BEDENK INGE OVER DE SCHELDE, de oorzaken van de vrijheid d e r z e lv e , v 00 & weinige jaaren door den keizer van den staat gevorderd : en ophelderende aanmerkingen van de ge. legendheid der schelde. IN BRIEVEN. door den graave DE MIÉ.ABEAU. verc1erd met een, naaukeurige kaart van de loop der schelde, van antwerpen tot in zee. Uit het fransch vertaald. Te bekomen te Middelburg by de Wed. J. en W. Abrahams, Dordrecht Blus se, Rotterdam Bothal en D.Vis, Amfterdam J. en G. Roos, W. W YNAHOsen J. Weege, Leiden Meerburg, *s Hage Lee uweNSTBrw, Utrecht E me nes. m d c c x c i_y.   VO O RRÉDE VAN DEN ({3nder de Franfchen'die ait werk zuiien lézen, zullen er gevonden worden, die, mijnen naam'vóór het zelve geplaatst vindende, meteene foort van genoegen zullen zeggen: .„ Zie daar dien „ ftokebrand, die van geen despotismus, van " geen lettres-de-cachet, van geen ftaatsgevan- genisfen, van geen patriciaat, van geen eertij„ tels, en van geen traktaaten van verdéling houd: hij ontdekt zijnen ganfchen geest, hy raad, on„ bewimpeld, muiterij en moord aan." „ Daar is er integendeel, die, uit genégenheid, „ of uit agting, waarvoor ik erkendnis verfchul" digd ben, zig zullen verwonderen, dat ik de l pen opvat om den oorlog aanteraden. Ik wensch de eersten, dat hunne fchoone ontdekking hun veel vermaak zal géven; en aan de anderen antwoord ik:  ft < 0 > Die gefchrifc ftrekt alleen tot vréde, door andere middelen, zékerlijk, dan door der heerschzügt alles intewilligen, wat zij eischt, éven als of haare eifchen niet telkens door nieuwen .gevolgd wierden; het ftrekt tot den vréde, doordien daar in aangetoond word, dat men niet te veel haast kan maken, om een ontwerp den bodem inteflaan, dat wel eenvoudig in fchijn, doch zeer gevaarlijk is, en gansch Europa dreigt met fïroomen bloeds te bedekken, of hetzelve te onderwerpen. Ik raade, dat men eenen vaardigen en kragtigen oorlog moet ondemémen, ten einde eene Republiek te behouden, welker inwoners aan den grond, dien zij bewonen, aan de vaarten, welken zij bevaren, aan de velden, die zij bebouwen, aan de vloeden, die hen befproeijen, zeiven den vorm en de gedaante gegéven hebben; naarstige, eerlijke, vreedzaame, dappere inwoners, welken het vermogen en de vrijheid, die men hun benijd, verkregen hebben door aanhoudende pogingen, waar van men in de gefchiedenis der menfehen geen voorbeeld vind, door eenen tachtig jaarigen oorlog en herhaalde overwinningen in al de deden der waereld. Indien men tot den verheven lof van meer dan  < 0 > III. eenig ander volk het menschdom eer aangedaan te hebben door de lange ftandvastigheid, en den roemriigtigen ftrijd van de vrijheidszugt kon toedoen, zou ik zeggen: ik raad den oorlog aan, ten einde eene natie te behouden, die zig in allerlei foort van eer en luister, van wijsbegeerte, wéten* fchappen en letterkunde heeft doen uitmunten; en die, in dit opzigt, éven als in alle anderen, oneindig boven de halfbarbaarfche overwinnaars véfhé* ven is, die haar willen verflinden. Wat het ontwerp betreft, het welk men mij ongetwijfeld met bitterheid zal verwijten, ik zeg ronduit: indien de vrijheid, die men zig van alle kanten aanmatigt, om de plegtigste traktaaten te fchenden, en de verbréking van dezelven te regtvaardigen door de verandering der omftandigheden, in het werk moet gefteld worden om de menfchen onder het juk te brengen, dan is het, naar mijn gedagt, béter, dezelve te gebruiken om ze vrij te maken, en hunne rust voor altijd te verzékeren. Voor het overige heb ik getragt, aan mijnen titel te voldoen: dezelve belooft alleen beden-* kingen, en ik (lel niets anders voor. Indien mij; eenige bevestiging ontglipt, zo is het om dat n% * 4  IV. <0> re gedagte mij aandrijft, en ik derzelve den vrijen teugel viere; mijn onderwerp heeft mij vervoerd, maar ik ben door geen ijdele en dwaaze verwaandheid verblind En waarop zou dezelve gegrond zijn? Wat regt zou ik hebben, om over zulke gewigtige zaaken mijn oordeel te vellen ? Ben ik een van die doorlugtige ftaatkundigen, welken tweemaal in de maand de waereld verlichten, of, liever, een dier voortreflijke ministers, die dezelvcn beheerfchen, en het regt der volken zo wél kennen, het welk, gelijk men weet, altijd geëerbiedigd is geworden; die het regt des oorlogs zo wél verdaan, hetwelk de koning van Pruisfen gedurende zijn ganfche léven beoefend heeft; die zo ervaren zijn • niet alleen m het algemeen regt, vooral in dat Van Duitschland, hetwelk door deszelfs eenvoudigheid de wijsgeeren bekoort; maar ook in de grondwetten van Frankrijk, welken het regéren zonder te beffaan, en, ondanks dit klein ongemak, volkomen verklaard zijn door tachtig duizend vonnisfen van den raad, in dewelken geen eene tégenltrijdig- heid is Zie daar het geen men natuurlijker wijze en zonder geweld doet in hoedanigheid van journaaiist, of van ■ eersten minister; hoe weinig men zig, gelijk men nooit in gebréke blijft,  < S > v. in die wétenfchap grondig geoefend heeft, welke men zédekunde noemt, welke zig van zelve met de zédekunde der (baten, gemeenlijk ftaathmde genoemd, verenigt; eene noodzaaklijke vereniging, door de gefcliiedenis van augustus en de Roomfche keizers, van gengiskan, van tamerlan , van den czaar peter , en andere helden betoogd; gelijk zulks duidelijk verklaard werd door den grooten fchrijver cesar borgia, in zijne gefcliiedenis van Italië; door den grooten Spa onze koning bij den vreemdeling, zo wel als in het midden van zijne ftaaten, voor altijd den naam van weldadigen mag verdienen, dien eene zijner provinciën hem onlangs toegewézen heeft. Wij wenfchen, dat de vrijheid, het regr. van eigendom, en de vréde van den eenen pool tot den anderen geëerbiedigd mogen worden. Wij wenfchen , dat de verdragen en verbindnisfen, waarin de natiën het eeuwig Opperwezen tot getuigen roepen, dat zij zig verzoend hebben, geen nacionaalen haat meer ontftéken, in plaats van dien te blusfchen. Wij wenschten^ dat deze haatlijke woorden: I hate the Dutch, die ik dagelijks te London hoor, van den aardbodem verbannen waren. Braave Engelfchen! Weestvrij, en zijt édelmoe• dig, dewijl gij vrij zijt,, bemin: en agt de volken, die vrij zijn, dewijl de vrijheid voor alle dingen liefde en agting waardig is; beklaag de volken, bij welken het licht der vrijheid nog niet opgaat, dewijl zij in de daad zeer te beklagen zijn; en haat geen natie. Een Fits-James, (deze naam is u bekend, het is uwe onverdraagzaamheid, die hem tot een Franschman gemaakt heeft) zeide op den bisfchoplijken ftoel te Soisfons: bemint alle menfchen zonder onderfcheid van volk; want de Turken zijn uwe broeders..., Ag! hoe hartroerend  < m > vn. is dit woord! en in den mond van eenen leeraar der waarheid! hoe voortreflijk is dit woord! van welk eene groote betékenis is hetzelve! het bevat de geheele zédekunde, de geheeleMaatkunde , alle de deugden. In agt genomen en nagekomen wordende , zou het fchier al de moeilijkheden en al het kwaad van het menschdom doen verdwijnen. Bemint alle menschen zonder onderscheid van volk; Dit is, en dit zal altijd mijne fpreuk zijn. Grootmoedige Engelfchen, ik bid u, vergeef mij dezelve! Londen, den a3:lcn van Wintermaand. 1784.  ,, Quid, dicit aliquis, in bellum paci prxferendum „ judicas? Hostis humani generis fis, atque infenfisfi- „ mus adverfarius. Quid enim bello tetrius, quo agri, i „ urbes, oppida uruntur, dlripiuntur, vastantur civitatcs, omniahonestatis ftudiaeleganti:eefflorescunt? — „ Nonita fummente destitutus ut helium paci prceferam, „ quifciam tuin demum bellum reBe geri, 'cum ad paceiy „ refertur, neque bellum in pace quarendum, fed in bcllo „ pacem." Marlana de Reeë et Regis injlutione. Lib. 3. C. 5.    BEDENKINGEN OVER DE V R IJ H E I D DER s e mi m x jb je3 DOOR DEN KEIZER GEVORDERD. - Over de Oorzaaken en waarfchijnlijke Gevolgen van deze Vordering. EERSTE BRIEF. Algemeene Aanmerkingen. D e Keizer wil zijne onderdaanen hl Braband in liet bezit der vrije vaart op de Schelde , welke door zijn gebied droomt, herdellen. De Hollanders begrijpende , dat het op de behoudenis of het verlies van hunne welvaart aankomt, en dat zelfs hun ondergang word gedreigd , fchijnen volftrekt het befluit genomen te hebben, den eisch des Keizers niet in te willigen. Dit befluit zou niets vreemds hebben, al betrof het alleenlijk hunnen koophandel. Het ontbreekt A  Hollanderen aan geen geld, om krijgstroepen te kopen; en veele vorsten immers verkopen dezelven ! Daarenboven, hebben deze vrije volken niet nog tijd om toe te géven, wanneer zij zien , dat hun te'genftand vrugtloos is ? Indien zij op deze wijze redeneerden , zou er ïlegts eene foort van barbaarsheid in opgefloten liggen, die aan handeldrijvende lieden zeer eigen is. En! welk hédendasgsch volk, drijft reeds geen handel, of begeert niet, dien te drijven! Maar, indien het den ondergang der Hollanders geld, of, indien zij, naar hun oordeel, niet langer kunnen beftaan, dan de ontzaglijke nabuur, die de heerfchappij der Schelde voor zig vordert, het zal goedvindenj dan word hunne onverzetlijkheid van meer gewigt, en verdient den naam van kloekmoedigheid. Zullen zij door Frankrijk onderfteund worden ? zij vleijcn er zig méde: het word in het algemeen geloofd; het is waarfchijnlijk. Is zulks billijk, vordert het gewigt der zaak het, en is het npodzaaklijk? 1 zie daar het geen ik voorgenomen heb, in deze brieven te onderzoeken. In Frankrijk zegt men, doch ongetwijfeld op eene onbedagte wijze j dat de Keizer een vorst is zonder karakter, vol^eerzugt om zig eenen naam te maken, die met buitenlporige eifehen voorden dag komt, en veinst, groote bewijsredenen in te brengen, terwijl men hem éven zo gemaklijk vervaard kan maken, als een jonge fcholier, die nauwlijks de plak ontdoken, is. Dit is ten minsten het geea  men ons, voor het gebeurde te Lillo, van Parijs fchreef. Zédert dat de Keizer in allen ernst bedagt is, om zijne eifchen te doen gelden, en zijne bedreigingen dadelijk uit te voeren , blijft men nog verzékeren, dat hij van zijn voornémen zal afzien , dat het flegts veel gerugts zal zijn , zonder eenige gevolgen : en het kabinet van Veriailles, beftemt honderd en twintig duizend gewapende aanfehouwers, ten einde op de bewegingen te letten van eenen vorst, wiens krijgslégers uit meer dan drie honderd duizend man beftaan. Te Parijs, en zelfs te Londen fpreekt men van dit alles, éven als men van eene ftaertirer zou lpréken. Veelen van de zogenoemde ftaatkundigen , die in hunne vrolijke gezelfchappen over het lot der rijken befchikken, verzékeren, met veel deftigheid, dat er geen mogelijkheid is, om anders te hande. len. Anderen , op eenen niet minder be vestigenden toon redenérende, houden (taande, dat de bovenmatige hebzugt der Hollanders de eenige bewégende oorzaak van dezen oorlog is, en dat deze met dukaaten beladene Myn Heers vernederd, en hunne beurzen gedund moeten worden. Bij aldien het niet volftrekt onnut is, eene zaak in overwéging te némen, voor dat men er zijn oorr deel over velt, zal men misfehien de bedenkingena die wij, zonder vooringenomenheid met onze eigen gevoelens, daar alleen de liefde tot de waarheid onze geleidfter is , den vrienden der menschheid, en A 2  4 SesSsX der geregtigheid thans willen voordragen , wel eenige oplettendheid waardig keuren. Treurig denkbeeld, in de daad, het oogenblik te zien naderen, waarin misleiden gansch Europa in vuur en vlam zal gezet worden , om de kooplieden van Antwerpen te beletten , hunne eigen fchéperi, in hunne haven bevragt, aftezenden, en, uit de andere waerelddeelen komende , daar in te ontvangen. Duizenden van menichen ftaan, eenige honderd uuren verre van Holland, ter flagt. bank gevoerd , bedorven, verarmd, en in de uiterfte ellende gedompeld te worden, zonder dat er de minste 1'chijn is, dat zij in dat gefchil' eenig belang hebben. De Hollanders, wier rijkdommen en gebréken , door de begeerte naar goud en den overvloed van hetzelve verkrégen, de agting hebben doen dalen, welke hunne zéden, hunne opregtheid en hunne naerftigheid verdienen, zullen van de vreemde mogendheden verkrijgen het geen milHoenen van menichen, die onder den druk hunner regering zugten, tot verbétering van hunnen ftaat niet zouden verwerven. En wie zal zig vóórnaamlijk met de uitvoering van hunne zaak belasten? Het ministerie van Frankrijk; hetzelfde, dat, om der verleende befcherming aan de Amerikaanen luister bijtezetten, alom heeft verbreid, voor de vrijheid der zeeën geftréden te hebben. De Koning van Pruisfen zal van zijne zijde werkzaam wtzen. De réden van de reis zijns broeders naar  Parijs 3 en zijn verblijf aldaar, is geweest,zegtmen, om fchikkingen te maken tot het beleid van dezen oorlog, waarin hij het voornaamfte bevél zal hebben. Men heeft hem in de fchouwburgen zeer toege* juichd, pragtig onthaald, in alle plaatzen gelieft koosd, wijl het, waarfchijnlijk, onder zijne beve% len zal zijn, dat een groot gedeelte van al die helden van vier Huivers daags zig zullen doen Aagten, helden, die niet wéten, wat de Schelde is, noch wat Holland waard is, noch wat koophandel is, en die zelfs, zo wel als hunne vaders, broeders, moeders, vrouwen, en zusters verlegen zouden {taan, indien zij, fchoon wézendlijk het fiaatkundig lichaam uitmakende, welks belangen men weegt, moesten verklaren, waarin het ongelukkig voor hun zou zijn, indien de Keizer magtigerwas, dan hun eigen heer en meester; want, wat hebben zij te verliezen', anders dan hunne armoede ei* ellende. 'Nog eens, treurig denkbeeld, het- welk zo veele anderen in ons doet opkomen; doch die als aan de hédendaagfche oorlogen gemeen, geeft bijzonderen invloed op het tegenwoordig verfchir moeten hebben. Wij zijn nog niet tot die tijden genaderd, in welken wijsgeerige'ontwerpen en handelingen rijken zullen kunnen beftieren. Onze maat-, fchappijen, door eene arglistige en onverzaadlijke* ftaatkuude verkankerd, kunnen zo fchielijk van haare grondrégels niet afgaan. De gebeurdnisfert flépen ons voord, en in de omftandigheid moeten zij ons voordfiépen. 43'  Indedaad, het voorwerp en de pügt van alle regéringcn is de duurzaamheid. Haare belangen , ten minsten zo als zij die befchouwen , komen zekerlijk zelden overeen met die der volken, welken zij regéren. Maarzo het is niet, wanneer vijandlijke invallen, en omwentelingen, door onrustige nabuuren bewerkt, of bedekte handelingen, door de heerschzugtige afhangelingen gefmeed , die hen omringen, moeten voorgekomen en geweerd worden. Zulke vorsten tragtcn hunnen ftaat te vergroten ; zij willen de menichen drukken, maar hen piet gelukkig maken! Indien zij het geluk van het menschdom bedoelden; indien hunne heerschzugt alleenlijk ftrekte tot verbetering van het lot der menfehen, zouden hunne eigen ftaaten hun gelégenheids genoeg aanbieden, zonder dat zij die van anderen behoeven te begéren. Het belang der volken is derhalven zelden gelégen in het veranderen van meesters, of ten minsten in die te ontvangen uit de hand des overwinnaars. Indien er nuttige omwentelingen zijn, dan zijn het de inwendige fchokken, die de menfehen vormen, hen in hunnen ftand plaatzen, groote voorbeelden géven, de volken en zelfs hunne hoofden enderrigten, en zelden, egter zomwijlen, de willekeurige oppermagt verpletteren , of ten minsten omzigtig maken. Dezen zijn nuttige omwentelingen, cn niet de veroveringen, en de verdragen van verdéling, waarbij geheele volkplantingen worden •vergeléverd s éven als fchaapeu aan meedogen-  iooze flagters. Eene beroerte onder een vrij volk , welks voorregten men poogt te verkorten, is van meer vrugt voor het gemoed van een deugdzaam man, dan al die nietige ondergefchiktheid, of die beklagenswaardige voorfpoed, waarop men elders roemt. De verbindnisfen tusfchen volftrekte opperheerfchers , met eene fterke gewapende magt voorzien, zijn dus te vrezen, niet alleen voor de vorsten (de deugdzaame befchouwt hén alleenlijk als de rampzalige iligters der onheilen , welken het menschdom drukken, of als de werktuigen van het goede , hetwelk de natiën kan vertroosten over de langdurige verwoestingen van het willekeurig gezag); de groote verbindnisfen, zeg ik, zijn niet alleen te vrézen voor de vorsten, maar ook voor de volken, die in al die fchriklijke oneenigheden, in al die vreeslijke twisten als niets geteld, en tot zulk eenen trap van veragting gekomen zijn , dat voor hen fchier niets anders meer over blijft, dan de ilaaffche dienstbaarheid. Het is derhalven onwaar, dat de verbindnisfen alleen de vorsten betreffen. Indien de verbindnis van het Noorden het vaste land dreigt, gelijk ik hoop aantetonen , moet men er niet onverfehillig omtrent zijn; en gewislijk, een gunstig oogenblik fchijnt, zig aan Frankrijk aantebieden, om dezelve voor altijd te bedwingen en in toom te houden, door eene llaatsgefteldheid te bezorgen aan het ganfche Duitfche volk, welk,, indien men geen fpoed maakt, wel ras, Z3J5 A4  8 ontbonden worden. Het voorziet, het kent het gevaar, waarméde het gedreigd word: het (trekt de hand tot Frankrijk uit; waarom zou dit rijk weigeren, aan deszelfs begeerte te voldoen ? Waarom? Om dat.Engelland het oog op hetzelve gevestigd houd, en weerwraak tragt te némen' Men hield zig tot in den laatsten oorlog in Frankrijk verzékerd, dat men Engelland zou verpletteren, indien men geen vijanden op het vaste land had te beftrijden. De ondervinding heeft getoond, dat men zig vergiste. Ondanks de grove misdagen der Engelfchen, heeft men ze nietten onder gebragt, fchoon men hen veel kwaad gedaan heeft; en ondertusfchen liet de Keizer ons gerustlijk begaan. Thans, niettégenftaande de magtloosheid van deze trotfche mededingers, zou Frankrijk zig, door eenen oorlog van dien kant, aan gtoote rampen blootftellen, na vrugtloos alle tot verderf (trekkende pogingen tégen den Keizer ingefpannen te hebben. IJdele vrees! Engelland kan niets doen; het zal niets doen; het is reeds niet meer de eerste mogendheid. Wanneer het zijne Indifche bezittingen zal verloren hebben, welke tijdftip nauwiijks meer dan tien jaaren kan afzijn, zal het eene mogendheid van den derden rang zijn, ten minsten gedurende veele jaaren. ( O ! van welk eene aangelégenheid zou het voor dit rijk zijn , indien het zijn geluk kende ? Magt van buiten, of vrijheid van binnen; er moet eene keus gedaan worden , want  beiden kunnen niet vereenigd worden.) Alsdan , en alleenlijk alsdan, zal Engelland, na veele beroerten, en befproeid met zijn eigen bloed, doch van zijne verdwaasdheid terug gekomen, gelukkig, en overtuigd wezen , dat de invloed van buiten niets kan toebrengen tot het geluk van eene natie. Voor het tegenwoordige zal dit rijk zig denklijk buiten dezen twist houden; het zal liever den uitflag afwagten ; maar, indien het zig zo ras tragt te wréken, üort het zig ongetwijfeld in zijn verderf. Gelukkig , dat hetzelve er de middelen niet toe' beeft. Maar, waarom zal men de vriendfchap met den Keizer, welke reeds agt en twintig jaaren ftand gehouden heeft, veibrékcn, daar die vorst tot héden" geen réden van ongenoegen gegéven heeft? Waarom zou de voorfpoed van Oostenrijks Vlaanderen niet zo wel van nut voor Frankrijk zijn, als die van Holland ? Is uit den voorfpoed van den naasten nabuur niet meer voordeel te trekken, door den dagelijkfchen handel, dan uit dien van den verder afgelegen nabuur? En zouden de Oostenrijkfche Néderlanden , in rijkdom toenémende , voor Frankrijk, die dezelven elk oogenblik, om zo te fpréken , kan vermeesteren, niet tot eenen waarborg ftrekken tégen de aanflagen en ondernémingen des Keizers tégen Frankrijk zelve ? Immers is een onderpand zo veelte béter, hoe meer het zelve van waarde is. Kan men ftaatkuudige verbindnisfen , reeds hondermaal gefchondeu , in allen ernst tégen zulke gewigtigc bedenkingen in vergeA 5  lijking dellen ? Het traktaat van Munder (a) is ten minden ten aanzien der Schelde één der geenen, waar van de onbillijkheid en onredelijkheid de vernietiging heeft moeten bereiden. De Hollanders , over ondankbaarheid, en kwaade trouw fchreeuwen» de, vergeten, dat zij zeiven de geheiligdt'te verbindnisfen bij gelégenheid der verbonden, die voor hun nuttig waren a aangegaan, ontzénuwd heoben : zij willen niet wéten, dat de mogendheid, die haare onderdeuning door buitengewoone atdanden en bevoorregtingen heeft doen betalen - flegts een listige vijand was; dat het een ongehoord geluk voor hun is 5 een voorregt, liet welk: alzins haatlijk, en voor den Souverein, op wien men het door ovcrmagt verkrégen heeft, onverdraagMjk is , zo lang te hebben kunnen genieten ; en dat een ongehoord geluk niet eeuwigdurend is. Waarom dan de dwaling der Hollanders voorgedaan, voedzel er aan gegéven, er in gedeeld? Wat voordeel kan Frankrijk bij dezen oorlog hebben? Wat heeft het te vrezen, onzijdig blijvende.? Wat kunnen deze wispelturige daatkundigen, welken bij de voormalige heeren kunnen vergeléken worden, die om de minste beuzeling hunnen nabuur verwoestten en pionderden , aan Frankrijk tot vergoeding der gevaaren géven , waaraan het zig bloot delt, door zig tégen den Keizer te verklaren. Eindelijk, zou het, zelfs als een welervaren cnMachiavelsch daatkundige, niet nog O) Van het jaar 1648. Art. XIV.  verftandig gehandeld zijn, als een'gerust en vreedzaam aanfchouwer, de Hollanders hunne geldkisten te laten lédigen? — Gelooft gij, mijn heer! dat ik de zaak des Keizers heb verzwakt? Ik wil voor het tégemvoordige niet onderzoeken, of het verdédigend traktaat van verbindnis en vriendfchap tusfchen Frankrijk en de Keizerin van Hongarije voor Frankrijk waarlijk voordélig is geweest, en of het zelfs ooit voor hetzelve voordélig kan worden voor deszelfs zékerheid, het zij van binnen , of van buiten, voor deszelfs belang, en koophandel. Deze zeer nételige en zeer ingewikkelde gefchilftukken behoren niet tot mijn plan, en mijne perfoneele grondbeginzels zijn altijd geweest, dat Frankrijk alleenlijk vrienden moet hebben. Maar de genégenheid en zelfs de vriendfchap moeten geen blinde gedienstigheid zijn , de billijkheid moet er niet aan opgeofferd worden. Waarom begeert de Keizer de vaart op de Schelde? Om dat hij de welvaart en den voorfpoed van zijne fchoonfte provinciën als het gevolg daar van befchouwt. Maar is het dan eene uitgemaakte zaak , dat het geluk en de rijkdom der Oostenrijkfche Néderlanden van de vrijheid der Schelde afhangen? of zal men veeleer geen regt hebben, om zulks tégen te fpréken, zo lang in deze provinciën, welken men onder de fchoonsten van Europa rékent, nog heiden te bebouwen, magere en dorre gronden te mesten (£), moerasfen droog te .maken, en vaar- (l) Zie de provinciën van Luxemburg, Limburg, Namen, Campine, e. z. .v  ten te graven zullen zijn tot bevordering van de binnenlandfche gemeenfchap (c) ; zo lang zij het derde gedeelte der inwoners niet zullen bevatten, die, zonder bijkomenden buitenlandfchen handel, er hun beftaan in zouden kunnen vinden. Daar benéven , zou de voorfpoed en welvaart der Oostenrijkfche Nederlanden aan Frankrijk het verlies der Vereenigde provinciën vergoeden, het welk de Hollanders als onvermijdelijk befchouwen , zodra de vaart op de Schelde voor de vreemde volken zal geopend zijn? Deze aanmerkingen gegrond zijnde, komt mij het traktaat van Munfter als billijk voor, en wel verre, dat het onrédelijk zou zijn, befchouw ik het als ééne der gewigtigfte wetten van het ftaatkundig wetboek van Europa. Maar, voor dat wij tot heronderzoek van deze vraag treden, die men zelfs niet aangeroerd heeft, en die ons in deze gewigtige zaak beflisfende voor^ komt, némen wij de vrijheid, te vragen, of zij, die Frankrijk raden , de Hollanders aan zig zeiven over te laten, de fchriklijkc trouwloosheid wel in- 00 Bij voorbeeld, eene vaart van Brtisfcl tot in de Sambre, om de voordbrengzels uit de Franfclie provinciën langs dezelve te vervoeren; eene vaart van Mons tot Aatli, reeds voorlang door de Staaten van Henegouwen ontworpen; eene vaart, welke de Haine met de Sambre vercenijt e. z. v. Door middel 'van deze vaarten zou men de gelieele Néderlanden te water kunnen doorreizen, en de vaart op dè Schelde heeft geen betrekking met al deze ondernémiugen. Eene vaart van Brugge tot in Zee zou een einde maken aan het 'gefchil, het welk Europj «iet eenen aisemeenen oorlog bedreijt.  gedagt hebben, waarméde het kabinet van Verfailles zig zou bezoedelen, het mag nu in zijne verbindnisfen met Holland gelijk of ongelijk hebben; maar ondertusfchen die republiek in den afgrond heeft gcftort, door het bewerken vanhaare vrédebreuk met Engelland ? Hebben zij wel gedagt aan de uitwerking, welke de naam van goede trouw in het (taalkundig évenwigt moet hebben, voornaamlijk, wanneer men wégens de grootfte misdagen geen andere verfchoning heeft, dan dezen naam, het zij men dien al of niet verdiend heeft, en welke reeds zeer gekrenkt is door het gedrag van het kabinet van Verfailles in het begin van den laatden oorlog? Hebben zij wel gedagt aan die Coalitie des Cefars mn Weenen, en der Zenobia van Petersburg) gelijk de heer Linguet (rf) zegt; 00 Men weet, dat zenobia koningin van Palmijra was. Zij y.'as, zegt, volgens pollion, de heer euvoi de hauteville , die zijne gefchiedenis heeft gefchréven, volkomen vrij van de fchandelijke zwakheden, die de gedagtenis van cleopatra ontüerd hebben de letteroefeningen en de jagt waren beurtelings de vermaaken haarer jeugd; ha'are opvoeding was overeenkomstig haar genie geweest. De prinfes van Palmijra■was ittkéker aan haar die zuiverheid haarer zéden verfchuldigd, welken men zo zeer geroemd heeft. Zie hier, hoe bos3(Jet zig uitdrukt, fprékendc, van odenat , koning van Palmijra: Zijne gemaalin zenobia trok met hem op aan het hoofd der Ugers, welken zij, na zijnen dood, alleen bevélen gaf, en maakte zig beroemd in de geheele waereld, door dien zij dt kuischheid met de f choonheid, en dl kundigheid met de dapperhtii paarde. Qobnat , door eenen haarer nabeltaande, mso-  14 %!SÊ£3: deze zo merkwaardige, en, met één woord, zo onbefchaamde Coalitie, dat, om geen honderd duizend Rusfen op den hals te krijgen, men niet meer van een ander gevoelen kan zijn, dan josephus II? Hebben zij wel eens bed*igt, dat het huis van Brandenburg, het eenigfte tégenwigt tégen deze verbazende magt, in de daad in eene hachlijke tijdftip is; dat de opvolger des Konings van Pruisfen flegts een Prins is, of dat hij, volgens de voorfpelling van Europa, een kundig en bedréven man zal zijn; dat hij inheteerfte geval verloren is, en dat in het tweede men kan twijfelen, of hij het naaste voordeel van deel aan den buit van Europa te hebben, niet zal verkiezen boven de gevaarlijke eer van den voorvegter van deszelfs ftaatkundige vrijheid te zijn? Ik weet, wat men hierop kan antwoorden. Ik kius genoemd, omgebragt zijnde, befchuldigde een algemeen, gerugt, hetwelk pollion onbedagtlijk verhaalt, zenobia alsinédepligtige van meonius; en men lei haar te last, dat zij bet roer deiijfégering alleen in handen had willen hebben; maar de ganfche oudheid heeft dezen verfoeilijken argwaan veragt, en zenobia is bij de nakomelingfchap onbevlekt gebléven. Aangebédsn, zegt de- hauteville , door haaren doorlugtigtn gemaal , zijne getrouwe medgtzellin in de légers en op den marsck, op de jagt en in den ftrijd, en in de winterkwartieren zo wel als in de beléger.ingen ; ja, door de gaaven der natuur , zn verre bnven de nietige jchoonheden van het Oosten verhéven,. als zij dezelren in grootmoedigheid en vernuft overtrof; wat kon zij dan te vrézen hebben van een1 yerjlandig' matt, vin den diugdzaamtn Keizer Odenat.  weet, dat Rusland zelf, vroeg of laat, verdeeld zal worden, ten minsten zo het eenige gefteldhcid aanneemt, of in zijne gefmeede ontwerpen flaagt, om Europeesch Turkijen te overmeesteren. Ik weet, dat deze vroege vrugt (0) waarfchijnlijk nooit tot rijpheid zal komen. Ik weet, dat de Keizer voor een heftig', wispelturig' mensch gehouden word,.die door verbeeldingen en rustloosheid word gedréven, bij wien geen orde of régel is, en wiens 00 De voorfpclling van den grooten man, die z» veele zaaken gezien, en er meer opgemerkt, dan gezien heeft, word dagelijks meer bewaarheid: „ De Rusfen zullen nooit eene befebaaf,, de en welgerégeldc natie worden, dewijl zij bet te vroeg ge- weest zijn. Peter was een genia van navolging, geen waar „ genie, geen fcheppend^enie, welk alles uit niecs voordbrengt: „ zommige dingen, die hij deed, waren .goed, de meesten „ verkeerd. Hijheeft gezien, dat zijn volk woest was,- maar „ hij heeft niet gezien, dat het nog niet rijp was ter befcha„ ving; hij wilde het befchaven, toen bij het alleen tot „ den oorlog bad moeten bekwaam maken. Hij heeft ten eers„ ten Duitfchcrs, en Engellchen willen maken, toen hij had ,, moeten beginnen Rusfen te vormen; hij heeft zijne ondcr„ daanen belet, ooit te worden het geen zij konden zijn, door ben in het denkbeeld te brengen, dat zij waren hetgeen zij „ niet zijn. Op deze wijze voimt een Franfche onderwijzer zij„ nen leerling, ten einde hem in zijne kindsheid een oogenblik „ te doen fchitteren, en vervolgens nooit iets te worden. Het „ Ruffisch rijk zal Europa willen te onderbrengen, en zal zelfs „ tc ondergebragt worden. Do Tartaaren, deszelfs onderdaa„ nen of nabuuren , zullen zijne en onze meesters worden. Mij „ dunkt, deze omwenteling kan niet mislen. Al de koningen „ van Europa arbeiden eenftemmiglijk, om dezelve te verbaas„ teij." —- Cuntmtf Social, Clrap. VIII.  16 JÊSSsst voortvarendheid dikwijls naar raaskalling gelijkt. Men zegt, dat zijne fchraping geen fpaarzaamheid is; dat zijne daaten eene legerplaats, en geen koningrijk zijn; dat hij zig op woekerwinst verdaat, en geen finantiën heelt; dat hij in de wapenoefening bedréven, en in den oorlog onervaren is. Men zegt, dat hij, om zeer 'gedugt te zijn, vorderingen te voorfchijn brengt, die al te ongegrond, al te ontrustcnde zijn voor het vaste land , hetwelk Zijne tijtels alleen bedreigen. Men zegt, dat hij te hard loopt, om ver te gaan, ten zij dat de misdagen van anderen hem ten eersten minister dienen. Even als dat kind , hetwelk de maan op den grond van eenen put zag, en zeide Jk wil de maan heblen Jk ml de maan hebben — zegt de Keizer Jk begeer koophandel Jk begeer koophandel zonder te wéten hoe, of door wat weg, of van waar; zonder te wéten, voor wien, waarvoor, of waaraan hij eigenlijk arbeid; noch ook, hoe yeele overwinningen hij op zig zeiven heeft te maken, voor dat hij aan den buitenlandfchen handel kan denken; noch, eindelijk, hoe zeer de binnenlandfche handel, welke fchier alleen ;onder zijn bereik is, boven den buitenlandfchen den voorrang verdient. De Keizer weet niets anders, dan bevclen te oévEN, en dit is de beste wijze niet om de menfehen te bedieren. Hij heeft nog niet anders gehandeld, dan door middelen van geweld, zo wel met de vreemde volken, als met zijne onderdaanen. Befchouw zij-  zijne handelwijs met PolenP met de Venetiaanen, met Duiti'chland, alwaar de grijze , maar nog moedige leeuw hem gelukkiglijk heelt wéten paaien te zetten; met Hongarije, met de barrieren, met de kerken, met de lévenden, en met dc doo- den. Hij begeert den koophandel, en is een vijand van de vrijheid! Men zou in de jaarboeken der Roomfche keizers, en het wetboek der inquifïtie geen fchriklijker wet vinden , dan zijn edict tégen de vrijheid der drukpers, in de Néderlanden , aan dewelken hij de vaart op de Schelde wil géven. De Engelfchen hebben dit edict de grilligheid eens vergramden willekeurigen heerfchers genoemd. De keizer begeert den koophandel! en hij verbied onder de zwaarfte ïtraffen aan zijne onderdaanen , eenen grond te verlaten, dien hunne armoede en flavernij, welken aan Europa genoeg gebleken zijn door de wet zelve, die hen ftraft, een minder ongelukkig land te zoeken (ƒ), tot fchande (hekken. Op denzelfden tijd beveelt hij den lévenden kalk, om de overblijfzels te verdelgen van het geen ons waard was! De ouden dagten niet gelijk hij; zij, die, wétende, dat de mensch, volgens zijne natuur, een zwervend wezen is, poogden hem aan den vaderlandfchen grond te verbinden , voornaamlijk door den eerbied voor de asfche der voorvaders, welke zij op eene bijzondere wijze vereerden. — Met één woord, het is Europa, CO -Zie Je Keizerlijke wee fcetreklijk de verhuizingen. B  18 ïk'ïÊg^ liet welft nog fpreekt, de keizer is rijk in fpreekwijzen, en doet veel kwaads : hij fthrijft grond, régels, en pleegt veel gewelds Qr). Zulk een mensen zal de vrijheid van ons vaste land niet ligt in gevaar brengen, of er moeft eene algemeene flaperigheid hcerfchèn, dienaar zinneloosheid geleek. Zulks is moeilijk; maar het is niet onmogelijkWant, zegt de kardinaal de retz , daar zijn zotheden, die niet mensóhhjk zijn. Honderd en vijftig duizend Franfchen, honderd duizend Rusfen ,twin„ tig duizend Zweeden, dertig duizend man Keizerlijken , en honderd en zestig duizend Oostenrijkers hebben in onze dagen eene mogendheid, die men tot op dien tijd nauwlijks rékendc tot den derden rang te behoren, niet kunnen temmen, noch zelfs vernederen frankrijk, het noodzaaklijke vereenigings- (g~) De lofredenaars van de» keizer zouden verbaasd zijn , indien men ai de wetten en bevélen bij elkander verzamelde, welken hun held reeds heeft durven géven. Weinige dagen aaan er voorbij , zonder dat men eenige bloedwet ziet in het licht komen. Op het oogenblik, dat ik dit proefblad naarzie, feïtwt men mij de Nieuwspapieren, waarin ik eene uitfpraak des keisus vind, van den 22fte van wintermaand: hij zet geld op het hoofd van omgeiogte verleiders, die enkel door deze óiibepaafdei woorden worden aangeduid; en er word daarin verklaard , „ dat bij aldien eene geineétite zig mogt onderdaan, „ zulk loert van lieden bij zig te dulden, of dat zij zig door j hunne listen liet vei voeren, de rigtcr van het dorp en twee cezwoten dorpelingen, oyerceukprnftjg de volkswctien ,.zon' der n'óöp van eenige genade te erlangen, zullen gefpitst worden." Het wetboek van Josephus XI. zal eeilang za verBaard worden aii dat van bracun.  