz. 1 Koophandel van de Maes en het land van ? 84. Luik. * Koophandel met de Oostenrïjkfcfae Neder>-| landen. - - - f 85. Aloude koophandel der Vlamingen, - J Koophandel met Engeland. - - 86. Koophandel met Frankrijk. - - 87. Koophandel met de Spanjaerden. - 88, Koophandel met Portugal. - - Koophandel met Italië.' - L 89. Koophandel met de Levant. - fa Keuren voor den koophandel. Voornaemfte fteden, waerin hij gedreven l 90, wordt. - - - - J Vermindering van den koophandel van lakens. - - • - - 9X* Het dorp Zaendam. * L Meenigte van windmolens. - 1 J Ongemeene zindelijkheid van dit dorp. L Schoonheid der lands en der vrouwen. 1 yi* De kerk van den Stier; bijzondere gebeurtenis. - -> " " 94» ?c 4 Twee-  BLADWYZER. der TWEEHONDERD NEGE nen VEERTIGSTE BRIEr. Vervolg van'Holland. Bladz, Voordeel der fcheepsvracht in Holland. I Het doet eene meenigte van lieden beftaen. f 95' Voordeel des koophandels voor rekening' van anderen. - - - 96, Kamers van verzekering'. - 1 Dc verzekeraers worden befchermd, - f 97' Maerfchappij van fluikeren. . - 98. Wisfelbrieven. - - 1 Lof der Hollandfche kooplieden. - f 99V001 werp van naerijver voor de volken. 100, Groot vertrouwen op Holland. Oorzaken, die tot deszelfs vermogen hebben > IQ*. medewerkt. . _ JJ Engeland ftelt het zelve palen. _ 1 Verval van den Hollandfchen koophandel, f io3' Vermeerdering van die der andere volken.' J Omwenteling in de gefchiedenis van denj 104. koophandel. - _ J Oorfprong van den koophandel in het alge-» meen. - . . - > t0<, Oorfpronp; van den koophandel ter zee. J Koophandel der Feniciërs. . ' r Koophandel der ftad Alexandrië, - fI0(>Koophandel der Karthageren. - ID7. Hij veroprzaekt het verlies van hun Gemeenebest. - JQg^ Koophandel der Lombarden. ? f Het handeldrijvende Vlaenderen. - f I09' Koophandel dér Hanfefteden. I J Koophandel der Venetianen, ' - i not Koophandel der Portugezen. - J Rijkdommen der Spanjaerden. - %' Ourfprong van d^n Hollandfchen koophan-} in. del. - , - J  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz, Vermogen van den koophandel der Engel-, fchen. - - > II2* "Engelfche en Hollandfche kooplieden. _ ' Oorfprong van den koophandel in Frankrijk. 1 H^ Deszelfs-aenwas onder Colben. - f Koophandel der Noordfche ftaten. - H4» Levendigheid van den koophandel van Eu-i ropa. - - - f ll5* 'Geld en Wisfelbrieven. - •* Koophandel van Amerika, - II6» Tweehonderd Vijftigste Brief. Vervolg van Holland. Noord-Holland, of West-Friesland. - lig. Befchrijving van de dijken in Holland. - Iiö. Of men dezen arbeid met reden roerat, - HO. Landgezigt omftreeks Ldam. - J» I2Qt Edamfche kaes. De fteden Monnikendam en Hoorn» - L Kt< Men maekt 'er flechte fier, - f De ftad Enkhuizen, - - 1 Schoonheid van den weg daer naer toe. > 122. Bijzonderheden wegens deze ftad. - * Dijken van Medenblik. - - 123. De ftad Alkmaer. * " 1 Schoonheid van derzelver omliggende ftre-l ken. - • - - f Ongemeene zindelijkheid der inwoonderen. J Oorfprong der telescopen of kijkbuizen te Alkmaer. - - - 125- Befchrijving van deze ftad. - 1 I2(^ De ftede Egmond. - - f De dijken der