ë^rolyke amsterdamsche KERMIS-GAST EN, Zingende een aantal Fraaije en Nieuwe GEZANGEN. Alle op de keurigfte Wyzen geiteli door een Liefhebber der Zangkunde* Eik ïing'met de blyde Rieden $ 't Vrolyk hare kent geen verdriet§ Volg hen, die hun Zang U biedena 'c Zy het Kermis i$t of niec.  u "AMS * Ë ED A Jyi b B|SS verheugd: Bet n toch maar Eéns Kermis in het Jaar. 2. De Weftermarkt heeft veel geloop, Da?.r Kramen ftaana Wel volgclaén, jsfot Waaren, alT te koop; ' Waaronder veel van hooge rrys, Doch niet naar aller Burgren wys„ vc weinig als voor iSeel <*yys* Maar 4l voor Groote Uén. Toch tnaa* li hit Kermis (én* in 'ïj**r%  3' rt Is voor 't gezigt van iedereen^ Hoe koftbaar 't zy, Maar Geld 'er by, Voegt Koopers flechts alleen. Nochtans vindt men voor weinig geld Veel waaren ook te koop geiteld $ En fchoon de Beurs van t Goud niet zwefc Denkt men altoos: Het is toch maar Eéns Kermis in het Jaar, 4 Men gaat naar 't Oude Mannenhuis, Daar is 't galant En naar den trant;. Daar ligt de Mode t'huis-. Een Mantel» Hoed, of Zyden DoekMaakt Pietjes Geld voor Aaltje t'zoeJr' J->at 's beter als een Zoere Koek. Ja fzeit het Meisje:) 't Is ook maar Eens Kermis in het Jaar. ï* De Nieuwe Markt is vol gewoeïi Ook ziet men daar ~ * Van alle Wasar, oog ea Beurs ten aoeJU ' In  En als men bet gedrang verzaakt, \ Kemphaantjes Bier dan lekker fnwt, Terwyl men naar verkwikking haakt. L By 't drinken zingt men dan; 't Is maar Eéns Kermis in het Jaar, 6. De Pottenmarkt voorts langs getreén, Al zachtjes aan; \ Kon anders fchaen. Liep men 'er woeft om heen: .Men üeepte dan ligt Pot of Kom, Of mooglyk wel een gantfchen drom Van Schotels of van Borden om. Dat zou te roekloos zyn, fchoon tmaat Eéns Kermis is in 't Jaar. 7- _. , Nu naar de Botermarkt: Zie daar De Tenten ftaan, Om in te gaan, 'Opdat gy wordt gewaar, Wat u vertoond wordt: Goochlery, Of Koordendans, of wat er zy Van Poppenfpel, of meer daarby , Naar 't geen uw zin trekt; wyl het maar Péns Ktrmis ism't Jaar,  8. Wilt ge ook een dansje hand aan hand, Wie dat het zy, 't Staat ieder vry, In Leeuw of Olifant, Of elders, waar gy maar omtrent , De Botermarkt uw oogen wendt Naar Huizen , ieder één bekend; Een Flesje Rood *er by. 't Is maar Eéns Kermis in het Jaar. 9 Of gaat men liefst naar 't Amftelveld, Men vindt aldaar Veel nutte waar Voor elk te koop gefteld; Ly waaten, Chitfen en Catoen, En Kanten, van het nieusffft fatfoen; Die meeft den fmaak der Meisjes voên; Koop, milde Minnaar ' koopi Is maat. Eéns Kermis in het Jaar, 10 Maar koft dit u wat geld te veel; Vo1g Tys en Tryn, Of Koen en Styn, Ja, geef de Meid baar deel  Van 't lekker Poffertjes gebak; En fmul met haar op uw gemak, Dat deert zo veel niet aan uw zak | Hier vindt gy'took: En denk dan maar l Is Kermis ééns in. het Jaar. ii. Maar heeft men fmaak in leerzaam fpel; Daar Dans en Dicht, Vermaakten fticht, De Schouwburg doet