punt der Européfche ftaatkuride, welks tégenwoordig minifterie voorzigtig en zelfs ervaren en bedréven 3 doch onbehendig en onduurzaam is, kan alle fchikkingen van inenschlijke wijsheid verwarren door zijne inwendige omwentélingen, door de tégenftriidigheid van deszelfs hoofden, door de wankelbaarheid van derzelver fyftemaas, door de verichillendheid der geheime handelingen, eeuwigdurend roerzei van een hof, alwaar alles op eene gepaste wijze gefchikt is, om de vorften onwe'tend te houden, de minitrers te beperken in den kring der kortftondige belangen van ampten uittedélen en befcherming te verle'nen, welken van eenen willekeurigen heerfcher in het midden van zijnen divan de grootfte flaaf der flaaven maakt. Frankrijk, dit fchoon koningrijk, in het welk de regering ze'dert langen tijd te'gen de natuur worftelt, zou, zonder zig noch van volk,noch van fchatten uitteputten,. om eene gewaande balans van magt ftaande te houden , ongetwijfeld binnen tien jaaren, enkel door eene goede beitiering, de natuurlijke overmagt over gansch Europa we'der bekomen; eene overmagt, die het nooit zou moeten gebruiken, dan om alle vrijheid te doen eerbiedigen. Maar bevind Frankrijk zig in deze voortrcflijke gefteldheid ? Kan het op eene tienjaarige voorfpoedige rege'ring ftaat maken? Heeft het zédert vijfden eeuwen tweemaal dit geluk genoten? Wie kan beloven, dat het zig verbétert ? Zag men ooit de menschlijke dingen te rugge kéren? Hoe zal men zijne geB 2  woonte veranderen , die langzamerhand deszelfs verval bevordert ? Indien de inwendige kwaaien van hetzelve van dien aart zijn, dat het zijne kragt verloren heeft; indien zijne regering haar gezag zo verre heeft misbruikt, dat zij haarc raagt kwijt is ; indien het van zijne krijgszugtige nabuuren alles te vvézcn heeft; indien het zig inde onmogelijkheid vind, om te kunnen zeggen, wat het gedurende tien jaaren, die nauwlijks ééncn ftaatkundigen dag Uitmaken, zal doen; indien het niet minder zwak en verdeeld, dan onbeperkt en willekeurig is , een altijddurend werktuig van omkoping , of de fpcelbal van ongenadigheid; indien het niet vereenigd noch eensgezind is, zou het dan wel voorzigtig zijn, dat het de opkomende onweerswolk zig liet zamennakken? Moet men hetzelve een plan van onzijdigheid aanraden, hetwelk eene goede orde, eene eroote eenftemmigheid, eene onvermoeide waakzaamheld, en het vermogen vereischt, om, met zékerheid, grootezaakenuittewerken? Is het niet beter, ' hetzelve in de best mogelijke omftandigheid te laten blijven? Zal men tégen hetzelve zeggen: vagt Het onveeder gerustüjk af, zo lang men geen middel zal gezien hebben, om het altewenden? Dit middel zou moeten, en zou kunnen zijn , eene vaste , opregte , eeuwigdurende verbindnis met Engelland; eene verbindnis op een traktaat van koophandel gegrond , welke den nationaalcn naijver voor altijd deed verdwijnen, en de belangen der beide natiën onaffcheidelijk vereemgde. Dus  vcreenigd, zouden zij zeer gemaklijk alle andere mogendheden doen zwijgen. Maar Holland zou alsdan befchermd worden; het zou thans befcherming genieten ; want , als een ftaatkundige de réke. ning makende, en zonder de verwoesting in aanmerking te némen van het bewonderenswaardigfte land des aardbodems, en van eene natie , welker zéden, nijverheid, en ftandvastigheid liet menschdom misfchjen het meefte eer aandoen, zou het béter zijn de ovenneeftering van Holland te beletten , dan met groote kosten hetzelve , overmeesterd zijnde, uit de handen van zijne verwoefters te rukken. De Engelfchen hebben, zelfs in hun fystema, geen belang in de vernieling der Hollanders. Zij zijn hunne médedingers in den koophandel, doch gaan hen in magt veel te boven ; en Holland kap aan Engelland weinig kwaad doen in de Oostïndien, en zelfs in Europa niet, dan alleen door middel van een verdédigend verbond met Frankrijk. Maar Engelland verftaat ongelukkiglijk geen réden; en ik vrees, dat alleen nieuwe rampen en tégenfpoeden in ftaat zullen zijn, om zijnen vijandelijken en geweldigen aart te doen afleggen. Laten wij . ons verblijden derhalven , dat het Fransch ministerie andermaal de vrijheid befchermt; laten wij ons wagten van het daar af te trekken 5 en zo het ooit, in een oogenblik van te onvrédenheid, waartoe de Hollanders, éven als alle vrije yolken, maar al te dikwijls gelégeuheid géven % bi; B3  82 3êlSë& ons opkwam ; laten wij ons zeiven afvragen, of deze geheiligde vrijheid op onzen acrdbol reeds te veel fchuilplaatzen heeft, en of men, zortder misdaad te begaan, kan wenfchen, dat dezelve uit één der drie landftreeken van Europa verdréven worde, alwaar nog eenige geringe overblijfze's van dezelve zijn? Ik hoor reeds uw antwoord. Laat deze algemeene redenéringen varen, zegt gij, welken niets bewijzen, doordien men zelfs alles doordezelven kan bewijzen; en dewijl gij niet kunt lochenen, zonder de eerste gronden van het natuurlijk regt omverre te werpen, dat de vrijheid der Schelde blijkbaar billijk is, hoe durft gij Frankrijk aanraden van er zig tégen te verzetten, gij, die zo ménigmaal het Machiaveldom gevloekt hebt, het welk de billijkheid voor niets telt. Indien de vrijheid der Schelde blijkbaar billijk was, zou ik zeggen en bewijzen, dat er eene ménigte van dingen zijn, die men uit de zédekunde moet verwerpen op ttrafte van tot waarlijk haatlijke gevolgen te komen. Indien de vrijheid der Schelde blijkbaar billijk was, zoumenegter de uitdruklijkfte traktaaten niet met den dégen in de vuist moeten aanvallen, in plaats van dezelven door onderhandelingen te ontknopen Qi), die de Hollanders (A) Men moet bier opmerken , dat de twee vaartuigen , welken de regering va n Brusfel afgezonden had, bet e'éne om de Hond af, het andere cm dezelve optevaren, Iiunne onderndnsing in hit we.k fceflcld hebben te midden van de onderhandelingen,  konden fchadeloos ftellen, die hun zékerheid konden géven, zo die plaats kon hebben , of die hunne bekommeringen zouden kunnen doen verdwijnen. Onder de regering van karel den II, koningvan Spanje, op het einde der voorgaande eeuw, belloot men eene vaart te graven van Brugge, door het land van Waas, tot aan het fort St. Maria op de Schelde, ten einde de flad Antwerpen onmiddeiijk gemeenfchap te doen hebben met de zee (OHet zou in de daad minder kosten, zulk eene vaart te graven, dan eenen oorlog, en wel eenen onregtvaerdigen oorlog te voeren; want het is niet waar, dat de vrijheid der Schelde met regt kan gevorderd worden. De oorlog, welke de zéven gewesten vrij maakte, begon zékerlijk in Vlaanderen en Braband. Deze landdreeken hadden geen andere haven, dan Sluis. De prins van Orange, welke wist, van welk een belang de provinciën van Holland en Zeeland waren, en hoe gemaklijk zij verdédigd konden worden , het zij door de natuurlijke ligging, of doorde nabijheid der zee en de gemaklijkheid, om en toen de Hollanders de toegevendheid hadden, om het wagtfchip wegtenémen , het welk zij regt hadden, vóór het ftrs Lillo te leggen. (ij Bij onene brieven van den 7 van Zomermaand 1698. Bezeilde Koning van Spanje gaf ook octrooi tot het opregtcn van eene Oostindifcbe niaatfchappij van koophandel, en om tévens op de kust van Guinea te handelen ; doch. de dood van uien vorst hfeéft de uitvoeung van ditontwerp doen, ltuken. B 4  24 %$M>>^ gemeetifchap met Engelland te hebben, maakte dezelven , op het einde der regéring van hups den II., tot het middenpunt van zijne magt en verdediging. Zédert dien tijd werd de Schelde voor de overige gewesten gefloten, zo dikwijls als de ftad Antwerpen door Spaanfche légers bezet was. Dezelve . in 1585 ■ wêer onder hunne gehoorzaamheid getréden zijnde, hield alle onmiddellijke emeenfehap met de zee voor haar op (&); eu, in de daad merkwaardige zaak! wat zullen de fchrijvers van den Keizer niet zeggen, het zijn de meesters van Antwerpen zeiven, die het verbod der Schelde begunstigden, deze magtige fad, zegt de wit, kmm der Spaanfche oppermagt al te gedagt voor. (/) (k~) Ik zal een onwraakbaar getuigen hiervan bijbrengen, namelijk den fchrijver der Memoires Historiqucs & Politiques des Pays-Bas Autrichiens; een werk, hetwelk op bevél van den keizer opgeltcld, en in 1784- te Brusfel gedrukt is. —^ie Tem. I. p, 52 & 53- (O 5> Toen de hertos. van Parma de flad Antwerpen innam, „ werd zij ganscldijk van de zee afgefcheid^n ; en de koning „ van Spanje verzuimde onvoorzigtiglijk , de Schelde voor „ hen te openen , willende vcze ftad, die veel te magtig voor „ hem was, beteugelen, en den handel in verfcheiden ftéden „ verdélen, al zijne magt op de grenzen van Gelderland, en tégen Frankrijk en Engelland gebruikende ; dit noodzaakte „ de meeste kooplieden van Antwerpen, de wijk naar Amfter„ dam te némen, welke, reeds voor de onlusten, de eerjie „ koopftad der Nederlanden was. De koning van Spanje „ benam alle vrijheid van Godsdienst, en door zijne gedurige „ oorlogen, liet hij alle zorg, om de zeeën te verzékeren, va,f ren. Dit deed den koophandel, de visferij en de zeevaart,  Het verbod der Schelde heeft dus, in deszelfs oorfprong 3 oorzaaken gehüd, welken geen betrekking hebben met de belangen van Holland. De opperheerfchappij der Schelde is zédert door alle de verdragen, die de ftaatkundige beftaanlijkheid van Europa verzékeren, aan hetzelve geguarandeerd. Op deze voorwaarde hebben de Hollanders afgezien van de Oostenrijkfche Nederlanden. Zij zijn reeds honderd vijf en dertig jaaren in het bezit va« het gebied over de Schelde geweest. Frankrijk en Engelland hebben hun al de voorregten.van deze uitfluitende vaart geguarandeerd. Indien men zig hédendaagsch van het natuurlijk regt wil bedienen, om vastgeftelde traktaatente vernietigen, waarom zouden dan al de mogendheden van Europa el- „ van Vlaanderen den laatften fuik géven. De visferij geraak. te geheel in handen der Hollanders; maar een derde gedeel,, te der manuftiktuuren werd naar Engelland overgebragt; als „ de fergiïn, damasten en kousfen , wijl deze handwerken al„ daar onbekend waren, zij waren nog onder geen gilden ge- bragt: een ander gedeelte vestigde zig te Leiden. Wat den „ handel der linnens betreft, deze vestigde zig te Haarkm „ doch een gedeelte dei handelaars in linnen bleef in Braband „ en Vlaanderen, doordien deze waaren te land naar Frankrijk „ en Duitschland vervoerd werden, zonder dat wij hun dit „konden beletten." Gedenkfchriften van j. de Wit, Raadpenfionaris van Holland. I. D. VIII. Hoofdft. O.) Pij het 14de artikel van brt verdrag van den 29 van Wijnmaand 1609, tusfehen de koningin Anna en de ftaaten der vereenigde gewesten , belooft en verbind zig de koningin, dat hunne Hoog Mogenden nooit op geenerlei wijze geftoord sullen warden in hun regt en kunne bezitting in dit opzigt. B5  kander de provinciën niet weer afnemen, het zij dezelven door de wapenen verkregen, afgedaan, of geërfd zijn V De gems ene orde, zegt rousseau-, is een geheiligd regt ., het welk tot eeneti grondjlag van al de anderen ftrekt. Ondertusjlhen is dit regt niet natuurlijk , het is derhalven op verdragen gegrond. De verdragen zijn dan de grondiiag van alle regten. Moet men dezelven dan voordaan allen fchenden, alle ftaatkundige inttellingen vernietigen, alle magt en gezag ondermijnen, en in eiken ftaat beroerten verwekken, onder voorgéven van het natuurlijk regt te herlrelien, waar van men afgeweken is, of, liever, het welk men alom gefchonden enverkragt heeft ? Daar de rust der volken ook een wézenlijk voorwerp is; het algemeen geluk minder afhangt van eenige verbétering, dan van het vreedzaam genot van het geen men bezit; de republiek van Hendrik den IV, of de Européfche rijksdag" van den abt van St. Pieter, nog niet ingefteld zijn, zal ik gerustlijk ftaande houden, tégen een gewaand natuurlijk regt, dat de vordering van den Keizer onregtvaerdig is, en dat de andere mogendheden hem moeten beletten, zijne ondernémingen verder voord te zetten. En, indien de mogendheden zig er niet van kunnen ontllaan, zonder Holland te vernietigen, of, het geen het zelfde is, zónder hetzelve aan de genade of ongenade van een' heerschzugtig' vorst over te géven, die aan Europa de talrijktle en ontzaglijkfte legerbenden vertoont, waarméde deszelfs Üaatkimdige vrijheid ooit  is gedreigd; ik vraag het aan de verblindde aanhangers van den Keizer, welk barbaar zal den voorilag doen van eene geheele natie aan den voorfpoed van Antwerpfelie kooplieden op te offeren ? En dit is juist het verfchillhik , wanneer men vraagt, of de Keizer zig aan het traktaat van Munfter moet houden, dan of hij zig van de vaart op de Schelde moet meester maken. Het is geen naijver over koophandel, gelijk men zo dikwijls geroepen heeft, geen médedinging van kooplieden, daar het tusfchen den Keizer en de Hollanders op aan komt. Het raakt hier de wézenlijke welvaart, de natuurlijke beftaanlijkheid, zo wel als de vrijheid en onaf hanglijkheid der vereenigde gewesten. De Schelde moet niet befchouwd worden gelijk de overige vloeden van Europa, welken tusfchen twee gefloten oevers ftromen, of die niet dan zandbanken , of kleine woeste eilanden bij derzelver uitwateringen hebben. De Schelde word beuéden Antwerpen in twee groote armen verdeeld; de voornaamfte, en dien de keizer fchijnt te eifchen, word de Hond, of de J-Vesterftheide genoemd, welke bij Vlisfmgen in zee loopt, en voor oaj-logfchépen vaarbaar is; de andere, de Oosterfchelde genoemd j kan door groote fchépen bevaren worden, en ftort zig ten nooiden van het eiland Walcheren in zee. Uit deze twee armen verfpreiden zig andere vaarbaare takken, waarvan eenigen vrij aanmerklijk zijn, en langs welken men in al 'de volkrijke en bloeijende eilanden van Zeeland,  28 %^gSt iri de Maas, en van daar in al de binnendeelen der vereenigde gewesten komt («). Dus zou een heerschzugtig vorst, meeseer van de Schelde zijnde, in een oogenblik Vlistmgen, Middelburg, en zelis Rotterdam, een groot gedeelte mindere zeehavens , en den mond van al de vaarten, die de vereenigde provinciën doorl'nijden, niet alleen kun» nen vermeesteren of verwoesten; maar zelfs eene vervoering van gramfchap van eenen driftigen willekeurigen heerfcher zou het ganfche land, en voornaamlijk Zeeland en Hollandsch Vlaanderen door het water kunnen doen overftromen. Zie daar, ongetwijfeld , de rédenen, waarom de Hollanders, die niet verpligt zijn, de raadgévende advokaaten van het onbepaald gezag te antwoorden door de gevaaren van hunnen toeftand te ontdekken, met fchrik bevangen zijn ; maar met zutk eenen manmoedigen fchrik, dat dezelve agting voor hen inboezemt en belang in hunne zaak doet ftellen. Hierom wapenen zij de inwoners van het platte land, die eerder hunnen laatften druppel bloeds op de oevers der Schelde en op hunne dijken zullen laten plengen, dan dat zij den keizer toegang in hun land zullen géven — ten minsten de beminnaars der vrijheid, die het lot van Gelieve betreuren, vleijen zig daarméde. De Hollanders begrijpen, dat het hier de zaak is, vrij te blijven, C»0 Het traktaat van Munster tusfchen Filip den IV. en de algemeene ffaaten , van den 3often van louwmaand 1648., art. XIV., luid ook: De Schelde, de vaarten van het Sas., het Swin, en andere zeegaten, daarop uitkomende, zullen uyar> ge zijde der fiaaten gefloten gehouden worden.  of niet meer te beftaan, dan met goedkeuring van den Soudan van Oostenrijk. En men zegge niet, dat de barbaarfche gedagte , om de Hollandfche dijken doorteftéken, alleen bij eenen Caligula kan opkomen ; toen de laatfte oorlog tusfchen Grootbrittaniën en Holland verklaard werd, weergalmden de Engelfche papieren gedurende geheele maanden van dit fchriklijk ontwerp. Ik kan niet zien, mijn heer, wat de gewaande uitleggers van het natuurlijk regt op deze aanmerkingen zullen kunnen antwoorden; want daar zijn maar twee regten op dezen aardbodem: dat van geweld, en dat van verdrag; het regt van geweld, het welk alleen de laf hartigen verrast, en waar uit wel nooddwang, maar nooit gehoorzaamheid geboren kan worden: het regt van verdrag, hetwelk 'alle menfehen moeten doen eerbiedigen ; dewijl geen maatfchappij beftaat, dan door middel der verdragen. Zonder twijfel, het geen men door het natuurlijk regt verftaat, zelfs in deszelfs meest afgetrokken betrekkingen befchouwd , gebied ons voor ons behoud te waken : het ftaat dan de beerfchappij van het geweld toe, — Wel aan! laat het geweld wederom het toneel openen voor de bloedige fpélen, die het menschdom verwoesten; (gelukkiglijk , het is de eerfte maal niet, dat een hand vol vrije menfehen de ftroomen van gewapende flaaven, die de onbepaalde magt op den aardbodem tiort, terug gedréven zal hebben;) maar dat het geweld de billijkheid niet hoone , door zjg te onregt van haare taal te bedienen-  14 TWEEDE BRIEF. Bijzondere Aanmerkingen. 'E/en lézer,dienietzowé] onderregtwas, als gij, mijn heer, zou misfchien klagen, dat ik al te onbedagtlijk onderfteld heb , dat in het Noorden eene gevaarlijke verbindnis plaats had , op welker bewégingen men niet te zeer kan het oog houden. Deze gewigtige zaak vereischt zonder twijfel bewijzen , of ten minsten eene aanëenfchakeling van waarfchijnlijkheden, welken fterk genoeg zijn , om een ftaatkundig bewijs op te maken, wanneer ik mij dus mag uitdrukken. En,fchoon ik de zaak der;Hollandcrs op zig zelve heb aangemerkt, en zonder haar met opzigt tot de belangen der andere mogendheden te befchouwen, weet ik te wél, dat het belang de eerfte beweegoorzaak der menfehen en der regeringen is, om het niat in de geregtigheid te zoeken, welke, alles wél ingezien, altijd de vastfte grondilag daar van zal .zijn. Bij de algemeeue aanmerkingen, die ik in den voorgaanden brief opgegeven heb, zullen dan nog eenige bijzondere aanmerkingen moeten gevoegd worden, welken, mijns bedunkens, van gewigt zijn tot kennis van de tegenwoordige ftaatkunde. Indien ik geen te groote gedagten van mijn gevoelen en van mijne kragtenheb, zullen zij op eene vol-  doende wijze daarflellen, dat de eiscfa van de vrijheid der Schelde een overlegd plan aankondigt, het welk reeds voorlang gefineed is, en de vrijheid van ■ Europa dreigt. Ik zal genoodzaakt zijn, mijn heer, de zaaken een weinig uit den grond op te halen; vrees ondertusfchen niet, dat ik te veel buitenrédenen zal maken ; elke gebeurdnis, welke ik hier zal ter néderitellen, en zelfs die u zullen fchijnen de minste betrekking tot mijn onderwerp te hebben, zijn er zeer naanw méde verknogt. Voor het overige herinner u, dat het gefchil in dezen brief niet anders zal verhandeld worden , dan met opzigt tot de tegenwoordige ftaatkunde, zonder te onderzoeken, in hoe verre de ingevoerde fystemaas goed of kwaad zijn. Het betreft het algemeen regt, en niet het natuurlijk regt: het betreft den tégenwoordigen ftaat der menschlijke zaaken, en niet het maken van een Utopia; de waarfchijnlijke gevolgen, welken de eischen des Keizers naar zig flépen, en geen wijsgeerige onderzoekingen, waar van al de regeringen éven vreemd zijn. Herinner u ook, dat deze brief, zo als ook de voorgaande en die nog zullen volgen, alleenlijk bedenkingen , en geenzins beilislingen behelst. Het eenigtle , waarvan ik verzékering doe, is van mijne goede trouw, en van de onzijdigheid in mijne nafpeuringen. Peter de I., welke zeide, dat de waardigheid van eenen admiraal van Engelland boven die van  eenen Czaar is (o), had gedurende zijn ganfche léven het zwak, dat hij eene zeemagt wilde hebben. Dit is het ongeluk van zijn land geweest, doordien zijne opvolgers, die dit ongerijmd en belachlijk plan getrouw wilden volgen , verfcheiden oorlogen hebben ondernomen , om hunne zeevaart en hunnen koophandel te vermeerderen, of, liever, om zig beiden eigen te maken. Peter de I. ftond zeer naar eene haven in de Oostzee: hij liet daar over handelen aan het hof van Zweeden, doch kreeg een weigerend antwoord: en dit was de oorfprong van dien berugten oorlog, die voor het rijk van den Czaar zo rampfpocdig moest wézen, en zo zonderling ten gelukke van zijne ondernémingen veranderde. Men weet, welke pogingen hij en zijne opvolgers ten aanzien der Caspifche zee hebben in het werk gefteld (ƒ>); doch waarvan zij hebben moe- (0; Voyage du Cemte Algarotti en Rurfte. Berlin, 1772. ypl. V. p. 6». Men moet te meer vertrouwen in den graave Algarotti Hellen, dien ik in dezen brief dikwijls gelegenheid zal .hebben om aantehalen, wanneer hij zaaken voordek, die voor de fijstemaas van de RusfifchQ regering niet gunstig zijn, tiaar hij altijd ten tterkften met den Czaar Peter den I., en zelfs met zijn opkomend rijk ingenomen is. Zie verder het bijvocgzel, eerfte aanmerking, daar men verfcheiden «onderlinge gevallen en zaaken, betreklijk tot dit onderwerp, bijeenverzameld vind. O) De koophandel van Rusland is zédert het jaar 1740. bij aanhoudendheid in eenen kwijnenden, veragtlijken eft ramp- -fpoedigsn ftaat geweest. Zie : Esfaifur le Commerce de la Hm-  fègtó 33 Moeten afzien, na eene verbazende ménigte van volk en onnoemlijke fchatten verfpild te hebben. De grondlegger der ftad Petersburg, die insgelijks zijne gedagten op de Zwarte zee liet gaan , bragt het niet verder, dan tot de Azofzee; het was voor KATiiARiNA de II. bewaard, de laatfte hand aan dit groote werk te leggen. Na dat zij zig tot Keizerin en zelfsheerfcheres der Tartaaren van Kouban en de Krim had doen verklaren; dier Tartaaren , wier voorvaderen oudtijds de benden der Hunnen en Alaanen volgden, die al de Noordt'che volken onderwierpen, zig van den Donau tot aan den Rhijn uitbreidden, en het Roomfche rijk cijnsbaar maakten; dier Tartaaren, die eertijds de Rusfen zeiven tot het betalen eener fchatting van roofvogels , en van honderd duizend kroonen aan pelsklédcren of aan geld verpligttcn; beval deze vorstin, dat dit fchierëiland, het welk wij de Krim héten, in het vervolg den wélluidender naam Taurida zou voeren. Zij beval, dat de üa&Caffa, alwaar weleer de Génueefche kooplieden zich vermaard maakten, haaren ouden naam Theodofia weer zou aannémen. Zij beval verders, dat men eenen groo- Rusfie, p. 103. Men vind in dit werk, liet welk in 1777 gedrukt is, nauwkeurige en gewigtige zaaken, doch ook dikwijls ftrijdige voorllelk-n en gevoelens. Katharina de II. gaf bevél tot het opregten eener Perfiïche tnaatfehappij van koophandel, de kooplieden van baar rijk uitnodigende, om deze maatfehappij ten fpoedigfte vol te maken. Doch kort daar na zag men van dit plan af, op de vertoogen van het genootfehap van koophandel. Zie hier over het bijvoegzel, eerfte aanmerking, c  $4 34 ten handel te Theddofta zou drijven, dewijl, volgens het traktaat van Kainardjick, of Kainardji, men daar kon komen uit de Middenlandfche zee door de Dardanellen en de ftraat van Konftantinopel (qj. Maar, om eenen grooten handel te drijven, worden naarstige, vernuftige en talrijke inwoners vereischt, en waaren om in ruiling te géven, welken andere natiën nodig hebben; hier van is het onvrugtbaar en moeraslig Kouban niet zeer voortien , zo min als het fchierëiland de Krim, eene landltreek, die fchoone graanen oplevert, doch niet zeer groot is. Ik weet niet, of de Rusfifche zelfsheerfcheres in ftaat zal zijn te vervullen, het geen de natuur geweigerd heeft, of haar zal kunnen bevéLEN, eene andere foort van voordbrengzels te verfchaffen. Ik weet niet, hoe zij haare fchépen in de Zwarte zee, en voornaamlijk op de kusten Van de Krim, tégen de wormen zal kunnen beveiligen , die hier veel fchadeiijker zijn, dan in andere (q) Men kan , uit het geen algarotti zegt (?■ 162.), oor- , délen over den koophandel, welke de Czaarïn met groote kosten verkrégen heeft, door de ftad Caffa onder ha'.r geweld te brengen. „Deze ftad, de rijkftc en de grootfte handelplaats „ des lands, weleer het Mesfina van Griekenland, was zeer „ gcfchikt om aan djze twee oogmerken te voldoen, namelijk ; „ om eene haven in de Zwarte Zee . en eenen vasten voet in „ de Krim te hebben : behalven koorn , boter en zout, welken „ er vertierd worden, word er ook zulk eene ménigte van „ Caviaïd bueiri, dat dezelve van daar door gansch Europa, „ en to'. in de Indien vervoerd word. Steuren, welken men" „ voed en mest in de kreeken van het Mêótisch meir, léveren deze Caviard." Is dit niet een fchoone handel?  S^Sé* 35 zeeën. Ik weetniet, of de berugte wet van au gustus de ceercendo Imperia niet allemoodzaakJijkst was voor dit magtig groot rijk. Vooral heb ik groote réden van te twijfelen aan den goeden uitflag van zo veele groote ondernémingen, maar dit is buiten allen twijfel, dat Rusland de Krim en Kouban twintig maal duurder betaald heelt, dan zij waard zijn: de oorlogen met de Turken, om zig van deze twee landen meester te maken, kosten aan dit flegt bevolkt land (r) meer dan dertien honderd duizend menfehen (j) , welken te land of ter zee door het zwaerd, door ongemak, door ellende , door honger, en inzonderheid door de pest om het léven geraakt zijn. De ovcrléden admiraal (r) Bij de laatfte telling, in 1764, heeft men volgens het geen in VEsfai fur le Commerce de la R„sfie,p. 37 & 39. gezegd word, bevonden, dat het getal der inwoners van Rusland, van beiderlei gefLigten, in het geheel bedraagt 17 of 18 millioenen ,• maar deze rekening kan niet nauwkeurig wézen, zédert den Poolfchen en Turkfchen oorlog, zédert den laatftcn opftand, en voornaamlijk zédert de pest. In het algemeen zal men de bevolking.van Rusland kunnen bepalen op 14 millioenen. Dit verfchilt een weinig van de 24 millioenen, welken voltaire zo nyïdlijk aan Rusland gegéven heeft. CO De bewijsftukken, waaruit ik deze gebeurdnis getrokken heb , welke eerder verkleind dan Wgr*bt is , zonden te lang zijn, om ze aantehalen; maar, ten einde mij te eerder te geloven, léze men llegw, i„ h voy^ge de Rusfte m den graave algarotti (p. |»3,V, dat de oorlog met de Turken in 1739, in de vijf jaaren, dat dezelve duurde, aan Rusland meer dan twee honderd duizend menfehen kostte ; en bedenk dan, dat ik op het einde van l784 fehrijf , na d« pest van Moskou, e. z. v. c 2  36 33s£afc3t enowles, die gedurende dezen oorlog naar Rusland geroepen werd, om de lUislIfche zeemqgt te beltieren, heelt, bij zijne terugkomst in Engelland, al deze zaaken omftandig berigt. De geldverfpilling is niet minder verbazend geweest (0- Behalven de kosten tot het bouwen (2) Wil men er zig een denkbeeld van maken, men léze algarotti, die egter, gelijk wij reeds gezegd hebben, in Rusland alles van de fchoone zijde befchouwt. „ Van welk hout „ meent gij "i0:> dat men zig te Petersburg bedient tot het „ bouwen van fchépen? Van eene foort van eikenhout, het„ welk , voor dat het er konit, ten minsten twee jaaren onder „ wei; is. Het word te Cafan, geheel bewerkt en gereed voor „ den fcheepsbouw, geladen, en van daar de Wolga, en ver„ volgens de Tuertza opgevoerd; alsdan komt het door middel van eene gegraven vaart in de Sna en de Mesta, en in j, de Volcova gekomen zijnde , word het langs eene vaart, die „ tot in het meir Ladoga loopt, en eindelijk langs de Nev* „ naar Petersburg vervoerd." Men zou bij deze bijzonderheden verfcheiden niet minder merkwaardige anekdoten kunnen voegen. Men vind bij voorbeeld in VEsfai fur [le Commerce de la Rsisjte [p. 117O, dat de Czaarin, in 1773, vijf duizend matroozen naar Tagourok zond. Wij vernémen, dat zij in dit oogenbhk nog tien duizend van dezelven zend, welken tévens landbouwers moeten worden. Zouden het eerder geen tiénduizend lijfeigene boeren ziin, die bevel hebben, matroozen te worden? Men leest bij Algarotti (n. 66.), dat in 1739. tien êf twaalf duizend matroozen, in de zeetogten ter oefening h» de Oostzee in de zeevaart onderwézen, reeds omgekomen waren irtyle Azofzee, alwaar dc regéring , uit hoofde van den tégenv/oordigen oorlog, genoodzaakt was, hen te zenden, om de kleine vloot en U-bemannen, die zij'tégen den Turk wapende. JVlen leest te zelfde plaatze : „ De Czaür had tot onderhoud „ der zeemagt drie honderd duizend pond fterling beilemd,  Van fchépen, voorde oorlogsbehoeften en de maand, gelden der zeelieden, die onnoemlijk zijn, heeft Rusland den laatften oorlog niet kunnen volvoeren, zonder ontzaglijke fommen over te maken, en zonder geldléniugen te doen in Holland, te Genua, enjte Venetië. Katiiarina de II. heeft zelfs nogonlangs haare toevlugt genomen tot het vervalfchen der muntfpéciën.De papieren munt werd onder elisabetii in Rusland ingevoerd, doch in geringe hoeveelheid,. Onder dc tégenwoordige keizerin is dezelve van tijd tot tijd vermeerderd, zo dat men thans rékent, dat voor 36 milioenen roebels van die munt in den omloop zijn (»). Welk een téken van uitputting voor zulk eene oppermagtige heerfchappij! Mancipiss locuples, eget aëris Cuppadscum Rez. De vloot in de Middenlandfche zee kostte onnoemlijke fommen, en weinigen van de fchépen, waar uit dezelve beftond , hebben de havens van Rusland weêr gezien. Het is waar, zij heeft de Turkfche vloot verbrand , en het Te Deum doen zingen te Petersburg. Het linaldeel in de Zwarte zee was niet minder kostbaar: men bemande het zelve met „ verbazende fomivoor een land, alwaar de regéring met twee,. „ fchellingen kan doen hetgeen men onmogelijk in Engelland. „ met twintig fchellingen zou kunnen doen , en van dewelke „ men zeggen kan het geen horatius eertijds van den Koning „ van Kappadocia zeide." [Zie in den tekst: Mawpiis, ^.c, want Algarotti heeft dit vaers niet aangehaald.] 00 Esfai fur le Commerce de la Rusjte, p. 249, 250, 434! c3.  38 matroozen, die onder den aspuntkring geworven waren: de kabels voor deze fchépen moesten van de noordelijkfte grenzen des rijks vervoerd worden , zo dat dezelven zo hoog in prijs kwamen te ftaan, als zij in de Zwarte zee aankwamen, als of zij van goud en zijde waren geflagen geweest. Indien een gemeen man zulke zotheden beging, zou hij voor zinneloos verklaard worden, vooral, wanneer hij, na zo veele verderflijke pogingen, niets anders verkreeg , dan de Krim en Kouban, eene fchaevergoeding, die zelfs nieuwe kosten naar zig fleept, maar, tot groot geluk van de Ruslifche natie, fchier onmogelijk in handen van haare meesters kan blijven. En Wat voordeel zouden deze bezittingen hun dan aanbrengen ? Al die overweldigingen en veroveringen zijn alleen ondernomen, om zig van den handel op de Zwarte zee te verzékeren ; maar deze handel kan nooit van nut zijn, dan voor den fouverein, die meester is van de kanaalen, welken deze zee met de jVJiddenlandfche vereenigen, en voor de overige zeemogendheden van Europa. Eene kleine fchets der gefchiedenis van dezen handel is genoeg om er van overtuigd te worden. Deze Zwarte zee, welke reeds zédert de eerde tijden der gefchiedenis zo vermaard is geweest, door den krijgstogt der Argonauten, was aan de ouden béter bekend, dan zij het héden ten dage is, ten minsten aan de oost- en zuidzijden. De Egiptenaars waren lang voor de Grieken door ge-  39 drongen tot in het Meotisch meir (V): de oudheid hield hen voor de ftigters der Cokhifche natie; en lücianus (jf) leert ons, dat de Pheni. ciers, naar hun voorbeeld, alle jaaren ter zee derwaarci reisden. Jason was met zijne gelukzoekers in Colchis komen zoeken het geen de begeerte van den mensch het fterkste trekt, goud en fchoone vrouwen, waar van het gouden vlies van PHRyxüs en de toveres medea het zinnebeeld zijn. De Grieken volgden altijd den handel van de Zwarte zee; zij ftigtten op derzelver kusten eene me'nigte van volkplantingen, van dewelken strabo , plinius en arrianus ons de naamen en zomtijds ook de befchrijvingcn nagelaten hebben. Colchis, en de zuidelijke kusten der Zwarte zee werden voornaamlijk door de kooplieden bezogt. Colchis, (y) hetwelk tégenwoordig aan de Turken behoort, was9 ten tijde der Romeinen, vol ftéden, werwaard de handel alle volken trok. Men zou hédendaagsch te vergeefsch de fpooren daar van zoeken in de wildernisfen en bosfchen, die deze fchoone landftreeken bedekken. Het ijzer, het ftaal, zonder te fpréken van het gouden zilver, vrugtcn, huiden, graanen, wasch en honig, vlas, hennip, en Cv) De ouden dréven cr weinig handel; want Plinius getuigt (Lib. II. Cap. 67.), dat men in zijn' tijd nog niet wist, of het Meotisch meir niet een zeeboezem van den Oceaan was, £0 Lucianus Toxar. O; Wij begrijpen Colchis onder d<; naamen Dlingrtlie, hni,-.. tette en GurUU C4  40 fcheepstimmerhout maakten de waaren int van dezen uitgeftrekten handel: hier bij kan men de flaaven voegen, want deze beklaaglijke handel klimt in Afie tot de hoogfte oudheid op , en voomaamlijk in deze landftreek en in de naburige gewesten, jalwaar het menschlijk gellagt het fchoonste is, welk men op den aardbodem vind. De karavaanen, die uit Perlië kwamen, bragten in ruiling van deze waaren, en van de Européfchen, welken zij daar vonden, de koopwaaren uit Opper-Afie en de Indien ; zij kwamen bij den mond van den Phafoftroom , welke héden ten dage voor een groot gedeelte met zand gevuld is. De Griekfche Keizers onderhielden langen tijd eene vloot van veertig zeilen, welke zo wel tot den handel, als tot befcherming van de Zwarte zee diende, en waar méde de flaavenhandel gedréven werd, toen de Circasfifche Mamelukken over Egipten heerschten. De naam van dit krijgsvolk, welke gekogte flaaven betékent, toont ons genoeg aan, hoe hetzelve geligt werd. E e foudans handelden met de Griekfche Keizers wegens de vergunning, om jaarlijks eenige fchépen in de Zwarte zee te zenden; dezelven kwamen van daar terug bevragt met flaaven, welken allen in Colchis, Circaslie, en op de kusten van het Meotisch me'ir gckogt waren. Van de Mamelukken moet de oorfprong afgeleid worden van den tégemvoordigen flaavenhandel, zo van mannen als vrouwen, welke aan deze gewesten eigen is , zo als ook aan de Nomaden in Klein-Tartarije.  