Helder. - - 127. Bijzonderheden wegens dit dorp. « 128. Dijkraed. - 129. C c ,5 Visch-  BLADWYZER der Vischvangst en verkooping van de visch, ^at*Z* Vuurbaek voor de fchepen. , Verfchrikkelijk voorbeeld van regtsöeffe-r 129« ning'. . J Het eiland Texel. . [ De Zuiderzee, wat zij eertijds was. f 13°* Befchrijving der ftad Haerlem. . w Haer bisfchop. . , ♦ . I Vermaerd orgel, 'r . f I32. Deszelfs befchrijviüig. . , I Roomschgezinden van Haerlem. , 133, Drukkerij van Laurens Koster. ♦ f Linnenbleekerijen. t , f Bijzonderheden daerran. . , 135. Bloemhandel te Haerlem. , I ' Dezelve floeg eertijds tot uitzinnigheid over. j Deze fmaek heefc nog met minder drift. Plaets. . . i i«7 Hoe deze koophandel gefchiedt. , ƒ Gele en zwarte angelieren. . , 1 Stichtingen voor bejaerde lieden. . f I38« Wandeling bij Haerlem. . . . jnn Befchrijving van het Haerlemmer meir, ' 1 Gevaèr der fcheepvaert' op dit meir. , f I40« Ontwerp om het droog te maken. . I4l> Molens om het water optehalen. . J Maetfchappij van Haerlem. r I42« Onderwerpen van haren arbeid, en uitdeev . ling van de prijzen. . . . t j ,rt> Ontdekkingen van een' fchrijnwerker te» Haerlem I I44< Zeidzame vertooninge». , J Twee-  VOORNAEMSTE ZAKEN. Tweehonderd Eenenvijftigste Brief. Vervolg van Holland. Weg van Haerlem. naar Amfterdam, ♦ 145Pe ftad .Leyden. . . . Waer de Rijn zich „verliest. . . L 147. jBefchrijving van den Burg. . • I St. Pieterskerk. . . . Ï4»» Graffchrifr van Boerhave. • . L j-n. Bijzonderheden wegens dezen geneesheer. \ Zijn lof. . Zi)ne werken. ♦ • '* Graffchrifc en bijzonderheden wegens Scaliger. . . - . • » • Stichting der hoogefchole. . ♦ De hoogleeraer Heinlius. • • L De Vosfiusfen, hpogleeraers van Leyden. \ 13e hoogleeraer Gronovius. . . I'SFranciskus Burman. . • 15". Karakter van alle deze geleerden. » L fi* Klaudius Salmafius. . • f Deskartes leeft afgezonderd. . . 150. De natuurkenner Musfchenbroek. . f De geleerde Alemand. . ♦ I Eenrappen van de hoogefchole te Leyden. 1 _ De fcholieren. . . . - \ De lakenreederijen van Leyden. . * Vergrootingen van deze ftad. . j> i(Ji. Leyden met Athene vergeleken. Nieuwspapier van Leyden. . L Deszelfs kruidtuin. . _ ♦ Kabinet der natuurlijke historie. ♦ t-163. De orttleedzael. . • \ Openbare boekerij. , » L jg4> Waertnede zij verrijkt is. 1 Kabinetten van bijzondere perfonen. » 105. Bij-  iLADWYZERön Bijzonderheden wegens de hoogefchool te?1^24 Leyden. . . 1 6f- Hoe zeer zij uitgemunt heeft. * J Drukkerij der Elzevieren. „ IÖ7 Vermaerde belegering van Leyden. / f /* Verfcheiden heldhaftige gevallen. , fl68* Tafereel van den honger. . .160 l afereel vandepesr. . . I7£ Verlösfing van Leyden. * . * [ Vreugd der inwoonderen. . , [17** Afbeelding van Jan van Leyden. . I72, lreung uiteinde van dezen geestdrijver. tZ-j Befchrijving van da ftad Leyden. . , Groote liefddadigheid der inwoonderen. f Stoffereederijen van deze ftad. I7Regering en zindelijkheid. . , I7g' De weeskamer. . . ' * Raed van. het ftadhuis. . 