BRIEF VAN EEN' HEER TE LEYDEN AAN ZYN* VRIEND TE AMSTELDAM, BEHELZENDE EENIGE AANTEKENINGEN UIT DE BEVESTIGINGS- EN INTREE- PREDIKATIEN, VAN DE WE LEER WA ARDIGE HE EREN PETRUS BROES, E N WILLEM BROES, TE VOORSCHOOT EN, OP DEN EERSTEN AUGUSTUS MDCCXC. Aan Adams - kroost deez* raad te geven: In jezus h behoudenis.' Te ftichten., zo door leer als leven, Is 't welfe van. m»o E.s wiens beeld dit is. \—v--*.:*. Gedrukt voor particuliere Rekening, SN TE BEKOMEN TE AMSTELDAM, B? J. R. POSTER, MDcexc.   De reden waarom ik deezen brief heb doen drukken is deeze: na ik, volgends verzoek randen Schrijver, denzelven maar aan een enkel goed vriend had haten hezen, werd het rasch algemeen ruchtbaar, dat ik bezitter van denzelven was;hier op drongen cttelyke vrienden van onzen veel geachen Leeraar zo fterk bij mij om de leezing daarvan aan, dat mij de weigering moejelijk werd. Bij mij zeiven bewust, hoe zeer yt mij Jmart, iets waarin ik belang (lel te moeten mis/en, bejloot ik, tnet voorkennis van den Schrijver, aan de aanhoudende begeerten te voldoen; en om een gebrekkig nafchrijven voortekomen eeltige excmplaaren voor mijn rekening te doen drukken, waardoor een iegelijk in de gelegenheid gefield werd 'er een nuttig gebruik van te kunnen maaken. Ik begeer dat den Leezer dit genoemde als de eenige reden befchouwe waarom deeze bladen het licht zien, en Iwop ook dat beide de weleer waardige Heeren een oogmerk om mijn evenmensch een /lichtelijk genoegen te bezorgen, niet euvel zullen opneemen^en dat hunne Weleer' A  waarden, het onvoldoende in deezen , met een toegeevelijk oog zullen befchoimen, en meer op de meening dan op de uitvoering zullen letten. Wanneer ik in deezen wensch jlaag, en het gemeenmaaken van deezen Brief maar eenig nut ten gevolge heeft, zal ik mij al. toos verblijden, mijne medechristenen een aangenaam ftichtend uur met de leezing deszelven te hebber, doen doorbrengen. Q * * *  Leyden den Augustus 1790. MIJN WAARDE C* * *! Het fpeet mij geweldig, dat ik gisteren in plaats van u, een brief van u ontving. Sedert gij mij gefchreven had, dat gij bij mij te Leyden zoudt komen, om met mij heden morgen de bevestiging van den verdiendelijken Jongeling, willem broes ,tot Predikant te Voorfchooten, door deszelfs waardigen Heer Vader, en 'snamiddags zijne intrede aldaar, te gaan hooren, vermaakte ik mij reeds bij voorraad met onze aan» ftaande gefprekken, lieve wandeling naar Voorfchooten , en verder genoegen dat wij zamen op deezen dag zouden hebben: ik verzeker u, waarde C***! gij zoudt door het hooren deezer twee Leerrede nen en het bijwoonen van deeze zo aandoenlijke plechtigheid, de moeiten en het ongemak uwer reize rijklijk beloond gevonden hebben: dan, hoe veel reden van faiart wij ook over deeze onze wederzijdfche mislukking hebben , wij kunnen 'er evenwel dit weder door bevestigd zien, dat, hoe wij ook onzen weg overleggen , welke blinkende voorneemens wij ons ook vormen, dat het de heere alleen is die onze gangen richt. Ik hoop uwe ongefleldheid zal niet van zo veel belang zijn, dat gij daardoor in het waarneemen van uwe moejelijke post zult verhinderd worden; de Maatfchap» pij en uw talrijk Huisgezin hebben uwe werkzasime tegenwoordigheid te veel noodig. A %  Gij verwacht zekerlijk van mij, dat ik u iets van deezen aangenaamen dag zal mededeelen; welaan! dit zal ik dan ook maar aanftonds trachten te doen Heden morgen heb ik niet dan gepaste zaaken, godvruchtig en tevens alleraangenaamst voorgefteld, gehoord ; en nadenmiddag bewonderde ik niet minder de doorwrochte en inneemende voordragt van dien veel beloovenden jongen Leeraar, Ik heb in langgeene Leerredenen gehoord , die zo gefchikt waren , om den toehoorer het gewigt der voorgemelde zaaken zo levendig te doen gevoelen; althans ze hadden dien indruk op mij. Vol van het geen ik gehoord heb , ftreekik aanftonds, na de intre-preêk, naar Leyden, en zet mij dan ook om aan u, het geen ik uit beiden deeze Leerredenen onthouden heb, te fchryven Het zou te vermeten van mij zijn, zo ik u het vol« gende als den woordlijken inhoud deezer beide Leerredenen wilde opdisfen; neen, het zullen flechts die zaaken uit dezelven zijn,die mijn geheugen heeftkunnen bewaaren: genoeg, zo ik u flechts eene geringe vergoeding voor het gemis dat gij geleden hebt, hierdoor zal mogen geeven, en u hier en daar, dooreeuige flaauvve trekken, uwen vaardigen en nadrukvollen broes zal kunnen herinneren. Voor de Bevestigings-predikatie zou men, dunkt mij, het volgende opfchrift kunnen plaatfen;  DE GEWIGTIGSTE PLIGT VAN EEN' CHRISTEN OMTRENT ZIJN EVENMENSCH, VOORGESTELD DOOR DEN WELEERWAARDEN HEER, PETM.ÜS BROES, * PREDIKANT TE AMSTELDAM; BIJ DE BEVESTIGING VAN DESZELFS ZOON, DEN WELEERWAARDEN HEERE, WILLEM BLOES, TOT PREDIKANT TE VOO RSCHOOTEN; • P DEM EERSTEN AUGUSTUS, M D C C X C.   VOORAFSPRAAK. 