Met deze flaaven enflaavinnen worden de vrouwentimmers van Konftantinopel en Aiië voorzien; de Basfaas van het Ottomannifchc rijk, en de Opperheerfchers van Egipten zijn meestendeels gewézen flaaven. Ook zijn het deze flaaven en flaavinnen , die van eene bende barbaaren, welken wégens hunne mismaaktheid merkwaardig waren, het fchoonfte geflagt van menfehen in Europa voordgebragt hebben. De handel, die op de noorder kust \ en in Taurisch Cherfonefus, tegenwoordig deKrim genoemd, gedreven werd,kon in gcenvergelijking komen bij den ouden handel op de Zwarte zee. Dezelve was voornaamlijk 'gevestigd te Theodofia, eene volkplanting derMilefiers, zeer vermaard in dc eerste tijden; vervolgens verlaten onder den Keizer adriaan; naderhand weer in ftand gebragt ; langen tijd bezeten door de Genueefen onder den naam van Caffa- in 1476 genomen door de Turken , onder makome* den II.; vrij verklaard bij het traktaat van Kainardjick, en eindelijk overweldigd door Rusland in 1784. Deze handel beftond, gelijk tegënwöofdig, in koorn, boter, gezouten thonijn en caviard • maar die der Genueefen was meer tiitgehTekt en begreep in cenig opzigt al den handel der Zwarte zee, en der aangrenzende gewesten, welken de Grieken hadden verlaten om de gedurige invallen der barbaaren, terwijl zij ook door inwendige twisten verdeeld, endoor bijgelovigheid dom geworden waren. De Genueefen in het bezit zijnde van de üld C5  *2 yk^ssst Tanais, hédendaagsch;bekend onder den naam van Azof, aan den Bosphorus Cimerius [de ftraat;vanCaffa], ontvongen er, ten tijde dat het Konftantinopelsch rijk van de Grieken tot de,Latijnen overging, de koopwaaren, welken de karavaanen van Astracan aanbragten: zij verhandelden dezelven op alle deze kusten, welken , veel minder ontvolkt zijnde, dan in onze dagen, eene ménigte van voordbrengzels opléverden, en veele waaren liéten. Daarenboven waren de Genueefen eene republiek van kooplieden, aan geen keizerlijke wetten of keuren onderworpen, welken lastig zijn, de bronnen van koophandel opdrogen cn floppen: zij deelden de vaart op de Middenlandfche zee met de Venetiaanen, cn waren de eenigen , die de waaren van Europa naar de Zwarte zee bragten. Voeg er bij, dat de Genueefen, gelijk ook de Venetiaanen , de vrijheid hadden wéten te verkrijgen, om in al de deelen van het Griekfche Keizerrijk te handelen , zonder regten te betalen. Maar de ontdekkingen der Portugeefen en het gelukkig gevolg, welk dezelven voor hun hadden, eenen nieuwen weg gebaand hebbende voor den Aiiatifchen handel, was de Italiaanfche gehépenheid in haare befpiegelingen bedrogen. Zo dra de Zwarte zee haare gemeenfchap met de twee fchiercilanden van Indië verloren had, werden ook haare havens, en kusten verlaten (z) Het is waarfchijnlijk, dat het voorbeeld van den Oj Zie Esfai fur le Commerce de Ia Rusfie, p, 106.  handel oudtijds op de Zwarte zee gedre'ven, en" de welvaart der Genueefen, de Rusfen en allen, die de aanftaande voordeden van hunne bezittingen op de kusten van deze zee zo hoog opvijzelen, vervoerd heeft. Ondertusfchen waren de omftandigheden nooit meer verfchillende; en niet alleen zal Rusland, welks talrijke ontwerpen, wetten, en beve'len juist geen diep doorzigt te kennen géven , weinig kunnen uitvoeren, behalven de waaren van Taurida, die nooit van veel belang zullen Zijn; maar, wel verre van begunstigd te worden, zal het altijd worden tégen gegaan door de Turken, welken er veel aan gelégen is, dit gewest, het koste wat het wil, wêer onder hunne af hanglijkheid te brengen. De Genueefen , die, zonder mededingers te hebben, op deze zeehandel dréven, alwaar de Rusfen magtige médedingers zullen ontmoeten, hadden vlooten noch légers nodig, om er zig te handhaven; en de kosten, om den gewaanden Ruslifchen handel te befchermen, zullen de waarde van Taurida altijd te boven gaan. Indien de Czaarin zig meester van Konftantinopel maakte, zou het zékerlijk niet onmogelijk wézen , dat zij den bezittingen van de Zwarte zee haaren ouden luister wédergaf: maar, waarom zouden de Turken zeiven het niet doen? En, indien hunne zorgloosheid en traagheid het belet, indien hunne regéring alle foort van koophandel verfinaad, is het dan niet oneindig béter, en veel voordeeliger voor het Ottomannisch rijk, denzei ven aan de zui-  44 ^i^Sst delijke natiën van Europa overtelaten («), van welken het zelve niets te vrézen heeft? 00 1° FEsf'ii fat le Commerce de la Rusfie , in 1773, dat is voor dat Rusland zig meester van de Krim had gemaakt, in het licht gegéven, waarin de befpiegelingcn lopen óver de havens bij het verdrag van Kainardjick in 1774 verkrégen, leest men Qp. 118.), dat Rusland in ftaat is, om eene handeldrijvende vaart op de Zwarte zee aanteleggen. Wat den koophandel betreft, men ftaat toe, dat deszelfs kooplieden , welken groote kapitaalen bezitten, zig op den handel in de Oostzee gelegd hebben, dat zij eenen handel, dien zij kennen, niet zullen varen laten, om zich in eenen nieuwen te verbinden, die veelé» gevaarcn, en zeer onzékere, of ten minsten nog zeer ver af zijnde voordeden aanbied, dat het hun in het algemeen aan crediet ontbreekt, zonder welk geen vaste onderhandeling , noch uitgeftrekten handel plaats kan hebben, en dat zij in het geheel geen kennis hebben van den handel op de Levant en de Middenlandfchc zee , welke met dien op de Zwarte zee wézenlijk verbonden is. ' (p. 119.) Rusland moet derhalven noodwendig toevlugt némen tot de vreemde natiën, ten einde zijne onderdaanen de eerfle beginzelen van den'handel) op de Zwarte zee te doen Hiagtig worden. En de fchrijver begrijpt, dat Frankrijk de eenige raogendheid is , die het in dit noodzaaklijk ontwerp met kragt kan onderfteunen. Hij voegt er bij, dat Peter de 1. begreep, dat er geen land in Europa was, welks verbindnisfen zo voordeelig voor zija rijk konden wézen, dan Frankrijk, met betrekking tot de Oostzee. Met te meer réden zoude hij dus gedagt h ebben met beirekking tot de Zwarte Zee. Maar, indien de handel op de Zwarte zee gedréven moet worden, waarom zou Frankrijk dien der Turken, welken zijne geallieerden zijn zédert Francois den I., niet bij voorkeur begunstigen ? Waarom zou hetzelve toelaten, dat er eene zeemagt opgeregt werd in de Zwarte zee, die hen,dreigt, en in het vervolg niet dan gevaarlijk voor hetzelve kan worden ?  45 Het is klaar, dat de Rusfifche 'zeemagt, in de Zwarte zee, eene zeemagt geheel op zig'zei ven, en zonder gemeenfchap met de Keizerlijke ""zeemagt in den Finlandfchen zeeboezem, niet beftand is te'gen de Turkfche zeemagt, zell's wanneer deze flegts matige pogingen in het werk fielt. De Rusfen hebben voor hunne oorlogfchépen geen andere haven, dan die van Cherfon, welke noch ruim noch gemaklijk is, en onnoemlijke kosten vereischt, om in flaat gefteld te worden tot het bergen van vlooten (b). De gemaklijkheid der ank ergronden, de voordee- (70 „ Welke pogingen Rusland doet," zegt i'Esfai fiir le Commerce de la Rusfie, p. 117., ,, het is altijd zéker, dat, ,, zonder hulp der vreemde natiën, hetzelve nooit eenige vas„ tigheid aan zijne bezittingen in de Zwarte zee zal kunnen „ géven; het zal zig met al de mogendheden v?n Europa dienen ,, te vereenigen, teneinde bij de Portede vrije vaart op de Zwarte „ zee voor alle vlaggen te bewerken. Verders, Rusland bij het traktaat van Kainardjick geen andere regten verkrégen „hebbende, dan die, welken de meest begunstigde natiën in „ het Ottomannifche rijk genieten, moeten al deze natii:n zig „ met Rusland vereenigen, ten einde eenparig op de ontheffing „ van het ftapelregt aantedringen, dat is te zeggen, om niet „ verpligt te zijn, bij het inkomen in de Zwarte zee, of als „ zij uit dezelve .komen, de lading te breken. Zonder het „eerfte dezer twee voorregten, zou het wézenlijk oogmerk „ van Rusland misfen; en zonder het laatfte zou de handel op „ de Zwarte zee onderhavig zijn aan regten en vertragingen, „ die de voordeelen en winsten zouden vertéren," Het doeleinde van Rusland heeft derhalven gemist; dewijl de eerfte voorwaarde niet verkrégen is. Gelooft gij , dat men het bereiken zal door middel van Cherfon, en dertien duizend matroozen-landbouwers s of landbouwtrs-matroozen ? Merkop, dat  4é len van allerlei foort, de verfcheidenheid der waaren, als fchcepsbehoeften, worden op verfcheiden plaatzcn op de kusten hunner médedingers gevonden. Zij behoeven voor hunne fchépen die fchadelijke wormen niet vrezen, waarvan wij gefprokeu hebben. De Turkfche vloot, welker haven te Konftantinopel is, is niet genoodzaakt, altijd in de Zwarte zae te blijven, fchoon zij te Sinope een tuighuis en haare voornaamfte lijnbaan heeft: (deze ftad, alwaar de Rusfen nu onlangs eenen konful gezonden hebben, is meerbekend daardoor, dat zij de vaderftad van diogenes is geweest.) De Turken kunnen, des noods, met het grootfte gemak daar ter plaats fchépen bouwen, uitrusten en wapenen. Na eene nederlaag of na bekomen fchade herftellen zij zig en werven wéder zonder moeite: zij zullen met gemak vier tégen één zijn. Voeg hier bij, dat de inwoners der veroverde landen, fchier allen Mahomedaanen, de Turken genegen zijn; want, ondanks de wijsgeerige verklaringen der Ukafen fcheppen de Tartaaren geen behagen in de Rustifche heerfchappij. Ik fpreek niet van de Grieken, de fchrijver hier wil, dat alle natiën zig vereenigen, om aan Rusland den handel op de Zwarte zee te bezorgen; terwijl hij een weinig te voren aan de Franfchen, in dit opzigt, eene bijna uitfluitende voorkeur geeft. Voor het overige , het geen Rusland op de Zwarte zee gedaan heeft, heeft veel overeenkomst met het geen de Keizer op de Schelde wil doen; egter met dit onderfcheid, dat de Keizer aan de oevers van deze rivier ettl bloeijend en volkrijk land bezit, en dat dus de Hollanders veel eer zouden overmeesterd zijn, dan de Turken.  van welken het kabinet van Petersbiirg in Morea, of in de naburige landen, meer dan twintig duizend heeft doen om het léven brengen, door hen tot eenen opftand aantezetten, dien het niet in ftaat was te onderfteunen. Deze ongelukkigen zullen met weinig erkendnis aan de Rusfen kunnen denken. De inwoners van de eilanden in den Archipel hebben op hunne beurt, éven als de Grieken van het vaste land, zig met de dwaasfte hoop gevoed: zij zijn er wreedlijk voor getïraft, toen de Rusfen verdwénen om niet wéder te komen; en ongetwijfeld hebben zij weinig [genegenheid voor hen. De Grieken van het dalend Roomfche rijk te Konftantinopel hielden zig alleen op met listige ftreeken, godsdienstplegtigheden, en belachlijke verfchillen. Dit was het karakter der natie: eene algemeen e fchijnheiligheid had de gemoederen verdoofd en het rijk ontzenuwd. De monniken, het eenigst geestrijk lichaam geworden zijnde, beftierden alle zaaken, die van den ftaat zowel, als die van bijzondere perfoonen. Toen maiiomet Konftantinopel aantastte, kon hij zelfs de godgeleerde vijandfchappen niet doen ftaken ; en men ftelde in deze belégerde ftad meer belang in de zittingen der kerkvergadering van Florence, dan in de verrigtingen van het Ottomannisch léger (c> De Grieken hebben héden ten dage, zo niet den (cl Zie Montesquicu, Caufes ie la grandeur des Romains «> de leur deoadcnce „ pssQnj.  4* zelfden invloed, ten minsten het zelfde karakter; zij houden zig alleen daar méde bézig , dat zij op eene veragtlijke wijze en door listige kuiperijen de patriarchaaten van Konftantinopel, Antiochië, Jerufalem en Alexandrie, of de vorstendommen van Walachije en Moldavië bejagen. DeTurkfche ftaatkunde, die deze twee vorstendommen, de vier patriarchaaten , omtrent honderd en twintig aartsbisdommen, of bisdommen, en den gewigtigen post van dragoman, of eersten tolk der Porte aan hen gelaten heeft, geeft deze waardigheden altijd aan den meestbiedenden. De patriarch van Konltantinopel, opperhoofd van de Griekfche kerk in Europeesch Turkije, en die eene foort van burgerlijk regtsgebied heeft (, thans op de drukpers.]  61 nog niet gekomen, om den Oostenrijkfchen handel te vrezen. En, indien de Keizer zig op de kust van Malabar ofi op die van Kormandcl wil vestigen, alwaar alle plaatzcn bezet zijn, zal de toeftemming der Hollanders volftrekt onntit zijn, in geval de Engelfcbcn en de Franfchcn het niet goed vinden. Waarom vervoegt hij zig dan op eene uitfluitende wijze bij de Hollanders? Is het niet, om dat zij de zwakften zijn. Ten tweeden, vermits de Keizer koophandel hebben wil, het koste wat het wil, waarom legt hij geen vastigheden aan op de ledige kusten van Aflë ia Siam , in Tunquin, in Cochin Chin, en , met één woord, in al de plaatzen, welken de Europeërs zig niet geëigend hebben? Wat heeft hij nodig, zig tot de Hollanders te wenden ? Is het niet, om dat de Hollanders de zwakjïen zijn ? Ten dérden., betreffende de Westïndiën, waarom zouden de Hollanders hunne volkplantingen voor den Keizer moeten openen, wanneer zij zulks niet raadzaam oordéleu ? Waarom eischt hij niet, dat zijne fchépen insgelijks op Jamaika, St. Domingo, en Cuba mogen varen? want vast gaat het, dat zij verbeurd verklaard zouden worden, indien zij zig in één dezer eilanden vertoonden, om handel te drijven. Wat zou bijzeggen, indiende Hok landcrs deel wilden hebben in de wijnbergen van Tokaij of in de mijnen van Kremnits, gelijk hij begeert deel te hebben aan den handel der beide Indiëu ? Waarom wend hij zig tot de Hollanders ?  62 Js het niet, om dat zij de zwakften zijn ? — Maar heeft de ftcrklte alleen gelijk? en is de dapperheid minder fchuldig, die alleen vrouwen of kinderen aanvalt? De Keizer eischt, dat de Hollanders hunne fcheepvaart, hun land, hunnen handel, en hunne volkplantingen met hem zullen delen; waar na hij, waarfchijnlijk, dit alles met de Keizerin van Rusland , zijne vertrouwde bondgenoote, zal delen (0), die eene foort van zeemagt en fcheepvaart be- (0) Of zijne bondgenoote en vriendin, gelijfc katharina de 11. zig ^noemt in haar antwoord aan de Hollanders, hetwelk, om het in het voorbijgaan te zeggen, ons nog veele anderen belooft, wanneer egter haar gefchut maar niet eerlang haar ee- nigst werktuig is. Terwijl ik héden, den 11 Januari! 1785, de proef van dit blad nazie, brengt men mij den Public Advertisfer, waarin ik de vei taling vind van eenen brief door de Keizerin aller Rusfen aan zijne Pruisfifcbe majefteit gefehréven , in welken de Czaarin verklaart, dat zij vastlijk befloten beeft, de eifchcn des Keizers met zo veel kragt en nadruk te onderireunen, als of het de welvaart van het Rusfisch rijk betrof. „ De „ natuur, word daar in gezegd, heeft aan de Nédeiianden het „ gebruik en het voordeel van de rivier, waarover getwist „word, gegéven. Oostenrijk alleen heeft, volgens de wet der natuur en die der ;volken, het uitfluitend regt van het „ gebruik der rivier, waarover gefchil valt; zo dat de billijkheid en de belangloosheid van Josephus den II. alleen eene „ andere natie aan dit regt deel kunnen doen hebben, doordien „ hetzelve uitfluitlijk aan zijne ftaaten toebehoort. De gevoe„ lens van Oostenrijk verdienen agting cn oplettendheid, ter„ wijl de hebzugt der Hollanders en het oordeel, welk zij ten „ aanzien van het huis van Oostenrijk durven vellen, uithoof- de van Uct traktaat van Munster , voUtrekt te laken zijn,'*  ■alt) welke de Keizer niet heeft. Ik vooronderftel voor een oogenblik, dat deze vorst zijnen eisch verkrijgt, zelfs met bepalingen, zonder welken Hol. land geen vijf jaaren kan ftaande blijven, zo zult gij aanftonds eene Rusfifche vloot op de Schelde zien ankeren, en den Keizer oorlogfcbépen zien lenen, kopen, en bouwen om eene zeemagt te vormen. Vlisfingen en Middelburg zullen ingefloten, al de takken der Schelde onveilig gemaakt, en de fluizen bezet worden. Verbeel u de Rusfifche of Keizerlijke matroozen, die , als te huis zijnde in het midden der Hollanders, eenen vrijen toegang hebben in alle de binnendeelen der vereenigde gewesten; en verwonder u dan niet meer, zo de Batavieren vast beiloten hebben, liever om te komen, dan de vaart der Schelde over te géven. De verbitteringen, de twisten, de verboden handel, en de oorlog zullen geen einde hebben. Zeeland zal te onder gebragt worden; de onderwerping van Holland zal ichielijk volgen, en wij zullen onfeilbaar eene verdéling zien, éven als die van Polen, tégen welke Frankrijk en deszelfs bondgenooten zig te laat en meteen blijkbaar nadeel zullen verzetten. En let wel, dat verreziende oogen geen andere bewijzen nodig hebben van de ontwerpen van Rusland en van de beftemming haarer vloot, dan het IndieH het geen Britfche ipotternij is, beken ik, dat ik geen ftaat gemaakt had 3 mijne voorfpelhng z), „ De veranderingen! welken peter, de i. in Rusland onder„ nam, Haagden des te gemaklijker, daar de zéden, die toen ,, de overhand hadden, en door eene vermenging van onder„ fcheiden volken en door de veroveringen van vreemde land„ fchappen ingevoerd waren, geenzins voor het klimaat ge„ fchikt waren , Peter , de Européfehe zéden en gewoonten bij de Européfehe volken onder zijn gebied invoerende, vond in „ dien tijd, dat zulks minder moeilijkheden ontmoette, dan „ hij zelf had verwagt." (Chap. e. §. 80 Ik heb de Engelfche vertaling, desInjt r uiïions <3c. door M. Tatischept , p. 70, 71. gevolgd. (O „ Van Kroonftad tot Petersburg is dezelve (de Neva) be„ zoomd met een woud, welk zig langs de beide oevers uit„ ftrekt; en welk een woud ? Het zijn noch digte eiken, noch „ altijd groene laurieren, maar wel de (legtfte foort van boo„ men , welken het aardrijk draagt. Men ziet populieren; maar, „ hoe zeer verfchillen zij van die , wier bast de zusters van ,, PHAëTON dekt, en die de oevers van de Po befchaduwen ! „ Vergeefs vergaderden wij al onze aandagt, leenden wij onze ,, ooren, om het zoetluidend gezang der vogelen te horen, „ welken de Czaar weleer dit vervaarlijk en wild woud wilde, „doen bewonen, te dien einde eene verbazende ménigte van ,, allerlei gevogelte uit de zuidelijke deelen van zijn rijk der- E 2  68 ScsSaS: hield hij zig verzekerd, dat, zijne nieuwe hoofdftad de fchépen in haare haven ontvangende, de Rusfen onfeilbaar «ene handeldrijvende en zeevarende natie zouden worden. Peter, twijfelde niet; aan den goeden uitflag, wanneer hij de kusten van Livoni'é, welk landfchap insgelijks Zweedcn ontnomen was, en het welk hij aan Polen moest wédergéven, aan zijne ftaaten zou gevoegd hebben; hij twijfelde niet, of de hoofdftad van den algemeenen koophandel zou eerlang in dit uitgeftrekt rijk gevonden worden, Monftrum horrendum, informe, ingens^ cui lumen adetviptum. Deze zonderlinge vorst, die nooit dan aan zijne eigen glorij dagt, en alleen de waereld wilde verwonderen , heeft zig bedrogen. Peter heeft zig bedrogen, en de erfgenaamen zijner ontwerpen cn ftaaten bedriegen zig éven als hij. Rusland heeft geen handel ter zee, het zal geen.handel ter zee hebben; het heeft geen waare fcheepvaart,en het zal er nooit eene naar den kant van het zuiden hebben, zo lang het geen vaste bezitting in de Middenlandfche zee heeft. — Wat voordeel heeft het „ waard doende overbrengen; zij ftierven er allen in korten „ tijd, en dagten zelfs niet eens, om in dit treurig verblijf te nestelen. „ Ayia non tefonant avibus yirgulta canons" (Voyage ie Rus/ie, p. 79 , 80.)  dan gehad van de glorij, van de ontwerpen en van de pogingen van dezen Czaar, bijgenoemd den grooten ? Wat heeft hij voor de natie gedaan, die hij in de flavernij cn ellende en diep in fchulden. gelaten heeft.? De Rusfen hadden een volkskarakter; zij hebben het niet meer. Dit karakter had men moeten verfterken en ontwikkelen door deze onbefcliaafde , maar eenvoudige, volken, doorzagte , langzaame en wijze middelen gefchikt en bekwaam te maken tot het ontvangen van den invloed der fraaije wétcnfchappen van Europa. Rusland eenmaal vrij gemaakt zijnde, zou dezelven fchielijk aangenomen hebben. Bij gebrek van deze bereiding hebben de Rusfen, wel verre van te winnen, veel verloren bij de inwendige omwcn» telingen en buitenlandfche gemeenfchap, waar van men zo veel ophef heeft gemaakt. De kooplieden van dit rijk, weleer beroemd, wegens hunne goede trouw , zijn héden ten dage niet minder berugt dan . « de Chineefche kooplieden, wégens hunne listen en ftreeken, om niets meer te zeggen. De boijards , of édelen, hunne oabefchaafdheid afleggende, zijn voor het grootfte gedeelte flegts wélgemanierd ge* worden. De vrouwen waren kuifcher, de huwelijken gelukkiger; de zéden minder lierlijk, maar' veel eerbaarer. Nog eens., wat heeft deze zo zeer geroemde Czaar voor zijn land dan gedaan? Hij heeft veldflagen gewonnen, havens gemaakt, vaarten gegraven, tuighuizen gebouwd. Tot dit alles heeft men flegts geld en flaavenhanden nodig,. ES  70 ^aSü^T Wat heeft hij, gedaan , ik zeg niet voor de gefteldheid zijner ftaaten, ik zeg niet voor de ftaatkundige en burgerlijke vrijheid zijner onderdaanen: ik zeg voor den landbouw, voor de bevolking van zijn rijk , en de landbouw en de bevolking zijn de rijkdom der willekeurige vorsten zowel, als der bepaalde monarchen. De natuur heeft van Rusland eene middenlandfche mogendheid gemaakt; peter. heeft er eene zeemogendheid van willen maken; en de natiën, die door de zee begunstigd zijn, met een hebzugtig en naijverig oog befchouwende, heeft hij zig tégen de elementen verzet, om te worden als deze natiën. Hij bedagt hersfenfchimmige en groote ontwerpen ; deze ontwerpen hebben zijne opvolgers te ondergebragt, welken, alsflaaffche navolgers, hunne ftaaten verwoest en ontvolkt hebben, zonder te -zien, dat de oneindige ménigte van ontwerpen hunne zwakheid zou verpletteren. —— O Rusfen ! mijn oogmerk was niet, u te belédigen , of te befchimpen; gij zijt médelijden, en geen veragting, waardig; gij kondet, gij kunt gelukkig zijn, hij hebt regt om het te zijn ; zij, die u regéren, hebben alleen uwe ongelukken vereeuwigd. Wanneer ik hunne misflagen, hunne dwa' lingen, hunne ftaatzugt aan den dag kg, wensch ik uwe rampen te verminderen, uwen toeftand te verbéteren. O Rusfen! gelooft vrij, het zijn geen veroveringen, geen pragtige hoven, geen hooge fchoolen met vreemdelingen voorzien, geen verzamelingen van fchilderijen of gedenkpenningen, geen gehuurde lofrédenaars, die een volk gelukkig ma- t  ken. Uwe fouvereine wil vermaard en roemrugtig zijn: hebben haare honderd monden dan nog niet genoeg haaren roem uitgebazuind ? Indien zij zig niet bedroog in de middelen, om uw geluk te bewerken , zou haare eerste zorg zijn, om haar rijk nau werte beperken, en riet om het verder uittebreiden, ten koste van uw zweet en bloed. De Czaar peter, zeide zelf: Ik heb reeds te veel land, ik moet water hebben. Waarom heeft hij ook niet bij zig zeiven gezegd: Ik moet het water mtbéren, wijl de natuur mij hetzelve geweigerd heeft , en ik het niet kan hebben, of ik moet de landen van anderen overweldigen. Waarom heeft hij niet bij zig zeiven gezegd : Ik heb te veel foldaaten, ik heb te veel flaaven: ik moet menfehen hebben ,■ en de men* fchen groetjen alleen onder de fchaduw der. vrijheid. De Keizer de vrijheid der Schelde verkrijgende, daar hem meer aan gelégen fchijnt te zijn, dan aan die zijner onderdaanen of zijner nabuuren, zullen de ontwerpen der Czaarin niet meer ijdel zijn; zij zal in die rivier de fchuilplaats vinden, naar welke zij buiten de Baltiiche zee zo lang verlangd heeft. Zij heeft geen fchépen ter koopvaardij; zij wil oorlogfchépen hebben; zij zal de vrij, wél gegronde hoop hebben van zig van beiden te' verzékeren. De Rusufche Vloot, welke het hof van Petersburg voordaan bij de hand zal hebben % Zal op de Schelde de befchermfter der. keizerlijke fchépen , en der opkomende zeemag? des, K.ei~¥ 4  7'2 &a£a3T zeis zijn : zij zal midden onder de Hollanders zonder gevaar overwinteren. Het is waarfchijnlijk wat zeg ik ! het is zéker, dat, deze vrijheid eenmaal verkrégen zijnde, de Engelfchen, welken de keizer niet nalaten zal naar de Schelde te lokken door een voordeelig traktaat , deze nieuwe orde der dingen zullen voorftaan en handhaven. Onder hunne belcherming zullen de keizerlijken, met de Rusfen vereenigd, eene groote zeemagt vormen , langzaamerhand zo gij wilt, maar die dagelijks zal toenémen. Holland, voor altijd van Vlaanderen en Zeeland gefcheiden , zal niets zijn; de keizer>en de «Czaarin zullen volftrekte meesters zijn van de Noordzee, kvan de Oostzee, en eerlang van al de zeeën; en dat in weerwil der zeemagt van het huis van Bourbon , welke zig niet langer zal kunnen ftaande houden , wijl het zelve het fcheepstimmerhout, het masthout en de overige fcheepsbehocfren, die uit het Noorden komen, niet zal kunnen bekomen, dan met goedvinden van deze drie mogendheden. Het vooruitzigt, om zig aan Frankrijk en Holland te wréken, de verlokkende begeerte van? zig aan het hoofd van een zeebondgenootfehap, het welk men als één noodzaaklijk tégenwigt doet voorkomen van het familieverbond, het welk Jontzaglijk geworden is door de verbindnis van Frankrijk met de Vereenigde Nederlanden; de ongerustheid van een ver-  waand, vernéderd volk, weinig gewend om vernéderdte zijn ; alles zal Engelland wegflépen; maar de aart zelf van dit ontwerp houd het thans van alle vijandelijkheid te rugge. In de tégenwoordige omftandigheden, (en dit kan men niet te dikwijls herhalen, want de Britfche mogendheid is ongetwijfeld het fchrikbeeld, waarméde men den natuurlijken befchermer van Hol* land vervaard wil maken ) zullen de Engelfchen de onzijdigheid in agt némen, en zig mogelijk daar méde vergenoegen, dat zij het vuur aanftoken, al zouden zij weer eeuwigdurende oorlogen moeten beginnen, die de heerschzugt meer vleijen, dan zij dezelve vervaren. Waarom zouden zij zig in eene ongunstige tijdftip aan de gevaaren van eenen oorlog blootftellen, waar van de uitilag zo onzéker is , en hunne bankbreuk onvermijdelijk zou maken, terwijl de onzijdigheid zeer voordeelig voor hunnen handel zal worden, voornaamlijk, wanneer Rusland zig tégen Holland verklaart? Daar zij afgemat , misnoegd , met fchulden overladen zijn , hoe nodig is hun de vréde dan niet ? Hun fouverein kan niet anders dan naar deneelven verlangen, als koning, als keurvorst van Hanover, als vader van een talrijk huisgezin, als vriend van zijn volk. Bij de minste vijandelijkheid zouden zijne Duitfche ftaaten vermeesterd worden; hij kan zijne dogters aan de zoons van den Erffladhouder huwen, en dit zegt iets voor zulk een' goed' vader. Daarenboven, zijne tégenwoordige ministers E 5  74 ik^d hebben geen ondervinding, geen moed, geen vertrouwen: zij wordendoor de omftandiglieden voordgefleept, en welhaast zullen zij door de beroerten van het gemeen voordgeilecpt worden, welken de fteeds zwaarer wordende belastingen dagelijks zullen doen toenémen. De meeste Engelfchen vervloeken de Hollanders, tégen welken hunne akte van fcheepvaart, die zo veel gerugts gemaakt heeft, voornaamlijk ingerigt was, en die hen wel mogt doen befchouwen als vijanden van het menschdom: zij vervloeken de Hollanders, om dat zij geen Engelfchen zijn, om dat zij kooplieden zijn, gelijk zij, en omdat zij in den laatsten oorlog onzijdig hebben willen blijven. Het grootste gedeelte der natie verlangt misfchien, dat de Keizer zal Hagen; het is éven of de ondergang van Holland de fchade zou vergoeden , welke Grootbrittaniën geléden heeft. De ijslijke oorlogen, welken zodanige omwenteling zou veroorzaken, zijn niets in de oogen van zinken, die als betoverd zijn door het vooruitzigt van wraak. De Engelfchen zien niet, dat het openen der Schelde in het vervolg zeer nadeelig voor hen zal worden : hun tégenwoordige haat tégen Holland en tégen de Franfchen, die deze republiek befchermen, bedriegt hunne voorzigtigheid. Maar hunne verbittering tégen de laatsten heeft die vermételheid verloren, welke dezelve voor den oorlog kenfehetste, en onze zeemagt, welke de haven van Cherboug zo ontzaglijk ftaat te maken in het ka-  S^sS 75 naai, is in hunne oogcnniet meerveragtlijk. Bij aldien de heer de grasse hun heeft doen zien, dat flinkfche handelingen in Frankrijk nog flegte keuzen konden uitwerken, onze d'orvulliers , onze suffren C»)» en onze vaudreuil, hebben hun getoond , dat wij bekwaame zeehelden hebben, en dat het geflagt der düquesne (»}, der Jean (w) Eene omftandigheid, die voor den heer de suffeen zeer roemrugtig is, zal hem mogelijk onbekend wézen. Na het gevegt in de haven Praija bij kaap Verde, fchreef de Engelfche Commodore [fcliout - bij - nagt] , verzékerd zijnde, dat hij het Fransch eskader geheel ontredderd had, naar Engelland, dat het genoodzaakt zou zijn, het naar Brazilië te wenden, het welk de gegrondste hoop gaf, dat de Kaap de goede hoop niet biitijds gedekt zou zijn. De heer de suffren ftévende regt door naar de Kaap; en deze ftoutc daad, waarvan men weinig voorbeelden heeft, was het behoud van dien gewigtigen post. Indien hij er het nodige gevonden had, Tom zig te herftelleu van zijne bekomen fchade, zou het Engelsch eskader zijne veroveringen zonder flag of ftoot in de Saldanhabaai zékerlijk duur betaald hebben. Niemand fchijnt béter dan de wakkere en onvertzaagde de suffren gewéten te hebben, het geen la bourdonnais zeide, dat in den oorlog alleen het onmogelijke gemaklijk is. (v) Abraham duquesnb , dien de preOdent HéNAUT, fprékende van den eersten zeedag van Mesfina, in 1675-, den heer duquesnb {Steur Düquesne) noemt, is zonder tégenfpraak de grootste zeeheld, dien Frankrijk opgeléverd heeft. Hij voerdo het bevél onder vivonne in de vier vermaarde zeeflagen in de Middenlandfche zee. Het is indien van den 21 van grasmaand 1676, dat de ruiter, de turenne der zee, fneuvelde; en een der fraaiste gezegden van lodewijk XIV., die zig altijd op eene édele wijze uitdrukte , was jronder twijfel dit: de over. •Winning mijner vloot door den dood van zulk een' groot' man  76 S^E^r bart, dcrDUGtré -trouin, der la bourdonnais , (ik ftel die uit den burgerftand boven aan ) der tourville , der d'estrces , en der relingue (x) ; dat dit gedagt van groote zeehelden, die op den wenk van den monarch verfchénen, op zijn woord weer te voorfchijn kan komen. De Engelfchen wéten zulks béter, dan zij het willen wéten. Zij kenken hunnen toeftand zo wél, dat zij dien nauwlijks durven befchouwen. Hunne inwendige oneenigheden (laan over tot hairkloverijen; zij ontzenuwen deze dappere natie, die de altoosdurende eer van het menschlijk geflagt zal zijn, wanneer de wijsheid haare heerschzugt beteugeld en haaren hoogmoed getemd zal hebben. Alleen de {taatsman , die de waare belangen van Engelland en de ftaatkunde der andere volken kent, en uitgeftrekte gekogt, kost te veel aan Europa. Maar liet is eene vlak in de regering van dezen monarch, dat du quesne, «Hen hij marquis maakte, geen maarfchalk van Frankrijk werd, terwijl vivonn", een liegt generaal, een onbekwaam admiraal, een zogenoemde fchoone geest, een behaaglijk hoveling, en boven dat alles, een broeder van de trotfche montespan, al de eer ontvong-, die aan duquesne toekwam, en de eerste maarfchalk der zeemagt van Frankrijk werd. (j;) Relingue, minder bekend dan de voorgaanden , en dieniet minder verdient bekend te wdzen , was een der bekwaamde zeeofficieren der eeuw van Lodewijk XIV. Dodelijk gekwetst zijnde in den zeeflag bij Malaga in 1704, wilde hij den krijgsraad bi.; wonen , die na den llag gehouden werd : hij was voor een tweede gevegt, welk uit hoofde van denflegten ftaat der vijandelijke vloot, welke meer gehavend was dan de onze, van een gelukkig gevolg zou geweest zijn, indien men zijnen raad had gevolgd,  bedoelingen heeft, vrij van volksvooroordelen; deze ftaatsman is in het algemeen gevreesd; hij is weinig bemind; zo lang de natie, die hij gered heeft ,'door den laatsten vréde, nog verre is van over hem te kunnen oordélen of hem te kunnen waardéren: heeftmen réden van te twij Telen, dat hij wé] zou Hagen,.wanneer hij zijnen post wèer aanvaardde , en zo hij denzelven weer aanvaardde, zo hij weêr invloed kreeg,zou hij geen geweldige fijtemaas.aannémen. Hoe het ookzij,er worden nog veele rampfpoeden vereischt, om Grootbrittani'ën van die onverdraagzaamheid in den handel te genézen, waarvan het natuurlijk en onvermijdelijk uitwerkzel is, zijne vjjanden dagelijks te vermenigvuldigen. De Engelfchen willen alles doen en geloven alles te doen; en niets willende laten doen aan iemand, doen zij alles tot veel hooger prijs dan anderen. Op die wijze hebben zij, zig zeiven bedorven hebbende, zig alle natiën tot vijanden gemaakt. Het is den Engelfchen niet alleen onmogelijk te oorlogen; maar zij kunnen dien niet meer aan anderen bevélen. Wanneer men zijne geallieerden altijd betaald heeft, moet men zig niet verwonderen, dat men geen geallieerden meer heeft, wanneer er geen geld meer is. De Europeeïs, alskrijgsmagten,of, liever, als in regimenten verdeelde moordenaars fy), zullen binnen kort uit Indien gejaagd worden, en ik dank (j) Zie de fraaije redevoering van burke, welke hij den i van wintermaand i?3j in het huis der gemeente deed.  78 er den he'niel voor. De Indiaanen hebben' eindelijk geleerd, dat hunne dwingelanden en geweldenaars niet onoverwinnelijk zijn (s). Maar, terwijl men (» Eene Corvet, welke uit tle Indien gekomen is, heeft de tijding bevestigd van hettreurig lot van den generaal matthews, «lévens dat van zijne officieren en foldaaten , die zig dit ongelukkig lot zo zeer waardig gemaakt hebben, dat een vriend dermenschlijkheid hen nauwlijks kan beklagen. Zie hier eenige omftandigheden van deze gebeurdnis. De Engelfche generaal zig, terwijl het geluk hem nog diende , meester van het fort Onor, op de kust van Malabar, gemaakt hebbende, deed al de inwoners over de kling fpringen en al de archiven verbranden. De foldaaten, door het voorbeeld van hunnen bevelhebber aangefpoord, hadden zig aan de fchandelijkste ongerégeidheden overgegeven: vrouwen, kinderen, grijfaarts, niets werd verfchoond. Twee Bramincn, waar van de één, welke reeds hoog bejaard was, bij de Indiaanen als een heilige werd befchouwd, waren op eene wreede wijze omgebragt. Tippo - saib, van deze ijslijkheden berigt gekrégen hebbende, zeidc tégen eenige Franfche officiers, dat, indien het lot dep wapenen den Engelfchen generaal te eenigen tijd in zijne handen deed vallen, hij eene llrenge wraak over zijne wreedheden zou némen , die tot eene les voor zijne opvolgers zou dienen , welken het zig mogten laten gelusten, onTzijne voetftappen te drukken. En wat gebeurt er? de Engelfche generaal in Brednour belégerd zijnde door de légermagt van tippo-saib, was ras genoodzaakt, zig op genade en ongenade overtegéven. Tippo - saib beval op (taande voet, ' dat matthews, névens zéventienjvitn zijne opperofïïcieren,-gedood zouden worden. Het waarfchijnlijkste is, dat zij door vergift omgebragt werden; want het gerugt, welk men verfpreid heeft, dat men hun gefmoken lood had doen iuzwelgen, is een verdichtzel van de vijanden van tippo, die dezen vorst affchilderen als een man van een allerwreedst karakter. Dit is althans zéker, dat de tijding, welke de Corvet .aangebragt heeft, dit  deze gelukkige en wél verdiende gebeurdnis te gemoet ziet, welke voor de rust van Indostan , en zelfs voor die van Europa zo zeer noodzaaklijk is, en die de begeerlijkheid zo lang zal verfchuiven als het mogelijk zal zijn , daar het wijslijk zou zijn, zig er toe te bereiden; is onze zeemagt, gevoegd bij die der Hollanders, door middel van de baai van Trinconomale op het eiland Ceilon, verzekerd van volftrekt de overmagt te hebben in de golf van Bengalen. De Engelfche vloot is genoodzaakt, wanneer de pasfaatwinden tégen zijn, te Bombaij op de tégenoverliggende kust te overwinteren. Deze moeilijke en gevaarlijke togt is ten minsten van zes weeken. Wij gingen te voren naar het eiland Mauritius (Jsls gcrugt nïet bevestigt. Het overige gedeelte van dit ongelukkig léger werd in de boeijen gellagen ; de officiers, twee en twee aan elkander gekéteud, krégen bevél , zig naar de binnenfte dcelen des lands te begéven, meer dan 150 [mijlen van de plaats, daar zij gevangen gemaakt waren; de brandende hitte der zon , het gebrek aan lévensmiddelen en water, de flegte behandeling en de fmaad, die zij van hunne geleiders [ontvingen, verzwaarden de ijslijkheden van hunnen toeftand; veelen flierven onder weg door kommer en ongemak. Tippo-saib is een man van groote bekwaamheid; en de Indiaanen hebben niet veele dergelijke vertoningen nodig , om het juk van hunne dwingelanden te léren affchudden. De Engelfche nieuws¬ papieren hebben het thans drok met het verhalen van de ijslij ke wreedheden der Indiaanen in dit opzigt. Wat mij belangt, ik ben nieuwsgierig, om de nieuwspapieren van Sering-J?atnam te lézen, en ik vind het billijk, dat men ook niet eerder over die zaak oordeelt.  