1 TW Schuiten, die alle dage„ vertrekken. * . J 17' •Ommelanden van Leyden. , 1 Huis van Deskartes. . r 178. Het dorp Rijnsburg. . / 1 De vermaerde Poiret, zijne geestdrijverij. * *79* Aloud kasteel der Romeinen. , . Iga Tweehonderd Tweeenvijftigste Brief. Vervolg van Holland. Weg van Leyden naer de Flaeg. , 1 Het fraeije dorp de Leidfchendam. ' . « Wh Oorfprong der ftede 's Gravenhage. * ! Hare befchrijving. . 1 182. Het hof der Algemeene Staten. \ 1 Zijne verfchillende zalen. . f l8q. Beeldtenis van Willem den eerften." „ j^l Beeldtenis van Maurits van Nasfau» , 185. Beeld-  VOORNAE MS TE ZAKEN. - Bladz, Beeldtenis van Frederik Henrik . 185. Beeldtenis van Willem den tweeden. . I Beeldtenis van Willem den derden. . Kabinet van zeldzaemheden desftadhouders. 187. Voorregten van den ftadhouder. . J. jgg^ Oorfprong van dit ampt» . ♦ Het is voor een' tijd vernietigd geweest. L lg. Waerom het herfteld is, . Men verkiest altoos het huis van Nasfau. 192, ,Voorwaerden van deze herftelling'. . L De advokaet generael van Holland. . * v* Paleis, waerin de ftadhouder zijn verblijf heeft. .... 194- Jïet huis in 't bosch. . . » \ Deszelfs fchilderijen, r . « Het kleene Loo, ander huis des ftadhou-j ders. . . • .. > 190. Het vermaerde dorp Scheveninge. . J Zorgvliet, Engelfche tuin. . , 197» Zeilwagen te Scheveninge te zien. - L Kerken en tempels in de Haeg. - 1 Praelgraf van Wasfenaer. . . 1 Getal der huizen in de Haeg. . , > 199. Bijzonderheden wegens deze plaets. . * Kasteel, waerin de Rijkwijkfche vrede gefloten is. ♦ ♦ 20 Graf van twee echtgenooten, in den ouder- k dom van honderd jaren geftorven. - | Praelgraf van eene vrouw' van Aldegonde. r " Gefchiedenis van Filips van Marnix, haer' j gemael. . • • • J De vermaerde Leeuwenhoek. . , , Stadhuis en de omliggende ftreken van Delft, f > Het  8LADW YZER u E & Bladz. Het magazijn. . . . . «Delfshaven en de omliggende ftreken, . r 20"* Tweehonderd Drieenvijftigste Brief. Vervolg van Holland. Aenkomst van Delft te Rotterdam. » L . Befchrijving van Rotterdam. , ' ao?' Havens van deze ftad. , . L „ Schepen, fchuiten en jagten. . • 20°* Vervolg der befchrijving' van Rotterdam. 209. Befchrijving der huizen. . . 210. Standbeeld van Erasmus. . . 211, Voorname gevallen van zijn leven. . ■% Zijn geboorte. v 2I2< Geeraertzijn vader, Margareta zijne moeder.» Geeraert wordt priester. . . . 213, Naem en opvoeding van Erasmus. . L Hij omhelst den.geestelijken ftaet. . f 2I4Hij verrichtzijneletteröerteningen ceParijs'. 215. Hij doet eene reis in Engeland. . ■. | Hij maekt den Lof der Zotheid. . i 21Ö. Dit boek veroorzaekt hem vele vijanden. * Erasmus begeeft zich naer Bazel. . L Zijn boek over de manier van prediken, f 2I?» Vermakelijke historie , uit dit boek getrokken. . . . .218. Andere historie , uit het zelfde werk ge- haeld. .... 219. Verfchillen van Erasmus met Luther. . L Hij wordt door de monniken vervolgd. » 22°* Hij worde door den paus en de vorften on-« derfteund. . I 221. Hij fterft te Bazel. . | Zijn uiterfte wil, en zijne rijkdommen. r Afbeelding en geaertheid van Erasmus. f 222" Zij-  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. Zijne gevoelens in den godsdienst. . 