dit wel; Daar flyt men aller belt zyn tyd, Aan onbefprooken vreug i gewyd, Die 'thart veikwikt en t oog verblydtr Dit is getn misbruik ^ daar het maar Eéns Kermis is in het Jaar. 12. Nu, Kermisgaften! maakt u bly^ Maar woefte Vreugd Strydt tegen Deugd; Geen Ontucht ftaat u vry: De dertle Welluft zy gefchuwd; Aan weeiige Overdaad gehuwd. Doet niets waar van de Reden gruwt] Voegt Piigt by Vreugd, en viert dus maar De Kermis ééns in het Jaar, Het  Het verlegen MEISJE] Wyze: Dacht ik toen ik n minde. WAt zal my overkomen? Ik fieldde mynen zin Op een. die, zonder fchroomen \ My trok tot zoete Min, Waardoor ik werd gedreeven, Om hem myp beften fchat, Ja 't dierbaarfmlfe te geeven, bis4 Dat ik ter Waereld had. bis* 2 Zyn vleien , ftreelen, fmeeken^ Verzeekring van ayn Trouw»; Waardoor ik ben bezweeken, Meer dan ik dacht, of zou Ooit hebben durven denken, Eer ik nog had hemind, Deên my hem alles fchenken bis\ Als aan myn Zielevrind. bit, 3- Thans toont hy zich af keer ig, En ziet naar my niet om, Daar ik i tot hem begeerig, Hem  Hem wenfch ten Bruidegom. Dit doet een andre Schoone, Die hem ontroofde aan my, Pp dat hy hulde toone, bis, Aan haare Jaloezy. bis. 4» Maar op myn beurt, zal 'k werken; Want myn verlegenheid Weetmynen moed te fterken. 1 Thans vind ik my bjreid, Om 'hem en haar te d&Sen In hun nog nieuwe Min; Op hoop dat hy mogt keeren Tot my, zyn Zielsvriendin, bis. Het verlegen MEISJE vervrolykt. Wyze: Die weldoet, fmaakt alleen het zoet* n i. Ank zy u Liefde! 'k vind myn hare Vervrolykt door uw kracht, Die myne vrees, verdriet en fmart Goedgunftig heeft verzacht, Svayn waarde Minnaar, fncod verleid, En van myn zy' getroond Door een bedriegelyke Meid, in  In wie geen éérzucht woont 2 1 Walgt van haar valfche vleiery, En fchenkt zyn hart aan my, ! 2. - I Hy wankelde door haar een poos In zyn getrouwe Min; I Maar zag haar luit , en vond haar loos In 't vleien om gewin: \Zy tokkelde fteeds aan zyn beurs, En was de Gift n aar groot, i (Voor 't kleine had zy weinig keurs.) Ban boot zy hem haar fchoot; I Zo had ze ook andren reed? gedaanJ Dit kwam hy te verftaan, t :1 -, ! Nu keerde hy tot my weerom $ Hy zag zyn dwaaling klaar; i En zwoer my tro jW , als Bruidegom Verkoos my boven haar. ; Dat zy nu vry, gelyk zy doet, Van fpyt en jaloezy, Vaft raaz' en tier'» en als verwoed Haar Lafter werp' op my. I Ik heb myn Wenfch, myn's Minnaars Trouw Maakt my wel haaft zyn Vrouw, ' De  De Minverlatende WYN VERKIEZER* tWyze : Wat heeft het Geld vermogen. T , ï- IK Iaat het minnen vaaren, Wyl ik geen Voorwerp vind, Dat my behaagt, tot paaren; 'k Heb laatft een Meid bemind, Diemy wel kon bekooren; Maar eindelyk, fchoon zy Haar Trouw my had gezwooren^ Een ander koes voor my, i. Wat heb ik niet al uuren Staan hunkren om die Meid^ Of ik haar moge begluuren ; 6 Welk een malligheid! Hoe deed ze my wel wachten In hagel fneeuw en wind; Ik wierd, naar myn gedachten \ Nochthans van haar bemind. 