8o %*Ml>3£ de France); in plaats dat wij , te Trinconomale blijvende , in de golf zelve overwinteren 3 cn zo dra de zee vrij is, ftaan al de bezittingen in deze golf voor onze vloot bloot, terwijl die der Engelfchen niet kan opkomen 3 dan na dat zij de ganfche westkust van het fchierëiland door — , cn het eiland CeiIon omgevaren heeft, Om deze fchriklijkc zwarigheid voor te komen, tragten de Engelfchen eene dergelijke haven voor zig te maken in eenen der takken van deGanges (a~); maar alszij dezelve hebben, zal C«5 Deze gewigtige zaak is volftrckt nog onbekend aan het publiek , en zelfs in Engelland. Zie hier eenige omftan- digheden. De üanges, of veeleer de westlijkfte-tak, dien de Engelfchen de Hoogtij rivier noemen, de eenige, welke door de Enropéfche fchépen bezogt word, heef: twee ingangen voor de groote fchépen , tusfchen de zandbanken , die voor derzclver uitwatering liggen. Drie mijlen benéden de reede van Coulpi loopt 'uit deze rivier eene vaart of arm van 7 of 8 mijlen lang tot in zee. Deze aim is aan deszelfs begin omtrent eene mijl breed, cn aan deszelfs mond heeft hij eene breedte van twee of drie mijlen , en de grootfte fchépen kunnen denzelven bevaren. Deze mond is al zo gemaklijk en minder gevaarlijk, dan de tégenwoordige ingangen van de Canges, als men van de reede Balafor komt, en naar den kant van Coulpi kan men er zonder gevaar inkomen. In eene kreek nabij dezen ingang is de nieuwe haven , welke de Engelfchen voorgenomen hebben , aantelcggen, die er het Portsmouth van Indien van willen maken. De fchépen zullen er volkomen veilig zijn gedurende de kwaade mousfon, cn men zal er dezelven met het grootfte gemak kunnen herftellen en kalfaten. De arbeid aan deze haven werd j voor eenige jaaren begonnen door den eigenaar van dezelve, die van deu  zal hunne vloot altijd geringer zijn, "dan de vereenigde Franfche en Hollandfche. In geval van oorlog is dit een voordeel van het uiterfte gewigt, het welk wij aan onze verbindnis met Hollannd te danken hebben. De kaap de goede hoop is een tweede voordeel van groot gewigt. Deze vervcrschplaats, welke voor de fchépen , die naar de Indien varen, of die van daar kéren, zeer noodzaakhjk is, is het vooral voor de Engelfchen. Wij hebben wel de eilanden Mauritius (Isle de France ) cn Bourbon, welken de kaap van koorn voorziet. Maar welk een veel grooter voordeel is het niet, wanneer de Engelfchen volftrekt willen oorlogen , dat men hun het aankomen aan de kaap kan beletten? Hunne fchépen zouden dan genoodzaakt zijn, regt door naar Indien te ftévenen; en de geenen, die de ftraat van Mozambique namen, zou« den alleen te Madagaskar en te Anjouan kunnen aanleggen, het welk niet zonder gevaar zou kunnen gcfchieden, wijl men er ligt kan onderfchept worden. Denkt gij, mijn heer, dat zij, den togt den Rnad van Calcutta oktrooi bekomen had, hetwelk zédert door denzelfden Raad weer vernietigd werd; doch het fchijnt, dat men dien arbeid niet kragt zal hervatten. Deze arm , die uit de rivier do Hooslij komt, is reeds vour lang aan de zeevarenden bekend geweest; maat dezelve werd alleen door de Indifche kustvaarders bezogt, die hem de rivier de Earatola noemen. De Engelfchen, aan welken dezelve toebehoort, volgens eene vergunning, door lord Clive verkrégen, géven er den naam van Channel Creek aan. — Zie Rejports of the lloufc of Cosimo:ts. F  Sa %-n2£&)fy door de groote zee afgelegd hebbende, in de Indien zullen aankomen, zonder een groot gedeelte van hun volk verloren te hebben, en in eenen goeden ftaat om tégen de Franfchen en Hollanders een gevegt te wagen? tégen de Franfchen, die in alle oorlogen, be. halven indien van 1756., bijna altijd het voordeel van ichip tégen fchip op de Engelfchen hebben gehad ? tégen(de Hollanders, welken een oud Fransch fpi eekwoord in den eersten rang der zeehelden plaatste ? : Zo het Engelfchen zijn, zeiden de Fraufche zeehelden der voorige eeuw, zullen wij hen f'aan ; en zo het Hollanders zijn, zullen wij vegten. En dit hebben in de daad zulken van hunne officiers, die nooit den oorlog bijgewoond hadden , durven doen, toen men hun veroorloofde te vegten , het. welk nooit blijkbaarer, nooit onbetwistbaarer was, dan in de zaak der Hollanders ; noch de ftaauamdige noodzaaklijkheid, die hunnen tégenftand te duidelijk leert, niet ten voordeele van den keizer konden verklaard worden. Ik meen in mijnen tweeden brief aangetoond te hebben, dat de eisch van de vrije vaart der Schelde een overlegd plan aankondigt, een' aanflag, die reeds voor lang gefmeed is, die de rust, de ftaatsgefteldheid, en zelfs de vrijheid van Europa bedreigt. ' Wat heeft het grootsch verweerfchnft van den heeruNGUET tégen deze rédenen, die hij niet voorzien; tégen gebeurdnisfen , die hij zelfs met vermoed heeft, intebrengen? Eindelijk heeft het ongelukkig téken de oevers van de Schelde doen weergalmen, de ministers van den Keizer hadden verklaard, dat de eerfie kanonfchoot door ziine majefteit als eene oorlogsverklaring zot, aangemerkt worden ; de Lollanders hebben niet ALLEEN EENEN SCHOOT GEDAAN s MAAI de volle, rn Het zou mot-Ui* zijn in dit opzigt het regt der Hollanders op eene kragtiger en btrodigcr wijze te onderzoeken, dan zulks «edaan is in les fupplemens de la Ga-zette de Leyde, No, ct, cn. fif«. (JUfleÜiQH fut les Qbftrvatifins de la Gazene & Vienne.~) F4  1aag GKGévEN In DEZE EERSTE VIJANDELIJKHEDEN ZIJN er GEFN GEKWETST GEWORDEN, DAN een ZEIL en EEN KOOKKéTEL. Schoon de ri¬ vier niet met bloed geverwd is, moet dit verzagt geweld niet minder beledigend voorkomen aan de mogendheid, die het tmzeert , en aan de volken, die het verongelijkt. 'i Indien ooit een fouverein te ver- fchonen is geweest yan zig met den degen tégen onregtvaerdige vorderingen verzet te, hebben, zo is het, dunkt mij, de verlos/er der Schelde. (A). De Oostenrijkfche Nederlanden zijn de eenige gewesten van Europa niet, die dsn oplettenden reiziger duidelijke tékens van verval aanbieden. Een gedeelte van Duhschland, Spanjen, en vooral Italië doen iemand op elke Jchréde met eene medelijdende verbaasdheid aan. (jV Zo is het niet met de provinciën gelegen, die door de Lijs, de Dender, en de Schelde befproeid worden. Het geen zij aanbieden, is niet meer het toneel van haare oude welvaart; maar het is ook HET TONEEL NIET VAN EENE SLAAPZIEKTE, DIE er DEN ONDERGANG van ZOU AANDUIDEN. (£) Leuven, Gend, Brugge, en Antwerpen zijn die ongemeen bevolkte plaatzen niet meer, welkende verdichtzelen der dichters fchier wézenlijk maakten, die O) Anntiles poliliques, civiles tflittereircs, Tom. XI. N. 88» p. 445. (*) P. 444. ' <0 Pi 445- (k) P. 44*.  fièden met honderd poorten, van welken elke een ll'ger OPLévERDE. Maar het zijn ook geen ovetblijfzets pan vervallen gebouwen Men merkt alom, dat eene groote hinderpaal zin; up eene onvermnlijke wijze, in zulk eene wélgefchikte landftreeh, onder zulk eene welgevormde na* tie, verzet tégen het goede, dat de natuur in dezelve aan den me nuk wil bewijzen, tégen de vuurige begeerte, welke de menfehen zou vervullen om aan de oogmerken der natuur te beantwoorden. (/) Tot de zaak advokaat . . . ., want . e gekwetste kookkétel en het gekwetste zeil; het verzagt geweld, en de medelijdende verbaasdheid; de faapziekte, die eenen ondergang zou aanduiden, en de fiéden met honderd poorten , die elke een léger opleverde zijn raisfehien wéllprékendheid, en misfehien ook dubbele wartaal; maar bewijzen niets. Laten wij dan zaaken opzoeken, die alleen ftaatkundige redeneringen kunnen onderfchragen. En het is voornaamlijk, wanneer men aan de poort van Antwerpen komt, aan de vaart der Schelde, die deszelfs muuren befpoelt, dat de onderflelling van. dien verderflijken hinderpaal noodzaak/ijk word. Tot hier toe vertoont zig de vrugtbaarheid in al haare heerlijkheid; de rijkdom in al zijne pragt: de arbeidzaamheid , en de industrie beijveren zig om het eerst, om alles te bevolken, om alles te verlévendigen. Doet eene fchréde over eenen enkelen muur , en er © i>. 443.  9° bied zig NIETS dan eene doodsche stilte aan: de ZOOMEN VAN DEN SCHOONSTEN VLOED VAN EüR.OPA VERTONEN eene DORHEID en onvrtjgtbAARHEID ALS DIE der WOESTIJNEN VAN ARABl'é. (m). De Schelde, die pragtige en flaaüijke rivier, de fchoonlTe van Europa, zo als de heer lingüet haar noemt , die waarfchijnÜjk noch de Taag, noch de Guadalquivir , noch de Ebro, noch de Garonne, noch de Loire , noch de Maas in Holland Zelve kent, en die aan de Teems niet gedagt heeft; de Schelde is eene modderige rivier, die tusfchen graslanden en paal- en heiwerk droomt, hetwelk met modder of modderig gras bezoomd is. De geheele loop van haare twee takken , op Hollandsen gebied, is een werk van de Hollanders, zodat, zonder alle traktaaten, de Schelde, volgens liet natuurlijk regt, waarop men zig in dezen twist zo dikwijls beroepen heeft, de eigendom zou moeten zijn van hun , die ze voor zig zeiven gemaakt heb. ben, gelijk zij in vroeger tijd Holland en Friesland gemaakt hebben («)• Haare beide oevers , die, wel verre van eene dorre vertoning te maken, gedurig aan het geweld van het water bloot daan, zijn de vrugt van eenen onafgebroken en dagelijks herhaalden arbeid van veele eeuwen. Zonder de . O) p. 448. 00 Dit i? eene uitdrukking van montesqujfu : Holland en F,' ';:.ia waren nog niet gemaakt- Het varen voor het grooljle gedeelte overftroomde landen, welker; de kontl tot eene woonplaats voor menfehen iekwaam gemaakt heeft.  Holkndfche dijken, het bewonderenswaardigst gedenkteken van menfchlijke nijverheid en geduld, zou de Schelde, welke vlakke oevers heeft, benéden Antwerpen geen loop meer hebben. Haar ftaande water buiten haare oevers verfpreid, zou niet dan ondiepe meiren, of veruitgeftrekte moerasfen vormen, onbevaarbaar voor fchépen en misleiden voor alle foorten van vaartuigen. Haare monden zouden voor den koophandel nog minder vannutziin, dan die van de Po-, welker minder bogtige en fnellere loop ten minsten haare onderfcheiden ingangen in de zee uitftrekt. En niet alleen hebben de Hollanders den loop der Schelde gevormd; niet alleen onderhouden zij dien van het fort St. Anna tot aan de zee ; want zonder hunne zorg en nijverheid, zouden de vaarten, en de ingangen van dezen vloed voor vaartuigen van eene zékere grootte onbruikbaar zijnt; Hiaar de talrijke bakens, drijvende tonnen op al de zandbanken , vuuren op de gevaarlijkste plaatzen, en dat alles op kosten van de Hollanders, wijzen de fchépen dag en nagt de ftreek aan, die zij moeten houden. De Keizer eischt eene vrije en onbepaalde vaart; hij begeert., dat de Schelde voor hem open zij, en hij bied niet eens aan om ziin aandeel in de kosten te betalen tot onderhoud der bakens, tonnen, lantaerns . vuuren, en vooral der dijken ... • Indedaad lodewijk de XIV. heeft in al de grootheid van zijne magt en glorij met geen meer trotschheid wetten voorgefchréven. Te vergeefsch verheft zij (de Schelde) zig,  92 verhoogt zrj zig tweemaal daags, om zo T* SPReKEN , TEN EINDE haare TEGENWOORDIGHEID TASTBAARER EN HAARE BUIGZAAMHEID AANLOKKENder te maken. Te VERGEEFSClI houd ZIT, AAN den VOET DIER BOLWERKEN, WELKEN ZIJ BEMINT en GAERNE wilde VERRIJKEN , aan OM DIE VLOOTEN, WELKEN eertijds HAARENLUISTER, EN hunnen OVERVLOED en RIJKDOM MAAKTEN ; EENE TREURIGE STILZWIJGENDHEID IS HET eenig ANTWOORD, WEIK MEN HAAR KAN GëVEN ; in PLAATS VAN DIE SCHITTERENDE VLQOTEN, WELKEN HAAR de ER KEN DN IS VAN GANSCH EüROPA Dé DEN VERWERVEN, voert ZIJ NIET MEER NAAR ZEE, DAN DE SCHANDE VAN HAAR ONVERMOGEN EN DEN SMAAD van HAARE NUTTELOOSHEID (ö). Ik ken veele faÖbenHjke lieden, die deze verbloemde fpreekwijzen bewonderen, en ik heb ze reeds in zommige geleerde tijdfehriften zien aanhalen. Ik verfchoon hierin die bewonderaars van harte; want zédert de Mascarille der Précieufes ndicules heb ik in de daad niets wonderlijken,> gezien ; dan de aanlokkende buigzaamheid en de tastbaare tegenwoordigheid, en de fihande van het onvermogen of den jinaad der nutteloosheid: de Schel de en de treurige flilzwijgendheid, het eenigst anu woord, dat men haar kan géven. . . Dat de heer linguet nog lange ter eere van onze taal het uitfluitend voorregt behoude van zulk eene bewondering te verdienen 1 (o) P. 4+8.  Qui Bayium non odit , amet tua carmi- na, MiEVI. Maar, zou Sanciio zeggen: vergelijking is geen réden. De schitterende vlooten gaan naar Vlisfingen en Middelburg: waar zijn de fchande en fmaad voor de modderige wateren der pragtige Schelde? Op dien treon, doet men de Brabanders zeggen» welks sciiaduwe niet dan rampzalig voor ons geweest is, heeft de Voorzienigheid een^zoregivaerdig' en flandvastig', ais verlicht'vorst verheven: zijn gezigt, gelijk ook zijne magt van de oevers der Adriatifche zee tot aan die van de Noordzee wendende, fchaamde hij zig. ééne zijner fchoonfte bezittingen in een verwoestend net befoten te zien, van hetwelk men hem verpligtte zelf de befchermer en waarborg te zijn. (/>). De heer linguet vergeet de Zwarte zee, op dewelke de Keizer insgelijks zijn oog wend, gelijk zijne regtvaerdigheid de zéven monden van den Donau voor zig heeft doen openen, eenen veel fiaatlijkeren en pragtigeren vloed dan de Schelde. Het is waar, dat deze vaart van het minste nut niet is voor de fchaduwe des iroons van zijne Keizerlijke majefteit. Het is zelfs waarfchijnlijk, dat, in weerwil der voorfpclling van den heer linguet, die niet meer dan agt dagen vraagt, om het Otto- (f)P. 451 en 451..  94 %^s^. mannisch rijk het onderfte boven te ke'ren, (q) de Turken, eer tien jaaren ten einde zijn , deze vaart voor de Oostenrijkfche mogendheid voor altijd zullen fluiten. Maar is het éveneens gelegen met het doodvonnis , het welk over de schelde uitgesproken is ? Heeftzij ooit kunnen befchouwd worden als de prijs der gewaande verpligtingenvan de fouvereinen dezer rivier? .... Hoe.' omniet ondankbaar te fchijnen tégen de Vereenigde gewesten, moet de graaf van Vlaanderen, de hertog van Braband tot aan het einde der waereld de cipier van zijn volk , de verwoester zijner staaten zijn ! de slaafsche brenger van eene lettrede cachet door holl and uitgevaardigd, in den naam van het geweld, zonder ontzag voor de regten der natuur zo wel als der maatfchappij, moet hij zijne eigen landen in de flavemij houden', en de schoonste rivier van europa in de bastillk plaatzen? (ƒ). Ik begrijp wel, waarom zo veele le'zers dezen ftijl zeer fraai vinden ; maar zie hier, het geen ik niet wel kan begrijpen; ik, die, mij in geen fraaijen ftijl kunnende uitdrukken, moet verftaan het geen ik lees en het geen ik fchrijf. C?) Agt dagen cn eene overwinning kunnen in het ferail eene nieuwe regéring invoeren, en eene zegepralende vrouw vertonen in dezelfde plaats, daar haare fexe nooit iet anders dan ie flavemij gekend heeft, No. 89. p. 10. (.r) P. 461 en 46a.  P. 446. Valt de Schelde in eene flaapziekw^-AÏP-i, is zij onmagtig: p. 461., is het aoodvonnis over de Schelde uitgefproken: p. 462- s & dit vonnis in eene Iet re- de- cachet veranderd, die de Jcheonfte rivier van Europa in de Bastille zet: p. 488., is zij verminkt geworaen (f); P- 5C°-» wil men haar lijk, en haar verllijfd geraamte weer lévend maken, (waaruit volgt, dat de Schelde in de Bastille gettorven is, eene zaak, die ik geloof, dat nog nooit aan eene rivier gebeurd isj (fy Bij geluk, p. 7r van het volgend deel, verrijst deeze vreedzaame en weldoende rivier uit den dood, tun einde in eenen volkaan heri'chapen te worden , die overgansch Europa vlammen zal uitbraken Zie daar voortreffiijke leenfprcuken voorzéker; inaar,eindeïijk5 wat wil het toch zeggen: deSchelde ten dood verwezen; dan met eene lettre - de - cachet geflraft; dan in de Bastille; dan onmagtig; dan verminkt,-dan dood; dan een lijk;dw. een verftijfdgeraamte; dan van den dood verrézen; dm een volkaan; zonder duizend andere gedaanteveranderingen te rékenen?Deze Schelde van den heer linguet gelijkt niet kwalijk naar den Proteus van Virgilius in zijne landgedichten. fj) „ Gelijk die dieren, van welken de gierig* eigenaars het ,, vervoeren van derzclver teelten niet dulden , dan na dat zijde bronnen der yrugtbaarheid in dezelven opgedroogd hebben." C') „ Hoe bepaald de wéderleVendmaking van dit geraamte „ ook moet zijn, hetwelk zolang verllijfd is geweest iu de ge„ vangnis, hoe traag deszelfs voordgang mag wézcn, zal het „ voor den meester al ijd meer eer zijn, over een b zield „ lichaam, dan over een dood lichaam te bevélen." P, 500. /  96 Omn'ta tramformat fefe in mlraaiïa rerum , i Tgmmque, horribilemque fsram , fiummque Iiquenum. Maar, om gezond tefpréken, wat bewijzen deze opëengeftapelde leenfpreuken? of, liever, wat zouden deze beuzelingen zonder zamenhang bewijzen , fchoon zij minder belachlijk waren ? Waarom de vermindering van den handel in Braband en Vlaanderen zédert de 15de en i6d« eeuw aan het verbod der Schelde toegefchréven? Hoe! is het het geestlijk despotismus van den Spaanfchen tak van het huis van Oostenrijk niet; zijn het zijne bekeerders en zijne beulen, zijne kommiefen en tolbedienden , de burgerlijke oorlogen en vervolgingen om den godsdienst niet, die den handel en de nijverheid uit deze landftreeken verbannen hebben! en is het om dat de Hollanders over het gedeelte der Schelde heerfchen, hetwelk hun toebehoort, dat Londen zulk een groot getal vanmanufakturiers, handwerkers, en inwoners van Brugge, Leuven, Mechelen, en Tirlemont («) in zijnen fchoot ontvangen heeft! Het is dan niet om dat de Engelfchen,Hollanders en Franfchen zig van de ongelukkige omdandigheden der thans Oostenrijkfche Néderlan- den 00 De drie lantftc fteden onder anderen, welker verval rèeds eerder plaats heeft gehad, dan dat van Brugge en Antwerpen, waren in de veertiende eeuw opgepropt van wevers, en lakenbereiders.  den waargenomen hebben , om handelplaatzen, manufakttrüren en fabrieken opterigten, welken eene wreede en onzinnige regering verftrooid, verftoord en vernield heeft, dat de Néderlanden hunnen ouden luister en voorfpoed niet hebben kunnen hertellen ! Het is dus vooral de onbefchaamdheid en grétigheid der Oostenrijkfche amptenaaren , opzigters en kommielèn niet, die den handel verbannen. Zou de handel van Holland met Duitschland , en het geheele noordlijk Europa, en zelfs de handel van zeer veele Franfche provinciën, wanneer de vaart van Picardije voltooid zal zijn, andere gelegenheden hebben,, dan de Oostenrijkfche Néderlanden ? zou dezelve eenen langeren weg gaan zoeken in de havens van het kanaal, indien het niet was om de menigvuldige kluisters en belastingen, waarméde eene dwingelandfche en llrenge regering denzelven drukt? Voeg er bij de knévelaarijen van Frankrijk; want het verbod is altijd weerkcrig ( p). En heeft de boekhandel, Waar toe de Néderlanden zo wél gelégen zijn, belangbij de vrijheid der Schelde , of bij de vrijheid van denkeu? Is het de oorlog, waarméde de Keizer Holland dreigt, of zijn fireng edikt tégen de fchotfchriften, die dezen handel zal doen bloeijen? De Héden Luxemburg en Namen , welken eenig beftaan hebben van de geringe vertéring der bezettingen; (V) Men vordert honderd l;roonen van elk. Oostemïjsch vaartuig,'dat door Condé könu, om naar Poornik en andere plaatzen in Vlaanderen ts varen. G  9S - fetó^ Leuven, hetwelk alleen toet hoogleeraars en ftndenten bevolkt is ; O) Mechelen, welks inwoners fehler allen geregrsdienaaren, plijtbezorgers of regters zijn; Mons, Doornik, Iperen, Gend, Brugge , welken eertijds zo vermogende en rijk waren, doch thans arm en woest zijn; verwagten al deze Héden, éven als Antwerpen, hunne welvaart en voorfpoed van de vrijheid der Schelde? Zou de rijkdom en overvloed van Brugge , Gend, Kortrijk, Menen, Iperen, Veurne, Aalst, Doornik, gansch Vlaanderen, eene provincie , die Braband verre overtreft, niet eerder afhangen van de vergrotingen de veiligheid der haven van Oostende, dan van >de vaart der Schelde aan de Antwerpenaars vergund? Gij fprcekt van de welvaart van Holland, gij benijd die , gij belastert die. Is het niet Veeleer in zijne dapperheid , in zijne fpaarzaamheid, in zijne nijverheid, in de ftouthcid van zijne wijduitgeftrekte zeevaart, in zijne visferijen, in zijne vermogende volkplantingen, in zijne ongemeene zorg om den vréde te bewaren (y); is het vooral 00 Het is vrij opmerkjijk in do omftandighcid, dat de plaats van upogieeraar in de rechten op de hooge fcliool van Leuven, zédert drie jaaren ledig ftaat. Memoires historia~ues sipoMauet Hes Pnys-Sds AutrïcMehs', Tom. II. p. 204. ÖO .1- "f- Wit CD. 11. 11. 2.) zegt: men behoeft flegts de registers yen de admiraliteit te Amflerdam tn inde andere jlcden te lézen en men zal bewijzen vinden, dat onze vaart en handel zédert den vréde met Spanje» de helft vermeerderd zfn : het is wel zonderling, dat men deze plaats bijgebragt beeft tot een bewijs, dat Holland zijne welvaart vcrfchuldigd was aaa  99 in zijne vrijheid niet veeleer, dan in den mond der Schelde, dat het zijne welvaart gevonden heeft? Was de vaart dezer rivier verboden, toen de Hollanders eene omwenteling bewerkten , die men alleen, en zekerlijk met voordeel, bij de Engelfche Amerikaanfche kan vergelijken? toen zij Spanjen noodzaakten, het eeuwig vonnis van zijne dwingJandij te onderfchrijven, door de onafhanglijkheid van zijne oude weêrfpannige en zégepralende onderdaanen in al de deelen der waereld te erkennen ? Inwoners van Braband! gij benijd de Hollanders ! Waarom wildet gij niet vrij wezen! waarom wilt gij het nog niet wezen ! waarom maakt gij u zeiven niet eerder vrij dan uwe rivieren! en zo gij het niet wilt doen, moogt gij dan een vrij volk wel benijden! het verbod van de vaart der Schelde. Men léze verder het 4, 5 , 6, en 7 Hoofdftuk ; en men zal zien, welken fterken handel de Hollanders in het begin van de 17de eeuw dréven: uec is meer dan twijfelagtig, of het thans wel zulk eenen grooten handel drijft. Deze ftad, zegt dezelfde groote man, fprékende van Antwerpen zo als het in de 15de eeuw was, de groot fit koopftad, die er ooit op den aardbodem is geweest; deze ftad e"!er, gelijk ook de overigen van Braband en Vlaanderen, waren te verre afgeUgen en weinig gefchikt, om er de labberdaan en haringvisserij te vestigen, en om er den handel met zo veel voordeel méde te drijven, als in Holland. Zie daar het antwoord, onder duizend anderen, aan hen, die wanen, dat de Hollanders de vaart op de Schelde aan den keizer weigeren, om dat het met de welvaart van Amfterdam gedaan is, als de Antwerpenaars door Zeeland mogen varen. Contro- verfes fut la libertê de l'Escaat & les effets qui en refnltertiont entre M. IV* é? M. **• Londrts 1781. ƒ. »4- G a  Zig vrij maken ; dit is de erkendnis, welke de Oostenrijkfche Nederlanden aan het gezag van éénen fchuldig zijn, voor de knévelarijen en beledigingen, welken de Brabanders, meer dan eenig ander volk, inde gedagten moeten gehouden hebben , en welken nog verzwaard worden door de verwoestingen van al de oorlogen, waar van hun land het toneel is geweest, en waarin zij geen ander belang hiÜden , dan het ongeluk van aan verre afwonende meesters te behoren. Wat de erkendnis betreft, welke de heer linguet van de Hollanders eischt voor de dubbele tusfchenkomst pan het huis van Oostenrijk in 1672, bij gelegenheid pan de btrugte operhèring pan lodewijk XIV., zonder welke, zegt hij, de Republiek van de aarde zou verdwenen zijn; ik antwoord daarop ronduit, de zaak is onwaar. De keurvorst van Brandenburg was alleen werkzaam ten voordeeleder Hollanders in den fchriklijken twist der twee grootfte mogendheden van Europa te'gen eene kleine Republiek , welker verwoesting zij gezworen hadden ; het huis van Oostenrijk liet zig weinig aan het behoud van Holland gelégen zijn. Dewijl wij den heer unguet daarvan moeten onderrigten, zullen wij voor hem (onder veele anderen) het gezag des konings van Pruisfen aanhalen. Deze vorst, van den oorlog in het jaar 1672 fpré>kende ,zegt: „De voorfpoed van lodewijkXIV „ porde zijne heerschzugt aan. . . en de fchrik zij„ ner wapenen hield de beide hulzen van Oostenrijk  „ werkloos. . . . De Keizer, die het te onder„ krengen van Holland gerustlijk aanschouwd „ had , ontwaakte, toen het de veiligheid van zijn „ rijk gold; hij Irak de priendfchap met Frankrijk; „ en dit is misfchien de eenige oorlog, dien het huis „ pan Oostenrijk ter perdèdiging pan Duischlandon„ dernomen heeft." (z) Wij zullen insgelijks het gezag aanhalen van de Memoires historiques & politiques des Pays-Bas Autrichiens. Deze gedenkfchriften, welken op bével van den keizer opgefteld zijn, gelijk wij reeds gezegd hebben, zijn te Brusfel gedrukt, in 1784-; en het geen des te merkwaardiger is, men heeft de moeite genomen, om de regten van zijne keizerlijke majefteit op het hertogdom Bourgondi'é (a) , en op Duinkerken, waar eper, word daar in gezegd, Josephus II. alleen moet befchikken, daarin te bewijzen O). Deze ge* (z) Memoires pour fervir a l'Histoire de Brandebonrg» prem. pari. p. 84 > Uit. >7S1. (<0 Memoires hist. & polit. des Pays-Bas Antrichiens , Tom. II. Chap. 4. (V) Memoires hist. 6' polit. des Pays-Bas-Autrich. Tom. f. p. 94. Het is zeer vreemd, dat, in weêrwü eener openbaard waarheid, de verdédiger van des keizers regten, p. 150 ,.VXU roept: „ De Hollanders verliezen uit het oog al wat zij aan „ het h.uis van Oostenrijk verfchuldigd waren, hetwelk hen ia „ 1671 van eene ganschli-ke verwoesting bevrijd had." Dit 'nuttig werk , fchoon anders wél gefchréven, is partijdig ea • zoinwijlen onnauwkeurig. Wij zullen er eenige bondige bewij, zen van aanhalen. De fchrijver, en met réden , is geen vriend van den koning van Fruisfen. „ De fnelle en gedrogtige „ groüng van het huis van Brandenburg, begunstigd, zegt hij ^ G 3  denkfchriften, die men van geen partijdigheid tégen den keizer zal befchuldigen, zeggen uitdruk- v door de ongelukkige fta'atkunde van het Britsch ministerie, „ had het flaatkundig fijstcma van Europa reeds verward en „ het onderfte boven gekeerd." Het welk waaifclnjnlijk wil zeggen, dat het vormen van een évenwigt in Duitschland eenegedrogtjge zaak is, en dat het (taalkundig fijstemavau Europa zijne gefteldheid niet weêr kan krijgen, dan wanneethet huis van Brandenburg zig tégen dat van Oostenrijk niet meer zal verzetten, en hetzelve het rijk zal laten onderwerpen P. 206. „ Hunne keizerlijke majefteiten , vader en moeder van „ Josephus , gewoon veeleer de fijnheid hunner gevaelens, dan „ de woorden der trakraaten raadteplégen." Het 1 artikel van het IV hoofdd van het tweede deel beeft tot voorwerp het iepalen der regten van zijne keizerlijke majefteit op het hertogdom van Bourgondie. Deze vordering is van den tijd van lodewijk XI., die, na den dood van karei, den stouten, „ zig meester maakte vaa het hertogdom Bour„ gondië, onder voorgéven, dat deze provincie, aan philip „ van Frankrijk, bijgenoemd den Houten, zoon van den koning „ jan tot eenen lijftogt gegéven zijnde, bij gebrek van manlijt „ ke erve , weêr in vollen eigendom aan de kroon kwam." Het komt ons voor, en ik geloof, dat het aan alleregtskundigen in het algemeen zo voorkomen zal, dat dit voorwendzel een der meest gegronde bewijzen was. Voor het overige zal het der moeite waard fijn , den fchrijver des keizers te herinneren, dat de rékenkamer van Blois, ten aanzien van haar gebied, vorderingen behoud op alle de goederen en landen, die eertijds aan de graaven van Blois, uit het huis van Orleans, toebehoord hebben, Czelfs op die der prinsfen, die er door hooger magt van beroofd zijn geworden,) zo als bij voorbeeld het Milai.eefche en andere landen in Italië, die aan het buis van Orleans moesten toebehoren, uit hetwelk de koning LnoEW.jKdeXII.was. Uit hoofde van deze vordering zend cle rékenkamer van Blois •ra de agt en twintig jaaren naar de grenzen, aan den kant van  lijk: „ De graaf de Monterye, gouverneur der „ Néderlanden , zonder door den raad van 'Italië, om vrijbetuigingen te doen. (Zie DÏiïhnn. Univ. de la France par M. Roberl de Wifetn, T. I. p. 4750 Dit komt -ons een weinig gegronder voor, dan de vorderingen des keizers op het hertogdom Bourgondie ; cn des niettégenftaande, voor zo veel het aan mij ftaat, wil rk ze zeer gaerne tégen elkander ruilen. ! „ Het is opmerklijk, zegt de fchrijver (T. I. p. 930, dat in „ het traktaat'der Pijreneen niet gefproken werd van Duin„ kerken. Deze ftad, in 155' , door de Franfchen genomen zijn„ de, werd, volgens een traktaat tusfchen lodewijk XIV. en „ kromwel , dien verweldiger des Britfchen troons, aande Engel„ fchen overgegéven. Zij behielden dezelve tot in 1661, „ toen karei. II. haar aan Frankrijk verkogt voor vin miHioe„ nen toumois. Zédert hebben de Franfchen haar bezfuu, „ zonder dat dezelve ooit aan hen is afgedaan door het huis „ van Oostenrijk, aan hetwelk hst alleen toekomt, daar oyer te befchikken. lil weerwil van deze volftrckte befiisfmg zullen wij aanmerken, dat het traktaat der Pijreneën van iöjq is; De ftad Duinkerken was, in 1646, door de Franfchen op de Spanjaarden veroverd, ouder het beleid van den grooten CokDé, toen hertog d'engiiien; zij werd, in ióji , hernomen door de Snanïaarderi'; in 1658 weêr hernomen door■turenne , en aan de Engelfchen overgegéven, in wier banden zij was bij het traktaat der Pijreneën: zij verkogten ze vervolgens aan ons, zon der dat de Spanjaarden er in bet minste tégen opkwamen. Kok daarna guarandeerden de Hollanders ons de bezitting van dezelve in weêrwil van Spanjen, hetwelk wel in het hcimlijk handelde; doch geen aanfpraak maakte. Kan men uu niet ialt regt bêflülteu, dat het van Duinkerken afzag? Voor het overige, zegt de heer linguet (Ar9. 