2 TIMOTHEUS 4 Vei'S 22. De Heere Jezus Christus zij met uwen geest, de ge* nade zij met u lieden. Amen. Zijn Weleerwaarde lichtte deeze woorden kortlijk op deeze wijze toe, dat Hij het zeggen van Paulus :De Heere Jezus Christus zij met uwen geest, toepaste op Timotheus; en de woorden , de genade zij met tl lieden, op de gemeenten te Ephefus. Na kortlijk iets van het toepasfelijke dier woorden, bij deeze gelegenheid bijgebragt te hebben, deed zijn Weleerwaarde een zeer aandoenlijk gebed, met zo veel nadruk en levendigheid, dat het ieder toehoorer moest treffen. Na het zingen van den Bedezang vóór de predikatie volgde de voorlezing van den T E X T: jacobi 5 vers 19 en 20. Broeders, indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald, en hm ijmand bekeerd, die wete3 dat de A4  8 DE GEWIGTIGSTE PLIGT VAN EEN' CHRISTEN gene, die eenen fondaar van de dwalinge zijnes wegs bekeert, zal een ziele van den dood behouden, ends fal menichte der Jonden bedekken. Zijn Weleerwaarde begon; met aantetoonen, dat het oogmerk van den Apostel Jacobus was, om aan de Christenen liefde voor hunne afgedwaalde broeders in te boezemen, en drukte in dergelijke bewoordingen de mening van Jacobus uit: Broeders ! indien iemand van u pogingen doet, om eenen van de waarheid afgedwaalden te recht te brengen, zo dat dit bij dien afgedwaalden eene gezegende uitwerking heeft, die gevoele, die wecte, dat hij aan de belangiïjkfte zaak heeft medegewerkt; dat hij eene ziel van den dood bevrijd heeft. Hier op betoogde Z. Eerw: welk een nadruk 'er in de woorden ligt, eene ziel van den dood te bevrijden De dood is gelegen,in het gemis der vaderlijke gunst van God de Christen die een' zondaar te recht brengt, bevredigt hem met dien Vaciër — De voordeden die 'er voor ie. mand m gelegen zijn, die een' zondaar van de dwaaling zijns wegs te recht brengt, zijn zeer  OMTRENT ZIJN EVENMENSCH. O. aanmerkelijk De tekening van het gevaar eens afgedwaalden in de Textwoorden is aller-, fterkst; het gevaar is doodlijk! Jacobus maakt in dit hoofdft.uk eene merkelijke klimming door het voorfMlen van onderfcheidene reddingen uit zorgelijke gevaaren: in het i3de vers zegt Hij: Is 'er iemand onder u in lijden ? dat hij bidde: en in het I4de'vers Is 'er iemand onder u krank ? dat hij tot hem rcepe de ouderlingen der gemeynten, en dat zij voor hem bidden, hem zalvende met olij in den naame des Heeren, en het gebed des geloofs zal den zieken behouden. Maar naar maate het gevaar grooter wordt, klimt ook de redding in den Text: Broeders! indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald, en hem iemand bekeert, die wete, dat hij eene ziele van den dood zal behouden! — De leeringen welken in deze woorden liggen, doen den godsdienst van Christus groote eere aan — de volgende waarheden kunnen uit dezelven afgeleid worden — Wij allen zijn oorfpronglijk op eenen zorgelijken dwaalweg; wij hebben Gods gunst en beeld verlooren, en misfen daardoor alle waare blijdfchap, zo dat ons niet dan een ij del fchijn-  10 DE GEWIGTÏGSTE PLÏGT VAN EEN* CHRISTEN goed is overgebleven. Het Euangelium van Jezus Christus biedt ons de vergeving van zonden aan. Is de te recht brenging eens afgedwaalden vriends van God, een zaak van groot belang, van hoe veel meer gewigts is dan niet de bekeering van eenen zondaar ? is iemand door een zijner medemenfchen uit een doodelijk gevaar gered, en is hij hem voor deeze redding de welmeenendlte dank verfchuldigd, hoe veel verpligting heeft dan niet een zondaar aan hem, die hem van de dwaaling zijns wegs te recht gebragt heeft! maar hoe veel meer is hij niet aan Gode, zijnen goedertierenen weldoener verbonden! — Het is des een aller uitftekendst voorrecht voor hem die te recht gebragt wordt, en voor hem dien God tot een middel in zijn hand daartoe gebruikt; het is een redden eener ziele van den dood dit moet geweeten worden door den leeraar en de gemeente, en dit wordt te belangrijker, omdat de eer van God hierdoor op de luisterrijkfte wijze bevorderd wordt alle reddingen zinken bij deeze; welke redding kan een Koning, een Regent, een Arts, een Pleit-  OMTRENT ZIJN EVENMENSCII. H bezorger, een Kunftenaar, een Krijgsman, of dergelijke, in vergelijking van deeze aanbrengen ? — Van hoe veel belang is het redden der drenkelingen ! hoe veelen zijn hierdoor niet weder bijgebragt, die reeds ter dood gegreepen waren! Met welke een' lof zou men fpreeken van hem, die de genezing der kanker kon uitvinden! hoe zou men dien man bewonderen! doch dit alles verdwijnt, bij het geen Jacobus vermeldt; al het genoemde heeft betrekking op den tijd,maar het geen hier vermeld wordt, heeft betrekking op de eeuwigheid! Die een ziel te recht brengt, redt dezelve van den eeuwigen dood! Alle lof, alle dank voor reddingen is ftameltaal bij die van een te recht gebragten zondaar -—• hoe onfchatbaar is de waardij deezer redding! wie brengt zig te binnen het overweegende van het gevoel van Jezus in Getfemané, en op Golgotha}terverkrijginge deezer verloslinge! enz. Door deeze korte aanwijzingen, het welk flechts een ftukske der zaaken is, kunt gi|, die deezen waardigenMan meer gewoon zijt te hooren, u een denkbeeld jnaaken van het uitmuntende deezer voordragt; zijn  j2 de gewigtigste pligt van een* christen Weleerwaarde eindigde zijne verklaaring met nog iets over de nadruk der woorden : dat moet geweeten worden, te zeggen, en ging daarna in dergelijke bewoordingen over, tot de AANSPRAAK aan zijn WELEERWAARDEN ZOON. Mijn Zoon! bezie het gewigt van mijnen Text met betrekking tot het geval waarin wij thans verkeeren — Zie daar uwe beftemming! uw evenmensch van de dwaalinge zijns wegs te recht te brengen, zielen te bekeeren, zielen van den dood te redden! welk een gewigtig werk voor uwe tedere fchouders! dan, laat de moejelijkheid van deeze post u niet doen affchrikken; Jezus leeft! — God heeft de keuze deezer Gemeente op u doen vallen; zijn hand is magtig, u bekwaam te maaken, om aan derzelver verwachting te beantwoorden. zo de Heer van deeze plaats hier tegenwoordig ware, zou ik zijn Hoogwelgeborenen danken voor zijne gunftige approbatie, en. u