223. Zijn haet voor de fchoolgeleerden. . 224. Kunstvertrek van den heer Bisfchop, koopman in garem , . 1, 225. Tegelbakkerijen .... 226. De beurs van Rotterdam. . . 1 „ ■ De admiraliteit en de kerken. . ' J Schoonheid der omliggende ftreke van deze j ftad. > 228. De ftad Gouda of Ter Goudt. * * De ftad Briele. »| Manier van reizen in Holland. . >q20 Inkomst in Holland door den mond der I "* Maze. . . , •* Schoonheid des lands. . f Dordrecht of Dor:. . , .1 Kerk dezer ftad. . , . .231. Overftrooming bi'i Dordrecht. c . t Gorinchem en Woudrichem. . . I Akkoi, vaderland van Janfenius. , f 3 * Historie van dezen bisfchop. J Schets van zijne leer'. . , t Oorlog daerdoor te Leuven ontftoken, J233Zij wordt te Parijs veroordeeld. . » Onderfcheiding van den ketterfchen zin. > 234, Onderteekening van het voorfchrift. , * De ftad 's Hertogenbosch. . . F Zij verjaegt de Roomschgezinden, . £ a*>* De ftad Geertruidenberg. . , * Onderhandelingen te Geertruidenberg. . * 236. Hoe vernederende zij voor Frankrijk zijn. J Voorftellingen der Hollanderen. ' , 237. Welk 'er het gevolg van is. . , 238. Het verdrag van Breda. . . . Iq30 Schikkingen van dit verdrag. . , J 39* Befchrijving der ftad Breda. , . * De ftad en belegeringen van Bergen-op-£ 240. Zoom. . , . . J Zij wordt belegerd door den hertoe van §. 'Parma. , . . . . J2*1" Door  BLADWYZER der. Bladz, Door den marquis van Spinola. . 2414 Door den graef van Lowendahl, die haer inneemt. .... 242. Zij wordt geheelenal herfteld. ' , . j De overtogc van den Moerdijk. . V 243, Een prins van Oranje verdrinkt 'er. , * Tweehonderd Vierenvijftigste Brief. Vervolg van Holland. Het landfehap Utrecht. , , 244. Het bisdom van Utrecht. . . , 245, De fteden Leeuwaerden en Groningen. I r De ftad Middelburg. . , . \ 24°' Zeeland. ».'../ De ftad Vlisfinge. \ Zonderlinge gewoonte. . ♦ ? q Aertsbisfehop van Utrecht, . . £ 24°» De bisfchop van Kastorië. . . » De heer Van Heusfen , tot aertsbisfehop? verkoren. . . , , /-+9« Petrus Kodde volgt hem op. . . J Zijne verfchillen met den heiligen ftoel. , 250. De paus weigert de bisfehoppen van Holland te bevestigen. . . . 251. Historie van den heer Variet, bisfchop van Babilonië. . '. . . 25a. De heer Barchman , aertsbisfehop van "] Utrecht. . j De heer Meindaerts, tegenwoordig aerts- > 253. bisfchop. . . . | Historie van het verdrag van Utrecht. « j Waerom het voordeelig aen Frankrijk is. . 254. Schikkingen van dit vredeverdrag. , , 255. Lodewijk de veertiende te Utrecht. . . 256, Praelgraf van den admirael van Gendt. , 257. An>  YOORNAËMSTË ZAKËN. Bladz. Ander praelgraf. . . . 257* De maliebaen van Utrecht door Lodewijk» den XlVden benijd. . . > 258, Huis van den heer Van Mollem. . * Bijzonderheden wegens de ftad Utrecht. 259. Befchrijving van deze ftad. . . ■* Het huis van paus Adriaen.den VIden. V260. Historie van dezen paus , geboren te I Utrecht ... . J De fraeije buitenftreken van deze ftad, . 2ÖI. Het landfehap Gelderland. . , . «. De ftad Nimegen. ■ ♦ . . £ 262. Verdrag van Nimegen. . . . i De vermaerde overtogt van den Rijn, bij het Tolhuis. .... 