89, p. 5'. „ En Lottharinge" dit ouderlijk erfgoed van het Oostenrijkse!; ., huis, zijn wij het niet, die het in bezit hebben? Mscr, G 4  104 ;&<^fe».g» „ SfAnjen erkend te zijn i was de eerste, die » de vereenigde Néderlanden onderfteunde. Hij „ zond aan dezelven een léger van omtrent tien „ duizend man; en deze gewigtige hulp bragt 5, dadelijk veel toe om dezelven van eenen „ ganschlijke verwoesting te redden. (Let wel, dat in deze laatste aanhaling geen de minste fchaduw van waarheid is. De vereenigde provinciën waren hun behoud alleen verfchuldigd aan hunnen moed, aan het faizoen, aan de overftromingen , en aan de verwaandheid van lodewijk den XIV.) „ Eenigen tijd daar na", dat is te zeggen , toen het gevaar voorbij was, „ deed de Keizer leo„ poldus' zijne krijgstroepen aanrukken". Dus, „ men, dat wij het betaald hebben met de ruiling van Tos„ kane ? Bebalven , dat er geen évenrédigheid vaji waarde is , „ deed francois ons de bakerraat van zijne familie, debewaar„ plaats van de asfebe zijner voorvaderen over, wij gaven „ hem daar tégen niet andeis dan eenen grond, die ons zo min M toekwam als hem. „. . . Zékcrlijk, wanneer men alleen de overeenkomst befchouwt , welke indedaad de voornaamfte Srondrégel van des keizers ftaatkunde fchijnt te zijn, is Toskane minder in waarde, maar in alle andere opzigten is TosJcane veel meer waard dan Lottharinge, hoe vi'ugtbaar zelfs gemaakt door er te doen ontbranden (/). Maar, wanneer de heer linguet ons zegt (en dit is zijn zeeghaftig middel, daar hij in zijne twistrede tégen de Hollanders telkens méde voor den dag komt.) . . . . , dit verbod . ... wat is thans het voorwerp Waarvan ? welken zijn de vorderingen, daar eene dreigende vloot aan den mond der Schelde geplaatst, de uitlegster en de onder/leuneer van is? Is het eene nuttige bezitting, die zij zig willen toe'ëlGENEN en doen gelden? ïs het een kostlijke eidendom, welken HET hun hard valt aftestaan ? Is het EEN voordelige door hunnen arbeid vrugtbaar gemaakte grond (»■), van welks voordbrengels zij niet kunnen besluiten zig TE beroven? dit zo zijnde, zou hun tegenSTAND (/) Men ziet op meer dm twintig plaatzen van het werk van den heer linguet zeer duidelijk, dat zulks zijn doelwit is. Zie bier twee merkwaardige voorbeelden, (ƒ>. 153.) Het Wijkt Maar, dat bij hst aanhouden van de brik Louis , de Hollanders met schroot geschoten hebben, zij wilden dus niet aanhouden, maar zij wilden moorden . . . (P. 47. N. 8Q-1 Deze oorlog word voor den keizer eene soort van tweegevegt; het is eene zaak, daar zijne eer aan gsLéCEN is, men most de zaak, daar het om te BI 1M is, VErkrijcïn, of sterven Deze laatste uitdrukking doet een eerlijk man de haircirte bergen rijzen. O) Ziet het geen wij bladz. 90 cn 91 gezegd hebben van de werken der Hollanders , ora eenen loop aan de Schelde te géven.  113 STAND natuurlijk WéZEN («) En, dat men wél dient opemerken, zij trekken zel-f geen voordeel van de Schelde ; bezitters zijnde van de beide monden dezer rivier en van haaren loop eenige uitren verre bovenwaard, verwaarlozen zij op eene onbarmhartige wijze al DE voordeelen 3 zij hebben geen ééNE haven in die gansche uitgestrektheid, Welke zelve eene der fchoonste havens is, waarmêde de natuur den koophandel en de vaart heeft willen begunstigen (0) ...... en in de aantekening : Vlissin- gen en Middelburg behoren aan de zee , en niet aan de Schelde. Even als de willekeurige heerjchers van Afië, die op hunne eigen bezittingen onmeetlijke landftreeken verwoesten, ten einde hunnen vijandm de gedagte en de hoop te benémen, om hen te naderen, hebben zij liever, uit vrees van de industrie hunner nabuur en wakker te . maken en voedzel ie verfchaffen, hunne eigene van eene haarer beste middelen willen beroven; zij hebben eene rivier , 1 die alleen al de stapelplaatzen van gansch holland kan opwegen , liever tot eene schandelijke nutteloosheid willen vekoordélen 3 dan er het minste voordeel van met hunne oude broeders délen , welken zij veinsden den eigendom daarvan te laten (ƒ>). Men moet ronduit O) P. 474. (0) P. 476. 00 P. 477. H  IJ4 zeggen : dit hiet iets verwoesten en niet iets be~ zitten; zuike foort van opofferingen zijn eene geweidadigheid tégen de natuur zelve, en aezelven te vermenigvuldigen is ongelukkiglijk maar al te zeer eigen aan de ftaatkunde en den a.irt dezer Republiékaanen (#). Daar is meer: de opening der Scheede kan niet ALLEEN SLEG1S EEN gering NADEEL, een VERRE AFZIJNDE NADEEL ZELFS , AAN DE WELvaart van Holland in het algemeen toebrengen ; MAAR HET is OOK niet MEER DAN EEN KLEIN gedeelte VAN DIEN staat, WAARÜAN DEZELVE dit ONGEVOELIG EN TOEKOMEND NADEEL ZOU KUNnen DOEN: VAN dit OOGENRLIK AF ZOUDEN VERJ SCHEIDEN VAN DESZELFS GEWESTEN EEN WEZENLIJK en DUURZAAM VOORDEEL er VAN TREKKEN ! ZfEland BIJ VOORBEELD , EN al DE NABURIGE LANDEN KUNNEN NIET ANDERS DAN ER bij WINNEN f» Wanneer de heer linguet al die zaaken voordraagt, maakt hij redeneringen, die zo wel van oordeel als van waarheid ontbloot zijn; bij maakt eene opeenftapeling van belachlijke drogredenen en wraakbaarc onwaarheden, welken eene eenvoudige befebrijving van het p'aatslijke en van de binnenlandfche takken der Schelde aanftonds zal doen vervallen. De bijgevoegde kaart, welke zeer nauwkeurig is, vooral ij) ten aanzien der (q) P- A77CO P. 49 3. 0) Deze kaart verfckilt eenige minuutcn meti den marqnis ds CourtanvauXj met opzigt . tot 'de ligging van Rotterdam ; het  "5 Schelde, en zeer wél uitgevoerd is, zal deze befchrijving voor elk duidelijk en , om zo te fpreken, tastbaar maken. De lézer, die ilegts een weinigoplettendheid gebruikt, zal op het eerste gezift van deze fchets, zo als de maker ze noemt, kunnen oordélen, of het waar is, dat de Hollanders niet het minste voordeel van de Schelde trekken , en of enkel hunne hebzugt wegens de eifchen des Keizers in verlégcnheid geraakt is. ; v Vooreerst, de ftad en haven Temeufe tij» op den oever der Westerfchelde gelégen. Ten tweeden, van dit gedeelte heeft men van den zuidkant door natuurlijke ftroomen van den vloed, of door gemaakte vaarten gemeeufchap met al de ftéden van Hollandsen Vlaanderen, welken zo veele havens zijn , als Sas mn Gend, Axel, Fhtlippint, Tfendijk, Oostburg, Aardenburg, en Sluts; van dezen kant zijn het Swin en het Sas uitdrukhjk bij het traktaat van 'Munster gefloten. Voeg er bij, dat er geen één Hollandsen dorp op de beide welk omtrent de zaak in gcfcl.il geheel onverfchillig is. De tnarquis geen waarnémuige.. genaakt hebbende , kan men den heer de la rochittb de ligging, die hij aan deze ftad geeft, niet betwisten. Het gedeelte der beide Schelden, zo ook a het geen eraan 'igt, is allernauwkeurigst, en volgens de grootfte en beste kaarten ontworpen Voor het overige wéten de kenners, welk een voortreftiik aardrijkskundige de maker dezer kaart is, en het voegt mij niet, mijnen medearbeider en vriend anders te prijzen, dan door het uitgeven van zijne werken. Het algemeen zou er veel bij winnen, indien ik gelegenheid kroeg, om den heer de la rochbtte op die wijze dikwijls te prijzen. H 2  oevers van de Schelde en van haare takken ligt, hetwelk, in den ftrcugften zin genomen, niet als eene haven kan aangemerkt worden. Dat in deze havens, het zij dat dezelven tot ftéden of tot dorpen behoren, alleen kleine vaartuigen , fchuiten,boots, damlopers en visfchuiten voor de binnenlandfche visferij of voor die op de kusten uitgerust worden, zulks belet niet, dat de vaart er niet zeer aanmerklijk zou zijn. En zie daar , hoe onnut néDENf ten dage de Schelde voor Zeeland en voor al de provinciën der republiek is (p. 498.)! Betreffende Vlisfingen, deze ftad behoort tot de zee, éven als Havre - de - Grace. De Schelde is tégen over Vlisfingen niet meer dan zéven honderd roeden breed. Middelburg behoort niet tot de zee, wijl deze ftad binnen in het land ligt. Door middel van eene gegraven vaart ter lengte van drie kwartier uurs, welke zeewaard loopt, en van eene natuurlijke vaart tusfchen het eiland Walcheren en St. Joostland, omtrend van dezelfde lengte, en parallel met de zee, heeft men gemeenfehap met de vermaarde reede van Rammekens, bij de vereeniging Van het Vlaak en het Slof. Dit Slof, aan hetwelk de haven van Ter Veer of Veere ligt, is eene natuurlijke vaart of ftroom , die de Hondt of Westerfchelde met de Oosterfchelde vereenigt, digt bij derzelver uitwateringen. De ftad Zierikzee is de voornaamfte haven aan dezen laatften tak; en men weet, dat de vermaarde montdragon, na dat hij er zig meester van gemaakt had, zeide: ut heb  g^fc*-^ ii? ze in mijne magt, ik ben meester van holland. Tusfchen de beiden Schelden liggen de eilanden Walcheren, Noord-en Zuid-Beveland, nevens het eilandje Wolfersdijk. Aan de overzijde ten noorden van deze eilanden liggen de eilanden Schouwen, Over* vlakke* en Goeree, ten zuiden gefcheiden door natuurlijke ftroomen, welken zo breed zijn als de beide Schelden, met welken zij gemeenfehap hebben. Ten noorden worden zij befpoeld door eenen breeden ftroom, de Haring V/iet, Hollandsdiep e. z. v. genoemd, aan welks mond Hellevoetfluis gelegen is. Uit dezen laatften tak komt men door binnenlandfche vaarten in de oude Maas, in de Merwe, of eigenlijke Maas, te Rotterdam, te Dortrecht, e. z. v. en van daarin alle de deelen van Zuid - en Noord-HoBandj Friesland, e. z. v. En zie daar al weêr, hoe onnut de Schelde voor al de provinciën van de republiek is'. Niet alleen dat de Schelde de eilanden van Zeeland en al de aangrenzende eilanden , zo wel als. Hollandsch Vlaanderen verlévendigt en doet bloeir jen; zij is ook het bolwerk van deze eilanden, wijl door middel van dezelve de landen van Vlaanderen cn Braband onder water gezet kunnen worden* wanneer de Hollanders gedwongen zijn, hunne hui-. zen open te zetten, waar aan'Amfterdam in zijn behoud te danken had. En zie daar , hoe onnut de Schelde voor de Hollanders \s (j\ CO 88. p. 49". H 3  Ii8 S^iEë^ Deze rivier voor vreemde natiën open te zetten, in den zin, zo als de keizer het vordert, is zoveel ais al de poorten der Vereenigde gewesten over te léveren , niet alleen alle de poorten , maar ook alle de üerkten cn bolwerken. De dijken en Huizen zijn in de magt van den vijand. Om zig van eene fluis meester te maken, of eenen dijk door te ftcken, en twintig dorpen, die zig niet willen onderwerpen, onder water te zetten, heeft men flegts ééncn fergeant en tien man nodig. En zie daar, hoe het openen der schelde aan de welvaart van Holland in het algemeen slegts een gering nadeel kan tofbrengen ! (3>). Ik laat liet aan uw oordcel over, of liet beiluit van den ifen van wijnmaand des jaars 1784, waar in de Algemeene Staaten ronduit zeggen, dat het openen der Schelde van htf uiterfte aanbelang, en ten allernamyjlen verbanden is met het befiaan en de veiligheid van den Staat, op billijke redenen gegrond is, en of men de Hollanders kan befchuldigen wégens onregtmatige klagten en eene ongegronde vrees. Met één woord, herlees de afdéling, No. 88, alwaar de heer linguet wil bewijzen, dat het openen der Schelde zo nadelig voor de Hollanders niet zeu zijn, als zij fchijnen te vrezen, en dat zij hetzelve tn alle opzigten boven eenen oorlog moesten verhezen; herlees, zo gij moeds genoeg hebt, weeg de voortreflijkheid zijner bewijzen, en oordeel, of m alle op- OO No. 88. p. 498  2u anders is, gelijk de heer linguet zegt, dan het gevolg van eene onregtmaüge eigenzinnigheid, die de onnddïpmd zelve is (*> Het openen der Schelde, door der Stad Antwerpen haare gemeenfehap met de zee wédertegeven, zou ontwijfelbaar eenig nadeel aan den koophandel van Amfterdam toebrengen (x), en niemand zou réden hebben van zig te verwonderen, dat m dien ftaat van zaaken , cn zonder eenige andere gevolgen toetenaan, de Hollanders zig tégen de vorderingen des keizers verzetten j want het belang van den keizer, zelfs dat van de Czaarin er bijgevoegd, moet geen algemeen rigtlhoer zijn ; en moet een landen eene ftad, die hunnen voorfpoed alleen aan de nijverheid en den arbeid der inwoners verfchulr digd zijn, tot niet gebragt worden, om eene landftrcek, die reeds rijk is , en eene ftad, die reeds vermogend is, en dat alleen door de natuur, nog béter te doen varen? -Maar nog eens, liet komt op O) P' 499» , „ O-) net is nu niet eerst, dat men gezegd beeft, dat met alleen Amfterdam, meer dan eenige andere ftad van Holland , zig tégen het openen der Schelde aankantte, maar dat zij zelfs daar tegen opkwam, dat Antwerpen tot de zéven Pr .vinden behoort, In den veldtogt des jaars 1645, zou de prins van Oranje, pnR, der.k Hendrik , door' het Franfcl.e léger onderfteund, deze ftad hebben kunnen innémen ; de jatouftj ven Halland over Zeeland, zcgtdePrefidcnt henaijt, (Abrégé chronolog-que, p.45*> MM» de belégeiing van Antwerpen, uit vrees, dat de haven van Antwerpen den handel van Amfterdam zou doen vtrlopeu. H 4  de behoudenis van Holland aan, en deze gewigtige aangelégenheid doet alle ander belang verdwijnen, En genomen zelfs, dat de vrijheid der Schelde , welke de Keizer vordert, zig bepaalde tot de Westerfchelde, zouden egter de gevolgen van dezen eisch niet minder gevaarlijk fchijnen. Is het niet allerzigtbaarst, dat de Hondt eens geopend zijnde, bij het minfte verfchil tusfchen de Zeeuwfche eilanden en Hollandsch Vlaanderen de gemeenfehap afgefnéden zou zijn? Zou deze kust, door den Keizer reeds benauwd, niet van agteren aangevallen worden, zodra het dezen vorst zou genisten? Zouden de Hollanders niet verpligt zijn, met groote kosten eene talrijker krijgsmagt te onderhouden, dan die, welke thans tot bewaring vamhunne Vlaamfche bezittingen dient? Zouden zij niet gedwongen zijn, dezelfde voorzorgen te gebruiken in gansch Zeeland, zonder hunne oorlog- en gewapende wagtfchépen te rékenen, die zij op dezen droom of op de overige takken zouden moeten vermeerderen, ten einde het (mokkelen en de ftroperijen der vreemden te beletten, en alle ondernémingen in het vervolg voorrekomen? Met deze , op zig zeiven fchadeïijke, voorzorgen zouden de Hollanders altijd in het geval van damocles aan de tafel van denijs den tijran zijn. Gij zond hen, wat zij ook déden, binnen weinige jaaren te ondergebragt zien. Als de Schelde eenmaal verdeeld is , behoort zij hun niet meer toe : de bezitter der Schelde word meester van Hollandsch Vlaandéren, Zeeland en Hol-  land- het is een ftaatkundige zetrégel; en ik herhaal het, zonder vrees van de zaak te vergroten, indien de Hollanders hnnne vrijheid beminnen, moetea zij liever hunnen laatften droppel bloed ftorten, dan zig aan den onregtvaardigen eisch des Keizers onderwerpen. .. • Indien hij in zijne eifchen flaagt, zal hij zig kunnen beroemen, eene natie verdelgd te hebben, welker eemge mvsdaad Was- dat zij rijkdommen bezat, en een regt had ftaa-nde gehouden, hetwelk gansch Europa gegua- randeerd heelt. Voor het overige wenschte ik wel te wéten, wat de heer linguet en andere fchrijvers van den Keizer zouden zeggen, indien de Hollanders, ten einde op eens een einde van het gefchü te maken, de Schelde aan het begin van hun grondgebied benéden Antwerpen , bij voorbeeld tégen over het fort St. Anna, daar deze rivier maar zeshonderd roeden breed is, flopten, en eene brug leiden , die allen doortogt voor fchépen floot? Zulk eene onderneming zou niet zonder voorbeeld zijn, dewijl alexander. fab-Nese , hertog van Panna, toen hii, in 1585, Antwerpen belegerde, zulk eene brug «et maken, ten einde het naderen der fchépen te beletten 00= welk werk men als otimoge- M Dc brug van den hertog van Panna was flegts omtrent °° . Een hédendaagsch gefcuiedfebnjver, en, Trol l\ *!>0 ^ggen, dat de Antwerpenaars zig verdeogS/de tSccs, cn dat de hertog van Parma Antwerpen u, H 5  ^ms^ lijk befchoowde, en hetwelk, om het in het voorbij gaan te zeggen, tot een voorbeeld diende van de brug, maarméde de kardinaal de iuchelieu eenige jaaren daarna de haven van Roebelle floot Wat zouden de verkondigers van liet natuurlijk regt en de voorfpraaken van het despotismus zeggen ? zou hun cenig ander bewijs overblijven , dan het kanon , dat geen antwoord heeft te wa°ten, dan van het kanon; of, het geen béter is&,' de dapperheid en het onverwinlijk befluit van vrije menfehen ? Maar vervélen zo veele onkunde en kwaade trouw u niet reeds, mijn heer? Wel aan! lees met nandagt, en ik hotide mij verzékerd, dat gij in deze beide numeroos geen bladzijde zult kunnen aantonen, welke niet de eene of andere armhartige redenéring, of eenige grove plompheid zal bevatten , dergelijken ik er reeds verfcheiden aangewezen heb. ram gelijk Alexander, wiens mm hij voerde, de ftad Tijrus had ingenomen. Men zou eene vro-ger en, misfehien, niet minder zonderlinge, fchoon minder bekende navolging van de endetnémingva,, Alhxander hebben kunnen bijbrengen. Caraüsius ftadvoogdvan Gcsforiacum, hedendaagse!, Boulogne, en bevelhebber der Roomfche vloot onder D.ocletiaan, zig tot keizer hebbende doen uitroepen, belégerde chloré , een der twee Cefars, Boulogne, bet tuighuis van cahaumo-. De vloot willende beletten ,.de ftad te hul, komen , en gebrek aan fchépen heobende, liet hij voor de hiven eene brug (laan, die gedurende de belegering de ftor,nwi„d:n en de ge vcldigfte vloeden verduurde Daar zijll weini4 2Mkcii ü die durft ondernemen.  Zo leert de heer linguet ons bij voorbeeld op bladz. 478, van * boeijen der Schelde fprékende, dat de kruidnagelen en kaneel wortelen zijn (gij ziet wel , dat ik hier voor deze nieuwe ontdekking in het groeijend rijk geraden had): hij voegt er bij, dat de Hollanders den oogst in brand flikt», daar zij zig alleen met water verdédigen. Op de 479 bladzijde zegt hij: Befchoim de Schelde gefloten en woest; en Texel open en bevolkt om dat hij altijd onderfielt, dat er in het geheel geen vaart op de Schelde is, welke de natuur beftemd heeft om een tweede Neptunus te zijn (z). Op bladzijde 480 vergelijkt hij de matroozen van Pampus met de Burgemeesters van Antwerpen éven of Pampus eene zeehaven was (a). Indien de heer linguet geweten had, dat Pam- (z~) Tom. X!l. No. 80. V *9- O) Ik moet niet verzwijgen, dat andere fchrijvers, behalven den heer unc.uet , in die dwaling gevallen zijn, en inzonderheid de Fraafche vertater van de gedenkfehriften van j. de Wit O 40. Chap. 8.) Op het woord Pampus heeft hij, in eene aantekening , gezegd : hetwelk de haven van Amfterdam is; maar deze misflag is des te grover, daar dezelve meer dan eens herhaald word. Zie hier, wat eigenlijk Pampus is. Van het zuidwestlijk gedeelte der Zuiderzee fcheid zig eene golf van, tien of twaalf uuren lengte, welke Noord-Holland van -ZuidHolland fcheid. De ingang of mond dezer golf word Pampus genoemd; de golf zelve voert den naam van T; Pampus iszecv ondiep; weshalven men het als de baar van het r moet aanmerken. De fchépen, welken te Amfterdam gebouwd worden, worden door middel van kameelen over Pampus gebragt.  i24 SsSeS: pus eene zand- of modderbank is, die den ingang van den IJftroom belet; zou hij die fpotagti-e uitdrukking niet gebezigd hebben. Ik zou het hierbij laten, verzekerd zijnde, dat ik reeds genoeg gezegd heb, om het bedrog te wéren, waartoe het werk van den heer linguet gelegenheid kan gegéven hebben, indien de oplettende lézers zo zeldzaam niet waren. Voor zul* ken derhalven , die menfehen, welken alleen fpréken, op hun woord geloven, zal ik nog eenige aanmerkingen maken op de 'rédevoering, welke de heer linguet, waarfchijnlijk uit een overblijfzel van genégenheid voor zijn ondankbaar Vaderland, wel in zijn No. 89 heeft willen plaatzen, ten einde onze ministers dezelve er zouden kunnen vinden, als zij ze nodig hebben. Hij heeft nog meer gedaan. Ten einde alle mogelijk licht op eens milddadiglijk over hen te verfpreiden, heeft hij jn zijne rédevoering eene wijdlopige plaats uit zijne Anna/es aangewezen , als nodig om in den ftaatsraad van Frankrijk voorgelézen te worden; alwaar een minister niet zeer gewoon is, zestien bladzijden uit een Journaal voortelézen. Gij begrijpt mij, mijn heer! gij zult ongetwijfeld in No. 19. der Annalen eene der grootfte zinneloosheden opgemerkt hebben, welke de eigenliefde ooit heeft doen blijken. De heer linguet geeft daarin eene rédevoering, welke vooronderfleld word, als gedaan , of om te doen door eenen minister pan Frankrijk in den Jlaatsraad. Deze rédevoering is  blijkbaar het werk van den heer linguet j en hij heeft het zelfs niet willen ontveinzen, door dien hij derzelve den titel geeft: gedaan of om te doen ; en deze rédevoering zig daarenboven door de gedurige herhalingen verraad; de heer linguet zegt van zig zeiven in deze rédevoering (*): Maar, Sire, gelijk onlangs zeer wél betoogd is door een' schrijver , DIEN ik hoogschat , wiens GEDRAG en WERKEN altijd onberkplijic zijn GEweest , en die egter, in fchijn op bevel van uwe majefleit, fchriklijke behandelingen heeft ondergaan , waarvan noch de oorzaak noch de overmaat aan dezelve is lekend geweest. Vervolgens breekt hij zijne wonderlijke rédevoering af door deze niet minder zonderlinge tusfchenréde (c> Hier neemt de minister No. 88. der annalen, EN LEEST de AFDéLING van bladzijde 494tot BLADZIJDE 4995 ALS dan vervolgt hij Het zou bezwaarlijk zijn, een tweede voorbeeld van eene dergelijke eigenliefde en verwaandheid bijtebrengen. . . . Maar de befpotlijkheden van den heer linguet zijn vrij onverfchillig, zij brengen hun geneesmiddel met zig ; het zal dus genoeg zijn, zijne voornaamfte dwalingen aantemerken. Het fchijnt mij terftond, dat de minister van den heer linguet weinig rédenkunst en bekwaamheid bezit. Bij voorbeeld , om zijnen meester afte- (ZO P- 23. (<0 P- »?•  ïa5 §!ïÉg!& raden, de Hollanders'te onderdennen, zegt hij tegen denzelven , dat hunne verbindnis geheel onnut is voor Frankrijk («'); en het meesterituk van den heer de verGennes is ontwijfelbaar deze verbindnis. Niets is gemaklijker te bewijzen ; deze minister zou het voorzeker veel béter doen, dan wij; maar wij oordélen zulks op het einde van onzen tweeden brief genoegzaam bewezen te hebben. De minister van den heer linguet dreigt ons met Deenemarkm, welk gewoon is , zegt hij, den indruk van Rusland le volgen (e"). Wel aan! des te erger voor Deenemarkeu, en des te erger volgens de eigen bekendnis van den minister; want hij zegt, dat wij Zweeden op onze zijde zullen hebben. Daarenboven moet deze daad noodzaaklijk den Deenende eilanden Si. Croix, St. Jan en St. Thomas, die zij in de Westïndiën bezitten, met eenen hag doen verliezen, zohder te fpréken van Tranquebar op de kust van Kormandcl, van Serampour in de Ganges, en van hunne eilanden van Nicobar, welken wel zo veel van waarde zijn, dat de Keizer, die naar alles ftaat en alles begeert, 00 Welke voordeden bied de verbindnis der Hollanders ons aan ? wanneer hebben wij er ooit prijs op kunnen jlellen ? in de laatjle eeuw, en in het begin van de tégenwoordige, was hunne vriendfehap gewigtig, hun haat gedugt: zij waren toen magtig; maar, Welk gebruik, Sire, hebben zij van hunne magt gemaakt? (cn p. 38.) Ik meen u getoond te hebben, Sire, dat zij ons in dien zin van geen dienst kunnen zijn; en dat meer is, dat zij ons oneindig veel nadeel kunnen doen. GO Tom. XII. No. 89. p. 15.  12? thans zelf zoekt, eene fchikking met Deenemavken te maken, ten einde deze bezitting te verkrijgen, welke een der beste posten is in de golf van Dengalen ( ƒ). Het is onnodig, van het bef léden despotismus te fpréken , hetwelk fiddert bij de Dardanellen,- niet dat het juist de taal der raadsvergaderingen, der hoven, of der lieden van fmaak zij; en ik wcnschtewel te wéten, welke bijnaamen de heer linguet, die weleer en een' gcruimen tijd de Turkfche regering geroemd heeft, te eenigen tijd aan het despotismus van Weenen en Petersburg zal géven. Ik zal weinig zeggen van de Krim, die Grieksch en bijna Christen geworden is Qr) ; ik zal den heer linguet alleen doan opmerken , dat de Grieken Christenen zijn, en dat het Christendom weinig verpligting aan Rusland heeft voor de verweldiging van Kaffa, welks inwoners voor deze verweldiging meest Christenen waren. Ik zal van deze Grieksch en bijna Christen geworden Krim niet fpréken, welke door de oplioking van Frankrijk de vrugten pan haaren doop kan verliezen of ten minsten het gevaar daar van kan lopen Ik zal met ftilzwijgendheid deze verfchriklijke wartaal eerbiedigen ! Maar ik zal den minister van den heer Linguet niet raden, in den vollen Raad te zeggen, dat hij (f) p. 16. Cg) P. 16.  • 128 ^.yS(li>^ beeft, zenobia te Kon'lantinopel te zien zegepralen, en haare vijan.ielijke vlooten, haare billijk vergramde magt, die met den dubbelen last van haare toegenomen grootheid en van haar en vermeerderden roem op ons zou mderftorten, de Middenlandfche zse (hl), onze kusten misfchien, bedekken Ondanks de ministerieele ernsthafrigheid zou men wel met eene zeer fcherpe fpotternij kunnen antwoorden; want het Fransch vernuft vind men zomwijlen ook zelfs* in den Raad: Boileau zeide tégen lodewijk den XIV. Je.vattends dans deux ans aux bords de P Hellefpont. dat is: Ik verwagt u binnen twee jaaren aan de zoomen van den Hellefpont. - Men weet, dat bussij rabutin onder dit vaers fchreef Tarare ponpon. Indien dit bijfchrift juist van geen uitgelézen fmaak was, was het ten minsten sarrig en vernuftig, en ik geloof, dat men in Frankrijk nog fpitsvindigheden kan voordbrengen. Ik twijfel zeer, of de minister met meer ernst zou gehoord worden, indien hij durfde zeggen, dat Frankrijk zijne zeemagt aan het huis van Oostenrijk te danken heeft (i). Indedaad niets zou zonderlinger fchijnen, dan iets dergelijks bijtebrengen. Onmiddellijk na het verdédigend traktaat met dit huis, in 1756, verloor Frankrijk volftrekt zijne zee- av) p. 16. CO P- 39-  Europa, ( zeemagt; de daarop volgende ongelukkige oorlog eindigde in 1762; gansch Europa, en voornaamlijk het huis van Oostenrijk had eene lange rust nodig; en toen het op nieuw wilde oorlogen om de zaak van Beijeren, heeft het kabinet van Verfailles aan hetzelve den grootsten dienst bewe'zen , door den vréde van Tefchen te bewerken; indien zédert het verdédigend traktaat deze mogendheid Frankrijk niet van ter zijde aangetast heeft, door het tégenwoordig fijstema van Europa te willen vernietigen, kan men geloven, dat zij zig moest toerusten, fchatten verzamelen, zig met Rusland vcreenigen, de Turken verzsvakken en bevreesd maken. Zij noodzaakt ons zo fpoedig als zij kan tot den oorlog. Het is moeilijk te zien, welke verphgting de Franfche zeemagt met den Keizer aangegaan heeft. ■ Het is derhalven te vergeefsch, dat de minister aandringt op de ongemeene nuttigheid van het verdédigend traktaat van 1756; hij alleen ziet er den grond , het beftaan en den aanwas onzer zeemagt in. Men zou zelfs volgens zijn zeggen kunnen befmiten, dat, bijaldien men eenmaal tégen dit traktaat handelt, onze zeemagt weer tot niets zal kéren, waaruit men fchier zou moeten vooronderftellen , dat de heer linguet de toezegging van Engelland heeft, dat het ons zal aanvallen. Zonder zijn geheim te willen doorgronden , willen wij wel bekennen, dewijl wij onze goede trouw voorftaan, dat het voor de Franfchen in alle opzigten en te allen tijde oneindig béter zou zijn* I  ,3o SesSeS geen verfcliil met den Keizer te hebben, niet alleen om onze zeemagt te bewaren, maar enkel om 'het geiiftegen van den vréde te genieten; maar, dat, ingeval de Franfchen moesten kiezen , nf zij hunne zeemagt wilden verliezen, of den Keizer toelaten, dat hij zig meester van de Schelde, dat is van Holland, maakte; Frankrijk zig geen oogenblik zou moeten bedenken, om zijne zeemagt op. teofferen, en zig met alle magt tégen te oogmerken des Keizers te- verzetten, ten einde de overmagt op het vaste land, of, liever, zi:n fraatkundig beftaan te handhaven, hetwelk in alle gevallen boven de zeemagt te verkiezen is. Wij wéten al te wél, wat al ontelbaare rampen daar uit zullen voordfpruiten. •'Maar bij onge'uk deze gemeene ïctrcgel, die alle menschüjke zaaken regeert, vwn wee kwaaden mnet men het geringste kiezen, is ook de groote zetrégel in de ttaatkunde; en wij tw'jfè%n niet, of de Üaatsraad van Frankrijk zal er fpoedig gebruik van maken , zelfs na het horen lézen der zestien bladzijden uit de Annalen van den heer linguet. Voor het overige bewijst deze fchrijver wonder wél in zijne twee nonnners en in zijn boekje , waarin hij ze bij elkander gevoegd heeft, dat de Hollanders cn de Franfchen een onfeilbaar middel hebben, om geen oorlog met den keizer te krijgen; de eerden, door hem intewilligen alles, wat hij eischt; de-'anderen, door hem alles te lutcu uitvoeren, wat hij wil. Hier bij kan men niet mis- „fen, zig de woorden van iienhrik den IV. te her-  innerent gij zult nooit eenig verfchil hebben, „ zelfs met den duivel niet, als gij hem llegts „ altijd gelijk geeft." Het geen de minister van den heer linguet met opzigt tot Duinkerken zegt, komt ons een weinig vreemd cn zelfs ongerijmd voor (£). De gelukkige omfiandigheid heeft zig aangeboden; wij, hebben er gebruik van gemaakt. Duinkerken is uit zijne asfche niet verrézen, om dat wij het niet begéérden , maar wij hebben het regt weêr verkrégen om hei ie doen verrijzen, wanneer wij het zullen goed' vinden. Hebben wij toen regt vaardig gehandeld? De Keizer, ons navolgende, zal thans regt vaardig zijn. Zijn wij onregtvaardig geweest? Mij dunkt, dat het meer dan onregtvaardig zou zijn, indien men hem wilde beletten ons natevolgen De Raad zou den minister, die zig daarenboven in dit opzigt tegenfpreekt,(/) antwoorden : gij vergeet , dat men nooit gedagt heeft, om te oorlogen om Duinkerken, dat Duinkerken nooit is verbannen geweest, zo als gij het begrijpt. Men had alleenlijk de werken gellegt, welken Frankrijk niet behoeft te herüellen, gelijk ook eene Huis, welke (/) Toen zij ('le Engelfche natie) op deze puinhoopen tenen kommisfaris aanftelde , die gelast was , eene trotfche waakzaamheid te oefenen en een nauwkeurig toezigt te hebben, fieldt zij htm alleen over de. werken der kunst: zij liet aan Duinkerken het vrij gebruik van de gaaven der natuur : het dok der oorlogfchépen bleef woest, maar in de haven der koopvaarders vas het zeer dr»k. Cfio. 89. T. XIl. p. 25). I 2  >3* JgÉS&S diende tot het reinigen der haven. Niettégenftaan de deze flopingen is Duinkerken nog fteeds eene haven, die zeer fterk bezogt word , en daar in tijd Van vréde fterke handel word gedréven en in den oorlog eene ménigte kapers worden uitgerust, die voor de Engelfchen ontzaglijk zijn. Men heeft zig bij den vréde van de vernéderende bepaling van het traktaat van Utrecht onthéven. De Huis reinigt thans de haven, en men herftelt de hoofden der haven , wanneer dezelven vervallen; of wanneer de ftormen over dezelven het zand van het ftrand in de kil dreigen te werpen. Dit is zonder twijfel een groot voordeel voor Duinkerken, welks haven niet meer zo bloot ligt om van haare diepte te verliezen f»; maar wat heeft het geen wij aan OO Men leest in eenen hrief aan elen heer graaye de svrfon, of Critique & Nouyel Es fat far la theorie de la lerre, k Bcfancon 17S0: „In 1757, toen liet dok te Duinkerken lierfteld werd >; deed ik nauwkenrig navraag; en de Ingenieur, die over het „ werk het opzigt had, verzékerde mij, dat het water benéden „ den rooster van de oude (luis van vauban gezakt was, en ,, dat volgens de aantékeningen der plaats deze vermindering „ van de hoogte des Waters zédert zéven ên zéventig jaaren ,, op niet minder, dan elf duimen moest gefield worden, het„ welk in de zéven jaaren éénen duim zou maken." Dit komt mij voor, te hoog gefebat te zijn, of, liever, wil ik geloven, dat deze vermindering veroorzaakt is door plaatslijke onhandigheden. Het is zéker, dat al de havens der .Noordzee gelijk ook van deze zee jaarlijks van derzelver diepte verliezeXi, en wel op eene naèrklijker wijze, dan de andere havens en zeeën.  133 Duinkerken gedaan hebben, toen de oorlog be floten was, gemeen met de tégenwoordige vorderingen des Keizers van de Hollanders? Het is bezwaarlijk, de volgende leeirfpreuk in den mond van eenen minister goedtekeuren; Jachtig duizend man zijn op het geroep der regtmatige verontwaardiging van hunnen meester uit de wouden van Bohemen toegefchoten ; . ... zij trekken met haast, den roem, wraak te gemoet; zij hebben nog meer dan honderd en vijftig duizend van hun agter zig gelaten, die met denzelfden geest bezield zijn Deze leenfpreuk, zeg ik, kan men niet wei goedkeuren; want, om kort te gaan, geen woord is daar van waar, en daarenboven zou de Keizer veel béter doen, dat hij deze twee honderd en dertig duizend man gebruikte, om hunne wouden ia ftaat te brengen om bebouwd te worden, dan om de boorden der Schelde te verwoesten, of er zig in het water te laten fmoren, bij aldien men hun toelaat, tot zo verre te komen Het is vrij waarfchijnlijk, dat zo de Keizer ooit in Vlaanderen komt met zijne tachtig duizend man, die uit de wouden van Bohemen en uit de vestingen van Oostenrijk zijn toegefchoten, men met meer réden tégen hem zal kunnen zeggen, het geen de hofnar van Franqois I. tégen dezen vorst zeide, toen hij zig tot den togt naar Italië gereed maakte, Jk zie we,'% hoe gij er in zult komen, maar mijn vernuft bevat niet, hoe gij er uit zult kunnen komen. 