aan zijnen HoogweJgebo-  OMTRENT ZIJN EVENMENSCH. renen aanbeveelen: nooit berouwe het uwen aanftellerdat zijne toeftemming u aan deeze Gemeente gegeven heeft! zorg voor de ziel van Hem en zijn aanzienlijk Huisgezin! ■ Is het thans uwe beftemming te prediken, te bidden, de Sacramenten te bedienen, kranken te bezoeken, huisbezoeking te doen, en met de Ouderlingen der gemeenten de kerklijke tucht uitteoefenen; met de Diaconen te zorgen voor de armen der gemeente, en voor den opbouw van het godshuis; uw hoofdwerk evenwel zal weezen, het prediken van Wet en Euangelium, zondaaren van de dwaaling huns wegs te recht te brengen, godvruchtigen te beftuuren; welke eene maate van menfchenkennis zult gij hiertoe niet noodig hebben! Gij moet ook kennis van den dwaalweg en den ftaat eens zondaars op denzelven hebben; hier toe hebt gij vooral noodig, veel met uw eigen hart omtegaan, en bekend te worden; wij ontmoeten in ons eigen hart het kort begrip van al het bederf: gij hebt ook kennis noodig van den weg ter ontkominge in het Euangelium geopenbaard, en van den last die aan  14 DE GEWIGTIGSTE PLIGT VAN EEN' CHRISTEN ons gegeeven is —• Wij moeten de waarheden klaar en naar de vatbaarheid onzer hooreren mededeelen. Wij moeten vrijmoedig prediken, den zondaar het gevaar waarin hij verkeert nadrukkelijk onder het oog brengen; den weg ter ontkominge aan allen, zonder onderfcheid, naar het voorfchrift aan ons gegeeven, voorftellen; wij moeten met ijver prediken: onze hoorers moeten merken welk belang wij in hun Hellen, wij moeten 'er de ernftigfte drangredenen bijvoegen, de tegenbedenkiagen en vooroordeelen uit den weg neemen: wij moeten, alshetwaare, ons verzekerd houden, dat wij in ftaat zijn, zielen te behouden : wij moeten ons geduurig te binnen brengen welk eene eer 'er in gelegen is, een medearbeider van God te zijn: wij moeten met overleg prediken en ons voorftel behaagelijk trachten te maaken: zielen te bekeeren moet evenwel de hoofdzaak blijven: wanneer wij zedekunde pre» diken, moet 'er Jezus als het uitftekendfte voorbeeld en de borg voor zondaaren, de hoofdperfoon in zijn; onze drangredenen moeten ontleend zijn, aan hetEuangelium. der zaligheid. Eene  OMTRENT ZIJN EVENMENSCH. 1$ vernuftige verfcheidenheid en afwisfeling in onzen voordragt ia evenwel prijslijk: wij moeten meedogend prediken; den zondaar van Christus wege bidden; God alleen geeft de bekeering ten leven, maar onze toehoorers zijn ook menfchen, hun verftand moet door duidelijk te prediken voorgelicht worden, en onze Catechifatiën moeten voornaamlijk dienen , om hen hiertoe voortebereiden: wij moeten kloekmoedig voordgaan , fchoon de zegen op ons werk fchaars zij: wij moeten kort prediken, om den natuurlijken weerzin tegen den Godsdienst van Christus niet te tergen: hoe veel kan 'er niet in één uur gezegt worden! wij moeten befchaafd en in een deftigen ftijl de waarheid voordraagen; ons voorftel moet niet flordig zijn: wij moeten biddende prediken: ons dagelijks verkeer moet ftichtelijk zijn, en daartoe moeten wij veel bidden om onderfteuning en bewaring. Wij moeten in .het oog houden, dat 'er geene waare vergeeving dan ih het bloed van Jezus te vinden is, en dat 'er geen waar geloof in de vergeevende genade is, zo het öiet de verbetering vaji ons hart en wandel ten  l6 BE GEWIGTIGSTE PLIGT VAN EEN' CHRISTEN gevolge heeft. Wij moeten ons de Leerftukken van onzen Christelijken Godsdienst die wij niet verftaan, niet fchaamen, als daar zijn, onzen val in Adam, de verborgenheid der Godlijke Drieëenheid, de Leere der verzoeninge, het Overwinnend genadewerk van den Heiligen Geest, en dergelijken; 'er blijft nog genoeg overig, waar omtrent wij verdraagzaam kunnen zijn: vraag u zeiven alle morgen af, waartoe ben ik in de wacreld? en laat het antwoord zijn, om zielen te bekeeren: hoe heilzaam kan dit in uwe omftandigheden zijn, om over u zeiven te waaken! het doe u denken, de Gemeente, de Engelen, Jezus letten op mijnen wandel, en breng ti dan met één te binnen, de gewigtige vraag, die de Heere Jezus u hierover in den jongften dag doen zal. Laat ons onze verrichtingen befchouwen in het verband onzer hoofdbeftemming, naamlijk zondaaren te recht te brengen I de kinderen, het opkomende geflacht te leeren, is een onzer gewigtigfte, maar tevens aangenaamfte bezigheden, Kerk en Vaderland hebben hier tog groot belang in, hun met de meeste na-  OMTRENT ZIJN EVENMENSCHt 17 nadruk de voordeden ener vroege bekeering voor te ftellen, is hunne jeugdige zielen te redden van den dood: uw werk is ook menfchen te befchaaven, hun tot deugd en onderwerping aan de pligtmatige bevelen hunner Overheid optewekken, hun kuischheid in hunn' wandel en ijver in hun werk aanteprijzen. Gelieft het Gode, zegen op ons werk te fchenken, zo moeten wij ootmoedig Hem daar voor danken, en om verderen zegen en onderfteuning bidden: de les van Jacobus is daar toe de gewigtigfte drangrede: Hij, die een' zondaar van de dwaaling zijnes wegs bekeert, zal een ziel van den dood behouden, en een menigte van zonden bedekken. Wanneer wij geen' zegen op ons werk gewaar worden, moeten wij denken, het is eene beproeving van God, of wij wel onbezweeken in ons werk zullen volharden, en in denjongften dag zal God belooning naar ons werk geeven. De landman beploegt en bezaait wel zijne akkers , maar het is God die den vroegen en fpaden regen geeft: de Godlijke toezegging van hulp en onderftand deed Mofes de gewigtigfte zaakea B  f8 DE GEW1GTÏGSTE PLIGT