264.. De ftad Bommel, . » S Verdeediging dier plaetfe door prins Mau-> 260". rits, ...» * Belegeringen der ftad Maestricht. . ( "> De prins vari Oranje breekt de belegering > 267. óp. .... Bijzonderheden wegens de ftad Maestricht. 268. Derzelver ftadhuis. . . . K Manier van vegen in Holland. . ( , Groote onderaerdfche holen van Maestricht. 270, Burgerlijke en kerkelijke regering. . > Eendragt der Roomschgezinden en Protes-V 271. tanten. . . . J Gerustheid der Hollandfche regeringe. t 2_., Holland is een zonderling land. . 1 ' ~* Bijzonderheden wegens dit onderwerp. \nyr, Oorzaken van zijne verheffing'. . f ~^J* Liefde der HoUandercn voor de weten-»' ichappen. . ? 275, Spaerzaemheid dezer volken. . . Zij hellen weinig tot de min over, , \n7fi Men ziet weinigarnfoede onder hen. . f ' * Opvoeding der kinderen. . . S277 De adeldom bootst de Franfchen naer. . ' {ii De tweeftrijd uit Holland verbannen, , 278, JCf. Deel. D d Straf-  BLADWYZER der Straffen tegen de misdadigers; de wegloo-^1^2' Pers. . , . .278 Manier om in dit land te reizen. , , 270, Hollandfche regering. , ' , l. Vermogen van den ftadhouder. , ƒ280. Gevaer van dit vermogen. . 281. Jaergetijden en luchtftreek van Holland. \"0 Men dwingt 'er de natuur. , . f 202. Gebruik der turf. . . | Holland was een land vol hout. t * > 283» Onbeftendigheid der jaergetijden. . . * De Hollanders reizen met fchaetfen. . | Vermaekgezelfchappen in (leden. ' , I 285. Andere rijtuigen in gebruik. . . J De Hollandfche dichtkunst. . . \ Reden van zijn' geringen voortgang. . f 286. Gedichten van den raedpenfionaris Cats. V Oo Gedichten van Antonides, Rotgans, enz. f2t5y' Het Hollandfche tooneel. 1 Neiging van Vondel tot het treurfpel. . f^9' De verwoesting van Jeruzalem, treurfpel. 200. De inneming van Amfterdam, treurfpel, 292. Maria van Schotland, treurfpel. , De dood van Palamedes, zinnebeeldig treur-l 294, fpe'« , . . . . ƒ Het vertoornt Prins Maurits. . . * i De hekeldichten van Vondel. . , /295» Oorfprong van het Hollandfche toonee'l. 1 De Tooneellisten ^296. Tweehonderd Vijfenvijftigste Brief. De omliggende Gewesten van Holland. Weg van Holland naer Luik. , . • Alöud land van Tongeren, . . J298. Sla£  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz, Slag tusfchen den hertog van Bourgonje en de Luikenaers. . . . 298. Belegering van Dinant, door den graef van Charolois. ... . . 299. De inwoonders van deze ftad vermoord, , 301. Belegering der ftad Luik. . . . 302, Onderneming tegen den hertog van Bourgonje. . , . . 303. De ftad Luik ftormenderhand ingenomen. V„0. Wreedheid aen de inwoonders gepleegd, iJ Heristal, aloud paleis onzer koningen. , Vóórvergadering van Heristal, . , 13 5* Aenkomst aen de wateren te Spa. . \n06 Befchrijving van Spa. . . f0 ' Welk leven men 'er leidt. ♦ , t _ De waterdrinkers. . , . I3'' Befchrijving der fonteine van Pouhon. . 308, Haer water wordt in alle landen gezonden, 1„0q Hoe men het in de flesfehen doet. . I0- y* Gedenkftuk van Peter den Grooten, ♦ 310. Wapens der vorften en heeren. . \%n Leven der waterdrinkeren, , . 