13  Sire, vervolgt de minister, welke troepen! . . . , tn hij vergeet, dat deze troepen ze'dcrt twee en twintig jaaren niets anders gedaan hebben, dan eenen veldtogt te ontwerpen voltallige lé* gerbenden 1 en de minister vergeet, dat het weglopen onder dezelven, volgens alle de berigten, verbazend groot is , zo dra zij opbre'ken; zo verbazend groot, dat de Keizer de doodftraf' voor de overlopers weer vernieuwd heeft, verzwarende dus dit bevel, hetwelk door alle de ftreeken van een zo wreed als onvermogend en vergramd despotismus reeds zo fchriklijk is (»). Ik vrees, dat op deze vreemde vraag: heeft de vorst, tégen wien de Hollanders ons willen wapenen, Zig bezoedeld met eenigen dier verweldigingen, welken de belanghebbenden billijk beledigen, de nabuur en met regt Verontrusten, den aanjchouweren van verre eene billijke ergernis géven? al de menfehenvrienden zig billijk zullen vergrammen en uitroepen: „ Yraag de verongelijkte Turken, (n) M-n moet bekennen, dat dc koning van Frankrijk, die eene algeineene vergifnis afkondigt voor zijne overlopers, zonder zelfs te ei'cben, dat zij zig weer bij hunne regimenten voegen, noch dezelfde menschlijkhcid, noch dezelfde ftaatkunde bezit als de Keizer. Jk weet niet, of het is bij gebrek van gereisd, of herderlijke brieven opgelteld te hebben , dat liet hem niet in het hoofd gekomen is, de fchepeus der dorpen, alwaar oprocrigen gevonden worden, te fpfttzen, en de doodftraf voor de overlopers weer in te voeren; maar, indien het ao is, bid ik den Hémel, dat de lust om te reizen, noch die om een lihoune geest te zijn, nooit b.j o^ze vorsten «pkome.  3&jg&3C 135- „ vraag aan het overweldigd-Polen, vraag aan de. „ Hongaar.cn, wier bloed droomt, en die , onder „ het zwaerd derbcukn, den. geest van Matuias „ CoSivaif tot getuigen uéinen: vraag aan de ge-. „ ijuetste Walacliiiers." Waar vind men eeneregtmatiger oorzaak van fchrik dan in het ganfeke gedrag van den Keizer? Dc onver wagte iu, A in Beijeren door de Oosténrtjkfehc troepen in lj?8„ heelt alle de mogendheden, die, liet iraktu.it feu Westphalen geguarandeerd hadden, wakker gemaakt, en vierhonderd duizend gewapende man* fchappen op de been gebragt; met wat regt dVifiE men tégen den koning van Frankrijk, door wiens bemiddeling dezen oorlog geëindigd is, cn die tértgjj foü Keiiier gevomiisd heelt, van de zagtzinnigheid fpréken van den vorst, die Europa dreigt in vuur en vlam te zetten ? Welk eerlijk man zou kunnen zwijgen, wanneer hij eenen vuur en vlam fngtenden minister zulkeene haatiijke taal hoorde voeren ? „ Uwe majetteit doe zig flegts rékenfehap gé„ ven van de onderhandelingen te Ceertruiden„ bei-'. . . . Dezelve zal zien, met welk eette „ trotsheid , met welke onmenschlijke. ftreeken, „ deze willekeurige Republikaanen het hoofd ver„ pletterden van uwen grootvader, die voor hun„ ne voeten lag, van eenen onvoorzigtigen O) , „ maar ongelukkigen , door zijne hooge jaaren,. • CO Dit is voorzeker de eerste maal, dat men aan lode.vijK den XIV. dezen bijnaam gegeven heeit.i .14  136 „ door zijne rampfpoeden, door zijnen vorigeu n voorfpoed, door zijne dapperheid, door zijne „ vernedering zelfs, agtenswaardige monarch. Uit „ médedogen voor zijn volk fmeekte hij om den „ vréde, hij nam dien aan, hij fchreefdien ver„ néderend voor, en de overwinnaars wilden, „ dat dezelve te gelijk fchandelijk en misdadig „ ware ( p \ Elk, die der zaake kundig is, en een eerlijk gemoed bezit, zal ditlratlijk fchelden weerleggen door de vergelijking der handelwijze van lodewijk den XIV. omtrent de Hollanders. Zou de behandeling, die zij van hem ontvangen hadden, niet genoeg zijn, om hen te verontfchuldigen , fchoon zij alleen dien grooten Koning deze voorwaarde opgelegd haéden? Zij zouden ongetwijfeld alleenlijk behoeven te antwoorden: moet men medelijden hebben met ftrajfe heerschzugtigen, die inde uitvoering van hun voornemen ongelukkig zijn ? De onderhandelingen te Geertruidenberg gefchieddenin ifio, agtendertigjaarennadeoverhéringvan Holland door lodewijk XIV., en de onuitfpreeklijke onbefchaamdheid van zijnen voornaamsten ftaatsdienaar, die niemand uit het geheugen had verloren. De waare oorzaaken van dezen haatlij- fjO In den nieuwen druk van deze twee numeroos heeft de heer linguet eene aantekening geplaatst, in dewelke hij, in de hitte zijner gramfthap tégen de Hollanders, hun alleen deze onmenselijkheid te last legt. Zie de vierde aanmerking in het bijvoegze'.  ken oorlog zijn thans'" bekend O); want de tijd ontdekt alles, tot zelfs de onwaarheden en de be. weegrédenen der fchrijvers , die dezelven pogen in de vergételheid te begraven. Zie hier de oorzaaken, welken zo verfoeilijk als belachlijk enbeuzelagtig.zijn. De Hollanders, die door hunne arbeidzaamheid cn nijverheid onnoemlijke fchatten verzameld hadden , vreesden, vooral zédert dat de Franfchen zig op den koophandel leiden, het overige van Vlaanderen in hunne handen te zien vallen, en inzonderheid Antwerpen, weleer, volgens de uitdrukking van Pelisson , in zijne Histoire de Louis XIV., de zétel dier groote en algemeene koopwaaren, welken zij hun toegevoerd hadden. Met een ongerust oog zagen zij den voorfpoed van Frankrijk, en befchouwden dit rijk, hetwelk door eenen heerschzugtigen vorst geregeerd werd , die zijne>igen glorij daarin fcheen te dellen, dat hij vrees en fchrik verwekte , als een' ontzaglijken nabuur (/)• Q~) Wij zullen hier aanmerken het geen niet genoeg gezegd is; dat namelijk deze oorlog maar van eenen vcldtogt zou geweest zijn, indien men den raad van den heer de pompone had gevolgd, welke wilde, dat men zig zou vergenoegen met de groote voordeden, welken de Hollanders in het eerst aanboden , en dat men de Spaanl'che Néderlanden zou aantasten, om den koning van Spanjenjte ftraffen, wégens de febending van het traktaat van Aken door den graave de Montereij , die, zonder de goedkeuring van dien vorst, de Iloliandersonderrteunde. Cz'e hier voor). Cr} De Raadpenfionaris de Wit lud voorgefteld, de Spaanfehe Néderlanden niet Frankrijk te délen, en dit groot ont- I 5  i5s SsSÊifcX Toen de vrede van Aken, in 1668, Europa voor een oogenblik ontwapend had, hetwelk de heerschzugtige ltaatkusnde en de onbedwinglijke hoogmoed van lodewijk den XIV. eerlang te'gen dezen monarch moesten vcreenigenwerden de gewelddadigheden door den vréde gefluit; doch de gedagtenisfen zo min. als de verbitteringen , die altijd wêerkérig zijn, werden niet uitgebluschr. Vermenigvuldigde voorfpoeden hadden de Hollanders verzwakt. Dit is een kwaad, hetwelk aan de gemecnebesten eigen is, waarin elk, deel aan het bewind hebbende, onder den fchooncn naam van Vaderland, het geen hij .«elf meent gedaan t» hebben, breed uitmeet. Befchouw de Engelfchen na den vréde van 1762; cn om van de oppermagtige monarchijen te fpréken, welker'onbefchaaindheidvrij wat onteerender voor het menschlijk geilagt is, befchouw het kabinet van Verfailles naden vréde van Nieuwmcgen. Toen de vréde te Aken getékend was, déden, de Hollanders eenen gedenkpenning liaan met dit opfchrift: As/er t is legibus, emendatis facris, adjunclis defenjts, conciliatis regibus, vindicatê marium lïbertate, pace egregid vïrtute armorum partd, fiabilïtd orbis Europei quiete, numisma hoe flatus feederati Belgii cudi fecerunt mdclxvuï. (j). Deze werp zou veele rampen voorgekomen hebben; maar de uitflag beantwoordde niet aan zijne vetwagting. O) Op den Gedenkpenning van 1C68. zag men liet beeld van Pallas, houdende eenen fcepter in de hand, cn de tweedragt onder de voeten tredende; mot deze woorden: mitis & fonts;  gedenkpenning vergramde de koningen, om dat dezelve het werk van eene Republiek was j maar zijn de gedenkpenningen der Koningen minder een gedenkteken van trotsheid? en welk fouverein heeft deze grootfprékende gewoonte van het volk laih regent niet aangenomen, bij welke men, voor weinige jaaren , zelfs de majelieit van het gemeen in Engelland vergeleek. Lodewijk de XIV., die reeds vergramd was, Republikaanen uit trotsheid tégen hem te zien twisten, werd ongetwijfeld door de laagheid der hovelingen nog meer verbitterd. Men befchuldigde van Beuningen , die in zijn gezantfchap aan het Franfche hof niet aangenaam was geweest, dat hij heimlijk een' anderen gedenkpenning had doen fiaan, welke Josua verbeeldde, die de zon gebied ftil te flaan, met dit opfchrift; uit den bijbelle/// itaquefol, om den koning te honen, die eene zon tot zijn devies nam met het opfchrift, nec plurilus impar. Te zelfden tijd zag men de openbaare nieuwspapieren ten fterkften blijken gévan eenen algemeenen haat, welke een Koning, die door zijne verwaandheid zig meer vijanden maakte, dan door het misbruik zijner magt, verwekte Toen werd de ondergang der republick gezworen Een trotfche gedenkpenning, een fchimpagtig en daar onder: frocu' hinc mal* bestïa regnis. Op de tégen.zijde zag men eenen leeuw, houdende een ftuk gefchut tusfchen zijne klauwen, met het opfchrift: fic fines nostros tutamur 9 undas, en met het ondcrfclirü't: asfertis legibus &c.  zinnebeeld op het devies van lodewijk den XTV., de te groote vrijheid der nieuwsfchrijvers, zie daar ' het geen tot de verwoesting van een geheel volk deed befluiten. Zie daar het geen de veragtlijke drijfveeren fcheen te billijken, weiken de vergramde hoogmoed van den grootmoedigen monarch, die door alle eerlijke lieden in zijn rijk, zelf in den hoogften top der monarchaaie afgoderij, niet onwaardig agtte in het werk te dellen. (*). „ Al de toebereidzels, welken de hecrschzug„ tige pogingen en de menschlijke voorzigtigheid 3J kunnen vervaardigen om eene natie te vernielen, „ zegt voltaire , zag men lodewijk den XIV. ma„ ken. Men vind geen voorbeeld, dat eene klei„ ne onderneming met ontzaglijke* toebereidzels begonnen is. Onder al de overwinnaars, wel„ ken een gedeelte van de waereld overmeesterd „ hebben, vind men er geen eénen , die zijne over„ winningen met zo veele gerégelde krijgsbenden „ heeft begonnen, en met zo veel geld, als lodewijk CO » Deq 6 van grasmaand 1672 deed de koning te Parijs „ de oorlogsverklaring tégen Holland afkondigen* en aanplakken, „ en daar hij in dezelve geen eene genoegzaame réden opgaf om ,, zulk een|n kostbaaren oorlog, en die verfcbeiden jaaren kon „ duren, te ondernémen, oordeelde elk, dat louvois béter zou „ gedaan hebben, om den koning voor den naani van een' las„ tigen, onreglvaerdigen , cn boosaartigen nabuur te bewaren dat hij deze oorlogsveiklaring niet openlijk gedaan had. Hef „ is een nieuw ongelijk, wanneer men Jlegte rédenen in het „ licht geeft," Ann. polit. de PAbbé St, Pierrt, Tem, * p. 256.  ,, verfpild heeft, om den kleinen ftaat der Vereenigde Provinciën te onderwerpen." ... Men weet, welken de voornaamste middelen waren, die de voorzigtigheid en grootmoedigheid van dezen grooten koning hem aan de hand gaven. Mevrouw, de zuster des konings van Engelland, eene prinfes van zes en twintig jaaren, verfcheen aan het hof van haaren broeder als gevolmagtigde van Lodewijk den grooten. De fchoone kerouet, naderhand hertogin van Portsmouth, die haar verzelde, moest zig van den zwakken Karel den II. meesteresfe maken, en de onderhandeling haar beflag doen krijgen. Mevrouw bleef niet langer in Engelland dan nodig was, om der fchoone Kerouet tijd te géven om het hart en de zinnen van den wellustigen vorst te vermeesteren; zij keerde eerlang weer naar Frankrijk, latende haare volle magt aan de nieuwe begunstigde, met denVnarquis de Croissi tot raad. Karel tékende het verdrag, dat zijne minnares hem aanbood. Croissi, die het opgefteld had, die naar Frankrijk fchreef, fprékende van de ministers in Engelland, ik heb hun al de grootheid van des konings milddadigheid doen gewe!en(u), verkreeg van dezen vorst de toezegging, dat hij de Hollanders met zijne ganfche zeemagt zou aantasten, en de fchoone kerouet verzékerde er de uitvoering van, mids de wedden , waarméde het Fran- («) Barilion, die croissi opvolgde, werd eerlang de nieuwjs treforier van lodewijk den xiv. te Londen.  ï4* %m*% fche hof haare goede diensten en den baatzugtigen ijver van Kakel den II. beloonde. De minnarijen en konstenaarijen van deze gevaarlijke fchoonheid, haar vermogen op den koning, den meest bedorven koning dier eeuw, dezen waren hetmeesterftuk der Franfche ftaatkunde, om zig eenen gneden uitflag te beloven van den onregtvaerdigsten oorlog, dezen waren het voornaamste werktuig van wraak van den grootmoedigen lodewijk. . . . . . Indien de Hollanders, die van goud en édelgcfteenten overvloeiden, hadden kunnen goedvinden , dezelven aan jufvrouw kerouet en aan den fouvercin, wiens verbindnis zij kogt en verkogt, tc beltéden; en indien zij hunne fchatkisten geopend hadden , om zig meester van dit ligt omtekopen hof te maken , voorzéker lodewijk zou gedwongen zijn geweest, eenen nadeeligen vréde te fluiten, in plaats, dat hij te Nieuwmegen de voorwaarden van denzelven voorfchrcef. De bekwaamheid der Franlchc bevelhebbers, de goede ftaat zijner troepen, en de tégenwoordigheid van den monarch hielden zijnen roem ftaande tégen de misdagen zijner ministers en zijner eigen verwaandheid. De ftrenge louvois verwierp alle voorftellingen der Hollanders; hij weigerde zelfs hun de wetten voortefchrijven. Holland vond zig tot het uiterfte gebragt, waarin Kanhago zig bevond na den flag bij Zama. Men eischtemcer van hetzelve, dan de eerste scipio ooit van deze médedingfter van Rome vorderde. Eindelijk lieten de overwin-  naars zig bewegen; en zie bier de voorwaarden, welken lotjvois wel wilde bewilligen, dat menden overwonnelingen zonde opleggen (». Hij eischte (léden en Üerkten in bet hart van het land ; hij begeerde , dat de Hollanders hem al de groote of gemeenc wégen zonden afftaan en dezelven onderhouden , zonder dat reizigers met Franfche paspoorten eenig paslagiegeld zonden betalen, of dat de waaren aan tollen of fchattingen zouden onderhevig zijn. Hij begeerde, dat de fchaduw van republiek, die zijne goedertierenheid liet in wézen blijven, hem jaarlijks, door gezanten, eenen gouden gedenkpenning zou zenden , op welken de zéven provinciën zonden gegraveerd zijn, hebbende haare vrijheid van lodewijk den XIV. ontvangen. De herftelling van den Roomfchen Godsdienst, en de betaling van dertig millioenen, tot vergoeding der oorlogskosten , moesten de voorlopige voorwaarden van dezen ongelooflijken verdragshandel zijn, waartoe men flegts tien dagen tijd gaf. Was dit ilrafs genoeg voor ellendige Courantiers, voor het flaan van eenen gedenkpenning op den vréde van Aken, waarvan de Hollanders ten eerden den ftempel aan Hukken hadden gefiagen , ten einde lodewijk den XIV. te bevredigen , en wégens eenen fchimpagtigen gedenkpenning, die er nimmer geweest is (jj>). (y) Tot eeuwigen lof van de ftad Amfterdam , moeten wij aanmerken, dat zi; alleen zig tégen liet aangaan van eenig verdrag verklaarde. (jv) De trotXche gedenkpenningen, ndvens de herhaalde en  Vergelijk dit gedrag met dat der Hollanders te Geertruidenberg, en eischt dan regt of wraak. . . , De gebeurdnis is bekend; en de Hollanders kunnen zig dezelve niet te veel hetrinneren; vooral op dit oogcnblik. De onverwagte inval had de dapperheid verrast en ter nédergedagen; de billijke verontwaardiging wekte den moed weêr op, de partijen vereenigden zig, de wanhoop en de overftromingen waren het behoud van Holland, in weerwil der bevelhebbers, der troepen, der tegenwoordigheid en heerschzugt van lodewijk den XIV., die waarfchijnlijk al het geen Josephus den II. van dien aart kan opleveren, wel konden opwégen Lodewijk de XIV. was, zonder te'genfpraak, groot; maar Cefar was grooter; en welk eerlijk man verfoeit Cefar niet? Lodewijk de XIV. was groot; maar alle de vermaarde geesfels der aarde waren groot, en zij verdienen niet, dan de vervloeking van het menschlijk gedagt. Lodewijk de XIV. Was groot; maar het was eene grootheid, die het menschlijk geilagt verwoest en onteert. De gevoelens van lodewijk den XIV, de daaden zelfs, onbefchaamdefpotternijen van den Anuterdamfchen courantier hebben te eer geloof doen flaan aan dezen mgebeelden gedenkpenning, welken men aan den heer vanBpuningen toefchreef, Wiens winderige en al te ftoute rédenen alles déden geloven", (p. 72) en elders p. 70. Men heeft dezen gedenkpen¬ ning nooit gezien, en hij heeft ook nooit beftaan, dan alleen in de verbeelding van de geenen, die er.de vinders van waren. Memoires four fervir d rilistoire de llollande, par Louis Au>t:r.y ■du Maurier, Edit. de Paris 1688.  £s2k$ 145 êelfs, die hem alle agting waardig maken, en de loftuitingen der nakomelingfctiap zijn aan Europa béter bekend, dan ai de overwinningen van lodewijk den grooten en de waardigheid zijner maje- tfieir Wee den onbezonnen of verkeerden minister, die aan den jongen koning, wiens gewéten hem nog tot eenen regtcr, tot een' getuigen, tot een' vriend ftrekt, zulk een voorbeeld zou willen géven ! Wee hem, die hem valfche denkbeelden van glorij zou willen inboezemen, die hem haatlijkc gedagten, en ontwerpen van wraak in het hart zou willen leggen ! Daar is voor een' koning Van Frankrijk maar ééue glorij, en deze is, zijne natie gelukkig te maken, en den vréde op den ganfchen aardbodem te bewaren. Deze gelukkige monarch bevordere de welvaart van zijn rijk, en bevolke hetzelve ! Hij herftelle de ftaatkundige en burgerlijke regten zijner ondcrdaanen, die hem hoog fchatten en beminnen! Hij zij de fcheidsman en geëerbiedigde beftierder van al de mogendheden der aarde! Dit is zijnpligt, zijne eer, en zijne benemming. Mogt hij telkens daar aan kunnen beantwoorden tot zijn eigen geluk en tot geluk van zijn volk ï Dat alle drogrédenaars, en alle eer- en ftaatzugtigen, die de watreld befmetten, veeleer verdelgd worden', dan dat de grondlegger Van Amerika een onverfchillig aanfchouwer zots zijn van de overhéring van Holland, of lafhartig)ijk deszelfs zaak zou laten varen!  VIERDE BRIEF. Hes men de vaart der Schelde kan vrijftellen , zo» der gevaar voor holland en voor Europa. T Ak zal alleenlijk nog een eenvoudig cn onfeilbaaf middel, om, zonder nadeel en zonder eenig gevaar, de vaart op de Schelde te openen, en de welvaart en den voorfpoed der Oostenrijkfche Néderlanden rot den hoogsten trap te doen klimmen , aan de beminnaars der vrijheid in overweging géven , en daarméde eindigen. Laat deze tien provinciën, die begunstigd zij» door de natuur, welke vooral de vrijheid tot haar deel beftemd heeft, zig in verbondene llaaten vormen O)! Laat zij zig vrij maken van het juk der koningen , en van de beklagenswaardige noodzaaklijkheid om in hunne bloedige twisten te délen^ en door hunne razernij beroerd te worden! en laat de rivieren en zeeën tot dien prijs voor haar geopend worden! Indien zij dit édel en wijs befluit eerder genomen hadden, hoe veel menfehen bloed zou niet gefpaard zijn geworden! Indien de zé renden Nédcrlandfche gewesten zig te gelijk vrij gemaakt hadden, zouden zij een gemeenebest uitge» O) llorum omnium (Galloriun?, zegt Cefar, fbrtUfimi fust  maakt hebben, hetwelk in ftaat zou zijn geweest, om het overige van Europa het hoofd te bieden, en de handel van de ganfche waereld zou in hunne magt zijn geweest. Laat de Oostenrijkfche Néderlanden onaf hanglijk worden ; en dewijl de Vlamingen en Brabanders volftrekt dien buitenlandfchen handel willen hebben, die zo veele rijken bedorven, en nog geen één volk gelukkig gemaakt heeft; dewijl deze deugdzaame, vreedzaam*, wélgeftelde, zelfs vermogende landbouwers , die één der fchoonfte landen van den aardbodem vrugtbaar maken, een land, daar alle de natiën van Europa de eerde kennis van eene goede landbouwing gehaald hebben, handelen willen O); dewijl deze gelukkige lieden, welken het geluk tot een last is geworden, handel willen drijven, zullen zij eenen grooten, en, misfehien, den grootften handel drijven, die in de waereld is. Zij zul- ( len met hunne nabuuren ongehinderd verdragen van vrede, van vereeniging, van veiligheid, van zeevaart, van handel e. z. v. maken: zij zullen niet meer onderworpen zijn aan de gedeeltelijke oogmerken van het kabinet van Duitschland: zij zullen eene diepe rust genieten, die de ftaatkunde van den koning van Hongarije niet zal. kunnen ftoren: zij zullen den oorlog niet meer kennen: zij zullen het ganfche aan hen grenzend gedeelte van Europa daar voor bevrijden. 00 Met de Engelfchen te beginnen. Zie het weik, het welk tot titel heeft: Hartlib's Legacij. K £  i De Oosteiiriikfche Nederlanden bevinden zig ïti «ene gunstiger gelégenfteid, dan de Hollanders zei* ven, om eene republiek te vormen. Zij hebben boven hen het voordeel van een onderrigt en eene ondervinding zédert drie eeuwen. Door hun voorbeeld en door dat der Amerikaanen verlicht, zal het hun jiiet moeilijk vallen, eenen ftaatsvormaantenémen, die alle menschlijke inrigting zal overtreffen: zij zullen béter, dan ooit eenige andere republiek het heeft kunnen doen, de regten en pligten, de orde en "Vrijheid, de wetten cn de magt vereenigen: zij zullen met meer voorzigtighcid en gelijkheid de wetgevende magt inrigten; zij zullen de uitvoerende magt zorgvuldiglijker daar van affcheiden; zij -zullen dezelve met meer juistheid bepalen; zij zullen dcrzelve haaien vrijen loop géven, en haare paaien voorfchrijven : vooral zullen zij van de ■algemeenc vereniging der provinciën onder elkander eene coalitie, eene zamenfmeking van al de deelen, kunnen maken, welke een lichaam vormt, hetwelk een en gelijkaartig is, waarvan men in geen verbonden ftaat nog een voorbeeld vind (z). Deze nieuwe republiek zou geen ftadhouderfchap nodig hebben, die noodlottige inrigting, welke alle de binnenlandfche verdeeldheden in de repu- (z) Dit is één van de grootste gebréken, welken de beer TURCot aan den AmerikaaijfGben ftaatsvonn verwijt, in zijnen in de daad voortrefiijken brief, welken hij, in 1778, over dit onderwerp fchrecf, aan den heer Dr. Price; eenen brief, dien wij in ons werk fur VaiAre. r de befchrijving van den heer linguet wijzen, die dus de noodzasliljjkheid meent te bewijzen, om van deze provinciën het porlogstoueei te maken, op dat zij rijker mogten zij».  en het bederf van het gemeen komen dus niet van het bijgeloof, noch van de overtollige kloosters, abtdijen en kapittels Q>) > geliJk ™en zo dikwiils en bij herhaling geroepen heeft. Daarenboven zal de lust om zig in kloosters optefluiten ras overgaan, wanneer de menfehen geen flavemij, geen ellende, geen armoede, geen O) Ik zie liever een nonnenklooster dan een regiment foldaaten. Indien de eerden tégen de natuur aangaan, vernielen zij dezelve évenwei niet. Indien zij haare inftolling fenendeni doen zij het door hetgeflagt te vereeuwigen; de anderen zwéren , liet zelve op het ceifte téken van den dwingeland te verdelgen. Men heeft veel ophef gemaakt van de binnenlamirclie omwentelingen, welken de Keizer in zijne ftaaten bewerkt heeft. Wat al zaaken zou men tégen deze loftuitingen niet kunnen inbrengen 1 Maar ten minften moesten de loftuitetS van josephus den II. ons léren, wat regt zij vinden, om een' onderdaan geweldadiglijk uit zijne beroeping te floten, welke dezelve onder de befcherming der wetten aangenomen heeft. ;lk zeg het ronduit. Het is eene éven zo febreeuwende onregtvaardig. heid eenen monnik of eene geeftlijkc dogier uit hunne verblijfplaats te veidrijvén j als een' burger uit zijn huis te verjagen. Vcragt de monniken, zo veel gij wilt, maar vervolgt ze niet, en vooral berooft ze niet; want mui moet niemand vervolgen noch beroven, van den flóutflefi atheïst tot den bijgelovigllcn kapucijn. Een der gróótte ongelukken van deze meesters van het menschdom is, dat zij al-ijd willen, dat het volk, het welk hun onderworpen is, gelukkig zij (of gelukkiger zij, gelijk zij zeggen) op hunne manier. Als men flegts behoeft te willen, om gehoorzaamd te worden, verdwaalt men in eenen doolhof van tégenftrijdigheden. Befcliouw de ongeftadigheid en ménigte der wetten en bevélen van josbphus den II., en van alle zijne médebroeders de defpoten. K4  militairs confcriptiën, geen overlading van fcïiattingen meer zullen kennen. In de provinciën van Braband en Vlaanderen zijn voorregten, vrijheden (V), moed, grondbegiuzels van vrijheid; met' Cén woord, weinige landen zijn béter gefchikt, om volkomen vrije lieden voordtebrengen. Laat deze oude Belgen, welken Cefar onder al de Caulen ondcrfcheidde, naar die eer haken; laat zij zig verzékerd houden, dat men om vrij te worden het flegts in ernst behoeft te willen zijn, en dat een volk hooit tégen zijnen wil overwonnen werd. Zij zullen daarenboven geholpen cn onderfteund worden. Al hunne nabuuren hebben belang bij pO De Keizerlijke NeqVlandgo bevntten bet hertogdom Brabaiid —— bet kwartier van Antwerpen, hetwelk Draband ingelifd is —- het hertogdom Limburg en graafl'chan Chini • hft graafl'chap Oostcnrijksch Vlaanderen, -— het graaffchan Henegouwen t— bet gra.affcbap Namen ■" 'i Tourncfis . Mecbelcn , hetwelk in Braband ingelloten is. -— De tégenvyoordige ftaaten van Erahand beftaan uit prelaaten, ddelen en nfgcyaardigden "it de Ré ten, als: de ftaaten van (Jmburg en liet land van Overmaas de ftaaten van Luxemburg , de ffaaten van Gelderland, de eenigen, waarin de gceftlijkheid geen toegang beeft de ftaaten van Vlaanderen van Bencgouwpn van Namen de Diagijfraat van Mcchc- lui —rr (Je ftaaten van Doornik en Tqurncfls. Z\c hier hunne yoprnaaniltc voqrrcgtcn: zonder toellemniing der ilaatcn kunnen de inwoners met geep belastingen bezwaard worden . Elk mi;et door zijne;i itvettigen regtep geoordeeld worden, aan Viêi' de bediening van het regt gcfteld is. Niemand kan, buiten 'slands voor hoojer regt getrokken worden , uitgezonderd voor het hof van Rome e. ?. v, Zie Nimolres hijlorlques & fci 'ttiucs des Pays-Bas jfairièhkns &c. T^m II. CA. aj, w  hunne onaf hanglijkheid, of hebben ten minften geen daar tégen ftrijdig belang. Duitschland zou zonder tégenfpraak m de vnjmakino- der Néderlanden de grootfte voordeelen vinden. De twee groote mogendheden, die hunne vrijheid bedreigen, alsdan omtrend gelijk zijnde, zouden zig in évenwigt houden ^fff maal verzwakt door de fcheiding der Néderlanden, zou de vereniging van het ganfche Duitfche volk, zonder dewelke het niet lang kan beftaan, gemakIrker zijn; en dit is misfchign het eenig miduel om dezelve te vestigen. De ftaaten, die op den Weg tusfchen Bohemen, Moravie, Oostenrijk en de Néderlanden gelégen zijn, zouden voor altijd bevrijd zijn van den doortogt der Keizerlijke troepen, die dezelven, W weêmü der zo zeer ge^ roemde krijgsmgt der Oostenrijkfche troepen, verwoesten, wanneer de Keizer zijne légers in Vlaanderen wil voeren ; de Kreitzen vrézen dezen doortogt niet minder dan de inwoners van het platte land, om dat de gemaakte bedingen meest liegt; nagekomen worden, en om dat het land alleenlijk den nodigen voorraad voor de bevolking hebbende, de doortogt der troepen in hetzelve duurte, en zomwijkn gebrek veroorzaakt (d). ed) ,k weet, dat «« m inbl'enSt' Z",kS SCU1 l de Kreitzen brengt; doch dit geld zelf is niet eens zeer gemah, !,k telgen. -en Fr^ifchen W**^ ^ du de keizer de leverantiën met gereed geld betale, en de keizerlijke minister doet zijn best om zijnen meester daarvan te ontflaan. , K 5  *5l S-ïS&s? De zwakke nabuuren der Néderlanden, a?s de. bisfchop van Luik, de keurvorsten van Keulen (e), van Trier en de Paltz, hebben onmiddellijk een Wézenlijk belang bij deze omwenteling. Door eene ménigte van voordeden van koophandel en ftaatkundige verbindnisfen , die de bijzondere belangen van den keizer niet meer ten grondilag zouden hebben, zouden zij eene overeenkomstige magt verkrijgen» Het is vooral de zaak van Frankrijk, van Engelland, van Holland, van Pruisfen om deze groote omwenteling te bewerken. Het huis van Brandenburg zou er niet alleen eenen nuttigen handel bij winnen, maar ook eenen duurzaainen vréde voor de Pruislifche ftaaten, die aau de Oostenrijkfche Néderlanden grenzen. Deze omwenteling zou aan zijne magt eene altijddurende vastigheid géven, en die van zijnen ontzaglijken vijand, die zédert veele jaaren in zijn hart «iet dan wraak gevoed heeft, voor altijd verminderen. Engelland'zou zig zeer wagten, en zig van da voordeeligfte en uitgeftrektfle traktaaten van koophandel verzékeren. Het zou zig ruimer bronnen aanfehafien, ten einde den onverdraaglijken last CO Het zon mogelijk kunnen wézen, dat familierddeucn den têfienwoordigen keurvorst van Keulen, des keizers broeder, zig tegen zulk eene fchikking déden verzetten; maar zulk eene tegenkanting met zijne zwakke magt, zou ccnè poging zonde* vrug; zijn.  van fchulden, waaronder het bezwijkt, te kunnen dragen en verligten. Het zou de oor'ogen van het vaste land , die het bedorven hebben , en vroeg 'of laat zijne burgerlijke vrijheid zuilen vernietigen , gelijk zij zijne ftaatkundige vrijheid reeds heuhen doen inftorten, voordaan als onnut, onmogelijk zelfs, voor altijd van zig verwijderen. Engellar.d, met één woord, zou, zo veel in hem is. door zulk een groote weldaad jégens liet menschiom , zo vcele ftaatkundige misdaaden boeten, waarméde. het zig bezoedeld heeft, en die den afgrond delven en moeten delven, waarin zijn voorfpoed, zijne glorij, zijn aanwezen misfchien, vroeg of laat zullen nédergeftort worden. De vereenigde Provinciën zouden niets meer te vrézen hebben wégens het openen der Schelde. Het zou alsdan een voorwerp zijn van onderhandeling, en geen wet door den magtigsten opgelegd. De vereenigde Provinciën deze vaart aan de ftaaten van Vlaanderen en Braband toeftaande , zouden ten minsten geen invallen, geen overhéring, geen invoering van fchépen eener vreemde mogendheid te vrézen hebben. De Néderlanden zouden daar tégen in den koophandel van hunne provinciën eene foort van vergoeding géven, welke de ftad Amfterdam voor eene kleine opoffering fchadeloos zou dellen. De Republiek der zéven vereenigde gewesten zou haare vrijheid behouden, zij zou haare magt honderdvoud vermeerderen. Frankrijk, hetwelk zig den lof en de dankbaar-  156 'SkmsS: heidvanhet menschdom waardig heeft gemaakt. door den grond voor de vereenigde ftaaten van Amerika te leggen, zou het zégel aan zijne glorij hegten, door de oprigting van deze nieuwe Néderlandfche verbindnis te begunstigen, welke hetzelve voor altijd gerust zou ftellen ten aanzien van deszelfs grenzen, die zo dikwijls verwoest zijn, en thans voor allen aanval bevrijd, geen drievoudigcn fchutsmuur van vestingen nodig zou hebben , waar van het onderhoud en de bezettingen onnoemlijke fommen kosten, terwijl zij fteeds een voorwerp van gedurige ongerustheid blijven: Frankrijk zou zig dus bondgenooten maken, wier zeemagt en handel in zéker opzigt de zijnen zouden worden, aangezien de zékerheid, de voorfpoed en het geluk der twee mogendheden, de onöntknooplijke band van derzelver vereeniging zouden zijn. F.Jontesquieu heeft gezegd, dat de woestijnen de noodwendige barrieren der uitgeftrekte ftaaten waren (ƒ). Hémel! welke woorden ! welke grondbeginzels ! welk een gcvoele ! welk eene gedagte! MoNTESQuiEu heeft dit gezegd, om dat hij gezien heelt, dat de zaaken zo waren Liever wilde ik , dat iemand, die, door rovers op de wé- Cf) „ Gelijk de Republieken yoor haare veiligheid zorgdragen, „ door zig te vereenigen, waken de despotieke ftaaten voor „ dezelve door zig van elkander aftezonderen, cn zig, om zo „ tefpreken, alleen te bonden; zij offeren een gedeele van hun „ land daaraan op, vernielen de grenzen, en maken ze woest; „ De ftaat word dus ongenaakbaar." Esprit de Loix. L. IX. Chap. IV.  3ê2££3? «5? gen geplunderd, beweerde, dat de rovers noodzaaklijk zijn voor de policie van een groot rijk en zij, die beweerd hebben , dat zonder den oorlog eene bovenmatige bevolking den aardbodem overladen en verwoesten zou , en dat dienvolgens de oorlog noodzaaklijk zij , redenéren éven als hontesquieu, toen hij dezen zetrégel fchreef. Republieken, Republieken! Dezen zijn de nodige grenzen voor eene monarchie, wanneer men er geen wijduitgeftrekte gevangenisien van wil maken, enkel gefchikt, om de menichen te kwellen en te vernederen tot vermaak van eenige beulen. Deze Republieken, fchoon zij niets anders déden dan den oorlog verwijderen, die hen bederft, moeten noodzaaklijk tot de welvaart van haare nabuuren toebrengen. Wanneer zal de menschlijke ftaatkunde naar dit geluk tragtcn? Wanneer zal zij den oorlog, welks gelukkige uitkomsten zelfs fchriklijke rampen zijn, in allen ernst willen verbannen ? Wanneer zal zij volgens een rédelijk plan werken , om de overwinnaars alle gelégenheid, alle voorwendzel, alle middelen te benémen , om dien te voeren? Wanneer zal zij opregtlijk wenfchen eenen vréde vasttefrellen, die op de belangen van allen gegrond is; eenen duurzaamen vréde, zeg ik, dat is te zeggen het nuttigde op aarde na de vrijheid? — Ik weet niet, of dit licht ooit voor het menschdom zal opgaan, maar indien iets de eerste draaien daarvan voor ons ongelukkig Europa kon verhaasten > zou het enge?  twijfeld de ftigting van deze Néderlandfche Republiek zijn; cn dewijl de veranderingen van omftandighedcn, het regt van overeenkomst, de traktaaten moeten te niet doen , zo is er geen, hetwelk Frankrijk, Engelland, Pruisfen en Holland meer reden geeft, om het te vernietigen, dan dat, het welk de Néderlanden aan den Keizer onderwerpt. De ftaatkundigen zullen zonder twijfel tegenwerken , dat zulk eene omwenteling aan Frankrijk eenen nieuwen trap van magt zou géven, door aan hetzelve voor altijd in de Néderlanden eenen bondgenoot, eenen vriend te bezorgen , in plaats van eenen altijd onverfchilligen, zomwijlcn kwalijkgezinden, dikwijls vijandigen nabuur. Maar liggen de Néderlanden dan niet open voor Frankrijk , hetwelk er zig meester van kan maken, wanneer het wil, er zig néderiiaat, geld en troepen daarin ligt? Zullen zij, na de' flegting der barriereftéden tégen alle wetten, niet meer dan ooit voor hem open liggen? Wat is béter voor Europa en voorde Néderlanden, dezelven voor Frankrijk bloot te laten , of dezelven in eene Republiek vervormd te zien, die onafhanglijk van Frankrijk, en de vriendin van gansch Europa is, beha] ven van den Keizer? Ongetwijfeld is het béter, dat de Nederlanden vrij zijn; en bijaldien liet in de magtder ' menfehen is, een' ftaatkundigen balans te vormen, die in de daad nuttig en duurzaam is, zo moet men met deze groote en heilzaame omwenteling fcegiunen.  