VAN EEN' CI1PJSTEN onderneemen; laat ons- dan ook in alles getrouw zijn, overeenkomftig den last die aan ons gegeven is. Wij hebben nodig Jezus lief te hebben, daar door zal wederliefde in onze zielen ontbranden, die ons in de zwaarfte beproevingen zal onderileunen. — Gij zijt thans uw woord kwijt,mijn zoon! gij aanvaardt het gewigtigfte werk; zeg, éegen u zei ven, ik ga arbeiden voor de eeuwigheid; mijn hoofdwerk zal wezen, zielen te behouden ; ik ga het groote oogmerk waarom Jezus in de waereld gekomen is bevorderen. Vertegenwoordig u de blijdfchap in denjongften dag, van een getrouw Leeraar, en der zielen welke hij behouden heeft. Laat de ijver en edelmoedigheid van den grooten Paulus u tot een voorbeeld verftrekken: men zegt dat Grifosthemus het beeld van Paulus altoos tot dat oogmerk bij zig droeg; maar volg vooral het voorbeeld van Jezus! Gij denkt mogelijk, wie is tot alle deeze dingen bekwaam? van hoe veel gewigt , hoe moejelijk is deeze post, ik zal die niet kunnen volbrengen! ach kon ik weder terug! Neen, mijn zoon! gij gaat den edelmoedigften, den rijkften,  OMTRENT ZIJN EVENMENSCH, 19 den magtigften Heer dienen; Jezus roept u toe: jonge vriend! wees zo bedeesd niet, ik heb alle magt in Hemel en op aarde: Jezus bekleedde, in de dagen zijner omwandeling hier op aarde, dit zelfde ampt; Jezus weet des alles wat u ontbreekt; Hij zelf is in alles bezocht geweest, Uitgenomen de zonden; Hij heeft tegenfpraak moeten lijden, misduidingen zijner menschlievende verrichtingen, fchaarfe zegen op zijn' arbeid; bij zijne twaalf Apostelen die Hij zig tot de planting en voordzetting van het Euangclium had uitgekozen, ontmoette Hij reeds dagelijks de aanmerkelijkfte zwakheden en gebreken. Jezus zegt in den Hemel tot zijnen Hemelfchcn Vader, van u: ziet ook Hij is in de waereld! — Ik lees dunkt mij op de aangezichten der gemeente van Voorfchooten de genegenheid waar mede zij u ontvangen; ik hoor hun dunkt mij zeggen: zouden wij van dien jongeling verwachten, dat wij van andere in den dienst des Heeren grijsgewordene Leeraaren genooten hebben ? neen! alles zal ons wèl zijn; wij zullen hem nooit in iets inwikkelen, of het mogt zijn om B 2 *  20 DE GEWIGTIGSTE FEIGT VAN EEN* CHRISTEN de onderlinge liefde te bevorderen , om vrede te maaken; wij zullen hem niets ohmaatigs vergen: laat u dit bemoedigen, mijn zoon! raadpleeg reeds uwe ervaarenis; wie bewaarde u op de hooge fchool ? wie gaf u de liefde en achting van uwe Leermeesteren ? wie ftelde ü aan deeze plaats ? — wie gaf hulp aan de voorgaande Leeraaren? hulp van God verkregen hebbende, zult gij tot alles in ftaat zijn. Al doende leert men: het werk, hoe gewigtig ook, zal door den tijd gemaklijker worden: werk maatig en bedaard; de gebeden der godvruchtigen zullen voor u zijn. —. Gij verkeert ook in veelerleie. gevaaren, waartegen gij u moet wapenen, als daar zijn; lof van menfehen, veracht te worden, zegen op uw' dienst, geen zegen op denzelven, voorfpoed in uw ftudeeren, tegenfpoed daarin, en dan nog de gantfche magt der helle; maar Jezus die U geroepen heeft, ftaat voor u in; kom dan, mijn zoon! geef u aan Hem over; het is u een eer Jezus te verkondigen; doe meer voor de eer van Jezus dan uw Vader deed of doen kan, en uwe nagedachtenis zij: deeze heeft veele zielen voor Jezus gered !  OMTRENT ZIJN EVENMENSCH. ffll Wat zegt gij mijn vriend! behelzen deeze herkmelingen, want zo moet ik het u medegedeelde flègf/s noemen , niet de wezenlijkfte , niet de gepastfte voorftellen, welke zijn Eerwaarde aan zijn* Zoon bij deeze gelegenheid kon mededeelen? 'er zal zeker hier en daar wel iets aan mijne aandacht ontfnapt zijn, maar het hoofdzaaklijktte heb ik u gemeld: hoe kort, hoe nieuw, maar ook hoe gepast en vol klem is alles! eu hoe veel verliest dit nog , bij zulks uit den mond van dien vaardigen en nadrukvollen Leeraar te hooren ! ik beklaag u dat gij liet niet gehoord hebt! want mijne herinneringen, ja al hadt gij de woordlijke preék van zijn Eerwaarde zeiven, verliezen oneindig veel, bij zulks door een levendig voorflel met eene gepaste uitdruk te hooren. De volgende aanfpraaken waren wel veel korter, maar evenwel niet min ter zaake: ik zal poogen u 'er ook iets van medetedeelen; de eerstvolgende was ingericht aan de Gemeente teVoo'rfchooten, welke uit dergelijke bewoordingen beftond: Gemeente van Voorfchooten! zie uwèn Leeraar, die gij u ter vervullinge van de opengevallene plaats verkoozen hebt; ontvang hem met achting en toegenegenheid; ik eisch uwe liefde voor hem; Jezus zal zijnen zegen geven: B 3  ■SS DE GEWIGTIGSTE PLIGT VAN EEx' CHRISTEN gij ontvangt geen' Engel, maar een mensch zal het Euangelium onder u prediken; maak van zijn' dienst gebruik, van nu aan is hij geheel de uwe; maak in den dagelijkfchen omgang ook een vrijmoedig en maatig gebruik van zijnen dienst. Zondaars! ziet uw nieuwen Leeraar; God roept hem in de plaats van uwen waardigen bouvink; hij zal alle zijne krachten aanwenden om uw tijdelijk en eeuwig geluk te bevorderen. Zo u iemand eenen weg tot tijdelijk geluk en voorfpoed aanwees, hoe zoudt gij dat mensch fchatten! hoe zoudt gij u aan hem verpligt rekenen! hij zal u het Euangelium, den weg der zaligheid in Jezus Christus bekend maaken; hoe moet dan uwe waardeering omtrent hem niet klimmen? Ieder uur van uw leven is de onfehatbaarfte weldaad. Komt ijverig ter Kerke, en denkt bij iedere Godsdienst-oefening: mogelijk is dit voor mij de laatfte reis dat mij 't Euangelium der zaligheid