'ó ' Wandelingen te Spa. » . "L Dc tuin en het klooster. . . *ó ' Kragt der wateren van verfchillende fonteinen. .... 313. Kragt der wateren van Pouhon. . » Woestenijen omftreeks Spa, , t 314, De fontein Van Geronftere. . | Opfchrift van Peter den Grooten, . Gebouw om voor den regen te fchuilen. J. 315. De fontein van Sauveniere, . J Hare kragten van Plinius gekend, . 316. Het kasteel van Franchimont. . . . 1 Geaertheid der inwoonderen van dit land. ƒ 3 < ' Befchrijving der ftad Luik, . . t g Kanunniken van Luik, of de Trefonciers, ( ö ' Scheuring van Luik.^ . , ♦ Regering van deze ftad, , . f 0 J' D d 2 Koop-  BLADWYZER der Bladz. Koophandel en voortbrengfeis des lands. 1 Uitgeftrektheid van het prinsdom Luik. j> 320. Hare verfchillende regtbanken. . De verfcbrikkelijke vierfchaer van Twee-. » entwintig. . . . i 321' De Perron, Palladium van Luik. . J Dezelve wordt weggevoerd door den her-1 tog van Bourgonje. . • . . > 322. Men geeftze den inwoonderen weder. . ' Dl waters van Chaudfontaines. . \.ooi Oorfprong en ontdekking van dezelven. (* o j* De overheid heeft 'er een' weg, enz. doen aenleggen. . . . 324» Historie van den graef van Warfuzée, en den burgemeester La Ruelle. ♦ . 325. De Luikenaers trotsch op hunnen oor-i fprong- . . . \ 330. Hunrje beleefdheid jegens de vreemdelingen.' Luikenaers met de Engelfchen vergeleken. 1 De heer Rousfeau , opfteiler van het Jour-t 331. nal Encydopedique. ... . J Lof van dit rijdfchrift. . . . L Historie van deszelfs inrichting*. . f332» Bekwaemheid der Luikenaren tot weten-» fchappen. . i 333. P'e beroemde Warin is te Luik geboren. * Tweehonderd Zesenvijftigste Brief. De omliggende Gewesten van Holland, Gelegenheid van Aken. . . 334, Befchrijving van deze ftad, . . 335. Tijd van deszelfs ftichdng', . ■* Ontdekking harer baden door Karei den> 336. Grooten, , . , . * De-  VOOR NAEM STE ZAKEN. Bladz. Deze vorst delft dezelven uithare puinhoopen. . ... 337» Hij doet 'er eene kapél bouwen. . L ^ft,Befchrijving van zijn paleis. . . • Waeraen de ftad Aken haren-luister ver- fchuldigd is f 339- Hare tytels en voorregten. . . . I Kerkvergaderingen in deze ftad gehouden. . 340. Dood en begraefplaets van Karei den Grooten. . . • 34tWat men nog aen zijn praelgraf ziet. . 342» Andere kerkvergadering van Aken. . [ Vredeverdrag in't jaer 1668. . . r343' Schikkingen van dit verdrag. . . | Vredeverdrag in't jaer 1748, . . I34, Schikkingen van dit verdrag. * . f T.T. Regering van Aken. . . 34". .Kerk en kanunniken van deze ftad. . L De keizer is kanunnik van Aken. . [ Krooning van dezen vorst. . . 1 ^ De kruiskerk van Aken, . . { 3* ' Bedevaert der Hongaren. . . 1 Heilige overblijffels in deze kerk. . j Befchrijving van het. ftadhuis. . - 2 0» Standbeeld van Karei den Grooten. , 351. Historie van Kalkberner, . <- Lr2 Kolom lei. zijnei uuëcic upgenCht, , | 03 Jaergetijde der wateren te Aken. . 353. Kwade reuk dezer wateren. . .1 Befchrijving der baden van den keizer. I Karei de Groote fchepte vermaek in zich f te baden. . . « • ' Andere bijzondere baden. , , 355. Manier omze te gebruiken. . . I Manier om zich -van de overgieting te be- l 356. dienen. . . " . | Drooge baden. . . . I... De vermaerde fontein van Gorneille. . f-»'* 'vYat 'er bij deze fontein voorvalt. . 