x-iggx «sa Laat de Néderlandfche verbindnis zig verheffen j laat zij de waereld vertieren, vertroosten, ftigten en léren! Het regt veroorlooft het, de billijkheid eischt het, en de ftaatkunde beveelt het Het huis van Oostenrijk zal iets hebben, waarméde het zig kan troosten. Te allen tijde de médedinger van het huis van Bourbon zijnde, hetwelk zijne magt op de troonen, plaatst, zal het aan zijne beftem-, ming voldoen. Het huis van Bourbon lévert koningen ; het huis van Oostenrijk koninginnen, Tü UELIX AüSTRIA NUBE.  M XI W O JE Gr £? JE z, I. AANMERKING. Over den Czaar Peter den I. en over Rusland* opzigtlijk tet den tweeden brief. D e gevoelens , welken men in het algemeen omtrent den Czaar peter den I. ontdekt, zijn zo ftrijdig met de onzen in onzen tweeden brief', dat wij liet nodig oorde'len, hier eenige omftandighedcn bij een te verzamelen, ten einde ons gevoelen te billijken. Het is bekend , hoe zeer de czaar peter bewonderd is geworden, om dat hij- zig te Zaardara in het gild der fcheepstimmerlieden liet infehrijven onder den naam van pieter iuiciialow. Men heeft dien wonderlijken inval alom geroemd, zelfs als eenen trek van vernuft. Bayle , die om zijn juist en doordringend verftand allen lof waardig is, was ven-e van een dergelijk gevoelen. Zie hier hetgeen hij, den 28fleu van flagtmaand 1697, van Rotterdam fchreef (g) : „ Deze vorst (de „ groothertog van Moskovie, gelijk men hem toen ,, noemde) heeft een goed genie voor de wiskun- de Cy) Zie Lettres de Baf.e , Tom. II. p. C08.  ti de . 7 . . • maar voor het overige, welke „ vreemdigheid van geest! hij fchept fchier alleen „ vermaak in het timmeren, en brengt geheele daj, gen met werken door , als een arbeider zig „ met den fcheepsbouw bézig houdende; men ziet ,, hem op de werven, éven als de minste dagloner, ar* & beiden.'' Peter, de L timmerde en fpeelde voor matroos tot op het einde van Zijn léven. Manstein zegt, dat de Czaar alle zaaken, uitgenomen die van de zee, overliet aan de zulken, die met de uitvoering belast waren; maar dat hij alles, ,wat tot de zeezaaken behoorde , aan niemand dan aan zig zeiven toebetrouwde, en dat men op zijne fcheepswervett nauwlijks eenen fpijker durfde flaan zonder zijn be« vél (&). Peter wilde, dat allen, die hem naderden , zeelieden wierden éven als hij (i). Hij vereerde aan deze hovelingen jagten, floepen en zeilof roeifchuiten, naar hurtnen rang, in welken zij verpligt waren, op zékere feesten hun hof bij hem te komen maken, of in zijne tégenwoordigheid vlootswijze togten te doen. „ Het was hem eert „ bijzonder vermaak", zegt eruce , „ wanneer de „ Hollandfche fchippers, die op de feesten aan „ zijn hof genodigd waren, hem gemeenzaam aan,, fpraken,hem fchipper Pieter noemende ƒ gelijk de „ timmerlieden te Zaardam hem Pieler baas hadden (ti) Mem. eiit. Angl. p. 409. 0) Memoires de Brute, ïjratffüit Wij vcrfclieiden fiukkpi stillen aanhalen, L  „ genoemd." (£)• Deze vorst, die niets minder bedoelde, dan zig meester te maken van Kamfchatka, China , Perfië, Griekenland , Polen en Finland , zou gevoeliger geweest zijn , zegt manstein, over het kleinste voordeel van zijne vloot, dan over het luisterrijkste van zijne overwinningen. Maar al zijne pogingen, al zijne bijzondere handelwijzen hebben tot niet anders geftrekt, dan om, tot groot ongeluk van zijne onderdaanen , eene kortftondige zeemagt te vormen. Ze'dert zijnen dood is deze zeemagt, verre van toetenémen, verminderd; en# volgens den natuurlijken loop der zaaken is het niet mogelijk, dat dezelve vermeerdere. Rusland vereenigt zig ook met den Keizer om dien te veranderen zo het mogelijk is. Het gaat zig in eenen nieuwen oorlog inwikkelen, ten einde zijne fchépen te vermeerderen , en geteld te worden , zo niet onder de groote zeemogendheden, ten minsten onder die, welken de lust bc kruipt, om het te worden. En welke is de vrugt geweest, en welke zal de vrugt zijn van zo veele bewegingen en ontwerpen? ■ De Rusüi'che légers hebben de boorden van den Rhijn verwoest: in de Middcnlandiche zee hebben zig Ruslifche fchépen vertoond : her kabinet van Petersburg heeft den naam van Rusland in alle de zaaken van Europa gemengd en onmeet- lijke wouden bedekken dit rijk ! Hiet dit niet Chalccdonie met liijzantie bouwen ? (O P- «41-  . De volgende.uittrekzels uit de Memoires van P„ EI. Brüce (/), krijgsbouwkundigen in dienst van fETER den I., een' eenvoudig' en eerlijk' man, en ooggetuigen, komen mi}voldoende voor, om elk verfrandig' mensen te doen zien , wat regt deze Czaar tot den titel van gRoot had. [Zij betrcflen eenen togt op de Kaspifche zee in 1722. Hoe buitenfporig de toevallen fchijnen, welken zij behelzen, wanneer zij op die wijze zamen gebragt Zijn, lchijnen zij liet egter aan den verteller van dezelven, bruce, niet te zijn, die. ze in zijn dagboek met allen ernst in dezervoege voorftelt. üe Keizer maakte toebereidzels tot eenen 1, togt, ten einde wraak te némen over eenen „ hoon, dien hij ontvangen had van de weerfpan„ nige Perfen, die de kusten der Kaspifche zee bes, wonen O). „ Terwijl men met de zaak bézig was , kwamen „ kort na malkander drie afgezondenen van denChach „ Hussein, onttroonden monarch»van Eerfi'é, om „ zijne majeueit om hulp te fméken tégen den verweldiger. De voorwaarden, die hij aanbood. „ waren al te voordélig, dan dat zulk een wijze „ vorst als de Keizer dezelven zou verwaarlozen. „ Zij déden den togt verhaasten. Toen de keizer „ tot denzelven beiloten had, deed hij te Nisni „ Novosrorod een genoegzaam getal galeijen en vaar„ tuigen bouwen tot het vervoeren van 30000111a» CO Gedrukt te Londen in 40- '78 2. (m) Liv. VU- p. «7- h 2  t6* %*Ê£g: ,, van zijne gerégelde troepen» en dezelven de „ Wolga afzakken tot aan de ftad Astrakan. Na dat hij de nodige bevélen omtrent het regéringsbellier gedurende zijne afwézenheid gegéven had, ,, gingen wij, den 2.6rKn op de rivier de Moscauw „ fcheep, en op onzen togt naar Afiê. («). Den i8Jen van hooimaand ging ons léger te „ Astrakan aan boord van 250 galeijen, verzeldvan „ 35 tra'nsportfchépen voor de behoeften en voor de zieken. Ons voetvolk beftond in 33000 man „ oude troepen, die alle de veldtogten van den „ Iangdurigén oorlog tégen Zweeden hadden bij„ gewoond (0)." (Bchalven nog 7000 Dragonders', 20cco Kofakken, en 40000 Kalmukfche Tartaaren, die over land trokken om de provincie Andreof te verwoesten). '„ Des namiddags pan den 23 7'« verloor onze dipi/Ie den admiraal uit het gezigt, hetwelk ons peel „ ongerustheid baarde, aangezien wij nochloots noch „ kompas aanbSord hadden. En in de daad de gan* f he ploot pond zig in dezelfde zwarigheid." (Let wel, bid ik u, dat hier van eene vloot gefproken word van een' vorst, die een zeeman en admiraal was , die alle de trappen doorgegaan was , cn die zig op de Kaspifche zee begaf zonder lootzen en zonder kompasfen). „ Toen de nagt gekomen was, s, wierpen vij het anker, dewijl wij niet wisten, 3, vverwaard wij het zouden houden. Den 24rten* 0>; 1, vm. p. 257 =5».  „ tégen den middag, ontdekten wij land, tot groo„ te blijdfehap van alle de fcheeplingen, dewijl dit „ de eenige toevlugt was om onze ftreek te rigien. „ Hunn? majedeiten de Keizer en de Keizerin fté0I venden voor ons heen naar Terki." „ Den 2Öften begonnen wij ónze troepen te ont„ fchépen (te Agrechan), hetwelk zonder veel „ zwarigheid gefchiedde. Den 4de" van oogst„ maand braken wij op, en begonnen onzen eerden „ togt in Afië (p). De hitte was zo gewel- „ dig, dat eene ménigte van ons volk op den weg s, dood viel. De generaal Waterang, die van de provincie Andreof was terug gekomen , na dat „ hij dezelve verwoest had, bragt het opperhoofd „ van deze provincie gevangen. De Keizer deed „ dien ongelukkigen denzelfden dag ophangen, ten „ einde de anderen eenen fchrik aantejagen. Dit „ verbitterde de hoofden van Daghestan derwijze, dat „ zij het bef uit namen , zig te wréken, het koste a, wat het wilde, hetwelk ons veel ongerustheid baar33 de. Den i5'len ontvingen wij brieven van Der„ bent enz., welken verzekerden, dat de manifes„ ten met veel blijdfehap ontvangen waren, cn dat „ de inwoners het fterkfte verlangen lieten blijj, ken, om zig onder de befcherming van den Kei-? s, zer te begeven, wanneer hij met zijn léger in 3, deze ftad zou komen. Op deze tijding beval hij, „ dat allen, die tot het léger behoorden, van den 3, hoogflen tot den laag/Jen , elk eenen Jjeen va* eene ï- 3  i66 „ r.vdde'nmaüge grootte midden in het léger zouden' 35 brengen , alwaar men een kruis plantte, rondom hetwelk deze fteeneii op elkander geftapeld^erden, „ tot een duurzaam gedenktéken, zo ik mij vèr3, heelde. Waarnamen den Godsdienst verrigtte Qq). 3, Wij braken den ïolen op, en vervolgden onzen 9, togt gedurende' eene brandende hitte O)- Den „ 23(tcn légerden' wij'öns ten zuiden van Derbent (s\ 33 zijnde toen voor het eerst op den Perfifchen bo33 dein gekomen, '(t)1. 3, Dertien transportfehépen met levensmiddelen, 3, van Astrakan voor het léger afgezonden, in „ den mond van de rivier Muïïikenti gekomen 33 zijnde, leiden wij 15 wersten af om aan die ri„ vier te komen. Den 24'ïtn befloot zijne majefteit, „ er eene haven aanteleggen voor zijne fchépen op 9, de Kaspifche zee, en ik kreeg bevél om er eene 5, ) erkte te maken tot dekking van die haven. Wij maakten allen mögelijkén fpoed *, om zo wel de 3, haven als de vesting in gereedheid te brengen; (?) P. sS6. 00 P- 183. (s) „ Algarotti (Voyaatdt Rusfte, p. 227.") van deze ftad „ ('prekende, drukt zig aldus uit: ,, Ütèïtem?tfzêreti deur of „ Ka.-piilhe deur, floot 'tégen het gebergte van Daghestan; ;, men zegt , dat deze ftad gebouwd was door Aiexandep.. y,.'fpen de Czaar dezelve ingenomen had, wilde hij de eer der ,, zegepraal genieten." De Czaar nam Derbent niet; de omftandiïbeid der óp een gcfhipclde fteenen rondom een kruis, op den ontvangst van eenen brief, is gewis geen zegepraal, zelfs geen ^tleir.e zégV praal. En z;e Daak juist Hop men de cesciuc- pENIS SCTimjFT. ctiP.iM, ' ,  5 waarna ons voornémen was onzen togt voordte„ zetten. Door eene ménigte van handen, die „ wij onophoudelijk aan het werk hielden, waï 5, de vesting den ^de» van herfstmaand voltooid 55 OO» — Ons léger was gereed, om den volgen„ den dag voord te rukken, wanneer tot onze groo,, te verwondering een Turkfchc gezant van Ska„ machie kwam , hij bcrigtte den Keizer, dat de „ Turken bezit van deze ftad hadden genomen, „ en dat hij op last van den grooten heer, zij,, nen meester, zijner majefteit kwam te kennen géven, dat, zijn voordtogt in deze gewesten ag„ terdogt aan de Potte barende dezelve verzogf 5, van te rug te trekken met zijne troepen, en dat in geval van weigering dezelve aan Rusland den „ oorlog verklaarde. De Keizer, de réden van „ den gezant rijplijk overwogen hebbende, oorj, deelde het niet raadzaam, verder voordtetrekken, „ geen lust hebbende, om in de tégenwoordige om„ Handigheden met de Turken te breken, re min3, der, daar hij zig met de keure van zijne troepen 3, zo verre van zijne ftaaten verwijderd vond. Hij 3, befloot derhalven om aanftonds weer terug te kéren, zo dat deze plaats de eindpaal van ori3, zen togtin Perfic was ; en de Ibden, die zo (ierk „ om onze hulp aanhielden, waren nadèrhand veras pligt, zig ouder de befcherming van de Turken „ te voegen (»•). — Ons léger brak den volgen„ den dag op, zijnde de 6de van herfstmaand; en (y) P. 289. o; p. 200. L 4  as wij begaven ons op weg, om naar Derbent te ké„ ren, tot groot verdriet der inwoners, die wij tp aan dc genade en ongenade van den overweldi„ ger overlieten. De Turkfche gezant verzelde pp ons tot dat wij weer in Daghestan kwamen. Wij s, trokken door Derbent, ten einde ons ten noors, den van deze ftad te légeren. De troepen waas ren zeer verheugd; daar deze togt geenzins van pp hunnen fmaak was, als zijnde onder zo veele wilde ss en woeste volken ondernomen. Den pten had 55 de Turkfche gezant affcheidsgehoor, en vertrok ,5 naar Deibcnt , alwaar hij vertoefde tot dat hij ss vernomen had, dat wij ons naar Astrakan insp gefcheept hadden," Bruce verhaalt eene menigte van gevaaren en rampen , die den terugtogt van dit léger zo te land als te water merkwaardig maakten ; het kon eerst den ï8?v« van wijnmaand te Astrakan aan land gaan. De fchrijver voegt er bij: O) „ Wij verloren [in „ dezen moorddadigen togt meer dan een derde „ van ons léger, niet in den ftrijd, maar dooron„ gemak cn ziekten, Zijne majeftcittoen befloten „ hebbende, voordaan alle overwinningen ter zee voordtezetten, zonder gevaar te lopen van zijn pp léger te vernielen, door hetzelve andermaal over ?3 land te doen trekken, gaf aanftonds bevél, om „ een genoegzaam getal fchépen te bouwen." De Keizer vertrok van Astrakan den 5^» van flagtmaand. De JVojga op dcn.i<5d,;" des nagtsmet C*) P. 3RP,  $ggg& 169- ijs bezet geraakt zijnde, was de heer bruce genoodzaakt, zijn vaartuig op, het land te halen, en bij had het geluk, zegt hij (y), de eenige ojjicier van zijne divifie te zijn. die zig in eenen bewoonden oord in het ijs bezet vond. Zijne majefteit, die zig met vier bataillons van de garde veertig „ wersten ïboven hen gefluit vond , was gcnood„ zaakt zijnen togt te land voordtezcttcn." Men zou eene ménigte van dergelijke zonderlinge omftandigheden kunnen aanhalen. (2). (z) Voltaire verhaalt dezen togt op eene zeer gebrekkige wijze ; doch berigt ons eene zeer merkwaardige zaak , namelijk , dat de traktaaten van verdeling zelfs ten tijde van Peter den I. reeds in de mode waren. De Porte en Rusland zig, in 1724, den verwarden en zwakken toeftand van Pcrfië te nutte makende, verdeelden de beste provinciën van hetzelve onder zig. Peter had voor zijn deel Ghilar, Mazanderan en Astrxbath. Voltaike bcfluit: ,, De Keizer Peter regeerde „ dus tot aan zijnen dood van het hart der Baltifche zee tot „ aan géne zijde van de Kaspifche zee." Zonderlinge léden van loftuiting! De generaal Manstein , wiens gedenkfehriften door den beroemden david hl'me in het licht zijn gegeven , verhaalt ons het gevolg van deze-overwinningen. „ Het hof van Petersburg had reeds lang te voren (1752) „ verlangd, een goed vocrwendzel te hebben, om zig metare „van deze provinciën te ontdoen, welke peter op de Per„ fen veroverd had, en welker bewaring; veel meer kostte, „ dan zij waard waren, daar een verbazend getal van volkdaar„ in omgekomen was. Eindelijk vond men eene gelégcnheid: „ men trad te dien einde in onderhandeling met het hof van Is„ pahan, en deze provinciën werden aan hetzelve afgeltaan, „ uit aanmerking van verfchciden ingewilligde voorregten van L5  f?0 Zodanig was, is, cn zal altijd het gedrag van een' willekeurig hcerfcher zijn, die wel kan willen, maar zelden kan overwegen. Ongetwijfeld had de een of ander gunsteling, om den czaar tot „ koophandel. Maar ThamasKouli Khan (Schach Nadir) " voornémen' zijnde, den oorlog tégen de Turk.,, te hervat„ ten, was een der artikelen van het traktaat, dat Rusland ge„ durende eenige jaaren bezetting in dezelven zou blijven hon„ den; zo dat de Keizerin deze plaatzen in bezit hield tot in» '739. Rusland had in deze provinciën bij de ;oooo man be„ zetting moeten onderhouden i en er ging geen jaar voorbij » dat men dezelven nier met de helft moest vernieuwen, de„ wijl de Rusfen , aan het klimaat niet gewoon, er als de mui„ zen ftieryen. Men heeft gerekend, dat zédert het jaar 1722 „ toen peter don voet jn Perfië zette, tot op den tijd dat de r> Rusfen er uittrokken . 130,000 man daarin omgekomen wa„ ren." „In r-jrj., zegt dezelfde fchrijver, waren ecnigen van het „ R Bsflseh ministerie tégen den oorlog in de Krim." Hij voegt er bij: „(oen de oorlog geëindigd was, bleek het klaar, dat „ zij , die van dit gevoelen waren , groot gelijk hadden ; want „Rusland verloor in dezen oorlog zeer veel volk, en verkreeg „er genoegzaam geen voordeden voor; dewijl men onder de „ voordeden van eenen ftaat bezwaarlijk den roeia en de glorij „ kan tellen, welken zijn léger, of, liever, eenige bevelbeb„ feers van dit léger gedurende den loop van dien 001 log be„ baald hebben. De Veldmaarfchalk munich zelf was niet van „ gevoelen, dat men den oorlog tégen den Turk moest begin. nen; maar toen dezelve eens begonnen was, berouwde het „hem niet, dat dezelve eenige jaaren duurde (p. 96.)" Men Reet begrijpen: hij bad het bevél. De Keizer floot vervolgens eenen afzonderlijken vréde met de Turken, buiten zijne bondgenooten de Rusfen, die den oorlog eindigden in 1739; „Met één woord, zegt manstbïJ*, (p. ,3oO al de voordèe„ ten, die Rusland daarbij behaalde,, waren allergeringst.  deze onderhéming aantezetten , tot hem gezegd : ,, Groote vorst, wees gelijk Alfa-ander, volg 5, zijne voetftappen in Afië. Overlaad u met glo3, rij, en ontvang de fchatting der twee waerclden." Misfchien had de czaar het heimlijk bij zig zeiven geeegd. Bij ongeluk naderen de wijze en verftandige lieden zelden de volftrekte monarchen ; anders zoude men aan den czaar geantwoord hebben. ' Vorst! gij bezit reeds meer grond, dan alexander ooit veroverd heeft. Tragt, zo vecle on3, derdaanen te krijgen, als hij menfehen vernield s, heeft, cn gij zult meer magt, meer waare glo„ rij, cn vooral meer perfoncel geluk hebben, dan „ die doorlugtige geesfcl der waereld. Gij gaat 3, uit eene ftad in het midden van uw rijk vcld„ Hagen zoeken; en gij zult drie maanden nodig hebben, eer gij op uwe grenzen komt. Gij 3, zult rivieren , met de fchoonste wouden bes, zoomd, afzakken, maar gij zult geen bewoner 33 vinden op dien kostlijken en in zig zeiven vrugt* 33 baaren grond.- Uwe landen zijn zo uitgeftrékt, dat in dezelven eené ftad kan liggen, welke den „ overigen uwer onderdaanen onbekend is. Dq aardrijkskundigen alleen kunnen u zeggen , wel3, ke de uitgeftrektheid van uw onafmeetlijk rijk is. 3, Waar loopt gij heen? Wat gaat gij ónderhé» 3, men'? O vorst! fehaamt gij u niet, datgijarmoe33 de en ellende tot de andere natiën gaat overbren3, gen, terwijl gij verzuimt, de kwaaien te ver-  „ helpen, die uwe eigen natie verflinden? Gij hebt „ zeelieden, die de domheid hebben , van zig „ zonder kompas op zee te begeven. Uwe na„ tuurkundigen hebben u niet gezegd , dat de s, Kaspifche zee aan normen onderhevig is . en dat „ men op derzelver kusten eene fchiadeïijke lugt inademt. Zij hebben u niet berigt, dat de hitte ,, in deze lugtUreck bij dag ondraaglijk en de ,, koude bij nagt doodelijk is. Uwe fméders van ontwerpen hebben u nog niet onderrigt, dat gij ,, op de kusten van deze zee te vergeefs ellendige plaatzen van koophandel, met al den ijdelen praal „ der militaire posten zoud oprigten ; dat gij bij „ de vreemde natiën agenten voor dezen handel be,, hoort te zoeken: want men vind er geen bij „ li O vorst! begin met het vormen van „ uw rijk, en laat dit uwe eerste overwinningen , zijn. Schaamt gij u niet, dat gij uwe onkunde „ bij de vreemde volken gaat bekend xnaken? De „ natuur heelt alleen lichaamen aan uw volk gegeven ; gij zijt het, die aan hetzelve zie3, len moet géven. In plaats van geleerde aka„ dennen uit verre landen intevoeren , rigt on„ der uwe onderdaanen fchoolen op. In plaats „ van oorlogfchépcn, die voor een rijk, diep landwaard gelégen, van geen nut zijn, graaf „ vaarten , maak wégen, en bevorder dus de „ binnenlandfche gemeenfehap uwer ftaaten. In plaats van overtollige krijgsbenden, die men „ zelden onderhoud zonder ontwerpen van ver-  ,, goestingen voor te hebben , voorziet u van konstenaars, handwerkers en landbouwers. Waarom zoekt gij uwe rijkdommen uit vreemde ge„ westen te halen ?' "Vreest gij, dat uwe onderJ5 daanen geen fchattingen genoeg in uwe fchat9, kisten zullen léveren? Gij zoud zo veele behoef„ ten niet hebben, indien gij minder onmatige ont3, werpen had; en de fchatting der twee waerel„ den zou u niet verrijken, wanneer uwe onder» daanen arm zijn Beichouw, overweeg het voorbeeld van den zwervenden Zweedlchen held; 5, gij hebt het voor oogen, en gij wilt nog eens de „ paaien van een rijk te buiten gaan, hetwelk twintig maal te verre uitgeftrekt is. Zoud gij „ dan uwe wonderdadige redding op de oevers van „ de Pruth vergéten hebben? Gij gaat bergbewo„ nets aantasten, die voor uw voetvolk te fnel in „ het lopen, voor uwe ligte ruiterij al te fterk „ zijn O). Gij gaat u in gevaaren ftorten, uit welken uwe getrouwe Katiiarina u niet zal kunnen redden. Gij voert uwe oude keizerlijke troepen zéven honderd uuren verre, om een geheim „ te léren, hetwelk gij zes maanden eerder te „ Moskau had kunnen wéten. Dit geheim is zeer „ eenvoudig ; een volftrekt en magtig fouverein ia altijd te onvréden , in zijne nabuurfchap eenen „ tweeden te vinden Blijf te huis, doorlug- „ tig vorst! en ik zal u twee aadere geheimenlé. (*) Zie hie.r vcvj>  Ï74 ^fe^ ,, ren, die veelkostlijker zijn, danaïde geheimen, „ in de onwettige nagtbijeenkomsten der ministers „ onderzogt, en waarvan de uitüag gemeenlijk „ eene rampfpoedige dwaasheid is. Heteers- s, te is, dat de gezonde ftaatkunde u gebied , het „ regt uwer nabuuren, en de geregtigheid jegens „ elk bovenal te eerbiedigen. Het tweede .is, dat .„ de waare glorij daarin bedaar, dat gij u nuttig „ maakt voor het menschdom, en voornaamlijk j, voor de laage klasfe uwer onderdaanen, die het grtotfte getal uitmaakt. Gedenk, dat er geen pp zo bloeijendc ftaat is, welken een vorst niet nog zou kunnen verbéteren, en dat de volmaking ,, der zédekunde, gebruiken, talenten, cn vrij- beid geen paaien,heeft..... Verwonder u niet, „ mijn vorst! dat ik deze zaaken geheimen noeinj „ zij zijn altijd geheimen geweest aan da hoven, en zo zij het voor u niet waren, zou men ,, u nooit hebben durven aanzetten , om dezen ,, dwaazen, onregt vaardigen en verderflijken togt te ondernémen, van welken te eenigen tijdzon„ der twijfel de nakomelingfchap de omftandighe„ den zal ontdekken, welken tot uwe eeuwige „ fchande zullen ftrekken (£)" (ZO Voltaire verhaak deze ondernéming op de onnauwkeurjgfte en gcbrckkigftc wijze in zijne Ilisloire de F Empire de Rusfte (Tom. II. C!:ap. 16. des Cnnquetcs cn Perfe), een werk, hetwelk ten aanzien van den ltijl, van het gewigt en van de waarheid zeer benéden zijne historie van kakel den XII is. Men zou fehier zeggen, dat hij zig alleen op de U-  De uitdrukking, waarvan wij ons bediend hebben : uwe landen zijn ao uitgeftrekt, dat in dezelven tem ftad kan liggen, die aan het overige gedeelte uwer onJerdaanen onbekend is, zinfpeelt op eene fraaije anekdote, welke bruce op de volgende wij-, ze omftandig verhaalt: ., Het woud ( bij Penfe ) {trekt zig veele hon« 55 derd wersten van het oosten naar het westen ,, uit, en deszelfs minste breedte , daar wij er door „ trokken, is van 160 wersten. Ik vernam van fchrijving van liet land en deszelfs inwoners gelegd heeft. Hij verzékert ons , dat alexander geen rover was, dat Peter do groote, éven als hij, den koophandel in de ganfche waereld wilde veranderen e. z. v. Bij deze aanhalingen, vol nauwkeurigheid, gelijk men ziet, voegt hij, dat de transportfehépen met mondbé-. hoeften, paarden cn nieuwe manfehap omtrent Astrakan verpaan zijnde, cn het jaargetij verlopende, peter weer te Stos- iau kwam , en er zégepralende linnen tred. en zib daar juist, hoe men de geschiedenis schrijft. „ Iliergaf ,hij, vervolgt Voltaire, volgens zijne gewoonte, plegtig „ rékenfehap van zijnen togt aan den Vicc-czanr romadanoskij , „deze zonderlinge komedie, die, volgens het geen men zege „ in zijne lofiéde, uitgefproken in de akademic der wéten„ fchappen te Parijs, voor alle de monarchen der aarde had „ moeten gefpeeld worden, tot aan het einde vervolgende." Ik vraag, wat deze fprcekwijze van den akademifchen lofrédenaar bétekent: Rékenfehap op deze wijze géven, zonder verantwoordelijk , of aan eenige ftraf onderworpen te zijn, wanneer men berisplijk bevonden word, is zonder twijfel eene komedie, en zelfs een flegt khigtfpel, uitgedagt om de zotten wat wijs te maken. Maar ik vooronderftel ee i oogeublik, dat de Vice-czaar den czaar tot het dolhuis veroordeeld had. zou het vonnis voor alle de monarchen der aards uitgevoerd zijnde.» worden ?  „ den gouverneur (van Penfe) in deze plaats, dat men zédert omtrent zes maanden van liet aan„ wezen van eene groote ftad verzékering beko,, men had door de inwoners zeiven, welken te „ dien einde eenige afgevaardigden aan den keizer zonden. Deze ftad ligt 200 mijlen ten oosten van Penfe, en op denzelfden afftand van eenige andere bewoonde plaats. Zij ligt aan een meir in 33 dit uitgéftrekt woud , en bevat meer dan twee „ duizend huisgezinnen. De inwoners van deze „ onbekende ftad verhalen hunne gefchiedenis op 3, deze wijze. In de kommerlijke tijden na den 33 dood van den czaar Juan Wasilewitz , plecg3, den groote benden van rovers, die zig verenigd 3, hadden, de grootfte geweldadighcden en rove3, rijen in het ganfche land. Hun opperhoofd was „ een kolonel, die uit den dienst gejaagd, doch 3, voor het overige een ervaren officier was. Zij gingen in hunne geweldenaarijen zo verre, dat de czaar miciiael eeodorewitz , overgrootva,, der van Peter I., genoodzaakt was, fterke ben3, den van zijne troepen tégen hen te zenden; 3, maar deze rovers verrasten fchier altijd dezekrijgs„ benden en .verfloegen ze. Toen beloofde de 3,'Czaar eene groote beloning voor het hoofd der j, opperhoofden, belovende vergifnis aan al de 33 overigen. De eerften vrezende, verraden de ,3 worden, bcfloten eens vooral eene algemeenc ftroping te doen. Dit gelukte hun , en zig van eene „ verbazende ménigte van koom, paarden, bees- ten  ten en ifiérkgereedfchappen, gelijk ook van al dé s, vrouwen, die zij vonden, meestergemaakt heb„ bende , namen zij de wijk irt deze ongenaakbaars re wouden, zetten er zig neer, telden het hout„ gewas, ert maakten den grondvrugtbaar door den* ,, zeiven te mestern Zédert dien tijd hebben zij, „ door hunne eigen wetten geregeerd, hier geleefd, zonder ooit eenige van hunne nabuuren overlast ,, te doen, en zonder de minde gemeenfehap met ,, hen te hebben." Dit verhaal van brüce lézende, zal élk eerlijk mensch uitroepen : Mogt dit voorbeeld nog en onophoudelijk nagevolgd worden! Men zegge ondertusfchen niet, dat het onmogelijk zij, uit zulk eene twijfelagtige gebeurdnls iets te befluiten. Schoon men moest toeftemmen,dat de gouverneur van Penfe zig op eene eenigzins Vergrotende wijze heeft kunnen uitdrukken, zullen wij antwoorden, dat bruce, die zig op de plaats bevond, zekerlijk genoegzaame kennis had, om te oordélen, of het verhaal niet buitenfporig was. Daarenboven zulJ len de volgende Hukken de algemeene omftandigheden van deze anekdote geloofbaarder maken. „ In het Rusfisch rijk zijn veele woeste lahdft ftreeken van 8o tot 120, zelfs tot 200 Engelfchê j, mijlen. Men vind er geen lévende ziel, fchoött verfcheiden gedeelten van deze woestenijen, iri een zeer goed klimaat gelégen, den besten groild ,, hebben , dien men zou kunnen wenfchen*'* (MaNstein, p. 379; Hij voegt er bij: tóen ii§ M *  te Camishinka, aan de vaart, die den Don met de JVolga zou verenigen, gebruikt' werd, reisde „ ik, op mijnen weg van Moskau en weêr terug, „ door dat gedeelte van het land, hetwelk de Rus,, fen Step (c) noemen, daar men, wégens de in.,, vallen en ftr-operijen der Tartaaren, in geen 50 ,, Rusfifche mijlen een huis ziet, en op zommige ,, plaatzen in geen 100 of 2co mijlen, makende 20 39 of 40 Franfche mijlen. De Kapitein perrij {State of Raffia. 8°. 1716. f. 69.) zegt: Ten v;:san van de Wol ga, van .,, de ftad Saraluf tot aan de Kaspifche zee, is eene grooie (treek lands , die geheel onbewoond ,, is, uitgezonderd de eilanden rondom Astrakan w en deszelfs inwoners, die in vier ftéden wonen, .„ Camishinka, Czarilza, Jsckortties en Terki,\tA„ ken 150 en 160 tot 200 mijlen van elkander ge- (O De Step van Astrakan, aan de oostzijde van de Wolga gclégen , is eene wézenlijke woestijn ; maai de bovenftaande befchrijving heeft geen betrekkin» tot dit gedeelte. (Zie Modern VmaerfalHistorij, V. XXXV. p. 5-) I'etbr kreeg inden zin, eenen koophandel te drijven,en vaarten te inaken in een gedeelte van dit uitgcflrekt gewest, fchoon voor den gedurigsn aanval de? Tartaaren open liggende; hetwelk naar een ontwerp gelijkt, om Biet geweld midden door de wilde natiën eenen handel in. pelterijen te drijven, van de Vereenigde.Staaten, op de Oostkustvan Amerika, tot aan de Sound nu Cook op de westkust. Peter bedagt nooit, dat, wanneer hij deze landftreeken begon te; Befchermen , zo dat zij met koorn en vee konden bedekt worden, de handel er niet alleen zéker, maar ook van zelve zon volgen: in piaats van deze horden wilden te befchaven e» hpdelbaar te maken, zegt (rij nieuwen twist met de Tariasrea.  , légen zijn. Uit hoofde van de ftroperijen dej '* Tartaaren bouwen noch zaaijen de Rusfen inde? ze'deden niet, fchoon de grond er zeer vrugt" baar is." (P. 87, 88.) Voltaire bevestigt het verhaal van perriJ in zijne bcfchrijving van Rus- land, onder Astrakan 00 De gebeurdnis, door bruce verhaald, is dus niets minder dan ongelooflijk. Het zij ons geoorloofd, eenige aanmerkingen daarbij te voegen. De voornaamste gedeelten van Rusland, en «ansch Siberië gelijken, in hunnen tégenwoordigen ftaat, veel naar Noord-Amerika; wijl deze beide gewesten met bosfchen zonder inwoners bedekt te), en beiden in een gematigd klimaat gelégen zijn. De Engelfchen zonden een klein getal inwoners naar Amerika, welken, zigibij den landbouw en de vrijheid houdende , om de vijf ea twintig jaaren hunne bevolking verdubbeld hebben. Derzelver getal is tégenwoordig, na eenen langen oorlog, niet minder dan twee millioenen. De" fouvereinen van Rusland bezitten deze verbazende wouden in het hart van hunne ftaaten, 00 Voltaire zegt in zijn Siècle de Louis XVT. (p. *70i' ' In dezen tijd werden twee magten gevormd, waarvan Europa " Voor deze eeuw niet bad horen fpréken. De eerfte was Rus" land welk de czaar peter I. befchaafd.had; en hetwelk, " voor hem, alleen in onafmeetlijke woestijnen bejhnd." Zan „en niet zeggen , dat petbr I. «ft» ÖW» bevolkt heCOMcn kan van het grootfte gedeelte van Polen hetzelfde zeggen. Zie de laatfte reizen van den heer Coxs i» dit lam*. M 2  zonder den oceaan overteftéken. Indien zij dezelven ter bebouwing bekwaam maakten, zouden zij hun nuttige onderdaanen léveren, in plaats van onbeftendige en vroeg of laat vijandige volkplantingen. Indien de Rusfifche regéring in ernst de lasten, die haare landlieden en den grond, waaraan zij niet minder dan de planten gehegt zijn, drukken, wil vernietigen, of flegts matigen, zullen de bosfehen en wouden van Rusland, thans de fchuilplaats der Jakhalzen, beiren en wolven, velden worden, met menichen en veekudden bedekt. In plaats van bezettingen nodig te hebben, om flaaven in vrees tc houden, zuilen de czaars getrouwe en gelukkige onderdaanen vinden om hun rijk te befchennen De landbouw, gelijk wij gezien hebben, leid zelfs rovers tot de befchaving. . . . Bcftierders van het menschdom! wend dan uw gezigt naar den akkerbouw. Denkt aan geen koophandel. Deze zal den akkerbouw noodzaaklijk volgen. Te willen, dat dezelve voorafga, is een verder flijk, verkeerd, hersfenfahimmig cn ongerijmd ontwerp. De waare handel, die der ruiling, vloeit natuurlijk en, noodzaaklijk uit den landbouw voort. Bezit de Keizerin aller Rusfen dan nog geen lands genoeg naar haar' zin? Indien de zaak haar dus niet fchijnt, laat zij aan den Schepper klagen, dat hij den aardkloot niet grooter gefchapen heeft; want mij dunkt -, dat zij ruim haar gedeelte van de oppervlakte onzes aardbols heeft. Zij heeft allerlei  foort van grond, verfchillende klimaaten, en kan allerlei voordbrengzels hebben: Zij heeft alleen, lijk eene binnenlandfche vaart nodig, teneinde eene gemeenfehap te hebben tusfchen al de deelen van haar onmeetlijk gebied. Maar betreffende de zee, waar toe heeft zij die nodig? Laat de vreemdlingen komen , kopen en verkopen in de weinige havens, die zij bezit; laat zij den arbeid, de zwarigheden der zeevaart, al de ftaatkundige gevaaren op zig te némen; maar de Keizerin loope niet met hen in deze zorglijke loopbaan. Het moest een vaste grondregel zijn, dat alle zeevaart niet dan op de visferijen cn koopvaart kan gegrond zijn, en dat een land zodanig van de zeeën en in het vaste land gelégen, dat het noch tot het een noch tot het ander gefchikt is, geen fchépen ter zeevaart nodig heeft. Maar van alle de zaaken in deze waereld , zékerlijk de flegts bedagte , en de ftrijdigfte tégen de gezonde réden, is eene verfpreide zeemagt. Laat Engelland eene zeemagt hebben, aangezien hetzelve, een eiland makende, alle de deelen van dezelve kan zamenvoegen. Maar welk fterveling zal ooit de zeemagt van de Witte, van de Zwarte, van de Baltifche, en van cle Kaspifche zee kunnen bij elkander voegen ? Wanneer men in eiken oord vlooten, en tuighuizen moet hebben, wanneer de fcheepslieden van de eene zee naar de andere moeten vliegen om de vlooten te bemannen, naar mate dat de noodzaaklijkheid het vordert, zullende kosten niet alleen vier dubbel M 3  worden; maar de gemeenfehap over land zal ook traag, moeilijk en verderflijk zijn (ƒ). Van eenen anderen kant, wanneer de vlooten zeiven van de eene zee naar de andere moeten lopen, zal men voorzéker geheele jaargetijden verliezen, en misleiden jaaren om zig in den eersten vcldtogt te vercenigen (g). Als het toneel des oorlogs in de Atlantifche, of in de Middenlandfche zee is, kan een gevegt in het najaar, wanneer de Rusfifche havens voor haare eigen vloot gefloten raken, haar verpligten, aan de vreemde natiën, die haar fchuilplaats géven, eene fchatting te betalen Qi). Kan de zee aan Rusland ooit zo veele voordeelen géven , dat zij al deze nadeelenopwégen? . .. Rusland zie dan liever van de zee af, en laate al zijne heerschzugtige ontwerpen, alle zijne overwinningen te land varen, en flaa de oogen op zig zelve. Telkens, als het zal ménen , zijne magt te vermeerderen, anders dan door het vermenigvuldigen van zijne onderdaanen op den grond, dien zijbeflaan, zal Rusland, men verfchone mij deze* fluitréde, minder worden naar mate dat het in grootte toeneemt. (f) Wij vernémen van biujce, dat men in dit laatfte ongemak r.