wordt voorgedragen. Een mensch zal tot u fprecken in den naam van Jezus; laat u dan door 't noodzaakelijke, door 't vernuftige en redelijke van de Leer van Jezus overtuigen;  OMTRENT ZIJN EVEN MENSCH» 23 maakt u gemeenzaam met u eigen hart; iedere Leerrede vordert rekenfehap van u; dezelve was ingericht om u te bekceren, om u van de dwaaling uws wegs te recht te brengen: de bekeerden roemen Hem, die hun gered heeft: bidt voor uwen nieuwen Leeraar, Gods eer cn uw eigen belang zal daardoor uitgebreid worden : ieder zegen dien hij op uw gebed ontvangt, zal tot u wederkecren: hoort hem, fchoon hij jong zij; denk, in wiens naam fpreekt hij ? is het waar wat hij zegt? wanneer hij u opwekt en leert, wanneer hij u werkelijk van nut is; houdt uw oog op God: onderfteunt hem door uw' raad en door uw voorbeeld in uw gemeenzaam verkeer , in uw huisgezin en bij uwe kinderen. Gemeente van Voorfchootcn! God zij u genadig cn zegenc u, Hij geve u voorfpoed op uw werk, en doe het Euangelium in ruime maate onder u opgaan! Hier na richtte zijn Weleerwaarde zig körtlijk tot ons die van elders hier opgekomen waren, op deeze wijze: Vernieuwt u thans die vermaaningen, die gij B 4  24 DE GEWIGTIGSTE PLIGT VAN EEN* CHRISTEN bij foortgelijke gelegenheden gekreegen hebt; vraagt u zeiven af: hoe heb ik mij hier na gedragen ? Neemt het belang deezer Gemeente en van deszelfs nieuwen Leeraar met u mede; wanneer gij aan de plaatfen uwer wooningen gekomen zult zijn, gun hun dan een plaats in u lieder gebeden : de God van alle genade, zegene, trooste en bewaare u allen! En tot de Leeraaren van andere plaatfen, aldaar te» genwoordig, drukte hij zig in dergelijke bewoordingen uit. Die hier gekomen zijt om den nieuwen Leeraar de handen opteleggen, en in den dienst des Euangeliums intezegenen! laaten wij ons dien dag herinneren, dat dit ook aan ons gefchiedde; laat ons hier ons werk hervatten, en het ons zijn als of wij nu eerst begonnen; de Heere Jezus verzoeken dat die ons de handen oplegge en zegene: laat ons ons den jongften dag vertegenwoordigen , als alle Leeraaren en Gemeenten voor Hem zullen ftaan; laat ons in het geloof den jongen Leeraar de handen opleggen, in erkentenis dat alle zegen van God moet komen:  OMTRENT ZIJN EVENMENSCH. fij toen Jacob, Manasfe en Ephraïm de handen oplegde cn zegende, boog zig Jofeph en bad tot God — nu de jonge Leeraar wordt ingezegend, ftaan de Engelen en alle de gezaligde Gemeenten voor Jezus, en leggen hunne kroonen neder voor 't Lam dat op den throon zit. Amen! Zie daar mijn waarde C***I zo veel ik kon u van deeze uitmuntende redevoering medegedeeld, ik hoop hier eenigzins mijn oogmerk mede bereikt te zullen hebben, naamlijk u een denkbeeld te geeven van de recht vaderlijke, getrouwe, en tevens godvruchtige raadgeevingen en opwekkingen van uwen waardigen Leeraar; ik hoop gij u nog lang in zijn licht zult verblijden: als gij mij nu weder fclmjft dat zijn Weleerwaarde door ziekten niet heeft kunnen prediken, zal ik u en de Gemeente van Amfteldam recht hartlijk beklaagen, om dat ik mij nu een klaarer denkbeeld kan maaken van het gemis dat hierdoor geleeden wordt: God fterke , hoop ik, zijn' Weleerwaarde, en Helle hem nog tot eenen uitgebreiden zegen! —— Laat ik u nu nog kort iets van het fermoniëele van deeze plechtigheid melden: na zijn Weieerwaarde Amen gezegd had, gefchiedde de derde of laatfte voorHelling van den nieuwen Leeraar aan de Gemeente, B 5  26 DE GEWIGTIGSTE PLIGT VAN EEN' CHRISTEN en hierop volgde de voorleezing van het Formulier bij de bevestiging, het welk zeer (hatelijk en met aandoening door uwen Leeraar gefchiedde; bijzonderlijk trof de toon van zijn Weieerwaardes flem mijn hart, toen zijn Weleerwaarde , van den Predikftoel afgeklommen, de hand op zijns zoons hoofd lag, het welk ook door den HeerProfesfor, zijn Weieerwaardes oudften zoon, en andere Profesforen, als ook verfcheidene Predikanten, gefchiedde: dit gezicht was plechtig en zeer aandoenlijk, en de woorden : God onze Hemel/die Vader, die u genepen heft tot deezen heiligen dienst, verlichte u door zijnen Heiligen Geest, verfierke u door zijne hand, en regeere uzoin uwe bedieninge , dat gij daar in behoorlijk en vrugt baarlijk moogt wandelen, tot grootmaking zijns naams, en verbreiding? des Rijks zijns Zoons Jezu Christi. Amen, drongen mij tot in de ziel. Zelden geniet een nieuwe Leeraar bij deeze plechtigheid zo veel eer; behalven de fchaar van vreemde.Predikanten, die zelfs zo groot was, dat ze allen niet in de oplegging der banden konden, deelen, waren ook des jongen Leeraars leermeesteren, zijne inzegenaars en bevestigers; dan, hunne achting en liefde voor den nieuw bevestigden Leeraar is' ook algemeen bekend, het welk geen gering bewijs is, dat hij zijn' tijd als Student loflijk moet heb-  OMTRENT ZIJN EVENMENSCH. 