358. D d 3 Vrij-  BLADWYZER d k r Bladz. .Vrijheid en gelijkheid der waterdrinkeren. 358.* Welke vragen men 'er eikanderen doet. . 359. Kokende fontein van het dorp Borfchet, , l Befchrijving van dit dorp. . . 1 3"0. Dampbaden, , . . 1 Borfchet is eene plaets van vermaken. f Beemd van Borfchet, aengename wandelt 36a, Vijver van warm water, waerin viscb is, \ < Mijn van kalamijnfteen. . . \ 303» Hoe menze bewerkt. . . , 1 Men trekt'er het zink of piauter uit. . f S64* Vingerhoedmolen. , , , I ISfaeldenreederij, . . . f*3°5. Welke orde men 'er in waerneemt. , » ,> Behendigheid der jonge werklieden. . I 3°o» Herberg van jufvrouw Bougy, . , [ Vergader- en balzael. . . L kieken op het bal en aen de fontein. . f Tweehonderd Zevenenvijftigste Brief. De omliggend* CumAÏten nan Holland. Het hertogdom Gulik. * , 369. Slag van Cloviste Tolbiak. , 1 Andere flag te Tolbiak. , . f 37°» De ftad Dusfeldorp. . , . I Gaenderij van fchilderijen der keurvorften ^371. van de Palts. "Kasteel en paleis der keurvorften, . , 372, $ïet hertogdom Kleef. . , I Befchrijving van de ftad Kleef. . f 373- De ftad Wezel. , , t ' Het Bompournikkel, . , f 374» Het  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. Het bisdom van Munfter. . . I <,7* Vermaerd verdrag van Westfalen. . f Eisfchen van verfcheiden Mogendheden. 376, Verdienfte der onderhandelaren. . 377. Schikkingen van het verdrag. . 378. Befchrijving van de ftad Munfter. « 379. Gezag en inkomften van den bisfchop, «. 380, S 'cht en ftad üsnabrug. . . 281 Bijzonderheden wegens dit bisdom. . ' De ftad Emden. ... Zij gaet over in de magt des konings van > 383. Pruisfen. » . | De ftad Bremen. . • * k 081 Hoogduicsch tooneelfpel. . . 1 3Ö4" Lot der tooneelfpeleren. . ♦ 385. Zij zijn flechte fpelers, . . 380. Barbaerschheid der Hoogdüitfche tooneel- j fpelen. . . .1 -o_ De zangmeesters, ambachtslieden. . f Hans Sachs, fchoenmaker van Neurenberg. 1 Hoogduitsch tooneel in drie tijdperken verdeeld S88. Het laetfte is niet ouder dan vijfentwintig jaren. .... 389, Bisdom van Bremen weereldlijk gemaekt. 1 Befchrijving van de ftad Hamburg. • I «*»*• Hamburg eene vrije ftad geworden. . 1 Het Haniifche verbond. . . ƒ 392« Kasteel en huizen van Hamburg. , 393. Godsdienst van deze ftad. . . l Kloosters in nutte ftichtingen veranderd. f 394' Regering van Hamburg. . . 395. De Hamburgers kweeken de letteren aen, t g. Hun koophandel. . . , r 39 * De ftad Altena. . . 1 De ftad Lubek. I 397. Samenzwering van Markus Meyer. . I Zijne ondernemingen tegen Zweden en De- [-398. nemarke. . . . De  BLADWVZE-R ÉH-z. Bladz. De bisfehoppen van Lubek. . , ma Befchrijving van deze ftad. , . 400* Haer godsdienst en regering. . . I Lubek, naburige ftad van Scandinavië. t 401. Verhuizingen der Noordfche volken. , j Zij veranderen de gedaente van Europa. . 402. Einde van den Bladwijzer van bet Twintigjie Deel, TE ROTTERDAM, Ter Drukkerye van STEFANUS MOSTERTen ZOONEN, Boekdrukkers in den Groenendael.