üauwhjks kan voorzien. In den zomer van 17P4 ver. fpreidde men liet gerugt, dat Rusland Deencinarken met eene • aanzienlijker vloot zou ondeifieiind hebben , indien het niet vcrpligt was geweest, eenige duizend matroozen naar de Krim te zenden. tjr) Deze waarnéming zal bcflisfende voorkomen, wanneer Bien aanmerkt, hoe lang de Baltifche zee gefloten blijft. (ê) Zin daar de réden , waarom Rusland zo hartlijk belang fielt in de Scheldc.j  Ik heb al deze bijzonderheden , bij welken ik eene ménigte anderen zou kunnen voegen, ter neêr gefield , zonder eenige bitterheid, maar enkel uit overtuiging , dat het van belang is voor den mensch, de verdiensten van hun, aan welken men den bijnaam van grooten gegeven heeft, ftrenglijk te waardéren. Deze titel, dat men wel moet opmerken, word meer toegewézen aan werkzaams en woordvarende dan aan nuttige, of zelfs met groote bekwaamheden begaafde menfehen. Peter de I. had, geen regt op de bewondering zo min als op de agting van het menschdom. Indien het nodig is, zal ik duidelijk aantonen, dat onder de vorsten, die zig eenen naam gemaakt hebben, er weinig zulke middenmatigen zijn. Maar, indien de regéring van peter aanmerklijk is geweest door eene ménigte van dwalingen , misdagen en misdaaden, welker invloed zo rampzalig is geweest voor het menschlijk geflagt en inzonderheid voor de Rusfen ; zo is het veeleer aan de eeuw en aan de omftandigheden, dan aan den onftuimigen monarch te wijten. Men kan aan zig zeiven het verftand niet géven; en' de geest van navolging kan niet anders dan middenmatig zijn. Peter liet zig leiden, of, liever, behéren door de begrippen, die bij de befchaafde natiën in de mode waren. Hij begeerde overwinningen en veroveringen, om datde onveranderlijke mode der menfehen is, boven al, den lof der oorlogshelden te verkondigen s eu M 4  om dat de krijgsmagt van lodewijk den XIV. de bewondering zelfs van zijne vijanden had wegge, dragen. Hij wilde fchépen hebben en handel drijven , hij wilde rnanufaktuuren, gebeerden en kons" tenaars hebben, om dat de grootfche pragten praal de voordeden van den handel en van de verbeelding in de mode, en, om zo te fpréken, de ziel van deze begochelende eeuw, bijna zo zeer als van deze, waren Deze begrippen zul. en nog ménigen vorst bedriegen; want zij blijven nog deeds in de mode door de misdadige toegévendheid van de meesters der gevoelens. Ik begrijp, waarom de meesre geleerde lieden éven zo zeer door de eigenliefde als door dc omftandigheden beheerscht, zig tot de vleijerij vernéde^ ren. In welk land der waereld is de opregte vriend der waarheid, wanneer hij het ongeluk heeft van te fchrijven , waarlijk vrij'? Ik begrijp, hoe het komt, dat zommigen van hun, en dezen zijn de agtenswaardigften, noch den moed hebben om te liegen, noch dien van te mishagen, De geest doet fchrijven of fpréken; het karakter alleen doet willen, het doet werken ; en het karakter is de gaave , die da rjatuur her zeldzaamst aan den mensch fchenkt. Maar waarom bezoedelen de gefchiedfehrijvers, die van de overledenen /en van de vreemde overlédenep fpréken, hunne werken met vrijwillige leugens, of riuttelooze ongetrouwheden ? Snoode verraders, zij (chenden zonder belang de heiligde der regeringen. £ij i'leijen de dooden, zij misleiden de lévenden j  zij ontëren zig voor het oog der wijzen; en, het geen het rampzaligst is, zij ontëren bij het gemeens volk den verhévenflen pligt vau den Defchaafden mensch, de kunst van de réden aantekwékcn cn zijne gedagten médetedélen Ag! van welke agting en aanzien, van welke glorij, van welke magt beroven zij zig! Welk eene doorlugtige vierfchaar zouden de geleerden welhaast uitmaken, indien de ftaatkundige misdaaden nooit aan hunne onbuigzaame beftraffing ontglipten! Indien zij de groove lasterftukken, die zij maar al te dikwijls tot het onderwerp hunner uitzinnige loftuitingen maken, aan de vervloeking van het menschdom overgaven! En indien het oogenbliklijk geluk het eenig voorwerp van hunne heerschzugt is, geloven zij dan, dat door de waarheid te eerbiedigen, hun invloed minder, hunne agting gekrenkt, hun geluk vertraagd zou zijn? Zou men niet zeggen, dat hunne bedriegerijen of hunne lafhartigheid hun de fchatten der waereld aanbrengen? .... Eilaas! laat de gefchiedfchrijyers, de zédenleeraars, de wijsgeeren veinzen, vkijen, en liegen, nooit zal de magtige hem,.die fchrijven kan, kunnen vergéven, nooit zal hij hem, die hem kan beoordélen, beminnen.. . . Dewijl alles mode is, dewijl men flegts deugden en beginzels, en begrippen en talenten naar de mode moet hebben, laten wij dan ten minsten ttagten er eene rigting aan te géven. Laat de fchoone geesten, llaaven en dwingelanden der beft! 5  ï85' Sf-gSfrjfr flippen van den dag, beproeven om dezelven te veranderen; laat zij beproeven , al was het flegts om de gebaande wégen te verlaten; de fteiler weg zal misfchien dan des te korter zijn. Zij zullen meer geluk, duurzaamcr, vleijender, onfchuldiger geluk hebben. . . . Maar! wat is er aan gelégen, aan welken God de mensch offert, mids hij aan zijns gelijken nuttig zij, en het geluk bereike.  II. AANMERKING. Oper de hèdendaagfche Grieken. Opzigtlijk tot den tweeden brief. Het geen ik in mijnen tweeden brief van de hédendaagfchc Grieken gezegd heb , is zeer ftrijdig met de voorréde van de Fbyage pilioresque de Ia Grece. Niemand kan meer agting hebben dan ik voor den heer graave de ciioiseul gouffier. en zijne talenten. Niemand kan meer prijs Hellen op de \Tijheidsdrift van een' jong' patriciër, tot groote beftemmingen geroepen, die uit den fchoot der Aristocratie en der hoven, zig tot verhéven gedagten, tot édele gevoelens heeft wéten te verheffen. Maar Amicus Plato, Amicus Socrates, mogis Amica peritas. Dewijl het geval wil, dat ik over hetzelfde onderwerp handel als de heer de choiseul, kan ik niet afzijn van te zeggen, dat de gebeurdnisfen volftrekt ftrijdig zijn met zijn fijftema en zijne redenéringen. Het zou niet moeilijk zijn, dit door eene ménigte van aanhalingen uit vermaarde fchrijvers te ftaven; doch ik zal mij met een klein getal vergenoegen; maar de keuze zal goed zijn. L Zie hier eenige flukken uit dc voorréde van den  188 £s£s3t~ heer de "choiseul, p. XI, XII, tot XVI ingefloten. „ Hoe 1 het zou onmogelijk zijn, de Grieken van „ Morea onder de wetten jvan eene wijslijk ont„ worpen Vermaatfchappi^ig te vereenigen! dczel„ ven aan eene voorafgaande befliering te onder„ werpen, in verwagting van eene béter gefchikte „ wetgévende magt! hen de noodzaaklijkheid te „ doen gevoelen van eene eenparige zamenwerking, „ en hen alle te zamen naar de vrijheid te doen „ jagen, die het geftadig voorwerp hunner wen„ fchen is ! „ Hoe meer men zijne gedagten over dit ont„ werp laat gaan, hoe minder het onuitvoerlijk „ fchijnt te wezen. De uitvoering daar van zou j, zelfs gemaklijk worden, indien het onderfteund „ werd door groote mogendheden, die in het be„ vorderen van deze omwenteling een waar belang „ vonden. En misfehien is dit édel en groot op- zet reeds genomen door katiiarina II., door „ deze vorstin, die de wijsbegeerte op den troon ,, geplaatst, en dezelve aan het geluk der men„ fchen gewijd heeft. Misfehien, dat deze door„ lugtige vorstin, door haare wijsheid zelve het ontwerp van deze gedenkwaardige omwenteling makende, door eene twintigjaarige ondervinding „ ouderwézen, en zelfs door de nuttigheid van ,, haare laatste poging, van de hinderpaalen en „ middelen béter onderrigt, door getrouwer zen7, delingen béter gediend, zig gereed maakt om  „ zig van eene glorij te verzékeren , die voor haar „ fchijnt beftemd te zijn, en haar flegts door bij„ komende omftandigheden ontglipt is. Zij zal „ niet vrézen, de Grieken tot de vrijheid te rug „ te roepen, daar zij der laagste klasfe van haare „ onderdaanen dezelve heeft willen doen kennen; „ en welke ondernéming zou eenen grooteren luis. „ ter over haare regéring verfpreiden en eene groo> „ ter plaats beflaan in de gefehiedboeken der wae„ reld!" ,, Hoe veele hulpmiddelen heeft zij niet, om den goeden uitflag daarvan voortebereiden en te „ verzékeren ! Wat al zigtbaare of verborgen drijf„ veeren en magtige beweegraderen zijn onder ,, haare hand , ,die alleenlijk op haare bevélen „ fchijnen te wagten, om in bewéging te raken! „ Welk een zamenloop van omftandigheden, voor„ deelen en middelen ! de gewoonte, welke de Grie„ ken hebben, om de oogen naar Rusland te wenden , „ en die zo veele rampen niet hebben kunnen te „ niet doen; al die gelijkvormigheden van zéden „ en gebruiken tusfchen de beide natiën; de o„ vereenkomstvan godsdienst, geëerbiedigde band „ voor bijgelovige volken.; priesters, die'door de „ godsdienstplegtigheden het gezag der bevelheb„ beren in dezen doorlugtigen en nationaalen oor. „ log zouden heiligen, die den lafhartigen, den ,, wêerfpannigen, den verrader met den banblik„ zem zouden flaan, die voor de martelaars der „ vrijheid den hémel zouden openen, en den dood  ï9o ^mzg. „ der flagtoflèrs van zulk eene e'dele zaak zouden doen benijden!" ,, Dezen zijn de bijkomende middelen, die zig „ aan katiiarina aanbieden om haare wapenen te „ begunstigen, en haar genie, hetwelk van nog „ meer vermogen is, dan haare wapenen." De heer de cdoiseul gouffier zegt vervolgens, dat het nu geen vreemd , maar een eenvoudig en gemeen gevoelen is, te ftellen , dat de Grieken (van Morea) van meer nut zijn voor Rusland als bondgenooten , dan als onderdaancn. De Grieken vrij geworden zijnde , en de Ottomannifche mogendheid in den kwijnenden ftaat, w&arin dezelve gevallen is, nog gemaklijker kunnende houden , zou het beftaan van dit verzwakt rijk een wézenlijk nut zijn voor be beide fouvereiuen, van dewelken men vermoed, dat zij tragten hetzelve te vermeesteren. Hij voegt er bij, dat de zuidelijke provinciën, nieuwe gelégenheden krijgende, om haare waaren aftezetten, haare bouwing en bevolking zullen verdubbelen. „ Haare overvloedige ,, en verfchillende voordbrengzels, den loop der „ groote rivieren, die dezelven doorfnijden, volgen„ de, zouden, zegt hij, in de Zwarte zee afzak„ ken, en door den Bosphorus, dien het zwakke „ Ottomannisch rijk nooit zou durven fluiten, zig ,, in de ganfche Middenlandfche zee komen vet* „ fpreiden, terwijl de handel der Kaspifche zee (7), CO Zie Voyage de Rusfie van den gruave Algarotti , van 100 tot /i. 234. hoe kwalijk gegrond de verwagtingen van  „ de voorfpoedige uitwerkzels van deze' gelukkige „ werkzaamheid toenemende, den kostlijken rijk„ dom der bevrozen klimaaten van den Noorder „ pool, de pelterijen, tot in Ispahan en Dehlij „ zou voeren.'' Een handel in pelterijen in Dehlij„ daar men geen andere kléderen dan van nételdoek Hraagt, zou in de daad zeer.wonderlijk zijn. Maar de heer de choiseul zou in de reis van den graave algarotti niet alleen hebben kunnen vin» den, dat deze handel, wat deH uitvoer betreft, van zeer weinig belang is, het welk men buiten den graave algarotti zou hebben kunnen opmaken, voornaamlijk, wanneer men weet, dat de Engelfchen pelterijen uit Kanada in Rusland brengen, en dat dus de Rusfifche pelterijen wel een voorwerp van zeldzaamheid, maar nooit van eenen grooten buitenlandfchen handel zijn, en te meer, daar de Moskoviters die waar meest zeiven gebruiken ; maar, het geen van meer gewigt is, dat fchoon Perfie geen gemeenfehap met de Indifche zeeën heeft, dan alleen door middel van de haven Gomhrsn, welke in plaats van die van Qrmuts gekomen is, de Rusfen over de Kaspifche zee de fchoone zijde van Ghilan konden doen komen, en die vervolgens in Europa verhandelen. „ Wie kan, vervolgt de graaf, er belang bij heb„ ben , dat hij zig tégen dit lijstema verzet? den Franfchen ïeiziger jzijn ten aanzien van den kandel der Kaspifche zee. Zie ook in het voorgaande werk de aantekening over den tégenwoordigen ftaat, van dezen handel.  ,, De Keizer zal het niet zijn. (Ik geloof het voorzéker). Zou Frankrijk vergéten, dat, daar het „ meester van deMiddenlandfche zee is, het langs dien „ Weg veel gemaklijker de voordbrengzels van het „ Noordenen hetfcheepstimmerhoutzal bekomen> „ daar nu de masten en ander rondhout , in de bosfchen van Polen gekapt, en met zo veel moeite naar de kusten der Daltifche zee gevoerd, », tot zulke hooge prijzen op onze werven komen, „ gelukkig nog als zij niet in de handen van onze „ vijanden vallen, die meester van het kanaal, en „ maar al te dikwijls van de Noordzee zijn. Hoe „ gemaklijk zou het voor Frankrijk niet zijn, om „ de balans van dezen nieuwen handel te zijnen „ voordeele te bepalen ? Hoe veele nieuwe wégen „ zou het niet vinden, om zijne manufaktuuren „ te flijten , dewijl de ruilingen zouden gefchieden ,, in eene zee, daar het verzékerd is, zijn over-' „ wigt te behouden, en daar het de vastigheden ,, zou kunnen gebruiken, die het reeds in de Le„ vant bezit!" Ik denk niet, dat de denkbeelden, die Wij hier uit het werk van den heer de ciioiseul getrokken hebben, tot eenen grond van zijne narrgtingen als gezant gediend hebben. Hoe hetzij, hij merkt in zijne voorréde aan, dat hij jong was, toen hij zijne reis deed: zijne verbeeldina^ontvonkte in Griekenland op het herdenken van zijne jcug-< dige dagen. Vervoerd door de dapperheid van ee-  eenige Berg ■ Manioten, of Marnoten (£), aïftamr melingen der oude Laconiers , bewoners van Taygete, een woest en wreed volk, hetwelk, te kind en te zee, van den roof leeft,onafhanglijk van de Turken; hij geloofde misfehien, dat al de Grieken hun gelijk waren in dapperheid en liefde voor d z<™del' eenige „oorlogsverklaring, van zo veele fchépen mees„ ter maakte, die op de goede trouw der volken „ en der verbonden voeren ? Is het de verraderij „ der Franfchen, die, zédert zo veele eeuwen, „ met het ftaal der overwinnaars, het zwaerd der „ vierfchaaren, en de boeijen der opkopers Ben„ galen en dertig millioenen Indiaanen verwoes„ ten en verarmen? Zijn het Franfchen of Engel„ fchen f die met al de dmnglandij van de mlk„ keurige magt hterfchen over deze dertig millioe„ nenflagtoffers, aan den gouddorst en dehearsch- » zugt overgegeven?" N 5  H02 ^iHt^ Ik fchroom niet, het ronduit te zeggen, en ik neem alle braave lieden in Engelland tot getuigen , dat is te zeggen alle braave lieden van het land, alwaar het geen goed is, waarlijk uitfte'kend is. De grondbeginzels, waaruit het ftuk, daar wij hier de vertaling van hebben gegeven, is voordgekomen , verdienen de veragting van alle natiën. Laat de Engelfchen (en ik geloof, dat liet nimmer te dikwijls herhaald is, wanneer men het geluk heeft, onder hen te wonen) laat de Engelfchen , zeg ik , welken het alleen aan gematigdheid ontbreekt om het meest geagte volk te zijn, dat ooit beftaan heeft, dit haatftigtend gedeelte der rédevoering, Waar voor de bisfehop van St. David van de léden van het hoogerhuis de dankzeggingen ontvangen heeft (#), vergelijken met het voorfchrift, het welk de aartsbisfehop van Parijs op denzelfden tijd in het licht gaf, en waar in hij, na dat hij de beide natiën aangefpoord had, om eikanderen zo zeer te beminnen, als zij elkander moeten agten, alle wraak, jaloezij en afgunst afteleggen, de zoetigheden van eene heilzaame en aanhoudende vereeniging te fmaken en aan anderen toetebrengen, over haar de zégeningen des hémels affmeekt, en dezelven in zijne wenfchen en gebéden mengt; laat zij na deze vergelijking zelve uitfpraafe doen , wie van beiden, da bisfehop van St. David of de aartsbisfehop van Parijs, zijn land en zijn ampt de meeste eer aandoet. iq) Deze dankbetuigingen worden, liet is wsar, welftaanshalve gedaan, om dat het zo het gebruik is.  IV. AANMERKING. Over de onderhandelingen te Geertruidenberg. Na dat dit werk gefchréven, en zelfs grootftendeels gedrukt was, heeft de heer linguet eene bijzondere uitgaaf van de No. 88 en 89 geléverd, onder den titel van: Omftdérations fur ?ouverture de l'Escaut [Aanmerkingen over de opening der Schelde]. Wij zullen niets zeggen van een klein getal bijvoegzels, die niets anders dan eene opeenftapeling van leenfpreuken zijn, welken wij misfehien al te wijdlopig beantwoord hebben. Wij zullen alleenlijk de volgende aanmerking aanhalen , welke {trekt om de Hollanders bij den koning van Frankrijk haatlijk te maken, en met eene waarlijk zeldzaame vcrmételheid de bekendfte gegebeiadnisfenlochent, gelijk wij door eenige onwraakbaare bewijzen zullen aantonen. „ Dat het mij geoorloofd zij, hier te doen opmer„ ken, zegt de heer linguet (Confidérations fur „ Vouverture de PEscaut,p. 104 & 105) dat de „ gefchiedfehrijvershet fchriklijke van die onbegrijp„ lijke voortellingen niet genoeg ontvouwd hebben, „ het publiek fchijnt het niet genoeg gezien te „ hebben; cn men meet niet zeggen, dat zij het „ gemeen wanbedrijf der verbindnis tégen Frankrijk  104 S-'-sSaffi ' en Spanje» en niet der Hollanders alleen Warein Al wie de gefehiedenis van dien tijd kent, en „ flegts een weinig de omftandigheden nagaat Van „ de listige en bedekte handelingen, welken te „ Geertruidenberg plaats hadden , weet wel, dat „ zij er de voomaamtïc aanleggers van waren. „ Men handelde bij hen: fchoon de andere geab „ lieerden de paaien der gematigdheid vergéten „ hadden; fchoon de Engelfchen, verhovaardigd ,, door de heldendaaden van hunnen veldheer; „ fchoon de Oostenrijkers om dezelfde oorzaak , „ en en nog daarenboven uit hoofde van een per„ foneel belang, het eerst deze verregaande woe,, de hadden laten blijken, ftond het aan de Hollanders om die te beteugelen: Zij hadden geen hertog van tuaRlborougii , noch eenen prins EÜGÈjsrus ten toneele gevoerd : zij ftonden „ niet naar de Spaanfche kroon, noch wilden zig 5, het overichot daarvan aanmatigen: zij zouden „ derhalven niet te verfchonen zijn geweest, in„ dien zij gedeeld hadden in de bcguicheling van „ den voorfpoed en de heerschzugt; zig daar aan met koelen moed overgéyende , fchoon zij niet anders „ gedaan hadden, dan er zig aan \over te géven, „ zouden zij verdienen als de fdgters en bewerkers „ daarvan befchouwd te worden. Maar men kan het aan de beide generaals niet toefchrijven, die de ontwerpen, welken in ue kabinet, daar de Hollandfche penfionaris voorzat, en daar zijne bijzittende kommisfarisfeil  „ het hoógfte woord voerden, beraamd waren, „ met zulk een gelukkig gevolg te velde uitvoer,, den. Eugenius cn Marlborough waren voor ,, den oorlog; beiden waren welverre van tot den 33 vréde te neigen, hoedanig die ook mogt wézcn; zij „ fchénen alleenlijk aan de onzinnigheid toe te gé„ ven, die zulk eenen fchandelijken vréde voorfioeg, om dat zij, over het hartvan lodewijk den XIV. „ volgens hun eigen hart oordélende, welverzékerd ,3 waren, dat dezelve niet zou aangenomen worden. ,, Maar . de Hollanders verlangden in de daad ,, naai- den vréde; zij hadden er belang bij, dat 3, dezelve gefloten werd; maar zij wilden, datde,3 zelve in alle opzigten veméderende en drukken„ de was voor lodewijk den XIV. Zij floegen „ dien derhalven ernstlijk voor, zo als zijhemhad33 den ontworpen; en dus is het op hen, dat al „ de fchande van dit ontwerp moet vallen." Zie daar de eerde reis mogelijk, dat, zonder eenig bewijs bijtebrengen , zonder eenige gebeurde zaak aantehalen, een rédenaar, in de vervoeringvan zijne drogrédenen, zig veroorloofd heeft, eene befchuldiging, waarméde al de gefchiedfchrijvers eenpariglijk al de natiën belast hebben, die in ' 1701 in het groot verbond tégen lodewijk den XIV. getréden zijn, alleen op de Hollanders te werpen. Zie hier het geen Voltaire zegt (Siècle de Louis XIV. T. I. p. 42.0.) „ De gezanten van lodewijk „ den XIV. werden eerder afgewézcii dan toegela„ ten te G' eertruidenberg, de afgevaardigden kwa-  206" „ men hunne aanbiedingen horen en déden er ver„ flag van aan den prins eugenius, den hertog „ van marlborougii en den graave van Zinzen„ dorf , gezant des Keizers, en deze aanbiedin„ gen werden telkens met veragting verworpen. „ Men hoonde hen door fchimp- en fchotfehriften, „ welken allen door Franfche vlugtelingen werden ,, gefchréven, die grooter vijanden van de glorij „ van lodewijk den XTV. waren geworden, dan marlborougii en eugenius." „ De gevolmagtigden van Frankrijk vernéderden „ zig zo verre, dat zij beloofden, dat de koning „ geld zou géven om filip den V. te onttronen. „ Zij werden egter niet gehoord. Men eischte , „ als een voorafgaand punt, dat lodewijk de XrV. „ zig alleen verbond om zijnen kleinzoon binnen twee maanden door de wapenen uit Spanjen te drijven. Deze ongehoorde onmenschlijkheid was „ nog belédigender dan eene weigering. „ Terwdjl de bondgenooten op dien toon als ver* gramde meesters tegen de grootheid en édele trots* heid van lodewijk den XIV fpraken, namen „ zij de ftad Douai. Kort daarna maakten zij zig meester van Bethune, Aire, St. Venant, en „ lord statrs deed den voor/lag om partijen tot voor de poorten van Parijs te zenden. Nu zullen wij voor den heer linguet mylord BOlingbroke (Letters on the ftudy and ttfe of Htslary T. II Sketoh of the Hisltry of Europa) aanhalen , die, als minister en een der voornaamfte  bewerkers van den vréde, waarfchijnlijk de geheime drijfveeren der ftaatkunde van den tijd béter kende dan de fchrijver der Annalen. Na dat hij fop p. 60) verklaard had j dat de hertog van marlborougii aan het hoofd des légers en des bondgenootfehaps gefteld, meer invloed had, dan zijne fouvereinc ooit gehad had; (ƒ>. 67.) dat gedurende den oorlog de Hollanders hun uiterste best déden, en dat zij en de Engelfchen al de kosten droegen. Bolingbroke drukt zig p. 87 en volgenden dus uit: „ De perfoneele bewecgrédenen der bijzondere „ perfoonen , zo wel als der vorsten en ftaaten om „ den oorlog te verlengen, zijn thans ten deele „ bekend en ten deele gegist. Maar, wanneer de „ tijd gekomen zal zijn, en ik ben verzékerd, dat hij zal komen, dat hunne geheime beweegj, rédenen, hunne konstenaarijen , en hunne bedekte oogmerken aan den dag zullen gebragt worden, „ durf ik u verzékeren, dat de verwardfte tonee„ len van dwaasheid en onregtvaarrdigheid, wel„ keu men zig kan verbeelden, zullen ontdekt wor„ den. Ondertusfchen, wanneer men flegts het barricrentraktaat befchouwt, zo als mylord tqwn„ shend het tékende , zonder bevél, en zelfs, „ om de waarheid te zeggen, tégen een uitdruk„ lijk bevél, aangezien de hertog van marlbo.„ rougii , bijgevoegde gevolmatigde , weigerde 5, hetzelve te tékenen. Als men de bcrugte voorlo, pige voorwaarden van 1709 befchouwt, welken  208 3&l2£»£ „ wij veinsden te bekragtigen, fchoon wij wisten, „ dat zij niet aangenomen zouden worden; gelijk „ de raarquis de torcij verklaard had aan den „ raadpenüonaris voor dat hij den Haag verliet, „ en mij naderhand verfcheiden maaien verhaald heeft; als men de anekdoten van Geertrui•„ denberg onderzoekt, en de andere egte ftuk;,ken, die nog in wézen zijn , raadpleegt, zal men de geheele ftaatkunde van het nieuw ontwerp „ ontdekken." Mylord Bolingbroke ontvouwt vervolgens al dfe ongerijmdheid van dit nieuw ontwerp , hetwelk hij aan de ftaatkunde van Engelland toefchrijft, en f. 97. onderrigt hij ons, dat twee jaaren te voren, gedurende de belegering Van Rijsfel, de hertog van marlborough niet voor den oorlog was. (P. 98) „ Frankrijk, dus vervolgt bolingbro„ ke, ontdekte den ftrik, en beiloot alles te wa„ gen, liever dan zig te laten verftrikken. Wij ,, bléven eifchen, onder voorwendzel van den af„ ftand van Spanjen en de Westïndiën, dat lode„ wijk de XIV. op zig némen zoude, zijnen klein„ zoon te onttronen binnen den tijd van twee maan„ den , en dat, zo hij het in dien tijd niet volbragt, „ het aan ons zou Jlaan den oorlog te hervatten, zon„ der de plaatzen , die ons volgens de voorlopige „ voorwaarden moesten overgegéven worden, en de „ gewigtigfte waren, welken Frankrijk aan den kant der Néderlanden bezat, weêr terug te géven. Lodewijk bood aan, zijnen kleinzoon te verlaten  Sès^è zeg „ ten; indien hij hem niet kon bewégen om den „ Spaanfchen troon afteftaan, moest hij aan de bond„ genooten geld géven, die hem dan ten koste ,, van Frankrijk konden noodzaken, Spanjen afte„ ftaan. (Zij zeiden dus niet ronduit met den toon eens rédenaars, gelijk linguet,/». 104, in zijne tweede uitgaaf: gaa , trek op tégen den zoon uws zoons e. z. v. ,, Dit voorftel, vervolgt lord boling-. „ broke, hetwelk door de bondgenooten gedaan werd. had iets onmenschlijks, en het overig gedeelte des „-mensehdoms kon zig gehoond agten, den grootva„ der verpligt te zien, zijnen kleinzoon den oorlog „ aan te doen. Maar lodewijk de XIV. had ,, het menschdom met te veel onmenschlijk- „ heid behandeld,./'« de dagen van zijn geluk, „ dan dat hij réden zou hebben, om zig over dit „ voorftelte beklagen. Indedaad de Franfchen, wel„ ke het eigen is, om ten fterkften met hunne ko„ uingen ingenomen te zijn, konden médelijden „ hebben met zijnen druk. Dit gebeurde, cn lo„ dewijk vond er zijne rékening bij. Mylord bolingbroke verzékert op de volgende bladzijden, dat de voordduring van den oorlog alleen van Engelland kwam. „ Ik weet niet, zegt ,, hij, (jp. 3.) welke partij zij, die den oorlog ver,, lengden, in hunne geheime ftaatkunde voornemens. 3, waren te kiezen. Onze natie had zo lang ge„ ftréden onder het beftier van hunne raadgéving cn 3, voor de grootheid van het huis van Oostenrijks, „ zij had reeds zolang er aan toegebragt, akefheè O  aio ^Ék^ „ een der erfrijken was geweest, door'dit huis vcr'„ weldigd, dat men moet denken, dat derzclver „ bedoeling was de Keizerlijke en Spaanfche kroo,," nen te vereenigen. Doch ik zou eerder geloven, „ dat zij geen vast bepaald oogmerk hadden, dan 5, alleen om den oorlog te vervolgen zo lang zij ,, konden. De overleden lord Oxford heeft mij „ gezegd , dat mylerd Soiuers , aangedrongen zijn„ de, ik weet niet door wien, noch bij welke gelé„ genheid, tot de voordzetting van den nutteloozen 3, en verderflijken oorlsg ; in plaats van réden te gé„ ven om de noodzaaklijk!,eid aantetonen, zig ver„ genoegde met te zeggen, dat hij in den haat „ tcgen Frankrijk was opgevoed. Een vreemd „ antwoord voor een wijs man; egter twijfel ik „ zeer ,• dat hij toen een béter antwoord kon gé„ ven, of dat een van zijne leerlingen er tégen„ woordig een béter zou kunnen géven. Zijn deze woorden uitdruklijk genoeg? Indien de befchuldiging van den; heer linguet alleen op eenen der bondgenooten moet vallen, zou men, mijns bedunkens, meer grond hebben, om die op het huis van Oostenrijk te werpen. Het was een vorst uit dit huis, die zig tégen filip den V. (telde , en wilde de aartshertog, toen hij tot het Keizerrijk geraakt was, de beide kroonen niet opzijn hoofd vcreenigen? Men kan in de Histoire politique du Siècle zien, welk vorst deze Josephus 1. was, die, in 1705, leopold opvolgde.  211 (7". I. p.*97 & fiu*S ■>•> Welke ook de uitfiag „ van dezen oorlog mogt wézen, deze drift der „ Engelfchen ^te'gen Frankrijk) verzekerde devoor„ nnamüe vrugten daarvan aan het huis van Oos„ tenrijk , hetwelk het minste in de kosten droeg. Dit vooruitzigt maakte den keizer jose- phus flout tot het doen van ondernémingen, „ welken zijnen vader leopold niet had durven „ onderdaan, terwijl het Duitfche rijk het met de „ grootheid van zijn huis op had, vreesde hij niet, „ het op deszelfs vrijheid toeteleggen, en aan het„ zelve door den derkden trek van het despotis,, mus de kétenen te tonen, die hij fmeedde, door „ tot grootmaking van het huis van Oostenrijk te „ arbeiden." „ De keurvorsten Van Beijeren cn Keulen, die zig openlijk voor Frankrijk verklaard hadden, „ hadden zig tégen de aanzoeken des keizers leo> „ poed op de rijksvergaderingen, om dezelven in „ den rijksban te doen, verdédigd Deoor- „ log, dien zij (tégen den Keizer) voerden, werd „ als een bijzondere oorlog befchouwd, in welken „ hij zig niet dan als bevrédiger kon mengen. Jo* „ sephüs ging buiten de paaien van voorzigtigheid „ en'billijkheid Schoon hij door zijn aan- „ zien in de rijksvergadering op de banning der „ beide keurvorsten kon hopen, op eene wijze, „ die dezelve van kragt deed zijn, wilde hij alleen „ met zig zeiven te rade gaan. Voldrekter magt „ oefenende in eeae reoubliek van fouvereinen» O %  212 SsiiSaS „ dan eenig koning van Europa in zijn rijk, djed „ hij in zijnen geheimen Raad de zaak van/twee ,, fbuvereine vorsten en vasfalen des rijks, 'even als „ hij, onderzoeken, en in zijn paleis het vonnis „ over hen uitfpréken. Zonder daging, zonder ,, regtspléging, zonder de minste regtshandcling, „ welke de gewoone regtbanken niet mogen ver„ waarlozen omtrent een' gemeenen onderdaan, „ verklaarde hij twee keurvorsten fchuldig aan eed„ breuk, en de een, die niet dan in zijne waardigheid kon geftraft worden , werd daarvan vervallen verklaard. De ander rnoest zijne kinderen in de veroordeling zien begrijpen. De gewaan* „ de misdaad van den vader werd in de nakome., lingfchap geftraft, met dezelfde geftrengheid als „ de misdaad van gekwetste majedeit aan hetvoor„ naamfte hoofd in de volftrektfte monarchie; en „ zonder eerbied voor de Duitiche wetten, zelfs ,, voor die van de geheeie befchaafde waereld, wer„ den de zoonen van eenen fouverein in de vroeg,, fte jeugd onteerd en gefchonden. Men beroof„ de hen van hunne goederen, en van hunne vrij„ heid,. zelfs van hunnen naam en ftaat. ,, Deze gewelddadigheid verwekte veel gemor. „ Veele léden betuigden er tégen: maar het was „ eene vrugtloofe tegenkanting, die voor de goed„ keuring der bondgenooten moest zwigten, en „ alleen diende, om den keizer josephus te béter „ te doen zien, dat hij alles durfde ondernémen. „ Het volgende jaar deed hij den hertog van Man-  ma hetzelfde lot ondergaan van de beide keurvorsten. Hij verklaarde zijne ftaaten verbeurd, nam een gedeelte daarvan naar zig, en gaf het „ andere aan den hertog van Savoije. En Duitschland gaf alleenlijk zijne verbaasdheid te kennen , over de ftoutheid van deze willekeurige bedrij, ven. Zig dus boven de wetten gefteld hebben- 5? de deed hij de fchier vergéten vorderingen „ eens keizers op deItaliaanfche ftaaten gelden De keizer josephus droeg geen meer ontzag „ voor zijne bondgenooten, welken hij aanmerkte „ als niet kunnende van hunne verbindnis afgaan. Terwijl hij voor zijnen broeder den aartshertog in Spanjen den oorlog voerde, en voor zig zel„ ven in de Néderlanden, befchikte hij zonder „ hunne toeftemming over hunne overwinningen „ in Italië; hij maakte ontwerpen, zonder met hen „ raad te plegen, en verklaarde zig tégen de ver„ bindnisfen van den keizer zijnen.vader met hen. „ De ontruiming van Lombardije, na de néderlaag „ bij Turin, werd in zjnen geheimen raad overwogen „ en goedgekeurd. De ondernéming tégen Napels „ werd in zijnen krijgsraad belloten, en in weer„ wil der bondgenoten uitgevoerd. Hij weigerde „ den hertog van Savoije de leenhulding dér ge,, deelten van het Milaneefche, die leopold tot „ een lokaas gebruikt had om hem in zijne belan„ gen te trekken. Hij trok de gifte van het land „ en de leengoederen der Langhes in. De drift „ der zeemogendheden verzékerde hem van hunne O 3  214 ' XslgS: „ toegévendbeid. Op den zelfden tijd, dfct hij van „ dezelven meer eischte, dan de artikelen van het „ traktaat van het groot verbond médebragten, ichroomde hij niet, hun te zeggen, dat de ver„ bindnisfen van leopold van geen verpligting voor „ hem waren. De geestjvan partijfchap verblindde de verbonden mogendheden omtrent het traktaat „ van vréde, dat zulk een genie beloofde." Indien men, ik herhaal het nogmaals, alleen eene der verbondene mogendheden moet befchuldigen , wegens het vreemd voordel aan lodewijk den XIV., een voordel, dat men volgens al de gefchiedfehrijvers aan allen te gelijk moet toefchrijven, en dat,' gelijk mylord bolingbroke ons leert, nooit in ernst gedaan was; zo vragen wij elk onpartijdig' lézer, of het niet waarfchijnlijker zijn zou, dit ongehoord voordel aan josephus I, een heerschzugüg', onbedwinglijk' vorst, een' willekeurig' heerfcher in zijn rijk, en een' dwingeland zijner bondgenooten, toetefchrijven dan aan de Hollanders'? Vader Valeriaan der Lettres Provinciale* zou légen den heer linguet gezegd hebbên, iuenti- ris inpudentissiiue Wat ons betreft, aan wien de bevalligheden van den twistflijl niet zeer eigen zijn, wij zullen ons vergenoegen ,met hem te zeggen, dat, indien hij bij geval*de gefchiedenis verdaan heeft, hij dezelve zeer heeft vergeten. EINDE.