27 ben waargenomen. Welk een vreugd moet deeze dag voor Ouders, Broeders en verdere vrienden van deezen verdienfteüjken Jongeling niet hebben opgeleverd! De toevloed van allerleien flagvan menfchea was groot; 'er waren ook verfcheidene Amfteldammers. Om allen wèï te plaatfen, was 'er, bijzonder voor de vreemdelingen, een galerij gemaakt, alwaar men een goed gehoor en gezicht op het te verrichtene hadt. De Godsdienst liep met eene voorbeeldige ftilte en aandacht af, en elk fcheen na denzei ven ten uiterften voldaan. Nu dunkt mij heb ik mij wèl geweerd; ik durf u niet fchrijven hoe laat het reeds is; ik ga dan wat rusten, en zo ik morgen weder eene vlugge bui heb, zal ik miju best doen u ook iets van de intreêrede te melden : ik dacht niet dat ik zo ver uitgeweid zou hebben, maar zo al fchrijvende vloeide het een uit het ander voord — • nu dan tot morgen. Den 2den Augustus. Ik zal het nu onderneemen u ook iets van de intreerede mede te deelen; dan, of het zo Veel zal zijn, zal de tijd leeren : ik kan niet ontkennen , dat ik 'er  '28 de gewtgtigste pligt van een* christen , «iz. wel iets toe gedisponeerd ben; laat ik dan maar een aanvang maaken. De hoofdbedoeling van den Weleerwaarden Heer w. broes, in deeze zijne intreêrede, zou men, dunkt mij, voegzaam in de volgende bewoording kunnen brengen:  DEN A P O S,T E L PAULUS TOT EEN VOORBEELD VAN NAVOLGING VOORGESTELD, DOOR DEN WELEERWAARDEN HEER, WILLEM BR.OES, BIJ DESZELFS AANVAARDING VAN DEN DIENST DES H. EUANGELIUMS, TE VOORSCHOOTENi OP DEN EERSTEN AUGUSTUS, M D C C X C.   VOORAFSPRAAK. Deeze was 'zeer kort, en beftond in de bij deeze gelegenheid zo veel betekenende woorden van Paulus : Broeden bidt voor ons: na iets van het nu toepaslelijke van dit zeggen bijgebragt te hebben , volgde een allernadrukkelijkst gebed, een voorftel, dat tneri waarlijk bidden noemen mogt. Hierop volgde de voorleezing van den T E X T: scorintheni3 vers 9. 't laatfte gedeelte. En wij wenfchcn ook dit, namenlijk uwe volmaaking. De gepastheid dier woorden bij deeze gelegenheid, bleek bijzonderlijk bij het voordellen van den zamenhang waarin ze in dit hoofdftuk voorkomen; vervolgends toonde zijn Weleerwaarde iets aan van de omftandigheid waarin de Apostel zig bevond toen Hij ditfchreef. Paulus hadt onder de Leeraaren die te Corinthen waren, en zig aan de oude Schaduwleere  g2 DEN APOSTEL PAULUS, van denjoodfchen Godsdienst nog te zeer hechtten , vijanden, die hem en zijne Leer verdacht maakten, en dit was hun eenigzins gelukt; hij verdedigde zig en zijne ..Leer tegen deezen, in zijnen eerlten brief, met een aller ge wens cht gevolg ; desniettegenftaande ondernamen zij nieuwe lasteringen, en wendden onder anderen voor, alzo Paulus beloofd hadt te Corinthen te zullen komen, en hij dit nog niet hadt gedaan, dat de Apostel het niet dorst onderneemen, om, zo als hij beloofd hadt, in perfoon hunne Hellingen te komen wederleggen, en zeiden veelligt: zo als Paulus is, is ook zijn Leer. Hier tegen verdedigde hij zig dan ook in zijnen tweeden brief, en wel voornamenlijk in het Capittel van den Text. Zijn Weleerwaarde weidde beknopt uit in eene lofrede over de Perfoon en het Cara&er van Paulus, en deedt ook eene korte herinnering van zijne daaden en lotgevallen door zijn geheele leven. Het volgende kan u van 't zaakelijke en weldoordachte deezer Leerrede een flaauw denkbeeld geeven. Paulus kende zig als de voornaamfte der zon- daa-  TER NAVOLGING VOORGESTELD» 33 daaren, aan wieh God genade bewezen hadt, dit gaf hem eene ruime ftof tot dankzegging. Het waar geluk der menfchen is het hoofdoogmerk van den Christelijken Godsdienst; dit was ook Paulus grootfte bedoeling. Niemand bezit het recht van Apostelfchap, dan door eene Godlijke aanftelling; wie dan Paulus hadt meer recht tot die verhevene waardigheid ? en wie was hier toe meer gefchikt dan hij ? wie leed en deed meer om het Euangelium van Christus uittebreiden ? en waar treft men edelmoediger voorbeeld om zijn evenmensen van nut te zijn, dan in dien Apostel? hoe ondraagelijk moeten hem dan die lasteringen niet geweest zijn? Men leeze nog eens den inhoud van den Text, en wij zullen een verbaazend voorbeeld van grootmoedigheid in hem aantreffèn: want wij verblijden ons wanneer wij zwak zijn, en gij Jierk zijt. En -wij mnfehen ook dit, namenlijk uwe voltnadkings: zijn grootmoedig voorbeeld bereikt hier den hoogften top. Kunnen 'er fterker proeven van zelfverlochening gevonden worden dan in hem? Hij begeert zelfs een valsch Leeraar genoemd te worden, zo hij daardoor aan de Lecre van ChrisC  DE APOSTEL PAULUS tus bevorderlijk kan zijn: hij is zo ver boven alle roem verheven, dat hij zig bij den zwakke zwak wil gedraagen: kan hij door infchiklijkheid vermeiden om zijn evenmensch tot aanftoot te zijn, hij doet het: zo het mijne Broederen ergert, ik zal geen vleesch eeten. — Christenen ! zoudt gij u met uwe minkundige Broeders gelijk willen ftellen, zo als de Apostel ? Paulus gevoelt de verlegenheid van een bevooroordeelde Jood, en fchikte zig, om hem voor de Leer van Christus te gewinnen, naar zijn zwakfte zijde : Paulus was van rondom een groot man, doch wanneer hij, door zijne grootheid te verkleinen, voordeel voor het Euangelium konde doen, dan wilde hij zig aan den minften der Broederen gelijk Hellen; zijn doeleinde was alleen, het geluk der menfchen te bevorderen; hier voor maatigt hij zijne kennis door liefde; hij onderwierp hier aan niet alleen alle zijne aangenaamheden en eer, maar omhelst 'er zelfs den dood voor, kan dat groote doeleinde maar door hem bereikt worden. Vertegenwoordigen wij ons zijn gedrag door zijn gcheele leven; welke vooruitzichten kon dat  ter navolging voorgesteld. 