3* Nu maaktze een andren Minnaari Waarom dat weet ik niet, ï« plaats van my, ver winnaar, Daar  Daar zy den nek my biedt* Maar ik verfoei haar ftreeken, Verwenfch haar fnood beftaan In ontrouw, my. gebkeken, 'k Spreek nooit een Meid meer am* 4 Heeft één my loos bedroogen, Myn hoop te leur gefteld, My fchandlyk voor geloogen, £n my te wreed gekweld, Geen tweeden zal my fchaden, Ik zoek geen andre weer; *k Ga Venus Zoon verfmaaden; En geef aan Bacchus eer. 'k Ruil voor het laffe minnen Het hartig drinken, ja ! De Wvn ftreelt al myn zinren, Fn laat geen zorgen na. Wech, wech met Kaatje of Tryntje,1 Myn liefde nooit meer waard' 1 Maar uw genot, 6 Wycrjeï Is 't dat my blydfchap baart. Lot  Lof.van het BOEREN-LEVEN.. Wyze: Laafimaal als ik in 't Mei-Saizoen, Wi. At is het Boeren Leven zoet 1 Hoe bly op 't ftille Land, Of fchoon hy altoos werken moet, 't Zy dat hy poot of plant', Of graan of koren zaai', Of ploeg*, of egg', of maai', Of 't nnttig Vee ter Weiden heeft, Dat hem zyn zuivel ge.. eft. Dat hem zyn zuivel geeft. 2. In al dit werk toont hy zyn vréugd, Van *s morgens, als de dag Eerft aanbreekt, en zyn oog verheugt Eer men nog "t Zonlicht zag, Tot dat het niet meer ftraalt, En aan de Weftkim daalt; Dan geeft een korte flaap hem ruft, En 's motgens nieuwen lu... ft. En 's morgens nieuwen luft. Heeft hy zyn Schuuren volgelaên t Als de Oogft gezegend is, Dan  Dan ziet hy zynen wenfch voldaan; Met blyde erkentenis, Gulhartig, zonder kunft, Looft hy des Hemels gunft^ Die hem door milden overvloed Bevrydt voor tegenfpoe... d. Be/rydt voor tegenfpoed. 4.Of 't Zomer, dan of 't Winter zy,1 Hy vindt zyn werk altyd, En weet in ieder Jaargety Te doen wat beft hem vlydr, Geen zorg die hem bezwaart, Hy ftookt zyn eigen Haard, En praat met Huisgezin of Buur, . Des Winters by het vu... ur. Des Winters by het vuur. 5.Zo leeft de Boer op 't Land en weet Van kommer noch verdriet^ Hy werkt, hy ploegt, hy zwoegt, hy zweet; Maar kent de kwelling niet Van een ontruft gemoed, Dat Staat- of Winzucht voedt, ; Of onder 't Juk der Armoê.zwoegé. De Boer leeft beft verno... egd. De Boer leeft beft vernoegd, D«  De WINTER. Wyze: Filiis vol aanminnigheden Hl. Eeft de Lente haar vermaaken; _ Is de Zomer bly bedeeld Met de nuttigfte aller zaaken, Daar hy vrucht op vruchten teelt; Doet de milde Herfft die plukken, Schenkt hy Wyn, die t hart verheugt 3 Daar hy ze uit den Druif mag drukken: Winter! gy geeft ook uw vreugd. 2 Gy , hoe ftreng ook in uw woeden ^ Schoon gy Sneeuw en Hagel ftiooit, En den rug der breedfte vloeden In het gladde harnas rooit, Dat het Bergkriftal durft tanen, Paarden, Sleden, Menfchen draagt $> Maar dit zelf verheugt de harten,, Als men daar op rydt en jaagc. Duizenden van vluggen Knaapen, Ook veel Mei?jes, rad ter been, Snelien, daar men ftaat te gaapefi, Langs