35 aan hem geeven? Van den aanvang zijner bcdieninge af, begon hij te prediken dat Jezus vari Nazareth door de Jooden onrechtvaardig veroordeeld en-ter dood gebragt was; dat Jezus de Waare Mesfias was, en dat God, om dit te bewijzen, hem uit den doode hadt opgewekt; en hier door bevestigde hij ook de waarheid zijner Leere: hij gordt zig aan om de Joodfche Leer te beftrijden, en den dood van Jezus als de eenige' weg ter zaligheid te prediken; hier döor ziet hij den haat en vervolging van allen te gemoet, en zijne vijanden aangeprikkeld om hem als een afvallige Jood te vervolgen: het werk, bij zijne bekeering aanvaard, volbrengt hij, niettegenftaande de grootfte moejelijkheid en bezwaaren, met de beftendigfte kloekmoedigheid en bedaardheid! bij zijne aanvaarding van de Leere des Euangeliums, ftelde hij zig de felle en bittere vervolging, cn onverzoenlijken haat zijner vijanden voor, cn hoe getroost, hoe kloekmoedig zien wij hem in zijn leven hunne woede en martelingen doorftaan! hoe grootmoedig is hij in al zijn lijden, tot zijn dood toe! Het Euangeliurri G %  n6 DE APOSTEL PAULUS der genade te verkondigen en hierdoor zielen te bekecren, is zijn eenig doel, en hier voor offert hij alles op. Mijne Gemeente beklaagt zig misfchien, dat ik mij Paulus tot een voorbeeld ter navolging voorftel. Hij was een navolger van Jezus, en welke indruk hadt dit op hem ? Jezus bewandelde weleer ook dien weg: welk een grootsch voorbeeld! Ik gevoel evenwel het gewigt van den last, die heden morgen op mijne jeugdige fchouders gelegd is: zondaaren van den dwaalweg te recht te brengen! zielen te behouden ! Mijn winst zal dan zijn uw geluk te bevorderen: hoe veel menfehenkennis zal ik hiertoe niet noodig hebben! hoe veele aftrekkingen zijn 'er mij niet in den weg! hoe veele onftervelijke zielen zijn aan mijne zorg niet. toebetrouwd! niettegenftaande al dien last, mij opgelegd, hef ik het hoofd evenwel op; het grootfche voorbeeld van Jezus bemoedigt mij, en mijne voorgangeren ontvingen de kroon uit Jezus hand: ik wil geheel de uwe zijn, en alle mijne krachten opofferen om u te vermaanen en te verbeteren; al mijn tijd, alle mijne krachten, zullen de uwen  TER NAVOLGING VOORGESTELD. %7 zijn! mij zei ven zal ik niet prediken; ik zal mij naar uwe bevattingen voegen; naar de zwakken zal ik mij eenvoudig, maar evenwel nadruklijk, fchikken; hoe men ook over mijn werk denke, zal ik mij laaten welgevallen; ik zal Jezus, en de verzoening door Hem aangebragt, voorftellen. Ik heb ook mijne zwakke zijd?; mijn hart is vatbaar voor vcelerleie aanlokzelen ; ik ben zwak voor roem; mijn eerzugt is voor mij gevaarlijk: ik vreeze, mijne krachten zullen niet beftandzijn voor alle aanvallen; maar wat buigt gij u neder, ö mijn ziel! wat was Paulus vóór zijne aanvaarding van het Leeraarampt ? een vervolger van Jezus en zijne navolgeren, en evenwel werdt hij een toonbeeld der Godlijke genade! Paulus bemoedigt mij; ik ben zwak, maar God is magtig; gij moet des alle zegen van God verwachten; de God van Paulus, Jezus leeft! zijne beloften, ik ben met u, is onveranderlijk. Onze Gemeen, te is flechts een kleine ftip, onder de millioencn Christene Gemeenten, maar zij behoort 'er evenwel onder; zij ligt des ook onder de Godlijke beloften, waar één of twee in mijnen naame C 3  g§ PE ArOSTEL PAULUS vergaderd zijn, daar zal ik in het midden weezen: wanneer mijn moed mogt zinken, zult gij mij tot mijn' pligt opwekken: zult gij, door mijne gebreken bekend te maaken, mij wel in verdenking brengen? Zult gij dezelve niet veeleer trachten te verbergen? mag ik dit van li verwachten, zo zal geene opoffering mij te zwaar zijn. Toen Paulus van land ftak, knielden de Christenen aan het ftrand, eh hieven hunne handen op tot God: mag ik ook uwe belangneemiug, uwe bemoediging verwachten ? Bij mijne aankomst heb ik, van allen die ik ontmoet heb, een gunftig onthaal genooten. Ik wil, als uw' vriend, als uw' Leeraar, onder u verkeeren, en aan welke zonden zoudt gij u fchuldig maaken, zo gij uw' vriend,uw' Leeraaronverfchillig behandeldet, of op eene hr.de wijs bedildet? omtrent een jongeling die alles aan uw welzijn wil opofferen, die het voorbeeld zijns Vaders tracht te volgen om zielen te winnen, zoudt gij koelzinnig zijn! neen! zulke gedachten kan ik van mijne Gemeente niet vormen; dit zal u niet van 't harte kunnen: verbinden wij ons dan plechtig  ter navolging voorgesteld. 39 op deezen dag aan elkander, en denken wij, God is hier tegenwoordig: ik zal u leeren en gij neemt mij als uw' Leeraar aan! God hoort en ziet onzen eed: Heere Jezus! zie deeze Gemeente, door den band van eendragt verbonden, op uwe Godlijke toezegging wachten: alwaar men in mijnen naame vergaderd is, zal ik in het midden zijn: zend dan uwen geest op ons neder! vertegenwoordigen wij ons den jongften dag, wanneer Gemeente en Leeraar voor Jezus zullen ftaan, en wij met alle de gezaligde Gemeenten eeuwig bij onzen Verlosfer zullen zijn! Zie hier waarde C***! ook eenige aanhaalingen van zaaken uit de intreê-preêk ; ik gevoel zeker dat ik hier zo gelukkig niet in gedaagd ben ais in die der bevestiging; zij zijn evenwel, zo ik hoop, genoegzaam om u een denkbeeld van het welbedachte en nadruklijke deezer redevoering te geeven. De jonge Leeraar heeft eene duidelijke, levendige en welgemanierde voordragt; zijn ftem heeft veel indringends, veel roerends, en is evenwel zondereenigen winderigen zwier; kortom, men moet den veel beloovenden jongen Leeraar broes hooren, en men wordt op hem verliefd: welk een gezegend vooruitC 4  43 DE APOSTEL PAULUS zicht zou liet aan Gods Kerk geeven,zo alle jongelingen , die zig tor deezen gewigtigen post voorbereiden , Jiunn' tijd van fludie zo wèl waarnamen! Ik zal nu nog onderneemen of ik u ook nog kortlijk iets van zijne bijzondere aanfpraaken kan mededeelen; dezel* ven waren in dergelijke bewoordingen begreeperi: De Ambachtsheer van deeze plaats hadt mij beloofd, deeze plechtigheid met zijne hooge tegenwoordigheid te zullen vereeren; doch gewigtige bezigheden riepen Hem elders; mijn dankbaar hart is vol over zijne gunftige goedkeuring omtrent mij; door zijn gunst aanvaard ik een' post, welke mijn jeugd reeds begeerde; door de genade van God en zijne gunst bekleed ik dien; zij laat mij in den fchoot mijner Vrienden en Leeraaren; aan zijne gunst ben ik dit verfchuldigd; mijn hart lijdt omzijn afzijn — Ik zal door mijn'ijver, getrouwheid, hoogachting en eerbied, toonen zijne gunst en befcherming niet geheel onwaardig te zijn. U, mijne Gemeente! zal ik mede trachten optcwekken tot gehoorzaamheid en achting voor zijn hooge perfoon, en, als een goed Burger en Leeraar,  TER NAVOLGING VOORGESTELD. 41. voorgaan: in ons gebed zullen wij voor HemV zijne Gemaalin en aanzienlijk Huis bidden: God', de beftuurer der waereld, zegene zijn Hoogwelgeborene, zijne Gemaalin en Telgen! De Bailluw en Schout dank ik voor de blijken zijner vriendfchap, en verbind mij tot die eerbied, die ik verpligt ben aan zijn aanzienlijken post toetedraagen; onze ampten hebben in zeker opzicht eenige overeenkomst; laat ons liefde en cendragt, eerbied en ondergefchiktheid, aan de onderhorigen van deeze plaats trachten inteboezemen, dan kunnen wederzijds onze posten van een uitgebreid nut onder hen zijn! Heer Secretaris! als een jongeling zal ik mij aan uw welgeoefend verftand onderfchikken, en van uwe liefderijke onderrichtingen gebruik maaken , waardoor ons verkeer , zo ik hoop , aangenaam en nuttig zal zijn. Verdere Regenten! als Burger ben ik' ver. pligt aan uwe bevelen te gehoorzaamen; ik draag de Gemeente op aan uwe zorg en vaderlijk C 5  44 DE APOSTEL PAULUS beftuur: de Geest des Heeren zij voorzitter in Uwe vergaderingen! Heeren Profesfooren! hoe verheug ik mij over uwe infchikkelijkheid, daar gij mij met uwe tegenwoordigheid alhier hebt willen vereeren. Ik dank u voor uw verftandig onderwijs;, laat uwe genegenheid voor mij blijken, door mij te verleenen uw leerling te blijven! Mijn Broeder! laat uw raad en bijftand mij in mijnengewigtigen post onderfteunen; dan, waar toe dit verzocht! ik ken uwe hartlijke, uwe oprechte genegenheid voor mij; van mijn i7de jaar af hebt gij recht broederlijke zorg voor mij gedraagen; uwe welmeenende raadgecvingen en vermaaningen hebben mij beftuurd; ik kan u dit niet vergelden. In den jongften dag vergelde Jezus uwe trouwe zorg en liefde die gij aan mij betoond hebt! Mijn Vader! door uwe zorg opgevoed, geleid [en tot deezen ftand gebragt, hoe zal ik u thanss mijne erkentenis hier voor te kennen geeven! heden morgen hebt gij mij ndg zo zeer  TER NAVOLGING VOORGESTELD, 43 aan u verpligt. Heb dank voor uw vaderlijk beftuur en opwekkingen; mijn hart gedenkt 'er aan en zegent u; kondet gij zien hoe zeer dit hart overftelpt is door dankbaarheid! De God van alle genade, zegene, fterke en bewaare u! mijn Broeder! deeze zegen behelst uw en mijn geluk; God fpaare onzen Vader.' Aan de tegenwoordig zijnde Predikanten verzocht zijn Weleerwaarde als een jong Leeraar hun vriendfchap en onderwijs,en wenschte datjezus, de. opperde Herder der fchaapen, hunnen arbeid mogt zegenen. Aan de Ouderlingen en Diaconen, dat die hem wilden helpen de belangen der Gemeente bevorderen. Aan de Diaconen tot bezorging der armen en opbouwing der Kerke van deeze plaats, wenschte zijn Weleerw:, dat God hunnen liefdendienst mogt vergelden, en deed daarop nog kortlijk eene aanfpraak aan den geheelen Kerkenraad. Aan den Schoolmeester der plaats verzocht zijn Eerw: om met hem bedendig, eensgezind en onvermoeid, voor het welzijn der kinderen van deeze plaats te zorgen, en herinnerde hem welk een gezegenden invloed deeze gewigtige arbeid kon hebben. Voords verheugde zijn Eerw: zig met ,de Gemeente over het  44 DE APOSTEL PAULUS deel, dat zij, die van andere plaatfen en van hunne buirenplaatfen waren opgekomen, om deeze plechtigheid bijtewoonen, in hun namen , beval zig en de Gemeente in hunne gebeden, en verzocht aan hun , die hunne buitenplaatfen in den omtrek van deeze plaats hadden , voor den tijd die zij daar mogten vertoeven, gebruik van zijnen dienst te maaken. — Hier na befloot zijn Eerw. deeze intreê-rede mee «og eene korte aanfpraak aan zijn Gemeente: Ik ben van nu aan geheel dé uwe! uwe tijdlijke, uwe eeuwige belangen zullen mij op het harte weegen; mijne gebeden, zullen dagelijks voor u jtot God opklimmen: de Godsdienst van Jezus zij uw troost in leven en in fterven! enz. fta een treffend gebed eindigde deeze GodsdientUge plechtigheid; geduurende dezelve was alles aandacht, menig ftille traan werdt dankend afgedroogd, en alle de aanweezenden verlieten, ten hoogden voldaan, Gods Huis. Het hier voorgaande heeft mij mijn' tijd dermaate ontnomen, dat ik u thans niets perfooneels van mij of de mijnen kan fchrijven, hetwelk ik des tot eene i?adere gelegenheid zal fpaaren. Bij het ontvangen van deezen zult gij, hoop ik, weder herlkld. zijn.  TER NAVOLGING VOORGESTELD. 45 Laat deezen ook eens aan onze G*** leezen : gij zult mij evenwel plaizier doen, van de leezing niet te algemeen toe te iaaten, alzo ik bij mij zeiven te zeer van het gebrekkige en onvoldoende overtuigd ben! Ik deedt het om u het gemis van iets, waarop gij zeer gefield waart, eenigzins te vergoeden, en heb ik hierin flechts mijn doel getroffen, dan reken ik deeze mijne moeite dubbeld beloond Mijn huisgezin groet u en de uwen, door hem, die met de oprechtfte hoogachting blijft Uw S * * *